01 2124 9767 UB AMSTERDAM   •V.- %v; •' '.. &{* R U S S E N I n «r noor d ii o 4 :v i>, o F VRIJHART en S AARTJE.     D E RUSSEN I N NOORD-HOLLAND.   de hussel IN NOORD-HOLLAND of Vktjhart e* Haartje TOWEEË SPEL IN DRIE BEDRIJVKT*. INDEK HAÖE VOOU REKENING VAN HET ZEI.SCHAP M t> C C C.   O P D R A G T AAN DE LEDEN VAN HET TOONEEL-GEZELSCHJPy ONDER. DE SPREUK: TOT ONDERLING VERMAAK, I N DEN H A G E. V Itfii 'SS. '^y. -SS. 's>~.'.fy~.J GEACHTE MEDELEDENI De gebeurtenissen, die over weinige maanden in ons vaderland hebben plaats gehad, kwamen mij voor eene gepaste ge. • a legen-  W O P D R A G T. legenlieid aan de hand te geeyen, om een tooneelflukjen zaa* mentefiellen, dat voor ons tooneel het voorrecht van oorfpronglijkheid zoude hebben en eene belangrijke herinnering zijn van de altoos gedenkwaerdige rampen, die een gedeelte onzer republiek getroffen, en van de hachlijke geyaaren, die het geheel gemeenebest bedreigd hebben, zoo wel als van de kloekmoedigheid, met welke dezelve zijn afgeweerd. Die gebeurtenis immers kan, tot opwakkering van den nationalen geest en flerking van het waar patriottisme, niet op te veelt onderfcheiden wijzen aan het geheugen herhaald worden; en. v/elke der konsten, die in dit land' zoo wel als elders hloeijen, is daartoe gefchikter dan de tooneelkonst, die een leeyend tafereel der voorwerpen en daaden daarjlelt? Ik heb dan enige uur en, die mij vak mijne ampts- bezigheden konden overfchieten, belieed om dat flukjen voor uw tooneel te vervaerdigen. Het onderwerp, dit zult gijlieden gereedlijk bekennen, was niet vatbaa:' voor die groote coups de theatre, die de jlukken van. de Schrijvers voor het hedendaagsch tooneel kenmerken ; de nabijheid van tijd en plaats, de algemeene bekendheid der gebeurtenisfen tot in haare bijzonderheden, lieten geene groote verdichting, geens zaamengejielde intrigue toe, wilde ik, de historiëele feiten, * welks  o F\ n r a a r. welke het moest verbeelden, niet zoodanig vervormen, dat zij dezelfde niet meer waren, en zoo wel op andere gebeurtenisfen en andere landen als op de Engelfebe Expeditie in Noord-Bolland konden toegepast worden ; in kort dat 'er niets waar of waarfehijnlijks in ware dan de naamen van plaatfen en perfoonen. Dit waarfchijtilijke, dat ik mijn tooneelflukjen wilde l::ate:t , verbood mij ook andere karacters en zeden ten toncele te voeren dan die van onze NoordHollandfche medeburgers, van de eenvoudigfie zieker , dia 'er in enige maatfehappij bejlaan. Deeze regelen volgende, heb ik de voornaam/Ie omjlandigheden van de ''gebeurtenis'fen; geduurende den tijd dal hel verblijf dier woeste vijanden deezen vrijen grond bezoedeld heeft, opgezameld en tot een geheel gevormd, dat ik, zoo veel mogelijk, belangrijk heb gezogt te maaken, zonder dat belangrijke juist te zoeken in fchouwfpelen van gevegten of pragtige vertooningen, die ik in het algemeen wenschte dat hel treur- en blijfpei liever voor de opera en de pantomime overliet. Zoo ik in de uitvoering van dit plan eniger maate geflaagd ben, zal het mij aangenaam zijn tot ons onderling vermaak iets te hebben toegebragt; terwijl ik gaerne wil erkennen dat gijlieden het behaaglijke van mijn ftukjen meer * 3 aat*  t»v O P D R A j geeft haar een kus.) DERDE TOONEEL. SAARTJE, VRIJHART, JAAP. J A A B. Holla! holla! wat is dat? wel ilapperment! een foldaet *e myn vrijster zoent ! ^rijhart van het hoofd.tot We voel ten bekijkende) Wat zie ik? de zeun van onzen ouden iehoolrmester! _ fa een foldaeten-pak ! Zijt gij het, Vrij. hart? Wel wat doe jij hier, maet ? Ben je mie onder die gewaepende kiezen, die hier voorbij trekken om teugens den Prins en de Engelfchen te gaen vegten ? _ Wel, dat pakje flaet je fchoon , veritae je, burger! _ dat's wat anders, verifae je wel, dan voor den lesfeuaer te ftaen en voor je vaêrtje voor te liezen ^ dc fc ^ ^ gaat hier nou aêrs toe, jongetje, verftae je, het is hier gxen lander-fchpoj ; de Engeifchen zijn J)1ÊÏ ^ ^ zecd  IN NOOR D-H O L L A N D. 9 zend mannen Ruslanders op den Helder aan land ckotnrnen en daer wordt hier alle dag evogtcn ; — Nou kommen 'er nog vijftig duizend uit Engeland bij, en dan gaet dat regt toe regt aen naer den Haeg , en daarom , zoo ik je raeden mag , verftae je , zoo meugt gij wel hiel fchierlijli i naar Amftcrdam kieren , of gij zult weldra , gelijk zo viele andere, in de duinen of op den dijk je dood vinden; want, kijk , verftae je, daer ftaet maer niets voor de Engeifchen en Ruslanders, vooral als 'er onze lieve Prins of zijn Zemi feij is. V R I] li A R. T. Wij koomen eens zien of dat waar is, en of de Engel, fchen en Ruslanders ons over het lijf zullen loopen, of ons over het hoofd zullen fpringen. Maar daar zal nog heel wat gevogten worden , Jaap ! eer het te decge bcflist zal zijn % of de Oranje - vlag of de Bataaffche van den toren zai waaien. — Maar gij , helpt gij braaf aan de batterijen werken ? JAAP. Ik mogt de duivel, verftae je! Micn jij dat ik mij zoo maer wil laeten dood fchieten? Nien, dat niet, verftae je; als zij kommen om volk te haelen , dan wiet ik mij in onze fchuur wel te verbergen dat zij mij niet vinden kunnen, of andeis (hij doet of hij geld telt) verftae jeV VRIJIAR T. En zoo zijt gij dan tot nog toe vrij gekoomen. :— Nu, zulke klanten als gij zijt kan het land wei misfen; want A 5 SU  *° D E R p S S £ N gij zoudt tog gaerne den vijand in het land zien dringen, om uwe kwaadaartigheid den teugel te vieren , en braave eerlijke vaderlanders ftrafloos te kunnen hocnen en fmaadeu, niet waar ? Qlly vat hem wat ruuw aan.) JAAP. Dat zeg ik niet , Vrijhart ! dat zeg ik niet, verftae je. V R IJ H A R T. Maar neem u in acht; men zal het oog op u en alle trwe gelijken houden, en de minfte ongeregeldheden, die gijlieden aanregt, al ware het dat de vijand voor een tijd tot voorbij dit dorp mogt dcordringeu , zal door de wet ten ftrengften geftrafc worden. SAARTJE. Zagt, Vrijhart! zijt bedaard ; hij meent het zoo kwaad niet. v R IJ H A R T. Geen nood, Saartje ! ik zal hem niet behandelen gelijk hij verdient. - Maar ik durf niet l^ger van mijne Compagnie afwezig blijven ; ik moet gaan: ook is hetgezelfchap, dat gij bij u hebt, niet gefchikt om mij op te houden. Het fpijt mij dat ik de oude luiden niet gezien heb; wil hen van mij groeten. — vaarwel,.Saartje! {Hij kust haar de hand.) Z A AH"  IN NOOR D-H O L L A N D. saartje. Vaarwel, Vrijhart., vaarwel! v r ij h a r t. Vaarwel! saartje. Vaarwel! jaap., hem naroepende, Hadie, Vrijhart, hadie! vr ij hart, heen gaande. Dag Jaap; als 'er batterijen gemaakt moeten worden, zal ik op u denken, hoort ge wel! VIERDE TOONEEL. saartje, jaap. jaap. Vaerwel, Vrijhart, vaerwel! — vaerwel! — vaerwel! — •wel dat gaet mooi, verftae je? — vaerwel, Vrijhart, vaerwel, — vaerwel! Qhij kust zijn'' hand.) Ik ben bijlo, verftae je, daer net van pas ekommen, naer 'kipcur. saar-  's eE Russen saartje. ïk bd:cn jaafj, dat dit affcheid mij aandoet; hij Was ae fpeeima kcr van mijne losheid; hy was altoos ^ b aave, eerhjke jongen, en wie weet of ik hem heden Z V°0r *** ™- Wie weet of hij n" aoor onze vcrlosfers word dood gefchoten. Jaap. Wel I«t hij dood efchoten worden, _ dat hoop & -ftae je, dat hij dood efchoten 2al worden, Pende kiezen allemael, verftae je wel? saartje. Foei, Jaap, dat is geen W£nsch ^ ^ ZW n} met onze mede-burgers, die met ons een b-d bewoonen, die 'er hun goed, hunne ^ en ^ben, zo_ Wel als andere; en kunt gij hun kwalijk ^ rnen dat aj vreemd volk, van welk men nog niet weet hoe ZJ} het met 0I1S Z0U(Jcn hM va 200 ^rgeeven; en, lieve hemel! hoe zal Z gaan, als 2ij 'et een3 in ^ ^ ft ^ ^ van moorden en plunderen fpreeken. jaap. Gij fpriekt de kiezen voor SaerhV- «w . VOJ1' öae.tje, dat moest je vader «as hooren, verftae je. / saab.-  IN NOORD-HOLLAND. tj SAARTJE. Ik fproek tol de gerechtigheid, Jaap; maar gij, gij maakt mij tot een' misdaad, dat ik een' jongeling, dien ik van mijne jeugd af gekend heb, en die op het punt is van zig in het grootst levens-gevaar te bevinden, mijn medelijden fchenk. — {Schreiende) Gij zijt een wreedaart, en zult nog maakcn dat ik u haaten zal. JAAP. Nou, nou, mijn zoetertje, wees niet boos op me; het was maer, verftae je, die verwenschtc kacrel, die u een zo'en gaf, die mij zoo gramfteurig gemaekt heeft, verftae je? En heb je wel gehoord dat hij mij edreigd heeft mij aen de batterijen te zullen laeten werken? — Maer ik zei 'er van mijn lieven niet meer van fprieken, nou ik wiet, verftae je, dat jij bet maer uit miêlijën toeliet; maer wae- rentig ik dogt, verftae je, dat het (/«;' wil haar hand vatten.) SAARTJE. Laat mij met vreden. JAAP. Mag ik dan, verftae je, je lieve poefele handje nfct ter» kusfen ? SAARTJE. Niet, zo lang gij van Vrijhart met verachting fpreekt. V IJ F-  *4 DE RUSSEN VIJFDK TOONEEL. SAARTJE, JAAP, DIRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN. DIK.K JANSSEN. Ha! ha! ha! ha! ha! Vrijhart is 'cr clan ook bij! wel, moeder, wat zullen zij van de neuten krijgen! , T R IJ N T J E JANSSEN. Ja wel zullen zij, vader lief. DIRK JANSSEN. Hoe! wat is 'er gaans, kinderen? Gij fchreit, Saartj»?Wat, is 'cr gebeurd? JAAP. Wel, Dirk Jansfen, daer is Vrijhart hier ewicst, verftae je, die met de gewaepende kiezen tegens den Prins gact optrekken, en die heit affchcid van Saertje enoomen, verftae je, en toen heeft zij zig een zoen laetcn geven, verftae je; maer het was uitklink kJaer mielijcn, verftae je, omdat hij nou zickerlijk dood efchoten zal worden, en voor ik dat wist, ben ik daer over wat gramfteurig gewiest, verftae je; maer, verftae je, het is wier bijcleid. D IRK  IN NOOR D-H OLLAND. 