Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3392 0280  VERHANDELING OVER. DE HIJPO CHONDRIE.   VERHANDELING over eene nieuwe wijze, om de hardnekkigste ziekten, die haare zitplaats in den onderbuik hebben , voorna a ml ijk de hijpochondrie, zeker en in den grond te genezen. Geschikt voor ' GENEESHEEREN en LIJDERS, door J 0 H A N KA M P F, Vorstlijken Hes/en- Hanaufchen Opperlwfraacl en Lijfartz. UIT HET HOOGDÜITSCH VERTAALD. door WILLEM JAN de KONING Hei. Doctor. Te UTRECHT, By G. van den BRINK,Jansz. Stadsdrukker, m d c c l x x x v i i.  Si medici noflri temporis emnium agrorum hypochondria ftatim traüarent in morbis, pauciores certe committerent errores, quam faciunt, fpreta hijpochondriorum obfervatione. Qni bene noverit hijpochondriorum flatum in morbis, quam bene curare noverit l quam bene prcefagire? Bagliv.  Onder de meenigvuldige boeken en fchriften zedert eenigen tijd over dergelijke onderwerpen handelende, dunkt ons verdient dit werk (te Leipzig binnen den tijd van twee jaaren ten tweedemaalen gedrukt) insgelijks eenige aandagt. De naam van Kampf zoo wel alhier als in Duitschland is reeds genoeg, benevens Zimmermann en Closfius, welke laatfte voornaamlijk er veel toegedaan heeft deeze geneeswijze in Holland bij zeer veeIe lijders met gelukkig gevolg gebruikt te hebben. Deeze heer, hoe zeer de vergiftige pijlen van de nijd door andere Geneesheeren op hem afgezonden, (*) heeft niet te min volhard als een man van groote kunde en eerlijkheid zijn gedagten rondborste verklaaren, en zijne geneeswijze daarna in te rigten. (*) VId. tract. de luvidia Medrcu propria. * 3  II Hij is die man, waaraan ik gedurende mijn leeven niet als met de grootfte hoogachting kan gedenken, die mij een en andermaal oog en oorgetuige gemaakt heeft van zijne behandeling in langdurende kwijnende ziekten. Er is in 'c algemeen tot geneefmg van de onderfcheide foorten van Infar&us volgens de manier in Duitschland gehandelt, zonder eenige aanmerkingen voor de Nederlanders , latende dit over aan 't oordeel en kunde van den Geneesheer van den lijder daar ter plaatze, vermits ieder Stad zijn eige Apotheek heeft en de levenswijs ook merkelijk verfchilt. Omtrent het gebruik van de bougies, waarvan pag. 258 ook over de lloffe derzelven te vervaardigen gefprooken word, zou ik liever die van de Elastieke gom van Theden of Bernard de voorkeur geeven. V.  INHOUD. Inleiding . . . Bladz. i 18 De klagte van Hippokrates, dat de eerste oorfprong des doods meestendeels in liet onderjle van den buik moet gezogt worden, door veelen zyner navolgers gegrond erkend; . . , . t Zwarigheden in de gewoone geneeswyze geven aan Kampf, den ouden, gelegenheid tot het uitvinden der visceraalklyjleren. . . % Door het gelukkig gevolg aangemoedigd, liet hy zyn& . geneeswyze door zyrien zoon en zyne leerlingen bekend maken. • • • 3 Welke de fchryver, nu door ondervinding verbeterd, en door diepdr inzigt in den aart der ziekte verrykt, in het licht geeft. • . . 4 Gefchiedenis der klyfteeren in het algemeen. 5 Egiptenaars, Grieken, Arabieren, Spanjaardenen Franfchen maken er veel werk van, doch by de Duitfchers waren zy fchier tot nu toe Keen gruwel, . , *■ . 6 Helmont en Paracelfus hadden er eenen haat tegen. 7 Gefchiedenis der visceraalklyfleren in het byzonder. 8 Zy maakten veel opziens en werden algemeen veragt. . . .8 De verdediging der genezenen en de goedkeuring der beroemdjle hedendaagfclie geneesheeren gaven er meer gewigt aan. ... 8 Closfius en ZAmmermann maakten er hun werk van om dezelven in Holland en Duüschland bekend te maken. .- . . '9 Daar hterscht egter nog mistrouwen tegen ie ge opfiygende damp is van kwaade uitwerking op de zenuwen. Zy verwekken door de medelydenheid der zenuwen vreesiyke toevallen, zelfs in verst afgelegen dee*** • • . . 56 De ingewanden kunnen door derzelver drukking anderen ook tot last worden. . . .56 Voorbeelden daarvan. . . 56-59 Lyst van ziekten , die van de InfarStus kunnen afdammen. . . . 59-62 Tweede Hoofddeel van de Oorzaaken. Bbadz. 63—116. Men kan ze niet wel in klasfen verdelen. . 63 Alles'wat op vaste en Hoeibaare deelen zo werkt, dat de omloop belet word, geeft er in het algemeen gelegenheid toe. . . . 64 en 65 Wiivogt, lympha en gal worden dikwyls door eene in in de lugt.heerfchende befmettingof gist-floffe fchielyk verdikt. , . 66 Bewys daarvan. . . . 67-71  INHOUD. Niet de hoeveelheid , maar de hoedanigheid der gal bewerkt de Infartfus. . • . Bladz. 71 Oorzaaken, die deze ontaarting der gal begunftigen. . ... 72 Veele kwaadfappigheden, wrange vergiften, te onpas gebruikte verwerkende en zenuwmiddelen bevorderen den aanwasch van de Infarttus. 72~j74 Uitwendig geweld, verkonding wanneer het lichaam verhit is, driften doen de foppen dikwyls fchielyk (Iremmen er. Jlo!le:i. . ' • 74 en 75 Groote flaauwten en verplaatzingen van ziektefloffen doen hetzelfde. . • 75 76 Teruggeblevene of fchielyk geflopte bloedontlastingen, werktuiglyke drukking, kwaade fpysvertering bewerken dezelven. • • 76 en 77 Kwaadefp svertering is oorzaak der verpopping van aj: darmféheelskUeren, welke de ze dikwyls niet gekende bron van veele ziekten is. . 77 en 78 Verlies der vloeibaare deelen van het bloed verwekt ■ niet altyd verdikking van hetzelve. 79 en 80 Uitwerkingen van onmatige zaadontlastingen. 81-83 Voorbehoedmiddelen tegen de zelfbevlekking. 83 en 84 Plaatslyke volbloedigheid en fcherpte zyn-dikwyls de oorzaaken daarvan en van de bovenmatige geilheid. Bewyzen daarvan. . • 84-90 Kentekenen daarvan. . • ^ 90-92 AUe bovenmatige ontlastingen , kwalyk behandelde koortfen en pynlyke ongemakken van den onderbuik deen ook veel tot het verwekken van de Infar- ctus. • 92-94 Misbruik van verhittende dranken en artzenyen,  INHOUD. fchielyke overgang tot eene geruste leefwyze, onmatig fludeeren, driften, in wanorde geraakte, of geflopte aambeyen, verkeerd behandelde afgaan der koortzen zyn de meest gewoone oorzaaken van dezelven' • • • Bladz. 94 en 95 Te vroeg verdryven der koorts doet meer nadeel dan het te laat verdryven van dezelve. 95 en 96 De kwaade gevolgen worden dikwyls door de wederkomst der koorts weggenomen. . 95-99 Ja de koorts is dikwerf het kragtigst medewerkend middel tot genezing van de Infarctus. 99-103 Beantwoording der tegenwerpingen tegen dit gevoelen en bepaling van dezelven. . 103-107 De flijmagtige InfarStus zijn dikwijls een verzameling van vuiligheden in het darmkanaal, even als t het meconium. . . 107-109 Deze flof blijft zomwijlen jaaren lang zitten en geeft gelegenheid tot verdere bifarftus. 109 en 110 Bewijs der noodzaaklijkheid van de voorbereiding voor de inenting der kinderziekte daar uit afgeh1^- • . . 111-115 Het inflaan der kinderpakjes word dikwijls veroorzaakt door de ziekteftof in den buik. . 112 Galagtige en jlijmige vuiligheid weer ingeflagen, maakt dikwijls nieuwe en fchadelijke InfarStus in het poortader'geftel. . m II ^ Oorzaaken van de Infarftus der baarmoeder. 115 i .en 116  INHOUD. Derde Hoofddeel van de kentekens. Bladz. 117—169. De fpooren der InfarEtus zijn dikwijls zeer dubbelzinnig en bedekt. . . 117 era 118 £era groot gedeelte der langdurige ziekten en ongeregelde koortzen worden door dezelven veroorzaakt of verergerd. . . . t19 Inzonderheid is de hypochondrie dikwijls de oorzaak of het gevolg daarvan. . . 119 Dit word zo wel befchouwende als beoefenende bewezen. . . .. .120 Alle derzelver toevallen , inzonderheid wanneer de ziekte zelve hardnekkig is, kunnen dus als kentekens van dezelven befchouwd worden. 121 Insgelijks hardnekkige dikwijls van geen belang fchijnende gebreken der f pijsvertering. < '. 111 Even zulk hardnekkig gebrek van eetlust, hondshonger, zoode en walging dienen mede tot kentekens. . » . . 122 Oorzaaken van het zuur in de maag. 122-124 Uitflag der huid komt dikwijls van onreine ft of in den buik, doch kan alleen 'als een kenteken aangemerkt worden ; als dezelve van geen befmetting komt, en met aambeijen of andere ongemakken gepaard is. . . . 124 en 125 Hard- en dunlijvigheid dienen in het gevolg van andere toevallen als kentekens. . 125 en 126 Hartklopping komt dikwijls van verftopping der lever. ■ • • • I27 Opdruistigheid en fpcekzelvloed zijn verraders van de ïnfarEtus. . , . 127  INHOUD. Verfcheiden oorzaaken der troebele pis met veeierlei zetzel. . . • 128 en 129 Lootverwige en zwarte pis betekenen hoofdzaaklijk Infarctus. . . • l"9 Zo ook kleverige en (tinkende zweet. . 129 Tekens, die van rauwigheden, wormen, winden en Infarctus kunnen komen. . . 130 Gefteldheid des bloeds kan als geen teken der Infarctus gelden. , • • J3° Schielijk vet worden is een teeken van verdagte gezondheid en van de Infarctus. . I3I_I33 Ongeregelde vloeijing der aambeijen kan oorzaak en gevolg van de Infarctus zijn. . I33_I35 Derhalven kan men haare kentekens ook onder de Infarctus tellen. . •. • 135 Dit geld inzonderheid, wanneer dezelven op gezetten tijd komen; wijl men van de meefie geregeld weerkomende ziekten den zetel in den buik kan vermoeden, t • • 136 Dikwijls ontlast zig de natuur door zulke op gezetten tijd weerkomende ziekten van een gedeelte van haaren last. . . . 137 Maar dikwerf gefchieden deze ontlastingen ook niet aanftonds. . . . 138 era 139 In het algemeen gefchieden zulke ontlastingen dikwerf ongemerkt door den ftoelgang, de pis en het zweet. . . t 139 en 140 Slegte koleur van het aangezigt en nog iets in het wezen, dat men niet kan befchrijven, zijn ook al waarfchijnlijke kentekens. . 140 era 141 Verdere befchrijving der Infarctus gelaatkunde. 141 - 143  INHOUD. Wat men al verder bij het na/peuren dezer ziekte in agt te nemen heeft. . Bladz. 143-145 Te'.ens, welken de Infarctus der lever en milt te kennen geven. . . 146 en 147 ■ ■ der maagvaten. 147-149 ■ 1 ; der vaten van de baarmoeder en zogenaamde zuigers* . 149 en 150 Het zekerfte teken van alle Infarctus is de uitwerping van het Corpus delifti. . 150 Uitwerkingen van de flijmagtige vuiligheid in de darmen opgehoopt. . . . 151 De toevallen zijn wegens derzelver zitplaats van de lichaamlijke gefleldheid en de eigen hoedanigheid der vuiligheid zeer verfchillende. . 151 Tekens van dezelven. , . 152-160 Zij verwekken toevallen, welken zeer naar die der wonnen gelijken. . . / 153 Bewijzen daarvan. , . . I53_I57 Middel van Cloffius,om de tegenwoordigheid van den lintworm te ontdekken. . . 157 en 158 De lintworm blijft, onaangezien de flvring van het wormennest, dikwijls nog vast zisten, doch is alsdan door purgeermiddelen gemaklijk uittedrijven. . . . , 159 De wormen veroorzaken de toevallen niet, welken men er aan toefchrijft, waarfchijnlijke nuttigheid van dezelven. . . .160 Met de Infarctus zijn dikwijls fcherpheden gepaard, die alle oplettendheid verdienen , doch veeltijds moeilijk ledoor grondenzijn. . . 160 Zuure en galagtige fcherpheden zijn gemeenlijk daa mede verzeld. , . .162  INHOUD. Verftopping der darmfcheelsklieren is zeer na verwant met de flijmige Infarctus. Bladz. 163 Waarfchijnlijke tekens' van dezelve. . 163 Zekere tekens. ; . . 164 Infarctus worden dikwijls voor raauwigheden, en dezen voor Infarctus gehouden. . 164 era 165 Voorbeelden daarvan. . . 165-168 Vierde Hoofddeel , van de genezing, inzonderheid door visceraalklijsteeren. Bladz. 170—198. Om ziekten van Infarctus te genezen, moeten dezen beweeglijk gemaakt en vervolgens uitgedreven worden. . . ■ r ,170 Sterke middelen doen dit bij wijlen, doch altijd met levensgevaar. . . . 170 Verdunnende, bevogtigende, weekmakende en ontbindende middelen zijn met de natuur meer overeenkomjlig. . . , . 171 Zij worden in het algemeen viseer aalmiddelen genaamd , en worden door den mond en door klijfleeren ingebragt. . ' . . j 7 [ Op de eerfte wijze voldoen zij flegts in ligte gevallen. Oorzaaken daarvan. • 172-174 Verklaarde wijze van werken der visceraaiklijfteeren. . , . .174 De gisfing, dat haare werking vnornaamlijk aan het celleweefzel te danken is, word waarschijnlijk gemaakt. . . . 175-180 Als ftoving befchouwd, heeft deze wijze, om uit de  INHOUD. analogie een befluit te maken, boven alle anderen den voorrang. . . Bladz. i8o De natuurlijke ligging der ingewanden begunftigt deze werking. . . . 181 Werking van deze Jtöving op de ingewanden. 18 i-i 83 Oorzaaken, waarom dc plaats onder den hartkolk zedert Hippokrates tut op onze tijden de aandagt der Geneesheer en tct zig getrokken heeft. 184 De kronkeldarm moet wegsns zijne ligging gewigtige, zo wel een goeden als een kwaaden invloed hier op hebben. . . 184 era 185 De ondervinding doet den fchriiver de visceraalklijfieeren in zulke getallen voor de bestwerkende middelen houden. .. . 186-189 Zij verzwakken de darmen niet, gelijk de gewoone klijfteercn. . . ... . 189 Wijl derzelver warmte geringer is dan de natuurlijke , kunnen zij om die reden ook niet verzwakken. • • I89 Theorie en ondervinding bèwijzen, dat derzelver gebruik niet toteene gewoonte van de natuur word. 190 Zij verwoesten noch derzelver bewaarplaatzen, noch verdunnen het bloed niet te veel. . 190 ZJj kunnen als behoedmiddelen gebruikt worden, en verdienen den voorrang boven anderen. . 191 Hoe zij tot verlenging van liet leven kunnen dienen , word uit den toefland des lichaams in den ouderdom verklaard. . . 192 era 193 Zy doen de fchoonheid der huid ftand houden. 194 In heete koortzen moeten zij als hoofdmiddelen worden befchouwd. . . . ► 194  INHOUD. Oorzaaken , waarom visceraalklijfteeren boven alle andere geneeswijzen te ftellen zijn- Bladz. 195 Getuigenis van Elven en Hannes van het nut der visceraalklijfteeren. . . 196-198 Vijfde Hoofddeel van de inmengzels, de toebereiding en het gebruik der vi. sceraalklijsteeren. Bladz. 199-232. Gewoone viseer aalmiddelen , die tot klijfleer en ge. bruikt worden. . . 200 en 201 Tijd van derzelver inzameling. . 201 Oorzaaken waarom en wanneer elk middel gebruikt moet worden. . . . 202 Werkingen van den Taraxakum van het hondsgras en fpeerkruid. . . 201-20'} —— van de Card. Bened. guichelheil, aard rook, duizendguldenkruid, drieblad, witten an- doorn en valkruid. . . . 203-206 Waarom het laatfle tot geen bafis genomen. 206 Werkingen der kamillen eu van het duizendblad. 207 Redenen, waarom er zemelen by gevoegd worden. 208 • . . . en 209 Nuttigheid van het kalkwater in visceraalklijfteeren. 209 en 210 Gevallen, waar in hetzelve zo min als de oftengal moeten gebruikt worden. Regelen, waarnaar zig in zulke gevallen te rigten. . -. 211 Behandeling van zeer rotte Infarctus. . 212 Verdere nuttigheid van het kalkwater. 212 ««213 Gebruik van den paerdikwortel,fcheerling, meekrap, en fteelen van alfsranken. . . 213 e« 214  INHOUD. Behandeling van alte groote dunlijvigheid, gelijk ook van de verpoppingen uit gebrek aan veerkragt en die van taaijigheid der infarcerende flojfen. 214 Behandeling der Infarctus, wanneer zij met zenuwziekten gepaard zijn. . . 215-218 Het kalkwater moet op de befchreven wijze telkens versch klaar gemaakt worden. . 218 Bereiding van het kiijjleerafkookzel zelve. 219-221 Voorzorgen, welken bepalen, of zij lauw, koel of koud moeten gebruikt worden. . 221-223 , die het gemaklijker inhouden der klij- fleeren bevorderen. . . 223-227 Gevallen, waarin dezelven niet nodig zijn. 228 Uitwendige middelen, die derzelver werking vermeerderen. , . 229- 232 Zesde Hoofddeel, van het gebruik der overige cewoone visceraalmiddelen, Bladz. 233—285. De klijjleeren zijn niet altijd noodzaaklijk, dikwijls kan men genoemde visceraalmiddelen inwendig op verfcheidenerlei wyze laten nemen; liet best is beiden zamen te paren. . . 233 Verfcheiden voorfchriften van visceraal artzenijen. 5 234-240 Voorzorgen by het gebruik dezer middelen. 240 en 241 Kragt van het guajakum tegen de zwarte gal door voorbeelden bewezen en de wyze om het te gebruiken. . .' . . ' 242 Als het niet kragtig genoeg werkt, moet men het ** 2  INHOUD. door zeep, osfengal en extract; van ali'e te hulp komen. . . , . 243 Verfcheiden digeftiven naar verfchillende omftandigheden. . . . . , , 244 Omftandigheden, die het gebruik van braak- en purgeermiddelen verbieden. , , 244 Sterkwerkende purgeermiddelen. . 245 Omftandigheden, die dezelven nodig maken. 245-247 Onder deze omftandigheden werken vj?ele arcana, die meeftendeels flerke drastica zijn, 'dikwijls wonderbaarlijk, . . 247-240 Na de uitdrijving van de Infarctus moeten de ingewanden weer gefterkt worden. . 249-252 Bijzondere werking van ontlastende middelen door bijvoeging van f alpeter, . , 250 Scherpte, die met den Infarctus gepaard gaan, vereifchen eon gepasten leefregel en de bijgevoegde gepaste geneesmiddelen, tegen de InfarStus voorgefchreven. . . . 252 Middelen, welken men in elke foort van fcherpte kan gébruiken'. ' . 253 Onderfcheiden wijzen om den uitflag der huid naar verfchillende omftandigheden te behandelen. 254 Uitwendige middelen in fcherpten, die in het bloed heerfchen, of ingeflagen zijn. . 255 en 256 Middel tegen de Venerifchekwaad'fappigheid.256-258 » tegen de fcorbutieke , jigtige en fcrophuleu- fe. . . 258 ^——— tegen de hair of dauwworm en met dezelve gepaarde fcherpte. ' . . 259 1—i téken de fchurftige fcherpte, 259 en 260  INHOUD. Middel tegen ingedreeven uiiflag met koorts, mazelen en pokjes. . . Bladz. 260 ■ tegen de onreinigheden , door het geftrem- de bloed in de vaten der gulden ader of der baarmoeder , in omkop gebragt. . 260 Voorzorgen by het gebruik van het kwikzilver en de zwavel. . • • 20~o Middel tegen de kankeragtige fcherpte. 260 en 261 tegen de fcherpte uit zwakheid. . 261 Nut der verwerkende middelen in de meeste foorten van kwaadfappigheid. . . .261 Behandeling der fcherpte ontflaan uit geprikkelde zenuwen en van verfcheiden gevolgen van eigenaartige fcherpten. . *■ • 262 _ van een heete en galagtige gefteldheid en de neiging tot zuur. . • 263-266 Na het wegnemen der oorzaaken heeft men dikwyls nog kwaade gevolgen van dezelven te befiryden. 166 Oorzaaken daarvan. Bewyzen. . Genezing van dezelven. - • 267-270 Proeven, om de wijze van werking te,verklaren van' verzagtende en tegenprikkeling veroorzakende middelen. . • • 271-275 Middel tegen de verpoppingen van de vaten der baarmoeder. . • • 275-2 77 - tegen de verftopping der darmfcheelsklieren. J . . . 277 en 278 Behandeling der toevallen, die voor, onder en na de ontlasting dikwijls ontflaan. . . 278-283 Befchrijving van verfcheiden in het werk genoemde zamenjie Hingen. . . ■ 283-285 ** 3  INHOUD. Zevende Hoofddeel , van de genezing door den leefregel, Bladz. 286—324. De voedingsmiddelen moeten altijd met den aart der Infarctus overeenkomen. . Bladz. 287 Heilzaame voedingsmiddelen. . , 288 Nuttigheid van het gezouten en gerookt vleesch. 288 Minder werkende voedingsmiddelen. . 289 Wat men omtrent de bijzondere lichaams gefleldheid inagtneemen moet. . . 288-292 Heilzaame dranken. . . 092 Handelwijze in overgang tot zuur . 293 en 293 ■ in fcorbutieke fJierpie. . 293 Nadelige voedingsmiddelen. . . 294 dranken. . . 295 Kwaade gevolgen van een plotslijk veranderden leef. regel- .... 296-304 Menfchen, die eene ruwe opvoeding hebben gehad, weten minder van den Infarctus. . 304 en 305 Toepasfing op de opvoeding. . 305-308 Leefregel v0or de Hijpochondristen. 308-311 Van de lichaams oefeningen. . . r^ïl Van het wrijven des lichaams. . 312 Van het wasfchen en baden. . . 312 en 313 Van de zomer en herfstkuuren. . 313-316 Van het gebruik der mineraale wateren. 316-322 Van de ooft kuur en. . , g„2 Uitwendig verwerkende middelen. . 322 en 323 Van het gebruik der eleclriciteit. . 323 en 324  INHOUD. Agtste Hoofddeel , Bevattende de gevallen van ziekten, Bladz. 325—419 I. Geval, Miskraam van flijm veroorzaakt BI. 326 II. Vapeurs of opftij gingen daarvan. . 327 III. Hijflerieke ftuiptrekkingen en bloedyloeijingen der baarmoeder van dezelve en zr/arte gal. 327 IV. Bleekzugt en voorboden der longtering van dezelve, . . . . , 328 V. enVl. Ziekten van Kraamvrouwen daar van 328- 331 VII. De verfcheiden foorten van hoofdpijn ontflaan daar-uit. . . .' 331 VIII. Blindheid daarvan. . . 332 IX. X. en XI. Toevallen van beroerte daarvan. 334 en 335 XII. Bloedfpuwen en vallende ziekte daarvan. 335 XIII, en XIV. Beroerte daarvan. . 337-340 XV en XVI. Smoorzinking van flijm en zwarte gal. 340-343 XVII en XVIII. Valfche longzugt daarvan. 343- 346 XIX. Nadeligheid der braakmiddelen bij InfarBus van de vaten der maag. . . 346 XX era XXI. Langdurig braken en buikloop van flijm ■ : • ■ • 347-349 XXII en XXIII. Heus daarvan. . 349 XXIV. Geregeld wederkomende kolijkvan fwarte gal en flijm. . ■ . . '35° XXV. Schijnbaar ongemak van de fleen. 352 XXVI. Geelzugt daarvan. . . 353  I N H O U O. XXVII-XXX. Vallende ziekte en puiptrekkingen daarvan. . ... Bladz. 354-264. XXXI-XXXV. Zwaarmoedigheid,en ijlhoofdigheid , van de fwarte gal: . . . 364-372 XXXVI-XXXVIII. Hardnekkige uitflag der huid 372-375 XXXIX, en XL. Phrenitis van zwarte gal. 379 XLI en XLII. Ongeregelde koorts van zwarte gal. . . .. ' ; 38O-386 XLIII. Belette door/welging. . . 385 XLIV. Verlamming en balzakbreuk van polijpagtige Infarctus. . . . . . . 389 XLV-XLVII. Hijpochondrie met kramp. 391-397 XLVIII-LVI. Infarctus der vaten van de baermoe- der. . . . . 397-408. LVII-LXIII. Toevallen van verpopping der darm- fche el skiier en. . . . 408-412 LXIV. Kolijk met hardnekkige verpopping. 412 LXV. Ongeregelde^ koude koorts van de flijm. 416  IN LEIDING. H ippokrates klaagde reeds, dat bij zulken, die aan langdurige zo wel, als aan heete ziekten overleden waren, de oorzaak des doods meestendeels haar begin in het onderjle van den buik had genomen. Zijne menigvuldige waarneemingen gaven hem grond om dit te kunnen ftellen , hebbende hij zeer dikwijls eene gezwollen milt, eenengalagtigen , zwarten of taaijen , flijmagtfgen afgang, en eene zwarte pis ontdekt. Eene gewigtige waarheid, welke elk oefenend Geneesheer , indien hij in het geneezen gelukkig wil flaagen, wel dégelijk in het oog diende te houden. Zij heeft veelen van zijne navolgers in zo verre voorgelicht, dat zij ten minsten op de verftoppingen der milt, lever, darmfcheelsaderen e. z. v. oplettender, en wegens eene zekere geneeswijze van dit hardnekkig ongemak omzigtiger begonnen te worden. Onder dezen muntte, in laater tijden, mijn overleden vader inzonderheid uit, die zo wel wegens zijne ongemeene bekwaamheden en fcherp doorzigt in het waarneemen, als wegens zijne liefde voor de waarheid, zijne opregtheid en onbaatzugtigheid genoeg bekend is (a). Zig getrouw aan de gronden van W zie dr- fr- börnf.rs Leben der itzlebenden Aertze vnd Natürfbrfcber in Duitschland, des Ut en Bandes Ites Stiick in vita cel. joh. jak. ritteri ab ipfo celeb. virt A  2 INLEIDING. hippokrates houdende, zogt hij de fpooren van deze fchier algemeene oorzaaken der ziekeen niet alleen menigvuldiger, dan anderen , in den onderbuik, maar hij ontdekte ze ook, toonde ze ontegcnfpreeklijk aan, en vond eene veel gepaster en gelukkiger werkende geneeswijze. Want , met leedwezen ziende, dat de vijceraal-artzenijën, zo als zij gemeenlijk gebruikt werden , zeer zelden aan de verwagting beantwoordden , befioot hij , om dezelfde (doch enkel uit het Plantenrijk gehaald, en tot eene eenigzins lijvige zelfstandigheid gekookt) zeepagtige, fmeltende, ontbindende, naar omftandigheden weekmakende , verzagtende, of zagtprikkelende en verfterkende geneesmiddelen door een klijfteer, onder den naam van visceraalklijfteer, in den aars- en kronkeldarm te laten brengen , om daar tot derzelver volkomen verwaasfeming en opneeming m het bloed opgehouden te worden, ten einde door deeze kunstgreep nader en met meer kragt tot de eigenlijke zitplaats van het kwaad te kunnen komen. De agtenswaardige conferipta, alwaar hij op de volgende wijze van hem oordeelt: „ Ik leerde in Homburg den beroemden heerKa'MPF, Keurvorstelijken Mentzifchen Hofraad en Lijfartz, eenen vriend der Separatisten , die voor mij in Homburgfchen _dienst was geweest, en eerst zedert weinige jaaren uitRusland enLijlland was weer gekeerd, kennen. Zijne welfprekendheid en zijn groote geest,voor welken het zeer uitgeftrekte veld der Geneeskunde nog te naauw beperkt was, verwekten bewondering,- maar de fijne kwakzalverij, die men in hem ontdekte, mogten alle Geneesheeren van zijne foort wel navolgen."  INLEIDING. $ grijsaart heeft zig, bijna dertig jaaren lang, in zijne veruitgebreide praktijk, met zulk een gelukkig gevolg van deeze nieuwe geneeswijze bediend, dat hij zig verpligt geagt heeft, zijne proeven en ondervindingen tot nut van 't algemeen bekend te maaken. Wijl hij egter befloten had, zig nooit onder het getal der Schrijvers te ftellen ([b), had hij mij, als leerling, ooggetuigen en medearbeider, dit werk opgedragen, en verfcheiden van zijne leerlingen ftof voor hunne hier over handelende Dijpp. academ. pro gradu gegeven , zonder dat het hun geoorloofd was, zijnen naam te noemen. Ik fchreefderhalven te Bergzabern , alwaar ik mijnen oom, Dr. brüch, eenigen tijd in de oefening der geneeskunde behulpzaam was , de hier onder aangehaalde differtatie, welke tot de volgende den weg baande. Doch naderhand meer gelegenheid hebbende tot het doen van waarneemingen, vond ik niet alleen, dat er aan deeze geneeswijze, wel, ke niet nauwkeurig genoeg bepaald was, veel was te verbeteren , maar het geen ik dagelijks in de verfchillende gefteldheid, in de wijze van ontflaan, (£) De baron creutz (in zijne gedichten, 7, Th. S. 271.) getuigt het volgende van hem: „ Ik heb eenen Geneesheer gekend , van een doordringend verfland en groote ervarenheid , en die bij regeerende vorsten en andere groote Heeren zeer bemind was. Hij kon nietbefluiten , om iets tefchrijven, fchoon hij niet alleen in zijne wetgnfehap, maar ook in Itaatsbedrijven boven veele anderen zou hebben kunnen uitmunten. Hij plagt te zeggen: als Schrijver alle aanvallen moedig uitteftaati, en zig dapper te verdedigen, zegt even 10 veel als een veidtogt tegen de Turken." A 2  4 I N L E I D I N C. in de kentekens en in de werkingen van de oorzaaken der ziekten had waargenomen , gaf mij nog meer licht. Toen inzonderheid de herhaalde en fterke afgang van eenen flijmagtigen aanflag (faburra) mij fteeds oplettender maakte , en ik deszelfs oorfprong en zitplaats nauwkeuriger nafpeurde en deszelfs kwaade uitwerkzelen onderzogt, ontdekte ik wezenlijk daar in eene merkwaardige ziekteftof te meer, die, bedrieglijk zijnde, veel meer beklagenswaardige Lijders maakt , dan men wel gelooft. Ik zou dezelve met regt onder de klasfe der Infai clus (verftopping) kunnen plaatzen, wijl zij insgelijks gefchikt is, om de vaten, waar in zij grootftendeels voordgebragt word, te verftoppen ; fchoon het gedarmte haare gewoone verzamelplaats is, daar zij zig dikwijls in ongelooflijke menigte zamenhoopt. Het zij mij vergund, dat ik in het vervolg, kortheidshalve , de benaming Infarctus behoude , het zij dezelve de Infarctus in het algemeen , of de infarcerende (lof in het bijzonder betekene. Ik zal deze mijne kundigheid, welke ik door langdurige ervarenis verkregen heb, zo kort, als mogelijk is, tragten mede te deelen. Doch om in het vervolg den inhoud duidelijker te makenj en de omfchrijvingen te vermijden, heb ik dienstig geoordeeld, allereerst vast te Hellen, welk begrip ik van de Infarctus maak , en eene breedvoerige befchrijving van de onderfcheidene hoedanigheid der ziekteftof, zo als zij zig bij de ontlasting vertoonde, vooraf te laten gaan. Maar, voor dat ik daar toe overga , moet ik nog iets van het lotgeval der klijfteeren melden. Ik hoop, dat  INLEIDING. 5 het veeleLijders, die tegen de klijfteeren met vooroordeel ingenomen en er befchroomd voor zijn, tot aanmoediging zal dienen, of de vrees en den afkeer, die zij er voor hebben, zal verminderen, wanneer zij verneemen, dat de klijfteeren bij veelen der oudenen laater Geneesheeren, en bij geheele volken in groote waarde zijn gehouden geweest. Ik zal hen dus dezelven bij naame leren kennen. Onder veele andere voorflanders der klijfteeren telt men inzonderheid: galenus, celsus, merca1us , hecrn1us , par/f.rjS , dorncrellius , morellus , fernel1us , wedeliüs , "lfjntjlio*. Zommigen van dezelven beweerden, dat er niets had kunnen bedagt worden , dat voortreflijker , meer verzagtende , zekerer en voor elke omftandigheid , ouderdom en geflagt , gefchikter was, dan de klijfteeren; anderen zeiden, dat er geen deel van het lichaam is , aan hetwelk zij geen nut zouden kunnen toebrengen ; eenigen verklaarden zelfs, dat zij zonder klijfteeren geen Geneesheeren konden wezen. Men voege hier bij deckerus , die de buitengewoone werking der klijfteeren op de flijm en de daarüit ontftaande benauwdheid ondervonden heeft; dol^eus , die aan verzagtende en pijnftillende klijfteeren eene buitenge woone kragt tegen de kramp- en ftuip-trekkingen toefchrijft; hercules saxonia, die er ongeneeslijke hypochondristen door geholpen heeft; horstius, die de maandftonden en pisontlasting er .weêr door herfteld heeft; ettmuller, die er de hoofdwaterzugt door overwonnen gezien heeft; volkamer, die ze met gelukkig gevolg tegen de onvrugtbaarA 3  € INLEIDING. heid gebruikt heeft, gabel-chover , die de kraamvrouwen van ongeneeslijke ongemakken, die zij zig geduurende haare zwangerheid op den hals gehaald hadden, door het gebruik van dezelven geholpen heeft; helwig en rondelet, die er de blindheden fpoedig door genezen hebben ; rayger , die de hardnekkig verhinderde uitbotting der kinderpokjes zigtbaarlijk er door bevorderde e. z. v. Zelfs hebben de kwakzalvers, het buitengewoon nut der klijfteeren opgefpoord hebbende, er hun geluk mede beproefd. Aloysics mundella klaagt zeer over zulk eenen kwakzalver , die aan al zijne Lijders, zonder onderfcheid, de klijfteeren ftouelijk, en egter met zulk een gelukkig gevolg , voorgefchreven had, dat hij er in korten 'tijd meer geld mede gewonnen had, dan mundella, niettegenftaande zijne uitgebreide praktijk, in tien jaaren. Indien men nu van de klijfteeren, die veeltijds flegts eenige minuuten in het lichaam blijven, al deeze gelukkige gevolgen heeft gezien, hoe veel kan mén zig dan niet beloven van dezulken, die, ingehouden wordende, eenige uuren werken. Dè Egiptenaars gebruikten zé driemaal in de maand als een behoedmiddel; de Grieken en Arabiërs bedienden er zig van in veele ziekten; de Spanjaarden befchouwden ze als een algemeen geneesmiddel; en de Franfchen maakten uit de klijfteeren eene liefhebberij, en zij wierden algemeen inde mode. Doch deze mode kon egter bij de Duitfcb/ers 'geen ingang vinden , fchoon zij anders van ouds af eene blinde agting voor de Franfche modes, hoe  INLEIDING. 7 belachlijken onbefchaamd dezelven ook waren, betoonden en zig niet fchaamden, nog onlangs de ongeri]mdeGorgespoftülies en Culs de Paris in Duitschland in te voeren; zij bloosden, wanneer men dezelven flegts van hun vergde. Doch zij beginnen zig allengs meer aan de klijfteeren te gewennen. Te voren hadden veelen er zulken affchuw voor, dat men er llegts de toebereidzelen toe behoefde te maken, om hun eenen buikloop te veroorzaken, en hen van eene gevaardreigende verftopping te bevrijden. Bij zommigen was de vrees voor de klijfteeren zo groot, dat zij, volgens de Ephem. Nat. 'Cur. Anno 2 Dec. 2. Obf. 152. het nodig oordeelden, hunnen uiterften wil te maken, voor dat zij zig er al fidderende toe fchikten. Schoon dus de klijfteeren zedert onheuglijke tijden in eenen zeer gunstigen roep geftaan hebben, kon het egter niet feilen, of zelfs de Geneesheeren moesten zo wel tegen dezelven , als tegen het fpiesglas en'den koortsbast e. z. v. opkomen, en ze verdagt maken. Helmont en paracelsüs wilden zelfs, dat men ze, als één der fchandlijkfte, ongerijmdfte, als een beestagtig middel, hetwelk de menfehen van de vogelen (den Egiptifchenlbis) geleerd hadden, uit de Geneeskunde zou verbannen. Beiden waren Dweepers, en hebben om die reden natuurlijk des te meer aanhangers en navolgers gevonden. Daar deze eenvoudige wijze van klijfteeren, tot dewelken men flegts nu en dan , in dringende omftandigheden , zijne toevlugt nam, zo veele vervolging heeft moeten ondergaan, hoe veel te meer hadden de visceraalklijfteeren te wagA 4  8 INLEIDING. ten, welken men dagelijks twee, driemaal, en jaaren lang voorfcbreef ? Ik fpreek bij ondervinding, en vergroot de zaak niet, wanneer ik zeg, dat de loop der zon rondom onzen aardbol met al de tegenvoeters, en de leer des duivels van Doctor bekker, onder de Godgeleerden , zulk eene groote beweging niet veroorzaakt heeft, als de in zwang gebragte klijfleerfpuiten, onder deGeneesheeren en oude Wijven. Geen nieuwe leer is in onze verlichte eeuw zo verketterd, als deze onze geneeswijze. Ik heb menig fchimpfchrift daar te. gen met medelijden gelezen, en den loflijken bijnaam: klijfleerdoktor', dikwijls glimlachende' aangehoord. Doch allengs namen veele Lijders, die door Geneesheeren verlaten endoor deze geneeswijze herfteld waren , derzelver verdediging op zig. Dit maakte verfcheiden zeer fchrandere en onbevooroordeelde Geneesheeren oplettend, welken hunne Item verhieven in de woestijn , en uit eigen ervaring zonderlinge geneezingen van dezelve predikten. Toen de klijfteeren eindelijk door de beroemdfte Geneesheeren van onzen tijd, door eenen haller , tissot , zimmerman , clossiüs, medi- Kös e. z. v. in befcherming genomen werden , kregen zij meer gewigt. Zij werden namelijk door de uitgegeven difpp. acadera. van mijns vaders leerlingen, door de mijne, de In f ar Sla vaforum ventriculi. Bafil. 1751; de infar&ibus vaforum in infimo ventre. Arg. 1752. van den heer doclor koch; -—- de Concrementis uteri. Bafil. 1753. van den heer doctor schmidt; ■ êe curatione febr. intermittent. Gief. 1745. van den heer doctor  INLEIDING. 9 kriechbaum , en de morbis ex atrophia. Ba- fil. 1756. van mijnen broeder wilh. lüdw. k3mpf , welke voor eenige jaaren als Hofraad en Lijfarts van den tegenwoordig regeerenden vorst van Wied overleeden is, eerst vegt bekend. De heer von haller en na hem baldinger plaatsten de meesten van deze Difpp. in hunne verzamelingen. Niet lang daarna gaf de heer tissot, in zijne Epifiola ad Hallerum, zijne gedagten over het gebruik der visceraalklijfteeren zeer gunstig te kennen, en bevestigde derzelver nuttigheid door eigen ondervinding. Maar het meeste bragten tot derzelver verbreiding in Europa toe de Difpp. acad. in 1754 en 1755. te Tubingen uitgekomen , namelijk die van den Wurtembergfchen Lijfartz elwerts : Nova tbferv. de infarStibus venarum abdominalium, en van den overleden Tubingfchen hoogleeraar faber :^ Ulterior expofitio novee melhodi Kozmpfiam, curandi morbos chronicosinveteratos, pracipuemalumhypochondriacum. Door deze Difpp. leerde mijn vriend Clossios, welke toen te Tubingen ftudeerde, deeze methode kennen , en hij beproefde ze naderhand, toen hij de Geneeskunde begon te oefenen. Zijneproeven vielen zo gelukkig uit, dat hij geen bedenking, maakte, om deze geneeswijze in Duitschland en Holland aanteprijzen, alwaar de gelukkigeen zeer geagte Haagfche Geneesheer , doktor jorissen , dezelven door hem leerde kennen, en zig werklijk nog met groot nut er van bedient. Nog meer : de heer doktor clossius overtuigde, onder andederen, den heer zimmerman van derzelver voorA 5  *o INLEIDING. deelen, hem te Pyrmont verfcheiden berfteldeperfoonen lerende kennen, wier volkomen genezing door de klijfteeren hem verbaasde. De heer zimmerman, die verre boven mijne loffpraaken verheven is, en dien ik wegens zijne beproefde op. fegtheid , zo lang ik zal leven, eer en hoogagting zal toedragen, werd naderhand, toen zijne eigen menigvuldige ondervindingen het nut der visceraalklijfteeren bevestigden, zulk een groot voorftander van dezelven, dat hij de. gefchriften, welken daarover handelen, tot gerief der Lijders, in het Hoogduitsch wilde doen vertalen, en mij eindelijk vriendlijk aanzogt, om deze nieuwe leeren geneeswijze in een helder licht te ftellen. Desniettegenftaande heerscht het ongeloof en wan. trouwen tegen dezelven nog overal, en de meeste Geneesheeren befchouvven de Infarctus, welke ik Voorneemens ben, als eene der voornaamfte oorzaaken der ziekten te befchrijven,als een zeldzaam verfchijnzel. Anderen daar tegen , die met mij het zelfde fpoor gevolgd, en dergelijke proeven genomen hebben, om dezen hardnekkigen vijand te beftrijden, komt het geheel onbegrijpelijk voor, hoe men ziende blind kan wezen. Maar men kan Zulks uit verfcheiden oorzaaken zijn, wanneer men namelijk op elke kleinigheid niet oplettend genoeg, in het moeilijk onderzoeken en nauwkeurig waarneemen te ongeduldig en te traag , en tot het beproeven te kortzigtig is; wanneer men de vertischte oefening niet heeft, om de menigerleie, dikwijls ftrijdende, kentekens, die eerst in dea  INLEIDING. it ïamenhang de Infarctus aanduiden, in den eerden opflag te ontwaren; wanneer men zig laat verleiden , om elk nieuw toeval aan eene nieuwe oorzaak toetefchrijven, en niet bedenkt, dat eene 'eenige, even als de Infarctus, 'honderd toevallen kan verwekken; wanneer men zig laat verblinden, om het geen, dat blijkbaar tot het uitbarsten van bedenkelijke toevallen gelegenheid gegeven heeft, voor de eigenlijke oorzaak aan te zien, welke egter van geen uitwerking zou zijn geweest, indien tr geen andere oorzaak verborgen was geweest, en bet welk des te meer te vreezen is, zodra deze gelegenheid gevende oorzaak eene gewoone oorzaak van zekere ziekten is ; wanneer men zig laat vervoeren , om in verfchillende toevallen , uit ëene oorzaak voortfpiuitende , het eene toeval voor de oorzaak van het andere te houden , en daardoor ook van de hoofdbron afgeleid te worden; en, eindelijk, wanneer men te vies is, om den afgang zelf te onderzoeken, ten minsten niet nauwkeurig navraagt, of er iets tegennatuurlijks in den afgang is, en wat, het welk eene betrekking heeft op de ontaarting van de beftaandeelen des bloeds. Hoe dikwijls heb ik niet ondervonden , dat de Infarctus door bij geval daarop werkende middelen , of door de góede moeder-, de natuur, uitgedreven zijn, waaraan de Geneesheer nooit had gedagt, fchoon de Lijders, die zig naderhand tot mij wendden, het reeds lang bemerkt hadden? Aan den anderen kant zijn de kentekens van de Infarctus dikwijls zo duister en dubbelzinnig, de.  12 INLEIDING. ongemakken, die ze verzeilen, menigmaal zo gering, en zelfs is in de vreeslijkfte toevallen, welken de Infarctus in de afgelegen deelen verwekken, de zitplaats van het kwaad meestendeels des te meer- verborgen en zo raadzelagtig, dat de zorg. vuldigfte Geneesheer, die zig door geen vooroordeelen laat wegliepen, verward kan worden. Zijne oplettendheid op de Infarttus kan ook verflaauwd zijn, doordien de ontleedkundige berigten zo zelden van derzelver tegenwoordigheid gewag maken, waarvan ik bij gelegenheid de oorzaak, die altijd plaats heeft, zal opgeven. Maar menigmaal kan het ook gebeuren, dat de ontleders, te zeer gehegt aan hun ftelzel, wanneer zij eens begrepen hebben, de oorzaak op eene andere plaats te moeten vinden , daardoor de eigenlijke over het hoofd zien. Dat het gebruik der visceraalklijfteeren tot heden nog zo weinig ingang bij de Geneesheeren en Lijders gevonden heeft, moet ik aan de volgende oorzaaken toefchrijven: Aan het algemeen heerfchend vooroordeel, dat zij het lichaam in het gemeen, en inzonderheid het gedarmte verzwakken , en men er zig zo zeer aan gewent, dat men zonder dezelven geen open lijf kan houden , doch waarvan ik hier onder het tegendeel zal bewijzen; Aan den afkeer voor eene uitvinding, die ongerijmd fchijnt te wezen; Aan het ongeduld, om zig aan eene langduurige genezing te onderwerpen;  INLEIDING. 13 Aan het gebrek aan moed en flandvastigheid der Geneesheeren en Lijders, wanneer er geen fpoedige verligting komt, en eene halfjaarige genezing, die veeltijds op verre na niet toereikende is , niet volkomen aan het oogmerk beantwoord, of, wanneer na menigvuldige ontlastingen van de Infarctus de ziekte nog niet aflaat; hetwelk plaats kan hebben, wanneer eenige ingewanden verhard of knoestagtig zijn geworden, en in gevallen van' verplaatzingen, welken de Infarctus in afgelegen ingewanden, bij voorbeeld in de long, veroorzaakt hebben; ~~ Aan de vrees, van den flapenden vijand wakker te maken. Want, fcboon het zeldzaam gebeurt, dat zulk eene grondige geneeswijze te veel van de rottende en menigvuldige opftoppingen in reeds bedorven ingewanden op eens ontlost, aan het gisten gebragt en daardoor den dood verhaast heeft; en fchoon de waardij der klijfteeren daardoor niet verminderd is, kan het egter gebeuren, dat een voorzigtig , en anderzins overtuigd Geneesheer er door afgefchrikt word , wanneer hij ongelukkiglijk in het eerst zulk een geval heeft. Ik heb flegts twee zulke ongelukkige gevallen gehad. Een veertigjaarige Lijder, die de hypochondrie in den hoogden trap had, ftierf te midden onder de kritiek- heilzaame ontlastingen, binnen twee dagen, aan eene ontfteeking der long, welke de verplaatzingder in beweging gebragte Infarctus veroorzaakt had; een tweede ftierf, uit dezelfde oorzaak, zeer fchielijk aaD eene beroerte. Doch bij  ?4 INLEIDING. deze beiden zag men gemoedsbewegingen vooraf gaan; en eilaas! hoe dikwijls zijn heimlijk knagende droefheid j verdriet , toorn , bekommering, buitcnfpoorigheden , als de gewoonlijkfte oorzaaken van de Ivfarclus, derzelver heilzaame genezing niet hinderlijk? Aan een kwaad en ongepast gebruik der klijfteeren, waar door zij bij zeer veelen het vertrouweq verloren hebben; Aan de kinderagtige fchaamte, eigenzinnigheid en den haat tegen de klijfteeren, die, gelijk ik; reeds gezegd heb, bij menig een zo ver gaat, dat de Geneesheer dikwijls moet horen : liever fterven, dan geklijfteerd worden. Ik ken een paar oude en dienvolgens ten uiterfte kuifche fljmelaarsters, die men tot geen bedaren kon brengen, om dat men een jong onfchuldig meisje van haare nabeftaanden tot eene fchandige kiijfteer verleid had. Het onbefchaamde meisje werd door haar openlijk van ontugt, en den fchaamteloozen Geneesheer van fchenderij befchuldigd. Wie zou het kunnen geloven, dat er heden ten dage nog Geneesheeren gevonden worden, dieniet veel beter denken , dan deeze matroonen ? Het is nog niet lang geleden, dat zulk een medicijnsch vernuft in een groot gezelfchap op eeneverwaande wijze tegen deklijfteeren uitvoer. Hoofdpijnen , riep hij op eenen fpottenden toon uit door geneesmiddelen te willen verdrijven, die men van agteren gebruikt• Dit noem ik a pofleriori (van agteren) betogen en genezen! De geheele vergadering van geleerden  INLEIDING. is en ongeleerder! klapte in de handen en lachte luidkeels met hem! Men kan het derhalven der Pommerfche Freule niet kwalijk nemen, dat zij, in plaats van de voorgefchreven klijfteer voor icheeie hoofdpijn te gebruiken, de klijfteerblaas over het hoofd ftelpte. Maar is het trotsheid , die door mislukte, en naderhand , door klijfteeren , gelukkig volbragte genezingen, en door het uitbazuinen der genezenen befchaamd is gemaakt? is het volharding in het vooringenomen gevoele? is het dubbelzinnige regtzinnighcid? is het haat tegen de nieuwigheid? Maar genoeg, zelfs verlichte en geleerde Geneesheeren , exempla funt odiofa! hebben hunne eigen oogen en die van hunne Lijders voor de zigtbaarste heilzaame uitwerking der visceraalklijfteeren gefloten , en dezelven even als eene ketterij veroordeeld. Dus verkoos de beroemde Geneesheer kanold, liever zijn leven door eene tusfchenpoozende koorts te eindigen, dan het aan den koortsbast verfchuldigd te zijn. Ik fpreek dus niet alleen van den veragtenswaardigen hoop, die uit eene ftrafbaare ftaatkunde, tegen beter weten, eene grondige, en uit dien hoofde veeltijds langdurig ge, genezing verfmaad , en met voordagt veragtlijk maakt, maar in plaats van dezelve, het kwaad in fchijn geneest, of zig alleenlijk van de dagelijkfche flenterpractijk bedient, door de ziektens palliatief te behandelen, die den Lijder niet veel plaagt, en waardoor de Geneesheer in tegendeel, met weinige moeite , en op eene  16 INLEIDING. zeer voordelige wijze zijn aanzien kan vermeerderen. Uit mijnen eenvoudigen fchrijftrant, waarin ik alle geleerde fpitsvindigheden, nodelooze betogingen , en overtollige aanhalingen , met één woord, allen geleerden praal zorgvuldig vermijd heb ; uit de herhaling en breedvoerigheid van zekere plaatzen, waartegen men zou kunnen inbrengen : men heeft goed prediken voor geleerden ; en uit de bijgevoegde koperen plaat kan men reeds befluiten , dat ik dit werk zo wel voor Lijders als voor Geneesheeren heb gefchreven. Hij, die briefwisfeling- houd met hypochondristen, met navorfchende twijfelende Lijders , of met zulken , die ook wegens de ziekte zwaare gedagten hebben, ondervind, wat moeite en ar, beid het kost, en hoe veele bladen papier men moet vol fchrijven, om hun de behoorlijke op. heldering te geven, hun alle twijfeling en vooroordelen , voornaamlijk tegen eene nieuwe geneeswijze, te benemen, en een genoegzaam onderrigt te geven, hoe zij dezelve, zonder misflagen te begaan , zullen aanwenden. Ik kon derhalven dezen moeilijken arbeid, die mij zeer veel tijd wegneemt, op geen beter wijze voor mij en anderen verligten , dan door het geen men zo dikwijls fchriftelijk moet herhalen , door de drukpers algemeen bekend te maken, waarheen men de meeste Lijders kan wijzen. Het zal dezen tevens aangenaam, troostrijk en nuttig zijn , wanneer zij de klippen tegen dewel- ken  INLEIDING. '17 ken zij fchipbreuk geleden hebben , en die zij in het vervolg hebben te mijden , als ook de eigenlijke zitplaats van hun ongemak, nevens de wijze van werking der middelen, die daar tegen gebruikt- worden , veel beter en nader , zelfs door middel, van de koperen plaat, leren kennen. Men zou mij kunnen te gemoet voeren, dat ik, tot bevestiging en {laving van mijne ondervindingen en gedagten , zo weinig beroemde waarborgen te berde gebragt, en de vrijheid genomen heb, bij veele aanhalingen enkel des fchrijvers naam te melden , zonder de plaatzen nauwkeurig optegeven. Doch ik moet alleen bekennen, dat ik er nooit eene verdienste in gefteld heb , een geheel leger van fchrijvers tot getuigen te roepen. Eene talrijke boekerij, en de vaardigheid bezittende, om de bladwijzers door te bladen , 'en een paar honderd verhandelingen door te lezen , kan dit juist zo veel hoofdbrekens niet kosten. Om dezelfde reden en qpi tijd te fparen, heb ik mij gewend, om alleenlijk den inhoud der ondervindingen en waarnemingen van anderen , die mij , onder het lezen, als merkwaardig of leerzaam voorkwamen , nevens de naamen der fchrijvers , kortüjk aantetekenen. Dezelven weer op te zoeken, zou mij te veel nuttelooze moeite veroorzaken. De plaatzen, welken ik uit de werken van kippokra'ies aangehaald heb, dienden eiken Geneesheer buiten dien zo bekend te zijn , dat het overtollig zou zijn, het hoofdftuk en de b'adzijden nauwkeurig aan B  13* 'INLEIDING. te tonen. Hier en daar haal ik gevallen van ziekten aan. Een grooter getal van dezelven zou op die wijze de .aandagt der lezers aftrekken. Ik heb om die reden de meesten agter aan,gevoegd, en er mij in het werk bij gelegenheid op beroepen.  EERSTE HOOFDSTUK. Van de verftoppingen der ingewanden van den buik of de Infarctus in het gemeen, en van de verjioppende of infarcerende ftoffen in het bijzonder. I3oor de verftopping van de ingewanden des buiks, of de Infarctus, verfta ik den tegennatuurlijken toeftand der bloed-aderen, inzonderheid der poort-ader, ge'ijk ook der vaten van de lijfmoeder , wanneer dezelven hier en daar door een traag omlopend, eindelijk ftilftaand, Hollend, kwalijk vermengd, op verfchillende wijzen bedorven, van zijne vloeibaarheid beroofd, dik, taai, polijpagtig en verhard bloed vervuld, opgepropt en uitgezec worden; of, wanneer het verdiktferum (weivogt) in dezelven, in de klieren, in het celleweefzel ea in de eerfte wegen zig verzamelt, aldaar verrot, verdroogt en op verfchillende wijzen, bederft. En men fchrijft het aan de volgende oorzaaken toe, dat de Infarctus haaren zetel meestendeels in "de poortader, dienvolgens in de vaten der milt, leyer, maag en van het darmfcheel e. z. v. nemen: wijl namelijk de bloed-aderen in het algemeen flap» B 2  20 - per en minder werkzaam zijn in de beweging en vermenging van het bloed; wijl der poortader in het hijzonder de onderflcuning der klapvliezen en nabij liggende fpieren ontbreekt ; wijl zij van de werking van het hart verre afgelegen zijn, en minder kragt hebben dan de flagaderen , en niettemin het werk van deze laatften ten deele moeten verrigten; wijl zij het eerst aan al de wanorders, die in de eerfte wegen .komen , bloot gefield zijn ; maar voornaamlijk, wijl derzelver vetter en uit dien hoofde traager , en "oogenfchijnlijk dikker bloed bezwaarlijk voordftroomt, en dikwijls regt om hoog moet klimmen, dienvolgens tot betftremmen en ftollen meer genegen is , dan het overige bloed. Deeze geneigdheid tot flilftaan, en aanvangüjk in de uiterfte takken der aderen te ftremmen, blijkt reeds in deszelfs natuurlijken gezonden ftaat , doordien het op den grooten omweg naar de poortader aan ontelbaare affcbeidingen en ontlastingen bloot gefield is. Hierdoor verliest het veel van zijne dunne, vloeibaare , geestagtige , vlugtige en werkzaame beftaandeelen. Ik heb de verfloppcnde ontaartingen des bloeds van zo verfchillende hoedanigheid in den afgang waargenomen, dat ik dezelve gevoeglijk in de volgende hoofdfoorten , en dezen in verfcheiden bijzondere foorten zou kunnen verdelen. De itffte fnort van InfarStus bevat dezulken,waar aan de bloedkoek of de vaster, aardagtige, zwaare , olieagtige, brandbaare , meer zamenhangende, zwartagtige beftaandeelen des bloeds hetgrootfte deel hebben.  De eerfte bijzondere foort van dezelve is een verdikt, geronnen of geftolt, fchoon nogmals bloed zonder reuk. De tweede , een onoplosbaar , vast zamenhangend, vezelagtig, vliezig, vleeschagtig bloed, het welk in de gedaante van roode of zwartagtige, het zij langwerpige en ronde polijpen , of kleine en groote wanftaltige vleeschgewasfen , afgaat. De derde vertoont zig als een niet zamenhangend, en verdroogd bloed , in de gedaante van zwartbruin koffijzetzel, of van een zwarte (tof, die aanftonds op den grond zakt, als men er veel water op heeft gegoten. De vierde vertoont zigalseen fmeeriger, kleverige, vette, deels taaie, pekagtige, zwarte donkerbruine, droesfem of heffe van het bloed, veeltijds in het geelgroene of blaauwagtige vallende, welke dan uitziet als vlierfap , dan als groene zeep, dan als teer, en dan weer als dik geworden wagenfmeer. De vijfde vertoont dergelijke ronde, deels weeke, deels fteenagtigezelfstandigheden, naar fchaapen of geitenkeutels gelijkende. De tweede foort van InfarStus beftaat grootftendeels uit het bloedwater, of het weivogt met de lympha vermengd, hetwelk ik de vrijheid neem , alsdan met den naam Pituita te beftempelen, wanneer deszelfs nu tot verder gebruik onnutte deelen , die men als den heffe van het bloedwater kan befchouwen, na gebrekkige affcheiding en uitwerping, zig opgehoopt hebben, en wanneer in het algemeen de weeke, vloeibaare, zeepagtige en B 3  voedende natuur van het weivogt zeer ontaart, of wanneer het meer of min verdikt, fmeerig, taai, onzuiver, fcherp , en , buiten den omloop gebragt, nog meer bedorven is. De eerfte bijzondere foort daar van is een klomp even als gelei drillende , en naar eijerwit of vogellijm, of naar kastenmakerslijm, die in water geweekt is, gelijkende, en welke meer of minder doori'chijnende en wit, taai, flibberig, glibberig, als mede veerkragtig, voordrollende is, veeltijds geen reuk heeft, en zig ten deele als lange draad,n laat trekken, of als haspelen. De tweede eene minder zamenhangende fmeerige , meer (tinkende zelfftandigheid , naar weeke kaas, etter, of potaarde met water geweekt, gelijkende, welke zig zelden als een dunne, fel,uimende, gistende en krengagtigehef, doch dikwijls als eene ftijve pap vertoont. De derde vertoont zig als een voordbrengzel van gruuemeel of asch. De vierde vertoont zig als eene meer zamenhangende vuiligheid , welke, als taaije, rekbaare enj dikwijls nauwlijks fcheidbaare, zenuwagtige proppen, ais eene zelfftandigheid naar gefneden kalfsdarmfcheel en. long gelijkende, als vezelen, dunne draaden , die men voor haairen aanziet , als kleine blaasje*, korrels, vlokken, brokken, of als wanltaltige, menigmaal met blaasjes doorweven klompen ter dikte van een vuist, of als lappen, of dikke en dunne, nu en dan half doorfchijrende vellen afgaat , welke deels laagswijze op elkander gekleefd , en deels in lange hole rolletjes,  of tamelijk wijde zakken naar darmen gelijkende, of kraakbeenige buizen, naar ganzen gorgels gelijkende, gerond zijn, of minder vaste en taaije, in de gedaante van kikvorfchen zaad, flangeneijeren, of van den eijerftok der hoenderen, of als eene lange reeks van aan elkander hangende, groote en kleine, met etter- honig- brij- of fpekagtige (tof, of met verrot bloed gevulde bollen of blaazen van verfchillende verwe uitgeworpen word (c> 0) De arme toveres, die onlangs in Sevilien om het eijerleggen verbrand werd, heeft denkelijk het ongeluk gehad , dergelijke gewasfen in de gedaante van eijeren kwijt te raken, fehoon deze verl'chijnzels zo zeldzaam niet zijn. Onder anderen fpreekt bonet (Scpukhret. p. 866.) van een geval, dat een groote fchotel vol van 'zulke aan elkander hangende blaazen, welken eene brijagtige ft olie in zig bevatten, en van dewelkeu zommigen zo groot als duiyenejjeren waren, van onder gelost was. Ik heb dezelven verfcheiden maaien , ook enkelden, en van eene ongemeene grootte, tot verbazing van den verfchrikten lijder, met den afgang zien losfen. En onlangs beeft de heer Doctor muller , een zeer waardig navolger van den uitmuntenden jongen Geneesheer van dien naam, die Voor eenigen tijd overleden is, en wiens nagedagtenis bij mij en veele honderden altoos in waarde zal gehouden worden, aan eene We duwe, die zeer galrijk was, zulk eenen eijvonnigen, llijmigen klomp, welke dc grootte van een kindshoofd had, en uit dien hoofde, in het afgaan , eene pijn veroorzaakte, welke die der barensweën verre overtrof, door middel van onze geneeswijze, gelukkig naar onder afgedreven. De beer Doctor woeltge (Qbferv. mcd. fafcicuhtm) bewaart 528 dergelijke blaazen in brandewijn, welken deels naar B 4  De vijfde is eene verharde en als gom, ofgipsagtige klompen pncaarte weiagtige zelfftandigheid, die zig in de gedaante van gruis of wanftaltige (teentjes vertoont. Van de Infarctus der lijfmoeder, die zig zo wel in haare vaten vastzetten, als in derzelver holligheid onthouden, en aan de wanden nu meer, dan minder, of wel in het .geheel niet meer vast zirten, zag ik de volgende foorten ontlasten, i. Den boven befchreven, deels zwartgeelagtigen bloedhef. 2. Een (lijmagtig zetzel , hetwelk dikwijls gelei gelijken en doorfehijnendè, deels vast zijn. Een man loosde dezelven , bij wien veelerlei ongemakken der lever en fbooren van wormen plaats hadden. Eene zwoer boven het regter heupbeen uit, en daar op volgde eene verbazende menigte taaiie (tof, van dezelfde foort, als de blanzen waren , en eindelijk natuurlijke afgang. En op die wijze Werd , volgens bartholin (Centur. 1F. Epift. 87.) een koopman van de geelzugt en de koorts, die hem met de tering dreigden, en, volgens mijne eigen ondervinding, een heer die eene'metaalfmelterij had, van eene hardnekkige derdendaagfche koorts genezen , na dat beiden , en den laatften door het gebruik der klijfteeren en van de bittere wateren van Seidfchütz, eene menigte aan'elkander hangende blaazen afgedreven waren. Eene vrouw van zestig jaaren werd van haare afwisfelendè koorts, die meestendeels dagelijks tegen den nagt kwam,.niet eerder genezen , dan na dat zij allengs eene fterke ontlasting van dien aart, en van wezenlijke (teentjes van verfehillenden vorm, waarvan ik er no? eenigen bewaar, doormiddel van eene dergelijke geneeswijze, gehad had. Wat zou de koortsbast in zulke gevallen uitgewerkt hebben ?  25 zagt, veeltijds fcherp en van veelerlei verwen, als mede met gipsagtigé brokjes gemengd was, en in de gedaante van witten vloed afging. 3. Allerlei vleeschagtige , of zulke gewasfen , die uit eene vezela^tige, vliezige of polijpagtige zelfftandigheid zamengefleld , en in getal en grootte en lijvigheid zo .verfchillende waren, dat men ze nu enkeld, dan in grooter menigte , en tot de zwaarte van een pond, dan zo taai als leder, of knóestagtig en kraakbeenagtig, danweeker, veeltijds uit dunne vliezen gevormd, en met blaasjes bezet of doorweven vond. De eerfte en tweede foort bevatten de vaten , maar de anderen hebben haar verblijf in de holligheid der lijfmoeder. Men vind de eerfte foort van Infarctus in de fchriften der ouden, inzonderheid van hippokrates , onder den naam Melxna of morbus nigér , en de tweede foort onder den naam van Pituita, doch deels zeer onbepaald, befchreven. De eerfte bijzondere foort ontftaat gemeenlijk na eene kortelings geftelpte bloedftorting , en komt volkomen overeen met de gefteldheid des bloeds, hetwelk bij het bloeden uit den neus of het bloedfpuwen doorgeflikten naderhand uitgeworpen word. Maar het zelve kan ook in de vaten etnigzins geftol-d , en eerst in de holte der maag en darmen geronnen zijn. Want-de tegennatuurlijke ftaatzelfs, wanneer het bloed, hetwelk nog zuiver is, in de verzwakte poortader bezwaarlijk begint omtelopen, of in deszelfs voordgang traag te worden, en dezelven uittezetten, verdient reeds den naam Infarctus, voornaamüjk, als het te voren dik, taai, B 5  26 kwalijk gemengd , en onzuiver was. Maar als het vloeibaare er van afgefcheiden , en er veel olieagtige galftof bij gemengd is, kan men bet, met de ouden, fuccus melancholicus, of humor atrabüiarius noemen. De tweede bijzondere foort zou zekerlijk deze taaije vastigheid niet bekomen hebben, indien het weivogt, waarvan men weet, dat het ook door de kunst in vliezen en polijpen kan veranderd worden , met een gedeelte van deszelfs beftaandeelen uitmaakte. Ook kunnen tot derzelver veroorzaking , behalven .het zeer taaije en vaste, mogelijk meer ijzer bevattend bloed , wel het meest toebrengen , eene harde gefteldheid der vaste deelen , een heet, droog temperament, fterkeen menigvuldige krampagtige zamentrekkingen, en hevigwerkende oorzaaken, als uitwendig geleden geweld , verkoudingen van het verhitte lichaam , dooreen koud bad of eenen kouden dronk, of door fchrik en verkouding tegelijk , insgelijksdoor lang aanhoudende flaauwten. Zij zijn het allermoeilijkst om te overwinnen, en verwekken, onder derzelver ontlasting, de hevigfte toevallen, gelijk men gemakiijk kan befluiten uit de naauwe openingen der vaten, die zij bij derzelver doorgang geweldig en met vee! pijn moeten uitzetten. Doch zij verbergen gemeenlijk haare tegenwoordigheid en zitplaats door toevallen, die dikwijls vreeslijk zijn, maar zig in de afgelegen deelen vertonen. Ik zag de langwerpige en rondgevormde ter grootte van jonge en volwasfen regenwormen, dikwijls meer dan eene halve elle lang, en ter dikte van eenea  27 kleinen vinger of duim, afgaan. De wandiltigc klompen hadden de grootte van eene kaftanie tot die van twee vuisten , en woegen van een lood tot eenige ponden. Zommigen van dezelven fchenen bewerktuigde gewasfen te zijn. Zij waren met bloedvaten doormengd, als ook met blaazen doorweven, en als met klieren bezet. Het is zeker , dat de eerden in de vaten gevormd worden, wijl zij, tot op de kleine takken zelfs, die er menigmaal aanzitten , volkomen afdrukzels daarvan zijn, en aldaarookna den dood gevonden worden. Daar tegen is het ten hoogden waarfchijnlijk , dat de groote wandaltige klompen of gewasfen eerstin de holte der darmen , door de aldaar vergaderde kleiner polijpen zamen gelijmd, en eindelijk tot zulk eene verbazende grootte aangegroeid zijn , dat zij, volgens de waarneming van den heer Dr. clossws, in het afgaan den aars beledigen. Want het is onmogelijk , dat de aders gewasfen van zulk eenen omtrek, zonder te bersten, kunnen doorlaten , fchoon zij zig allengs in wijde zakken laten uittrekken. Men kan die in de blinde aambeijen gewaar worden. De derde bijzondere foort fchijnt meestendeels uit deaardagtigeen brandbaare deelen van het bloed te bedaan , waar van de kleverige lijm door inwendige rottende gistingen verteerd, en de vogtigheid door inwendige hitte vervlogen is. Waarfchijnlijk doelden de ouden op deze drooge hoedanigheid van het bloed, als zij gewag maken van die, welke, per aduflionem vel incineraiionem ontdond. De vlei de bijzondere foort, welke na de Pituüa het  28 het meest voorkomt, is, volgens haar eigen aart, zeer van elkander , en van de eerfte bijzondere foort hier in onderfcheiden, dat bij dezelve meer olieagtige galftof, veeltijds wezenlijke gal en verdikt weivogt fchijnt gemengd te wezen , (welke flijmige gelei gemeenlijk tot een voerzel van deze zwarte dof dient;) en datzijonzuivererenboosaartiger is. Doch, men vind ook, dat deze foort zagt, zonder merklijken reuk en fcherpte, en zonder hevige toevallen afgaat. Maar meestendeels is zij fcherp, ook wel bijtend en verrot; zomtijds zuur, of verrot en zuur te gelijk. Deze verfchillende hoedanigheid hangt van veelerlei omftandigheden af. Het komt er bij voorbeeld veel op aan, of deze bloedhef kort na deszelfs overgang in de holligheid der maag en darmen uitgeworpen is; dan of dezelve hier, daar hij zig allengs verzameld heeft, na lang toevens, door eene kwaade vermenging met bedorven, fcherpe gal, met zuure of rotagtigeoverblijfzels der fpijs, en doorrottende oplosfende gisting , waaraan dezelve hier meer bloot gefield is , eene groote verandering ondergaan heeft; dan of het bloed , voor dat het (lolde, eene neiging tot gisting, ontaarting en verrotting gehad heeft; dan of het befmet is geweest met eenige fcherpte , van welken aart die ook mag wezen, fcorbut, venusziekte, jigt, fchurft e. z. v.; dan of de ontlastingen door de piswegen , de huid e. z. v. bij zulk onzuiver bloed, in wanorder geraakt zijn ; dan of hetzelve lang bij zijn warmvogtig verblijf buiten beweging en vermenging gebragt is, en in welke vaten het gedold is; (want het is  zeer waarfchijnlijk, dat het in zijnen omloop ge(treinde bloed, bij voorbeeld inde milt, en fpeenaderen , daar het veel ligter door de verrotte, loogagtige uitwaasfeming van den drek aangedaan word, eene andere foort van bederf bekomt, dan in de vaten der overige ingewanden;) dan of deszelfs kwaade hoedanigheid door menigerlei bijkomende omftandigheden, door prikkeling der zenuwen, gemoedsbewegingen, verhittingen, buitenfporigheden, in de lugt heerfchende befmetting, wormen, heete koortzen e. z. v. verergerd, en daar door tevens in beweging gebragt is. Verfcheiden laater fchrijvers geven aan deze foort van Infarctus zonder onderfcheid den naam van zwarte gal. Doch GALEisus betoogt uit de fchriften van hippokrates , dat alle zwarte afgang voor geen atra bilis (zwarte gal) moet gehouden worden. De ouden befchouwden het bloed als een mengzel of zamenftelling van flijm, gal, eigenlijk bloed,.en een zwartgallig vogt, welke vier verfchillende beftaandeelen men na derzelver fcheiding duidelijk, waarnam. .Zij hielden het zwartgallige vogt, waar door zij waarfchijnlijk het verdikte, taaije gedeelte der gal verftonden , voor de doffe der zwarte gal, waarin zij overging, wanneer zij zulk eenen trap van bederf gekregen had, dat zij als een zuur, bijtend, al mede rot vergift, de vaten doorknaagde, en den dood veroorzaakte. Volgens mijne menigvuldige waarnemingen kan de zagtde bloedhef, waarvan de gal het geringde gedeelte uitmaakt, eindelijk de dodelijke hoedanigheden der zwarte gal aannemen, wanneer hij door de bovea  befchreven omftandigheden boosaartig gemaakt word. Doch er zijn ook verfcheiden oorzaken , welke ik hier onder zal opgeven, waar door eene ongewoone menigte van olieagtige galflof in het bloed geteeld word, die zig met deszelfs weivogt of cruor kan vermengen, en het zelve garstig en fcherp maken, of de wezenlijke gal kan ook in grootere hoeveelheid dehifarBus inde darmen verzeilen, daar zij dan aan veel erger veranderingen bloot gefield is. Dus kunnen onder deze foort van InfarÜus ook zuiken zijn, waarin de verdikte gal het voornaamfte beflaandeel uitmaakt, welken teregtden naam van zwarte gal verdienen, wanneer zij, volgens derzelver bijzondere neiging, rotrigtig en doorknagend worden. De groenagtige, donkergeele vlakken , welken in het linnen , da{ 'van de zwarte gal vuil geworden was , na het wasfchen, overbleven, overtuigden mij, dat het gevoelen der ouden van de beftaandeelen der zwarte gal niet altijd ongegrond is. Maar desniettegenstaande zal het zelden plaats hebben, dat dezelve enkel uit haare eigen floffe, zonder bijgerriengdé fttuita e. z. v. vöordgebragt word. Want het ïïrémbaare en van vloeibaarheid ontb'oote gedeelte der gal fchijnt gering te zijn in vergelijking van de menigte der zwartgallig fchijnende ftof^ die dikwijls tot verfcheiden maaten wórd afgedreven dezelfde oorzaaken, die de gal verdikken, werken ook meestendeels op het weivogt, het welk dan met de gal altijd eene gemeene' zaak maakt. Ten einde alle misvatting voor te komen, zal ik in het vervolg de gemelde fmeerige foo;t van/».  