VERHANDELING OVER DE VERSTOPPINGEN DES O ivV JD JE M JB II 1 K ( Getrokken uit het Werk van den Hoogleeraar KAMP F,) TEN NUTTE VAN LYDERS. UIT HET HOOGDUITSCH VAN DEN HEER MULLER, Geneesheer te Hanau. Met een Voorrede, en eenige ophei* derende aanmerkingen omtrent de leere van kampf, DOOR E. J. THOMASSEN aTHUESSINK, A. L. M. Phil. & 's Lands Med. Dotter, Mede - Directeur van de Genees- en Natuurkundige Correspondentie in 's Hage, Lid van de Koninglyke Maatfchappy der Geneeskunde, en van Nat. Hifl. te Edinburg, van de Hollandfche en Zeeuwfche Maatjehappy en, van het Mufeum te Parys, en van de Utrechtfche Maatjehappy, Vlyt is de Voedfter der .. Wetenfchappen. IN 'sG R A V E N H A G E, By I. VAN CLEEF, Boekverkoper. M. DCC. X C.   V O O JU JÊl*JE JD JE D E S VERTALERS. JLJ/e langdurige ziekten, van den onderbuik zyh zedirt korte jaren eerst met een byzondere oplettenheid van de hedendaagfche geneesheren gadegefla* gen, en zekerlyk mogen wy ender de gewigtigfïe verbeteringen, welke de geneeskunde onlangs ondergaan heeft, de naaukeurige kennis der ziekten van den onderbuik', tellen. Weleer wierden dezi ziekten uit een ander oogpunt befchouwd y en voor het grootfte gedeelte aan andere, en Jlegts vooronderflelde oorzaken toegefchreven. Het dagelyks toenemend getal dezer ziekten; heeft de geneesheren aangefpoord, om haren waren aart nader te onder* zoeken, ten einde een gefchikter middel té vinden om dezelve kragtdadig tegen te gaan. Dé dagelykfche ondervinding zal elk oplettend geneesheer overtuigen, dat verre de meeste langdurige ziekten, veele der zenuwziekten, de hypochondrie, opfly- * 3  it VOORREDE ging enz. van een ongeregelde werking der ingewan* den afhangen, tn dat deze ziekten thans oneindig algemeener en hardnekkiger zyn, dan in voorgaande eeuwen. Vooral mogen wy dit zeggen van onze Nederlanden, en hierom geeft de Heer Marcard onze artzen ook den lof, dat zy over het algemeen op deze ziekten meer acht geven, dan alle enderen, doordien zy in dit land meer gelegenheid hebben om aan alle foorten van buiksver floppingen kennis te krygen. De eenvoudiger fpys, de meer verfterkende dranken, de fierkere lighaamsoefeningen, de gedurige blootflelling aan de veranderingen van weer en wind, hardeden de lighamen onzer voorouderen, en fielden ze minder bloot aan gebreken der fpysv er tering, daar zy aan den anderen kant, wederom aan ziekten onderworpen waren, die wy nu minder waarnemen. De hevige cntftekingziekten, het graveel, defteen, het fcheurbuik, waren weleer landziekten der Nederlanden > thans vind men daarvan minder voorbeelden. Dan de zenuwziekten , de hypochondrie, en alle foorten van onderbuiksverfloppingen, welke wy hieryoor verwisfeld hebben, zyn thans algemeener, als immer de ontftekingen, de fleen en het fcheurbuik hier geweest zyn. Het zittend leven, de warme kamers, de ver flappende warme waterdranken, en bovenal het toenemend bederf der zeden, de onmatigheid, de wellust en ongebondenheid, en devroegtydige liefdev er maken, hebben ook ons land zodanig bedorven, dat wy van onze voorvaderen in kragt en fterkte merkelyk verfchillen, en daarom  DES VERTALERS. V «ok natuurlyk aan die ziekten onderworpen zyn welke uit een verzwakking des geflels moeten voort' vloeijen. Geen wonder dan, dat de ouden zo weinig van deze ziekten kenden, en er naaulyks gewag van malzen. Zy hadden geheel verkeerde denkbeelden van de ver floppingen des onderbuiks, zy verwarden daarvan de verfchillende foorten, en beflempelden ze alle met den naam van zwarte gal, (itAaim %ohn. Boerhave en van S w i etën handelen daarvan als in het voorbygaan, en fchryven dezelve insgelyks aan dik bloed toe. Sta hl was de eerfte, die over deze ziekten meer uitvoerig gefchreven heeft. De Heer Kamp f heeft de grote en ware verdienste van den eersten geweest te zyn, die de verfchillende ziektens van den onderbuik, uit verftopping voortfpruitende, behoorlyk onderfcheiden, en de kentekenen, toevallen en genezingswyze in een helder daglicht geflelt heeft. De oude Heer KXmpf heeft voor ruim dertig jaren, eenige kleine Schriften, door zyne leerlingen, verdedigd, bekendgemaakt, waar in hy zyne nieuwe denkbeelden aan den dag gelegd , en door bondige bewyzen geflaafd heeft. Deze zyn door de Heer Baldinger verzameld, herdrukt en uitgegeven. De Heer en Tissot, Zimmerman en Clossius, hebben deze leer verder verbreid, Intusfchen ontbrak er een volledige verhandeling, waarin de verfchillende ziekten, uit verftopping oorfpronglyk, behoorlyk * 3  YI VOORREDE hefchreven, door duidelyke kenmerken van elkander onderfcheiden, en een^ gefchikte geneeswyze' voor elke wierd aan de hand gegeven. De Zoon van den Heer Kampf heeft dit gebrek vervuld, en een breedvoerig verflag van zyns Vaders nieuwe leer gegeven, in eene Verhandeling over eene nieuwe wyze, om de hardnekkigfte ziekten, die hare zitplaats in den onderbuik hebben, voornaamlyk dc hypochondrie zeker en in den grond te genezen. Dit boek verfcheen in het jaar 1784, voor de eer(le maal in het Hoogduitsch, . en baarde zo veel opzien, dat reeds in het jaar 1786 een twede druk vereischt wierd. Deze nieuwe leer had, zo als het gewoonJyk gaat, wel dra vele tegevftanders, imusfehen wierd dit werk van deszelfs tegenjjanders, als een roortrefiyk en uitftekend nuttig Boek, den geneesheren aangeprezen. De Heer Blümenbach maakt daarvan met veel lof gewag, dog geeft te gelyker tyd, zeer zedig eenige twyffelingen op, welke door den Heer Kampf, in zyne twede uitgave , beantwoord zyn. De Heer Pro-' fesfor M o l 1 t o r van M e n t z behandelt den Heer Kampf met minder infehiklykheid; hoewel zyne tegenwerpingen eer bitfche verwyfen, en eenen perfoonlyken haat tegen den Heer Baldinger en Kampf behelzen, dan gegronde tegenwerpingen. In het jaar 1787 verfcheen er'een Nederduitfche overzetting van dit werk, en naderhand wierd het ook in de meeste Eu/opifche  des VERTALERS. v,n talen overgezet, en overal met denzelven byval 'vereerd. De Heer Kampf fchikte zyn werk zo wel voor lyders als geneesheren; dan hy ondervond Wel dra zelf, dat het aan dit oogmerk niet beantwoordde , daar het te veel geneeskundige kennis vereischte, om met vrugt van de lyders gelezen te worden. 1 Hierom nam hy het befluit, om zyne denkbeelden beknopter in een uittrekzel van zyn groot werk uit te geven, en daarvan te verwyderen het geen door zieken niet begrepen of verftaan zoude kunnen worden. Dan hy wierd door den dood in zyn voornemen verhinderd. De Heer Muller, geneesheer te Hanau, een gemeenzaam vriend van den Heer KSmpf, nam deze moeilyke taak op zig, en daar zyn vertrouwden omgang met den overledenen , hem desfelfs leer volmaakt deed kennen, voerde hy dit plan zeer wel uit. Het is dit uittrekzel, het welk ik den Nederlanderen vertaald aanbiede. Daar dit uittrekzel oorfpronglyk alleen voor leeken, die gene geneeskundige kennis bezitten, befiemd is, heeft hy gedagt aan het voornemen van den Heer K a m p f voldaan te hebben, wanneer hy een naaukeurig denkbeeld gaf, van het geen men door het woord infarctus verflaat, welke daarvan de kentekenen zyn, van welke oorzaken dezelve afhangen, de-i wyl het den lyders het meest nuttig is om de kentekenen en oorzaken hunner ziekten te kennen, om $oor dit middel hare ongemakken te ontdekken, en * 4  VOORREDE die oorzaken te vermyden, welke daartoe aanleiding kunnen geven, en wanneer hy eindelyk de werking en het behoorlyk gebruik verklaarde, der daartoe aan te wendene visceraal clyjieren. Hy heeft daarom uit het eerste hoofddeel alleen uitgetrokken, het geen de verfchillende geboorte dezer kwaal betreft, zonder zig in de geneeskundige verklaring van hare oorfprong in te laten. Het twede en derde hoofddeel, over de oorzaken en kentekenen, heeft hy uitvoerig geplaatst. Het vierde heeft hy hier en daar verkort, en ook van het vyfde heeft hy alles behouden, wat hy in den kring zyner Lezers dienstig oordeelde. Het zesde heeft hy geheel en al weggelaten, dewyl hem zyne ondervinding geleerd heeft, dat het in de handen der leeken niets deugt, en dat zy, offchooh zy menen het nog zo wel te verflaan, nogthans den bal dikwyls misflaan. Om dezelve rede heeft hy ook van het zevende Hoofddeel veel, het welk alleen voor den Artz beflemd is, weggelaten. Van de ziekte gefchiedenisfen heeft hy voornaamlyk die genen uitgezogt, welken, na zyn gedagten, de kwaal onder zyne verfchillende gedaanten en vermommingen het best kenbaar maakten. Dit uittrekzel voldoet, na myne gedagten, zeer wel aan zyn oogmerk, en is zeer gefchikt, niet alleen voor lyders, maar zelfs voor geneesheren, die geen tyd hebbende om het grote werk van Kampf zelve te lezen, in deze verkorting aan-:  n».< VERTALERS; « fnerketyfte, gewigtige en leerryke waarnemingen omtrent de verfchillende foorten van verjloppingen vinden kunnen, en wanneer zy verder deze flof •willen nafporen, kunnen zy gevoeglyk tot het groot werk zelf haar toevlugt nemen. Omtrent het groot werk moeten wy nog aanmerken, dat het te wydlopig en omflagtig is, en dit is waarfchynlyk ook een der hinderpaalen zyner algemeene verbreiding, en dat het ook hier dien algemenen byval niet ontmoet , welken het verdiende. Het uittrekzel is ontbloot van deze overtolligheden, en egter niet van die klaarheid, welke er vereischt word in de be* handeling van een nieuw en min bekend ftuk der Ziektekunde. Ik wil egter geenzints op my nemen dit geheelc ftuk, hoezeer ik de verdiensten van den Heer Kampf hoogachte, te verdedigen. Het is niet te verwagten, dat deze leer, die nog in zyne kindsheid is, aanjlonds den hoogflen top van volkomenheid zoude bereikt hebben. Ik geloof, dat wy den Heer Kampf niet geheel en al zullen kunnen vrypleiten van dien yver voor zyn leerflelzel, welken wy genoegzaam by alle de uitvinders yan nieuwe Theorien vinden zullen. Hy heeft zyne denkbeelden te algemeen gemaakt, wel eens verfloppingen gezogt, daar er geene aanwezig waren, en buiten twyfel de verfchillende foorten van verfloppingen verward met de ophopingen van grove floffen in de ingewanden. Myn vriend, de Heer  * VO^ffR-EÜETUfeS VERTALERS. Marc asd fchreef my onlangs over dit fluk, dat er veel te zeggen viel op het werk van Kampfj maar dat hy egter de man was , die ons een nieuwen weg geopend had, die wy nog moeten gelyk maken, en vloeren, om ze goed te krygen. Om deze Voorrede niet te veel te vergroten i zal ik agter dit Werkje eenige aanmerkingen voegen, welke ik by het lezen van het werk van Kampf gemaakt heb, welke vooral de ophopingen van bloed met derzelyer gevolgen, de fcrophu1eufe verpoppingen, en de ophopingen van grovt ftoffen in het darmcanaal betreffen zullen; de verfloppingen van de ingewanden zelve heb ik onaangeroerd gelaten, dewyl my daaromtrend een genoegzaam aantal waarnemingen ontbrak. Ik moet egter vooraf mynen lezer verfchoning verzoeken; wanneer ik in dit fluk my te diep in het geneeskundige begeve , en insgelyks door die gene, welkê geheel gene geneeskundige kennis bezitten > niet genoeg verflaan worde. V £ R-  VERHANDELING óver de ZIEKTEN ik den ONDERBUIK en dé wyze om dezelven të genezen. t t: oor de verftopping der ingewanden vari don buik, of de infardus, verfta ik den natuurlykert toeftand der bloedaderen , inzonderheid der poortader, gëlyk ook de vaten der lyfmoeder, wanneer dez'clven, hiér en daar, vervuldj opgepropt én uitgezet worden door eeh traag omlopend bloed, het wélk eindelyk ftil ftaat, ftqlt^ kwa'yk vermengd, op' verfchillende wyze bedorven, Van zyne vloeibaarheid beroofd, dik,; taai, polypagtig en verhard is; of , wanneer* het verdikte weivögt in dezelven, ih de klieren; in het celleweefzél eri in dè eèrfte wegén zig verzamelt, aldaar verrót, verdroogt en op ver-» fchillende wyzen bederft. Schoon ik dé voordbrengzels van deze kwaal, dé vèrftoppende ónfaarringen des bloeds van Zeer Verfchillende hoe* danigheden In den afgang heb waargenomen £ geloof ik, dezelven nogthans gevoeglyk in de volgende hoofdfoórten, en dezen in byzondere foorten te kunnen verdelen.  2 §. I L De eerfte foort bevat dezulken, waaraan de bloedkoek, of de vaster, aardagtige, zwaare, olieagtige, brandbaare, meer zamenhangende beftaandeelen des bloeds het grootfte deel hebben. De eerjle byzondere foort van dezelve is deels een nog vloeyend, doch tot ftollen geneigd, en dee's een verdikt, geronnen , doch nog mals bloed, zonder reuk. De tweede, een onoplosbaar , doch vast zamenhangsnd, vezelagtig, vliezig, vleeschagtig bloed, hetwelk in de gedaante van roode of zwartagtige, het zy langwerpige en ronde polypen, of kleine en groote wanftaltige vleeschgewasfen afgaat. De derde vertoont zig als een niet zamenhangend, in hooger trap verdroogd bloed, in de gedaante van zwartbruin koffyzetzel, of van eene zwarte ftof, die aanftonds op den grond zakt, wanneer men 'er veel water op gegoten heeft. De vierde vertoont zig als een fmeriger, kleverige, vette, deels taaye, pekagtige, zwarte, donker bruine droesfem of heffe van het bloed, veeltyds in het geelgroene , of blaauwagtige vallende, welke dan uitziet als vlierfap, dan als groene zeep, of als teer, en dan weêr als verdikt wagenfmeer. De vyfde vertoont dergelyke ronde, deels weeke, deels fteenagtige zelfftandigheden, naar fchaapen- of geiten-keutels gelykende, die of geheel uit taai,  . ' g verhard en meestendeels Hinkend bloed beftaan, of welker binnenfte drek, menigmaal uit eene gipsagtige ftof, doch het buitenfte, als het grootfte gedeelte, bloedheffe was, of welker buitenfte enkel drékagtig, en de overige masfa zwartgallig is. I I t De tweede foort, welke ik onder den algemee* nen naam van Pituita bevat, vertoont zig ondex de volgende verfchillende gedaanten. De eerfle is een zig in de koude verdikkende en als gelei drillende klomp, die naar eywit, vogel- of kastenmakers Iym, die in water geweekt is, gelykr, meer of minder doorfchynende en wit, taai , flibberig, veerkragtig en voordrollende is, veeltyds geen reuk heeft, en zig ten deele als lange draaden laat trekken. De tweede , eene minder zamenhangende , fmerige, meer ftinkende zelfftandigheid, gelykende naar weeke kaas, etter, of in water geweekte potaarde, welke zig zei-* den als een dunne , fchuimende , gistende en krengagtige hef, doch dikwyls als eene ftyve pap vertoont. De derde vertoont zig als een voordbrengzel van gruttemeel of asch. De vierde vertoont zig als eene meer zamenhangende vuiligheid , die als taaye , rekbaare en dikwyls naauwlyks fcheidbaare , zenuwagtige proppen, als eene zelfiïandigheid naar gefneden kalfs-darm* fcheil en long gejykende, als vezelen, dunne A a  .iraaden, die men voor hairen aanziet, als kleine blaasjes, korrels , vlokken , brokken , of als wanftaltige, menigmaal met blaasjes doorweven klompen ter dikte van eene vuist, of als lappen, of dikke en dunne, nu en dan half doorfchynende vellen afgaat, welken deels laagiswyze op el» kander gekleefd , en deels in lange holle rolletjes , of tamelyk wyde zakken naar darmen gelykende, of kraakbeenige buizen, naar ganzen gorgels gelykende, gerond zyn, of minder vaste eh taaye, in de gedaante van kikvorfchen zaad, Hangen eyeren, of van den eyerftok der hoenderen , of als een lange reeks van aan elkander hangende, groote en kleine, met etter- honigbry- of fpekagtige ftof, of met verrot bloed gevulde ballen of blaazen van verfchillende verwe uitgeworpen word. De vyfde is eene verharde en als gom , of gipsagtige klompen ontaarce, weiagtige zelfftandigheid , die zig in de gedaante van gruis of wanftaltige fteentjes vertoont. §. I V. Van de infarclus der lyfmoeder, die zig zo wel in haare vaten vast zetten, als in derzei ver holligheid onthouden , en aan de wanden nu meer, dan minder, of wel in het geheel niet meer vast zitten , zag ik de volgende foorten ontlasten. Voor eerst, den boven befchreven, deels zwartgeelagtigen bloedhef; ttn tweeden, het  s ilymagtig zetzel, hetwelk dikwyls zagt, veeltyds fcherp en van veelerley verwen, als mede met gipsagtige brokjes geme~gJ was, en in de gedaante van witten vloed afging. Ten derden allerlei vleeschagtige of zulke gewasfen , die uit eene vezelagtige, vliezige of po'ypagtige zelfftandigheid zamengefteld, en in getal en grootte en lyvigheid zo verfchillende waren, dat men ze nu enkel, dan in groote menigte, en tot de zwaarte van een pond, dan zo taai als leder, of knoestagtig en kraakbeenig, danweeker, veeltyds uit dunne vliezen gevormd, en met blaasjes bezet of doorweven vond. De eerfte en tweede foort bevatten de vaten, maar de anderen hebben haar verbiyf in de holligheid der lyfmoeder. §. V. De lyders hebben zeldzaam maar eenerlei hoofdfoort van infarclus by zig , dikwyls maar eenerlei byzondere foort; doch hot gebeurt even zo dikwyls, dat binnen weinig uuren dan witagtige pituita, dan polypen, dan de zwarte flib, dan (lym en drek afgaan. De (lymagtige infarctus verzamelen zig dikwyls in verbazende menigte , en de ontlastingen zyn zomtyds zo onmatig, dat men het zelf moet gezien hebben, wanneer men het verhaal der lyders niet in twyffel wil trekken. Maar de natuur is hierin ook zeer dikwyls gunstig en verwekt periodieke ontlastingen, A 3  6 ! voor dat déze vreemde lichaamen door groóte hoeveelheid eir door de bekomen fchérpte, gedurende derzelver lang verblyf, fchadelyk kunnen worden en ziekten verwekken. Dit gefchied hüt meest door den ftoelgang; veel zeidzaamer door braken, door de zweetgaten der huid en door den pisweg, en allerzeldzaamst door de long enkwyling. Door de nieren, de huid en de lugtpyp 'ontlasten zig alleenlyk zulke foorten van bloedhefen pituita, welke zig: gemakkelyk laten oplosfen, en weder met bloed vermengen. Dan vertoont zig de zwarte of groenagtige pis menigmaal troebel, dik en met veel zetzel; het zweet is kleverig/ menigvuldig, dikwerf ftinkend, of in plaats van hetzelve word de huid met allerlei uitflag, puisten, zweeren, fcorbutieke vlakken en lazery bezet. Of er word eene witagtige, graauwe, geelgroene, zwartagtige, flymagtige, etteragtige ftof in groote hoeveelheid uitgeworpen, en is dikwyls van toevallen verzeld, welken van die der longteering moeilyk te onderfcheiden zyn. By het kritiek fluimen, is de adem dikwyls zo ftinkende, hetfpeekzel zofcherp, en het binnenfte van den mond zo gezwollen en ontitoken, als of het door de kwik bewerkt was. 5. VI. De meest gewoone voortekens van zulke kritieke ontlastingen zyn: ongeruste flaap, offlape-  righeid, vlaagen van ylhoofdigheid, of verdoving der zinnen en der leden , zwaarte of loomheid in dezelven, moeilyk ademhalen, veranderd gelaat, tusfchenpozende pols, het flaan der aderen, krampagtige zamemrekkingen in den buik, kolyken, of eene pynlyke, als ook geringe, doch lastige aandoening op eene zyde, even als of al de ingewanden des buiks afzakten, = afwisfelende zwelling der handen en voeten, bloeden uit den neus, benaauwdheid, die met afwisfelende, vliegende hitte en huivering, metverfty ving, verdonkering der oogen, of met vonken voor dezelven gepaard gaat. Voor het bloedfpuwen vertoont zig daarenboven eene hardnekkige verftoptheid., buitengewoone benauwdheid, maagpyn, eene beving der onderlip en neiging tct braken, en by den buikloop nu een aanhoudende ftoelgarg, waarby de afgang van tyd tot tyd en in geringe hoeveelheid volgt, dan eene hevige persfmg, waarby dezelve op eens in menigte uitgedreven word, meestendeels met lendepyn verzeld. Veeltyds kunnen de klysteeren reeds eenige dagen te voren niet ingehouden worden. Voor de kritieke ontlasting door het zweet befpeurt men gemeenlyk eene benauwde ongerustheid , en eene volle fiappe pols, welker Hagen drie 'of viermaal na eikanderen in fterkte fchynen toetenemen. Voor de kritieke ontlasting door de pis, drukking of pyn in de lenden en omtrent de blaas, hitte in de pisbuis en mqeilyke water: A 4  5 ■ iozing, hetwelk ook onder den afgang plaats heeft, en by wylen eene tusfchenpozende zwakke pols. 5. VII. Veele lyders krygen deze ontlastingen zonder verdere moeilyitheden; doch anderen ftasn aan de vrecslyklte toevallen bloot, als: geweldige hartkloppingen, benauwdheden, krampen, fpanning, zamentrekking of uitzetting van den'onderbuik , koude en verdoving der uiterfte deelen ongelykeen onmerkbaare pobfl,gen( tandknersfen, opfpringen der peezen , ontfteld gelaat trekkingen , vallende ziekte, zinnen en fpraakloosheid, flaauwten met ingevallen oogen en benauwd pogen tot braken, hetwelk met het overgeven van een weinig groene gal eindigt, en met eene benauwdheid verzeld is , die tot hersenwoede overflaat, insgelyks verdovende hoofdborst- maag- en darmpynen, die dikwyls met zulke geweldige aarvatlen der koorts gepaard gaan, dat men ze voor de gevolgen van eene waare ontfteking zou kunnen houden. Doch tot troost van vreesagtige lyders kan ik met grond verzekeren, dat van de honderd nauwlyks één pet zulke hevige toevallen gedreigd word, en dat zelfs by deze toevallen veeteer gen,zing, dan de dood, volgt, welke alleen te vrezen ïs, wan. neer 4e kragten door ouderdom, voorgaande siefc  ten, fterk verlies van bloed enz. te zeer uitgeput zyn, of wanneer door de zwaarte en langdurigheid der ziekte zulke veranderingen in de vorming der ingewanden zeiven te weeg gebragt zyn, die met de voordduring des levens niet kunnen be-; ftaan. J. VIII. •,.mVv«>'-' tb I i .«;-iblOOV».:^M 3l> flfiV IJSi^lïSTO, De infar&us verfchonen noch ouderdom, noch kunne, noch lichaamsgefteldheden ; egter zyn mannen en grysaarts veel meer, dan jongelingen en kinderen, en de laatiten weêr veel meer, dan jonge lieden van 15 tot 25 jaaren daar aan onderworpen , zelfs zyn de zuigelingen er niet vry van. Doch , wyl het veelen vreemd zou kunnen voorkomen, dat ik de kinderen ook onder het getal plaats van de genen, die aan de zwane gal onderhevig zyn , agt ik het nodigmyn gezegde door ondervindingen te bevestigen. F. Hofmann verhaalt van een kind, hetwelk, na de eerfte maand van zyne geboorte, aan de ontlasting van eene zwarte ftof ftierf, welke men na den dood zo wel in de maag en de darmen, als in de darmfcheels aderen, welken er mede opgevuld waren, ontmoette. Daar tegen heeft Lorry een meisje van zeven jaaren daarvan genezen gezien, ha dat het den vierden dag van eene koorts, die met verdoving, opfpringen der peezen , buikloop enz. gepaard ging, driemaal A 5  «ene zwarte,, pekagtige ftof, -welke eenen zilveren fchotel als met inkt verwde,. en. vlakken naliet, die men naauwlyks kon wegkrygen, overgegeven , en door den ftoelgang geloosd had. Ook heb ik over verfcheiden kinderen van onderfcheiden jaaren gegaan, welken door de infarBus gekweld waren, die zelfs de lever en milt hadden opgezet t en verd na derzelver overlyden van de tegenwoordigheid der infarclus nog meer overtuigd. Ik zaliflegtft e'e'n voorbeeld bybrengen. Een kind van omtrent zes jaaren, dat dikwyls met de zoode, maagpyn., neiging tot braken enz. gekweld was, kreeg eene goede foort van kinderpokjes. Nauwlyks waren dezelve uitgekomen, of er vertoonden zig gevaarlyke toevallen. Met één woord, de. pokjes floegen den zesden en zevenden dag weêr in. De dood volgde kort daarop , en by het openen van het iyk vonden wy de vaten der maag, en inzonderheid die van den ingang der maag ongemeen uitgezet door een zwart polypagtig bloed, waarby men ook knoestagtige verhardingen en ontftoken vlakken zag. Even als dit kind, bevinden zig ook allen, die met dit ongemak , hetwelk by di.zeiven zo moeilyk natefpeuren is , aangetast zyn, in een groot gevaar, zo dra er eene ziekte bykomt , fchoon dezelve van weinig belang fchynt te wezen. By de vrouwen zyn de infarclus van de cerfte foort zeldzaamer, dan by de mannen. Wanneer zy dezelven hebben, vind  '> "'" ' ft inert ze meest'In de vaten der maag, 'der baarmoeder en in derzelver'holligheid ; daar tégen zyn zy méerasn de fiymagtigen onderhevig. In hoe verre de eene lichaarrisgéfteldheid meer dan de andere' tot de infarclus geneigd is, heb ik op eene andere plaats aangemerkt;" .3£,riBrfiB .laab sib ';;uv pcbrjBWig.it lafc ovr «BV 9b na* ■ï^y -J-^ifjnJsrf "I. ' •qoi ■ -v ob si •, afturii jbno ai»b nybrjft-.v • f»9 rs» Ik weèt my fchier geen 'z'ekten en toevallen te herinneren', welken niet obrfprönglyk van de infarclus voordkomen, ten minfien, die 'er niet door verergerd of hardnekkiger door gemaakt zouden kunnen worden (*).: In tegendeel ben" ïk dikwyls verwonderd, wanneer ds in menigte Verzamelde "infar£ius zulke ' geringe toevallen verwekt hebben-, dat men er derzelver tegenwoordigheid nier uit kon afnemen, daar zy nogthans Om alle mïsverftanden voor te komen, moet ik hier aanmerken, dat het nooit de mening van den heer KSmpf geweest is , dat de infarftus genoegzaam de eenige oorzaak der hier genoemde ziekten zyn. Hy wilde alleenlyk daar inede zeggen, dat er weinig ziekten zyn, onder welken 'de infarftus zig niet reeds verfcholen had,. of die door derzelver bykoming niet gevaarlykcr of ongeneesiyk geworden zyn. Hy wilde daar door alleenlyk op den grondregel doen letten, welken groote geneesheeren reeds voor lang geleerd hebben, dat men de ziekten niet naar derzelver naamen, inaar naar derzelver oorzaaken moet behandelen, dat men deze oorzaaken met hulp der haar eigen zyr.de toevallen uit den fchuilhoek moet te voorfchyn halen, wanneer men se gelukkig wil behandelen.  in ftaat zyn , om aanleiding tot eene groote wanorde in het lichaam te geven. Voor eerst fielt de verftopping van meer of minder vaten in den onderbuik aan den geregelden en vryen omloop des bloeds paaien, van welks geregeldheid nogthans de geregeldheid van alle werkingen der ingewanden van dit deel afhangt. Uit hoofde der natuurlyke vereeniging van de vaten en ingewanden des onderbuiks, is de verftopping van een vat of een ingi wand de oorzaak der navolgende verft- pping van de overigen, tot dat het eindelyk zo verre komt, dat fchier allen in derzelver werkingen belet worden. Deze werkingen nu ftrekken allen, deels tot-voordbrenging der tot de vertering nodige Pappen, deels tot verëdeling der verteringsfappen, door de voorgaande reeds bereid; dus lyden beiden hier door. De onzuivere, fcherpere vertenngstappenveroorzaken krampagtige zamenrrekkineen , oprispingen, enbefloten winden in de darmen, waardoor dan eensdeels de bereiding van het maagfap gebrekkig, anderdeels het vloeibaare bloed gedwongen word, met geweld in de nog open zynde kanaalen in te dringen, en daar door in den onderbuik zeiven zo wel, als in de afgelegen deelen, de borst, het hoofd enz; aanleiding te geven tot tegennatuurlyke ophopingen en uitzettingen.  IJ ö X. Ten tweeden gebeurt het dikwyls, dat van de vastzittende infarclus in de vaten, doch veel meer van die, welken in de darmen verplaatst zynr onzuivere deelen los gaan , zig by het bloed mengen , met hetzelve omlopen, of zig allengs in and :re ingewanden plaatzen. In het eerfte geval veroorzaken zy waarfchynlyk, zo'zeer als alle and're fcherpten, al de toevallen, welken men onder den naam van Zenuwziekten bevat, en die men veelal aan de tegennatuurlyke aandoenlykheid dezer deelen toefchryft, zonder aan eene prikkelende oorzaak te denken, die deze aandoenlykhe'd in werking zet. Maar in het tweede geval maken zy in deze ingewanden nieuwe verftoppingen, welken in het begin nog beweeglyk nog geneeslyk, doch meest gevaarlyk zyn. Als dit by voorbeeld de milt en de lever treft, ontftaan er waterzugt, geelzugt, melancholie enz.; nemen zy derzelver loop naar de long, dan zyn aamborstigheid, longtering en ontfteking de gewoone gevolgen; zo de hersfenen er door aangetast worden, volgt er hoofdpyn en ylhoofdigheid enz. \ doch zo zy gelukkiglyk naar de huid gedreven worden, komen er allerlei vlakken, uitflag, en zweeren te voorfchyn; zoeken zy haaren uitgang door de nieren, ontftaan, wanneer dezen reeds uit zigzelven gipsagtig zyn, graveel en fteen, of deze ftof ontlast zig in  14 - ■-• groote menigte met de pis; als zy naar de ge< migten gaan, veroorzaken zy jigt, podagra enz.; zo zy in menigte in den flokdarm worden verplaatst, dan verwekken zy benaauwdheid, pyn in hetlyf enz., die, na het lozen van fteenen door den ftoelgang, en het braken , dikwyls aanftonds ophouden. Menigmaal verlaten de wisfelbaare orgemakken derzelver zitplaatzen, om in eene andere verwoestingen aanterigten. Zo zyn by voorbeeld hoofdpyn en ylhoofdigheid dikwerf in eenen pisvloed, kolyk, buikloop, lever en miltziekten, waterzagt, aambeyen, in valfche en waare longontfteking, in jigt, en dezen inde eerften overgeflagen. §. X I. Men zal uit dit alles ligt de mogelykheid zien, dat uit deze eene bron ontelbaare onheilen van veelerlei foort kunnen voordfp ruiten. Ten minften heb ik de volgende ziekten, en meer andenn, die my thans niet te binnen fchieten, niet eens, maar verfcheiden van dezelven vyftig en honderdmaal, zedert ruim dertig Jaaren, uit den grond genezen, enkel door de lyders, daar alle tekens van andere gewoone oorzaaken ontbraken, en de infarclus zig door veelen openbaarden, daarvan aftehelpen. Het zyn de zenuwen en ziekten van den geest, de daartoe behorende hypochondrie, opftygingen,, vallende ziekte, Hui-  *5 pen, krampen, fpr'aak- en zinneloosheid, zinrang, nagtmerrie, nagtwandelen, flaauwten, verdraaying van den hals, moeilyk flikken, verfchietend halsgezwel, kwyling enz., uitzinnigheid en zwaarmoedigheid; allerlei foort van hoofdoog- en oorziekten, als aanhoudende en geregeld afwisfelende hoofdpyn op onderfcheiden plaatzen, vogtige en drooge ontfteking der oogen, graauwe en zwarte ftaar,-; verfcheiden gehoorgebreken, verdoving, zwymeling, flaapziekte , flaaploosheid, beroerte, lamheid, enz.; borstkwaalen, engborstigheid , fmoorzinking , bloedfpuwen, longziekte; ziekten, van den onderbuik, kolyken van onderfcheiden aart, met toevallen Van kolyk van Poitou ,drekbraken, buikloop, hardiyvigheid, wind- water- en geelzugt, nierenwee, allerlei ongemakken in het water maken, pisvloed, breuken, uitzakking van de lyfmoeder en den aarsdarm; huidziekten, allerlei uitflag en zweeren, kwaadaartige kliergezwellen, melaatsheid, fcorbut, pyn en zwelling der gewrigten; overtollige bloedvloeyingen, wanorde der natuurlyken, onvrugtbaarheid, miskraamen, enz.; koude fluipkoortzen , heete ziekten. Ik heb de Zenuwziekten, inzonderheid de vallende ziekte, zo dikwyls uit de infarclus, voornaamlyk de flymagtige en zwartgallige, uit de verftopping der darmfcheilsklieren, en daar uit ontftaande opgeftopte koortzen, fchoon veel meer by kinderen, dan by volwasfenen zien ontftaan, dat ik onder twintig zulke  lyders er naauwïyks twee of drie heb aangetroffen , by weiken ik eene andere oorzaak te beftryden had. 5. XII. In het algemeen geeft alles, wat den natüurlyken gezonden ftaat der vloeibaare en vaste deelen des lichaams derwyze verandert, dat de vryé geregelde loop des bloeds, door deszelfs kanaalen geitoord en geftremd word, gelegenheid tot teling van de infarclus. Deze nadelige verandering kan nu de beide deelen te gelyk, of elk derzeiven in het byzonder treffen. Döch, daar de band tusfchen het bloed en deszelfs vaten even zo naauw' is, als de band tusfchen de ziel en het lichaam, kan geen Van beiden langen tyd kwalyk gefteld zyn, zonder dat het andere ook niet zou lyden. Nogthans fchynt my de eerfte oorzaak derzelveri veeleer in de vaste, dan in de vloeibaare deelen te liggen, wyl ik my niet kan verbeelden, hoe by behoorlyke werking der eerften op de laatften, deze tegennatuurlyk verdikt, of zelfs hier en daar geftremd zouden kunnen worden , en wyl ik my alleen op deze wyze een denkbeeld kan maken, hoe deze ziekte in het algemeen in onze weeklyke tyden menigvuldiger, dan by onze voorvaders, by weeklyke ftedelingen meer, dan by den fterken, werkzaamen landman gevonden word. Ik befchouw derhalven de verminderde of ongelyke werking der vaten op het bloed als eene der eerfte oor*  • 17 öbrznakeri, het zy nu, dat dezen te flap en onwerkzaam, of, hot we'k zeldzaamer is, te ftyf, te droog en te onbuigzaam, te gevoelloos of cö prikkelbaar zyn; in het algemeen komt derzelver werking daar !.p uit; d„t zy der omloop des bloeds met geen genoegzaame levendigheid bevorderen, het in geen bphoorlyke menging houden, en aan idész< ÈFs' tegennatuurlyk indringen den verdichten tegenstand niet kürmen bieden, of in de laatften hetzelve wegens p'aatslyk gebrek aan büigzaamnëid, of wegens kr-ampagtij-eZc.mèntrek-' kingen, het natuuriyk gevolg van te groote prikkelbaarheid, niet overat vry laten doorgaan, wesfialvei» het zig daar, waar het minder tegtnftand ontme>et, moet verzamelen, gelyk dan ook deze tegenftand fteeds meer moet verminderen, én deszelfs vaten fteeds wyder uitzetten. $. XIII. De Heer Markard heeft, eilaas! volkomen gelyk, wanneer hy zegt, dat eene verflapte geftcldheid het algemeen erfdeel van de beste kla&fe* van menfehén is. Men tragt wel, gelyk hy té regt aanmerk^ heden ten dage deze algemeene zwakheid-zó veel mogelyk door de eerfte opvoe* ding voortekomen, doch gaat hierin mistenten ook weêr te verre; maar, hoé zeer alle deze po* gingen do harding en verfterking van het ganfche lichaam bedoelen, heeft men egter tot nog toe B  is 1 altyd nog te weinig in aanmerking genomen de natuurlyk zwakkere vaten en ingewanden van den onderbuik, en de