DERDE UITGEE VINGE DER. BESCHRYVINGE of ANALISE van de Bergfioffelyke, en Yzeragfige Waters ' Van de Fontyne kort by de Stad van Tongrcn. Alwaar men waar maakt, datze in alle haare deelen, met de die van Plinius be/ckreeven overeen komt, men verhaalt de daar af gemaakde befchryving of Analife: men wyf haar kragten in de Geneeskunde aan, zo dotr 't drinken als ds baden, de viyze op welke men zig daar van bedienen moet gedrukt in 1700, en daar na vermeerdert, van nlles wat men wegens de Fontyne van Plinius gefchretven heeft > nu de Fontyn van St. GJLIS genaamt óy Tongren , met eentgé verhlaarende aanmerkingen en nafpeuringen, van d'Heer DRIESEN, Geneesheer, Tongenaaar, derde uitgeving , verbetert en vermeerdert door Jan van Herck , Canonnik R. geboortig van Neerlanden in Ifrabant. Studio dispofta fideli Lucrece. 1 U i 1TJ. tX Jt\. O X J-X. iv * 5 ' ' r Uit de Drukkerye van G. B. Van Gulpen, op den groote» Markt, hoek van de Bofchftraat.  OPGEDRAGEN AAN DE HEEREM EN MEVROUWEN, De welke ingefchreeven zyn in 't getal van 30» SxBMPIiAIRENi  TOT DEN LEEZER. IKgeeve UI. de befchryving, der bergfiofelyke, en yzeragtige Waters van TONGREN, welke ik uyt het Latyn overgezet hebbe: en eenige fpreuken zig niet bevindende, die tk bygevoegt hebbe: ik hebbe geloov als Soeksfchryver, dat hit my oorlof t was zonder eenige naafpraak als ongetrouwen Overzemr te behalen kwyte myne pligt, ten aanzien van eenige wyze Mannen , welkers verdienden ik onnozelyk vergeet en hebben te pryfen, want 'lis zeeker,datd'Heer Huens niet weinig toegebragt heeft met de c-roote hoedanigheden derWaters der Fontynevan St. GMis kenbaar te maaken door ondervindingen in de tyden, op welke hyze voorschreven heeft, waar te neemen, en d'Heer\zn Muysfen verdiende ook dat men hem regt deede, om d? aangewende moeyten, „m 7 ontdekken, V geen de kragt gaf deezers heilzame Wat en. Ik heb in 7 kort gefchreeven; want raakende dezers Bronne oorfsrons , en hoeze zig door haare eigene bergfiofelyke voedzels vervullen, 't was onnodig deezen kleenen Soek te vergrooten , dit jaar den zeiven mtgelegt hebbende in myne Watersbefchryving der Myn-Waters van Aken en Spa. 'Z'zal UI. vreemd voorkomen, H geen tk voorgemeld hebbe my te zien herroepen als ik aan't \-\de blad gezegt hebbe van 7 ade deel, dat ik my liet voorliaan , dat de Waters van Spa die zeene waaren , van welkt P'LtNIÜS gefprooken had , op de naam van deeze Fontyne van TONG REN, welke hy befchretf: maar ik kan UI. verzeekeren , dat ik dit'met vreugd doen , om aan de waarheid 7 regt te geven door my haar verphgt Ik ben niet laatdunkende, ik zal myn woord alleenlyk m moeyelyker zaken niet gefiand doen , maar ah van de waarheid verhandelt werd in kleendre gelee gent heden als deeze, zo ik tn dwaling geweeft ben ik heb dit gemeen met veele Gefchiedents-Schryvers tn de gebeurteniffen van ons Bisdom vermaart, te meer mag tk ■'eggen, dat ikonweetend was tot aan de nieuw uytgeotng der kleene verhandeling van d''Heer Gerinx gemaakt, dat'er ontrent TONGREN zig een Fontyn bevond ^foorfPnng'™"r reedig aan die, welke de vermaarde Romein PLINIUS befchryft. Alhoewel ik zelfs verzekert geweefl was, ik was minder dit zeWl te betwifle» verpligt, als Abheers Tongenaar, hy beweerd zie- nogtans 7 zelve fonderneemen, als hy zegt m zyne uytgtvingder Spa-Wateren. „ Eenige willen dat men nog by di f, muurtn van de Tongenaren myne Meedeborgers, ziet 7 *m-  TOT DEN LEEZER. „ blyfzel van d'yzeragtige Fontyn aan PLINIUS zo vermaard, andere wil/en dat deezen Water oorfprong geleegen is in V 5, dorp Spa 10 mylen van TONGREN, maar de grocte be,, zigheden beletten my dit gefchilte effenen. "Jam Tongroiuin meorum PLINIO celebratiffimum ferrugineum Fóntem , quidam apud antiquae Urbis pomseriorum rudera aliis in Spadano vico totis decem horis inde diffito collocant, nee mihi hanc }icem componere aliis occupato promtum eft, Abheers ad acid. Spadan. cap. r. pag. 2. Na de nieuwe uytgeving der kleene verhandeling van d^Heer Gerinx, heb ik de Fontyn van St. Gilis befchreeven door vreemde Geneesheeren aangezogt, en door myne eigene nieuwsgierigheid , en hebze zulke als PLINIUS fchryft bevonden , en daarnet door de Heepen in de Regeering verzegt, myn befl gedaan , om goede kennis te hebben van '/ geen de dwaling veroorzaak* heeft van veel Gefchiedenis-Schryvers, V welk Ui, in d'eerfte reedenvoering van' dit werk zien zult. *T tweede verhaalt de befchryving, welke ik gemaakt heb, onder befchutting der Heeren Opper-Geneesmeejlers van de vermoogende Geneeskunde der vermaarde Opperfchool van Loven ; van d'Opperleermeefleret;. en Amptgenoten van Luik , en veele andere Geneesheeren van bygeleeg&ne Steeden, tegenwoordig d? Edele Heeren den Baron •san Rooft en Eldren Opperhoofd der Eed'le Raadsheeren van 't onafhangelyken Leenhof van Z. D. K. H. Opperfte Raadsheer der Adelyke-Kamer Grooten-Marfchalk van 't Hof, Landvoogt van Bilzen , en bewindhebber by de Staat en overzienders tot Maaftricht , d'Heer de Malte Heere van Ver vos en van Averdis, gebiedende Borgermeefler van d'Edele Hoofdftad Luik , Raadsheeren van'/ ohafhangrlyk Leen hof van Z. D. K. H. , en geduurigen afgezondene der Staaten van 't Land van 'Luik , VHeer Hilaire oud Borgermeefler van dezelve Stad, en 't geheel volk in groote meenigte vergadert, zo als V bewaarheid is door goedkeuring , en bewyzen, welke UI. in V vervolg deezes Boek zien zult. De derde Reedenvoering behandelt d'eigenfchap van V yzert van zyne nuttigheid in de Geneeskunde , de ziekten welke door desztlfs middel konnen geneezen worden. De vierde Reedenvoering leerd de wyze, van zig te bedienen Van de Waters van deeze beroemde Bron, om d'uytwerking te hekomen, welke men om de gezondheid vadtrts krygen begeerd.  I. REEDENVOERING. De fTaters die PLINIUS beschreven heeft, zyn die van Tongren, en niet die van Spa. TONGREN heeft 50 graden, en 30 minuten langde , en a-fin de breede , feleegen op een hoogte aan de kant van >t klef n rivier de Jeker, was eertyds die Koninglyke en vermaarde Stad, welke door haare grootheid, 't getal van haare praïige goede Huyzen , de Rykdom naarder inwoonderen d e van Romen evenaarde, in dien tyd de Meefterfle der heek wtrdd:zy heeft veel zedert de jammerlyke omwentelingen Seden, en is't voorwerp van des wiflellots veranderingen Seweeft Aula Koning der Hunnen dien wreeden menfehenhaTer heeftze geheel in't jaar onzers zaligheid 454 verdelgt tot'er tyd dat wy door de Gefchiedenis-Schryvers verftaan, dat d'inwoonders van de Hoofdftad en Lande , waren zodanig verCyd , datze niet dan na veele jaaren de bezitting hun- %ltoTrLrnCen, flaan de't gebied van Karei den kalen Keizer, en Koning van Yrankryk waren^ook zoo wieed aan dees ongelukkige Stad als ^^^^J^^ Karei de ftoute Hertog van Bourgondien , wahaaniet zagter , hy deedze verwoeften en geheel afwerpen , en tot.vermeerdering van ongeluk, dees koftbaare bontyn mjg NIUS zo zeer geroemt wierd begraven onder de puinhoopen, zie daar welk de dwaaling van Gmcchard ^rahcnnO^ie, d'Eerweerdige Vader Fizen , en van veele andre GefchiedemsSchrvvers van 't Land van Luik veroorzaakt heett. Ik ben niet verwondert, is dat deeze uytvinders gepoogt hebben de gefchiedeniffe te weerdrayen , mits het zeeker is , dat de Bron die hedendaags loopt, nog niet ontdekt was, wall- oorzaak is. datze geen kragt meer vindende in d oude , ^™i^i* PLhmte*^*lte Waters van Sol befchreef. als hy gezegt heeft by den 31 Boek van zyne X?uï yke^befchi-yvlng:TONGREN een Stad der Gaulen " bezit een wonderbaare flikkerende Fontyne van kleene op3 zwelliien , van eenen fmaak van yzer, welken men " m a n'a dezelve gedronken te hebben zy zuyvert't " Sam geneeft d'anderdaagfche koortze , loft het graveel zoo haaftze over >t vuur geftelt word entWaart zig en / word rood op 't einde; » Tungn Ctvitas Gai}tx toeten  ( » ) bahtt infignem, multis bulliis fiillantem ferrugimi faporis quod ipfum non nifi in fine potus intelligitur: purgat htc corpora: tertianas febres, calculorumque vitia discutit eadem aqua igne admota lubida fit, ad pojlremttm rubefcit. Zie hier de woorden , waar door Guicckard d'oorzaake van zyne dwaling getuygt, „ De Borgers van TONGKEN (zegt „ hy ) toonen een oude Fontyn aan , waar van 't water ontroerd word, en verzekeren dat 't de zelve is waar van PLINIUS fchryft, dezelve hebbende laaten onderzoeken „ door de Medecyn - Meefters der plaatze, en door vreemde „ men heeft niets gevonden , dan een onklaar water zon•„ der kragt, zodanig , dat ik geoordeelt hebbe, dat het deeze „ niet waren, waar van Hubert Thomas gefprooken heeft „ naar deezen uiytvinder. Zie hier d'eigene Woorden • " Hi Iwnines fcilicet Tungrenfis monfirant autem in ijlo loco aniiquum fontein , cujus aqua fubturbida, eundemque cum PLINII Ulo effe ac vires ei adfcriptas posfidere ; verum eos praviS inquitittone diligenti, confultisque eximiis aliquot non indigenis tantum fed extern medicis, neque fontem Huberio Thomas nominat um hoe loco extare, neque vires illas , & facultates habère usquam invenimus, de Leod. repub. pag. 34. d'Ètrw. VaderFifen toont ook zyne misagting als hy zegt:, ', Men doet zien kort by „ de muuren de plaatze der oudeFontyne, welke men verzekert „ dezelve te zyn waar PLINIUS af fpreekt, alhoewel dezelve „ tegenwoordig byna verdroogt, en haare heilzaame kragt „ verdweenen : zie waarom ik eer zou gelooven, dat deezen Natuurkenner van die van Spa gefehreven heeft, welk men niet kan ontkennen , bevorens van de Stad TON„ GR.EN afhangdyK geweeft te zyn. " Ofienditur hodie fons prope muros Urbts , quem aiunt efjè Mum d Plinio celebratum, .quamquam pens tam aruerit, atque adeo evanuerit vis medica : Ego quidem in fontem Spadanos propendeo magis , qudm ia Tongrorum finibüs fuiffe dubitari non potejl. Fifen hidor. Leod. pag. 9. Daar na voegt hy by:,, de Latynfche.Schryvers en noemt „ 't niet een Stad een zcekere plaatze binnen de muuren in,, gefloten maar wel een meenigte van volk aan de zelve „ wetten onderworpen. " Et Civitatem appellant Scriptores Latini, non murorum dumtaxat dmbitum , fed certis legibus caacthm populi multitudinem Fifen ibid. Door deeze bewysreden poogt d'Ëerw. Vader , dat men niet kan. in twyffel trekken , dat Spa was ten tyde van PLINIUS onderhoorig aan de Stad TONGREN, het teegendeel is door veele reeden bewysbaar. 1. Volgens verhaal van deezen Eerw. Vader onderfteunt  (!) door OM va, ^Xm?J«^S™£™%' V'? Sftr in SÏ VSI° S »an zyne verklaringen, *■»- èn BMa S Sn" y doet belluyten , dat «as van de £m„X'st£d°der L»W»«? •« 'a° <"«a'lT0N- dat de Luvkenaaren na hunne nederlaage door Oalar^ aanna te bedekken, om datze hunne vryheid * ^^f^n* naaren hunne verbondgenooten ziende, welk de woeoe v jat de fmaak C welken men yzeragtig noemt in de bron-ader van St. Gilis) niet en is als moeras-land , aiwaar zy gelee°cn is, en liaan hunne myninge voor op een voorwendsel» dat de laagte van d'omgeleegene plaatze moerasagtig is vervult met Dvyvers, dit is n.et waar , 'er zyn maar kleene vyvers rontom het kafteel van Betho ontrent 600 paffen van de Fontyne : maar wat kan men daar uyt befluyten ? Is t niet moogelyk dat eene Fontyne van leevende= wata , en zelfs berglloffelyk zig in een moeras bevmd ? 1 ullchen oe FontyneS van Spa, Vatroz en Tonlet, alhoewel in plaatzen zter moerasagtig, en laaten niet bergftoffen te weezen , dit is onfeilbaar aan die , welke deeze bron-aders onderzogt hebben : en zie 't geen 'hier verhaalt d'Heer Edmond Neffelt , welken nieuwlinks de bergftoffelyke waters van Spa belcnreven heeft. D'Aarde (zegt hy ) va,n deeze weide omtrent de bezonderlie bron, is een beevende aarde, als zagten kaas , of als lym van d'Huyvetter. Edmond Netelt verhand, van de waters van Spa 12,. blad. 't Geene meer te verwonderen is, men ziet water-aders van warme waters aan de kant van de Rivieren : aan de meuws dan een gemeen water van verbranden reuk uyttrekken „ niet blyvende in den grond , als een weinig kalk : V diftiiètur qmevis aqua mineralis vel centies , nihil tarnen nift aqua mineralis tar.tillüm impireumatica transcendet akmbicum, reli&d in fundo parcü cake. Rofin. Lentil. Ephemerid. dec. 3. anti. 5. obfer. 201. pag. 492, Vicair is zo wel overtuygt als Rofinus ten aanzien van d'onmogelykheid dier , om de vliegende gedeelten der bergftoffelyke waters met een te vergaderen. Dit fcliynt wel door d'uytdrukkelyke woorden waar by hy zig bedient : wanneer hy zegt: „ UI. kont overbaalen de bergftoffelyke waters, maar 't is ul. onmogelyk van de vliegende te vatten : een „ ltof-fcheider zou eer den kleenen vogel van Hermes van3i gen. " Dillilare potes noftras fed ut in hac fetlione C. 1. diclum , partem hujus volatilem , minus qudm alchimiftce aviculam bernietis. capies. Vic. hydrop. fee. 2. pag. 97. 't Gedeelte , dat na d'overhaaling in de kolf blyft, kan eigentlyk niet kalk genoemt worden, gelyk Rofinus het noemt, zynde het meefter-ftof van 't gefcheiden bergftof in zyne beginzelen, waar 't zyn kragt uyttrekt, zo wel als den geeft, die zig in d'uytwerkinge ontvliegt. D'uitwazeming fchynt my meereigen te zyn aan de befchryving der bergftoffelyke waters, de geeiten zig door d'overhaling zig nietkonnende verzamelen: naar die zullen dezelve zelfsftandigheden als na deeze ons verblyven. Daar en boven d'uytwazeming, die zig in een glas, of overlakte aarde vat doet op een middelbaar vuur, of zand kan men de veranderingen die gefchieden ten tyde , dat de wateragtige en vliegende gedeelten , zig verfpreiden waarneemen. Aangaande de bedervinge kan men geen ftaat maken , de vermoedens, welke men hier uyt kan hebben zyn 't onzeker , zeker zynde , dat door de bedervinge van de mengzels vernietigt, en dat de teeling van andere voortskomt: unius corrtiptio eft alterius generatie-. 't Geene men door 't gewigt kan ontdekken , en heeft, geene meerdere zekerheid men kan 't overgehaalt water wegen tegen ons bergftof. Onderftelt dat men de hoeveelheid vaa de ftoffe dieze behelft ontdekt, deeze uytwerking, en fcewyft ons niets van haare hoedanigheid. De fchieiykheid is dobbel, d'eene gefchied door de weezentlyke eigenfchap T d'andere door de kon ft , de konftelyke gefchieden door de zuurigheden , en de zondagtigen op den fcheidelyken zetregel : dat de zuinige zig van boven neerftorten door de zoutag- tige,  ( 15 ) tige, en de zoudagtige daar en tegen door de zuure : achla mmirum pracipitantur ab alkalinis, & vice verfA alkalina ab acirfis. Men heeft de nederftorting op onze waters niet veronagtzaamr alhoewel ik 'er geen iiaat op maake : zy zyn onroerbaar gebleeven met de zoutagtige , als d'olie van den wynfteen per diliquttum, den geelt van de pis, de geeft van 't zout, welken uyt d'aarde getrokken word &c. , en hebben geene meerdere beweegingen met de zuure geellen vao 't zout van koper-rood gemaakt , d'olie. alleen met dit laatfte mengzel heeft een weinig wit, en dikke ftoffe gemaakt. Men heeft ook een ontaftbaar ftof van Galnoot daar in geworpen , ons bergftof-water heeft aanftonds een fraaye , purpere; en leevende kouleur gckreegen , d'eyke bladers hebben haar ook een paarze kouleur gegeeven , door welke oorzaak zig d'uytwerkzels maaken , zal ik in de volgende reedenvoering uytleggen. De weezentlyke neerftorting is deeze, welke de bevgflofwaters van hun eigen maken; zy is zeekerder als d'andere, want men zeekerlyk kent door haare nederdryving de natuure van haare zelfltandigheid , welke de waters in zig behouden. In onze Fontyne is een® natunrelyke, en overvloedige neerftorting van een oranie vervige ftoffe, welke de tegenwoordige uitvinders toeëigenen aan 't gebrek van 't losmaakende zuur : my aangaand» ik zoude 't geerne toeéigenen aan verfcheide graaden van de vlugtigheid, en verdikking van di;: zuur , en andere, ftoffen , met welke ze maakt een menghel , want hoe veel een deeltjen vlugtig is , hoe veel een lugtgaatjen van 't water, 't welk haar opening is kleender kan zyn om het in te houden : integendeel in de inwendige beweegingen , in deeze vloeybaarheid de zig bejeegenende ftukjens verdikken zig zamen , en maaken zig in dikkere vergrootingen , aan welke diensvolgens meer plaatze nodig is : de logt laat niet na van aan de lugt-gaatjens van't water te geeverï eene andere gedaante , welke aan den vlakken bodemgrond der aarde verfchynt in ze op te fluyten of te verlangen , 't geene de ftukjens meer en meer tegens malkanderen aanftoten doet, zig verdikken , en na de grond gaan door hunne natuurlyke fwaarte. Integendeel zoo haait de geeften fyn , en vlugtig zyn, alfchoons de lugt-gaten der waters zig verftoppen , door den middel der invliegende logt, blyft altyd plaats genoeg aan deeze kleene zelfsftandigheden , of zo ze weg gedreven zyn , neemen zy de natuurlyke faeogte 3 alwaar hunne ligüghei'd Sfe brengt, C  C 16 ) Van alle hulpmiddelen door d'uytvinders ons voorgeftek, om de befchryving der bergftoiTelyke waters te maken, ichynt ons d'uytwazeming den beften ( aangezien dat bergftoiTelyke geeftcn, aan de konft zig ontglippen ) d'eigene zelfftandigheid zal ons na d'overhaling overblyven als d'uytwazeming in een Glas of verloot aarde vat gefchied , als de wateragtige deeltjens zig fcheiden ziet men verfchillende beroertens. Zie hier de wyze, die men gehouden heeft, om net te kennen de hoedanigheid van 't bergftof-water van de Fontyne van St. Gilis. Men heeft 's daags voor S. Bartholomeus in 1700 doen uyt wazemen 40 potten water van onze Fontyne , d'Heer Verheyen Leeraar der Geneeskunde van d'algemeene School van Loven was de geheele nagt met d'Heeren Neflelt, Clermont, cn Tamotte uyt de Luykfe Medecyns-Vergadering daar tegenwoordig, en eenige andere Geneeskundigers van byhggend* Heden alle bezonderlyk tot dit uytwerkzel afgezondene. 't Water was zoo haaft over 't vuur niet, of begon zig te roeren , maakde boven een zoutagtig en olieagtig doek , en op 't einde een op ros betrekkelyken droefem agterlaatende. 2. Wy hebben door 't gewigt ontdekt, dat op ieder flesje waren ten weiniglien 20 aazen van deezen droeszem. 3. Men heeft op den droeszem het geeftagtig verkalkt olieagtig zout zonder eenig uytwerkzel geworpen , maar met de zuurigheden is meer dan met de kreeften-ongen , of ander fterk gekalkt zuur van onze winkels in gifting gekomen. 4. Men heeft deezen droeszem in gemeen water doen fmilten , welk men meer als een half uur over 't vuur heeft doen kooken dit vloeyende ftof, en daar na door een doek doen zygen ,en uyt wazemen, welk ons een zout byna van't zelve gew igt van den droezem gegeven heeft, welk men gefmolten had. Men heeft d'aarde door een fterk vuur tot kalk gemaakt, welke in de klenzinge overgebleven was: zy was byna zonder fmaak voor de verkalking, daar na was ze als brandende op de tonge. . ' . 6. Als men deeze aarde voortskomende-uyt de verkalking in gemeen water wierp, gafze op 't bovenfte een vet, en olieagtig doek , kouleur van den reegenboog, ot blauw groenagtig welk wy een folfer , en kwikzilveragtig gedeelte van *t bergftof geoordeelt hebben. 7. Wy hebben ons zout verkalkt, welk zeer vaft, en wit in 't zelve gewigt gebleeven is. 8. Men heeft nog eens getragt dit zout te fmüten : maar t heeft zig ten deele maar gefmolten. _ 9. 't Gedeelte, 't geen zig heeft witfen fmilten, is door  C 17 ) .„ ,np1. „ezeaen geweeft, en op een nieuws verwazemt, en Sft^ïtS^een zware, en roos zout gemengt mee ïf«fete «et wit zee-zout, welk men aan zyn vierhoek, SS^ea^dlKS;^ Opperbeftierder - OPperleeraar Yn Vereadcrin» van Cpnftance in Opper-Ooitenryk. „ t,min de Veigadtrin^ va v n hedrogeQ zyn „ delyK Czegthyj opajf. iu koperrood is, hebbe " g ia^y^SSSS*, onderdoende zaf" r ««T nederzinkt, waar de Fontyn uytvloeyt, geno" fra ^fr,rf'S gekoft hebbe gezuyvert, daar " Tf?££to de fmUtlVoez! met het fmiltende ftof en " hLfftellende over een fterk vuur, heb ik emdelyk be" Sen veele kleine graantjens van zeer zuyyer yzer » 71e: hkr d'eSne woorden: Ut autem rescirem cujus metalh CZ pfm'Tfi"'»^ • m f",m' WW' m' 1 dS'fterk vuur in den'grond geduurende a uu«n Deeze ondervinding toont klaarlyk aan , dat onze Hontyn »s S^J-fnderdaaaheteenig«eft*poederg^^k"& 18 Wy noemen 't niet koperrood van yzer: wan■ |>^g^ vXatuur^^ w^enn^ Ts geheely k van 't zuur vry is, wy  C li ) III. REDENVOERING. Van de hoedanigheid van '/ yzer, van d'eigenfchap van de Waters van de Fontyne van St. Gilis doorweekt van des zelffiandtgheyd , vloeyende gemaakt, door de bergflofte , van haare geneezende kragt, om te genezen vetfcheide ziekten zo m- als uytivendig. ' WY hebben in de voorgaande Reden voering door de befchryving bewaarheid , dat het yzer verfpreid, of °efmolten was in de waters onzer bron , om dat men door "de imilting geen ander bergftof zou konnen doen vloeyen , ah 't geene weezentlyk is. Laat ons nu d'eigenfthap van 't yzer en zyne kragt in de Geneeskunde onderzoeken. 't Yzer ( volgens verhaal van d'Heer de Lemery een der grootfte Konftenaars dezer eeuwe ) is een Lichaam of zelfitandigheid van zoutagtige natuur , om dat het met 't zuur ryft, en dit komt om dat het bergftof veel aarde in zig heeft, meer zelfs als zout, welk de kleene opening van 't mengzël bereiden om 't fcherpfte van 't zuur aan te nemen want 't is genoeg , om eene zelfftandigheid zoutagtig te oordeelen , dat haare zweetgaten zodsnig gefield zyn dat de zuungheden met beletzei daar binnen komen , ze fcheuren en met geweld verdryven. * De gevoelens van deezen geleerden man Haven zig dooi d'aanmerkingen welke wy op den droeszem van onze Fontyne gemaakt hebben, want het zout van yzer, van d'aardagtigheid ontbloot door den middel van 't klenzen en rvft niet meer met het zuur. 3 Men kan dit zout koperroot van vzer noemen om reden het alsdan een weinig zuur in zig'ontdekken laat, welk m d'aarde gewikkelt bleef. Dit koperrood nogtans en fcheid zig royt zodanig van de beginzelen van 't mengzel , dat men wedwom met het zelve oergftof niet zou konnen doen vloeven, waar 't uyt voortskomt, zo gy't een fterk vuur geeft, om 't met het vloeiende ftof te doen vloeycn, van welk ik goedvinde een aartzenye briegen te bewaaren , zo wel als d'Heer Vicaire die niet milder aan een ieder, als ik geweeft ben. Zwelfer heeft in zyne aanmerkingen zeer wel agt gnomen op 't geene ik aanftonds voorgeftelt hebbe , en d'ondèrvindins heeft dit zedert onwederfprekelyk gemaakt Dat het koperrood nog de voordeelige hoofdftoiTcn in zig gevat, kan rajn bier uit befluyten , te w*eten 't zout, dl  C *9 ) p zolfer , en de kwik: want onaangezie'n dat het met het zuur «iet meer en gift, gelyk het yzer, dit komt maar voorts om dat het van zyn dikfte aarde ontblood is, welke haare zweetgaten tot het ryzen bekwaamer maakte : de fmüung egter van 't koperrood doet zig door 't zuur , alfchoons zonder gerugt, en zoo gevoelyk niet. 't Yzer alzoo geimolten in onze Fontyn-waters geelt hun een wonderlyke kragt, om op korten tyd , groote en wederfpannige ziekten te verdry ven door 't zuur veroorzaakt, in verfcheide wyze bedorven, want zyn zwavelagtig gedeelte , welk verzoetende, en balzemagtig is, verzagt de Scherpe vogten, de kwikagtige aanmoedigen , en verheugen de geeften de zoutagtige openen de verftoptheeden des mgewants, gelyk wy laager , als wy de twift-reden der zeltsftandigheid van 't zout voleindigt hebben , zullen zeggen , welk wy voor de hoofdftoffen van berg-ftoffen aanzien. _ Men betwift' niet meer, dat 't zout, de zolver, en de kwik der berg-ftoffen beginzelen zyn, ik heb in myn dikwils hervatte overhaling der wateren uitgelegt, datze onder dry verfcheide aarden verborgen liggen, welke op verfcheide wyze vereenigt, der mengzels verlcheidentheid veroorzaken, zo in de dieren , als aardgewaflèn , en bergftoffen. 't Is de deezer aardens verfchillendheid , dat het yzer harder , dan 't koper is: 't.yzer heeft fterker zout, en 't koper meer kwik , welk het meer taay maakt. Dit is 't gevoelen van Theophrafte Paracelfe , in zyns waters Hoofdftuk aan yt 4. Boek van zyne wysbegeerigheid pag. 98. 't Gaat vaft dat het zout overvloediger in 't yzer is als de kwik , en wy hebben bemerkt door d'ondervindingen doorons geoeffent weegens onze yzeragtige waters, dat het zout met gemeen zout gelykltandig is. I Ondervinding. Ik heb.de grondzop onzer Fontyn doen met den geeft van 't zout gillen , en daar na't fyn galnoten ftof gemengt, en van dit mengzel is eene bruyne , donkere, purpere kouleur voortsgekomen. II. Ervaaring. Ik heb 't ftof, of kreeften-fteene-poeder , met den zei ven geeft doen ryzen , ook daar na 't galnoten ftof gemengt, welk een bleeke purpere kouleur gegeven heeft. III. hrvaarenheid. 't Zelve met het wynfteën zout uitgevoerd , waar uit ik eene alderfchoonfte purpere kleur gehad heb , die het zig zou konnen geeven.  C *> ) IV., V, en VI. Beproevingen, Gemaakt hebbende de gilling met deeze dry voorzeidé mengzels, met den geeft van koperrood , en even 't galnoten liof, kreeften fteenen gemengt, en geeft van wynfteen * en den droeszem zelfs, en hebben geene kleur gegeeven. Hier uit kent men, hoe d'oude , gelooft hebbende , het galnooten ftof geen ver we te geeven , dan door een koperroodagtig zuur , zig bedrogen hebben , de geeft van 't koperrood trekt de kouleuren uit de mengzels wel, die reeds kouleur hebben , gelyk by voorbeeld van roozen , en 't rood zandelhout, maar 't geeft geen kouleur , welke alleenlyk magt hebbende is. Hier door kan men zig verzeekeren , dat de verwe die zig in onze bergftoffelyke waters met galnoot ftof gemengt maakt, en d'eyke bladers, niet getrokken , nog vourtsgebragt is, als door fynen geeft , op dien van 't gemeen zout zeer betrekkelyk. 't Water onzer Fontyne enkelyk een half uure weegs maar verdragen , geeft geen kouleur met de mengzels, waar af wy dadelyk gefproken hebben, niet by kragts mangel, maar de leevende beroerte van de Fontyn ophoudende , dry ven zig d'onftelde geeften na't middelpunt, want alhoewel den algemeenen werker de vafte, en fterkfte zelfsftandigheden tot fyne geeften brengt, niettemin hunne natuur is onveranderlyk , en zo de beroerte ophoud, hernoemen zy hunne wezendheden. Door ondervinding wy leeren , dat de geeften zig tot het middelpunt brengen en ftil blyven zo haaft de fchokking ophoud : ftelt het oyergebragt water van onze bron op't vuur in een vaas, werpt het zeer fyn galnoten ftof daar in , 't zal op nieuws verwen , 't welk niet dan door de binnen gedreevene geeften gefchieden kan , door vuurs deeltjens in. beweeging gebrogt, Deeze uytvinding door een Geneesheer van Bruffel my meedegedeelt, leert ons, dat niet tegenftaande de geeften in 't gedraagen Tongers Water niet verfchynen , zy laten niet daar binnen te zyn , in hunne wezentlyke eigenfchap , 't is zeeker (dit zo zynde) dat ik 't grootfte ongelyk niet gehad heb , aan die flaauwe magen hebben dit water in 't koud weder warm te hebben doen drinken , de ftoffe die het heeft , ontloft , ftreekt zig over 't vier uyt, en de binnen gedrevene geeften ftellen zig op een nieuws in werking: 't geen niet dan een fpoediger uitwerking hebben kan , door ervarendheid my geleert, welke van alle lieden voeringde meefterflè '\s', Experenlia rerum magijlra<,.  C 31 ) No"tahs 'er zyn eenige geeften (die om alles tegen te fpreeken , vermaak neemen , als ze zelfs niet d aanleiders zyn } welke zonder grondregel deeze verhandeling onbruikbaar maaken willen , tot onzers waters groot agterdeel. Ik bidde die Heeren , welke 't zouden konnen zyn hunne reden in 't openbaar te brengen , even eens als ik hier myn gevoelen verklaare. Ik vleye my met oordeel hun alles te wederleggen, , ., De daadelyke warmte is 't geen dat in de wereld aan t menfchelyk lichaam het meefte goet doet, 't is zelfs zeeker , dat d'eenige zaake , die in onze waters hinderen kan , is haare daadelyke koude : zo ift dan belachelyk te zeggen, dat ze een kwade uytwerking zouden maken zo ze warm gemaakt zyn Een ieder weet dat de tegenwoordige warmte de natuur's vrindinne is, en 't is in haar dat de levensbeginzelen beftaan. . ,. Zy vreezen 't vervliegen der geeften : de geene, welke zig 'n de beweeging ontglippen , blyven altyd vervloogen , de binnen gedrevene hervatten zig, en alle zelve geimoltene itoffen maken zig fynder in de waters , 't welk niet dan betere en fpoedigere uitwerking veroorzaaken kan, Zodanig, dat onze waters ondanks, men zeggen kan , konnen overgebrogt worden in zeer verre afgeleegene landftreeken , mits ze tot Romen ontleed zyn geweeft door de Reukmenger Stasfius, volgens dat Baceius Elphidiane in zyn warme bad-ftoven waters verhandeling verhaalt, ondertusfchen mat» menze in opene vaten niet draagen, maar ïnteeiiendeel wel geftopt, want alfchoons de binnen gejaagde geesten zig niet vervliegen, zo als Gerinx zeer wel aanmerkt heeft: de losjt, zo ik boven gezegt hebbe in de kleene waters openingen zig indringende vermindert ze anders, cn alzo de nederdryving van 't gefmolten bergftoffe verwekt. Daar is weinig aangeleegen , d'yzeragtigen fmaak in de waters overgebrogt zo gevoelyk niet weezen , de kragt laat niet daar binnen te blyven , dat het zo uitwerkende is, wil ik niet verzekeren, 't Is zeker , alle bergftoffelyke waters aan hunne bronaders gedronken , altyd veel beter te zyn. Eventwel onze waters overgebrogt, gebreeken geen goede uitwerkzels, aan die de zaaken niet toelaatende ter plaatze te komen , en die 't zullen drinken; zullen met regt over de goede uitkom ft roemen , bezonderlyk zo men zorg de Heffen voorzigtig toe te floppen. Nu zegelt ze men met den Stadszegel. d'Heeren van den Raad, om eindelyk de boeven te beletten in aanvang hon-  C « ) derde fleffen algemein water voor onze bergftoffelyke, en yzeragtige verkogt hebbende, dit tegenwoordig goedgevonden. Dat het gefmolten yzer in onze waters haar de kragt geeft is zonneklaar my aangaande hebbe nooyt der andere bergftoffen ontleeding betragt; en geloof inderdaad dat het yzer alleen in de hoofdftoffen gefcheiden is, namelyk in zout, zwavel^ en kwik voordeelige in d'onvoordeelige beginzelen d'aard, en 't koud vogt, zo als d'Heer de Givre 't wel in zyne verhandeling van de bergftoffelyke waters van Provins aanmerkt heeft, welke ik bevinde volgens des uitvinders verhaal zig zeer met de waters der Fontyne van St. Gilis evenaarende. Zie hier zyne woorden: „ Alle betragtingen , overweegt, en aandagtelyk aanmerkt verligten myn ge' darten , dat is dat'er geene andere bergftoffen in onze wa\\ ters vaft gemaakt zyn als 't yzer in zyne ftoffcheidelyke be! ginzelen , te weeten in kwik , folfer , en zout onvoor,! deelige beginzelen : daar na vervolgt hy: deeze beginzelen „ van d'andere gefcheiden hebben weinige , of geene uyt\ werkingen, en binnen de mengzels dienen ze tot breidel, ' en toom om ze te matigen , en hunne te groote kragt te wederhouden , ik noemze alle hoofdftoffen om redenen ze onbederffelyk zyn. " De Givre in de -verhand, der water; %an Provins i- Hoofdfluk 5. blad. D'aanmerkingen die dezen Geleerden man gemaakt heeft, komen geheelyk overeen, met die welke wy in onze waters gemaakt hebben : 't koud vogt blyft vloeyende , en met het water zeer vereenigt. Aangaande d'aarde heeft ons d'onleeding geleert, datze met de drabbigheid bleeft, en dat ze de voordeelige hoofdftoffen inwikkelde, 't welk d'ervaarenheid onbetwiftbaar gemaakt heeft, dewyl ze van d'aarde ontdaan , men 't zelve bergftof weder heeft voortsgebragt. Dit zynde , is 't voor zeker, dat het onnodig zou zyn, dat onze waters door andere bergftoffen vervult wierden , om kragt te 'hebben om verfcheide ziekten 't menfehen lichaam aanvallende te geneezen : 't is onnodig gelyk voornoemden de Givre wel zegt: veele middelen in 't werk te ftellen in eene zake, welke zig door eenen kan voleinden. Fruftra fiunt per plura , qtm poffunt peri per pauciora , & non fint ■multipüeanda ent ia luie neceffitate. 