15 DIRK JANSSEN. Is het anders niet, Saartje? koora, is 'er iets gebeurd, alles vergeóten en vjergeeven, te meer nu ik u zulle eene heuchlijke tijding koom brengen. Mijne lieve kinderen! binnen korte uuren zullen wij verlost wezen en onze vrienden de Engeifchen en Rusfefl hier aanfehouwen, en misfchien zullen wij-dan zelfs wel het geluk hebben van den tedergeliefden Erfprins in het dorp te ontvangen. De Franfche troepes aan den flinker vleugel, naar den kant van de zee, zijn geilagen en retireeren hoe langer hoe meer; zij zijn reeds verre agterwaans geweken en de troepen hier omftreeks volgen hun voorbeeld; doch al vegtende; het kan niet lang duuren of-zij zullen mede het dorp moeten ruimen voor de overmagt van onze verlosfers; binnen weinige uuren is ons dorp vrij; wij haaien dan de vrijheids - boom omverre; wij zetten de Oranje-vlag op den toren en het huis van Oianjo , de oude Conftitutic en de godsdienst zullen herftcld en van hunne onderdrukkers verlost zijn en binnen kort het geheelc land van dat gefpuis van Franfchcn gezuiverd. 0! Welk een' vreugd, dat wij weder onze ijver en genegenheid voor het huis van Oranje zuilen mogen aan den dag leggen en openlijk vertoonen , en dat wij op onze vijanden zullen gewrooken worden! JAAP. Oranje boven! Oranje boven! Wat zullen wij de kiezen knijpen! TR IJN-  *6 DE RUSSEN tryntje janssen, hem de hand voor den mond houdende. z"'ijg, Jaap, zwijg, wees voorzigtig; het is nog geen tijd om Oranje boven te roepen. Men mogt u eens hooren; men nam u gewis bij het retireereh mede , en gij zoudt ons, dusdoende, insgelijks in gevaar brengen; doch laaten de troepen maar eens weg zijn, dan zullen wij onze vro lijkheid den teugel vieren, als in het heuchelijk Jaar 87. dirk janssen. Mijn vrouw heeft gelijk,' Jaap, gij moet u zo lang b& dwingen tot onze vrienden hier zijn. Voorziet u ondertusfchen van Oranje-lint , om aanftonds gereed te zijn dit fraai teken ter cere van den Prins optezetten, opdat men u niet voor een kees mag groeten en u misfchien dood flaan. j a a p'. Oranje-lint? ö, ik heb, verftae je, enoeg om het hiel* dorp te voorzien: ik zal mijne lieve Saertje, verftae je, ien: mooie ftrik op haer borst en op haer' hoed fehenken met een breed lint, waarop met gouden letteren ftaet : Vivat Willem V. Wat zegt ge daarvan, Saartje? saartje. Allerbest, Jaap, als gij het daar bij laat, is het mij aan Eenaam; maar ik vrees dat gij u tot daadiijkheden tegens uwe medeburgers zult laaten vervoeren; dit zou mij fmei ten  IN NOOR D-H O L L A N D. 17 ten, en dit doet mij de komst van onze vrienden al beevende te gcmoet zien. JAAP. baedelijkhieden tegens de kiezen ? Wel, Saertje , zouden wij gien pretje hebben als onze Prins hier koomt? Wel dan was het fpul, verftae je, niet volmeakt. Maar wees niet ongerust, mijn lievertje: wij zullen hen niet hard behandelen: daer zullen, verftae je, maer ienigc huizen eplunderd worden van de flegfte van dat volk; ienige ien pak flaegcn krijgen en ien ftuk drie vier dood eflaegen worden: verder zullen wij hun gien kwaed doen en genaede fchenken. SAARTJE. En dat noemt gij hun geen kwaad doen, Jaap, menfchen te ruïneeren en te vermoorden? welk eene godloosheid! JAAP. Godloosheid! wel nu nog mooier: men zou zeggen, aen uw praef, verftae je, dat het zonde was kiezen te plunderen en dood te ilaen. Ziet onze lieve Prins dat niet graeg? Het is ommers altijd efchied, als hij wieder de overhand in het land krieg en hij heeft 'er ommers altijd de vrienden van zijn huis voor bedankt, dat zij hunn' ijver voor hem zo klaerblijklijk aan den dag elegd hadden. DIRK JANSSEN. Ja, Saartje, niemand is daar ooit over geftraft en het B kan  18 DE RUSSEN fom geen kwaad, als het niet te erg loopt: zoo doende wordt dat onkruid uitgeroeid. In 87 wierden zij naar Wezel gefloept, maar nu zullen zij naar Engeland en misfchien wel naar Siberië vervoerd worden. SAARTJE. Gij bedroeft mij, lieve vader, met zulke onmeedogende redenen. Zij zijn immers ook menfehen, en JAAP. Kijk, de drommel heal me, verftae je, als zij niet nog om dien Vrijhart denkt. TRIJNTJE JANSSEN. Saartje, ik weet niet welke grillen gij u in het hoofd brengt. Maak u maar gereed om onze vrienden wel te ontvangen. • Men zegt dat zij op den Helder aan alles gebrek geleden hebben; wij moeten hen dan wél onthaalen en goed te ecten en te drinken geeven: het wordt tijd om daar toe alles gereed te maaken. DIRK JANSSEN. Ja, dat is wel ledagt, moeder. Hoor, ik zal den wijn, dien ik, zoo ge weet, in de fchuur begraaven heb, om dien de patriotfehc foldaaten niet te geeven, nu maar opgraaven en voor onze vrienden, de Engeifchen en Rusfen, klaar zetrcu. —_ Maar wie daar? ZES.  IN NOOR. D-H O L L A N D. r> ZESDE TOONEEL. dirk janssen, trijntje janssen, saartje, jaap, teunis. t e u n i s. Hier ben ik, buurman, help mij deeze kist maar eens binnen draagen. —- Zie zoo. — Gij hebt mij beloofd, neef Jansfen, dat gij, als de vreemde troepen hier mogten koomen, en ik dus gevaar loopen van geplonderd te worden, wel van mijn beste goed zoudt willen bergen : ik hoop, dat gij nu uw woord zult houden, en in die verzekering breng ik hier deeze kist met goed. Ik ben zoo even uit geweest, om te zien hoe de zaaken ftaan, en ik befpear dat onze troepen agter uit wijken: zij zullen weldra hier zijn, het gefchut trekt ginter reeds' voorbij; ik heb derhalven gemeend niet beter te kunnen doen dan mijne toevlugt tot u, als mijn' buur en nabeftaande, te neemen, om nog iets van mijn beste goed te bergen; want, het zal 'er hier in 't kort bedroefd uitzien. jaap, ter zijde. Ja, berg jij maer, vervloekte kies; wij zullen het, verftae je, evelwel vinden. trijntje janssen. Dat koomt 'er van, Teunis, dat koomt 'er van, als B a mt»  zo DE RUSSEN men den Prins afvalt en het met de patriotten houdt; heb ik u niet zoo dikwijls gewaarfchuwd van toch die patriotten en hunne vrijheid te laaten vaaren; maar neen, gij moest exerceeren, gij moest mcê munnikkcpael wezen, gij moest naar de grond-vergaaringen loopen, gij moest .... gij moest maar dat doet 'er niet toe; wij zullen uw goed wel bergen, en wij neemen u onder onze pertexie. Als Zijn Hoogheid en onze vrienden hier koomen, zal ik en mijn man voor u fpreeken, en dan zullen zij u gebade fchenken, daar twijfel ik niet aan. T E TJ N I S. Ik dank u, vrouw Jansfen, voor uw goeden wil, maar ik vrees dat gij misfchien werk genoeg zult hebben om uw eigen goed te bewaaren. Gj kent uwe vrienden uog niet, en gij weet niet hoe zij in de Zijp huis gehouden hebben, daar de meeste van uwe partij hunne Oranje-vrieuden reeds zo moede zijn, dat zij hen vervloeken, en wel wenschtea dat zij nooit gekoomen waren, en vooral de Rusfen. SAARTJE. ó Hemel! wat zal ons overkoomen! TRIJNTJE JANSSEN. Lastering! lastering! hoe! onze lieve Prins zou in zulk liegt gezelfchap koomen; wel! daar is hij te braaf'cn te ^odsdienfrig toe. Geloof het niet, Teunis; men heeft u. dat gezegd om u nog meer vervaard te maaien. En die braav;  IN NOOR D-H OLUND. brar.ve Rusfen, die uit zulke verre landen hier naar toe koomen , enkel en alleen o:n den Prins, de oude Conftitutie en den godsdienst te herftellen. Wel! men mag zeggen wat men wil; maar ik zeg, het moeten godvreczende menfchen zijn. t £ u n i s. En ik hoop dat wij van die godvreezende Ruslen niet op het dorp mogen krijgen. dirk janssen. Wees 'er maar niet bang voor , Teunis. Alles zal vreugde zijn, dansfen en ipringen, drinken en klinken. 0! ik wenschte dat zij al hier waren! teunis. Zij zullen eer hier zijn dan u lief zal wezen; — mij dunkt ik hoor den ■ trommel van verre. — O Lieve God! daar koomen zij aantrekken: ach Dirk! ach Trijntje! ach Saartje! ik ben ontroerd. saartje. Ik ben meer dood dan levende, zo fidder ik van fchrik en angst. dirk janssen. Och ja! daar koomen zij aan. Veel geluks, vrienden, met onze verlosfmg. B 3 JAAP.  as DE RUSSEN JAAP. Daer moet ik bij wiezen. Ik moet hen, verftae je, heïpen inhaelen. ZEVEN D'E TOONEEL. DIRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN, SAARTJE, TEUNIS. DIRK JANSSEN. Koom aan, laaten wij nu onze oranje-ftrikken opzetten, om te toonen dat wij regte prinsmannen zijn. TRIJNTJE JANSSEN. Ja dat is goed, man. (zij ver fier en zig met oranje -ft'rikken, uiige* zonderd Tennis.) DIRK JANSSEN. Hou daar, buurman, hier is een oranje-ftrik, zet die ep uw' hoed. TEUNIS. Neen, Dirk , daartoe kan ik niet besluiten dan in den Uiterflen nood, als ik 'er met geweld toe gedwongen word. Als  IN NOORD-HOLLAND. as. Als ik dat deed, zou ik denken dat ik mijn land en mijne overheid ontrouw en meineedig ware. Kijk, ik ben wel bevreesd voor deeze vervloekte roverbenden en n oordenaars, maar Qmet geestdrift) niemand zal Teunis ooit kunnen verwijten dat hij vrijwillig de liverij der flavernij gedragen heeft. trijntje janssen. Al wat u overkoomt is uwe eigen fchuld, Teunis; saartje. Ach! lieve Teunis, zet tog, in gods naam! de oranje, ftrik op uw hoed; uw leven hangt 'er aan: doe het om mij, doe het om vredes wille. , teunis. Neen, nooit, nooit: ik voel mijn bloed koeken hoe meer het gefpuis nadert. saartje. Dan zal ik het doen. {Saartje neemt hem den hoed van hel hoofd en zst 'et een' ftrik op. Teunis wil haar den hoed ontwel' digen; Dirk Jansfen en zijn vrouw houden hem tegen : hij gaat zonder hoed heen.) teunis. Wel nu, liever zonder hoed dan met een oranje-hoed. B 4 AGT-  °4 DE RUSSEN AGTSTE TOONEEL. DIRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN, SAARTJE. DIRK JANSSEN. Dat is een koppige vent, vrouw. TRIJNTJE JANSSEN. Hij is van den boozen geest bezeten, man. SAARTJE. Ik verwonder mij over zijne kloekmoedigheid. DIRK JANSSEN. Ja, ftout zijn de keezen allemaal. Dat volk is net of zij eene goede zaak voor hadden: zo ffijf ftaan zij op hun ftuk; maar daarom moeten zij door geweld t' onder gebragt werden. - Laat eens zien of de vrienden haast hier zullen zijn. — Zij naderen het huis, vrouw, kijk eens welk mooi, best volk: allemaal toren - mutfen, gelijk de hansworst op het theater van den kwakzalver, toen het kennis was. (Zij kijken alle naar buiten de deur) TRIJNTJE JANSSEN. Zijn dat nu Rusfen? Zij zien 'cr niet zindeiijk uit; men kan  IN NOORD-HOLLAND. 