NIEUWE REIZE NAAR DE BINNENSTE GEDEELTEN van AFRIKA, door EGYPTE, SYRIË en L E DA R-F O U R, waar nimmer te voren eenig europeaan heeft gereisd, — gedaan in den jaare 1J()1-IJ^. door. W. G. B R O W N E. in twee deelen. NAAR HET ENGELSCH. TWEEDE DEEL. te AMSTERDAM , Brj JOHANNES ALLART, u » c c e i.   NIEÜWË REI2E door EGYPTE tot in het binnenste van AFRIKA. ACHTTIENDE HOOFDSTUK. d a r-f o u r, Manier van reizen in Afrika* Staat ckt Saifoenen in Dar -four. Dieren, föervoe* tige dieren. Vogels. Kruipende dieren en Infekten, Metaalen en Mtneraalen. Ge* was/en. Bijkans eenerlei is de manier van reizen in geheel Noord - Afrika. Men reist met karavanen . een woord 3 van het Arabisch Karoti af komftig , beteekenende , zich van de eene plaats na de andere begeeven. Wanneer de bewooners van een landfchap gelegenheid hebben , over deszelfs grenzen te trekken s II. deel. A ver*  2 NIEUWE R E I Z E verzamelen zij in meerderen of minderen getale , en ftellen zich onder het geleide eens Opperhoofds (*). Deeze verzamelingen hebben deels gemak, deels veiligheid ten oogmerke, omdat de wegen, die voor haar gemaklijk en veilig worden , het niet voor afzonderl;jke reizigers zijn. Deeze onderfcheidene "karavanen brengen flaaven en andere goederen uit het binnenfte van Afrika na Cairo over. De eene vertrekt van Mourzouk, de hoofdftad van Fezzan, de tweede van Sennaar, de derde uit Dar-four. Niet op gezette tijden , maar bij langer of torter tusfchenpoozen, koomen zij in Egypte. Niet alleen hangt haare reize af van de zwaarigre en , die zij ontmoet hebben, om zich van flaaven en andere voorwerpen, gefchikt om te kunnen verhandeld worden, te voorzien , maar ook van de bevelen haarer opperhoofden en van veele andere oorzaaken. Aan zeer verftandige fchikkingen is de Fezzatifche karavane onderworpen. Ongeveer ,vijftig r^agen is zij tusfchen Mourzouk en Cairo onderweg, 't welk zij altoos een weinig voor het begin van de Ramadan tragt te b&- (*) Chabir is zijn naam.  na AFRIKA. 3 bereiken , opdat de Kooplieden , die den wil hebben om in bedevaart na Mekka te trekken, in de gelegenheid zijn mogen om den Emir van de Misr te vergezellen. Niet meer dan twee maanden verloopen er met het verkoopen van de koopmarfchappen en de flaaven deezer karavane. Naa verloop van dien tijd, neemen dezulken, die den wil niet hebben om na Mekka te trekken , de wederreize aan na hun Vaderland, Gewoonlijk doet deeze karavane eenmaal '% jaars de reize na Cairo. Aan minder gezette tijden bepaalen zich twee andere. Nu verfchijnen zij flegts om de twee of drie jaaren in Egypte; dan wederom begeeven zij zich twee of meermaalen in 't jaar derwaarts. In de geduurige veranderingen , welke in de Staaten , uit welke zij hervoort koomcn voorvallen, en in de grilligheden der despooten, welke over deeze Staaten het bewind voeren , heeft die onregelmaatigheid haaren grondflag. Daarenboven worden de wegen , langs welke zij haaren weg neemen , door de onafhanklijke Arabieren geftremd, die haar uitplunderen , of haaren voortgang belemmeren. De karavanen^ die In Schaik en Ababdé verzamelen, neemen A * hli-  4 nieuwe REIZE haaren weg over Sennaar, die van Cubbabeesch en Bedeïat over Dar - four; minder gevaarlijk is deeze weg dan de eerstgenoemde. In Dar-four is het vertrek eener karavane eene veel gerugtsmaakende en belangrijke gebeurtenis. Geduurende eenigen tijd wekt dezelve de aandagt van het geheele land, en bekleedt, in zekeren zin, de plaats van een tijdrekenkundig tijdftïp. Daar de tijd des vertreks deezer beide karavanen onzeker is , moet ook het zelfde, ten aarzien van haare aankomst te Cairo, plaats hebben. Daarenboven reizen zij zo wel in dtn winter als in den zomer. Minder tijds hel ben zij noodig, om den weg van Asfouan na Sennaar , dan van Asfiout na Cobbê, af te leggen. 1 egen het vastftellen van kenmerken , den weg door de Woestijn aanwijzende , bieden zich verfcbeiden hinderpaalen aan. Intusfchen heb ik opgemerkt, dat overal waar men fteenen vondt, de lieden , tot onze karavane behoorerde, niet in gebreke bleeven om eenige der grootfte op voegzaame afftanden van elkander, oo een te ftapelen, met oogmerk om, op de terugreize, den weg te kunnen herkennen. Doch dit middel kan van geenen dienst  Ni AFRIKA. 5 dienst zijn op plaatzen, alwaar men veel los zand ontmoet. In dat geval zijn zij genoodzaakt, zich te verhaten op de bekwaamheid, door de ervarenis verkreegen, om de gedaante van eenige rotzen te onderfcheiden, die hun den weg aanwijzen. Want het gebruik van het Kompas is hun volftrekt onbekend; en van de ftarren bezitten zij weinig kunde. Met dit alles, hoewel zij de naamen der geftarnten niet kennen , flaan zij ze evenwel gade, om hun bij nacht voor wegwijzers te dienen. Ondanks alle deeze hulpmiddelen verdwaalen dikmaals de karavanen. Driemaalen bevondt zich de karavane, met welke ik was vertrokken , in de uiterfte verlegenheid, niet weetende, na welken kant zij haaren koers moest richten; en met dat alles hadden wij lieden bij ons, die tien of twaalf maaien de reize uit Dar-four na Cairo gedaan hadden. De Woestijn doortrekkende, kreeg ik grond om de berigten van valschheid te verdenken , die men in eenige Reisbefchrijvingen ontmoet, raakende het los of beweegend zand van Afrika, die van hetzelve een zoo fchrikwekkend denkbeeld geeven, althans A 3 dat  6 nieuwe R E I Z E dat dezelve de zaak merkelijk boven de waarheid vergrooten. Nogthans , terwijl wij ons te Legheet bevonden, vervulde een hevige wind, die uit het Noordwesten waaide, de lucht met dikke zandwolken. Op eenigen afrtend van mijne tent zette ik een grootcn ledigen fchotel neder; binnen den tijd van dertig minuten was dezelve vol zand. Mijne reisgenooten verhaalden mij , dat meer dan eens geheele karavanen onder zandhoopen begraiven waren; doch alzo zij noch den tijd wanneer , noch de plaats , alwaar zulks gebeurd was , vermelden oordeelde ik mij geregtigd, hun berigt te mogen in twijfel trekken. Indien geheele karavanen onder het zand begraaven zijn geworden, is het te verwonderen, dat dit ongeluk haar niet wedervaaren is, dan ten tijde als de overmaatige hette, gebrek aan water of andere oorzaaken haar het voorttrekken hebben verhinderd. De reizigers , die een groot aantal menfehen en dieren onder het zand bedekt hebben gevonden, op bondig redekavelen weinig afgericht, en op het wonderbaare zeer gefteld, zijn niet in gebreke gebleeven om te gelooven , immers om te vernaaien, dat deeze menfehen en dieren  na AFRIKA. 7 ren eensklaps, en terwijl zij daadlijk voorttrokken , onder het zand wierden begraaven. Veel waarfchijnlijker, intusfchen, is het, dat zij reeds overleeden waren ten tijde als het zand hen bedekte. Doch zoo weinig waarheids is er, misfchien, aan de geheele zaak, dat zij geen wederleggens waardig is. Bij de vijfhonderd kameelen was de karavane fterk, met welke ik uit Dar-four na Egypte reisde. Tweehonderd is het gewoone getal dier dieren, welke de Jelabs, op de wederreize uit Egypte na Dar-four, medevoeren. Wanneer eene karavane, uit Dar-four na Cairo beftemd, tweeduizend kameelen en duizend flaaven telt, wordt zij voor eene groote karavane gehouden. Niet meer dan vijfentwintig vreemdelingen telden de Jelabs in onze karavane, die voor eigen rekening koophandel dreeven ; en de meesten deezer vreemdelingen waren Egyptenaars. Daarenboven ontmoette men er vijf of zes Koptifche Christenen , die voormaals in Dar-four hun verblijf mogten houden, doch wien de Sultan onlangs die vrijheid hadt ontzegd. De overige vreemdelingen waren Mangrebins of Westerfche Arabieren. De verdere leden der karavane beftonden uit honA 4 derd-  8 nieuwe R E IZ E derdvijftig of tweehonderd kooplieden, allen onderdaanen van Dar-four. De Chabir was insgelijks een Dar-fouraan. Weinig meer dan van hooren zeggen, zijn mij, aangaande de overige karavanen , eenige bijzonderheden bekend. Te wel overtuigd zijn de Arabieren en de Jelabs van de noodzaak!ijkheid der kameelen, op hunne langduurige en vermoeiende togten, dan dat zij dezelven niet met alle mogelijke zorgvuldigheid zouden behandelen en voeden. Het fchip der Woestijn, zoals zij dezelve noemen, is de geftadige lastdraager van hunne bezittingen, en de onaffcheidb2are deelgenoot hunner vermoeienisien. Met veel zorgvuldigheids worden zij opgekweekt ; en dikmaals koomen de kameelen den koopman, welke zijne koopmanfchappen draagen, even duur als de koopmanfchappen zelve te Haam Wat is het dan , 't geen hem omtrent zijne uit* gaven, zijne vermoeienisfen, en zijne toevallige verliezen, fchadeloos kan Hellen , en voordeel aanbrengen ? Maar indien deeze lijdzaame en moedige dieren zoo nuttig zijn voor de behoeften en voor de gierigheid des Afrit kaans, nimmer ftaan zij tot een pijnigend of plaagend doel zijner grilligheden* Iel-  na AFRIKA. 9 Zelden bedienen zich de Jelabs van paerden. Gewoonlijk koopen zij Ezels in Egypte, berijden dtzelve, en verkoopen ze met voordeel in Soudan. Geen ander voeder dan een weinig ftroo en water heeft een Ezel noodig ; een paerd zou er niet van kunnen leeven. Hoewel de Jelabs gaarne veel vertooning maaken iri de lieden, zijn ze, egter, van de vermoeienisfen en de gevaaren , aan hunne reizen verknogt, te wel overtuigd, dan dat ze er niet op uit zijn zouden, om door alle mogelijke middelen van bezuiniging hunne winften te vermeerderen. Nimmer neemen zij iet anders dan een kleinen voorraad grove leevensbehoeften op de reize ; de voorzorge gebruiken ze niet, zich van de dingen te voorzien, die ze niet zouden kunnen ontbeeren, indien ze onder weg van eene ziekte overvallen, of door een of ander dier menigvuldige toevallen in de reize belemmerd wierden, aan welke zij aanhoudend blootftaan. Mij is niet gebleeken, dat iemant zich van gedroogd vleesch voorzien hadt, eene gewone voorzorge der zulken, die onder de Fezzaanfche karavanen zich begeeven. Zommigen rooken, en drinken koffy; doch de meesten A 5 roe*  IO NIEUWE REIZE voeren geene andere Ieevensmiddelen mede, dan een lederen zak met meel, een diergelijken zak met tweebak , en twee lederen flesfen, de eene met boter, de andere met honig, of ook wel met melasfe gevuld. Zeer gering is de voorraad deezer mondbehoeften , en klimt bijkans nimmer boven het volftrekt noodzaaklijke. Wanneer de karavane uit Dar-four haaren weg neemt na Egypte, voorziet zij zich van eene andere foort van leevensnoodwendigheden , voornaamlijk voor de flaaven beftemd , en die in Egypte niet dan in kleine menigte wordt gevonden. Het is eene foort van kleine Gierst (*_), bij de Fouraanen veel in gebruik. Naa dat dezelve een weinig is gemaalen, laat men ze gisten , en maakt er vervolgens eene foort van deeg van. Dit deeg kan lang bewaard worden; om het ten gebruike te doen dienen , vermengt men het met een weinig water: behoorlijk toebereid zijnde, is het een taamlijk fmaaklijk voedzel. Doch de Fouraanen vallen niet lekker. Om de zuurheid van dit deeg befchouwen zij het als een behoedmiddel tegen den dorst. Zeker is het, dat de (*) In Dar-four heet dit graan Doin.  na AFRIKA. ii de gisting aan hetzelve eenigermaate eene dronkenmaakendé, en zelfs eene bedwelmende kragt geeft. Bereid zijnde , voert het den naam van Ginjeïa. Het bezwaarlijke om onderweg vuur te kunnen ontfteeken , is oorzaak, dat de karavane geen rijst gebruikt, en geenerlei leevensmiddelen , die niet ongekookt kunnen gegeeten worden. Ervarene reizigers, die een zeker getal kameelen bezitten , belaaden een van de tien met boonen en gehakt ftroo ; geduurende bijkans de geheele reize kunnen ze daar mede deeze dieren voeden. Doch mijne reisgenooten hadden , bij hun vertrek uit Egypte, deeze voorzorge niet gebruikt, om reden dat de boonen en het ftroo er zeer duur waren: van hier dat veelen van hunne kameelen op de reize ftierven. Bij het vertrek uit Darfour na Cairo voorziet men zich van gierst en grof hooi voor de paerden; doch dat voeder is niet zoo goed als boonen en ftroo. Bij haar vertrek uit Egypte voorzien zich de karavanen van water, in flesfen van bereide geitenvellen , doch die altoos een weinig uitwaasfem'en. Voor de reize uit Soudan na Egypte wordt het water opgedaan in grooté osfen-  I* NIEUWE REIZE osfenledere dicht bepekte zakken. Aan twee zulke zakken heeft een kameel zo veel als hij kan draagen ; het water kan er beter in' duuren dan in flesfen van geitenvel. Met voordeel ontdoet men er zich van in Egypte: want het paar wordt er zomtijds voor dertig piasters verkogt. In Egypte worden deeze zakken gebruikt, om het water uit den Nijl na de lieden te voeren. Niet ten gebruike van de kameelen, tot de karavanen behoorende , dient dit water, 't welk, ondanks alle de aangewende behoedmiddelen , altijd flecht is: deels uit hoofde van het flijk, daar mede vermengd, deels om het pek, waar mede de zakken zijn gefloten, deels om de hetce, die het bederf verhaast. Aan zes flesfen, of twee zakken water, hebben vier perfoonen genoeg voor vier dagem 't Was tusfchen Zeghéa en Bir-el-Malha, dat de Bédeïats, die, voor zoo veel ik weet, geene oorfpronklijke Arabieren zijn, in de Cubba beeschs, de karavanen aanvielen. Doch zoo geheel ontbloot van alle middelen van beftaan , voor menfehen en beesten , is deeze weg, dat men er geene van deeze zwervende flammen aantreft, zoo min als de wilde dieren, welke andere oorden van Afrika onveilig  ra AFRIKA. t3 lig maaken. Van hier dat de Egyptifche en de overige blanke kooplieden, die, bij hun vertrek van Cairo, genoegzaam altijd van fchietgeweer voorzien zijn, hetzelve in Dar* four verkoopen , en ongewapend de wederreize aanneemen. De inboorlingen van Soudan zijn met ligte lanzen gewapend , aan de punten met zagt ijzer beflagen, welk hun eigen land oplevert. Ook voeren zij fchilden, drie voeten lang en anderhalven voet breed. Deeze fchilden zijn gemaakt van het vel van den Elefant, of van het Rivierpaerd, en van een zeer eenvoudig maakzel. gemeenschap van dar-four met mekka. Nimmer vertrekt er eene karavane uit Darfour naar Mekka. De Fouraanen, die in bedevaart derwaarts trekken , voegen zich bij de karavanen der kooplieden, die op Eygpte handel drijven ; ook neemen zij bij wijlen hunnen weg over Suakem en Jidta Geduurende mijn verblijf in Dar-four, zondt de Sultan abd-el-r achman eenen zijner Agenten, met last om zich te Mekka neer te flaan; doch  14 nieuwe REIZE doch eenige tusfchenvallende hindernisfen waren oorzaak dat hij er niet; kwam. Vreeze voor de zee, en ongetwijfeld nog andere oorzaaken, zijn de reden, dat de Fouraanen zelden over Suakera trekken, hoewel die we«veel korter en minder kostbaar, dan over Egypte is. Aan geen geregeld beftuur is het land onderworpen, 't welk Suakem van Dar-four fcheidt: van hier dat de kooplieden , welke met geld of koopmanfchappen door hetzelve trekken, dikmaals aldaar beftolen worden. De Tocruris, evenwel, die veel gelijkheids met de Noord-Afrikaanfche Dervisfen hebben, en al bedelende reizen, met een houten bak om water uit te drinken, en een lederen zak, waarin zij hun brood bewaaren, trekken langs deezen weg , zonder dat hun iet kwaads bejegene. DE SAISOENEN. * De regen, die van half Junij tot half September, in mindere of meerdere maate, doch altijd bij vlaagen, in Dar-four, valt, verandert eensklaps de gedaante des lands: van dat oogenblik af vervangt een lachend groen alie de vertooningen der onvrugtbaarheid. Uit- ge-  na AFRIKA. 35 gezonderd op de plaatzen, alwaar de grond uit rotzen beftaat, ontmoet men allerwege eene groote menigte hout: want de landzaaten zuiveren zelf niet volkomen de velden van doornflruiken, die zij tot bouwlanden willen aanleggen. Zoo dra hetregenfaifoen eenen aanvang heeft genomen, begeeven zich de landeigenaars na hunne akkers , met zoo veel werkvolk , als zij kunnen bij een brengen. Met eene foort van fpade gewapend, fteeken zij gaten in den grond , op den afrtand van twee voeten van elkander , en, in dezelve Gierst gezaaid hebbende, floppen zij de gaten met den voet dicht: want tot hunnen akkerbouw hebben ze weinig gereedfchappen noodig. Na genoeg omtrent den zelfden tiid wordt de Tarwe gezaaid. Twee maanden naa dat zij gezaaid is, kan de Gierst, en naa verloop van drie maanden de Tarwe, worden ingezameld. Weinig werks, intusfchen , maakt men van het laatstgemelde graangewas; en vermits Sultan abd-fl-rachman het verkoopen daar van heeft verboden, tot dat hij, ten gebruike van zijn hof, daar van een genoegzaamen voorraad heeft opgedaan, gebeurt het zelden dat men er Tarwe te koop vindt. Vrij  i6 nieuwe REIZE Vrij algemeen is hier de Mahriek, zijnde eene tweede foort van Gierst, grooter van korrel dan de Dokn. Ook ontmoet men er Turkfche Tarwe (*"), doch niet zeer overvloedig, 't Geen men , in deeze gewesten, boonen noemt, is een geheel ander gewas dan onze Europifche. In de tuinen in Dar-four worden haméas, meluchias, adis (f) , luis (§) en eenige andere peulvrugten gekweekt. Meloenen, te Cairo bij de naam van Abd~ el uwi bekend, en eenige andere foortgelijke gewasfen, heeft men, geduurende het regenfaifoen, in Dar-four in groote menigte; en in alle andere jaargetijden zou het aan dezelve niet ontbreeken, indien men de kunst verftondt om den grond behoorlijk te befproeien. De Sultan teuaub toonde zich begeerig, om alle de voortbrengzels der Egyptifche tuinen in Dar-four te verplanten , en deedt de nieuwe gewasfen, die hem gebragt wierden, met de grootfte zorgvuldigheid aankweeken. mee (*) Maïs/bij da Arabieren Simjim genaamd, (t) Schelvrugten. (S)iRaapen.  na AFRIKA. i? Doch de overweldiger abd-el-rachman bezit daar toe geenen lust; en van de weldaadige oplettendheid zijns voorzaats verneemt men bijkans geene (pooren meer. Verfcheiden foorten van boomen ontmoet men in Dar-four; doch, de Tamarinde (*) alleen uitgezonderd , groeit er geen boom , wiens vrugt plukkenswaardig is. Men ziet er eenige Dadel boomen , doch die flegts eene kleine , dorre en fmaaklooze vrugt draagen. Deeze boom is hier niet landeigen, maar van de oevers van den Nijl, uit Dongola, of uit Sennaar, herwaarts overgebragr. Van de manier om dit nuttig gewas aan te kweeken fchijnen de inwooners geen denkbeeld te hebben; en genomen, men fteide alle poogingen te werk, om het te vermenigvuldigen en tot grooter volkomenheid te brengen, de fterke droogte zou, veelligt, alles doen te niet loopen. viervoetige dieren. Volgens mijne waarneemingen en de ingezamelde berichten, is het getal der foorten van dieren in Dar-four niet zeer groot. Zelf (*) Tammara hindi, II. deel. B  18 nieuwe REIZE Zelf ontmoet men er geene foort, die men ook niet elders aantreft: en een berigt daar van ware te deezer plaatze van niet veel belangs, indien het niet ware om den ftaat des Lands te doen kennen. Paerden zijn er, maar niet in groote menigte ; van het aanfokken van dezelve fchijnen de landzaaten weinig werks te maaken. De besten, die men hier aantreft, komen uit Dongola, of worden van de Arabieren , ten Oosten van den Nijl woonende, gekogt. Grooter zijn gemeenlijk de laatstgemelden, dan men doorgaans in Egypte vindt. Zy zijn zeer welgemaakt, vol vuur, doch gezeggelijk. Hoewel merkwaardig om hunne vlugheid , zijn ze, egter, tegen vermoeienisfen niet gehard. De Arabieren , die ze voortfokken, brengen ze doorgaans met melk op. Bijkans nimmer fnijden zij ze; en zij berijden zo wel merriën als hingften. De Soudaanfche paerden zijn nooit beflagen. Twee of drie foorten van fchaapen ontmoet men hier te lande, die, inderdaad, van elkander niet veel verfchillen. Hunne wol gelijkt naar geitenhair, en is, naar mijn begrip, niet zeer gefchikt om verwerkt te worden ; hec vleesch is op verre na zo goed niet, als dat der  na AFRIKA. der Egyptifche fchaapen. Zeer gemeen zijn in Soudan de fchaapen met groote ftaarten. Veel meer geiten dan fchaapen brengt dit land voort; van hier dat het fchaapen- veel duurder is dan het geitenvleesch. Van het zelfde geflagt zijn de Dar - fouraanfche als de Egyptifche geiten , doch een weinig grootef van geftalte. De Fouraanen fnijden zomtijds de lammeren en de geitjes ; doch dit is bij hen in geen algemeen gebruik. In geftalte en in ftompheid gelijkt de Fouraanfche naar den Groot -Britannifchen ezeh De eenige goede ezels, die men hier te lande aantreft, zijn die de Jelabs uit Egypte mede brengen; doch de andere worden er ook bereeden. De krijgslieden alleen, en de perfoonen tot het hof behoorende, houden paerden. In Dar-four geldt één Egyptifche ezel zomtijds even veel als drie flaaven ; terwijl men voor éénen flaaf drie of vier inlandfche ezels koopt. Intusfchen geeven zich de landzaaten geenerlei moeite om het ras van htinn© ezels tot grooter volkomenheid te brengen. Niet onwaarfchijnlijk is het, dat deeze dieren hier te lande verbasteren 5 zeker is her althans, dat de zulken, die herwaarts gevoerd worden, voor 't uitwendige groots verandering ondergaan. £ 4 De  ao nieuwe REIZE De Fouraanen fnijden zomtijds hunne (lieren. Nogthans heb ik opgemerkt, dat de meesten , die geflagt worden , met oogmerk om het vleesch op de markt te verkoopen , niet gefneeden waren ; in den prijs van het vleesch maakt dit geen verfchil. Op verre na niet zoo geil zijn hier te lande de ongefneedene dieren als bij ons. Eene onnoemelijke menigte vee wordt er in de nabuurfchap der rivieren in Dar-four aangefokt; 't geen men verpligc is, bij manier van fchattinge , aan den Sultan op te brengen , maakt een aanzienlijk gedeelte van 's Vorsten inkomften uit. Bijkans geen ander, dan het aldus opgebragte vee , treft men in de flagenen van het keizerrijk aan. Het osfenvieesch is er goed. De Egyptenaars houden er niet van; maar den Fouraanen dient het voornaamlijk tot fpijze. De koeienmelk is er niet zeer fmaaklijk. Eenige uitlanders , alhier gevestigd , maaken er eene foort van kaas van (*} ; doch dit is iet zeldzaams. Voorts (*) Volgens mungo park, is de kunst om kaas te maaken bij de bewooners van de kust van Guinee sn van bet westlijk gedeelte van Nigritie onbekend. darm. des Fr. Ven.  na AFRIKA. 21 Voorts is deeze kaas eenigzins fcherp, en kan weinige dagen duuren ; doch hij is niet onaangenaam, noch ongezond. • Van onderfcheidene rasfen en zeer talrijk zijn de Kameelen in Dar-four. Men ontmoet er van allerlei grootte en kleur. Die uit het westlijk en zuidlijk gedeelte van Afrika koomen, zijn groot, witagtig of helder bruin, en zeer zagt van hair. De Kordofaanfche kameelen zijn bijkans altijd zwart, en moeilijker te betemmen dan de overigen. Zeer lang kunnen zij dorst verdraagen , doch tegen zwaare lasten zijn ze niet opgewasfen. Meer dan elders zijn deeze dieren in Darfour aan fchurft onderhevig (_*)'•> gemeenlijk ontfraat zij in den winter , en meer in zommige dan in andere weiden. Deeze ziekte is befmettelijk : zij wordt geneezen door het dier te fmeeren met eene foort van zalf, welke hier te lande wordt bereid. \ Wanneer een mannetjes-kameel zich niet laat temmen , hebben de Fouraanen de gewoonte om hem te fnijden, zomtijds geheel, zomtijds gedeeltelijk. Dit is eene zeer wree*de kunstbewerking: want, naa het mes gebruikt (*) Gerab, B 3  Ü NIEUWE REIZE bruikt te hebben, bedient men zich van eea gloeiend ijzer, om het bloed te Helpen. Men gelooft, dat de wetten des Profeets deeze kunstbewerking verbieden; maar, ondanks de godsdienftigheid der Fouraanen, doet het belang de gemoedszvvaarigheden zwijgen. Veel werks maaken de Fouraanen van kajneelenvleesch, inzonderheid van de wijfjes (*}, welke zij zorgvuldig mesten. Hoewel dit vleesch niet lekker mag genoemd worden, is het, egter, niet onfmaakiijk , en ligt te verteeren. De melk deezer dieren wordt in hooge waarde gehouden. Beter dan de Fouraanfche zijn de Fezzanfche kameelen voor den arbeid gefchikt, gelijk ook de zulken, die uit de westlijke oorden van Afrika, en die uit Arabie koomen; van hier dat zij hooger in prijs zijn. Ook zijn zij grooter en fterker ; doch tegen den dorst zijn zij minder beftand. Zelden ontmoet men in Soudan een kameel , die meer dan vijfhonderd ponden kan draagen; dikmaals heeft hij vragts genoeg aan driehonderd of driehonderdvijftig ponden, terwijl, in Egypte, dit dier achthonderd, duidend (*) NaU.  ha AFRIKA. 23 zend en zelf meer ponden kan torfchen. Uic deeze fterke kameelen worden ze gekoozen, die den gewijden fchat na hec graf des Profeets overbrengen. Soudan levert eene groote menigte fchoone Dromedarisfen; doch de Sennaarfche zijn nog meer vermaard. Ongelooflijke dingen worden er van de lange én fpoedige togten deezer dieren verhaald. Aldus , bij voorbeeld , vertelt men , dat zij vierentwintig uuren agter een kunnen loopen, tien mijlen (*) in een uur afleggende'- Wat hier van zij, twijfelen mag men niet aan hunne gezwindheid, en aan hunne bekwaamheid, om, bij weinig fpijsgenot, verre togten af te leggen. Van de zelfde foort als de P^gyptifche zijn de Fouraanfche honden, en leeven insgelijks op algemeene kosten. Bij gerugt heb ik vernomen, dat men, in zommige oorden van dit keizerrijk , eene foort van honden heeft, die tot de Gazellenjagt gebruikt worden. Van eene andere foort bedient men zich om op de fchaapen te pasfen. Van het ver- (*) 't Is bekend dat de Schrijver altoos bij GeoJirafifche mijlen telt. B 4  24 nieuwe REIZE Vernuft der katstgemelden, en van den moed en de getrouwheid van beiden, worden veele verwonderlijke dingen verteld. Zeer weinige tamme Katten ontmoet men hier te lande. Zelf heeft men mij verzekerd, dat er de eerfle uit Egypte gebragt zijn. Zij zijn van de zelfde foort als de Europifche katten. De voornaamfte wilde dieren in Dar-four zijn de Leeuw, het Luipaerd, de Hyena {*), de Wolf, de Jakhals <]), en de Buffel; doch, uitgezonderd de Hyena en de Jakhals, bezoeken zij de meest bewoonde gedeeltes van het koninkrijk niet, immers de zulke «iet, in welke ik geweest ben. Bij troepen van zes, acht, en zomtijds meer, koomen de Hyena's, bij nacht, in de dorpen, en neemen alles weg, wat hun voorkomt. Tot binnen de omheiningen der huizen wurgen zij de honden en de ezels. Telkens vergaderen zij op de plaatzen, alwaar een dood kameel of eenig ander geflorvea groot dier ligt; hunne kragten en werkzaam- he- (*) In 't Arabisch Dubia, en ia 't Fouraanscit (t) Canis aureus, , ....... .. . J,, , j  ha AFRIKA. 25 heden weeten zij zoo naauwkeurig zamen te paaren, dat zij het zomtijds tot op een aaiv merkelijken afftand fleepen. Door het gezigt van menfehen en door het gedruis van fchietgeweer laaten zij zich niet vervaaren. Nogthans heb ik meer dan eens, niet zonder vrugt , op hen gefchooten. Men wil, dat wanneer een Hyena gewond is, de anderen op hem nedcrvallen en hem te lijve flaan ; doch ik heb het nooit gezien. De Soudaanen hebben de gewoonte , graften te delven en in dezelve Hyena's te vangen ; wanneer een Hyena daar in nederfïort, maaken zij hem met hamerflagen af, of grieven hem met hunne lanzen. De Jakhals doet geen kwaad; doch zijn woest gefchreeuw laat zich op een verren afftand hooren. Overal daar rotzen liggen, treft men insgelijks Jakhalzen aan. In de aangrenzende landen van Dar-four, alwaar men meer overvloeds van water, dan in dit Koninkrijk, heeft, ontmoet men eene .zeer groote menigte Leeuwen, Luipaerden en wilde Buffels; zeer beducht zijn voor dezelven de reizigers, voornaamlijk wanneer zij in de noodzaaklijkheid zich bevinden, om langs de oevers van de Bahr-d-Ada te moeten voorttrekken. B 5 Bïj  26 NIEUWE REIZE Bij de wilde dieren, welke in deeze gewesten zich onthouden , kan men nog den Elefant, den Rhinoceros, den Giraffe "(*") , het Rivierpaerd en den Krokodil voegen. Men heeft mij verhaald, dat men, gemeenlijk, de Elefanten bij troepen van vier- of vijfhonderd , ja zelf zomwijlen van over de tweeduizend , aantreft. Doch ik geloof dat de Arabieren, gelijk doorgaans, ook hier de zaak vergrooten. Op meer dan ééne wijze maaken de Afrikaanen jagt op de Elefanten. Wanneer zij eenen Elefant, van zijne makkers afgedwaald, aantreffen , vervolgen zij hem te paerd, of klimmen op boomen, om hem, in 't oogenblik als hij voorbijgaat, met hunne lanzen te grieven. Zomtijds ook graaven zij graften in de bosfchen , welke de Elefanten bezoeken , in de hoop dat een of ander van hun in dezelve zal nederftorten. Kleiner, en, waarfchijnlijk, van eene andere foort, dan de Afiatifche, is de Afrikaanfche Elefant. Tot verfcheiden nutte gebruiken wordt de huid van dit dier aangewend. De Afrikaanen eeten zijn vleesch, en zijn er zeer op ge- (*) Camalco pacdalis.  na AFRIKA. 47 gefield. Zijn vet is een heilzaame zalf; en zijne tanden , gelijk bekend is , maaken een belangrijk voorwerp van koophandel uit. In Soudan wordt de Buffel niet getemd; altoos is aldaar dit dier in een flaat van wildheid. De Arabieren maaken er jagt op, om het te eeten. Om den huid en de tanden wordt het Rivierpaerd gedood. Zijn huid is ongemeen hard. Men maakt er voortreflijke fchilden van , en zweepkoorden , vrij gelijk aan die men in Engeland tot het te paerd rijden gebruikt. Van meer waarde dan het yvoir zijn zijne tanden. Met een minder voegzaamen naam, dan hij van de Grieken heeft ontvangen, benoemen de Arabieren den Rhinoceros, doch die, evenwel, hem vrij naauwkeurig kenfchetst. Zij noemen hem den vader met één hoorn (*). De hoornen van den Rhinoceros dienen tot geen gering voorwerp van koophandel. Zij worden na Egypte gevoerd , en aldaar tot een (*) Abou-kwm (*). (*) Niet altijd is deeze benaatning eigenaartig, als zijnde er eene foort van Rhinoceros met twee hoornen. Aant. iet Fr.  28 nieuwe REIZE een hoogen prijs verkogt. Men maakt er fabelgreepen , bekers en veeie andere dingen van. Er zijn lieden, ligtgeloovig genoeg om zich te verbeelden , dat vergif, uit een beker van den hoorn van eenen Rhinoceros gedronken, geene fchade doet. Zeer gemeen zijn in Dar-four de Gazelle en de Struisvogel. De rijke lieden , in dat gedeelte van het koninkrijk , alwaar ik mijn verblijf gehad heb, houden dikmaals in koojen Civetkatten. Nooit heb ik deeze dieren los zien loopen, doch inde meer zuidlijke ftreeken zijn ze zeer menigvuldig. Met het vogt , welk uit deeze dieren wordt verzameld , bewierooken zich de vrouwen ; al wat men hier niet gebruikt, wordt aan de karavanen verkogt. DeL eeuw en hetLuipaerd, in zekere oorden vau Dar-four zeer gemeen, bezoeken de dicht bewoonde plaatzen niet. De Arabieren maaken jagt op deeze dieren, ftroopen hun den huid af om dien te verkoopen, en eeten hun vleesch, in de verbeelding dat zulks hun moed en oorlogsdapperheid bijzet. Zomtijds vangen zij jonge leeuwen, die zij aan de Jelabs verkoopen, en welke deeze aan de Beijs in Egypte ten gefchenke geeven. Op zekeren tijd kogt ik twee jonge Jeeu^ wen,  na AFRIKA. *p wen, de eene van welke flegts vier maanden oud was. Bijkans niets te doen hebbende, vermaakte ik mij met den kastgemelden op te kweeken , die , in 't einde, een groot deel van de hoedanigheden van eenen hond aanleerde. Iweemaalen ter weeke voedde ik hem met het overfchot van het vleesch, welk de vleeschhouwers wegwerpen ; en wanneer hij verzadigd was, Hiep hij gemeenlijk verfcheiden uuren agter een. Indien het gebeurde dat zij beide te gader gevoed wierden , miste het niet dat ze tegen elkander, en tegen al wat hun naderde, in woede ontftoken wierden. Op alle andere tijden hadden ze nooit gefchil, en deeden aan de menfehen geen het minile leed. Lammeren zelf liepen hun voorbij, zonder dat zij zich met hun eenigzins bemoeiden. Het grootfte deezer dieren was reeds dertig duimen en een half hoog. De verveeling, welke, in de foort van gevangenis, in welke ik wierd gehouden, mij beving, mangel aan boeken en aan eene verïlandige verkeering, maakten mij het gezelfchap deezer dieren dierbaar. ]Vaa dezelve twee jaaren bewaard te hebben, mij in de onmogelijkheid bevindende om ze te kunnen medevoeren ,  go nieuwe REIZE ren, fchoot ik er een van dood. Het ander ftierf naa verloop van eenige dagen , 't zij aan eene ziekte, 't zij uit droefheid over het verlies van zijnen makker. De Sultan hadt insgelijks twee leeuwen opgekweekt; een flaaf geleidde dezelve gemeenlijk na de markt, alwaar zij gevoed wierden. Minder berigts vorderen de overige viervoetige Dieren in Dar-four, als zijnde allen genoeg bekend. Zie hier flegts hunne Arabifche naamen. De Jerboa (i). De Jbelang (2}. De Kurd (3}. Daar nevens voege men het Stekelvarken ("4)^ wiens Arabifche naam mij niet bekend is. VOGELEN. Zie hier de naamen der Vogelen van Darfour. De (1) Mus jaculus. (2) Simia JEthiops. (3) Simia Cynamolgos. (4) Histria Gestri».  ha AFRIKA. 31 De Oosterfche Dotterel (5). De Pintade (6). De Egyptifche Kwakkel (7). De withoofdigde Gier (8). De groene Papegaai (9). De gemeene Duif (10). De roode Patrijs (11). De Tortelduif (12). Zte üï/ j doch deeze is hier zeldzaam. De withoofdige Gier is met eene verbaazende lichaamsfterkte begaafd, en, om zijne langleevendheid, door het gantfche land vermaard. Op zekeren dag fchoot ik op eenen deezer vogelen , op eenen afftand van vijftig fchreden •, het fchot was raak; hij vloog verre weg, daalde op den grond neder, rustte een weinig, en liep voort , even als of 'er niets gebeurd ware. Het eerfte fchot gefchiedde met hagel; voor de tweede maal zette ik een ko- (5) Charadrius Kerwan. (6") Niimida meleagris. (7) Tetrao Cothurnix. (8) Vultur Percnopterus. (9) Pfjttacus Alexandri. (10) Columba domestica. (11) Tetrao rufus. (12) Columba turtur.  S2 nieuwe REIZE kogel op den Loop ; hier mede verbrijzelde ik den vogel zijnen eenen vleugel: thans trad ,k toe om hem te vangen ; doch hij verdeedigde zich woedende met den ongekwetften vleugel. . BiJ" duize"den ontmoet men deeze gieren m de bewoonde diftrikren. Me? de Hyena's deelen zij het flagveld ; over dag verzekeren zij zich van het overfchot der dierenrompen welke de Hyena's by nacht verfcheurd hebben. Aan het uiteinde des vleugels hebben zij een hoornagtig gewas, naar den fpoor van een ouden Haan gelijkende. Zeer fcherp en zeer fterk is dit wapentuig, en maakt hunnen aanval hoogsrgeduchr. Een vogt, naar Muskus riekende , lekt uit deezen vogel ; doch uit welk gedeelte des iichaams het 'voortkoome, is mij onbekend. Zeer menigvuldig is in Dar-four de Pentade , of Guineefche hen; de gewoone hen is er insgelijks zeer gemeen, doch niet landeigen. Scherp en zeer zonderling is het geluid der Pentade. Zeer fchoon is deeze vogel; doch zoo min om de pluimaadje, als om de uitwendige gedaante, kan het mannetje van het wijfje onderfcheiden worden. Uit Dar-four worden veele Pentades na Cai-  na AFRIKA» 33 Cairo gevoerd, alwaar ze zelden gekweekt worden. In den aanvang van den zomer waren de boomen, in de nabuurfchap van Cobbé, mes; groene Papegaaien bedekt. Zij worden jong gevangen , met kleine moeite opgekweekt, en voorts na Egypte verzonden, alwaar zij, wanneer ze eenige woorden kunnen voortbrengen , tot een vrij hoogen prijs verkogt worden. Geene andere visfchen, dan die reeds ge* droogd waren , heb ik in Dar-four gezien, en" die daar door te veel van hunne oorfpronkliike gedaante hadden verloren, om de foort te kuunen onderfcheiden, Indien ik aan mijne berigten moge gelooven , zijn de vis* fchen, die in de Ada worden gevangen, nagenoeg de zelfde, als deNijl in Opper-Egypte oplevert. Zij worden in teenen manden gevangen. De Fouraanen bezitten eenen handgreep, hun bijzonder eigen om de visch te droogen; doch dezelve behouden een zoo onaangenaamen reuk, dat zij alleen ze kunnen eeten. Aan de oevers der riviere ontmoet men eene groote menigte rieten hutten, zommigen door visfchers, anderen door jaagers gebouwd t, de laatstgeffielde (pannen II. deel. C hiex  34 NIEUWE REIZE hier ftrikken voor wilde dieren , welke de dorst na deezen oord voert. • Talrijk is het geflagt der Kameleons in Darfour. Ichneumons vindt men er insgelijks , en bijkans alle foorten van Ilagedisfen. Niet meer dan drie foor ten van Adderflangen (*), en deeze nog zeer zeldzaam, heb ik er gezien, hoewel men mij verzekerde, dat ze, op zommige plaatzen, zeer menigvuldig zijn. Niet gelijk de Egyptenaers en de Indiaanen, verilaan de Fouraanen de kunst om deeze dieren te bezweeren. Geweldig Hak men den draak met mij, omdat ik eene groote menigte Kameleons in mijne kamer verzamelde, met oogmerk om hunne zeden en onderfcheidene veranderingen gade te {laan. De Fouraanen befchouwen deeze dieren als onrein , en vernaaien, ten aanzien van dezelven, veele belachelijke dingen. Door zeker toeval heb ik eene groote menigte Ir.fekten en kruipende dieren verloren, welke ik in Dar-four had verzameld, met (*) Colubsr xiïera, Anguis Colubrina, et Coluber haijé. De laatstgemelde is in Egypte gemeen.  na AFRIKA. 35 met oogmerk om dezelve te bewaaren; eene lijst daar van te geeven, is mij niet doenlijk, Klein, bruin van kleur en weinig vergiftig is de Scorpioen van deeze gewesten. Den bee: deezer dieren geneezen de Fouraanen , mee er op (taanden voet een (luk gekneusde iifen op te leggen; van tijd tot tijd vernieuwen zij dit geneesmiddel , rot dat de pijn geweekcu zij. Zeer menigvuldig en hoogstverderflijk zijn, in geheel Dar-four, de Terimren, of «KIN Mieren. Zij vallen aan op al wat zij bereiken kunnen, 't zij gewasfen of leevensmiddelen, zelf op linnen, leder of papier. Een osfehuid, wanneer hij niet getaand is , is tegen haare vraatzucht niet veilig. Bijen heeft men hier te lande in grooten overvloed ;1 doch Bijekorven zijn er niet; en de wilde honig is doorgaans zeer bruin en onaangenaam van imaak. Niet meer dan één van die kleine Kevers heb ik er gezien, welke haare eijeren in paerden- of eenige andere mest leggen , er een bol van maaken , en dien in hét (tóf zoo lang omwentelen , tot dat hij veel grooter zij dan zij zeiven. Groot is in Dar-four het getal dier kleine diertjes , van welke de Cochenielje wordt geC 2, maakt}  go" nieuwe REIZE maakt; en indien de Fouraanen, of de Egyptenaars, die dit koninkrijk bezoeken, de noodige kunde en werkzaamheid bezaten , zouden zij er groot voordeel van kunnen trekken. Eindelijk ontmoet men hier een groot aantal Sprinkhaanen , bij den naam van Arabifche bekend. De landzaaten, vooral de flaaven , braaden en eeten ze Men heeft er Puistebijters ; en de groote Muggen zijn er zeer lastig in het regenfaifoen. metaalen en mineraalen. Niet zeer aanmerkelijk is het getal der Metaalen, in de oorden van Dar-four, die ik btzogt heb. Doch , indien ik aan medegedeelde berigten moge geloof flaan , zou men allerlei foorten aantreffen, in de landen, ten Zuiden en ten Westen van die oorden gelegen. Van eenige Afgodifche Stammen , bew< oners van het land aan Dar-four grenzende, koopen de Kooplieden, welke deeze gewesten bezoeken, koper van de fraaifte foort, door zijne bleeke kleur naar Chineesch koper gelijkende, en 't welk eene zekere hoeveelheid Zink fchijnt te bevatten. Dit ko-  na AFRIKA. s;, koper wordt in rollen , van tien tot twaalf ponden gewigts, gegooten, en is zeer fmeedbaar. Wat moeite ik ook deed, heb ik geen Haal van de Erts deezes Metaals kunnen magtig worden. Zeer overvloedig is het Yzer in Dar-four. De Afgodifche Negers, van de Mufulmannen zoo zeer veragt, weeten het uit de Erts te haaien: eene kunst, bij die zelfde Mufulmannen onbekend. Intusfchen zijn de Negers niet zeer afgerecht, om dit Yzer tot Staal te bereiden; maar zij maaken er Mesfen en Werpfpiezen van, in hunne handen gevaarlijke wapentuigen. Ook verfiaan zij het middel , om, van ijzer, gereedfchappen te vervaardigen, die, dikmaals gefleepen zijnde, tot hunne ruwe bewerkingen toereikende zijn. Het middel, waar door ik eenen werkman het gebrek aan eenen Oven , om de Metaalen te fmelten, heb zien vervullen, verdient, ongetwijfeld, vermeld te worden. Hij hadt een lederen zak, aan welken een houten pijp was vastgemaakt; deeze diende hem voor een Blaasbalg. Het vuur lag in een gat, in den grond gegraaven, en op dit vuur frondt eene foort van fmeltkroes. Hoe eenvoudig ook deeze bewerking ware , zij deedt eene fpoedige en vrij aanmerkelijke uitwerking. C 3 Het  sf nieuwe REIZE Het Zilver, Lood en Tin , welke ik ,in Dar-four gezien heb , berigtte men mij, waren uit Egypte aldaar gebragt. Wat het Goud aangaat, men vindt het in overvloed in de landen, ten Oosten en ten Westen van dit Koninkrijk gelegen ; doch de Fouraanen maaken er geen werk van. Een weinig van 't geen het Oosten oplevert koomt aan den Sultan; maar al wat uit het Westen koomt, wordt door de Karavanen ra de Markten in het Noordlijk gedeelte van Afrika gevoerd. , Dar-four bezit Albast en Marmer in foorten. Voor 't meerendeel beftaan er de rotzen uit graauw Graniet; doch fleen, die tot kalk kan gebrand worden, of tot bouwen gefchikt is, vindt men er niet, dan maar zeer weinig. Tot fleenen voor handmolens bedient men zich van brokken Graniet, die met rond gehakt worden, om reden dat de gereedfchappen van te week ijzer gemaakt zijn, om er den fleen mede te kunnen houwen. Een zeker difhikt van Dar-four levert Klipzout uit; en er is een vrij groote voorraad van Salpeter, waar van men geen gebruik maakt. Zwavel wordt er, uit het Zuiden en uit het Westen, door de veehoedende Ambiëren aangevoerd; doch ik geloof niet,  na AFRIKA. 39 niet, dat het land zelve Zwavel geeft. Ongetwijfeld zou men het kunnen vinden in den berg , bij den naam van Gibel • Marra bekend, omdat men wil dat dezelve heete bronnen bevat, tot welke de dieren , vooral de vogels, niet naderen. gewassen. Hoewel ik een vrij geruimen tijd in Darfour vertoefd heb, beken ik, nogthans, mijn onvermogen tot het .geeven van eene volledige naamlijst der groeiende voortbrengzelen van dit Koninkrijk. Inzonderheid ontmoet men deeze voortbrengzels in de Zuidlijke distrikten, alwaar overvloed van water vooihanden is, doch welke de verregaande dwang, in welken ik wierd gehouden, mij verhinderde te bezoeken. Geduurende zeven of acht maanden van het jaar is de oppervlakte der aarde, in de Noordlyke distrikten, door de Zon ten eeneinaale verfchroeid; en de kleinere gewasfen, welke, geduurende het regenfaifoen, van zelve voortkoomen (*), verdwijnen, zoo ras dit (*) Harlf is de naam van het regenfaifoen. C 4  40 nieuwe REIZE dit faifoen verloopen is. Zelf de boomen a wier wortels dieper in den grond doordringen, verliezen hunne bladeren, en vertoonen aan het oog der befchouwers niets dan fchijnbaar doode takken. Slegts een zeer gering getal van die foorten van boomen ontmoet men in Dar-four, welke onze bosfchen in Europa verrijken, of onze tuinen verderen. Door hunne fterke doornen , en door de hardheid en de onvergankelijkheid van hun hout, doen zich, in 't algemeen, de Dar-fouraanfche boomen ken-' nen. Zie hier eene lijst der boomen en gewasfen. 1. De tamarinde. — Niet zeer algemeen zijn de Tamarinden in de ommelanden van Cobbé; doch die ik er gezien heb, waren zeer zwaar, zeer hoog, en droegen veele vrugten. 2. De platanus (*). De Platanus , die in Dar - four Deleib genoemd wordt, is er, naar 't mij voorkoomt, niet landeigen, maar uit Egypte derwaarts overgebragt. 3« De wilde vygeboom (f). . Aan {*) Platanus, QrientaU$. (|), Fkiis Syeomm.  na AFRIKA. 4i Aan Egypte is Dar-four den wilden Vygeboom verfchuldigd. Men ontmoet er eenigen nabij Cobbé ; men zegt dat dezelve in het Zuidlijk gedeelte van het Koninkrijk vrij algemeen is. Mij is niet gebleeken dat deeze boom vrugten draagt. 4. De nebbek: (*> Twee foorten van Nebbeks heeft men in Dar-four. De grootfte wordt door den naam van Nebbek-elarab aangeduid. Niet alleen in de uitwendige gedaante, maar ook door haare vrugten, zijn de beide foorten van elkander onderfcheiden. De eene is een heesterplant, met donkergroene bladeren, vrij gelijk aan de kleur van het Klimop, doch zeer klein. Geen onderfcheid is er tusfchen deeze foort en die ik in de tuinen van Alexandrie gezien heb. De andere foort bereikt eene zeer aanmerkelijke hoogte; doch de bladeren en de vrugr zijn kleiner dan die der eerstgemelde; daarenboven is de vrugt donkerer van kleur, en heeft een geheel anderen fmaak. Beide foorten zijn even kwastig. De Fouraanen eeten de vrugt van den Nebbek (f) versch of ■ (,*) Palicerus Athemi. {X) Deeze vrugt heet Nebka* C 5  4i nieuwe REIZE of gedroogd ; want menigmaal iaat men dezelve aan den boom droogen , en aldaar een gedeelte van den winter hangen. Gedroogd zijnde, maakt men er eene foort van deeg van, 't weik niet onfmaaklijk is, en op de reizen tot lijftogt dienr. 5- De ii eg lig (*). Van de zelfde grootte is deeze boom als de Nebbek. Men zegt dat hij uit Arabie oorfpronklijk is; doch nergens, behalven in Dar-four, heb ik hem gezien. Hij heeft kleine bladeren, en draagt eene langwerpige vrugt , van grootte als een Dadel , dbnkeroranje van kleur, zijnde het vleesch droog en (lijmerig tevens. . Zeer vast kleeft het vleesch aan den (leen, die, naar evenredigheid der vrugt, zeer groot is. Ook van deeze vrugt bereidt men eene foort van deeg; doch het is niet zoo goed als dat van de Nebbek. De Arabieren , die het eeten, befchouwen het als een dienftig middel, ter geneezinge van zekere ziekten. Mij kwam voor, dat het eene afdrijvende kragt bezit. Zeer hard is het hout van de Heglig, doornagtig, en geelagtig van kleur. Voorts is deeze boom zeer dik van kruin ; zijne takken, (*) Of HejUj. Dit li een Arabifchc naam.  na AFRIKA. 43 ken, zoo wel als die van de Nebbek , worden tot het zamenbinden van boomfchuttingen gebruikt. 6. De e n n e b. — Deeze kleine boom draagt eene vrugt, aan welke men den naam van druif geefc. Nogthans groeit deeze vrugt, die eene purperagtige kleur heeft, niet onder de gedaante van trosfen, maar koomt tusfchen de bladeren voort, die helder groen van kleur zijn. Met dit alles is de vrugt van grootte en van binnen eveneens als de druif gefield. Het vleesch is rood en de fmaak .wrang. y. De sciiaw (*). —— Dit is een heestergewas, van hoogte als de Haagtippel* boom. Zijn blad is fterk van weefzel, van eene eijronde gedaante, bleekgroen van kleur, fmaller omtrent de punt, en breeder aan het tegenoverflaande uiteinde, dan die van den Haagappelboom. De fmaak van dit blad is als die van Mostaart. Wadi Schaw is de plaats, alwaar ik de meeste deezer boomen zag; op onze reize uit Egypte na Dar-four trokken wij door die plaats, gelijk ook op onze terugreize ; zij ligt tusfchen Sweini en IMr-cl- Mal- (*) Dit is een ArabifchS aaaffl.  44 nieuwe REIZE Malha. De inboorlingen hebben de gewoonte, met een (luk van een tak van de Schaw hunne tanden te vrijven, in de onderflelling dat het fcherpe zap van dit hout derzelver witheid bevordert. Uit de plaats , alwaar de Schaw groeit, zijnde in de nabuurfchap van zoute bronnen,' uit den tegenzin- der kameelen om de bladeren te eeten, en uit eenige andere onhandigheden , meen ik grond te hebben om te mogen befluiten , dat dit heestergewas het welfde is als de Rock, waar van Sir ja af eis üruce gewag maakt (*), hoewel ik, in de afbeelding, welke hij daar van heeft gegeeven, dien boom niet kan herkennen. 8. De chabob (-f). 9. De beidinjan, of melinoan (§). Dit is een Moerellenboom, uit Egypte' na Dar-four overgebragt, alwaar deszelfs vrugt gegeeten wordt. 10. De el-HENNé. — Insgelijks een gewas, uit Egypte afkomftig. De Fouraanen beginnen er gebruik van te maaken. 11. (*) ^oijage de Bruce, Tom. IV, in 4to. (t) Ceratonia fiüaua. (5) Sohnum fanttum.  na A F R I K A. 4S it. De sophar (*). Dit is het wilde Seneblad. Dar four is de grond, alwaar het oorfpronklijk groeit; geduurende het regenfaifoen ontmoet men het aldaar in grooten overvloed. 12. De sunt (f). Bij den naam van Saiël is insgelijks deeze boom bekend. In Dar-four is hij zeer gemeen. Hij levert een groot gedeelte van de Gom , welke de Karavanen na Egypte voeren. Insgelijks vindt men aldaar de boomen , bij brucb, onder den naam van Ergett - dimmo en Ergett-el. kurün bekend, als mede den Farek (§) van den zelfden Schrijver. 13. De ful. Dit is een peuldraa- gende plant. De boonen , welke dezelve voorcbrengt, worden niet veel gegeeten; maar de Vrouwen bedienen er zich van tot halsen armfieraaden, omdat zij, gedroogd zijnde, zeer hard zijn. Ook dienen zij voor Gewigten , en weegen tusfchen de vier en vijf greinen 14. De schusch. ——- Dit is een plant, wel- (*■) Casfia Sophera. (]) Mimefa Mlotica. (j) Bauhinia acumiwta. ■  46 nieuwe REIZE welke korrels draagt, fcharlaken van kleur met een zwarte punt, ter plaatze alwaar zij aan de fchil vast zijn. Zij zijn klein, rond, zeer glad en zeer hard. De Vrouwen maaken er insgelijks hals- en armbanden en andere fieraaden van. Veel gelijkheids met de Dolik heeft de plant, welke deeze korrels draagt. 15. De sassal Dit is de gemee- ne Uijen (*). Zeer overvloedig is zij in Dar-four; doch zij is er niet zoo groot, noch zoo fraai gekleurd, noch zoo goed als de Egyptifche Uijen. 16. De t u m.— De Knoflook (f). Zorgvuldig kweeken de Fouraanen dit gewas aan, en gebruiken het veel tot fpijze. 17- De buïthk. DePasteque, of de Watermeloen (§). Van zelf komt dit gewas in alle bebouwde landen voort; naa de inzameling van den koornöogsc j3 de vrugt rijp. Niet zeer groot is de vrugt, in deezen ftaat van wildheid. Haar vleesch is bleek van kleur, en een weinig laf van fmaak. (*) Jllium cepe. (f) Jlllium fativum. (5) Cucuriita CitrMüs.  na AFRIKA. 47 i'mank. De kameelen en de ezels brengt men in de velden, om er hun van te doen eeten, omdat men meent, dit zij er vet van worden. De korrels zijn zwartagtig; men gebruikt ze om er een zalf van te bereiden, die de fchurft geneest (*). Veel grooter dan de nu vermelde zyn de Watermeloenen, die door kunst gekweekt worden, en zeer aangenaam van fmaak zijn. 18. De kawun. De gemeene Meloen (f ). Eenige Fouraanen kweeken dezelve, doch zij is zelden goed. 10. De cheiar. De Komkommer (§). Aan de Jelabs zijn de Fouraanen da kunst, om dit gewas te kweeken , verfchuldigd, gelijk ook de kennis van de wijze der coebereidinge. t 20. De kakva. — De Pompoen C*). Zij groeit in overvloed in Dar-four. Men maakt er vaazen en bekers van. Ook wordt zij, nog versch zijnde, gegeeten;. met vleesch gemengd, is de fmaak niet onaangenaam. Tot eene (+) Kukan heet deeze zalf. (f) Cucunis inala. (5) Cucumis fettivus. {*.) Cucurbica Lagenari».  4? kiïüwe REIZE eene aanmerkelijke grootte groeit deeze vrugt. 21. De handal (*). De Quim> appel is in Dar-four zeer gemeen. 22. De adjur. De wilde Komkommer (f). Deeze is insgelijks hier- te lande zeer menigvuldig. 23. De uschar. Zoo overvloedig is deeze plant in Dar-four, dat zij geheele velden bedekt. Haare bladeren en ranken worden gebruikt , om daar mede, bij manier van matten, koopmanfchappen te dekken, omdat zij de wirte Mieren verdrijven. 24. De enneb-el-dib. Dit is eene foort van Moerellenboom (§). 25. De haschisch. — De Hennip Q), Sints eenigen tijd hebben de Fouraanen op het geregeld kweeken van deeze plant zich toegeleid. Haschisch is de algemeene benaaming van foortgelijke planten als de Hennip, doch deeze' wordt inzonderheid daar mede aangeduid. Men kaauwt den korrel en het klok- (*) Colocytöhis. (f) Momordica Elaterium. (J) Vo'arum foüis hirjutis. ($) Ctmarbis vulgasis.  ha AFRIKA. 49 klokhuis. Men rookt dezelve , of men vermengt haar met andere beftanddeelen, om er een flikmiddel van te bereiden. Meer vertier is er in dit artikel in Egypte dan in Dar-four. De Antochifche hennip is de beste. 26, De óruzz De Rijst. Da Dar-fouraanfehe rijst wordt door de zwervende Arabieren ingezameld. Van zelve koomt zij Voort in de oorden, die door deeze Arabieren bezogt worden. Weinig werks maakeö er de Fouraanen van; en, inderdaad, heeft zij ook weinig te beduiden. 27. De tchet.ti, - Dit is het bij ons bekende Piment of Caijenneefche Peper. Overvloed daar van is er in één diftrikt van Dar-four voorhanden, van waar het doof het gantfche Rijk verfpreid wordt. De Fouraanen maaken er veel gebruik vafl. 2.8. De lubis* — De bij ons bekendst witte boontjes. 29. De meluchia. 30. De bamea. 31. Decowel. — Dit is eene plant, welke de hoogte van de Meluchia bereikt* De (*) Ör)zs.  50 nieuwe REIZE De kleur is donker groen, en de reuk en fmaak zeer fterk. Overvloed daar van heefc men in Dar-four, en bij de landzaaten is zij in algemeen gebruik. 32. De sim sim (*). De Maïs. De Fouraanen trekken er olie uit. Ook gebruiken zij ze wel tot fpijze (f); de rijke lieden bedienen er zich van om hunne paerden vet te mesten. 33. De mahreik en de dokn (§).— Een hoofdfchotel, gelijk ik elders reeds heb aangemerkt, zijn deeze op de tafels der Fouraanen. Intusfchen maaken ze meer werks van de Dokn dan van de Mahreik. 34. In overvloed groeit de Tabak in Fertit en in Dar -fungaro. Geen twijfel lijdt het, of deeze plant hier landeigen zij. (*) Sefanum. (f ) Tot fpiize gebruikt zullende worden, pellen zij dezelve, en maaken er eene foert van Dc*g van. (5) Bokhus dochna. NE^  na AFRIKA. 5t NEGENTIENDE HOOFDSTUK. D A R-f O U Ri Regeeringsform. Historie. Landbouw. Bevolking. Bouwkunde. Zeden en gewoonten* Inkomften. Koophandel* JL/e eenhoofdige regeering, door de wetten van mahomït, indien niet uitdrukkelijk bevolen, immers ftilzwijgend aangeduid, is irt Dar-four, zoo wel als in alle andere gewesten» die den Mufulmanfchen godsdienst belijden, algemeen aangenomen» Niets ftrijdigs mef den Koran mag de Monarch zich veroorloven $ doch hij bezit het vermogen om meer te ' doen» dan de Koran gebiedt; en gelijk hem geen Raad is toegevoegd, om hemj in de uitoeffening van zijne magt* te befluuren of te beteugelen » mag deeze magt eigendunkelijk genoemd worden. Aangaande den grond en deszelfs voortbrengzelen voert hij eené taal, als ware hij daar van de eenige eigenaar^ en aangaande de landzaaten, alsof zij Zijne flaaven waren* D * Wan*  5» NIEUWE REIZE Wanneer zijne uitfpraaken het kenmerk eener in 't oogloopende onregtvaardigheid draagen, brengen de Foukkaras (*), met tamelijke vrijmoedigheid , hem zulks onder 't oog; doch nimmer hebben hunne tegenkantingen vaste beginzels ten leiddraad, en doen., gevolglijk, weinig baate. Geene andere vreeze heeft de Sultan, dan dat hij het Leger van zich zal vervreemden, welk, ten allen tijde, hem eenen mededinger kan tegen Hellen, even ftoutmoedig, en even weinig met gemoedzwaarigheden behebt, als hij zelve. Eene niet minder willekeurige magt, dan de Sultan , oeffenen de Amptenaars, aan welke hij het beftuur over de Provinciën toevertrouwt. Meleks is eene algemeene benaaming der Landvoogden over de Provinciën , die, zints langen tijd, tot het Rijk behoord hebben. In de nieuw aangeworvene landen, of, liever, die, op zekere voorwaarden, zich aan Dar-four onderworpen hebben, behouden de Opperhoofden den naam van Sultan. Intusfchen worden zij door den Sultan van Dar-four benoemd , en zijn aan hem fchat-. tingfchuldig. In (*) De Priesters of de Leeraars der Wet.  na AFRIKA. 53 In Dar-four moet , bij het overlijden des Monarchs, deszelfs oudfte Zoon den troon erven; en, indien hij geen manlijk oir hebbe, of indien het minderjaarig zij , moet de fcepter in zijns broeders handen overgaan. Deeze wet, egter, wordt dikmaals ovenreeden. Nu eens brengt men in 't midden, dat de Zoon te jong is voor de regeering; dan wederom, dat zijn Vader onregtvaardiglijk zich van de opperfte magt hadt verzekerd. Om kort te gaan , de regten van hun, die eenige aanfpraak op den troon hebben , worden door het zwaard beflist, en de kroon behoort den overwinnaar toe. Op deeze wijze beklom de Sultan den troon," welke, geduurende mijn verblijf in Dar-four, op denzelven zat. De Sultan bok ar hadt .drie Zoonen: te weeten m ah om et-te r au b, el- k ha life, en abd-el-rachman. De bijnaam teraub was den oudften toegevoegd , omdat hij, nog een kind zijnde , de gewoonte hadt, zich in het ftof te wentelen. Deeze volgde zijnen Vader op. Men verhaalt, dat hij tweeëndertig Maanjaaren op dén troon zat, zijnde eene der langduurigfte Regeeringen, van welke de Gefchiedenis deezer gewesten gewaagt. Bij diens Vorften D 3 over-  §4 nieuwe REIZE overlijden beweerde zijn jonger broeder, hoewel t' onregt, dat geen zijner Zoonen oud genoeg was, om het opperbewind te kunnen voeren; vereerd met den titel van el-khalife (*), en begunftigd van de Troepen, bij welke hij, om zijne groote edelmoedigheid , zonderling bemind was, verzekerde hij zich van den klem der regeeringe. Van korten duur was de regeering van deezen Vorst , en door gewelddaadigheid en fchraapzucht eeniglijk gekenmerkt. Kort voor zijne komst tot den troon, fpande eene menigte misnoegden met de bewooners van Kordofan zamen, die tegen Dar-four eenen oorlog voerden, in welken terauü gefneuveld was, El-khalife vondt geraaden, om insgelijks in eigen perfoon tegen hen op te trekken. Abd-el-Rachman , die, geduurende teraüb's leeven , den titel van Faquir aangenomen, en voorgegeeven hadt, zich geheellijk aan den Godsdienst te willen toewijden, bevondt zich toenmaals in Kordofan. Hij bediende zich van de denkwijze der muitelin» gen, en wist het misnoegen der foldaaten zoo fterk (*) Onder-Regent van 't Koninkrijk  na AFRIKA. 