'Er zyn'er wel die zig niet konnen laaten voorftaan, dat 't yzer alleen zoo veele wonderheeden kan uytwerken , en zi» inbeelden, dat de hoeveelheid der vloeyende bergftoffen inSonze bron deeze groote kragt moet geeven, want men weet, dat d'oude Sehry vers der bcrgfteffelyke waters, geene ' bergftof»  C 23 ) bergftoffen (welke zy geloofden eenige geneesbaare kragt hebben ) nagelaaten hebben te befchry ven, welke zy vloeyende te zyn niet onderftelt hebben tot het goud toe : ik geloof zelfs datze deeze zaken nog wyder zouden opgehaalt hebben. Is datze nog bergftoffen grootere agtbaarheid heb„ bende , gekent hadden. Hun redenkaveling is zulke. Zo 4, 't yzer alleen aan de Tongerfe bergftoffeiyke-waters de kragt gaf, zy en zouden zoo veele wonderbaare uytwer„, kingen niet aan den dag brengen. Of 't zou vrugteloos ,„ zyn, zig met zoo veele onkoften ter plaatze te begee,,, ven , dezelve konnende bekomen met het flegt Smits-water. iWaar op ik antwoorde, waar te zyn , dat het water, in iwelk men een yzer in 't vuur gloeyende gemaakt bluft , met :een weinig van zyn koperrood vervult word, maar daar is ,veel onderfcheid met de vloeying van bergftof met de waters in onze Fontyn 't yzer bevind zig daar in zyne voorideelige, en nadeelige hoofdftoffen , die zig niet van de hoofdiftoffen van andere mengzels onderfcheiden , als door 't matigen Idoor hunne verfcheide t'zamenmengzelen veroorzaakt. Daarenboven de vloeying door de natuur uytgewerkt is oneindelyk beeter , als 't geene de konft maakt: de konfte! naar die haar werktuigkunde heeft konnen nabootzen , moet isog gebooren worden. Onze bergftoffelyke waters door hunne enkele hoedanigheid i van 't water ververzen en gemakkelyk invloeyende bevogti; gen , de verftoptheden der pypen openen zy, des bloeds omloop , en "t overig der vogtigheeden gemakkelyk maakende. I Door des yzers hoedaanigheid, welke zy in hunne hoofd1 ftoffen vloeyende hebben. i. 't Smaakloos water is met 't water overeenkomênde , oa heeft dezelve uytwerkingen. s. d'Aarde verftomt de fcherpe vogtigheeden. 3. De kwik de verftoppingen opent, en de geeften worden vermeerdert. 4. De folfer door een vermogende, en daadelyke warmte onzers waters krygt daar van deeze waterloozende kragt, welk het gemakkelyk door de miltzugtige doorhaalt. 5. Door de hoedaanigheyd van °t fterk zout zynde de punten van *t zuur ook verftomt, en de flymagtigheden, waar door de maag , en 't ingewant zig beladen, zyn verdunt, en alzoo tot d'ontruyminge bekwaamer gemaakt. Wy hebben d'aarde, en 't zout in den droeszem door de befchryving, die wy gemaakt hebben ontdekt, en ontdekken 't kwik, en folferagtige gedeelte nog dagelyks , welks  ( =4 ) gcflacSig op onze Fontyn-Waters boven zwemmen in geftalte van olieagtige doekjens, de kouleure als de reegenboog , of blauw groenagtig verbeeldende. Onze waters dus zamen gemengt, hebben eene zoutagtige natuur, om verfchillende ziektens te geneezen zeer bekwaam , door de zuurigheid veroorzaakt, en op verfcheide wyzen vervuylt, ze zyn als zulke in der Geneesheeren Vergadering , van welke wy reeds gefprooken hebben , geoordeelt , 't geen ervaarendheid zeedert fterk beveiligt heeft. De verftoptheeden der inwendige deelen krygen door hun d'openinge, in 't geneezen van den fcheurbuyk zyn ze onfaalbaar, de geneezene brengen d'onwederfpreekelyke getüygenifien. Onder andere eene kloofter zufter van St. Agat in de voorftad van den H. Lauwerens, geboorene uyt de baander Heeren de Mombech, heeft onze myn ftoflelyke water* gedronken door raad van d'Heer Loncin , en heeft de beloofde uytwerking gehad : zy verdryven d'anderdaagfche , en derdendaagfche koortzen door verftoppingen ; van de middeldarm vliezen veroorzaakt, lollen het fteengruys, en verboeten de jigten , zoo eenen onzer Burgermeefteren , en meer andere ondervonden hebben. De bleeke kouleuren worden door hun herftelt , d'ophouding der maanden , d'opftyging der Lyfmoeder, wan gedaan te , flymzugt, hoofdpyneu, de pynen door groote verkoudheeden bygebleeven : geneezen boven al de miltzugtige, wederhouden den druipert zelfs etteragtigen, en in de toevallen der Venusziekten zeer geraadzaam , zoo men inwendig, en uytwendig daar van gcbruyk maakt, zy doen de uytdroogende hitte verdwynen , neemen den hoeft weg, en ayederhouden zinkingen , en vallingen: 't geen men van de Spa-waters niet verhoopen kan , door dien dat de zuure , en fcherpe waters den hoeft en zinkingen en vallingen vermeerderen ,- zo als de Givre na Higienus wel bemerkt heeft 20. Hoofdft. van de koperroode waters, wanneer hy „ zegt: „ Gy moet ze , zo 'er eenig teeken van valling is „ fchouwen, van geraaktheid, of vallende ziekte, om dat onder alle myn ftoffelyke waters het deeze zyn die meeft de herflènen door de dampen vervullen, zelfs hebbenze gemcen„ lyk met d'andere groote magt om op te droogen , men „ moetze wanneer d'ingewanden ( bezonderlyk de Lever ) ,, onmaatig warm, en droog zyn myden, behalven dat het „ koperrood den vyand van de maag is, fcherp bytende , ,, en tot braaken verwekkende. " Vitanda Junt ubi ad catharrum difpofttio eft, vel ad apoplexiam , vel epilepftam, quia inter tateras minerale! aquas maxime webrum opplent,  C 8S ) , «fiaw «f o«««f minerale! aqua; potentiam inftgnem ex■ficcandi hal/ent, vitanda quoque funt ubivifcera iwriiiaQpoi tijjimum jecur) intemperie ficca & calida laborant, ultra quod vttriolum eft cacoflhomacum, acre , erodens , & vomitorium. De Givre in zyn verhaal van de Miner. Waters van Provin. 33, bladzyde. Ons water jaagt ook alle wormen uyt het lichaam van kleen en groote menfchen. 't Zou te wvdloopig, en verdrietig zyn alle die, welke van verfchillende kwaaien reeds geneezen zyn geweeft te noemen , de bewyzelyke getuygeniflen zyn in den Raad welke men aan de nieuwsgierige om ze te zien , niet zal weigeren. Ondanks van myn genomen voorneemen , kan ik my m« wederhouden van een belachelyke zaak wegens eenen warTgedaantelyken menfch te vertellen , die «ene halve geneezinge door onze waters gehad heeft , ik zegge eene halve geneezing , want ik my zeer bedriege, zo de gewoonte van brandewyn te drinken hem niet fchielyk in 't zelve gevaar heelt doen vallen , waar uyt onze waters, en een weinig goed overleg hem uytgetrokken hebben. Een man uyt de Kempen hebbende de goede getteltems zyns Lichaams door 't langduurig brandewyn drinken bedorven , ging als ftervende , zyne huysvrouw gewaar wordende , dat van hun huwelyk geen kinderen waren , dwong hem , om tot haar voordeel zynen uytterften wille te maaken, en ziende dat haars mans bloedverwanten, poogden om hem den zeiven te doen herroepen , zond hem naar de Waters van TONGREN , welke grooten roem, door hunne onlangfe bekoomene goedkeuring , hadden , zy en geloofden ondertuftchen niet, dat hy geneezen zoude, liet zig in tegendeel voorftaan , dat hy over weg zoude fterven , en dat hier door de bloedvrinden geen geleegendheid meer hebbende om hem aan te zoeken, d'Erfftelling tot haar voordeel zouden blyven: dog verre buyten haar verwagting, hy deeze waters onder beftier van d'Heer van Muyfl'en gedronken hebbende, is geneezen wtdergekeert, en't geen 't belachelykfte is in zyne wederkomft vond hy zyn zwager , of broeder , door dezelve ziekte zielbraakendo, en welken men by zyn vertrek , minder dan hy, geloofde ziek te zyn : gaat fchielyk in zyn vertrek, neemt den armen ftervende, die nauwlyks iemant erkende, met den arm , en zegt hem : op man ligt U' op broeder myn vriend zet u op een karre , en doet tt rja Tongren brengen, gy zult zo wel als ik gensezen.  C 25 3 Onze waters Werken dikwils door braakingen, zomtvds door buykloozen , en meeftendeels doen ze overvloedig water lofien, en integendeel geneeft die braken en beven. Zy zuyveren van booven , en van onder , oin reeden , datze zoutagtig, 't zuur van onze lichaamen doen ryzen , is dat deze beweeging in de maag gclchied , worden zonder twyffeling veele fcherpe deeltjens los gemaakt, welke derzelve veezelen doorbytende , trekken de geeften tegens natuur tot zig. De ingewants beroering vernietigende", zoo in d'ingewant dezelve ftukjens, de vezeltjens een weinig verhittende , d'ingewants beroeringe verhaaften , welk de vuyJïgheden eerder afdryven doet. De uytwendige kwaaien en worden niet alleenlyk door deezejieilzaame waters geneezen , maar zyn wonderbaar voor r^-t^twendig, 't zy door de ftooving, 't zy door de baaden , zy néemen d'onnatuurlyke hitte weg, de rooze, de ontfteeking der oogen , fpeenen : zy geneezen daar meede gorgelende de keelfmerten , eindelyk ik geloof niet, dat men in de wereld , een geneesmiddel vinden kan , die deeze waters, om vel-ziektens te geneezen, tc boven gaat. Deeze wonderbaare heelingen gefchieden door 't zout'van 't yzer , 't welk in onze waters is, welke ik door d'uytmuntendheid van 't zout ondervmde , 't geene Kabel maakte, en 't welk d'Heer Rotier tegenwoordig heeft. In 't water gefmolten zynde beeft het ook byna boven natuurlyke uytwerkingen, om d'uytwendige aiektens, welke ik ltraks genoemt heb, te geneezen. Rabel door de wonderbaare uytwerkzels van zyn zout eenen grooten roem verkreegen hebbende , wierd tot Parys van valfche munt aangeklaagt, en om dit misdaad tot de galge gedoemt. Hy wift dat de Koning kennis had , dat hy dit koftbaar zout bezat, en aangezien hem de nieuwsgierigheid van den Koning, tot bezondere zaaken , bekent was , had hy de vrypoftigheid van hem te laaten zeggen, dat hy hem de wyze, om zyn zout te maaken , zoo hy hem 't leeven fchonk , zou mededeelen. De Koning fternde hem zyn vraage toe, ester onder voorwaarde , dat hy uyt Vranltryk gebannen "zoude zyn , de knegt van Rabel , volgde hem niet in zyn ballingfchap. 't Gcfchiede weinig daar na, dat de Prins Egon van Furftenfeerg: den zeiven die nu'in Saxen voorden Koning van Polen beveeid , 0pde iagc zynde 't ongeluk had van de bil geheel geopend te hebben door den eerften tak van den hooren van «en hert, Deeze wonde w^s zeer groot, en zeer gevoelyk.s  C 27 ) maar de knegt van Rabel, die zig aldaar bevond dede daar op dit wonderbaar zout, en genas den Prince binnen den tyd van drie of 4 dagen. Den Prince op d'eindigen van deeze dagen gaande aan de Koning zyn eerbied betoonen , die 't ongeluk , en belang va» zyne wonde vernomen had : de Koning zeer verwondert hem zoo haalt te zien, vraagde hem hoe 't mooglyk was , dat hy reeds geneezen was, en waar hy dien fpoedigen hulpmiddel gekregen had. De Prins antwoorde hem, dat hy door 't zout van Rabel geneezen was. De Koning onderrigt zig of hy 't geheim van dit zout kende, en verftaande van neen, maar dat hy 't van den knegt van dien man gehad had, deed hem zoeken , en verftaande dat hy niet dan een weinig van dit zout hadde , door zyn meefter gemaakt, gaf hy 't aartzenye briefken aan den Prins, op dat hy deezen geneesmiddel aan de hand zou hebben zo de gelegenheid voorviel. Dezen Prins gaf het weinig tyd daar na aan d'Heer Rofier , als doen zyn Hofmeefter, en die daar door wondere geneezinge tot Parys gedaan heeft, gelyk hy te dees tyd tot Luyk doet. 't Is door een bergftoffelyk zout zeer aan dit zout gelykvormig, dat onze waters d'uytwendige kwaaien genezen , en d'onnatuurlyke hittens, d'ontfteekingen der oogen, welke wy door ondervinding van veele geneezene gekent hebben , d'Heer Rofier van welken wy zodra gefproken hebben , de palm zyner hand geheelyk verbrand zynde , heeftze ten tyde van drie of 4 dagen door d'uytwendig gebruik van dit water geneezen , ik eindige deeze redeneering , door bekentmaking , dat my daar na eenige baaden tot dienft van een ieder kan vervaardigen. De vroedfchap heeft vaft geftelt van baden te doen bouwen , welke men door 't vuur kan warm maaken toekomende jaar, tot welvaaren van 't gemeene beft, in welke men zig niet alleenlyk van de vel-ziekten zal konnen genezen , maar die dienftig zullen weezen , voor de geraakte , en lamme gelyk veele deezen zomer by ervaarenifTe gezien hebben : nu zal ik 't leerbeleid geven , om zig van de baden te bedienen. Gelyk ook in de volgende reedenvoering, hoe de waters met maatreegel moeten gedronken worden , de regeering , en den raad zal niet nalaaten van zig aan eenen bezonderen iever te verbinden . op dat de vreemde dit water komende drinken , vinden alle 't geene tot hunne gezondheid isou konnen dienen.  C a8 ) IV. REEDEN V O E R I N G. Leerbeleid, om tPyzeragtige bergftoffige waters te drinken, en beflieringe, die men in '/ drinken en zig te baaden onderhouden moet, VEele uytvinders, en zeer nieuwlinks d'Heer Vicaire, welken van myn ftoffelyke waters gefchreeven hebben , hebben aan een ieder de wyze om zig in 't drinken te bellieren , gegeeven. Ik zelfs heb'er van wydloopig genoeg gefchreeven in myne dikwils hervatte overhaaling van de waters , ik en zal nogtans niet laaten daar van nog eenigzints in 't kort te fpreeken. Eerftens die 't voorneemen hebben zullen , onze bergftoffelyke waters te drinken , al eer te beginnen moeten zig door een Geneesheer onderregten, die hunne hoedanigheid kent, ofze hun dienftig zyn , want niet zynde een algemeenen geneesmiddel, men zou zomtyds een misbruyk konnen maken , de tyd , de gefteltenis des lichaams, kunne , en oudefdom moeten in deeze geleegenheid onderzocht worden. Tweedens alhoewel men verzeekeren kan met waarheid, dat onze waters altyd byna goeden uytflag hebben, en niemand befchadigen , men moet zoo weinig verftandig niet zyn, om't zelve te komen drinken, zonder bevorens 't lichaam daar toe te bereiden : zonder welk zo hun eenig ongeval overkomt, datze met regt dit aan hunne onvoorzigtigheid toefchryven , en niet aan d'eigenfchap van ons water. Men bereid de lichaamen voor 't drinken op verfcheide wyzen , of met ze dorftig te maken of te zuy veren , d'aderlaating zelfs is dikwils noodig. Ik laat de zorg aan de Geneesheeren van daar toe bckwaamen tyd te kiezen; ik herhaale hier , dat menze moet noodzakelyk te raaden gaan voor aleer onze waters te drinken , ik bevinde dat d'adeïlating zig zo dikwils met goeden uytflag doet in de geene die de waters drinken , dat ik geloof, dat men 't weinig 't welk ik daar af fehryve, buyten redig niet zal nemen. Onaangezien dat ik de omloop des bloeds kenne , ben ik van de gedagten der oude niet, rakende d'aderlating , die uit d'ongefleltheid voortskomt, welke ik voor eene ontlastende enkelyk aanzien , niettemin ben ik van 't gevoelen van die niet, willende de keuze des lichaams plaatze, onnodig te zyn , waar zy moet gefchieden. Zie hier hunne reden, mits 't zeeker is, dat het bloed door onze aders loopt, en men om de zovelheid te verminderen »  C =9 ) a<3er laat, men kan deeze aanwyzing voldoen, bloedtrekkende aan d'ader, en aan 't gedeelte waar men wilt: maar d'ondervinding leert ons het tegendeel , d'aderlating door de moederader komt eeniglyk in d'ophouding der maanden te pas. Men doet d'aderlating in den overvloed des bloeds altyd niet ze is wel dikwils in bezondere kwaad-bloedigheid, of ;• kwaade bloedsgefteltenis nodig : zy doet het bloed by nageftolt vloeyen door 't zuur , 't zelve meer ruimte gevende om tot het hart te vloeyen , te meer de hoeveelheid van 't . bedorven bloed vermindert, verbetert zig gemakkelyker het ' overig door foberheid , en geneesmiddelen. 't Lichaam voor 't drinken van ons water den eerften dag herzuyvert, zo 'er bloeds volheid is, of bedorven ; of dat men voor 't te ververfchen aderlaat, men moet altyd aan de linken arm ader laten , na '3 morgens een vierde deel uurs de noodzakelyke hoeveelheid van ons water gedronken te hebben. Zie hier de reden , de maag , en ingewant door : zuyverende middel van flymagtige, en dikke ftoffen gereinigt : de waters , die men 's anderdaags drinkt, verzoeten vael beter de fcherpe vogten , zelfs 't maagfap word meer vloeyende in't darmfcheidzel gemaakt, en door d'ingewantsbeweeging'gemakkelyker door de borft-pyp gedreven. Zo i men in dezen tyd aan de linken arm ader laat, 't maagfap ' vloeyender gemaakt zynde , gaat eerder op van de borft-pyp 1 na de linke oxels bloedvaten , en 't bloed in zo groote over■ vloedigheid niet wederkerende, maakt aan 't maagfap plaats , ' met onze bergftoffelyke waters gemengt om in 't bloed te ; komen : 't geheel bloed ververft zig zeer alsdan , de fcherpe vogtigheden verzoeten zig, en de meikaders verftopt, door een fchielyker bloeds-beroerte van 't maagfap openen zig. Door deeze redenering, des linken arms lating kent men zeer voordeelig. De Heer 1'Ange Leeraar der Geneeskunde in 't Genoodfchap der Geneeskunft van Caën , en lidmaat des Genoodfchap der nietnve ontdekkingen wyft ons de fraaye Leerwyze aan by zyn onderwys-reden , nopens de keure der bloedvaten tot d'aderlatingen dienftig. Ik geloof, zo ik hier een deel daar van verhaal , aan deonkundige van 't dag-regifter der Geleerde, geen misnoegen geven zal. Jk zal my niet ophouden met waar te maken, dat de latinge door zig zelfs'^t bloed ververfchen kan. '* Js zeker dat haar groots hitte met kan dan door '/ mengzel van een fap ,  C 30 ) mlkers gedeelte fterker, en minder verdunt haare kragt kan viederhouden , en dit fap niet anders dan maagfap zyn kan, en vervolgens de laating om te ververfchen , den toevloed van dit vogt in de aders gemakkelyk maken moet. Dog op dat men zten kan in welke plaats deeze gefchieden moet, moei men tot dit voornemen agt nemen , dat allen maapfap door de borft-pyp in des linken oxeh bloedvaten gebrogt word, met welke deeze buyze , byna eenen regten hoek maakt, dat deeze invoeginge van een klap vlies gemaakt is , de weerkeering van 't maagfap belettende » zo dat het uitgeftrekt bloed d''inleiding van dit _ vogt in de ryzing niet alleen wederhoud, zo ook een groot rivier de waters van een kleene beek terug zoti dryven , welke haar in eenen regten hoek bejegenen, maar de vliezen zelfs vtrdryvende van d'ader, jluyt geheelyk de klapvlies , en belet alzo de mengeling van 't vogt die haar hitte zou konnen matigen, en de beweeging van deeze deelen we* derhouden. uilfchoons deeze waarheid geen bewysreden nodig heeft, men zal niettemin meer overtuygt zyn, zo men veel toevallingen overweegt , die in de koortzen voorvallen, en welkers oorzaak men niet wel doorgrond heeft, gelyk deeze zeldzaame buykfpanning, die niet dan door een wederhouden maagfap gefchieden kan, die in de klieren van^t darmfcheidzel'overlopen , en welke naar zig bedorven te hebben, naar de dikke darmen wedervloeyen, en een ftinkende, en verrotte vloeying veroorzaken, welke zo weinige verligting aan de ziekene byirengen , of wel geftolt in de zelve klieren door den fterken drift van eenige zuure fappen , maken daar deeze wederfpannige hardigheden drukkende de dauwaders , veroorzaken ten laaflen de waterzugt, welk gemeenlyk 't ellendig gevolg is van langduurige koortzen. Hier uit is_ gemakkelyk te befluyten, dat d'eenige lating V bloet ververfjen konnende, die van den linken arm is; want 't is dees alleen, welke in d'oxels bloedvaten d'inbrenging van '/ maagfap gemakkelyk doen kan , zo door de vermindering dit zy in V bloed verwekt, welke van d'invoeging van de borftpyp wederkeert, als om dat den band een zoort van uitfluyting dezers vogt wederkering belettende, maakt het bloedvat tot aan de ftamme leeg, door dezen middel "t beletzei wegnei mende , '/ geen de klap-vlies floot, laat dHngang van '/ maagfap vry, welk haaren drift alleen matigen kan, namentlyk als men zorgt V zelve van ververffende voedzels te maken. Als ik gezegc hebbe, nodig te zyn de Genees-Meefters te jaden te. gaan, dit is niet om 't veordeel te hopen , maar 'tis  C 31 ) 't is door de begeerte alleen van mynen naaftan wel te raden , bezonderlyk voor die 't water drinken , om hun gewondheid te bekomen , aangaande die welke zig niet daar van , als om de gezondheid te bewaren bedienen , zal 't genoegen met voor zig 4 of 5 oneen zyroop van perfikkebloemen vaardig te maken , of een aartzenye gewigt van 't ftof van den eigen droellem van ons Fontyn-water den eerilen en laaften dag in 't eerften glas water genomen. De eerfte reize moet men niet meer als 4 of § ponden Waters drinken , de volgende dagen kan men zonder vrceze tot 10 of 12 ponden opgaan. Eindelyk zo als ik in myne hervatte overhaling des waters gezegt heb, een ieder kan zyn eigen regter zyn ; zo haaft men een overlading gewaar word moet men niet meer drinken. 't Stof onzers Fontyn droeflöm, of pillen van Tongrert zullen ter plaatze by de Fontyn te bekomen zyn , en te Luyk in den winkel van de Heer Noël aartzenye menger tegt over de kerk van de H. Catharina tot Luyk. Men moet een naauwe regelmaat onderhouden, en zig ftiet te veel door voedzel en drank overladen ; de overdaad is tweevoudig, of in hoeveelheid, of in hoedanigheid, in boedahigheid" zo men op den middag gezoute, flymige, of te hard om te verteeren voedzcls neemt: in hoeveelheid is, dat (zo ze ook goed , en behoorlyk) men de maag overilaad : waar door de vezelen zig verflouwen , welk veroori7.a;i'.'t den volgenden dag de gedronken woedende waters op d-^maag ftil ftaan , en geen goede uitwerking konnen doen. Dc voedzels die men uit de dieren en aardgewaffen trekken kan, of de wyn en bier dienftig zyn heb ik in 't lang in myn dikwils hervatte overhaling uitgelegt, 'er blyft my maar over te waarfchouwen , dat het zuur'moet gefchouwc 1 worden, zo inde keuken als in den drank, 't Tongers bier Czo als Gerinx wel waargenomen heeft) is zeer aan onze drinkers dienftig om dat het zeer waterlofend is. Men neemt het middagmaal te Tongren voor 12 uuren niet, om dat men onze waters zo vroeg niet als te Spa neemt > men zou 't eventwel wel konnen doen, om dat de tegenwoordige koude zo groot daar in niet is , als in die van Spa , welk door ondervinding oogblykelyk is : de meefte die 't te Spa drinken beven terftont, welk in 't drinken van onze waters niet gefchied. Die geene na de gezondheid tragten , moeten niet langer ü^an een uur aan tafel blyven, en gedenken een langzaame wandeling na de maaltyd te moeten doen; zo ons de School* 1 van Salerne leert: poft paftum fiabis. E  C 3= ) Na deeze korte Wandeling, kan men zig met een eerlyke en vrolyke byeenkomft vermaken , tot dat men zig wederom tot de wandeling voor 't avondmaal begeeft, welke tolgens de grondregels der zelve Schoole in ligte fpyze bci'taan moet: fit tibi cwna levis. Op dat eindelyk de maag ie dig zynde, 'sanderdaags een wellukkende verdeling van ons water maakt, om de gezondheid weder te krygen. Men was onze waters 's namiddags zo wel als 's morgens gewoon te drinken ; gelyk ons d'Heer Gerinx leert, maar dit is nu buiten gebruik : 't is te zeer gevaarlyk de maag , en ingewant door 't maagfap vervult, deeze te drinken , want de gedeeltens van dit vogt niet genoegzaam gekookt, konnen zig met de waters in de teere melkvaten inliepen , en aldaar opftoppingen verwekken , waar door men haait zou mager worden , zegt Btesmal. Maar de Heer Bresmal heeft zig zelfs bedrogen * ligtelyk de Spa-Waters in de zinnen gehad hebbende gelyk de Heer Rega Van de bergftoffelyke waters 123 bladzyde zegt; invaluerai Spadfi, confuetudo qua non matutino tantum , fed &' pomeridiana tempore aqu tt■ V," I D?&00r *» 5< Sigilli. Daar na. Gezien hehbende in myne tegenwoordigheid de bewys-reden en ondervindingen , ben van 't zelve gevoelen der zeer ervarene Medecyn-Meefters. Getekend tot Tongren den 35 Oogftmaand 1700. ENGELBERT BLOND EL i Gepenjioneerden van Aken Medecyn-Meefter van den zeer Doorlugtigen Grave van Manderfcheit. WY Gerard Doyembrugghe Grave van Duras, Barort van Rooft en Eldrcn Opperhoofdman van de Kamet der Edele, Raads-Heer van d'Opperfte Leenhof van S. D* K H. Voorzitter der Kamer van d'Edele, Grooten Marfchalk van 't Hof, Oppcr-Drofl'ard van Bilzen , gefielde Regter by de Staten OVerzienders tot Maaftricht; Ik Franciscus Herman De JVflalte Heere van Vervos, en van Averdis. «ebiedende Borgermeefter der Edele Stad Luyk, Raadsheerevan -t Opper-Leenhof van S. D. K- H.; en geduuri* een Gezondene der Staten van 't Land van Luyk, en ik Theodore de Hilaire , Oud Borgermeefter van'dezelve Hoofdftad • betuigen door deeze tegenwoordige getekende, en gezegelde by onze wapenen , van tegenwoordig geweeft te zya inde befchryving van de bergftoffelyke Fontyne by Ton-* eren door Plinius zeer verheft, gedaan volgens alle regel der Scheikonft , en ook in de goedkeuring by geweeft te zyn, welke gezamentlyk dTIeeren Opperde Leeraars van 't Genoodlchap der Geneeskunde ia de Vermaarde Opperfchoole  ( 39 ) van Loven, den Opperleermeefter en zyne Amptgenoot.cn van Luyk, en andere Leeraars en Oeffenaars der Geneeskunde der rontomme nabuurige Steden. Gegeven den 24 Degft maand van den jaare 1700* Getekend'. G. BARON DE ROOST. Plaatze des Zegels. HERMAN FRAN. DEM ALT E. Plaatze des ►£< Zegels. ANT. THEOD. H1LAIRE. Plaatze des )J« Zegels. Dit tegenwoordig kennis-fchrift is afgekondigt geweeft: aan de Fontyne in het Latyn, Franfch en Vlaamfch , in de tegenwoordigheid van alle zeer ervarene bovengefchrevene Heeren, zo ook van d'Heeren Borgermeelters en Raade van Tongren , van Edele Perzonen , en van de groote menigte des Volks door ons ondergeteekende den dag van den Feeftdag van den H. Banholomeus, omtrent 9 uuren 's morgens in 't jaar 1700. Was getekend. T. F. BR ES MAL. P. J. COLLETTE- 'Goedkeurtng van de Faculteit der Geneeskunde van Loven t inFranfch overgezet, en vertaalt in V Nederduits. WY Opperfle en ftrikte Vergaderinge der Geneeskunde, in de Vermaarde Opper en Algemeine Schcole van .Loven , gezien hebbende den inhoud van den Boek , voerende het Opfchrift : Befchryving of Analyfe van de berg* 'ftoffelyke en yzeragtige Fontyn van Sint Gilis by Tongren t door den zeer ervaren Heer FranciscHs Bresmal, Leeraar der Geneeskunde , Genees-Oefenaar van Luyk. Wy oordeelen dat hy weerdig is gedrukt te worden , tot welkers geloof, wy deeze tegenwoordige hebben ondertekend , en met onzen Zegel bekragtigt, dezen 21 Herfftmaand 1700. H. SOMERS Leeraar in Geneeskunde, eerflen R~o~ ninglyken Leer-Meejier, en Opperfle Leeraar der Vergadering.  ( 4° ) Goedkeuring der Vergadering der Medecynen van Luyk, in V Franfch overgezet, en vertaald in 'f Nederduits. WY Opper-Leeraar der Vergadering van de Geneeskunde van Luyk opgeregt onder de befcnerminge van onzen Doorlugtigften Prince Jofeph Clemens Keurvorit , gezien hebbende en onderzogt den inhoud van den kleenen Boek, hebbende het Opfchrift : Befchryving of Analyfe van de bergftoffelyke en yzeragtige Fontyne van St. Gilis by Tongren, 'door den zeer ervaren Heer Franciscus Bresmal, Geneesheer in de Geneeskunde, onzen Amptgenoot. Wy oordeelen dat hy weerdig is in druk geftelt te zyn , tot welkers geloof hebben wy de tegenwoordige ondertekend, en hebbenze met onzen Zegel doen zegelen , gegeven in onze Vergadering by de Pater» Predikheeren, den ia. van Wynmaand 1700. N. BEMT, Opperleermeefter. Plaatze des Zegels. Anraet Geheim-Schryver der Vergadering:: Uitfchrilt van den brief gefchreven door d'Heer Limboujlg. Vit Loven den 31 Oogftmaand 1700. EEdele , Wyze , en G e ë e r. d e HeEren '/ Js nu agt< dagen , dat ik zes dagen navolgende de waters uwer zeer koflelyke Fontyne ondervonden hebbe , en hebbe daar in de goootfte kragten ondervonden, die ik ooit konde verhopen, zodanig, dat ik vryelyk kan zeggen van UEd. Fontyne, en met meerder redenen , V geen ik geleeden 25 jaren , doens te Bomen zynde voor V H. Jaar gezegt hebbe van hunne zuure bronnen. Renibus, & itomacho, fpleni jecorique medetur mille malis I prodeft , ifta falubris aqua. Want ik verzekeren UEd. datze my de nieren van fteen-1 gruys , de maag verfterkt, de milt geopent, en de gal ge'zuyvert hebben. Diensvolgens, en twyffele niet, ofze zal zeer j dienftig zyn , om de zieken te verligten, en den lui fier \ van uwe Oude Stad Tongren ; zodatiiglyk , dat ik binnen \  ( 4i ) korten tyd, hoopt te hooren zeggen (Periit (lammis reftauratur aquis) '/ geene uitter herten wenfcht. Edele, Wyze, en Geëerde Heeren. Het Opfchrift was. Aan (PEedele, Wyze, en Geëerde Heeren. Myn Heeren de Borgermeejleren, en Raade der Stad TONGREN, Tot Tongren UEd. zeer Oodmoedigen Dienaar, GUILL. VAN LIMBO URGH , van de geheele Lovenfche Opperfchoole , en Oppermagt der Medecynen, der Oudften Koninglyken Hoofd-Leeraar,  C 4* ) a'ffeer Driesen geoorlofden Geneesheer heeft zyne aanmerkingen door 't verzoek van d'Heer Jan van Herck C. R. tot Neerlanden in Braband gebooren, gegeeven, welke 'men in 't einde des Boeks vinden zal, en d'Heer Hamelarts Schepen des Hoogen Geregts van Tongren , en Beamptf:hryver, heeft de moeyte willen doen , om de volgende betuigende aanmerkingen byeen te verzamelen. HEden den 23 November 1700 vyf en negentig, compareerden perzonelyk voor my openb. Nots. Ondergefchr"binnen de Stad Tongren Refideerende pntn. de nagenoemde geloofbaare getuigen my Notaris bekent d'cerzaame Michiel Wynants , en deffens Huisvrouwe Elizabeth Diriken van Muiken, welke ons hebben verklaart, zo zy declareeren by deezen zonder inductie van iemand, maar alleenlyk in faveur der juftitie , dat hy Compnt., en defl'ens gemelde Huisvrouw ende hunne vyf kinderen , in 't jaar 1794 zyn geattaquSert geweeft door den buykloop , ook dat zy compntn. en hunne kinderen , ftaande datze gezeide ziekte hadden ,' en bevorens gehad hebben de heete koortze, en verders dat zy ten tyde van de grootfte hitte der koortze drie groote glaazen van de Fontyn by Tongren agter malkanderen gedronken hebben, en door dezen middel geheel geneezen zyn geweeft van hunne ziekten , en datze voortaan niets meer gevoelt hebben van den buykloop nog koortze, en geene Docloors nog de minfte andere medicamenten, maar voorfch.' mineraale waters gebruikt hebben , verklaarende deeze Declaratie te weezen waaragtig , met offer van dezelve 1 tntïes quotiei voor competenten regter verzogt zynde onder I eede te reitereeren, aldus verklaart en geftipuleert tot Mn!- j ken by Tongren, ten buyze van gezeide Compntn. aldaar % tegenwoordig Paul Swennen , ende Catharina Keliens, als p geloofbaare getuygen ten deezen bezonderlyk gebeden , welke met de Compntn. en my' Notaris d'origineele dezes hebben onderteekent, en gehandmerkt. Quod te/lor. J. f. L. Hamelarts Nots. public* > & immts. Leod. ad pramiQa requifttus infid. fubfl. 