01 1093 3777 US AMSTERDAM  GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND. EERSTE DEEL.   GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND, VAN Dlï^VROEGSTE T IJ DEN AF,T O T DAT HET EEN ROMEINSCH WINGEWEST WERD. DOOR WILLIAM ROBERTSON, EERSTE DEEL. NAAR DEN TWEEDEN D K L, iv tTIT HET ENRELSCH VERTAALD. Te UTRECHT, AMSTERDAM en HAARLEM, hij A. VAN PADDENBURG, W, HQLTROP en C. FAN DER AA. M D C C L X X X.   AAN Z IJ N E KONINGLIJKE HOOGHEID denPRINS VAN WALES. m ij n heer! Het is de aangelegenheid van het onderwerp deezes Boeks, niet de verdienden van deszelfs zaamenftelling, die mijverftout,het, met de diepfte nederigheid, aan de voeten uwer koningl ij k e hoogheid neder te leggen. De Gefchiedenis van Oud Griekenland verdient ongetwijfeld eefie Vorstelijke Befcherming. Van welk eenen Vorst kan ik, met zoveel voeglijkheids, de befcherming verzoeken, dan van uwe koNINGlijke hoogheid, gebooren om Vorst te worden van een Volk , dat door zijne liefde tot de Weetenfchappen en befchaafde Kunsten, doch, voornaamlijk,door zijn edelmoedigen,manlijken en vrijen geest, een blijkbaa'rer gelijkvormigheid heeft met de oude Inwooners van Griekenland, dan eenig ander volk , voor zoverre ik weet, op den aardbodem? Uwe koninglijke hoogheid heeft ook nu die jaarenbereikt,waarin de belangvolle Tooneelen in deeze Gefchiedenis vervat, den leevendigften * 3 in"  w o p d r a g t: indruk op den geest kunnen maaken. Als Gij, daar en boven, de onfterflijke Helden van Griekenland hunne Driften aan hunne Reden zult z.ien opofferen, volgende de infpraaken van Ëer tegen alle de aanlokzelen van Vermaak, en zoekende het gevaar in den dienst van hun Land; dan zullen hun Vaderlandliefde,hun Deugd,hun Grootmoedigheid gelijkaartige aandriften in het hart van uwe ko'n in olijke hoogheid verwekken , en U met den edelften naijver bezielen. Dat uw koninglijke hoogheids leeven lang, roemrijk, en gelukkig moge zijn is de vuurige bede van, mijn heer! uweu koninglijke hoogheids nederigfte , gehoorzaamfie en getrouwfte Dienaar, WILLIAM ROBERTSON. voor-  VOORREDEN. Oud Griekenland fchijnt, door den Hemel, bijzonder uitgekoozen tot een Tooneel, waar op het Menschdom, alle de voortreffelijke vermogens, die 't zelve zo zeer boven de andere fchepzelen op deezen Aardbol verhef en, op de volmaaktfle wijze, ten toon fpreide. Want het is eene onloochenbaare waarheid, dat, met uitzondering van eenige weinige algemeene denkbeelden over eenige takken van Weetenfchap, die zij uit Egypte en het Oosten ~kreegen, de oude Inwoonders van dat Land, niet alleen uitgevonden; maar ook tot den hoogften trap van volmaaktheid opgevoerd hebben, bijkans elke Kunst, en Weetenfchap, die van de verbeeldings-kragt of de hoogere verftands - vermogens afhing. De Hedendaagfehen, 't is waar, hebben veele ontdekkingen gedaan, voor het gr ootjie gedeelte, den Ouden onbekend. Maar, op eene nauwkeurige nafpeuring, zullen wij ontwaar worden, dat eenige van de gewigtigfte dier ontdekkingen louter toevallig gefchiedden; dat andere enkel voortkwamen uit de herhaalde ondervinding veeier opeenvolgende Eeuwen i en dat het grootfte gedeelte van zulk eene natuur is , dat de enkele kragt des Vernufts dezelve noit zou hebben uitgevonden. In alle de Befchaafde Kunften, egter, die de Oude Grieken of beoefend, of in 't werk gefield hebbenden in iederder Weetenfchappen, geene uitgezonderd, erkent men hunne uitfteekenheid. Van hier hebben hunne Werken, in de verheevener deelen der Wijsbegeerte, in de Wiskunde, inde DichtI. deel, * * kunst,  vin VOORRADEN. kunst, in de Welfpreekenheid, in de Gefchiedenis, in de Beeldhouw- en Bouwkunde, de volmaaktfte voorbeelden opgeleverd, en zij zulleiï, waarfchijnlijk, altoos dien rang bekleeden. Getuigen, voldingende getuigen voor deeze waarheid zyn de Schriften van aristoteees, plato, e u- clides, homerus, sophocles, euripides, demosthenes, thucydides, en xenophon, benevens de Overblijffels der Beeldhouw- en Bouwkunde nog voor handen. De bestgekeurdfte en meest toegejuichtfte Werkftukken van denzelfden aart, in laateren tijde, zijn, over '£ algemeen gefprooken, op die. waarde gefchat, om dat ze geleeken naar die kostbaare overblijfzels der Oudheid. Dan de verdien/ie van dit zonderling Volk, als Wijsgeer en, Schrijvers, en Kunftenaars aangemerkt, is, misfchien, de zaak niet, welke het den helklinkendjlen roem geeft. Wanneer wij het befchouwen in de werkzaamer en gewigtiger ftanden des openbaaren Leevens , in de Characters van Wetgeevers, Staatslieden en Veldheer en, zullen •wij nog meer reden vinden om hunne bekwaamheid en dapperheid te bewonderen. Welk ander Volk ter wereld kan roemen op zulke Wetgeevers als lycurgus m solon, op zulke Staatsmannen als aristides, themistocles , en pericles; op zulke Veldoverjlens als cimon, e p aminondas, en AGESiLAUS,owz geene menigte anderen op te haaien, even beroemd om dezelfde bekwaamheden ? Het Grondgebied van Griekenland, fchoon minder in uitgebreidheid dan Engeland, werd bewoond door zeer veele Staaten, volftrekt onafhanglijk van elk-  VOORREDEN. ix elkander, in Zeden en Geaartheden zeer verschillende; doch alle gedreeven door den vuurigften geest van Moed en Vrijheid. Naardemaal deeze Staalen vrij gMjk in magt waren, was het voor dezelve van eene volftrekte noodzaaklijkheid, zeer mauw. lettend te weezen om de balans in evenwigt te houden , en voor te komen dat ■ geen Staat zulk een aanwas van magt kreeg, als dezelve vermogen genoeg fchonk om de overige in jlaaffche ketenen te kluisteren. Wij zullen, overeenkomftig hier mede, zien hoe dit het groot voorwerp was van alle hunne Oorlogen en Onderhandelingen; hoe zij, bij alle gelegenheden, de kloekzinnigfie en gejleepenjle Staatkunde in 't werk fielden, om den te grooten aangroei van elkander te beletten; en nimmer twijfelden, Vriendfchap , Verftoordheid en ieder ander ondergefchikt belang, op te offeren aan 't geen zij het hoogst belang van allen rekenden, het bewaaren van de algemeene Onafhanglijkheid huns hands. Dezelfde Vrijheidsmin fielde hun in ftaat om de eerzugtige onderneemingen van twee der magtigfle Monarchen, die immer den Perfifchen Zetel bekleedden , darius en xerxes, te wederftaan met eene dapperheid zo heldhaftig, dat men 'er geene wedergade van vindt in de Jaarboeken van eenig ander Volk, en die, waren de fiaavende getuigenissen zo onloochenbaar niet, als ze met de daad zijn, bijkans het geloof zouden te boven gaan. Maar de Grieken, niet voldaan met het af veeren van de ftoute aanvallen der Perfen, die hun kwamen befiooken, en van wraak ziedende, beflooten het behaalde voordeel te agtervolgen, en de Invallers op hun eigen Grondgebied aan te tasten. Dit plan fielden zij te werk, eerst onder cijvion, * * 2 ver-  x VOORREDEN. vervolgens onder agesilaus, behalven verfcheide tusfchenbeide komende poogingen, en zulks met een1 uitjlag, die duidelijk toonde, dat zij in ftaat zouden geweest hebben, om, hadden zij 't eensgezind, en volftandig doorgehouden, die groote ommekeer te wege te brengen, bewaard om den Naam van alexander te vereeuwigen, de geheele vermeestering des Perfifchen Rijks. De Perfen, het onmogelijk vindende de Grieken , door openbaar geweld, te doen bukken, namen een kragtiger werkend middel te baat om hun te vermeesteren, hierin, gelijk de Gefchiedenis leert, den raad volgende van een' der uit/teekendjle Mannen, door Griekenland immer voortgebragt, alcib i a d e s , die de natuurlijke jaloufij , welke de yerfchillende Staaten elkander toedroegen, aanpakte ; dezelve , door dat middel, in geftaagen oorlog houdende, hun, intusfehen listig bijftand biedende, naar de omftandigheden het vorderden y door ruime geldfchietingen ten onderlingen verderye Jlrekkende. Maar de Perfen waren niet gefchikt om de vrugten van hunne verderflijke Staatkunde te raapen, die, in 't einde, hun eigen val berokkende. Wint philippus, Koning van Macedonië, een der Gewesten van Griekenland, bediende zich van de onéénigheden der andere Grieken, om ze aan zijn gezag te onderwerpen, en zijn Zoon alexander de groote, het ontwerp door zijn Vader gevormd, voltrekkende, bragt ze onder de Macedonilche banieren, en bragt met derzelver bijftand, het magtig Perfisch Rijk te onder, en trok, zegepraaiende, van het eene uiterjie van Afie tot het ander. _. Maar  VOORREDEN. xi Maar gelijk, aan den eenen kant, die Grieken alle Deugden, zo die tot het Vaderland,als tot het hijzonder Leeven behooren, in de grootfie volmaaktheid oefenden, en de vorderingen van Vernuft en Verftand tot zulk een toppunt opvoerden, als zij kunnen gebragt worden; zo gaven zij zich, aan den anderen kant, bijkans in dezelfde evenredigheid toe in elke Dwaasheid en Ondeugd, zo Zedelijk als Staatkundig. Hier door zullen wij gelegenheid vinden om op te merken de heilzaame uitwerkzels van de eerjie, en de heillooze gevolgen, onvermijdelijk uit de laatfte leevenswijze herkomftig: eene tegenoverftelling, die van alle andere, indien wij ons niet gansch en gaar bedriegen, het weetenswaardigjte en leerrijkfte gedeelte der Gefchiedenisfe oplevert. Desgelijks ftelt ons de Gefchiedenis van Oud Griekenland, misfchien met leevendiger kleuren dan die van eenig ander Volk, het treffendst afbeeldzel voor oogcn van de voor- en nadeelen, ontJlaande uit de onderfcheidene Regeeringsvormen,die in de Wereld fiand greepen, de Alleenheerfching, de Adelheerfchappij en de Volksregeering, met alle onderfcheidene wijzigingen en verbintenisfen .derzclven, immer door de Menfchelijke Staatkunde uitgedagt. Uit alle deeze bedenkingen blijkt middagklaar, dat elk, die na een hoogen rang dingt, als Wijsgeer, als een Man van Smaak, die in Staat en Krijgskunde wenscht uit te fteeken, dit zijn oogmerk niet kragtdaadiger kan volvoeren, dan door eene vlijtige beoefening der Griekfche Schrijveren, en door een aandagtig> leezen hunner Gefchiedenisfe. 't Is in de verwonderenswaardige oorfpronglijke Stukken alleen, die, behalven dat zij praaien met * * 3 al-  xrï VOORREDEN. alle de cieraaden van de fchoonfte taal oit door fiervelingen gefprooken, in. den zuiverften finaak en met het bondigst oordeel werden opgefield, dat deeze Gefchiedenis met het meeste voordeel kan beoefend worden. Maar, dewijl zeer weinigen hier toe de noodige bekwaamheden bezitten, moet ieder pooging, om dezelve in onze Taaie over te 'brengen , en, door dat middel, de zodanigen onzer Landsgenooten , die verkiezen keymis te verkrijgen aan een zo vermaaklijk , gewigtig en leerzaam deel der Geschiedkunde , in fiaat te fiellen om het met gemak te doen, dank behaalen: en, daar zulks de Letteroefenende Jeugd opwekt om dezelve uitvoeriger na te gaan, in de onnavolgbaare oorfpronglijke Wzrken, een gunftig onthaal bejegenen. De voorgaande Werken in het Engelsch, over dit onderwerp, uitgegeeven, van een geheel verschillende grootte en-op een gansch ander plan zijnde , ion het tegenwoordige, vind ik mij ontheven van de lastige en onaarigenaame taak om eenige vergelijking te maaken. Mr. stanyans History of Ancient Greece, grooter dan dit Werk, eindigt met den dood van philIppus, Koning van Macedonië; en de Oude Gefchiedenis van Griekenland weinig maanden naa den dood van Dr. golds mi th] op den naam diens kundigen Heers, in 't licht gegeeven, loopt niet verder dan tot den dood van alexa-nder den grooten. Het verjlag der Griekfche Zaaken in Mr. rollin'sOude Gefchiedenis is nog omjlagtiger en wijdloopiner. ö Veel verfchoonings zou men het Gemeen moeten verzoeken over het lang verwijl van deeze Uitgave. Doch dit marren was onvermijdelijk. Volfirekt nood-  VOORREDEN, xiir noodwendige bezigheden, van eenen geheel anderen aart, verhinderden den Schrijver deeze tweede Uitgave ter Drukpersfe te vervaardigen, met die aandagt ennaauwkeurigheid, welke hij beloofd hadt daar aan te zullen befteeden, en welke het gunftig ontvangen van de eerfte fcheen te vorderen. Eindelijk, egter, heeft hij tijdruimte gevonden, om dit oogmerk te volvoeren; en hij Jtreelt zich met de gedagten, dat de verbeteringen daar in gemaakt, ruime vergoeding zullen fchenken-voor het lang, fchoon onvoorbedagt toeven deezer Uitgave. Het Boek onderging; eer het deeze keer op de drukpers kwam, zeer veele veranderingen. Behalven eene menigte verbeteringen van minder aanbelangs, zijn zommige plaatzen geheel veranderd, eenige der uitmuntendfie CharaSters grootendeels op nieuw bewerkt', veel is 'er ingevoegd, als mede de Aantekeningen aan den voet der Bladzijden, jlrckkende om de voomaamjie gelijktijdige Voorvallen der Romeinfche Gefchiedenisfe aan te wijzen, en die yerfclïeide bijzonderheden bevatten, welke zo goed in 't Werk zelve niet konden worden ingelascht. Het zou zo verveelend als noodloos weezen de andere vermeerderingen op te tellen. Wie lust heeft kan ze door vergelijking vinden. Wy kunnen, egter, niet naalaaten te gewaagen van eene aanmerkelijke vermeerdering, welke wij hoogstnoodig oordeelden , eene omftandige Befchrijving, naamlijk, van Oud Griekenland. Deeze zal, zo wij hoopen, niet alleen ftrekken, om den jongen Deezer in Jlaat te flellen tot het klaarder bevatten des Gefchiedvsrhaals", doch hem desgelijks te fade komen in het. beoefenen der Grieklche en Latijnfche Schrijveren. De  xiv VOORREDEN. De Schrijver bemerkt duidelijk, dat hij, bezorgd om zijn Werk zo naauwkeurig en zo veel als mogelijk bevattend te leveren, zich genoodzaakt gevonden heeft deeze Uitgave meer van de voorgaande te doen verfchillen, dan doorgaans twee Uitgaven van een en het zelfde Boek doen. Doch hij laat de verfchooning hier van geheel en al aankomen op zijn oogmerk en op de wijze, waar op hij dit oogmerk volvoerd heeft. Met dit alles is hij, nogthans, bevreesd, dat men yeele onnaauwkeurigheden in dit Werk zal ontdekken: doch houdt zich tevens verzekerd, dat zij, die deeze onnaauwkeurigheden het meest zullen ontdekken , ook tevens meest geneegen en gereedst zullen zijn om ze te verfchoonen. Edenburg, L. Parliament-houfe, April 1778.  