55 fterk aan te fïooken, dat zij hem voor opperhoofd verkoozen. Thans op het grondgebied van Dar-four terug gekeerd, trok hij tegen zijnen broeder op en leverde hem flag. 't Zij door zijne dapperheid en kunde, 'c zij omdat hij de trouwloosheid tebaatenam, zeker is het dat abd-el-rachman de zege behaalde. El-khalife wierdt gekwetst ; en terwijl een zijner Zoonen zijne poogingen te werk (telde, om nieuwe (lagen, waar mede hij bedreigd wierdt, af te keeren, fneuvelden gelijktijdig deeze beide Prinfen. De zulken, intusfchen , aan wien de Kroon behoorde, de zoonen van teraub, wierden vergeeten. Abd-el-rachman beklom den troon, en deeze Prinfen, van hun erfdeel ontzet, zijn genoodzaakt, bij den fchraapzuchtigen Rijksoverweldiger, om hun leevensonderhoud te bedelen. Eenen dier Prinfen , ouder dan de overigen , heeft die overweldiger doen van kant maaken; dewijl hem de naam, van meer bekwaamheids en moeds dan zijne broeders te bezitten , .naaging, jaagde hij hem vreeze aan. Hoewel in het vreedzaam bezit van den troon gevestigd, oordeelde abd-el-rachman, geduurende eenigen tijd, den fchijn D 4 van  $6 nieuwe REIZE van groote gemaatigdheid te moeten aanneemen. Een veinsaart in den hoogften graad, even gelijk alle zijne landgenooten, gelukte het hem, hun diets te maaken , dat hij eeniglijk omtrent het geluk des toekoomenden leevens was bedagt, en dat de luis* ter des troons in zijne oogen weinig bekoorlijkheids bezat. In 't eerst, naa zijnen zegepraal, weigerde hij, de flaaven, het goud en de overige voorwerpen in oogenichijn te neemen, welke zijnen broeder hadden toebe. hoord, Toen hij ziine intrede in het paleis deedt, bedekte hij zijne oogen met een flip der ftolTe , waar mede zijn tulband omwonden was, tevens zeggende, dat de verzoeking voor hem te fterk was, en het Opperweezen biddende, om hem voor bezwijken onder dezelve te willen behoeden. Voorts vergenoegd de hij ziq'h, geduurende zekeren tijd, met de vier wettige Vrouwen , welke de MahometaaKfche wet veroorloft te houden. Niet zoo ras, egter, hadt hij vernomen, dat hij niet meer voor mededingers hadt te vreezen, en dat zijn gezag gevestigd was, of hij befchouwde het als noodloos, zich agter de gedaante van heiligheid te vermommen; leader eenig bedwang vierde hij zijner eeren  na AFRIKA. S7 en Tchraapzucht den teugel. Zijne dagen fleet hij in de bewondering van zijne kostbaare huisgeraaden, van zijne opgeftapelde fchatten, van de menigte zijner flaaven, en van zijne ontelbaare kameelen , of ook wel, op een anderen tijd, onthielde hij zich te midden van zijne tweehonderd Vrouwen, welke hij bezat, en die, hoewel den naam hebbende van vrij te zijn, niettemin aan zijne grilligheden ten doel ftonden. Abd-el-iï achman beklom den troon in den jaare 1202 van de Hegira (*). Terwijl ik mij in Dar-four bevond (f), hadden 's -Vorilen dwingelandij en gierigheid het misnoegen, onder het volk en het leger, tot die hoogte ontdoken, dat, naar mijn inzien, het niet lang meer kon aanhouden, dat hij van den troon zou geftooten worden. historie. Mahomet ter au b, van wien ik reeds gefproken heb, hadt tot onmiddelijken voorzaat abd-el-casim. Deeze was bokar, en (*) 't Jaar 1787 der Christen Jaartellinge. (t) In 1795. _ D 5  58 nieuwe REIZE en de laatstgenoemde omar opgevolgd. Men noemt nog eenige andere Vorften , die vroeger geregeerd hadden, met naamen soliman, ma homet, en anderen. Doch voor zoo verre de Dar - fouraanen geene gefchreevene historie bezitten, en de perfoonen, bij welke ik mij om nadere inlichting vervoegde, in hunne opgaven onderling verfchilden, viel het mij ondoenlijk, de Geflagtlijst hunner Monarchen op te fpooren , en den tijd , in welken zij geregeerd hadden, te verneemen. Van weinig belang zijn ongetwijfeld deeze kundigheden, vooral wanneer zij op een ons zoo weinig bekend gewest haar opzigt hebben. Aan te merken kan ik , intusfchen , niet voorbij gaan, dat de regeering van soliman hier vermeld wordt, als het tijdperk , geduurende 't welk de Mahometaanfche Godsdienst in dit Gewest is doorgedrongen. Voorts zegt men nog , dat deeze Sultan van het geflagt van dageou was, welke over Dar-four regeerde, lang voor dat deeze Staat den tegenwoordigen trap van aanzien en vermogen bereikte. Verfcheiden omftandigheden geeven mij aanleiding om te gelooven, dat soliman, nu honderddertig of honderdvijfdgjaaren geleeden, op den troon zat. Hoe«  na AFRIKA. S9 Hoewel op de historifche narigteti der Dar» fouraanen deswegen weinig {taats is te maaken , koomt het mij , evenwel , waarfchijnlijk voor, dat het geflagt van dageou uit het Noorden van Afrika afkomftig is, en dat het verdreeven wierdt uit de landen , welkè tegenwoordig, zoo niet met er daad, immers in fchijn , aan de regeering van Tunis onderhoorig zijn. Ik herinner mij, dat ik, geduurende mijn verblijf in Dar-four, een klein boekjen, in 4to formaat , ter leen gehad heb. Het was in 't Arabisch gefchreeven, en hadt titel noch flot ; maar het behelsde de gefchiedenis der eerde voortplanters van het Mahometaandom. Naa gefproken te hebben van de verovering van Bahnefè in Egypte, en van den inval in Zuidlijker landen, gewaagde de Schrijver van een vijandlijken Stam, welken hij Four noemde. klimaat en landbouw. In de oorden en ftreeken van Dar - four, door mij bezogt, ontmoet men meiren, rivieren noch moerasfen , en, geduurende het drooge faifoen, geen ander water, dan in de puiten , door de inwooners ten hunnen gebrui-  6o nieuwe REIZE bruike gegraaven. Doch, geduurende het regenfaifoen , ziet men meer of min waterrijke beeken het land alierwege befproeien. Dit faifoen duurt van Mid-Junij tot omtrent het midden of het laatst van September. Harif is de naam , met welken dit faifoen wordt befrempeld (*). Zeer fterk en met blixem verzeld is gemeenlijk de regen ; meestal valt dezelve van 's naamiddags ten drie uuren tot aan middernacht. Niet regelmaatig, maar onbeftendig, zijn in Dar-four de veranderingen van den wind. Met een Zuiden wind heeft men er de grootfte hette, en met een Zuid-oosten wind vak de meeste regen. Merkelijk verkoelt de Noorde en de Noord-weste wind de lucht, maar dezelve is van geen langen duur. De heete winden, die de lucht met een dik ftof belaaden, waaien uit het Zuiden. Op (*) Wanneer de regen flegts in eene geringe maate vak, zijn er de landlieden zeer ongelukkig aan. Zeven jaaren vóór mijne komst hier te lande, was de droogte oorzaak geweest , dat veeie lieden zich, tot fpijsgebruik, met kleine takken van boomen, in een vijzel geftampt, hadden moeten behelpen, -  na A F R I K A. Op zekeren dag , terwijl ik te Cobbé op de markt zat, zag ik in de lucht een zeer zonderling verfchijnzel. Het was een zandkolom, door eenen wervelwind in de Woestijn opgeheven. Zij vertoonde zich op eenen afiland van anderhalve mijl van Cobbé, en duurde acht minuten. Aan eene niet zeer dikke wolk gelijk, vertoonde zij ons dat fchrikwekkende der zandhoozen niet, welke Sir james bruce, tusfchen Asfouan 'en Chendi waarnam , en waar van hij eene befchrijving heeft gegeeven. Op eene zeer eenvoudige wijze gefchiedt de inzameling van het koorn in Dar-four. De vrouwen en de flaaven der landlieden plukken de halmen met de handen af, en laat^n het ftroo in den grond ftaan ; hetwelk vervolgens wordt ingezameld , óm het tot het bouwen van huizen en verfcheiden andere oogmerken te doen dienen. Zoo ras de inzamelaars hunne manden met halmen belaaden hebben , zetten zij dezelve op hun hoofd en brengen ze na huis. Slegts in 't ruwe en onvolkomen wordt het koorn door de Fouraanen gedorscht; doch zoo ras deeze bewerking, zoo kwaad als goed, volbragt is, wordt het koorn in de zon ge. legd,  6a nieuwe REIZË legd , tot dat het volkomen droog is. Dan wordt het in grafcen geplaatst, wier zijden en bodem met ftroo volkomen bedekt zijn, om het inkoomen van Infekten te verhoeden. Met eene laag ftroo worden voorts deeze graften, en daar boven met geftampte aarde overdekt. Zeer wel wordt de Maïs in deeze graften bewaard Wanneer men die wil eeten, kneedt men dezelve en kookt ze tot eene foort van polenta (*) , welke men vervolgens met zoete of zuure melk, of met eene faus , gemaakt van uijen en vleesch , in een vijzel ftampt. Weinig boter eeten de Fouraanen , doch zoo veel te meer de Egyptenaars en Arabiezen. De geringe lieden onder de Fouraanen bereiden eene faus , daar zij veel werks van maaken , van een kruid , Cauel genaamd , ziinde tevens zuur en bitter van fmaak , en zeer walgende, wanneer men er «iet aan gewoon is. In plaats van brood, eeten de Fouraanen dikmaals koeken, van meel van Maïs gemaakt, doch zagt, zeer dun, en, wel toebereid zijnde, (*) Eene foort vrn Deeg of Pilaw.  na AFRIKA. 63 de, niet onaangenaam van fmaak. Kisferis noemt men deeze Koeken (*). Men eet dezelve met de ftraks vermelde faus, met melk, of enkel met water. Onder welk eene gedaante ook de vermogende lieden koorn gebruiken , altoos laaten zij het gisten, eer het tot meel gemaalen wordt; dit geeft daar aan een zeer aangenaamen fmaak. Dikmaals eeten zij de Dokn (f) raauw, naa haar alvoorens fïegts in water te hebben laaten weeken. Voor den Landbouw, eene zaak van zoo veel aangelegenheids, betoont de Sultan abdel-rachman eenige oplettendheid, 't Gefchiedt meer uit eene werktuiglijke gewoonte , dan uit begeerte om nut te doen , dat hij de aloude gewoonten volgt ; lof, intusfchen , verdient zijn gedrag ten deezen aanzien: iets, 't welk, in veele andere opzigten, van hem niet kan gezegd worden. In den aanvang van het regenfaifoen, zijnde den zaaitijd, begeeft zich de Koning, van zijne Meleks en geheele hofhouding verzeld, na de valei, alwaar de landlieden met het ak- (*) Dit woord beteekent brokken. (t) Millet.  <*4 nieuwe REIZE akkerwerk onledig zijn ; met eigen handen delft hij aldaar eenige gaten, en werpt er zaadkorrels in. Die zelfde gewoonte, zegt men, heeft ook plaats in Bornou, en in andere gewesten van Afrika. Men gedenkt hier aan eene oude gewoonte, door herodotus, van de Egyptifche Koningen fpreekende, vermeld (•). Ik weet niet, of dit gebruik ouder zij dan de bekeering der Fouraanen tot den Mahometaanfchen Godsdienst; maar mij dunkt het niet waarfchijnlijk, omdat er geene afgodifche plegtigheden mede gemoeid zijn. bevolking. In een land, zoo weinig befchaafd als Darfour, kan het getal der inwooneren zeer bezwaarlijk bepaald worden. Intusfchen kunnen de legerwemngen , welke , in tijd van oorlog, hier gefchieden , eenigermaate ten leiddraad verftrekken van de begrootinge van die (*) Insgelijks gedenkt men hier aan de oude en ftaateliike gewoonte der Keizers van China , die jaarlijks, de hand aan de ploeg flaande, eenige voo' ren ploegen, en in dezelve vier verfchilleude foottea van koorn zaaien. Am. des Fr. Vert,  na AFRIKA. 6"5 dit getal. Terwijl ik mij hier te lande önt* hield j voerde de Sultan , zints twee jaaren, den oorlog tegen den bemagtiger van de opperheerfchappij over Kordofan. In den aan* vang der vijandlijkheden hadt men ongeveer tweeduizend man tegen den vijand doen optrekken ; bijkans de helft van dat getal bedroegen de verfterkingen » zedert derwaarts gezonden. Maar de kinderziekte, veldflagea en andere oorzaaken hadden ongeveer duizend man doen omkomen , en gevolglijk het leger tot op het eerscgemelde getal doen fmelten ; en nogthans fprak men er van als van een talrijk leger. Uit deezen hoofde, en ötn. eenige andere redenen , kan , naar mijn begrip , de bevolking van Dar-four niet veel hooger dan op tweehonderdduizend zielen gefchat worden. Cobbé is eene der volkrijkfte lieden van het Koninkrijk. En evenwel, volgens ihgewonnene narigten , en mijne eigen waarnee* mingen omtrent de hoeveelheid der bewooneren van de meeste huizen, geloof ik niet, dat de bewooners van beide fexen op meef dan zesduizend kunnen begroot worden i etl nog bevonden zieh daar ondèf meer llaavêa dan vrije lieden. II. deel. E  66 nieuwe REIZE Gelijk ieder inwooner zich nederflaat nabij den grond , welken hij bebouwc, ftaan de huizen op merkelijke afttanden van elkander; zoodat men, in den omtrek van twee mijlen, niet meer dan honderd huizen telt. Zeer aanmerkelijk is het getal der dorpen, doch de grootfte bevatten fiegts eenige honderden inwooners, en in het gantfche Koninkrijk tek men flegts acht of tien volkrijke Heden (*). Van onderfcheidene herkomfte zijn de inwooners van Dar-four. Zommigen(en van deeze heb ik reeds gefproken) koomen van de oevers van den Nijl. Anderen hebben de Westlijke oorden tot hun Vaderland; deeze zijn Foukkaras (f) , of leggen zich op den koophandel toe. Veele Arabieren treft men er aan, van welke zommigen zich in het land hebben gevestigd. Tot onderfcheidene Stammen behooren deeze Arabieren. Voor 't meerendeel leiden zij een zwervend leeven op de grenzen van Dar-four, alwaar zij hunne kameelen , paerden en osfen laaten graazen. Niet genoeg zijn zij aan den Sultan onderworp (*) Dat wil zeggen, die vijf of zesduizend inwoa. ïiers hebben, (t) Priesters.  " üa AFRIKA. Worpen, om hem in tijd van oorlog onderftand te verleenen, of in tijd van vrede fchatting te betaalen. Men noemt onder dezelvcn de Mahmids, de Mahréas, de Beni- Fes/ai ras, de Beni-Gevars, en veele andere Stammen , wier naamen ik mij niet kan herinnen jen. Op de Arabieren volgen de inwooners van Zeghawa, een gewest, 't welk voormaals een onafhanklijke Staat was, en welks opperhoofd , naar men wil, duizend Ruiters uit zijne eigen onderdaanen kon te velde brengen* De Zeghawaanen hebben een andeieri tongval dan de inwooners van Dar-four. Voorts mogen wij nog op de lijst bren;; gen de inwooners van Bego of Dage&u, tegenwoordig onderdaanen van den Vorst vanV Dar-four, en uit eenen Stam afkomftig, dië vooraaals dit land beheerde. Tegenwoordig is Kor dofan gedeelrelijk aari" Dar-four onderworpen, zoo wel als Dar Lerti^ en een zeker aantal andere kleine Koninkrijken*. De Koning van Dar Rugna is aan Dar-four en aan Bergou onderhorig, doch meer aan heë laatfte dan aan het eerile. Het getal der inwoon eren van deeze onderfcheidene landen f| •nmögèlijk te bepaalen. -; E § ÉOV #s  68 nieuwe REIZE BOUWKUNDE. Deeze kunst, welke de befchaafde natiën tot een zoo hoogen trap van volkomenheid gevoerd, en aan welke zij zoo veele fchatten .hebben ten koste gelegd, bepaalt zich in Dar-four tot het bloot nuttige. Om zich tegen de zon en den regen te befchutten, heeft de Dar - fouraan flegts een afdak noodig ; hij vreest niet, onder het gebouw te zullen verpletten, welk hij ter zijner beveiliginge ftigt. Een brand kan zijne wooning verteeren, zonder hem veel hartzeers te veroorzaaken, omdat deeze wooning niet een gedenkteeken der tsotschheid is. Allerwegen in Dar-four, daar men klei vindt, worden de muuren der huizen daar van gemaakt; lieden van den eerften rang overdekken dezelve met een laag pleister, welke zij wit, rood en zwart verwen. Zij hebben driederlei vertrekken. Het eerfte, Donga genaamd , beftaat gemeenlijk uit een vierkant, van twintig voeten in de lengte, en twaalf in de breedte. De vier muuren van een Donga zijn met een plat dak overdekt, rustende op ligte fparren, evenwijdig met dea grond gelegd , en van den eenen muur  na AFRIKA. 69 muur tot den anderen reikende. Op de fparren wordt eene zoldering van dun hout, of van matten gelegd, en deeze met gedroogden paerden- of kameelsmest overdekt, waar over men voorts eene vaste en effene laag klei fpreidt. Aan dit dak geeft men eene eenigzins fchuinfche 'richting, en maakt daar aan gooten vast, die het water tot op zekeren afftand van de muuren leiden. Tegen den regen is men aldus in deeze huizen genoeg beveiligd. De Donga heeft eene deur, beflaande uit een enkelen plank, met de bijl gefatfoeneerd: want, in deeze gewesten, kent men het gebruik van fchaaf noch zaag. De deur wordt met een hangflot geflooten; en dit is het eenig middel, bij de Dar-fouraanen bekend, om aan de dieven het binnenfluipen in hunne huizen te beletten. Kournak is de naam van het tweede vertrek; het is grooter dan de Donga, en verfchilt daar van, als geenen zolder hebbende. Het dak, van Maïsileelen gemaakt, is fcherp van boven en loopt ter wederzijde fchuins af, even als onze koornfchuuren. Veel koeler is des zomers de Kournak dan de Heviger gebouwen ; van hier dat het tot een flaapE 3 ver-  ■JO NIEUWE REIZE vertrek dient, en om er gezelfchap te. onh yangen. Gemeenlijk houden de vrouwen haar ver* blijf, en gebruiken voor haare keuken , een vertrek, gelijkfoortig met de Kournak , maar rond en van vijftien tot twintig voeten wijd, Soukteïa noemt men dit vertrek. Veelal zijn de muuren der Dongas twaalf of vijftien voeten hoog; doch die der andere Vertrekken kunnen niet meer dan zeven of acht voeten haaien. Intusfchen hangt zulk» af van den fmaak des mans, die zulk een vertrek laac timmeren. Bij zindelijke lieden wordt de grond deezer onderfcheidene drie vertrekken met zand beftrooid, 't welk van tijd tot tijd wordt vernieuwd. Een huis, waar in men twee Dongas, twee Kournaks, en twee Soukteïas telt, heeft den naam van groot, gemaklijk en ge-! fchikt om voor Kooplieden van den eerften rang tot eene wooninge te verftrekken. Dikmaals ontmoet men er nog een luifel waar onder men zich tegen de zon verfchuilt, om er met zijne vrienden te zitten kouten. Gemeenlijk worden de hujzen van eer* vm  na AFRIKA. kleinen muur van klei omringd, en deeze wederom van een ander affchuczel, van takken van gedroogde Accacia en ander doornagtig hout gemaakt, om de flaaven en het vee het wegloopen te beletten. Daar deeze heining niet uit eene leevende haag beftaat, heeft zij altoos een treurig en onaangenaam aanzien. De wijze, op welke de dorpen zijn gebouwd , verdient geene bijzondere vermelding. Wanneer de huizen iets meer dan fchamele hutten zijn, hebben zij de gedaante der Soukteïas, boven' reeds vermeld ; doch zij zijn flegts van Maïsfteelen , of van andere even vaste bouwitoffen, gemaakt. De eenigen zijn de Meleks en de overige Dar - fouraanfche Grooten, die zich van Tenten bedienen; en nog zijn deeze Tenten van een flegt maakzel. In oorlogstijd vinden de Soldaaten met kleine moeite de bouwfloffen tot hutten ; en met even weinig moeite worden dezelve opgeflagen. Een dunne Mat , aan de grootte van zijn lichaam evenredig, is de eenige veldpakkaadje van eenen krijgsman. ZEDEN. Krijgsbeleid, moed en onverzaagdheid zijn de hoedanigheden niet, welke de Dar-fouE 4 raan-  f% nieuwe REIZE raanfche Troepen kenmerken. Vanhier, dat, Wanneer zij te velde trekken, de Sultan zich minder op haar verlaat, dan op de Arabieren, die haar verzeilen, en meer zijne fchattingfchuldigen , dan zijne onderdaanen zijn. De Dar fouraanen bezitten de eigenfchap van alle wilde volken, tegen honger en dorse lang beffend te zijn; doch in dit opzigt over-, treffen zij hunne nabuuren niet. Terwijl ik met de Karavane uit Dar-four onderweg was, verzogt mij een perfoon om brood, die de Karavane te voet volgde, en met niemand van het reisgezelfchap in eenige betrekking fcheen te ftaan. Zints wanneer-% vraagde ik hem, hebt gij geen brood gegee-. ten? In geene twee dagen, was het antwoord. En hoe lang is 't geleeden , vraagde ik hem verder, dat gij geen water hebt gedronken? Zedert gister avond niet, voerde hij mij te gemoer. De zon was thans aan het ondergaan, In eene brandende hette hadden wij; den geheelen dag gereisd , en nog zes «uren wegs af te leggen, eer wij de putte» konden bereiken.. Pe Dar - fouraanen zijn niet zindelijk. Hoewei zij de bijgeloovige plegtigheden, aan de M%ho,mG^ar)fche gebeden eigen, in agt nee-. men?  na AFRIKA. 73 men, wasfchen en kammen zij zich zelden. Wanneer dit gebeurt , bedienen zij zich niet van zeep, maar van fmeer en eene foort van blanketzel Zij bereiden eene foort van deeg, waar onder zij boter mengen, en waar mede zij zich wrijven, tot dat hun huid volkomen droog is. Niet ilegts doet dit deeg den opperhuid zich als fijner vertoonen , maar dezelve geneest de puisten , en voorkomt het uitwerkzel eener aanhoudende uitwaazeminge; iets, 't welk van geen klein belang is, dewijl men hier te lande geene baden heeft. Zeer afgericht zijn de flaavinnen op het toedienen van dit deeg ; en deeze bewerking behoort tot de verfijninge der Afrikaanfche zinnelijkheid. Gezette uuren van waaken en rusten hebben de Dar-fouraanen niet; met hunne grilligheid of met hun gemak gaan zij hier omtrent alleen te raade. De drukkende invloed der zonne, welke rechtftandig op hun lichaam haare ftraalen fchiet, vermenigvuldigt hunne vermoeienisfen. In zommige oorden wordt, dikmaal s , de flaap geltoord door de vreeze voor dieven, .elders door groote Muggen en verfcheiden andere ongemakken van het klitnaat, E s Tus-  7-f nieuwe REIZE Tusfchen de inwooners van Dar-four en die van Kordofan heerscht , zints vroegere dagen, eene overgeërfde veete. Uit gefprekken, met beiderlei landzaaten gehouden , is mij gebleeken, dat zij, zints onheugelijke tijden , met elkander in oorlog zijn; ongetwijfeld moeten de voornaamfte oorzaaken hunner afkeerigheid in de betrekkelijke ligging der beide landen, en in koophandel-naijver, gezogt worden. Kordofan ligt aan den weg, welke uit Dar-four na Sennaar loopt, weg, die niet de kortfte, maar de gemaklijkfte is, voor die den wil na Mekka hebben. Daarenboven kunnen de Karavanen niet uit Suakem in Dar-four koomen, zonder de toeItem ming des gezagvoerders over Kordofan. Geenerleie foort van geldmunt ontmoet men in Soudan (*). Men heeft er kleine tinnen ringen, wier waarde eenigermaate willekeurig is, en die te El - Fafcher geregeld wordt, al- (*) Ongetwijfeld bedoelt hier de Schrijver Darfour en de aangrenzende landen : want te Tombucton en te Housfa, die het middelpunt zijn van Soudan, dat wil zeggen, van Nigritie , dienen de Kau,: lis tot bet voornaamfte ruilmiddel. Aant. des FM.  na AFRIKA. 75 alwaar zij tot een ruilmiddel dienen. Elders bedient men zich van kraal werk, zout en eenige andere voorwerpen. Zoo groot is hec verfchil in de grootte der tinnen ringen, das men, om een Huk katoenen lijwaat te betaalen , nu eens flegts twaalf, en zomtijds tot honderdveertig noodig heeft. De Duitfche kroonen en de andere geldmunten, die uic Egypte na Dar-four gevoerd worden, dienen er tot fieraaden voor de Vrouwen; doch het voordeel van dien handel heeft weinig te beduiden, omdat het gebruik dier tooizelen niet algemeen is* Vermits Dar-four geen Goud levert, ont* moet men het zelden op de markten, 't Geen er geveild wordt, koomt uit Sennaar, onder de gedaante van kleine ringen, een vierde gedeelte van eene once weegende. De Egyptifche mahboubs en de andere geldmunten zijn er niet gangbaar, en worden alleen door de Egyptifche kooplieden ontvangen. De voornaamfie voorwerpen van den koophandel Zijn flaaven, osfen, kameelen, en de ftoffen „ die voor de Fouraanen tot kleeding en opfchik dienen , als katoenen lijwaaten, kraalwerk en amber. Vrolijker van aart dan de Egyptenaars zijn de  76 NIEUWE REIZE de Fouraanen; met moeite gewennen zij zich tot die deftigheid en ingetogenheid, welke de wetten van het Mahometaandom gebieden, en door de meeste Volken, welke van dien Godsdienst belijdenis doen, worden in ao-r. genomen. Volflrekt willekeurig en naar den geest des volks berekend is de Dar-fouraanfche Regeeringsform; en evenwel gelukt het niet altoos, de gewelddaadigheid der onderdaanen in bedwang te houden (*). Hoewel groote drinkers, weeten, egter, de Fouraanen geen anderen gegisten drank dan de bouza te bereiden ; en 't is ten tijde als zij zich aan deezen drank vol gezoopen hebben, dat zij hunne buitenfpoorigheden pleegen. In den jaare 1745 ff), gelijk ik reeds elders heb aangemerkt, deedt de Sultan abd-elrachman een bevel afkondigen, waarbij hij (*) De bewooners van Bernou gefcbil gekreegen hebbende met de bewooners van een ander Dorp, wierden handgemeen ; waardoor , aan weerskanten verfcheiden perfoonen fneuvelden. Terftond wierder> de beide Dorpen en derzelver grondgebied, ten voordeele des Konings, verbeurd verklaard , en de inwooners tot den bedelzak gebragt. (t) In de maand Maart.  na AFRIKA. 77 hij het gebruik van bouza, op doodflraffe, verboodt. Dit niettegenftaande bleeven de meeste Fouraanen drinken, hoewel inderdaad minder openlijk. Zomtijds vergadert een gezelfchap reeds in den morgenflond, om den gantfchen dag met praaten en drinken te fpülen i de drinkers gaan niet uit elkander, voor dat elk van hun acht pintjes bouza te lijve heeft geflagen. Deeze drank bezit eene pisdrijvende en zweetverwekkende kragt tevens; de bouza doet hierom geen nadeel. Niet minder dan de Vrouwen , danzen in Dar-four de Mannen; dikmaals danzen zij te zamen. Elke ilam heeft zijnen bij zonderen dans. De dans der Fouraanen wordt met den naam van Secondari , die der Boukkaras met den naam van Bendala aangeweezen. Zommige deezer danzen zijn deftig, andere dartel; doch de beweegingen zijn meer iterk dan bevallig. Zoo zeer zijn de bewooners deezer landen op deeze uitfpanning gefield, dat de flaaven, met ketenen belaaden, danzen naar het geluid van een kleinen trom ; met een langen flok , van twee perfoonen vastgehouden, wordt de maat geflagen; iets, 't welk ik in andere oorden van Afrika zelden heb opgemerkt. De  ?8 nïeüwe reize De fpelen, onder de Fouraanen in gebruik» zijn het Tab-ou»douk en het Dris-wa-ta* laité; niebuhr heeft dezelve befchreevem Van de Arabieren fchijnen zij ontleend te zijn. Dieverij, leugen, bedrog in den koophandel, en alle daar mede verwante ondeugden, zijn in Dar-four zeer algemeen, 't Zij van meerdere of van mindere waarde, niets is er veilig, 't welk de eigenaar niet onmiddehjk onder 't oog heeft; en dan nog, om het iH veiligheid te bewaaren, moet hij meeriichaamsfterkte bezitten , dan een ander, die er een begeerig oog op flaat. Bij koop en verkoop, wanneer een Vader zijnen Zoon, of de Zoon zijnen Vader kan bedriegen , beroemen zij zich daar op. Onder her aanroepen van Gods naam en van dien des Profaans, pleegen zij de gruwlijkfte bedriegerijen en ff reeken de onbefchaamdfte leugens. De veelwijverij, gelijk bekend is, wordt door den Mahometaanfchen Godsdienst toegelaaten; en de bewooners van Soudan maaken er een fcbroomlijk misbruik van. De Mufulmannen in Egypte, met welke ik gelegenheid had over dit misbruik in gefprek te* treeden, waren daar over grootlijks geërgerd.-  n a AFRIK Ai 7f- De Wet veröorloft het houden van vier vrije echcgenooten, en zoo veele bijwijven uit den fiaavenftand , als men onderhouden kan; doch de Fouraanen neemen zoo veele vrouwen en flaavinnen, als zij kunnen magtig worden. De Sultan abd-il-r chman heeft over de honderd vrije Vrouwen, en veele Meleks hebben er van twintig tot dertig. Toen de Sultan teraüb na Kordofan ten ftrijde trok, hadt hij vijfhonderd Vrouwen in zijn gevolg , en liet even zoo veele in zijn paleis. In den eerften opflag mogt dit belachelijk fchynen ; doch men bedenke , dat deeze Vrouwen gelast waren om koorn te maaien, water te putten, fpijzen te bereiden, en verder al het huiswerk voor een zeer groot aantal menfehen te verrigten; men be* denke, daarenboven , dat, uitgezonderd de zulken , die den rang van Selvrari, dat wil zeggen, 's Monarchen bijwijven, bekleeden, allen te voet gingen, en zelf een gedeelte van den legerfleep op haare hoofden droe* gen: en men zal overtuigd worden, dat deeze Vrouwen geene doenieten waren , en dar er geene reden was, om de aantijging van overgegeevenheid aan den wellust, tegen den Sultan teraüb, meer dan tegeni de  8o nieüwë RËIZË de overige Afrikaanfche Prinfen aan té vöè* ren. Zeer vrouwengezind zijn de Fouraanen , doch geeven, in het houden van vleeschlijke gemeenfchap met dezelve, zeer weinig agt op geheimhouding en welvoegelijkheid. Van ■wegen de bouworde hunner huizen, boven door mij befchreeven, kan, 't geen daar binnen omgaat, niet wel verholen blijven. Duch niet altijd gebruiken zij zelf de voorzorge, zich daar binnen te begeeven, om aan den vleeschlijken lust te voldoen ; de fchaduw van eenen boom, of eenigzins hoog opgefchooten gras, zijn hun genoeg; en de Vader en de Dochter, de Zoon en de Moeder voldoen er dikmaals aan eene bloedfchendige neiginge. De naamen van Broeder en Zuster veranderen zomtijds, in deeze gewesten, in die van Man en Vrouw; en in Bergou, een nabuurig land van Dar-four, begunftigt 's Monarchen voorbeeld deeze huwlijken; die evenwel door de Mahometaanfche Wet zijn verboden , even als door alle andere Godsdienften, van 't Joodendom afkomftig. Doch hoe overgegeeven ook aan hunne vermaaken de bewooners van Soudan zijn mogen, geene kennis hebben zij bijkans aan eene  wa AFRIKA. feene andere liefde, in Afië en in 't Noorden van Afrika niec dan te algemeen bekend. Het karakter, de toefland der vrouwen in Darfour, en de wijze, op welke zij behandeld worden, hebben geene overeenkomst met het geen in andere gewesten van Afrika.en Afie, noch bij ons in Europa plaats heeft. Geheel verfchillende van de Egyptifche , vergenoegen zich de zedigfte vrouwen van Soudan, wanneer er een vreemdeling in haare huizen treedt, met zich op een zekeren affland te verwijderen, en zetten haar huiswerk voort in tegenwoordigheid der mannen* In Egypte is een fiuier de eeuwige befchutter eener valfche of echte zedigheid ; maar in Dar-four ziin het alleen de vrouwen der grooten, die haar aangezigt bedek» ken , omdat haar rang medebrengt, dat zij zich eene zekere welvoegelijkheid aanmatigen. Verzadigd daarenboven van den wellust, geeven zich deeze vrouwen aan Coquetterie over$ en haare trotschheid doet haar hoopeh, dat, bii gebrek aan jeugd en bevalligheden, haar fiuier nog eenige onafgerichte mannén zal lokken. Vrouwen va» laageren ?ang draagen flegts een fluk katoenen lijwaat, om haaf lichaam geflagen, en een ander diergelijk F Ui DEEL. F ftükj  €a nieuwe REIZE ftnk, welk zij los over de fchouders werpe4,' Nooit eeten of drinken zij met de mannen, doch zi) maaken geene zwaarigheid om heft te zien eeten en drinken. Niet flegts treeden de zedigfte van .haar in het vertrek eens vreemdelings, maar ook bij Egyptifche kooplieden, met welke zij eenige koopmanfchappen , 't zij door koop of verkoop , te verhandelen hebben. Bij deeze gelegenheden worden alle de vrijheden , die een koopman goedvindt te neemen, met toegeevendheid toegelaaten. De mannen vallen in 't geheel niet jaloursch; en, mids haare toegeevendheid hun ten voordeele gedije , ruimen ze gaarne hunne plaats aan vreemdelingen in. Niets valt zoo hard aan eenen Egyptenaar; als zijne vrouw openlijk met een ander man te zien fpreeken. Er is er , die alleen om deeze reden hunne vrouwen gedood hebben. Geheel anders denken en handelen de Fouraanen. Defendit numerus, juniïteque in umbone phaknges. Een algemeen gebruik kan noch als misdaadig, noch als fchandelijk worden opgenomen. u  wa A F R I fé A. §3 tri T>ar-four zijn eenige der rrirttilijkfte husiijke bedrijven het werk der vrouwen. Iviet alleen bearbeiden zij de aarde en zaaien her koorn, maar helpen het ook inzamelem Zij zijn het ook, wien het maaien van her, meel en 'net broodbakken is aanbevolen. Zij gaan water haaien | zij reinigen de vertrekken i en maakën de fpiïze gereed: eene bëijigheid, welke een Fouraan als ve-nederendë zou aanmerken , terwijl onder de Arabieren de mannen zich gaarne daar mede bemoeien. Dikmaals ontmoet men in Dar-four eenen reiziger, gémaklijk op zijnen ezel gezeten 3 terwijl zi:ne vrouw hem re voet volgt, met leeveiismiddelen en reisbehoeften belaaden* Nogthanis moet men niet gelooven, dat de man oppermagug in ziin huis is; integendeel, de vrouw geniet er een Vrij groot gézag ; niets wordt er beflist > het huishouden betreffende, zonder dat zij geraadpleegd vvor* de ; en , hoewel Vermoeid van den arbeid van den dag, bevindt zij 's avonds zich fteik genoeg om twist te zoeken, over de weezenlijke of ingebeelde ongelijken haar aangedaan * en om veele fchamperbeden uit te flaan. Geen voordeel zit 'er op het in den eehi ireeden met de dochter eens Sultans of eenë f & . mg*  S4 NIEUWE REIZE magtigen Meleks; al wie de trotsheid heeft van het te doen, mag verzekerd zijn, zijn gezin onder het juk te zullen brengen , en geen gezag meer in zijn huis te zullen hebben. Zelf heeft hij het regt niet, om zijne echte of gewaande kinders naar zijne zinlijkheid op te voeden. De Prinfes , welke hem de eere heeft gedaan om haar bed met hem te deelen , wordt de volflagene meesteres van al wat hij bezit; en hij kan zich tegen haare buienfpoorigheden niet verzetten, uit vreeze dat het ongenoegen, welk zij deswegen mogt opvatten , van dat des Monarchs zal agtervolgd worden. De man, die zulk eene vrouw heeft, kan niet met eene andere, met de zelfde plegtigheden, in den echt treeden; en indien er bij zijn overlijden eenige zwaarigheden ontftaan, raakende zime nalaatenfchap , gefchiedt de uitfpraak altijd ten voordeele van de Miram. In één woord, zoo lang hij leeft», is hij eenigermarte een gevangen man: want hoe veele nadeelen hij ook lijde, en hoe genegen hij moge weezen om zijne zaaken door den koophandel te herflellen, kan hij niet buitenslands gaan, zonder uitdrukkelijk verlof van den Sultan, Indien hij het doe, kan hij verzekerd zijn,  n &—A^f R i K A. 85 zijn, dat niet alleen het weduwengoed, welk hij aan de Prinfesfe heeft verzekerd, zal ve;beurd verklaard worden, maar ook al wat hem zijne doorluchtige verbintenis heeft aangebragt. i Voordat Dar-four tot den Mahometaanfchen Godsdienst wierdt bekeerd (*) , en eer men er Sultans hadt, maakten de inwooners van dit land zwervende Hammen uit, gelijk nog heden veele nabuurige natiën doen. De gelaatstrekken der Fouraanen verfchijlen van die der Negers van de kust van Guinee. Gewoonlijk is hun hoofdhair kort en wolagtig; zommigen evenwel draagen het ter lengte van acht of tien duimen : dit wordt als een blijk van fchoonheid aangemerkt. Over 't geheel genomen hebben zij den huid hoog zwart. De Arabieren, welke men in Dar-four in grooten getale aantreft , kunnen van de overige inwooners gemaklijk onderfcheiden worden, aan hunne weezenstrekken, hunne kleur en aan de taal, die zij fpreeken. Ge- woon- (*) Voor ongeyeer 150 Jaaren» F 3  84 nieuw? r e; I % % woonlijk trouwen zij in hunnen eigen iram, De flaaven, die uit Ferm (*) koomen, ge* lijken naar de K gerp van de kust van Quj, pee, en hebben een bijzonderen tongval, In de meeste fteden van Dar-four, en zelf ten hove , fpreekt men gemeenlijk de alpiade landtaal; nogthans wordt er het Ara* bisch vrii wel verftaan ; en te Cobbé , de voornaamfte verblijfplaats der uitlandfche kooplieden , wordt geime andere dan de laatstgenoemde taal gefproken. De regtsgedingeq Worden in de beide taaien bepleit, in de tegenwoordigheid des Monarchs; dat wil zeggen , 't geen men in de eene taal zegt, worde ftraks door eenen tolk (f; in dc andere taal overgebrngt. Naast de perfoonen, die aan 't hoofd van het burgerlijk beftuur zijn, bekleeden de Faquis, of geleerde lieden, dat wil zeggen de Pntsters, den hoogften rang in Dar-four. Zommigen deezer Faquis zijn te Cairo opgevoed; doch de meesten hebben geen ander onderwijs genooten, dan 't welk aan 's Landg fchao* (*) Hst lied, der Afgodendienaarffc f$ Xergiman,  bi AFRIKA.' 8f fchoolen wordt gegeeven. Diep onkundig zijn ze in alles , uitgezonderd in de voorfchriften van den Koran. De Fouraanen , zoo wel als de meeste andere natiën van Noord-Afrika , behooren tot den aanhang van den Iman malfk, tusfchen welken en dien van schafeï weinig verfchils is. INKOMSTEN VAN BAR-FOÜR. 1. De Sultan heft eene belasting van alle de koopmanfchappen, die in zijne Staaten worden ingevoerd; en deeze belasting beloopt dikmaals het tiende gedeelte van de waarde der goederen. Bij voorbeeld, ieder kameel, die uit Egypte koomt, met katoenen lijwaat bekaden, draagt tweehonderd (lukken ; en de kooplieden zijn verpligt, twintig daar van aan den Sultan te geeven. Nog zwaarder belast zijn de Arabieren, aan zijne heerfchappij onderworpen, zoo wel als de Fouraanen. Intusfchen zijn er goederen, op welke niet zoo zwaare belastingen liggen. 2. Van (*) De Egyptenaar» behooren niet tot' deeze Sekte. F4  NIEUWE REIZE è. Van de koopheden , die m't Dar - four m Egypte wederkeeren , wordt eene' belasting op de flaaven gevorderd, welke zij derwaarts voeren , onder voorwendzel dat men geen onderzoek wil doen , of deeze elendelingen wettig in flaavernij gebragt zijn. In onze karavane telde men vijfhonderd flaaven,, van welke deeze belasting drieduizend Mahboubs (*) bedroeg, die, bij onze aankomst in Egypte, aan den Chabir betaald wierden.; 3. Alle de ver beurd ver klaarin gen zijn ten voordcele van den Sultan. Zij maaken een zeer aanzienlijken tak des inkoomens uit; want zo dikmaals er een gefchil ontftaat , Waar in bloed vergooten wordt, iets 't welk dikmaals gebeurt, eischt de Vorst zoo veel hem goed dunkt van het dorp , waar in de misdand is bedreeven. Nu eens bedraagt deeze boe'te een derde gedeelte , dan wederom de helft van de eigendommen der dorpelingen ; zomrijds zelf moeten, ze alle hunne bezittingen aiflaan. De vordering wordt met de uitcrfte ftrengheid uitgevoerd. 4, Al wie in een regtsgeding is ingewik- kelda «: xu-sfehen de ö en 700 ponden Sterlisg,  na AFRIKA. 8$ keld, 't welk in des Sultans tegenwoordigheid wordt bepleit, is verpligt, naar evenredigheid van zijnen rang en van zijne bezittingen , hem een gefchenk aan te bieden. Ook deeze is eene rijke bron van inkomften. 5. De Sultan heeft het regt, een tiende gedeelte te neemen van alle de koopmanfchappen en flaaven, koomende van hetgeen de Fouraanen de wegen noemen, dat wil zeggen , uit alle andere landen behalven Egypte. Wanneer de flaaven de vrugt zijn van eene Selatée , dat wil zeggen, van eene dier togten, die gewapenderhand gefchieden , om gevangenen te maaken, verandert het tiende in een vijfde gedeelte: om reden , dat de kooplieden zes weeken of twee maanden tijds noodig hebben om hunne flaaven te verkoopen , geduurende welken tijd gemeenlijk de helft fterft, en zij evenwel verpligt zijn , de belasting van het geheele getal te betaalen , welk zij hebben ingevoerd. 6. Op het dus genoemde Luitenfieest, 't welk zijnen aanvang neemt op den zevenentwintigflen dag der Maand Rabia - el - awil, zijn niet alleen de voornaamfte inwooners van fteden en dorpen , maar allen , die een F 5 huis  go nie&we reize » mt, verpligt, zich na El-Fafcher • n, en er een gefchenk ce brengen, P rang en aan hunne bezittingen redj$. Bij eene dier gelegenheden be< :g het gefchenk van den Melek des Je. fcbj «genhonderd mahboubs , zijnde ongeveer tweehonderd ponden iierling. Alle de troepeu , die niet te velde zijn, verfchijnen op die feest, en ondergaan den wapenfehouw; dat wil zeggen, elk Fouraan, die een paerd kan bekomen , beklimt het en verfchijnt in de algemeene vergadering. 7. Onophoudelijk ontvangt de Sultan gefchenken van alle de Grooten des lands, als mede van de kooplieden , welke de handelzucht derwaarts lokt, en voorts van allen, die om bedieningen aanzoek doen. De buitenlandfche kooplieden brengen hem gemeenlijk eenige ftukken van de eene of andere ftoffe, tapijten of wapenen. De landzaaten voorzien hem van flaaven van de eene en de andere kunne, van kameelen, osfen en fchaapen. 8. Een der voornaamfte takken van des Sulrans inkomften , is de fchatting der Arabieren, welke hunne kudden in zijne Staaten te weide hrengen. Zij, die kameelen aan- fok-  na AFRIKA. pt fokken , moeten hem elk jaar alle de mannetjes kameelen opbrengen, welke hunne wijfjes werpen; doch, naar 't geen ik heb hooren zeggen , koopen zij dikmaals deeze fchatting af. De gewoone fchatting der Arabieren , die osfen aanfokken (*), is een tiende gedeelte der geboorenen (f). Doch, geduurende mijn verblijf in Dar-four, hadden zij in geene twee jaaren iets betaald; dit deedt den Sultan befluiten, eenige krijgsbenden tegen hen te doen optrekken , die hun twaalfduizend afnamen. Indien hunne fchatting regelmaat;g wierdt betaald, zou zij jaarlijks vierduizend ftuks runderen bedraagen. Deeze Arabieren onthouden zich onder tenten, betrekken nu eens deeze, dan eene andere plaats; en wanneer zij het genoegzaam eens zijn onder elkander, denken zij er niet aan om fchatting op te brengen. De ftammen, die kameelen bezitten, moeten insgelijks , jaar op jaar, een tiende gedeelte opbrengen van die zij voortfokken ; mea (*) Boukkaras noemt men deeze Arabieren. (| Zij leveren insgelijks aan den Sultan eene groqg » menigte boter.  9* NIEUWE 11 E I Z E men wil, dat zij in de betaaling vrij naauwkeurig zijn. Nogthans bevinden zij zich zomtijds in eenen ftaat van opftand, en alsdan trekt de Sultan niets van hun. Twee deezer ftammen, die van Mahria en Mahtnid, lagen met elkander overhoop, geduurende mijn verblijf in Dar-four. Zij raakten aan elkander, en aan beide zijden wierdt veel bloeds vergooten. Om hen te ftraffen , zondt de Sultan eenen Melek op hen af, aan \ hoofd eener bende van ongeveer zestig Ruiters; zij verzekerden zich van de helft der kameelen, welke ieder Arabier in eigendom bezat. Al wie er vijf hadt, moest er drie van geeven , omdat het vijfde deel niet kon verdeeld' worden. - De ftammen. die fchaapen en geiten heb. ben, betaalen een tiende gedeelte van derzelver voortbrengzelen. o. Ieder dorp, is verpligt, jaarlijks eene zekere hoeveelheid Gierst op te brengen, welke de Sultan aan zijne flaaven doet geeven. Behalven dat alles bezit deeze Prins landerijen, welke hij laat bebouwen, en welker voortbrengzels , nevens het koorn, welk de belasting opbrengt, dienen ten behoeve van zijn huis: want, hoewel hij een» koop-  NA AFRIKA. ko-opman is, mag hij geen koorn verkoopen. Hij trekt de vrugten van het geheele diitrikc Gibel Marra, in het wcstlijk gedeelte van Dar-four: een diftrikt, 't welk tarwe en wilde honig geeft. 10. De Sultan drijft koophandel. Niet alleen zendt hij, met elke karavane, die uit Dar-four vertrekt, veele koopmanfchappen na Egypte, maar gebruikt zijne flaaven en zijne andere bewindslieden, om, voor zijne rekening, de Egyptifche koopmanfchappen te verhandelen, deels in zijne eigen ftaaten, deels in de aangrenzende gewesten. ARTIKELEN VAN KOOPHANDEL. De vrouwen van den eerden rang draagen zomtijds gouden ringen in den neus. De kauris dienen tot fieraad voor de andere vrouwen; doch deeze zijn weinig in getal. De roode kraaien, Schusch genaamd , eldefs onder de voortbrengzels van het plantenrijk vermeld, worden veel in 't hair gedraagen. Koop-  H * jeu we REïze Koop>nanfJiapprn , „efa de ^ £g&te na Dar-four oyerbrengc* 1. Amber. 2. Tin, in kleine ftaaven. 3 Kraaien. 4' Kornaiine kraaien. 5- Valfche kornaiine kraaien. 6. Venetiaanfche kraaien. 7- Agaat. 8. Gouden en koperen ringen, om aan den enklauw en onder aan den voet gedraagen re worden. 9. Tapijten. 10. Blaauw katoenen lijwaat, in E^vpte bewerkt. &jP g h. Wit katoenen lijwaat, desgelijks. 12. Blaauwe en witte Egyptifche ftoffe, . Malaijé genaamd. 13. Sabelklingen (rechte) uit Duitschland. 14. Kleine fpiegels. 15- Koperen plaaten, tot hoofddekzel voor de paerden in den oorlog. 16. Schietgeweer. 17. Kohbel voor de oogen. 18. Rhéa, eene foort van Mosch, uit Euro* pisch Turkije koomende. Men eet het en gebruikt het bij wijze van reukwerk! ic.  »a AFRIKA. 9$ .35 Schè , eene foort van Alfem, dienende tot reukwerk en voor een geneesmiddel De Sché en de Rhéa worden in Dar-four met grooten winst verkogt. 20. Koffij. • 1. Mahkb, Krumphilhj Sijmbille, Sandai, Muskaatnooten, 22.' Dufr, zijnde een fchelpgewas uit de Roode Zee. Het wordt voor reukwerk gebruikt. 23 Ruwe Zijde. 24. Yzerdraad. 25. Glaskraalen, die te Jerufalem gemaakt worden: men noemt ze hersch en mounjour. 3.6. Koperen Keukentuïg. Hier in is weinig handels. 27. Oud koper, om gefmoltén en verwerkt te worden. 28. Roode mutzen uit Barbarije. 29. Egyptisch linnen. Weinig aftrek. 30. Benifches van ligt Fransch laken. 31 Zyden ftoffen van Chio. 32. Zyden ftoffen en katoenen lijwaaten van Aleppo en Damascus. 33. Schoenen van rood Marokein. 34. Zwarte peper. 35-  p6 NIEUWE REIZE 35. Schrijfpapier, in groote menigte. 36. Sijrifche zeep. 37. Indisch neteldoek en katoenen lijwaat. Goederen, welke Dar-four na Egypte zendt. 1. Slaaven en flaavinnen. 2. Kameelen. 3. Yvoir. 4. Hoorns van den Rhinoceros. 5. Tanden van het Rivierpaerd. 6. Struisvogels veeren. 7. Geesfelroeden van het vel van het Rivierpaerd. 8. Gom. 9. Piment. 10. Tamarinde, in ronde brooden. 11. Lederen zakken, om water te draagen. 12. Lederen zakken, tot berging van koopmanfchappen. 13. Veele Papegaaien , eenige Aapen en Pintaden. 14. Een weinig wit koper. TWIN-  na AFRIKA. 97 TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Verfcheiden bijzonderheden, raakende Darfour en eenige aangrenzende landen. In de voorgaande Hoofdftukken, het land van Dar-four betreffende bijzonderheden vermeld hebbende, wier zekerheid over 't algemeen gegrond is op het geen mijne oogen gezien hebben, of op het getuigenis van onwraakbaare verhaalers, en wel overtuigd dat er geen verflag zoo omflagtig is, 't welk niet in zekere maate den voortgang der ontdekkingen kan bevorderen, die nog in dit gedeelte van Afrika kunnen gedaan worden , immers voldoening geeven aan eene ongetwijfeld fterk opgewekte nieuwsgierigheid omtrent al wat tot een zoo weinig bekend gewest betrekking heeft, gaa ik er eenigen van verhaalen, die, hoewel op de plaats zelve verzameld, mij niets hebben aangebooden, 't welk mij kan geregtigen om derzelver naauwkeurigheid te waarborgen. Men verzekert, bij voorbeeld, dat de plegtigheid, boven door tmij^ vermeld , als plaats hebbende, wanneer de Dar-fouraanen hunnen II. deel. G krijgs»  f8 nieuwe REIZE krijgstrom met vel bekleeden, van een zeker aantal bijgeloovige plegtigheden gepaard gaat, onder welke opmerkelijk is de gewoonte , om een kind van beiderlei fexe te offeren. Zelf nog tegenwoordig dient eene menigte afgoden ten voorwerpe van den eerdienst der vrouwen , in des Sultans harem. Om regen te bekoomen, offeren de bergbewooners eene foort van offerande aan de berggoden. Er heerfchen onder de flaaven denkbeelden , met den geest , welke deeze feesten regelt , 'overeenftemmende. Een van hun fchielijk overleeden zijnde , maakten zich zijne makkers diets , dat hij van den Duivel bezeeten geweest was ; niet een van hun wilde zich laaten beweegen om zijn lijk te wasfchen; en 't was niet dan met de uiterfte moeite dat zij overgehaald wierden , om het na de begraafplaats te vervoeren. Men verhaalt, dat de bewooners van Dageou, een land westwaarts gelegen, en, wil men, in de nabuurfchap van Bergou, voormaals het land bemagtigden , tegenwoordig bij den naam van Four bekend , en zich in de oppermogendheid daar van handhaafden, tot aan het oogenblik, dat zij, door inwendige verdeeldheden uitgeput, van het thans re-  sa Afrika. 90 iegeerende geflagt der koningen vervangen wierden : een geflagt, welks oorfprong ik. niet heb kunnen ontdekken. Waarfchijnlijk is het afkomftig van den eenen of anderen Moorfchen fiam, die, veelligt, door de Ara= bieren uit de Noordlijke gewesten van Afrika verdreéven wierdt; Wat de bewooners vari Dageou aangaat, zij waren, zegt men, Oór^ fpronklijk uit de ommelanden van Tunis af> komftïg. Men verhaalt dat zij de gewoonte' hadden, in het oogenblik der inwijdinge Vari eiken oppervorst, een Vuur te óntfteeken $ 't welk tot op het tijdftip van zijti óveriijden zorgvuldig geflookt Wierdt; Tegenwoordig fpreiden de Fouraanen voor deri hieuwen Monarch alle de tapijten, Op welke zijne voorzaaten gewoon waren te Zittenj Flij is gehouden, een daar van te kiezen^ 6n zijne keuze, hoedanig dezelve ook moge weezen, dient in de oogen zijner onderdaanen ten bewijze , dat hij diergelijk éeri karakter heeft, als de eerfte bezitter van hé, gekozene tapijt hadt. Een langduurige en moorddaadige oorlog ^ dien de Sultan omar, een van ter avé $ Voorzaaten, gevoerd hadt tegen de bewooners van Bergoü j hadt, de laatstgemeldeh merkelijk G a m<  100 NIEUWE REIZE verzwakkende, omars (haten van manfchap en geld uitgeput. In dit oogenblik dingen drie familiën na het oppergezag over Dar - four: die van abd-el-casim , van t e r a u b , en die van KHALiFé, zijnen broeder. Elk van hun heeft in het leger een verklaarden en talrijken aanhang, die zich nimmer ter goeder trouwe aan eenen der twee overigen zal onderwerpen. Dermaate zijn de mededingers vermenigvuldigd , dat, naar alle waarfchijnlijkheid , de dood des thans regeerenden Sultans van de grootfte verwarringen zal gevolgd worden ; men verwagt, dat men het koninkrijk zich in verfcheidene vorstendommen zal zien verdeden. Zie hier intusfchen, welke narigten ik aangaande Kordofan, en eenige nabuurige gewesten, heb kunnen inwinnen. De Kordofaanen betoonen hunnen godsdienftigen eerbied aan het beeld van eenen hunner koningen , abli-calik genaamd, die, geduurende een tijdverloop van omtrent veertig jaaren, met zoo veel regtvaardigheids en eerlijkheids over hun het bewind voerde , dat zijne naagedagtenis tot heden toé bij hen in zegening bewaard wordt. Voormaals  na AFRIKA. 101 maals wierden de koningen van Kordofan door den Melek van Sennaar verkozen; doch naa het overlijden van den Zoon van ablicalik, ftelden de zwakheid van het Beduur van Sennaar, en de binnenlandfche oneenigheden, die er op volgden, de bewooners van Four in de gelegenheid, om hem dat land te ontweldigen. In Kordofan, indien men aan de verhaalen moge geloof flaan , wel verre dat de ouders zich kunnen verpligt rekenen, eenig het geringfte ongenoegen te betoonen over de zwakheden der zulken van het vrouwelijke geflagt, die door de banden des bloeds aan hun verknogt zijn , is het gebruikelijk, dat de vader of de broeder vriendfchapsverbintenisfen aangaat met den Refik, dat wil zeggen, den minnaar zijner dochter of zijner zuster; en hij is verpligt, deel te neemen in hunne gefchillen. In Sennaar, daarentegen, isdeonïngetogenheid alleen den flaavinnen geoorlofd. De voornaamfte kooplieden bezitten eenen voorraad van dezelven , die, voor deeze foort van koophandel beftemd, hun een aanzienlijk voordeel aanbrengen. Het land van Afnou, meer westwaarts dan Bornou gelegen, bevat, zegt men, zoo rijke G 3 zil.  fÜ NIEUWE REIZE Zif/errnijnen, dar de landzaaten zich van dje metaal bedienen tot hunne wapenrusting, Hunre Marien kolders zijn met fcharnieren , en, naar men mij verzekerd heeft, zeer fraai gewerkt. Daarenboven verzekert men , dat zij insgelijks met zilveren plaaten den borst en den kop hunner paerden tooien , en dat de hoofdplaat altijd is voorzien van 'den, hoorn , die in de aloude Riddertijden zoo Zeer in gebruik was. Dar Kulla is eene dier znidlijke landftree-. Jcen, van waar de Jelabs van Bergou en Four zomtiids flaaven gaan haaien, die ze gemeenlijk met zout betaalen. Eenen flaaf, van twaalf tot veertien jaaren oud , koopen ze voor twaalf ponden zout ; voor eene jonge flaavin betaalen ze driemaal zoo veel: en wel, zoo als de landzaaten boenende zeggen, één derde deel daar van voor haare oogen , een ander voor haaren neus, en het laatfte derde deel voor haare ooren. Wanneer de prijs in koper wordt betaald, worden twee Rotals of ponden koper tegen vier ponden zout berekend. Allermeest zijn de Kulkanen op eene foort van groote Venetiaanlche gkskraalen geilt ld. Veel werks maaken zij ook van Tin • zij draagen het onder, de gedaante van ringen en tot andere lichaamstooizels.  na AFRIKA. 103 Van de bewooners van Kulla , zijn , naar men verzekert, zommigen zwart, anderen fosagtig of koperkleurig. Zij fpreeken door den neus; doch hunne fpraak is eenvoudig en gemaklijk te verflaan. Men weet dat ze afgodendienaars z'ijn. Zij zijn merkwaardig door hunne groote zindelijkheid ; in den overvloed van water, die hun land befproeit, mag hier van gedeeltelijk de reden gezogc worden. Zij onderfcheiden zich door hunne eerlijkheid, en zelf door de naauwgezetheid, van welke zij in den handel, welken zij mee de Jelabs drijven , blijk vertoonen. Van de flaaven, die in Dar-Kulla gekogt worden, zijn eenigen gewapenderhand bemagtigd , de anderen de vrugt van het volgende landsgebruik. Zoo ras zich iemand den germgfterf fchljn van gewelddaadigheid omtrent eens anderen eigendom veroorloft, ondergaat hij de ftraffe van zijne kinderen of de jongfle leden van zijn gezin in flaavernij te zien gebragt. Daarenboven , indien iemand op zijnen akker het merk des voets eens vreemden verneemt, roept hij daar getuigen bij, beklaagt zich bij eenen Magiftraatsperfoon; én het feit eenmaal beweezen zijnde, koomc het den fchender van het grondgebied op1 G 4 z'ü-  104 NIEUWE REIZE zijnen zoon, zijnen neef of nicht te ftaan, welke hij verpligt is, den beledigden in handen te ftellen. Deeze voorvallen, die onophoudelijk plaats hebben, kunnen niet misfen, eene groote menigte flaaven op te leveren. De zelfde ftraffe volgt op de misdaad van hem, die, gelastigd om op eenige wijdafgelegene marktplaats iets te koopen, den aan hem opgedraagenen last niet naauwkeurig heeft volvoerd. Wanneer een perfoon van aanzien fïerft, blijft zijne familie, die zich met het denkbeeld niet kan vereenigen, dat dit fterfgeval wei een natuurlijk voorval konde weezen , niet in gebreke om het aan tooverij toe te fchrijven. Om den fchuldigen te ontdekken, worden alle arme lieden , die het gewest, zelf tot op den afgelegenften affland, bewoonen, genoodzaakt, de proeve te ondergaan, betraande in het . drinken van zeker vogt \ in Dar-four onder den naam van kilingi bekend, of wel van eenigen anderen drank van de zelfde foort; en de dood of de flaavernij wordt de ftraffe van hem, op wiens gelaat men de gewaande bewijzen der misdaad heeft vernoomen. De Kullaanen kennen de ziekten niet, welke gevolgen zijn van een ongeregeld leeven, maar  na AFRIKA. 105 maar de kinderziekte is er vrij algemeen. Het gedeelte des lands, alwaar de Jelabs geen handel drijven, is aan het gezag eens konings onderworpen; het overige is onder verfcheiden kleine ffommen verdeeld, ftaande ieder onder het bewind van zulk een zijner opperhoofden, welk in der tijd zich den meesten invloed heeft weeten aan te matigen. Kumla of piment groeit er in zulk eenen overvloed, dat men voor een rotal zout vier of vijf raids van die vrugt koopt; de mid ten naasten bij op een maatje of een vierde van een fchepel gerekend. De grond van Kulla is zeer waterrijk, en beflaat uit een zwaar klei ; 't geen aan de groeijing zeer veel kragts geeft. Men ziet er boomen , wier uitgeholde ftam voor eene kanoe kan dienen, welke tien perfoonen kan bevatten. Jelabs, die in het land van Bergou geweest waren , hebben mij verhaald, dat de wijze van oorlogvoeren, onder de landzaaten ge* bruiklijk, beftaat in het doen van onverhoedfche invallen op het vijandlijk grondgebied , alwaar zij, zonder zich immer op te houden, in korten tijd eene aanzienlijke uitgeftrektheid lands overheeren. Hunne vrouwen trekG 5 ken  to6 NIEUWE REIZE ken niet mede ten ftrijde; waar door hunne legers tot krijgsverrigtingen veel beter gefcbifct worden , dan die der Fouraanen , die nooit te velde trekken, zonder zich van eenen aanzienlijken nafleep vrouwen te doen verzeilen. Zelden trekken de Bergouaanen uit om flaaven te bemagtigen. Er is er, zegt men, onder de afgodifche volken, aan Bergou onderhorig, die op eene fcbrikwekkende wijze den oorlog voeren. Nooit trekken zij op de vlugt, en hunne vrouwen, geduurende het gevegt, agter hun geplaatst, gloeien in een groote ketel de punten der lanzen , welke zij hun gefhdig toefeiken in de plaats der zulken, welke in fiunne handen bekoeld zijn. Er ligt in de afgelegenfte oorden van het afgodisch land (Ferüï) een gewest, wiens bewooners de gewoonte hebben, het vleesch hunner krijgsgevangenen te eeten. Men haalt van daar eenige flaaven, aan welke de Arabieren den fchimpnaam van gnum gnum geevén. Ik heb met zommigen van deeze geiproken: allen waren 't eens omtrent de zaak door mij verhaald. Die zelfde volken hebben de gewoonte , om van het lijk eens vBacds , door hen gedood, van het aange-  na AFRIKA. tof zigt, gelijk ook van de handen, hét vél te ftroopen , hetzelve op eene zekere manier toetebereiden, en er zich vervolgens als een zegeteeken mede te tooien. Zij zelve fraeeden het wapentuig, waar van zij zich bedienen , zijnde een ijzeren lans of fpies. Zi} gloeiën de punt in 't vuur , fteeken dezelve vervolgens in den fiam eens zekeren booms, en laaten ze aldaar blijven , tot dat het ijzer, door zijne hette, al het zap van het gedeelte, welk het heeft aangeraakt, uitgedroogd, en zich aldus, naar men wil, met het gevaarlij kfte en lterkfte vergif bezwangerd heeft. Lijst van een kléin [preekmanieren, in Runga méést getal woorden en de taal van Darin gebruik. Water. Een podding. Koom eeten. Schielijk. Breng het kopje. Een Mat. Kiederen. Schoenen.. Tta. " Gnung. Gagra. Undelak nonnera, Riddekiy kiddeki. Kubbenang. Lemba. Boroc Da  W I E U we REIZE De Zon. 