natuurlyk traager en moeilyker omloop der vogten in dezelven. Het is waar, veele verftandige moeders, van de nadeligheid der keurslyven overtuigd, hebben dezelven van haare kinderkamers verbannen; maar weinigen hebben het nog op zig kunnen verkrygen, de vorming der fraaye geftalte- geheellyk der natuur overtelaten j onder voorwendzel, dat de kinderen anders niet gemaklyk te behandelen zyn , vind men in plaats van de keurslyven alom een^ge flappere lyfjes zonder baleinen, die egter niet nalaten, de vrye beweging der borst en des buiks te hinderen, en inzonderheid de ingewanden des laatften uit de plaats van het middenlchot te zeer naar het bekken nedertedrukken, en daardoor denvryen omloop des bloeds door de vaten derzelven tc ftremmen. §. XIV. De misüagen, welken nog dagelyks in de wyze van de kinderen te voeden begaan worden, zyn gewigtiger en fteiker werkende tot voordteling van de infarBus. „ De maagen der kinde„ ren verteren fchielyker, zy hebben meervoed„ zei nodig, en hun fchreyen is een bewys, dat „ de natuur hetzelve vordert", zyn de gewoone antwoorden, die men my geefc, wanneer ik het onmatig voedzel geven aan kinderen beftraf. Dat  zy fchielyker verteren, vind by my nog geen geloof; hunne verteringsfappen zyn niet zo werkzaam als de onze, hunne vaste deelen in het algemeen ongetwyfeld zwakker, van waar zal de fchielyker vertering komen? Neen! hunne darmen zyn flegts prikkelbaarer dan de onzen, en floten de overmaat, die zy genieten, wyl dezelve als eene lastige prikkeling daarop werkt, fchielyker uit ; doch dit hiet geen verteeren. Ik ben overtuigd, dat kinderen, uit hoofde van derzelver wasdom, meer voedzel nodig hebben; maar moeten zy daarom opgepropt worden, tot dat hun ganfche buik als eene trom gefpannen is? Hoe kan eene behoorlyke fpysvertering plaats hebben, wanneer de werking der maag door haare te fterke uitzetting geftremd , de werkzaamheid der verteringsfappen in de plas der genuttigde voedingsmiddelen gefmoord word? Zy zal voorzeker niet volgen, maar de fpyzen zullen veel eer tot haar natuurlyk bederf overgaan ; er zullen winden en rauwigheden ontftaan; de eerften zullen de darmen nog meer uitzetten, en de naastgrenzende ingewanden en vaten zamendrukken; de laatften krampen en krimpingen verwekken , en daar door den vryen omloop des bloeds door den onderbuik beletten. De verteringsfappen zullen niet in ftaat zyn, een goed voedingsfap te bereiden; het zal derhalven taayer en onzuiverer worden, dan het moest zyn, in de melkvaten •vergaan, en uit dien hoofde met meer moeite £ 2  30 ÏT~m~ml door deze'ven en de darmfcheilklieren gaan, allengs in dezelven ftollen, en dezelven verftoppen. Wanneer men den kinderen fpaarzaamer op eens en dikwyler voedzel gaf, zou zulks voorzeker b?ter aan dit oogmerk beantwoorden, en zou zelfs van het gedurig gefchrei, dat men fkgts als de natuurfpraak des horgprs befchmwt, een einde maken. Wenen is de algemeene taal der kinderen, waarmede zy hunne behoeften te kennen geven, en hun :yden uitdrukken; maar zyn d(•■,■■::•! : r.i n 'Xr.ty, Vflfttt ,fefi è0al §• / X V. \,;: r ? I .Lish Eene andere uitwerking van het onmatig voeden der kinderen is, dat deszelfs gevolgen zig ook tot de volwasferen uitftrekken, en .dat de neiging'tot zwelgery, dikwerf in de wieg geteeid ,..z'g allengs met den jongeling ontwikkelt, en deze reeds zynen vollen wasdom bekomen- hebbende , nog toeneemt, en eindelyk tot den trap van onverzad.lykheid ftcigt. Zo dra Ihgt gehemelte geen maat meer houd voor de behoefte der-maug, — en hoe vroeg begint dit niet reeds — wyken wy van den weg der natuur af, en men heeft dan te wagten, dat wy vroeg of laat daar voor moeten iyden. De grond der onverdouwlykheid lis;t niet zo zeer in de zwaarte der fpyz^n , als wel in dï menigte, die wy gebruiken , en in de verfcheidenheid der op eenmaal gebruikte, die ons dikwyls tot nog meer gebruik aanzetten, wanneer de maag reeds volkomen voorzien is. De maag en darmen worden door dezen overvloed van dag tot dag meer uitgezet, veriitzen allengs derzelver veerkragt en prikkelbaarheid, en geven uit dien hoofde aan de rauwe overblyfzels van gebruikte fpyz:n fteeds langer verblyf, Dezan worden dan rot en fcherp, blyven in de plooyen. S 3  22 - der half verlamde darmen liggen, verzwaren deels door derzelver werktuiglyke drukking den omloop des bloeds in de darmen zo wel, als in de naby gelegen ingewanden, en onderhouden anderdeels eene geftadige prikkeling in deze ftreek, welke den aandrang der fappen in de vaten dezer ingewanden vermeerdert, welken, in hunnen doorgang zo veele hinderpaalen ontmoetende, de varen tegennatuurlyk uitzetten, en daardoor de eerfle oorzaak tot ftremming in dezelven geven. Dikwyls gelukt het dezen zwelgeren , de natuurlyke ftraf wegens deze overdaad langen tyd te ontwyken, zo lang zy namelyk door werkzaam leven en veele beweging der natuure gelegenheid geven- om door den overvloed het door hunne werkzaamheid verlorene te vergoeden, of hun lichaam daardoor zo te houden, dat het eensdeels niet zo gevoelig is voor fchadelyke indrukzels, anderdeels fterk genoeg word, om alles wat hetzelvt zou kunnen benadelen, met kragt uittedryven. Maar, wanneer zy op eens tot eene zittende levenswyze overgaan, zonder tevens hunne maaltyden meer te bepalen, of dat zy van overlang in dezen voor den' menfeh tegennatuurlyken toeftand hebben moeten leven, liggen zy onfeilbaar voor de infarclus bloot. Door het zitten word de vrye omloop van het bloed door den onderbuik verhinderd, al de ingewanden van denzelven worden zamen geperst, en dus de vrye "verrigting van derzelver werk helet. Dit zyn  23 reeds op zigzelven oorzaaken genoeg,om gebrekkige affcheiding der verteringsfappen en ongenoegzaame uitwerping der vuiligheden te bewerken, het bloed door den tegenftand, dien het alom in zyne beweging ontmoet, gelegenheid te geven om taai te worden, te ftremmcn, zyne vaten tegennatuurlyk uittezctten , en zig alsdan, wanneer het derzelver werkzaamheid verminderd heeft, aan de wanden derzelven te zetten, ze daar door allengs te vernauwen , en eindelyk zelfs te verftoppen. Wanneer hier nog by komt een geftadig verb'yf in eene vogtige lugt, misbruik van warme dranken , die enkel als warm water befchouwd, fchadelyk moeten zyn; warme baden , en het enkel gebruik van fiappe , al te ligt verteerbaare, minder vaste fpyzen, dan is het nadeel des te grootcr, en dó kwaade uitwerkingen op de gezondheid zyn des te eerder te wagten. \. XVI. Deze zwakheid der vaste deelen word niet altyd zo langzaam veroorzaakt uitwendig geweld, als floten, vallen op den buik en den rug, zwaar tillen, flagen , fterke fchuddingen door geweldig braken, hoesten en niezen, kunnen de aderen dikwyls fchielyk en tegennatuurlyk uitzetten, en, aanleiding tot ftilftand van het bloed op die plaats geven; als mede verplaatzing der ingewanden veroorzaken, dienvolgens infdfttiis bewerken. B 4.  Heus bedroefd, dat deze uitzetting der adere» fteeds toeneemt, en met d n tyd grooce z.kkeu vormt, waar in de. ongcneeslyke infarBus zig plaatzen, en dat dit kwaad, wa ,r& zo d.kwyls gelegenheid word gegeven, in het bcg:n moeilyk of in het geheel riet te ontdekken is. By kinderen, d,e dagelyks aan, eenen gevaar.yken val of «oot bloot gefteld zyn, kan leeds den ^ gro-d dSartoe gelegd zyn, die eerst in laater Jaaren zyne kwaade werkirg laat blyken; doeh hoe veelenfter,en er reeds vroeg aan, zonde? dat men sa*c aanleiding kan gewaar worden? ft raad derhalven ouders, dat zy hunnen huisgenoten ftnkt,ykzu,lenaaB,e7e;en>aanftondsteJ « jen, wanneer de k.nderen een ongeluk van vallen of ftoren gekregen hebben , als wanneer het kwaad door koude pappen van SchmuckER en. kan verhoed worden. Eer,eP,otSlykontft2a,e, drukkende en aanhoudende pyn of hp^« . en ta M r . py ' or ftet gevoel van zwaar- te en fpann.ng aan een deel, en het moeilyk hlgen op de eene of andere zyde, zyn de gewoone kentekens van deze kwaade gefteldheid. De re d! rn zakken uitgezette en opgepropte vaten ont men het best in gedaante van eene ongelykheid o verhevenheid, wa„neer men eenen nognugtcren lyder, eerst voor zig ftaande, en vervolgen „ eene regte houding op den rug liggendej ^ ke hand beurtiings op deZe en gene zyd van d« onclerbmkvasten drukkende legt\ en met de S fg van de andere hand op dezelfde wyze de  - '25 plaatzen daar teren over, van boven en van onder en in het midden betast, en zulks na veranderde houdingen herhaald ( *). §. XVII. Pe voornaamfte grond tot de infarclus ligt niet a''yd in de te fLppe, werklooze vaste deelen, dikwyls worden zy ook veroorzaakt door tegengcftelde gebreken, door te groote ftyfheid en te fterke pr kkelbaarheid, die egier ook veelal met te flappe vezelen gepaard is. Ik geloof juist niet, dat het ten aanzien der vaten van de ingewanden des onderbuiks, en ten aanzien van dezen zelfs dikwyls het geval is, dat zy in het algemeen te zeer °e!pannen en te flyi zouden zyn, ook geloot ik niet, dat, indien het geval al wezenlyk piaats had, dezelven infarclus in den onderbuik zouden kunnen veroorzaaken ; doch het gebeurt evenwel dikwerf, dat de zelfftandigheid van een ingewand, of deszelfs vaten te vast en onbuigzaam zyn, en dat het bloed door den tegenftand , dien het daar vind, genoodzaakt word, met grooter geweld in de weeker, buigzaamer vaten der overige ingewanden in te dringen ; gelyk zy ook zeer dikwyls ophopingen in de inwendige, van (*■) Zie Isenflaum proeve van eenige beoefenende aanmerkingen over de ingewanden. B 5  z§ ^————» natuure weeker deelen by zulke menfchen verwekken , die door eene al te werkzaame, vermoeijende levenswyze, hunne uitwendige deelen en derzelver vaten zo verhard hebben, dat zy als ware het fchier kraakbeenig zyn geworden. De voornaamfte oorzaak daar avan moet gezogt worden in onze levenswyze; in ongemakken en vermoeidheden , in het misbruik van fpeceryen, van geestige dranken, en der berugte Elixirs met brandewyn gemengd (*), ajs by voorbeeld, die, "welken naar derzelver uitvinders, Whytt en Stoughton, genoemd worden. Indien de overtuiging, dat eeten en diinken alleenlyk beftemd zyn, om den honger en den dorst te ftillen, het dagelyks verlies van bet lichaam weer te herftellen en hetzelve te voeden, door oefening gevolgd werd, zouden wy minder fpeceryen, liqueuren en maagelixirs nodig hebben. Maar, wyl de maag nog veeityds met haar voorgaande dagwerk te doen heeft, wanneer men haar weder eenen nieuwen last oplegt, en de tong dikwyls in den dienst vereelt, en voor den aagten fmaak van ongekruide fpyzen gevoelloos geworden is, moet men zekerlyk tot deze hulpmiddelen zyne toe- C*3 ZlMMERMAN , die voorzeker in zulke gevallen ver. diend gehoord te worden, fchreef eens aan eenen bypochondrist, dien men het gebruik van zulke Elixirs aangeraden had, en die hem deswegen om raad vraagde: ik kan u het gebruik daar van even zo weinig aanraden, als ik u kan raden, dagelyk» vergiftin kleine hoeveelheid intenemen.  vlugf nemen., wanneer er tog gegeten moet worden. Zeer zelden is derzelver matig gebruik van eenig nut, en in het algemeen is derzelver misbruik nadelig. Het is eene vaste wet in de natuur, dat eene telkens herhaalde prikkeling allengs haare werking verliest, wyl het gevoel door dezelve verftompt, en het geprikkeld deel in het' algemeen ruuwer en harder word gemaakt, en beiden, zo wel fpeceryen als liqueuren en brandewyn werken op de vaste deelen, als prikkelende werktuigen, geven aan dezelven dus tegennatuurlyke hardigheid en ruuwhcld, en doen de fyner weiagtige deelen des bloeds ftremmen, leggen dus den grond tot ftollingen, en veroorzaken werklyk ftollingen in de kleiner- vaten. Het misbruik van den wyn is minder nadelig; maar het blyft egter altyd een misbruik, het welk vroeg of laat eene kwaade werking op de gezondheid moet hebben. Ik ontken deszelfs deugden niet, ik weet, dat dezelve heilzaam, evenals artzeny, werkt, wanneer hy als zodanig gebruikt word; maar zal hy deze kragt door de gewoonte niet verliezen, of zo hy dezelve behield , het welk nog erger zou zyn, zal hy dan op het gezond lichaam, dat geen artzeny nodig heeft, niet even zo nadelig werken, als eene andere artzeny, die in dit geval genomen werd ? Ik berisp ook in het geheel deszelfs matig gebruik niet, fchoon ik aan de algemeene noodzaaklykheid twyfel, en deze behoefte veeleer in den zwakken wil, dan in den  zwakken maag meen te vinden. Doch voor deszelfs misbruik moet ik waarfchouwen, wyl ik weet, dat winden, neiging tot zuur, bedorven eetlust, taaiheid der teppen , ruuwheid der vaste deelen, en daar uit ontftaande verftoppingen der kleiner vaten met al derzelver gevolgen ontegenipreekyke werkingen van denzelven zyn. §. XVIII. Ik heb hier voor gezegd, dat te groote prikkelbaarheid der v-'tste deeien ook eene voornaame oorzaak &ex' infarclus is , en als men bedenkt, dat het by deze geftcldheid noch aan phyfifche noch moreele prikkelingen ontbreekt, weiken de- • zeiven in gedurige werking houden, en dat krampagtige zamentrekkingen en vernauwingen nu hier dan daar de gevolgen daar van zyn, zai men my hier in wel gelyk geven. Vraagt men my naar de oorzaak dezer prikkelbaarheid , dan moet ik met Markard zeggen: „ Wy zien niet diep genoeg ,, om de oorzaak van dit kwaad optegeven. Ik „ weet niet of het kwaad van hpt bekleedfel der „ zenuwen , of van het merg derzelven voord„ komt, of van de wanorde in de levensgeesten, „ of van fpanning , of van verharding, of van „ onbekende gefteidheden. Maar dit is onlo„ chenbaar, dat zomtyds de oorzaak meer in de „ zenuwen zeiven , en zomwylen meer buiten w dezelven in eenige prikkelende oorzaak ligt."  Maar dit weet ik zeker, dat wanneer deze treurige kwaal eens een begin genomen heeft, dezelve door wellust en weekykheid van allerlei aart, door het lezen van aandoenlyke fchriften, en in het algemeen door te groote ingefpatinenheid van alle kragten der ziele, door onmatig venusfpel , en voornaamlyk door kragende, gelyk langzaam vergift voordvretende hartstogten tot den hoogften trap gebragt kan worden. Menigmaal ontdekte ik eerst na onvermoeid nafpeuren, de volgende gelegenheid gevende oorzaaken tot de infarclus , namelyk heimlyke zorg , -'opgekropte wrarkzugt en gramfchap, bekommering , droefheid, hartzeer over eenig verlies, ongelukkige liefdedrift enz. Men moet dezen als fluipende en knagende vergiften befchouwen , wanneer zy , gelyk gemeeniyk gefchied , by aanhoudendheid werken, en dus het kwaad ongeneeslyk maken, 5. XIX. Wanneer nu door deze kwaade gefteldheid der vaste deelen derzelver werking op de vloeibaare verzwakt is , en hier nog oorzaaken bykomen, die de vloeibaaren meer geneigd maken tot verdikken en ftremmen, is de voordbrenging van de infar Bus flegts des te fpoediger en zigtbaarer. Ruuvv, nat en koud winterweeder , daar men ook we! mag byrekenen gebrek aan beweging en verfche plantgewasfen, is het voornaamlyk eigen, deze  nadelige werking op onze fappen te doen, gelyk de in dit jaargety inzonderheid heerfchende flyinzinking- en rheumatieke koortzen, als ook de menigvuldige langdurige ziekten in dien tyd , en welken als gevolgen dezer oorzaak befchóuwd kunnen worden, als by voorbeeld, geel-[en waterzugt, genoegzaam bewyzen. Egter "hangen zulke ziekten niet altyd van het jaargety en het weeder af, en er zyn genoeg veranderingen in onzen dampkring, welken dergelyke ziekten verwekken en algemeen maken, en nogthans door geen der werktuigen, die ons de verandering der eigenfchappen van de lugt doen kennen, kunnen ontdekt worden. Ook zyn zulken er niet erger aan, die na dergelyke gevolgde veranderingen eene heete koorts krygen, wyl deze koorts er zelfs toe dient, om, door de vermeerderde werking der vaste deelen, het taaye en verdikte in de vloeibaare-n weer op te losfen, of door deverfcheiden werktuigen der ontlasting aic te dryven ; terwyl integendeel de geenen , die gedurende' zulke heerfchende ziekten flegts eenige onpaslykheid hadden, dikwyls lang naderhand aan langdurige ziekten kwynden , tot welken de grond toen reeds was gelegd. Waarfchynlyk komen deswegen onder alle oorzaaken der infariïus en derzelver gevolgen geen menigvuldiger voor, dan te vroeg opgeftopte afwisfelende koortfen. Dezen zyn gemeenlyk het middel, waar ,van de natuur aig bedient, om zulke reeds verouderde of eerst  veroorzaakte taaiheid en verdikking der fappen weêr op te losfen, en aan dezen derzelver natuurlyke vloeibaarheid weder te geven. Wanneer dezelve nu door te vroeg gegeven koortsverdryvende middelen in haare werking gehinderd word, zal deze taaye ziekteftof zeer ligt gelegenheid vinden , om in de vaten en ingewanden, welken door de koorts reeds verzwakt zyn, te ftollen en zig in dezelven vast te zetten; terwyl zy integendeel meest van zelve verdwynt, zo dra deze vuiligheden behoorlyk opgelost en uitgedreven zyn; fchoon het aan den anderen kant ook weder waar is, dat eene kosrts, die te lang duurt , door het ganfche lichaam te verzwakken, de fpys vertering te beletten , en het lichaam door het fterk zweeten van de nodige vloeibaarheid te beroven , insgelyks infarclus kan verwekken. Als men dit alles bedenkt, zal men wel begrypen, dat het geen zo gemaklyke zaak is, eene koorts te genezen, gelyk men gemeenlyk waant, en dat het een hemelsbreed onderfcheid is, eene koorts te genezen, of alleenlyk haare zigtbaare uitberstingen te ftuiten. Eveneens is het gelegen met verfcheiden foorten van fcherpten in de fappen, die gemeenlyk derzelver rol op de huid en de uitwendige deelen fpelen, waaronder voornaamlyk de jigtige , pokagtige, klieragtige en fchurftagtige fcherpten behoren. Schoon dezen eene groote ontroering in de gezondheid veroorzaa.ken, zo lang zy in de uit-»  wend-ge deelen vertoeven, is dezelve ^ m verre na zo groot, en haare kwaade wJkL2 *o z.gtbaar niet, .,. wanneer men> * ^ zeiver bron uitgeroeid te hebben, haare weggen op de d elefl doof rugdryvende middelen tragt te fluiten. He^ Jn minder rT/r:nWeg »S nmder fchadelyk m dezelven vast gezet wierd, b yftnu m de masfa des bloeds, verwekt eené a gemeenepnkkelingin zyne vaten, welke daf, terplaatze, daar dezen buiten dien het zwakfte en prtolbaarftezyn, in den onderbuik kramp! agttge verengden ten gevolge heeft, en daar door verfloppingen en verdikKing der vloeib J deelen, en emdelyk verftopping der.kanaalen zeiven veroorzaakt. ««««en §. X X. Het ,s eene algemeen aangenomen ftetlmg dat de verdrkking van het bloed hoofdzaaklyk daar van afhangt wanneer het van deszelfs vLibal xe, dunne beftaandeelen op de eene of andere wyze. beroofd word; doen fchoon dezelve alle" H:fChy" ykStiS'iszy egter niet altyd op de ondervtnding gegrond. Zy geld alleen onder zekere voorwaarden, die by voorbeeld eene ftrem«mg van den omloop des bloeds, in welke deszelfs bmten beweging en menging gebragte dee~ lenztg ras fcheiden, de vloeibaare ontglippen, ca  33 eh de dikkeren zig zamenvoegende vereenigen , of eene anderzirfs taaye of ontftekingagtige dikke gefteldheid der vogten, ofeenigen anderen hachlyken toeftand des lichaams vooronderftellen. De« zulken gaan dus te verre, die alle tegennatuurlyk vermeerderde affcheiding van het wateragtige des bloeds telkens voor de eerfte oorzaak der verdikking houden; in tegendeel vind men by swaklyke lieden, onaangezien al deze ontlastingen, het bloed dikwyls zo dun en wateragtig, dat men er door hulp der kunst meer zelfftandigheid aan moet geven. Geheel anders is het gelegen met de verkwisting der vogten, welken voornaamlyk de fynfte deelen des bloeds bevatten, ik bedoel de onmatige eh te vroege uitfchietingen des zaads; het zy dat dezelven gefehieden door de vleeschlyke vermenging, of door de ze lfbevlekking; fchoon de laatfte meer en treuriger gevolgen heeft, wyl dezelve, van minder zwarigheden verzeld, veelmeer, en zelfs door onrype jeugd gepleegd word. Beiden beroven het lichaam, het welk nog alles tot zynen wasdom en volkomen vorming nodig heeft, van een vogt, het welk tot beiden zo onontbeerlyk is, verhinderen dus, dat hetzelve de fterkte en vastigheid niet bekomt, welken het anders zou verkregen hebben. Tevens trekt de gedurige prikkeling op die plaats het bloed te zeer naar den onderbuik, welks zwakke vaten dan niet in Haat zyn om weêrftand te bieden, allengs het vermogen verC  34 Hezen, om zig te vernauwen, en verzamelplaatzen van de infarclus worden. Dank nebbe derhalve de heer Tissot, dat hy het algemeen de oogen daaromtrent geopend heeft! Dank hebbe de heer Z immer man, dat hy gansch Duitschland ook oplettende gemaakt heeft op het onanismus (de zclfb:vkkking) van jonge kinderen, de bron van dezen zelfmoord nagefpoord, en nadruklyk daarvoor gewaarfchouwd heeft. Verftandige lieden anders, het gevaar kennende, dat hunne kinderen dreigt, zullen nu voorzeker elke verdagte houding, alle onvoorzigtig aanraken der teelleden beletten, voor dat zy door gewoonte en zinnelykheid onoverwinlyke oorzaaken dezer ondeugd worden. Zy zullen door matigheid en verwydering van alle fpeceryen uit de fpyzen der kinderen verhoeden, dat geen fcherpe vogten, geen verftoppingen in hun kliergeftel die, gelyk ik in myn groot werk overtuigend bewezen heb, zeer dikwyls eene bron van dit kwaad zyn — verwekt worden, en dusdoende eene bron van dit kwaad floppen, welke de ergfte en ongeneeslykfte van allen is. Om dezelfde reden, waarom het verfpillen van het zaad en de vlugge vogten van denzelfden aart door letterblokken, driften, vermoeijingen enz. de verzwakking der vaste . deelen, en de verandering der vloeibaaren, dienvolgens de voordteling van de infarclus bevorderendoet het menigvuldig kwylen der bypochondristen, de fterke ontlastin-  ! 35 gen van melk van zwakke zogende vrouwen , en de fterke bloedontlastingen door onmatig aderlaten, endoor wonden, voornaamlyk door fterke bloedvloeijingen, tot weiken de infarclus reeds dikwyls gelegenheid geven, zo als by voorbeeld deaambeijen, ook veel daartoe. Hiertoe behoren ook de kwaadaartige roode loopen, gelyk ook de langdurige buik- en pisvloeden. §. XXI. Doch onder de oorzaaken, welken de vogten fchielyk doen ftremmen en ftollen, tel ik het kond drinken in de hitte en andere plotslyke verkoudingen van het verhitte lichaam; insgelyks gramfchap, fchrik en groote vrees. Hier behoren ook nog by zwaare flaauwten, gevaarlyke verplaatzingen der ziekteftoffen naar de ingewanden des ©nderbuiks in de koortfen, en de verplaatzing der melk. Alle zamentrekkende vergiften doen dezelfde werking, inzonderheid al de verfchillende toebereidingen van het lood, en de fchielyk daar door geftopte bloedvloeijingen. Al deze oorzaaken beletten door krampen in de vaten, of door verwekte volkomen werkloosheid van dezelven, hunne werking op de vloeibaaren, die, zodra als deze werking ophoud, ftilftaan en ftollenT C 2  0. XXII. De flymagtige infarüus komen onder de overigen in grooter menigte en het meeste voor, en derzelver gewoon verblyf is in de darmen. Ik vind ook dagelyks het gedarmte, zelfs by zulken, by welken ik geen voorafgaande oorzaak, geen duidelyke gelegenheid tot zieklyke voordbrenging der flym kon ontdekken, met zulk eenen verbazenden voorraad opgevuld, dat ik moet befluiten, dat deze buitengewoone vergadering in de eerfte wegen ook plaats kon hebben by lieden, die voor het overige gezond waren wanneer het bloed zyn uitvaagzei allengs derwaard werpt, en hetzelve uit veelerlei oorzaaken aldaar terug gehouden word, en door langheid van tyd zodanig aangroeid. Maar de oorzaak, dat de natuur juist dezen weg, en in onze eeuw veel meer dan wel anders^, inilaat, moet waarfchynlyk in onzen leefregel hoofdzaakiyk gezogt worden. Wy eten meer, dan wy moesten eten, drinken meer warme dranken, dan voortyds gedronken wierden, gebruiken meer fpeceryen en zitten meer, dan het behoort. Dit alles doet onze darmen meer uitzetten en flap worden, en maakt, dat zy de vuiligheden langer huisvest, dezen door het langer verblyf fcherper worden, en door hulp der fpeceryen en van alle zogenaamde maagverfterkende en heete zaakerj eene geftar  37 ilge prikkeling in dezelven onderhouden, en dasr door allerwaarfchynlykst deze tegennatunrlyke affcheiding uit de ontelbaare vaten en klieren, die in den natuurlykcn ftaat eene zagte flym tot befcherming der darmen affcheiden, bevorderen. Uit hetzelfde oogpunt befchouw ik ook den zwarten drek (.m&conium) der kinderen, namelyk als eene bloedheffe, tot deszelfs zuivering afgefcheiden en met gal en darmflym vermengd, welke, in groote hoeveelheid aanwezig wordende, den eerften grond tot de infarclus inde baarmoeder legt. Ik ben' dikwyls verbaasd geweest over de onbegrypelyke menigte, welke veele kinderen, na het gebruik van laxeermiddelen, of van het eerfte zog, afgingen. Dit had inzonderheid plaats by zulke kinderen, wier moeders, gedurende haare zwangerheid, haaren eetlust te fterk voldaan, of eenen goeden voorraad van flym en zwarte gal in de eerfte wegen verzameld hadden. Veeltyds egter was deze zwarte drek zo taai, dat dezelve de gewoone ontlastende middelen weerftond, en fchriklyke darmkrimpingen en ftuipen veroorzaakte, wanneer men te befchroomd was, om denzslven door fterker middelen uittedryven. Uit deze menigte en taaiheid befloot ik de mogelykheid, dat dezelve, even als de andere infarclus, veele jaaren lang agter blyven, tot verzameling van menigerlei flymagtige, zuure en vuile flib, die dezelve naar zig trekt, of waarmede dezelve zig hardnekkig vermengt, en eindelyk, wannesr C 3  dezelve door eene befmetting en koortsagtige bewegingen aan het gisten gebragt is, tot defchriklykfte toevallen gelegenheid kan geven. Ontelbaare ondervindingen hebben my in deze gedagte verfterkt, en op de overblyfzels van den zwarten drek in de ziekten van kinderen fteeds oplettender gemaakt. Ik moet ook nog aanmerken, dat zo wel deze zwarte drek, als de galagtige en flymagtige vuiligheid wel meestendeels de darmen bezetten, maar ook in de poortader terug fluipen, en daar gelegenheid geven tot nieuwe en erger verftoppingen, en dat inzonderheid de flym, nevens de kwaade fpysvertering het grootfte deel aan de verftopping der darmfcheilsklieren heeft. 5. xxiii. Onder de oorzaaken, die voornaamlyk de moeder voor de boven befchreven infarclus vatbaar maken, tel ik, behalven de algemeenen, inzonderheid de voorafgegaane vroegtydige verlosfing, de onmatige b'oedvloeyingen , de ongeregeldheid en te fchielyke ophouding der kraam- en maandelykfche zuivering, de ongeregelde leefregel der zwangere vrouwen, en de verzameling van eenen verharden drek in den kronkeldarm, driftigheid en gemoedsbewegingen der kraamvrouwen, het misbruik van heete, dryvende, zamentrekkende en verdovende middelen, het vast binden van het lyf van dezelven, en veelerlei andere nadelige be-  handelingen van onbekwaame vroedvrouwen. De nadelige gewoonte van den damp der kooien door middel van ftooven onmiddellyk tegen het lichaam te laten gaan, doet er ook veel toe. §. XXIV. Dezelfde treurige ondervinding, die my geleerd heeft, dat de infarclus, welken in den onderbuik verborgen zyn, zo moeilyk na te fpeuren zyn, dat zy zig dikwyls jaaren lang, zonder merklyke ongemakken, kunnen vergaderen, en plotslyk en onverwagt, by een voorkomen van eene volmaakte gezondheid, door beroerte en fmoorzinking den dood veroorzaken ; dat zy ten minden haare werking menigmaal meer in afgelegen deelen, dan in den onderbuik doen, dus haare zitplaats onder andere ziekten, die zy verwekken, verbergen; dezelfde ondervinding, zeg ik, die my de ftreeken eens vyands heeft leren kennen, welke zyne tegenwoordigheid zo lang verbergt, tot dat hy, door toeval, of door een gevallig treffend middel uit zyne verfchansfing gedreven , zig eerst by den afgang verraad, dient my nu, daar ik zo dikwyls door hem bedrogen ben, tot eene waarfchouwing, om zelfs tegen hem op myne hoede te zyn, wanneer ik flegts Van verre grond heb, om hem te vermoeden, en tevens tot eenen leidraad, om zyne fchuilhoeken des te zekerer op te fpeuren. Het gaat met C 4  4p de infartlus, even als met alle andere ziekten, zommigen van derzelver kentekens zyn het alleen hetreklyker wyze, veelen zyn onder zekere voorwaarden meer of minder zeker, en de meesten, enkelen uitgezonderd, faedrieglyk. Hier in ligt voornaamlyk de oorzaak, dat de meeste Geneeskundige Schriften voor het gemeen het nut niet gedaan hebben, dat zy hadden kunnen doen, wyl onervarenen in de geneeskunde dit niet overwegen, maar angstvallig begerig zynde, hunner ziekte eenen naam te geven, elk enkel toeval, dat zy lyden voor het karakter der ziekte aanzien , en niet bedenken, dat elke ziekte het een of ander toeval met andere geheel tegengeftelde ziekten kan gemeen hebben, dat alleen het geheel , de zamenloop van alle toevallen, gepaard met eene nauwkeurige kennis der voorafgegaane oorzaaken, die er gelegenheid toe "hebben kunnen geven, het regte middel aan de hand geeft, om de eene ziekte van de andere te onderfcheiden. Men moet dierhalyen, om van de tegenwoordigheid der infarclus zeker te worden, verfcheiden kentekens te gelyk in aanmerking nemen, en, het welk ik als de hoofdzaak aanbeveel, de voorafgegaane oorzaaken, de ziekten, die er mede gepaard gaan zo wel, als de volgenden nagaan. Pok moet men agt geven op het klimaat en dé lugt, waarin de lyder leeft, op zyne fpyzen en dranken, op zyn handwerk, ouderdom, gcfligt, femperarrfent, en zeifs op de lichaamsgefteldheid  '4ï en ziekten zyner ouderen. Zo rrroet men ook in aanmerking- nemen de voorafgegaane gistftoffe, welke in de lugt heerfcht en de vogten verdikt, de ontydig geftopte koude koortzen, de gevolgen van kwalyk behandelde heete koortzen, de ftremming der aambeyen en andere affcheidingen van het bloed , den . kouden drank in hitte of in gramfchap, de fchielyke verkouding. met fchrik, uitwendig veroorzaakt geweld van liaan of ftooten, de hevige,doch gefmoorde gramfchap,groote vrees en fchrik, het misbruik van verhittende dranken, de aanhoudende knagende hartstogten, de al te fterke infpanning der kragten van den geest, de plotze verandering van de gewoone levenswyze enz., en, wanneer men overtuigd is, dat men gelegenheid genoeg tot deze ziekte gegeven heeft, zig de menigerlei ziekten herinneren, die de gewoonlyke geboorten derzelven zyn en vergelyken, of eene onder dezen met die, welke men zelf heeft, overeenfternt. Doch deze overeenftemming moet men niet willen bepalen dooide overeenkomst van een enkel toeval, wyl het zelve even zo veel uit eene andere oorzaak kan voordkomen, maar door den zamenloop van verfcheiden of van die alleen, welken ik nu als zo veele kentekens zal opgeven. c 5  42 5. XXV. Veele groote Geneesheeren-, onder dewelkcn ik alleen den beroemden Marcard zal aanhalen, die myne lezeren uit zyne voortreflyke befchryving der bronnen van Pyrmoud voorzeker bekend zal zyn, zyn met my overtuigd, dat de meeste langdurige, hardnekkige ziekten, insgelyks een groot gedeelte der langdurige, hardnekkige en ongeregelde koortzen of'uit den onderbuik voordfpruiten, of ten minften door gebreken in deze ftreek verergerd en ontemlyk gemaakt worden. De hypochondrie onderfcheid zig voornaamlyk hier door, wyl zy meest uit deze bron voordvloeit. Daar is wel eene hypochondrie, die enkel van eene atonia, „en. al te groote prikkelbaarheid van de werktuigen der fpysvertering, van de zwakheid en al te fterke gevoeligheid der zenuwen afhangt; maar dit is dan nog zelden het geval, en heeft altyd, wanneer het eenigen tyd aanhoud, wegens de veele rauwheden, winden en krampen,die het veroorzaakt, ras eene ftremming des omloops in den onderbuik ten gevolge, die dan van geen minder aanbelang is', dande eerfte oorzaak der ziekte zeive, wyl zy daar door onderhouden word, en zonder derzelver verwydering niet genezen kan worden. Men kan dus met groot regt de gewoonlyke toevallen der hypochondrie, gebrek aan fpysvertering, aan eet-  43 Just, hardlyvigheid, de gebreken der huid, hartkloppingen, winden, benaauwdheden, gefpannenheid , drukking, vliegende hitte , neiging totzuur , onnatuurlyke gefteldheid der pis J fpeekzelvloed enz. onder de waarfchynlyke kentekens der infardus tellen. Men kan dezelven niet onder de zekere kentekens rekenen, wyl zy even als de traagheid of zwaarte der leden, koude van dezelven en Yan het ganfche lichaam, verdoving, duizeligheid, die, weinige gevallen uitgezonderd, nooit verdween, dan na menigvuldige ontlastingen van eene flymagtige ilib — flaaploo3heid, of tegennatuurlyke neiging tot flaap , fchrikagtigheid , vrees , kleinmoedigheid,, treurigheid, die eindeiyk in ongevoeligheid en razenry overflaat, eene langzaame, ongeregelde en uitzettende pols , het flaan der fiagaderen in den onderbuik, de opgezette , gefpannen harde buik, dikwyls wederkomende , ras overgaande buikpynen, van rauwigheden, wormen, winden en krampen, als van de wezenlyke infardus kunnen voordkomen. Daar tegen heb ik waargenomen, dat derzelver onafgebroken beklemdheden, met bezwaarlyk ademhalen en diep zugten, of eene gewaarwording van fpanning en zwaarte onder de korte ribben, als of het hart geftadig geperst, of de buik door eecen band gekneld was, en de hardnekkige kolyken, veel dikwyler van eenen ongelyken en deels geftremden omloop van het verdikte bloed der poortader  veroorzaakt worden. Het ongèwoohe vet worden geeft meestendeels wanordens en verftoppingen in den onderbuik te kennen, wyl eene wanorde in de werktuigen tot bereiding der gal, in de vaten der milt en lever, dezelven buiten ftaat ftelt, de vette , olieagtige deelen des bloeds op te nemen en te bevorderen, waardoor zy dan des te menigvuldiger in het net en celleweefzel verzameld worden. 