1725, Heeden den 24 November 179^, compareerde voor my openb. Nots. te Tongren Refideerende pntn. de nabenoemde getuigen , den Eerzamen Joes Scheuiller geboortig van Tirols welken verklaart zo doet by deezen , en verzekert, dat hy Comparant van. de jigt geattac^ueert geweeft is, omtrent de  C 43 ) 35 maanden, verders verklaarende, dat deeze ziekte , hem eenige hondert guldens gekort heeft zo aan Do&oors als medicamenten , zodanig dat de zenuwen van zyne regte hand zyn ingekrompen geweeft, dat hy in 't minften dezen arm geöruykbaar gehad heeft, zelfs dat zyne twee beenen door dezelve ziekte ontftelt geweeft hebben , en met groote pynen heeft konnen gaan, dog eindelyk ziende het concours van verfcheide Borgers deezer Stad tot de Fontyne van St, Gilis by Tongren van welke PLINIUS fpreekt , en in 't jaar 1700 door 30 Dodtooren in de Medecynen g'ap'probeert, heeft zig aldaar begeeven van den 15 Juny itot den leften Augufti 1795 zonder interruptie, ten waare het weder niet permitteerde , dat hy Comparant ftaande de maand Augurtus gebruykende de mineraale waters van gezeide Fontyne immediatelyk eene herfteltenilfe van zyne gezondheid in zyne leeden gevoelt heeft, en den appetyd van s'gelyken wederom bekomen , zodanig dat hy a&uelyk gebruik heeft zo van dito regte hand , als van zyne beenen, en zyne kragten fterk gerccupereert heeft in zyne lidmaten , pffereerende deeze zyne Declaratie, toties quoties , verzogt zynde voor competenten Regter onder eede te reitereeren , aldus verklaart, en in myns handen binnen Tongren ten huyze van Joes van der Heiden, more folito , geftipuleert pntn. aldaar d'Eerw. Heer Cornelius van" der Heiden Priester , en de Juffr. Maria Agnes van der Heiden, als geloofbaare getuigen ten deezen" gebeeden , welke beneffens den Compnt. en my Notaris d'origineele deezes hebben ondertekent , en gehandmerkt. Quod teftr. ƒ. F. L. Hamelarts Nots. public & immts. Leod. 'ad pmmijfa Requis infid. fubfi. 1795. In 't Jaar 1795 den 25 November , compareerde perzoneJyk voor my openb. Nots. te Tongren Refideerende pntn. de nagenoemde getuigen , d'Heer Andreas Rogola Baron de Biberftein , geboortig uit Polen, acluelyk , ingezetene en borger deezer Stad , welken Comparant ons heeft verklaart, dat Anno 1790 alhier te Tongren by hem geweeft is, zeekeren Heer Baron de Bonin alsdoen Commandeerende Major van 't Grenadiers Bataillon van 't Regiment van d'Ekkersberg , tegenwoordig Generaal-Major , en Commandant tot Stettin in Pommeren , ten dienfte van Zyne Majefteit den Koning van Pruiffen , en dat alsdoen Den Heer Compnt. ïieutenant van gemck Bataillon was? en groote kenniflè  C 44 } ten allen tyde gehad heeft met dito Heer Bonin , verklaarende verders d'Heer Comparant, dat gezeiden GeneraalMajoor veele bleffuuren in den zevenjaarigen oorlog gehad heeft, en 't zeedert dien tyd ziekelyk, zodanig, dat hy logeerende by d'Heeren Canonikken Regulieren alhier, g'attaqueert door 't graveel, borftkwaale en korten adem , hoestende 's nagts zonder rufte , en bloedfpouwende , en veele vrugtelooze remedien lange jaaren gebruikt hebbende , hy 't gebruik der waters van de Fontyne van St. Gilis by Tongren ondernomen heeft , welk hy vier a vyf weeken gecontinueert hebbende, te weeten; van den 15 January tot den 15 February , op welk tydftip hy na Luyk vertrokken is, om dezelve leefmaate te houden. D'Heer Capityn Zandrasky het water heeft doen transporteeren zo voor hem, als voor gemelden Heer Generaal-Maj oor tot Luyk , verklaarende hy gezeiden Compnt.,dat gemelden Heer Bonin naauwlyks bekwaam was om te peerd te zitten, en verders dat eindelyk d'Heer Bonin door 't drinken der gemelde waters tot Luyk radjcaliter is geneezen geweeft, zo ook gemelden Capityn van de bloedfpauwinge, hebbende d'Heer Baron Bonin terzei ver tyd aan hem Compnt tot Luyk gedeclareert, dat 'er geen water in de wereld beter was om ziekenen te geneezen , als wel 't water van dito Fontyne, hebbende gemelde waters 's morgens gedronken , wat lauw gemaakt, en 's middags wederom vers ^gemengt half met Bourgondien Wyn , zo ook 's avonds, en zyne dieet was riog bier nog brandewyn te drinken , nog gezouten , nog gepepert te eeten , fimpelyk wit vleefch , zoup, en moeskruiden, verklaarende gezeiden Compnt. zyne Declaratie te weezen waaragtig, met offer dezelve voor alle Regters, des verzogt zynde, te reitereeren , ende alnog te beveiligen, aldus verklaart, en geftipuleert in handen van my grzeiden Nots. binnen Tongren , ten huyze van d'Heer Compnt. , pntn. Mevrouw Maria Eugenia Van der Meer, ende Juffr. Ifabella Nouvei als getuigen ten deezen fpecialyk gebeeden , welke beneffens d'Heer Compnt , en my Notaris d'origineele deezes eigenhandig hebben onderteekent. Quod tejlor J. F. L. Hamelarts , Nots. public fi? immts, Leod. ad pramiffa Re~ quis infid.Jubfl. 1795. In 't jaar 1795, den 26 der maand November compareerde perzoneelyk voor my Notaris tot Luyk g'admitteert, Refideerende tot Tongren» tegenwooidig de hier onder ge-*  C 45 ) .Moemde getuigen d'Heer Fraftrardus Wilhelmus Cours , Advocaat , en oud Borgermeefter deezer Stad , welken Comparant ons heeft verklaart, gelyk hy Declateert by deeze tegenwoordige , dat d'Heer Putkammer Capityn ten dienfte van zyne Pruisfisfehe Majefteit, in 't jaar 170.0 by hem gelogeert heeft, g'attaqueert door eene Happigheid in de zenuwen, namentlyk in zyne beenen , en zelfs dat gezeiden Capitein naauwlyk konde gaan, en diensvolgens door raad genomen heeft de waters der Fontyne van St. Gilis by Tongren , ten gezegden Logement, niet konnende, om de vermoeitheden zig begeven ter plaatze , declareeretide verders den Heer Compnt., dat d'Heer Putkammer groote uitwerkingen door gezeide mineraale waters gehad heeft, zodanig dat hy veele van zyne voorige kragten wedeigekregen heeft, en ten waare zyn vertrek, de geheele herftelteniile van gezeiden Capityn , zo als hy Compnt. zig laat voorftaan , alzo verklaart dato zo boven ten huyze van gezeiden Compnt. geleegen tot Tongren in de Straat van St. Jan Baptift , pnt. aldaar d'Heer Advocaat Cours den jongen , ende Ida Milisfén als getuigen tot deeze bezonderlyk verzogt, en geroepen , welke met d'Heer Compnt., en my Notaris hebben onderteekent de minute deezes. Quod teftor. J. F. L. Hamel arts , Nots. public, & immts. Leod. ad pt&mtffa Jie- quis infid. fubfl. 1795. In 't jaar 1795, den 29 dag der maand November, compareerde perzoneelyk voor my 3\ots. ondergenoemt tot Tongren Refideerende pntn. de geloofbaare getuigen" hier onder genoemt. D'Heer Petrus Maternus Beerden , oud Borgermeefter deezer Stad Tongren , weiken ons heeft verklaart, zo als verklaart by deeze , dat geleeden omtrent 30 jaaren ter auberge van zynen aflyvigen Vader in de Pauw alhier gelogeert heeft zekeren Pater Nclinën Begaard tot ZantLeeuw , hebbende te raade gegaan veele Profeöeurs en Doctoors in de Medecynen van Loven , welken g'attaqueert was door den fcheurbuyk , en het fpeen of de takken , zodanig , dat hy maager was als een geraamte, en zeer caduque, welken Pater Begaard hoorende de wonderheden des Fontyne van St. Gilis by Tongren zig aldaar begeven heeft, en drinkende zes weeken lang de mineraale en yzeragtige waters van gezeide Fontyne, en dat eindelyk den Pater Begaard gekomen is tot zyne volle gezondheid , zelfs vet geworden is, Declareexende d'Heer Comparant dat deeze te-  C 46 ) genwoordige verklaaring is waaragtig met offer voor competententen Regter alwaar nodig dezelve te reitereeren , alzo1 verklaart en geftipuleert in myns gezeiden Notaris handen tot Tongren , ten huyze van den Heer Compnt. genaamt de Pauw aldaar pnt. d'Heer Lambert Wilmots, en Anna Maria Deffers als getuigen ten deezen bezonderiyk verzogt, welke eezamentlyk d'Heer Compnt. en my Notaris hebben ©nderteekent de minute deezes. Quod teflur. J. F. L. Hamelarts Nots. public & immts. Leod. ad pMmjjJd Requis infid. fubft. 1795. In 't jaar 1795, den eerften der maand December , compareerde perzonëelyk voor my Notaris tot Tongren Refideerende pntn. de hier ondergenoemde getuigen Jouffrouw Marie Agnes Peumans, weduwe van d'Heer Guill. Cartenftad, Borger deezer Stad ons verklaarende , dat zy (in 1743 ) zeer g'attaqueert was door de darten , door geheel haar Lighaam , en datze alsdoen te raaden gegaan zynde- zeekeren Dodioor alhier te Tongren, neemende veele van defl'ens ponders om gezeide ziekte te doen verdwynen, maar dat zy in plaatze van geneezinge ziekelyker geworden is, zelfs haar Lichaam en beenen geheelyk gezwollen waaren , dat zy naauwlyks bekwaam was haare muilen aan te doen , en: niet meer konde gaan , Declareert dat zy in deeze droeve; geftelteniffe zynde, heeft doen roepen d'Heer Rubens, ini zyn leven Doftoor alhier tot Tongren , welken van dit geval explicatie gehad hebbende, en van de ziekte der Cornparante, haar gezegt heeft, dat ze te veel Medecynen gebruikt hadde, en hy haar raade datze zig zoude begeeven tot de Fontyne van St. Gilis by Tongren, en datze volgens deezen Raad haar deede leiden tot gezeide Fontyne, en datze waarlyk ftaande de thien dagen deeze mineraale: waters der gezeide Fontyne gedronken met een prife Engels i zout beginnende den eerften September van 't aangeweezen: jaar, naar welk de Comparante verklaart te hebben gehee— lyk verkreegen haare gezondheid, zelfs dat deeze opgefwol-lentheeden verdweenen zyn eeniglyk door de uitwerkingen Van gezeide waters, en zy geene de minfte andere remedien 1 gebruikt heeft, verklaarende dat de voorzegde zyn waarag-j tig, onder offer dezelve voorgehoorende Regter te vernieu-Wen , aldus gedeclareert en geftipuleert tot Tongren ten 1 huyze van gezeide Comparante pntn. aldaar d'Heer Advo-j eaat Cartenftad ende Maria Agnes Pontiere dienftmeyt als getuigen I  C 47 ) getuigen ten dezen bezonderiyk gebeden, 'welke by gszeide Comparante, en my Notaris d'origineele deezes hebben ondertekend en gehandmerkt. Quod teflor. J. L. F. Hamelarts Nots. public & immts. Leod. ad pramiffa Requis. it/Jid. fubjl, 1765- In 't jaar duizend 1795, den tweeden dag der maand December compareerde perzonelyk voor my Notaris tot Luyk g'admitteert tot Tongren woonende tegenwoordig de getuigen hier onder genoemt, d'Eerw. Heer Jan van Herck, Canonik Regulier van gezeide Stad, welken ons heelt vertoont, dat hy zig in 't jaar 1788 bezonderiyk begeeven heett by d'Heer van Boukhout, in zyn leven zeef geleerden Profeflör van de Chymie of Stoflcheiderye, in de Vermaarde Üniverfityt van Loven, den zeiven biddende * dat hy al nog wilde proeven , de mineraale waters van Tongren , dat alsdoen gemelden Profeflbr aan den Compnt,. verzogt, dat hy hem zoude willen toezenden eenige flefl'chen van de waters van de Fontyne van Tongren, 't geene den Comparant gedaan heeft, hem toezendende uieer dan co fleflchen van gemelde waters, en dat na d'Heer van Boukhout verzelt van een anderen ervaaren Chymifie, drinkende genoemde waters, dezelve in de Chymie plaatze goedgekeurt heeft, zeggende aan den Compnt. : 't water der Fontyne van Tongren is zeer uitfteekende, UI. water heeft deeze kragt boven alle andere mineraale waters, dat het is aldryvende, en dat 'er niet meer folfer nog yzer in en was, als 't nodig was, en vraagde aan den Comparant warom dat veele Medecyn-Meefters aan veele ziekenen , drinkende mineraale waters te folferagtig en yzeragtig , bevooïen te peerd te ryden , en dat den Compnt. zeide hebt de goedheid Myn Heer Profeflör van dit my uitteleVen en dat gezeiden Profeflör van Boukhout antwoorde aan den Compnt. : 't is om 't water te doen afdryven, en dat het water den buyk niet zoude verftoppen , en de borfte niet zoude benouwen. Mits den geleerden en oude Seneca zeid , „ 5 hoofdftuk 14. blad van de waters: interefl titer urn loca „ Julphure an bitumine phna tranfeant hac ratione corrupte „ cum vita periculo bibuntur: Mc ille dequo Ovidius ait. „ Flumen habent Cycones quod potum faxea reddit viscera „ quod tacHis■ inducit marmora Rebus. Te weeten , dat 'er aangeleegen is, of de waters loonen door gronden vol folfer cf kalk lym, door deeze reden b«- G Jen te peerd te ryden, en dat den Compnt. zeide hebt  C 48 ) dorver zynde, met gevaat van 't leeven gedronken worden.• De Ciconen een volk uit Thracien , hebben een R evier, welk gedronken hebbende, maakt het ingewant fteenagtig , en al wat het aanraakt maakt het fteeaagtig. Verklaarende den Compnt. dat zyne verklaaring is waaragtig, aanbiedende dezelve onder eede, voor gehoorende Regter te vernieuwen , daar toe verzogt zynde , alzo verklaart en bedongen tot Tongren , dato zo boven ten huyze d'Heer Guil. Arkens tegenwoordig den zeiven , en d'Heer Guil. Peter Michiels Schepenen van Genoelseldren , beide als getuigen ten deezen bezonderiyk geroepen, welke beneffens d'Eerw. Heer Comparant d'origineele deezes eigenhandig hebben ondertekend, en Notaris. Quod ujlor. J. F. L. Hamixarts , Nots. public, & immts. Leod. ad pramijjd Re~ quis. ittfid. fuift. 179,5. Eenige hebben agter mynen rugge gezeid, zulke zaken en heb ik nooit gehoord, gelyk Seneca ons leerd , waarom en brengt hy geenen Docloor by van deeze eeuwe, dien moet de kragten van de mineraale warers beter kennen als Se neca ? Ik laat een ieder klappen taalziften , en van my valsheeden uitbraaken , tot dat hy moede is, ik lagge mee alle nydige baatzugtige plodden dewelke my dreigen en onnozel menfehen tegen my ophitzrn , 't geen ik gefchreeven heb, zal gefchreven blyven. 't? Is weer byna 100 jaren geleeden, dat niemand een woord van de Fontyn gefchreven heeft ,t-hy was weer byna vergceten en begraven . Marcus '^fuïïtus typift. fam. 10. fchryvende aan Plancas over de ge- 1 "meene welvaard, zegt: dat onder den handel der menfehen niet loffelyker of heerlyker en is, als dienft te doen aan de gemeente, al is 't dat ik van eenige flank voor dank gehad heb, Ik mag den geleerden Seneca zo wel bybrengeh als den geleerden Dpfloor Rega Ariftoteles by gebrogt heeft, welken Rega in 1740 Doftoor Primarius was van de 7eer Vermaarde Univerfityt van Loven. Rega de aquis mineralibus zegt pag. 44, nee inutile eft confderare loca , unde derivan„ tur, & profluunt fontes , nee non indiïgare mineralia, qua; . 9, in circttmje&is fontis locis reperiuntur. Tales enim funt „ aqua qualis eft natura terra per quant fluunt, ut Icqui„ tur Ariftoteles. Het is nut van de plaatzen t'overweegen „ van waar ze uit fpruiten , en de Fontynen doorloopen ,| en van de bergftoffen t'onderzoeken, dewelke in d'omlig-l „ gende plratzen van de Fontyn gevonden worden, wantï  C 49 ) V, het zyn zulke waters, gelyk de natuur van de grond is „ door den welken zy vlieten zegt Ariftoteles. Leeft H. Abhecrs de aCiiulis Spadanis cap. 2. de varietaü fontium pag. 9. non alibi nitura &c. Leeft pag. 10. prope Swalbach, by Mentz qui pagus aquas, Spadanis nihilo cedentes exhibet, quod meo expenmento ante 36 annos dedici; in qnem fontem pila palmaria:, chirotheca aliaque porofiora injecla unA nocle lapidescebant. By Swalbach, welk Dorp waters voortbrengt, dewelke aan de Spa-Waters niet wyken , het welk ik door myn ondervinding voor 36 jaren geleert hebt, in welken bron ftylen een hand breed, handlchoenen , en andere fponsagtigere zaken ingeworpen zynde, op eenen nagt fteenasti? wierden. Rega zegt pag. 74. Minus falubres in primis fuut, non nulla aqua minimies, quod alumen vel terram contineant calcaream , etiamfi catera omnia ejus ingredientia corpori lint amica. Seddico korum duorum expirtem effe , aquam fontis 7'un„ grenjTs. Eenige mineraale waters zyn niet gezond , om dat „ ze aiuyn , oi kalkaarde in zig behouden, al is dat alle de„ andere bergftoffen aan het lichaam-aangenaam zyn, welke „ twee in onzen Tongerfchen Bron niet te vinden zyn. Laeft Hendrik de Rochas eertyds Docloor van den'Koning van Vrankryk, chap. 1. pag. 62. : Les eaux Julfureufes font feulewent propres pour les bains: De folferagtige waters „ zyn maar alleenelyk goed voor waterbaden en niet om „ te drinken. Leeft het werk van den geleerden J. R. Spielmann Domooien Profeflör van Straasbourg inftit. mat. med. pag. 187. ,, Spadana falii, mirabilis 11*52 tofidem terras martialis , „ terra calcarea ^ 3 Springs-Fe/d „ Leeft Rega pag. 127. alü funt qui flatibus impleti diften„ ttone ventrieuli moleftantur: eft que credibi.'e frequenter hoi „ accidere bibentibus in loco Spadanas. ,, Andere zyn 'er dewelke vol winden zyn , en met de „ fpanning van den maag gekwek worden, en het is waar„ lchynlyk , dat dit dikwils gebeurt aan die dewelke de „ Spa-Watets op de plaats drinken. .?-iet ^e8a pag. 131. Indicïa hic dirigent medicum, ut „ ebtbitas aquas intelligat harSre in veniriculo , vel intefti" "js.'> 1uod Pr®det harum pdrtitm & abdominis diftentiu „ „ , Ziet 'Rega pag, 133, Notentur autem hac mali ominis n f'S"a > refpiratio difficilis &c. &c. Maar dat men de- teekenen van een kwaad voorbediedzel aanmerkt, de ademhaling is moeyelyk &c. &c . .. Met een woord, den geheelen penszak werd meer gezwaddert, en gefchokt voor de gezondheid weer te krygen, als de melk van geheel Tongren in een zwadder-vat om de boter te krygen , daar na moeten ze nog pillen neemen, en geld geven om eenen wind te laten &c. „ Ziet Rega pag. 154. Hac autem figna &c. . .. Torpor mentbrarum , & laffitudo ad fumnum proc/ivitas, va forum nimia diftentio : ex his inquam, difcet potitatas aquas in ■)■> fangu'mis mafja pertinaciter morari &c. &o. ... „ Deeze teekenen &c. &c. . . . vadzigheid ende vermoeids, heid van de lidmaaten, genegentheid tot den flaap , te; „ veel fpanninge der vaten, uit deeze,zeg ik zal iemand s, Jw-iDn , uul ue waters, aeweiKe ny tutrwns gearoniten „ heeft, in den hoop van het bloed hardnekkiglyk zig op„ houden. „ Ziet Rega pag. 123. Scio frequenter offerri ccenaturis s, Spadce pruna juri fuo ad fpiscitudinem incgeüa, utique ,j qd coa.£ta_m alvum emolliendum & ctetidum. s. Ik weet. dat te Süa dikwils favonds een difrke aeknok-- t, de pruyme fop op de tafel aan de' gaften voargedient word , zekerlylj om aan den dikken buyk afgank te verwekken. Te Tongren eeten wy fmiddags ongekookde pruymen en, keiüèn zo ook favonds na de zalade &c. &c, . .. gegeeten II * IR een uure. na 't water gedronken te hebben  C 5* 3 een half pont kerffen met de boterham, of daar zonder zo gy wilt. Leeft Rega wat fchoon vermaningen hy in zyn werk gegegeven heeft, eer iemand de mineraale waters mogt voorfehryven cap. 5, pag. 73. Potas aquas facile transmeare primas vias , & excerni „ perurinas. „ Dat de gedronke waters gemakkelyk door de eerfte „ weegen trekken » en door den pis geloft worden. Zie pag. 75. fufpeila quoque funt aqua minerales qua „ continent mat'eriam terreftrem gypzeam. Hafce aquas angli „ vocant feleniticas. „ Men kan ook geen goed vermoeden hebben van mine„ raale waters dewelke een aardfche kalkagtige ftoffe in9, houden. Deeze waters noemen de Engelfchen Selenitice. ,, Reperiuntur quoque aqua minerales fummoperè nociva at „ penè venenata , quod fpiritu quodam arfènicali fint perfufa. „ Daar worden ook mineraale waters gevonden , dewel,, ke zeer fchadelyk, en byna vergiftig zyn , dat zy door „ eenen zekeren rattekruidigen reuk of zeker goud-geel berg„ ftof, dat een heel fcherp vergift is, door gevloten zyn. ,, Rega pag. 75. Extant alia, qua fine fanitatis detri- mento vix bibi poffunt , quod turgeant halituofo, sapori„ fero , ac fumme expanfivo quodam fpiritu, Gas \vocat „ Holmontius , vide tracli ejusdem, de complexionum. „ Daar zyn andere mineraale waters, welke zonder nadeel van de gezondheid nauwlyks konnen gedronken worden, ,, dat zy doen opzwellen door de wazemagtigen , rookagti- gen , en zeekeren zeer uitbreidende geelt. Helmontius noemt het Gas. Ziet het werk van den zei ven de Complex. ,, Ziet Rega prg. 76. Quid? quod font es non nulli fint ,, infalubres, quin & naxii, etiatn ft non contineant ulla ,, corpora , qua perfe adverfa funt fecuudis valetudini, fed quod ea ipfa , qua corpgri funt amica in majori copiii ia i, iisdem fint accumulata , & congefa. „ Wat ? Dat 'er eenige ongezonde Fontynen zyn , ja dat meer is, ook fchadelyk , alhoewel dat ze geen ftoffen in j, zig houden , dewelkee tegenftrydende zyn aan de .gezond,, heid , maar om dat diezelve dewelke het lichaam aange„ naam zyn een grootere overvloedigheid in dezelve opgev hoopt en vergadert zyn. Niettegenftaande de zlekene wor- den 'er na toegezonden, en drinkenze ter goeder trouw n gelyk zyze vinden , lukt het, zo lukt het. ji Bofmatmi fentsmia eft: aquarum mineralsum virtutem 9  C 5» ) „ tam in prafcindendis quam curandis morbis , pracipuè , & „ prtnctpaltter ejfe ad fcribendam aqua. „ De meening van Hofman is dat de deugt van de Mi- neraale waters zo in de ziekten te voorkomen, als te «e~ „ neezen boven al, en voornamentlyk 't water toe te fchry„ ven is. Pag. 190. De aquis mineralibus. „ Ziet Rega pag. 87. Numquam profe&o nudam praxim „ empmcam probavi, fed talem cui praluceat experientia re„ rum Magtftra , & cuyiu fundament urn ratiocinatio ■ fedula „ tnqutrendo ftabtltat; peïfuafum certèmihi kabio. vix ces„ pttare medicum, qui duobis his fuldts innititur. „ Voorwaar ik en heb nooit het bloot ondervindende „ praftyk goetgekeurd , maar zulk aan welk d'ondervinding „ meefterfle van de zakeu voorligt, en wiens grondveft een zorgvuldige redeneering met te onderzoeken beveiligt ; ik „ ben zekerlyk overtuigt , dat eenen Doéloor naauwlyks „ doolt, den welken op dees twee fteunftokken (leunt. " "°°n ReSa- Hanc regulam, liane legem nabis ipft pra» Jcrtpjimus marimonty commorantes , non enim fola aqua „ analyfis attent os oecupavit, fedet altera imjuirendi cura: ,, quacumque tandem ante noftrum eo adventum obrsrvata „ abaltis fuerunt tn hujus fontis ufo & generaliter quidquid „ ad ejus medicabiles vires fpeclaré potefl, „ Deezen regel, dees wet hebben wy aan ons te Mari„ mont ophoudende zelfs voorgefchreeven , want de befchry3, ving ol analyie van't water, en heeft alleen de aar.dag„ tige niet opgehouden , maar ook een ander zorg van re „ onderzoeken; alles wat ten laallen voor ons daaikomftc „ van andere waargenomen geweeft zyn in het gebruik van deezen bron , en al wat gemeenlyk aan zyne geneezelyke „ kragcen kan toebehooren , alhoewel de Chemie over hon„ dert jaaren zo vermaart niet en was alc nu , in ventis facile eft aliquid addere , het is gemakkelyk by uitgevonde zaken door de dagelykiche ondervingen wat by te voegen , wy zyn met onze analyfe en onze ondervindingen zeer wel te vreeden, wy en begeeren geen andere. „ Leeft Rega. l __<&» fons ille dudum notus , pariterque ftt, & unde celebris ? an cjus aqua melior, & Falubnor „ exiftimetur^ quam vulgaris, & obvia aliorum paffim fon~ tium , & puteorum ? „ 2. yin morbis languentes foleant ad ejus opem bibituri, „ accumre ? 5, 3- 0.?* fint illi morbi, a quorum curatione sius fama tam„ quam faluiarh remedii percrebuerit?  C n ) &.^imdo C0»P«t ,\pr, duïïionem. Alle man moet onze waters meer als de Spa- 'L™J " agSn ' en 'k zeS : mmo eP V* «oftras plinianas fPadants 8 marimont enfibus, necnon omnibus nobi Zis ' rïnJ,a-J' l"m ob raPidior™ earum defcenfum, turn fa' ctmem a/vtduSfionem. Ik zeg: daar en is geenen Doé&or of hy moet bekennen, dat ons pliniaans water veel beter en gezonder ,s, als de Spa-Waters, en die van Marimont L2ftMJ?ffig',a? °™ dC ^Myïe buikztüvering. „ Leeft hier d'analyfe van 1700, van d'Heeren Peeters ' n„,SomfS,i°en Primani,envan Verheyen goedgekeurd „ Leeft pag. 26. De uitwendige kwalen &c „ Leeft hier pag 28. Alhoewel men verzekeren kan &c' U'i&S*^' °ftmen,k-d oft warm baaden"mS ■ arS^ £ag" 34- Daar zyn veel kwalen gelyk klein en " laatsheidTiJ611 ™ uitWendi8- En ik zeg zelfs de n?. ,, ïaatsheid. ik zegge nog : eenen Docloor die maar een „ half once verftand heeft, moet oordeelen, dat de voor  C 54 ) „ genoemde waters niet met allen zyn tegen onze pliniaan,, fche waters, God weet of'er desgelyks water in de wereld is. Leeft Rega pag. 100. quod me attinet, bibi Spadanas, & marimontenfes ambas in ipfo loco, eumdem utrim„ que obfervavi faporem, atnba magnam incitant orexim, firmiterque credo ambas paris tffe efficocia. „ "Wat my aangaat, ik heb Spa-waters en Marimontfche beide op de plaats gedronken , ik heb weerzyds den zel„ ven fmaak geaanmerkt, zy veroorzaaken beide eenen gro„ ten honger, ik geloove vaftelyk , datïe beide van een „ kragt zyn. „ Hoort Rega pag. 88. Ut ejus aqua nomen Spadana ob,, tinuerit, ob parilitatem indubitanter utrimque virtutis, qua nee medicos latuit vici norum locorum. „ Zo dat hun water den naam van Spa-water bekomen „ heeft, zonder twyffel om d'overeenkomft van de kragten „ van beide zyde , dewelke de Doftoors van de nabuurige „ plaatzen geweten hebben. Marimont en Spa , zyn twee byna van eene en zelve natuur en kragt, en even fchoon en lekker , maar ik en myne arme ziekene zullen onze drinken, en datze hunne drinken , ik ben van ons verzekert. „ Hoort Rega pag. 107. Si cenfeat medicus ut Uit er harmn potuminfirmo fuaderi poffe , alterum horum difpicienjdumoc • „ currit, an in loco ipfo recens efonte kaujla bibenda fint ; ,, an vero fufficiat in lagenis accurate obturaüs tranfiatas „ confervari, ut debito aptoque temport ufui, & medela fier„ viant. Dubitare enim non licet, quin plurimum inter/e dif„ ferant ex ipfo fonte illico manantes ibidemque hauftx , quantum ad medicinalem virtutem attinet, c? alio tranfiatas „ alibi epotanda. Is dat eenen Doftoor oordeelt, dat den drank van deeze waters aan eenen zieken nuttelyk konnen aangeraden worden , een van beide van deeze valt hier voor 't aanmerken , of zy op de plaats zelfs, vers uit den bron hsfehupt, moeten gedronken worden , of dat het maar genoeg is in Heffen zorgvuldig toegeftopt overgebrogt bewaart worden , op dat ze op den geftelden en bekwaamen tyd tot het gebruik en geneesmiddel dienen. Want men mag niet twyffelen , of ze verfchillen grootelyks onder hun uit den bron zelfs terftond witvlietende, en daar gefchupt, voor zo veel het de geneezende kragt aangaat, en naar een andere plaats ergens anders voeren, om gedronken te worden. Alswanneer wy ons water in eenen ftoop doen van 5 a « potts*  ( SS ) 6 potten , dan kan men het zelve 15 uaren verre voeren , en nog meer, en zal met den thee daar in te doen nog purpere couleur krygen, om reeden dat de hoeveelheid groo ter is,, en de daadelyke koude grooter is als in een fleflè, maar dan moet den ltoop mee eenen flokltop wel toegeftopc zyn , en met een 'kalis-blaaze daar over nog valt gebonden zyn , en van de warmte of zon beyryd zyn. Waar 't zaken Myn Heer Rega zyn voorzaaten , te weten L. Peeters en K. Soomers, beide Primarü in 1700, en P. Verheyen Doctoors van de zeer vermaarde Univerfiteit van Doven , waart 't zaken zeg ik dat Rega die drie Geleerde Mannen zyn Profeflörs nagevolgt had , en regt op Tongren gekomen had , hy en zoude onderweegen Spa niet verlooren geloopen hebben zoo my dunkt. Sed nova dele&ant, wat nieuws verheugt het hert, ik en meer andere kennen nog menfehen , en hebben ziekene genoeg gekent, welke wyd en breed de mineraale waters gingen drinken, om hun gezondheid weer te krygen, en nog zieker wierden als te vuoren , dan moeit het lichaam met pillen, poeders, potjens, pruimen, plaafters, flesjens en klifterien herftelt worden ( welke wy te Tongren zeer zelden van nooden hebben) anders zouden de zieken met een groen mineraale fargie gedekt geweeft zyn , gelyk dikwils gefchied is. Maar ik en twyffele geenzints, oft Rega heeft't boekjen van 1701 , en een ander boekjen van 1711 , beide door Dodtoór Bresmal gemaakt , geleezen of miflehien hem gefprooken , zo heeft hy de fchandaleuze pasquillen daar in geleezen , ,'welke ons tegenpartye op ons water , op de Heeren Magiftraat van Tongren , en op de Heeren L. Peeters , II. Somers en P. Verheyen, gemaakt had. Ik en kan de pasquillen op Spa gemaakt in 1788 niet gelooven , dewelke den Auteur vjn Nouveau Tableau de Spa, gemaakt heeft, ik en ben niet nydig , ik mag lyden dateen ieder een leeft, en zyn eer en goede faam houd , toe onze Fontyn toe. Zo is Rega in 1728 met eenen Doctoor zynen vriend , op zyn vacantie naar Naamen gegaan , van daar zyn zy op de Maas gereift naar Hoeye pag, 14. Ito, ,, profe&i Huum devenimus, ibidemque demorati celebres re,, eens aquas , fludiofd analyji confideravimus. Te Hoeye eenige dagen gebleeven zynde, hebben wy de vermaarde „ verfcheiyk met een nauwkeurige befchryving of analyfe „ overweegt. Daar begonft Rega al vermaarde Waters en piano te fpeelen, indagtig zynde de pasquillen op zyne voor- U  C 56 ) zaaien gemaakt. Van Hoeye is hy gercift naar Chaud-Fon-: taine, van daar na de Spa-waters, en na de waters van Aken. Ten laaften zegt Rega hebben wy de waters, de-i welke by Tongren uit eenen bron van yzeren (maak komen , alle met even groote aandagtigheid gepvoeft, e fottfd ferrugimi faporh zegt hy , daar meede ftak hy op incognito. Waar 't zaken hy te Tongren ook eenige dagen gebleeven had volgens zyn pligt, en had zyn geleerde voorzaten voor-' geftaan , dan en hadden de pasquillemakers byna hondert jaaren met onze analyfe van zyne voorzaaten goetgekeurt, niet geipot. Maer hy was ook benouwt voor de pasquillen , daarenboven zoude hy ook geerne alle de mineraale waters on du meuien van Marimont getrokken hebben, maar 't is hun zo wel mislukt zonder pasquillen, als ons met de pasquillen , ons tegenparty en was zo gek niet van tegen Rega te fchryven of pasquillen te maken gelyk tegen Tongren , vreezende dat dien met zyn roode muts op hun waterpens zoude geklopt hebben , dat hun den folfer met den kalk en £luyn zoude ontvlogen hebben. Hoort Myn Heer Henrirus Pifarö Canon. Regulier, enl Prior in Sinte Elifabeth-Daal by Ruremonde pag. 4. welken in 1701. van ons tegenpartye aan de Rorgermeeiters van' Tongren gefcbreeven heelt. . . „ Men heeft van nu af aan gezien , hoe dat de boosheid „ en d'afgonfte zig in de wapenen geltelt ende haar fenyn ,, hebben uitgefpoogen, zo om de Fontyn te vervajfchen , als om "UI. eer, agtbaarheid ende glorie te vernielen. In „ 1700 was de geheele Borgerye, en alle omliggende Steden „ en Dorpen vol vreugd, datze deezen lang verborgen fchat 1 wederom gevonden hadden zegt H. Pifart. Nu zyn eenige baatzugtige daar tegen , zy en zyn niet weerdig" datze 1 Topgers brood eeten , en ik zeg dat de pasquillemakers van byna 100 jaaren oorzaak zyn van meenige Vaders en Moeders dood , dewelke hun kinderen zeer jong hebben moeten verlaaten, en miflehien met een pint of pot.van ons water te geneezen waren. Paft nu op beminde borgers op de pasquillemakers trekt de vuurklok, jaagtze en bandze de Stad uit wie het is of niet, het zyn moordenaaren , het is ons genoeg , dat wy met onze gebtiuren naar geene vremde mineraale waters behoeven te gaan cm ons geld te verteeren , en die hier" niet willen komen , konnen loopen daar ze gewoon zyn. Ik heb maar voor de arme zieken beedelaaren gefchreeven van Tongren en rontom Tongren, cn niet om  ( 57 ) remde groote Heeren en Dames aan te lokken, om die eden heb ik den Franfchqn nu 1796 den 12 Mey uitgedaan pag. 67 den titel gegeven van Confolation des pau•es malades, trooft der arme ziekenen , om datze my diküls bedankende en zeggende: wie zal ons voor niet geneen als gy dood zyt, heb ik voor hun wat gefchreeven en aten drukken, eenige hebben van voor en van agter my zeid : deezen boek zal ons meer fcbade doen als profyt, r zal onze familie van alle kanten op onzen hals trekken , ft was ons genoeg dat wy wiften , dat het een zeer geïnd water is, daar op heb ik geantwoord , doetze betaa3, of zendze naar een herberge, daarom die geene familie Tongren heeft, en moet van dien fchat die God ons ie gegeven heeft, niet berooft zyn, In den jaare 1730 zeekere Juffrouw van Amflerdam , hier ' Tongren in den Helm herbergende, gebruikende zes nanvolgende weeken de bergftoffelyke waters van ons Fonrn , langen tyd zig met geneesmiddelen in Holland bedient «bbende, zonder de minfte baat, is van eenen lindworm. \ of 25 ellen lang verhaten geworden, en herftelt geweeft haare volle gezondhïid , is naar Amfterdam zeer vet georden zynde , en nauwlyks aan haare bloedvrienden kenfyk, wedergekeert. In 't jaar 1747 en 1748 , Lodewyk de XV. Koning van rankryk, en den Hertog de Chartres door Raad hunner :eneesheeren , kennende de kragten van de heilzaame wars van gezegde Fontyne , hebben eenige waters gedron:n , en hebben 16 mannen wagten geftelt, om de naadeng eens ieders te beletten , behalven des Legers Opperfte :velhebbers, doende een zeer grooten waterkom maaken :n gezegde bron voor de Soldaaten van den buikloep, koortn en andere ziekten , ziek zynde te drinken , van welke :el geheelyk geneezen geweeft zyn , zelfs de hoeffmeeden , :bben hunne zieke peerden aldaar geleid, en zyn in de gemdheid herfteld geweeft , niet tegenftaande de Rivier de eker voor een groot krygsleeger genoegzaam is. In 't jaar 1760 Jofeph Iftaz, toen knegt van d'Eerw. Heer 'inten, Prior van de Canoniken Regulieren alhier zynde ngen tyd ziek , na veele onnodige Geneesmiddelen gebruikt hebben , was ontrooftelyk, maar voornoemde waters neeende wierd verloft van eenen lindworm van eene buitenmeene langte > gezegden Iftaz verflouwde zodaanig, dat sn een Geneesheer te roepen genoodzaakt was, welken zegden worm onderzoekende , heeft den zieken wegens  C 58 ) zyne gezondheid voorgekomen, na welk 'hy over de twintig jaaren in volle gezondheid geleefc heeft. In 't zelve jaar in April d'Heer Henric Palmen in zyn leeven ervaaren Doöoor tot Tongrtn , gebruik maakende van de bergmyne waters van gezegde Stad , gemengt half met geitenmelk is geneezen geweeft van eene inwendige verzweering , ter zeiver tyd Hendric Hamelarts nog leevende Tongenaar, alsdoen in ouderdom van negen jaaren , gebruikende door Raad van gezegden Dodtoor de zelve waters, is van eene teering geneezert. lemant heelt gezegt Hendric Hamelars nu Minderbroeder heeft deeze verklaaring gegeven om wat meer in zynen broodzak te krygen , dit is flegten praat zeg ik. Myn Heer Pifart fchryft pag. 6. van Philip, de Germeau eenen van de rykfte van Tongren, d'Heer Philip.'de Ger„ meau bevangen zynde met eene uitteerende ziekte in 't „ jaar 1097 door den raad van twee vernuite Doctooren „ van .buut, te weeten: liibs de Korde, en Peter Manane ,, is gerei ft naar Spa, en heeft aldaar de wateren eënigen „ tyd lang gedronken , dog zonder de minfte baat of herftellinge zynder' gezondheid , waar over miftrooftig zyn„ de, is indagtig geworden die oude, alhoewel byna ver,, ftorve overleeveringe van de'kragren en goede uitwerkzels ,, onzer Fontvn van Tongren . en heeft bv zis zei ven be-, flooten hier van proeve te neemen , gelyk hy ook gedaan* neeit, in t jaar 1093 , na dat hy eenige dagen dit wa„ ter was gaan drinken, heeft hy bevonden, dat hy in zyn gezondheid merkelyk profiteerde. Kort daar na heeft den vooreemcldcn P. de Germeau het geluk gehad van onder ctiugc uuuc jjaj'iciuu een uuu upeKjeu ie viuueu , van ac ,, kragten , en waarde deezer Fontyn gemaakt . door M. Philippus Gerinx 1583. in zvnen tyd Doclror en Alchi- „ milt van onzen Prins Erneftus, het welk hy met groot ,, plaizier overleezen hebbende , heeft het zeiven door die twee bovengemelde Doftooren van Luyk laaten examine,, ren , die dewelke naar een neerftig onderzoek het zelve 5» goedgekeurt hebben , en aan hem daarenboven geraaden | ,, dat hy den volgendenden Somer het drinken deezer wa- teren zoude vervolgen, ' „ Als hy dan in het faifoen van het jasr 1699 !het Fon„ tyn-water wederom gebruikde nefi'ens meer andere van zyne meedeborgers, heelt hy bevonden , dat zyne ziekte: „ hoe langer hoe meer verminderde tot volle herftellinge vanj -t z7n gezondheid , gelyk veel anderen van hunnen kant  ( 59 ) i, ook verklaart hebben die aldaar tegen het graveel, bloedfpouwen en andere kwaaien hebben groote baat gevonden. P. Germeau heeft nog dertig jaaren naar de teering gel'eeft, en is van eene heete koortze geftorven 72 jaa- ,,, ren oud. „ Dit gerugt heeft den toeloop dagelyks meer en meer ,„ doen aangroeyen , zo dat de menfehen van de nabuurige ; „, ja ook van verre geleegen Steden en Dorpen, tot deeze .