't Is koud. De Maan. Een houten vijzel. Een ezel. Een paerd. Een hond. Een huis. Een koninkrijk. Hout. Vuur. Eene vrouw. Een man. Ben ik het? Beftraffen. Koorn. Maïs. Gierst. Een vogel. Een gedacht dier. Een lans. Een mes. De voet. Het oog. Het oor. De baard. Helder blaauw. Agning. Agning betrdn. Medding. Bedding. Gusfendê. Filah. Ming. Ttong. Kusfé. Vnjum. Nisfiek. Mmi. Kamers. Ammé P Ggb. Asfé. Dimbiti. Gurwendi. Kidi. Agnemd. Sübbük. Dangala. Itar. Khasfo. Nes/b. Tusfo. Endréng. Rook.  na AFRIKA. to9 Rook. Abürr. Pis. Nisfich. Koper. Simmeri. Tin. Fuedddh. Kraaien. Arrü. De nieren. Arrvt. Een. Kadenda. Twee. Embirr. Drie. Vier. Mendïh. Zes. Subotikeda. Zeven. Om\ Acht. Sebateïs. Negen. yfrt'A. Tien. Regen. 2ft«gtf. God. In Gods naam. Kinga go! Honig. Ttfgg». Wasch. Kogmng. Vleesch. Misfichly. Gruau. Ba-birré. Steen. Eene ftar. Beité. De Harren. Bené-juk. Een (laaf in 't alge- Gwöflr. meen. Een  tio nieuwe REIZÊ Een flaaf. Guiah merê. Eene flaavin. Guiah mmi. Een bergi Ddéta. De Wind. Wm. Fraifil. ' Firgi. ÊEN-  na AFRIKA. W EENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. geneeskundige aanmerkingen. Pforophtalmie. — Pest. — Kinderziekte. — Guineefche Worm. — Scorbut.—- Venerifche kwaaien. — Zweeren. — Lintworm. — Breuken. — Waterbreuk. — Amieien en Pijpgezwellen. —- Beroerte. — Navelbreuken. — Kinderbaaren. — Watervreeze. — Aderlaating. —• Geneesmiddelen. — Waarneemingen. — Befnijdenis. — Uitftiijding. bijkans alle de volgende aanmerkingen zijn de vrugt mijner eigen-waarneemingen. Indien de Natuuronderzoeker tn dezelve eenige voldoening kan vinden, indien de reiziger daar uit kundigheden ontleene, bekwaam ■ om ter verzagtinge der ongemakken, aan welke hij zich blootgefteld ziet, te kunnen bijdraagen, zullen zij het oogmerk, welk ik, in het gemeenmaaken van dezelve, mij had voorgeftehi, volkomen bereikt hebben. Wat  \~f* NIEUWE REIZE Wat aangaat de onderrigcingen, welke geneeskundigen van beroep hier zouden mogen zoeken, overtuigd als ik ben, dat eene oppervlakkige ervarenheid in hunne kunst mij niet kan in flaat Hellen, om hun iet belangrijks te leveren , geloof ik egter de hoop te mogen voeden, om hun eenig voordeel te zullen aanbrengen; en deeze hoop zal gebouwd zijn op het grondbeginzel van eenen hunner medebroederen, die hun beroep *c meest vereerd heeft j en die in eene eeuw, in welke de kunst van te geneezen misfchien rijker was in proefneemingen , dan zelf die van onze dagen, bekende dat hij reden hadt om te denken, dat er in deeze foort weinige daadzaaken voorhanden zijn , van welke een naauwkeurig verhaal niet zijne nuttigheid kan medebrengen. PJbmphtalmie. 't Is eene aanmerking, in Egypte , en vooral te fairo, dikwijls gemaakt, dat het getal der blinden, en der zulken, die ongemak aan het gezigt hebben , naar evenredigheid van het getal der inwooneren , aldaar zeer aanmerkelijk is. Op meer dan ééne wij-  ma AFRIKA. 113 Wijze heeft men van dit verfchijnzel, dat niet kan wederfproken worden , de redenen zoeken te geeven. Zommigen hebben gemeend , den oorfprong te vinden in het dagelijksch gebruik van rijst; anderen in het uitwerkzel van een zeer fijn ftof, bij aanhoudenheid in de lucht verfpreid. Anderen, wederom, hebben, zoo niet geheel, immers voor een ge1* deelte, den oorfprong en de voortduuring van dit ongemak aan het Nijhvater toegefchreeven. Om den oorfprong eener kwaaie aan te wijzen, zou het eenig middel zijn, alle de toe» vallen van dezelve zorgvuldig te ontvou wen * doch zeer bezwaarlijk wordt dit met opzigt tot de foort van zeeröogigheid, die in Egyp* te regeert, aangemerkt de menigte der toevallen, welke dezelve kenmerken, van water» evigheid en ontfteekinge af tot aan volftrekt en onherftelbaar verlies van het gezigt toe j door de verdikking van het hoornagtig vlies veroorzaakt. Een oogmeester, door een lang* duurig verblijf hier te lande , en door eene uitgebreide beoeffening van deeze ongefteldheid onderricht, zou alleen in ftaat zijn, om van de allengskens toeneemeude uitwerk zeis eeö naauwkeurig verflag te doen, ert de ondef* II. deel. \ H fcheU  H4 nieuwe REIZE fcheldene verfchijnzels, welke hij bij onderfcheidene lijders hadt opgemerkt, met elkander te vergelijken. Wat zulk eenen aangaat, die al reizende waarneemingen doet , hoe naauwlettende hij ook in zijne naafpooringen moge weezen, gemaklijker valt het hem, het onvoldoende der oorzaaken, door anderen erkend, te doen zien, dan eene waare oorzaak aan te wijzen. Wat vooreerst aangaat de uitwerkzels, welke men aan het Nijlwater toefchrijfc, fchijnt het onmogelijk, dat het, alleenlijk in de maag koomende, eenigen invloed op de oogen heeft, zonder dat er zich vooraf eenige verandering in de vloeibaare deelen oponbaare , die onderhouden worden door de geftadige werking , die een gedeelte van ons voedzel in chyl verandert; zodat er geenerlei bezwangering van deelen, 't zij uit het rijk der mineraalen, of uit het groeiende rijk zij, die op de oogen kan werken , zonder tevens eenig punt der dierlijke huishoudinge aan te doen. Aldus befpeurt men de uitwerking van het Opium op het bloed , en op de fpieragtige vezels, die van het Kwikzilver op de klieren en de wateragtige vaten , die van de Spaanfche vliegen op de zenuwen; en ieder deezer zelf-  na AFRIK A. 11*5 zelffhmdigheden, in te groote hoeveelheid in ons lichaam opgevangen , kan op de oogen een uitwerkzel voortbrengen, fchadelijk voor dezelve; doch telkens zal dit van een ander meer algemeen uitwerkzel het gevolg zijn : en, veelligt, zal men op de geheele geneeskundige naamlijst niet een eenige drogerij of een enkele bekende mineraalftofFe aantreffen, die eenvoudig in de maag gebragt zijnde, het vermogen bezit, om op de oogen eene volftrekt piaatslijke'uitwerking voort te brengen. Zelf zou dit uitwerkzel met alle de bekende kundigheden , raakehde de wijze, op welke de geneesmiddelen op het menfchclijk lichaam werken, onbeftaanbaar zijn. Daarenboven, indien men het gebruik van het Nijlwater als de oorzaak , of als ccne der oorzaaken, van dit zoo algemeen bekende ongemak moest befchouwen , zou het alle de geenen, die er van drinken , in eene gelijke evenredigheid aandoen , mids in aanmerking genomen zijnde den trap van vastheid, welken men in de vezels van elk van hun kan aan1 treffen; en 't is eene bëftendige waarheid, dat men het ongemak in geringer maate ontmoet bij lieden van zekere orde; en deeze wel juist de znlken, die van het rivierwater > H a 't zij  n6 nieuwe REIZE 't zij tot hunnen drank, of tot uitwendige gebruiken, zich meest bedienen. De rijst, een der meest voedende en gezondfte meelfpijzen , kan gewisfelijk geene fcherpte in de vogten veroorzaaken, noch gevolglijk in de oogen eenigerlei ontfteeking voortbrengen. Van het meerendeel der bewooneren van Afie is de rijst het voornaamfte voedzel ; bij veele andere volken maakt dezelve een voornaam gedeelte van den gewoonen kost uit; en nimmer heeft men waargenomen , dat zij bij hen eene uitwerking deedt, gelijk aan die, welke men haar hier wil toefchrijven. Geoorlofd is het, derhalven , te ontkennen, dat zij iets van deeze foort van eigenfchap bezit. Iet meer aanneemelijks vertoont ons het derde gevoelen, raakende de nadeelige werking eener uitwendige oorzaake. Niets fijner kan men zich verbeelden, dan het ftof, 't welk uit den vrugtbaaren grond van Egypte om hoog ftijgt, wanneer geenerhande vogtigheid de deelen, uit welke het beftaat, te zamen bindt. En gelijk er bijkans geen land bekend is, alwaar eene zoo volftrekte droogte als hier plaats heeft, blijft er de lucht, geduurende een zekeren tijd van 't jaar, met dit ftof  na AFRIKA. 117 ftof als bezwangerd; 't welk te gevaarlijker is, omdat het zich van eenen rijklijk falpeteragtigen grond losmaakende, deeze omftandigheid, voor 't overige aan verfcheiden landen gemeen, aan hetzelve eene fterk prikkelende hoedanigheid geeft. Ten uiterfte fijn en ligt zijnde , vliegt het niet flegts in de ftraaten, maar dringt door in de huizen , en in de zorgvuldigst geflotene kisten en kasfen. Onmogelijk is het, dat er de oogen niet in zekeren trap door aangedaan zouden worden. Maar de natuur heeft niet kunnen willen, dat een zoo zeer blootgefteld gedeelte onzes lichaams, zonder middelen van verdeediginge of afwendinge, zou gelaaten worden. De affcheidingen van de traanklier zijn, in 't algemeen, meer dan toereikende ter opweeginge van de heillooze uitwerkzels , die uit de werking eener bijtende of prikkelende zelfftandigheid, op het uitwendig gedeelte van het oog, zouden kunnen ontdaan; te meer, daar men heeft moeten opmerken, dat zij altijd aan de voorhanden zijnde behoefte evenredig zijn. Intusfchen kan het niet ontveinsd worden, dat ten zij men de hulp der geneesmiddelen te baate neeme, deeze aanhoudende werking eener befchadigende oorzaak bij flot H 3 van  I I 8 NIEUWE REIZE van rekeninge de middelen niet moet overwinnen , welke de natuur uit haaren eigen boezem ontleent, om zich tegen haare poogingen te verzetten. Dit is juist het geen den inwooneren van Cairo wedervaart. Zij hebben geenen inval, dat men den leefregel naar de toevallen der ziekte moet inrichten ; en hunne geneesmiddelen zijn, voor 't mcerendeel , van dien aart, of worden in zulkervoege te werk gefield, dat zij het kwaad eer verflimmeren dan wegneemen. Zich- vergenoegende met het verdrijven der pijn , kennen zij geene andere dan het gebruik van uitwendige middelen; en nog willen zij er zich niet altijd van bedienen. De zulke, welke zij meest algemeen gebruiken in deeze foort van vloeijingen, welke de lieden van de kunst Dyfoplualmia neemen, zijn de Kohhel, zijnde een mengzel van tin met fchaapenvet, of ook wel bloem van koper, een nog flerker zamentrekkend middel, welk zij onder de gedaante van een fijn poeder gebruiken, en 't welk ik befchouw als meer gefchikt , om de prikkeling te vermeerderen dan te verzagten. Het water befchouwen de gemeene lieden als een middel, flrijdig met hunne oogkwaalen: van  na AFRIKA. 119 van hier dat zij zelden hunne oogen wasfchen. Wanneer het ftof, welk zich aldaar verzamelt, hun eene pijnlijke gewaarwording begint te veroorzaaken, wrijven zij de oogen met hunne vingeren , of met een ftuk fijn linnen. Wat aangaat lieden van hooger rang, die meer op zindelijkheid bedagt zijn, en naauwkeuriger omtrent de lichaamsreinigingen , zelden hoort men hen over ongemak aan de oogen veel klaagen ; en veelen van hun heb ik den voortgang des kwaals in de beginzels zien beletten , door het gebruik van ook in andere landen bekende middelen, als roozewater, fuiker, enz. Onderfteld zijnde dat de leezer zich met geene der opgegeevene verklaaringen vergenoegde , en dat zelf de zamenvoeging der geopperde daadzaaken hem geene voldoende oplosfing omtrent het voorwerp onzer naafpooringe aanboodt, zou men in dat geval eene andere oorzaak kunnen vinden; en 't is savarij, welke ons dezelve fchijnt aan te wijzen. Hij meent de oorzaak deezer zwakheid van gezigt, waar mede de meeste Egyptenaars gekweld zijn , te vindeu in de gewoonte, die onder hen plaats heeft, om, geduurende den zomer, zich aan de nachtH 4 lucht  ÏÏ.O MIEUWR REIZE lucht bloot te Hellen , en aan den zwaaren daauw , die , in dat faifoen , uit den grond opftiigende, eene gevaarlijke tegenflelling veroorzaakt met de hette, welke zij des daags ondervonden hebben. En, inderdaad, dezulken, die geene zorge gedraagen hebben, om, terwijl zij flaapen, hun aangezigt zorgvuldig te bedekken , ondervinden, bij het ontwaken, eene hoogstö-nangenaame jeukte. Inzonderheid heeft dit plaats in de Heden, alwaar de ingezetenen , geduurende den dag meer dan elders opgeflooten, nog kragtiger gevoel hebben van de behoefte , om op de platte daken de koelte der nachtlucht te genieten. De Mammeïukken en de Arabieren van iioogen rang, hoedanigen zijn de Mahometaanfche kooplieden, de Kopten en de Franken van de ecrfte klasfe, behoeden er zich gemeenlijk tegen, door de voorzorge om zindelijk te zijn op hun lichaam, en door zich niet meer dan noodzaaklijk is, en zich als dan zorgvuldig dekkende, aan de nachtlucht bloot te Hellen. De Arabieren der Woestijne, die nooit met ongedekten aangezigt in de opene lucht flaapen, en daarenboven noch het Hof, aoch de andere onderftelde oorzaaken, die de oog-  ha. AFRIKA. lal oogziekte in de Heden voortbrengen, tegen zich hebben , zijn er niet meer aan onderworpen dan alle andere volken der aarde. Nergens is dit ongemak zoo algemeen als te Cairo , omdat alle de oorzaaken , die het kunnen voortbrengen , zich nergens in zulk eene maate vereer.igd vinden. Bekend is het intusfchen ook te Damiate en te Alexandrie; een bewijs, dat de aanweezigheid deezer oorzaaken niet aan Cairo is bepaald. Eene foort van zorgeloosheid beheerscht in 't algemeen de laagfte Handen der bewooneren van alle landen. Het gemeene volk te Cairo , aan den nachtdaauw en aan alle de veranderingen van wind en weder bloot gefield , gaat zeer dun gekleed : van hier dat men onder het gros des volks de ziekte, daar wij thans van fpreeken, meest algemeen ontmoet. De kinderen van alle Handen zijn insgelijks aan de oogöntfleekingen zeer onderhevig; doch door middel van voegzaame hulpmiddelen worden z'rj gemaklijk verdreeven. Dit geeft grond om te onderflellen, dat, met een weinig oplettendheids , de Egyptenaars, even zoo goed als andere volken, zich daar tegen zouden kunnen behoeden. Eenige reizigers hebben gemeend, dat de H 5 oog-  122 NIEUWE REIZE oogziekten, te Cairo zoo algemeen , haaren oorfprong moeten hebben van de (tinkende uitwaasfemingen uit de khalige en uit de vijvers; naar hun zeggen hebben zij opgemerkt, dat die geduurende den winter ziek geweest waren, herftelden, zoo ras de khalige en de vijvers met water begonnen gevuld te worden. Zelf onder de landzaaten is dit denkbeeld vrij algemeen aangenomen. De be finetting doet mij blind worden , zeggen ze gemeenlijk, wanneer zij zich op eene plaats bevinden , die een onaangenaamen reuk uitwaasfemt. En inderdaad verdienen dusdanig zegswoorden, aan de bewooners van eene zelfde landftreek bijzonder eigen , altijd eenige opmerking. Men zal hier tegenwerpen, dat hoe groot ook de menigte der vuile dampen' zij, uit het kanaal oprijzende, dezelve zich niet in even groote hoeveelheid over de geheele (rad kunnen verfpreiden; en dat, indien zij de ongemakken aan de oogen veroorzaakten , de Franken, de Grieken en de overige vreemdelingen, die in de nabuurfchap van die verzamelplaats der verrottinge woonen , aan die ongemakken , veel meer dan de andere inwooners, moesten onderhevig zijn Dit niettegenftaande kan het daar van eene' der  na AFRIKA. i2j der oorzaaken zijn; eene andere, die ik mogelijk reken , is de fcherpte van dat fijne ftof, waar van ik reeds heb gefproken. Doch de oorzaak, waar aan ik meer dan aan de andere het ongemak toefchrijf, is de onvoorzigtigheid der inwooneren , om zich aan de nachtlucht en aan den daauw bloot te Hellen. Met derzelven vereenigden invloed paart zich, veelligt, onder eene zon, die nimmer agter eenige wolken fchuil gaat, de terugkaatzing haarer ftraalen , lijnrecht vallende op eene onoverzienlijke uitgebreidheid dor zand , alwaar het oog geenerlei fchaduw aantreft, in welke het zich kan verpoozen. Misfchien voldoet geene deezer verklaaringen, in allen deele, aan het oogmerk, waar mede zij zijn voorgedraagen. Doch onder de plaatslijke ziekten ontmoet men een zoo groot aantal, de oorfprong van welke nog onbekend is, dat men zich niet zal verwonderen, indien de oorzaak der bedoelde ongefteldheid insgelijks onzeker blijve. DE pest. 't Is niet door middel van onderftellingen, maar langs den weg van menigvuldige proef- nee-  *«4 nieuwe REIZE neemingen, van de naauwstlettende en de onvermoeidfte naafpooringen, dat de Geneeskunde in het hedendaagfche Europa dien trap van hoogere volkomenheid heeft beklommen, van welke de oudheid geen voorbeeld oplevert. Niets valt ligter, dan vernuftige gisfingen voort te brengen; en niets, wanneer het te doen is om zaaken, die onder het bereik der ondervindinge vallen , is minder nut of aan meer gevaar* onderhevig. Doch niets opent insgelijks een meer verleidenden weg voor de traagheid van 's menfehen geest, "en een meer ftreelend lokaas voor dien hoogmoed welke hem zoo veel bekoorlijkheids doet vinden in de werkingen, die hij meent, aan zijne eigen kragt te kunnen toefchrijven. Van hier de onderftellingen, op eenige op zich zelve ftaande daadzaak gebouwd, of misfehien zelf op eene fchoonfehijnende dwaaling , en met zoo veel vertrouwen aangedrongen;' terwijl de duchtigfte bewijzen, om die o'nder»Hellingen te beftrijden aangevoerd , voorbijgezien, of zelf in een valsch licht geplaatst wordende , zomtijds dienen ter opbouwinge van 't geen zij moesten om verre ftooten Aldus hebben zommige Schrijvers, zonder aar-  ha AFRIKA. 125 aarzelen of naadenken, den geregelden wasdom der wateren van den Nijl aan zekere winden toegefchreeven. Aldus zijn zommigen nog in de verbeelding , in de ftinkende uitwaasfemingen van het flijk, welk deeze rivier laat zinken, den oorfprong dier ziekte te kunnen vinden, welke de ftad Cairo zoo menigmaalen bijkans geheel ontvolkt heeft, i Wat ons aangaat , nooit zullen wij ons veroorlooven, iets vast te Hellen omtrent den oorfprong eener ziekte, zonder ook alle haare geringde toevallen, en die 't meest aan veranderinge onderhevig zijn, zorgvuldig onderzogt te hebben. Deeze wijze van doen, in de bijzonderheden naauwlettende in agt genomen wordende, zou niet kunnen misfen, de naauwkeurigfte uitwerkingen ten gevolge te hebben. Maar 't was ons niet mogelijk, ten aanzien van de Pest, die handelwijze in agt te neemen. Die naam alleen leidt de ziel der fchroomvalligen tot dwaaling; hij flaat den moed ter neder. Niets dan gisfingen is er voorhanden, omtrent het geen die ziekte kan veroorzaaken ; en nimmer naderde, met een naauwtoeziend oog , een ervaren of kundig Arts het krankbedde van iemand, die van de Pest  *2 NIEUWE REIZE Pest was aangetast. Niemand heeft de moeite genomen, om de uitwerkzels te onderzoe*«, welke de ziekte op onderfcheidene perfoonen voortbrengt, zelf niet de gevolgen, welke zij , op den zeJfden perfoon> .n onderfcheidene tijdperken, doet openbaar worden. Naauwlijks, zegt men , heeft men iemand gevonden , die moeds genoeg bezat, om uit den mond eens kranken een omftandig verhaal zijner lydingen op te zamelen : en du verhaal, door een derden overgebragt, heeft noodwendig veele afwijkingen van het oorfpronklzjke moeten ondergaan. Trotsch op hunne Jeere, verzekerd van hun geloof, vol moed en vertrouwen, zoo ]aP» de ziekte alleen den kranke heeft gedregd* haasten zich de Arts en de Priester even zeV om bij den eerften aanblik der Pest den af! togt te neemen. Niemand houdt fland dan de onkundige, de onaandoenlijkeMahomeaan die, van een eerbiedigen fehrik getroffen' aan het onwederroepelijk noodlot blindelings onderworpen, tot aan het einde aan het fterfbedde zijns bloedverwants of vriends verkleefd bluft. En hoe gefchikt om ons van het fpoor te brengen zijn de berlgren, door het voor-  ha AFRIKA. is? vooroordeel aangekondigd! welke waarneemingen kunnen wij van hem verwagten, die van bedremmeling overheerd wierdt? Hoewel, derhalven, de Pest op de naamrol der ziektekunde eene vermaarde plaats bekleedt, is men, egter, aangaande den zetel deezes kwaads, nagenoeg, nog in onzekerheid. Ook bevindt zich niemand ten huidigen dage in ftaat, om te bepaalen, hoedanige overeenkomften plaats hebben tusfchen de Pest, van welke thucijdides gewaagt, en de ziekte, bij den zelfden naam in het hedendaagfche Egypte en in Turkije bekend ; of die bekwaam is ons te onderrichten , in hoe verre deeze befmettende ziekten naar elkander gelijken, die, in onderfcheidene tijdperken, eeuwen agter elkander, de onderfcheidene deelen des Ottomanfchen Rijks verwoest hebben. De zulken der Europeaanen, die , in de Levant gereisd hebbende , doorwrogte verhandelingen over dit onderwerp hebben gefchreeven , oordeelden genoegzaame kunde te hebben opgedaan, naadat zij eene zekere hoeveelheid lijken buiten de huizen hadden zien werpen , de fchrik voor welke hun derzelver getale in de evenredigheid van vijfhonderd tot tienduizend heeft kunnen doen vergrooten. Zie  nieuwe REIZE Zie hier , wat de Pest aangaat, de zodanigen der voornaamfte bijzonderheden , die men meent, als zeker te mogen voordraagen : i, Dat de ziekte alleen door aanraaking wordt medegedeeld; iets, 't geen haar minder gevaarlijk dan veele andere ziekten fchijnt te moeten maaken ; . 2. Dat de befmetting doordringt tot, en bewaard wordt in zekere voorwerpen , bij voorbeeld, een wollen kleed en een touw van hennip, en dat eenige anderen, als een fluk yvoir, een fluk hout, een touw van den dadelboom, in de zelfde hoedanigheid niet deelen, even min als alle andere ftukken, die in water gedoopt zijn ; dat, indien men den ingezeetenen van Cairo moge gelooven, de mensch onder alle dieren het eenige is, aan deeze ziekte onderhevig , en dat men evenwel, naar men verhaalt , een kat dezelve uit het eene huis na een andere heeft zien overbrengen; — 3. Dat er huizen geweest zijn, in welke één perfoon van de ziekte wierdt aangetast, en aan dezelve overleedt, zonder dat de overigen , die zich in allen deele in de zelfde gelegenheid bevonden , eenige de geringde aandoening daar van gevoeld hebben; 4. Dat de zelfde perfoon zoo veele maaien daar van aan-  na AFRIKA; i2r) fcjmgeïaüt kan worden j als hij zich aan het gevaar van befmettinge vindt blootgefleld; —£. Dat zij gevaarlijker is voor jonge dan voor oude lieden ; 6. Dat 'er geen klimaat is, waarin men zich voor dezelve kan bevei^ ügd agten ; — 7. Dat, evenwel> overmaace van koude en overmaate van hette, even zeeï bevoegd fchijnen om den voortgang te Hui* ten ; dat men, hoewel niet altijd , dikmaals egter , den winter te Conilantinop^le , en den zomer te Cairo, dezelve heeft zien doen eindigen: twee bijzonderheden, die even zeer ons zouden kunnen doen befluiten j om da oorzaaken der ziekte te zoeken in eene opflorping, die in den opperhuid zou gewroge zijn, immers indien men, in het laatfte geval, de opgemerkte verandering niet wilde toefchrijven aan de verandering, Welke, door het klimmen van het Nijlwater, in de lucht word.; veroorzaakt» De toevallen der Pest zijn , zegt men : ï. dorst; —— 2» hoofdpijn; - 3; eëne algemeene (panning en ongedaanheid, verzeld van roodheid en zwelling rondom de oogen; — 4» Druiping der oogen ; 5 Wit:e puisten op de tong. Wat de laatlle toevallen aangaat, de knobbels, Hinkende adem* en anderen , deeze zijn bekend j en bij hét ÏL o £ e i-, I geen  130 nieuwe REIZE geen reeds daaromtrent bekend is , heb ik geene nadere echte berigten te voegen. Niet zelden gebeurt het , dat de zieke geneest, zelf naa alle deeze tijdperken derzelve te hebben doorgedaan, In dat geval behoudt de huid, op de onderfcheidene plaatzen, alwaar de etterwording hadt gevat , eene vreemde kleur , gemeenlijk na het purper hellende. Veelen , naadat hun , in den aanvang der ziekte, een ader was geopend, zijn herfreld, zonder eenige ontrustende toevallen te hebben ondervonden. Doch men kan met geene zekerheid weeten, of hier aan, dan aan andere oorzaaken de geneezing moet worden toegefchreeven. Men verhaalt, dat deeze kunstbewerking , laater zijnde te baat genomen , dikmaals heillooze uitwerkzels heeft voortgebragt. Men verzekert , dat zommige perfoonen gereezen zijn, door middel eener geduurige ftoovinge met olie op de pestblaaren. Doch zoo bezwaarlijk is de tewerkftelling van dit middel , en fielt de geenen , die het toedienen , aan zoo veele gevaaren bloot, dat men, ten deezen opzigte, op de zekerheid der proefneemingen niet veel Haar kan maaken Veel te lui) en traag zijn, daarenboven , de inboorlingen van Cairo, om toe  ma AFRIKA; tft tot eenig geneesmiddel de toevlugt te neemen , en bijgelooviger, dan dat zij het gevaar zouden tragten te vermijden. Gelooven zou men kunnen , dat de Pest t die, in den jaare 1348, zich in Egypte openbaarde , toen Conftantinopole nog aan dé Griekfche Keizers onderworpen was , eti Egypte mede het juk der Mahometaanen torschte, haaren oorfprong in het land zelve' kon genomen hebben, indien, zelf niet roegeftaan zijnde, dat dezelve van elders dan var! Conftantinopole konde övergebragt zijn $ één eenig gegeeven voorbeeld , Zonder door eenige bijzonderheden gefchraagd té Zijn, als toereikende moest geoordeeld worden, om de getuigenis der tegenwoordigè inwooneren te verzwakken, die allen, Christenen zoo wel als Mahometaanen , eenpaarig beweeren, dat de Pest in Egypte geene landZiekte is , en dat telkens , als dezelve zich aldaar hadt verfpreid, voor zoo veel hun bewust was, het eene beweezene waarheid waij dat zij van buitenslands was ingekoomem De geleerde Dokter meao meent daÉ dezelve aldaar gebragt wierdt uit Ethiopië ; alwaar $ indedaad, de honger en de kinder1 2 zieki  13e nieuwe REIZE ziekte , dikmaals, zeer groote verwoestingen aanrichten, doch alwaar de Pest volflrekt onbekend is. Zelf herinnert men zich niet, dat zij in Opper-Egypte is doorgedrongen, ten zij dan bij zeer weinige gelegenheden , in welke zij met fchepen, koomende van Cairo , aldaar gebragt is. Voor 't overige laaten zich dè veelvuldige herhaalingen deezer ziekte genoegzaam verklaaren, door de bijna algemeen erkende waarheid , dat zij te Conftantinopole nooit geheel ophoudt. Een onzer Dichteren, den aandrang zijner verbeeldingskragt volgende, wilde in de morzigheid der ftad Cairo, en in den ilibber van den Nijl , den oorfprong der befmettinge zoeken, die zich zomwijlen door deeze landftreeken verfpreidt. Doch, om nu niet aan te merken, dat bijkans onder alle landen, van welke ik eene befchrijving heb geleezen, de dampkring van Egypte aan gisting en rotting minst onderhevig is, flaat in geenen deele op Cairo de onzindelijkheid, van welke het betigt wordt. Nooit laat men vierentwintig uuren agter een eenige itoffe op de draaien liggen , bekwaam om de befmetting te voeden. Zelf worden er opgeruimd, om ze te ver-  ha AFRIKA. 133 verbranden, die walgende vuiligheden, welke, te Londen en te Parijs, de voetganger maanden agter een aantreft. De flibber van den Nijl droogt bijkans zo fpoedig op, als het water is geweeken, uitgezonderd evenwel in het kanaal, uit hetwelk alsdan , men moet het bekennen, een niet zeer aangenaame reuk opftijgt; doch die er zoo verre af is van dien befmettenden damp uit te waasfemen, welke daar aan wordt toegefchreeven, dat de Franken, die bijzonderlijk langs het kanaal hunne huizen hebben, nooit van de Pest worden aangetast, en zich onder de gezondfte inwooners deezer hoofdftad moeten rekenen. de kinderziekte. Voor de inwooners van Soudan, 't zij Ne." gers of Mooren, is de kinderziekte een hoogst gevaarlijk kwaad, en voor de Bedouins van Egypte flegts een weinig minder geducht. Onder de Christen inwooners van Cairo is het gebruik der inëntinge vrij algemeen aangenomen. Bij eenige Mahometaanen heeft zij ook ingang gevonden ; doch onmogelijk is het bijkans,de laatstgemelden te doen beflui1 3 ten*  134 NIEUWE REIZE ten, om onze manier van behandeling aan te neemen. Twee oorzaaken kunnen zamenwerken tot de fterfte, welke, bij de Negers, gemeenlijk de kinderziekte verzelt: de eerfte is, eene behandeling, bijkans altijd flegt berekend naar de foort der ziekte, doch voornaamlijk naar de gefteldhcid van hunnen opperhuid, die , 'veel te dik om voor de poogingen der natuur jte wijken , het vergif in het bloed te rug drijft, waar van het zich door uitbotting tragr, te ontdoen. Mij wierdt de inenting van vijf flaaven opgedraagen , toebehoorende aan eenen Mufulman , die, waarfchijniijk , meer vverks van zijnen eigendom , dan van zijnen godsdienst maakte. Vooreerst deed ik hun, bij manier van voorbereidinge, eene fterke gift Senebladeren gebruiken, en fehrcef hun vervolgens eenen leefregel voor. Drie van hun herftelden fpoedig, naa dat elk van huns op zijn meest , veertig pokjes hadt gehad. Veel leeden de twee anderen ; en een van hun , 't zij ingevolge van eenig verzuim in de behandeling, 't zij omdat hij reeds vooraf befmet was , 't zij eindelijk uit hoofde van zijn lichaamsgeftel, flierf in het oogenblik $er uubottinge , die evenwel niet zamen- vloeien-  na AFRIKA. 135 vloeiende was. Zij waren van de echte foort der Negers, Ferth genaamd, en geen van hun hadt nog den ouderdom van twaalf jaaren bereikt. guineesche worm. Fcrtzt is de naam, welken de Fouraanfche Mahometaanen aan de Afgodendien tarsgeeven, wier land aan het hunne grenst. Het land zelf wordt ook aldus genoemd. Ook pasfen zij dien naam toe op de ziekte , in andere taaien bij dien van Guineefchen Worm bekend. Zeer algemeen is dit ongemak onder de flaaven , en tast ook zomtijds de vrije lieden aan. Zommigen houden het voor befmettelijk; doch dit gevoelen rust op geenerlei zekerheid. De fertzi openbaart zich door eene witagtige zwelling, hard en pijnlijk in het begin. Meestal ontftaat deeze zwelling bij de knie, aan het vleeschagtige gedeelte van de kuit, of ook wel beneden aan den bovenvoet. Wanneer zij tot rijpheid is gekoomen, koomt er een kleine witte worm uit voort, dien men, naar gelange hij zich meer na buiten uitzet, om 't een of ander voorwerp moet oprollen , en welke eene etteragtige ftoffe mee I 4 ziek  NIEUWE REIZE zich voert. Zeer gevaarlijk kan het worden, indien de worm bij het uithaalen breeke ; dikmaals doet dit toeval het ongemak vier , of wel zes maanden duuren. Een onfeilbaar geneesmiddel daar tegen is er niet bekend,. Gemeenlijk openbaart zich het ongemak mee den aanvang van den winter, en houdt door-, gaans met de eerfte warmte op. Men zoekt er de oorzaak van in het water, *t welk van een groot aantal kleine diertjes krielt. En evenwel gebruikt men gecnerhande voorzorge om het te zuiveren. Naar de plaats , alwaar de zwelling eindigt, bepaalen de landzaaten de plaats van het uiteinde des worms, en verbeelden zich, dat zij, door den huid, welke hem bedekt, met een gloeiend ijzer te ichroeien , denzelven veel fpoediger doen uitkoomen. Doch nimmer is mij gebleeken , dat deeze pijnlijke bewerking eenige uitwerking deedt. Men heeft opgemerkt, dat zommige lieden meer dan anderen aan dit ongemak onderhevig zijn. ïnrusfehen kan geenerlei ouderdom, fexe of kleur zich daar tegen volkomen veilig agten. D £  na AFRIKA. sa? descorbut. Zeer zeldzaam is de Scorbuc in Egypte en in Syrië. In het eerstgenoemde gewest heb ik niet een eenig mensch gezien , die daar van was aangetast. In Dar-four heb ik er gezien, bij welke zich dezelve in het tandvleesch openbaarde , doch niemand, wiens bloed eenig fcorbutiek gebrek fcheen te bevatten. Dewijl hier te lande de doorwaasfeming zelden wordt geftoord, en bijkans altijd overvloedig is , moet zij noodwendig een groot gedeelte fcherpe vogten medevoeren 3 en derzelver vermeerdering beletten. Daarenboven kent men er "die gezoutene fpijzen niet, die in het Noordlijk gedeelte van Europa de Scorbut zoo algemeen maaken ; hec voedzel der landzaaten beftaat, voor een groot gedeelte, uit voortbrengzels van het plantenrijk: oorzaaken, allen bekwaam om ter wee-, ringe van de Scorbut bij te draagen. Geene dier oorzaaken , egter , vermag , misfchien , zoo veel als het Nijlwater, 't welk men als een onfeilbaar buikopenend middel mag befchouwen, en 't welk , door de verandering zijner beftanddeelen in het oogenblik des I 5 was-  13^ Nïeuwe REIZE wasfens, eene zeer voordcelige hoedanigheid, om het bloed te zuiveren, aanneemt. de vemis-z'iektrn. Dit kwaad, welk tot aan de bronnen der voortteelinge doordringt, en eene dier genietingen gaat vergiftigen , met welke de natuur de kanswisfelingen des leevens van heinde en verre heeft doorzaaid ; dit kwaad, welk de vcroverzucht en de menschüevende ont* werpen der Eurcpeaanen, bijkans even zoo veel als hunne eerzucht of hunne gierigheid, hebben doen veripreiden in alle landen , tot welke, tot ongeluk der volken, hunne heerfchappij is doorgedrongen : dit kwaad , zeg ik, wordt, egter, in Egypte, niet van die verfchrikkeJijke toevallen gevólgd, die in au. dere landen gemeenlijk zijnen voortgang verzeilen. De natuur der lucht, de leevenswijze der landzaaten, en meer dan dat alles, misfchien, de gfcfteldheid van het klimaat, 't welk het lichaam in een, aanhoudenden (laat van doorwaasfeminge houdt, doet de uitwerkzels des kwaads veel minder heilloos worden, dan het  na AFRIKA. *39 het geval zijn kan bij ons, of zelf op de eilanden van den Archipel. Alle de inftellingen des Profeets (trekken ter beteugelinge v.an de ongebondenheid; niet genoeg, egter, zouden zij haar hebben kunnen bedwingen , om de voortplanting van het kwaad , welk er een gevolg van is , te beletten, indien het vergif, welk het voortbrengt , zoo werkzaam ware in Egypte als in andere ianden. Wiet weinig wordt hier indedaad de •aanfchouwer nu en dan ontroerd , door het walgend vertoon van verouderde zweeren , verminkte aangezigten , en andere gevolgen deezer afzigtige kwaaie ; doch zeldzaam zijn deeze vertooningen , en de uitwerkzels, van welke ik gewaagde , zijn klaarblijkelijk het gevolg eener verregaande verwaarloozinge, of der onvoorzigtigheid, door welke de zulken , die ze gewaar wierden, zich dikmaals aan het zelfde gevaar hebben blootgefteld, zonder eenig middel, om er de gevolgen van te beteugelen, te baat te neemen. Te gelukkiger is het, dat dit kwaad in Egypte zich niet met zoo veel hevigheids vertoont als in andere landen , omdat het eenig middel, welk men met eenige zekerheid  140 NIEUWE REIZE beid en een goeden uicflag daar tegen kan re werk Hellen, het kwikzilver naamelijk, in dit klimaat veel verliest van die hoedanigheden , welke hetzelve, in meer gemaatigde Juchtftreeken, met een zoo gced gevolg doet te werk Hellen. Men verhaalt, dat het, in veel kleinere giften dan in Europa toegediend, zeer fpoedig de kwijling veroorzaakt, immers indien het niet met den afgang zich ontlaste , zonder eenig zigtbaar uitwerkzel ten gevolge te hebben. Zie hier, wat mij, dit onderwerp betreffende, een Frank, een geneesmeester te Cairo, en aan het klimaat gewoon, verhaald heeft! Eens gaf hij aan eenen kranke twee drachmen kwikzilver in dertig pillen, om dagelijks één daar van te gebruiken, met Arabifche gom en firoop van chikorei. Volgens zijn voorfchrift wierdt het geneesmiddel zeven dagen agter een toegediend. Vervolgens, naa eene tusfchenpoozing van drie dagen, wierdt, geduurende vijf dagen , de gift der pillen verdubbeld , zonder dat zij , naa verloop diens tijds, eenig zigtbaar uitwerkzel voortgebragt, noch een anderen weg dan dien der gebruikte fpijzen hadden gevolgd. Bij eene andere gelegenheid hadden veel geringere giften ,  na AFRIKA. 14* ten, in het tijdverloop van twee dagen , zulk eene omfteeking in de kwijlklieren veroorzaakt, dat hij genoodzaakt geweest was, deeze behandeling van andere middelen ter geneezinge te doen vervangen worden. De landzaaten vermaan de kunstgreep nier, om het kwikzilver, zoo min als eenig ander mineraal, tot inwendige geneesmiddelen te gebruiken ; evenwel geeven zij voor, in 'c bezit te zijn van zeer kragtdaadige middelen, ter geneezinge van deeze foort van ziekten. Ten dien einde bedienen zij zich van versch geperste olie van vlaschzaad. Te Cairo heb ik eenen Griek gekend, welke mourade e ij ter zee diende , die van deeze ziekte was aangerast. Hij vervoegde zich bij een Christen geneesheer , die hem raadde , op ftaanden voet tot het kwikzilver de toevlugt te neemen. Niet zeer gefchikt tot den leefregel en tot de zittende leevenswijze, welke diergelijk een geneesmiddel vordert, vervoegde hij zich te Jizé bij eenen Kopt, die insgelijks van de geneeskunde zijn werk maakte. Deeze beval hem , om alle morgens , nugteren , twee kcffijkoppen olie van vlaschzaad te gebruiken, en fchieef hem, wat zijnen leefregel betreft , niets anders voor, dan  *4» NlEtTWE. REIZE dan zich zeer warm te houden. Naa -ver* loop van twee maanden , geduurende welke hij geene zwaarigheid maakte , zich aan de zon bloot te fteJIen, bleef hij aanhouden met zich aan het gebruik van brandewijn over te geeven , zelf aan de vermaaken , die op hem eene zoo heiilooze uitwerking gehad hadden. Te ligter ging hij éJ^ * omdat men hier te lande zegt, dat de lieden, die van deeze ziekte aangetast geweest zhn> eenmaal volkomen geneden zimde, geene wedennfturtinge te vreezen hebben. De Gr.fk wierdt welhaast bedekt van eene uitbottmg welke zich voornaamlijk vertoonde aan het hoofd, en aan de klieren van de keel. Ik zag hem in dien toeftand. Zijn Arts beval hem, de puisten op zijn gelaar te heilrijken met eene foort van roode aarde, die men op zommige plaatzen in Egypte' vindt. De builen droogden allengskens^op, en vielen af, zonder eenig merkteken a^ej te laaten. Binnen den tijd van drie maanden j te rekenen van het oogenbiik dat hij zich bij den Kopt vervoegd hadt, was 's mans gezond^ heid volmaakt herfteld , en zi;n vel hadt zijne effenheid en glans wederom bekoomen. Wan*  ka AFRIKA. 143 Wanneer het ongemak zich tot een enkelen Druipert bepaalt, bedient men zich van een afkookzel van Mal va , en men fchijnt veel vertrouwen te Hellen in de kragt van pisdrijvende middelen. Mij is niet gebleeken , dat de ir.fpuicingen te werk gefield wierden, dan alleen door de zulken, die de Europifche manier van de behandeling der ziekte hebben aangenomen. Wanneer er om> fteeking of (banning is, legt men op het ongeflelde deel zekere kruiden en wortels, door middel van weekir.ge toebereid. Wat aangaat de kankeragtige en andere üitwendige gezwellen, zorgvuldig wascht men dezelve herhaalde reizen met zeepfap, en bedekt ze vervolgens met die roode aarde , van welke ik reeds heb gefproken. Nimmer ben ik in de gelegenheid geweest, om daar van de uitwerkzels te zien ; doch men verzekert , dat ze zeer fpcedig en zeer voldoende zijn. Mij is niet gebleeken, dat deeze ziekte gevaarlijker was in Dar-four'dan in Egypte. Alleenlijk heb ik eenige enkele perfoonen ontmoet, welke zij van de werktuigen der voortteelinge hadt beroofd. De oude vrouwen, die hier in 't algemeen werk  1U nieuwe RÉIZE werk van de Geneeskunde maaken, bedienen zich, in deeze foorten van ongemakken, vari eenen wortel, waar van ik den naam en de foort niet heb kunnen te weeten koomen , doch die, in de bouza gemengd, bij ondervinding blijkt , de heilzaamile uitwerkzels voort te brengen. De ortlastingen van bedorven bloed zijn vrij algemeen bekende toevallen hier te lande; en in dat geval baant de herhaalmg der zelfde buitenfpoorigheden welhaast den weg tot eene vroegtijdige onmagt. Veele voorbeelden toonen de nuttigheid der ftoovingen of warme baden, te Cairo in gebruik; doch het valt bezwaarlijk, zich in allen deele te vereeliigen met de (telling van savarij, beweerende dat zij zelf eene volkomene geneezing kunnen uitwerken. Twijfel, incusfchen, lijdt het niet , dat zij veele der heilloosfte toevallen verzagten. Geen land is er, alwaar de borstziekten zeldzaamer zijn dan in Egypte: een bewijs, voorwaar, dat de baden dezelve niet doen vermenigvuldigen. d Ê  na AFRIKA. 145 melaatsheid. Veel minder is de Melaatsheid in Egypte dan in Syrië bekend. Zij beftaat nogthans in het eerstgemelde dier gewesten , en vertoont er zich , verzeld van alle haare geduchte kenmerken. Opgezwollene en verdraaide gewrigten, een zwartblaauwe en verdroogde huid , met vlekken en klooven bedekt , zodanig is de vertooning, welke zij meest algemeen voorllelt. Ik heb de melaatsheid gezien onder alle gedaanten: eene, die men borras noemt; eene andere , bij den naam van jidddm bekend, enz. Te Cairo heeft men geenerlei bepaalde inrichting voor de ongelukkige melaatfchen. Door de voorfchriften van hunnen godsdienst genoodzaakt, zich het naderen tot hunne natuurgenooten te ontzeggen, door een ontoereikend en magtloos burgerlijk beftuur van de zamenleeving uitgeflooten, hebben ze nogthans de vrijheid om langs de ftraaten te bedelen. Ik heb een verhaal gehoord wegens eene melaatsheid in haar laatfre tijdperk, die geneezen was door middel van bijtend Sublimaat , in kleine giften gebruikt. Ik geloof II. deel. K niet,  146 nieuwe REIZE niet, dat bij de landzaaten eenigerlei geneesmiddel tegen deeze kwaal bekend is. De melaatsheid, bij den naam van borras bekend, die in Dar-four vrij algemeen is, veroorzaakt bij de Negers de zonderlingfte wanflaitigheid , doordien dezelve alle de plaatzen van hunnen opperhuid, en hunne hairen, die er van aangetast zijn, wit doet worden. Nog eene andere foort van melaatsheid heb ik gezien , die zich 't eerst aan. de handen openbaart; zij is, geloof ik, de dus genoemde jidddm. Zij wierdt onder mijn oog door eenen flaaf geneezen, in het koninkrijk Baghermi geboortig ; doch men kon van hem niet verkrijgen , dat hij de middelen bekend maakte, van welke hij zich bediend hadt. galziekte. Niets is gemeener, in Egypte en in Darfour. dan de ziekten, door te overvloedige affcheidingen van de gal veroorzaakt. Murar, dat wil zeggen , de gal , is bij de bewooners deezer landen de algemeene benaamjng van deeze foorten van ziekte , de naam althans , van weiken zij zich bedienen, om de- zel-  na AFRIKA. 147 zelve in haaren aanvang aan te duiden: wartt zij zi]n zeer weinig bedagt op de keuze der naamen, welke zij gebruiken, tot dat duidelijk onderfcheidende teekens hen aangaande de verscheidenheden onderricht hebben, dat hcc noodzaaklijk wordt, de foorten te kenmerken. Het blijkt dat zij geenerlei geneesmiddel tegen de galziekte kennen ; van hier dac derzei ver voortgang niet beteugeld wordt, en zeer onderworpen zijnde aan de toevallen, welke dezelve naa zich Hespen , vermeerderen zij nog dezelve door mangel aan leevensregel. De tuhhal of tehhdl, naam, waar mede zij de Mildziekte (*) aanduiden , is onder hen zeer algemeen. Zij openbaart zich uitwendig door een gezwel, hard in het aanraaken, *c welk in den omtrek van de milt ontfïaat, en 't welk kan toeneemen en verminderen, éh door eene algemeene zwelling boven den navel. De Christenen, en eenige Mahometaanen, minder naauwgezet dan anderen, bedienen zich, in Egypte , van Brandewijn , om hec kwaad (*) Morlus Splenetkus. K 2  148 NIEUWE REIZE kwaad oogenbliklijk te verdrijven,' meer hebben ze daar toe niet nodig. Het eenig geneesmiddel, welk ik in Dar-four, met eenigen fchijn van goeden uitflag , heb zien gebruiken, was het Seneblad, fijn geftooten, met honig gemengd. Men gebruikt dit middel bij kleine brokken , zoo als men hier te lande bijkans alle andere buikzuiverende middelen inneemt. Bij ondervinding is mij gebleeken, dat het Jamespoeder zeer heilzaame uitwerkzels voortbragt bij alle de zulken, bij vie'ke het braaking verwekte. De uitzetting van de milt beneemt aan de maag de noodzaaklijke ruimte, om eene genoegzaame hoeveelheid voedzel te kunnen bevatten, zonder daarom den trek, die dezelve daar toe gevoelt , te verminderen. De geduurige overloopingen van gal, de lever tot het volvoeren van haare werkzaamheden onbekwaam maakende, vertraagen daarenboven den omloop des bloeds, die eigenaartig in deeze deelen zeer langzaam is. Het opgehouden bloed verwekt verpoppingen in de milt, alwaar het zich ten laatfte opftapelt. De uitgebreidheid van dit deel wordt daor door vergroot; en altoos nader aan het gedarmte koomende, bederft het door de na-  na AFRIKA. 149 nabijheid der drekftoffen , welke daar in befloten zijn : en in dat geval worde de ziekte dikmaals doodiijk. Intusfchen gebeurt het zomtijds, dat veele jaaren verloopen, zonder dat deeze verpoppingen eenig gevaarlijk tce' val voortbrengen. De gal geenen doortogt meer vindende na de darmen , verfpreidt zich uit de galblaas in de lever, en vermengt zich eindelijk met het bloed. Hieruit ontflaat de geelzucht, eene andere ziekte, onder de Fouraanen vrij algemeen, en bij den naam van Sajfafir bekend. In de oogen openbaart zij zich 't eerst bij de Negers. Het inlandfche Natron is een zeer kragtig middel togen de buitengewoone overloopingen der gal. de lintworm. Vrugten, plantgewasfen en veel fuiker, maaken een groot gedeelte van het dagelijksch voedzel der onderfcheidene bewooneren van Egypte uit. Deeze fpijzen ziju oorzaak dat zij aan den Lintworm zeer onderhevig zijn. Ik heb groote brokken van deezen worm gezien, welke Europifche Geneesheeren er K 3 van  J50 nieuwe REIZE van bewaard hadden ; doch mij is niet gebleeken, dat zij eenig middel hadden uitgevonden om den worm te verdelgen. Door de verfchillende toevallen van dit ongemak misleid, befchouwen de landzaaten dezelve als zoo veele onderfcheidene ziekten, en behandelen ze daar mede overeenkomftig. Hoewel geene klasfe van inwooners, van dit ongemak geheel ontheven is, zijn er het gemeene volk, de Joodcn en de Christenen , meer dan de overige inwooners aan onderhevig , naar gelange van de ongezondheid der fpijzen , tot welke zij , geduurende de Vasten , zich zeer geftreng bepaalen. De lin tworm openbaart zich van buiten door eene zwelling, in de nabijheid van den navel ontftaande , en door de verandering, welke zich in de kleur van het vel in den omtrek der oogen doet opmerken. Bruce fchijnt van meening te zijn , dat deeze wormziekten, onder de bewooners van Abijfinie zoo algemeen , aan het gebruik van raauwe fpijzen moeten worden toegefchreeven. Doch, zonder aan te merken, dat het in geenen deele beweezen is, dat deeze foort van voedzel wormen in de darmen van het menfchelijk lichaam voortbrengt, is onder geen volk  na AFRIKA. 151 volk 'deeze ziekte zoo algemeen verfpreid, als onder de Egyptenaars , die nooit iets , 't welk niet gaar gekookt is, eeten. breuken. Zeer algemeen zijn in Egypte de Breuken, vooral onder de zeelieden. Niemand ontmoet men er, die niet meer of min aan dit gevaarlijk toeval lijdt; veelen zelf onder hen worden er op eene doodlijke wijze van bezogt. Dit kur. een uitwerkzel zijn van de geftalte, in welke zij het benedenfte gedeelte houden, terwijl zij in het wan, Waxfin zij fchier de helft huns leefliken. Intusfchen geloof ik , dat dit nak voornaam! ijk moet worden toegefchree*en aan de poogingen , die zij moeten } in het belaaden en losfen van hunne fchepen , en in het voortduwen van dezelve, 't geen zij dikmaals doen, door met hunne fchouders daar tegen te leunen. De gemeene lieden , die de gewoonte hebben , om zeer zwaare pakken op hunne fchouders te draagen, én groote zwaarten op te tillen, zijn insgelijks zeer dikmaals met Breuken gekweld. Te Cairo maakt men ruwe en onK 4 vol-  152 nieuwe REIZE voldoende banden , meer gefchikt om den lijder te belemmeren , dan om de toevallen te geneezen of te voorkoomen. Een middel, 't welk zomtijds met een goeden uitflag wordt te baat genomen , wanneer de ingewanden niet beklemd zijn, is het fcrotum te fchroeien. Niet zeer algemeen is dit ongemak in Dar- four ; nogthans ontmoet men er voorbeelden van. waterbreuk. Zeer algemeen is de Waterbreuk in Syrië, en voornaamlijk in de Had Beireut. Ook ontmoet men in Egypte veele lieden, van dit ongemak aangetast; doch voornaamlijk zijn er de meeste voorbeelden van voorhanden onder de Christenen, in beide die gewesten. Men heeft het, doch zonder veel waarfchijnlijkheids, toegefchreeven aan het Nijlwater, aan het gebruik , of liever aan het overdaadig drinken van brandewijn , en aan eene zekere foort van voedzel. 's Lands inboorlingen hebben kundfchap aan eene manier van infnijdinge , welke men zonder gevaar kan ondergaan, en die de ontlasting van water bevorderende, noodwendig eene oogenbliklijke ver-  na AFRIKA. 153 verligting moet veroorzaaken. Doch de ziekte openbaart zich welhaast van nieuws ; en het eenige middel , 't welk eene volkomene geneezing kan belooven, is het gebruik van het brandijzer, 't welk, in weerwil der onhandigheid der zulken, die deeze kunstbewerking verrigten , door den gelukkigen uitflag den moed der zodanigen beloont , die dezelve durven ondergaan , zonder zich te laaten te rug houden door de gevaaren, die daar mede gepaard >gaan. AMBEIJEN EN PIJPGEZWEL. Zeer onderhevig zijn de Egyptenaars en de bewooners van Dar-four aan de Ambeijen. In 't laatstgenoemde deezer landfchappen worden ze door uitbranding of fchroeijing o-eneezen. Ook zijn ze zomtijds van heE Pijpgezwel gekweld ; z'rj verftaan de kunst, om het door uitwendige middelen te geneezen , zonder dat zij de infn'rjding behoeven te hulp te roepen. K 5 be-  '54 NIEUWE REIZE BEROERTE. In Dar-four heb ik twee menfehen aan Beroerte zien fterven ; dus althans meen ik de toevallen te mogen noemen, van welke ik een verflag gaa mededeelen. Een van hun was een jonge flaaf, ongeveer zestien jaaren oud , de andere een man van veertig jaaren , beiden van een zeer bloedrijk geitel. De jongeling, naa alvoorens, bij koud weder, voor een zeer groot vuur geftaan te hebben, viel eensklaps neder, buiten kennis. Zijn pols ftondt ftil ; bij wierdt van eene hevige neusbloeding aangetast, en overieedt naa verloop van anderhalf uur. Men hadt zijnen mee.«ter overgehaald om hem te doen aderfcaten ; doch de omftanders verzetteden zich daar tegen :t zeggende dat hij Scheitdn , dat wil zeggen , van den duivel was bezeeten. Den anderen man zag ik eerst naa zijn overlijden; zijn lichaam was met vlekken bedekt, veroorzaakt door het uit de vaten geloopen bloed. Deeze hadt in de brandende hette der zonne gewerkt. De dus genoemde zonnefteeken behooren niet onder de toevallen, aan welke de Fouraanen veel onderhevig zijn , om reden, dat wanneer zij op weg zijn of wer-  na AFRIKA. 155 werken, zij de gewoonte hebben , ter beveiliginge van hun hoofd, op 't welk de zonneftraalen rechtftandig zouden nedervallen, hetzelve met hun hembd te bedekken, laatende aldus het overige van hun lichaam bloot. navelbreuk. Navelbreuken, in meerdere of in mindere maate, zijn een ongemak, in Dar-four, onder de flaaven, en zelf onder de vrije lieden, zeer algemeen. Men heeft opgemerkt, dat bij de Negers de navelflreng veel meer uitgebreidheids heeft dan bij ons ; doch er is grond om te gelooven , dat dit het gevolg van eenen of anderen misflag is , door onkunde of door onagtzaamheid bedreeven , of ook wel van eene flegte behandelinge, welke in het oogenblik van de geboorte der kinderen heeft plaats gehad; iets, 't geen, evenwel, voor hét overige, niets fchadelijks fchijnt te veroorzaaken. Wanneer de navelflreng gebroken is, wordt dezelve, even als in Egypte, gefchroeid. K I N-  Ï56 nieuwe REIZE kinderbaaren. De verlosfingen der Arabifche vrouwen zijn merkwaardig om haire gemaklijkheid. Men verhaalt dat de vrouwen der Bedouins zich zelve helpen, aan den oever van een of ander beekje. Zeker is het althans , dat de Koptifche en Mahometaanfche vrouwen, die in de lieden woonen , den grootften afkeer hebben, om zich bij deeze gelegenheid van de hulp eens mans te bedienen, en dat er, in weerwil van de geringe bekwaamheid der" vroedvrouwen , flegts zeer weinige ongelukken gebeuren. De Dar-fouraanfche vrouwen bedienen zich insgelijks van de hulp van perfoonen van haare eigen kunne ; en meestal verloopt er een zeer korte tijd , dat zij zich van haare gewoone werkzaamheden fpeenen. Intusfchen fchijnt de natuur voor haar het kinderbaaren moeilijker gemaskt te hebben , dan voor de Egyptifche vrouwen ; en zij ondervinden nu en dan, zoo wel als haar kind, eenige onaangename gevolgen van haare verlosfingen. Veele heb ik merkelijk zien zukkelen , omdat zij zich aan de lucht te fpoedig hadden blootgefteld. D E  na AFRIKA. 157 de water.vr.eeze. Zeer weinig , of in 'c geheel niet, is de Watervreeze, of rabies canina, zoo min in Egypte als in Dar-four, bekend. Nimmer heb ik er hooren zeggen , dat eenig mensch of dier van dit ongemak was aangetast. Te opmerkelijker zou dit kunnen fchijnen, naarmaate deeze beide landen van eene menigte honden krielen , die niet altijd water kunnen vinden ; en 't is bekend, dat het algemeen gevoelen voormaals dit verfchrikkelijk ongemak aan overmaatigen dorst toefchreef. Deeze waarneeming, met anderen gepaard, zou ons op den weg kunnen helpen, om er eindelijk de waare oorzaak van te ontdekken. Denkbeelden der Oosterlingen, over de uitwerkzels van verfchillende geneesmiddelen. Niets is eenvoudiger , dan de wijze , op welke de Egyptenaars, en alle de bewooners van Afrika, de gewoonte hebben, de onderfcheidene geneesmiddelen , die in de Geneeskunde in gebruik zijn, te rangfchikken. Zij ken-  I58 n ï e uwe REIZE kennen flegts twee foorten , de verkoelende en de verwarmende middelen. Aan de eerstgenoemde fchrijven zij eene groote kragt toe, en befchouwen de laatstgemelde over 't algemeen als zoo nadeelig, dat indien een kranke vermoeden hadde omtrent eenige verwarmende hoedanigheid in een geneesmiddel, hem toegediend, de voorfchrif;en van den erva. rennen Geneesheer r om geenerlei waarom, door hem zouden gebruikt worden. ADERLAATING. In de meeste ziekten, van welke de bewooners deezer lar.den , naa het tweede , of vóór het zestigfte jaar huns ouderdoms, worden aangetast, neemt men dikmaals de toevlugt tot de Kopping, dat wil Zrggen, eene kleine opening in den opperhuid. Dit zoo eenvoudig middel wordt, zonder onderfcheid, te werk gefteld aan het hoofd, aan de Horst, aan de lendenen en aan de beencn; doch ik ben verre af van te gelooven , dat het veel uitwerkinge doet. Eene opening, evenwel, bij den kransnaad gemaakt, is dikmaals genoeg, om de hevigfte en aanhoudendfte hoofdpijnen, door eene al te fleike lichaamsbewee-  na AFRIKA. 