5. XXVI. In gevallen, waarin de geregelde vloeijende aambeyen plaats houden van de onder de afch fmeulende infarclus, en derzelver tegenwoordigheid verbergen, waarin de natuur by elke dergelyke gewaarwording dezen weg tot verligting van den lyder indaat, waarin zy de tegennatuurlyke ophoping in de naburige vaten, die nog vry van verftoppingen zyn, en derzelver uitzetting, dus de kramptrekkingen, de pynen enz., en de gevaarlyke gezwellen in de afgelegen deelen verhoed of vermindert, waarin zy menigmaal door den afgang van een lepel vol bloeds de fchriklykfte en gevaarlykfte toevallen veel zekerer wegneemt, dan een pond bloeds door aderlaten afgetapt; in zulke gevallen zullen weinig lyders op de gedagten komen, dat zy van infarclus kunnen ontftaan. „ Zonder twyfel, zegt Marcard, ver„ gelykt men in het algemeen de aambeyen te  45 „ zeer met fie natuurlyke Bloedvloeying der „ vrouwen, men befchouwt ze meer als eene „ nuttige ontlasting, wyl dezelve verligt, dan „ als een kenteken, en het gevolg van eenen te~ „ gennatuurlyken toeftand, namelyk van eene op„ hoping van bloed in den buik, welke men „ moest tragten, weg te nemen. Van de verza„ meling (ophoping) des bloeds gaan altyd voor ;, de uitvloeying ongemakken vooraf, welken „ verdwynen, zo dra het bloed weg is, dat is „ de verligting ; maar men bedenkt niet, dat „ men deze niet nodig heeft, wanneer men het „ mogelyk zogt te maken, dat de ophoping des „ bloeds in het geheel niet gefchiedde, en dus de daardoor veroorzaakte ongemakken door de „ ontlasting van hetzelve niet weggenomen be„ hoefden te worden." En Marcard heeft voorzeker gelyk, en ik ga niet te verre, denk ik, wanneer ik de meesten, die met aambeyen gekweld zyn, van verftopping in de poortader niet vryfpreek, en wanneer ik dezelven flegts nog al* kandidaten daartoe befchouw, by welken deze ziekte enkel als eene plaatslyke ontlasting van eene algemeene volbloedigheid moet aangemerkt worden. Eene ftilzittende levenswyze, weeklykbeid, zwelgery, overtollig gebruik van warme of verhittende dranken, gekruide fpyzen, misbruik van zeer fterke purgeermiddelen uit aloë ene. en geweldige hartstogten geven gelegenheid tot deze aambeyen, en bevorderen het uitbreken van  ■6 dezelven, wyl zy de vaten van den onderbuik verflappen de voordftuwing van het bloed naar dezelven bevorderen, en zynen vryen omloop hinderen; door verkoelende middelen, die den afgang gemaklyker en den harden drek week maken, door aderlaten, koele klyfteeren, en vermyding der oorzaaken worden- dezelven menigmaal ipoedig weggenomen. Dienvolgens kan men de toevallen , die aan de aambeyen eigen zyn, met regt in de klasfe der kentekens ftellen. Onder deze toevallen komen by my de volgenden inzonderheid in aanmerking : wanneer zy dikwyls op eenen bepaalden'tyd weer komen , en met de overige gewoone ongemaksen, als lendenpyn enz. gepaard zynde kolyken, maagkramp, walging, braken, geeuwhonger, kramptrekking benaauwdheden, trekking en Tpanning in den nek, pyn in het agterhoofd en duizeling, valfche longontfteking met lozing van eene etteragtige ftof, nierenwee, aambeyen der blaas, moederfchede, puisbuis en des ilokdarms, die zo wel bloedig als fiymig zyn, zwelling der teelballen, jeukende uitflag, zweeren en fistels rondom en in den aars. Deze verfchynzels hebben dit eigen, dat zy veelal op bepaalde tyden weerkomen , waardoor het gemaklyker word, derzelver nog verborgen bronwel, die ook zeer tot het periodieke neigt, en dikwyls , gelyk §. Ven VI. reeds gezegd is, periodieke, verligtende ontlastingen verwekt, te ontdekken.  47 §. XXVII. Om nu te weten, welk der ingewanden eigenlyk door dit kwaad in eenen tegenr.atuurlyken ftaat geraakt is, moet men derzelver verrigtingen, die hun eigen en in wanorde gebragtzyn, hunne ligging en betrekking met andere deelen nagaan. Men kan egter hieromtrent nog niets bepalen, voor dat men op zekere plaatzen een aanhoudend gevoel van drukking, ondraaglyke zwaarte, en ftompe pyn, met veel benauwdheid en hartkloppen gepaard, en eindelyk een gezwel waargenomen heeft, 'waarby dikwyls een bloeden uit één neusgat komt. Als men dit, inzonderheid door de kunstgreep in §. XVI. gemeld, in de linke zyde befpeurt, en de lyder met minder ongemak op die zyde kan liggen en rusten, kan men van de verftopping der milt zeker zyn. Maar als men hetzelve in de regte zyde ontdekt, met eene gevoelige en aanhoudende pyn in den fchouder, die de gewoone middelen weêrftaat , en met een krampagtig en prikkelend gevoel aan den gorgel en den hals, betekent zulks verharding of verftopping der lever; voornaamlyk, wanneer gebreken der gal en gebrekkige aflcheiding van dezelve, galiigtige verwe van het aangezigt en de oogen, en ook wel van het ganfche lichaam, bittere en drooge mond,het zuur, hardlyvigheid , witagtige ontlasting, maagpynen, kwaade fpysvertering en veele  winden daarmede gepaard gaan. De aanhoudende hoofdpynen van allerlei aart,de voor de oogen zwevende hersfenfchimmen, de menigvuldig/en gedurige lozing van eene wateragtige pis, "het moeilyk watermaken, het zwellen der be'enen, en het plaatslyk zweet aan het hoofd , in den nek, op den' rug enz. zyn insgelyks kenmerken van de infarclus in het eene of andere van deze beide ingewanden. In warme landen heeft men by de miltzugtigen meer dan eens eene zwartagtige verwe van het gezigt en de pis waargenomen. Doch ik rade, dat men in het bepalen der zitplaats van het ongemak niet te voorbarig zy, wyl de kronkeldarm met harde vuiligheid en win' den uitgezet zynde , omtrent de lever en de milt een hard gezwel, en zelfs eene aanhoudende kloppende pyn, nevens hardlyvigheid veroorzaken, en de affcheiding der gal en pis hinderlyk zyn kan, en ook, gelyk ik §. X. aangemerkt heb verhevenheid of gezwellen op verfcheiden plaatzen van den buik maken, welken na genoegzaame ontlastingen van flym en zwarte gal aanftonds verdwynen. §■ XXVII I. De infarclus van de vaten der maag openbaren zig door verfcheiden kentekens, en laten zig gemaklyker ontdekken dan de anderen, wanneer men op de volgende omiiandigheden agt geeft. De  45 Di lyders, die daarmede behebt -zyn, voelen eene fpanning, persfing, pynlyke drukking, of eene zwaarte omtrent de maag, welken dikwyls met een hard gezwel, hetwelk men uitwendig kan voelen verzeld zyn. Veeltyds word de ilokdarm zamengetrokken, zo dat het flikken moeilyk word. Dikwyls veroorzaken aanhoudende of periodieke hik én zode benaauwdheden , hartkloppingen, en eene hevige maagpyn, welke eenigen tyd duurt, groote ongemakken. Zy worden nog daarenboven door duizeligheid, loomheid en drukkende hoofdpynen gekweld. Benauwde mislykheid, ftuipagtig pogen tot braken, en- dadelyk braken van taaye flym, met bloedftreepen en ftukjes geronnen bloed vermengd, zomwylen van klaar water, zyn insgelyks gewoonlyk. Dit gebeurt gemeenlyk des morgens vroeg. Het menigvuldig braken, zonder daartoe gegeven gelegenheid, geeft ook ongeneeslyke verhardingen der maagklieren, inzonderheid van den mond der maag, als mede ophoping des bloeds in de hersfenvaten te kennen. Insgelyks kan het braken met geweldig pogen daartoe verzeld, enkel een gevolg zyn van de overmaat in het voldoen der liefdedriften. Dikwerf is de adem zo ftinkende, dat zy den lyder zeiven zeer verveelt. Zomtyds is de mond te droog , en dan volgt er weer- een geregeld wederkomende kwyling. Dan ontbreekt de eetlust, en de lyder heeft eenen walg van de fpyzen, en dan heeft hy weêr eenen onmatige» D  s° ■ ■ trek tot eeten. De buik is fchier altyd verftopt; cn de pis raauw, dun en bleek, dikwyls egter zeer troebel. De verftopping der darmfcheilsklieren openbaart zig door eenen dikken, harden of ingetrokken en dkwyls pynlyken buik, met toenemende magerheid der overige deelen, wanorde in den eetlust en den ftoelgang en het watermaken , zynde de pis ook dikwyls melkagtig en zandig, en de dorst des nagts en des morgens ongemeen; door eene bleeke gezwollen geftalte van het aangezigt, ten minften gezwollen en uitgeflagen lippen en neus, met eenen blaauwen kring om de tranende oogen; door eene gemelyke toornige gemoedsverandering, die inzonderheid tegen den avond merklyk, en by veelen met domheid, by zommigen met waanwysheid gepaard is. Onder de fpooren tot deze verborgen kwaal, kan men ook rekenen het dikwyls wederkomend bloev den uit den neus, vogtigen hoest, nierenwee , graveel en de jigt der kinderen, verplaatfte leden, wanftaltige knokkels , of de engelfche ziekte, klieragtige zweeren, de zenuwziekten, de onwillekeurige zogenaamde zaadftortingen, en de tegennatuurlyke al te vroeg rype drift tot het venusfpel. Doch , volgens myne waarneming, zyn zy meestendeels een gevolg van een te flegt bereide chyl, welke, wegens de kwaade gefteldheid der darmfcheilsklieren, onzuiver en fcherp is, weinig of ongelyk voed. Men kan van de verftopping dezer klieren eerst zeker zyn, wan-  rcer men door oplettend gevoel aan den buik verheven , harde gezwellen, of aan andere deelen onder de huid de enkele klieren verhard en gezwollen ontdekt. Om van de aanwezendheid dezer ziekte by volwasfenen verzekerd te zyn, moet men ook onderzoeken, of zy reeds in de eerfte jeugd daar mede zyn behebt geweest. $. XXIX. De zwartgallige, polyp- en flymagtige infarclus van de vaten der baarmoeder, of, liever, derzelver voordbrengzels van daar in de holligheid def baarmoeder, ontdekken zig door de voorafgegaane gelegenheid gevende oorzaaken , door ongeregeldheden in de maandftonden, of eenen dikwyls wederkerenden, onmatigen, of al te fpaarzaamen afgang van te dun, (lymagdg, wankleurig, ftinkend of dik, lymig, vezelagtig, klonterig , zwart, dikwyls verrot bloed; door gedurige en fchielyke hartkloppingen, benaauwdheid en opgezetheid; door bleeke dunne pis, die al te fterk, veeltyds te weinig ontlast word, en met flymvezelen enz. beladen is; door eene drukking en pyn ter plaatze van het fchaam- en heiligbeen, gelykende naar weën, als mede door weerkomendepynen in dedye ; door dun wateragtig vogt in de borsten, en door eenen hardsgtigen, dikwyls zeer dikken buik, die egter niet, gelyk by zwangere vrouwen, gewelfdis, waarby dandikD 3  5s = , wyls uitzakkingen der baarmoeder, vrees voor miskraamen, opftyging en gewaarwordingen van pynlyke fehcuten omtrent de baarmoeder komen. Dezelfde kentekens ontdekken ook de mola, of de zogenaamde, zuigers, die van een bedorven menfcbiyk ey, waarvan men gemeenlyk de fpooren in het yoordbrengzel ziet, en van den ontaarten moederkoek ontftaan, en de geneeswyze niet veel veranderen. f, XX X. Van de flymagtige infarclus heb ik in het algemeen devolgende'toevallen, als zo veele kentekens opgemerkt. Eene onaangenaame, dikwyls knagende gewaarwording omtrent de maag, die zomwylen met eene gewaarwording van heete zode, of van eene yskoude, welke meer aan de glasflym eigen is, verzeld word, gebrek aan eetlust, walging, neiging tot fpuwen en braken, zuur, rotagtig oprispen, kwaaden, onnatuurlykcn fmaak, en Hinkenden adem. By anderen eene gulzigheid, met ongemeen fterke fpysvertering, die zig veeltyds tot ongewoone fpyzen en ftrydige dingen uitftrekt; of eenen bykomenden geeuwhonger, die flaauwten veroorzaakt , beklemdheid der borst, benauwde fpanning onder de korte ribben, nagtmerrie ; drukking, zwaarte en fterk kloppen onder den hartkolk; tusfchenpozende pols, een periodiek, droegen krampag-  si dg hoesten met lenden- en dyxpynen, en gezwel der ballen, afwisfelende krampagtige bewegingen der darmen, rommeling, ligte kolyken, gevoel van eene loomheid in den onderbuik en de utterfte leden; hoofdpyn, verwarde reden, koude voeten, hoofdpynen, duizeling, flaaploosheid, gebrek van het gezigt en de ftem; eene ongevoelige onverfchilligheid omtrent de geliefdfte voorwerpen ; goede en kwaade luimen, lachen en wenen zonder reden, of aanhoudende zwaarmoedigheid, zwaare behaauwdheden, ftuiptrekkingen, nevens allerlei andere toevallen van hypochondrie en opftygingen, die menigmaal met ongewoone aanvallen van koorts verzeld zyn. Dikwyls is de pis helder, raauw, doch veeltyds troebel, melkagtig, met zeer veel flymig zetzel. Zomwylen word dezelve met moeite geloosd, maar zomtyds gemaklyk en al te veel. Veele klagen over ongemeene neiging tot wateren, en ook tot het byflapen. Zommigen lozen veel flymige itof door den neus en den mond, en wanneer het zeldzaam geval plaats heeft , dat men zulken moet aderlaten, is het bloed gemeenlyk met eene fpekagtige huid bedekt, veelen hebben eene neiging tot buikloop, wanneer gemeenlyk eene flymige rotagtige .vuiligheid door den ftoelgang geloosd word; dikwyls heeft er verftopping van den buik plaats, die, het welk wei opgemerkt moet worden, fterke purgatien weêrftaat; by zommigen is de buik hard, dik en gefpannen, D 3  54 of aan de regte of linke weeke zyde des buiks gezwollen, by de meeste volwasfenen natuurlyk of krampagtig terug getrokken, fchoon de darmen door deze fiib als vol gepropt zyn, en de tong zuiver is, die men by anderen met eene witagtige lym overtogen vind. Veelen zyn aan uitflag, zweeren der huid, fcorbutiek tandvleefch, vloeyende ooren en lopende oogen onderhevig, en by eenigen heb ik eene dikke uitgeflagen bovenlip, gezwollen, ontftoken en fchurftigen neus, jeuken van denzelven, tandknersfing, nevens de overige toevallen, die den lint-en andere wormen eigen zyn, waargenomen, zonder dat ik by de ontlasting van de zogenaamde wormflym een fpoor van dezelven ontdekt had. By anderen was derzelver aantal te gering, dan dat zy zulke vreeslyke uitwerkingen zouden hebben kunnen doen. §. XXXI. Het is indedaad te bejammeren, dat men van de verftopping der darmfcheilsklieren en poortader niet eerder volkomen overtuigd kan worden, dan wanneer men het gezwel van de eerften voelt, en de ontlasting van de laatften ziet, en dat zelfs alsdan de zinnen kunnen bedriegen. Want, hoewel men de hoedanigheid van dit tegennatuurlyk uitwerpzel kent, kan men egter nu en dan vervoerd worden, om de waare infarclus voor overblyfzels van ilymige, veilige, vezelige, pezige,  ■ 55 fchilagtige en hardagtige drooge fpyzen en andere ingezwolgen, en in de darmen veranderde lichaamen; of, omgekeerd , dergelyke raauwigheden voor wezenlyke infarclus te houden. Men moet derhalven nauwkeurig vernemen en onderzoeken, of er geen overlading der maag met vee'erlei fpyzen, die eene betrekking op de verdagte hoedanigheid der raauwigheden hebben, vooraf gegaan is ? welke foorten van drank en geneesmiddelen gebruikt zyn, die dezelven, ten aanzien der koleur en lyvigheid , kunnen veranderen ? Of deze bedrieglyke vuiligheid door kragtige uitdryvende middelen met de toevallen gemaklyk te overweldigen is? En of er eindelyk geen fpooren van wezenlyke infarclus by dergelyke bewerkte ontlastingen kunnen ontdekt worden? Verfcheiden Geneesheeren hielden dus voornaam'yk de uitgebraakte zwarte gal voor lang te voren gebruikte chocolaad, dikke en troebele koffy, bofchbeziën en pontak; anderen daartegen befchreven de uitgeworpen ongelagtige klompen als zeldzaame en onnatuurlyke voordbrengzels; daar zy ondertusfchen niets anders zyn dan overblyfzels van vetten kost. Zo hield ik eens zelf ftukjes kandyfuiker, die onder den afgang gemengd waren, voor galfteentjes , en eens zag ik eenen zwarten en pynlyken afgang voor zwarte gal aan, daar dezelve ondertusfchen een gevolg was van een gebruikt elixir van vitriool. Zo heb ik my Laten verleiden, om eene hypochondrie, die onD A  der andere aanmerklyke ongemakken met een gezwel m het regte weeke van den buik verzeld was, als eene verftopping der lever te befchou^en, en te behandelen; doch die na het gebruik van visceraalklyfteeren gedurende agt dagen, waar door de ontlasting van den kronkeldarm van winden en veel verharden drek te weeg gebragt werd, gelukkig eindigde. Maar nog veel meer heeft het gezond gelaat der lyders, het gering ongemak en het gebrek aan overtuigende kentekens my doen dwalen, en hen van de infarRus doen vryfpreken, daar zy dezelven egter wezenJyk hadden, en dikwyls is het my gebeurd, dat ik de gewoone toevallen der infarRus als gevolgen van eene kwaade fpysvertering, of der zenuwhypochondrie befchouwde, en dat ik niet eerder van het tegendeel overreed werd, dan na dat ik na het gebruik dervisceraalmiddelen, die ik op goed geluk voorgefchreven had, indedaad infarRus onder den afgang ontdekte. §. X X X l l. Om nu het lichaam van den tegennatuurlyken toeftand , die uit de infarRus, welke zig daarin gezet hebben, gevolgd is, te bevryden,moet men vooral tragten dezelven beweeglyk te maken, en als dan tot de ontlasting te bevorderen. Dit is zekerlyk gemaklyker gezegd dan gedaan. Want dtkwyls word de arbeid en het geduld van eenen  Herkules vereifcht, om zulk eene tot verbazens toe opgekropte, verouderde en onbeweeglyke flib uittedryven, en de verfteende en als ingedreven ontaartingen des bloeds te overweldigen. Doch door deze helddadige onderneming verfta ik zulk eene niet, wanneer men het lichaam door geweldig werkende middelen derwyze ontroert , dat het kwaad met geweld los gerukt en uitgedreven word. — Eene geneeswyze, die nu en dan wel eens gelukt, doch fchier altyd met levensgevaar verzeld is. — Maar ik bedoel eigenlyk eene met de natuur overeenkomende, zagte en egter nadruklyke handelwyze met zulke middelen, die in het algemeen den vasten zamenhang, welken de beftaandeelen der infarclus onder elkander, en met derzelver bevattende deelen hebben, los maken; die inzonderheid de verdikte, verdroogde, verharde fappen vogtig maken, weeken» verdunnen en ontbinden; die dezulken, welken op verfchillende wyzen bedorven zyn, verbeteren; die het geronnen bloed fmelten , of deszelfs olieagtige, aardagtige , van vogtigheid beroofde deelen, door middel van derzelver zeepagtige eigenfchap , met de wateragtige weer vereenigen, en dezelven dus vloeibaar maken; die tevens de vaste deelen weer derzelver natuurlykcn ftaat doen aannemen , en zo eindelyk aanprikkelen en verlterken, ten einde zy de infarclus, op d. ze wyze bereid, door. de glad gemaakte wegen zouden kunnen uitdryven. D g  §. XXXIII. Aan deze op zulke wyze werkende middelen, welkende drie ryken der natuur,]doch grootstendeels het plantenryk, in menigte aanbieden, word gemeenlyk, en met regt,den naam van visceraalartzenyen gegeven. Zy worden zo wel in gedaante van artzenyen, als van voedingsmiddelen gebruikt, en zo wel door den mond als door den aars mgebragt. De eerfte gewoonlyke wyze, van dezelven in te flikken, kan in zulke gevallen genoegzaam zyn, wanneer de ftollingen des bloeds in de vaten niet te diep ingeworteld, en niet te zeer ontaart, maar nog vatbaar voor eene oplosfing en eenigzins beweeglyk zyn, en wanneer de vuiligheid, welke in de darmen verzameld is, niet in te groote menigte en niet te taai is. Maar, wanneer het tegendeel plaats vindwanneer zelfs vleefchgewasfen ter dikte van een vuist, en ter lengte van eenige fpannen, of harsten fteenagtige klompen in hunne verdroogde of verlamde kanaalen gekiemd zyn; wanneer de bloedhef eene pek- of Jymagtige hoedanigheid aangenomen, en zig te fterk in de vaten en darmen opgehoopt heeft; wanneer zig nog daarenboven beide foorten van infarSus, ver van het hart, diep in den onderbuik, in de holte der dikke darmen, en tusfchen derzelver vliezen ingenesteld hebben: alsdan zal men met visceraalmidde-  59 len, gelyk men door menigvuldige ondervindingen weet, weinig of niets uitvoeren, by aldien derzelver kragtig afcrekzel niet tevens door den aars ingefpoten word. En hoe kragtloos de middelen moeten zyn, die naar de gemeene wyze aangewend worden, om zulk eenen zwaaren last te tillen, kan men ook hier uit beiluiten, wyl zy een kanaal, dat met ontelbaare opflorpende buizen voorzien, en vyfmaa! langer dan het lichaam is, moeten doorwandelen, voor dat zy dé dikke darmen bereiken; wyl hun menigmaal de weg in het bloed door eene onbedwinglyke flym, die de toegangen overpapt en verftopt', grootftendeels gefloten is, zy dus genoodzaakt zyn, om met de vuiligheid veelal vrugtloos aftegaan; wyl zy in de maag en darmen, die door de infarBus kwalyk gefteld zyn, met de overblyfzels der onverteerde fpyzen vermengd, aan eene rotagtige en zuure gisting onderhevig zyn, die hnnnen eigen aart verandert; wyl zy aldaar door bedorven gal en in den voordgang fteeds meer door andere van onzuiver bloed afgefcheiden vogten der fpysvertering overftroomd en kragtloos gemaakt worden; wyl zy eindelyk na veele' en verre omwegen zo menigerlei affcheidingen en ontlastingen moeten verduren, en in eenen oceaan van kleverig, olieagtig bloed verzwolgen worden , voor dat zy ter plaatze komen, daar zy eigenlyk hunne kragten moeten oefenen.  §. XXXIV. -•Als klyfteeren daar tegen, die voor zig zeiven te voren de toe- en uitgangen reinigen en openen , tasten zy onveranderd, onbefmet, onverzwakt, onverwyld, en volkomen de binnenfte verfchansfingen van den vyand van naby en op het kragtigfte aan. — De fterkfte purgatien zyn in de darmen, die met veel flym bekleed zyn, dikwyls werkloos, fchoon zy in viervoudige giften gegeven worden. — Zy, de visceraalklyfteeren, komen wel niet verder, dan omtrent tot den blinden darm, 'ien nooit, tegennatuurlyke gevallen uitgezonderd, voorby de klapvliezen, terwyl zy egter deels door de pooren zyner wanden doorzweeten, het welk men reeds uit den fchielyken overgang der olie, door den aars in de blaas gebragt, kan afnemen, daar men dezelve op de kort daar na geloosde pis ziet dryven, deels door ontelbaare opflorpende buizen, die meestendeels van de bloedaderen, deels van de water, en melkvaten afftammen, opgeflorpt worden; wyl zy eindelyk in eenen waasfem opgelost worden, die de geheele holte van den buik vervult, en nog verder in het celleweefzel fluipt: moet de kring van derzelver werking zekerlyk grooter zyn, dan men denkt. De klyfteerinfpuiting, die in den kronkeldarm vertoeft, heeft, enkel als eene onmiddelyke ftoving befchouwd,  reeds groote voordeden boven alle andere wyzen. om de ingewanden van. verftoppingen te bevryden. Dus zal men by voorbeeld tegen een ver-, hard gezwel der uiterfte deelen zonder ftoving van dezelven weinig of. niets kunnen uitregten fchoon men het bloed met verdelende en weekmakende dranken overftroom.de. En kan eena blaas met verzagtend vogt gevuld, en uitwendig aangelegd, kramp, pyn en ontfteking der darmenen andere ingewanden matigen ; en konden, volgens Dr. Alexander, de tusfchenpozende koortzen enkel door het gebruik van voetbaden, die enkel uit een fterk afkookzel van koortsbast be~ ftonden, of, gelyk ik gezien heb, door Hovingen van den buik met afkookzel van runmeel verdreven worden, hoe veel te meer heefc men varr eene dergelyke ftoving te wagten, welke inwendig fterker doorwaasfemt en zeer ligt by de lydende deelen komt? Van zulk eene namelyk, die door middel van den kronkeldarm in het werk word gefteld, welks ligging tot dit einde niet gunftiger zou kunnen wezen, en als daar toegefchikt fchynt te zyn. §. XXXV. Deze darm klimt uit de plaats der regte heup langs de regte lende en nier tamelyk regt om hoog, buigt zig dan naar de plaats boven den n&*  vel onder de holle vlakte der lever, loopt dwars* voorby den twaalfvingerigen darm, en onder de galblaas, die hem vervvt, en onder de maag heen uaar de linke zyde van de plaats der korte ribben, buigt zig dan agterwaard onder de milt, maakt daar de tweede krommirg, en daalt daar verder langs de linker nier af, en eindigt onder dezelve in den aarsdarm, na dat hy te voren eene aanmerklyke dubbele wending of kromming gemaakt heeft. In dezen loop omringt of omvat hy het grootfte gedeelte der dunne darmen, en 1* met de meeste ingewanden van den buik, da nieren , de lever , de galblaas, den twaalfvingerigen darm, de maag en de milt zeer na vereenigd, door dien hy aan de meesten vast is. Deze groote plooyen en cellen, weiken dezen darm eigen zyn , dienen, nevens deszelfs , bogten, tot een langer en werkzaamer verblyf der klyfteerinfpuitingen, gelyk zy, in eenen zieklyken flaat, tot ophoping en verharding der vuiligheid en der aldaar verzamelde infardus, en tot befloten winden gelegenheid geven. Deze buigingen van den kronkeldarm zyn niet altyd eveneens, by veelen wenden en draayen zy zig op eene, of op beide zyden opwaard. Deze verfchillende gefteldheid doet er ook veel toe, dat zommigen de klyfteeren zo gemaklyk, anderen dezelven zo moeilyk kunnen inhouden. Men zou zeer met vooroordeelen moeten ingenomen zyn, indien men niet Wilde toeftemmen, dat deze nauwe vereeniging  ===== ^ tan den kronkeldarm met de ingewanden van den onderbuik van een groot gewigt is, wanneer hy door het ingebragte vifceraal- en verzagtend kruiddennat in werking gebragt word. Hoe dikwyls heb ik niet daar door geweldige maagkrampen beteugeld, brakingen géftild, of ook tot nut verwekt? —— §. XXXVI. Dezelfde ftoving zal insgelyks aan den twaalfvingerigen darm veel nut doen, welke door fcherpe gistende vuiligheid opgezwollen en geprikkeld wordende, de nabyliggende hol- en poortader, de regte nier enz. perst, in krampagtige bewegingen brengt, en daar door eene gevaarlyke ongefteldheid kan veroorzaken. Zy zal verders de wanordens in de lever verhelpen, de verdikking en verfteening van de gal in haare blaas verhoeden , en, wyl zy dezelve nevens de lympha verdunt en verbetert, beiden in ftaat houden, om de beste middelen van ontbinding op te leveren, welken, gelyk men weet, het ftremzel van den bloedkoek, en zelfs den taayen zamenhang van de harst niet kunnen weerftaanj zy zal de galleiders door de gramfchap krampagtig zamengetrokken, het best ontfpannnen; dienvolgens de daar uit ontftaane geelzugt, en andere, door hevige gemoedsbewegingen veroorzaakte toevallen, onfeilbaar genezen, en de milt in haare werking on-  *4 ~ derfteunen, ten einde zy aan de lever een des te meer verdund bloed kan toevoeren. De klyfteeren naar gefteldheid der omftandigheden ingerigt in de onderftc kronkeling van dezen darm terug' gebleven, zullen ook de gebreken, der naby gele-' gen baarmoeder beter dan eenig ander middel verhelpen. Men zal bevinden, dat na genomen cn ingehouden klyfteer de pis telkens in veel grooter hoeveelheid geloosd word , dan naar gewoonte; en by lyders aan opftygingen heb ik na het gebruik van dezelven de bleeke pis in eene troebele , de drooge huid in eene vogtige zien verwisfelen, en hevige toevallen daar door verminderen. Men kan hier uit reeds opmaken, hoe kragtig onze ftoving op de nieren, en op de overige piswegen werkt , welker zamengetrokken buisjes zy verwydert en in ftaat ftelt, dat de affcheidingen en ontlastingen der pis in het algemeen beter geichieden, en dat zy zo wel derzelver dikker , fttenagtige deelen, als die, welken van de eenigzins opgeloste infarclus dien weg genomen hebben, ongehinderd doorlaten, en tot den uitgang bevorderen, en dat zy niet minder in ftaat zy, om de kramptrekkingen, die zig dikwyls van de nieren tot aan de opperhuid uitftrekken, en tevens de uitwaasfeming ftremmen, door de fympatie der zenuwen weg te nemen; en eindelyk, dat zy de veelerlei ongemakken, uit de onderdrukking van beide de ontlastingen ontftaande, maar inzonderheid de groote ongefteldheden voor-  ■ 65 voorkomt en belet, welken, na de verminderde pislozing,in het hoofd, de maag en de borst haare woede betonen, waarop men tot hiertoe nog niet oplettend genoeg geweest is. S. XXXVII. De plaats onder den hartkolk is reeds ten tyd e van Hippokrates , veelen Geneesheeren zo merkwaardig en deszelfs invloed op'het ganfche konstgeftel zo gewigtig voorgekomen, dat zy op de gedagten gevallen zyn, dat de ziel hier in, als een tweede brein, haaren zetel gevestigd heeft. Verfcheiden laaters Schryver hebben byna het zelfde daaromtrent gedagt; want zy hebben deze plaats als het middenpunt befchouwd, waarin al de kragten der gewaarwordingen en bewegingen zig vereenigen, en werden hier toe vervoerd door de ontroeringen en byzondere gewaarwordingen, welken de hartstogten daar ter plaatze veroorzaken , en door de nauwe verbindnis dezer zenuwplaats met de hersfenen. Daar nu de kronkeldarm onder, dwars voor en naby de grenzen van deze merkwaardige zenuwplaats gelegen is , zal men moeten bekennen, dat behalven dezen darm er geen bekwaamer werktuig kan bedagt worden, waar door men al de ongefteldheden en wanordens, welken op deze gewigtige vergaderplaats der zenuwen ontftaan, en zig van daar verder verfpreiden, ^kan tegen gaan. Want met gepaste E  fcö geneesmiddelen voorzien zynde, vervult hy den omtrek dezer plaats met eenen waasfem , die de kwalykgefteldezenuwen, welken geprikkeld,verzwakt enz. zyn, aangenaam aandoet, yerzagt, verlevendigt en verfterkt, en tevens in de vaten der naburige ingewanden dringt, en den omloop des bloeds en zyne nadelige rigting en ophoping weêr in orde brengt. {. X X X V I I L Maar zo veel uit deze bron vloeit, uit hoofde van haare voordelige ligging, zo veel onheil kan er uit voordfprniten, wanneer zy niet zuiver of anderzins kwalyk gefteld is. De vuiligheid, die zig, nevens de infarclus, in den kronkeldarm verzamelt, word, zonder nadeel te doen aan de gezondheid, wel rotagtig en fcherp, in zo verre zy fpoedig afgaat, maar als dit niet gefchied, en zy door het lang vertoeven enz. een hooger trap van bederf aanneemt, haar rotagtige damp in groote menigte in het bloed overgaat, en tevens in deszelfs rokken, zo worden de gevoelige naburige d?elen inzonderheid met gevaar gedreigd. "Maar word deze met rotagtige fcherpte doorweekte vuiligheid hoe langer hoe harder, en derwyze aangehoopt, dat zy den kronkeldarm opvult, zyne wanden en de daar tegen liggende ingewanden drukt en prikkelt, ontftaan er ftremming, ophoping en ftolling van het bloed, zenuwziekten  en andere gevaarylke ongemakken, en zelfs verettering en de dood. J. XXXIX. Die nu zo dikwyls als ik ondervonden heefc, dat deze hardnekkige, buiten den werkkring der gewoone hulpmiddelen gebragte ziekteftof fchief niet anders, dan door de visceraalklyfteeren overmeesterd word, dat deze inwendige baden dezelve niet aüeen door den ftoelgang, maar ook het geen reeds daarvan in het bloed overgegaan is, en andere aldaar heerfchende fcherpe vuiligheid, door de pis en de huid op de zekerfte wyze uit het lichaam dry ven, dat zy dienvolgens de gewoone aanleiding tot zenuwziekten uit den weg ruimen, en dat zy door de kragtigemedewerking van hunne ftovingen, die de nabyliggende plaats der zenuwen verzagten, menigmaal krampagtige toevallen, waartegen men andere middelen langen tyd zonder vrugt gebruikt had, genoegzaam oogenbliklyk hebben weggenomen, die zal aan dezelven het regt doen, dat zy onder alle foorten van Geneesmiddelen, welken de ingewanden des onderbuiks in het algemeen van fchadelyke onreinigheden zuiveren, dezelven van de hinderpaalen, die den gelyken omloop des bloeds in den weg zyn, bevryden en hunne natuurlyke gefteldheid weêr herftellen, en welken de naaste en afgelegen oorzaaken der zenuwziekten uit den weg E 2  63 • ruimen, en tevens derzelver toevallen verzagten, de kragtigften, zekerften en onfeilbaarften zyn. De wonderen, weiken de braakmiddelen zo vaerdig doen, wanneer zy de opwellend gal en flym door den kortften weg uitdryven, en daardoor de lyders van hevige maag- kolyk- en hoofdpynen, verdoving, duizeling, ftuiptrekkingen, verlammingen en zwaare benaauwdheden bevryden, doen ook de klyfteeren, fchóon veel langzaamer, wanneer zy dezelfde,doch laager gezonken, verouderde , taaye, onbedwinglyker en kwaadaartiger geworden ziekteftof allengs week maken en uitfpoelen. Na deze zagte toebereiding kunnen zy alleen, of door een drankje van manna onderfteund, zulke verbazende ontlastingen bewerken, dat men ze nauwlyks van de fterkfte purgatiea niet kan verwagten , en die reeds menigen befchroomden hypochondrist van het verder gebruik der klyfteeren afgefchrikt hebben, welke liever de verzwakkende flib willen by zig behouden, dan het vooroordeel afleggen, dat de klyfteeren op zigzelven nog reeds en nog meer door derzelver bewerkte ontlastingen verzwakken, waarvan egter de ondervinding zo dikwyls het tegendeel geleerd heeft.  