INLEIDING. De Vaste kust van Oud Griekenland bevatte die Landftreeke, welke tegenwoordig het Zuidelijk Gedeelte van Turkije in Europa uitmaakt. Het werd, aan 't Oosten , bepaald door de Egefche Zee , thans de Archipel geheeten; ten Zuiden door de Cretifche Zee * ten Westen door de Jonifche Zee of Adriatifcbe Golf, ten "Noorden door Illyrie en Thracie. De Langte van het Noorden tot het Zuiden was omtrent driehonderd-en vijftig Mijlen ; en de gemiddelde Breedte mag op twee honderd en vijftig Mijlen gerekend worden. Het lag ten naasten bij in 't midden van den Noordlijken gemaatigden Wereldriem. Griekenland kan men voegelijk, in zes voornaame deelen, onderfcheiden. Het Noordlijkite was Macedonië; onmiddelijk ten Zuiden aan Macedonië grensde Tbesfalie; Epirus ftrekte zich uit langs de kust van de Jonifche Zee, en maakte de Westlijkfte Afdeeling: Achaje of het eigenlijk Griekenland, befloeg het middelde gedeelte; en de Zuidelijkfte Afdeeling was Peloponnefus, heden ten dage bekend onder den naam van Morea; deeze vormde , gelijk de oude benaaming medebrengt , een Schier-eiland, bij de Landengte 1. deel, . A van  a INLEIDING. van Corinthe, aan Achaje verbonden zijnde door een ftreek lands, omtrent zes Mijlen breed: de Eilanden maaken de zesde Afdeeling uit. De Lugtftreek van Griekenland was uitmuntend. Even zeer ontheeven van de nijpende Koude, die de Bewoonders der digter Poolswaards gelegene Landen «knelt, als van de fmagtende Hitte , welke de Menfchen onder den brandenden Wereld-riem zengt ,was deeze vol van eenen allerheilzaamften invloed op 't Menfchelijk Geflacht. Een aangenaame, gezonde en gemaatigde Lugt, verfterkte, zonder te verkleumen en verzagtte zonder verwijfdheid te baaren. De Grond beantwoordde aan de Lugtftreek. Deeze bragt in ruimen overvloed niet alleen de Leevensnoodwendigheden voort; maar leverde desgelijks veele verkwikkingen op. De zagtheid, zuiverheid, en gelukkige gemaatigdheid deezer Lugtftreeke, moest, buiten allen twijfel, kragtig werken op allen daar gebooren en opgevoed. Met de daad geene Landftreek des geheelen Aardbodems zag oit de Lichaamsgeftalte der Menfchen op zo fchoon een leest gefchoeid of hunne Zielen begaafd met Aandoeningen, die tefl'ens, zo juist, zokiesch, en zo fcherp waren. Zonder eene genoegzaame Kennis der Landsgefteltenisfe kan de Gefchiedenis van geen Volk onderfcheiden begreepen worden. Deeze waarneeming gJdt, ten opzigte v dinnen vondt men de beroemde Bronnen Hypocrene en Aganippe. Hier ftondt ook de Grafnaald van o r p h e u s , bij welke, naar luid der oude Verdichtzel-Schrijveren, de Nagtegaalen gaarne nesten maakten. In het hangen des Bergs Helicon vondt men de Steden Thespia, Nysfa en Ascra, de Geboorteplaats van hesiodus — Citheron in Beolie, geheiligd aan bacchus; hier vierde men luidrugtige Bacchusfeesten — Hymettus in Attica , beroemd door den lekkeren Honig en het fraaije Marmer, bijzon^ der bekwaam tot de Beeldhouwkunde. _ De eenige Rivier van naam in Achaje was de Cephisfus, verdeeld in twee armen; de een, die het grensgebied van Thabe van dat van Megara fcheidde, A/opus, en de andere, welke digt bij 't Beotisch Thebe heen ftroomde, Imenus geheeten. Achaje bevatte acht Landfchappen. Etolie, Doris, Locris, Ozolea, Phocis, Mega? ris, Attica en Beotie. Chalcis, Olenus en Calydon waren de voor • naamfte Steden van Etolie. Digt bij de laatstgemelde Stad. was het Calydonifche IVoud, bekend door dé Jagt van het Calydonifche Zwijn, van meleager gedood. In Doris lagen de Steden Boium , Cuinium, en Pindus, A 5 In  I© INLEIDING. In 't Ozolisch Locris was de Stad Naupac*. tus, thans Lepanto geheeten, in de laatere tijden vermaard door den gewigtigen Scheepsftrijd tusfehen de Spanjaarden, Venetiaanen, enz. aangevoerd door Don joanvan oosten r y k , en de Turken , die daar eene zwaare Nederlaage kreegen — In het Epicnemidisch Locris lagen de Steden Cnemides, Opus, en Tbronium. Anticyra, Cyrrba, Pythia en Delphi waren de aanmerklijkfte Steden in Pbocis: in de laatstgemelde, aan den voet van den Berg Parnas/us gelegen, hieldt de Raad der Amphyctionen zijne Raadpleegingen ; doch de Tempel en de Godfpraak van apollo maakten dezelve het meest beroemd. In Megaris vondt men de Steden Megara en Eleufis. De eerfte -gaf den naam aan de Landüreekeen was de Geboorteplaats van den Wijsgeer euclides, die de lesfen van socrates dermaate bewonderde, dat hij, met leevensgevaar, ter oorzaake van den oorlog tusfehen de Atheners en zijne Landgenooten, in Vrouwengewaad vermomd na Athene ging, om de onderwijzingen van dien wijzen Man te hoeren. — Eleufis was aan ceres geheiligd, en vermaard door het onderhouden van zekere Godsdienstplegtigheden, ter eere van die Godinne; het geheimfte en ftaatlijkfte van alle de Godsdienftige gebruiken onder de Heidenfche Afgodendienaaren in zwang. In Attica waren Athene en Marathon. — Athene was de uitmuntendfte Stad der geheele Oudheid; de naam dier Stad, doet in den boe-  INLEIDING. iï boezem van allen, die Geleerdheid, Kunsten en Weetenfehappen beminnen, de fterkfte gevoelens van dankbaarheid, verwondering en agting ontftaan. De fchitterendfte betooningen van Vernuft, de diepzinnigfte uitoefeningen van het menschlijk Verftand, deeden zich op te deezer gelukkige Stede —t Marathon kreeg vermaardheid door de Overwinning, die de Grieken, onder het bewind van den Atheenfchen miltudes, over de talrijke Legermagt van dariüS behaalden. Beotie bevatte verfcheide beroemde Steden. Thehe, gelegen tusfehen de Rivieren Af opus en lsmenus. De eer van het grondvesten deezer Stad wordt door eenigen aan amphion toegefchreeven, door anderen aan c ad mus den Phenicier, die met zijne Landgenooten daar eene Volkplanting oprigtte. tiet Kasteel , Cadmea genaamd, hieldt men voor zeer fterk. hercules en bacchds; de Dichters linus en pindarus; de Wijsgeer cebes, een uitmuntend Leerling van soc r a t e s, en de voortreffelijke epaminond a s, waren allen Inboorlingen van Thebe.— Thespia, aan de Zanggodinnen gewijd, gelegen in het hangen van den Berg Helicon. phryne, zo zeer gefchandvlekt door haare flegte Zeden ? als beroemd van wegen haare Schoonheid, was te Thespia gebooren(*). Zii (*) Deeze phryne hadt dermaate alle Zedigheid haarer Sexe uitgefchud, en was zo ingenomen met de bevalligheden naars Perfoons, dat zij, op het Feest yan neptuhcs, in tegenwoordigheid van ai het Volk der Scad Elïufis, zich naakt in zee ging baaden. Men zegt,  ia INLEIDING. Zij gaf blijk van haare Geboorteftad toegedaan te weezen , met daar een kostlijk Standbeeld van cupido op te rigten , 't welk een Meesterftuk was van den wijdberoemden Beeldhouwer praxitiles, die haare Schoonheid op 't vuurigst bewonderde , en van wien zij 't zelve ten Gefchenke ontving. Ontelbaare toekijkers vervoegden zich derwaards en befchouwden het met onuitfpreeklijke voldoening. — Platea lag aan den voet des Bergs Citheron, bij de Rivier AJopus, tusfehen Thespia en Thebe. Hier behaalden de Grieken , aangevoerd door den Spartaanfchen pausanias,eenebeilisfendeOverwinning op de Perfen, wier Veldheer MARDONius,methet bestedeel derKrijgsmagt, fneuvelde — Cberonea, de Geboorteftad van den treffelijken Leevensbefchrijver plutarchoS —- Aulis, waar de Griekfche Krijgsbenden verzamelden vóór hun Tocht na Troye, en van waar zy onder zeil gin-, gen — Leuctra beneden aan den Berg Citheron gelegen, op de grenzen van Megara, tusfehen Thespia en Platea, waar de Thebaa-, ners, onder epaminondas en pelopidas, de Spartaanen verfioegen, fchoon zij in aantal de Tbebaaners wijd, en verre overtroffen. peloponnesus, een Schier-eiland,gelijk de naam medebrengt, thans Morea ge- hee- zegt, dat a pel les, naar dit openbaar fchil.ierbeeld van Vrouwiijke fchoonbeid , zijne verwonderlijke fchilderij van de uit zee opkomende vimus vervaar, éigde.  INLEIDING. 13 heeten, ten Noorden van het Vaste land van Achaje afgefcheiden door de Landengte van Corinihe, en aan alle andere kanten door de Zee omringd: aan den eenen kant door de Egefche Zee of den Archipel ; aan den anderen door de Joni/che Zee of de Adriatifcbe Golf. De voornaamfte Rivieren in Peloponnefus waren Peneus —• Alpheus, die door Arcadie en Elis vloeiende , Olympia voorbijftroomt —- Panyfus, de grootfte Rivier binnen de Landengte, welke op de Kust van Mesfenia in zee ftort. — Eurotas, die door Laconia ftroomt en Sparta befpoelt —• en Inachus, die door Argis loopt, de Hoofdftad Argos voorbij vlietende. Stympbalus? Phohe, Chronicus, en Taygetus zijn de opmerklijkfte Bergen in Peloponnefus — Stymphalus ligt tusfehen Achaje en Arcadie — Pholoe is een hooge met bosch begroeide Berg in Arcadie, de top is meest altoos met meeuw bedekt. •— Chronicus verheft zich in Laconia. Mier verborg zich , naar 't verhaal der oude Fabelfchrijveren , s-aturn v s toen hij voor j u v 1 x e r vloodt. Taygetus is in de nabuurlchap van Sparta gelegen. Op denzelven vindt men overvloed ■ van wilde Dieren: en deeze verfchaften aan de Spartaanfcbe Jeugd de vermaaken der Jagt. ■ Peloponnefus was verdeeld in zes Landfchappen. Achaje, eigenlijk zo geheeten, Elis, Mesfenia, Arcadia, Laconia en Argis. Corintbe was de Hoofdftad van Achaje, en lag op 't midden van de Landengte, die den naam  14 INLEIDING. naam deezer Stad voert. Zij hadt twee Havens , Csnchrea aan den kant van den Archipel, waar de Afiatifche Handel werd gedreeven; en Lecheum, aan de Adriatifche Golf, bezogt door de Schepen in den Italiaanfchen en Siciliaanfchen Handel gebruikt. Corinthe was de handelrijkfte Stad in gansch Griekenland, zeer fterk in Scheepsmagt, en verkreeg groote fchatten door de Koopvaardij; Naast Athene en Sparta maakte zij de magtigfte Staat in Oud Griekenland uit. lais^ zo berugt wegens haare Schoonheid, werd te Corinthe gebooren. De Jufferfchap van haare hanteering vondt daar eene onverantwoordlijke aanmoediging en befcherming. —; Sicyon was desgelijks in Achaje gelegen en wordt voor de oudfte Stad in Griekenland gehouden, aratus, die zich zo zeer deedt kennen als Overften van het Achefche Verbond, was een Inboorling van Sicyon. Elis ligt op de West-kust van Peloponnefus, hebbende Achaje ten Noorden, en Arcadie met Mesfenie ten Zuiden Olympia^ ook Pifa genaamd, aan de Rivier Alpheus gebouwd, was de Hoofdftad van Elis. Hier vierde men de Olympifche Spelen. In de nabuurfchap dier Stad was de rijkë Tempel van denOlympifchen jupiter gelligt; hetkeuriijkst cieraad in deezen Tempel was een ijvooren Standbeeld.dier Godheid, met gadelooze kunst door den onfterflijken phidias vervaardigd. Cyllene , eene andere Stad van Elis, werd voor de Geboorteplaats gehouden van mercurius, van daar ook cyllenius genaamd. Mes-.  INLEIDING. 14 Mesfenie lag op de Zuidwestkust van Peloponnefus. Die hielde men voor het vrugtbaarfte gedeelte van geheel Griekenland. — Meffene, Pylus en Corone waren de aanmerkïijkfte Steden van Mesfenia — Pylus^ was de Moederftad van nestor, in den Troyaanfeben Oorlog zo beroemd. Deeze Stad in verval geraakt zijnde, werd door de Atheners, ftaande den Pelponnefifcben Oorlog herbouwd; zij namen, ten dien zelfden tijde bezit van het Eiland Spbacteria, op dezelfde Kust. De Atheenfcbe Bezettingen in Pylus en op Spbacteria gelegerd , deeden de Lacedemoniers, geduurende dien verdervenden Oorlog, veel afbreuks. Arcadia is een bergagtig Land, en maakt het middelpunt uit van Peloponnefus. De Steden van naam in dit Landfchap waren Tegea, Stympbalus, Mantinea en Megalopolis. Digt bij Mantinea werd de bloedige Strijd geftreeden tusfehen de Thebaaners en hunne Bondgenooten aan de eene zijde , aangevoerd door epaminondas, en de Lacedemoniers efn Atheners aan de andere zijde. Dè laatstgemelden kreegen de Nederlaage; doch epaminondas fneuvelde in de armen der Overwinninge. — Megalopolis was de Geboorteplaats van den Gefchiedfchrijver polybius. Laconia lag op de Zuidoostkust van Peloponnefus , en grensde aan Mesfenia en Arcadie. De Hoofdftad deezes Landfchaps was Sparta, welker lnwoonders even zeer uitftaken door hunne Dapperheid als door de ftrengheid hunner Zeden. Dezelve was ge-  i6 INLEIDING. gebouwd aan de Rivier Eurotas; doch zonder Wallen. — Gytheum, de eerfte Zeellad van Laconia ,lag aan den mond van de Eurotas, op de Kust van den Archipel. In Laconia vondt men ook de Steden Leuctrum en Amycle. Argis ook Argolis en Argia geheeten, belloeg de Oostkust van Peloponnefus, en werd door Arcadia aan 't Westen en door Laconia aan 't Zuiden bepaald. — Het begreep de Steden Argos, Nemea, Myceue , Nauplia, Trezene, en Epidaurus. —• Argos de Hoofdlïad was gelegen aan de oevers van de Rivier Inachus. In deeze Stad verloor pyrrhus, Koning van Epirus, hetleeven. Nemea lag tusfehen Argos en Corinthe. Hier vierde men de Nemeïfche Spelen ter eere van hercules — Mycene was de Hoofdftad van agamemno n's Koningrijk en diens Konings Vorstlijke Zetel. -— Epidaurus was eene Zeeftad, opgeciert met den Tempel van esculapius. De Zeën,die Griekenland omringden,waren allerwegen vervuld met ontelbaare eilanden. In de Egefche Zee ontmoeten wij Eubea, Salamis, Egina ; Sciro, Tenedos, Lemnos, Samothrace, Lesbos en Cbios. Eubea, thans Negroponte, is van de Vaste kust van Beotie geicheiden door een' zeer nauwen Zee-arm, Euripus genaamd. Dit Eiland is omtrent negentig Mijlen lang en twintig breed ; zeer vrugtbaar in Koorn en Wijn. Eene opmerkenswaardige ongeregeldheid befpeurt men in de Watergetijden van den Eu- ri-  INLEIDING. if Hpur. van den negenden tot den vijf-en- twiritïgften dag der Maane, ebt en vloeit de Zee daar twaalf, dertien of veertien maaien in de vier - en - twintig üuren , met een allervervaarlijkst geweld. Oudtijds waren 'er op Eubea twee welvaarende Steden , Carystus en Chalcis. Niet verre van de eerfte warert Steengroeven , die zeer fijn Marmer opleverden. Men voüdt 'er ook Asbest, eene foort van Steen, die in dunne buigbaare draaden kan gefpleeten worden , Waar van de Ouden Linnen vervaardigden. Dit Linnen werd, vuil zijnde, in 't vuur geworpen,_'t gèen 't zelve zuiverde gelijk water het Linnen , zonder het te verteeren — Chalcis is gelegen aan dert Euripus tegen over Aulis in Beotie. Dit was eene zeer volkrijke Stad • die veele Volkplantingen uitleverde. Hier overleedt a r i s t o t e l e s. Op S'cirös is de Grafnaald van thëseus. Het was, zö dé Poëeten willen, op dit Eiland ^ dat achilles, Verborgen wierd onder de Hofjufvrouwenvan lïcömedes,Vorstdeezes Eilands, tén einde hij niet na het beleg van Troye zou gaan: waar de voorfpelling ïnhieldt dat hij zou fneuvelen. Tenedos was een klein Eiland, niet verrê van Troye. Lemnos is vierkant van gedaante, elke zij» de haalt omtrent zeven Mijlen. Daar viel, volgens de oude Fabelfchrijvers , vul caMus neder , toen j u r-1 t e r hein uit derf Hemel ftiet. Om deeze reden wordt hij ook lemniuS geheeten. De Terra Lemma, een Voortbrengzel deezes Eilands, is eene I. peel. & Mijn-  ï8 INLEIDING. Münftoffe , wegens derzelver geneeskragtetl vermaard, homerus zingt van Wijn, den Grieken wanneer zij Troye belegerden, van Lemnos toegezonden. : Lesbos, omtrent zeventien Mijlen lang, en zeven breed, was beroemd, van wegen de fchoone Vrouwen, den uitmuntenden VVïjn en de Vrugtbaarheid des Gronds.De Inboorlingen worden voor uitfteekende Zangers gehouden. Mytilene was de Hoofdftad. s appho de Dichteres, en pittacus de Wijze, zagen hier het eerfte Leevenshcht. De Wijn van Chios was desgelijks zeer hooggeagt. Deeze was de Nectar der Ouden* Dit Eiland heeft omtrent veertien Mijlen in den omtrek. De Vrouwen op Chios ftaaken in Schoonheid uit. Esina. ook Enone genaamd, lag tuslchen Attica en Megaris. Een fterke Zeemagt zijnde digt bij Pireus, de Haven van Athene , wekte het den naijver der Atheneren i die met de Erineten in onmin geraakt zijnde, eene der wreedfte Wetten, welke ons in de Gefchiedenis voorkomen , at kondigden, bevelende, dat de Duimen der Egineten , die hun in handen vielen * zouden worden afgekapt, ten einde zij buiten ftaat mogten weezen om te roeijen. Salamis, het Koningrijk vatt telamon, vader van ajax en tedcrus, werd vermaard, door de groote Overwmmnge welke de Griekfche Vloot daar omtrent behaalde op 'die van x e r x e s. De Atheners leeden zo veel in een langen twist met de Megareers over dit Eiland, dat zij, in 't einde, de onder' nee-  INLEIDING. 19 neëmïng geheel en al (laakten, én den geeüen, die zich onderwond het hervatten van dien aanflag voor te ftellen, met de doodftraf dreigden. Maar solon, overtuigd van het gewigtig Voordeel, 't welk de Atheners van het bezit deezes Eilands zouden trekken , ftelde Verzen op om hun tot het vernieuwen van den aanval op te wekken; en, om de ftraffe, bij de evengemelde Wet vastgefteld, te ontgaan, veinsde hij zich zot,, en liep, als een gek langs ftraat, zijne Verzen met luider ftemme zingende. De list gelukte, en Zijne Landgenooten herwonnen het Eiland. De Cycladen, eene Verzameling van twaalf kleine Eilandjes, liggende, gelijk de naam uitwijst, in een kringswijze gedaante rondsom Delos; en de Sporaden, een andere hoop; van kleine Eilandjes, wijder van elkander eii yerftrooid rondsom de Cycladen, liggen digter aan den ingang der Egefche Zêe, na Crcta toe — Van de Cycladen was Andros, niet verre vxn EubeaAaet aanmerkelijkst; Delos en Paros zijn beroemd uit hoofde van het fchoo- ne Marmer Delos fchijnt, uit het geen de Ouden deswegen optekenen, fchielijk te voorfchijn gekomen te weezen, door eeneri ' hevigen fchok, bij eene Aardbeeving (*), De- . (*) Inden Jaare MDCCVII. werden drie of vier Ei«[ landen, door eenen dergelijken Aardfchok, hervoortH gebragt in het Zuidelijkfte gedeelte van dén Arcbipeli Het grootfte van deezen, Santorin, haalt omtrent tiefl Mijlen in den Omtrek, 't Is een Rots van Puinfteeh, ter diepte van negen of twaalf duimen met aarde oveï« dekt. £ 3  ao INLEIDING. Delos was, volgens de Dichterlijke Fabelleer * de Geboorteplaats van apollo en diana, Kinderen van l a t o n a. Op 't zelve was de Rivier Cynthius , van waar apollo zomtijds cynthius en diana zijne Zuster* cYnthia geheeten wordt, Veele Corïnthifche Kooplieden vonden zich , naa de verwoesting hunner Geboorteltad door de Romehen, opgewekt om Delos ter Woonftede te verkiezen, ter corzaake van de welgelegen Haven diens Eilands. — Onder de Sporaden waren de voornaamfte Eilanden learia, Patmos, Samos, Cos, en Carpatbus. Samos\\gt tegen over Ephefe, en op omtrent zes Mijlen afftands van de Vaste kust van Klein Jfie. Het is omtrent tien Mijlen lang en vijf breed, pythagoras werd daar gebooren — j u n o agt men eene Inboorlinge van Samos. Cos was de Geboorteplaats van den Aardsfchilder apelles en van den Prins der Geneesheeren hippocbates. In de Jomfche Zee waren de opmerkelijkfte Eilanden Corcyra , Cepbalenia, Zacynthus, en lthaca. homerus plaatst de pbeacen en de Tuinen van Koning alcinous op Corcyra. Hier vestigden de Corinthers eene Volkplanting omtrent eene halve Eeuw voor s o l o n's tijd — anthoniUS de Medeburgemeester met cicero, werd na Cepbalenia gebannen, waar hij de grondflagen lag van eene nieuwe Stad — De Inwoonders van Zacynthus waren een verwijfd Genacht, verzwakt door weelde, het gevolg huns Rijksdoms — lthaca, ten Oosten van Cepbalenia gelegen, is meest vermaard; dewijl  INLEIDING. 