31 farEtus zwarte gal noemen, het zij dezelve meer of minder galagtig ,goed of kwaadaartig is. In dezer voegen kan men de theorie der ouden het best met die der laateren vergelijken. Doch ik verleid1 hierin van het gevoelen der ouden , wanneer ik geloof, dat het zuur geen wezenlijke eigenfehap der zwarte gal, maar toevallig is , en dat zij weinig tot de dodelijkheid van dezelve doet. Ik werd hiervan overtuigd, toen ik zag, dat bij het bloedbraakenin het eerst derk zuurriekend bloed, met nog niet verteerde fpijzen vermengd, doch naderhand , toen de maag door veel drinken uitgefpoeld was , de zwarte gal, zonder merklijke zuuren, maar wel met verrotten frank , uitgebraakt werd; dat gezonde menfehen, voornaamlijk wijndrinkers, langen tijd een zuur zonder hinder bij zig houden, het welk, onder het uitbraken, het verhemelte en de neusgaten fcherp prikkelt, en de tanden (lomp maakt, met aarde opbruischt en de metaalen aantast, zonder de geringde gevolgen natelaten; en dat, gelijk ik dikwijls opgemerkt heb, de kwaadaartige zwarte gal, die veeltijds dodelijk was, vrij van zuur geweest is. Maar men heeft eerst eene kwaader werking van het tegennatuurlijk menigvuldig zuur te verwagten, wanneer zij door bijgemengde kwaadvogtige fcherpte,door garstigprikkelende, of gistende doffen fcherp gemaakt zijnde, met de taaije en menigmaal fcherpe, waterbloedige pituüa, welke haar gunstig is, zamengezet word, en wanneer zij, met rotte, loogagtigevuiligheid,derke gistingen veroorzaakt. En dat zelfs het bloed, hetwelk nog in de vaten  is , en deszelfs aldaar ftremmende hef, tegennatuurlijk zuur kunnen worden, is ten minsten zeer waarfchijnlijk, maar het zal in de vaten nooit den trap yan zuur bereiken, dien het in de darmbuis zou verkrijgen. De vijfde bijzondere foort tel ik mede onder de Infarctus, wijl ik dikwijls befpeurd heb, dat zij door en door uit taai, verhard en meest (tinkend bloed beftonden, of dat derzelver binnenfte drek, veeltijds ook wel eene gipsagtige ft of, doch de korst, als het grootfte gedeelte uitmakende, bloedhef was, of dat alleenlijk het buitenfte drekagtig, en het overige gedeelte zwartgallig was. De tweede foort , welke ik boven , onder den naam Pituita, befchreven heb, en die, uit hoofde der gedurige werking der natuur tot uitdrijving van het kwaade , meestendeels in het gedarmre overgaat, zig daar tot eene verbazende menigte verzamelt, en allerlei gedaanten aanneemt , of zig ten deele in de bloedvaten , de klieren en in het celleweefzel vergadert , ftremt, en eindelijk tot knoestagtige en fteenagtige verhardingen word ; deze tweede foort is mij, fchoon niet zelden met zwarte gal verzeld , menigvuldiger reizen voorgekomen dan de eerfte. Zedert dat ik meer op dezelve gelet, en de geneeswijze daar naar ingerigt heb, befpeur ik ze dagelijks. En niet alleen ik: maar ook andere deskundige Geneesheeren , die zig door de roode wangen en geringe onpaslijkheid der lijders niet lieten verblinden, door de vrugtloosfchijnende werking der gepaste middelen in de eerfte vier weeken den moed niet opgaven, om ze los  ■ 33 los te maken enuittedrijven , en bij het aanhoudend gebruik ftandvastig bleven, fchoon de lijders meenden genezen te zijn, befpenrden ze, tot hunne verbaasdheid, even zo dikwijls en menigvuldig. Tot hunne blijdfchap overtuigd zijnde, riepen zij mij als dan toe: wij hebben gezien, het geen wij niet konden geloven, en gevonden, hetgeen wij niet verwagt hadden! Ik vermaan derhalven met het grootfte regt alle Geneesheeren , welken de welvaart hunner lijders ter harte gaat,de grondftelling van hippokrates altijd in gedagte re houden, dat de ziekten voornaamlijk uit flijm en gal ontflaan, en in elk dubbelzinnig geval hunne aandagt op deze verborgen oorzaak der ziekten te vestigen, welke, gelijk wij reeds gezegd hebben, dikwijls zeer bedektlijk, ontelbaare onheilen baart; van dewelken men niemand, hoe gezond hij op het oog fchijne te zijn, kan vrijfpreken , en van welker tegenwoordigheid men zig bij de meeste hypochondristen , na het gebruiken van gepaste middelen , klaarblijkiijk kan overtuigen. Doch men moet zig niet verlegen maken, wanneer men bij het openen der lijken zo zelden en zo weinige fpooren , uitgezonderd de knoestagtige en verfleende verhardingen, van dit flijmagtig zetzel vind. Want de groote veranderingen , die voor en onder het fterven voorvallen , hebben eenen veel flerkeren indruk daarop,dan op den taaijen en verdroogden bloedkoek. En hoe veel gemaklijker kan hetzelve niet door de inwendige gisting in beweging gebragt, door de verrotting opgelost , door de koortsagtige trillingen en ftuipagtige ontroeringen los gemaakt, en C  door den floelgang , door de pis en door de kleverige zweet uitgeworpen , en deels door de openingen der vaten op de oppervlakten der ingewanwanden, die men als dan met eene foort van deeg bedekt vind, uitgedreven worden? De eerfte bijzondere foort van deze is die, aan welke de ouden den naam pituita vitreu gegeven hebben. Zij fchijnt meestendeels uit de geleiagtige zelfftandigheid van het wei vogt te beftaan, en is uit dien hoofde meer tot zuur worden, dan tot verrotting geneigd. Doch, wanneer zij een rotagt ig, fcherp bederf aanneemt, heeft men er het ergfte van te wagten. En als er zelfs een zuur, of eenige andere bijtende vuiligheid mede vermengd is, kunnen dezen zeer bezwaarlijk, en niet eerder uitgeroeid worden , dan na dat deze flijm , dit acre vifcidum , geheel uitgedreven is. Het zelfde heeft ten aanzien van de meeste overigebijzondere foorten plaats. Daarenboven befchermt zij de darmen derwijze tegen de prikkeling der geneesmiddelen, dat zij altijd voor onoverwinnelijk gehouden is, en zonder klijfteeren bezwaarlijk tot eene weeke ftof kan gebragt worden. De tweede bijzondere foort is een verdikt weivogt, het welk waarfchijnlijk zijn oorfprong van de taaije qverblijfzels des fpeekzels, van het alvleeschfapen van de chijl, alsmede van de gal genomen heeft, en het welk ten deele door de gisting eenige fcheiding van de vereenigde deelen ondergaan heeft. Wanneer de flijmige deelen van hetweivogt, dat buiten beweging gebragt en zeer veranderd is, neergeploft worden, neemen zij de  gedaante van eene etteragtige ftof aan, welke, na derzelver ontlasting door den floelgang, pisweg, of de long, zelden van de eigenlijke etter kan onderscheiden worden. Zij liet zig, gelijk ik dikwijls waargenomen heb, volkomen en zonder flijmige vezelen natelaten , met water vermengen, hetwelk daar door evenrediglijk wit geverfdwerd; ontvlamde en ftonk, als men ze op een kool vuur wierp; zij had eenen eqteragtigen reuk, welke den kenneren bekendis, doch dikwijls ook eenen reuk als die van een verrot lichaam, zij had dezelfde koleur en zwaarte, en uit de long geloosd wordende , dikwijls dezelfde minder zamenhangende rondagtige gedaante. Daarenboven zijn de fcheikundige proeven, die men er mede gedaan heeft, bij voorbeeld met bergftoflijke zuuren , op dezelfde wijze uitgevallen , als met de etter, die vernielde vaste deelen bevat. Maar , wanneer die voordbrengzel, uit hoofde der verrotting , fterk aan het gisten begint te raken, verandert het in den kwaadaartigften hef, waarvan een gering gedeelte derwijze opzwelt, dat het bruifchende in eenen grooten pot fchielijk overloopt, en altijd met gevaarlijke toevallen, ten minsten met een dikwijls tot berstens toe uitzettend meteorismus verzeld is. Zij is bij de tweede foort hetzelfde, wat de kwaadaartige zwarte gal der eerfte foort is. Het zagte, flijve deeg komt misfchien van het meer gepakte weivogt, en het darmklieren-flijm , hetwelk de verrotting weêrftaat en er in menigte bij gemengd is; of heeft zijne vastere zelfftandigheid bekomen door de vereeniging metaardagtige, opflox- C 2  pende middelen, of van overblijfzels van drooge, flijmige fpijzen , van meel, peulvrugten, harde kaas, kaftaniën, e. z. v. De wijze van ontflaan der derde bijzondere foort kan men uit de wijze van ontflaan der derde bijzondere foort van de eerfle hoofdfoort ophelderen. Toen ik het flijmagtig en ook zwartgalagtig zetzel, tamelijk dik met een afchagtig flof beftrooid, eenige reizen zag afgaan, gaf zulks mij aanleiding om te denk'en, of niet misfchien de ouden eene dergelijke zeldzaame verfchijning hadden waargenomen, en eigenlijk deeze graauwe flib cineres genoemd hebben? De vierde bijzondere foort ontflaat waarfchijnlijk uit de eerfle, wanneer zij meer lijmagtige deelen van het bloed bevat, en flerker uitgewaasfemd is, en wanneer zij , gelijk de fchaapekeutels in de krampagtig zamengetrokken , drooge darmen flerker geperst, of door de aanhoudende wormswijze beweging fleeds in derzelver cellen digter in elkander gerold word. Ik heb de vliezige lellen en vellen meestendeels eerst tegen het einde van langdurige genezingen in den afgang ontdekt; de heer clossios vond ze eerst na het gebruik van zeven of agt honderd vifceraalklijfteeren. Hoe erg moet de toefland der darmen niet wezen, wanneer zij met zulk eene ondoordringlijke en flerke huid bekleed zijn. Ik ontdekte in de zelfftandigheid der vellen en vliezen dikwijls knobbels, welken, geopend wordende, eene zwarte brij, of eene verdikte vuiligheid bevatten. De ervaren heer Dr. ehrmann, te Frankfort, bewaart verfcheiden kraak-  37 beenagtige, tamelijk wijde buisjes of pijpjes in brandewijn, welken eene vrouw, die met opftijgingen gekweld was, tot haarer herftelling, door den ftoelgang loosde. Jammer is het maar, dat zij in den brandewijn te zeer zamen rimpelen. In de Atta N. Cur. Vol. V. p. 483. word ook een geval verhaald van het lozen van zulke kraakbeenagtige buisjes, waardoor eene hypochondrie in den grond genezen werd. Menigmaal heb ik de gelei naar kikvorfchenzaadgelijkende , met het glasflijm vermengd , en zelden zonder wormen gevonden; doch die zig meestendeels zeer laat, en eerst na ontelbaare ontlastingen vertoonde. Zomtijds heb ik de oppervlakte uer blaazen met bloedvaten bezet gevonden. Zij fcheenen bewerktuigde lichaamen te zijn. De vierde bijzondere foort word denkliik meestendeels veroorzaakt door de gebrekkige gefteldheid der werktuigen, weiken de natuur beftemd heeft totaffcheiding der vogten, welken eene fteenagtige zelfftandigheid bevatten, als: de nieren , de lever, en, volgens den beroemdenplatner (_.*), het dikke gedarmte; ookzouhetgebruik van hetzogenoemde harde water, en verfcheiden andere oorzaaken or veel aanleiding toe kunnen geven. Onder deze dierlijke mineraalen , welken ik dikwijls gelegenheid heb, gehad te onderzoeken, en van dewelken de lijders nog geheele doosjes vol , als zo veele zege- (*) Zie A. von Haen Heilrtngsmethode, am dem Lateinifèheni ruit einigen Auffazen begleiiet von D. E. P/.aïn£r HPtt B> Leipz. 1780. C 3 '  tekens, bewaren, heb ik zeer weinige fteenerk gevonden, die van eenen galagtigen, op het water drijvenden, brandbaaren aart waren. Ik vond de gedaante van zommigen veel zeldzaamer; doch werd eenige reizen van deze wonderbaare vertoning overtuigd. Ik bezit indedaad eene kleine verzameling van verfcheiden foorten. Zommigen van dezelven zou men onder de klasfe der roggen en druipfteenen kunnen plaatzen, anderen waren vierkant of kegelvormig, anderen geleken naar fpitze wiggen, of doornen met eenen breeden bafis en gebogen punten , welker ontlasting door den aars egter zo pijnlijk niet was, als men zig wel zou verbeelden; anderen fcheenen tot mos en bloemen gegroeid te zijn. Ik wil gaarn bekennen, dat ik te onkundig ben, om deze vormende werking der natuur te verklaren. De ouden mogen dezelve door hunnen Archeus verklaren. Ik kan mij ook niet herinneren, bij eenige fchrijvers iets van dergelijke, in het menschlijk lichaam zo regelmatig gevormde (teentjes, die, na een nauwkeurig onderzoek, niet blootlijk overkorst waren , gevonden te hebben , daar ik nogthans eene menigte van waarnemingen heb gevonden van de lozing van onregelmatig gevormde fteenen. Onder veele anderen maken de At~ta Natur. curiof. Vol. III. obferv. 82. gewag van eene hypochondrie, welke, na eene ontlasting van eene menigte fteenen door den aars , welke met groote benauwdheden verzeld ging, genezen werd. Ook fpreken dezelven, Vol. II. p. 286. van eene genezing van eene hevige buikpijn, welke, na de loziDg van eenen Jangwer-  39 pigen (leen ter zwaarte van anderhalf lood, door denzelfden weg, volgde. Bonet , fepulchret. p. 901. fpreekt ook van eene langdurige kolijk, welke hij, na de ontlasting van 233 vaste (teentjes, genezen heeft. Het verwondert mij ondertusfchen, dat men te vooren niet op de gedagten gekomen is, om aan dezen menschlijken Bezoar even zo veel, of nog meer wonderkragten toetefchrijven , dan aan den dierlijken. Indien ik een liefhebber was van fpitsvindigheden, zou ik van de Infarctus, die ik waargenomen heb, nog veelerlei foorten kunnen opgeven. De volgenden verdienen ondertusfchen nog aangemerkt te worden. 1. Eene zagte , meest reuklooze , flegts (lijmige brij, die zig veeltijdsin draaden laat trekken. Deeze flijm, welker heilzaame affcheiding bij gezonde menfchen door de klieren der eerfte wegen gefcbied, is zo wel een voordbrengzel van het bloed, als de pituita, vergadert zig even zo wel in de verzwakteflijmbuisjes der eerfle wegen, en word daar nogthans veel zeldzaamer. tegennatuurlijk menigvuldig door prikkeling enkrampen afgefcheiden, en tot eene ziekteftof gefchikt. Ik tel derhalven de flijm insgelijks onder de Infarctus. Zij is egter van de pituita, welke meer olieagtige, zoute deelen bevat, onderfcheiden, door dat zij fchielijker uitdroogt; zig in het water moeilijker laat oplosfen; daarin op den grond zinkt, wanneer de lugt, die er mede vereenigd is , vervlogen is; in heet water traager ftremt; volgens de Comm. Petrop. Vol. 14, p. 209. de verrotting jaarenlang weerftaat, en in geen zamenhangende , C 4  uitzettende, veerkragtige, vezelagtige gewasfen ontaart, maar na gevolgde verharding of verdroging in de lugt in eene foort van korst, of als in eene ongelijke, glinfterende, breekbaare fchurft verandert, i) Een wonderlijk mengzel van deze klieren flijm, van de veel daarvan verfchillende flijmige zelfftandigheid, welke de daartoe geneigde fpijzen overlaten , van andere kwaade ftoffen,"die erzig misfchien jaaren lang mede vermengd hebben, van verfcheiden bijzondere foorten der befchreven Infarctus, van dunne en dikke gal van veelerlei koleuren, van vloeibaar en geronnen bloed, van vet, dat tot ongel geworden is, van weeken en harden drek, van doode en levende wormen e. z. v. Na dat ik ondervonden had, dat bij de roode loop veilige, polijpagtige, vleeschagtige, lijmige zelfftandigheden van onderfcheiden koleuren, naar etter en zwarte gal gelijkende, . 36. ' F 5  veele zulke ongelukkiger!, met al de daarinede gepaard gaande omftandigheden, verhalen, indien ik' niet vreesde , dat ik deze onfchuldige kinderen ,die door zieklijkheid daar toe gebragt, en nu ten deele volwasfen , kuifche perfoonen zijn, óp veele plaatzen te kenbaar en fchaamrood zou maken. Doch zo veel kan ik uit hunne bekendnis ontdekken, dat dikwijls eene geringfchijnénde gelegen-' heid hen verleid heeft,, om de zieklijke kitteling' eindelijk wellustig toe te geven, die alsdan eerst' regt begon te werken, wanneer zij uit dartelheid,' ftaande of liggende, elkander omarmd'en ftoeijende gedrukt, of de' een zig fchrijlings op de knie van den anderen gezet, of de jongens zig eenen tijd lang op den buik gelegd hadden e. z. v. Ook heeft het bekendeaanporring^midde! der oude wellustelingen, het geesfelen op de billen, de geile kitteling dikwijls nog meer gaande gemaakt. Wanneer men bij de kinderen befpeurt, dat zij de bovengemelde houdingen , bewegingen en draaijingen des lichaams, dikwijls met eene hitzigheid, die hunne anders bleeke wangen rood verwt, maken, en dat hun gezigt onder dit bedrijf verandert, of dat de halfgefloten oogjes lodderig, een weinig ftrak, of gebroken ftaan, Bfefi één woord, ocelli putridi gelijken , kan men hen veilig tot eene opregte bekendnis noodzaken. Men kan hiervan nog zekerer zijn, wanneer men fpooren der zieklijke oorzaaken ontdekt, bij voorbeeld gezwollen klieren. Doch de meisjes van meerder jaaren maken zig van' eene wederzijdfche onania zeer verdagt, wanneer zij elkander dikwijls op eene driftige wij-  Ze liefkozen. Zulken, die die-kwaad reeds lang 'gepleegd, en zorgvuldig bedekt gehouden hebben , worden niet alleen door de gemelde zieklijkheid: Verraden, maar ook door de blauwe kringen om de flaauwe eri verliefde oögen , i door de bleeke koleur, door de pokken op den neus e. z. v., door een benauwd en met ftuiptrekkingen verzeld braken, en door een ik weet niet wat in het geheele gelaat, dat zelden bedriegt, doch zig'niet laat befchrijven. Ik heb opgemerkt, dat de kinderen, die door'zieklijkheid tot de ftomme zonden zijn aangezet geworden, na hunne' herftellingveeleer naar de vermaningen hebben geluisterd , dan zulken, die door ofiderrigt en voorbeelden daartoe verleid waren. Maar bij zulken, bij welken dit kwaad door lange oefening als tot eene tweede natuur geworden is, bij welken de wellustige denkbeelden te diep in de verbeelding ingeprent zijn, is eilaas! weinig hoop van betering, fchoon de zieklijke prikkeling weggenomen en uitgeroeid is. Ik herinner mij nog een geestig en fraai meisje van a"gt jaaren , dat deze fchandelijkehandtering zo bedektelijk gedreven had, dat men eerst na verloop van twee jaaren op het fpoor kwam, doorgevallig in haar bed vernuftig uitgedagte, kittelende werktuigen of offeranden van Priapus, die men nauwlijks van een ervaren vrouwsperfoon zou kunnen verwagten, te ontdekken. Alle bedreigingen en vermaningen , aiïe wreede kastijdingen , die een Rus zouden hebben doèn fidderen, en alle verkoelende middelen door ijs en falpeter , nevens het aanhoudend kastijden,-waren niet in-ftaat, dezen fa-  02 ter uittedrijven. Midden onder het kastijden riep zij uic: ftraf mij, zo als gij wilt, ik kan het egter niet:laten! Men liec haar derhalven aan haar noodloc over, en dit anderzins aanvallig meisje , welke uit geen onaanzienlijk geflagt gefproten was, doch haare ouders vroeg verloren had , werd reeds in haar zestiende jaar moeder van een kind, waarvan een Jood de vader was. Met dezen trok zij over Zee naar Amerika, om dit land te helpen bevolken. Men verfchoone mij dezen uitflap. Ik moest eenigzins van mijne bedoeling afgaan, en breedvoerig worden, indien ik Geneesheeren, Ouders en Opzigters van de jeugd eene, zoniet geheel nieuwe, egter niet genoeg opgemerkte en behoorlijk te nutte gemaakte ontdekking eener oorzaak wilde leren kennen, welke de ft igt fier van een tweevoudig ongeluk is. Dewijl zij als zieklijkheid op zig zelve reeds ellendig maakt, en als uitwerking, welke tevens de deur voor de ondeugd open zet, de ziekte ongeneeslijk doet worden, en ook nieuwe onheilen ftigt, die nog gevaarlijker zijn, invloed op het bederf van de laate nakomelingschap hebben, en gelegenheid tot eene merklijke ontvolking geven. En deze kwaade uitwerking volgt des te eerder, wanneer de onanisten , gelijk dikwijls gebeurt, zig menigvuldige zelfsbevlekkingen en eenen zogenoemden goedaartigen druiper of witten vloed veroorzaakt hebben, of ook door zulk eenen z'jn befmetgeworden, die kwaadaartiger en bij hen meestendeels hardnekkig is. Om dezelfde reden, waarom het verfpillen van  het zaad en de geestagtige vogten van denzelfden aart door letterblokken , driften , vermoeijingen e, z. v. de verzwakking der vaste deelen, en de verandering der vloeibaaren, dienvolgens de voortteling van de Infartïus bevorderen , doet het menigvuldig kwijlen der hypochondristen , de fterke ontlastingen van melk van zwakke zogende vrouwen , en het verlies van veel bloed door onmatig aderlaten en doorwonden, voornaamlijk door fterke bloedvloeiingen , tot welken de Infartïus reeds dikwijls gelegenheid geven, ook veel daartoe. Tot deze klasfè behoren ook de kwaadaartige roode loopen, als mede de langdurige buik- en pisvloeden e. z. v., waarmede zieklijken aangetast worden, welken buiten dien reeds bedorven vogten hebben. De dagelijkfche ondervinding leert ook, dat de kwalijk behandelde, waar men geen volmaakte crifis had, of langdurende, heete, met ontfteking , gal- rot- en zenuwkoortzen e. z. v. de kragten ten fterkften uitputten , eene groote zwakheid en halve lamheid, of ook wel eene drooge , onbuigzaame ftijfheid der vezelen, en eene deels ontftekingagtige verdikking, of eene andere gebrekkige gefteldheid van de nog rauwe en van derzelver vloeibaarheid beroofde vogten, welke, volgens HiPPOKKATEs, weêrinftortingen en zomwijlen melancholie veroorzaakt,ten minsten meer gelegenheid tot de Infartïus geven. Eene dergelijke kwaade gefteldheid der vaste-en vloeibaare deelen fpruit voort uit geweldige en hardnekkige pijnen. Als dezelven, met kramp verzeld, dikwijls op dezelfde plaats in den onderbuik komen, zal zulk een  94 -plaatsiijk gebrek aan veerkragt aannemen, en word daar door des te eerder aan de Infartïus blootgefield. Men heeft uit het onveranderlijk verblijf op dezelfde plaats, hetwelk gemeenlijk daar mede gepaard gaat , verfteeningen in de piswegen en verftoppingen van andere ingewanden zien ontdaan. Onder al deze oorzaaken zijn er mij geen zo menigvuldig voorgekomen , als het onmatig gebruik van geestrijke dranken , yoornaamlijk van brandewijn en andere Uqueuren, als mede het misbruik der elixirs met brandewijn gemengd, als bij voorbeeld van de whytts en stougtons elixirs, de fchielijke overgang van fterke lichaamsbewegingen tot traage, rust, de onmatigheid in het letteroefeneu, inzonderheid de groote ingefpannenheid op één onderwerp, daar de ongeruste flaap, het gebrek aan beweging , de nadelige houding van het lichaam en de kwaade fpijsvertering dan bij komen. Doch meestendeels ontdekte ik, dikwijls eerst na een onvermoeid nafporen , de volgende gelegenheid gevende oorzaaken tot de Infarctus, als heirnJijke zorg, opgekropte wraakzugt en gramfchap , bekommering, droefheid, hartzeer over eenig verlies, ongelukkige liefdedrift e. z. v. Dezen moet men als fluipende en knagende vergiften befchouwen, wanneer zij, gelijk gemeenlijk gefchied , bij aanhoudendheid werken , en dus ook het kwaad ongeneeslijk maken.- Dit heb ik,eilaas! dikwijls genoeg ondervonden. Niet minder, maar des te zekerer, laaten degefcopte of in wanordegeraakteaambeijenvloedj . welke bij hippokrates reeds verdagt  was, en de kwalijk genezen afgaande koortzen eene verftopping van de ingewanden des onderbuiks na, wijl bij beiden gemeenlijk een grpndflag tot de Injatclus gevonden word. Doch door de kwalijk genezen afgaande koortzen verfta ik niet alleen zulken, die te vroeg, maar ook die te laat, of door fchadelijke middelen tegengegaan worden. Van de eerfle onbedagtzaame behandelingen heb ik veel meer en erger uitwerkzelen gezien, dan van de uit vrees te lang uitgeftelde beteugeling der koorts. De meeste gewoonen daarvan waren in het algemeen de zogenoemde koek , ofde verftopping van de milt en lever, de water- en geelzugt en aamborstigheid, zenuwziekten, vallende ziekte, e. z. v. Zij zouden egter zeer zelden gevolgd zijn , indien men, ten aanzien der vroege en laate koortsbeteugeling , geregeld gehandeld had, of wanneer men verfchillend gefielde oorzaaken der koorts, en de daar mede zamengeflelde kwaade gefteldheid, welke eigenlijk het tijdpunt moeten bepalen , wanneer de koorts veilig gefluit kan worden, in aanmerking genomen had. En welk oplettend navorfcher heeft niet, zo wel als ik, menigvuldig maaien waargenomen , dat , onder het gebruik der losmakende en ontlastende middelen, eene groote menigte van flijmagtige, zwartgallige en andere foorten van vuiligheid uitgeworpen werd, na welker ontlasting de koorts, zonder koortsbast te gebruiken , en zonder andere ongemakken te vrezen, die de koorts naliet, weggenomen werd. Ik twijfel ook niet, of het zal anderen, zo wel als mij, dikwijls gelukt zijn, de koorts, welke tot  groot nadeel van den Lijder weggenomen was, door visceraalmiddelen weêr te doen komen, en met hulp van deze in dit geval heilzaame werking der natuur, de ziekten, welken door de te haastige behandeling ontflaan waren, in korten tijd te genezen. Toen ik mij voor omtrent dertig jaaren in eene flreek van den Opper-Elzas ophield, alwaar de afgaande koortzen gemeen waren, kwamen veele door opgeflopte koortzen kwalijk behandelde Lijders bij mij. De meesten hadden den koek , ten minsten waren zij met gedurige weêrinflortingen gekweld, niet tegenflaande zij, na fterke ontlastingen , de koortsbast in groote giften gebruikt hadden. Ik fchreef dezen een fterk af kookzel voor van visceraalkruiden en dergelijke wortelen, met een of ander middelzout gemengd , voornaamlijk gebruikte ik de verfche gentiaanwortelen daartoe, die in het nabijliggend gebergte groeijen, en zag er een gewenscht gevolg van. De befloten ziekteftof werd ras in beweging gebragt, haare kwaade gevolgen werden uit den grond weggenomen, als mede de weerïnftortingen van de derdendaagfche koorts even zo fpoedig gefluit , als de weergekotnen anderendaagfche en alledaagfche koortzen. Onder anderen kwam een zeker heer, die eerst onlangs overleden is, en wien men de koorts reeds zesmaal, volgens de gewoone wijze, opgeftopt had, en die daarvan eene verftopping der milt gehouden had, welke men van buiten kon voelen , bij mij om raad. Ik liet hem denzelfden drank in groote hoeveelheid, en ook als klijfteeren, doch 'meest zonder zout, gebruiken, en wenschte hem  geluk met eene fpoedige weerïnftorting der koorts, welke hem voor toekomende weerïnftortingen zou beveiligen. De koorts volgde binnen kort, en onder de koorts en het aanhoudend gebruik derzelfde middelen verdween de koek met herftelling van eene duurzaame gezondheid. Mijn overleden vader genas op dezelfde wijze al dezulken, wier koortzen kwalijk behandeld waren, namelijk door de koortsftof meer beweeglijk te maken , onder anderen eene zekere Rusflfche graavin , welke door verfcheiden bekwaame Geneesheeren voor ongeneeslijk was verklaard. Deze graavin was door eenen hardnekkigen en Herken vloed, welke zij na eene opgeflopte andereudaagfche koorts gekregen had, zeer verzwakt, doch werd door verzagtende, krampftillende en zagtvoedende klijfteeren, waarvan haar om de twee uuren een half pint gezet werd, binnen veertien dagen volkomen daarvan herfteld. Met de kragten kwamen de hypochondrifche toevallen ook weder, waarmede zij reeds voor den aanval der koorts ge> kweld was. Hiertegen werden haar vifceraalklijfleeren e. z. v. voorgefchreven, haar tevens waarfchouwende, dat zij op eene wederinfrorting der koorts moest bedagt wezen, die de genezing zou verhaasten. De koorts kwam ook in de daad weder. Bij geluk was haar gemaal afwezend, diehec ten hoogften kwalijk nam, dat men zijne gemaalin met voordagt ziek gemaakt had. Maar toen hij haar bij zijne terugkomst volkomen herfleld vond, verontfchuldigde hij zijne verftoorde uitdrukkingen met te.zeggen, dat hij de taal van eenige GeG  93 neesheeren had gevoerd, welken hij op zijne reis daar over geraadpleegd had. Alen vind verfcheiden voorbeelden in de fchriften der Geneesheeren, dat de vallende ziekte dikwijls een gevolg kan zijn van de te vroeg opgeflopte koorts, en men zou er nog meer vinden, indien men d : opgeflopte koorts als de oorzaak van deze kwaal befchouwd had. Ik zal flegts eenigen der voorbeelden , waarvan ik getuige ben geweest, aanhalen. Een hypochondrifche kousfenwever, die zig door eene anderendaagfche koorts zeer verligt gevoelde, kreeg ten eerflen na het gebruik der koortsmiddelen de vallende ziekte in plaats van de aanvallen der koorts; en hij kon niet anders, dan door de visceraalklijfteeren daarvan bevrijd worden, na dat dezelven veelerlei Infarctus hadden doen ontlasten. Een man van zestig jaaren, van een galagtig geflel, dochdiegezond fcheen te zijn, werd onverwagt door eene tusfehenpozende koorts aangevallen, welke hij uit ongeduld niet wilde haaren loop laten nemen, en ze derhalven door braakmiddelen en veel koortsbast in haare geboorte liet fmoren. Doch hij haalde zig daardoor eene zwakke en zieklijke lichaamsgefteldheid op den hals , welke na verloop van zes jaaren in eene vallende ziekte overfloeg, die even zo lang de gewoonemiddelen weêrftond, en in tegendeel dag en nagt te erger werd. Dit bewoog hem eindelijk, zig aan onze geneeswijze, diehem in het eerst zeer vreemd voorkwam , ftiptlijk te onderwerpen. Dezelve was van het gewenschtfte gevolg. Na verloop van vier weeken geraakte de voor twaalf jaaren opge-  flopte koorts weêr aan den gang , en binnen drie weeken verdween zij geheel, met de vallende ziekte en de oorzaak der ziekte, de >in menigte ontlaste Infarctus. De Lijder, met de klijfteeren nu geheel bevredigd, bediende er zig dagelijks van als een voorbehoedmiddel en werd daar door in ftaat gefteld, om tot in zijn vierentachtigfte jaar, met ongemeene lichaams- en zielekragten zijne bezigheden te kunnen verrigten. Bij eenen anderen grijsaart van zes en zestig jaaren kwam het wel niet zo ver, dat hij de vallende ziekte kreeg, doch de voorboden van dezelve, of, lievei1, van eene beroerte, als geweldige hoofdpijn, loomheid, gefloten buik, duizeligheid , flaap- en magteloosheid , volgden onmiddellijk na de opgeflopte anderendaagfche koorts. Deze werd door onze geneeswijze ook weer volkomen herfteld, na dat bij de gemaakte koorts, die egter langer aanhield, dan bij den eerften , allengs eene aanmerklijke menigte zwart, verrot, ftinkend bloed, deels door den ftoelgang, deels door braken uitgeworpen was. Men bereikt zijn oogmerk nog fpoediger , wanneer men gelegenheid heeft om de oorzaak dezer koortzen , voor datdezelven verkeerd behandeld worden, ten eerften met visceraalmiddelen aan te tasten. Men vordert dan met hulp der koorts, welke zekerlijk dikwijls met hevige toevallen verzeld word, meer in drie of vier weeken, dan men zonder dezelve in een half jaar zou hebben kunnen verwagten. Want hierdoor zijn in zulk eenen korten tijd zelfs de hardnekkige polijpagtige voordbrengzels week gemaakt en uitgedreven. Een jong vrouwsperG a  foon, dat reeds langen tijd met de ongemakken der aambeijen was gekweld geweest, lag zeer ziek aan eene ongeregelde en gevaarlijke anderendaagfche koorts; zij gebruikte egter, na den eerften aanval, de visceraalmiddelen: en dezen bewerkten reeds in de ecrfteagt dagen door den ftoelgang eene ontlasting van geronnen bloed , van eene pekagtige en etteragt'ige ftof, en eindelijk van veele genoemde voordbrengzels. Binnen veertien dagen werd zij op die wijze van de eigenlijke oorzaaken der koorts en van de ongemakken der aambeijen, die niet weer te voorfchijn kwamen, en met dezelven van de koorts zelve verlost. Ik had nog voor eenige maanden het genoegen gehad, eenen kundigen man van onze praktijk te overtuigen, dat de tusfchenpozende koorts, waardoor hij aangetast was, hem ras van zijne langdurige hypochondrie zou verlosfen, indien hij ze door de visceraalmiddelen te hulp komen , en op die wijze de losmaking en uitdrijving der verftoppende ftof verhaasten wilde. Zij ontlastte zig ook tot zijne volkomen genezing in menigte in eene zwarte en taaije gedaante. De bekwaame heer Dr. jassoy, die hier met veel lof de geneeskunde oefent, en dien ik, zo wel alsden heer Dr. muller, mijne Lijders veilig kan aanbetrouwen, en die mij, zo wel als de laatfte, daaglijks getrouw bijftaat, heeft onlangs eene derdendaagfche koorts, welke naar geen koortsbast luisterde,met eenen dikken en harden buik, met hoofdpijn , dofheid en zinneloosheid verzeld was, en uit flijmagtige, galagtige Infartïus ontftond , uit den grond genezen, alleenlijk doar dit allertaaist  101 en jaaren lang verzameld zetzel door de vkceraalklijfteeren en andere losmakende en uitdrijvende middelen week te maken en te ontlasten. Hij klaagde bij die gelegenheid, dat de vooroordeelen, die nog alom heerschten, hem zo de handen bonden , en men hem verfcheiden maaien verweten had, dat hij door zijne klijfteeren de Lijders van al hunne kragten en vogten beroofde, welken het lichaam zigtbaarlijk en bij menigte werden ontnomen. Uit hetzelfde mistrouwen, het welk door Geneesheeren ingeboezemd werd , weigerden de Lijders, zodra zij meenden genezen te zijn, het verder gebruik der middelen tot eene volkomen herftelling , waarvoor zij eerlang hevige en fcherpe pijnen in den onderbuik , in den aars en de teelleden moesten uitftaan. Zij verdwenen egter door fterke ontlastingen van de nagebleven, veelverwige, rotagtige endeels taaije vuiligheid,binnen vier weeken , en maakten plaats voor eene duurzaame gezondheid. Ik heb voor zes weeken aan de zorg van denzelfden jongen Geneesheer een Hollandfche jufvrouw overgegeven , welke meer dan drie jaaren met eene derdendaagfche koorts , ten minsten met gedurige weerïnftortingen gekweld was , welke haar, reeds als bruid , om dringende redenen, fchielijk geflopt werd, en die zig in, het vervolg zeer weinig aan de herhaalde pogingen der Geneesheeren, om haar uitteroeijen, kreunde. Hij werkte , op mijnen raad , op de flijm , en gaf in het eerstontbindende, zagtebraaken buikzuiverende middelen , welke laatften uit pillen van zeep, met extract van 'aloë gemengd , G 3  beftonden, en liet naderhand de fpiesglaszeep, waarvan ik hier onder de befchrijving zal mededelen, nevens herhaalde visceraalklijfteeren, methet gewenscht gevolg , gebruiken. De daaglijkfche ontlasting van glasagtig flijm, nevens andere verharde vuiligheden, was zo groot, dat, volgens het getuigenis der lijderes, dezelve om den anderen dag wel zes kannen zou bedragen hebben, terwijl de kragten ondertusfchen meer toe- dan afnamen en de koorts merklijk verminderde. Zo dra deze vuiligheid eens losgemaakt en in beweginggebragt was, waren eenige glazen met een weinig wijnfteenroöm opbruifchend Schwalheimer water van die uitwerking, dat dertig of veertig zulke ontlastingen volgden, waarbij egter de aanval der koorts om den anderen dag, hoewel gematigder, vervroegde. Doch naderhand kwam dezelve ook weer telkens laater. Des niettegenftaande vertoonde zig nog onverhoedsch een overblijfzel van andere foorten van Infartïus, het welk, onder allerlei krampagtige toevallen, in de gedaante van groote ftukken lever, van darmfcheel, vellen en zwarte gal uitgeworpen werd. Tegenwoordig is deze onnatuurlijke afgang met de koorts derwijze geminderd , dat de herftelde perfoon mij kortlings, met de fchoonfte blozende koleur, bekende, dat zij nu volkomen tot haare blijdfchap overtuigd was van mijne voorfpelling , die zij in het eerst niet had kunnen geloven. De heer Dr. muller heeft laatst ook eene derdendaagfche koorts, bij dewelke eene buikwaterzugt met voelbaare verharding in het regterweeke des buiks gekomen was, enkel  door het gebruik der visceraalklijfteeren en de gemelde fpiesglaszeep in korten tijd weggenomen, ea behandelt nog een' ander' Lijder aan de koorts op dezelfde wijze, welke dagelijks deels vloeibaare flijm , en deels vaste , zamenhangende, oflosfe klompen loost, die naar zaamgerolde vaatdoeken gelijken. Ik ben over de verkeerdegeneeswijze der tusfchenpozende koorts zo breedvoerig geweest, en derzelver uitwerking door verfcheiden voorbeelden, die mij onder het fchrijven invielen, getragt te bevestigen, ten einde veele Geneesheeren omzigtiger te maken, welken niet weten of geloven, dat de koude koortzen dikwijls zulk eenen gevaarlijken vijand in de hinderlaag hebben, die alleen in flaat is, om de koorts te veroorzaken en te verergeren, en dat deze koorts als zij wél behandeld word, heilzaam is, en de zekere genezing zeer bevorderen, doch daartegen, wanneer dezelve te vroeg gefluit word , een des te grooter onheil veroorzaken kan, hoe meer de koortsftof te voren in beweging gebragt en aan het gisten gemaakt is, en daar door eene gevaarlijke hoedanigheid aangenomen heeft. Op hunne tegenwerping, dat zij van hunne haastige geneeswijze nooit kwaade gevolgen gezien hebben , antwoord ik , dat zij onpartijdig bij zig zeiven maar eens moeten nagaan , of zij niet, door deze, voorde Lijders en voor hun gemaklijke, geneeswijze verblind, haare kwaade uitwerking aan andere oorzaaken toegefchreven, en of zij wel overwogen hebben , dat dezelven zig na verloop van veele jaaren kunnen openbaren, waar van de boven verhaalde gebeurdnis tot, een. G 4  Ï04 klaar bewijs ftrekt. Ik heb bevonden, dat de gal en flijmagtige flib, die in de eerfte wegen overgegaan is , en hec ftollende en onzuiver geworden fpeenaderlijk bloed, het welk insgelijks, en wel inzonderheid op gezette tijden komt, veel meer , dan de overige foorten van Infartïus gefchiktzijn, om de koude koorts te verwekken. Dezelve fpoedig en fterk aan te tasten heeft alleen plaats, wanneer deze vuiligheid zig meer in het darmkanaal, dan in de vaten onthoud, als dezelve niet te menigvuldig, te verouderd , te taai, maar beweeglijk is, of wanneer overblijfzels van onverteerde fpijzen derzelver plaats bekleden. In zulk geval heb ik de koorts door een braakmiddel, na dat ik vooraf een of ander middelzout gegeven had , zomtijds na den eerften aanval doen verdwijnen, en als dezelve niet wilde gehoorzamen , hetzelfde middel herhaald, of ben zonder eenige bedenking tot groote giften van koortsbast, gemengd met fal-armoniak, bittere extracten, rhabarber of mijne verzagtende en ontlastende conferf, overgegaan. Het vroegtijdig en menigmaal langdurig gebruik der koortsbast geld ook bij zulke aandoenlijke , doch anders gezonde , perfoonen, die zulke gevoelige zenuwen hebben, dat zij bij eene geringe gelegen, heidineene koorts vallen, geüjk ook bij zulken, die zig door den dronk van een ongewoon flegt water, door het inademen van eene met rotagtige fcherpe uitwaasfeming niet te zeer beladene en onzuivere lugt, een dergelijk ongeval op den hals gehaald hebben. In zulke gevallen zou het befchroomd dralen zekerlijk nadelig zijn, wijl devas-  te deelen door de koorts altijd meer verzwakt en de vloeibaaren onzuiver en meer tot ftollengeneigd worden. En in zekere algemeen heerfchende ziekten en andere dringende omftandigheden Z3l elk ondervonden hebben, dat men zonder levensgevaar niet eens zo veel tijd-moet verliezen, om de zuiveringsmiddelen der koortsbast vooraf te laten gaan. Hier leeft nog eene vrouw, die kort na haare bevalling door eene gierstkoorts, en kort daarop door eene afwisfclende koorts , welke beiden aan eenen voorafgaanden ongeregelden leefregel toetefchrijven waren , aangetast werd. Inde koude der koorts floeg de gierstagtige uitflag in, en gaf gelegenheid tot eene zwaare flaauwte, die eerst na de begonnen hitteen daarbij weêr opgekomen uitflag afliet, tiet was gevaarlijk, in dezen kritieken ftaat den aanval af te wagten. Ik liet derhalven groote giften van koortsbast geven. Doch haare koorcsbeteugelende kragt door het purgeren , dat zij bewerkte, verliezende, werden wij door de tweede verheffing der koorts verrast, welke de kraamvrouw ten vollen inden ftaat van eene fchijndoode bragt, die de kragtigfte hulpmiddelen zo lang weerftond, dat men alle hoop begon op te geven. Eindelijk ontdekte ik blijken van warmte , welke allengs na de uitwaasfeming dezen koortzigen uitflag en het leven wederbragt. Ik poogde mij deze tijdftip zonder vertoeven te nutte te maken, want nauwlijks was het zweet ten vollen uitgebroken, of ik liet reeds een begin met de koortsbast maken , daar ik heulfap bij deed , en waarmede ik ook in klijfteeren en Hovingen aanhield, tot tegen den tijd van den G 5  eerstkomenden aanval. Dezelve bleef gelukkigag. ter en liet mij tijd , om de oorzaak der ziekte zelve weg te nemen. Hoe veele duizenden van dergelijke lijders zijn niet door de koortsbast, inzonderheid in zekere heerfchende koortzen, wanneer de eerfte aanval reeds gevaar deed zien, van den nabij zijnden en wisfen dood gered? Maar het is te beklagen , dat deze onvergelijklijke , eertijds veragte, thans te algemeen aangeprezen artzenij in de handen van onbezonnen lieden tot een vergift kan worden. Doch men heeft van de ontijdige opftopping der koorts op verre na zo veel onheil van dezelve niet te wagten, als van de heete, opftoppende en verdovende artzenijen, die tot het zelfde einde aangewend worden, wijl de koortsbast door haare verfterkende , baizemagtig- verrottingtegenftaande eigenfchap er veel toe kan doen, om de koortsftof te temmen, entotdeontlasting te bevorderen; de anderen daartegen fluiten, om zo te fpreken, den wolf op, en maken hem nog woedender en ontemlijker. Maar, wie zou geloven, dat de fympathetifche, bijgelovige middelen, die enkel door en op de verbeeldingskragt werken , bij eenvoudige Lijders de koorts zekerer en tot hun grootfte nadeel, kunnen verdrijven? Toen ik te Homburg onder mijnen overleden vader de geneeskunde oefende, kwamen in korten tijd veele landlieden met teriiia;, geel- en waterzugt raad vragen. Een koopman uit Frankfort had hun alle de koorts, in weinig dagen afgenomen , zo als zij zig uitdrukten, door een briefje met rood fchrift, door elk met drie kruisjes on.  »" "■B ÏO7 dertekend. Bij geluk was de koopman een kennis van ons, die aan de vermaningen gehoor gaf. Hij' was zeer verfchrikt, toen hij vernam, dat uit een wel gemeend kortswijl ernstgeworden was, en verzekerde, dat zijn winkelknegt eigenlijk de rol van wonderdoctor gefpeeld, het briefje met een niets betekenend abrakatabra befchreven, ten eerften na de ondertekening verfcheurd en weggeworpen had, doch de boeren wijs gemaakt had, dat hij toverkruiden in de briefjes zou pakken, welken, zodra zij dezelven doorgebeten zouden hebben, de koorts onfeilbaar zouden verbannen. Ik heb reeds hier boven bier en daar bewezen, dat de flijmagttgeIrifarëius, als voordbrengzels van het weivogt, het welk eene ongelijk rijklijkere ftof, dan de gal en het dikke van het bloed, daartoebevat, onder de overigen het meest en in de grootfte menigte voorkomen , en dat het darmkanaal derzelver gewoone zitplaats is. Ik vind ook dagelijks het gedarmte, zelfs bij zulken , bij welke ik geen voorafgaande oorzaak, geen duidelijke gelegenheid tot zieklijke voordbrenging der flijm kon ontdekken, met zulk eenen verbazenden voorraad opgevuld , dat ik moet befluiten, dat deze buitenge woone vergadering der eerfte wegen ook plaats kon hebben bij perfoonen, die voor het overige gezond waren, wanneer het bloed zijn uitvaagze! allengs derwaard werpt, en het zelve uit veelerlei oorzaaken aldaar terug gehouden word, en door langheid van tijd zodanig aangroeit. Dan het is ten hoogden waarfchijnlijk, dat de natuur zig van dezen gebaanden en bekwaamen weg, als den algeöjeeneri vuilnisbak des lichaams, tot haar a.Tchei-  108 !^—^™ dings- eh reinigingswerk bedient, waardoor de artdereaffcbeidingen, bij voorbeeld deuitwaasfeming, gevoeglijk vergoed worden. Uit het zelfde oogpunt befchouw ik ook den zwarten drek der kinderen (moeconium), namelijk als eene bloedheffe , tot deszelfs zuivering afgefcheiden en met gal, darmflijm en misfchien met het liquor annüi vermengd, welke, wanneer dezelve in groote hoeveelheid aanwezig word, den eerften grond tot de Infarctus in de baarmoeder legt. Ik ben dikwijls verbaasd geweestover de onbegrijplijke menigte, welke veele kinderen , na het gebruik van laxeermiddelen, of van het eerfle zog, afgingen. Dit had inzonderheid plaats bij zulke kinderen, wier moeders gedurende haare zwangerheid haaren eetlust te fterk voldaan, of eenen goeden vooraad van flijm en zwarte gal in de eerfte wegen verzameld hadden (f). Veeltijds egter was Cf) De goede uitwerking der pillen van stahl en dergelijken , die men op veele plaatzen , zelfs ook zonder voorkennis van den Geneesheer, cjoch in geringe giften en met een weinig falpeter aan elke kraamvrouw geeft, heeft mij volkomen overtuigd, dat weinigen van dezelven, die in groote fteden wonen, van de gemelde gebreken vrij te fpreken zijn .-en dat uit dien hoofde derzelver jonggeboren kinderen veel fierker ontlastingen dan naar gewoonte moeten hebben. Men volge mijn voorbeeld, dan zal men dikwijls tot verbazing gewaar worden, welk eene onverwaste .ziekteflof bij moeder en kind huisvestte. Hoe dikwijls zag ik niet reeds driedaagfche kraamvrouwen zulke deels veilige, deels rotagtig Hinkende , zwartgalagtige misgewasfen van het bloed en de darmen, en haare kinderen eene dergelijke vuiligheid, tot derzelver behoud, ontlasten?  i©9 deze zwarte drek zo taai, dat de gewoone ontlastende middelen vrugtloos waren. Er leeft nog een erfprins van een vorstlijk huis en geniet thans eene volmaakte gezondheid , welke door de verzameling ivan dezen taaijen drek, die naar geen manna of firoop van rhabarber luisterde, eenige dagen na zijne geboorte de hevigfte ftuiptrekkingen (eclamfia) kreeg, welken agt dagen lang duurden. Hij werd er niet geheel van bevrijd , dan na dat ik die middelen met venetiaanfche zeep in tamelijk flerke giften liet mengen, en deze ook inde klijfteeren deed, waardoor de ontlasting van eene verbazende en ongelooflijke menigte van dezen drek bewerkt werd. Ik ondervond voor korten tijd bijna het zelfde aan een kind van een half jaar. In eenen aanval van ftuipen fcheen het indedaad dood te zijn, doch door prikkelende met zeep gemengde klijfteeren e. z. v. kwam het weer bij, en werd weêr als op nieuw in het leven gebragt, na dat de klijfteeren en andere middelen deze pekagtige vuiligheid in groote menigte uitgedreven hadden. Tegenwoordig behandel ik nog een kind van zeven weeken, het welk men voor verloren hield, wijl zedert tien dagen de inwendige en uitwendige ftuipen, met eenen verdagten flaap , dag en nagt bij het zelve afwisfelden. Schoon men mij verzekerde, dat het genoeg ontlastende middelen had gehad, liet ik egter aan het zelve nog een laxeermiddel met braakwijnfteen vermengd , en met zeep daarin ontbonden, beurtelings geven, zo dikwijls als het kon flikken, en om de twee uuren een verzagtend zeepklijfteer zetten. De zwarte drek,  HO ^^^u met flijm vermengd, werd daar door zo fterk ontlast , dat het den aanwezenden onbegrijplijk voor* kwam, hoede darmen dien konden bevatten, en hoe het op zig zeiven zwakke kind, niettegenftaande de verbazende ontlastingen, zigtbaarlijk inkragten en gezondheid kon toenemen. De menigte en taaiheid van deze zwartgroenagtige lijm, die zig vast aan de darmen zet, deed mij de mogelijkheid vooronderftellen, dat dezelve, even als de andere Infarctus, veele jaaren lang agterblijven, tot verzameling van menigerlei flijmagtige, zuure en vuile flib, die zij naar zig trekt, of waarmede zij zig hardnekkig vermengt, en alsdan ook het groeijen van wormen, welken anders gedurende en na de koorts ligter kunnen verdreven worden, 'begunstigt, en eindelijk, wanneer dezelve door eene befmetting en koortsagtige bewegingen aan het gisten gebragt is, tot de fchrikiijkfte toevallen gelegenheid geven kan. Ontelbaare ondervindingen hebben mij in deze gedagte vcrlterkt, en op de overblijfzels van den zwarten drek, en de daarmede vermengde vuiligheid van andere hoedanigheid oplettender bij de ziekten der kinderen , en omzigtiger bij de voorbereiding tot de natuurlijke en ingeente kinderpokjes gemaakt. De bedrieglijke fchijn van eene frisfche gezondheid heeft mij nooit misleid , ik heb veeleer zulke kinderen , die te fterk gevoed zijnde, eene overtollige gezondheid fchenen te bezitten, aan eene fterkere voorbereiding onderworpen. Want ik wist bij ondervinding, dat deze buitengewoone lijvigheid , of zulk een hooge trap van gezondheid,  III welke hippokrates reeds verdagt voorkwam, zelden natuurlijk is, maar meestendeels, gelijk hec fchielijk vet worden der volwasfenen, geen gunstige gelegenheid gevende oorzaak heeft. Zulkegroote, vette kinderen, die er zo ongemeen wél uitzien, vallen dikwijls in eenen ouderdom van 7 of 8 jaaren, gelijk de heer tissot (*) verzekert, in fchn'klijke ziekten, welken uit rotagtige ftoffe en ftuiptrekkingen beftaan. Uit die voorzorg fchreef ik een vijfjarig , dik , vet meisje met bloezende wangen , aan het welk de kinderpokjes zouden ingeënt worden, drie weeken lang voor de operatie, en nog eenige dagen daarna, beurtelings oplos fende en zagt ontlastende middelen, nevens de vifceraalklijfteeren voor. In het eerst ging zij nu en dan een weinig flijm af van verfchillende koleur; maar, hoe zeer waren de ouders niet verfchrikt, toen zij ten laatften een geheelen waterpot vol met pekagtige ftof zagen? En niettemin begunstigde de heilzaame ontlasting van deze verborgen, kwaadaartige ftof den ongemeen gelukkigen uitflag dezer inenting ten hoogften. Op denzelfden tijd ondernam ik de voorbereiding van drie jongens. De eene van dezelven w3s van over lang van een zieklijk geftel, doch flegts mager en zwaklijk; de twee anderen fchenen zo gezond te zijn, dat weinig Geneesheeren deze voorbereiding nodig geoordeeld zouden hebben. Doch bij den eerften vertoonde zig niets onnatuurlijks in denafgang;maar bij den gezond- (*) Zie zijne verhandeling over de zenuwziekten. II. Deel I. St.  den van deze jongelingen werd daartegen eene groote menigte van de gemelde vuiligheid ontlast. Zo gelukkig dezewelgezuiverde jongens de pokken doorgedaan hebben, in zulk een groot levensgevaar geraakten, niet lang daar na, twee jonge vrouwen, en een jongetje, wijl men voor de inenting, ondanks alle waarfchouwing, zulk eenenodige voorbereiding voor overtollig gehouden had. Zij werden niet alleen gedurende, maar ook na de uitbotting door de vreeslijkde duiptrekkingen aangevallen , die niet eerder ophielden, dan na dat door klijdeeren e. z. v. eenen derken afgang van zogenoemde wormfiijm bevorderd was. In de natuurlijke kinderpokjes gebeurt het nog meer, dat de beste foorten van dezelven onverwagt inflaan, of kwaadaartig en dodelijk worden. Sijdenham, de haen, freind, tissot en anderen klaagden reeds over deze raadzelagtige verfchijnzels. De laatde fchrijft ze toe aan de wederopflorping van het pokgift ; maar ik heb de oorzaak van deze treurige verandering menigmaal in de verdopte ingewanden des onderbuiks, doch meest in de verzameling van vuiligheden in de eerde wegen gevonden, die, gelijk ik reeds gemeld heb, dikwijls zo taai en onbedwinglijk zijn, dat zij ontelbaare ontlastende middelen weêrdaan. Ik ondervond dit nog onlangs bij een jongetje van vijf jaaren. Gedurende de fcharlakenkoorts wierci hij vier weeken lang, fchier dagelijks , gepurgeerd, en eerst tegen de zesde week kon hij, na het gebruik van derker werkende middelen , daar van ontlast worden. Voor eenige jaaren werd ik bij een meisje  "3 meisje van zeven jaaren geroepen, het welk, na de uitbotting van zeer goedaartige en weinige pokken, plotslijk in eene zwaare flaauwte viel, waarbij de pokken bijna onzigtbaar werden. Schoon men mij verzekerde, dat de Lijderes altijd gezond was geweest, nooit eenen dikken buik had gehad, en dat men haar uit voorzorg, kort voor dat zij tekens van de pokken kreeg , verfcheiden maal gepurgeerd had, liet ik egter niet na, haar ten eersten eene ontlastende klijfteer voor te fchrijven. Nauwlijks had dezelve een' pot vol lelijke, flijmagtige vuiligheid ontlast, of de levensgeesten werden weêr opgewekc , en de pokken kwamen te gelijk met de koleur te voorfchijn. Dit geval bewijst ook , dat men wegens verborgen-oorzaaken van ziekte het beste voorkomen van gezondheid niet zeker kan zijn, en derhalven meteen goed geweten de voorbereiding nooit kan nalaten. Zij alleen kunnen het doen, die eene uitzondering van den regel zijn: In 'tbinnenft'der natuur dringt geen gefchapen geest. Doch ik wil hier door geene ongeregelde voorbereiding, die niet naar de omftandigheden en verfchillende lichaamsgefteldheden gefchikt is , begunstigen. Want door eenen fchielijken overgang van eene gewoone tot eene ongewoone leefwijze, door al te zagten en fchraalen kost, en door fterke en fcherpe ontlastende middelen word het lichaam zigtbaarlijk verzwakt en zieklijk gemaakt. Wanneer ik daar tegen mijne Lijders , die ik tot de kinderziekte voorbereide , dagelijks een of twee ombindende en verrotting tegenftaande visceraalH  klijfteeren, die de taaije vuiligheid week maken, voorfchreef, en daarbij de mixtuur van Riverius, zomtijds met een paar grein braakwijnfteen gemengd, als het beste oplosfendmiddel liet nemen, en om den anderen dag een verzagtend middel, nevens de wijnfteenroom met luiker gemengd en in veel Schwalheimer, Fachinger of Seltfer water ontbonden, of in plaats daar van den wortel van jalappe, met fuiker en amandelen tot een poeder wel gewreven, en met een of twee grein zwavel van fpiesglas en half zo veel calomel gemengd, des nagts in zulke giften liet nemen, dat des morgens, voor het gebruik der klijfteeren, een paar meer dan gewoone ftoelgangen volgden ; wanneer men daar mede zo lang aanhield, tot dat men iets tegennatuurlijks inden afgang befpeurde; wanneer zulks onder geftadige opwekking en verlevendiging van den geest, en zagte bewegingen des lichaams in de open lugt gefchiedde , die egter zo moest gefield zijn, dat zij geen kwaaden invloed bij ongewende gezonden, ik laat (taan zieklijken kon hebben; en wanneer eindelijk de gewoone leefwijze niet te fterk veranderd, maar flegts beperkt werd : zijn dezulken zo min verzwakt geworden, dat zij veeleer in kragten toenamenen eene betere koleur kregen, en zig naar elke, zelfs de fterkfte, ontlasting van onnatuurlijke vuiligheid indedaad verfterkt voelden. Dit alles heeft ook plaats ten aanzien van andere koortzen met uitflag verzeld. Ik ben hier in zo zeker van mijne zaak, dat ik mij op alle Geneesheeren beroep , namelijk op zulken, die niet te traag, te verwaand en te trots zijn, om elke kleinigheid nategaan, voornaamlijk  de afgangen te bezigtigen en nauwkeurig gade te flaan, of niet bij de ongelukkige uitkomst, der anderzins goedaartige kinderziekte meestentijds het befchreven corpus delitli door den ftoelgang geloosd is. Ik h'eb ook nog aan te merken , dat zo wel deze zwarte drek der kinderen, als de gal-en flijmagtige vuiligheid zig wel meestendeels in de'darmen onthouden, doch ook dikwijls weêr in de poortader influipen ,en aldaar gelegenheid geven tot nieuwe en erger verftoppingen, en dat zij, gelijk ik reeds gezegd heb, inzonderheid de pituita, nevens de kwaade fpijsvertering, leefregelen verkeerd gedrag der kinderen en hunner moeder, het grootfte aandeel aan de verftopping der darmfcheelsklieren hebben. Onder de oorzaaken, die voornaam!ijk de moeder voor de boven befchreven Infartïus vatbaar maken, te! ik, behalven de algemeenen , inzonderheid de voorafgegaane vroegtijdige verlosfingen , de onmatige bloedvloeiingen , de ongeregeldheid en de te fchielijke ophouding der kraam- en maandelijkfche zuivering , de ongeregelde leefregel der zwangere vrouwen, en de verzameling van eenen verharden drek in den kronkeldarm, driftigheid en gemoedsbewegingen der kraamvrouwen, het misbruik van heete, drijvende , zamentrekkende en verdovende middelen, het vast binden van het lijf van dezelven en veelerlei andere nadelige behandelingen van onbekwaame vroedvrouwen. De nadelige gewoonte van den damp der kooien door middel van ftooven onmiddellijk tegen het lichaam te H 2  ÏI6* ■—salaten gaan, doet er ook veel toe. Van de misflagen in den leefregel van zekere fpijzen en dranken e. z. v. als oorzaaken van den Infarctus vind men in het zevende hoofdfluk gehandeld, het welk men daar over kan nazien.  ÏI? DERDE HOOFDSTUK. V oor dat ik van mijne waarnemingen, die mij op de dubbelzinnige fpooren van de Infarctus gebragt hebben, en welken mij thans als zo veele kentekens van derzelver tegenwoordigheid dienen, melding maak, moet ik het geval met mijn zakuurwerk verhalen. Het zelve had jaaren lang zeer wél gegaan, zonder dat ik er eenig ongemak aan had gehad, wanneer op het onverwagtst de wijzer in zijnen omloop begon te vertragen. Te vergeefs fpande ik de veer; ik moest eindelijk beuuiten, om het in handen van de beroemdfte binnen- en buitenlandfche kunstenaars te geven, om het te verhelpen. Dezen doorzogten het inwendige geitel, redeneerden en herftelden elk volgens zijn onderfcheiden flelzel onwijze. Het uurwerk werdfchoon gemaakt, gefineerd , gelapt , en zelfs met eene fierker veer voorzien. Ik kreeg het toen weer in handen, en moest veel aan arbeidsloon betalen, doch het ging evenwel niet beter. Ik had derhalven vastelijk befloten, hetzelve te verruilen, doch gevallig ontdekte ik, dat de wijzer zo digt op de plaat lag, dat hij er opfleepte, en dus in zijnen gang gehinderd moest worden. Maar nauwlijks had men denzelven een weinig fpeling gegeven, of hij H 3 Van de Kentekens.  118 ——* liep veel te ras. Ik trok hier uit een zeer juistgevolg. Laten kunstkundigen , dagt ik bij mij zeiven, in gebreken, die zij met de oogen zien en met de handen tasten kunnen, zig van het fpoor leiden, hoeveel te meer moet hun kompas verfteld worden, wanneer zij op ontdekkingen uitgaan, die in het duister verholen zijn, en tot dewelken de zinnen nauwlijks doordringen kunnen? Ik zal hier onder nog verfcheiden voorbeelden aanhalen, welken bewijzen, hoe ligt een onderzoeker, zelfs in ziekten, welken hij voornaamlijk behandelt, op het dwaalfpoor kan gebragt worden. Maar dezelfde treurige ondervinding, die mij geleerd heeft, dat de Infartïus, welken in den onderbuik verborgen zijn , zo moeilijk natefpeuren zijn, dat zij dikwijls jaaren lang ,zondermerklijke ongemakken , zig kunnen vergaderen , en plotslijk en onverwagt ,bij eene vertoning van eene volmaakte gezondheid , door beroerte en fmoorzinking den dood veroorzaken; dat zij ten minsten haare werking menigmaal meer in afgelegen deelen, dan in den onderbuik doen, dus haare zitplaats onder andere ziekten, die zij verwekken , verbergen; dat zij hier in aan de benden van rovers gelijken, die hunne herberg verfchonen, doch buiten de grenzen des te meer wreedheid plegen; dezelfde ondervinding, zeg ik, die mij deftreeken eens vijands heeft leren kennen, welke zijne tegenwoordigheid zo lang verbergt, tot dat hij, door toeval of door een gevallig treffend middel uit zijne verfchansfingen gedreven , zig eerst bij den afgang verraad, dient mij nu, daar ik zo dikwijls  lip door hem bedrogen ben, tot eene waarfchouwing, om zelfs tegen hem op mijne hoede te wezen , wanneer ik flegts van verre grond heb om hem te vermoeden, en tevens tot een leidraad , om zijne fchuilhoeken des te zekerer optefpeuren. Voor lang, gelijk ik reeds hier boven gezegd heb, is bij mij de gegronde verdenking opgekomen, dat de Infartïus van den onderbuik de gelegenheid gevende oorzaak zijn tot de meeste kwijnende, hardnekkige ziekten, die naar geen gewoone geneeswijze luisteren, insgelijks tot de langdurige , weerfpannige en ongeregelde koortzen, of ten minsten, dat zij dezelven verergeren en oabedwinglijk maken. Onder zulke kwijnende ziekten moet voornaamlijk de hypochondrie gerekend worden , wijl zij grootftendeels het voordbrengzel, en dikwijls de ftigtfter van de Infartïus is. Want fchoon de verdikking en ftolling der vogten er veeltijds geen deel aanheeft, maar dezelve dikwijls alleenlijk van een gebrek aan vcerkragt en al te fterke prikkelbaarheid van de werktuigen der fpijsvertering, van de zwakheid en te fterke gevoeligheid der zenuwen en haare gevolgen, van nauwheden, winden, kramptrekkingen e. z. v. afftamt, komt het mij egter onmogelijk voor, dat dit malum hypochondriacum fine materia, als eene gewigtige algemeene ziekte, die geen deel van het koortsgeftel, geen van deszelfs verrigtingen onbeledigd laat, die dagelijks zo veele wanordens en ontfteltenisfen in het lichaam en in de ziel verwekt, niet eindelijk den omloop des bloeds zouftremmen enftollingen teweeg brenH 4  I2<9 gen. Hoe dikwijls ben ik in deze gisfing niet gefterkt, wanneer ik in dergelijke hardnekkige ziekten , en voornaamlijk in de ingewortelde hypochondrie, tot het gebruik der visceraalklijfteeren, die naar de gefteldheid der tegenwoordige omftandigheden geféhik't en alsdan altijd zeker ten minsten verzagtende waren , overgegaan ben , en gezien heb , welke eene verbazende menigte van Infarctus tot herftelling van den Lijder ontlast werd? En ik zou mij nog meer van deze oorzaak hebben kunnen overtuigen, indien de hypochondristen, die, uit hoofde van hunne kwaade luimen en geneeszugt , den Geneesheer en zig zei ven zelden lang getrouw blij ven, daartoe konden bewogen worden, dat zij zig ftandvastig aan eene aanhoudende geneeswijze onderwierpen. Ik kan dus de meeste kentekens der hypochondrie , bij voorbeeld de gebreken der fpijsvertering, van den eetlust, van den ftoelgang, der huid, het hartkloppen, de winderigheid, de benauwdheden , het fpannen en drukken, groote hitte, neiging tot zuur, tegennatuurlijke gefteldheid der pislozing, onwillige kwijling e. z. v.,met des te meer vertrouwen, als zo veele kentekens van de Infarctus opgeven, wanneer ik mij zei ven overreed heb, dat deze kwaaien niet enkel uit de bovengemelde bron vlieten , die vrij van zwarte gal e. z. v. is, en dat zij niettegeftaande de middelen, die er tegen gerigt zijn, hardnekkig blijven, of zelfs nog onbedwinglijker daar door worden, dienvolgens ook van geen oorzaaken, die gemaklijker weg te nemen zijn, voordfpruiten. Zo hebben de gebreken der fpijsvertering , die dikwijls  van geen belang fchijnen te zijn, wanneer zij door gepaste middelen, welken tevens het darmkanaal van rauwigheden en wormen zuiveren, verfterken, en aan hetzelve de vereischte prikkelbaarheid weergeven, zig niet laten wegnemen; wanneer zij bij den ftrengften leefregel en zonder de minste aanleiding, gevoeliger waren, dan bij het genot van groven kost en moeilijk verterendefpijze, wanneer zij een kenmerk op zekere tijden komende, aannamen, het welk op bepaalde tijden wederkwam; en wanneer zij al te lang geduurd hebben , om geen bedenklijke veranderingen in het poortadergeftel te weeg te brengen, altijd tot eene gegronde aanwijzing gediend , om mijne geneeswijze tegen de verftopping in de vaten der poortader te rigten, ten minsten tegen de vuiligheid , die van daar in de darmen word afgefcheiden. Want de ondervinding had mij reeds geleerd, dat eene kwaade fpijsvertering van de befchreven foort zelden zonder visceraalklijfteeren uit den grond kon verholpen worden. En eindelijkzalgeen verflandig Geneesheer in twijfel trekken , dat ooit een goede fpijsvertering plaats kan hebben, waar de lever en mild verflopt zijn, uit dien hoofde kragtloozer en minder gefchikt, de gal te weinig of te veel afgefcheiden en alle de andere fappen tot de fpijsvertering dienende, kwalijk gefield zijn, waar bij meenigvuldige kramptrekkingen en wanordens in de wormswijze beweging der darmen plaats hebben , die door eenen vertraagden omloop van het verdikte bloed in de poortader, en eene tegennatuurlijke verzameling van het H 5  I2Z nog vloeibaare in zommigen dezer vaten gefladig onderhouden worden. Men moet den weinigen, of al teflerken, ongeregelden eetlust, dezoode, de walging e. z. v. uit het zelfde oogpunt befchouwen, wanneer men ze voor kentekens van de Infartïus wil houden. Want de onverteerde kost, het zuur, e. z. v. en het bloed, dat buiten zijnen omloop gebragt en bedorven is, en inzonderheid de vaten der maag uitzet, kunnen even zulke wanordens in het fpijskanaal voordbrengen. De proeven met honden genomen, welken men deels melk en deels fpek met heulfap liet inzwelgen, hadden tot gevolg, dat de melk in de half verlamde, maag ras ten uiterften zuur, en het fpek garstig en loogagtig rot werd. Zij bewijzen, dat het zuur wel zeer ligt in de eerfle wegen kan voordgebragt worden , in zo verre de werktuigen der fpijsvertering tekragtelooszijn , om de zuure gisting van de daartoe geneigde fpijzen en dranken te beletten'; maar, wanneer dezelve naar de gewoone middelen niet luistert, valt de verdenking niet alleen op den moeilijken omloop des bloeds, welke, nevens de loome rust van het lichaam, de voortbrenging van het loogzout zeer vermindert , maar voornaamlijk op de gebreken der gal en haare werkplaats, wanneer namelijk de verflopte poortader in het algemeen belet word, de ftof tot de gal in behoorlijke menigte en hoedanigheid te leveren, en de milt in het bijzonder buiten ftaat gefield is, om deloogagtige, verdunnende uitwaasfeming op te nemen en aan de gal, als  123 een van haare wezenlijke beftaandeelen, te laten toevloeijen. Van de verftopping der lever zal ik niet eens fpreken. Wanneer onze voorvaders de milt wegens het zuur befchuldigden, en wanneer hippokrates van de galagtigen zeide , dat zij tot zuure oprispingen geneigd zijn, en ten laatften in ziekten van zwarte gal vervielen, moeten zij denk. lijk ook eene kwaade gefteldheid der lever en milt vermoed hebben. Zij, die geen bedenking maken, om uit de gevolgen der proeven buiten het lichaam aan het bezield, en uit dien hoofde dikwijls op eene onbegrijpelijke wijze werkend konstgeftel , genomen , te .redeneren, zullen uit de proeven van princle, volgens welken rotte, dierlijke zelfstandigheden , wanneer zij, in eene bloedwarmte, bij meelfpijzen of groenten gemengd worden , eene zuuragtige gisting verwekken, en een fcherp en wrang zuur nalaten,befluiten, dat bij onze Lijders een kwaadaartig zuur moet ontflaan , wanneer hetzwartgalagtige enflijmagtige, dat in het gedarmte verzameld en rot geworden is, met de gemelde fpijzen begint te gisten. Zo veel is zeker, dat het zuur, wanneer het zig met zulke taaije flib vermengd heeft ,daarinbefcherming vind tegen de zuurbrekende middelen, en, zonder eene volkomen uitroeijing , niet bedwongen word. Eehalven de gemelde oorzaaken van de overhelling tot zuur, is er mij nog eene zeer merkwaardige voorgekomen. Ik heb namelijk gezien, en aan mij zeiven ondervonden, dat de ingeflagenfehurft en andere foorten van uitflag der huid, die dikwijls eengevolgvan de Infarctus zija,  124 of daar mede gepaard gaan, niet alleen gelegenheid tot eene zwakheid der zenuwen, maar ook tot zuur in de maag gegeven hebben. Een vogtig vertrek had mij in mijne jeugd eene fchurft veroorzaakt, die ik onbedagtzaamlijkdoor een fmeerzel met zwavel weêr indreef. Doch ik werd genoegzaam van dat oogenblik af door de gemelde ongemakken , waarvan ik in mijnen ouderdom nog overblijfzels behouden heb, over mijn bedrijf geftraft. Deheer Dr. cLossirjs gaat nog over eene vrouw , welker maag door dezelfde oorzaak zedert eenige jaaren als ware het tot een azijnvat geworden is. Degewoone bloedzuiverende en ontlastende middelen waren yrugtloos , en de alkalifche verminderden deze zuure plaag even zo min, als de verbazende menigte van magnefiaen kreeftenoogen, welkende beroemde fcheikundige meijer tot aan zijnen dood daar voor gebruikte. Eindelijk zogt de heer clossius doorbaden, endoor eene zalf met fpaanfche vliegen vermengd, eenen uitflag op de huid te bewerken. De uitwerking was naar wensch , doch zij duurde niet langer dan de uitflag. Tegenwoordig gebruikt zij de tinctuur van fpiesglas van Theden met zeer goed gevolg. Waarfchijnlijk had zig reeds te voren bij het fchurfagtige een zagt zuur vergadert, aan het welk men dikwijls te veel te last legt, en het welk zonder bijmenging van eene fchurftagtige fcherpte geen merkbaare ongemakken zou veroorzaakt hebben. Indien ik bij deze gelegenheid beweerde, dat de huidziekten, waar onder ik allerlei zweeren, puisten, eene foort van melaatschheid, en een langdurige gierstige uitflag  verfta, veeltijds uit onzuivere bronnen inden onderbuik voordfpruiten,. zoude ik niets nieuws zeggen. Want de ouden hebbende flijm en de zwarte gal reeds als de oorzaaken daarvan opgegeven. Doch ik plaats dezelven alleenlijk onder de kentekens der Infartïus, wanneer zij zonder befmetting gevolgd, en met aambeijen of andere ongemakken verzeld zijn (.*), die insgelijks eene zeer kwaade gefteldheid der ingewanden van den onderbuik doen vermoeden, en wanneer men eene verligting der toevallen op den uitflag befpeurt. Zo heb ikdronkaarts gezien , welken door eene foort van melaatschheid eenige maaien van de waterzugt en longtering bevrijd werden. Het gebruik van drooge fpijzen, en inzonderheid de zittende levenswijze veroorzaken bij dehypochondristen dikwijls eene hardlijvigheid, die ligt te overwinnen is; veeltijds is gebrek aanveerkragt der eerfte wegen er oorzaak van. Men kan de oorzaaken ras ontdekken, wanneer men bemerkt, dat verfterkende , zagt zamenttekkende middelen , de koortsbast, de pontak , e. z. v. den ftoelgang meer bevorderen dan terughouden. Maar dikwijls ontftaat de aanhoudende hardlijvigheid , met de harde Scybala, uit krampagtige zamentrekkingen der fpeenvaten , of uit Infartïus van polijpagtig, verfteend en ook geronnen , verrot bloed (**) > die aan de behoorlijke bevogtiging en affcheiding (*) Zie het 3Öfte en de volgende gevallen van ziekten. (**) Zie het 34fte merkwaardig geval van ziekten.  