159 ging, of door eenige andere oorzaak ontftaan, te verdrijven. In de andere manier van aderlaaten bedient men zich van eene foort van hoorn, die, ten deezen oograerke toebereid , het zelfde uitwerkzel, als onze Laatkoppen, voortbrengt. Zeer eenvoudig is de handgreep, van welken men zich ten dien oogmerke bedient; dezelve veroorzaakt geenerlei pijn, en is toereikende om zoo veel bloed af te tappen, als men noodig oordeelt. Men houdt den mond aan de kleinfte opening van den hoorn , en fluit deeze opening, zoo ras de kunstbewerking is verrigt. De opening wordt gemeenlijk met een fc heer mes gemaakt. BEENBREUKEN. De Egyptenaars fmelten de lijm, welke in de putten verzameld wordt, en mengen dezelve met boter; dit dient voor de beenbreuken en de kwetzuren tot een hulpmiddel, waarvan de uitwerkzels, naar men wil, hoogstverwonderlijk zijn. Men gebruikt het inwendig , terwijl het uitwendig op het gekwetfte deel gelegd wordt. S T E B N-  Ï6& nieuweREIZÉ steenolie. Op de zelfde wijze en bij de zelfde gelegenheden , als in het voorgaande artikel zijn vermeld, wordt de Sceenölie gebruikt, die, aan den westlijken oever der Arabifche zee, aan de zeeëngte van Suez wordt verzameld. Men maakt er veel werks van. e e z o a r. Groote kragt fchrijven insgelijks de Oosterlingen aan de Bezoar of Ben/bar toe. Meermaalen heeft men hier voor een zeer kleinen fteen zeven Guinies zien betaalen. De Europifche geneesheeren verzekeren, dikmaals met een goeden uicflag er zich van bediend te hebben. Zij doen dien in poeder gebruiken. ammoniaczout. Onder de geneeskundige voortbrengzels van Egypte wordt er, misfchien, niet een gevonden, 't welk zoo algemeen nuttig is als het Ammoniaczout,en 'ewelk de natuur gelukkiger heeft geplaatst, om te dienen tot een behoedmiddel tegen de veelvuldige ongemakken in het  na AFRIKA. i6ï het land, alwaar men het ontmoet. De geest van Ammoniaczout is re gelijk wind- en pisafdrijvendc ; doch deszelfs werking is zeer zagt. Eenige droppels van dit vogt met water ingenomen , zijn het beste geneesmiddel tegen hoofdpijn , en de vermoeijenisfen, die men in Egypte gewaar wordt , geduurende de zwaare hette, welke het wasfen van den Nijl voorafgaat. Dikmaals heeft men er de borstkwaaien mede geneezen, veroorzaakt door de kwaade lucht, de verflikkende warmte van den zuiden wind , die zich in zekere tijden van het jaar verheft, en door het nadeel van den fpoedigen overgang uit de brandende hette der zonne in den nachtdaauw. Men mag er nevens voegen, dat indien de voorzorge om de doorwaasfeming aan den gang te houden, een der middelen zij om de Pest te weeren, de geest van Ammoniaczout, op de behoorlijke wijze gebruikt, misfchien op de lijst der behoedmiddelen zou moeten worden aangefchreeven, die tegen de befmetting worden te werk gefield. PRIKKEL MIDDELEN. Geene geneeskundige mengzels- worden ift Egypte zoo zeer gezogt , als die den lust II. DEEL. L tOt  IÖ2 NIEUWE REIZE tot het liefdegenot kunnen wekken. Veel gebruik maakt men er van de lacerta fcincm in poeder, gelijk ook van duizend andere prikkelmiddelen. Geheele velden zijn er bezaaid met hashish, de Oostindifche Benfoin. Zij wordt op onderfcheidene wijzen gebruikt; doch van alle de tocbereidzels, in welke dezelve wordt gemengd, is er niet een bekend, 't welk voor kragtiger werkende wordt gehouden , dan het bij de Arabieren maijütz genoemde. Het is een foort van flikmiddel, 't welk de Egyptenaars , vrouwen zoo wel als mannen, zonder maate en paal gebruiken; en door den ouderdom uitgeput , of door de verzwakking , een gevolg der verzadigirge, of eene medgezellin der ziekte, zijn de na v dg^rs des afftammelins;s van isMAët, niet be'Tand tegen den verilerkenden invloed der weldaadige Godinne. Eenige bijzonderheden wegens de lichaams*gejitldheid der ÏSegers. Ondndig vaster en dikker is de opperhuid der Negers dan die der Blanken; en 't zij men al of riiet dat onderfcheid verkieze aan te merken , als gefchikt om de foorten te kenmerken, niet minder waar is het daarom, dat  na AFRIKA. io^ dlat de Negers, 'c zij in gezondheid of in ziekte, daar van zeer duidelijk in 't oog vallende uitwerkzels ondervinden. Alie de huidziekten, en de zulke, in welke de etrering noodzaakltjk wordt vereischt, doen hun zeer Veel lijden. Dikmaals behouden zij langer dan een jaar , de merkteekens der geesfelflai gen, de gevolgen van welke zich bij eeneri blanke zouden bepaalen tot eerige watenigtige, opene builen , die binnen eenige weinige weeken opdroogen en geneezen. 't Geen verder aan hun merkwaardig is j is de fehinerende roodheid der fpiervezelen de (terkte van het vermogen van zamentrekkinge in hunne zenuwen , en de witheid % hardheid en zwaarte hunner beenderen. Irt 't algemeen hebben zij het beste gezigc \ zeer weinige bijzienden , en bijkans gecné blinden , ontmoet men onder hen. Hunné tanden zijn wit en fterk ; zelden hebben zij er pijn aan, en zij behouden ze tot iri eeri hooggevorderden ouderdom. De Fouraanen, zoo wel als de andere Negers in hunne na5' buurfchap, zijn zeer zorgvuldig omtrent hët reinigen van hunne tanden, door dezelve tè wrijven met de takvezekjes van den bocrh $ Sckaiï genoemd. L 2 N  164 nieuwe REIZE natron. Veel gebruik maaken de Dar-fouraanen van het Natron in de dierlijke geneeskunde. Eene groote menigte daar van mengen de landzaaten telkens onder het water, waar mede zij hunne kameelen , paarden, ezels, fchaapen en ander vee drenken; zij befchouwen dit als een dienftig middel, om hunnen eetlust te prikkelen , en gevolglijk om hen vet te doen worden. Zommige kameelen weigeren dit met Natron bezwangerd water te drinken; doch deeze zijn weinig in getal, en over 't algemeen genomen geeven ze de voorkeuze aan het water, waarin eene fterke gift ontbonden is. Wat de zulken aangaat, welke dusdanig water weigeren te drinken, men doet dan het Natron in poeder gebruiken, met bloem van maïs gemengd , en ia brokken verdeeld, 't welk men hun met geweld doet doorzwelgen, eer men hun te drinken geeft. Wat de menfehen aangaat, zij gebruiken het Natron tegen de hoofdpijn , de aanhoudende en afgaande koortzen, welke gemeenlijk hier te lande naa het regenfaifoen ontftaan. Men gebruikt in 't nugteren twee of drie  na AFRIKA: 165 drie oneen raauwe Natron, naa het vooraf in water te hebben doen fmelten: op deeze wijze gebruikt, doet het de uitwerking van een zeer^fterk buikzuiverend, zomtijds ook van een braakmiddel. Ik geloof niet dat deeze handelwijze eenig nadeel kan toebrengen in fterke en bloedrijke lichaamsgelteilen ; doch, Wat mij betreft, wel verre is 't er af, dat ik mij zeiven zou kunnen geluk wenfehen met de door mij genomene proeven. tamarinde. De Tamarinde, Thummara Hindi, is een der nuttigfte voortbrengzelen der landfchappen , welke wij befchrijven, en vervult het gemis van veele andere. Bij mangel aan Limoenen en andere zuure vrugten, bedient men zich van deeze vrugt, dezelve met water mengende, om er eenen aangenaamen zoo wel als verkoelenden drank van te bereiden. Men ftampt ze in een vijzel, en laat ze vervolgens droogen in de gedaante van koeken, ter zwaarte van twee of driehonderd drachmen. Uit het aldus toebereide deeg trekt men een afkookzel, 't welk in de geneeskunde voor een zeer zagt middel wordt geL 3 hou-  l6£ nieuwe REIZE houden, en 't welk men ook, in 't bijzon» der als een zweetmiddel gebruikt. Aan de Tamarinde fchrijven de landzaaten eene vermogende kragt toe , om het uitwerkzel van zekere vergiften tegen te gaan. het zoo gen van kinderen» In Egypte , volgens de aanmerking van SAiVARij, belasten zich alle moeders, volgens het gebod des Profeets, met de zorge om haare eigen kinderen te zoogen ; en deeze gewoonte, voegt hij er nevens, be.fp \rt haar zeer veele ongemakken. Twijfel lij !r het niet , dat de moedermelk , zints geruimen tijd opgeflooten, het beste voedzel is, welk het kind in 't oogenblik zijner ge■boorte kan gebruiken, en door zijne fcherp-r heid meest g'Jchikt, ter bevorderinge van de ontisstinge der drekfloffen , in het lichaam van het kind, vóór den tijd zijner geboorte, verzameld. Doch dit uitwerkzel eenmaal daargefteid zijnde, zijn er gevallen, in welke aan de ihelk, van eene andere vrouwe de voorkeuze moet gegeeven worden. Zelf kan het gebeuren , dat zints het eerfte oogenblik , 4% moedermelk voor het kind verderflijk wordt*  na AFRIKA. 167 wordt. Om kort te gaan, men is er wel verre af, om het voor eene beweezene waarheid aan te zien, dat dit, in alle gevallen, bet best mogelijke middel is. Niemand daarenboven is onkundig, dat indien de moeder zich niet zorgvuldig in agt neeme, en zij van nieuws zwanger worde, haare melk niet anders dan volftrekt nadeeligyoor het kind zijn kan. Er is in de Arabifche taal eene bijzondere benaaming voor de vrouw, qua laclans confuescit viro; en deeze benaaming is een fcheldvvoord. opium. 't Is bekend, welk een overmaatig gebruik de inwooners van Conflantinopole van het Opium maaken. Door gewoonte hebben zommigen de uitwerkzels deezsr zeer kragtige toebereidinge dermaate verzwakt , dat twee drachmen Opium, en zelf nog meer, niet toereikende zijn , om hen in die zagte bedwelming te dompelen , van welke zij hunnen wellust maaken, of in hun de geringde vrolijkheid te verwekken. De zulken, welke dus verre zijn gevorderd, gebruiken, als een prikkelend middel , bijtend fublimaat, L 4 van  ï6B nieuwe' REIZE van 't welk zij, onder 't een of ander voertuig gemengd, zegt men, zelf tot tien greinen te lijve flaan. Ongelooflijk bijkans fchijnt het, 't geen aangaande de kragt van het Opium wordt verhaald, om het uitwerkzel van mineraale vergiften te keer te gaan ; en men zou het niet durven vermelden , indien het niet op het gezag der geloofwaardigfte getuigen rustte, 't Is uit aanmerking van dit buitengemeen Vermogen, dat mij een denkbeeld is ingevallen , 't welk ik aan het oordeel mijner leezeren onderwerp. Men verzekert, dat mithr i da te s, koning van Pontus, door kragt van tegengiften , zich dermaate hadt verhard tegen alle foort van vergiften , dat wanneer hii, verlangende om een einde te maaken aan zijn ieeven en aan zijne elenden,het laatstgemelde middel willende te baat neemen, ^ijne Onderfcheidene proefneemingen , om zijn oogmerk te bereiken, volflrekt kragtloos bevonden wierden. Pontus leverde toenmaals, gelijk nog ten huidigen dage, het beste Opium. Zou dit niet het vermogende tegengift geweest zijn, waar van mithridates zich bediuide ? Heeft het niet een waarfchijnlijk voorkoomen , dat deszelfs eigenfchappen bekend  na AFRIKA. ió> kend geweest zijn in het land , welk het voortbrengt , voor dat men in andere landen daar van eenige kundfchap hadt? Men zal mij, veelligt, tegenwerpen, dat men ten deezen tijde het gebruik van mineraale vergiften nog niet hadt ontdekt, en men in het bezit zijn konde van tegengiften tegen het klein getal vergiften uit het plantenrijk, van welke men zich bediende. Mijn antwoord is, dat het hier de vraag niet is om te weeten, welk tegengift'tegen het gebruik van zulk of zulk een vergif kan worden aangevoerd , maar te beflisfen , welk vreemd lichaam bekwaam zijn zou, in ons werktuig eene genoegzaam volkomene verandering voort te brengen , om het tot weerftandbieding tegen alle vergiften in ftaat te ftellen. de besnijding. De gewoonte der Befnijdinge verliest zich in de wijdst afgelegene oudheid ; haar oorfprong laat zich door geenerlei naafpooringen ontdekken. Intusfchen ben ik van gevoelen, dat men , meer moeite en oplettendheids te baat neemende, ten deezen opzigte ophelderingen van groote aangelegenheid zou bekooL 5 men  1/° NIEUWE REIZE men hebben. Zommigen zijn van meeninge geweest, dat deeze bewerking het gevolg was van noodzaaklijkheid in zekere gewesten ° veroorzaakt door een gebrek in het licbaamlijk genei, ftrijdig tegen de vereeniging der beide fexen , of dat zij diende ter ontwikkelinge van ziekteverwekkende oorzaaken. Ten aanzien van deeze en geene' bijzondere perfoonen kan dit plaats gehad hebben ; maar bezwaarlijk , dunkt mij, is daar van de toeoasling op geheele volken , en vooral op* de bewooners van een land van groote uitgebreidheid. Om geene andere reden, zoo veel ik heb kunnen opmerken, is de befnijding onder de Fouraanen in gebruik, dan als eene godsdienfh'ge gewoonte , een gedeelte uitmaakende van de wet, welke zij erkennen; en er is geen bewijs voorhanden , dat zij dit gebruik hadden aangenomen, vóór hunne omhelzing van den Mahometaanfcben godsdienst. Zonder eenig ongemak wordt dikmaals de befnijding tot aan den ouderdom van achttien jaaren, en zomtijds nog langer, uitgefteld; in Dar-four, zoo min als in E gijp te, en in de overige Mahometaanfche landen, ontmoet men geene lieden, die van de kunst van  ka AFRIKA, 17% van befnijden bijzonderlijk en met uitfluiting hun werk maaken. de uitsnijding (Excifiofl). De natiën in het Noordlijk gedeelte van Afrika hebben geene kennis aan de handgreep , om de vrouwen de uirfnijding te doen ondergaan. Iritusfchen, daar deeze gewoonte in geenerlei gddsdienftig gebod haaren gröndflag fchijnt te hebben , zou men veel meer overhellen , om de reden daar van in eenige natuurlijke noodzaaklijkheid te zoeken , dan in de oorzaak , welke die van het mar)1lijk gcflagt aan de befriijdinge onderwerpt. In allen gevalle zal ik niet als een bewijs voor mijn gevoelen aanvoeren, het groot getal landen , in welke deeze wijze van doen is aangenomen : want alsdan zou men eveneens redén moeten geeven van de gewoonte eener horde afgodische Negers, in de ommelanden van Four woonagtig, die den kinderen , voor dat zij den volwasfen ouderdom bereikt hebben, twee of zelf meer van hunne voorfte tanden uittrekken; als mede van eene andere gewoonte van een nabuurigen Ham, p.m de tanden te vijlen, zoo dat ze van boven  nieiJwe REIZE ven in een punt eindigen (*) • en dan nog van eene derde gewoonte, onder verfcheiden natiën in gebruik, om zich op het aangezigt eene klove of infoijdmg toe te brengen, eenen tweeden mond vertoonende; en van duizend andere gewoonten , die onder de Wilden m eere worden gehouden, aUen even buitengewoon , aiJen even onvatbaar, om in dezelven eenige nuttigheid aan te wijzen. Unihijding heet in \ Arabisch chafadh • de perfoon , die deeze kunstbewerking verrigt, voert in die taal een bijzonderen titel. De uidhijding beflaat in het wegneemen van een gedeelte van den kittelaar, voor het tijdflip der huwbaarheid, of op den ouderdom van ackr of negen jaaren (f). S r r a.' (*) Aan eene menigte flaaven laat zich dezee geWoonte opmerken. Zij befcbouwen dit als een fieraad. Daarenboven draagen ze zorge om het candvleesch weg te neemen, met oogmerk opdat deeze dus ge. vylde tanden zich als zoo veel langer mogen vertoonen. Door deeze bewerking worden de tanden zwart; doch mij is niet gebleeken, dat ze er voor 't overige eenig nadeel door lijden. (t) Zui Af™<* « 4fi* PHis peragratis, primi hune exftcandi morem occidtntalibus narrare auBores, db ore maltrwn te aceeptd, et novitate ejus perculfi, de mod» excu  ïïa AFRIKA. 179 Strabo is de eerfte, die van deeze gewoonte gewag gemaakt heeft, welke, egter, zeer oud is (.*) '■> en de bewoordingen, van welke hü zich bedient , wijzen duidlijk het onderfcheid aan, welk er tusfchen de uitfnijding en de befnijding plaats heeft. De Egyptifche Mahometaanen befchouwen deeze gewoonte, als volftrekt onafhankelijk van eenig godsdienftig gevoelen. Men verzekert dat de Christenen, in het land Habbesch, ten' deezen opzigte, in het zelfde gevoelen ftaan. In Dar-four, voornaamlijk onder de Arabieren, ontmoet men veele vrouwen, die de kunstbewerking der uitfnijdinge niet ondergaan hebben. Nimmer evenwel is 't mij gelukt, een voorbeeld gezien te hebben , of te hebben hooren gewag maaken van eenig voorbeeld van die wanftallige verlengzels, welke, naar men wil, de kunstbewerking noodzaakhjk gemaakt hebben. In excifionis toto coelo errars foknt, nymphas afecari perhibentes: prorfus ineptè quidrm , fed jepta pudcitia vitam ngentibus , nwnquan Mis nudam vil » longuiquo vidisfê , wulto minus muiiebria tttrectavLfe, Mi manifestum, gerat. (*) Strabo, Lib. XVII.  *?4 Nieüwë REIZE In het huis, aiVaar ik mijnen intrek had, bevonden zich derden of veertien jonge meisjes , die gelijktijdig de uitwijding ondergingen. De kunstbewerking wierdt door eene vrouw verrigt; veel leeden eenige onder en naa dezelve. Men verboodt haar het Ioopen* doch zij hadden vrijheid o,n vleesch te mogen eeten. Eene overvloedige e.tering noodzaakte haar, alle twaalf uuren, de gewonde deelen met warm water te wasfchen. De meesten konden naa verloop van acht dagen ioopen, en wierden toen van allerlei bedwang ontheven. Drie of vier hielden haare kamer cot op den dertienden dag. Dikmaals gaat in Dar°-four deeze kunstbewerking van eene andere verzeld, die in Egypte niet in gebruik is: zij heeft ten ooft. merke , in de fchede eene door kunst bc. werkte vernaauwing te we ,e te brengen, die de gemeenfehap met eenen man belet. Voornaamlijk wordt dit bewerkftelligd omtrent de fiaavinnen, wier lichaamsfterkte zeer vermindert , 't zij door eene zwangerheid , 't zfj door de noodzaaklijke gevolgen der vleeschlijke verkeeringe met mannen , zelf ingevalle er geene bevrugting heeft p^ats gevat. Vrij> geborene meisjes zijn ook zomtijds aan deeze kunst-  na AFRIKA. *75 kunstbewerking onderworpen. Dit is het eenige middel, hier bekend, ter bedwinginge van neigingen , die zich door eene mindere hindernis niet zouden laaten beteugelen. De kunstbewerking,^ van welke ik fpreek, moet op den ouderdom van tusfchen de acht en zestien jaaren volvoerd worden ; gemeenlijk verkiest men den ouderdom van elf of twaalf jaaren; en zij, welke men dezelve doet oadergaan, zijn niet altijd maagden. Het lichaamsmaakzel van bijzondere perfoonen fchikt zich beter of flegter naar het oogmerk, welk deeze kunstbewerking doet te werk ftellen. Vrouwen ontmoet men , bij welke de tegenftand dermaate onoverkoomlijk wordt, dat dezelve niet dan door middel van een mijdend werktuig kan weggenomen worden (*). De Negers van zommige ftammen hebben de gewoonte, met fcherppuntige werktuigen vetfcheiden afbeeldingen in den opperhuid te teekenen. Ieder lïeek laat een onuitwischbaar kenmerk naa, en voor het oog zoo dui. de* (*) Qiioties autem confihulatio fortkr meatês etiam nrinarii aiitu-n clauuere m'netur, plumd vel osfed quidam tubuli alhibitd , illum in me urethra infttunt, wqus 4um eanalis majons aditui am^iius invigilm non fit opus.  i?6 nieuwe REIZE delijk te onderkennen , als of het met kleuren gefchilderd ware. Op eenige eilanden van de Zuidzee is deeze gewoonte insgelijks bekend (*>. De Zwarten bedekken haare troi.ie , haare borst, haare lendenen , enz, met dit zonderling fieraad. In Opper - Egypte , vóór hunne aankomst te Cairo , worden zulken der Zwarten verminkt, welke beiïemd zijn voor Gefneedenen te dienen, 't zij in die ftad, of te Con/ïantinopole. De volvoering van deeze kunstbewerkinge wordt aan lieden toevertrouwd, wier famiJiën, daar te lande gevestigd, van vader tot zoon , zich in eene zoo oude gewoonte hebben geoelfend. Niet zeer aanmerkelijk is het getal der zulken , welke aan deeze bewerking onderworpen worden, en er fterven zeer weinigen aan. De zulken, welke tot den dienst van den koning van Dar-four beftemd worden, ondergaan de kunstbewerking in 't binnenfte van zijn paleis. (*) Zie coojc's Reize. TWEE-  Na AFRIKA. \fj TWEEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK-. MIJN VERTREK VAN CAIRO. ReIZE NA JERUZALEM. Reize langs den Nijl tot aan Damiaiè. —. Gewasfen. — De Papyrus. - Koophandel. — Wreedheid der hserfchappije der Matnmelukkcn, — Reize na Tafé. — Befchrijying van Yaffé — Rama. — Jeruzalem. — Bedelaars. Grove» èj* Koningen. —_ Bethlehem. : . Naplufa. — iS^ïft Zte berg Tabor-, Ik verliet Cairo , op Vrijdag den tweeden December des jaars 1796; ik had een Canjêt of klem vaartuig gehuurd, waar mede ik den Nijl tot aan Damiate afzakte. Niets meidenswaardigs gebeurde er op deeze reizë[ Alleenlijk zal ik melden, dat wij* in \ vooi> bijvaaren^ verfcheiden aanzienlijke fteden zag*n> onder andere Manföura, vermaard dooï lh DEEL, 3VI <}è  1^8 nieuwe REIZE de nederlaag van st. lode wijk, koning van Frankrijk; iets , 't welk de naam zelve aanduidt, veld der overwinninge beteekenende. Tusfchen Cairo en Damiate gelegen , is Manfoma de plaats, alwaar de reizigers eenigen tijd vertoeven, die tusfchen deeze fteden heen en weder trekken ; en deeze ligging brengt haar groot voordeel aan. Zij ftondt toenmaals onder 't bevel van eene Caschef, door rBRAHiM-BEij daar heen gezonden. Ik vertoefde er flegts eenige weinige uuren. Aan den zelfden weg, nagenoeg ter halverwege tusfchen Cairo en Damiate, liggen Sifté en Ghrammer, fteden van den tweeden rang, zeer volkrijk , inzonderheid van Mahometaanen : want men ontmoet er bijkans geene Kopten. Deeze fteden liggen aan de twee tegen elkander over gelegene oevers van den Nijl, welks vrij1 diep, doch te deezer plaatze zeer vernaauwd kanaal, niet meer dan driehonderd roeden wijd is, van den eenen oever tot den anderen gerekend. Over 't geheel genomen kan men aanmerken, dat, uitgezonderd ten tï:de der overftroominge, deeze zoo vermaarde rivier, in haare grootfte uitgebreidheid, niet meer dan eene breedte van negenhonderd roeden bevat, dat wil zeggen, een wei-  na AFRIKA. ■weinig meer dan een derde gedeelte van cYcü mijl, Haare bedding vernaauwt z=ch mm* ti:ds tot op den geringen afftand van &onderd roeden ; haare diepte is drie- of vit lmtwintig voeten. Bijkans geenerlei bogt vertoont zich in bet kanaal van den IN ijl, van Cairo tor iw.t Damiate. Het is bedekt met eenige kLm-3 «eilanden, d^ch zij zijn weinig tri getal De Delta ftondt, in den jaare i 96, onuev het beiluur van m h li,e-el-k ft is r (é, Zij bevat veele fteden , allen , zegt me'rr, even dicht bevolkt als Damiate, en van v, ]ke, mast de laatstgenoemde, SemmenouJ tx\ Menouf, naar mijn oordeel, de yoornaanUle zijn. Een naauwkeuriger denkbeeld kan ik mij? nen leezeren van de Delta niet geeven, ebt* door hun voor te fteilen eene uirgcbrei? de vlakte , in allerlei richtingen van cv.ia menigte kleine kanaalen doorfneedcn. Hec kanaal van Menouf is genoegzaam het eenico^ 't welk eenige uitgebreidheid heeft. Di'c/s kanaalen , nevens een groot getal pompen leggen allerwege den grond van eerie rl"::ö vrugtbaarheid. Wat de groote overftroomhï. gen aangaat, door het wasfen vaii dcó Nm M s» ¥tf»  i8o nieuwe REIZE veroorzaakt, zij beflaan indedaad fiegts eene kleine uitgebreidheid, in de nabijheid der zee. Op den vijfden December bereikte ik Damiate. Deeze ftad, om haare haven vermaard, vertoont, aan den zuidkant, een zeer aangenaam gezigt. Zij heeft ten naasten bij de gedaante van eene halve maan, is aan de zagte helling der riviere gebouwd , en van bebouwde velden omringd , die zich tot aan een groot meir uitftrekken, het meir Menzalé genaamd. Daaiiate ligt omtrent zes mijlen van de zee , op eene plaats , alwaar de Nijl door een zandbank is gefloten, die de fchepen noodzaakt, een klein gedeelte hunner laadinge mee kleine vaartuigen te doen af koomen, en niet eerder hunne volle laading in te neemen , dan naadat zij den zandb.rk voorbij zijn. De grond van Damiate, die in vrugtbaarheid bijkans geer en weêrgaê heeft, vertoont vooral een kwisrenden voorraad van den oranjeboom , den citroenboom , en al dien pragtigen voorraad van voortbrengzelen van het groeiende rijk, der oosterfche landen, zoo bekwaam om den reiziger , die Engeland in den winter heeft verhaten, met verbaasdheid te treffen. Eene zeer aangenaame aandoening wierd  na AFRIKA.. 181 wierd ik gewaar, toen ik, voor de eerftemaal, de groene toppen van den zoo zeer beroemden Papyrus of Papierplant ontdekte, dringende door het flibber der graften , die mij omringden. In zulk eenen overvloed groeide voormaals deeze plant, in de ommelanden van Damiate, dat een ongewijd gebruik, indien ik mij dus moge uitdrukken, dezelve tot matten deedt dienen, die na onderfcheidene oorden van Neder-Egypte vervoerd wierden. Doch dank hebbe het bewind der Mammelukken, die in • hunne heilige onkunde , en in hunne diepe werkeloosheid, naar goeddunken het rijke grondgebied vernederen, waarvan zij zich flegts als Bruikers aanmerken. De Nijl, die tot aan Damiate zijnen loop moest voortzetten, heeft, zints eenige jaaren, den meer onmiddeliiken " weg ingeflagen , welken hem het kanaal van Menouf opende , en de bedding, welke hij verlaat, is tegenwoordig met zeewater aangevuld. Van hier, dat zij niet flegts van het voedend zap beroofd , welk haar het Nijlwater toevoerde , maar ook onder eenen j fchadelijken overvloed van zout water verflikt, de Papierplanten, en veele andere van verfchillende foorten , bijkans geheel en al verM 3 nield  HèüWï R Ë ï Z ë h'.di zijn. Eenen Europeaan, die bijkan§ Vijür.ig jacren hier te lande hadt gewoond * heb ik hooien vernaaien , dat de Papyrus * gemeenlijk, ter hoogte van acht of negen 4 en Éomtijds nog meer voeten opfchoot ; dat de ftam j die op zijn minst een duim in zijne middellijn haaide, fterk genoeg was, orri voor hem en voor zijnen zoon tot wandelftokken op de reize te dienen* In de tuinen van Damiate ontmoet men èenige moerbeziëiiboomen, als mede banaanboomen \ het kattenkruid groeit er in mejnigre , en het Scammonium is er vrij algemeen. Van Damiate tot aan het noordlijk bi-einde der kust, vertoont de oostlijke oever Van den Nijl niets anders dan kleine zandheuvels i welke men niet kan overtrekken, zonder alvoorens de rieten te hebben weggenomen * die bijkans allerwege den doortogt belemmeren; De giond van Neder-Egypte levert zeer overvloedige oogften van kanarijzaad. Damiate is de ftapelplaats van alle koopmanfchuFpen , die uit Egypte na Syrië, of bit Syrië na Egypte gevoerd worden, gelijk 'ook de markt, alwaar alle de voortbrengzels Van de Delta te koop geveild worden : het welk  ka AFRIKA. 183 welk den koophandel dier ftad merkelijk doet bloeien. Voornaamlijk beftaat deeze koophandel in rijst en in vlas , welke Syrië in verwisfeling geeft tegen katoen , te Damiate zelve , en ook in andere plaatzen van Egypte verwerkt* Bijkans niets ontvangt men er uit Europa, uitgezonderd alleen eenige kleine verzendingen van Cochenille, of andere koopmanfchappen, die door een klein aantal Venetiaanfche of Ragufaanfche fchepen worden aangevoerd. Voormaals onthielden zich te Damiate veele Franfche kooplieden ; doch derzelver flegt gedrag omtrent de vrou. wen heeft hun het verblijf aldaar volftrekt doen ontzeggen. Geenerlei overblijfzels bijkans ontmoet men hier van het aloud rond gebouw , de Toren van st. LODEWijK genaamd, die ten tijde van NiEBHUii te Damiate nog aanweezig was, en welken men er in laatere tijden nog gezien heeft. Niets meer is er van overgebleeven , dan een vak van den muur, ftaande op den buitenften rand der graft. De toren is van gebakken fteen gebouwd, en van eene foort van kalk, zoo hard als de fteen zelve. De bouwftoffen van den Toren zijn door ma hom et - beijM 4 A80UD-  }§4 nieuwe REIZE aboudhahab verbruikt tot bet ffigten van. het Fort, welk hij, in de vervaardheid, wel, ke hem de Rusfen aanjaagden , met zwaare kosten aan de. kusten deedt aanleggen. Maar geen doorzigts of overlegs genoeg bezitten, de, om een .vasten grond uit te kiezen, digter aan den mond der riviere gelegen, plaats üe hij zijn Fort op het zand en in den ffijkerigen grond, den hoek lands uitmaaken, de, weiken men buiten de oostkust ziet uitfteeken. De flerkte der grondflagen heeft eenige gedeelten des gefiigts doen ftand houden; doch het overige is ingeftort, en 't geen cr nop van overeinde ftaat, is van het water ingeilokt, of wordt er van omringd. in 't oosren der ftad ziet men twee hoogten., uit puinhoopen zamengefteld, de noordlijkfte van welke nog het overfchot van een ftennen muur vertoont, merkwaardig om zijne vastheid. Deeze muur, verhaalt men, plac^ eertijds tot een a'loud kasteel te behooren. Van den top deezer hoogte ontdekt men het Slagveld, op het welk , r,aa eenen veldflag tusfchen de Christenen en de Saraceenen , st. l ode wijk, koning van Frankrijk, naar het zeggen der Arabieren, de laatstgemelden in handen viel.. Deeze plek gronds voert dejj,  na AFRIKA. 185 den naam van het veld des bloeds, om reden , dat, zoo als de overlevering luidt, het treffen zoo langduurig en zoo verfchrikkelijk was , dat de aarde en het water , geduurende een vrij aanmerkelijk tijdverloop, met bloed geverfd bleeven. Niets meer meldenswaardigs levert Damiate op, uitgezonderd alleen twee Moskeeën, eene van welke , die zeer rijk, en uit eene ftigting van foortgeiijken aart als de Jamael-Azher afkom Mig is, naar men wil, tusfchen de vijf en zeshonderd armen , meestal blinden of verminkten, onderhoudt. De andere Moskee is zeer vermaard en zeer oud. Zij wierdt , naar men wil , op de puinhoopen eener Christen kerke gebouwd. Zelf wordt er verzekerd , dat een gedeelte van 't oorfpronklijke gebouw nog aanweezig is onder het geftigt, welk het heeft vervangen; doch van het thans aanweezige gebouw wordt geen weeks; gemaakt, en het is in 't verval. Vermids men de deur , die na de onderaardfche deelen leidt, heeft toegemetzeld, had ik geene gelegenheid om dezelve te bezigtigen. De Moskee is zeer ruim en bevat een groot getal marmeren kolommen ; doch, uitgezonderd eene enkele , die van Porfier, en eene M 5 a n-.  t$6 nieuwe REIZE andere, die van rood Graniet is, zijn ze allen van gemeen marmer, blaauvv en wit, of geel en wit Aan eene der laatstgenoemde wordt het vermogen toegeichreeven om de geelzucht te geneezen. De gemeene lieden hebben de gewoonte om die kolom af te fchuuren , en het ftof, aldus verzameld, onder hunnen drank te mengen; van hier dat de kolom, uit kragt van de uitgebreidheid zijner vermaardheid, merkelijk is uitgeflteten. Voormaals , wierdt mij verhaald, was er in de Moskee nog eene andere kolom , van zeer fraai Porfier , aanweezig. Maar een van des Beijs Mokaddems, die hem te Damiate als Gaarder van zijne inkomften diende, heeft ze onlangs doen wegneemen , om hem tot een grafteeken te verftrekken, welk hij wil doen oprichten. Damiate, zegt men, bevat veertien Moskeeën ; waar uit men over deszelfs bevolking kan oordeelen. Men heeft er geene Karavanfera , maar een Grieksch klooster of huisvesting voor vreemdelingen. Het meir Mezalé beflaat iets meer dan dertig mijlen in de lengte. Het kriele van kleine fcheepjes, welke tot de visfeherij gebruikt worden, of om er mede na de eilanden over te vaaren , met welke het bezaaid is. Men  *A AFRIKA. m Men vangt er inzonderheid de Botiri, zijnda een foort van Harder. Men brengt de viscl; na Damiate, van waar dezelve, gedroogd en gezouten,na Nedef-Errypte, Syrië en heel tot na Cyprus wordt verzonden. Deeze kost, 'even ongezond ais onfmaaklrk, wordt, evenwel , door het gemeene volk veel genuttigd. De Christenen in 'c bijzonder maaken er groot vertier van. Geduurende de vastendagen, cis tot iq het oneindige vermenigvuldigd worden, krielen de woeste eilanden, op het meir verfpreid, in den herfst en in den winter, vrat Watervogelen , die in netten worden gevangen , en welke het volk ten fpiisgebruike op de 'markten koopt , alwaar zij geveild wor. den. Het meirwatev is brak, doch r.iet mtermaate zp;* Aan de oevers ontmoet men eenige puinhoopen van de aloude fiad Tams, ter plaatze alwaar het meir dien arm van den Kijl ontvangt, die metst na \ oosten ftrekc. Ik heb geene gelegenheid gehad om de puin* hoopen te bezigtigen. Wat aangaat bet karakter der natie, zotottig als het zp kan onder de regeering der M^mmelukken , een onlangs gebeurd voorval zal daar van eenig denkbeeld kunnen doen vormen, ten Caschef van laageren rang, bij , , U O V-  m nieuwe REIZE mourad-beij , van welken hij afhankelijk was, ln ongenade gevallen, hadt zich na Damiate begeeven, met oogmerk om eene wokplaats te zoeken tegen zijns meesters gramfchap. Doch, niet lang daarnaa, gunftig bengt bekoomen hebbende, en na zijne voorgaande verblijfplaats willende terug keeren, bet hy Jemand bij zich koomen, die hem zoo als h}j voorgaf5 £ene zekere ^^^^ » roP:sch geld, daar te lande gabaar, tegen Turksch geld kon verwisfelen. Drie Jooden boocen zich aan, beloovende te doen 't «een hij verlangde; en, in de daad, naa verloop vaneenigen tijd, 't zij uit hetgeen zij zeiven in kas hadden, of door 't geen zij ter Jeen ,„ de ftad hadden opgenomen, zij bezorgden den Caschef eene fomme van vijf- of zesduizend piasters. Zoo ras deeze het geld m handen hadt, deedt hij de drie Jooden vermoorden , en beval dat hunne lijken in manden gepakt, en gebragt wierden in een klem vaartuig, welk hij in zijn gevolg hadt. Thans vertrok hij na Cairo. Naa eenigen tijd angs den Nijl te hebben gevaaren, bleef hii 1'ggen bij een klein dorp , alwaar hij de manden deedt aanland brengen, met bevel om dezelve zorgvuldig te bewaart», tot dat hij  na AFRIKA. 189 hij nadere orders zou gegeeven hebben, 't Zij door verzuim aan de zijde der bewooners van het dorp, 't zij omdat men de manden, in afweezigheid des eigenaars, niet durfde openen, zij bleeven eenigen tijd in den zelfden rtaat ; doch ten laatfte iemand hebbende opgemerkt , dat een der manden met bloed bevlekt foheen , reezen er vermoedens , en men opende de manden. Welhaast vloog na Damiate het gerugt wegens den toeftand, in welken men de lijken der drie Jooden hadc gevonden. De magifixaatsperfoonen , wien het toezigt over dit flag van zaaken is toevertrouwd, deedën verflag van bevinding van zaaken, 't welk ter kennisfe van mouradb e ij gebragt wierdt. Deeze , het verflag verftaan hebbende, antwoordde met een fchaterenden lach, zeggende: „ .Wel nu! wat wil „ dat zeggen? 't waren flegts drie honden ; „ in allen gevalle zijn er zoo veelen minder." Wegens Damiate heb ik- niets verder te berigten, dan dat er veele katoenen en linnen itoffen gereed worden, dienflig voor de badftooven en voor veele huislijke gebruiken. Op den negentienden Januarij des jaars l797 S'nS aan boord van een klein koopvaardijfchip, onder bevel van eenen Arabier, die  ïoq nieuwe REIZE die op de kusten van Syrië ging handel drijven. Zeer ftormagrig weder en de onbekwaamheid der matroozen deeden ons , op de reize , vr:j groot gevaar loopen. Een fchip, 't welk niet ons was afgevaaren, zonk in dien zelfden nacht , en wij waren genoodzaakt, een gedeelte onzer laadinge over boord te werpen; de laading beftondt uit rijst en onbereide huiden. Naa eenen veart van viif dagen kwamen wij te YanTé. De berg Ghara is de eeriie ftreek lands, welke hier ter plaatze in 't oog v'il'f. Te Yaffé heeft men eene kaai, iets, 't welk in de fteden van de Levant zeer zeldzaam is. Zoo ongelijk is de grond, op welken de ftad gebouwd is , dat alle de ftraaren met trappen beklommen worden. Voormaals wierdt de iucht van Yaffé voor zeer ongezond gehouden, Dit ongemak is geweeken , Zirts men de aangrenzende moerasfen heeft opgedroogd. Doch, van den anderen kant, OHtmoec men er geene de minfte fpooren meer van die uitgeftrekte oranje- en citroenbosfchen, die de ommelanden verfierden, vóór de onderneemingeri , door alij-beij en diens opvolger mahomet-abquohahab, te--  NA AFRIKA. S9* tegen de ftad gedaan. Geduurende het jongfte beleg, hakten de Mamroe lukken de oranjeboomen om verre, om er vuur van te ftoo^ ten Zeer gemaatigd is het tegenwoonlig bewind van Yaffé. Het getal der inwooneren bedraagt zes- of zevenduizend, en groeit dageliiks aan. De ftai is van muuren omeeeven ; zi] heeft drie poorten, twee groote en ééhe kieine; doch eene van de eerften wordt nooit geopend. Yaffé wordt aan de noordzijde van eene hoogte beftreeken , op welke ali-b.ij zijn leger hadt neergeflacren op den afftand van een fnaphaanfchoot. Hoewel Yaffé in de nabijheid eener kleine riviere ligt, is er het water fchaarsch ; de vrouwen zijn genoodzaakt , het van elders te g,an haaien. Een der laatfte Gouverneurs hadt het plan beraamd, om in dit ongemak te voorzien; doch eer hij het kon volvoeren, wierdt hij, op bevel van jezzar, Pacha van Damascus, gewurgd. De fchepen koomen niet aan de kaai liggen. Er is geene haven , noch zelf eene plaats, alwaar zij veilig kunnen voor anker koomen. Zeer weinig koophandels gaat er in de ft-id om , hebbende zij geene handelgemeenfchap dan met Egypte, en met een * klein  *92 NIEUWE R E I Z Ë klein getal bedevaartgangers, die hunnen weg m Jeruzalem door deeze ftad neemen. De Gouverneur van Yaffé is een afgevaardigde van de Porte. Men ziet er drie kleine kloosters, het eene van Armenifche Monniken, het andere van Christenen , die de Griekfche kerkgebruiken volgen, en het derde van Roomsch-Katholijfcen. Ook ontmoet men er eenige Joodem Toen, m den iaareI79o,depachaj,.;ZZA. de Franfchen uit zijne landvongdBfchap hadt vcrdreeven , namen de raeesten de wiik na Yaffé, alwaar hun Ronful, J„ den winter voor mijne komst aldaar, was overleeden. De huizen van Yaffé zijn fraai van fteen gebouwd. De nabijgeiégene oe.ers leveren eene groote menigte koraaïeh. Ik huurde twee muilezels, een voor mi? zeiven, en den anderen voor een Cvprifchen knegt, welken ik in mijnen dienst had genomen. Te zamen venrokken wij na Rama, ï T drie °««n gaans van Yaffé ligt. Doch voor en deer ik de laatstgenoemde ftad verbet , verwierf |fc van den Agent van een der kloosters verlof, om na Jeruzalem te mogen trekken. Zonder die voorzorge zou ik ge-  na AFRIKA. 193 gevaar hebben geloopen , om van de Arabieren onaangenaamheden te ondervinden. Te Rama ontmoet men een klooster van Franciskaancn. Hunne wooning is gemaklijk en ruim, en wordt wel onderhouden. Zeer aangenaam is de ligging der ftad Rama, en op een zeer vrugtbaaren grond. In de nabuurfchap heb ik eenige boschjes van oude olijfboomen gezien. Van Yaffé na Rama trekkende, kan men, zonder van den weg af te gaan, zeven dorpen tellen, op een kleinen afftand van elkander gelegen. Wij verlieten Rama's anderendaags, vroeg in den morgenftond , en omtrent zonnenöndergang bevonden wij ons te Jeruzalem. Tusfchen Jeruzalem en Rama ontmoet men niets anders dan een hobbeligen, bergagtigen en onvrugtbaaren grond. Eenige Arabieren , mijnen knegt ontmoetende, die zich op eenigen afftand agter mij een weinig hadt opgehouden , namen zij hem zijnen muilezel af, en gingen er mede door. Het gezigt op Jeruzalem beantwoordde, in de daad, in den eerften opflag, aan de verwagting niet, welke ik daar van had opgevat. Van den top eens heuvels, drie mijlen IL deel. N van j  *94 nieuwe REIZE van haare muuren gelegen, ontdekte ik voor de eerfi.e maal deeze vermaarde ftad. Ik zag haar op eene hoogte liggen , duch van andere fteden omringd, die boven haar mtftakea. Haare muuren , nog genoegzaam in hun geheel , en van rooda'gtigen fteen gemetzeld , wekten inzonderheid mijne bewonderende opmerking, 't Was zeer koud ; het begon te fneeuwen ; alles fpande zamen ter ftoornisfe van het genoegen, welk dusdanig een gezigt mij moest opleveren. Ik zal mij niet ophouden met het herbaaien van bijzonderheden, in een onnoemelijk aantal reisverhaalen voorhanden. Alleenlijk zal ik , naar gelange zij mij voor den geest koomen, eenige aanmerkingen voordraagen , welke ik omtrent verfcheiden onderwerpen gemaakt heb. Jeruzalem krielt van eene menigte bedelaaren , herwaarts gelokt door de goede gedagten, welke zij zich van de godsvrugt der bedevaartgangcren gevormd hebben. In zeer groot aanzien blijven bij aanhoudenheid de godsdienftigen van het Heilige Land , en de meest bloeiende koophandel is die van Reliquiën, Crucifixen met paerlemoer verfierd, Roozekranzen en andere foortgelijke dingen, al-  na AFRIKA. *95 alle welke in de ftad gemaakt worden. Intusfchen bevindt zich de kerk van het Heilige Graf in zulk een deerlijk verval, dat de fneeuw door het dak daar midden in valt. De balken, die, zoo als mij berigt wierdt, van Cederen hout zijn , dreigen te breeken, en het geheele gebouw neigt ten val. Het Armenifche klooster is een fraai gebouw, en zoo groot, dat het duizend bede* vaartgangers kan bevatten. In het klooster der Roomsch-katholijken ontmoet men een grooten onderaardfchen waterbak , in welken al het fneeuwater, 't welk van de daken, of van elders nederdaalt, verzameld wordt; geduurende een groot gedeelte van het jaar dient deeze voorraad ter ver» vullinge van de behoeften der Monniken. Geduurende mijn verblijf te Jeruzalem, viel de fneeuw tot eene vrij aanmerklijke hoogte, en bleef er twaalf of dertien dagen liggen. Van den Olijfberg heeft men het minst belemmerde gezigt op Jeruzalem. Deeze berg ligt ten oosten van de ftad , en recht tegenover de groote Moskee, in welke, naar het zeggen der Mahometaanen, het lijk van salo» mon rust. Bij helder weêr kan men , van de zelfde plaats, in 't zuid - oost , de zee N a zien,  196 nieuwe REIZE zien , die zich door eene witagcige afftrooming doet onderkennen. De omliggende grond van dezelve kwam mij zeer fchelprijk voor. Het gebouw, bij den naam van het Graf der drie Koningen bekend , is een bezienswaardig geftigt. Het is een werkftuk van de Griekfche bouwkunde , in een zeer harden rots uitgehouwen. De Sarkofagen zijn met beeldhouwwerk van bladeren en bloemen verfierd. Ieder kamer is gefloten met eene deur, geheel van fteen , met panneelen bewerkt. De hoop, om ter deezer plaatze fchatten te zullen vinden, heeft er veele fchennisfen doen pleegen. Grond is er om te gelooven, dat deeze graflieden zijn aangelegd ten tijde van h e r 0 d e s en zijner opvolgeren. Over 't geheel genomen beftaan de inwooners van Jeruzalem uit Christenen, flegts met een klein getal Mahometaanen vermengd. Tusfchen de aanhangers deezer beide eerdienften heerscht die jaloerfche woede, van welke men geen voorbeeld aantreft, dan bij de belijders van twee godsdienften ; die beiden beweeren, van de Godheid hunnen oorfprong te ontleenen. ' Bethkhem ligt twee uuren gaans, of zes (Engelfche) mijlen van Jeruzalem. De vrugt- baar-  na AFRIKA. 197 baarheid des gronds, de zuiverheid der lucht, en de fraaiheid der bronnen, brengen elk het haare toe tot deszelfs voordeelige ligging. Het water wordt er aangevoerd langs eene waterleiding , weinig boven den grond verheven, die voormaals tot aan Jeruzalem voortliep. Daarenboven vindt men er drie waterbakken, een van welke zeer wel bewaard is, en die beftemd zijn om de een naa den anderen het water te ontvangen uit eene zeer rijke bron , de Fontein van het Kruis genaamd. Dicht bij de waterbakken ontmoet men eene voortreffelijke beek , hier te lande bij den naam van het Vermaak van salomon bekend. Al murmelende loopt zij langs de valei, en befproeit veele vrugtbaare tuinen. Haare oevers prijken met verfcheiden foorten van gewasfen : en de olijfboom, de vijgeboom en de wijniïok tieren in de nabijheid. Alleen het getal der olijfboomen neemt er dagelijks af. De inwooners (lellen dezelve tot flagtofFers van hunnen haat en van hunnen laaghartigen wraaklust. De vyand gaat bij nacht de olijfboomen zijns vijands om verre houwen; en vermits de groei deezer boomen zeer langzaam voortgaat , worden ze zelden aangevuld. Zodanig is, bij de N 3. wieg  ÏQo NIEUWE REIZE wieg van . 't Christendom , de broederlijke liefde der Christenen. Een zagtaartiger vertoon levert het klooster van Bethlehem op; men ziet er de aanhangers van Rome, die der Griekfche kerke, en de voorftanders van den Armenifchen kerkdienst zamen vereenigd. Aan de andere zijde van Jeruzalem , wanneer men na de woestijn zijnen weg neemt, ontmoet men , in een fchilderagtigen oord , het klooster van St. Jan, te midden van wijngaarten en olijfboomen gelegen. Het dorp St. Jan , en het diftrikt, tot welk het behoort, worden alleen van Mahometaanen bewoond. De wijze, op welke hier te lande de landerijen bewerkt worden , dagt mij eene bijzondere opmerking te verdienen. Vermits de grond , op ieder fchrede , oneffenheden vertoont, bijkans rechtftandig afgehouwen , vervaardigt men er terrasfen , door vrij laage muuren gefchraagd , die de uitkabbeling beletten. Men keert den grond om door middel van kleine ploegen , die van osfen worden getrokken ; de perfoon , die het gefpan beiïuurt , moet in het doen keeren der ploeg zeer omzigtig zijn , om de muuren niet te befchadigen. Op deeze wijze zamen» ver-  na AFRIKA. 199 verbonden gehouden wordende , wordt ds grond rondom Jeruzalem zeer gefchikt tot den akkerbouw. Het rundvee is er gemeenlijk zwart van kleur, en klein van ras. Mei vindt er weinig paerden; en de ezels, die er volmaakt gelijk zijn aan de Europifche, worden tot geen ander oogmerk gebruikt dan om te reizen. Tegenwoordig bevat Jeruzalem tusfchen de achttien en twintigduizend zielen. Het ftait onder het bewind van eenen Aga , door den Pacha van Damascus aangefteld , doch wien zoo weinige troepen worden toegevoegd, dat de Arabieren veel meer dan hij in Paleftina te zeggen hebben. De Christen vrouwen , die te Jeruzalem zeer talrijk zijn , dekken zich met .witte fluiers, in onderfcheiding van de Mahometaanfche , die ze van verfcheiden kleuren draagen. De Grieken en de Armeniërs zijn de eenigen , die er de Arabifche taal niet hebben aangenomen. Ik verliet Jeruzalem in de eerfre dagen van den Ramadan; 't was op den tweeden Maart des jaars 1797. De winter was zeer ttreng geweest ; doch de lente begon zich te verwonen. Naa drie uuren reizens kwamen wij te Beruth, alwaar wij den nacht doorbragten, N 4 en  «OO NIEUWE REIZE en 's anderendaags, 's naamiddags omtrent drie uuren , bereikten wij Naploufe , zijnde de hoofdftad van het diftrikt van Samarïf. Zeer volkrijk is deeze ftad, en fchilderagtig haare ligging, tusfchen twee heuvels , op welker eenen het kasteel gebouwd is. Het omliggende land , hoewel tamelijk bergagtig, is, over 't algemeen genomen, vrugtbaar in wijnftokken , en brengt ook moerbeziënboomen voort. Naploufe drijft zeer fterken koophandel met de ftad Damascus, en de verdere fteden , langs de kust gelegen. Zij bevat een goed getal Moskeeën. Men ontmoet er eene aanzienlijke menigte Jooden , van den Samaritaanfchen aanhang; doch de Christenen hebben er geen vast verblijf, en worden door de landzaaten zwaar mishandeld. De Pacha van Damascus heeft te Naploufe eenen zijner afgevaardigden ; doch het ftadsbewind is inderdaad in de handen der aanzienlijkfte inwooners. Van den weg van Naploufe na Nazareth is het eerfte gedeelte bergagtig en met rotzen bezaaid; in eenen afftand van drie uuren gaans zag ik er flegts drie dorpen ; doch in vergoeding daar van zijn de vlakten en dalen vervuld met wijnftokken , vijgen- en olijfboe-  na AFRIKA. 201 hoornen ; zelf worden er de rotzen van verfchillende foorcen van boomen belommerd. Wanneer men de bergen van Naploufe (Ebal en Gerizim) ageer den rug heeft , ontmoet het oog eene vlakte van onöverzienhjke uitgeftrektheid, en van de beste foort van aarde, doch die, naa den regentijd, bijkans geheel overftroomd is. Ten noorden paalt zij aan eene kleine fterkte, voor welke, ondanks het hulpmiddel van verfcheiden Hukken gefchut, de Pacha jezzar onlangs het hoofd heeft geftooten, aan het hoofd van vier- of vijfduizend man. Deeze fterkte heeft twee poorten , en zeven of acht kleine torens. Over 't geheel genomen zijn de boeren van het diftrikt van Samarie dapper en oorlogzuchtig. Nooit trekken ze te velde dan welgewapend. Sebaste of Samarie is niets anders dan een armoedig en woest dorp. Tusfchen Naploufe en Nazareth ontmoet men Gina, eene fraaie kleine ftad. Nazareth is een dorp , op een zeer langzaam hellenden grond, zeer aangenaam gelegen. Men ziet er een klooster, dat in goede orde zeer wel onderhouden wordt. De inwooners van Nazareth zijn , voor het meerdergedeelte , Christenen. GeN 5 duu-  S02 NIEUWE REIZE duurende mijn verblijf aldaar, kwamen er die van Samarie eenen inval doen; bij welke gelegenheid zij eenig vee wegnamen. De Nazareners wapenden zich op hunne beurt, en bemagtigden op hen, bij manier van fchaêverhaalinge, zeventien osfen. Dicht bij Nazareth ligt de berg Tabor, zoo vermaard om de ongerijmdheid der leerftellinge, aan welke dezelve zijnen naam heeft gegeeven in de godgeleerde gefchillen , die het Griekfche keizerrijk zoo lang verdeeld hebben. Van den top diens bergs heeft men het ailerfraailte gezigt. DRIE-  na AFRIKA. £03 DRIEËNTWINTIGSTE HOOFDSTUK. GALILEA. AClE. Nuttige jligtingen door jezzar ondernomrit — Koophandel. — Belastingen. — Kaap Blank en de rivier Leonte. • Tyrus. — Sezde. — Aardbeeving. Kesrawan. — Wynjiokken in Syrië. Beirout. — Ankergrond voor [diepen. — Leevensmiddelen. Rivier Adonis. Antoura. — Havrifé. — Tripoli. — Latakie. — Reize na Aleppo. Een keten heuvelen is de fcheiding tusfchen Galilea en het diftrikt van Samarie. Zes uuren befteedde ik aan mijnen togt van Nazareth tot aan de ftad Acre, bij de Arabieren Acca geheeten. Door zeker dorp trekkende, vond ik aldaar een alouden Sarkofagus, die tegenwoordig tot een drinkbak voor de beesten wordt gebruikt. Ook zag ik er eenige brokken van kolommen. Weinige dor-  204 nieuwe REIZE dorpen ontmoet men tusfchen Nazareth en Acre. Nogthans hadt de grond, over welken ik trok, in mijn oog het aanzien van groote vrugtbaarheid. Geene andere verfterking heeft de ftad Acre dan een muur, die weinig tegenftands kan bieden. Slegts eene enkele poort geeft toegang tot de ftad. Deeze is vrij groot, maar bevat een aanmerkelijk getal huizen, die niet bewoond worden. Nogthans mag het getal der inwooneren wel op vijftien- of twintigduizend zielen gefchat worden. Langs (Te bolwerken ontmoet men de overblijfzels eener oude graft, die dezelve geheel influit; doch dezelve wordt van tijd tot tijd gefchonden, om de bouwftoffen tot nieuwe geftigten te doen dienen. Men ontmoet er noch kasteel, noch eenig ander overblijfzei der aloudheid. Eene gantsch andere gedaante heeft de ftad verkreegen, zints de vermaarde Pacha achmet, anders ook jezzar genaamd, dezelve niet flegts uitgebreid , maar ook met eene fraaie Moskee verfierd , en er badftooven, twee markten, een paleis en waterbakken heeft doen bouwen. Men ziet er drie Khans, of gebouwen, dienende om in de- zel-  NA AFRIKA. *o5 zelve koopmanfchappen op te Haan. Zij bekleeden de dubbele plaats van magazijn en herberg. Voorts ontmoet men er vijf of zes Moskeeën, een klein Franciskaner klooster, eene Griekfche kerk , en nog eene andere , in welke de Armenifche eerdienst wordt geoeffend. De Europeaanen hebben in een der Khans hunnen intrek. Aan den oever der zee, op eenigen afftand van het noordlijk uiteinde der ftad, vertoont men een zeer eenvoudig grafteeken, door den Pacha, ter naagedagtenisfe van den vermaarden Scheik daiier, opgericht. De ftad Acre ligt op een voorgebergte , dicht bij eene kleine golf. Er is geen haven; bij goed weder kunnen de fchepen aan den oever ankeren. De vaartuigen, die uit Europa koomen, laaten het anker vallen te< genover Hatfo , aan den voet van den berg Karmel; zeer kalm is gemeenlijk de zee ter deezer plaatze. Zeer veel koophandels gaat er in de ftad Acre -om ; uit Europa ontvangt zij breede lakens, lood, tin, en veele andere goederen ; daartegen zendt zij derwaarts Syrisch katoen. Minder gefchikt is de grond van Egypte voor dit voortbrengzel, en de verzendingen van het gewest be- ftaan  sod nieuwe REIZE ftaan voornaamlijk in eene groote menigte rijst. Ligt kan men zich verbeelden , hoe groot een voorfpoed de regeering van ach'met, Pacha a Jezzer (*), zon gekenmerkt hebben, indien hij, geduurende het genot van eene veeljaarige onbepaalde magt, en die door overvloedige fchatten wierdt gefchraagd , zijne belangen met die der volken, aan zijne heerfchappij onderworpen, hadt willen zamenpaaren. Doch verre van daar, den akkerbouw veronagtzaamende , heeft hij de moerasfen laaten ftilftaan op de uitgebreide vlakte, aan de ftad Acre grenzende , welke hij met gedenkteekens eener geen nut aanbrengende grootheerlijkheid en pragt vervuld heeft. Eene in 't oog vallende tegenftelling levert zijne wijze van doen uit met die zijns voorzaats, den Scheik daher, wiens oplettendheden het getal der inwooneren van het diftrikt van Acre verdubbeld hebben, en deeze ftad, om zoo te fpreeken , gefchapen heeft ter plaatze, alwaar , vóór hem, flegts een gering dorp aauweezig was. Van (*) De Slagter.  na AFRIKA. ïo? Van alle de Landvoogden, door het Ottomanfche keizerrijk gezonden, is jezzar de merite geweest, die de middelen van leevensonderhoud, als wijn, koorn, enz. met belastingen heeft bezwaard. Zelf heeft hij vleesch en visch daar aan onderworpen. Hij heeft koornmagazijnen aangelegd, eene op zich zelve lofwaardige inrichting, doch fchadelijk geworden door de gebreken der uitvoeringe, die de oorzaak zijn, dat het koorn flegt bewaard wordt; indiervoege, dat de voorraad, welke aldaar zedert geruimen tijd voorhanden is, en bij voorkeuze wordt uitgedeeld, 't zij om tot lijfsnoodwendigheid , 't zij om gezaaid te worden , te dienen, niet alleen onaangenaam van fmaak , maar ter voortbrenginge van een nieuw gewas weinig gefchikt is. De nieuwe belastingen maaken een inkoomen uit, welk zich de Pacha toeeigent. Om tot andere oogmerken en gebruiken aangewend te worden, trekt hij nog eene belasting van de landen en gronden , van oude tijden bekend , bedraagende ongeveer een twintigfte gedeelte van de voortbrengzels; Voorts een hoofdgeld van de Christenen, en eindelijk de tollen, 't Geen nog boven dit alles kan geheven worden, ftaat volkomen ter  so8 nieuwe REIZE ter befchikkinge des Gouverneurs, die zich, ten deezen opzigte , niet verbonden rekent, noch aan de fchikkingen, door de Porte beraamd, noch zelf aan de verbintenisfen, met de Europeaanen aangegaan. Doch de voornaame bron vanjEZZAit's rijkdommen is het Pachadom van Damascus, 't welk hij, door kragt van fteekpenningen en gefchenken, middel heeft gevonden , met zijne eerfte landvoogdij fchap te doen vereenigd worden; iets, 't welk voor dat hij aan 't bewind kwam, in geen gedeelte des keizerrijks heeft plaats gehad. Geduurende eenigen tijd begrootte men het getal zijner troepen op twaalfduizend man; doch geduurende myn verblijf te Acre konden zij niet meer dan vier of vijfduizend man haaien. Tot in den jaare 1791 hebben de Franfchen comptoiren gehad te Acre, Seïde en Beirout; doch, ten gemelden tijde, heeft een onverTvagt bevel hen uit alle de landen, aan jezz a r's heerfchappije onderworpen , verdreeven, met nevensgevoegden last, onder bedreiging van de ftraffe des doods, om binnen drie dagen hunne onderfcheidene verblijfplaatzen te verlaaten. Gaarne , veelligt, zal men verlangen te wee-  na AFRIKA. 209* weeten, om welke reden zij tog mogten verdiend hebben , dus fchandelijk verdreeven te worden. Zeker is het, dat, zelf tóegeftaan zijnde de billijke en welbekende regel, dat het, in een gefchil van deezen aart, iet zeldzaams is, dat een der twistenden in 't geheel geene Ichuld heeft , het zich niet laat bezinnen, dat eene eenvoudige , en op eene andere wijze aangekondigde verdrijving , niet volkomen aan het zelfde oogmerk zou beantwoord hebben. Al wat hier omtrent kan gezegd worden, beftaat hier in , dat een kenmerkende karaktertrek van jezzar oploopendheid , of wel onbedendigheid is. Van gevestigde vriendfchap -flaat zij eensklaps, met even groote driftvervoering,tot den onverbeeldelijkllenhaat over. Wat het gedrag der Franfchen aangaat, in zulk een misverftand leeven zij met de overige natiën, die in de Levant koophandel drijven, dat ik ten hunnen aanzien geenerlei befcheid kon magtig worden , bekwaam om ten grondflage mijner oordeelvellinge te dienen, 't Geen tot het gefchil, daar wij van fpreeken, den eerden grond fchijnt gelegd te hebben , is , dat een Franfche tolk het ongeluk gehad hebbende , bij den Pacha in H. deel, O on-  aio nieuwe REIZE ongenade te vervallen , deeze hem , zonder eenigen form van geding , deedt ophangen. Luid klaagden hier over de Franfchcn ; zy dreigden 3 den Pacha bij de Porte te zullen aankjaagen; een dreigement, waar aan hij zich luttel liet gelegen liggen. De Franfchen beriepen zich op een wettig regt, op de verbintenisfen gegrond, tusfchen hen en de Ottomaofche Porte geflooten : en het was op de gezegde wijze dat je zichb, , op hec geen hij hunne onbefcheidenheid noeir.de , antwoordde. De fiaatsdienaars der Franfche Republiek bij de Ottomanfche Porte leverden menigvuldige vertoogen in a die evenwel geene uitwerking deeden. Andere belangen hielden toenmaals alle de aandagt van het Hof van Conftantinopole bezig. Intusfchen is er grond om te twijfelen, dat men, zelf deeze reden ter zijde gefield zijnde , geene ftrafvordering tegen den Pacha zou verworven hebben. De voorvallende gebeurrenisfen hadden het voortzetten van deeze zaak doen afbreeken, ais mede de fchaêvergoedingen, welke de Franfche kooplieden regt fcheenen te hebben om te vorderen , wien de overhaasting van hun vertrek noodwendig zeer aanmerkelijke verliezen hadt doen lijden; tot dat eindelijk de Gezant aü- bert-  na AFRIKA. 211 beut-dubaijet vergoeding deedt eifchen door een jong' Officier, bailli genaamd, die zich , veelligt, met te veel hooghartigheids van zijnen last kweet. Deeze jongeling, in de maand April des jaars 1707, te Acre gekoomen zijnde, fchreef aan den Pacha eenen brief in 't Fransch, en wilde niet gedoogen , dat dezelve, voor dat de Pacha dien in handen kreeg, in *t Arabisch wierdt vertaald. Hij ging eenen tolk zoeken, die op zich wilde neemen, om den brief aan den Pacha zeiven uit te leggen ; doch de brief fchijnt van dusdanig eenen inhoud geweest te zijn, dat niemand zich aanboodt, die het gevaar wilde waagen om denzelven over te leveren , en dat nu eens onder het een , dan wederom onder een ander voorwendzel , jrzüar telkens weigerde , bailli ten gehoore toe te laaten. Laatstgenoemde vertrok na.YafFé. Ten lange laarfte gaf jezzar tot antwoord, er zich niet tegen te zullen verzetten , dat de Franfchen voortaan in zijn Gouvernement, als bijzondere perfoonen, hun verblijf hielden, en op den zelfden voet als de kooplieden uit andere gewesten; doch dat hij geene Konfuls wilde erkennen , en nimmer zou bewilligen in de O 2 fchaê-  ais nieuwe REIZE fchacvergoeding aan het oude comptoir, voor de verliezen, welke het hadt geleeden. Zints langen tijd was jezzar met een vooroordeel tegen de Franfchen ingenomen; en deeze afkeerigheid was misfchien vermeerderd en verfterkt door de bewerking der zul-. ken, die naijverig waren omtrent den koophandel, welken deeze natie dreef. Ik verliet Acre op den tweeden van April, om mij na Seïde te begeeven , langs eenen weg , die langs de zee loopt, en die door doornftruiken en ftruwellen merkelijk wordt belemmerd. Zeer fleil is de oever, langs welken ik voorttrok , en , bij natuurlijken gevolge , het water ter deezer plaatze zeer diep. Men ontmoet er eenige brokken van oudheden; doch zij liggen dermaate verfpreid, en zijn zodanig verminkt, dat het onmogelijk valt te raaden, tot welk oogmerk de gedenkflukken , tot welke zij weleer behoord hebben, mogen gediend hebben. Tusfchen Acre en Seïde treft men flegts een klein getal dorpen aan; en nog zijn deeze zeer dun bevolkt. Wij ontmoetten verfcheiden krijgsbenden van des Pachas troepen. Zoo wel het voetvolk als het paerdevolk kwam ons voor, in zeer goeden ftaat te zijn. Ik hield ftil in een klein  na AFRIKA. 