21 wijl dit het Koningrijk en de Verblijfplaats was van ulysses. Creta, thans Candia, het grootfte van alle Eilanden, die Griekenland omringen, ligt omltreeks den ingang in de Egefche Zee. Het wordt gerekend omtrent tweehonderd Mijlen lang en zestig breed te zijn. Het bragt Koorn en Vrugten in grooten overvloed voort en leverde heerlijken Wijn uit. De Inwoondgrs, met zeer veel waavfchijnlijkheids, voor een Volkplanting der Pheniciers gehouden, waren oudtijds een ftrijdbaar Volk. Zij hadden eene goede Ruiterij, bedreevenheid in 't Boogr fchieten, en in Zeegevegten — De Grieken hielden hunne Wetten in hoogagting; en de Naagedagtenis hups Wetgeevers minos werd met diepen eerbied bejegend. —- De Cretènr fers verbasterden naderhand grootlijks, hunne Zeerooverij en Wellust ftrekten hun tot fchandvlekken, Gurtyna, Cydon, en Gnosfus waren de Hoofd deden van Creta ; Ida en Dicta de voornaamfte Bergen. Geene Rivieren van eenigen naam werden daar gevonden. De Oude Grieken rigtten veele Volkplantingen op „ bijzonder in Italië, Sicilië en Klein Jfie. In deeze laatstgemelde Landftreeke bezaten die Volkplantingen eene groote ftreek Lands langs de Zeekust, in drie Gewesten onderfcheiden, te weeten, EoliaJonja en Doris. Eolia lag aan de Kust der Egefche Zee, hebbende het Landfchap Troas oï Klein Phry§ie ten. Noorden, en Jonia ten Zuiden, in vroeger tijden en eer de Eoliers zich daar neB 3 der-  a2 INLEIDING. derzetten., werd het Myfia geheeten. De. merkwaardigfte Steden in dat Landlchap wa- . ren Cuma, Pbocea en Elea — Cuma werd , zo de Vernaaien willen, gegrondvest deor Pelops, en was eene^Zeeftad — Pbocea lag aan den mond van de Rivier Thermus, tusfehen Cuma en Smyrna, en werd geftigtdoor eene Atbeenfche Volkplanting. Marfeilles > in t Zuiden van Frankrijk, ftellen zommige Schrijvers dat gebouwd wierd door eene Volkplan• ting van Pbocea i Elea was een Zeehavenftad aan den mond der Riviere Caicus. Hier werd zeno, de Grondvester van den Aanhang der Stoicynen, gebooren. Jonia lag ten Zuiden van Eolia. De Inwoonders, de Joniers, die hunnen naam aan het Land gaven, waren, volgens hunne eigene Overleevering, derwaards verhuisd uit Attica. Smyrna , Clazomene , Teos, Lebedus, Colophon, en Epbefe maakten de aanzienlijkfte Steden uit — Smyrna was eene rijke Koopftad, opmerkenswaardig van wegen de fraaiheid haarer ligging. — Clazomene was op de Kust gebouwd, en de Geboorteplaats van den Wijsgeer anaxagoras, den Leermeester van den doorlugtigen pericles — Teos \vas gelegen aan een Baaij tegen over Clazomene. Hier werd anacreon, de Roem der Lierdichteren, gebooren — Lebedus was desgelijks aan den. Oever geftigt. Daar vierde men jaarlijkfche Spelen ter eere van bacchus — Colophon ftak uit door eene nabuurige Godfpraak van apollo; doch was nog beroemder, dewijl die Stad den fchijubaariten eisch hadt . ■ ■ ■ ■> 0p  INLEIDING, 23 op de eer van de Bakerraat geweest te hebben van den Prins der Heldendichteren homejus — Dan onder alle Steden van Jonia was Ephefe de vermaardfte: deeze Stad lag op de Kust tusfehen de Rivieren Cayster en Meander. Haar voornaamfte Cieraad was de wereldwijdberoemde Tempel van diana, een der prachtigfte Gebouwen, 't geen oit oog befchouwde. Doris was ten Zuiden van Jonia gelegen. Halicarnasfus en Cnidus waren de twee uitfteekendfte Steden, herodotus, de Vader der Gefchiedenisfe, wierd in de eerstgernelde Stad gebooren; doch vertrok met eene Volkplanting zijner Landgenooten na Tburium in balie. Hier zag ook d i 0 n y s 1 u s % bijgenaamd de Halicarnasfiër, het eerfte Leevenslicht — Te Cnidus vondt men een onfchatbaar Standbeeld van venus, gemaakt door den beroemden praxitiles. Cnidus ftrekte ter wiege aan cïesias den Geneesheer, die cyrus den jongen vergezeld hebbende op diens onnatuurlijken Krijgstocht tegen deszelfs Broeder artaxerxes, in den flag van Cunaxa gevangen genomen werd, en zich zeventien jaaren aan het Perfifcbe Hof onthieldt. Staande dien tijd wil men dat hij eene wijdloopige Gefchiedenis van de Perfen en Asfyriers gefchreeven hebbe (*). De (*) ctesias fchijnt, in zijne Gefchiedenisfe, ten Opzigte van verfcheide bijzonderheden, verfchild te hebben van herodotus, wiens nauwkeurigheid hij zogt verdagt te maaken. ctesias zelve was'verdagt feij delaatere Griekfcbe Schrijveren, en ender andeB 4  54 INLEIDING. De Pehsgers, die, volgens hunne eigene opgave, hunne Afkomst van pelasgus rekenden, worden, op waarfchijnlijke gronden , voor de Oudfte Inwoonders van Griekenland gehouden, waar van de Overlevering gewaagt. De Grieken waren, in hunnen vroegften tijd, even gelijk alle andere Volken , zeer wild, geheel onkundig van den Landbouw ; zij bragten Godsdienftige Eerbewijzen toe aan pelasgus, die hun geleerd hadt Eikels te eeten, als een vaster en beter voedzel verfchaffende, dan Kruiden en Wortelen. Doch allengskens devoordeelen derMaatfchappije ontdekkende, begonnen zij, in 't eerst, Dorpen, en vervolgens Steden te bouwen. Het blijkt dat zij oorfpronglijk den naam van Grieken droegen, welken zij nogthans, en fchielijk verlooren: want hellen, de Zoon van deucalion, Koning van Lycea, Peloponnefus te ondergebragt hebbende, noemde het volk naar zijn eigen naam 'mpn en het Land 'em»s. acheus en jon, Kleinzoonen van hel-' len, ten bij plutarchus , als ligtgeloovig in zijne gefchiedkundige waarneemingen, en verwaand wat hem ^elven betrof. Doch, dewijl herodotus, zowel :jls ctesias, voornaamlijk uit overleveringen hunne Gefchiedenis vervaardigden, kunnen zij beiden verkeerd pnderrigt geiveest zijn : en uit hunne ftrijdig. Keid, als medé uit den aart der dingen, mogen wij optnaakén, hoe weinig geloofs men te flaan hebbe," aan de Gefchiedenisfen van verafgelegené Volken en lang voorheen verloopene Eeuwen , die geenen ande-ï ?;en grondflag hebben dan de Overlevering.  INLEIDING. 25 len, werden de Hoofden van twee Stammen : de eerfte der Acheers, die Achaia bewoonden ; de tweede der Joniers, die de Landftreek, naderhand Lctcedemon geheeten,bezaten. e o l u s en d-0 r1 s, desgelijks twee Afftarnmelingen van hellen, waren, op dezelfde wijze, de Hoofden van twee andere Stammen, naar hun genaamd, eolus, het Hoofd der kotters, die zich onder pelops, Zoon van tantalus, in Laconia nederzette*, en doris het Hoofd der Doriers, die het Landfchap Doris, in de nabuurfchap van den Berg Parnasfus bezaten. In laateren tijde vielen de Heradiden, of de Naakomelingen van hercules, in Peloponnefus, dreeven de Acheers en Joniers uit , die daarop na de kust van Klein Afie weeken. Om deeze Gefchiedenis op eene onderfcheidene en gezette wijze te verhandelen, zullen wij dezelve in vier Eeuwen of Tijd- I vakken verdeelen , die zamengenomen een Tijdperk van Negentien honderd en acht en dertig Jaaren bevatten, Het Eerfte Tijdperk ftrekt zich uit van de Grondvesting des kleinen Koningrijks Sicyon, voor het oudfte in Griekenland gehouden, volgens de algemeene Rekening, omtrentlawduizend en vier en tachtig Jaaren vóór Christus, tot het Begin des Oorlogs tusfehen de Grieken en de Perfen, omtrent het Jaar Vierhonderd vier en negentig, een Tijdbeftek van Vijftien honderd en negentig Jaaren. Het Tweede Tijdvak ftrekt zich uit van het Begin des Oorlogs tusfehen de Grieken en de B § Per-  2fS INLEIDING. Perfen, tot het Einde van den Pehponnefifchen Oorlog, in den Jaare Vter honderd en vier, een Tijdsbeftek van Negentig jaaren. Het Derde Tijdperk ftrekt zich uit van het Einde des Peloponneftfchen Oorlogs, tot den Dood van alexander den grooten in het Jaar Driehonderd en drie en twintig , eeu Tijdperk van Een en tachtig Jaaren. Het vierde en 'laatfte Tijdvak ftrekt zich uit van den Dood van alexanderden grooten, tot den tijd , dat Griekenland een Romeinscb Wingewest wierd, kort naa de verdelging van Corintbe, omtrent het jaar Honderd en zesenveertig, een Tijdsbeftek van omtrent Honderd en zeven en twintig Jaaren. Het Einde der Gefchiedenis van Griekenland wordt, door andere Schrijvers, uitgeftrekt tot den tijd des Ondergangs van het Rijk der Seleuciden in Afie, door pompe. jus den grooten, in het vijf en zestigfle Jaar vóór Christus. Nog anderen breiden het uit tot den tijd dat de Stam der Lagiden in Egypte uitftierf in de vermaarde. cleopatra, toen dat Land, door Keizer augustus, in hetDe//z'g/?ejaarna Christus, een Wingewest des Romeinfchen Rijks werd. Bij dit alles zullen wij voegen een verflag van -de gedenkwaardigfte Verrigtingen in Groot Griekenland, 't welk, gelijk wij reeds aanduidden, het Eiland Sicilië, en een groot gedeelte van het tegenwoordige Koningrijk Qiapels op het Vaste land van Italië bevatte» &. Er  GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND. EERSTE BOEK. behelzende de geschiedenis der eerste eeuwe van griekenland. Deeze Eerfte Eeuw mag, met regt, de Kindsheid van Griekenland genaamd worden. Zij doet, in 't eerst, aan ons oog op een Land, verdeeld in verfcheide kleine Vorstendommen, als de Koningrijken Sicyon, Athene, Sparta, Thebe, enz. die men oordeelt, dat agtereenvolgënd gegrondvest zijn door zo veele onderfcheidene Volkplantingen yan Egyptenaaren en Pheniciers — Vervolgens behelst de Gefchiedenis de Heldentijden : tot deeze behooren , de Tocht der Argonauten, de Wreedheid der Danaïden, de Werken van hercules, het Beleg van Thebe en van Troye , en andere oude Gebeurtenisfen, onder de Verdichtzelen der Poëeten grootlijks vermomd: want de geheele Beeldfpraak ," en de veelvuldige Gedaanteverwisfelingeh, waar van hunne Werken overvloeien , zijn niets anders dan de Gevallen der Oude Grickfche Gefchiedenisfe misvormd en herfchaapen door het buiten- fpoo- t BOEK. Inleiding.  I. SOEK* fi8 GESCHIEDENIS fpoorig wonderlijke , waar op deeze eerfte Dichters zo zeer gefield waren. De evengemelde Volkplantingen bragten veel toe in de Zeden der oorfpronglijke Grieken te verzagten en te befchaaven. Van de Pheniciers leerden zij de Zeevaard en den Koophandel: van de Egyptenaaren ontvingen zij Wetten, Godsdienstplegtigheden, de Beginzels derFraaije Weetenfchappen, en Lichaamsoefeningen, Allengskens uit de woestheid opkomende, verkreegen zij , bij trappen , rechtmaatiger' kundigheden van alle dingen. Elk begon zijn Huisgezin aan te zien als een. Lid van den Staat, en zijn Geboorteland als eenealgemeene Moeder. Hier door begreepen zij ras de noodzaaklijkheid en de natuur eens Staatsbeiluurs. In den aanvange hadt de Koninglijke Magt algemeen de overhand. Doch, in vervolg van tijd, namen de meeste Staaten de Gemeenebest-Regeering aan: die, daar zij voorhet laagfte Lid den weg opent om tot Bedieningen en Waardigheden op te klimmen, in de borst der Burgeren, eene meer dan gemeene Liefde voor het Vaderland doet ontbranden. DeAmpten van gewigt, onder zulk een Staatsbeftuur, gewoonlijk ook op den duur van een Jaar of dergelijk een kort Tijdsbeftek bepaald zijnde, konden zeer bezwaarlijk tot eenig verkeerd einde misbruikt wor-? den, dewijl de Bekleeders derzelven wisten , hoe fchielijk zij daar van aftland zouden moeten doen, en weder op eenen gelijken voet komen met de rest hunner Medeburgeren : «n een ftrikt verflag moeten geeven van htm Be,  van OUD GRIEKENLAND. 29 Bewind. Bij dit alles ftrekte hunne arbeidzaame Leevenswijze, voornaamlijk in het bewerken van den grond beftaande, om hun grooten deels te behoeden voor 't ge weld der fchadelijkfte en geweldigfte Driften, en bewaarde eene zekere gelijkenis van Rang onder alle de Leden van den Staat. Te deezer oorzaake werden Eenvoudigheid en Maatigheid , met de Deugden daar aan vermaagfchapt, in groote eere en agting gehouden. Van deezen aart waren de Grieken geduurende de Eerfte Eeuwe, en een gedeelte van de Tweede. EERSTE HOOFDSTUK. 'Een algemeen ver/lag der Oude Vorstendommen in Griekenland, van derzelver vroeg- , Jle tijden af, m de /Iffchaffing van het Koninglijk Bewind in alle, behalven in Sparta. De Gefchiedenis der vroegfte tijden vatt Griekenland'is, gelijk die van den aanvang aller andere Volken, met eene bijkans ondoordringbaare Duisternis omwonden. Deeze Duisternis geeft gelegenheid tot Vercieïing, die, terwijl zij het geheele open vak der vroegfte Oudheid opvult met ingebeelde Voorvallen en Omwentelingen, teffens de weinige weezenlijke Gebeurtenisfen van laatere tijden , waar van nog eenig fpoor was overgebleeven , dermaate vermomt, en opfchikt, dat ze wonderbaar, onnatuurlijk en ongelooflijk worden. Men vindt het dan zeer bezwaarlijk, Voorbereidende Aanmerkingen. I. BOEK.' i. Hoofdft.-  . ï. BOEK. I. Huofdft. 30 GESCHIEDÈNIS lijk, zo niet volftrekt onmogelijk, om na de eenvoudige Waarheid zelfs te gisfen. Eenige Geleerden hebben het, nogthans; beftaan in deezen wanfchiklijken Mengelklomp het gebeurde van het verdichtte te fchiften: en hunne naafpeuringen ftrekken ten blijké van hunne uitgebreide Geleerdheid, en geeven dikwijls, fchoon niet altoos, bewijs van veel Oordeels en Vernufts. Doch dit is al de Lof, dien wij hun kunnen fchenken. Want een fchrander en aandagtig Leezer ontdekt doorgaans, dat hunne befpiegelende Plans tot zeker bijzonder einde zijn ingerigt, en vindt hunne Gevolgtrekkingen niets befluitende en onvoldoende. Doch de onvermijdelijke Onkunde van de oudfte Gefchiedenisfen der Volken, is 5 fchoon de Wijsgeeren zich des mogen beklaagen, geen wéezenlijk Verlies voor andere Leezers. Want welke nutte berigten zouden wij daar in hebben kunnen opdoen, al waren zelfs dié daaden getrouw geboekt door Schrijveren, in die tijden leevende ? Wij zouden alleen de Jaarboeken doorloopen van een wild en woest Geflacht, van plaats tot plaats omzwervende naar de voorvallen hun dreeven, worftelen de met de Jaargetijden, en met hunne Mede-dieren; in hunne najaagingen meer door pnmiddelijke noodwendigheid dan door redelijke oogmerken aangezet. Voor den Wijsgeer, die genoegen fchept in den Mensch na te fpeuren van den woesten Staat tot dien der Maatfchappije , zou zodanig eene Gefchiedenis nuttig kunnen weezen; doch aari andere Leezeren weinig onderwijs en noch.  van OUD GRIEKENLAND. 31 min vermaaks verfchaffen. Het Menschdom is in dien ftaat eer een voorwerp van Natuurlijke Wijsbegeerte dan van de Gefchiedkunde. De oude Dichters van Griekenland waren, teffens hunne eerfte Gefchiedfchrijvers. Dit is. ook het geval geweest van meest alle andere Volken. Het oogmerk deezer Dichteren meer zijnde om te behaagen en te verbaazen, dan om zich te bepaalen tot een eenvoudig Verhaal van enkel gebeurde Daaden, maakten zij hunne Befchrijvingen , zo wonderlijk , dat zij alle paaien van gelooflijkheid te buiten gingen en een jammerhartig mengzel opleverden van Wondertekenen , Gedrogten , Halve Goden, en Helden. Wij zouden, overzulks, gaarne agter wege gelaaten hebben eenigzins agt te flaan, op de ongerijmde Verdichtzelen der Oudfte Gefchiedenis van Griekenland, was de kennis daar van niet noodzaaklijk voor die de Schriften der Ouden doorbladeren, en zonder dit behulp, op veele plaatzen; volftrekt onverftaanbaar zijn. Om die reden alleen neemen wij deeze onaangenaame en verveelende taak op; doch zullen dezelve, met alle mogelijke kortheid, afwerken. Griekenland was, in de oudfte tijden, verdeeld , in deeze zeven kleine Koningrijken of Vorftendommen*, Sicyon, Argos, Myeene, Thebe, Corinthe, Sparta en Athene. Van elk deezer, zullen wij, naar die rangfehikking, fpreeken. £1' i. BOEK. I. Hoofdft.  SOEK. L Hoofdft. Sityon 2101. argos. 