25 kan wel zien dat zij van verre landen koomen marcheeren, Wat zullen zij mijn huis vuil maaken! SAARTJE. Foei! welke landloopers! 6 hemel! bewaar ons; zij zien 'er uit als een troep gaauwdieven. DIRK JANSSEN, (eene diepe bui. ging mctaker.de.) Welkoom, mannen broeders! (De Rusfen jlormcn met geweld binnen en loopen Dirk Jansfen on.verre. ~) DIRK JANSSEN, opjlaande. Mannen, gij hebt een verkeerden voor. Wij zijn alle beste Prinsluiden. (De Rusfen plunderen het huis, draagen zakken met geld weg en maaken een woest getier.) SAARTJE. Ach! vader, heb ik het u niet gezegd? PIRK JANSSEN. Zijn dat nu vrienden? — Mannen, ik zal u alles geeven wat gij hebben wilt. Ik ben een Prinsman. B g  -J DE RUSSEN (Hij toont zijne oranje-ftrik -; maar de Rusfen geeven hem fabel- ftagen; hij valt.) saartje. Ach! mijn vader, mijn vader, fpaar mijn vader! (Zij loopt naar haar vader om hem te befchermen: *de Rusfen feepen haar weg.) trijntje janssen. Mijn' dogter! 6 mijne dogter! zij voeren mijn' dogter Weg! o ik fterf! (Zij valt in zwijm; een der Rusfen rukt haar het goud hoofd-ijzer af.l) dirk janssen, opftaande. 6 Mij ongelukkige bedorven man! einde van het EERSTE BEDRIJF. T WE M.  IN NOOR D-H OLLAND, a? TWEEDE B E D R.r F. Eene Buurt. Enige boeren, met oranje verfierd, zitten te drinken en te zingen. EERSTE TOONEEL. EERSTE BOER, TWEEDE BOER, DERDE BOER. EERSTE BOER, zingt. jll is ons Prinsje nog zoo klein, Al erel zei hij Stadhouder zijn. TWEEDE BOER. Nien, Krelis, dat is niet mooi enoeg, laeten wij liever zingen (zingt). Wilhelmus al van Nasfauv/e. . . . DERDE BOER. Ik breng het je, jongens, op de gezondheid van den Prins van Oranje en van zijn Zeun. Hoezee! i 1 Li  ^8 °E RUSSEN. alle. (Zij drinken.) Hoezee! eerste boer. En dat is op de gezondheid van den Hartog van Jonk en van zijn vaêrtje, den Keuning van Engeland! Hoezee! alle. Hoezee! tweede boer. En dat is op de gezondheid van den Keuning van Rusfeland. Hoezee! alle. Hoezeel eerste boer. Wel jongens, die wijn fmaekt goed; men moet toeh zeggen dat de kiezen goeden wijn in hunne kelders hebben. tweede boer. Jae, Krelis, dat >s waer; maer nou 2ic je ommers wel het n om ons prinslui de kiel te fmieren. (Zii w then.) ° eer. En dat is op de gezondheid van den Hartog van Jonk en van zijn vaêrtje, den Keuning van Engeland! Hoezee!  IN NOOR D-H O L li A N D. ay EERSTE BOER. Het zou, bij mijn ziel, ook zonde zijn dat zulke goede wijn niet op de gezondheid van Zijn' Hoogheid wierd uitedronken. (Zij lageken.) , TWEEDE BOER. Als dat waer is, dan nog eens een voldertje op zijn' gezondheid. EERSTE BOER. Dat doe ik met al mijn hart; want, kijk, daer is gien bieter prinsman in hiel Noord-Holland dan ik; want dat zijn mijn vaeder en mijn grootvaeder al evviest, toen zij in 't jaer 48 de heeren te Alkmaer hielpen afzetten en de Pagtcrs hielpen pionderen — en zoo binnen wij prinslui ewicst van ouwers tot ouwers. TWEEDE BOER. Gij kunt gien bieter prinsman zijn dan ik, Krelis; want kijk, man, ik ben op iencn dag met hem jarig, en ik hiet ook Wullem en zou ik dan niet ien beste prinsman wiezen? — Nou, ik heb het van daeg wel etoond. Ik heb de Engeifchen en Rusfen pront ezegd waer zij wiezen motten en hen bij de kiezen aen huis gebragt, daer wij verdort huis ehouwen hebben. EERSTE BOER, Dat kr.n gien kwaed. Ik heb 'er ook het mijne aenge- dae'n,  30 DE RUSSEN daen, mannen; ik heb de vrijheidsboom omgehakt; ik ben overal de voorfte ewiest en daervan hebben wij ook dicze fleschjens wijn befehaerd. — Maer dat zij ook prinslui plunderen dat deugt niet, mannen. TWEEDE BOER. Dat was maer ien abuis, Krelis; zij kunnen zo gien ondcrfcheid maeken en in den haest matten zij den ienen veur den aér. EERSTE BOER. Maer zij zeggen dat zij Saertjc Jansfen hebben mie enomen en dat haer vaêrtje uit is om haer te gaan zoeken. TWEEDE BOER. Ei, ei; wel, zij zullen haer evenwel niet mié naar Rusfenland niemen. Als zij hooren dat haer vaêrtje een prinsman is, zullen zij haer wel wier los laeten. — Doch hoe ftaet Jacp dat aen? DERDE BOER.. Jaep hieft het viel te druk met zijn' leverancie van haver en hooij aen de Engeifchen om óp zijn' liefire te denken: hij, is ons tog best voorgegaen; hij heeft met ons mie edronken en zedert is hij nog niet nugteren ewiest. x EER-  IN NOOR D-H O L L A ?i D, 31 eerste boer. Wel feldrcment ! wat zal die leverancie hem van die Engelfche gouden Hukken doen winnen! hoe hieten ze ook? tweede boer. Guinjes micn je. Wel, man, hij liet 'er mij ftraks een boel van zien: daer, kijk, wel de bol van mijn hoed vol. derde boer. Ien bol van ien hoed vol! eerste boer. 'Ien bol van ien hoed vol! Tweede boer. Jae, bij mijn ziel! eerste boer. Daer koomt Dirk Jansfen aen. Nu zullen wij iens naer zijn dogter vraegen. TWEE-  39 DÉ RUSSEN TWEEDE TOONEEL. DE VOORIGE, DIRK JANSSEN. EERSTE BOER. Wel, Dirk Jansfen, is het waer dat Sacrtje door de Ruslanders is mie enorricn? Hebt gij haer nog niet wieder evongen ? DIRK JANSSEN. Neen mannen, ik kan geen taal of teken van haar bcfpeuren en weet niet waar zij met haar geitoven of gevlogen zijn: het is eene droevige zaak; mijn goed is geplunderd; ik ben geruïneerd. Zij hebben mijn dogtcr weggeroofd; mijn vrouw zal het befterven. Kijk, zij koomen als vrienden, maar ik vervloek het uur dat zij in Noord-Holland geland zijn. EERSTE BOER. Zij zullen haer wel wier brengen, Dirk, en, heb je waf fchade elieden, je toekoomende fchoonzeun zal dat mit de Engeifchen wel wiêrom winnen, want, kijk, hij heeft dan eene fchoone leverancie anenomen. DIRK JANSSEN. Ja, Kxclis, als hem die leverancie maar niet zuur op zal breeken. Ik ben daar, om mijn' dogtcr te zoeken, naar den  IN NOORD-HOLLAND. sa den kant van Alkmaar geweest, en alle , die ik ontmoet heb, zeggen dat de Engeifchen weêr agteruit worden geflagen en fterker terug gaan dan zij voorwaarts getrokken zyn, ja dat zij weêr fterk herwaarts naderen en, als het zo voortgaat, eer hier zullen zijn dan wij denken. Dit heeft mij ook frtoedig doen terug koeren. EERSTE BOER. Is 't waer, Dirk? zou dit waer zijn? TWEEDE BOER, Heb je dat wel, Dirk? DERDE BOER.' is het wel mcugelijk, Dirk? O DIRK JANSSEN. Ja, mannen, het is maar al te waar. Gij kunt'er ftaat op maaken. Zij naderen en zullen ras hier zijn. EERSTE BOER. Koom , drinken wij eens voor den fchrik. TWEEDE BOER. Ja , drinken wij eens, om couragie te krijgen. Daar, Dirk Jansfen, drink. Q DIRK  84 DE RUSSEN D I R H JANSSEN, Ik dank u, mannen, ik gaa mijn' vrouw deeze tijding mededeclen en haar zeggen dat ik niess van onze dogter heb kunnen verneemen. DERDE TOONEEL. EERSTE, TWEEDE en DERDE BOER. EERSTE BOER. Wel, mannen, daer bin ik van ontfteld: dat zou hier duivelsch honden, als de Engeifchen en Rusfen iens wieder naar hunne verfchanfingen in de Zijp moesten en de Patriotten en JJataaffche troepen het Dorp wieder overmiesterden. TWEEDE BOER. O Dat zou 'er flegt uitzien, mannen. Ik vertrouw het fpul niet. Ik fteek mijn' oranje-ftrik wier in mijn zak. DERDE BOER. Ik ook. EERSTE BOER. Ik mie (zij-doen hunne ftrikken af). Zo zij wier hier kommen, jongens, dan zijn wij mannen des doods, en dan mag elk van ons maer naer een goed hienkommen zoeken. TWEE.  IN NOORD-HOLLAND. 35 TWEEDE. BOER. Jij hebt de vrijheids - boom omchakt, Krclis ; jij zijt de voorfte ewiest om de Rusfen en Engeifchen de huizen van de kiezen te wijzen en hen te helpen; wij zijn U maer gevolgd. DERDE BOER. Ja, dat is waer, Krelis, jij hebt ons verleid. EERSTE BOER. Wel wat Satan! zou jijlui nou, als het 'er op aen koomt, mij 'er voor op lacten draaien? dat is fchelmachtig van jelui. TWEEDE BOER. Het is evenwel de waerheid. Je hebt ons ezeid dat de Prins het zoo hebben wou en jij hebt den wijn eftolen. EERSTE BOER., Dat lieg jelui alle bcij; - maer, als het zoo is, heb jelui 'er mie van ezopen. TWEEDE BOER. Wij hebben 'er mie van edronken toen hij toch reeds eftoolen was en dat maekt onderfcheid. Maer als het 'er op aen komt eu ons rekenfehap wordt evraegd, hoe wij C a '«  :o DE RUSSEN 'er aen ekoomen zijn , Krelis, dan kan ik 'er niet om negen en ik zal moeten zeggen dat jij de man bent die den kelder hebt open gebrooken. EERSTE BOER. Dan zal ik jelui van nu af aen voor uw' verraederij betaelen. (Zij vtgttn.y VIERDE TOONEEL. EERSTE, TWEEDE en DERDE BOER Vegtflfdèt DIRK JANSSEN. DIRK JANSSEN, hen fchcideude. Wel mannen! wel mannen! wat is dat? klopt gij zo9 malkanderen? Gaat gij vegten? en dat braave prinslui onder malkaêr. Wel foei! fehaamt u wat en houdt u met rust. Wat is de reden van uw gefchil ? EERSTE BOER. Dat zei ik je zeggen, Dirk Jansfen; wij zaten daer zoo vriendlijk met mekaêr te' drinken en te zingen, wanneer gij de tijding gebragt hebt dat de Engeifchen agteruit gedegen worden; en nu willen zij de fchuld van alles wat 'er op het dorp en in den omtrek met de kiezen ebeurd is,  IN NOOR D-H O L L A N D. 3? is, als de patriotten het dorp wieder inniemen, alleen op mij leggen. Is dat heusch? is dat edaen zoo als braeve prinslui bctaemt? Hebben wij niet alle ivenvicl fchuld daeraen en moeten wij eikanderen niet bijftaen en alle even-, eens boeten? DIRK JANSSEN. Dat is recht. TWEEDE BOER. Ik gief 'er den duivel van te boeten voor hetgeen ien aer edaen heeft. Ik zei bij provifie mijn lijf zien te bergen en zien op den Helder of in de Zijp te kommen DERDE BOER, I Ik zal u volgen. ( •EERSTE BOER. En ik zal jelui niet verlaetcn. Moet ik hangen, dan zal jelui mie aen de galg koomen. VIJFDE TOONEEL, DIRK JANSSEN. Ach! had ik mijne dogter maar weder! want zoo de Eiv gelfche troepen van hier naar de Zijp rctireeren, dan is 'er C 3 nog  •<§8 DE RUSSEN 'nog minder kans om haar weder tc vinden; en zoo zij eens Weder naar hunne fchepen moesten, ligt voerden zij haar mede naar Engeland. — Maar daar koomt Teunis, zie ik, wat die ons voor tijding zal brengen? ZESDE TOONEEL. DIRK JANSSEN, TEUNIS. DIRK JANSSEN. Wel, Teunis, hoe gaat het? hebt gij veel geleden van dat woeste volk ? TEUNIS. Noemt 'gij het nu dat woeste volk, Dirk? gisteren wa. ren zij nog uwe lieve, uwe dierbasre vrienden, die hier kwamen om u te verlosfen. — Neen, wat mij belandt, ik heb weinig geleden, omdat ik mijn beste goed geborgen heb. DIRK JANSSEN. Eijlaas! buurman, ik ben zo gelukkig niet geweest, alfchoon ik een prinsman ben, want het fchijnt wel dat zij zig daaraan niet ftoören. Vol vertrouwen op hetgeen de Prins ons onder de hand had laaten verzeekeren in zijn' p,odamatie, dat zij alleen kwamen om ons van de Franfchcn te  IN NOORD-HOLLAND. 