01 2129 1397 UB AMSTERDAM  REISBESCHRYVINGEN VOOR DE JE U G D, DOOR. J. H. CAMP E, DERDE D E £ tn Uit het Hoogduitsch vertaatd. Ti AMSTERDAM, By de Weduwe JAN D O L L, U D C C X C I I,   VOORBERICHT. De ligchaamlyke ongejleldheid van den Opfteller dezer reisbe fchryvingen verëischten andermaal een geneesmiddel; en zyn best beproefd geneesmiddel is gemeenlyk het reizen. Voormen fchen , wier ongejleldheid ook door te Jlerken arbeid in het fludeervertrek ontflaat, is 'er geen beter. Hiervan heeft hy nu reeds zo mevigmaal de gelukkigIIe ondervinding gehad, dat hy van weinige ftellingen , door de ondervinding bevestigd, zich meerder overtuigd houdt, dan van deeze. Terwyl hy hierover zyne gedachten liet gaan , en op het oogenblik niet vist , wenraardi hj voor dit maal zou lustte reizen, vielen 'er tt Parys en Verfailies dingen vttr, welke bitintn tenen korten tyd groste gièeurtcniifen in dit land voorfpelden. Hoe t (/aeht hj by zieA-zeiven) wanneer gy u op reit begaf, ** cvggetHtgt daarvan te zyn ? Wanneer gy het ge/ui had, om de harttreffende zegepraal der mensclüteid over de dwinglandy mede ly te wanen, enfeettlyk te helpen vieren f — Welaan! Voir u ten minflen is op deezen geheelen aardbol niets te zien, dat belangryker en verrukkelyker zou kon' v en weezen. * 2 Z»  1V VOORBERICHT Zo gedacht , zo gedaan. Hy maakte zich fchielyk gereed; en 'er verliepen flegts weinige dagen, of hy was reisvaardig. Twee jonger vrienden , de Heer van II. en de Heer W. wenschten hem derwaards te verzeilen, en hun gezelfchap was hem aangenaam. De één voegde zich te Brunswyk by hem, en den anderen, die te Göttingen was, zouden zy in Holtzminden vinden. En zo aanvaarde hy met den eerstgenoemden op denï^&mxan Hooimaand de reis, en wel te paard. Bat geene, wat hy op dceze reis aanmerkenswaardig vond, en oordeelde, aan jonge lieden , en misfchien ook wel aan zodanigen , die reeds meerder jaaren hebben , een niet geheel nuttelooze leezing te kunnen verfchafen , vindt men in de volgende brieven , welke hy aan zyne dochter fchreef. Gewigtige aardryks- en Jlaatkundige opmerkingen moet men in dezelven niet verwachten. Wil men dddröp zyne aandacht vestigen , dan moet men langzaam reizen en meerder tyd over hebben , dan deeze reiziger wezenlyk had. Hy is voldaan, wanneer de Leezers, die de goedheid willen hebben, van hem op deeze vliegenden togt te verzeilen ,by het (lot {al ware V ook flegts uit infchikkelykheid en toegeevendheid) denken zullen, hunnen tyd niet geheel vruchteloos by hem verfpild te hebben. Aan zy- nen m  van den S C H R T V E R. v iten goeden wil, om voor hun geest en hart van tyd tot tyd een kleine ververfching optedisfchen , zal het niet ontbreeken. Schoon dezelve dan ook, vooral in den beginne, al eens in zeer getneene fpys beflond', gelieve men in aanmerking te neemen, dat zyn weg door Westfaalen liep, en dat men de voortbrengfelen van een land neemen moet, zo als men dezelve vindt. Immers wordt ook het moffenbrood , ook buiten Westfaalen, wel eens onder de lekkernyën van het defert gereekend. Nog één verzoek aan de Leezeren en Beoordeelaars van dit Werkje, en dan geen woord meer! Ik ben (jnen vergunne my van nu af in eigen perfoon te fpreeken) by alles wat ik fchryf en onderneem het Publiek onder V oog te brengen , altoos volkomen bewust, dat ik nimmer iets te boek fel, of ik oordeel hetzelve naar myne volkomen overtuiging, waar en nuttig. Even zo wel ben ik ook bewust, dat ik het, zo veel myne krachten gedoogtn , nooit laat ontbreeken aan op_ lettendheid, naarftigheid en infpanning, om het waare en nuttige te kennen, en zulks zo bepaald, zo duidelyk en zo nadrukkelyktebefchryven, alsmy mogelyk is. Doch ik ben een mensch; ik kan en moet derhalven ook als een zodanige, ondanks de bovengenoemde dubbele bewustheid, gelyk alle andere menfehen, nogthans menigmaal dwaaien en thiu tas'  vi VOORBERICHT tasten; dit gebeurde zonder tv/yfel, by alk de harsfenvruchten , die ik tot hier toe geleverd heb . inde daad dikwyls, en zal ook ik V vervolg van tyd naar alle waarfchynelykheid, by dat geene , 't welk ik misfehien nog mogt opftellen, dit algemeene lot der mtnschheid niet ontgaan. Allerminst zal dit het geval zyn by eene Reisbefchryving; want door wien en waar is ooit een werk van dien aart gefchreeven, 't welk geene b/yken van de bekrompenheid der menfehlykc vpteiicmlhcid arangen , en derhalven dwaalingeti en mistastingen behelzen zoude? Wat oog, hoe fcherpzichtig ook, zou niet wel eens, bymiU lióencn van nieuwe voorwerpen, welke zich op rcize aan hetzelve vertoonen , fomwylen mis zien? Wat oor, hoe fcherp ook, zou niet wel eens by de belichten, die het van anderen ontvangt, fomtyds verkeerd hoor en? Welke onderzoeker, hoe voorzichtig ook, zal zich niet weieens by de verkregen berichten , in zyn vertrouwen op het doorzicht en liefde tot waarheid van zyne waarborgen, fomtyds te leur gefield vinde,? Ti-at , erfland eindelyk, hoe oordeelkundig, wat hart, hoe welmeenend ook , zal niet wel eens by eene gemoedelyke beöordeeling van dat geene , wat ten algemetnen nutte al of niet verdient epcnlyk gezegd te worden , fomwylen avrechts vordcelen? Deeze eifchen zouden eeneonbedrieg-  van den S C II R T V E R. vit lykheid onder-{lellen ; en deeze is — my ten win • ft en niet te deel gevallen. Alles der natrek, wat de billyke en verftandige beöordeelaar van de» billyken en verftandigen opmerker op reizen verwachten en eifchen kan en moet, is dit: „ datbj „ zorgvuldig tracht e, de dingen zodanig te zien „ en te ondervinden, als zy zyn , en dezelve» „ zodanig te befchryven, als hy ze zag en on„ dervend; dat hy wemieene ndhcid met liefde „ tot waarheid paare, en uitdien hoofde ziek }» flegts alsdan veroorloove , afkeurende opmer„ kingen daaronder te mengen , wanneer het }■> algemeen belang hem daartoe fchynt te ver„ pligten," Deeze eifchen heb ik by het opfiel. len van de volgende rcisbefchryving altoos in 't oog gehouden. By myn weeten en met opzet hek ik my nimmer vergund , daarvan aftewyken. Veelmeer heb ik één of meerder bladzyden , ja zelfs geheele bladen doorgehaald, zo dikwerf als ik van de waarheid of algemcene nuttigheid, ten minften wegens de onfehadelykheid van V geen ik opg et eekend had, niet tot de vclmaakfte overtuiging toe, verzekerd was; ook dan wanneer deeze veröordeeling dikwyh zelf zoda\ nige plaatfen betrof, die de belangrykfle van allen fcheenen te weezen. Liever minder behaagen , dacht ik, dan beLedigen en veröngelyken. Ik heb my t«ki tot dat geene alleenlyk bi-  vin VOORBERICHT van den SCHR1FER. bepaald, wat ik zelf gelegenheid had op te merken , of van mannen aan wier kundigheid en braafheid ik geenzins reden had te twyfelen, als iets, waarop ik vertrouwen kon , te vemee■men. Slegts eenige gefchiedkundige aanmerkingen, die men door eigene waarneeming niet ontdekken kan, ontleende ik uit boeken, welke ik heb aangehaald. Ik durf my derhalven vlei]en, by aldien ik nogthans het ongeluk mogt gehad hebben , tegen myn wil en weeten, verkeerd te zien, te hooren of te oordeelen , dat myne gunftige Leezers en billyke Rechters wel de misflagen verbeteren, maar den mistastende wegens zyne onwillekeurige dwaalingen , niet ten ftrengften zullen beoordeelen. Dit is myn verzoek — en nu, ter zaake'. EER-  REIS door den UITGEEVER van B RUNSWTK naar PARIS, in den jaare 1789. in brieven aan zyne DOCHTER- IIL Deel.  *  ( 3 ) EERSTE BRIEF. Holtzminden, den 18. July lj%9. JHTet begin is altyd zwaar, myn lieve ch arlottü! Dit, hetwelk ik u en andere jongen lieden zo dikwyls gezegd, en dan tot uwe vertroofting daarby gevoegd heb, dat gemeenlyk het midden gemakkelyk en het einde aangenaam is, hebben wy op onze kleine reis van Brunsy deeze gelegenheid moet ik u zeggen, dat ik over deeze myne goede reisgenooten zeer in myn fchik was. Zodanig be16 hoor-  ( 14 ) hoorde men ook, zo dikwyls het aan onze keur ftaat, zyn reis-gezelfchap altoos optezoeken. Oude lieden behoorden met jongen, en jongen met ouden te reizen. 13e eerften zouden daarby, gelyk ik voor my, in goede luimen en genoegen, en de laatften daardoor winnen, dat zy tegen allerlei misflagen beveiligd wierden. Gy kunt niet gelooven, hoe vergenoegd en vrolyk wy onderons drieën, zelfs in zodanigeomflandigheden zyn, waarin andere reizigers de lip laaten hangen en dikwyls vry knorrig worden. Waar wy komen, deelenwy oogenblikkelyk onze goede luim aan het geheele huisgezin, ja zelfs wel aan de bedelaars op ftraat mede. Lagchende komen wy aan , lagchende verrichten wy onze bezigheden, lagchende beklimmen wy wederom het rytuig, en alles lacht met ons. Naardien wy te Drieburg tot vier uuren des morgens naar de paarden moeften t wachten, had ik, zodra het dag was geworden, nog tyds -enoeg, om de alhier • opgerichte gebouwen en den overigen nieuwen aanleg tot geryf der brongasten tebezien, welke den fmaakvan den edelen bezitter van dit gewest gewisfelyk tot eer verftrekken. Inmiddels is .hier van alles nog eerst een begin gemaakt, en het is zeer waarfebynelyk, dat deeze gezondheids • bron binnen korten tyd  ( IS ) tyd alommc zeer vermaard zal worden. Naar de uiterlyke merktekenen te oordeelen, fchynt dezelve meer vatte lucht en yzerdeeltjes te behelzen, dan het Pyrmonts water. Hetzelfde, zegt men, ook dat fcheikundigen byde oplosfmg van hetzelve gevonden hebben. Of voor het overige dit mineraale water ook in alle andere opzichten met dat van Pyrmtnt gelyk ftaat, of hetmisfchien wel overtreft, is eene zaak, die niet ik, maar de Geneesheeren befüsfen moeten. De weg van hier naar Paderbom loopt insge]yks over den eenen rotsachtigenberg na den anderen. Eerst komt men voor het fteedje Drieburg, het welk kort by de gezondheids - bron ligt, en waarin de Heer van Sierstobpi: zyn Landhuis heeft. Naast dit fteedje ligt een oud bergkasteel, weleer door Hertog ChrisIiaah van Brunswyk verwoest, Iburg genoemd. Dit en verfcheide andere welgevormde kleinen bergen, die de landftreek aan eenige zyden iniluiten, maaken dezelve tot een zeer bekoorlyk gewest. Het fteedje zelve is klein en flegt en indien de aardryksbefchryvers den reiziger niet zeiden dat het een Stad was, zou hy hetzelve in de eenvoudigheid van zyn hart voor een hupsch Dorp houden. Op  ( tö ) Op den top van een uitgeftrekte hoogte, die ■wy tusfchen hier en Paderbom opreeden, zagen wy en wel naast den weg een plaats, die eerst onlangs omtuind was, en binnen deeze heining een groote opening in de aarde. Wy deeden den voerman ftil houden, om te onderzoeken, wat dit eigenlyk was. Hy onderrechtte ons, dat het eene onlangs ontftaane inzakking der aarde was. Wy traden zo naby, als wy dorücn, en bevonden dat het veel gepaster was, hetzelve een inzakking van fteen of rots te noemen , dewyl de geheele berg, althans zo verre men in den afgrond zien kan , een enkele vaste rots is. Wy wierpen 'er fteenen in, en konden telkens, gelyk in een diepen put, het op^ en affluiten van dezelven een goede poos hooren. De opening moet vreesfclyk diep weezen. De fcheuring en inzakking der rots in God weet welk >pnderaardsch hol , fcheen , naar de zyden van den afgrond te oordeelen, volftrekt lynrecht gefchied te zyn. Het bygeloof der landlieden van dit gewest zal niet in gebreke blyven, een geheel legioen duivels en fpooken in deeze yreesfelyke gaping te doen huisvesten ; en de bevreesde wandelaar zal 'er by nacht met een kloppend hart en te berge ryzende hairen voorby gaan. Niet  ( 17) Niet verre van deeze plaats -zyn op den zelfden hoogen weg nog drie foortgelyke inzakkingen ontftaan. Tot hier toe liet men dezelven, in weerwil van het gruwelyk gevaar, waarin, vooral by den nacht menfchen en dieren zich bevonden, die langs deezen wegkwamen, zonder de minile omtuining openftaan wie 'er ook mogt in vallen. Doch dewyl dit ongeluk onlangs zekeren Domheer, van Paderbom te rug keerende, byna was overgekomen ,• heeft men eindelyk evenwel goed gevonden, om de opening, die het naast aan den weg ligt, door eene zwakke heining inteiluiten , die echter wel fchielyk door wind en weder zal vernield worden. Niet dan zeer naby Paderbom neemen de bergen een einde, en dan vertoont zich eene vlakte van een onmeetelyke uitgeftrektheid. Nogthans blyft de grond tot aan de Stad toe altoos rotsachtig. De aarde , die dezelve bedekt , is op veele plaatfen misfehien geen ftaande hand hoog. Ik ftond verwonderd, op zulk eenen zo fobynbaar mageren grond, evenwel eenen allerhcerlykften oogst te zien; doch by nader onderzoek bleek het, dat de fteenachtige grond uit een kalkfteen beftaat, die een foört van mergel  (*s ) is, en zeer ligt door het weêr vermurwd, in aarde ontbonden wordt en zeer vruchtbaar is. ■ Paderbom fchynt van verre een Stad van den tweeden, ten minften van den derden rang te weezen; vermits zy zich in haar geheele uitgeftrektheid vertoont, en geen gedeelte daarvan verborgen blyft. Doch komt men in de Stad, dan blykt bet, dat zy niet fraai is, ook niet door konst, nyverheid of koophandel bloeijende. Daarentegen heerscht in deeze Stad, gelyk me- de in het geheele land het ftrengfte en ïtët doet my leed, daarby te moeten voegen — het lö-mp'fte en bygeloovigfte Katbolicismus, te gelyk met alle de fchadelyke'ffiisbrniken, welke het gemeenlyk verzeilen. In plaats van een werkzaam voüc dat het ftraat- gewoel van eene jiyvere Stad tot een alleraangenaamst tooneel maakt, ziet men hier de ftraatén bevolkt met leêgloopende Geeftelykên, met fyne vrouwtjes, .in zwarte faÜSri gebuid, en met eenen roozen. ferans aan den arm, naar de mis fluipende, en met bedelaars , die voor de gift, welke zy van u verzoeken zich verpligten, om de Aller» liiilipen-mis voor u te hooren. Van nieuwe aan het oogmerk beantwoordende fchikkingen ter 'verlichting en veredeling des volks, heb ik, hoe  ( 19) hoe genoemd ; niets kunnen ontdekken. Er evenwel fcbynen in het geheel noordelyke gedeelte van Duitschland, zo verre als ■ik hetzelve ken, voor geen dén gewest, zodanige fcbikkingen noodzaakelyker te weezen, dan voor dit. In deeze Stad is niet eens een Iloekewinkel; want 't geen men hier zo noemt, verdient dien naam niet, omdat men 'er anders niet vindt, dan flegte Boeken, die tot ftichting moeten die. nen, armzalige legenden en diergclyke, waarvan de ellendige, ja zelfs afzichtige druk volkomen overëenftemt met derzelvcr ellendigen inhoud. Men verzekerde my zelfs, dat de ukgeever van deeze prullen zelf leezen noch fchry- ven kon. Proteftantfche boeken zo noemt men hier alle de boeken, die niet van eenen aarts - Katholyken inhoud, dat is , geen misboeken noch legenden zyn —_ verfchynen hier zelden of nooit. En nogthans is hier eene zo genoemde Akademie, een zo genoemd Gymnafium, en eene menigte van Dombeeren, wae- reldlyke en geeftelyke Priesters bygevolg een menigte van menfchen, die ten minften welftaanshalve en uit hoofde van hun beroep, be° hoorden te leezen. Onder alle deeze geleerde mannen, heb ilr üegts eenen enkelen Schryver, naamelyk, zeB z k*  ( io ) keren Heer Molkeboer kunnen opfpcoren, die , toen onder de regeering van defi laatften Bisfchop de vasten zouden afgefchaft worden, zich de zaak der ftokvisfchen en haaringen aantrok, en derzelver uitfluitend recht, om de maag van vroome Katholyken in den vas. ten-tyd te vullen, trachtte te verdedigen. Een menschlievende aanfchouwer behoeft hier het landvolk flegts te zien, om van medelyden doordrongen te worden; zo zeer is hetzelve van alle befchaaving en veredeling verwyderd ; zo duidelyk kan men domheid, bygeloof, verwrongen en wanftaltige 'menschheid, op ieders aangezicht leezen. Hunne taal zoude men byna voor geen duitfche taal erkennen ; zo verre wykc dezelve af niet alleen van hetgeen wy fchryven, maar ook van eiken anderen tongval in Duitschland, die flegts eenige befchaafdheid heeft. De Godsdienftige denkbeelden van deeze arme menfchen zo men hun domme en vol- ftrekt werktuiglyke vroomheid dien naam mag €eeven Zyn zo duifter en bygeloovig, dat men 'er zich over moet bedroeven. De mis te bezoeken, waarin zy woorden hooren mompelen en zingen, die zy niet verftaan; hunnen xoozenkrans weiktuiglyk te bidden, waarby zy «iets denken; en vervolgens eene bedevaart naar  ssar hst oude, vermolmde zogenoemd Wonder» beeld te Telcbte (*) of Verl te doen, waardoor zy niets verftandiger of beter worden , dan zy te vooren waren : zie daar hunne Godsdienstoefeningen! Dit is 't, wat men deezen Christenen , in plaats van de eenvoudige en verheven leer van Jefus, welk van mis, nocbroozekrans, noch wonderbeeld ergens geen woord rept, voor Christendom verkoopt. Dat toch de Voorzienigheid zich over dit arme geflacht ontferme, en ook voor deeze menfchen den dageraad van betere kennis, .waarïn zich zo veele andere duit- ' (*) Naar dit Wonderbeeld ziet men op den openlyken weg geheele hobpen van armoedige menfchen wandelen, die hun pakje op den rug, de fchoenen in de één, den roozekrans in de andere, het éénc Pater nofter, het éénc Credo cn het ééne Ave Maria na het andere prevelende , dervvaards draavcn. De fchoone Natuur en haar Schepper zyn voor hen even alsof zy 'er in 'tgeTieel niet waren. Het Wonderbeeld is voor hen Natuur en God. ■ Ik noemde hetzelve boven een vermolmd wonderbeeld; en dit is het in den cigenlyken zin : want eenigen tyd gelceden wilde men dit beeld in eenen plegtigen omgang rondleiden, men vond echter, dat het van de wormen zodanig doorknaagd en daardoor zo reddeloos geworden was, dat men het eerst met lymen weder zo goed moest hcrftellen als men kon, ten einde te verhoeden, dat het niet geheel en al in duigen vallen mogt. „ Ziedaar, Israël, ( kon ben Padcrbsrnfcfcè Aaroii zeggen,"3 dit zyn uwe Goden! " B 3  C ) Juitfché' gewesten reeds voorlang mogten verheugen , eerlang moge aanbreeken.' Met het grootfte genoegen, kan ik hier by voegen, dat de vervulling van deezen welmeenchden- wensch niet verre, maar veel meer voor de deur fchynt- te zyn. De tegenwoordige Vorst Bisfchop die,gelyk u bekend is, eerst on. langs- aan de regeering kwam , en in welken ik reeds tien- jaaren geleeden , het genoegen had eenen verlichten Denker te leeren kennen — zal niet vruchteloos de vader van dit zo lang verwaarloosd land willen zyn. Hy zal het bygeloof en de domheid paaien Hellen door een verftandige inrichting der Schooien (*); hy zal z-yne monniken en priesters aanmoedigen, om hun eigen verftand te befchaaven, en de daardoor bevorderde verlichting te verfpreiden ; hy zal hun de weinigen onder hen, die thans reeds een pryswaardige uitzondering van de overigen zyn,gelyk,by voorbeeld, deedeldenkendeDomdeken van Fokstmeistek, tot een voorbeeld (*) Waarvan hy, gelyk ik zo op het oogenblik, dat dit blad ter Drukpers gaat, uit de nieuwspapieren gezien heb, in het Stigt Hildcsheim, 't welk hem mede toebehoort, reeds een begin maakt, vermits hy aldaar 72000 Guldens tot een Kweekfchool van Sthoolmecfteis, 'jefchonken heeft. .  ( 23 > beeld en modél ftellen , en door zulke mannen indruk op hen en het volk trachten te maaken; by zal den landbouw, de nyverheid en den koophandel,vooral den laatften, door de verbetering der wegen, waartoe de benodigde mate» riSalen hier overal zo ligt te vinden zyn, aan- kweeken en de voimaaktfte geneugten, in tte bewustheid, van dit alles bewerkt te hebben, zullen zyn loon zyn/ By gebrek van andere merkwaardigheden , betrekkelyk tot de verbetering van zeden en algemeene welvaart, bezoekt men hier Kerken en Reliquiën, by voorbeeld, de beenderen van den heiligen Liborhis van den heili¬ gen (*) Die men eertyds, toen de fabrieken van Reliquiën nog in Frankryk bloeiden, met zwaare kosten van daar ontbood, om een befmettelyke ziekte aftewenden. De beenderen wierden gezonden, en verrichtten, ingevolge het verhaal der heilige Legenden, ondcrwegs reeds verfcheidc verbaazendï wonderen. Zy kwamen ter plaatfe, maar wierden ongelukkig ( ik weet niet door wat toeval ) met andere beenderen vermengd, die van geen. Heilige waren, en derhabven ook geen wonderen doen konden. De Bisfchop van dien tyd geraakte daarover in de grootfte verlegenheid, dewyl hy niet wist, hoe hy 't aan zou liggen, om het heilige 'van het onheilige te fchiften. Doch welk een wonder! — 'r reen dcRisfchop niet verftond, verftond een Paauw. i>.eze —— het was toevallig «en witte ——. kwam b 4 l,y  (u ) & getyk mede een kies van den Sciffl & ^tr'«/;' onderlïeld zynde, dat men in zeldzaamheden van dien aart vermaak vindt. Wat ons betreft, wy kunnen ons niet beroemen, die gezien te hebben. Evenwel hebben wy, om Paderbom niet zo geheel onkundig weder te verlaaten, als wy 'er gekomen waren de prachtige zilveren doodkist van den heiligen Liboritu gezien, waarmede het dus gelegen is. Dee- hr de beenderen, en krabde dczclven zo netjes ufe elkander, dat die van den Heilige hier, én van den onheilige dAAv kwamen te liggen. Wie was blyder dan. de Bisfchop en zyncvroome Gemeente! Uit dankbaarheid jegens den vcrflandiwn Paauw, en tevens tot een eeuwig en ontegenzeggelyk bewys der waarheid van dit „ebeurde geval, wierd 'er belast, dat by den jaarIvkfchen pfegtigeh omdragt der heilige beenderen, de H-ili-e (laaft van den Paauw voor dezelven zou hecnen èédraageïi worden. Zulks geiéhiedt dan nu ook uo° tot veel Richting van de vroome Padcrborncrs, fcho'on de profaane motten den heiligen Haart reeds zodanig doorknaagd hebben , dat dezelve byna onkenbaar js Liborius is de Patroon des lands geworden Zou men, nadat nu reeds zulk ecu langen reeks van iaaren gebleeken is, hoe weinig deeze franfiht Buiige de konst verftaat een land te doen bloeijen en deszelfs bewooners verftandigcr te maaken, met emdehk «ens leeren begrypen , dat het toch misfehien beter weeZen zou, eenen duiefchen Ketter te ontbieden , om dat geene van hem te laaten verrichten , 't welk de franfche Heilige niet kon verrichten.  ( 25 ) Deeze Domkerk bezat eertyds de beelden der twaalf Apoftelen, vanmasfief goud gemaakt, en een zilveren doodkist van den heiligen Liborins. Het één zowel als het ander nam Hertog Christiaam van Brunstvyk in den dertigjaarigen oorlog weg, en liet uit de laatfte Daalders flaan , met de woorden op den rand : „ Een vriend van God , een vyand der Paa„ pen " (*). Twee gegoede Familiën , ts weeten van Niesen ?n van Westfaale w, fchonken eene aanmerkelyke fora, beftaande uit Daalders van fyn zilver, waarvan zy den Heilige een nieuwe doodkist lieten maaken, die inderdaad zeer fraai en konftig gewerkt is. De Zilverfmit, die dezelve vervaardigde, heeft het volgend opfchrift daarop gemaakt, en getracht zynen naam daardoor te vereeuwigen: „ Dit werk „ heb ik Hans Krabo, Zilverfmit teDnn„ gcnberg gemaakt van enkele Daalders, zo als hierby gehegt zyn, in het jaar 1635- (t) "• Men ziet naamelyk een aantal Daalders buiten aan de doodkist gefoudeerd. By f * -> Gottes Freund, der Pfafcn Feind. ■ Vf) Dule Arwet heffe ik Hans Krabo, Goltfchmut von Dringenbcrge, rnaket von lanter Dalers cfe h. ta. lagt Cet, anno 1635. B 5  ( lO By deezen Dom is nog een andere merkwaardigheid te zien. Naamelyk onder,' denzelven (hy ligt op eene hoogte) en onder de naast» gelegen gebouwen, ontftaat, waarfchynelyk uit eene onderaardfche grot, de rivier de Pader, waarvan de Stad den naam draagt. Verfcheide fterke bronnen borrelen daaruit tegelyk op, zodanig, dat dezelven reeds op eenen afftand van twintig of dertig fchreden verfcheide molens kunnen beweegen. Hierby merkt men als iets zeldzaams aan, dat dit opwellende water in den zomer koud, en in den winter laanw is, en altoos rookt. Doch dit wonder is juist zo zeldzaam niet. De zeer gemeene ondervinding, dat de lucht in kelders en grotten by den winter warmer en by den zomer kouder is dan de buitenlucht, kan hetzelve volkomen oplosfen. Het is niet onwaarfchynelyk, dat deeze groote bron en de bovengenoemde inzakkingen der aarde, door eene gemeenfehappelyke oorzaak, te weten door verbaazend groote onderaardfche holen, welke tevens groote waterkommen zyn, met elkander in verband ftaan. Dat in deeze landltreek veele zodanige holen moeten weezen, blykt mede uit eene beek, die, gelyk men my verhaalde, niet verre van hier in eene opening der aarde valt, en niet wederom te voor- fenyn  C *7 ) fchyn komt. Dit door de aarde ingezwolgen water is waarfchynelyk een gedeelte van dat geene, het welk hier in Paderbom als de PaderJiroom- wederom opborrelt. Hoe 't tot hier toe met den bloei der fchoo. ne konden in dit ftigt is gefield geweest, daarvan _ en dit zal myne laatfte opmerkingen weezen, daar het my verveelt, van langer te fpreeken van een oord, alwaar men zo weinig ftof ter verwondering, en integendeel zo veel te beklaagen en te laaken vindt — zal ik flegts het volgende (taaltje aanhaalen. Men heeft alhier in de Domkerk voor Willem Antok, op één na den laatften Bisfchop, een grafnaald opgericht. Aan het voetftuk (laan twee beelden, de Rechtvaardigheid en de Godsdienst, en aan het bovenftuk twee zogenoemde Putti of knaapjes met omgekeerde toortfen. Over de fynheid van het beeldhouwwerk zal ik my niet uitlaaien; doch den wandelaar, die by deeze graf. naald vertoeft, moet oogenblikkelyk by den eerden opllag geweldig vreemd voorkomen do onëvenredigheid, welke tusfchen de zogenoemde onderde en bovende beelden plaats heeft. De Rechtvaardigheid en de Godsdienst zyn naamelyk klein en fchraal, daarentegen de Knaapen, als waare reuzenkinderen, dik en derk mee hoof-  ( *8 ) hoofden van meer dan menfchelyke grootte, gemaakt. Zou de doortrapte Konfrenaar daar» mede ook aan den éénen kant op den toeftand van Godsdienst en Rechtvaardigheid in dit Jand (*), en aan den anderen kant op de zwaarlyvigheid van haare zoonen en dienaaren, hebben willen zinfpeelen ? — Men klaagt federt eenigen tyd dikwyls en fterk over de menigte van reisbefchryvingen, waarmede het Publiek overftroomd wordt, en over de voorbaarige bedilzucht, waaraan men zegt dat eenigen van derzelver opftellers zich fchuldig maaken. Het kan zyn, dat deeze klagte niet van grond ontbloot is. Maar waar is een goede zaak , die niet wel eens misbruikt wordt? En waar vindt men aan den anderen kant een beter en werkzaamer middel, om openlyke gebreken en onbehoorlykheden te keer te gaan, dan dit, dat verftandige en welmeenende Reizigers hunne opmerkingen openlyk daarover te ken- (*) Over het drukkende van de hsndhanving der Rechtvaardigheid, als mede oververfcheiden andere gebreken en onvolmaaktheden van de ftaatsgefteldheid deezes lands, kan men naleezen: Göttingifches Hiftorifthes Mngazin von C. Meine rs und L. T. Stittlir 4deBand, 4de Stuk, bladz. 738 — 747.  (=9 ) kénnen geeven, en daarop aandringen, om dezeiven aftefchaffen? Dit denkbeeld, het welk . ik, gs'yk gy weet, zo menigmaal reeds volgde, zelfs wanneer ik voorzag , dat, ik ongenoegen daardoor verwekken en weinig danks daarmede verdienen zou, kan my ook thans beweegen, om myne bovengemelde weinige opmerkingen over Paderbom (*) te laaten drukken , in de hoop , dat men op de gebreken van deezen tot hier toe zo zeer verwaarloosden ftaat zyne oplettendheid zal veftigen, en handen aan het werk liaan , om dezelven aftefchaffen, ' Ik kan 'er volftrekt geen andere beweegreeden toe hebben, dan de bygebragte; want wat toch ligt my, buiten 't algemeene nut der mensch-; beid , aan een land geleegen, onder welks inwooneren geen een is, waartoe ik eenige na*, dere betrekking zou hebben, dan tot den Keizer van Japan? Ik vlei my derhalven met de hoop. dat de goede Paderborners de zuiverheid van myn oogmerk, * welk my noopte , om in dee- f*)Die ik' des noods met veele anderen, waarvan enten nog meer in 't oog loopen, die ik echter niet noemen zal, zou kunnen vermeerderd. Doch dar. de weinigen, die ik hier ten toon gefpreid heb, inderdaad plaats hebben, daarover durf ik my gerust eensdeels op alle ooggetuigen, dfo zeiven ooit te M'aderhorn geweest zyn, anderdeels op de uitfpraak van onwraakbaare getuigsn beroepen.  ( SC ) deezen trant over hen te fchryven, niet in twyfel zullen trekken. Wy moeiten hier eenen halven dag langer vertoeven , dan wy wel gewenscbt hadden , vermits Mynheer de Postmeefter niet goed vond ons fchiclyker voort te helpen; en wy zouden er misfchien nog wel weezen, zo myne reisgenooten eindelyk niet zelveu waren rond geloopen , om paarden te bezorgen. Tot dus verre was het derhalven ook de eenigfte plaats, op onze geheele reis, alwaar onze goede luim ons eenige oogenblikken verliet, vermits wy na menig vruchteloos verzoek , niet in gebreke konden blyven, om Mynheer den Postmeefter iets te zeggen., 't welk niet zeer vricndelyk was. Doch hy zal ons zulks niet kwaalyk neemen, gelyk wy van onzen kant hem reeds lang vergiffenis gefcbonken hebben. Tegens den avond kwamen wy in Lippjïad; het eerfte bloeijend, aangenaam en bekoorlyk oord, dat ons in Westfaaien voorgekomen was. De Stad is regelmaatig gebouwd, en heeft zulke zindelyke en vel aangelegde ftraaten , als ik, 'buiten de Nieuwftad te Kopenhagen en die te Kas/el, tot hier toe nog ergens gevonden had. Alleen het uiterlyk voorkomen van deeze plaats geeft een bloeijenden welftand, burgerlyk geluk en  ( 31 ) en goed befiier te kennen; Ook fteekt de foort van menfchen, welke men hier ziet, tegen die in het land van Paderbom en eenige andere geweften in Wen}'aaien, op eene zeer aangenaame wyze af. Hier ziet men eens wederom aangezichten, wier trekken niet mismaakt zyn, en oogen, uit welke blygeeftige, vrolyke, werkzaame en verftandige zielen kyken. Hier wordt de Reiziger weder vergenoegd, en wenschte hier zyn verblyf langer te kunnen houden. En vanwaar deeze welftand , deeze grooter befchaaving en werkzaamheid? Van twee oor-, zaaken: van de godsdienftige en burgerlyke ge-, fteldheid deezer Stad. De inwooners zyn voor het grootfte gedeelte Proteftanten, en het is een bekende en ontegenzeggelyke waarheid, dat het Proteftantfche Chriftendom, al het overige gelyk gefteld, voor de verlichting en werkzaamheid der menfchen, en bygevolg voor den volmaakten bloei van (reden en landen, voordeeliger is, dan het Roomsch - katholyke. Hiervan vindt men de klaarfte blyken overal, waar de één of de andere van beide deeze belydenisfen de heerfchende is, zonder uitzondering , indien naamelyk voor het overige alle andere omftandigheden ge. lyk Haan. Wat  ( 32 ) • Wat'betreftdeburgerlykeftastsgeftcldheid dcc2cr plaats , behoort zy aan den Koning van ■Pmisfen, als Graaf van der Mark, en den Graaf van der Lippe gemeenfcbappeiyk, echter zodanig, dat de Pruisfifche invloed gelyk zulks gemeenlyk het geval is, wanneer een fterker en een zwakker iets in gemeenfchap bezitten _ dien van van der Lippe verre te boven gaat. Nu heeft deeze Stad, boven andere onder de Pruisfifche regeering ftaande ftcden, het groo«te voorrecht, dat zy van accyfen, van kontrebande en andere den koophandel bezwaarende dingen niets weet, maar den Koning jaarlyks zekere vast bepaalde fom betaalt. Maar nu, waar vryheid over 't algemeen en vryheid in denhan.del in 't byzonder heerfehen, daar bloeijen ook .jieering en handteering in alle takken, en de •menfchen bevinden 'er zich wel. De voornaamfte takken van koophandel deezer aangenaame plaats, zyn landbouw, graanhandel en veefokkery, vooral van verkens. Zy ligt aan de Lippe en was weleer een fterke vesting (♦); doch federt den vrede, die van den haa- (*) In eenige nieuwe Aardryks-befdiryvingcn wordt zy thans nog, hoewel ten onrechte, als een vesting bcfchreevcii.  ( 33 ) "» feèvenjaarige oorlog een einde maalde, qjrji haar» veftingwerken geheel geflecht, zo dat zy thans een open plaats is. Men zegt, dat de Groote F red rik belaste haar te flechten, uit hoofde van zyn misnoegen , opgevat tegen het Engelfche en Hannovers Ministerie, omdat deeze, vermits zy eenen vrede flooten voor dat hy daarmede tot ftand konde komen, hem in dien tyd lieten zitten. Lippftad was naamelyk een goede voormuur van het Keurvorftendom Hannover, wanneer het van den kant van het westen eenen aanval te vreezen had, en met Pruis/en verbon» den was. Thans heeft het van deezen kant flegts alleen zyne eigen vesting Hameln, Wy reisden met het vallen van den nacht we» der van daar, en bereikten den volgenden morgen de Pruisfifche Stad Hamm, in het Graaffchap Mark, waarvan zy de Hoofdftad is. Wy hielden ons hier niet langer op , dan noodig was om de postpaarden voor andere te verwisfelen, en een goed ontbyt van grof roggebrood en Westfaalfche ham te gebruiken. Wy lieten ons deeze voedzaame voortbrengfelen van dit land zeer wel fmaaken; doch twee van ons hadden in 't vervolg reden om te wenfehen, dat ze hun minder goed gefmaakt hadden. . , . Deeze plaats, die te vooren ook een vesting III, Deel. C was  ( 34) was, is r.-a den zevenjaarigen oorlog insgelyks geflécht. In den gemelden oorlog viel tusfchen deeze Stad en het dorp Fieiingshaufen een veldflag voor tusfchen de Geallieerden enFranfchen, waarin de laatften geflaagen wierden. By de overwinnende Armeé wierd de rechter vleugel gecommandeerd door den Hertog Fesdinakh, en de flinker door den thans regeerenden Hertog (van Brunswyk,) die toen nog Erf-Prins was. De gevolgen van het hier genooten Westfaalsch OBtbyt, waaraan onze Saxifche maagen nog niet gewoon waren, noodzaakten ons den eerstvolgenden nacht in een dorp te blyven liggen. Niets is voor Reizigers, wier weg door veele lleinelanden loopt, onder verfchillenderegeeringen ftaande, lastiger, dan de menigvuldige veranderingen van de muntfpeciën, die in elk deezer landen gangbaar zyn. Hier, in deeze gewesten, kenfchetst zich in 't byzonder de kleine munt door grappige naamen. Men heeft 'er Vosjen, '< (tukjes van een penning;) Fetmamtetjes, van twee penningen, of een halve ftuiver; Stuivers (vier penningen;) Pieterma?metjes, vanvyfpenringen, en Casmannetjes , ( van drie Huivers , raar hollandsch geld gereekend.) Vooral in de landftreek tusfchen Hamm en Duisburg, waar men het Keulfcbe grondgebied aandoet, worde*  ( 3-5 ) den deeze zeldzaame naamen iemand zp dikwerf in de ooren gefchreeuwd, dat ik geloof wy ze nimmer wederom zullen verge.eten. Men kan naauwlyks eenige honderd fchreden ryden f ,of men komt aan eenen fluitboom, hier te land Punter —- in de plaats van Barrière ,__ genocmd; dan hoort men den ontvanger roepen: „ Purrier - geld, Heeren! zo of zo veel vosfen, „ vetmannetjes, Huivers enz. ". Hoe dikwyls deeze contributie moet betaald worden, kunt gy daaruit opmaaken , dat wy van eene enkele ftation tot de ander, te weeten tusfchen Herten en Duisburg, op deeze, verbaazend ophoudende wyze, niet minder, dan vier-en twintig ftuivers aan Vosfen en Vetmannetjes kwyt waren. Gy verbeeldt u mogclyk^ dat men daarvoor altoos op fchoone wel onderhouden konstflraaten rydt? Ja, het gelykt er wel na.' Behalven een klein eindwegs waar men dezelve vindt, is het overige flegts een geheel gemeene weg, waar op men de verbeteringen, waartoe het Purrier*geld hc. taald wordt, doorgaans vruchteloos zoekt. Hoe trotsch word men hier op ons Brunswyksch vaderland, alwaar de edelmoedige Regeering konstftraaten aanlegt en onderhoudt, zonder éénen penning, nog minder een Vetmannetjeof Cafmannetje daarvoor te laaten betaalen.' C 2 JJStfr-  ( 36 ) Duisburg is ■ even gelyk Lippftai en Hamnï, een Stad van een maatige grootte. Men rekent dezelve ten naaften by op 350 huizen, zy ligt aan de Rboer, die in den naby vloeijenden Hbyn uitloopt; Dat zy in het Hertogdom Kleef ligt, en dat dit mede tot tle Westfaalfche Staaten van den Koning van Pruisfen behoort, zal u zekerlyk wel bekend weezen. De Akademie in deeze Stad, is onder alle de proteftantfche Akademiën ïn Duitschland, een van de kleinften , vermits zich aldaar niet boven de 60 of 70 Studenten ophouden. Zy zou van veel meer belang kunnen .worden, indien men zorg droeg, dat ook Luïerfche jonge Godgeleerden hunne ftudiËn hier Konden voortzetten. Wat de reden is, dat dc Pruisfifche Regeering, die toch op alles, wat de verbetering van ftad en land betreft, tot hier toe zo oplettend is geweest, verzuimd hebbe, deeze fchikking te maaken, wéét ik niet (*). Msfchien heeft zy daarby in aanmerking genomen , dat het voor de Westfaalfche jonge Godgeleerden wel niet kwaad zyn zoude, om een wei- (*) Eenige maanden na dat de Schryver hier is geweest, heeft men volgens dc Nieuwspapieren decz« uitbreiding der Akademie indedaad bcllooten.  ( 37) reinig buiten de landpaalen van Westfaalm te komen, om de zeden, gewoonten en onder-, fcheidene bezigheden der menfchen in andere Provinciën te zien; en ik moet wel bekennen, dat deeze beweegreden ook in myne oogen van zeer veel gewigt is. De duitfche taal verliest zich hier allengs inde Nederduitfche, zo dat men niet wel meer onderfcheiden kan, of dat geene, wat men hoort, nog duitsch, dan of het reeds nederduitsch is. Voor het overige fchynt de ftad door fabrieken en handel bloeijende, en naar maate van haaren omtrek een zeer bevolkte plaats te weezen. Wy reeden nog op den zelfden dag, dat wy hier aangekomen waren, verder; lieten ons by Urdingen —. eene vry regclmaatige en net gebouwde kleine ftad van den Keurvorst van Keu- ien . over den Rhyn zetten, en kwamen in het vallen van den avond hier in Crefeld. Crefeld is de netfte, zindelykfte, aangenaamfte en bloeijendfte Manufactuur - ftad, welke ik ooit gezien heb. Alleen het gezicht op dezelve maakt den vreemdeling, zo dra hy binnen deeze ftad komt, blyde en vrolyk. De fraaije, langs de buizen aangelegde ftraat, met fteenen van yerfcheide kleuren, is zo zindelyk, als of zy C 3 d?"  ( 33 ) dage'yfcs wierd afgefpoeld, en zo effen als of dc ftëenén gèfleëpen waren. De huizen zyn van gebakken fteenen en in dén Hoflandfchen fmaak, gebouwd, echter met rrieër verfcheidenheid dan aan de Hollandfché manier van bouwen pleegt eigen te zyn. De meefte huizen zyn van een uithangbord voorzien. Zulks komt den reiziger, die zich verbeeldt dat alle déëzé huizen met uithangborden herbergen zyn, vreemd voor; doch van achteren ontdekt hy, dat een uithangbord hier te land dient, om de huizen gemakkelyk daardoor te kunnen onderfcheiden, en geenszins altoos op herbergen doelt. Deeze nette en nyvere ftad v/ordt op 7C0 ge; {jouwen gerekend. By eene gewoon e bevolking zou dezelve dus omtrent 4000 inwoonërs moeten hebben; doch men rekent hier dé volks-menigte op 7000 zielen, Dit zou iémand by den eerften opilag ongelooflyk toefchyhen, zó men daarby niet in aanmerking nam, dat de niéefte huizen niet alleen door fabrikanten bewoond, maar dat ïn dezeiven ook knechten en leerlingen gevonden worden. Gy hebt dèézen zónier by ons een gedeelte 3er waardige famielie van der leven loeren kennen, aan welke deeze ftad voornaamelyk haaren bloei te danüen heeft; wy hebben heden  I 39) den met de overige leden deezer familie kennis smaakt, en bragten in haaren kring den aangeJaaintten avond door, welken wy tot biertoe nog op onze reis hebben gehad. Het valt moeifeivk te bepaalen , of de eerwaardige Vader, en zyne veelbeloovende zoonen, of de goede, voortreffelyke Moeder met haare beminnelyka dochters .benevensde achtenswaardige nabeftaan, den deezer aanzicnelyke en gelukkige familie , den meeften eerbied verdienen. Dit is zeker, dat zy allen door zekeren graad van geeftelyke en zedelyke befchaaving doelt bovenal door eenen graad van goedaard.gheid \m dienstvaardigheid, uitmunten, die deeze edele familie doet voorkomen als de benunnenawaardi,fte die ik ken. Morgen zullen wy haare /ootefabriek bezien. Inmiddels zy u, mynliev. Lotje, een goeden nacht gewensebt. C 4 VEUs  ( 40 ) " VERVOLG. Crefeld den 23. July 1739. Ik haast roy, my» lieve Kind.' om u vóór ons vertrek van hier, het welk over eenige uuren, zal plaats hebben, nog rekenfchap te geeven van dat geene, wat wy deezen morgen hier gezien en waargenomen hebben. , Wy bezagen de verwonderenswaardige fluweel-en zyden-fabriek des Hecren van dek Leten, een werk, 't welk niet alleen deeze familie en niet alleen deeze plaats, maar geheel Duitschland tot eer verftrekt. Men verbeeld: zich, wanneer men dezelven ziet, in een der voornaamfte Manufaétuur-lieden van Engeland te weezen; zo groot is de uitgeftrektheid van deeze fabriek, zo wel uitgedacht de werktuigen, zo voorbeeldig de daarby overal doordraaiende geregeldheid en zindelykheid. Van de uitgeftrekt. beid deezer fabrieken, zult gy een denkbeeld kunnen vormen, wanneer ik u zeg, dat by de zes duizend menfchen daarin hun werk vinden, en dat behalven eenige gebouwen , die wel naar paleizen gelyken, geheele ftraaten van kleiner huizen, daartoe behooren, die inwendig doorgeflagen zyn, zo dat men uit de eene werkplaats in de andere treedt, en allen onder één dak fchypen te zyn. in  ( 41 ) Vooral is zeer aanmerkenswaardig een zaal vol met werktuigen, zynde een eigenlyke haspel, die van een enkel paard, dat onder dezelve op een waterpas liggende fchyf ftaat en onöphoudelyk trapt, zonder van de plaats te komen, wordt bewogen, en waardoor veele duizend draaden tevens worden afgehaspeld. Denk eens welK een menigte van menfchen-handen dit moet uitwinnen! Het paard ftaat gebündoekt aan eenen pylaar gefpannen, en terwyl het zelve, gelyk een paard 't welk aan den wagen trekt, zyne krachten infpant en daarby den eenen voet na den anderen opbeurd; verbeeldt het zich altoos voorwaards te (tappen, daar het echter op de plaats blyfc (taan, en alleenlyk de onder zyne voeten liggende fchyf, als het esrfte dryfrad van het verbaazend groot werktuig, aan den gang helpt. Ik dacht hierby, of misfchien wy arme blinde menfchen in de oogen van den lieven God, die het groote werktuig van het Heelal overziet en beltiert, niet dikwerf dezelfde rol fpeelen, als dit paard. Wy verbeelden ons forn« tyds wonder veel uit te voeren, en doen wezenlyk voor het geheel, geheel iets anders, dan wy denken; werken indedaad toch tot geheel andere bedoelingen, dan.wy ons wel verbeelden. MeC s niS"  ( 42 ) fiïgeefi, denkt daarby dat hy magtig flerk voort, flapt, en blyft evenwel, als men 't by het licht befchouwt, met opzicht tot de waare zedelyke volmaaking op den zelfden plek flaan, waar hy reeds voor jaaren ftond. Menigeen is iöo» wel over zyn lot misnoegd, öm dat hy juist niet zo werkzaam zyn kan, als hy wel wensebr, en verbeeldt zich , dat hy , terwyl hy zyn hem voorgefchreeven werktuiglyk dagwerk verricht, iets van zeer weinig belang, en voor het geheel iets zeer onnuts verricht, terwyl hy misfehien , even gelyk dit paard, door zynen gering-febyrienden arbeid , zonder zulks te weeten of te vermoeden, een magtig dryfrad in beweeging brengt, het Welk ten beste van het geheel oneindig veel goeds bewerkt. Dit laatfte verftrekke ons tot troost, wanneer ons de moed begint te ontzinken , en het eeifte tot verootmoediging, warmeer wy gevaar loopen van trotsch en verwaand te worden! Laat ons myn lieve Dochter.' op eiken dag doen, wat ons beroep en pligt van ons eisfehen.' het moge zo klein of zo groot weezen, als het wil: dan kunnen wy verzekerd zyn , dat Wy in de groote werkplaats van God, gcwiefelyk iets verrichten, 't welk nuttig en verdienftelyk is, en dat ons zulks , zonder dat wy 't wetten, in rekening  ( 43 1 ning gebragt, en op zyn tyd vergolden zal worden. Bovenal trokken de Damast-weveryè'n myne opmerking. Doch niettegenftaande de daartoe verëischte bandgréepen zo eenvoudig zyn, dat by ieder getouw juist tot dat geene, 't welk de meeste konst in de zaak fchynt te verëifchen, flegts een jongen gebruikt wordt: begreep ik 'er echter niets van, en kon ondanks de fcherpfte oplettendheid dën famenhang tusfchen dat geene, 'c welk de jongen deed, en dat geene, wat 'er uit voortkwam , niet inzien. De jongen ftaat naamelyk naast een draadwerk ter zyde van het Weefgetouw hangende, bet Harnas genoemd , het welk beftaat bit onnoemelyk veele draaden , dié ten deele lynrecht neerhangen , ten deele ook waterpas loopen, en in de konsEtaal door de twee uitdrukkingen zwart en tril onderfcheiden worden. Terwyl nu dS Jóu. gen beurtelings zwart en wit grypt, ontlaat daardoor het patroon van het weeffel, 't welk de meester, die op den weeVerftoel zit, ten zelfden tyde tot (land brengt. Toen ik my vruchteloos bemoeide, om dedzen famenhang te begrypen, en eindelyk misnoegd wierd over myn zwak bekrompen verfland, verhaalde een van de Heeren van dei Leven, die de goedheid had, om ons zelven rond  ( 44 ) rondte leiden, de volgende anekdote, die my wederom eenigzins met my zeiven verzoende. De groote Fr e duik was eens hier, en het ging hem even als my. Hy wilde de Damastwe very niet flegts zien, maar ook begrypen. Hv deed tot dat einde verfcheiden vraagen aan den werkmeester, die zich verbeeldde, hem het mechanismus zo duidelyk aan 't verftand te brengen, dat een kind hem begrypen kon, terwyl hy zich daarby bediende van de konstwoorden, aan welke hy wel, maar niet de Koning gewoon was. „ Zie , Mynheer de Koning', zeide hy, „nu grypt de jongen zwart, dan wit ., en vervolgens weder zwart enz." Goed; ant. woordde Fredrik; maar wat noemt gy zwart en wit? „Ja, hernam de Werkmeester, „ (min of meer gemelyk) als gy dit niet eens „ weet; dan kan ik u niet helpen. " De Koning lagchte en ging verder. Eenige jaaren daarna , kwam 's Konings Zuster, de Princes Amuia, ook hier door, en bezag insgelyks de Fabrieken, en wilde zich de zelfde zaak door den zelfden Werkmeester laaten vcrklaaren. Deeze praatte haar op zyn manier mede veel van zwart en wit voor; doch de Princes moest eindelyk ook bekennen, dat zy 'er niets van begreep. „Ikge- „ louf  ( 45 ) p loof het zeer wel, antwoordde de We var," „ uw broeder kon 't immers ook niet begrypen.'" Noe bezagen wy heden het Kweekfchool van den Heere Scheel, 't welk door do daarin heerfchende orde en uitneemende zindeJykheid, gelyk ook door de goede en verftandige grondbeginfelen van opvoeding, die men daarïu volgt, boven veel anderen uitmunt. Wanneer men hiermede eenige verder naar het Oosten liggende Westfaalfche Gewesten vergelykt, en het onderfcheid ontdekt, 't welk in betrekking tot befchaving, nyverheid en de geheele omzwachteling der menfehelyke vermogens, tusfchen dezelven en deeze blocijende Fabriek-Stad plaats heefc : zou men het byna voor onmogelyk houden, dat beiden in één en den zelfden Duitfchen Kreits liggen. Men kan zich veelmeer naauwlyks onthouden, van zich te verbeelden, dat men van daar tot hiertoe, ten minften eenige honderd mylen naar een gelukkiger luchtftreek moet afgelegd hebben. Zo merkelyk is het onderfcheid tusfchen beiden. Hier is alles even vrolyk, alles even werkzaam, alles even naarftig. Hier vindt men overal welvaart en burgerlyk geluk. Maar vanwaar dan dit verbaazend onderfcheid, 't welk Wy reeds by Lippfind hebben opgemerkt? De op-  ( 4<5 ) opïosfing deezer vraag, ligt in de twee woon dent Vryheid en Vejïdraagüaamheid! Waar deeze heerfchen, daar gaat alles wel; daar bloeijen de Staaten en afzonderlyke huisgezinnen; daar ontwikkelt zich ieder kiempje tot de menfehelyke volmaaktheid en geluk. Beide deeze goederen, zo dierbaar voor het gezellige ]even de grootden, die 'er gevonden worden, en waarvan het eerde het ander in zich bevat of liever overtollig maakt, dewyl daar ter plaatfe, alwaar wezenlyke burgerlyke Vryheid beerscht, ook ieder gelooven mag, wat zyn geweeten hem beveelt te gelooven, en 'er dus geen verdraagzaamheid meer noodig is — beiden zyn het goede Crefeld in eenen hoogen graad te deel geyallen; en ook dit geluk moet hetzelve voor een gedeelte dank weeten aan de wysheiden voorzorg van de zelfde edele familie, die over 't algemeen voor deszelfs bloeijenden welftand zorg draagt. Ka dat de groote Frsdrik deeze Fabrieken bezien, en het grootde genoegen daarover betuigd had, voegde hy 'er by: „Braave menfehen, ik wensch dat gy in uwe nyverheid moogt voortgaan ; ik wensch zulks om uwent„ wil, niet om mynentwil: want het geen ik 'er voor e) my van heb, is zeer weinig en byna niet noe- „ mens-.  (47 ) „ menswaardig— weet gyjook hoe veel betbe„ draagt ?" Een van de Heeren van hm Leven 'vatte het woord op en zeide; Wy weeten wel, Sire! hoe veel wy jaarlyks moeten opbrengen: doch hoeveel daarvan in uwe kas komt, is ons onbekend. „Goed, antwoordde de Koning, ik „ zal 't u zeggen,-" en noemde eene geringe fom — „dit, voegde hy 'er by, en geen duit „ meer, brengt gy my jaarlyks op." Mogt uwe Maiefteit dan goedvinden, hernam de Heer van der Leven, deeze of ook nog een grooter fom van ons zeiven aan te neemen, en ons te verfchoonen van Commisfiën, vifiteerders, en andere dieraelyke lastige meubelen voor den Koophandel! De Koning nam genoegen in deezen vaorfiag; keurde denzelven oogenblikkeiyk goed, en federt dien tyd geniet Crefeld voor .«en zeer maatige belasting, die het jaarlyks zelf opbrengt, eene volmaakte vryheid in den Koophandel. Wat toch mag wel de reden weezen, dat de Regenten , dit gemakkelyke middel, om hunne Ingezetenen te onderfteunen en hunne Staaten te doen bloeijen, niet overSÏ gebruiken? Waaróm met liever de milliöencn, die de zwerm van Accys-bedienden, Ontfangers en Verklikkers wmeerct, voer tféh welven en hunne Ingeze- te-  C 48 ) tenen bezuinigd , en de tó'atfte daardoor van de verzoeking , om verbooden waaren in bet land te brengen, bevryd? Dat men zulk een verftandige magtregel eertyds, toen men nog de opkomften van den Staat zeer geheim hield , vermydde, is begrypelyk : doch dat men denzelven nu nog niet in het werk fielt, daar de ftaatkundige Schryvers den Koningen en Vors« ten hun inkomen byna tot een Huiver toe kunnen nareekenen: is misfchien alleen daaraan toe te fchryven, dat de Ministers vry veel van hunnen invloed, magt en aanzien zouden verliezen, indien zy niet meer zo veel Ontvangers' en Verklikkers plaatfen te begeeven hadden , terwyl in dit geval elke Provincie en ieder plaats, dat geene wat zy voor den Staat moesten opbrengen, buiten de meergemelde lieden byëenbrengen, en in de kasfen van den Staat zouden leveren. Deeze zullen zich dei hal ven wel wachten, om hunne Meesters een vooiftel te doen, waarby wel de Vorst en het Land winnen, maar zy zeiven veel van hun gezag en invloed zouden verliezen. Wat de verdraagzaamheid of liever de vryheid van GodsdienstoefTening aangaat want het is tyd, het verwaande woord Verdraagzaambeid, in deezen zin genomen, uit de taal  ( 49 ) taal van elk volk, 't welk aanfpraak maakt op. befchaaving en verlichting, geheel uitteroeijen tle inwoonders van Crefeld genieten ook deezen kostelyken fchat der menscbheid in eenen uitfteekenden graad. Weleer was dit het geval niet. Hier wierden wel menfchen van alle gezindheden en belydenisfen opgenomen, ook wierd een vrye openlyke GodsdienstoefFening, aan elk op zyn wyze, toegedaan ,• doch de onveritandige menfchen haatten en vervolgden elkander onderling, gelyk het gemeenlyk gaat; tot dat eindelyk dezelfde braa» ve Heer van dek Leyen, dien gy kent, eenen inval had, welke de zaak op eenmaal een geheel anderen keer deed neemen. Hy noodigde , zonder iets van zyn voorneemen te laaten blyken, een groot gezelfchap van perfoohèri van alle gezindheden en belydenisfen , en droeg zorg, dat men recht hartelyk bly en vrolyk moest worden, By de intrede in de zaal, alwaar het gezelfchap vergaderde, toonde zefeerlyk menigeen zyn verwondering, eri kon niet begrypen, hoe men zó onoverlegd had kunnen: goed vinden , eenen Lutheraan met Gereformeerden, eenen Gereformeerde met Roomsch* Katholyken, en deezen wederom met Mennonie* ten en andere Kerkgemeenten by eikander te noodigen. Doch men vond zich nu daar, en III. Deel D wa»  ( 50) was derhalven genoodzaakt, zich tot een onderling gefprek intelaaten. Dit gaf aanleiding, dat menigeen meer en meer begreep, dat deeze of geene, dien hy te vooren voor een affchuuwelyk mensch had gehouden, omdat by een Lutheraan , een Roomschgezinde , een Mennoniet enz. was, nu evenwel tegen zyne verwachting een beleefd en goed man fcheen te weezen. Men wierd hoe langer hoe vrolyker en gemeenzaamer. Eindelyk zag men hier eenen Gereformeerde den Roomschgezinde, daïir eenen Lutheraan den Mennoniet broederlyk de hand drukken en vriendfchap met hem ftichten. Het ys was gebrooken; dit voortreffelyk voorbeeld van christelyke verdraagzaamheid wierd door anderen gevolgd, en thans leeven allen als broederen te faamen. By alle plegtige gelegenheden, by voorbeeld, begraavenisfen, ziet men menfchen van alle gezindheden en belydenisfen, zelfs derzelver Geeftelyken, als elkander liefhebbende kinderen van éénen hemelfchen Vader, ondereen gemengd. Ik weet deeze byzonderheden, welke de edele familie van van der Leyen zo zeer tot eer verftrekt, niet van haar zeiven, maar van andere menfchen, die de groote verpligtiisgen, wet  ( 51 ) welke Crefeld aan dit huis verfchuldigd is, met dank en aandoening erkenden. De Mennonieten maaken hier een gezindheid uit, zo vry als ik die ooit gezien heb. Zy ftaan onder geen Synode, dat zich met geloofszaaken bemoeit, hangen niet af van een Cmfiftorie , 't welk over de geweetens heersebt, weeten van geen Symbolifche boeken, neemen tot een rigtfnoer van hun geloof niets a3n, dan den Bybel en hun eigen geweeten —— in één woord, zy zyn waare Proteftanten, die tegen alle dwingelandy met betrekking tot het geloot protefteeren. Omtrent den doop onderfcheideu zy zich van de ftrenger Mennonieten daardoor, dat zy iedereen de vryheid laaten, zyn kind óf in de wieg, óf volgens het gebruik der eerfte chriftelyke Kerk, dan eerst te laaten doopen, wanneer het zelve tot gebruik van zyn verftand gekomen, en bekwaam is zyn geloofs-belydenis na een ryp overleg vrywiliig afteleggen. Dat de naam Crefeld in den zevenjaarigen oorlog door eenen veldflag is vermaard geworden , waarin onze braave Duitfchers de veel talryker Franfchen onder aanvoering van de Helden uit ons Vorftelyk huis, overwonnen, behoef ik eene inwooneresfe van Brunsivyk niet eerst te zeggen. D 2 Om  ( 5>) Ongaarne verlaat ik eene plaats, waar nog Eb veel voor my optemerken en te leeren vak. Doch wy moeten haast maaken, zo de Paryzenaaren ons niet voorkomen, en het monftcr Defpotismus geheel dooden zullen, eer dat wy nog by hen zullen aangekomen zyn. De posthoorn roept —« ik omhels u, myn lieve Kind! i e a-  ( 53 ) DERDE BRIEF. Aaken, den 25. July kwamen hier gisteren morgen welbe* houden aan, en hadden het genoegen van onze lieve vrienden, den G. R. van D. en onzen v/aarden St. veel gezonder te vinden, dan wy den eerstgenoemden nu twee jaaren geleden in Saltzdable zagen, en de laatfte voor twee maanden nog was, toen hy herwaards reisde om de wateren van Aken te gebruiken. Het wederzien is toch een heerlyke zaak ; en hoe rykelyk wordt niet de voorafgaande fmart der fcheiding daardoor vergoed! Ook wy, myn Kind! zullen zulks op nieuws ondervinden, wanneer ik, na de gelukkig afgelegde reis , met een nieuwe maat van gezondheid en blygeeftigheid, in uwe armen vliegen zal. Eergisteren nademiddag reeden wy van Crefeld naar Gulik. Het Hertogdom Gulik , aan den Keurvorst van de Paltz toebehoorende, is een vlak land, ryk in vruchtbaare koorenvelden, maar arm in fchoonheden der Natuur. Ook fchynen de inwooaeren van dit land armer te weezen, dan men van de bearbeiders van zulk een vruchtbaaren grond zou verwachten. De oorzaak hierD 3 van  ( 54 ) van kan ik niet opgeeven, daar ik geen tyd gehad heb, om dezelve optefpooren. Hoe veel ongelden hier te land moeten betaald worden, kunt gy inmiddels ten naaften by daaruit opmaak'en, dat wy op eenen weg van vier en een halve myl, voor een ch_ais met twee paarden aan weggeld — tot in Gulik daaronder be- greepen niet minder dan vier en een halven gulden betaalen moeiten, fchoon de wegen juist niet de beften waren. Gulik is een beveiligde, doch niet zeer bloeijende Stad, van een middelmaatigen omtrek. Zy ligt aan de Roer of Rubr. Indien ik u meer daarvan wilde vernaaien, zou ik het van anderen moeten ontleenen , en ter goeder trouw navertellen. Doch daartoe heb ik weinig lust. Zeiven konden wy hier niets opmerken, omdat wy flegts in den nacht een paar uuren vertoefden , en met het aanbreeken van den dag reeds weder vertrokken. Op den weg van Gulik naar Aaien ontmoette ons een mensch , wiens zeldzaame kleding onze geheele oplettendheid wekte. Hy droeg naamelyk over zynen rok eenen kleinen mantel van gewascht linnen, die alleen tot op de borst neerhing,- en deeze mantel was ten deele met mosfel - fchulpen, ten deele met Icoden beelden  ( 55 ) Oen van Heiligen overal rykelyk bezet. Wy lieten fiil houden , ten einde van hem zeiven te verneemen , wat deeze zeldzaame kleding betekende. En nu geef ik u drie dagen en drie nachten tyd, om teraaden, hoe 't daarmede geleden was? Doch gy zoudt uw hoofd vruchteloos daarmede breeken , ik zal het u derfealven maar aanftonds zeggen. De man was een Bedevaartganger, die van £en heilige pelgrimagie wederkeerde, welke hy naar S* Jaeo in Spanje, tot een wonderdaadig beeld der Moedermaagd gedaan had. Daar had men hem den bovengenoemde.! zeldzaamen mantel gefchonken, die ten blyk moest ftrekken dat hy inderdaad aldaar geweest was. De man was uit Zvuaben. Wy vroegen hem : waarom hy eigenlyk deeze verre reis ondernomen had? En hy was oprecht genoeg te bekennen , dat aardfche drangredenen aan zyn befluit meer deel ■hadden gehad, dan de zorg voor zyn ziceheil. D.„ voorken herfst was het in Zwahen zeer duur en daar weinig te verdienen geweest Dit bragt hem oP de gedachten , eene bedevaart naai St Jago te ondemeemen, verzekerd dat men hem daar toch overal, waar Chriftenen, dat is Roomsen-Katholyken woonen, zou voorthelMn Ik trachtte hem overtehaalen , my 1 ■ * D 4 zy  ( 5« ) zyhen mantel te verkoopen; doch deeze was van hem voor geen geld te koop, waarfchynelyk dewyl hy aan dcczelven een geheime kracht toefchreef, om hier zyn geluk, en hier namaals zyne zaligheid te bevorderen. |)e vrye Ryksilad Aaken naderende, ziet men voor de eerfte maal weder een gewest, 't welk door deszelfs grootte, verfcheidenheid en fchoonheid bekoort. Het is een groote valei, waarin eenige heuvels glooijende opryzen, op en tusfchen welke de aanzienelyke Stad met haare blinkende lyën daken uitfchittert. Tegcns het zuidwesten, westen en noorden, is zy met niet zeer hooge bergen en heuvels omringd; maar tegens het zuidoosten breidt zich de holte, waarin zy ligt tot een ruime, zeer vruchtbaare en voortreffelyk bebouwde viakte uit, aan welke in 't verfcbiet een zwart gebergte grenst. De bevolking van deeze Stad zal te» naaften by zo grootzyn als van Brunsivyk, fchoon zy kleiner in den omtrek is. Zy heeft naamelyk tusfchen de 3 en 4000 huizen, en evenwel beloopt liet getal van haare inwooneren byna 250CO. De huizen zyn van gebakken fteeren gemetfeld; cis ftraaten, gelyk in alle oude fteden, voor een gedeelte krom, onregelmatig en vjy liegt, en her  ( 57 ) het gaan op dezelven valt wegens de heuvelacH* tige ligging der plaats, zeer lastig. Tot den grootften natuurlyken rykdom deezer ftad, rekent mende mineraale v/ateren in dezelve en in haare nabyheid te Ihirfcbeic, welke een menigte van vreemdelingen en met hen veel geld in haaren fchoot lokken. Doch ik voor my geloof, dat juist deeze byzonderheid de goede ftad meer ongeluk, dan zegen toebrengt. Men weet naamelyk, dat daar ter plaatfe , waar gezondheidsbronnen zyn , zich niet alleen zieken, die hulp noodig hebben, maar ook allerlei foort van liegt volk uit alle ftanden, fpeelers, zakkerollers, ryke dagdieven en wellustlingen van beide fekfen opdoen, en gemeenlyk eene pestachtige befmetting der zeden veroorzaaken. Dat zulks, helaas! te Aaken mede het geval is, kan niemand onbekend zyn. Het blykt ook uit haare vervallen ftaatsgefteldheid, uit het volflaagen gebrek aan patriotfche fchikking ter befchaaving en verede. ling der menschheid, uit haare innerlyke gistingen, uit de armoede van een gedeelte haarer inwooneren , uit de op haare ftraaten en in de kerken heerfchende verbaazende bedelaary, en uit het geheele openlyk verval van dezelve, zo duidelyk, dat niemand zulks ontkennen kan. D 5 Gekj  ( 58 ) Geld te winnen is wel op zich zeiven zee* goed; doch wanneer zulks ten koste der zeden en zonder naarftigbeid en moeite gefchiedt, dan maakt het ryk, noch gelukkig; maar integendeel arm en ellendig. Om te kunnen nagaan, welk flag van menfchen hier uit alle gewesten en landen tefamenvloeit, moet men flegts in de zo genoemde nieuwe Redoute gaan. Dit is een prachtig gebouw, tot fpeelen en andere vermaakelykheden voor de brongasten opgericht, waarin het fchandelyke handwerk, om elkander door middel van het fpel te plunderen en aan den bedelzak te helpen, onder de befcberming der Overheid geoeffend wordt (*). Hier ziet men in vertrekken, metkoningklyke pracht vercierd, groote gezelfchappen van heide fekfen en uit allerlei volk, rondom groote, groene fpeel-tafels vergaderd , en onder deezen zodanige gezichten, waaraan niets ontbreekt, dan de ingebrande galg, om by den eerften oogopflag met een volmaakte overtuiging te weeten, tot welke verworpen klasfe van menfchen zy behooren. Het is .voor iemand, die zeiven niet reeds al- De Magiftraat had deeze fciiandelyke handteering aan een gezelfchap van Speelers voor omtrent 72C0 guldens verpacht.  ( 59 ) allen zedetyk gevoel verlooren heeft, onmoge-. lyk om het in den dampkring van deeze lieden lang te kunnen uithouden. De innerlyke gistingen der ftad waren eenige jaaren geleden, zo hoog gerezen, dat de Keizer en hetRyk moesten toetreeden, om haaren ondergang voor te komen. Sedert dien tyd heeft zy een bezetting van Paltfifche troupen ; en drie Ministers der Vorften , die de Kreitsbricven rond zenden, en Eefticrders van den Westfaal- fchen Kreits van den Koning van Pruis/en, als Hertog van Cleeve, van den Keurvorst van Keulen, als Bisfchop te Munfter, en van den Keurvorst van de Pults, als Hertog te Gulik — wierden herwaards gezonden, om de ingefloopene groote misbruiken en ongeregeldheden aftefchaffen. Van Pruis/en is alhier onze vriend , de Heer Geheime Raad van Dohm. Men weet, dat deeze even zo wel door zyn verftand, door'zy^ uitgebreide en verlichte ilaatkunde en door zyn edel karakter , als door zyne zending het onmiddelyk beroep heeft, aan een nieuwe conftitutie voor deezen kleinen vryën Staat, gegrond op reden en recht te arbeiden, die naar llle'waarfchynelykfieid een model van de voortreffelykfte ftaatsgefteidbeid zal worden, en de ge-  ( 60 ) gezonken welvaart van Aaken wederom herftellen. Het gebied deezer ftad beflaat nog geene twee mylen in 't vierkant; doch cic luisterjyke naam vergoedt den kleinen omtrek van hetzelve. Het wordt naamelyk genoemd, LetRyk, of het Ryk van Aaken. Evenwel bedraagen de inkomften van dit ryk 180000 guldens. De ftaats fchulden zouden voor een veel grooter ryk wel kunnen beftaan; zy beloopen een millioen en agtmaal .honderd duizend guldens. Waar aan dit geld befteed is, — Iaat zich niet wel zeggen. Openlyke fchikkingen ter verbetering van de opvoeding , ter bevordering van nyverheid , tot den bloei der ftad en haarer burgers over 't algemeen, kunnen weinig deel daaraan gehad hebben : want deeze zoekt men hier vruchteloos. Men heeft niet eens lantaarnen langs de ftraat geplaatst, om dezelven des nachts goed te verlichten, het welk voor zodanig een aanmerkelyk oord zo noodzaakelyk is. Vanwaar dan omtrent twee milliöen guldens aan fchulden? Men ziet hoe waar het is, 't geen ik boven aanmerkte; dat al het geld, zonder behoorlyke pyverheid en ten koste der zedelykheid verworven.  ( 61 ) ven, niet eens ryk, veel minder gelukkig maakt. . Indien slaken geene mineraalbronnen bad; indien derhalven ook niet zo veele deugnieten uit de nabyheid en van verre gewesten derwaards toevloeiden , of indien het zich aan deeze deug. „ieten nietftoorde, en aan dezelven het recht verkogt, om burgers en vreemdelingen binnen zyne muuren, onder de befcherming der overheid te plunderen; indien het veel meer alle poogingen aanwendde , om deszelfs gewigtige fabrieken, door het wegneemen der hinderpaalen, die dezeiven in den weg liggen, te verbeteren; en indien het eindelyk zorg droeg voor een betere opvoeding en welgepast onderwyS der jeugd : het zou dan onbetwistbaar ryk en gelukkig weezen. Dit alles zal nu ook waarfchynelyk door de'nieuwe ftaatsgefteldheid, welke men te gemoet ziet, bewerkt worden. Met opzicht tot de fchandelyke fpelen, heeft men nu reeds, in zo verre zulks by voorraad mogelyk was, een gelukkig begin gemaakt. Men heeft, naamelyk tot zo lang, dat de pachtjaaren zullen afgeloopenzyn, dezelven voor zo verre bepaald, dat flegts vreemdelingen, maar niet de inwooners dei ftad, en de eerstgenoemde.! ook alleen maar  ( 62 ) maar cp zekere bepaalde tyden, deeze zeiklooze bezigheid mogen verrichten. De belangryke fabrieken deezer ftad, die nog van veel meerder belang zouden kunnen weezen, dan zy tot nu toe waren , zyn voornaamelyk laaken- en naalde-fabrieken. Het laaken , 't welk hier geweeven wordt, is uitfteekend goed, en beter koop, dan hetFranfche enHollandfche. Dit is de reden, waarom hetzelve doorFranfche en Hoilandfche Kooplieden in menigte opgekogt, en vervolgens onder hunne eigene firma , als franfche en Hollandfche Waaren naar de verstafgelegene landen, vooral naar Rusland, fterk verzonden wordt. Doch onaangezicn dit groot vertier, kunnen deeze fabrieken ia Aaken zelfs naauwlyks beftaan. Twee hinderpaalen belet* ten den bloei van dezelven, te weeten: onverdraagzaamheid en een onverftandige dwingelandey der Gildens. De heerfchende Godsdienst is hier de Roomsch - Katholyke; en men maakt den Proteftantfchen Fabrikeurs het verblyf alhier zo moeijelyk en onaangenaam, dat zy hunne nyverbeid en hun vermogen liever naar de aangrenzende vrye Generaliteits-landen overplanten, dan zich te Aaken te laaten drukken en vervolgen. De onverftandige en febadclyke dwingelandy der gildens, waaraan alle werklieden alhier onder-  ( «3 ) derworpen zyn, beftaat daarïn, dat ieder Mees* ter Schoenmaaker, Kleérmaaker enz. niet meer dan vier Knechts mag houden, en ieder Laaken-wever flegts op vier getouwen mag laaten werken. Wanneer men zich eigenlyk met opzet wilde verledigen, om iets uittevinden, 't welk volftrekt tegenflrydig, voor alle nyverheid doodlyk en voor de welvaart van eene ftad vernielend was: zou ik er zeer aan twyfelen, of men wel iets zoude kunnen uitvinden, dat meer aan dit oogmerk kon beantwoorden, dan even deeze gildenswetten. En evenwel thans heeft men dezelven reeds zo lang, en tot oP deezen dag toe onveranderd gelaaten. Het gevolg daarvan was, dat de gegoede Reeders, die hunne fabrieken verder wenschten uittebreiden , zich genoodzaakt vonden, om dit oord te verhaten , en zich in de nabuurfchap op een Hollandfchen bodem neêr te zetten. Zo ontHond, by voorbeeld,te Naels, een dorpje niet verre van hier in de Generaliteit* - landen geleegen , de groote en zeer bezienswaardige laaken - fabriek van den Heer van Ku^ondt, werwaards wy deezen nademiddag, in gezelfchap van onze vriendelyke vrienden, een aangenaam fpeelreisje gedaan hebben. Zo ontftonden andere fabrieken, in andere aangrenzende plaat- zen,  ( «4 ) zen, die Aaken, indien het gewild had, allen binnen deszelfs muuren zou hebben kunnen vereenigen. Welke flyfhoofdigheid, dat men zulks niet heeft willen doen.' Doch ook dit groot gebrek der Staatsgefteldbeid zal naar alle vermoeden mede weggenomen worden. Heden bezagen wy ook nog den zogenoemden Munfter, dat is, de Domkerk, gelyk ook het Stadhuis, beiden gebouwen die bezienswaardig zyn. De Domkerk beftaat uit twee deelen, uit eenen hoogen Koepel, nog van Kakïl den G r o o t e n afkomflig, als den eigenlyken Dom; en een daaraan gebouwd Koor, 't welk zo groot is, dat het op zichzelven voor een aanzienlyke JCerk zou kunnen doorgaan. Dit Koor is zo ongemeen licht, dat men het binnen dit hooge gebouw lichter meent te vinden, dan onder den vryën hemel, by helderen zonnefchyn. Zulks wordt waarfchynelyk veroorzaakt door het kon. trast, dat in deezen opzichte tusfchen het minder verlicht rond hoofdgebouw, en dit lang. werpig koor plaats heeft, welks zy-muuren, meer uit venfters dan muur beftaan. Zo zeer men zich hier door den ongemeen hoogen graad van licht getroffen vindt, even zo zeer, doch flegts op een andere wyze, wordt men in den eenvaardigen en verheven Dom te Metz,  ( 65 ) Metz , door het heilig duister getroffen, welk aenzelven vervult , en het welk .daar uit ontftaat , dat alle de venfter - glaazen befcbilderd en de muuren door het penfeel des tyds by. na zwart geworden zyn. Hier, te slaken, verbeeldt uien zich by de intrede van het bovengenoemde koor een hooger licht gewest, te Metz daarentegen het fombere Allerheiligfte in te treeden, alwaar het den fterveling nog niet vergund is klaar te zien. Door het ééji zo wel als het ander wordt men, ik weet niet hoe, aangedaan, en vatbaar voor een verhevener gevoel, wel beartwoorddende aan de bedoeling van dit gebouw. De bedelaars hebben hier, even gelyk te Keulen, in de ingangen en portaalen der Kerken hunne gepachte of zelfs wel erffelyke plaarfen, alwaar het hun verdund is, de inkomen.if en uitgaande menfchen , fomtyds met de grootfte onbefchaamdheid lastig te vallen. Het Stadhuis is insgelyks een bezienswaardig, doch geen modern gebouw. Men ziet op hetzelve eenen Tooren , die men zegt van den broeder van Keizer Ni ro afkomllig te zyn, welke gelyk men weet, in. het midden der eerfte eeuw leefde, zo dat deeze Tooren, indien het waar is wat men van deszelfs oorfprong 111. Deel, E zegt,  (66-) zègï, niet minder dan zeventien eeuwen oud zoude weezen. Meer, dan op deeze gefchiedkundige byzonderheid, kan men ftaat maaken op deeze, dat de muur, waarmede Kabel de Groote deeze Stad voor omtrent duizend jaaren omringde, thans nog voor een gedeelte , hoewel zeer vervallen en binnen de Stad, te zien is, zynde federt eenigen tyd veel verder uitgezet. In het Stadhuis ziet men de groote Zaal, op welke in 't jaar 1748 de uiakenfcbe Vrede geflooten wierd. Hy is verfierd met alle de af beeldfelen der Gevolmagtigden, die tot deezen Vredenhandel zyn verfcheenen. Misfchien zult gy 't ook nog als iets aanmerkelyks van slaken befchouwen, dat de Stadhuisbediende, welke ons rond leidde, in het voorige jaar Raadsheer was geweest. Dit geval is hier niet vreemd. De Raads ■ leden worden alle jaaren op nieuws gekooren; en ieder burger , van wat ftand ook, is verkiesbaar, Dit mag op zichzelven zeer goed weezen; doch eenige Ariftokraatifche Familiën wisten het door omkoopingen en een onbetamelyken invloed zodanig te bellieren , dat zyzelven altoos in de '• eerftc plaats, en dan vervolgens voor het groot• fis gedeelte zodanige armhartige voorwerpen ver-  (67 ) verkooren wierden, die zy konden leiden naar hun goedvinden. Dit fchreeuwend misbruik veroorzaakte eindelyk een oproer onder de Burgéry , waarby zelfs bloed getlort wierd, en dit gaf aanleiding tot de Keizerlyke Commisfie, die da verwarde zaaken der Stad wederom zal her. {lellen. Zy, die by dit oproer de voornaamfle rol fpeelden, waren de zogenoemde (knuppelaars),dat-is de armoedige bewooners der Jakebs-ftraat, welken dien naam ontvangen hebben van het werktuig , waarmede zy zo bekwaam en nadrukkelyk weeten om te gaan; een geducht menfchen.geflacht, het welk by alle gelegenheden gereed is tot krakkeelen en liaan, waar voor derhalven ook een ieder, die verftandig is, gaarne uit den weg gaat. Ik heb boven gezegd, dat het niet wel te begrypen was, waartoe deeze kleine Staat by een inkomen van 180000 guldens, een milliöen en agtmaal honderd duizend guldens befteed heeft, dia dezelve is fchuldig geworden. Eén post kan ik evenwel opgeeven. Te weeten: men houdt jaarlyks een plegtigen omgang met het beeld van Ka rel den Gr00ten. Deeze figuur is zodanig gemaakt, dat zy, zodra de trein op de markt gekomen is, het hoofd — E 2 ik  f 68) jk weet niet door welke werktuigkundige iét, Jichting . naar het Stadhuis toe draait. Zy is verfierd met een verbaazend-groote pruik, en deeze moet alle jaar tot de bovengenoemde plegtigheid op nieuws gekruld worden. De Hairkapper, die de eer beeft, van zulks te verrichten, ontvangt daarvoor, zo ik wel gehoord heb, de bepaalden fom van tien daalders of agtien guldens; en deeze uitgaave ftaat op de jaarlykfche rekening boven aan. Dus luidt de eerfte post op deeze rekening: Voor bet krullen van de pruik van Karei den Groeten . » ƒ i3 • o Hoe klein voor 't overige het ryk van Aaken ook is; heeft het nogthans iets, Jt geen in veele uitgeftrekte ryken ontbreekt, ook bergwerken, naamelyk yzer- lood- zwavel- galmei- en fteenkoolen-groeven. Doch men meent, dat deeze bergwerken nog veel meer zouden kunnen uitleveren, dan zy tot hier toe uitgeleverd hebben; hetgeen ik niet kan befiisfen. Ondertusfchen worden deeze fteenkoolen mede voor de beste gereekend. Dit zy genoeg van Aaken. Den eerstvolgenden Brief fchryf ik u m Spaa, werwaards wy mo»  ( 69 ) morgen vertrekken. Tot onze grootfte fpyt, •hoewel met een hartelyke deelneeming, hebben wy hier vernomen, dat de braave Paryfenaaren ons evenwel voorgekomen zyn, en het gordyn van het groote toonecl, dat zy vertoonen zullen , en 't welk wy zo gaarne van den beginnen af aan gezien hadden, indedaad reeds heb' ben opgehaald. Geheel Parys, zegt men, is in de wapenen , en de. Baftille reeds veroverd. De hoofden der Ariftokraatifche dwingelanden vliegen als raapen, en de Eoningklyke troepen hebben he.t haazepad gekoozen. Verheug u myn lieve Lotte! vier- en twintig milliöenen fiaaven zullen het juk der onderdrukking kloekmoedig afwerpen , en van gemishandelde lastriieren — Menfchen worden ! Wat voorrecht voor ons, dat wy deeze grooce gebeurtenis der waereld beleefd hebben.' Myne reisgenooten en ik haasten ons, zo veel wy kunnen, om ten minften het tweede bedryf van dit fchouwfpe} te zien vertoonen. E 3 VIER-  ( 70 ) VIERDE BRIEF. Spat, den 27. July 1789. Ik ga voort, myn Kind! dat geene, wat ik van den flaap in onze reis kan affnipperen, daartoe te befteeden, dat ik alles voor u optee» ken wat ik opmerkenswaardig oordeel, en 't geen ik my vleien durf, dat gy 't niet ongaarne zult leezen. Gisteren avond ten negen uure kwamen wy liier aan, nadat wy van Aaken tot hier zulk een aangenaamen weg hadden afgelegd , als ons op onze reis nog niet is voorgekomen. Deeze weg is waardig denzelven andermaal in gedach. ten af te leggen. Ten dien einde zal ik u daarvan eene korte befchryving geeven. Zodra men Aaken verlaaten heeft, verheft zich het land tot een aanmerkelyke hoogte, van welke men in het zogenoemde Ryk deezer Stad, en in de omliggende door bergen en heuvels ingeflooten landftreek, als in eenen grooten , doch niet zeer diepen ketel , neerziet. Vermits dit geheele fraaije landfehap meer beftaat uit tuinen, beemden, boometi en haagen, dan öpene velden, fchynt hetzelve, wanneer men van boven neêrziet, met donker. blaau-  (n ) blaauwe vorw getekend en daarby fterk in fcbs. duw gelegd te zyn; terwyl de Stad zelve ten deele door de lichte kleuren van haare huizen , ten deele door haare blinkende lycn daken , ten deele door den heuvelachtigen grond, waarop zy ftrat, uit deezen donker-fchynenden grond uitfteekend opryst. De reiziger, die door Nederfaxen en Westfaalen kwam , alwaar hy geen foortgelyk landfchap vond , ontdekt hier iets nieuws en aangenaams. Men rydt.niet lang, of men bereikt het land van Limburg, het geen men weet dat voor 't grootfte gedeelte tot de Oostenrykfche Nederlanden behoort. De Hollanders bezitten een kleiner gedeelte van hetzelve. —• Hier begint de eerften fraaije konstftraat, die van hier tot aan Parys toe onafgebrooken voortloopt. Deeze is wel met fteenen geplaveid, doch niet met kei- of rivier-zand bedekt; maar de fteenen van de ftraat zyn zo regelmaatig gelegd, en maaken dezelve zo volkomen effen, dat men 'er met het grootfte gemak over heenen rolt. Byna drie uuren van Aaken ligt aan deeze fraaije ftraat een herberg, Bel-oeil (Schoonoog) genoemd. Tot hier toe verzelden ons onze vrienden uit Aaien. Het gezicht uit dit huis, ftaande op een hoogte, waarvan het ook E 4 Am  ^en naar* » onbefchrynyk fchoon. Kaar het oosten ziet men over her Lrmburgfche. en naar het westen op de Generaliteit! landen naar Mnflncht. Mie deeze ryke gewesten , alwaar men byna in t geheel geen koeren, land, maarenke beemden, tuinen en bospaadje vi,ult, fchynen van deeze verheven plaats bèfchouwd, een diepe onmcetelyk-groote valei te weezen , welke uit hoofde van de onncemelykehaagfn, die dezelve als met een net doorfiryden. ,n door de menigte van ooftboomen, die uien overal geplant heeft, zich allerverrukkelykst in een mengeling van de fraaifte kleuren opdoet. Naar het oosten ziet men de Hoofdftad van het land, Limburg, op eenen heuvel liggen, en verder in 't verfchiet wordt den horizont gevormd doar de hooge Ardenne, een gebergte dat tot dit gewest voortloopt, en by de dertig mylen lang is. De groote rykdom van dit land beftaat in vruchtbaare beeraden en weilanden. Vandaar de vóortrtffelyké Boter en de vette Limburgfche Kaas, die u niet onbekend is. Nadat wy in dit aangenaam oord een vergenoegd middagmaal hadden gehouden, moeften Wy van onze vrienden fcheiden. Zy recden terug naar siahn, en wy vervolgden onze reis naar  ( 73 ) naar Spaa. Hier moet men tevens affcheid heémen van onze moedertaai: want van hier af aan hoort men niets dan Fransch , of wel de plompe Vlaamfche en Luikfche boerentaal fpree. ken. De weg loopt nog eenige uuren lang op de zelfde hoogte voort; en zo dikwyls zich de hooge ■haagsn aan wederzyden openen, geniet men. altoos op nieuws het' grootst, zonderling en fraai gezicht in de aan beide kanten liggende donkere ry «rel'.leurde vlakten en valeicn, die ik u boven befchreeven'heb.' Wanneer de hoogte begint te hellen , rydc men voorby de llaronie Libot, wier fraïje geheel vërinilliöeo roode eebouwen met biaauwc lyfteenen ge-lekt, er. met witte heiningen omlingd, tuvfchen het groene bosch en de boomcn zo fcherp, en ik zou fchier zeggen zo fchellagchende uitfchitteren, dat zo lang die binnen 't bereik van het gezichf zyn, men niet in ltaat is de oogen daar van aftetrekken. In een naauwe en vry diepe valei, tusfchen den berg, op welken men tot hiertoe gereeden heeft, en nog een anderen, die oumiddelyk daarop volgt , ligt dc Luikfche ftad VerE 5 viert  ( 74 ) vier? (*); de volkrykfte manufa&uur • ftad, die ik ooit gezien heb. De ongeloofiyke menigte van welgekleede menfchen, waarvan de ftraaten der ftad en de wandelwegen by dezelve , aan den voet des bergs krielden , deed ons denken, dat men juist bezig was met de eene of andere procesfie, aan welken de bewooneren der geheele omliggende landftreek deel namen; zo onge'ooflyk kwam het ons voor, dat deeze kleine plaats zulk een verbaazende menigte van volks in zich bevatten zoude. Doch wy hadden verkeerd gerekend. Het waren indedaad alleen de bewooneren van deeze plaats, die , vermits het zondag was , hunne wooningen verlaaten hadden, om op de ftraaten en wandelplaatfen de frisfche lucht inteademenMen vindt in deeze kleine ftad, die niet meer dan 5 of 600 huizen bevatten kan, indedaad, zo als men ons hier verzekert, by de ioeco menfchen; eene bevolking, die misfehien geen wedergac heeft, en die ik zwaarigheid maaken zoude, alleen op bet woord der inwooneren te gelooven, zo niet dat geene, war, ik zelf gezien (*) Een klein gedeelte daarvan ligt op LioAurgfclien bodem, en behoorde derhalven toen '.vy hier waren, nog aan den Keizer.  ( 75;) zien heb, my het geloof had opgedrongen, dat deeze opgave ten minften niet verre van de waarheid kan verwyderd weezen. Deez? plaats moet haare bloeijende laakenfabrieken en de daardoor bewerkte welvaart, ten minften voor een gedeelte, toefchryven aan de onverftandigegilde- wetten, die de ftad Aaken zich - zeiven heefc voorgefchreeven, en waarvan ik in myneri voorigen brief gewag heb gemaakt. Deeze dwang heefc menig laaken-fabrikeur.die wenschte aldaar zyne ontwerpen uittevoeren, doch waarïn hy door de wetten belet wierd, omdat hy in het grootwilde doen, naar deeze plaats gelokt. . Het getal van dezelven beloopt derhalven op niet minder dan tagtig. De uitgebreide nyverheid en uitneemendc bevolking deezer plaats, fchynen aan onze Aardbefchryvers nog niet recht bekend geworden te zyn, dewyl zy daarvan flegts als ter loops gewag maaken, zonder zich tot eene nadere befchryving intelaaten (*). Nadat men van hier over eenen vry hoogen, langen en naakten berg gereerien heeft, loopt de C*) Ik heb naderhand gezien dat Normann dezelve nader befchreeven- heeft in zyn Geagyaphisch' Hiftorifches Uandbuch.  C 76 ) de weg af in een naauw en ongemeen fchiMerachtig dal , het welk tot Spaa toe voortgaat. Men rydt hier tusfchen twee ryën kleine, maar wildbegrocide en woeste rotzen, tusfchen welke op veele plaatfen flegts zo veel ruimte gebleevcn is, als de weg en een naast dezelve heenvlietende klaare en fpeelende beek verëischten. Verder naar Spaa toe, wordt deeze ftraat allerfraaist, zelfs zodanig, dat de weelde aan deeze verfraaying ook haar deel fchynt gehad te hebben. De weg is ook hier, gelyk den voorgaanden , met fteenen belegd, doch zo al» men dien nergens ziet. Dit belegfel beftaat uit volkomen gelyke fteenen, omtrent eenen voet in 't vierkant, die zo regelmaatig geplaveid zyn, dat de voegen zich' overal in een rechte lyn doorkruisfen, en daarby zulk eene platte en gladde oppervlakte hebben , alsof zy allen ge. fleepen waren. De ftad Spaa inrydende , hadden wy eene zeer zeldzaame ontmoeting. Wy kwamen niet zodra by de eerfte huizen, óf een geheele fchaar menfchen, van beide fekfen, kwam op onzen wagen toefchieten, om ons hunnen dienst aantebieden. Eenigen riepen, of wy eenen kapper, anderen, of wy een bediende, een wasvrouw, naaifter, baardfeheerder enz. noodig had-  C 77 ) padden ? vruchteloos bedankten wy hen vooï deeze ons aangebooden goedheid; vruchteloos verzekerden wjf hen, dat wy alle deeze konften zeiven bezaten en geen hulp daarby behoefden: geen één liet zich daardoor affchrikken; veelmeer vervolgde men ons, men kleefde aan het rytuig, en ging voort zyne dienden ons telkens op nieuws weder aantebieden. En deeze zwerm verzelde ons tot voor, ja zelfs tot in ons kwartier, en tot op het vertrek, dat ons wierd aangeweezeh, alwaar men ons nog een góede poos onöphoudelyk bezwaarlyk viel. Ongelukkige menfchen , die het voor een aalmoes moeten rekenen, wanneer iemand hunne dienden geliefd aanteneemen.' Spaa ligt in een valei, omringd door rot:acI> tige bergen, die deeze kleine landftreek zeer fchilderachtig doen voorkomen- Twee van dezelven , welke eenen hoek formeeren en een -edeelte van de ftad van zeer naby inlluiten , zyn door gehoogde Tcrrasfen verfraaid; waarop men konftige parterres heeft aangelegd. De aarde daartoe verëischt, moest eerst naar boven gedraagen worden. Deeze met net-ge. vlochten ryswerk omzoomde afdeelingen, benevens een tent, die van den top van den éénen, en eenen tempel, die van den anderen berg  ( 73 ) terg opryzeni gseven aan deeze wilde rotfen een zeer bekoorlyk gezicht. De evengenoemde romaneske hut of kabane, nevens het parterre, onder dezelve aangeleid, heefc men den naam van Annstie &? Lübih gegeven. De mildaadige Natuur heeft deze plaats , die omtrent 200 huizen bevat , met vyf mineraale bronnen begunftigd , waarvan ieder iets eigenaartigs heeft, zo dat de één voor deezen , en de andere voor geenen zieke heilzaam is. Niet meer dan één deezer bronnen vindt men in de plaats zeiven; de overigen liggen allen op den afftand van een half uurtje aan en tusfchen de bergen. Byna alle bron-gasten van beide fekfen zyn gewoon, te paard derwaards te ryden. De landlieden in dit gewest houden tot dat einde eene menigte kleine en welgemaakte paardjes, die zo (hel, en tevens zo gemakkelyk en vast draaven, dat zelfs de onbedreevendfte ruiter daar mede berg-op berg-af over puin en fteenen jaagen kan. By één van deeze bronnen, la Soveniere genoemd , ziet men een klein Engelsch tuintje aangelegd, 't welk uit dien hoofde aanmerkelyk is, dewyl het Koningklyke kinderen waren, die hetzelve, ten minften gedeeltelyk, eigenhandig geplant hebben. Toen naamelyk , eenige jaaren ge-  gèleedet), de Princes va» OrleansIicC water uit deeze bron dronk, en door dit middel wederom herfteld wierd, wilden haare kinderen, die zy by zich had, hunne dankbaarheid daardoor te kannen gceven, dat zy het wilde bosch rondom de bron door dit tuintje verfraaiden , het welk voor een gedeelte hun eigen werk zou weezen; zy vatten tot dat einde fchop, fpaê en andere werktuigen op, en leiden, met hulp van eenige daglooner's, die naar hunne aanwyzing met hen tevens werken moesten, dit klein Engelsen tuintje aan, by welks ingang zy een gedenkteken met het volgend opfchrift' oprichtten S A LA RECONNO IS S ANC Ei Les eattx de la Sroeniere ayant retabli la Santé de Mad. la Ptincesfe d'Orleans, fes Enfahs ont voulu embellir les environs de cette fontair,e. lis ont tracé eux • mêmes iet routes, enlevé les pierres, planté les fliurs arbuftes , £? *k ont defrkhè ce bots avec plus d'ardeur £? d'asftduité, que les ouvriers, mi tranailloient fous leun ordres.  ( 8o ) Dat is: Aan db DANKBAARHEID. „ De wateren der Soveniere de gezondheid „ van Mevrouwe de Princes van Okieans „ herfteld hebhende , heeft zulks haare „ kinderen bewoogen om de plaatien, welke deeze bron omringen, te verlieren. Zy hebben eigenhandig de we. „ gen afgetekend, de fteenen weggenomen, de bloemen en heesters geplant, en de bosfchen gezuiverd, met meerder 3'ver en naarftisheid , dan de werk„ lieden, die onder hun opzicht daai3an „ arbeidden." Hier, zowel als'op alle andere p'aatfen,.waar gezondheids-bronnen zyn, heerfchen de fchandelyke hazardfpelen , en tevens zulk een losbandigheid van zeden, dat men in twyfel ftaat, of men het land, 't welk het gefchenk van een uitfteekend werkzaame uüneraale bron uit de hand der Natuur ontving, daarmede geluk moet wenfchen, of zyn rhedelyden daarover betuigen. Dit fchandelyk gebruik valt hier daardoor nog veel fterket in het oog -, dat een vorfte.'yke Priel-  ( 8i ) Priester , de Bisschop van L ü i K $ dien Spaa toebehoort, zulks niet alleen gedoogt , niet alleen befchermt, maar ook een aanmerkelyk voordeel voor zich - zeiven daarvan trekt, ja zelfs toe een Monopolie maakt, en met zyne Landftanden, die hem deezen handel betwisten, deswegen in een proces ingewikkeld is, het welk, al ware 't ook, dat het tot zyn voordeel wierd uitgefprooken, 't geen echter niet waarfchynelyk is, hem evenwel nimmer een nieuwe vermeerdering van geestelyke waardigheid , noch waereldfche eer kan toebrengenWelk een onderfcheid in het gedrag van deezen vorftelyken Zielen, herder, en het gedrag van hem» wiens plaats hy voorgeeft te bekleeden! Christus ftiet de tafels der wisfelaaren om, dat toch nog geen Faro • tafels waren: en zyne Plaatsvervangers richten Speel-tafels op, aan welke de Christenen elkander, zo veel als zy kunnen, mogen plunderen, zo 'er flegts een gedeelte van den roof, in de beurs van hunnen Zielen-herder valt I Christus zeide: zalig zyn de armen, en bleef zelf arm; zyne opvolgers zeggen ook s zalig zyn de armen; doch zy zeggen zulks flegts voor anderen , om hun geld in hunne eigene herders-tas te lokken. Christus leerde: men kan niet God en den Mammon tevens dienen; JU. Df.SL. F zy.  ( te) syne Plaatsvervangers toonen het tegendeel: zy Ilienen God of veelmeer het bygeloof aan het Outaar, en tevens den Mammon , terwyl zy vryheid geeven, om Faro • tafels te houden. Ik mag deeze droevige vergeving niet verder vbortzetten. -— De gebouwen, die men hier ten behoeve der hazard.fplen en tevens voor de onfchuldige vermaakelykhe lertder Bron- gasten heeft opgelicht, en waarvan het eene de Vauxball, het ander de Nieuwe Redoute genoemd wordt, bevatten zaaien, die in grootte, pracht en fmaak een Koningklyk paleis geen oneer zouden aandoen. Hier komen de Bron • gasten, zonder on. derfcheid van ftand of rang, des voormiddags en avonds byëen, en elk vindt daar wat zyn hart begeert : alle foorten van ververfchingen Hiuzyk, dans, gezelfchap, fpel. Het woelend gewemel in deeze zaaien, de menigvuldige wezenstrekken, kleeding en zeden , bovenal de harrikatuur in de uitdrukking der hartstogten op ile aangezichten der hazardfpelers , leveren voor den opmerker een zeer onderhoudend toeaeel op. In de aangrenzende Abdy Stahlo gluurde men reeds lahg van ter zyde met nydige oogen op de goudklompen, onder welke de groote Speel-tafels-  ( 83 ) fels van deeze zaaien zuchten. Men dacht op middelen, om ten minften een gedeelte daarvan over de grenzen van het Bisdom in de Abdy te leiden , die , immers mede geestelyk zynde , ook een gegrond recht op dezelven meende te hebben. Het middel wierd gevonden; doch of het wel de gewenschte uitwerking hebben zal, ïs nog te beproeven. Men bouwde naamelyk op de grenzen, omtrent één uur van Spaa, midden op eenen vlakken , woesten, naakten en onvruchtbaaren berg , eene nieuwe Redoute, en verordende dezelve tot even zodanige zedelyke en zedenlooze vermaakelykbeden , waarvoor die te Spaa gefchikt zyn. Dit huis wierd juist geopend toen wy ons hier bevonden- Stel u het zeldzaam gezicht voor , in het midden van een zeer onvruchtbaar, eenzaam en naakt oord, alwaar de magere en fteenachtigc grond niet eens in ftaat is om heestergewas en wilde boomen voorttebrengen, een enkel groot fpeelen danshuis te vinden , dat van muzyk weergalmt. Plaatfen, die van vermaarde gezondheids, bronnen voorzien zyn, bieden den geene, dié zyne menfebenkennis zoekt te vermeerderen , een zeer bekwaame gelegenheid aan. Hier vindt men menfchen van alle rangen, van alle fek« F 2 ten,'  C 8'i ) £5n, van eiken ouderdom , uit menigvuldig* v'olkeren en van e ke gemoedsgefteldheid. Mier heerscht tevens zulk eene losbandigheid en zulk • eeneuiteeftrekteverdraagzaamheid omtrent dezeden, dat men weinig moeite doet, om anders te fchynen, dan men is, en dat men derhalven menigeen wezenlyk zien kan zo alshy.s, en niet zo als by in zyn huis en in zyne gewoone betrekkingen tracht te fchynen. Men ziet hier te Selyk alle foorten der menfchelyke ellende-, en wel in een fchrik ver wekkend kontrast, met alle foorten van weelde en overdaad : fchitterende pracht en havenlocze armoede; ge«nden, die om het vermaak hier zyn , en deerniswaardige zieken en gebrekkelyke menfchen Van allerleien aart; blygeestige en vrolyke weZens als de volle maan en wangen, die door bekommering verbleekt-, door fmart en wanhoop verwrongen en ontluisterd zyn;lieden, die hunne eezondheid door.buiienfpoorigheden nu eeist willen ondermynen, en anderen , die hunne gepleegde buitenfpoorigheden betreuren, en de ellenden, welke zy zich daardoor op den hals hebben gehaald , door het mineraale water tra-htenwegtefpoelen; ryke Heden, die by den overvloed gebrek lyden, en armen, die by alle hunne behoeftigheid veeltyds veel gelukkiger zyn,  C «5 ) zyn, dan zy. Onder de bedelaars, die zich ook bier, gelyk op andere foortgelyke pkatfen, in menigte ophouden, liep voornaamelyk één in 't oog, die op eenen ezel zat, en dus rydende de voorbygangers vervolgde Een ander, die ook niet te voet wilde gaan, liet zich door zynen makker op eenen kruiwagen de menfchen nakruyen. De pryzen der leevensmiddelen en van andere behoeften zyn hier ongemeen hoog gereezen. Voor eenen maaltyd aan de openbaare tafel, betaalt men, behalven den wyn , zes en dertig ftuivers;en Iaat men zich het eeten op de kamer brengen , dan moet men (het zy middag of avond ) agt- en ■ veeitig ftuivers geeven. Van konst en nyve'rheid heb ik hier niets kunnen ontdekken, behalven een fabriek van verlakt werk, waarin men etuis, doozen, kistjes en diergelyke maakt De mineiaale bronnen, en da daardoor gelokte vreemdelingen , voeden de inwooners deezer plaats. Zo veel van S; aa. Morgen reizen wy zeer vroeg naar Luik. Vermits wy daar zullen vernachten , fluit ik deezen nog niet, maar zal dcr.zelven mede neemen, om da"r eerst nog de waarneemingen 'er bytevoegen, die wy morgen zullen doen. F 3 VER-  ( 86 ) VERVOLG. Luik , den 28. Jv.ly 1729- D en weg van Spaa tot hier hebben wy juist niet zeer bekoorlyk gevonden. Hy beloopt flegts zeven uuren want in alle deeze gewesten, jian deezen kant van den Rhynftroom, rekent men niet meer naar mylen, maar naar uuren, of franfche mylen (*) doch hy viel ons byna zo lang , alsöf hy even zo veele mylen bedraagen had. Dit ontftond nu wel eensdeels van het koude en regenachtige weêr, het welk ons noodzaakte do glazen optebaalen , maar anderdeels ook van de onvruchtbaare en naakte bergen, die wy over moesten. Het gebrek van dseze naakte berg-gewesten aan bekoorlyke tafereelen der natuur, en de mistige lucht, die ons verhinderde verre van ons af te zien, deeden ons geen berouw hebben, dat wy het grootfte gedeelte van deeze kleine dagreis met de opgehaalde glazen van ons rytuig doen moesten. De weg zelve is , gelyk hier alle de wegen Zyn, een welaangelegde konstweg. ^ (*) Vyf Franfche mylen (Beufs) worden op drie Duitfslie gereekend.  ( 87 ) Hoe verveelend echter deeze togt voor de meesten onzer was, deste aangenaamer wierden wy verrascht door het gezicht van de groote en zich ongemeen prachtig verwonende ftad Luik, en van het geheele heerlyk gewest, waarin dezelve ligt. Verbeeld u een vruchtbaare bekoorlyke vallei, omringd van lagchende bergen en heuvels, die met landhuizen, kloosters en kasteden pronken, door welke zich een bevallige ftroom, de Maas, kronkelt; vóór u, tegen het gebergte, de aanzienlyke ftad Luik, die haare ontailyke torens ten hemel opfteekt; de geheele valei, byna eene vierde van een myl in den omtrek, en de zyden der haar omringende bergen en heuvels met glansryke gebouwen als bezaaid, welke byna de geheele landftrc.ek doen voorkomen, als een enkele onmeetelyk- groote ftad! Doch dit alles zal naderhand beter van de hoogte te zien zyn." Thans lelde ik u in de ftad. Hier kan men fchier geen adem fcheppen:' De ftraaten zyn meestal zo naauw, zo morsfig en zo volkryk, de gebouwen zo hoog en zwart van de kooien - damp, dat men indedaad min of „eer benaauwd wordt. Het getal der inwooneren wordt op 80 tot loceco begroot. Eenige ftraaten zyn zo naauw, dat twee voetgangers, F 1 dis  ( 88 > die fatzoenelyk gekleed zyn, elkander naauwlyks voorby kunnen gaan; veele anderen zyn vooiiil nictbreeder, dan dat twee rytuigen, die elkander ontmoeten, 'er door kunr.en komen. De geheele ftad fchynt in den rook gehangen te hebben, en'er thans nog in te hangen. Dit ontftaat van den damp der fteenkoolen , de gewoone brand van deeze plaats, en het voorTjaamfte voortbrengzel der natuur in dit gewest;die, naardien zy fmeeriger, dikker en zwaarer ïs, dan de hout-rook, niet zo gemakkelyk op. flygt, en zich fterker en zwarter aan de ge 'bouwen hegt. Het volksgewoel in de naauwe ftraaten deezer ftad is zeergroot, dcch grooter nog de armoede, die daarïn fchynt te heerfchen. Zelfs ons, die over Paderbom, Aaken en Spaa gekomen waren, alwaar wy reeds zeer flegte fchikt kingen wegens de armen meenden gezien te hebben , viel dit gezicht nogthans in 't oog; boe vreemd moet zulks dan niet zodanige reigers voorkomen, die minder daartoe voorbereid wierden? Men vindt zich niet alleen ove.ül van bedelaars vervolgd: maar geheele ftraaten fchynen ook bewoond te worden van menfchen, wier toeftand niet veel verfchilt van dien der bedelaaren. Wy beklemmen, by voorbeeld, dee.  ( 89) deezen r.ademiddag den berg, op wiens top de Citadél ligt. Een lange, ftedc en flegt gemaakre ftraat der Stad, die zeer mocijelyk te bewandelen is, leidt derwaards. De bewooners deezer ftraat febynen meest van het kantenwerken hun onderhoud te hebben. Naardien dit werk juist niet binnensbuis behoeft verricht te worden, ziet men byna voor ieder huis de familie met hun werkkusfen voor de deur op de ftraat zitten. Alle deeze familiën nu fcheenen, naar hunne kleding en uitgehongerde gedaante te oordeelen, in eenen zeer behoeftigen toeftand te weezen. Naauwlyks hadden wy begonnen deeze armoedige berg ftraat optcklimmen , of de kinderen vlogen de huizen uit, drongen met een groot gefchreeuw op ons aan en vroegen om een aalmoes. Myne reisgenooten kregen den inval, dat zy de gift, die zy begeerden, eerst moesten verdienen. Zy loofden derhalven pryzen uit aan de geenen van hen, die de lange en fteile ftraat het fnelst zou oploopen en den top van den berg het eerst bereiken. Dus ontftond 'er een wedloop, waarin de bewooners zich zeer fchecnen te verlustigen , en die ons van de Iaiiige opdringing deezer kleine bedelaaren by voorraad bevrydde. F s Op  ( 90 ) Op de Bolwerken van de Citadel (*) ziet men IOndöm neêr in een landfchap, het welk de verbeelding sieh niet menigvuldig», ryker en prachtiger zou kunnen voordellen. De urtgeCde Stad met haare honderd Kerken en Kloosters, het Bisfchoppelyk Paleis in deze We, de prachtig gebouwde en ryke Abdy ft. Jop een hoogte ter rechterhand, de geheele lagchende valei rondom de Stad, bezaard met landhoeven, lusthuizen en kloosters, de fcbilISdge kromten der Maas, die al üuipende van tusfchen de bergen te voorfchyn komt, en na de Stad in twee gedeelten, die door eene hooge en zwaare brug verenigd zyn, verdeeld te hebben, zich wederom achter de bergen verüest de fraay bebouwde kring van hoogten en bergen rondom — dit alles famengenoroen levert zulk een voortreffelyk, grootsch en fchitterend tafereel der natuur op, dat men uuren lang zich daar zou kunnen ophouden en dezelve met verbaazing aanfehouwen, zonjer daarvan verzadigd te worden. lk weet niet, wat de redenmagweezen.dat veekn van de fraaifte gewesten in Duitscbland, ;„o irelvk in eenige Aardryks-  ( 9i ) met opzicht tot de bekoorlykheid van derzelver ligging, het minst bekend zyn; en daarentegen anderen , die niet half zo veele fchoonheden der Natuur bezitten, niet zelden algemeen ge preezen en met verwondering befchouwd worden. Dit is, by voorbeeld , het geval met Ments en Luik. Het eerfte' ftaat overal bekend als een plaats van eene verwonderenswaardige ligging; en het laatfte heb ik, zo veel ik weet, nimmer in die betrekking hooren pryzen. En evenwel verdient het eerfte met het laatfte naauwlyks vergeleeken, en nog minder daaraan voorgetrokken te worden. Indien men aan het eerfte den Rhynftroom benam, dan Was deszelfs heerlykheid weg; het laatfte integendeel zou het beste fieraad, de Maas, in allen gevalle kunnen misfen, en de landitreek , waarin het geleeger is, zou altoos nog verdienen mede onder de bekoorlykfte gerekend te worden. Doch ik bemerk wel, dat liet met de landfehappen gaat, gelyk met de menfchen; hun grooter of geringre naam, en de meerder of minder achting, waarin zy ftaan, hangt veeltyds minder af van hunne voorrechten, dan van toevallige oorzaaken. Op eenen kleinen afftand van deeze Citadel, ziet men het dorp Rocoux, waarby in het jaar J74ö e«n veld/lag tus-  ( oO tusfchen de Franfchen en de verbondene Mogendheden , onder den Marschalk van Saxen en den Hektog van Cum.berland, voorviel. By het afklimmen van de Citadél moeiten wy door de zelfde armoedige lange ftraat, langs .welke wy opgeklommen waren, weder terug keeren. Het afbeeldfel der behoeftigheid vertoonde zich hier andermaal zo dikwerf en zo deerniswaardig aan onze oogen, dat-het noodzaakelyk onze oplettendheid wekken en noodigen moest, om de oorzaaken daarvan optefpooren; en deeze liggen juist zo diep niet bedolven. De Roomsch-Katho'yke Godsdienst, die overal, waar dezelve de heerfchende is, de bedelary bevordert, .terwyl hy de luiheid door eene buitenfpoorige menigte van feestdagen begunftigt , en het kwaalyk begreepen leerftuk .van de goede werken menigmaal alleenlyk bepaalt tot het aalmoes-geeven en de gefchcnkeu aan Kloosters en Kerken; vervolgens de vreesfelyke menigte van Kloosters in deeze Stad, waaiïn zich eene geheele bende van ledigloopers, ten koste van het arbeidzaam gedeelte der Natie, met het merg des lands mest; eindelyk ,de gebrekkige geftcldheid van deezen Staat, die federt honderd jaaren onder den diuk van de  (93 ) de gcesflyke dwingelandy zucht — deeze drift oorzaaken famengenomen , zyn meer dan voldoende , om eene volkomen bevredigende oplosiing daarvan te geeven Sedert het jaar 1684» toen de betere Staatsgefteldheid deezer Naties door een in dien tyd regeerenden eerzuchtigen Bisfchop, omgekeerd wierd, leeft de burger en boer in eenen toeftand van verdrukking, welken zy waarfchyridyk niet lang meer zullen uithouden. Het geduld der Natiën heeft zekere hoogte, waartoe het zich laat uitrekken. Toe die hoogte toe verdraagt het alles , omdat da me' fehen goedaardig van Natuur , vooral jegens hunne Regenten zyn; doch komt men boven deeze hoogte, dan eindigt hetzelve eensklaps, en het is met de onrechtvaardige heerfchappy gedaan. Dit tydftip fchynt voor Luik met fnelle fchreden te naderen,- want het misnoegen en de innerlyke gistingen in deezerï Staat zyn reeds hoog gereezen. Het is zeer wel mogelyk, dat wy op onze terug-reis van de uitvaart derFranfche dwinglandy, een tweede) omwenteling in Luik, en een derde in Braband kunnen bywoonen en vieren (.*;. Doch onze weg (') Dit vermoeden wierd met opzicht tot luik ftoedfger, "n met opzicht tot briïanA wat laater be,  C 94 ) *e, zal ons alsdan door andere landen lelden; want bet voorneemen is, om onze 'erug-reis door bet voortreffelykc Champagne, over Metz en Mentz, te neemen. By alle deeze armoede , die bier onder de {malle gemeente heerscht , wordt nogthans in deeze Stad zeer veel rykddm gevonden, welken men echter flegts in de huizen der hooger ■Geeftelykheid, in de Kloosters, en by de groote Kooplieden en Fabrikcurs zoeken moet. Onder deeze zegt men dat 'er verfabelden zyn, die wel een milliöen guldens bezitten. De Koophandel, m hier gedreeven wordt, is zeer aanmerkelyk; doch nog aanmerkelyker zyn misfehien de Fabrieken. Onder de waaren, die hier uitfteefcend goed en in een zeer groote menigte gemaakt worden , munten vooral uit allerlei foorten van Kooper- en Yzer-werk, in 't byzonder Snaphaanen, Degens en ander ge weer, als mede gelooid Leder. Met deeze dingen wordt een aanzienelyke handel wyd en zyd, zelfs naar andere ^\d-^kn^ telingen tc voorfpellcn.  Cos ) droeven. De ruuwe materialen levert het land zei ven op. Over 't algemeen kan men dit volk den lof niet weigeren, dat het een aeer nyver en vlug volk is. Indien dit het geval niet ware, zouden de verkortingen, die hetzelve federt honderd jaaren in zyne rechten en vrydommen geleeden hééft, deszelfs nyverheid omtrent de Fabrieken en den Koophandel reeds hebben doen verflaauwen, en het zou derhalven niet half zo fterk bevolkt zyn, als het indedaad is. Men rekent dat de geheele omtrek van dit land weinig meer, dan honderd vierkante mylen bedraagt, en het getal van deszelfs inwooners wordt begroot op 220000. Bygevolg vallen op ééne vierkante myl ten naaften by 2200 ingezetenen, het welk voor eenen geefte'yken Staat en voor een land, waarin de derde iland onder eenen harden Ariftokratifchen en Hiërarchaalen druk zuchten moet, al eer.e vry aanzienelyke bevolking is. Gykent, meen ik, den vermaarden Muzykmeefter Gsetiiï; doch gy hebt waarfchyne» ]yk tot nu toe, even zo weinig als ik, geweeten, dat Luik zyne vaderftad is. Zulks ontdekte ik hier, terwyl ik tevens vernam , dat de ftad uit dankbaarheid voor de eer, welke deeze haar burger haar had aangedaan } een. gedenkteken voor  TT,óv hem beeft opgericht. Het beftaat uit zyh borstbeeld, van wit marmer gehouwen ,- het welk hier in den Schouwburg geplaatst is. Het verftrekt den Luikenaaren zekerlyk tot eer, dat zy de verdienden hunner landslieden weeten te fchatten. Eene gewoonte by fierfgevallen in aanzienelyke familiën, die men te A-.kcn ook reeds vindt, verdient misfehien, by gebrek van andere opmerkingen over dezeden en gebruiken deezer plaats, welke ik wegens ons kortduurig verblyfniet maakenkon, hier aangeroerd te worden- Aan heihuis, waarin iemand geftorven is, j,angt ik meen een geheel jaar .—. een Sc. itd, waarop het familie-wapen ftaat met het woord: obiit (hyftierf) benevens den dag en het jaar van zyn overiyden. Of deeze openly. ke aantooning alleen by den dood van een Huisvader, dan ook by het overiyden van andere leden der familie plaats heeft, weet ik niet. Om u, myn lieve Kind.' in een voorbeeld onder het oog te brengen, wat in zekere landen, alwaar de wysbegeerte en het gezond menfchenverftand den nevel der vooroordeelen en des bygeloofs neg niet konden verdryven, heden ten dage nog al voor waare gefebiedenis verkogt, geleezen en geloofd wordt, zal ik de plaats,  ( 97 ) plaats, die ik nog overheb, befteeden, om u eenige brokken uit eene onlangs verfcheenen Gè' fchiedenis van Luik medetedeelen. Ingevolge deeze waare gefchiedenis, leidt het Bisdom Luik zynen oorfprong onmiddelyk van den Aposcel. Petrus af. ,, Nadat deeze , zegt myn „ Gefchiedfchryver, den Pausfelyken Stoel te ., Romen bad opgericht, zond by zyne leden uit „ in verfcheiden gewesten der waereld , ten einde de Heidenen te bekegren en de Kerk te vestigen. Onder deeze waren ook de heilige „ Euchakius, de heilige VALERiusende „ heilige Matjsnvs, die alle drie naar „ Trier wierden gezonden. Terwyl nu deeze „ heilige mannen derwaards reisden, gebeurde j, het door Gods toelaating, die zyne eer wil' „ de vergreoten, dat de heilige Maternus „ aan eene Koorts overleed. Dit geval wierd den heiligen Petrus te Romen gemeld ; en „ deeze zond zynen herderftaf met het bevel, ,., dat men het ligchaam van den overledene „ daarmede moest aanraaken. Zulks was zodra niet gedaan , of de heilige Maternus, fchoon hy reeds veertig dagen in het graf had, ,, geleegen , keerde oogenblikkelyk weder in het „ leven en tut een volmaakte gezondheid terug' „ Het natuurlyk gevolg van dit wonder was de III. De ei.. G „ bs.  ( 98 ) bekeering van veele Heidenen, dié begeerden \ terftond gedoopt te worden. " De drie vroome en heilige mannen kwamen '"nu teïrfcr.en ftichten aldaar een Bisdom. " De eerfte Bisfchop was de heilige Eucha" rius; die door den heilige Valerius " wierd'opgevolgd; na wélken eindelyk de het"ïige Maternus deeze plaats bekleedde. 7)e laatfte bekeerde mede veele Heidenen " in de ftad Tongeren en lei ook hier een " „ieuw Bisdom aan; bet welk vervolgens naar " Maftricht, en van M.Jlricbt eindelyk naar li verplaatst wierd. Met het verplaatfcn des Bisdoms van Tongeren naar MaJlriclM „ het aldus geleegen: Eender opvolgers van den heiligen Ma1-ernus, de heilige Vau.ttn, leide, " toen hy wilde derven, zynen bisfehops-ftaf " 0p het autaar, en gelastte zyne kudde, om geenen opvolger te noemen , tot dat God hun daarover eene openbaaring Reeven zou" de Deeze openbaaring bleef ondertusfehen " zeven jaaren uit, en de bis'fchoppelyke ftoel " derhalven ook, ingevolge het bovengenoemde " voorfchrift, zo lang open. Eindelyk kwam 1 het verwachte wonder. Een Engel nam der. > SUjcbtps -ftaf van het autaar, en gaf denzei-  (99) „ ven over aan den heiligen Servatius. „ Deeze wierd dan Bisfchop. Niet lang daarna ,, had dezelve een profeetisch gezicht. Hy zag „ in een droom, dat wilde volkeren eenen in„ val doen en de ftad Jongeren in eenen pain„ hoop veranderen zouden; om 'er een eeuwig „ gedenkteken va* den Goddelyken toorn van te „ maaken! Hy was verftandig en heilig ge„ noeg , dat hy zichzelven en de gezegende „ beenderen van zyne heilige voarzaaten tracht„ te m veiligheid te brengen; hy verplaatfte der„ halven zyn Bisdom van Tongeren naar Ma,, flricbt, en nam de heilige beenderen mede. „ Wat hy voorzien had, gebeurde indedaaad,„ doch hy en de heilige beenderen waren in „ veiligheid. Deeze heilige Servatiits „ was een Neef van onzen Zaligmaaker. Want „ AwNA.de Moeder van de gezegende Maagd , „ had, gelyk bekend is, een zuster, Esmesu „ genoemd; deeze baarde Eltsabeth, de „ Moeder van den Dooper, benevens eenen „ zoon, welken zy, gelyk elk weet, Eliud „noemde. Deeze Eliud teelde Emu, en „Emu teelde Se rv ati us " . z0 ajs vyf iatynfche vaerzen, Godweet, van wie —. klaar betuigen, welke onze GefchiedG * fchry.  ( ico ) ftWryver niet verzuimd heeft, ter ftavinS van dié geze-de aantehaalen. Hebt gy lust, om van deeze waare gefchiedeni, nog meer te weeten? Goed , ik zal dezelve medebrengen; dan kunt gy u naar goedvmden daaruit fti-hten. Gy zult het misfcbten aanmerkenals eene Legende, die in de vyfuende of zestiende eeuw gefchreeven is, cn «Le men mogelyk in deeze dagen flegts dan nog leest, J eer men eens lagchen wil: doch d>t ,s zo 'et het is eeneGefchiedenis, d» eerst fe, dert'vyf jaaren in het hchtgekomen is. Z.e hier ,„n tytel: Alhrègè Chronologe de mftotre de LieJ,jus^fl^ée ^U-ALiege cheZ Verfoeijelyke pen, d,e onze verlichte eeuw zodanig heeft kunnen fchand- vlekken.' , . Deezen nacht vertrekken wy van bier naar Brusjel. Slaap inmiddels wél, myn lieve L o t„» Wanneer gy ontwaakt, zyn wy reeds m Brabant. Ik omhels u met een vaderlyke ha, telykheid. vyf-  V Y F D E BRIEF. Brusfel, den 29. July 1780. Indien wy meer vervaard waren, dan wy indedaad zyn, ik zou u, lieve Dochter.'heden van hier niet fchryven. Wy zouden dan óf in Luik gebleeven , óf wel weder terug ge-; keerd zyn. Hoor eens, hoe dit famenhangt! Gisteren avond ten tien uuren kwam de Brusfelfche Post te Luik aan, en bragt vreesfelyke berichten mede over den opftand van het volk in Brabant. In twee fteeden, door welke de weg van Luik naar Brusfel loopt , te weeten in Tirlemtmt en Leuven, was het oproer uitgeborften. In beiden had het graauw verfcheiden huizen van Keizers-gezinden geplunderd; en in Leuven , waarin een bezetting ligt, hadden de Soldaaten agt burgers, en onder deezen éénen vreemdeling, dood gefchooten, die niets anders gedaan had , dan dat hy de ftraat dwars over van het eene huis naar het ander ging, dewyl het verbod, dat niemand mogt uitgaan , niet tot zyne kennis was gekomen. 15e befchryving van den gedücbten toeftel, welken men in de twee genoemde fteden gemaakt had, om het G 3 °P" {  ( ica ) oproer te keeren, was indedaad zeer fchroomelyk. Echter voor ons niet. Onze zucht om ooggetuigen te zyn van het worftelen der volkeren naar vryheid, en van hunne kloekmoedige poogingen , om zich wederom in het bezit van de hun ontroofde rechten der menschheid te Hellen , was te fterk , dan dat dezelve niet zou hebben kunnen opweegen tegen elke kleinhartige overweeging. Het jaar 1789. zal in de gefchiedenis der menschheid het begin van een nieuwe tydrekening worden. Dat geene, 't welk thans in Frmkryk gebeurt, en in de Ooftenrykfche Nederlanden ftaat te gebeuren (*), kan niet zonder de grootfte gezegende gevolgen voor het geheele menschdom in alle waerelddeelen blyven. Wie zou zich, om een weinig gevaars, laaten afchrikken , om zodanige aanmerkelyke bedryven, zo zich de gelegenheid daartoe aan-, biedt, van naby te befchouwen? Om evenwel niet ligtvaardig te werk te gaan , hadden wy ons niet alleen te Aaken en Luik, met Pasfen van de Pruisfifche en Franfche Ge- zan- m En nu, terwyl dit ftuk ter drukpers gaat, reeds gebeurd is, mast echter eene zeer flegte keer heeft 'beginnen te neenicn.  ( ï03 ) ' zanten voorzien; maar hcflooten ook ons van Luik tot Brusfel van de gcwoone post (DM. gence) te bedienen, in de onderftelling, dat men deeze meer dan eigen rytuig ontzien zoude. En zo vertrokken wy dan nog vóór het aanbrecken van den dag in Gods naam. Deeze reis was niet zeer gemakkelyk. Hoewel de wegen hier overal zo goed beftraat zyn, dat de reiziger byna niets meer wenfchen kan; hoewel de landen, die men doorreist, in vruchtbaarheid, bewerking en bevolking mede behooren tot de rykftcn en fchoonften in Europa : was ons rytuig met allerlei foorten van menfchen zodanig opgepropt, dat wy wezenlyk meer op en aan elkander gepakt, dan naast elkander zaten. Het is toch niet wé! gedaan, dat men op yerfcheiden post ■ plaatfen de menfchen voor haringen houdt, of ten minften dezelven zo behandelt, als of men ze daarvoor hield. Men heeft, al is men geen post-bediende, evenwel ook gevoel; en het wil toch indedaad iets zeggen, twintig Franfche mylen achter een, vooral op eenen zeer warmen dag , zo gedrongen te zitten, dat men niet een van zyne leden naar willekeur beweegen, of flegts in een andere houding brengen kan. Dit was by ons het geval. Ondertusfchcn droegen wy deeze bezwaarG 4 lyk-  ( ïc4 5 Uheid me* gedtfd, eensdeels omdat dezelve nu toch onvermydelyk wast anderdeels dewyl Wy 'tzeer bi'dyk vonden, dat wy , retzenue naar zodanige landen, alwaar men zich de verdrukking onder welke men tot h;ertoe had gezu-ht tracht te ontwringen , evenwel ook eeist ijbg eèn kleinen voortmaak van den toeftand van verdrukte menfchen mogten hebb*n. W.e met de vrolyken zich wil verblyden, die moet alvorens met de lydenden geleeden hebben. Zodra wy de grenzen van Brabant bererkt hadden, vertoonde zich aan ons het ónnatuurlyke beeld van een Regeering, die met haare onderdaanen worftelt, om dezelven aan kluiftere te leggen , in deszelfs geheele afzichtigheid; Wy vonden de tegen eikanderen werkende krachten aan wederszyden, op zulk een graad gefpannen , dat een fcheuring onvermydelyk fcheen. Overal de hoogfte verbittering over geweldaadig ontroofde rechten en vryheden aan den éénen, en overal dreigende militaire magt, die deeze verbittering door verbittering fmooren wil, aan den anderen kant. Gelyk een tweede blikfemftraal, zomen zegt, fomwylen wederom kan uitbusfchen, wat de eerfte in brand gejaagd heeft, vleit zich deeze Regeering met de hoop, dat ookzv, door de aanhoudende oefening van een wil*  willekeurig geweld, den brand, die uit het ga* bruik van zodanig geweld ontftaan is, weder zal kunnen blusfehen Ydele hoop ! De tyden zyn voorby, dat een volk, 't welk begonnen heefc bewustheid te hebben van zyne fmaadheid en van zyne krachten, en nu tot de gedachten vervalt, de eerfte te vernietiger], en van de laatften voor zich-zeiven gebruik te maaken, door geweld zou kunnen tegengehouden wor> den. De reden is uit haare fluimering ontwaakt, en reet haar hei gevoel van de menschheid en haare rechten; met haar het doorzicht in de natuurlyke betiekking , welke tusfchen volk en Regëntsrl moet (tand grypen, zo het oogmerk der maatfebappy zal bereikt worden ; niet haar de onmogelykh'eid , om de verdrukking der dwingelandy nog langer doorteflaan. Verftandige Vorften, die den tegenwoordigen toeftand der menschheid weeten optemerken en te fchatten, zullen den teugel hunner regeering, wanneer dezelve te fltraf was, vrywillig en nog ten rechten tydebot vieren, en zullen dan in de iiefde en trouw hunner onderdaanen winnen, 't geen zy door aftezieh van de onrechtmaafige adeenheerfching opofferden : otj. verftandige Vorften, die dit niet verkiezen te cio'en, zuilen zich daartoe genoodzaakt zien.— G 5 • Te  ( xo6 ) Te Tirleinont en Leuven vonden wy bewaarheid, 'tgeen men ons gisteren avond daarvan had geboodfchapt. In beide plaatfen waren een aantal huizen van dwingelanden uitgeplunderd, en venfters en deuren vernield; een waarfchouwend voorbeeld van de volks-woede, die door onrechtvaardigheden getergd wordt! Beide de eenoemdefteden, vooral Leuven, fchynen, naar de geduchte militaire fchikkingen te oordeelen, plaatfen te weezen , die men zo even eerst had veroverd. Overal ftraaten en openbaare plaatfeu van menfchen ontbloot; overal fchildwachten te voet en ruiters te paard, die hunne zwaarden in de zon lieten fchitteren; overal grof gefchut geplant, en gereed, om op den eerften wenk, dood en verwoesting in de Stad aanterichten.' Hier, in Brusfel, vonden wy het even zo. In Leuven had men zelfs, om het aan geene affchrikkende middelen te laaten ontbreeken, galgen op de markt opgericht, aan welke ladders ftonden en ftroppen gehecht waren, ten einde de ftrenge maatregelen , welke men befiooten had te neemen, oogenblikkelyk in het werk te kunnen ftellen. Doch hoe weinig ontzien zulke menfchen den dood , dien men het leven bitter heeft gemaakt! Tir.  C 107 ) Tirlemont of Tienen, is een vry fchoone en aanmerkelyke landftad met een markt, zo ruim en fraai , als men ze zelden in de grootfte fteden aantreft. Men. fchat het getal der inwooneren op 7000. Behalven den landbouw, zyn hier de voornaamftc takken van beftaan bier brouwerjën , wol nunufaftuuren , zouten falpeter - ziederyën en olie-molens. Leuven of Lotivain is een ftad van meerder belang, en was het voor deezen nog meer. Zy ligt aan de rivier de Djl en aan een kanaal, het welk men van hier tot in deRupel, en door deeze tot in de Schelde geleid heeft. Het getal van derzelver inwooneieu, 'c welk van fommigen, doch waarfchyuelyk te hoog, op 40000 begrooc wordt, kan thans , vooral na het vertrek der Akademie , misfchien niet meer dan 30000 bedraagen. Verfcheiden groote en prachtige gebouwen, die men in deeze ftad vindt, wek» keu de aandacht van den reiziger. Daartoe behooren voornaamelyk het ongemeen - fchoone, hoewel in eenen gottifchen ftnaak gebouwde Stadhuis, en het prachtige paleis, het welk de Keizer, eenige jaaren geleden, eerst ten behoeve van het door hem opgericht nieuw Godgeleerd kweekfchool (Seminarium) deed bouwer;; een gebouw zo fraai als uitgeftrekt, beftaan de uit drie  ( itï8 ) Am g^ote vierkanten, waarïn ï'rins Ka rel van Lotbaringin , die onder Maria T ii e r e s i a Stadhouder in de Oostenrykfche Nederlanden was,en door een rechtvaardige en zachte waarneeming van zynen post, in eenen zeer hoogen graad de liefde van dit volk verwierf. Het is van metaal zeer fraai gewerkt. De opfchriften van het voetftuk verhaalcn, zonder uitfpoorige loftuitingen , de we» zenlyke verdienften van deezen Prins. Het voortreffciyk portaal van de Caudenberger- Kerk is een modél van fraaije engrootfche bouwkunde; even gelyk deeze Kerk inwendig door' een verheven eenvoudigheid iemand verrascht, het geen men anders niet gewoon is in Roomfche Kerken te vinden. Zy is geheel en al zonder eenige verfierfelen, effen en wit, behalven evenwel het Orgel, als mede de Kanfel van eenen zeer goeden fmaak, die beiden van •ongekleurd hout en dus bruin zyn. Doch juist dit effene, dit geheel gemis van alle beuzelachtige en praaiende verüerfelen, maakt in het verband met de edele gedaante deezes tempels, op den geene, die voor de eenvoudigheid en waars verhevenheid is, eenen' indruk, welken geene pracht, hoe groot ook, in ftaat is te bewerken. Ik herinner my, flegts éer.maal in rryn leven iets diergelyks, hoewel in  ( 126 ) m 't klein, gezien te Hebbêni Dit is de Slotkerk te Karlsruhe, die dezelfde edele eerivou■ digbeid en eenvoudige verhevenheid kenfchetst. By de intrede in de prachtige Kerk der heilige C udui-a, Honden wy in verwondering weggeIzonïcen , en vergaten Joor de menigte van bonte, ifchitterende en blinkende voorwerpen, die ons •van alle kanten in 't oog vielen en bedwelmden, de bedoeling, die dit alles hebben moest: maar ihier gevoelden wy ons van eene zachte aandoening en een eerbiedwekkende gewaarwording doortrokken, zodanig dat wy fchier onwillekeurig hadden willen neerzinken , om aantebid- Mcë Aan den ingang van deeze fraaije Kerk, Haan aan de buitenzyde der deur onder het portaal twee verbaazend groote ftandbeclden, die Mofes en David voorftellen, en de boog boven de deur van het portaal is met vopttrerTelyk verheven beeldwerk verfierd. Een van de prachtige gebouwen, die het Koningsplein inflüiten, is het Lotery -huis : want ook Brabant is van deeze burgerlyke en zedelyke pest, van deeze duivelfche uitvinding en algemèené landplaag onzer tyden, niet verfchoond 'gebïeeven! Ondertusfchen heeft men hier, ten einde den waaren gruwel der zaak onder eenen lieffelyken fchyn te verbergen , eene  ( 127 ) eene' weldaadige fligting daarmede gepaard , die wel een onkundigen, wiens oogen alleenlyk aan de oppervlakte der dingen kleeven, doch geenszins den denkenden opmerker, die het rekenen eenigzins verftaat, misleiden kan. Men heeft naamelyk de negentig nommers van elke trekking onder even zo veele arme meisjes verdeeld, zo dat vyf van dezelven altoos moeten winnen, en dit gewin beftaat in een huwelyks- goed van 156 guldens. Deeze lotery bauwt derhalven jaarlyks omtrent tagtig arme meisjes uit, en geeft daartoe alle jaaren omtrent 13000 guldens. Dit fchynt nu zekerlyk zeer fraai en loffel yk te weezen, doch by het licht befchouwd, is deeze gewaande edelmoedigheid juist zo groot niet; want by nader onderzoek komt dezelve adeen daarop uit, dat meiï het Publiek , en wel voor het grootfte gedeelte de minvermogenden , jaarlyks omtrent 300000 guldens ontneemt (*) , en aan hetzelve ter vergoeding 13000 (*) Dat deeze ondcrflelling geenszins uitfpoorig is, b'Iykt onder anderen uit de berekeningen van bet zuiver overfchot der lotery, welke uit verfcheidcu plaatfen aan liet Publiek bekend gemaakt zyn. Zo bedroeg, by voorbeeld, de zuivere winst, welke de lotery te Copenltagen 11a aftrek van alle winst en onkosten  ( 128 ) ij-oeo guldens, dus omtrent het vier- en twtotigfte gedeelte van het ontnomene onder den fehyn van weldaadigheid terug geeft ; of dat men jaarlyks duizend bedelaars, en in deeze even zo veele flegte , tot bedrog en dievery verleidde menfchen maakt, ten einde tagtig arme meisjes een klein huwelyksgoed te bezorgen , het welk zy en haar» egtgenootèn misfchien weder naar dezelfde bron fleepen, waaruit het gevloeid is. Is 't niet hemeltergend, dat zo veele Regeeringen , en onder dezelven mede zodanigen , die den naam hebben van rechtvaardig en mildaadig, zich nog altoos bedienen van de onkunde hunner ondcrdaanen , dat zy naamelyk het rekenen niet verdaan , om hun de guldens en zesthalven, die van andere lasten, welke zy moesten beraalen, overfcbooten, uit de beurs, de bedden uit hunne fponden en het laatfte noodzaakelyke ftuk huisraad uit hun- ne ten van het jaar i??3 tot 1787, dus in veertien jaaren, opgebragt heeft over (Je 27?7°-7 Daalders, of (5016648 Guldens holl.) hct wdk m c!k 5aar by clc -00000 Daalders zwaar geld, dus meer, dan 300000 Brabantfché Guldens bedroeg. Zie No. 13 van den Hamburgi/then ünpartcifchen Concfpondcnl en rfe llam- turgifche neut Zcitung van 't jaar 1790.  ( "9 ) ne armhartige hutten te fpeelen (.*) ? Hoe wreed! — Doch, waartoe dient het, over eene zaak te yveren, die wy beiden niet kun. nen veranderen, en wel in eenen brief aan u welken zy, die zulks aangaat, nooit leezen zuil fcn? En bovendien, wie weet, of dit kwaad met ook een van den geenen is, waarvan de Voorzienigheid zich bedient, om zo menig gedrukt Volk de oogen te openen over deszelfs ongelukkiger) toeftand, en over denoodzaakelykheid, om eindelyk. eens met nadruk aantedrin. gen op het affchaffen van zo veele fchreeuwende misbruiken ? In Frankryk had men immers ook loteryen,- en nu zal men aldaar Vryheid en een verftandige Staatsgefteldheid invoeren Somtyds moet een zieke, zal hy geneezen eerst nog zieker gemaakt worden; en de dwingelanden ver/laan het geneezen misfehien beter, dan zy zeiven weeten. . Niet O) Men ziet echter tevens hieruit, en uit zo veele foortgclyke bedryven, waarom het zo menige Rc^ee ring die zich dezelven veroorlooft, volftrckt geen ernst is, of zyn kan, om zorg te draagen voor een be ter ondcrwys cn meerder verlichting Imrcr ond " daan en. Want dan zouden zy immers ook van de' toteryen cn andere foortgclyke knevelaryen moeten III. Deel. I  ( 3 30 ) Niet verre van bet Koningsplein treedt men bet Park in, een lusthof van eenen grooten omtrek, en vol van bekoorelyke fchikkingen; de vergaderplaats der fraaije waereld in de koele avonduur en. 'Er zyn weinige fteden, dre zich van zulk een aanzienelyke en aangenaame openlyke wandelplaats binnen haare poorten kunnen beroemen. Tegens den avond wordt dezelve door lantaarnen, en op zekere tyden door onnoemelyk veele lampions, als een Vauxhall, verlicht. In vcrfcheiden tenten vindt men alle uuren van den dag ys, limonade, thee, koffy, chokolade en andere ververfchingen. Naast dit Park is de Kinder.Komedie, een toneel, het welk door een gezelfchap van welgeoefende kinderen betreden wordt, die men zegt dat uitmuntend fpeelen. Wy hebben geen gelegenheid gehad, om hen te zien. In den tuin v/ekte een grootsch opfchrift aan een klein huisje onze oplettendheid. Wy naderden hetzelve en lazen: „ Hier is de Eindpaal.' „ Hier heeft men de Natuur tot de hoog„ fte gelykheid nagebootst.'" Dit was in het Latyn, Wat laagcr ftond in het Fransch  ( 131 ) Fransen: „ Het Geheel-Al, of vertooning'der „ Tegenvoeters, zo klaar voorgefteld, alsof „ men den aardbol van het eene aspunt tot „ het ander doorboord had." Dit kwakzalvers opfchrift was voldoende om ons van de EindHal ( i non plus ultra), 't welk hier beloofd was, by voorraad een denkbeeld te geevcn. Vermits wy echter ons vleiden met de"hoop, om hier een Haaltje van de Franfche Kwakzalvery te vinden, zo als wy 't in Duitschland mogelyk nog niet gezien hadden, beflooten wy toch binnen te gaan, om ons dit werk te laaten toonen. Doch, tot een onherftelbaar verlies van onzen weetlust, moest de groote man, die de kÓnst verftaat, om de natuur volkomen (Imitatas ad ungusm) ten toon te fpreiden , juisi naar Antwerps gereisd zyn , vanwaar men hem eerst over eenige dagen terug verwacht. Wy moesten derhalven voor dit maal van het aanfehouwen van dit wondergewrocht der konst afzien. Vanbier klommen wy af naar de groote markt (la grande place.) Een bezienswaardig gedeelte der Stad.' Het is een zeer ruim vierkant , ingeflooten door hooge gebouwen, die wel naar paleizen geieeken. Het grootfte en prachtigffe van dezelven is het Stadhuis; een I 2 ver-.  ( 132 ) verheven en magtig gottisch gebouw, het welk eerbied inboezemt. Jammer is >t dat hetzelve door een enkele fout ontfierd wierd, die zodanig in het oog loopt, dar men niet begrypt, hoe een leerling in de bouwkunde, laat ftaan dan een meester, dezelve begaan kon, en wel een meester die het plan van zulk een groot en fchoon geheel maakte. Daar naamelyk.waar de ingang is, die eigenlyk in het midden van de vóór-zyde behoorde te weezen, ryst een tooren in de wolken , die 3*4 voeten hoog is, en op wiens punt een ftandbeeld van veigu d koper, zeventien voeten hoog geplaatst is, dat zich naar den wind draait , verbeeldende den Aartsengel Michaël in den &ryd met den draak. Maar nu is deeze tooren, die in het raidden moest ftaan, - waarfchynelyk wegens de i;> lichtingen van binr.en — niet in het midden, jjraar eenige vakken verder naar de linker- dan naar de rechter - zyde gekomen. Zulks veroorzaakt eenen zeer grooten misftand, vermits de daardoor verwaarloosde evenredigheid teiftond by den eerften opflag, en wel op de onaanaenaamfte wyze in het oog valt. Men zegt dat de bouwmeester by het ontwerpen van het plan op de aanzienclyke breedte van het gebouw gerekend en zich gevleid heeft, dat de-  ( 133 ) zelve het gebrek van een volmaakte evenredig, heid onmeikelyk maaken zoude ; maar dat toen het gezicht hem naderhand van het tegendeel overtuigde, hy wanhoopig den tooren is opgeklommen, en zich van deszelfs top neergeflort zou hebben, om zyne fchande niet te overleeven. De overige, ten deele prachtige gebouwen, die deeze markt omringen, zyn het zo genoemde Ktï.irigS' buis (maifon du Roi) en de Gilde, buizen der onderfcheiden ambachten en handteeringen (maifons des corps et metiers.) Het eerfte is voor eenige* byzondere gerechtshoven gefchikt, en de laatflen dienen tot vergaderplaatfen der gildens. Ieder gilde, by voorbeeld, van de Kleêrmaakers, Schoenmaakers, Bakkers, Brouwers, enz. heeft zyn eigen buis; en eenigen van dezelven hebben indedaad zulk een prachtig voorkomen, dat men eerder Vorfien.dan Ambachtslieden daarin zoeken zoude. Op het Brouwers-Gildehuis, het welk met pylaaren en andere bouw-fieraadiën opgefmukt is, heeft men ter eere van denzelfden gelief, koosden Prins Ka rel van Lotharingen, een gedenkteken opgericht, het welk in een ftandbeeld te paard van verguld koper beftaat. Het is voor my altyd een aandoenelyk gezicht, I 3 'twelk  ( 134 ) 't wel!? my in het geloof aan cle goede hoedanigheid der menfchelyke natuur telkens op nieuws bevestigt, wanneer ik de blyken van liefde en dankbaarheid zie, welke de volkeren elk goed en rechtvaardig Regent ten alien tyde gegeeven hebben; doch wanneer aan den an-. deren kant, de oude cn nieuwe gefchiedenis my verzekert, dat het getal van zodanige Regenten, die de liefde en dankbaarheid hunner onderdaanen wenschten te verdienen, altoos zo klein geweest is, dan kost het my moeite, om zulks uit myn geheugen te bannen, zo ik anders in dit geloof, 't welk ik my niet gaarne zou willen laaten ontneemen , niet wankelen zal. ■ Vanhier vervoegden wy ons naar de oude c,n vervolgens naar de nieuwe Koeren markt. De laatfte is een zeer nette plaats, onlangs eerst tot haare tegenwoordige verordening, op eene met deeze bedoeling volkomen overeenkomfüge wyze ingericht. Een aanzienelyk gedeelte van dezelve is door eene leuning afgezonderd, en wederom in kleiner gedeelten afgedeeld. In ieder van deeze laatstgenoemden ftaat een py. laar met een bord, waarop de foort van graan, dat aldaar geveild wordt, by voorbeeld, tarwe, garst, erwten enz. gefchreeven ftaat. Niet verre van hier komt men aan het Ka- r.ar.l,  c i3s y naai, dat gelyk ik boven reeds aangeftipt heb, in de Schelde uitloopt, en diep genoeg is, om van vry grooter Zee - Scheepen tot in de Stad toe bevaaren te worden. Het graaven van dit Kanaal heeft i8oooeo guldens gekost, en men heeft 'er één-en veertig jaar aan gearbeid, om het te voltooijen. Doch het is ook thans van een onfchatbaare waarde voor den koophandel van Brusfel. In de zestiende eeuw is het aan. gelegd. Men vindt in Europa nieuwer Kanaalen, die meer dan twcemaalen zo veel gekost hebben, en 't land 't welk deeze zwaare kosten draagen moest, byna geen voordeel toebrengen, Op dit vaarwater gaan van hier alle dagen, zowel voor - als nademiddags, jaagfchui» ten of jagten naar Antwerpen en andere Heden, waarvan men zich bedienen kan. De Kaaijen (les quats) aan beide zyden van het Kanaal, zyn door vyf draai»bruggen (pimts toumants} vereenigd, welke, zo dikwerf als 'er een bemast Schip door moet , gemakkelyk ter zyde kunnen gedraaid worden. Het gezicht langs dit Kanaal is, uit hoofde der heerlyke ryën van hoornen , waardoor men niet alleen deszelfs oevers, maar de geheele land-ftreek, die hetzelve docrfnydt, tot de bekoorlykfte wandelweI 4 gen  C 136 ) «eTi gefetükt heeft, een van de vroolykftcn en fcboonften, die men hebben kan. Wy eindigen den arbeid van deezen voor. middag - want het is voorzeker arbeid, om in deeze bergachtige ftad, by warm weêr, uuren lang rond te loopen, om het een en ander op- temerken met de wacht-parade bytcwoo- nen. De bezetting is zeer talryk, en het volk is zo groot en fchoon, als ik het ooit gezien heb. Dit mag ook gezegd worden van alle de overige Keizerlyke Troepen, die ons federt ons verblyf in nraband voorgekomen zyn. Gy herinnert ii nog de eerfte Koningklyke Garde te Fostdam; uit even zodanige groote , handige en welgemaakte mannen beftaan hier alle de Regimenten, en alle derzclver leden, van beteerfte af tot het derde toe. Zou het niet jammer weezen, wanneer deeze wakkere lieden by de maar alte waarfchynelyke aanftaande beroering, als onfchuldige flagtöffers der dwingeland? moesten vallen? En nogthans zal dit droevig geval naar alle gedachten plaats hebben, indien niet deeze Soldaaten, die voor 't grootfte gedeelte landskinderen zyn, even gelyk de Frarifche Garde, gelooven, dat zy meer Burgers, dan Soldaaten zyn. Wat de undergefchiktheid aangaat, men fchynt  (137) by dit Corps verre aftewyken vaii de ftrengheid en de werktuig'yke naauwkeurigheid der Pruislifche Krygstucht. Ons Brandenburgers en Brunswykers kwam het ten minften zeer nieuw en vreemd voor, dat de Soldaaten met hunne OndeiÖlSciers in een hevige woordcnwisfeling geraakten, terwyl by de verdeeling der posten, de één deeze , de ander geene Randplaats, welke hem aangeweezen wierd, niet hebben wilde, maar een andere hegeerde. Zy wierden daarby zo luidruchtig, dat de Officieren, die'er naby ftonden , zulks noodzaakelyk moesten hooren; doch deeze feheenen daarop geen acht te flaan. Deeze omftandigneid fcheen den Patriotten zeer veel goeds te voorfpellen. Ons middag-maal was kostelyk, en wy waren na vyf uuren lang rond geloopen te hebben, zo hongerig geworden, dat ik niet weet ooit met meerder graagte gegeeten te hebben. Tepens den tyd van het defert, verfcheen onder onze venfters een nyver huisgezin, om ons, nadat wy de groover behoeften van de maag bebevredigd hadden, op eenen maaltyd voor onze oogen, ooren en geest te vergasten. Dit waren vader, moeder, twee dogters en één zoon; ieder fpeelde een inftrument en zong daarby, en dat geene, wat men zong en fpeelde, wierd I 5 te-  ( U8 ) tevens zo kluchtig vertoond, dat wy ons niet van lagchen konden weêrhouden. Gelyk als deeze met ons, maakten het myne vrolyke reisgenooten met de fchaaren van bedelaars, die iemand, waar men ook gaat en ftaat, overal omringen-en vervolgen. Zy gaven hun niets; maar maakten hen door de geestige gezegdens, die zy hen toevoegden, zo opgeruimd eii~blygeestig, dat zy fchaterden en vergenoegder met ons waren, dan dat wy hen het grootfte gefcbenk gegeeven hadden. Voor het overige is het wezenlyk waar, wanneer ik a verzeker, dat de bedelaars op de ftraat iemand hier by douzynen aanvallen. Arme Keizer J osephus.' hoe moeten uwe vleyërs u misleid hebben, toen zy u voorloogen en wys maakten, dat uwe aangeërfde onderdaanen reeds zeer wel bezorgd, dat zy allen reeds volkomen gelukkig waren, en dat gy nieuwe landen moest veroveren, om nieuwe, nog niet gelukkige onderdaanen te verkrygen, die gy, gelyk deeze, moest gelukkig maaken? O waarom kost gy uwe Staaten niet zo doorreizen, en dezelven zo befchouwen, als wy? Hoe grievend zou het voor uw kcizerlyk hart weezen, dat «iets, dan goeds ademt, wanneer gy de menigte en uitgeftrektheid van den arbeid zaagt, welke hier nog over-  C 139 ) overal voor den wyzeu Volks. begunftiger te verrichten is, en hoe zoudt gy , door een billyke verontwaardiging ontvlamd, deeze vuige vleyë'rs met alle hunne ontwerpen ter verovering, naar den grooten Mogol of naar de Turkfche grenzen jaagen, om de goede Boheemfche Deïften aftebsfen, deeze fchuldlooze en vredelievende burgers van den Staat, tot welker verbanning zy u op een fehandelyke wyze wisten te verleiden ? Deezen nadcmiddag reeden wy naar Schoon' berg, een onlangs voltooid lustflot der Stadhouders, die, gelyk u bekendis, 'sKeizers zuster en haar gemaal zyn. Het ligt op een kleine hoogte, een halve myl van de ftad. De weg derwaards loopt door een paradys, want zo moet men de geheele landitreek rondom Buisfel noemen, indien men dezelve naar waarheid wil befchryven. Zy fchynt een enkel groot park te zyn. Overal trotfche laanen, welke de fchoonfte en bekoorlykfle wandelwegen voor voetgangers, voor rydenden en ruiters, overfehaduwen; alles is zo fraai aangelegd , dat oog cn oor daardoor verrukt worden ; ovcial blyken van een goeden fmaak en van behaag, lykheidv De natuur zelve heeft hiertoe weinig medegewerkt; alles byna is een werk van naar- ftig,  C HO ) ftt-heid en bónst En onder deeze bepialing njoet ik bekennen, nog nooit een ftad gezien ,e hebben, welker omliggende landftreek met die van Brusfel zou verdienen vergeleeken te worden. Het nieuwgebouwde kafteel Schoenberg, met h-t daarby behoorende park, verdient over tgeheel befchouwd , met recht den naam vanSchoone berg, hoewel eene naauwgezette oordeelkunde, met opzicht tot afzonderlyke deelen, ook hier, gelyk overal, zeer veel zou kunnen aanmerken. Zo zou men misfehien kunnen zegoen dat het gebouw met opzicht tot deszelfs matige grootte en bedoeling, dewyl, het een lusthuis wezen moet, een alte zwaarvallig en misleidend voorkomen, en niet volkomen het karakter van vro'ykheid en befcheiden zwier heeft, 'twelk gebouwen van dien aart, zullen zy aan het oogmerk beantwoorden, eigenlyk behoorden te hebben. De venfters fchynen ook niet aan elkander en aan het prachtig poortaal aan de zyde, alwaar men oprydt, geëvenredigd te zyn; en deeze plaats, alwaar men opreydt, heeft zelve de fout, dat zy niet recht, maar fchuins naar het poortaal loopt. Doch hoe ligt vergeet men deeze geringe gebreken, wanneer men komt aan de andere zyde naar den van  (m) vj» het paleis, en nu van den heuvel neerziet in het heerlyke park , en over hetzelve heenen de ruime, fchoone, afwisfelende en vruchtbaare landftreck waarneemt, welke zich hier/ eensklaps aan het verrukte oog opdoet! Waarom toch kan ik u de geheele bevallige Scbildery, welke dit landfchap, dat een enkele onmeetelyk-groote lusthof fchynt te zyn, myne verbeeldingskracht ingeprent heeft, niet zo wel getroffen en deelneemend op het papier affchetzen, als ik dezelve ontving, en als zy my nu nog in dit oogenblik voor den geest zweeft? Doch ik ben geen konstfcbilder; en met woorden een tafereel te fchilderen, dat het penzeel naauwlyks kan voordellen, is een vruchtelooze moeite voor den befchryver , en verveelend voor den leezer. Ik vergenoeg' my derhalven, alleenlyk te zeggen, dat men van deeze hoogte alle de bekoorlykheden, die men by eene landftreek, verfraaid door konst en aanleg,, wenfchen kan, allerlei foorten van Engelfche tuinen, kronkel-paden, zacht oploopende heuvels met frisch groen bedekt, bosfchen en geboomte van allerlei foorten, alles zeer net aangelegd , opene plaatzen met gras begroeid, watervallen, beelden, gedenkzuilen, tempelen, tenten, grotten, beeken, eilanden, vyvers met aar-  ( 142 ) aartige vaartuigen enz. in een onbcgrypelyke verfcheidenheid voor zich ziet liggen. Nog grootfcher en menigvuldiger wordt deeze fchoone landfchapfchildery, wanneer men dgn Chinecfchen tooren van 231 trappen opklimt, die zich in eenen van het park afgezonderden bloemtuin verheft. Want vandaar kan men tevens de geheele ftad, alsmede de geheele vruchtbaare en vrolyke landftreek van rondsomme veele mylen in 't ronde overzien. Zeer voldaan met alie de aangenaamheden en bekoorlykheden, die wy hier gezien hadden, keerden wy weder naar de ftad, en bezochten den Schouwburg. Men fpeelde Zcmire en Azor; een zangfpel, dat men tot verveelens toe gezien en gehoord heeft, en my dus niet'zeer meer verlustigen kon, fchoon zowel een wel • bezet orkest, als ook de tooneelfpecIers hun best deeden, om de verveeling te beletten. Ook had de oorlog -aankondigende toeftèl, welken ik op het plein by den Schouwburg vond, en waardoor men vruchteloos hoopt de misnoegde burgers te beteugelen, myne aandacht zodanig tot zich getrokken, dat men zelfs wel een bevalliger ftuk had kunnen ten tooneele voeren, zonder het oogmerk by my te kunnen bereiken. 