„ Fontyn toe kwamen , die byna alle hun verlooren ge,„ zondheid weergekreegen hebben. ,, Pifart zegt pag. 9. P. de Germeau , en meer andere ,,, hebben dees zaak ter herten genomen, en de Borgermees,,, ters van het jaar 1700. L. Iftaz en Jan Van der Meer, ,, verzogt dat het boekjen van Doftoor Gerinx voorfchre„ ven tot informatie ende gerief van alle menfehen, voor .,, de tweedemaal in druk is uitgegaan. Zo hebben de Heeren van de Magiftraat, de Doclooren L, van Tongren, en twee van Luyk verzogt in het bywe-r ,„ zen van een groote meenigte van volk , om op veelder,„ ly manieren de Fontyn te examineeren , hebben einde,,, lyk de fontyn met eenen muur meer als vyf voeten hoog .,, boven de aarde in het vierkant doen omvangen , en de , ,, goot daar het water door uitvliet vaft toegeftopt. En ziet, ,, op den tyd van een half uur is het water op een hand ,, na breed zo hoog opgeklommen , als het muurwerk , eh ,, heeft het zelve met eeu groot geweld om verre gedreeven , niet zonder groote verwondeiinge van gemelde Doc,,, tooren, als ook van het volk, welke een ièhoon attefta„ tie gegeven hebben den 8 van de maand July 1700. Naar bet vertrek van de Doctoorcn van Luyk , zyn .,, eenige van de Do"ooren van Tongren zegt 1'ifart pag. 13. nieuwfgierig geweeft, om te zien of't water wel zoude opfpringen door een blekke buife , om welke proef te nee„ men , heeft men de Fontyn wel toegeftopt , en om den „ dekzel alwaar de blekke buife in vaft gemaakt was, te „ vafter toe te houden , zyn daar wel acht of thien men„ fchen gaan opftaan, ende ziet, als het water een weinig „ tyds oploopende tot aan den dekzel gekomen is , zo en „ is door de buis niet een druppel water uitgeloopen , maar „ het heeft den dekzel opgeligt , zo dat de menfehen ge~ „ noodzaakt waaren daar af te fpringen , ende de Fontyn „ te laaten loopen. Daar na hebbenze den 24 Aug. 1700 de vermaarde Doctoors en Profèffoors van Loyen &c.' verzogt cm een folemneele anajyfe te maken.  ( 6o ) Dm is eenen baatzugtigen die heeft willen keffen , dat Baron Villenfagne eenen regifter bygebrogt heeft, en dat , wat hy bybrengt 'er niet in en itaat, maar ik geloóve * dat dien berer weet waar de fMchen van zynen belten wyn in zynen kelder itaan als wat in zynen regifter ftaat, en ik zegge dat wy de Copie daar uit nog hebben, daarenboven weet ik nog twee manufcripten fpreekende van de Stad iongren, en te zamen van de Fontyn-, het welk omtrent vyf honderd en zes en negentig jaaren oud is zegt „ aldus: Tongren nog zynde in fleur, zo liep de zee aan „eenen kant daar aan, vorders Tongren■ heeft eene „ uitneamende Fontyn, dewelke veel boubbelen uitwerpt, *' uK h5.eft.eenen yzeren fmaak, en dees Fontyn verdryfe „ het Jrebrts terttaen , en is zeer nut voor den (leen , en „ alle uitwendige kwetzuuren. En als men dit water over „ het vuur doet zo word het blondelyk, en daar naar zo „ word het rood, en deeze Fontyn is ingevait met kofte„ lyke gefteenten. Hier aan is gelykvormig nog een ander zeer oud manufcript. „ t welk zynen titel heeft aldus: 'la fra&kn & deftructton de „ longres ; en in oud Franfch fpreekt op deeze maniere : ,, Le dit Plinius parolle d^une Fontaine, qui étoit motilt „ bien adorni d'or, d'argent & des pierres précieüfes. „ Laquelle faifoit apertement miracle; tar elle gariffoit „ de t out es mala dies du monde, & fi maladies efloit navreufe , „ ou deplay , on le lavoit de Peau de la ditte Fontaine ', & „ incontinent gariffoit fans autre medecine. Den gezegden „ Plinius fpreekt van een Fontyn, dewelke veel met goud „ zilver en met koftelyke gefteenten verciert was. ' „ Welke opentlyk wonder daaden deede, want ze genas ,, alle zicktens van de wereld . eh zo het een zenuwagtige „ ziekte was, of een wonde, men wnsdenze met het water „ van voorzeide Fontyn, en aanftonds genas zy zonder an- dere geneesmiddelen. Dit heeft Mr. Jan Schuiller ook gedaan pag. 42 , heeft hy my en me,er andere bekent den 5 Aug. 1796, dat hy alle namiddagen zynen arm aan den' Fontyn wasden en vreef met het water , en daar na op den grond in den heeten zonnefchyn ging liggen , om het laaten in te trekken en op te droogen , ik zeide hem : gy hebt wel gedaan , behalven met op den grond te liggen. Dat wy maar een houte huis konde krygen om daar in baaden te maaken , wy zouden alle vreemde baden uitlachen. Pit geeven ook genoeg te kennen d; blauwe fteenen de-  C 61 ) welke rontom de Fontyne gemetzelt zyn , waar in van binnen gegraveert zyn deeze jaarfchriftige woorden. fons VIVUs MeDICIna popULI: IJe leevende Fontyne is den Geneesmiddel van het Volk. Leeft de Jerufalemfche Reize gedaan en befchreeven door t. Antonius Gonzales Minderbroeder Recollet, Guardiaan tot Bethleem gedrukt tot Antwerpen 1673, in welken boek den Autheur befchryvende de Stad van Tongren , zegt aldus : hb. 1 cap. 8. van de koftelyke ende Medecinaale waters van Tongren. &c. In 't jaar '1769, d'Heer van Herck Canonnik Regulier. wandelende in de weide van 't Kalteel van Betho.recht over den hof van 't huis by de Fontyn om eenige kruiden te zoeken , vond hy in gezegde weide vyf of zes flappen ' Zfïl r gr?aen Sem,eencn weg eenen plas water zeer diep. yier of vyf flappen breed zeer fchadelyk aan gezegde weide door des waters overvloed , rontom den plas waren geplant doornen , om de hooren en ander beeflen 't verdrinken te : Beletten , cn hebbende gezeid warer met droogen thée begoten , wierd het purper f welk hy in 1796 met oorlof hedt i doen zuiveren op zyn koften , en vier peerds-koppen &c. daar I uit getrokken, en een fterke ader gevonden van zuiver aan3 genaam mineraal water van den ouden bron verfchillende ^ eenige jaaren daar na was den Eerw. Heer van Herck angen tyd hees op de borft , dat het zingen hem onmo-e! ly c was, en nauwlyks konde fpreeken , en na veele mid1 delen gebruikt te hebben, hem voorgefchreeven , vraagde van eenen Doéïoor om hem verzoekende de moeite te wiHen neemen van dezelve te onderzoeken en beproeven, welk hy gedaan heeft wuehen en Den gezegden Heer van Herck gedenkt nog , dat d'Heer P. Lot.wet zyn Grootvader van Orsmaal, afgeflorven omtren? de 53 jaaren , zig nooit van Do'éioors 'nog Geneesmïelen wilde bedienen, en zo-hy niet wel te pas was, deed hy  Q 62 ) altyd door eenen zyner knegten 't Pliniaans water haaien, door welk water hy gezegden P. Louwet altyd gezond wierd, en zeer oud geworden is. In 't laar 1795 den 2 der maand July d'Heer Jan van Herck Canonnik Regulier tot Tongren , is door de vuurige hoofdzweeren gemeenlyk dartres genoemt, en jigt aan de fchouder en hand overvallen; neemende 8 of 10 opvolgende dagen 't water van Plinius, is een weinig herftelt geweeft, maar 't gebruik van dit water eenige weeken met een derdendeel melk heel warm uit den uyer der koeye, ter oorzaake dat de logt haar gemakkelyk bederft, gedronken hebbende , is geheelyk van deeze kwaaien geneezen geweeft , met allen dag 8 dagen lank 7 maal af te vuuren , zonder de min'le leefregel gehouden te hebben , maar dat is niet geraadzaam ; mits het 'beter is een goed dieet te houden , bezonderiyk met verkens-vleefch, gepeepert en gezouten , en ouden Herken kaas, gezouten vifch, bier , brandewyn en ongezonden caftee te derven. In "t jaar 1796 den 29 January compareerde voor- my openb. Nots, ondergefchr. binnen de Stad Tongren refideerende pntn. de nagenoemde getuigen Sr. Joannes Metzger , Borger deezer Stad , geboortig van Coblentz , welken zonder "indudtie of perfuaüe van iemant, maar alleen in faveur van Juftitie verklaart, dat hy anno 1792 is worden g'attaqueert door vallingen en ontftekingen der oogen , veele remedien gebruikt hebbende, en eindelyk door eenen zeer experten Docloor van Tongren is worden geraaden zig te begeeven tot de Fontyn , en heeft fmorgens gedronken 't water deezer, 15 dagen confecutive , en continueerende anno 1-793 deezen 'drank , effeclivelyk van de zinkingen en ontfteekingen der oogen geneezen is geweeft , verklarende Eyne tegenwoordige verklaring te weezen waaragtig, oftereerende deeze toties quoties verzogt zynde onder eede te reitereeren, aldus gedaan ten huize des Comparants binnen Tongren geleegen in de Sint Truyerfche Straat aldaar pntn. Anna C. Proesmans, ende Anna' Elizabeth Lambregs, als getu:gens fpecialyk verzoet, welke beneffens den voorzeiden Comparant , en my Notaris ondernoemt, hebben deeze minutej onderteekend. Ouod tejlor. J. F. L. Hamelarts Nots! "^'public & immts. Leod. ad pmmiffa ReA quis iujid. fubji. 1796. In 100 ja-|  ( 63 ) l}nJl°n taattn Cn-is 20 grooten toe3o°P v™ menfehen n onzen Fontyn niet geweeft als dit jaar 1796. Het getal er geholpene zieken van dit jaar is zo groot geweeft fdac ..ftig vallen om te befchryven. Ik ben niet bekwaam om : ontdekken alle ziekten de welke ons water kan genezen Mk twyffele offer eenen Doftoor zal gevonden6 wSri ondert jaaren naar myn dood, den welken alle de kragen ■an ons water zal ontdekken. Byna alle de ziekten , V .elke in de voorgemelde aanmerkingen ftaan , zyn deezen omer voorgevallen , en ook byna zuiver geneezen. il™eTM maK naai\dc;n Fontyn gezonden, den welen eenen dikken buyk had van de waterzugt, en is od )orte dagen geneezen geweeft. F Ik ken eenen die een beflag of 2 gehad heeft, en door aad van de Docloors het water gedronken heeft, en merelyk gebecert is, en gaat en ftaat daar hy wilt. liet wonderfte van al, ik wierd geroepen van een moeer wiens kind omtrent 4 maanden en een half oud was n van t hoofd tot de voeten toe vol zweeren was eelvk aelaats, en 't ftonk gelyk een rotte beeft , en fchreeuwde ag en nagt zodanig , dat verfcheide van de gebuuren mv euiaagt hebben zo wel als Vader en Moeder van 't kind" c vraagde van Vader en Moeder of zy ook geen zweertens op hun lichaam hadden ? Zy zeiden ja, en daar by een •nverdragelyk jeukzel zo dat wy dikwils moeten krabben , taarenboven zeide de moeder dat zy kort van adem was en reek m haar zyde kreeg en hartlyvig, ik fchreef haar een puraaae, en deede hun allen dag naar de Fontyn gaan drinken en de (ieet houden, dewelke ik pag. 66. in den Franfchen Boek iad moeten houden , en in mynen duitfchen boek nu bv;edru;tt heb ; ziet pag. 62. Maar ik en had de vuurige fchurftteld ott dartres zo fterk niet als dien man en vrouw , no»:_ans wierd ik wel gewaar wat fpyze en drank my contraie waren en ik zoude eerder geneezen geweeft zyn. Het and zult gy in de plaats van melk en wittebrood pap te ;ooken, Fontyn en wittebrood wat kooken en vce.ien De Woeder heeft my den 30 Aug. 1796 gezeit, als dat 't kind lilen dag vier maal ieder ryze 3 groote théetaffen Fontynpap at, en geen melkpap meer wilde eeten , zo dat het chreetivven van dat kind haaft uit was, en alle de zweeren rergaan waren , zo ook de zweeren van Vader en Moeder; maar wat de Moeder vuiligheid afgegaan is, en xtaamt met gezeit te worden. De zelve Moeder had nog I  C 64 ) eenen jong van 16 maanden oud, welken my dogt dat hy wormen had, zo heb ik dien jong naar den Fontyn doen dragen , hy dronk alle morgens meer als een groote half flefch, en zo dikwils als hy over dag dorft had , was hy aan de flefch en dronk, en hy en wilde niet anders drinken als Fontyn. Den derden dag dat hy dronk, wierd hy van twee wormen verhaten 7 a 8 duimen lang, eenen was eenen kleinen vinger dik , heeft de Moeder my gezeit. De Moeder heeft ook met honderde zeer klein wormen gequitteerd zo datze alle vier gezont zyn. Eenen jongen Heer van vyf jaaren oud , was ook op zyn lichaam vol zweeren, na hy veel droguen vrugteloos genomen had , wierd van eenen Do&oor naar de Fontyn gezonden , maar hy moeft alle morgens een koek in zyn tesch hebben om by de Fontyn wat te knabbelen , daarenboven moeft zynen Papa nog een dikke rogge pil nabrengen zoo lang als 't broed was anders zag hy zuur, dan moeft hy wat anyszuiker by zyn water hebben , en at en dronk zig zoo rond als eenen kermisboer, en is zuiver geneezen Ik heb nog een jongen Heer van 8 a p jaaren den Fontyn doen drinken den welken klieren aan zyn kaak had , en daar plaafters vrugteloos opgehad had , de Mama zeide my, wat daar meede gedaan ? Ik zeide haar , oft gy die plaafter aan zyn kaak legt , en of gy ze of zynen pollevi plekt 't zal hem even veel helpen , gy wilt den wolf in 't gat plekken en plaafteren. Naar dat hy 3 of 4 dagen gedronken had, wierd hy verhaten van 5 lange wormen, en eenige hondert zeer kleine wormen , zoo dat hy nu gezond is, en byna geen klieren meer gewaar word. Waar zal men 'desgelyks aangenaam mineraal water vinden het welk dc twee kinderen liever dronken als de melk en geneezen zyn ? Ik en weet niet waar. "Waar het zaken die twee kleine zoo veel ander mineraal waters op eenen dag gedronken hadden, hun malfche fponsagtige ingewanden zouden op 24 uuren tyds fteenagtig geworden , hebben. Om de dartres in en uitwendig te geneezen en heb ik nooit desgelyks water geleezen gelyk 't ons. Ik heb zo veel ; buiten mannen en borgers , barons, graven , prelaten, bisfchoppen en princen gekent na alle middelen gebruikt te hebben , moeften door die vuilftinkende ziekte den hals gebrooken worden. Ik heb een zoort van dartres gezien , de welke zo befmettelyk was, dat die dewelke de doekken wafchden,  ( 65 ) van den zieken hun armen en handen vol dartres kreegen. Ik heb in 1795 eenen Heer te Aken gehad , uitgenomen zyn aanzigt was hy op zyn lichaam vol zweeren tot op jiyn teenen , en rook zo hartelyk als het voortchreeven .:ind van vier maanden en half, ik heb hem geneezen, maar k bcgonft die zweeren ook op myn hooft te krygen zoniet hem aangeroert te hebben , ik'twytfele oi iemant zoude villen gelooven , dat men die ziekte van den dagelykfchen seuk zoude konnen krygen. Den Biffchop van Bruggen had in 1794 omtrent den 15 uly in zyn verhuizing by ons vernagt, en hy wierd za:onds onpaflelyk , zoo vraagde ik van zynen cellebroeder srat hy had ? Hy zeide my , hy is ongeneesbaar &c. . ., 's nderendaags voer hy naar Maaftricht by de Cellebroeders, n bleef daar eenige dagen , twee a 3 dagen daar na ging t ook naar Maaftricht, dien Cellebroeder my daar ziende» erzogt my om met den Bilfchop te komen, en dat hy my eerne zoude gefprooken hebben , ik vraagde den Bifichop 3 oorzaak van zyn ziekte, hy was van aan zynen hals ot op zyn teenen vol dartres, ik vraagde hem, of zv die : Bruggen niet hadden konnen genezen ? Hy antwierde iy , ik ben wyt en breet geweeft , en niemand heeft my onnen geneezen , ik vraagde om eenige recepten te zien , y zeide my, ik heb maar een van het laatfte confult ontouden aangaande het onverdragelyk jeukzel, en de Doe)oren bebben my gezeit: daar voor heeft Godt de nagelen in uw vingers gefchapen om te krabben , en ik zeide ik 2b altyt gemeent, dat ons nagelen waren om de luizen 1 vloeien te knikken. Twee dagen daar na vertrok hy naar ;n Rhyn , waar het zaken hy te Tongren gebleeven had , 1 water gedronken had, hy en zoude over den Rhyn niet: eftorven hebben gelyk ik hem voorzeit had, maar de vrees 'as in hem gelyk in alle geeftelyke. Ik en meer andere zyn ibleeven en niemant heeft 'ons iet gedaan. Ik pleeg alle jaaren vyf a zes maal bloed gelaaten te wor:n , en zedert dat ik ons water drink en weet ik van geen bed laaten meer, ik ben nu gezonder als met bloed laten. 10 goede bloedzui vering en is niet te vinden als ons bron. Hoort Rega pag. 6. in zyne Voorreeden. si Obfervavi porro inter innumera qua funt fcientia medica remedia , pauca omntno effe qua comparari valeant pis mineralibus, ufque adeo penetrant efje tllarum virtus, inveterati, c? pertïnacifftmi morbi per eas penitus eraai-  C 66 ) „ cemur: pmterqnam quod faciliiate multü , & deleSlationi\ „ ettam earum ufu agroti recep tis viribus convalescant. lk heb waarlyk geaanmerkt , onder ontelbaare midde„ len, dewelke van de wetenfchap van de geneeskonfii " ^' dat er ,geheel weinige zyn , dewelke met de nineJ " \aralne„rW,ateIrs k0Tn ver8e,leeken worden, tot zoodanig „ dringt de kragt door van die waters, dat de langduuriee „ en hardnekkigfte ziekten door hun in den grond K„ roeit worden behalven dat door veel gemak %n vermaak „ en ook door hun gebruik , de ziekene hunne krasten 3, weergekregen hebbende, weer gezond worden. Hoort Rega nog fchoonder ipreeken pag. 85. » ^orcandidb, meam quoque effe Jententitm', aquamA „ medtcattjjimarum omnium vi/tutesa pofleriori,fijahet% „ fedtbus pottus debere innotefcere quam a priori, ut iis tl „ to pdes adhiben queat, Semper mikt fmpe&um eft. & td „ remedtum , quod rattocinando , excogitando, fpeculandoque „ tnventum propomtur ut congruum, & numquam fa£s\ „ expenentta fola eft, q!i(e med quidem fententiA , docên " pr°y fodmm f» re^d>um conveniens ad datum morbuï s, ouranaum. Ik bekenne eenvoudiglyk, dat het ook mvne meeninj „ is, dat de kragten van alle heiizaamite waters door be „ gevolg of door de uitwerkingen eerder moet vermaan „ worden als met fchoonen praat te verheffen , op dat mei „ met verzeekenng die kan betrouwen, ik heb altyt kwa „ de gedagten ; en ik zal ze hebben van eenen gevondei „ geneesmiddel, den welken met redeneeren , met uitvin. „ den, ende met onderzoeken voorgeftelt word, als eenes „ bekwaamen en nooit bedriegende ; de ondervinding is al„ leen, dewelke voorwaar volgens myne meening kan lee. „ ren, wat geneesmiddel dienen kan om zulke ziekte t< Zo konnen wy zeggen gelyk den Poëet! Calum , terra ruat, tandem bona caufa triumphat. Dat de logt, d'aarde valt, ten laafte een goede aaak zegenpraalt Een Mevrouw klaagende den 10 Tunv i"q5 aan eenei Dodoor hoe ellendig ,y te pas wassen hnge^rï tyd gewei v.as, hy zejae haar drinkt Fontyn , Mevrouw antwoord  C °7 ) het is nog te koud, hy zeide drinkt in u huis, maar Mavrouw en derfde niet, dien Doftoor die haar wysgemaakt had , dat het nog te kout was, en konde haare ziekte met zyne droguen niet helpen , is het niet belachelyk en droevig die zo te pas is? Mevrouw kan zeer wel leezen (is dat ze.niet te lui is) de gevallen van den Generaal-Major Bonin welken ik getrafteert heb, en van Capityn Sandrallky pag. 44. , en het geval van den Hoofdman Putcammer pag. 45. , dewelke in "t hart van den winter gedronken hebben', en geneezen geweeft zyn. Ziet pag. 5. Zy blyft vermaart door de waters &c. Aile de fpeelen daar ze zig meede in vollen fweet fpeelen en toopen , nu wederom van Doftoor Driefen verbooden de Cap. 4. hebben eenige liefhebbers en liefhebfters van iontyn een vervloekte koorde fchok gemaakt, aan welke twee moeten trekken datze zweeten , om zig te verhitti h , gelyk zedert al gefchiet is ( zy moeten waaien oft draaien ) om dien perzoon, den welken gefchokt word den ils en been te breeken , oft om de blaallpyp een lochtjen te geven , datze in de plaatze van fchokken in deezen Boek aanmerkden , zy zouden vinden , datze hun water afkeuren , zy en weeten niet wat grooten lof gegeeven heeft aan ons water den ProfeiTor van Boukhout pag. 47- Het water van de bron van Tongren &c. Alle de geene ons mineraale waters, drinken en hebben geen peerd, nog koetze, nog fchok van noode , om 't water uit den buik te fchokken en jukken, het komt met een ftille wandeling van zelfs, van boven , van agter en vooren gemakkelyk genoeg uit. Ik en meer andere hebben zomtyds eenige drinkers gezien , dat de goudvinken of wiewaalen , met een ongeluk onderweegen in de broek vielen , eer ze aan de gard de robe konden "komen om ze af te leggen, en dat de goudvinken aan de broekpypen uitgevlogen kwamen , en gaven eenen reuk van zig byna gelyk een afziedzel van rotte eyeren, nogtans verzeeker ik UI., dat den reuk van ons goudvinken de zieken in verre na zoo fchadelyk niet en is, als eenige gedronken mineraal-waters. Zo konnen wy zeggen gelyk Ovid. lib. 40. rnet. Fcns erat illimis, nitidis , argenteus tindis. Den ffontyn was zonder flyk , zuiver waterklaar als zilver. En ik zeg: fons eft eleilo, muite- praflantior auro. 't Is eene Fontyn , dewelke meer te agten is als uitgeleezen goud.  C 68 ) DWervindingen en gezendheids hertellingen zyn zoe gemeen en vermeemgvuldig, dat zoo wanneer men ze aan! geteekent had merl zou 'er van geheele boeken g 'maakt hebben vervolgens is niet te verwonderen , dat de ?ïe boeks uitgaave van d'Heer Lauweryns Echard Engelllhman door d,Heer Canonnik Vosgiens in't jaar 178Tofe g zT Zt* <ï ™n,ziet oranent de Sta^ Tongren een Fontyn van bergftoffelyke waters waar van Plinius ( Natuurk GefchS ' 3i° |CWag maakt' de meeninge die deeze bron tot Spa verplaatft , is van allen grondflag ontbloot Z-n lluit-reeden Plinius heeftze dge wonderbaare Fontyn ge noemt andere noemen ze ?t heilzaam bron , onze vooraten zelfs hebben ze de geheiligde Fontyn genoemt en ik om te fluiten noem baar den Troofl der arme zMenen - en diensvolgens is het niet twyffelagtig', dat So^mwSÏ inkten veele Dodoors voorgekomen hebta^tS^S Se.D d2/eeden te doen gaan , ten aanzien der wateren van hun dorp, maar de Tongerfche Fontyn gelukldglvkee- &D dC Tei Werdds dee,en ' heeft ^n alfe tydén Voogrftaanders gehad , van zedert Plinius tot nog tegenwoordig waaW?nÏLtenlnbelang,' 3JS de geZündheid van haa f waaters, gelyk men zig door de volgende werken van Baion de Villenfagne en d'Heer Priefter de Feller en meer andere overtuigen kan , welke door de waarheid geraakt hebben met konnen lyden , dat men het volk wysmaakae iïtS0V3 nT£ ï°ntynen gefProkenhad,en dat de nydigheid, ot andere beweegreeden de meniehen van de Fontyne van Tongren verleiden. ,, Te Aken hebbenze de waters in 1741 ook hegonnen te „ drinken , maar hun baden zyn oud / gelyk men zien Hn „ in hun Hidro-Analyje des minerales 'Sde.?&froides „ gedrukt in 1741 Avis au Lecleur & nouvellement par la „ boijjon , en kortelmg door den drank. „ Den mineralen bron van Hooi is befchreven geweeft „ van G. de Paire, Dodooren Borgermeefter van Hooi „ en van dees drie volgende Dodoors, Bimy, Loncin en ,, Bresmal, 1720 goedgekeurt geweeft De oude uitvinders hebben ook gefchreven : menfibus in putbus R non heet btbere water, die maanden dewelke R in hebben , en mag men geen mineraal water drinken. Dezen praat en gaat onzen bron niet aan ; wy drinken winter en zomer , en heoben altyd dezelve goede effeden  C «9 ) GEDENK-SCHR IFTE L TK E ONDERZOEK IN GEN, AANGAANDE SPA AAN MR. Door H. Baron de VILLENFAGNE. WArom herinnert gy Mynheer in uwen laafien Brief de beloften die ik UI. gedaan hebbe, als UI. door Luyk in Hooimaand paffeerde om UI. na Spa te beqeven? Waarom zyn onze gemeenichappen in die vermaarde Vlekkè UI. indagtig, alwaar UI. meer ftaat maakte tot herftelteniüe van uwe gezondheid op de genugten die men aldaar verzamelt, als op de gezonde hoedanigheid der waters van haare bronuen , welkers wonderbaare uitwerkzels welke men hun toefchryft, Dl. altyd fchynt te ontkennen ? Ik bekenne eene vermeetelheid van my te zyn, UI. eene uitlegging van een lang onbekende Plaatze te belooven maar wat tegenswoordig uw nieuwsgierigheid verwekken, door een beroemdheid welke ze heeft, 't Is ydel dat ik UI de reeden zedert tegengeftelt hebbe, welke my tot ftilfwygènt. heul hadden moeten praamen , en UI. verbinden van mv buiten dezelve niet te laaten gaan; ik heb'UI. te vergeefs bygebrogt, dat dit ftof veele jaarige onderzoekingen vereiiehen zouden, ten allen tyde aan de geene dieze doet moeielyk , en dikwils aan den Leezer derzelve verdrietig UI wilt eindelyk, dat ik de verbintenifiè volbrenge, aan welke* ik my door onvoorzigtigheid verpligt hebbe: ik moet UI dan onderdaanigen. De Borgermeefters van Tongren, hebben my tot dangzeggingen gefchreeven over d'onderzoekingen die ik gedaan hebbe , aan d'oude Fontyne hunner Stad, onder andere beleefdheden, zeggende  ( 7° y my in dezen Brief, datze alle gelegendheden zul-t len zullen waarnemen , om hunne danktearheidf te betoonen. Ik en verwagde zulke vleiende uit-f fteekendheid niet. Ik plaatze dit kleen bereg nieci als om opentlyk den Raade van Tongren te ver-: zekeren , dat ik zeer gevoelyk geweeft ben , emi dat ik eeuwiglyk, 't geheugen dien bewaren zal.i UI. vraagt myn gevoelen, over de vermaarde plaatze zoi meenigmaal door Plinius de Natuurkunde aangehaalt Ojl plaatze die de wezentheid eener bron van ons land bewyft ,1 welkers waters by de twee duizend jaaren , om zig van vee-fc lerlel ziekten te geneezen , men dronk , ik geloofde in onzei Gefchiedenis - Schryvers, en in verfcheide boeken , weikef men rugbaar gemaakt heeft zedert 10 of 15 jaaren Spa aan-i. gaande aangaande , genoegzaame bewyzen' te vinden, ontf» deeze vraag-ftukken t'ontknoopen; maar deeze bewyzen zynij zo geriüg voldoenlyk , om ze niet duiftere te noemen , dat! ik gehaapert hebbe , of ik ze UI. moeft mededeelen : onder-s, tuflchen met oplettentheid onderzoekende de gevoelens, wèl gens deeze zaake, van onze uitvinders, miflchien zal 'erfj eenig ligt uitkomen , welk ik my zoude verwyten in weer-ij wil deezer fchraalheid van dit onderzoek, van UI. niet aarè te bieden , mits UI. het my afeifcht. UI. vraagt my al nom of de waters van Spa , zedert langen tyd zeer toegankelykl geweeft zyn , en zedert wanneer men den toegank van del vreemde van alle geweiten van Europa daar ? UI. wilt ooi* weeten, aangaande de Vorften die zig byna iairlyks toe Spa begeven , welk 't eerfte gekroont hoofd geweeft is , welks de reize aannam , en de waters van deeze Vlekke gebruikl de ? Ik zou gemakkelyk kunnen antwoorden op deeze tween laafte vraag-ftukken: ik gaan my met het eerfte bezig houdenH Ik zal beginnen Myn heer, met UI. uitteleggen , 't gecnó eenige voorgeftelt hebben , d'eene om te bewaarheden, dai Plinius op deeze plaatze, Tongren eene Stad der Gaulenffl heeft eene koftbaare Fontyne &c. , wilde fpreeken van eenij bronne geleegen by Tongren; d'andere om te onderfteunewj het gevoelen van die, welke meenen, dat deezen uitvinder! wilde de Fontyne van Spa aanwyzen , of eene van die daan omtrent liggende. Daar is [a] Men zal deeze aanmerking , en navolgende, op V eindl dezes botks vinden pag. ^3.  