3? te verlosfen en de oude Conftitutie en den Godsdienst te bezeilen en dat alle eigendommen befchermd worden (behalven die van de Patriotten zcekerhjk ) TEUNIS. Ja, dat verftaat zig van zelf. DIRK JANSSEN. . . heb ik al mijn geld in huis gehouden en ziet, zij hebben het ook maar fehoon medegenoomen; mijn ijzeren kist'is open gebrooken en ledig; mijn zilver, mijn goud, tot het hoofd-ijzer van mijn vrouw, alles weg; mi,n meur en ook uwe kist 13 bilen aan ftukken gefiagen cn «pen gebrooken en alles 'er uitgeroofd dat 'er m was. TEUNIS. Ik beklaag u van herte, buurman; maar nu ziet ge, Dirk, wat gij van alle die fchoone beloften van befcherimng, veiligheid, herftel van vrijheid cn godsdienst gclooven moet en hoe het'er toe zal gaan, als dat raazend volk eens srcheel van het land meester is. Verwoesting, moord, plundering, geweld, overheerfching , onderdrukking, zie daar alles wat men van hun te wagten heeft. Ja, de Prins zelf, op wien gij zoo veel vertrouwt, is niet in ftaat deeze dolle honden te weerhouden nu hij hen eens in het land gebragt en los gelaaten heeft. Deeze Rusfen zijn halve wilden, die niets kennen dan rooven en moorden, en zij overtreffen hunne geallieerden de engeifchen nog in roof C 4 Wgt-  4° DE RUSSEN zugt. Nu laai ik u oordeelen wat gij van een Vorst moet denken, die de hand leent om zulke roovers in een land te brengen, dat hij voorgeeft te beminnen en van welks inwooners hl jiefde en achting durft begeeren. Wat mij belangt; ik heb bij tijds gezorgd mijn geld, gouden zilver en al wat ik kostbaars had te bergen. Hetgeen in de kist was, die ik u gebragt heb, belfond flegts in het overichot van de klederen van mijn vrouw, die zij niet konde misfen; mijne fchade is dierhalven niet groot: ik ben rijk; ik ben gezegend in mijne bouwerij, en ik heb geene kinderen ' ik zal u met genoegen in uwe fchade te gemoet koomen en u die gedeeltelijk helpen draagen. Ik zal u de helft van het geroofde vergoede» — (lachende) — zo gij het van een' kees wel wilt aanneemen. Dirk janssen. Welk eene edelmoedigheid, Teunis! en dat voor iemand van de tegenpartij. Neen, dat verdiende ik van u niet; ik heb u gehaat; maar deeze trek van uw goed hart brengt mij tot inkeer; ik zal u voortaan beminnen, al zouden wij eeuwig omtrent de zaaken van het land van malkanderea verfchillen. teunis. Gij hebt mijn' kist geborgen, Dirk; gij hebt getoond dat gij mij in den grond van uw hart minder haatedet dan gij zelf dagt. _ Zie daar mijn hand. _ Geef mij uwe vriendfehap en laaten wij voortaan als buuren, vrienden en ïabeftaanden met eikanderen leeven. Omhels mij. ( Zij omhelzen eikanderen.) dirk  IN NOOR D-H OLLAND, 4*. DIRK JANSSEN. Gaeme. TEUNIS. Nu fcbiet 'cr niets over dan dat wij uwe vrouw en Saartje in deeze vriendfchap doen deelen; ik ben vooral verzeekcrd dat dat lief goedhartig meisjen over deeze verzoening verhcugd zal zijn. Laaten wij naar haar toe gaan. I> I R. K JANSSEN. Ach! mijn lieve Teunis! gij weet dan nog niet alles: de Rusfen hebben niet alleen mijn goed geftoolen; maar zij hebben mij mijne dogter ontroofd: ik ben hen gevolgd cn heb overal naar haar gevraagd; maar ik heb geen taal of teken van haar knnnen veneemen. TEUNIS. Ach! lieve God! wat zegt gij daar! welk ee;> ongeluk! dit gaat al het overige te boven. Hoe! is die lieve Saartje door dat barbaarsch volk weggevoerd ? Gelukkig kan zij nog niet verre wezen. Zoo de onze de Engeifchen verder terug drijven, gelijk ik hoop, zal het best zijn dat ik mij bij den commandeerenden Generaal vervoeg, om zijne bcfcherming voor haar te verzoeken, die hij niet zal weigeren ; doch zoo de Engeifchen weder mogten avanceeren, dan zal het moeijelijker worden; doch ik zal het uiterfte waagen om voorbij de voorposten te koomen. Gij, ondertusfcb.cn, moest u bij den commandeerenden Generaal van het En-' C 5 gels  4J DE RUSSEN gelsch leger vervoegen: — doch thans, nu-men nog aan den flag is, is de gelegenheid niet gunftig; ook zal het binnen weinig uuren wel bcflist worden, wie voor den anderen zal moeten wijken. DIRK JANSSEN. Ach, Teunis, doe zoo! ik zal' 'er u altijd voor verplicht wezen. TEUNIS. En hoe heeft vrouw Jansfen dien flag gedraagen? Is zij Biet doodlijk bedroefd? DIRK JANSSEN. Ach! Teunis, zij zal het, vrees ik, befterven. TEUNIS. Laaten wij haar gaan troosten, Dirk, en haar mededeelen wat wij voorneemens zyn voor Saartjes verlosfmg te doen. Maar daar koomt zij zelve aan. Wat is zij bedrukt! Arme moeder, die dus haare dogter in de handen van Earbaaren moet zien! Z E-  IN NOOR D-H OLLAND. *3 ZEVENDE TOONEEL, DIRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN, TEUNIS. TEUNIS. Wel, lieve vrouw Jansfen, wat hoor ik ? is uwe arme dogter, de lieve Saartje, door de Rusfen, welke hier geweest zijn, medegevoerd? TRIJNTJE JANSSEN. Helaas ! ja, Teunis. Zij, die wij voor onze vrienden hielden, hebben ons den grievendften flag toegcbragt, die ras kon overkoomen. TEUNIS. Wat beklaag ik u, arme vrouw, en wat beklaag ik dat arme meisjen; — die barbaareu! TRIJNTJE JANSSEN. Ja wel barbaaren ! Teunis, wel zijn het barbaaren! — Zij koomen als wilde ftieren het dorp doorvliegen, overweldigen mijn huis, maaken de vioer zoo beflijkt als den dijk, ftooken takkcbosfen in mijn' beste kamer op mijne . glad.le piaaten, maaken alles zoo vuil dat 'er in geen drie maanden met twee fchoonmaakfters grond in re k\ijgen zal zijn  44 DE RUSSEN zijn, eeten raaüwe aardappelen met kaarsvet, verfijnde» raauw vlccsch cn fpek, flaan mijne kasten en kisten open, rooven al mijn g,id en goed en voeren dan nog mijne lieve dogter mede, zonder dat ik weet waar zij met haar gebleven zijn (Zij fchreit.) En dat voik zou dan nog koomen om den godsdienst te hcrftellen! Wel God bewaar ons voor zulke godsdienst - heritellers! zij ftallen met hunne paerden in de kerk! TEUNIS. Ja, zij hebben het boos genoeg gemaakt, vrouw Jansfen, en zij zullen het nergens beter maaken; het ergfte van alles. Wat gij daar genoemd hebt is het vervoeren van uwe dogter; het overige kan gemaklijk vergoed worden: — en waar was Jaap geduurende dien tijd ? heeft hij zig niet voor zijn vrijster in de bres gefteld? is hij niet wanhoopig? hij is zekerlijk uit om haar te zoeken? T R IJ N T J E JANSSEN. Wat zal ik u zeggen, Teunis; Jaap is al dien tijd dronken geweest en heeft het, naar het fchijnt, te druk, nu de Engeifchen hier zij:., om zig met zijn aanftaande bruid te bemoeijen. Hij is nog niet eens hier geweest, zedert het droevig geval gebeurd is. TEUNIS. Dat is (legt, vrienden; maar ik had niet beter van dien fcnaap verwagt; hij heeft een llegten aart; het fpijt mij dat m  IN NOOR D-H OLLAND, +5 gij uwe dogter aan deezen flegten knerel uithuwelijkt, voor welken ik verzeekerd ben dat zij gcene liefde of genegenheid gevoelt. dirk janssen. Hij is evenwel een rijke partij, Teunis, en hij zit nu in eene beste bouwerij. t e u n i SiDat is waar, hij is eene goede partij, daarom alleen geeft gij hem uwe dogter cn gij geeft uwe dogter een goed ftuivertje mede en dat is ook alleen de reden dat hij Saartje tot zijn vrouw wil maaken. t r ij -n t j e janssen. Nu Wij zoo bcftoolen zijn, Teunis, zullen wij dat huwelijks-goed onmogelijk kunnen geeven cn het wel moeten verminderen. dirk janssen,- Vrouw lief, gij weet niet wat 'er ftraks tusfehen ons gebeurd is. Denk eens, buurman Teunis fchenkt ons van zijn eigen goed de helft van de fchade, die wij geleden hebben; wij hebben malkanderen omhelsd en malkaêr eene eeuwige vriendfehap gezworen. prijn-  A6 DE RUSSEN TRIJNTJE JANSSEN. Wel, hemel! wie hadd' dat durven denken van een patriot! — nu zie ik dat 'er braave menfchen onder zijn. — Welk eene edelmoedige daad, Teunis! de hemel zal 'er u voor zegenen cn ik zal 'er u eeuwig dankbaarheid voor bc. toonen. Wij kunnen dan onze dogter zoo veel mede geeven als wij beloofd hebben, fchcon ik wel verzeekerd ben dat Jaap haar egter niet verlaaten zoude hebben, al ware het op de helft verminderd geweest. TEUNIS. Dat geloof ik niet, vrienden; ik geloof het tegendeel en ben verzeekerd dat het Jaap meer om het huwelijksgoed dan om de bruid te doen is. T R IJ N T J E JANSSEN. Neen, buurman, hij heeft haar opregt lief; hij heeft het haar honderdmaal gezegd daar ik bij was. DIRK JANSSEN. Zoudt ge dat denken, buurman? dat kan ik van Jaap niet gelooven. TEUNIS. Wel nu, Dirk, niets is gemaklijker dan daar eens de pi-oef van te neemen; houdt u voor hem als of gij vol- koo.  