213 klein dorp , ten zuiden van Kaap Blanc gelegen , en bragt den nacht door in het huis van den Shcik. 's Anderendaags vroeg begaven wij ons na den voet van Kaap Blanc. Deeze kaap wordt geformeerd door een zeer hoogen berg , die het fchilderagtigfte aanzien heeft. Hier en daar is de weg derwaarts uitgehouwen in een rots van kalkfteen , die zeer wit is. Ter rechter zijde van den weg rijst de rots, met ftruiken bedekt; aan de flinkerzijde ligt een diepe afgrond, en naast daar aan de zee. Zij was effen in het oogenblik als ik daar langs heenen trok; doch van deeze plaats moet de vertooning van eenen ftorm fchrikwekkende zijn. Volgens eene aloude overlevering fchrijven de bewooners van dit land het aanleggen van deezen weg aan al ex ander den Grooten toe. Wij trokken over den Leontus. Deeze rivier , die in het oogenblik als wij dezelve zagen , flegts eenen langzaam afloopenden ftroom vertoonde , en die op verfcheiden plaatzen waadbaar was, zwelt naa den regentijd dermaate, dat zij een fnelftroomend water wordt. Genoegzaam het zelfde kan gezegd worden van bijkans alle de rivieren, welke O 3 van  214 nieuwe REIZE van de gebergten in Syrië afdaalen. Wij trokken over vier beekjes, wier helder water over eenen grond van zuiver zand vliet; ook ontmoetten wij de' beddingen van eenige andere beekjes, die thans waren uitgedroogd. Eindelijk bereikten wij de ftad Tyrus, bekoord door de fraaiheid, de groente en de verfcheidenheid der gezigten, welke de noord oplevert, door welken men in die ftad koomt. Bij verbastering is de naam Tyrus in dien van Sour veranderd. Deeze ftad, in overoude tijden om haare pragt en heerlijkheid zoo wijd vermaard, vertoont tegenwoordig niets anders dan de elendige hutten van eenige visfchers, op het verfte van het eiland, of liever van het fchiereiland geweeken. De zeeengte, die het met het vaste land verecnigt , beflaat in de lengte ongeveer drie vierde gedeelten van eene Engelfche mijl (*). De gedaante des eilands is onregelmaatig; op zijne grootfte breedte kan het niet meer dan eene halve mijl haaien. In haaren omtrek kan de oude ftad Tyrus niet meer dan anderhalve mijl heilagen hebben. Geene andere overblijfzels ontmoet men (*) 't Is bekend, dat er drie Engelfche mijlen in een uur gaan.  na AFRIKA: 2I5 men van dezelve, dan drie brokken van kolommen van granietfteen. Tot dien hoogen graad is de grond deezes'eilands fteenagtig, dat men er niet het geringde heestergewas , geene de geringfte foorten van groente aantreft. Kaar mijn begrip zou de haven , aan den noordkant der zeeëngte gelegen, kunnen herfteld worden, hoewel dezelve gebrek aan water heeft. Aan de zuidzijde, in het gedeelte der zeeëngte, welke tegen het vaste land ftoot, vertooien zich de overblijfzels eener water■leidinge, welke voormaals het water na de ftad Tyrus voerde. Onder haare boogen , die geene groote hoogte hebben , ontmoet men eene groote menigte Stalaktiten van eene aanmerkelijke grootte. Ook ziet men aldaar eenen waterbak , wat de gedaante aangaat, nagenoeg gelijk aan dien van de Fontein van het kruis, van welke wij boven gefproken hebben, doch kleiner. Het water, dienende om denzelven aan te vullen , ontfpringt met zulk eene kragt en fnelheid , dat het, flegts op een kotten afftand van zijnen oorfprong, eenen molen in beweeging houdt. Aan de randen groeien eenige vrugtboomen. Ook O 4 koomt  2i6 nieuwe REIZE koomt men er aan eene plaats, alwaar koffij wordt verkogt. Eene naauwe vlakte, zich langs de zee uitbreidende, ftrekt zich uit van Kaap Blanc tot aan Seïde, voormaals Sidon genoemd. In het noordoost ten oosten ontmoet het oogde bergen van Kesrawan , wier toppen met fneeuw bedekt zijn. Met zonnenondergang kwamen wij te Seïde. De ftad Seïde is grooter dan Acre; haare ligging is vrij aangenaam, en de lucht gezond. Men ontmoet er een groot aantal Christenen en eenige Jooden. De zee wint hier ter plaatze bij aanhoudenheid veld op het vaste land. Het kasteel, door den vermaarden fakr-el-dïn gebouwd, wordt aan alle zijden van het water omringd. In vroegere dagen hadt Seïde eene haven, die vrij klein, doch gemaklijk was, door een keten rotzen geformeerd; doch fakr-el-dïn heeft dezelve laaten dempen , ten einde om allen toegang te fluiten voor de fchepen der Turken, met welke hij ten dien tijde in oorlog was. Men ziet er nog in zijn geheel het kasteel, dat van st. lodewijk genoemd, ten zuiden van Seïde gelegen , welk het  na AFRIKA. 217 het van den top eener hoogte beftrijkt, op welke het gebouwd is. Ook ontdekt men er een gedeelte van de ftads muuren, die flegts eene eenige poort , en wel in het noordoost, hebben. Het pragtig paleis, door fakr-el-din, in den Italiaanfchen fmaak gebouwd, is tegenwoordig geheel en al in't verval. Te Seïde heeft men de fchuddingen eener aardbeevinge gevoeld, die, in den jaare 1796, Latakié (*) verwoest heeft; doch deeze aardbeeving was er op verre na niet zoo fterk als die van den jaare 1785. De laatstgemelde hadt aan veele menfehen het leeven gekost, en wierdt van eene pestziekte gevolgd, die de ftad bijkans geheel van haare inwooners hadt ontbloot. Ten noorden van Seïde ontmoet men een overblijfzel van een gedenkftuk , 't welk ten verderen bewijze kan dienen , hoe veel vast lands de zee verzwolgen heeft. 't Is een vloer van ingelegd marmer, vertoonende een paerd, festonnen, enz. Hier en daar is het tamelijk wel bewoond; ginds en elders ziet men (*) Het bekende Ltadicea. O 5  £l8 nieuwe PvElZE men er plekken van tien voeten in de lengte , die geringe veranderingen van het oorfpronklijke ondergaan hebben. Tot het aanleggen van de ftads muuren heeft men eene menigte kolommen van granietftecn verbruikt. Eenigen ziet men er, bij manier van paaien, jgefteld op den brug, die na het Fort loopt. In een kiein vierkant gebouw, ftaande bij de haven, zijn zuike Emirs begraaven, die voormaals eigenaars van Seïde waren. Rondom deeze ftad ontmoet men veele tuinen , in welke eene groote menigte moerbeziënboomen geplant worden, noodig tot voedzel voor de zijdewormen, wier voortbrengzei een voornaam gedeelte van den koophandel der ftad uitmaakt. Niet in zoo hoogen prijs zijn huisvesting en leevensonderhoud te Seïde als te Acre. De Regeering is er zagter en geregelder, en de vreemdelingen zijn er tegen allen overlast veilig. Een aanzienlijken koophandel dreef voormaals deeze ftad met Marfeille ; doch, zedert de verdrijving van de Franfchen door jezzar, heeft dezelve ftilgeftaan. Op den zesden van April des jaars 1797 verliet ik Seïde , mijnen weg neemende na het diftrikt van Kesrawan. Van mijnen knegc vér-  ka AFRIKA. yerzeld, en naa vier uuren te paerd gereeden te hebben, bereikten wij den oord langs eenen fteeds klimmenden weg , over eenen oneffenen en hobbeligen grond. Eindelijk kwamen wij aan het klooster Mochaulus, ter halver weg, in eene bekoorlijke ligging geftigt, én te midden van een uitmuntend fchilderagtigen oord. Wij trokken over eenen brug, over den Nahr-el- Jweli gelegd, die, ter deezer plaatze, zeer fraaie watervallen vertoont, 's Anderendaags morgens , naa drie uuren rijdens , bevonden wij ons te MuschMufchè , een Maroniter klooster , insgelijks in Kesrawan gelegen. De nabuurige bergen zijn bedekt met dennenboomen , zommigen van welken om hunne dikte opmerking verdienen. De vlakten en eenige gedeelten der bergen brengen zeer voortrefièlijken witten en rooden wijn voort. Ook vindt men er veele moerbeziënboomen: reden waarom de Zijde aldaar zeer fchoon en zeer menigvuldig is ; doch de landzaaten verftaan de kunst niet om ze te bereiden. Koorn en peulvrugten worden er in grooten overvloed ingezameld. Het gedeelte des bergs , alwaar het klooster Musch-Mufché ligt, vertoont een ruim veld voor de naafpooringen van den kruid- ken-  42ó nieuwe reize kenner en den bloemist. Op eiken tred ontmoet men er planten , en allerlei foort van ftruiken, voor het meerergedeelte lieflijk van reuk , en met verfcheidenheid van bloemen bedekt. De mirtheboom en het lavendelkruid groeien er , zonder eenig 's menfehen toedoen, op den berg; de Roos van Jericho verfiert de vlakten en de randen der beekjes. Uit het klooster ziet men de ftad Seïde, zoo wel als de zee en de omliggende oevers. In het diftrikt Kesrawan en op den berg Libanon worden de beste wijnen verzameld , welke Syrië oplevert. De witte wijn, die te Jeruzalem wordt bereid, bezit zeer veel kragts, en behoudt een zwavelfmaak. Men kookt de meeste Syrifche wijnen, zoo ras zij uit den persbak koomen; en wanneer zij behoorlijk gezuiverd zijn, worden ze, ter bewaaringe, overgegooten in groote vaten of glazen flesfen. Veele redenen zijn er, welke doen gelooven, dat de zelfde gewoonte, om de wijnen te kooken, ook bij de ouden in gebruik was. Nog heden ten dage wordt die gewoonte beftendig in agt genomen in eenige ftreeken van Provence, wier wijn onder de benaaming van gekookten wijn bekend is, doch alwaar door  na AFRIKA, door een veel traager en langzaamer werkend middel het zelfde oogmerk bereikt wordt: te weeten , door den wijn neder te zetten op eene plaats , boven den grond verheven , en die de warmte en den rook ontvangt van eene menigte vuuren , daar beneden aangelegd. Op de zelfde wijze wordt ook in Spanje de Alicantfche wijn, of riao tinto , tintwijn, bereid. De aldus toebereide wijnen neemen zomtijds een' zoetagtigen fmaak aan, en zijn niet zeer helder. Syrië levert veele wijnen van verfchillende foorten uit, doch de meest vermaarde is de gouden wijn (*) , die op den berg Libanon wordt verzameld; deeze wordt niet gekookt ; door verloop van tijd zuivert hij zich zeiven. Slegts een kleinen voorraad van deezen wijn levert de geheele landftreek uit. De kleur, gelijk de naam aanwijst, is fchitterende en goudgeel; hij is zeer duur, op de plaats zelve daar hij groeit. Grond is er om te gelooven, dat de Syrifche wijnen, beter behandeld en bereid zijnde , de Franfche en de Spaanfche wijnen, zouden evenaaren. Zoo f*) Vin* i'or*.  222 NIEUWE REIZE Zoo weinig bepaald zijn de Christenen in het diftrikt Kesrawan in de uitoefening van hunnen Eerdienst, dat zij er het volle genot hebben van hun geliefkoosd voorregt, om van het luiden hunner klokken de lucht te doen weergalmen. Den Monniken van Musch-Mufchê zou men eene zekere overhellende geneigdheid tot geestdrijverij kunnen ten Jaste leggen ; doch dezelve verdooft in hun de nijverheid niet; nimmer bedienen zij zich van vreemde werklieden. Koks, broodbakkers, vleesch houwers, timmerlieden, kleermaakers, tuinlieden, akkerlieden, ieder geestrijke heeft zijn hem bijzonder eigen werk in het huis. 'ie MuschMufihé zag ik h 'ssax j um bel ati, wiens geflagt hier te lande den hoogGen rang bekleedt, en die zelve onderden Emir bkshir eene bediening heeft. Hij is geer verOaafd aan den wijn. Hij kwam mij voor van verftand niet ontbloot te zijn; intusfchen, wanneer hij, met zeer veel nieuwsgierigheids, mij ondervraagde omtrent de Franfche Omwenteling, haare oomaken, en de gevolgen, welke daar uit zijn voortgevloeid, als mede omtrent het tegenwoordig godsdienilig geloof des Franfchen volks, deeden de bijzonder- he-  na AFRIKA. 223, heden, welke ik ten dien opzigte mededeelde , hem geenerlei aanmerking voordraagen, die mij opmerkens- of herhaalenswaardig voorkwam, t Het diftrikt Kesrawan verhaten hebbende, keerden wij te Seïde te rug, en vertrokken, op den negenden April, uit die ftad, ons na Beirout, voormaals Berytus genoemd, begeevende. Voor dat wij die ftad bereikten, moesten wij onzen weg over een zeer diepen zandgrond neemen , en twee rivieren overtrekken , te weeten, den Nahr -el- Atvdi, waar van ik reeds gefproken heb, en den Damer, zijnde de aloude Tamyras. Van alle de Syrifche fteden vertoont Beirout, op eenen afftand gezien , de meeste grootheerlijkheid en trotsheid ; en met dat alles heeft men , zedert het overlijden van fakr-eld 1 n , de pragtige bosfehen laaten vervallen , met welke de pragt- en praalzucht diens Oppervorsts den omliggenden oord zoo zorgvuldig hadt verfierd. Een bosch van pijnboomen, welk hij hadt doen aanleggen, beflaat tegenwoordig niet meer dan de helft zijner oorfpronklijke uitgeftrektheid. Niet een eenige ontmoet men er heden van de ftandbeelden,,welke hij gelegenheid gehad hadt, ge- dilU-  33+ nieowe REIZE duurende zijn langduurig verblijf in Italië te verzamelen. Desgelijks is er niet het geringfte fpoor meer overgebleeven van de tuinen en woonvertrekken, welke hij in den Euro-> pifchen fmaak hadt doen vervaardigen. De ftad Beirout is zeer klein, en was zelf nog van geene muuren omringd, toen de Basfa dezelve bombardeerde (*). Jezzar was de ftigter van dezelve, toen hij bezit van de ftad nam, met oogmerk om haar een zoo veel te geduchter voorkoomen van fterkte te geeven; doch deeze muuren, hoewel met eenige torens verfterkt, hebben niet veelte beduiden, en bezitten weinig fterkte. Een ander nadeel van Beirout, als eene verfterkte plaats aangemerkt, is deszelfs ligging te midden van eene vlakte. De ftad heeft eene zeer fchoone kaai. Bijkans even groot zijn de voorlieden als de ftad zelve. Zij beftaan uit tuinen, bij ieder van welke men een huis ontmoet; fchilderagtiger en aangenaamer gezigt kan men zich niet verbeelden , dan deeze mengeling van gebouwen met vijgeboomen, olijf-, en andere foorten van vrugtboomen, welke deezen vrugtbaaren oord oplevert. Voor (*) In den jaare 1770.  na AFRIKA» 225- Voor het grootfte gedeelte behoorden deeze tuinen aan Christen inwooners , voordat de Pacha, door zijne knevelaarijen, hen genoodzaakt hadt, om een gedeelte hunner bezittingen te verkoopen. Voegzaam is het hier aan te merken, dat te Beirout de Christenen in de gelegenheid zijn van grondeigendommen te mogen bezitten; iets, 't welk hun in de ftad Acre niet veroorlofd wordt. Even als in alle andere fteden van dit gedeelte van het vaste land, zijn de ftraaten te Beirout naauw en onregelmaatig getrokken. De hooge toren, welken men in 't noordoosten der ftad ziet, is de zelfde niet, van welken maundrel gewaagt; al vroeg wierdt de laatstvermelde door jezzar afgebroken, uit vreeze, dat, ingevalle van eenen aanvalv de vijand eene te geieede gelegenheid zou vinden', om zich aldaar te vernestelen , en ^ langs dien weg, der ftad veel nadeel toe te brengen. Naa verloop van tijd heeft jezzar, in de plaats des voorgaanden, een anderen tooren doen bouwen > om tot eene wapenplaats te dienen. Van veèl kleiner fteenen is de laatstgemelde gemetzeld, en heeft op verre na niet een zoo Herken aan-, leg als de andere. II. deel. P De  2af5 nieuwe REIZE De Europifche fchepen hebben, geduurende den zomer, hunne legplaats bij een kleinen uithoek, aan de voorzijde der Had gelegen , de punt van Beirout geheeten , doch geduurende den winter koomen zij ten anker liggen agter in eene foort van kleine golf, welke, naar men wil, aanmerkelijk beveiligd wordt door haare plaatzing tusfchen de bergen, die haar tegen den oosten en den noorden wind dekken. Het voornaamfte voortbrengzel des lands is ruwe zijde, die na Cairo, Damascus, Aleppo, en zelf heel tot in Europa wordt verzonden. Bij uitneemendheid gefchikt is hier de grond tot het maaken van aardewerk. Langs de geheele kust bedient men zich van potten en andere Hukken van aardenwerk, te Beirout gemaakt. Over 't geheel genomen zijn er de leevensmiddelen vrij duur. Meer werks wordt er gemaakt van de visch, die in de nabuurfchap deezer ftad wordt gevangen, alwaar de grond der zee uit rotzen beftaat , dan die men bij Seïde vangt, alwaar dezelve op zand of flibber aast. De roode wijn , welke van den berg Libanon herwaarts wordt gebragt, is zeer aangenaam van fmaak ; doch , naardien  na AFRIKA. s2? dien dezelve niet dan naa vooraf bekoomen verlof van het Tolhuis, van den berg mag worden uitgevoerd, is, zedert eenigen tijd, de prijs geklommen. Dit niettegenftaande kost de Cantar nog niet meer dan veertig piasters , dat wil zeggen , ongeveer vier ponden fterling , een ftuk van honderd ponden gewigt. Op den drieëntwintigftea van April vertrok ik na Antoura , een dorp op den berg Libanon gelegen, vier uuren gaans van Beirout, Op mijnen weg derwaarts trok ik over de Nahr - Beirout, en vervolgens over de Nahr-el-Kelb, de fterkst ftroomende rivier in deeze gewesten. De laatstgenoemde is de vermaarde rivier Adonis, zoo bekend door de wijnftokken , welke aan haare oevers groeien, en door de bekoorlijke befchrijving, welke milton ons daar van heefc naagelaaten. Antoura, in 't midden van moerbeziënboomen gebou'vd , vertoont een bekoorlijk aanzien, doch behelst, voor 't overige, geenerleie merkwaardige bijzonderheid. Op een kleinen afftand van dit dorp ontmoet men een Nonnenklooster, waar in de echtgenoote P a van  !22§ nieuwe REIZE van den Heere wortleij montague (*) eenigen tijd haar verblijf heeft gehouden.. De (*) Dit gefchiedde ten tijde als te Rome het pteitgading hangende was, 't welk men aldaar hadt opgemaakt, betreffende het eerfte huwelijk deezer Vrouwe, en voor dat dit huwelijk was vernietigd. Veel papier zou 'er gevuld worden met een omftandig verhaal van dit voorval des ongemeenen leevensloops van den Heere montague (*). Men vergenoege zich met te weeten, dat de eerfte echtgenoot van Mevrouwe montagüe het bevel voerde op een Koopvaardijfchip,aan Kooplieden te Marfeille toebehoorende. Deeze hadt zijne huisvrouw hem doen verzeilen na Egypte. In 't eerst haalde hem montague over, om haar aan zijné 20rge te vertrouwen , en baar bij zich te Rofette te laaten. Vervolgens van des Scheepsbevelhebbers afweezigheid zich bedienende, die eene reize na Frankrijk was gaan doen, maakte hij zijne echtgenoote diets dat hij overleeden was, boodt haar zijne hand aan, en verworf de toeftemming der onderftelde weduwvrouwe. Zijn bedrog lekte eindelijk uit; doch montaguk was loos genoeg en wist door zijn aanzien te bewerken, dat het eerfte huwelijk wierdt vernietigd, onder voorwendzel dat het geflooten was, eer nog de beide jonge lieden den ouderdom , bij de wetten bepaald; bereikt hadden. Montague vertoonde in het oog der Nonnen den fchijn van eenen der ijverigfte aankomelingen tot het Roomsch - Catholijke kerkgeneotfchap. (*) Hij was de zoon van de vermaarde Ladij wortleij montague, fchrijflter van zeer fraaie Brieven over Twjiijc > «ok in 'c Nedcrduitsch bekend.  ka AFRIKA. aap De Christenen ter deezer plaatze fchijnen aan geenerlei onderfcheidend kenteeken in hunne kleeding onderworpen te zijn. Zonder onderfcheid draagen zij tulbanden van verfcheiden kleuren; de groene zelf is hun niet verboden. De vrije uitocffening van hunnen eerdienst wordt hun toegelaaten ; doch door een gevolg der overheerfchinge , in deeze gewesten, aan allerlei foort van gezag als natuurëigen , zijn zij even ongelukkig onder de magt der Scheiks of bewindslieden van hunnen godsdienst, als de overige Christenen zijn kunnen, aan de heerfchappij der Turken meer onmiddelijk onderworpen. De Scheik ontknevelt het volk deszelfs lijfsonderhoud , en jezzar vilt den Scheik. Vervolgens zag ik Herrijé, alwaar de Patriarch der Maronüen zijn verblijf houdt, die over de Christenen van zijnen aanhang een bijkans willekeurig gezag oeffent. Van Harrifé keerde ik te rug na Beirout. Een gefchil, tusfchen jezzar en den Pacha van Tripoli ontftaan, was oorzaak dat de gemeenfchap te lande op dit pas vrij gevaarlijk was : weshalven ik , om met eenige gerustheid tot aan de laatstgemelde ftad voort te reizen, mij bij eene bende deferteurs P 3 voeg-  230 NIEUWE REIZE voegde. Met te veel fpoeds zetteden wij onzen togt voort, dan dat ik mij in de gelegenheid bevond, om onder weg eenige belangrijke waarneemingen te doen. Het land, welk ik doorreisde, is vermaard , als den besten Tabak voortbrengende , die in geheel Syrië wordt verzameld. Men kweekt de Tabaksplant in onderfcheidene diftrikten , doch bijzonderlijk in den omtrek van Tripoli, Geheilé en Latakie. Op den derden dag mijner reize , naa alvoorens, naar gewoonte, in de opene lucht te hebben geflaapen, bereikte ik Tripoli, ten tien uuren voordenmiddag. De ftad Tripoli is tamelijk groot, en ongeveer anderhalve mijl van de zee gelegen. De fchepen laaten dicht aan den oever het anker vallen , onder een keten rotzen , die hun ter fchuilplaatze dienen. Met dit alles is deeze legplaats niet volkoomen veilig. Veel ftilftaande water heeft men in de ftad; iets, 't welk voor de gezondheid der lucht zeer nadeelig is. Haare gedaante is fmal en langwerpig. Zij is op eene kleine hoogte gebouwd, die aan den zuidkant een weinig rijst. Aan deezen kant ligt een groot en fterk kasteel, 't welk in vroegere dagen aan de  na AFRIKA. 231 de Graaven van iTripoli [behoorde , en van waar men een gedeelte van den berg Libanon kan onderkennen, altijd met fneeuw bedekt. De tuinen in den omtrek van Tripoli bevatten veele moerbeziën- en andere foorten van vrugtboomen. De ftad is wel gebouwd , en de ftraaten zijn, voor het meerergedeelte, bevloerd. Tripoli is de verblijfplaats van eenen Pacha. De perfoon, welke thans dien post bekleedt, is de zoon van abdallah, Pacha van Damascus. Ook onthoudt zich hier een groot getal Mahometaanfche kooplieden , onder welke men er van de vermogendften en meest geagten van het geheele Ottomanfche Rijk ontmoet (*). Men telc er viJf of zes Franrcne koop- (*) De Santons of Heiligen van den Mahometaanfchen Godsdienst blijven bij aanhoudenheid aan het toomloos botvieren der fchreeuwendfte uitfpoorigheden zichzelven overgeven. Zie hier , wat mij aangaande een van hun verhaald is. Driftig gefield op de vermaaken eener liefde, zich tot geen bepaald voorwerp vestigende, ontmoette hij, op zekeren dag, de huisvrouw van eenen onlangs getrouwden Mahometaanfchen koopman; naa de vrouw, die haar verzelde, •p de vlugt te hebben gedreeven, voldeedt hij zijnen P 4 10«  232 NIEUWE REIZE kooplieden, die, ten tijde hunner verdrijvinge uit de ftad Acre, derwaarts de wijk hebben genomen. De handel te Tripoli beftaac voornaamlijk in zijde. Oudheden heb ik te Tripoli niet gezien; ook vermoed ik, dat de gefchiedenis deezer ftad, geduurende de, dus genoemde, heilige kruisrogten, mijnen Jeezeren genoeg bekend is , zonder dat ik daar van verflag doe. Naar mijne gisfing raag het getal der inwooneren op zestienduizend zielen gefchat worden. * De Mirt, dat wil zeggen , de fomme der fchattingen en belastingen , welke Tripoli in de fchatkist van de Porte opbreng*, bedraagt 'niet meer dan twintig beurzen, zijnde ongeveer duizend ponden fterling. In vier Pachadommen is Syrië tegenwoordig verdeeld: zijnde die van Damascus , Aleppo , Acre en Tt ipoli. Het laatstgenoemde Pacbadom is het minst lust midden op de ftraat. De koopman daar over klagtig vallende, antwoordde hem de Pacha; „ Gij „ moogt u wel gelukkig rekenen , uwe huisvrouw s, zal , waarfchijnlijk, eenen milt (Heilige) ter „ waereld brengen." Dit was het al, wat hij er titi haaien koude.  na AFRIKA. 23$ minst aanzienlijke , zoo wel ten aanzien van de kleine uitgeftrektheid lands , welke het beflaat, als om de geringheid der magt, daar mede verbonden. Op den dertigften van April vertrokken wij na Latakié, voormaals Laodicea genaamd , naar den naam der moeder van seleucusnicanor, ter welker eere die Vorst de ftad hadt doen ftigten. Wij kwamen er in den avond van den derden dag. Ik kan geene woorden vinden , bekwaam om de aandoeningen der droefheid uit te drukken, welke mij het vertoon deezer ftad veroorzaakte, half verwoest door de aardbeeving , welke , in het voorleedene jaar (1796)' een gedeelte der inwooneren hadt doen omkoomen. De haven van Latakié is klein , maar gemaklijk , en . aan den mond door een zandbank gefloten. De ftad ligt in eene vlakte, alwaar het oog, aan den oostkant tegen heuvelen ftootende , na het noorden en het zuiden een onbepaald uitzigt heeft. De ftad heeft geene muuren, en flegts eenige weinige gevloerde ftraaten; doch allerwege doet zich eene groote' zindelijkheid opmerken. De lucht is er zeer zuiver ; en de omliggende tuinen, vervullen dezelve met eene balzemagtige frischp 5 heid.  234 NIEUWE REIZE heid. Vrij fchaarsch is er het water. De met fneeuw bedekte toppen van den berg Libanon verliest men er volkoomen uit het oog. Acht Moskeeën telt men te Latakié. Het ftadsbewind is er in handen eens afgevaardigden van den Pacha van Tripoli. Op den vijfden van Mai vertrok ik na Aleppo, in gezelfchap van den burger chauderlos, Konful Generaal van Frankrijk, en twee Turken. Wij namen onzen weg door eene der fchilderagtigfte landftreeken, die ik in mijnen gantfehen leeftijd heb ontmoet. Hobbelige paden, die langzaam en raet moeite worden beklauterd, langs een fcherp toeloopenden berg; rondom dreigende rotzen, geduchte afgronden, en op den kruin dier rotzen, of in het hellen dier afgronden, de groeijing in alle haare pragt, de groente in al haaren luister , zich onder allerlei gedaanten voordoende; duizend bloemen, met duizend fchakeeringen van verfchillende verven, op eenen afftand de doordringendfte geuren uitwaasfemende; beeken, over hunne fteenagtige beddingen , de vlakten doorftroomende , of onder de gedaante van fchuimende fprongen uit de rotzen voortkoomende; ket  na AFRIKA. m het kletterend gedruis der wateren, hunne wendingen, in 't naagaan van welke het gezigt verdwaalt en verbijsterd wordt; een geheel , waarin de verrukte verbeeldingskragt de verrukiijke fchilderijen ziet verweezenlijken, die het bekoorlijke der dichterlijke leezinge uittnaaken: zodanig is het tafereel van den oord, door welken, op den tweeden dag onzer reize, onze weg liep. De zelfde tooneelen openden zich voor ons, geduurende den derden dag. Den daar op volgenden nacht bragten wij te Chogr door , gelegen nabij de rivier Orontus, die , ter deezer piaatze, midden door de vlakte, met veel majefleits, een kronkelenden loop neemt. Zeer dicht bevolkt is de ftad Chogr ; men ontmoet aldaar eene voortreffelijke karavanfera, of huisvesting voor de doortrekkende reizigers. Nogthans namen wij het befluit , om liever in de opene lucht tc flaapen, dan ons bloot te ftellen aan het ongedierte, met het welk deeze foort van verblijfplaatzen doorgaans befmet is. Niet verre van Chogr ontmoet men eenen fteenen brug , zeer hegt gebouwd, en beftaande uit zeven boogen. Bij den oorfpronk-  nieuwe REIZE lijken aanleg hadden de onderfcheidene ftigtingen van deezen aart ten oogmerke, om te te dienen ten gerijve der karavane van Mekka, die, op haaren weg van Conflantinopo. Ie, te Shawr rusttijd houdt. Op den vijfden dag bereikten wij Keftin, een dorp, merkwaardig om zijn duivenhuizen, die alle de omliggende oorden, tot aan Aleppo ingeflooten; van duiven voorzien. De omliggende landen van Keftin ziin eene aaneenschakeling van garst- en koornvelden. De grond is er zeer vrugtbaar, en behoeft niet gemest te worden. De vrouwen te Keftin verfchijnen in \ openbaar met ongedekten aangezigte, zonder fluier; en te Martranouan , eene plaats niet verre van Keftin gelegen , geeven de ouders zelve haare dogters ten beste aan de vreemdelingen. Deeze vrouwen hebben zwarte oogen, en de gelaatstrekken zijn tamelijk regelmaatig. De inwooners van Martranouan zijn bij de Arabieren onder den naam van Anfarii bekend, dus geheeten naar den naam eener gezinte onder de Mahometaanen, en die, naar de meening der Christenen , den fchijn vertoont van belijdenis te doen van den Christ- lij-  na AFRIKA. ?37 lijken godsdienst. De vreemde gewoonte, met opzigt tot de vrouwen , zoo aanftonds vermeld, zou kunnen fchijnen in verband te ftaan met een overblijfzel van die verdorvenheid en losbandigheid van zeden, welke in vroegere dagen te Antiochie en te Daphné heerschte. Keftin ligt nog acht uuren reizens van Aleppo. Van deeze acht befteedt men twee uuuren aan het trekken door landerijen , met koorn beplant; het overige van den weg loopt door een onvrugtbaaren oord. Op eenen afftand van twee uuren valt Aleppo reeds in 't oog, en naar gelange men nader bij koomt, valt men als in verrukking over de pragtige vertooning, welke het alter-, lijk aanzien deezer ftad voor het oog der reizigers ten toon fpreidt. VIER-  238 nieuwe R E I Z, E VIERENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. aanmerkingen raakende aleppo. Scherifs , m Janitfaaren. — Fabrieken en Koophandel. — Steengroeven. _ prijs der leevensmiddelen. — Nieuwe aanhang.-- . Reize na Antiochie. — Befchrijving van het aloude Seleucie. Wederkomt te Aleppo. Veel oneffenheden van grond vertoonen de ommelanden van Aleppo. De ftad zelve is gedeeltelijk op hoogten gebouwd, gedeeltelijk ïn eenen laagen grond. Zij wordt doorftroomd van eene kleine rivier, Coïk genaamd, die van Aintab nederftroomt, en in een moeras te weeten van Aleppo, verdwijnt. In zulk eene menigte van reisverhaalen ontmoet men eene befchrijving van deeze ftad, dat ik best geraaden vinde , mij te bepaalen tot eenige weinige aanmerkingen, raakende de onderwerpen, welke geduurende den tijd,  na AFRIKA. 239 tijd, welken ik aldaar mijn verblijf heb gehouden, inzonderheid mijne opmerking toe zich getrokken hebben. Aleppo ligt in eenen fteenagtigen oord, en de weinige tuinen , in haare nabuurfchap gelegen , brengen niets anders dan Pinpernootjesboonen voort. De ftad is wel bebouwd en met fteenen gevloerd. Het groene der cypresfenboomen vertoont er eene fchilderagtige fchakeering met de witte Minarots of torentjes van een zeer groot getal Moskeeën. In zoo verre mijne waarneemingen toereiken, neemt het getal der inwooneren dag aan dag toe, en wordt het getal der huizen naar evenredigheid vermenigvuldigd. Intusfchen moet deeze vermeerdering niet worden aangemerkt als een bewijs opleverende van de» voorfpoed des gewests: want de toeneemende bloei der hoofdftad wordt niet daargefteld , dan ten koste van dien der nabuurige dorpen 9 die, naar evenredigheid , van inwooners ontbloot worden. De huizen te Aleppo zijn zindelijk, luchtig, fterk en gemaklijk. De inwooners maaken zich kenbaar door een voorkoomen van befchaafdheid, dat niet geheel vrij is van gemaaktheid, die men ia de overige fteden van Syrië niet aantreft. Ook  «40 nieuwe REIZE Ook heeft er de taal iets bijzonders; dezelve is een tongval van het Arabisch. Dit niettegenftaande hebben er veele inwooners de Turkiche fpraak aangenomen. Ten tijde mijner komfte te Aleppo hadt men , kort 'te vooren, eenen nieuwen Pacha derwaarts gezonden. Doch vermids, ter gelegenheid van eenige gefchillen , tusfchen de Scherifs en de Janitfaaren gereezen, de laatstgenoemde beducht waren , dat de komst des nieuwen Gouverneurs ten oogmerke hadt om ftraffen over hun te oefFenen, hadden zij middel gevonden om te beletten , dat hij ziin verblijf in de ftad hielde. Zijn naam was el-scher.if mahomed pacha. Hijwas de zoon van den Pacha van Mene. Hij bevondt zich nog in den bloei der jongelingfchap ; en hem ging de naam naa van een onbevlekt karakter. Doch ter derapinge van de onlusten en oneenigheden , die hem aan alle zijden beftookten , zou er een afgevaardigde vereischt zijn geworden, wiens bekwaamheden meer ontzags inboezemden. Van hier ook dat hij zich genoodzaakt vondt, naa verloop van een zeer korten tijd , zich van daar te verwijderen. De Scherifs, of afftammelingen van maho- med,  na AFRIKA. 241 med, maaken, te Aleppo, een zeer aanzienlijken aanhang uit; desgelijks hebben zij zich te Bagdad in aanmerkeiijken getale vereenigd; doch hun invloed heeft aldaar minder te beduiden. Het getal der Scherifs te Aleppo mag wel op ongeveer zesduizend begroot worden , terwijl dat der Janitfaaren, op zijn hoogst, vijftienhonderd bedraagt. Van den meest aanzienlijken en vermogendften Iman, tot aan den geringften en armflen landman , ontmoet men Scherifs van allerlei klasfen in de zamenleeving. Dapperheid en moed is de hoedanigheid niet, die hen inzonderheid doet uitmunten. De Janitfaaren, daarentegen, hqewel op de behandeling der wapenen niet zeer afgerecht, en hoewel een gefchaarde veldfiag voor hun eene vertooning' is , die zij nooit gezien hebben , fpreiden , bij alle voorkoomende gelegenheden, de onvertzaagdiïe krijgsdapperheid ten toon. Doch de ongelijkheid des getals dient ter herflellinge van het evenwigt der twee aanhangen : indiervoege , dat eene benoeming tot eene eereiianbrengende of voordeelige bediening aanleiding geeft tot geIchillen, die zonder bloedvergieting zelden ten einde loopen. Van dien aart ontilonden) er verfcheiden oneenigheden, geduurende dea II. DEEL. Q z0.  242 NIEUWE REIZE zomer des jaars 1797 , in eene van welke , zoo als mij verzekerd wierdt, weinig minder dan driehonderd perfoonen het leeven verlooren. Naar mijn begrip kan deeze zwakheid der Turkfche Regeeringe worden aangemerkt als een der toevallen van het verval deezes keizerrijks. Alle mogelijke aanmoedigingen heeft de nijverheid en vlijt te Aleppo. Christenen en IVlahometaanen, allen zijn er even zeer werkzaam en in de weer, om den bloei des koophandels in deeze ftad te bevorderen. De zijde en het katoen zijn de voornaamfte artikelen. Van tijd tot tijd ziet men er talrijke karavanen van Bagdad en Basfora aankoomcn , alwaar zij eenen voorraad verzameld hebben van Moka - koffij , langs de PerfiTche golf a ngevoerd , van Karzenbcomenhouten Pypen , Neteldoeken , Schals , en andere Indifche voortbrengsels en koopmanfchappen. Behalven de goederen, welke de ftad Aleppo over zee na Europa verzendt, de vrugten en voortbrengzels van de nijverheid der inwooneren van deeze ftad en van de opgezetenen der omliggende oorden , vertrekken van daar, alle jaaren , drie of vier karavanen,  na AFRIKA. 243 tien, met koopgoederen bekaden, haaren weg neemende na Conftantinopole, door Natolie. De Pinpernooten maaken een vrij aanzienlijk gedeelte van den koophandel van Aleppo uit. Zij zijn het voornaamfte voortbrengzel van dit gewest, waar voor de grond bij uitfteekendheid berekend is. Voorts onderhoudt Aleppo handelgemeenfchappen met Damascus, Antiochie, Tripoli, Latakié, en, over 't algemeen genomen, met alle de fteden, na den kant van den Eufraat gelepen. Op zesduizend wordt gemeenlijk het getal der inwooneren van deeze ftad berekend, die onder den geesfel der jongstvoorgaande pestziekte zijn bezweeken. Over 't algemeen genomen zijn de Aleppofche vrouwen bruin van kleur, fterk, mannelijk en zeer overgegeeven aan neigingen, die met de natuur ftrijden. Dicht bij de poorten van Antiochie ontmoet men de Steengroeven , die de bouwftoffen hebben verfchaft tot het ftigten van Aleppo. Om meer dan écne reden verdienen zij eene bijzondere opmerking. Ter wederzijden van eenen weg, in den rots uitgehouwen , vertoonen zich de openingen of ingangen van onderaardfche holen, groot en Q % rui ra  &44 NIEUWE REIZE ruim genoeg om een aanmerkelijk getal menfehen te kunnen bevatten, en van licht vrij wel voorzien. Van deeze eerfte openingen of ingangen verfpreiden zich, in allerlei richtingen, onderaardfche wegen, onder welke, indien men aan de verzekeringen van de bewooners der plaatze moge geloof flaan, één weg wordt gevonden, die in het kasteel van Aleppo eindigt , terwijl een andere heel tot aan Antiochie , en zelf nog verder loopt. Ik had noch den tijd, noch de noodige werktuigen , om mij aangaande de waarheid der zaake te vergewisfen; dit intusfehen mag men voor eene zekere waarheid houden , dat dit flag van overleveringe aan alle landen gemeen is , alwaar mem aanmerkelijke onderaardfche holen aantreft, 't zij ze aan de natuur hunnen oorfprong verfchuldigd , of door kunst gemaakt zijn. De grondftoffe deezer onderaardfche holen is een zagte fteen , of eene foort van tuffteen , met verfteende fchelpen doormengd. Men zou mogen denken, dat de perfoonen, welke deeze holen 't eerst bewerkten , dezelve tot eenig ander oogmerk beftemd hadden: want, om nu niet aan te merken, dat men in dezelve kolommen ontmoet, die in de  na AFRIKA. 245 de daad zeer ruw en grof gewerkt zijn , en dat de rots, op zommige plaatzen, rechtftan. dige of loodlijnige openingen heeft, om aan het licht een vrijen doortogt te laaten; oogfchijnlijk is het , dat de wanden der Steengroeven door kunst eenen trap van gladheid of efFenheid hebben verkreegeh, die men aan de wanden eener gewoone Steengroeve niet aantreft. In allen gevalle is het zeker, dat zij , zints het tijdftip dat zij geopend wierden , tot eene wijkplaats voor menfchelijke weezens gediend hebben : want men onderkent er de overblijfzels van vuur, van paardenkribben, en zelf van begraafplaatzen. In de jongstverioopene tijden zijn ze bewoond geworden van eenige DelMfche overloopers, die , in de ftad geenen toegang vindende, zich te deezer plaatze hadden neergeflagen , van waar zij de voorbijtrekkenden gingen uitfchudden, en zomtijds vermoorden. Buiten de ftad ontmoet men een groot kerkhof. Mijn oog viel aldaar op de begraafplaats van eenen Engelsman; de dagteekening des graffchrifts onderrichte mij , dat hij aldaar in den jaare \6\3 was bijgezet. De inwooners van Aleppo hebben veel meer overeenkomst, wat het fatfoen hunQ 3 ner  S4Ö nieuwe REIZE rjer kleedinge aangaat , met die van Conftantinopole dan met de Egyptenaars, of mee de bewooners van het zuidlijke gedeelte van Syrië. Geduurende den regentijd draagen mannen en vrouwen, zonder onderfcheid, eene foort van houten hooge fchoenen of polvijen, die voor het oog geen zeer behaaglijk aanzien hebben, en wier menigvuldig gebruik voor het oor een zeer onaangenaam gedruis veroorzaakt. Voor een kameel , voor welken , om er van Aleppo naar Latakié of naar Scanderon te rijden, dat wil zeggen, om ongeveer zes mijlen wegs af te leggen , men voor honderd jaaren, vier, en voor zestig jaaren acht piasters aan vragt moest betaalen, moeten heden ten dage negentien piasters geteld worden. Zedert het jaar 1716 is de prijs van eenige koopmanfchappen vertiendubbeld. Uit echte befcheiden is mij gebleeken, dat, ten gemelden tijde , de Ar del rijst te Aleppo elf piasters kostte ; tegenwoordig geldt de zelfde maat honderdachtien piasters. Voor één piaster kogt men toenmaals honderdvijfentwintig brooden van eene zekere foort ; voor de zelfde fomme kan men er thans niet meer dan veerlig zulke brooden bekoomen. Het vleesch is  na AFRIKA. 247 is er goed en overvloedig ; men betaak er voor het Rotal (*) vijftig panas, dat wil zeggen , voor het pond ongeveer negen ftuivers. Visch ziet men er niet , uitgezonderd een weinig paling , die in de rivier Coïk wordt gevangen. De wijn is er zeer duur, ter oorzaake dat de nabuurige ftreeken geenerlei foort daar van opleveren. De overige voorwerpen van leevensonderhoud , hebben mij niets, der opteekeninge waardig, doen opmerken. Aleppo is de eerfte ftad , alwaar ik de gewoonte heb waargenomen om de Moskeeën op Donderdag nacht te verlichten , zijnde de voorbereiding tot den Sabbatdag, door de wet van mahomet bepaald. Zoo min te Cairo als in de overige fteden van het zuiden wordt dit gebruik in agt genoomen. Geduurende mijn verblijf te Aleppo, dat wil zeggen, in het voorde gedeelte der maand Junij des jaars 1797 , ontving men aldaar de tijding, dat de Pacha van Bagdad eene talrijke krijgsbende hadt afgevaardigd, om te die- „nen (*) Zevenhonderdtwintig drachmen. Q4  nieuwe REIZE nen ter hulpe der Arabieren, die aan de Porte getrouw waren, ten einde om hem in ftaaf te fïellen tot het beteugelen van de ftrooperrjen van den muiteling abd-el-aziz IBW messoud-el-WAHHABBé, die zich beducht begon te maaken , door den /hellen voortgang zijner welflaagende onderneemingen , en door het iïeeds aangroeiende getal zijner aanhangeren. Abd-el-aziz, een inboorling van Nedjed, ilaat in hooge agting bij de Arabieren, om zijnen ouderdom en wijsheid. Twee jaaren vóór het gemelde tijdflip hadt hij openlijk zijn befluit aangekondigd , om aan de bevelen der Ottomanfche Porte tegeniland te bieden. Van dien tijd af aan hadt hij eene aanzienlijke bende krijgsvolk bijeen verzameld , doch, naar men wil , alleen met Janzen en zwaarden gewapend. Hij geeft voor, eenen hemelfchen last te hebben ontvangen , en geeft aan dezulken , die hem tegeniland bieden, geene lijfsgenade. De Christenen en de Jooden tragt hij aan zich te verbinden , van hun niets meer of anders dan een jaarlijksch hoofdgeld van drie en eene halve piaster vorderende. In de landen, zijner heerfchappije onderworpen, is ieder eigenaar van een huis, genoodzaakt, in eigen  na AFRIKA. 249 eigen perfoon in zijne legers dienst te doen , of eenen anderen in zijne plaats te leveren. Om den moed van dit flag van foldaaten aan te vuuren , geeft abd-el-aziz aan den plaatsvervuller twee vijfde gedeelten van den behaalden buit, en eens zoo veel aan den perfoon , die hem zendt ; het overige vijfde deel behoudt hij voor zich zeiven. Hij, die in eigen perfoon dient, trekt vier vijfde gedeelten. Ten tijde dat ik van hem hoorde fpreeken, liep het gerugt, en vondt ook geloof, dat bij zijne wapens tegen Mekka zon wenden , waar tegen hij reeds dreigementen hadt uitgeflagen. Zijne geloofsbelijdenis heeft hij omvat in deeze bewoordingen: „ Er is „ geen andere God. dan God;" beweerende, 'dat naa zijn overlijden geen Profeet tot eenigerlei foort van godsdienftig eerbewijs geregtigd is, en dat het, dienvolgens, ongerijmd is, daarvan eenige melding te doen, 't zij in de openbaare gebeden, 't zij in eene belijdenis des geioofs. Hij leert de volftrekte noodzaaklijkheid van het gebed, doch hij wil dat het in de opene lucht gefchiede, en breekt alle Moskeeën af, welke hij kan bemagtigen. Van de vijf gebeden van mahomet, de aalmoes, de vasten, het gebed, de afwasfching Q 5 en  25° NIEUWE REIZE en de bedevaart na Mekka, eerbiedigt hij alleen de vier eerstgenoemde. Het fëerftuK van den bedevaart is uit zijn leerftelzel ukgemonfterd. Aan den Koran betwist hij de godlijkheid van deszelfs oorfprong, Hij verbiedt allen anderen drank dan zuiver water. Vermids hij reeds hoogbejaard is, heeft hij zorge gedraagen , om de genegenheid zijner aanhangeren aan zijnen zoon te verbinden, die gemeenlijk aan het hoofd der legers zijne plaats vervult Op den elfden der maand Jnnfj vertrokken wij van Aleppo, ons na Antiochie begeevende, alwaar wij op denveertienden dier°maand aankwamen. Bergagtig, voor een gedeelte , was (*) Deeze aanhang dunkt mij de zelfde te zijn, van welken mie buur, in zijne befchrijving van Arabië, gewag maakt, 't Geen hij daarvan verhaalt, een' klein verfchil'alleen uitgezonderd, ftemt volmaakt overeen , wat de leerftellingen des ftichters aanbe. langt, met het geen ik, ten dien opzigte, in Arabie en in Syrië heb hooren vernaaien , alwaar men mij den oorfprong deezes aanhangs heeft' vertoond als van eene zeer laate dagteekeninge. Niebuhr bepaalt rlenzelvén tot het jaar 1760; doch dit ftrijdt in geenen deele met mijne ingenomene narigten , en die het allen , aangaande den hoogen ouderdom van IfiD-IiL-AZIZ-ibw-EL-WAHHAJflé eens zijn.  na AFRIKA. G51 was de weg, langs welken wij voortreisden. Met een Pont voeren wij over den Orontus. Het land is bedekt met Haschisch, zijnde een foort van vlas. Wij deeden onze intrede binnen Antiochie, heden ten dage Antakie genoemd, door de hier dus genoemde Bah Bolous , dat wil zeggen , de poort van St. Vaulus. Eene groote uitgebreidheid bellaar de grond, binnen de muuren van Antiochie begrepen; doch de gebouwen der ftad beflaan daarvan eene kleine ruimte. De muuren zijn met een groot getal torens bezet; zij zijn zeer hoog en zeer fterk, en ftrekken zich uit van den Orontus, die aan den zuidkant de ftad befpoelt, tot aan den top des bergs, van waar een groot kasteel, 't welk tegenwoordig in bouwval ligt , nog eene onmeetelijke uitgeftrektheid lands beftrijkt. De Orontus doordroomt, ai kronkelende en met bogten, eene vrugtbaare valei ; een brug, van fterk maakzel, is over die rivier geflagen. Antiochie wordt beftuurdt door eenen Moftasfel, die zijne aanftelling en gezag van de Porte bekoomt. Met zeer veel befchaafdheids ontving mij deeze amptenaar , en ftelde mij in ftaat tot het doen van alle naa- fpoo-  25^ nieuwe REIZE fpooringen t die mij van cenigen dienst kon. den weezen. Ten tijde mijner aankomfte hadt de inzameling van de Gierst eenen aanvang genomen. De vlakte , in welke Antiochie ligt , bedaar ongeveer drie mijlen en een halfin de lengte, en twee mijlen in de breedte. Het Turksch is de taal , welke hier te lande meest algemeen wordt gefproken. Veel voordeeliger is de ligging van Antiochie dan die van Aleppo, 't welk, te midden van een dorren en onvrugtbaaren oord gebouwd, en van eene bevaarbaare riviere niet voorzien, nog daarbij het nadeel heeft van op een grooten afftand van de zee zich te bevinden. Antiochie geniet alle de voordeden, welke aan Aleppo ontbreeken, eene betere lucht , en de nabijheid der zee , van welke het niet verder dan vijf uuren gaans ligt. Daarenboven mag de kleine rivier Coïk, die voorbij Aleppo ftroomt, met den Orontus niet op éénen dag genoemd Worden. De wijnen van den berg, koopt men er voor een geringen prijs, en zeevisch is er in overvloed te bekoomen. Eene aanmerkelijke diepte heeft de rivier ter plaatze haarer uitwateringe, en formeert aldaar eene haven, in  NA AFRIKA. 253 in welke de kleine vaartuigen eene veilige legplaats vinden. De vlakte, welke van Antiochie zich tot aan de zee uitbreidt, is met eene groote menigte moerbeziënboomen beplant; van hier dat er de zijde zeer overvloedig valt; doch in haare foort is zij niet de beste. Van Antiochie begaf ik mij na Souaidié, in vroegere dagen Sekucie genoemd, dienende tegenwoordig tot eene haven voor de ftad Antiochie, 't welk niet meer dan vier uuren yn daar ligt. Wanneer men een aandagtig oog op Seleucie vestigt, kan de leevendigfte verbeelding naauwlijks een denkbeeld maaken van den onmeetelijken arbeid, welke het aan de aloude beheerfchers van die ftad moet gekost hebben , om haar tot den koophandel gefchikt te doen worden. De onagtzaamheid haarer nieuwe bezitteren heeft alle de vrugt daar van laaten verloren gaan. Het land , door het welk de weg van Antiochie na Seleucie loopt, wordt van bergen en vlakten bekoorlijk doorfneeden, en met welriekende planten en heesters, als de Mirthe, de Oleander, het Varkens- of Aardbrood, en andere, gefchakeerd. Doch de landftreek kwam mij voor , weinig bevolkt te zijn. Naa vier bee-  254 nieuwe REIZE beeken te zijn overgetrokken , wier heldere en fnelvJietende wateren zich in den Orontus ontlasten , hield ik ffÜ bij eenen inboorling des lands, die mij met de gulhartigfte hert bergzaamheid ontving, en bij wien ik den nacht doorbragt, in 't midden van moerbeziënboomen , wier voortbrengzel voor hem zeiven en voor zijn talrijk gezin tot onderhoud verfïrekte. Eene van de groote poorten van Seleucie flaat nog in haar geheel; haar maakzel heeft iets van de Dorifche orde. In eenen rots, ter zijde daar van gelegen, heeft men eene menigte holligheden uitgehouwen. Ook is er nog een gedeelte van den dikken en vasten muur te zien, welke Seleucie aan den zeekant befchermde. De haven is klein en met eene Moelje gefloten, van zeer zwaare fteenen gemetzeld : voor de fchepën moest dezelve tot een gemaklijke en veilige legplaats dienen. Tegenwoordig is zij geheel droog; doch, zoo als het mij voorkwam , figt het zand op den grond niet hooger dan he°t waterpas der zee. Een weinig noordwaarts vertoont zich een holle weg, in den rots uitge. houwen, welke, langzaam rijzende, na den top des bergs, aan den oever der zee, loopt. In  na AFRIKA. -55 In de lengte befiaat die weg ongeveer zeshonderd geraeene fchreeden , in de breedte twintig, en in de diepte van dertig tot vijftig fchreeden. Omtrent ten halven 'wege komt men aan eene plaats , alwaar de rots alleenlijk van beneden uitgehold, een overdekten weg van merkelijke lengte formeert. Langs deezen geheelen weg loopt een kanaal of floot , welke het zuiver water van den berg na Seleucie voert. Van boven is de rots met een onnoemelijk getal holligheden doorboord , zijnde een gewrogr van menfehen handen , doch tot welk oogmerk , is mij onbekend. Aan den zuidlijken wand des wegs ontdekt men een Grieksch opfchrift, beftaande, naar het mij voorkwaam , uit vijf regels; doch vermits het opfchrift vrij hoog ftondt, konde ik niets meer dan deeze vijf letters onderfcheiden TETAP, die op een na den laatften regel ftonden. Aan den zeekant ontdekt men in den rots eenige onderaardfche begraafplaatzen (Catacomben^. In den omvang van eene der kameren, dezelve uitmaakende , telde ik dertig Nisfen, dienende om lijken in dezelve te plaatzen; in eene andere teide ik er veertig. 's Daags  256' NIEUWE REIZE 's Daags naa mijne wederkomst te Antiochie , nam ik de terugreize na Aleppo aan. Tusfchen deeze twee fteden liepen de karavanen gevaar, om door de Kourdes vijandig ie Worden aangevallen. Eene andere roversbende beftaat uit Turkomaanen ; gemeenlijk brengen zij den winter door in de nabuurfchap van Antiochie , en den zomer in Natolie. VIJF-  na AFRIKA. *57 VIJFENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. reize na damascus. Intrede der Hadjis. Befchrijving van Damascus. — Koophandd en voorwerpen van nijverheid. — Bevolking. — Aanmerkingen op de vermindering der bevol- kinge in het Oosten. Regeeringsvorm en zeden van Damascus. — Liefdaadigt gejligten. — Anekdote raakende kortgelee. dene voorvallen. — Belastingen. — Prijs der leevensmiddelen. — Heilige karavane. Ik vertoefde nog eene wijle tijds te Aleppo, met oogmerk om het vertrek der karavane te verbeiden, die zich na Damascus ftondt te begeeven , en, ten langen laatfte, de reize aanvaardde , op den drieëntwintigften van de maand Julij des jaars 1797 ; het weer was, thans zeer heet, doch op verre na niet in vergelijking van de hette van Afrika. Geene andere lastdraagende dieren bevonden II. deel. R zich  a58 nieuwe REIZE zich in de karavane dan muilezels en ruïnen. Wel wagten zal ik mij van eene noodlooze herhaaling van overbekende befchrijvingen van den weg , die van Aleppo na Damascus loopt. 't Was op vrijdag , den achturen van de maand Augustus, met het vallen van den avond, dat wij in de laatstgenoemde ftad aankwamen. De toegangen tot dezelve zijn meikwaardig, van wegen de menigte tuinen, die reedi op den afftand van eenige mijlen eenen aanvang neemen, en langs eenen weg van groote uitgeftrektheid voortïoopen. 's Daags naa mijne aankomst deedt de karavane , die van Mekka wederkeerde, haare intrede in de groote ftraat, die eenige mijlen larg was. Van het eene einde tot aan het andere was dezelve opgevuld met eene ontelbaare menigte aanfchouweren, allen van eene leevendige nieuwsgierigheid getroffen; waarbij zich, bij zommigen, het onverduldig verlangen voegde, om bloedverwanten of vrienden van nieuws te aanfchouwen , en bij verre de grootfte meerderheid de godsdienilige eerbiedenis, welke hun het vertoon van den gewijden optogt inboezemde. Zommigen deiver-  na AFRIKA. 259 vermogendiïe Hadjis, of Bedevaartgangers, lieten zich op rosbaaren draagen ; doch het meerergedeeke hadt de reize afgelegd in eene foort van manden, twee aan twee op den rug van kameelen geplaatst. Zij fcheenen niet vermoeid te zijn; dit niettegenftaande wierdt ons verzekerd, dat zij door gebrek aan water veel geleeden hadden. De eerst daaraanvolgende Saterdag was het tijdftip der intrede van den Pacha van Damascus, die, uit kragt van zijuen post, Emir-elHadjie , of hoofd der heilige karavane is. De optogt wierdt geopend door driehonderd Deilis, of Ruiters, al!en op Arabifche paerden gezeten, en die, hoewel op onderfchei-.dene wijzen gewapend en toegerust, daarom niettemin een treffend geheel, uitmaakten. Agter hen volgden vijftien man , op dromedarisfen gezeten, en gewapend met zeer groote karabijnen , voor hun hangende aan draagbanden, die zij naar goedvinden konden verfchuiven. Van. de Perfiaanen, naar men verhaalt, zouden de Syriërs het gebruik van dit vernielende wapentuig geleerd hebben. Op deeze aldus gewapende manfchappen volgde, een aantal voornaame amptenaaren der ftad, «Hen te paerd , en fraai uitgedoscht en R 2 SQm  i6o ( nieuwe REIZE gekleed ; voorts eene bende Janitfaaren vae den Pacha van Tripoli , wel gewapend en insgelijks wel gekleed; wijders de Pacha van Tripoli in eigen perfoon, met zijne krijgsbevelhebbers en het overige gedeelte zijner lijfwagt. Thans vertoonde zich de Tattaraouan, of Rosbaar van den Pacha van Damascus. Dezelve wierdt gevolgd van eene bende van vierhonderd Dcllïs, eene kompagnie van dertig Muskettiers, en van honderdvijftig Albaniè'rs, allen gelijk gekleed, en, even als onze Europifche troepen , twee aan twee optrekkende. Aan het hoofd der Jaatstgemelden vertoonde zich de Senjiak Scherifi , dat wil zeggen, de ftandaart des Profeets. Dezelve is van groene zijden ftoffe gemaakt, en met fpreuken uit den Koran bedekt, in goud geborduurd. Dicht bij den ftandaart vai ma hom et wierdt het pragtig verhemelte, van Mekka medegebragt, gedraagen, te midden eener talrijke bende van Maugrebins, of westerfche Arabieren, die te voet gingen. Thans voigden de Albaniërs , daar ik zo» even van fprak, voorts de drie paerdeftaarten van den Pacha , wit van kleur, zoo als dezelve gemeenlijk zijn , en van drie mannen te paerd gedraagen. Vervolgens zag me» twaalf  na AFRIKA. 261 twaalf handpaerden, rijk getuigd, (de Pncha's van twee paerdeftaarten hebben er niet meer dan zes j) draagende ieder een zilveren fthild ■ en een fabel, en gevolgd van zes dromeda'risfen, met pragtige dekkleeden getooid. Nu zag men de aanzienlijkfte burgers der ftad optreeden, en onder hen den Aga der Janitfaaren, den Gouverneur van het kasteel, den 'Mohasfel, en eindelijk den Pacha van Damascus, in een groen gewaat gekleed, met randen van zwarte vosfevellen omzoomd. Voor hem zag men zijne twee zoonen, van welke de oudfte veertien jaaren telde. Alle drie waren gezeeten op de moedigfte paerden van gantsch Arabie. Agter den Pacha volgden vierhonderd man van zijne lijfwagt , allen wel gewapend en te paerd. Een weinig vroeger waren de tenten en de naafleep van den Pacha voorbij getrokken, op meer dan honderd kameelen gelaaden. De geheele optogt vervolgde zijnen weg met de uiterfte gefchiktheid, zonder dat het graauw zich de geringfte opfchudding veroorlofde, niettegenllaande de optogt van den trein verre over den gewoonen tijd van het middagmaal geduurd hadt. Hoewel de menigvuldige befchrijvingen van R 3 de  a6"a nieuwe REIZE de ftad Damascus, van tijd tot tijd in 't licht gekomen, de meest merkwaardige bijzonderheden , dezelve betreffende, reeds ten overvloede hebben doen bekend worden, is het, egter, mogelijk, dat een verblijf van twee maanden in deeze ftad mij in de gelegenheid gebrage heeft, om eenige bijzonderheden , minder algemeen bekend, te verzamelen. De muuren rondom de ftad hebben de gedaante van eenen cirkel. De voorfteden zijn groot, doch onregelmaatig. De ftad ligt in het midden van eene ruime vlakte , met tuinen vervuld , op den afftand van drie mijlen in de lengte, en van anderhalve mijl in de breedte. Een weinig oostwaarts verheft zich een gedeelte van den Anti-Libanon. De rivier Baradi, boven de ftad in eene groote menigte kanaalen verdeeld , befproeit alle de tuinen van Damascus. De lucht is er voortreffelijk , en de grond zeer vrugtbaar. Nimmer aanfchouwde ik zulk eenen overvloed van fruiten, inzonderheid van druiven en abrikoozen , die er zeer aangenaam van fmaak zijn. Dicht bij den berg ziet men eenige over* blijfzels eener Moskee , en van een Paleis, door de Saraceenen gebouwd; de puinhoo- pen  na AFRIKA. 