126 van de flijm, welke de darmen glad maakt, hinderlijk is. Veeltijds moet men bij de hardnekkigheid dezer kwaaien ook aan eene glas- of lijmagtige vuiligheid denken. Doch fchoon het grootfte gedeelte der geenen, die aan de Infartïus lijden, met verftoppingen in den onderbuik, ten minsten met eenen moeilijken droogen ftoclgang gekweld zijn, is dit egter .geen gevolg , dat de al te vloeibaare ftoelgang niet dezelfde oorzaak zou kunnen hebben. Ik heb ten minsten verfcheiden dergelijke Lijders gehad, wier afgang niet eerder eene natuurlijke lijvigheid kreeg, dan na dat zij van de verftoptheid in den onderbuik ontheven waren. Verfcheiden maaien kon ik eenen langdurigen buikloop , niet anders beteugelen, dan door de geneeswijze, die tegen de Infarctus gerigt is. En hoe dikwijls geeft ons de natuur geen aanleiding tot dezegedagte, wanneer zij door eene kritieke buiksontlasting veelerlei, zelfs gevaarlijke , hoofd- en borstkwaalen e. z. v. wegneemt. Men vind voorbeelden genoeg, dat de buikloop aanmerklijkeziekten genezen heeft, doch men heeft maar al te zelden aangemerkt, wat de gelegenheid gevende oorzaak van de eerften is geweest. Veeltijds befpeurde ik bij onze hardlijvige Lijders eerst eene neiging tot den buikloop, wanneer de geflremde ftoffen begonnen beweeglijk te worden en in de darmen over te gaan, of ook wel een' tijdlang daarna, insgelijks,'wanneer de gemelde harde, taaije en met fcherpte doorweekte drek los ging, ontbonden werd, en de darmen prikkelde. Meestendeels evenwel word de langdurige buikloop ver-  127 oorzaakt en onderhouden door eene dikwijls verborgen kwaadfappigheid van allerlei foort, of door onzuiverheid des bloeds, die zig tegen de darmen wend, welken op zig zeiven reeds flap zijn. Van hoe weinig belang het hartkloppen is bij volbloedige perfoonen, die met opftijgingen , kramptrekkingen en winden gekweld zijn, zo is nogthans eene verftopping der lever e. z. v., gelijk de heer theden insgelijks ondervonden heeft, dikwijlseene gelegenheid gevende oorzaak van het zelve. De opvliegende hitte (Phlogofïs') is, als een uitwerkzel van flegte fpijsvertering, van kramptrekkingen, koude voeten , en beginnende verkoudheid, van weinig belang, maar zonder dergelijke gelegenheid gevende oorzaaken kan dezelve menigmaal als een kenteken van de Infartïus en als eene voorbode van zwaare ziekten befchouwd worden. Ten minsten geeft zij eene verzameling van gal te kennen in de eerfte wegen, of bevestigt het zeggen van hippokrates, ,, dat zij, die -eene meer dan gewoone roodheid in het aangezigt hebben, „ volbloedig zijn, of eene groote menigte verhar,, den drek in den onderbuik bevatten." Bij de hypochondristen is de gewoonte tot fpuwen nog meer verdagt. Want dit komt meestendeels van eenen geftremden omloop des bloeds in de poortader, of ook van eene taaije, flijmige vuiligheid, die zig in de darmen verzameld heeft, na uitdrijving van dewelke het fpuwen veeltijds ten eerften opgehouden heeft. De ouden befchouwden het fterk uitwerpen van zuuragtig fmakend fpeekzel reeds als een kenteken van de zwarte gal. Doch  128 er zijn ook gevallen, dat het tegennatuurlijk fpuwen, het welk eindelijk zelf Infarctus verwekt, enkel door kramptrekkingen en wormen veroorzaakt word. Op dezelfde wijze moet men de dunne, bleeke, heldere en menigvuldige pis befchouwen, die dikwijls een voorbode van kramptrekkingen is, en zo wel dezen als de Infarctus verzelt. De troebele, ligt ftinkende pis, met een vet, kleverig, kleiagtig, vlokkig, lijmig, vezelig en zandig zetzel isgansch niet ongewoon bij zwaklijke perfoonen, die met eene zwakke maag, raauwheden, wormen e. z. v. gekweld zijn; die zwakke fpiervezelen en aandoenlijke zenuwen hebben, en uit dien hoofde bij de minfte gelegenheid aan groote wanorden bloot gefield zijn; die gefladig pis afdrijvende middelen gebruiken ; die, voomaamlijk na eenen onreinen zaadvloed, zweeren e. z. v. in de pisbuis behouden, en die met aanvallen van dejigt gedreigd worden. Ik heb menigmaal perfoonen , die voor het overige gezond waren, ontmoet, die meer dan twintig jaaren , wegens zulke pis, die nogdaarenboven met een vetagtig vlies, of den zogenoemdenpauwenflaartbedekt was, tevergeefs in bekommering hadden geleefd. Dit heeft mij egter niet zeker gemaakt, om daaruit bij veelen niet eenen verborgen vijand te vermoeden. Want ik heb dikwijls ondervonden, dat deze pis een gevolg van de Infarctus, of van ftollend fpeenaderlijk bloed was, het welk zig eindelijk met de flijm in de blaas vermengde ; dat dezelve des te troebeler en zwaarer werd, hoe langer men met het gebruik der visceraalklijfteeren aanhield, en dat de na-  129 natuur zig' door dezen weg voornaamlijk van de flijmagtige ftoHingen ontlastte. ,, Wanneer veele 5J grove deelen zig in de pis op den grond zetten, „ zegt reeds hippokrates, betekent zulks zwarte Dit is voornaamlijk het geval van Ioodverwige of zwarte pis. Zo bemerkte valerïUs (*) eene zwarte pis, die zig alle jaaren drie of viermaal vertoonde met eene fterke zwelling der milt en blaauwe koleur des lichaams, doch die na fterke ptsontlas* ting weêr verdwenen. En zo heeft schmidt wa irgenomen, dat na de ontlasting van eene inktzwarte pis, eene hevige hypochondrie telkens zeer verligt werd (**). Bij vrouwen , die met opftijgingen gekweld zijn, is de verligtende. ontlasting van eene zwarte pis zo zeldzaam niet. Daartegen heeft burggraf (f) waargenomen , dat bij veele kinderen waterzugt en vallende ziekte daarop gevolgd zijn, welken hij egter door visceraalmiddelen, rhabarber e. z. v. fchielijk kon genezen. Eveneens omtrent is het gefield met de kleverige, ftinkende zweet, welke ik om die reden mede onder de Infartïus en de kritieke ontlastingen van dezelven geteld heb. De traagheid of zwaarte d^r leden, koude van dezelven en ook van het ganfche lichaam, en de dofheid der leden, de verdoving, de duizeligheid, (*) Zie Schenkii obferv. med. p. 466. f**) Zie de aangehaalde plaats. (f) De aere & loch urb. franc. Gommen'. Sat. 3. §• 47- I  130 J de flaaploosheid, of de onnatuurlijke neiging to£ flaap, de zeer langzaame, ongeregelde en tusfchenpozende pols, het flaan der flagaderen in het onderlijf, en de opgezette, gefpannen, harde buik, nevens de dikwijls weêrkomende, fchielijk overgaande pijnen in het lijf behoren insgelijks tot de plaagen der hypochondristen, welken even zo wel van rauwigheden, wormen, winden en kramptrekkingen, als van wezenlijke InfartJ us ^Hammen. Daartegen heb ik opgemerkt, dat hunne onafgebroken beklemdheden, met moeilijke ademhaling en diepe zugtingen, hunne benauwdheid en fchrikagtigheid, of hunne gevoeligheid van fpanning en zwaarte onder de korte ribben, als of hun hart gefladig gekneld , of hun buik door eenen band ingedrukt was, en de hardnekkige kolijken, die eene zekere plaats innemen, veel meer dooreenen ongelijken en deels geftremden omloop van het verdikte bloed der poortader veroorzaakt worden. De kwaade gefteldheid des bloeds, die men bij het aderlaten ziet, is veel bedrieglijker. Ik heb bij Lijders, die vrij van InfarStus waren, dikwijls een zwart en dik bloed, en bij anderen, die ermede behebt waren,een zeer dun bloed ontdekt. Misfchien , wijl deszelfs dikke deelen zig in de poortader verzameld hadden. Verfcheiden Lijders van de laatfte foort klaagden over koude of hitte, welke het afvlietend bloed hun op de huid verwekt had. Doch dergelijke gevallen zijn te zeldzaam, om ze als kentekens te kunnen opgeven. Men ziet dikwijls, dat de hypochondristen, of andere zieklijke lieden, zonder eenige gelegenheid gevende  I3i oorzaak, behalven den gevaarlijken overgang van eene arbeidzaame levenswijze in eene ledige, zeer fchiehjk vee worden. Die verfchijnzel vtrëischc, volgens mijne ondervinding, nog meer oplettendheid , dan de magerheid, welke zonder blijkbaare oorzaak ontftaat , die alleenlijk meer bedenklijkheid baart, wanneer dezelve zig meer aan de bloote handen en tusfehen de knokkels van dezelven vertoont. Want het ongewoon vet worden is meestendeels een kenteken van groote wanorden en verftopping in den onderbuik. Ik heb zwaare ziekten en den dood, en ook zomwijlen kritieke ontlastingen van allerlei foort en door verfchillende wegen, en daarop de vorige magerheid zien volgen. Ik zal flegts één geval bijbrengen. Een man, die wegens zijne ongemakken der hypochondrie flegts nu en dan klaagde, werd tot zijne en zijner vrienden blijdfehap , fchielijk dik en vet. Doch het duurde niet lang ; want hij kreeg eene hardnekkige derdendaagfche koorts , welke onaangezien alle aangewende kragtige visceraalmiddelen den dood tot gevolg had. Bij het openen van het lijk vond men de oorzaak in eene verbazend opgezwollen lever te beftaan, welke ten deele verhard, ten deele verrot was. Het ligt mij nog versch in het geheugen, hoe vinnig de onfchuld der klijfteeren bij deze treurige gelegenheid aangevallen en vervolgd werd. Men kreet ze uit als het moordtuig, het welk een eind gemaakt had aan het leven van dezen Lijder, die nogthans door het vroegtijdig gebruik van het zelve had kunnen gered worden. I 2  132 Mijn God ! hoe raasden de Geneesheeren niet rondom zijn graf! c a n i t z. ' Maar mogelijk zogten dezen zig te wreken, wijl op denzelfden tijd veele ziekten, die door hun als ongeneeslijk verklaard waren, doordeze verketterde geneeswijze uit den grond weggenomen werden, hetwelk veel gerugt maakte. Niet lang daarna vervoegden dezelfde Geneesheeren zig bij den heer werlhof, te Hanover. Zij hoopten, dat door deszelfs uitfpraak het nadeel der haatlijke klijfteered , waar aan reeds wederom, het welk men wel in aanmerking moet nemen, een rijke Lijder in dezelfde flad zig floutlijk onderworpen had, een einde zou nemen. Maar, hoe (tonden deze Antagonisten , die zig reeds vooraf verheugden, niette kijken, toen deze Lijder, die reeds vervaard geworden was, hun dit antwoord gaf! werlhof, de zagtzinnige , vreedzaame man , heeft de verdediging der klijfteeren met ongemeenen ijveren ernst op zig genomen, en de Geneesheeren wel degelijk tot ftilzwijgen vermaand. Ondertusfchen is het mij nog eenigzins raadzelagtig , op welke wijze deze gevaarlijke gezetheid des lichaams ontftaat, voor dewelke celsus reeds waarfchouwt, wanneer hij (in med. libr. Jee.) zegt: fi plenior aliquis £f fpeciofior & coloratior fatïus efi , fujpetla bom Jua habere debet. Misfchien moet dezelve aan eene wanorde in de galbereiding, in de vaten van de milt en lever toegefchreven worden, die ze buiten ftaat fielt, om de vette, olieagtige deelen van het bloed  behoorlijk op te nemen en te bevorderen, waar door zij dan des te meer in het net en celleweefzel verzameld worden. Ten minsten kunnen de Infarctus, die in de vaten dremmen zo wel, als die in de darmen zig verzamelen, gelegenheid geven, dat de chijl niet genoegzaam bereid,en het zamenftel der vezelen te los word. De hvpochondristen zijn dikwijls met aambeijen gekweld, en, omgekeerd , zijn de geenen, die aambeijen hebben, dikwijls aan ongemakken der hypochondrie onderhevig, wijl deze beide ziekten uit dezelfde bron voordvloeijen, en de eene de andere zig ook beurtlings kunnen voordbrengen. Het is ligt te begrijpen, dat de vloeijing der aambeijen, wanneer dezelve in wanorde geraakt is, en te gering of gedreind is, voornaamlijk gefchikt is om de Infarctus te veroorzaken; en de ouden hebben reeds aangemerkt, dat dezelve in de daad de ftigtder van dit onheil kan wezen. Maar het zal menig een vreemd voorkomen, dat bij dezelfde aambeijen, wanneer derzelver loop niet afgebroken is, en zij rijklijk vloeijen, men alsdan insgelijks zulk eene kwaadaartige dof kan vermoeden. Ten minsten in zulke gevallen, waar in de geregeld vloeijende aambeijen de plaats houden van onder de asch fmeulende Infarctus, en haare tegenwoordigheid verbergen; waar in de natuur, bij elke dergelijke gewaarwording tot verligting van den Lijder dezen weg inflaat, waar in zij de tegennatuurlijke ophoping in de nabuurige vaten, die nog vrij van verdoppingen zijn, en derzelver uitzetting, dus de kramptrekkingen, de pijnen e. z. v. en de I 3  gevaarlijke gezwellen van verharde vogten in de afgelegen deelen verhoed, of vermindert; waarin zij menigmaal door den afgang van een lepel vol bloed de fchriklijkfte en gevaarlijkfte toevallen veel zekerer wegneemt, dan een pond bloed door aderlaten afgetapt; in zulke gevallen derhalven,waarin dit folamen miferum den naam van aambeijen, en de groote loffpraaken en gelukwenfchingen zelfs van maïutjm luther, welken friedr. hofmann aanhaalt, verworven heeft, zullen weinige Geneesren op de gedagten komen, dat bij dezen gelukkigen toeftaud InfartJus te vrezen is, of daar uit zou kunnen ontflaan. Ik zelf heb mij op verfchillende wijzen door dit gunstig ongemak laten verblinden, en ik kon egter genoegzaam van het tegendeel overtuigd zijn. Want ik heb dikwijls gezien, dat de geregelde aambeijen door eenen fterken afgang van dik, bedorven, en verrot bloed en polijpagtige gewasfen , door de visceraalklijfteeren bewerkt, tot welzijn der Lijders verdwenen zijn, en dat ook de fterkvlietende niet altijd de zwaare toevallen, der hypochondrie en zelfs het bloedhoesten en braken konden verhoeden. Daar men dus, zelfs bij den gewenschten aambeijenvloed , ten aanzien van eenen verborgen vijand niet zeker kan zijn , ga ik immers niet te ver, wanneer de meeste lieden,die met aambeijen gekweld zijn, en niet te min altijd onder de zieken moeten geteld worden, bij mij verdagt zijn; wanneer ik de minsten van ftremmingen in de poortader vrij fpreek; en wanneer ik alleenlijk zulken als mededingers daar naar befchouw, bij welken zig eene plaatslijke volbloedigheid in de  135 fpeenaderlijke vaten , of eene verzameling van verhit, ofte dun, daartoe beftemd bloed, begint te zetten. Eene Uitzittende levenswijze, weeklijkheid, zwelgerije, overtollig gebruik van warme of verhittende dranken, gekruide fpijzen, misbruik van zeer fterkepurgeermiddelen uit de aloë,e. z.v. geweldige hartstogten geven gelegenheid tot deze aambeijen en bevorderen het uitbreken van dezelven, en door verkoelende middelen , die den afgang gemaklijker en den harden drek week maken, door aderlaten, koele klijfteeren en vermijding der oorzaaken worden dezelven menigmaal in derzelver beginzelen weggenomen, doch door de aanhouding der oorzaaken en het ontijdig tegenwerken der Geneesheeren ook dikwijls in Infarctus veranderd. De ondervindingen van, den heer Dr. clossius komen hier in volkomen met de mijnen overeen. Hij verzekerde mij , dat hij zig zedert twintig jaaren niet eens bedrogen had, wanneer hij zo wel de geregeld vloeijende aambeijen, als de ongeregelden en blinden , als zij een' tijd lang geduurd hadden, als gevolgen van Infarctus befchouwd en behandeld had. Dienvolgens kan men de toevallen, die aan de aambeijen eigen zijn, met regt inde klasfe der ken-' tekens ftellen. Men kan ze met des te meer z-ekerheid daar voor houden, wanneer men de gemelde foorten van aambeijen van elkander heeft leren onderfcheiden. Doch hiertoe word veel oplettendheid, kundigheid en ondervinding vereischt. ünder deze toevallen komen bij mij de volgenden , wanneer zij dikwijls of op eenen bepaalden tijd weerkomen en met de overige gewoone ongemakken, M  136 als lendepijn e. z. v. gepaard zijn , inzonderheid in aanmerking: namelijkkoiijken,maagkramp,walging, braken, geeuwhonger, kramptrekking, benauwdheden, trekking, fpanning in den nek, pijn in het agterhoofd en duizeling ; valfche longontfteking, met lozing van eene" naar etter gelijkende ftof; nierenwee, aambeijen der blaas, moederfchede, pisbuis en des llokdarms, die zowel bloedig als ftijmig zijn, zwelling der teelballen; jeukende uitflag, zweeren en fistels rondom en inden aars. Deze verfchijnzels hebben dit eigen, dat zij veelal op bepaalde tijden weêrkomen, waar door het gemaklijker word , derzelver nog verborgen bronwel, die ook zeer tot het periodieke neigt, te ontdekken. In het algemeen word, mijns eragtens, door den periodieken loop in allerlei ziekten en derzelver toevallen de noodzaaklijkheid tot het ontledigen der eerfte en andere wegen van rauwheden en ftremmingen duidelijk aangewezen. Ten minsten heb ik de visceraalklijfteeren altijd als het beste middel daar tegen bevonden. Zo werd, volgens de AEt. Berol. Dec. 1. val. 8, pag. 87. ook eene vrouw van eene periodieke maagpijn door het aanhoudend gebruik van klijfteeren genezen. En zo heeft de uitmuntende waarnemer, de heer medikus (*), onder andere periodieke ziekten, eene vallende ziekte door het dagelijks gebruik van het zelfde middel overwonnen. Onder de ziekten der kinderen is er mij geen menigvuldiger voorge- (*) Zie Gefchichte pcriod. Kiankh. Buch 2. Kap. 4. s. 330.  komen, dan deze, bij dewelke ik altijd dezelfde geneeswijze gelukkig aangewend heb. Het gebeurt ook, dat gezondfchijnende perfoonen met periodieke gistingen in de eerfte wegen, metkoortsagtige kramptrekkingen en andere pijnlijke toevallen, met wanordens in het ganfche lichaam aangevallen worden, zonder dat gebreken in den leefregel, gemoedsbewegingen , ongunstig weeder, noch eenige andere bekende oorzaak gelege'nheid daartoe gegeven hadden. Als ik onderdeze omftandigheden, of niet lang daarna, allerlei onnatuurlijke vuiligheid door den ftoelgangen de pis zag uitwerpen, befloot ik, dat deze onverwagte ontroering eene poging der natuur moest zijn , om zig van eenen vreemden last, vaneen reeds verdikt, bedorven en onnatuurlijk bloed, dat in de poortader opgehoopt, fchoon nog beweeglijk is, en voornaamlijk van deszelfs weiagtig gedeelte, op de volgende wijze te ontdoen. Wanneer namelijk de poottader, door de verzameling van dit bloedig flijm tot een' zekeren trap uitgezet word, ontdaan er kramptrekkingen , welken de vaten zamentrekken, die dus de bevatte vuiligheid met /geweld en met ontfteltenis van het ganfche lichaam door haare nauwe monden in de darmen drijven; of wanneer het bloed, dat buiten den omloop gebragt is, eindelijk eene gistende, prikkelende fcherpte aanneemt: zo moet het in deszelfs vaten, en in het ganfche lichaamsgeftel eene dergelijke verandering te weeg brengen. Het bepaald wederkomen van dit verfchijnzel zou men misfchien dus kunnen verklaren, dat tot de nieuwe ophoping, ontbinding I 5  138 cn 't bederf der Infarctus tot het puntt van haare werkzaamheid, die hier door gaande geworden is, zekere tusfchenruimte van tijd vereiseht worden. Doch het fchijnt, dat, behalven andere medewerkende gelegenheid gevende oorzaaken, bij voorbeeld de groote prikkelbaarheid van het gedarmte, er nog een onverklaarbaar iets moet zijn, een iets, het welk aan de gewoonte het onuitwischbaar indrukzel, het ftandvastig karakter verleent, en dat zeldzaame iets, dat wij door eigengeaartheid zoeken uittedrukken. Doch menigmaal vertonen zig deze wanorden in het lichaam, zonder dat men fpooren van zulk eene onnatuurlijke vuiligheid in den afgang ontdekt. In dit geval verzamelen en verharden de Infarctus, die in het gedarmte opgehoopt zijn, zig daar zo lang en zo gerust, tot dat zij op het gebruik van gepaste middelen, of van zei ven plotslijk in des tegrooter menigte losbreken. Maar, wanneer een gedeelte van de verharde vuiligheid week, en de daarin opgefloten fcherpte ontbonden, ontwikkeld, en, na een zekeren tusfchentijd, werkzaam begint gemaakt te worden; of wanneer de vuiligheid, die in het darmkanaal overgegaan is, door de warme, vogtige lugt, en den toevloed van veelerlei kwaade ftoffen, gedeeltelijkin eene rotagtige , ofzuure gisting, die het gedarmte prikkelt, overgaat; of wanneer, door bijmenging van andere vuiligheden, tegen haare natuur ilrijdende, zij eene vreemde foort van bederf aanneemt, die als eene fcherpte van bijzonderen aart nadruklijker werkt, en tot dit fcheikundig werk, en tot haare werkiijke vol-  139 komenheid zekere weeken, dagen en uuren verëischc worden : zo moeten de Infartïus na haaren overgang in het darmkanaal , dezelfde periodieke vertoningen maken , als zij bij den doorgang door de nauwe monden der vaten gemaakt hebben. Of de invloed der maan en der andere planeeten iets daartoe doen, kan nog niet bepaald worden. Wanneer van het onzuivere bloed, dat in de vaten flremt, iets losgemaakt, bij de masfa van het bloed gemengd, en van daar door de nauwe wegen der nieren, of der huid, e. z. v. gedreven word, kan de boven befchreven wanorde insgelijks ontflaan. Zonder twijfel onderneemt de natuur deze kritieke heilzaame ontlasting in het gedarmte, of door andere wegen, zelfs zonder eene vreemde bijkomende oorzaak, veeldikwijler, dan men zig verbeeld. Ik heb mijne gedagte daarover reeds in het eerfte hoofdftuk gezegd. En mogelijk zou menig duister verfchijnzel daar door verklaard kunnen worden, indien men er meer agt op wilde geven. Ik ken verfcheiden perfoonen, die op hunne gezondheid zeer oplettend zijn, en fchier om de vier weeken, na eene onpaslijkheid, door eene troebele pis of door eene buiksontlasting weêr herfteld worden. Hoe dikwijls gebeurt het niet , dat men, zeer wél zijnde, onvoorziens zwaarmoedig en benauwd word, fpanningen knijping inden buik voelt, zonder er gelegenheid toe gegeven te hebben, of dat men door eene oogenbliklijke huivering over» vallen word? Gemeenlijk zegt men bij deze gelegenheid tegen iemand bij wijze vangelukwenfchuig:  140 daar loopt er een over uw graf. Dit is nu eene oude en algemeene fpreekwijze , die op dezen toeftandzeer gepastis, en wel zou verdienen, omtot eenen tekst voor eene geneeskundige leerrede gekozen te worden. Deze leerrede moest het den Geneesheren en hunnen biegtlingen ten fterkften aan het verflandbrengen, datzij dezegunstigegelegenheid, daar de natuur zo heilzaam werkt, om zig van eenen verborgen vijand te ontdoen, immers niet verzuimden, maaf haar door het gebruik van visceraalen andere middelen te hulp kwamen, en hier door gevaarlijke gevolgen verhoedden, die van de onmerkbaare vergadering van de Infarctus, zelfs enkel in de darmen, bij lieden, die volkomen gezond fchijnen te wezen, te vrezen zijn. De uitwendige tegennatuurlijke gefteldheid des liehaams verraad dikwijls de inwendige ; hoe bedrieglijk ook menigmaal het uitwendig goed gelaat is. Dus hebben de waarnemers reeds van oude tijden af de bleeke, geelagtige, of geelgroene , bruine ofaardagtige koleur van hetaangezigt, het onklaar, blauwagtig, geelagtig of al te bleek wit in de flaauwe oogen, enden donkeren, ingevallen kring om dezelven (*) als eene gewigtige aanwijzing van gevaarlijke wanordens in den onderbuiken eene zwartgallige gefteldheid aangemerkt. Maar de gelaatkenner zal in het gelaat van den Lijder nog meer (*) Deze verandering moet aanhoudende, geheel ongewoon , niet aangeërfd en geen gevolg zijn van kwaade fpijsvertering, krampen en gemoedsbewegingen, welken de gedaante van het aangezigt zeer veranderen.  141 tekens van de verborgen Infartïus ontdekken, die niet zeer in het oog vallen, en ligt over het hoofd gezien worden. Wanneer ik daarin eene zekere verandering ontdekt had, die men niet nauwkeurig met woorden kan uitdrukken, kon ik met genoegzaame zekerheid haar aanwezen befluiten. En deze verandering beftaat in een vreemd gelaat en deszelfs trekken, die aan het gelaat van den Lijder niet eigen, maar er dikwijls geheel flrijdig tegen zijn, geen andere oorzaak hebben, waar uit zij ontflaan, en aanhoudend zijn, bij voorbeeld in een diepdenkend, wild of vertzaagd, angfligen treurig wezen, hetwelk zelfs bij vrolijke gelegenheden, onder het lachen en andere hartstogten, doorflraalt; in eene niet overeenftemming van het ge. zigt met de wezenstrekken; in het koudvogtig gelaat van eenen galagtigen; in het droefgeestige van eenen bloedrijken e. z. v. en het oudagtige van eenen jeugdigen. Doch er zijn nog andere verfcheidenheden van een ziek gelaat, die minder merkbaar zijn. En dit is weer een ik weet niet wat, een iets, het welk ziekte en dood voorfpelt, zig eerder laat gewaar worden, dan befchrijven, en welks ontcijffering juist elks zaak niet is. Want bij eene natuurlijke gefchiktheid word ook nog een gelaatkundig gevoel vereischt, hetwelk door lange oefening zeer verfijnd is, wanneer men niet even als de blinden over de koleuren wil oordelen. Mogelijk komt er nog een zeker inftinól, of, zo men wil, een gelukkige inval bij in aanmerking, die, als een flraal des lichts, het duistere der ziel onvcrwagt verlicht, en waar door men, in verwarde  omftandigheden, de oorzaaken en middelen fchielijk treft, en veeltijds zekerer daar door geleerd word, dan door geleerdheid, fpitsvindige befpiegelingen, en wiskunstige betogingen. EJl aliquid in medico , quvd nee dia nee defcribi poteft. Om voor geen phantast aangezien te worden , wagt ik mij wel, om mijne eigen ondervindingen en die van andere mannen, die even zo min ligtgelovig als bijgelovig zijn, mede te delen. Zij, die in de gelaatkunde niet geoefend , noch daartoe opgelegd zijn (*), kunnen niet begrijpen, dat het gezigt van eenen gelaatkenner zo diep in het binnenfte der ziele en der ingewanden van het lichaam kan dringen. Hoe zou ik het hun derhal. ven kwalijk kunnen nemen, wanneer gebeurtenisfen, die er de waarheid van bevestigen, hun als vertelzeltjes voorkomen? Maar ik ben met anderen, welken gedeeltelijk nog in leven zijn, menigvuldige maaien ooggetuige geweest, dat mijn overleden vader, die, ongeroemd gefproken, eendergrootIte meesters in deze kunst was, uit de wezens van Lijders, die tot dien tijd toe hem onbekend waren, waar in wij leerlingen dikwijls niets onnatuurlijks konden ontdekken, hunne ziekten, toevallen, en zelfs denftiptlijk daarop volgenden dood, gele- (*) Ik bedoel hier de eenvoudige en uit dien hoofde onbedrieglijke gelaatkennis, alleenlijk tot onderwerp hebbende de verfchillende gedaante der oogen, en de wezenstrekken , welken zig daar naar rigten , en die ik voor twintig jaaren heb getragt nader op te helderen in de verhandeling over de temperamenten, welke zeer onnauwkeurig uit de handen van den uitgever is gekomen.  143 zen had. De gelaatkunde heeft nog nooit zo veele hoogagters cn tegenpartijen gehad als heden ten dage. Ik wensch zeer, dat beiden niet te ver mogen gaan. Maar, wanneer de veragters der gelaatkunde begerig zijn, zig op eene gemaklijke wijze van de waarheid der kennis van de temperamenten te overtuigen, raad ik hun, door eenen kenner eenige gezonde jongens van zes tot tien jaaren, van verfchillende temperamenten, voor zig te laten kiezen , eenen galagtigen(cholerieken), eenen koudvogtigen (phlegmatieken) , eenen droefgeestigen (melancholieken) , en eenen volbloedigen (pletorieken), die het alle vier in eenen hoogen trap zijn, en bij voorbeeldden galagtigen tegen denkoudvcgtigen e. z. v. te {tellen. Het kontrast der hemelbreed verfchillende gezigten e. z. v. zal hun alsdan zo treffende zijn, dat hun ongeloof wel ras in verbaasdheid , en hun toomloos fpotten in befchaming zal veranderen. Deze wijze is mij bij vcelen gelukt, en zelfs bij zulken, dienaauwlijks een begrip hadden van het onderfcheid des gezigts, als de verrader der aangeboren hoofdneigingen, dienooit veranderd, maar wel gematigd kunnen worden. Zommigen van de opgenoemde kentekens zijn het alleenlijk betreklijkerwijze; veelen zijn onder zekere voorwaarden en omftandigheden meer of minder zeker, en de meesten, enkelen uitgezonderd, bedrieglijk. Om derhalven van de aanwezenheid der Infartïus zeker te worden, moet men verfcheiden kentekens te gelijk in aanmerking nemen, en, het welk ik als eene hoofdzaak aanbeveel, de voorafgegaane oorzaaken, de ziekten, die  144 er mede gepaard gaan zo wel, als de volgenden nagaan. Ook moet men agt geven op het klimaat en de lugt, waar in de Lijder leeft, op zijne fpijzen en dranken, op zijn handwerk , ouderdom, geflagt, temperament, en zelfs op de lichaamsgefteldheid en ziekten zijner ouderen. Men moet met hulp der ondervinding wel overwegen, welken van de oorzaaken inzonderheid gelegenheid tot de Infartïus geven, en welke foort van ziekten er gewoonlijk uit voordkomen. Eindelijk moet men zig daarbij herinneren, dat zij, naar verfcheidenheid der ingewanden., welken zij verftopt hebben, des ouderdoms en der levenswijze, en naar eene bijzondere gefteldheid des lichaams of deszelfs eigengeaartheid, niet alleen onderfcheidenlijk gematigde werkingen , maar ook bij zommigen nauwlijks merkbaare, bij anderen daar tegen zeer hevige toevallen kunnen verwekken. Dit kan men even zo min verklaren , als dat eene half veretterde long menigmaal veel minder ongemak veroorzaakt, dan eene kleine zweer van dezelve. Wanneer men van de tegenwoordigheid der Infartlus genoegzaam zeker wil oordeelen, moet men onder de boven reeds gemelde oorzaaken voornaamlijk ook in aanmerking nemen de voorafgegaane gistfloffe, welke in de lucht heerscht en de vogten verdikt, de ontijdig geflopte koude koortzen, de gevolgen van kwalijk behandelde heete koortzen, deftremming der aambeijen en andere affcheidingen van het bloed en deszelfs waterig gedeelte, den kouden dronk in de hitte of in de gramfchap, de fchielijkeverkoudingmet fchrik, de hevige, doch ge-  gefmoorde gramfchap, groote vrees en fchrik,het misbruik van verhittende dranken, de aanhoudende knagende hartstogten , de al te fterke infpanning der kragten van den geest,de plotze verandering van degewoone levenswijze e. z. v.[; zo moet men ook aanmerken , dat de aambeijen en de zwarte gal den Spanjaard en Italiaan bijzonder eigen zijn, terwijl de bewoners van wateragtige gewesten, of zij, die eene vogtige, bedorven lugt inademen, en flegt water drinken, zeer tot taaije, ligtftollende vogten, tot fcorbut, die zo wel een gevolg als eene oorzaak van de Infartïus kan zijn, en tot koude kwaadaartige koortzen geneigd zijn, en dat men zulken, die aan eenen zagten kost, en eene weeklijke leefwijze gewend zijn, of die een zittend beroep hebben, ofdatzonderbewegingis en eene ongezonde houding vereischt, insgelijks moet tellen onder de geenen, die van de Infartïus niet vrij zijn. Zo dra ik van mijne Lijders kon vernemen, dat zij in hunne kindsheid of jeugd fterk uit den neus gebloed hadden, of aan de aambeijen onderhevig waren, of dat erzigfpooren van verftopte darmfcheelsklieren opgedaan hadden, was ik van mijne zaak tamelijk verzekerd. Want menigvuldige ondervindingen hebben mij geleerd, dat wanneer m meer gevordenden ouderdom zig hier na geen longtering e. z. v. openbaren , er egter in den ouderdom bedenklijke ziekten in den onderbuik ontflaan. Men komt des te eerder op derzelver fpoor, wanneer men , bij hetnafpeuren van dcInfartïus, in overweging neemt, dat de toevallen van dezelfde ziekten, doch die lieden van een verK  fchillend temperament aangetast hebben , zig niet eveneens vertonen; dat dezelven bij voorbeeld bij eenen koudvogtigen zagter zijn, dan bij eenen galagtigen e. z. v. en dat het eene temperament boven het andere, zeker meer uithoofde van deszelfs onderfcheiden zamenflel des lichaams, meer vatbaarheid voorde Infartïus bezit. De geliefde bezigheid der melancholieken bij voorbeeld word om die reden met regt onder de oorzaaken der zwarte gal geteld, waarvan haar naam ontleend is. Doch om nu te weten, welk der ingewanden eigenlijk door dit kwaad in eenen tegcnnatuurlijken ftaat geraakt is, moet men hunne verrigtingen, die hun eigen en in wanorde gebragt zijn , hunne ligging en betrekking met andere deelen nagaan. Men kan egter hier omtrent nog niets bepalen, voor dat men op zekere plaatzen een aanhoudend gevoel van drukkingen, onverdraaglijke zwaarte, en ftompe pijn, met veel benauwdheid en hartkloppen gepaard, en eindelijk een gezwel waargenomen heeft, waarbij dikwijls het bloeden uit één neusgat komt. Als men dit in de linke zijde befpeurt, en de Lijder met minder ongemak op die zijde kan liggen en rusten, kan men van de verftopping der milt zeker zijn. Maar als men het zelfde in de regter zijde ontdekt, met' eene gevoelige en aanhoudende pijn in den fchouder, die de gewoone middelen weerftaat, en met eenkrampagtig en prikkelend gevoel aan den gorgel en den hals, betekent zulks verharding of verftopping der lever , voornaamlijk wanneer gebreken der gal en gebrekkige affcheiding van dezelve, galagtige verwe van het aangezigt en  147 de oogen, bittere en drooge mond, het zuur, de hardlijvigheid, witte drek, maagpijnen, kwaade fpijsvertering en veele winden daarmede gepaard gaan. De aanhoudende hoofdpijnen van allerlei aart, de voor de oogen zwevende hersfenfchimmen, de menigvuldige en gedurige lozing van eene wateragtige pis , het moeilijk watermaken , het zwellen der beenen, en het plaatslijke zweet aan het hoofd, in den nek, op den rug e. z. v. zijn insgelijks kenmerken van ie Infartïus in het eene of andere van deze beide ingewanden. In warme landen heeft men bij de miltzugtigen meer dan eens eene zwartagtige verwe van het gezigt en de pis waargenomen. Doch ik raade, dat men in het bepalen van de zitplaats des ongemaks niet te voorbarig zij, wijl de kronkeldarm met harde vuiligheid en winden fterk uitgezet zijnde, omtrent de lever en de milt een hard gezwel, en zelfs eene aanhoudende kloppende pijn, nevens hardlijvigheid veroorzaken, en de affcheiding der gal en pis hinderlijk zijn kan. Doch in beide gevallen komt dan evenwel de genezing door klijfteeren te pas. De Infartïus van de vaten der maag openbaren zig door verfcheiden kentekens en laten zig gemaklijker ontdekken dan de anderen , wanneer men op de volgende omftandigheden agt geeft. De Lijders, die daar mede behebt zijn , voelen eene fpanning, persfing, pijnlijke drukking, of eene zwaarte omtrent de maag, welken dikwijls met een hard gezwel, het welk men uitwendig kan voelen , verzeld zijn. Veeltijds word de flokdarm zamengetrokken, zo dat het flikken moeilijk word, DikK 2  148 wijls veroorzaken aanhoudende of op gezette tijden wederkomende hik en zode, benauwdheden, hartkloppingen, en eene hevige maagpijn, welke eenige uuren duurt, groote ongemakken. Zij worden daarenboven door duizeligheid, loomheid en drukkende hoofdpijnen gekweld. Benauwde mislijkheid, ftuipagtig pogen tot braken, en dadelijk braken van taaije flijm, met bloëdftreepen en {tukjes geronnen bloed vermengd , zomwijlen van klaar water, zijn insgelijks gewoonlijk. Dit gebeurt gemeenlijk des morgens vroeg (g). Dikwijls is de adem zo (tinkende, dat zij den Lijder zeiven zeer verveelt. Zomtijds is de mond droog , en dan volgt er weer eene geregeld wederkomende kwijling. Dan ontbreekt de eetlust, en de Lijder heeft een walg van de fpijzen, en dan heeft hij weêr eenen onmatigen trek tot eten. De buik is fchier altijd verdopt en de pis raauw , dun en bleek , dikwijls egter zeer troebel. Bij de mannen komt er meestendeels beurtelings bij eene moeilijke petfing door de aambeijen , en bij de vrouwen ongeregeldheid in de maandelijkfche zuivering. Ondertusfchen kunnen deze, en zelfs geringer ongemakken jaaren lang duren, voor dat zijden boven befchreven weg ter ontlasting door bloedfpuwen nemen. Als dit niet (g) Men moet egter we! opmerken , dat dezelfde toevallen , namelijk de fterke pogingen tot braken e. z. v. enkel gevolgen van het misbruik van het vennsfpel kunnen zijn. De heer Dr. pietscii heeft ze na de zelfbevlekking, en ik heb ze bij bedaagde en zwaklijke perfoonen na eiken bijflaap waargenomen.  149 volgt, dan blijft deze foort van hifartlus ook dikwijls een raadzel voorden navorfcher. Zo heeft de heer stoll (*) bij de ontleding van eenen kleermaker, die zedert twaalf jaaren flegts over eene verfchietende pijn onder den hartkolk geklaagd had, de vaten der maag met zwart bedorvenbloed onnatuurlijk uitgezet gevonden. De zwartgallige, polijpagtige en flijmagtige Infartïus van de vaten der baarmoeder , of, liever, derzelver voordbrengzels van daarin de holligheid der baarmoeder , ontdekken zig door de voorafgegaane gelegenheid gevende oorzaaken, door ongeregeldheden in de maandftonden , of eenen dikwijls weèrkerenden, onmatigen , of al te fpaarzaamen afgang van te dun , flijmagtig , wankleurig, Hinkend, of dik, lijmig, vezclagtig, klonterig, zwart, dikwijls verrot bloed; door gedurige enfchielijke hartkloppingen, benauwdheid en opdruistigheid ; door bleeke dunne pis, die al tefterk, veeltijds te weinig ontlast word , en met fiijmvezelen e. z. v. beladen is , door eene drukking en pijn ter plaatze van het fchaara- en heiligbeen, gelijkende naar de ween, als mede door weèrkomende pijnen in de dije; door dun wateragtig vogt in de borsten, en door eenen hardr.gtigen, dikwijls zeer dikken buik, die egter niet, gelijk bij zwangere vrouwen, gewelfd is, waarbij dan dikwijls uitzakkingen der baarmoeder, vrees voor miskramen, opftijgingen gewaarwordingen van pijnlijke fcheuten omtrent de baarmoeder komen. Dezelf- (*) Ratio Meel. P. i. pag. =39K 3  J5® de kentekens ontdekken ook de mul®, of de zogenoemde zuigers, die van een bedorven menschlijk eij , waarvan men gemeenlijk de fpooren in het voordbrengzel ziet, en van den ontaarten moederkoek ontftaan, en de geneeswijze niet veel veranderen. Schoon deze foort van Infartïus niet zo moeilijk te ontdekken is als de anderen, word zij egter dikwijls voor eene zwangerheid, waterzugt e. z. v. gehouden. In zulke twijfelagtige gevallen , waartoe weinig voldoende kentekens van Infartïus uittevörfchen waren, heb ik, om zekerer te gaan , mij van de volgende kunstgreep bediend. Ik koos namelijk zulke middelen, die voor de ondcrfcheiden waarfchijnüjke oorzaaken der ziekte gcfchikt waren, zonder aan de eene of de andere nadeel te doen. Ik liet de visceraalklijfteeren, welken op menigerlei wijzen gefchikt zijn, en altijd zeker werkên, laauw , en eindelijk ook koud gebruiken. Na veelvuldig gebruik van dezelven fchreef ik zulke middelen voor, welken de ontlasting van de Infartïus door eene prikkeling e. z. v. onfeilbaar bevorderen, en onderzogt bij derzelver werking den afgang. Ik werd dan gemeenlijk in mijne gisfing gefterkt, en van de zaak zeker. Het zekerfte kenteken van de oorzaak der ziekte, m den onderbuik verborgen liggende, is dusdezigtbaare uitwerping van het corpus delitïi, of de afgang van het boven befchreven en buiten den omloop gebragte ontaarte bloed en deszelfs beftaandeelen door den ftoelgang, en deels doorbraken. Maar zonder de nauwkeurige bezigtiging van dezen afgang , zal het eenen Geneesheer moeilijk vallen,  om juist te bepalen, welke foort van Infartïus in het lichaam de overhand heeft. Want uit de opgenoemde kentekens kan men zo wel de eene als de andere gisfen. Doch het fchijnt , dat die, aan welken ik den naam van flijmagtige Infartïus gegeven heb, zig door eenige, haareigenzijnde, karaktertrekken onderfcheiden en doen kennen, wanneer een groot gedeelte daarvan in het fpijskanaal overgegaan is. Men kan zulks zien uit het volgend getrouw verhaal. Het bevat zekerlijk verfcheiden herhalingen der toevallen , die aan beide foorten van Infartïus eigen zijn, en is misfchien om die reden te breedvoerig geworden. Want deze foort van Infartïus komt mij veel meer dan de anderen, ja dagelijks verfcheiden maaien voor. En om die redenis elke kleine omflandigheid mijversch in het geheugen. Wanneer de flijmige vuiligheid zig alleen, of door de zwartgallige e. z. v. verzeld, in de darmen fteeds meer en meer opgehoopt heeft, enook wel taaijer geworden is , bezwaart zij dezelven, overpapt derzelver wanden, ftoort de opfiorpende vaten in hun werk, brengt de wormswijze beweging in wanorde, en prikkelt reeds, als een vreemd lichaam; maar dit gefcVied nog veel meer, wanneer zij fcherp, zuur, garstig of rotagtig, of met dergelijke overblijfzels van kwalijk verteerde fpijzen, gal en wormen vermengd word; wanneer zij aan het gisten geraakt, en winden veroorzaakt, of wanneer zij zig onder en in de maag in menigte verzameld heeft , daar zij de grootfte wanorde maakt, en haare tegenwoordigheid allerduidelijkst K 4  152 1 openbaart. Aan deze veranderlijke zitplaats der ziekteftof, aan haareongelijke en eigen gefteldheid en die van het lichaam, welk haar bevat, en aan meer andere verborgen oorzaaken moet het toegefchreven worden, dat dekentekens, welken deze foort van Infarctus ook gemeenlijk verzeilen, bij onderfcheidenzieken zeer verfchillende zijn, dat men dezelven dan veel bij elkander, dan zeer weinig, dan hevig, en dan zagt, ofnauwlijks merkbaar aantreft. In het algemeen heb ik de volgende toevallen, als zo veele kentekens opgemerkt. Eene onaangenaame, dikwijls knagende gewaarwording omtrent de maag, die zomwijlen met eene gewaarwording van heete zode, of van eene ijskoude , welke meer aan de glasflijm eigen is, verzeld word; gebrekaan eetlust, walging, neiging tot fpuwen en braken, zuur, rotagtig oprispen, kwaaden, onnatuurh'jkenfmaak, en ftinkenden adem. Bij anderen eene gulzigheid, met ongemeen fterke fpijsvertering, en die zig veeltijds tot ongewoone fpijzen en ftrijdige dingen uitftrekt; of eenen bijkomenden geeuwhonger, dieflaauwtenveroorzaakt, beklemdheid der borst, benauwde fpanning onder de korte ribben , nagtmerrie; drukking, zwaarte en fterk kloppen onder den hartkolk ; tusfchenpozende pols, een periodiek, droog en krampagtig hoesten met lenden- en dijepijnen en gezwel der ballen afwisfelende; krampagtige beweging der darmen, rommeling, ligte kolijken, gevoel van eene loomheid in den onderbuik en in de uiterfte leden ; hoofdpijn , verwarde reden ; duize-  153 ling, flaaploosheid, gebrek van liet gezigt en de flem ; eene ongevoelige onverfchilligheid omtrent de geliefdfte voorwerpen; goede en kwaade luimen, lachen en weenen zonder reden; of aanhoudende zwaarmoedigheid , zwaare benauwdheid en ftuiptrekkingen , nevens allerlei andere toevallen van hypochondrie en opftijgingen , die menigmaal met ongewoone aanvallen van koorts verzeld zijn. Dikwijls is de pis helder, raauw, doch veeltijds troebel, melkagtig, met zeer veel flijmigzetzel. Zommigen lozen veel flijmige ftof door den neus en den mond, en wanneer hec zeldzaam geval plaats vind, dat men zulken moet aderlaten, is het bloed gemeenlijk met eene fpekagtige huid bedekt. Veelen hebben eene neiging tot buikloop, wanneer gemeenlijk eene flijmige, rotagtige vuiligheid door den ftoelgang geloosd word; dikwijls heeft er verftopping van den buik plaats, die, het welk wel opgemerkt moet worden , fterke purgatiën weêrftaat; bij zommigen is de buik hard, dik, en gefpannen, of aan de rcgte of linke weeke zijde des buiks gezwollen, bij demeeste volwasfenen natuurlijk of krampagtig teruggetrokken, fchoon de darmen door deze flib als vol gepropt zijn, en de tong zuiver is, die men bij anderen met eene witagtige lijm overtogen vind. Bij zommigen zijn de trekken en de koleur van het gezigt even eens als de boven befchre venen; bij anderen bedriegt de koleur, nevens den eetlus.t, den flaap e. z. v. door den fchijn van eene onbeledigde gezondheid of zwaarlijvigheid; veelen zijn aan uitflag, zwee. ren der huid, fcorbutiek tandvleesch , vloeijende K 5  154 ooren en lopende oogen onderhevig, en bij eenigen heb ik eene dikke uitgeflagen bovenlip .gezwollen, ontdoken en fchurftigen neus, jeuking van denzelven, tandknersfing, nevens de overige toevallen, die den lint- en anderen wormen eigen zijn, waargenomen, zonder dat ik bij de ontlasting van de zogenoemde wormflijm een fpoor van dezelven ontdekt had. Bij anderen was derzelver aantal te gering,dan dat zij zulke vreeslijke uitwerkingen zouden hebben kunnen doen. Dit bragtmij op degedagten, datdeze toevallen, die men als zekere kentekens van de wormen opgeeft, meer aan de flijmige vuiligheid in de darmen dan aan dezelven, moeten toegefchreven worden. De volgende verhaalen van ziekten zullen reeds voldoende zijn, om deze gisfing te bevestigen. Een jong vrouwsperfoon had zedert drie jaaren de gewoone ongemakken van derr-fetworm, waaronder de dikwijls weerkomendegeeuwhonger , de gewaarwording van eene zuigende, rollende of golfswijze beweging in de darmen zig kenmerkten. Zij verzekerde mij, dat zij reeds flukken van den lintworm met flijm geloosd had, en dat zij verfcheiden kruiken met water van Seid. fchutz en ook flerke purgatien met kwikzilver gemengd , die weinig afgang bewerkt hadden , te vergeefs had gebruikt. In de vaste overtuiging van de tegenwoordigheid van dezen worm , floeg ik het middel van muffer voor, het welk des tijds het grootde gerugt maakte. Ik zogt de taaije vuiligheid, waarin ditongedierte zig verfchuilt, eerst door losmakende middelen en voornaamlijk door visceraalklijfteeren, die met duivelsdrek , valeri-  155 aan wortel en osfega! gemengd waren, beweeglijk temaken, en door het middel vansTöRCK, beftaande uit den wortel van valeriaan, jalappe, eenof ander middenzout, met de oxymel fcilliticum aan den gang te helpen. Onder het gebruik van deze voorbereidende middelen, die ik, zekerheidshalve, altijd nodig oordeel, den zeer kragtigen artzenijën, die alsdan zelden vereischt worden, vooraf te laten gaan, ging zij zulk eene verbazende menigte van lelijk ftinkend deeg af, doch zonder wormen, dat het ftilletje, het welk zij eenen ganfchen nagt naauwlijks een uur lang kon verlaten, bij de twintig maaien moest geledigd worden. En de gewenschte genezing volgde zonder wormen af te gaan. Wie zou bij deze vrouw , die eerder vet dan mager was, en eene blozende koleur , doch eenen eenigzins opgezetten buik had, zulk eene menigte van rotagtige flib hebben kunnen vermoeden? Het tweede geval is dit. Een Dorpprediker, welke dertig jaaren oud, van een fterk geftel, en aan groven kost en fterke lichaamsbewegingen gewend was, werd plotslijk door toevallen van vallende ziekte, of beroerte aangetast. In het 'eerst kwam dezelve op gezette tijden, doch ten laatften verfcheiden maaien daags ongeregeld en telkens heviger. Hij gebruikte verfcheiden Geneesheeren, en veele artzenijën tegen de aambeijen, zinkingen en kwaadfappigheid e. z. v. Eindelijk werd hij, onder voorgeven, dat zijne ziekte eene ongeneeslijke hoofdkoorts was, verlaten. Hij nam zijne toevlugt tot mij. Na een nauwkeurig onderzoek, kon ik, behalven de duizeling, de verzwakking en  hardlijvigheid, geen andere ongemakken , en in den leefregel e. z. v. van dezen Geestlijken, die altijd gezond was geweest, geen gebreken ontdekken. Daar ik nu ontelbaare reizen, inzonderheid bij kinderen ondervonden heb, dat dergelijke toevallen van vallende ziekteen ftuiptrekkingen meestendeels van flijmagtige vuiligheid oorfpronglijk zijn,en dat bij het uicberfteu van zulke hevige toevallen, de minderen, die tot aanwijzing der oorzaak hadden kunnen dienen, onmerkbaar of verborgen zijn , maakte ik geen bedenken , om de genezing tegen de wormflijm te rigten. Ik liet derhalven, benevens de gemelde klijfteeren, zagte uitdrijvende middelen, met kwikzilver gemengd, gebruiken , welken eerlang eenen uitflag op de huid van eene zeldzaame foort van harde pokken, die zig tot in het wit van de oogen en onder de nagels vertoonden , en daarop eene merkiijke vermindering der toevallen bewerkten. Niet zeker zijnde , of deze verligting aan de uitdrijving der fcherpte naar de uitwendige deelen of aan den afgang van vuiligheid, welke daarbij kwam, moest toegefchreven worden, liet ik met deze geneeswijze aanhouden. Zij was,van gevolg, dat kort daar op eengewoone worm en twee vreemde , ovaale, haairigeen van vooreu hoornswijze toelopende lichaamen van anderhalven duim lang te voorfchijn kwamen. Toen de aftogt van deze vijandelijke wezens de uitwerking niet had, welke ik mij daar van beloofde, vermeerderde ik de giften van het uitdrijvend middel , waar op zulk een fterke afgang van flijmige vuiligheid volgde, dat de Lijder er over ontfteld  en verfchrikt was. Doch hij had ras reden van verblijd te zijn. Want hij werd bij elke ontlasting eene des te fterker toeneming van kragten en vermindering van duizeling gewaar, hoe dikwijler hij deze ontlasting had. Toen zijn zwager, een veldfcheerer , de goede uitwerking van deze geneeswijze, die hem te voren niet behaagde, zag, bediende hij er zig op goed geluk van bij zijne vrouw, welke opftijgingen had, en zij had insgelijk een gewenscht gevolg. Een derde geval was met een' oud, zwakk , uitgeteerd', doodbleek' man, die eenen hardnekkigen, rotagtigen, flijmigen en verzwakkenden buikloop had , met mislijkheid, knagend gevoel in de maag, kolijk, kramptrekkingen, loomheid en andere ongemakken, welken uit wormen ontftaan. Hij zeide ook, indedaad fpooren daar van in den afgang gezien te hebben, en befchreef ze als ftukken van reepjes deeg. Doch het waren zo gevormde ftukken flijm. Want toen ik de bovengemelde geneeswijze gebruikte, met dit onderfcheid , dat ik verfterkende middelen , den koortsbast en eindelijk het ftaalwater van Wilhelmsbad en tevens pap van geftoten run over den buik lei, nam de buikloop wel merklijk toe, doch er vertoonden zig niet de minste fpooren van wormen; maar wel eene lelijke taaije flib van veelerlei koleur, welker menigvuldige ontlasting, verre van te verzwakken, de kragten en de gezondheid herftelde. Wijl de gewoone kentekens van den lintworm mij zo dikwijls misleid hadden , was de onderrigting van den heer clossius, hoe men van de tegen-  woordigheid van den lintworm verzekerd kan zijn, mij zeer aangenaam , fchoon mijne geneeswijze weinig veranderd werd. Wanneer de heer clossids denkt, dat er een lintworm fchuilt, laat hij zes drachmen terpentijn in een pond water door middel van een dooijer van een eij oplosfen, en dit den Lijder, voor dat hij gaat flapen, binnen twee uuren bij gedeelten innemen. Indien er een lintworm is, zullen er des nagts of den volgenden morgen eenige ftukken van afgaan. Ik nam de eerfte proef daar mede aan eenen jongen kloeken tuinier, die, onaangezienzijne langdurige en menigvuldige ongemakken, welken tekens van den lintwormwaren, egter een gezond en blozend gelaat had , behalven dat zijne oogen droevig ftonden. Dit middel veroorzaakte wel eene ontlasting van flijmige ftof, maar geen afgang van wormdeelen. Toen ik hem voor dat hij naar bed ging eenige drachmen Glaubers wonderzout, met eenige greinen braakwijnfteen, in een bitter aftrekzei ontbonden, des morgens de visceraalklijfteeren en vervolgens des namiddags ook pillen uit duivelsdrek, osfegal en aloë liet gebruiken, begon de verftopte buik allengs los te worden. Doch eerst na verloop van verfcheiden weeken vertoonde zig vuiligheid van bijzonderen aart. Zij geleek naar de graauwe, met flijm doorkneede pijpaarde, en de Lijder ging tot zijne behoudenis eerst dagelijks, vervolgens om den anderen of den derden dag dezelve gedurende een half jaar pondswijze zonder wormen af. Schoon ik nu door meer dan honderd dergelijke geval-' len overtuigd ben, dat delnfar6tus zonder wormen  159 dezelfde treurige rol in het menschlijk lichaam fpelen, als de wormen, en fchoon het allerwaarschijnlijkst is , dat de laatften in de eerften geteeld worden, daar in leven en zig bewegen en dat zij zelden zonder deze vuiligheid kunnen groeijen, zo kan het egter gebeuren, dat zij, na een onvermoeid uitroeijen van hunne zogenoemde nesten, nog eenig overblijfzel behouden , waarin zij zig met hunnen bek verbergen en tegen alle middelen ftand houden. Ik werd zedert kort hiervan weêr overtuigd. Ik fchreef voor een maand of twee een' oud' man de bovengemelde middelen tegen den lintworm voor. Vier weeken daar na ontmoette hij mij op de ftraat, en prees de gelukkige uitwerking der artzenijën, die juist niets van den worm uitgedreven, doch hem van eene verbazende menigte flijm en daar door van zijn gewoon ongemak verlost hadden. Ik ried hem , dezelven desniettegenftaande te herhalen. Voor eenige dagen kwam hij bij mij en klaagde alleenlijk over eenen lastigen uitflag van de huid, naar de neteluitflag gelijkende. Ik fchreef hem agt poeders voor , waarvan elk uit twintig greinen poeder van jalappe, een grein zoet gemaakte kwik en evenzo veel zwavel van fpiesglas beftond, en dat hij des morgens, des avonds en des nagts moest nemen. Na het gebruik van het tweede poeder volgden fterke ontlastingen met pijn en flaauwte verzeld, en het derde dreef met weinig ongemak den lintworm uit, die, zonder de ftukken te rekenen, volgens zijne befchrijving, over de dertig ellen lang was. Doch, indien het gedarmte niet van die flijm was gezui-  IÖO verd geworden, zou dit poeder den worm waarfchijnlijk niet hebben kunnen uitdrijven. Onder de ziekten door wormen, welken van den bosch, in zijne Hifi. de Conflit. Epid. Ferm., aangetekend heefc, vind men verfcheiden gevallen, die duidelijk, gelijk ook door het openen van lijken bewijzen , dat de gewoone toevallen der wormen ook van de pituita, welke ten minsten de meeste Lijders zeer veel, dikwijls-in verbazende menigte, veeltijds met weinig wormen, kwijt raakten, kunnen ontflaan. Ik moet derhalven vanregtswegen de partij van deze fchepzels aannemen , welken dikwijls onfchuldig, en volgens eloch en göze en volgens mijne eigen waarnemingen, ons aangeboren zijn. En misfchien doen zij bij het begin van de flijmagtige Infarctus en bij derzelver aangroeijing in de darmen meernut dan nadeel. Want door hunne bewegingen, door hun prikkelen, en zagt zuigen bevorderen zij den overgang der pituita uit het bloed in de darmen, tot zuivering van het zelve, en even daar door derzelver ontlasting, na dat zij een gedeelte daarvan verflonden en door de vertering verdund hebben. De befchuldiging, dat zij de darmen doorboren, komt meer op de fcherpe, doorknagende en rotagtige vuiligheid, die zekere plaatzen der darmen ontfteekt, week maakt, en hun daar door den weg baant. De fcherpe vuiligheid van eenen anderen aart, die met de Infarctus gepaard is, en in de eerfte wegen en het bloed heerscht, het zij dat dezelve de oorzaak of de uitwerking van dezelven, of van eenen vreemden aart, toevallig, door aanfteking lang  i6r ïang voor of bij dezelven ontflaan zij, verdient nog meer oplettendheid, wijl zij de toevallen van de/nfartïics inzonderheid bij gevoelige zenuwen, tot welker zwakheid zij dikwijls gelegenheid geeft, zeer vermeerdert en dezelven dikwijls vreeslijk maakt. Dochvanzoveel gewigt het met opzigt tot de geneeswijze is, van haare tegenwoordigheid overtuigd te zijn, zo moeilijk is het dikwijls om ze te ontdekken , wanneer zij zigniet verraad door uitflag, zweeren , vlakkenen jeuken der huid, fcherpe en brandende zweet en pis , die dikwijls helder, dikwijls troebel is en een leemig zetzel heeft, of waarin glinsterende lichaamtjes zwemmen, door dikwijls wêerkomende ontftekingen der oogen, roos, buikloop, zonder gelegenheid gevende oorzaak, zinking, vei> koudheid , menigmaal met den witten vloed afwisfelende, door de (helle pols, drooge huid, eene ftompe en verfchietende pijnlijkheid in de gewrigten , en de vermoeidheid na beweging en flaap. Men moet daarenboven nog veelerlei omftandigheden nafpeuren en overwegen, om zeker van zijne zaak te zijn: de ziekten der ouderen, die daarop betrekking hebben, de kwaadfappigheid, zelfs die veele jaaren lang voorafgegaan is, of de fchurftagtige befmetting, of die der venusziekte e. z. v.; de overblijfzels van eene verftopping der darmfcheelsklieren, welke eenen zeer fterken invloed op het bederf der vogten heeft, den ingedreven uitflag der huid, de te fchielijk opgedroogde zweej-en , fontanellen en andere geftremde natum-jjjfce affcheidingen van het weivogt, zekere ^loemeen hecfchende ziektenen eigengeaartheden, inzonderL  heid de gelegenheid gevende oorzaaken , welken voorafgegaan zijn en nog aanhouden. De zuure en galagtige fcherpten zijn de meest gewoone medgezellen van de Infarctus. De eerfte ontdekt zig door eenen zuuren fmaak of een zuur oprispen, ftompe tanden , veeltijds door gulzigheid , zoode en eenen groenen, zwarten en zuuren, ook wel fterk rotagtig ftinkenden ftoelgang, welke ongemakken zig bij veelen eerst vertonen, wanneer zij zuurgistenden kost , ooft, gezuurd roggenbrood, gezult vleesch , veel groente, fuiker, witten rhijnfchen wijn e. z. v. gebruikt hebben. Van de gelegenheid gevende oorzaaken heb ik elders gefproken. De tekens van de galagtige fcherpte zijn: het geelagtig wit der dikwijls glinsterende oogen, de geele vlakken der huid, de vermillioen roode koleur van het aangezigt, die zig tot aan de vleugels van den neus en den hoek van den mond uitftrekt, daar zij tegen eene bleeke geelgroene fchakéring affteekt, bittere en drooge mond, geelagtige bruine korst op de tong, dorst, neiging tot braken, galagtige ftoelgang , vuurige, roodgeeie, brandigepis, beklemdheid, vliegende hitte, biiuienkoorts, hoofdpijn; ook vermoed men deze fcherpte uit het temperament, uit het klimaat, en de voorafgegaane geweldige gemoeds en lichaams bewegingen, verhittende dranken en fpijzen,uit zekere jaargetijden en algemeen heerfchende ziekten en andere gelegenheid gevende oorzaaken. Met de galagtige fcherpte gaat dikwijls eene ontftekcnde verdikking des bloeds gepaard. De Lijders zijn gemeenlijk mager, droog, geneigd  i6"3 tot fterke opzieding van het bloed, tot gramfchap, tot ontfteking der oogen e. z. v., hunne huid , mond en tong zijn' zelden vogtig, de handen en voetzooien zijn heet , al hunne uitwerpzels zijn fpaarzaam, dik, taai en zelden vloeibaar, dikwijls brandig. Zij hebben weinig flaap en veel dorst. Hun bloed, dat uit de wonden vloeit, is dik, taai en zwart, en kleeft de wonden weêr fchielijk zamen. De verftopping der darmfcheelsklieren of voedingloosheid heeft met de flijmagtige Infartïus de naaste verwantfchap. Want zij ftamt meestendeels van dezelven of van de oorzaaken van dezelven af, en is er mede verbonden; zij kan ook wel gelegenheid tot voordbrenging van dezelven geven. De kentekens zijn dus bijna dezelfden, die ik van de flijmagtige Infartïus opgegeven heb, onder anderen die , welken men bij eene bedorven fpijsvertering en bij de wormen waarneemt. Een dikke, harde of teruggetrokken en dikwijls pijnlijke buik , met vermagering der overige deelen, wanorde in den eetlust, den ftoelgang, de pislozing, welke laatfte dikwijls melkagtig en zandig is , en den dorst, die des nagts en des morgens ongemeen is; een bleek gezwollen wezen, ten minften gezwollen lippen en neus en dikwijls met uitflag , nevens eenen blaauwen kring om de lopende oogen; eene gemelijke , toornige gemoedsverandering , die inzonderheid tegen den avond merk* lijk en bij veelen met domheid, bij zommigenmec ver gezogte fpitsvindigheid gepaard is. Verders kan men onder de tekens van dit verholen kwaad L 2  I6"4 ook rekenen, het dikwijls bloeden uit den neus, den vogtigen borst- en maaghoest, die ligtlijk tot eenen krampagtigen overgaat , bet graveel, den fteen en de jigt der kinderen , misvorming der beenderen of de Engelfche ziekte, de kropzweeren, de zenuwziekten, de onwillige zogenoemde zaadvloeijingen en de tegennatuurlijke, al te vroeg rijpe drift tot het venusfpel. Want, volgens het geen ik ondervonden heb, zijn zij meestendeels een gevolg van de chijl, die wegens de kwaadegefteldheid der darmfcheelsklieren flegt bereid, onzuiver en fcherp is, weinig of ongelijk voed. Men kan eerst van de verftopping dezer klieren verzekerd zijn , wanneer men door oplettend gevoel aan den buik verheven en harde gezwellen , of op andere plaatzen onder de huid de enkele klieren verhard en gezwollen vind. Om zig bij volwasfenen van deze ziekte te verzekeren, moet men ook onderzoeken, of zij reeds in hunne eerfle jeugd daar mede behebt zijn geweest. . Het is indedaad te bejammeren, dat men van de verftopping der darmfcheelsklieren en poortader niet eerder volkomen overtuigd kan worden, dan wanneer men het gezwel van de eerften voelt en de ontlasting van de laatften ziet, en datzelfs alsdan de zinnen kunnen bedriegen. Want, hoewel men de hoedanigheid van dit tegennatuurlijk uitwerpzel kent, kan men egter nu en dan vervoerd worden, om de waare Infmctus voor overblijfzels van flijmige, veilige, vezelige, pezige, fchilagtige en hardagtige drooge fpijzen en andere inge, zwolgen en in de darmen veranderde lichaamen;  i65 of, omgekeerd , dergelijke rauwigheden voor wezenlijke Infartïus te houden. Men moet derhalven nauwkeurig vernemen en onderzoeken, of er geen overlading der maag met veelerlei fpijien, dieeene betrekking op de verdagte hoedanigheid der rauwigheden hebben, voorafgegaan is? Welke foorten van drank en geneesmiddelen gebruikt zijn, die dezelven, ten aanzien der koleur en lijvigheid , kunnen veranderen? Of deze bedrieglijke vuiligheid door kragtige uitdrijvende middelen met de toevallen gemaklijk te overweldigen is? En of er eindelijk geen fpooren van wezenlijke Infartïus bij dergelijke bewerkte ontlastingen kunnen ontdekt worden ? Verfcheiden Geneesheeren hielden dus voornaamlijk de uitgebraakte zwarte gal voor lang te voren gebruikte chokolaad, dikke en troebele koffij, boschbeziën en pontak; anderen daartegen befchreven de uitgeworpen ongelagtige klomp'enals zeldzaame en onnatuurlijke voordbrengzels; daar zij ondertusfchen niet anders zijn.dan overblijfzels van vetten kost, ten minsten hadden mijne Lijders , welken dergelijken ongel of ongelagtigen klomp door braken of den ftoelgang kwijt raakten, niet lang te voren vet, voornaamlijk hamelvleesch. onmatiglijk gegeten. Onder anderen gaf zeker groot heer dikwijls door braken eene menigte verballen over, en had dan veel verligting. Doch dit gebeurde alleenlijk ,wanneer zijn ontbijt, hetwelk gemeenlijk uit eene fles Bourgogne wijn en een üuk gebraden hamelvleesch beftond, al te vet uitgevallen was. Des niettegenftaande kon zijne ongemeen L 3  166 — fterke fpijsvertering de overige dorfchersmaaltijden zonder ongemak verdragen. Toen het lijk geopend werd om gebalzemd te worden, vond men de maag ongemeen groot, met fterke fpieragtige en nog eens zo dikke rokken voorzien, en aan de eene zijde in eenen zak, of als in eene bijmaaguitgezet. Zo heeft de lozing van fteentjes door den ftoelgang mij insgelijks bedrogen, wijl ik te voren niet overwogen had , of zij in de poortader of in de galblaas gevormd waren, dan of zij onder de onverteerde drekftoffen behoorden. Men kan er fchielijk zeker van zijn door het vuur en de oplosfing. Toen ik namelijk eens eenen hypochondrist in zijne zogenoemde doodsbenauwdheid beurtelings klijfteeren en bittere uitdrijvende middelen voorgefchreven had, volgde een flijmige met fteentjes vermengden afgang, tot verrukkende blijdfchap van den Lijder, die weêr als een nieuw leven kreeg. De groote overeenkomst , die zij met de galfteerien hadden, zou een' ieder', even zo wel als mij, bedrogen hebben.. Doch wijl zij al te groot waren, om geen veel heviger toevallen bij hunnen doorgang door den galleider te verwekken, begon ik eindelijk te twijfelen, en liet ze de vuurproef ondergaan. Zij vervulden het gantfche vertrek met eenen aangenaamen fuikerreuk. De Lijder bekende nu, dat hij de onopgeloste ftukken kandijfuiker in zijne thee en kofhj telkens mede doorgeflikt had. Zo heb ik mij laten verleiden, om eene hypochondrie, die onder andere aanmerklijke ongemakken met een gezwel in het regter weeke van den buik verzeld was, als eene verftopping der le-  i67 ver te befchouwen en te behandelen ; na het gebruik der visceraalklijfteeren gedurende agtdagen, waar door de ontlasting van den kronkeldarm van winden en veel verharden drek te weeg gebragt werd , eindigde dezelve gelukkig. En zo zag ik eens eenen zwarten en pijnlijken afgang ook voor zwarte gal aan, wijl ik niet bedagt, dat de lijder een elixir van vitriool gebruikte. Op een' ander' tijd bedroog mij een eenigzins veranderde afgang van het-dik flijmig afziedzel van klijfteeren. Daartegen is het mij dikwijls gebeurd, dat ik de gewoone kentekens der Infartïus als gevolgen eener kwaade fpijsvertering of der hypochondrie./???? materia had befchouwd, en dat ik mijne dwaling niet eerder bemerkte, dan na dat ik na het gebruik der visceraalmiddelen, die ik op goed geluk voorgefchreven had , indedaad Infartïus onder den afgang ontdekte. Maar nog veel meer heeft het gezond gelaat der Lijders, het gering ongemak en het gebrek aan overtuigende kentekens mij doen dwalen. Door een gelukkig toeval bij de genezing , endoor de werking der natuur, welke verrigtte het geen ik had behoren te doen, werd ik als dan wijzer of door de onverwagte uitbreking , welke vreeslijk fcheen te wezen , met fchrik overtuigd. Dusontdekte ik eerst na eene voorafgegaane geweldige ontroering van den onderbuik eene verbazende menigte Infartïus, die, zonder dit gelukkig ongeluk, met den tijd gelegenheid tot eene I ongeneeslijke ziekte en den dood gegeven zou hebben. Een jongeling van veertien jaaren, die er op het oog gezond uitzag, kreeg een' geweldigen floot omtrent L 4  den navel, waar opaanftonds aanhoudende en pijnlijke pogingen tot braken en overgeven, verftopping , benauwdheid en harde zwelling van den buik, met onverdraaglijke pijn en de koorts volgden. Na dat men gedurende veertien dagen te vergeefs de gewoone middelen tegen de inwendige gevaarlijke kwetzing gebruikt had, ried ik een weinig laudanum in het mixtuur van riverius en een verzagtende conferf met amandel-olie gemengd, beurtelings te gebruiken, endaar bij tevens, eerst enkel weekmakende , vervolgens ook visceraalklijfteeren, nevens uitwendige ftovingen, de Lijder hield deze middelen , tot verzagting en matiging van zijn lijden, bij zig, daar hij te voren alle anderen inzonderheid het aftrekzei van valkruid met pijn overgaf. Ik wagtte vergeefs op eenenafgang van geronnen bloe'd. In plaats daar van kwamen er geheel andere voordbrengzels te voorfchijn, die ik niet vermoed had. De Lijder ging namelijk dagelijks, gedurende twaalf weeken, dan eens eene witte lillende gelei, en dan eene groene, zwarte, meer of minder taaije flib , en ten laatften ook klompen naar ongel gelijkende, doch een weinig veilig, af. Hoe menigvuldiger deze afgang volgde, des te meer verligting voelde de Lijder. Ik moest mij verwonderen over de ftandvastigheid van de moeder des Lijders. Zij liet zig door de bij gekomen waterzugt, noch door het voorgeven, als of het net bij ftukken afging, niet affchrikken; maar zij hield met de geneezing nog drie weeke aan tot de volkomen en duurzaame herftellingvan haarenzoon. Hieruit blijkt ook, hoe ligtlijk men  in de nauwkeurigfte waarnemingen bedrogen kan worden. Want, fchoon honderd dergelijke gevallen mij, die onder de geneeskundige wapenen ben opgevoed, befchaamd en oplettender gemaakt hebben, moet ik egter tot mijn leedwezen ondervinden, dat men het door de oefening veel eer zo verre kan brengen, om voor de vuist het middenpunt van eenen cirkel op een hair te treffen, en de zwaarfte wiskunstige voorftellen op ftaande voet optelosfen, dan met de meest geoefende en allerfterkst ingefpannen beöordeüngskragt in. de waarnemingen onfeilbaar te worden. L S  VIERDE HOOFDSTUK. Van de genezing, inzonderheid door de visceraalklijfteeren. Om het lichaam van den tegennatuurlijken toeftand, die uit de Infartïus, welke zig daar ingezet heeft , gevolgd is , te bevrijden, moet men vooral tragten, dezelve beweeglijk te maken, en alsdan tot de ontlasting te bevorderen. Dit is zekerlijk gemaklijker gezegd , dan gedaan. Want dikwijls word de arbeid en het geduld van eenen Herkules vereischt , om zulk eene tot verbazens toe opgehoopte, verouderdeen onbeweeglijke flib uittedrijven , en de verfteende en als ingedreven ontaartingen des bloeds te overweldigen. Doch door deze helddadige onderneming verfta ik zulk eene niet, wanneer men het lichaam door geweldig werkende middelen derwijze ontroert , dat het kwaad met geweld losgerukt en uitgedreven word. — Eene geneeswijze, die nu en dan wel eens gelukt, doch fchier altijd met levensgevaar verzeld is] — Maar ik bedoel eigenlijk eene met de natuur overeenkomende , zagte en egter nadruklijke handelwijze met zulke middelen , die in het algemeen den vasten zamenhang, welken de beftaandeelen der Infartïus onder elkander en met derzelver bevattende deelen hebben, losmaken; die inzonder- 170  heid de verdikte, verdroogde , verharde fappen vogtig maken, weeken, verdunnen, ontbinden; die dezulken, welken op verfchillende wijze bedorven zijn, verbeteren; die het geronnen bloed fmelten, of deszelfs olieagtige , aardagtige, van vogtigheid beroofde deelen, door middel van derzelver zeepagtige eigenfchap, met de wateragtige wêer vereenigen, en dezelven dus vloeibaar maken; die tevens de vaste deelen wêer hunnen natuurlijken fmedigen ftaat doen aannemen , en ze eindelijk aanprikkelen enverfterken, ten einde zij de Infartïus, op deze wijze bereid, door de glad gemaakte wegen zouden kunnen uitdrijven. Aan deze op zulk eene wijze werkende middelen, welken de drie rijken der natuur, doch grootftendeels het plantenrijk , in menigte aanbieden; word gemeenlijk, en met regt, denaam van visceraalartzenijën gegeven. Zij worden zo wel in hoedanigheid van artzenijen, als van voedingsmiddelen gebruikt, en zo wel door den mond als door den aars ingebragt. De eerfte gewoonlijke wijze, van dezelve in te flikken, kan in zulke gevallen genoegzaam zijn , wanneer de ftollingen des bloeds in de vaten niet te diep ingeworteld, en niet te zeer ontaart, maar nog vatbaar voor eene oplosfing en eenigzins beweeglijk zijn, en wanneer de vuiligheid, welke in de darmen verzameld is, niet in te groote menigte en'niet te taai is. Maar, wanneer het tegendeel plaats vind ; wanneer zelfs vleesch-gewasfen ter dikte van een vuist en ter lengte van eenige fpannen, of harst- enfteenagtige klompen in hunne ver-  droogde of verlamde kanaalen geklemd zijn; wanneer de bloedhef eene pek- of lijmagti^e hoedanigheid aangenomen , en zig te fterk in de vaten en darmen opgehoopt heeft; wanneer zig nog daarenboven beide foorten van Infarctus, ver van het hart, diep in den onderbuik, in de holte der dikke darmen , en tusfchen derzelver vliezen ingenesteld hebben: alsdan zal men met visceraalmiddelen, gelijk men door menigvuldige ondervindingen wee/ weinig of niets uitvoeren, bijaldien derzelver kragtig aftrekzei niet tevens door den aars ingefpoten word. En hoe kragtloos de middelen moeten zijn, die naar de gemeene wijze aangewend worden, om zulk eenen zwaaren last te tillen, kan men ook hieruit befluiten, i.) wijl zij een kanaal, dat met ontelbaare opflorpende buizen voorzien en vijfmaal langer dan het gantfche lichaam is, moeten doorwandelen , voor dat zij de dikke . darmen bereiken, (*) 2.) wijl hun menigmael de weg'in het bloed door eene onbedwinglijke flijm , die de toegangen overpapt of verftopt, grootftendeels ge. floten is , zij dus genoodzaakt zijn, om mn de vuiligheid veelal vrugtloos aftegaan, 3.) wijl zij in de maag en darmen, die door de Infarctus kwalijk gefteld zijn, met de overblijfzels der onver- (*) w-anti kunnen honderd natuurlijke'én door konst bewerkte ontlastingen in de roode ■ loop niets uitwerken op de Scybala, die in de dikke darmen vastzitten,, en na de ziekte nog dikwijls onheil aanrigten, welke uitwerking daar ter phatze kan men zig beloven van de zwakke overblijfzels van geneesmiddelen ?  ■ 173 teerde fpijzen vermengd, aan eene rotagtige en zuure gisting onderhevig zijn, die hunnen eigen aart verandert; 4.) wijl zij aldaar door bedorven gal en in den voordgang fteeds meer door andere van onzuiver bloed afgefcheiden vogten der fpijsvertering overftroomd en kragtloos gemaakt worden; 5.) wijl zij eindelijk* na veele en verre omwegen zo menigerlei affcheidingen en ontlastingen moeten verduren, en in eenen oceaan van kleverig, olieagtig bloed verzwolgen worden, voordat zij ter plaatze komen, daar zij eigenlijk hunne kragten moeten oefenen. Als klijfteeren daartegen, die voor zig zeiven te voren de toe- en uitgangen reinigen en openen, tasten zij onveranderd, onbefmet, onverzwakt, onverwijld, en volkomen de binnenfte verfchansfingcn van den vijand van nabij en op het kragtigfte aan. De flerkfte purgatien zijn in de darmen, die met veel flijm bekleed zijn, dikwijls werkloos, fchoon zij in viervoudige giften gegeven worden. Wat kan men derhalven van onze minder vermogende visceraalmiddelen in dit geval verwagten, indien er niet te voren lugt gemaakt word door de klijfteeren, die, in zekere omftandigheden, wel zagter en langzaamer, maar ook daartegen des te kragtdadiger werken? De'beste rhijnfche wijn verliest veel van zijne balzemagtige , geestrijke en verlevendigende hoedanigheid, van zijne zenuwverfterkende kragt, en verderft veel meerde maag, wanneer hij zuur daarin aantreft. Ik heb ten minsten lieden gekend, die veelerlei verhittende wijnen door elkander in groote menigte konden drinken, zonder dronken  174 te worden, wijl hunne maagen de zuure gisting des wijns begunstigden, dien zij dan niet lang daarna, verfchaald en zuuragtig fmakende, doch zonder walging en eigenlijk braken, van tijd tot tijd uitfpuwden. En zelfs het bijtend vergift, de fu> blimaat, word zagt en ftomp, wanneer het in veele , inzonderheid flijmige en vette vogtigheid opgelost en vermengd is. Uit deze verandering oordeele men van die, welke onze visceraalmiddelen ondergaan, en van het groot onderfcheid , dat er is, wanneer men ze door klijfteeren in derzelver eigenzuiverekragt onmiddellijk tot de zitplaats van het kwaad gebragt heeft. Men zal de voordeden van deze geneeswijze nog beter Ieren inzien, als men de wijze van werken der visceraalklijfteeren nader heeft leren kennen. Zij komen wel niec verder, dan tot omtrent den blinden darm, en nooit, tegennatuurlijke gevallen uitgezonderd , voorbij de klapvliezen, wijl zij egter deels door de poren zijner wanden doorzweten (*), deels door ontelbaare opflorpende buizen , die meestendeels van de bloedaderen, deels van de water-en melkvaten afftammen , opgeflorpt worden ; wijl zij eindelijk in eenen waasfem opgelost worden, die de geheele holte van den buik vervult en nog verder in het celleweefzel fluipt: moet de kring van derzelver werking zekerlijk grooter zijn, dan men denkt. Ik werd voor het eerst daarvan over- (*) Men kan dit reeds afnemen uit den fchielijken overgang der olie door den aars in de blaas gebragt, die men op het kort daarna gemaakte water ziet drijven.  