IN NOORD-HOLLAND. koomen geruïneerd zijt cn uwe dogter geen duit kunt rr.edegeeven en gij zult zien hoe hij zig zal houden. dirk janssen. Goed; dat is wel bedagt; daar koomt hij net van pas aan. trijntje janssen. Ja, zet gij hem maar gerust op, den toets en gij zult zien en bevinden dat het hem om het velletje en niet om het gelletje te doen is. teunis. Ja tog, daar koomt hij aan fungeren. De waarheid is in den wijn. Hij zal 'er nu niet om veinzen. AGTSTE TOONEEL. dirk janssen, trijntje janssen, teunis, jaap half dronken. jaap. Wel, Dirk Jansfen, heb je, verftae je, nog niets van Sacrtje Vernomen? dirk janssen, Ncsn , Jaap, wij weeten nog niet waar zij met haar henen zijn. En gij? jaap.  4* DE RUSSEN jaap. Dat is ien vermaledijde ftorie met Saertje, verftae je. ïk dogt niet dat dat volk zoo boosaartig leugens de prinslui was; — maer het is niemendal, — niemendal - verftae je — zij zullen'haer wel wieder brengen: — het ergfte van alles is maer, verftae je, dat dat volk gien hollandsch, ken - en ien tacl fpriekt, die de duivel niet verftaen kan. — 6! Wij hebben zoo'n pret met hun gehad. Kijk, Dirk, zoo heb je t van je lieven niet ezien; zij plunderen' je ien huis van ien kies lieg ier je omkijkt, en vinden zij fpek of vleesch, zij vrieten het zoo maer raauw op,als uitgehongerde wolven, net, verftae je, of zij in gien drie maenden egieten hadden Zij motten vast in hun land' niet viel te bikken krijgen, verftae je. - Kou, het is ien plaifier ewieet, dat beloof ik je; _ maer dJt zij Saertje mie enomen hebben, dat kan, verftae je, toch nietdeur den beugel en dat mogten zij, verftae je, waerachüg wel elaeten hebben. - Ho! bin jij daer, Teunis? liefje nog en hebben de Rusfen jou niet dood eflaegen, jou verdoemde kies? — Wel, ik loof zij zullen jou althans ook wel fchoon Uiteplunderd hebben. Kijk, hij hijt waerachtig nog niet iens ien oranje-ftrik oP zijn hoed. (ft zijn zak zoekende.) Wagt, hier is oranje en je zelt het voor den duivel opzetten of ik zei je dirk janssen. Hola, Jaap! geen geweld in mijn bijzijn. Gij zult Tennis met vreden laaten. jaap.  IN NOOR D-H OLLADO. 0 jaap; Nien, hij zei voor den duivel oranje opzetten dirk janssen. Hou uw rust en laat den man met vrcdcn. jaap. En oranje boven roepen dirk janssen. Hou u flil, zeg ik u. jaap. En de gezondheid van Zijn Hoogheid drinken * dirk janssen, Zult 'gij uw rust houden, Jaap? jaap. En van den Keuning van Engeland ook. teunis. Daar zal van het een zoo min als van het ander gebeuD «n*  5° DE RUSSEN ren, Jaap. _ Gij koomt zekerlijk, gelijk ik, hier om j vcrneemen of buurman veel fehade geleden heeft van hetj bezoek van uwe goede vrienden, die uwe aanftaandc bruid weggevoerd hebben. - Weet gij wel dat zij Dirk Jansfen zijn heel capitaal ontroofd hebben? JAAP. Zijn hiel fcappetael? wat zeg je daer? Is het waer, Dirk? DIRK JANSSEN. Ach ja. Jaap! mijn geheel capitaal, alles wat ik in hua had; mijn geld, mijn goud, mijn zilver; in 't kort, alles, alles; ik ben een bedorven maft JAAP. Wel daer hael hen de duivel voor, verftae je. Zo was het niet emiend dat zij prinslui zouden beftielen en de mooie meisjens van het dorp mie niernen. DIRK JANSSEN. Ja, het is evenwel zoo, Jaap, gij weet dat ik het huwelijksgoed van Saartje had gereed liggen, wel nu, het is alles geroofd en gcftolcn. JAAP. Wel, dan kan ik, naer ik merk, — verftae je, - het huwelijksgoed wel kwijt zijn en de bruid ook. DIRK  IN NOOR D-H OLLANtt si d i a K janssen. Ja Jaap, wat mijne dogter belangt, die hoopen wij wel dra weder te vinden en Teunis zal 'er zijn best toe helpen doen; maar wat het huwelijksgoed betreft, dat is weg en niet weder te krijgem jaap. Dat is bijloo giên gekken, verftae je, Dirk Jansfen; Wat teien jij je dogter, verftae je, dan mie te gieven? dirk janssen. Dat zal niet veel wezen, Jaap, het ftrtkje Weiland, dat naast je wooning ligt cn dat zal alles wezen; want van mijn geheel capitaal heb ik geen ftuivcr meer over. I jaap. Dat ziet 'er beroerd uit, verftae je; — maer kijk, Dirk, als jij je woord niet kan houden, dan zou ik eigenlijk ook niet verplicht zijn om het mijn eftand te doen, verftae je; — ik heb naer het meisjen evrijd cn jij hebt ze mij beloofd, verftae je , mit ien ordentelijk cappctael; — als dat 'cr Oiet bij is, — verftae je, -~. dan is zij zoo zier mijn portuur niet, verftae je — en dan — verftae je — dan . . • t r ij n t j £ janssen, ter Zijde. Daer hebben wij het wacrentig al. D a dirK  53 DE RUSSEN DIRK JANSSEN. Wel, Jaap, ik hoop evenwel niet dat gij mijne do-ter vcriaaten zult, nu haar vader zoo ongelukkig arin is «. worden? 6 JAAP. Wel ? verftae je? _ We]? veriaeten? ^ je _ ^ er het hooge woord dan uit mot, verftae je, Dirk Jansfen, - Saertje is wel ien zoet lief meisjen, maer, kijk, yerftae je, _ ik zou dan ivenwe, nfct ^ ^ jen trouwen, dat niemendal in de weureld had, hoe lief ik ze aars ook heb, verftae je? DIRK JANSSEN. Dat is te zeggen, Jaap, dat gij zonder het huwelijksgoed mijn dogter niet hebben wilt. É ■•■ ■ JAAP. JNien. T R IJ N T J E JANSSEN. Dat is een biest van een kaerel. DIRK JANSSEN. Genoeg, Jaap, befpeur nu welk een flegte kaerel gij «W en ,k wil u haar nu niet geeven, al wildet gij haar nu zonder een duit trouwen. JAAP.  IN NOORD-HOLLAND. 53 JAAP. Nicn. TEUNIS. Wel nu, Dirk Jansfen, heb ik u niet gezegd dat Jaap uwe dogter vrijde alleen om dat gij haar een goed huweliiksgoed gaaft, cn dat hij haar zonder dat niet zou bcgeeren. JAAP. En heb ik, verftae jé, gien gelijk ook? TRIJNTJE JANSSEN. Heb ik voor dien kaerel nog zoo mijn best gedaan om Saartje over te haaien om hem tot haar' man te néemen! — li zou hem de oogen wel uit het hoofd haaien, dat zou ik. DIRK JANSSEN. Nu zie ik tot mijn leedwezen dat gij ge'ijk hebt, Teunis, en de weinige droefheid, die hij over het verlies van mijne dogter heeft laaten blijken , bevestigt mij 'er nog meer in, dat hij gecne waare genegenheid voor haar heeft. — Maar daar is Krelis - hij fchijnt hard geloopet» te hebben, hij heigt als een paerd. D 3 N E-  5* DE RUSSEN NEGENDE TOONEEL. DE VOORIGE, EERSTE BOER. EERSTE BOER. Waer is Jaep? ... adl! _ _ _ _ Engeifchen en Rusfen Weêr terug ^ _ _ e vervolgen hen nog . . . de Engelfche„ „ _ - " ^ ajdc ... van het dorp TOSt M - . " g ^ • • • Post ... en ik zie de troe. Pe---e n e burgers ... in volle marsch ... ac, kom. .men. . . och! .. jaep! . .. och! ... Dirk Jansfen! . . P<*< . . . Trijntje Jansfen! . . . och! wat zal ons overkomme" • ■ ■ JaeP . . . maek dat je weg komt . . . daer is tijd te verliezen... zoo je „iet wilt ePakt wiezen. JAAP. Watzegje,Krc,is?...Dch!...hoelMra.k waren nu mijn' wagen en paerden hier; maer die zijn fre Je, ult met de voerage. dZij ^ ^ ' TIENDE. TOONEEL. 'ANSSEN' TRy^J= JANSSEN, TEÜNIS. TRIJNTJE JANSSEN. Nu zijn wij nog ongelukkiger, mijn iieVe man, en n« wij nog erger geruïneerd worden. DIRK  IN NOORD-HOLLAND. 55 dirk janssen. Ach! lieve vrouw, wat zal ons al'verder overkoomeu! ach! ik weet niet wat ik zal beginnen. trijntje janssen. Wii moeten ons leven in de handen van onzen lieven heertje overgeeven. teunis. Zijt bedaard en gerust, vrienden. G:j behoeft voor de Patriotten cn voer de Bataaffche troepes niet te vreczen. Zij zijn geene plunder-benden, geene moordenaars, gelijk die, welke zij nu weder uit dit dorp zullen verdrijven. Schoon gij een prinsgezinde zijt, is uw gedrag, geduurende de korte overheering van den vijand, niet zodanig geweest, dat gij u in het aanzien van de wet aan feitelijkheden hebt fchuldig gemaakt: het is alleen door de wet dat Patriotten ftraffen, cn de wetten ftrarfen geene dwaaling van het verftand; zij zijn alleen geftreng tegens boosdoeners; de Republiek ontvangt in haaren fchoot en fchenkt haare voorrechten aan alle, die als goede burgers in dezelve willen, leeven; zij werpt alleen onverlaaten, verraders en vijanden uit. U zal geen leed gefchieden; integendeel zal het een middel zijn om uwe dogter weder te vinden. trijntje janssen. è! Als dat waar is, wil ik 'er mij over verheugen. D 4 DIRK  g" D E R u s s E N D J a « JANSSEN, * God geeve het, ELFDE TOONEEL. «»« JANSSEN, TRIJNTJE JANssEJf, TEUNIS, VRIJHART. T E Ir N I S. IWi-h «»„, v,,tei tom aroogende, ■ n,lebb- *» weder *V- *J tot voorbij het dorp geretireerd - ! * ^ *** *»m. - me„ J^ ^T' T ^ ^ aantetasten. g g eed om "en aldaar TEUNIS. Welkoom, Vrijhart, en vee, , ft hoop da d6bc^e voor- .evolgd worden en l^ZT »« feg-erPUis?u,«q;iJhe^ ons »** <** van VRIJ.  IN NOOR D-H OLLAND. 57 V R IJ H A R T. Twijfel 'er niet aan, Teunis,'alle hebben als leemwn gevogten en de Bataaffche troepes hebben deezen dag zelfs onze Franfche fpitsbroeders, hoe zeer zij in den oorlog gehard zijn, in ftandvastigheid overtroffen: deeze dag, Teunis zal een dag van glorie voor Nederland zijn, waarvan het' nagcflacht met roem zal gewaagen. Welk een genoegen voor mij van daar enig deel aan gehad te hebben! Teunis, Teunis, het heeft bloed gekost, maar wij hebben de vijanden het bloed van onze fpitsbroeders duur doen betaalcu. TEUNIS. Dappere Burgers! wat is het Vaderland u verplicht! hoe groot zal dc erkentenis zijn in alle weldenkende zielen! en wat is 'er van zulke braave trecpes niet te verwagteu! V R IJ H A R T. Alles, Teunis, alles; daar is geen nood dat zij het voorbeeld van die lafhartige verraders van de Vloot zullen volgen. Wij vreezen geene Engeifchen noch Rusfen, nu wij hen eens regt onder de oogen gezien hebben: zijt verzeekerd dat wij hen binnen vier-en twintig uuren tot binnen hunne verfchansfmgen terug drijven cn dat wij hen met fchande naar hunne fchepen zullen doen wederkceren, of zij zullen alle in Noord-Holland hun kerkhof vinden, of zig gevangen moeten geeven. D 5 TELT-  58 DE RUSSEN. teunis. V/ie had dat durven derken , Vrijhart, dat zulk eene vreeslijke macht als Engeland in dit land heeft geworpen, voor uwe wapenen zou moeten bezwijken. v e. ij h a e. t. Onwankelbaare dapperheid vermag alles, Teunis; het is hun getal niet dat ons verfehrikken kan. Mannen, door de vrijheid aangevuurd, zijn altijd dubbel ilerk. teunis. Als dat niet waar was, zou de Franfche Republiek alleen geene half dozijn koningen en keizers het hoofd kunnen bieden. v r ij h a r t. Neen, zeker niet; het is de geest die haare verdedigers bezielt die haar wonderen doet verrigtcn tegens de flaaven der koningen. - Maar hoe hebben de vijanden hier huis gehouden? mij dunkt ik zie hier ook tekenen van verwoestmg, die wij op onzen weg overal aangetroffen hebben? dirk janssen. Gij bedri/gt u niet, Vrijhart, zij hebben verwoest, maar nog meer geftoolen, en dat wel zonder iemand te ontzien; ik ben alles kwijt. trijn-  IN NOORD-HOLLAND. 