6) §. X L. De klyfteeren bezitten daarenboven de voortrefJyke deugd, dat zy haar aanftaand verblyf ter goede ontvanging bereiden. Want zy fpoelen de vuiligheid uit, die zig aldaar vergaderd en vast gezet heeft, banen zig den weg naar de plaats haarer beftemming, reinigen de verftopte kleine monden der uitgangen, dringen er door en openen dezelven; en zy doen zulks met des te beter gevolg, hoe meer en langer zy gebruikt worden. Men kan dagelyks twee of drie klyfteeren, gedurende twee of drie jaaren gebruiken, zonder de gezondheid te benadeelen; zy verfterken het lichaam alsdan meer , dan zy het verzwakken, en brengen den ftoelgang veel eer in orde dan in wanorde. Die aan de verfterkende kragt der visceraalklyfteeren twyfelen, moeten zekerlyk de onzen met de gewoonen verwarren, wclksn met zout en andere purgerende middelen , die de darmen prikkelen, van hunne vogtigheid beroven en uitdrogen, of met olie enz., die ze verflappen en hunne vliezen overpappen en verftoppen, gemengd zyn. Want zonder dit misverftand zouden zy aan een vogt van kruiden» het welk, gelyk onze visceraalklyfteeren , grootftendeels uit verfterkende wortelen en kruiden beftaat, dergelyk zy tot verfterking der maag laten drinken, geen eigenfehap toefchryven, die de darmen ver* E J  zwakt, wanneer het onmiddellyk in dezelven gebragt word; de tegenwerping, dat het warme water, en dus ook eene warme klyftcer verzwakt, heeft meer waarfchynlykheid; Hippokrates zegt reeds, dat een bad verzwakt, wanneer deszelfs warmte de natuurlyke warmte des lichaams overtreft; maar hy zegt ook, dat integendeel het bad verfterkt, wanneer deszelfs warmte minder is dan die van het lichaam. Zulk eene gefteldheid nu hebben onze inwendige baden. Zy mogen egter dezen verzwakkenden trap van warmte op verre na niet bereiken; ik laat ze integendeel dikwyls geheel koel gebruiken. Indien nu de visceraalkyfteeren het gebrek van veêrkragt der darmen , het welk meestendeels gelegenheid tot traager ftoelgang geeft, cogenfchynlyk verbeteren, indien zy derzelver kramptrekkingen, die dikwyls uit infarRus ontftaan , ftillen, hunne uitgedroogde wanden bevogtigen, hunne glibberigmakende klieren openen, en de flymagtige, teaye vuiligheid, die er zigaanhegt, weekmaken en uitdryven, dien volgens de gcwoonlykfte oorzaaken van eene ongeregelde, vertraagde opening des buiks uit den weg ruimen: zo vervalt ook de eenvoudige en zig zelve tegenfprekende befchuldiging , welke nog daarenboven rog dagelyks door de ondervinding weerlegd word, dat men z'g aan derzelver veelvuldig gebruik derwyze gewend, dat men in het vervolg zonder dezelven geen ftoelgang meer kan krygen.  71 ■ S, X L I. Men heeft nu zedert onheuglyke tyden het gebruik ingevoerd, dat men op zekere jaargety den geneesmiddelen gebruikt, en deze zogenaamde voorbehoedkuuren als eene bevryding tegen den dood en de ziekte op eenen beftemden tyd befchouwt. De burger en de boer doet zig aderlaten en laxeert geregeld in het voorjaar en den herfst; lieden van meer aanzien doen niet alleen hetzelfde , maar gebruiken ook nog wel eene lentekuur en fpoeden zig naar eene bron, om hun lichaam tegen de vergiftige pylen der ziekte en des doods te harden. Zo belachlyk dit in den eersten opflag voorkomt, heeft het nogthans ook zyne ernstige zyde, wyl menigen er ook zyn leven door gered heeft. In deze jaargetyden openbaren zig zeer dikwyls groote veranderingen inde gezondheid van veele menfehen, en de geneesheeren vonden deze kleine onpaslykheden veeltyds gewigtig genoeg, dat zy de geenen, by welke zy plaats hadden,aderlatingen of laxeermiddelen voor fchreven, ten einde grooter onheilen voortekoomen. Daar nu zommigen , die dit met goed gevolg deden, anderen , die deze voorzigtigheid niet gebruikten, zagen ziek worden, volgde eene gevolktrckking op d2 algemeene gebruikbaarheid, en op die wyze ontftond het gebruik, van op bepaalde tyden te geloven, algemeen ziek te zyn. De oorzaaE t ken  ken tot infarclus zo menigerlei, de kandidaaten tot dezelven zo menigvuldig zynde, zouden dan dezulken , die er het meest toe geneigd fchynen en wier verandering in de gezondheid aanleiding geeft tot het vermoeden, dat zy zulke ftoffen verzameld hebben , niet beter doen, mdien zy in plaats van deze gewoone voorbehoedmiddelen, eenigen tyd jaarlyks visceraalklysteeren gebruikten? Eene geneeswyze, die men zonder ongemak en nadeel,zonder ftrengen leefregel en verzuim van bezigheid, zonder groote Kosten en walging, aanhoudend kan gebruiken eene geneeswyze, waardoor men die itreeken van eenen listigen vyand, die dikwyls en ongemerkt de ingewanden ondermynt, kragtdadig °en zeker kan fluiten en verftoren, verdient immers de voorkeur boven alle andere voorbehoedmiddelen, waarnaar elk, die wegens eene volmaakte gezondheid niet volkomen zeker is , begerig zou mogen zyn, en die hy zonder bedenking zou gebruiken; daar by een bloozend gelaat of in geringe ongemakken, die van geen belang fchynen te zyn, eene verbazende menigte van infarclus kan verborgen wezen, welken, wanneer zy zonder voorbehoedmiddelen, uitbreken of aan het gisten raken, dikwyls ongeneeslyke, vreeslyke toevallen, en zelfs den dood veroorzaken  73 S. X L I I. Wanneer ïk onze klysteereii zelfs tot verlenging des levens aanbeveel en aanprys, doe ik zulks op gezag en volgens befchouwingen en ondervinding. Dus roemt Baglivius de baden en waasfems als de beste middelen om lang te leven, wyl zy, gelyk hy zig uitdrukt, de veeren met de raderen, en de raderen met de veeren in het menschlyk lichaam buigzaam, beweeglyk en in behoorlyke fpanning houden. Hoe veel meer kan men zig van onze inwendige en daartoe ingerigte baden en waasfems beloven? In toenemenden hoogen ouderdom gefchieden de affcheidingen en ontlastingen, de inwendige uit- en inwaasfemingen op verre na met zo veel levendigheid niet meer, maar hoe langer hoe trager; de geleiagtige vette waasfem, die door het celleweefzel trekt, verdikt zig, het vloeibaare daarvan verdwynt allengs , en laat het aardagtige over, de vaste deelen worden droog, flyf en deels kraakbeenig en verhard; de holten van het celleweefzel, der vaten en klieren vermeerderen, verftoppen, en groeijen te zamen, de vogten verliezen hunne zagte, kleverige, balzemagtige hoedanigheid, worden zoutagtig, fcherp en tot verrotting geneigd, waartoe de ophoping van rotagtige vuiligheid in de halfvcrlamde darmen zeer veel doet. Op welke wyze nu deze ontE 5  ?4 aarting, die aan den ouderdom eigen is, en de kwaade gefteldheid der vloeibaare en vaste deelen door visceraalklysteeren kunnen voorgekomen worden, kan men zeer gemaklyk doen begrypen uit haare wyze van werken, en uit haare eigenfchappen, welke verfterken, voeden, fmedig maken, verdunnen, de uit-en inwaasfeming van het celleweefzel bevorderen, de fcherpten verzagten enz. Maar men zal ten volle overtuigd worden, wanneer men, gelyk ik, zelf ziet, dat afgeleefde gryfaarts door het aanhoudend gebruik van dezelven, een frisch gelaat, buigzaamheid der leden, fterkte en vlugheid behouden hebben, voornaamlyk wanneer zy te voren aan toevallen van ziekten onderhevig waren geweest, die door de visceraalkiysteeren weggenomen zyn geworden. S. X L I I I. Het nut der klysteeren bepaalt zig niet blootlyk tot de langdurige ziekte, maar ftrekt zig ook uit tot de koortzen. By derzelver behandeling komt het er voornaamlyk op aan, dat de koking der ziekteftof en vervolgens haare ontlasting op eene wyze, die overeenkomftig met de natuur is, bevorderd worden. Om dit oogmerk te bereiken, kon zekerlyk geen beter middel uirgedagt worden, dan de klysteeren, die, gelyk reeds gezegd is, de verdikte vogten fcheiden, verdunnen , en beweeglyk maken , derzelver  75 feherpte zoet en ftomp maken, de gcfpannen, ftrakke, verdroogde, vaste deelen bevogtigen, week en buigzaamer maken, de al te groote aandoenlykheid en prikkelbaarheid der zenuwen en fpiervezelen matigen, en dezelven aan den anderen kant weêr verlevendigen en aanfporen; die verder de wegen ter ontlasting banen, en derwyze verfterken, en het gebrek der voeding verhelpen, dat, na zulke zwaare en heete ziekten', de gewoone verzwakking, volgens het geen ik altyd ondervonden heb, op verre na niet zo fterk befpeurd word. §. X L I V. Eefi geneasheer, dien de ondervinding wyzer gemaakt, dien een fchynzel dikwyls een helder licht ontftoken, en dien eene kleinigheid menigmaal den leidraad in de hand gegeven heeft, om zig uit eenen verwarden doolhof te redden , leert telkens op elke geringfehynende omftandigheid, zowel by het navorfchen en onderzoeken van de oorzaaken en kentekens der ziekten, als by de genezing, oplettend worden. Het is niet genoeg, dat men uit eenen grooten voorraad van middelen de kragtigften, zekerften en besten neemt, en dat men die, welken voor elke oorzaak gefchikt en op elke omftandigheid gepast zyn , gelukkig verkiest, men moet ook by derzelver gebruik op tyd, order en lichaamsgefteldheid let-  7« ten, en de byzondere wyze weten, hoe zy moeten gebruikt worden, en inzonderheid by het zetten der visceraalklysteeren, daar het hier voornaamlyk op aankomt, ook de voordeligfte handgreepen en de vereischte hoedanigheid der werktuigen, behalven nog veelerlei voordeden en hinderpaalen kennen, welker veronagtzaming het heilzaam oogmerk zeer dikwyls heeft doen misfen. Het eerfte is het werk van den geneesheer, en al myn pogen om duidelyk te zyn, zou niet toereikende wezen, om de begrippen van onervarenen in de geneeskunde zo te leiden, dat zy niet zouden kunnen feilen; dus zal ik van de ingrediënten der klysteeren weinig, en alleen van het geen in het algemeen op elk geval van infarclus past, gewag maken: wat elk in het byzonder, wat de verfcheidenheden en zamenftellingen betreft, hier omtrent moeten myne lezers zig van hunne geneeshceren laten onderrigten, of wanneer zy denken, in ftaat te zyn, zig zei ven te onderrigten en het geen vereischt word te bepalen, hunne toevlugt tot het groote werk nemen. Doch wat tyd, order, lichaamsgefteldheid en toepasfing van dezelven, de voordeeligfte handgreepen en de hoedanigheid der inftrumenten betreft, de lyder heeft daar even zo zeer belang by, als de geneesheer, en hier zal ik de moeite nemen, om al!es wat, volgens myne ondervinding, de goede zaak bevordert, of dezelve in den weg is, zo verre myn geheugen my behulpzaam is, medetedelen.  13 %. X L V. De gewoone visceraalmiddelen, van dewelken ik my tot het gereedmaken van onze klysteeren met onbefchryflyk nut bedien, zyn de volgenden:, De wortel van paper-kruid of paerdenbloemen (jaraxacumy met de bladen. De wortel van hondsgras (graminis radix). De wortel van zeepkruid (faponaria~). Bladen van gezagenden distel ( Card. Benedict.) Bladen van aardrook of duivenkervel (fumaria). Witte andoorn (marrubium album'). De toppen en bloezem van duizendblad (mit- lefotium ). Kamillen en wolbloemen (flores chamomiUa& verbasci). Rogge- en tarwezemelen. Naar bevinding der omftandigheden neem ik de meesten van de bovenftaanden tot een klysteeraftrekzel, of verwisfel met dezelven, of voeg er zulken by, die op byzondere zamenltellingen, als fcherpte en byzondere zenuwlyders, gepast zyn. De wortels worden van half maart tot in jnny, of voor dat zy fterk Hengels gefchoten hebben, en de bladen, voor dat zy bloemen dragen, gezameld. Beiden worden lugtig en in de fehaduw gedroogd.  7i §. X L V I. Het papenkruid (Taraxacum') ontbind door zyne zeepagtige, oplosfende kragt het dikke, taai je bloed, verdunt het en brengt het weder tot zyne natuurlyke vermenging. Wegens deszelfs bitterheid verfterkt het, zonder te verhitten, en bevordert daarenboven de ontlasting der onreinighedert van het bloed doof de piswegen en houd het lyf open. De wortel vart hondsgras is zagter, doch zeer openende, meer verkoelende dan verhittende en maakt de vogten mals. De zeepwortel heeft dezelfde kragt als die van het papenkruid, inzonderheid ontbind hy de flymagtige infarclus, verdikte gal en galfteenen en verftoppingen der klieren. De gezegende distel loost de taaije,' ftollende vogten dikwyls zigtbaarlyk op, dezelven door de pis uitdryvende, die als dan troebel, dik en ftinkende word. Dezelve bezit de eigenfehap der bittere planten in den hoogden trap, namelyk van het gebrek aan gal te vergoeden, haare meeste gebreken te verbeteren, het zuur tegen te gaan, de maag en de overige ingewanden te verfterken en te beter te doen werken, de verrotting te wederftaan, en de wormen te verdry ven. De duivenkervel of aardrook heeft zeer groote overeenkomst met den gezegenden distel. ' Dezelve kan er dus gevoeglyk bygevoegd, of voorarmen in deszelfs plaats gebruikt worden. Voor flymagtige en voor de  79 prikkeling eenigzints ongevoelige en koüde lichaamen, in veele en ten uiterfte taaije vuiligheden , die de wanden der darmen tegen alle prikkeling befchermen, in ingewortelde en hardnekkige kwaaien, waardoor de vaten, door de fterke uitzetting, half verlamd zyn , en waarin de gemelde kruiden niet meer willen doorwerken, laat ik in derzelver plaats de fpeceryagtige, bittere, witte andoorn, die reeds' de taaifte verftoppingen en zelfs knoestagtige verhardingen overweldigd heeft, gebruiken. §. X L V I I. In de genezing van de infarclus moet men ook op de bykomende omftandigheden het oog houden, welken dikwyls van veel belang zyn, op de krampagtige en veeltyds pynlyke zamentrekkingen der darmen, welken van de infarRus , die de vaten ongelyk uitzet, en van derzelver prikkelende fcherpte onaffcheidelyfc zyn; op haare dikwyls gistende rotting, die zig na haaren overgang in de darmen fterker doet gewaar worden en op de kwellende winden, die zo wel uit krampen, rotagtige gistingen , als uit de zwakheid der eerfte wegen voordfpruiten. De kamilbloemen, welke krampen pynftillende, verrotting tegengaande, windverdry vende , verfterkende en verdelende zyn, gaan dit kwaad onfeilbaar en kragtig tegen. De  8 o bloemen en het loof van duizendblad bezitten byna dezelfde kragt. Deze plant heeft tevens eene zagt zamentrekkcnde, verfterkende en verdelende kragt, ook is zy zeer heilzaam in de ongemakken der aambeijen. Het edele duizendblad is in de daad edeler, dan het gemeene, terwyl ik daartegen de gemeene kamillen boven de roomfche verkies. Om dezelfde reden bedien ik my daarin ook billyk altyd van de bloemen van wolkruid, welken kramp- en pynverzagtende, aangenaam aan de zenuwen zyn , de al te ftramme en uitgedroogde dëaïeri week maken, en de fcherpte matigen., Ik tel ze ook in zo verre onder de openende visceraalmiddelen, wyl zy het klyfteervogt met eene fyne, flymige zeep verryken, waardoor het in de taaifte vuiligheid gereeder en eenfiagtiger indringt, zig met dezelve vermengt, en ze dus des te eerder beweeglyk maakt. §. X L V I I I. By elk deel der klysteerfpecien laat ik eene goede handvol zemelen mengen, ten einde aan het klysteerafkookzel eene dikagtige lyvigheid te geven, waardoor het veel beter in den kronkeldarm kan gehouden worden, dan het meer vloeibaare. De zemelen verdienen ook te meer eene voornaame plaats in de vifceraalklysteeren, wyl derzelver gelei- en zeepagtig, zuiverende af:  ===== 8i aftrekzei kragtig werkt in de verdikte flym, de darmen uitfpoelt, hunne verftopte opflurpende buisjes af- en uitwascht, de feherpe onzuiverheden ontwikkelt, de verdroogde deelen bevogtigt, en den verharden drek week maakt en tot den afgang bevordert. Daarenboven komt derzelver verrotting tegengaande, voedende cn verfterkende eigenfchap in aanmerking. Ik liet de klyfteeren eertyds met regen of ftrpómwater afkoken ; maar zedert een paar jaaren heb ik ook het kalkwater in plaats van regenwater metoogenfchynlyk goed (nooit met een kwaad) gevolg, doch meest tegen de flymagtige infarclus laten gebruiken, Het trekt de kragt beter uit de klysteerfpecien en belet de zuure gisting van haar afziedzel. Doch ik raade hetzelve niet aan in heete, gaiagtige, drooge lichaamsgefteldheden, al te ftrakke en gefpannen vezelen, vastzittende» inzonderheid polypagtige en fteenagtige infarclus en opgehoopte, zeer verharde vuiligheid in de darmen, wanneer het bloed tot ontfteking geneigd is, en in hier uit ontftaande hardlyvigheid, hevige kramptrekkingen, drift van het bloed naar de bovendeden en de nieren en in koortsagtige bewegingen. Wanneer de aarsdarm door de bytende fcherpte van de infarclus en de vuiligheid beledigd en met zweeren bezet is, heeft men van het kalkwater, hetwelk is dan met zoethout, althéa, fcheerling, bloemen van wolkruid laat trekken en met fap van geele knollen menF  $2 . gen, eene fpoedige verzagting te wagten, wanneer tusfchenbeide het loodwater van Goulard, en in toevallen van aambeijen het versch bereide unguentum populeum gebruikt word. Wyl het kalkwater door lengte van tyd veel van zyne kragten verliest, raad ik, het zelve elke week in huis versch te laten bereiden. Dit gefchied op de volgende wyze: men neemt omtrent twee pond verfche en fterk gebrande kalk, de fchelpkaik is de beste, doet denzelven in eenen aarden pot, giet er agttien mingelen water op, roert de oplosfing met eenen houten fpatel dikwyls om, laat ze vervolgens zes uuren ftaan bezinken, gieter het water af, doet het door eenen doek en bewaart het in toegekurkte flesfen of kruiken. 0. X L I X. Uit deze opgetelde fpecien word het afziedzel van klyfteeren op de volgende wyze klaar gemaakt. Men giet op twee of drie lood , of eene goede handvol van de klyfteerfpecien, en eene kleine handvol zemelen, anderhalf pont of pint koud regen- of kalkwater. Als men twee of drie klyfteeren daags nodig heeft, maakt men eene dubbele of driedubbele portie gereed. Men doet dit in eenen aarden of yzeren pot, welke een welfluitend dekzel heeft, en welks rand men nog daarenboven met een langwerpig gefneden en  met deeg beftreken papier rondom moet beplakken , en zet den pot des nagts in de heete asch. Bes morgens laat men het op een zagt vuur zo lang zagtlyk zieden, tot dat na een fterk uitpersfen door eenen doek er iets meer dan een derde of een klein pint, omtrent twaalf oneen uitmakende, van overblyft. §. L. Dit afziedzel word nog wel eens zo kragtig, wanneer men gelegenheid heeft, hetzelve in het papiniaanfche werktuig te laten bereiden. Men doet alsdan flegts een pintje water op de ingrediënten, hetwelk, tot meerder zekerheid, door het koken te voren een goed gedeelte der lugt benomen is , hangt den digeftor, die tot op drie duim hoog gevuld is , des nagts over zulk eenen graad van koolenvuur, die naby het kookpunt is, waarin de onder de asch gedekte kooien hem tot des morgens zullen houden. Als de digestor genoegzaam verkoeld is, om hem, zonder verlies van het vogt, te kunnen openen, word het afgetrokken nat, zonder verder zieden, fterk uitgeperst. Door dezen digestor, dien men over het vuur hangt, verfta ik het papiniaansch werktuig, hetwelk onlangs in Zweeden zeer verbeterd , veel gefchikter , van geflagen en vertind ko« per gemaakt, en met een ovaal dekzel, dat daar op past, voorzien is, en geen gevaar van fprinF 3  u - gen heeft. Doch wyl men reden heeft van te vrezen, dat deze bewerking, die beenderen oplost , ook het tin, dus ook het koper zou kunnen aantasten , ben fik te rade geworden, den ketel van gegoten, doch tevens fmedig yzer, maar het dekzel van geflagen koper of tin in zulk eene evenredigheid van dikte te laten maken , dat de door onagtzaamheid te fterk uitgezette lugt hetzelve veeleer tot het onfchadelyk bersten toe uitzet, dan dat zy het yzer gevaarlyk doet fpringen. Ik heb daarenboven er nog eene blikken klep, met eene fterke veer voorzien , aan laten klinken , en zo dagelyks met het fterkfte vuur daarin laten koken. Men kan niet te voorzigtig zyn by het gebruik van den digestor. Wanneer zy door bedrieglyke of onbekwaame werklieden gemaakt zyn en door onvoorzigtige lieden gebruikt worden, kunnen zy als eene bombe dodelyk werken. Ik heb onderfcheiden treurige voorbeelden daarvan gezien en nog korteling zelfs van de Zweedfchen. §. L I. Wanneer men dezen ketel enkel tot bereiding van het klyfteerafkookzel wil gebruiken, behoeft hy niet meer dan vier pond voor drie klyfteeren te bevatten. Maar wil men hem ook tevens tot huishoudelyk voordelig gebruik, tot het fchielyk gaar koken van vleesch met weinig vuur, tot het  bereiden van kragtig nat uit beenderen, en ook tot allerlei kruidmengkundige bereidingen hebben , als dan moet dezelve meer dan eens zo groot zyn. By gebrek van eenen digestor raad ik het gebruik aan van het blikken werktuig, het welk veel beter koop is, en waarvan men zig hier bedient, om het rundvleesch enz. veel beter en fmaaklyker te koken. Dit werktuig is naar de bekende teeketels ingerigt, met dit onderfcheid, dat hetzelve veel laager is, en dat men, om het doordringen van den waasfem te verhoeden, het dekzel, welks klep met eene zeer fterke veer voorzien is, vast kan aanfchroeven. §. Lil. Zodra het afziedzel doorgezegen is, geeft men het de vereischte warmte door het bygieten van het kalkwater, welke warmte veel minder moet zyn, dan die van het bloed, of den 35ft.cn graad van warmte volgens den thermometer van Reaumuk niet moet te boven gaan, en men vult dan de klysteerfpuit zonder vertoeven daarmede, Het begin met deze genezing laat ik meestendeels met melklauwe, doch eer koeler dan warmer klysteeren maken , dat is met zulken, die niet koeler en niet warmer, zyn, dan de 25fte en 35fte graad van warmte op den thermometer van Reaumur aanwyst. Zodra ik bemerk, dat de infarclus. F 3  16 beweeglyk zyn, verwisfel ik de lauwe kiysteeren mee de koeleren. Dit beliuit ik daar uit, wanneer de lyders, na een ingebragte klysteer, eene persfing tot den ftoelgang, knyping, winden , en andere tot hiertoe ongewoone, inzonderheid op gezetter, tyd komende ongemakken beginnen te voelen. Zo heb ik verfcheidenmaalen ondervonden, dat de lyders, die de klysteeren te voren gemaklyk by zig hielden , dezelven na verloop van een kwartier of een half uur, eensklaps moesten laten van zig gaan, en dat eerst drie of vier uuren na den afgang van het onveranderde k;ysteeraf kookzel de infarclus van tyd tot tyd gevolgd zyn. Ik zag dit nog onlangs met verwondering by eenen waterzugtigen in de eerfte veertien dagen der genezing. Dit gdukkig tydftip vertoont zig egter zelden zo fchielyk ; men moet dikwyls twee tot zes maanden, ja jaaren lang met het gebruik der klysteeren geduldig en ftandvastig aanhouden, eer hetzelve daar is. De heer Clossius fchreef my eens : „ Ik heb ,, menigen lyder genezen, die over de vyfdui„ zend vifeeraalklysteeren gebruikt had, voor „ dat de infarclus volkomen los werden. Gy „ zult u over hunne ftandvastigheid verwonde„ ren; maar gy moet weten, dat het zulke ly„ ders zyn geweest, welken door hunne genees,, heeren, als ongeneesbaar, verlaten waren, „ doch tot wier befchaming zy volkomen her„ fteld zyn. " Ik heb hetzelfde ondervonden. -  Maar men moet weten, dat deze lyders dagelyks drie of vier klysteeren verfcheiden jaaren lang gebruikt hebben. §. L I I I. Ik ben van over lang overtuigd geweest, dat klysteeren, welken van den ia tot den 25ften graad van bovengenoemden thermometer koel zyn, en die ik door het wryven en koud wasfchen van den buik, doch in bovengemelde omftandigheid door warme ftovingen, en inwendig door het koud drinken, by voorbeeld, van Fachinger-, Schwalheimer- of Seltzer - water gedurende het bruifchen, het welk men met wynfteenroom en een weinig fuiker met eene citroen gewreven, te weeg brengt, des te fterker tragt te doen werken, een der voornaamfte middelen is tot bevordering der infarclus, welken zig ftaan te ontlasten, gelyk ook om purgeermiddelen fpoediger te doen werken. De ondervindingen van anderen hebben deze waarneming tot myn genoegen bevestigd. De' koude klysteeren mogen egter in alle gevallen niet aangewend worden, en nooit anders dan met voorzigtigheid; want men kan daardoor zo wel ftremmen als bevorderen, en by ligt aandoenlyke lyders zeer gemakiyk eene gevaarlyke ongefteldheid verwekken. Voor zulken, die een zwak zenuwgeftel hebben, en wier eerfte wegen verflapt zyn, zyn de koele en einF 4  88 delyk koude klysteeren zeer gefchikt, en volgens kater waarnemingen zyn zy van ongemeene uitwerking geweest in halfverlamde darmen , kramptrekkingen der baarmoeder , langdurige hardlyvigheid en windzugt; doch desniettegenftaande ga ik altyd voorzigtig en trapswyze te werk. Ik laat by voorbeeld eerst des morgens eene laauwe, des avonds en des nagts eene een weinig koelere, en als de lyders zig zonder ongemak daaraan gewend hebben, geheel koele gebruiken. Met deze voorzigtigheid raad ik wel dertig lyders koele klysteeren aan, tégen eenen, dien ik eene laauwe voorfchryf, welken alleen plaats hebben by vleesch- en fteenaartige infarclus, in kramptrekkingen, kolyken, aandoenlykheid der zenuwen en de foort van hardlyvigheid, welke uit te groote gefpannenheid en droogheid der vezelen ontftaat, cn dan door warme weekmakende ftovingen , door het inwryven van weekmakende zalven zeer kragtig onderfteund kunnen worden. §. L I V. Het is eene voornaame zaak, dat de vifceraalklyfteeren zo lang in de darmen gehouden worden, tot dat zy volkomen daarin verteerd, verwaasfemd , ■ of door derzelver opflurpende buisjes opgenomen zyn, zo dat men by den eerften ftoelgang geen fpooren meer daarvan ziet. Men kan zig alsdan eerst eene ongemeen goede  39 werking van de vifceraalklyfteeren beloven. Veelen niettemin zyn er door genezen, welken ze flegts een kwartier of een half uur konden inhouden. By veelen wilden zy in de eerfte vyf of zes dagen niet in blyven, en by anderen moest men eerst de verfchillende oorzaaken wegne-r men, die het inblyven der klyfteeren moeilyk maakten of beletten. Ik heb de onderfcheiden oorzaaken van het onvermogen om de klyfteeren zo lang by zig te houden, tot dat zy behoorlyk verteerd waren, en de middelen daartegen, welken ik van tyd tot tyd ontdekt heb, by elkander gevoegd. Zy zyn de volgende : $• L V. ï) Eene al te fterke prikkelbaarheid en neiging tot kramptrekkingen in den aarsdarm, die met eene verflapping der fluitfpier of met eene uitzakking kunnen verzeld zyn. Tegen deze plaatslyke gebreken, welken dikwyls gevolgen van den buikloop zyn , hebben de geneesheeren herhaalde inCpuitingen van koud water met nut gebruikt; hoe veel beter gevolg heeft men te wagten van naar omftandigheid krampftillendc, verzagtende infpuitingen, weiken tot verfterking ingerigt zyn, van de visceraalklyfteeren, welken nu met kina, dan met heulfap, althéa, arabifche gom of roode flakkenflym vermengd, lymig gekookt en koel gebruikt worden? Een afkookzel F 5  vaa twaalf oneen moet dan in drie gelyke deelen verdeeld, en by voorbeeld des morgens alle uuren een derde tot vier oneen aangewend worden. Veelen moesten zig van deze kunstgreep vry lang bedienen, voor dat zy de voile lading op eens kunnen uithouden; voornaamlyk dezulken, wier ongemeen aandoenlyk en beweeglyk lichaam in het algemeen door eiken vreemden indruk geweldig ontroerd word. Ik was egter menigmaal genoodzaakt by de onbedwingyke beweeglykheid $ der zenuwen, en by half verlamde en nogthans zeer prikkelbaare darmen omtrent het verder gebruik der kleine en groote giften van verzagtende, verkoelendeen verfterkende klysteeren voorzigtigheid te gebruiken, wyl zy op ftaande voet terug gedreven werden, of fiaaploosheid, kramptrekkingen, kolyken, verftoptheden en andere ongewoone toevallen verwekten. Door dezelfde kunstgreep is het my wel gelukt, de kwaade gevolgen der zelfbevlekking wegtenemen; maar, wanneer de zenuwen daardoor te zeer verzwakt en prikkelbaar geworden waren, liep ik gevaar, het kwaad door de klysteeren te verergeren, ten minsten de kitteling te vermeerderen, of even zo veel uittevoeren, als of men eene marmeren godheid der tuinen geklysteerd hadde. Wanneer men gedurende de genezing met het plegen van dit kwaad voordgaat, zsl men wel doen, dezelve geheel optegeven. Zy is daarenboven by zulken, die reeds voorlang de zelfbevlekking gela-  ====== 91;; ten hebben, zeer langdurig en zelden volftandig. Zulke lyders maken my alcyd verlegen, wanneer zy hulp tegen de infarclus by my zoeken; want ik ben vooraf verzekerd, dat een derde gedeelte half en de overigen in het geheel niet genezen, of zelfs wel erger zullen worden, en dat dus de andere zo heilzaame geneeswyze in eenen kwaaden roep zal geraken. Eer ik de gemelde gewigdge hinderpaalen, welken'Zig myne geneeswyze in den weg leidden, van naderby leerde kennen, maakte zy my door den gelukkigen voordgang myner genezing te verhinderen menigmaal mistroostig. Dit zeg ik tot waarfchouwing van dezulken , die begeren herfteld en genezen te worden. §. L V I. De vooroordeelen tegen de klysteeren, reeds met de borst ingezogen, zyn veelmeer oorzaak van derzelver fchielyken afgang dan men meent. Veelen fchamen zig, den geneesheeren dezelven te bekennen, en laten het hun, even als veele andere zaaken, flegts raden. Deze afkeer of weerzin doet dezelfde werking op den aars-' darm, als de afkeer of walg van een onaangenaam geneesmiddel op de maag, en kan alleen overwonnen worden, wanneer men denzelven itandvastig trotzeert, en met de klysteeren niet ophoud, maar dezelven geftadig nieuwe aanval-  len laat doen. Zo is er ook eene zekere gefteldheid der zenuwen, of idiofyncrafie, die zig met het een of ander ingrediënt, hoe zagt het ook mag wezen, niet verdraagt. Zo moest ik by voorbeeld by zommigen de onfchuldige kruisen munt, de alsfem, het fpeerkruid enz. na verfcheiden proeven uit de fyst der klysteerfpecien bannen, om vréde te* ftigten. Deze rftaatkunde moet men des te zorgvuldiger in agt nemen, wanneer wezenlyk naar de verfcheidenheid des voorwerps meer of minder prikkelende ingrediënten, by voorbeeld guichelheil, arnica enz. vereischt worden. Zommigen kunnen dezelven in het geheel niet en anderen eerst na het gebruik van verfcheiden dagen zonder hinder verdragen. Dus hebben de voortreflyke azynklysteeren, welken tedere kinderen zelden eenig hinder doen, by veele volwasfenen een vreeslyke oproer verwekt. Zelfs het klys'teerafkookzel by warm weeder zuur geworden zynde, kan gelegenheid geven tot allerlei ongemakken en tot fchielyken afgang. Men zal derhalven wel doen, wanneer men kort voor het gebruik van het klysteer deszelfs onbedorven gefteldheid, vereischte lyvigheid enz. nauwkeurig onderzoekt. 5 ■ - §. LX I. Verder moeten de klyfteerfpuiten, waarmede men dit werk zelf kan verrigten, bekwaam en zonder gebrek, de cyinder van binnen glad en evenwydig en het onderfte gedeelte van den drukker gelyk met werk, niet te weinig en niet te veel, omwonden zyn, ten einde dezelve, na eene zagte drukking, gemaklyk inglye, en egter geen vogt naar boven doorlate. Ik heb gezien, dat lyders zig by het gebruiken van eene ongefchikte klysteerfpuit, waar by zy geweld moesten doen, derwyze verhit hebben, dat de klysteer hun kwalyk bekomen is. Anderen hebben zig door onhandigheid, ongefchikte houding, of waar de pyp hoekig en fcherp was, den aars beledigd. Dit gebrek moet ook voorgekomen werden, en men moet de pyp altyd met olie, boter enz. glad maken, en als de aars beledigd of met pynlyke knobbels bezet is/eene dunner pyp nemen , en dezelve met een ftuk duiven- of hoenderdarm , of met ceratum faturni overtrekken. $. L X I I. In zeer gevoelige darmen kan een weinig, voor het overige onfehadelyke, lugt, die er met de klysteer ingepompt word, eene ontroering verwekken, die aan fterker darmen geen letzel doet. Om derhalven te verhoeden, dat er geen  93 lugt boven of onder het afkookzel of tusfchen het zelve influipe, moet men by het vullen op de volgende wyze handelen. Men haalt den drukker zo ver op als men kan, keert den cylinder om, giet het afkookzel door eenen tregter in de onderfte opening, tot dat dezelve geheel,vol is, of drukt den drukker zo lang zagtlyk naar boven, tot dat het vogt tot aan den mond van den fchroefring komt, fchroeft er dan de dwarspyp op , zet de gekeerde fpuit op den bok, en den duim op de opening van de pyp, en tragt dan den drukker zo lang fterk naar beneden te -drukken, ais nog eenige lugt tusfchen den vinger doorgaat. Veelen verkiezen de zogenoemde Engelfche klyfteerfpuiten , aan welker cylinder, in plaats van eene regte dwarspyp, eene gekromde aangefcbroefd word, gemakshalve, boven de gewoonen. Men kan zig van dezelven liggende of ftaande bedienen, in welke laatfte houding men de verrigting door den drukker tegen den wand enz. aantedrukken, zeer kan bevorderen. Deze klyfteerfpuit kan ook fchielyker en gemaklyker gevuld worden. Men haalt door de aangefchroefde kromme pyp een weinig van het afkookzel op, fteekt ze dan zo diep in het afkookzel, dat haare opening nooit de oppervlakte raakt, daar zy lugt zou kunnen fcheppen, drukt den drukker dan geheel naar beneden, en dus het weinige, dat men ingezogen had, weer daaruit, en haalt nu, Ga  s 00 de cylinder geheel lugtledig geworden zynde; het afkookzel met den drukker zagtlyk op. §. L X I I I. De heer Rahn befchryft (*) eene klysteerfpuit door den heer Wirz te Zurich, volgens zyne eigen uitvinding, gemaakt, en zegt van dezelve : „ Onder al de klysteerfpuiten, waarme„ de een zieke zig zeiven kan klysteeren, heb t> ik er nog geen gezien, welke met zo veel ge,j mak gebruikt kan worden, als deze. Want „ by het klysteeren, het welk de lyder zig zel„ ven doet, heeft altyd het nadeel plaats, dat „ de lyder zig lang in het gebruiken van dezel» ven moet oefenen, eer hy het regte voordeel „ leert, en dat de al te fterke poging des lyders „ by het aanwenden van de klysteer, het ingaan h van dezelve in den aarsdarm en het noodzaak„ lyk terugblyven derzelve verhindert. De kly„ fteeren door een ander te laten zetten, is vee„ len, voornaamlyk fchaamagtigen zieken van „ het vrouwlyk geflagt, onaangenaam, en de vroedvrouwen, van welken men zig gemeen„ lyk bedient, hebben niet allen de nodige be„ hendigheid daar toe. Beide deze ongemakken „ worden door de klysteerfpuit van den heer (_ *) In het eerfte deel, eerfte afdelinj van zyn Arihiv $tmei»mtzi£er, ihyfifthtr mtl wtJUinifchsr Kemwisft,  . ... ïsi ,) Wirz, welker werking door de te zamenge** „ perste lugt voordgebragt word , weggenomen. „ De fchaamagtige en befchroomde zieke kan „ by het gebruik van dezelve gerust in het bed „ blyven liggen, in zodanige houding als voor „ hem het gemaklykst en het meest gefchikt is „ voor de werking der klysteer, zonder dat hy zig eenigzins behoeft te ontbloten; hy heeft „ geen andere moeite te doen, dan dat hy het H pypje, het welk aan het einde van den zak „ des werktuigs vast gemaakt is , voorzigtig in n het lichaam brengt. De klyfteerfpuit ftaat op „ eene tafel naast het bed van den zieken, en een dienstbode of oppasfer verrigt het uitpompen van het werktuig, zonder den zieken aan-! s, teraken.'