'Er waren naamelyk twee fiukken ka-  ( H3 ) kanon met alle daartoe behoorende ammunitie voorzien, tegen den Schouwburg gericht, en behalven de gewoone wachten nog ruiters te paard met ontbloote pallasfchen , geplaatst. Den zelfden dreigenden toeftel heeft men hier op de meeste openlyke plaatzen gemaakt. Van dat geene, wat wy hier nog zien en op» merken zullen, melden wy u morgen meer! Ik kusch u, myn lieve kind / en wensch u en uwe goede moeder eenen gerusten nacht; TIK-  ( Ui ) VERVOLG. Brusfel, den 31. July 1789. D e eerfte wandeling, die wy heden deeden , was naar het Plein van St. Miebiel ( Plafe de St. Micbel), bet welk voor eenige jaaren eerst voltooid is. Volgens een perfpeftief afbecldfel, dat wy daarvan gezien hadden , meenden wy iets te vmden, 't welk een grootsch en prachtig gezicht opleverde; doch wy wierden in onze verwachting te leur gefield. Met dit plein is 'tgeleegen, als met veele andere fraaje en vermaarde dingen in de waereld; het vertoont zich beter in een afbeeldfel, dan in de Natuur. De nieuwe, op zich zeiven bezienswaardige gebouwen, die het omringen, maaken wel een geëvenreedigd geheel uit, zy gelyken echter voor een gedeelte alte veel naar cafernen, en het plein, 't welk zy influiten, en op zichzeiven niet zeer groot is, is daardoor, dat men het met boomen beplant heeft, voor het oog en de verbeelding nog kleiner geworden, Vandaar vervoegden wy ons naar de petite •place du Sablan, een van de minst-betekenende pleinen van Brusfel, naast het welk een Barrevoeter-klooster ligt , dat ons eigenlyk derwaard*  ( 145 ) waards trok ; hoewel niet dit klooster zelve 'fnog minder deszelfs bewooneren, maar een in hunne kerk geplaatst ongemeen kostbaar fcbil. derftuk ran Rubens. Her verbeeldt de he-, meivaart der heilige Maagd. Men ziet vooreerst het graf van Maria, waaruit zy zo even is opgeftaan; naast hetzelve twee vrouwen, die het doodlaaken houden, waarin het ligchaam had gelegen. Aan de andere zyde ftaan de Apostelen , waarvan eenigen op het graf toedringen, om zich met eigen oogen te overtuigen, dat het wezenlyk ledig was, terwyl de overigen met verbaasdheid en vreugde omhoog zien, om het wonder te befchouwen, 't welk zich in de lucht vertoont. Dit is de verrezene Maagd zelve, die op een ligte wolk zweevende, door de Engelen ten hemel gedraagen wordt. De majefteit van deeze zweevende gedaante , vooral de meer dan menfehelyke fchoonheid van 't gelaat, en de uitdrukking van hemelfche gelukzaligheid, goedaardigheid en deftigheid, die daarop afgebeeld is, gaat alle befchryving te boven. Als ik naar den in» druk, welke dit betooverende ftuk op ons maakte, deszelfs waardy mag bepaalen, kan ik geen oogenblik aarzelen, om het voor Rujens meestcrituk te verklaaren. De zelfde kerk beIII. Deel. K 7,v  ( H6 ) zit nog een ander origineel van Ruben?, benevens tien copyen van even zo veele andere origineele (tukken van deezen meester , die door eenen brand zyn verboren gegaan: doch nadat men het eerstgenoemde meestcrftuk ge2ien heeft, kan al het overige iemand niet meer bekooren. Van hier gingen wy naar de grande place du Sablon, om een aldaar geplaatst gedenkftuk te zien, 't welk een Engelschman, te weeten Lord Brijce, hier deed (.plichten, om de ftad Brusfel zyne dankbaarheid te betuigen voor het aangenaam verblyf, dat hy hier gevonden had. Hy had zich veertig jaaren hier opgehouden, en verordende in zynen laatften wil. dit gedenkteken opterichten. Het dient tot een bekleedfel van een put, en beftaat uit een voetftuk ter hoogte van dertien voeten . 't welk eene groep van wit marmer draagt. Deeze groep Helt eene zittende Minerva voor, die een medaillonomhoog houdt, waarop de voorige Keizer Frans de L) en zyne Gemaalih Maria Theresta afgebeeld zyn. Ter rechterband ftaat de Faam, die de trompet (leekt, en aan haare voeten rust een Genie op een omvergeftooten waterkruik, die de Schelde voorftelï. Een andere Genie houdt het fchild en de fpeer der  ( 147 ) der Godin. Aan twee zyden van het voetfhik ftaat het wapen van den Lord met het opfcbrift: —fuimus -— (ik was welëtr annweezig;) en ter onderfteuning deezer wapens dient op elke zyde een kop (mascaron), die water in een daaronder geplaatfte kom fpuuwt. De twee overige zyden van het voetftuk zyn met latynfche opfchrifren verfierd, welke de bedoeling- van dit gedenkftuk aankondigen. Naast dit plein ftaat de kerk van onze Hete V'ouw der overwinningen — (de notre Dame de vitloire) — die haaren naam van den Hertog van Brabant Johan I. ontving, welke dezelve in het jaar 1304 gefticht heeft, ter gedachtenis der overwinning, welke hy over den Bisschop van Keiden en Graaf Hendrik van Litxenburg behaalde. Ook deeze kerk behelst eenige bezienswaardige gedenktekenen en fchilderftukken. Tot de eerften behoort voornaa» melyk de kapel van het vorftelyk huis Tour en Taxis. Een in deeze kerk opgerichte graftombe is zo ziuryk, dat men na lang daarover gedacht te hebben, wegens den eigenly. ken zin van dezelve in 't onzeker blyft. De grond is van zwart, en de figuuren zyn van wit marmer. Deeze laatften zyn vooreerst ee« ae Faam; onder dezelve de Deugd en de Tyd, K 2 die  die beiden aan het einde van eene gouden keten trekken, en de één die aan de ander» fchynt te willen ontrukken. Onder beiden ftaat een latynsch opfchrift, 't welk op zich-zeiven wel fraai is, maar echter geen betrekking tot de figuuren fchynt te hebben. Het luidt aldus: Majórum ormntur ftatuat virtute mino-um (•), Een tweede opfchrift, betrekkelyk tot de Sr guuren, leest men onder het eerstgenoemde aan den voet van dit gedenkftuk. Het is: Viftus, non tempus, (*). Doch het valt moeyclyk te beflisfen , of dit laaifle opfchrift flegts de algemeene Helling uitdrukken zal: dat de deugd fterker is, dan de tyd, en dat de eerfte, niet de laatfte de zege op de andere behaalt; dan of het in 't byzonder betrekkelyk is tot de boven geplaatfte Faam , zo dat men zich daarby het volgende moet voordellen: dat niet de tyd, die den naroem tracht voort te trekken, maar de deugd, die naar denzelven ftreeft, de oveihand behoudt. Maar (*) Dat is: „ de deugd der nakomelingen verflert , de ftandbeelden der voorvaderen." " Dat is: „ De deugd, niet de tyd."  ( us ) Maar dan moesten de twee flguuren zich niet van elkander, maar de dén de ander aan de Faam trachten te ontrukken. Dat zulks daarmede bedoeld wordt, kan men niet zien. Daar■by komt nog, dat het middenfte opfchrift, 't welk onmiddelyk onder de figuuren geplaatst is, zonder juist veel betrekking daartoe te hebben, den aanfcbouwer ten eenemaal verbyflert. Eindelyk gaat men onvoldaan heenen, en vindt het waarfchynelyk, dat de konftenaar, die daarby misfchien zelf niets bepaalds gedacht heeft, zich mogelyk met Sancho Pansa getroost heeft. Dien me comfrend — onze lieve Heer verflaat my! Doch het verveelt my, u zulke dingen te befchryven, die men, zullen zy ons vermaaken en voor dc beoefening van den fmaak en het oordeel van nut weezen , zelf zien, en zich niet moet laaten befchryven. Ook nadert het uur, dat wy tot ons vertrek bepaald hebben; cn 'er is nog al veel in orde te brengen. Maar eer ik eindig, moet ik u nog eene merkwaardig, heid van Brusfel verhaalen, die den vreemde» iing als iets zeldzaams moet voorkomen. Dit is een foort van rytuig, 't welk men hier op alle ftraaten ziet. Het beftaat uit een wagen met kleine raderen, die van honden geK 3 trok.  C 150 ) trókken wordt; en men bedient zich daarvan, om alle de lasten, die aan de krachten deezer dieren geëvenreedigd zyn, overweg te brengen. De honden, die men daartoe gebruikt, en van een middelmaatige grootte zyn , hebben het voorkomen van een wolf, en zyn daarby zo uitgehongerd, dat men, dezelve niet zonder medelyden kan aanzien. Met heeft hen ge. woon tuig aangelegd, en twee , drie of vier naast elkander gefpannen. Nimmer zou ik geloofd hebben, dat de krachten deezer dieren 20 fterk waren , als men ze hier ziet in het werk ftellen. Met verwondering zag ik onder anderen, dat een fpan van drie zodanige honden eenen last van mosfelen trok, waarmede een paard genoeg te doen zou gehad hebben, bedraagende twee groote wascbmandeia vol. En daarmede liepen zy nog al vry fnel eene hellende ftraat op. Over al waar men hier gaat, ontmoet men zulk voertuig, en wanneer zy niet bekaden zyn, dan zit toch gcmeenlyk de voerman daarop , en laat zich door zyne honden in galop terug brengen. Ook zyn de met paarden befpannen vrachtwagens hier en door het geheele land zo ingericht , als ik nog nergens anders gezien heb. Vermits naame'yk ds wegen oveïa! zo fraai ge- ftraat  ( 151 ) Straat zyn, dat men niets van diepe fpoorên weet: weet men aan deeze wagens gebruik te maakten, van de ruimte tusfchen de raderen onder den wagen. Hier hangt óf in ketenen óf in een lange mand, een gedeelte van de vracht, vaten . kisten enz. tot digt aan den grond neör. Een op deeze manier bevrachte wagen kan derhalven een derde meer, dan een ander over weg brengen. Wy zyn over ons kort verblyfin TSrabani over 't algemeen en in Brusfel in 't byzonder by uitflek voldaan. Het land is een van de vruchtbaarfte , meest bebouwde en volkrykfte , die men zien kan (*); Deszelfs bcwooneren hebben den naam, dat zy braave, getrouwe en oprechte menfchen zyn; en wy hebben by onze eige. CO Hoe veel dit land opbrengt, cn hoe oniiitput-clyk hetzelve zyn moet om zich te helpen , kan hy„ die het zelf niet gezien heeft, reeds daaruit opmaaken, dat men overal vermogende menfchen ziet, fchoon tot hier roe jaarlyks 4600000 guldens het land uitgingen en nimmer wederkeerden. Want zo hooi? beliepen, ingevolge eene echte berekening, de zuivere inkoniften, die de Keizer tot dus verre uit zy. ae Nederlanden trok. Hoe fterk cn uitgebreid moet dan niet de Ncdeitindfche koophandel weezen, de. wyl de inwooners zulk eene jaarlykfche uitgaaf konden uithouden, zonder daarby arm te worden 1 K 4  ( 132 ) eigene opmerkingen niets gevonden , 't welk hen deezen lof zou kunnen betwisten. Men zegt, dat zwaare misdryven, by gevolg ook cierzelver ftraffen hier zeer -zeldzaam zyn; en wy hebben ook in de geheele ftreek, waar wy door gekomen zyn, niet één gerechtsplaats gevonden. De Brabander, zegt men, is arbeidzaam, wan. neer hy moet, maar uit genegenheid naarftig in het beoefenen van konften. Zy beminnen hunne Vorften, zo lang derzelver- gevolmagtigden hen niet alte erg behandelen; doch hunne verkleefdheid aan al'es, wat zy hebben overgeërfd, bovenal aan hunne oude,-hen boven alles dierbaare Staatsgefteldheid , is nog grooter. Veranderingen en nieuwigheden befchon. wen zy met de uiterfte verontwaardiging. - Dit en de lterke invloed van eene hier nog zeer magtigeen onverdraagzaame Geestelykheid, hebben het licht der opklaaring tot nu toe van de Brabandfcbe grenzen afgeweerd. Men is hier derhalven nog zeer bygeloovig, en zal het mogelyk nog lang blyven ; dewyl het monniken en Paapen- wezen hier nog weinig of niets van deszelfs geweldigen 'invloed fchynt verloeren te hebben. Dit doet van de hier aanftaande omwenteling voor de menschheid over 't algemeen — akhans in den beginne niet veel gewigtigs en  ( 153 ) en aangenaams verwachten. De Paapen zuilen daarby een hoofdrol fpeelen; en deezen zullen zich wel wachten , om den menfchelykeii geest meerder vryheid te bezorgen of toe te geeven, dan met de eifchen van hunne gecstelyke dwingelandy beftaan kan. De Brabanders zuilen bloed en leven waagen, om de burgerlyke ketenen , waarmede zy thans geboeid zyh, te verbreeken, om zich daartegen in geestelyke te laaten klinken. Dan zal men het T e DtiUM zingen, en waanen vry te weezen , omdat handen en voeten vry zyn geworden, terwyl men voor verftand en geweeten nieuwe ketenen fmeedde.- O menschheid! ó volk.' hoe wordt gy gemishandeld! — Doch ook dit zal en kan flegts eenen tydlang duuren. Een volk, dat in onze dagen vry wordt, kan niet lang meer bygeloovig blyven, dus ook niet lang meer door de Paapen geblinddoekt worden. De vryë' mensch ziet de dingen, welke hem omringen welhaast in een geheel ander licht en met geheel andere oogen, dan de ilaaf. Hy vindt meer aanleiding en meer innerlyken aandrang, 0111 natedenken, dan tevooren, en de fchrikbeelden, die hem daarvan wederhielden , verdwynen. Het kon derhalven nog wel eens gebeuren, dat de Gcestelykheid van dit land juist daardoor , K 5 waar-  ( is 4 ) waardoor zy haare geestelyke heerfchappy nog vaster meent te maaken, dezelve ten graave zag draagen. Zeg: Amen! lieve Lotje! ik zeg het ook, en ieder Menfchenvriend, die weet, wat Priester-heerfchappy te zeggen is, zegt het met ons. Nog één uur, dan vertrekken wy van hier. Mynen eerstvolgenden brief ontvangt ?«rys; want wy zullen, zonder ons er, PW* houden, dag en nacht door, met afgehi.;.rd<; ry tuigen, derwaards reizen. Vaarwel, lieve Dochter! Over eenige dagen zullen wy voor een tooneel ftaan, alwaar wy ftukken zulien zien fpeelen, zo als wy ze nóg nooit gezien hebben. ze s-  ( 155 ) ZESDE BRIEF. Parys, den 3; Augustus ï/Sp. w y zyn in onze hoop niet te leur gefield. Wel degelyk ftaan wy hier voor een tooneel, zo als 'er in deeze eeuw, ten minften in Europa geen gezien is, en zien ftukken vertoonen , die in verhevenheid en zeldzaamheid alles te boven gaan. O, myne Dochter.' het is een voortreffelyk, aandoenelyk, hart en geest tref. fend gezicht, om een federt geheele eeuwen verdrukt en onder den yzereh fe'epter der dwingelandy zuchtend volk, in plegtige oogenblikken te aanfchouwen, nadat het zo even zyn zwaar juk der flaverny gelukkiglyk heeft verbrooken , en nu voor de eerfte maal wederom uit een ruime borst ademt, en nu voor de eerfte maal zyne geheele voorige fmaadheid in haare geheele uitgeftrektheid overziet en op de tanden knarst, en nu voor de eerfte maal bewustheid heeft van zyne kracht en rechten, maar ook vast beflooten heeft, beiden te doen gelden, en zich beiden nimmer wederom te laaten ontrooven! _ Doch vermits ik over alles, wat deeze merkwaardige gebeurtenis betreft, aan onze Vrienden T* en St», in '£ byzonder fchryven zal, ga ik in deeze brieven aan u de daartoe be-  ( ïS6 ) betrek-kelyke opmerkingen met ftilzwygen vooir by, en verzend u hieromtrent lot deeze vrienden *). Gy moogt elkander mededeeJen, :t geen gy der meededeeling waardig oordeek: dan "zal ik dat geene, wat ik aan ieder van u afzon'derlyk bericht, u allen gemeld hebben. Vercel my thans, myne lieve Dochter! van Brusfel naar Parys. Dit is nog eene reis van 71. franfche 0(43. duitfche mylen, en men kan dezelven, zo men wil en de behoorlyke fchikkingen gemaakt heefc, binnen den tyd van 24 of 30 uuren ;:fleggen, zo volmaakt is de inrichting van de Franfche posteryen. De behoorlyke fchikkingen zyn deeze, dat men eigen rytuig heeft, en een bode vooiüit zendt, die de postbedienden waarfchouwt. In dit geval vindt men voor ieder posthuis de veiëischte paarden op het bepaalde uur, of veelmeer op de bepaalde minuut, volkomen gereed; in den tyd van twee minuuten zyn de paarden gewisfeld, en ieder half uur heeft men een duitfehe njyl gereeden. Wy konden, buiten deeze fchikkingen zekerlyk zo fchielyk niet overweg komen. Zulks wierd geenszins veroorzaakt dooide (*) Zie Campe's StaatsSmwenteling in Frankryk in brieyen, uit het lioogd. vertaald met pl. 1750- ;  C 157 ) de manier, nee de postmeesters ons bedienden"; want zo oogenblikkclyk als wy by een posthuis aankwamen, bad onze postillon de aldaar vergaderde postknechten niet zo dra toegeroepen: deux chevcuxl (twee paarden!) of men zag ook deeze reeds naar den ftal fnellen; en eer, dat wy ons nog van onze reisjasfen konden ontdoen, kwamen, dikwyls reeds de geëischte twee paarden in het volle tuig uit den ftal. Ook lag het niet aan den goeden wil der postillons, noch aan de fnelheid van hunne paarden: want wy hebben indedaad meer dan eenmaal in een half uur eene goede duitfehe myl gereeden, eri nimmer hadden wy noodig om onze voerlieden aantezetten De oorzaak was veelmeer alleen de omftandigheid, dat wy geen eigen rytuig hadden mede gebragt. Dit nam op elke pleisterplaats — cn deeze zyn hier zeer klein, de meesten niet boven twee franfche, bygevolg niet veel meer dan één duitfehe myl — al vry wat tyd weg, vermits het nieuwe rytuig eerst uitgehaald en gefineerd, en de bagage verpakt moest Worden. Dezelfde omftandigheid, dat wy geen eigen rytuig hadden, ging nog met een ander en vry grooter ongemak gepaard; te weeten: men vind nergens op de franfche wisfelplaatzen een koets; en men kan volftrekt geen ander rytuig bekomen,  ( IS* ) ie en, dan een fargbn, die van eer, chais door niets anders onderfcheiden is, dan dat zy han bedekt en voor vier rnenfehéri ingericht is. Maar wee deeze vier mènfcben — indien zy geen Franfcben zyn, cf gelyk de Franfchen zich weeten te fchikken en te behelpen — die in zulk een kastje kruipen en zich als haaringen moe» ten laaten inpakken, om een reis van verfcheiden dagen en nachten te doen! In dit ongelukkig geval waren wy, fchoon wy flegts met ons drieën waren. Ik kan u de moeite, die het telkens koste, om onze perfoonen, zo wel als onze pakken en reisjasfen, en vooral onze beenen in orde te fchikken, onmogelyk zo duidé» lyk befchryven, als zy my nog voor den geest zweeft. En deeze moeite begon alle uuren, zo dikwyls naamelyk als 'er verpakt moest worden , wederom op nieuws. En was dit gedaan, dan zaten wy zodanig in elkander gefchooven en geperst, dat wy ons byna niet konden verroeren. Wie dit eenmaal beproefd heeft, zal, in gezelfcbap van twee of drie perfoonen, voor de tweede maal geen reis door Frankryk doen, zonder zyn eigen rytuig te hebben -of zich van de openlyken postwagen te bedienen. Doch voor één of twee menicheri is zulk een fargon een voortreffelyk rytuig. On-  ( 159 ) O'-Singezien alle deeze ongemakken ben ik echter in myn geheele leven nimmer zo aanhoudend vrolyk en vergenoegd geweest, dan in deezen gedrongen toeftand van de Brabantfche grenzen af tot hier toe; dit is een blyk, dat ligchaamelyke ongemakken en bezwaarlykbeden, al zyn ze nog zo drukkend, ons genoegen niet kunnen ftooren, zodra wy dezelven flegts met een voldoende maat van geduld, ftandvastigheid en goede luim weeten te verzetten. De Franfche postillons hebben een ongemaakt cnaartig voorkomen, en j'aagen 'er ongevergd op los, alsof elke beurt de laatfte was, die hunne paarden zou ten deel vallen. Niet tegenftaande het eene paard tusfchen twee zwaare boomen loopt, die hetzelve draagen moet, hebben wy nogthans verfcheiden^beurten in eenen orafgebrooken galop afgelegd. De kleding der postryders beftaat in een blaauw ry-buisje met roode opflagen en "kraag, en in laarsfen, die byna tot aan het lyf gaan, en daarby zo wyd, zo difc en ftyf zyn, als een houten botervat. Zy kunnen in deeze laarsfen onmogelyk gaan. Hieröm worden dezelven , nadat 'er ingefpannen is, naast het zadel-paard neergezet, en wanneer alles gereed is, treedt 'er de postillon met zyne fchoe-  ( Xüo) feboenen in, en zwenkt zich niet zonder veel moeite daarmede op het paard. Zy hebben geen posthoorn; maar in plaats van dit bezitten zy de konst van met de zweep te klappen in zulk-eenen graad van volmaaktheid,, waartoe zy misfchien in geen ander land ooit gcbragt is. Zonder eenige zichtbaare infpanning brengen zy telkens eenen flac voort, die zo ftcrk is en het oor even zo aandoet, als de fchoot uit een zakpiftool. De natiönaale vlugheid van eenen fran? fchen postryder vindt nog geen voldoening in het galoppeeren; maar elk afzondeilyk deel zyns ligchaams begeert nog een eigen beweging, en een byzondere bezigheid te hebben. Derhalven klapt zyn rechterhand onöphoudelyk met de zweep, terwyl de linkerhand dc teugels voert, de voe'ten het zadel-paard aanzetten, en het hoofd zich al geduurig naar de reizigers draait, om met dezelven te kouten, te boertcn cn te Ugeben, Op deeze wyze ziet men in ieder postillon de Natie in het klein. Ook zyn deeze menfchen, die zich in andere landen veeltyds door grofheid en onbefchoft: beid kenfchetzen, hier gemeenlyk (althans ik voor my heb 'er geen uitzondering van gezien ) even zo vriendelyk , beleefd, fatzoenelyk en eer=  I 161 ) ecrlievend , K*) als de Natie over 't alge> meen is. Gewoonlyk plagt de Duitfcher uit Frankryk zeer voldaan, en de Franschman ait Duitscbland even zeer misnoegd wedertekeeren. Weleer meende ik het eerile uit de zucht van den ecrstgenoemden tot verwondering, «n het laatfte van den laatstgenoemden uit de neiging toe zelfgenoegen en tot de mii;3chting van alles, wat niet fransch is, te moeten afleiden. Thans begryp ik, dat dit gevolg aan wederzyden, zelfs zonder deeze natiö ïaale eigenfehappen , wel hetzelfde zyn moest. Het zo zeer in 't oog loopend onderfcheid der posteryën en der postbedienden in beide landen, zou alleen reeds voldoende weezen, om dit gevolg voerttebren- genj {*) Op onze terugreis door Champagne reisden, wy niet dc gewoonc post, die met zes paarden befpannen is en derhalveu ook eenen voorryder beeft. Wy kwamen op een plaats, ahv.»ar de keten om eea rad moest gcflaapen worden, en terwyl de achterff*postillon de paarden ophielt!, riep hy den voorryder toe: Charles descends! (klim of, Kasei!) maar Kakel draaide zyn hoofd orii , zag hem mee Verontwaardiging aan en zeide: rustre, ne peux tu ■pas dire, j'/7 me plait ¥ (Kinkel! kunt gy niet ze^Igen: als 't my gelieft?} IX n ander voelde wel, da; Kasel gelyk bad, en aatwoordde ge t«^*».^i • *.'•'* ''*. ^monade,- ys enZ. > t- koop hebben, terwyl zy de verkorte en ve, nünkte woorden : ^ >s : j „t „w» i*), met eendoordrin- f net is bekend, dat de Paryfcnaarcn de « byV ' ,n n naamelvk als  C *72 5 aangebooren onbegrypelyke neiging tot vtdhjfc* ■beid, neb ik nogtbans op deeze geheele reis onder het eigenlyke landvolk niet één gelaat ontmoet, 't welk blyken droeg van genoegen, tevredenheid of zelfs van blydfchap , fchoon vy veele dorpen op zondag doorkwamen, bygevolg de inwooneren in hunne feestkleederen en in den toeftand der uitfpanning vonden. Wy zagen, wel is waar, hier geene wezenstrekken door domheid, bygeloof en ongevoeligheid verftyfd, door flaavennukken en opgekropte flaavenwoede verwrongen en mismaakt, gelyk men gewoon is by andere Natiën te vinden , die, gelyk deeze, federt een reeks van jaaren tot de froaadelyke flaverny gedoemd waren: doch wy ontdekten ook byna geen één frisch, bloeijend, door gevoel van geluk bloozerid, en door verdriet en zorg nog rriet opgekrompen en verbleekt menfchelyk aangezicht. Zy droegen allen duidelyke blyken van doorgeftaane verdrukking ; evenwel heeft de goede ftof, waaruit de Natuur deeze menfchen vormde, daardoor niet geheel kunnen bedorven worden. Hunne natuurlyke neiging tot blygeestigheid, tot een vlug verftand, tot goedaardigheid en toteenfyner gevoel, heeft de overhand verkreegen, en heeft zich tot eenen onder zodanige omftandigheden verwonderens- waar.  C 173; Vaardigen graad ontwikkeld , in weêrwil vari generaale pachters en onder - pachters, in weêrwil van de fnerpende roede, waarmede de mo» narchaale dwingelandy, en de flartgen en fcoïpioenen , waarmede de adelyke en geestelyke ariftokratie haar onöphoudelyk geesfelde. IVJen ziet derhalven onder hen wel uitgehongerde „ verbleekte en Iydende, maar- geene onnatuurlyke, lompe, domme en vuilaardige gezichten. Ik ten minilen heb diergelyke, zo als men ze in andere de6potieke Staaten by honderden ziet , onder de franfche landlieden nergens gevonden. Deeze en foortgelyke opmerkingen persten my dikwyls de uitroeping af: wat zou deeze Natie onder- andere Natiën moeten weezeny wanneer zy zich even zo lang als zy onder de onnrtururlyke en verwoestende verdrukking der wit» lekeurige nagt heeft gezucht, in een wettige-, wyze en zachte ftaatsgefteklheid had mogen verheugen; en wat kan, wat moet nu nog van haar worden, terwpl zy het juk van de eerfte afgeworpen, en begonnen heeft de laatfte opterich» tsn 1 Sedert geheele eeuwen mishandeld , en «venwel nog zo opgeruimd, zo fier, zo Merk en. 30 goed! Sedert eeuwen gelyk een worm vertrapt te zyn, en evenwel nog zo veel teder ge. voel voor eer eu voor de aangebooren rechten de»  C i74 ) der menschheid tc toonen , en evenwel nog !n het bezit van volmaakte kracht en ziels-ftcrkte te zyn, waaiöver ïich geheel Europa verwondert! Het kan niet misfen, deeze Natie moet, indien zy, gelyk te hoopen is, het begonnen groote werk van haare ftaatkundige, godsdienstige en zedelyke wedergeboorte voltooijen zal, een der verlichtde, edelfte, beste en gelukkigfte op Gods aardbodem worden. De woningen der landlieden in de Provinciën van de hoofdftad afgeleegen, zyn in den eigenlykften zin hutten; Stallen zou ik kunnen zeggen , zonder gevaar te loopen , van door iemand gelogcnftraft te worden; want ik heb elders indedaad verkens- en koeftallen gezien, die In vergelyking met deeze armzalige kleine uit leem famengeftelde hutten, die, ten minften aan de zyden naar de ftraat geen enkel venftertje of luchtgat hebben, voor prachtige gebouwen konden doorgaan. In een allcrafzichtigst, verbaazend en fchrikkelyk kontrast met deeze armoedige woningen, ftaan in eenige dorpen, als by voorbeeld , in het Marquifaat Soucou , tusfchen Perennes en Port a St. Ma::e!„ce , de paleizen van de wellustige en trotfche dwingelanden der arme landlieden, omringd van prachtige tuinen en allés wat daartoe behoort, van lust-  ( I7ï ) lusthuizen, grotten, tenten enz. Om als 't ware de ellende der geenen , van wier zweet en bloed dit alles voor hen wierd voortgebragt, openlyk te hoonen. En wsnneer men nu zelfs hier hoort vernaaien, met welk eene ongevoeligheid deeze ariftokratifche dwingelanden , de adelyke land-eigenaaren en de geestelyke bezitters van zo veeie goederen, het dikwyls druk. kend gebrek van hunne arme flaaven aanfchouwden, zonder hen ter verzachting van hetzelve, van hunnen eigenen overvloed ook het lainfte te laaten toevloeijen , en met we.'ke wreedheid en ontmensehtheid zy dezelven, ter afdoening van de zwaare belastingen en ter volbrenging van de moeijelyke heercn - dicnften, noodzaakten: dan verfoeit elk menschlievend hart deeze zwelgende cn gevoellooze onderdrukkers hunner broedcrén; men verheugt zich in de begonnen verlosfrijg der venlrukten , en men zotr hen gaarne de behulpzaame hand willen bieden, om de ariftokratifche en geestelyke dwingeiandy j tevens met de monarchaale met wortel en tak uitteroeijen. De kleding van het Franfche landvolk ftfemt volkomen overeen met deszelfs nationaal karak. ter. Zy is luchtig en gemeeniyk licht - gekleurd. De witte kleur is by beide fekfen de meest ge- woo-  ( 176 ) uocmc-, waarjy nog b7 het mannel>'k geflScii roode of -icht-blaauwe onderkleederen, en by het vrouwetyke roode vooifehooten komen. Op het hoofd draagen de vrouwen gemeenlyk dormeufes. Zeker dier, dat byons. ik weet niet waaiöm, een zo bejagspelyke en verüchrelyke rol fpeelt, dat men het byna niet durft noemen , is in Franktyk meer geacht. Ik meen den ezel. Dit nuttig fchepfel, 't welk zich zo ligt laat verge. noegen, is hier by de landlieden te recht zeer geacht, en zy fchynen byna al het werk, waartoe men anders paarden gebruikt, zeer goed en met veel voordeel daarmede te verrichten. Op de openbaare wegen ziet men (uitgezonderd de post- cn vrachtwagens , die gemeenlyk door paaidetr getrokken worden) geene andere lastdieren dan deeze* Zy bedienen zich van dezelven zowel tot ryden, als ook om de voortbrengfelen van hun land naar de (leden over te brengen. Men ziet zeifs fatfoenlyke mannen en wclgekleedde vrouwen zeer dikwyls op dezelve» j-yden. De voornaamfte lieden, die wy door kwamen, Zjx\Fatmc0tms, Cambray, Feronnes en Genlis. De eerfte is de belangrykfte. Zy is in den omtrek byna zo groot, als Jhunswyk; doch overtreft  ( 177 ) •treft hetzelve mogelyk in volkrykherd. Alle deeze fteden hebben thans een zeer levendig , oorlogzuchtig en republikeinsch voorkomen. Niet dan eerst voor eenige dagen heefc men hier de wapenen opgevat, en zich naar het voorbeeld der Paryfenaaren voor vry verklaard. Uit dien hoofde is alles nog in den toeftand van ongewoone ziels - grootschheid, in een foort van bedwelming , die de fnelle en naauwlyks. gehoopte overgang uit de flaverny tot de vryheid, uit de doodc-lyke wanhoop tot een overmaatige verrukking , voortgebragt beefcv De ftraaten weemeien van juichende vrouwen en kinderen, de poorten en openbaare plaatfen van gewapende mannen cn jongelingen. Overal hoort men de trommel roeren en de wapenen klinken; overal ziet men de yverigfte en krachtigfte fchikkingen ter handhaving van Je nieuwe vryheid , en ter behoudenis der openlyke veiligheid. Zelfs kleine knaapen, naauwelyks groot en fterk genoeg , om het geweer te draagen , onderReunen den patriötfchen ycer hunner vaderen en neemen 'er deel aan. Aaa de poort van Genlis vonden wy een knaapje, dat misfehien niet boven de tien of elf jaaren oud was, op fchildwacht ftaan; en wy wierden «iet zo veel omzichtigheid en met zulk een ernst lil. Deel, M ioox  ( i*78 ) door hein ondervraagd.dat het ons achting voor bem inboezemde. Te Valenciêmes had men zo even twee ongelukkige boeren opgehangen, die in de bedwelming der vreugde over den fchielyken val van hunne dwingelanden , hadden kunnen goedvinden, geweld te ploegen tegen eenen nabuungen Trelaat, wiens vafallen zy waren. De terecbtReHirrg was gedaan, maar de groote markt, waarop dezelve verricht was, weemelde nog van gewaapende mannen en het volk. Onder hetzelve ging een zwart vermomd fchepfel, een zogenoemde barmhartige broeder, met een, bo< Tond, en vergaderde aalmoesfen voor de zielenrust der gehangene menfchen, dat is, voor de 'ïigchaamelykerusten zwelgery der monnikke:;die het gemeen hebben wys gemaakt, dat zy in ftaat zyn, de zielen der arms zondaaren doe 'hunne üiisfen uit het vagevuur, en zelfs uit dc hel te verlosfen. Een gewaapend burger , die ons aan de poort wierd toegevoegd, leidde ons door het volks.gewoel naar het ftadhuis, alwaar *ry aan de Burger -commisfie onze pasfen moesten vertoonen, om dezelven daar te laaten tekenen. Hier wierden wy ook, en wol opeiiiyk op de ftraat, en wel door de hand van ees long meisje, vaa de vryheids - leus, de kokarde, - 9 ■ voijT-  ( 179 ) voorzien. Wy hadden dezelve niet zo dra aan . den hoed, of wy befchouwden ons ais deelgenooten van de befcherrning'der vry-geworden Natie; en wandelden, als zodanigen , zonder de minfte vrees, en zonder leidsman , overil rond, om de ftad en het gewoel des volks te bezichtigen. Op de markt (la grande place) ftaat een gewrocht der vleyëry, het welk op een beJagehelyke wyze affteekt tegen den tegenwoor. digèh toeftand der vry.geworden Natie. Het is een ftandbeeld van wit marmer, 't welk het aandenken van den verwyfden , onbekwaam» en van ligtekooijen geregeerden Lodewyk XV moet vereeuwigen.- Alleen het gezicht van een ftandbeeld deezes Konings op een plaats die van vry-geworden menfchen krielt, komt iemand geweldig vreemd voor; maar de verwaande trotfche, gebiedende en byna dreigende hou' ding, waarin de konftenaar den laffen Despoot heeft voorgefteld , vergelecken met den toeItefid,'waarin zyn betere opvolger zich thans bei- vindt, maakt dit r?ezichr kinrht^ *L u_i_ . . „ . , ° ""s V-,J uciagcneiyk. Ik voorzre, dat dit ftandbeeld hier den J.wfteil tyd een volk gehoond heeft, daar hy, dien dibeeldzai voorftellen, niet weinig toebragt om dit volk cl'cndigte maaken.  C rSo ) In de Lieve-vrouwe-kerk (PfgliJ* de né> ire Dame) vonden wy een foort van Ves. taaie, een oude vrouw van ten minden zeventig jaaren, die een foort van hei.ig vuur, een brandende kaars onder een Mariabeeld aan den gang moet houden. Om nu daaiby niet ledig te zyn, had zv haar fpinnewiel by zich en fpon 16 de kerk. Ik oordeelde, deeze kleine opmerking als een blyk van de franfche nyverbeid, ook wel voor u te mogen optekenen. Te Genlis, een we! -gelecgene en zeer aarti|e bisfchoppelyke ftad, van een maatige grootte', wierd ons het eerftc zinlyk genot van de vruchten der nieuwe Franfche vryheid aangebooden. Men dischtc ons naamelyk, een gebraaden konyntje op, uit de thans prysgegeeven bosfehen van den Prins van C o n d é, wiens jagten te vooren als een heiligdom bewaakt wierden, en waarin ieder roof, hoe weinig van belang ook, "een "eringer ftraffe , dan de galei na zich fleepte. Thans, nadat de Prins, benevens alïe overige Franfche Onderkoningen de vlucht heeft genomen, ftaan zy open,.en elk fchiet en vangt, zo veel by maar wil en kan. Deeze heerlyke bosfehen zyndiergaarden, in den eigenlyken zin van het woord. Want men heeft dezelven niet alleen door laan.sn en engelCcbe tuinen, tot lust- wou'  ( »8i ) wouden gemaakt; maar zy weemeien ook van allerlei foorten van wild. Na eenige maanden sullen zy 'er niet meer van weemeien. De weg van Genlis tot Parys, bedraagende veertien franfche mylen, is by uitftek fraai en bekoorlyk. Eén voortreffelyke konstftraat, be. Jommerd door hooge olmen; overa! zeer vrucht■baare landftreeken, • fchoon gebouwd, met de heerlykfte landhoeven en fchitteren.de dorpen., die wel naar fteden gelyken, als bezaaid, waarin de met olmen laanen beplantte ftraaten elkander dcorkiuisfen ; ter rechterband eene ry van bergen en heuvels, met lusteekn, kloosters en dorpen bedekt; verder in 't verfthiet de Had £t. Denii met haare eerwaardige Cachedraale kerk ; vervolgens aan de achterzyde de naby Parys ge'.eegen hoogtens Montmarts ■en Mentlmonmntn beplant met zomerhuizen tot vermaak van ryke Paryfcnaaren; en emde'yk Parys zelve, het welk men vermoedt met eiken ftap nader te komen, zonder hetzelve te ziende verheven koepel der Jnvaliden, kerk, die hoven de geheele ftad .luisterryk uitfteekt, en de uitzichten tusfehen de twee ryé'n hoornen der konstftraat, zo lang, dat men ze niet afzien kan aan den verren horizont op eene fchildeilchtfg© 7/yze eindigende; — alle deeze greotfebe, ryke M 3 ' en  ( i80 en prachtige land ^ tafereelen, gepaard met da verwachting yan nog grooter, en luisterryker voorwerpen,'-die nog komen zullen, . fpannen dè verbeeldingskracht van den reiziger in en verhitten dezelve van tyd tot tyd al meer en meer, fot dat hy eindelyk, zonder de eigenlyke intrede bemerkt tc hebben, zich eensklaps tusfehen de eerde, niet zeer fraaije ry buizen der voorbad ziet, en-gelegenheid vindt, zich langzaamerhand wederom te verkoelen. Een kluchtige ontmoeting, die wy by onzefcomst in deeze voorftad hadden, en de indrukfelen, welke het eerfte gezicht van de verbaazend-groote ftad in haare naauwe, bedompte, volkryke en woelige ftraaten op ons maakte , zult gy i" mynen brief aan onzen ï *. befchre. ven vinden (*). En nu, lieve Lotte! voorheden genoeg.' Eigenlyke brieven moet gy in 't vervolg niet meer, ten minden niet meer zo dikwyls, als tot"hier toe, van my verwachten. Wy daan thans aan den oever van den grooten Paryfer Oceaan, en zien bedwelmd in denzelven neder; morgen dorten wy 'er ons hals over kop in, en gee- (*) Zie Campb's Sta!tdh:g in Fruakrj^ uUuiz. 39. 4°-  ( 183 ) geeven ons aan deszelfs ziedende gblven ove* Gy kunt ligtelyk nagaan, dat'er dan, ten minflen in de eerfte dagen , niet veel tyd, nog minder lust tot brieven - fchryven zal overfchie» ten. Ondertusfchen zal ik ieder uur van mtt en elk gedeelte van den nacht, 't welk ik van den flaap kan afbreeken, befteedenj ter aan» tekening van die opmerkingen, die ik oordeel, dat gy gaarne zult leezen; en deeze zal ik dan alle weeken in afzonderlyke uittrekfels, uit myn algemeen dagboek, op eene gepaste wyze onde* n vcrdeelen. Vaarwel, myn Jiave Jiind/ M 4 2 Jjs  ( il»4 > ZEVENDE BRIEF. Parys, den 7. Ausuitus 1789- H ier, myne lieve Dochter.' hebt gy nu het eerfte ftukje uit myn dagboek , hier te Parys gehouden. Doch ten einde uwe verbeeldingskracht my deste gemakkelyker op myne dagreizen , • door deeze verbaazend - groote ftad , volgen kan: moet ik u van dit gedrocht alvoo- rens over 't algemeen doch niet dan in "t ruuwe, zonder bygevoegde fchaduw — eenigzins een fchets geeven. Wanneer men de oude wallen van Parys les Boulevards), die echter thans geen wallen meer, maar ftraaten en wandelingen binnen de ftad Zyn , als haare eigenlyke grenzen wilde befchouwen; dan zou haar omtrek byna cirkelrond weezen. Doch rekent men daarby alles, wat in laatere tyden buiten deeze wallen, aan voorlieden, afzonderlyke ftraaten en pleinen , daarby gevoegd is: dan zal haare gedaante niet kunnen bepaald worden, vóór dat het groote werk, om deeze verbaazend-groote plaats door eenen muur intefluiten, geheel voltooid zal weeten. Befchouwt men dit ontzagchelyk Geheel, zoals het thans is,'vaneen hoogte üftooren:dan kan  ( 185 ) kan men vo'ftrekt niét zeggen, waar het begint ea waar bet eindigt. De geheefe landrtreek rondöhi „Parys is, zo verre als bet oog reikt .zodanig met allerlei foorten van gebouwen als bezaaid, dat men de grenzen der ftad byria niet onderfc beiden kan, en dat men ze fchier onmeetelyk zou achten. Zelfs veifeheidene mylen ■ verre afgelegene kasteden , ft'eden en dorpen , by voorbeeld , Meudon, Sévè, St. Cloud, Pasfy , St. Deni's én anderen febyntn met haar famentebangen en 'er de afgelegene deelcn van uittemaaken. Zelfs fchynt zulks met opzicht tot Verjailles plaats te hebben , wanr.eer men van Parys derwaards reist, fchoon het vier franfche mylen daar van af ligt, dewyl mee zeer genegen fa, om den weg meer voor een ftiaat in de ftad, dan voor een buitenweg te houden; want dezelve is niet alleen byna overal met gebouwen bezet, maar ook voorzien van lantaarnen, om den nacht te verlichten. De mlddellyn tusfehen twee tegen elkander over liggende Barrières de tegen- woordige poorten der ftad . bedraagt een groote duitfche myl; dus is zy, volgens deeze opgaave, berekend, iii de onderfteliing, dat de ftad cirkelrond is, meer dan drie goede duitfche mylen in den omtrek. Onze duitfche Staatkundigen rekenen de volks. M 5 roe.  ( 186 ) njgte 0p 7—800000. Doch de Paryfenasrerj fpreeken van veel meer. Zy fchatten zich, de vreemdelingen daaronder gerekend, die zy meer, of min op 150000 begrooten, op 1,130452, waarónder men niet minder dan 200000 armen telt (*)• Want men verzekert, dat 7H0452 het laatfte hoofdgeld betaald hebben, en voegt men by deeze de opgegeeven getallen der vreem; delingen en armen, dan komt 'er de bovenger noemde verbaazende fom uit. Men (*■) Nouvelle deferfption des■ Curhfilés de Parh. T I p 6 M e 11 c 1e r s in zyn Tableau de P, ris be«,« nu eens het getal op 800000 , en dan op eert milliöen. Buffon rekent het jaarlykfchc getal der dooden min of meer op 20000, en . rekent dc volksnrnime, ondcrfteld, dat 'er van 35 één ftcrit, flcgts op 700000. Doch deeze berekening kan onmogelyk juist weezen, omdat in zulk een verbaazend - groot menlchen-verblyf, gelyk Parys is, noodzaakclyk veel meer menfehen moeten (teven. Derhalven is óf het Sjetal der jaarlykfche dooden , het eese jaar door het ander gerekend, veel grooter, of de volks - menigte zou niet boven de 600000 kunnen bedraagen. Aldus wordt zy ook wczenlyk van de Abt Expill y op,egeeven. Maar deeze legt daarby dc lysten der geboorencn ten grondflag, tcrwyl hy zeer vculekeung ' op één gebooren kind 30 mwooneren rekent. Doch in decze rekening outbreekeu niet alleen de Jooden, rnaav ook alle de geenen , die,g«fcopt *jnde, zich. w  ( i«7 ) ■ Men telt in deeze onmeetélyke ftad by de iooo ftraaten, meer dan 50000 huizen, en onder deezen ruim 500 paleizen, 146 kloosters en abdyën, 26 hospitaalsn, 46 parochiaale- en 20 anderé kerken, bebalven de onnoemelyke kerken en kapellen der kloosters enz,, een heir van 20CCO0 •, zo rhannelyke als vrouwelyke dienstboden ; een drom' van 15200 bair-kappers 2cooo 'waterdragers, 1500 huur- koctfiers, bebalven ijroo eigen rytuigen; 200000 honden , die door de Franfchen en vooral de franfche vrouwen by uitftek bemind worden (**); even zo veele katten, en even zo veel zingende vogels, papegaajen en 'aapen. Deeze opgaave moge uwe verbeeldings-kracht tot een meetftaf verftrekken, om u van de grootte en volks-menigte*) £e v.'eeten 1200 kaazen, 6ogo knechts en leerlingen, 2000 beunhaazen, die deeze edele konst met gevaar om daarvoor in dc gicetré öggefloSten te worden, in 't geheim oefenen, en 6000 huis-kappers, die tegelyk^edi'ciideli'.'.yn. "ME cc ie k. ( '*) (Men vraagde eens een arm man, die zyn gejodeld brood ma zynen getrouwen hond deelde, wraröin hy den hond niet liever af'fchaftc? „ Hem af. fchal'tcn, antwoordde de arme man, en wie zou my dan beminnen.?"-. Een (rek, waarvan de Heer van ' k 6 'i sécu e in zyn toonccl - fpël: Mmfchcii - haat en t-cro'w ófögdfëSffl gebruik hêfefi gemaakt. .  