59 trijntje janssen. Al ons geld en goed, goud en zilver hebben zij medegenoomen. V r ij h a r t. Ik ffas 'er voor bedugt. En waar is Saartje? d i r e janssen. Ach, Vrijhart! die is 0>U trijntje janssen. Zij is (.zij fchreit.) V r ij h a r t. Waar is zij? fprcek! teunis. Ach, Vrijhart! zij is weggevoerd. v r ij H a r t. Weggevoerd! door wie? teunis. Door de Rusfen. vrij"  6° D E R U S S E N V R IJ H A R T. Ach, hemel! wat verhaalt eii rniis t. ■ « »rm meisjen! zij zal het -j (//y ytó wanhopig op een ITn,i , s Ach- verdiendet gij dit lot, lieve Saartje? 7 ° zagtheid, de goedheid de V ril " g'J' ^ dC fiers * ' vertrekt in drift.\ TWAALF.  IN NOOR D-H OLLAKD. 61 TWAALFDE TOONEEL. DIRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN, TEUNIS. TEUNIS. De hemel zegene het voornemen van deezen braaven en dapperen jongeling en fpaare zijn leven! DIRK JANSSEN. En breng mijn' lieve dogter in mijne armen. TRIJNTJE JANSSEN. Ach! mogten wij haar weidia omhelzen! EINDE VAN HET TWEEDE B E D R IJ F.  ZERDE BEDRTF. M Binnen-Hun Van DIRR EERSTE TOONEEL. DIRK MNSSEN' ***»Tt* JANSSEN T R IJ N T J E JANSSEN geene 1 '1 [T" ^ * Zien' '« nog D 1 R K JANSSEN. Het treft mij niet minder, lieve vrouw; doch ik- frt ö. Mm „ J 3 15 b]J de Patriotten bemind. — de^n T T VreUêde "*» * «f meisjen weten, na zulk een PijnIijk afzijl] , Deeze twce ^bben ons vee. gekost, maar ook veel geleerd, vrouw TRIJN-  ï N NOOR D-H OLLAND. 63 TRIJNTJE JANSSEN. Ja ! wel hebben wij veel geleerd, man. Wij hebben geleerd dat die wij onze vrienden waanden ons als vyanden behandelen en dat zij, die wij als onze ergfte vijanden befchouwden,, gereed zijn om ons in den nood bijteftaan. Is het mogelijk? wij worden geplunderd en onze dogter wordt gefchaakt door het volk van den Prins, voor wien wij altijd zoo geijverd hebben; Teunis , een patnot, helpt onze fehade draagen en Vrijhart, dien wi3 als fchoolmeester van het dorp hebben helpen weeren, waagt z,jn leven om onze dogter te redden. Hoe wonderlijk kunnen de zaakert loopen! DIRK JANSSEN. Ell J,ap , een Prinsman, verlaat onze dogter , nu wij door het volk van onze eigen partij beroofd zijn, om dat wij nu buiten ftaat zijn het huwelijksgoed te betaalen. TRIJNTJE JANSSEN. Dit geval zal opfpraak maaken en hij zal 'er voorzeeket de achting van aUe braave lieden door verliezen. DIRK JANSSEN. Gelukkig dat het lieve kind rfiet zo veel op hem go fteld is, dat het haar traanen zal kosten. TRIJN-  DE RUSSEN t r ij n t j e janssen. Gij hebt kwalijk gedaan, man, haare genegen[leid B gingen. Zij had geen zin in Jaap, dat is klaar, en evenwel wddet gij dat zij haar woord zoude geeven. dirk janssen. "* ""* W geto» * ik, ™„ „ « *** „, „et fc gro„; fctnld 2 * r ij n t J e janssen. Wel, gij waart vader, man en meester. Gij moest weeten wat 'er gedaan en gelaaten moest worden. D l * k Janssen, ,,y&< _ Ja, nu was ik man en meester, „u 'er kwalijk gedaan *. -de, heb ik 'er waarachtig niet veel in te gehad en zij heeft 'er het hoogfte woord in gevoerd. trijntje janssen. , Wat belief je te zeggen, man Hef? dirk janssen. Niet met al, moeder; ik maakte maar bij mij zeiven de aanmerking dat, nu het nog te verhelpen is, het evenveel „ wre de oorzaak is dat het meisjen 'er toe gedwon- d^hlT Wtde ZSak hCeft d0°^™Sen; het is genoeg «at het huwelijk af is trijn-  1 N NOOR D-H O L L A N D. , 65 TRIJNTJE JANSSEN. Ja, zeekcr is het af, en ik wilde wel eens zien dat gij nu weer onderftond Saartje nog aan Jaap te belouven. DIRK JANSSEN. Ik heb 'er geen' gedagten naar, vrouw; TRrjNTJE JANSSEN. Dan zou ik toonen dat ik vrouw en moeder was, dat zou ik. DIRK JANSSEN. Geen nood, liefje, geen nood. TRIJNTJE JANSSEN. En zijt gij de man, ik ben de vrouw; zijt gij 't hoofd ik ben de muts 'er boven op. DIRK JANSSEN. Dat weet ik wel, vrouw, bij ondervinding. TRIJNTJE JANSSEN. ■ En daarom moet 'er niets van gebeuren. £ DIRS  $ de Russen dirk janssen. Neen toch niet, vrouw lief. trijntje janssen. Het fchieten is thans opgehouden; ten minsten ik hoor het met meer: wat moeten wij daar uit voorfpellen? dirk janssen. Bat de patriotfehe troepen de posten vermeesterd «flfa hebben of dat 2ij ophouden die Ianger dat z j afao^. mcn kan ^ ms 2.en poeren van wagens en gefehu, Ondertusfehen zullen *J weldra naauwkeuriger onderrigt worden hoe de zaaken ftaan. Teun, heeft zijV knegt derwaarts gezonden, om te emeemen hoe het afgeloopen is en te zien, of hij V* hart kan vinden, die zeekerlijk zijn best za, gedaan hebbe 2 7 f ^ tÊ °ntdekken- HiJ' hCeft b^fd, »o dra zij ï knegt wederom koomt, mij te zullen koomen «ygen welke tijding hij heeft medegebragt. trijntje janssen. Dat is wel bedagt. - Die goede Tennis- ik zie hem ^™ » eens aan de deur of hij.I dirs  IN NOOR D-H OLLAND. 6; DIRK Janssen, buiten de deur ziende. Daar koomt hij, daar koomt hij; — maar hij gaat zoo langzaam - voetje voor voetje — hij ziet bedrukt; ach, vrouw! ik vrees dat hij üegte tijding brengt. trijntje janssen. Ach! wat zegt gij? — ik wil het beste hoopen; maai mijn hart zinkt, ach! TWEEDE TOONEEL. dirk janssen, trijntje janssen, teunis. dirk janssen. Koom binnen Teunis. Welke tijding brengt gij? trijntje janssen. Wat nieuws, Teunis? is uw knegt terug? teunis, ZUgttnde. Ja, hij is terug! % 2 TRIJS»  6* DE RUSSEN trijntje janssen. En hoe is het? Is Saartje gevonden? dirk Janssen. Heeft hij Vrijhart gefprooken? heeft hij van Saartje iets venioomen ? teunis. Van Saartje heeft hij niets vernoomcn. trijntje janssen. Ach! mijn arme kind, mijn arme kind! dirk janssen. Ach! mijn' lieve dogter, mijne h'eve dogter! teunis. Laat u dit niet te veel- onrftellen, vrienden; dat kan veelligt daar van daan koomen, ten minftsn ik wil het hoopen , dat hij Vrijhart niet heeft kunnen te fprecken koomen. Vrijhart was onder handen van den Chirurgijn; hij is gekwetst dirk janssen. Gekwetst ? t r ij n t«  IN NOOR D-H OLLAND. 6? TRIJNTJE JANSSEN. Is Vrijhart gekwetst? TEUNIS. Hij heeft een fteck van een bajonet ontvangen, doch men zegt dat zij niet gevaarlijk is: dit is ondertusfchen alles wat mijn knegt heeft kunnen te weeten koomen. Ik ben hier gekoomen om u deeze tijding te brengen, gelijk ik beloofd had; maar ik zal mij terftoud naar de voorposten begeeven om hem herwaarts te laaten vervoeren. Ik wil niet dat Vrijhart in een ander hospitaal zal gaan dan in mijn eigen huis; ik en mijn! vrouw, wij zullen hem zelve oppasfen. DIRK JANSSEN. Daar zult gij wel aan doen, Teunis; tot weerziens dan; en zoo dra gij iets van Saartje verneemt, iaat gij het mij weeten, niet waar ? TEUNIS. Zonder twijfel. Tot ftraks. (Hij gaat heen, maar keert terug, terwijl Dirk jansfen het volgende zegt,) DIRH JANSSEN. Ik zal 'er zelf ook nog eêns op afgaan, vrouw. E 3 TRIJN»  ?e DE RUSSEN T R IJ N T J E J A N S S 2 ff. Ach ja! dce dat. Daar kocmt, zo waar ik leef, de Generaal de werf ophij zal zeekerlijk binnen koomen. Neem deeze gelegenheid nu waar om hem het geval van uwe dogter voortellen en zijne befcherraing te verzoeken. PIRE JANSSEN. Ja, Iaat mij maar begaan. Ik zal. DERDE TOONEEL. »IRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN, TEUNIS. DE GENERAAL, EEN ADJUDANT. DE GENERAAL. Wij zullen hier een'oogenblik binnen gaan, mijn heer; * heb u enige fchrifdijke ordres te geeven (,« * oyeriges mv dzenaar, huisman; gij hebt 'er niet tegens dat ik hier een' oogenblik van uw huis gebruik maak, niet waar? Ik zal niets vuil maaken, moeder, wees gij daar ook niet ongerust over. B JRK  tlH flÜUR D-H ÜLLAND. Ji DIRK J A N S S & *. Gij doet mijn huis veel eer aan, mija heet de Generaal. DE GENERAAL, terwijl hij fcitrijfï. Ik ben van daag bijzonder te vredcn over de trocpes, mijn heer; ook hebben wij der. vijand dugtig geflaagen en veel terrein herwonnen; morgen zullen wij hen verder vervolgen en onze voordeelen pousfêercn. - Maar wat zegt gij van de gewapende vrijwilligers? hebben zij niet gesgocid als gedresfeerde foldaaten? wat zegt gij? ft Ê ADJUDANT. Generaal, ik moet bekennen, zij gaan mijne verwagting verre te boven. DE GENERAAL. Zal men nu nog zeggen dat zij nergens goed toe zfjfi dan om de bagagie te bewaaren? Na «J eens het vuur gezien hebben, hebben zij eene ftoutmoedigheid betoond, die ouden foldaaten eer aan zoude gedaan hebben: - hoe dapper hebben zij zig bij de attaque van dit laatfte dorp gedraagen! - Hebt gij, onder andere, dien jongen burger geremarqueerd, die zó vol vuur en overal de voorfte was? dat was een braaf kaerel! hij vogt als een woedende leeuw. Ik heb tem den eerftcn in de yijandlijke batterij zien dringen; hij zat de Rusfen met de bajonet m de lendenen en gaf hun geen kwartier. E 4 DE  73 DE RUSSEN de adjudant. Ik heb hem wel ondeifcheiden, Generaal; want het heeft mi] gefrappeerd een' gewapend' burger zoo veel courage te zien toouen de generaal. Waarom? _ Vegten zij „iet voor de vrijheid? _ Zijc verzeekerd dat zij, als zij altijd door goede officieren opgeleid worden, onze reguliere troepen niet zullen toegeven En zoo de oorlog in ons land duurt, zult gij zien "vat zijworden zullen." de adjudant. Hij is gekwetst geworden. de generaal. Dat doet mij leed; ik hoop dat het niet gevaarlijk zijn zal: * wrl weeten wie hij zij: * zaI hem aan den w faal en Chef voordraagen: hij verdient belooning. P1KK jansse n, tot Teunis ter Zijde.) Indien hij eens van Vrijhart fprak? teunis, m Dirk Jansfen. jPIet zou mogelijk zijn.  