263 pen zijn met opfchriften bedekt in vreemde karakters. Het zijn twee puinhoopen , door middel van welke men de fpooren ontdekt van den optogt van den berugten timürleng, of tamerlan, een oorlogzuchtig krijgsheld , doorluchtig roover , geesfel van gantsch Afie. De muuren van Damascus z'tjn oud en zeer fterk, doch niet zeer hoog. De ftad heeft negen poorten , en is verdeeld in drieëntwintig diftrikten of wijken, ieder van welke eenen bijzonderen amptman heeft. De fraaie boom, bij den naam van Italiaanfchen populier bekend, groeit allerwege in de vlakte van Damascus. Hij is landeigen in Syrië ; doch in zijn geboorteland, zoo wel als elders , verliest hij, oud wordende, al zijnen luister, en vertoont in de ftrooken van zijnen uitgedroogden fchors niets anders, dan een akelig gedenkteeken van den fpoed, met welken de fchoonheid voorbijgaat. De ftad Damascus drijft een aanzienlijken koophandel; een groot getal Christen en Mahometaanfche werklieden vindt er een beftaan in den arbeid hunner handen. De zijde en het katoen , onder elkander , of ieder afzonderlijk gewerkt, maaken de grondftofFe der ftoffen uit, die er vervaardigd worden. R 4 Ge-  S6% NIEUWE REIZE Gemeenlijk worden ze onder elkander gewerkt, en hier uit ontftaat het weefzel, hier te lande bij de naamen van Cotoni of Altijd bekend (*). Daarenboven wordt er een groote menigte zeep gemaakt ff), welke na verfchillende oorden van Egypte en Syrië, wordt verzonden. Over Seïde, Beirout en Tripoli bekoomen de Oosterlingen al wat uit Europa koomt. De karavanen, die uit deeze fteden vertrekken, en op Vast bepaalde tijden der- (*} Niets is eenvoudiger dan het werktuig, waarvan men zich tot het bereiden van deeze ftoffen bs. dient, wier weefzel in zijne foort volmaakt is, en tot de vervaardiging niet veel tijds vordert. In het zamenftelzel van een Cotoni gaan honderdvijfentwintig drachmen zijde; in een ligte Aliéja gaat flegts half zoo veel. Aan een Cotoni verdient een werkman zes paras. Craisfd is het kunstwoord , waar van de Arabieren zich bedienen , om de toebereiding van de witte zijde aan te duiden. Gemeenlijk haalt ieder ftuk tien ellen in de lengte, en één el in de breedte. "(t) De zeep wordt te Damascus op eene bijzondere wijze bereid. Op honderd ponden olijfolij doet men twintig ponden alkali en vijf ponden gefloten krijt; te zamen laat men dit in water kooken , tod dat het volkomen gemengd is ; thans doet men daar olijfolij onder, en Iaat vervolgens dit mengze! drie dagen over een vuur van den fteen van olijven kooken.  na AFRIKA. 265 derwaarts wederkeeren, vervoeren van de eene plaats na de andere ijzer, lood, tin, cocherdlje en breede lakens. De karavanen van Bagdad brengen, uit Perfie en andere landen van het Oosten, fchals, neteldoeken en kostbaarheden uit Suratte. Een gedeelte deezer goederen wordt te Bagdad verbruikt, het overige gaat na andere lieden van Syrië en na Europisch Turkye. Langen tijd behielden de inwooners van Damascus een onverzette-, lijken afkeer van den zeehandel; en 't was niet eerder dan zints etlijke jaaren dat men hun heeft kunnen doen befluiten , om over zee koopmanfchappen na Conftantinopole te zenden. Wanneer, in den aanvang der veertiende Eeuwe , timür-leng Syrië veroverde, bragt hij de Staalfabrieken uit Damascus na Perfie over. Zedert heeft die ftad haare aloude vermaardheid niet kunnen herwinnen, welke zij voormaals, om de deugdelijkheid van deeze foort van werkftukken, in Europa en Afie genoot. Men heeft het geheim van die vermaarde fabels van Damascus verboren , welke de grootfte kragt niet in ftaat was zoo verre te buigen dat ze in ftukken braken, en die zoo fcherp van fnede waren, dat men er R 5 yzer,  26ü ïeuwe REIZE yzer, en zelf ftaal mede door midden iloeg. Het geheim der toebereidinge fchijnt beftaan te hebben in het thans onbekende middel, om blaadtjes ftasl en yzer, ter dikte van twee of drie lijnen , door elkander gemengd en het een op het ander gelegd, te doen zamenhegten. Ingevolge mijner ingewonnene narigten, ten aanzien van het getal der inwooneren deezer ftad, geloof ik, zonder mij te bedriegen, dezelve op ten minfte tweehonderdduizend zielen te mogen bepaalen. Aleppo zal er, ten naasten bij, tweehonderdentachtigduizend bevatten. Verfcheiden reizigers hebben, in de jongstverloopene tijden, hunne bedenkingen voorgedragen omtrent de vermindering der bevolkinge in de Oosterfche landen ; doch hunne bedenkingen, dien aangaande, zijn, naar mijn begrip, in verfcheiden opzigten , het fpoor der waarheid bijster. De dorpen zijn er inderdaad dermaate verminderd, vooral in de laatfte tijden, dat, bij voorbeeld, van de driehonderd, welke, nu honderd jaaren geleeden, in den omtrek en de nabuurfchap van Aleppo lagen, tegenwoordig, op zijn meest, niet meer dan tien of twaalf zijn overgeble¬ ven.  wa AFRIKA. 267 ven. Hoewel deeze vermindering niet in allen deele ten voordeele der fteden gedij e, het getal haarer inwooneren wordt er nogthans door vermeerderd. Aan verfcheiden oorzaaken, naar mijn begrip, kan deeze aanhoudende verhuizing uit de dorpen na de fteden worden toegefchreeven. 1. Veel menigvuldiger zijn de middelen van beftaan in de fteden dan ten platten lande, en vorderen er, uit hunnen aart, zeer weinige of geene gereede penningen; terwijl het werk des akkerbouws geen voordeel aanbrengt, ten zij er vooraf een geldverfchot gedaan zij. . 2. Om deeze zelfde reden, hoe veel men ook , door naarftigheid en vlijt, in de fteden overwinne , ontfnappen aldaar de blijken van eigendom aan het oog, en, indien ik mij dus moge uitdrukken, aan de hand van het Gouvernement , 't welk denzelven met die buitenfpoorïge knevelarijen niet kan agterhaalen , aan welke de vaste en bekende bezittingen des akkermans zich niet kunnen onttrekken. De Egyptifche en de Syrifche landman wordt niet als een ilaaf befchouwd; even vrij als elk ander mensch van eenige. andere klasfe , ziet hij zich aan de zelfde belastingen onderworpen : want een Landvoogd  nieuwe REIZE voogd kan hem daar van niet ontheffen, „aardien hij zelve verpligt is, 0p ftraffe van verbeurte van zijn ampt, aan de Porte de gezette fchatting op te brengen. Geld heeft Jij derha ven noodig ; en onkundig omtrent de middelen, in Europa gebruiklijk, om tot de bronnen des eigendom» op te klimmen, bepaalt hij zich noodwendig bij de meest in t oog loopende bron, en die aan zijne magt met kan onttrokken worden. In weerwil deezer banden, laat evenwel het onderfcheid tusfchen een goed en liegt bewind niet na zeer kennelijk te zijn, door de uitwerkzels, welke het voortbrengt. Het billijk en regtvaardig gedrag van den nieuwen Pacha vergoedde reeds aan de bevolking en aan den koophandel, 't geen de gewelddaadigheden van jezzar dezelve benadeeld hadden. In het oogenblik terwijl ik dit fchrijf, is er niet een eenige winkel in de Bazars van Damascus gellooten, welke in uitgebreidheid die van Aleppo zeer verre te boven gaan; koopmanfchappen van allerlei foort zijn er overvloedig voorhanden, en elke nieuwe karavane brengt nieuwe inwooners mede , die elders door de onderdrukking vervolgd , te Da-  na AFRIKA. a 6o Damascus eene meer ongeftoorde inwooning, of de voordeden des koophandels koomen zoeken. De huishuur , tegenwoordig nog laag, rijst er oogfchijnlijk van tijd tot tijd, en de voorlieden worden er , door het aanbouwen van nieuwe huizen , zigtbaar uitgebreid. Het Pachadom van Damascus is het voornaamfte van geheel Afie. Abdallah is de naam van den tegenwoordige Pacha. Hij is een man van ongeveer vijftig jaaren, groot van geftalte , van een gunftig voorkoomen , en van een zeer aanzienlijk geflagt, als hebbende zijne voorzaaten reeds zedert de zeventiende Eeuw Pachafchappen bekleed. Noodloos, denk ik, is het aan te merken, dat ieder Pacha over zijne onderhoorigen het regt van leeven en dood heeft. Langen tijd heeft men de Damasceeners befchuldigd van gewelddaadigheden en mishandelingen omtrent de Franken; doch hoedanig het ook hier omtrent, in vroegere dagen, gefield geweest zij , mij is niet gebleeken , dat hun gedrag, ten deezen opzigte, van dat der overige Oosterlingen verfchilt. — Kan men de Ipoorbijsterheid genoeg betreuren, die uit den godsdienst, ingericht en beftemd om  27° nieuwe REIZE om den menfehen zagtaartigheid te leeren en hen tot elkander te brengen , de bron hun«er dlepst gewortelde afkeerigheden ontleend en het vergif onder de tegengift gemengd heeft, welke het moest verdrijven? De Mahometaan gelooft in God, en ziet in elke andere gezinte niets dm een hoop veragtlyke dieren. Waar en welke is de weldaadige inrichting, die immer ten evenwigt kan dienen tegen het kwaad, het noodzaaklijk gevolg van dien hoogmoed, die woede, dat gevoel van eeuwigen haat, die zucht tot vernieling en bloedvergieting , met dusdanige JeerftelJingen binnen getreeden in de ziel des geenen, die van dezelve belijdenis doet ? Een aanmerkelijk onderfcheid heeft er plaats tusfchen het karakter der inwooneren van Damascus en die van Aleppo. Een eigen aartige trek van dat der laatstgemeiden is laatdunkendheid en eene overhellende geneigdheid tot oproerigheid, terwijl, daarentegen, de eerstgemeiden vredelievend, arbeidzaam en zedig zijn. Te Damascus onderfcheiden zich de (wouwen en de kinderen door de fchoonheid hunner kleur en de regelmaatigheid hunner gelaatstrekken. De kleedij der vrouwen is er na genoeg de zelfde als van die van Con, ftan-  na AFRIKA. a?i «ftantinopole. Allen draagen witte fluiers, uitgezonderd de ligtekooien , die , volgens het Oostersch gebruik, altijd met ongedekten aangezigt in 't openbaar verfchijnen. De eenige zijn de Griekfche vrouwen in Afie, die van blanketzel zich bedienen. Groot is het getal van liefdaadige ftichtingen te Damascus. Onder deeze verdient inzonderheid opmerking, het gebouw ten dienfte van vreemdelingen gefiicht, door den Sultan stLiM, in de dagen toen zijne zucht tot grootheerlijkheid en pragt zich nog niet tot andere voorwerpen bepaalde. Het is een gebouw van groote uitgebreidheid , en vierkant van gedaante , rondom op kolommen rustende. Het dak is van verfcheiden koepels voorzien, allen met lood gedekt. De Moskee is een groot gebouw ; aan den ingang ziet men vier zwaare kolommen van rood graniet. Een koepel en twee minarets, of torentjes, fteeken ten dake uit. Naast daaraan ligt een fraaie tuin. Het huis bevat eene menigte vertrekken. De keukens zijn aan de andere zijde der Moskee , en beantwoorden aan de grootheid van het overige gedeelte der hVchtinge. Abdallah, die tegenwoordig de waardig-  sja nieuwe REIZE engheid van Pacha van Damascus bekleedt, en zoon van mohammed, Pacha Adm, en van de eenige dochter van den vermaarden as ad , Pacha, van welken in de reizen van niebuhr en volneij melding wordt gemaakt; mohammëd, Pacha Adm, hadt tot voorzaat gehad osman. Naa hem ging het Pachafchap van Damascus, agtervolgends, op twee zijner broederen over, de laatfte van welke verdreeven wierdt door de kunftenarijen van jezzau, die zijne plaats verving, en met de dochter van mohammed, Pacha Adm , zuster van abd allah, zich in 't huwtlijk begaf. Eerzucht alleen hadt dien huwelijksknoop zamengefnoerd ; liefde hadt er geen deel in; naa verloop van een jaar wierdt, door eene echtfcheiding, die echtband verbroken. Onder de voorbeelden van flegte behandelingen , welke jezzar, geduurende dit ééne jaar zijner huwelijksverbintenisfe, ziïne echrgenoote deedt ondergaan , wordt ook het vol. gende verhaald. Op zekeren dag haar in zijn huis ontmoetende , met Arabifche fchoenen aan haare voeten, trok hij een piftool uit zijnen gordel, en brandde op haar los , er nevens voegende: „ Meent gij dat gij de » vrouw  f» a AFRIK A. 67| i, Vrouw van een Arabifche'n boer zijt? Hebt t, gij vergeeten, dat gij de gemaalin van eenen », Pacha waart ? " SJegts eenige weinige jaaren behieldt jezzar deeze magt, van welke hij zich langs den weg der ongeregtigheid in het bezit gefield hadt, en van welker uitoeffeninge onderdrukking en wreedheid alle oogenblikken gekenmerkt hadden. Intusfchen rekent men ± dat hij, geduurende dit korte tijdverloop, der ftad Damascus vijfentwintigduizend beurzen, dat wil zeggen , ongeveer twaalfhonderdduizend ponden fterling hadt afgekneveld •, ert dat hij bij de vierhonderd menfehen , meest allen onfchuldig, deedt om het leeven brem gen» Naardien men hem ten langen laatfte van gevaarlijke ontwerpen begon verdagt te houden, om welke te volvoeren zijne hoe» danigheid van opperhoofd der karavane van Mekka hem in de gelegenheid ftelde, gelukte het zijnen vijanden, met zijne ondeugden hun voordeel doende, om hem van zijn Gouver* öement te doen verlaaten worden» Hij vervliet Damascus , alwaar de verminkte aangéZigten van een groot aantal burgers nog hó*» den tot zigtbaare bewijzen zijner Wreedheid IL deel». S kun*,  274 NIEUWE REIZE kunnen dienen. Hij begaf zich na zijn eerfte Pachadom van Acre en Seïde, alwaar hij zich nog tegenwoordig bevindt, en zints ruim zevenentwintig jaaren het bewind voert, dea korten tijd, geduurende welken hij te Damascus die waardigheid heeft bekleed, er mede onder begreepen zijnde. Jezzar hadt tot opvolger in dat Pachafchap abdaelah, wiens volkomene en zonderlinge regtvaardigheid voorheen reeds met lof door ons vermeld is ; doch wien tevens eene berispenswaardige fchroomvalligheid wordt ten laste gelegd, en misfchien te weinig beleids in het bewind der openbaare geldmiddelen. Geduurende het kloekmoedig beftuur van jezzar, vervolgde en volbragt de heilige karavane haaren togt zonder eenige ftoorenisfen; terwijl de karavane van het jaar, waar van ik fpreek, niet flegts de waterbakken, voor 't meerengedeelte, gefloopt, immers dermaate befchadigd heeft gevonden, dat een groot getal kameelen van dorst is geftorven; maar daarenboven veel heeft-moeten lijden van de flrooperiien der Arabieren , hoogstwaarfchiinlijk door den loozen en wraakzuchtigen jezzar daar toe aangezet. Intusfchen heeft abdallah middel gevonden, om door  na AFRIKA, fc|§ door kragt van gefchenken het onweder te doen overdrijven, welk dreigde, hem van zijne waardigheid te zullen berooven» Blijken heb ik riet vernomen, dat in de provincie van Damascus van eenigerleie foort van leevensmiddelen belastingen geheven wor* den. De verpondingen op de gronden en .landerijen , nevens het hoofdgeld , welk dé Christenen opbrengen, maaken de eenigé vaste inkomften uir. Daar nevens koomen de toevallige inkomften. Hier toe behooren de boeten, en de Jvanias, of willekeurige heffingen» De MM , (bij deezen naam zijn in *t algemeen de Lands inkomften bekend) Wordt te Damascus gerekend , tienduizend beurzen, dat wil zeggen, vijfhonderdduizend ponden fterling, op te brengen. Het vleesch wordt tegenwoordig te Damas* cus verkogt tegen zesendertig paras de'rotal, dat wil zeggen , vier Engelfche ftuivers het pond. Voor een para kan men zoo veel broods koopen , als vier perfoonen genoeg hebben , om er hunnen maaltijd mede te doen» Zeer goed en zeer wit is dit brood , voor» immlijk wanneer de Aga der Janitfaaren t wien het toezigt over de bakkers is aanbevolen » bij toeval zich uit de ftad afweezig S a be»  *76~ nieuwe REIZE bevindt. De beste druiven kosten er niet meer dan drie of vier paras de rotal. De riviervisch is er zeer goedkoop, doch niet zeer goed. De melk, de boter en de kaas worden tot een laagen prijs verkogt. De berg Libanon krielt van wilde vogelen. Wanneer het de tijd dier vogelen is, koopt men een paar patrijzen voor vijf paras. De groote vogels kusten niet meer dan vier of vijf paras het ftuk, en even zoo veel een paar duiven. Aan de lucht van Damascus wordt eene heilzaame geneeskragt tegen de melaatsheid toegefchreeven. Dit is zeker, dat het gevolg der naah\.ooringen, welke ik gelegenheid gehad heb, ten deezen aanzien, te werk te nellen , hier op neder koomt, dat wanneer de ziekte nog niet verre gevorderd is, de lucht van Damascus, zoo lang men dezelve inademt, haaren voortgang volkomen ftremt. De onkosten, welke aan de heilige karavane moesten bedeed worden, geduurende haare rcze van Damascus na Mekka, plag. ten voormaals vierduizendvijfhonderd beurze» te bedraagen; die fomme is, zedert eenigen tijd, vergroot. Daarenboven trekt de Pacht duizend beurzen tot zijn bijzonder gebruik. Jezzar. hadt de gewoonte om tweeduizend beur-  SA AFRIKA. a7? beurzen, tot zich te neemen , welke hij befteedde om er koflij voor te koopen , die hij verzekerd was , met een aanzienlijken winst wederom te kunnen verkoopen. De vierduizendvijfhonderd beurzen worden uit de keizerlijke fchatkist geligt, en de Pacha is verantwoordelijk voor de veiligheid der karavane. De Senjiak Scherifi, of de ftandaart fan mahomet, wordt hem door den Gouverneur van het kasteel ter hand gefield, wien hij, in tegenwoordigheid van getuigen, eene fchriftlijke verbintenis overhandigt , bij welke hij plegtig belooft, hem den ftandaart te zullen terug bezorgen. De zelfde plegtigheden worden in agt genomen, de verbintenis behelzende, dat het gewijde veldteeken op zijne plaats wederom zal gebragt worden. Wanneer de Pacha-de ftad is genaderd, en in dezelve ftaat binnen te treeden, wordt er een bode na Conftantinopole afgevaardigd, die verpligt is, binnen vijfendertig dagen zijne reize af te leggen. Hij brengt derwaarts een weinig waters uit de vermaarde put Zint' Zim, nabij Mekka, en eenige dadels van Mediha, die den Sultan in de Moskee worden aangeboden. Naa het volvoeren van deeze plegtigheid ftelt hem de Vizir de lijst S 3 t«  I tfS nieuwe REIZE ter hand van de Pacha's voor het volgend© jaar. Indien er op die lijst iemand gevonden worde, welken de Sultan wil afkeuren, fielt hij een teeken bij deszelfs naam; en de lijst goedgekeurd zijnde, worden de Firmans, of Staatsbevelen, afgevaardigd. ZES-  na AFRIKA. 279 ZESENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Reize van Damascus na Balbec. Syri- rifche taal. Balbec. Nieuwe ontdekkingen. Zahhlé. Drukkerij. Huizen van Damascus. ■■ Wederkomst te Aleppo. Op Donderdag, den zestienden van Augustus des jaars 1797, vertrok ik van Damascus , flegts van één perfoon verzeld, die voor mij een muilezel hadt gehuurd, om mij na Balbec, anders Heliopolis genaamd , te begeeven. Wij hielden rusttijd in het klooster Ssidrsaia, 't welk de ftad Damascus en de geheele vlakte overziet. Het gezigt van daar is zeer fchoon. Het land, door 't welk mijn weg liep, is met wijnftokken en vijgeboomen beplant. Minder lijvig en niet zoo geurig is hier de wijn als die van Kasrawan; doch hij heeft den naam van gezonder tc zijn voor de maag. Seidnaia verhaten hebbende , bereikte ik S 4 Ma»  «8a n z e u w; e REIZE Maloula, een dorp op den berg gelegen, en alwaar men een klooster ontmoet, naar men wil ten tijde van justinianus geftigt. Vervolgens zetleden wij onze reize voort over 'ïebroud, voormaals Jabrouda genaamd , op het hoogfte gedeelte des bergs, en in een fchilderagtigen oord gelegen. De bewooners daar van zijn, voor hetjneerengedeelte, Mahometaanen. Ik ontmoette aldaar een Griekfchen Bisfchop, na de ommcLadcn van Balbec reizende.. Ik ontdekte in hem een goed verftand en fmaak voor de weetenfchappen. Wij reisden te gader tot aan Balbec. Welhaast bereikten wij Mara, eene kleine, ftad, ten noorden van den weg gelegen.. Eene merkwaardige bijzonderheid , die ftad betreffende, is hier in gelegen, dat aldaar zoo wel als. te Maloula , de Syrifche taal, van vader tot zoon, zonder behulp van boe-, ken, ftand houdt. I.k merkte op, dat mijne muildrijvers onder elkander veel liever deeze, taal dan de Arabifche fpraken, met welke zij». v;oor 't overige, in de woordbuigingen zeer veel overeenkomst heeft.. Op den, negentienden, trokken wij, langs: den voet van den Dahr-el-Chour,, die voor djm, hoogften, der bergen, van den Anti-Eiba*- noa  NA AFRIKA. m non worde gehouden, 's Anderendaags vervolgden wij onze reize , vier uuren en een half vóór het vallen van den avond ; doch onze muildrijvers deeden ons derwijze van den rechten weg afdwaalen , dat wij ons genoodzaakt zagen , het opgaan der zonne in de opene lucht te verbeiden. Trillende van de koude deezer bergen , die zich in 't bijzonder aan onze handen en voeten deedt gevoelen , bereikten wij Balbec op den middag, naa alvoorens, drie uuren lang, gedaald te hebben langs eenen diep uitgeholden weg, zonder eenig ander pad , dan zeer moeilijke en dikmaals fcherppuntige doortogten te ontmoeten. Een klaar gezigt heeft men van deeze hoogten op de ftad Balbec. Den nacht bragten wij door onder nooteboomen, ten noorden van het kasteel; niet, evenwel, zonder de noodige behoedmiddelen te hebben te werk gefield tegen de aanvallen der Metaoudis; bij deezen naam zijn de Mahometaanen van den aanhang van ali bekend. Even zoo vermogende als bloeddorftig, was in vroegere dagen hunne ftam; en hoewel hunne plonderingen door de maatregels van jezzar merkelijk zijn beteugeld, S 5 be*  NIEUWE REIZE bekeren, egter, dezelve niet, dat zij nog zeer geducht zijn voor de reizigers. Bij het geen aangaande de oudheden vair Balbec reeds bekend is, weet ik niets te voegen. Zahhlé, 't welk wij vervolgens bezogren , is eene nette ftad, midden in het gebergte gelegen. In menigte groeit de Italiaaniehe populier in haare nabuurfchap. Te Zahhlé raakte ik aan de praat met eenen jongeling, die mij verhaalde, dat men, twee of drie jaaren geleeden , in den grond graavende , nabij Balbec eene foort van gewelfzel hadt ontdekt, onder 't welk het lijk van eenen perfoon was begraaven , die in zijnen mond een ftuk ongemunt gond hadt, en aan zijne zijde verfcheiden looden ftaaven , op welke eenige karakters , aan de inboorlingen des lands onbekend, gegraveerd waren. Men verkogt die plaaten, die, zedert, gefmolten wierden. Op eene andere plaats hadt men een ftandbeeld ontdekt , 't welk nog in zijn geheel en ongefchonden was; doch wat er van geworden zij, heb ik nooit kunnen ontwaar worden. Zahhlé is groot en wordt genoegzaam geheel van Christenen bewoond. De ftad kan zevenhonderd man opleveren, in ftaac  na AFRIKA» 483 fiaat óm de wapenen te voeren. Zij is in vijf diftrikten of wijken verdeeld ; ieder van welke door zijnen eigen Scheik beftuurd \vórdt. Schattingfchuldig aan den Emir der Drufen, befchuldigen de inwooners van Zahhlé hunne regeering , dat dezelve hen in eenen ftaat van onderdrukkinge houdt. En , indedaad, de toeftand, in welken de ftad en de ommelanden zich bevinden , geeft volle regt en reden om te gelooven, dat deeze klagten niet ongegrond zijn. De bergen dienen ter beveiliginge van het grondgebied van Zahhlé tegen de winden , die zonder dezelve voor de aardvrugten zeer nadeelig zijn zouden ; intusfchen richten er de fprinkbaanen de fchroomlijkfte verwoestingen aan. De voortbrengzels des lands beftaan er voornaamlijk in tabak. De velden worden er door eene beek befproeid , die van de rotzen afdaalt , en verfcheiden molens aan den gang houdt. De lucht is er gezond, en nimmer uicermaate heet. Niet verre van Zahhlé zag ik het, dus genaamde, Graf yan noach; 't is een gebouw , 't welk eertijds een gedeelte eener waterleidinge fchijnt geweest te zijn. Het is 'ongeveer zestig voeten lang ; eene lengte , wel-  £§4 nieuwe REIZE welke alle oosterfche overleveringen aan deeze Aardsvader toeichrijven. Voormaals lokte de godsvrugt een groot getal Pellegriras na de Moskee , welke naast het graf ftaat, en waar van de inkomften , naar men verhaalt, jaarlijks driehonderd beurzen bedraagen. De bergbewooners zijn kennelijk aan een voorkomen van gezondheid, waarvan zich bij de ftedelingen geen blijk vertoont. Zij flaan nog geloof aan de toverij, en dikmaals worden voor den Bisfchop befchuldigingen van waarzeggerij gebragt, dienende om liefde te wekken, of afkeer te doen ontftaan. Nergens doet zich de haat, door godsdienftige gefchillen veroorzaakt, door fterker blijken van woede kennen, dan in deeze gewesten , die onder Roomsch-Katholijke en Griekfche Christenen verdeeld zijn. Naa twee dagen reizens, langs den berg, en over moeilijke voetpaden , bereikten wij het klooster St. Jan. \ Is dit klooster, alwaar men eene Drukkerij heeft aangelegd. Geene andere dan Arabifche boeken worden hier gedrukt; en aangezien de duurte van het papier, en den weinigen aftrek der boeken, ftaan de perzen tegenwoordig ftil. Ik keerde na Damascus te rug over Zify- da.  na AFRIKA. *35 'iani, alwaar ik eene poort van de Griekfche bouworde zag. Ook liep mijn weg door eene vrugtbaare vlakte, die door de rivier Baradi, voormaals Chryforrhoas genaamd, befproeid wordt. Zoo groot is het getal van vrugtboomen, die rondom Damascus groeien , dat de zuk ken, die er jaarlijks van fterven, overvloedig toereikende zijn om de ftad van brandftoffe te voorzien. Ook bedient men er zich van tot timmerhout ; de nooteboom en de Italiaanfche populier worden ten zelfde gebruike aangewend. Zeer groot en zeer ge. maklijk zijn de huizen van Damascus. Allen bekoomen langs gooten zoo veel waters als zij noodig hebben. Eene menigte vindt men er , wier huisgeraaden op eene waarde van honderd tot vijfhonderd beurzen, dat wil zeggen, van vijf tot vijfentwintigduizend ponden fterling, mogen gefchat worden. Deeze huisgeraaden beftaan in divans, of groote Sofas, van de kostbaarfte zijden ftoffen, met paerlen geborduurd, Perfifche tapyfen, fpiegels, en meer andere kostbaarheden. De inwooners van Damascus gebruiken tot fpijze eene foort van Solanum, Melingana genoemd; zoo algemeen is dezelve onder hen  s86 nïeuwe reize in gebruik , dat het dagelijkfche vertier der flad op vijfjg kwintaalen wordt berekend. Op den zevenden van Oétober des jaans ï?97 vertrokken wij van Damascus, op on* ze wederreize na Aieppo, alwaar wij naa eenen togt van twaalf dagen aankwamen, geduurende welke wij bijkans geene ftad of dorp ontmoetten, die geene markt hadt; dit befpaarde ons de moeite , om ons van levensmiddelen voor de reize te voorzien. De karavanferas zijn allen in 't verval. ' Bij mijne wederkomst te Aleppo bezag ik het kasteel, en ftond verwonderd , aangezien de volkrijkheid der ftad, in alles er niet\neer dan achttien gevangenen te vinden, van welke acht om fchulden zaten , en de overigen in gevolge van gefchillen , die tusfchen de Scherifs en de Janitfaaren hadden plaats ge* had. In geen land, aan de heerfchappij der Porte onderworpen, mag een fchuldenaar langer dan eene maand in hegtenis gehouden worden. Zulk een tijdverloop, zeggen de leeraars der Mahometaanfche wet, is lang genoeg om het te doen openbaar wordenj of hij eenen eigendom bezitte; en indien hijer geenen hebbe, zou het onregtvaardig zijn, hem in fterke bewaaring te houden. Doch er  ka AFRIKA; &&> er zijn middelen voorhanden , om deeze fchikking te ontduiken. Hij , bij voorbeeld; die eenen eisch van vierduizend piasters heeft, zal , bij de eerfte aanvraag , niet meer dan vijfhonderd eifchen , en , naa verloop van eene maand, zijne vervolgingen, om diergelijk eene fomme, hervatten, en alzo vervolgens , tot dat de geheele fchuld betaald, of de fehuldenaar zoo veele maanden in de gevangenis is gebleeven, als men onderfcheidene eifchen aan hem gedaan heeft. ZE-  *8g nieuwe REIZE ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Reize van Aleppo na Gonflantinopole. —. ^g. — ^wtó*. — Berg 'laurus. Bostan. — Zeden en klecdy der inwooneren. — Kaifavia. — Angora. — Deszelfs muuren en oudheden. — Geiten van Angora. — Voorwerpen van nijverheid. — Plaatsbefchrijving. ~ Reize na Ismil. — Plaatsbefchrijving. _ Algemeene aanmer* kingen raakende Natolie en Klein-Afie. Op den zesentwintigften van de maand Oétober des jaars 1797 vertrok ik van Aleppo, met oogmerk om mij na Conftantinopole te begeeven door Natolie. Ik had een paerd voor mij zeiven, en een ander voor een Armenifchen knegt," die mij verzelde. De karavane , bij welke ik mij bevond , wierdt gevolgd van zeventig muilezels , die de koop. manfchappen droegen. De onmiddelijke weg loopt over Beiian, Adene, Konie, Koutahia eu Bourfa; doch vermids kutchuk ali, Pa-  na AFRIKA. s8p Pacha van Beilan , ten deezen tijde , tegen den Grooten Heer , in eenen ftaat van opftand zich bevondt, waren wij genoodzaakt, een kleinen omweg een weinig na het noordoost te maaken, en over Aintab, Kaifaria en Angora te trekken. Het land tusfchen Aleppo en Aintab is rijklijk van water voorzien; en hoewel de grond eenigzins fteenagtig is, brengt hij, egter, drievoudigen oogst voort. Op den dertigften van Oóhober bereikten wij Aintab, eene groote ftad, wordende deels van Mahometaanen, deels van Griekfche en Armenifche Christenen bewoond. Aintab is van een fortres voorzien, waarin eene bezetting van Janitfaaren ligt. Hier neemt de Turkfche taal eenen aanvang, om de algemeen aangenomene fpraak te worden. De voornaamfte koophandel deezer ftad beftaat in onbereide huiden , en in geitenvellen , reód en geel geverfd , even als die bij den naam van Marokein bekend zijn. De fteenen zijn er goedkoop , en de huizen zijn allen daar van gebouwd. De ftad bevat vijf hoofd-moskeeën, en zommige ftraaten worden van loopend water doorftroomd. De lucht is er zeer gezond, In het zuiden verneemt men II. beel. T een  200 NIEUWE REIZE een groot kerkhof, 't welk van verre het voorkoomen eener uitgebreide voorftad heeft. Het kasteel ligt in bet noorden, en Is gebouwd op eene door kunst opgeworpene hoogte, welke met die van Aleppo waterpas fehtjnt te liggen. De ftad word: van verfcheiden heuvelen beftreeken. De ftadvoogd voert den titel van Mytfellim, en wordt door het hof van Conftantinopole aangefteld. Even als te Aleppo , leeven er de Scherifs en de Janitfaaren in de grootfte oneenigheid. Behalven de huiden, van welke wij gefproken hebben, bezit Aintab eene menigte katoen , 't welk in ceszeifs omme' ftreeken verzameld , en in de ftad zelve verbruikt wordt. Voorts heeft men er wolle, die met verfchillende kleuren geverfd, en van welke klederen gemaakt worden, die -men elders te koop veilt. Voorts levert deeze ftad eene foort van toebereidinge, Dips genaamd , van amandelen en de moer van wijndruiven gemaakt. Naa verfcheiden dagen reizens trokken wij over den berg Taurus, tegenwoordig bij den naam van Kurün bekend. Drie dagen ksfleedden wij aan het klimmen en daalen. Het ts èen keeten van ;hooge. bergen., met rotzen be-  ka AFRIKA. zfi bedekt, en die van bet oost na bet west loopen. De bewooners zijn , voor 't meerergedeelts , Kourdes. De Turkomannen , zoo als wij . reeds hebben aangemerkt, koomen aldaar de wijk neemen, wanneer zij, in den aanvang van den zomer, de vlakten van Antiochie verlaaten. Cederboomen, zoo om hunne hoogte als om hunnen grijzen ouderdom der opmerkinge waardig, beflaan hier duizende morgens gronds. De Zevenboom en de Jeneverboom befchaduwen eenigen der toppen deezer bergen. De cederboomen vervullen den dampkring met eene lieflijke reuk. Uitermaate koud was de lucht op het gebergte. Wanneer een of ander van ons reisgezelfchap zich wilde warmen , wierden er eenige drooge bladeren van een dooden boom in brand gedoken ; het vuur deelde zich aan de takken mede, en verteerde welhaast den geheelen boom. Over 't algemeen genomen beflaat de grond deezer bergen uit tuflteen; eenigen worden van fnelvlietende beeken doorfneeden , van welken het water bij uitfteekendheid helder is. Toen wij den berg Taurus begonnen te beklimmen, ontdekten wij, aan onze rechter zijde , verfcheiden wegen , een van welke T st na  202 NIEUWE REIZË na Tokat loopt, eene plaats, vernoemd om haire rijke kopermijnen , die den Grooten Heer een aanzienlijk inkoomen aanbrengen. Aan de andere zijde van het zoo even genoemde gebergte ontmoet men de ruime vlakte van Bostan. Deeze vrugtbaare vlakte wordt van bergen ingeflooten, en van de rivier befproeid , in vroegere dagen bij den naam van Sarus bekend. Bostan is eene kleine ftad, en levert niets op, 't welk der vermeldinge waardig is. Hier zag ik, voor de eerftemaal, geduurende mijn verblijf in Afie, kleine wagens mee twee wielen , die met twee osfen befpannen waren. De wielen deezer wagens zijn uit één ftuk en vastgehegt aan eenen as, die ten gelijken tijde draait: reden, waarom zij onder het rijden een groot gedruis veroorzaakcn. De markt van Bostan is flegt voorzien. De inwooners deezer ftad, zoo wel als de bewooners van het overige gedeelte van Natolie , maaken, in hunne manieren, met de bi-fchaafdheid der volken van Syrië een trefferd kontrast uit. Zij vestigden op ons eenea opflag van domme nieuwsgierigheid, en fpraken ons aan zonder die pligtpleegingen van beleefdheid, die onder de Arabieren in gebruik  na AFRIKA. apg %ruik zijn. Hunne meest gebruiklijke kleeding is een zeer kor: wambuisje Hunne tulbanden zijn met franjen veriierd. De Trouwen zijn blank van vel en hebben een voorkomen van gezondheid. Om zich tegen de zon en den regen te beveiligen , draagen zij op haar hoofd groote Hukken metaal, nagenoeg in de gedaante van een fchotel, welke zij door middel van banden , onder den kin doorloopende , vasthouden. De rijke vrouwen hebben dit hoofddekzel van zilver, en de overigen van koper. Volftrekt alle bevalligheden derven zij , zoo wel in haare perfoonen als in haare beweegingen. Niets ontdekt men in haar van die wellustige manieren (*), welke de Egyptifche en de Syrifche vrouwen kenmerken. Het land tusfchen Bostan en Kaifaria is vlak , doch dun bevolkt en liegt bebouwd. Dit niettegenfiaande ontmoet men in den omtrek der laatstgenoemde ftad eenige tamelijk vrugtbaare velden, die door de rivier Tert/iok befproeid worden , welke wij, op den afftand van een dag reizens van Kaifaria, T3  2P4 NIEUWE REIZE ria, aan den zuidkant, reeds waren overgetrokken. De ommelanden der ftraks genoemde ftad zijn met Itaüaanfche populieren bedekt. Duidelijk laat zich Kaifaria op eenen afftand onderkennen, door zijne ligging nabij twee heuvelen, den eenen ten westen, den anderen ten zuiden. De eerstgemelde is zeer hoog, en toen ik denzelven in 't oog kreeg, was hij met fneeuw bedekt. De tweede heuvel , niet zoo hoog als de andere , is rond van gedaante en ftaat volkomen op zich zeiven. De ftad ligt aan den zuidkant eener vrugtbaare vlakte, die door de Yermok en eenige waterfprongen rijklijk van water wordt voorzien. Zij bevat een goed getal inwooners. Ten tijde mijner aankomfte aldaar waren ze allen met het bearbeiden van hunne landerijen onledig. Toen ik in de ftad kwam, zag ik eene groote menigte ruige, groote en fterke kameelen , van de zelfde foort als die men in Turkomannie aantreft. De zwarte buffel, naar den Egyptifchen gelijkende, is er insgelijks zeer algemeen. Het ftadsbeftuur over Kasfaria is in handen van&eenen Ikiüftllim, die door de Porte derwaarts wordt gezonden. De ftad behoort aan den Reis Effen-  na AFRIKA. *95. Effendi. Haare muuren bevinden zich in den flegtften ftaat. Van de bergen worde veel timmerhouts derwaarts gevoerd,om voorts wijd en zijd verzonden te worden. Angora ligt acht dagreizen ten noordwesten van Kaifaria. Op den vierden dag onzer reize trokken wij over eene vlakte , die befproeid, dat wil zeggen, overftroomd wierdt van de rivier Tumm. Op den achtften dag trokken wij over eenen brug, over eenen der armen van de Halys geflagen, die, te deezer plaatze, uit verfcheiden fcherppuntige rotzen entfpringt. Het water kwam mij voor, fnellijk af te loopen , doch weinig diepte te hebben. Onder weg ontmoet men eenige heuvelen; doch, over 'c geheel genomen, is het land vrij effen. 't Was op den tweeëntwintigften van November, twee uuren vóór zonnenondergang, dat wij de ftad Angora bereikten. Dezelve is op eene hoogte gebouwd ; door de bekoorlijkheid haarer ligginge vak zij op een vrij verren afftand reeds in 't oog. Eene kleine rivier loopt door de ftad. Het kasteel is zeer oud; om zijne ligging op eenen rots, fteil aan alle zijden, mogt het voormaals voor onwinbaar gehouden worden. Dcszelfe f T 4 bui*  ao5 nieuwe REIZE buitenwerken ftrekken zich zeer verre uit en beflaan de geheele hoogte. In vroeger dagen plagt de ftad omringd te worden van een vasten muur, die zelf, op zommige plaatzen, dubbel fchijnt geweest te zijn; ook ontmoet men er de oveiblijfzels van eene graft. Ik ging door drie onderfcheidene poorten. Men zeide mij , dat er, behalven deeze, nog drie of vier poorten waren. Op twee der geenen, welke ik doorging , befpeurde ik eenige brokken va» Griekfche opfchriften. Men deedt mij verhaal van eenen Schouwburg, van welken, in het noordoostlijk gedeelte der ftad, eenige overblijfzels zouden gevonden worden. Verfcheiden onhandigheden verhinderden mij,aangaande den toedragt der zaake mij te vergewisfen. In de ftad ontmoet men de bouwvallen van een pragtig paleis, ten tijde van augustus gebouwd; de bouwkunde is van de Corintifche orde. Een gedeelte der opfchriften, allen den lof van augustus vermeldende, is Vrij gaaf en ongefchonden gebleeven. Zeer hard en van eene uitneemende hoedanigheid zijn de fteenen, die tot het bouwen van de muuren van Angora gediend hebben. Zeer fterk m»et de ftad geweest zija|  na AFRIKA. *9? aajn , en zoo veel te bezwaarlijker om bemagtigd te worden, voor zoo veel zij van geenerlei hoogte wordt beftreeken. De markt van Angora is rijklijk voorzien, voornaamlijk van honig en uitmuntend brood. De bewooners van deeze ftad overtreffen, in befchaafdheid, alle de overigen , die ik in gantsch Natolie heb ontmoet. De voornaamfte koophandel van Angora beftaat in gefponnen wolle , van welke de dus genoemde Ras de Chalons gemaakt wordt, als mede eene ftoffe , die te Angora zelve wordt bereid, van welke, naar mij berigt wierdt, alle jaaren van vijftien- tot twintigduizend ftukken worden gereed gemaakt, ieder tweeëntwintig ellen lang. Volgens zommigen zou het ras der Angorafche geiten beginnen te verbasteren. Intusfchen levert het gewest zoo uitgebreide weilanden uit, dat het getal der kudden gemakiijk zou kunnen vermenigvuldigd worden. Ieder geit levert alle jaaren , het een door het ander gerekend, de waarde van twee of driehonderd drachmen hair. Niet flegts het hair van den buik, maar ook dat van het geheele lichaam, wordt gebruikt. Eenmaal 's jaars worden de geiten , en tweemaalen de fchaapen gefchoren,. ? T 5 Meer  £9$ nieuwe REIZE Meer dan gemeen fraai en lang is de wolle der fchaapen. Mij wierdt verzekerd, dac men te Angora van geitenhair fchals gemaakt hadt, die in deugdelijkheid voor die van Cachemir niet behoefde onder te doen , en even zoo groot waren. Op honderd piasters koomt een fchal te liaan voor die er een iaat maaken; doch de Angorafche werklieden zijn niet vernuftig genoeg om er bloemen in te bewerken. Desgelijks plagt men in vroegere dagen te Angora goed laken te bereiden ; doch , bij mangel aan aanmoediginge, is deeze fabriek vervallen. Wat de floffen aangaat, van de foort, welke bij ons onder den naam van Rat de Chalom bekend zijn, even goed zouden de werklieden van Angora dezelve kunnen maaken, indien hun niet in den weg ftondt een ftelïig vocrfchrift, hen noodzaakende, om den draad, van welken zij de fcheering maaken , dubbel te neemen. De beste Angorafche ftofièn koomen den werkman te liaan op ongeveer zeventig paras de el , bedraagende tweeduizend paras,dat wil zeggen, tusfchen de drie ponden en tien fcheilingen en drie ponden en vijftien fcheilingen fterling het ftuk. Ik moet hier aanmerken, dat er in de Angorafche Camelotten geene wolle koomt. Voorts  na AFRIKA. 29$ Voorts drijft deeze ftad handel in wasch, en en in dit gedeelte van Natolie wordt allerwege veel opium gekweekt. De Angorafche katten zijn eeniglijk en bij uitfluiting landeigen aan den zelfden oord , als de geiten, waarvan ik zoo even heb gefproken; iets, 't geen zoo veel te meer verwondering verdient,daar de grond deezer landftreeke , uit een rood en zeer fchoon mergel beftaande , niets dat bijzondere opmerking verdient, oplevert,even zoo min als de natuur der lucht en der ligginge , om het zeer groot verfchil te kunnen verklaaren , welk er plaats heeft tusfchen de twee rasfen van dieren, welke dezelve voortbrengt, en tusfchen die men in alle andere gewesten van het oosten aantreft. Nergens liep mij de zindelijkheid van eenige andere ftad zoo fterk in 't oog , als die van Angora. De ftraaten zijn er met groote blokken granietfteen gevloerd. De waarde van het wasch, welk in de omliggende landen wordt verzameld, bedraagt., jaarlijks, eene fomme van tweeduizend piasters. Het vierde gedeelte daar van wordt in de ftad zelve verbruikt. Angora ligt midden in het gebergte ; doch .de tuinen, die dicht aai  ^o* nieuwe REIZE aan de ftad liggen, voorzien haar rijklijk va* vrugten, voornaamlijk van uitmuntende pee. ren , van welke eene menigte ten gefchenke na Conftantinopole wordt gezonden. Ook brengen dezelve voedzaame peulvrugten voort, in genoegzaame hoeveelheid ten gebruike der ftedelingen. Het koorn wordt van elders aangevoerd, om reden dat het voordeeliger is, de landerijen tot weilanden voor de geiten te doen dienen. Op den zestienden van November des jaars 1757 vertrokken wij na hmk of Nikmid, eene zceftad, tien dagreizen van Angora gelegen. Dit is het aloude Nikomedie. Op den eerften dag onzer reize liep onze weg langs den oever der riviere van Angora , welke noordwaarts aan door de vlakte ftroomr. Twee dagen daar naa ontmoetten wij vijftig kameelen , met volaarde belaaden , voor de fabrikeurs van Angora. Op den dertigften der genoemde maand trok ik langs eenen heuvel, wiens zijde eene verfcheidenbeid van waarlijk fraaie laagen vertoonde. Eene diepte van acht voeten bevattede niet minder dan negen of tien zulke laagen. De dikfte beftondt uit een graauwen krijtagtigen fteen; daar aaa volgde een andere niet zoo dikke Jaag van  na AFRIKA.' gif van roode aarde of mergel, vervolgens, beur. telings, laagen krijt en mergel, van vier duimen dik. De oppervlakte des heuvels beftondt uit gruiszand. Op den zevenden van December vertrokken wij van Kostabec , drie uuren vóór het opgaan der zonne,en bereikten Tourkali niet voor een uur naadenmiddag. Om zich een denkbeeld te maaken van het land, welk wij doorreisden, moet men zich een bosch verbeelden van eiken- en pynboomen, aan alle zijden op rotzen groejende. Bijkans den garrtfchen dag vervolgden wij onze reize langs de valei, en 's avonds omtrent half tien uuren beklauterden wij den berg Olympus, van welken wij, om Tourbali te bereiken, reeds een gedeelte waren overgetrokken. Uit deezen berg ontfpringt eene menigte beekjes, welke deels noord-, deels zuidwaarts loopen. De rivier van Angora neemt hier insgelijks haaren oorfprong ; waar uit men over de hoogte des bergs ter deezer plaatze kan oordeelen. Nabij Angora ontmoet men bijkans allerwege wijngaarten; doch zedert mijn vertrek van Damascus, had ik geen lekkerder druiven dan die van Teracli geproefd. Dezelve is wit ca  Ö°* wieuwe REIZE en van een zeer fijnen fmaak. Zomtijds is rij zeer groot van ftuk. Op den vijfden van December, im over de Teyoua te zijn getrokken , kwamen wii aan een fraaien brug, van taamiijke lengte over te Sakaria geflagen, eene fnelftroomende rivier,die zich in de Zwarte Zee ontlast Over een anderen brug, insgelijks van aanmerkelijke lengte, en over moerasfen geflagen, koomt men te Ismil. is eene groote ftad, gebouwd aan de zijde vaneenen heuvel , ten oosten van de vlakte gelegen Zeer hoog zijn de daar aan grenzende bergen , en vallen op een grooten afftand in 't oog. De ftad is bevloerd , doch morzig De huizen zijn er van hout gemaakt, en hebben meestal tuinen. De Kaan wordt wel onderhouden, maar is klein. £Iegts weinige oudheden ontmoet men te Ismil. Eene groote menigte Grieken woont er in deeze ftad. Ismil verlieten wij 0p den zevenden dér maand, en langs de kust tot aan Scutari zynde voortgereisd, alwaar wij op den negenden aankwamen , gingen wij ftraks na Conftanti;;iopo!e te fcheep. Slegts een klein getal aanmerkingen heeft mij-  n a AFRIKA. mijne reize door Natolie mij opgeleverd, wat deeze provincie in 't algemeen betreft. Zoo veel als ik daar van doorreisd heb., heeft het, over 't geheel genomen, het vertoon van een weinig bebouwd land,, woeste liggingen en fchilderagtige eenzaamheden (*). De natuur des gronds verandert naar gelange van het verfchil van plaatzen ; doch, doorgaans, (*) In geheel Syrië en Nttolie, onder voorgeeven van te zorgen voor het onderhoud en de veiligheid der wegen , wordt van de reizigers eene foort van pasfagiegeld gevorderd, bij den naam van Ghafar bekend. Elk Christen in de Staaten van den Grootea Heer wordt op eene bepaalde fomrae gefchat, en zelf een firman of vrijbrief beveiligt den reizerylen Europeaan van deeze belasting niet, welke de Mahometaan naar zijn goeddunken, of in het geheel niet betaalt, indien hem zulks best gelegen koome. In Syrië , alwaar de gefielde hoegrootheid deezer belastinge zomtijds zeer aanmerkelijk is, wordt in *t geheel de hand niet aan de wegen gehouden, en de reiziger ontmoet er geen ander middel van veiligheid tegen ds roovers, dan een gewoon behoedmiddel, zedert onheugelijke tijden bekend. In Natalie, een land, 't welk van bosfchen wordt doorfneeden, is de belasting op esne meer redelijke femme bepaald, en ten minfte kan aldaar de uitgefchudde reiziger eenig verhaal vinden tegen dsn psrfoon, tot de heffing van de belastingen gemagtigd.  Jö* NIEUWE R.EIZË gaans, is dezelve kleiagtig. Niets wordt er ingezameld dan tarwe, garst en gierst. Geheel Natolie wordt overftroomd van ftroopende? horden Kordes en Turkomannen. Ook ontmoet men er bedelaars in grooten getale ; en de weinige veiligheid, die men er kart vervvagten, heeft men alleenlijk dank te wijten aan de overmagt en aan de fchraapzucht ran eenige Pachas, die geene andere rooverij willen gedoogen, behalven die zij zeiven pleegen. De toeneeming der ontvolkinge volgt aldaar met een gelijken, nimmer afgebrokenen tred, hoedanig, in één woord, de uitwerking ziin moet van het verfoeielijkfte Regeeringsbewind, waar van men zich een denkbeeld kan vormen. ACHT-  na AFRIKA. 3^5 ACHTENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Verblijf te Conjlantinopole. — Paswanoglow. — Karakter des tegenwoordige^ Sultans. Weetenfchappen. — Open- haare Boekerijen. Voorbeeld van den fmaak der Turken. ■—■ Gevangenisfen. — Griekfche Drukkerij. —— Zeemagt. Terugkomst in Engeland. Bij mijne aankomst te Conflantinopole vond ik aldaar alles in beweeging, ter oorzaake van den voortgang des muitelings paswanoglow, Pacha van Widdin. Terwijl hij nog Aga van Widdin was , dat wil zeggen, bevelhebber der ftad en opperhoofd der Janitfaaren , hadt hij middel weeten te vinden, om aldaar tegen den Pacha een aanzienlijken aanhang te fmeeden , beftaande uit de vermogendfte en de voornaamfte inwooners, wier misnoegen zich de Pacha door zijn gedrag hadt berokkend. Door kragt van kuiperijen , en van inkruipingen in het gezag II. deel. V van  3o5 nieuwe REIZE van den Pacha, door telkens agtereenvolgende magtsbetwistingen, was het, in 't einde, paswan-oglow gelukt, zijnen post te overweldigen. Naa den jongden Rusfifchen oorlog, hadt de Porte, in eene dringende geldbehoefte, om zich van gereede penningen te voorzien, middelen te baat genomen, wie'r nieuwheid murmureeringen moest veroorzaaken. Men leide , voor de eerftemaal , eene belasting op de leevensbehoeften, onder anderen op wijn en koorn Paswan-oglow maakte zich het misnoegen ten nutte, 't welk door deezen maatregel was verwekt , en in magt zijnde geklommen , maakte hij openlijk bekend, dusdanige misbruiken te zullen hervormen. Getrouw aan haare aloude gewoonte, ora fchijn van welvoldaanheid de plaats te doen vervangen van de ftraffe, welke het haar bezwaarlijk zou vallen te doen uitoeffenen, en het hoofd, welk zij wel zou willen doen vallen , met eerampten te belaaden, beves. tigde de Porte paswan-oglow in zijn Pachafchap. In 't eerst beftondt de krijgsmagt diens rebels uit flegts vier of vijfduizend man; doch, door den toevloed van misnoegden, die zich dagelijks bij hem voegden,  na AFRIKA. 3°7 den, bevondt hij zich, in het oogenblik, daar ik nu van fpreek, aan hec hoofd van vijfdenduizend aanhangers, allen welberaadene lieden , en wien hij eene foort van geestdrift hadt weeten in te boezemen. Het waren , voor het meerergedeelte, Janitfaaren uit Romelie, in arren moede ontdoken, omdat zij de verwagte belooningen niet hadden ontvangen voor de fchitcerende krijgsdapperheid , door welke zij zich tegen de Oostenrijkers hadden onderfcheiden, en jaloersch wegens de aanmoedigingen, welke men aan eene nieuwlings opgerichte bende van Fufeliers hadt gegeeven: eene inrichting, door welke alle hunne aloude vooröordeelen wierden overhoop geworpen. Geraadpleegd over de te beraamene middelen ter dempinge van den opftand, gaf de Aga der Janitfaaren van Conftantinopole tot antwoord, dat het grootlijks ftondt te duchten dat de Janitfaaren uit de hoofdftad zich met hunne makkers zouden vereenigen. De Divan vergaderde in de uiterfte bedremmeling van gemoed; men wist niet wat te-moeten befluiten, wanneer de kapitein Pacha hussein zich liet hooren: „ Niets moest * geraaklijker vallen , dan den muiteling te V 2 „ ver-  308 nieuwe REIZE „ verpletten!" Gevraagd zijnde , indien het werk zoo gemaklijk te volvoeren ware, waarom hij zelve'dan zich daar mede niet belastte? „ Verilrekt mij de middelen," was zijn antwoord, „ en ik wil de taak op mij ,„ neemen." Diensvolgens wierdt hij benoemd, om tegen paswan-oglow te velde te trekken, en men verzorgde hem rijklijk van manfchap en van geld. In plaats van Janitfaaren nam hossein de Timariotten in dienst, eene andere foort van krijgstroepen , die door de fteden van Afie, aan den Grooten Heer fchattingfchuldig, geleverd worden. Eer ik nog de hoofdftad verliet, waren reeds de keizerlijke troepen en die van paswan-oglow, in eene kleine fchermutzeling, handgemeen geworden. Op honderdvijftigduizend man wierdt het getal der krijgsbenden gefchat, tegen Widdin te velde gezonden. Onmagtig om tegen zulk eene menigte zich in 't open veld te kunnen handhaaven, hadt zich paswan-oglow in de gemelde ftad verfchanst. Van den voortgang en den voorfpoed zijner wapenen heefc men zedert narigten ontvangen , die alomme bekend zijn. Eene nieuwe foort van krijgsmagt heeft men,  na AFRIKA. 309 men, onlangs, op bevel des tegenwoordigen Sultans ingevoerd. Vernomen hebbende, dat, in den jongstvoorgaanden oorlog, ziine legers tegen de Rusfifche troepen niet waren opgewasfen , heeft hij eene bende van ongeveer duizend man geregeld voetvolk op de been gebragt. Veel naauwer om het lichaam fluitende is hunne kleedij dan die der overige foldaaten; door de Regeering worden zij van wapenrusting voorzien C*). De Franfchen, tot welke de Sultan , bij deeze gelegenheid, de toevlugt heeft genomen , hebben eenigen hunner overtollige officieren gezonden , om deeze nieuwe benden in den wapenhandel te onderwijzen. Daarenboven hebben zij den Turken de hand geleend tot het gieten van een groot getal veld- en belegeringsflukken, als mede van eenige ftukken ligte Artillerie. Den tegenwoordigen Sultan (t) mangelt het niet aan gezond verftand; tot het geluk zijner onderdaanen ftrekken zich zijne wenfchen uit. Doch, ingevolge der gebrekkige op- (*) Dezelve beftaat uit een fnaphaan met een bajonet. (t) Selim de III. V 3  £10 NIEUWE REIZE opvoedinge, welke hij en zijns gelijken ontvangen , viert hii den teugel aan zijne aangeborene oploopendheid; en in de kennisfe van menfehen luttel ervaren zijnde , bepaalt zich dikmaals zijne keuze, met de beste oogmerken , tot middelen, voor het bedoelde oogmerk flegt berekend, en 't welk de vooröordeelen, met welke hij heeft te kampen, hem zelden toelaat te bereiken. Naa de noodige fchikkïngen , het burgerlijk beduur in zijne hoofitad betreffende, beraamd te hebben, heeft Sultan selim zijne weldaadige aandagt bepaald tot de aanmoedigingen , welke omtrent de > weetenfehappen in zijne Staaten kunnen daargefteld worden. Hij heeft er eene fchool voor de Wiskunde opgericht. Doch de kunst, om de gemoederen te leiden, verfhat bij niet. Hij was van meerling , dat het genoeg was , een bevel af te kondigen om het vernuft te fcherpen , en eene jaarwedde uit te looven om de talenten zich te doen ontwikkelen : invoegen dat bij de jonge wiskunftenaars te Conflantinopole geene groote veranderingen befpeurd worden. Daarenboven heeft de Sultan de Drukkerij herfteld; en geduurende mijn verblijf in zijne  na AFRIKA. 3" ne Staaten, Iiec een Armeniër, een zeer kundig man, nieuwe Arabifche karakters gieten, 't Geen thans te verneemen ftaat, is, in hoe verre de verbetering van karakters bij de Turken zal kunnen medewerken ter bevorderinge van den voortgang van verlichtinge en van nutte kundigheden. Het eerfte boek, welk op bevel van het hof zal gedrukt worden , is een Perfisch woordenboek. Ook heeft het hof eenen graveerder in koper in dienst, wien het vervaardigen van verfcheiden Hukken is opgedraagen , bij voorbeeld eene Sphera Armillaris, eenige plannen van vestingwerken, kompasfen, en anderen. Geene andere neemen ooit de Turken dan halve maatregelen. De fchool voor de Wiskunde en voor de Zeevaart, bij voorbeeld, is een fterk en gerieflijk ingericht gebouw; niets anders mangelt aan hetzelve dan werktuigen en boeken. De gewoone fchoolen maaken flegts een klein getal uit, en zomtijds koomen er de leerlingen in 't geheel niet. Maar indien er flegts de Hoogleeraars hunnen pijp koomen rooken, is men wel te vrede , en gelooft men , het oogmerk der ftigtinge bereikt te hebben. Conftantinopole bevat veel Kuttübchans V 4 of  SIa nieuwe REIZE of openbaar* boekerijen. Inzonderheid wordt onder deeze genoemd de boekerij van St Sophia, e„ eene andere, bij den naam van Sokmama Jamafy bekend. Doch die, om den goeden fmaak en de fraaiheid meest wordt bewonderd , is de boekverzameling, welke haaren oorfprong is verfehuldigd aan raghib-pacha, die, naa de waardigheid van Groot-Vizir bekleed te hebben, met het verlies van zijn hoofd den roem betaalde , aan zijne deugden verfehuldigd , en aan inrichtingen, wier grootheid en luister den nijd des toenmaals regeerenden Sultans gewekt hadt. Dit gebouw, welk de Jaatstgemelde Boekerij bevat, ftaat op het midden van een marmeren plein, van eene vierkante gedaante, van genoegzaame uitgeftrektheid , en 't welk naauwkeurig onderhouden wordt. Midden uit het gebouw verheft zich het graf, 't welk raghibs Hoffelijke overblijfzels bevat. Het is zeer groot en met verguld van boven verfierd. Rondom de zaal zijn de boeken gerangfehikt. in grooten getale en over allerlei onderwerpen, doch voornaamlijk over de godgeleerdheid. Daarenboven is het boekvertrek voorzien van gemaklijke zitplaatzen , kostbaare tapyten , en kusfens , ten dienfte van hun , die  na AFRIKA. 3i3 die er koomen om te leezen. Ten allen tijde ontmoet men er eenen opziener der boekerije. De zaal is fterk verlicht, en in den omtrek heerscht de diepfte ftilce. Volmaakter ftigting in haare foort heb ik nooit gezien. De grond van het gebouw ligt zeven of acht treden boven het waterpas van het plein. Aan de andere zijde der ftraat ontmoet men een fchool, door den zelfden Pacha geftigt; in de lengte beflaat het gebouw vijfendertig voeten, en in de breedte naar evenredigheid; een honderdtal kinderen van het manlijk geflagt leert aldaar leezen en fchrijven, en wordt er in de eerfte beginzels van hunnen godsdienst onderwezen. Men heeft er niet meer dan céne klasfe; de fchooltijd duurt drie uuren in den voor , en twee uuren in den naamiddag. Ik heb een Mahometaan gezien, geboortig van Balk , die de zes eerfte boeken van euclides verklaarde. Dit werk is in het Turksch overgezet, door een jong' Engelsman, die het Mahometaandom omhelsd, en zich onlangs te Conftantinopole heeft neergezet. Deeze zelfde Engelsman heeft Starrekundige Tafels in 't Kcht gegeeven, en, zeV 5 dertj  3*4 nieuwe REIZE dert, op aanmoediging der Regeeringe, een wiskundige fchool geopend. Men ontmoet te Conftantinopole een groot aantal fchrijvers , die zeer fraai en zeer naauwkeurig de pen voeren. Mij is niet gebieeken, dat de goede fmaak onder de Turken veel opgangs maakt. Eene der zusteren, bij voorbeeld, van den tegenwoordigen Sultan heeft, aan den liorphorus, een Lusthuis doen bouwen, half in den Europeaanfehen , en half in den Chineefchen fmaak. Men ontmoet te Conftantinopole eene foort van zeer groote markt, alwaar boeken verkogt worden. Menigvuldig in getal en wel voorzien zijn aldaar de winkels. Op eenen afftand van vier uuren gaans van Conftantinopole, aan de Europifche zijde, ontmoet men Koolmijnen. Een officier in dienst van de Porte, zoo als ik uit zijnen eigen mond heb verftaan, hadt, in den aanvang , het uitfluitend voorregt verkreegen, om dezelve te bewerken. Hij zondt de kooien na de Krim; doch naardien men, zedert, eene betere foort van kooien bier te lande heeft ontdekt, en daarenboven het uitfluitend voor-  na AFRIKA. 