C 185 ) aigte deezer ftad eenigzins 'een denkbeeld te geeven. De breedte der meeste ftraaten is in 't geheel niet geëvenreedigl aan het op dezelven heer(cbend menfchen-gewoel van voetgangers, tp tuigen en ruiters; even zo is 't gelegen met de wanfehikkelyke hoogte der huizen. Deeze zyn Eiees.ai vyf tot zeven verdiepingen hoog , en daarenboven nog bekroond met veele verre, uitfteekende en door eenen muur onderling verecnigde fchoorfteenen , waardoor zy een wanstaltige, reuzenachtige .vertooning maaken. De ftraaten zyn voortrefFelyk geweest; en zelfs thans nog zo goed, als in zulk eene ftad, by zulk een gewemel van volk mogelyk is, tcrwyl dezelven zeer zorgvuldig onderhouden worden. Het zelfde moe: ik mede zeggen van het zuiveren der ftraaten. Het is volftrekt onmogelyk, dat zulks in een zo groote en rolkryke ftad even zo goed kan gefchieden, als in een kleine en weinig bevolkte plaats. Hoe groot en menigvuldig derhalven de fchikkingen ook zyn mogen, welke men tot dat einde gemaakt heeft, men wandelt evenwel byna overal, by droog wcêr, tot ftikkens toe in een wol); van Q of en by regenachtig weêr in modder, die zo slibberig is als boter , en tevens zulk eenen ftank  ( »8s> ) flank veroorzaakt, dat men de geparfumeerde Heeren en Dames, die men ontmoet, voor den dampkring van goede geuren, die zy uitwaasfemen, wezenlyk danken moet. De verlichting der ftraaten by den nacht wordt hier niet door gewoone lantaarnen, maar door zogenoemde Licht • fchermen ( Reverheres) dat is, een foort van lantaarnen bezorgd, die aan een touw, dat de ftraat dwars overloopt, in de vryë lucht hangen, en aan wederszyde achter de lamp van een glad-gepolyst blik voorzien zyn,. het welk de Iichtftraa. len terug kaatst. Het voordeel van deeze inrichting is klaarblykelyk ; want het getal deezer licht-fchermen zal niet eens het zesde gedeelte van dat der voorige lantaarnen bedraagen, vermits zy wel 50 — Sa febreden van elkander af hangen. En nogthans zegt een ieder, dat de verlichting thans reel beter is, dan voor deezen. Wy woonen hier byna'in het midden van'de Stad , niet verre van de nieuwe Brug (Pontr.euf) in de zogenoemde voorftad St. Gemain, aie echter reeds voorlang geen voorftad meer, maar een aanzienelyk gedeelte van de ftad zelve is: evenwel kunt gy 'er geen denkbeeld van maaken, welke lange en bezwaaxlyke dagreizen ,  ( 15© ) zen wy uit dit middenpunt dagelyks moeten doen, om de ftad in alle haare onderfcheiden' deelen en derzelver voomaamfte merkwaardigheden te leeren kennen. Het weêr is ongelukkig zeer warm, en derhalven lyden wy in de riaauwe, bedompte en volkryke ftraaten, door hitte, gedrang, ftof en ftinkende lucht meer, dan ik befcbryven kan. Wy gaan naamelyk doorgaans, gelyk gy wel denken kunt, te voet, eensdeels, om dat men uit de koets-glazen weinig of niets kan opmerken, anderdeels om dat hier het ryden voor fatfoenelyke lieden, die zich niet gaarne in een morsfige FiSker Uiten inpakken, alte duur uitkomt (*). Maar nu is 't zeer lastig en gevaarlyk in Parys op de ftraat te gaan, naardien men, om niet geftooten, getrapt of overreeden te worden , de oocen overal hebben, als een aal doorkruipen cn als een kikvorsen heen en weêr moet huppelen (t) De Paryfenaaren bezitten hieromtrent (*) Een fatfoenelyke huur-koets kost, de fooitje? daar onder gerekend, voor den halven dag lalivw» dat is, byna 6 guldens , cn voor den gebeden dag 18 livres, dat is ten naasten by 9 guldens. (f) liet getal der menfehen, die door overryden, ftoocen enz. jaarb'ks In Pr.yys gekwetst worden-, woet  (I£>I) trent een byzonderc bekwaamheid, en men moet trachten, — men mag willen of niet — hen daarin gelyk te worden, al heeft men nog. zo veele duitfche bedaardheid mede gebragt. Gy kunt nu wel denken, hoe zeer zulks vermoeit en verhit. Slegts eenige honderd (lappen zyn genoeg, om den fterkften man aan het ■zweeten te brengen. En wy •— neig eens voor ons, moet zeer aanzienelyk weezen 3 want vermits men Hier aan de kant der ftraaten geen wandelpaden heeft, waaróp de voetganger voor rytuigen en paarden veilig zyn kon : is het veeltyds onmogelyk , om het gevaar te ontduiken. Ik zelf ben de as van eenen kort aan de huizen voorby-rollenden wagen moer dan t'ciis flegts door het gelukkig geval ontfnapt, dat ik nog even ter rechter tyd een deur bereikte. De vermaarde Tournefort lchoot op deeze ivyze, uit de Akadcmie t'Imis willende gaan, 'er zyn léven by in, na dat by alle gevaaren van een langduurigc reis door Griekenland , Aüli en Afrika geJiikkigiyk had doorgeftaan. De as van een kar knelde hem tegen eenen muur, vermits by geen kans' 2AÏ, te ontkomen. » . Het grootfte gevaar ontllaat van de fuelrollende wiski's cn kabripk-t's Qjfcrggns'), die iemand dikwyls zo onverwachts en fchiely'k in 't midden van het grootfte volks - gewoelop het Jyf komen, dat .men dezelven niet, dl n dooj eeneli gelukkigen fprong kan. ontwyken „Zo ik Poli. „ tie - meester was, zeide derhalve» Lodewvk XV" eens, dan zoude ik de kabrjöletten verbieden." Een gezegde zulk een traag en werkloos Vors", die anderen.,vew zied list legecren, vsüfcraen Jfaardié.  ( V)2 ) ons, myn lieve Lotte! wy verdienen liet; —v wy laaten zelden éénen dag verloopen, dat wy op deeze ftraaten volmenfcben niet twee of drie duitf.he mylen afliggen. By geluk liggen de bad huizen , die men hier onder openlyk opzicht in menigte heeft aangelegd , niet verre van ons kwartier: en deeze zyn by my, wanneer ik myn* krachten uitgeput heb, van even zo veel, zo niet van meerder uitwerking, ais de beste Herftöler (Rejliurateur) by 's Kom'ngs Paleis. Wiltgy u een denkbeeld vormen van het dagelyks gewoel op de ftraaten van Parys ? Stel u dan ons Brunswyk voor, in den tyd van de jaarmis,en wel in die gedeelten der ftad. alwaar het gedruis 't fterkst is. Geheel Parys fchynt een algemeene en onöphoudelyke jaarmis tt weezen. Byna alle huizen (uitgezonderd de kerken en andere openbaare gebouwen) hebben in de onderfte verdieping winkels ot werkplaatfen, waarïn by open deuren en venfters gearbeid wordt. Aan alle openlyke plaatfen , ook daar waar men flegts ruimte, hoe kHn ook, vindt, die voor rytuigen en paarden be- (*) Aldus noemen zich hier de aanzrenelyke Tafelhouders, vooral de geeuen , die onder de overdekte ganzen van het Palais-Royal woonen.  ( 193) beveiligd is, wordt op een tafel of in een kleine tent het een en ander te koop geveild, of uitgeroepen. 'Er is geen menfchelyke behoefte» hoe zwaar of fyn ze ook weezen mag, waarvoor men hier niet nagenoegen, raad óf hulp vinden zou. En men kan dat geene, wat mem noodig heeft, gemakkelyk i zonder leidsman 0 zonder te vraagen, opzoeken: het is genoeg, wanneer men een ftraat langs gaat, en de duizend groot gefcbilderde opfchriften, waarmede de muuren der meeste gebouwen byna geheel bedekt zyn, te doorfnuffelen, om een huis te vinden, waar men het begeerde bekomen kan. Zelfs alle fooiten van hansworsten, googche» laars en kwakzalvers, die zich by ons alleenlyt: ten tyde van de jaarmis ophouden ziet men hier dag aan dag in de ftad overal; voornaamelyk op groote pleinen, de kaaijen langs de Seins en op de wallen. Hier heeft een mariönettenfpeelef, die de verovering van de Baftille, of een andere gewigtige Staats-gebeurtenis vertoont, daar een googchelaar zyn tooneei néérgeplakt. Wat vérder op ftaat een tandmeester^ die voor de hem omringende vergadering hoogdravende redevoeringen houdt, verlierd met; alle de redeneerkundige figuuren, en vexzeld van N «ené  O 94^) ( eene houding en gebaarden * fpraak (gesten), zo als men dezelve by de redeneerkundige oefeningen in onze fchoolen zelden ziet. Hier worden vreemde dieren, daar andere zeldzaamheden der natuur en der konst vertoond. Ecnige ftappen verder ontmoet men eenen virtuoos, die openlyk op de ftraat fpeelt en zingt, en den inhoud van zyne romanze tevens als een tooneelftuk voorflelt. Naauwlyks verlaat men deezen, of men ziet eenen Savoyaard, die u uitnoodigt, om de konften van zyn marmot te zien. Eén ander heeft eenen vogel aan een touw, welken hy voor één Hard in de lucht laat vliegen, en misfehien ook andere konften doen. Waar men komt, waar men taeenen ziet, overal ontdekt men iets van dien aart; en vermits de Franfchen de nieuwsgierigfte fchepfels van de waereld zyn , zal 'er niet ligt iemand voorbygaan, zonder ten minften eenige oogenblikken daarby te vertoeven, om eerst eens te zien, wat men daar eigenlyk bedryft. Hierom zyn alle deeze googchelaars en konst-vertooners altoos, op wat tyd van den dag het ook zyn moge, van een menigte hoorers omringd, onder welke men met verwondering zeer wél gekleede en fatfoenelyke lieden van beide fekfen / ziet,  ( 195 ) ziet, die men niet zou gedacht hebbes, dat in armzalige voorwerpen van dien aart fma.ak konden vinden. Éémge natiönaale afwykingen deezer Natie," niet alleen van ons Duitfchers, maar van alle volkeren in de waereld, vallen eenen buitenIander, zonder onderfcheid, op de eerfte de beste ftraat , die by doorwandelt, zo fterk en zo onderfcheidend in 't oog, dat men blind zyn moest, om ze niet te ontdekken. Dit is voornaamelyk het gevat by de vlugge geaardheid en handelwyze der Franfchen, en by de verwonde, renswaardige beleefdheid , welke zich tot de allerlaagfte klasfe, die elders het graauw is, zo algemeen verfpreid heeft, dat ik tot hiertoe nog geen uitzondering daarvan gezien heb. Ik moet derhalven byna gelooven, dat Parys fiegts een voornaam , maar geen gemeen gepeupel heeft. Vergelykt men het in deezen opzichte met eenigen van onze volkrykfte duitfche Heden ,' dan is het onderfcheid allerklaarblykelykst; een onderfcheid, als tusfehen zwart en wit, tusfehen dag en nacht. Nóg zal ik hier het eerfte voorbeeld zien van een onbetaame. lyk lomp gedrag; nóg zal ik het eerfte fcheldend, krakeelend of fchimpend woord by het N a Sproot-  ( I9« ) . groots gedrang des volks hooren En evenwei Inmen op veele plaatfen der ftad naauwlyks tien frappen gaan, zonder iemand te dringen te ftoofen, of op den voet te trappen : doch Aai. degeene.dienmen ftiet of trapte me 2yn excufez-m» ( veröntfchuldig my), even I Jo fcmeryk, a's wy met ons pard.mez-m* (neem niet kwaalyk) gereed; beiden maake* elkander een compliment, en afgedaan is de -.k Geraaken twee elkander ontmoetende ^tuigen vast , dan heeft dit even zo weimg 2Waarigheid. In duitfche fteden hoort men ib zodanige gevallen, oogenblikkelyk een onweersbui van fcheldwoorden en vloeken ou den mond der voerlieden; op het hoogst genomen, zegt hier de één tegens den ander:• vms membarrasfez Men, Monfieur < (gy brengt my tn verlegenheid , myn Heer!) of: Camerade* V0us venez trés mal a propos! (gy ontmoet m, op eenen zeer ongevoeglyken tyd, Kameraad!) cn vervolgens raadpleegt men met bedaardheid en vriendelykheid , hoe de zaak te redderenis De tweede door my geopperde karaktertrek, de buitengewoone vlugheid der Franfchen, met opzicht tot gevoel, fpreeken en handelen, valt den vreemdeling even.zo fterk in  ('ÏS>7 ) in 't oog. Onder duizenden, die de nieuwe brug over gaan, onder twintig of dertig dui. zenden , waarvan de Tuileriën of de Boulevards wemelen, ziet men byna geen één, die traag of langzaam kruipt , en fchier niemand, die zyne tong niet tevens, zonder ophouden, met een radde vlugheid roeit. Gaan twee of meer in gezelfchap, dan breeken zy den draad van bun gefpj-ek nimmer af; wie hen ziet voorby gaan, zou denken, dat zy de gewigtigfte rechtszaak onder elkander hadden afte doen, en het onderwerp van hun gefprek is misfehien eene kleinigheid, waarover een Duitfcher naauwlyks drie woorden zou weeten te fpreeken, of waardig zou keuren daarover te fpreeken. Gaat iemand alleen, dan zingt, fcromt of fluit hy zich ten minden zeiven wat voor. Volflaagen ftilte en bedaardheid is voor den Franschman zo goed, als zyiae vernietiging; hy verzet zich daartegen, gelyk wy tegen den dood. Ook dit is by het ftraatgewoel in Parys iets byzonders , 't welk men in geen ander land vindt; het is hier levendiger, hier is meer geraas dan ergens. Alles loopt en huppelt in plaats van te gaan; allen fpreeken, febreeuwen, N 3 as,  ( 198 ) zingen of fluiten, in plaats van, gelykby ons,' ftil en bedaard te (lappen. Daarby komt een oneindige menigte van marsdraagers, die boeïsen en andere waaren te verkoopen hebben, en alle hunne krachten infpannen, om het (Iraat geraas te overfchreeuwen , en hetzelve daardoor nog deste llerker en verdoovender te maaken. En nu vooral is 'er op de ftraaten en pleinen geen maat nog einde aan het gewemel, geraas en getier. Het groot belang, 't welk een ieder, de knaap zo wel als de grysaard , de leek zo ■wel als de priester, de pakknecht zo wel als de rentenier, de vrouwelyfce zo wel als de mannelyke fekfe, in de nog aanhoudende aanmertelyke bedryven der begonnen Staatsomwenteling (lelt , lokt een ieder het huis uit op de ihaaten en pleinen, om alles wat 'er gebeurt, met eigen oogen te zien s aan de openlyke debatten en raadpleegingen deel te neemen, en overal zeiven mede te werken en te helpen, ten einde de manmoedig bevochten vryheid gehandhaafd en bevestigd moge worden. Hier ontdaan nu op de draaten, kaaijen en pleinen, voornaamelyk by alle hoekhuizen en openlyke gebouwen , walker inuuren met bekendmaa- kings-  f Ï99 ) kings - briefjes (Affiches) van allerleien aart, ■dagelyks van onderen tot boven beplakt worden, groote en ineengedrongen hoopen van mentenen , die van den morgen tot den avond dezelfden fchynen te blyven , fchoon zy van minuut tot minuut door afgaanden en bykomenden veranderen; even gelyk een vyver door toevloeijen en afvloeijen , welke geduurige verandering voor het oog van den aanfehouwer verborgen blyft. Daarby ziet men overal gewapende burgers, waarhy zich eenigen van de Garde en andere Soldaaten, die tot de burgery zyn overgegaan , hebben gevoegd, nu tot de wacht-parade optnarcheeren, dan als patrouilles de ftraaten doorwandelen, of ook den één of anderen plegtigen trein 'ter befcherming verzeilen. Aan het daarmede gepaarde geraas van trommen , pypen , muzyk , klokke luiden en kanonfehooten , . is byna peen. einde. En in 't midden van deezen bruisfehenden ert gewapende menfehen- ftroom, zwemt de zorg. looze vreemdeling zo gerust, zo ongemoeid en veilig rond', als een eend (of, zo gy liever een edeler dier ter vergelyking verkiest ) gü. lyk de zwaan op eenen beflooten vyver van 4 ha*  ( 2C0 ) £aaren Heer, alwaar niemand haar ontruste* mag. Wy loopen overal — op de Place de Crève, in de Tuileriën, op de wallen en in het Palais royal zonder den minden fchroom, op den grootden hoop van menichen in , en laaten ons door den droom voortfleepen, zonder ooit, zelfs midden in het derkde gedrang, een enkel onaangenaam woord te hooren, veel minder nog een onrechtvaardige en geweldige behandeling te ondervinden. Wy hebben zekerlyk daarby het voordeel, dat men ons ge. meenlyk niet voor Duitfchers, maar voor Engelfchen houdt. By het woord Duitfcher ftelde* %y zich reeds lang een lomp, dyf, onhebbelyk en laf fchepfel voor, het welk door zyne plompe grootschheid, de rol van een gewigtigman, en door een verongelukte naapery der Franfchq aartigheid en galanterie , die van een wellee, tirios-wlrl rapsiit fe fneelen. vena man v  ( 4 ) bewustheid en heeft eenige minuuten nodij, om wederom tot zich • zeiven , en van de verbaazing tot het gevoel van zyn eigen beflaan te komen. De nieuwe brug wordt gemeenlyk voor de fchoonfte in geheel Parys, zo niet zelfs in de geheele waereld, gehouden { doch zy is 't niet. De Konings.brug (pont royal), die gelyktydig met haar loopt, is nog fraaijer. Want deeze is flegts ééne, daar de laatstgenoemde integendeel uit twee en wel ongelyk - lange bruggen, beftaat, die door een tusfehen beiden liggend eiland gefcheiden zyn. Evenwel is 'er iets, dat de nieuwe-brug een befiisfend voorrecht geeft boven de Konings-brug; te weeten , het eerbiedwekkend ftandbeeld van den besten der Franfche Koningen ,Hekdeii IV. Dit ftandbeeld is geplaatst in het midden en wel op den vasten grond , alwaar de twee bruggen , die de Pont neuf uitmaaken, aan het punt van het eiland famenloopen. Een deftig gedenkftuk! Een van de weinigen, waaraan de vleyëry geen deel had, en die de naneevennog hetzelfde gevoel van liefde, dankbaarheid en verwondering inboezemen , '% welk derzelver oprichting by de voorvaderen konde veröor. zaa-  ( 5 ) aaaken. 'sKonings gemeenzaam voorkomen^ en de menigte van aangedaane menfchen, die van den morgen tot aan den avond rondom dit beeld van den Afgod der Natie vergaderd zyn, en hunne oogen op dezynen gevestigd hebben, bekoort iedereen , die nog een vonkje van menfchelyk gevoel in het hart heeft, hy zy dan Franschman of buitenlander. Men heeft zowel het degen-gevest, als ook de teugels van het paard, des avonds na de verovering van de Bastille, met de Franfche vryheids-kokarde verfierd, onder het juichend vreugde-ge» fchreeuw : „ Hy is weder cpgeftaan! Hy leeft „ weder onder ons!" In den beginne verbeelde ik my, alsöf deeze nieuwe toeftand de oorzaak was, waarom men zo veele menfchen aan den voet des ftandbeelds met opgeheven hoofden vergaderd ziet: doch men heeft my verzekerd, dat hetzelfde gedrang hier ten allen tyde heeft plaats gehad, (,*) en dat zulks de aan- C*) Ook ik heb in al den tyd, dat wy bier ons verblyf gehad hebben, geen vermindering van deezen menfchen - hoop ontdekt, hoewel de kokardes , aan het weer bloot gelteld, in de laatfte dagen reeds verflenst en onkennelyk geworden waren. A a 3  ( 6 ) aanhoudende uitwerking van liefde en eerbied des volks jegens den meest beminden zyner Koningen was. Jonge Erfgenaam eener kroon I Jonge Erfprins! ei doe een tochtje naarParyr; niet om de franfche Opera, niet om het franfche Hof, maar om dit ftandbeeld te zien en de hoogachting, welke een dankbaare nakomelingfchap aan de deugden van goede Vorften bêwyst! In geheel Europa is niets lcerrykers voor u te zien. Twee byzonderheden ontëeren dit ftandbeeld, en ftooren de treffende aandoeningen, waaraan de wandelaar, zo lang zyn oog flegts op de figuur van den goeden Hendrik blyft ftaa. ren, zich zo gaarne overgeeft; deeze zyn ten deele de lange zeer ongepaste opfchriften aan alle zyden van het voetftuk, die niemand gaarne leest; ten deele ook de aan de hoeken van dit voetftuk geketende flaaven - gedaanten, die elk gevoelig aanfchouwer liever in de Seine zou werpen, dan ze aan de voeten van zulk een goed Koning geplaatst zien. Het komt my voor, dat deeze flaaffche verfieringen aan ftandbeeldèn van grootë Vorften, die hun geluk zo wél gemaakt^ hebben ,een der ongelukkig, fte denkbeelden is, welke de raaskallende hars- fe-  ( 7) fenen van eenen vleyënden konflenaar ooit heb. ben uitgebroeid. Want wat wy ook , naar zyne bedoeling, immer daarby mogen denken: het is en blyft toch een onwaardig, afzigtig denkbeeld, om het edelst fchepfel van God, den mensch, tot een beest, of, dat hetzelfde is, tot een flaaf verlaagd te zien, dien de voet van een ander mensch, of zelfs die van zyn paard op den nek treedt. Tot zulk eene on« uatuurlyke vertooning behoorde de verheven menfehelyke gedaante immers nooit gemisbruikt te worden. Nimmer kan de reden een geval onderftellen, waarïn de ééne mensch bevoegd zou wezen, om den ander tot zulk een verworpen wezen te vernederen; dit denkbeeld is en blyft derhalven voor elk denkend aanfehouwer onnatuurlyk en afzigtig. Dit is het geval' altoos; hoe veel te meer nog alsdan, wanneer de gevleide flaaven-bedwinger indedaad geen dwingeland, maar een goed, menschlievend Vorst, een Hendrik IV was! Voor het overige is dit gedenkftuk niet van 'een en den zelfden meester; en het paard, dat juist geen groot meesterftuk is, heeft zeldzaame lotgevallen gehad. Het wierd in Italië op bevél van den Groothertog van Toskanen, Ferdinand, gegooten, die het evenbeeld Aa 4 vaa  C 8 ) van zyn eigen Kgchaam daarop dacht te plaatfen. Doch hy-ze!f zowel als de konftenaar. kwamen intusfchen te fterven, vóór dat het nog voltooid was. Ferdinakd's opvolger, Cosmüs II, üet hetzelve voltooijën, en zond het ten gefchenke aan de Weduwe van Hendrik IV, Maria van Medicis, indien tyd Regentesfe van Frankryk. Maar het fchip, 't welk dit gefchenk moest overbrengen , verongelukte op de kust van Normandye , en het paard verzonk in de diepte der zee. Hier lag het een geheel jaar, tot dat men het eindelyk met zwaare onkosten wederom ophaalde, en naar Parys ovejrbragtDe Koningin deed de gedaante van haarenoverleeden Gemaal, door Dupbis, en de flaaven door Francheville daarby gieten, en het geheel plaatfen op de brug, die de goede Hendrik zelve had laaten bouwen. Deeze brug is, (de punt van het eiland, waardoor zy in het midden afgebroken is daarby gereekend), icio paryfche voeten lang en 72 breed. Men vindt op dezelve , op wat uur van den dag het ook zy, een kleine waereld van menfchen, die ten deele komen en gaan, ten deele ook hunne handteering aldaar dryven. Boven ieder pylaar (laan winkels, waar.  <£>) waarin galanterieiwaaren te koop zyn; hie zitten Savoyaarden-jongens, met borftels, om den voorbyganger den fchoenen te veegen ; dair ftaan anderen met kleine tafels, waarop zy, gelyk het opfchrift van een opftaand bord aankondigt, honden fcheeren, katten fnyden of andere foortgelyke handteeringen oefenen; ginds ftaan liedjes • zangers , ftraatvirtu. oozen en andere diergelyke konftenaars, om het volk te vermaaken en hun middag. maal of avond - brood te verdienen ; elders ziet men kleine bergen van meloenen opgeftapeld en andere vruchten ten toon gelegd, om de beftooven keelen der voorbygangers te ververfchen. Nog wat verder ftaat een gebouw, de Samaritaane genoemd, waarin een dryfwerkis, waardoor water uit de Seine gepompt wordt, het welk uit den top van het huis in een daaronder geplaatfte kom loopt. Het gedruis van dit vallende water, verëenigd met de voorbyfnellende menfchen-ftroom van menfchen, is van zodanig eene uitwerking, dat men het geraas van eeneu bruisfchenden woudflroom meent te hooren. Ik voorzie dat ik, geduurende ons verblyf alhier, deeze brug honderdmaal overgaan en A a 5 even-  evenwel altoos nog iets nieuws op haar ontdekken zal , dat my beweegen kan flil te ftaan , om de belangryke en wonderbaarlyke heJryven, die men hier van alle kanten ont*. dekt, nog eens te aanfchouwen. Vandaar gingen wy naar het zo genoemde Paleis le Patais de Justice), den zetel der Franfche Koningen in aêloude tyden , tegenwoordig het hoogfte gerechtshof of Parlementshm's. Doch vermits het Parlement heden geen openbaare zitting hield, konden wy thans flegts eenige deelen van het gebouw bezichtigen. Dit gebouw is zo oud als de Franfche Monarchie; doch dewyl verfcheiden deelen van hetzelve meermaalen door brand vernield zyn, is 'er,door hetzelve geduurig wederom te her-' ftellen, een onregelmaatig en ongeëvenreedigd geheel, half naar de oude, en half naar de nieuwe bouwkunde, uitontftaan, waarvan flegts enkele ftukken bezienswaardig zyn. Voornaamelyk behoort hiertoe de groote voorzaal, die i met opzicht tot de grootte en luister, voor de uitmuntendfte in Frankryk gehouden wordt. Zy ge'ykt naar een kerk van aanzieniyke grootte, en rust op zeer zwaare pyiaaren, die ten deele door boekverkoopers , ten dee'e door fchryf-  , fchops • ftoel, en begon de groote mis te „ zingen. Alle tegenwoordige Geestelyken „ verfcheenen óf met een zwart gemaakt ge„ Iaat, óf met een affchuwelyke gryns voor „ het aangezicht. Gekleed ais arlequins of „ oude wyven, dansten zy, terwyl de Zot. „ ten bisfchop het hoogampt verrichtte, als „ waare gekken, en zongen daarby morsfige „ liedjes. " Hoe wordt gy te moê, jonge Leezer ? Gy ftaat verflomd? Het is nog te vroeg; het komc nog erger. Luister eens. „ Vervolgens omringden de Diakenen en „ Onderdiakenen den mis-doenden Priester, „ en fmulden worften en diergelyke, die op „ het altaar voor hen neêrgelegd waren. Dit ,, gedaan zynde, fpeelde men op de kaart of „ met dobbelfteenen aan het altaar, en wierp om den mis-priester te foppen, in plaats „ van wierook, oude fchoen-zooien in het „ reukvat, en deed hem den Hinkenden damp y, daarvan inademen. „ Na de geëindigde mis, bedreef men nog Brij ger gruwelen. Men zoop zich vol, fprong >• als ontzieden door de Kerk, zong fchan. Bb 3 de-  ( *2 ) „ delyke Kaderen en braakte Godslasteringen „ uit. Eenigen trokken zelfs de kleederen „ van het lyf, en fprongen met de uiterfte s, fchaamteloosheidmidden in de Kerk, in het „ gezicht van het vergaderde volk, moeder „ naakt in 't rond. „ Alsof zulks nog niet genoeg ware, Iie„ ten zy zich op vuilnis-karren langs deftraa„ ten der ftad trekken, en wierpen het volk, dat hen in menigte verzelde, met den modder, waarin zy zichzelven wentelden. Op , verfcheide openlyke plaatzen waren ftella„ giën voor hen opgericht; by deeze deeden „ zy halte houden, fprongen 'er op, en vermaakten het vólk met de laagfte en morfigfte • grappen van tooneel - gekken. De losban„ digften onder den waereldlyken ftand voegden zich by hen, verkleed als monniken en „ nonnen; en nu ontftond -er een affchuwe„ lyke naaryver , hoe de één den ander in # fchaamteloosheid en fchandelyke handclwyze „ de loef kon affteeken." Wel nu? Is dit ftaaltje van de gebruiken, die in de christelyke Kerk geduurende zo veele duistere eeuwen heerschten, waarin flegts een blind geloof en napraaten als Godsdienst, en daarentegen al het gebruik der men-  ( 23 ) stienfchélyke reden , ter nafpooring én beöordeeling der waarheid, ais ftrafwaardige godloosheid befchouwd wierd, voldoende, om de dweepSchtige vyanden en lasteraaren der voortreffelykfte gave van God, der veldwinnende verlichting van onze tyden , van fchaamte te doen bloozen ? Doch dit zy genoeg! La Jeunesse beveelt ; wy moeten verder gaan. Onze naaste weg was naar de oude Kerk der patroones van Parys, der heilige Gekoveva. Ook hierïn ligt, dunkt my, iets karakterisflieks, dat de galante Paryzenaaren geen man , maar een Dame tot hunnen Befchermheilige verkooren hebben. Ik heb reeds meerder voorbeelden byëen verzameld van den invloed, welke de gala'ntery deezes volks in deszelfs godsdienftigheid heeft gehad. Men vindt in deeze oude Kerk weinig, dat opmerkenswaardig is. Doch dewyl zy de geene is, waar'ïn het nog overgebleven getal der fcbynheiligen onder'het gemeenevolk, vooiiil de zogenoemde Dames des halles —- de viswy. ven en uitdraagftèrs haare bygeloovlge werktuigiyk aandacht pleegen te verrichten: verdient zy, uit dien hoofde, van den Men» fchenbefdiouwer bezocht te worden. B b 4 In  ( 24 ) In een kist, rustende op hooge pylaaren^ worden hier de gewaande beenderen der heilige Genoveva bewaard; en deeze zyn het voornaamfte voorwerp van den eerbied des gemeenen mans. Rondom dit gedenkteken des bygeloofs ziet men een groot gedrang van menfchen, uit de bovengenoemde laagfte klasfe, die de één na den ander om het voetftuk óf gebukt heenen kruipen, óf op de knieën nader aanfehuiven , en op elke zyde eenen vroomen kus drukken. Onder deezen zagen wy eenen monnik op de volgende wyze bezig. Hy bond kleine linne lappen aan een langen ftaak, ftak denzelven omhoog naar de kist met beenderen , wreef 'er de lappen aan, en deelde die vervolgens —• het fpreekt van zeiven, voor geld en goede woorden onder de geloo- vigen uit. Zodanig lapje op een ziek kind gelegd , doet de tanden gemakkelyk uitkomen, geneest dikke buiken, dryft de wormen af, en is, in één woord alles gezegd, goed tegen alle ziekten. Zulks verzekeren ten minften de verftandige paapen , die handel daarmede dxyven; en dit gelooven ook ten minften de oude wy ven, die ze koopen. Rondom de pylaaren vindt men briefjes aangehecht, waarop alle hulnbehoeftige perfoo- nen  ( 25 ) nen ter openlyke voorbidding worden aanbevoolen. Het is wél der moeite waard, om ibmtyds deeze briefjes teleezen, vermits daar. by wel eens zeldzaame gevallen zullen voor. komen. Mercie r geeft den inhoud van lommigen, die hy vond , op, waamn het volgende nog geen van de belagcrulykfto is • , „ Men verzoekt in uw gebed eenen man intè„ fluiten, die gevaar loopt eeuwig verdoemd ,, te wbrden, omdat hy wysgeerige boeken „ leest." Men ziet hieruit, dat deeze oude Kerk de wykplaats is, alwaar het bygeloof uit het overige gedeelte der ftad gebannen zynde, tot hiertoe nog een fchuilhoek heeft gevonden. Het is niet waarfchynelyk dat hetzelve hier nog lang huisvesten zal. De fedcrt de Staatsomwenteling begonnen wedergeboorte der Natie, fchynt de heerfchappy des bygeloofs even zowel, als de waereldlyke dwingland?, den doodfteck te zullen geeven. Om nog eene gelegenheid meer te hebben tot openlyke festiviteiten, veinst het volk in Parys te gelooven , dat de heilige Geno.. ve va de omwenteling bewerkt heeft, fchoon het zeer wel bewust is, dat het meeste door zynen eigenen arm tot ftand is gebragt. Men Zi« derhalven byna dagelyks bedevaarten naar B b 5 dee-  ( «6 ) deèze Kerk doen, die ten doel hebben, om de Befchermheilige eenen bloemkrans ten bly ke van dankbaarheid voor de gelukkige verlosfing van het juk der dwingelandy aantebieden. Heden zyn 't de Dames van de Hallen, dié deeze plegtigheid verrichten, morgen de jonge dochters van deeze, morgen die van een andere wyk der ftad. Zy zyn alsdan in t wit gekleed 5 eh rykelyk met bloemen verfierd. Eén van haar draagt den krars, welke de Heilige wordt toegebragt, liggende op een zyden kusfen, waaraan linten van allerlei kleuren vast gehecht zyn, wier einden van zo vêelen, als de plaats maar toelaat, gehouden worden. Deeze Dames zyn mede van vaandels voorzien, aan welker Hokken insgelyks lintjes neerhangen, die in de handen der géehen, die 'er naast gaan, eindigen. Zodanige trein wordt altoos verzeld door eenige kompagniën gewaa- pende burgers en Soldaaten des Vaderlands aldus noemt men de Franfche Garde, die thans tot de burgery is overgegaan — die ieder in den loop van zyn geweer bloemtrosfen hebben fteekcn, die hun van de Dames tën gefchenk gegeeven zyn. Trommelflaagers en Hoboïsten maakten 'er muzyk by. De nieuwe Kerk der heilige Gehoveva, waar ■  C 27 ) waaraan reeds twintig jaa'ren gewerkt is, en die thans ten minften van buiten, behalven het bovengedeelte der koepel , voltooid is, kon mogelyk wel de fchoonfle en prachtigfte van geheel Parys worden. Het poortaal is zo fraai en deftig , als ik ooit een gezien heb. Jammer is 't, dat deeze heerlyke tempel niet op een ruimer plaats (laat. Van daar leidde Mr. la Jeunesse ons naar de Sorbtmne, het bekende hoofd-kollegie van 't Genootfchap der Godgeleerden. Ongelukkig treffen wy thans den tyd, dat alle kollegiën, die de Akademie te Parys uitmaaken, vacantie hebben: wy kunnen derhalven alleen de daartoe behoorende gebouwen, maar niet 't geen 'er in gedaan wordt, leeren kennen, eene zaak, waarvan ik niet dan zeer ongaarne afzie. HeJen bezagen wy de prachtige, met fchilderyën verfierde Disputeer-zaal en de fraaije Kerk deezer hooge School, in deeze Kerk en wel in 't midden van het koor, is een bezienswaardig gedenkfluk van Parisch marmer, ter gedachtenis van den Kardinaal Riciielieü geplaatst: een voortreffelyk konst-werk, mogelyk het allerkostbaarst, dat in Parys gevonden wordt. Het is een mees. lerftuk van den Beeldhouwer Giuedoh. Op  ( 28 ) Op een antieke grafnaald is de ftervende Kardinaal, levensgrootte als liggende afgebeeld. Zyne Nigt, in de gedaante van den Godsdienst, onderfteunt zyn half opgericht hoofd: en een andere vrouvvelyke gedaante, de wetenfchap voorfteüende, weent aan zyne voeten. Twee treurende geleigeesten houden zyn wapen. De uitdrukking in de aangezichten deezer figuuren is verwonderlyk fchoon en treffend; het gelaat van den Kardinaal, 't welk bovendien nog volkomen gelykt, is het beeld van een wel lydend, doch den dood met bedaardheid inwachtend groot man; de Godsdienst ernftig en bedroefd, maar daarby vol van deftige gerustheid ; de Wetenfchap in den diepften zielenfmart. Zelfs is het bywerk aan dit voortreffelyk praalgraf met een verwonderenswaardige konst uitgewerkt, en, by voorbeeld, het gewaad van den zieltoogenden zo natuurlyk In plooyën gelegd , dat men onwillekeurig de hand daarnaar uitfteekt, om zich door het gevoel te overtuigen , dat het fteen is. Jammer is 't, dat dit voortreffelyk gedenkteken dat van eenen— Rxchelieu, eenen ydelen, eer- en heerschzuchtigen, wreeden , wraakgierigen en bloeddorftigen Priester is, on. der  C 2?) ) der wiens regeering als Staatsminister, Frank, ryk al dieper en dieper in fiaverny en innerlyke ellende wegzonk, naar maate hetzelve uiterlyk in magt en luister fcheen toeteneemen. Men moet derhalven de Kerk intreedende, is 't mo^ gelyk, eerst de gefchiedenis trachten te vergeeten , wanneer de indrukfelen , welke dit meesterachtig konstftuk in Haat is op iemand te maaken, onverzwakt op ons werken zal. De overige werken der konst, die in deeze fraaije Kerk gevonden worden, moet ik met ftilzwygen voorby gaan, zo ik de gefchiede. nis van deezen dag eindigen wil. De Sorbonne wierd ten tyde van den heiligen Lodewyk door Robejjt Sorbon ge. fticht, waarvan zy ook den naam draagt. Zy z">u van andere fchoolen der godgeleerdheid daardoor onderfcheiden zyn, dat zy uit wae. reldlyke geeftelyken heftaan, in de godgeleerdheid voor niet onderwyzen , en de geestelyka waardigheden , die van Baccalaurens en Hoftor, den geenen, die zich dezelven waardig maakten insgelyks voor niet verleenen zou. Zy noemde zich uit dien hoofde het Jrmjle Huis, (Pauperrima domus) welken naam zy thans nog in haare openlyke fchriften voert, zo weinfg ook dezelve voegt aan haare tegenwoor- di-  C 30 ) dige inrichting, die niets minder is dan arm. Langzaamerhand verwierf deeze hooge fchool den hoogflen roem van godgeleerde weeten. fchappen, maatigde zich het uitfluitende rech. tersampt over de rechtzinnigheid in zaaken , die het ge'oof betreffen, aan, en zulks wierd haar toegedaan; tot dat men ook in Frankryk begon te begrypen, dat dit rechtersaoipt geenen fterveling, hy mag Paus of Doctor van de Sorbonne weezen , maar alleen Gode toekomt. RicriELiEU wierp zich op als befchermer van deeze hooge fchool , om den zegen der Priesters tegen den vloek des volks, die hem drukte, te doen opweegen. Hy droeg zorg, dat de vervallen gebouwen van den grond op nieuw wierden opgehaald, en voegde 'er de fchoone Kerk by. Vandaar de eer, die hem in dezelven beweezen is. De boekery der Sorbonne zegt mendatoooco boekdeelen en 500 handfchriften bezit. Wy hebben dezelven niet gezien. En daarmede eindigden wy onzen voormiddag. Het was twee uuren, en wy lieten ons, vry fterk bezweet en beftooven , naar huis brengen, om ons met fpys en drank te verkwikken, en van den verrichten arbeid des daa;rs wat uitterusten. Men  ( 31 ) Men kan hier, gelyk in Duitschlmd, het gemak niet hebben, om in de herbergen aan een openbaare tafel te eeten; maar men moet 21'ch óf het eeten van eenen kok op zyn kamer Iaaten brengen , óf by eenen zogenoemden Herjleller -r— Restaurateur — gaan, alwaar men wel in gezelfchap, maar toch ieder voor zich alleen aan een kleine tafel fpyst. Wy vonden goed, om heden het eerfte te verkiezen; en onze maaltyd, die vry fober was, kostte ieder perfoon, buiten wyn en defert, vier livres, dat is byna twee guldens het pour le garfon fprak van zei ven. Zelfs moet men het water , dat men gebruikt, daarby koopen. Want vermits het water uit de Seme, het eenigfte, 'twelk men binnen Parys zelve heeft, uit hoofde van den geduurigen toevloed van de lelykfte en ongezondften vuiligheden , ten deele walging verwekt, ten deele ook ziekten veroorzaakt: drinkt men óf Zandwater ( eau de fablon) dat is, water uit de Seine , 't welk door zand gezeigd is en de onzuiverheden daarïn terug gelaaten heeft; of zogenoemd Koningswater (eau de Roi) het welk eenige mylen verre gehaald, cn vry duur voor geld gekogt wordt. De eerfte kruik vol, die men daarvan neemt, moet men met zestien, maar alle  C 32 ) alle de vo'^'en Jen ieder met agt Sous betaalen. Dit water is wel zuiver, maar omdat bet zo lang op weg moet zyn, zo flaauw, dat het naauwlyks den dorst verflaat , en daarentegen volftrckt niet tot ververfching dienen kan. By geluk heeft men hier zeer goed bier, 't welk niet veel duurder is dan het drinkbaar water, goed dubbel maarts bier) bonne biere doublé de Mars) genoemd ; een opfchrift, het welk men hier aan onnoemelyk veele huizen vindt, waarin het verkogt wordt. Men doet wel, zich daarby te houden, en zo weinig als mogelyk is, water, vooral Water uit de Seine te gebruiken. De weinige tyd , die ons van den nademiddag overfchoot, tot dat de Schouwburg begint, wierd met fchryven doorgebragt ; en vervolgens lieten wy ons naar de franfche komedie brengen. Aldus noemt men , gelyk ieder weet, onder de menigte van Schouwburgen de geene, welke de oudfte van allen is, en zich uitdien hoofde ook gerechtigd oordeelt, zich voor de beste van allen te houden, fchoor. dit altyd en in allen gevallen niet zodanig is. Wy vonden het gebouw ruim en fchoon -. ook zeer wel ingericht, overëenkomftig met het oogmerk: maar het ftuk, dat gefpeeld w:erd — de  ( 33 ) de BeveHey van Saurin ■ flegt; de vertooning middelmaa'tig, en vooral de rol van de hoofdperfonaadje uitfpoorig en onnatuurIvk, Het ballet was de^e fraaijer. Men zieC dat de Dansfers een levendig ideaal der konst, eenen Vestris hebben , waarnaar zy zich vormen kunnen. Eindelyk befloot men met het nafpel f de Koopman van Smirna. Hier hadden wy wederom reden, ons - zeiven geluk te wenfchen, dat wy niet voor Duitfchers erkend,- maar voor Engelfchen gehouden wierden. In dit zangfpel komt naamelyk onder de flaaven, die ten toon gefield worden , ook een Baron Allemand voor, eh wel overëenkomftig met het denkbeeld, 't welk de Franfchen gemeenlyk van ons arme Duitfchers, en vooral van onze Baronnen vormen. Men kan zich g'Jen dommer, onhebbelyker en tevens opge. blaazener fchepfel voorftéllen j dan zulk eën Baron Alkmini naar deeze denkbeelden vertoont. Zo dikwerf als deze've één woord fprak, ja zo dikwyls zelfs als de flaavenhandelaar flegts zynen naam noemde , fchaterde de geheele Schouwburg van lagchen (*■). Duitfche Jon- ge- (*) Ten blyke, dat niet zo zeer de karrikatuur van lil. Duel. Cc dsn  ( 34 ) geling! die een reis naar Parys doet , delg de fmaadheid van uw vaderland uit, met by de Pa¬ den Duitfcher, die hier optrad, dan wel het bekrompen en behgche'yk denkbeeld, 't welk men hier met alles wat nOttc* is, over 't algenwe» verbindt, dit gelagch veroorzaakte, kunnen de volgende Anekdoten dienen. Toen ik eenige dagen daarna de Natiönaale Vcrgaderin" te l^erfaillesbywoonde, wierd de zitting daar. mede begonnen , dat een Sekretaris de Vergadering kennis gaf van rie blieven en zaaken, die federt gis» teren ingekomen waren. Onder de la.tften was mede een boek, opgedraagen san de Natiönarde Vergadering, ten tytcl voerende: De la Navigaiion Cover de Scheep\aarÜ gefchreeven en gezonden par un Alleman* Cdoor een Duitfcher.) Toen de Sekretaris het woord AlleiHmd uitfprak, borst dc Vergadering uit in hetzelfde gelagch, het welk wy in de komedie by de verfcliynint; van den Duitfchen Baron moesten hooren. Dat een Duitfcher een bock over de Scheepvaart gefchreeven had, kwam deeze Heeren even zo belagcheJyk voor, als het ons voorkomen zoude te hooren, dat een Groenlander of Hottentot een hoek over de Opera had gefchreeven. - Een andere anekdote. In een werk, nu eerst hier uitgekomen, 't welk ik om redenen niet noemen wil, wordt zeker waardig dllitsqh Edelman, die te Parys een gewigtigen post bekleedt. door den volgenden bitteren trek gekenfehetst: AT. N. Baron Alleman d audesfous de fa definition, (een duitsch Baron, die zelfs beneden de befchryving van een zoda-  C 35 ) raryfenaaren geen andere, dan edele Duitfche zeden, een wélgevormd verftand en onberis- pe- higen is.) Volgens deezen trek kan men iigtelyk begrypen, hoe de Franfche befchryying van een duitsch Edelman weezen moet. - De derde anekdotet een oude Dame, de Marouisfinne van . . . . zag my fnuif neemen, en vroeg my mede om een fnuifje. Terwyl ik aan haar verzoek voldeed, vestigde zy haaréoogen met veel op'ertendheid op myne rtoo*. Zy was ver|a,{r> uit de fabriek van onzen Stob wasser; een doos, zoals wel duizend menfchen by ons ook bezitten. „ Cette Uhatiere n'ejl pas falte cn Allernare? vraagde zy. Deeze doos is in Duitschinn:! toch niet gemaakt? Si fait, Madame! Zekerlyk! was myn antwoord. Zy verzocht vervolgens het ftnk te mogen zien; befchouwde hetzelve met opspalkte óogen vol verandering, en riep tot herbalde ryzen uit.- et cela re fait en AUemagntt CEnzoiets ma* men inDuitschlnml ?)eVen alsiemand by ors, die zorianJg ftnk in de handen van een Sama. jetd zag, uitroepen zou- en zo iets maakt men in het lard der Samojeeden?