IN NOORD-HOLLAND. 73 be generaal. Zulke mannen, die zich zo zeer onderfcheiden, dienen beloond te worden, hetzij met voordeel,- hetzij met eere. tekenen- dat moedigt de andere aan en zal des te fterker ambitie opder die corpfen brengen ; ook weet ik dat het gouvernement voorneemens is van dat middel gebruik te maaken. de adjudant. Zonder twijfel, Generaal: niets vuurt fterker den moed aan dan eeretekenen. Eene medaille, eene laauwerkrans is in eene republiek dat eene ridder-orde in eene monarchie is. Voltaire heeft reeds gezegd: Une medaille est dans nos moeurs Ce que jadis étoit un tempte. En dit zeide hij, die onder een Koning leefde en de Republiek niet dan door zijn vernuft in vooruitzigt gezien heeft. Wat zou hij nu wel zeggen? dirk janssen, tot Teunis ter zijde. Zij praaten fransch. teunis. Stil. de g e n e r a a l. Hij zou zeekerlijk eene groote rol in het groot toorleelfpel der revolutie gefpeeld hebben. ij , DE  74 DE RUSSEN DE ADJUDANT. Dat zou hij zceker, Generaal. VIERDE TOONEEL. DIRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN, TED' NIS, DE GENERAAL, EEN ADJUDANT, VRIJHART gekwetst, SAARTJE. SAARTJE, binnen vliegende in de armen van haart moeder. Ach! dierbaare ouders! V R IJ H A R T. Ziet daar uwe dogter I SAARTJE. Ach! lieve vader! — achf dierbaare moeder! ik mag u dan wederzien! TRIJNTJE JANSSEN." Ach, mijn aUerlieffte Saartje! laat ik a nogmaals omhelzen I DIRK  ï N NOOR D-H O L L A N D. 7$ DIRK JANSSEN. Omhels mij, mijn kind! - wees wcllekoom in de armen yan uwe vader en moeder. SAARTJE. Aeh! welke angften heb ik uitgeftaan, zoo lang ik van u gefeheiden en in de macht van dat barbaarfch volk geweest ben. TRIJNTJE JANSSEN. Wat zijn wij voor u bezorgd geweest, mijn kind, cn hoe koomt gij uit hunne handen? SAARTJE. Ach' dit heb ik aan Vrijhart te danken; hij is het die mij hun ontrukt heeft. Zonder zijnen fpoedigen en hevigen amval or, het huis, waarin zij mij gebragt hadden, zouden zij mij verder vervoerd hebben. Het is aan Vrijhart dat gij het te danken hebt dat gij uwe dogtcr ongefchondeu in uwe armen terug ontvangt. - Ach! dierbaare vader, lieve moeder! DIRK JANSSEN. Hebt gij indedaad mijne dogter gered, Vrijhart? — wij zullen u voor deezen dienst eeuwig dankbaar zijn! (Deftig tot ien Generaal-') Heer Generaal, gij ziet hier een verlooren fchaap, dat van de wolven was weggeroofd en dat in de fehaapskooy wordt  76 r ü s s e m « terug gebngt en die Vrijhart, *,« fa de her, die de wolven Wfi- ■ , ' herder, o^oo en 1 T " ^ * ^ ^dcr ' tanden ° ^ m"ta* geocet^n, dat fmert mij m miin „ipI. DE GENERAAti Vrienden! ik wensch „ gciak mct . « dogter, die ik zie dat 1 f " Van vüanden geweest • „ ' 0!1Ze herinner ^ D E ADJUDANT. Hij is het ongetwijffeld, Generaal- hr • , ^er, van wien wij zo " **** V* he^ td': rrsem die eene eelfte camr,*™ i, * bM VM ™d» burger, Uwe ^" , T " * he^nd biijv. rsheid,en dMd - «- feilen, die * * :l 7" de" Ge™ * Chef voo, eng/kunt^n^"3 Uitvoerend Bew nd „2 ™ b«h« een  IN 'NOOR, D-H 0 L L A N D. » een van derzelver kloekfte verdedigers. Hoe is uw naam en van waar zijt gij? v r ij H a r t. Mij, naam h Vrijhart en ik ben met de vrijwilligers van Amfterdam gekoomen. de generaal. Gelief zijn' naam optetekenen, mijn heer, en mij hem te herinneren. V r IJ H a r t. ' Vergeef mij, Generaal, ik verdien uwe aandacht en die van het Uitvoerend Bewind niet'en ik ben befchaamd over de eer-belooningm, welke gij mij in uwe gedagten fcbirnt te bèftemmen' Ik heb niets meer gedaan dan een' braaf . burger, die de wapenen', welke hij heeft opgenoomen, gben'e fchande wil aandoen, betaamt, en, heb. ik mij door mijne drift eni^ints verder laaten vcrvccrcn, de drijfveer daarvan was R» eigenbaat!;;, dat ik mijzelven wel bewust ben daarvoor althans geene" belooning verdiend te hebben. 3R wierd aangeboord door eene hartstogt, die het grootfte vermogen op' 's menfehen rel oefifer.t , die hem geheel herfchept en van een bloodaart voor een oogenblik een held kan maaken. de generaal. En door welke? VRIJ-  78 de Russen v r ij h a e. t. Door de Hefde. Het was de liefde, welke ik dat 0!, ramsjen zedert lang toedraag,, die, toen ik vernam dat z, d00 onze v.-anden yervoerd ^ ontftak en mg deed befluiten te „euvelen of haar aan „« geweld van die barbaaren £e ontmk. m_ ^ - ^elven; rk ademde „iet dan wraak en misfchien heb J -W razernij vijanden gedood, die men zonde hebben kunnen fpaaren en gevangen neemen. de o e n e e. a a r,. Gij hebt uw woord gehouden, Vrijhart, gij hebt Saart;e heroverd, en wel ,verre dat zulks de veidienite van uw gedrag zoude verminderen , hebt gij u daardoor dubbel verd.enstHjfc gemaakt . bij ^ m ^ ^ ^ hef meisjen te redden en ouderen hunne dogter wcdcrtcgeeven en bij het Vaderland, door deszelfs vijanden zoo kragtdaadig te heipen keeren. Voor u zeiven hebt gij uwe üeffle door dapperheid herwonnen. Mijn vriend, de heftte heeft veel kwaads doen bedrijven, maar zij is ook de drijfveer van menige edele daad geweest: - de liefde heeft menigen held gevormd. Gij zult misfchien wel van de tijden der ndderfchap geleezen hebben,uigt zig . wel -nu, gij zult nu te beter gevoelen, tot welke daaden een krijgsman in ftaat is, als hij tegelijk voorrijn landen voor zijne minnares de wapenen heeft aangegord. Gij zult 'er het loon voor genieten, ook in de armen van deeze beminnelijke jonge dogter. (Daar M „„ f;lapllaarien op den grond geftampt.) Wat wil men? dirk  IN NOOR D-K OLLAND. f9 DIR.K JANSSEN, tot Teunis. Wat feldrement! Teunis, hij wil mijii' dogter aan Vrij. hart uithuwelijken. TRIJNTJE JANSSEN. En dat zonder mij eens te kennen, dat gaat te ver. DIRK JANSSEN. Hij kan hem immers wel anders beloonen dan met mijne dogter. TEUNIS. Houd u fiil en laat ons zien hoe zig dit alles ontknoopen zal. DE ADJUDANT. Generaal, men brengt een' gevangenen. DE GENERAAL. Laat hem binnen leiden.  tó DE RUSSEN VIJFDE TOONEEL. devoorige, jaap, geboeid, door foldaaten. binnen geleid ■wordende. de adjudant, na dat een 'der foldaaten ftil tegens hem gefprooken heeft. Generaa\ het is die boer, die zig hier omftreeks zo oproerig gedraagen heeft en die leverautien voor de E.ig-lfchen heeft aangenoomen, zelfs reeds voor wij van hier retireerden. de generaal. Laat hem avanceeren. — Schelm! men heeft u dan eav delijk opgefpeurd en gevat? — Hebt gij geen coitraft met de Engeifchen gefloten voor de leverantie van hooij en haver? saartje. Ach God! het is Jaap! dirk janssen. Wat zie ik? daar hebben zij Jaap gevangen. trijntje janssen. Jaap gevangen en gebonden I ik heb wel gevreesd dat hij zigzelven in het net zou werken. de  I N NOOR D-H O L L A N D. DE GENERAAL. Nu fpreek, kaerel! — zult gij fpreeken? JAAP. Genaede ! zen excellentie, men heer, burger, gerlerael! genaede! (hij valt op zijn knieën,} genaede! BE GENERAAL. Beken. Zijt gij niet een leverancier van de Engeifchen? Jaap. Ocih God! jae burger geherael! ik heb den Engeifchen, verftae je, wat hooij en haever gelleverd; fflaer ik bid U op mijn' knieën, fchenk mij genaede; ik heb, verftae je, nog twie patriotten behouwen, hier op het dorp DE GENERAAL. Schelm! gij hebt uw land verraaden en' met den vijand geheuld: de wet veroordeelt u om met den kogel geftraft te worden. Gij zult Voor den krijgsraad te reeht gefteld worden en de verdiende ftraf zult gij niet ontloopeti. JAAP. 0 God! mit ien kogel! och, burger generael! genaede! laet mij niet ftervenl ik gief, verftae je, dertig duizend  • ' ï> E R U S S £ N guldens comptant geld voor mijn leven, — en ftraf mij dan nog voor het overige zoo hard als je zult willen. DE GENERAAL. Het leven van een verraader is voor geen goud te koop. De wet fpreekt en moet voor allen, rijk of arm, gelijk zijn en ten geftrengfte uitgevoerd worden. — Men vinteer hem; veelligt heeft hij het contraft bij zig. (Men vifiteert zijne zakken en palmt uit eiken zak eene ontzagtheüjke menigte oranje-lint en eindelijk een papier.) DE ADJUDANT. Ik geloof dat hij ook leverancier van oranje-lint voor geheel Noord-Holland is. Ziet eens — (het papier neemende,) daar hebben wij het al. JAAP. Het was allien, verftae je, om mijne buuren met wat oranje te gerieven, op dat zij geen last zouden lijden, ó mij arme ongelukkige Jaep! DE GENERAAL. ■ Men brenge hem in verzeekerde bewaaring en bewaaro hem wel. JAAP, terwijl hij heen geleid wordt. Burger Gencrael! genaede!. ZES-  IN NOORD-HOLLAND. 85 ZESDE TOONEEL. DIRK JANSSEN, TRIJNTJE JANSSEN, TEUNIS, DE GENERAAL, DE ADJUDA"NT, SAARTJE, VRIJHART. DE GENERAAL. Indien de vijand zulke verraaders niet gevonden hadd', ligt zou hij reeds van zyne onderneeming hebben moeten afzien: het is meer dan tijd dat zij, anderen ten exempel, geftraft worden. DIRK JANSSEN. Mijn heer de Generaal, ik bid u, laat hem niet met den dood ftraffen; de man heeft het misfchien meer uit pnnozclheid dan uit boosheid gedaan; ik fmeek u om zijn leven. TRIJNTJE JANSSEN. Schoon wij geene reden hebben om over Jaap te vreden te zijn, voeg ik egter mijn verzoek bij dat van mijn man, mijn heer; ik bid, verfchoon zijn leven; hij is zoo een ordentelijk wel gefield man; ach! lieve heer! zou hij zoo aan zijn eind koomen ! 