* §. L X I V. „ Dit werktuig beftaat in een cylindervormig „ koperen of blikken tuig, van gi duim hoog „ en 6 duim middenlyns. Midden door dezen ,, cylinder gaat eene pyp tot byna op den bodem „ van denzei ven. Onder aan de pyp is aan den „ bodem van dezelve eene kleine opening met „ eene klep, welke by het ophalen van den „ drukker toefluit. In de pyp, die zeer glad en „ wel gepolyst moet zyn, is een ftamper of „ drukker, die de wydte der pyp volkomen vult en tot boven aan gehaald kaa worden, G 3  „ om den cylinder met lugt te vullen. Wyl nu „ :de pyp boven een weinig wyder is dan ds „ drukker, gaat de buitenlugt in de pyp , wek „ ke door bet .uithalen van den .drukker gele*; » digd is; en door het neerdrukken van den-, „ zelveh word de lugt door eiken trek in de „ cylinder geperst, en wyl dezelve by het op„ halen van den drukker, wegens de klep, ,j welke van binnen is, niet weer terug kan » keren, word zy in hetzelve zamen geperst „ en hoe meer trekken met den drukker ge~ „ daan worden, des te fterker word de lugfe 0 zamen geperst, en des te fterker is ook haar, „ geweld op het kysteerafkookzel in den klei-. „ nen cylinder. Er is namelyk eene pyp, die „ boven van den grooten in den kleinen cylin„ der gaat, en door eene kraan gefloten kan „ worden ; maar deze omdraaijende , dringt de „ zamengeperste lugt uit den grooten cylinder „ met geweld in den kleinen, daar het klys- teerafkookzel in is, aan welks boveneinde „ eene fchroef is; door middel van deweike „ dezelve, na dat het klysteerafsookzel daarin „ gedaan is, toegemaakt kan worden. Onder aan dezen cyander is eene horizontaale pyp, „ welke insgelyks door eene kraan toegedaan „ en geopend kan worden. (Aan het einde „ van die pyp is een buigzaame zak, welkers „ lengte men naar goedvinden neemt, met een ue koperen iciiroef vast gemaakt, en aan de-  ■■- *"°3 M zen zak is het beenen pypje. De beide cylin„ ders worden dan door twee haaken aan elkan„ der vast gemaakt. Door deze inrigting zal „ dus de zamengeperfte lugt in den grooten cy„ linder, door de pyp in den kleinen cylinder „ gedrongen, het klysteerafkookzel drukken, en „ het zelve door de geopende kraan in den zak, „ en vervolgens door het pypje ter plaatze zyner „ beftemming, byra tot den laatften droppel, „ met kragt en in eenen onafgebroken loop, in„ fpuiten. §. L X V. „ Wanneer men zig derhalven van dit werk„ tuig tot gebruik v/il bedienen, behoeft men „ flegts eerst den cylinder voor het klysteeraf„ kookzel aan de kraan te fteken, door middel „ van de buis s de haaken op beide plaatzen inha„ ken, de beide kraanen toedoen, het fchroef„ dekzel openen, het klysteeraflcookzel in den „ cylinder gieten, en als dan de fchroef, door m middel van eene fpil, vast aanfchroeven, en „ opdat dezelve ter deeg lugtdigt zy, een ftuk „ leder, het welk met kaersvet befmeert is, aan „ de fchroef fteken. Als nu het kiysteerafkook„ zei den behooriyken graad van warmte b.ko„ men heeft, word de lugt in den grooten cy„ linder, door middel van 10 of 12 trekken, za„ mengeperst, de zak aan de kraan gefchroefd, G 4  104 —^1. „ en het pypje, na dat hetzelve met olie gesmeerd is, door den lyder, in eene gepaste » ligging, in den aarsdarm gebragt; de beide „ kraanen worden geopend, en dan zal op ge„ zegde wyze het klyfteerafkookzel door den „ zak zonder het minste ongemak indringen. " De uitvinding is zeker fraai, maar behalven dat dit werktuig te zeer zarnengefteld en dus te kostbaar is, is de vraag, of niet de drukking der lugt ten laatsten — daar dezelve het fterkst moest zyn, wyl de tegenftand met de ingefpoten waterkolom toeneemt - te zwak moet worden, dan, dit niet zynde, of niet ten laatsten met het klyfteervogt ook een gedeelte lugt zou kunnen indringen, welke voor het inhouden der klyfteer zo hinderlyk is? Daarenboven zou ik ten minsten den cylinder, welke het afkookzel bevat, niet van koper noch de kraan van gemengd koper laten maken, uit vrees, dat, zonder de grootfte voorzigtighcid, iets van het koper op gelost en den lyder fchadelyk zou kunnen wor. den. 5. Lï VI, Menkiezenu, welke van deze klysteerfpuiten men wil, zo moet men inzonderheid daar op letten, dat men zuiver tin bekome, en dat geen tin met lood gemengd tot den cylinder en zuiver lood tot een drukker gebruikt worde, gelyk ik  verfcheiden maaien ontdekt heb. Want, wanneer het afkookzel langen tyd in de fpuit is gebleven, zuuragtig of met azyn gemengd is, zal hetzelve met looddeelen beladen worden , en de gewoone kwaade gevolgen te weeg brengen, welken het lood heefc als het in het lichaam gebragt is. Het fpreekt van zelve, dat de pyp der klysteerfpuiten met eene dwarspyp voorzien, diep genoeg in den aarsdarm moet dringen, dat dienvolgens derzelver lengte naar het meer of minder vet lichaam ingerigt moet worden, en dat men naderhand by het indrukken van dea drukker eenig geweld moet gebruiken , uit hoofde van deszelfs dubbele kromming. §. L X V I I. Onder het zetten van eene klyfteer, hetwelk door een ander gedaan word, of dat men met de tinnen fpuit met de kromme pyp zelf liggende kan doen, of ook eerst na dat men, op eenen bok of fchraag, zig dezelve gezet heeft, moet men zig op de regte zyde leggen, en vervolgens de beenen zo hoog als mogelyk is eenen korten tyd ergens tegen zetten, of de dyen om hoog hebben, en midlerwyl den buik een weinig laten fchokken , ten einde de klyfteer door de bovenfte wendingen of krommingen, naar de regte zyde tot aan den blinden darm gebragt worde. Van hoe veel gewigt het in agt nemen van dit voorG S  ïo6 " L - ,5 fchrift in veele gevallen moet zyn, bewyst de heer Doktor Martyn door eene gelukkige proeve , die hy aan zigzelven, in eene ziekte, welke hem met d?n dood dreigde, in het werk gefteld heeft. „ Nadat wel twintig klysteeren vrugt„ loos gebruikt waren ", zegt hy, „ viel het „ my eerst in, my op de regte zyde te leggen, „ en, als ik de klyfteer in had, met de voeten om hoog te klouteren. Dit was nauwlyks „ gefchied, of dezelve viel door het dwarfte „ gedeelte van den kronkeldarm, dat ik het kon „ gewaar worden, en ik werd flaauw. Vervol„ gens gingen verharde klompen drek en flym „ af, en ik vond my op eens van de hevigfte „ pynen en het onophoudelyk braken enz. be„ vryd , 'tcrwyl alle hulpmiddelen daar tegen „ vrugtloos waren geweest. 5. L X V I I I. Of nu alle lyders, wier kronkeldarm by deszelfs oorfprong, met geen harde vuiligheid bezet is, zig op de regte zyde moeten leggen en met de voeten om hoog klauteren, of zy dit altyd, dan fligts nu en dan moeten doen, deels met oogmerk, om de klyfteer fterker te doen werken, en deels om zc des te beter te kunnen iohouden, zal ik niet bepalen. Ik kan ten minsten ais ik eene koude klyfteer. neem, den loop van dezelve naar den blinden darm, zonder deze  vtrrigtingen, zeer' duidelyk voelen ; en veelen kunnen aanftonds na dat de klyfteer gezet is, zonder eenige neiging tot afgang, allerlei lichaamsoefeningen verrigten; anderen-brengen het door de gewoonte zo verre, dat zy de klyfteeren, uit wolverley bereid', zonder moeite kunnen inhou^ der). De kiyfteer verteert by beiden in korten tyd, het welk ik hieruit befluit, wyl na verloop van drie, of vier uuren, zomtyds eerder, zomtyds laater, winden en een gewoone ftoelgang, of harde vuiligheid , zonder blyk van klyfteer gevolgd zyn. Dienvolgens kan men zonder ongemak gevoeglyk drie klyfteeren daags nemen, eene des morgens; eene des avonds na het eeten, en de derde voor dat men naar bed gaat na eenen fchraalen maaltyd, of anders twee des morgens en eene des avonds als men naar bed gaat. Zulken, die de k'.yftceren gemaklyk kunnen inhouden , raad ik, kort na het nemen van dezelven, des voor- en namiddags in de open lugt eene wandeling te doen, of in een rytuig, of anders , het welk nog beter is, te paerd, op eenen zagten draf. §. LX IX. Daar het doeleinde van dit uittrekzel niet is, om aan lyders de kunst te leren, van allerlei foorten van ziekten , dieuitden onderbuik voordfpruiten, met al derzelver omftandigheden en  £08 - verfcheidenheden te kennen en te genezen —. eene kunst, die ik eerst voor mogelyk houde, wanneer ik in ftaat ben, iemand, die de geneeskunde nietverftaat, den geheelen omfiag der geneeskunst in weinig bladen te leren kennen -— maar het oogmerk met hetzelve alleenlyk is, een' ieder de oorzaak van eene ziekte, die zig zo menigvuldig vertoont, bekend te maken, ten einde hy deels het geen in zyn vermogen is, zou kunnen toebrengen, om door vermyding van alle daartoe gelegenheid gevende oorzaaken dezelve zeldzaamer te maken, anderdeels, op dat hy den geneesheer in het onderzoek zyner ziekte behulpzaam zou kunnen wezen , en eindelyk, op dat hy in de eenvoudigfte gevallen, des doods, zig zei ven zou kunnen helpen, of, by afwezenheid van eenen geneesheer, den voordgang van de kwaal zou kunnen beletten, tot tyd en wyle hy bepaalder voorfchriften bekomen hebbe, zo heb ik onder de ingrediënten der visceraalklysteeren alleen dezulken opgegeven, die in geen der hier genoemde gevallen nadeel kunnen doen. Met hetzelfde oogmerk heb ik het geen de lang* durigheid der geneeswyze, de verfchillende veranderingen, welken de omftandigheden noodzaaklyk maken, het nodig gebruik van andere geenesmiddelen betreft, en het geen verder in het groote werk, het welk meest voor den geneesheer gefchikt is, over deze ftof gezegd is, geheel weggelaten, wyl ik reeds by ondervin-  T ~ iogi ding weet, dat zelfs eene uitgebreide verklaring over deze zaaken niet toereikende zou zyn, om dezelven zo nauwkeurig te bepalen, dat de gemeene man zig, zonder gevaar en zonder zig te benadelen, daarvan zou kunnen bedienen, en ga derhalven nu over tot het gedeelte, hetwelk over de genezing door den leefregel handelt. %. L X X. De voordeden , welken ik van de wyze, om de geneesmiddelen door klysteeren in te brengen, aangeprezen heb , zyn voor walgagtige en verlekkerde lyders van veel gewigt. Veelen hebben zulk een gevoelig gehemelte, en zulk eene levendige verbeeldingskrr.gt, dat zy reeds Adderen als zy van artzenyen horen fpreken , dat zy op het zien of ruiken van dezelven reeds overgeven, en dat hun flokdarm , die zig voor de grootfte oesters, van welken een ander walgt, niet fluit, voor pillen van een grein zamentrekt; en hoe weinig kinderen en onnozelen kan men noch door list, noch door geweld tot het aanhoudend gebruik der artzenyen bewegen? Wyl men zig nu nog daarenboven van geneesmiddelen, die zonder weerzin, met genoegen en vertrouwen gaerne genomen worden, eene dubbele goede uitwerking kan beloven, is men genoodzaakt, de lyders zo veel mogelyk van onaangenaame en walgagtige artzenyen te verfchonen, en zyne  101 ■ tm oev lugt dikwyls enkel tot de klyfteeren en andere uitwendige middelen te nemen. Doch men moet ze altyd, zo in dit, als in elk geval aangenaam en nogthans kragtig onderftetinen met zulke voedingsmiddelen , welken inzonderheid op de infarclus pasfen, of welken zeepagtige, openende, fmedig makende en de fcherpe fappèn verzoetende artzenykragten bezitten. §. LX X L Hiertoe zal ik onder veele anderen alleen van dezulken gewag maken, welken ik het best bevonden heb, en ook van dezulken melding doen, welker misbruik eene oorzaak van de infarclus opleveren, en welker gebruik dienvolgens fchadelykis, of niet te min flegts zelden en onder zekere voorwaarden kan toegeftaan worden. On» der de heilzaamen, welken als groenmoes of falaad, in loepen of dranken, of zonder toebereiding genoten worden, tel ik de fcorfoneer-fuikerfellery-pieterfelie- en witte wortelen, welke laatften men van de vergiftigen wel moet onderfcheiden, of, om derzelver fchadelyke werking, waarvan ik een treurig voorbeeld weet, te verhoeden , open en fterk moet koken. Verders de rapuncen, geele en roode wortelen, asp^rgien en fpruitjes van hop, het loof van papenkruid, de jonge netelen, muizenoor, fpinagie, turkfche of witte tuinmelde, ingemaakte witte of zuur"  •- III kool, in het eerfte water afgekookte roode kool, kookfalaad, fuikerykruid, andivie, waterkers, falaad (iacluca') , porfelein, bernagie , zuring , komkommers, citroenen, limoenen, orangeappelen, en onder het ooft, volkomen rype druiven, kersfen, kwetzen, St. Jans- en moerbeziën, framboozen , mits dat zy zonder wormen zyn, en de aangenaame en voortreflyke aardbeziën, die egter, wanneer zy geen toevallen van zenuwziekte zullen veroorzaken, van de onrypen wel gezuiverd en van ongedierte gereinigd moeten zyn. Het gebrek aan deze foort van fruit kan vergoed worden door de fuikerryke in szyn ingelegde roode wortelen en ingemaakte komkommers. §. L X X I I. Verder behoren ook onder de klasfe der artzeny middelen tot den leefregel behorende, de kervel, radys , ramenas , het mosterzaat, de fuiker en honig, welken de verrotting en fcorbut tegenftaan , de verdikte fappen eri de zwarte gal ontbinden; ongekookte verfche eyeren, weiken zeepagtig zyn , en de wei- en galagtige ftremmingen tegengaan, de verzagtende oesters, welken de fcherpte wegnemen, en het gezouten en gerookt vleesch, het welk de flym losmaakt, nevens de verfche haring. Volgens myne ondervinding kunnen de meeste hypochondristen deze fpyzen, door de geneesheeren fchier algemeea  JI2 ■, verdagt gemaakt, veel beter verdragen, dan hoender-en kalfsvleesch, en de heer profesfor Segner heeft dezelven voor zieklyken ook meer als heilzaam, dan als fchadelyk befchouwd. Het fpreekt van zeiven, dat zy wel gereed gemaakt, niet te fterk gezouten en gerookt, noch te vet moeten zyn , en matig moeten genoten worden. Men heeft ook voor de fcherpte in het hoed, weinige gevallen uitgezonderd, niet te vrezenj want hoe kan een ftukje ham of pekelvleesch, eens of tweemaal in de week gegeten, het bloed veel veranderen? §. L X X I I I. Onder de minder werkzaamen, ten minsten onnadeliger, tel ik de groene jongefprnitvrugten favooye- en bloemkool, beet, artisjokken, koolrapen, de witte knollen, aardappelen, ryst, garts en haver. Doch de winderige witte knollen en boven den grond groei jende koolrapen, groene erweten, gelyk ook kruikooi, koolfpruitjes, zuurkool en bloemkool, zyn even zo min voor zwakke maagen gefchikt, als radys en alle foorten van ajuin voor zulken die zeer aandoenlyk zyn. Hoe openend de aspergiën zyn, zyn dezelven niet altyd dienstig, en nadelig voor heete, drooge, hardlyvige, prikkelbaare lieden, ingalagtig, ontftekingagtig, fcherp bloed en in infarclus van eenen rotagtigen aart. Het moeten zeker  H3 leer groote liefhebbers van aspergiën geweest zyn, die;er de deugd aan toegefchreven hebben» van het bloed van verrotting te zuiveren j want ik weet by^ondervinding, dat het misbruik daarvan bloedfpuwen kan verwekken, en de aanval• len der jigt heviger en menigvuldiger maken, en dat zy aan de pis niet alleen eenen leelyken flank -maar ook in de daad eene neiging tot fchielyker verrotting- mededelen. Maar in dezelfde gefteldheid, waar in de aspergiën nadelig zyn, kunnen -de kropfalaad, fpinagie, turkfche melde, de gemelde foorten van oofc, de beetwortelen en agur,ken, citroenen, bernagie, zuring enz. niet genoeg aangeprezen worden. Daartegen kan men met dezelfde vrugten en gewasfen niet omzigtig genoeg te werk gaan by lieden, die koud, vogtig, tot winden en buikloopen geneigd zyn, by aandoenlyke, zwakke, verzuurde maagen , en waterig bloed, hetwelk zy nog meer op eene nadelige wyze verdunnen. Doch zulke ongemakken der maag, die uit galagtige fcherpheid en drooge vezelen ontftaan, wanneer zy een best maagmiddel verftrekken, moeten wel onderfcheiden worden. §. L X X I V, Oder al de opgenoemde tot eenen goeden leefregel behorende visceraalmiddelen zyn de kropfalaad, de fpinagie en de gemelde foorten van H  H4 - ooft de kragtigfte artzenyen. Geofroy heeft veele zwartgallige hypochondristen, enkel door het gebruik van gekookte kropfalaad genezen, en deze plant was de lieffte kost van Galenus en zyne eerige toevlugt in zyne uit verhitte gal ontftaande flaaploosheid. Voor heete, galagtige, drooge temperamenten fchynt de zogenaamde roomfche kropfalaad inzonderheid gepast te zyn, wyl het zuur zout daarin meer ontwikkeld is, dan in de andere- De meer zuuragtige fpinage komt het naast aan dezelve. De gelukkige genezingen , welken aan krankzinnigen enkel door het menigvuldig gebruik van kersfen, druiven enz., gelyk ook van komkommers gedaan zyn, na dat zy eenen fterken afgang van zwarte gal te weeg gebrag.t hadden, bewyzen genoeg derzelver kragt tegen de infarclus. §. L X X V. Onder de voedingsmiddelen, welken het bloed meer verdikken, en de vergaderde vuiligheid in de darmen vermeerderen en onbedwinglyker maken , tel ik de gedroogde peulvrugten , als erweten, boonen, linzen, kastaniën, nootenenz.de raauwe, ongegiste, of niet wel gebakken of te vet en met veel eyeren toebereide meelfpyzen, de knoedels, meelreepen, koeken, inzonderheid de bladige korsten van taarten en de deegagtige van pastyen enz., de met meel of taaye graanvrugten  toebereide brei. Verders de fterk voedende fpyzen in groote hoeveelheid gebruikt, by eene weeklyke en lediggaande levenswyze, welke, gelyk men dikwyls heeft waargenomen, even zo wel een flymig fpekagtig bloed veroorzaakt hebben ; insgelyks brood, hetwelk uit onryp of onzuiver koorn bereid, niet genoeg gegist en gebakken , deegagtig en zuur is; hardgekookte eijeren, dikflymige visch, het vette verkens- ganzen- en hamelvleesch; het aangebrand vet, de oude kaas, onrype vrugten en de op zigzelven reeds onverteerlyke champignons. Deze laatften hebben nog daarenboven een fcberp, de verrotting bevorderend zout, hetwelk in veele gronden en klimaaten, en in menigerlei weeder zo vergiftig kan worden, dat het de fchriklykfte toevallen en zelfs den dood kan veroorzaken. Alle voorzorg, die men by het uitzoeken gebruikt, is niet altyd voldoende. Ik heb onder de beste foort van champignons een broed kleine fpinnen met eijeren, die onder het bovenfte vliesje verborgen lagen, ontdekt. 5. L X X V I. Onder de nadelige dranken behoren inzonderheid de dikke, zoete, ongegiste bieren, de brandewyn, die de fappen verdikt en de vezelen onbuigzaam maakt, voornaamlyk dezulken , welke tegen de vaderlandslievende waarfchouwing H 2  ilS van den geleerden hoogleeraar Piocquet , door koperen pypen gedistileerd is, en met fpaansch groen vergiftigd word, gelyk ook de verflappende warme dranken. Doch de koffy, welke de maag verfterkt', de winderigheid verdry ft, enden afgang bevordert, kanveelen, om de gewoonte, en als eene artzeny, toegeftaan worden, mits dat zy matig gebruikt en wel toebereid word, dat is, wanneer men, na het opgieten van kokend water en zagt opkoken, de fchuim, die er boven op dry ft, zorgvuldig afdoet, welke fchuim op het vuur geworpen wordende, als zwavel brand en ftinkt, en, gelyk ik meer dan eens opgemerkt heb, het beven en hartkloppen verwekt. Zy word nog zagter, wanneer men er een derde of iets meer wel gedroogde, matig en gelyk gebrande en gemalen geele wortelen by doet. Deze geele wortelen koffy verdient onder al de nagemaakten den voorrang; ten minsten kan men de verhemelten, die aan de brandige koffy verwend zyn, het best daarmede bedriegen. Ik agt egter het afkookzel van kakaofchillen, als zy eenen nagt geweekt zyn, beter. 0. L X X V I I. Met deze voedingsmiddelen moet men by de taaye vuiligheid, die in de darmen heerscht, nog' omzigtiger te werk gaan, dan by de infarclus, welken inde vaten zyn, fchoon veele zieken,  wiens verteringswegen opgepropt zyn van wormilym, verbazende maalcyden daarvan kunnen doen, zonder zigtbaar nadeel. Doch veelen daarvan zyn onfchadelyk onder zekere voorwaarden. Het maakt een groot onderfcheid, of men dezelven dagelyks tot fpys verkiest, dan of men ze flegts om de agt dagen gebruikt; of men de maag, tevens met menigerlei andere fpyzen, daarmede overlaad, dan of men ze enkel en matig gebruikt. De gewoonte en lichaamsgefteldheid maken ook eene uitzondering, op den regel, ja zelfs maken dezen het zomwylen noodzaakiyk, dezelven te veroorloven en voor te fchryven. Ik ben dikwyls verbaasd geweest, als ik zag, welk een mengzel van onverteerlyke, zoete en zuure fpyzen, die eene boerenmeid zouden ziek maken, menige tedere, van der jeugd af zo gewende hofdame even zowel, als eene Laplandfche de traan, kon verdragen, en hoe menige afgeleefde, meestendeels zittende of liggende grysaarts zig by den kost van "eenen dorfcher za on« gemeen wel bevonden hebben. §. L X X V I I I. De vermaarde doktor Brunner werd by eenen der grootfte vorsten van Duitschland geroepen, die aan eene fluipkoorts lag, verzeld van gebrek aan eetlust en van kragtloosheid, en die naar geen geneesmiddelen luisterde. De heer H 3  Brunner vernemende, dat ■ de lyder, die altyd veel van groven harden kost had gehouden, eenen grooten tegenzin had in den zagten kost, dien men hem opdrong, vraagde hem, of hy geen trek tot zuurkool had ? Op het woord zuurkool was het als of de lyder een nieuw leven kreeg. Zyn trek naar dezelve was zo fterk, dat hy den tyd niet kon afwagten, dat men dezelve kookte en de tafel dekte. By geluk had men dezelve voor de-tafel der ftalbedienden klaar gemaakt. De heer Brunner liet den hoogopgehoopten aarden fchotel zonder eenigen omflag in de kamer van den vorst brengen. De reuk laafde hem reeds van verre, en het gebruik daarvan en van dergelyke fpyzen herftelde den eetlust en de kragten der wyze , dat de geneesmiddelen de genezing konden bewerken. Voorleden jaar werd ik by een aanzienlyk heer in de rabuurfchap geroepen , die aan eene kwaadaartige galkoorts gevaarlek ziek was. Hy was wezeloos, gaf alles over, wat hy gebruikte, had eenen aanhoudenden hik, met walging en neiging tot braken; de plaats omtrent den hartkolk was pynlyk, wanneer men er op drukte; de'bovenbuik was gcfpannen en de voeten waren koud; met één woord, at de omftandigheden waren , dat ik het zynen geneesheer» die tegenwoordig was, niet kwalyk kon nemen, dat hy dezelven als kentekens van ontfteking b„-fchouwde. Doch ik vermoedde een ovcrblyfzel van bedorven gal, niet-  119 tegenftaande men eene menigte ontlastende middelen gebruikt had, en liet ten etrften eene foep van het zwartfte roggenbrood met zuring gereed maken. Deze gretig genuttigde kost fülde het braken en den hik, en bereidde de maag, dat zy de geneesmiddelen inhield, welken hem ras buiten gevaar bragten. §. L X X I X. Ik heb over veele zieklyke, hypochondrifche en deels uitterende lieden gegaan, welken het daardoor geworden zyn, dat hun, na eene koorts of na andere onpaslykheden, welken men toefchreef aan het gebruik van harde, zwaare fpyzen — fchoon zy by fpek en erweten waren groot gebragt, — een ftrenge kraamvrouwen leefregel was voorgefchreven, beftaande uit flappe bouillon van hoenderen, wortelen en ten hoogften uit zwezerikken. Hunne kwaal fcheen deswegens ongeneeslyk te zyn. Want alle de artzenyen bleven werkloos, de maag zwak en walgende, de fpiervezelen flap en de zenuwen zwak, zo lang zy zig aan dezen zagten leefregel hielden. Maar zodra ik hun het matig gebruik van hunnen gewoonen ruwen en harden k>st, van ham, falaat, pekelvleesch en ingezulte komkommers enz. veroorloofde, kwam de waterige mond met de verwekte verteringskragten zigtbaar weH 4  120 1 ■■■ : der, en de geneesmidde1en deden de beste werking. ; 5. L X X X. Een geneesheer, die zig in Lyfland door zyne gelukkige genezingen en braafheid, voornaamlyk by de ridderfchap, een groot vertrouwen had verworven, had op zyn doodbed berouw, dat hy door zynen ftrengen leefregel de gezonden en de zieken van hunne gewoone ruwe levenswyze afgebragt, en hen tot weeklyke lieden en flaaven gemaakt had. Hy befchouwde dit als eene gewetenszaak en liet deswegen eenen rondgaanden brief aan de ridderfchap afgaan, waarin hy dezelve om vergifnis verzogt, en ernstlyk vermaande, het tegendeel van het geen hy geleerd had , in agt te nemen. Hy ftierf daarop gerust, in verwagting, dat iemand na hem zou komen, die het geen hy bedorven had , weer herftelde. Deze gcwenschte hervormer was myn overleden vader. Hy voerde, by zyn verblyf in Lyfland , den ouden rid derkost en de vorige levenswyze — want beiden kunnen niet van elkander gefcheiden worden — met veel drang van redenen weder in. Hy had reeds voor lang het nadeel ingezien, dat daaruit ontftaat, wanneer men onyoorzigtig tegen de kragt der gewoonte aangaat, en eene harde ruwe fpys en levens-  12 f wyze, die de gelegenheid aanbied om een digt wel gemengd bloed te maken, en een duurzaam hard lichaam te vormen, in eene verweende, verzwakkende en verflappende, en te prikkelbaar en aandoenlyk makende, weeklyke leefwyze, welke Hippocrates reeds als nadelig voor de gezondheid en een lang leven verklaard heeft, buiten noodzaak'ykheid verandert. Door het-gebruik van zagte, wateragtige, weeke en ligtverterende fpyzen word daar en boven de toevloed der werkzaame verteringsfappen hoe langer hoe meer verminderd, en de maag traag en werkloos gemaakt; even als een arm eindelyk als lam word, wanneer men denzelvcn lang in eenen band draagt. Het tegendeel volgt, wanneer de maag vaster fpyzen van harder zelfilandigheid krygt, die meer tegenftand bieden. Een fchielyke overgang van eene weeklyke levenswyze , waar aan men gewend is, tot eene harde kan zekerlyk insgelyks kwaade gevolgen hebben; maar, wanneer men voorzigtig en trapswyze te werk gaat en de nodige lichaamsbewegingen niet verzuimt, kan men eindelyk, gelyk ik dikmaals gezien heb, de teerfte en weeklykfte maag geheel veranderen. II 5  «22 5. L X X X I. Het geen ik van de géwoone fpyzen gezegd heb, is ook van de dranken waar ; zelfs by de fchielyke ontwenning van de nadelige moet voorzigtig te werk gegaan worden. Ik heb eenige oude brandewyndrinkers in een dodelyk marasmus zien vervallen, als men hun het gebruik van dezen drank te fchielyk en ten eenemaale verbood. De heete dranken worden voor zulke orjgelukk'gen, het zy zieken of gezonden, eindelyk eene waare behoefte. Mislykheid, braken, dezoode, verzwakking, beven en zwaarmoedigheid tot wanhoop toe zyn gemeenlyk de gevolgen van de voorbedagtlyke of gedwongen volkomen onthouding van hunnen nektar. Zy houden hem ook daarvoor, wyl deszelfs gebruik hen uit den jammerïyken toeftand ras in eenen vrolyken verplaatst. — Maar zy bedenken niet, dat dit flegts voor eenen korten tyd vervrolykend vergift de oorzaaken van hunne kwellingen en vcrdrietlykheden hoedanger hoe meer vermeerdert, en dezelven eindelyk ongeneeslyk maakt. Om die reden is het moeilyk hen van hunne zelfmoordcrfche gewoonte aftebrengen. Men heef: dit doeleinde wel menigmaal bereikt, door het byrr.c-.ngen van walgagtige dingen doch het is en blyft altyd eene gevaarlyke onderneming: ondertu^fchen kan de oplosfing van braakwyn* ftetn geen kwaad doen, wanneer dezelve in zulk  lag eene dofis onder den geliefden drank gemengd word, dat hy, nevens walging, flegts eenige reizen braken verwekt. De volgende manier van ontwennen heb ik zo zeker als voldoende bevonden. Men zuivere de maag en darmen van zuur en flym, men beginne met het onthouden van de helft van hunne gewoone portie, vermindere deze om de twee dagen, en laate hen, in plaats daarvan, maag- en zenuwvertterkende middelen gebruiken; by voorbeeld, des morgens eenige fneedjes geroost wittebrood met fpeceryen befcrooid en in wyn gedoopt, en voor den maaltyd een lepel vol van de maagdroppen van Robert Whyt. Indien men genoodzaakt mogt zyn, geweld te gebruiken, bedreige men hen by het eerfte dronken drinken met een kamerarrest van vier weeken, by het tweede met eene dubbele ftraf enz., men korae deze bedreiging ftiptlyk na, en bediene zig tevens van het evengemeld middel van ontwenning. §. L X X X I I. Ik heb opgemerkt, dat de geenen, die op eene ruuwe wyze opgevoed, en aan harden kost gewend waren, en zig gedurende hunne onpaslykheid ook daarby gehouden hadden , veel zeldzaamer aan de infarclus onderworpen waren, dan weeklingen; dat zy, wanneer zy er van aangetast werden, veel minder en menigmaal nauw-  124 lyks eenige merklyke ongemakken, en allerzeldzaamst zenuwziekten daarvan leden ; dat hunne fpysvertering, hun uiterlyk aanzien, hun bloed zuiverer en hunne genezing voorfpoediger was. Hoe dikwyls heb ik my niet verwonderd, hoe eene maag, die als gehard is om veel te verdragen , die zelfs in ziekten niet zo ligt verzwakt, uit de onverteerbaarfte fpyzen het zagtfte, zuiverfte voedingsfap bereiden, en, als ware het, uit gift honig trekken kan. De meeste zieken, aan infarRus onderhevig, zyn met' hypochondrieke en hysterieke zenuwtoevallen gekweld, die zig tot op de ziele of de verbeeldingskragt uitftrekken. Zy zyn uit dien hoofde zeer befchroomd in de keus der fpyze en leefwyze , en eeten gemeenlyk hun brood in het koude zweet huns aangezigts. Om die reden 'kan het hun nooit wel bekomen. Men moet derhalven tragten, hun die kommerlyke, flaaffche, ftiptlyke, dienvolgens nadelige levenswyze uit het hoofd te brengen, en hen aan een onbefchroomd en afwisfelend genot van fpyze en lugt te gewennen, en hen menigmaal zelfs, volgens hunne taal, tot waaghalzen te maken. §. L X X X I I I. In het algemeen geef ik hun, naar myn geneeskundig begrip, nadat zy daarin van het geen bun, naar verfcheidcnheid der omuandigheden,  "5 goed of nadelig is, byzorder onderrigt worden, een voorfchrift, hoe zy zig volgens eenen goeden leefregel hebben te gedragen. Men eete niet te veel tevens en te veelerlei kost onder elkander , inzonderheid onthoude men zig van zulke fpyzen en dranken , uit welker ongepaste menging al te fterke gistingen, ftremmingen en nadelig zuur, oprispingen enz. ontftaan; men deele liever den maaltyd, en eete by voorbeeld het ooft des morgens en des avonds, in plaats van by het nageregt, zo zal het veel beter bekomen. Men gebruike ook van den ligter te verteeren eenvoudigen kost niet meer, dan de werktuigen der fpysvertering genoegzaam kunnen verdragen, dus by nagelaten lichaamsbewegingen minder, en voor dat men zig te flapen begeeft het minfte; men zwelge de fpyzen niet te fchielyk op elkander in, maar kaauwe dezelven eerst tot eene dunne brei, men geniete dezelven met een opgeruimd gemoed, van alle zorg en bezigheid ontheven-, men onthoude zig kort voor en na de maaltyden van alle gemoedsbewegingen en iufpanningen van den geest; men neeme flegts nu en dan zulke fpyzen, welker dikwyls herhaald gebruik eenen fchadelyken invloed op de fappen en zenuwen kunnen hebben; men ga niet te fchielyk van de gewoone, zelfs fchadelyke, leefwyze tot eene andere tegengeftelde, van eene geruste en fiille leefwyze tot eene moeilyke, en nog minder van eene werkzaame levenswyze tot eene ledig-  126 heid over; eindelyk men toetze-aan zig zelve, wat iemand behaagt en niet behaagt. Dit is inzonderheid eene hoofdzaak. Doch hier komt nog zeer by in aanmerking de gewoonte en eigengeaartheid, of de zeldzaame menging der fappen en zamenftemrning der zenuwen, aan zekere lieden eigen, die zig ontroeren by dingen, welken anderen gaern ontvangen, en omgekeerd. Zo kunnen veelen, by welken het kalfsvleesch onverteerd in de maag blyfe, het verkensvleesch wel verdragen; anderen, by welken een glas witte wyn de maag bederft, verfterken denzelven met een half pint rooden wyn; zo zyn de kreeften, kappers, radys, kaas, ajuin, aardbeziën enz. voor veelen een vergift; voor anderen zyn zy niet nadelig. §. L X X X I V. Vooral moeten zulken, die van hunnen buik eenen afgod maken, of die hun grootfte geluk in lekkerny, lediggangen weeklykheid vinden, zonder barmhartigheid tot den ftrengften leefregel gehouden, en zig by die kastyding tot eene dagelykfche lichaamsbeweging in de open en eindelyk ftrenge lugt gewennen; en anders kan men hen niet genezen. De heer Tronchin maakte zig door den gelukkigen uitflag van zulk een ftout voorfchrift in Parys beroemd als een orakel. Een gewaande geneesheer vergaderde zig ryk-  dommer!, door dat hy zig van TronchiUs hongerkuur, zelfs by verweende en te veel gevoede en daar door zieke fchoothondjes, met hetzelfde geluk, doch zonder voorkennis der medogende dames, bediende. De dagelykfche lichaamsbewegingen, gepaard met het gebruik der geneesmiddelen, maken voor onze zieken een gewigtig en dikwyls onontbeerlyk gedeelte der leefwyze uit. Hier