'jrgos 1355. (*) Deeze. en alle andere Jaartekeningen duiden •Je Jaaren vóór chsistus aan. Het Vorstendom Argos overtrof Sicyon iri magt en rijkdom. De naamen der Koningen, in de Gefchiedenis geboekt, zijn deeze: ina- CIIUS , phoroneus , apis , ARGUS , criasus, phorbas, triopas, E r otopus, sthenelus, gelanor, d anaus, lynceus, abas, PRETUSj ACR isius. phoroneus poogde zijne Onderdaanen te befchaaven, door de verfchrikkingen van den Godsdienst hunne Gemoederen bewee- gen- $2 GESCHIEDENIS sicyon; Het Koningrijk Sicyon ontleende den naam van Sicyon, eene Stad van Peloponnefus, gelegen bij de Landengte van Corinthe, en door' zommigen voor de alleroudfte Stad in Griekenland gehouden, egialeus komt voor' als de eerfte Koning; doch. de Gefchiedfchrijvers {temmen niet overeen in het getal zijner Opvolgeren. In de daad dit Koningrijk bezat noit veel magts noch maakte immer veel vertoons. Wij kunnen, met geene eenigzins draag-' lijke zekerheid, fpreeken van de andere kleine Koningrijken, omtrent gelijktijdig met dat; van Sicyon opgerigt.  van OUD GRIEKENLAND. 33 gende, en door het bedwang der Wetten hunne Daaden regelende. Hij behaalde verfcheide voordeden op de Arcadiers in den oorlog , en deedt Peloponnefus onder zijne magt bukken, argus, vanwien de Hoofdftad des Koningrijks den naam ontleent, wordt voor den eerften gehouden, die de Osfen voor den ploeg onder het juk bragt. — criasus was de eerfte, die Altaaren aan de Godin j uno heiligde, inachus is beroemd om dat hij de Vader was van i o, die den Dichteren zo veel ftofs tot Verciering opleverde. Hier ontmoeten wij het Verdichtzel der 'Danaïden, 't welk hoofdzaaklijk hier op uit komt. egyptus, Koning van Egypte, vijftig Zoonen hebbende, befloot dezelve uit te huwelijken aan een gelijk getal Dogteren van zijn' Broeder danaus; die, om de verbintenis te ontwijken, na Argos vloodt. Het Schip waar mede hij zelve overvoer, was het eerfte van eenige aanmerkenswaardige grootte, "t welk zich op de Kusten van Griekenland vertoonde. Te Argos komende, maakte hij eisch op de Kroon, als een Afftammeling van epaphus, en kreeg op dien voet den voorrang boven gel anor, toen in 't bezit dier Kroone. egyptus, middelerwijle , vreezende dat danaus al te magtig zou worden door de verbintenisfen, welke hij zou kunnen aangaan uit hoofde van de Huwelijken zijner vijftig Dogteren , zondt zijne vijftig Zoonen aan 't hoofd eener Legermagt om op "het Huwelijk dier Dogteren aan te dringen. Hun Oom danaus, op zo dwingend eene wijze aangezogt, moest bewilligen; doch hij J. deel. C haal- I. BOEK. I. Hoofdft. Dc Danaïilsn,  J. BOEK. i. Hoofdft. / ?E RSE CS. 34 GESCHIEDENIS haalde in 't heimelijk zijne Dogters over dat zij elk hunnen Egtgenoot, in den eerften Huwelijksnagt, zouden om hals brengen: eene allerfchreeuwendfte wreedheid, die deeze Dogters, nogthans, niet fchroomden uit te voeren, linceus, de Egtgenoot van een der Dogteren hypermnestra, ontkwam alleen die verfchriklijke fiachting. Deeze Gefchiedenis is dwaas, ongerijmd en ongelooflijk. acrisius en pretus, tweeling-Broeders, en Zoonen van linceus, betwistten elkander het Koningrijk: doch kwamen ten laatften tot een vergelijk, volgens 't welke de Kroon van Argos in eigendom bleef aan acrisius; en Tirimhus benevens eenige andere Plaatzen, werdt aan pretus afgeitaan. Deeze acrisius was de Vader van de fchoone d a n a ë, bij de Dichters hoog geroemd, acrisius, door eene Godfpraake vermaand , dat zijn Kleinzoon hem den dood zou doen, zette zijne Dogter in eene nauwe gevangenis. Maar een Prins, j u p it e r geheeten , kogt haare wagt om, kreeg toegang in den Tooren, waar de Schooneopgeflooten zat, en trouwde haar. perseus was de vrugt van deeze heimelijke Egtverbintenisfe. Eene menigte van wondere verrigtingen wordt aan deezen perseus toegefchreeven. Men wil dat hij Gedrogten verdelgde; medusa doodde: deeze denkt men dat eene Koningin in Africa geweest is , wier Koningrijk hij beroagtigde ; andromeda van een Zeegedrogt verloste, dat is te zeggen-  van OUD GRIEKENLAND. 35 gen van een Perfoon, die haar met een fchip zou hebben weggevoerd, perseus, ten laatften in Thesfalie komende , om zekere openbaare Spelen bij te woonen , doodde acrisius bij toeval. Omtrent dien zelfden tijd volgde pelops, Zoon van tantalus, Koning van Phry g«, hipïodamia, de Dogter van oenoma us, Koning van Pi fa, getrouwd hebbende, zijnen Schoonvader in het Rijksbewind op, en regeerde eenen geruimen tijd. Hij vermeesterde Peloponnefus, en hadt een groot aantal Naakomelingen, zeer vermaard in de Griekfche Gefchiedenis, waar zij bekend zijn onder den naam van Pelopiden. m y c e n e. perseus bragt den Throon van Argos na Mycene over, en gaf de Stad Argos aan zijn' Zoon anaxagoras, die de vader was van een vrij groot Genacht, 't geen hem in dat Vorstendom opvolgde. De Regeering van perseus duurde acht-en-vijftig jaaren, en verfchafte hem tijds genoeg om zijn nieuw Koningrijk van Mycene , op eenen vasten grondflag, te bouwen. De naamen zijner Opvolgeren waren sthenelus, eürys- THEUS, ATREUS, THYESTES, AGAmemnon, EGISTEUS, ORESTES, ti* SAME nes. HetwasEURYSTHEus,die hercules de Twaalf Werken, zo zeer in de Verdichtzelen vergroot, oplei. Het wordt door de Gefchiedfchrijveren toegeftemd, dat 'er, bij verfchillende C 2 Vol- JQ BOEK. L Hoofdft. Mfceiti IJ4*  e I. BOEK. ( L I Hoofdft. i De Argenciu- 6 GESCHIEDENIS /olken, verfcheide Helden beftonden, die len naam van hercules droegen, welke ilgemeen gegeeven fchijnt aan de zodanigen, lie door zonderlinge betooningen van kragt aitftaaken. Doch, in 't einde, werden de yerrigtingen van alle de overigen, door de Griekfche Fabelfchrijveren, toegefchreeven aan hun eigen Landgenoot, die de Zoon was van alcmene bij amphïtrion, of, gelijk de Dichters willen, bij j u p i t e r, den Opperften der Goden: maar die met de daad een der nabuurige Vorsten geweest is van dien naam. eurystheus, door naijver tegen hercules geprikkeld, wikkelde hem in verfcheide gevaarlijke Onderneemingen, in welke hij hoopte dat hercules zou omkomen. Deeze Onderneemingen hebben in de Verdichtzelen, den naam gekreegen van de Twaalf Werken, en zijn daar met zo veel opfchiks voorgefteld, dat het alle paaien van waarfchijnlijkheid overfchreedt. De Leeuw uit het Nemeaanfcbe Bosch , en de zevenhoofdige Hydra, zijn zeker Roovers of Moordenaars geweest door hercules uitgedelgd. Want , in deeze vroege Eeuwen, reisden Perfoonen van ongemeenen moed rond, om groote aventuuren te zoeken, gelijk in laateren dage, de Dooiende Ridders. Den Tocht der Argonauten moeten wij omtrent deezen tijd plaatzen. jason, een jong Tbesfaliscb Vorst, werdt tot deeze Onderneeming aangezet door zijn Oom pelias, die jason's Throon zich aangemaatigd hebbende, hoopte dat zijn Neef, op dien Tocht, mogt  van OUD GRIEKENLAND. 37 mogt {heuvelen. De dapperfte Mannen uit Griekenland vervoegden zich bij hem in dit kloekbellaan, als, her cules, oileus, telamon, castor, pollux, en argus, onder 't opzigt van den laatstgeraelden werd het Schip, 't geen hun na Colcbos voerde, gebouwd, en daarom naar zijn'naam genoemd. De Dichters hebben kunnen goedvinden om een' Gouden Vlies, door een verfchriklijkenDraak bewaakt, te befchrijven als het voorwerp van deezen Tocht, en de geheele Gefchiedenis met eene menigte van Verdichtzelen te omzwagtelen. De waarheid , onder dit alles aangeduid , fchijnt te weezen , dat zij Koning etes, dien men dagt >dat groote fchatten bezat, gingen beoorlogen. De Gelukzoekers Haagden op hunnen Tocht, en dat zonder bloedftorten : want medea, de Dogter van etes, op jason verliefd geworden, ftelde hem in 't bezit van alle de fchatten haars Vaders, ten einde zij hem mogt bevveegen om haar te trouwen. Deeze medea werd vervolgens zeer vermaard door haare Toverkunst, en door haare Boosheid nog berugter. Om tot hercules weder te keeren. Deeze Held, onfterflijken roem verworven hebbende , verbrandde zich zeiven, op den Berg Oeta, door zwaare pijn overmand, zo men wil, veroorzaakt, door een vergiftigd hemd hem gegeeven door zijne Vrouwe dejani. ra, op het aanraaden van zijnen Mededinger n e s s u s. Deeze fabelagtige Gefchiedenis duidt, misfchien, aan, dat d e j a n i r a , , c 3 in 1. BOEK. i. Hoofdft.  I. SOEK. U Hoofdffi. SS GESCHIEDENIS in eene vlaag van minneijver, hem een'drank gaf, die hem dol maakte en doodde. eurystheus, door den zelfden haat en wreedheid tegen de Kinderen van hercules aangefpoord als hij tegen hun Vader gevoed hadt, verdreef hun uit Peloponnefus. 2ij zijn bekend onder den naam van Heracli' den, en namen de vlugt in Attica, waar e urystheus, hun op nieuw aangevallen hebbende, de nederlaage kreeg , en verflaagen werd. Hier op keerden zij weder na Peloponnefus ; doch wanneer, drie Jaaren laater, hellen.de oudfte der Heracliden, door een Koning van Tigaa, geflaagen werd, vonden de overigen zich genoodzaakt, in verfcheide Landen verftrooid; om te zwerven. Naa den'dood van eurystheus, nam zijn Neef atreus, de Zoon van pelops, bezit van Peloponnefus; waar zijne Aframmelingen naa hem regeerden, onder den naam van Pelopiden. Deeze atreus ftak uit door zijne wreedheid. Ontdekt hebbende , dat zijn Broeder t h y e s t e s eene misdaadige gemeenfchap hieldt met zijne Vrouwe europa, bande hij hem eerst; doch hem naderhand te rug geroepen hebbende, doodde hij pelops den Zoon van thyest e s, en liet het vleesch van dat lichaam op den disch den Vader voorzetten. Deeze Gebeurtenis, egter, fteunt alleen op het gezag der Dichteren , en mag gevolglijk met genoegzaam regt, in twijfel getrokken worden. Dezelve heeft, niettemin, zo in ouden als m laateren tijde, het Treurfpel ftoffe opgeleverd. a g a-  van OUD GRIEKENLAND. 39 agamemnon, Zoon Van plisten es, en Kleinzoon van atreus, houdt men voor den Opvolger van atreus in het Koningrijk Argos en Mycene. agamemnon was een zeer magtig Vorst,en werd, te dier oorzaake, tot Opperbevelhebber der Griekfcbe Legermagten in den Oorlog tegen Troye gekoozen. thebe. c a r> m u s, een Egyptenaar van geboorte, de Zoon van agenor, wordt voor den eerften Koning van Thebe gerekend. Onder voorwendzel van zijne Zuster te zoeken, die weggevoerd was door een Prins ]upiter geheeten, bragt hij eene Volkplanting van Phenici&rs in Griekenland', en grondvestte de Stad Thebe. Men wil dat c ad mus het Phenicifche A. B. C. in Griekenland invoerde. De Vinding der Letteren is de wonderbaarfte en de nuttigfte van alle Uitvindingen der Menfchen. De Opvolgers van c ad mus waren polvdorus, labd acus en lycas. Ten tijde van deezén laatften maakten a mphion en zethus zich meester van Thebe, en namen de Oppermagt in handen, amp h 1 o n , een Man zijnde van eenen zeer minzaamen aart en bij ultftek welipreekend, haalde de Thebaaners over om vrijwillig hem en zijnen Rijksgenoot in de Koningrijke waardigheid te bevestigen, en teffens kragtdaadiger maatregels te neemen tot verdeediging van hunne' Stad. Dit heeft, buiten tegenfpraake, gelegenheid gegeeven tot het DichC 4 ter- i. BOEK. i. HoofdfL Theot1493.  t. BOEK. t Hoofdft. 40 GESCHIEDENIS teiiijkVercierzel, dat amphion de Muureii van Thebe bouwde door zijne Lier. Zijne Regeering duurde nogthans zeer kort : want laius , de Zoon van labdacus herkreeg het Koningrijk welhaast. laius, eene Vrouwe jocastA getrouwd hebbende, werd door een Godfpraak voorfpeld, dat de Zoon, dien zij hem ftondt te baaren, zijn' dood zou veroorzaaken. Zo ras, derhalven , dit Kind gebooren was, liet hij het ten Vondeling leggen. Eenige Schaapherders vonden het Kind, namen en voedden het op, aan 't zelve den naam van oedipusgeevende. Groot geworden zijnde, ontmoette hij zijnen Vader in het Land van Phocis, hij kreeg gefchil met den ouden Man, en veruoeg hem, zonder te weeten dat deeze zijn Vader was. creon, de Broeder van jocaste, maatigde zich hier op de Kroon aan. Hier wordt de waarheid der Thehaanfche Gefchiedenisfe misvormd en omzwagteld door de Fabelen der Dichteren. Zij vermelden ons, dat 'er een Sphinx op den Zeeoever verfcheen, aan alle Voorbijgangeren een Raadzei voorftelde , en de zodanigen , die het niet konden ontknoopen, verflondt. creon deedt, door geheel Griekenland', aankondigen , dat hij het Koningrijk Thebe , benevens de Koningin jocasta, zou fchenken aan den Man, die het Raadzel van de Sphinx wist uit te leggen, oedipus onderftondt het. Door de Sphinx gevraagd zijnde, „ Welk „ een Dier het was, 't geen 's Morgens op „ vier, 's Middags op twee, en 's Avonds „ op  van OUD GRIEKENLAND. 41 „ op drie voeten ging f antwoordde hij, de Mtnsch. De Sphinx woedende om dat haar Raadzel ontknoopt was, wierp zich zelve in zee. oedipus ontving, ter belooning van zijn vernuft, jo ca sta ter Egtgenoote, en het Koningrijk Thebe tot een Huwelijksgoed. Eene geweldige Pest rigtte daar op terftond eene deerlijke verwoesting aan in Beotie: de Godfpraak na de rede hier van gevraagd, gaf ten antwoord, dat dé Pest zou blijven woeden tot zo lang de Moordenaar van laius gebannen was. Naa veel onderzoekens werd de verborgenheid ontdekt, oedipus, verflaande dat hij niet alleen de Moordenaar zijns Vaders, doch ook de Man van zijne eigen Moeder was, werd met grooten fchrik bevangen , en rukte, door wanhoop vervoerd, zich de oogen uit: of begaf zich, om ons, misfchien, overeenkomstiger met- de waarheid uit te drukken, vrijwillig in ballingfchap buiten het oog zijner Onderdaanen. j o c a s. „ta verwurgde, door overmaat van hartzeer, zichzelven. De Treur-Dichters , door alle eeuwen, hebben dit eene fchoone ftoffe gevonden om haare Zanggodin te laaten verwerken. eteocles en P0LiNiCES,de ongelukkige Vrugten deezes Bloedfchendigen Huwelijks van oedipus en diens Moeder, werden welhaast berugt door hunnen wederzijdfchen haat en vijandfchap. In deeze gefteltenis dongen zij heiden na den Throon, en konden geen ander middel van bevrediging vinden, dan door overeen te komen, dat zij beurtlings, elk den tijd van één jaar, zouden C 5 re? I. BOEK. I. Hoofdft. Het beleg van Thebe. 1325.j,  r. I Hoofdft. i 42 GESCHIEDENIS regeeren Maar eteocles, eerst tot de Koninglijke waardigheid verheeven zijnde , om dat hij de oudlte was, weigerde , zijn jaar van regeeren verftreeken zijnde , den Throon aan polinices in te ruimen. De laatstgemelde verzogt hier op de hulp van adrastus, Koning van Argos, die niet alleen zich bij hem vervoegde; maar, binnen kort, een magtig Bondgenootfchap, ten zijnen voordeele, maakte, en onmiddelijk den oorlog tegen eteocles verklaarde. Thebe werd, diensvolgens, belegerd, onder het beleid van zeven beroemde Bevelhebbers, adras- tüs, polinices. tybeus, amphiaraus, capaneus, hypomedon, en parthenopeus. Van deeze Bevelhebbers fneuvelden de meesten in het beleg ; 't welk, ma veel bloedftortens, in 't einde opgebrooken werd, eteocles en polinices befiooten hebbende het gefchil door een Tweegevegt te beflisfen: in 't zelve itreeden zij, met Zulk eene wanhoopende woede, dat zij bei• den dood nederftortten. Men rekent, dat dit Beleg van Thebe omtrent dertig jaaren voor het beleg van Troye voorviel. Naa den dood der twee Broederen befiooten de Zoonen der zeven Bevelhebberen, die het beleg hadden aangevoerd, den dood te wreeken van de Vaders der zodanigen, die in 't zelve het leeven gelaaten hadden. Met dit oogmerk verwoestten zi] Beotie, en ftreeden met de Thebaaners, die hunnen Ko'ning, in den llag, verboren hebbende,hunne Stad verlieten; waar van de Epigonoï, dus wer-  van OUD GRIEKENLAND. 43 werden deeze zeven Opperhoofden genoemd, onmiddelijk bezit namen. Het volgende van dit Tijdsbeftek der Thehaanfche Gefchiedenis is niet min duister en onzeker dan het begin, xanthus fteltmen is de laatfte Koning geweest; naa diens dood, werd in dit Landichap de Gemeenebest-regeering ingevoerd. c 0 r 1 n t n E. De Oorfprong van Corimhe is met dikke duisternisfen omgeeven. Men wil dat sysiphus het eerst tot een Koningrijk maakte. glaucus, de Zoon van sysiphus, ftelde de hthmifche Spelen in, en was Vader van den beroemden bellerophon, die, naar luid van de taal der Dichteren, het Paard Pegafus befchreedt, om een Gedrocht te bevegten. De waarheid der zaake fchijnt, dat bellerophon, zich heldhaftig kweet in de veelvuldige daaden door hem beftaan. Naardemaal 'er eene groote verwarring is in de Gefchiedenis der Koningen van Corimhe, Zullen wij alleen optekenen, dat één deezer Koningen, bacchis , een talrijk Naageflacht agterliet, bekend onder den naam van Bacchiden,die,naa een' grooten tusfchentijd, geduurende welken verfcheide Omwentelingen in het Koningrijk voorvielen, de geheele magt van den Staat zich aanmaatigden, en het Beftuur in eene Adelregeering veranderden. In deezen tusfchentijd hadt Corinthe eene fterke Zeemagt gekreegen, en de Volkplantingen van Corcyra en Syracufe geftigt. Deeze ï. BOEK. I. Hoofdft. Corinihe, 139S-  I. - bo.ee. 