C 71 > : Daar is eene Fontyne in de puinhopen der Stad Tongren « iihryft Hubert Thomas 1541 , die de kragten heeft, welke flinius aan d'oude toeeigent, hy verzekert dezelve zelfs ge»roeft te hebben (2) : 't is miifchien door baatzugc voegt tien Luykfchen Schryver daar by , dat de Geneesheeren dé :ragt niet willen erkennen. Laat ons deeze verkiezinge van Hubert Thomas aan die fan Andries Baccio voegen een geleert Medecynkundige Italiaan, welken omtrent 1570 fchreef, na over de plaatze \ran de Latynfchen Natuurkundige gefchreeveh te hebben , pegt hy : dat Tongren voortyds, eéu aanmerkelyke Stad yas: maar dat deeze ten zynen tyd niet minder beroemt vas om de gczontheid haarder waters: haare imvoonders /ervolgt hy , hebben byna geen ander geneesmiddelen voor 3e koortzen QO om dit te beveiligen, Andries Baccio brengt :en getuigeniife by van den Kardinaal Granvelle , welke hem wegens de Fontyne van Tongren , en haare eigendommen üen kennille , of plaats-befchryvjbg bezorgt heeft, in welke ie Kardinaal ftaat maakt, datze dezelve kragten heeft, als die waar over Plinius gewag maakt, den zeiven Baccio bewyft altyd volgens Antoon Granvelle , de geneezinge van Je Kardinaal de Mendoze ( Landvoogt van Nederland voor Karei de V. ) welken van eene nierekwaaie , en andere ziekten, welke men ongenecslyk geloofde , overvallen was. Geneezinge die tén dien tyde een grooten naam aan de waters der Tongerfche bronne" gaf, welke de Kardinaal de Mendoze niet dan door 't gezag van Plinius gedronken had. Eindelyk, den Jefuit Foullon heeft'et een yzeragtigen fmaak in gevonden, zulken als den Ouden befchreven heeft (4) maar dezen Vader , en derft niet de plaatze, waar uit ds Natuur-befchryving getrokken is , beliegen , ofze eer de Fontyne van Tongren , als die van Spa behelft, om dat . men in zyn leeven, aan de laatlle veel eer aan deede. Guiehardin tydgenoot van Antoon de Granvelle, houd in de Nederlandfche Befchryving de kragten der Tongerfche waters in twyffel, en beveiligt uitdrukkelyk datze de hoedanigheeden door Plinius aangewezen , niet en heeft. De Lieve Vr. Broeder Bouille, Qa) de middelmatigfte onzers Gefchiedenis-Schryvers, gelooft 't zelve. Den Jefuit Fifen , in zyne gefchiedenifïe van Luik, is van 't zelve gevoelen \ [a] Zit zyne gefehisdtnis ynn Luyk 3. Deel 34. iladzydt.  ( 7* ) en meent , dat de Roomfche Natuurkundige, de Brónnen ■van Spa befchreven heeft, welke volgens deezen Vader gedeelte der Stad Tongren maakde , gelyk men volgens zyn zeggen niet kan ontkennen, (5) maar men kan zig met de wapenen die hy ons zelfs overgeeft in zyne gefchiedenifïe, om deezen verzekerende voorltel te bevegten, bedienen, gelyk zeer wel aanmerkt heeft, de zeer bekvvaamen GeneesHeer Bresmal van Luyk (6) deezen Jefuit erkent (7) dat de Latynfche Schryvérs niet alleen een bemuurde Stad , een plaats met muuren omringt noemen , maar ook een Volk aan de zelve wetten onderdanig. Fifen fteunt zig in die plaatze van zyn werk op 't gezag van Ca;far , om vafi te te ftellen, dat de Luykenaaren een Volk beduiden geplaattf. tuffchen de Vloeden d'Ourte , en de "Wefe (8) Spa is niet verre van den laaften dezer vloeden afgeleegen, en den Roomfchen Veroveraar der Gaulen leerd ons in zyn zesde boek; van zyne Verklaaringen, alwaar hy verhaalt den Oorlog die hy tegens de Luykenaaren voei*de, dat het Land van dir. Volk tuffchen Maas en Rhyn geleegen was : 't dunkt my dan, dat men befluiten moet, dat Spa in 't Land der Luykenaaren befloten was, en niet in 't Land der Tongenaaren , want men moet niet gelyk veele gedaan hebben de Tongenaaren met de Luykenaaren verwarren , 't waren twee heel verfchillende Volkeren , d'eerfte by Tacitus aangeweezen (9) , en de tweede by Strabon (ic). Zo de tegenwoordige Schryvérs hunne betragtingen gemaakt hadden miflchien zouden ze hun oordeel over de plaatze der Latynfche Natuurkundige opgefchorft hebben : de ïiaamlooze uitvinder van dit baatzugtig werk voor opfchrift voerende : Tydverdryf van Spa (a) in deeze beginnende eeuw gefchreven , en had ze niet gemaakt , mits hy voor de wefftand der waters deezer vlekke geneegen is, en fchynt tot het geloof te hellen , dat het de waters zyn, welke Plinius heeft willen benoemen. Maar ik verwondere dat deeze aanmerkingen , de fcherpzinnigheid van d'Heer de Limbourg Geneesheer ontglipt hebben , die den zeiven opliel aangenomen heeft, 't Is dan niet te verwonderen , dac hy in de nieuwe Tydverdryvingen van Spa ftaande houd (b) fa] Deeze tydverdryvingen zyn herdrukt in 1782 in^kleim deelen. Zie 4. deel. 48. bladz. en volgende, [bl Gedrukt tot Luyk fa Defiff 1782 in 2, deel in iZs  ( 73 ) at de bronne van Tongren, geene hoedanigheid door Piiuus haar gegeven , en heeft, 't Is onnoodig te herhaaien , : geene ik in de twee hooger ftaande bladzyden gezegt ebbe : en zonder in 't minften de wel verdiende agting van fileer de Limbourg te willen verminderen, waarom zoude tien zig aan zyn getuigeniflè eer, als aan de yerklaaringe an dry Leeraars der Geneeskunde van d'Opperfchoole van joven , en van de 27 andere aartzen van verfcheide plaatren , overgegeven , welke in 1700 in de Stad Tongren veradert , na veele ondervindingen oordeelden , en na aandagelyk de Fontyne van deeze oude Stad onderzogt te heben , datze de eigendommen hadde , die de Fontyne had , ver welke de Latynfche Natuurkundige gefchreven heeft. : Is nodig te bemerken, dat meenigvuldige geneesheeren ot Spa, en daar omtrent woonende , en die zig met fcbry:en bemoeien, voor d'oudheid hunner waters geredenftryd ebben, dit moet niec wonder fchynen , en was 't niet voor mn winfte , deeze in agtinge te brengen , en om de vermaardheid deezers te verbreiden , om de vreemde aldaar te rekken (11) maar ik derve zeggen dat hunne Redenvoelingen niet op vaften grond fteunen- 't Zou verdrietig getreeft hebben , alle .die uitvinders bekent gemaakt te hebben , | ze uit de vergetelheid waar ze nu in zyn, te trekken. Ik eb gelooft te vergenoegen , den vermakelyken uitvinder der ■ude Tydverdryvingen van Spa aan te wyzen , en d'Heer de uimbourg Geneesmeefter van de Nieuwe uitgeever alwaar nen weet,. dat hy veele geheim Staat-Schriften in d'eerfte litgegeven , en overgezet heeft. Wy hebben gezien dat drie zeeraars der Geneeskunde van d'Opperfchoole van Loven , i varen van het zelve gevoelen tegendeelig aan d'Heer de Lim)ourg, laat ons hem nog 't gevoelen van eenen wyzen Hooglt- i aar der zelve Opperfchoole tegenftellen, die dezelve naam ;ls hy hadde, (12) en die deeze regclfchrift fchreef in 1700 uan d'Heeren Borgermeefters van Tongren. 't Is nu agt dagen dat ik ondervonden hebbe, zes navol- -; gende dagen , de waters van UEd. zeer loftelyke Fontyn , , en ik heb 'er d'aldergrootfte kragten die ik konde ver- i , wagten in gevonden... "Want ik verzekere UEd., datze L myde nieren van veel fteen-gruis ontlaft hebben, mynen i maag verfterkt, de milt g'opent, en de galle gezuivert „ hebben: dienvolgens en twyffelt niet, ofze ( UEd. Fontyn) , tot verligtinge der ziekenen, en luifter van UEd. oude K Stad Tongren, dienftig wezen zal. 03) , _ : De Hoog-Lecraar Limbourg eindigt deezen brief in t La-  C 74 ) tyn uitroepende, dat, is dat deeze Stad voortvds door J vuur vergaan is, zy zig zal wederom door haare waters bentellen - 't geene, met bewaarheid is, maar men ka,, ten nmiften beltonen, dat deezers bronne waters in ,700 "met 01e van Phmus in zynen boek uitgediukt overeenkomen m^Iynf^ ****** Van ^genSapTr: tu&ïCer' iS dan dk' welk ik UL doen ^en over de twiftreden van welke gy my d'oploffinge vraagt no» eeni- Jemen aan hunne verdwynmgen toebrengen. Men moet te zamen beiluiten, dat de ftilfwygentheid van S^JS^J,^^ Ved d«^eyrheM dit ftof aangaande verfpreid : fnlzwygentheid van by de icoo jaren nademaal dat zedert Plinius den eerften van een berXffelvkbronne van ons Land fpreekt tot in 1541, iFz e' niet dat men gewag gemaakt heeft, nog van d-Van Ton»ren n<£ van me van Spa. En zou deezen NatuurkundKlfs dk befchryving gemaakt hebben , zo deeze Font"nnieLen was geweeft in een Stad door de Romeinen bewoont o" Ten ïde^deï ï°r **Zen Verover2ar «Ukwils tnegSelykl waaidige tod zy kenden ze bezonderiyk, zy hadden een tcn oT/J001 d6^Ze/Ve «F***» ^nmerkeV^n kaai , d'e, op fiSfcht™^ GraaltbaP Namen doorfneed, leiden! ' ^„.r, ? • h * en van daar °P Keulen , Steenweg die geiaao1yVannTPnen \yd "fg die der Ro^Jnen laam log ZH V1? den anderen kant» hoe k™n™ de bronnen van feta? Ta™ Tuvïï ' *" ^ ^^Se bïs- • "roerotrnden Vel l o T U§ trok'l 1697. in n. blad, Hnmk* ClsJ.jpre^t, dis van Lutkopgevolgt hebben,  ( 75 ) hoe hadden ten laaften , de Romynen aldaar aangekomen? 't Is maar ten hoogften zedert twee eeuwen dat "men daar voor de vreemde wegen gemaakt heeft, welke langen tyd Idaar na zeer moeielyk en gevaarlyk waren, 't is die moeilykheid der wegen, die Margaretha de Valois (15) Koninminge van Navarre in 1577, beletde zig aldaar te begeven, cn omtrent 1720 was d'Vfgang in Spa bezonderiyk na de kant van Luyk zo gevaarlyk, dat het een onvoorzigtigheid 'was in zyn rytuig te blyven , (16) men zal my miflchien :opwerpen , dat 'er aan de Romeinen niets onmogelyk was , jen datze 't geene zy onder Ca?far, niet hebben kunnen uitvoeren , onder een anderen Véld-Heer hebben kunnen ten :einde brengen : maar zo dit vermeetel en veroverende Volk de heilzaame uitwerkzels van de waters van Spa beproeft hadden , en zou het niet eenige gedenkteeken van hunne dankbaarheid en luifter agtergelaaten hebben , welke over'blyfzels al nog zouden betoont hebben , dat deeze bron hun kenbaar was ? Ondertuflchen Mynheer onderwerp ik aan UI. ideeze bedenkingen , als enkele vermoedigen , welke my eemige waarfchynlykheid fehynen te hebben , en welke gevoegt aan de voorgaande gebeurteniflen , geeven genoeg een klaarfchynende ligt op 't voorwerp, dat L'l. wilt, dat ik UI. ophelderen. ^ D'oorfpronk van 't Dorp van Spa is riet gemakkelyker tentdekken , als die van haare bronnen t'openbaren.. Men wilt dat een meeftér van een frnilthuis in 1327 kogt, aan den Vorft van Luyk Adolph van der Mark, twelf'bonders bofch ronton de Fontyne Ponhon , welke in 't midden van een kjeerie weide was. Men wilt dat de Meeftcr van dit imilthuis dit Land bebouwde, en aldaar eenige woonplaatzen opregde (a; ik wil Ui. dezen oorfprong niet ftaande houden , welken my wëzentlyk tot't tweede fchüpunt brengt, waar over ik UI. fpreeken gaan. Gy vraagt my Mynheer , of 't lang geleeden is, dat de waters van Spa dikwils toagajsg hebben , en zedert wanneer zo veele vreemdelingen uit alle gedeelten van Europa om zomerstyd na Spa te komen hun Vaderland verlaten ? Men vind nievers een kenteeken , dat men 'er in 1327 gebruik CaJ' Tydverdryvingen van Spa van een ndambozen , 2. deel 300. bladz ik en weet niet, tsaar deezen uitvinder dit geheim Stciatfihrift bekomen heeft, *,  C 76 ) van maakde, ftiptyd op welken men wilt, gelyk UI, gezien heeft, dat 't dorp van Spa zyn oorlprong nameen LU. had moeten agt nemen , dat het met is /"dan zedert 210 jaaren dat onze Gefchiedenis-Schryvers van die vlekke gefproken hebben , ik zal ze UI. zelfs bewaarheeden, dat men nauwlyks drie Heeren van groote agtbaarheid kan optellen , die 'er ontrent het einde van de zeftiende eeuwe geweeft hebben, niet voor hun op te houden , deeze plaatze alsdoen geen vermaak geevende, maar om aldaar de gezondheid weder te krygen. Den Jefuit Foullon , heeft in een handboek geleezen , dat de waters van Spa in ij-jS al grooten roem hadden (a) volgens Guichardin die zyne Nederlandfche Befchryving omtrent dien' tyde befchreef, men zag jaarlyks in de Hooimaand veele menfehen uit alle volkeren, en den vermaarden Bernard Palifly vraagt aan zig zeiven : en zyn 'er niet dagelyks ziekenen die 'er gaan woonen om de waters te drinken , door welke zy zig wel bevinden (17) ? Palilfy antwoord hier op , dat deeze waters dienftig zyn tegen het fteengruis, en een weinig wyder voegt hy 'er by, dat 'er in veele Dorpen van 't Land van Luyk veele bronnen van dezelve kragten zyn , maar dat dPimooonders van Spa d'eerfte geweeft zyn , die 'Veil, SI Mddzydt tn volgende.  C 81 ) in d'inwoonderen van deeze vlekke vier hondert duizent uldens Frans geld, Na welk hy met reden zeer verwon Ere is, over d'onagtzaamheid der tnwoonders, in de weeen t'onderhouden , en de bronnen te vercieren, welks een feru voor hun zyn , 't docht hem ook datze met de vreemde iet omzigtig genoeg te werk gingen, en datze te nalatig wa~ m in hun 'f gemak V geene men overal op een ander vind, j bezorgen. Deeze verwytingen waaren oogfchynelyk alsoen beveiligt, maar zedert heeft men goede weegen gelaakt , en men neemt agt, om de vreemde wel te beandelen. Jk moet UI. verhaalen, dat een onverwagt voorval geilt heeft een geheele roemvernieting der Spa-Waters te doen. )e groote aardbeevinge van den i8 van Herfftmaand in 't lar 1692 (a) had aan eene meenigte oorzaak gegeeven, om eeze waters in ongebruik te brengen , met uit te breiden atze geheelyk veraudert waaren , en hunne kragt verloora hadden , 't ongeluk des tyds en oorlogen , door welka ns land bevangen was geweeft , de weegen meer gevaarlyk emaakt hebbende , en de reizen minder verzekert ter ooraake der vyandelyke partyen dienden nog om aan andere 'ontynen een wangeloof te betoonen , en men befloot datze ïinder gezond waren , om datze minderen toegank hadden, •e Geneesheer Neffel gelukkig!yk door ondervindingen beraarheedende, datze hunne hoedanigheeden behouden haden , gaf aan de Fontynen van Spa de roem wederom, welke : verlies bedreigden. Hy toonde zelfs aan , dat de waters (an Pouhon , alhoewel meer dan te vooren met bergftoffen elaaden , fraai, en ten allen tyde klaar waren in plaatze atze door d'aardbeevinge zig dikwils verdikden by zwaare nweeders en regen, 't Is waarlyk niet als zedert onzen tyd, at deeze Fontynen deeze beroemtheid hebben beginnen te rygen, in welke men ze hedendaags ziet. De plegtigheid an de Spa-Waters zegt d'Heer Geneesleeraar Limbourg uitemende hebbende aangegroeit omtrent 1750 (27), zag men at 'er zaaien nodig waren gelykvormig aan den toevloed er menfehen voor balen en vergaderingen , en men heeft :r alsdan veele opgeregt, en men kan verzekeren , dat deeze tpregtingen veel meer als de waters, om jaarlyks een won- [a] Zie de Tydverdryvingen van Spa door eenen naamkozm %. deel. 85 bladzyde en volgende.  e 8a ) derbaare meenigte van menfehen daar te trekken , toe««brogt hebben. * En zou 't niet tot baat ftrekken , dat 't volk zyn befte deede van aan d'oude Fontyne van Tongren de roem dieze in den tyd van Plinius hadde weder te geeven , en welken zy nog in 1570 behiel, en mits het in 1700 bewaarheid is door de 30 Geneesheerens ondervindingen , datze overtreffende eigendommen hadde voor veele " ziekten , en zou 't ook niet wel lukken met aldaar eenige fchoone gebouwen op te regten als tot Spa. Alwaar de vreemdelingen , die hunne tydkortingen aldaar zouden vinden , zonder twyffei .zig even gelyk zouden begeeven ? Men zal my opwerpen , dat deeze herftellinge aan de Spa-Waters zouden konnen fchadelyk zyn.. . Niet met allen, den Geneesheer Bresmal heeft aangetoont, dat die van Tongren veel kragtiger zyn in 't aankomen van de lente, en op 't afgaan van de hetfft als in alle andere, tyden. Maar d'Heer van Herck C. R. zegt: dat Bresmal eenen Eburon Spa meer genegen was als Tongren , en de Tongenaaren gefopt heeft, en hier en daar voor en tegen Tongren gefchreeven heeft. Ziet pag Zv bjyft vermaart &c. 0 } UI. vraagt my nog Mynheer in uwen brief welk't eerfte gekroond hooft geweeft is, dat de reize na Spa aangenomen heelt, en de waters dier vlekke nam? Wanneer ik UI belooft hebbe, dat ik UI. van de reize van Magriet van Vaiois Koninginne van Vrankryk en Navarre , en eerfte Vrouwe van Hendrik de IV. , lpreeken zoude , UI. had van doen af moeten nadenkend geweeft hebben, dat ik UI van alles zoude onderregten, om dat het hier aan UI vraagé voldoen zoude. Deeze Koninginne heeft ons d'omftandigheeden in de Gedenk-Schriflen van belang (28) , welke ik volgen gaan , overgegeeven. Wy zullen in de zelve zienj datze te Spa niet geweeft is, gelyk den Heer LimbouH Medecyn-Meefter in de Geneeskunde (29) uitvinder van de| Nederlandfche aangenaamheden , en den Jefuit Fifen (aj die. dezelve boven hun verheft heeft, willende datze aldaar eene'; geheele maand zig opgehouden heeft, verzekeren, de Spa-i Waters en diende niet als voor een voorwendzel 2an de reize deezer Vorftinne, welke zelfs het oogwit verhaalt. Zy| bevond zig iq eene moeielyke geleegentheid. Hendrik den M Lnykfche Gejfhied. 3. deel. 379. blafz.  C §3 ) haaren Broeder zig onvoorzigtelyk geftelt hebbende aaa 't hoofd der bondgenooten , en zig vooritellende eenen fchrikikelyken Oorlog de Lutherfche en Calvienfche aaa te doen, :en wilde ze niet in 't midden deezer laafte laten, en verivolgens konde ze zig met de Koning' van Navarre haaren : Man niet vereenigen ; van den anderen kant vreesde ze de , verwytingen van deezen op haar te trekken , verblyvende in een hoi waar men haar verder! fmeede , en alwaar ze ;zelfs in zekerheid niet en was. By geluk had men de waters 'van Spa aan de Yorftinne van La Roche fut Yon voorgefchreeven. Margarite de Vaiois nam de gelegentheid waar , i uit een Koningryk gaande, alwaar by omftandigheden zy in c't doelwit was van verfcheide haar verdervende partyen. i Zy vraagde door raad haars Broeders den Hertog van Alan.con, aan Catrine de Medicis haare Moeder van met de Vorftinne van la Roche fur Yon de reize na Spa te mogen doen , voorwendende datze voortyts de rooze gehad heb. bende aan den arm, de Geneesmeelters haar de waters aangeraaden hadden , Catrine gaf hier van kennis aan Hendrik den III. welken daarin toeltemde, men zond af aan d'Heer fan van Ooftenryk , Ruwaard van Nederland, eenen Poftryder om van dit voorwerp kenniffe te geeven , om haar van noodige vry-brieven te voorzien ,' den Hertog van Alancon hadde aan zyne Zufter deeze reize niet aangeraden , als in hoope,, datze hem zoude, met de voornaamfte Heeren van Nederland wecten te vereenigen, welke voor 't grootfte gedeelte over 't wreed Spaanfch jok misnoegt, zig zogten eenen nieuwen Mecfter aan te lchaffen. De Koninginne van Navarre begaf zig op de reize in den Hooimaand 1577. „ Ik ging zegt zy in een draagbedde met „ dobbele zuilen van goud, en zyde gefchakeert in verdee„ ling , of aan de voedering of aan de venflers veertig alle „ verfcheide zinfpreuken hebbende , met Spaanfehe en Italiaanfche woorden op de zon , en haare uitwerkzels be„ trekkelyk , na welk draagbedde van Mevrouw la Roche „ fur ïoh , en die van Mevrouw de Tournon myn Staat„ juffer, eivthien ry-tuigen of wagens volgden, alwaar 't „ overige der Staat-Juffers en Vrouwen zo van my als van ,, haar in waren. (30) Mynheer UI. zult konnen volgen in de Franfche Landen , dit luifterlyk en talryk gevolg zelfs in de werken van deeze Koninginne, ik zal my met UI. aan te wyzen , dat Margriete door Kameryk trok te vreeden houden , alwaar den B^Qchop , Vorft uit het Huis van Bairlemont was, door bergen , alwaar ze, door haare be-  c 84 y Iceftheid en welfpreekentheid Philip Graave van Lalain die aldaar Ruwaard was , tot de zyde van haaren Broeder trok. en door Namen waar d'Heer Jan van Ooftenryk haar pragtiglyk ontiong, zig begaf over 't water na Hooy , geen vermengen toeval was aan haar reize nog niet overkomen, ut zal haar zelfs laaten vertellen , dien die zy onderftond op den oogenbhk van haare inkomftin deeze kleene Stad Tot „ Hooy aankomende eene Stad geieegen aan 't hangen van „ eenen berg , voerde zig zo eenigen onftuimigen watervloed „ daalende door de verwoeftingen van 't water van den „ berg in 't Revier, dat't zelve vergrootende op een 00- " uaa °ns Schip aankwam » wy nauwlyks den tyd „ hadden aan land te fpringen, en te loopen zo haaft wy „ konden om de hoogte van den berg te winnen , of den „ vloed was zo haaft als wy aan de hooge ftraat by myn „ verblyfplaatze welke de hoogfte was, alwaar wy moeiten „ te vreeden zyn met 't geen den meefter van *t huis dec„ zen avond konde nebben , geen middel hebbende om van „ de Scheepen nog myn volk nog myne kleederen te kon„ nen bekomen , nog minder door de Stad te gaan , welke „ als verdronken was in deezen watervloed , uitwelke ze „ met met mindere wonderheid verloft , als bevangen was, „ want op 't aankomen van den dag was 't water wegge„ trokken, en in zyn wezentlyke plaatze herftelr. . Deeze haaftige waters - overftroominge was ter gelegentheid van 't water van de kleene vloet Hoyoux genoemt, welken tot Hooy zig in de Maas begeeft. Daar ftond een zo vreeffelyk tempeeft op zegt Vader Bouille (a) als wanneer Magriete van Vaiois in de Stad kwam , dat de waters van dien vloed zodanig opzwollen , dat 't den voet des pilaars der bronne die in t midden van den markt is, bedekde, welk met 't getier des volks, vervolgt hy, verfchrikden de Koninginne van Navarre , den Jefuit Foullon voegt 'er by (31), datze verdag hiel, dat de vyanden van Vrankryk , haar willende verdrinken , bedekde fluizen getrokken hadden , om een vrye Iteengroeve aan de waters der vloeden die zig in de Hoyoux begeven , te geeven. Maar zoude Margarite ons over deeze bezonderheeden niet onderregt hebben ? Wat 'er van is „ Ik „ ftelde my , zegt deeze Koninginne in myn Schip , om dien »» daS te g^n flapen tot Luyk, alwaar den Biffchop die [a] De Luykfcke G efchied. 2, deel, 487 bladz.  C 85 ) „ aldaar Heere is my ontfing mee groote eere, en met be„ wys van goedwilligheid , zo als een beleeiU en toegenee„ gen menfeh kan betuigen, 't Was een Heer met veele ,, deugden begaaft van wysheid en goedheid, die 't Franfch 3, wel fprak, vriendelyk van gelaat, eerlyk en treifelyk , „ en van aangenaam gezelfchap verzelt met het Kapittel, „ en veele Canonniken alle Zonen van Hertogen, Graven „ en groote Heeren van Uuitfchland, om dat dit Bisdom, „ *c geene een Opperftaat van groote inkomften en van ,, groote uitgeltrektheid is, vervuld met veele aanzienelyke ,,, Steden , door verkiezinge bekomen word , welke een heel jaar moeten hun verblyf houden , en moeten Edel zyn, „ om als Canonnik ontfangen te worden. " De Vorft van welken Margriet de Vaiois een voordeelig konterfeidzel maakt, is Gerard van Groesbeek, welk in 1^64 "t Bisdom van Luyk bekwam, en 't Kardinaalfchap ^"1578 door 'c einde van deeze plaatze zalze het gewoonlyk'verblyf der Canonniken van. de Hoofdkerk verftaan hebben, neen zonder twyffel, mitze niet om d'inkomfte van hunne proeve in te beuren , meer als zes maanden, en eenen dag gehouden zyn ter kerke in 't koor te komen , en niet 't geheel jaar, alle de Canonniken of Domheeren zo men ze te Luyk noemt en zyn niet edel, nog ten tyde van de Koninginne van Navarre en waren ze ook niet edel, de bewyzingen van edeldom die gevraagt word, en om heedendaags in dit Kapittel te komen , en zyn zo fterk niet, als die , die in veele Kapittels van Duitfchland gevraagt word , en die hem niet wel konnen bewyzen, al was 't ook datze de Doorlugftigfte en oudfte namen voerden, zyn verpligt vyf jaaren in een Opperfchool te blyven, en aldaar den naam van 'Meefter in de Godsgeleertheid te neemen (32) maar ik herneeme dit driftig, en belangelyk verhaal van IVIargarite van „ Vaiois: „ de Stad van Luyk zegt ze grooter dan Lyon „ en is byna van de zelve geftalte, de vloed van de Maas in 't midden loopende zeer wel gebouwt, geen huis van „ eenen Canonnik hebbende t het welk geen palys evenaart ,„ de ftraaten groot en breet , de plaatzen fraai met zeer „ fchoone bronnen verciert, de kerken met zo veel mar„ merfteen bezet, die men kort daar by trekt, datze «e„ heel van marmer fchynen te zyn , 't uurweru met fne„ digheid van Duitfchland gemaakt, fpcelende en vertoo„ nende allerlei Mufiek en menfehen , laat ons nu een weinig ophouden , Mynheer wegens het ftuk der gedenkfehrifi«en van deeze Koninginne : 't is enkelyk maar anderhalve  ( 96 ) eeuw dat men de grootfte Steden van Europa te verderen ? gedogt heeft, voor deezen tydmerk koft Luyk met hun verbeelden : maar de tyden zyn zeer verandert, met uitneementheid van 3 of 4 ftraten breed, en fraai genoeg , en verbeeld onze Stad niet dan een hoop ongelyke en zamengeftelde huizen d'een op d'ander gehoopt, wy konnen nu ter tyd niet eene openbaare plaatze aanwyzen , de treffelyke plaatzen,, die men in de groote Steden van "Vrankryk ziet evenaarende, welk wy 't befte hebben , is een groot gedeelte van onze kerken , van welke eenige met byaarden en uurwerken verciert zyn , nog allerlei muziek fpeelende , maar geene menfehen meer verbeeldende, onze fchoonfte Fontynen zyn door Delcour een bekwaam Beelhouwer gemaakt (a) die eene eeuw na Margarite de Vaiois, leefde. By Luyk zyn geene marmerfteehe-groeven , maar men vind blaauwe uitmuntende fteenen, welke deeze Vorftinne waarfchynlyk voor marmertteen aangezien heeft. Gerard van Groesbeek gaf te kennen hoe aangenaam d'aankomft deezer Koninginne hem was, haar te gemoed gaande (33) » maar laat ons dit haar zelfs laten uitfpreeken : gaande uit myn Schip leide hy my in zyn fchoonfte palys. Uit welk hy om my te herbergen gegaan was (34) , welk voor een Stadhuis 't fchoonfte en gerieflykfte is, 't geene men zoude konnen zien , veele fraaie Fontynen , veel Ffoven en Gaanderyen hebbende, alles zo gefchildert, zo verguit, en zo in marmer gezet, dat 'er niets treffelyker en aangenamer is. Dit palys waar van ze zo treffelyken loffprak, was nieuwlinks door Érard van der Mark Vorft van Luyk gebouwt , 't is 't zelve datter hedendaags is, aan welk men veele veranderingen gedaan heeft , Gerard van Groesbeek gaf het aan de Koninginne over, en vertrok zig met zyn Hofhouding volgens Vader Foullon (b) na 't Kloofter van den H. Jacob, welk nauwlyks opgeregt was, zedert kortelings een vergaderinge, zo hy eenige andere palyzen gehad hadde, gelyk de plaatze die UI. komt te leezen ons aanwyft , zou hy dit kloofter hebben gaan bewoonen ? Niet te min Margerite van Vaiois, en konde , om de Spa-Waters te drinken , gemakkelyker plaatze hebben. Die Vlekke [a] Zie de reedenvoering wegens de Luykfche Konfenaars, gedrukt in ?r zamenu engzel bladz, 128. (bj Gefchied. van Luyk 2, deel, 302. bladz.  C 87 ) Die Vlekke Was alsdoen weinig aanzienelyk: dit zal UI. ie volgende plaatze aanwyzen, maar zyt oplettend, dat IJl. dit na de letter niet volkomentlyk moet aanneemen „ , Spa niet dan 3 of 4 mylen van daar (Luyk) afgeleegen , , en daar by niet hebbende dan een dorp van 3 of 4 ikgte , kleene huizen, was aan de Vorftinne van la Roche fur Yon. , door Geneesheeren geraden tot Luyk te verblyven , en t , water aldaar' doen te brengen , haar verzekerende , dat 'u , zo fterk en kragtig zou zyn , 's nagts voor zonnen -o: * tang aldaar gebrogt zynde, UI. weet door ondervinding lat de weg van Luyk tot Spa veel verder is , als de Kouinge daar agt op gegeven heeft, en zo ze aldaar geweeft iras, ben ik verzekert datze nauwlyks op eenen dag den seg gedaan zou hebben , de moeilykheid van den weg in andag genomen , ten dien tyde zeer gebroken , om niet te ;eggen byna ondoenelyk. Onafhangelyk van deeze reden , n zou Margarite van Vaiois, door ernft der menfehen om r, verblyf haar aangenaam te maaken , en door 't goed ge~ óifchap aldaar vergadert, zig niet beraden hebben 'in onze ;tad te blyven ? Want gelyk ze uitdrukkelyk zegt : boven He van myne heufcheid, zo noemt men een Bijfchop van Luyk gekk men een Koning zyne Majejteit noemt, en een Vorft zyn 'loogheid , zy ontfing ook de eerbied van veele Hoogduitfche leeren van d'eerfte uitfteekentlieid. Margarite van Vaiois was zonder twyftel onkundig , dat )nze Biffchoppen over lang Vorlten van het Ryk waren ; ?an den anderen kant was 't in de zefthiende eeuw geen ;ebruik den eernaam v,an Hoogheid, aan onze Vorlten te ;eeven., zy maakt op deeze plaatze van haare Gedenkfihrifm, gelyk ze zelfs bekent, eene buitenredigheid, om te, ver:ellén de treurige en beweegelyke gefchiedenifïe van Juffer cïelene de Tournon verlaaten door harren Minnaar den Markgraave.van Varambon , en door hartzeer en ongenoegte :ot Luyk geftorven C35) , Mynheer zo ik niet vreesde van iwe gedienftigheid misbruik te maken , ik zou uw deeze ;evoeiyke gebeurteniffe erhaalen , welUe zeer door eenige ichry vers beroemt is (36), gefchiedeniffe die UI. de traaicn uit d'oogen zouden perffen, de dood van Helene de i'ournon dompelde de Koninginne van Navarre, die deeze utler teerlyk beminde , in eene zeer gevoelyke droefheid „ „ Maar zegt zy, my ziende in een vreemd gezelfchap wilde „ ik het, door de droefheid , wegens haar verlies gevoelende 1, van zo eerlyke Dogter , niet verdrietig maken , als genodigt of door den Biflchop , of door de Canonniken om M  ( 8S ) „ ter maal tyd in verfcheide huizen , en verfchïflende Ltffthoven te gaan, gelyk 'er in de Stad; en buiten zeer ,, icHoone zyn , ik ging 'er alle dagen vergezelfchap van den Biflchop, eedelc vrouwen, en uitlandige Heeren welke s'morgens myn vertrek in kwamen, om my naar de tuinen waar ik myn water dronk, te geleiden f£7), want men ,, moetze al wandelende drinken ". Men maakden zig een vreugd om de plegtelyke eerftatien van Magrie't van Vaiois te vergrooten : de bevalligheid deezer Vorltinne, haar gefpraakzaamheid, haare jonkheid, de fchocnheid boven al, waar meede zy begaatt was, en 't geene nog haar cierlyk verclerzel verhief (38), trokken tot haar een talryke kring van aanbidders eerzugtig.om haar de verfcheidene gevoelens die ze hun inboezemde, te betuigen : omring van deeze hooVelingen was de morgen aan eene geeftelyke onderhandelinge toegeweid , en zie hier hoe zelzelfs de tyd-verdry ving , die 'c overig van den dag vervulden befcliryft ". Van daar vertrek kende van de (Lufthoven van't Palys), wy doorbrogten „ den dag te zaamen gaande een groot maaltyd nee5, men , of na de bal gingen wy na den avond dienft van ee„ nig orden, en na 't avondmaal tyd na de bal, of op 't „ water met 't muiiek ". Deeze Koninginne wift de genugten de godvrugtigheid aan te hegten : "Vader Fifen (a) onderrigt ons, datze den 15 van Oogftmaand Feeftdag van de Hemelvaard van de H. Maget het Heilig Avondmaal ontfong uit handen van Gerard van. Groesbeek, welken by die «elegendheid met een zeldzaame heerlyken toeftel de Miflè zong. Den zeiven voegt 'er by, den 22 van de maand onthaalde zy koninglyk d'Edele en Vrouwen van uitnemendheid van Luyk ^ en den 28 onthaalde zy wel alle Abten van 't Vorftendom, alle Gefchiedenis-Schryvers komen gezamentlyk overeen (39), dat ftaandc dezes weeken o,p welke C40) ^y by ons verbleef het ieder aangenaam was, haar koftelyke maaltyden , ballen , en allerlei ilag van Feeften, d'eene treffelykèr als d'andere , te geeven. Nogtans de Koninginne van Navarre befchouwde haar vertrek na Vrankryk. Van zedert datze van daar vertrokken was, had men veele beur'tvallingen zig zien opvolgen, iïaande haare doortogt naar Namen , d'Heer Jan van Ooftenryk had zig meefter gemaakt van de Veiling deezer Stad, £] Lvykfche Gefchie&enh 2, deel. 379. llad\  ( 89 ) alles in Nederland was in muitery, d'inwoonders dier laniftreeken waren misnoegt over den Hertog van Alancon , dezen Hertog zou zig meefter daar gemaakt hebben, had hy een meerzaam gevoegt en fterker gezag gehad. De Spanjaars. waaren aan de Roomfche en Edeldom , die 't gedeelte der Staaten maakde grouwelyk, en waaren vansgelyken aan de hervormde hatelyk , den Vorft van Oranie voor Hoofd hebbende , Hendrik den III. (40 door zynen zwakken geeft, zyne buitenfpoorige onkoften, en zyne wankelmoedigheden ftortda het Koningryk byna in zyn verlies. Ik gaan UI. zo kort als ik zal konnen de gevaaren erhaalen , welke in 't midden des volks-ophitzinge Margeriet in haare wederkeeringe na Vrankryk ondergaan heeft, welkers goede uitkomlt zeits aan de fneedigheid haars vernufs, aan haare kloekmoedigheid , en aan haare overreedende wellpreekendheid moet toegefchreeven worden, zy toebetrouwde haar dreigende gevaaren aan den Vorft van Luyk Gerard van Groesbeek , die haar als Vader diende ( dit is het woord van welk zy gebruik maakt) en beveelde aan zynen Groot-Meefter haar zo verre als 't haar luftde te geleiden. De voornaamfte AmptMannen van haar Hofhouding begunftigde bedektelyk • de hervormde, en