toe behoren het reizen te water en te land , de verandering van voorwerpen, de jagt, vrólyke fchouwfpelen, de muziek, aangenaam gezelfchap, het wryven van het onderlyf, en het koude wasfchen en baden. <§. L X X X V. Een ieder weet, dat de lichaamsbewegingen, gepaard met het gebruik der levensmiddelen, niet zo fterk moeten wezen, dat zy verhitten of verzwakken, en dat zy een' tyd lang voor het eeten of kort na geëindigde fpysvertering moeten gemaakt worden. Onze zieken raad ik voornaamlyk het ryden te paerd op eenen zagten draf, of in een ftotend rytuig op eenen hobbeligen weg, het welk de ingewanden fchud en verfterkt. De heilzaame fchudding van het onderlyf word zeer vermeerderd, wanneer men onder het draven de kneukels van de regte hand fterk tegen de regte zyde des buiks drukt, en met den linker voorarm  I2S '■■ m" op de andere zyde hetzelfde doet. Zy, die de klysteeren wel kunnen inhouden, doen wel, dat zy aanftonds, na dat dezelven gezet zyn, te paerd gaan ryden. Wanneer men geen gelegenheid heeft om eene lichaamsbeweging te maken, kan men dit gebrek door wryven eenigzins vergoeden. Het fterkt en bevordert de werking der klysteeren, den omloop des bloeds, den door- en afgang der infarclus en de uitwaasfeming. Geen geneesmiddel kan, volgens Tissot, in langdurige ziekten van het onderlyf, welken uit gebrek van werkzaamheid, uit verdikking en vergadering van fappen ontftaan, zo nuttig zyn, als het wryven. De ouden bedienden zig in de meesten ziekten daarvan en verzuimden het zelden. Het gefchied des morgens, als men wakker word, liggende, en onmiddelyk na elk wasfchen, ftaande, met eenen zagten wollen lap, die met het gewoon rookpoeder doorrookt is, waarmede men den buik naar alle zyden en in de rondte , gedurende vyf of zeven minuuten , zagtlyk wryft, alleenlyk by afwisfeling nu en dan wat harder drukkende. Om de kramp kragtdadig tegen te gaan, zal men wel doen, wanneer men ook het benedenfte gedeelte van den ruggraat wryft. §. L X X X V I. Dezelfde werking heeft men van het koud wasfchen te wagten. Het vermindert de ai te groote  120 groote prikkelbaarheid en aandoenlykheid der fpicren en zenuwvezelen, hard de huid tegen de nadelige werking der lugt, en verhoed de verkoudheden, zinkingenen jigt; en geneest dezelven ook gedeeltlyk. Ik raade het te dien einde ook den gezondfchynenden weeklingen aan , wyl zy er een zigtbaar goed gevolg van zullen zien; Tot het wasfchen van het ganfche lichaam be~ dient men zig van eene groote fpons, welke men met trapswyze kouder en eindelyk met yskoud water vult. Het kan des avonds voor dat men naar bed gaat, en des morgens voor dat men opitaat, na het zetten der klysteeren gedaan worden, inzonderheid aan den buik, terwyl men tevens ook de handen en voeten een tyd lang in koud water houd. Wyl ik gezien heb, dat het koud wasfchen op die wyze gevoeglyk in plaats van het koud baden, weinige gevallen uitgezonderd , kan dienen, laat ik alleenlyk des zomers de koele rivier- en mineraalbaden gebruiken, die ook het hunne doen tot genezing van de infarclus fchoon zy op verre na by de inwendige baden, de klysteeren, niet kunnen halen. Een zeker geneesheer, die een voorftander der baden was, nam proeven met de visceraalklysteeren, en vond de voordeden der inwendige baden zo groot, dat hy fchersfende van de uitwendige baden zeidè, dat men van dezelven mogt zeggen j wasch my den pels, en maak my hem niet nat. .Volgens myne laater ondervindingen doea egter I  13» ■ de klysteeren, gepaard met de uitwendige baden; eene ongemeene werking. Tot dit einde moeten de lyders de klysteer gebruiken een kwartier uurs voor dat zy in het bad gaan, en gedurende een uur, ook wel langer, tot over den navel, daar in blyven, en onderwylen den buik telkens drukken en wryven. Ik laat de meesten het bad het eerfte half kwartier lauw gebruiken en er vervolgens telkens koud water bygieten, terwyl zy het lauwe laten aftappen. Op deze wyze kunnen de gevoeligfte lieden het koude bad verdragen, het welk, wanneer zy er zonder deze voorzorg ingaan, by veelen de fchriklykfte toevallen veroorzaakt. $. L X X X V I I. By de middelen uit den leefregel komen de gewoone lente- zomer- en herfstkuuren het naaste, als mede de fappen en het nat van kruiden, de hui, mineraalwateren en het behoorlyk gebruik der bovengemelde foorten van ooft. De teere eerftelingen der groente en falaad bezitten eene kragt, om de fappen, die in den winter taai geworden zyn en zig verzameld hebben, te ombinden , en verwekken uit dien hoofde dikwyls eenen heilzaamen buikloop. Op dezelfde wyze werken het nat van kruiden en het fap van fleedoornbeziën enz.; doch veel fterker de uitgeperfte fappen van kruiden, als zy maar de maag niet zoligtlykontftèl-  131 den-, het welk egter gemaklyk kan voorgekomen worden, wanneer men de eerften in gekruid vleeschnat kookt, en by de laatften haverllym en een weinig foely doet. Ik laatze gemeenlyk uit falaad, chichoryen of papenkruid en duivenkervel, zodra deze uitkomt, bereiden. De hui, die men naar omftandigheden met wynfteenroom , citroenfap, tamarinde, witten wyn en bier kan toebereiden, en welke men, wanneer zy niet zal laxeeren, kookt, en er het zesde of agtfte gedeelte melk by voegt; of waarin men, om haar tevens eene verfterkende kragt te geven, een gloeijende ftaaf nieuw yzer eenige reizen bluscht, word door den heer Tissot onder de grootfte geneesmiddelen der natuur tegen de taai je, fcherpe gal, de verftopping der lever en galblaas, tegen de zenuwziekten, ook tegen dezulken, die met gebrek aan eetlust en met koorts gepaard zyn, aangeprezen. Men kan er zig nog veel meer van beloven, inzonderheid tegen allerlei foort van fcherpte, en daaruit ontftaande zenuwkwaaien enz., wanneer men vier, vyf, of zes roode boschflakken geheel en al met haare huisjes tot bry hakt, zo lang in een weinig water kookt, tot datze geheel ontbonden zyn, het welk fchielyk gefehied, en dan by het doorgezegen afkookzel der hui doet. I 3  ji32 tj. L X X X V I I I. Dikwyls laat ik de Hakken in een fterk afkookzel van peerdik- of dergelyke wortelen ontbinden, hetzelve met een pint goed vleeschnat, met zuring en kervel, mengen , en des morgens nugteren, vyf of zes weeken lang, drinken, na dat de eerfte wegen wel gezuiverd zyn. Ik ken geen middel, dat de verloren goede fappen en kragten na zwaare ziekten, door verlies van bloed, het venusfpel enz. en het lymagtige door wateragtige fcherpe etter verminderd en verdund, zo kragtig en op den duur vergoed en verbetert, defcherpte zo vast en fterk inwikkelt, als de Aakken. Hoe fterk en kragtig dit nat ook is, heb ik egter niet befpeurd, dat zy de uitteerende koorts, fchoon die van eene loogagtige fcherpte en etter was ontftaan en onderhouden wierd, vermeerderd had; veeleer heeft het die verminderd, en deels in den grond genezen. Ten minften zyn verfcheiden longzugtigen, door het gebruik der (lakken, zo lang van deze koorts bevryd, tot dat zy tegen den winter niet meer te krygen waren. Doch men zal wel doen , wanneer men er komkommerfap onder doet, waarmede het zig zeer wel verdraagt. Myn overleden broeder liet een bouillon fee of portatif van deze Hakken maken, en fchreef deze niet alleen des winters voor, maar zond ze ook naar andere plaatzen, waar dezelven niet waren. By veelen  - S§3 iaat ik de flakkenflym by de klysteeren mengen, en fchryfze den walgagtigen lyderen, die eene verflapte maag hebben, op die wyze voor. 5. L X X X I X. De verfche raauwe eijeren en oesters hebben veel overeenkomst met de Hakken. Tot de eijerkuur laat men het wit en het geele van drie of vier pas gelegde eijeren met een klein gedeelte van het eerstgemelde, doch koud geworden, afkookzel , waarby men zes of agt oneen van een gepast, door de gisting bereid, overgehaald water Cby voorbeeld het papenkruid of duivenkervel water) en anderhalf pint pepermuntwater giet, wel mengen, en des morgens nugteren drinken. Het is een zeer beproefd middel tegen de magerheid. Van de oesters moet men er ten minften 30 of 50 daags gebruiken , wanneer zy, gelyk ik by ondervinding weet, de Hakken maar eenigzins zullen evenaaren; en egter heeft deze lekkere kuur nog groote voordeden boven de walgagtige adderkuur, welke gewenschte uitwerkingen men eertyds ook van dezelve gezien heeft. §. X C. De mineraale wateren zyn des zomers de gewoone toevlugt van zieklyke lieden, inzonderheid van hypochondristen. Maar, wanneer de I 3  134 ■ darmen met eene menigte zeertaaije, zwartgallige flym beladen, of de poortader hardnekkig verHopt is, is het hun niet raadzaam, de yzerryke, geestagtige gezondbronnen te naderen, indien zy geen gevaar willen lopen, dat zy hun tot bronnen des onheils en des doods worden. In het eerfte geval zal het mineraal zetzel zig met de flym vereenigen en dezelve met haare toevallen onbedwinglyk maken. Ia het tweede geval zullen de infarclus vaster ingedrongen , de kramptrekkingen vermeerderd, en,*wegens den geftremden omloop des bloeds in het onderlyf, ophopingen van hetzelve, en eene des te fterker uitzetting der vaten in de bovendeden door den mineraalgeest veroorzaakt worden. In beide gevallen zullen de wateren niet in genoegzaame hoeveelheid afgaan, en uit dien hoofde ook waterzugt, gevaarlyke duizeling, beroerte en fmoorzinking te vrezen zyn. Dit zyn geen gisfingen , het zyn zaaken door de ondervinding geleerd. Maar is de vuiligheid in de darmen zo menigvuldig en zo taai niet, en zyn de vaten meest geopend , of de zamengepikte ftoften beweeglyk gemaakt, dan kunnen de ftaalwateren, onder het aanhoudend gebruik der visceraalklysteeren en andere openende , menigmaal ontlastende middelen, tot een kragtig medewerkend middel dienen. Want de fyne yzerdeelen, in veele geestige wateren verfpreid, bevorderen de visceraal- en uitdryvende middelen, in de ontlasting der beweeglyke in-  ï35 farfÏKJ, zelfs door derzelver koude, ten llerkften. Op die wyze kan men zig van de kragten des Schwalbacher waters zeer veel beloven, wanneer het aan de bron, welke ik om die reden alle jaaren bezoek, gedronken word, en wanneer tevens des avonds en des morgens visceraalklysteeren, als men naar bed gaat een laxeerpoeder, uit harst van guajac, fmeltbaare wynfteenroom en oranjefchillen beftaande, of myne visceraalpillen, welken zamengefteld zyn uit fpies glas zeep met gom amoniak toebereid en een weinig extract van aloë, gebruikt worden. %. UI. Het Spaa- en Pyrmontwater zyn beiden veel meer verfterkende, fterker werkende en doordrir» gender, dan het Schwalbacher, maar ook des te gevaarlyker, wanneer zy in de vaten eenen grooten tegenftand ontmoeten. Wanneer men dit niet te vrezen heeft, doet men zeer wel, wanneer men de genezing ook met de ftaal waters eindigt. Ik verkies dezelven in zulk geval boven alle andere verfterkende middelen, die de overblyfzels der ziekteftof helpen uitdryyen', en de wederkering verhoeden zullen. Ik laat dezelven derhalven nog maanden lang in geringe hoeveelheid, in plaats van warme dranken, en zelfs over tafel onder den wyn drinken, hetwelk ook veelen hypochondristen beter bekwam, dan derzelver I 4.  i3<5 - ' korter gebruik. In gevaarlyke dubbelzinnige gevallen werken de Seltzer- Fachinger- Schwalheimer-en dergelyke wateren, hoewel zelden aan de bronnen gebruikt, het zekerst, wanneer zy met wynfteenroom en fuiker onder het opbruifchen gedronken worden. Het zelfde oogmerk, dat ik, ten befluite der genezing, door het gebruik der ftaalwateren tragt te bereiken, heb ik ook grootftendeels daardoor bereikt, dat ik myne lyders eenen breeden gordel met runmeel, of het fynfte ftof, hetwelk zig in den runmolen, op de balken enz. van den geftampten jongen eiken-* bast in menigte aanzet, met oranjebladen, en een weinig poeder van muskaatnooten en roozenhout gevuld en geflopt, om den buik laat dragen, welken men na fterke ontlastingen vaster aantrekt , en alvorens deszelfs binnenzyde met rooden wyn of karmelieten water enz. beyogtigd heeft.  ■ ■ ■ W GEVALLEN VAN E X JE JK T JE ffl. "^^"anneer gevallen van ziekten van wezenlyfc nut en onderrigtende zullen zyn, moeten zy, naar myn gedagt, zo ingerigt zyn, dat lyders deels hunne eigen ziekten juister en beter aan het oogmerk voldoende befchryven, deels uit dezelven de toevallen ontcyfferen kunnen, die den geneesheer leren, dat hy haare oorzaaken juist hier en nergens anders moet zoeken. Om die reden heb ik uit de gevallen van ziekten, welken by het werk van Kampf gevoegd zyn, alleenlyk dezulken genomen, die ik tot dit doeleinde dienstig oordeelde, en dezulken weggelaten, die niet breedvoerig en bepaald genoeg befchreven waren, om daartoe te kunnen dienen. Ten einde de zaak nog gemaklyker te maken, zyn al de toevallen, die den oorfprong der ziekte uit den onderbuik beflisfen, met eene curfyfletter gedrukt. Voorfchriften van geneesmiddelen zyn, myns oordeels en volgens myne ondervinding eer nadelig dan nuttig voor onervarenen in de geneeskunde, wyl zy al te ligt tot algemeene middelen , en dus van geneesmiddelen in moordmidde■ I 5  len veranderen; dit is de reden, waarom ik alle voorfchriften weggelaten, en onder eenen algemeenen naam gebragt heb. Eerfte gevat van ziekte. Onlangs ontmoette ik eenen Grysaard, die anders van eene fterke gefteldheid was, in de volgende omftandigheden. Zyn gezigt was paars opgelopen, de pols vol, en de kragteloosheid zo groot, dat de neiging tot braken geen ftand wilde grypen. De oogen ftonden ftyf en verward, de tong en de beenen waren half verlamd , en de zinnen bedwelmd; de handen beefden e. z. v. Drie lepels vol van de gemelde mixtuur, welken te zamen pas het agtfte gedeelte van een grein braakwynfteen bevatten, werkten ten eerften zo fterk, dat de lyder eene galagtige flymige ftof, by pinten, wel eene fchreede verre fpuwde. In het vervolg verwekten de vermeerderde giften fteeds minder braken, maar des te meer ftoelgang van eene dergelyke vuiligheid. Na de uitdryving van dezelve bleef er geen fpoor meer over van de bedwelming, lammigheid e. z. v. Schier op den zelfden tyd werd een oud zwaklyk heer, die van langen tyd zeer veel hoofdpyn geleden had, door bedwelming aangetast, die zo fterk toenam, dat hy zinneloos ter aarde viel. Geduurende dezen toeftand liet hy alles lopen; en toen hy weer bykwam  *39 dreef het ,hem nog dikmaals tot den ftoelgang,; Toen ik deze natuurlyke ontlasting van eene graauwe en taaije flym door de kunst nog meer bevorderde, hield de bedwelming geheel op, doch in derzelver plaats kwam de ongeneeslyke hoofdpyn weder. Tweede geval van ziekte. Een heer van vyf en dertig jaaren wierd, na meer dan eens geflopte afwisfetende koortzen, die nu dagelyks, dan om den anderen en dan weer om den derden dag kwamen, en na eene bygekomen wanorde in de aambeijen, op eene erbarmlyke wyze hypochondriek. Geweldige drukking, inzonderheid in het regterweeke des buiks, beklemming, maagpyn, kolyk, en verlies van eetlust en kragten, die door de daaglykfche ontlastingen, door het menigvuldig braken en afgaan, van eene flymige roodgeverwde floffe, en door de bygekomen fluipkoorts fteeds meer afnamen, bragten hem zo verre, dat hy den top dér grootfte ellende bereikte. Na dat hy verfcheiden jaaren met deeze kwaal fmertlyk gekweld was geweest, en veelerlei gezondbronnen en andere geneeswyzen vrugtloos gebruikt had, nam hy zyne toevlugt tot de visceraalklyfteeren en eenen drank, die meestendeels uit wacholderwortels beftond. Door deze eenvoudige geneeswyze werd hetbraaken ras geftild, en de overige toevallen allengs weggenomen. Derde  i4c " """ " Derde geval van ziekte. Een heer van veertig jaaren werd, na eenen val van het paerd met allerlei hypocondrieke ongemakken geplaagd, die ik niet zo zeer aan den val, als wel aan de daar door afgebroken lichaamsbeweging en de te vooren reeds verzamelde ziekteftoffen in den buik dagt te moeten toefchryven. Onder het gebruik der gewoone, voor het overige kragtige middelen nam zyne kwaal derwyze toe, dat zig by het drukken en /pannen onder de korte ribben, by de benaauwdheid, kwaa~ de fpysvertering, flaaploosheid, en allerlei hoofden borstkwaalen e. z. v. een dikwils weérkomend kolyk, en een kommerlyk, zigtbaar, doch verfchietend halsgezwel voegde. Daar by werd de verw 'van het mager aangezigt geel, graauw, het lichaam meest verftopt, eh dikwyls zo fterk tegen den ruggraat gedrukt, dat men niet kon begrypen, hoe het de darmen met zulk eene verbazende menigte van verouderde vuiligheid opgevuld, in zig konde bevatten. Dezen werden door een aanhoudend gebruik, gedurende vier maanden, van visceraalklyfteeren en andere gefchiktemiddelen, in gedaante van klonters , zwarte gal, en eindelyk van eene grooter menigte flym uitgedreven. Toen ten laasten ongemeen taaye vellen of lappen van eene handbreed afgingen, en daar op de ftoelgang en de gezigtsverwe na-  i4i tuurlyk werden, en alle toevallen verminderden, wenschte ik den Lyder met eene fpoedige volkomen genezing geluk, en' deze volgde ook na het gebruik van het fchwalbacher water, het welk hy aan de bron dronk. Vierde geval van ziekte. „ Eene vryster van agttien jaaren, die in haare eerfte jeugd met gedurige ongemakken der oogen gekweld, en van een gevoelig zenuwgeftel was, klaagde dikwyls over hoofdpyn, gebrek aan eetlust, drukking op de maag e. z. v. Deze ongemakken verminderden zeer na het gebruik van ontlastende en maagfterkende middelen. Na doorgeftaane loop, waar door zy aangetast werd op eenen tyd,dat dezelve nog niet heerschte, en die eene verbazende menigte van taaye vuiligheid deed ontlasten, hielden zy geheel op. Indien ik op dien tyd reeds dezen heilzaamen afgang van infarclus uit het regte gezigtspunt had weten te befchouwen, zou ik de natuur niet alleen in deze gunstige gelegenheid, in haaren kritieken arbeid hebben kunnen onderfteunen, maar ook de kwaade gevolgen, welken de overblyfzels der ziekteoorzaak dreigden, voorkomen. Met een woord de gemelde toevallen kwamen na verloop van drie maanden in hunne volle kragt weder. In de volgende lente werd zy door eeneallertreurigfte zenuwziekte aangetast, wel-  142 . ke zig door de hevigfte trekkingen openbaarde. Zy begonnen aan de armen, en dan hieven zy het lichaam op in eenen zittenden ftand, en wierpen het weer met de grootfte gezwindheid neder, en dit meer dan tienmaal; daar op werden de beenen even zo ftnipagtig bewogen, dikwyls het ganfche lichaam te gelyk, het welk menigmaal in de hoogte geworpen werd; dikwyls fteunde zy met het hoofd en de hielen op het bed, en boog het lichaam als eenen hoepel, veeltyds boog hetzelve zig in allerlei rigtingen. Naderhand zat zy brieven te fchryven, dezelven toetemaken, en weg te zenden, dan zig het haïr te frifeeren en allerlei andere huislyke bezigheeden met eene onnavolgbaare gezwindheid en vaardigheid te verrigten. Dan zong zy, dan floot zy, waarby haar gezigt op eene zeldzame wyze werd vertrokken. Eindelyk volgde een beurtlings opzwellen en invallen der plaats omtrent de maag, en daar op een krampagtig hoesten, waarmede de aanval, welke uuren lang duurde, meestendeels eindigde. Altyd liet dezelve een ongemeene matheid na. Dikwyls kon zy van zwakheid in het geheel niet fpreken, en bleef bedwelmd en kragteloos liggen, tot dat een volgende aanval alles weer in beweeging bragt. Geen wonder! want by deze geweldige beweeging kon haar gevoelige maag het voedzel van een kind naauwiyks verdragen. Desniettegenftaande behield zy haare bedrieglyk gezonde gezigtsyerwe, haare roods  1 143 gevulde kaaken, en werd tot aan het einde der ziekte niet magerer. Zy had onder de aanvallen oogenblikken, waarin de hoofdpyn ondraagelyk was, doch na de aanvallen werd dezelve gematigder ; maar zy was er niet geheel van vry zo lang de ziekte zo hevig was. Als zy , des morgens ontwakende, hoofdpyn bad, kon zy met zekerheid voorfpellen, dat zy eenen kwaaden dag zou hebben. Des nagts had zy nooit aans vallen, tegen middernagt kwam meestendeels de laatste, en des morgens tegen agt of negen uuren de eerfte weder. Gedurende de aanvallen verloor zy nooit haar zelfs bewustheid, het welk haar lyden verzwaarde. Men moest in tegendeel tot voorkoming, dat de aanvallen niet allerhevigst wierden, zorgvuldig vermyden, dat haar zintuigen niet aangedaan werden. Zy bleven ook zo aandoenlyk, dat zy van verre zagt gefprokcn woorden, die een gezond mensch van naby naauwlyks verftond, duidlyk hoorde, dat haar het lezen, zingen , de zagtfte toonen van een verre afzynd muziekinftrument, inzonderheid de trommen, op een afftand van honderd fchreden, den aanval vernieuwde, en dat zy op de bovenfte verdieping met fchuddingen ontdekte, wanneer in de onderfte tabak gerookt werd. Allerlei krampftillende en zenuwverfterkende middelen waren zonder vrugt, en deden veeleer nadeel, wyl zy de aanvallen vermeerderden. De braak wynfteen alleen verminderde dezelven, wan-  144 neer hy veel ga'agtige flym deed braken; doch zy waren dan des te heviger. Na verloop van anderhalf jaar begon men eindelyk aan de infarclus te denken. Na dat men eenigen tyd visceraalklyfteeren gebruikt had, begon de verborgen vyand zig te .openbaren en zigtbaar te worden. Zy ging namelyk eeene zeer groote menigte, eerst ftinkende, naar lym en bierhef gelykende vuiligheid af, toen volgde eene fterke ontlasting van taaye , geelgroene, dikwyls geheel witte glasagtige flym, naar gekookt eijerwit gelykende. Menigmaal wisfelde dit af; ten laatften kwamen har Je, vaste lichaamen, als kogels en lederagtige vellen, fchier dagelyks te voorfchyn. Elke fterke ontlasting was zigtbaarlyk eene nadere fchrede tot beterfchap. De aanvallen verminderden hoe langer hoe meer, de kragten namen toe, en zy kon nu zonder gevaar eenen geruimen tyd het bed verlaten. Prikkelende purgeermiddelen veroorzaakten haar dikwyls hevige pyn in het lyf, doch geen aanvallen meer, daar zy anders door het gebruik van een weinig prikkelende fpyzen, of de minste pyn den aanval kreeg. Na het gebruik der visceraalklyfteeren en artzenyen kwam in het eerst de aanval niet eer dan na verloop van twaalf dagen, toen na vier weeken, voornaamlyk op den tyd van haare maandftonden , of in plaats van denzelven een onaangenaame kramp in de maag, of hoest, of ook wel hoofdpyn.  Wy rieden haar, dat zy de landlugt zou gaaa nemen, en tevens het fchwalheimer water in de nabuurfchap der bron zou drinken, en dit was Tan zulk een goed gevolg, dat zy een half jaar lang van alle trekkingen bevryd was, groote wandelingen doen, in de kerk , daar zy in langen tyd niet had durven komen, het orgel kon horen, en nu ook den ruwften kost kon ver-; dragen. Vyfde geval van ziekte. Een meisje van 13 jaaren had van haare eerfte jeugd dikwyls borstziekten, zelfs in het zesde jaar haars ouderdoms de asphyxia (hartvang), in welke zy wel zes uuren als dood lag, gehad ; de kinderziekte ftond zy ook met veel gevaar en groot ongemak door. Hoewel zy telkens fcheen herfteld te zyn, moest zy nogthans, zelfs in de gezondfte dagen, de grootfte voorzigtigheid by het eten in agt nemen, wanneer zy door geen drukking in de maag, fpanning van het lyfen andere ongemakken wilde aangevallen worden. Zagt afdryvende en maagverfterkende middelen, insgelyks hui met openende middelen van tyd tot tyd gebruikt, namen haar ongemak wel voor eenen "tyd weg-, doch in den winter van 1785 tot 1786 leed zy weer zo fterk daar aan, dat er nog krampagtige aanvallen bykwamen, die eindelyk in hevige ftuiptrekkingen uitbersten. T< K  146' vergeefs werden braak, en laxeermiddelen, krampftillcnde en zenuwverfterkende middelen aangewend. In de maand maart vond de heer hofmedicus Marx haar geheel uitgeput, haar lyf was hard en ge/pannen, en pynlyk , wanneer het aangeraakt werd. Aanhoudend drukken omtrent den hartkolk, zwaar e benaauwdheid, ongemeen hevige kramptrekkingen, volkomen gebrek aan eetlust, traage buikontlasting, uitgeputheid van lichaamskragten, waren haare geftadige ongemakken. Dit alles deed hem vermoeden, dat er infarclus omtrent de maag en in den buik moesten plaats heb* ben , en hy befloot derhaiven , het ongemak met visceraalklysteeren, hui en openende middelen aan te tasten. Zie hier den loop der ziekte: zedert February 1785 vertoonden zig tweemaaldaags de geweld'gfte ftuiptrekkingen, enduurden des morgens en des namiddags wel drie of vier uuren. Zy begonnen des morgens ftiptlyk te kwartier over 7 uur en des namiddags te kwartier voor 2 uur; eene voorafgaande onrustigheid was de voorbode. De trekkingen begonnen in den onderbuik, die fteeds gefpannen was, dan ligtten zy het lichaam op in eene zittende houding, en wierpen het ontelbaare reizen met de grootlïe gezwindheid in de hoogte; daarop werden handen en voeten even zo ftuipagtig bewogen', dikwyls het ganfche lichaam te gelyk, het welk zeer hoog opgeheven wierd; dikmaals boog het ganfche lichaam zig als een hoepel, en dat wel  147 naar alle zy den, zy vloog indehoegte, en men moest zorgvuldig opletten, dat zy zig aan de bedftede niet bezeerde of er uitviel. Zomwylen fprong zy uit het bed, wandelde in eene wonderlyke houding, klauterde tegen wanden, vensters enz. op, zonder iets van dat alles te weten; wanneer zy op dien tyd iemand aanvatte, die voelde het nog verfcheiden uuren daarna. By de minfte aanraking merkte men, dat zy pyn leed» dan floot zy, dan fprak zy over gebeurde zaaken , dan klaagde zy over haar lyden, bad om hulp en riep God aan. Wanneer de aanval eindigde, was zy ten uiterfte mat, treurig en kon geen woord uitbrengen; de hoofdpyn was, zeide zy, niet alleen na de aanvallen, maar ook gedurende dezelven , onverdraaglyk. Gedurende den nagt had zy geen aanvallen, behalven ligte trekkingen. Onder de aanvallen verloor zy nooit haar gevoel, noch haar bewust zyn geheel. In het begin v£n july veranderde het toneel en zy lag'geheele dagen als verftyfd en roerloos. Na omtrent een half jaar klysteeren en openende middelen gebruikt, en fterke ontlastingen van taaije, lymige, zamenhangende flym met verharde vuiligheid gehad te hebben, werd zy volkomen herfteld. Zesde geval van ziekte. Een jongeling van een melankoliek bloedryk temperament, veroorzaakte zig, als fecretarist K a  i48 door een ftilzittende levenswyze en voorovergebogen houding, eene ongefteldheid in den buik. De goede natuur poogde dezelven door eene koude koorts wel in beweging te brengen en uittedryven, doch zy werd in deze helzaame verrigting, door koortsdwingende middelen, ondankbaar geftoord. Dit had tot gevolg, dat de lyder, geduurende elf jaaren, met allerlei foorten van hypochondrieke ongemakken gefolterd werd, die eindelyk tot eene melankolie overfloegen. Hier by kwam de onbegrypelyke omftandigheid, dat hy, onaangezien zynen fterken eetlust, welken hy maar al te veel voldeed, nauwlyks om de drie weeken ter ftoel ging. En egter zwol de buik niet, en de ontlaste, meer vloeibaare dan verharde afgang, was op verre na niet geëvenredigd aan de genuttigde fpyzen; alleenlyk werden zyne hemden, zonder zweeten, veel eerder vuil, dan by gezonde^ lieden. Na ontelbaare purgeermiddelen en menigerlei rrugtloos beproefde geneeswyzen, werd de lyder, onder voorgeven, dat de aarsdarm tegennatuurlyk was uitgezakt, door de geneesheeren verlaten, en hy nam zyne toevlugt tot onze geneeswyze, waaraan hy zig ftandvastig onderwierp. Want fchoon hy in een geheel vierdendeeljaars geen verligting befpeurde, wyl hy geen der visceraalklysteeren, die tweemaal daags ingebragt werden, door den aars afging, en ook de openlyvigheid niet voorde drie weeken volgde, werd hy egter, tot zyn  - TH9 igeluk, niet moedeloos, en hy liet zig nog door fpotterny, nog door vreesaanjaging, dat zyn lichaam eindelyk zou moeten bersten, afichrikken. Zyn vertrouwen werd gefterkt, toen hy, in de vierde maand, fterk begon te zweeten, het welk agt dagen aanhield, hem zeer verligtte, en een voorbode was van de ontlasting der lang genoeg bereide ziekteftof, welke ook in eenen nagt tot drie of vier maaien, in de gedaante van eene lelyke, zwarte, deels taaije en deels verrotte vuiligheid van onder ontlast wierd. Schoon de krengagtige ftank daarvan onverdraaglyk en zo doordringend was, dat de lyder zyne kamer een tyd lang moest verlaten, gefchiedde het egter zonder zonderlinge gewaarwording. Onder het aanhoudend gebruik der klysteeren, waar by zyne kragten zigtbaar toenamen, moest hy nog eenen ftorm uitftaan. Deze beftond daarin, dat hy eene tamelyke menigte minder bedorven bloedhef braakte, waarna niet alleen zyne ongemakken, waaraan hy zo veele jaaren had geleden, allen verdwenen, maar hy kreeg ook weer dagelyks en natuurlyk, zonder hulp der klysteeren, open lyf. Zevende geval van ziekte. Een jong officier viel door het ys en zonk onder water, doch werd eindelyk verftyfd en bedwelmd daar uitgehaald en in het naaste huis geK 3  löo 1 1 fcragt. Na dat hy weer bygekomen was, werd by met leedwezen gewaar, dat hy door dit koude bad eene verlamming aan den regten arm en eene balzakbreuk gekregen had. Toen ik een jaar daarna, wegens deze tegen veelerlei middelen hardnekkige ongemakken, om raad gevraagd wierd, vermoedde ik uit de tevens en op dezelfde wyze op de vaste en vloeibaare deelen geweldig werkende, fchielyke verkonding, fchrik en angst, uit het aanhoudend moeilyk drukken omtrent de maag, en uit de afwisfelende aamborstigheid by eene gezonde long enz., dat ftremmingen van geronnen bloed in de poortader en voornaamlyk in de vaten der maag tot eenen grond moesten liggen. Ik werd wel ras daarvan verzekert, want ik had dezen verborgen vyand nauwlyks met de gewoone wapens een paar dagen lang aangetast, of hy brak reeds, doch op eene vreeslyke wyze, uit zyne verfchanfingen uit. De lyder kreeg onvoorziens een doodfche koleur, met een ongenadige, tusfchenpozende, zeer zwakke, nooit harde of rolle pols,, die de aderlating altyd hinderde. Hy klaagde daarenboven over groote zwakheid, mislykheid en benauwdheid, over een zeer pynlyk hard gezwel van de balzak , het welk eene beklemde breuk deed vrezen. Hierop volgde een braken van gebruikte fpyzen, dan eene met bloed geverwde flym, eindelyk, onder verfchriklyke, met ftuiptrekkingen en fantafyen, afwisfelende benauwdheid, een verdroogd bloed, naar koffy-  1 i5i dik gelykende. Deze laatfte foort van bloedbraken kwam in de tweemaal vierentwintig uuren nog wel tienmaal, waardoor een ongelooflyke menigte meest drooge bloedhef ontlast werd. Doch er volgde zo weinig verligting, dat integendeel de gemelde toevallen heviger woedden, en tot eene wezenlyke razerny overfloegen, en dat de klemming, dienvolgens ook de verftoptheid des lyfs, onaangezien ontelbaare weekmakende klysteeren en Hovingen, en wel agt maaien amandelmelk met manna, falpeter en diakodium gemengd , welken hy ten minsten tot de helft by zig behield, onoverwinlyk bleef. In dezen treurigen ftaat lette ik angstvalliglyk, doch niet zonder hoop, op de beflisfende tydftip, waarin de goede natuur de kunst zou onderlteunen. Deze volgde ook nog denzelfden nagt; want de lyder kreeg plotslyk open lyf, en ontlastte eene menigte polypagtige gewasfen van onderfcheiden lengte en dikte, en zo taai, dat zyn oppasfer derzelver peesagtig weefzel, met een paar taamlyk fcherp gefneden ftukken houds, niet van een kon fcheiden. Na dat de lyder eene groote hoeveelheid daarvan, nevens eene pekagtige ftoffe was kwyt geraakt, kwam hy weer geheel by, en voelde zyne kragten fteeds toenemen , fchoon de lammigheid alleenlyk verminderd was, en hy werd eindelyk veel gezonder dan hy zedert een jaar geweest was. K 4  15- ... 