tuigd, toen ik,na het gebruik der klijfteeren, een taai deeg in zulk eene menigte door den ftoelgang endoor braken zag losfen, dat de kronkeldarm, fchoon ten fterkften uitgezet, het niet zou kunnen bevatten, zo dat het zelve in de overige darmen zijne Schuilplaats heeft gehad, daar het tegen de fterkfte middelen onbeweeglijk bleef, cn eindelijk enkel door de zagte klijfteeren week gemaakt werd, en toen ik het zogenoemde glasagtig flijm, het welk boerhave nevens de Ouden voor ongeneeslijk verklaard heeft , en dat volftrekt in de darmen , die ver van den kronkeldarm afgelegen zijn, zijne zitplaats heeft , dikwijls alleen door klijfteeren meester werd. Ik zou ook geen andere uitgangen voor de klijfteeren weten te bedenken , dan die, welken ik eerst opgegeven heb, en die zig eerst voor een klijfteeraf kookzel openen, wanneer het in eenen waasfem verdund word. En kan de damp van enkel water hertshoorn in gelei veranderen , beenderen en fteenen weefc. maken, met hoe veel te meer nadruk moet dezelve dan niet werken, als hij met de heilzaame kragt der inmengzels gewapend zijnde, door derzelver vlugge oliën en zouten als bezield is? Men zal bij dezen doordringenden waasfem , die door de naauwfte openingen en door den vastften zamenhang heendringt, en allen tegenftand overwint, geen oplosfingsmiddel kunnen voegen, het welk denzelvenin onbegrensde magt evenaart. Ik heb reeds gedagt, dat men de ongemeen kragtige, zig ver uitftrekkende en dikwijls fnelle wer-  l76 Ringen der klijfteeren meestendeels aan het celleweefzel verfchuldigd is, en dat haare deugdzaamheid voornaamlijk door, in, en op dit wonderbaar werktuig werkzaam word. Wanneer men bedenkt, dat eene onafgebroken werkzaamheid met verzamelen en afwisfelen van verfcheiden foorten van vogten en dampen, met een gedurig opflorpen, affcheideu, in-en uitwaasfemen van dezelven, op het allerlevendigst daar in plaats heeft, dat het lichaam grootftendeelsuit dit weefzel zamengefteld is, en dat het zig door al de deelen van het zelve uitbreid en tusfchenelk vezeltje gelegerd is ; wanneer men verder aanmerkt den nauwen zamenhang én de gemeenfchap, welke de zig openende holle vakjes onder elkander hebben, zo zal men overtuigd zijn, dat de klijfteeren zeer ligt daar in opgenomen worden en zeer fchielijk over- en doorgaan tot de verst afgelegen en kleinfte tusfchenruimten der in- en uitwendige, onderfte en bovenfte deelen, dut.ook tot in de meest afgelegen hoeken van de eigenlijdende kwaaien. Maar is de weg door dit weefzel voor 'dikagtige vogtigheden, etter en dergelijke gebaand, hoe veel te minder tegenftand zal dan niet de vloeibaarer klijfteerïnfpuiting vinden? En kunnen zelfs vaste lichaamen van het eene celletje tot het andere een groot eind weegs doordringen; is het mogelijk, dat bij voorbeeld eene doorgeflikte naald tot in den fchouder en den vinger, de afgebroken Ipunt van een lancet tot agter de oorendringt, endaar eerst doorbreekt; zo kan immers eenen lugtigen , en vluggen waasfem  tem den vrijen doortogt niet twijfelagtig gemaakt worden (//). Wanneer men verder in aanmerking (Ji) Een geval van zulk eene verplaatzing, het Welk zig hier toegedragen heeft, is te merkwaardig, dan dat ik hetzelve hier niet in het kort zou mededelen. De vorstlijke Ajfchirurgiin, de heer muller , een man, die zo wel wegens zijne bekwaamheid, als wegens zijn medelijdend, onbaatzugtïg en opregt karakter uitmunt, werd bij een jongetje van agt jaaren geroepen, die onder het rapen van fpaanders voorover gevallen was, bij welke gelegenheid eenê fpaan van dennenhout, die, gelijk vervolgens bleek, een halven voet lang, doch fmal was, ih de linke dije, een vinger breed onder het fchaambeen van onder naar boven , ingegaan was, en bij welken de heer muller de wond , uic welke men, anderhalf uur te voren, een afgebroken ftuk van anderhalven duim lang, uitgehaald had, zodanig toegezogen vond, dat hij noch het ingebleven ftuk, noch des. zelfs ftrekking kon nagaan. De jonge bragt den eerften dag wel zonder pijn door, doch werd desniettegenftaande in- en uitwendig op het zorgvuldigfte behandeld, en men wendde alles aan, wat dienen kon , om de kwaade gevolgen voor te komen. Den volgenden dag begon zijn buik te zwellen en gefpannen te worden. Hij klaagde over eene fcherpe pijn aan de linke zijde omtrent den navel naar agter toe, en een gevoelig fteken naar den rug toe. De lijder bleef in dezen toeftand, uitgezonderd het zwellen van den buik, het welk ras ophield, tot den zevenden dag, wanneer de pijn zig alleen in den rug, aan de linker zijde digt bij den ruggraat tusfchen de tweede en derde rib, van boven gerekend, deed gevoelen. De heer muller vond deze plaats een weinig verheven, ontftoken en bij het aanraken zeer pijnlijk, en toen hij, na het opleggen van weekmakende pappen, onder de nog meer verheven plaats, met den vinger duidelijk M  1/5 atnifcuama neemt, de nuttige eigenfchappen van dit weefzel voor de ingewanden, die het in haare vastigheid, buigzaamheid, ftand, vereeniging en natuurlijke uitrekking houden; wanneer men daar tegen het groot onheil overweegt, het welk deszelfs tegennatuurlijke zieke toeftand kan ftigten, als zijne prikkelbaarheid en zamentrekkende kragt al te fterk vermeerderd of verminderd is, als bij gebrek van gefladige bevogtiging, de in- en bitwaasfeming ophoud, de vogten tot taaiwordens verftijven, als de vaste deelen droog en onbuigzaam worden, zamengroeijen en de holten verdwijnen, of als zij te zeer uitgezet worden door eene flijmagtige vuiligheid, welke zig daarin opgehoopt heeft; wanneer men eindelijk nagaat, dat deze goede en kwaade gefteldheid, voornaamlijk in het poortadergeftel.als de zitplaats der Infartïus, in aanmerking komt, wijl het celleweefzel hier in grooter hoeveelheid gevonden word, en de plaats der ontbre- een vreemd lichasm voelde, maakte hij daar eene opening, waar door de fpaan wel zigtbaar werd, doch wegens de veele fplinters, welken zo veele weethaaken maakten , onbeweeglijk was, en eerst na de verettering, welke na verloop van drie weeken volgde, allengs begon uitteffeken, zodat men ze, zonder pijn, er geheel kon uithalen. Haare lengte bedroeg vier en eenen halven duim, en, het geen menig een' vreemd zal voorkomen, was in het midden met waaren drek overtogen, die, na dat de etter erafgewasfen was, er vast aan zat, fchoon men nooit eenen afgang van bloed of etterdoor den aars befpeurd heeft. De kundige, fchrandere en braaveheer opperhofraad sociiNus,mijn voorganger, is ooggetuige van dit zeldzaam geval geweest»  Ï79 kende fpieren moet bekleden: zo zal men overtuigd worden,dat de klijsteeren zo wel tot bewaring der gezondheid, als tot herftelling van dezelve, niet genoeg kunnen aangeprezen worden. Want dezen alleen zijn geichikt, om de nadelige veranderingen, welken zig in het celleweefzel opdoen, voortekomen,>ze te verbeteren, hetzelve in ftaat te ftellen, om de hlfartïus mede te overweldigen, gelijk ook om op de zenuwen, die daarin verfpreid en aan haaren heilzaamen waasfem bloot gefteld zijn, nadruklijker te werken. Het komt mij ten minften onbegrijplijk voor, dat de polijpagtige hoorn- en fteenagtige gewasfen, welken de vaten geheellijk verftoppen, en dikwijls aan derzelver wanden vasC gelijmd zijn, zonder de gebreken van het celleweefzel te verhelpen , en zonder deszelfs dadelijke hulp, zouden kunnen uitgedreven wordem Want, zulke volgeftopte, dikwijls tot verlamming toe uitgezette kanaalen en derzelver geperste , vergroeide en verdroogde vliezen worden buiten ftaat gefteld, om volgens de gewoone wijze de vereischte vogtigheid in te zuigen, en met behoorlijke kragt en fterkte op haar onbedwinglijk vulzel te werken. Tot deze gewigtige verrigting worden geheel andere toebereidzelen, namelijk de gemelde ftovingen van nabij, en de onmiddellijke ontvanging van het werkzaame fap der kruiden vereischt, het welk in de kleinfte tusfchenruimten van het celleweefzel der verftopte aders dringt, welks fpecerijagtige waasfem door dezelven heen trekt, en haare vliezen met de vleesch- en zenuwvezelen balzemagtig bevogtigt, verfterkt, verlevendigt, prikkelbaar, M 2  veerkragtig, fmedig en dienvolgens bekwaam maakt, om dergelijke traage en als ingedreven aderproppen en verfteeningen in de algemeene verlaatplaaczen,menigmaal met hulp van heilzaame kramptrekkingen, die van agter verwekt worden, uittewerpen; nadat zij te voren door dezelfde waasfems weeker, buigzaamer, glibberiger geworden en ook wel verdeeld en ten deele ontbonden zijn. De klijsteerïnfpuiting, die in den kronkeldarm vertoeft, heeft, enkel als eene onmiddellijke ftoving befchouwd, reeds groote voord.eelen boven alle andere wijzen om de ingewanden van verftoppingen te bevrijden. Dus zal men bij voorbeeld tegen een verhard gezwel der uiterfte deelen zonder ftoving van dezelven weinig of niets kunnen uitregten, fchoon men het bloed met verdelende en weekmakende dranken overftroomde. En kan eene blaas met verzagtend vogt gevuld en uitwendig aangelegd, kramp, pijn en ontfteking der darmen en andere ingewanden matigen ; en konnen, volgens Dr. alexander, de tusfchenpozende koortzen enkel door het gebruik van voetbaden, die uit een fterk afkookzel van koortsbast beftonden, of, gelijk ik gezien heb, door ftovingen van den buik met afkookzel van runmeel verdreven worden, hoe veel te meer heeft men van eene dergelijke ftoving te wagten, welke inwendig fterker doorwaasfemt en zeer digt bij de lijdende deelen komt? Van zulk eene namelijk, die door middel van den kronkeldarm in het werk word gefteld, welks ligging tot dit einde niet gunstiger zou kunnen wezen en als daar toe gefchikt fchijnt te zijn, gelijk uit  I Sr de plaat aan het einde van dit werk te zien is. Deze darm klimt uit de plaats der regte heup langs de regte lende en nier tamelijk regt om hoog, buigt zig dan naar de plaats boven den navel onder de holle vlakte der lever, loopt dwars voorbij den twaalfvingerigen darm, en onder de galblaas, die hem verwt, en onder de maag heen naar de linker zijde van de plaats der korte ribben, buigt zig dan ( agterwaard onder de milt, maakt daar de tweede kromming en daalt daar verder langs de linker uier af, en eindigt onder dezelve in den aarsdarm, na dat hij te voren eene aanmerklijke dubbele wending of kromming gemaakt heeft. In dezen loop omringt of omvat hij het grootfte gedeelte der dunne darmen, en is met de meefte ingewanden van den buik, de nieren, de lever,de galblaas,den twaalfvingerigen darm , de maag en de milt zeer na vereenigd, doordien hij aan de meeften vast is. Deze groote plooi jen en cellen, welken dezen darm eigen zijn, dienen, nevens deszelfs bogten, tot een langer en werkzaamer verblijf van de klijsteer- . infpuitingen gelijk zij, in eenen zieklijken ftaat, tot ophoping en verharding der vuiligheid en der aldaar verzamelde InfarSius en tot befloten winden gelegenheid geven, Deze buigingen van den kronkeldarm zijn niet altijd eveneens; bij veelen wenden en draaijen zij zig op eene, of op beide zijden op waard. Deze verfchillende gefteldheid doet er ook veel toe, dat zommigen de klijsteeren zogemaklijk, aaderen de zeiven zo moeilijk kunnen inhouden. Men zou zeer met vooroordeelen moeten inge? M3  i8i nomen zijn, indien men niet wilde toeftemmen, dat deze nauwe vereeniging van den kronkeldarm met de ingewanden van den onderbuik van een groot gewigt is, wanneer hij door het ingebragte visceraal- en verzagtend kruidennat in werking gebragt word. Hoe dikwijls heb ik geweldige maagkrampen niet daar door beteugeld, brakingen geftild, of ook wel tot nut verwekt e. z. v.? Dezelfde ftoving zal insgelijks aan den twaalfvingerigendarm veel nut doen, welke door fcherpe gistende vuiligheid opgezwollen en geprikkeld wordende, de nabijliggende hol- en poortader, de regte nier e. z. v. perst, in krampagtige bewegingen brengt , en daar door eene gevaarlijke ongefteldheid kan veroorzaken. Zij zal verders de wanordens in de lever verhelpen, de verdikking en verfteening van de gal in haare blaas verhoeden, en> wijl zij dezelve nevens de iijmpha verdunt en verbetert, beiden in ftaat houden, om de beste middelen van ontbinding op te leveren, welken, gelijk men weet, het ftremzel van den bloedkoek, en zelfs de taaije zamenhang van de harst niet kunnen weerftaan; zij zal de galleiders door de gramfchap krampagtig zamen getrokken, het bestoutfpannen; dienvolgens de daaruit ontftaane geelzugt, en andere, door hevige gemoedsbewegingen veroorzaakte toevallen, onfeilbaar genezen, en de milt in haare werking onderfteunen, ten einde zij aan de lever een des te meer verdund bloed kan toevoeren. De klijsteeren naar gefteldheid der omftandigheden ingerigt en in de onderfte kronkeling van dezen darm terug gebleven, zullen ook de gebreken der nabij  gelegen baarmoeder beter dan eenig ander middel verhelpen. Men zal bevinden, dat na genomen en ingehouden klijsteer de pis telkens in veel grooter hoeveelheid geloosd word, dan naar gewoonte; en bij lijders aan opftijgingen heb ik na het gebruik van dezelven de bleeke pis in eene troebele, de drooge huid in eene vogtige zien verwisfelen en hevige toevallen daar door verminderen. Men kan hier uit reeds opmaken, hoe kragtig onze ftoving op de nieren en op de overige piswegen werkt, welker zamengetrokken buisjes zij verwijdert en in ilaat ftelt, dat de affcheidingen en ontlastingen der pis in het algemeen beter gefchieden, en dat zij zo wel derzelver dikker, fteenagtige deelen, als die, welken van de eenigzins opgeloste Infartïus dien weg genomen hebben, ongehinderd doorlaten, en tot den uitgang bevorderen, en dat zij niet minder in ftaat zij, om de kramptrekkingen, die zig dikwijls van de nieren tot aan de opperhuid uitftrekken en tevens de uitwaasfeming ftremmen,door de (Ijmpathie der zenuwen weg te nemen; en eindelijk, dat zij de veelerlei ongemakken, uit de onderdrukking van beide de ontlastingen ontftaande, maar inzonderheid de groote ongefteldheden voorkomt en belet, welken na de verminderde pislozing in het hoofd, de maag en de borst haare woede betonen, waarop men tot hier toe nog niet oplettend genoeg geweest is. Men heeft zedert den tijd van s&ntorinüs aan de geftremde uitwaasfeming veel te veel onheil, en aan de belette pislozing veel te weinig toegefchreven; daar nogthans met dezelve veel M 4  grover en fchadelijker onreinigheden in het bloed terug gehouden worden. De plaats onder den hartkolk is reeds ten tijde van- hippokrates veelen Geneesheeren zo merkwaardig en deszelfs invloed op het ganfche ko'nstgeftel zo gewigtig voorgekomen, dat zij op de gedagten gevallen zijn, dat de ziel hier in, als een tweede brein, haaren zetel gevefligd heeft. Ver. fcheiden laater fchrijvers hebben bijna het zelfde daaromtrent gedagt. Want zij hebben deze plaats als het middenpunt befchouwd, waarin al de kragten der gewaarwordingen en bewegingen zig vereenigen , en werden hier toe vervoerd door de ontroeringen en bijzondere gewaarwordingen , welken de hartstogten daar ter plaatze veroorzaken, en door de nauwe verbindnis dezer zenuwplaats met de hersfenen. Deze omtrek, die zich egter verder naar agter en te weêrzijden uitftrekt, moet ten minflen eikenwaarnemenden Geneesheer vooral oplettend maken, wijl dezelve, behalven dat hij zo veele ingewanden in zig bevat,ook eene verzamelplaats is van de voornaamfle, met al de deelen des lichaams fijmpathiferende, zenuwen, en aldaar de beroemde inwendige vereniging van al de zenuwen der hersfenen en van het ruggemerg gevonden word, en wijl, gelijk men uit de dagelijkfche ondervinding moet weten, de geringfte wanordens , die in dit gewest ontflaan, het geweldigfle en gevaarlijkfle oproer in de ganfche Republiek kunnen verwekken. Daar nu de kronkeldarm onder, dwars voor en  nabij de'grenzen van deze merkwaardige zenuwplaats gelegen is, zal men moeten bekennen , dat behalven dezen darm er geen bekwaamer werktuig kan bedagt worden, waar door men al de ongedeldheden en wanordens, welken op deze gewigtige vergaderplaats der zenuwen ontdaan en zig van daar verder verfpreiden , kan tegengaan. Want, met gepaste geneesmiddelen voorzien zijnde , vervult hij den omtrek dezer plaats met eenen waasfem, die de kwalijk gedelde zenuwen, welken geprikkeld, verzwakt e. z. v. zijn , aangenaam aandoet, verzagt, verlevendigt en verderkt, en tevens in de vaten der naburige ingewanden dringt, en den omloop des bloeds en zijne nadelige rigting en ophoping weêr in orde brengt. Maar zo veel heil er uit deze bron vloeit, uit hoofde van haare voordelige ligging, zo veel onheil kan er uit voordfpruiten, wanneer zij niet zuiver1 of anderzins kwalijk gedeld is. De vuiligheid, die zig, nevens de Infartïus, in den kronkeldarm verzamelt, word, zonder nadeel te doen aan de gezondheid, wel rotagtig en fcherp, in zo ver zij fpoedig afgaat, maar als dit nietgefchied en zij door het lang vertoeven e. z. v. een hooger trap van bederf aanneemt, haar rotagtige damp in groote menigte in het bloed overgaat en tevens in deszelfs rokken, zo worden de gevoelige nabuurige deelen inzonderheid met gevaar gedreigd. Maar word deze met rotagtige fcherpte doorweekte vuiligheid hoe langer hoe harder, en derwijze aangehoopt, dat zij den kronkeldarm opvult, zijne wanden en de daartegen liggende ingewanden drukt en M s  prikkelt» zo ontflaan er flremming, ophoping en flolling van het bloed, zenuwziekten en andere gevaarlijke ongemakken, en zelfs verettering en de dood. Ik heb er voorbeelden van bijgebragt. Die nu zo dikwijls ondervonden heeft als ik, dat deze hardnekkige, buiten den werkkring der gewoone hulpmiddelen gebragte ziekteftof fchier niet anders, dan door de visceraalklijfteeren overmeesterd word, dat deze inwendige baden dezelve niet alleen door den ftoelgang, maar ook het geen reeds daar van in het bloed overgegaan is, en andere aldaar heerfchende fcherpe vuiligheid, door de pis en de huid op de zekerfte wijze uit het lichaam drijven, dat zij dienvolgens de gewoone aanleiding tot zenuwziekten uit den weg ruimen, en dat zij door de kragtige medewerking van hunne ftovingen , die de nabij liggende plaats der zenuwen verzagten, menigmaal krampagtige toevallen, waar tegen men andere middelen .langen tijd zonder vrugt gebruikt had, genoegzaam oogenbliklijk hebben weggenomen , die zal aan dezelven het regt doen, dat zij onder alle foorten van geneesmiddelen, welken de ingewanden des onderbuiks in het algemeen van fchadelijke onreinigheden zuiveren, dezelven van de hinderpaalen,dieden gelijken omloop des bloeds in den weg zijnbevrijden en hunne natuurlijke ge, fteidheid weêr herftellen, en welken de naafte en afgelegen oorzaaken der zenuwziekten uit den weg nemen, en tevens derzelver toevallen verzagten, de kragtigften , zekerften en onfeilbaarften zijn. Zij bezitten daarenboven deze voortreflijke deugd,dat zij haar aanftaand verblijf ter goede ontvanging be-  reiden. Want zij fpoelen de vuiligheid uit, die zig aldaar vergaderd en vast gezet heeft, banen zig zeiven den weg naar de plaats haarer beftemming, reinigen de verftopte kleine monden derzelver uitgangen, dringen er door en openen derzelve. Zij doen dit met des te beter gevolg, hoe meer en langer zij gebruikt worden. Men kan dagelijks twee of drie klijfteeren, gedurende twee of drie jaaren gebruiken, zonder dé gezondheid te benadelen;zij verfterken het lichaam alsdan meer, dan zij het verzwakken, en brengen den ftoelgang veel eer in orde, dan in wanorde. Zulke Geneesheeren, (ik hoop , dat derzelver getal gering zal zijn) die met het gemeen van deze haare verfterkende en andere eigenfchappen juist het tegendeel beweren,moeten zekerlijk onze visceraalklijfteeren met de gewoonlijken verwarren, welken met zout en andere purgerende middelen, die de darmen prikkelen, van hunne vogtigheid beroven en uitdrogen , of met oliën e. z. v., die ze vernappen en hunne vliezen overpappen en verftoppen, gemengd zijn. Want zonder dit misverftand zouden zij aan een vogt van kruiden, het welk, gelijk onze visceraalklijfteeren, grootftendeels uit verfterkende wortelen en kruiden beftaat, dergelijk zij tot verfterking der maag laten drinken, geen eigenfehap toefchrijven, die de darmen verzwakt, wanneer het onmiddellijk in dezelven gebragt word; zij zouden een middel, het welk in ftaat is, om half uitgehongerden te voeden, te verkwikken en in het leven te behouden, niet als verzwakkende uitkrijten. Men vind veele voorbeelden bij de fchrijvers aangehaald. Ik heb  onder anderen eene vrouw, die met opftijgingen gekweld was, en welker flokdarm door* de kramp zamengetrokken werd, en eene Jufvrouw aan de ledenverftijving onderhevig, die wegens een bijgekomen klem in den mond geen droppel vogt en veel minder eenig eeten kon doornikken, door dergelijke de kramp tegengaande visceraalklijfteeren fterk met zemelen vermengd, vier weeken lang genoegzaam gevoed en eindelijk genezen. Eenboe. remeisje, dat, na eenen val op het hoofd en eene daar op gevolgde verlamming van den flokdarm, die zigdenklijk tot op de maag uitftrekte, en haar uit dien hoofde den honger en dorst niet liet voelen, buiten ftaat gefteld werd, om eenig voedzel door te zwelgen, werd meer dan een half jaar lang enkel door klijfteeren van een afkookzel van zemelen gevoed, en kort daarna volkomen genezen. Zij werd in het eerst bij deze vreemde voeding zwak en mager, maar na dat zij er een tijd lang aan gewend was, kwamen de kragten, de lijvigheid en de roode koleur op de wangen weder. Het is hun, die eene flaapziekte hebben, veeltijds eigen, dat zij,gelijk f. hofmann reeds aangemerkt heeft, en ik zelf gezien heb, zo lang honger en dorst kunnen lijden, zonder merküjke vermindering der kragten en der levendige koleur van het gezigt, wijl de ontlastingen bij hen zeer fpaarzaam gefchieden. Doch bij mijne Lijderes, die gedurende de aanvallen tevens met ingevingen begaafd was, waarin zij onder anderen over het Onze Vader met zulke geleerde welfprekendheid, die haar in haare gezonde dagen niet eigen was, predikte, dat de toehoorders er  over verbaasd waren, was, ten blijke van de opflorping der huid, de dagelijkfche pislozing zo fterk , dat de menigte van dezelve de klijfteeren veel meer dan de helft overtrof. Zij verminderde ook niet veel, toen men haar wegens den krampagtig gefloten aars gedurende eenige dagen geen klijfleer kon inbrengen, fchoon de pis , die te voren zonder reuk was, toen als een dood lichaam ftinkende, doch zonder kwaade gevolgen, uitgeloosd werd. De tegenwerping, dat het warme water, en dus ook eene warme klijfleer verzwakt , heeft meer waarschijnlijkheid, hippokrates zegt reeds, dat een bad verzwakt, wanneer deszelfs warmte de natuurlijke warmte des lichaams overtreft. Maar hij zegt ook, dat in tegendeel het bad verfterkt, wanneer deszelfs warmte minder is dan die van het lichaam. Zulk eene gefteldheid nu hebben onze inwendige baden. Zij mogen egter dezen verzwakkenden trap van warmte op verre na niet bereiken; ik laat ze in tegendeel dikwijls geheel koel gebruiken. Eertijds werden de koude klijfteeren door Geneesheeren bij monde, brieven en gedrukte fchriften als moordtuigen uitgekreten. Doch door laateren worden zij zelfs in kwaadaartige koortzen en in zulken met uitflag gelukkig gebruikt, waarover ik verfcheiden maaien het geneeskundig volkje zag aarzelen. Indien nu de visceraalklijfteeren, zonder bijvoeging van olie e. z. v. genomen, het gebrek van veerkragt der darmen, het welk meestendeels gelegenheid tot traagen ftoelgang geeft, oogenfchijn-  lijk verbeteren; wanneer zij derzelver kramptfefc. kingen, die dikwijls uit Infartïus ontflaan, ftillen, hunne uitgedroogde wanden bevogtigen , hunne glibberig makende klieren openen, en de flijmagtige, taaije vuiligheid, die er zig aanhegt, weekmaken en uitdrijven , dienvolgens de gewoonlijkfle oorzaaken van eene ongeregelde, vertraagde opening des buiks uit den weg ruimen: zo vervalt ook de eenvoudige en zig zelve tegenfprekende befchuldiging, welke men van ouds af tegen dezelven ia* gebragt heeft, dat men zig aan derzelver veelvuldig gebruik derwijze gewend, dat men in het vervolg zonder dezelven geen ftoelgang meer kan krijgen. Al deze belasteringen, veeltijds uit nijd en afgunst voordfpruitende, kunnen niet bondiger weêrlegd worden, dan door de ondervinding, en deze overtuigt mij dagelijks, dat er nog geen middel bedagt is, dat zo wel in ftaat is, om dit ongemak , dat men haar te last legt, weg te nemen, dan onze klijfteeren (*). Zelfs heb ik verfcheiden maaien de hardlijvigheid daar door genezen , welke door het gebruik der gewoone klijfteeren veroorzaakt was, en heb eens gezien, dat onze zeepagtige klijfteeren eene groote menigte olie, die men dagelijks tegen de verftopping door klijfteeren had doen gebruiken, en daardoor het kwaad erger gemaakt gehad, opgelost, en tot welzijn en verbaasdheid der Lijders uitgedreven hebben. Eene tweede tegenwerping tegen het menigvuldig gebruik van onze klijfteeren, en welke van ge- (*) Zie het vierendertigfte geval van ziekten.  wigt fchijiitte zijn,heb ik eertijds mij zeiven gemaakt. Zou zulk eene fterke artzenij, dagt ik, die de kraakbeenige Infartïus oplost, niet tevens de deelen, welke de InfarEtus bevatten, aantasten, ten minden het bloed, gelijk het misbruik van het ooft, al te zeer verdunnen ? Doch ik werd ten vollen daaromtrent gerust gefield, als ik, om daar van overtuigd te zijn, verfcheiden Lijders, na zeer lang en menigvuldig gebruik der klijfteeren, eene ader liet openen, en hun bloed vaster en beter gemengd vond. Daar het eene uitgemaakte zaak is, dat de visce* raalklijfteeren.tot welzijn der Lijders, jaaren lang, zonder de minfte kwaade gevolgen gebruikt zijn , zo kunnen zij ook voor gezonden tot een zeker voorbehoedmiddel, tot bewaring der gezondheid en zelfs van een lang leven van nut zijn. Veelen bedienen zig alle jaaren van een moeilijken dikwijls fchadelijk voorbehoedmiddel; zouden zij niet zekerer en beter handelen, indien zij, in plaats van dezelven, de visceraalklijfteeren jaarlijks een paar reizen omtrent een week of vier agter een, doch, in dit geval, meer koel dan warm gebruikten? • Eene geneeswijze, die men zonder ongemak en nadeel, zonder ftrengen leefregel en verzuim van bezigheid, zonder groote kosten en walging, aanhoudend kan gebruiken, eene geneeswijze, waardoor men de ftreeken van eenen listigen vijand,die dikwijls heimlijk en ongemerkt de ingewanden ondermijnt, kragtdadig en zeker kan voorkomen en ftuiten, verdient immers de voorkeur boven alle andere voorbehoedmiddelen, waar naar elk, die  192 wegens eene volmaakte gezondheid niet volkömérï zeker is, begerig zou mogen zijn en die hij zon. der bedenking zou gebruiken* En hoe veelen zijn ten aanzien van hunne gezondheid zeker? Want bij een bloezend gelaat of in geringe ongemakken, die van geen belang fchijnen te zijn, kan eene verbazende menigte van Infartïus verborgen zijn, die, wanneer zij, zonder voorbehoedmiddelen uitbreken , of aan het gisten raken, dikwijls oogeneeslijke, vreeslijke toevallen , en zelfs den dood veroorzaken. Wanneer ik onze klijfteeren zelfs tot verlenging des levens aanbeveel en aanprijs, doe ik zulks op gezag en volgens befchouwing en ondervinding. Dus roemt bagliviüs (*) de baden en waasfems als de beste middelen om lang te leven, wijl zij, gelijk hij zig uitdrukt, de veeren met deraderen, en deraderen met de veeren in het menschlijk lichaam buigzaam, beweeglijk en in behoorlijke fpanning houden. Hoe veel meer kan men zig dan van onze inwendige en daar toe ingerigte baden en waasfems beloven? In toenemenden hoogen ouderdom gefchieden de affcheidingen en ontlastingen , de inwendige uit- en inwaasfemingen op verre na met zo veel levendigheid niet meer, maar hoe langer hoe traager; de geleiagtige vette waasfem, die door het celleweefzel trekt, verdikt zig, het vloeibaare daar van verdwijnt allengs, en laat het aardagtige over, de vaste deelen worden droog, ftijf en deels kraakbeenig en verhard;de holten van het cellenweefzel, der O) ÏKfferf. de Anatom. <£? morb. Solidor. p. 451.  der vaten en klieren vermeerderen, verftoppen, en gfDeijen te zarnen, de vogten verliezen hunne zagce, kleverige, balzemagtige hoedanigheid,worden zoutagtig, fcherp en tot verrotting geneigd; waartoe de ophoping van rotagtige vuiligheid in de halfverlarnde darmen zeer veel doet. Op welke wijze nu deze ontaarting, die aan den ouderdom eigen is, en de kwaade gefteldheid der vloeibaare en vaste deelen door de visceraalklijfteeren het best kunnen voorgekomen worden, kan men zeer gemaklijk doen begrijpen uit haare wijze van werken, en uit haare eigenfehappen, welken verfterken, voeden, fmedig maken, verdunnen, de uit- en inwaasfeming van het celleweefzel bevorderen, de fcherpte verzagten e. z. v. Maar men zal ten volle overtuigd worden, wanneer men, gelijk ik, gezien heeft, dat afgeleefde grijsaarts door het aanhoudend gebruik van dezelven, een frisch gelaat, buigzaamheid der leden, fterkte en vlugheid behouden hebben, voornaamlijk wanneer zij aanzienlijke toevallen onderhevig waren geweest (*). Doch hoe zeer deze goede werking door eene aangeboren of met moeite verkregen, vrolijke, een weinig losfe of onaandoenlijke gemoedsgefteluheid onderfteund word, befluit ik daaruit, wijl ik opgemerkt heb, dat de grijsaarts van ongemeen hoogen ouderdom meestendeels met deze gelukkige gemoedsgefteldheid begaafd waren. in Frankrijk is het reeds voor lang tot eene ge- C *) Zie het verhaal der ziekte van eenen grijsaart me; toevallen van vallende ziekte, in het tweede hoofdltuk. N  194 woonte geworden, de verzagtende klijfteeren, zelfs ook pour conferver le teint, dagelijks te gebruiken, dat is, om de fijne huid van het aangezigt doorfchijnende , glad, zagt, en vrij van uitflag te houden, om haare tegennatuurlijke en ook wel natuurlijke, doch al te fterke roodheid, of de zogenoemde boerekoleur, die men liever door blan* ketzel verandert, te verhoeden, en de gevreesde voorboden des ouderdoms, de kleine rimpels, die zig tot op de kwijnendezieltjes kunnen uitftrekken, voortekomen. Maar hoe veel zekerer zullen de visceraalklijfteeren dit niet uitwerken? Het nut der klijfteeren bepaalt zig niet blootelijk tot de langdurende ziekten, maar ftrekt zig ook uit tot de koortzen. Bij derzelver behandeling komt het er voornaamlijk op aan, dat de koking der ziekteftof en vervolgens haare ontlasting op eene wijze, dieovereenkdmstigmet de natuur is, bevorderd worden. Om dit oogmerk te bereiken, kon er zekerlijk geen beter middel uitgedagt worden, dan de klijfteeren, die, gelijk reeds gezegd is, de verdikte vogten fcheiden, verdunnen, en beweeglijk maken, derzelver fcherpte zoet en ftomp .maken, de gefpannen, ftrakke, verdroogde, vaste deelen bevogtigen, week en buigzaamer maken, de al te groote aandoenlijkheid en prikkelbaarheid der zenuwen enfpiervezelen matigen, en dezelven aan den anderen kant weêr verlevendigen en aanfporen; die verder de wegen ter ontlasting banen, en derwijze verfterken, en het gebrek der voeding verhelpen, dat, na zulke zwaare en heete ziekten, de gewoone verzwakking, volgens het geen ik altijd on-  *9S dervöndeii heb, op verre na niet zo fterk befpeurd word. Ik vraag derhalven met regt, of eene eenige geneeswijze in-vergelijking kan gefield worden met die, welke zonder het verhemelte geweld aan te doen , en de geftalte van een zo allerkragtigst zuiver en onmiddellijk werkend kruidennat, van eene inwendige ftoving of van een inwendig dampbad , van nabij of van verre met zulk eene kragt werkt? die zo veelerlei toevallen, die met elkander fchijnen te ftrijden, te gelijk voorkomt? die zo menigerlei aanwijzingen van genezing op eens volbrengt? die, wanneer men dezen al niet getroffen heeft, egter gerustlijk verders kan gebruikt worden ? die het onheil, dat zo wel uit de medenlijdenheid der zenuwen, als uit de plaatslijke ophopingen des bloeds, welken bij de Infartïus gemeenlijk plaats hebben, of deszelfs aandrijving naar de bovenfte deelen, als uit deszelfs verontreinigingen, door los gemaakte en bij het zelve gemengde deelen van de Infartïus en door de verzameling van zulk eene fcherpe ftof e. z. v. ontftaat, op eene gelijkvormige en aan de natuur eigene wijze, het best kan afweren? die dus de nabij en verre afzijnde en zelfs de eigenlijdende oorzaaken wegnemen , de eigenlijke bron van het kwaad reinigen, en onder deze rigting de ongefteldheid der zenuwen, pijn en kramptrekkingen ftilleq, of dezelven uit den grond genezen en tevens van dezelven bevrijw den kan ? en die het lichaam voor zig zeiven en toe werking van andere middelen zo voortreflijk bereid, met één woord de onfeilbaare, langdurige ziekten N 2  des onderbuiks en de ongemakken der zenuwen e. z. v. daar van afhangende, welken door de be. roemdfte Geneesheeren en geheele Akademiën te vergeefs bedreden en deels voor ongeneeslijk verklaard zijn, uit den grond genezen heeft? Ik verwagt het verwijt, dat ik de loffpraaken' van onze geneeswijze te verre getrokken , of derzelver aanprijzing met een weinig kwakzalverij opgefmukt heb. Zo ik het gedaan heb, is het niet voorbedagtlijk en met oogmerk gefchied. Ten minden verdien ik verfchoning, wanneer ik al te ijverig deel aan den gelukkigen voordgang van deze zegerijke wapens genomen heb. Die aan de groote voordeelen van dezelven , die zo dikwijls mogelijk gemaakt hebben het geen in het algemeen voor onmogelijk gehouden werd, twijfelt, dien verzoek ik, ten algemeenen beste, zijn oordeel zo lang optefchorten, tot dat hij, naar het loflijk voorbeeld van eenen onbevooroordeelden en flandvastigen waarnemer, den heer lijfarts elwert, voldoende proeven, zonder zig ten eerften van het fpoor te laten leiden, daarmede genomen heeft. ,, Alles wat ik tot hier toe van de vis3, ceraalklijdeeren geroemd heb," zegt hij in zijne disfertatie, welke wij in de inleiding van dit werk hebben aangehaald, „ beweer ik met des te meer zekerheid, wijl ik gelegenheid hfcb gehad, „ fchier een geheel jaar, dagelijks en nauwkeurig „ de voortreflijke uitwerking van dezelven waar s, te nemen, en welbij eenen hypochondrist, wel„ ke verfcheiden jaaren onder de handen van zeer „ geleerde en beroemde Geneesheeren te vergeefs  197 „ naar redding reikhalsde,tot dat hij eindelijk zij„ ne toevlugt nam tot het dagelijks gebruik der „ klijfteeren.- Het is waar, dit duurde drie maan,, den lang, zonder merklijke uitwerking, maar in ,, het begin der vierde kwam er eene kleine koorts, ,, en de geheele regte zijde werd met roode blaart,, jes bedekt, welken jeukten en eenige mattigheid ,, veroorzaakten , en van dewelken agt dagen daar,, na kleine fchubben afvielen. Maar ondertus,, fchen, en inzonderheid eenigen tijd daarna, be„ gon de buik zig van de verftoppende ftof te ont,, lasten. Dan waren het polypen, welken de ge„ daante van aderen hadden, dan als afgefchraapt, ,, dan ftukjes, dan een taaije flijm, dan zwart en ,, flinkend bloed, dan eene bijzondere , zuuragtig ,, ruikende ftof, dan gruis en zandkorreltjes , welk ,, alles allengs op onderfcheiden tijden te voor,, fchijn kwam; altijd na den ftoelgang, en dit zo ,, afwisfelend, dat de Lijder mij altijd vooraf kon „ zeggen , welke foort van ftof hij dezen of dien ,, dag zou kwijt raken. Dit gefchiedde zagtlijk, ,, hoewel met een weinig mattigheid, doch anders ,, gedurende eenige maanden zonder de minfte „ moeilijkheid, dan fterk, dan weinig, en al de ,, vorige aanvallen, inzonderheid de benauwheden, ,, namen zo zeer af, dat ik, toen ik mijnen Lij,, der moest verlaten, in het minfte niet meer twij,, felde aan zijne volkomen herftelling." De heer Dr. hannes , die door zijne fchriften met veel roem bekend is , heeft verklaard (*), (*) Brief aber das Friefel, S. 82. N 3  dat hij van het nut der visceraalklijfteeren van K'aMPF, het welk zij in zulke ziekten kunnen aanbrengen, die uit verftoppingen in dé vaten van den onderbuik haaren oorfprong nemen, ten volle overtuigd is. Indien deze voorftanders der klijfteeren ten tijde van carolus müsitanus geleefd hadden, zouden zij met mij door dezen driftigen tegenftrever van galenus, door dezen ij veraar, die in zijn Trutina chemico- med. Chirurgica het gebruik der klijfteeren, (quibus podici bellum inferatur) als eene Sodomitifche misdaad wil 'geftraft hebben, tot den brandftapel zijn veroordeeld geworden. Maar hij was priester, doch tevens Geneesheer.  199 VIJFDE HOOFDSTUK. Van de middelen, derzelver bereiding, en het gebruik der visceraalklijfteeren. Een Geneesheer, dien de ondervinding wijzer gemaakt, dien een fchijnzel dikwijls een helder licht ontftoken, en dien eene kleinigheid menigmaal den leidraad in de hand gegeven heefc, om zig uit eenen verwarden doolhof te redden, leert telkens op elke geringfchijnende omftandigheid, zo wel bij het navorfchen en onderzoeken van de oorzaaken en kentekens der ziekten, als bij de genezing oplettend worden. Het is niet genoeg, dat men uit eenen grooten voorraad van middelen de kragtigften, zekerden en besten neemt, en dat men die, welken voor elke oorzaak gefchikt en op elke omftandigheid gepast zijn, gelukkig verkiest, men moet ook bij derzelver gebruik op tijd, order en lichaamsgefteldheid letten, en de bijzondere wijze weten, hoe zij moeten gebruikt worden, en inzonderheid bij herzetten der visceraalklijfteeren, daar het hier voornaamlijk op aankomt, ook de voordeligfte han^greepen en de vereischte hoedanigheid der werktuigen , behalven nog veelerlei voordeeiep en hinderpaalen kennen , welker veronagtzaming het heilzaam oogmerk zeer dikwijls heeft doen raisfen. Ik N 4  20Ó zal derhalven de moeite nemen, om alles wat, vol- gens mijne ondervinding,de goede zaak bevordert, of dezelve in den weg is, zo verre mijn geheugen mij behulpzaam is, medetedelen. Doch, of ik volkomen overeenkomftig mijn begrip handele, het welk ik van de iurigting van eene goede geneeswijze gegeven heb, of mijne keuze, van geneesmiddelen onberisplijk zij, of er geen kragtiger werkende zijn, of ik de gevallen nauwkeurig genoeg bepaald hebbe,- waar deze of die van dezelven nuttig of nadeelig zijn , en of ik niet nog meer voorwaarden had kunnen vastftellen, onder de welken zij eene tegengefteide uitwerking kunnen hebben, laat ik aan de onpartijdige toetze van ervarene en onbevooroordeelde Geneesheeren over, wier beter onderrigt mij altijd aangenaam zal zijn. De gewoone visceraalmiddelen, van dewelken ik mij tot het gereedmaken van onze klijfteeren met onbefchrijflijk nut bedien, zijnde volgenden: De wortel van papenkruid of paardebloemen, ( Taraxacum). De wortel van hondsgras, (Graminis radix). De wortel van de kleine valeriana (valeriana mïnor). De bladen van gezegenden distel ( Card. Beneditl.) De bladen en bloemen van guichelheil (AnagalH) flore phosniceo), het welk egter met de Alfina niet moet, vei wisfeld worden. De bladen van duivekervel of aardrook (fumaria). De bladen van witten andoorn,of maIrove(M«rrubium album).  aoi De bladen , bloemen en wortels van de wolverleij of valkruid (Arnica). De toppen en bloesfem van duizenblad (Millefolium). Kamillen en wolkruid (Verbascuvi). En rogge- en tarwe- zemelen. Naar bevinding der omftandigheden neem ik de meeften van de bovenftaande tot een klijfteeraftrekzel of verwisfel met dezelven, of voeg er de volgenden bij, met aflating van de minder gefchikten, namelijk: De wortels van Peerdik (Lapathum acutum). De wortels van Meekrap (Rubia Tintïorum). De fpruitjes van Alfsranken (Dulcamara). De bast van Simaruba. Dc bladen van Scheerling ( Cicuta major five conium mandatum). Oranje bladen, Rozemarijn bladen en bloemen, en pepermunt (Mentha piperita). De verdikte osfengal en inzonderheid duivelsdrek, j De wortels worden van half Maart tot in Jumj, of voor dat zij fterk ftengels gefchoten hebben,en de bladen, voor dat zij bloemen dragen, geza-, meld. Beiden worden lugtig en in de fchaduw gedroogd. : Het papenkruid ( Taraxacum) is van ouds af als een ongemeen werkzaam visceraalmiddel geroemd. Ontelbaare ondervindingen van anderen ftemmen met de mijnen overeen, dat het door zijne zeepagtige, oplosfende kragt het dikke, taaije bloed ontbind, verdunt en weder tot zijne natuurlijke ver. N 5  202 menging brengt. Dit kan men er des te zekerer van verwagten, wijl het zelfs de taaije, lederagtige fpekhuid van het bloed en knobbels in de long geiuzen heeft. Gelijk de hooglceraar delius dan ook het bloed, het welk zig in het voorjaar geheel bedorven, en met eene digte, blaauwagtige huid overtrokken, na de aderlating vertoonde, door het gebruik van het fap van het kruid en den wortel van papenkruid derwijze verbeterd, dat het eenige maanden daarna volkomen zuiver uit de ader ftroomde (*). Daarenboven prijst het zig aan, doordien het, wegens zijn gematigd bitter, verflerkt, zonder te verhitten, en dat het de onreinigheden van het bloed door de piswegen bevordert , en ook open lijf houd. Ik heb derhalven het zelve, nevens den wortel van hondsgras, welke wel zagter, doch zeer openende, meer verkoelende, dan verhittende is en de vogten mals maakt, billijk tot eenen grondflag van elke foort van klijfteeren verkozen. De laatfte munt ook hier in uit, dat hij de galfteenen oplost. Ik bedien mij van deszelfs afkookzel en extract in heete ontftekingskoortzen zeer veel en met veel nut. Het geen de wortel van hondsgras aan balzemagtige werking verliest, word door de valeriana of het fpeerkruid, hetwelk door de kleinfte vaten der hersfenen dringt, de zenuwen verfterkt en de krampen ftilt, rijklijk vergoed. Wanneer er verzwakkingen der zenuwen, (*) Zie zijne Differtat. de Taraxaco, prafertim aqua ejusdem ,per fermentationem parata eximio uful Erlange , 1754-  ao3 ftuipagtige bewegingen of toevallen van vallendeziekte , lammigheden e. z. v. bijkomen; ook in geval, wanneer dergelijke toevallen, nevens het fcheel hoofdzweer, de zwarte daar, de aamborstigheid , pijn in de gewrigten e. z. v. uit ingeflagen onreinigheid der huid, verdopte maanddonden, gedremde pislozing, uit wormen en neiging tot verrotting ontdaan , komt het zelve inzonderheid in aanmerking. Maar het moet de regte foort van fpeerkruid zijn, zo als de heer hill het befchreven, en in eene afgezette plaat afgebeeld heeft, en het welk in veele Apotheeken niet te bekomen is. Onder de visceraalkruiden geef ik op goede gronden aan gezegenden distel en aan guichelheil den voorrang. De gezegende distel lost de taaije, dollende vogtén dikwijls zigtbaarlijk op , dezelven door de pis uitdrijvende, die als dan troebel,, dik en dinkende word. Het bezit de eigenfchap der bittere planten in den hoogden trap , namelijk van het gebrek aan gal te vergoeden, haare meeste gebreken te verbeteren, het zuur tegen te gaan, de maag en de overige ingewanden te verderken en te beter te doen werken, de verrotting te wederdaan, en de wormen te verdrijven. Dit alles doet het, zonder de minde verandering in het bloed te verwekken. Hoe zou anders de heer Doktor lange zijn extract dagelijks tot vier fcrupels aan zeer veelen, die aan het zijdewee lagen, zonder nadeel hebben kunnen geven ? Dit raadzel, dat eene der bitterde planten meerfchijnt te verkoelen, dan te verhitten, word opgelost, wanneer men haare bedaandeelen onder-  ■204- SSHSB1 zoekt, en er eene zeer groote menigte farpeteragtig bitterzout in ontdekt. De genezende kragt van de guichelheil of roode muur is, wegens het gebrek aan bitterheid, meer bepaald, doch in zekere .gevallen des tegrooter, fchoon dezelve verborgen fchijnt. Veele Geneesheeren, zelfs van den eersten rang, hebben zig door de reuk- en fmaakloosheid van deze edele plant laten verleiden, om de deugden, welken de ouden zo zeer van dezelve roemden, en die ik ontelbaare maaien in de watervrees , waarin zij mij nooit gemist heeft, bewonderd heb, vol (trekt te ontkennen. De goede uitwerking, welke ik daarvan in de melancholie, geelzugt waarin de heer stoll (*) het nog onlangs bewaarheid vond, en in de waterzugt ondervonden heeft, hangt zekerlijk meest af van derzelver pisafdrijvende en verftopping der lever e. z. v. oplosfende kragt , welke eerste zo fterk is, dat al de kinderen, welken ik een halve drachma van derzelver poeder tegen de uitbreking van de watervrees liet geven, hun water des nagts jn het bed lieten lopen. Denzulken, die egter aan derzelver goede uitwerking twijfelen , of die ze, ondanks zo veele proeven, voor kragtloos en onwerkzaam houden, moest men, tot ftraf, het behoorlijk gedroog. de kruid in poeder zonder bijvoegzel laten innemen, wanneer het ontftekend zwellen van den neus en de oogen en het branden van het gehemelte hen wel ras van het tegendeel zou overtuigen. De duivekervel of aardrook heeft zeer groote overeen. (*) Zie Ratio mtdendi.  205 komst met den gezegenden distel, inzonderheid ten aanzien van het bevatte openend falpereragtig bitterzout, fchoon in minder hoeveelheid. Zij kan dus zeer gevoeglijk bij dezelve gevoegd , of bij arme lieden in derzelver plaats gebruikt worden. Beiden hebben met het papenkruid,als de beste en zekerfte bloedzuivering, eenen grooten roem verworven, doordien zij ontelbaare reizen allerlei uitflag van de huid, kwaadaartige zweeren, en zelfs melaatschheid genezen hebben. Dit kan men er des te gewisfer van verwagten,wijl zij de Infartïus, als de bron van de onzuiverheid des bloeds, wegnemen. Die meer vertrouwen op het duizendguldenkruid en op het drieblad heeft, kan zig ook van dezen in plaats van de anderen bedienen. Voor flijmagtige en voor de prikkeling eenigzins ongevoelige en koude lichaamen , in veele en ten uiterfte taaije vuiligheid, die de wanden der darmen tegen alle prikkeling befchermt, in ingewortelde en hardnekkige kwaaien, waar door de vaten door de fterke uitzetting half verlamd zijn, en waarin de gemelde kruiden niet meer willen doorwerken, laat ik in derzelver plaats de fpecerijagtige, bittere, witte andoorn, die reeds de taaiste verftoppingen 'en zelfs knoestagtige verhardingen overweldigd heeft, maar inzonderheid het valkruid met de bloemen en den wortel, gebruiken. Ik ben door eigen ondervinding van over lang overtuigd, dat de wolverleij,deze kragtige plant, die het taaije, geronnen, (tollende, uitgeftorte bloed, de ontembaare verhardingen en gezwellen verdeelt en door de nauwlijks zigtbaare buisjes doordringt, alle andere  openende middelen den voorrang betwist. En veele laatere proeven hebben dit genoegzaam bevestigd, zijnde derzelver ongemeene uitwerking, in verdopte ingewanden en daaruit ontftaane waterzugt, hevige, kramp- en ftuiptrekkingen , geflopte bloedvloeiingen en koude koortzen, voornaamlijk in lammigheden , krommingen of zamentrekkingen en de graauwe flaar ten volle daardoor aan den dag gelegd. Men zal zig dus verwonderen, dat ik dezelve niet tot het voorn3amfle gedeelte der visceraalklijfteeren verkozen heb. Ik heb het gedaan, maar bij de meeften mijner Lijders, die zekerlijk deels teder van gefteldheid waren, deels gevoelige darmen hadden, daarenboven aan de klijfteeren niet gewend waren, heeft dezelve zulk eene ontroering veroorzaakt, dat zij de klijfleer niet konden inhouden , maar dikwijls op het oogenblik weer moesten lozen. Daar ik nu dit middel voor onontbeerlijk houde, tragt ik deszelfs prikkeling te matigen door bijvoeging van flijmagtige dingen, en bet niet eerder voortefchrijven, dan wanneer de darmen eenigzins aan de gewoone klijfteeren gewend zijn. Wanneer de plant oud of verlegen is, kan men zig van haare kragt even zo weinig beloven, als van die van het extract, dat uit het drooge loof bereid word. Daar in tegendeel het extract, dat uit de verfche plant door de beginnende gisting en met wijn gemaakt is, zeer flerk werkt. De verrotting tegengaande en verfterkende wortel mag, volgens den heer stoll , niet gekookt worden, wanneer men niet wil, dat dezelve zijne kragt verliest.  207 In de genezing van de Infartïus moet men ook op de bijkomende omftandigheden het oog houden, welken dikwijls van veel belang zijn,op de krampagtige en veeltijds pijnlijke zamentrekkingen der darmen, welken van de Infartïus, die de vaten ongelijk uitzet, en van derzelver prikkelende fcherpte onaffcheidelijk zijn ; op haare dikwijls gistende rotting, die zig na haaren overgang in de darmen fterkerdoet gewaarworden en op de kwellende winden, die zo wel uit krampen, rotagtige gistingen , als uit de zwakheid der eerste wegen voordfpruiten. De kamilbloemen, welken krampen pijnftillende, verrotting tegengaande, windverdrijvende, verfterkende en verdelende zijn, gaan dit kwaad onfeilbaar en kragtig tegen. De bloemen en het loof van duizendblad bezitten bijna dezelfde kragt. Deze plant heeft tevens eene zagt zamentrekkende, verfterkende, en gelijk men uit haaren kamferreuk kan afnemen, verdelende eigenfchap. Men heeft ook van overlang bevonden, dat zij zeer heilzaam is in de ongemakken der aambeijen. In hevige krampen bedien ik mij van de bloemen in groote giften. Het edele duizendblad is in de daad edeler, dan hetgemeene; terwijl ik daartegen de gemeene kamillen boven de roomfche verkies. Om dezelfde reden, waarom ik de kamillen en het duizendblad in elke foort van visceraalklijfteeren gebruik, bedien ik mij daarin ook billijk altijd van de bloemen van wolkruid, welken kramp- en pijnverzagtende, aangenaam aan de zenuwen zijn, de al te ftramme en uitgedroogde deelen week maken, en de fcherpte matigen.  Ik tel ze ook in zo verre onder de openende vis» ceraaimiddeien, wij! zij het küj'teervogt met eene fijne olieagtige, llijmige zeep verrijken, waar door het, gelijk men ligt kan begrijpen, in de taaide vuiligheid gereeder en eenflagtiger indringt, en zig met dezelve vermengt, en ze dus des te eerder beweeglijk maakt. Bij elk deel der klijfleerfpecien laat ik eene goede hand vol zemelen mengen, ten einde aan het klijfleer afkookzel eene dikagtige lijvigheid te geven, waardoor het veel beter in den kronkeldarm kan gehouden worden, dan het meer vloeibaare. De zemelen verdienen ook te meer eene voornaame plaats in de visceraalklijfteeren, wijl derzelver gelei- en zeepagtig,zuiverend aftrekzei kragtig werkt in de verdikte pituita, de darmen uitfpoelt, hunne verflopte opflurpende buisjes af- en uitwascht, de fcherpe onzuiverheden ontwikkelt, de verdroogde deelen bevogtigt', en den verharden drek week maakt en tot den afgang bevordert. Daarenboven komt derzelver verrotting tegengaande, voedende en verfterkende eigenfchap in aanmerking. Dat zij zuiveren en de fcherpte verzagten, heb ik me. nigvuldige maaien in droogen hoest en zinkingen ondervonden, daar het afkookzel van gedroogde of ook een weinig gerooste zemelen, waarin bloemen van wolkruid getrokken werden, nevens eenen weekmakenden , door mijn waasfemwerktuig ingezogen waasfem de hoofdzaak dergenezing uitmaakte. Zij zijn verrotting tegengaande , wijl haar afziedzel in de warmte ras zuur word. Deze nei-  neiging tot zuur kan ook wel de oorzaak zijn, dat het zemelenbrood het lijf open houd. Fr. hofmann (*) heeft haare ongemeen verfterkende kragt door fcheikundige proeven bewezen. Van de zemelen zo wel, als van het zemelenbrood, of den zogenoemden pompernikel, kreeg hij door overhaling eene zeer groote menigte brandbaare olie, welke hij voor eene onvergelijklijke hartfterking uit geeft ; daartegen ging van het gemeen bruin brood weinig, en van het tarwenbrood fchier in het geheel niets van deze olie over den helm. Dienvolgens verdienen de roggezemelen verre den voorrang. Doch ik laat ze bij veelen, om haare winden en zuur makende raauwheid te verminderen , eerst in eene aarden pan of op den oven te dege droogen, en zo dra ik bij mijne Lijders eene neiging tot zuur of tot ontlastingen befpeur, dezelven even roosten. Dezen zijn dus mijne gewoone fpeciën voor de eigenlijke visceraalklijfteeren, bij dewelken ik, in hardnekkige gevallen , eenige lepels vol van het verdikte fap van papenkruid, latouw en graswortel e. z. v. meng, en voor zwakke maagen, wal. ging en braking er een weinig pepermunt bij doende. Ik liet voortijds de klijfteeren met regen- of ligt ftroomwater afkoken; doch zedert een paar jaaren heb ik ook het kalkwater in plaats van regenwater met oogenfchijnlijk goed, en nooit kwaad, gevolg, doch meest tegen de# flijmagtige Infarctus laten gebruiken. Ik doe mij in de daad verwijtingen, dat ik dit voortreflijk visceraalmiddel niet cer- (*) Zie zijne Obferv. phyf. c'jym. L. li. cbf. XXII. O  der en meer in de klijfteeren gebruikt heb, daar immers deszelfs nuttigheid in graveel, waarde ingewanden verftopt zijn en het zuur de overhand heeft, in hardnekkigen buikloop, in kwaadfappigheid, in fcorbut, uitflag der huid, daar het ook bij zuigende kinderen, fchoon het alleen door de minnemoeders ingenomen werd , voortreflijke werkingen heeft gedaan, en in kwaadaartige , krop-ja zelfs in kankeragtige zweeren, en de ongemaklijke pisontlastingen, in den pisvloed, en tegen de winden reeds voor lang bevestigd was,en dat, volgens de laatere ontdekkingen van eenen whytt, senac, gabe en anderen, in het ontbinden van de fpekagtige huid des bloeds, der polijpen en kalkknobbels, en, volgens eigen proeven, in de oplosfing der verftopte darmfcheelsklieren en hardnekkigfte flijmige waterige verhardingen zijns gelijken niet heeft. Het trekt daarenboven de kragt beter uit de klijfteerfpeciën,en belet de zuure gisting van haar afziedzel. Wanneer ik het nodig agt, taaije, vette vuiligheid fierker op te losfen, en de darmen, welken met een ondoordringlijk deeg overtogen en daar door ongevoelig zijn, tot uitwerping van dezelve te prikkelen, het zuur nog meer tegen te gaan, of het gebrek der gal en haare werkloosheid te verbeteren, laat ik er eenige lepels vol verdikte osfengal bij mengen. Men heeft het kalkwater reeds jaaren lang dagelijks bij mingelen vol tegen den fleen, zonder het minste nadeel, gedronken; hoe veel minder heeft men van deszelfs dagelijks gebruik in de klijfteeren te vrezen, waarin het in zulk eene groote hoeveelheid niet geno-  men word en door de overige inmengzels gematigd is, en waarin het ook de mislijkheid en walging niet verwekt, die het als een drank bij de meeften veroorzaakt, op welke wijze men het zou mogen voorfchrijven. Doch ik raade het zelve niet aan, zomin als deosfengal, in heete, galagtige, drooge lichaamsgefteldheden, al te ftrakke en gefpannen vezelen, vastzittende, inzonderheid polijpagtige en fteenagtige Infartïus en opgehoopte, zeer verharde vuiligheid in de darmen, wanneer het bloed tot ontftcking geneigd is, en in hier uit ontflaande hardlijvigheid, hevige kramptrekkingen, drift van het bloed naar de boven deelen en de nieren , en in koortsagtige bewegingen. In zulke gevallen maken de verfche wortels, het loof en de bloemen van hondsgras, papenkruid en witte maluwe of althéa,in hui of moutnat gekookt, de maluwe en bloemen van wolkruid, het zoethout, met verfche roggezemelen, en veeltijds ook fap van komkommers , de azijn en de flijm van roode Hakken de hoofdzaak uit in de klijfteeren. Wanneer des niettegenftaande de hardlijvigheid de overhand neemt, laat ik in het afziedzel van de klijfleer een of twee lepels vol van mijn verzagtend middel, en in dringende gevallen zes of zeven oneen oxymel mengen. In de ontlasting van zeer rotagtige Infartïus heb ik nog nooit het kalkwater durven gébruiken; ten ware dan dat de reuk tevens een zuur verraden had, dat daar mede gepaard ging. Misfchien was ik hier in te befchroomd, en één van de geenen, die zig door geneeskundige overleveringen , die dikwijls enkel op befchouwende waar- O 2  fchijnlijkbeid gegrond zijn, laten in de war brengen. Misfchien is het kalkwater in deze gefteldheid ook meer nuttig, dan fchadelijk. In het zeldzaam geval, waar eene kritieke ontlasting van de aasagtige rotte Infarctus, met vreeslijke toevallen verzeld is, laat ik de klijfteeren uit de wortels van de valeriaan, wolverleij, koortsbast, kamillen, falamoniak, of, in plaats van dit laatfte, uit zes of agt droppels van den bijtenden geest van fal-amoniak, dien men ten laatften bij het koele afziedzel mengt, en verfche rogge zemelen met regenwater bereiden, bij het doorgezijgde afkookzel veel azijn mengen, en het fchielijk gebruiken voor dat het Icoud word. Wanneer de aarsdarm door de bijtende fcherpte van de InfarStus en de vuiligheid beledigd en met zweeren bezet is, heeft men van het kalkwater, het welk ik alsdan met zoethout, althéa, fcheerling, bloemen van wol kruid laat trekken en met fap van geele knollen mengen, eene fpoedige verzagting te wagten, wanneer tusfehen beide 'het loodveter van godlard, en in toevallen van aambeijen het versch bereide unguentum Pepukum gebruikt word. In hevige, dikwijls weerkomende, valfche gravee!pijnen,met persfingen op het water, wanneer flijm en zelfs gruis met pijn door de pis geloosd werd, en welken derhalven veele Geneesheeren bedrogen hadden, doch die uit verftopte aambeijen ontftonden , heb ik dikwijls en nog onlangs de klijfteeren met kalkwater bereid, welken ik door een ruim bijvoegzel van fpeerkruid en duizendblad verfterkte, met gewenscht gevolg ge-  213 bruikt. De gewoone fpeciën tegen den fleen,met kalkwater en fap van geele wortelen tot eene klijsteer gekookt, heb ik ook tegen de waare graveelpijnen, welken, voornaamlijk in zekere landftreeken, daar warme dranken algemeen worden misbruikt, (leeds zeldzaamer worden, en tegen de bijzondere neiging tot vorming van (leenagtige yoordbrengzels (lerker werkende bevonden, dan wanneer dit afkookzel inwendig genomen word. In de .meefte foorten van kwaadfappigheid, hetzij nu dat dezelve door overerving en befmetting geteeld en met de Infartïus zamengefleld, door dezelven gevoed en hardnekkig gemaakt, of daar uit ontflaan zij, zijn de kalkwaterklijfteeren ook van meer nut dan men gelooft, wijl de meefte foorten van kwaadfappigheid de lijmpha verdikken. Maar in zulke kwaade gefteldheid der vogten tragt ik derzelver werking te onderfteunen door bijvoeging van zulke fpeciën, die tevens tegen de Infartïus en de onzuiverheden van het bloed gerigt zijn, en welken men uit de geenen , die ik in het zesde hoofdftuk tegen de kwaadfappigheid in het algemeen heb opgenoemd, kan uitkiezen. De peerdig of het patientiekruid, het welk voor lang als een bloedzuiverend middel bekend is, en waar van mijn overleden vader zig reeds zeer veel bediend heeft, word door den heer tissot in zenuwziekten geroemd als eene bijzondere kragt bezittende , om allerlei foorten van fcherpte weg te nemen, te openen, te verfterken en tevens de gal e. z. v. zagtlijk uittedrijven. Zij verdient dus zo wel ia dezen als in veele andere gevallen onder de O 3  klijfteerfpeciën gerekend te worden. De fcheerling munt inzonderheid uit in het oplosfen van kliergezwellen en knoestagtige verhardingen. Wanneer men met jigt en ongemakken van het water, met Engelfche ziekte en andere ongemakken der beenderen, met verftoppingen der darmfcheelsklieren, der maandftonden en der aambeijen gekweld is, neemt men zijne toevlugt tot de meekrap, die, volgens laater proeven, de pituita ook fterk oplost. Wijl het in-en uitwendig gebruik van bitterzoet (dulcamara), in de ontbinding van geronnen, buiten gevaat bloed, van zulk eene gewenschte uitwerking is, kan men er ook van verwagten , dat zij het ftremmend bloed in de vaten fterk oplosfen zullen. Men, heeft ook bevonden, dat zij daarenboven ook zeer heilzaam zijn tegen de fcherpte der fcorbut. Zodra men verzekerd is, welke foort van kwaadfappigheid de overhand heeft, kan men eenigen van derzelver onfeilbaare tegengiften, welken in het volgende hoofdftuk befchreven zijn, bij de klijfteeren voegen. In al te groote dunlijvigheid , of neiging tot buikloop , welke in de oplosfing en ontlasting van de Ihfatttus zeer hinderlijk is , kan men zig van de koele kalkwaterklijfteeren veel beloven. Het zij dezelve uit een gebrek aan veerkragt der darmen, of uit eene fcherpte, die zig derwaard gewend heeft, of uit beiden ontftaan is. Tegen de eerste gefteldheid laat ik het kalkwater met kaskarillen of koortsbast, gfove kaneel en gerooste zemelen zieden; tegen de andere laat ik er nog flijmige middelen, de flakken en de bast van fimaruba, welke te-  vens heilzaam is tegen de flijmige aambeijen, en bloemen vanwolkruid e. z. v. bijvoegen. Met dezelfde, meer verfterkende klijfteeren, tragt ik ook de hardlijvigheid te overwinnen, welke uit eene verftopping van het gedarmte ontftaat. Geheel anders is het gelegen met de hardlijvigheid, welke uit eene opgehoopte taaije, flijmagtige en ook zwartgallige flib in het darmkanaal, inzonderheid uitglasagtige flijm ontftaat, waar tegen de klijfteeren, welken uit papekruid, andoorn, wolverleij en osfengal met kalkwater e. z. v. bereid worden, van het beste nut zijn. Tegen de verftopte maandftonden laat ik bij de klijfteeren groote giften meekrap, manderkruid , pepermunt , wijnruit en kamilbloemen, ook wel een weinig nieskruid (helleborus niger) e. z. v. voegen. Dat het kalkwater ook heilzaam is in zenuwziekten, kan men uit deszelfs gemelde eigenfchappen befluiten. Het zal ten minften veelen van de zamenlopende oorzaaken fterk tegengaan. Maar in de boven befchreven gefteldheid , daar ik deszelfs gebruik afgeraden heb, vind het bij aandoenlijke zenuwen des te minder plaats, wijl dezelven door de minfte prikkeling in ongefteldheid gebragt worden. In den tegengeftelden toeftand, en waar in meer wateragtige en traage, dan heete en galagtige vogten, meer zwakke en flappe, dan drooge en gefpannen vezelen gelegenheid gevende oorzaaken zijn van toevallen van kramp, ftuiptrekkingen,hypochondrie, en opftijging, en waarin de Infar&us niet hoofdzaaklijk in aanmerking moet genomen worden, laat ik het kalkwater met fpeerkruid, geO 4  2l6 zegenden diste!, duizendblad, oranjebladen, rozemarijn, kamillen en wolkruid zieden, bij het doorgezegen afkookzel een paar drachmen duivelsdrek of ook wel terpentijn en een dooijer van een eij ontbonden, mengen, in het zelve onder den naam van zenuw- of krampküjftcer gebruiken. De hevigheid der aanvallen, tragt ik door bijvoeging van eenen kleingefneden maankopen eenige teelepeltjes flijm van bilfenzaad, welke uit het gekneusde, en met roozewater afgetrokken en uitgeperst zaad bereid word, te verzagten. De eenparig aangeprezen kragt van den wortel van fpeerkruid in de zenuwziekten hangt misfehien even zo zeer af van zijne zenuwverfterkende en derzelver ongcfteldbeid verbeterende eigenfehap, als van die, welke er bijzonder aan eigen is, dat hij zo veelerlei oorzaaken van de wanorders der zenuwbewegingen tegengaat. Dus heeft dezelve dikwijls enkel als een wormmiddel de vallende ziekte genezen, en nog onlangs heb ik eene vrouw ontmoet, die van eene verlamming van de tong en den mond , welke uit verfcheiden zamenkomende oorzaaken ontflaan was, en naar geen gewoone geneeswijzen luisterde, binnen weinige weeken door dergelijke klijfteeren van fpeerkruid genezen was. Ik kan ook (Joor eigen ondervinding bevestigen, dat de oranjebladen eene tevens verfterkende en de kramp tegengaande kragt bezitten. De bladen van den gezegenden distel behoren eigenlijk wel niet tot de kramp tegengaande middelen; doch zij verdienen in zo verre eene plaats onder dezelven, doordien zij nog menige oorzaak der kramp wegnemen, die naar het fpeerkruid niet  217 luittert,bij voorbeeld zekere gebreken der gal, van het zuur en eenige ongefteldheden der maag. In het laatfte geval neem ik ook in deszelfs plaats de pepermunt. De ongemeene kramp tegengaande en ontbindende kragt van het duivelsdrek is door eene menigte ondervindingen al te zeer bevestigd, dan dat ik de mijnen zou behoeven bij te brengen. Ik zal ook niet fpreken van deszelfs beproefde uitwerking tegen de wormen, verrotting, windzugt,den kinkhoest, winddoorn, beeneeter en de heupjigt. Mijn overleden vader heeft denzelven reeds voor 50 jaaren tegen de opftijgingen en hypochondrie, tegen verftopte maandftonden , en daar uit ontftaande flijmzugt, tot pillen gemaakt, waar bij hij nog galbanum, (het welk bij walgagtige lieden zeer wel in de plaats van duivelsdrek kan gebruikt worden,) extraór. van mijrrhe en een weinig door kunst bereid ijzervitriool mengde ,met zulk een gelukkig gevolg voorgefchreven, dat de vrouwen er in het algemeen den naam van roode wangen pillen aan gegeven hebben. Onder dezen bekoorlijken titel werden zij door den apotheker injmenïgte verkogt. Van welk eene goede uitwerking zij tegen de onvrugtbaarheid zijn , zal ik onder aan tonen. Doch zulken, die, om mij op eene verbloemde wijze uittedrukken , veel temperament bezitten, en welker omftandigheden niet mede brengen, de ftem der natuur te gehoorzamen, moet men met den duivelsdrek een weinig voorzigtig behandelen. In de klijfteeren genomen, heb ik deszelfs uitwerking kragtiger bevonden. De merkwaardige ondervinding , welke de heer zimmermann mij medegedeeld' O 5  heeft van eenen fpeekzelvloed uit opftijging ontftaande, welke een jaar lang aanhield, en. dien hij, door zulke ftinkende klijfteeren, in korten tijd overwon, levert een nieuw bewijs op van de deugdzaamheid van dit middel, voornaamlijk in de klijsteeren. De dooijers van eijeren, waarin ik denzelven laat oplosfen, is onlangs'stegen de verftopping der lever, en tegen veelerlei gebreken der gal aangeprezen. Ten minften kan dezelve,.'gelijk ik eenige maaien ondervonden heb, er iets toe doen. De Lijders, wier kragten uitgeput zijn, raad ik, den duivelsdrek in eenige versch gelegde eijeren met het wit van dezelven te laten oplosfen. Veeltijds verëischt de bijzondere gefteldheid der omftandigheden, waar van hier boven reeds een woord gezegd is, dat men dergelijke verfterkende en kramp tegenftaande ingrediënten, in plaats van met kalkwater, met een verkoelend en weekmakend klijsteer afziedzel mengt. Meer dergelijke nodige veranderingen .laat ik over aan de kundigheid van verftandige Geneesheeren. Wijl het kalkwater door lengte van tijd veel van zijne kragt verliest, raad ik, het zelve alle weeken in huis te laten bereiden. Dit gefchied op de volgende, wijze. Men neemt omtrent twee pond verfchen en fterk gebranden kalk, doch de kalk van mosfel- of oesterfchelpen verdient verre de voorkeur, giet in eenen aarden vat er agttien mengelen water op , roert het met eenen houten lepel dikwijls om, laat het dan zes uuren lang ftaan, giet het klaar water dan af, doet het door eenen doek, en bewaart het in flesfchen of kruiken wel toegeftopt.  