floegen d'eerfte de door haar beproefde hinderpaalen in , haaren eerften fchildknaap Franciscus Salviati en Schatmeefter zoeken verfcheide voorwendingen , om haare reize te vertraagen , den laaften veinzende geen geld te heb ben , verfchoondc zig, d'onkoften derzelve, dieze tot Luyk gemaakt hadden : te konnen betalen, welk veroorzaakde zegt zy , dat men myne paarden wederhiel, behoudens *t gevaaren openbaare fmaad. Mevrouw de la Roche fur Yon , over dezen handel vergramt, verfchoot het nodig geld, en JVlar gerite van Vaiois na aan Gerard van Groesbeek een Diamant 3000 Ryks daalders weerd, en aan zyne Dienaars goude keetin 'gen of jleenringen gegeven te hebben vertrok van Luyk (42), en ging te Hooy flaapen. Groesbeek had zig voor geene Nederlandfche verdeelende bondgenoten verklaart (43). Eenige Steeden van ons Vorftendom door deeze algemeene ontvoeringe ontroert , deeden opftand : d'Inwoonders van Hooy en wilden den Groot-Meefter van hunnen Vorft niet erkennen , befchansden de ftraaten, en bezetdenze rondom met grof gefchut, en gewapende mannen , het huis waar de Koninginne haar verblyf-plaatze hiel, om de menfehen van haar gevolg den toegang tot haar te beletten, zy waren zo vol hartstogten , datze hun tot verftaan vzrt de reedenen niet konde brengen , zy doavbrogt deezen nagt  C 90 ) met onophoudelyke aotllelteniiTen; den morgenftond doetze verdwynen, de ftraaten met gewapende mannen bezet, liet men haar uitgaan. D'inwoonders van de Stad van Dinant , alwaar ze den zeiven dag aankwam , waren ook oproerig, en beklaagden zig van d'anderen kant ook over de Groot-Meefter , die hun hier voorens d'Oorlog aangedaan hadde , en tot vergrooting van ongeluk, kwam men van de verkiezinge der Borgermeefteren. Margeriete maald af met zulk groot belang d'ontroeringe , die in deeze Stad zig uitftrekde, dat, 5°r , 1' deeze volgende plaatze, alhoewel wydloopig , niet belchreef, UI. my 't kwalyk zoud afnemen ,,. Alles was „ er dien dag in ongebondendheid , ieder een was in dronv kenlchap , geen regeerders gekend, in, 't kort eenen waa„ ren meugelklomp van verwarringen. , .. Deeze Stad , als „ ze in haar bedaarde zinnen is, hiel voor de Staaten , maar „ de wyngod daar gebiedende , en hielen ze voor zig zelfs „ niet, en wilden niemand erkennen. Alsze ons op 't on„ verwagt met eenen hoop volks zo groot als de myne was, „ de voorlieden zien naderen , ziet menze ontftelt, veria- tan den drank om te loopen na de wapenen , en alles is „ in gerugt , in plaatze van de dwarsbomen voor ons t'o„ Penen, fluiten zyze ; ik had een Edelman met de Huis„ beltelmeefters, en Wykmeefter voor uit gezonden , omze „ te verzoeken van ons doortogt te geeven. Maar ik vond „ ze alle daar tegen gehouden roepende zonder aanhoort te „ worden. Emdelyk ligt ik my in 't draagbedde regt op , „ en myn masker afneemende (44) doen ik teken aan den s ,, bezonderften dat ik hem wil toefpreeken , en by my ge„ komen zynde , bad ik hem , dat hy zoude willen doen itiJzwygen , op dat ik konde verftaan worden , welk met „ groote moeite gedaan , hiel ik hun voor, wie ik was, „ en de geleegendheid myner reize, dat ik hun geen 't min„ Ite kwaad met myne aankomfte doen wilde, en hun al„ leenlyk geen vermoede zou willen geven, en ik hun ver„ zogt, dat zy my en de Staat-Juffers, en zo weinig van „ myn volk als ze wilde voor deezen nagt zouden willen „ binnen laaten , en datze d'overig in de voorftad laaten „ zouden. Zy bevredigden zig ten aanzien van dezen voor,,-itel, en ftemden 't my toe. Alzo kwam ik hun Stad in 3, met de voornaamile van mvn volk, van welk getal den „ Groot-Meefter van den Biflchop van Luyk was , welken „ by ongeluk zo haaft ik mvne herberge inkwam , van alle „ gewapend en bedronken volk vcnaeld, erkent wierd, doen  C 91 ) „ begonsden ze hem fcheltwoorden te geeven, en wilden deezen goeden ouden man 80 jaaren oud aangrypen , „ hebbende een gryzen baard tot aan den gordel, ik deed hem myn vertrek inkomen , alwaar deeze dronkaars een meenigte vuur roersfeheuten gaven tegen de van aarde gemaakde muuren , en dit gerugt ziende vraagde ik of den „ huisweerd t'huis was, by geluk was hy t'huis, ik ver„ zoek hem , dat hy aan de venfter my de voornaamfte „ zoude laaten toefpreeken , 't welk hy met de grootfte „ moeite doen wilde, en lang genoeg aan de venfters ge , fchreeuwd hebbende, kwamen de Borgermeefters my fpre„ ken (45) zo zat datze niet witten wat ze zeiden: Ten „ laaiten hun verzekerende, dat ik niet geweten had , dat „ den Groot-Meefter hunnen vyand was, hun voorhou„ dende van wat belang het was een menfeh van myne „ agtbaarheid met fmaad te beleedigen , vriendinne zynde „ van de bezonderïte Heeren der Staaten, en dat ik hun „ verzekerde, dat d'Heer Graave van Lalain , en d'andere ,, Overheeden deeze behandelinge met welke zy my behan,, delt hadden , kwalyk zouden afnemen; hoorende noemen den Heer van Lalain , veranderden zy alle , en hadden „ voor hem meer eerbied, als voor alle Koningen waar van „ ik afhangelyk was. Den oudften onder hun al grimlachende en ftamelende , vraagde my , of ik dan vriendinne van ,, d'Heer Grave de Lalain was, en ziende dat zvn maag„ fchap my meer diende, als alle Vorlten van 't Chriften,, dom , ja antwoorde ik, ik ben zyne vriendinne, en ook j, zyne Nigte, doen oewezen ze my eerbied , my de hand „ geevende, en my zo veel beleeftheid , als ze my onbeleeftheid „ aangedaan hadden, betoonende, biddende hun t'ontfcbul„ digen , en my belovende , datze van dien goeden man „ den Groot-Meefter niet en zouden voorderen, en datze hem met my zouden laaten weg gaan. " Nauwlyks was de Koninginne van Navarre dit gevaar ontkomen , of ze herviel in een ander. Dubois Zaakvoerder van Hendrik den III. by d'Heer Jan van Ooftenryk door de Spaanfche omgekogt, kwam haar vinden , en zegt haar, dat hy voorzien by de beveelen des Konings haaren Broeder , om haare wederkeeringe na Vrankryk te voordeeligen , aan Mynheer Jan van Ooftenryk eenen hoop Paartievoik onder de beveelen van Berlaimont gevraagt hadde, om haar met verzeekerheid tot Namen te geleiden. Hy eindigde verzoekende Margeriete om die van Dinant te bewilligen datze deeze Ruiters in hun Stad wilden laaten komen, d'Ooftenrykicte  C 92 5 Vorft hoopde, of wel de Stad Dinant in te nemen, of èe Koninginne zelfs te vangen. Deeze door dit voorwerp twylleiagcig, toont aan d'inwoonders hun aanftaaude gevaar aan , hun de wapenen , en 't voorzigtig bewaren hunner stadspoorten aanraadende, hun doende zien van wat belan-* het was, van ze niet, dan alleen voor Berlaimont te openen. Zy overreed hun. Zy beloven hun leven tot haaren tüenlt in gevaar te ftellen , en geeven eenen wegwyzer om naar over d'andere zyde van de Maas te geleiden , welken zy tuficien haar en 't volk van d'Heer Jan van Ooftenryk wilde laten. Men laat Berlaimont te Dinant inkomen , die hun voorfteld , om zyn volk binnen te laaten, op deeze vraage wierden ze toornig, en waren gereed om hem om te brengen , beveelende 't grof gefchut, zo hy zyn Ruiters met van de wallen verwyderde , te doen gefchooten worden , middelertyd den Hoofdman en Dubois, zoeken Margerite van Vaiois te doen geloven, dat d'Heer Jan van Oostenryk haap te Namen verwagt, zy veinft om hun meer te bedriegen van zig aan hun gelei over te geeven , en gaat weg verzelt met drie hondert gewapende mannen uit het huis alwaar ze vernagt hadde, en mits ze hun^ alle beide door^onzeekere redenvoeringen ophiel, neemtze den weg van van t Rivier , en gaat met haar gevolg in een Schip, en taart met haaft de Maas over, niet tegenftaande 't onmagtig geroep van Dubois, welken altyd ltaande hiel, dat het des Konings voornemen was, datze na Namen ging , en van hunnen kant blyven die van Dinant dreigen , van zyne Ruiters met grof gefchut te befchieten , zo ze de Stad te zeer naderden , en met deezen middel maken ze den aftogt der Koninginne van Navarre gemakkelyk , welke door des wegwyzers hulp 'savonds tot in het Neerhof van 't Kasteel van Florennes komt (46), zy bied zig aan om in den toren van de Veftinge te vernagten. De Vrouwe van d'Heer van 't Kafteel, die afweezende was, weigert haar t'ontangen, en trek de brug op met voorneemen van niemand binnen te laaten , nog een ander haar meer ontftellende voorval voegt z!g by dezen. d'Heer Jan van Ooftenryk verwittigd , dat Margente te Florennes moeft vernagten, had aldaar 300 Edelheden gezonden, om haar den' weg af te fnyden , en zig van 't Hot meefter te maaken : deeze Edele zig latende zeekerlyk voorftaan , dat de Vorftinne zig in den toren geVlugt hadde zettende hun een weinig van daar op hun hoeden , om ze 'sanderdaags te betrappen. De Koninginne verdobbelt aan de Vrouwe van Florennes haajre aanhouding;  < 93 ~) niets kan haar vermurven. 't Gevaar was praamende, geen voorval konde haar een fchuilplaatze geeven , wanneer den Heer der plaatze op een ogenblik verfcheen , op 't vallen van den avond , bekyft zyne onbeweegelyke Vrouwe (47), ontfangt Margerite de Vaiois in zyn Kafteel, en bied zig aan om haar door bevel van den Grave de Lalain tot in Vrankryk te volgen, alwaar ze na zo veele ongelukkige toevallen eindelyk gelukkiglyk aankwam. De Koning en Koninglyk geflagt, en de Hofhouding gingen tot St. Nys haar ontmoeten, alwaar ,t hun behaagd» zegt zy my, d'eerbewyzing en pltgtigheid aan myne reize, en verblyf tot Luyk tn wat hun in de wederkomft wedervaaren was, te doen verh aaien. Zulke Mynheer is de reize van deeze Koninginne by ons, ik hadde meerdere zeldzaame bezonderheden vergadert, dee- , ze aangaande , maar hebbe gelooft dezelve in deezen brief te verzwygen , welke UI. al reeds te wydlopig roiffchien zult bevinden , maar ik raade UI. dezelve in de Gedenkbrieven van Margerite van Vaiois te leezen : ik kan UI. j verzeekeren , dat het bereg van haar vertrek van Vrankryk , en van haare wederkomft in dit Koningryk 't gedeelte van dit werk het befte gefchreven is, en 't meefte van belang. AANMER K ING EN. 1. Aanm 70 bladz... Op de vermaarde plaatze door Plinius de Natuurkundige zo dikwils bygebrogt. Alhoewel deeze plaatze genoeg bekend is, hebbe ik gelooft ze hier' te moeten verhaalcn , om datze door eenige Luikfche Schryvérs door verminking vervalfcht is geweeft , dieze befchreeven hebben- Zie ze hier uit de kleene en fraaie uitgevinge van de Elzeviers verricht in 1635. in 12°. Tungri Civitas Gallia fontem habet infignem , plurimus bullis ftillantem , ferruginei faporis : quod ipfum non nifi in fine potus inteliigitur. Pttrgat hic corpora : tertianas febres discutit, calculorumqtte vit ia. Eadem aqua igne admoto turbida fit : ad poflremum rubescit; 31 boek, 2 hoofdftuk , 261 bladz. van *t 3. deel. 3. Aanm. 71 blad. Hub.Thomas verzekerd't zelfsgeproéft te hebben. Zie hier d'eigene woorden van dien uitvinder: Extat etiamnum hodiè inter urbis ruinas hic fons , eamque naturam habere, & mihi pfobatus eft & vulgus Tongrorum credit. Ferum nefcio cur Medici illi hanc efficaciam abne-  C 94 ) gent * Ju* commoditati forfan confulentes. De verklaaringen van Hub. Thomas over de Tongenaaren en Luykenaaren , 4. bladz. uitgevinge van Strasbourg 1541 in 8. deeze Fontyne ten tyde van veele eeuwen , veronagtzaamt, is in 't beginne deezer eeuw herftelt, zy is onder de inwoonders van t land onder den naam van St- Gilis bekent, of van Schraafbooren: ik zalze veel bezonderlyker in myn byvoegzel aan de Gej'chiedenh - Onderzoekingen van Spa kenbaar maaken. r 3. Aanm. aldaar. D'inwoonders van Tongren, en hebben geene andere geneesmiddelen tegen de koortzen- Laat ons d eigene woorden van Andries Baccio uitfchryven : Tuit autem Tungri civitas fanè celebris in Belgio. . . Tungri mediocre remanftt oppidum, nee obfcuri fanè nominis ob perpetuum omm ferè atate ifiarum aquarum ufum. Ouando quidem & tn curandts febribus [quod ex fide dignis multis aceepij , nullo ferè alto remedio incol* , nift ifiarum aquarum potibus utt foleant, &c. Zie de verhandelinge van de warme badiloove-waters van deezen uitvinder in 1571 te Venetien gedrukt , in-fol. bladz. 355. De Geneesheer Andries Lucana heelt omtrent deezen tyd , de omftandigheden der genezinge van den Kardinaal van Mendoze bekent gemaakt. 4. Aanm. aldaar. Den Jefuite Foullon heeft V deezen yzeragtige» fmaak in gevonden &c. Deezen Vader heeft zelfs bemerkt, dat zig in de Fontyne van Tongren opgaven kleene ruiffingen, vidi ego, zegt hy, ac guflavi eafdem Bullas ac faporem qua Plinius memorat. 1 .uykfche Gefchied. 1. deel 22 bladz. Foullon befchreef zyne Gefchiedenifïe 1660. 5. Aanm. 72 bladz... De Fontyne van Spa , ivelke volgens Fifen gedeelte maakt van de bemuurde Stad Tongren. Fifen fchreef onze jaarboeken 30 jaren voor Foullon. Laat ons de plaatze uitfchryven welke ik in d'eigene woorden bybrenge: Ego 'quidem in Spadanos fontes magis propendeo ,• quos in Tungrorum finibus fuiffè dubitari non poteft. 4. bladz. van 't eerfte deel der tweede uitgevinge. 6*. Aanm. aldaar. Zo ah Bresmal bekwaamen Luykfchen Geneesheer dezelve wel bemerkt heeft in de befchryving van de Fontyne van Tongren, tot Luyk in 1701 gedrukt, kleenen Boek die eenige bezondere trekken , die ik niet veronagtzaamt hebbe , behelft. 7. Aanm. aldaar. . . Deezen Jefuit ftemt toe dat de Latynfche Schryvérs &c.J civitatem zegt hy appellant Latini Scriptores , non murorum dunt ax at ambitum , fed certis legi*>U:s eoa&am. populi mutiitudinem. 4. bladz. over zyne aangehaalde  k C 95 ) gebaalde Gefchiedenifïén , aan de vyfde Aanmerking 8. AANM* aldaar.. . Om vafite /lellen, dat de Luikenaren een ver plaatfl volk tuffchen de vlsedzn d'Ourtre en We fa uitmaakten, Eburonum vero civitatem. ...Ut teftis eft Cal ar non procul confiuente fiuminum Urta & Wefa, in ntonte po~ fitum fuifje ferunt &c. Fifen aldaar, men wilt dar het Dorp Imbourg is geleegen op een hoogte een myle van Luyk 9. Aanm. aldaar. . . Het eerfte in tacitus aangewezen • Zie 't werk van deezen ouden de fitu, moribus, & fiopuiif Germanta. bladz. 688 van de uitgevinge van de Elzeviers van 1634 in 12, Agricola had onder zyne foldaten twee Krygsbenden Tongenaars. 10. A.anm. aldaar. En V tweede in Strabon Gaat den 'boek te raaden van deezen uitvinder hebbende voor opfchrift:\ Strabonis geographicorum XVII. boek Bafili* i«q ïn-iol. bladz. 131 door de befchryvinge die dezer Aardry ksBefehryver maakt van 'c woud van Ardennen, onmiddelylc na van de Luykenaaren gefprooken te hebben , men ziet dat dit volk bewoonde de omftreek, en dat het dikwils zig aldaar vlugde. Veele Schryvérs die van veeierlei volk geiprooken hebben , van welk ons Land , en ontrent liggende plaatzen van oude tyden beftond , hebbende dikwils met het algemeen woord Tongenaaren genoemd, zonder twvftel, om de verwarring te myden, welke den naam van dit kleen yolk had konnen verfpreiden, in hunne werk-n Maar Vader Foullon in de Luykfche Gefchiedenillè, in 'c 1. deel, 6. bladz. bemerkt, dat de volkeren, welke't Haipegouw , 't Graaffchap Loon, d'omftreeken van Tongren en hnke kant van de Maas bewoonde?,. onder den naam van Tongenaaren bekent waren, de volkeren die den resten kant van deezen vloed bewoonden , gelyk nis de Luyke mtaren, die van Condro, die van Pemans die waren vol gens den zeiven d'oude Düitfers. Ik zal agt neemen dat iacitus, die een halve eeuw na Strabon fchreef geen ee wag maakde van de Luykenaaren , hy zal waarfchyoelvk gelóóft hebben , zig niet te moeten ophouden met een Volk reeds bekent, mits Strabon daar van gefproken hadde* of wel hy zou van een kleen bevolking te fpreeken -welkers zeeden van die van 't ander Duits Volk niet ver- ichilhg waren , onweerdig geagt hebben. 11. Aanm. 73 bladz.... En was 't van hun belansen niet van ze in agting te brengen, . . Om de vreemde daar te trekken? Deeze Geneesheeren waaren van verfchjliende gevoelens, regens de Geneesheeren van. Tongren„ ten tvda N  C 96 ) van I-lub. Thomas, deeze vreesden de kragten dezers Stads-I bronnen t'openbaaren, om datze fchroomden dat hunne ziekenen eerder tot deeze zig zouden begeeven als tot hunne Aartzenyebriefjes, de Geneesheeren zyn tegen swoordig meer doortrapt, hebben 't zo gemaakt, dat niemand zonder hunnen rade, de Spa-Waters zou durven drinken, en een leefl jnaate volgen dieze voorfchryven. 12. Aanm. aldaar. Laat ons aan hem V gevoelen van een. wyzen Opperleeraar ftellen.. . . Die den zeiven naam als hy voerde, en miffchien van 't zelve geilagt. D'Heer Markt Graave de Paulmi zegt in zyn mengelstoffen getrokken v'tt een groote Boekerye 21. deel, 76. bladz., dat het geflagt van? Limboreh, welk men nu Limbourg fchryft, zedert 200 jaren te Spa leeft4 aldaar de Geneesheers-Ampten bedienen,' en over d'eigendommen van 't water van die Vlekke fchry- j ven blyft. Gilbert Limbourg is den eerften van dit gedag die een kleen werk gemaakt heeft, gedrukt tot Luyk 1577 j tot voordeel der bronnen van Spa. Ik heb dien boek niet ] konnen bekomen , daar zyn uitvinders die den druk daar van in 't Latyn en Franfch byhiengen , tot Antwerpen i in if59 verrigt. In 't bygebrogt deel der mengelftoffen, &c.\ D'Heer Mark-Grave de Paulmi wilt dat de plaatze van Pii- i nius niet kan als aan de Spa-Waters toegeêigent worden,'. maar hy verandert in 't 40 deel van gevoelen bladz. t>6. van 't zelve werk, bekennende dat men niet klaarlyk ziet 4lai de Natuurkundige van die van Spa fpreekt. 13. Aanm. aldaar. Op den brief van Limbourg Hoorleeraar van Loven. Dezen brief den 31 van Oogftmaand gédagtekent , is in de befchryving van de Fontyne van Tongren \ gefteld van den Leeraar Bresmal. Deezen uitvinder en twyf- j telde ook niet, dat deeze bron eens zal dikwils toegank- \ lyk worden, mits hy in deeze befchryvinge voorfchryft de inftellingen voor de weerden en vreemdelingen, eenige déezer inzettingen fchynen my aanmerkenswaardig te zyn , onder andere deeze alwaar Bresmal wilt, dat men de groots \ fpeelen en Godslafleringen myd , Waar hy de weerden baveelt de vremde wel te behandelen, alwaar hy wilt dat de weerden enkeJyk eene eerlyke vergeldinge vraagen &c. &c. 14. Aanm. 74 bladz. Zy zyn met zeer grouwelyke ber^ gen omringt.. . Welke veele grouwelyke afgronden verbeelen. j in 1772 , M. D. q. had de bergftoffelyke waters van Spa , 1 in Poolfche digten geroemt in een toeëigen brief aan d'Heer 1 Grave lgnace Potocky opgedraagen. Deegen. toeeigen britf' :  c 97 y in flegte Franfche digten opgezet geweeft , ik heb 'er lodertusfchen deeze onderfcheiden , welke zeer wel de oeragtige gelegentheid van de bronnen van Spa uitdrukken» Te zien de ontoegangelyke rotzen, De bergen en boflchen fchriklyk , "Van welke de bron oorfprongen omcingelt zyn , En die ze aan d'oogen niet vertoonen. "UI. zoud zeggen op een behendige pronkfterwyze De natuur wilt ze bedekken, En geeft den toegank niet moeilyk Als om ze met vlyt te zoeken. 15. Aanm. -75. bladz. 't Is des wegs moeilykheid dia VLargriet van Valeis belet de &c. Men ziet in de Gefchiede[ijfe van Luyk van den Jefuit Foullon 2 deel 302 bladz. .at deeze Koninginne tot Luyk verbleef, om datze niet emakkelyk na Spa komen konde , zy had nog een andere )orzaak, welke ik laager verhaalen zal. 16. Aanm. aldaar. Den afgank van Spa was zo geuarlyk, dat 'het eene onvoorzigtigheid was in zyn vaartuig t blyven. Leeft de Tydverdry vingen van Spa van eenen laamloozen &c. 2 deel. .5'bladz. en volgende, deezen uitdnder die in 't beginne deezer eeuw, te Spa geweeft is, roegt by , dat men zyn vaartuig niet koft weernemen zonier verwaantheid , als aan den voet van den berg. 17. Aanm. 76 bladz. En zyn 'er niet ziekenen, die daar iagelyks woonen gaan, om de waters te drinken. &c. Zie het t. deel van den boek van Palilfy opfchrift - voerende r de 'Vyze om ryk te worden &c in 1638 te Parys gedrukt in 8. ;9 en 40 bladz., dit gedeelte hemdek van de zelfftandigherd Ier wateren, en Fontynen &c. , den uitvinder brengt twee. rerdigde menfehen ten toneel: befpiegelende die ondervraagt' ïn werkelyk die antwoord, 't is niet zegt befpiegelende, op le waters van Spa, tot d'onvragtbaare Vrouwen toe, welkser niet en gaan om bevrugt te worden , op deezen voorftel van befpiegelende antwoord werkelyk op deeze befpiegelende redenwiffeling : ik weet wel dat 'er veel het gezegd water daar drinken zyn geweeft, welke zo ze wyn gedronken hadden, meer winft gedaan zouden hebben, 't is ontrent 1580, dat Palifly 3es waters natuurs verhandelinge fchreef &c. 't fcheen dat men 2y of 30 jaaren daar na al Spawaters overbrogt » zo als R_. Mohy du Rond-Champ te kennen geeft door deeze zeer platte en duiftere disten, welke hy in zyn.gtfckieèmï;  C 93 ) gehei -vertrek ingevoegt heeft tot Luyk in 162c gedrukt, in Affj. bladz. 292. 18. Aanm. aldaar. '/ Was datze in een Parochie-Kerk in 1573 opgeregt wierd &c. Voor deezen tydftip was 'er te Spa niet dan een kleene kapel, alwaar men op de Feeftdagen om d'inwoonderen gemak kwam de Mille te leezen deel makende van 't gemeente van de Parochie-Kerk van Sart. 19. Aanm. 77. bladz. En zou men volgens d?uitdrukkingen van Palïffy niet vermoeden konnen &c. Bernard Paliffy is niet alleen een Franfch uitvinder, die van de waters van Spa gefprooken heeft: de Geneesheer de Givre in 1667 , fchynt ze in 't bezonder gekent te hebben. Zie zyn Boek voerende het opfchrift: Geheim der fcherpzuure en bergftoffelyke waters &c. 98 bladz. en volgende. Den doorlugtigen Descartes heeft zig geweerdig met dezelve zig in zyne brieven , die ik te vergeefs te Luyk gezogt hebbe , op te houden. 20. Aanm. aldaar. Jn een gemeenzaam gefprek , V geen hy met den luyfterlyken Montagne had.. . . Deeze wydberoemden fchryver. Om te doen zien , dat de begeerte zi» door ongemak vergroot, zegt onder andere zaken , dat men tot Luyk groote zaken maakt van de baden van Luques en m Toscanen van die van Spa beproeft. 2. boek, rc hoofdruk , ik giile van deeze plaatze , dat men heel weinig in Vrankryk ten tyde van Montagne Spa kende , mits deezen .Natuurkundige uitvinder in plaatze van over de geneezingen , die dezen drank van dit Dorp gaf te fpreeken , en maakt geen gewag, dan van baden , voor welke Spa nooit eenigen roem-naam gehad heeft. 21. Aanm. aldaar. Dien van de, vermakelykheden van V Land van Luyk. Weinige uitvinders hebben" zo veele mis-'' flagen als den deezen gedaan , ik geloove dat ik eenen hier ïn 't voorbygaan moet ophaalen , men zal my toelaten zegt hy fpreekende van Guichardin' van niets in zyn oud Franfch ; hryft-bewys te veranderen. Guichardin heeft de Nederlahd/che Befchryving in 't Italiaanfch gefchreeven , en niet in den ftyl der Gaulen; 't is Belleforeft , die deezen Boek in I 't Franfch overgezet heeft, 't fchynt my dat men 'er een te groote zaak van de Vermakelykheden van yt Luxkerland \ , by ons maakt. J 22. Aanm. 78 bladz. Hendrik begon met een (lokjen metl een lappeken daar aan, waar mcede de jongens fpeelen in de \ hand te draagen , met welke hy zig op de ftraat vermaakde met zyne hovelingen, 't Is zeker op dit belachelyk fpel doenj in 't gebruik , dat Autreau zyn zinfpecling genaakt heefcl  C 99 ) in zyn eenvoudig en geefteïyk blyfpel: cnweetende Vryers, wanneer Arlequin toonde aan de toezienders een flokjen, zegt, dit is maar goed, om de windbreekers bezig te houden, len nog zynze vermoeit. 23. Aanm. aldaar. Ik zou zelfs durven ftaande_ houden , ■volgens myne gedaane onderzoeken , dat hy 'er nooit de voet 'gezet heeft. Bouille teekent aan 't teeken van 't derde deel 135 bladz. in zyne Gefchiedenifje van Luyk, dat Hendrik de ÜI. onbekent te Spa geweeft is in ig6ó. Maar de ftilzwyigondheid van de aan deezen Koning gelyktydige Schryvérs, rwederlegt alle 't geene Bouille zonder eene borge aan te wy?zen , bybrengt. . . 24. Aanm. 79 bladz. ...Ik hiel een vergrootinge tn 't -.verhaal van Guichardin en van Foullon verdagt. 't Is zonder :twyiïel de toeftemminge van deeze twee Schryvérs van Id'Heer Geneesheer Limbourg, en eenige andere uitvinders 'die d'Heer Mark-Grave de Paulmi in de doolinge geleid hebben , die in zyn mengelfoffen uit eene groote Boekerye >getrokken, zegt 49 deel , 96 bladz. dat men van de 16 eeuw ''iden toeloop na de Spa-Waters van de grootfte- Vorften , en 1 d'eerfle magtige van Europa gezien heeft. 25. Aanm. aldaar. Dit is 't geen ons in een werk den [Geneesheer de Heers overgegeeven heeft &c. De Heers heeft 1 aan dit werk een opfchrift gegeven : Geneeskundige bemer\kmgen &c, &c. En heeft het opgedraagen 1630 aan Ulric 1 van Hoensbrouk Kanonnik van St. Lambrecht van Luyk i en Abt van Thuin , ook zo door zyne wetenlchappen als ■ geboorte doorlugtig, deeze bemetkingen over verfcheide zieki ten , door welke eene meenigte van menfehen aangetaft wa: ren de Heers te raden gaande of tot Luyk , of tot Spa , : zyn herdrukt geweeft tot Leyden in 1645. in 120. in 't ■ vervolg van de Fontyne van Spa, of fons Spadanus accura\tijjime defcriptus., van den zeiven uitvinder. Deezen Ley- denfehen Druk is zeer wel uitgevoert, men had reeds veele reizen deeze twee werken gedrukt, de Spafche Fontyn-Befchryving is dikwils in 't Franfch door de Heers zelfs overgezet geweeft , van welke de Obfervationes Medica , zyn voor een groot gedeelte in onze taaie weder overgezet, in 1739 door de Geneesleeraar Xhrouet. - 26. Aanm. 80 bladz.... En bood aan de eerfkomende , zynen mantel en zyn kleederen aan. Deeze omftandigheeden d"ie de Heers aantrekt 108. bladz. van den boek in 't voorgaande teeken aangeweezen , ten aanzien van een ander Engelfch Heer getrouwt aan een Vrouwe van 16 jaaren zyn  ( ioo > ook zeer fteekende,maar deezeonhandigheden , hebben eesri zelfsfrandigheul om alhier konnen verhallc te zyn 8 27. Aanm. 81. bladz. De vermaartheid van de waters van fcir ^ a ml I75€> zeer oangegrooid &c. 't Is aan eenige is^JV^ °T*ent ^50 haare vermaardheid fcS§ is , volgens d'uitvinder van du Tableau van deeze vlelcke bikfen ■ 68 tW6eden dmk vaQ dit £n btuv; ten %StrAirn l* U^ ' \J* ds aanhdaH™de gedenkfchrif- d'eeife ü £*gr/\W°^on Heere van Gran*er die d eeifte reize de Gedenk chrif ten van Margarite de Vaiois deede drukken tot Parys in kg in 8*. TJc hebbe" my be- fisU *7^3 u 8<\welke der oude bandfchriften kennisr 3,1IC andere v°orfteHen , men moet aan Tan Godfroid dank weten, dat hy eenige aanmerldngen vaS kleen belang bygevoegt heeft/en een werk zeS lindeïyk L ph i"? r°erende : Ia Fonme de la Cour: men vind door fliSSS Van t K°ninSin Margerieten vaS Buffy deeze VoS^lF^f > aatl wien de Ê^nkfchriften van deeze werken, die de liefhebbers de boeksuitgaave van Bronkart doen zoeken , welken maar tamelyk gewrolris , ?ic hebbe een afdruksel van deeze gedenkbLvfn in i7?8 gedrukt kleen in ia o. Be fchoonheid van zyne uitvoerige gehcgt aan de zuivere drukletter, doen my vermoeden datze Komen uit de per fTen der beroemde Elzevier' Ilfweet met dat de oude bandfchriften kennis-hebbers van deezen fraaien druk gefprooken hebben, welke door een haan VJ badende verplaatsde laafte bladzyde t'erkennen is 29. Aanm. aldaar. Zo ah verzekert d'Heer de Limbourg d'Heer Geneesheer de Limbourg bekent in veele zaaken d'uitvinders van doude Amufements de Spa gevolgt te hebben , hy had ze nog hier moeten uitfchryven : Z iZ?ll°01' r? die mjs8reeP gefpaarc hebben, maar d'Heer t ÏS,I8, ch/yvefde,toc voordeel van de bronnen' van fcpa, heeft gelooft, dat 'er meer aangelegen was, de lyfie van de doorlugtige perzonen te vergrooten, welke de Spa- Yh™ll7iï™n,gaT drinken* als zi§ aan de barheid der gebeurtenifTen t'onderwerpen. 30. Aanm. 83 bladz. Waar was V everig der eedel Vrouwen en Mevrouwen &c. 't Gezelfchap van Margeriet de Vaiois befiont in Vrouwen, d'Edele Vrouwen de Mouy van licardien , d'Edele Vrouwe de Caiïelyne de Milon, d'Edele  ( MI ) Juffrouw van Atrie, d'Edele Juffrouw de Tournon, en in «even of agt andere Vrouwen en Edelmannen, Philip de Lenoncourt, Biffchop van Auxere; Charle de 1'Escars Bisfehop van Langers , d'Heere deMouy, Heere van Picardie , :haaren eertteft Hofmeefter, en haare voornaamfte Schildknaapen, en eenige Edelmannen van haar Hofhouding. 31. Aanm. 84 bladz. Dm Jefuit Foullon voegt'er by &c. Men leeft aan den kant der Gefchiedenifj'en van Luyk van deezen uitvinder 2. deel 302 bladz. dat 'er te Hooy 23e van Hooimaand 1577 een onftuimig weder was: welk tot vaftftelling der dagteekeninge dienen kan van d'aankomfte in :öns land van Margerite, tyd van welken de Vorftinne geen teeken geeft in haare gedenkboeken. 32 Aanm. 85 blad.... Zy zyn verpligt vyf jaaren in een Opperfchoole te blyven &c. 't Is zedert weinigen tyd bepaalt, dat men geduurende deeze vyf jaaren tot Luyk koft blyven , dikwils toegaande de onderwyzingen van twee Opperleeraars , welke kortelings daar toe geftelt zyn. 33. Aanm. 86 bladz. Gerard van Groesbeek ging de Koninginne van Navarre ontmoeten. Vergezelfchapt, zeggen :ons Gefchiedenis-Schryvers, van zyne Geeftelykheid, zyne Edele en lieden van zyn Opperhof, welke met alle mogelyke eerbewyzing van vreugd haar ontfingen. 34. Aanm. aldaar.. . Van waar hy weggegaan was voor my te herbergen. &c. In de kleene boeks uirgeving der Ge'denkbrieven der Koninginne Margerite van welke in de voorgaande aantekeninge gefprooken hebbe, en vind men dc woorden niet: alwaar hy uitgetrokken was voor myne verhlyvïnge. Deezen druk geeft nog meerdere veranderende zaken. 35. Aanm. 87 bladz... En gejlorven van hartzeer en ongenoegen tot Luyk. Deeze Edele Vrouwe is begraven by de 'Vaders Mineurs, alwaar men haar graf-fchrift leeft, verhaalt in eene Verzamelinge der zvapeukunde der Borgermeesteren -ban Luyk, de Loyens 351 bladz. welke ik gaan uitfchryven. Hier ligt d'Edele Juffrouw de Tournon Dogter ,, van den zeer hoogen en zeer magtigen Heer Mynheer „ Jufte de Tournon , in zyn leven Grave van ■ Tournon, „ en van Rouifillon , en van de zeer hooge en magtige Vrouwe van Latour , en van Touraine, Staat-Vrouwe van de Koninginne vau Navarre , Dogter van Hendrik „ den II. Koning van Vrankryk , welke zynde van de t, Dogters Staats-Yrouwen van de gezeide Koninginne. Ver„ gezelfchappende haare Opper-Mogendheid in de reize die „ ze in deeze Stad deede voor 't gebruik der wateren van  C 102 ) „ Spa, overvallen van eene zwaare ziekte, gaf haare ziele „ aan God den 10 van üogftmaand 1577. " 36. Aanm. aldaar. Ik zal Hl. deeze beweegelyke geleurtenifj'e herhaalen , welke door veele Schryvérs vermaard is geweeft Sfc. Hy heeft zegt d'Heer Mongez in zyne Gefchiedenijfe van /k argeriete de Vaiois ig6 bladz. van de boeksuitgaave van Parys i. ftof van belangelyke en welgefchrevene nieuwigheid verfchaft, 't is eer een op de geichiedenis betrekkelyk mingeval , als eene nieuwigheid , ik hebbe dien Boek voor myn oogen voor opfchrift allcenelyk voerende : Mejuffrouw de Tournon , die tot Parys gedrukt is geweelt by Karei Osmont in 1679 in 12 °. gedeeld in twee deelen , men zou met goed gevolg dit werk herdrukken konnen , d'ongelukkige dood deezer Edele Vrouwe, heeft nog oorzaak gegeven , aan een droefeindigende zeldzaame gebeurtenis door den Heer de la. Place, men vind ze in een zamengefteld boek-deel, van veele onbekende Hukken, van welke d'Heer de la Place d'uitgeever is. 37. Aanm. 88 bladz. . . . Alwaar ik myn water ging drinken &c. Alhoewel deeze Koningin de Spa-Waters niet en nam voor haare gezondheid, nogtans zegt zy lieten deeze ■waters niet van my goed te doen v zedert 6 of 7 jaaren ds rooze aan mynen arm niet gehad hebbende. 