'Agtfte geval van ziekte. Een overlte in Keizerlyke dienst, vyfenveertig jaaren oud, was in zyne kindsheid en jeugd dikwils met bloeden uit den neus, en eindelyk in zyn vyftiende jaar eerst met bloedende, toen met blinde aambeijen, met hardlyvigheid, winden, gisting van het bloed, hartkloppingen, en eindelyk ook met anderendaagjche en derdendaagfche koortzen geplaagd. Doch deze werd telkens weer geftopt. In Italiën was hy het fterkst met de befloote winden gekweld. De geneesheeren aldaar zogten ze hem door een werktuig, het welk hy niet duidelyk genoeg wist te befchryven, doch het welk hy voornaamlyk verwenschte , uittepompen. Hier by kwamen kramptrekkingen, inzonderheid aan den regten arm, den nek en hals, die op de regter zyde en voor aan de lugtpyp gelegenheid tot een gezwel gaven. Toen hy weernaar Duitschland kwam, namen de kramp en de pyn dermate de overhand, dat zig het fleutelbeen een duim hoger vertoonde en zo onbeweeglyk bleef. In eene voornaame hofplaats verzogt men hem zelfs, zig uit de nabuurfchap van het vorstlyk paleis té verwyderen, doordien hy den vorst door zyn gekerm en gefchreeuw verontrustte. Daarenboven had by dikwyls aanvallen van bloedfpuwen, met drukking op de borst en vermengingen van koorts, met fiaaploosheid en onweerftaanlyk geeuwen' welke altyd de voorboden van kramp en eenen  ftuipagtigan hoest waren. Men kan ligt denken, dat hy niets zal verzuimd hebben, om troost en redding te vinden. Hy zogt op zyne reize by ontelbaare geneesheeren, profesforen ,akademien, kwakzalvers, en weldadige oude wyven niet uitgezondeid, hulp en redding. Toen hy deze vrugtelooze bedevaart, na veel bloedvcrgietens door lanzetten , koppen en bloedzuigers, en door allerlei martelingen van trekplaasters, purgatien enz. volbragt had , nam hy eindelyk zyn toevlugt tot onze behandeling. Hy onderwierp zig aan dezelve met een manhafte ftand vastigheid, overeenkomftig zyn karakter, wyl hy zig door de dubbelzinnige werking, die zy in het eerst deed, op geenerlei wyze liet affchrikken. Want men kan niet ontkeamen, dat de krampen ftuipagtige hoest meer toe dan afnam; doch dit duurde flegts zo lang, totdat de flymagtige en zwartgalagtige vuiligheid uit den buik begon door te breken. Deze afgang hield niet alleen drie maanden aan, en wel dagelyks en buitenmaten, maar er kwam ook een kwyling by, waar door zo veele taaije vogten uitgeworpen werden, als door de kwyling door kwikzilver verwekt worden. Op deze volgde een longontfteking, en tegen het einde van deze gelukkig genezen ziekte, eene koorts met een roode en witte uitflag, voorafgegaan door fterke benaauwdheden, en waarmede, fchoon geen verhittende artzenyen geordonneerd waren, een fchier geftadig zweten K S  '154 gepaard ging. Na dat deze kwalen gelukkig overwonnen waren, fcheen de lyder, uitgezonderd het gebrek aan gerusten flaap en aan eetlust, volkomen herfteld te zyn; doch tot onze verbaasdheid vonden wy nog een hinderlaag, waarin de hardnekkigfte vyand verborgen lag, en die alleen door gebruik der klysteeren tot weeken kon gebragt worden. De lyder loosde niet alleen van onder eene menigte flymagtige vuiligheid en veele hier uit ontftaane gewasfen ter grootte van een ei, maar ten laatften kwam nog deels geronnen, deels zwartgalagtig, doch nooit Hinkend of verrot, meest met flym gemengd bloed te voorfchyn. Zomtyds bedroeg het op eenmaal i of 2, ook 3 en 4 pond. Deze heilzame ontlastingen eindigden met polypagtige en vleesagtige gewasfen van verfchillende grootte en gedaante. Zommigen daarvan waren een elle lang en hadden de gedaante van de. bloedvaten, welke uit dien hoofde door de jonge geneesheeren voor wezendlyke vaten aangezien werden; anderen waren met een zeer harde klieragtige ftoffe bezet. De ontlasting hiervan duurde byna twee weeken, en wel drie of viermaal daags. Gedurende dien tyd nam de welftand des lyders, met den eetlust en flaap, van dag tot dag toe, tot dat eindelyk met de. gehecle wegneming van de oorzaak der ziekte, zyne gezondheid weer volkomen herfteld was.  Negende gevat van ziekte. Een graaf, welke in zyne kindsheid teeringagtig, en van zyn twintigfte jaar tot aan het einde zyns levens met de aambeijen geplaagd was, moest in zynen meer gevorderden leeftydveel van hypochondrieke aanvallen, winden, inzonderheid van den hondshonger, waarmede hy van kindsbeen af gekweld was, en van andere ongemakken lyden, fchoon de aambeijen ryklyk en geregeld vloeiden. Deze ongemakken verergerden allengs in zyn zestigfte jaar dermaate, dat men dagt, dat zyn einde zeer naderde. En toen eerst was het, dat men overtuigd wierd , dat de oorfprong der kwaal, en ook zelfs de aambeijen van infarclus ili den buik moesten afgeleid worden, en dat zelfs de fistels aan den aars daar uit ontftonden. Alle middelen werden derhalven alleen tegeh deze oorzaaken gerigt, om die wegtenemen. Toen men eenen tyd lang daarmede aangehouden had, gingen dagelyks zeer veele bloedige, flymige ftofien en vleeschagtige gewasfen af. Schoon nu wegens zynen hoogen ouderdom en de ingewortelde kwaal er weinig hoop op een volkomen gezondheid was, nam egter de beterfchap onder de ontlastingen, die eenige maanden aanhielden, zigtbaar toe. De aambeijen vloeiden fteeds matiger, de overige hypochondrieke ongemakken bleven weg, en de pyn, door de fistels veroorzaakt, verminderde zo zeer, dat de lyder,  l55 - , zonder het minfte ongemak, kon wandelen; tc paerd ryden, en zyne bezigheden verrigten. Doch een zeker geneesheer, die zig getrouw aan zyn fystema hield, en zig verbeeldde, dat gezondheid en leven geheel afhingen van het ryklyk vloeijen der aambeijen, bragt naderhand alles in de war. Hy poogde zulks door allerlei verhittende, dryvende middelen te bewerken, en het lichaam door veel laxeeren enz. te reinigen. Hier door werd de lyder erger en overleed eindelyk.' By de ontleding vond men veele fistels, en een groot gedeelte der poortader vervuld met verdikt en deels polypagtig bloed. Tiende geval van ziekte. Een Rusfifche vrouw van een bloedryk, galagtig temperament, had, na dat zy eenige reizen de kraamzuiveringen niet behoorlyk had gehad, zamengroeizels van zeldzame gedaante, of, zo men wil, zuigers voordgebragt. Zy was naderhand aan fterke bloedvloeijingen der baarmoeder en aan eene menigte wonderlyke toevallen des te meer onderworpen, wyl haar maandftonden reeds in haar 35fte jaar weg bleven, en zy ook door verkeerde artzenyen mishandeld was. In haar 54fte jaar, wanneer myn overleden vader om raad gevraagd werd, hadzy nog verfcheiden ongemakken, kramp- en ftuiptrekkingen, zwelling der beenen, opgezetten buik, walging en braken.  •: — 't57 Zy fchreef zulks toe aan den lindworm, wyl zy eenige jaaren te vooren een van 15 ellen daarvan was kwyt geworden, fchoon zy door verfcheiden geneesheeren, die te vergeefs daar tegen werkten, in haar mening gefterkt werd, liet zy zig egter overreden, dat infarclus van de vaten der maag, der darmen en der lyfmoeder, de eigenlyke oorzaaken der ziekte waren, en dat dezelve voornaamlyk door visceraalklysteeren moesten overwonnen worden. Zy bevorderden niet alleen de lozing van polypagtige zamengroeizels uit de baarmoeder, maar ook een ongelooflyke menigte kleine fteenen uit den aars. De keizerlyke lyfarts van Fischer bragt menig uur by de lyderesfe door, om zig als ooggetuige van deze ongewoone verfchynzels te verzekeren. Toen in zyne tegenwoordigheid eene aanzienlyke menigte van veelerlei fteenen te voorfchyn kwamen, verzogt hy, om er eenige van te hebben, die hy als een zeldzaamheid bewaarde. Schoon de lyderes zig van dien tyd af meestendeels wel bevond, volgde egter nog een braken van het in de maag geftolde bloed, en daarop de volrntakfte en duurzaamfte gezondheid. Elfde gerat van ziekte. Een aanzienlyke dame was agt jaaren lang dikwyls met braken, walging, zoode, zwaare be- • nauwdheid, geweldige drift tot het byflapen, ea-  zulk een lelyken reuk uit de mond geplaagd, dat haar dikwyls alle fpyzen als menfchendrek fmaakten. De lyfarts behandelde haar al dien tyd wel, doch op eene toevallige wyze, want hy kende de oorzaak haarer ziekte niet. By eenen nieuwen aanval der ziekte bragt men, uit eene onbekende , misfehien uit de eene of andere ftaatkundigé oorzaak, den lyfarts in verdenking. De lyderes werd, door andere geneesheeren, door uit- en inwendig gebruikte hulpmiddelen bedwelmd, zo dat men zeer gemakkelyk de oorzaak van haaren fchielyken dood kon bevroeden. By de ontleding van het lyk vond men alle de vaten der maag met een zwart en verrot bloed opgevuld en ongelooflyk uitgezet-, doch de eijerftok, de vaten en de klieren der baarmoeder met de linker nier waren geheel venteend. Twaalfde geval van.' ziekte. Een vrouw van twee en twintig jaaren had twee gezonde kinderen ter waereld gebragt, maar wyl by de geboorte van het laatfte de baarmoeder niet genoeg gezuiverd werd, kreeg zy een miskraam, toen zy voor de derde reis zwanger werd; kreeg toen fterke bloedvloeijingen en haare maandftonden bleven weg. Meer dan eens vleide zy zig met de aangenaamfte hoop, doch telkens vergeefsch. Haar buik werd ook ongemeen dik, zy voelde verfcheiden bewegingen,  ■ *59 dergelyken in de vyfde maand merkbaar zyn; eindelyk zwollen de borsten door eene melkagtige ftoffe zo op, dat niemand aan haare waare zwangerheid meer twyfelde. Doch uit de ongemeen fterke en ongelyke uitzetting des buiks, uit het aanhoudend hartkloppen, en dit andere omftandigheden, welke, inzonderheid zedert eenige jaaren, de gewaande zwangere aan zig befpeurd had, beiloten wy, dat de ingebeelde zwangerheid niet anders dan eene verbazende verzameling van gewasfen in de baarmoeder kon zyn. Men gaf haar derhalven, geduurende zeven weken , zagte voorbereidende middelen, nevens geleiagtige en melkagtige fpyzen. Na verloop van dien tyd volgde een zagte bloedvloeijing; doch onder het gebruik der visceraalklysteeren enz. gingen vyf dagen agter een, zonder ophouden, zo veele zamengroeizels af, dat zy de zwaarte van twee geboorten verre overtroffen. Men vond daarin ten deele hardagtige, vleesagtige en uit zamengerolde vellen beftaande, ten deele ook uit eene polypagtige en kraakbeenagtige zelfftandigheid zar men gegroeide klompen. Men voer voord met de baarmoeder door in- en uitwendige middelen van zamengroeizels te reinigen. Het gevolg was, dat de lyderës volkomen gezond en in ftaat gefield werd, om weer gelukkig kinderen ter waereld te brengen.  Dertiende geval van ziekte. De heer raad S. te D., ruim veertig jaat oud, werkzaam, driftig, op het oog fterk en gezond, had dikwyls fterke ophopingen van bloed | naar het hoofd , met gevoelloosheid van de regte zyde van hetzelve, koude voeten, pyn in d?n rug, ftyfheid van den nek, pynlyke trekkingen in den régten arm, drukking en loping der oogen, dikwyls met ligte ontfteking gepaard. Te voren had hy duidelyke jigrpynen der gtWrg-en gehad en ligte tekens van aambeijen. Zyn buik Jcheen hem als by aanhoudendheid met een touw gekneld, was ge/pannen, en dagelyks was hy met winden gekweld. Zyne lever vond men tegennatuurlyk uitgezet. By tyden zwol zyne regier dye met opgezwollen aderen, en dan waren het hoofd en de buik vry Veeie geneesmiddelen, bronnen en baden konden verfcheiden jaaren flegts voor eenige maanden verligting aanbrengen; doch de kwaal nooit geheel wegnemen. De heer hofraad Thilenius was van oordeel, dat verftoppingen in de lever en poortader den omloop des bloeds dikwyls ftremden, dat taaije, ftremmende, fcherpe ïympha, in den buik geteeld en onderhouden, zyne masfa van bloed onzuiver maakte, en dat men door visceraalklysteeren by de zitplaats der ziekte zou kunnen komen, in welke gedagte hy ras bevestigd werd. Want jwuwlyks gebruikte  ====== léi bruikte hy vier weeken lang klysteeren en ontbindende pillen met tusfchen beiden genomen afdryvende middelen, of veele donker roode en bleek geele flib, die door haare fcherpte den aars beledigde, werd uitgedreven, en binnen drie maanden was hy van zyne ganfche kwaal bevryd. — Doch de genezing te fchielyk geftaakt hebbende, moest hy, wegens een gevoel op nieuw van fpanning in den buik, fchouder en nek, drukking der oogen en trekking in de vingers der regte hand, met-dezelfde middelen weer eenigen tyd aanhouden, waarna hy volkomen gezond geworden is. Veertiende geval van ziekte. De heer overste lieutenant P. in P., een man van 61 jaar , van matige grootte en volbloedig, was van zyn zestiende jaar hypochondriek; van het 3ofte tot het 5ofte jaar werd hy daarenboven dikwyls met pynlyke blinde aambeijen en moeilyk waterlozen, en van zyn 5ofte jaar tot nu niet zeiden met jigtpynen gekweld. Hy had honderderlei middelen gebruikt. Gedurende een geheel jaar had hy niet anders dan fbe- , pen en groente gegeten, om zyne volbloedigheid te verminderen. De baden te Wisbaden en Baden bragten de jigrige ftof, welke in de masfa des bloeds was , flegts in beweging en zy plaatste zig te meer in de ingewanden van L  j6z den buik, de verblyfplaats van zyn lyden. „ Van dien tyd af, fchreef hy, den 6 September 1785, aan den heer Thilenius , heb ik by eene nugtere en ook nauwlyks met ëen weinig fpys gevulde maag kramp in den hartkolk, en geftadig oprispen doet my dikwils byna braken. Zedert zes maanden moet ik op myne kamer blyven en kan mynen dienst niet verrigten uit hoofde van zwakheid. Hartlyvigheid en verftopping zyn myne dagelyks plaagen. Het weeder heeft grooten invloed op myne kwaal. By helder weder heb ik meer hoofdpyn, en ben ik meer verhit; maar by donker en deinzig weder lyde ik meer in de maag. De heer Thilenius fchreef hem visceraalklysteeren en andere naar omftandigheden gepaste geneesmiddelen en tusfchen beiden Laxeermiddelen voor. De klysteeren gingen in het eerst weldra met week gemaakten drek af; egter bleef hy nog fteeds verftopt. Na de eerste purgatie bleven de klysteeren by, en hy had dagelyks twee of drie ftoelgangen, waarmede eene verbazende menigte van witte, ongemeen taaije flym in de gedaante van lappen en klompen, en bruine digte, trillende ftof, in de gedaante van mos, afging. In het eerst was zyn hoofd zwaar en dof, onbekwaam om te denken; zyne zwaarmoedigheid nam toe. Van den zestienden dag af befpeurde hy meer vlugheid van geest. De "maagkramp kwam zeldzamer en alleenlyk nog  === ic% des namiddags, vooral by donker en veranderlyk weeder. De pis, die hy nu vryer en zonder pyn loosde, voerde een dik, wit zetzel af en er dreven vlokken in. By het aanhoudend gebruik van klysteeren, oplosfende en verfterkende middelen, was den 19 January 1786, hoofd en borst vry , alle melancholie, hardryvigheid en maagkramp over. Hy flapte van de overige geneesmiddelen af, alleen by de klysteeren blyvende, en werd nu van dag tot dag beter. Vyftiende gevat van ziekte. Dezelfde man, die Venus zo ryklyk offerde ; en van wien de heer Weikard fpreekt, heeft zyne meeste genezing ook aan de visceraalklysteeren te danken. Zyne waare jigt, die anders alle twee of drie jaaren wederkeerde, en vier tot zes maanden duurde, begon telkens met (eene druiperagtige uitvloeijing, uit de pisbuis, welke droog zynde, eene fyne krytaartige masfa vormde. Deze was niets anders, dan dunne jigtftof, welke de goedaartige natuur zo lang door de piswegen uitdreef, tot dat het taayer gedeelte in de kleine vaten der gewrigten bleef hangen en de jigt zig daarop ontwikkelde. Eindelyk kwam de jigt dikwyler en duurde langer. Zyne verzwakte werktuigen der vertering en zenuwen, die buitendien reeds voor lang de vergaderplaats van taaye en fcherpe lympha en vervolgens van L 2  jigtftof waren, werden nog zwakker. Zyne klieren en inzonderheid die van den flokdarm en de lugtpyp verflapten. Hy hoestte en rochelde, zonder engborstigheid, eene groote menigte witte, dikke ,7 dikwyls door lang ftremmen geel- en etteragtige flym en tevens veel goede voedende lympha; hy werd mager, hypochondriek, ver-' beeldde zig, eene longverzwering te hebben, in welke'verbeelding hy door andere geneesheeren verfterkt werd. De baden, welken hy twee zomers te Meienberg gebruikte, nevens andere gepaste geneesmiddelen verbeterden zynen toeftand, zyn uiterlyk aanzien fcheen gezondheid te kennen te geven; doch zyne uitwerping bleef aanhouden. Hy klaagde over fpahning in den hartkolk en bovenzode des buiks, opgezet lichaam, oprispingen, ongerusten flaap verzeld van gefladig dromen, fpanning in den rug, nek, het agterhoofd en de flaapen, onbekwaamheid tot arbeid van den geest, en Adderen der knien. Zyne pols was nu te traag, dan te fnel, zonder daartoe gegeven aanleiding. Oplosfende artzenyen, visceraalklysteeren en purgatien tusfchen beiden, voerden geheele maaten dikke, taaye pituita, in gedaante van vellen en touwen en harde kogels, en dikwyls geheele klompen van eene geelagtige, zandagtige ftof —met de pis veel rood gruis — af j en daarmede verdween allengs de hoest en uitwerping, gelyk  - i6j öok de hypochondrie, en hy geniet weder gezonde en vrolyke dagen. Zestiende geval van ziekte. Een kind van twee jaaren, zynde een meisje, van een aanzienlyk huis in W., verviel, na dat zy allerlei toevallen had gehad, in het voorjaar van 1785, in volkomen uittering. Dikke buik, vermagerd lichaam, hoogroode tong, lange witte tanden, witte oogappel, bleeke verwe, flappe gerimpelde huid, lange vingers, bleeke nagels, flegte eetlust, ongeruste flaap, eigenzinnigheid, gemelykheid, iluipkoorts , welke des namiddags kwam en drie uuren duurde, waren zo veele blyken van den reeds vergevorderden gevaarlyken toeftand. Te voren kon zy fnel en onvermoeid lopen, thans kon zy niet ftaan, en weende, wanneer men zig geliet, als of men haar op den grond wilde zetten. De voorgefchreven visceraalklysteeren voerden veele aschgrauwe, bruine , zwarte, zeer Hinkende infarclus af. Inwendig gaf men haar verfterkende middelen. In Augustus was zy merklyk gebeterd en bygekomen, egter was de buik nog tegennatuurlyk dik, haare oogen groot, en het wit derzelven bleekkleurig, de mond lang nederwaard als by oude lieden Vertrokken , de gewrigten gezwollen , de gang waggelend. Menigen dag wilde en kon zy voiftrekt niet lopen. Dan was zy zeer knorrigs L S  dan uitgelaten vrolyk. Des namiddags had zy heete handen. Men hield fteeds aan met in- en uitwendig gebruik van oplosfende visceraalmiddelen, waardoor zy op het einde van Oótober, na dat zy 192 visceraalklysteeren gebruikt had, volkomen her field was. Zeventiende geval van ziekte* De heer S. in F., een man van 58 jaaren, die oplopende van aart was, en veel aan de fchryftafel zat, doch voor het overige een fterk lichaamsgeftel had, was reeds verfcheiden maaien zedert 12 jaaren met zwakke fpysvertering , hardlyvigheid, winden, blinde en zelden vloeijende aambeijen, en benauwde hypochondrieke bektemdheid der borst gekweld geweest ; oplosfende en ontlastende artzenyen veroorzaakten hem wel verligting; doch hy bleef ook altyd by die foort yan beterfchap berusten. In den winter van 1783 tot 1784 fteeg zyne hypochondrieke beklemdheid der borst tot den hoogften trap. Eene aderlating, op eigen gezag gedaan, had niets geholpen, en eene purgatie van rabarber en jalappe had zulk eene ontroering verwekt, dat hy den 22 april 1784, den heer Thilenius om raad vraagde. Hy klaagde over verflikkende beklemdheid der borst, hartklopping verzeld met koud hoofdzweet, fnydende pyn in den onderbuik; dan bleeke nu roode gezigtsverwe, koude rillingen in  het warm vertrek, flegten eetlust, drukking in de maag na het genot van weinig ipys, flaaploosheid, moeilyken afgang, harden, zwarten drek met witte flym vermengd. Afdryvende poeders en krampftillende klysteeren voerden zeer harde, zwarte, met fafraangeele taaye flym vermengde, en vreeslyk Hinkende vuiligheid zeer geniaklyk af, de pynen in het lyf en de benauwdheden minderden, maar zyn adem rook nu krengagtig, en hy voelde zomwylen e:ne kloppende, pynlyk drukkende gewaarwording in de milt. Klysteeren, oplosfende en afvoerende middelen dreven hierop eene ongelooflyke menigte flymige, zwartgallige, ftinkende vuiligheid af. Den 15 may befpeurde hy, behalven eenige mattigheid, geen verontrustende ongemakken meer , flaap en eetlust waren ook wedergekomen. Te vreden met de terugkering van deze lang gemiste verkwiklykheden des levens, hield hy nu met de genezing op. Doch reeds tegen het midden van july moest hy weer dikwyls onder fmertlyke persfingen met groote moeite flym, zwarte, harde, kogelvormige, krengagtig ftinkende drekftoffen lozen , de winden zetten zynen buik met ontftekende pyn op, de opgezette maag vernauwde zyne borst. Hy moest derhalven zyne afgebroken genezing weêr hervatten , waarop hy aanftonds weder veel zwarte kogels, ter grootte van eene noot, in het midden uitziende als droog verrot hout, verbaasd veel fchuimende geele en L 4  i68 - witte flym afging. Hy befpeurde fchier eene ge-» ftadige gisting boven den navel, bitteren fmaak , menigmaal eene neiging tot braken, oprispen, des namiddags drukking in den hartkolk, fpanning in de linke borst tot in het fchouderblad, by fterke drukking omtrent de maag werd zyn aangezigt dikwyls geel, de neus rood, menigmaal befpeurde hy rilling. Alle duidelyke kentekens van verdere uitbersting van de infarclus! Een braakmiddel was van weinig vrugt; een zout mixtuur egter voerde verharde klompen en gistende flym af; hy kreeg des nagts pyn in het lyf met beklemden adem, duizeling, en eindelyk eene flaauwte, waarby de pis onwetend afging; waarop hy eene aanmerklyke menigte dikke, zwartbruine, gistende ftof braakte, en zo weder by zigzelven kwam. Tot in Augustus ging nu nog eene ongelooflyke menigte ftinkende vuiligheid af, die het linnen inktzwart verwde. Elke fterke ontlasting was met ontfteking in den onderbuik, met opdruistigheid, klopping in het hoofd, dikwyls met krampaartig toedrukken van den hals en met neiging tot flaauwte verzeld. Onder deze vreeslyk fchynende ontroering werd hy van zyne langdurige ongemakken bevryd. De afgang werd nu natuurlyk, zyne beterfchap nam by het gebruik van verfterkende middelen dagelyks toe. Egter klaagde hy in den naherfst weder over ongerus.heid des nagts, persfing tot den ftoelgang, pynlyk gevoel in den onderbuik  en den aars, fpanning in de weeke zyde des buiks, in de fchouderbladen en diep in den rug, welke ongemakken hem het liggen lastig maakten. By wylen ging weer kogelvormige met flym omwikkelde vuiligheid af, en hy me»st ongemeen dikwyls wateren. Na aanhoudend gebruik der visceraalklysteeren, afdryvende en verfterkende pillen, ging eene groote menigte flym af, en zedert is alle hypochondrie verdwenen, en hy geniet thans eene beste gezondheid. 'Agttiende geval van ziekte. Een geweldige fcheele hoofdpyn, waarmede een vrouwsperfoon van twintig jaaren zedert elf jaaren gekweld was, gepaard met eene hardlyvigheid, zo dat zy flegts om de vier dagen, en dan nog weinig, afgang had, en waar by nog hevige kramp in den hals en de borst tot ftikkens toe kwam , werd door het gebruik van visceraalklysteeren gedurende vier maanden zo ver verzagt, dat de hoofdpyn zeer lydelyk is en zelden meer plaats heeft, de verftikking geheel weg blyft, en de eetlust toeneemt. Negentiende geval van ziekte. Een vrouwsperfoon van agttien jaaren , welke van kindsbeen af zieklyk, en vervolgens met maagkramp en het braken van eene zwarte ftof L 5  gekweld was geweest, kreeg na eenen fchrik zulke geweldige ftuiptrekkirigen, dat men, ten einde het gevaar der verftikking en van eene beroerte weg te nemen, fterke en dikwyls herhaalde aderlatingen moest doen, en nog daarenboven bloedzuigers aan de flaapen van het hoofd moest zetten. De visceraalklysteeren bragten in het eerst de zwarte gal zodanig in beweging, dat daarop vreeslyke kolyken ontftonden, en men genoodzaakt was heulfap daar by te mengen. De lyderes liet zig egter niet affchrikken, hield zes maanden lang met het gebruik derzelven ftandvastig aan, en bediende zig ook nog van oplosfende pillen, waardoor zy volkomen herfteld werd. Op dezelfde wyze werd een hypochondrist van 53 jaaren, by wiens veeljaarige ongemakken zig nog periodiek drukken en ontfteking in den hartkolk, pyn in de regte zyde onder de korte ribben en omtrent den navel, die hem den buik introkken, met gedurig en hevig braken van geronnen bloed voegden, genezen. Twintigjïe geval van ziekte* Het volgende geval van ziekte, hetwelk eiken lyder ten voorbeeld kan dienen, hoe hy zyne ziekte moet waarnemen en befchryven, zal het befluit uitmaken. Hetzelve luid woordelyk als volgt:  S. dm 15 Ottober 1785. Ik ben veertig jaar oud, van een driftigen '„ en oplopenden aart, de bezigheid van mynen „ geest is wiskundig dus ingefpannen, myn S) lichaamsarbeid is met veele vermoeijing get» paard en met veel zorg verzeld; myne levenswyze is regelmatig en fpaarzaam. By al deze „ omftandigheden voel ik nu reeds zedert eenige „ jaaren een ongemak, hetwelk my zeer kwelt, „ en voornaamlyk daar in beftaat, gelyk gy in „ uw onfchatbaar boek zegt, dat ik eene fpan„ ning en zwaarte onder de korte ribben gevoel, s, en als of myn onderbuik door eenen band ge„ kneld was. Deze omftandigheid, welke ik verfcheidenmaalen door de Pyrmontwaterkuurmerklyk, doch flegts voor een vierdendeeljaars, verligt heb gevonden, is van dien aart, dat ik fchier niet anders kan geloven, ,, dan dat myn onderbuik met infarttus moet op„ gevuld zyn. Daarenboven heb ik menigmaai „ drang tot wateren, zo dikwyls flegts een wei„ nig in de blaas is, veeltyds een jeuken aan „ den aars of het einde van den aarsdarm; zom„ wylen ben ik daarvan vry, daar tegen heb ik „ dergelyk aan den navel, flegts ter breedte „ van een duim, en trekt een fpan onder en bo„ ven denzelven; verder drift tot den byflaap „ tegen mynen wil. Daarenboven ben ik fterk s, met winden gekweld, die ik meest van boven  » loos. Nog eene omftandigheid moet ik mei„ den: voor omtrent vier jaaren werd ik by „ geval gewaar, dat ik eene koolzwarte ftof, „ even als taai pek, afging, en dit duurde „ zonder eenige pyn twee dagen lang." Ter genezing werden oplosfende en verfterkende artzenyen, en voornaamlyk visceraalklysteeren voorgeflagen, waarop den g december 1785 het volgend berigt inkwam: n Het zyn nu eerst vier weeken, dat ik uw rï# voorfchrift gebruik en de infarclus gaan reeds „ in menigte af. De eerfte veertien dagen be3, kwam my de genezing zeer kwalyk; de win„ den in het lyf en de verdovingen in het hoofd „ waren zo fterk, dat ik volftrekt tot geen ar„ beid gefchikt en eerst regt hypochondriek was. Maar na Verloop van dien tyd, gemeenzaamer met dezelven geworden zynde, befpeurde ik „ van dit alles weinig meer. In het begin der „ vierde week gingen des morgens, na den „ gewoonen ftoelgang, by den tweeden en „ derden, want zo veelen heb ik er tegen-? » woordig gemeenlyk des morgens, de vuilighe„ den donker bruin met een weinig taai je flym, „ die zig als draaden liet trekken, af. Ik dagt, „ dat de koleur van het klysteerafkookzel voord„ kwam, maar, wyl de koleur in het vervolg fJ veranderde, moet het zeker iets anders geweest  • 173 £ zyn. Ondertusfchen werd te zelfden tyde ,ï myn onderbuik eenigzins dikker. Ik befioot „ hier uit, dat misfchien de infarclus daar reeds „ een weinig moesten opgelost zyn, en dus ee„ ne grooter ruimte beflaan, en het gevolg be„ vestigde zulks. Alle dagen ging zo iets byzon„ ders af, doch in kleine hoeveelheid. Eens „ loosde ik een paar ftukken van omtrent een „ duim lang en half zo breed, als geweekt leder. „ Op een ander tyd vond ik een pypje van ander„ halven duim eener polyp, of naar een ftuk ader n gelykende. Gister namiddag werd ik tegen de „ gewoonte tot den ftoelgang gedreven, en zie „ daar! in plaats van den anders donker bruinen „ of zwartagtigen afgang, was dezelve eene geele „ lym, omtrent zo dik als bry. In dit mengzel „ was eene verbazende menigte kleine lichaamen, „ welken in gedaante en grootte naar gekookte „boschbeziën geleken, doch voor het overige „ van verwe en doorzigtigheid als fchrynwerkers „ lym waren; egter waren er ook veele zulke „ ftukken onder, die de grootte van erweten had„ den. De ontlasting, welke ik dezen morgen „had, en na welke ik my ongemeen wel be„ vond, was nog erger en menigvuldiger. Zy „ was geellymig, als de bovenbefchrevene, met 9 „ dezelfde foort van lichaamen vermengd, maar „ tevens met zulk eene menigte flym, die in lan„ ge draaden als bindgaren afging, nevens and<^  174 „ re vuiligheid, naar gelei, of kikvorfchenzaad „ gelykende, dat wel de helft van dezelve daaruit „ beflond. Ik befpeurde gister eene pyn in de „ regte zyde. Daar myn buik nog tamelyk dik „ is, verwagt ik nog meer dergelyke vertonin„ gen, waarvan ik in de volgende week verflag „ zal doen. Deze, en geen andere, zal voor „ het overige van mynen leeftyd myne bronkuur » zyn." S. den ro December 1785. „ De infarclus gaan by my nog fteeds fterk af, en wel alle morgen, voor het overige in dezelfde geftalte, zo als ik ze reeds befchreven ,, heb, en wel tot heden zonder eenige persfing „ of ongemak, integendeel bevind ik my vry wel „ daarop. Myne infarclus zyn volkomen, en op w het nauwkeurigfte die, welke gy in uw boek, onder de tweede byzondere foort der eerfte „ foort befchreven hebt. Zy hebben ook geen „ anderen reuk, dan een weinig fcherp- en „ zuuragtig. De uitflag boven en onder den na„ vel is zedert agt dagen geheel verdwenen, gelyk ook de drooge ontfteking der oogen, welke ik reeds voor de genezing had. Myn on"„ derbuik is egter nog fteeds tamelyk opgezet, »^doch zonder pyn. Na veele ontlastingen des  ■ - J75 n morgens kryg ik vermaningen van duizeling, „ anders bevind ik my volkomen wel," S. den 17 December 1785. „ De infarclus gaan nog by aanhoudendheid 'n af, doch niet anders, dan als witte doorfchy„ nende flym, welke nu dus reeds by de zeven „ weeken zo afgaat. Voorleden week ging de„ zelve in zulk eene menigte af, dat ik menig„ maal in eenen ftoelgang een kwart pint te ge„ lyk afging. Maar nu zedert agt dagen begint „ myn onderbuik merklyk dunner te worden, en ,, ik durf my vleijen, dat als ik. nog drie weeken ,, zo voordvaar, ik mogelyk volkomen herfteld „ zal zyn. Gy zult denklyk onder uwe lyders „ zulke nauwkeurige waarnemers niet gehad „ hebben als ik; ik zou er eene geheele verharn- deling van kunnen leveren. Ik ben dikwyls „ verwonderd over de nauwkeurige overeenftem„ ming van alle kleine omftandigheden, welken „ gy in uw boek aangemerkt hebt, en men ziet, „ hoe oneindig veele waarnemingen gy hebt moe,„ ten maken, om zulk eene juiste befchryving „ en voor elke omftandigheid gefchikte middelen „ te leveren. Zedert dat ik my van deze genees» wyze bedien, heb ik nog geen viermaal myn „ genoegen gegeten, het welk my veel verligt, n en mogelyk ook de genezing bevorderd heeft.  J-t6 L „ Ik h.b nauwkeurig agt gegeven op al de fpy„ zen, die ik gebruikte, hoe zy my bekwamen, „ en hoe zy weer afgingen. Niets verteerde ik „ beter dan versch en gezouten vleesch. Wan„ neer ik, tot eene proeve, kleine ftukjes daar„ van doorflikte, ging het als bry wéér af. Met „ de groente was het niet altyd zo. De gedroog„ de groene boonen, by voorbeeld, gingen ge„ heel onverteerd weêr af. Van de mostaart, ,, des avonds met vleesch gegeten, heb ik ongemeen goede werkingen befpeurd. Doch onder „ al de genoten fpyzen werkten geen zo fterk „ op de flym, als de gedroogde boschbeziën, „ welken ik des avonds, als gedroogde kersfen „toebereid, at. Het fchynt, dat deze beziën „ een fap hebben, dat de flym met kragt los„ maakt. Ais ik des namiddags eenige mattig„ heid gevoel, fterkt my een glas goede rynfche » wyn." S. den 30 January 1785. Voor agt dagen had ik het geluk, dat ik den ganfchen dag niets anders, dan zwarte gal, als „ wagenfmeer, afging, en wel in eene groote „ menigte. Doch zedert even zo min meer, als '„ te voren. Ik moet egter aanmerken, dat ik „ reeds voor eenige weeken dikwyls eene ftoflè '„ ontlastte, welke als water, doch donkerbruin, „ als  — 177 „ als koffy zonder melk uitzag, vloeibaar en hel,, der was; ik kon my niet begrypen, van waar ,, die wateragcige ftof kwam. In de laatfte vier „ dagen heb ik niets tegennatuurlyks meer in den „ afgang ontdekt, en geloofde dus ook, dat er „ niets meer zat. Maar hoe verfchrikt was ik „ des zondags, toen ik op eens eene ontlasting p, had van eenen klomp enkel flym met een weii> nig verharde vuiligheid. Myn buik is nu geu 'heel dun en week, dus natuurlyk; myn hoofd „ is beter dan ooit." In het kort daarop volgend berigt gaf deze waardige geleerde zyne vreugde met de dankbaarfte uitdrukkingen te kennen, wegens zyne behaalde overwinning op den vyand zyner ingewanden , die hem zo lang ellendig had gemaakt,' en nu geen fpooren meer van zig laat blyken.-   ■- ■ ■ ■ ■ '7> AANMERKINGEN OMTRENT DE LEER van KAMP F* OVER DE '-êek{o na ofcn r.z-iïsAiaii ipob «3! 1 . •• (n -~ioisv ONDERBUIK 'S* VEESTO.FPINGEM.-' ' De Heer KSmpf fchynt my te ver te gaan," wanneer hy. de zenuwtoevallen meestal aan verftoppingen toefchryfr. Het is niet te ontkennen, dat de ingewand den, welke zo ryklyk met zenuwen bedeeld zyn,' zeer dikwyls allerhande foorten van krampachtige' toevallen te weeg brengen, offchoon wy.Tom* tyds in de deelen zelve geen aanmerklyk onge* rak befpeuren kunnen; het is overbekend,- dat de wormen der ingewanden, ftuipen, drajingerf en fiaauwtens geven, dat de flym in de maag en darmen tegennatuurlyk verzameld hoofdpyn,- én zelfs krampachtige toevallen te weeg brengt, dat de Buiksverftoppingen meest altyd met zwaarmoedigheid en zelfs mst tekenen van een uitermaten gefchokt zenuwgeftel gepaard gaan •, aan den3 M a  anderen kant leert ook de ondervinding, dat zenuwaandoeningen, en onmiddelyke kwetzingen der herrenen en zenuwen, braking, en dat fchrik formyds buikloop veroorzaakt. Deze gevallen kunnen dierhalven niet zonder een aanmerkelyke fchade voor den'lyder verward worden, en die gene, welke aan cigenlydende Qidiopatifchey zenuwtoevallen onderhevig, zyn,, zouden niet dan verergerd worden door buikzuiverende en oplosfende geneesmiddelen. De Heer Kampf gaat dus te ver, wanneer hy alle zenuwziekten aan verftoppingen, en even vervalt de Heer Whytt in den tegenoverftaanden misflag, wanneer hy alle de toevallen van hypochondrie en verftoppingen aan de uitwerking der zenuwen toefchryfr. Alle Geneesheeren onderfcheiden niet alleen de zenuwziekten, welke uit de zenuwen alleen, en die uit een aandoening van andere deelen des licbaams ontftaan , maar ftellen ook twederhande foort van hypochondrie, en beftempelen dezelve met den naam van melancholici fine materia of nervofa en melancholia cum materia. Offchoon ik van de gedagte ben dat de zuivere zenuwziektens in cnze Noordelyke landftreeken zeldzamer zyn dan men wel zoude gelóven, en dat dezalve op den duur de werkingen der Onderbulks-ingewanden ftoren, en dus tot verftoppingen aanleiding geven, zyn'er niet te min gevallen, waarin de hypochondrie enkel van een groote gevoeligheid der zenuwen afhangt, zonder dat daarmede eeni-  ge verftopping gepaard gaat. De onderfcheidende kenmerken daarvan zyn deze drie. i.Eene groote beweegbaarheid en prikkelbaarheid van het geftel, gevoegd. 