219 Uit deze opgetelde fpeciën word het afziedzel voorde klijfteeren op de volgende wijze klaar gemaakt. Men giet op twee of drie lood, of eene goede handvol van de klijfteerfpeciën, en eene kleine handvol zemelen, anderhalf pond of pint koud regen- of kalkwater. Als men twee of drie klijfteeren daags nodig heeft, maakt men eene dubbele of drie dubbele portie gereed. Men doet dit alles in eenen aarden of ijzeren pot, welke een wel fluitend dekzel heeft, en welks rand men nog daarenboven met een langwerpig gefneden en met deegbeft-rekenpapier rondom moet beplakken, en zet den pot des nagts in de heete asch. Des morgens laat men het op een zagtvuur zo lang zagtlijk zieden, tot dat na een fterk uitpersten door eenen doek er iets meer dan een derde of een klein pint, omtrent twaalf oneen uitmakende,van overblijft. Dit afziedzel word nog wel eens zo kragtig, wanneer men gelegenheid heeft, om hetzelve in het Papiniaanfche werktuig te laten bereiden. Men doet alsdan op de ingrediënten maar een pintje water , het welk , tot meerder zekerheid , door het koken te voren een goed gedeelte der lugt benomen is, hangt den digestor, die tot op drie duim hoog gevuld is, des nagts over zulk eenen graad van kooienvuur, die nabij het kookpunt is, waarin de onder de asch gedekte kooien hem tot des morgens zullen houden. Als de digestor genoegzaam verkoeld is, om hem, zonder verlies van het vogt, te kunnen openen, word het afgetrokken nat, zonder verder zieden , fterk uitgeperst. Door dezen digestor, die men over het vuur hangt, verfta ik  22© het Papiniaansch werktuig, het welk onlangs in Zweeden zeer verbeterd,veel gefchikter, van geflagen en vertind koper gemaakt, en met een ovaal dekzel, dat daar op past, voorzien is,en geen gevaar van fpringen heeft. Doch wijl men reden heeft van te vrezen,dat deze bewerking, die beenderen oplost, ook het tin, dus ook het koper'zou kunnen aantasten, ben ik te rade geworden, den ketel van gegoten, doch tevens fmedig ijzer, maar het dekzel van ge/lagen koper of tin in zulk eene evenredigheid van dikte te laten maken, dat de door onagtzaamheid te fterk uitgezette lugt het zelve veel eer tot het onfchadelijk bersten toe uitzet, dan dat zij het ijzer gevaarlijk doet fpringen. Wanneer men dezen ketel enkel, tot bereiding van het Wijsteer afkookzel wil gebruiken, behoeft hij niet meer dan vier pond voor drie klijfteeren te bevatten. Maar wil men hem ook tevens tot huishoudelijk voordelig gebruik, tot het fchielijk gaarkoken van vleesch met weinig vuur , tot het bereiden van kragtig nat uit beenderen, en ook tot allerlei kruidmengkundige bereidingen hebben, als dan moet dezelve meer dan eens zo groot zijn. Bij gebrek van eenen digestor raad ik het gebruik aan van het blikken werktuig, het welk veel beter koop is, en waar van men zig hier bedient, om het rundvleesch e. z. v. veel beter en fmaaklijker te koken, en tevens veel hout te fparen. Dit werktuig is langwerpig, ovaal, liggend en rust op vier voeten. De fchoorfteen is niet in het midden, maar aan het einde. Iïet dekzel moet er nauwkeurig op fluiten, dat er geen damp door kan dringen. Ten  221 einde egter de fterke zieding van het water, die mee weinig houdskoolen kan bewerkt worden, het dekzel niet afwerpe , is het zelve met eene kleinej beweeglijke klep voorzien, welke men, om het doordringen van den waasfem te beletten, naar goedvinden met gewigt kan voorzien en zwaar maken. Zo dra het afziedzel doorgezegen is, geeft men het de verëischte warmte door het bijgieten van heet kalk water, welke warmte veel minder moet zijn, dan die van het bloed, of den 3jften graad van warmte volgens den thermometer van reaumür niet moet te boven gaan, en men vult dan de klijsteerfpuit zonder vertoeven daar mede. Het begin met deze geneezing laat ik meestendeels met melklauwe, doch eer koeler dan warmer klijfteeren maken, dat is met zulken, die niet koeler en niet warmer zijn,dan de sjfte en 35fte graad van warmte op den thermometer van reaumür aanwijst. De warmer, meest lauwer klijfteeren, gebruik ik in de boven bepaalde gevallen, daar het kalkwater geen plaats heeft, uit de aldaar befchreven fpeciën toebereid. In deze omftandigheid laat ik den buik tevens met pappen, uit dergelijke ingrediënten en zeep vervaardigd, geftadig ftoven. Ik heb ook van dezelven dikwijls een gewenscht gevolg gezien in eene verftopte bloedontlasting e. z. v. Ik ga van de lauwe tot de koelere klijfteeren over, zodra ik befpeur t dat de Infartïus beweeglijk zijn. Dit befluit ik daaruit, wanneer de Lijders, na een ingebragt klijfteer,eene persfing tot den ftoelgang, knij-  pingen, winden, en andere tot hiertoe ongewooiteinzonderheid op gezetten tijd komende ongemakken beginnen te voelen. Zo heb ik verfcheidenmaalen ondervonden, dat de Lijders, die te voren dë klijfteerengemaklijk bij zig hielden, dezelven, na verloop van een kwartier of een halfuur, eensklaps moeiten laten van zig gaan, en dat eerst drie of vier uuren na den afgang van het onveranderde klijfleer afkookzel de Infartïus van tijd tot tijd gevolgd zijn. Ik zag dit nog onlangs met verwondering bij eenen waterzugtigen in de eerfte veertien dagen der genezing. Deze gelukkige tijdftip vertoont zig egter zeidenzo fchielijk. Men moet dikwijls twee tot zes maanden, ja jaaren lang met het gebruik der klijfteeren geduldig en ftandvastig aanhouden, eer dezelve daar is. De heer clossids fchreef mij eens: „ Ik heb menigen Lijder gene„ zen, die over de vijfduizend visceraalklijfteeren „ gebruikt had, voor dat de Infartïus volkomen „ los werden. Gij zult u over de ftandvastigheid ,, verwonderen; maar gij moet weten, dat het zul„ ke Lijders zijn geweest, welken door hunne Ge., neesheéren, als ongeneeslijk, verlaten waren, ,, doch tot wier befchaming zij volkomen herfteld j, zijn." Ik ben van over lang overtuigd geweest, dat klijfteeren, welken van den isdentot den 2jfteh graad van bovengenoemden thermometer koe! zijn, en die ik door het wrijven en koud wasfchen van den buik, doch in bovengemelde omftandigheid door warme ftovingen, en inwendig door het koud drinken bij voorbeeld van Fachinger, Schwalhéimer of  Selczer water gedurende het bruifchen (*) des te fterker tragt te doen werken één der voornaamfte middelenis tot bevordering van de Infarctus,welke zig ftaan te ontlasten, gelijk ook om purgeermiddelen fpoediger te doen werken. De ondervindingen van anderen hebben deze waarneming tot mijn genoegen beveiligd. De koude klijfteeren mogen egter in alle gevallen niet aangewend worden en nooit dan met voorzigtigheid. Want men kan daar door zo wel flremmen als bevorderen, en bij ligt aandoenlijke Lijders zeer gemaklijk eene gevaarlijke ongefleldheid verwekken. Voor zulken, welken eenzwakzenuwgeftel hebben,en wier eerfte wegen verflapt zijn, zijn de koele en eindelijk koude klijsteeren, welken eudemus reeds aangeprezen heeft, zeer gefchikt, en volgens laater waarnemingen zijn zij van ongemeene uitwerking geweest in half verlamde darmen, kramptrekkende baarmoeder, langdurige hardlijvigheden en windzugt;doch des niettegenftaande ga ik altijd voorzigtig en trapswijze te werk. Ik laat bij voorbeeld eerst des morgens eene lauwe, des avonds en des nagts eene een weinig koelere, en als de Lijders zig zonder ongemak daar aan gewend hebben, geheel koele gebruiken. Het is eene voornaame zaak, dat de visceraalklijfteeren zo lang in de darmen gehouden worden , tot dat zij volkomen daarin verteerd, verwaasfemd, of door derzelver opflorpende buisjes opgenomen zijn. Om dit in het werk te ftellen, moeten veelte*) Dit bruifchen maakt men met wijafteenroom en een weinig fuiker op eene citroen gereven.  erlei omftandigheden voorzigtig in agt genomen worden. Het afkookzel moet,gelijk reeds gezegd is, eene dikagtige lijvigheid hebben, en van eene verëischte getemperdheid zijn, te dien einde moet voor het vullen van de klijfteerfpuit nauwkeurig onderzogt worden, of het niet te heet of te koud is. Geleerden, die dikwijls verftrooid van gedag, ten zijn, en zulken, die dom zijn, kan men dit werk niet toebetrouwen, wijl zij de klijfleer zeer ligt te heet nemen, en daar door, even als de wiskonstenaar peireitsgh, zig eene ontfteking in den aarsdarm en den dood zouden kunnen veroorzaken. Gevoelige .lieden, die niettegenftaande alle moeite, dezelve niet kunnen inhouden, moeten eerst maar de helft van de gewoone klijfleer en het overige een half uur of een uur daarna nemen, en er nog flijm van wortel van althéa of arabifche gom onder doen, en erzomwijlen een klein gefneden maankop in laten zieden. Zij mag niet voor gevolgden afgang gezet worden. Wanneer dezelve vertraagt, moet hij te voren door een afkookzel van zemelen, waarin zeep opgelost is, of enkel door eene klijfleer van lauw water bevorderd worden. De darmen worden dan tevens daar door uitgefpoeld en derzelver opflorpende buisjes bekwaamer gemaakt tot het opnemen der visceraalklijfteeren. Dit is in veele gevallen zeer nodig, en voornaamlijk, wanneer de kronkeldarm met rotte en taaije vuiligheid zeer-opgevuld is. Verders moeten deklijfteerfpui. ten, waarmede men dit werk zelf kan verrigten, bekwaam en zonder gebrek, de cylinder van binnen.  nen glad en evenwijdig, en het onderfte gedeelte van den drukker met werk gelijk, niet te weinig en niet te veel omwonden zijn, ten einde dezelve, na eene zagte drukking, gemaklijk inglije, en egter geen vogt naar boven doorlate. Ik heb gezien, dat Lijders zig bij het gebruiken van eene ongefchikte klijfteerfpuit, waar bij zij geweld gebruiken moesten, derwijze verhit hebben, dat de klijfleer hun kwalijk bekomen is. Anderen hebben zig door onhandigheid, ongefchikte houding of waar de pijp hoekig en fcherp was, den aars beledigd. Dit gebrek moet men ook voorkomen, en de pijp altijd met olie, boter e. z. v. gladmaken, en als de aars beledigd of met pijnlijke knobbels bezet is, eene dunner pijp nemen, en dezelve met een fluk duiven of hoenderdarm, of met Ceratum faturni overtrekken. In zeer gevoelige darmen kan een weinig, voor het overige onfchadelijke, lugt,die er met de klijfleer ingepompt word, eene ontroering verwekken, die aan de fierker darmen geen letzel toebrengt. Om derhalven te verhoeden, dat er geen lugt boven of onder het afkookzel of tusfchen het zelve infiuipt, moet men bij het vullen op de volgende wijze handelen. Men haalt den drukker zo ver op als men kan , keert den cijlinder om ,giet het afkookzel door een tregter in de onderfte opening tot dat dezelve geheel vol is, of drukt den drukker zo lang zagtlijk naar boven, totdat het vogt tot aan den mond van den fchroefring komt, fchroeft er dan de dwarspijp op , zet de gekeerde fpuit op den bok , en den duim op de opening van de pijp, en tragt dan den drukker zo lang fterk P  Ï2Ö naar beneden te drukken, als nog eenige lugt tusfchen den vinger doordringt. • Veelen verkiezen de zo genoemde Engelfche klijfteerfpuiten, aan welker cijlinder, in plaats van eene regte dwarspijp, eene gekromde aangefchroefd word , gemakshalve, boven de gewoonen. Men kan zig- van de zeiven liggende of {taande bedienen, in welke laatftejhouding men de verrigting door den drukker tegen den wand e. z. v. aan te drukken , zeer kan bevorderen. Om de kosten te fparen, kan men eene verkens- of runderblaas nemen, waar aan men eene kromme hoornen pijp vast maakt, en dezelve van voren aanbrengende, de blaas met beide handen uitdrukken. Veelen hebben zig geoefend, om de gevulde blaas, die met eene regte, om hoogftaande en op een houten teljoortje vastgemaakte pijp voorzien is , door er op te zitten, gemaklijk en fchielijk ledig te maken. Het fpreekt van zelve, dat de pijp der klijfteerfpuiten met eene dwarspijp voorzien, diep genoeg in den aars moet dringen, dat dienvolgens derzelver lengte naar het meer of minder vet lichaam ingerigt moet worden, en dat men naderhand bij het indrukken van den drukker eenig geweld moet gebruiken, uit hoofde van deszelfs dubbele kromming. Onder het zetten van eene klijfleer, het welk door een' ander gedaan word,of dat men met de tinnen fpuit met de kromme pijp zelf liggende kan doen, of ook eerst na dat men op eenen bok of fchraag, zig de zelve gezet heeft, moet men zig op de regte zijde leggen, en vervolgens de beenen zo hoog als mogelijk is eenen korten tijd ergens tegen zetten, of de dijen  Oth hóóg heffen, en midlerwijl den buik een weinig laten fchokken, ten einde de klijfleer, door dë bovenfle wendingen of krommingen , naar de regte zijde tot aan den blinden darm gebragt worde. Van hoe vee! gewigt het in agt nemen van dit voorfchrift in veele gevallen moet zijn, bewijst de heer Doktor martijn (*) door eene gelukkige proeve ,■ die hij aan zig zeiven, in eene ziekte, welke hem met den dood dreigde, in het werk gefield heeft. ,, Na „ dat wel twintig klijfteeren vrugtloos gebruikt wa„ ren," zegt hij , ,, viel het mij eerst in, mij op „ de regte zijde te leggen, en, als ik de klijfleer ,, in had, met de voeten om hoog te klouterem „ Dit was nauwlijks gefchied, of de zelve viel doof „ het dwarsfe gedeelte van den kronkeldarm} dat ,, ik het kon gewaar worden; en ik werd flaauw. Vervolgens gingen er verharde klompen drek en „ flijm af, en ik vond mij op eens van de hevigfte „ en geweldigfle pijnen en het onophoudelijk bra„ ken e. z. v. bevrijd, terwijl alle hulpmiddelen „ daartegen vrugtloos waren geweest." Dus ftrekt de ftaat- en krijgskundige regel van ondervinding,dat gewigtige gebeurdnisfen dikwijls van eene kleinigheid afhangen, zig zelfs uit tot de toebereidzelen,die men bij de klijfteeren moet maken. Of nu alle Lijders, wier kronkeldarm bij deszelfs oorfprong met geen harde vuiligheid bezet is, zig ep de regte zijde moeten leggen en met de voeten om hoog klouteren, of zij dit altijd, dan flegts nu en dan moeten doen, deels met oogmerk, om (*) Zie zijne Beij'trage ztir verbtsferungder Heilkunst, P a  228 de klijfleer fierker te doen werken, en deelsom ze des te beter te kunnen inhouden, zal ik niet bepalen. Ik kan ten minden,als ik eene koude klijsteerneem, den loop van dezelve naar den blinden darm, zonder deze verrigtingen , zeer duidelijk voelen; en veelen kunnen aandonds na dat de' klijsteer gezet is, zonder eenige neiging tot afgang, allerlei lichaamsoefeningen verrigten ; anderen brengen het door de gewoonte eindelijk zo ver, dat zij de klijdeeren, uit wolverleij bereid, zonder moeite kunnen inhouden. De klijdeer verteert bij beiden in korten tijd, het welk ik hier uitbefluit, wijl na verloop van drie of vier uuren, zomtijds eerder, zomtijds laater, winden en een gewoone doelgang, of harde vuiligheid, zonder blijk van klijdeer, gevolgd zijn. Dienvolgens kan men zonder ongemak gevoeglijk drie klijdeeren daags nemen, eene des morgens,eene des avonds na heteeten, en de derde voor dat men naar bed gaat na eenen fchraalen maaltijd, of anders twee des morgens en eene des avonds als men naar bed gaat. Zulken, die de klijsteeren gemaklijk kunnen inhouden, raad ik, kort na het nemen van dezelven, des voor- en namiddags in de open lugt eene wandeling te doen, of in een rijtuig, of anders, het welk nog beter is, te paard, op eenen zagten draf. De oplosfende werking der klijdeeren word door de volgende uitwendige middelen kragtig bevorderd: door eene zeepzalfmet een vlugtig mengzel vermengd, waarmede men tweemaal daags den buik , of het gedeelte, waar aan men een gezwel of verharding befpeurt, wrijft. In dit laatde geval laat ik er nog wat kwik-  229 zilver- met flijm van Arabifche gom gewreven, en een poeder van bladen van nagtfchaduw bij doen, en des nagts er een fterk oplosfende plaaster opleggen. Maar Lijders, die zwakke darmen hebben, laat ik, in plaats van de plaaster, eenen gordel met kina of runpoeder en een weinig nootemuskaatpoe.der gevuld,om den buik dragen, den gordel op de binnenzijde nu en dan met geest van falamoniaken gediftilleerde kamillenölie bevogtigende. Dezeepzalf, van de welke ik mij bedien, beftaat uit eene once gefchraapte Venetiaanfche zeep, vier oneen wijngeest en twee fcrupels kamfer. ■ De wijngeest word aangeftoken en, zo lang hij brand, zamen omgeroerd, en als hij koud geworden is, doet men er de kamfer bij. Het vlugtige fmeerzel laat ik uit eene once lijnolie, met bilfenzaad en bladen gekookt, anderhalf drachme geest van fal amoniak en een dooijer van een eij bereiden. Bij elke portie der gemengde fmeerzels laat ik kort voor het gebruik nog tien droppels van het Alkali volat.vm den heer sage , en ?.o of 30 droppels van de gediftilleerde kamillenölie mengen. De plaaster word uit verdikt fcheerlingfap,_ flijm van bilfenzaad , osfengal, galbanum in geest van terpentijn opgelost, fioribus falis ammoniaci, martialibus en wasch gemaakt, u . Ik verwagt, dat veele Geneesheeren mijne voorfchriften van klijfteeren, of de zamenftelling der fpeciën eenigzins wijdlopig of te zeer vermenigvuldigd befchouwen, en ze zelfs als ouderwetsch berispen zullen. Zij mogen dit zo lang doen, tot dat zij mij geduldiglijk aangehoord hebben,indien jon. P 3  §30 == ge geleerden, die met enkele lokken pronken,ge- 'dulds genoeg hebben,om eenen grijsaard met eene paruik bedaardlijk'aan te horen. Ik beken dus hier mede, dat de gemelde voorfchriften eenvoudiger hadden kunnen ingerigt worden. Maar dewijl tot dergelijke langdurige genezingen, waar van hier gefproken word, veele korven met kruiden en wortelen vereischt worden, die, enkeld, met moeite en veel kosten In zulk eene menigte te bekomen zijn, en de magazijnen der kruidmengkunde-, bij veele Lijders, ras daar van uitgeput zouden zijn; heb ik niét alleen geen bedenking gemaakt, om, zonder nadeel aan de zaak te doen, veelerlei foorten, die in werking met elkander overeenkomen, zamen te Hellen, maar ook de moeite genomen, zekerheidshalve, en ten beste van de zaak, dezel. ven in diervoege bij elkander te zoeken,en derzelver getal met anderen, die voor verfcheiden omïlandigheden gefchikt zijn, te vermeerderen. Het is bekend, ik fpreek tegen ervaren mannen, dat dikwijls een kruidje werkloos was, terwijl een dergelijk de geneezing voleindigd heeft, en dat zelfs het zelfde middel eerst gewerkt heeft, wanneer het in eene andere geftalte gegeven werd; waar van het kwikzilver op verfchillende wijze bereid, een onwederfpreeklijk bewijs oplevert. Dit gebeurt voornaamlijk in de zenuwziekten, waarin het fpeerkruid, mofchus, de koortsbast en zinkbloemen menigmaal vrugtloos gebruikt worden, terwijl de olie van dippeuus, met fleenölie, of kajaput-ölie hielpen , of waarin al deze zenuwmiddelen en meer anderen, vergeefs gebruikt werden, en het büfen  23* •extracl fchier op ftaande voet wonderen deed. Het is verder bekend, dat veele middelen , enkeld, buiten hunne zamenflelling, kragtloos en zelfs nadelig kunnen zijn, welken eerst vermengd zijnde» heilzaam worden, en dat. anderen alleen door eene wel gekozen vereeniging merklijk kragtiger gemaakt worden. De heer ealdunger heeft ons verfcheiden navolgenswaardige voorbeelden van zamengeftelde artzenijën gegeven, welken bij elkander gemengd kragtiger werken. Wie zou kunnen geloven, zonder het ondervonden te hebben, dat de wijngeest de vitrioololie, de zwavel het rottekruid en het kwikzilver in kragten verminderen; dat de purgeer- en braakmiddelen met een gering bijvoegzel van falpeter ongemeen in derzelver werking verfterkt worden, en dat een paar drachmen bitterzout in zijne natuurlijke oplosfing bijna even zo fterk en veeltijds fterker werken kan, dan driemaal zo. veel van het zelfde zout, als het in gemeen water opgelost is? Welke Geneesheer kent de innerlijke beftaandeelen, de bijzondere werking van zijn middeltje zo nauwkeurig, dat hij kan verzekeren , dat het op dit of dat geval onfeilbaar gepast moet zijn, en het zelve, zonder eenige bijvoeging, volftrekt uit den weg zal ruimen? Hoe veel minder zal hij in eene verborgen ziekte daarin flagen, in de welke men dikwijls nauwlijks kan raden, hoe veelerlei oorzaaken en welken van dezelven voornaamlijk gelegenheid gegeven hebben, of onder welke voorwaarden, in welke betrekking en in welk opzigt zij tot eene hoofdoorzaak word, en welk eene foort van eigengeaartheid of andere verP 4  fc32 ■ borgen gebreken, of wat voor een mengzel van kwaadvogtigheden er bij plaats hebben ? Hoe dikwijls hebben wij geen'gebreken te beftrijden, die volftrekt drijdig tegen elkander zijn ? Hoe dikwijls moeten wij bij voorbeeld zuur en verrotting tegelijk, hier flappe en daar gefpannen en drooge vezelen , hier traag en dremmend en daar al te dun en driftig bloed in aanmerking nemen ? Ik befluit daar uit, dat eene te verre getrokken eenvoudigheid , of de angstvallige keuze van niet meer dan het een of ander eenvoudig middeltje, in zo ver men niet bedoelt, proeven daarmede te doen, (die zeker menigen Lijder ongelegen zouden komen,)of dat men op deszelfs bijzondere kragt in bepaalde gevallen niet kan ftaat maken, niet minder en dikwijls meer te misprijzen is, dan 'de kundige, fchoon met voldoende fpeciën overladen recepten. Men zal egter ligt begrijpen, dat ik hier niet wi! fpreken van het verbazend zamendel van ingrediënten zonder kunde of oordeel gekozen, die in veele Apothekers boeken, tot fchande der oudheid, overgebleven zijn.  ZESDE HOOFDSTUK. Van het gebruik der overige gewoone visceraalmiddelen. II oe zeer de werking der visceraalmiddelen bevorde»d word, wanneer men dezelven in klijfteeren gebruikt, en hoe zeker het ook is, dat tegen de boven befchreven hardnekkige foorten van ,Infartïusx zonder deze manier, niets uitgevoerd kan worden, zo fluit dezelve egter de gewoone geneeswijze niet uit. Daar zijn zelfs gevallen, in dewelken men de klijfteeren gevoeglijk kan ontberen. Zo heb ik de niet verouderde, te taaije, flijmagtige en zwartgallige Infartïus meer dan honderdmaal, zonder hulp van deze! ven, overweldigd. Doch in de mees. te gevallen gaat men het veiligfte, wanneer men dé eene geneeswijze door de andere onderfteunt, of wanneer men de visceraalmiddelen in beiderlei geftalte,een gepaste leefregel mede gerekend, tegelijk of beurtelings laat nemen. Uit de lijst der klijfteerfpeciën, en uit de befchrijving van haare wijze van werken zal men zien, dat de meesten van dezelven, na behoorlijke bereiding, op- de gewoone wijze voorgefchreven kunnen worden. De keus voor elke bijzondere omftandigheid gefchikt, en waar van ik eene korte aanleiding gegeven heb, laat ik over aan de kunde der P 5  «34 Geneesheeren, welken ook op de verfchillende gefteldheid des lichaams in het algemeen, en der maag in het bijzonder moeten letten. Ik laat hier toe fterke afkookzels of extracten daar uit gereed maken, en dezen in elixirs, conferven of pillen geven. Ook Iaat ik de tedere toppen van dergelijke zorgvuldig gedroogde kruiden of anders de wortels tot poeder maken, en met fijroop of met een conferf gebruiken. Deze meng. zeis maak ik fierker door bijvoeging van zagt prikkelende zouten, die den taai jen zamenhang der flremmingen kunnen fcheiden, of vermeerder derzelver kragt door bijgevoegde oplosfende of tevens zenuw verfterkende gomharsten. Men kookt bij voorbeeld zes lood kleingefneden versch of droog papenkruid, duizendblad, duivekervel of drieblad, witten andoorn of valkruid,en guichelheil, van elk drie lood in vier mengelen water, bijna tot op de helft, wringt het fterk uit door eenen doek, ontbind daarin twee oneen wonderzout van Glauber en zes of agt oneen oxymel, en neemt des morgens twee of driemaal, en voor dat men naar bed gaat een theekopje vol daar van. De volgende bereiding is nog fierker, en men kan ze, zo wel als de bovenflaande, zelf klaar maken. Men neemt even zo veel van dezelfde kruiden , flampt ze in eenen ijzeren vijzel, er tevens een weinig witten wijn bij gietende; dat alles wel zamengeftampt hebbende, laat men het zo lang op eene warme plaats ftaan, tot dat men de eerste blijken van gisting begint te befpeuren, welke men ook kan bevorderen door er eenig gistend middel  *35 'bij te doen. Zodra deze zig ontdekt door het opkomen van eenige blaasjes en eenen zwavelagtigen -reuk, mèngt men er ten eersten, om het verder gisten te verhoeden, eene genoegzaame boéveeleHi van het koud geworden afkookzel van dezelfde, doch drooge fpeciën ,' die vooraf met witten wijn wel getrokken zijn, nevens drie of vier handvol gekneusde korenten of'eens zo veelgefchraapte 'geelè wortelen daar onder, vult hiermede eenen pot rot op een vierde, en zet denzelven, wel voorzien met een dekzel, en met een gepapt papier digt gemaakt, in den oven, na dat er het brood eenigen tijd uitgenomen is. Men laat er hem zes uuren in ftaan, perst dan het fap uit, mengt het met drie of vier oneen , Frederikszout, of met gewijnfteend •wijnzout (i), en laat het dan in een''aarden pot zagtlijk üitwaasfemen, tot dat het bijna de dikte van-honing bekomen heeft. Men neemt hier van twee of driemaal daags telkens twee of drie lepels vol. Zulke Lijders, die er gelegenheid toe hebben, 'kunnen, in plaats van het in den oven 'té zetten, (/) De 'heer muzel (zie nfèflizlnlftïïè uv.d chtriirgifche warknelmungen ijle tïn'd ite 'fammlung). De heèr baldinger (zie von den ff anklieftèn einer Armen S. 135.) en de heer röbf.rt whijt , (zie Beobachtungn fiber die Xcrvcnkrankheitcn S. 393') hebben het nut van het gewijnfteend - wijnzout in de zwaarmoedigheid , melancholie en hypochondrie, die uit vuiligheid in de darmen en verstoppingen der darmen in' den onderbuik ontslaan, aangetoond. Gevoelige Heden, die deze 'ztJuten en fappèn niet kunnen verdragen, raad ik, dezelven ineen afkookzel van 'kina te gebruiken.  in den zelfden pot laten weiken, vervolgens het uitgeperste in glazen kolven door de warmte van het waterbad zagt aftrekken en uitwaasfemen. Het is ligt te begrijpen, dat dit extradl des te kragtiger werkt , wanneer deszelfs beftaandeelen te voren door de beginnende gisting, (die ik boven de volkomen gisting volgens den heer delius verkieze), beter opgelost en-gemengd zijn, zonder fterk veranderd te worden, en wanneer men het verlies van zijne vlugtige deelen vergoed, door deszelfs overgehaalde waters, die, volgens de verheven fcheikundige uitdrukking van boekhave , de Jpiritus rector der plant in zig behouden hebben, daarbij gebruikt (k). (k) De groote voordeelen der extracten en waters op da gemelde wijze bereid,vallen al te duidelijk in het oog; dan dat men daar aan zou twijfelen. Zelfs de overgehaalde wateren uit reuk- en fmr.akloozc fpeciën, die reeds lang als werkloos afgekeurd zijn, verkrijgen door de voorafgegaane gisting genezende kragten , welken niet te verwerpen zijn , en die men reeds door den reuk en den fmaak ontdekt. Mijn overleden vader beklaagde dikwijls het lot van een braaf .man, die, zonder gewinzugt, enkel met. zulke, na de gisting gebrande waters ongemeene genezingen gedaan had, en zelfs ongeneeslijke teringen genas, dezelve met melk gemengd gevende. Hij moest deswegen eene zvvaare boete betalen , nadat de vergramde Geneesheeren zijnen grooten voorraad van twintigderlei onfchuldige waters zegepralend op de Itraat gegoten hadden. Nog onlangs verzekerde men mij, .dat een pintje pieterfeliewater onder de gisting overgehaald, waar bij een lood hartshoorn, zes drach. men falpeter, even zo veel wijnfteenroom en ten laatften  23? Tot de elixirs laat ik bij voorbeeld twee oneen van het extract van roomfche falaad of papenkruid e. z. v. en half zo veel ammoniak gom en drie oneen van het vogt van fmeltbaare wijnfteen, in vijf oneen pepermunt- of kaneelwater oplosfen, en dagelijks twee of driemaal een lepel vol daar van nemen. Als men het nog (lerker wil hebben, kan men onder eiken lepel vol 10 of 12 droppels van het tinctuur van fpiesglas van theden mengen. In ligtere gevallen kan het maagelixir van klein of hofman, of het Weener en dergelijken met gebladerden wijnfteen fterk gemengd, waarbij ik dikwijls een weinig van mijne fijroop van rhabarber voege, (welke uit fap van hier te land gegroeide rhabarber wortel en kruid gemaakt word, )gebruikt worden. De flikbrokjes laat ik uit extracten en poeders met de verzagtende conferf en oranje fijroop vervaardigen , en lepelwijze nemen. Het poeder van guichelheil laat ik met het uitgeperste, en een weinig verdikte fap van het kruid, met gefloten duizendbeenen , en met het fap van jeneverbeziën tot eene conferf mengen, en op dezelfde wijze, met deszelfs overgehaald water, voornaamlijk voor de water- en geelzugt en krankzinnigheid gebruiken. De visceraalpillen kunnen van duivelsdrek, of galbanum, ammoniak en quajakumgom,uit behoorlijk bereide extracten van gezegenden distel, guichelheil, wolverleij of andoorn en eene oplosfing van fal amoniak gedaan zijn, iu zvvaare toevallen der paerden eene fpoedige hulp toegebragt heeft, waar tegen het gemeen pieterfeliewater weinig had geholpen.  latouw gemaakt, en dagelijks tot een lood gebruikt worden. Naar omftandigheden doe ik bij dezelven wolfswortel, kina, fcheerling, waterig extract van aloë of van nieswortel en kalomel, en rade eenige lepels vol van de meer of minder geestrijke», na begonnen gisting overgehaalde, waters daarop te nemen, waar bij het liquor tanari folubilis gemengd, of waarin tartarus tartarifatu: en dergelijke opgelost is. Zedert eenigen tijd laat ik de gemelde harstagtigegommen, waar bij ik het vierde deel jalappenharst doe, met het gelukkigfte gevolg, in de gedaantevan eene zeep,gebruiken, welke zij door de oplosfing in eene fcherpe loog van fpiesglas bekomen (*). De Disfertatie van den heer buchneu , de gummatibus et refinis in faponem convertendis heeft mij op die gedagte gebragt, alwaar word opgegeven de bereiding van eene zeep van de harst van jalappe of gummi gutte in gewoone meesteresloog opgelost, die tot 30 grein genomen, geen ontlasting, en, in plaats van walging, eetlust verwekt heeft en des niettegenftaande een knoestagtig kliergezwel in korten tijd heeft doen verdwijnen. Het is ligt te begrijpen, dat de kragten der in zeep veranderde gomharsten zeer vermeerderd worden, als er door de loog van fpiesglas deszelfs zwavel in goede menigte mede vermengd word, gelijk in mijne mengzels. De loogzouten, die er zig bijvoegen, zijn op zig zei ven reeds fterk oplosfende middelen. Zij hebben verfcheiden bedaagde Lijders, (*) Zie op het einde van dit hoofdftuk.  - 239 die aan de flijm meenden te flikken, gered, wanneer zij bij voorbeeld de wijnfteenölie of den pisagtigen geest van fal amoniak, met water verdund, doorzwolgen, en zig daar mede gorgelden. Volgens de proeven met de flijm en pituita, ook buiten het lichaam genomen, kan derzelver taaijen zamenhang door dezelfde zouten,doch het best door de loog van fpiesglas, fpoedig en volkomen losgemaakt worden. Door de gemelde kunstgreep kunnen dus de veelvermogende fcherpbijtende zouten, de zeer flerk werkende harsten en zwavel van antimonie of fpiesglas, zonder eenige ongefleldheid in de eerste en tweede wegen te verwekken, in aanmerklijke menigte bij het bloed gemengd worden, en aldaar derzelver zeepagtige kragt zagtlijk en nogthans flerk oefenen. Ik zou in de daad geen middel weten te bedenken, het welk het coagulum van het bloed zo kragtig oplost, de limpha fpoediger verbeterden de verftopping der kleinfle vaten wegneemt, en de tinctuur van fpiesglas van theden in alle gevallen overtreft. Gedurende den korten tijd , waarin ik het heb gebruikt, heb ik, met anderen, van de befchreven pillen, waarin het een voornaam inmengzel uitmaakt, zulke gelukkige en fpoedige uitwerkingen ondervonden, voornaamlijk in kwaade overblijfzels van koorts, en verftopping der ingewanden en klieren, in de daar uit ontftaane waterzugt e. z. v. in den kramphoest,in hardnekkige derdendaagfche koortzen en kropzweeren, waarin zij als een onfeilbaar geneesmiddel aan te merken zijn, als zij met kwikzilveren wolfswortelen gemengd worden, dat ik hartlijk wensch, dat  veele Geneesheeren van deze hunne aangeprezen deugd overtuigd mogten worden. Het extraót van wolverleij moet, gelijk ik reeds aangemerkt heb , uit versch kruid en door de begonnen gisting bereid worden, wanneer het de werking van het aftrekzei of poeder eenigzins zal evenaren. Ik heb van het extraót van valeriaan geen melding gemaakt, wijl het dagelijks tot een lood gegeven , altijd zonder vrugt is geweest. De groote hoeveelheid van doordringend zout, het welk de roomfche falaad bevat, en dat inzonderheid de ontaartingen der gal verbetert, en door mij onder de leefregelkundige middelen nader bepaald zal worden, heeft mij bewogen, om deszelfs extract in de apotheken in te voeren, en proeven daar mede te nemen tegen de, zo wel in langdurige, als heete ziekten , woedende groene en zwarte gal, welken gelukkig uitgevallen zijn. Mijn overleden vader heeft reeds het extract van den zwarten nieswortel , dien men van den valfchen wel moet onderfcheiden, onder eene foort van pillen van stahl of bacher , zeer veel en gelukkig tegen de Infarctus,, hoewel infterker giften, laten gebruiken,en het op dezelfde wijze, als bacher, alleenlijk met minder omftandigheden , bereid. Het is verwonderenswaardig , hoe bijzonder het op den endeldarm werkt. De goede uitwerking, welken de zogenoemde verfterkende pillen van bacher in de waterzugt gehad hebben, fchijnt meest daar van af te hangen, dat dit extract (want het weinige van de myrrhe en Card. Ben. daar bij gevoegd, kan in geen aanmerking  I —111 24I Ring komen) eene bijzondere kragt bezit, om de taaije, flijmagtige, zwartgallige,in de eerste wegen, en zelfs in de vaten opgehoopte flijm, als de gewoonlijkfte oorzaak der waterzugt, op te losfen en uit te drijven. Men zie de waarnemingen van den heer eacher , inzonderheid de 4ofte, zo zal men vinden, dat het meeftendeels dergelijke, fchoon niet overal bepaalde, leemagtige ontlastingen, en na dezen, de genezing bewerkt heeft. Wil men de kragtige kruiden, bij voorbeeld denandoom, als poeders voorfchrijven, zo moeten alleenlijk de toppen der planten daartoe gebruikt worden. Ik meng dezelven gemeenlijk met het maagpoeder van birkmann, doch de kalfsvoet moet noch te versch, noch te oud zijn. Onder het poeder bedien ik mij meest van de flerk oplosfende, zagt prikkelende en tevens verfterkende en , met den wijnfteenroom vereenigd, zagt afdrijvende, en niet verhittende harst van quajakum tot een poeder gemaakt. Bij geval ontdekte ik, dat het ongemeen werkzaam is tegen de zwarte gal. Ik fchreef eenen grijsaart, welke verlamd was, en dien het Sedlitzer water, in hoe groote eene menigte hij het ook jaaren lang gebruikt had, weinig tegennatuurlijks afdreef, een half drachme poeder van quajakumharst, met een drachme wijnfteenroom voor, om het zelve alle avonden te gebruiken. Hij had nauwlijks het tweede poeder genomen, of hij voelde, toen hij wakker werd, eene persfing tot den ftoelgang, waarop eene menigte afgang van eene zwarte, pekagtige ftof volgde, welke ovër de drie weeken aanhield ,doch altijd agter bleef, wanneer hij hetpoedernietgebruikte. Q  Niet lang daarna had ik in de hier onder befchreven algemeene ziekte, en nog meer in langdurige ziekten, gelegenheid, proeven daar mede te nemen, welken, toen zij bij dertig Lijders den zelfden uitflag hadden, mij op de gedagten bragten , of niet misfchien deze vermenging van wijnfteen en quajakum de eigenfchap mogt hebben, de gal zwart te verwen. Doch ik zag in het vervolg, dat bij veelen in het eerst ongeverfde, vervolgens zwarte, en dan weer grauwe vuiligheid, onder het aanhoudend gebruik daar van,uitgeworpen werd. Gemeenlijk laat ik een of anderhalf drachme van het gewoone poeder van gemelde harst met twee drachmen room van wijnfteen, doch bij aldien de afgang der zwarte gal zeer zuur ruikt , met anderhalf drachme magnefia en maar één drachme room van wijnfteen, en een drachme fuikermet eene citroen geraspt, vermengen, een derde voor dat men naar bed gaat, en het overige des morgens, een paar uuren na de klijfleer, in ééne of twee reizen, en telkens een bekwaam afkookzel van wortelen of anders hui,of ook wel Schwalheimer water, waarin men het gedeelte room van wijnfteen, dat onder het poeder moest komen, langzaam oplost, daar op drinken. In plaats van de gewoonlijk geprepareerden wijnfteen bedien ik mij meestendeels, uitgezonderd , wanneer ik door het opbruifchen iets goeds denk te bewerken, van de zogenoemde eremor tartari folubilis, die, gelijk men weet, uit één deel borax en drie of vier deelen room van wijnfteen bereid word. Want dezelve werkt fierker in de taaije flijm, bevat minder zuur, en word in  243 koud water gemaklijker opgelost. Naar bevinding meng ik dit poeder met twee en meer grein extract van wolfswortel, of een paar grein van geprepareerde zeeajuin, doch veeltijds met vier of zes grein ipekakuanha, of met de hier onder befchreven Sulplmr antimonii extemporaneum. De heer Dr. medikus heeft door het gebruik van een mengzel van magnefia en wijdfteenroom verfcheidenmaalen de zwarte gal afgedreven,maar van hoe veel meer kragt moet niet het gemelde zamenmengzel zijn, het welk de vaten meer doordringt, fterker afdrijft, en tevens de vogten zuivert? Uit deze wijze van werken kan men ook verklaren, waarom dezelve zulke nuttige dienden in de jigt doet. Maar, wanneer dergelijke nauwlijks verdeelbaare flib zig in het gedarmte te fterk opgehoopt, of deglasagtige flijm zig daar in vast gezet heeft, zo is dit poeder niet telkens toereikend, maar moet nog door andere middelen onderfleund, of fterkeren in deszelfs plaats gekozen worden. Hier toe dienen de pillen uit de bovengemelde gommen of ook Venetiaanfche zeep, uit verdikte osfengal en uit extract van aloe door water bereid. Doch men moet ze met een weinig kragtiger dranken gebruiken, bij voorbeeld met het hier voor befchreven kruidennat of kalkwater, daar veel valkruid en bitterzouten onder zijn, het welk men met een verzadigd afkookzel van quajakumhout of fasfafras mengt. Het zelfde poeder laat ik ook als een losmakend middel voor- en onder het gebruik der navolgende, deels fterker oplosfende en uitdrijvende, en der braakmiddelen gebruiken. Als de vuiligheid Q2  zuur is, fchrijf ik in plaats van het zelve ook wel het maagpoeder van eirkmann voor, met een glas vol water van Seidfchutz , of het in veel water opgelost wijnfteeuzout. Als dezelve rotagtig en galagtig fcherp is, raad ik een glas vol Schwalheimer of Fachinger water e. z. v. zes of zevenmaal daags te drinken, nadat men even te voren eenige theelepels vol wijnfteenroom met citroenfuiker gemengd, ingenomen heeft. Dat de vaste lugt de garstige, rotte ftoffen fchielijk verbetert, en dat de fuiker eene verrotting tegenftaande en de zwarte gal oplosfende kragt bezit, heeft geen bewijs nodig. Dikwijls laat ik, tot het zelfde einde, de mixtuur van riverius met eenige greinen braakwijnfteen, en ook wel met eenige droppels laudanum gemengd, onder het opbruisfchen, bij lepels vol nemen. Wanneer er eene genoegzaame koking der ziekteftof vooraf gegaan, dezelve deels door den ftoelgang uitgedreven is, en wanneer de buikniet verftopt is, en men voor het braakmiddel door eene weekmakende en krampftillende klijfleer open lijf gemaakt heeft, als mede de volbloedigheid door eene aderlating verminderd is, alsdan vermeerder ik eerst in diervoege de gifte van den braakwijnfteen, dat dezelve een zagt braken en eene heilzaame ontroering verwekt. Ook is het eene allergevaarlijke onderneming, gelijk ik verfcheidenmaalen gezien heb, braakmiddelen en geweldig naar onder werkende middelen te geven, wanneer de Infartïus nog vast zitten, polijp- of fleenagtig zijn, de adergezwellen flerk uitgezet, de kramptrekkingen aanmerklijk, of zelfs wel de ingewanden te gevoe-  MS Hg, en de vaten der maag met dik bloed opgevuld zijn. Onder de zamenmengzels, welken de zwarte gal van eene taaijer foort, en de hardnekkige pituita of deglasagtige flijm in de eerste wegen met meer kragt en nadruk aantasten, heb ik mij met het beste gevolgvan de navolgenden bediend, van de welken de voorzigtige Geneesheer de zulken kan kiezen, die het best overeenkomen met de omftandigheden. Ik liet namelijk mijn verzagtend middel met gummigutte gemengd, of het middel van störk tegen de wormen, bij het welk men het extraStum panckymagogum Crollii in genoegzaame hoeveelheid mengt, of een poeder uit 6 tot 10 grein ipekakuanha, 10 tot 20 grein rhabarber of jalappe, en 20 tot 30 grein quajakumharst, en zo veel of eens zo veel fmeltbaaren room van wijnfteen, viermaal daags nemen; of het poeder van dower , het welk uit een drachme fcamonium , een half drachme rauw fpiesglas , en even zo veel openende faffraan van ijzer bereid, en tot twintig grein in een lood oxymel genomen word, gebruiken; of ik verkies het volgende poeder : Neem tien tot vijftien grein met fuiker en wat kamfer wel gewreven fcamonium, vijf grein van de even eens behandelde harst van jalappe, en drie grein zoete kwik, wrijf het tot een zeer fijn poeder, en geef het op eens, en herhaal het, naar omftandigheden, verfcheiden dagen. Hoe fchielijk en fterk werkende deze buikzuiverende middelen in prikkelbaare en van flijm ontbloote of verzuurde darmen zijn, waarin de berei» Q3  dingen van fpiesglas en kwikzilver eene groote ongefleldheid kunnen maken, werken zij egter menigmaal niet meer , dan een lood manna bij eenen Westfaalfchen boer, in het geval namelijk, wanneer het gedarmte met een ondoordringbaar deeg ongemeen opgevuld, en deszelfs wanden door een lederagtig bekleedzel tegen alle prikkeling befchermd zijn. En dit is juist het geval, waarin de befchroomde Geneesheer dikwijls door eenen vermetelen kwakzalver befchaamd word gemaakt. Want, wanneer deze het lichaam, dat door den eersten gedurende eenen langen tijd wel voorbereid is , door paerdeartzenijen , en veeltijds door vrees- en fchtikverwekkende, dienvolgens het lichaam fchielijk openende toebereidzels derwijze ontroert, moet het zomwijlen wel gebeuren, dat het ras ontlast word van de vuiligheid der opgehoopte ziekteftof. Om dezelfde reden is dit ook het geval, waarin de voorzigtige Geneesheer dikwijls gedwongen is, den vermetelen kwakzalver verftandiglijk natevolgen, of ftoutmoediger te werk te gaan. Zo genas een gewaande Geneesheer eenen prins, inkorten tijd, van eene flepende koorts met walging, kragtloosheid e. z. v. verzeld, welke zijn lijfartz te zagt behandeld had, door eenen jongen, zuuragtigen, doch ligten wijn, dien hij onmatig tot dronken worden toe, fchielijk na elkander liet drinken, werkende deze geneeswijze, volgens derzelver gewoonte, zeer fterk van boven en van onder. Zo redde de beroemde hoogleeraar salzmann, te Straasburg, mijnen overleden vader van den dood door eene pijp tabak. Hij lag insgelijks reeds eenen  247 geruimen tijd aan eene llepende koorts, en salzmann nam alle geneeskundige wapenen bij de hand, om de oorzaak van deze altijd gevaarlijke koorts, die in eene fcherpe en taaije, geelagtige flip beftond, te overweldigen. Maar op geenerlei wijze eene genoegzaame ontlasting kunnende bewerken, en hij zijnen jongen vriend op den oever van het graf zag, wilde de anderszins zeer voorzigtige man liever een wanhopend middel wagen , dan den gewisfen dood afwagten. Hij gebood derhalven, den zwakken Lijder, die aan geen tabak gewend was, zo veel ligten tabak te laten roken, totdat dezelve zijne bekende werking genoegzaam deed, fchoon er flaauwtens mogten volgen. Hij had nauwlijks eenige trekken gedaan, of er volgde een vreeslijk galagtig, flijmig braken en dergelijke ftoelgang, nevens flaauwte; des niettegenftaande werd met het tabak roken nog eenigen tijd aangehouden met het zelfde gevolg, eindelijk viel hij in eenen diepen flaap, die 24 uuren duurde, en binnen welken tijd men de hemden,die met een kleverig zweet befmet waren, dikwijls moest verwisfelen. Toen hij wakker werd, was hij als-nieuw geboren en geheel bevrijd van de koorts. En zo genas een fchout zig zei ven en zijne boeren, door het veel drinken van raauw zuurkoolnat, volkomen van eenen gevaarlijken roode loop. Bij deze gelegenheid herinner ik mij eenige meestendeels zeer fterk ontlastende zogenoemde algemeenc geneesmiddelen, welken men geheim gehouden, en om die reden des te hooger gefchat heeft, bij voorbeeld de poeders van ailhaud , welken alQ4  248 leenlijk m Europa beroemd geworden zijn, om dat zij, na aanhoudend gebruik, de eerfle wegen niet alleen van de overblijfzelen van de onverteerde fpij. zen, maar ook , gelijk ik dikwijls gezien heb, van zwarte gal en pituita, waaraan de uitvinder denkIijk niet gedagt heeft, en die van den Geneesheer niet opgemerkt waren , gezuiverd hebben. Op dezelfde wijze genas melampus twee prinfesfen van de razernij door nieswortel, en. bacher de watcrzugt ,fchoon het extract, een ongemeen veel zageer ontlastmiddel is. Uit dezelfde oorzaak hebben de zamenftellingen van jalappe of rhabarber met flaal; van zoet gemaakt fublimaat met harst van jalappe e. z. v., waar van de fchrijvers wonderen roemen, zuike heilzaame genezingen bewerkt. Een zeker Fransch Geneesheer, die vastlijk geloofde, dat weinig menfehen van de venusbefmetting vrij zijn, begon zijne genezing altijd met kwikzilver, en zwetfle op veele gelukkige ondervindingen. Doch hij bedagt niet, dat hij dezelven meer aan de uitgedreven wormflijm en gedode wormen door het kwikzilver te danken had. Ikzelf heb voor twintig jaaren alle kragt van redenen moeten gebruiken, om eenen ouden , en voor het overige agtenswaardigen Franfchen Geneesheer , die mij raadpleegde over eenen Lijder , welke blijkbaar aan de Infartïus van de vaten der maag leed, te overreden, om het kwikzilver om dezelfde reden niet voor de voorgefchreven middelen,de visceraalklijsteeren e. z. v., welken hij billijkte, te gebruiken. De Lijder gebruikte noch het eene noch het andere, ftierf na herhaald bloedfpuwen, en mijne gis*  249 fmg werd bij het openen van het lijk beveiligd. Zo heilzaam de gemelde middelen kunnen zijn, als zij, volgens bovengemelde voorfchriften, door eenen voorzigtigen Geneesheer aangewend worden; zo nadelig en dodelijk kunnen zij worden, wanneer onkundigen dezelven misbruiken. Het is bekend, welke verwoestingen het fchielijken fterk werkend poeder van ailhatjd aangerigt heeft, doch welke ongemeene genezingen er aan den anderen-kant mede gedaan zijn. De heer-hopmann plagt dikwijls tegen zijne leerlingen te zeggen: Discite Methodum meam & habebitis mea arcana! Ik heb mij bij deze artzenijën, die alle als ook demeefte kwade vogten uitdrijven, zo lang opgehouden, ten einde uit derzelver gewenschte wijze van werken in de befchreven omftandigheden een bewijs te meer bij te brengen, dat de zwarte gal en de pituita de meest gewoone oorzaaken der ziekten zijn. Wanneer nu het lichaam voor het grootfte gedeelte van de Infartïus bevrijd is, en de overblijfzelfs meer beweeglijk fchijnen te zijn; moet men bedagt zijn, van aan de verflapte eerfte wegen en vaten meer veerkragt te geven. Dit bewerkt men het veiligst door zulke verfterkende middelen , welken tevens zagt oplosfende en naar omftandigheden ontlastende zijn. Hiertoe dienen ie Mars fo-. lubilis of Tartarifatus in tinctuur van rhabarber, of,liever, in mijne fijroop van rhabarber opgelost, de mineraale, ftaalwateren, die ik onder de leefregelkundige middelen zal bepalen, of de koortsbasttot een fijn poeder gemaakt, en, volgens het Q5  voorfchrift van den heer Dr. vogler , met het derde of vierde gedeelte wijnfteenroom gemengd. Dit mengzel kan niet alleen in het bijzonder tot verfterking van zwakke Lijders en tot onderfteuning van de visceraalmiddelen tegen de Infartïus, maar ook voornaamlijk tegen de hardnekkige verftoptheid van den buik, die zo wel uit gebrek aan veerkragt, als uit kramptrekkingen ontftaat, door opfiijging en hypochondrie of aambeijen veroorzaakt, en tot zagte reiniging der eerfte wegen, onder zekere omftandigheden, niet genoeg aangeprezen worden. Men geeft dit poeder, eiken morgen driemaal, tot een half of een geheel drachme. Deszelfs uitdrijvende kragt word zeer vermeerderd door een gering bijvoegzel van falpeter. Anderen hebben bijna het zelfde einde bereikt door het fterk afkookzel van de koortsbast, wanneer zij bij elke once van het zelve 15 tot 40 droppels van den zoetgemaakten geest van falpeter lieten mengen, en bij herhaling koud gebruiken. In veele gevallen is het zelve beter dan het poeder. Ik heb ontelbaare reizen opgemerkt, dat drie of vier lepels vol van een mixtuur, beftaande uit twee of drie oneen van het Weener of dergelijk drankje, een drachme falpeter, eene once fijroop van citroenen, en vier of vijf oneen fap van fleën, of dergelijk water, dikwijls even zo fterk laxeerde, als de gewoone gift van het drankje op eenmaal, en dat een paar grein braakwijnfteen, in zulk een mengzel tot een vierde of tot de helft genomen, fterk genoeg deed braken. Dikwijls heeft een lepel vol van deze mixtuur, welke nauwlijks het agtfte ge-  251 deeke van een grein bevatte, een flerk, doch gemaklijk braken verwekt, die onder het aanhoudend gebruik, als dé ziekte ftof bijna ten onder gebragt was, zelfs in viervoudige gift, weinig of niets meer werkte. Men kan er zig derhalven ook veilig van bedienen in dubbelzinnige gevallen, wij! het agtfte gedeelte van een grein braakwijnftcen , inzonderheid onder .het bruifchen ingenomen, zelfs in ontftckingen, geen ongemak kan veroorzaken. De laater proeven, volgens welken de rhabarber, gepaard met eenigen greinen falpeter, dikwijls fterker werkt, dan met eenige drachmen middelzout, bevestigen deze bijzondere eigenfehap der falpeter. Het zelfde rheeft de heer burggraf (*) reeds gezien van eenige greinen van het zweetdrijvend fpiesglas , van het niet zoet gemaakte namelijk, hetwelk dus nog eenige falpeter inhield. Daar de zagte ontlastingen niet in aanmerking komen, is de volgende bittere drank zeer nuttig, van den welken men voor den maaltijd twee tot vier lepels vol neemt. Men doet namelijk twee of drie lood poeder van koortsbast, en half zo veel oranjefchillen en poeder van gentiaanwortel op eene fles Mallagawijn, laat het koud trekken, het dikwijls omfchuddende, en als de fles half gebruikt is , vult men dezelve weder met verfehen wijn. Als de verflapping der vaste deelen. zeer merklijk is, laat ik onder elke portie van dezen drank drie of vier theelepels vol van de mars folubilis in kaneelwater ontbonden, mengen, en ook pillen, uit extract van kaskarillen, katechu, (*) Comm. de aere £? Lcc. uri. Fff. Së&. IV. §. 42.  252- en een weinig door de kunst bereide en zagtlijkgekalcineerde ijzervitriool zamengefleld, gebruiken. Wanneer men, volgens de bovenbefchreven kentekens, verzekerd is, dat eene fcherpe onreinigheid, die in het bloed en in de eerfte wegen heerscht, met de Infartïus gepaard gaat, of, na het wegnemen van dezelve , terug gebleven is, moet men uit de visceraal- en leefregelmiddelen voornaamlijk de zulken kiezen, die de fcherpte verzagten en uitroeijen, en wanneer mende bijzondere foorten van kwaadfappigheid ontdekt heeft, er ook zulken bij mengen, die bijzonderlijk daar voor gefchikt zijn. Hier toe heb ik hier en daar, en voornaamlijk in de leefregelkundige genezing, aanleiding gegeven. Doch ik geloof, dat ik noch overtollighandel, wanl neer ik de geneeswijze der verfchillende foorten van kwaadfappigheid nader tragt te bepalen,noch eenige berisping verdien, wanneer ik dezelve, zonder iet geheel nieuws te zeggen, breedvoerig afhandel, wijl mijn oogmerk is, alleen eerst beginnende Geneesheeren en de Lijders dezelven nader te leren kennen. Die ondervonden heeft, hoe vreeslijk dergelijke fcherpte dikwijls in het verborgen woed, dat zij de gewoone oorzaak der zenuwöngemakkenis(7). (0 Die twijfelt, dat de fcherpte het grootfte aandeel heeft aan de zenuwziekten, en dat men ten minften altijd in het oog moet hebben, overweege flegts, dat ontelbaare zenuwziekten enkel door middelen genezen zijn, die de fcherpte verbeteren, inwikkelen, Homp maken, en afleiden, of naar de buitenfte deelen lokken; door opflorpende poeders , tifanen (waar over men fr. hofmanns confult. kan naar zien); door de flakken- eijer- adder- oefter- en melk-  eii dat zij de genezing van de Infartïus zeer vertraagt, die zal zijne wenfchen bij de mijnen voegen, dat bekwaame Geneesheeren zig zonder verzuim de moeite zullen geven, om meer kentekens van de verfchillende foorten van kwaadfappigheid op te fpeuren, en proeven te nemen met daar toe gepaste, eigenaartige middelen, en dat zij hunne gemaakte waarnemingen bij elkander gevoegd,zullen mededelen. Tegen de kwaadfappigheid in het algemeen, of als men niet volkomen zeker kan zijn, of zij van eenen venerieken, fcorbutieken, jigtagtigen aart of dergelijken is, of zij zamengefteld, dan of zij in eene vreemde foort ontaart is, mag men onder en ook na de genezing van de Infartïus de volgende bloedzuiverende middelen, doch met eenigonderfcheid, en deels ingeftalte van klijfteeren, aanprijzen: als, geele wortelen, wortels van althéa, hondsgras, papenkruid, peerdik, valeriaan, zoet- genezingen, en door die van den heer pome ; door natuurlijken en door konst bewerkten uitflag der huid, door inenting der fchurft, mostaartpappen, trekplaasters, fontanellen e. z. v. zo heb ik veele maaien de maagkramp, die niets minder, dan uit onverteerbaarheid der fpijfe ontitaan was, naar het voorbeeld van de heeren ackermann en klein, door eene pap uit rammelas, fuurdeeg en azijn, of uittheriakel met poeder van fpaanfche vliegen, oogenbliklijk verligt, en zo zag ik van eene blaartrekkende plaaster tusfchen defchouders gelegd, in trukkingen, die met jigtpijnen afwisfelden, eene fpoedige uitwerking, na dat dezelve eenen verbazenden toevloed over den geheelen rug verwekt had , welke met een zwartagtig blaauw gezwel bedekt werd.  «54 hout, alfsranken, fcheerling, wolfswortel, olmbast, uitgeperst fap van duivenkervel, hondsdraf, kervelkruid, en van de bladen van inlandfche rhabarber, waar van ik onlangs voortreflijke uitwerkingen gezien heb; de afgetrokken wateren van eenigen dezer gepaste fpeciën, waar de gisting voorafgegaan is, bij voorbeeld het water van papenkruid- en duivenkervel met melk gemengd, en de tifaanen van heilzaame wortels, met gerst, haver of rijst, en naar omftandigheid wat fasfefrasof pokhout daar bij gedaan, en veel gedronken; berkenfap, moutdrank, hui, gekernde melk, ezelinnemelk, mineraale wateren, bij voorbeeld dagelijks een of twee maaten Schwalheimer water met melk gemengd, arabifche gom , gelei van hartshoorn, doch voornaamlijk die van roode flakken, of verfche eijeren in de gemelde overgehaalde wateren ontbonden (*). Hier toe behoort ook het poeder uit eijcrfchaalen, melkfuiker en grove kaneel zamengefteld, hetwelk de fcherpte wegneemt. De wijze om den uitflag der huid door uitdrijvende middelen tegen te gaan, is bijna algemeen geworden. Derzelver goede uitwerking moet daar aan toegefchreven worden, dat het gedarmte daar door van kwaade ftoffen, flijm en zwarte gal, welken eene voornaame oorzaak van het bederf des bloeds zijn, bevrijd, en de onreine vogten, ten deele naar den meer gebaanden gemeenen weg gevoerd en tot de ontlasting bevorderd worden. Maar de darmen rein, flap, zeer prikkelbaar, de zenu- ('*) Zie de leefregslkundige genezing.  - wen te gevoelig en het lichaam droog zijnde, moet men deze geneeswijze in het geheel niet, of ten uitterfte omzigtig aanwenden en zig alleenlijk bij zeer zagte middelen bepalen, wijl het volftrekt zeker is, dat zij bij zwaklijke, aandoenlijke, met Opftijgingen e. z. v. gekwelde Lijders meeftendeels eene groote ongefteldheid verwekt, en menigmaal de fcherpte, niet zonder levensgevaar naar de edele deelen voert. In twijfelagtige gevallen bedien ik mij van het quajakum poeder in een fterk afkookzel van peerdikwortelen, of van mijne verzagtende conferf, die ik met extract van hondsdraf, papenkruid of falaad menge. Wijl men ondervonden heeft, dat de toevallen, welke de fcherpte, die in het bloed heerscht, verwekt, zeer verminderen,wanneer dezelve zig naar de huid keert , is men gelukkiglijk te raade geworden, dezelve door opgelegde prikkelende middelen, of door zweeren of uitflag, door kunst bewerkt, daar heen te trekken, en aan dezelve ten deele eenen anderen uitgang te verfchaffen,als mede, bij eene ongefteldheid der zenuwen, eene zagte tegenprikkeling of iet dergelijks te bewerken. Hier toe gebruik ik het volgende middel: het zeelbast (bois de garou) de zagt gemaakte fpaanfche vliegenplaaster van janin, welke, als zij lang gedragen word, tevens gevoeglijk plaats houd voor fetons en fontanellen, of rood makende middelen, als gefchraapte en met azijn en zout befprengde ramelas, moftaartpappen, de zeepzalf met poeder van fpaanfche vliegen gemengd, of de theriaak op dezelfde wijze naar omftandigheden gemengd, de  25Ö voetbaden met zeep , potasch en moftaart, ais ook het zetten van koppen en bloedzuigers, en dè inenting der fchurft door middel van het hemd van eenen fchurftigen. Den uitwendigen middelen kom ik dikwijls te hulp door het inwendig gebruik van bloem van zwavel of derzelver geest, door de bes. te bereidingen van het fpiesglas , bij voorbeeld van het tinctuur van theden of van mijne fpiesglaszeep, door het fulphur antimonii extemporaneum met een weinig opium er bij gevoegd, door bloemen van valkruid en het poeder van plumer met zout van harsthoorn, kamfer of muskus gemengd. Men kan bijna dezelfdegeneeswijze volgen, wanneer de onreinigheden van de uitwendige deelen inhet bloed terug gekeerd zijn. Wanneer hierin eene fpoedige hulp vereischt word, neem ik met het beste gevolg mijne toevlugt tot het extract van wolfswortel, welken ik uit het gedroogde kruid met vitriool-naphta laat bereiden, er een weinig heulfap onder mengende,of een weinig braakwijnfteen en laudanum in onze fpiesglas zeep opgelost. Als eene bijzondere foort van kwaadfappigheid zig openbaart, neemt men uit de bovengenoemde algemeene middelen de meest gepasten, en voegt er de zogenoemde eigenaartige of de dikwijls beproefden bij. Ik zal van de laatften alleen dezulken aanmerken, waar van ik verfcheidenmaalen goede uitwerkingen gezien heb. Tegen de venerieke kwaadfappigheid word de werking van het kwikzilver door bijvoeging van verschgemaakt extract: van wolfswortel en fcheer- ling-  h'hgpöedef, van fpiesglas en eindelijk van koortsbast, en in veele gevallen door verzagtende, pijnftillende artzenijën zeer Ce hulp gekomen. In den hopeloozen toeftand, waarin het kwikzilver volkomen werkloos geworden is , gelijk ook in de melaatschheid, die zig met het kwikzilver niet kan verdragen, heeft het extract van wolfswortel, mee zeep van fpiesglas gemengd, zigtbaare en fpoedige hulp toegebragt, en niet de minfte ontroering verwekt, fchoon het trapswijze eindelijk tot 20 grein daags gegeven werd. Ik heb in meer dan honderd gelegenheden bevonden , dat het eert der bestwefkende artzenijën was, zelfs wanneer ik het tot onderfteuning van andere geneesmiddelen voorfchreef. Het verwondert mij, dat het niet veel meer ge* bruikt word, en dat menig een zelfs een wantrouwen tegen deszelfs goede werking en de proeven door den beroemden en kundigen uitvinder daar mede en met de andere zogenoemde vergiften gedaan, heeft laten blijken. Ik ten minften ben van deszelfs voortrefljjke uitwerking, zelfs in gevallen, van de welken de heer störck in het geheel geen melding heeft gemaakt, en van de opregte en mensChlievende denkwijze vart dezen heer, door de perfooneele kennis, welke ik mij altijd met het innigst genoegen herinner, volkomen overtuigd. Deze vereniging van den wolfswortel met de zeep van fpiesglas is ook zeer heilzaam bevonden in overblijfzels der venusziekte, welken, gelijk veelal gebeurt, door eene medegepaard gaande verftopping der darmfcheelsklieren hardnekkig geworden zijn, doch die, als zij zig in den pisweg vertoR  258 1 nen, tevens met waschkaersjes (bougies) moeten behandeld worden (wz). In de fcorbutieke Haagt men best door uitgezogte leefregelkundige middelen, door den moutdrank en het zuur elixir. Tegen de jigtige munt inzonderheid uit het poeder van quajakum met room van wijnfteen, extract van wolfswortel, en koortsbast gemengd ,en de zeep van fpiesglas met gom van amoniak en quajakum bereid, waarbij, nevens eenen gefchik. ten leefregel, de hui, gekarnde melk, en gepaste kruiderdranken veel gebruikt worden. Tegen de kropzweeren, welke meeflendeels uit eene opgehoopte, flijmagtige, veeltijds zuure flib, en daar uit veroorzaakte verftopping der darmfcheelsklieren, maar dikwijls ook uit overblijfzels der venusziekte, jicht, mazelen, purper- en fcharlakenkoortzen, kinderziekte e. z. v., of uit derzelver ontaartingen haaren oorfprong bebben, en die het gebruik van zeer harde waters op zekere plaatzen des te gemeener maakt,komen,na de ver- fj«) De heer clossius is op de gelukkige gedagte gekomen, om de waschkaersjes van goulard, in plaats van met gerold'linnen, met lampkatoen of katoenen draaden te laten bereiden. Men verdubbelt ze tot eene behoorlijke dikte , doopt ze verfcheiden maaien in de wasch, en te deeg daar van doordrongen zijnde, worden zij gerold. Zij zijn veel buigzaamer, meer meegevende en minder pijnlijk. De zelfde waschkaersjes, welken men, zonder dat zij berften bekomen, om den vinger kan winden, kan men, nadat zij behoorlijk gerold zijn, altijd weêr gebruiken. -Zes van dezelven zouden tot langdurige genezingen genoegzaam zijn.  259 eischte ontlastingen, het Schwalheimer water toe eenen gewoonen drank genomen, het kalkwater, de eikelkoffij, de meekrap, hetvalkruid, wolfswortel, fcheerling , pisfebedden , aeth. antimon. vooral de zeep van fpiesglas met duivelsdrek bereid, en met een weinig kwikzilver en extract van wolfswortel vermengd, in aanmerking, waarna de koortsbasten de openende, met bittere extradien gemengde ftaaltinttuur kunnen gebruikt worden. De fcherpte van den hair- of dauwworm komt die der kropzweeren zeer nabij, en vordert omtrent de zelfde genezing. Alleenlijk moet men hier op. lettender zijn op de verfcheiden foorten van kwaadfappigheid. Wanneer bij voorbeeld de fcorbutieke fcherpte de overhand heeft, is demoutdrank met de alfsranken, (welken, nevens het keukenkruid, door veelen als een algemeen geneesmiddel aangeprezen worden) van eene goede uitwerking, Uitwendig word het kalkwater met uitgeperste amartdelen,het afkookzel van wortels van patientiekruid, met extract van lood vermengd, en het fublimaac van kwikzilver met veel water verdund, geroemd. Dcdh,wanneer,in ingewortelden hair of dauwworm, de zeep van fpiesglas met plaaster van fleenklaver vermengd, van geen goede uitwerking is , moet men zijne toevlugt tot de blaartrekkende plaasters nemen,welken renodanüs reeds aanbevolen heeft. Dezelfde moutdrank, nevens eene oplosfing van bet extract van alfem, kaskarillen en oranjeappelen is ook zeer goed bevonden tegen de fcorbutiekë langdurige koortzen met uitflag. Tegen de fchurftige fcherpte doen de zwavelR a  2ÖO bloemen met extract van papenkruid en duivenkervel vermengd, doch ingevallen, daar eene galagtige , rotagtige, fcorbutieke fcherpte, voornaamlijk na eene voorafgegaane koorts, bij plaats heeft, het zuur elixir eene bijzonder goede werking; en tegen het ingeflagen gift der purperkoorts en mazelende melk, het IJslandsch mos, de kamfer, de zwafel van fpiesglas en dezelfde, met een weinig kwikzilver vermengd, in de overblijfzels der kinderziekte. In het bederf der fappen, dat zijne bron heeft in het fpeenaderlijk bloed, dat buiten den omloop gebragt is, fchijnen de zwavelbloemen eene eigenaartige (fpecifieke) kragt te bezitten, gelijk het kwikzilver met myrrhe , duivelsdrek en ook zwavel vermengd in die, welke uit het geftolde bloed in de moedervaten ontftaat. Bij of ook na het gebruik van het kwikzilver mag men egter geen ftaalmiddelen doen gebruiken, wijl zij alsdan, dikwijls aanftonds, eenen Herken fpeekzelvloed verwekken. Ook moet men met kwikzilver omzigtig tewerk gaan, wanneer eene fcorbutieke fcherpte het bloed merklijk bedorven, of te zeer verdund heeft, wijl het alsdan ligtlijk gelegenheid tot gevaarlijke fpeekzel- en bloedvloeiingen geeft. Dezelfde voorzigtigheid moet men gebruiken met zwavel-en fpiesglasmiddelen, die het bloed een weinig uitzetten, bij lieden, die tot bloedvloeiingen en tot zuur geneigd zijn. Tegen de kankeragtige fcherpte heeft men van het poeder van fcheerling met fpiesglas verenigd verfcheidenmaalen eene gewenschte uitwerking gezien; doch men moet daar bij op de zwarte gal agt  —261 geven. De Wurtenburgfche lijfarts jaGER heeft nog onlangs , door her gebruik der tinctuur van fpiesglas van thsden, eene kanker genezen; welken egter de zeep van fpiesglas met duivelsdrek toebereid den voorrang betwist. Men kan niet ontkennen, dat de fappen,na eehé fterke verzwakking des lichaams, bij voorbeeld door een overmatig venusfpel e. z. v. eene kwaade gefteldheid aannemen. Hier tegen maken de verfterkende middelen de hoofdzaak uit, bij voorbeeld het zuur elixir, de koortsbast, grove, kaneel, het koude wasfchen en baden, en de boven befchreven verfterkende middelen. Ik ben dikwijls genoodzaakt geweest, dezelfden, ook tegen de meefte andere foorten van kwaadfappigheid met de bloedzuiverende te paren, of wel de genezing daar mede te befluiten, wijl ik zonder dezelven niets kon uitvoeren. Ten minften delen zij aan de verflapte, traage vaten en klieren de verëischte kragt mede, om het bloedheter te bewerken, evenredig te mengen, de taaije lappen te verdunnen of vloeibaar te maken, en de onreine beter af te fcheiden en te ontlasten; zij ftellende vaten, door deze fcherpte verzwakt,in ftaat, om meer tegenftand te bieden, fchoon de hardnekkige foorten van uitflag der huid menigmaal niet anders kunnen overwonnen worden, dan de verflapte en bedorven vaatjes door uitwendige middelen te doen zuiveren, zamen te trekken, of ten deele te vernietigen, en door de bedorven vloeibaare deelen, waar door dikwijls de vasten geheel en kwaadaartig doorvreten zijn, door het langdurig gebruik van R 3  gefchikt voedzel , bij voorbeeld door melk, daar ik dikwijls de koortsbast bij voegen moest, als ware het geheel te veranderen. Het is bekend, dat fterk geprikkelde zenuwen de zagtfte fappen dikwijls in fcherp doorknagende veranderen. In de genezing van deze bijzondere foort van bederf der fappen moet de oorzaak der prikkeling, die in de maag en darmen met prikkelende kwaade ftoffen beladen, of in het onzuiver bloed en de daar uit afgefcheiden fappen, of in de werking van eenig vergift, of in geweldige gemoedsbewegingen, of ook in werktuiglijke en uitwendige beledigingen der zenuwen gezogt worden, uit den weg geruimd, en dikwijls te gelijk met de prikkeling door verzagtende, verdovende, inwikkelende middelen,veeltijds door eene inwendige en uitwendige tegenprikkeling gematigd worden. Verfcheiden kwaadfappigheden geven gelegenheid tot eene zigtbaare ftremming of taaijigheid van het waeeragtige van het bloed, en bij veele lieden vind men, gelijk ik reeds aangemerkt heb,eene bijzondere neiging tot teling van eene menigte flijmagtige vuiligheid in de darmen en het bloed , welke men nauwlijks kan uitroeijen, en bij anderen eene iteenagtige zelfftandigheid. In deze gevallen zullen de gewoone zuiverende middelen niets uitwerken, indien men zulken niet laat voorafgaan of daar mede paart, welken de taaije vuiligheid kragtdadig oplosfen , vloeibaar maken en uitdrijven, Hier toe dienen voornaamlijk het valkruid, de wortels van nieekrap, papenkruid en feneka, de ften?  