'l Hoofdft. U GESCHIEDENIS ze laatfte werd, door de voordeelige ligging en de uitfteekend goede Lugtsgefteltenisfe, de fchoonfte Stad van Groot Griekenland. cypselus klom, in 't einde, ondanks ontelbaare hinderpaalen, die hem in den weg Honden , op tot de hoogfte magt in Corinthe; en alle tegenkanting geheel te boven gekomen zijnde, beheerschte hij zijne Onderdaanen,den tijd van dertig Jaaren, op eene zeer zagte en gemaatigde wijze. Zijn Zoon, p eriander, volgde hem op; doch betoonde zich een volftrekt Dwingeland: want hij bragt niet alleen de voornaamfte Burgers van Corinthe, maar ook zijne eigene Vrouw, om 't leeven. Zijne veelvuldige Verkeering, egter , met de Wijsgeeren van dien tijd, en de fmaak in de Wijsbegeerte, welke hij ondanks de wreedheid van zijnen aart bezat, bezorgde hem eene plaats onder de Zeven Wijzen van Griekenland: eene Eer, welke zijne Misdrijven hem hadden behooren te ontzeggen. Naa zijn' dood beflooten de Corinthers , der Regeering van een volftrekt gebiedend Vorst moede, de Regeeringsvorm van eene Eenhoofdige in een Volksregeering te veranderen; en zich, met dat inzigt, ontflaagen hebbende van de overgebleevene Takken des Koninglijken Geflachts, verdeedigden zij hunne natuurlijke Vrijheid en vestigden de Volksheerfchappij. De voordeelige Ligging van Corinthe op eene Landengte , die Peloponnefus aan het Vaste land hegt, deedt deeze Stad den eernaam van het Oogelijn van Griekenland verwerven, en fcheen bij uitftek gefchikt om aan  van OUD GRIEKENLAND. 45 aan Corinthe de Oppermagt over alle de nabuurige Staaten in handen te (lellen. Doch de Corinthers vielen uit hunnen aart op den Koophandel. Zij dongen veel eer na Rijkdom dan na Magt. sparta. lel ex is de eerfte Koning van Laconia, die ons, in de Gefchiedenislen, voorkomt. Zijne Opvolgers waren m y l e s , e u r o t a s, lacedemon, amycles, argalus, cynortas, oebalus, hypocoon,en tyndarus. eurotas was de Grondvester der Stad Sparta , zo geheeten naar zijne Dogter sparta, de Vrouw van lacedemon, die zijn' naam aan het Land gaf, gelijk zijne Vrouw den haaren aan de Stad gefchonkea hadt. tyndarus trouwde leda , die Moeder werd van de twee beroemde Helden c a stor en pollux, en de niet min vermaarde Dogter clytemnestra, de Egtgenoote van agamemnon, en helena, wier Schaaking den Troyaanfcben Oorlog veroorzaakte. Men gelooft, en met veel gronds van waarfchijnlijkheid , dat de Troyaanen oorfpronglijk eene Griekfche Volkplanting waren : dard a n u s, hun eerfte Koning, kwam uit Arcadie ; ook zijn hun Godsdienst, Taal, en het meerendeel hunner Naamen, blijkbaar van Griekfche herkomfte. Van de Troyaanfche Koningen zijn de naamen der volgenden tot dee- zeh L BOES» i. HoofdïL Sparta. 1533»  ï. BOEK. I. Hoofdft. Ue Troyaan* fche Oorlog. 46 GESCHIEDENIS zen tijd overgebleeven ,dardanus,erïc- thonius, tros, ilus, laomedon en priamus. De mam llium, onder welken hunne Hoofdftad, bij de Grieken, bekend was, denkt men, is ontleend van 1 l u s, en de andere naam Troye van tros. priamus, de laatfte Koning, was tot eenen hoogen trap van Rijkdom en Magt opgeklommen. Hij hadt vijftig Zoonen; de Muuren van Troye werden door hem herbouwd: hij veranderde den naam dier Stad in dien van Pergamus; en regeerde daar voorfpoedig een reeks van Jaaren. Wanneer, ondertusfchen de Koningin hecuba, de tweede Egtgenoote van priamus, gedroomd hadt, dat zij een Brand zou baaren, die de geheele Stad tot asfche zou verteeren, was priamus dermaate ontfteld, dat hij bevel gaf het Kind, waar van de Koningin zwanger ging, als het een Zoon was, terftond naa de Geboorte, ten Vondeling te leggen. Het Kind werd paris geheeten', en, niet tegenftaande het bevel des Vaders, door de zorg van hecuba, bewaard en heimlijk opgevoed. Groot geworden, verfcheen hij ten Hove, waar zijne fchoone Geftalte eene algemeene verwondering verwekte. Hier op waagde hij het, zich aan priamus te ontdekken : deeze vondt zich dermaate voldaan over zijne gedaante en bekwaamheden , dat hij des Drooms niet meer gedagt. paris ondernam, korten tijd daar naa, een Tocht na Griekenland, onder voorwendzel, om zijne Moeij hesione, die, in haare zeer vroege Jeugd, door hercules, ge- fchaakt s  van OUD GRIEKENLAND. 47 fchaakt, en door hem aan telamon ten Huwelijk gegeeven was , weder te haaien. Het zal niet ondienstig weezen de gelegen* heid deezer Schaaking te vermelden. laomedon, de Vader van hesione, hadt de fchatten der Tempelen van neptünus en apollo hefteed om de wallen van Troye te bouwen, onder belofte van deezen dus weggenomen fchat weder te geeven. Maar of ongenegen of buiten ftaat om zijne belofte geftand te doen, verklaarde de Godfpraak, dat hij de Heiligfchennis op geene andere wijze kon boeten dan door eene Troyaanfcbe Maagd aan een Zee-gedrogt ten beste te geeven. hesione werd door het lot veroordeeld om deeze ftraffe te ondergaan. her« c u l e s verfloeg, nogthans, het Zee-gedrogt, en verloste hesione. Men weet hoe zeer deeze Gebeurtenis, door de Dichters, met het Fabelkleed omhangen is. paris werd, bij zijne komst in Sparta, op de vriendlijkfte en gastvrijste wijze, ontvangen , door menelaus, die door het regt zijner Vrouwe helena, de Dogter van tyndarus, de Heerfchappij over dit Rijk voerde. Doch paris op helena verliefd wordende, haalde haar over om met hem te vlugten, en dompelde daar door zijn Land in een poel van jammeren. Wij mogen, nogthans, den oorfprongvan den Troyaanfchen Oorlog hooger op haaien, en toefchrijven aan eene erflijke vijandfchap, die langen tijd beftaan hadt tusfehen de Gellachten,van AGAMEMNONen priamus» Want xantalus, Koning van Pbrygie, en | MO EX, l Hoofdft.-  t soek. I. Hoofdfr. 48 GESCHIEDENIS en Overgrootvader van agamemnon, met geweld ganymedes, Broeder van 1 l u s, den Grootvader van priamus , weggevoerd hebbende, hadt ilus van deeze belediging wraake genomen, doorTANTALus van de Landen zijner Heerfchappije te berooven en hem te noodzaaken na Griekenland te vlugten, waar zijn Zoon pelops, en diens Naazaaten zich vestigden onder den naam van Pelopiden. menelaus, met verontwaardiging vervuld over den hoon hem door pa ris aangedaan , haalde zijn Broeder agamemnon over om zich zijns gefchils aan te trekken; en door hunne vereenigde poogingen, bewoogen zij alle de andere Magten in Griekenland om, tot dezelfde zaak, zamen te fpannen, en zich bij eede te verbinden, om, of helena te verlosfen, of Troye te verwoesten. agamemnon werd tot Opperbevelhebber gekoozen van dit groote Bondgenootfchap. Aulis was de algemeene Verzamelplaats van alle de Griekfche Legermagten, die, daar vergaderd zijnde , een Leger van honderd duizend Man uitmaakten. De Vloot, beftemd om hun na Troye over te voeren, beftondt uit omtrent elfhonderd en vijftig Schepen. De Galeien van Beotie voerden ieder honderd en twintig Man, en die van p h inlogt et e s vijftig. Deeze Schepen hadden geen dek, doch waren gelijk onze open Boots. De voornaamfte Legerhoofden, die deeze Krijgsmagt vergezelden, waren agamemnon, menelaus, diomedes, sthenelus, euryalus, nestor, ajax, Zoon  van OUD GRIEKENLAND. 49 Zoon van telamon,ajax, Zoon van oileus, achilles, zijn Vriend patroclus, ulysses, enz, De Grieken, aan de vlakte van Troye geland, ontdekten welhaast, dat dtTroyaanm, voor hun in dapperheid niet behoefden te wijken. Intusfchen werden u l y s s e s en m enelaus na priamus gezonden om de wedergifte van helena te eifchen: maar die Vorst, ftrijdig met het gevoelen zijns Raads, dit verzoek afgeüaagen hebbende , maakten beide de Partijen de vervaarlijkfte Oorlogstoerustingen. Naa dat de Grieken de Troyaanen in twee veldüagen de nederlaage gegeeven hadden, vonden zij zich genoodzaakt hunne Magt te verdeelen, om dus te gemaklijker Leevensonderhoud te krijgen, waar aan het hun zeer begon te ontbreeken. Dit gaf den Troyaanen gelegenheid om met de nabuurige Staatert in onderhandeling te rreeden, tot het verwerven van bijftand. achilles, intusfchen, die over het Smaldeel des Legers om voorraad uitgezonden, het bevel voerde, deedt verfcheide treffelijke Krijgsverrigtingen: nam een aantal Steden in, en maakte veel buits. Maar de wreedheid der Grieken tegen palam ex) es, een hunner braaffte Bevelhebberen, dien zij, op eene valfche betigting tegen hem ingebragt door ulYsses, van kant hielpen , vergramde achilles dermaate, dat hij weigerde hun, in den Oorlog , verderen bijftand te verkenen, en zijne Krijgsbenden van het overige des Legers afzonderde. I, deel. D De t BOES. i. Hoofdft. iips.  I. BOEK. I. Hoofdft. 5o GESCHIEDENIS De negen eerfte Jaaren van den 'Oorlog werden verfpild in verfcheide gevegten van weinig aanbelangs: de Grieken dien tijd zich voornaamlijk bezig gehouden hebbende met de Landen van priamus en diens Bondgenooten te verwoesten. Het is, derhalven, waarheid dat de Troyaanfche Oorlog tien Jaaren duurde; doch het is niet waar, dat de Stad Troye, gelijk in 't algemeen geloofd wordt, al dien tijd belegerd wierd : want het was eerst in de Lente des tienden jaars, dat de Grieken het Beleg aanvingen. In den beginne ontmoetten zij den dapperften wederftand van de zijde der Belegerden, die onder het bevelhebberfchapftonden van hector,deip h o b u s, en verfcheide andere Vorsten, hun te hulp gekomen,als, s a r p e d o n , rhesus en memnon. De Troyaanen hadden zelfs de overhand in verfcheide Gevegten , en maakten groote Slachting onder de Grieken; doch geen deezer VeldÜagen was beflisfend. Ten laatften fioeg h e c t o r , aan 't hoofd der Troyaanen, den Vijand volkomen uit het veld, vervolgde hun tot in de Legerplaats, drong door de verfchansfmgen heen , en ftak de Schepen in brand: en 't fcheen of de Overwinning in 't einde aan de zijde der Troyaanen zou o ver flaan. Maar patroclus, de Vriend van achieles, de groote verlegenheid der Grieken bemerkende, kwam, in dit hachlijk tijdgewricht, hun te hulpe, met de Legermagt van a c h i l l e s , voor de dapperfte des Griekfchen Legers gehouden, hij Hortte den Grieken moed in, en dreef de Troyaa«e«terugge. Veelen der ukfteekendfte Bevelheb-  van OUD GRIEKENLAND. 51 hebberen fneuvelden bij deeze gelegenheid; onder anderen werd sarpedon, door patroclus en patroclus zelve door de hand van h e c t or geveld. Thans namen de zaaken eene geheel andere gedaante aan; a c h 1 l l e s , woedende over het verlies zijns Vriends, en de voorgaande ftoorenis vergeetende , voegde zijne Legermagt bij die der andere Grieken , floeg de Troyaanen, en offerde, bij het graf van patroclus, twaalf der edelfte Gevangenen in den flag verkreegen. Hij was 'er nu alleen op uit om in perfoon met hector te vegten, dien hij eindelijk daar toe inwikkelt en verflaat. Maar, niet voldaan met den dood zijns dapperen Vijands, bevlekte hij den roem zijner Uverwinninge, door op de onedelmoedigfte en woestfte wijze het lijk des Overwonnenen te mishandelen, en 't zelve aan de wielen zijns wagens gebonden de Stad rond te lleepen. achilles zelve werd binnen kort door paris verfiaagen, die desgelijks, weinig tijds daar naa, door de hand van philoctetes fneuvelde. De Troyaanen, thans hunne beste Bevelhebbers verlooren hebbende, vestigden hunre laatfte hoope op het wijdberoemde Palladium , een Standbeeld van min er va, 't geen men wilde dat onmiddelijk uit den Hemel in hunne Stad gevallen was: het algemeen gevoelen leerde, dat zo lang dit Standbeeld , binnen de wallen van Troye bleef, die Stad nimmer kon bemagtigd worden. In 't einde zegt men, dat antenor en eneas, 't zelve trouwloos aan de Grieken overgele» D 2 verd I. HOEK. I. Hoofdfh  I. BOES. I. Hoofdft. 1184. 53 GESCHIEDENIS verd en ten zelfden tijde de Stad verraaden hebben, 's nagts de Poorten voor den Vijand openende. Doch, zornmige Schrijvers beweeren, dat de Grieken, bij verrasfing,Troye bemagtigden. Wat het Houten Paard betreft, door middel van 't welk de Grieken, volgens de befchrijving der Dichteren, meester van de Stad werden, dit fchijnt enkel een hersfenfchim der Poëtifche Verbeelding; of, misfchien was het zeker Oorlogstuig, naar een Paard gelijkende, waar van de Grieken zich bedienden om een bres in de wal te maaken, die hun den ingang tot de Stad baande. Met dit alles is het een toegeftaan ftuk, dat de Grieken de Stad 's nagts overweldigden , priamus, met al zijn Gezin om hals bragten, en, naa alles geplunderd te hebben , Troye in brand ftaaken. Het Inneemen van Troye is het beroemdfte Tijdmerkin de Gefchiedenis der Grieken; en men mag. met de daad, zeggen, dat deeze Oorlog het eerfte openbaar Vertoon van der Grieken Dapperheid opleverde. Het verdient ook opgetekend te worden, dat de Onheilen Troye overgekomen , de ftoffe verfchaften voor de twee volmaaktfte Heldendichten, de Wade en de Eneas. menelaus alleen behaalde , door het herkrijgen van helena, een blijkbaar voordeel van het welflaagen deezer Onderneeroinge. Voor de andere Grieken was dezelve een bron van de bitterfte onheilen. De velden van Troye werden gemest met het bloed hunner beste Bevelhebberen en Soldaaten , welker grootfte gedeelte daar be- graa-  van OUD GRIEKENLAND. 53 graaven werd ; het Overfchot huns Legers vondt, naa zeer verminderd te zijn, door de onheilen eens ongeftuimen reistochts, t'huis komende niets anders dan droeve kwellingen en deerlijke te leurftellingen. Hun Opperhoofd agamemnon, was ftegts een kleinen tijd in zijn Koningrijk geweest of hij werd vermoord door egyptus, den Zoon van thyestes, die zijn Throon, als het loon dier gruweldaad, zich aanmaatigde. hermione, de Dogter van menelaus en helena, werd eerst in den egt verbonden aan orestes, den Zoon van a g amemnon; doch hem naderhand ontnomen en aan pyrrhus, den Zoon van achill e s, gegeeven. orestes volgde, pyrrhus verflaagen hebbende , menelaus op in het Koningrijk Sparta; en, zeven Jaaren laater, desgelijks den Rijks-overweldiger egyptus, benevens glytemnestra , zijne eigene Moeder, die medepligtig geweest was aan den Moord haars Egtgenoots agamemnon, gedood hebbende, vereenigde hij het Koningrijk Sparta met de Koningrijken Argos en Mycene. orestes voelde, intusfchen, het bitterst hartzeer, wegens de wreedheid aan zijne Moeder gepleegd: hier uit hebben de Dichters gelegenheid genomen om te zingen, dat hij door de Razernijen vervolgd wierd. tisamenes volgde zijn Vader orestes op; doch werd ont> throond; en , naa eene driejaarige Regeering, door de Heracliden, uit zijn Koningrijk verdreeven. De Rezacliden werden, ten deezen tijde , D 3 aan- 1. BOEK. I. Hoofdft;  I. DOEK. I. Hoofdft. 54. GESCHIEDENIS aangevoerd door drie Broeders ,tf.manes, ctesiphontes en aristodeivius ,. Zoonen van aristomac hus, Agter-Kleinzoon van hercules. Zij maakten eisch op Peloponnefus , als hun bij erfregt toebehoorende , en herkreegen het vervolgens. temanes viel de Stad Argos, aristgdbmus Sparta en ctesiphontes Mycene ten deel. De wederkomst der lieracliden bragt eene groote Omwenteling, onder de Staaten van Griekenland, te wege.en vernietigde de magt der Pelopiden. — De Acheers, die voortijds een gedeelte van Laconia bewoond hadden, werden, door dit geval, genoodzaakt na Klein Afie te trekken, waar zij dat gedeelte van de Vastekust befloegen, 't welk voorheen bekend ftondt onder den naam van Eolia ; zij hebben daar Smyrna en verfcheide andere Steden gebouwd. — De Joniers „ die een ander gedeelte van Peloponnefus bezaten , werden desgelijks door de Heracliden verdreeven en genooddwangd na Klein Afie te gaan, waar zij bezit namen van eene LandItreeke, naar hun Jonia geheeten; zij lligtten daar Ephefe, Cltzomene, Samos en meer andere Steden. Naardemaal de vier voornaamfte Stammen der Grieken, bekend onder de naamen van Eotiers, Acheers, Joniers en Doriers, volkomen onafhangli'k van elkander waren , en zich ieder tot hun eigen Grondgebied bepaalden, hieldt ook elk zijne bijzondere wijze van fpreeken. Hier uit ontftonden vier voornaame Tongvallen der Grieken ; de Attifche, bij de Atheners; de Jonifcbe, bij de Jo- viers;  van OUD GRIEKENLAND. 