2. By een afwezigheid van alle tekenen van ongeregelde werking der Onderbuiks-ingewanden, en 3. een natuurlyke couleur van het wezen. Overal waar wy dezs tekenen ontmoeten, mogen wy gerust befluiten, dat de ziekte van de zenuwen alleen afhangt; daar in tegendeel de melancholici cum materia akyd tekenen van een tegennatuurlyke gefteldheid der ingewanden, meteen veranderde couleur van het wezen, met zig voerd. De Schryver verdeelt de verftoppingen meer ten opzigte van de natuur der uttgeworpene ftoffen, dan na den sart der ziekeen, welke deze ftoffen te weeg brengen. Intusfcb.cn kan men uit dezelve eenige hoofdverdelingen maken, namelyk van verftoppingen der bloedvaten, der verfchillende ingewanden zelve, van ophopingen van flym, en van verharde en opgehoopte drekftoffen. De Heer K&mpf is, na F. Hofman («)* die dit ftuk beter, dan eenig ander geneeshier doorzien heeft, de eerfte, welke ons een duideiyk denkbeeld van de verftoppingen der va- O) Med. Rat. Syftem. Tom. IV. P. II. S. I. C»p. ÏU. At vomitu cruento. M 3  ï82 £.''■! ten des onderbuiks, en derzelver toevallen gegeven heeft, in verfchillende Academifche Verhandelingen door zyne leerlingen uitgegeven. Tissot (6> heeft naderhand dit ftuk naauwkeurig behandelt, en zeer opmerkelyke waarnemingen omtrent de ophopingen van bloed in de vaten der maag en ingewanden medegedeelt. De jonge Kampf heeft in het groote werk zeer breedvoerig over deze ophopingen gefproken; dog door dien hy alle de verftoppingen met den naam van Infarclus beftempeld, is hy-hier en daar duister , en verward fomtyds de eene foort van verftopping met de andere. Offchoon de Heer Kampf genoegzaam het aanwezen der ophopingen van bloed bewezen beeft, zyn er egter nog geneesheeren, welke het aanwezen daarvan lochenen. De Heer Profr. Mölitor van Mentz zegt, dat hy nog in MoECiGNE, noch in eenig ander Schryvcr deze ophopingen gevonden heeft. Het is zeker, gelyk de Heer M ar c au d zegt, dat wy ze zelden by het openen der lyken aantreffen, dan dit is niet te verwonderen , dewyl men gewoonlyk aan ontleedkundige onderzoekingen de lichamen onderwerpt van geringe lieden, die meestal een arbeidzaam leven leidende, zelden aan £*3 Lettre a M. Zuvime* man n ceuvrea Tom. V.  diergelyke ongemakken onderhevig zyn (»• Dat er egter waarlyk verftoppingen der vaten en ophopingen van bloed in de tegennatuurlyk uitgezette onderbuiksvaten gevonden zyn, leert de ervaring, en word door de Schriften van oude en latere geneesheeren bewezen. Dusdanige ver-, ftoppingen hebben in alle de vaten des onderbuiks plaats. B i a N c h i fpreekt van aneurifmata en varices (flagader en aderfpatten) der lever. „ Dikwyls „ zegt hy, heb ik gezien aderfpatten veroor„ zaakt door een uitzetting der vaten, onlangs „ zag ik takken van de arteria tostiaca dextra ,, bovenmate uitgezet in een hypochondrist, wel„ ke geduurende langen tyd een fterke en lastige „ klopping in djt vat was gewaar geworden. —• meermalen zag hy uitzettingen der aderen door een al te losfe zamenhang der kleine vaten dec holle en poortader (d). En wanneer hy van de byzondere foorten van verftoppingen der lever fpreekt, zegthy, dat wanneer het bloed in de lever ftil ftaat, en alle de beftanddeelen des bloeds haar inwendige bewegingskragt verliezen,, er een koude verftopping, een plethora der ouden ontftaat, welke uit een drukking der al te zeer ge- (O Defcript. de Pirmont. Tom. II. c. J» Hiftor. Hepatiea Tom. I. pag. 13. M 4  Vulde vaten, voortfpruit (e). En meer opzctlylc fpreekt hy van polypen der lever. „ Ik hebniet v alleen flymagtige maar zelf vleeschagtige poly. „ pen in de takken der holle ader en poortader „ zeer dikwyls waargenomen in de geelzugt, „ kwaadfappigheid, tn langdurige gebreken der v ingewanden. In een man, die na een lang» durige levervloed zeer uitgeteerd ftierf, vond » ik de zitplaats der ziekte alleen in de takken v der holle ader van de lever, met hardagtige polypen bezet." (fj De Heer Molitoï dringt vooral by den Heer Kampf aan, dat hy hem de wegen zoude aantonen, door welke, deze verftoppingen in de ingewanden zouden komen (g). De Heer Kampf verklaard dit genoegfaam op dezeive wyze als M o r c a g n e , wanneer hy van de ophopingen van bioed in den onderbuik, en de po'.ypagtige ftukken, welke in den afgang gevonden worden, fprekende, zegt. „ Wanneer „ er in het bloed een neiging is om gemaklyk „ tot polypen zaam te groeijen, zal dit vogt „ meer neiging hebben tot zamengroeijen, dies te meer, wanneer er zodanig bloed in het hol- CO Pag. 143. (ƒ} p»g. 194. f>) Maintriger Anzeigen 3? St.  ■ ■ ti$ „ le der ingewanden doorzygende, of uitgeftort „ zynde, zig hierby voegt, want terwyl een „ gedeelte van het bloed tusfchen de cellen van het colon zal blyven zitten, en zig het water„ agtige en rode gedeelte van elkander fcheiden, „ zullen de overblyvende vezelen gemaklyk tot „ polypagtige zamengroejengen overgaan, welke „ door haar witheid, even gelyk zy in het „ hart dikwyls voor vet gehouden zyn, nu met „ de overblyffels der voedfels. na beneden ge„ voert, ook voor vet zouden kunnen gehou„ den worden. " { h ) En op een andere plaatf. (i) Verklaard hy op dezelve wyze de vleeschagtige vezelagtige klompen, welke verfcheide Schryvcrs in de ingewanden gevonden hebben, en die daaruit fomtyds met grote verligting zyn uitgeworpen ; deze wierden van Lancisius voor ware polypen gehouden, en na het gevoelen van Morgagne eerst in de vaten gevormd, en naderhand in de ingewanden aan een gegroeid. De Heer Mol ito r moet zeker de 3ifte brief van Morgagne niet gelezen hebben, anders zoude hy die ontlastingen, niet aan de uitwerking der clyfteren hebben toegelcureven. (&) (6) Epift. XXXI. Art. 17. CO n. is. QJt") Epift. XXXVI. Art. 24 zegt hy, confirmavit tnim mibi tl, Vir. Baptifia l'ulpius, bis fibi accïdijfe, ut hepait obJiraHo, arter'ue hepaticee truntum difatatum aie» in vcnirtt, M 5  igt> =^==' Wy zouden dit door verdere voorbeelden kunnen aantonen, dog de reeds aangehaalde zullen genoegfaarn zyn, om het gevoelen van den Heer Kampf te bevestigen, dat er ware verftoppingen der bloedvaten aanwezig zyn, en dat de opening der lyken dit bevestigd. Be kentekenen der verftoppingen der bloedvaten des onderbuiks zyn zeer dikwyls duister, en de grootfte oplettenheid en omzigtigheid word er vereischt om dezelve wel te onderfcheiden. Dit is de rede waarom de geneesheren deze ziekte niet gekend en alleen de gevolgen daarvan befchreven hebben, wanneer namentlyk de ziekte tot die hevigheid gekomen is, dat er reeds een bersting der bloedvaten aanwezig is. Wanneer op deze wyze de lyder zuiver of bedorven bloed braakte, en door den afgang bloed en' een zwarte pekftof kwyt raakte, noemde Hippocrates dit de zwarte ziekte (melesna'). Dan hy begreep even min als zyne navolgers daarvan de regte oorzaak. Stahl is wel de eerfte geweest, die zig van de ophopingen van bloed in den onderbuik de regte denkbeelden gevormd heeft. Intusfchen was hy niet geheel van dwalingen vry, wanneer hy alle de toevallen van verftoppingen der vaten aan pogingen tot aambeijen, toefchreef. of in rum pojjet immittere digitum polliitm , en Epift. XLV. Art. 16. In fnbje3o vente cavte trunco oblonga & crasfa, er at coa-treth polypofa.  • iï7 KXmpf heeft zyne denkbeelden zekerlyk uit dezen bron geput, dog dezelve naauk„unger onderzogt, aan de natuur getoetst, en hierop eën veel uitgeftrekter theorie gevormd, en een oneindig gefchikter en zeer verfchillende geneeswyze aangeprezen. Hy heeft deze ziekte in haar eerfte geboorte naaukeurig nagegaan deszeifs kentekenen ncgefpoord, en dus gelegenheid g;-g ven om deszelfs altyd zeer gswigtigc en gevaariyke gevolgen voor te komen. Na KXmpf heeft de Heer Tissot, in zyn reeds aangenaaid™ brief, aan den Ridder Zimmermann deze ziekte uitmuntend behandeld, en dewyl de Heer Kamp» hier en daar , door altyd het woord infarRus te' gebruiken, en andere Verftoppingen te gelyk te befchryven,min duidelykis, zal ik hier de kentekenen , oorzaken en geneeswyze dezer zo gewigtige ziekte zo kort mogelyk aanftippen. De verftoppingen der vaten van de maag, openbaren zig door de volgende kentekenen (zie % XXVIII.) een drukkende fomtyds ook hevige en fcherpe pyn onder het zwaardwyze uitfteekzel van het borstbeen, die fomtyds van plaats 'verandert, welke zig altyd verheft na den eten, vooral na het gebruik van verhittende en zogenaamde windbrekende middelen , fomtyds zonder uitwendige oorzaak na veel beweging, na purgeer- of braakmiddelen, een kruipende pyn in de ruggeftreng en nieren , en ongeregelde eet-  lust, waarby dan komen de gewone tekenen van gebrekkige fpysvertering, vermagering, bleekheid, zwakheid, en fomtyds flaauwte. Deze zyn de gewone tekenen welke een ophoping van bloed in de maagvaten te kennen geven, en dus zo als Ti sa o t het noemd een verborgene zwarte ziekte kenmerken. Wanneer de zitplaats der verftopping in de vaten van het colon is, komen er krimpingen, fpanningen , buikpynen, pyn in den rug en lenden, hardlyvigheid, raauwe en bleeke pis, walging, gebrek aan eetlust, gedurige persfingen tot afgang, waarby fomtyds walging, en andere gebreken der fpysvertering komen , toevallen welke de zogenaamde h^morrhoidale kolyken der Stahlianen kenmerken. Het is fomtyds moeilyk om de ophopingen van bloed van de hypochondrie of andere buiks-verftoppingen te onderfcheiden, dewyl zv veele tekenen gemeen hebben; benaauwdheid, kampen, flcgte fpysvertering, hardlyvigheid, kwyling en een overvloedige heldere of wiiagtige pis, neemt men in beide ziekten waar. Men moet hierom op andere omftandigheden, die ons eenig ligt geven agt flaan. Vooral dient men op den ouderdom agt te geven, dewyl de ophopingen van bloed meerby vclwasfenen, zelden by jonge lieden, en meest by insnfchen over de 40 en by  vrouwen over de 50 jaren voorvallen. De ophoudihg van een gewone bloedontlasting als neusbloeding, bloedfpuwing , maandftonden, of aambyrnvloed, vooral door het gébruik van zamèntrckkende middelen of gemoedsaandoeningen , als fchrik en droefheid. De pyn in de nieren, hartklopping, opvlieging na het hoofd, duizeling, de tekenen van een ongeregelde omloop des bloed , en de gedurige ftaauwtens zonder uitwendige oorzaak, zyn meer eigen aan deze, dan aan de hypochondrie en andere buiksverftoppingen. De vaten d'.r ingewanden"des Onderbuiks zyn meer bloofgcfteld , aan ophopingen van bloed, dan andere delen des lichaams. Zy zyn meer onderworpen aan eene ongeregelde drukking, door de benrtlingfche vulling en lediging der ingewande, de aderen zyn ontbloot van klapvliezen, die de voortftuwing des bloeds door de vaten bevorderen, zy zyn geplaatst tusfchen zagte delen, en bieden dus genen wederftand, het bloed zelve , het welk van de verfchillende ingewanden na de poortader word terug gevoerd, is met veele vette en olieagtige delen beladen, en hier om is het dikker en trager, en meer geneigd om ftil te ftaan en op te hopen. Hierom vind men deze verftoppingen meest in de aderen, welke het bloed na de poortader voeren, dog minder in de poortader zelve, welke dikker vliezen heeft. —«  J99 '* Deze verpoppingen vind men in allerhande geftel-, len , dog meest by menfchen, die een teder vaatgeitel, dog een dik en lyvig bloed hebben. De ophoping van bloed in de vaten kan lang plaats hebben, zonder dat zy aanmerkelyice veranderin-. gen en toerallen te weeg brengt, intusfchen is deze ziekte altyd bedrieglyk. Wanneer de ophoping tot een zekeren trap gekomen is, en het bloed z;g niet. behoorlyk door de vaten des onderbuiks verfpreiden kan , word er een groter hoeveelheid na het hoofd gebragt, er ontftaan, opgezetheid, duizeligheid, drajingen, en byaldien er gene heilzame neusbloeding volgt, ziet men niet zelden dat er een dodelyke beroerte volgt. Na het fchielyk ophouden van een herhaalde neusbloeding, uit verftopping der onder* buiksvaten voortkomende, zag ik een bloedfpuwing boren worden, Ik twyfele geenzints of de fchieiyke dood van vele volbloedige en gevoedde menfchen moet alleen aan de ophoping van bloed worden toegefchreven. Een vrouw,, die altyd een zittend leven leidde, had zedert jaren een ongeregelde vloed der maandftonden,, zy was opgezet en dik, at veel, en had matige ontlastingen, by wylen wierd zy onverwagtdoor een hevige benaauwdheid aangevallen, deze was verzeld met pynen in den buik, en klopping, en eindigde gewoonlyk in een langdurige flaauwte,. een vloed der maandftonden redde haar fomtyds en nam het toeval geheel weg. Ik befchouwde  25= dit toeval als een uitwerking van een tegennatuurlyke ophoping van bloed in de onderbiiiksvaten, en raadde haar daarom die geneesmiddelen , welke my het gcfchiktfte voorkwamen om deze oorzaak weg te nemen, dog zy verwaarloosde mynen raad. Eenigen tyd geleden'wïerd ik in haast by haar geroepen, dien zelfden morgen was zy nog zeer wel en vrolyk geweest, nu vond ik haar ylhoofdig, yskoud, bleek, . met blaauwe lippen, holle duistere ogen, een harden opgezetten buik, een koud vetagtig zweet over het gehele lichaam, zonder pols, met een hygende, korte, ratelende ademhaling, intusfchen was de tong zuiver en vogtig. Een ander geneesheer, die even voor my by de lyderesfe gekomen was had reeds een mixtuur van Sp. Nitri dulc. met Oxym. Scillit, en een clyfteer voorgefchreven. Dit maakte eenige beweging waardoor de lyderesfe een gedeelte van de flym ophoeste, en door den afgang eenige dunne ftof kwyt raakte. Hier door wierd zy in den beginne iets verligt, kwam tot haar zelve, en zeide geen pyn of ongemak te gevoelen, dan alleen'een benaauwdheid in den buik. 's Anderen daags ftierf zy reeds, zonder dat ik eenige polsflag, of verandering van bovengemelde toevallen befpeuren kórde. Zeer waarfchynlyk ftierf deze lyderesfe aan een uitftorting van bloed in den onderbuik. De Heer Marcard heeft diergelyke gevallen van fchielyke dood voortgebragt door een ophoping van  bloed in de onderbuiksvaten, waaruit een ontfteking ontftond, welke fchielyk in verfterving overging (l). De gewoonfte gevolgen van deze ziekte zyn de bloedbraking en de aambeijen^ wanneer de vaten der maag zodanig door bloed' zyn uitgezet, dat zy op de een of andere plaats bersten, of dat de mondjes der vaten door de fterke persfing des bloeds zodanig worden uitgezet, dat het bloed in de maag word uitgeftort, ontftaat er een braking van helder, bruin of geklonterd bloed, het welk dan door bloedige en naderhand door zwsrte en pekagtige afgangen gevolgd word. Deze ziekte de zwarte ziekte van Hippocrates genoemd, is door vele geneesheeren, byzonder door F, Hofman zeer wel befchreven, en ik kan geen korter en naauwkeuriger befchryving der toevallen geven dan met zyne woorden: „ Antecedit hunc fanguinis vomitum ut „ plurimum puntlorius & tenftvus hypochondrii f» nWri dotor & ipfo eruptio nunquam fere non „ cum pracordiorum anxietate & dolore comprejfo„ rio, nee non conftriclione in hoe latere jungitur, „ atque etiam nullum fanguinis profluvium tam fa„ tilt ac fape tipothymiam habet comitem quam „ hoe, prafert'm, quando cruor, graveolens,cor„ ruptus, exit" (ro) waarby ik nog voegen moet, dat deze ziekte altyd een grote zwakheid, CO i. c. O 3 i. «. J. u.  - 'ar intermitterende kleine pols, en bleekheid by zig heeft. Altyd zag ik, dat de bloedbraking door pekagtige en bloedige ontlastingen gevolgd wierd, doordien altyd een gedeelte van het uitgeftorte bloed na beneden gevoerd word, hét welk ook door Tissot bevestigd word, zodat wy niét kunnen toeftemmen, het geen Hofman zegt, longe gravius, longeque certius eft periculuin fit ,, uti fubinde accidit, vomitui cruentö f nigra pici fimilis eaque graveolens alvi dejeclio jungfa ,j iur. Hcec enim fubitum ut plurimum denuntiat „ interitum , ipfius HlpP ocr ATis teflimonio , qui fub morbi nigri nomine hanc pasftonem de,, fcribit. " (n) In alle gevallen van bloedbraking, die ik gezien heb, was verlcheidé dagen agter elkander de afgang, bloedig, pekagtig eh zeer ftinkende, egter wierden alle myne zieken grondig herfteld. De bloedbraking is altyd een gevolg van ophoping van . bloed in de vaten der maag, intusfchen is zy niet altyd een gevolg van een trapswyze en langzame ophoping van dè («) 1. c. §. XVI. Onder het afdrukken yan dit blad, kreeg ik eene zieke , welke langen tyd eene hevige pya in de maag en rug gehad had, op eens braakte zy een menigte geklonterd bloed, en hierdoor w»s zy aan'merkelylt vet ligt, en gevoelde geen klopping of maagpyn meer, den volgenden dag had zy zwarte pekagtige afgangen, dog ïedert heeft »y geen het minde ongemak meer gevoelt. N  194 maagvaten, fomtyds ontftaat zy zeer fchielyk, gelyk Hofman getuigd gezien te hebben, dat vrouwen, door een kwade legging van het kind, in een moeilyke kraam, aan een fchielyke en fterke bloedbraking omkwamen, zo fpreekt hy ook van een Epidemie te Marburg, waarin de zieken eenige pinten bloed braakten, zonder dat er een eenige het leven by infchoot. Meer gewoon intusfchen is die bloedbraking welke uit een trapswyze opvulling en verftopping der bloedvaten ontftaat. Deze ophoping is of eenvoudig, dat is, alleen uit een gebrek der vaten van de maag ontftaande, of zamengefteld met een gebrek der overige buiksingewanden. Onder de aanleidende oorzaken der eenvoudige ophoping, en daaruitvolgende bloedbraking, mogen wy vooreerst noemen, de ophouding van een of andere gewone bloedontlasting. Het bloed het welk door de eene of andere oorzaak niet word uitgeworpen door de gewoone wegen, hoopt zig zeer gemaklyk op in de vaten der maag, welke een aanmerkelyke uitzetting verdragen kunnen. De gewoonfte oorzaken zyn de ophouding der maandftonden, zowel by jonge vrouwen, wanneer dezelve verfchynen moeten, ais by oude, zo dra zy beginnen op te houden, (o) Somtyds gebeurd het egter, dat ge- (o) Hofman 1. c. § VI. §VII. & QbC I 3c V, Tisjot J. c. Obf. 4-  durende jaren lang een bloedbraking maandelyks gebeurd, in plaats der maandftonden, gelyk ik daarvan een voorbeeld gezien heb, zonder dat dit eenig ongemak, dan voor dien tyd, veroorzaakte, (p) By Zwangere vrouwen, welke volbloedig zynde niet wierden adergelaten, heeft Hofman (q) ook dikwyls bloedbraking waargenomen. Wy zien egter het meest van allen deze ziekte by vrouwen tusfchen de 40 en 50 jaren, wanneer er te veel tegenftand is in de vaten der lyfmoeder, de maandftonden ophouden, en het bloed meer na de bovenbuiksingewanden gebragt wordende, aldaar toevallen van ophoping, en eindelyk bloedbraking te weeg brengt. Dusdanig een geval had ik onlangs in een vrouw van 50 jaren , die zedert twee jaar de maandftonden waren opgehouden, van dien tyd af aan, kreeg zy langzamerhand pyn in de maag en in de ruggeftreng, met zuure oprispingen, walging en zenuwtoevallen, na vrugtloos daarvoor vele geneesmiddelen gebruikt te hebben, liet zy het aan de natuur over, zy kreeg eindelyk een zware fchrik, en hierop volgde het verlies van haar man, waardoor de maagpyn fterk vermeerderde, op eens kwam er een hevige bloedbraking} waardoor in twee reizen een grote menigte, deels Qp~) Zie ook voorbeelden by Tissot I. c. (<)HOFMiS. Obf. I. N 2  195 .rood, deels bruin geronne bloed, geloosJ wierd, met de hevigfte angst en benaauwdheid , zy was doodlyk bleek, viel in gedurige flaauwtens, vond zig uitermaten verzwakt, en had byna geen pols. Den volgenden dag vermeerderde de pyn, zy had een harde en gefpannen pols, en verfcheide zwarte pekagtige ftoelgangen, een aderlating, verkoelende geneesmiddelen en een geftadig gebruik van verzagtende en oplosfende clysteren, hebben zo wel de maagpyn , als de verftopping der vaten, geheel weggenomen. • Het onty- dig en onvoorzigtig gebruik van braak, purgeer en prikkelende middelen, heeft niet zelden een bloedbraking veroorzaakt, wanneer er reeds verftoppingen der maagvaten aanwezig waren. Een ophouding van een gewone vloed der aambyen geeft ook fomtyds bloedbraking, gelyk dit ook door voorbeelden van Tissot en anderen bevestigd word. Dikwyls is de bloedbraking verzeld met andere gebreken der ingewanden. Sta hl was van gedagte, dat er nimmer een bloedbraking ontftond zonder gebrek der milt, Hofman fchynt ook wel eenlgfints hier na toe te hellen. De Heer van dir Haar, een man verre boven mynen lof verheven, heeft een byzonder gevoelen omtrent de bloedbraking, het welk egter niet verre van het gevoelen van Stahl en Kofman afwykt. u Voor 20 verre * a!s R0o > wccc > ont~  ■ *97 „ ftaat het bloedbraken, veelal, na een vooraf- m gaande vergrootte of verharde milt. Ik „ heb na een herhaald bloedbraken, een ver„ grootte en verharde milt telkens zien kleiner n worden, en wederom vergrooten: by een geval n woeg dezelve, naden dood, zeven ponden, *r* „ Zou het voorname gebruik van de milt, waar» over getwist word, ook zyn, om het bloed „ ('t welk altoos, in dikke aderen op een ledige „ maag, gevonden word) wanneer de maag, by „ hongerige menfchen, fchielyk word opgevuld, „ door de va/a brevia, als geen klapvliezen heb„ bende, dcor te laten, en in de milt, als in „ een zekere fchuilplaats, voor eenigen tyd te », doen rusten, en zig daarna weder te verfprei„ den. * O) Ik wil gaarne toeftemmen, dat zeer dikwyls de oorzaak der bloedbraking in een verftopping der milt gelegen is, dan ook niet zelden is er een bloedbraking zonder eenig gebrek der andere ingewanden. Van een bloedbraking uit een verharding der milt ontftaandc, geeft Hofman een voorbeeld op. (j) De lever word eveneens dikwyls verftopt gevonden na een dodelyke bloedbraking. Schenkius zag na hevige maagpy- (>} Genees en Heelk. Waarn. §. KLIX. p. 70. td. uitg. (O óbf. n. N 3  198 nen, en daarop volgende zwarte afgangen, die in een half uur doodlyk wierden, de maag half vol geronne bloed, een fcheur in het midden der lever, en de poortader geborsten (;). Deze aanmerklyke verftoppingen der vaten van de lever, milt en andere ingewanden, welke een ophoping van bloed in de maagvaten en bloedbraking te weeg brengen, zyn veelal gevolgen van, ten onregten tyd, opgeftopte tusfchenpozende koortfen. Immers getuigen zelfs de grootfte voorftanders der koortsbast, dat het wegnemen der koorts, verftoppingen der lever, en zelf de zwarte ziekte veroorzaakt hs-bbcn. Dusdanig is de aangehaalde waarneming van Hofman van een jongeling, welke na het Hoppen van een derdendaagfche koorts een bloedbraking kreeg, na het openen van het lighaam vond mende lever en milt verhard. — Een dergelykgeval van bloedbraking, veroorzaakt door het Hoppen van een koorts, vind men by Tissot uit Betbider aangehaald («). Van Swjeten nam vele dodelyke bloedbrakingen en afgangen waar in 't jaar 1728, welke door een bersting der levervaten, na het ontydig floppen der herfstkoortfen, (O OW. Med. L. in. de venïs & fang. Obf. IV. Qu~) 1. c. p. 110.  m 199 voortkwamen O). Integendeel is de bloedbraking fomtyds een toeval van zwakheid in koortfen, zo als Torti gezien heeft in kwaadaartige tusfehenpozende koonfen, hiermede koomt ook overeen de vierde waarneming van Hofman, en in dit geval heeft Torti deze ziekte met den koortsbast genezen, 1 Eindelyk is de bloedbraking een uitwerking van een verharding der maag, en van een klierverharding der pytorus, waarvan Tissot C*jO, Whïtt O) en andere, voorbeelden bybrenger. Voorlede jaar zag ik daarvan nog een voorbeeld, by een tfojarig man, die gedurende vele jaren toevallen van hypochondrie gehad had met gedurige braking, eindelyk braakte hy een zwarte ftof, en meermalen, vooral op het laatst zynes levens, grote hoeveelheden bloeds. Na zyn dood vonden wy de vafa brevia met geronne bloed gevuld en opgezet, en boven de pylorus een hard gezwel ter grootte van een hoenderey. Onder de uitwerkingen der ophoping van bloed in de onderbuiksvaten, noemde ik ook de aambeijen. Men heeft den vloed der aambeijen te veel vergeleken by de maandftonden, dezelve als C«Q EPid- «• t« P- 35. ( w ) p. IC5. £jf) Zenuwziekte, p. 13S. & 141. N 4  heilzaam voor het geitel befchöinyd, en daarom niet zelden dezelve door geneesmiddelen zoeken te bevorderen. Intusfchen is het er verre van ddin, dat men de aambeijen als een teken van gezondheid te befchouvven hebbe, zv voorondernellen altyd een ophoping van bloed in de onderbuiksvaten, welke door een heilzame poging der natuur zig van het verzamelde; en opgehoopte bloed ontdoet. De vloed is dus niet anders dan een verligtcnde omftandigheid voor een tyd, welke verligting zo lang duurt tot dat er wederom een zekere hoeveelheid bloed in de onderbuiksvaten is opgehoopt, wanneer een nieuwe aambeijenvloed deze verzameling wederom moet wegnemen. Zo lang nu dc natuur geregeld in dit werk voortgaat, ondervind men dasrvan weinig ongemak, dan zodra het opgepakte bloed niet behoorlyk meer vloeit, in de vaten ftil ftaat, bederft, en ontaart, komen er verfchriklyke krimpingen, buikpynen, &c. en dan Oatnaat er niet zelden een gevaarlyke bloedbraking, bloedfpuwing , beroerte , of andere toevallen , welke by alle geneeskundige febryvers overvloedig te vinden zyn. Wanneer de aambeijen eenigen tyd geduurd hebben, word de neiging daartoe fterker, het bloed dezen weg gewoon , word met meer kragt na deze vaten gevperd, de aderen worden meer met bloed uitgezet, en er ontftaan gevaarlyke, ja by wylé» doodlykc bloedftortingen.  2oi De aambeijen worden alleen waargenomen by die menfchen , welke welgevoed , aan een ruime leefregel gewoon , een zittend en werkloos léven leiden, gemeenlyk zwaarmoedig zyn, en de gewoone tekenen van verftóppingeri der vaten des bnderbuiks hebben.' Het is diensvolgens altyd zeer gevaarlyk om de'aambeijen op te wekken, of, om wanneer er tekenen van ophoping van * -bloed in de onderbuiksvaten zyn, door piikkclende geneesmiddelen den aambeij'envioed te bevorderen. Deze geneesmiddelen zyn altyd geVaarlyk, doordien'zy de werking der vaten vermeerderen , krampagtige aandoeningen verwekken , meer en meer bioed na de ingewanden voeren, en dus eene verkeerde werking der vaten te weeg brengende, het bloed vaster in de veriropte vaten doen indringen, en fomtyds hier door inwendige bloedftorcingen maken. Aan dusdanige voorbeelden ontbreekt het niet in de geneeskundige gefchiedboeken. Hofman zag een man , die een verftopping der aambeijen had', een dodelyke aambeijenvlocd krygen , na het ontydig gebruik van Pyrmontswater (y). De ftaalmiddelen en de bereidingen uit aloë, zyn de geneesmiddelen , welke tot het bevorderen dor aambeijen het meest worden voorgefchreven. Dan volgens het algemeen gevoelen der hedendaagfthe artzen, zyn deze geneesmiddelen de gevaar- (jO Obf. I. de hesmorrh. (lux. nimid. N S  Z02 Jykfle, en behoren dus nooit gebezigd te worden. Dikwyls zyn de aambeijen gepaard met verftoppingen der lever, milt en andere onderbuiksingewanden, welke den vryen omloop des bloeds door den onderbuik verhinderende, ophopingen van bloed in de buiksvaten veroorzaken, en een aambeijenvloed te weeg brengen. Tot de verftoppingen der onderbuiksvaten moeten wy ook brengen , de ophopingen van bloed in de vaten der blaas, en daaruit voortkomende bloedwatering. Deze foort van bloedwatermg, heeft men aambeijen. der blaas genoemd. Wy vinden hiervan het eerst gewag gemaakt by C. Au re Li anus , die zegt: „ Sol'ent, Jicut, in „podice, vel faminarum flnu, aut matrieis colt, lo, etiamAn vefica hcemorrhoides generari, qua „ fluorem fanguinis pr dikkere vastgehegte ftoffen aan de ingewand ien zullen blyven vastzitten, ja door de verQ 3  34^ meerderde prikkeling vaster tusfchen de plojen der ingewanden worden ingedrongen, hierdoor zal de gelyke doorftraling door den buik verminderen, en aanleiding tot verftopping der vaten en klieren gegeven worden. Deze ophopingen zyn zekerlyk gemener dan men wel zoude derken, en zyn dikwyls oorzaak van vermagering, bleekheid, zuur, oprispingen, braking en ftegte fpysvertering, en het is opmerkelyk, dat wy deze verzamelingen het meest gewaar worden by menfchen , die zig gewend hebben aan het nemen van pillen, en gedurige hevige purgeermiddelen, die daardoor altyd genoegzame dunne afgangen hebben, het gedurig gebruik dezer middelen, is veelal oorzaak dezer verftopping, dewyl, gelyk ik zo even reeds aanmerkte, de dunnere ftoffen ontydig uit de maag en ingewanden gedreven Zynde, de voeding belet word, en door de krampagtige aandoening der ingewanden , de dunnere ftoffen alleen worden doorgelaten,terwyl de dikkere en nadelige ftof tusfchen de cellen van het colon gedreven word, aldaar opgehoopt word, en dus de verftopping van verharde drekftoffen maakt. Er zyn gene geneesmiddelen, welke in de verftoppingen van verharde drekftoffen zo veel nut kunnen doen, als de clyfteren, wanneer dezelve op de wyze door den Heer Kampf breedvoerig  ! 247 befchreven, worden toegedient. Dewyl zy aanftonds op de plaats der ziekte gebragt worden, moeten zy onmiddelyk op de verharde ftoffen zelve werken, dezelve los weken, fmelten en uitdryven, zy hebben dus dit voordeel boven dc purgeermiddelen, dat zy de fpysvertering niet ftoren, het voedfel uit de maag en dunne darmen niet wegnemen, de ingewanden niet verzwakken, en het geftel niet bederven. Ik heb rry altyd verwonderd, dat de clyfteren by aanhoudenheid zulk een menigte harde, taaije, leemagtige ftoffen wegbragten, dat ik my naau'yks begrypen konde, dat ze in den onderbuik konde gezeten hebben. Dat intusfchen deze ftoffen niet door het gebruik der clyfteren in de ingewanden wierden voortgebragt, leerde my de bezigtiging der geloosde ftof, welke veeltyds hard.kleyagtig, en bedekt was met vezelen enindrukfelsder vitli, en vaten der ingewanden, waaruit het blykbaar was, dat zy daarmede langen tyd was verenigd geweest; de vermenging der overblyffels zulker fpyzen, welken de lyders my verzekerden in langen tyd niet gebruikt te hebben, als kerfenftenen, bonenfchillen, erwten, en diergelyke dingen, welke met den afgang vermengd waren. Maar ik wierd daarin te fterker bevestigd , door dien ik zag, dat de werking der ingewanden en de fpysvertering natuurlyker wierden, zo dat, na mate dusdanige ftoffen geloosd wierden, de Q 4  lyders «iet alleen in kragten, maar ook in weM gedaanheid toenamen. De Heer Kampf heeft in zyn grote werk uitvoerig over de geneesmiddelen, welke zo wel inwendig, als tot het bereiden der clyfteren gefchikt zyn, gehandelt. Onder allen dezen heb ik my tot het los maken van verharde ftoffen met vrugt bediend van de eenvoudigfte zeepagtige en losmakende kruiden, als de paardebloemen, de wilde cichorey, en graswortel , waarby ik wat zemelen, honing, wat Tart. Tartar. of iets diergelyks, het welk een zagte prikkeling geeft, voege. Om de losgemaakte ftoffen gemaklyker af te voeren, geef ik fomtyds een weinig Manna, Casfm, Tamarinde, of eenige greinen Rbabarber met wat fpaanfche zeep, en wanneer de ftoffen zeer traag en hard zyn, laat ik wel wat groene of fpaanfche zeep onder het clyfteer afkookfel mengen. In zeer gevoelige geitellen,, gebruik ik de zagte zeepwortel , het wollekruid , of de hoefbladen, welke altyd zeer wel verdragen worden. Wryvingen van den buik voor en na het clyfteer brengen ongelooflyk veel toe, om de ftoffen los te maken, men kan dezelve of droog, of met het ung. althéa, of martiatum, laten doen, na mate men dit het best gefchikt zal oordelen.'  JJ . 54t Wanneer de verharde ftoffen, krampen en fpanningen in den buik veroorzaken, d xn een halfbad, ftovingen v;n dm buik, mut warme zoïte melk en fpaanfche zeep, pappen van havergort, of verzagtende kruiden , veel nut., ontfpannen de vateu en ingewanden, en weken de verharde drekftoffen, waarna wy dan ook gemeenlyk afgangen van harde ftoffen zien volgen. De wegneming der nadelige en verharde ftoffen, door middel der clyfteren, zal dikwyls de beginzelen der verftoppingen der ingewanden zelve wegnemen. Immers wanneer de drukkende oorzaak is weggenomen, welke een verhinderde doorloop door de vaten des onderbuiks veroorzaakte, zullen dezelve nu gemaklyker wederom hare natuurlyke en vrye werking weder krygen , en zig met meer gemak ontdoen van de beginnende verftoppingen. Zodra wy nu zien , dat de clyfteren, geen verflopte ftoffen meer wegnemen , maar dat de afgang zyn natuurlyke kleur en vastheid heeft weder gekregen, moet men het gebruik daarvan verminderen, en geheel eindelyk agterlaten. Men moet egter alsdan bedagt zyn om eene wederinftorting voor te komen , welke zeer dikwyls gebeurd, doordien de ingewanden langen tyd zwak bly ven, en de lyders fomtyds den ftreng-  •50 ! gen leefregel niet in agt nemen. Men zorge dus dat de lyder hierin omzigtig zy, niet dan gemakiyk te verterene fpyzen, en in een geringe hoe* veelheid te gelyk nuttige, dat hy altyd zodra de ontlasting verminderd, zyne clyltaren hervatte, en den buik open houde. Het gefchiktfte middel om de nieuwe verzameling van ftoffen voor te komen, zal hierin befiaan, dat men de ingewanden behoorlyk verfterke, door een leefregel van vaste dog gemaklyk verteerbare fpyze, door het koude bad, envoora! door clyfteren van kalkwater, van azyn met water, of van bittere en verfterkende kruiden.