6 A A R T J E. Ach! mijn heer, hetgeen ik hoor doet mij ijzen. Ach, Fa zal  é'4 DE RUSSEN zal dat jonge mensen in den bloej Van zijn leven een fchandelijken dood moeten {terven? heeft hij zig zoodanig tegens den ftaat vergrepen dat hij den dood volftrekt verdiend heeft? ach! uwe voorfpraak zal hem welligt het leven redden, en, zo de traanen van een ongelukkig meisjen iets op uw hart vermogen, zoo laat u vermurwen door de droefheid, waar in gij mij ziet: ach! mijn heer Generaal, ik val u tc voet; ik fmeek ..... DE GENER AAL, haar oprigtenie. 'Geene zulke vernedering voor mij, jonge dogter; ftaa op; indien ik hierin iets vermogt, ik zou mijne poogingen aanwenden om hem het leven te redden, dat hij verbeurd heeft — niet om hem zclven; maar om het belang, dat gij cn uwe ouders in hem fchijnt te ftellen; doch mija plicht, de toeftand van het vaderland, de noodzaaklijkheid van zulke verderfiijke verraderijen ten fpoedigften door eene voorbeeldige ftraf te ftuiten, verbieden mij hierin iets te doen dat den loop der Justitie zoude kunnen ftremmen. Geloof mij , ik kan piet — Maatig uwe droefheid, Saartje, hij verdient de traanen van zulk een lief meisjen met; Zijne misdaad ftrekte om u alle, zoo wel als ons, ongelukkig tc maaken. SAARTJE. Ach! indien gij wist, mijn heer de Generaal, hoe zeer rijn ongeval mij treft en welke reden ik heb om mijne choefheid den teugel te vieren. — Ach! een man, aan welken ik bijna verbonden ben, — met den dood! — met deu dood geftraft worden! — ach! hoe verfchriklijki DE  ï N NOOR D-H O L L A N D. 85 de generaal. In welke betrekking Haat deeze man tot ulieden, vrienden, dat gij zulk een teder belang in hein, fielt? — Niemand antwoordt ? de adjudant. Misfchien zal hij hun nabeftaande zijn. de generaal. Waarfchijnlijk. Maar waarom wil men mij zulks verbergen? Het beneemt niets aan het karakter van een eerlijk man dat hij een deugniet in zijne familie heeft. — Is de kaerel aan deeze lieden vermaagfehapt, Vrijhart? V r ij h a r t. Gelukkig nog niet, Generaal; maar hij is de aanftaande bruidegom van Saartje ; haar vader heeft haar aan dcezen man ten huwelijk toegezegd. de generaal. Hoe! hoe moet ik dit verftaan? — Heb ik zoo even niet vemoomen dat Saartje uw lieffte is, Vrijhart? verklaar mij dit raadzel. V r ij H a r T. Ik heb u gezegd, Generaal, dat ik zedert langen tijd p 3 • liefde  DE RUSSEN liefde voor dit meisjen in mijn hart gevoed heb en zulks is de waarheid. Met eikanderen in dit dorp , daar mijn vader ichoolmeester geweest is, als fpeelgenooten opgevoed , heb ik haar van jongs af aan bemind: met de jaaren is deeze liefde toegenoomen en fchoon haare zedigheid en haare deugd haar nooit hebben toegelaaten mij fteDig tc bekennen dat zij mij haare wederliefde fchonk, heeft haar hart zig egter zoo wel niét voor mij kunnen verbergen, of ik heb ligt befpeurd dat ik haar niet onverfchillig was: En. m tijd geleden kwam mijn vader tc fterven; ik hoopte zijne plaats op dit dorp te zullen beklceden, en dan Saartj( van haare ouders ten huwelijk te zullen verkrijgen; maar, helaas! het een en ander mislukte mij. Voor een ijverig patriot bekend zijnde, wilde men mij alhier niet tot fchoolmeester hebben en de keuze viel op een ander ; dezelfde reden deed Saartje"* vader mijn aanzoek, dat ik eg, ter waagde, op hoop van op eene andere plaats beter te kunnen flaagen , glad afflaan, terwijl hij haar aan deezen Jaap, een' rijken boeren zoon van dit dorp verloofd heeft, fchoon, gelijk ik alle reden heb te denken, tegens haare genegenheid. Het is alleen haar medelijden, mijn heer Generaal, en haar goed cn mcnschüevend hart, haare gehoorzaamheid jegens haare ouders en de betrekking , waarin deeze haar tot dien man gebragt hebben die haar de traanen hebben doen Horten, welke gij haar, op het hooren van het cngeval van haaren aanftaanden bruidegom, hebt zien ver- de generaal, tot Dirk J aasfen. En gij wiWet uwe dogter dan dwingen, oude, tot een Wljjk met een' ma:,, voor wieu zij geene liefde gevoelt? die.k.  IN NOORD-HOLLAND. 8? DIRK JANSSEN. a dagt haar met dit huwelijk eene goede partij te geeven en haar gelukkig te maaken, mijn heer, en mijn* Vrouw was 'er zeer op gefteld. TRIJNTJE JANSSEN. Dat is waar; maar het is over. DIRK JANSSEN. Doch wij hebben zedert zoo veele blijken gehad van zijn flegt karakter dat wij reeds befiootcn hadden ons woord weder intetrekken eD hem onze dogter niet te geeven. DE GENERAAL. En zoo dit al zoo niet ware, zal het huwelijk thans van zelf wel vervallen zijn. — wat zegt gij, Saartje? — hadt gij Jaap lief? — fpreek rond uit. SAARTJE. Mijn heer, het was mijn plicht te gehoorzamen; ik deed zulks zonder morren. DE GENERAAL. Maar gij zoudt rr.et meer blijdfchap uwe hand aan Vrijhart gegeeven hebben, niet waar? —• zij zwijgt: zij durft met fpreeken. F 4 DE  98 DE RUSSEN d e adjudant. Verg haare zedigheid niet te veel, Generaal; hebt medelijden met haare fchaamachtige verlegenheid;, haare lieve bloezende wangen antwoorden u met meer nadruk dan zij met woorden doen zoude. de Generaal, Dirk Jansfen bij de hand vattende en op den fchouder flaande. Oude, ik heb de waereld verder in geweest dan gij; ik heb veele menfehen gezien en menfehen leeren kennen, geloof mij, - geloof een' oud' foldaat, die u niet zou tóflen bedriegen: - geef uwe dogter aan deezen braaven burger, al hadd' hij geen duit in de waereld: hij is de man, die haar gelukkig zal maaken. dirk janssen.- Heer Generaal, rzijne m eanzUnde^ ,m fc ^ fchiehjk om daar toe te refolvecren. de geeraal. Geef haar aan een man, die haar uit de handen van haare fchakers gered heeft, die zijn leven voor haar heeft gewaagd en die deeze wond voor haar heeft bekoomem dirk janssen. ?k dien eerst met mijne vrouw te fpreeken, Generaal.  IN NOOR. D-H OLLAKD. Stj DE GENERAAL. Vrouw Jansfen, zoudt gij 'er tegen kunnen zijn, tegens den redder van uwe dogter , over welker verlosfmg gij ftraks zoo verheugd waart? Ziet gij niet dat de Voorzienigheid deezen edelen jongeling hier gezonden heeft, om haai verlosfer te wezen? TRIJNTJE JANSSEN. Men ziet 'er duidlijk den vinger der Voorzienigheid in, mijn heer de Generaal. DE GENERAAL, Wel nu? en gij zoudt de Voorzienigheid tegenwerken? Dat is niet mogelijk: ik zie u voor eene veel te godvreezende vrouw aan. TRIJNTJE JANSSEN. Haare wegen zijn ondoorgrondelijk! DE GENERAAL. Ja, zeo ftaat 'er in den bijbel, niet waar? Wel nu, wig dan den weg, dien zij u aanwijst. TEUNIS, tot DU-k Jansfen, ter zijde. Beproef hem nu eens, gelijk gij Jaap gedaan hebt; dan F 5 **  SS de Russen «uilen wij eens zien, of het hem ook alleen om het huwe. Iyksgoed te doen zij. DUt Janssen, terzijde. t Ja, dat wil ik doen; hij ziet dan voorzeeker van zelf Van haar af. n ( Overluid.) Generaal, ik zou mijne gedagten daar wel over laaten gaan en misfchien, zoo wel als mijne vrouw, mijne toefemmmg daartoe kunnen geeven; maar daar is eene grootc zwaarheid Toen ik mijne dogter aan Jaap ten huwelijk be oofde heb ik alles wat ik kon bijgebragt om haar een ordentehjk huwelijksgoed te geeven; het lag gereed; maar ziet, alles is mij door dat woeste volk ontroofd, niet alleen dat geld, maar een aanzienlijk capitaal daar en boven- ifc was een wel gefield man en thans ben ik, zo niet arm ten minften tot dien ftaat gebragt, dat ik niets kan misfen, wil ik mijne zaaken gaande houden. Vrijhart heeft mij in dien voorigen ilaat gekend en weet niet dat ik thans niets meer bezit en mijne dogter althans geen duit mede ten huwekjk zoude kunnen geeven. v r ij h a r t. Zoo dat uwe eenigfte zwaarigheid is, Dirk Jansfen, dan is zij terilond uit den weg geruimd, Geef mij de hand van Saartje, dat is alles wat ik van u begeer; ik vraag „ gee„ huwelijksgoed. Ik hoop in het kort een vast beftaan te zullen hebben en dan zal ik, in eenen maatigen fland gelukkig met haar leeven , terwijl mijn' vader, fchoon niet rijk, mij  IN NOOR D-H OLIAND. pï mij echter nog iets heeft nagelaaten. — Ach! Dirk Jansfen, ach! Trijntje Jansfen! geeft mij uwe toeftemming. Laat ik v met den tederen naam van vader en moedér noemen. Dan zal het mij eene dubbele vreugde zijn uwe dogter gered te hebben; dan zal ik de wonde zegenen, die ik in den ftrijd voor haar heb ontvangen en het lidteken zal het zegel zijn van mijne bekroonde liefde. DIRK JANSSEN. Wat zegt gij, vrouw; mijn hart wordt bewoogen. fRIJNTJE JANSSEN. Mijne oogen zijn vol traanen: ik kan niet langer weder» ftaan. Hij is de verlosfer van mijne dogter. TEUNIS. Bravo, vrienden! ik dagt wel dat uw hart de edelmoedigfte partij zoude kiezen. db generaal, Saartje bij de hand neemende en haat tot Vrijhart leidende. Vrijhart, ontvang, uit naam van Dirk Jansfen en zijne ega, haare beminnelijke dogtcr Saartje van mijne hand tot uwe bruid en leef met haar gezegend en gelukkig. Ik neem aan voor uw fortuin te zorgen. vrij-  52 DE RUSSEN v r ij h a r t. Heb dank, braave Generaal, gij hebt mij reeds de grootfte belooning bezorgt, die ik kon wenfehen en verlangen, eene belooning , die mijne geringe dienften verre te boven gaat, de hand van mijne beminde Saartje. Mijne ouders, iaat ik u als zodanig omhelzen. dirk janssen. Omhels mij, mijne kinderen. trijntje janssen. KoomTin mijne armen. t e v n i s. Zie zoo: nu is alles zoo als het behoort. dirk janssen. Dirk Jansfen is nog zo arm niet, kinderen, of daar zal nog wel wat overfchieren. be ge?jeraal. Dat dagt ik wel. - Het uur, dat wij hier doorgebragt hebben, is niet verloren geweest, mijn heer; wij hebben twee gelukkige gemaakt en Vrijhart zal de Republiek braave burgers verfcbanen, die, gelijk hun vader, bolwerken van de  ÏN NOORD-HOLLAND. n de vrijheid zullen wezen. - Morgen vervolgen wij den vijand op nieuw, drijven hem tot in zijne uiterfte verfehanflngen V R. IJ H A K. T. Ach! was ik niet gekwetst! J)E GENERAAL. en dwingen hem weldra tot den aftogt, of tot eene fchandelijke capitulatie. - Als dat verrigt is, vrienden, koom ik hier en dan wü ik op uwe bruiloft dansfen. EINDE VAN HET DERDE EN LAATSTE BEDRIJF.