55 uiers; de Dorifcbe, bij de Lacedemoniers en de Jrgiven;en de Eolifche, bij de Beotiërs en de Inwoondereu van Eolie in gebruik. De Heracliden en Pelopiden verfchaften Koningen aan Sparta, voor een reeks van negenhonderd Jaaren, te rekenen tot den tijd van den Dwingeland machanidas, aristoóemus liet, bij zijn' dood,twee Zoonen naa , eurysthenus en procles, die Tweelingen en zo gelijk aan elkander zijnde dat het nauwlijks mogelijk ware hun van den anderen te onderkennen, te gader tot Koningen verklaard werden. Zmts dien tijd werd Sparta geregeerd door twee Koningen, agis volgde zijn'Vader eurysthenus op, en ous zijn'Vaderprocles. Ten hunnen tijde werden de Slaaven, Heloten geheeten, eerst in Sparta bekend. De Ingezetenen van Helos, eene Stad in de nabuurfchap van Sparta, geweigerd hebbende eene zekere Schatting, door agis op alle de Landen van Lacedemon gelegd, te betaalen, belegerde die Koning, zijn gezag door een voorbeeld van ftrengheid willende handhaaven, deeze Stad, vermeesterde dezelve, en maakte alle de Ingezetenen tot flaaven. Zij werden tot de laagfte en hardfte diensten verweezen, en met veel hardheids en wreedheids behandeld. In 't vervolg vitn tijd noodzaakten de Spartaanen hun om den grond te bearbeiden, en hielden hun in een ftaat van altoosduurende dienstbaarheid. De Spartaanen bedienden zich van de zwakheid en verregaande goedaamgheid van een hunner Koningen eurytion, om inbreuk D 4 te I. BOEK. I. Hoofdft.  gj BOEK. I. Hoof-ift. 56 GESCHIEDENIS te maaken op de Koningrijke voorregten, en bragten daar door verwarring in het Staatsbeftuur te wege. eunomus, een ander hunner Koningen, liet twee Zoonen naa , uit twee Huwelijken gefprooten, polydectus en lycurgus: polydectus volgde eunomus op: doch ftierf zonder eenig Kind verwekt te hebben, fchoon zijn Egtgenoote, bij zijn fterven, zwanger was. lycurgus, die vervolgens eenen zo grooten naam verwierf, beklom derhalven denThroon als Rijksgenoot van archelaus ; doch hij verklaarde het Volk, deeze waardigheid alleen aan te neemen als Voogd vanhetKinct, 't welk de Weduw zijns Broeders zou baaren, en regt op de Kroon hadt. — De Koningin gaf, intusfchen, l y c u r g u s te kennen , dat zij, op voorwaarde dat hij haar zou trouwen, het Kind zou afdrijven, lycurgus fchrikte, op zulk een ontmenschten voorflag; doch oordeelde het voorzigtig te veinzen , en, onder verfcheide voorwendzelen, het te vermijden zijn oogmerk aan de Koningin volkomen te ontdekken : heimelijk bevel geevende om hem het Kind, zo ras het ter wereld kwam , te bezorgen. De Koningin baarde, in 't einde een Zoon, die terltond, in de openbaare Vergadering, bij lycurgus gebragt en aan de Voornaamiten van Sparta, als hun Koning, voorgefteld werd. Deeze Koning was charilaus geheeten. Wij zullen, met den aanvang des volgenden Hoofdftuks, de Gefchiedenis van Lacedemo-; tie voortzetten. AT HE;-  tan OUD GRIEKENLAND. 5? athene. cecrops, een Egyptenaar van geboorte , bragt eene Volkplanting zijner Landgenooten in Griekenland, zette zich neder in Attica en grondvestte het Koningrijk Athene. Hij verdeelde het Land in twaalf Landfchappen en voerde den naam van Koning. Hij koos eene heuvel in 't midden van eene groote vlakte gelegen, om zijn Stad te ltigten, en bouwde eene fterkte op de rots, tot welke de heuvel zich uitltrekte. Hij fchreef den Godsdienst zijnen Onderdaanen voor, en {telde eene bijzondere Godsdienstoefening in, ter eere van jupiter en minerva. Dewijl de grond des lands in Attica zeer dor was, moesten zijne Onderdaanen zich van de Scheepvaard bedienen om Koorn uit Africa en Sicilië te haaien. De Areopagus, eene foort van Raad, die op eene hoogte, digt bij het Kasteel, aan mars geheiligd, vergaderde en raadpleegingen hieldt, werd desgelijks door cecrops opgerigt. Deeze Regtbank maakte solon naderhand tot de beroemdfte der geheele Wereld. De naamen derOpvolgeren van cecrops waren , cranaus, amphictyon , ericthonius,pandion,erecteus, cecropsdeI1.,pandionde11.,egeus, theseus,mnestheu8, demophoon, oxintes, oephidas, ti methes, melantus en codrus. cranaus werd door amphictyon en hellen, Zoonen van deucalion, Koning van Thesfalie, uit Athene verdreeven. D 5 Men i. £ O £ E. Hoofdft. Aihent. 1556.  ï. BOEK. I. Hoofdft. H97- 58 GESCHIEDENIS Men is van meening dat de Grieken hunnen naam van deezen hellen ontkenen. amphictyon ftelde den beroemden Raad in, naar zijnen naam genoemd. Deeze beftondt uit Afgevaardigden van twaalf, of, gelijk zommigen willen, van één en dertig nabuurige Staaten, onder welke die Koning eene foort van Bondgenootfchap invoerde. Twee Afgezondenen , uit elk deezer Staaten , kwamen 's Jaarlijks twee keeren te Tbermopyle, om over de zaaken van Griekenland in 't algemeen te raadpleegen. De Ampbictyotien bezaten de magt om bellisfende uitfpraak te doen over alle gefchillen tusfehen deeze Staaten gereezen, en zwaare boeten op te leggen aan die ongelijk hadden. De Leden van dit Gerigtshof verbonden zich, eer zij in 't zelve zitting namen, door de ftaatlijkfte eeden,tot de ftiptfte waarneeming huns Ampts. In 't bijzonder verpligtten zij zich om wraak te neemen op elk, die het ondernam iets aan de giften den Tempel van apollo verfchuldigd, te onttrekken. Het gezag van dit Gerigtshof hieldt in volle kragt Hand tot den tijd van philippus van Macedonië, die gemaakt hebbende dat hij zelve tot Voorzitter verkooren wierd, de magt hem toevertrouwd misbruikte en daar door het Gerigtshof in kleinagting bragt. b a c c h u s, desgelijks onder den naam van dionysius bekend, ten tijde van amphictyon, in Griekenland gekomen zijnde , vergezeld van andere Oosterlingen, onderwees de Grieken in veele nutte Kunsten, boven al in het kweeken des Wijnftoks. 1 er ver-  van OUD GRIEKENLAND. 59 vergelding bier voor telden de Grieken hem onder de G'J?n, en bouwden Altaaren te zijner gedagtenisié. De Geboorte en de Overwinningen van deezen God hebben aan de verbeekiingskragt der Diehteren een groot veld geopend. Onder de Regeerina; van ericthonius, fielt men de Scbaaking van p r o s e r p i n a, de Dogter van ceres. Koningin van Sicilië; de Reis van ceres na Griekenland , bij voorbeeld, dat men homerus ééns „ geleezen hebbende, geen andere Werken „ kan leezen: dewijl ze ons gering en arm „ voorkomen: dat de Verzen van anderen ,, Ondicht fchijnen , doch dat men voort„ gaande met homerus te leezen, geene „ andere Boeken noodig hebbe." De roem deezes Dichters rust op de hegtfte grondllagen. Zijne Landgenooten, die de Characters en Zeden, door hem befchreeven, en de Taal, welke hij gebruikte, ten vollen, verftonden, en alle Menfchen overtroffen in fcherpheid van verftand en kieschheid vanfmaak, zagen zijne Wade en Odys* fea aan, als de volmaaktfte werkftukken van 't mensehlijk vernuft. Groote Steden ftreeden om de eer van dien Dichter ter Geboorteplaats geftrekt te hebben, de agtenswaardige ly« c ur g u s verzamelde de Wade en de Odysfea, fchreef ze met eigen hand over, en bragt ze uit Jonia in Griekenland: solon beval dat ze ftaatlijk in het Atheenfcbe Gemeenebest zouden worden voorgeleezen: alexander de groote was dermaate op deezen Dichter gefield, dat hij de meergemelde Dichtftukken alle nagten onder zijn hoofdkusfen lag: en de verftandigfien der oude Oordeelkundigen ontleenden, uit die Werken, de beste regels der Oordeelkunde. Om zijnen lof te volmaaken, hebben de uitfteekendfte Heldendichters , in volgende eeuwen, homerus aangezien als het volmaaktst voorbeeld van navolging. Zij hebben niet alleen hem nauwkeurig nagevolgd in de fchikking en het beloop huns onderwerps, maar veele plaat-  van OUD GRIEKENLAND. 95 plaatzen, in hunne Dichtwerken, zijn weinig meer dan omfchrijvingen in den grond van hem ondeend. Doch de ftijl van homerus, kan ons alleen waarlijk verrukken, wanneer wij het oorfpronglijke leezen, daar hij zich, met allen voordeel, bediend heeft van de onnavolgbaare volmaaktheden der fchoonfte Taaie oit door Menfchen gefprooken. homerus is, daarenboven , ten hoogften dierbaar om de kennis , welke hij ons verfchaft van de Zeden, de Offeranden, de Feesten, de Belegeringen, en Veldflagender Menfchen in die oude tijden. De zuiverfte grondbeginzels van Zeden worden allerwegen door hem ingeboezemd. Onder het zinnebeeld van ju pit er befchrijft hij éénen Eenigen en Almagtigen God, wiens Befiuiten het Noodlot zijn, die de Bron is van allen goed en gelukzaligheid , en wiens Voorzienigheid zich uitftrekt over de minfte gebeurtenisfen, die in het gansch Heelal voorvallen. hesiodus was bijkans een Tijdgenoot van homerus. Hij werd gebooren te Cume, eene Stad 'mEtolia,z\\ x&Ascra, in Beotie, opgevoed. Drie zijner Schriften hebben onzen tijd bereikt. Het eerfte heet Werken en Dagen, waar in hij handelt van den Landbouw. Dit ftuk diende v i r giliu s tot een voorbeeld in zijne Landgedichten: het is vol van uitfteekende grondregelen , zo ten opzigte van het onderwerp, 't welk hij behandelt, als van het menschlijk leeven in 't algemeen. — Het tweede. Zijne Gejlachtlijst der Goden: het zekerst berigt behelzende I. BOES. II. Hoofdft. HESIODUS. \  I. JO EK. ii. Hoofdft. «RCHILO- CHUSS AÏPHO. 96 GESCHIEDENIS de van de Heidenfche Beeldfpraak. —— Het derde: Wet Schild van Hercules', zo genaamd dewijl het eene befchrijving behelst van het Schild diens Helds. Zijn fmaak in 't fchrijven verfchilde zeer veel van dien van h omerüs, die fteeds hetverhecvene bedoelde, daar hesiodus het fchoone zogt. De voorwerpen , die het land den oogen boodt, waren de geliefde ftoffe der Zanggodinne van hesiodus. archilochus, een Inboorling van Paros, was de Uitvinder der Jambifche Verzen, eene foort van Dichtftukken gefchikt om geweldige onderwerpen vol driftvervoering te behandelen, quintilianus zegt, dat zijn ftijl kragtig en fterk ; doch zijne fchrijfwijze zeer hekelende en dartel was. alceüs werd te Mytilene gebooren. Van hem ontleenen de Alceifcbe Verzen den oorfprong. Zijne {tukken beftonden in fteekende hekelfchriften tegen de Dwinglanden van Lesbos , en tegen piTTACusin'tbijzonder. Zijn ftijl was, volgens quintilianus, verheeven en hadt veel overeenkomsts met dien van homerus. Behalven zijne verdiensten als Dichter was hij een dapper Krijgsman. sa pp ho was eene Tijdgenoote van alceüs en zag te zelfde plaatze het eerfte leevenslicht. Zij vondt de Sapphifche Verzen uit, en werd vereerd met den naam van Tiende Zanggodin, alceus beminde haar; doch zijne liefde fchijnt zij met geene wederliefde beantwoord te hebben: terwijl zij zeer verllingerd was op phaon , die , van zijnen kant, zeer weinig agt floeg op haare beweeg- lij-  van OUD GRIEKENLAND. 97 Üjke en tedere klagten. De zuiverheid haarer Zeden beantwoordde in geenen deele aan de fchoonheid haarer Dichtftukken. Inzonderheid bewondert men daar in haare keurige befchrijving der Hartstogtem stesichorus, een Inboorling van Hi- s mera op Sicilië, bragt het Lierdicht tot volmaaktheid. Geen zijner Werken heeft onzen tijd bereikt: de Ouden fielden ze hoog, van wegen derzelver deftigheid en grootschheid. t hese is was een Tijdgenoot van soLONj gebooren te har ia, eene Stad in Attica. Men houdt hem voor den Uitvinder van het Treurfpel, 't welk, vóór zijn' tijd, eene foort van Klugt was, doormengd met Zangen ter eere van bacchus, en gefpeeld op openbaare wegen en ftraaten , waar de meeste toeloop van Volk gevonden werd. t h e s p 1 s gaf 'er eene andere gedaante aan. Hij voerde zijne Speelers rond op een wagen » die hen teffens tot een Tooneel diende: hij liet hun het aangezigt met wijnmoer befmeeren: hij voerde een Perfoon tusfehen de Reijen in, die eene grootfche befchrijving van eenig buitengewoon bedrijf ophaalde. Dit mag men eenigermaate aanmerken voor de wieg van het Treurtooneel. simonides, een Inbooreling van Cepit eender Cycladifche Eilanden,maakte zich beroemd door zijne Treurzangen. Bekend is zijn antwoord op de vraag van hiero: „Wat is god?" simonides verzogt eerst één dag om de vraag te overweegen: deezen verftreeken zijnde, vroeg hij nog twee dagen; vervolgens vier, en zo voort eenen geruimen I. deel, ' G tijd h BOEK. II. Hoofdft. tesicho" rus. 614. r h e s p 1 s. 566. s1mon1bes.  £ BOEK. II. Hoofdft. THAI.ES. foo. ?8 GESCHIEDENIS :ijd lang, telkens het verzogte getal der dagen verdubbelende, hiero , verwonderd over deeze handelwijze, verlangde de reden daar van te weeten. „ Het is, antwoordde simonides, ,, om dat ik het onderwerp „ uwer vraage, hoe meer ik het bepeinze, „ des te onbegrijplijker vinde." Zijne Verzen worden door de Ouden zeer gepreezen, en hebben grooten roem verworven. De oorfprong der Wijsbegeerte , zo wel als die der Dichtkunste, moet tot dit Tijdperk gebragt worden : wanneer verfcheide Grieken , wier geUartheid hun niet tot een werkzaam en woelig leeven aanzette, zich op het onderzoek der Natuure bevlijtigden. — thales een Inbooreling van Miiete, en de Grondvester van den Jonifcben Aanhang, oordeelt men dat den weg daar toe gebaand hebbe. Hij leerde de Starrekunde bij de Priesters te Memphis, en was de eerfte Griek, die de Natuurlijke Wijsbegeerte behandelde. Hij gaf algemeene denkbeelden van het Heelal, en beweerde dat één eenig Opperst Verftand alle de beweegingen daarvan regelde. Hij onderfcheidde den Kloot in acht kringen en ontdekte de oorzaak der Verduisteringen van de Hemellichten, in deeze dagen voor Wondertekenen gehouden, valerius maxi mus verhaalt van hem, dat hij, gevraagd zijnde of een Mensch zijne daaden voor de Godheid kon bedekken? ten antwoord gaf. „Hoe zou „ dit mogelijk weezen, daar hij voor dezelve „ zijne Gedagten niet kan verbergen." Door fterke verkleefdheid aan de Weetenfchappen zag hij van het Huwelijk af. Zijne groote k*n-  van OUD GRIEKENLAND. 99 kennis gaf hem eene plaats onder de Zeven Wijzen van Griekenland. anaximander, zijn Leerling, onderfcheidde de vier HoofdftolTen, en vondt de fchuinte van den Zonneweg. Schoon deeze eerfte Wijsgeeren tot geene a nauwkeurige kennis geraakten van de Natuurlijke Wijsbegeerte, hebben zij desniettegenftaande de eer dat zij den weg aan hunne Naavolgeren weezeni,om, op 't zelfdefpoor, juister ontdekkingen te doen. HERACLiTus,te Ephefe gebooren, werd daar de Grondvester eens Aanhangs van Wijs» geeren. Wij weeten weinig meer van hem dan dat hij een geflaage Menfchenhaater was, dat hij alle de daaden der Menfchen met medelijden befchouwde, fteeds over hunne elenden weende , van waar hij den naam des Huilenden Wijsgeers kreeg. democritus zag te Abdera, in Tbracie, het eerfte leevenslicht, en bloeide in den tijd van x e r x e s , Koning van Perfie. Als Wijsgeer verwierf hij groote agting. Zijne zugt om kundigheden op te doen, zette hem aan om het grootfte gedeelte der toen bekende wereld te doorreizen, hier mede bragt hij aanzienlijke middelen door. Hij was volmaakt onverlchillig omtrent alle de lotgevallen des leevens, en gewoon de dwaasheden des Mensehdotns te belachen. Dewijl hij zich doorgaans bij de begraafplaatzen onthieldt, dagten veelen dat het hem in 't hoofd maalde, en de Ingezeetenen van Abdera verzogten den beroemden Geneesheer hippocrates, dat hij hem zou gaan zien. hippocrates volG a deed: t e o e ff.' ir. Hoofdft. NAX1MAW DEK. IIE R A C L1* TUS. ÜEMOCKiTUS.  L BOEK. ii. Hoofdft. AANHANGZEL. eerste deel. Van het Spartaanfche en het Atheenfcbe Staatsbeftuur. Eer wij voortgaan tot het gewigtige gedeelte onzer Gefchiedenislè, hebben wij het raadzaam geoordeeld, bi] dit üerite uoeK , een afzonderlijk en onderfcheiden verilag te voegen van de weetenswaardigfte bijzonderheden der Griekfche Staatkunde en Zeden, die wij met geene voeglijkheid in het lichaam onzes Werks konden vlegten: doch waar van het noodig is kennis te hebben: dewijl anderzins verfcheide ftukken, in de volgende Gefchiedenis, niet naar eisch verdaan kunnen worden. Naardemaal deeze bijzonderheden onderling zeer nauw verbonden zijn en dienen om elkander op te helderen, keurden wij het best, ze in een Aanhangzel bij één te voegen, 't Zelve heb ik in twee Deelen onderfcheiden. In het eerfte zullen wij afzonderlijk handelen van de Spartaanfche en Atheen • ioo GESCHIEDENIS deedt aan dit verzoek: dan met democrit ii s in gefprek geraakende, ontdekte hij terftond dat deeze een Man was van uitfteekend verftand en groote kunde, diogenes laertius verzekert ons, dat democritus een fijn Vernuft bezat, en eenen grooten voorraad van weezenlijke Geleerdheid hadt opgedaan.  van OUD GRIEKENLAND. 