S—5HB 263 gels van alfsranken, de wolfswortel, de fal amoniak, het kwikzilveren de falpeter, inzonderheid de zeep van fpiesglas, nevens het kalkwater, waarbij men ten laatften de koortsbast met zeepagtige extracten verenigd, moet voegen. Tegen de verftening der fappen fchijnen de laatfte middelen, nevens de verdikte osfegal, doch voornaamlijk het menigvuldig gebruik van het fap van wortelen dik gemaakt, met gefloten pisfebedden gemengd, eene bijzondere kragt' te hebben. De behandeling der kwaade floffen, en galagtige onzuiverheden, welken na kwalijk genezen heete en galkoortzen, dikwijls gelegenheid geven tot eene uitterende koorts, gelijk ook de neiging tot fchadelijke zuuren zijn reeds hier en daar door mij befchreven, en dus heb ik er niets meer omtrent aan te merken , dan alleen, dat in de eerften kleine aderlatingen, nevens veel hui of flappe en flijmige dranken, welken men uit amandelen, gerst, rijst, wortels van althéa en hondsgras, violen en wolbloemen bereid, en waar mede men een oud hoen kan opvullen en afkoken, doch inzonderheid de gekarnde melk, welke voor het grootfte gedeelte het voedzel moet uitmaken, onontbeerlijk zijn,en dat dezelfde in de andere of galagtige, nevens de voorzigtig gebruikte braakmiddelen, na dezen,de verzagtende conferf met extract van latouw gemengd, en in de laatfte aanhoudende lichaamsbewegingen, de verflerking der eerfle wegen en de vermijding van zulke fpijzen en dranken , die ligtlijk in eene zuure gisting overgaan, van het meeste nut zijn. Tot matiging van het fcherper zuur R4  264. kan ook bet kalfsdarmfcheeU of pens- doeh nog beter het flakkennat, waarin een zuiver loogzout ontbonden is, de magnefia en een poeder, "dat uit drie deelen gebrande eijerfchaalen, en een deel grove kaneel befïaat, en de dranken e. z. v. onder de Icefregelkundige middelen opgegeven, dikwijls en tevens veel gebruikt worden. De ouden hebben de opflorpende of zuurbrekende middelen zekerlijk te verre uitgeftrekt, en dewijl zij dezelven te menigvuldig'en zonder bepaling voorfchreven, dikwijls nadeel daar medegedaan ; doch de laateren gaan in de daad te ver, wanneer zij dezelven als meer nadelig dan nuttig be. i'chrijven, en ze bijna geheel uit de geneeskunde tragten te verbannen. Men zou honderd getuigen moeten verwerpen, bnder dewelken egter veele geloofwaardigen zijn, indien men de aangetekende buiten gemeene genezingen wilde ontkennen, welken de ouden, door de zogenoemde poeders tegen de [vallendeziekte of hoofdpoeders, voornaamlijk bij kinderen,gedaan hebben, fchoon hunne zamenftellmgen zeer omflagtig en met bijgeloof verzeld waren. Ik zelfben dikwijls verbaasd geweest over de werking van een poeder, het welk eene zekere familie tegen de jigt en vallende ziekte om niet mededeelde, beftaande uit den buitenften afgebroken rand nevens het binnenfte gedeelte der Hekkenhuizen. Ik heb het pijnftillend mixtuur van boerhave in dergelijke gevallen veel kragtiger bevonden. Hij liet het uit twee drachmen venetiaanfche zeep, een drachme bereide paerlen, anderhalf drachme kreeftenoogen, een half drachme fijroop  van althéa en uit overgehaald water van kruismunt, fenkel citroenfchillen, van elk drie oneen, klaarmaken, waar over hij zig op de volgende wijze uitdrukt: Dit middel prijst zigdoor zulk eene won„ derbaare werking aan, dat ik mij van grootfpraak ,, zou verdagt maken, indien ik wilde zeggen , hoe „ het wezenlijk met de zaak gelegen is. Ik pleeg „ er ook een geheim van te maken, op dat er geen ,, misbruik van gemaakt, of deszelfs waarde niet „ verminderd zou worden, wanneer het bekend „ geworden is." Uit dit alles kan men befluiten, welk eenen fterken invloed het zuur en dergelijke fcherpte op de hevigfle zenuwziekten heeft, en hoe kragtig de opflorpende middelen moeten zijn, om deze oorzaak weg te nemen. Maarbehalven dat zijn zij ook zulke kragtlooze en doode lichaamen niet, waar voormen ze verklaart; ik bedoel namelijk de zulken, die uit het dierenrijk gehaald worden. Het is door veele fcheikundige proeven , die men bij voorbeeld met kreeftenoogen en eijerfchaalen gedaan heeft, genoegzaam bewezen, dat er zig vlugge deelen, zelfs volgens den reuk, daar uit ontwikkelen. Hoe zou men anders verklaren, dat de kreeftenoogen menig eenen een jeuken en uitflag op de huid verwekken, en dat zij ,even als de eijerfchaalen , den witten vloed van eene fcherpe foort zo gelukkig kunnen overwinnen? In onze wetenfchap heerscht het bijzonder ongeluk, dat men verouderde leerftellingen, fchoon op de ondervinding fleunende, onbeproefd, en zonder het befte te behouden , zo ligtvaardig verwerpt. Het gefchied dikwijls alleen, om dat het oude kleed te veeR 5  Ie plooijen , of het nieuwerwetsch modél niet heefc. Gelijk de fcherpe onzuiverheid, die haaren oorfprong enkel uit de Infartïus genomen heeft, egter nog bij aanhoudenheid uitflag der huid e. z. v. verwekt, fchoon de Infartïus volkomen uitgeroeid zijn, en het bloed ook fchijnt gezuiverd te zijn, even dus heeft men dikwijls menigerlei kwaade' gevolgen van de Infartïus te beftrijden, fchoon de buik er reeds voor lang van ontlast is. Wie heeft niet ondervonden , dat de kwaade uitwerking van eene eerfte oorzaak zig als eene nieuwe oorzaak opgedaan heeft, die dikwijls erger toevallen voordgebragt heeft, dan de eerfte, en welke ook, nadat de eerfte bronnen gereinigd waren, bleef woeden en veeltijds ongeneeslijk geworden is ? Dit gebeurt gemeenlijk, wanneer het lichaam langen tijd aan de Infarctus geleden heeft. Ik heb reeds in het begin te verftaan gegeven, dat deze kwaade gevolgen, welken van de Infartïus overblijven, van de onzuiverheid van het bloed, of van de medelijdenheid der zenuwen, of van de plaatslijke ophopingen des bloeds, of eindelijk van de verplaatzing der ziekteftof ontftaan. De zenuw, welke door fympathie e. z. v. ontfleld is, verkrijgt door gedurige aanvallen en langte van tijd meer gevoelig, heid of gefteldheid tot zulke wanorde, die eindelijk tot eene gewoonte word, en zig zelfs tot de verbeeldingskragt toe uitftrekt. Een bewijs daar van zijn de zulken, welken, nadat hun voor lang de voet is afgezet, bij verandering van weeder over pijn aan de exteroogeu klagen, waar mede zij te  voren geplaagd waren. Men begrijpt ligtlijk, dat een zenuw, welke dikwijls en langdurig ontfteld is, eindelijk zo zwak en gevoelig moet worden, dat de geringde prikkeling, welke anders niet de minste aandoening zou veroorzaken, indruk op dezelve moet maken, en dat zij naar de deelen , waarin zij zig verfpreid, eenen tegennatuurlijken toevloed van de fijnfte en grover fappen zal verwekken, die, gelijk reeds gezegd is, des te meer fcherpte aannemen , hoe meer de zenuw ongedeld word gemaakt, en hoe meer de wegen tot ontlasting der vuiligheid bedemd, in dezen toedand verdopt worden. In de vallende ziekte, welke lang geduurd heeft, gebeurt het dikwijls, dat de wanordens in het zamendel der zenuwen nauwlijks te beteugelen zijn, fchoon de eerde oorzaak daarvan uit den weg geruimd is. Ik heb dit zelf waargenomen in de foort van vallende ziekte, die uit uitwendige oorzaaken, uit eene aan den bal van den voet gekwetde zenuw ontdaan was. Even eens is het gelegen met de ophopingen van het bloed, welken de vaten van het lijdend deel altijd meer uitzetten en derwijze verzwakken, dat zij eene gelegenheid gevende oorzaak, welke anders van geen belang zou wezen, geen weêrdand meer kunnen bieden , en dat er eene aanhoudende', plaatslijke volbloedigheid in ontdaat. Nog meer heeft men te vreezen van eene verzameling van bedorven fappen, wanneer zij de binnende deelen treft, of wanneer deze onderfcbeiden foorten van nieuwe wanordens te gelijk werken, of wanneer er eene vreemde kwaadfappigheid  268 mede vermengd is; als wanneer men zeer zelden op eene volkomen genezing kan ftaat maken. Hoe dikwijls heb ik mij niet te vergeefsch verblijd,als ik zag , dat bij teringagtige Lijders de Iufar&us als de eerfte bron der ziekte, in menigte en geheel en al uitgedreven werden? Indien zulke kwaade werkingen der reeds meeftendeels of ganschlijk weg genomen eerfte oorzaaken zig aan de uitwendige niet te diep gelegen deelen des lichaams vertonen; alsdan moet men, onder het gebruik der inwendige middelen, zijne toevlugt tot de uitwendige, verdelende, verfterkende, en afleidende, of zomtijds plaatslijk tot de week-en rijpmakende e. z. v. nemen. Op deze wijze genas rabner (*_) zijne geregeld weerkomende hoofdpijn, welke drie en twintig jaaren had geduurd, en welker oorzaak zonder twijfel in den onderbuik verborgen was, eindelijk door bloedzuigers, die hij aan het lijdend deel liet aanleggen. En zo heb ik eenige Lijders, en mij zei ven, van die foort van ongemakken der oogen, wanneer vóór het helderfte oog , waarin men geen gebrek kan ontdekken, geftadig kleine fchaduwagtige lichaamtjes , in de gedaante van vliegen e. z. v. fcheenen te zweeven, of wanneer veele doorfchijnende, lichtende balletjes, als een goudregen (fuffujio Dames van den heer sauvage) fcheenen neer te dalen, welk ongemak veelen voor een begin van den ftaar uitgaven, enkel door krampftillende visceraalklijfteeren herfteld;doch bij de meesten moest de geneezing geëindigd worden,onder an. (*) Dec. 3. Aim. 5. 6. App. p, 138.  deren, door de heelwijze, waar van de heer hüller zig in dergelijk geval aan zig zelven gelukkig bediend heeft. Hij liet namelijk den waasfem van een afkookzel van gebrande koffn'boonen in de oogen gaan. Ik doe er valeriaanwortel en fenkelzaad bij , en laat dikwijls de holte der hand, met een weinig eau de luce vogtig gemaakt, voor de oogen houden; ook raade ik, in plaats van de kleine baad. tuigen vóór de oogen, eene fponsmet koud water vogtig gemaakt, niet alleen over de oogen , maar ook tevens op het onderfte gedeelte van het voorhoofd te leggen, en dit te herhalen, zodra het water lauw geworden is. Dezelfde geneeswijze kan ook omtrent aangewend worden in dergelijke gebreken van het gehoor. Een weinig muskus en kamfer in een fijn zijden lapje gedaan, en in de ooren gedragen, doet meeft'endeels de gewenschte werking. Als de overblijfzels der Infarctus zig aan de ingewanden vertonen, moet men, behalven de uitwendige, middelen, inwendig en ook in klijfteeren zulken gebruiken , welken de tegennatuurlijke gefteldheid der al te gevoelige en aandoenlijke zenui wen en fpierVezelen verbeteren , en de ontroering, welke in het lijdend deel ligtlijk verwekt kan worden , tegengaan , en zijne toevlugt tevens tot zulke neemen, welken,door eene tegénprikkeling aan de maagzenuwen, of door veroorzaakte kleine, reeds op zig zelven heilzaame bewegingen, den aanval op de verzwakte zenuwen, reeds tot eene gewoonte geworden, daar van aftrekken, en dezelven door hun gedurig gebruik als ontwennen, of in  het algemeen de plaatslijke kwaade gefteldheid vef> anderen. Aan het eerfto oogmerk voldoen de koortsbast, oranjebladen, de muskus, duivelsdrek, kamfer, valeriaanwortel, het fcheerlingpoeder, de bilzenen wolfswortel, het fap van flaapbollen, en meer anderen van dien aart. Het tweede word bereikt door de zogenoemde walging makende genezing of door braakmiddelen in kleine giften ingenomen, of door middel der klijfteeren toegediend, waar toe men ook de zink- en wolverleibloemen , insgelijks de hier veelvermogende elektrieke fchokken en de werkingen van den magneet of veeleer van de zwavel kan rekenen. Ik wenschte,dat veelen met mij de proef mogten neemen, wat de zwavelftaven op den buik gebruikt, tot bevordering van de los gemaakte Infarcïus kunnen toebrengen. Ik heb er mij tot hier toe veel beter bij bevonden,wanneer ik den opgelosten braakwijnfteen,ingeflalte der opbruifchende mixtuur van riverios, welke tot het zelfde oogmerk nuttig is , voorfchreef. Ik laat: bij voorbeeld vijf fcrupels van een zuiver loogzout, vijf of meer droppels van den kauftiken geest van fal amoniak, twee of drie grein braakwijnfteen entwee drachmen fuiker met eenige droppels kamillenölie, ook wel eenige greinen extract van bilfen- of klapperroozen knoppen in agt oneen kamillen water oplosfen, en nu en dan drie lepels vol of eene once, enten eerften daar op een lepel vol citroen fap neemen. Welke eene gewenschte en dikwijls fpoedige hulp ik ook van deze genees-  2?r wijze in zenuwziekten, bloedvloeiingen en buik* loopen, koude en kwaadaartige koortzen e. z, v. gezien heb, zo kan ik egter niemand kwalijk neemen, wanneer hij op de gedagten komt, dat zij hunne wonderwerking aan eene medicijnfche haairkloverij te danken, en veel overeenkomst hebben met de geneeswijze, in welke men de kwaade gevolgen van koude en hitte door ijs en vuur, en de vallende ziekte en krankzinnigheid door fchrik veroorzaakt, weêr door fchrik geneest. Men kan hier tegen wel inbrengen, dat de braakmiddelen en dergelijken, in kleine giften genomen, de kragt bezitten , om de verfloppingen in de kleinfte vaten op te losfen, en de affcheidingen en ontlastingen te bevorderen. Maar de vraag is, op welke wijze zij deze buitengéwoonekragt doen blijken? Misfchien door aan het bloed eene zeepagtige hoedanigheid te geven, of de geftremde vogten in eene foort van gisting te brengen ,en de verdopte vaten tevens te prikkelen of aan te fporen, of door derzelver fpiesjes en doorntjes de verfloppingen te verdeelen? Het komt mij niet waarfchijnlijk voor, wijl ik mij niet kan verbeelden, dat een vierde van een grein braakwijnfteen, die in vijf en meer maaten olieagtig vogt opgelost, en in millioenen ondeeltjes verdeeld is, eenige kragt daar aan mede deelen kan. Zijne kragt moet dus reeds te voren, eer hij in de zee der vogten verzonken is, dienvolgens bij dë aanraking van de zenuwen der maag en der bovenfte darmen plaats hebben. Van de verdovende middelen kan men eerder verwagten, dat zij, in een zeer geringe gifte, aan het ganfche bloed een al-  272 gemeen indrukzel kunnen mede deelen, het welk de zenuwen dusdanig aandoet, even als een paar droppels addervergift, onmiddellijk bij het bloed gemengd, het zelve fchielijk tot verrotting fchikken, en daar door gelegenheid tot de vreeslijkfte toevallen der zenuwen geven. Wanneer men bedenkt, welk eene groote en fnelle verandering eene pil van heulfap van een grein, welke onveranderd in de maag ligt, en naderhand, zonder eenig verlies van zwaarte, uitgebraakt word, enkel door eenige eenheden (monades) van dezelve, of den fijnften waasfem, die de zenuwteepeltjes van de maag raken of bewaasfemen, zelfs in de afgelegenfle deelen kan te weeg brengen, en hoe fpoedig zij de afmattende pijnen, kramptrekkingen en andere gevaarlijke toevallen, de ijling e. z. v. van de fluipende zenuwkoorts, de koorts zelve e. z.v. bedwingt; wanneer men verder bedenkt, hoe de ftinkende damp van eenen fnuiter of eene verbrande pen e. z. v. eene fchijndoode,met opftijgingen aangetaste vrouw fchielijk doet bijkomen , of haare ftuipagtige bewegingen fchielijk fluit, zodra flegts het geringde deel daar van tot de zenuwen van den neus komt, en welk eene ongefteldheid een gekwetst zenuwvezeltje aan het been in het ganfche zenuwgeftel kan verwekken, die, duidelijk opklimmende, bij aldien het been niet fpoedig gebonden word, zig fteeds verder verbreid, en eindelijk den fterkften zinneloos ter aarde werpt, en vreeslijk ontroert; wanneer men nagaat, aan welke groote veranderingen en ontfteltenisfen de ziel en  273 en het lichaam onderhevig, waar de zenuwen zwak en meest gevoelig zijn, tot welke wonderbaare fterkte, verduring van koude en honger het lichaam zomtijds in ftaat is; de afgang van eenige wormen, een paar lepels vol bloed uit de aambeijen, een ligte uitflag van de huid, een gering braakmiddel of de verandering of wegneming van eenige hersfenfchimmige denkbeelden kan het zelve tot rust brengen: wanneer men eindelijk opgemerkt heeft, dat geprikkelde zenuwen, of, liever, haar geestig , ligt beweeglijk wezen , dit alkohol der fijnfte fappen, zodra het in wanorde of als in woede geraakt is, in ftaat is, om zelfs zijne ondergefchikte, fteeds grover vloeibaare deelen, nevens de vasten, verbazend te veranderen, de verwe der gal, en deze laatfte zelve in eene foort van fcheivogt te veranderen, het fpeekzel te vergiftigen, de knagende fcherpte in kanker te doen overgaan, en oogenbliklijk buik- en bloedvloeijing, klonters in de borsten, verftoppingen en ontftekingen in de inwendige deelen voord te brengen, en dezelven ook op gelijke wijze weer weg te nemen: zo kan men ten minften de mogelijkheid begrijpen, dat onze opgegeven geneeswijze, zonder omwegen en groote toebereidzelen, hoofdzaküjk op de zenuwen van de maag, waar die verftoorde vijand , dat Evo^n van hipprocrates , zijne werking oefent, en tot ftilftand brengt, gevolglijk de eerfte oorzaak dier fchadelijke verandering der zenuwen, ftremming, ftolling en bederf van vogten met deszelfs gevolgen, menigmaal op ftaande voet kan wegnemen. S  Dat de gemelde verzagtende middelen, namelijk de fcheerling, de wolfswortel , het bilfenzaad en kruid, de ftengels van alfsranken e. z. v. hunne genezende kragt, die zij, gelijk ik dikmaals ondervonden heb, in krampagtige toevallen der zenuwen , kanker- en ettergezwellen, en in veelerlei foorten van kwaadfappigheid zigtbaarlijk doen blijken, meest aan hunne fijnfte vlugtige beftaandeelen, of aan hun Principium vaporofum te danken hebben, befluit ik daar uit, wijl derzelver bereidingen door het koken minder kragtig worden, wijl zij dikwijls in de kleinfte giften ongemeen werkzaam zijn, en wijl zij, even als het heulfap, bij aanhoudend gebruik, hunne kragt geheel verliezen, doch dezelve, wanneer zij, na het gebruik van omtrent drie weeken, een tijd languitgefteld worden, weder bekomen. Het voorzigtig gedroogd, in digt gefloten glazen wel bewaard en niet te oud geworden poeder van fcheerling, en het extract: van wolfswortel, met brandewijn, of, liever, met vitrioolnaphta toebereid , werken veel fchielijker en kragtiger, dan derzelver extraóten, die door het uitwaasfemen verzwakt zijn. Zo er al een algemeen geneesmiddel is, zo zou het op bijna dezelfde wijze, hoewel op eene minder verdovende, meerder verfterkende, en, ten einde het volkomen zou kunnen doordringen, minder vlugtig, en meer aanhoudend op de zenuwen moeten werken, welks nadere kennis een' ieder' aangenaam zou zijn. Ik geef de hoop nog niet verloren, dat wij, door oplettende, zonder vooroordeel gemaakte waarnemingen en proeven, te ee-  . 275 nigen tijde de wijze van werken van dergelijke artzenijën duidelijker zullen bevatten, en, wanneer wij de kunstgreepen der natuur afgezien hebben, nog kragtiger polijchrestmiddelen van zulke foort in haare drie rijken opfpeuren, die door eene fchijnbaare kleinigheid groote daaden verrigten, welken ten minften de eigenlijke kwaadaartigheid in de koorts, die waarfchijnlijk van den 'e^d der zenuwgeesten voordkomt, en de werkzaame verrotting, welke zij zo wel verwekken,als die van haar afftammeu kan, in ftaat zijn van fchielijk te beletten. Schoon de geneeswijze van de verftoppingen der vaten van de lijfmoeder en daar uit voordfpruitende proppen, gelijk ook de uitteering, niet veel van de aangewezene geneeswijze afwijkt; meen ik egter, dat ik niets overtolligs doe, wanneer ik de wijze, om beide te behandelen, hierin voege,welke van ouds af bevestigd is bevonden. Tegen de eerften kan men, behalven de gewoone visceraalklijfteeren , welken uit wortelen van meekrap , lavas, lange kurkuma , wijnruit, en laage eike beftaan, en andere gepaste visceraalmiddelen, de myrrhe,den duivelsdrek, de zeep van fpiesglas, het extract, van nieswortel en het kwikzilver aanbevelen. Doch ik bedien mij gemeenlijk van het kwikzilver, het welk volgens de wijze van plenk toebereid, en naar de omftandigheden onder de pillen van stahl gemengd is. Onder de verfterkende middelen komen hier voornaamlijk in aanmerking de kaneel, muskaatnoot , koortsbast, kaskarillen-en eikenbast, de S 2  bittere oranjeappelen en het op verfchillende wijzen toebereid ftaal. Ik laat het kaneel en kinapoeder, nadat het met arabifche gomflijm te deeg gewreven is , met een weinig water koken, doch het overblijfzel, onder het geftadig omfchudden , koud trekken op mallaga wijn,en het doorgezeegde vermengen, of ik laat kaneel, onrijpe oranjeappelen, wortelen van meekrap, lange kurkuma en laage eike , en een weinig ijzervijlzel op oude Rhijnfche wijn koud trekken, en onmiddellijk voor den eten een kleinen roemer vol daar van nemen, doch des morgens en des avonds de boven befchreven pillen. Eene vrouw, welke anderhalf jaar zwanger was geweest, doch in de zevende maand van haare zwangerheid geen leven van het kind meer befpeurd had, had, volgens haare eigen verzekering, uit eenen onweerftaanlijken trek, eene geheele fles van dezen wijn op eens uitgedronken, het welk haar trekkingen veroorzaakte, en dronken maakte, terwijl zij tevens zonder merklijke pijn haare vrugt, die naar eene mumie geleek, met een geluid, het welk de omftanders konden gewaar worden, ter waereld bragt, zonder dat het van eenige kwaade gevolgen was. Nog onlangs heeft het gebruik van de gemelde pillen twee vrouwen, die zedert veele jaaren geen kinderen meer ter waereld gebragt hadden, bijna op den zelfden tijd in andere omftandigheden gebragt. In galagtige, heete temperamenten gaat menzekerer, wanneer men de geftaalde hui, of het aftrekzei van bijna rijpe, bittere en in fchijven ge-  2?7 fhedene oranjeappelen, waar onder het zuur elixir gemengd is, Iaat nemen. Uitwendig word de boven befchreven gordel met kaneel, muskaatnoot, laurierpoeder, runpoeder e. z. v. gevuld om den buik vast gemaakt, en een liniment uit muskaatnoot en laurierölie ingewreven. Hier bij gebruikt men verder verfterkende baden, rokingen, infpuitingen, vogtiggemaakte fponfen in de moederfchede, en het wrijven. Wanneer men dergelijke gewasfen bij zwangeren vermoed, is het nodig, dat dezelven, aanftonds na de verlosfing, door bekwaame handgreepen afgefchild, en aan de vastzittende polijpen voorzigtig ftroppen aangebragt worden. Tegen de verftopping der darmfcheelsklieren kan men in het algemeen de geneeswijze volgen, die ik tegen de flijmagtige Infartïus aangeprezen heb, daarin de zeer verflapte darmen het zuur bij de taaije flijm de overhand heeft, weshalven alsdan de zuurbrekende en verfterkende middelen, gepaard met oplosfende en ontlastende, ten eerften in het begin der genezing in aanmerking komen. Inzonderheid hebben de rhabarber met ftaal vermengd , de geest van den wolfswortel, de tinctuur van theden, de zeep'van fpiesglas, de volgende droppels: (Men neemt een drachme wijnfteenzout met azijn verzadigd, mengt er eene once tinctuur van rhabarber van darel en een drachme fpiesglaswijn van huxham onder, en geeft er den kinderen driemaal daags tien tot dertig droppels van) hetSchwalheimer en Fachingerwater, het welk voor de kinderen zeer nuttig is, tot eenen gewoonen drank, S 3  578 of de potasch tot eenige greinen in elk glaasje foriteinwater opgelost , en het zogenoemde poeder voor de atrophie (*) onder de fpijze gedaan of met het maagpoeder van birkman vermengd, nevens de klijfteeren met kalkwater, wrijvingen, koud wasfthen, baden, fmeeringen, plaasters, gordel en ftrenge leefregel dikwijls zigtbaare hulp toegebragt. De hier te land gegroeide verfche rhabarber wortels in fchijven gefneden en even als de ingemaakte oranjefchillen met fuiker toebereid, is voor kinderen en volwasfenen een aangenaam en kragtig visceraalmiddel, voornaamlijk wanneer men de bovengemelde fijroop, die uit het fap van dezen wortel en deszelfs bladen bereid word, veel daar bij laat gebruiken. Als deze fijroop behoorlijk zal ontlasten , moet er ook een weinig poeder van den wortel ven jalappe bij gedaan worden. Maar als de klieren meer verhard zijn, moet men tot de middelen overgaan, die ik tegen de kwaadfappigheid opgegeven beb. Als men merkt, dat er wormen meê gepaard gaan, voegt men kalomel, dat ook van een bijzonder nut is in oplosfing der verftopte klieren, bij de middelen ter uitdrijving der wormen, en laat voornaamlijk de plaats omtrent den kronkeldarm, daar dit ongedierte zig veel onthoud, met een liniment uit verdikte osfegal, kwikzilverzalf en een weinig dierlijke olie van dippel te deeg wrijven. De behandeling der menigmaal vreeslijke en ge» (*) Dit poeder word bereid uit hersthoorn, muskaatnooten en laurieren, die in brooddeeg gebakken worden.  279 vaarlijke toevallen, welken wij in het eerfte hoofdftuk hebben befchreven, en die voor , onder en na de ontlasting van de Infarctus voorkomen, vereischt dikwijls eene groote oplettendheid ,en moet niet dan met fcmzigtigheid en niet zonder wel ta onderfcheiden ondernomen worden. Zodra men de tekens befpeurt, dat de Infarctus zullen ontlasten, moet men dit heilzaam werk der natuur tragten te onderfteunen en naar omftandigheid te matigen en te leiden, de ziekte ftof te verdunnen, dezelven verder in beweging te brengen, de wegen tot de ontlasting glibberiger en meer meêgevende te maken, de daartoe dienende , doch al te fterke bewegingen te matigen, de al te zagte daar tegen aan te zetten, en hier door, wanneer zij op den regten weg, welken de natuur, volgens de bovengemelde kentekens, wilinflaan, gebragt zijn, de ontlasting te bevorderen. De hevigheid der bewegingen ontftaat van de fterke en geweldige poging der natuur om de taaije,lijmige, pekkige en de polijpagtige Infarctus door derzelver zitplaatzen in de eerfte wegen, en van daar verder uitteftoten, of ook van de prikkelende enbijtende gefteldheid der Infarctus, welker fcherpte zig in de darmen nog meer ontwikkelt, of dezelve ontftaat van den tevens rotten en gistenden bloedhef, die den buik dikwijls vreeslijk opzet. In de beide eerfte gevallen, waar dikwijls hevige kramptrekkingen bijkomen, die de ontlastingen beletten door den weg te floppen, moet men zijne toevlugt nemen tot menigvuldige verdunnen-' de dranken, die de fcherpte ontwikkelen en verzagten, tot weekmakende en krampftillende klijsS 4  «50 — teeren, tot dergelijke Hovingen van den buik, pappen en altheazalf met flijm van bilzenzaad vermengd, waar mede men den ruggraat fterk wrijft, en, na het bedaren dier kramptrekking, tot het mixtuur van riverius of het Schwalheimer, met wijnfteenroom en fuiker opbruifchend water, of de verzagtende conferf, die men met even zo veel manna mengt, en tegen het zuur moet men zig van de magnefia bedienen. Tegen de rotagtige gisting doen het meeste nut de zuure vitrioolëlixers en de zoet gemaakte geest van falpeter met een afkookzel van de koortsbast; het fap van fleebeziën met azijn of ijs en fuiker bereid , debarberis, St. Jans en hennebeziën, de koude klijfteeren met azijn of rotting tegengaande, welken in het vijfde hoofdftuk opgegeven zijn, de koud opgelegde pappen van schmocker, en eindelijk de verzagtende met poeder van den wortel van wolverleij gemengde conferf, en hier op een glas vol afkookzel van koortsbast gedronken, daar een weinig zoet gemaakte geest van falpeter mede gemengd is. Als de ontlastingen al te fterk zijn, zo dat zij met een verlies van kragten dreigen, laat ik bij het braken, onder den hartkolk, en bij den ftoelgang, op den buik blinde kopglazen zetten,gedurende een kwartier uurs, als mede het poeder van koortsbast in rooden wijn,geweekt en met een weinig theriaak gemengd, of, in plaats van het zelve, het runpoeder als eene pap opleggen, en inwendig laat ik de vereischte verzagtende en matig aanhoudende middelen gebruiken, bij voorbeeld het kaneelpoeder met arabifche gom en rozenwater fterk gewreven  28r en met een weinig heulfap gemengd. De drift van het bloed naar de bovendeden , waar uit eene beroerte e. z. v. te vrezen is, tragt ik door azijnklijdeeren, mostaartpappen onder de voeten,door koppen in den nek te zetten, en door bloedzuigers aan den aars te plaatzen, te beletten; welke laatften ook van veel nut zijn in veelerlei toevallen, die uit ongemakken der aambeijen ontdaan. In geweldige en vergeeffche pogingen tot braken bedien ik mij, nevens de gemelde verzagtende middelen, van de konstgreep van dewelke hippokrates gebruik maakte bij den zoon van herenophiles. Deze had koortzen, was ijlhoofdig, verdopt in den buik, rochelde en verdraaide de oogen. Men dak hem eene veder in de keel, (die ik in olie laat dopen) het welk hem zwarte gal deed braken, en door de klijdeeren werd nog veel vuiligheid uitgedreven. De ontlasting door de long bevorderde ik onder anderen door den waasfem van afgetrokken borstkruiden; de kritieke pislozing door menigvuldig drinken van Schwalheimer en dergelijk water met wijndeenroom, hui en gekarnde melk, door pappen op de plaats der nieren, waarbij men dikwijls terpentijnolie moet mengen; het zweeten door veel warme dranken, flierbloemen als thee getrokken, met oxymel gemengd. Het is ligt te begrijpen, dat, wanneer de zenuwverdovende rotdoffe van de Infartïus in beweging gebragt word , wanneer door bovenmatige ontlastingen veele goede fappen verloren gegaan zijn, en wanneer door de al te groote werking der naS 5  tuur, en de krampen, de zenuw- en fpiervezelen te zeer gefpannen en uitgerekt zijn, er eene algemeene zwakheid en kragtloosheid moet volgen. Zodra men nu befpeurt, dat de kragten door bovengemelde oorzaaken merklijk beginnen af te nemen, moet men, zonder tijd verzuim , tot de hartfferkende middelen zijne toevlugt nemen,waar on. der een goede oude Rhijnfche wijn wel de eerfte plaats bekleed. Men kan dien, als eene koude fchaal, met water verdund en met roggenbroodkruimels, korentenen citroenfchellen gemengd, of als eene wijnfap met gedroogde zwarte boschbeziën en roozebottels of in eene citroenpap gebruiken. De koortsbast j de kamfer, muscus, vitrioolnaphta,de vaste lugt en menigmaal het heulfap dienen tot het zelfde oogmerk. Ik laat het poeder van de koortsbast met veel water afgetrokken, na eenige gisting koud in eene fles lang fchudden, en doorgezegen zijnde, een goed gedeelte van mijn oxymel, (het welk uit azijn van Rhijnfchen wijn en Narbonnifchen honig bereid word, ) en een weinig kaneel en oraujebloesfemwater er bij mengen, alsmede de koortsbast in wijn gekookt op de maag leggen. Als de verrotting de overhand heeft, kan men er de middelen, die tegen de rotte gisting voorgefchreven zijn, bij gebruiken. Bij het groot verlies der goede fappen is het nodig dikwijls, doch matig wélen ligtvoedende fpijzen en dranken te gebruiken, en in verflapping der vaste deelen de bovengemelde verfterkende geneesmiddelen. Dezelfde middelen, welken de zenuwen weder verfterken zijn ook tevens gefchikt, om de zwakke natuur tot het  28| uitwerpen van de overblijfzels der Infartïus aan te zetten. De heer markard heeft verfcheiden voorbeelden daar van aangehaald. Eene oude vrouw onder anderen zedert veele jaaren geplaagd geweest zijnde met geweldige pijn omtrend de maag, verzeld met fterke oprispingen en braken, welken na zekere tijden des te heviger wederkwamen, gepaard met eene volkomen zwarter ftof, die zo taai was als boekbinders pap, met flaauwten en koud zweet; gaf hij aan de Lijderes,'toen zij in den laatften aanval met den dood fcheen te worftelen, drie grein kamfer met falpeter in amandelmelk, nevens een aanmerklijk gedeelte van witte heulfapfijroop , bet welk alle vier uurenherhaald werd, en liet haar de weekmakende klijfteeren gebruiken en eene fpaanfche vliegenplaaster op de pijnlijke plaats leggen. Kort na het gebruik van de kamfer kreeg zij eene fterke braking, waar bij zestién oneen van de zwarte , taaije ftof uitgeworpen werden; in twee maanden was zij weêr volkomen herfteld. Ik heb hier boven van verfcheiden zamengeftelde middelen gewag gemaakt, waarvan hier de befchrijving volgt: Liquor Tartari Solubilis Vogleri. fy. Spiritus falis ammoniaci aquofi fortisfimi ( qui ex fale ammoniaco ,cinerib. clavell. et aqua comparatur) q. v. Infpergatur pulvis tener Cry[iallorr. Tartari paulatim et tam diu, donec nulla amplius effervescentiaoriatur. Reponatur per aliquot dies in loco calido et fubinde agitetur. Poftea datum a fedimn&o.. per filtrum [eparetur.  »84 —' Mars folubilis feu Tartarifatus Eiusde'm. Bp. Limaturce martis, rubiginis et cupri etc. expertis (vel ope Magnetis depuratae~) p. i. Cryftallor. Tartari pulver is. p. ij. misceantur, aqua fervida humeStentur et exiccentur aliquoties ut jerrum exacte refolvatur. Maffa tandem contundendo, per cribrum et linteum trajiciendo, redigatur in pulverem tenerrimum. Effentia aconiti N. IJo. Herb. aconiti pulv. unc. i. affunde liquoris anoL min. Hoffm. Unc. duas femis, digere frigide, concutiendo crebrius vitrum et filtra. Exhibentur guttulae XX. XXX. Sulphur antimonii extemporaneum N. IJo. Tartari emetici gr. ij-iij. LaEtis Sulphuris. Elaeoffri Citri ,feu chamom. feu Cajeput S Scrup. iv. et pro renata, Laudan. liq. Sydenh. Guta viij. misce triturando et divide in otlo part. aequales. Ele&uarium lenitivum N. fy. Rad. Alth. Unc. vj. Incis. coquantur in aquae font. libris quatuor ad dimidias. Sub finem coEti«nis adde flor. verbafci Unc. IV. Digerantur aliquamdiu et Colaturae cum forti exprefjione faclae admifce fucci exprefji Paffular. maprum in De-  *8$ coblo defcripto anteamaceratarum: Succi exprejji et infpiJJ. Rad. Dauci, Pulpae Tamarind. ^ fëj. Extratli Capit. Papav. errat. Drachm. ij. Sackari Unc. viij. Coqtiantur ad Confifientiam EleStuau adde Confervae Acetofell. Unc. vij. Ele&uarium lenit. cum Jalappa. Admisce Eletïuario Rad. Jalapp. fubtiliffime pulverif. et cnmf. q.fachari et amygdal. d. in mortario lapideo trit. Unc. iv. Sapo antimonial. cum AfTa foetida. J^o. Lixiv. antiman, cum quarta parte Liquor. nitri fixi misti q. s. In hoe dijfolve leni igne. AJJae foet. Unc. iv. Refinae Jalapp. Unc. j. Augendo ignis gradus ut Maffa frequenter agitata ebulliat et fpiffefcat in faponis formam. Sapo antimon. cum Gummi ammoniaco et Quajaco. Eodem modo praparatur.  ZEVENDE HOOFDSTUK. Fan de genezing door den leefregel. Tl S-Jz voordeden, welken ik van de wijze, om de geneesmiddelen door klijfteeren in te brengen,aangeprezen heb, zijn voor walgagtige en verlekkerde Lijders van veel gewigt. Veelen hebben zulk een gevoelig gehemelte en zulk eene levendige verbeeldingskragt, dat zij reeds fidderen als zij van artzenijën horen fpreken, dat zij op het zien of rieken van dezelven reeds overgeven, en dat hun flokdarm, die zig voor de grootfte oesters, van welken een ander walgt, niet fluit, voor pillen van een grein zamentrekt. En hoe weinig kinderen en onnozelen kan men noch door list, noch door geweld tot het aanhoudend gebruik der artzenijën bewegen. . Wijl men zig nu nog daarenboven van geneesmiddelen, die zonder weerzin, met vergenoegen en vertrouwen gaerne genomen worden, eene dubbele goede uitwerking kan beloven, is men genoodzaakt, de Lijders zo veel mogelijk van onaan. genaamo en walgagtige artzenijën te verfchonen, en zijne toevlugt dikwijls enkel tot de klijfteeren en andere uitwendige middelen te nemen. Doch men moet ze altijd , zo in dit, als in elk geval, aangenaam en hogthans kragtig onderfteunen met zulke voedingsmiddelen, welken inzonderheid op de In-  far&us pasfen, of welke zeepagtige, openende, fmedig makende en de fcherpe fappen verzoetende artzenij kragten bezitten. Hier toe zal ik onder veele anderen alleen van de zulken gewag maken, welken ik het best bevonden heb, en ook van de zulken melding doen, welker misbruik eene oorzaak van de Infartïus opleveren, en welker gebruik dienvolgens fchadelijk is, of niet te min flegts zelden en onder zekere voorwaarden kan toegedaan worden. Onder de heilzaamen, welken als groenmoes of falaad, in foepen of dranken, of zonder toebereiding genoten worden , tel ik de fcorfoneer- fuikerij- fuiker- fellerij- pieterfelie- en witte worte- , len, welke laatfte men van de vergiftige wél moet ondericheiden. Een ervaren kok heeft mij egter verzekerd, dat de vergiftige werking der witte wortelen, waar van ik een treurig voorbeeld weet, veilig kan verhoed worden, wanneer men ze open en fterk kookt. Verders de rapuncen, geele en roode wortelen, aspergien en fpruitjes van hop, het loof van papenkruid, de jonge netelen, muizenoor , fpinagie, turkfche of witte tuinmelde, ingemaakte witte of zuurkool,in het eerfte water afgekookte roode kool, kookfalaat, fu i kerij krui d, andivie en waterkers, falaad (latïuca*) , porfelein, bernagie , zuring, komkommers, citroenen, limoenen, oranjeappelen, en onder het ooft, volkomen rijpe druiven, kersfen, kwetzen,St. Jans- en moerbeziën , framboozen , mids dat zij zonder wormen zijn, en de aangenaame en voortreflijke aardbeziën, die egter, wanneer zij geen toevallen van zenuwziekte zullen veroorzaken, van de onrijpe  288 wel gezuiverd, en van ongedierte gereinigd moeten zijn. Het gebrek aan deze foort van fruit kan vergoed worden door de fuikerrijke in azijn ingelegde roode wortelen , en de ingemaakte komkommers. Verder behoren ook onder de klasfe der artzenij middelen tot den leefregel behorende, de kervel, radijs en ramenas, het modaartzaad, de fuiker en honig, welken de verrottingen fcorbut tegenftaan, de verdikte fappen en de zwarte gal ontbinden; ongekookte verfche eijeren, welken zeepagtig zijn, en de weij-en galagtige dremmingen tegengaan, de verzagtende oesters, welken de fcherpte wegnemen; en het gezouten en gerookt vleesch, het welk de flijm losmaakt, nevens de' verfche haring. Volgens mijne ondervinding kunnen de meefte hypochondristen deze fpijzen, door de Geneesheeren fchier algemeen verdagt gemaakt, veel beter verdragen,dan hoender en kalfsvleesch. De heer Profr. segner (*) heeft dezelven voor ziekiijken ook meer als heilzaam, dan als fchadelijk befchouwd. Het fpreekt van zelven, dat zij wel gereedgemaakt, niet te fterk gezouten en gerookt, noch te vet moeten zijn, en matig moeten genoten worden. Men heeft ook voor de fcherpte in het bloed, weinige gevallen uitgezonderd, niet te vrezen. Want hoe kan een dukje ham of pekelvleesch ; eens of tweemaal in de week gegeten en wél verteerd, het bloed veel veranderen ? Onder de minder werkzaamen, ten minden onnadeli- gen, {*) Dijfert. de Came falita et fiuiio indurata.  289 gen, tel ik de groene joage fpruitvrugten, favoijeen bloemkool, beet, artisjokken, koolraapen, de witte knollen, aardappelen, rijst, garst-en haver. Doch de winderige witte knollen en boven den grond groeijende koolraapen, groene erweten , gelijk kruikooi, koolfpruitjes, zuurkool, en bloemkool, zijn even zo min voor zwakke maagen gefchikt, als radijs, en alle foorten van ajuin voor zulken, die zeer aandoenlijk zijn. Hoe openend 'de aspergien zijn, zijn dezelven niet altijd dienstig, en nadelig voor heete, drooge, hardlijvige, prikkelbaare lieden, in galagtig, ontftekingagtig, fcherp bloed en in Infarctus van eenen rotagtigen aart. Want ik weet bij ondervinding,~ dat 'het misbruik daar van bloedfpuwen verwekken,en de aanvallen der jigt heviger en menigvuidiger maken kan, en dat zij aan de pis niet alleen eenen .le!ij ken flank, maar ook in de daad eene neiging tot fchielijker verrotting mededelen. Het moeten zeker groote liefhebbers van aspergien geweest zijn, die er de deugd aan toegefchreven hebben, van het bloéd van verrotting te zuiveren. Maar in dezelfde gefteldheid , waarin de aspergien nadelig zijn, kunnen de kropfalaad, fpinagie, turkfche melde, de gemelde foorten van ooft, de bietwortelen en agurken, de citroenen, bermgie, zuuring e. z. v. niet genoeg'aangeprezen worden. Daartegen kan men met dezelfde vrugten en gewasfen niet omzigtig genoeg te werk gaan bij lieden, die koud, vogtig, tot winderigheden eh buikloopen geneigd zijn, bij aandoenlijke, zwakke, verzuurde maagen, enwa> terig bloed, het welk zij nog meer op eene nadeliT  SC)© HSSHHH ge wijze verdunnen. Doch zulke ongemakken der maag, die uit galagtige fcherpheid en drooge vezelen ontflaan, wanneer zij een best maagmiddel vereifchen, moeten wel onderfcheiden worden. Onder alle de opgenoemde tot eenen goeden leefregel behorende visceraalmiddelen zijn de kropfalaad, de fpinagie en de gemelde foorten vanooft de kragtigfte artzenijën. Geofroij (*) heeft veele zwartgallige hypochondristen, enkel door het gebruik van gekookte kropfalaad genezen. Volgens deszelfs fcheidkundige proeven,bevat de kropfalaad, hoe onfmaaklijk en waterig dezelve ook is, nogthans meer vlugtige , pisagtige beftaandeelen, doch die met veel falpeteragtig zuur zout gepaard zijn, dan de meefte veel fmaaklijker kruiden. Deze plant, van welke de zo zeer tot zwarte gal geneigde Italiaanen wanen, dat zij de eenige is, die uit het Paradijs over gebleven zij, was de lieffte kost van den galagtigen galenus, en zijne eenige toevlugt in zijne, uit verhitte gal ontftaande ftaaploosheid. Toen hij, uit gebrek aan tanden, dezelve niet meer als falaad kon kauwen, was hij genoodzaakt, dezelve gekookt te eten. Voor heete, galagtige, drooge temperamenten fchijnt de zogenaamde roomfche kropfalaad inzonderheid gepast te zijn, wijl bet zuur zout daarircmeer ontwikkeld is, dan in de dezen. De meer zuuragtige fpinagie komt het naast bij dezelve. Volgens den heer spielmann krijgt men er een vierde extraót van,bet welk zo zout is, dat men er kristallen in kan onderfcheiden. De ge- (*) Zie zijn Tracl. de Mat. med. T. III. Secl. II.  ïukkige genezingen, welke aan krankzinnigen enkel door her. menigvuldig gebruik van kersfen, druiven e. z. v., gelijk ook van komkommers, gedaan zijn,na dat zij eenen fterken afgang van zwarte gal te wege gebragt hadden, bewijzen genoeg derzelver kragten tegen de Infarctus, Wanneer de gemelde galagtige fcherpte zig zo verborgen houd, dat haar aart niet te ontdekken is. wanneer andere foorten van insgelijks onbekende fcherpe vuiligheden, die gemeenlijk van de Infarctus veroorzaakt worden, en derzelver toevallen vermeerderen, in de eerfte wegen en de fappen heerfchen, handelt men het veiligst, wanneer men zulke gepaste voedingsmiddelen daartegen gebruikt, die tegen alle foorten van fcherpte gefchikt zijn. Men kieze bij voorbeeld de bovengemelde wortelen, rapuncen, fpruitjes van hop, inzonderheid de geele wortelen, welken men zegt, dat van zwieten in zijnen ouderdom, om dezelfde reden, tot zijnen dagelijkfchen kost gekozen had; derzelver fap tot fijroop gekookt en op brood gegeten, de rijst en kervel , het gerste en havernat ,en zelfs de meelrijke aardappelen. Doch deze laatften moeten iri twee waters gekookt worden. Men zet ze namelijk met koud water op en laat zeeven opkoken, dan giet men dit water, het welk eenen mislijken! reuk en fmaak heeft, af, en laat ze in versch gezouten water, het welk men kokende gehouden heeft, geheel gaar koken. Met zulke wortelen en ook wel met vier of vijf tot brij gehakte roode flakken kan een uitgenomen hoen gevuld worden, het Welk dan gekookt en met het nat gegeten word. Tot dén ge« T 2  woonen drank verkiest men ptifaanen, die bij vócnS beeld uit rijst, fuikerij woftèlen, hondsgras, en wel gefchraapte ichorzeneerwortelen bereid worden, of ook het met gepaste wortelen e. z. v. gegist windmoutbier, of, naar omftandigheden, den ongegisten moutdrank, of het af kookzel van wacholderwortelen. Deze dranken moeten wel menigvuldig gebruikt worden , wanneer zij als visceraal- of bloedzuiverende middelen zullen werken; doel) her. moet niet te veel tevens en weinig bij het eten, dat is te zeggen, het moet flegts zo veel gefchieden, dat zij de maag niet uitzetten en de verteringsfappen verzwakken. Daar men eene neiging tot het zuur befpeurt, moet men tot het hoendernat en de ptifaanen meer bitteragtige wortelen k'iezen, als-' mede er kervel en eijerdooijers bijvoegen. Onder de groenten, die egter in minder evenredigheid tegen gebraden, gezouten en gerookt vleesch, wildbraad , haring, oesters, kreeften, en ligt te verteren visch gebruikt worden, kan men voornaamlijk aanraden fuikerijkruid en wortelen, aspergien, artisjokken, fellerij, aardappelen, roode kool, en fpruitjes van hop. Ook kunnen de aardagtige, opflorpende middelen, welken voor het overige de flijm in eene taaije pap of brei veranderen, in geval namelijk, wanneer zij met veel zuur vermengd is, veilig gegeven worden, wijl zij dan eene uitdrijvende kragt bekomen. Onder de fpijzen, die het zuur vermeerderen, behoren, behalven de boven aangewezenen, ook de kruimige deelen van het brood, welke, geweekt en op eene warme plaats, gezet zijnde, ras in een fcherp zuur overgaan; van.  293 de korst heeft men het zo ligt niet te wagten; verder de wijn in het algemeen , inzonderheid de witte, het flegt gehopt bier, het zuuragtig gemaakt vleesch,de honig en fuikeren alle tot de zuure gisting zeer geneigde dingen, van dewelken ik boven reeds melding gedaan heb. Tegen de fcorbutieke fcherpte kunnen alle de bovengemelde openende en zoete voedingsmiddelen, inzonderheid de zuuragtigen, de zuuring, de citroenen,het zuuragtig ooft e. z. v., de kropfalaad, fpinagie, zuurkool, waterkers, ramenas, de fuiker, moutdrank en de ptifaanen gebruikt worden. De kers, radijs en ramenas en het moftaartzaat, bezitten daarenboven nog die goede hoedanigheid,dat zij de taaije vuiligheid in de eerste wegen kragtig oplosfen, de traage werktuigen der fpijsvertering aanzetten, en de winden daar d">or bevorderen. De heer Doktor fritze (*) heeft door moftaartmeel, het welk alle morgen tot een drachme ingenomen werd, eene hardnekkige met doofheid gepaard gaande duizeligheid, die uit eene verflijmde maag ontflaan was, zien genezen. Te zelfden einde laat ik een half drachme wel verlezen, en vervolgens gekneusd moflaartzaad, doch in koffij gekookt, die met citroenenfuiker fterk zoet gemaakt, en dus voor de maag aangenaamer is, gedurende veertien dagen dagelijks gebruiken. Dit afkookzel van moftaartzaad heeft reeds bij veele zwakke en kragtlooze, flijmagtige Lijders van ongemeene uitwerking geweest. Doch onder de voedingsmiddelen, welken het (") Medizinifche Annalen S. 369. T 3  «94 bloed meer verdikken, en de vergaderde vuiligheid in de darmen vermeerderen en onbedwinglijker maken, tel ik de gedroogde peulvrugten, als erweten, boonen, linzen, kastanien, nooten e. z. v. de raauwe, ongegiste , of niet wel gebakken of te vet en met veel eijeren toebereide meelfpijzen, de knoedels, meelreepen, koeken, inzonderheid de bladerige korsten van taarten en de deegagtige van pastijen e. z. v., de met meel of taaije graanvrugten toebereide brei. (Egter moet ik bekennen, dat ik reeds zedert veele jaaren , bij de kinderen, gedwongen werd, tot de oude meelpappen weer te keren, want de best klaargemaakte witte broodspappen veroorzaakten hun gisting, winderigheid en krimpingen, het welkaanftonds na het gebruik der eerften verminderde. Maar ik neem hier toe wel gedroogd meel, en laat het met melk koken, tot dat het tot een korst word). Verders de fterk voedende fpijzen in groote hoeveelheid gebruikt, bij eene weeklijke en lediggaande levenswijze, welken, gelijk men dikwijls heeft waargenomen, even zo wel eenflijmig fpekagtig bloed veroorzaakt hebben; insgelijks brood, het weik uit onrijp of onzuiver koom bereid, niet genoeg gegist en gebakken, deegagtig en zuur is; hard gekookte eijeren, dikflijmige visch,het vette verkens-ganzen- en hamelvleesch; het aangebrand vet, de oude kaas, onrijpe vrugten en de op zig zelven reeds onverteerlijke champignons. Deze laatften hebben nog daarenboven een fcherp, de verrotting bevorderend zout, het welk in veele gronden en klimaaten, en in menigerlei weeder zo vergiftig kan worden, dat  het de fchriklijkfte toevallen en zelfs den dood kan veroorzaken. Alle voorzorg , die men bij het uitzoeken gebruikt, is niet altijd voldoende. Ik heb onder de beste foort van champignons een broed kleine fpinnen met eijeren,die onder het bovenfte vliesje verborgen lagen, ontdekt. Ondanks dit gevaar houdende liefhebbers dezelven nog voor eene lekkernij, en ondanks de ontelbaare onheilen, welken door de fpijzen in koperen gereedfchap bereid, dagelijks worden veroorzaakt, fchuwenzij, volgens het gemeen fpreekwoord, den dood in den pot niet. Dit zijn van die helden, welken, in den waaren zin van het woord, hun leven geen duit agten. Onder de nadeelige dranken behoren inzonderheid de dikke, zoete, ongegiste bieren; de brandewijn, welke de fappen verdikt en de vezelen onbuigzaam maakt, voornaamlijk de zulke, welke tegen de vaderlandslievende waarfchouwing van den geleerden hoogleeraar plouqurt (*),door koperen pijpen gedistilleerd is, en met fpaanschgroen vergiftigd word, gelijk ook de verflappende warme dranken. Doch de koffij, welke de maag verfterkt, de winderigheid verdrijft, en den afgang bevordert, kan veelen, om de gewoonte, en als eene artzenij, toegedaan worden, mids dat zij zeer matig gebruikt en wel toebereid word, dat is, wanneer men, na het opgieten van kokend water en zagt opkoken , de fchuim , die er boven op (*) Zie Warming an das Publikutn vor einem in manchem Brandewein ent hal tenen gift, jamt wittel, es zu ontdecken und auszufcheiden. Tiib. 1780, T 4  drijft, zorgvuldig af doet, welke fchuim op het vuur geworpen wordende als zwavel brand en ftinkt, en, gelijk ik meer dan eens opgemerkt heb, het beven en hartkloppen verwekt. Zij word nog zagter, wanneer men er een derde of iets meer wel gedroogde, matig en gelijk gebrande en gemalen geele wortelen bij doet. Deze geele wortelen koffij verdient onder alle de nagemaakten, den voorrang; ten minften kan men de verhemelten, die aan de brandige koflij verwend zijn; het best daar mede bedriegen. Met deze voedingsmiddelen moet men bij de taaije vuiligheid, die in de darmen heerscht, nog omzigtiger te werk gaan, dan bij de Infarctus, welken in de vaten zijn, fchoon. veele zieken, wier verteringswegen opgepropt zijn met wormflijm, verbazende maaltijden daar van kunnen doen, zonder zigtbaar nadeel. Doch veelen daar van zijn onfchadelijk onder zekere voorwaarden. Het maakt een groot onderfcheid, of men dezelve dagelijksch tot fpijs verkiest, dan of men ze flegts om de agt dagen gebruikt; of men de maag, tevens metmenigerlei andere fpijzen, daar mede overlaad, dan of men ze enkel en matig gebruikt. De1 gewoonte en lichaams gefteldheid maken ook eene uitzondering op den regel, ja zelfs maken dezen het zomwijlen noodzaaklijk, dezelven te veroorloven en voor te fchrijven. Ik ben dikwijls verbaasd ge. weest, als ik zag , welk een mengzel van onverterlijke, zoete en zuure fpijzen, die eene boeremeid zouden ziek maken , menige tedere, van der jeugdaf zo gewende hofdame even zo wel, als eene Lap-  landfche de traan kan verdragen, en hoe menige afgeleefde, meestendeels liggende of zittende grijsaards zig bij den kost van eenen dorfcher zo ongemeen wel bevonden hebben. De vermaarde doctor brünner werd bij eenen der grootfte Vorsten van Duitschland geroepen, die aan eene fluipkoorts lag, verzeld van gebrek aan eetlust en van kragtloosheid, en die naar geen geneesmiddelen luifterde. T)e heer brünner vernemende, dat de Lijder,die altijd veel van groven harden kost had gehouden, eenengrooten tegenzin had,in den zagten kost,dien men hem opdrong, vroeg hem, of hij geen trek tot zuurkool had. Op het woord zuurkool was het als of de Lijder een nieuw leven kreeg. Zijn trek naar dezelve was zo flerk , dat hij den tijd niet kon afwagten, dat men dezelve kookte en de tafel dekte. Bij geluk had men dezelve voor de tafel der flalbedienden klaar gemaakt. De heer brünner liet den hoog opgehoopten aarden fchotel zonder eenigen omflag in de kamer van den vorst brengen. De reuk laafde hem reeds van verre, en het gebruik daarvan en van dergelijke fpijzen herflelde den eetlust en de kragten derwijze, dat de geneesmiddelen de genezing konden bewerken. Voorleden jaar werd ik bij een aanzienlijk heer in de nabuurfchap geroepen, die aan eene kwaadaartige galkoorts gevaarlijk ziek was. Hij waswezeloos,gaf alles over, wat hij gebruikte, had eenen aanhoudenden hik, met walging enneiging tot braken; de plaats omtrent den hartkolk was pijnlijk , wanneer men er op drukte; dc bovenbuik was gefpannen en de voeten waren koud; met één woord, alle de omflandigT 5  heden waren, dat ik het zijnen geneesheer, die tegenwoordig was, niet kwalijk kon nemen, dat hij dezelven als kentekens van ontfteking befcbouwde. Doch ik vermoedde een overblijfzel van bedorven gal, niettegenftaande men eene menigte out. lastende middelen gebruikt had, en liet ten eerfte eene foep van het zwartfte roggenbrood (pompernikel was er niet te krijgen) met zuuring gereed maken. Deze gretig genuttigde kost ftilde het braken en den hik, en bereidde de maag, dat zij de geneesmiddelen inhield , welken hem ras buiten gevaar bragten. Ik heb over veele zieklijke, hy. pocondrifche en deels uitterende lieden gegaan," welken het daar door geworden zijn, dat hun, na eene koorts of na andere onpaslijkheden, welken men toefchreef aan het gebruik van harde, zwaare fpijzen fchoon zij bij fpek en erweten waren groot gebragt—, een ftrenge kraam vrouwe leefregel was voorgefchreven, beftaande uit flappe bouillon van hoenderen, wortelen en ten hoogften uit zwezerikken. Hunne kwaal fcheen deswegens ongeneeslijk te zijn. Want alle de artzenijën bleven werkloos, de maag zwak, en walgende, de fpiervezelen flap en de zenuwen zwak , zoo lang zij zig aan dezen zagten leefregel hielden. Maar zodra ik hun het matig gebruik van hunnen gewoonen ruuwen en harden kost, van ham,fa!aat, pekelvleesch en ingezulte komkommers e. z. v. veroorloofde , kwam de waterige mond met de verwekte verteringskragten zigtbaar weder, en de geneesmiddelen dedende beste werking. Ik liet dezelve niet eerder gebruiken , dan na dat ik verzekerd  299 was, dat door een goeden leefregel derzelver werking gedaan was, en zij was dikwijls zo gewenscht, dat men de andere kon agterwege laten. Celsus heeft reeds aangemerkt, dat dergelijke harde, zwaare kost, die uit vaster, doch eenvoudige, zonder kunst bereide fpijzen beftaat, wel meer kragt vereischt om te verteren, doch aan den anderen kant, verteerd zijnde, ook meer kragt geeft, of beter voed. Een geneesheer, die zig in Lijfland door zijne gelukkige genezingen en braafheid , voornaamlijk bij de Ridderfchap een groot vertrouwen had verworven, had op zijn doodbed berouw, dat hij door zijnen ftrengen leefregel de gezonden en de zieken van hunne gewoone ruuwe levenswijze afgebragt, en hen tot weeklijke lieden en tot flaaven gemaakt had. Hij befchouwde dit als eene gewetenszaak en liet deswegen een rondgaande brief aan de Ridderfchap afgaan, waarin hij dezelve om vergifnis verzogt, en ernstlijk vermaande, het tegendeel van het geen hij geleerd had , in agt te nemen. Hij ftierf daarop gerust, in verwagting, dat na hem iemand zou komen, die het geen hij bedorven had, weêr zou herflellen. Deze gewenschte hervormer was mijn overleden vader. Hij voerde, bij zijn verblijf in Lijfland , den ouden Ridderkost en levenswijze ■ want beiden kunnen niet va» elkander gefcheiden worden met veel drang van redenen weêr in. Hij had reeds voor lang het nadeel ingezien, dat daar uit ontftaat, wanneer men onvoorzigtig tegen de kragt der gewoonte aangaat, en eene harde nieuwe fpijs en levenswijze, die de gelegenheid aanbied om een digtwél gemengd bloed  (heroumjauguis ater.) temaken, en een duurzaam, hard, lichaam te vormen, in eene verweende, verzwakkende en verflappende en te prikkelbaar en aandoenlijk makende, weeklijke leefwijze , welke hippokrates reeds als nadelig voor de gezondheid en een lang leven verklaard heeft, buitennoodzaaklijkheid verandert. Door het gebruik van zagte, wateragtige,weeke, en ligt verterende fpijzen word daarenboven de toevloed der werkzaame verteringsfappen hoe langer hoe meer verminderd, en de maag traag en werkloos gemaakt; evenals een arm eindelijk als lam word, wanneer men denzei ven lang in eenen band draagt. Het tegendeel volgt, wanneer de maag vaster fpijzen van harder zelfftandigheid, die meer tcgenftand bieden, krijgt. Een fchielijke overgang van eene weeklijke leefwijze, waaraan men gewend is, tot eene harde kan zekerlijk insgelijks kwaade gevolgen hebben , maar wanneer men voorzigtig en trapswijze te werk gaat, en de nodige lichaamsbewegingen niet verzuimt, kan men eindelijk, gelijk ik dikmaals gezien heb, de teerfte en weeküjkfte maag geheel veranderen. De vermaarde kapélmeester quanz verzekert in zijn onderwijs om op de fluit te leren fpelen, dat hij een jongeling, die door zwakheid der long nauwlijks een paar takten in eenen adem op de fluit kon blazen, door eene omzigtige en aanhoudende oefening op dit fpeeltuig, zo verre gebragt had, dat hij zo veel als anderen en zelfs op de trompet, vaardig en zonder hinder blies. Bij het openen van het lijk eens trompetters, zegt men,zal men de long nooit aan. gewasfen vinden; en ik zelf heb ze eens van on-  3or gemeene fterkte en vastheid gezien. Zulk eene verandering heeft men ook van de maag te wagten, wanneer men dezelve meer werkende houd. Ik heb boven een voorbeeld, insgelijks door de ontleding bewezen, bijgebragt. Het geen ik vair de gewoone fpijzen gezegd heb, is ook van de dranken waar;' zelfs bij de fchielijke ontwenning van-de nadelige moet men voorzigtig te werk gaan. Ik heb eenige oude brandewijn-drinkers in' een dodelijk marasmus zien vervallen , als men hun het gebruik van.dezen drank te fchielijk en ten eenemaale verbood,: Opk bij zieken van dien aart,. daar de - heete dranken ftrijdig zijn, mag men ze niet geheellijk verbieden. Een heer van vijftig: jaaren verviel in eene.flaapzugt, welke hij zig door het misbruik van den wijn en brandewijn veroorzaakt had. Men fchreef hem zeepagtige, verkoelende middelen voor, die het ontftekingagtig,dik bloed oplosfen, welken bij egter .telkeris weêr overgaf, tot men er geestige dranken bij voegde, (waar toe ik de fpiritus aperitivus Penoti neem.) Zijne ziekte Werd daar door ras verminderd, en, na het gebruik van visceraalklijfteeren , bij welken men een weinig fpecerijagtige kruiden voegde, volkomen herfteld. Een ander kon, gedurende zijn verblijf in Holland , alen brandewijn bij geheelémengelen drinken; docü'in Duitsch-' land veroorzaakte die-drank hem ras apoplektieke toevallen-, die ik met dergelijke antiphlogistifche middelen behandelde, bij welker gebruik ik hem alle morgen en avonden eenen goeden' flok brandewijn, dien ik eindelijk in Mallagawijn veranderde , moest veroorloven, wijl hij bij gebrek daar van in de ui-  terfte verzwakking verviel. Hij werd weer gezond, maar toen hij na verloop van een jaar weer tot zij nen geliefden drank keerde, werd hij waterzugtig en ftierf. De beroemde heer hofraad richter verhaalt, in zijne chirurgifche Bibliothek, I. B., S 94-, van eenen Heelmeester te. Amfterdam. welke eene verbazend groote balzakbreuk opereerde. Daar egter alle de deelen in den breukzak vergroeid* waren, ging de operatie zeer langzaam, was met veele'zwarigheden verzeld, doch viel gelukkig uit. Den tweeden dag na de operatie vond de Heelmees-' ter den Lijder zeer zwak; en den derden dag bijna zonder gevoel, beweging en adem, koud aan dè uiterfte deelen, met gefloten oogen, en metéén woord, zo nabij den dood, dat hij het .der moeite niet waardig oordeelde , het verband los te maaken, of iets voor te fchrijven. Toen de Heelmeester als gereed was om den Lijder te verlaten, verhaalde deszelfs vrouw, dat haar man altijd fterk brandewijn had gedronken. De Heelmeester liet een Iepel vol brandewijn in den mond van den Lijder lopen, en dit was nauwlijks gefchied, of deze opende de oogen. Na dat men hem nog eenige lepelsvol gegeven had, kwam warmte, leven, bewegingen, gevoel weder. Met één woord, de Lijder kreeg dagelijks, gedurende dat hij onder de banden van den Heelmeester was, eenige wijnroemers met brandewijn, en werd weer volkomen gezond Een dergelijk geval verhaalt de verdienstlijke Tubingfche hoogleeraar diez, als velddoktor in denzevenjarigen oorlog gezien te hebben. Een foldaat, die aan het dagelijks brandewijndrinken gL  1 303 wend was , werd, zeer gewond,in het lazareth gebragt. Men behandelde de wonden, waar van hij er verfcheiden had, op de gewoone wijze en met behoorlijke zorgvuldigheid. Doch daar wilde geen goede ettering komen, en de verzwakking nam zigtbaar de overhand , fchoon de kragtigfte middelen niet gefpaard werden. Toen nu de befte wijn zelfs werkloos was, en de gewonde foldaat verloren geagt werd, gaf men eindelijk zijner begeerte naar brandewijn genoegen, en veroorloofde hem, nu en dan eenen goeden flok van deze zijne hartfterking te nemen. Ten eerften namen de kragten weer toe, de etter werd goedaartig, en de genezing volgde fpoedig. De heete dranken worden voor zulke ongelukkigen, zij.mogen ziek of gezond zijn , eindelijk tot eene waare behoefte. Mislijkheid, braken, de zoode, verzwakking, beven en zwaarmoedigheid tot wanhoop toe zijn gemeenlijk de gevolgen van de voorbedagtlijke afgedwongen volkomen onthouding van hunnen nektar. Zij houden hem ook daar voor, wijl deszelfs gebruik hen uit den jammerlijkften toeftand ras in eenen vrolijken verplaatst.— Maar zij bedenken niet, dat dit flegts voor eenen korten tijd vervrolijkend vergift de oorzaaken van hunne kwellingen en verdrietlijkheden hoe langer hoe meer vermeerdert, en dezelven eindelijk ongeneeslijk maakt. Om die reden is het moeilijk hen van hunne zelfmoorderfche gewoonte aftebrengen. Men heeft dit doeleinde wel menigmaal bereikt , door het bijmengen van walgagtige dingen; doch het is en blijft altijd eene gevaarlijke onderneming:  3°4 SÉS^HB ondertusfchen kan de oplosfing van braakwijnfleen geen kwaad doen, wanneer dezelve in zulk eene dofis onder den geliefden drank gemengd word, dat hij, nevens walging, flegts eenige-reizen braken .verwekt. De volgende manier van ontwennen heb •ik zo zeker als voldoende bevonden. Men zuivere de maag en darmen van zuur en flijm j men beginne met het onthouden van de helft van hunne gewoone portie, vermindere deze om de twee dagen, en laate hen, in plaats daar van, maag- en zenuw-verfterkende middelen gebruiken; bij voorbeeld des morgens eenige fneedjes geroost wittebrood, met fpecerijen beftrooid en in .wijn gedoopt, en voorden maaltijd een lepel vol van de maagdroppen van robert whijtv Indien men genoodzaakt mogt zijn, geweld te gebruiken, bedreige men hen bij het eerfle dronken drinken met eeii kamer-arrest van vier weeken, bij het tweede met eene dubbele flraf e. z. v., men kome deze bedreiging fliptlijk na, en bediene zig tevens van het evengemeld middel van ontwenning. Ik heb opgemerkt, dat de geenen,.die op eene ruuwe wijze opgevoed ,en aan harden kóst gewend waren, en zig gedurende hunne onpaslijkheid ook daarbij gehouden hadden, veel zeldzaamer aan de. Infarctus onderworpen waren,dan weeklingen, dat zij, wanneer zij er van aangetast werden, veel min* der en', meenigmaal nauwlijks eenige merklijke ongemakken, en allerzeldzaamst zenuwziektens daarvan leden, dat hunne fpijsvertering, hun uiterlijk aanzien, hun bloed zuiverer en hunne genezing : : - - . - - : :%i '■ l voor-  voorfpoediger was. En hoe dikwijls heb ik mij niet verwonderd, hoe eene maag, die als gehard is om veel te verdragen, die zelfs in ziekten niet zo ligt verzwakt, uit de onverteerbaarfte fpijzen het zagtfte, zuiverde voedingsfap bereiden, en ,'als ware het, uit gift honig trekken kan! Wij weten uit de dagelijkfche ondervinding, hoe ligt de melk der zogenden door eenen gebrekkigen leefregel en gemoedsbewegingen, ten nadeele des zuigeüngs ongefleld word. Zelfs de gezondfte moeders , als zij niet op het dorp worden opgevoed, moeten dikwijls de treurige gevolgen daarvan bewenen. Mijne vrouw , die altijd eene goede en duurzaame gezondheid heeft genoten, doch eene al te tedere en bezorgde moeder is, was zeer blijde j dat zij in (laat was, haar eerfte kind te zogen, en dat het kind zulks zo wel als haar geviel. Maar toen haar tweede zuigeling onpaslijk wierd, trok zij zig zulks zo zeer aan, dat het hoe langer hoe zieker wierd, en eindelijk ftuiptrekkingen kreeg,die niet anders dan door het te fpenen konden verdreven worden. Zij liet zig nu bewegen, om het derde aan eene minne toetebetrouwen. Ik verkoos daartoe eene ftevige .en ongevoelige boerin, welke ik,zo veel mogelijk ;was, haare gewoone, eenvoudige, ruuwe fpijze en levenswijs liet houden, want ik was verzekerd, dat de zuigeling niettemin eene zoete en ligtvertejende melk zou krijgen. Ik werd te meer in dit gevoelen gefterkt, toen ik gewaar wierd, dat zij alle morgen heimlijk in den tuin ging, en eene menigte otirijpepruimennatjzonder dat de zuigeling het minste nadeel daarvan leed. Niet lang daarna flikte zij V  eene naald in, die egter in de tong bleef (leken. Men poogde herhaalde reizen, niet zonder groote frnert, hoewel telkens vergeefs, dezelve daaruit te halen. Het flikken werd allermoeilijkst. Eindelijk zwoer dezelve na verloop van vier weeken uit. Alle deze fchrikken, frnert en benauwdheid hadden geen den minden invloed op den zuigeling; hij groeide wé! , was gerust en vrolijk. Ik heb zelfs gezien, dat de hévigde gramfchap van zulke menfchen, wier eelt in de handen zig fchier tot op de zenuwen fchijnt uittedrekken, zelden eene nadelige veranderingbij derzelver zuigeling veroorzaakt. Welk een voorrang verdient derhalven niet eene minne, welker maag en ingewanden de onverteerbaarde fpijzen trotferen, en een zagt, zuiver, welgemengd en vast voedingsvogt daaruit bereiden, het welk den beden grond tot eenen geharden waereldburger geeft, boven de gevoelige, aandoenlijke, weeklijke moeders, die door het zien van eene fpin, door het eten van een bord met kool,en door eene geringe huislijke verdoordheid e. z. v. haar zuigend kind ongelukkig maken ? Zou men in onze weeklijke eeuw niet gretig de gelegenheid waarnemen, om de van de geboorte af verweende fpruiten op eenen wilden dam te enten? Zedert dat de gevoelige moralisten en dichters zig in dit geneeskundig vak gemengd hebben, en de moeders, die haare kinders de borst onthouden als onmededogenden uitkrijten, kostte het mij veele moeite, inzonderheid om de aanzienlijke, teêre, gevoelige en zwaklijke dames van het tegendeel te overtuigen. Bij geluk treed de beroemde heer tissot te voor«  3©7 fchijn, en leert in zijne verhandeling over de zenuwziekten dezelfde ketterij. Hij brengt zo veele gronden en bewijzen daar voor bij, dat het overtollig is, de mijnen verder uittebreiden. Dezelfde gevoelens worden door den geleerden heer dr. weikart gekoesterd : ,, Ik weet niet, zegt hij, in den, ,, Philofophifchen artz, met wat grond de moralis„ ten en dorpgeneesheeren altijd tegen de minnens fchreeuwen. Men zoeke eene fterke, gezonde minne met gewelfde borften, en bezorge het „ kind een voedzel, het welk eene dame uit haare ,, kleine borften niet kan geven. Eene dogter van den burger- of boerenftand leeft eenvoudiger; „ zij heeft vaster vleeschdeelen, dikker en voed,, zaamer fappen, grover zenuwen, en is dus min- der gevoelig, heeft minder hartstogten dan eene ,, ligt aandoenlijke dame. Uit dien hoofde is eene ,, gefchikte minne het voordeligfte, dat ouders „ voor de gezondheid en lichaamsfterkte van den „ jongen jonker' kunnen verfcbaffen." De prijsvraag: welken zijn de beste middelen, om de kindermoord , welke voorbedagtUjk, door de wreedheid van eene onzinnige moeder gepleegd word, voortekomen? befchouwt men als zeer gewigtig, en nogthans word onder tienduizend eerstgeborenen nauwlijks een op zulke wijze omgebragt. Van hoe veel meer gewigt en hoe algemeen nuttiger moet dus de vraag zijn : welken zijn de beste middelem, om den kindermoord te verhoeden, die door al te groole of zotte liefde, weeldrige opvoeding, verkeerden leefregel, gewoonten en vooroordeelen voltrokken, en waarmede het grootfle gedeelte der kinderen in ons landvanbelofte %t- V 2  dreigdwgrd? Ik ken geen anderen, dan de vlugC in de woeftijne. Doch hieronder verfta ik , dat men den kinderen,die den overgeërfden keem van fcherpe en waterige fappen, van zwakke en aandoenlijke zenuwen en van zwakke en prikkelbaare fpieren mede ter waereld brengen, een tegengefteld voedzel en andere leefwijze geve; dat men voor dezelven eene kloeke minne uit een dorp verre van deftad verkieze; dat men ze bij tijds, doch voorzigtig, aan eene harde opvoeding gewenne,waar toe men moet rekenen het koud wasfehen en baden, het gewennen aan allerlei weeder, lichaamsbewegingen , ontbloting van den hals, de borst en het hoofd, het koud drinken,den boeren kost e. z. v.; dat men hun met toenemen der jaaren eenen afkeer van weeldrigheid, weeklijkheid en dartelheid inboezeme en tot weinige behoeften zoeke te bepalen. Doch, hoe bezwaarlijk het is, zulk eenen, reeds in de geboorte bedorven weekling in eenen Batavier te veranderen, zo ais tacitus dien befchrijft, ondervinden de geenen, die zulks ondernemen. Deze zwarigheid kan ondertusfchen het best uit den weg geruimd worden, door onderrigt en vermaning der eenftemmige Geneesheeren, geestlijken, heelmeesters, wel onderwezen vroedvrouwen en bakers, doch inzonderheid door het voorbeeld der aanzienlijken. Men zal niet ligt eene ftad vinden, daar men zo veele kinderen met blooten hals en blootshoofds ziet dragen, koud wasfehen en baden , als in Hanau. En deze heilzaame gewoonte heeft men aan het voorbeeld van eene zeer verftandige vorstin, haare Koningl. Hoogh.,  mevrouw de landgraavin, hoogloflijker gedagtenis, te danken. De meeste zieken, aan Infartïus onderhevig, zijn met hypochondrieke,hyfterieke zenuwtoevallen gekweld, die zig tot op de ziele of de verbeeldingskragt uitftrekken. Zij zijn uit dien hoofde zeer befchroomd in de keus der fpijze en leefwijze, en eten gemeenlijk hun brood in het koude zweet huns aangezigts. Om die reden kan het hun nooit wel bekomen. Men moet derhalven tragten, hun die kommerlijke, flaaffche, ftiptlijke, dienvolgens nadelige leefwijze uit het hoofd te brengen, en hen aan een onbefchroomd en afwisfelend genot van fpijze en lugt te gewennen, en hen menigmaal zelfs, volgens hunne taal, tot waaghalzen te maken. —In het algemeen geef ik hun, naar mijn geneeskundig begrip,na dat zij daar in van het geenhun, naar verfcheidenheid der omftandigheden, goed of nadelig is, bijzonder onderrigt worden, eenvoorfchrift,hoe zij zig volgens eenen goeden leefregel hebben te gedragen. Men ete niet te veel tevens en te veelerlei kost onder elkander, inzonderheid onthoude men zig van zulke fpijzen en dranken, uit welker ongepaste menging al te fterke gistingen, ftremmingen en nadelig zuur, oprispingen e. z. v. ontftaan; men deele liever den maaltijd , en ete bij voorbeeld het ooft des morgens en des avonds , in plaats van bij het nageregt, zo zal het veel beter bekomen; men gebruike ook van den ligter te verteren , eenvoudigen kost niet meer, dan de werktuigen der fpijsvertering genoegzaam kunnen verdragen, dus bij nagelaten lichaamsbewegingen minder, en voor dat men zig te ftapen begeeft het V 3  minfte; men zwelge de fpijzen niette fchielijk op elkander in, maar kauwe dezelven eerst tot eene dunne brei, men geniete dezelven met een opgeruimd gemoed, van alle zorg en bezigheden ontheven; men onthoude zig kort voor en na de maaltijden van alle gemoedsbewegingen en infpanningen van den geest; men neme flegts nu en dan zulke fpijzen , welker dikwijls herhaald gebruik eenen fchadelijken invloed op de fappen en zenuwen kunnen hebben;men ga niet te fchielijk van de gewoons, zelfs fchadelijke leefwijze, tot eene andere tegengeftelde, van eene geruste en flille leefwijze tot eene moeilijke, en nog minder van eene werk. zaame leefwijze tot eene ledigheid over ; eindelijk men toetze aan zig zelze, wat iemand behaagt en niet behaagt Dit is inzonderheid eene hoofdzaak. Doch hier komt nog zeer bij in aanmerking de gewoonte en eigengeaartheid, of de zeldzaame menging der fappen en zamenftemming der zenuwen, aan zekere lieden eigen, die zig ontroeren bij dingen,.welken anderen gaern ontvangen, en omge. keerd. Zo kunnen veelen, bij welken het kalfsvleesch onverteerd in de maag blijft, het verkensvleesch wél verdragen; anderen, bij welken een glas witte wijn de maag bederft,verfterken dezelve met een half pint rooden wijn ;zo zijn de kreeften, kappers, radijs, kaas, ajuin, aardbeziën e. z. v. voor veelen een vergift; voor anderen zijn zij niet nadelig. Vooral moeten zulken, die van hunnen buik een afgod maken, of die hun grootfte geluk in lekkernij, lediggang en weeklijkheid vinden,zonder barmhartigheid tot den ftrengften leefregel ge-  3" houden worden, en zig bij die kastijding tot eene dageüjkfche lichaamsbeweging in de open en eindelijk ftrenge lugt gewennen; en anders kan men hen niet genezen. De heer tronchin maakte zig door den gelukkigen uitflag van zulk een ftout voorfchrift in Parijs beroemd als een orakel. En een zeker geneesheer vergaderde zig rijkdommen, dat hij zig van tronchins hongerkuur zelfs bij vei> weende en te veel gevoede en daar door zieke fchoothontjes, met het zelfde geluk, doch zonder voorkennis der medogende dames, bediende. De dageüjkfche lichaamsbewegingen, gepaard met het gebruik der geneesmiddelen, maken voor onze zieken een gewigtig en dikwijls onontbeerlijk gedeelte der leefwijze uit. Hier toe behoren het reizen te water en te land, de verandering van voorwerpen, de jagt, vrolijke fchouwfpelen, de muziek , aangenaam gezelfchap, het wrijven van het onderlijf, en het koude wasfehen en baden. Elk weet, dat de lichaamsbewegingen niet zo fterk moeten wezen , dat zij verhitten of verzwakken, en dat zij een tijd lang voor het eten of kort na geëindigde fpijsvertering moeten gemaakt worden. Onze zieken raad ik voornaamlijk het rijden te paerd op eenen zagten draf, of in een ftotend rijtuig op eenen hobbeligen weg, het welk de ingewanden fchud en verfterkt. De heilzaame fchudding van het onderlijf word zeer vermeerderd, wanneer men onder het draven de kneukels van de regte hand fterk tegen de regte zijde des buiks drukt, en met den linker voorarm op de andere zijde het zelfde doet. Zij, die de klijfteeren wel kunnen V 4  3*2 inhouden, doen wél, dat zij aanftonds na dat dezelven gezet zijn, te paerd gaan rijden. Wanneer men geen gelegenheid heeft, om eene lichaamsbeweging te maken, kan men dit gebrek door wrijven eenigzins vergoeden. Het fterkt en bevordert de werking der klijfteeren, den omloop des bloeds, den door- en afgang der Infartïus en de uitwaasfeming. Geen geneesmiddel kan, volgens tissot, in langdurige ziekten van het onderlijf, welken uit gebrek van werkzaamheid,uit verdikking en vergadering van fappenontftaan, zo nuttig zijn, als het wrijven. De ouden bedienden er zig in de meefte ziekten van en verzuimden het zelden. Van het koud wasfehen heeft men eene dergelijke uitwerking te wagten. Het vermindert ook deal te groote prikkelbaarheid en gevoeligheid der fpieren en zenuwvezelen, verhard de huid tegen de nadelige indrukken der lugt, en verhoed de zinkingen, en jigt, en zomtijds geneest het dezelven ook. Ik raad het derhalven zelfs den gezondfehijnenden weeklingen met het zigtbaarst goed gevolg aan. Het wrijven gefchied des morgens, als men wakker word, liggende, en onmiddellijk na elk wasfehen, ftaande,met eenen zagten, wollen lap, die met het gewoon rookpoeder doorrookt is, waarmede men den buik naar alle zijden en in de rondte, gedurende vijf of zeven minuten , zagtlijk wrijft, alleenlijk bij afwisfeling nu en dan wat harder drukkende. Om de kramp kragtdadig tegentegaan, zal men wél doen, wanneer men ook het benedenfte gedeelte des ruggraats wrijft. Tot het wasfehen van het ganfche lichaam bedient men zig van eene  groote fpons, welke men met trapswijze kouder water en eindelijkmet ijskoud water vult. Het kan des avonds voor dat men naar bed gaat, en des morgens voor dat men opftaat, na het zetten der klijsteeren,gedaan worden , inzonderheid aan den buik. Wijl ik gezien heb, dat het koud wasfehen op die wijze gevoeglijk in plaats van het koud baden, weinige gevallen uitgezonderd, kan dienen, laat ik alleenlijk des zomers de koele rivier- en mineraalbaden gebruiken, die ook het hunne doen tot genezing van de hifartlus; fchoon zij op verre na bij de inwendige baden, de klijfteeren, niet kunnen halen. Een zeker Geneesheer, die een voorftander der baden was, nam proeven met de visceraalklijsteeren, en vond de voordeden der inwendige baden zo groot, dat hij fchersfende van de uitwendige baden zeide, dat men van dezelven mogt zeggen: wasch mij den pels, en maak hem mij niet nat. Bij de middelen uit den leefregel komen de gewoone lente- zomer- en herfstkuuren het naaste, alsmede de fappen en het nat van kruiden, de hui, mineraalwateren en het behoorlijk gebruik der bovengemelde foorten van ooft. De teere eerstelingen der groenten en falaad bezitten eene kragt, om de fappen, die in den winter taai geworden zijn en Zig verzameld hebben, te ontbinden, en verwekken uit dien hoofde dikwijls eenenheilzaamen buikloop. Op dezelfde wijze werken het nat van kruiden en het flejeënfap , e. z. v., doch veel fterker de uitgeperste fappen van kruiden, als zij de maag maar niet zo ligtlijk ontftelden. Zulks kan gemaklijk voorgekomen worden , wanneer men de eersten, V 5  in gekruid vleeschnat kookt, en bij de laatften ha. verflijm, en een weinig foelij doet. Ik laat ze gemeenlijk uit falaad , chikorijen of papenkruid en duivekervel, zo dra deze uitkomt, bereiden. De hui, die men naar omftandigheden met wijnfteenroom, citroenfap, tamarinde, witten wijn en bier kan toebereiden, en welke men, wanneer zij niet zal laxeeren, kookt, en er het zesde of agtftegedeelte melk bijvoegt, of waarin men, om haar tevens eene verfterkende kragt te geven, een gloeijende ftaaf nieuw ijzer eenige reizen bluscht, word door den heer tissot (*) onder de grootfte genees, middelen der natuur tegen de taaije,fcherpe gal,de verftopping der lever en galblaas, tegen de zenuwziekten, ook tegenzulken, die met gebrek aan eetlust en met koorts gepaard zijn, aangeprezen. Men kan erzig nog veel meer varibeloven, inzonderheid tegen allerlei foort van fcherpe, en daar uit ontftaande zenuwkwaaien e. z. v., wanneer men vier, vijf of zes roode boschflakkcn geheel en al met haare huisjes tot brij hakt, zo lang in een weinig water kookt, tot dat ze geheel ontbonden zijn, hetwelk fchielijk gefchied, en dan bij het doorgezegen afkookzel der hui doet. Dikwijls laat ik de flakken in een fterk afkookzel van peerdik- of dergelijke wortelen ontbinden, het zelve met een pint goed vleeschnat, met zuuring en kervel, mengen, en des morgens nugteren vijf of zes weeken lang drinken, na dat de eerfte wegen wél gezuiverd zijn. Ik ken geen middel, dat de verloren goede fappen en (*") Verhandeling over de zenuwziekten.  