315 voorregt hem vrij fpoedig wierdt ontnomen, heeft men den arbeid, naadat dezelve eenigen tijd traagen voortgang hadt gemaakt , eindelijk geheel gefiaakt. Hier kwam nog bij, dat het zand, 't welk, uit hoofde van de natuur des gronds , geftadig in de mijnen nederzakte , de bewerking ten uiterlten bezwaarlijk maakte. De eerfte onderneemer berigtte mij , dat hij de oka kooien , te Conftantinopole, voor eene para verkogt. Ik ging eene Griekfche Drukkerij bezigtigen, over welke een Armeniër het beftuur hadt. Men hadt er ten dien tijde eene korte verhandeling onder de pers , in het Grieksch gefchreeven, in welke de Patriarch van Jeruzalem, anthinus, de beginzels van Godisterij en Godverlocheninge te keer ging, die meer en meer begonnen veld te winnen. Ongeveer duizend bladen worden dagelijksch op deeze Drukkerij afgedrukt. Lebrun en eenige andere Franfche Scheepstimmerlieden hebben de Turkfche zeemagt merkelijk verbeterd. Op den tweeden van April des jaars. 1798 lagen voor Conftantinopole acht fchepen van linie voor anker; drie van dezelve voerden vierenzeventig»  Siö nieuwe REIZE tig, vier vijftig, en één veertig Hukken gefchut. Alles te zamen genomen, beftaat de zeemagt van den Grooten Heer uit vijftien zwaare fchepen , in ftaat om dienst te'kunnen doen. Van de Europifche hebben de Turkfche vrouwen de gewoonte overgenomen, om, bij fchoon weer , in een rijtuig een luchtje te fcheppen, rondom een ruim plein; doch haare rijtuigen zijn kleine wagens, van traliën voorzien , en nimmer zitten zij in dezelve dan met een fiuier omhangen. Het fchoonfte gedeelte van dusdanig eene verlustiginge gaat aldus voor haar verloren: het hoogfte vermaak om zich te laaten zien. Ten befluite mijner aanmerkingen over Conftantinopole zal ik er nog nevens voe. gen, dac tusfchen deeze ftad en Adrianopole het land volkomen vlak en effen is, en dat, diensvolgens , de hoofdftad des keizerrijks, aan de landzijde , voor de aanfhgen eens zegepraalenden legers volftrekt zou open liggen. Aan den zeekant dient de onzekerheid van winden en ftroomen, gevoegd bij de forten , die de ftad beveiligen , om dezelve althans tegen een onverhoedfchen aanval te dekken. Van  BA AFRIKA. 31/ Van Conftantinopole nam ik mijnen weg door Valachie; vervolgens reisde ik, over Praag, Weenen, Dresden, Leipzig, Potsdam en Berlijn, na Hamburg, van waar.ik na Engeland vertrok. Op den zestienden van September des jaars 1798 kwam ik te Londen, naa eene afweezigheid van weinig minder dan zeven jaaren. NE-  Si8 NIEUWE REIZE NEGENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Vergelijking tusfchen de zeden der Oosterlingen en der Europeaanen, met betrekking tot den invloed, welken zij op het geluk kunnen hebben. En, 't geen nog verder gaat, nergens, dunkt mij, gewoonten ontmoet te hebben, die niet tegen d e onze kunnen opweegen. montagne. De geringde opmerking van het contrast, t welk zich ten aanzien der zéden en des karakters iaat befpeuren, tusfchen de Ooster Imgen en de volken van Europa, geeft „a. tuurlyk aanleiding tot eene onderlinge verge. lijking van deeze zoo verfchiliende zeden, met betrekking tot de uitwerkzels, welke dezelve op de zamenleeving moeten voortbrengen. Alle de kenmerkende karaktertrekken eener natie verdienen de naauwlettende op- mer-  SA AFRIKA. 3i9 merking eens wijsgeers; en hoe meer deeze trekken van de onze afwijken , hoe het onderzoek van dezelve op onze belangftellende nieuwsgierigheid grooter regt van aanfpraake heeft. Een inwendig gevoel, uit de ervarems geboren , heeft ons dikmaals aan die meerderheid doen twijfelen, ten aanzien van welke onze trotsheid geene de minne tegenfpraak gedoogt; bij wijlen hebben wij gevreesd, tot de erkentenis geleid te worden , dat alle de moeite , alle de infpanning der aandagt, in welke wij onzen leeftijd verflijten, behalven haare nutteloosheid voor het geluk der menfehen hoofd voor hoofd, aan het lichaam der zamenleevinge een voor 't minst onzeker voordeel oplevert. Zonder mij langer bij dusdanig eene aanmerking te bepaalen, waag ik het, een klein getal bedenkingen in \ midden te brengen , welke mij de voorwerpen van vergelijkinge, die zich van tijd tot tijd aan mijne aandagt vertoonden, hebben aan de hand gegeeven. , Animo fatis hese vestigia parva fagaci, Smt, per quee posfis cognojcere catera me. L.UCRZT. . 't Is  32° NIEUWE REIZE 't Is eene aanhoudende werkzaamheid, onverduldigheid en harsfenfchimmen derhoope, welken de Europeaan bijkans zijne geheele aanweezigheid toewijdt. De opvoeding, die hij heeft genooten, heeft zijne verbeeldingskragt verhoogd, het getal zijner denkbeelden vermenigvuldigd. Het leezen van boeken en de gemeenfchap met vreemdelingen hebben, ten zijnen opzigte, de tijden en plaatzen tot elkander doen naderen ; de kundigheden van alle eeuwen, de kunften van alle landen worden zijn eigendom ; alle hunne vermaaken vertoonen zich aan zijne oogen. Het verlokkende tafereel van zoo veele voordeelen boezemt hem noodzaaklijk het verlangen, en, diensvolgens, de hoop in, om er bezitter van te worden. Hij neemt eenige proeven; een eerde gelukkig flaagen bemoedigt hem tot het te werkfteilen van nieuwe poogingen; hij koomt een flap nader, en de kring zijner uitzigten breidt zich wijder uit. Maar de hoop is oneindig, en het mogelijke is bepaald; onvermijdelijk is het oogenblik, 't welk alles moet onder den voet ftooten , en te verfchrikkelijker is de vaj , naar ge' lange men met te meer vertrouwen de begochelingen hadt ingewilligd, welke tot het daar-  wa A F R I K A. 32 ! tlaarlïellen van dien val hebben bijgedraagen. Deftig, daarentegen, bedaard, koelzinnig zelf, bezit de bewooner der Oosterfche ge»' westen flegts weinige denkbeelden ; hij omvangt in zijnen geest flegts weinige gevoedlens. Doch , over 't geheel genomen , zijn zijne gevoelens rechtfehapen, zijne denkbeelden naauvvkeurig, en doelen zelden op voor- > werpen , die met het geen hem omringt in geen verband Haam Ongetwijfeld is het verfchil van opvoedinge gedeeltelijk de oorzaak van het verfchil, 't welk men tusfchen de karakters ontwaar! wordt. De opvoeding behoorde ten oogmerke te hebben , den mensch te vormen, zonder hem van, de beginzels der natuure te verwijderen. Den onveranderlijken weg, welken de natuur ons aanwijst, zorgvuldig vol* gende, zullen wij niet een der voordeelert veronagtzaamen, die zij over het leeven heeft verfpreid; omtrent niet een der regten zullen wij ons kunnen vergisfen, met welke zij hee doorzaaid heeft. Maar er beftaat geen bekend volk, wiens gefchiedenis ons het voor* beeld van dusdanig een ontwerp van opvoe* dinge aanbiedt. Elke maatfehappij wijzigs dè' II. deel. X haA«  322 NIEUWE REIZE haare , overeenkomiHg met haare bekrompene inzigten, en onder het juk des gezags verliest de natuur haare bevalligheid en kragt. In het geheele Turkfche keizerrijk ontftaat het voornaamfte nadeel der opvoedinge uit de bijgeloovige begrippen , welke bijkans algemeen zich daar onder mengen. Dit ter zijde gefield zijnde , zou dezelve vrij verftandig weezen. Al vroeg bereikt de jonge Arabier den manlijken ouderdom, 't Gefchiedt door het eenvoudigst en kragtdaadigst hulpmiddel, 't gefchiedt door het voorbeeld, welk hij in het ouderlijk huis voor oogen heeft , en fchootvrij voor alles, 't geen de uitwerking diens voorbeelds zou kunnen verijdelen , dat hij zich tot deftigheid vormt, tot kloekmoedigheid onder tegenheden, tot eerbied voor de grijsheid, tot kinderlijke liefde, tot veragting van beuzelagtige vermaaken, tot fpaarzaamheid, tot maatigheid, tot herbergzaamheid. Al vroeg worden de kinders der Arabieren aan de zorge en oppasfinge van vrouwen onttrokken. Men zendt hen ter fchoole, om er zich in den Koran te oeftenen» Deeze be-  ka AFRIKA. S23 Bezigheid, men moet het bekennen , heeft 'geen ander nut, dan dat dezelve hen een gedeelte van den dag onledig houdt. Indien zij, tot meerdere jaaren gevorderd, niets rondom zich ontmoeten , 't welk hunnen naijver wekt, niets ook heeft eene ftrekking om hen tot dwaaling te vervoeren. Allengskens gewent zich de vader, om zijnen zoon als zijns gelijken te behandelen; en zelden vergeet de laatstgemelde den gepasten eerbied; deeze wordt niet op een heerschzuchtigen toon van hem gevorderd. In geenerlei maniere knelt of belemmert de kinderen hun gewaat; hun leefregel is eenvoudig; hun lichaam wordt aan vermoeijenisfea en aan alle de veranderingen van wind en weêr gewoon. Zodanig zijn gedeeltelijk de voordeelen van het plan van opvoedinge, in het Oosten aangenomen. Al aanftonds moeren onder de voornaamfte nadeelen, daar uit voortvloeiende , geteld worden, eene overmaatige ligtgeloovigheid , een gevolg der diepfte onkunde , eene doorfieepenheid, welke naast aan bedrog en aan dubbelhartigheid grenst. Zelden leert iemand iets, 't geen hij niet tragt te weeten. De zoon eerbiedigt zijnen ?ader, en ftek zich geenen hooger roem ten X 2 doek  324 nieuwe REIZE doelwit, dan dien van hem naa te volgen.' Geiladig onledig met het berekenen, tot hoe verre hij, zonder iets in de waagfchaal te Hellen , zich door de winzucht kan laaten leiden, kan de vader-aan zijnen zoon geene kundigheden eener verfijnde zedekunde inboezemen. Gewoon om hun geluk binnen den kring eens gezins te bepaalen , laaten deeze lieden aan de rest der waereld zich luttel gelegen zijn. Van hier het volfrrekte mangel aan denkbeelden omtrent de verbintenisfen der zamenleevinge in 't algemeen, en omtrent de pligten, weike dezelve op hun leggen. In Euiopa is de opvoeding de kunst, om den mensen volgens de omdandigheden te fatfoeneeren. De onderwijzers, met het volvoeren van dezelve belast, llaagen gemeenlijk niet ongelukkig omtrent het inprenten van voorfchriften , wier nuttigheid hun door de ondervinding is gebleeken , en die zij gele. genheid hebben gevonden, om ze te kunnen ten uitvoer brengen. Door hen worden wij bekwaam gemaakt, dien aanwas van voorregten of rijkdommen te verwerven, die ons als het doel onzer aanweezigheid worden voorgehouden , en tot welke onze werkzaamheid alleen ons den weg kan baanen. Doch, alle on*  na AFRIKA. 325 onze hulpmiddelen op ons bijzonder geluk of op het algemeene welzijn te doen uitloopen, de kragt en de gezondheid van ons lichaam te bewaaren, dit is iets , waar van wij tot aan onzen dood onkundig blijven ; dit is iets , waar omtrent het oogmerk onzer opvoedinge mislukt; dit, eindelijk , is een ft.uk , waar omtrent wij ons de meerderheid niet kunnen aanmatigen. 't Zijn niet de groote fteden, alwaar men de onderfcheidende trekken van het karakter eener natie moet tragten op te zamelen. De zeden van allen bezitten altoos eenige trekken , in welke zij naar elkander gelijken. Dcch merkt op de vrouwen in dat gedeelte van Egypte, alwaar geene reden van verbasteringe van haar oorfpronklijk karakter beftaat; hoedanig ook het geweld haarer driften zij, zij blijven kuisch, en zijn, miifchien, dit minder verfehuldigd aan het bedwang, onder 't welk haar de wet ftelt, dan aan het vermogen, welk het algemeene gevoelen over haar bekoomr. Onder een volk, alwaar de vrouwen deel neemen aan de huislijke bemoeijingen, bepaalt zich haare opvoeding bij het geen haar van siut kan doen worden. De vermogenden X 3 brei-  NIEUWE REIZE breiden hunne aandagt uit tot het geen tos het aangenaame kan bijdraagen. Veele vrouwen te Cairo kunnen leezen en fchrijven. Verre van er zich over te beklaagcn dat zij opgefioten worden gehouden , en deeze gewoonte als eene verongelijking te befchouwen, merken zij zulks aan als een blijk van eerbied, die haar omtrent dit onderwerp zomtijds zeer gcftreng maakt. En, inderdaad , niettegendaande dusdanig eene voorzorge oorfpronklijk om geene andere reden wierdt te werk geüeld, dan met oogmerk om de ongeregeldheden van gedrag te beteugelen, of te voorkoomen , jaloersheid heeft niet langer eenig aandeel in het gebruik, welk die voorzorge doet Hand houden, en welke eene langduurige gewoonte tot een ftuk van welvoegclijkheid heeft gemaakt. „ Indien ik „ er in bewilligd heb, om met u in 't huwe„ lijk te treeden," zoo .fprak, in mijne tegenwoordigheid, eene vrouw tot haaren man, „ 't was met oogmerk, om met een fluier „ bedekt of opgefioten te worden , ftil in „ mijn huis te blijven, en niet na de markt „ te gaan, om mij aan 't oog van heel de „ waereld te vertoonen " Ingevolge van de opfluitinge der vrouwen, heb-  na AFRIKA. 3^ hebben de oosterlingen, gelijk men dikmaals heeft aangemerkt, zeer weinig denkbeeld van de liefde, als eene drift aangemerkt. Het ware eene onbetaamelijkheid , in gezelfchap veel van vrouwen te fpreeken; en men ontmoet er geen mansperfoon, die, ten aanhooren van veele anderen , zijne voorkeuze voor eene vrouw in 't bijzonder zou willen belijden , of zijn voorneemen aankondigen, om met haar in 't huwelijk te treeden. Zulke gewoonten maaken ongetwijfeld de verkeering minder leevendig en minder aangenaam; doch zij behoeden dezelve voor menigerlei onaangenaamheden. Nogthans geloof ik dat zij dwaalen , die beweeren , dat de oosterlingen in de verkeering met de vrouwen geen ander vermaak dan zinlijke lustvoldoening zoeken. Waarom zou het bezit van veele vrouwen eenen man onaandoenlijk maaken voor de beminnelijke of agtenswaardige hoedanigheden, welke hij in veele derzelven kan aantreffen ? Zou het dan mogelijk zijn, dat deeze verwantfchapping de onderfcheidende trekken volkomen uitvvischte, die haar elk afzonderlijk kenmerken? Eveneens bedriegt men zich, wanneer men verzekert, dat in het Oosten de vrouwen X 4 flaa*  ? NIEUWE 11 E J £ E flaavinnen zijn ; met meer nauwkeurigheids zou men, veelligt, zeggen datz.j er als kindera worden behandeld. Doch deeze onderftelling fluit de tedere liefde en genegenheid niet buiten. Niet den zelfden rang als de Eurooifchs bekleeden de Oosterfche vrouwen in'haare huizen; en indien dit het geval ware, zouden de listige treken van de Harera haaren wannen , en veelligt haar zeiven , tot ftraffe gedijen. In den tegenwoordigen ftaat derdingen mist het niet, dat deeze listige treken bij wijlen nadeelen voortbrengen; in 't alge-, meen , nogthans , hebben zij veel meer verwijderingen, dan eenig weezenlijk kwaad, ten gevolge. Van hier dat de oosterfche vrouwen aan haare mannen veel minder hartzeers dan de Europifche berokkenen. Langen tijd waren in Europa de vrouwen een vermogenden invloed ver/chuidigd aan den ridderlijken geest, door de kruistogteti ontftaan en tevens gevoed , en die, in de boog opgewondene verbeeldingskragt eens jeugdigen helds, het voorwerp zijner begeer-, ten in eene godheid hervormde, den fterveiingen ter aanbiddinge voorgefteld.. Telkens aangevuurd door de uitwendige bekoorlijkheden des voorvyerps van zijnen eerdienst, 't zij  na AFRIKA. 3*9 't zij zijne beminde zich verwaardigde hem toe te lonken, 't zij zij haare oogen van haaren nederigen aanbidder met verfmaading na een anderen kant heenen floeg, hij ftelde daarom niet te minder de volmaaktheden, met welke zij verfierd was, tot het eeuwigdurende voorwerp zijner loftuitingen , en van de begeerten , welke zij hem deedt opvatten. De .maatftok van alle zijne opofferingen , eene verhevene onbaatzuchtigheid, zuiverde zijne dienstbetooningen; geene hoop op belooning moest hij hebben , tot dat zijne zegepraalen ten bewijze gediend hadden van de volmaaktheid der bekoorlijkheden zijner jonkvrouwe, en hij in haare tegenwoordigheid gebragt hadt de weduw en het wees* kind, den lof bezingende van hunnen kloekmoedigen verlosfer. Zodanig was het ontwerp van vrouwenverëeringe (galanterie^), 't welk toenmaals een aanmerklijk gedeelte der opvoedinge uitmaakte , en , zoo als wij boven reeds hebben aangemerkt , in Europa de vrouwen in den rang geplaatst hadt , welken zij in de raaatfehappij befloegen; doch, te zeer tegen de natuur aanloopendc, konde het zich niet lang handhaaven. Misfchien wierden de vrouX 5 wea  33° nieuwe REIZE wen zelve het koele en laffe vermaak moede, welk een overbodig betoon van eerbiedige hulde haare trotsheid deedt genieten. Men ftondt na vrijer minnehandel , en welhaast verdween de bekooring. De verlokking des vermaaks wierdt de eenige band tusfchen de beide fcxen, en in bijkans geheel het Westen klommen de zeden genoegzaam tot dien trap van verdorvenheid, die in het Oosten de opfluiting der vrouwen hadt doen vascftellen. Maar 't zij dan dat zij de kragt van grendels en deuren als ontoereikende teugels der losbandigheid befchouwden, 't zij een overblijfzel van eerbied niet gedoogde, het te werkfteilen daar van te beproeven , een geheel anderen weg floegen de Europeaanen in. Vermoeid, maar niet verzadigd van de ongebondenheid, hebben hunne vrouwen geenen anderen leidsman dan de grilligheid gevolgd. Van daar die aanhoudende benaarftiging der mannen, in het opfpooren van middelen , om haare opmerking tot zich te trekken , en door de kinderagtigfte gemaaktheid haare ligtzinnigheid te vestigen; van daar die romaneske wending in onze werken van verbeeldinge, die onbeftaanbaarheid, welke men in het gedrag van derzelver helden opmerkt; vai  na AFRIKA. S3« van daar insgelijks die opfchuddfag , welke in onze gezelfchappen heerscht, en het vertoon van welke de oosterlingen zou doen lachen. Aan den rang alleen , welken de vrouwen in de zamenleeving bekleeden , zal men niec beftaan toe te ichrijven die onheilen , welke zoo menigmaalen de huisgezinnen inwendig verwoesten, die gewelddaadige twisten en oneenigheden , door welke zij worden van een gefcheurd, die eeuwigduurende pleitgedingen, dien ftapel van bedwingende wetten, die zoo zeer in 't ooglocpende ilaaking der zedekimde in Europa. Alleenlijk zal men hier doen opmerken, de overeenftemming van deezen ftaat der zamenleevinge met de ongelegenheden , van welke wij eene optelling gedaan hebben, en tegen welke, misfchien, het gezag der wetten en de ftemme van den godsdienst, zich verenigende om de eerwaardige inftelling van het huwelijk te begunftigen,°tot nog toe geene genoeg kragtdaadige hulpmiddelen hebben doen daar ftellen. ^Alle onze gebruiklijkheden doen de jonge lieden van beide fexen tot elkander naderen; alles nodigt hen om zich aan elkander te verbinden; alles verbiedt hun zich te vereenigen,  33* nieuwe REIZE gen, zonder alvoorens met de zamenftemmingen van rang en middelen te raade gegaan te hebben. Intusfchen werken de driften ia haare volle kragt , en de reden heeft voor als nog haare fterkte niet bekoomen ; doch onze zeden oeffenen eene altoosduurende ftraffe over een oogenblik van onvoorzigtigheid of zwakheid ; doch de ouders doen het gezag gelden , om het geen zij als het geluk hunner kinderen befchouwen te bereiken en niet dan te dikmaals treffen zij geen ander doel, dan hunne kinderen en zich zelve ongelukkig te maaken. Ingeleid in de waereld door eenen echtgenoot, trotsch op haare bekoorlijkheden, van mannen omringd , door de eerbewijzen van het publiek tot gemeenzaamheid geregtigd, welke het veroorloft, verbeeldt zich de jonge vrouw, in 't geheim zich daar aan te mogen overgeeven; en deeze gemeenzaamheden vervoeren haar wel dra , om het geluk en het aanzien haars echtgenoots , zoo wel als het fortuin haars minnaars, in de waagfchaal te ftellen. Bekend naauwlijks zijn dusdanige ongelegenheden bij de oosterlingen. Een niet minder in 't oogloopend onderfcheid, tusfchen de volken van het Oosten en die  NA AFRIKA; 332 die van Europa, laat zich opmerken, mee opzigt tot het getal en de natuur der wetten en de uitoefening der geregtigheid. Hoe groot ook de menigte van uitleggingen- zijn moge , met welke men de zeer eenvoudige beginzels van den Koran heeft bezwaard, om de toepasfing van dezelven op bijzondere gevallen te bepaalen , allen te zamen genomen maaken ze een geheel uit, op verre na mee zoo omflagtig als één der zamenftelzels van regtsgeleerdheid, onder ons bekend. De gewoonte alleen , om in eigen perfoon zijne zaak te bepleiten , zou eigenaartig de langwijligheid der pleitgedingen merkelijk bekorten; en 't zij dan regtvaardig of onregtvaardig,' een vonnis maakt altoos in korten tijd een' einde aan dezelve ; en de vader heeft niet te vreezen, zijnen kinderen den vernielenden last van geregtskosten te zullen naI3.il ten» Veelligt in de daad zou men overhellen om te denken, dat er geen voordeel is, bekwaam om de nadeelen te kunnen opweegen, voortvloeiende uit de zedebedorvenheid der regters, en het te koop veilen hunner regtfpraaken. Men zal kunnen zeggen , dat in Europa ter» stoften het regt met meer onpartijdigheid» be*  334 nieuwe REIZE bediend wordt, en dat het door omkoopingen zelden gelukt, over de geregtigheid te zegepraalen. Maar, van een anderen kant, hoedanig ook de eerlijkheid onzer wethouderen en de billijkheid hunner gewijsden mogen weezen, de mogelijkheid om de pleitgedingen te rekken, verftrekt z% niet tot eene bron van ongelegenheden , even zwaar als de zulke, die uit de omkoopbaarheid der regteren moeten voortvloeien? Indien een der pleiters arm, en de andere rijk zij , bezit niet gemeenlijk deeze het vermogen , om zijne partij te bederven, door hinderpaalen , welke hy tegen een beflisfenden afloop van het pleidooi zal kunnen in den weg Hellen ? En wat raakt het hem, die het wint, dat zijne zaak in het einde zegepraalt, indien hij zich van alle zijne bezittingen heeft zien ontbloot worden, lang voor dat het pleitgeding een einde heefc genomen ? Onaangemerkt de fchroomlijke kosten, welke , in de meeste landen van Europa, een pleidooi veroorzaakt, moeten niet de gemoedskwellingen en ongerustheden, die met dezelve gepaard gaan, van het geluk hunner aanweezigheid worden afgetrokken? en moer niet  na AFRIKA. 335 föét derzelver geduurige herhaaling hen op de lijst der weezenlijke nadeelen doen aanfchrijven? De huislijke zeden der oosterlingen leveren bijzonderheden van minder belang, doch die daarom niet te minder onze opmerking verdienen, 't Zij gij in zijn huis treedt, 't zij gij het verlaat, de bewooner van Turkije of van Arabie oordeelt zich niet tot veele pligcpleegingen gehouden. Hij biedt u zijnen dienst niet aan; hij verleent u zijne befcherming, en doet het zelf met een voorkomen van hooghartigheid; doch nimmer treedt hij desaangaande te rugge , en zijn woord blijft onveranderlijk. Wat de bezoeken aangaat, bekend is het dat zij beflooten worden met een klein ftukje welriekend hout, in eene Vuurtest geplaatst; aldus onttrekt men zich, wanneer men wil, aan de ongerijmde gewoonte, onder ons ingevoerd, om alles in 't werk te {tellen, om den perfoon nog langer te doen vertoeven, wiens tegenwoordigheid ons reeds al lang verveeld hadt. Onder de oosterlingen werkt alles mede, om veeleer de driften te Rillen, dan om de. zelve gaande te maaken. In de gefchilleri ender het gemeene volk ontlast zich, in de daad,  nieuwe REIZE daad, de gramfchap in luidruftige kijverijett en fcheldwoorden; doch onder welopgevoede lieden hoort men zeldzaam het geluid der fïemme zich boven den toon der gewoone verkeeringe verheffen. Hoe groot ook het getal der dienstboden in een gezin moge weezen, (en in het Oos-* ten is altijd dit getal vrij aanmerkelijk,) nimmer veroorzaakt het zelve de minde verwarring. Alles wordt er op een geregelden voet en in ftilte verrigt. Alle bevelen, die van den gewoonen loop van den cagelijkfchen dienst niet afwijken, worden door teekens gegeeven en oogenblikiijk begreepen. Haaren oorfprong heeft deeze gewoonte niet in eenigerlei gevoel van hoogmoed, noch heeft zij ten oogmerke, om den wijdgaapenden afftand te vestigen, die er tusfchen den meester en zijnen dienaar plaats heeft. Het voorraame oogmerk van hun , die er zich van bedienen , is, de dubbelzinnigheden te vermijden , tot welke de zamenvoeging van veele perfoonen, verfchillende in ouderdom, rang of zeden , zomtijds aanleiding zou kunnen geeven, en over de huislijke bijzonderheden eene hebbelijkheid van bedektheid te verfpreiden, die de geheimzinnigheid minder doet in  na A F R I K Ai 337 in 'c oog vallen, welke de tegenwoordigheid van vreemdelingen zomtijds noodzaaklijk maakt. 't Is in Europa daar de mensch zijn vernuft allermeest heeft aan den dag gelegd, om zijn aan weezen te folteren. Met ftaatelijkheden en banden is onder ons de gezellige verkeering dermaate belemmerd, dat het in twijfel mag getrokken worden , of dezelve ons meer vermaaks dan bedwangs veroorzaake. Niet zeldzaam gebeurt het hierom * dat men een gezelfchap verlaatende, zich het oogenblik beklaagt, dat men in het zelve zijnen voet gezet hadt. Hier uit ont» ftaat de natuurlijke behoefte om van plaats telkens te veranderen, en nieuwe kennisfen, te maaken. Ligt zou iemand denken , dat lieden, die zich vereenigen om gemeenfchaplijke maaltijden te houden , hier door zelf eene foort van verbintenisfe moesten aangaan; en evenwel fcheiden zij niet, zonder te hebben boo gevierd aan die gevaarlijke buitenfpoorigheden, uit welke, indien ik het moge zeggen, als door eene werktuiglijke werking, oneenigheden voortfpruiten. Wij miskennen het eenige voordeel, welk de Arabieren van dee- II. deel» Y Z9  338 NIEUWE REIZË ze gemeenfchaplijke maaltijden weeten te ont* kenen. Niemand is er onder ons, wien de gelegenheid , die hem met zijnen buurman een fluk broods en eene teuge wijns doet nuttigen, tot eene onfehendbaare verbintenisfe verfïrekt, om hem nimmer het geringlte nadeel te veroorzaaken. Veel eenvoudiger is in het Oosten de gezellige verkeering, en minder aan zekere gewoonten verbonden. Men ziet er elkander met meer vermaak ; men gaat er niet van een, clan in de hoop om elkander wederom tê zullen ontmoeten. Wat ons aangaat, indien wij ons van de meest belemmerende pligtpleegingen ontlast hebben , hebben wij de zelfde wetten gehandhaafd, derzei ver dwinglandij en de flijf heid , welke zij medebrengen. Het uitwendige is veranderd, doch de grond blijft de zelfde. Al wie in het Oosten aan het onmaatig gebruik van fterken drank zich overgeeft, gaat, in het meest afgelegene gedeelte zijner woóninge , de gevolgen zijner onmaatigheid verbergen. Hoedanig dan ook de ongemakken en nadeelen ziïn mogen , die daar uit voor hem zeiven kunnen voortvloeien , hij befpaart ten minflen aan de maatfehappij het  na AFRIKA:- het voorbeeld zijner zwakheid , en de wanorde, welke dezelve aldaar konde veroorzaaken. Wat het fpijsgebruik aangaat, ten uiterften zeldzaam zijn ten dien opzigte de voor* beelden van buitenfpoorigheid; iets, t welk gereedlijk geloof zal vinden , wanneer men zal vernomen hebben , dat de langstgerekte maaltijden, de zulken naamlijk, die uit verfcheiden geregten beftaan , als , ten voorbedde , aan de tafels van Beijs en Pachas» nooit langer dan eenige minuten duuren. De maatigheid dellen de Oosterlingen in den rang der hoogstgefchatte deugden; en het zij dat beginzel aan de noodzaakliikheid verknogc zij, welke hun de natuur des klimaats voorfchrijft, 't zij het in gewoonte of in beredeneerde overtuiging zijnen grond hebbe, niet minder verdient het daarom ons tot een regelmaat te verftrekken, naardien het den geencn, die zich daar mede overeenkomftig gedraagt, eene bnmiddelijke belooning doet vinden in de bedaardheid van geest en de kragt des lichaams, Welke het niet nalaat hem te verfchaffen. In één woord, indien het waarheid zij, dat de mensch zijne zorgen en bekommernisfen vermenigvuldigt, naar gelange hij zich nieuwe  34a n.ieuwe REIZE behoeften fchept, hoe veel gelukkiger moe- | ten de Oosterlingen zijn dan wij, aangezien eene menigte van zaaken, die voor ons onontbeerlijk fchijnen te zijn geworden, ten hunnen opzigte zijn , als of ze nimmer een aan weezen gehad hadden? Wederkeerige infchikkelijkheid maakt de verkeering der Oosterfche volken ftil en bedaard ; de noodzaaklijkheid eener afwisfelinge van vleierije legt de onze onder een onverdraaglijk bedwang. Daar volgt niemand een andere mode dan zijnen wil; hier vereert elk zijns ondanks den afgod , welken allen gezamentlijk hebben opgericht ; ieder mansperfoon ontbloot zijn hoofd , om zijns gelijken te vereeren , terwijl het gedekt zoude kunnen blijven , zonder dat daar uit voor iemand onder hen eenige ongelegenheid zou voortvloeien. In het Oosten bepaalt zich de geheele kunde der befchaafdheid bij eene ongemaakte beleefdheid, die altoos genoegen geeft. Die van het Westen is niets anders dan eene lastige pooging, even vermoeiende voor hem , die dezelve te werk ftelt, als voor eenen anderen, die er het voorwerp van is. De moden, die ons onder haar gebied hou-  na AFRIKA. S4* houden , fchijnen in waarheid zoo weinig gronds te hebben in de reden, dat men zomwijlen in de verzoeking zou geraaken van te denken, dat zij verzonnen wierden door de zulken , die met hunnen tijd verlegen ?ijn, om bezigheid te verfchafien aan anderen , die weinig meer dan zij zeiven om handen hebben , of wel als zekere leerftellingen, om de menfehen in de blindde gehoorzaamheid te oeffenen. Men moet zich tot zulk of zulk een opfchik bepaalen; zulk oLzulk eene inrichting moet men verkiezen, en dat alles op ftraffe van onuitwischbaare fpotternije; en indien er iemand zij , wien zijn ftand niet veroorloft, aan dus^ onöntduikhaare befluiten te gehoorzaamen, wordt hij deswegen zoo diep vernederd , dat hii welhaast geen ander redmiddel weet, dan zijn aanweezen fchroomvallig te verbergen. Ziet eenen Europeaan in gefprek, zelf met zijns gelijken. Hij praat, niet omdat zijne gedagren na zijne tong vloeien , maar omdat het hem noodzaaklijk dunkt te moeten praaten. Hij ondervondt, niet de behoefte om 't geen zich aan zijnen geest vertoont voort te brengen , maar de behoefte om het gelprek Jeevendig te houden. Aldus worden babbe» Y 3 larij  NIEUWE REI ZfÉ larij en ledige of valfche denkbeelden vooe redeneeringen uitgevent, en de fnaakerijen eener grillige verbeeldinge beflaan de plaatzen , die behoorden ingeruimd te weezen voor. de gevoelens, door gezond oordeel en overdenking voorgefchreeven. En wij zijn het, die met veragting de Oosterlingen verwijten, dat zij, weinig fpreeken, wanneer zij niets te Zeggen hebben? Niets bezwaarends noch belachelijks bevat voor hun het zwijgen; indien zij gezelfcha'p zoeken , het gefchiedt om aldaar eene afleidirg te vinden, en niet orn er een gezet werk van te maaken» Een gefprek, welk hun op eene ingcfpannene pooging zou te ftaan koomen , zouden zij in het licht eener nuttelooze vermoeijinge befchouwen. Die leevendigheid der verkeeringc, welke men alleenlijk onder de Europeaanen aantreft , vergoeden ?ij door middel van MedJahs, of vertel Iers, en van fnaaken van beroep, die, ik zal Heft niet ontkennen, dat mangel flegts midJehnautig aanvullen, In het Oosten hangt de duurzaamheid des menfchelijken leevens van een groot aantal toevalligheden af; de pest, hongersnood en de grilligheden der overhceifchinge kunnen , ieder  na AFRIK A. 343 ieder oogenblik , den loop daar van bekorten. Natuurlijk is het , dat men minder waarde aan een voordeel liegt , 't welk ons gemaklijkst kan ontnomen worden. Van hier dat de Oosterlingen leeven, zonder zich over den dood te "bekommeren, en derven zonder over het leeven eene zucht te loozen. Eene oogenbliklijk verijdelde hoop doet, ongetwijfeld, hevige fmarten lijden; doch men kan haar al gaande weg zien te leur gaan , en dan nog eene foort van bedaardheid behouden. Immer t' onvreden over het tegenwoordige, alleenlijk gefchroagd door de hoop op een gelukkiger toekoomende , zonder maate of paal aan goederen verknogc, weike hij niet dan ten kosten van langduucige moeiten en werkzaamheden heeft kunnen verkrijgen, heeft zich de Europeaan , zints zijnen vroegften leeftijd , een tijdperk voorgefteld , vóór het welk de magt , die zijn lot beftuurt , naar zijn begrip, hem van zijn aanweezen niet kan berooven , zonder wreedheid en ■ zonder onregt aardigheid. Aan het noodlot onderworpen, kwek zich de aanhanger van mahomet over de voorleedene gebeurtenisien niet , omdat hij van Y 4 &e*  344 nieuwe REIZE gcdagten is , dat niets in ftaat zou geweest zijn, om de befluiten des noodlots te veranderen, en dat zijne poogingen even nutloos geweest waren , als tegenwoordig zijn fpijt en leedweezen zijn zoude. Dit denkbeeld, nadeelig ongetwijfeld in zekere opzigten, kan niet nalaaten om eenig voordeel aan te brengen. Indien de voorftander van het noodlot, overtuigd dat hij het onheil, welk hem dreigt, niet ontgaan kan, geenerlei middel te baat neeme , om zich aan hetzelve te onttrekken, hij verkniest althans zich zeiven niet in het treuren over iets, 't geen hij gelooft om geene andere reden te hebben gelecden, dun ingevolge der onveranderlijke wet, die het heelal regeert. Al wie meer magts aan den wille toefchrijft, moet, bij eiken ongelukkigen uitflig, de zwakheid van zijn eigen oordeel of van zijn karakter befchuldigen. Zodanig is het lot des Europeaans; bijkans zijn geheele leeven gaat voorbij in verwijtingen over het voorleedene, die hem,.met opzigt tot het toekoomende, geenerlei voordeel aanbrengen. De eerbied , welken de Oosterlingen aan de grijsheid betoonen , heeft gedeeltelijk zijEen grond in het welvoegelijk gedrag der hoog-  na AFRIKA. 345 hoogbejaarden, die, in Europa, te dikmaals zich belachelijk maaken, door de nutteloosheid der poogingen, die men hen ziet te werk Hellen, om de dagen hunner jongelingfchap eenigen tijd te verlengen. -De eerdienst van mahomet, overgefchikc om den hoogmoed der zulken , die er belijdenis van doen, te lïreelen, oeffent op hen den vermogendften invloed. Niet flegts voerc hij het bewind over hunne vreeze en hoop, maar van den afkeer geholpen , welken zij omtrent allerlei bekommernisfen voeden, heeft hij op de begeerlijkheid dermaate de overhand weeten te bekoomen , dat in gantsch Oosten het fpel bijkans geheel en al uit de verkeering is gebannen, en men er, diensvolgens, naauwlijks kundfchap draagt van de gevolgen deezer drift, zoo heilloos in Europa. Indien het, om een volk'gelukkig te doen zijn, vereischt wierdt , dat ieder der leden, welke het zelve zamenflellen , onophoudelijk onledig om zich een toekoomende te fcheppen, daarenboven uit alle zijne magt aan den welvaart der gemeente arbeidde, hoe zou het kunnen gebeuren , dat de Oosterlingen eenig het geringfte geluk konden genieten? y 5 Ver?  34# NIEUWE REIZE Verheven zoo wel a!s natuurlijk is de zedeJee re , in hunne fchriften geheiligd; zonder immer tot flapheid te vervallen , plaatst zij zich binnen het bereik der menfchelijke zwakheid. 1 ntusfchen veroorlooven wij ons, hun eene beestagtige ftompheid toe te fchrijven ! Maar, zal men zeggen , die beginzels der zedeleere worden door hen niet opgevolgd. Wel nu ! gehoorzaamen dan de Christenen aan de voorfchriften van het Enangelium? De gefchiedenisfen der Perfiaanen en der Araberen, zoo wel als hunne Romans, vloeien over van trekken van grootheid, edelmoedigheid , regtvaardigheid en moed , verheven , zomtijds, bovenal wat men in de jaarboeken van andere volken aantreft. Op bet voetfpoor der ('rieken , hebben wij hen met den naam van Barbaaren bezoedeld; maar alleenlijk heeft men hen onpartijdig gade te flaan, om overtuigd te worden , dat riets vnn 't geen wij bij de befchaafde volken bewonderen , hun onbekend is ; dat het afgrijzen van de misdaad onder hen even kragtig als onder eeni** ander volk werkt; en indien zij op eene andere wijze dan wij hunne driften uitdrukken , dezelve alïöos den zelfden oorfprong hebben, en op het zelfde doelwit als de onze uitloopen. Nie-  na AFRIKA. 347 Niemand is er, die zijnen verloopenen lee« venstijd naadenkende , niet erkent, dat, in duurzaamheid, uitgebreidheid en getal , de onheilen over de voordeelen verre weg de meerderheid bezitten. Om het evenwigt te herftellen, dat wil zeggen , om minder ongelukkig te zijn , en het leeven draaglijker te maaken, moet men, of gelijk de Epikuristen, de fomme der genietingen vermenigvuldigen, of, volgens hec leerftelzel der Stoïcijnen, die der lijdingen verminderen. Even gelijk wij , benaarftigen zich de Oosterlingen om het eene te bereiken door middel van de vermaakcn der zinnen ; en ik geloof niet dat zij zich kunnen beroemen , gelukkiger dan wij daar in te flaagen. Maar ten opzigte van het ander gaan zij veel verder, en kunnA meer aanfpraak maaken op de Stoïcynfche ongevoeligheid, welke gewisfelijk ons tegen een groot aantal rampen fchootvrij maakt. De driften, zegt men, zijn voor de ziel, \ geen de beweeging voor het lichaam is, en haare afweezigheid , zoo wel als die der beweeginge, veroorzaakt en wijst immer eenen ftaat van kwijninge aan , voor welke de ziel goo. wel als het lichaam vatbaar is. On-  34& nieuwe REIZE Ongetwijfeld zou een voor de driften volftrekt ongenaakbaar weezen een tegennatuurlijk weezen zijn ; doch zeker is het tevens, dat hij, op wien de oorzaaken, meer gefchikt om de aandoeningen van droefheid in ons te doen ontdaan, dan om die des vermaaks aldaar op te wekken, den minstvermogenden invloed oeffenen , het naast aan de volkomene zielsbedaardheid zijn zal. En op v/elk ander goed kan de mensch hoopen, dan op die bedaardheid, die afweezigheid van een Heilig kwaad? Wat anders is de vreugde, dan een ilraal, een blik van licht, wier fpoe, dige voorbijgang de duisternis , die ons omringt , vervolgens te zwaarder maakt ? Geen oogenblik des leevens bijkans verloopt er, waarin hij, die zijner gevoeligheid den teugel^iert , niet pijnlijk wordt getroffen van een of ander dier geringe toevallen, welke, ten aanzien van den mensch, die minder aandoenlijk is , ongemerkt voor-r bijgaan. Van liefde brandende , indien deeze liefde bekroond worde, moet hij zich niet de hemelfche gelukzaligheid belooven? Welke zagte en zuivere genietingen doen aan zijn me-» delijdend hart het geluk fmaaken, den ongeluk-  na AFRIKA. 349 lukkigen te hulpe gekomen en gered te hebben ! en wat kan bij de verrukkingen vergeleeken worden, van welke, op den eerften aanhef der lofiuitinge, dit hart, togtig na roem, zich zou voelen bevangen worden? Wel nu, misfehien zullen de koelzinnigheid en de afwijzingen de liefde, welke hem verteert, verdrijven; hij gevoelt dat hij verfcheurd worde op het gezigt van de elende , en voor hem zal geenerlei middel om het te verzagten aanweezig zijn; maar bovenal, waar zal hij eene waereld vinden , gezind om te prijzen , en gemaarigd in haare berispingen? Dit is 't niet alles; vatbaar voor den hoogmoed, de eerzucht, de gramfchap, de jaloezij, het misnoegen, zal deeze al te aandoenlijke mensch den klip zijner ruste ontmoeten in alles, 't geen hem aan zijne*aanweezigheid allernaauwst verbindt; en nimmer zal hij zonder een onweder den dag zien ten avond loopen, die door den luisterrijken dageraat wierdt aangekondigd. Zou niet deeze zelfde redekaveling zich op de kieschheid van fmaak laaten toepasfen ? Ten zelfden tijde dat de mensch , van een verfijnd gevoel voorzien , de fchoonheden sener fchilderije of van een werk van vernuft  3JO NIEUWE R E ï Z E ruft met verruk' ing geniet, gevoelt hij zich fterk geërgerd door de onderfcheidene gebreken, met alle die fchoonheden onbeftaanbaar. Maar, zal men zeggen, indien hij zich voor zekere gewaarwordingen niet ontoegankelijk kan maaken, in zijne magt heeft hij'het ten rnjnfte , zich het gezigt van zekere voorwerpen te befpaaren. Is het dan een zoo gemaklijk werk, terwi jl men onder menfehen leeft, de ontmoeting van 't geen zij gebrekkigs kunnen voortbrengen te vermijden ? en zedert zij in maatfebappije vereenigd, er zich op toeleggen om de natuur te mismaaken, opdat zij zich naar hun vernuft zouden plooien , hoe zeer hebben zij niet, onder de gedenkftukken van geleerdheid en kunften, die misgeboorten eener zwakke of raaskallende verbeeldinge vermenigvuldigd? Gevolglijk dan, zal men zeggen, dienen de ongevoeligheid, het eenige gelijkluidende woord met geluk, en die verfijnde fmaak, die werkzaame driften, welke de meerderheid der Europeaanen hebben gevestigd, tot geen ander oogmerk, dan om hunne gelukzaligheid te verminderen ! Ongetwijfeld zou dus doende de redekaveling te verre getrokken worden: wij hebben ons vergenoegd met dezelve in een  na AFRIKA. 351 een helder licht te plaat zen ; de gevolgen, welke daar uit kunnen afgeleid worden, liggen vervolgens onder het bereik der algemeene bezittinge. Naa de grondflagen, welke wij gelegd hebben , is ieder een in ftaat om te berekenen, in hoe verre de fomme des geluks , uit eenen der beide toeftanden der dingen voortvloeiende, de overhand moet bezitten boven die men zich in den anderen kan belooven. AAN-  A A N 11 A N G Z E L. N°. i. Verklaaring yan de Geografifihe Kaarten. Ingevolge van kundigheden, zoo veel hem doenlijk was, op de plaats zelve verzameld, heeft de Schrijver van dit Werk de twee Kaarten , daar nevens gevoegd, vervaardigd. Wat aangaat de ftreéken , die hij niet heeft kunnen bezoeken, genoodzaakt zijnde, zich Aswogens op de getuigenis van 's lands inboorlingen teverlaaten, heeft hij ten minfte, om bij dezelven de onderrichtingen , welke hij mogt behoeven, in te winnen, zijne keuze bepaald, en tot de kundigften, en tot de zulken, die in deeze Janddreek meest gereisd hebbende, zich natuurlijk moesten in Haat bevinden, om hem de naauwkeurigfte en volledigfte narigten mede te deelen. Daarenboven  AANHANGZEL, 359 Ven heeft hij. zich niet veroorlofd, eene eenige ligging aan te wijzen , dan ingevolge def welgevestigde getuigenisfen van drie of vier perfoonen , ieder afzonderlijk door hem ondervraagd. Noodloos oordeelt hij te berigten, dat, in weerwil van alle behoedmiddelen , het herri onmogelijk geweest is, de hoogren naauwkeurig te bepaalen , op het bloot berigt van lieden , die hier omtrent niet dan verwarde denkbeelden bezitten , en de acht hoofdftreeken van het kompas naauwlijks weeten tê onderfcheiden. Niet ligter viel het hun, een algemeen denkbeeld te geeven van de gedaante en de voortbrengzelen deezer gewes* ten, welke zij, meestal, doorreisd hadden, of half fiaapende, of wel te zeer bezet, 't zij door de vermoeienisfen der reize, 't zij doof het oogmerk , welk hun dezelve hadt doerï onderneemen , om een naauwkeurig overzigf te neemen van het gewest, welk, geduuren* de den togt, zich aan hun oog vertoonde. De naamen der plaatzen, .welke de Schrijver niet in eigen perfoon bezogt heeft, en van wier aanweezen en ligging hij geene aanwijzing vindt in oude Kaarten , zijn met; een" afzonderlijke, de overige met gewoone letters II. DEEL. £ g#"  354 AANHANGZE L. geteekend. De weg, langs welken hij zijne reize heeft genomen, worde met eene groene ftreep aangeduid ; een enkele ongekleurde ftieep wijst de wegen aan , welke hij alleen op hooren zeggen heeft kunnen aanduiden. Ter zijner plaatze heeft men reeds gezien, hoe het verlies van een groot getal losfe bladeren , die onder zyne papieren wierden gevonden, den Schrijver in de onmogelykheid gebragt heeft, om aan zijne Reiskaart die volkomene naauwkeurigheid te geeven, van welke hij de noodzaaklijkheid niet ontveinst. Hj heeft zich genoodzaakt gevonden , zich te vergenoegen met het algemeen overzigt der ftarrekundige waarneemingen, in zijn dagverhaal aangeteekend , doch zonder eenige bijzonderheden. Om evenwel zeker te zijn, dat de opgaven, welke hij daar uit ontleende, zoo veel mogelijk naauwkeurig waren, heeft hij de voorzorge gebruikt, om dezelve telkens te vergelijken met zijne aanwijzingen der liggingen, welke hij, voor't meerendeel, gelukkiglijk bewaard hadt. In tusfchen vondt hij, nu en dan , geraaden , hier omtrent eenige vrijheid te gebruiken. Bij voorbeeld ; hec bloot geleide van ftarrekundige waarneemingen volgende , zou hij Charjé en Mughés eeni-  f A A N H A NrG 2 E L. 355 eenige mijlen meer oostwaarts geplaatst hebben. Doch vermits , ten aanzien van deeze twee plaatzen , de aanwijzing der liggingen volmaakt overeenftemmig wierdt bevonden, om aan dezelve eene andere ligging te geeven, van de kundigheden verfchillende, welke hij met opzigt tot den afftahd, op welken zij van Asfiout liggen, kon verkrijgen » heeft hij aan de laatfte kundigheden den'voorrang gegeeven boven de zulke , welke de waarneemingen hem aanbooden, wier naauwkeurigheid hem niet door de zelfde middelen kon gewaarborgd worden. De lengte en de breedte van Asfiout zijrt ingevolge van .ftarrekundige waarneemingen aangeweezen. Dit was ook gefchied met opzigt tot de breedte van Vharjé; ten aanzien van de lengte heeft men den zoo evengemelden regel gevolgd. Op zijn gemak en op de plaats zelve heeft de Schrijver de lengte en de breedte van Scheb, gelijk ook die van Selimé, gelegenheid gehad re kunnen vast« ftellen. Wat de bergen aangaat, die zich ten oosten van den weg verheffen, hij heefe dezelve afgebeeld, zoo als hij dezelve gezien heeft uit de dorpen van Elwah, en vervol* gens van den weg, langs welken de karavans Z a voorga  35Ö AANHANGZE L. voorttrok, uitgezonderd het uiteinde van die bergkeeten, die na het zuidoosten ftrekt, welke hij cp de Kaart geplaatst heeft volgens de getuigenis eens inboorlings van Mahoas , als hebbende geene gelegenheid gehad , om in eigen perfoon zich op de plaats te vervoegen. De lengte des wegs, welke Selimé van de rivier fcheidt , dagt hem genoegzaam te zijn bepaald, door de volllrekt eenpaaarige berigten van een groot getal Jelabs uit Dongoia, die allen dien weg bereisd hadden. De breedte van Leghéa is bepaald, in gevolge van verfcheiden waarneemingen, op de heen- en wederreize gedaan. Wat deszelfs lengte aangaat , geene nadere "aanwijzingen heeft men gehad om dezelve te bepaalen, dan de ftrekking van den weg, met opzigt tot Bir - el - Malha, ten zuiden, en tot Selimé, ten noorden, berekend. Ken verblijf van verfcheiden dagen te Bir - el-Malha heeft den Schrijver in ftaat gefteld, om deszelfs breedte en lengte te bepaalen. Ten aanzien van de ligginge van Swein , en van die van Zegghawa , heeft men geene andere opgaven kunnen bekoomen, dan den uitflag der liggingen en der afftanden te zamen gevoegd, en met opzigt tot Cobbé en Haimer be-  AANH ANGZEL 357 berekend; doch die van deeze beide plaatzen is op eene genoegzaame zekere wijze vastgefteld, door menigvuldige waarneemirgen omtrent de gedaanteveranderingen der Maane, en de verduisteringen der Satelliten van Jupiter. De ligging van Cubcabea en die van RU, zijn vastgefteld in gevolge der eenpaarige getuigenisien der landzaaten. Zeer druk worden deeze beide piaatzen bezogt, en zijn, daarenboven, op een zuo kleinen afftand van de plaats gelegen, van waar men de aanduidingen heeft ontvangen , dar het niet mogelijk zij, dat men hier omtrent eenen misdag van eenig aanbelang kan begaan hebben. 't Geen men aangaande de verfchrllende punten van den weg heeft verzameld , die van Cubcabéa na Wara loopt , en van daar na de hoofdftad van Bornou , is het gevolg eener groote menigte naavorfchingen, en van den vrij moeilijken arbeid, welken men zich heeft moeten getroosten, om de verfchillende kundigheden,die daar uit waren voortgevloeid, te doen zamenftemmen. Deeze weg beflaae zestien dagreizen. De ligging der hoofdftad van Bornou verfchilt hier van de ligging , welke men haar in de jongde Kaarten heeft gegeeven ; doch Z 3 met  358 AANHANGZEL. met de reeds bekende afftanden ftemt dezelve volmaakt overeen. Abou-Schareb ligt na genoeg west ten noorden van Cobbé, en noordwest ten noorden van Wara. Van Wara na de hoofdftad van Baghermi loopt de weg tusfchen west-noord - west en noord -wrest ten westen, een weinig na het zuiden afwijkende. Van Baghermi na Kotiocomb is de ftrekking noord ten westen , en van Kotiocomb na Bornou is dezelve nagenoeg eveneens. bennaar, de loop des Nijls, ce kust der Arabiiche Golf, Mafouah, Gcudar, Suakem, enz. zijn hier eveneens afs in de Kaarten van den Majoor rennüll getcekend. De lengte van Sennaar is 33 gr. 30 min, 30 fek., die van Cobbé 4 28 gr. 8 min. Het verfchil tusfchen deeze twee lengten zou dan zijn 5 gr. 22 min. 30 fek. RU kan niet verder dan dertien mijlen ten oosten van Cobbé liggen. Intusfchen ligt de eerstgenoemde plaats niet meer dan drieëntwintig dagreizen van Sennaar, Voor den afltand tusfchen Ril en Sennaar, in eene rechte lijn gemeeten, zouden er dus 5 gr, 10 min. overfchieten , dat wil zeggen , ongeveer dertien Geometrifche mijlen voor eiken dag, en op de onderfleiling van eeni-  AANHANGZEL. 359 ge de geringde afwijking van deeze rechte iiin, ten minde veertien mijlen. Maar, dusdanig eene berekening kan, voor zoo eene lange reize, niet worden aangenomen; en , indedaad, voor den togt van Bornou beflaan de dagreizen flegts negen mijlen. d'Anvillb plaatst Sennaar op 29 gr. 39 min. , 't geen die flad re nabij aan Ril zou brengen , naardien er voor den afftand tusfchen Ril cn deeze dad niet meer dan tachtig mijlen zouden overfchieten , 't geen flegts drie mijlen en een vierde voor eiken dag zou bedraagen. Nieuwe waarneemingen zullen alleen kunnen beilisfen , of men, om de waarheid der zaake te verneemen , een middenweg moet kiezen, tusfchen de waarneemingen van Sir james BtiucE-en de gistingen van d'an* ville, dan wel of men den eerstgenoemden moet volgen, uit de gemaklijkheid van den weg en de eenpaarigheid van deszelfs loopftreek de kortheid der reize verklaarende, die anderzins moeilijk om te begrijpen zou kunnen fchijnen Dit fch'fnt zeker, volgens het eenpaarige en bedendige getuigenis der landzaaten, dat de dad Sennaar van de Bahr-eh Abiad drie of drie en een halve dagreizen ligt, en dat men tot heden toe die rivier veel verZ 4 der  §6q AANHANGZE L-. der van Sennaar heeft geplaatst, dan met da Waarheid der zaake overeen Hemt. Het getal der meiren en rivieren , welke fnen op den weg tusfchen Wara en Dar-, Kulla ontmoet, is het zelfde ais dat der meiren en rivieren , welke op de algemeene Kaart Van Noord - Afrika , door den Majoor n e n. keel zijn aangeweezen , ten aanzien van V geen hij beichouwt als uitmaakende de aanfpoeiingen van dit gedeelte der vaste kust, Voor 't overige hebben deeze beide landfchappen geene betrekking tot elkander, zoo, ten aanzien der breedte , als met opzigt tot de lengte. Indien men op de naiïgten , hier te lande ingenomen , zich moge verlaaien, is de gewoon? loop der riviere van 't oost na het West. Wat ^e verdere bijzonderheden , deeze rivieren betreffende, aangaat, zeer weinig lichts heefc men daar omtrent kunnen bekoomen, De landftreek, welke zij doorflroomen , h. naar men zegt, qjoerasfig en vogtig, geduu* rende een groot gedeelte van het jaar De hette is er zeer groot, en de landzaaten ver-? zekeren, dat het er nooit winter is. Van zeer groote uitgebreidheid, nanr het fchynt, is de rivier, bij den naam vya-Bahfa  aanhangzel; 36* %/lhfdad bekend. Niets ftelligs is er, om. trent de plaats , alwaar zij omfpringt , bekend; doch zij fchijnt op geen grooten afftand te moeten geplaatst worden van den oord, in welken, naar men verzekert, kopermijnen gevonden worden. De inwooners van Wara of van Cobbé, die de reize na Dar - Kulla doen , befteeden er gemeenlijk twee jaaren aan , de uit- en thuisreize daar onder gerekend zijnde. Niet algemeen eens is men het omtrent het getal der dagen , die aan het afleggen van den weg hefteed worden ; doch men moet dat getal op honderdvijftig tot honderdtachtig ftellen, 't geen een middengetal van honderdvijfenzestig geeft. Nooit heeft de Schrijver van Wangara hooren fpreeken. Misfchien is het, onder een anderen naam , eene der provinciën , welke hij heeft befchreeven. Doch ééne omftandigheid, welke het tegendeel zou doen gelcoven , is , dat Wangara vermeld wordt, als goud voortbrengende; iets, 't welk op geene der vermelde provinciën flaat ; te. meer, naardien, volgens alle berigten, welke tin grondflage van die'Werk dienen, er niet eene eenige goudmijn op de westkust wordt gevonden, Eenige der Afrikaanen, die deeze Z 5 on-  3Ó2 AANHANGZEL. onderfcheidene narigten hebben aan de hand gegeeven, kennen de Zamphara, *t welk zij vrB nabij Bornou plaatzen ; doch geeneriei foort van bijzonderheden hebben zij omtrent dit land weeten te vermelden. De gedipte lijnen, die, op de algemeene Kaart, rondom de koninkrijken Bergou, Baghermi en Kordofan loopen , en du zei ver uitgeftrektheid, misfchien, te naauwkeurig bepaaien , hebben voornaamlijk ten oogmerke, om de ligging van ieder deezer drie koninkrijken, met betrekking tot de twee anderen, en ten aanzien van het koninkrijk Four, aan te wijzen. Wat derzeiver uitgebreidheid aangaat, niets meer ftelligs heeft men daar omtrent kunnen gewaar worden , dan de getuigenis der inwooneren van ieder deezer landfchappen, beweerende dat hun land zoo veele dagreizen var. het oost m het west, en zoo veele van het noord ra het zuid beflaat. Iet meer zeke^ verroor en de narigten, aangaande de uitgebreidheid van Dar-four ingewonnen , in zoo verre zij, die ze aan de hand gaven, met veel raauwkeurigheids de juiste plaats bepaald hadden , welke dit Rijk, na den kant van ieder der vier hoofdwinden, tot grensfeheidinge dient. Ge-  AANHANGZEL 363 Geduurende zijn verblijf in het koninkrijk Four heeft de Schrijver nimmer opgemerkt, dat de afwijking van den kompasnaald meer dan zestien graaden westwaarts was. Dit heeft hem, in alle zijne waarneemingen , dit land betreffende, tot een leiddraad gediend. REIS-  REISBESCHRIJ VINGEN. Nc, 2. Van Cobbé na Sennaar. Strekking. Getal d« . dagen. V an Cobbé na Schawer. ji Van Schawer ra Ril, Z.Z. O. 2 Te kil ontmoet men een grooten vijver, die nooit geheel uitdroi gt. Een weinig ten oosten van dien vijver ftaat een groot huis, door den Sul-an teraub oudften broeder des tegenwoordigen Sultans, gebouwd. Van Ril na Fadow. \ O ^ Van Fadow na Cawb. J ' 3 Digt bij Cawb vangt een heuvelkeeten aan, ftrekkende nagenoeg noord en zuid, Va»  REISBESCHRIJVINGEN. 365 Strekking. Getal der! dagen. Van Cawb na Dar-Hummar.-j 3 Van Dar-Hummar na Emdi. rj^yngW- 3 Van Emdl na Kreiga. J 2 In ieder deezer fteden onthoudt zich een Foukkara, die het regt bedient. Van Kreiga na Ibeit (*> O. * Brie uuren reizens van Kreiga, tusfchen deeze ftad en Ibeit, ontmoet men^o«Harras , waarvan alle de omliggende ftreeken verdeeld zijn in tuinen , aan de inboorlingen van Dorgola behoorende, die zich hier te lande hebben neergeflagen , en uijens aankweeken. AbouHarras breidt zich in de lengte noord- en zuidwaarts uit, en wordt alleen van water voorzien door middel van putten , ten zuiden der ftad gelegen. Van (*) Ibeit is de naam Van eene der voorn?amfte fteisn van Kordofan; ook voert aan diftrikt dien. naam..  B66 reisbeschrijvingen. Strekking. Getal dér Van Ibeit na Miteina; Van Miteina na Autosh. 2 Van Autosh na Yasfin. | Yasfin is de verblijfplaats van een Foukkara. | Van Yasfin na Briesfa , zeer disp zand. Van Breisfa na Cone. i Cone ligt aan den voet eens bergs van den zelfden naam, welken men ten zuiden van den weg ziet. Bij Cone, insgelijks een weinig ten zuiden van den weg, ziet men een graft , aan welker boorden de reizigers zich gemeenlijk verpoozen. Van Cone na Kinnana. i Van Kinnana na Deggin. f Van Deggïn na Hellet AI--^ lais (*), aan de Bahrel-^ Abiad, ter plaatze alwaar | de bakken blijven liggen.J Hel- (*) Van Ril na Hellet-Allais, zegt trien, loopt da Weg bijkans altijd oostwaarts aan.  REISBESCHRIJVINGEN. 367 Strekking. Getal der dagen. Hellet-Allais ligt aan den westlijken oever van de Bahrel-Abiad, die ter deezer plaatze zoo breed is, dat een perfoon, aan eenen van haare oevers ftaande , de gelaatstrekken van eenen anderen aan de overzijde niet kan onderkennen. Nogthans laat zich het geluid van den eenen tot den anderen oever hooren. De westlijke oever is met boomen dicht beplant; niet een eenigen boom ziet men aan den oostlijken oever. Alle de huizen van HelletAllais zijn van kleiaarde gemaakt. Midden in de ftad ftaat een groote palmboom. Ten oosten van de Bahr el- Abiad ligt Schüloük, 't welk, indien het waar zij, zoo als er verhaa'd wordt, dat men het van Hellet-Allais zien kan, niet verre van de oevers der riviere kan liggen. Schil-  363 REISBESCHRIJVINGEN; Strekking. Getal der 1 A dagen. Schillouk is van kleiaarde gebouwd, en wordt bewoond van Afgudendienaaren , die geene andere kleeding hebben , dan lange bladeren, welke zij om de lendenen winden, en die tusfchen de dijen langs loopen. Zij <# zijn zwart van kleur, en alle de perfoonen van beiderlei fexe fcheeren hunne hoofden. De inwooners van Schil leuk bezitten het oppergebied over de rivier, en heffen eere belasting in goederen van alle de arti- , kelen van koophandel, die door de plaarzen, aan hun gebied onderworpen , vervoerd worden. De naani Schilloük is niet van Arabiichen oorfprong; deszelfs beteekenis is niet bekend, 't Zij men de bewooners des lands na den naam hunner Had, of naar den naam, Wel-  REISBESCHRIJVINGEN. 