101 Atheenfcbe Staatsbeftuur en: en in het tweede, over 't algemeen fpreeken van de Opvoeding der Jeugd: van de Strijden en Speelen ; van de voornaamfte omftandigheden de Kunst des Oorlogs betreffende ; en de aanmerkenswaardigfle deelen van den Godsdienst der Grieken. eerste afdeeling. De Staatkundige Inftellingen der Spartaanenkzn men in twee opzigten befchouwen —- Foor eerst. In zo verre zij het openbaar Beftuur van den Staat betreffen — Ten tweede. In zo verre zij het Leeven der Burgeren raaken. Het Openlijk Staatsbeftuur in Sparta was in handen van twee Koningen, den Raad, het Volk, en de Ephoren. Hier door hadt het iets van den aart der drie voornaamfte Regeeringsvormen , de Éénhoofdige , de Adel-en de Volks Regeering. De Burgerlijke magt der twee Koningen te Sparta was zeer bepaald. In Vredestijd hadden zij weinig anders, dan den naam van Koningen , en waren met de daad niets meer dan de twee voornaamfte Mannen in den Raad. Zij mogten alleen geene openbaare zaaken, van welken aart ook, behandelen: alle Hukken van dien aart werden door meerderheid van Stemmen in den Raad bepaald. Ten tijde van Oorlog waren zij met volftrekt gezag, bekleed,als Veldheeren: doch verantwoordelijk voor hunne daaden, hun gedrag ftondt voor onderzoek bloot, en hunne Perfoonen voor firaffe. Wij kunnen hier uit ligt raamen-, G 3 da» i. BOEI. II. Hoofdft. Staatkundige Inftellingen te Sparta.  I. BOEK. II. Hoofdft. 10» GESCHIEDENIS' dat de twee Koningen te Sparta in Vredes' tijd weinig vertoons maakten. De Raad was de groote Inftelling van l ycurgus. Deeze ftrekte om, aan den eenen kant, de magt der Koningen, en die des Volks aan den anderen kant, op te weegen. Dezelve beftondt uit dertig Leden, de twee Koningen daar onder begreepen. De geheele Wetgeevende Magt berustte in den Raad, en elk ftuk werd, bij meerderheid van ftemmen, afgedaan. 's Volks magt was door lycurgus zeer bepaald. Hun voornaamfte voorregt beftondt daar in dat zij de Leden des Raads koozen. Hunne Toeftemming was noodig om aan de Wetten kragt te geeven, doch het ftondt hun niet vrij te redenkavelen of te raadpleegen over de ftukken hun voorgelegd: enkel verpligt zijnde het gevoelen, hun door den Raad voorgedraagen, goed te keuren of te verwerpen. Hunne Vergaderingen hingen ook grooten deels van den Raad af, die dezelve, naar welgevallen, kon beleggen of doen fcheiden. Op dien voet hadt lycurgus het Openbaar Beftuur te Spana ingerigt, en in deezen ftaat bleef het omtrent honderd en dertig jaaren naa zijnen dood : wanneer men het noodig keurde de magt des Raads, die te groot en te volftrekt geworden was, eenigzins te fnuiken. Ten dien einde werden, in den tijd van den Koning theopompus, de Epboren aangefteld, Deeze Overheidspersonen, vijf in getal, werden door het Volk, u|t het Volk, verkooren, en bekleedden hun Ampt  van OUD GRIEKENLAND. 103 Ampt enkel één jaar. Zij hadden veel ge-, lijkheids met de Volksgemeemmannen onder de Romeinen. Hun gezag was zeer groot. Zij konden de laagere Overheden, 3a de komn- i gen zelfs, verpligten om rekenfchap van hun ■ beftuur te geeven, de Raadsheeren, en de Koningen beflag opleggen en gevangen zetten. Een opmerkenswaardig voorbeeld van t. deeze magt vertoonde zich in het geval van pausanias. • Het gewigtigst ftuk, de bijzondere Staatkunde der Spartaanen betreffende , was de gelijke verdeeling der Landerijen. Toen lycurgus zijne Staatshervorming begon , vondt hij alle de Landen in handen van eenige weinige vermogende Burgeren, en vleide . alle zijne poogingen te werk om deeze 3urgers over te haaien tot het afftaan van hunne bezittingen, en de toeftemming te geeven tot eene gelijke verdeeling der Landen onder alle de Leden van het Gemeenebest. Eindelijk was hij gelukkig genoeg om te flaagen m deeze zwaaretaak. Hetgeheele grondgebied van Laconia werd verdeeld in dertigduizend deelen, en aan de Inwoonderen des Lands toegeweezen: de vrijdom van Sparta werd desgelijks in negenduizend deelen gefcheiden, en den lngezeetenen der Stad vergund. Elk deel bevatte zo veel gronds als men noodig keurde tot het onderhoud van een Huisgezin: t welk men rekende omtrent zeventig fchepels Graan, en eene daaraan geëvenredigde hoeveelheid van Wijn en Olie noodig te hebben. Om desgelijks, zo veel mogelijk was, alle eifchen op onderfcheiding, die ontftaan mogG 4 ten f. SOEK. ii. [oofdft.  i. BOE IC. n. Hoofdft. i©4 GESCHIEDENIS ren uit eene ongelijkheid in het ftuk der ro©-. rende Goederen ,• weg te neemen, verboodt lycurgus het gebruik van Goud en Zilver, de Spartaanen verpligtende om alleen ijzeren geld te handelen , welks gewigt en geringe inwendige waarde het gebruik daar van zeer bezwaarlijk moest maaken. Door deeze middelen verbande hij weelde en praal , bragt de rijkdommen in veragting , terwijl zedigheid en eenvoudigheid met eere bekroond werden. Het is te rergeefsch over de redelijkheid en nutheid deezer Inftellingen van lycurgus te redenkavelen: dewijl het vast gaat, dat Sparta, zo lang het de rijkdommen veragtte, magtig en roemrijk bleef. Tot verdere voorkoming van de zugt tot Rijkdom en het afweeren van alle prikkels der weelde, verboodt lycurgus het bedrijf van alle overtollige en onnutte Kunsten in Sparta; als mede alle openbaare Schouwfpalen, op dat zijne Burgeren niet mogten gewennen aan Vertooningen door de Wetten verbooden, of luisteren na de regtvaardiging van misdaaden en ongeregelde driften. In {tede van zulke Bedrijven en Uitfpanningen, moedigde hij de Jagt en Lichaamsoefeningen aan: deeze maakten de doorgaande bezigheden der Spartaanen uit. Eindelijk deedt l y c u r g u s , om dit Stelzel van gelijkheid , 't welk hij onder zijne Landsgenooten wilde doen ftand grijpen, te voltoQijen, Openbaare Tafels invoeren, aan welke alle Burgers, rijken en armen, zonder onderfcheid, verpligt waren dezelfde fpij£g te eeten. Aan eike Tafel zaten vijftien Perfop*  van OUD GRIEKENLAND. 105 foonen, elk hunner hadt voor zich eene zekere hoeveelheid der noodige eetwaaren. Een fchepel Meel, zestien Hoop Wijn, vijf pond Kaas, twee en een half pond Vijgen, benevens eenig geld om een weinig Vleesch en Visch te koopen en de fpijze te kooken, was de maandelijkfche bedeeling aan eik Lid. Geen nieuw Lid kon aan een deezer Tafelen gevoegd worden, buiten de toedemming van het geheele Gezelfchap. Van hunne maaltijd den waren alle lekkere en kostbaare fpijzen verbannen: hun gewoonst en meest geliefdst onthaal was eene foort van zwart Vleeschnat (*). Deeze laatstgemelde inrigting om aan Gemeene Tafels te eeten, verwekte een opftand, in welken lycurgus één zijner oogen verloor. Doch de edelmoedigheid, waar mede hij den veroorzaaker van dit ongeluk behandelde , deedt zijne agting bij 't Gemeen zeer klimmen; en de fchikking der Tafelgemeenfchap greep eindelijk ftand. De openbaare Tafels werden wel haast zo veele Schooien van Maatigheid en Leering. Doch van alle de lnftellingen van lycurgus (*) dionysiüs, de Dwingeland van Syracufe, gehoord hebbende van de zonderlinge greecigheid met welke de Spartaanen op dit zwart Vleeschnat gefield waren, liet een' Spartaan/eb en Kok tot zich komen om hem zulk een fchotel gereed te maaken. Doch de Dwingeland, die fpijs even geproefd hebbende, toonde dat ze hem geheel niet fmaakte; waar op de Kok in het kortbondig Laconiscb betuigde. „ Dat iemand zich in den Eurotas moest gebaad hebben eet bij „ recht fmaak in dit Vleeschnat kon vinden." O 5 1. boek. II. Hoofdft.  I. SOEK. ii. Hoofdft. 106 GESCHIEDENIS gus waren de zeldzaamfte en misfchien de wijste, die de Opvoeding der Kinderen regelden : deeze merkte hij met regt aan, als de grondflag van het geheele Stelzel zijns Staatsbeftuurs. Zijne zorg , in dit opzigt, mag gezegd worden niet alleen zich vóór de de Geboorte der Kinderen, maar zelfs vóór derzelver Ontvangenisfe, uitgeftrekt te hebben; door de nauwlettenheid om hun gezonde en fterke Moeders te verfchaffen. Ten dien einde werden de Spartaanfche Jonge Dogters, van haare vroegfte Jaaren, gewend aan zwaare en werkzaame lichaamsoefeningen, als worstelen, loopen, en fchieten met de werpfpiets. Deeze oefeningen bezielden haar ook met een geest van naijver en heldhaftigheid , haare Gemoederen niet min dan haare Lichaamen voordeelig. Van hier dong de tedere Sexe, die, onder de heciendaagfche Volken ons halfrond bewoonende, natuurlijk gedreeven wordt door eene begeerte tot uiterlijk vertoon en kleeding, om dus de neiging der andere Sexe op te wekken, te Sparta na de manlijkfte bekwaamheden. Haare Opvoeding maakte haar vatbaar voor de heldhaftigfte deugden; en dat in zulk eene maate, dat de Liefde des Vaderlands dikwijls de fterke banden van Natuurlijke Genegenheid overtrof. De Moeder, hoorende dat haar Zoon voor 't Vaderland gefneuveld was, bezag het lijk nauwkeurig om te ontdekken of hij de wonden van vooren dan van agteren ontvangen hadtin 't eerfte geval verheugde zij zich, in 't laatfte ftortte zij traanen. 'Het ftondt de Jonge Dogters ie Sparta niet vrij  van OUD GRIEKENLAND. 107 vrii te trouwen vóór dat zij het beste van haaren jeugdigen tijd bereikt hadden. Een blijk van de uitfteekende wijsheid des Wetgeevers. Zijne fchranderheid draalde niet minder door in de zaaken derwijze te befchikken, dat haare Huwelijken alle heimlijk gefchiedden en eer eene fchaaking dan eene ftaatlijke verbintenis fcheenen. Dit maakte de bezoeken tusfehen Nieuwgetrouwden weinig, bezwaarlijk en kort. Dit ftrekte tot maatigheid in hunne vermaaken. Elk Kind werd, zo ras het ter wereld kwam, door den oudften Man yan de^zelfs Stam onderzogt; indien deeze het te teder entezvvak oordeelde, verwees hij 't zelve ten doode. Men merke hier op, dat de Kinderen der Spartaanen nok gezwagreld wierden, en nogthans alle recht, welgemaakt en fchoon waren. De Spartaanfcte Minnen hieldt men voor zeer bezorglijk en kundig , en werden , te dier oorzaake, begeerd door de Aanzienhjkften in de andere Staaten van Griekenland. Men wil, dat al ci ma des gezoogd werd door eene Spartaanjche Minne. Naardemaal men de Opvoeding der Kinderen voor eene te gewigtige taak hieldt om toevertrouwd te worden aan de Ouderen , die, door eene verkeerde en te malle liefde, ze dikwijls bederven, nam de Staat dit ftuk geheel in handea Een Burger, van bekende braafheid en bekwaamheid , kreeg het voornaamfte opzigt over de opvoeding der Jeugd, De Kinders, hun zevende jaar bereikt hebbende, werden van hunne Ouderen afgenomen, en verdeeld in verfcheide rangen ; daar men dezelve aan eene harde lee^ vens- I. DOEK. II. Hoofdft.  I. BOEK. II. Hpofdft. 108 GESCHIEDENIS venswijze gewende, aan de uiterftens van koude en hitte blootftelde, verpligtte blootsvoets , met kaal gefchooren en ontdekten hoofde, te wandelen, en zich met fchraale kost, fpaarzaam toegereikt, te vergenoegen. Op het twaalfde Jaar gingen zij in een an-. deren rang over, en kwamen onder nog ft renger tugt. Daar leerden zij de Wetten en Over-, heden gehoorzaamen, en den Ouden eerbied toedraagen. Om hun heldenmoed in te florten en op krijgsbedrijven af te regten, liet men hun met elkander vegten. In dit ftrijden gingen zij menigmaal met zo veel diifcs en verwoedheids te werk, dat niet weinigen verminkt, en 'er zomtijds eenigen gedood werden. Ten einde zij onderneemvol en listig mogten worden, ftondt het hun vrij tefteelen waar het hun goeddagt, in de openbaare Tuinen en Plaatzen ter vermaakneeming gefchikt, mids zij de dieverij pleegden zonder ontdekt te worden: doch op de daad betrapt zijnde, leeden zij ftraffe. Het werd desgelijks voor eene prijswaardige bekwaamheid in de Spartaanfcbe Kinderen gehouden dat zij in ilaat waren, om, op zeker Feest, ter eerevan diana, eene ftrenge geesfeling, zo dat het bloed op de fiagen volgde, zonder klaagen, uit te harden. Hunne ontluikende Verftanden werden meer opgekweekt door de verkeering met de kundigfle Burgeren, dan door leezen en letteroefening. Inzonderheid werden zij geleerd hunne antwoorden te geeven in zo weinig woorden als hun mogelijk was. Van hier heeft de kortbondigheid in fpreeken of fchrijven den naam van Laconiscb-, ver-  van OUD GRIEKENLAND. 109 verkreegen. Een woord van één Lettergreep diende somtijds bij de Lacedemoniers tot een geheel antwoord. , .. Het voornaamfte gevoelen, twelk de Spartaanen hunnen Jongelingen poogden in te boezemen , was de Liefde tot net Vaderland, en de Kunst des Oorlogs bijkans hunne eenige oefening. Want het blijkt den toeleg van l vcurgus geweest te hebben om een heldhaftig Volk te vormen-, niet op dat zij zich zouden toegeevenin de begeerte omvermeesteringen te behaalen, en hier door tot Staatzugt en Onregt vervoerd worden: dit zogt hij baarblijklijk te voorkomen, door hun te verbieden gebruik van eene Zeemagt te maaken; maar op dat zij bekwaam mogten weezen om den Vrede en Vrijheid huns Vaderlands te bewaaren tegen onrustige en ftaatzugtige Nabuuren Hunne eerfte en voornaamfte les in de Kunst des Oorlogs was: Noit te vlugten; hoe zeer de vijand hun m aantal ' mogt te boven gaan; doch te fterven of te overwinnen. Zij, die in eenen veldflag vlooden, werden, voor altijd, eerloos verklaard, en mogten door elk, zonder dat hij daardoor ftrafbaarwierd, gehoond worden. Een tweede zeer zonderlinge, doch op ftaatkunde gegronde regel der Spartaanen in den oorlog was: Nimmer den overwonnen l/ijand verder dan 'bet flagveld te vervolgen. Hier door werden hunne Vijanden, volkomen zeker dat zij in de vlugt veiligheid zouden vinden, opgewekt om te eerder de vlugt te kiezen. De Spartaanen, wel verre van den oorlog voor een last aan te zien, fchepten 'er hun lust in: I. BOEK. II. Hoofdft.  ï, BOEK. tt Hoofdfr. no GESCHIEDENIS in: want dan, en op geenen anderen tijd, werd de verregaande ftrengheid hunner gewoone leevenswijze, in eene groote maate, verzagt. Wij kunnen deeze Afdeeling niet befluiten, zonder in opmerkingteneemen, dat verfcheide uitmuntende Schrijvers , in eenige der Spartaanfche Gewoontens en Inftellingen, iets berispelijks gevonden hebben. Zekere openbaare vertooningen hunner Jonge Dochteren oordeelen zij onkiesch — En eene vrijheid, in een gewigtjg ftuk, aan de getrouwde Vrouwen toegeftaan, wraaken zij als onzedig en ftrekkende om een der fterkfte banden van Ouderlijke en Kinderlijke Genegenheid te verbreeken. Wij weeten,hoe, tenopzigte vanheteerstgemelde, door zeker foort van Wijsgeeren, kan geantwoord worden, dat deeze fchijnbaare onkieschheid alleenlijk een gevolg is van de bedorvenheid der Zeden in de zodanigen, die dit onkiesch heeten: dewijl het, aan den anderen kant, een bewijs oplevert vandeonfchuld en eenvoudigheid der Spartaanfche Zeden Ten aanziene van het tweede ftuk is bet antwoord gereeder en misfchien bondiger : Dat te Sparta de Kinderlijke toegenegenheid met voordagt afgewend wierd van den bijzonderen Vader, en door het geheele plan hunner Opvoeding tot den Staat gekeerd, als den algemeenen Vader van alle deszelfs Leden. Eene omftandigheid, die de Spartaanfche Staatkunde onderfcheidt van die van alle Volken op de geheele aarde, zo verre ons bekend is. Hun-  vam OUD GRIEKENLAND, itl Hunne wreedheid, en als bijzondere Perfoonen, en als Leden van een Gemeenebest, verfchaft eene andere ftoffe van verwijt tegen de oude Spartaanen. Deeze, ra de daad, fchiint geheel onverfchoonelijk. Zodanige Kinderen, als de Onderzoekers, te zwak of te gebrekkig keurden, te verdoen, was wreed en tevens ongerijmd. De dagelijkfche ondervinding moest hun overtuigen, dat een zwak voorkomen, in de eerfte dagen des leevens, wel verre is van een ontwijfelbaar teken te ftrekken van de lichaams-kragten ra een verder gevorderden leeftijd. Ontelbaare voorbeelden van het tegendeel doen zich, ten allen dage, in alle Landen, op. Maar zelfs onder een Volk van Spartaanfche Krijgshelden kon een kloek en rustig lichaamsgeftel niet gelijk gerekend worden met dapperheid, die meer inde ziel dan iri het lichaam huisvest; terwijl ook verftand, verbeeldingskragt, oordeel, geheugen en andere Zielsbekwaamheden, zeldzaamst vallen in de allerrustigfte en grootfte Lichaamsgeitellen. Hier van levert de beroemde Spartaan agesilaus een overtuigend bewijs op. , , ... Maar hunne meer dan woeste barbaarsheid tegen de Heloten, die hunne akkers bebouwden, aan wier arbeid zij hetleevensonderhoud verfchuldigd waren, ergert de Menschlijkheid en gaat bijkans het geloof te boven. Zij noodzaakten hun niet alleen, in hunne kleeding en verderen toeftel, de fmaadlijkfte merktekens van laage flaavernij om te draagen; doch zij hoonden hun dagelijks met flaagen en verminkingen, zonder daar toe eenigzms getergd te ° 7 zijn: BOEK. II. Hoofdft.  