38 Aanm. aldaar. . . . En wat haar cierlyk pronkgeivaat nog meer verliefde &c. Zie de lofreeden , welke Brantom van dè fchoonheid van Margerite in de Levens der Edele Vrouwe geeft. Deezen uitvinder zonder bewimpeling Itrekt zig 111c met een alleene gedienftigheid , nopens dezes Vorftinne bekoorelykheid , en d'uitwerkingen die ze overal waar ze ging voortsbrogten, hy befchryft de groote omftandigheden over de kleedingen, met welke ze zig vercierde,'t zou aardig zyn haare kleedings-wyze aan de hedendaagfche tegen te ftellen , maar deeze nabyfchikkingen kan hier niet gefchieden. 39. Aanm. aldaar. Alle onze Gebeurtenis-Schryvers komen eenpaarlyk overeen &c. 't Is geene de volgende plaatzen bewaarheeden : Navarra Regina... Leodii... honoratè "ens «iüin- aan d'Oorlogs God opgedraagen , om dat haare tvS e?s yzeragti, waaren, 't is ingevolg van deeze overgeïing, dat wykn d'Heer van Muylkn Regtsgekerderm den yzerenborn deede graaven. Hy vond 'er wel bewaarde Ss oude afch kruyken , hy deede ze zelfs voorzigtelyk open , zy behelsden aficben , eenige knooken welke de vlammen-niet geheelyk in aflchen verkeert hadden, kleene ïaïiagtige glazene vlesjens, glazen van bezondere gedaante, in eene-deezer grafs oude afch kruiken was eene kleene vaas, waar men 't kunftig reukwerk van heffelyken geur in deede , in een andere , een oude pronkpenmng , eene fraaie lamoe van fyn mcngzcl, in welk de naam van den handwerker gemeden is, alhoewel de plaatze waar men deeza afch oude grafs kruiken ontgraven heeft uit witten zavel is. 't is merkensweerdig , dat de daar rontom liggende aarde zeer fwart was, romtom deeze potten , waar in de oude de afch der dooden bewaarden, raapde men ronde vaten uit, zeekere roode genezende aarde guttum (4) uit geela^tige aarde, en de kruiken, van welke, eenige twee oldne handvatten hadden. 'Er waren ook kleene vafen van verfcheide kokuren, en van alk;hanck flag , 'die tot 't drinken  ( w8 ) l?d%^0V*elke STÜ deeze voorden onderfcheid. Vivat & ebibe Men ontdekde daar nog de huisgoden , veele oude gereedfchappen, onder andere eenen zilveren lepel verciert met eene overwinfter in brandverf gewerkt goud eenige ohfants-beenen , en zilvere fclnyfnaaWen, en een meeveftrelftlftdU'Hen' *?k en kofiSykiSft- • zyn (5/ W V3n Muyflen tot Tongren te zien Is dat deeze ontdekkingen, die d'ovarleveringen bewaarheden , nog eenige twyffelingen ten aanzien de? vertolkingen jan de plaats van Plinius, laaten, twee oude Staalboeken van de Kanonnikaale Kerke deezer Stad Tongren . zullen ze doen verdwynen. Zie hoeze zig uitdrukken ter geleegentheid van een land kort by d'yzerenborn , een land dat aan de Vergader.nge der Kanonniken gehoort, in eenen leelt men : verjus Fontem Sacrum , naar de Gebet/mie Fontyne , een bynaarn die vermoeden geeft, dat deeze bronne aaneen God opgedraagen was, in d'anderen : ver/ut Fontem Jamim, na de heflzaame Fontyne , om dat de ziekene hunne gezondheid aldaar wederkreegen; de Romeinen zullen bewyilelyk deeze uitdrukkende bynamen gegegen hebban aan t-eeze fontyne, van welke men in 't vervolg om ze te noemen zig bedienen zal , laat ons aan deeze byvoegen . dat een ftaatboek aan d'arme tafel van Tongren haar noem' zonderlinge loirtyne, dat is te zeggen wonderlyke Fontyne ter oorzaake van haar bezondere daaden: dezen flaatboek heelt dezelve oudheid niet, als de twee eerfte, hy is maar van de 15de eeuw , maar 't is *t uittrekzel van een anderen veel ouder. Wat volgt uit deeze navorffingen , welke 't geen aan de Itillwygentheid , die d'oude Gefchiedenis - Schryvérs zedert flimus tot aan Hubert Thomas, gehouden hebben, ontbrak , byvoegen ? Dat de Tongerfche Fontynskragten zeer bekent waren, zo en gelyk ik der Romeinen tyde doen zien hebbe, dat in d'onwetende en duiffere eeuwen , te zeggen , in de 10de, nde en 12de , men de gezonde uitwerkzels nog al erkende, mits menze doens Fons faeer, & Fons fanus noemde, en dat men in de volgende dagelyks d'invloeiende wonderheeden beproefde, zoals de flaatboeken der arme tafel deezer Stad, betuigen. (6) Wat aanwyzingen heeft men integendeel vnor die verfchoovene tyden , aangaande de Fontyne van Spa , welkers kragten men niet heeft beginnen bekent te maken , als ontrent 't midden der ióde eeuw ? Geeneu 't geene waar maakt  ( iep ) «lat de waters van Spa , weinig of geeftzints beroemt waren in 1541 , is, dat men niet gedogt heeft alsdoen aan te wyzen tot hun voordeel de plaatze van Plinius.* want Hubert Thomas die d'eerfte de Plinius plaatze voor die van Tongren aantrekt, en meld niet met allen van de Fontynen Van Spa : welk hy zonder twyftel gedaan zou hebben , in geval deeze Fontynen ten dien tyde deeze groote vermaartheid , van welke d'Heer de Limbourg fpreekt, gehad hadden. Ik gaan nu de bezonderfte tegenwerpfels van deezen bekwaamen Geneesheer beantwoorden , onaangezien ze weinig van belang zyn, na 't geene ik UI. ftraks gezegt hebbe , ik geloove ze zonder beantwoording niet te laaten , dienftig te zyn. Mynheer UI. gedoging zal my eene omftandigheeden , miilchien oorfpronkelyk, en eenige erbaalingen , die ik niet heb konnen myden , vergeven , mits den Schryver , aan wien ik antwoorde , my daar toe gelegentheid geeft. Ik hebbe genoegzaam in myne Onderzoekingen -van Gefchiedenijjen raalcende de vermaartheid van de waters van deeze vlekke beweezen, maar ik meen ook ter zeiver tyd, aangetoont te hebben , dat deeze plegtigheid niet dan ten hoogten genomen als 't midden der 17de eeuw dagteekende; heeft d'Heer de Limbourg bewyzingen integendeel in zyne betragtingen gelevert ? Neen , en zou ik deezen Geneesheer niet konnen uitdagen om ons te toonen, dat de waters van Spa zedert een lang gevolg van tyd dPaandagt der vermaarfle Geneesheeren, en die van geheel Europa vaftgehegt hebben? Wat verftaat d'Heer de Limbourg door een lang tyds gevolg ? Europa en heeft op Spa niet fterlinks gezien als zedert deeze eeuw , en hy is al nog verzekert, dat het haar waters zyn die hem alleen deeze aandagt Wint ? (7) Gaat d'uitvinders lyft te raaden, welke de hoedanigheeden der Fontynen van i>pa befchreeven hebben , naamrol die d'Heer de Limbourg aan 't voorberigt van zyne Redenering der bergftoffelyke waters ingelyft heeft &c. , UI. zal te zamen befluiten , dat de tneefi beroemde Geneesheeren zig niet bekommert hebben, met hunne penne op dit voorwerp te oeffenen. In myne nafpeuringen, en hebbe ik geene punten op des waters van Spa eigendommen betrekkelyk willen ophelderen , dit was aan een Stoffcheider deezen arbeid te onderneemen: maar ik heb getragt eenig ligt , op d'oorfprong, en gefchiedenis van deeze vermaarde plaatze, die UI, kennen wilt, se geeven, alhoewel ik met UI. veel over de Fontyne van Tongren gefprooken hebbe, ben gehouden de bemerkingen varj d'Heer de Limbourg te volgen, en UI. dezelve al nog  C "o ) fe heriönerea, de Geneesheeren deezer Stad ten tyde van Hubert Thomas, en vreesden rtiet d'eigendommen bekent te maaken , maar om datze bedugt waaren , of hunne ziekenen niet eerder , na die Fontyne, als na hunne aartzenye briefjens of recepten , hunnen toevlugt zouden neemen , 't was niet, datze niet kenden , of datze niet haare kragten erkenden , maar 't was, om datze niet dan hun eigen baat overleiden (a) gelyk veele Luykfehe Geneesheeren , niet als de hunne overleit hebben fchryvende voor de waters van Spa. 't Schynt my, dat d'Heer de Limbourg de fpreekwyzè van de Gefchiedenifïe Foullon kwalyk overgegeven heeft, alwaar gefchil is over de Fontyne van Tongren (8) Vidi ego , ac Guftavi easdem bul/as , ac faporem , quce Plinius memorat (b) hy heeft gezien zegt hyen gefmaakt het gehruifch, kan men vervolgt hy het gebruifch proeven of de ■water-bobbels, die op V water komen ? Ifler geen kwaade trouw met, alzo d'uitdrukkingen deezer Gefchiedenis-Schryver te vertaaien , van welke den zin is : „ ik heb zelfs de „ ruifïingen , zulke als Plinius befchryft, gezien, en ik. heb ,, gefmaakt, de fmaakelyke hoedanigheid , welken deezen ,, ouden haar toefchryft. " Warom aan het woord ik hebbe gefmaakt den naamval ruifftngen gegeven , en had hy het ook niet konnen doen aan 't woord ik hebbe gezien voor naamval 't woord fmakelyke hoedanigheid ? Welk deeze fpreekwyzè heel bevallig zoude gemaakt hebben : ik hebbe gefmaakt de ruts [ingen , en ik heb den fmaak gezien &c. Na veele' radingeri , om te tragten tot bewaarheden, dat de Tongenaaren en Luykenaaren , maar een , en 't zelve volk geweeft zyn , Mynheer de Limbourg wilt, dat de plaatze van fPlinius op V land van Tongren evenredig is, en niet aan de Stad, die de naam voert, om dat hy zig laat voorftaan , dat men ten tyde van deezen uitvinder, en van Tacitus, op 'de naam van Tongren bemuurde Stad der oude Franfchen (9) het Tongers volk verftond, maar is het zeker dat d'oude zomtyds niet een ander aanneeming gaven aan 't woord bemuurde Stad (Civitas) (10) hy trekt uit deeze redenkaveling, welke d'andere reeds lang voor hem gedaan fa] De uitleggingen van Hubert Thomas, over de TongeA naaren en Luykenaaren , te 'Antwerpen by Platin. in l^ogi in ivo. 77 bladz. fb] Luykfchs Gefehiedenh 1, deel. 22. blad.  gedaan hébben , dit bëfluit, dat de Fontyne door Plinius bebhreeven ook zo wel koft in eenige plaatze van de landireek van dit volk geleegen zyn, als te Hooy (n) te Malmedi, te Vifér als te Tongren, zelfs of te Spa. Maai' vat verzekering hebben wy, dat de Steden van Hooy, Malmedi, en vifé gedeelte des volks van Tongren maakten ? Eindelyk befluit hy, dat mits 'er geene 't s£ gefchieknislyke (12) 'f zy Wereld-B efchryvelyke giffmg is, waar Jecze bronne in dit Landfchap was , daar is niet over al: ie bewysreden te zoeken, dat in dt merkletterfyke hoedanigheden van de bron-oorfprong, die met haar '? meefte overeenkomt , of die 'f meed lofdigten, welks de Latynfche Natuurkundige daar van gemaakt heeft, verdient, Iaat ons tegcns deezen voorftel de volgende 'aanmerkingen van d'Heer Priester de Feller zetten , men 'moet niet onkundig zyn zegt hy , dat de bergftoffelyke kragt 'van een water zig verflauwtt, of door vtrfchillende omftandigheden zig terjkrkt. '; Is door den vloed des waters door de mynftoffen in d'aarde boezem verborgen , die ze bergflofftlyk maakt, den vloed eener Fontyn kan van rigtlyn veranderen , de bergfioffen konnen zig verfpillen , en ongevoelyk met de waters aflopen. Zonityds dringt zig dn bron-oorfprong, in der nieuwe mynftoffen aders , en alsdan word haaren fmaak verkerkt, dit alles is in de geregeldheid •van de natuur-wet , en beveftigt zig dagelyks : wy beroepen tons tot alle Natuurkundige. Zedert 1692 vervoïgt den zeiven, ide Pouhon is (13) overvloediger, en meer bergjhffelyk geworden, (a) (14) Door zyne verligtende aanteekeningen , kan men door vaftigheid van 't bewys van d'Heer de Limbourg oordeel ftryken , welken weeten wilt, of Plinius de waters van Tongren, of die van Spa benoemt heeft, ot miffchien de waters van een ander oord, met de bewysreden te zoeken in de hoedaniglyke merkletters van de bron-oorfprong , die 'f befte op die hem betrekkelyk fediynt, of meer lofreeden , welke de Natuurkenner daar van geeft verdient, 't Is nogtans ingevolg deezer grondregels, dat hy d'omftandigheeden over de kragten der Fontyne van Spa maakt, byna alle kragten van die van Tongren wegneenjende. (15) lk en wil de hoedanigheden der waters van Spa door de Heer de Limbourg hun gegeven niet betwiften , maar en is 't niet een weinig nadenkdyk, als hy gedeeltelyk aan die fa] Dagboek van Luxemb. in 1776 Lauwmaand. blad, 10 j.  C 112 ) van Tongreni d'eigenfchappen van de Fontyne, welke Plinius befehryft weigert ? 16 Eigendommen die drie geleerde Geneeskundige Leeraars, van Loven, en 27 andere Geneesheeren in deeze beginnende eeuwc goedgekeurt hebben naar een overpeinsd onderzoeken vermeerderde ondervindingen = t Is met de baatzugt, nog ander oogwit, die de leidsmannen m dit befaamd gevoelen gebrogt hebben : dus fchynt 't vaft te ftaan , dat de waters van Tongren hadden , en dat ze hedendaags, de door Plinius befchreeven geftaltenifie Cmï nog moeten hebben. k lJ l-en\ev wyZC 8eI?vei1' dat Ca3far ziS in zvne gedenkboe™™„7 u a -W00rd atvatuca » om' de Stad Tongren aan te dlCüt' egte.- zyn 'er Schryvers door eenige vermoeden onderfteunt die willen , dat Atvatuca de naam is. in M,Smeea Ka^ed eCniSe m-y]en van tongren afgeleegen. Maar zonder redenvoering op dit voorwerp te maken. Zin E,m aand,agti neemen ' 'dat C£ctal' zak en Pak van alle SL^J^ yfS"! , d3ar na toe deede vaaren > aldaar tot beX?llt t Cen 8ehKle Cl*> R°»einfche krygsbende ïiw , °k agt neemen ' dat het Weftphaals volk in ei vaarms gekomen , van den beweenlyken ftaat, in welke in Sm fnnf di LuykeMaren gebrogt "hadden (19^ kwamen in ons land, alwaar ze een groote buit van vee , en veele gevangene, maaktde , aan welke zy vraagden waar Cajfar was , eenen van die hun antwoordende : ,f warom zeg t £' » hun (b) houd Gyl. UI. op met zulken kleenen en dlen- " 2£p rvi ',als GyL UL °P een °°8cnblik kont 3*™ " 't VnmSi T °Pu3 rUl?n tot Tongren komen (2o>, " $,t<-00I"fLh-Leger heeft 'er alle zyn Ichatten gelaten-, »t „ aldang krygs-volk is zo weinig in 't getal, dat het nÜ „ genoegzaam is om de wallen te bezetten, en dat niemand 3, zyn plaats verlaten derft. (21) KzÖefï™ diualleS met den vinSer niet 'eer een Stad , als tin a Ji • • zou een Semeen floc konnen de rvkdotn™r Rome,lnen .bevatten , 't geheel Legertuig deezer verZ,«ï-i '1 ^T11 Romeins krygshoop , maakde alsdoen een aénmeikelyke krygsbende 't welk nogtans niet genoeg was om JrfL^tiTJ"^ T C*f?n> mt ^aanteekeningen van terjcheidi zaken , tn 1697 m 8 0. AmM 172 e« in± blad? Bsrèou m 1775, m Iao. gqj vaJt m$ dcet  "3 > de wallen van dit zo genaamd kleen ftot te bekleeden? Et', moeten wy door 't woord Caftellum , dat Cffifar gebruikt; niet eene lterkte, of burgt verftaan die over de Stad Tongren de magt hadde, welke de Romeinen bemagtigt zouden hebben , dezelve voor de fterkfte Vetting van ons Land houdende. 'Er zyn dan fterke vermoedens, dat Tongren van doens af eene Hoofdftad was, ten was zo niet, dat men de Hoofditad ten tyde van Catfar aan de Luykenaaren geeft, 't dunkt my , dat men over deeze v ettelyk twyffekn kan. Hoe kont dit volk, zig hier nauwlyks verplaats hebbende , en op eenige wyze wilt, altyd in de wapenen, Vzy omid'overweldigde plaatzen te behouden, 't zy om zig tegen de Romeinen te ftellen , welkers herfchënde geeft, over de geheele wereld zig uitftrekde , denken eene Hoofdftad te bouwen ? Een volk , en zoekt zig in de Steden niet te verzamelen , dan als het in 't land 't geene het met geweld ingenomen heeft, verfterkt is, het begint in den vollen vreede de vrugten van zyne veroveringen te genieten , men kan .dan twyftelen , of het Dorp Imbourg by Luyk ooit de Hoofdftad der Luykenaaren geweeft is, 'er zyn geen teekenen in de Gedenkboeken van Csefar , integendeel men ziet maar, dat de wooninge van Ambiorix 't hoofd van dit Volk, alleen was en in boflchen gelegen, van alle kanten door dezen VeldOverften gepraamt, en zou Ambiorix zig in zyne Hoofdftad niet gevlugt hebbe , zo hy eene gehad hadde ? Verders hy moeft zyne verlofling niet dan aan de voordeelige gelegendheid van zyne woonplaatze dank weeten , zyn volkeren wederhielen eenigen tyd de Romeinen in een engen weg, hy zetde zig haaftelyk te paard, en ftelde zig aan devervolginge van Cffifar in een fchuilplaatze doorbreekends 't woud van Ardennes. (a) Zou de gelegentheid der fontynen van Spa in dit woud een oorzaak zyn zegt- myn Heer de Limbourg, datze aan de Romeinen onbekent geweeft was ? Moet ik alhier nog Verhaalen dat Spa van alle kanten , met boflchen en zeerhooge bergen omringt is, welke afgryzelyke dieptens vertoonen, moet ik herhalen, dat ten tyde der Romeinen dit Ardens Woud öndoordringelyk was, en dat de wegen za CaJ Perklafing$ van Ca [ar, met zerfcheide aanmzrkwgz!* bladz, 171.  weinig vry waren , zodanig dat Ca:far de Luykenaaren daar niet derfde involgen, moet ik eindelyk herzeggen, dat Spa, nog d'omliggende plaatzen (22) niet een gedenkteken der oudheid heelt,. van welke 't overblyfzel alleen heden zouden betuigen , dat derGaulen overwinnaars deeze plaatze kenden ? Wat aanlokzel kon deeze verdroogde en onbebouwde landftreek hebben , om menfehen door de gevolgen ■van een langduurigen Oorlog uitgeput tot haar te trekken , en om re onderftellen, dat 'er had konnen bebouwd worden, en dat d'inwoonderen zig zouden mcrkelyk vermenigvuldigt hebben zedert de inbreuke van CaTar tot aan den tyd van Plinius, dit is te zeggen in den tuffchen tyd van ontrent een eeuw. ? Ik heb aanmerkt, dat zedert deezen Natuurkundige tot 1541, men geen gewag van de Fontyne van Tongren gemaakt heeft, nog van die van Spa, waarlyk Hubert Thomas is den eerften der nieuwe uitvinders , die van de bronne van Tongren , al fwygende gefprooken heeft, 't geen gegenoeg opmerkelyk is wegens de waters van Spa: en 't is niet dan 18 jaaren daar na in 1559, dat Gilbert Limbourg in voordeel van deeze hier de vermaarde Plinius plaatze wedereil'chte, Hubert Thomas en brengt niet wezentlyk by , dat de Geneesheeren zyne tydgenooten in de Fontyne van Tongren ; de kragtige invloeien van welke Plinius gefproken had, niet erkenden , hy zegt dat hy niet wift , warom men door haare kragten weigerde te herkennen , en voegt 'er by, dat waarfchynlyk de Geneesheeren in dezen handel en wandel , niet dan hunne winfte overleiden , en dit is om dat men weet dat Gilbert Limbourg den eerften over de Fontynen van Spa fchreef, dat men befluiten kan , dat 'er in 't geene men bejegent vergrootinge is, over de beroemdheid die ze in 1575 hadden : ik 'hebbe ondervonden volgens d'uitdrukkingen van Bernard Palilfy , dat het een kleen werk van G. Limbourg is, welk begonft heeft eenigen toeloop na de waters van Spa te geeven, dog is 't mogelyk datze op 16" jaaren tyds hebben deeze groote roemrugtigheid, welke men wilt dat ze hadden in 157c, konnen aanwinnen. Ik weet niet waar d'Heer de Limbourg gebaalt heeft, dat Am broos Paré groote zaken over deeze waters maakde, m welke hy een onbepaald vertrouwen had , ik hebbe voor eenen oogenblik vermeent , dat ik in de werken dezers uitvinder eene pragtige lofreden over deeze Fontyne van Spa Zpiule ontmoet hebben, en moet men zig niet verwonderen  ( "5 3 van aldaar niets te leezen deezen aangaande, dan deeze wyiije borden ? Men houd ftaande dat deeze bergfiofelyke wanfs vanTpa eene wondere 'kragt hebben om der,[ ^enjoed der vrouwen op te drogen &c ch. . .. P. . Y^toSn^ltl Mynheer of Ambroos Paré aan Hendric de III. Koning van Vrankryk kan de reize tot deeze Vlekke aangeraden hebten , afwaar hy nooit geweeft is gelyk ik aantoont hebbe. Aanmerkt nog dat in die plaatze, welke ik UI n geweezen hebbe deezen Heelmeeftei: fpreekt.vanl de^waters van Plombiers, aan welke men zonder twyffel de helftevan den voorgewenden lof toewyzen kan, welkenJI Heei de Limbourg wilt dat Ambroos Paré over de Fonty eni van Spa gegeeven heeft, neemt boven al agt op deeze uitdiukk ngeV,, men houd, en herinnert UI. de fnakerye van den „ beroemden Bernard Palifiy , over Vonvrugtbaare Vrouwen, ! welke na Spa gingen om vrugtbaar te worden: Ui- zat weeten waar aan Ül. zig houden zult over deeze groote antina, welke de waters van deeze plaatze al nog nanoen , laöat men zig voorftaan dat het waar is, dat op t einde van de 16de eeuw Ambroos Paré daar een zonder paaien betrouwen op had , hoe heeft hy flaande zyn verblyt in Ne- derland , de nieuwsgierigheid niet gehad , zig na £>pa te negeven om deeze zelfs t'onderzoeken ? ... . A, 't Was voor Margeriet de Vaiois Koninginne van iNavarre niet, dat men de huizen deezer plaats, hedendaags zo dikwils toegangelyk, te kleen oordeelde: 't was voor Mevrouw de Vorftinne van la Roche fur Yon, du door de Geneesheeren geraden wierd te Luyk te blyven (b) ik heb Ul. d oorzaken verhaalt, die deeze Koninginne bewilligden om de reize by ons t'ondernemen , de waters van Spa wierden daar voor geringen prys ingebrogt. En bekent d Heer de Limbourg niet in zyne aanmerkingen , dat hy Margenet de Vaiois in de naamlyfte der groote lieden , die tot fc>pa geweeft hebben , gezet heeft? Wat is dan d'oorzaak van zyne verbaaftheid ? 't Is om dat ik in 't algemeen gezegt heb in een aanmerking, dat d'Heer de Limbourg voor de waters van Spa voordeeliglyk fchryvende, gelooft heeft, dat 'er meel¬ ij Werken van Ambroos Paré &c. druk van Lyon, in 1641. in-fol. 636 bladz, [b] Gedenkschriften van de Koninginne van Navarre t boeksuitgaave van Luyk by Bronkart 140 bldd--  ( H,6 ) aangekegen was, de naamlyft van Doorlugtiae lieden *> vergrooten die de waters hadden gaan drinken ° a S aan d6r gebeurde zalre» t'onderwSn naar ik hebbe niet gezegt, dat d'Heer de LimbourR «GW™ Ï£ 4dat KoninSinn* ^ waters var!Spa f ank bin¬ nen Spa zelfs, en nog minder dat hy bygehrogt heeft ze deeze in 't Hof van den Vorft van LfyiSeiendronk Ik moet deezen Brief niet fluiten Mynheer zonde&! eerft aan te melden, dat d'Inwoonderen van Tongren i^^k-eT?Zk "gen van deeze onderzoekingen bete? 'ken nende d'uitftekendheid hunner oude bronne komen eindelvk mteen flag van zomigheid, waar in zy tnh\^ ov%& jaren , 't is niet zonder reden, datze zig vleyenTkonnS de beroemtheid dieze ten tyde van Plinius hadde , wedef?/ geven, welk zy onophoudelyk bewaard heeft latten tvd daar na, zo als ik UI. hebbedoen zien by uittSkSi der .efstaT en'doofd/n^f21"11126 V3n * K^onSS, £ AANMERKING E N. r- Aanm. io5 blad. De beroemde Fontyne van deeze dikwils verwoeftde P!aatze &e. De Stad Tongren is nofee! plundert geweeft in de r=de eeuw Door Gerard Grav? van Loon en de I3de döor Hendric Hertog van Brabant Z 2. Aanm. io7 bladz. De Plaatze die door Plinius aangeju-eZe„ geweeft is , « een twiftrejig voorwerp geweeft luiïchen deeze' gearde , d'eene willende aan Tongren ïïere LvefX ^^re.Man Spa. Onder deeze Schryvérs had Ik d'Heer Prielter de ïeikr moeten onderfcheiden, welkers redenvoennge nopens de plaatze van Plinius my befluitende fchynen zie hier 't geene hy opwerpt aan die , die willen dat ^pa begrepen is in de uitgeltrektheid van de Ileerfchappye der Tongenaaren „ Ja zegt hy dat Land had konnen daar „ m begreepen zyn, maar in dit geval zou Plinius de „ plaatze van deeze Fontyne van een roemrugtig ftof be" ltemrae" ; gelyk hy zoude zeggen , daar is in Bohemen „ een goede bergftoftelyke bronne, fpreekende van de Fon„ tyne van Egra, deezen die zeggen zoude dat 'er eene „ bronne dtgt by de Stad Egra is , zou zeker beter bepalen. „ vyarom aan de Plinius plaatze eene donkere en dobbel3, zinnige beduidems geven % mits hy eene enkele nauwkeu-  C "7 } ,i rïge en gemakkelyke te bewaarheden geeft, zie hier „ 't geen hy nog tegen die opwerpt die voorwenden , dat „ de Sauveniere de hoedanigheid hebbende befchreven door den Latynfchen Natuurkundige moet de bronne zyn , van welke deezen uitvinder de kragten in zynen boek waant, had de Sauveniere alle deeze eigenfchappen zegt „ hy , de Geronliére , de Ponhon, de Tonlet, die heb 'er ,, andere , die in geene vergetelheid moeten zyn. Warorn en fpreekt Plinius van deeze niet? Wat zou men zeggen „ van een man , welken de befchryving van de waters'van „ S£a makende niet als van de Sauveniere zou fpreeken ? „ De naam van Fons inftgnis, zonderlinge Fontyne \ „ uitfluitelyk aan de Sauveniere gegeven , zou de andere „ fchromelyk llaag zetten, zou men zeggen dat men ten „ tyde van Plinius niet en kenden als de die ? Maar 'tis „ Fons inftgnis, welke zo veel kwalen genas,'zonder twyf,, fel zo veel menfehen na haar trok , deeze menfehen gin„ gen ligtelyk uit de plaatze niet, mits dat het geheel na„ buurfchap hun onbekent gebleeven is Dat men deeze ,, aanmerkingen wel overweegt vervolgt d'Heer Prielter „ de Feller en men zal weeten, aan welk men zig houd, „ alle de geene volgens den zeiven, die in eene emftige „ aandagtigheid aan deezen redenitryd maken, hebben niet ,, getwyiïelt, of Plinius fprak van ,de Fontyne van Ton„ gren. " Dagboek van Luxemb. Louwmaand 177Ó , 100 bladz. en volgende, 3. Aanm. aldaar,. .. Die ftierven aan hun wonden, dieze frydende gekreegeu hadden, waren digt daar by begraven, 't is ook 't geer.e ik gelezen hebbe in eenige handfchriften over onze gefchiedenis, 4. Aanm. aldaar de Guttum. 't Was by de Romeinen de naam van een Geheiligt Vat, uit welk men den wyn van drup tot drup fehonk. Zie der oudheden woordenboek in 't kort &c. 5. Aanm. 108 bladz. In '/ ryk en kojlelyk vertrek van d'Heer van Muyffen cfc. Mynheer van Muyffen voegt aan veele beleefdheden , een wydlopige kennifiè van d'oudheid. .Hy bezit eene talryke verzamclinge van gedenkpenningen, onder welke 'er veele zyn van de grootite zeldzaamheid. 0. Aanm. aldaar. . . En dat men in de volgende altyd beproefde de wonderbaare invloeyingen &c. 't is onnodig de genezinge van den Cardinaal Mendoze-te herhalen , die de waters nier-kwaaie, welke men oBgeneeflyk hiel. Zie d'onderzoekingen der gebeurteniffen wegens Spa. 7. Aanm. 109 bladz.... Is hy verzekert, dat het die waters zyn, die alleen deeze aandagtigheid tot hun trekken ? Neen ten zyn haare_ waters alleen niet, zo men gelooft geeft aan de Uedenkfchriften van d'Heer Piret Regtsgeleerden, het Opfchrift hebbende : van d'Oppermagt der Flrrjlen Biffchoppen van Luyk , en de magt der Staten. ,, Die vet„ maarde plaatze (Spa) en is haare wezentheid en haaren „ voorfpoed niet, als aan den toevloed van de ryke , en vreemde van hocgagting lchuldig, welke de genugtenmèel „ meer als de gezondheid van haare waters daar trekken. " 69 bladz. 1737 , de Herbergiers van Spa, en vraagde niet meer voor een aardig geftoffeert vertrek als 10 ftuivers daags, en bevorens gaf men nog minder, 't is waar men had alsdoen niet in deeze plaatze allerhande flag van verluftingen byeen geraapt, welke men tegenwoordig aldaar vind. 8. Aanm. ii© bladz. D'Heer de Limbourg heeft deeze fpreekwyzè van de gefchiedeniffen van Foullon niet zeel overgezet , alwaar over de Fontyne van Tongren gefchtl is. 'Ik zien niet dat de Vader Foullon door 't geene hy zegt van de Fontyne van Tongren ook zo flegten Natuurkenner is, als d'Heer de Limbourg hem waant, mits men erkent heeft, dat deeze waters dezelve kragten hebben die aangeweezèn zyn in"de befchryving van Plinius , der natuurlyke zaken. 9. Aanm. aldaar... Onder den naam van Tongren ftad der oude Franfchen &c. Men moet zig erinneren dat de plaatze van Plinius begint met deeze woorden. Tengren een Stad der Gaaien. &e. 10. Aanm. aldaar.... Fn gaf men zomtyds niet een ander aanzien aan V woord Stad [CivitasJ. D'Heer Priefter de Feller , aan wie men niet zal betwiften , dat hy de taaie der Romeinen kent, zegt, dat het woord Civitas ook voor Stad jgenomen word, en hy voegt 'er aan by , dat de Stad van Tongren bezittende inderdaad een Fontyne, zulke als Plinius befchreeven heeft, is het ten overvloed in eene onbepaalde uitftrekkinge van een land te zoeken 't geen men wel vind in een uitgedrukte plaatze. Dagboek van Luxemb. Louwmaand 177(1, bladz. iox. 11. Aanm. iïr. bladz. . . Zo als tot Hooy &c. Daar is in der waarheid by Hooy een bergftoffelyke Fontyne zedert lang bekent, de plaatze van 't leven van den H. üomitiaan Biflchop van Tongren in de 6de eeuw getuigt zulks: Draconern Hoyenllbus inMum , divina- rirtute (Domitianus) ex- tinxit:  C "9 ? •»itix$t: & fontem tetieno illius infe&um, ita fanHvit, ut diverfii •etiam languoribus txindi remedio fit' 'Er zyn in 't land van [Luyk 15 a ao bergftoffelyke Fontynen, en volgens d'aanmerkinge van d'Heer de Limbourg, zy zouden byna ieder :op hunne beurte tot hun voordeel de plaatze van Plinius ikonnen beroepen. 12. Aanm. aldaar... Hy befluit eindelyk nis ''er geene .-volkomen bewys, of gebeurtenislyke &c. Men heeft 't tegendeelig gezien, en ik geloove ten dien opzigte dat 'er geen :t\vyffel meer zal blyven. 13. Aanm- aldaar... De Pouhon §gc. Dit is den naam van eene van de Fontynen van Spa , ik zien in de tydver1 dry vingen van Spa' van d'Heer de Limbourg 51 bladz. van "t 1. deel, dat men den naam van Pouhon, doet afkomen van een Luyks woord Pouhir, 't geen in 't Neerduits Put1 ten betekend, ik vinde in Ortelius een ander woordkennis • van deezen naam , 't geen my minder gemaakt fchynt, die 1 ons over een aanmerkelyke bezonderheid de' Fontyn aan; gaande onderregt. Ortelius doet 't afkomen van Pohan, 't geen in de groffe fpraak, fenyn betekent, en hy geeft voor reden, dat voor al eer men 't wezentlyk gebruik van de waters van Pouhon kende , geloofde men ze doodelyk te zyn. Abr. Ortelli itinerarium Gallo Brabantinum. Lugd. Batav. by de Elzeviers, 1Ó30, in kleen 12 °. 257 bladz. 14. Aanm. aldaar. . . De Pouhon is overvloediger en bergpoffejyker geworden. Veelerhande oorzaken konnen de kragten van der Fontyn-wateren veranderen, ten zou niet wonder zyn , zo da Eontyne yan Tongren , die zedert langen tyd wezehtlyk is, eenige ligte veranderingen ondergaan had: geduurende deezen tyd heeftze d'eigene eigendommen , als ten tyde van Plinius, men heeft in Plutarchus tyde al vernomen , dat de bronnen de beurtvalligheden onderworpen waren, zie hoe dien wysgierige zig uitdrukt: „ in veele Meiven en geheele Vloeden, en nog meerdere warme „ bronnen ophouden, en zig geheel in andere verliezen , „ zig bedelven , en in d'aarde verfteeken, en van daar in „ dezelve plaatzen na eenigen tuffchentyd zig wederom ver- toonen, of daar kort by vloeyen. " Zedekundige werken* „ overzeting van Amyot, boekstitgave van Cuflac , 5 deel > 46 bladz. 't Is dit 't geene aan de Fontyne van Tongren gefchied" is; geheelyk door Karei de ftouten Hertog van Bourgondien verwoeft, men heeftze niet dan lang daar na zien verfchynen: men geeft zelfs voor, dat op deeze tydverdeeling haaren loop een andere rigtlyn aannam. Q  C 120 ) 15. Aanm. aldaar.. • Wegneemende byna alle deeze kragten aan die van Tongren. De kragten zegt d'Heer Prieiccr de Feller, welke men aan een bergftoffelyk water eer als aan een ander toefchryft, zyn zaken, op welke veel te zeggen is. Dagboek van Luxemb. op gemelde plaatze. 16. Aanm. 112 bladz.,. Van de Fontyne van zvelke Plinius fchryft. 't Is zienelyk door de vlytige nazoekingen , die ik gedaan , dat de befchryving door Plinius opgeltelt, geene kan behelzen als de Fontyne kort by Tongren geleegen. 17. Aanm. aldaar.. • Da waters van Tongren hebben tegenwoordig dezelve hoedanigheden door Plinius befchreeven. De bronne van Tongren zegt d'Heer Prielter de Feller is bergltoffelyker als men meent, wy hebben ter plaatze den blyk gehad in 1772, zy heeft waarlyk den yzeren fmaak zo als Plinius verhaalt. Dagb. van Luxemb. aangewez. plaatze , 't zou te wenfchen zyn , dat de onpartydige Stoffcheiders op een nieuw de waters van Tongren en Spa onderzot ten. 00 18. Aanm. aldaar. Daar latende... een geheels krygsvende &c. Cajzar ging met zyne andere krygsbenden , om Ambiorix 't hoofd der Luykenaaren te vervolgen , welken zig met eenige Ruiters na Ardennen terug getrokken-had. 19. Aanm. aldaar.. . De Romeinen hadden de Luykenaaren overwonnen &c. Dit volk bezat ten tyde van Caizar een groot gedeelte van 't Vorltendom van Luyk. 2c. Aanm. aldaar... Aankomen tot Tongren &e. Den vertaaider volgt het gevoelen van 't grootfte deel der geleerde 't woord Atvatuca voor dat van Tongren geevende. „.ai- Aanm. aldaar. Niemand durfde uit zyne plaatze gaan. ^iie hier de Latynfche eige woorden des Schryvérs van dit ftuk van Caizars verklaaringen ; waarom zegt hy hun verkwift Gyl. uwen tyd met zulke ellendigen , en kleenen , roof, aangezien Gyl. UI. kont op eenen oogenbhk ryk (*) 'f Geene overeenkomt met de gevoelens van d'Lieer van' Boekhout Opperleeraar van de Stoffcheiderye van Loven \ tvelken my in V jaar 1788 verklaarde, naar gebruik en ondervinding gemaakt te hebben, my de Redenvoerino- houdende in myn verklaring 47 bladz. verhaalt, hebbende bevorens V werk van d'Heer Baron de Villenfagne , ende d'Heer Priefter de Feller geleezen.  