369 Strekking. Getal der dagen» welken zij zeiven voeren, vraage . altijd geeven wij Schillouk ten antwoord. Wanneer een Mahometaan in een hunner barken treedt, blijven zij niet in gebreke, om hem het aanzien te doen gevoelen, welk de ligging hunner ftad aan den oever der riviere aan dezelve geeft. Wanneer de Mahometaan in het vaartuig heeft plaats genomen , vraagt hem de ftuurman, „ wie de eigenaar dee„ zer riviere zij ? " Naar gewoonte geeft de andere ten antwoord: „ Ullah of Roub+ „ hans," dat wil zeggen , God. „ Neen," hervat de Schillouk, „ zeg dat het „ zulk een is, (het hoofd „ van zijn volk) of gij zult „ niet overvaaren." Men verhaalt dat de Schilloüks zich gastvrij gedraagen om- II. deel. As» jrenj  370 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Geta' der , ... „ dasen. trent de vreemdelingen, die met geen oogmerk om hen te beleedigen in hun land komen , en dat zij nimmer de zulken verraaden, welke zij onder hunne befcherming hebben genomen. Ik had geene gelegenheid om iets aangaande hunnen openbaaren eerdienst te verneemen; en het zelfde was insgelijks mijn geval ten aanzien van bijkans alle volken, aangaande welke ik geene narigten , dan door middel van Mahometaanen , heb kunnen inwinnen. Van Schillouk na Dar-Ruga. O. t. N. r. Van Dar-Ruga na Waalia. O. i Van Waalia na Shadli. O. i Van Shadli na Sennaar. £ Sennaar, Medinet-el-Fün , of Fungi, ligt aan de rivier, die  REISBESCHRIJVINGEN. 371 Strekking. Getal der dagen. die in den Habbesch haaren oorfprong neemt. Van veel minder uitgeftrektheid is deeze rivier dan de Bahr-el-Abiad , en eer nog haare wateren beginnen te wasfen, is zij waadbaar tusfchen Sennaar en Basbosch. De flaaven, die het gebied van Sennaar hebben overweldigd , hebben den zetel huns verblijfs gevestigd te Terfeia, aan de tegenoverzijde der riviere alwaar de ftad ligt; en , in den jaare 1794, waren zij reeds zes jaaren met de bewooners der ftad in oorlog geweest. De Bahr-el-Abiad klimt en daalt, alle jaaren, even gelijk de Nijl. (*) De Nijl. Aa a Van  372 REISBESCHRIJVINGEN. Van Sennaar na Gondar, Strekking, Getal der dagen. Van Ferfeia na Rhad. O.N.0. i Van Rhad na Dender. O. i Van Dender na Béla. Z. O. t Van Béla na Teawa. i Rhad ligt aan den oever der riviere, welke dien zelfden naam 'voert. Te Béla verlaat men de rivier, en men begeeft zich na Teawa, midden door een bergagtig land. De grond in den omtrek van Teawa is kleiagtig, en alle de huizen der ftad zijn van klei gemaakt. De mahriek f witte mais) die in overvloed rondom Teawa groeit, is de gewoone kost van haare bewooners. Van Teawa na Ras-el-FïI. Z. O. I* Van Ras-el-Fïl na Gondar. O.Z. O. 7 Rds-el-Fil ftaat onder het  REISBESCHRIJVINGEN. 373 Strekking. Getal der dagen. het bewind eens afgevaardigde van den koning van Habbesch. De bewooners voeren den naam van Giberii. Weg van Sennaar na Suakem. Van Sennaar na Teawa. Van Teawa na Atbara, eene ftad aan den oever eener riviere van den zelfden naam gebouwd. O. 1 Van Atbara na Hallanga. N. a De inwooners van Hallanga zijn Mahometaanen, doch fpreeken, over 't geheel genomen , de Arabifche taal riet. Zoo fterk, zegt men, is de groei van de mahriek (mais) in de ommeftreeken van Hallanga, dat de ftronk^ aan den voet der plant, zomtijds de dikte van een vinger haalt. Aa 3 Van  374 REISBESCHRIJVINGEN.' Strekking. Getal der dagen, Van Hallanga na Suakern. N. O. 12 Van Sennaar na Suakem is de weg bijkans langs heenen bergagtig en van rotzen doorfneeden. Van Hallanga af is het land volftrekt woest en alleen van zwervende Arabieren bewoond, die in twee onderfcheiden ftammen onderfcheiden worden. de Bijjés en de Okouts. Allen houden zich onledig met het aanfokken van talrijke kudden kameelen, fchaapen, enz. Suakem ligt gedeeltelijk op een eiland, alwaar de ftadvoogd en de voornaamfte ftedelingen hun verblijf houden. De overige inwooners, die een veel grooter getal uitmaaken, hebben hunne woonplaats op het vaste land. Weg  REISBESCHRIJVINGEN. 375 Weg van Sennaar na Mahas. Strekking. Getal der dagen. Van Sennaar na Herbajé. N. t. W. 3 Van Herbajé na Halfeia. N. 5 Halfeia ligt ter plaatze, alwaar de Bahr - el - Abiad en de Bahr el-Asrek zamenvloeien. Van Halfeia na Chendi. *> 3 Van Chendi na Birbir. > N. 3 Van Birbir na Schaikié. J 3 Van Schaikié na Dengola. N.W. 2 Van Dengola na Mahas. N. 1 Van Sennaar na Fazogïo. Van Sennaar na Dachala. O. 3 Van Dachala na Emfirié. Z. O. 1 Vaa Emfirié na Louni. Z. 3 Van Louni na Gerbin. Z. 3 Dachala ligt aan den westlijken oever van de Bahr elAsrek. De inwooners zijn Aa 4 Ma-  376* REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal des 'Mahometaanen. Gerbïn is eene woeste plaats en met hoogten allerwegen bedekt. Daar heen en zendt de Regeering van Sennaar de kwaaddoeners, welke zij buiten de menfchelijke zamcnleeving bant. Van Gerbïn na Fazoglo , een bergagtig land. Z. 4 De mijnen van Fazoglo leveren veel gouds uit; zij behooren aan de Regeering van Sennaar. Van Gerbin na Gondar. Te Fazoglo vindt men geenen weg, die regelrecht na Gondar loopt; doch te Gerbi.i zijnde terug gekeerd, gaat men, Van Gerbin na Hasfib. O. % Van Hasfib na Beida. O. t. Z. a Bei?  REISBESCHRIJVINGEN. 377 Strekking. Getal det dagen. Beida is de eerfte ftad in Abijsfinie, welke men op deezen weg ontmoet; de inwooners zijn, naar men verhaalt, voor het meerder gedeelte, voortvlugtige flaaven , die , uit verfcheiden oorden des Abijsfinifchen Rijks, alhier verzamelen. Van Beida na Kourmi. 3 Van Kourmi na HasfebUllah. 3 De weg, langs welken men, geduurende deeze drie dagen, voorttrekt, is bergagtig, vol bogten, en van een oneindig getal beekjes doorfneeden. Zoo gemeen is de Civetkat in het diftrikt van Hasfib-Ullah, dat er, zegt men, van vijftien tot twintig deezer dieren in ieder huis gevoed worden. Van Hasfib-Ullah na Gondar. O. 10 Aa 5 Een  378 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal der z? t. . dagen. hen bergagtige en moeilijke weg. Onderfcheiden wegen, langs welke de kooplieden van Sennaar reizen. Van Sennaar tot aan de Gibel - el - Moié. Z. W. I Van de Gibel - el - Moié tot aan de Bahr-el Abiad. W.Z.W. i Van Sennaar na Bahadin. %. Z. W. \\ Van Bahadin na Menajel. Z. W. 2 Van Menajel tot aan de Bahr-el-Abiad. W. 2 Weg na Gondar. Van Sennaar na Terfeia. | Van Terfeia na Subï-Deleib. | Van Subï Deleib na Wallad* Midani. \ Van Wallad-Midani tot aan de Bahr-el-Asrek. 5 Van de Bahr-el-Asrek na Mendala. 2 Van Mendala na Kaila. 1 Km-  REISBESCHRIJVINGEN. 379 Strekking. Getal des dagen. ] Kaila is een bergagtig land- Van Kaila na Embutteik. 8 Een bergagtige weg, met diep zand bedekt. Van Embutteik na Goze, dat wil zeggen, de zandgronden. 2 Van Goze na de Atbara. 3 Dit land wordt van de Bischarijnfche, dat wil zeggen, Mahometaanfche Arabieren bewoond. Van de Atbara tot aan de Gibel - Cusfa. 3 Van de Gibel-Cusfa tot aan de Gibel en Narr. 3 Van de Gibel en Narr na Gondar. Een eenigzins onbekende weg, yan welken men de flrek- king niet naauwkeurig freeft kunnen aanwijzen. Van  3«o REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Geta! dej dagen. Van Goze of de zandgronden van Atabora , die l reeds vermeld zijn, na Ei-Edd, van de Bijjcs bewoond. o Van El-Edd na Suakem. N. O. 12 Dit land is van de Ara* bieren ingenomen. Van Suakem tot aan de Gibel - el - Hellé. \v. 3 Van de Gibel-el -Hellé tot*} aan de Gibel-el • Sillah. I a Van de Gibel-el-Sillah tot I aan de Gibel-el-Beit. \Z' W* a Van de Gibel - el - Beit na Birbir. J <5 Tusfchen Suakem en Birbir, zegt men, is de weg met rotzen bedekt. Birbir ligt in een kleiagtigen oord. Van Birbir na Oullad-el-'i Megedoub. 2 Van Oullad - el - Megedoub na Bifcharié. 2 Van Bifcharié na Schou- j kourié. J 3 Be  REISBESCHRIJVINGEN. $£ Strekking. Getal der dagen. DeBifcharieezen enSchoukourieezen hebben hunnen naam medegedeeld aan ver- | fcheiden landen, van hun bewoond. De eerstgenoemden zijn een uitlandsch geflagt. De andere zijn Arabieren , en fpreeken hunne moedertaal. Arabieren. Van de Schoukourieezen tot aan de Hellalieezen. 4 Van de Hellalieezen tot aan de Bahr-el-Asrek. 1 Van de Bahr - el - Asrek na Em-Ufchar. 1 Van Em- Ufchar na Oullad- el Fourouk. 1 Van Oullad- el -Fourouk na Hoummour. a Kleiagtige grond. Mahometaanfche horden. Van  3$2 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal der Van Hoummour na Senout- da8en' Aboud. s Van Ibeit na Endurmdn en Halfeia, en terug na Ibeit 3 langs een anderen weg. Van Ibeit na Bahra. O. i| Van Bahra na Emganatou. N. O. a Van Emganatou na Schegeik. N. O. i Van Schegeik na Gimmoijé N. o Van Gimmoijé na Endourman. N. e Deeze geheele landftreek wordt van Mahometaanen bewoond, die geene andere taal dan de Arabifche fpreeken. Gimmoijé en Eindourman liggen beiden aan den westlijken oever van de Bahrelr Abiad. Nabij Eindourman vermengt zich deeze rivier met de Abaoui. Westwaarts terugkeerende ontmoet men, Van  REISBESCHRIJVINGEN. 383 Strekking. Getal der dagen. VanEindourman na Haraza, een zeer moeilijk te beklimmen berg. Z. W. 3 Deeze weg is woest, en men vindt 'er geen water. De bewooners van Harraza zijn afgodendienaars. Men ontmoet ze van verfcheiden kleuren, doch van de meesten helt de kleur van den huid na het roode. Zij fokken paerden aan, die gemeenlijk van hun bereeden worden. Van Harraza na Abou-Hadid.n l Van Abou-Hadid na Zeraouij. > Z. W. 2 Van Zeraouij na Efcherchar. J 1 Efcherchar is vermaard om het zout, welk er verzameld wordt, en 't geen de Arabieren , aldaar woonagtig , aan verfcheiden oorden gaan verkoopen. De bewooners van  384 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal det van Zenaouij, Harraza en Abou-Hadid zijn Arabieren, noch -Mahometaanen. Van Efcherchar na Bifcherié. Z. i Dit land is woest. Te Bifcherié ontmoet men eene groote menigte palmboomen. Van Bifcherié na Bahra. \ t Van Bahra na Ibeit. jZ-Z.W. Weg van Ibeit na Scheibén, alwaar men goudmijnen aantreft. - Wtderreize na ibeit, langs een anderen weg. Van Ibeit na Bahra. O. || Van Bahra na Khoukjé. Z. O. $ Van Khoukjé na Abou- Jenouch. Z. i Van Abou-Jenouch na Seijé. O. | Van Seijé na Toummara. Z. O. a Dl  REISBESCHRIJVINGEN. 385 Strekking. Getal der dagen. De weg, die van Seijé na Toummara loopt, is van rotzen doorfneeden, van welke de tusfchenbeiden gelegen plekken met diepe zandgronden of kleiagtige ftreeken zijn aangevuld. Van Toummara na Demik. Z. t. O. ï Tusfchen Abou-Jenouch en Demik ontmoet men geen ander volk dan afgodendienaars. Klederen zijn bij deeze lieden in geen gebruik. De grond van Demik en van den omliggenden oordbeftaat geheel uit klei. Van Demik na Khéga. Z. t. O. i Van Khéga na Dibou. Z. Z. O. i Deeze weg is bergagtig, én van rotzen doorfneeden. Van Dibou na Scheibón. Z. Z..Ö. i| II. de ei*. Bb Digt  385 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal der r>. . dagen. Digt bij Scheibön ligt een diepe weg of valei, in welke veel gouds, deels in ftof, deels in zeer kleine ftukjes, wordt gevonden. De landzaaten verzamelen het ftofgoud in de fchaften van de veêren van ftruisvogels of gieren , en verkoopen het aldus aan de kooplieden. Wanneer zij een groot ftuk goud vinden, neemen zij het niet weg , dan naa alvoorens, nabij de plaats, alwaar zij 't ontdekt hebben, een fchaap gedood te hebben. Zij zijn zwart van vel, even gelijk alle de bewooners, welke men van Abóu - Jencuch tot hier toe ontmoet. De Echtverbintenis gaat onder hen met eene foort van plegtighe» den, dat wil zeggen, met eene foort van openbaare over»  REISBESCHRIJVINGEN. 387: Strekking. Getal der dagen. overeenkomst gepaardi Eenige zamengewondene kruiden, welke een gedeelte des lichaanrs naauwlijks bedekken, zijn de eenige kleedij der getrouwde vrouwen en huwbaare dogteren ; de overigen gaan geheel naakt. Van de menigvuldige flaaven , welke uit dit land gehaald worden, zijn zommigen krijgsgevangenen in de geftadige oorlogen, die zij onder elkander voeren ; door verraad zijn de overigen den zulken in handen gevallen, die ze verkoopen. Voorts beweert men, dat niets onder hen meer geméén is , in tijden van gebrek, dan dat een vader zijne kinderen verkoopt. Te Scheibön ontmoet men eenige Mahometaanen onder de afgodendienaars". Deeze Bb 3 dek-  388 REISBESCHRIJVINGEN, Strekking. Getal der dagen. dekken hun lichaam met kleederen. Mij is niet gebleeken^ of ze al dan niet van het geflagt der Arabie* ren zijn. De volken, van welke wij gefproken hebben , maaken onderfcheidene horden van Negers uit, die alleen aan hunne bijzondere opperhoofden gehoorzaamen;wiergezag, evenwel, oorlogstijden alleen uitgezonderd, niet veel te beduiden heeft. De Mek van Sennaar hadt de gewoonte , om eenige belastingen van de bewooners van Scheibön te vorderen ; doch deeze belastingen waren onbepaald , zoo wel met opzigt tot de fommen, als tot de betaaltijden. Van Scheibön na Schourron.-) z ^ 2 Van Schourron na Louca. J * De  REISBESCHRIJVINGEN. 389 1 ' Strekking. Getal der dagen. De bewooners ftaan insgelijks onder het bevel eens onafhanklijken opperhoofds. Louca is om zijne goudmijnen vermaard. Hier, zoo wel als te Scheibön, dient dit metaal tot het eenig teeken van koopwisfelinge onder de landzaaten. Van Louca na Koheila. W. i| Koheila wordt van Arabieren bewoond, die aan geehen der koningen des lands onderhorig zijn. Men treft onder hen eenige afgodendienaars aan. Van Koheila na de ftad Tlinga. t De inwooners van Tlinga zijn Mahometaanen; de Arabieren noemen dit land DarKimana. Van Tlinga tot aan GibelSahd. i Bb < Gk  30o REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal der dagen. Gibel-Sahd is aan het rijk van Sennaar onderhorig. VanGibel-SahdnaBaha-eddin. N, ï Altoos in het land van Dar - Kimana. Van Baha- ed-dïn toe aan de ' Gibel-el-Abid. N. N. O. * Van de Gibel rel-Abid na Toumbroül. N. -\ Toumbroül is aan den koning van Tuclaoui onderhorig; Van Toumbroül na Seifaban. N. i Geene andere bewooners heefc Seifaban dan Arabieren. Van Seifaban na Abdome, N« & Van Abdome na Touggala, hoofdftad van het koninkrijk Tuclaoui. N. | Dee-,  REISBESCHRIJVINGEN. 391 Strekking. Getil der «lagen. Deeze landftreek is bekend bij den naam van Sagournic, het land der bergbewooners. Van Touggala na Deïr. N. 1 Van Deïr tot aan Gibel- el-Deir. N. 1 Van de Gibel- el - Deir na Gibel-el-Boucclé. N.N1W. 1 ■Van Gibel - el - Boucclé na Ibeit. N. I Van Ril na Wara , hoofdftad van Bergou, Van Ril tot aan Gibel* Marra. Diepe zandgronden. W. ü Van Gibel-Marra na Bis- chara Taib. W. a Van Bischara Taib tot aan de grenzen van Dar - four. W. 5 Alle deeze wegen zijn Bb 4 kerg-  $o* REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal de* , . , dagen, bergagtig en met rotzen doorfneeden. Van Rïl vertrekkende, en westwaarts voortreizende, ontmoet men, tot Dar-four toe, niets dan Ma. hometaanen. De bronnen, uit den hoogen berg, GibelMarra genaamd, voortkoomende, leveren eenige merkwaardige bijzonderheden op. Men zegt, dat derzelver wateren zwavelagtig zijn. Tarwe groeit er in overvloed in deeze oorden , en maakt , nevens de mahreik, den gewoonen kost der inwooneren uit. Toümoürkées is de naam der landzaaten, welke men op de grenzen van Four, ten westen van dat keizerrijk, ontmoet. Van de grenzen van Darfour tot aan de DarRouma. W. t. N. 8 He*  REISBESCHRIJVINGEN. 393 Strekking. Getal dei dagen. Het land is woest; de grond met zand en klei gemengd ; men vindt er een weinig waters. Van de Dar - Rouma na Kibbeid. N. O. * Kibbeid ligt op eenen heuvel, of liever rots. Van Kibbeid na Kajachsha. N. O. I Van Kajachsha na Bendala. N. O. ih Bendala is de verblijfplaats der flaaven des Sultans van Bergou. De bewooners van Rouma zijn afgodendienaars, gelijk ook alle de volgende opgezetenen-, die men vervolgens tot aan Bendala ontmoet. Van Bendala na Oullad-elBoucca. N. O, I Het land van Boucca is zeer bergagtig. Bb 5 Van  394 REISBESCHRIJVINGEN, Strekking. Getal der Van Boucca tot aan de Dar- Misfelad. N. O. i Van de Dar-Misfelad na Wara, de verblijfplaats des Sultans van Bergou. N. O. o| Van Wara tot aan de Baharel- Gazalle. Van Wara na Nimr. i Nimr is de gewoone verblijfplaats der kooplieden. van het gewest, eveneens als Cobbé van dié van Dar- 1 four. Van Nimr na Battah. * Battah ligt aan eene kleine rivier, die eerst zuidwaarts ftroomt, en vervolgens haaren loop na het westen neemende , zich in dén Bahrel-Fittré gaat ontlasten. Battah behoort aan de Misfelads. Van  REISBESCHRIJVINGEN. &QS Strekking. Getal der dagen. Van Battah na Dirota. W: i Van Dirota tot aan Dar- Hoummar. 2 Van Dirota tot aan DarHoummar loopt de weg over een kleiagtigen grond. Van Dar-Hoummac na Cofeiat. l Dar-Houmm&r is een rots- agtig land. Van Cofeiat na Schungeiat. ï Cofeiat en Schungeiat zijn twee fteden, die van af go difche natiën bewoond'worden. -n ut tyti&l mo t, né$i«iwsv Van Schungeiat na Dar- Dajeou. 1 Van Dar-Dajeou na Dar- .} Couka. . : I Dit land wordt van Mahometaanen bewoond. Van Dar-Couka na Mud-. dago. Mud-  §9endanN. 1 Van Doreng na Dageou. J t. O. s Hier is de weg zandagtig, en het land wordt van Mahometaanen bewoond. Van Dageou na Kergna. "é N. en 2 Van Kergna na Ghannïtn. Vnu en dan 2 Van Ghannim na Döuida. JN. t, O. 2 Deeze weg is bergagtig, de grond zandagtig, en met Cc 4 boo-  *o8 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking Getal de* boomen bedelft» De bewooners zijn Mahometaanen, die onder het gebied des Sul* tans van Bergou liaan. Van Douida na Bencia. N, t. O. i Van Bencia na Dongata. N. t. O. 3 Van Dongata na Bendala. W. 3 Hier is het land bergagtig. Van Bendala na Boujid. Z. Z. W. % Van Boujid na Kibbeid. ^ Deeze weg is insgelijks bergagtig. Van Kibbeid na Kajachfa. Z. a Van Kajachfa na Banian. Z. 2, Van Daniao na Ain. Z. 3 Var> Ain na Kouddano. Z. 1 Va» Kouddano na Gizsn. Z. O. 2, Van Gizan na Wara. Z. 4  REISBESCHRIJVINGEN. 409 Strekking. Getal der \ dagen. i Anderen weg van Wara en te rug. Van Wara na Meddeifis. 1 tt$ Van Middeifis na Beit-el - | Habbouba. I 2 Van Beit-el-Habbouba na \^ ^ Trouanié. 2* Van Trouanié na Gidïd. ï Van Gidid na Kouddano. Van Kouddano na Wara. J 3 Andere weg. Van Wara na Birket:el- Rumli. W.Z.W. 4 Van Birket - el - Rumli na Gozé, dat wil zeggen , de zandgronden. N 2 Van Gozé na Dirota. -* 2! Van Dirota na Boutta. > O. Van Boutta na Wara. J * Nabij Boutta ftroomt eene kleine rivier, van welke men mij den naam niet wist te noemen. De aangeweezen weg is met eene^foort van Cc 5 bor>  4*o REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal der boomen beplant, draagende, da,Sen' naar men mij berigtte, witte bladeren, en wier vrugt alleen ten fpijze voor kameelen kan dienen, die er gre- ' tig op gefield zijn. Die boom heet Couïcoul, Weg van Cohbé na de kopermijnen^ van Fertii. Van Cobbé na Cpusfé. ") ï Van Cousfë na Courrio. \% Van Courrio na Treiga. , t Een zandagtige weg. I > Van Treiga na Beit-Melek- Eide. r Van Beit-Melek-Eide tot aan Dar - Mis'felad. >v TTT 3 fZ. t.W. * Een land, van rotzen I doorfneeden. Van Dar-Misfelad tot aan Dar - Marra. jj Hier woonen Kaffers. Van Dar - Marra tot aan Dar-Foungaro. \' 3 An-  REISBESCHRIJVINGEN, ui Strekking. Getal dex dagen. Anderhalven dag loopt de weg over het gebergte, en vervolgens door bosfchen of over vlakten van kleiagtigen grond. VanDar-Fourgaro naDar-el- Abid-es Sultan-Four. si Van Dar-el-Abid-es-Sultan-Four tot aan Dar-elNahas. 8* Deeze weg is van rotzen doorfneeden, en de grond van hoogroode aarde. Behalven een ligten en dunnen fiuier, waar mede de bewooners deezer landen de fchaamdeelen bedekken, gaan zij, voor't overige, geheel naakt. Van de Dahr-el-Nahas tot-| § aan de Bahr-el-Taisha. [ Q 3 Van de Bahr-el-Taisha tot | aan de Bahr-el-Abiad. J 4* De  4i2 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal der De Bahr-el-Taisha ontlast daSe°' zich in de Bahr-el-Abiad, nabij eene plaats, Tenderni genaamd , van afgodendienaars bewoond, bij den naam van Cousni bekend. Deeze ftreek is met palmboomen bedekt, en met nog eene andere foort van boomen, die, volgens de befchrijving, , welke men mij daar van heeft gegeeven, zeer veel naar den kokosboom zouden gelijken. Uit de bovenftaande opgaven blijkt het, dat Cobbé, wanneer men zijnen weg ten naasten bij zuidwaarts richt, drieëntwintig dagreizen van de kopermijnen ligt, en dat de Bahr - el - Abiad van daar op eenen afftand van zeven en een half dagreizen oost- ' waarts ligt.  REISBESCHRIJVINGEN. 4,$$ Strekking. Getal der dagen. ff eg van Dar-Bergou tot aan den oorfprong van de Bahr -el-Abiad. Men verzekert, dat de oorfprong van de Bahr-el Abiad tien dagreizen ten zuiden van Abou - Telfan ligt; doch vermits de perfoon, van welken ik aangaande deezen weg eenige narigten bekwam , denzelven nooit bereisd hadt, heb ik, ten deezen opzigte, geene uitvoerige bijzonderheden kutmen te weeten komen. Donga is de naam van het gewest, alwaar deeze boom wordt gevonden. Zeer bergagtig is dit land. De plaats, alwaar de rivier haaren oorfprong neemt, is, naar men wil, eene verzameling van bergen, Koumri genaamd; en men telt er tot veertig toe, uit welke veele beekjes  414 REISBESCHRIJVINGEN. Strekking. Getal der jes voortkoomen , die zich daSen' in een eenig kanaal vereenigen, om de Bahr-el-Abiad te vormen. Van tijd tot tijd doen de inwooners van Bergou uitvallen in dit gewest, met oogmerk om er flaaven weg te neemen; doch tusfchen hen en de oorfpronklijke landbewooners heefc geenerlei handelgemeenfchap plaats. De laastgemelden zijn afgodendienaars. Zij zijn zwart van kleur, en gaan moedernaakt. Hun land, zegt men, ligt twintig dagreizen van de grenzen van Bornou. De weg, welke derwaarts loopt, is bergagtig. Van Donga tot aan Schillouk rekent men dertig dagreizen.  AANHANGZEL. N°. 3. üptfc Weerkundige Tafel voor het Jaar 1794, JANUARY. FEBRUARY j Dage.. Hointé Hoogte i Dage» «oogce Huogle S • de? der Wind- J der Windder Therm. Theim. d« Therm. Therai. 7 u. 3 u. flreek. ' 7 »• , 3 u. ftreek. Maand, 's M. *s Nam. Maand, 's M. 's Nam. 1 53 76 T I 62 «9 1 O i 2 6o 76 2 6i 72 S 3 59 75 3 58 74 * 4 6i 8o > 4 58 73 Z\ \ 5 6o 79 £■ 5 52 7o > s ó 61 .9 °- 6 50 70 7 57 78 525 7 54 73 ~ 8 53 75 8 8 55 74 g. 9 58 78 I S, 9 52 7^ J 10 59 80 g 10 56 76 N.« 11 56 75 * " 60 78 Nv 12 51 72 12 61 77 h 5 en 17 51 74 W.N.W. 17 62 80 Z. 18 51 76 ia 60 8f 19 53 73 19 58 76 20 55 76 N.W. 20 Sb 75 . 21 53 74 21 55 75 W. 22 56 79 W. 22 56 75 W.Z.W. 23 55 78 23 55 72 i 24. 51 72 W.Z.W. 24 54 72 Z. 25 52 76 25 56 71 26 58 80 } 26 53 70 27 57 80 > Z W H 54 75 28 60 81 f L' W- 28 52 7i 29 63 8: J 30 I 60 80 I 31 61 81  416* A A N~M A NG Z EL. j Weerkundige Tafel voor het Jaar 1794. [ MAART. APRIL. Oigen Hoogde Hoogt. Dagcll I H (] der der « Wind- der HPr 1 «r- j der Tl,er„, Therm. dtr Therm T "rm. ^ Maand, s M. 's Nam Maand, '\ M 'a Nam. ftteek' 1 73 83 1 I 80 97 1 2 72 83 2 79 96 ö 3 74- 84 | 3 79 97 0 4 74 85 > W. 4 78 95 w 5 73 82 5 82 98 | 6 76 84 6 80 96 S . 7 80 83 J 7 8t 96 2 8 80 S4 Z. 8 79 95 > • 9 76 84 Z. 9 8o 94 ! ° *P 76 i-4 10 80 94i I •z, M 72 85 Z.Z. W. 11 8r 96 12 75 86 I 12 82 95 ? 13 73 84 j 13 79 94 < *4 73 84 |J .14 8o 9S ^ 15 47 86 15 82 p8 j 16 76 E6 Z. W. I 16 83 98 Z. '7 77 86 I 17 83 981 Z. Z. O 18 75 87 18 S3 99 Z. ' *9 78 87 Z. O. 19 80 97 20 80 83 Z. I 20 81 97 21 79 86 Z. O. ! 21 81 96 Z. 22 80 Sr 22 ?9 9S z 23 81 81 z. O. 23 80 94 N. W. 24 79 87 z. 24 82 96 Z. 25 78 8S Z. 25 g2i 98 I z. 26 77 85 Z. 26 82 98 Z. *7 79 85 27 84 ioo z. 28 76 f4 28 8+ I0I 29 79 84 29 83 101 30 77 85 W.Z.W. 3o 80 95 N. W. 31 I :  AANHANGZEL. 4'? Weerkundige Tafel voor het Jaar 1794. _ __ - M A IJ. JUN IJ. Dagen Hoogte Hoogte Dagen' Hoogte Hoogte der der Wind* der der Windder., Therm. Therm. der Therm. Therm. 7 u. 3 u. ftreek. 7 u. 3 u. ftreek. ■Maand, 's M. 's Nam. Maand 's M. 's Nam. 1 85 99 1 80 94 Nè W. 2 88 92 2 77 86 N. W. 3 88 94 N 3 82 90 N. W. 4 86 95 " 4 83 94 Ni 5 85 95' 2, 5 83 94 N. 6 84 94 N 6 84 94 Z. O. 7 84 96 ' 7 84 95 Z. O. 8 84I 96 P 8 84 79 'L. 9 85 97 ao 9 82 90 N. W\ 10 86 97 SI 10 81 90 N. W. 11 87 97 n 11 81 8' 12 87 98 re 12 83 89 N. W. 13 87 99 §. J3 86 91 N. W. 1 14 82 99 n 14 S7 95 Z. O. 15 81 94 re IS 87 95 Z O. i 16 82J 95 " iö 86 95 z, 17 86 99 3 17 88 96 Z. 18 86 99 o 18 87 96 Z. 1.9 85 97 » 19 82 89 " 20 85 96I " 20 83 88 21 84 94 £, 21 82* 83 22 83 90 g 22 81 90 ö 23 85 96 s 23 81 91 o 24 87 96 ^ 24 80 9r I cg 25 86 98 J? 25 79 92i r £ 26 86 96 26 76 90 n; 27 88 97 & 27 77 90 ^ 28 87 99 a 28 79 94 29 87 100 P4 29 80 9? O 30 85 98 30 81 97 J 31 84 98  4*8 / AANHANGZEL» Weerkundige Tafel voor het Jaar 1794, J U L IJ. AUGUSTUS. Dagen Hoogte Hoogte Dagen Hoogte Hoogte der der Wind- der der Windder Therm. Therm. der Therm. Therm. 7 «• 3 ftreek. 7 u. 3 u. ftreek. Maand. 's»I. '5 Nam. Maand, 's M. 's Nam. m - « ( u. 1 82 93 1 1 79 90 2 85 95 2 79 93 3 85 98 N 3 82 93 Z. O. 4 85 94- ' 4 80 91 Z. 5 83 94 P 5 80 91 6 85 941 o 6 84 96 7 87 °5 . ^ 7 85 95 8 86 97 ^ ff 8 82 94 9 87 97 3 9 82 93 N. 10 88 97 ^ 10 83 94 N.N.W ir 87 95 5" 11 84 94 O. 12 84 93 p- 12 83 94 Z. O. 13 82 90 13 u 97 j J4 82 90 14 84 92 1 15 82 91 -» | 15 g+ 92 ; ,ö 81 92i i 16 85 94 17 83 94 N. W. ; I? g2 9I z> IB 83 94 W. j8 80 92 119 83 93 N. W. j I9 7S 92 ; 20 86 95 Z. W. 1 20 80 93 N. W. ! 21 85 ^6 W\ ; 21 81 94 Z. O. 1% 86 95 Z. W. 22 &i 94 j 23 84 92 1 23 83 94 j 24 8o 92 1 24 84 9; 1 g ,25 80 91 | N 25 84 97 :i 8 I 26 81 PI | o 26 80 92 s i 27 94 \ "J 27 83 92 L N ] 28 82 94 | \ 28 82 93 | ° 29 85 97 j Q , 29 84 95 I Cs ! 30 85 98 1 30 85 95 ; 0 31 85 98 J 3I &4 96 J P \~ ' - ' ■- '—-  AANHANGZEL. 419 Dd a 1—• *- ■—1 — ' ■ Weerkundige Tafel voor het Jaar 1794. 0EPTEMBER. OCTOBER. Oagei, Hoogte Hoogte LSngen Hoogte . Hoogte |l Op der Wind- der d* Wind- I der Therm. Therm. der Therm. Theim. 7fu ?u. ftreek. 711. '3». ft,.eek. I vlaand s M. 's Nam. Maand, 's M. 's Nam. I 1 82 94. I 78 90 2 79 92 O.t.Z. 2 78 50 3 78 92 O. Z. O. 3 77 9 4 2o 95 4 80 91$ 5 81 95 5 76 93 I g! 6 80 94 O. 6 77 92 I " 7 78 93 7 82 02 /- S 8 82 94 Z. O. O.' 8 82 y3 !3 9 82 96 Z. ? O. | 9 So , 52 10 80 95 ' 10 79 92 11 84 95 Z. 0.§0. 11 78 90 12 84 03 12 80 89 13 83 94 Z. O. 13 81 93 .1 14 81 92 1+ 76 90 15 84 95 15 76 88 N- °- 16 80 94 16 76 89 N- 17 79 90 O. 17 79 91 N4 18 80 91 O. N. 0.1 ï8 ?8 90 19 80 92 N. O. 19 80 89 N. N. O 20 78 92 20 82 94. 21 82 94 21 82 93 22 82 93 22 79 93 23 79 90 23 80 93 N. W. 24 80 93 1 24 78 89 25 79 94 I 25 78 90 J N. 26 78 92 „ 26 80 91 N. 27 80 9ii > ^§ 27 79 92 N. Wi 28 82 - 94 OS 28 77 90 29 83 95 1 ' rt 29 77 89 30 8o 92 J 30 ?6 89 j 31 7.9 90 W.  420 AAN H ANGZEL Weêrkundïge Tafel voor het Jaar 1794.. 'NOVEMBER. DECEMBER. Uiiaen Hoogu Hoogte . '■ uaeen Hoogt* Hoogte der dér Wind- I ' der der Windder Ttjerm. Therm. | der Therm. Thefrri. 7 »• 3 u- ftreek. j 7 » 3 n. ftreek. Wand. 's M 'SNam. Maand, 's M. 's Nam. I 79 91 1 i 68 Sof N. W. * 78 88 2 69 8o N. W. 3 78 88 3 7I 8l 4 76 87 ^ 4 73 ï fa N.N.W. 5 78 88 ^ S 73 I 83 % W. 6 78 86 a j 6 72§ 82 Z. en O. 7 76 86 Sr 7 7i 80 Z. O. 8 74 85 ff- 'V I 73 83 9 75 86 >- ^ | 9 72 80 10 74 8i§ » 10 72 83 N. W. Ji 73 84 N 11 69 80 N. W. ja 73 3 8 17 74 82 J 17 66§ 82 >- 3 3 jvi 73 «2 , N. W. j'8 67 81 I S-S [9 75 82 N. I 19 67 j 81 J " 5 20 74 83 ! 20 68 82 n 21 72 81 N. 21 70 j 84 22 72 ' 8li N. 22 71 1 84 Z. 23 73 8** fj 23 70 84 >- en : 24 73 82 j 24 70 82 Z. O. 05 72 83 ' N. 2s 70 8ii i ffi 74 8;£ I en 26 66 1 80 I I 27 7?, 82 f N. W. | 27 66 81 2 f 73 Sii } j 28 65 79 N. W. 29 72 82 I 1 29 67 79 N. W. 50 74 83 J ! 30 67 81 ( 31 68 81  AANHANGZEL, 42* Weerkundige Tafel voor het Jaar 1795. _ . _____ J A N U A L< Y. FEBRUARY. Dagen Hoogte Hoogte Dagen Hoogte Hoogte der der Wind- der' der Wind- der Tlieiro. Therm der Therm. Therm. 7 11. 3 u. ftreek. 7 «• 3 u', ftreek. >taand. 's M. 's Nam. Maand, 's JU. 's Nam. 1 59 75 1 i 57 74 N. 2 64 78 2 56 75 N. 3 58 74 ^ 3 59 75 N. W- 4 58 76 S 4 öo N. 5 6o 76 SS 5 6o 76 6 6i 76 £ 6 6i 76 N. W. 7 62 77 7 57 72 N. 8 63 78 ^ 8 48 66 N. 9 63 76 ^ 9 5o 71 10 63 76 • 10 54 71 11 Co 75 o 11 52 74 N.N.W. 12 57 69 „ 12 55 76 13 57 69 • *3 55 74 N. W. | 14 57 71 S *4 57 75 ! 15 56 73 n '5 56 76 | 16 .Vö 73 " '6 59 76 17 55' 72i °\ J7 59 76 j8 59 Ï7 re 18' 60 78 19 58 77 gr 19 60 8a 20 53 73 ' 20 63 80 I 21 60 81 I 21 64 81 g I 22 60 79 J 22 65 81 g Ij 23 59 79 ~) 23 65 83 >■ £ 24 óo 79 24 65 82 ~ |. 25 58 80 | 25 64 82I N i 26 62 80 l Z. 26 64 ?2 27 6o 8r y en 27 65 83 V 28 62'ï 81 Z. O. 28 66 84 . J; 29 Co 80 I of geen Ij 30 61 co I Wind. 3i 59 78 J ■ ——————— Pin . Pel 3  4tS A A & H A N. G Z E L» Weerkundige Tafel voor het Jaar 1795. MAART. APRIL. 'Jngen Hoogte Hoogte Dagen Hoogte Hooste der der Wind- • de? der w, , der Therm. Therm. der T^ Tférfla, Hl»d7 3 u. ftreek. <» u. q u \ilaand. , 's M. 's Nam. Maand, 's M. 's Nam. _ . , 1 6J. 81 ï 70 50 N. v/. 2 66 84. 2 72 po N 3 66 80 N | 3 ?l 92 4 66 82 £? !■ 4- 73 92 5 ?4 £6 < j; S 76 93 6 72 9o I g I 6 76 93 7 74 ', 9o C ' 5 f 7 77 93 8 74 9x §• |j l U 11 9 69 88 S I 9 77 94 10 68 8J f 10 80 96 n 11 6y 9o n 80 96 ( 7 7 n 12 71 "5to * 12 76 92 ( r; *"u' 13 "22 f2 • 13 75 92 14 73 92 Z.W. 4 74 p2 T 15 7£ 92 Z. V/. I5 7I pr 16 70 91 16 73 92 17 72 91 W. i7 75 p3 • |I8 74 92 I • J8 75 95 ! 19 75 93 7 *9 76 95 ! 20 76 93 > 20 76 95 <5 j \ 21 7S 93 i 21 77 94 S I 22 75 5>2§ 22 77 94 £ g,J 1 23 74, 93 23 76 04 S 24 72. 92 ; 24 74 ^ K f *S 7i 92 . ss 74 9I r' I 26 77 94 Z. 26 72 53 27 74 91 27 73 osf 28 76 90 28 ?2 » ! 29 7Ö 93 29 73 94 I 30 73 92 30 75 Q5J J 3i I 70 9i N. W. |  AAN II ANGZEt 'm Weerkundige Tafel voor het Jaar 1795. M A IJ. J U N IJ. Dagen Hoogte Hoogte Dagen Hoogte Hoogte der der Wind- der der Windder Therm. Therm. der Therm. Therm. 7 3 u. ftreek. 7 u. 311, ftreek. Maand, 's M. 's Nam. Maand. 's M. s Nam. 1 77 93 N. I 76 98 N. W. 2 76 94. N. 2 76 92 3 76 94- N. 3 73 93 N.N.W. 4 77 94- 4 77 9*1 5 75 93 N. W. 5 80 90 6 77 96 N. N. W. 6 78 91 N. 7 73 96 7 78 92 N. W. 8 78 96 Z. 8 79 92 " 9 76 95 9 81 98 j iq 76 95 10 83 98 11 74 92 11 82 98 . 12 73 92 12 81 97 f Z. 13 73 91 N. O. 13 70 97 ! 14 72 91 N. O. 14 79 95 I 15 7° 89 N. O. 15 76 94. J 16 79 89 16 76 94 " 17 71 89 17 77 93 18 75 92 Z. O. 18 77 94 19 73 92 Z. O. 19 80 95 '20 75 92§ 20 80 94. 21 74 95 Z. 21 81 96 g 22 74 95 Z. 22 78 92Ï g 23 76 95 z. 23 76 98 >- S ; 24 78 7oo Z- O. 24 80 98 — : 25 79 98 Z. 25 79 96 N : 2-6 78 98 Z. 26 81 97 27 79 98 Z. Z. O. 27 82 97 ,28 77 96 28 80 96 29 77 95 N. W. 29 79 94i 30 78 96 3Q 8ai 96 i 3i 73 97  424 ■ AANHANG Z'EL. I' • =^g= 1 ' ' 1 1 ' " ' 11 —7* Weerkundige Tafel voor het Jaar 1795. J U L IJ. AUGUSTUS. 1 Dagen Hoogte I Hoogte ' Dagen Hoogte Hooate I der der Wind- der der Wind- ■ der Therm. Therm. der Therm, Therm. 7 u. 3 u- ftreek. 7 u. 3 u. ftreek. Maand, 's M. 'sNam. Maand, 's M. 's Nam. , I t 80 1 78 95 2 96 2 78 9+ 3 3 75, P* 4 3 4 74* 93 5 o 5 73 92 6 92 6 77 95 7 £ 7 78 97 8 78 91 SS 8 79 96 9 80 96 f 9 77 98 Z. 10 81 93 o- 10 81 100 Z. Z. O. 11 81 ioi 11 80 12 80 97 NS 12 79 13 79 97 • ~ 13 76 94 14 80 96 0„ 14 78 94 15 78 93 o 5 15 79 95 16 77 93 ^§1 16 78 95 17 78 92 °S, g 17 76 95 18 76 92 S-g 18 79 95 19 78 94 8 '6 91 j 9 80 95 s 9 78 ' 92 10 81 95 °* 10 80 92 11 79 93 n 11 75 90 n w 12 78 93 > 12 74 87 n.n.w. 13 80 94 y l3 74 gö 14 77 92 S o li 1+ . 72 86 n w n 15 75 .92 i| 15 7*1 86 16 74 90 j • 16 73 84 17 17 75 86 18 18 77 87 19 19 76 87 n. 20 20 80 89 21 21 76 86 22 22 75 85 2J 23 75 84 24 24 74 84 25 ! 25 76 84* 26 26 75£ 86 27 27 74 84 28 28 29 75 50 n. o. 29 72 81 30 74 90 n. o. 30 73 81 31 72 81 IL Düüx,, Êe  42Ö A A N. II A N G Z E L. Weerkundige Tafel yoor het Jaar 1795. NOVEMBER. DECEMBER. ) gen Hoogte Hoogte Dagen Hoogte Hooste der d«r Wind- der der Windder Theiro. Therm. der Therm. Thenn. 7 ü. 3 u. flrei-k. 7 u. 3 u. ftreek. ■ and. 's 'sNarn. Maand, 's M. 's'Nam. ' 1 70 83 Z. 1 2 72 87 2 3 7i 86 ! 3 4. 72 86 4 5 '3 87 S 6 69 88 6 7 69 82 N. O. 7 8 70 82 N. N. O. 8 9 69 80 9 10 68 8t 10 1 6| 82 11 2 69 ?o 12 59 71 | 13 o o 13 60 73 T4 68 79 14 62 79 r*5 69 8« .15 5? 76 V N 16 72r 86 16 57 77 r .7 72* 84 17 58 79 18 72 83ï 18 57 78 Tg 70 81 19 60 79 jl 20 71 82 _ 20 60 80 - 11 73 82 21 6a 80 22 7a 83 22 622 81 23 72 84 > Z. 23 61 81 >- Z. W. 24 <3* 86 j 24 57 80 25 73 85 { 25 58 80 26 72 85 J 26 s6 74 . 17 74 82 | 27 60 75 28 7i 80 28 56 76 27 70 80 I 29 5 7 76 30 70 79 I 3o 58 77 31 57 76  AANHANGZEL. 427 N°. 4. aanmerkingen Op eenige plaat zen in de Schriften van savarij en volneij, faakende Egypte. A lexandrie, zegt savarij, Tom. I. p. 27. is flegts een dorp , bevattende ter naauwer noop zesduizend inwooners. En wij ook hebben aangemerkt, hoe diep Alexandrie beneden de peil van zijnen alouden luister is gedaald; doch hoe onbepaald ook zijn moeten de berekeningen , op gronden gebouwd, welke een verblijf van etlijke maanden, of zelf van weinige weeken, moet opleveren, gemaklijk zal het ons vallen , de onnaauwkeu> righeid der opgave van savarij te bewijzen , door, onder andere daadzaaken, bekwaam om ten zelfden einde te dienen , aan te toeren, dat de ftad Alexandrie alleen, in den corlog tegen de Rusfen , aan den Grooten Ee 2 Heer  4-8 AANHANGZEL. Heer, zoo aan Zee- als aan Landfoldaaten , vierduizend man heeft geleverd, bekwaam om de wapens te voeren. Eene andere even buitenlpoorige opgave, in een tegengeftelden zin , is die van den zelfden Schrijver, het getal der inwooneren van Damiate op tachtigduizend begrootende; bijkans eens zoo groot is dit getal, ais de genoemde ftad met er daad bev2t. In een in 'c oogloopenden misflag vervalt savauij, wanneer hij, in het artikel der befchrijvinge van Memphis, van een klein vlek, Me/if, voormaals IVTemphis genaamd, gewaagt , en 't welk hij zegt een weinig ten zuiden der Piramiden te zijn gelegen. Vreemd zou het kunnen fchijnen, dat niet één Schrijver , vóór savarij, van eene plaats melding heeft gemaakt, zoo merkwaardig in de overeenkomst, welke er tusfchen haaren naam en dien der aloude hoofdftad zou gevonden wordtn. Daarenboven kan en mag de Schrijver ven dit Werk verzekeren, dat alle de naafpooringen , welke hij op onderfcheidene tijden heeft gedaan, niet in ftaat zijn geweest om hem de geringfte inlichting aangaande dit gewaande dorp aan de hand te geeven; en dat twee afgevaardigden der Franfche Repu-, bliek,  AANHANGZEL. 429 bliek, olivier en brugniere, geduurende een rijdverloop van verfcheiden maanden, welke zij, genoegzaam gelijktijdig niet hem , in Egypte hebben vertoefd , zich dz moeite der zelfde naafpooringen, en met ev en weinig gevolgs, hebben gegeeven. Zou men , uit kragt en op grond van dit alles, niet geregtigd zijn, om de aanweezigheid der plaatze, van welke savarij fpreekt, te ontkennen? De eenige Had in Egypte, wier naam eenige verregezogte overeenkomst met dien van Memphis heeft, is de ftad Menouf,, in de Delta , een groot aantal mijlen ten noorden der l'iramiden gelegen. Zonderling zou het weezen, indien de anekdote, welke savarij elders verhaalt, raakende m ourad-biïij en deszelfs herkenning van zijnen vader, aan de opmerkingc van alle Egyptifche kooplieden ontglipt ware } zommigen van welke , geduurende een tijdverloop van vijftig jaaren , zich hier te lande hebben onthouden , en die , over 'c geheel genomen, dusdanige vertellingen mee de grootfte gretigheid opzamelen. Waarheid is het, dat men menigmaalen het vindingrijk vernuft van Griekfche flaaven te baat neemt, om de uitlanders met foortgelijke verhaalen Ee 3 te  43o A A N H ANGZE U te vermaaken; maar savarij, in de gebruiklijkheden van Egypte zoo door en door ervaren , behoorde deeze vindingen van de waarheid der zaake onderfcheiden , en vooral niet door belachelijke venelzeltjes een werk ontluisterd te hebben , 't welk louter van een historifchen inhoud moest weezen. De daadzaaken daarenboven wederfpreeken elkander. " De man, van welken savarij fpreekt, is een werkman uit dc ommelanden van Damaskus, en Georgië het geboorteland van m o u r a d - b e ij. Deeze zelfde werkman , den wil hebbende na Cairo , gaat te Alexandrie te fcheep, zeventien dagreizen ten noordwesten van Damaskus gelegen , terwijl Beirout, Seïde , Akka of YafFa, drie zeehavens , niet meer dan vier dagreizen van DamaskHS, hem de zelfde gelegenheid aanbooden. Dit, men moet het bekennen, zou eene zonderlinge wijze van reizen zijn: en de Franfche wijsgeer heeft zich in zijne rekening vergist. Voor 't overige fchreef s a v a r ij over Egypte, en hij was niet in de verpligting om de kaart van Syrië te kennen. Elders fchrijft savarij aldus: „ Ik heb „ verfcheiden Ibisfen in de moerasfen van K Rofette gedood. Zij zijn hoog op de poo- » ten;  AANHANGZEL. 421 „ ten; het lichaam is fchraal, bij afvvisfeling wit en zwart, en de hals lang uitgeftrekt. „ Zij leeven van visfchen, kikvorfchen en „ kruipende dieren." Indien savarij had kunnen goedvinden, den Arabifchen naam diens vogels te melden, zoo zonderling om de verfcheidenheid van zijnen fmaak , zou men , door de vergelijking van den vogel, welken hij befchrijft, met den echten Ibis, de volkomene uitgebreidheid zijns'; misilags naauwkeurig kunnen berekenen. Voor 't overige vergenoegen zich anderen met het gezigt van éénen Ibis; maar rondom den Heer savarij zijn zij bij ge* heele troepen verzameld , om de fnaphaanfchooten te ontvangen , die hij voor hun gereed hadt. Misfchien moest hij ook niet onkundig zijn, dat gemeenlijk de vogels, die van visch leeven , geene kruipende dieren eeten , en wederkeerig. Vroeger dan savakij hadt pococke eene voldoende befchrijving gegeeven van de puinhoopen, welke men te Achmouneirs aantreft. Nor den was bij nacht langs dien weg gereisd , en heeft ze gevolglijk niet gezien; doch bruce maakt er insgelijks melding van. Intusfchen zou ik niet vreemd zijn van te Ee 4 ge-  432 AANHA'NGZEL. gelooven , dat het geen zij aan dit en .aan veele andere overblijfzels der aloudheid vonden, en als het verguldzei daar van vertoo» nen, niets anders dan eene foort van geel fchilderwerk is. 'c Geen kragt en gezag aan dit gevoelen geeft, is , dat ik aan niet één gedenkteeken van het aloude Egypte iets heb aangetroffen, 't welk naar verguldzei geleek. Misfchien zou het een belangrijk en der opmerkinge waardig vraagftuk zijn , te onderzoeken , welke ingrediënten mogen gediend hebben tot het zamenrnengzel deezer kleuren; die de verwoestingen des tijds aldus verduurd hebben. Eindelijk gewaagt nog savarij van hec legioen der Asfabs, als nog aanweezig ten tijde als hij fchreef, niettegenlraande dit legioen reeds eenige jaaren vroeger was afgedankt. Altijd zijn de Janitfaaren ten getale van ongeveer veertienduizend man op de krijgsrolle aangefchreeven; doch de meesten hunner zijn ftille burgers , die nooit het zwaard of de musket hebben behandeld. Uit deeze bende neemt men de deurwagters, de foldaaten, uitmaakende de kleine bezetting, die in het kasteel wordt geplaatst, enz. Ali-  AANHANGZEL. 433 A r. 1 - b p ij bediende zich inderdaad van een troep Janitfaaren , welke hij vervolgens in dienst houdt; doch mij is niet gebleeken , dat zii, zederc mohammed-beij-aboudhahab, toteenigen werkelijken krijgsdienst ziin gebruikt. De Tenk-tcheriaga, of hoofdbevelhebber der Janitfaaren , heeft den rang van Beij, gelijk ook de Kiahia en de lnhaoush. Deeze drie bevelhebbers worden dooiden raad der Beijs benoemd. De mindere bevelhebbers ontvangen hunne aanftelling van den Scheik • el - belad , eri waaken voor de inwendige veiligheid der ftad. Over 't geheel genomen fchijnt volneij te willen aanduiden, dat de vrouwen in Egypte veragt worden; daarenboven geeft hij voor, dat dezelve aldaar geene landerijen kunnen erven. Wat, vooreerst, het erfregt aangaat, zijn de vrouwen volmaakt in de zelfde gelegenheid als de mannen. Zoo wel als deeze treeden zij in het bezit van de ouderlijke nalaatenfehap, mids aan de Regeering zekere belasting betaalende, van welke niemand vrij is. Ee 5 Ten  434 AANHANGZEL. Ten tvvede is, in zekere opzigten , haar welland veel gunftlger en beter dan die der mannen. Over 't algemeen genomen hebben zij het gunftig gevoelen van het publiek op haare zijde; gemeenlijk wordt haare eigendom meer dan die der mannen geëerbiedigd; en in gevalle van onregtvaardigheid worden haare klagten, welke zij zomtijds in het overdrevene trekken , met veel meer gedulds gehoord. Eene weduw , van Monfalout in de Saïd gelegen , hadt een zeer aanzienlijk landgoed geërfd. So liman beit, Senjiak van dat gedeelte van Egypte 5 verlangde dit landgoed in eigendom te bezitten, en boodt aan, er zoo veel voor te willen betnaien als men zou eifchen. Doch vermids de weduw volftandig weïgeragrig bleef om haaren eigendom te verkoopen, en de Beij er volftrekt op gefteld was, tradt hij met haar in het huwelijk, niettegenftaande zij reeds hoogbejaard was en een zukkelend lichaam omdroeg. Vo lne.it verzekert, dat wanneer er geene fchepen uit and?re gewesten in de haven van Suez liggen, de ftad geene andere inwooners bevat, dan den Mamluk, die er het bewind voert, en eer.e bezetting, beftaande uit twaalf of veertien man. Te £>u.z telt men twaalf of  AANHANGZEL. 435 of dertien Moskeeën; voorwaar een vrij groot getal Moskeeën, voor dertien of veertien menfcheni Ook ontmoet men er een vrij aanzienlijk getal huizen, bij den naam van Koffijhuizen bekend. Niet zeer aanmerkelijk is het getal der inwooneren; maar evenwel'is Suez de verblijfplaats van vier of vijf aanzienlijke kooplieden , die met Cairo en veele andere fteden in Arabie handelgemeenfchap houden, en den Indifchen handel met Egypte drijven; iets, 't geen onvermijdelijk veele onderhoorigen vereischt, en veele andere kooplieden van minderen rang onderftelt. Ook ontmoet men te Suez Scheepstimmerlieden , en andere kunftenaars van onderfcheiden aart; een groote Khan of Okal, waarin de koopmanfchappen worden opgeflagen; eenige Griekfche Christenen , die er zich gevestigd hebben ; etlijke dienaars van den Mahometaanfchen eerdienst , en dan nog andere lieden ; zonder nu een groot aantal visfchers en zeevaarende lieden in rekening te brengen. De fchaarsheid van leevensmiddelen, de bezwaarlijkheid om water te bekoomen , en nog meer andere ongelegenheden, zijn gewisfelijk nadeelig voor de bevolking van Suez; doch geen den minften twijfel is het onderhevig, dat  436 AANHANGZEL. dat zij de berekening, door volneij voorgedraagen, zeer verre te boven gaat. Vervolgens verzekert volneij , dat er geene plaats in Egypte beiraat, zelf niet in Opper- Egypte , alwaar de gezigteinder niet onöverzienlijk is; en ten bewijze zijner ftellinge beroept hij zich op de Reiskaarten van norden; die juist het tegendeel bewijzen. Waarheid is dit, voor 't overige, ten aanzien van Neder - Egypte ; maar vervolgens van Cairo tot aan Asfouan , ontmoet men flegts eene kleine uitgeflrektheid , alwaar niet het oog aan alle zijden tegen bergen van verfchillende yertooningen floot. N°. 5.  AANHAN GZ-ELi %& N°. 5. Aanmerkingen op eenige bijzonderheden, vervat in de briefwhfeling der Franfche Officieren, welke boonaparte na Egypte verzeld hebben. In deeze briefwisfeling wordt gezegd , dat de afftand van Cairo van den waterval bijkans driehonderdzestig geografifche mijlen is. De Nijl neemt de gedaante niet van een geweldigen ftroom aan, en zelf van Asfouan tot aan Cairo klimt hij nooit boven zijne oevers, ingevolge der voorzorge, die men gebruikt, om de rivier bij tijds af te leiden in dwarsloopende graften, ten dien oogmerke gegraaven. Klaarblijkelijk is het, dat de Arabieren aan den omvang des muurs eener ftad niet meer uitgcftrektheids konden willen geeven , dan de inwooners moesten beflaan , welke zij voorhadden te befchermen. Gevolglijk dient de on-  *3& AANHANGSEL. onmeetelijke ledige ruimte, welke men tegenwoordig binnen dien omvang aantreft , ten bewijze, dat de ftad van haaren luister veel meer heeft veriooren onder de heerfchappij der Turken, dan zij daar van hadt veriooren zints den leeftijd van severus, tot aan het tijdftip, waarin de Sarazeenen Egypte veroverden. Fostot is niet het zelfde met het aloude Cairo, zoo als in de Franfche briefwisfeling wordt gezegd; 't is Mist- el'- Auikè , meer zuidwaarts gelegen. brief van den burger boijer. Hoogsttwijfelagtig is het bij mij, of er, zoo als de Burger boijer zegt, te Alexandrie eenige toren worde gevonden , ruim genoeg om zevenhonderd menfehen te kunnen bergen. De burger boijer geeft voor, dat de bende Marnmelukken is zamengefteld alleen uit lieden , die voor geld gekogt zijn, even gelijk men de flaaven koopt, en verzekert tevens , dat men onder dezelven Franfchen aantreft. In welk land worden er Franfchen verkogt ? Zoo veel alleen is waarfchijnlijk , dat indiener, onder den Marnmelukken, Franfchen  AANHANGZEL. 439 fchen zijn , dezelve flegts drie of vier kunnen weezen , die den Mahometaanfchen godsdienst hebben aangenomen , doch die zekerlijk niet voor geld gekogt zijn. Ik geloof niet, dat in eenen veldflag een Mammeluk van meer dan éénen voetknegt wordt verzeld: want zelf ónder de officieren van deeze bende, de geringfle van welke gemeenlijk van een talrijk gevolg omringd zijn, ontmoet men er niet een eenigen , die , op het flagveld, niet alle vertooningen van onderfcheidinge tragt te verwijderen , die geen ander gevolg zouden hebben , dan om hem dies te meer bloot te ftellen. Zelden heeft een Mammeluk meer dan één ftaphaan. Zoo ras hij een fchot gedaan heeft, geeft hij het geweer aan den fantafin r die hem verzelt, om het door deezen, ingevalle van nood, van nieuws te doen laaden. Daarenboven heeft elk Mammeluk een paar piftoolen in zijnen gordel, en een ander paar. in de holfters, welke hij niet bij zich draagt. Wat aangaat den koker , met pijlen gevuld, nooit heb ik er van hooren fpreeken. Zomtijds , wanneer de Marnmelukken tegen de Bedouinen optrekken , bedienen zij zich van een ligt fpriet, ter lengte van ongeveer zes voe-  44* AANHANGZEL. voeten , of ook wel van een misdrak, ter lengte van tien of twaalf voeten. De fpriec wordt geworpen. De misdrak dient flegts voor een oogenblik, zonder dat de Mammeluk dezelve uit zijne handen loslaate; doch zoo min het een ais het ander geweer maakt een gedeelce van de gewoone wapenrustinge der Marnmelukken uit. De meesten van hun zijn goede ruiters,, en bedienen zich van een fabel met buitengewoone handigheid ; doch nimmer gebruiken zij twee te gelijk. Dit gedeelte des verhaals van den Franfchen officier zou het aanzien kunnen hebben, hem te zijn medegedeeld door den eenen of anderen Egyptenaar, die, naar gewoonte, de meeste bijzonderheden van hetzelve zal overdreeven hebben. Geene twintig, maar flegts twaalf of vijftien mijlen, ligt Alexandrie van den mond des Nijls. De anekdote van den Scheik , door den busgcr boijer verhaald, komt mij voor, alle kenmerken van echtheid te bezitten. Maar ten aanzien van het volgende voorval komt hij mij voor, kwalijk onderricht te zijn. Verre is 't er af, dat de Mahometaanen, en inzonderheid de Egyptenaars, de gerin-fle on«  AANHANGZEL. 441 onverfchilligheid omtrent hunne kinderen aan den dag leggen; integendeel maaken zij er zeer veel werks van , en draagen zorge voor derzei ver welvaart, met eene tederheid, welke , althans in zekere opzigten , dien zoo' bezwaarlijk te treffen middenweg zou daarftellen, tusfchen eene overbodige toegeevendheid en eene noodlooze ftrengheid, en welke , dag aan dag , den ouderen de vrugten van een zoo verftandlg ontwerp doet genieten. Zeer weinige voorbeelden ontmoet men in Egypte van ontaarte zoonen. Wat de vrouwen aangaat, die haare kinderen te koop veilen , de eerfte , misfchien , is b o ij e r , welke ze heeft aangetroffen ; en mij dunkt, dat terwijl ik te Cairo was , hoedanig eenen prijs men ook voor een kind zou hebben moge uitlooven , zelf de behoeftigfte der Egyptifche moeders haar kind niet zou hebben willen verkoopen, al ware het aan mourad-beij zei ven. Al wat men mag gelooven , is , dat de brieffchrijver ten deezen opzigte verkeerd onderricht is. De Egyptenaars, zegt hij, gaan halfnaakt. Wel nu ! . indien het klimaat zulks toeliet, 'zouden ook de inwooners van Groot-Britannie niet half naakt loopen?—, Zij hebben 1 II. deel. Ff een  442 AANHANGZEL. een walglijken huid. Geen land is er, misfchien, alwaar de gemeene lieden minder aan huidziekten onderhevig zijn , of alwaar zij zelf gladder vel hebben. — Zij vroeten in de moerasfen. Waar is het land , daar de menfehen , die in den grond, in de graften , enz. werken , zeer gefield zijn op zindelijkheid ? Doch daarenboven , indien men de lieden uitzondere, welke tot het. reinigen van de kanaalen van den Nijl gebruikt worden , weet ik niet dat eenig Egyptenaar er zijn werk van maakt, om de vuiligheden, met welke die kanaalen vervuld zijn, te roeren en te doorzoeken. De huizen te Alexandiie worc'en wel onderhouden ; en volgens de denkbeelden der zulken , die ze bewoont n , mag het verblijf in dezelve aangenaam g(noe:nd worden; doch een Franschman of een Engelschman zou het akelig kunnen ocrdeelen. * . Ook in andere opzigten mangelt het co ij er aan naauwkeurighcid. SJegts weinige eigendommen bezitten de Arabieren ten westen van den westlijken arm des Nijls; doch ten oosten van dien zelfden arm breiden zij zich uit langs den weg tot aan Bilbeis en Salehich. De dorpen zijn er inde- daadj  A.ANHANGZ E t. 443 daad flegt gebouwd; doch men moet in aanmerking neemen, dat een huis aldaar tot geen ander oogmerk dient, dan om zich tegen de hitte der zonne te verfchuilen; dat .onze uoe* een huizen , die zoo fterk , zoo digt gefloten , en met roode pannen zoo zorgvuldig zijn gedekt, in Egypte onverdraagelijke woonplaatzen zouden weezen. De bewooners hief: te lande zijn armoedig ; doch de reden hief van is, omdat de Regeering dwingelandisch is ; in geenerlei afkeerigheid van den arbeid heeft hunne armoede haaren grondflag. De troebele kleur, welke aan de wateren van den Nijl de flibbe geeft , welken dezelve medevoert, verftrekt den Egyptenanren nicc tot eene reden , die hun verhindert daar van te dfinken. Met water keuren zij niet af, dan wanneer het onrein is. Hunne wet befchouwt het water niet als onrein , wanrvaii een paerd, een os of een kameel gedronken heeft; doch onrein wordt het, zoo dra een hond daar van gedronken, of een mensch in hetzelve zijne handen heeft gewasfehen, B o ij e r fchijnt niet de vereischte naauwkeurigheid te hebben . in agt genomen , in ziine berekening van het getal der inwopneren van Cairo Hij begroot hetzelve Ff» of  444 AANHANGZEL. op viermaalhonderdduizend; 't geen mij voorkoomt, omtrent een vierde gedeelte te hoog gefield te zijn. Erg zijn de ftraaten van Cairo; maar indien zij breeder waren. zou'zulks zeer ongemaklï;k weezen. De huizen zijn er in eene tamelijk rechte lijn gebouwd. De ftad, gelijk b li'ken kan uit den platten grond, door nik buur in 't licht gegeeven> is, in haare lengte, verdeeld door wee lange ftraaten, die met de rivier evenwijdig loopen. De overigen maaken ten opzigte van elkander geerie rechte hoeken uit; nogthans zijn er veele, die recht loopen. In Egypte kunnen alle dienaars van den gcdllken eerdienst, en alle eenigzins welgefteide kooplieden, leezen, en veelen onder hen • ok fchrijven. Onder do laatften ontmoet men er niet weinigen, die hunne dogters in het leezen pnderwijzen. De meeste Koppen kunnen leezen en fchrijven. Wien zouden dan de lees- en fchrijfkunst eene zoo fterk werkende verwondering kunnen inboeze» men ? Zouden het de foldaaten, de boeren of de onweetende-en werkende klasfen zijn? Weinigen onder hen inderdaad kunnen leezen en fchrijven; maar hoe is het mogelijk, dat zij  AANHANGZEL. 445. zij met bewondering tegen iets kunnen opzien, 't geen zij dagelijks zien verrigten? brief van den generaal b e r th ier. Den 2 Fructidor, 7de jaar. Volgens den Generaal berthier zouden de Franfehe troepen geheel Egypte in bezit hebben. Intusfchen blijkt het, dat de uiterfte post, welken zij hadden bemagtigd, een verfchanste legerplaats was, vier mijlen van Cairo. Nog honderd dertig mijlen gronds hadden zij derhalven voor de fcheenen , die nog moesten veroverd worden (*). Onmogelijk dunkt het mij, dat de oude haven honderdvijftlg fchepen kan bevatten, in plaats van driehonderd, waarvan de Generaal berthier fpreekt. brief (*) De Generaal berthier bedoelt, waarfchijnlijk , Neder-Egypte. Opper-Egypte wierdt zedert door wijlen den Generaal dêsaiï bemagtigd. Men weet wat 'er zedert van de Eranichen in Egypte is geworden. Vert. Ff 3  446* AANIIANGZE L. brief van den heer JUUEN. De fchrijver van deezen brief zegt, dac de troepen van Cairo zich dikmaals vereenigen, enz. Jaarlijks viert men, indedaad, ter eere van ma homkt, een feest, Mewlet-el-ncbU genaamd, 't welk één dag duurt. Een ander jaarlijksch feest vieren zij in 't oogenblik als de Khairge wordt geopend; éénen dag duurt irugelijks dit feest. Wat is de reden, dat de loldaaten zoo dikmaals verzamelen, om twee feesten te vieren? Met allernoodzaaklijkde tot het onderhoud van het kanaal van Alexandrie was , dat het ontheven wierdt van het zand, 't welk aldaar was oceengeltapeld, en dat er een dyk wierdt opgeworpen, bekwaam om het tegen de opstoppingen, door de zee veroorzaakt, te beveiligen. Doch de inwooners van Alexandrie weigerden, deeze werken op hunne eigen kosten te onderneemen , uit vreezc dat men in het toekoomende daar uit zou befluiten, dat alle openbaare werken hun aangingen, en dat.de Bcijs zich aan niets van da: alles zouden laa^ ten gelegen zijn.  AANHANGZEL. 44Z brief van den heer dolomieu, De Heer dolomieu zegt, dat het aloude Alexandrie gelegen was op een ftrook lands, nieuwlings ontftaan, ten tijde als de ftad gebouwd wierdt. Indien zijne meening zij, dat de ftad den oever zedert korten tijd hadt verlaaten, is zulks wel mogelijk. De grond, welke de ftad omringt, is een rots met zand gemengd , en die alleen door aan-f gevoerde aarde vrugtbaar fchijnt gemaakt te zijn. Maar indien hij onderftelde, dat die gewest, even als de Delta, ontftaan is van den ilibber, uit de rivier bezakt, geloof ik dat hij zich bedriegt: want de daadzaaken, welke, door haare wederzrjdfche gelijkheid, ten bewijze moesten dienen, om deeze over-' eenftemmirg van afkomst te doen zien, loopen hier rechtdraads tegen elkander aan. De ftrook, welke het meir van de zee fcheidt, is een verler.gzel van den rots, die zints de vroegfte tijden aanweezig fchijnt geweest te zijn. De aanmerking, welke de Heer dolomieu, raakende de rotzen van pompejus aanvoert, is niet nieuw. Met dit alles kan ik niet toefternmen, dat het voetftuk en het Ff 4 ka-  443 AANHANGZEL. kapiteel deezer kolom van een flegten fmaak zijn. De tijd heeft het plat verhevene van het bladerwerk en dat der kolommen week gemaakt ; en misfchien was er zelf geene mogelijkheid om in graniet te fijnwerken. Maar hoewel de evenredigheden met de nieuwe Korinthifche orde niet volkomen overeenflemmen, zij kwamen mij voor, de beste tijden der bouwkunde niet onwaardig te zifn. Wat de hoogte van den Obelisk aangaat , wat uitgraavingen hier omtrent zouden kunnen doen ontdekken, is mij onbekend. Doch indien men deezen met de Obelisken van ïheben vergelijkt, is het niet te gelooven dat dezelve eene aanmerkelijke diepte in den grond beflaat. Waarfchijnlijk zal hij in den bloeiendften tijd van Alexandrie opgericht zijn; en, naastdenkelijk, waren er toenmaals puinhocpen genoeg voorhanden, om dezelve xot grondflagen voor andere gebouwen te doen dienen. Uit de onderfcheiden ftanden van den Obelisk , die in zijn geheel is gebleeven , en van dien eens anderen, van welken flegts een gedeelte overig is, meen ik te mogen befluiten, dat geen van beiden immer van zijne plaats gerukt wierdt, en dat zij te zamen tot fieraad des ingangs van eenig openbaar  AANHANGZEL. 449 < baar gebouw gediend hebben. De Obelisk ftaat in het laagfte gedeelte der ftad, waarvan de grond overal merkelijk verzakt is, en niet veel boven het waterpas der zee uitfteekt. Hoe zal men dan deeze puinhoopen van gebouwen kunnen verklaaren , nog heden laager gelegen dan de plaats, alwaar de Obelisk ftaat?,Misfchien vondt men den grond niet vast genoeg, en heeft men den Obelisk op zeer diepe fondamenten geplaatst; en dit is het, 't geen de geleerde Franschman voor puinhoopen heeft aangezien. Volgens mijne berekening is de hoogte der Piramide eenige voeten minder , dan de Heer dolomieü daar aan toefchrijfr.; doch dit verfchil heeft weinig te beteekenen. El-Mohobout is eene foort van fort. Ook is 't het graf van eenen Heilige. Het ftaat op eene hoogte, nabij de Arabifche Golf, welke het gedeeltelijk beftrijkt. EINDE.  m    -