-E.nde!yk, nog eene anekdote van dien aart. Een man van verdiende, medelid van ïk weet niet hoe veelo Akademiën, leide by my zyn tegen-bezoek af, en vorrt my in een bruine jas. na. dat hy my 's daags re vooren in een zondagspak gezien had. Van het lastffe had hy mogelyk oodorfteld, dat ik bet eerst te Parys had laaten maaken, om ook ge lyk tndere menfchen gekleed te zyn ; aan de jas knn" hy integendeel wel zien. dat ze niet nieuw was, en  ( 35 ) pelyk gedrag te toonen! Tracht daardoor wederom goed te maaken, 't geen zo veelen van uwe voorgangers totfchande van zyne onfchuL dige Natie bedorven heeft. Den 5de Augustus. Heden trokken wy eerst naar het Palais dt Bourbon, den Prins van C0NDé toebehooren. de, en liggende aan de westzyde van Puys, een paleis in den besten finaak, en met de uiterfte pracht gebouwd, en het meest van alle overige paleizen in Parys voltooid. Men zou het- dat ik ze moest medegebragt hebben. Hy bekeek my vervolgens van onderen tot boven, en kwam eindelyk met de vraag uit: „ Neem niet kwaalyk, Mynhec,! Kwm-n in Duitschland zó gekleed?" In myn ant. woord Kraaide waarfchynelyk iets door van de verwondering, die deeze vraag my veroorzaakte; hy draa.de derhalven terftond volgens de franfche befchaafdhe.d by, terwyl hy my verzekerde, dat myn rok voortreft* lyk gemaakt, en de kleur met veel fo.uk gekoo,en was. Doch zag ik hem in de oogen aan, dat hem by eiken herhaalden blik, welken hy op myne kied.ng w.ern altoos de gedachten op de tong lag: „ N.tnmer had k „ gedacht, dat men zo diep in het Noorden (Ami U " foni üu Nord~)iStn alswy, gekleed gingl"  ( 37 ) hetzelve een verzameling van paleizen kunnen noemen, vermits het beftaat uit veele geëvenreedigd met elkander famenhangende gebouwen en hoven, die een geheele wyk van de ftad beflaan, en, te Tarnen genomen, een enkel, fchoon en groot geheel vormen. Gaarne zouden wy ons vergenoegd hebben, met hetzelve alleen van buiten te befchouwen , dewyl het aangaapen van prachtig huisraad en verfierde vertrekken, niet tot de bedoelingen van onze reis behoorde: doch la Jeunesse beval, en wy moesten gehoorzaamen. Ik geloof, hy zou ons anders den dienst opgezegd hebben ; want naar zyn oordeel is 'er in de geheele wyde waereld niets bezienswaardiger, dan het inwendige.van dit paleis. Ik zal echter myne Leezeren niet lastig vallen met eene befchryving van deeze fraaijigheden; en maak alleen gewag van de Gallery der veliflagen, (la gaüerie des batailles,) waarïn vier beziens. waardige fchilderyën van veldflagen hangen, die zo veele overwinningen van den grooten . CoNDé voordellen. Zy zyn door Casa» mova en le Paon vervaardigd, en febyren onder de beste ftukken van dien aart voorïl een plaats te verdienen. Tusfehen twee Cc 3 van  ( 33 ) van dezelven is het borstbeeld van den Prins geplaatst, en verfierd met zegetekenen. Daarenboven is deeze zaal nog voorzien van vier ftukken boven de deuren , waarin even zo veele belegeringen afgebeeld zyn, liet overige mag de gunftige Ltezer of zdven bezien, of zich door anderen laaten befchryven. In het eerfte geval moet ik nog aanraaden, dat men zich het gezicht uit de achterfte vertrekken of uit den tuin van dit paleis niet eerder laat toonen , tot dat men al het overige reeds befchouwd heeft; het zou anders wel mogelyk weezen , dat men in hetzelve geen behaagen meer fchiep. Dit gezicht is voorzeker een van de fchoonfte en prachtigfte, die men hier vinden kan. Men ziet den ftroom over, die achter aan den tuin voorby loopt, en ontdekt aan de overzyde een landfehap fchildery, die in fchoonheid en pracht we! weinigen haars gelyken heeft, de wélbebouwde hoogte over Pasfy, de glansryke dorpen Pasfy en Chaülon zelve, de voorby dezelven loopende fchoone weg naar Vetfailles, de Elifeefche velden, het plein van Lodewyk XV, en de prachtigs gebouwen, die hetzelve influiten, de Tuille. riën-, het paleis der Tuilleriën, verëenigd me: de  < 39 ) de Louvre, de Kon ings-brug, de gaüery van de Louvre enz. al het welk te famen een groot, voortreffelyk fchildery uitmaakt. Van hier gingen wy naar het niet verre van daar gelegen Invalidenhuis, (Mtel royal des In. valides , het welk zeerwel naar een koningklyk paleis gelykt. Het met laanen beplante en door de Seine befpoelde fraai, ruim en onöverzienlyk ■ lange voorplein van hetzelve, is het grootfte, dat ik tot nu toe ooit heb gezien, mogelyk het grootfte, dat binnen de muuren van eenige ftad ooit gelegen heeft (*),. Jammer is 't, dat de helft thans met bouwftoffen zo opgeftapeld is, dat het gezicht over hetzelve zeer veel van deszelfs bekoorlykheid verliest. Het eigenlyke voorplyn van het Hotel, is van dit verbaazend groote plein door een gragt en door een poort met traliewerk afgezonderd. Dit voorplein is mede zeer ruim en (O Ik vergis my. In Parys zelve is nog een ander veel grooter plein, 't welk wy echter toen nog niet gezien hadden. Dit is het zo genoemde Celdlan Mars (■Ckamps de Mars-) voor de militaire fchool \ Ecol mUltaire), het welk thans, nadat dg muuren van Patys verder uitgezet zyn , niet meer buiten de ftad ligt, maar een gedeelte van dezelve geworden is. Cc 4  ( 40 ) en vry. De voorzyde van het gebouw aan, dit voorplein, is 200 toifen , dat is, 1200 voeten paryfche maat breed , en heeft een grootsch en prachtig voorkomen. Jammer is 't, dat men de zwarte kleur van de muuren, door den tyd veroorzaakt, die aan de nujefteit van zulk een gebouw zeer gepast fchynt te weezen, onlangs bepleisterd, en de eerwaardige vertooning van hetzelve daardoor veel benomen heeft. Maar driewerf jammer is 't, dat men dit gedenkteken van dankbaarheid eens Konings jegens de geenen , die zynen roem met hun bioed gekogc hebben , misvormd heeft door een opfchrift, 't welk zo trotsch klinkt, dat de indruk van grootheid en edel. moedigheid, welken hetzelve op het eerfte ge. zicht op het gemoed maakte, 'daardoor eensklaps wederom uitgebiuscht wordt. Hier is het- LODEWYK DE GROOTE DEED, DAAIt HY MET EEN KoKINGKLYSE MlLDAADIGHElD VOOR ALTOOS ZYNE SOLDAATEN BEZORGDE, DIT GEBOUW OPRICHTEN (*). Men (*) Lndovicus Magnus, milkibus regali munïfictntia in a;:crnum profpiciens, has aies pofuit. '  ( 4t ) Men houde we! in 't oog, dat dit opfchrift onder het gezicht van den nog leevenden Ko. ning, bygevolg metzyne goedkeuring, daar geplaatst wierd;. en men Helle zich de onb». fchaamdheid voor, die 'ertoe verëischt wordt", om iets van dien aart, zonder te bioozen voor zyn werk te laaten Hellen; te meer nog, wan. neer men op den bynaara: de Groote' niet meer recht heeft, dan deeze Koning - Hoe' zeer fteekt het eenvoudig en ede! opfchrift daarby af, 't welk Frederi k de Eenige voor zyn Invaliden huis deed plaatfen! Even als Es ïderik by Lodewvic. Geschikt voor den gekwetste* maar onoverwonnen K r y g sman ( *). Dddr wordt de verwaande Stigter doorzien., zeiven, maar hier de braave Soldaat door zynen befcheidenen Koning gepreezen; daar wordt den Krygsman van verdienden, het loon van zynen trouw en dapperheid als een aalmoes, met koningklyke mildaadigheid , toegeworpen; hier treedt hy het huis in , dat zyn darjkbaaré Ko. C*) Laefo, at invtclo milili,  ( 4* ) Koning voor hem deed bouwen, als in 2yn verworven eigendom De dankbaare Koning blyft zelf daarby onzichtbaar. Doch daar pryst de verwaande Koning zyne gewaande milddaadigheid, die echter wezenlyk niet meer dan pHgt was; maar hy Iaat zich daarby nog boven het poortaal in half verheven werk te paard, verzeld van twee deugden, waarvan de één ten minften de zyne niet was,f van rechtvaardigheid en voorzichtigheid,) afbeelden, ten einde hy, die binnen treedt, zich vooral meer met hem, dan met de herdenking aan de daaden van zyne verminkte krygslieden , moge bezig houden. O ydelheid der ydel heden! zou koning Salomo, indien by dit mogt zien , daarby uitroepen. Twee verbaazend ■ groote ftandbeelden, M a r s en Minerva, door Conston dek Jongen gemaakt, verfieren de twee zyden van den ingang, die het voorfte gebouw door tot aan de groote binnenplaats loopt, la Cour royale genoemd. De lange gebouwen , die deeze vierkante ruime plaats it,fluiten, hebben (hetwelk zeer aan de bedoeling beantwoordt,) niet alleen beneden op de aarde , maar ook boven, opene Caanderyën, alwaar de Invaliden zicli  ( 43 ) gich kunnen beweegen, wanneer het ruuwe weer hen belet uit te gaan. In vier overgroote zaaien wordt aan onö> verzienelyke tafels gefpysd. De muuren deezer zaaien zyn befchilderd met vestingen, by welker verdeediging of verovering de Franfche troepen eertyds lauwrieren behaald hebben. Dit alles is zeer goed en voldoende. Doch wat moet men zeggen, wanneer men in het midden van deeze veel betekenende fchilderyën eensklaps wederom zyn verwaande Majeiteit LodewykXIV. ontdekt, die zich (wie zou zulks in een Invalidenhuis verwachten ? ) door de bevalligheden laaf kroonen. In gevalle dat rn;n misfehien mogt vraagen, (waarvan men zich niet wel onthouden kan) Is 't mogelyk? Zie ik wel recht? ftaat het antwoord met groote letteren daarnaast; ja! Louis XIV. couronné par les Graces— LodewykXIV. door de Be. vallighedengekroond'. —Indien dit den Koning en zyn volk , zo ais beiden in dien tyd waren, niet kenfehetst, dan weet ik niet, watikan, ders zo noemen zal. Elk flaapvertrek van dit huis is ingericht voor tagchtig perfoonen, 't welk utfel niet mc-t op. zicht tot de lengte der vertrekken , maar wel tsn aanzien van derzelver ongeëvenreedigde laa-  ( 44.) jaage verdieping» veel te veel is. Voor 6000 mannen is in dit hótel plaats. Tot de merkwaardigheden van dit gebouw bénooit ook nog de zaal van den. grooten Raad (la fale du grand confeil) de Kerk en de daar naast ftaande Dom. In de eerfte wordt, dikwyls zelfs onder de voorzitting van den Koning , krygsraad gehouden. Zy is verfierd met de afbeeldfelen van Lodewyk XIV. en XV. als mede van alle de Krygs- Ministers, die federt dat het huis in wezen is geweest, in het Ministerie waren. Zo dikwyls de Koning zich in eigen perfoon herwaards begeeft, om den Krygsraad bytewoonen, hebben de Invaliden de eer, dc wacht by hem te houden. Zulks heeft zynen oorfprorg van een aandoenelyk geval , ten tyde van Lodiwyk XIV. gebeurd. Toen de Koning eens dit huis bezocht, wierden de eerlyke, oude Krygsüeden, die toefchooten , om den Koning van naby te zien, door de Garde terug gehouden. De Koning zulks bemerkende, belastte de goede lieden nader te laaten komen, en voegde daarby, dat hy in 't midden van zyne oude getrouwe knechten geen andere wacht behoefde. Van deezen tyd af hebben de Invaliden zich deeze hun daardoor toegekende eer niet weder willen laaten ontneemen. De  ( 4S ) De Kerk, die men door het tweede dwars, gebouw ingaat, is zeer wél ingericht, en even zo befcheiden als in eenen goeden fmaak verfierd. Aandoenelyk is 't te zien, dat ten allen tyde des daags afzonderlyke oude, gedeeltelyk verminkte krygslieden , het zy zittende of knielende, den Allerhoogften hun dankoffer brengen. Men ziet het aan de ftille, ongeveinsde vroomheid deezer oude menfchen, dat dezelve niet op hunne tong, in de oogen of in de wezenstrekken zit , maar in hun hart huisvest. Byna even zo treffend is 't, dezelven op het bovengenoemde groote plein in het lommer der voor hun geplantte boomen tc zienzitten of rondwandelen , en , na een leven voi moeijelykhedeu engevaaren, de welverdiende rust van eenen zorgeloozen ouderdom ge» nieten. Hier was het, waar Roosseau n de laatfte jaaren van zyn verblyf te Parys, het meest en liefst heenen wandelde, om zyn zwak geloof aan het beftaan van goede menfchen te verfterken. Het vriendelyk gelaat van eenen Invalide, die zynen groet of aanfpraak beantwoordde, kon zyn aandoenelyk naar welmeenende menfchen reikhalzend hart als verruk; ken tot dat hem eindelyk ook deeze bron van een onfchuldig en zuiver genoegen, door zy-  ( 46- ) zyne ontmenschte vyïnden benomen wierd. Deezen fluisterden den eerlyken Invalide in 't oor, dat de man, die zich zo zeer aan hem opdrong, een kwaade, zedenlooze godverzaaker was: en weg was zyne vriendelyke bejegening; weg was voor den goeden Roosseau de zuivere menfehelyke geneugte, die hy (evooren op deeze plaats plag te vinden. Allernaast de Kerk ftaat de hooge Dom, die wel met de Kerk verëenigd, maar voor de Invaliden eigenlylc niet gefchikt is; doch onze flyfkoppige Hofmeester begreep, dat wy denzeiven heden volftrekt niet zien zouden , nadien , gelyk hy zeide, het bezichtigen van den zeiven, benevens de niet verre daar af ge•leegen krygsfchool, une lonne matinee op zichzeiven zoude uitmaaken. Het was cok hoog tyd, om ons op weg te begeeven, zo wynog een verre reis wilden afdoen, te weeten naar het tolhuis, in een geheel andere wyk der ftad gelegen, alwaar wy onze pakkaadje, die met de Post was aangekomen, ontvangen zouden, Het was byna middag, en de dag een van de wartnften , welke wy deezen zomer gehad hebben. De ftraaten der zon fchooten als gefmolten lood op ons neer, en zo dikwyls a/s 'er een zachte verkoelende wind tusfehen blies, za.  C M ) zagen wy ons, vermits 'er op veele plaatfen kalk en krytfteenen tot metfelen jpzaagrj wierden, gehuld in een woik van fyn wit Hof, die ons byra deed frikken. Zo gingen wy achter den tuin van het Palais de Bourbon, langs den oever der Seine, voorby de plaats, alwaar de nieuwe prachtige brug gebouwd wordt, weike dit gedeelte der ftad met het LoJewyksplein aan de overzyde, verëenigen zal: vervolgens de konings brug over door de Louvre naar het Palais royal. Hier komende waren wy reeds zodanig afgemat, dat wy thans niet konden befluiten, om deeze Hoofdjïadvan Parys (aldus noemt men hier, en wel te recht, het Palah royal) naar behooren te bezichtigen. Wy beflooten derhalven, om 'er ten eerfte ons byzondcr morgen • werk van te maaken , en gingen verder. De vraag; of het tolhuis nog verre van daar was , antwoordde onze L a Jüunesse: Seulemeni deux pas encore (nog maar twee Happen ;) doch zulks kon ons weinig troosten: want wy hadden gisteren reeds ondervonden, dat deux pas d'ici, volgens zyne manier van fpreeken , ten mfttften duizend goede Happen beteekende; en zo vonden wy bet nu ook. Geheel vermoeid, met Hof en zweet  ( 48 ) zweet bedekt , kwamen wy eindelyk by de Douane, het tolhuis - aan. In verfcheiden duitfche fteden Is dit de plaats» alwaar vreemdelingen fomtyds het meest opgehouden, geplaagd, en op de onbillykfte en lompfte wyze behandeld worden Zelfs moet de braaffte man, wil hy geholpen weezen en buiten moeijelykheden blyven, zich veeltyds tot omkoopingen verlaagen. In Paryf is dit zo niet; althans my is van dit alles niets overgekomen. De franfche beleefdheid, en het gevoel van eer, dat deeze Natie kenfchetst, is zo het fchynt, de Post- en Accysbed.ende'n, zelfs van de laagüe klasfe, even zo eigen , ais den eerften hovelingen; mogelyk misfchien nog meer. Niemand zal den befcheiden vreemdeling , diewenscht geholpen te worden , op een onbeleefde wyze toegraauwen; veel minder zal iemand, voor dat hy zynen pligt volbragt heeft, begeeren eerst met geld daartoe omgekogt te worden. Elke post, by voorbeeld, de Brusfelfche, de Straatsburgfche enz. heefc haar eigen comptoir; een duidelyk in het oogvallend opfchrift geeft den vreemdeling fa kennen, in welk comptoir hy zich moet vervoegen. Hier wordt hy terftond gehoord, en  ( 49 ) en met vee] beleefdheid geholpen. „ Wat „ hebt gy voor bewyzen, myn Heer! zeide „ de Commies, dien ik aanfprak, dnt cy de „ geene zyt, aan wien het addres luidt?" Dit antwoordde ik , en toonde mynen pas. Hy boog zich , om aantetoonen dat hy voldaan was, en gaf my eenen man mede , om den koffer onder de overigen uittezoeken. Ondertusfchen had La Jeunesse een rytuig bezorgd , om den koffer en ons - zeiven naar huis te brengen. Wy fprongen 'erin, en hy mede, zonder onze uitnoodiging eerst aftewachten Achter op :e ftaan fcheen, omdat het flegts een gemeene hacker was, zyn fatfoen niet toetelaaten. Hy meende mogelyk, dat zulks van zeiven fprak; want hy ontfchul' digde zich daarover in 't geheel niet. Onder het ryden op een plaats komende, alwaar meloenen verkogt wierden, deeden wy hem uit den wagen flappen, om een paar voor ons mede te neemen. Doch hy vond goed om flegts één te koopen. CclavoMfuffi>t (<\[t is voor ugenoeg,) zeide hy, fprong weder in het rytuig en belastte den koetfier om naar huis te ryden. Onze lange en moeijelyke wandeling had ons III. deel. Dd he_  ( 50 ) heden eenenheerlyken eetlust verwekt; en La Jeunesse bemerkte met misnoegen , dat 'er heden zo veel niet voor hem zou overfchieten, als gisteren. Toen derhalven een van myne reisgenooten , die thans byzonder uitmuntte, hem een paar maal achtereen om water vroeg, ontlastte hy zyn hart door de opmerking : eet homme matige comme un Lapin et bolt comme un canard (dat mensch eet, als een konyntje, en drinkt, als een eend!) Wy lagch. ten over dit aardig gezegde; begreepen echter , dat het tyd was , om zyne betrekking tot ons van tyd tot tyd wat naauwer te bepaalen. Het overige van den dag vonden wy goed in de Tuileriên te befteeden. Zodra wy ons derhalven genoeg verfterkt en verkwikt vonden, floegen wy tegens vyf uuren derwaards op weg. Deezen avond wierd voor ons de aangcnaamfte, dien wy tot dus verre in Parys hadden doorgebragt. Ik moet de belangryke vertooningen , die daarvan de oorzaak waren, wat nader befchryven. Zodra men de Konings brug over gekomen is , treedt men (hoewel niet dan met gevaar van overreeden te zullen worden) in de Tuüe- rien  ( Sr ) rlèn (*). Hier is naamelyk het gedrang van voetgangers, van paarden en rytuigen , die in de Tuileriën naar de elifeefche velden , naar ■Chaillot, Pasfy en Verfailies toe ftrocme'n, of van daar wederkeeren , alle uuren van den dag, doch vooral tegens den avond, onbefchryffetyk. By de intrede in de Tuderiën ziet men langs de groote en fraaije vódrzyde (Fa-fade) van het Paleis der Tuileriè'n \ Palais des Tüileries), het welk befhat uit negen gebouwen , die wel giëvenredigd en verëenigd zyn , en dus één geheel uitmaaken Dit kasteel vormt benevens de daarnaast ftaande en met den ftroom evenwydig loopende gallery van («} Ik vind dat de Franfchen zeiven niet recht meer weeten, hoe deeze naam moet gefebreeven wor. den, vermits Ibmmigen denzelven les Thidlleries an deren Tuilleries (chryven. Doch moet hy ongetw'yfeld' Tmlenes gefchreevcn worden, daar de benaaming Van deezen tuin ontleend is van de fteenbakkeryen, dis hier weleer waren , en door deezen tuin verdrongen wierden. Voor het overige is 't stfeer aanmerkt lyk, dat er eertyds te Atheene een foortgelyke Iü'sipfiifts wjmt gevonden, die om dezelfde redenen, omdat hier naamelyk mede te vooren fteenbakkeryën fionden, Eeratnietis, dat is Tüileries of een plaats, alwaar (kenen e»," bakke.i worden, genoemd is. D d 2  ( 52 ) van de Louvre eenen rechten hoek. Deeze gallery is met de Louvre zelve verëenigd, die op zich-zeiven een vierkant is. Volgens het plan, *t welk by deeze te ramen verbonden paleizen fchynt gevolgd te worden, ontbreekt aan het Geheel nu nog het vierde zy ■ gebouw, h welk evenwydig met de gallery van de Louvre loopen, en daardoor het paleis der Tuileriën met de oude Louvre aan de zyde van het noordoosten even zo verbinden moest, als de gallery aan de zyde van het zuidwesten. Alsdan zou het Geheel een paleis zyn , zo groot van omtrek , als 'er in geheel Europa niet ligt zal gevonden worden. De tusfehenruimte'tusfehen de drie zyden van dit onmeetelyk gebouw, die 'er nu flegts ftaan, bevat zo veele burgerlyke huizen in zich, dat zy, vry ftaande, een zeer nette ftad op zich-zeiven zouden vormen. Doch laat ons wederkenen tot de Tuileriën. Deeze zyn een langwerpig- vierkante tuin van een groote ultgeftrektheid, waarvan het eerfte vierde deel uit bloemperken en graspleinen het tweede en. derde uit een regelmaatig ■ geplant bosch van kastanje boomen , en het vierde uit een vrye plaats met een groote agthoekige waterkom (Batfia) beftaat. Een foortgelyke waterkom vindt  ( 53 ) vinritmen ook in het eerfte vierde deel (*); beiden zyn van fonteinen voorzien. Rondöin den tuin loopt een gemetfeld, breed en hoog terras, beplant met laanen, vanwaar men een ongemeen fraai en verrukkelyk gezicht over de Seine geniet. Het bosch kastanje boomen, dat het midden van deezen tuin beflaat, vormt boven deszelfs doorfnydende wandelwegen, zulk een digt dak van loof en takken , dat 'er geen ftraal der zon kan doordringen. Voor het overige is t*5 Van deeze waterkom verhaalt de Heer van Meister in zyn fraai klein weikje de la morale naturelle, de volgende Anekdote: Zekere Hertog van Olonne ging een weddenfchap aan , dat hy deeze kom zou doorwaaden. Het midden van dezelve reeds bereikt hebbende, wilde hy liever weder omkeeren en de weddenfchap verliezen, dan tot den tegenovcrftaander. oever vootwaards gaan, fchoon de weg derwaards niet verder liep, dan die , welken hy wederom terug moest gaan , en de kom overal even diep was. De edele Schtyvermerkr daarby aan: hoe veele menfchen op den weg ter volmaaktheid hetzelfde doen, 't geen deeze Hertog van Olonne deed Op den halven weg geeven zy den moed verlooren, en keeren met de zelfde kracht, waarmede zy het doel zouden kunnen hereiken, in plaats van voorwasrds te gaan, liever weder terug, van waar zy gekomen zyn. D d 3  ( 54 ) is zo wel het voorfte als achterfte gedeelte var. den tuin aan wederzyde van het bosch ryke'.yk verfierd met marmere ftandbeelden en vaten, waarvan veelen de aandacht van den konstkundige niet alleen wekken , maar ook voldoen. Hiertoe behoort vooral eene Festale door Le Gros, en het borstbeeld van Scipio den Afrikaan, door Couston den ouden, in het beneden gedeelte van den tuin. De eerfte is een meesterftuk van konst, waarvan men de oogen niet ligtelyk weder kan aftrekken. Doch niet deeze Vestale, niet de pracht van den tuin over 't algemeen, maar een veel verhevener en edeler fchouwfpel, het welk ons byde intrede indenzelven terftond en het eerst in het oog viel, was' de oorzaak van het onbefchryffelyk genoegen , dat ik heden in dit oord vond. Deeze was de verbaazende menigte van bedaarde, vriendelyke en blygeestige menfchen , die wy hier in onöverzienelyke drommen, en in de verbaazendile mengeling vergaderd vonden. Alle de groene plekken weemelden ven kieine kinderen, die zich met hunne Oppasters aldaar geleegerd hadden, om de vryë lucht inteaiemen, en hunne jonge krachten door kruipen , huppelen en fpringen, door fpeelen, fchreeuwen en lagchen te ontwikkelen  ( 55 ) !en: een genoegen , hetwelk hun door de omwenteling is ten deel gevallen, terwyi voor dezelve zulk een moedwil hier niet geduld wierd (*). Rondom de fhmmen der boomen en tusfehen dezelven zaten, langs de geheele middenlaan, op eenige duizend kleine ftoe> !en, die hier altoos te huur ftaan, geheele fchaaren van wélgekleedde lieden van beiden fekfen , en vermaakten zich met het vermengd gewemel van tienduizend anderen, die voor hen op en neêr wandelden. Sommige waren ilille aanfehouwers, anderen in een onderling levendig gefprek , en nog anderen nuttigden allerlei ververfchingen, waarvan een Limoenade verkooper, in 't midden van den tuin, het ger zelfchap voorziet. Het gezicht van dit geheel, onbefchryffelyk groot en vermengd gewemel, is en vreugd wekkend en verheven tevens. En (*) De kleine kinderen in Parys en derzelver op. pasrers waren derhalven tot deezen tyd zeer te beklaagen, dat zy in de meeste deelen deezer groote ftad geen vry en groen piekje vonden, waarop zy konden röiidfptingen en de zuivere lucht inademen. Men kan derhalven zeggen , dat de Franfche Siaats-omwenteling zelfs voor de zuigelingen weldaadig is geweest. Welëer mogten geen anderen, dan voornaame lieden in de Tuileriën komen j thans ftaan zy voor een reder open. Dd 4  ( 56 ) En hoe vermaakelyk is niet zelfs de opmerking van de onëindige verfcheidenheid der onnoemelyke afzor.derlyke gedaanten , waaruit deeze onöverzienelyke drommen van menfchen zyn famengefteld! Het eerde , 't welk den vreemdeling bovenal in 't oog valt is dit: dat byna de derde of vierde man onder de hier zittende of wandelende menigte een Abbé is. Dit is een der talrykfte klasfen van menfchen, die men hier ziet. Waar men ook gaatof Haat, men ontmoet ze overal. By deeze gelegenheid moet ik nog ten behoeve van de geenen, die nog geen recht bepaald denkbeeld van een franfchen Abbé hebben, aanmerken, dat over 't algemeen alle waereldlyke Geestelyken, dat is, zodanigen, die geen monniken zyn, onder deezen naam begreepen worden. Deeze algemeene aanmerking voldoet echter nog niet, omdat men een groote menigte Abbé's vindt, die in 't geheel geene Geestelyken zyn, en derhalven onder de eerstgenoemden niet mede gereekend kunnen worden. Om nu de zaak naauwkeuriger voonefteilen, moet men drieerlei foorten van Abbé's onderfcheiden , waarvan de ééne uit waare , de tweede uit halve geestelyken, en de derde uit waereldlyke lieden beftaat. Tot de eerften behocren alle de geenen,  ( S7 ) nen , die niet alleen de geestelyke kruinfcheering (Tonfure) ontvangen hebben, maar ook indedaad geestelyke ampten, als van pre. dikheeren, diakonen of diergclyke bekleeden; tót de tweeden de geenen, die wel in de godgeleerdheid geftudeerd, zich by den Bisfchop tot het examen vervoegd en de kruinfcheering ontvangen hebben; doch nu ook, ten minften vooreerst nog niets meer, dan ge* fcboorenen zyn, zonder eene geestelyke bediening te bekleeden, welke zy gedeeltelyk ook nimmer verkrygen, gedeeltelyk ook niet eens begeeren , naardien zy tot waereldfche bezigheden overgaan, dikwyls zelfs tot Staatsampten bevorderd, ja ook wel eens Ministers worden. Beide deeze klasfen onderfcheiden zich door de geeftelyke kleding, mantel, kraag en platte muts (Catorte). De derde klasfe be. ftaat uit zodanige Abbé's, die 'er zich-zei ven roe gemaakt hebben, zonder dat men het minfte. geeftelyke in of aan hen befpeurt. Tot deeze waardigheid, die ieder hier naar goed. vinden kan aanneemen, wordt niets meer vereischt, dan dat iemand zyn hair rondom het hoofd , krullen en zich Monfieur l'Abbê laat noemen. Deeze foort van Abbé's kan by D d 5 het  ( 58 ) het AbbéYchap eenig beroep naar goedvinden verkiezen, zelfs kunnen zy koffy-huizen en openlyke tafels houden. Geen mensch zal zich daaraan ftooten. Hieruit blykt, hoe weinig het duitfche woord Abt met het franfche Abbé- overëenftemt; even zo weinig, als thans, en zelfs by eene mogelyke verandering van het duitfche taalgebruik, het franfche woord Roi met den duitfchen Koning. Ik keer weder tot de Tuileriën. -Een andere karakteristieke trek , die het gedrag deezer verbaazend groote menigte van menfchen onderling en jegens vreemdelingen kenfchetst, is de betaamelyke vryheid, ongedwongenheid en zorgloosheid, waarmede een ieder hier zich aan het vermaak overgeeft, zonder door anderen , al ware 't ook flegts door befpiedende oogen of door in het oor gefluisterde beöordeelingen , daarïn geftoord te worden, of ook anderen daarïn te willen ftooren. Op andere plaatfen zou het zo goed zyn , als door de fpitsroede te Joopen, wanneer men tusfehen zo veele duizend oogen op en neêr wilde wandelen ; cn 'er zou, vooiüi voor de Pames , geen geringe toeitel , en geen  C 59 ) geen kleine zorgvuldigheid met opzicht tot de famengeftelde machiene van haar tooifel, vereischt worden, om 'er met eere door te komen. Hier fchynt men het geheele heir van menfchen, tusfehen welke men heen wandelt, in 't geheel niet in aanmerking te neemen; en deeze drom van menfchen fchynt van zynen kant zich even zo weinig omtrent de voorbygangers te bekommeren. Ieder gedraagt zich alsof hy alleen was; en geen mensch heeft 'er iets tegen. Hoe zeer deeze wederzydfche verdraagzaamheid, dit fchynbaare niet bemerken en niet bemerkt worden , het genoegen van zodanige byëenkomften in zulk ten oord bevorderen en veredelen moet, kan men ligtelyk nagaan. Een derde opmerking, die ons Duitfchers byzonderin 'toog liep en verraschte, is deeze : Men komt te Parys in de verwachting, van op openlyke plaatfen , vooral in de Tuileriën , en wel in de uuren, die tot wandelen gefchiltt zyn, een menigte fraai - gekleedde falet-jonkers en opgetooide Dames te vinden. Weleer wierd men misfehien ook in deeze verwachting niet bedroogen; doch thans is het geheel anders gefield. Reeds federt eenige jaaren, en vooral  C 60 ) al nu , terwyl rle Franfchen van verdrukte flaaven, gelyk zy tevooren waren, vryë menfchen geworden zyn, fchynt hen, gelyk ook zeer natuurlyk was, een geheel andere, een veel grooter en edeler, een Britfche geest te bezielen. Byzonder kenfchetfen zy zich thans ook in hunne uiterlyke houding door eenvou« digheid zonder pronk, een eenvoudigheid, die wy zelfs by ons in 't geheel niet kennen. Schepfels gevormd naar het denkbeeld , het welk wy eertyds in Duitschland met het woord petit-maitre verbonden, hebben wy hier nog niet gezien, en ik twyfel zeer, of ons ook in 't vervolg wel één voor de oogen komen zal (*). De meests mansperfoonen gaan met eenvoudige jasfen; en de kleeding der Dames is zo ligt, eenvoudig en zonder zwier, als ik hier nimmer zou hebben durven denken te vinden, (*) In de plaats van dezelven zyn reeds federt verfcheïden jaaien de zogenoemde Elegants gekomen, die in veele opzichten het juiste tegendeel van de eeistgenoemden fehynen te .weezen; terwyl zy een eenvoudige, nattiurlyke , bedaarde en achtelooze houding aanneemen , achter welke flegts de fytie opmerker de aanfpraak der eigtnliefde ontdekt, die men onder dit momaangezicht tracht te verbergen.  ( Cl ) den. De vrouwen en jonge dochters uit onzen middclftand tocyën zich thans (indien 'er federt myn vertrek uit Duitschland geen fcnielyke omwenteling der mode is voorgevallen) met veel meerder beuzelingen, kleinigheden en karrikatuur ■ pronk , dan hier de Dames van den eerften rang. Even zo eenvoudig, ongedwongen en zonder alle gemaaktheid, als hun* ne kleeding, is ook hunne houding, gang, groet, gefprek en geheele gedrag. Ik kan my deswegen niet genoeg verwonderen. Dikwyls vraag ik myne reisgenooten, dikwyls myzelven: zyn wy indedaad in Frankryk? Zyn wy wezenlyk in Parys? ;En zyn het waarlyk Franfche mannen en vrouwen, die ik voor my zie? —; Mogt toch' onze aangeërfde duitfche zucht tot navolging, nu niet voor de eerfte maal en ten ontydeitot ftaan'komen; thans daar de Franfchen ons voor de eerfte maal in hunne nieuwe denkwyze en in hunne hervormde zeden, zoveel voor den geest brengen, 'twelk navolgenswaardig is! Mogt toch voornaamelyk onze middelftand naar bet voorbeeld der meeste duitfche Hoven, en nu ook naar het voorbeeld van onze voorgangers , de Franfchen j aan deszelfs buitenfpoorige neiging tot pracht en zwier insgelyks paaien ftellen, en tot een ed«;  ( 62 ) edele eenvoudigheid, die tot alle dingen, byzonder ook om te behaagen nuttig is, weder* keeren! De Tuileriën zyn door de draai • brug (pontiournant ( *)) met het plein van L o d e w y k XV. Qa Place de Louis XV.) verëenigd. Naast de brug ftaan, by den ingang op dit plein, dat nu welhaast (f) een der fchoonften in Parys zal weezen, twee gevleugelde paarden van wit marmer, ieder op een verheven voetftuk , op een van dewelke de faam, fleekende de trompet, en op het ander Mereuriüs zit; twee voortreffelyke beelden, welke eertyds te Marly Honden, vanwaar zy herwaards gebragt wierden. , Op het midden van dit plein ftaat het bekende fchoone werk der vleyëry, een metaalen ftandbeeld te paard, vervaardigd door Bou- (*) Deeze brug vervangt de plaats van een ophaalbrug; zy wordt echter niet opgehaald, maar door een handige beweeging ter zyde gedraaid. Het is een uit vinding van den Augusryner-monnik Bourgeois. Cf ) Wanneer naamelyl; de nieuwe brug, welke van bier naar bet tegenover - (taande Palais Je Bourbon ioo» pen zal, aan de ééne zyde, en de nieuwe Magdaleneke.k, waaraan mede nog gewerkt wordt, aan de andere zyde , vohooid zullen weezen.  ( 63 ) Bouchardon , het welk een der onbekwaamfte Franfche Koningen , te weeten Lodewyk XV, voorfttlt; een werk dat zo wel door een menigte van hekelfchriften , in^ vallen, van het fransch vernuft, als door zyn konstwanrdy is vermaard geworden. Het beeld van deezen Koning , die eigenlyk niets bezat , dat naar eenen Romeift zweemde, verfchynt hier in romeinfche kleding, het hoofd omwonden met eenen onver, dienden lauwer-krans, en in de hand den flaf van kommando houdende, welken hy, onbekwaam om dien zelf te voeren , aan de Pompadouren en Dubatri's had overgegeeven. Het paard wordt voor een meesterftuk gehouden; het fchynt echter, aisöf de konftenaar daarby meer gezien heeft op de uitwerking, welke hetzelve op eenigen afftand, dan dia het van naby hebben moest. Want ftaat men 'er naby, dan fchynt het voor een welgemaakt paard te kort en veel te dik te zyn; doch ziet men het op den afftand van eenige honderd flappen: dan vindt men alle deszelfs deelen zowel onderling, als ook met de daarop zittende koningklyke figuur, in een waare en fchoone evenredigheid. Aan de vier hoeken des voet. ftuks ftaan vier deugden, die deezen Koning ont-  ( 64 ) ontbraken. De rechtvaardigheid naamelyk; beleid, fterkte en vredelievendheid; en tusfehen deeze verklaart een opfchrift hem voor den besten Vorst, die door zyne overwinningen aan de cevers van de Schelde , de Maas en den Rhyn , (de voorvallen by Rosbach, Minden, Hamm en Crevelt heeft men zeer wysfelyk niet mede gereekend) den vrede, en door den vrede het geluk aan zyn volk en aan geheel Europa bezorgd heeft! i.*) De hekelende byfehriften, welke de geestige vernuften in 't geheim daarop maakten , en die even zo goed bewaard zyn, als het eerstgenoemde, zyn van een] anderen inhoud. Zie hier eenigen derzeive: (Het ftandbeeld vaneen Standbeeld.) Slatua Status». Le voilk notre Roi, comme il e!t k Veifailles, Sans foi, fans loi «St fans entrailles. B ouchahbon eftun animal, Et fon ouvrage fait pitié; II met les vices a cheval, Et place les vertus a. pied- ^ f*) Ludovieo XV. optimo principi, qvod ad Scaldim, Wam , Rhenum viBor, pacem armis, puce & fuotum, 6? Emop* filkitatem tuaefwt, hoe pielaüs pulhcae mnumeMum PrrfeSus & AedUes decnverma anno .74S pofuerttnt anno] 1763.  ( 55 ) Ëy dit ftandbeeld ziet men naar het oofterl, door de midden - laanen der Tuileriën , op het portaal van het daartoe behoorend paleis ; naar het zuiden over de nog onvoltooide brug op het paleis van Bourbon; naar het westen in de laanen der elifeefche velden: en naar het noorden tusfehen twee evengelyke zeer fraaje hotéls op de Konings ftraat, welke op de nog niet voltooide Magdalena Kerk uitloopt, waarvan men de prachtige voorzyde op dit plein in 't verfchiet zien kan. 'Er zyn misfehien maar weinige ilandplaatzen in de waereld, die zulk een verrukkelyk gezicht naar alle zyden oplee> veren- Het plein zelve, in de gedaante van een agthoek, is door een Kruispad in vieren verdeeld, waarvan ieder deel een groot gras veld uitmaakt. Het ftandbeeld is met een fraai hek (fia/a. Jlrade) van wit marmer omringd. Öm de hoeken van het plein ftaan zeer nette fpeelhuisjes (Pavillons) , welker bovengedee'te door een met bloemkranfen omwonden kroonlyst verilerd is , waarop zinnebeeldige groupen ge» plaatst zyn. Dit is hetzelfde pleirj , waarop in 'tjaar '770, by de egtverbindtenis van den tegenwoordit'.eii Koning, toen nog Dauphin zynde, het ongeil!, db s;r.. E e luk-  (tra) lukkig Schouwfpel gegeeven 'wierd , waarby, volgens het bericht van Mebciïr, niet min. der dan 1800 menfchen verpletterd wierden. Men ftak naamelyk een vuurwerk af; doch na dat hetzelve geëindigt was, drong de menigte, die door de Komngsftreat naar de Boulevards wederkeerde , zo geweldig op elkander, dat de meesten het leven, en de overigen ten minften een hunner leden daarby infchooten. De lucht weêrgalmde van het vreesfelyk gehuil der verpletterden ; de wanhoop der vertrapten ging over in woede; en wat deezen ramp nog grooter maakte, was dat door het gedrang een opgehaalde ftyger inflortte en die geenen, die 'er onder waren verpletterden , en dus de opftopping vermeerderde; de Koetfiers trachten zich over de vergruisde bekkeneelen eenen weg te baanen , maar hunne paarden wierden dood geftooken, en zy-zeiven met de overigen verdrongen of vertrapt. Mercier, die het ongeluk had, mede in dit gedrang te weezen , maar gelukkig genoeg was met een ligte kneuzing daaraf te komen , zegt; „ ik „ heb na dien tyd, menfchen meer dan der„ tig maanden aan de gevolgen van dit vreesJ( felyk volksgedrang zien lyden. Een gehee„ le famielie wierd daardoor uitgeroeid. In 11 ge-  ( 67 ) geheel Parys was byna geen huis, 't welk „ niet eenen nabeftaande of vriend betreur„ de." haat ons het denkbeeld van dit ysfely'; ge zicht, door de befchouwing van een bekoorly. ttt tafereel, hetwelk zich thans ons voordoet, uit onze gedachten trachten te verbannen. ■ Het was dé Natuur, die zich met de prachtige konst gewrochten deezer plaats fcheen vereenigd te hebben, om my deezen avond te vervrolyken met een vertooning , als ik niet weet ooit gezien te hebben. De avond was een verruklyk wegfmelten van den fchoonften zoJ^rdag; de geheele lucht was (lil, de geheele hemel blaauw , de bovengemelde prachtige voorwerpen en uitzichten rondsom, zo verre het oog naar aHè kanten reikte, een gewemei en gedruis van vriendelyke, vreedzaame en vrolyke menfchen; en nu — a söf he£ .„ de natuur eigenlyk op had toegelegd, om my deezen verrukkelyken avond in zulk een verrukkelyk oord , tot een der onvergeereJykften van myn leven te maaken — aan de ooftelyke en westelyke kimmen het verhevenfte. het luisterrykfte fcfrouwfpel van al«es ; ginds de op. gaande volle maan, die Juist tusfehen de twee *™°m ^«-^ Tuderiën achter het paE e * kis  ( 68 ) leis oprees; en hier de ondergaande zon, die in het zelfde oogenblik achter het bosch der e\ifeefche velden begon te zinken. De famenloop van dit alles maakte op my «enen indruk, welken ik niet in rtaat ben te befchryven. Doch terwyl ik zo opgetogen ftond, en my aan de blydfchap en verwondering over dit heerlyk fchouwfpel overgaf ; terwyl myne oogen nu op de zilveren fchyf der maan Haar. den, dan zich in de gouden zee der halfbedekte zon tusfehen de boomentoppen verloo. ren dan weder weidden over het onöverzienelyk gewemel en gedruis der verbaazende menfchendrommen die de geheele landftreek bedekten • wierd ik eensklaps op de zeldzaamfte en onverwachtfte wyze uit myn ftreelende en ver. heven aandoeningen, als met geweld neergefmeeten tot de aUerönaangenaamfte gewaarwordingen , uit een mengfel van verbaazing, afkeer en misnoegen famengeileld. Ik vond my naamelyk op eenmaal omhelsd van zeslelyke, geele en grof^pierde armen; zagop hetzelfde oogenblik drie afzichtige gedaanten aan deeze armen in kleur en plomnheld volkomen beantwoordende, met groote monden , dikke gezwollen lippen , vocrüitfkekende kaakebeenen en borftelige wettbiaauwen, myne wangen naderen en vatte  ( 69 ) uit den ftroom van plat-franfcbe woorden, die deeze lelyke tronies uit haare ruwe en fchreeiiwende keelen my toeduutvden, den volgenden zin op: „ Vergun ons, myn Heer de Abbé, dat wy u omhelzen: gelieft ons dan te gee'. ven wat u goeddunkt!" Myn eerfte gedachte by deezen zeldzaamen aanval was: dat ik in het lot van Orpheus zoude deelen (*,; de tweede, dat ik my evenwel zo goed en zo lang zou verweeren, als ik kon; en zó ftiet ik, eer ik nog die woorden recht begreepen had, deeze lelyke fchepzels met alle kracht, die ik had, van myn af. En nu tot myzelven komende, verftond ik eerst uit den bruisfehenden ftroom van haare woorden, de eigenlyke bedoeling van deeze tedere omhelzing , en zag nu ook met welke Dames ik te doen had, en dat ik bett zou doen , indien ik de fnaaren zo hoog niet? fpande. Het waren drie Poïsfarden (Vischwyven (**;) een even zo oorfprongklyke en afzien- (*) Die volgens de Fabel door" Tracifche vrouwen verfchcurd wierd. C**) Men zie de treffende befchrying van<'eeze vrouwen , en bet daarby gevoegde afgezette afbeeldfel, in C ampe's brieven ever de fhtats-omwsntelingvan Frankryk bladz. 50 en volg. in de Aanm. Zy zyn na« bet keven geteekend. E e 3  ( 70 ) zichtige als geduchte klasfe van Paryfche vrouwen , die zich het recht aanmaatigen, om de dolfte en onbefchaamdfte dingen tebedryen, en- evenwel van iedereen met de grootfte beleefdheid behandeli te worden, naardien het ten uiterften gevaarlyk is , haire gramfchap gaande te maaken. Ik ontfchuldigde my derhalven fcnie'.yk , en verzocht , terwyl zy op nieuws op my aandrongen, met haare gun^tbeWyzing anderen te verëeren, die dezeiver waardiger waren dan ik , vermits men in het land , daar ik thuis hoorde, iets van dien aart niet wist te fchatten. Naauwlyks had ik oit gezegd , of zy riepen al lagchende: ah'. Monfieu? est Angkis (deeze Heer is een üngelschman !) en zy verlieten my oogenblikkelyk , om een anderen nateloopen, die zich gerust van haar liet omhelzen. Ik zocht vervolgen? myne reisgenoot;n op, om hun het zeldzaam geval , 't welk ik nog zo gelukkig ontkomen was, te verhaalen; wandelde nog een en andermaal met hen in de donkere laanen, hier en daar flegts door eenen doorbreekenden ftraal der maan verlicht, onder het gegons van den afzdi kenden drom van menfchen, met het grootfte genoegen op en neêr, en keerde eindelyk , na ons ineen badhuis  ( 71 ) huis aan de Konings-brug verfrischt en gefterkt te hebben, tegens tien uuren weder in ons kwartier. Denöden Augustus. Onze Hofmeefter — dien wy nu Iangzaa, merhand naar onze hand begonnen te zetten , vermits wy gisteren avond reeds buiten hem in de Tuileriën hadden doorgebragt— was 'er zeer op gefield, dat wy heden nog eenige kerken moeiten bezien ; en wy begeerden, dat hy ons naar het Obfervatoriüm zou brengen, pa n'est rien (dat is niets) antwoordde hy; pa ne vaut pas la peine d'y aller; (het is de moeite niet waardig, om 'er heen te gaan). Einde lyk wierden wy het met hem eens; wy ftonden hem die kerken, en hy ons het Obfervatoriüm toe : en zo namen wy, ten gewoonen tyde, voor heden onze reis aan. Hy leidde ons eerst naar St. Sulpice , de parochiaale-kerk van de voorftad St. Gsrmaln: een bezienswaardig gebouw, met veele inwendige merkwaardigheden. Eerst een portaal, zo verheven, zo eerbiedwekkend , als ik ooit gezien heb. Breedte en hoogte waren beiden verbaazend. Hfct beftaat uit een dubbele rei E e 4 zwaa»  ( n ) zwaare pylaaren van twee ordes, agt-en zestig in getal, jammer is 't, dat dit verwonderenswaardig gewrocht der verheven bouwkunde, flegts Voorzien is van een voorplein , niet breeder dan een fmalle ftraat. Jammer is't, dat men op zulk een reusachtig en daarby zo geëvenreedigd Ugchaam twee ongtë-venreedigde dwerg-hoofd. Jes , twee ronde klokketoorentjes , gezet heeft, die op een tuinhuisje of Belvedère zeer goed zouden pasfen , maar eenen tempel van zulk een majeftuëus voorkomen flegts ontluisteren. Ik Iaat een menigte van komt ftukken, die men in deezs kerk vindt, onaangeroerd; en bepaal my alleen tot de volgende opmerking. Op den vloer van het koor is een middaglyn getrokken , dat is, een lyn. die aan de ééne zyde recht naar liet zuiden, en aan de andere zyde recht naar het noorden loopt, en welke op het oogenblik, dat de ftraalen der zon in de zelfde richting dsaröp vallen , den juisten middag aantoont. Om dit oogenblik recht naauwkeurig te weeten, heeft men in het teger överftaande venfter, aan de zuidzy der kerk, een blikke plaat geplaatst, die in het midden een infnyding heeft, om de ftraalen der zon door te laaten. Deeze v.ertoonen nu, terwyl  ( 73 > zy door deeze infnyding vallen, op den vloer der Kerk een langwerpige, lichte figuur, die naar maate de z ,p van het oosten naar het westen loopt, van het westen naar het oosten draait, tot dat dezelve hoven de genoemde lyn (laat. Op bet oo«enblii< nu . dat zy door deeze lyn in twee evengeiyiie helften doorgefneeden wordt, is het middag, Daar, waar de »yn op den vloer eind,gC, heeft men eene naald van wit marmer geplaatst . welke een vergulden waereidkloot draagt, en met opfchrif, ten voorzien is. De vaten welke dienen voor het zogenoemde Wy water, dat is, voor het door den Priefter ingezegende water, waarmede de Roomfchen by den in-en uitgang z;ch moeten be. Iprengen.zyn, gelyk men in de Roomsch-Ka. tolyke Kerk zeer veel vindt, overbtyffelen der heidenfche korist" welke men thans verordend heeft tot iets, het welk van derzei ver oorfprongke. lyke beflemming geweldig verfchilt, Zy zyn van graniet, waren weleer urnen , en wierden uit Egiptenherwaardsgebragt , om eenmaal Chris, tèïykè wy waters-bakken te worden. De konflenaar, die dezelve maakte, had zelfs niet kunnen droomen, dat zy ooit daartoe zouden gebruikt worden. j)e by den ingang onder het portaal E e s ge-  ( 74 ) gepfaatfte wy waters.vaten, zyrï in een ander op^ zicht merkwaardig. Hier zyn 't twee fchulpen van een verbaazende grootte, welke door de Republiek Venetien aan Fr anco i s , Koning van Frankryk ten gefchenke gezonden zyn. Zy rusten op een marmeren rots. Achter het koor maakt het geronde einde der Kerk de buitengemeen-prachtige Kapél der heilige Maagd uit» een bezienswaardig ftuk! Het gewelf der hooge koepel vertoont de aanneeming der zogenoemde Moeder Gods in den hemel, door le Moine gefchildcrd. Door de buitengemeene hoogte van het gewelf wordt het oog zodanig verfchalkt, dat de figuuren niet gefchüderd , maar aan den Hemeltrans fchyr.en te zweeven. De zymuuren der kapél zyn ingelegd met marmer van verfchiüendekleu. ren; en in derzelver vier vakken vindt men vier fchilderyën van Vahloo, Een marmer ftandbeeld van de heilige Maagd van P i o a ll s (laat in een nis. De menigte begraafplaatfen van vermaarde lieden maakt het bezichtigen van deezen tempel insgelyks zeer belangryk- Ik zal flegts twee daarvan uitkippen , te weeten van de Jongkvrouwe Chekon en van den Schilder Jou venet. De eerfte maakte zich indevoo. ri-  (1 ) rigö eeuw berrtend door haare geleerdheid , door h-are teeftelyke geiic-ren , doch meer nog door fijftire fchiideryën Z^lfsLE Brui» moest de gewrochten van haare konst met ver* wondering be'chouwen; ',n op zyne aanbeveeling wierd zy verkooren tot lid van den Schilder Akademie, we'ke zy even zo veel eer aandeed, ais zy van haar genoot. Zy behoorde mede tot de uitzonderingen van haare fekfe, die men niet naar den regel m tet beöordeelen* zy deed derhalven . terwyl zy van denatuuriyke verordening haarer fekfemetop/.icht tot de vorming afgeweeken was, zeer wel, ook daarïn van haar aftewyken, dat zy ongehuuwd bleef; om dat het beter is, in 't geheel niet te huuwen, dan zulks te doen zonder behoorlyke voorbereiding ter vervulling der daarmede gepaarde pligten. Maar een jonge dochter, die een Geleerde, een Schryffter en Konftenaares in den eigenlyken zin wierd , kon deeze voorbereiding niet ontvangen hebben , ten minften niet in eene behoorlyke maat. VanJouvEnet maak ik gewag niet alleen, omdat hy een van de beste Franfche Schilders was, maar ook uit hoofde van eene byzonderheid uit zyne Jevensgefchiedenis, welk hier verdient aangemerkt te worden. Hy had het ongeluk, dat de  ( 76 ) de jigt zyne rechter hand verlamde, endezel. ve daardoor ten eenertiaal onbekwaam maakte ter beoefening van zyne konst. Voor een an. der Schilder zou zulks een onherftelbaar verlies geweest zyn ; doch voor hem niet. Door een onvermoeide oefening bragt hy het welhaast zo verre, dat hy met de linkerhand even zo goed kon fchilderen, als tevooren met de rechter. Men toont thans nog ftukken van hem, welke hy na dit ongelukkig toeval heeft vervaardigt , waaraan men van de in laateren tyd geoefende linkerhand niets vinden kan. Voorbeelden van dien aart behooren door da gefchiedenis der vergetenheid onttrokken te worden , omdat men daaruit twee groote en nuttige waarheden leeren kan; de eerfte: dat een onvermoeide vlyt en aanhoudende oefeningen in Haat zyn, zelfs dat geene, wat onmogelyk fchynt, mogelyk te maaken; de tweede: dat men by groote tegenfpoeden nimmer den moed verliezen en wanhoopen , maar, gelyk Jouvenet, op middelen denken moet, om het nadeel te vergoeden, verzekerd, dat men zodanige middelen, zo men dezelven flegts met een genoegzaame oplettendheid en aanhoudendheid zoekt, op de eene of andere wyze voorseker vinden zal. Van  ( 77 ) Van daar wandelden wy naar de Kerk def Carmelieter Nonnen , alwaar wy een voortreffelyke fchildery vanLE Brun (*) Magdalena verbeeldende, bezagen, welke ons den fmaak voor alle de overigen ontnam. Het hangt in een van de kapellen boven een outaar, waarop hetzelfde ftuk in een koperen plaat ftond. Daaronder vonden wy een opfchrift, wel in Latynfche woorden, maar van inhoud zo Fransch, dat men , in wat plaats men het anders ook zou vinden, geen oogenblik over het vaderland van den opfteller in twyfel zou blyven. De Magdalena is voorgefteld zo als zy in een weenende aandacht haare verfierfelen wegwerpt, en het opfchrift zegt haar in het aangezicht dat zy zulks doet als een boeleerder, om «— den ( 3 Ik hel» van deeze Schildery reeds gewag gemaakt in myne Drieven over tie Staats* omwenteling in frankryk; en doe hier zuiks andermaal, om gelegen-; fieid te hebben , een fchrySbut te verbeteren, waardoor in de gemelde Brieven de naam van Rubens ;n plaats van le Brun geneemd is. — Voor het overige zou deeze Magdalena geen Idtiia , maar een afbecldfel van de beroemde la Valliere zyn. Zit Ca mpe's Brieyen over de Slaat't- omwenteling in Frankrjfk bladz. 237. 238. dawn.  ( 78 ) den Heven God daardoor te vangen (*). Welk een opfchrift voor een owaar-ft.uk! En dit in eenen Nonner.Kerk! Iets van dien aart kan in Parys alleen uitgevonden worden, en alleen hier niemand vreemd voorkomen Van deeze Kerk liep onze weg door het Palais van Luxembourg, waarvan Monsieur 's Konings oudfte broeder tegenwoordig bezitter is Ook dit Paleis is, gelyk alle de overigen in Parys, tot nog toe niet voltooid, fchoon het reeds vry oud is. Ten tyds van Hendrik IV. ftond op deeza plaats reeds het paleis van zekeren Hertog van Luiembourg. De Weduw van Hendrik kogt dit paleis, en deed hetzelve herbouwen zo als het thans is; en hoewel het opfchrift: Palais d'Qrleans daarvoor geplaatst wierd, heeft het echter zynen ouden naam behouden Aangaande het plaa en dc bouwkunde is dit Paleis naast de Louvre het grootfte en fchoonfte in Parys; doch een nieuw zygebouw heeft het ge- (*) Magdala dum gemmas baccisque wonile corruseuni Pmjicit, sc formac deirann arma luae; Dum yultum iacrimis et lumina turhai — anmris l Mlrare infidias l —- hac capitauteDeum  ( 7i>) geheel de evenredigheid benomen , die aileenlyk dan wederom kan herfteld worden, wanneer aan de rechter zyde pen foortgelyk gebouw zal opgehaald worden. Op eene naauwkeurige befchryving kan en zal ik my mede niet inlaaten; overtuigd zynde, dat myne Leezers my daarvan even zo gaarne zullen ontflaan, als ik 'er zelf van afzie. Waartoe zou zulks dienen ? Of wie zou 'er behaagen in kunnen fcheppen ? De tuin by dit paleis is wel niet zeer fraai', noch ook behoorlyk onderhouden; doch echter den geenen , die de omliggende landftreeken der ftad bewoonen , en te verre van de Tuileriën zyn , onbegrypelyk veel waard, ver. mits zy in denzeiven een uitgeftrekte ruimte, en lommeryke wandeldreeven ter beweeging des ügchaams en ter inademing van zuivere 'ucht, vinden. Op dan weg van hier naar het Obfervatori, urn kwamen wy een Karthuifer-KIoofter voorby , het welk benevens den daartoe behooren. den onmeetelyken tuin, een zo groote meteen hoogen muur omringde ruimte beflaat, dat het een ftad op ztch-zelven, of ten minfte een groot landgoed fchynt te weezen. Zodanige» -bezittingen hebben in Roomfche landen, men» Ichen, die gezwooren hebben, altoos arm te wil-  i So ) len zyn ; die het volk diets maaken , dat zy bekrompen, als de kerkmuizen leeven ,fchoon zy alles volop hebben en van het vetten des lands inzwelgen {*). En het volk is goedaardig genoeg, om aan hunne voorden meer geloof te flaan, dan op zyn eigen oogen te vertrouwen. Men ziet , dat de menfchen veel meer geneegen zyn te gelooven dan te aan. fchouwen. Onz i reis naar het ObfervatoriÜm was vruchteloos. "Er wierd in getimmerd, en derhalven niemand boven gelaaten le Jeunësse lagchte daarover in zyn vuist, en zeide: ne nus l'avois je pas dit, que ce n'ejl rienl — Heb ik u niet gezegd , dat hier niets te doen was? Het (.) Zo trekken, by voorbeeld, de KarmelUur-mcr, Men op de ftraat Waalleen aan huishuur voor gebouwen , die zy om te verhuur,n hadden laaten oplichten, jaarlyksch omtrent ioooob Hvres. Een ftantche GefchiedfchryverSAiNT-toix. voegt'er, van dee ze ;byzonde;heid gewag m.akende, de aanmerk.ngby. „ Onder-ufichen moet men deeze lieden het recht Haten s wedervaren,dat de rykdom hen niet tot opgeblaa„ zendheW heeft vervoerd: want zy gaan altoos nog onöpboudelyk voort met bedelen."  ( 8r ) tiet (peet ons van het bezichtigen van dit vermaard gebouw en deszejfs flerrekundige. werktuigen te moeten afz;en. Het behelst onder andere merkwaardigheden, ook een on. deraardsch verblyf (Souterrain) waarin meri door hulp van een wenteltrap niet minder , dan 360 trappen afklimt. De wenteltrap loopt rondom een ledige ruimte, die uit de la3gfte diepte tot aan den top van het gebouw toe gelyk een berghol of put opryst, en welke dient tot byzondere waarneemingen , die uit een duistere diepte moeten gedaan worden. Het onder:;ardschgebomV) zegtmen> de dtepte naar eenen doolhof; men verhaalt 'er nst volgende droevig geval van. Twee Kapucyhen , die dit gebouw wilden bezien, volgden een licht van eenige perfoo. «en, die vóór hen in hetzelve waren afgeklom■ men; doch zy konden deeze voorgangers niet meer achterhalen. Beneden gekomen zyndd verdween het zwakke fchynfel, 't welk zy vol*, den, geheel uit hunne oogen, en zy tastten op goed geluk i„ de duifternis rond, verwyder den zich van tyd tot tyd meer van den uitgang en het gezelfchap met het licht klom inmiddels' wederom naar bovenwonder door hen gevenden te worden. Zy bleeven derhalven in den" III. «lt Ff dlfl>  ( 81 ) diepen doolhof terug. Agt dagen daarna vond men hen, uitgeteerd, door honger en wanhoop liggen. — Vanhier gingen wy langs de nieuwe Boulevards naar den Dom van het Invalidenhuis. Deeze nieuwe Boulevards, die de ftad te« gens het zuid-westen influiten, beftaan flegts in eenen weg aan wederszyden met boomen beplant, langs welken tuinen, tuinhuizen, wooningen van geringe menfchen , gaarkeukens en koffy huizen ftaan. Wanneer men van de Boulevards over het algemeen fpreekt, dan bedoelt men niet deeze, maar de geenen, die de noord* oostelyke zyde der ftad doorfnyden. Van deeze zal ik in 't vervolg fpreeken. De Dom van het Invalidenhuis is het grootfte, verhevenfte en fchoonfte ftuk der bouwkunde van dien aart, dat ik ooit gezien heb. Zelfs van buiten kondigt dit gebouw eenen prachtigen en eerwaardigen tempel aan ea in- fjO Het portaal is 30 toifen , dat is, 180 voeten breed, en de geheele vdórgevel van den Dom is verfierd met veele ftandbeelden door veimaarde meefters. De twee vonrnaamften van dezelven , twee geweldig groote figuuren, elf voeten hoog, verbeelden den heilige» IO98WXK enKAR-elden Grooten.  ( 83 ) inwendig voldoet dezelve niet alleen aan de daardoor veroorzaakte verwachting, maar gaat dezelve nog te boven. Het is een rond ge> bouw, omringd door zes opene, met fchildeïyên en ftandbeelden verfierde, doch niet overladen , Kapellen. De Dom zelf is cirkelrond, gevloerd met het kostelykfte marmer. Deszelfs hoogte van den bodem af tot aan hetbovenge. welf bedraagt niet minder dan 30o voeten. Zonder weërgaê is het gezicht, wanneer men Jtistfn het midden ftaande.de oogen naar boven flaat. Men meent hier in den hemel zeiven te zien, en de heerlykheid der gezaligden e ontdekken. De laatfte is naamelyk aan het bovengewelf ln een fchildery voorgefteld; en zowel de konst van den Schilder, a(s ook de gemelde verbaazende hoogte van het gewelf en vooral de byzonderheid , dat men geen venfters ziet, door welke de fchoone verlh. ting valt (*), werken mede, om dit aange™ bedrog te volteoi/en. Men ftaat alsöf rcenaan der.grond was va£t gebecht-men kan defchoonebetoverendeplaatsnietwederverlaa- ten. O De vernera der hoepel worden naamelyk door een onder dezelven aaneebrant» , dme'n door dat men riiP ^„^ ^«ragte kroonlyst bedekt, 20 c men «ie beneden met zien kun F f 2  ( 84 5 ten. Wi! of moet men elndelyk gaan , mert keert tienmaal tot dezelve weder terug. Dan flaat men op nieuws eenen tyd lang ftiï, in verwondering weggezonken, ftyf en roereloos, gelyk de ftandbeelden, doch niet zo koud als deeze. Onze bomt matinèt wierd hiermede befloo. ten , en wy gingen naar onze wooning terug. Hoewel wy zeer vermoeid en verhit t'huis kwamen, wemchten wy evenwel nog naar het Palais royal te gaan. om dezen middag by eenen Herjleller (Rejlaurateur) te eeten. Wy gingen derhalven op weg. Doch o-.ize krachten waren te zeer uitgeput; en de middagshitte, doch nog meer de wolk van ftof, waarïn wy wandelden* maakte het ons byna onmogelyk, ons doel te bereiken La Jeunesse vond zich even zo verzwakt ; hy raadde ons derhalven aan, toen wy by de nieuwe brug gekomen waren om by een kok, die naby in de ruë Dauphin* woonde , te gaan , alwaar wy het even ?o goed als by het Palais royal zouden vinden. Hy had, voegde hy'er by, nog onlan»s met twee Barons Hollandois vier «eken daar gegeeten , en deeze waren over het onthaal volkomen voldaan geweest. Wy volgden hem; doch vonden, dat hy ons misled had, - om  ( 85 ) om maar fpoedig tot rust en aan den fchotel te komen. Men wees ons twee morfige trappen op, in een allerönzindelykst kamertje, alwaarmen ons eenen vry flegten maaltyd van drie fchotelï opdischtc, die wy evenwel iederperfoon met vier livres, ofbyna twee guldens moesten betaalen. Een gedeelte van den namiddag wierd na bepaald, om een plegtigheid in de Sorbonne by tewoonen. Men zou aan de Studenten pryzen uicdeelen, en hy deeze gelegenheid zouden een.ge redevoeringen gehouden worden. Wy gingen derwaards, doch — vruchteloos! Het gedrang was by den ingang zo fterk, dat wy het onmogelyk vonden, om binnen te komen Wy moesten derhalven onverrichter zaak weder henen gaan. Eenige dagen geleden had ik ontdekt, op welke plaats Hendhik IV. den moorddadigen fteek van de hand des dweepachtigen gedroents , Ravaillac ontving. Vermits wy nu zo op het ogenblik niet wisten waar wy zouden heenen gaan, naardien ons PIan voor deezen nademiddag verydeld was; lieten wy ons eerst naar deeze plaats brengen, om aldaar de gedachtenis van den besten Franfchen Koning een aandoenelyk gevoel toetewyën, cn de ver(oeijelke uitwerking van het dweepachtig b2. F f 3 •* ge.  ( 86 ) geloof op de plaats zelve des te vuuriger te ver. wenfchen. Volgens de manier van fpreeken van onzen bediende, v/aren wy van de Sorbonne af gereekend flegts deux pas uwee ftappen) van daar, en gingen dus derwaards. Deeze voor Frankryk en voor de menschheid zo ongelukkige plaats is daar> waar de ftraat St. Honoré met een andere, la Ferronnerie genoemd , famenloopt. Toen wy dezelve naderden klopte myn hart geweldig, en voelde een fmartelyke benaauwdheid; het geheele zo gruwelyk als fchandelyk geval vertegenwoordigde zich zodanig voor myne oogen, alsöf het is dit oogenblik eerst gebeurd was. De ongelukkige dag, op welken het voorviel, was den 14de Mey 1610, een dag die de mensch. heid eeuwig tot fchande, de christelyke of veelmeer onchristelyke geestdryvery eeuwig tot een vloek verftrekken znl. De Koning, dien men tevooren reeds meer dan éénmaal na het leven geftaan (*) , en zelfs meermaalen indedaad reeds (*■) De goede Hendrik plagt inde meeftegevallen de ftraffe van zodanige gedrochten, die hem naar het leven hadden geftaan, te verbieden of toch zeer te ve». zachten. Het antwoord, dat hy eenmaal aan zyne vrienden gaf, die zulks zeer afkeurden , is zecraanmerkelyk: „ Wan.  ( 87 ) leeds gewond had , begon al/engs eenen hem voorftaanden geweldigen dood als eenonvermydelyk noodlot te befchouwen. Hy had zulks federt eenigen tyd verfcheiden maaien aan zyne vrienden te kennen gegeeven; zelfs had hyhet den zelfden dag nog gedaan, op welken deeze vrees wezendlyk l>ewWheid wierd. Hy was des morgens in de kerk geweest. By het we» derkeeren vond hy in de Tuileriën verfcheiden grooten van zynen hoffioet, met welke hy over dezelfde vrees, doch al boertende fprak. „ Gy lieden kent my thans nog niet, zeide hy „ onder anderen; doch ik zal in deeze dagen ,, fterven, en dan eerst zult gy begrypen, hoe 3, veel ik waardig geweest ben." De Maarfchalk van 3, Wanneer gy, zeide hy, uw Onze-vader dagelyks j, met tneftemming van uw hart bad,zoudt gy zo niet „ fpteeken. God breidt zyne geheele barmhartigheid „ overmy uit, hoewel ik dezelve rietwaardig ben; hy „ vergeeft my , ik zal ook vergeeven. Terwyl ik de „ misflagen van myn volk vergeet, zal ik hetzelve met „ nog meerder goedheid en toegevendheid behandelen, „ dan ik tot hier roe gedaan heb. Hebben fommigen „ hunnen pligt vergeeten , dan is 't voor my genoeg, „ wanneer zy tot erkentenis komen; en —* dat men s> voor altoos daarvan zwygel" F f 4.  ( 88 ) van B a s s o m r ï e r e antwooïdde hera: „ Maaï „ myn God, Sire! zult gy dan nimmer op,, houden met ons te ontrusten, terwyl gy ons „ ge.luurig voorpreekt, dat gy welhaast zult „ fterven? Deeze gezegden dienen nergens toe. „ Gy ztilt, zo God wil, nog veelejaaren met „ genoegen keven. Gy zyt de gdukkigfte. „ Vorst fa de waereld , inden bloeiuws levens „ gy geniet een volmaakte gezondhef? en „ fterkte des ligchaams , gekroond met eer, ,, meer dan eenig ander fterveling; gy regeert „ la de diepje rust het bloeij'erjdfte Koningkryk „ der waereld ; gy zyt bemind en wordt ge- noegzaam aangebeden van uwe onderdaa„ nen; hebt geld en goed in overvloed, fchoo,, ne huizen, een fchoone egtgenooteen fchoo,, ne kinderen , die voortreflyk opgroeien : vat „ ontbreekt u nog ?■ wat kunt gy wel meer „ wenfehen ?" De Koning loosde by deeze woorden eenen zucht en zeide: „ Vriend! dit alles moeten wy verbaten (*J." Na de tafel fchecn hy zeer treurig te weezen. Hy beproefde, of hyflaapenkon, doch vruchteloos. Hy befloot vervolgens den Her. tcg CO Mémohes de Basfomftere , Tom. i.  < 80 ) tpg van Sullt een bezoek tegeeven, die onpasfe-Jyk was. De Hertogen van M o n b a« 2 o n en n'Ë p er jj o n , en He Maarfchalken van Lavardin , van Roquelaure , la foRCE, M ira beau en Li ancourt verbelden hem. Het was een warme dag, men Let derhalven de glazen van de koets neder. Toen men aan het einde van de ftraat St, Honoré gekomen was, en de Ferronnerie inryden wilde, die in dien tyd nog naauwer was, dan zy thans is wierd de koets door twee vrachtwagens tegen gehouden, die de ftraat geftopt hadden. Deeze beletfelen veroorzaakten, dat de meeste bedienden naar het kerkhof der onnozejen (k Cimitiére des Innocent) geweeken waren. Twee van hen Heeven by het rytuig, waarvan de één midd.tlerwyl zyne kousfen op. hond, maar de andere de voerlieden aanzette, om plaats voor den Koning te maaken. Van dit oogenblik maakte de affchuuwiyke door fynqtitnut bezielde R a v a i l l a c gebruik 5 hy iprong aan het rytuig, gaf den Koningeenen fteek met den dolk, tusfehen de tweedeen derde ribbe, kort onder het hart. „ Ik ben ge, kwetst!" riep de Koning: doch in hetzelfde oogenblik gaf de booswicht hem den tweeden ea vervolgens den derden fteek, waarvan da ff 5 één  ( 93 5 één het hart trof, De Koning zuchtte en ftierf. — Dit fchrikkelyk bedryf vertegenwoordigde zich, toen ik op de plaats ftond, alwaar het. zelve eertyds voorviel, voor my zo levendig, dat my een koude rilling door alle de leden liep. Indien ik tot nu toe ongelukkig genoeg geweest was, om den grooten zegen der Voorzienigheid niet te kennen, die met de vorderende verlichting en met de vermindering des bygeloofs in de waereld gekomen is : ik zou op deeze plaats God om vergiffenis van myn onverftand en van myne ondankbaarheid aangeroepen , en hem de gelofte gedaan hebben , om in 't vervolg ter uitbreiding van deezen zegen uit alle krachten mede te werken. Van hier lieten wy ons naar het Plein der overwinningen (la place des viUoires) leiden, om het fnoevend gedenkteken van Lodewte XIV. te bezien. Hoe oneindig verfchilde ons gevoel hier van dat geene, waarmede wy by het ftandbeeld van den goeden H end bik op de nieuwe brug ' bezield waren! En met hoe veel recht heeft ook de na-waereld, en zelfs het volk, het onderfcheid tusfehen beide deeze Koningen bipaald! Daar zien wy alle uuren van den dag faam-  C 91 ) faamgedrongen hoopen van dankbaare nakofne • lingen met eene altoos even fterke aandoening rondom het beeld des rechtvaardigen en goeden Konings vergaderd : hier is het altoos eenzaam. Alleen de buitenlander, die dit gedenkteken der vleyëry voor de eerfte nual ziet, vertoeft daarby een oogenblik, niet om de gedachtenis van den afgebeelden te eerbiedigen , maar om het werk des maakers, als een konstftuk , te befchouwen. Koel treedt hy derwaards, verontwaardigd over de vleijeryën , die hy op het voetftuk geleezen heeft, ga..t hy weder heenen. Het voorbygaande volic verwaardigt den onfterffelyken Man (aldus heeft de vleijer,die het opfchrift vervaardigde, hem genoemd) niet meer, om hem aantezien. Hy is in deszelfs hart reeds voorlang geftorven, terwyl Hendrik eeuwig daarïn leeven zal. Het plein is overal omringd van fchoons gebouwen , die naar één plan evenredig geplaatst zyn. Het gedenkteken zelve beftaat in een voetftuk van wit marmer, waarop het van lood gegooten en verguld (*) ftandbeeld van Lo- . (*) Welk eene kenfchets' Juist zo was de regee. ing van deezen geëerbiedigden Koning — blinkend goud /  ( 91 ) Lode w Yk XIV. in een opgeblaazen houding ftaat, zettende des voet op den nek van den driehoofdigen helhond Cerberus; een niet zeer edele zinfpeeling op de drie tegen hem verbonden Mogendheden, waarmede by oorlog ge. voerd had. Op de vier hoeken van het voetftuk ftaan even zo veele figuuren van brons, welk een afbeeldfel zyn zullen van de Natiën, op welke Lodewyks krygsbenden de overwinning behaalden. Naast hem-zeiven ziet men den god der overwinning, die met de ééne hand eenen Iaauwrier krans op zyn hoofd zet, en in de andere een bundel van palm en olyftakken houdt. De tegenwoordigen Koning wierd eens een gedenkteken van fneeuw opgericht , het welk in myne oogen van eene veel greoter waardy was, dan alle de praaiende ftandbeelden, die zyne beide voorzaaten zich door hunne vleijers 'lieten oprichten. De zaak was aldus geleegen. Het was in den winter van het jaar 1784, dat een aanhoudende ftrenge koude de armen in Parys met veel ellende dreigde. Lodewtk XVI. weerde dit gevaar met een Koningklyke mildaadighcid af. Uit dankbaarheid richtte de ftr.at- goud van buiten, van binnen lood, 't welk de Natje verdrukte.  ( 93 j fihalle gemeente deezer fiad hem daarvoor eert èer; zuil op zo goed als in haar vermogen was — een groote gedenk - naald van fneeuw en wel naby de Louvre. Ieder poogde daarby zyne dankerkentenis en tedere genegenheid voor den Koning te kennen te geeven, door opfchriften , welke men daaraan bevestigde, en onder wel. ke eenigen zeer aartig en zinryk waren, gelyk by voorbeeld, het volgende : Louis, les indigens que ta bonté protégé, Ne peuvent t'élever ou'un Monument de neige; Mais il plait d'avantage k ton coeur généreux Que le marbre payé du pain des malheureux. De bezitter van een huis, 't welk in de nabyheid van dit gedenkteken Hond , wenfchte ■dit kenmerk van waare volks • dankbaarheid en volks - liefde tot de naneeven overtebrengeni Hy deed tot dat einde op zyn voorplein een foortgelyke gedenk • naald van marmer oprichten , en de merkwaardigfte opfchriften, welke aan dien van fneeuw gehecht waren, daarïn graveeren. Ik heb geoordeeld, dat deeze klei. ne trek, die de zedelyke en geestelyke befchaaving van het zogenoemde Paryfche gepeupel zo fchoon kenfchetst, ook wel verdient in deeze reisbefchryving bewaard te worden. De»  ( 94 ) Den avond bragten wy in de Italiaanfchc Komedis door. Dit fchouwfpel wordtItaliaar.sch genoemd, niet om dat het in de Italiaanfche taal gefpeeld wordt (want dit is hier het geval niet) maar omdat 'er Franfche Opera's in den Ita]iaanfchen,doch zeer in den Franfchen over. gebragten fmaak vertoond worden. Wy hadden van de levendige, of veelmeer geweldige manier, waarmede het Franfche Publiek by ieder foort van toonèelftukken zyne goed - of afkeuring te kennen geeft, reeds in de Franfche Komedie een ftaakje gezien; en hier zagen wy het tweede. Geen één geestige inval, geen één nieuwe of op een nieuwe wyze voorgeftelde gedachte, geen ééne zinne. beeldige plaats, maar eenigzins flegts wel te pas gebragt, kon in het ftuk zelve voorkomen, die niet overluid en lang door hand geklap en uitroepingen met toejuiching vereerd wierd; de tooneel-fpeelers en fpeelfters konden geen plaats van hunne rol maar eenigzins gtfehikt en gelukkig uitdrukkenen vertoonen, zonder dat men ook hen en hunne vertooning door even zo fterke uitroepingen, door eene even zo langduurig en klaaterend handgeklap telkens eerst den wierook van lof toezwaaide, welke zy fcheenen verdiend te hebben. Dit is  % 95 ) is aan den eenen kant zeer onaangenaam , de* wyl het beloop van de vertoonieg daardoor alte dikwyls en alte lang afgebroosen en de ilufit geftoord wordt ; aan den anderen kant heeft het echter ook het voordeel, dat de tooneel. fpeeler by moeijelyke rollen, die veel inlpanning verëifchen , dikwyls rusten , weder op zyn adem komen en nieuwe krachten vergaderen kan , om met het zelfde vuur tot het einde toe voort te vaaren. Zonder dit hulpmiddel geloof ik, zou het, vooral in groote rollen van treurfpellen , de gewoone krachten van een mensch te bsven gaan , om het alte fterk gefpannen gevoel, het welk de Franfche tooneel fpeeler zich moet eigen maaken, en het by deeze Schouwburgen verëischte fchreeuwen, raazen en tieren, tot het einde toe uittehouden. Niet dan de herhaalde rust, die hy geduurende het handgeklap geniet; niet dan de verfterkende kracht der toejuiching, welke zynen geest telkens nieuwe veêrkracht en alle de vezelen zyns ligchaams nieuwe fpanning verleent, maaken hef hem mogelyk, om zulk een geweldigen en uitfpoorige infpanning tot het einde toe vol te houden. In Duitschland, alwaar wy vry zuiniger zyn met onze loftuitingen, zou zulk een tooneelipeeler óf de hevig- beid  fteid van zyn fpel, moeten maatigeh, of hy zou daaronder moeten bezwyken. In de bak van de Franfche Komedie is men gewoon te ftaan. De één en ander had zulks te recht lastig gevonden, en de beftierders vari deezen Schouwburg overgehaald om banken te .aaten maaken. Doch de meefte ftemmen vari het Publiek hadden zich fterk daartegen verzet ; hsddfl wierd het derhalven voorgefteld , dat men zich naar hunne begeerte gevoegd en de banken weder weggenomen had. InDuitsch' land zouden in dit geval voorzeker de ftemmen eenpaarig en ongetwyfeld voor de banken weezen, omdat wy by onze vermaakelykheden het gemak beminnen : daaiëntegen valt het den vluggen Franschman ondraaglyk, óm drie of Vier uuren achtereen op de zelfde plaats als vast gefpykerd te zitten. Hy moet by zyne vlug. heid ruimte hebben, hierö m kon hy het zitten in den Schouwburg niet uithouden , en drong 'er op aan, dat de banken wederom moesten weggenomen worden. In de Franfche Komedie heeft men dezelve tot nu toe nog behouden : men meent echter ook te ondervinden f dat zy zedert het invoeren van dit gemak mer. kelyk heeft verlooren. Want, zegt men, zo Wg het Parterre eene vryë plaats was, waarïn men  ( 01 ) ftien naar goedvinden van de ééne plaats naar de andere ging, liepen de beöordeeiingen des kenners van mond tot mond, de geheele vergadering door; de fmaak en het oordeel van het Publiek wierden daardoor geleid, en dee. ze hadden dan mede ontegenzeggelyk zeer veel invloed op de vorming van den tooneelfpeeler. Sedert dat wy banken hebben gehad, zeide my een kundig man, hebben wy geen gezond oor • deel, noch ook voortreffelyke tooneelfpeelers meer. Geheel en al fchynt deeze onderftelling toch niet van grond ontbloot te zyn. Wy wachtten het tweede Huk niet af, om het overige van den verrukkelyken avondftond ih de Tuileriën doortebrengen, alwaar wy 't, indien zulks mogelyk was, heden nog aange° naamer vonden dan gisteren. Den 7de Augustus. Heden Ieide ik myne bezoeken af, en over< handigde de medegebragte brieven. Daarmede verliep byna de geheele dag , niettegenffaande ik niet meer dan omtrent agt of tien korte bezoeken, f gelyk de eerfte bezoeken ge meenlyk zyn,) te doen had, en my daarby van een rytuig bediende. Doch het grootfte ge- IH. deel. Gg deel»  ( 93 ) deelte van den tyd moest ik met ftilhouden in Baauwe m opgepropte ftraaten doorbrengen, •dwaar de rytuigen in elkander vast raakten. Dikwerf moest ik ook, om tot myn doel te komen , eenen omweg neemen , drie maaien ver Ier, dan de eigenlyke weg, alzo men'er op deezen niet kon doorkomen. Een groot gemak voor vreemden en inboorlingen , die iemand het zy in bezigheden of uit hoffelykheid, willen bezoeken, zyn hier dc Zvitzsrs of deurwachters, die men byna in alle huizen vindt. Zo als men over de drempel vim een huis of op het voorplein van een Hotel treedt, vallen iemand aan de één of andere deur, de met groote letters gefchilderde ■woorden in 't oog : Pariez au Suisfe (men fpreeke met den Zwitfer;) en van hem ver. neemt men terftond, of de perfoon, dien men bezoeken wil, t'huis is of niet, of dezelve al of niet te fpreeken is, en in het eerfte geval, hoe veel trappen men opklimmen, en by welke deur men zich aandienen moet. Zonder deeze aanwyzirg zou men in de meeste huizen, wie weet hoe lang, trap-cp trap-af moeten loopen. zoeken en aankloppen, eer dat men zyn oogmerk bereikte. De meeste deurwachters zyn gebooren Zwitfers, die te Pnryt reeds lang  ( 99 ) lang in het bezit geweest zyn van het voorrecht, om dit ampt te bekleeden, omdat hun phlegma en hunne trouw hen daartoe byzonder bekwaam maakt. %ne bezoeken heden afgeloopen zynde was het tyd om in den Schouwburg te gaart i en wy vervoegden ons voor deeze maal in de' tranfche Opera. Dit is het Schouwfpel, waar op men weet, dat de Paryfenaaren zich meest verhoovaardigen; en welte recht federt de groote hervorming, die de Fransche muzyk door Gluck en Roos se Au heeft ondergaan Wat my betreft, ik durf my, vermits ik geen konstkundige ben, geen ander oordeel veröorlooven, dan dat van myn gevoel; en uit dien hoofde bepaal ik my alleen , te bekennen, dat my wat het Geheel aangaat, nog nimmer iets voorgekomen is, het welk zo volmaakt Was, als deeze Opera, vooral met opzicht tot het or' kest, dans , verfieringen en uitvoering. Af. zonderlyke zang . flemmen had ik reeds veel beter gehoord, dan de besten van de geenen, die ik heden bewonderde : doch het Ge. heel was voor my het eerfte in zyn foort. Wat de baletten in 't byzonder betreft, ik twyfel 'er zeer aan, of men wel op dengehee. len aardbodem iets volmaakters zien kan. Doch Gg a op  ( 10© ) op den geheelen aardbodem vond men mogelyk ook nimmer twee zo volmaakte voorbeel. den der danskunde, als Vestris, de vader eertyds was, en Vestris, deszelfs zoon thans rog is. Ik zag deezen toveraar in de konst der fchoone beweeging; en al het genoegen , dat ik in 't vervolg van tyd misfchien in andere balletten dan de zynen, had kunnen vinden, is my ten minden voor eenen langen tyd ontnomen. Vermits de groote uitgeleerde meesters in elke konst zo zeldzaam zyn , vermindert men, door hen te zien en te hooren * de maat van genoegen, welke deeze konst ons in het toekomende had kunnen fchenken; want van dit oogenblik af heeft mengeenfmaak meer aan alles, wat in de zelfde konst middelmaatig is. Het verheven denkbeeld der vol. maaktheid zweeft ons altoos voor den geest, en verhindert denzelven, het minder volmaakte in 't vervolg met de zelfde deelneeming en met het zelfde genoegen, gelyk weleer, te ontvangen. My kunnen derhalven geen balletten meer bekooren. Het is onberchryflyk, met welk eene konst en vlugheid deeze Vestris elke fchoone menfchelyke houding en beweeging voor de oogen van zyne aanfcho.uweren ontwikkelt en voor?  ( 101 ) voortbrengt. Geen mensch kan zeggen, waar de één eindigt en de ander begint; zo zeer vloeijen dezelven door een onmerkelyk fyn verband, waarvan een ieder eene fchoone beweeging voor zich zeiven uitmaakt, irëen; zo weinig heeft hy eenïge aanzetting of loop rioodig, om fprongen en beweegingen voort te brengen, die anderen niet dan door een voorafgaande zeer zichtbaare infpanning en wringing kunnen te werk ftellen. By • hem ziet men geen infpanning, nog minder eenige wringing; zelfs niet by de ftoutfte fprongen. Ook by deeze wykt geen één van zyne leden, gen hairbreed buiten de lyn der volmaakte fchoonheid ; en hy mag ftil ftaan, of voort." gaan, zich draaijën of fpringen, op de voeten ftaan of in de lucht zweeven : hy vertoont altoos en by elke beweeging de volmaaktfte onderlinge evenredigheid van alle afzonderlyke leden; hy ftelt altoos het fchoonfte en vol. maaktfte menfchelyk ligchaam in deszelfs omtrek ten toon. Dit is myn oordeel over hem, waardoor ik deezen konftenaar , als den eenigften in zyn foort, niet denk te pryzen, maaralleen recht te doen. Wil men weeten, hoe ik, indien ik een Franschman was, my over hem zoude G g 3 uit  ( 102 ) uitlaaten? men hoore, wat een Heer tegens my zeide , die in de naaste logie zat. „ Ziet gy wel, riep hy my als in verrukking ,, toe, toen de konftenaar op het tooneel ver„ fcheen, ziet gy wel, dat is Vestris!" Hy had het my niet behoeven te zeggen; men ziet reeds by den eerften oogöpflag, dat het niemand zyn kan dan hy. „ Wat zegt gy, ,, Mynheer? Is 't een mensch ? Neen , neen, „ het is een vogel! (Vis . a-vis de lui le meilleur „ danfeur du monde n"est Hen; il vous le tue.~) „ De beste danfer in de waereld is by hem „ niets, hy danst hen allen dood " .— Op deezen toon vervolgde hy nog eenen tyd lang met een luide ftein, en overftelpte my met een menigte zoortgelyke franfche grootfpraaken tot lof van een man, by welken ik wel oogen, maar geen ooren noch woorden had. De tegenwoordige Opera is wel na denbrand, die de voorige Franfche Opera tot asch verteerde , flegts in grooten haast — men heeft my verzekerd , binnen agt, en met de inwen. dige verfierfelen, binnen elf weeken ont. ftaan , om de fchreeuwende zucht der Paryzenaaren tot de Opera, by voorraad te voldoen: doch aan de deszelfs grootte en zeer gemakkelyke innerlyke inrichting kan men zulks niet be.  ( io3 ) 'bemerken. Men vindt zelfs agt ryën Logien , de gallery mede gereekend , boven elkander. Daarüit kan men opmaaken, hoe ruim en hoog het gebouw moet weezen , en hoe veel menfchen hetzelve bevatten kan (*). Als eene de Natie kenfchetfende merkwaardigheid van de Franfche Opera, verdient hier nog aangeflipt te worden, dat de eerfte ftigter en onderneemer van dezelve, een Geeftelyke, naa- . (*) Het voorig toneel der Opera was by bet Palais Royal, en za! nu welhaast weder herbouwd zyn. De brand, waarby veele menfchen het leven hebben ingefchooten, fchoon dezelve etrst na het eindigen van het fluk ontftond , was voor agt j'aaren. In de Curiosites de Paris vindt men daarvan de volgende anekdote: — Den dag na den brand befchouwde het volk zeer bedroefd de verwoesting. Middelerwyl kwam 'er een wagen met theatei-kleederen , die gered war^n , voorby ryden, op welken een pakkedraager zat. Deeze vond onder de zaaken, die voor hem lagen , eenen helm en eenen koningklyken mantel, en de rust bekroop hem, den eerften op het hoofd te zetten en den laaiden om te hangen. Naauwlyks wierd hy in deezen prachtigenopfchik gezien: of de geheele, een oogenblik te vooren nog zo nêerflachtige volks-menigte borst in een febaterend gelagch uit. Zie daar,roept de Franfche Schryver daarby uit, het eig'naanige der Franfche treurigheid! Eenige dagen daarna kleedde men zich in (lotte couleur, de feu d Qper«.(devuurkleiir van de Opera.) Gg 4  <• m ) naamelyk dé Abbé Perrin, zaliger gedachtenis, was, Wy hebben in Duitschland ook wel Geeftelyken, die tevens Bouw-Raaden zyn —en waarom zouden zy zulks niet weezen ? Maar dat een Priefter, onderneemt een Theater , een huis voor de Opera te bouwen, waarteneemen en te beftieren: zulks kan in geen ander land , het kan alleen in Frankryk plaats hebben. „ Dit huis, zegt Mercier, wordt met onnoemelyke kosten onderhouden, om de „ Natie verwyfd te maaken, om de vaste en ,, ftyve koppen , die 'er misfchien nog mogten „ gevonden worden , in den fmeltkroes van de „ wellust te ontbinden en in weelde tehervor'. „ men." Zou het oordeel van deezen braa. ven Franschman niet wel gegrond zyn? In den tyd van agt dagen ontfangt gy het vervolg van dit dagboek. Vaarwel , lieve kind l AGT-  C 10.5 ) AGTSTE BRIEF. Parysf den 12 Augustus 1789. Hiernevens zend ik u, myne lieve Dochter! wederom een uittrekfel uit myn dagboek. Indien deszclfs doorleezing u en uwe goede Moeder flegts half zo veel vermaak aandoet, als de waarneeming van de dingen, welke ik u daarin verhaal, my veroorzaakt: dan ben ik dubbel voldaan voorde moeite, die ik genomen heb, om deeze opmerkingen voor u te hebben op. gefield. Zo dikwyls als het de tyd toelaat, zal ik elk uittrekfel met één of andere algemeener waarneeming verzeilen, welke in het dagboek zeiven niet gevoeglyk plaats kon vinden. Thans een paar woorden over de befchaaving en verlichting van dit volk , voor zo verre ik my nu reeds in ftaat vind, om daarover te oordeelen. Dat ik onder het woord Befchaaving de beoefening (de ontwikkeling en veredeling) van alle de menfchelyke krachten en vermogens door alle daartoe dienende middelen; en onder het woord Verlichting alle de waare kundighe. den van een mensch of volk, betrekkelyk tot Gg 5 des.  ( I©<5 ) deszelfs gewigtigfle menfchelyke en burgerlyke aangelegenheden , begryp , zulks heb ik we! niet noodig hier eerst aan te merken; zo weinig als ik hehoef aan te toonen, dat hier niet van het één of ander afzonrierlyk mensch (Individu*) maar van de geheele Natie, kan gefprooken worden* Wanneer men de tegenwoordige hoofdmiddelen ter befchaaving en verlichting eener Natie het onderwys in de fchoolen, dedaar- toe dienende boeken en openlyke godsdienstoefeningen in aanmerking neemt, en indeezen opzichte tuffchen Frankryk en Duitschland eene vergelyking maakt : dan zou men , de zaak oppervlakkig befchouwende, wel wilien wedden , dat het duitfche volk in de Proteftantfche gewesten van ons Vaderland tienmaal meer befchaafd en verlicht zyn moest, dan de Franfchen. Wat naamelyk deeze middelen der befchaaving betreft, heeft 'er, de zaak over't algemeen befchouwd, en enkele uitzonderingen aan wederzyde niet mede gerekend, byna geen onderlinge vergelyking van beide Natiën plaats; zo veel is de Franfche nog by de onze terug, zo zeer heeft de onze haar reeds voorlang in deezen opzichte de loef afgeftooken. En evenwel vindt men, ter verwondering van den oplettenden  ( IP7 ) den waarneemer, nopens beide Natiën over j geheel befchouwd, volftrekt het tegendeel van dat geene, wat men in deeze zoude vermoe. den. Hoewel naamelyk het ondenvys in defchoolen en de openlyke opvoeding in de fchoolen (*) deezer Natie, ingevolge alle de berich. ten , (.•) Men verneeme, hy voorbeeld, hoe een van de beste en vrymoedigfteFranfcheSchryvers, Mercier, ons het kollegie vmMazarin iCollége Mazarinou des quatre Nations) en het Collége royal afïch.-tst. Van het eerfte zegthy: „ 't l3 het fchoonfte, hetrykfteen „ meest bezochte kollegie van de Akademie te Parys, „ en tevens het armfte in bekwaame Leeraaren en wel. „ onderweezen Leerlingen. De eerfte (Reclor) „oemc „ zich de hoogfte Beheerfclier van het kollegie, gelyk » Homerus Jupyn den hoogjlen Beheerfcher van den „ Olimpus noemde. 'Et is geen hoogmoed in de wae„ reld, die haaien kan by dien van eenen Schoolvos, „ die tot deeze waardigheid verheven is. Wanneer hy » vier maaien inhet jaar tusfehen de pels-rokken der vier „ Fakulteiten , waarvan hy Opziener is , gelyk een „ paauw te voorrchyn treedt: dan verbeeldt hy zich „ aan het hoofd van alle menfebelyke weetenfehappen „ te ftaan. De eerfte oogblik dien men op dit in 't „ paars gekleed, van fchoolvosfeiy opgeblaazenwezen » werpt, is fpot, en de tweede medelyden, De „ voorftanders van de laager fehoolen van dit kollegie, * 2yn' 20 a,s 'c. valt, de één altoos nog Iomper enon- kun.  ( ÏG8 ) ten ] die ik daarvan heb kunnen opdoen, in vergelyking met veele openlyke fchoolen in Duitsch- „ kundiger, dan de ander. — Deeze fchoolmonarchen „ maaken zich dikwerf om de geringde b, uzelingen aan „ eene barbaarfche wreedheid jegens hunne voedfter„ lingen fchuldig, en ve; anderen hunne kastydingen in ,, wèzenlyke martelingen. Men delle zich een arm kind „ van agt of negen jaaren voor, 't welk al ("nikkende „ met waggelende fchreden den voet van den leerdoel „ nadert, hoe twee tuchtmeeflers hetzelve aldaar aan„ vallen en tot op het bloed geesfelen Veelal eischt „ de Leeraar der Humaniorum(_ó,il is, van de Weeten„ fchappen, die de menschheid leenigen , zachtaartig en „ edel zullen maaken), dat de kleine onnooztle marte„ laar de (lagen moet tellen , die hy hetzelve toedeelt. ,, De zaak is hier niet vergroot; veele kinderen van „ myne bekenden zyn van deeze barbaarfe pedanten in „ den eigenlyken zin gekorven." — Van de overige kollegien geeft de Heer Merci er ons geene voordeeliger befchryving. „Heeft men , zegt hy, van édnen „ Hoogleeraar gefprooken, dan heeft men van alle ge„ fprooken; zy zyn met opzicht tot hunne vruchteloo,, ze amptsbediening allen gelyk. — De eeuw van R a- mus is reeds zo verre aehter ons ; en evenwel dis„ fchen deeze menfchen ons het ongerijmd onderwys van die tyden, waarvan wy thans, hoe genoemd, geen „ gebruik meer kunnen maaken , altoos nog op nieuws weder op. Hec geheele plan der opvoeding, 't Welk „ in deeze kollegiën ten grondflag ligt, is ongelooflyk „ gebrekkig ,• het bepaalt zich alleen tot eenige Jaryn„ (che woorden. Verlaat men het kollegie , dan moet 3, men  C ioo ) Duitschland (hoe , onvolmaakt en gebrek* kig dezelven ook nog zyn mogen) over 't geheel genomen , nog zeer jammerlyk zyn; alhoewel de fchoolboeken der Franfchen en de voor hunne jeugd gefchikte boeken tot derzeiver befchaaving dienende , op verre na nog niet zo bekwaam , noch ook naar waare opvoedingskundige grondbeginfelen ingericht zyn, als de onzen j alhoewel eindelyk hun geheel openlyk famenflel van Godsdienst, hunne boeken die ter ftichting moeten dienen , hunne predikatiën , hunne overige openlyke oefeningen der aandacht, noch door het verftand op het hart, noch door het hart op het verftand kunnen werken, naardien zy in 't geheel daar toe* „ men zich als 't ware herfcheppen , moet het gelee„ zer e herleezen , om nu eerst het bekoorlyke, de „ kracht en het fyne daarvan te lecren gevoelen,'» Heerscht nu in dc geleerde fchoolen der HoofJftad, in de kolleg'ën , die de wyd en zyd beroemde Paryfche Akademie uhmaaken , nog zo veel onbefLhsafdheid; hoe moet het niet uitzien in de gemeene fchoolen vo; r de la?ger Handen der Natie, in de fchoolen voor hec Volk , vermits de verbetering van de eersfgenoemden unëindig veel gemakkelyker valt, dan de volma-king van de laatstgemelden! Men zie in het Tableau de Paris de Hoofdftukken, die het opfchrift hebben: De kleine Schooien en de tathccfii/èer-mee/ler van het herspel.  ( «o ) toe niet gefchiktzyn, vermits hunne godsdien.' ftige handelingen voor het grootfte gedeelte itl niets beduidende plegtigheden en in een ge. dachtenloos opzeggen van latynfche formulieren beftaan, waarvan zy niets begrypen: is 't echter met dit alles een befliste zaak, en op eene in het oog loopende wyze omegenzeggelyk,' dat het volk, over het geheel genomeni hier veel befchaafder en in veele opzichten veel verlichter is, dan het onze. Het is naamelyk. 1) Uiterlyk befchaafder, fyner, beleefder en vriendelykerk dan het onze- Het onderfcheid is in deeze opzichte zo groot, dat 'er niet eens eene vergelyking tusfehen beiden kan plaats hebben. Men kleede hier den gemcenften ambachtsman , zyne vrouw , zyne dochter , op een behoorlyke wyze; dan zal men dezelven, voor het meerder gedeelte , zonder fchroom in de befchaaf le gezelfchappen van onzen mid. delftand kunnen brengen. — Het is. 2) Veel befchaafder in 't verftand , vermits hetzelve eensdeels een grooter menigte van denkbeelden , anderdeels ook een grooter en fnediger vermogen om iets te bevatten, bezit dan het onze. Men laate zich hier de oogen toebinden , en voere een gefprek met lieden uit alle kiasfen en Handen : het zal zeer bezwaar.  < ui ) ïwaarlyk vallen , om ze naar den inhoud van het gefprek van elkander te kunnen onderfcheiden ; men zal veelmeer dikwyls den Schoen, rr.aaker , Kleêrmaaker, Bediende enz. als lieden van rang en opvoeding aanmerken, fchoon niet zelden daarna blyken zal, dat zy leezen noch fchryveu kunnen. Het heeft 3) Een gevoel voor liet fchoone, gepaste en betaamelyke, 't welk by ons gemeenlyk flegts plaats heeft by befchaafde menfchen van hoo. ger rangen. Een blyk daarvan is onder anderen deszelfs achting voor de werken van konsf, en het gedrag en oordeel in de kleine fchouwburgen en op de Boulevards. —= Voornaameiyk heeft het. 4) Meerder en gegronder denkbeelden van Se gebreken en feiten der Staatsgejleldheid, welke te vooren by hetzelve heeft ftand gegreepen, dan in andere landen, England uitgezonderd, het fyner gedeelte der Natie van de zyne pleegt te hebben In deezen opzichte ftaat men dikwerf verbaasd, wanneer men hier menfchen uit de laagfle Handen over flaatszaaken hoort praaten en oordeelen ; voornaamelyk moet een Duit«cher zich daarover verwonderen, omdat dit hy hem juist dat geeneis waarvan zyne Landge- noo;  ("*) 'nooten, over 't 'geheel befchouwd, de minfte kundigheid bezitten- — Eindelyk is dit volk 5) Onder alle de geenen , die den RoomschJtatholyken Godsdienst zyn toegedaan, het minstlygeloovige. Men vindt zelfs protestantfche Natiën, die in dit opzicht aan de Franfche den voorrang moeten toekennen. Indien een vreemdeling hier niet in de kerken rond ging, indien hy hier niet de fchaaren van Abbés met zwarte mutsjes (Calottes) zag rond loopen, indien hy niet fomtyds eenen zogenaamden Hostiedraager (Porte Dieu) (.*) ontmoette, of de één (*) Voor de proteftantfche Leezeren, die niet weeten, wat deeze zeldzaame uitdrukking te kennen geeft, voeg ik hierby bet volgend bericht uit Merci ë r's Schets van Parys. „ Men moet zich wezenlyk verwonderen over den ryk. „ dom en de deftigheid van onze taal. Wy hebben porte» „ faix , portefeuille , por te-crayon , enz. ja wy hebben zelfs eenen porte-dieu — een •Hostie-oïGod-draager. „ Goddraager! — Goede God in den hemel, welk een „ woord in onze taal ! - Dit is een arme Poeder, die „ den geheelen dag, en ook een gedeelte van den nacht, „ zich gereed hoUdt, om de geenen ten dienst te ftam, „ die hem oproepen , het gewvde brood uithetSakra, ments- buisje te neemenen by een ziek mensch te bren'. gen. Eer. oud,moisfig,verfleeten gehemelte, opgenomen , door de eerfte de beste twee ftraatloopets, die zich „ da2!~  'C ui ) één of de anderen groote plegtigheid zag £ alleen eigen aan de Roomfche kerk; dan zou hy „ daartoe aanbieden, voorgegaan van een lantaairïe of toorts, vervolgens een klein fchelletje en eendiklyvige,l alf-Iamme, waggelende onderbediende derkerk — „ dit is de trein, die zich op weg begeeft naar het huis ,, van eenen ffervende. Het ouwel-kasje {lecitoire) is „ met vier onderfcheiden lapjes behangen, en de kleine „ fchel waarfchouwt de menfchen op deftraat, dat het », tyd is, om op de knieën te vallen. De fiakkers en 3, andere rytuigen houden ftil; de Heeren, die daarïn „ zitten, flappen echter her rytuig niet uit, zy doen „ alleen het glas neder, en maaken eene achtelooz* bui„ gin;;. Hooren de koetfiers niet, dan verdubbelt de fchel-draager zyn gelui. Een ketter, of iemand, die „ niet gaarne in den modder wil neervallen, kan vol„ doen met een kleine knie-buiging. Het (laat een ieder 3, vry, óm den ouwel niet flegts in het huis, maar zelfs „ tot in het vertrek van den zieken te volgen. Zotgvuldig bedekt men Hier de 1'piegels, opdat het heilig Sa„ krament zich niet moge vermenigvuldigen. Dan zet „ de Priefter een foort van klein aliaar op. belprcngt bet vertrek rhet wy-water, en dryft daarby de booza geefren Uit. Hy doet een vermaaning ih algemeene uitdrukkingen aan den zleltoogenden, dien hy nimj, mer gezien heefr, en in 't geheel «iet kent. De., zelfde vermaaning wordtgegeeven aan Jongen of ouwe den, van beidèn fekfen en uit alle (linden, zanderij orderfcheid. Terwyl nu de Priefter den zieke beIII. DEBi. HH l ü «fcire  < H4 ) hy zich hier lang kunnen ophouden, en met menfchen ,van alle rangen verkeeren , zonder te „ dient, ligt de fcheldraager heimelyk den kandelaar „ op, omhetftuk geld te bemagtigen, 't welk men daar„ onder pleegt te leggen , en hy nadethand met den „ Goddraager deelt. Eindelyk geeft de Priefter de ge„ heele vergadering den zegen, en gaat heen. „ Woont de zieke wat verre , of begint het fterk te „ regenen; dan laat men den lieven God {le bon Dieii) „ in een flakker ryden. De fcheldraager zit dan op de „ voorfte bank en fchelt uit het portier. De Kerkely, ke onderbediende ftaat met zyne haif-uitgebluschtc „ toorts, als knecht agter op, en de koetfier heeft uit eerbied zynen hoed onder den eenen arm, voert de „ zweep met den anderen, en laat het water van de „ dakgooten op zyn bloote hoofd neêtftortcn. Komt „ men weder aan de kerk-denr terug, dan geeft de ,, Priefter den koetfier, in plaats van een drinkpenning, „ zynen zegen. Deeze is dan benevens zyn geheel ge„ fpan geheiligd , cn hy durft het niet waagen nu deezen geheelen dag zyne paarden door vloeken aante„ zetten. „ Wordt de lieve God van den nachtwacht ontmoet, „ dan verzelt deeze hem met de bajonet op hetgcweer „ tot aan den tempel, welken by bewoont, en ontvangt daarvoor op de trappen van het outaar insge„ lyks den priesterlyken zegen. ,, Lodewvk XV. eens ut het Palais de jnflice, alwaar hy een befiisfende uitfpraak tegen het Parlemen „ te'Parys ged:an had, wtdcrkeerende, ontmoette hem „ de  ( "S ) te bemerken, dat hy onder Roomsen-katolykeri was i zo weinig ziet of hoort men hier, dat naar het roomsch - katholyke gelykt , uitgezon' derd by de voorgemelde gelegendheden ! En vanwaar nu dit zeldzaam verfchynfel» Vanwaar deeze vreemd voorkomende uitWerl k«ng, die by den eerften opfl3g geen reden fchynt te hebben? Ik meen de oorzaak daarvan eensdeels in de letterkunde van dit volk an derdeels in deszelfs nationaal karakter ontdekt' te hebben In deszelfs letterkunde De Schryvers voor. al de eerfte en beste vernuften deezer Natie hebben vroeger, dan de onzen, begonnen] van ,„ol.. _, n<1cr zy[' gehemelte, dat „ weber rood geweest was, ui,, en gaf hem de «* , Het volk was in verrukking als weggezonken, over "itrHVr0°nLel,1"lddWy2e; V^at "ebe „ ilisfende urerpraak, die deszWf. gèwekr had , en bórst oh S ™ , er. oorst urt in het vreugdegeroep: lette " r *" £ « ^n gebeelen dag hoorde me e"n - T„ zegsen:*i,eeft zkh * *« *m t * Z > en geworpen, * Hh 2  ( U6 ) van de onvruchtbaare befpiegeling overzaaken, die buiten den menfchelyken gezichtskring liggen , en van de dorre onderwerpen der fchoolfche geleerdheid, tot praktikaale vakken,vooral tot het onderzoek van haare itaatsgefteldheid over 't algemeen, en van eiken afzonderlyken tak van dezelve in 't byzonder, te weéten van de wetgeeving, van de rechten en pligten des burgers van den Staat en deszelfs beflierders, en van ieder openlyk misbruik, over te gaan. Zy kleedden de refultaaten van dit onderzoek in een ligt, klaar, bevallig en geeftig gewaad, en verfpreidden dezelven in duizenderlei gedaanten, vooral in vliegende bladen, welkegemeenlyk op den geest eener Natie meerder indruk maaken, dan groote boekdeelen , in weeken maand fchriften , grappen, toneel ftukken enz. onder het Publiek. Vooral nam deeze yver, om over openlyke aangelegenheden en algemeen. nuttige onderwerpen in zeer verftaanbaare fchriften een licht te verfpreiden, in de Iaatile tien jaaren de overhand; en hierïn is zowel onmiddelbaar de grond van het bovengenoemde verfchynfel, als ook middelbaar de grond tot de tegenwoord;ge Staats-omwenteling geleegen. Doch hierïn niet alleen. 