C wi 3 maaken ? Mits Gyl. op drie uuren tyds kont tot Tongren comen, 't Leger der Romeinen heeft alle zyn Rykdom aaar gelaaten , 't aldaarig liggende Krygsvolk is zo weinig lalryk, dat het de wallen niet kan bezetten, en dat niemand van zyn plaatze durf weggaan 174 bladz. van de aoeksuitgaave met de teekenen van verfcheide zaken tot imfterdam in 1697, in 8°. gedrukt. 22. Aanm. 114" blad. Moet ik tindelyk herhaalen, Jat fipa nog d'ontrent liggende plaatzen &c. 't Is te zeggen , ■/an eene of twee mylen , en nog wyder, want wat verlaat d'Heer Limbourg , als hy zegt ; de ontrent liggende 9 laaize zyn op den weg van Tongren, na Stavelo en Malmedy, en van daar op Trier. . . Wat heeft met de byliggende plaatzen van Spa den weg van Tongren op Trier gemeen. ?  C 122 ) Vervolg van H Byvoegzel op Onderzoekingen, der Gejchiedenijje van Spa. A. Mhr. Tot Antwoord op de wydere bemerkingen -van d'Heer de Limbourg Geneesleeraar &c. DEeze bemerkingen die komen in 't uitfrekzel de, Dagboeken te verlchynen, (Hooi en Oogftmaand 1788.3 L>e wydJoopige nafpeuringen , welke zy over de eigendommen en kragten , der waters van Tongren en Spa inhouden , gaan my niet aan , 't nauwkeurig onderzoek zal ik de Geneesheeren en Natuurkenners overlaaten , d'andere hoofdpunten aangaande , welke ik reekene Mynheer, dat Ui. zonder eenzydigheid, zo ook aandagtelyk den nieuwen druk of boeksuitgaave , van de naauwe Onderzoeken der gejchtedenijjen wegens Spa zal geleezen hebben , en 't byvoegzel der naipeuringen , en ik hoope dat UI. zal gewaar geworden zyn, dat ik aan *t grootfte deel der opwerpzels van d'Heer Limbourg eene voldoenelyk antwoord gegeeven hebbe, ik gaan hier de die beantwoorden, van welke in de nafpeuringen ik gelooft hebbe , geen gewag te hebben moeten maaken. Deeze rtoffe befekry vende , hebben wy verfcbillende beoo-, gingen gehad. Ik hebbe zonder vooroordeel gezogt, gelyk ieder Gefchiedenis-Schryver verpligt is te doen, met aan Spa eenig hgt te geeven , welkers roem my op een oogenbhk fcheen te verbinden d'aar.d^tige oplettendheid van een ieder : is my dien aanflag gelukt ? Die moeiten die ik aangewend hebbe doen my gelooven, dat men te vergeefs een grooter ligt aan d'oorfprong en vergrootingen van deeze ylekke zal konnen geeven, d'Heer de Limbourg, en bekhouwe dit ftoffe niet anders als een Geneesheer, welken de grootfte belangen had, om voor de Fontyne van Spa te bewaren , allen 't geene men van haare wonderheid, zedert een eeuw en half, wegens de wondere kragten van haare waters gefprooken had, wy hebben beide onze taak vervuld. Dat d'Heer de Limbourg zig geruft ftelt, zo zelfs d'onverwagde voorvallen de Fontyne deezer Stad herftelden, Tongren zou nooit dezelve agting hebben. De vermenigvuldigde genugten verzekeren aan Spe haaren roemnaam , en trekken '% a&trd ajdaar „ 't welk den vreemden jaarlyks aldaar niet  C 123 } nalaat overvloedelyk te komen belleden. Maar is derf mf ook beroemen van die oude duifterniifen verdjeven te hebben van welke men de beginzelen omringen wilde, en van de gefchiedenis van een Dorp bezonderlyker te hebben doen kennen , welk geduurende drie maanden van 't jaar 't fchoonfte en luifterlyklte van Europa is. Zo d'Heer Limbourg nier vreeft een ieder verdrietig te zyn met het zelve «voor we"rp nog te hervatten, zal hy my verpikten van my niet tot zaken te begeven . op welke ik nooit gedogt hebbe, ik erf zal niet doen als zyn vyfde antwoord santoonen , alwaar hy zig in de zyde valt, om de vooriteliingen te bevegten , welke ik niet geloof, dat hy zal konnen vinden in 't geen ik over Spa gefchreeven hebbe. Waar heb ik in myne Onderzoekingen voorgefteld, dat Gilbert Limbourg de Fontyne van Tongren niet gekent heeft ? Waar heb ik gezegt, dat deeze, en de Fontynen van Spa aan de Geneesheeren niet bekent waren, ten tyde, en bevorens den boek van Hubert Thomas in 1541 gedrukt ? Het zou verdrietig zyn , zig al nog de gevoelens der Leeraars van de Geneeskunde van Loven , en de die der 27 andere Geneesheeren van verfcheide Steeden wegens d'eigendommen der Tongerfche waters op te houden. Ik zal enkelyk bemerken , dat Hendrik de Heers by.de halve eeuw voor deze vermaarde gevoelens aflyvig is. D'Heer de Limbourg wyft in zyn 7de antwoord aan t overblyfzel van eenen ouden Romeinfchen fteenweg , welken twee of drie uuren van Spa af voorhy loopt, om te bewaarheden , dat aan de Romeinen de Fontynen van dit oord bekent waaren. Maar en bewyzen d'overblyfzels van deezen ouden fteenweg het tegendeel niet ? Is dat de Romeinen de getuigen van de heilzaame uitwerkzëls van de waters van Spa geweeft waren, hoe en zouden ze dezen fteenweg niet geleid hebben? Een omweg van twee of drie mylen was voor hun een kleene zaake: en mits zy het niet gedaan hebben , hoe kan men dan eenen gemakkelen toegang onderftellen , ten tyde der Romeinen tot de Fontynen van Spa? En weet d'Heer de Limbourg niet, dat twee of dry mylen verre , de diepe dallen , de hooge bergen , de ftyle rotzen, de grouwelyke afgronden in plaatze van eenen gemakkelyken toegang aan te bieden , niet anders ais ontoegankelvke plaatzèn moeten voorftelleri ? De woning van Ambiorix was digt by een "Vloed in de hoifeben , dit verblyf alhoewel d'Heer de Limbourg van tegenkantige meeïilng is, is zeer wei aangewezen in d'uitleggingen vauCsfat  C "4 ) ■ door de vlagt van den Koning der Luykenaaren; mits het de%eS„8theid 'geltf °m *» ™* « !«5 By aldien ik niet bewezen hebbe, zo als d'Heer de Tim- of Kv 'T^ dC ftUkken der °udheid bi«S Tonden , nn ^' T°K8ren Sevonden bewysftukken zyn betrekkeü°5 d °Ude br01ï deezer Stad' ik hebbe ^n minnen hier was enVh^ dBt T0,ngren ^ de Romeinen ze<* ^ken «™'aI *hebbe ter zei ver tyd aangetoont, dat nog Spa , Sot h?^™ ê!^de°0rden geen ftulc van boudheid LT' S?w£en^ der Gaulen moeften over zvn rerwi,,d der, Fontynen deezer plaatze onweetende Se dat ^etwaar &emaakt is' datze ^ wonder¬ baare invloeymgen der waters van Tongren beproeft heb- hnor'r ™„en *T 3?chen al* ™en d'Heer de Limbourg P n ' dat die Overwinnaars over alle de pronkpen- Ss b^T^'^'-'i °^dis Welke men al «* flaags by Tongren vind , door de Romeinen met voordat* SS'Ï fWeett ,haddcn' wie zou vansgelyken niet hchen SJt Hendrik Kr? ^ hy bybren^' 001 te overreeden , tiat Hendrik de IIL Koning van Vrankryk in 1*8* te Sna geweeft is ? Moet eenen fteen die men daar aanwfft5in vvelV fl-d|f,IMapen.n-Tan VrankiTk en Polen ingefneeden zyn, de ftilfwygentheid van alle Gefchiedenis-Schryvers aan dezen Vorft gelyktydig overtreffen ? Moet hy boven al de reden overwinnen , welke dwongen , om zo te zeggen , Hendrik om m zyne Staaten te blyven , in den tyd dat men hem te 8Pa te weezen onderftelt, hoe veel reizen , en zou mui aan d'Oppervorfïen niet doen aanneemen, zo men beïioot dat hunne wapens in den fteen gefneden bewaart zyn . ra zulke en zulke Steden , datze daar geweeft zyn = Verder waarom heek Margeriet de Vaiois Koninginne van Navarre m naare Iredenkjchnften van die gewaande reize van haaren üroeder met met allen gezegt? 't Geen zo veel te meer te verwonderen is , mits ze zeer wytloopig verhaalt, 't geene naaren Broeder aangaat, welken zy teerlyk beminde , en het gedeelte van 't grootfte belang, en meefte merkwaardigheid van haare Gcdcnkfchriften ons Land en Spa betreft , eindelyk waarom lwygt Ambroos Paré over deeze reize ftil, die hy als Heelmeeiler van Hendrik de III. ons had konnen onder, regten ; om welke ziekte hy zynen meefter bewilligt heeft om de Spa-Waters te nemen, zo gelyk d'Heer de Limbourg voorgeeft dat het waarfchynlyk is, dat hy ze dikwils aan deezen Vorft aangeraaden heeft ?  ( 125 ) Op die wyze, gelyk d'Heer de Limbourg deeze plaatze van Ambroos Paré verminkt, zou men zeggen dat deezen Heelmeefter het drinken der Spa-Waters aan meenigvuldige ziekenen voorgelchreeven heeft : dit is niet nauwkeurig. Ambroos Paré na eene optelling van veele kwaaien , van welke men de geneezinge door de koude baaden bekomen kan , gemaakt te hebben , wyft de baaden van Luyk en Spa aan, indien UI. aan deeze weinige woorden die byvoegc, welke ik in myn Byvoegzei van deezen uitvinder aan U). overgefchreeven hebbe , zult gy bevinden in een Boekdeel van Soo bladzyden in-folio, Ambroos Paré heeft over Spa maar drie reegels gefchreeven , hoe kan men nog tot dit gewaand onbepaald betrouwen weerkomen, dat dien Heelmeefter op de waters van deeze Vlekke hadde? Wat bewyft de plaatze van Ambroos Parée , welke d'Heer de Limbourg in zyne wydere bemerkingen uitfehryft ? Niet met allen, mits men aldaar de baden van Spa, welke nooit ee~ nigen roem gehad hebben , met die van 't Luykerland verwart , van welke eenige, als de baaden van Chaudfontaine met meer dan eenen eertytel hunne beroemdheid verdienen. Indien d'Heer de Limbourg de Gedenkfchriften van Margeriete de Vaiois Koninginne van Navarre door haar zelfs gefchreeven wel doorleezen hadden , en niet haar Gebeurtenis kortelings gemaakt, hy zou 'er gezien hebben , volgens' dat ik gezegt hebbe , dat het Dorp van Spa ten tyde dezer Vorftinne , niet dan in drie of vier flegte kleene huyzingeie beftont , hy zou aldaar de twyffelingen hebben zien verdwynen , welke hy voorftelt, om te weeten , of het aan de Vorftinne de la Roche fur Yon , of aan de Koninginne van Navarre geweeft was, dat de Geneesheeren haar aanradende tot Luyk te blyven- In deeze plaats-befchry ving van de Gedetiïfchriften van Margarite de Vaiois is geene dobbilzinnigheid. Zy fpreekt aldaar van de Vorftinne de la Kóche fur Yon , en niet van haar. EINDE.  C n6 3 Aanmerkingen over de Bergftoffelyke Fontyne van St. GILIS by Tongren. Nonfmgendum, aut excogitandum, fed in veniendum, quid natura faciat, aut ferat Bacon. Door den Medecyn-Meefter DRIESEN.' 1796. VO O R-R E E D E N. Na dat men allen 't geene zo wegens d'oudheid der Fontyne -van Tongren als over haare hoedanigheden geleezen heeft, zal'/ aanftónds onnodig, en zelfs belachelyk fchynen meerder daar van te fpreeken , deeze overweging zou alleen genoegzame'n om my te wederhouden van myne onderzoekingen in '/ ligt te geeven . zo V verlangen van V lydende Menfchdom nuttig te wezen in my allen anderen inzigt niet wegnam , ik zal myn doelwit; zo ik eenen goeden uit/lag kan hebben, getroffen hebben. I. HOOFDSTUK. De Stad van Tongren heeft twee bergfloffelvke Fontynen, haaren oorfprong verwarring» van die, welke flaande gehouden hebben, dat de Fontyne, van welke Plinius gefproken heeft, kan wezen die van Spa. IK geloove, dat het genoegzaam door Feller , Vil'lenfagne &c. beweezen is, dat de Fontyne, van welke Plinius gefproken heeft, niet en is, nog zoude konnen zyn tot Spa , eene Vlekke die zo veel hedendaags bekend is als onbekent, ten tyde van deezen vermaarden Natuurkenner. Laat ons tot de zaake komen, en zien wat de tyden, en hunne wiflèlvalligheden konnen uitwerken , en dat de waarheid alleen onze leidfter zy. Ten tyde van Plinius was de Fontyne niet verre van d'oude muuren van Tongren aan de voet van een berg genoemt yzerenberg in onze groffe fpraak  C »7 ) fpraalc of berg van yzer, van welke zy de naam van yzesenborn, yzeragtige, of Fontyne van yzer ontleent heeft. Deeze Fontyne zynde in Oorlogstyden vervult geweeft , had zig verlooren , en miffchien in vergetelheid gebleeven, zo d'oude dagboeken , en openbaare fchriften van haar niet gewag gemaakt hadden , onder d'eernamen van de fchoone heilzaame, en geheiligde Fontyne. Deeze ftaatsfchriften doende wederkomen de geheugenilfe van de verwoeftinge verwekden de nieuwsgierige, en bclanghebbers voor 't gemeene beft , om onderzoekingen te doen op den yzerberg, alwaar zy d'oude kom , zulke , welke zig alnog in onze tyden bevind , maar vervuld met aarde , ziende, dat deeze kom mee water vervuld , wierden de herten der toezienders ook ter zeiver tyd met vreugd vervult, eilaas voor een oogenblik , welke op't befchouwen zelfs van dit water't geen onklaar, en ftilftaande bleef, ophiel. Zie daar 't geene de doolinge van veele gelyktydige uitvinders , Gefchiedenis-Sehryvers veroorzaakde , zulke als Guichardin , Fizen , d'Ortelie en andere, &c. welke zelfs allen 't geene 't welk voor hun Hub. Thomas eenen der voomaamfte Gefchiedenis-Schrvvers van 't Land van Luyk in zvne gefchiedenis in 't jaar 1541 tot Luyk gedrukt, daar van "gezeid hadde, in twyffel trokken. Te weeten men ziet alnog deeze Fontyne in de puinhoopen der Stad, zy heeft de kragten die Plinius haar toegeeigent heeft, gelyk ik zelfs ondervonden hebbe. Baccius Elpidiane Geneesheer, Natuurkundige, en Borger van Romen verhaalt de befchryving van Plinius iti't lang, daar nagaat hy voorts, dat de Kardinaal Antoon de Granvelle ten zynen tyde zo vermaart, hem kennis van deeze waters gegeven heeft. Mfen moet zeer twyffel end zyn , om desgelvk gezag te verwerpen. 't Was'ougetwyffelt op deezen tydmerk, dat d'onderzoekers haar in haare plaatze niet gevonden hebbende, aan de Fontyne van Tongren , niet meer gedogt hebben , en haare voorgaande wezentlykheid begonftden te betwiften. Bresmal aanmerkt ten deezen opzigte. Ik verwondere niet, dat deeze uitvinders de gefchiedenis gepoogt hebben te verdraayen . mits het zeker is, dat de hedendaagfche vloeiende Fontyne nog niet ontdekt was: welk oorzaak is, datze in d'oude geene kragt meer vindende gelooft hebben, dat Plinius de berg' ftoffelyke waters van Spa befchreef... By geluk begon ds Schraefborn, gelyk onze inwoonders ze alsdoensnoemden', zyne waters te vermenigvuldigen , zodanig dat hy de nabyliggende  C 128 ) 'weiden overftroomende d'eigenaars dwong om water zuipen of reoletf te maken om de waters eene.i vryen vloed te geven* Deeze ontdekking vernieuwt de gefchiedenis van deeze vermaarde verloorene bron, hervonden , en door de Tongenaaren voor die van Plinius door haare kragten cn hoedanigheden erkent. Den Raad zou door een Vaderlyken iever, vervolgt Bresmal, voor 't algemeen welvaaren , bekent gemaakt hebben en goedgekeurt, door eene plegtelyke Vergadering der Leeraars in de Geneeskunde , ten waare d'Oorlogen een onverwinnelyke hinderpaal geweeft hadden, en 't was om deeze reden , dat deeze niet, dan na den Oorlog 1700 uitgevoerd wierd , alsdoen wierd deeze Fontyne door haare digt bygegelegenheid eener Kerke aan den H. jEgidius toegewyd met zynen naam genoemt, in fteede dat menze bevorens voo>geene dan die van Plinius kende. Gy ziet Lezer , hoe de zaken van geftalte door hunne onftantvaftigheid veranderen, en hoe gemakkelyk men daar van 't geheugen , of memorie verheft. In 't jaar 1788 heeft de Regeering den ouden Fontynbaïc van Plinius nog eens opgegraven, een roerfcheut van dezen bron , en alles zo voorfchreeven is bevonden. Wy hebben een anderen yzeragtigen oorfprong kort by onze Fontyne ontdekt, hy is in een wiskonftige hoek var» een weide tot Betho geleegen , zyn water kleurt zig violet verwig, als d'onze door d'enkele inwerping van rouwen thee uitwazemen eenen weinigen zolferagtigen reuk ik houd-! my te vreeden met ze aangeweezen te hebben. Mits ik my voorgeftelt hebbe d'aanmerkingen over onzwaters der Fontyne van Plinius te geeven. Heb ik d'ondervindinge voor maatregel genomen, en derve my vleyen , dat een taaie waar toe 't gemeente geneigt is , aan welk ik ze opdraage wel zal ontiangen worden , ik zal het tragten t'onderwyzen met weinige woorden in 't geen zyn gezondheid belangt, en myn gevoelen zo beknoptelyk , als *t my zal mogelyk zyn, te doen verftaan. II. HOOFDSTUK. Of V onnalatelyk is, dat men V lichaam bereiden moet, door d'aderlating , voor aleer onze waters te gebruiken. . Het is langen tyd, dat de geleerde Geneesheeren , ditonpryzelyk misbruik beftryden , van zig in den Lententyd ader xe laten 9 om zig tegen de ziekten, en invloeyiugen te be-  ( 1=9 ) vryden, en ik weet niet wat verciert denkbeeld. Een vooroordeel eens verkeert ingeftelt, word by 't volk eene wet; tft welk zig zo veel te liedeer als 't vooroordeel door zyne gevolgen kwaad is, wilt houden. Dat men zig hier niet en bedriegt, de bezonderlte grondwetten der geneeskunde is in den natuur des menfchs, zy kan alleen zonder geneesheer door haare eigene kragten du gezondheid bewaaren , en de ziekten geneezen , de Medecynmeefter is niet , als den beftierder. 't Is wereldkundig, dat des levens waaragtigenoorfprong, in *t bloed , zyne hoeveelheid , en in zyne goede hoedanigheden beftaat; zo deeze voorwaarden evenredig met de beftendigheden van den menfeh zyn ? Hy zal de gezondheid hebben , beginnen deeze evenredigheden na te laten ? Op den oogenblik zyne gezondheid word verzwakt, en hy is ziek. Volgens dit gevolg zyt fterk, en kloek , laat u d'ader ope aen, aan welke ader dat uwen Heelmeefter, of Geneesheer by voorkeur kiezen kan. Hy beneemt u de vóorbehoeding tegen de kwaaien, die Dl. myden wilt. Ik zegge meer, of gy zyt reeds ziek, oft gevaar van ziek te worden is aanitaande. Konnen de menfehen die deeze kwaade gewoonte aangenomen hebben , van zig in den Lenten d'ader te laaten openen , daar van hun onthouden en onze wateren met verzekering gebruiken? Ik antwoorde van ja, en voegt 'er zelfs by, dar door den middel van ons water gevoegt met een marige leefmate of diéet, die dewelke overvloedigheid van bloed , en vuilvogten hebben, zullen konnen verdwyinen den overvloed die hun bedreigt, dat men dan 't bloed niet verkwift. D'ader-opening is niet noodzakelyk, dan als de bloeds overtolligheid 't leven dreigt te benemen , in zulk geval zoude het agterlaten des aders opening misdadig zyn ; ions water ook in deeze omftandigheid gedronken zou het kwaad vermeerderen , met uit te dyen , en d'uitftrekking van 't bloed te vermeerderen , gelyk men door de borftbemauwtheden , de hoofdpynen , zwymelingen , ftrammigheid ider leden , loomigheeden , of ilaperigheden , en andere byvallen in de volbloedige ziet, dadelyk na d'aderlaating ophoudende, meerder of minder groot, volgens dat den overvloed der vogten vereifcht. Hier uit, om in 't voorby gaan daar van te fpreeken , komt een andere waarheid voort, welke men niet noodig heeft, gelyk men gemeenlyk doet, over de verfcheide uitgeftrektheid der zenuwen , de fnellc geeft-beweeging onzer, wateren verdagt te houden,, deeae voorvallen koanen ge-  ( no. ) fchicden ; maar zyn zeldzaam. Dat men my niet bybrengt, dat de niet volbloedige zomtyds eenige fwymelingen, ilaperigheden , en andere gewaar worden door 'c gebruik onzers waters. Heb ik te kennen gegeven , dar de fcherpheid des bloeds deeze uitwerking kan voortsbrengen, 't is dan den zolferagtigen geeft , en het veiknogt yzer in ons water , welke zeer bekwaam zyn : deeze feherpigbeid van het bloed veroorzaakt alsdan 't geene de volbloedigheid veeoorzaakt, maar niet duurende , en zonder gevaar, en vereifcht geene aderlaating, zie eeenigc bleekvervvige, en doodfche , eenige glaazen van onze waters drinken, hunne wangen ichoon lood worden , een klaar bewys, dat her bloed zig daar henen begeeft, en dat het zig in de bloulvaaten tuflchen vel en vleefch eene opening zoekt. Een onderftelling, op datze beftendig, en voor altyd is , en mag uit eene verheevene inbeeldinge niet zyn, zy moet voortskomen uit 't binnenile der zaaken en zig aan de on• derzoekers vertoonen door ftantvaftige verfchynzels der natuur: want deeze krankzinnigheid van leerftukken op te regten , verwart de verbeeldinge op duizende wyzen , en verbeelden dikwils een voorwerp, zulk als men zoude willen , en niet zulk als het is. Ik befluite dan dat de aderlaating geenzints tot voorbereidzel voor aleer ons water te gebruiken nodig is, en datze nadeelig is, of ten minften gevaarlyk in alle gelegentheden alwaar den bloeds overvloed niet fchadelyk is. III. HOOFDST UK. Of des Lichaams zuivering voor 't gebruik van onze bergftoffelyke waters nodig is. Van deze laatinge gaan ik over naar 't onderzoek der zuiverende middelen welke een ander vooroordeel onverztiimelyk maken, en zou men niet zeggen dat men zekere fchoolfwetzers hoorde fpreeken het, het menfehen lichaam niet anders dan een riool te zyn ! als ze niet komen als voor een zuiverende middel voor te fchryven , wanneer 'er niet anders nodig is, als eenige glaazen water te drinken. Ingeval ik voor de Geneesheeren , niet anders als voor de zuiverende middels en fchreef, als voorbereidzels, ik zoude niet anders nodig hebben als ze te verzenden tot de laatinge, den eenen grondregel is den flooter van den anderen , maar aangezien ik aan't algemeen fpreeke, zulke ttflal zou niet wel ontfangbaar zyn, men zou reet redenen  C 131 3 1 Aot ik het met onbepaalde woorden , en won'- S3?£S ^£«D?*XS.:'t gebruik dg "nder heelt ook meer öe misbruiken te verbeteren beoogt, ris daar van lolreeden te geeven , gelyk zï" b=><* „nn >, vonr we»cns hunne gezondheid doet zien g4V i alwaar hfzeg^De dihwih her vatte ^y^^S I „ dels hebben zo veele zwarigheden als de dikwils aoerid tinken zv bederven de kookingen , maage <*c. Ueeze uh^fc^t iay vercieren/hy verklaart zig meer " de braakmiddels of overgeven , en ,, Men ican ai&wja w } noodwendig „ buyk-zuiverende middels laaten , zem ^ M„„r,j,T,pai/ OD fchvnen met zig van eenen maaltyd , oi avondmaal/ op den S^e ontneemen, met zig van de voedende: voed1 zeis te Onthouden, boven al van ^/tS?enlnmS water te drinken , en met meerdere ^2^\fnV^l «rewoon is , te doen. Deeze middelen dienen zont.ede ;iu ve?ende om verfcheide ongemakken welke>mend,k, wils beproeft, oP de tydmerk , dat meri ge woon H ^ buykzuiverende middels te gebruiken , te overwjnnen">t Is hier goed te bemerken, dat het water varonze Fontyne dikwils een zuiverende uitwerkzel doet,™or™ ni" dat het lichaam daar toe bereid is , en zo zulks gebeurt, heeft men niet anders nodig , als dit gebruik « v^n, en ik derve verzeekeren, dat men zig w Jal be^m;enn Daar zyn voorvallen die voorzgtigheid veieilchen , }W* zelzaame, en welke, met dan in zcekere *™£^J*k™ voorvallen, 't zou onnodig zyn in 't openbaaiJaar ai te fpreeken, om dat deeze ziekten onderfteld Wieden onder de beftieringe der Geneesheeren te zyn , welke ztnlen weeten . of de waters hun dienen of niet. . .., , ik Soo% Tm «n m, m ï^-mmw<%  C "3= sïï&ZLgjr*lichiim K b!reias° > te IV. HOOFDSTUK. Dejoeveelkeid des waters, welke men neemen moet, en zou ZZJrttett,, epttalt' ■% *Mrn»W ***** voorgefehreven konnen worden , men ts den eenen dag meer als den anderen voorbereid: op wat tyd men ontwater maggebmiken. mnCch??* d-kwi!S uaan, de bronne mosren l^hen, als ik ken 1 igeZ1Cn uSb> 1 getal der Sla^n dieze uitdronken opreekenen, beginnende op voortsgaande wyze, en ein- E a- S\VfIgheid* Ik heb ze zeer dikwiJs tot voorste l™, 8 1 u18 Z,len Verliezen : men is ™t altyd oP ge yke wyze voorbereul en men zal den eenen dag drinken , t geene men op den anderen dag niet zoude konnen men moet zig zelfs ten deezen opzigtte raad™ gat wat is den eenen menfch in dit geval in der waarheid aan en anderen met verfchillen.de ; zulken zal 'er twaalf glaazen ui " dwT',efrmeerdere' en zal ziS wel bevinden, m-wylen door de helfte eenen anderen Zig°kwalyk bevinden zal? '? moet mPnr',,da,Veen,ieder ,Vofgens ^ gloeien ginken moet, men drinkt zo lang als 't fmaakt, en als 't u testen gaat laat gy het ftaan. „ Te veel zegt verftahdiglykïy? „ pocratxs is, den vyand van de natuur : omne enim m;;;iln ,, natura, immtcum. 't Is raadzaam 't water nugter te neemen , zo men voordelige uitwerkzels verwagten wilt, en zorgè draagen dat men wandelt op dat het beter afzakt : 'c is° gevaarlyk', da men fterk wandelende zig in 't fweeten breng?, bezonderiyk ais men nog drinken wilt, men moet zig niet vermoeyen een maatige beweging is genoegzaam. Zie hier genoeg voor den menfehen bekwaam , zig ter plaatze alwaar 't water zyn oorfprong neemt te begeven, voor die 't water om eenig beletzei, of ziekte in hun huis willen nemen , die zullen wel doen zig in beweeging te brengen: in deeze geleegenheid moet men de fleflehen wel floppen , alsdan is men in t gevaar met- dat het van zyne kragten verheft , het bewaart zig lange jaaren , en laat zig verdragen zonder zyne hoedanigheden te verliezen. Een oud geloofbaar man van myne tennrffe, heeft my verteld, dat hy in Holland gerent hebbende , den Franfchen Afgezant hem't water on«r fairyne het drinken , 't welk drie jaaren in n> a*™< Limbourg Profèffor der Univerfiteit van Loven, zyn gevoelen over de Fontyn van Tongren 73 bladz. Limbourg (M. de) onderzoek van 'het geen dezen uitvinder gefchreeven heeft van de Fontynen van Spa en van Tongren 72, 77, 100, aanm. 29, 105 bladz. en volgende , 122 en volgende. ö ' Lodewyk den XV. Koning van Vrankryk 57 bladz Maldonat eenen geleerden Jefuit, gaat met den Hertog van Nevers na Spa 77 bladz. • ö Margeriet van Vaiois Koningin van Navarre, de aantrekkende omflandtgheid van haar reis naar Luyk alwaar zy de Spa-lVaters dronk 82 en volgende, mis [lag daar zy valt tn een reize van haar gedenkfchriften 104, aanm 47 Mendoze (den Cardinaal de) wierd genezen van veel ziekten de welke ongeneeslyk herkend waren met te drinken de waters van den Bron van Tongren 71. Montagne fpreekt van Spa in zyn ryzen 77 , en in zyn proeven 98, aanm. 20. Nelifjèn Beggard van het Speen en Scheurbuyk genezen 45 blad. Nefjelt Docltoor van Luyk, heeft gefchreeven over de waters van Spa 81 bladz. Nevers (Lodewyk van Gonzages Hertog van) drinkt de waters van Spa 77 bladz. Ortelius , '/ gevoelen van dezen uitvinder over den bron van 'longren, 106 bladz. Palijjy (Barent) de Jnakeryen van dezen uitvinder op de Fontynen van Spa 97 , aanm. 17. Palmen (Hendrik Dodtoor) is van eenen inwendigen zweer oft abces genezen 58 bladz. Pare (Ambroos) heeft een woerd gefproken van de waters van Spa 114 bladz. Peumans (M. Ag.) van dartres oft vierige zwéertjens 46 bladz, Pifart (Hendrik) den welken in 1701 een kleen boek gemaakt heeft van den Fontyn van Tongren de tering van M. P. Germtau 58 bladz. en volgende. Plinius den Natuurkenner, plaats van dezen ouden rakende een Fontyn gelegen in H Luykerland 93, aanm. 1 , bewys het welk Plinius wilde aanwyzen door dees plaats de Fontyn van Tongren 106 bladz. en volgende. Pouhon Fontyn van Spa, oorfpronkilvkheid van dezen naam 119 bladz. Puuammer  BLADWTZER, S^M&r^Hmêue *«« ^ *^ *r ^ «eraa/ w**e" 48 bladz. en volgende. . Roche-fur-Ton (de Princes van de) ^ waren byna onbekent over 1541, 74 > 109, zy en zyn van de Romeinen niet bekent geweeft, 74 . »3. niemand geeft getuigenis, dat de Romtinen'die ooit ™*™J%**]fc Onzekere» oorfpronk van V Do? 15'S*™* "f^tf" waters begonfl hebben eenige vermaarthetd te *f*f«« 7j «» volgende en volgende, de aardbeving "»J^J gemijt haar eenen ongelukkigen floot te geven *l*h°'& mg dit Dorp geagt wie,4 ten tyde van Margenet van Valais Koningin van Navarre, 16, 87. Schuilier (Jan) van zyn jigt 42 bladz. Thomas (Hub ) gevoelen van dezen Schryver over den ton tyn van Tongren 71, 93» <"*«/»• »• . , . rt/ld „ar Tongren bergfiofelyke Fontyn gelegen dtgt by dees St ad,tvm /e Romeinen gekent en zekerlyk m de ^urelyke bejchovinge van Plinius aangezvezen, 71 en volgende, l°° '™6' waters waren nog vermaard inde 16de eeuw, 71, verm^ra verdeel van 3° Domoren over den natuur van {^«g» 73. 112, de onwederfprekslyke bewyzen , du ptmus onsgemeld heeft in zyn natuurelyke befchryving 106 , AttilU % Noor mans en den Hertog van Bourgondien venvoeflen Tongren, Cafar, door het woord Atvatuca heeft hy d>e* Stad willen noemen 112 e» 113 bladz. , „ Tournon (Heieen van) fterft van droefheid tot LWk 07 ». haar graffchrift. 101 aanm. 35* , ~ # n.,„ Omftandigheden op eenige werken, daar men dees Jufrouw pryft aldaar aanm. 36. . , _ ' ^ Fan Boekhout (Profeflör) zyn meening van de Spa-, en 1 on- gerfche-Waters 47 bladz. Domheer 85 bladz. .. ,. r Van Herck (Jan) van zyn dartres en jtgt , zyn dmt te Vtn Mmffen (M. den Advocaat) keft gevonden digt by T  BLADWrZER. den oude» bak van den Fontyn van Tongren en rondom Tongren en ook met veel onkoften uitgegraven zeer veel zeldzame flukken van oudheid 108 bladz. Van Muyffen (MO Broeder van den voorgaanden Erfgenaam van een koftelyk Cabinet van de voorgenoemde oudheid, welke Hukken nog dagelyks gevonden worden op den akker alswanneer het fterk geregent heeft oft den Sneeuw gefmolten is 108 , 117 , aanm, 5. Vosgien Engelfchman, het gevoelen van dezen viertldbefchry'ver over den Fontyn van Tongren 106 bladz, Do&oor Driefen 126 bladz, EINDE.  \J heb ik J. van Ha* u |. * ivere aangenaam yzerv^enberg ott bron gronden 1daar^^/„ded/dm agtige waters,, vai welke ik e ^ ^V. hoQg purper by. in em P»«kc?^ro°^d5Tr mst dit glas water gegaan naar „a fwat* Ik Ja^Sei roe fcheut van deezen gevononzen bron van.St. Cr:B^J°£ren tezien van dees twee den bron om tet veAh£^ die waters veel hoo- Vonxr^*^^^S&A^ van den bron van St. Giger purper koleui kregen ais cue z t b ü -t zeive fis Vto^JE8^^^^^^» > en heeft 'c glas water naar Mr. Doftoor U»«en * daar met groote vreugt ontfangen,.ende beproe , ° heeft na is hy 'er na toegegaan, « welbep^oeit won_ hy my zyn comphment gemaakt' ^^e , a derlykite mineraal water ,dat ik myn leven è . ni lenen kleinen boek. gemaakt: had. van dein *fen i68< &c werken beginnen te fehryven tot lot yan 'de mineraal waters van ons tegenpartyen en zynen eigen "leetf Hendrik Abheers de acidulis SpadwU m< *59- (TEB.ATODIA.) Quod non videndum , lumine combibis £t irretorto. Percipis auribus Non audienda, at aure digna Das celeri rapienda vento. Tacenda fans, fanda files. Legis. Vix digna leSfu 1 digna , ocuhs negas Non pes , mams, non uUa membra ■ Officii meminere juflj. Qiiefifli honores : turnia , Htffras . Pccuniarum tetenuit fitis. &c. &c.... Het geen gy niet moeft'zien , dat ziet gy met een feheel  oog. Het gsen gy niet moeft hooren , dat hoort gy , en het geen weerdig is gehoord te worden, laat gy in den wind vliegen. Het geen moeft gefwegen zyn , zegt gy, en het geen moeft gezeid zyn , fwygt gy. Gy leeft dat niet weerd is gelezen te zyn, en het weerdige wilt gy niet bezien. Alle uwe lidmaaten , handen en voeten mankeeren aan hunne pligten- Gy hebt d'eeren gezogt, d'ampten, de geleertheid. Gy zyt eenen gelddorltigen geweeft. &c. &c. Ik derve zeggen zo geleerden Docloor Abheers geweeft is, dat hy de kragten van de mineraal waters zo veel gekent heeft als mynen pollevi» en is dat hy ze gekent heeft, zo en heeft hy dezelve aan niemand willen kenbaar maken, leeft zyn varken. Sic mundus valt decipi, zegt den kwakzalver , zo moet men de menfehen helpen , dat is van het p lui me bed op het ftroo. De goede eenvoudige Tongenaaren bezonderiyk hun Doctoors van dien tyd hebben GuLhardin gedrukt in 1646, eenen Italiaan geleezen, Abraham Ortelie, gedrukt in i