3i5 kragten nazwaare ziekten,door verlies van bloed, het venusfpel e. z. v. en het lijmagtige door wateragtige fcherpe etter verminderd en verdund, zo kragtig en op den duur vergoed, en verbetert, de fcherpte zo fterk en vast inwikkelt, als de Hakken. Zij bevatten eene zo fterk klevende lijmgelei, dar wanneer flegts een droppel van het nat tusfchen twee bladen papier droogt, het papier zig eer laat fcheuren,dan dat deze foort van lijm zou los laten, en dat de vlakken van het doorgezegen afkookzel zig niet uit het linnen laten wasfehen. Hoe fterk en kragtig dit nat ook is, heb ik egter niet befpeurd, dat zij de uitterende koorts, fchoon die van eene loogagtige fcherpte en etter was ontdaan en onderhouden wierd, vermeerderd had; veeleer heeft het die verminderd , en deels in den grond genezen. Ten minden zijn verfcheiden longzugtigen, door het gebruik der flakken, zo lang van deze koorts bevrijd, tot dat zij tegen den winter niet meer te krijgen waren. Doch men zal wé! doen, wanneer men er komkommerfap onder doet,waar mede het zig zeer wél verdraagt. Ik heb in mijn Enchiridium melding gemaakt van verfcheiden gelukkig daar mede gedaane proeven. Mijn vertrouwen werd nog meer verderkt , toen ik onder anderen eene verouderde verzwering der blaas, die naar de befte geneeswijze niet luisterde en met fchriklijke toevallen verzeld was , en eene vallende ziekte, alleen door flakken nat, tot genezing bragt. Met een woord, indien alle geneesheeren zo veele en ongemeen goede uitwerkingen daar van gezien hadden, als ik , zo zouden de flakken op veele plaatzen  3iö reeds uitgeroeid zijn. Doch, trien heeft bij deze geneeswijze, even als bij de ftaatkundige veel van de fejlina lente, en van de overige gepaste behandelingen te verwagten. Mijn overleden broeder liet een bouillon fee of portatif van deze flakken maken. Hij fchreef deze niet alleen des winters voor, maar zond die ook naar plaatzen, waar dezelve niet waren. De verfche raauwe eijeren en oesters hebben veel overeenkomst met de flakken. Tot de eijerkuur laat men het wit en het geele van drie of vier pas gelegde eijeren met een klein gedeelte van het eerst gemelde, doch koud geworden afkookzel, waar bij men zes of agt oneen van een gepast, door de gisting bereid, overgehaald water (bij voorbeeld het papekruid of duivenkervel water) en anderhalf once pepermunt water giet, wél mengen, en des morgens nugteren drinken. Het js een zeer beproefd middel tegen de magerheid. Van de oesters moet men er ten minften 30 of 50 daags gebruiken, wanneer zij, gelijk ik bij ondervinding weet, de flakken maar eenigzins in werking zullen evenaren. Doch deze lekkere genezing heeft nog groote voordeden boven de walgagtige adderkuur, welke gewenschte uitwerkingen men eertijds ook van dezelve gezien heeft. De mineraale wateren zijn des zomers de gewoone toevlugt van zieklijke lieden, inzonderheid der hypochondristen. Maar, wanneer de darmen met eene menigte, zeer taaije, zwartgalagtige flijm beladen, of de poortader hardnekkig verftopt is, is het hun niet raadzaam, de ijzerrijke, geestagtige gezondbronnen te naderen, indien zij geen ge-  vaar willen lopen, dat zij hun tot bronnen des onheils en des doods worden. In het eerste geval zal het mineraal zetzel zig met de flijm vereenigen, en dezelve met haare toevallen onbedwinglijker maken. In het tweede geval zullen de Infarctus vaster ingedrongen, de kramptrekkingen vermeerderd, en, wegens den geftremden omloop des bloeds in het onderlijf, ophopingen van hetzelve, en eene des te fterker uitzetting der vaten in de boven deelen , door den mineraalgeest veroorzaakt worden. In beide gevallen zullen de wateren niet in genoegzaame hoeveelheid afgaan en uit dien hoofde ook waterzugt, gevaarlijke duizeling, beroerteen fmoorzinking te vrezen zijn. Dit zijn geen gisfingen, het zijn zaaken door de ondervinding geleerd, waar van men zig door eenigen hier agter gevoegde gevallen van ziekten kan overtuigen. Maar is de vuiligheid in de darmen zo menigvuldig en zo taai niet, en zijn de vaten meest geopend, of de zamengepakte ftoffe beweeglijk gemaakt, dan kunnen de ftaalwateren,onder het aanhoudend gebruik der visceraalklijfteeren en andere openende, menigmaal ontlastende middelen, tot een kragtig medewerkend middel dienen. Want de fijne ijzerdeelen, in veele geestige wateren verfpreide , bevorderen de visceraal- en uitdrijvende middelen, inde ontlasting der beweeglijke Infartïus, zelfs door derzelver koude, ten fterkften. Zelfs heeft de koortsbast na een langdurig gebruik , gepaard met de verzagtende conferf, dikwijls bijna als een fterk ontlastmiddel gewerkt. Op die wijze kan men zig van de kragten des Schwalbacher waters zeer veel beloven,  wanneer het aan de bron, welke ik om die reden alle jaaren bezoek, gedronken word, en wanneer tevens des avonds en des morgens visceraalklijfteeren, als men naar bed gaat een laxeerpoeder, uit quajakumharst, fmeltbaare wijnfteenroom, en oranjefchillen beftaande , of mijne visceraalpillen, welken zamengefteid zijn uit fpiesglaszeep met amoniak toebereid en een weinig extract van aloe, gebruikt worden. Het Spaa- en Pirmontwater zijn beiden wel meer verfterkende,fterker werkende en doordringender, dan het Schwalbacher, maar ook des te gevaarlijker, wanneer zij in de vaten eenen grooten tegenftand ontmoeten. Wanneer men dit niet te vrezen heeft, doet men zeer wél, wanneer men de genezing ook met de ftaalwaters eindigt. Ik verkies dezelven in zulk geval boven alle andere ■verfterkende middelen , die de overblijfzels der ziekteftof helpen uitdrijven , en de wederkering verhoeden zullen. Ik laat dezelven derhalven nog maanden lang in geringe hoeveelheid, in plaats van warme dranken, en zelfs over tafel onder den wijn, zonder bijzonderen leefregel, met het beste gevolg gebruiken, het welk ook veelen hypochondristen beter bekwam, dan derzelver korter gebruik. Ik zou de ftoutheid niet gehad hebben, om het gebruik van het Schwalbacher water, tegen het algemeen geneeskundig verbod, over tafêl aan te raden, indien ik niet aan mij zelven eene gelukkige proeve daar mede genomen had. Ik dronk des middags en des avonds over tafel telkens een pint daar van met wijn gemengd, en at zuurkool, falaad e. z. v., zonder eenig on-  gemak daar van te befpeuren, en vond mijne maag, die zo flap was, dat ik des morgens geen glas mineraalwater, behalven aan de bron, durfde gebruiken, hier door binnen een half jaar veel meer verfterkt , dan door een menigvuldig gebruik der koortsbast geduurende een half jaar. In gevaarlijke, dubbelzinnige gevallen werken de Seltfer-, Fachinger-, Schwalheimer- en dergelijke wateren, hoewel zelden aan de bronnen gebruikt het zekerst, wanneer zij, met wijrifteenroom en fuiker, onder het opbruifchen gedronken worden. De Schwalheimer bron, omftreeks Friedberg gelegen,die het naast aan de Seltfer komt,en, uitgezonderd, dat zij tevens fijne ijzerdeelen en ongelijk meer vaste lugt bevat, dienvolgens vlugtiger en aangenaamer is, heeft mij hier in de beste dienden gedaan. Veele honderd lieden hebben dit edel water, het welk zeer ligt doorgaat, de maag verfterkt, als een zagt losmakend middel, het zuur en de flijm wegneemt, en de piswegen zuivert, in plaats van hec gewoone, dikwijls harde,onzuivere,tot ongemakken der maag, en gruis of fteen gelegenheid gevend bronwater, en in plaats van de,fchadelijke thee en koffij, die voornaamlijk wegens het warme water nadelig zijn, jaaren agter een, doch zonder bijvoegzel, behalven wijn , gedronken en er zig zeer wél bij bevonden. Ik heb boven gemeld, dat deze wateren niet alleen door middel van derzelver beftaandeelen, maar ook koud gedronken, juistuit hoofde der koude, verfterken. Het ingevoerd gebruik bij de bronnen van de warme dranken van chokolaad en koffij is derhalven niet goed te keu-  •3ao ■ren, want hier door word ten deele weer afgebroken het geeir men gebouwd had. Des niettegenftaande zag ik mij genoodzaakt, menigen brongast -het matig gebruik van de koffij niet alleen te veroorloven, maar ook te gebieden. Het waren dezulken,wierverweende,fiappe magen van overlang aan warme dranken gewend zijn, die flegts een paar uuren vroeger dan naar gewoonte uit het bed behoeven op te flaan, om den geheelen dag met mis'lijkheid, oprispingen en knagingen der maag geplaagd te zijn, bij welken de fchielijke overgang Van den warmen tot den kouden drank eene groote ■ontroering in het zwaklijk lichaam verwekt, en wier op zig zelven reeds magtlooze, nu nog meet in wanorde gebragte werktuigen der vertering niet in ftaat zijn, om de zuure, rotte en flijmige overblijfzels der fpijze, hier door veroorzaakt, te overweldigen. Deze vuile flofFen nu kunnen zig met het miné raai water niet verdragen, geraken aan het gisten, het water maakt verftopping en gaat niet door Geen wonder derhalven, wanneer er oprispingen, zoode, zwellingen en pijn in de maag, duizeling, hoofdpijn, zwelling der beenen e. z. v. ontdaan, waarover zo veele brongasten klagen, en die zij té vergeefsch met maagelixers en ontlastende middelen zoeken te overwinnen. Doch al deze ongemakken en meer anderen kan 'één kop koffij des morgens als men wakker word, of een half uur voor het water gedronken, beletten en ook genezen. De werktuigen der fpijsvertering worden hier door verfterkt  fterkt en aangezet 3 om de kwaade ftoffen te verbeteren, en dezelven, nevens de overige vuiligheden, nog voor het Water drinken, te helpen uitdrijven, (de tabaksrokers kunnen door het roken van eene pijp tabak daarbij nog te zekerer ftaat daar opmaken) de walgende, iiu opgewekte maag word in ftaat gefteld, om den kouden dronk waters ongehinderd naar zig te nemen, en de pis wegen bereid, om het zonder hinder te ontlasten. Ik heb dikwijls ondervonden , dat de koffij, na het water gedronken, op verre na die goede werking niet doet. Onder anderen klaagde mij een driftig , levendig heer, dat hij onder en bij het gebruik van het SpaJwater telkens de gcweldigfte hoodfpijn moest verdragen, die hij, na het drinken, enkel door eene zeer fterke koffij kon matigen, doch nooit geheel verdrijven. Ik ried hem, het vierde gedeelte van zijne gewoone portie koffij eenen korten tijd voor het drinken van het water te nemen. Hij ondervond van dezen raad, tot zijne verbazing, de gewenschte uitwerking. Op deze wijze hande. lende, en het water matig, weinig tevens, met fmaak, en niet tot dat het walgt, drinkende, behoeft men zijnen gewoonen leefregel niet zeer te veranderen. Het is in tegendeel menigmaal raadzaam, ooft,falaad e. z. v. daar bij te eten. De al te ftrenge leefregelkundige voorfcbriften, welken de bronartzen eertijds zo fterk infcherpten, waren in den tijd, waarin men geheel andere denkbeelden van de hoedanigheden der mineraale wateren had, en waarin de gewoonte nog heerschte,, om de maag met eene verbazende menigte van dcX  zelven te overfïromen, daar door geweldig uitte, zetten, en zo flap en gevoelig te maken, dat het gebruik van weinig ooft e, z. v, gevaarlijke toevallen verwekte, even zo weinig te berispen, als de welgemeende ijver van zekeren beroemden brondoktor, die, als hij een fchaaltje met falaad op de tafel van zijne waterzwelgers zag, het zelve zonder bedenken het venster uitwierp. Geheel anders is het gelegen met de ooftkuuren, daar de fpijsorden nauwkeuriger en fpaarzaamer moet ingerigt worden. Wanneer men bij voorbeeld de kersfen en druiven als geneesmiddelen wil gebruiken , moeten de maaltijden enkel beftaan in gekookte wortelen , aardappelen en dergelijken en een ftukje gebraden vleesch, en het ontbijt in be« fchuit met kersfen of druiven, waarvan m-n onder eene geftadige beweging, het best in de open lugt, onder eenen boom, of in den wijnberg des morgens en des avonds trapswijze zijn genoegen kan eten. Gedurende de maaltijden, op welken men een goed glas wijn drinkt, moet men ze egter niet gebruiken. Voorleden jaar, toen de druiven eene volkomen rijpheid kregen, hebben zij ongemeen goede werking gedaan, en de overblijfzels der vooraf gegaane ziekten, onder anderen den hardnekkigfien hoest, welke eene longzugt dreig, de, veel beter dan andere geneesmiddelen weggenomen. Het zelfde oogmerk, dat ik, tenbefluite der genezing, door het gebruik der flaalwateren tragt te bereiken, heb ik ook grootffendeels daar door bereikt, dat ik mijne Lijders eenen breeden gordel met runraeel, of het fijnfle ftof, het welk  323 Eig in den runmolen , op de balken e. z. v. van den geflampten jongen eikenbast in menigte aanzet, met oranjebladen, en een weinig poeder van muskaatnooten en roozenhout gevuld en geflopt, öm den buik laat dragen, welken men na fterke ontlastingen vaster aantrekt, en alvorens deszelfs binnenzijde met roodert wijn of karmelietenwater e. z. v. bevogtigd heeft. Ik heb het nog niet gewaagd, dezen bast, die zo zeer naar den Peruviaanfchen gelijkt, inwendig te gebruiken, fchoon de Trierfche lijfarts, de heer haupt, mij verzekerd heeft, dat hij dien honderdmaal, in plaats der kina, in koude koortzen e. z. v. zonder kwaade gevolgen gebruikt heeft, en ook verfcheiden proeven , welken de bekwaame heer hoogleeraar morgenthal, op mijnen raad, tegen onbedwiriglijke koude koortzen, waarin hij denzelven in de gedaante van het extract van de la garaye gaf, daarmede genomen heeft,'zeer gelukkig zijn afgelopen. Ik kan denzelven als eene pap met rooden wijn bereid, bij voorbeeld tegen de ontfleking en de breuken, niet genoeg aanprijzen, wijl dezelve, zelfs in oude lichaamsgebreken, bij volwasfeneu den halfverlamden buikring weer in den gezonden ftaat h^rfteld heeftDe menigvuldige gelukte proeven, welken de heer comüs of ledran (*) met de elektriekè fchokken, in de vallende ziekte en zinvang heeft genomen, bewegen mij, om het omzigtig gebruik van dit werkzaam en onze geneeswijze zeer onderfleunend middel, ten befluit nogmaals aan te prijzen. (*) Rapport fur les avantages de la nouvelle methode, (tadminiftrtr l'Eleclricité. X a  >324 Want het kan niet alleen de wanordens der zenuwen, welken door de Infartïus verwekt zijn en na derzelver ontlasting dikwijls nog aanhouden, wegnemen, maar aan dezelven ook eenen heilzaamen keer doen nemen, welke tot affcheiding van de beweeglijke Infarctus eene fterke hulp verlenen. De meeste Lijders van den heer comcs, zegt men, kregen door fchrik en andere gemoedsbewegingen de vallende ziekte. Doch om naar mijne menigvuldige ondervinding te oordelen, hebben zij enkel gelegenheid tot het uitbreken van het kwaad gegeven, het welk van opgehoopte flijm en zwarte gal afftam. de. Ik twijfel er ook niet aan, of de heer comüs zou, indien hij op de gefteldheid der ontlastingen zijner Lijders, welken hij tweemaal in de week buikzuiveringen gaf, meer oplettende was geweest, mijne gegronde gisfing bevestigd hebben.  3^5 AGTSTE HOOFDSTUK, Bevattende de gevallen van ziekten. Irc heb beloofd, eene verzameling van ziektegevallen , ter meerder overtuiging en bevestiging van deze verhandeling, hier bij te voegen. Van dezulken, die ik uic de bovengemelde bewijslbhriften overgenomen heb, ben ik meest dadelijk getuigen geweest. Ik kon mij derhalven nog menige omftandigheid herinneren, welke ik tot meerder opheldering hier zal invoegen. Maar, indien ik alle de gevallen, die daar mede eenige gelijkheid hebben of daar toe behoren, en die ik met anderen zedert meer dan dertig jaaren waargenomen hebbangetekend had, zou ik eenen foliant, een even zo breedvoerig werk, als dat van morgagni de fedibus morborum in abdomine kunnen fchrijven; en indien ik alleen de merkwaardigften wilde mededelen, welken ik mij bij gelegenheid in het geheugen zou kunnen brengen,zou ik met derzelver menigte mijne lezers lastig vallen. Doch ik moet bekennen, dat, wijl dergelijke gefchiedenisfen van ziekten mij fchier dagelijks en hoe langer hoe me. nigvuldiger voorkomen, zij mij altijd minder vreemd wierden, of niet meer ongemeen fchenen , en ik uit dien hoofde veronagtzaamde, dezelven omftandig op te tekenen. Kortheidshalve heb ik er ook zeer X3  weinig vreemde, daar op toepasüjke waarnemingen b'j gevoegd. Teneinde flegts eenigermate eene orde te houden, heb; ik zulke gevallen vanziekte, die uit de flijmige Infartïus, en de meer of minder met flijm vermengde zwarte gal ontflaan zijn, het eerst aangehaald. Vervolgens maak ik gewag van zulken, daar zig polijpagtige en verfleende voordbrengzels in de poort- en moedervaten ontdekten, en eindelijk vaneenigen, die derzelver oorfprong hpbben van de verdopte darmfcheelsklieren. Eerste geval van ziekte. Eene jonge, gelukkig gehuwde vrouw, verlang» de naar wettige erven, wijl zij reeds driemaal eene miskraam had gehad in de eerste drie maanden haarer zwangerheid. Zij had een bloezend gelaat, was kloek en flerk, en kon zig niets herinneren, dat aanleiding tot de miskraamen zou gegeven hebben. Na lang onderzoek vernam ik eindelijk, dat haare maandelijkfche reiniging fterker en wateriger was , dan naar gewoonte, tfn dat zij nu en dan met toevallen gekweld was, die men aan de wormen had toegefchreven, fchoon deze toevallen draaglijk waren. Ik rigtte de genezing tegen de flijm. Want door genoegzaame waarnemingen overtuigd zijnde, dat men niet ligt dwaalt, wanneer men, zelfs in twijfelagtige gevallen, de ontijdige geboorten, de onvrugtbaarheid , de te fterke vloeijingen, nevens den witten vloed , en de wanordens in de maandelijkfche zuivering der kraamvrouwen van de Infartïus, inzonderheid van de eerste foort van  dezelven, afleid, en ze hier naar behandelt. Inde eerste veertien dagen vertoonde zig wel niets tegennatuurlijks in den ftoelgang, doch zedert een vierdendeel jaars verliepen er weinig dagen, waarin niet eene fterke ontlasting van eene flijmige vuiligheid volgde. Volgens haare laatfte berigten had. den dezelven nog niet ten eenemaale opgehouden. Men heeft dus gegronde hoop, dat deze vrouw, gelijk veele anderen, bij welken het op dezelfde wijze gelukt is, haare vuurige wenfchen zal vervuld zien. Tweede geval van ziekte. Bij eene bedaagde vrouw, bij welke de vapeurs van de jeugd af als tot eene tweede natuur waren geworden; heeft alleen de zesde of agtfte visceraalkiijfteer, dus eens in de week,eene fterke ontlasting van zulke vuiligheid, na eene voorafgegaane flauwte, verwekt; na de overigen volgde flegts een natuurlijke ftoelgang. Zij befpeurde niette min ras eene groote verligting, en heeft nu zeer zelden eenen aanval van haare dagelijkfche plaagen. Derde geval van ziekte. Op denzelfden tijd werd eene jonge tedere weduwe, die, behalven de toevallen der opftijgingen, welken zo hevig waren,dat zij flaauwten en ftuipen verwekten, maandelijks een fterk verlies van bloed uit de moederfchede had geleden, door deuitdrijX 4  ving van de met zwarte gal gemengde flijm, reed? na de eerste veertien dagen van de meeste toevallen bevrijd. Zij bevind zig zedert twee maanden, zo als zij zig uitdrukt, weer nieuwgeboren. Vierde geval van ziekte. Een bleekzugtig meisje, het welk na haar agt» tiende jaar nog geen dringing tot de maandelijkfche ftonden befpeurd had, werd dikwijls met droogen hoest,bloedfpuwen, en andere toevallen aangetast, die eene longtering dreigden. De vertraagde geregeldheid vervoerde mij zo weinig tot het bevorderen van dezelve, dat ik, zonder in het minste dezelve in aanmerking te nemen, verfcheiden proeven op de ontdekking der flijm in het werk ftelde. Toen ik eenige fpooren daarvan ontdekte, dwong ïk haar onbefchroomd tot eenen afgang. Al de ge. vaarlijke toevallen nevens de bleekzugt verdwenen nu geheel en al, fchoon de maandelijkfche ontlastingen nog niet volgden. De hevige gemoedsbewegingen zijn bij eene kraamvrouw, of kort na de kraam genoegzaam, om haar in fchriklijke omftandigheden te brengen. Dikwijls geven zij alleenlijk gelegenheid om eene andere verborgen oorzaak gaande te maken,daar elk geneesheer oplettende op behoorde te zijn, Vijfde geval van ziekte. Eene moeder van veele gezonde kinderen werd drie weeken na haare kraam, welke wel zorglijk,  doch egter gelukkig en zonder ongemak was geweest, toornig gemaakt, en tevens door eenen hevigen fchrik ontroerd. Onmiddellijk daarop werd zij door verzwakking, flaaploosheid, dofheid tot zinneloos worden toe, op geregelden tijd wederkomenden hik en andere toevallen der zenuwen of opftijgingen aangetast. De geneesheer, die over haar ging, en met regt vuiligheden in de eerfte wegen vermoedde, waagde het, haar fterke buikzuiveringen voortefchrijven. Zij deden weinig vrugt,doch bragten mij, na dat ik van de gefteldheid des afgangs onderregt was, op het regte fpoor. Eerst na een lang gebruik van visceraalklijfteeren,e.z.v. kon men de hardnekkige oorzaak der ziekte, die in eene verbazende menigte van graauwe en zwartagtige pap beftond, tot weeken brengen, en met dezelve de vreeslijke toevallen verdrijven. Ik heb den aanhoudenden hik, dien men verkeerdlijk aan de verftopte maandelijkfche zuivering toefchreef, eenige maaien op dezelfde wijze genezen. Een zeer hardnekkige en hevige hik, welke , na een' agtergebleven lentebuikloop, dieeenen Lijder jaarlijks overkwam en hem heilzaam was, was ontftaan, bleef op dezelfde wijze weg. De kraamkoorts heb ik zo dikwijls uit eene dergelijke in de darmen ver, zamelde vuiligheid zien ontftaan, dat ik altijd oordeelde, op de ontlasting van dezelve te moeten bedagt wezen. Het zelfde geld ook, gelijk ik meermaals aangemerkt heb, van de kraam en langdurige heete koortfen met uitflag. Veele jonge geneesheeren zijn reeds verfchrikt, wanneer zij na de aderlating uit gewoonte, welke men eene gezonde zwanX 5  gere vrouw had aangeraden, het bloed met eene fpekagtige huid bedekt, of met eene deels witagtige, deels groen, en zwartgallige ftof tot de helft vermengd zagen. Wanneer nu de tegennatuurlijk veranderde be, ftaandeelen des bloeds den gemcenen weg van zulveringinflaan, doch in de darmen, die door de uitgezette baarmoeder verfchoven en gedrukt zijn, terug gehouden worden, en daardoor of door eene m de Jugt heerfchende gistingftof, of doorgemoeds. bewegingen , misdagen in den leefregel e. z v eenen hoogeren trap van bederf aannemen, moet er wel eene koorts verwekt worden, dienaar de gefteldheid der gelegenheid gevende oorzaaken meer of mmder kwaadaartig is. Dat de vermindering van de melk in de borsten meestendeels meer als een gevolg, dan als eene werkende oorzaak moet befchouwd worden, befluit ik daar uit, wijl de melk dikwijls reeds gedurende de ontlastingen de borsten meer aanvult. Menigmaal ftremt deze lang verzamelde vuilig. heid de kraamzuivering, zonder eene koorts te ver, wekken , in plaats van dezelve volgen langdurige kwaaien ; doch menigmaal heeft die er geen invloed op. Zesde geval van ziekte. Bij eene gezondfchijnende kraamvrouw vloeiden *ij ongehinderd voord, fchoon zij den derd-n da<* na de bevalling met ftuiptrekkingen aangetast wierd? die blijkbaar van eene wel niet taaije, doch ingroo'  te menigte in de darmen verzamelde flijm haaren oorfprong hadden , en die men uit dien hoofde door klijfteeren en ontlastingen zeer ligt kon overweldigen. Zij kon des te eer tot deze geneeswijze, welke veele vrouwen haten, overreed worden, wijl haar man kort te voren door dezelfde geneeswijze van eene geweldige en hardnekkige hoofdpijn verlost was. Zevende geval van ziekte. Deze hoofdpijn tastte hem zedert een half jaar en langer dikwijls aan, en was zo hevig, dat hij gedurende eenige weeken alle fpijzen laten, het licht vermijden, en zigftil inhet bed houden moest. De zo dikwijls befchuldigde volbloedigheid werd hier insgelijks, tot nadeel van den anderzins Herken Lijder door herhaalde aderlatingen verminderd pn honderd andere middeltjes vergeefsch aangewend. De klijfteeren alleen droegen hier de overwinning weg, nadat zij zig van eene ongelooflijke groote menigte vuiligheid eener kwaade, flijmige en gallige ftof hadden meester gemaakt. Na ontelbaare gelukkige proeven, welken ik en anderen met onze geneeswijze tegen alle foorten van hoofdpijn, het zij men die miciaine, cephalaa, of clavus hyftericus e. z, v. noemt , of geregeld neerkomende , of aanhoudende, een of twaalfjaarig zijn, genomen hebben, zie ik mij gedrongen, mijne heeren medebroeders ten fterkften te verzoeken , dat zij bij hardnekkige hoofdpijnen , die eindelijk met eene beroerte dreigen e. z. v,, de  33& de aangehaalde ziekte oorzaak indagtig te zijn. Ik fta hun borg, dat zij , wanneer zij ze op die wijze te keer gaan, zelden hun doel zullen misfen. Eveneens is het gelegen met de langdurige oog'. ziekten van veelerlei aart, nevens de oor- en tandpijnen e. z. v. Indien de oogmeesters dit in overweging wilden nemen, zouden zij in hunne genezingen veel gelukkiger zijn, ten minden zo veele weerkeringen van die kwaal niet te vrezen hebben. Onder veele andere gevallen zal ik alleen het volgende aanhalen, wijl het de bovengedagte waarfchouwing, van de voorbereiding der kinderziekte niet te verwaarloozen, meer gewigt bijzet. Want het bewijst tevens, dat de goedaartigfte pokjes tot kwaadaartige toevallen gelegenheid kunnen geven , wanneer zij een lichaam aantasten, welks darmkanaal met veel vuiligheid beladen is, •dgtfte geval van ziekte. Een meisje van twaalf jaaren bevond zig bij den aanval en de uitbotting der goedaartigfte kinderziekte zo wel, dat de ouders in bedenking ftonden, of zij wel eenen geneesheer wilden halen. Bij de* ettering kwam wel eene kooi ts, welke, volgens de befchrijving, van geen kwaade betekenis fcheen te zijn, doch met eene zo volkomen blindheid eindigde, dat de Lijderes geheel ongevoelig was voor de ftraalen der zon , die door de verwijderde, half verlamde oogleden vielen. Mijn eerfte voorflag was, om haar het extract van wolverlei metElecïu. ariurn lenüiyum-, nevens weekmakende en uitdrij-  333 vende klijfteeren te geven. Hoe fterker dezelven de ontlastingen van eene affchuwlijke en zeer ftin« kende vuiligheid bewerkten, hoe meer de fchemering van het licht, welke ras volgde, toenam. Doch de volkomen genezing volgde op een feton in den nek, waardoor eene groote menigte van groene etter ontlast werd. Deze verwe heb ik meermaakn ontdekt na het gebruik van wolverlei, en was den heer störk , gelijk hij mij zelf verzekerd heefc,ook niet vreemd. Zelfs in beroerten en fmoorzinkingen moet men dezelfde oorzaaken nooit uit het oog verliezen. Eertijds-ontftond onder de geneesheeren de twist, vraag, of dc braakmiddelen voor de beroerdheid nadelig of nuttig zijn. Veelen van dezelven, door eene befchroomde theorie verleid, verwierpen ze fchier geheel; doch anderen prezen ze te algemeen aan, wijl zij ondervonden hadden, dat na eene natuurlij, ke of door kunst bewerkte braking bedorven gal of taaije flijm, dikwijls de voorboden van de beroerte, verdwenen, en de kwaal zelve weggenomen 4 werd. Ik kan m;j meer dan dertig Lijders herinneren , die met beroerte en lamheid gedreigd en aangetast werden, en door de van boven en van onder door kunst bewerkte ontlastingen van zulk eene dikwijls zeer taaije vuiligheid Van den dood bevrijd werden. Doch altijd bevond ik, dat het raadzaam was, met de braakmiddelen omzigtig te werk te gaan. Zij beftonden meest uit de onderbefchreven met zeer weinig braakwijnfteen gemengde mixtuur, voor welker gebruik ik nog daarenboven eene weekmakende en met oxymel gemengde kJijfteer,  eene mostaart- pap,,, en eene fterke aderlating, wanneer die nodig fcheen, liet gebruiken. Om het braken te verwekken, oordeelde ik eene geringe hoeveelheid van den braakwijnfteen dienstig. Want een weinig van denzelven is als dan genoeg werkende, wanneer de ziekteftof in de bovendeden van het darmkanaal der beroerden huisvest, welker maagzenuwen in haaren oorfprong aangedaan en buiten dien tot grote wanorden gefchikt zijn. Negende geval van ziekte. Onlangs ontmoette ik eenen grijsaard, die anders van eene fterke gefteldheid was, in de volgende omftandigheden. Zijn gezigt was paars opgelopen, de pols vol, en de kragtloosheid zo groot, dat de neiging tot braken geen ftand wilde grijpen. De oogen ftonden ftijf en verward, de tong en de beenenwaren half verlamd, en de zinnen bedwelmd; de handen beefden e. z. v. Drie lepels Vol van de gemelde mixtuur, welken te zamen pas het "agtfte gedeelte van een grein braakwijnfteen bevatten, werkten ten eerften zo fterk, dat de Lijder eene galagtige flijmige ftof, bij pinten, wel eene fchrede verre fpuwde. In het vervolg verwekten de vermeerderde giften fteeds minder braken, maar des te meer ftoelgang van eene dergelijke vuiligheid. Na de uitdrijving van dezelve bleef er geen fpoor meer over van bedwelming, lammigheid e. z. v,  335 Tiende geval van ziekte. Schier op den zelfden tijd werd een oud zwaklijk heer, die van langen tijd heen veel hoofdpijn geleden had, door bedwelming aangetast, die zo fterk toenam, dat hij zinneloos ter aarde viel. Gedurende dezen toeftand liet hij alles lopen; en toen hij weer bij kwam, dreef het hem nog dikmaals tot den ftoelgang. Toen ik deze natuurlijke ontlasting van eene graauwe en taaije flijm door de kunst nog meer bevorderde, hield de bedwelming geheel op, doch in derzelver plaats kwam de ongeneeslijke hoofdpijn weder. Elfde geval van ziekte. Voorleden winter zogt een Lijder hulp bij mij, dien niemand, wegens zijne frisfche gezigtsverwe, daar voor aangezien zou hebben, doch die zedert eenige jaaren dikwijls en onverhoeds door bedwelmdheid , benauwdheid en dofheid zo geweldig aangetast Werd , dat men hem telkens fpoedig te bed moest hrengen. Ik beloofde eene volkomen genezing, bij aldien hij zig aan eene langdurige behandeling wilde onderwerpen, ten einde zijne darmen van eene groote menigte taaije flijm te ontlasten* De fterkfte uitdrijvende middelen waren daar tegen van weinig vrugt, doch toen hij eindelijk tot het gebruik der klijdeeren befloot, werd hij ras van de oorzaak der ziekte overtuigd, die nog fteeds voordgaat, fchoon de gemelde toevallen reeds geheelhebben opgehouden.  336* Twaalfde geval van ziekte. De vrouw van evengemeldenLijder was van ïan= gen tijd herwaard met blinde aambijën en hoofdpijn, en vervolgens met opftijgingen en veele andere toevallen geplaagd, welken duidelijk eene verftopping van de vaten der maag te kennen gaven. Na dat haar geneesheer zedert een langen tijd tegen dezen vijand op zijn huzaarsch met lugtfchooten, met balzemkruid water , droppeltjes tegen de opftijgingen e. z. v. gefchermutzeld had, viel de vijand met bloedfpuwen aan, het welk metfchroomlijke toevallen gepaard ging. In dezen nood nam men zijne toevlugt tot mij. Ik droeg de behandeling dezer Lijderes aan den heer Dr. muller op, en hij begon de genezing met het gebruik van menigvuldige klijfteeren. Zij deden al ras de gewenschte werking zo , dat eene verbazende menigte van eene lelijke, flijmige vuiligheid door den ftoelgang, en vervolgens ook door de moederfchede uitgedreven, en de Lijderes van alle ongemakken bevrijd werd. De heer müllkr verzekerde mij nog op heden, dat, indien hij dagelijks geen ooggetuige was geweest, hij geen geloof zou hebben kunnen geven aan de ) mogelijkheid van zulk eene verbazende verzameling van zulke foort van ziekteftof en van eene zo fpoedige overweldiging van dezelve. Bij deze gelegenheid verhaalde hij mij ook , dat het volgende geval hem vreemd was voorgekomen. Hij werd eergisteren bij een kind van een half jaar geroepen, het welk toevallen der vallende ziekte had. De klijfteeren, welken eene menigte flijmige ftof uit- drs-  337 dreven, bragten verligting te weeg; doch ik gaf "hem te verdaan, dat er nog veel meer van dergelijke vuiligheid zou te voorfchijn komen, indien hij de klijdeeren met zeep e.z.v. kragtiger wilde maken en daar mede aanhouden. Hij deed het, en zedert gisteren zijn er zo veele ontlastingen van eenenaar gekookt eijerwit gelijkende dof gevolgd, dat men fchier zou moeten geloven, dat al de darmen -daarmede opgepropt zijn geweest. Voor weinige weeken heb ik den heere dr. jassoy de bezorging opgedragen van eene Lijderes aan beroerte, welke gefchiedenis hij op de volgende wijze heeft befchreven, er eene dergelijke bijvoegende. Dertiende geval van ziekte. ,, Eene vrouw van 64 jaaren , welke vogtrijk „ was, en zedert zes weeken, zonder duidelijke ,, oorzaak, ongemeen dik was geworden, werd, „ na eenen grooten fchrik, door eene beroerte aan„ getast. De heer opperhofraad kümpf droeg mij „ deze Lijderes op , mij tevens herinnerende, dat ,, hij geloofde, dat men de oorzaak van deze be,, roerte in de verplaatzingen na den onderbuik .„ moest zoeken. Ik vond de Lijderes wel weer bij „ haare zinnen, doch zeer verzwakt, flijm ont,, lasterde, zwaar ademhalende, en aan de linke„ zijde de pols in den verlamden, gelijk in den ge„ zonden arm, een weinig fnel en vol, doch niet „ zeer hard, de tong zeer bezet, het lichaam ver,, bazend dik en gefpannen , en de pislozing opgedopt, uit hoofde van de verlamming der blaas. Y  338 ,, Doch dit ongemak was ras weggenomen door in. 3i wrijvingen van geest met zeep , terpentijn- olie en tinctuur vanSpaanfche vliegen. Het eerfte, dat ,, ik aanried, was een azijnklijfteer, vervolgens „ eene aderlating, en toen fchreef ik een poeder ,, voor van jalappewortel met kermes-mineraal en ,, fuiker; als zij over zuur klaagde, mengde ik het „ met magnefia. Door dit middel bewerkte ik s, geen braken, maar een weinig walging en meer „ afgang. Eindelijk nam ik ook de visceraalklijsj, teeren te hulp. Dezen bewerkten menigvuldige ontlastingen van taaije zeer ftinkende flijm, waar 33 door de dikte des lichaams wel de helft vermin- derde en de Lijderes veel verligting toegebragt werd. Na een aanhoudend gebruik gedurende ,, vier weeken van deze dikmaals een weinig ver- anderde geneeswijze kwamen eerst andere foor,, ten van Infartïus, namelijk verharde lichaamen ,, van allerlei foort te voorfchijn. Zommigen wa,, ren week; men kon ze aan ftukken drukken, en „ als men het geen, daar men ze mede aan ftuk,, ken drukte, opligtte , trok men eenen .langen ,, draad ; anderen waren harder; zommigen waren „ als citroenpitten; en dezen zag men in menigte „ boven drijven, anderen waren grooter , bijna „ als haazenooten: doch allen hadden eenen onver3, draaglijk lelijken ftank. Toen het poeder niet meer behoorlijk wilde werken, nam ik de zeep„ pillen met waterig extract, van aloë te hulp; en „ de Lijderes ging weer dergelijke ftoffen af. Om de lammigheid te gemoet te komen, gaf „ ik der Lijderes ouder andéren eene thee van ver.  339 „ fcheiden kruidige bloemen, en inzonderheid van „ bloemen van wolverlei. Zij ondervond daar op „ dikwijls hevige pijn in de verlamde leden, en he„ vige fchuddingen in dezelven ,even als van elek,, trike fchokken. De heer opperhofraad kUmpf „ heefc dezelven meermaals na her. gebruik van de „ wolverlei waargenomen. Veertiende geval van ziekte. Een predikant op een dorp ,die 50 jaaren oud, ,, en van eene fterke lichaamsgefteldbeid was, wierd, ,, na vooraf gegaane duizeling, kragtloosheid, ge,, brek aan eetlust, e. z. v. door eene beroerte ,, aangetast. Ik vond hem, na verloop van eenige „ uuren,nog zonder eenig gevoel. Wijl hier geen „ chirurgijn noch apotheek was, kon ik hem alleen ,, met klijfteeren en eenige prikkelende middelen te „ hulp komen, en dezen waren evenwel van zo „ veel uitwerking, dat hij weldra weêr bij zijne ,, zinnen kwam. De aanwijzingen van eene plaat,, zelijke vuiligheid in de maag bewogen mij, om „ een braakmiddel voor te fchrijven. Hij nam het „ met het befte gevolg, want hij gaf eene menigte ,, van gal en flijm over, daarop volgde eene oogen,, fchijnlijke betering. Ik gaf hem nu purgeermid,, delen en klijfteeren, die, na eenigentijd, eene „ groote menigte flijm,of verouderde, taaije vui„ ligheid met zulk een goed gevolg deden ontlas,, ten, dat hij zijn ampt weer kon waarnemen. „ Toen ik hem Ha mijne terugkomst uit Frankrijk „ weêr in dezen goeden toeftand zag, en ik door Y 2  den heer opperhofraad kMmpf inmiddels op de „ Infarctus meer oplettend was geworden, herïn- nerde ik mij deze gefchiedenis zeer levendig, en j, zag nu duidelijk het geen ik toen flegts door eene wolk ontdekte. Ik verklaarde mij nu den menig„ vuldigen, zo lang aanhoudenden afgang van eene verplaatfte vuiligheid, dien ik toen flegts met „ verbaasdheid aanfchouwde ; doch het was mij „ eene groote voldoening, dat ik niet tegen den ftroom gewerkt had." Door het wegnemen van dezelfde ziekteftof ben ik dikwijls meester geworden van de moorzinkingen en de aamborftigheid, der valfche longontdeking en het bloedfpuwert. Voor twee jaaren kwamen mij op denzelfden tijd twee gewigtige gevallen van de eerfte foort voor. Vijftiende geval van ziekte. Een heer, die zeer levendig, fchoon reeds drie en zeventig jaaren oud was, en zeer gezond fcheen te zijn, werd op het onvoorziens des nagts door eene fmoorzinking aangetast, welke eenenabij zijnde verdikking dreigde. De oplosfing van gum. ammon.inhyfopwater en oxymel fcillitic. en de kerm. mineral. in vermeerderde giften, beantwoordden flegts in zo verre aan mijne oogmerken, dat zij de taaije, flijmige vuiligheid, welke ik vermoedde, week maakten en tot de ontlasting bereidden. Doch het menigvuldig gebruik der klijdeeren bevorderde dezelve in zulk eene menigte, dat de potten om de twee uuren moesten ledig gemaakt worden. Eg-  34i ter kromp de buik, die tot berstens toe uitgezet was , voor de eerfte agt dagen van ontlasting niet volkomenzamen. Naverloop vandrie weeken kreeg de Lijder weer goeden fmaak in zijnen gewoonen harden kost, het welk meer dan een jaar duurde, en nog langer geduurd zou hebben, .indien geen fteeds durende zorg, kommer en ergernis den duurzaamen keem zijns leven geknaagd had. En hoe dikwijls moeten de geneesheeren voor dezen onoverwinlijken heimlijken moordenaar niet zwigten? Zestiende geval van ziekte. Toen deze Lijder nauwlijks het gevaar ontrukt was, werd ik bij eenen anderen in de nabuurfchap geroepen, met wiens gefchiedenis ik meer dan een blad zou kunnen vullen, indien ik niet voor de kortheid was. Hij bevond zig veel zwaklijker, fchoon hij eenige jaaren jonger , dan de eerfte, en van voor langen tijd hypochondriek was; doch door het gebruik van het Schwalbacher water en dageüjkfche beweging had hij de hypochondrie weten in bedwang te houden. Maar, toen gewigtige bezigheden hem gedurende een half jaar tot eene zittende levenswijze noodzaakten, nam dezelve, gepaard met eenen geregeld wèerkomenden aamborftigheid, dagelijks toe. Eindelijk werd dezelve zo fterk , dat zij weinig van de fmoorzinking verfchilde. Toen ik hem zag, had hij verfcheiden zulke aanvallen gehad, die den dood dreigden, niettegenftaande zijn kundige geneesheer,de heer hofraad marschal te Osfenbach, de kragtigfte middelen aangewend had, Y 3  342 ■■ om de taaije dofte te verdunnen, af te leiden, de kramptrekkingen te beletten, en de afnemende kragten op te beuren. Daar bleef dus voor mij geen andere raad over, dan dat ik de middelen op dergelijke wijze werkende , door klijdeeren liet gebruiken. Onder het gebruiken van dezelven openbaarde de verborgen vijand zig zeer fchielijk. De Lijder loosde eene verbazende menigte zwarte gal door den doelgang; op dezelve volgde witagtige flijm, vervolgens eene vermenging of afwisfeling van beiden, en toen na verloop van eenige maanden de afgang natuurlijk en de toevallen deeds zeldzamer en zagter begonnen te worden, befpeurde men nog veele flijm , in de gedaante van groote en kleine lappen leder. Dezen fchenen het befluit der genezing te zijn, terwijl de gezondheid van den Lijder gewenscht fcheen te wezen. Doch toen men zig , na eenen langen dildand , met eene duurzaame genezing vleide, had op het onverwagtst eene dodelijke wederindorting plaats,die der waereld eenen onwaardeerbaaren man ontrukte. Ik heb bij geen ziekte, na het wegnemen der hoofdoorzaak, zo veele gevaarlijke wederindortingen gezien, dan bij de aambordigheid; tenware dan dat het kwaad nog niet lang geduurd, en de oorzaak daar van zig nog niet verder dan in het darmkanaal uitgedrekt had. Zo heeft rüland (*) eenen fchilder, dien de aambordigheid met verdikken en den dood dreigde , volkomen herdeld door een braakmiddel, het welk hem bij de twee maaten (*~) Zie Burggrafs Lexicon medicum.  343 ftinkende taaije flijm, met gal vermengd,deed uitwerpen. De hier mede gepaarde valfche longontfteking, die mij met of zonder koorts,met droog of vogtig hoesten is voorgekomen , vereischt insgd:jks eene langdurige genezing, en onvermoeide ontlastingen van Infartïus van beiderlei foort,wanneer men zig eene duurzaame genezing wil beloven. Onder veele zulke gevallen, van dezelfde oorzaak afdammende , verdient het volgende inzonderheid opmerking. Zeventiend: geval van ziekte. Een Pruisfifche majoor , wegens zijn temperament zeer haastig en oplopend, werd door het Collegium medicum , als een ongeneeslijken longzugtigen, naar de Seltzer bronnen verwezen. Deze kunstgreep , om eenen kregeligen en ongeduldigen Lijder van zig te verwijderen, was van geen andere uitwerking, dan dat de heer majoor alle geneeskundige ondergefchiktheid vervloekte, en zo lang bij zijn genomen hefluit bleef, van niets meer te gebruiken , tot dat hij iets van onze geneeswijze hoorde. Hij wilde dezelve, alleen wegens haare vreemdheid, beproeven. Hij was zekerlijk niets anders dan een uitgeteerd geraamte, de lendenen met veel moeite naflepende, hebbende eenen droogen hoest, bij de minfte beweging kuchende, terwijl niettemin zijne oogen zeer levend ftonden. Maar , toen men na een nauwkeurig onderzoek zijner vooraf gegaane omftandigheden , bij voorbeeld, de niet wel behandelde ongemakken der aambejjën, Y 4  verzekerd werd,dat de zetel van het kwaad in den buik verborgen la,g kreeg hij, als een man, die voor het overige fchrander en opregr was, licht, en hij werd zo gedwee, dat hij menigmaal zeide, dat hij zig blindlings zou onderwerpen tot het hooi eten. Hij gebruikte dagelijks vier klijfteeren in plaats van er twee te nemen, en hem ging weldra door den ftoelgang eene zwartgallige vuiligheid en veele kleine vlee.'chgewasfen af, vervolgens door den pisweg eene groote menigte flijmagtige vuiligheid, gedurende een vierdendeel jaars, tot zijne groote verligting en volkomen genezing. Hij genoot zijne herftelde gezondheid meer dan tien jaaren, waarna hij ftierf, hebbende het vuur aan den voet gekregen, door eene ftout ondernomen operatie aan een exteroog. Agttiende geval van ziekte. Voor korten tijd heb ik een' longzugtigen heer van vijf en veertig jaaren, die door alle geneesheeren en kwakzalvers voor ongeneeslijk was verklaard, op dezelfde wijze weer in gezondheid herfteld. Zijn menigvuldig letteroefenen en zittende levenswijze veroorzaakten hem eenige van weinig betekenis fchijnende ongemakken der hypochondrie, die zig, naar'de toen regerende zinkingkoorts (influenfa), met de flijm , welke in het bloed fterk geteeld' en in de darmen vergaderd was, naar de long wendden. Door zoete en andere dergelijke fmeerige middelen vriendelijk onthaald wordende, werd dezelve hoé langer hoe meer naar de long gelokt en  derwijze vermeerderd , dat zij ze niet meer kon huisvesten, maar met een aanhoudend hoesten,in de gedaante van eene lelijke icherpe etter, en verzeld met eene gedurige koorts, groote kragtloos-' heid en uittering, dag en nagt moest uitfloten. In dezen bedroefden toefland moest ik de handen aan het werk flaan. Ik ried de flakken , de visceraalklijfteeren, en de visceraalpillen, welken ik in mijn Enchiridium befchreven heb. Veelen zouden dezelven , van den katheder, als onzinnig, flrijdig tegen het oogmerk en tegen de koorts uitgekreten hebben; maar zij deden haare teringgenezende kragten reeds in de eerste agt dagen zigtbaarlijk zien, en na dat zij binnen vijf of zes week-en de gewoone oorzaak der ziekte overweldigd hadden, maakten zij den nog levenden zieken gezonder dan hij voor den aanval der zinkingkoorts geweest was. Het bloedfpuwen , het welk eene longtering dreigt, heb ik zo dikmaals met eene dergelijke geneeswijze herfleld , dat ik reden vond, om bij de meesten , welken bloed loosden onder het hoesten, op dergelijke btfarttus te denken. Zulke Lijders, bij welken de zitplaats van dit kwaad in den buik is, bekomen de flerkfte fchuddingen van den buik, bij voorbeeld door het rijden, gemeenlijk ook eerder wél, dan kwalijk, en veelen befpeuren voor en onder den aanval zekere , veeltijds opwaard Hijgende gewaarwordingen in den buik, of eene kitteling omtrent den navel. Doch ik heb het bloedbraken veel zeldzaamer van de flijm zien ontflaan, fchoon zij dikwijls met een bedorven , in de vaten der maag geftremd bloed, als de eigenlijke oorzaak Y j  van dit onzeker braken, het welk men, volgens de opgegeven kentekens, omzigtig moet onderfcheiden, van boven en van onder ontlast word. Hoe voorzigtig men het braken, het welk Infartïus der maagvaten te kennen geeft, moet behandelen, bewijst het treurig einde van het volgend geval. Negentiende geval van ziekte. Een vrouwsperfoon, welk uit hoofde eener wanorde der maandelijkfche zuivering, herhaald braken, maagpijn, moeilijk flikken, en verdere tekens van verftopping van de vaten der maag, gaf eene groote menigte zwart, Hinkend bloed over, na dat zij zig van fterke buikzuiverende middelen en herhaalde aderlatingen bediend had. Daar volgden zwaare pijnen in de gewrigten en tekenen van eene halve verlamming. De mond was , onder een allermoeilijkst flikken, altijd met ftinkend bloed vervuld. De geneesheeren het hier over niet eens kunnende worden, werd mijn overleden vader, hoewel te laat, geroepen. Hij voorzeide den nabij zijnden dood, en verzekerde, dat de verftopping van de vaten der maag de oorzaak en bron der toevallen, en van den wel haast te wagten dood was. Hoe zeer met deze verzekering gefpot werd, vond men bij de opening van het lijk dezelve volkomen bevestigd. Want al de vaten van de maag en den flokdarm waren van bloed uitgezet en geborsten; doch aan de milt was geen gebrek. Een hardnekkig', nug. teren en dagelijks overgeven van fpjjs met zuurê flijm, met zwaare benauwdheden verzeld, daar te-  347 grn is bij afwezenheid van andere bedenklijke omflandigheden, een. gewoon kenteken van de verza melde ilijm in het darmkanaal. Twintigjle geval van ziekte. Onder veele anderen , die met braken gekweld waren, zogt een zeker geestlijke voorleden jaar hulp bij mij. Hij had den ouderdom van veertig jaaren. Het gebruik van ontelbaare braak- en buikzuiverende, zenuw- en maag verfterkende, alsmede aambeijen bevorderende middelen, had hem zo aandoenlijk gemaakt, dat hij flegts op het gezigt van artzenijën en fpijzen reeds moest braken. Daar bleef derhalven voor hem niets meer over, dan dat hij zig de klijfteeren driemaal daags moest laten welgevallen. Zij werkten, gelijk hij zig uitdrukte, wonderen op de flijm en zwarte gal, en genas inkorten tijd. Doch hij ftorf onlangs aan een verkeerd behandeld galagtig zijdewee , dat er veelen wegrukte. Zij hadden gemakiijk kunnen gered worden. Doch de masfa van bloed werd hun zo ftout verminderd, de bedorven gal daartegen zo zorgvuldig behouden, en zelfs de lavende dronk van gekarnde melk, waarneer hunne drooge, bittere tong fmagtte, zo ftreng verboden, dat flegts eenigen van deze mishandelde Lijders door Iaat gebruikte braakmiddelen gered konden worden. De flijm verwekt ook, nevens het moeilijk flikken en zuur braken , veeltijds tevens eenen hardnekkigen buikloop,die, gelijk ik reeds aangemerkt heb, der genezing meer hinderlijk, dan bevorder-  lijk is. Dezelve kan niet eerder met het braken geftild worden, dan na dat de taaije vuiligheid door klijfteeren e. z. v. allengs week gemaakt en uitgedreven is. Menigmaal word het braken en de buikloop zo Wel door de flijm, welke nog in de vaten verdikt, als in de eerste wegen zeer opgehoopt is, voordgebragt. Men kan dit uit het volgende geval befluiten. Een en twintigfte geval van ziekte. Een heer van vijf en dertig jaaren wierd, na meer dan eensgeftopte afwisfelende koortzen, die nu dagelijks, dan om den anderenen dan weer om den derden dag kwamen, en na eene bijgekomen wanorde in de-aamheijen , op eene erbarmlijke wijze hypochondriek. Geweldige drukking, inzonderheid in het regterweeke des buiks, beklemming, maagpijn, kolijk, en verlies van eetlust en kragten, die door de daaglijkfche ontlastingen, door het menigvuldig braken en afgaan, van eene flijmige, roodgeverwde ftoffe, en door de bijgekomen fluipkoorts fteeds meer afnamen, bragten hem zo verre, dat hij den top der grootfte ellende bereikte. Na dat hij verfcheiden jaaren met deze kwaal fmertlijk gekweld was geweest, en veelerlei gezondbronnen eri andere geneeswijzen vrugtloos gebruikt had, nam hij zijne toevlugt tot de visceraalklijfteeren en eenen drank, die meestendeels uit Wacholderwortels beftond. Door deze eenvoudige geneeswijze werd het braken ras geftild , en de overige toevallen allengs weggenomen.  349 Gevallig heb ik ontdekt, dat de darmjigt (Heus) uit dezelfde oorzaaken ontflaan, en eerst na den menigvuldigen afgang van de taaide vuiligheid genezen is. Twee zulke gevallen , die mij genoegzaam op den zelfden tijd voorkwamen, liggen mij nog versch in het geheugen. Twee en twintigfte geval van ziekte. Een oud man had tegen eene hardnekkige verdoptheid, en het daar uit volgend overgeven der fpijzen en geneesmiddelen , de gewoone geneeswijze, en zelfs tabaksklijdeeren gebruikt. Maar toen hem dagelijks viermaal eene weekmakende visceraalklijdeer, waar bij ik een goed gedeelte in eijerdoijer ontbonden quajakumgummi en verdikte osfegal liet mengen, gezet werden, volgde ras de menigvuldige afgang van zulke taaije vuiligheid, dat men dezelve in lange draaden kon trekken. Eerst den volgenden dag vertoonde zig dezelve als een natuurlijke, ten deele verharde drek. Drie en twintig fte geval van ziekte. Een jongeling, die aan het zelfde ongemak, verzeld met kolijken, ziek lag, genas, onder dezelfde omftandigheden, veel gemaklijker en fpoediger. Want ik kon dezelfde geneeswijze ten eerden van het begin af door den overleden heer Doktor muller laten aanwenden. In de kolijk van Poitou moet men onder de menigerlei daar van opgegeven oorzaaken. billijk zij-  35© ne aandagt ook vestigen op de deels fcherpe, deels taaije tijm en gal, welke in de darmen verzameld zijn, en inzonderheid deze tragten te verbeteren, los te maken en uittedrijven; het zij nu, dat de verdikkingen fcherpteoorfprouglijk uit eene andere kwaadfappigheid, of uit bijgemengde metaaldeeltjes, waar onder lood en koper de overhand hebben, ontflaan zijn. Ik geloof, dat op zulke plaatzen , alwaar deze kolijk gemeen is, en daar men ooftwijn befchuldigd heeft, het lood alleen oorzaak is. Want in het maken van cijder worden dikwijls looden bakken en plaaten, bij voorbeeld in de pers, gebruikt. De heer Doktor clossjus daartegen heeft verfcheiden ziekten van die foort behandeld, welken het door het gebruik van fpijzen in koper gekookt, geworden zijn, en welken hij door menigvuldige visceraalklijfteeren , en door de venetiaanfche zeep, waarvan hij dagelijks twee lood liet innemen , herflelde. Door deze middelen werd tevens de zuure menging van het metaalvergift, en de taaije zamenhang der flijmige vuiligheid weggenomen. Ik zal van de verfcheiden merkwaardige gevallen van ziekte, in dewelken de meeste toevallen dezer kolijk mij gelukkiglijk op dezelfde oorzaak oplettend maakten, flegts één bij brengen. Vier en twintigfte geval van ziekte. Een heer van veertig jaaren werd na eenen val van het paerd met allerlei hypocondrieke ongemakken geplaagd, die ik niet zo zeer aan den val, als  35i wel aan de daar door afgebroken lichaamsbeweging en de te vooren reeds verzamelde ziekteftoflèn in den buik dagt te moeten toefchrijven. Onder het gebruik der gewoone , voor het overige kragtige middelen nam zijne kwaal derwijze toe, dat zig bij het drukken en fpannen onder de korte ribben, bij de benauwdheid, kwaade fpijsvertering, flaaploosheid en allerlei hoofd- en borstkwaalen e. z. v. een dikwijls weerkomend kolijk, en een kommerlijk, zigtbaar, doch verfchietend halsgezwel voegde. Daar bij werd de verw van het mager aangezigt geelgrauw, het lichaam meest verdopt, en dikwijls zo fterk tegen den ruggraat gedrukt,dat men niet kon begrijpen, hoe het de darmen met zulk eene verbazende menigte van verouderde vuiligheid opgevuld, in zig konden bevatten. Dezen werden door een aanhoudend gebruik, gedurende vier maanden, van visceraalklijfteeren en andere gefchikte middelen, in gedaante van fcijbala, zwarte gal, en eindelijk van eene grooter menigte flijm uitgedreven. Toen ten laatften ongemeen taaije vellen of lappen van eene handbreed afgingen, en daar op de ftoelgang en de gezigtsverwe natuurlijk werden, en alle toevallen verminderden, wenschte ik den Lijder met eene fpoedige volkomen genezing geluk, en deze volgde ook na het gebruik Van het Schwalbacher water, het welk hij aan de bron dronk. De fteen der blaas is den Geneesheeren en Operateurs reeds dikwijls tot een fteen des aanftoots geworden. Het heugt mij, dat men zelfs door het  35* fonderen van deszelfs aanwezendheid meende verzekerd te zijn, en den ongelukkigen Lijder door .de operatie, welke geen fpoor van den fteen kon .ontdekken, nog ongelukkiger maakte. De overeenkomst der toevallen, welken de fteen veroorzaakt, met die, welken de Infartïus in de vaten derTpeenvaten zittende, en zig naar de blaas wendende, verwekken, is ook zo groot, dat men zeer ligt eenefallacia caufa,non caufc kan begaan. Ikfloeg derhalven in gevallen, waar in men van de tegenwoordigheid des fteens niet volkomen zeker kon zijn, den zekeren weg in en ried zulke visceraalmiddelen, die zo wel fterk ontbonden, als van de blaas afleidden; zij werkten tevens op de vermindering van den fteen. • De met kalkwater gemengde visceraalklijfteeren waren mij daarbij menigmaal en zomtijds van bijzonderen dienst. Vijf en twinligfte geval van ziekte. Een zeker heer werd zedert eenige jaaren dikwijls door de hevigfte pijnen gemarteld, welken men in het algemeen voor ongemakken van den fteen hield. Doch ik kon ze des te zekerer aan de aambeijen toefchrijven, wijl zij op geregelde • tijden kwamen, en de Lijder reeds in zijne jeugd fterk. met aambeijen gekweld was. Mijn gevoelen werd ook bevestigd door het vlijtig gebruik der kalkwaterklijfteeren e. z. v. Want zij déden niet alleen blinde takken aan den aars voordkomen, aan welken men bloedzuigers zette, maar dreven ook eene  353 eene groote menigte flijm af, met vermindering Van pijnen, en eindelijk volgde eene volkomen genezing der Lijders. Dat men in de geelzugt zijne oplettendheid ook op de witagtige flijm moet laten gaan, bewijst het volgende geval van eenen geelzugtigcn, van welken ik heden de gewenschte tijding van zijne genezing bekom. ■Zit en tvnntigfte geval van ziekte. Een geestlijke van omtrent vijftig jaaren kreeg na eene tusfchenpozende koorts de geelzugt. De oogen, de huid en de pis was donker geel, naar liet zwarte trekkende, Door gebrek aan eetlust, gedurig braken, hardlijvigheid, benauwdheid, jeuken der huid en andere toevallen der geelzugt, vond hij zig eindelijk in de ellendigfte omftandigheden; Onder het gebruik van ik weet niet welke geneesmiddelen namen dezelven meer toe dan af. Ik ordonneerde hem visceraalmiddelen, voornaamlijk door klijfteeren, en het gebruik van verfche eijeren en druiven , die hij alleen bij zig kon houden, en die veele flijm uitdreven. Hij kreeg hier door veel verligting, doch de geele verwe wilde niet veel verminderen. Ik vermoedde derhalven,. dat er eene hardnekkige verftopping van den galleider ware overgebleven, en liet beurtelings pappen op de regter zijde leggen, en mijn linimentum vol. cum. Merc. fterk invrij ven. Dit was nauwlijks twee dagen lang gefchied, of de Lijder voelde eensklaps eene fnijdende pijn in die zijde, doch zij trok duiZ  354- 1 delijk voorwaard, en verdween vervolgens met alle toevallen, behalven de geele verwe, die egter allengs ook geheel verdween. Schoon zig nu geen fpooren van eene ziekte meer openbaarden, ried ik hem, tot meerder zekerheid, de visceraalmiddelen in geringe giften, nevens het Schwalheimer water met oplofiijken wijnfteenroom bij aanhoudendheid nog eenigen tijd te gebruiken. Zij verwekten onverhoeds eenen buikloop, en hier door werd, zedert tien dagen, dagelijks en dikmaals eene me. nigte taaije flijm zonder eenige verzwakking ontlast. Door menigvuldige overtuigende ondervinding gedrongen, poogde ik het dikwijls intefcherpen; en ik herhaal het nog eens, dat de zenuwziekten, van de vapeurs af, tot de vallende ziekte toe, meest vanjde Infarctus, voornaamlijk van de flijm en van de hardnekkig daar mede gepaarde fcherpte verwekt worden, en dat zij niet anders te genezen zijn, dan door zig van deze oorzaak volkomen meester te maken. Dan, helaas! het is te beklagen, dat zig deze verborgen vijand, juist bij zijne hevigfte aanvallen, het zeldzaamfte door de gewoone kentekens verraad. In tegendeel verbergt hij zig agter bedrieglijke fchermen, en zijne vesti. ging groeit dikwijls zo vreeslijk aan, dat zij eene belegering van een vol jaar kan verduren. Zeven en twintigfte geval van ziekte. Voorleden jaar had ik eenen jongeling, dien men, naar het uiterlijk aanzien, als een voorbeeld eener  355 ongemeene gezondheid kon befchouwen onder mijne behandeling. Hij had eene vallende ziekte, die hevig was, doch zig zeldzaam vertoonde. In het eerst kon ,ik, hoe nauwkeuriger ik hem onderzogt, niet de minfte fpooren van eene ziekteoorzaak ontdekken. De flaap, de eetlust, de fpijsvertering waren in goeden ftaat, de ontlastingen natuurlijk en de buitenfporigheden aan de jeugd dikwijls eigen, bevond ik voor zulk eene groote kwaal van te geringe betekenis. Mij bleef derhalven niets over, dan aan de in beweging gebragte volbloedigheid te denken, hoe zelden dezelve bij mij als eene ziekteoorzaak in aanmerking komt. Ik ordonneerde derhalven aderlatingen, verkoelende buikzuiveringen, fchraale en verkoelende leefwijze. Niettegenftaande dit alles overviel hem de kwaal op ftraat veel heviger en vroeger dan naar gewoonte. Toen nu alle tot hier toe door mij en anderen aangewende middelen van geen vrugt waren , oordeelde ik het tijd, om eene proef te nemen van die, welken ik gewoon ben tegen de flijmige Infartïus te gebruiken. Hij had dezen nauwlijks veertien dagen gebruikt, of de eigenlijke bron zijner kwaal openbaarde zig. Hij ging namelijk door den ftoelgang, dien hij nauwkeurig gade floeg, eene groote menigte pekagtige ftof, nevens eene flijm van verfchillende verwe af, en deze ontlasting duurde meer dan vier weeken. Veertien dagen daarna berigtte mij de Lijder met blijdfehap, dat hij nu ook lappen flijm van eene hand grooc in den afgang ontdekt had; dat hij zig na elke ontlasting veel ligter en vlugger bevond dan ooit, Z'2 i  356 fchoon zij meestendeels met pijn in het lijf verzeld waren, en dat hij niets meer van zijne ziekte befpeurde. Zijne genezing duurt ook nog tot op dit uur. Agt en twintigjle geval van ziekte. Voor weinige dagen kreeg ik berigt van eenen, die met de vallende ziekte behebt was, en mij voor een maand door de derde hand om raad gevraagd had, dat hij nu, op het gebruik der visceraalklijfteeren en door zeeppillen, die ik ordonneerde , groote en dikken ftukken vellen, nevens zwarte ftof, die men in lange draaden kon trekken, met veel verligting der aanhoudende hoofdpijn, dagelijks ontlastte. Deze omtrent vijftigjaarige Lijder werd voor negen maanden voor de eerste reis van de vallende ziekte aangetast, en zij kwam dikwijls. Zijn geneesheer, wien de vallende ziekte tegengaande fpecifieke middelen niet wilden gelukken, oordeelde tot het gebruik van digestiefzouten over te moeten gaan. Want de Lijder had hem verzekerd, dat hij zeer verflijmd was, en dat hij nog veel flijm loste. Een ander geneesheer beweerde, dat de maag alle fpijzen in flijm veranderde, en liet de zouten voord gebruiken. Bij geluk bevorderde zij,meer dan zeven maanden lang., dagelijks de ontlasting van eene ongelooflijke menigte van deze nog niet uitgeputte vuiligheid. Dat men van de Infarctus, wanneer zij verzeld werken , nevens de vallende ziekte, nog mes  357 vreeslijke toevallen kan hebben, bewijst j. zeller (*_) door het volgende geval. Negen en twintig fte geval van ziekte. Een man , die zig voor het overige zeer wel bevond, was , voor zo veel men uit zijn temperament, verkering, en levenswijze kon befluiten, een hypochondrist. Hij klaagde onder anderen over fterk drukken omtrent de maag. Plotslijk overviel hem het eerst in Mai eene fterke aamborstigheid, met eene duizeling, die zijne oogen geheel donker maakte; daarop volgde ras eene volkomen blindheid en fterke onmagt, met verftoptheid van den buik. Hij werd toenmaals van die kwaal weêr herfteld, doch in Julij overviel de duizeling hem voor de tweedemaal, den volgenden dag blindheid, en allengs toenemende zinneloosheid; eindelijk volgde de vallende ziekte met fchuim op den mond, en de hardnekkigfte verftoptheid des buiks. Men gebruikte nu verzagtende, dan ■ ter ftoelgang prikkelende klijfteeren en zalven. De Lijder kreeg nu eene langzaame openlijvigheid, en vulde eenen halven pot met véél waterig bloed ; toen volgden vleeschvormige , peesachtige, enkele klompen met bijzondere, deels geheele, deels' verfcheurde vellen omkleed, van verfchillende grootte van eenen walnood, van een eij, en eene kleine vuist; ook langwerpige gewasfen, die de gedaante van ingewanden hadden. Allen waren week, doch verfcheiden glib- (*) Dijfert.de ittolïs viriiibus mirabilibui. Tubiug. 