'Er wierd daaren- ko-  ( "7 ) boven juist nog zulk een nationaal karakter, als dat van het Franfche volk, verëischt, wanneer deeze letterkundige bewerkingen de groote en uitgebreide uitwerkfelen by de geheele Natie zouden voortbrengen , welke zy hier voort" gebragt hebben. Voornaamelyk behoorde daartoe een uitfteekendekaraktertrek, de Hartstogtelyke drift naamelyk tot deelneeming en mededeeling, die zich by de Franfchen, «erker danbyeenig ander volk, openbaart. Deeze neiging maakt hen in eenen hoogen graad nieuwsgierig en praatachtig, enzytoonen zowel hunne nieuwsgierigheid als ook hunne praatzucht , hartstogtelyk. Hieruit ontftond voorde onderwy zende Schryvers het dubbel voordeel, dat hun onderwys zowel gretiger en algemeener gelee, zen , als ook door mondelinge overlevering en gefprekken van mond tot mond tot de laagfte volksklasfe toe, verbreid wierd. Doch deeze hartstogtelyke drift tot deelneeming en mededeeling had in en door zfchzelven reeds van oudsaf een kracht daadiger invloed op de befchaving van dit volk; want zy veroorzaakte een aanhoudende onderlinge werkzaamheid der vernuften, en eenen even zo fnellen als algemeenen omloop van gedach. ten en gevoel, welke noodzaakelyk eene veldH h 3 win.  ( 118 ) winnende algemeene befchaaving en veredeling van alle ftanden ten gevolge moest hebben Op deeze wyze kan ik, naar myne gedachten , het raalfel oplosfen : dat de Franfchen onder een eigendunkelyke regeering, zonder gepaste inrichtingen van hunne fchoolen , by eenen Godsdienst , die de verlichting , in plaats van dezelve te begunftigen , de grootfte hinderpaalen in den weg legt, en by eene openlyke beöeffening van denzelven, die volftrekt niet gefchikt is om het hart tot groote en edele gevoelens te verwarmen, en den geest tot nadenken over de gewigtigfte menfchelyke aangelegenheden optewekken , nogthans een der befchaafdfte en verlichtfte Natiën in de waereld konden worden. Zie hier wederom eenen bundel opmerkingen uit myn dagboek. VER-  ( "9 ) VERVOLG Van bet uittreksel uitmvnDaoboek te Parïs gehoudeh. Ben 8jle Augustus. Deeze dag viel ons wel zeer bezwaarlyk, maar wy deelen ook vry wat af. Ik heb in dit oogenblik den platten grond van Parys voor my op tafel liggen; ik overzie den weg, dien wy heden hebben afgeloopen; en ik moet 'er my zei ven indedaad een compliment over maaken , dat ik na eenen dag vol van moeite en arbeid, my nu nog (het is byna middernacht) kan nederzetten, om de gefchiedenis van deezen moeijelyken dag op te fchryven. Wy hadden geduurende ons verblyf in deeze ftad zo dikwerf hooren gewag maaken van de Hallen (*) dat is van de overdekte markten, en vooral (*) Waarvan men hier eene menigte vindt. Men ziet, by voorbeeld, zodanige markt ter verkooping van Zcevisfen (.la Ilalle a la marde) van riviervisfen (Ja Halle au poisfons d'eau dnuce) van bloemen en vruchten (Ja Halle aux Qeurs et aux fruits) van wyn (Ja Halle aux vin) van leer (Ja Ilalle aux cuirs) van lakens (la Halle Hh 4 cux  ( KO > vooral van de Dames der hallen, te weeten, de vischwyven, de uitdraagfters enz. dat wy oordeelden , ook daarvan het een en ander te moeten bezichtigen. Onze la Jeu nes se bragt ons tot dat einde deezen morgen eerst na de graan en meel halle (la Halle au bied et a la farine. Deeze is een van de merkwaardigfte gebouwen in Parys; met een magtig groote koepel, die de geheele meel - markt bedekt- Ik heb nimmer iets gezien, dat in zyn foort, grooter en meer overSenkomftig was, met het oogmerk. Rondom Icopt vooreerst een breede en verwelfde gallery of Halle, die ten deele de ruime koo. ren-zolders der tweede verdieping fchraagt , ten deele ook zelfs reeds met kooren-en meelzakken , echter zodanig bezet is, dat men tusfehen en rondom dezelven gemakkelyk gaan kan. Het groote ronde marktplein, 't welk door deeze Halle ingeflooten wordt, is door de verbaazend-groote koepel van 't gebouw bedekt, die voorzien van venfters, dus wel de regen, doch niet aux drups") van kalveren (la Halle aux veaux)v&nkontn en ineel (la Halle au bied et d la farine) Deeze laatfte is uit hoofde van deszelfs gr otte en fchoonheid van gebouw , de bezienswaardigfte van allen.  ( 121 ) niet het licht belet, om op het plein te vallen. Deeze ronde koepel, die 120 voet mid lellyns heeft, zegt men, naast dis van het Pantheon in Rome de grootfte en flegts dertien voet kleiner te zyn. Onder deezen koepel ftaan de zakken met meel en graanen , volkomen tegen het weêr beveiligd; eene fchikking die voor een plaats, alwaar jaarlyks 1500000 tonnen (*; graanen verkogt worden, van onnoemelyke waardy is. De trappen, die van beneden naar de kooren zolders boven de Halle oploopen , zyn zeer gemakkelyk en fraai ingericht. De trap aan de ééne zyde van het gebouw beftaat uit twee, waarvan de één naast en om den anderen zo' danig heen loopt, dat 'er tevens zakken naar boven en naar beneden gebragt kunnen worden, zonder dat de draagers elkander verhinderen. Bui. (*j Een Paryfche ton (Muidde) houdt twaalf mudden (Seeier-), een mudde twaalf Ichepels (Jboisfeau). Een fchepel kooren weegt 20 pond, en derhalven een mudde 238o pond. Men ziet wel, dat de dniifche naamen van de kooren-man met de franlche niet overëenko. men. Voor het overige geeft de Heer Mmcibr . die hier myn zegsman is, met opzicht tot de jaarlyk! fche verteering in Parys, nog de volgende fommen op: looooa os;en, 48000fchaapen , 30000 kalveren , 1400^0 verken s, 450000 Oshoofden r7l/a«T) wyn enz. Hh 5  ( "2 ) Buiten het gebouw ziet men aan de ééne zyde een afgezonderde magtig groote zuil naar de Dorifche orde, zynde een tooren, die in de Franfche gefchiedenis zeer vermaard is , welken men thans met de meelhalle verbonden, en de gedaante van eens zuil gegeeven heeft. Weleer was dezelve een obfervatoriüm, waarvan de beruchte Koningin Katharina de Medicis, die even zo bygeloovig als boosaardig en wreed was, zich bediende tot fter» rekundige waarneemingen , wanneer [zy, verzeld van haare lterrekykers , de gebeurtenisfen der toekomst aan den hemel leezen wilde, waar zy niet gefchreeven ftaan. Hoe vene in dien tyd de onbefchaamdheid der bedriegers, die zich Astrologen, Filofoo. fen en Magiërs noemden, aan den éénen, en het domme bygeloof der misleiden aan den anderen kant ging, daarvan kunnen wy , God zy dank! in onze dagen naauwlyks een denkbeeld vormen, of het moet ons onwaarfchynelyk en ongelooffe/yk voorkomen. De Koningen en Vorften onderhielden in dien tyd aan hunne Hoven zodanige onbefchaamde bedrie. gers, in een grooter menigte en met veel ruimer bezolding, dan zy thans Lyfartfen en Hofpredikers onderhouden. Zelfs Geeitelyken van den  ( 123 ) den eerften rang , gelyk , by voorbeeld A wGEi-o mjito, Aartsbisfchop te Weenen , maakten hun werk van deeze konst, die rykdom en achting toebragt Onder de regeering van ivarel IX en Zyne moe.ier Katharina, vond men in Parys , volgens het getu genis van ütoile, niet minder dan ween zulke' knaapen , die zich Filofoofen en Astrologen noemden. Zelfs was Katharina tot deeze gewaande weetenfchap mgeWy'0 ; en de bovengemeide tooren was deplaats, alwaar zy dezelve trachtte te oefenen. Deeze Vorftin lroeg op het bloot lyf een (luk perkament, of, volgens berichten van anderen, een fluk van de huid eens Kinds, dat men gevild had , het welk niet allerlei karakters en figuuren van verfcheiden kleuren befchiiderd was, benevens eenzo 'e. noemden Talisman .vervaardigt uit menfchen en boks-bloed en verfcheiden foorten van metaal. Het eerfte zou haar, gelyk zy in haareeenvoudigheid geloofde , tegen alte gevaaren beveiligen , terwyl de Jaatlte haar in flaat zoude Hellen , om onbepaald te regeeren en in de toekomst te zien. Nadat men eerst in de bygeloovige domheid zo verre gegaan was, aan levenlooze zaaken en figuuren zodanige bovennatuurlyke krachten toe-  ( «4 > tGfitefchryven ; was 'er geen graad van verftand. Iposheid en uitzinnigheid meer overig, waar. voor men niet insgelyks vatbaar zou geweest zyn. Men maakte onder anderen zekere tonverbeelden van wasch, waarvan men een verwonderlyke uitwerking ter bevrediging der wraakzucht, ter kastyding, ja zelfs ter vernietiging der yyanden verwachtte. Wat men naatnelyk aan zulk een wasfchenbeeld deed, meende men, zou mede den geene overkomen, welken door het beeld wierd voorgefteld, of dien men zich daarby vertegenwoordigde. Men verrichtte deeze onehristelyke handelwyze zelfs onder christelyke godsdienftige plegtigheden ; en zelfs fcbaamden de Priesters zich in dien tyd niet, van zich aan deeze verfoeijelyke dwaasheid openlyk in de kerk en voor het zelfde outaar fchuldig te maaken, waar zy den God der liefde en wysheid behoorden aantebidden. Toen, by voorbeeld, Hendrik III den dag na de zogenoemde Barricade, dat is, na het geval in Parys , dat het volk zich in de ftraaten tegen hem verfchanfte, de ftad verliet , en naar Chartres vertrok , maakten d^ Priesters van verfcheiden Kerken fchielyk beelden van wasch, die zynen perzoon zou, den afbeelden, droegen dezelven in de Kerk, plaat-  ( "5 ) plaatften ze op het outaar, en zongen vervolgens veertig uuren lang even zo veele misten. By ieder mis prikten zy de figuur met naalden, en by de laatile doorftaaken zy dezelve ter plaatfe, daar het hart moest zitten , terwyl zy zekere zinnelooze woorden daarby uitfpraken , die eene tooverkrachte zouden hebbenDoor dit middel waanden zy den Koning het leven te ontneemen. Het geval, of veelmeer de dweepachtige woede der Priefteren, wilde, dat Hendrik III, wel niet onmiddelyk daarna, maar nogtans in 't vervolg van tyd, nadat hy zich met Hendrik IV, in dien tyd Koning van Navarra , had verëenigd, door de hand van den Priefter Cl e ment wezenlyk wierd dood geftooken, en het bygeloof zegepraalde; de wasfchen toover-beelden hadden hunne uitwerking gedaan. Men zou gelooven , voegt de Schryver, van wien ik deeze gefchiedkundige byzonderheden ontleend heb (*) , daarby, dat de reden by den dagelykfch.cn aangroei van kunde en doorzicht, deeze duisternis nu reeds lang moest verdreeven hebben, en dat de googchelaryën der toverkonst thans geen andere, dan onkun- dl- (*) Singularitéi histeriauet p. J. A. D***„  ( I2Ö ) dige en hygeloovige menfchen zonder opvoeding konden misleiden. Doch het is zo niet! Het kwa^.1 is flegts verminderd, maar niet uitgeroeid ïv'eh heeft het zelve een andere uiterlyke gedaanr- gegeeven. 'Er zyn Sekten van llluminaate:i (**) te vcorfchyn gekomen, die onder fynir en geleerder benaamingen , byna dezelfde dwaasheid hernieuwen. Wat weleer Tooveraar of Magiër was, is thans Martinist (*** ; in plaats van den Duivel fpreekt men thans van geesten, van tusfehen Magteny van gekwikte (geamalgameerde) wezens enz. Het fchynt, als of ne menfchen, immers vooreen gedeelte, zelfs by de grootfte vorderingen, welke de verlichting maakt, altoos nog kinde- de. C*'3 Iluminês noemt men in Frankryk alle de geenen, die zich op geheime ei. buite^gewoone kundigheden en krachten beroemen, als by voorbeeld, de Iwoadprj van het roozenkruis , de aanhangers van S wedenBon g en anderen. C**) Van zekeren Martin, dien men opgeeft als Schryver van zeker dweepachtig boek Des erreurs et de la verité. Eenige Franse Schiyvus, die ik mede in myne Brieven , uit Parys gcfehretven, daarïn gevolgd ben , leiden deeze béna'aming ren onrechte af van Martin S we de ni; o r g, zekeren Geeften ziender is Zweien,  ( ia? ) deren in verlïand blyven,' en zich van óoax' trapte bedriegers geduurig om den tuin laaten leiden. Ryke ledigloopers, die een vlugge verbeeldingskracht bezitten, willen met b\in> kende droomen en wondre verdichtfelen ver» maakt worden- Het verilandelyk vermogen is voor hen te flaauw, en te naauw beperkt binnen deszelfs werkkring. Zy willen misleid , niet overtuigd weezen «~-, Men neeme my deezen kleinen uitflap niet kwaalyk. De tooren van de Koningin Ka, thajtina de Medicis , tot welken wy thans wederkeeren, gaf 'er eene zeer natuu. lyke aanleiding toe. Thans heeft dezelve niet alleen eene geheel andere gedaante, maar ook een andere bedoeling. Hy dient om de meelhalle te vercieren; en men heeft daarmede een voortreffelyke bron verbonden, welke dit gedeelte der Stad van water, dat uit de Seins derwaards wordt geleid, voorziet. Ook heeft men 'er eenen zonnewyzer aan gemaakt van een byzondere uitvinding , die den waaren tyd op elk uur van den dag en in ieder jaargetyde toont. Ik voég hierby ook nog de waarneeming dat ik ook hier, fchoon het van molenaars- en bakkers.knechten krielde, geen lomp gedrag, geen  ( »8 ) geen getier, fchelden en krakkeelen ontdefken konde; en dat wy onder dezelven even zo veilig en gerust rond wandelden, alsof wy in een gezelfchap van befchaafde menfchen waren geweest. Van hier gingen wy naar de oude Louvre, die wy tot hier toe altoos nog flegts van verre of in 't voorbygaan befchouwd hadden. De oorfprong van dit paleis verliest zich, gelyk mede de betekenis van zynen naam , in de gryze aêloudheid. 'Er was reeds een Lov. vre ten tyde van Philip pos II, van eenigen de Veroveraar, en van anderen de Eénöo. gige genoemd, die in de twaalfde eeuw leefde. Hy voorzag het kasteel van gragten en toorens, en maakte dus daarvan een vesting De zogenoemde dilke tooren , die, van de overige gebouwen afgezonderd , midden op de plaats van het Kasteel ftond, was in dien tyd dat geene, wat in laater tyden de Ba'tille wierd, een gruwelyke gevangenis voor fchuldige en onfchuldige ftaats - misdaadigers. Doch van dit oude gebouw is niets meer voorhanden. Dat geene, dat men thans de oude Louvre noemt, wierd in deszelfs plaats onder de regeering van Frans I, in de eerfte helft van de zestiende eeuw gebouwd. Onder de regeeriog van Karel IX > als  ( "9 ) was hetzelve het hoofd - tooneel der fchrïkke. lyke Paryfche bloedbruiloft. Men toont nu nog het venfter waaruit deeze koningklyke wreedaart, den morgen na den bloedigen nacht,een afgrysfelyk genoegen vond in zelf met zyn eigen hand op de geenen, als op wilde beesten • te fchieten, die door het zwemmen naar de overzyde van de Seine trachtten te ontkomen j waarby hy geduurig na beneden riep : dood ze! doodt ze! — Doch weg met zulk een ontmenscht monfter! De herdenking der fchreeu. wende wandaaden van u en uwe moeder, zoude den aanblik Van dit eerwaardig gebouw af.'-ichtig maaken, terwyl aan het zelve niet mag geweeten worden , dat het eertyds door tygers bewoond wierd. Lodewyk XIV wilde voltooijen 't geen Frahs I begonnen had. Hy vergrootte het plan van dit paleis, en ontbood een vermaard Bouwmeester uit Italië, om zyne Ideeën door hem te doen uitvoeren. Doch deeze had naauwlyks den grond daartoe gelegd, of hy zag wel, dat dé uitvoering en voltOoijing vari het Geheel hem niet gelukken zou; hy wendde derhalven een reis in zyn vaderland voor, vër-' mits hy niet in flaat was, de ftrenghëid van III. DEEL. ü den  ( 130) 'den winter in Frankryk te verduuren, én—• kwam niet Weder. Daarop ontftond 'er een naaryver onder de Franfche Bouwmeesters, naardien de één den ander de eer van het werk te voltooijen , zocht te ontwringen ; (en dat zeldzaam is) een Geneesheer, die de bouwkunde niet opzettelyk oefende, Monfieur Perrault» wiens broeder in B o i l e a u's hekelfehriften een zeer ilegte rol fpeelt, had boven alle overigen de voorkeur» omdat de tekeningen, die by overgaf, de meeste goedkeuring vonden. Dit gaf nu wel de geestige vernuften in zynen tyd gelegenheid, om hem en zyne konst dapper te gispen, wanneer zy onder anderen zeiden: het moet flegt ftaan met de gezondheid van dé Bouwkunde, daar zy thans onder de handen van den Geneesheer is ; doch Perrault antwoordde op deeze en foortgelyke fpotternyën, als een man, die van zyne verdienfte bewust is, altoos behoorde te antwoorden — niet met woorden, maar door zyn werk. Hy bouwde de prachtige voorzyde op , deColonadt van de Louvre genoemd, die thans nog, als het meesterftuk der Franfche bouwkunde, van iedereen met verwondering befchouwd wordt (*) Zon- (*) Curiofitis it Pariï t. II. De Sch y\er voegt 'er  '( I3.I ) Zonder veel moeite zou ik wederom met de befchryVidg van dit paleis verfcheiden bla. den kunnen vol fchryven; doch vermits ik niet aien kan, wie van myne Lezeren daarïn behaagen zou kunnen fcheppen; zal ik tyd en papier liefst niet daarmede verfpillen. Sedert dat het Hof, ten tyde van Lobewyk XIV, Paryx verliet, en verkoor te Verfaillct zyn gewoon verblyf te houden, heeft men de eigenlyke Louvre aan de konften eh weetenfchappen ingeruimd. Niet alleen de Franfche Akademie, maar ook de Akademiën der weeten. fchappen, der infcriptiën en letterkunde, der fchiider-dër beeldhouw-en bouwkunde' hou* den daarïn haare byëenkomften; ten dien einde zyn by, dat *er flegts één mensch geweest was, die de fchoonheid en majesteit van dien prachtigen voorgevel niet heeft kunnen gevoelen. Bit was de Italiaan' fche Generaal der Franclskaanen, r.oNAVBNfORA Calatagirone , die in geheel Carys niets fchoons gevonden had, dan alleen de menigte van braad - fpeeten by de tafelhouders, op de ftraat La Huchette en de Beeren-flraat, waarby, toen hy dezelven zag, hy zich niet heeft kunnen onthouden |vol verwondering uit te roepen : „ waarlyk , deeze güar • keukens zyn „ eeue verbaazend ding!" Veramentt, pieste Rgtit* ft'U fotio cofe flupen£e l li e  ( 13» ) zyn aan ieder van dezelven afzonderlyke vertrekken aangeweezen. Veele leden deezer Akademiën woonen zelfs in de Louvre. Wanneet het Hof van Verjaiües te Parys komt, neemt het zynen intrek niet meer in de eigenlyke Lauvre, maar in het daarmede verbonden paleis der Tuileriën. Op de groote ruimte tusfehen beide deeze door de gallery van de Louvre verbonden paleizen , ftaan , gelyk ik boven reeds aangeftipt heb, zo veele huizen, dat zy een afzonderlyke plaats beftaande, een vry aanzienelyke landftad zouden kunnen uitmaaken. Tusfehen . deeze huizen gingen wy nu heenen naar de Tuileriën en van daar naar het Lodewyks- plein. Hier ftonden , naar gewoonte, allerlei foorten van googchelaars, die het volk vermaakten; marionettenfpeelers , die de verovering der Bastille vertoonden; tandmeesters, die hunne bekwaamheid preezen enz. Van de laatften hoorde ik iemand over de voortreffelykheid van zyn tandpoeijer, de volgende zielroerende redenvoering uitfpreeken, met zulk eene houding, deftigheid en gebaarmaaking, alsöfhyde gewigtigfte aangelegenheid van den Staat had verhandeld. ,, Men vindt, zeide hy met een „ deftige ftem, twee Natuurkundigen, dre m „ «e  ( 133 ) ^ de Louvre woonen, en twee anderen in de „ voorftad St. Germain; men vindt nog meer „ in de afzónderlyke wyken der ftad. Ver„ voegt u by hen, myne Heeren! toont hun „ deezen poeijèr, en is 'er één onder hen, „ die ontkent, dat deeze poeijer van echt ko„ raai gemaakt is, van zulk echt koraal, als „ 'er ooit te Parys, als 'er ooit in Frankryk, als 'er ooit in Europa, als 'er ooit in het „ Heel. Al geweest is: zegt dan, myne Hee,, ren! dat ik een windrnaaker, zegt dan, dat „ ik een leugenaar , een kwakzalver , een „ fchurk ben! En deeze echte, deeze ze!d. „ zaame, deeze voortreffelyke koraal -poeijer „ verkoop ik u — waarvoor meent gy > myne „ Heeren? niet voor 24 Sous; neen! met ,, voor 18 Sous; neen! niet voor 12 Sous; „ neen, myne Heeren! Ik verkoop ze u voor „ zes Sous. Welaan, myne Heeren! koopt „ van myn poeijer!" Een ander had onlangs zyne bekwaamheid in het tanden - trekken, het volk weeten aan het verftand te brengen op de volgende geestige wyze. Eerst maakte hy een groot gefchreeuw over de fchrikkelyke pyn, welke de arme menfchen, die met kwaade tanden geplaagd waren, door andere onkundige en onbekwaame li 3 t8nd-  ( 134 ) tandmeesters wierd aangedaan. ,\ Ik zal q „ toonen , vervolgde hy, ik zal u toonen, „ myné Heeren! hoe deeze weetnie'en ge. „ meenlyk te werk gaan. Ziet hier (eenen „ pelikaan of trekker aan de menigte vertoo,. „ nenie) dit is het geducht werktuig, waar. '„ van zy zich bedienen; dit gruwelyk pyni„ gend inftrument zetten zy' den lyder aan, „ (terwyl hy 'er den tand van eenen naast hem „ ftaanden patiënt mede vat) draaijen en wig„ gelen vervolgens den tand (terwyl hy „ hetzelfde doet) op eene voor den lyder „ allerpynlykfle manier; tot dat het hun ein„ delyk gelukt, van deszelfs wortel met ge*. „ weid los te maaken en den tand uit te trek„ ken. (Intüsfchen had hy 'mede den tand „ gèheel los gemaakt) En nu, myne Hee» ,', ren! zal ik u toonen, hoe ik doe. Geef „ wel scht; ziet gyniet, zonder inftrument, „ met deeze myne bloote vingeren, zonder l, hèt'minfte geweid en op de zachtftemanier, „ ziet gy niet, ziet gy niet? zo, myne Hee. „ ren! (terwyl hy den losgemaakten tand met „ de vingeren uithaalt, en denzelven als in „ zegepraal omhoog houdt,) lang leeve de bekwaamheid!" Vanhier wandelden wy de Konings - ftraat door  ( 135 ) door naar de Beulevards. Vermits deeze, naast het Palais\Royal, het belangrykrte deel van Paryt uitmaaken : zouden dezelven met het verwonderlyke gewoel van menfchen en de menigvuldige , gedeeltelyk zeer zeldzaame vertooningen, die zy aanbieden, wel verdienen, breedvoerig befchreeven te worden; doch vermits daarvan v reeds befchryvingen voorhanden zyn, kan ik niet van my verkrygen, het Publiek iets overtolligs op te disfchen ; en ga dezelven dus met ftilzwygen voorby. Wy gingen deeze ftraat, de eenigfte in haar foort, deeze maal flegts een eindwegs in , floegen vervolgens ter zyde af, en begaven ons naar de Place de Vendome , om het gedenkteken van Lodewyk XIV aldaar te bezien. De plaats is een ruim langwerpig vierkant, met gebrooken hoeken ; rondom ingeflooten door geëvenreedigde aanzienelyke gebouwen. Het in 't midden vgn deeze plaats pronkende gedenkteken, is een metaalen ftandbeeld te paard, van een verbaazende grootte. Het (laat op een marmeren voetftuk , dertig voeten hoog, vier en twintig voeten breed, en dertig voeten lang. Het paard is zo groot, dat, men zegt, in deszelfs buik twintig menfchen zeer gemakkelyk li 4 rond  ( Ï36 ) rondom een tafel zouden kunnen zitten. Men verzekert, dat tot dit ftandbeeld niet minder dan 70000 ponden metaal gebruikt zyn. De. konftenaar, die hetzelve heeft gegooten., was eenen Keliee, maar de tekening en model, len waren van Gieabdon, Jammer is 't, dat het voorwerp van dit konstftuk niet overeenftemt met deszelfs grootte en verhevenheid. Ons gevoel was hetzelfde als eergisteren op de plaats der overwinning. Het was nu ruim middag, en onze uitgeputte krachten noodzaakten ons , eenen Herjleller (Rejiaurateur (*); te zoeken. Gelukkig waren wy niet verre van het Palais royal ;wy vervoeg, den ons derhalven door de ftraat St Honotè derwaards. Hier, en wel onder de gewelfde ope- CO Dit woord geeft thans, federt dat men hetzelve in den nieuwen eertytel des Konings (Refaurateur de la liberté francoife) heeft aangenomen, aanleiding tot veel boert. Toen, by voorbeeld, eenige dagen geleeden, iemand, die te yerfailles geweest was, in betAzlais royal kwam , en van zyne bekenden gevraagd wierd, wat de ve gadering heden gedaan had, antwoordde hy: „Niets! zy heeft haaren tyd by den Hersteller „ doorgebragt" (Eli a pasfé fon tems chez le IU« staurati ve.)  ( 137 ) openingen van het paleis, vindt men de beste Spysmcefters , die deezen naam draagen ; en de manier , hoe men by hen bediend wordtt. is de volgende: In een ruime zaal ziet men by de intreede een menigte kleine met groen gewascht linnen belegde tafelt ftaan, waaraan gedeeltelyk enkele gasten, gedeeltelyk kleine gezelfchappen van twee, drie of vier perfoonen zitten. Men verkiest een van de geenen , die nog onbezet zyn, en laat zich van een der garf ons het keukenbriefje geeven. Dit is een groot gedrukt blad, waarop men meer dan vyftig foorten yan fpyzen, zo als het jaargetyde dezelven oplevert , benevens de wynen, gedisteleerde wate. ren, verfche en ingelegde vruchten, welke men, op ieder dag bekomen kan, opgeteekend vindt, en van welke men naar goedvinden eene keuze doen kan. De prys van elk artykel, en wel met opgaave van de portiën, ftaat daar nevens. Is men nu een buitenlanderen onbekend met de gewoonte des lands: dan neemt men van elke verkooren fpys zo veele portiën, als 'er perfoonen zyn in het gezelfchap, waarmede men gekomen is. Dan wordt de maaltyd duur; want met minder dan vyf of zes livres, komt men niet vry. Doch heeft men eerst ontdekt, hoe li S an-  ( ï3« ) anderen hier doen; dan kan men voor weinig geld de zelfde fchotels en zelfs nog meer laaten opdisfchen. Men bepaalt naamelyk ook het getal der portiën , die men van elke fpys begeert te hebben ; doch niet naar het getal der perfoontn die het gezelfchap uitmaaken , maar naar den meerder of minder eetlust, welken zy tpt deeze of geene fpys in 't byzonder hebben. Men verkiest van het één twee of drie, van het ander maar ééne portie; en bekomt evenwel van elk zo veel, als voor drie of vier perfoonen, die juist van één of twee fchotels zich niet begeeren te verzadigen , genoeg is. Een Duitfcher vindt het in den beginnen vreemd, dat hier noch tafel-laakens, noch mes; maar alleenlyk fervetten, vorken en lepels gegeeven worden , vermits men onderfteld , dat elk een mes by zich heeft. Docbj des begeerende ontvangt men dit ook. Na den geeindigden maaltyd bezagen wy op ons gemak de plaats, waar wy denzelven gehouden hadden. Zy is ongetwyfeld debelangrykfte in Parys, en verdient derhalven hier bre« der befchreeven te worden. Het Palais royal is zynen eerften oorfprong verfchuldigd aan den Kardinaal Richelieu, die het in 't jaar 1629 voor zich zei ven begon tï  C '39 ) te bouwen , en in het opfchrift het Kardinaals., paleis (le Palais Candinal) noemde; eene bejnaaming, die aanleiding gaf tot veele oordeelvellingen en geleerde gefchillen. Men vond zulks te trotsch, naardien Rich sli eu daari door ui tfluitenderwyze voor den Kardinaal, o? als 't waare voo,r den kardinaal der kardinaalen, verklaard wierd ; irjen vond deeze benaaming niet overëenkomftig met de Franfche taal; welke laatfte byzonderheid men dom, niet de ontelbaare middelen tot ge» » not en vermaak, die men hier verëenigd vindt; maar de groote, ryke , menigvuldige „ en zeldzaame menfchen - fchildery , welke „ den opmerker hier ieder uur van den dag, „ doch voornaamelyk des avonds, in het oog „ valt, trekt onze geheele oplettendheid. Het „ is, geloof ik, onmogelyk , een in deezen „ opzichte gewigtiger plaats in eenig ander ,, gedeelte der waereld te vinden. Hier ziet men CO Men zal my wel willen vergunnen, om deeze plaats «le eenige, die ik my veröorloove, uit myne Brieven over de Staats ■ omwenteling in Frankryk, hier, hot» wel eenigzins veranderd, in telasfchen, alzo dezelve noodzaaklyE tot de kenfchets van het oord behoort, waarvan bier gefprooken wordt, en ïk buiten (laat ben , cm de zelfde zaak kort achtereen op iwee verfchillende manieren vconefiellen, Zie myne Brieven enz. bis' z, 77' en volg. Kk 2  ( 148 J £ men grysaards en jongelingen , bedaagde '„ vrouwen en jonge meisjes , waereldlyken „ en priesters, deftige vrouwen en gemeene „ ligtekooijen , ryke zwelgers en hongerige konftenaars , zuinige kostwinners en zotte „ verkwisters, ingetoogene menfchen en wel„ lustlingen, verftandigen en onnoozelen, wy„ zen en dwaazen, blanke, vaale en zwarte „ menfchen — de één naast den ander zitten„ de, ftaande of wandelende, in de onder,> fcheidenfte , bontfte, zeldzaarr.fte en ver„ draagzaamfte fchakeering; en (wat deeze j, tooneelen voor den opmerker der menfchen „ allerbelangrykst maakt) een ieder geeft zich „ hier, hoewel met vermyding van alle in het „ oog loopende onbetaamelykheden, over aan „ de innerlyke drift van zyne eigenïartige ge„ moedsgefteldheid , neiging en afkeer, zon„ der den minften fchroom en achterhoudend. „ heid. Alles, wat hier gefprooken of ge„ daan wordt, blyft binnen de muuren van het paleis; geen mensch let 'er verder op; nie. „ mand bekommert 'er zich meer om. Sedert „ veele jaaren was deeze plaats, fchoon mid„ den in Parys, en zo naby den troon der dwingeiandy, de zetel van een onbeperkte j, burgerl/ke en gezellige vryheid, alwaar men „ fprak  C 149 ) fprak wat men dacht, en deed wat mer* „ wilde, zonder dat zulks voor iemand aan* „ rtootelyk was. De Paryfenaar was, zo „ dra hy deeze plaats had betreeden , geen „ Paryfenaar, geen Franschman meer; maar „ voor dit oogenblik was hy een volmaakte „ Republikein en waereldburger , die geen „ burgerlyken dwang noch ketenen kende.**. „ „ Hier, fheeft Merci er, (*; reeds agt „ „ of negen jaaren geleeden, gezegd:) hier „ „ ziet men elkander onder de oogen met „ „ een onbefchroomdheid , die in de ge* ,, „ heele waereld nergens, dan in Parys, en „ „ in Parys nergens, dan in het Palais royal „ „ gebruikelyk is; men fchreeuwt hier in „ ,, plaats van te fpreeken; men loopt elkan„ „ der tegen de borst; men roept de één. „ „ den anderen van verre; men noemt de „ „ voorbygaande Dames, haare mannen, haa„ re minnaars by den naam ; men duuwt „ ,, dezelven een karakterifeerend woord toe, „ „ en lagcht zichtbaar oui elkander en ,, „ dit alles, zonder iemand te willen bele„ „ digen.of iemand te willen vernederen.—■ ,, ., Hier 09 In zyn Tableau ie Paris. Kk 3  C 150 ) ;, '„ Hier had Lavater zyne gelaatkunde „ „ moeten fchryvenl" .— En ik voeg 'er „ by : 'nier ontwikkelde zich reeds federt vee„ le jaaren het kiempje der Franfche vryheid, die thans in den fchoonften bloei ftaat, en „ die ik wensch , dat de hemel door daauw en „ verkwikkende zonnefchynen tot haare ryp„ heid bevorderen moge. Hier, en wel voor. „ naamelyk in de twee vermaarde koffy-hui„ zen, onder de gewelven van dit paleis, te „ weeten de Caffé de Ftis en da Caveau, alle „ dagen, van den morgen tot aan den avond „ toe, vervuld met twistende ilaatkundigen, wierd „ bet bovengemelde kiempje, zonder dat de „ Regeering zulks ontdekte of beletten kon, „ gekweekt en gekoesterd, tot dat het einde„ lyk als een fraaye , rechte en magtige ftam „ zeer fchielyk opfchuot. Hier was het ein„ delyk, en hier kon het ook alleen weezen, „ alwaar de vcrwonderenswaardige Staats-om„ wenteling een begin nam, terwyl een edel„ denkend burger — zyn naam fchynt niet be„ kend geworden te zyn , althans ik heb „ vruchtelooze moeite gedaan, om denzelven ;, te ontdekken (*) ■—> op een tafel in dee. „ zen C*> Hy heeft zich naderhand zslven genoemd, en men  ( 151 ) f, zen tuin fprong, en het volk, dat by dm'„ zenden toevloeide, nadat het door Lam,. besc uit de Tuleriën verjaagd was, den ftouten raad gaf : „ om de kokarde aan te „ „ doen en zich te wapenen." „ Het is een opmerking, welke niet ligt „ iemand ontglippen zal, die de Tuileriën, „ en vervolgens het Palais royal bezoekt, dat „ dezelfde menfchen, die hy in de eerstge„ noemde plaats zag, in de laatstgemelde de' zelfde niet meer fchynen te weezen. Men „ bezoekt de eerfte, om zich te vermaaken, ,, om uitfpanning en genoegen te vinden; en „ de laatfte , om elkander het ftaatkundig ,, nieuws mede te deelen, en over openlyke i, aangelegenheden te raadpleegen. Dair „ geeft men zich derhalven over aan het zacht „ gevoel der gezelligheid, maar hier aan de „ zorg voor het algemeen welzyn , en aan de }, yvefigfte poogingen ter onderhouding, be„ vestiging en vermeerdering der nieuw.be„ vochten vryheid. Daar ziet men derhalven „ ook men weet nu, dat het de Heer Desmoulins, Advokaat van het Parlement te Parys en een vriend van den Graaf Mm as eau was. Zie La Francs Ubrt, Kk 4  ( 149 ) » ook geen andere, dan bedaarde, blyde en „ vrolyke gelaats. trekken, die ten deele in „ gedrongen en gemengde hoopen rondom de „ Hammen der oude eerbiedwekkende kastanfe„ boomen en tusfehen dezelven , op kleine „ Hoeren, die hier by duizenden te huur ftaan, „ ten deele in zacht-golvende flroomen, op „ de uitgeftrekte en wel • belommerde wandel„ dreeven, tusfehen de veelvuldige ryën van „ boomen, al wandelende op- en neêrvloei„ jen: daarentegen bemerkt men hier, en wel „ dikwyls by dezelfde menfchen , die men „ daar een uur te vooren zo blygeestig en ,, bedaard Z3g , byna niet dan ernftige ge„ zichten, met gefpannen fpieren, en met „ oogen, die niet zelden vaderland» en vry. „ heidlievende vonken uitfehieten. Daar ziet „ men nog Franfchen, maar veredelde Fran. „ fchen, wedergekeerd tot de eenvoudigheid „ en waardigheid in kleding en zeden, voe. „ gende voor een vry geworden volk; daar„ entegen meent men hier niet dan Engel„ fchen, zo niet zelfs Grieken en Romeinen, „ voor zich te zien, die over het algemeene „ welzyn raadpleegen. De opmerking vaa „ dit onderfcheid , dat een ieder, zelfs den „ onnoozelften waarneemer, van zei ven als » in.  ( 153 ) '„ in de oogen fpringt, is zo aangenaam als „ vreemd, onderfteld, dat men zelf nog eenN „ ge overblyffelen van menfchelyke vryheids„ zucht in zyn hart koestert. „ Ten uiterflen aangenaam en belangryk „ is 't, wanneer men zich hier midden in één „ van de groote, luidruchtige groepen famen„ gefield uit honderden van famengepakte „ figuuren , begeeft , die ter deezer plaatfe „ reeds in de morgen-uuren vergaderen, en ,, den geheelen dag door , tot laat in den „ nacht toe, wegens den onöphoudelyken toe* „ vloed, waardoor de afgaanden ieder oo. „ genblik vervangen worden, altoos dezelfden ,, fchynen te blyven, Voornaamelyk is 't der „ moeite waardig, te zien, hoe deeze troe}, pen ontdaan, Twee of drie famenpraaten„ de menfchen ftaan ftil; zy verheffen hunne „ ftem; hunne gebaarmaaking wordt levendi„ ger ; terftond wekken zy de aandacht en „ nieuwsgierigheid der voorbygangeren. Men „ onderftelt , dat zy over openlyke aangele. „ genheden fpreeken , en daarïn fielt een a, ieder het grootfte belang, een ieder heefc „ het recht deel daaraan te neemen. Men „ voegt zich (evenveel bekend of onbekend) H by hen, om aan den inhoud van hun ge. Kk 5 „ fprek  ( 154 ) fprek deel te neeinen; 'ir ontftaat een troep; >, en binnen eenige minuuten tyds groeit de^ zelve aan tot eenige honderd koppen. Alieen „ de geenen, die het naast aan het middelpunt „ ftaan, kunnen het onderwerp van het gefprek „ hooren, en fpreeken mede. Onder de overi„ ge loopt de vraag : que dit- o«? .'Wat zegt „ mendaar?; als een loopend vuur rond, zon,, der dat de geenen, aan welke dezelve ge„ daan wordt, ze kunnen antwoorden. Allengs ontftaan in den omtrek van den aangroeijen„ den kring meerder middelpunten voor meer- der kleiner kringen, die zich binnen den ,, grooteren kring vermen, die elk veeltyds „ iets verhandelen , dat ten eenemaal ver„ fchilt van 't geen de eerfte aanleiding, tot >, den famenloop gaf Zodanige troepen van ,, menfchen ziet men dikwerf den geheelen „ dag door op de zelfde plaats ftaan , alsöf zy „ wortelen in den grond gefchooten hadden, ,, fchoon de afzonderlyke perfoonen, waar„ uit dezelven famengefteld zyn , naauwlyks „ een half uur lang de zelfden blyven, en de „ onderwerpen van gefprekken , in de onder,„ fcheiden kringen deezer famenvloeijing , dik>, wy!s zeer van elkander verfchiilen." Aa-  ( IS5 ) Andere troepen ontdaan niet door bet een of ander toeval , maar worden doo>- eenen volks - redenaar (en deeze zyn hier thans in eene groote menigte) opzettelyk veroorzaakt. Heeft naamelyk zodanig een iets voorteftellen, dat het algemeen belang betreft , dan fpringt hy op eenen ftoel of tafel, en oogenblikke« lyk vloeit alles naar deeze plaats toe , en vormt rondom hem eene groote gehoorplaats van digt inè'en gedrongen hoorers opgepropt. En het is indedaad geen gering genoegen, de redenkundige begaafdheden waar te neemen , welke de ftoel- of tafel - fpreeker gemeen lyk voor den dag brengt; begaafdheden, die zich by dit volk, op eene voor ons Duitfchers byna onbegrypelyke wyze, in alle Handen ontwikkeld hebben. Doch na dat men eerst den buitengewoone fnellen toevloed van denkbeelden en de zonderlinge fterkte van gevoel , waardoor dit volk zich van alle overige volkeren der waereld onderfcheidt, heeft ontdekt ; na dat men vervolgens deszelfs algemeene gezellige befchaaving en eindelyk het eigenaartige van deszelfs gerechts hoven , voor welke niet fchrifte'yk maar mondeling en wel openlyk voor de ooren van het Publisk, gePleit wordt, beneven zo veele andere voor- ko;  ( is« ) komende gelegenheden om hier in zo veele vergaderingen. Clubs enz. in het openbaar te fpreeken , heeft leeren kennen : verwon, dert men zich niet meer, en vindt het zeer natuurlykdat de Franfchen ons in het fpreeken even zo zeer te boven gaan, als zy ons in vlugheid van karakter, en voornaamelyk ook in vertrouwen op zich-zei ven overtreffen. Het gebrek van deeze laatfte eigen fchap zou alleen reeds voldoende weezen , onze poogingen, om hen daarïn te evenaaren (indien zulk een naaryver immer by óns ftand mogt grypen) te verydelen. De alte befcheidene zal, wanneer het aankomt om openlyk en voor de vuist te fpreeken, nimmer een Cicero of Mi rabeau weezen. By deeze waarneeming voeg ik nog de aanmerking, dat de Franfchen , zonder deeze begaafdheid in de welfpreekendheid, waarïn zy byzonderlyk uitmunten, nimmer hunne grootë Staats-omwenteling zouden tot ftand gebragt hebben. Eene redevoering is by zodanige gelegenheden de eerfte en magtigffe dryfveér , die alie de overige aan den gang helpt, en aan dezelven de verëischte richting geeft. In Zweeden maakte dezelve den Koning onaf hangklyk ; in Frankryk fmoorde zy het despotismus en verhief flaaven tot de waar. dy  < 157 ) dy van vryè' menfchen. Daaruit volgt, dat eene Natie , die nog geene bekwaamheid in het fpreeken heeft, ook nog niet lyp is voor de vryheid. *—• Doch , het is tyd , om thans het Palais royal te verlaaten , daar wy voorgenomen hebben nog een verre reis naar een zeer afgelegen gedeelte der ftad te doen. Doch eerst nog twee woorden van eene aartige uitvinding, waarvan men , wanneer men juist op den middag hier komt, voor de eerfte maal op eene aangenaame wyze verrascht wordt. Dit is een zonnewyzer, die , zo nevel en wolken zulks niet beletten , zelfs een blind mensch het waare middags • uur aantoont. Geheel boven in het paleis, en wel in het midden van de voorgével van het laatfte dwars - gebouw, aan het eind van den tuin , ziet men onder een borstbeeld den naam Rousseau, en ver* beeldt zich, dat het een gedenkftuk van den wysgeer J. J. Rousseau is. Men vestigt 'er zyn oog op, ftaart 'er op, en wordt gemelyk dat het gedenkftuk zo hoog geplaatst is. Op het oogenblik is 't middag ; en op het zelfde oogenblik gaat terzelver p/aats een fterke kanon-fchoot af. De zaak is aldus geleegen. Boven het laadgat van een kanon al.  ( 158 ) aldaar geplaatst, doch niet zichtbaar, is eeti brandglas zodanig gefield, dat het brandpunt: j'ufet op het oogenblik, dat de zon in de middag-Iyn treedt, op het kruid van het laadgat vallen moet. De uitvinder van deeze zonnewyzer, heette even gelyk de wysgeer van Geneve, Rousseau. Vandaar de naam, dien men ter deezer plaats ziet, vanwaar men in den beginne wierdt verfchalkt. " En nu tot ons middag reisje. Wy gingen naar de zogenoemde Ecole militaire (de krygsfchool) een prachtig paleis, in eenen zeer goeden fmaak gebouwd , aan het uiterfte einde der flad ten westen. Ik zeg, een zoge* noemde, omdat hier geen krygs - fchool meer is; want reeds federt verfcheiden jaaren, Haat dit paleis ledig en wacht dat 'er, ik weet niet hoe , nader over befchikt zal worden. Lodewyk XV deed hetzelve bouwen; en de bedoeling was, dat 500 jonge Edellieden, die met geene geluks-goederen bedeeld . of wier vader in 's Konings dienst gefreuveld waren , hier vry zouden opgevoed worden. Deeze weldaadige bedoeling wierd ook in 't jaar 1751 wezenlyk in 't werk gefield; doch onder de ministeriëele regeering van den Heer van St. G e r m a 1 n , wierd dit geftigt den bodem  ( '59 ) (üem ingeflaagen. Deeze Minister deed óp zekeren dag alle de jonge lieden (ik heb niet kunnen ontdekken , tot wat einde) naar de Provinciën brengen, alwaar hy ze in de kollegiën verdeelde. Hit plan 't welk hy daarme< de bedoelde, wierd mogelyk verydeld; want nadat het huis eenen tyd lang had kdig geftaan, maakte hy 'er wederom een Ridderlyk fchool van, terwyl hy 150 voedfterlingen uit de provinciaale kollegiën terug riep , en hef geftigt terftond liet openen voor zodanigen, die gegoed genoeg waren , om jiooo livres (omtrent 1000 Guldens; kostgeld te kunnen betaalen. Doch ook dit was van geen langen duur. Het geftigt wierd eenige jaaren geleden wederom vernietigd; en de fraaije gebouwen hebben nu federt dien tyd op nieuw ledig geftaan, zonder dat men weet, wat het Ministerie daarmede voorheeft. Men oordeelt in het algemeen, dat ze voor 's Konlngs broeder, den Graaf van Artois gefehikt zyn ; maar naardien deeze thans gevlucht is, en mogelyk zo fchielyk niet zal wederkeeren : zouden ze nog lang ledig kunnen ftaan, indien de Natie daarover geen andere fchik. king maakt. De gebouwen, waaruit dit uitgeftrekt paleis be:  béfiaat, behooren mede tot de fchoonften eö prachtigften in geheel Parys. Op het eerfte van de twee fraaij'e voorpleinen , van dit paleis naar de ftad ziende , vindt men het marmeren ftandbeeld van Lodewyic XV. door Le Moyne; het eerfte openlyke gedenkteken, waaraan ik hier een recht gepast, kort en zaakelyk opfchrift vond. Het is ontleend uit een Romeinsch Dichter, en luidt aldus: Hier j-oorde hy zich gaarne Vader en Voest noemen(*j. Ondertusfchen zoude, naar myn oordeel, ook dit opfchrift nog gepaster , eenvoudiger en edeler geworden zyn, wanneer men de Iaatfte woorden, ataue princeps weg gelaaten en alleen Hier hoorde hy zich gaarne Vader noemen. daaraan geplaatst had. Ik heb niet noodig; de reden hiervan op te geeven. — De fraaije zy. (*) Hic mat dici pater ettque prtncefs.  f 161 ) zygebomven , die dit plein influiten , zyn ver fierd met een pragtige gallery, op pylaaren rustende. Op de andere zyde ziet men van het hoofdgebouw op een regelmaat ig plein , van eenen verbaazenden omtrek , le champ de Mars genoemd- Of men deeze benaaming door Maart, velt of het veld van Ma rs moet overzetten, kan ik niet voldingen. In het eerfte geval zou het één van de plaatfen zyn, waarop in oude tyden de openlyke ryksdagen wierden gehouden, die men Maart- of Meivelden noemde; omdat deeze ryksdagen in één van deeze twee maanden, op zodanige plaats onder den vrijen hemel gehouden wienien. In het tweede geval zoude met de benaaming Veld van Mars, op die verordening van dit plein gedoeld worden, die hetzelve verkreeg in den tyd, dat de krygsfchool hier wierd aangelegd ; naamelyk op de militaire oefeningen, welke de voedfterlingen van dit geftigt op hetzelve moeften verrichten. Naar vermoeden is het eerfte geval wel het waare, omdat de benaaming van het plein waarfchynelyk ouder is, dan de krygsfchoo!. Dit plein, dat uit een met gras begroeide plek beftaat, is het grootfte van alle openbaare pleinen , die ik ooit gezien heb. Het is aart III. beu. LI we-  (16-2 ) wederzyden met bemuurde gragten en met een dubbele rei boomen omzoomd, en aan het einde wordt het, op eenen onafzienbaar ren afftand, door de voorby Ioopende Seine afgeflooten. Het gezicht uit het paleis over dit veld naar de hoogte aan de overzyde der Seine liggende, aan welke men de fchitterende dorpen Pasfy en Chaillot ziet, is voortreffelyk. Nadat wy in ons kwartier wedergekeerd wa. ren, en een weinig uitgerust hadden, ging ik my, na zulk eenen bezwaarlyken dag, door een koud bad verfrisfen ; en wandelde vervolgens nog de Tuileriën door, naar de Elifeefche velden, (les Champs Elifeés) Dit vermaakelyk oort wordt flegts in eenen onëigenlyken zin velden genoemd : want het is een bosch, 't welk in re. gelmaatig geplante ryën boomen beftaat, en zich van de Tuileriën onder anderen ook daardoor onderfcheidt, dat het niet, gelyk deeze, alleen voor voetgangers open Haat, maar ook eenen weg voor rytuigen en paarden heeft. De menigte van allerlei foorten van rytuigen, welke men hier ziet pasfeeren , is onbefchryffelyk groot. By het vallen van den avond,zag ik in één der voornaamfte wandeldreeven van deeze plaats een plek, die door eenige lichten, voor- zien  ( 163 ) 2ien van gepolyst blik, verlicht wierd, en ging derwaards. Hoe meer ik naderde, deste meer wierd myne nieuwsgierigheid gaande, omdat ik iets ontdekte, waarvan ik het oogmerk onmogelyk begrypen kon- Ik zag eene min of meer verheven zitplaats, voor welke een pylaar , die boven met een cyferplaat eindigde , tot een rugleuning verftrekte. Voor de zitplaats ftond op een voetftuk een groote fpiegel, en wel zodanig , dat het glas van denzelven naar den ftoel gekeerd was; en daarnaast een man, die op volk fcheen te wachten. Ik was naauwlyks zo naby gekomen, dat zyne Hem my bereiken kon, of hyriep my toe: ,, Kom, myn „ Heer! voor twee Sous zult gy ontdekken, „ hoe veel ponden gy weegt!" Deeze aanbieding kwam my zeer zeldzaam voor; ik trad nader,en bezichtigde dit werktuig naauwkeurïger- Het is op de volgende wyze ingericht. Wanneer men daarop gaat zitten, zinkt mert met de zitting, die in de achter-leuning een tegenwigt heeft, naar maate van zyne zwaarte, als op een weegfchaa!, meer of minder neder, en de wyzer aan de cyferplaat, die de plaats van het tongetje in de weegfchaal vervangt, blyft ftaan op het getal, 't welk de zwaarte van den ziuen.de opgeeft. Doch dewyl deeza niet  ( '64 ) niet achter zich zien kan, dient de voor hela ftaande fpiegel, om hem de cyfferplaat te too. nen, ten einde hy het getal van zyne zwaarte met eigen oogen zien kan. Al weder een klein voorbeeld van de Franfche en vooral van de Paryfche Induftrie, die onüitputtelyk is in kleine en groote uitvindingen, voor allebedenkelykewe■ zenlyke of gewaande menfchelyke behoeften. Het Vervolg en Slot in een volgende Deel.