1696V Z 3  358 ' berig. Op verfcheiden reizen gingen ten minften eenige ponden van zulke klompen af, en dan hield het drukken op de maag en de overige aanvallen op. Vier dagen daar op werd de ftoelgang vrijwillig, geregeld en een voorbode der duurzaame gezondheid. De volgende merkwaardige gefchiedenis van hardnekkige trekkingen, welke de heer Doclor jassoij aangetekend heeft, kan in plaats van honderd anderen tot een bewijs dienen van de opgegeven fchier algemeene oorzaak' der zenuwziekten. Dertigfle geval van ziekte. ,, Eene vrijster van agttien jaaren, die in haare eerste jeugd met gedurige ongemakken der oogen gekweld, en vaneen gevoelig zenuwgeftel was, klaagde dikwijls over hoofdpijn, gebrek aan eetlust, drukking op de maag e. z. v. Deze ongemakken verminderden zeer na het gebruik van ontlastende en maagfterkende middelen. Na doorgeftaane loop, waardoor zij aangetast werd op eenen tijd,; dat dezelve nog niet heerschte, en die eene verbazende menigte van taaije vuiligheid deed ontlasten, hielden zij geheel op. Indien ik opdien tijd reeds dezen heilzaamen afgang van Infartïus uit het regte gezigtspunt had weten te befchouwen, zou ik de natuur niet alleen in deze gunitigegelegenheid, in haaren kritieken arbeid hebben kunnen onderfleunen, maar ook de kwaade gevolgen , welken de overbüjfzels der ziekfe-  359 oorzaak dreigden, voorkomen. Met een woord, de gemelde toevallen kwamen na verloop van drie maanden in hunne volle kragt weder. In-de volgende lente werd zij door eene allertreurigfte zenuwziekte aangetast, welke zig door de hevigfte trekkingen openbaarde. Zij begonnen aan de armen , en dan hieven zij het lichaam op in eenen zittenden ftand, en wierpen het weêr met de grootfte gezwindheid neder, en dit meer dan tienmaal; daar op werden de beenen even zo ftuipagtig bewogen, dikwijls het ganfche lichaam te gelijk, het welk menigmaal in de hoogte geworpen werd ; dikwijls fteunde zij met het hoofden de hielen op het bed , en boog het lichaam als eenen hoepel, veeltijds boog hetzelve zig in allerlei rigtingen. Naderhand zat zij brieven te fchrijven, dezelven toetemaken, en weg te zenden, dan zig het hair te frifeeren en allerlei andere huislijke bezigheden met eene onnavolgbaare gezwindheid en vaardigheid te verrigten. Dan zong zij, dan floot zij, waarbij haar gezigt zig op eene zeldzaame wijze vertrok. Eindelijk volgde een beurtlings opzwellen en invallen der plaats omtrent de maag, en daarop een krampagtig hoesten, waarmede de aanval, welke uuren lang duurde, meestendeels eindigde. Altijd liet dezelve eene ongemeene matheid na. Dikwijls kon zij van zwakheid in het geheel niet fpreken, en bleef bedwelmd en kragtloos liggen, tot dat een volgende aanval alles weer in beweging bragt. Geen wonder! Want bij deze geweldige bewegingen kon haar gevoelige maag het voedzel van een kind nauwlijks verdragen. Des niettegenftaanZ 4  %6o de behield zij haare bedrieglijk gezonde gezigtsrer» we, haare roode gevulde kaaken, en werd tot aan het einde der ziekte niet magerer. Zij had onder de aanvallen cogenblikken , waarin de hoofdpijn ondraaglijk was, doch na de aanvallen werd dezelve gematigder; maar zij was er niet geheel van vrij zo lang de ziekte zo hevig was. Als zij, des morgens ontwakende, hoofdpijn had, kon zij met zekerheid voorfpellen,dat zij eenen kwaaden dag zou hebben. Des nagts had zij nooit aanvallen. Tegen middernagt kwam meestendeels de laatfte, en des morgens tegen agt of negen uuren de eerfte weder. Gedurende de aanvallen verloor zij nooit haar zelfs bewustzijn, het welk haar lijden verzwaarde. Men moest in tegendeel tot voorkoming, dat de aanvallen niet allerhevigst wierden,zorgvuldig vermijden, dat haare zintuigen niet aangedaan werden. Zij bleven ook zo aandoenlijk, dat zij van verre zagt gefproken woorden, die een gezond mensch van nabij nauwlijks verftond,duidlijk hoorde, dat haar het lezen, zingen, de zagtfte toonen van een verre af zijnde muziekinftrument. inzonderheid het trommen, op een afftand van honderd fchreden, den aanval vernieuwde, en dat zij op de bovenfte verdieping met fchuddingen ontdekte, wanneer in de onderfte tabak gerookt werd. Ik behandelde deze Lijderes, volgens de voorfchriften van beroemde fchrijvers, met de gewoone krampftillende en zenuwverfterkende middelen, ik vergat daar bij de zagt ontlastendeniet; doch alles zonder vrugt. In tegendeel fcheen de ziekte meer lqs dan af te nemen. Men zogt des wegen allp  mogelijke hulp. De eerfle geneesheer, die men met mij om raad vraagde, was de heer gero, een beroemd Icaliaansch geneesheer, die zig bij ons bij her. Wilhelmsbad ophield. Deze leidde de ziekte af uit eene zwakheid en prikkelbaarheid van het zenuwgeftel, en ordonneerde onder anderen oranjebladen, alle morgen tot een half drachme; hij gaf ook krampflillende droppeltjes en andere dergelijke middelen. Toen deze almede van geen werking waren, verzogt ik de ouders, dat zij mijnen agtenswaardigen leeraar in de praktijk, wien ik het grootfle gedeelte van mijnen opgang tot heden en mijne gelukkige genezingen te danken heb, den heer opperhofraad kümpf, om raad zouden vragen.' Hij kwam, en was op het gezigt van deze ellendige aangedaan, enfioeg voor, eensdeels tot verligting, en om tot een nader onderzoek tijd te winnen, alle de middelen, welken de heer tissot kortelings in zijne verhandeling over de zenuwziekten aangeprezen heeft, nevens meer anderen te beproeven. Wij gebruikten dierhalven duivelsdrek, bilfenj extract, dippel- en cajeputolie, oranjebladen, muskus, zinkbloemen, valeriaanwortel, vis-, cus quercin. de meesten hier ven ook als klijfteeren, allèngskens opklimmende tot grootcr giften, en uitwendige flovingen met kina, het omwinden der leden, krampflillende, weekmakende baden, doch alles was zonder vrugt. Daartegen febeen de braakwijnfteen, die veele galagtige flijm van boven en van onder uitdreef, het beste middel tot verligting te zijn (n). Schoon dezelve den aanval tel- (V) Eene der vreeslijkfte kramptrekkingen werd volgens Z 5  kens heviger maakte, werd de wederkomst altijd daar door vertraagd. Toen wij befloten hadden eene genezing uit den grond te ondernemen , werd ik als fcheepsdoótor naar Frankrijk beroepen. Ge durende mijne afwezendheid van meer dan vier maanden, liet de Lijderes aile geneesmiddelen na; doch de kwaal zig vermeerderende , nam zij haare toevlugt tot den overleden doctor muller, die, als een bekwaam man, nog het uiterfte aanwendde. Maar bij mijne terugkomst vond ik de Lijderes, die nu bij de anderhalf jaar gefolterd was, eerder erger dan beter ,want de aanvallen waren dagelijks tot op twaalf vermeerderd. Ik vervoegde mij dan weder bij den heer opperhofraad kSmpf , en hij overtuigde mij van de aanwezendheid der Infartïus. Ik had zulks reeds lang uit den afgang kunnen opmaken, indien ik de Infartïus gekend had, en er oplettend op was geweest,doch nu gaf mij al het Voorafgegane een groot licht, ik wist nu, waarom het eene middel dikwijls verzagting veroorzaakte, en waarom een ander dikwijls nadeel deed. Toen de Lijderes zig eenigen tijd aan de geneeswijze, tegen de flijmagtige Infartïus gerigt, inzonderheid aan het menigvuldig gebruik der visceraalklijfteeren gewillig en ftiptelijk onderworpen had , begon de verborgen vijand zigtbaar te worden. Zij ging namelijk eene zeer groote menigte van eerst ftinkende, naar lijm - en bierhef ge- roch dijfert. de convulftonibm juvenam dcctnfatim detorquentibuz. Argcnt. 1776. dooreen braakmiddel, het welk eene groote menigte Iijmagtige, pekaguge en ftinkende ftof deed ontlaften, oogenfchrjnlijlc verzagt.  lijke vuiligheid af, toen volgde eene fterke ontlasting van taaije, geelgroene , dikwijls geheel witte glasagtige flijra, naar gekookt eijerwit gelijkende. Menigmaal wisfelde dit af; ten laatften kwamen harde, vaste lichaamen, als kogels en lederagtige vellen, fchier dagelijks te voorfchijn. Elke fterke ontlasting was zigtbaarlijk eene nadere fchrede tot beterfchap. De aanvallen verminderden hoe langer hoe meer, de kragten namen toe, en zij kon nu zonder gevaar eenen geruimen tijd het bed verlaten. Het gebruik van het extract, van aloe met zeep veroorzaakte haar dikwijls hevige pijn in^het lijf, doch geen aanvallen meer, daar zij anders door het gebruik van een weinig prikkelende fpijzen, of de minfte pijn den aanval kreeg. Na dat zij deze pillen met de klijfteeren eenigen tijd gebruikt had, verdween de pijn ook allengs; ten laatfte bleef die geheel weg. De aanval kwam eerst na verloop van twaalf dagen weder, toen na vier weeken, voornaamlijk op den tijd van haare maandftonden of in plaats van denzelven een onaangenaame kramp in de maag, of hoest, of ook hoofdpijn. Wij rieden haar, dat zij de landlugt zou gaan nemen, , en tevens het Schwalheimer water in de nabuurfchap der bron zou drinken, en dit was van zulk een goed gevolg, dat zij een half jaar lang van alle trekkingen bevrijd was, groote wandelingen doen, in de kerk, daar zij m langen tijd niet had durven komen, het orgel horen, en den ruwften kost verdragen kon. Tot befluit moet ik eene zeldzaame omftandigheid melden, welke dit geval van ziekte nog merkwaardiger maakt en voor veelen een raadzel zal blij-  3^4 ven O). Na de volkomen genezing van onze Lijderes, welke de lichaamsflerkte van eene kloeke boerenmeid fcheen te hebben, befpe.urde zij niettemin eene bijzondere zwakheid in de handen, en de eene hand werd haar dikwijls door kramptrekkingen zamengetrokken. Wanneer zij nu de lijdende' hand door middel van de andere uitftrekte, verdween de kramp wel in dezelve;doch ging ook aanftonds in de gezonde over. Ja zij behoefde ook andere deelen, als bij voorbeeld, den voet, de knie, de dije,met de door kramp vertrokken vuist flegts aanteroeren, om de kramp aanftonds,even als eene elektrieke vonk, naar de aangeraakte deelen te doen overgaan. Anderen, welken haar de lijdende hand uitftrekten , bevrijdden haar van kramp , zonder er zelven iets van te befpeuren." Een en dertigjie geval van ziekte, i Kort daarop kreeg ik een uitgeteerd , bleek meisje van veertien jaaren onder mijne behandeling. Zij was door dezelfde ziekte aangetast, die egter niet zo hevig en hardnekkig was,en zonder mij lang te bedenken , rigtte ik de middelen tegen de Infartïus. Ik bragt het in korten tijd zo ver, dat, na menigvuldige ontlastingen van eene lelijke, zeer ftinkende vuiligheid, de aanvallen bij de zevenmaanden lang weg bleven, nadat zij eene menigte van middelen tegen de vallende ziekte te vergeefsch had (V) Misfchien moet men dit aan de zwavelflaaf toefchrijven, welke de Lijderes, tot vertraging en verligting van den aanval, buiten denzelven in de hand moest houden.  gebruikt. Het is bij de ouden en laateren , bij de geleerden en ongeleerden eene uitgemaakte zaak, dat de ziekten van den geest meestendeels door de zwarte gal veroorzaakt worden,welke dikwijls mee eene groote menigte flijm gepaard gaat. Twee en dertigfte geval van ziekte. Onlangs werd ik door eenen half geleerden Jood wegens eene vrouw om raad gevraagd, welke, onaangezien haare ongemeene zwaarlijvigheid en vetheid , nogthans zedert verfcheiden jaaren eenen knagendcn worm bij zig draagt. Zij word daar door altijd gémelijk en dikwijls geheel melankoliek, zo dat zij zoms van haar verftand is. Na een nauwkeurig onderzoek verklaarde ik, dat de zwarte gal er de oorzaak van was. Deze verklaring deed mij zijn volkomen vertrouwen winnen. Hij had in de oude Rabbijnen gelezen, dat wanneer eene vrouw knorrig, onverdraaglijk, flijfzinnig, zwaarmoedig e. z. v. wierd, men op de Morali fchecliorah, dat is op de zwarte gal moest denken. En in de daad drijven, gelijk men mij zegt, de voorgefchreven middelen veel Morali fchechorah (*) af. Wijl nu geen Christenen noch Jooden aan deze werking der zwarte gal twijfelen, agt ik het overtollig, mijne ondervindingen tot flaving'bij te (*) Deze uitdrukking is onder de Jooden tot een fchimpwoord geworden. Wanneer de een tegen den anderen zegt, dat hij van de Morah fchechorah lijd, betekent het zo veel Bil het Helleboro opus habet der Romeinen.  3 66 brengen. Ik zal er derhalven onder honderden van dien aarc flegts drie uitkiezen. Zij zijn merkwaardig, wijl de eene bewijst, dat zelfs de met weinig gal gemengde flijm melankolie verwekt; de andere, dat de zwarte gal, behalven de melankolie, tevens de zeldzaamfte toevallen kan verwekken, en de derde den grooten invloed aantoont van de zwarte gal op de huidziekten. Drie en dertigfte geval van ziekte. Een welgemaakte, zedige jufvrouw van over de twintig jaaren verviel in haar zeventiende jaar, zonder voorafgegaane gemoedsbewegingen, in eene melankolie, die eindelijk tot razernij fteeg, zo dat men haar moest binden. Men,meende, dat de kort te voren in wanorde geraakte maandelijkfche zuivering de oorzaak was, en gaf afdrijvende middelen. Deze bragten eindelijk de ftonden weer aan den gang, ongetwijfeld, wijl zij de flijm, als de medeoorzaak van deze wanorde, uitdreven, en de Lijderes kwam allengs weer bij haar verftand , en bevond zig vervolgens meer dan vijf jaaren lang in goede gezondheid. Doch. voor omtrent drie maanden werd zij,na teruggebleven maandftonden, weer onvoorziens treurig, zij was vol van gedagten des doods, fprak weinig, doch ook niets verwards, ging eindelijk te bed liggen, en nam toen, in afwagting van den naderenden dood, behalven het bronwater, niet het minfte voedzel. Aan artzenijën moest men niet denken. Niettegenftaande de liefderijkfte, hartroerendfte en eindelijk zelfs  36- ftraffe vermaningen en gemaakte bedreigingen van ouders en vrienden, was zij van haar voornemen niet af te brengen. Zij gaf voor, dat zij een;afkeer van alle voedzel had, en het niet kon doorzwelgen, en bad op de weemoedigfte wijze, dat men haar den nabij zijnden dood niet nog bitterer zou maken, zo dat de ouders, uit medelijden,van alle harde en dreigende vermaningen moesten afzien. Toen ik eindelijk geroepen werd, vond ik haar op verre na zo verzwakt niet, als ik mij verbeeldde, dat zij na eenftreng vasten van tien weeken moest wezen. Zij was wel uitgeteerd, doch de koleur nog levendig, de ftem zeer zwak, en de langzaame pols liet zig nog duidelijk voelen. Voor het overige waren de natuurlijke ontlastingen, gelijk men ligt kan denken, allerzeldzaamst en gering. Mijn eerste voorflag was, haar den braakwijnfteen heimelijk met het drinken in te brengen. En deze deed de gewenschtfte'werking; want dezelve bewerkte de ontlasting van eene groote menigte flijm en een weinig groenagtige'gal, zo wel van boven als van onder, de Lijderes toonde ook kort daar op trek tot eene foep , daar zij wel weinig van at, maar egter met fmaak,en tot groote vreugde van haare ouders. Den volgenden morgen deed zij het zelfde. Hoe zeer zij van goede fappen uitgeput feheente zijn, kwam de maandelijkfche zuivering reeds den derden dag na het gebruik der middelen zo fterk weer als voor de ziekte; doch dezelve verminderde den toeftand van den geest niet zo oogenfchijnlijk als de kunftige ontlastingen. Het aanhoudend gebruik van dezelven yerdreef ,de  melankolieke grillen ganschlijk, en herftelde den eetlust en de kragten weder. Doch gedurende bij. na-drie weeken at zij flegts om den anderen dag haar genoegen, leide zig den vastendag te bedde, fliep den meeften tijd, en antwoordde niets. Ik fchreef dit, gelijk bij de uitkomst bleek, aan de moeijelijke fpijsvertering toe, welker werktuigen in zulk een langen tijd niet meer aan fpijze gewend waren. Vier en dertigjle geval van ziekte. Een jongeling van een melankoliek bloedrijk temperament, veroorzaakte zig, als fecretaris, door eene ftilzittende levenswijze, en voorovergebogen houding, eene ongefteldheid in den buik. De goede natuur poogde dezelven door eene koude koorts wel in beweging te brengen en uittedrijven, doch zij werd in deze heilzaame verrigting,door koorts. ' dwingende middelen , ondankbaar geftoord. Dit had tot gevolg, dat de Lijder, gedurende elf jaaren , met allerlei foorten van hypocbondrieke ongemakken gefolterd werd, die eindelijk tot eene melankolie overfloegen. Hier bij kwam de onbegrijplijke omftandigheid, dat hij onaangezicn zijnen fterken eetlust, welken hij maar al te veel voldeed, nauwlijks om de drie weeken ter ftoel ging. En egter zwol de buik niet, en de ontlaste, meer vloeibaare dan verharde afgang was op verre na niet geëvenredigd aan de genuttigde fpijzen, alleenlijk werden zijne hemden, zonder te zweten, veel eerder vuil dan bij gezonde lieden. Na ontelbaare pur-  36"9 purgeermiddelen en menigerlei vrugtloos beproefde geneeswijzen, werd de Lijdér, onder voorgeven, dat de aarsdarm tegennatuurlijk in zakken was uitgezet, door de geneesheeren verlaten, en hij nam zijne toevlugt tot onze geneeswijze, waar aan hij zig ftandvastig onderwierp. Want fchoon hij in een geheel vierdendeeljaars geen verligting befpeurde, wijl hij geen der visceraalklijfteeren, die tweemaal daags ingebragt werden, door den aars afging, en ook de openlijvigheid niet voor de drie weeken volgde, werd hij egter tot zijn geluk niet moedeloos, en hij liet zig noch door fpotternij, noch door vreesaanjaging dit zijn lichaam eindelijk zou moeten bersten, affchrikken. Zijn vertrouwen werd geflerkt, toen hij , in de vierde maand, fterk begon te zweten, hetwelk agt dagen aanhield, hem zeer verligtte,en een voorbode was van de ontlasting der lang genoeg bereide" ziekte ftof, welke ook in eenen nagt tot drie of vier maaten , in de gedaante van eene lelijke, zwarte, deels taaije en deels verrotte vuiligheid van onder ontlast wierd. Schoon de krengagtigejtank daarvan onverdraaglijk en zo doordringend was, dat de Lijder zijne kamer eenen tijd lang moest verlaten, gefchiedde het egter zonder zonderlinge gewaarwording. Onder het aanhoudend gebruik der klijsteeren, waar bij zijne kragten zigtbaar toenamen, mo.est hij nog eenen ftorm uitftaan. Deze beftond daarin, dat hij eene tamelijke menigte minder bedorven bloedhef braakte, waarna niet alleen zijne ongemakken , waaraan hij zo veele jaaren had geleden, allen verdwenen , maar hij kreeg ook weer Aa  37o dagelijks en natuurlijk, zonder hulp der klijfteeren, open lijf. Deze ondervinding weerleide de geopperde vooroordeelen, dat deklijfteerenverzwakken,en deopenlijvigheid nog meer in wanorde brengen zouden, al te overtuigend, en werd door den mond van den voorongeneeslijkverklaarden doch nu herfteldenLijder en van zijnen heer, al te luide en ijverig voor de goede zaak verbreid, dan dat dezelve den nijd der geneesheeren, welken er belang bij hadden, niet nog fterker zou gaande gemaakt hebben, weshalven zij zig dan ook bij gefchriftcn en door den druk aan de onfchuldige klijfteeren zogten te wreken. Doch zommigen namen heimelijk,terwijlzij&p dezelven fchimpten, hunne toevlugt tot dezelven. Vijf en dertigfie geval van ziekte. Een Franschman, die niet ver boven de dertig jaaren oud was, verliet, om den godsdienst, vaderland en dienst, dien hij als officier der politie bekleed had, en vlugtte naar Duitschland. Men zou hem egter eerder voor eenen z-wartgalligen Italiaan, dan voor eenen lugthartigen Franschman gehouden hebben. Hij hield zijne opgen altijd op eene plaats gevestigd, fprak weinig, en met zugten, en hield zig met eenerlei voorwerp bezig. Mijn overleden vader ontdekte egter op het eerfte gezigt genie in hem, hoe zeer dezelve in treurige melankolie bedekt en gekluisterd was. In verwag* ting, dat de fchuddingen op eene lange reis de begonnen geneeswijze kragtig zouden onderfleunen,  37i waagde bij het \ den weinig goed bloed bezittende hypochondrist als bediende mede naar Rusland te nemen. Hij bedroog zig niet. Want nauwlijks was de droefgeestige bediende te Petersburg gekomen, of hij werd ook met koortsbewegingen e.z. v. aangevallen, waar tegen visceraalklijfteeren gegeven wei-den, welken de nu beweeglijke zwarte gal eerlang door braken, den ftoelgang, en de pislozing aan den gang bragten. Onder deze gewenschte ontlastingen brak eindelijk ook de fcorbut met derzelver gewoone toevallen uit, die, hoe lastig dezelven ook waren, den Lijder aan den anderen kant zeer verligtten. Mijn vader vond ondertusfchen niet nodig, de minste verandering te maken in de geneeswijze, welke uit visceraalklijfteeren en een bitter elixir beftond. Dit kwam den heer lijfarts fisscher , wiens nieuwsgierigheid gaande was geworden, zeer vreemd voor. Hij bekende naderhand, dat hij de fcorbut niet alleen nooit zo fchielijk, en op zulk eene wijze had zien genezen, maar dat hij ook nog meer over de groote verandering verbaasd was, die in de ziel des Lijders plaats had. Want zodra hij weer eenige kragten verzameld had, ontwaakte de dartele, eergierige Franschman, als uit eenen diepen flaap, en hij werd zo rijk in fchrandere en geestige uitdrukkingen en verftandige invallen, dat etn zeker vorst een dagboek hield van zijne fraaije gezegden. In de ftaatsgefchiedenis, die hij gedurende zijne ziekte vergeten had, werd hij weder zo vaerdig en nuttig, dat mijn vader genoodzaakt was hem tot fecretaris te gebruiken. Welk een veelvermogend ding is toch de zwarte gal! Aa 2  Het volgend geval van ziekte bevestigt insgelijks, dat een uitfiag naar fcorbut gelijkende kritiek , en de heilzaame gevolgen van eene grondige geneeswijze kan zijn. Zes en dertigfte geval van ziekte. Een aanzienlijk heer van een galagtig temperament, welke een groot ampt bekleedde, en te voren aan eene ruwe levenswijze en harden kost gewend was, moest, in zijn veertigfte jaar , wegens zijn beroep,een zittend leven leiden. Wij! hij zig nu uit dien hoofde ook aan eenen al te ftiptlijken en weeken leefregel hield , vonden allerlei hypochondrieke ongemakken des te vroegtijdiger bij hem plaats. De geneesheeren , met welken hij raadpleegde, dagten, dat de volbloedigheid, welken door de fpeenvaten haaren uitgang zogt, de voornaame oorzaak dezer toevallen was, en wendden derhalven alles aan, om de volbloedigheid te verminderen , en de aambeijen aan den gang te brengen. Men ordonneerde jaarlijks vier aderlatingen , meermaalen bloedzuigers , menigvuldige ontlastingen, en mineraale wateren e. z. v. altijd met eenige beterfchap, maar dezelve duurde niet lang. In tegendeel werd deze zieklijke toeftand, die reeds over de drie jaaren geduurd had, hoe langer , hoe bedenklijker. De verzwakte Lijder verloor, onder het gebruik vanflappe, dunne flijmige pappen en dergelijk voedzel den eetlust ganschlijk, en was genoodzaakt zijne kamer te houden. Hij kreeg gedurige aanvallen van koorts en kolijk-  pijnen, fchoon zij niet zeer fterk waren,- de buik werd dikker, door winden opgezet, en meer verdopt; de vermogens der ziele namen zigtbaar af. Met een woord, de toevallen vermeerderden met de raadflagen der geneesheeren. Eindelijk verdeelden hunne gevoelens zig in twee. Zommigen verklaarden hem voor ziek in verbeelding, anderen voor ongeneeslijk. De Lijder nu geheel verlaten, . waagde het, zig aan onze geneeswijze te onderwerpen. Doch hetwas niet zonder vrees te betonen, dat hij tot de klijfteeren overging, die men in dien tijd nog voor een wanhopig middel hield. Hoe zeer het hem ook geviel, als men hem ried, dat hij langzaamerhand weêr tot zijne voorgaande levenswijze, waar aan hij in zijnen gezonden leeftijd gewend was,zoude keren ,greep hij egter met beide handen naar zuurkool en ham e. z. v. Hier door geholpen, namen eetlust en kragten derwijze toe, dat de fteeds meer week geworden en verdunde Infarctus aan dezelve geen weerftand konden bieden. De dus ontbonden en in beweging gebragte bedorven ftoffe floeg, in de gedaante van Scorbut, bijna over de geheele oppervlakte des lichaams, en inzonderheid der leden uit. Door de pis gingen veele lelijk ruikende, zwaare , op den grondzinkende vuiligheden af, en door den ftoelgang werden bij de zes weeken lang eene groote menigte van eene bloedige, lijmige, zeer taaije vuiligheid, tot volkomen genezing des Lijders , ontlast. In hardnekkige huidziektens in het algemeen heb ik, zonder de uitroeijing der zwarte gal en der flijm, zelden iets kunnen uitrigten. Om die reden Aa 3  wierd dan ook menigmaal veel tijd en geduld tot de genezing vereischt. Dit ondervind dadelijk de heer Doktor /assoij, gelijk blijkt uit het volgend. Zeven en derligfte geval van ziekte. De heer K. G. omtrent dertig jaaren oud , kreeg .een zeer hardnekkigen uitflag op de huid, welke in gedaante van heldere en doorzigtige blaasjes de opperhuid om hoog ligtte, wanneer zij eenige uuren geftaan hadden. Uit dezelven vloeide zulk een fcherp vogt, dat de gezonde huid altijd daar door ingevreten wierd ; daarop bleef er een roof of korst over, die allengs affchilferde. Alle avond kreeg de Lijder zulk een flerk en zelfs pijnlijk jeuken, met benauwdheid en ongerustheid, over het ganfche lichaam, dat hij dikwijls fchier wenschte liever te fterven. Hij moest zo lang krabben tot dat hij van vermoeidheid niet meer konde; na eenige verpozing begon hij dit treurig werk weêr op nieuw, en dit duurde menigmaal geheeie nagten, des morgens kreeg hij veriigting en rust tot aan den avond. De uitflag breidde zig derwijze over armen en beenen uit, dat dikwijls de eene roof aan de andere zat. De Lijder had door het krabben verfcheiden wonden gemaakt, welken rondom invraten, veel vogt, doch geen etter bevatten, en niet dan zeer moeilijk en langzaam heelden. De eetlust was in het minst niet verminderd, in tegendeel was dezelve al te fterk bij hem, ook fmaakten de fpijzen hem natuurlijk; zijne tong'was bruin, geelgroen bezet, zijn adem zeer ftinkend, rotagtig; de koleur van  het aangezigt naar het geele trekkende, -doch met roode wangen, en zonder uitflag. En fchoon de kwaal reeds eenigen tijd geduurd had, was de Lijder in het geheel nog niet vermagerd, maar wél gevoed; gelijk zijn lichaamsgeftel in het algemeen niet zwak is. Zijn lichaam was altijd hard in het voelen, voornaamlijk op de linker zijde. Deze uitflag had reeds eenige maanden geduurd , en was reeds allengs tot de gezegde hoogte gekomen, toen men mij om raad vraagde. Ik fchreef, na eenige buikzuiveringen en een braakmiddel, het welk ik vooraf nodig had gevonden, alle flegts mogelijke bloedzuiveringen voor, fcheerling, fpiesglas, kwik, zwavel , en veele anderen geneesmiddelen. Alle deze fchenen betering te bewerken, doch het duurde niet lang. Ik werd dus genoodzaakt, zodra een middel niet meer werkte, mij van een ander te bedienen. Met zommigen hoopte ik door aanhoudend gebruik iets goeds te bewerken, doch vrugtloos. In deze verlegenheid moest ik mijne toevlugt tot de kuur op Infarctus nemen , welke ik toen nog niet veel beproefd had, waar toe mij egter de raad van den heer hofraad kHmff voornaamlijk bewoog. Het gevolg toonde ook, hoe gegrond zijn oordeel geweest is. Ik ordonneerde zeeppillen met wateragtig aloe extraél en kalomel, nevens de visceraalklijfteeren met zulk groot voordeel, dat de ziekte zi"tbaar begon aftenemen, welke ik bijna twee maanden vrugtloos behandeld had. De menigte van Infartïus, welke hier geloost werd, is onbefchrijflijk; dikwijls vertoonden zij zig in geheel harde klompen, die vreeslijk ftonken. De Lijder Aa 4  376" - kreeg door het gebruik van deze pillen, wegens de kalomel, zeer fchielijk en onverhoeds een zeer fterke kwijling; doch na gepaste middelen verdween dezelve weêr. Maar nu waren waarfchijnlijk de kwaade ftoffen in gisting geraakt. De Lijder kreeg mislijkheden, bitteren finaak met rotagtigen reuk, zeer vuile tong, welke donker groen bezet was, veel en geweldige hoofdpijn , geele gezigtsverwe, drukking der maag, gefpannen lijf, het welk zig bijna zo hard als hout liet voelen, weinig ftoelgang, daar bij een weinig koorts, welke tegen den avond heviger werd. Een braakmiddel, en vervolgens zagte buikzuiveringen deden alle deze toeval, len verdwijnen; doch de uitflag bleef bijna op den zelfden voet aanhouden. De Lijder gebruikte fteeds de middelen tegen de In/artïus, en alle veertien dagen of om de vier weken vond ik aanwijzing tot een braakmiddel, het welk bijzonder goede uitwerking deed;' de uitflag en de overige ongemakken namen allengs af, alleenlijk bleef de buik nog wat hard, inzonderheid op de linke zijde. Ten laatften gebruikte ik ook eenige fterker uitwendige middelen, onder anderen het water van den heer Doftor bücking , iri het 5de deel, 5de ftuk-van des heeren hofraads baldingers magazijn bekend gemaakt, en beftaande uit kalkwater, fubümaat, en zoet gemaakte kwik. De Lijder nu over de vier maanden al het'nodige tegen de Infarctus gebruikt hebbende, en de kwaal ook zo verre genezen zijnde, dat men geen uitflag meer befpeurdè en geen hardigheid meer gewaar werd , maar alleen dat de Lijder nog eenig jeuken had, gaf ik, om de fcherp.  377 te, die nog in het bloed was , ten volle weg te nemen, met een gewenscht gevolg , de fpiesglaszeep van den heer opperhofraad kUmpf, welke, ten aanzien van haare ontbindende en het ferum verbeterende kragt, weinig baars gelijken heeft. Verfcheiden oefenende geneesheeren worden dagelijks met mij daarvan overtuigd." Agt en dertigfte geval van ziekte. Een kort uittreksel uit een breedvoerig medegedeeld berigt, betreffende een nog veel gevaarlijker kwaal van dien aart, verdient hier in gevoegd te worden. Een zeker geleerd man, die, onaangezien alle zijne ongemakken,egter vrolijk was,werd zedert verfcheiden jaaren met eene huidziekte gekweld, welke den naam Lepra itlhyofis toekomt, en met een Elephantiafis dreigde. Nadat de kragtigfle bloedzuiverende middelen, welken men tot hier toe aangeprezen heeft, gebruikt, de ftrengfle en meest gepaste leefregel in agt genomen en in den zomer en winter de mineraalwateren vrugteloos gedronken waren , hebben eindelijk de visceraalklijfteeren de overwinning weggedragen door het lichaam van eene onbefchrijfiijke menigte van flijm en zwarte gal te bevrijden. Ik herinner mij een Oostfrieslands heer, die op dezelfde wijze van eene dergelijke ziekte genezen werd. Ik zou er nog honderd kunnen aanhalen, in welken de uitflag der huid egter zo aanmerklijk niet was, en zou even zo veele gevallen kunnen bijbrengen, in welken de Infartïus de rol van jigt Aa 5  fpeelden, zonder dat men eenige fpooren van zulkegistftof kon ontdekken, of daar zij met dezelve gepaard de kwaal heviger en onbedwingüjker maakten , indien ik niet te vrezen had, mijne lezers te vervelen. Zelfs in ongemakken der kanker zal men menigmaal niets uitwerken, indien men niet, gelijk de ouden aanmerkten, op de Infarttus en ook op het daar mede verzeilend zuur werkt. Ik herhaal het en bidde de heeren mijne amptgenooten op het ei nftigfte, dat zij, ten beste des menschdoms, bij alle foorten van koortzen en koortsagtige bewegingen altijd bet oog op eenen verborgen vijand vestigen en onderzoeken, of niet allerlei foorten van Infartïus in de eerfte wegen verborgen liggen; het zij nu dat zij voor het uitbreken van dezelven tegenwoordig geweest, of gedurende de koorts in het darmkanaal verzameld zijn ; het zij dat zij voor den aanval der koorts , of door dezelve aan het gisten geraakt zijn, dezelve verwekt, of vermeerderd hebben, en de koorts door die heerfchende befmetting beperkt word, zo veel zij wil. De geleerde upsius, door hypochondrie en koorts uitgeteerd , verfchrikte zeer, toen hij na het nemen eener purgatie eene verbazende menigte van taaije, zamenhangende vuiligheid, welke de gedaante van darmen had , door den ftoelgang loosde. Doch hij werd ras van zijne doodsangst ontheven , toen de haastig ter hulp geroepen Dr. heurnius lachende tegen hem zeide: ek en hals, die op de regter zijde en voor aan de lugtpijp gelegenheid tot een gezwel gaven. Toen hij weer naar Duitschland kwam, namen de kramp en de pijn dermaate de overhand, dat zig het fleutelbeen een duim hooger vertoonde en zo onbeweeglijk bleef. In eene voornaame hofplaats verzogt men hem zelfs,zig uit de nabuurfchap van het vorstlijk paleis te verwijderen, doordien hij den Vorst door zijn gekerm en gefchreeuw verontrustBb s  394 te. Daarenboven had hij dikwijls aanvallen van bloedfpuwen, met drukking op de borst en vermengingen van koorts, met flaaploosheid en onweèrftaanlijk geeuwen, welken altijd de voorboden van kramp- en eenen fluipagtigen hoest waren. Men kan ligt denken, dat hij niets zal verzuimd hebben om troost en redding te vinden. Hij zogt op zijne reizen bij ontelbaare geneesheeren, profesibren, akademien, kwakzalvers en weldadige oude wijven niet uitgezonderd,hulp en redding. Toen hij deze vrugtlooze bedevaart, na veel bloedvergietens, door lanzetten , koppen en bloedzuigers, en door allerlei martelingen van trekplaasters, purgatien e. z. v. volbragt had, nam hij eindelijk zijne toevlugt tot onze behandeling. Hij onderwierp zig aan dezelve met eene manhafte flandvaftigheid, overeenkomftig zijn karakter, wijl hij zig door de dubbel, zinnige werking, die zij in het eerst deed,op geenerlei wijze liet affchrikken. Want men kan niet ontkennen, dat de kramp- en fluipagtige hoest meer toe- dan afnam; doch dit duurde flegts zolang, totdat de flijmagtige en zwartgalagtige vuiligheid! uit den buik begon door te breken. Deze afgang hield niet alleen drie maanden aan, en wel dagelijks en buitenmaaten, maar er kwam ookeenkwijling bij, waardoGrzo veele taaie vogten uitgeworpen werden, als door de kwijling door kwikzilver verwekt worden. Op deze volgde eene longontfleking, en, tegen het einde van deze gelukkig genezen-ziekte, eene koorts met een rooden en witten uitflag, voorafgegaan tloor fterke benauwdheden, en waarmede, fchoon geen verhittende artzenijën geordonneerd  395 waren , een fchier geftadig zweten 'gepaard ging. Na dat deze kwaaien gelukkig overwonnen waren, fcheen de Lijder, uitgezonderd het gebrek aan gerusten flaap en aan eetlust, volkomen herfteld te zijn, doch tot onze verbaasdheid vonden wij nog eene hinderlaag, waarin dehardnekkigftevijand verborgen lag, en die alleen door het aanhoudend gebruik der klijfteeren tot weeken kon gebragt worden. - De Lijder loosde niet alleen van onder eene menigte flijmagtige vuiligheid en veele hieruit ontflaane gewasfen ter grootte vaneen ei, maar ten laatften kwam nog deels geronnen, deels zwartgalagtig, doch nooit ftinkend of verrot, meest met flijm gemengd bloed te voorfchijn. Zomtijds bedroeg het op eenmaal i of 2, ook wel 3 en 4 pond. Deze heilzaame ontlastingen eindigden met polijpagtige en vleesachtige gewasfen van verfchillende grootte en gedaante. Zommigen daarvan waren eene elle lang en hadden de gedaante van de bloedvaten, welken uit dien hoofde door jonge geneesheeren voor wezenlijkevaten aangezien werden, anderen waren met eene zeer harde, klieragtige ftofte bezet. De ontlasting hier' van duurde bijna twee weeken, en wel drie of viermaal daags. Gedurende dien tijd nam de welftand des Lijders, met den eetlust en de flaap, van dag tot dag toe, tot dat eindelijk met de geheele wegneming van de oorzaak der ziekte zijne gezondheid weer volkomen herfteld was. Doch het is het beklagen, dat deze braave man, na zo veele martelingen doorgeftaan te hebben, flegts anderhalfjaar het geluk zijner herftelling genoot. In den Silefifchen veldtogt werd hi-j  396 door eenen kogel gewond, aan welke womfe hij door onvergeeflijke agteloosheid van den heelmeester overleed. Zeven en veertigfie geval van ziekte. Een graaf, welke in zijne kindsheid teeringag. tig; en van zijn twintigfte jaar tot aan het einde zijns levens met de aambeijen geplaagd was, moest in zijnen meer gevorderden leeftijd veel van hypochondrieke aanvallen, winden, inzonderheid van den hondshonger, waarmede hij yan kindsbeen af gekweld was, en van andere ongemakken lijden, fchoon de aambeijen rjjkü'jk en geregeld vloeiden. Deze ongemakken verergerden allengs in zijn zestigfte jaar dermaate, dat men dagt, dat zijn einde zeer naderde. In dezen kritieken en door alle geneesheeren voor ongeneeslijk verklaarden toeftand werd eindelijk ons oordeel gevraagd. En dit was, dat de oorfprong der kwaal en ook zelfs de aambeijen van de Infarctus in den buik moesten afgeleid worden, en dat zelfs de fistels aan den aars daar uit ontftonden. Alle middelen werden derhalven alleen tegen deze oorzaaken gerigt om die wegtenemen; voornaamlijk werd het menigvuldig gebruik der visceraalklijfteeren aanbevolen. Toen men eenen tijd lang daarmede aangehouden had, gingen dagelijks zo veele bloedige , flijmige ftoflën en vleeschagtige gewasfen af, dat deszelfs geneesheeren, zonder het getuigenis van eenige tegenwoordig zijnde kunstkundigen,het voor een fabel zouden gehouden hebben.  397 Schoon nu wegens zijnen hoogen ouderdom en de ingewortelde kwaal er weinig hoop op eene volkomen gezondheid was, nam egter de beterfchap onder de ontlastingen, die eenige maanden aanhielden, zigtbaar toe. De aambeijen vloeiden fteeds matiger, de overige hypochondrieke ongemakken bleven weg, en de pijn door de fistels veroorzaakt, verminderde zo zeer, dat de Lijder, zonder het minste ongemak, kon wandelen, te paerd rijden, en zijne bezigheden verrigten. Doch een zeker geneesheer, die zig getrouw aan zijn fyftema hield, en zig verbeeldde, dat gezondheid en leven geheel afhingen van het rijklijk vloeijen der aambeijen, bragt naderhand alles in de war. Hij poogde zulks door allerlei verhittende,drijvende middelen te bewerken, en het lichaam door veel laxeeren e. t. v. te reinigen. Hier door werd de kwaal op nieuw opgewekt en hoe langer hoe gevaarlijker; er kwam een nieuwe fistel, en eindelijk overleed de Lijder. Bij de ontleding vond men veele fistels, en een groot gedeelte der poortader vervuld met verdikt en deels polijpagtig bloed. Agt en veertigfte geval van ziekte. Eene Rusfifche vrouw van een bloedrijk, galagtïg temperament, had , na dat zij eenige rijzen de kraamzuiveringen niet behoorlijk had gehad, zamengroeizels van zeldzaame gedaante, of, zo men wil, zuigers voordgebragt. Zij was naderhand aan fterke bloedvloeiingen der baarmoeder, en aan eene menigte wonderlijke toevallen des te meer on-  398 derworpen, wijl haare maandflonden reeds in haar 3jfte jaar weg bleven, en zij ook door verkeerde artzenijën mishandeld was. In haar 54fte jaar, wanneer mijn overleden vader om raad gevraagd werd, had zij nog verfcheiden ongemakken, kramp- en fluiptrekkingen, zwelling der beenen, opgezetten buik, walging en braken. Zij fchreef zulks toe aan den lindworm, wijl zij eenige jaaren te voren een van 15 ellen daar van was kwijt geworden. Schoon zij door verfcheiden geneesheeren, die te' vergeefs daar tegen werkten, in haare.mening geflerkt werd, liet zij zig egter overreden, dat Infar&us van de vaten der maag, der darmen en der lijfmoeder de eigenlijke oorzaaken der ziekte waren, en dat dezelven voornaamlijk door visceraalklijfteeren moesten overwonnen worden. Zij bevorderden niet alleen de lozing van polijpagtige zamengroeizels uit de baarmoeder , maar ook eene ongelooflijke menigte kleine fteenen uit den aars. De Keizerlijke lijfarts van fischer bragt menig uur bij de Lijderes door , om zig als ooggetuige van deze ongewoone verfchijnzels" te verzekeren. Toen in zijne tegenwoordigheid eene aanzienlijke menigte van veelerlei fteenen. te voorfchijn kwamen, verzogt hij,om er ecnigen van te hebben, die hij als eene zeldzaamheid bewaarde. Schoon de Lijderes zig van dien tijd af meestendeels wél bevond , volgde egter nog een braken van het in de maag geftoldebloed, en daarop de volmaaktfte en duurzaamfte gezondheid.  399 Negen en veertigfte geval van ziekte. Eene aanzienlijke dame was agt jaaren lang dikwijls met braken, walging, zoode, zwaare benaauwdheid, geweldige drift tot het bijflapen, en zulk eenen lelijken reuk uit den mönd geplaagd, dat haar dikwijls alle fpijzen als menfchen drek fmaakten. De lijfarts behandelde haar al dien tijd wél; doch op eene toevallige wijze, want hij kende de oorzaak haarer ziekte niet. Bij eenen nieuwen aanval der ziekte bragt men, uit eene onbekende, misfchienuit de eene of andere ftaatkundige oorzaak, den lijfarts in verdenking. De Lijderes werd door andere geneesheeren, door uit-en inwendig gebruikte heulmiddelen bedwelmd, zo dat men zeer gemaklijk de oorzaak van haaren fchielijken dood kon bevroeden. Bij de ontleding van het lijk vond men alle de vaten der maag met een zwart en verrot, bloed opgevuld , en ongelooflijk uitgezet; doch de eijerftok en de vaten en de klieren der baarmoeder met de linker nier waren geheel venteend. Vijftigfte geval van ziekte. Eene aanzienlijke vrouw werd, onaangezien haare geregelde maandftonden, door eenige hypochondrieke ongemakken gekweld. Doch, wijl de kwaal nog niet diep geworteld was, werden dezelven door gepaste middelen zo verre weggenomen, dat zij naderhand nog het geluk had , moeder van eenige kinderen te worden. Doch de kraamzuiveringen  4oo !*——■ door fterke gemoedsbewegingen, inzonderheid door aanhoudende bekommering gefluit wordende, kwamen haare hypochondrieke ongemakken weder, en werden' van dag tot dag fterker en heviger , fchoon men zijne toevlugt genoeg tot bloedzuigers, aderlatingen, purgatiën,en warme baden nam. Zij was gedurende tien jaaren fchier dagelijks aan de fmertlijkfte kramp- en ftuipagtige aanvallen, groote benauwdheden en andere pijnlijke toevallen blootgefteld. Onder de ftuiptrekkingen werd haar gezigt telkens paars. En met dat alles had zij haare maandlijkfche reiniging tot in haar 5ifte jaar geregeld en onverhinderd. Haar water was bleek, helder, groenagtig, en zonder eeiiig zetzel. Eindelijk liet zij zig door dergelijke gevallen, welken zij vernam, en door verfcheiden gegronde redenen overtuigen, dat haar ganfche kwaal uit verftoppingen ontftond, die zig in de ingewanden des buiks, en voornaamlijk in de baarmoeder vastgezet hadden; en zij befloot, zig aan onze behandeling te onderwerpen. Na verloop van vier of vijf maanden ging dagelijks eene groote menigte van bedorven vuiligheden en polijpagtige gewasfen door de moederfchede en den aars af. Ook werd door den pisweg en den aars eene menigte zandige ftoffe geloosd. Hierop verminderde allengs de maandelijkfche zuivering, alle de hypochondrieke ongemakken, hielden te gelijk op , en de Lijderes gevoelt zig reeds zedert dertien jaaren, onder den aanhoudenden afgang van gruisagtige ftoffe, volmaakt gezond. Dergelijke verfteeningen en de fteenagtige uicwerpzels zijn, volgen*  401 gifns mijne ondervindingen, bij de vrouwen meer gemeen; egter heb ik ze ook bij het manlijk geflagt waargenomen, voornaamlijk bij zulken,die in hunne kindsheid aan verdopte darmfcheelsklieren geleden hadden. Ik herinner mij onder anderen een zekeren geheimfchrijver, die in zijne kindsheid zeer vermagert en in zijne manlijke jaaren in eenen hoogen trap hypochondriek was. Hij bleef het zo lang, tot dat hij zig door het gebruik der visceraalklijsteeren van meer dan een half pond gruis en fteentjes bevrijd had, die nu en dan door den ftoelgang geloosd werden , en waarvan hij eene menigte in fraaije doozen bij zig draagt. De heer doktor clossius heeft nog eenen geleerden onder handen , die zig door veel ftuderen en gebrek aan beweging, waaraan hij gewend was, allerlei hypochondrieke ongemakken veroorzaakte. Hierbij vertoonde zig het zeldzaam toeval , dat dagelijks eene menigte zandagtige ftoffe zo wel door den aars als door den pisweg geloosd werd. Dit werd dr>or het menigvuldig gebruik der geele wortelen zigtbaarlijk weggenomen ; doch er bleef altijd nog eene neiging toe verfteening der in de darmen afgefcheiden fappen over. Want na verloop van eenige jaaren zijn alle fpijzen, die hij onverteerd door den ftoelgang uitwerpt, bij voorbeeld erweten, boonen, linzen e. z. v. met eene fteenagtige, vaste en dikwijls tamelijk dikke korst overtogen. Onder veelerlei tot hier toe vergeefs beproefde middelen, heeft de osfengal met zeep gemengd hiertegen nog den meesten dienst gedaan. Cc  402 ■ Een en vijftigfte geval van ziekte. Eene vrouw van twee en twintig jaaren had twee gezonde kinderen ter waereld gebragt. Maar, wijl bij de geboorte van het laatfte de baarmoeder niet genoeg gezuiverd werd , kreeg zij eene miskraam, toen zij voor de derde reis zwanger werd. Zij kreeg toen fterke bloedvloeijingen, en haare maandftonden bleven weg. Maar dan eens vleide zij zig met de aangenaamfte hoop, doch telkens vergeefsch. Haar buik werd ook ongemeen dik, zij voelde verfcheiden bewegingen, dergelijkenin de vijfde maand merkbaar zijn; eindelijk zwollen de borsten door eene melkagtige ftoffe zo op, dat niemand aan haare waare zwangerheid meer twijfelde. Doch uit de ongemeen fterke en ongelijke uitzetting des buiks, uit het aanhoudend hartkloppen, en uit andere omftandigheden, welke, inzonderheid zedert eenige jaaren, de gewaande zwangere aan zig befpeurd had, befloten wij, dat de ingebeelde zwangerheid niets anders dan eene verbazende verzameling van gewasfen in de baarmoeder kon zijn. Men gaf haar derhalven, gedurende zeven weeken , zagte voorbereidende middelen, nevens geleiagtige en melkagtige fpijzen. Na verloop van dien tijd volgde eene zagte bloedvloeijing; doch onder het gebruik der visceraalklijfteeren e. z. v. gingen vijf dagen agtereen, zonder ophouden, zo veele zamensroeizels af, dat zij de zwaarte van twee geboorten verre overtroffen. Men vond daar in t^n deele hardagtige, vleeschagtige en uit zamen gerolde vellen beftaande, ten deele ook uit eene polijpagtige en  4©3 kraakbeenagtige zelfftandigheid zamen gegroeide klompen. Men voer voord met de baarmoeder docr in- en uitwendige middelen van zamengroeizels te reinigen. Het gevolg was, dat de Lijderes volkomen gezond en in ftaat gefield werd, om weer gelukkig kinderen ter waereld te brengen. Een dergelijk geval word verhaald door stahl in Colleg. Cafual. magno, p. 795. Twee en vijftigjle geval van ziekte. Eene dame van twintig jaaren, van een galagtig bloedrijk temperament,werd in haar huwlijk, tot het welk zij zig metdenuiterflen tegenzin fchikte,zwanger;dochzeer fterke lichaamsbewegingen,waaraan zij zig in denveldtogt,in welken zij haaren gemaal volgde,blootflelde,en dikwijls komende onvermijdlijke walging waren oorzaak, dat zij eene miskraam kreeg. Men verzuimde de lijfmoeder te zuiveren, en haare gewoone zieklijke toevallen kwamen op nieuw weder. Zij werd weder zwanger, en kreeg tevens aanvallen van tering, welken door herhaalde aderlatingen en eenen te ftrengen leefregel vermeerderden, in plaats van te verminderen. Mijn overleden vader, die men in de zevende maand der zwangerheid riep, zag al ras, dat zig veele zamengroeizels in de baarmoeder verzameld hadden. Hij tragtte derhalven dezelven op de zekerfle wijze tegentegaan, door voor eerst de uitputting der kragten en de verdroging der fappen door 'eenvoudige afkookzels van zemelen, door geleien en andere dergelijke huismiddelen, en inCc 2  4°4 ===== zonderheid door dergelijke, bevogtigcnde, krampflillende klijfteeren, welken dagelijks in kleine hoeveelheid, doch dikwijls moesten genomen worden, te beletten. Deze eenvoudige geneeswijze had die voortreflijke'uitwerking, dat de Lijderes van dag tot dag gezonder werd, hoe meer de tijd haarer verlosfing naderde, zij bragt in de daad eenen geheel gezonden zoon op de gelukkigfte wijze ter waereld. Daarna volgde , door hulp der vroedvrouw, eene groote menigte van de baarmoeder reeds losgemaakte gewasfen van allerlei gedaante, en zij waren in de daad grooter en zwaarder, dan het kind zelf. Vervolgens werd op de zuivering der baarmoeder zo nadruklijk en met zulk een goed gevolg gewerkt, dat deze dame naderhand nog eenige kinderen in den besten welftand ter waereld bragt. Ik kan mij tweegevallen herinneren, waarvan de uitflag zo gewenscht niet was; het eerste had veel overeenkomst met het evengemelde. Drie en vijftigjle geval van ziekte. Eene jonge, tegen haaren zin gehuwde, dame, werd , gedurende haare eerste zwangerheid met eenen geweldigen hoest en bloedfpuwing aangetast. Zij kreeg daarop eene miskraam ; en toen verminderden die ongemakken zeer. Deze gunftige tijdftip of ftilftand, waarin men de baarmoeder van geftold bloed en zamengroeizels,als de eigenlijke oorzaaken der gevaarlijke toevallen, had behoren te reinigen, werd verwaarloosd. Niet lang  . 405" * daar na weder zwanger geworden zijnde, nam de hoest en het bloedfpuwen dermaate de overhands dat men eene volftrekte longtering had te vrezen. In dezen droevigen toeftand werd eindelijk de raad gevolgd, van de oorzaak voorzigtig weg te nemen., en de uitwerking, fchoon reeds te ver gekomen, ten minsten te matigen. Men bereikte dit oogmerk in zo verre, dat de uitgeteerde, en naar een geraamte gelijkende dame, door toenemenden eetlust, vermeerdering van kragten , door het goed aanzien, de gelukkige verlosfing, en de daarop volgende ontlasting van veele half verrotte zamengroeizels ,. elk met de hoop van eene volkomen genezing vleide , doch deze werd agt dagen daarna door den dood dezer dame op het onver-, wagtst verijdeld, na dat kort te voren eene verbazende menigte klompen van verrotte en zeer flin' kende vuiligheid uit de baarmoeder gevloeid was. Vier en vijftigjle geval van ziekte. Het tweede'geval betreft eene vrouw, die verfcheiden maale gelukkig U'.drri.am.!. cv dl risfehen beiden eenige reizen een? mi kraam geb <' 1 i ', en bij dewelke zig in de lauftc pem v 1 Ie zwangerheid veele kentekens van aiatpcji i I I .; ' -aarden. Doch te vergeefsch werd zij Rew^arfchouwd, de middelen te gebruiken , die 1, ar v.:n :<:■/•■•; ('"gennatuurlijken last zouden on-l'-lle-.i. In do tiende maand kreeg zij wecgn, we'',.n haar ÖQB :vtsr in de ingebeelde zwangerheid verftprVim, doch zij bevorderden alleen! ij \ M twt p< . van zamenCc 3  40Ö ——■— groeizels van allerlei foort. Een groot gewas, het welk op het gevoel hard was, werd door de toenemende weeën derwijze vastgeklemd, dat het de bekwaamde handgreepen weerdond. De geweldige pijnen floegen tot duiptrekkingen over, van welken de dood een einde maakte. Bij de opening van het lijk vond men nog veele, ten deele knoestaSnge gewasfen in de baarmoeder. Vijf en vijftigjle geval van ziekte. Dit geval is een bewijs,dat men de hoop zo ligt niet moet opgeven, fchoon de gevaarlijkde toevallen door de zamengroeizels veroorzaakt worden. Eènë jonge vrouw meende, een halfjaar na dat zij' gekraamd had, dat zij weder zwanger was. Het lichaam zwol en de borsten werden gevuld. Doch tegen de zevende maand kreeg zij onverwagt eene derke bloedvloeijing. Men kon dezelve op geenerlei wijze bedwingen, en er volgde zeer ras eene waterzugt. In dezen bedroefden daat werd ik geraadpleegd. Uit verfcheiden voorafgegaane kentekens, en uit de kleine proppen en vellen, die met het droomwijze vloeijend bloed afgingen, befjoot ik , na nauwkeurig onderzoek, dat er grooter vleeschgewasfen moesten tegenwoordig zijn. Behalven de bovengemelde middelen, welken men de dame, die de tering had, had aangeraden, en meer verderkende klijdeeren, ordonneerde ik een zuur vitrioolëlixer met kina, en beval haar aan, dat zo dra er weeën zouden komen , de vroedvrouw bij de hand moést wezen. Zij kwamen reeds den vijfden  dag zeer hevig , en met hulp der vroedvrouw werd zij van eenen ongemeen grooten, met vellen en blaazen doorweven vleeschklomp en tevens van den bloedvloed en de waterzugt bevrijd. Door het aanhoudend gebruik der zelfde middelen kreeg zij eene volmaakte gezondheid, en werd moeder van eene talrijke familie. Zes en vijftigjle geval van ziekte. Eene vrouw van omtrent twintig jaaren kreeg in haar huwlijkgeen kinderen, doch in de eerste maanden had zij eene miskraam. Hierop gingen verfcheiden ftinkende zamengroeizels van haar af; het laatfte gebeurde haar nog eenige reizen in haaren daar op gevolgden weduwenftaat, met fterke bloedftortingen en verftopping der maandlijkfche zuivering. Dewijl deze geheel agter bleef, zwol niet alleen haar buik, maar ook haare borsten zwollen zo, dat men haar voor zwanger zou gehouden hebben, indien zij niet voor eene kuifche en deugdzaame vrouw was bekend geweest. Zij had zulk eenen grooten afkeer van alle inwendige, en, uit befchaamdheid, nog meer van uitwendige artzenijën, dat men haar er niet toe kon bewegen. Eindelijk dwong eene histerieke kramp des flokdarms, die haar het nikken belette, haar tot het gebruik der klijfteeren. Zij werd gedurende vier weeken daar door gevoed , en eindelijk werd zij, tot haar geluk, daar aan gewend. Omtrent in de agtfte maand, gerekend van den tijd, dat de maandftonden ophielden, ging een gewas van eene polijpagtige, harde Cc 4  zelfftandigheid ter lengte van drie ellen en ter dikte van eenen arm met weeën van haar af, daarop werden nog veele kleine velagtigvczelige ftukken uitgeworpen. Wijl de verftopping der darmfcheelsklieren meestendeels van de flijm ontftaat, en onder de flijmagtige Infartïus moet gerekend worden, zal ik tot befluit nog eenige gevallen van ziekte daarvan aanhalen. Doch kortheidshalve merk ik in het algemeen aan, dat bij de meesten van deze Lijders onder de behandeling meer of minder flijmagtige vuiligheid door den pisweg en den ftoelgang uitgedreven werden. Zeven en vijfiigfte geval van ziekte. Een jonker van vijf en een freule van zeven jaaren waren beiden zeer mismaakt, en droegen op kromme voeten den droevig gebogen rug, en in hunne ingewanden de uittering. Te vergeefs knelde men hunne beenderen in allerlei kunstige werktuigen, om hen regt te doen worden. Alleenlijk de reeds gemelde heelwijze gaf aan hunne voedingsfappen de gezonde koking en geregelde uitdeling, en daar door aan het ganfche beendergeftel, van binnen naar buiten, deszelfs natuurlijke regte vorming weder. i Agt en vijftigjle geval van ziekte, Eene freule van een bloedrijk en galagtig temperament werd in haare tedere jeugd fchier door  409 alle de bovengemelde toevallen gekweld, welken de uittering voorfpelden. Zij verdwenen meesc in het vervolg; alleen bleef een verhard gezwel der klieren onder de huid over. De pis was dun,^ de raaandftonden vloeiden reeds van het veertiende jaar af, doch ongeregeld. In het volgende jaar begon zij geringe krampagtige trekkingen in verfcheiden fpieren te voelen, doch zij namen zo geweldig toe, dat zij in haar zeventiende jaar eens, twee of driemaal daags, en na de minfte gemoeds- en lichaamsbewegingen, aan allerlei foorten der felfte krampen blootgesteld was. Dan maakten zij eene volkomen tetanus (verftijvende krarap) plotslijk naar een on-. beweeglijk ftandberld gelijkende , dan werd zij voorwaard, dan agterwaard getrokken en ftijf gehouden; dan lachte haar wezen krampagtig tegen haaren wil, en dwong haare ziel over het geweld haarer zieke zenuwen te wenen e. z. v. De genezing werd ondernomen , en wel door middelen, die op de oorzaak, de voedingloosheid, welke hier overweldigd moest worden, gepast, en met verzagtende zenuwmiddelen vermengd waren. En hier door werd de woede der kwaal allengs geftuit tot de volle genezing toe. Negen en vijftigfie geval van ziekte.' Een jongeling, welke de tering, die de ouders niet ontdekt hadden, doch door haare kentekens zlgtbaar genoeg was, reeds van de wieg afhad, werd tegen zijn 13de jaar van de uiterlijke ongemakken dezer ziekte vrij, in derzelver plaats deCc 5 den  den zig' ftuipagtige bewegingen op. Dezen werden dagelijks fterker en menigvuldiger, tot dat zij eindelijk in eene volkomen vallende ziekte overgingen. Zelfs de geest, fchoon van de geboorte af vlug en vrolijk, werd daar door tevens met eene treurige vreesagtigheid Jbeneveld. Men pleegde raad met veele beroemde geneesheeren. Doch het was van geen de minste vrugt. Want de kortzigtige opfteller van den toeftand en het beloop der ziekte maakte nauwlijks gewag van het een of ander toeval of kenteken, het welk hem, volgens zijn fyftema, van wenig belang fcheen, en wij vernamen ook eerst door veele gisfingen en gedane vraagen, dat zij gewigtig genoeg waren geweest, om de waare oorzaak te ontdekken. Met een woord de geneesmiddelen tegen de tering verlosten den Lijder van alle ellende, en gaven hem zijne volkomen kragten, en zijner ziele haare vorige vrolijkheid weder. Zestigjle geval van ziekte-. Eene jufvrouw van een driftig, galagtig, melankoliek temperament kreeg, uit eene teringagtige bron, in haar dertiende jaar het kwaad zeer op haar hoofd. Haare ouders wendden onvoorzigtiglijk zo lange allerlei middelen aan, om dezen uitflag te rug te drijven,dat het hun eindelijk gelukte. De kwaade fcherpte, welke tevens uit haare bron telkens nieuwen toevloed kreeg, wierp zig op den oorfprong der zenuwen , en verwekte waare vallende ziekte. En deze, fchoon met honderd fpecifleke middelen ver-  411 feheiden jaaren bedreden,nam egter dagelijks toe. De.maandelijkfche ontlastingen, welke zig ondertnsfchen te regter tijd geopenbaard hadden, waren geregeld, doch te gering en niet zonder frnert. Eindelijk werd de Ujèeres in haar 24de jaar op dezelfde wijze, als in het voorgaande geval aangewezen is, behandeld; doch cr werden nog kragtige oplosfendeen andere zenuwmiddelen, inzonderheid de krampflillende visceraalklijdeeren bijgevoegd. Want de kwaal .was reeds verouderd, met vaster verdoppingen der bloedvaten van den onderbuik gepaard, en de verkeerde indruk op het zenuwgedel hardnekkiger. Zij kreeg ondertusfchen haare volkomen gezondheid weder. Een en zestigjle geval van ziekte. - Een meisje van vijf jaaren werd met lopende oogen gekweld, en alle uitwendige middelen hiel-' pen niets. Haar harde, zeer opgezetten buik en voor het overige mager lichaam e. z. v. verried de daar agter fchuilende tering. Zodra deze overwonnen was, werden, zonder verdere uitwendige hulp , de oogen volkomen genezen, en de Lijderes ten vollen herdeld. Twee en zestigjle geval van ziekte. ' Een jongeling van tien jaaren, die de duidelijkde kentekens van tering had, dond alle nagten,wanneer zijne liegt gevoede leden pas begonnen den flaap te genieten, weer op; flapende doorwandel-  4Ï2 de hij het geheele huis , kroop alle hoeken door, en klom op de hoogfte en gevaarlijkfte plaatzen, het welkeen ander,die wakker was, niet zou hebben kunnen doen. Men maakte hem in die bezigheid eenige maaien met fchrik wakker, en joeg hem met flaag weer na bed, ten einde hij het in het vervolg mogt laten. Doch het was vrugtloos. Eene genezing uit den grond van de tering verloste hem van die kwaal,en fchonk hem den zoeten en genisten flaap weder. Brie en zestigjle geval van ziekte. Een andere, die een weinig ouder en insgelijks teringagtig was, was dikwijls in den flaap door eene bezwaarlijke nagtmerrie geplaagd ; uit., bijgeloof hield men het voor de werking van eenen boozen geest. Maar zodra, door behoorlijke middelen tegen de tering,de bezwarende vuiligheid'uit den onderbuik gedreven was, en de af kleinzing van zuivercr levensgeesten weder herfteld was, bleef de nagtmerrie weg. Vier en zestigjle geval van ziekte. De kunstenaar, die de plaat gegraveerd heeft, welke bij dit werk gevoegd is tot opheldering van de wijze van werken der klijfteeren , heeft ook nog, terwijl hij dat werk verrigtte,de grootegeneeskragt van deze inwendige baden, waarvan hij er menigmaal vier of vijf daags nam , ondervonden.. De heer Dr. muller , die hem behandeld heeft, be-  fchrijft het geval zijner ziekte op de volgende wijze: De plaatfnijder muller, welke bij zijne zittende levenswijze juist den ftrengftén leefregel niet in agt genomen heeft, werd op het einde van Maart door eene aanhoudende verftoptheid aangetast. Zedert vier of vijf weeken gevoelde hij pijn in de beenen en dijen,zwaarte in al de leden, vermindering van eetlust, en fterker dorst. Hij had reeds eenige dagen met verftoptheid, pijn in het lijf en den rug doorgebragt, en aderlating, klijfteeren, digeftiva en laxantia vrugtloos gebruikt, toen ik bij hem geroepen werd. Zijn aangêzigt was rood en heet, hij gevoelde in den ganfchen onderbuik de hevigfte pijnen, het lichaam was opgezet en gefpannen, en kon nauwlijks de minfte aanraking verdragen. Zijne tong was naar agteren geelagtig en droog, zijne pols vol, fnei en een weinig hard. Hij had een geftadigen dorst en aanhoudende neiging tot braken, gelijk hij de geneesmiddelen en dranken meestendeels ook weer overgaf. Ik liet den geheelen buikmet liniment. volatil. en kamfer wrijven, en met weekmakende pappen fomenteeren, vlijtig weekmakende klijfteeren gebruiken, en het eleEt. lenitiv. met tartar. vitriolat. en flor. fulplmris inwendig gebruiken. Den anderen en volgende dagen, toen de conferf deels meer overgegeven , deels zonder werking gebruikt was, werden fchier alle foorten van cvacuantia, klijfteeren, halve baden en fomentatien gebruikt. Doch fchoon de pijn en het braken ophielden, bleef het lichaam nog als voren verftopt. Zelfs prikkelenden klijfteeren, die na het aflaten  der pijn, gezet werden, waren zonder vrugt; tot dat eindelijk, bij aanhoudend gebruik der oleutn ricini den gden of ioden dag der ziekte door de klijfteeren eerst eenige flijm en ontbonden vuiligheid , en ten laatften waaren afgang geloosd werd , en het lichaam nu door evacuantia genoegzaam gezuiverd kon worden. Na verloop van agt dagen, die hij tamelijk wél doorgebragt had, kreeg hij weer pijn in de leden, kolijk en verftoptheid, welke weer vijf of zes dagen aanhield. Maar nu ontdekte de oorzaak der ziekte zig op eens, en de klijfteeren dreven verbazende ftukken flijm uit, die zomwijlenglinfterend englasagtig waren, dan hole buizen vertoonden, welker wanden de dikte van een ftrohaim hadden, zodat onkundigen dezelven voor ftukken van darmen hielden , dan weer kwamen er vaste vleeschklompen voor den dag. Eetlust, kragten en flaap kwamen nu weder, en polijcrestpilleu met verdikte osfengal en waterig aloë extract dreven, bij het aanhoudend gebruik der klijfteeren, dagelijks eene menigte flijm uit. Doch de Lijder oordeelde zig te vroeg genezen, en hield op met het gebruik der geneesmiddelen, wijl die hem verveelden. Doch nauwlijks duurde het veertien dagen, of hij ftortte weer in, en bij de vorige kwaal voegde zig nog bloedfpuwen. Bloedzuigers aan den aars gezet, ftilden het bloedfpuwen en de lendenpijn, en evacuantia en klijfteeren maakten eindelijk weer openlijvigheid. De lozing van flijm was nu veel fterker, en hevige pijn in den rug en persfing tot den ftoelgang waren altijd de voorboden van eenen fterken afgang. Hij was nu weer  415 gedurende eenige weeken tamelijk gezond, gebruikte, dagelijks eenige visceraalklijfteeren, die geftadig veel flijm uitdreven. Na zig moeilijk gemaakt te hebben, ftortte hij nogmaals in, alleen met dat onderfcheid, dat de ziekte de eerfte 24 uuren zig in gedaan'e van eene vliegende jigt verborg. Doch na verloop van dien tijd liet de pijn in het lijf af, het was weer verftopt , en hij braakte telkens. Wijl moeilijkheid de oorzaak der weder inftorting was, en door het braken veel gal, telkens met eenige'verligting, uitgeworpen werd, liet ik het zo lang aan zig zelven over, tot dat de eerfte wegen gezuiverd waren; waarna het ook op eene kleine gifte van laud-liquid. ophield. Zonder klijfteeren volgt zelden openlijvigheid, en beftaat nog altijd voor de helft uit flijm of pituita; welker ontlasting zig altijd door lendenpijn en persfing aankondigt. Doch, wijl hij nu dagelijks onafgebroken de klijfteeren blijft gebruiken, word, ter zigtbaare bevordering zijner gezondheid , eene verbazende menigte flijm nevens vleeschklompen uitgedreven, waarbij zijn buik wel zeer ingevallen, doch zijn overig aanzien veel gezonder, en inzonderheid zijne verwe veel levendiger geworden is. Dit werk was reeds op de pers ,toen mij nog veele dergelijke gevallen voorgekomen zijn. Onder anderen zogt eene vrouw hulp bij mij, die toevallen van beroerten had. Een onbezonnen geneesheer was daar oorzaak van , doordien hij haar de koortsbewegingen , welken uit wanordens der aambeijen ontflaan waren,door kina weg nam. Zij genas egter na het gebruik der visceraalklijfteeren,  en den menigvuldigen afgang van Infarctus. Zo kreeg ik onlangs ook dc blijde tijding van eenen mijner vrienden, die, wegens zijne braaf en menfchènvriendiijk karakter, in algemeene agting is. Hij was, gelijk men uit het volgend geval, hetwelk de heer hofraad marschall mij gemeld heeft, kan zien, zedert langen tijd een martelaar van de Infarctus, en is zo ver weer herfteld, dat men zig met de hoop van zijne volkomen genezing kan vleijen. Schoon hij voor eenige dagen wel weer eenen aanval van koorts heeft gehad, van dewelke hij zo lang bevrijd is geweest, kan men egter daarvan vertrouwen, dat zij de overblijfzels van de ziekteftof des te beter zal losmaken. Ik heb voor korten tijd het zelfde ondervonden bij de bovengemelde Jufvrouw. Onder den aanval cener koorts kreeg zij op nieuw eene verbazende ontlasting van eene groene vuiligheid, daar zij nogthans genoeg fcheen ge. zuiverd te zijn. Vijf en zestigjle geval van ziekte. „ Ontvangt dit jongstmogelijk berigt van de ziekte en geneezing van onzen Lijder, van wiens lichaamsgefteldheid e. z. v. ik verders niets vooraf te zeggen heb, dan dat zedert de laatfte vijf of zes jaaren er geen voorbij ging, in het welk hij niet ten minften eens de koorts, of eenige koortfige aanvallen gehad had. Doch , hoewel hij telkens fcheen herfteld te zijn, hield hij egter eene onzuivere tong, die zelfs in zijne, naar uiterlijkën fchijri, gezondfte dagen met eene bleekgeele flijm dik bezet  zetwas, nevens dagelijks meer of minder onaangenaamheden , welken zig des namiddags tusfchen 5 en 8 openbaarden, en in duizeligheid, fpanningen, en dergelijke zogenoemde hypochondrieke toevallen beftonden, en aan welken hij reeds zedert meer dan tien jaaren gewoon was. Eene oplosfing van osfengal e. z. v. was onder veele beproefde middelen het eenige, om deze toevallen voor langer of korter tijden weg te nemen, of ten minsten zeer te verminderen. Zo (tonden de zaaken, toen onze vriend in September laatstleden door eene anderendaagfche koorts aangetast werd, gedurende dewelke eene overgroote menigte van eene gal en flijmagtige (toffe ontlast werd, en waar van ik mij niets minder dan de volkomen herftelling beloofde, indien mij niet een krampagtige knelling van de borst, welke bij ieder aanval heviger en gevaarlijker werd, en dus eene fpoedige hulp vereifchende genoodzaakt had, de koorts aanftonds na den vierden of vijfden aanval te (tillen. Niettemin hield de ftof, welke nu eens door de koorts aan het gisten gebragt was, als te voren aan, en de hevigfte duizeling, fpanningeu, benauwdheden, met de fterkfte prikkelbaarheid gepaard, openbaarden zig. Van dien tijd af floeg ik de visceraalklijfteeren voor, doch kon derzelver geregeld en aanhoudend gebruik niet doorzetten, en moest mij met andere losmakende middelen behelpen, waardoor dan zekerlijk veele oude ftinkeu de ftoffe uit denbuik met een groot gedeelte glasagtig flijm uitgedreven werd. Doch de voonaamfte Dd  hulp kwam eerst, toen gij, mijn waard fte vriend met kragt op de visceraalklijfteeren aandrongt. De daar door uitgedreven ftoften zijn zo wel wegens derzelver gedaante, als wegens de overgroote menigte merkwaardig. Want behalven de bovengemelde , ging ook veele ftof af als kikvorfchen zaad, geheele vellen en aan eenhangende klompen als hoender darmen. Betreffende de menigte, veelen zouden niet kunnen begrijpen , hoe dezelve in eenen niets minder dan dikken buik kon bevat worden." Hij heldert deze wonderlijke gebeurdnis op dezelfde wijze op, als ik de boven heb getragt te verklaren, en heeft zo wel als ik ondervonden, dat wanneer de Infarctus eens in beweging is gebragt, men gevoeglijk met de klijfteeren een tijd lang kan ophouden , en in derzelver plaats zagt uitdrijvende middelen gebruiken. Dezelfde fchrandere waarnemer , de heer marschaix , heeft aangeboden , mij eene nog onbekende foort van Infarctus te zenden. Zij gelijken naar ftukjes rijshout, en laten zig niet ligt breken. De lozing van dezelven had hij bij eenen hypochondrist door het gebruik der visceraalklijfteeren te weeg gebragt. Voor eenige dagen verhaalde de heer doktor .dresler uit Siegen, een ervaren en diepdenkend geneesheer, die onze geneeswijze reeds voor lang met een gelukkigen uitflag gevolgd heeft, dat hij de Infarctus ook in gedaante van zwarte, ftinkende pis, gelijk ik boven befchreven heb, heeft zien lozen; doch dezelve was zo fcherp, dat zij het linnen invrat en  4ip verteerde. Hij voegde er nog bij, dat hij van.de zenuwziekte eerst meester was geworden, wanneer hij de Lijders door de klijfteeren had kunnen van allerlei Infartïus ontlasten. Het is mij te laat ingevallen, dergelijke zeldzaame voordbrengzels van hetmenschlijk lichaam, zulke dikwijls bewonderenswaardige en onbegrijplijke ontaartingen des bloeds fcheikundig te ontleden. Doch ik ben voornemens, het in het vervolg te doen, en den uitflag, nevens de laatere door mij en anderen in dezen gedaane ontdekkingen, als een aanhangzel tot dit werk, bekend te maken.  VERKLARING DER KOPEREN PLAAT. De bovenste Afbeelding vertoont de vereen1ging des kronkeldarms met de INGEWANDEN van den buik. a. Het begin van den kronkel- of zakdarm. b. De kronkeldarm. c. De aarsdarm. d. De dunne darmen. e. De maag. ƒ. De milt. g. Een gedeElte der opgefiagen lever. h. De galblaas. DE onderste afbeelding vertoont den afgescheiden kronkeldarm. a. De zak- of blindedarm. b. De kronkeldarm. c. Deszelfs eerste bogt, onder de lever. d. De tweede bogt, onder de plaats der milt. e. De derde in de ftreek van het bekken. ƒ. De vierde, welke in den aarsdarm eindigt.