I. SOEK. IL Hoofdft. na GESCHIEDENIS zijn: ja dikwijls bragten zij hun, uit louteren euvelmoed, om 't leeven. Het verfchriklijk vermaak Cryptia of de Hinderlaage geheeten , der Jeugd niet alteen toegeftaan; maar zelfs van hooger hand dezelve opgelegd, is een voorbeeld van gadelooze en onbegrijplijke barbaarsheid. Partijen van de moedigfte jonge Spartaanen * met dolken, onder hunne kleederen verborgen, gewapend, werden uitgezonden om de velden te doorkruisfen, baarblijklijk met oogmerk om de zodanigen der Heloten uit te kippen , die 'er fterkst en moedigst uitzagen. Deeze ontdekkingen gedaan hebbende, verfchoolen zij zich in de minst bezogtfte plaatzen, tot de nagt hun gelegenheid gaf om de bedoelde flachting aan te rigten. Dan kwamen zij uit hunne fchuilhoeken voor den dag, en doorftaaken de niets kwaads vermoedende ongelukkigen met hunne Dolken. Over het geheel fcheen de Spartaanfche Staatsgc/leltem's ingerigt om een hardvogtig en ongevoelig krijgsvolk te vormen. Elke omitandigheid ter bereiking van dat einde gefchikt gekeurd, werd in agt genomen , fchoon dezelve menigmaalen ftreeden tegen de zagter en minzaamer aandoeningen van 't menschlijk hart. Doch wat kan de kragt der hebbelijkheid onder de Menfchen niet uitwerken? De Zeden niet alleen der,wijd van een gelegene Volken, doch ook van dezelfde Volken, op onderfcheide tijden, verfchillen zo veel als de beweegingen eens vluggen buitelaars van die eens loggen boers. Zulk een buitengemeen Volk trok welhaast het  van OUD GRIEKENLAND, het verwonderend oog hunner Nabuuren, zo wel als der Vreemdelingen; en Sparta begon, boven geheel Griekenland, uit te fteeken. De andere Staaten zich in oorlog bevindende, rekenden het een groot voordeel, als zij een Spartaan tot Veldheer konden krijgen, en betoonden hem de volkomenfte gehoorzaamheid. De meeste der OudeWijsgeeren warén van denkbeeld , dat het Spartaanfche Staatsbeftuur, het naast van alle aan de Volmaaktheid kwam, dewijl het alle de voordeden der andere Regeeringsvormen bezat, zonder derzelver nadeelen. Dit gaat vast, dat, zo lang de Inftellingen van lycurgus te Sparta in volle kragt bleeven, daar nimmer eenige opftand uitborst; geen bijzonder Ingezeten bezat door geweld de Oppermogenheid , en geen Koning maatigde zich meer gezags aan dan de Wetten gehengden. tweede afdeeling. Om ons een naauwkeurig begrip te vormen van het Beftuur des Atheenfchen Gemeenebests , is het noodig te weeten uit welke Leden "t zelve beftondt. De Inwoonders van Athene werden in drie Rangen onderfcheiden, Burgers, Vreemdelingen en Slaaven. Natuurlijk waren zij alleen Burgers, die uit Atheenfche Ouderen, beide Vrije Lieden, de afkomst rekenden. Vreemdelingen konden Burgers worden door de gunfte des Volks, 't welk de magt bezat om deeze eere I» deel» H Óf l iOEKl ii. Soofdft. Staatkündigè Inftellingen te Jlliewsi  & BOEK. II. Hoofdft. 114 GESCHIEDENIS op te draagen aan Perfoonen, die den Staat uitfteekenden dienst gedaan hadden. Alle de Burgers waren door cecrops onderfcheiden in vier Stammen, elk deezer Stammen beftondt uit drie verdeelingen, en elk deezer verdeelinge was gefmaldeeld in dertig Gezinnen. — Omtrent honderd jaaren naa so. lon werd deeze verdeeling der Burgeren veranderd door c listhen es, die het getal der Stammen tot tien vermeerderde; in deezen ftand bleef het tot den tijd van d emetrius p hilocretes , wanneer de Stammen tot twaalf aangroeiden. — De Jongelingen werden tot den rang van Burgeren niet toegelaaten, noch vonden zich geregtigd tot een der voorregten, welke zij genooten, vóór zij den ouderdom van twintig jaaren bereikt hadden; wanneer zij, naa, op de plegtigfte wijze gezwooren te hebben 4 dat zij noit in den ftrijd zouden vlugten, maar hun Vaderland tot den laatften fnik verdeedigen, en den roem van 't zelve, uit al hun vermogen, bevorderen, op de lijst der Burgeren werden aangefchreeven. De geheele magt des Staatsbeftuurs was, met uitfluiting van alle anderen, tot de Burgers alleen bepaald. Zodanige Vreemdelingen als zich te Athe* ne nederzetten, om 'er Handel te drijven, of uit eenige andere oorzaake, begaven zich altoos onder de befcherming van eenig Burger. Zij waren verpligt Schatting aan den Staat te betaalen, en onderworpen aan de Wetten; doch hadden geen deel in het Staatsbeftuur. ' De  van OUD GRIEKENLAND. 115 De derde Rang begreep twee verdeelingen. Voor eerst de Dienstbaar en, die, fchoon vrij door de geboorte, zich, uit hoofde hunner armoede, genoodzaakt vonden het leevensonderhoud te winnen, door andere Burgers te dienen. Ten tweeden, de Slaaven, eigenlijk zo geheeten, die, of in den oorlog gevangen genomen, of met geld gekogt waren. De laatstgemelden leefden in een' ftaat van volftrekte afhanglijkheid van hunne Meesters, en werden voor een gedeelte huns eigendoms gehouden. Wanneer zij op eene wreede wijze behandeld wierden, hadden zij regt om hun beklag te doen bij de Overheid, en als zij de befchuldiging beweezen, waren hunne Meesters verpligt hun te laaten gaan. Een zeker gedeelte hunner winfte was gefchikt ten hunnen eigenen gebruike. Zij mogten hunne vrijheid koopen , fchoon hunne Meesters daar in geen genoegen namen: deezen was het geoorlofd hun, naar eigen welgevallen , op vrije voeten te ftellen. In het voorgaande gedeelte deezer Gefchiedenisfe hebben wij gezien, dat de Atheners, in 't eerst, geregeerd wiërden door Koningen ; hoe zij, naa den dood van codrus, hunne vrijheid handhaavende , de geheele magt des Staatsbeftuurs in eigen handen namen ; Overheden van hun eigen maakzel, Archonten geheeten, aanilelden. Wij hebben, wijders, opgemerkt, dat zij de magt deezer Archonten meer en meer bepaalden; eerst den duur hunner bedieninge op tien jaaren vastftellende , daar zij, in den aanvange, die H a voor t BOE* II. Hoofdft.  L 10 EK. II. Hoofdft. 116 GESCHIEDENIS voor al hun leeven bezaten, vervolgens beperkten zij denzelven tot den tijd van één jaar. In 't einde de onrelbaare ongelegenheden van deezen onwisfen ftaat der Regeeringe bemerkende, gaven zij éénpaarig solon magt om 'er zodanige veranderingen in te maaken als hij noodig oordeelde, en de handelwijze in hunne openbaare raadpleegingen, op een vasten en zekeren voet te brengen. solon, kundig van den onrustigen en wispeltuurigen aart des Volks , waar mede hij te doen hadt, aanvaardde deeze post met wederzin. Natuurlijk af keerig van eene eigendunklijke Regeering, en overhellende tot de vrije en gelijke fchikking eener welgeregelde Volksregeeringe, en teffens weetende hoe onmogelijk het was de Atheners, op eenigen anderen voet, tot onderdaanigheid te brengen, beraamde hij voor hun eene zuivere Volksregeeringsvorm. Doch dewijl hij ten vollen overtuigd was van de veelvuldige gevaaren en onvolmaaktheden aan dat Stelzel vast, poogde hij deeze, door alle mogelijke voorzorgen te neemen, zo verre tegen te gaan als in zijn vermogen was. Gaarne zou solon zijn Staatsbeftuur hebben aangevangen met te Athene dezelfde gelijkheid in het ftuk der middelen vast te ftellen , als in Sparta ftand greep. Doch het gevaar van zulk eene onderneeming in zijne omftandigheden, voorziende, befloothij den middelweg te houden en eene betaaling van alle de fchulden, toen tusfehen Burger en Burger plaats grijpende, te bewerken. Door dit middel verloste hij eeu groot getal Burgers,  van OUD GRIEKENLAND. 117 gers, wier hoog loopende fchulden hun genoodzaakt hadden afitand te doen van hunne vrijheid, van het juk der Slaavernij; ten zelfden tijde knakte hij den wortel waar uit de meeste beweegenisfen , die onlangs den Staat beroerd hadden , voortfprooten; de ftrengheid naamlijk, der rijke Burgeren in het vorderen der fchulden, als mede weigering en het onvermogen der armen om dezelve te betaalen. Voorts fchikte solon alle de Burgers in vier Rangen, naar maate van elks vermogen. De eerfte drie Rangen begreepen de rijke Burgers , die alleen tot aanzienlijke en gewigtige Bedieningen in den Staat verheeven werden. Den vierden Rang maakten de armer Burgers uit, die, fchoon ter oorzaake hunner armoede , van alle Posten en Ampten uitgeflooten, nogthans het regt van Itemmen hadden in de Openlijke Vergaderingen: 't welk, gelijk wij terftond zullen zien, de geheele magt van den Staat in hunne handen ltelde: want dewijl deeze Rang een grooter aantal Perfoonen begreep, dan de andere drie zamengenomen, hadden zij, bij alle gelegenheden, de meerderheid der (temmen. Vervolgens werd ook dit weeren der armen van de openbaare Bedieningen afgefehaft, door de tusfchenkomst van aristides, en den minften Burger vrijheid gegeeven, om tot alle Waardigheden te kunnen opklimmen. Wijders fchreef solon regels voor, volgens welke men op de openbaare Vergaderingen zou te werk gaan. Deeze Vergaderingen beftonden, gelijk wij reeds hebben aanH 3 ge- t BOEK. H. Hoofdft.  ï. E O E IC. II. Hoofdft. xi8 GESCHIEDENIS gemerkt, uit de verzameling van het geheele lichaam der Burgeren; elk mogt niet alleen , maar moest dezelve bijwoonen. Zij waren gewoone of buitengewoone. De gewoone Vergaderingen waren bepaald op zekere dagen, en 't geen op elke zamenkomst zou behandeld worden, wist men van te vooren.De buitengewoone Vergaderingen werden, door openbaaren uitroep, aangekondigd, als 'er zaaken te overweegen ftonden wier gewigt een ftaatlijker overleg of fchielijker uitvoervorderde. Elke Vergadering werd geopend met Offeranden en Gebeden; naa welker toebrenging en uitftorting de Voorzitter de zaak, waarover gehandeld moest worden, voorftelde. Indien het ituk voorheen in den Raad gediend hadt, op de wijze die wij vervolgens zullen vermelden, werd het gevoelen daar uitgebragt, voorgeleezen, en het Volk gevraagd of zij het oorbaar keurden dit gevoelen te bekragtigen ? Indien zij marden, werden de zodanigen, die verkoozen hunne gevoelens over het voorgeftelde üuk op te geeven, verzogt in de Raadzaale te komen. De oudfte Leden fpraaken doorgaans eerst. Wanneer het pleiten geëindigd was, ftreekhet Volk vonnis door het opfteeken hunner handen , ten teken van goedkeuring des gevoelens of voorflags hun medegedeeld : doch, wanneer de meerderheid dit teken niet gaf, werd de voorflag verworpen. Naa dat men in .deezer voege het welbehaagen der Vergaderinge vernomen hadt, werdt het befluit in gefchrift gefield, dan weder aan dezelve voorgeleezen, en ten tweede maale bekragtigde. De  van OUD GRIEKENLAND. 119 De geheele magt des Gemeenebests, zo de Wetgeevende als de Regtfpreekende, berustte in deeze Volksvergaderingen : want niet alleen werden 'er alle zaaken van 't algemeen Staatsbelang, als het maaken en af- ■ ichaffen van Wetten , {tukken den Godsdienst raakende, het aanftellen van Overheidsperfoonen, het onderzoek van hun Beftuur, Vrede, Oorlog, Verdragen., en de Belooningen van treflijke diensten den Staat bevveezen, in dezelve afgedaan: maar ook elk Burgerlijk gefchilftuk werd 'er voor gebragt, door beroepingen van alle de Geregtshoven in 't Gemeenebest. Als eene foort van bedwang, of liever als een beftuur voor de Volksvergaderingen {telde s 0 l o n den Raad in, dien hij deedt beftaan uit honderd Man, gekoozen uit eiken Stam; en de Stammen, ten zijnen tijde, vier zijnde, beliepen alle deLeden van den Raad vierhonderd Perfoonen. Dit getal, nogthans, wiesch naderhand aan tot vijfhonderd, toen de Stammen , omtrent honderd Jaaren naa solon, tot tien vermeerderd waren, en elke Stam vijftig Leden aan den Raad leverde. Zij werden allen door het lot gekooren ; doch niemand kon Raadsheer worden eer hij dertig jaaren oud was: of voor dat men een ftrikt onderzoek op zijn bijzonder Character gedaan hadt: hij aanvaardde deeze post niet zonder bij eede zich te verbinden om, in elk geval, volgens de Wet te oordeelen, en, ten allen tijde , den besten raad hem mogelijk, aan het c Volk meede te deelen. Elk lid van den Raad ©ntviug eene wedde uit de openbaare SchatH 4 kist. li BOEK. II. rloofdft.  I, BOEK, II. Hoofdft. 120 GESCHIEDENIS kist. De Voorzitter werd beurüings uit elken Stam gekooren. De Raadsheeren offerden, vóór het aangaan der Raadsvergadering, aan jupi ter en m e r c u r i u s. 't Was de zaak des Voorzitters de ftukken, waar over men zou raadpleegen, den Raad voor te {tellen. Elke Regter ftondt op zijne beurt, over einde, en leverde zijn gevoelen in. De wijze waar op het ftuk zou bepaald worden, beraamd zijnde, werd dit opgefchreeven, overluid geleezen, en dan gingen de Regters voort om hunne Stemmen te geeven , door een' zwarten of wittën boon in een vat te werpen. Indien het getal der witte boonen dat der zwarten overtrof, werd 'er een toeftemmend vonnis geftreeken; doch ging het getal der zwarte dat der witte te boven, een weigerend uitgebragt. Maar eer het befluit des Raads de kragt eener Wet kon hebben, was de goedkeuring van de Volksvergadering noodig, voor welke het als dan gebragt wierd. Bekragtigde deeze hetzelve, het werd eene Wet, zo niet, dan hieldt het alleen één jaar ftand. — Deeze Raad was, gelijk wij reeds te kennen gaven, door solon ingefteld om de Volksvergadering te regelen: dezelve, voor het grootfte gedeelte , zamengefteld zijnde uit een vermengden hoop, zonder opvoeding, bekwaamheid, of veel ijvers voor het algemeene welzijn, hadt zulk eene inftelling noodig om onderregt en beftuurd te worden, om hunne onbeftendigheid te bepaalen, hunne roekloosheid te voorkomen , en hunne overleggingen te ondervangen , door eene voorzigtigheid en rijpbe- xaa-.  van OUD GRIEKENLAND. iai raadenheid, waar van zij volftrekt onkundig waren. Te deezer oorzaake werden de gewigtigfte Staatszaaken ,als die den Vrede, den Oorlog, 't Leger, de Vloot, of de Landsfchatkist, betroffen, eerstin den Raad overwoogen, en vervolgens aan de Volksvergaderingen voorgedraagen. Een ander zeer opmerkenswaardig ltuk in solon's beftuur was de Inftelling, of liever, de Hervorming van den Areopagus. De magt van dit Geregtshof was enkel regtfpreekend. Het beftondt uit Arcbonien, die den Staat, met deeze waardigheid bekleed, den beftemden tijd gediend en hun ampt met vleklooze braafheid en onbezwalkten roem bekleed hadden. Het getal der Areopagiten was niet bepaald. Zomtijds beliep het tusfehen de tweeen driehonderd. Deeze Regters kwamen alleen 's nagts zamen op eene opene plaats: zij, die voor hun eene zaak bepleitten, mogten zich niet bedienen van bloempjes derRederijkkunde; doch waren, ftrikt bepaald aan de waarde der zaake door hun behandeld. Dit Geregtshof werd altoos hooggeagt, ter oorzaake van de flipte regtvaardigheid en onkreukbaare braafheid der Regteren, aan welken de opvoeding der Jeugd, de zorg voor 's Lands geld en de magt om de Lediggangers te ftraffen, was toevertrouwd. Zij hadden desgelijks het Regtsgebied in zaaken van den Godsdienst, zij raadpleegden over het invoeren van nieuwe Godheden, het bouwen van Tempels en Altaaren. Behalven de zaaken hier opgenoemd, ftaaken zij zich in geen e andere , dan op 't bijzonder verzoek van den H $ Staat, % BOEK. II. Hoofdft.  I. boek. II. Hoofdft. 122 GESCHIEÖENIS Staat, die zomwijlen, als 'er zich eene hachlijke gelegenheid opdeedt > de toevlugt nam tot hunne raadpleegingen. Het zou zo verdrietig als noodloos weezen hier te treeden tot een breedfpraakig verflag der veelvuldige mindere Inftellingen van solon. Wij hoopen , door het bijgebragte, den Leezer, een onderfcheiden denkbeeld gegeeven te hebben van het Staatsbeftuur deezes beroemden Gemeenebests: en dit was alles wat wij ons voorftelden (*). Wij zullen, der- (*) Met een kort woord zullen wij hier eenige der voornaamfte Wetten van solon opnaaien. — Hij, die in openbaare beweegenisfen onzijdig bleef, werd voor eerloos verklaard — Eene rijke Erfgenaame, die in het Huwelijk haare natuurlijke wenfehen te ieur gefield vondt, door eenig natuurlijk gebrek in haaren Egtgenoot, 't welk hij zelve, voor het aangaan des Huwelijks hadt behooren te weeten, mogt zich vervoegen bij haars Mans naaste Bloedverwanten --—— Het ftondt niet vrij aan eenige Dogters Huwelijksgoederen mede te geeven, of zij moestenErfdogters weezen 1 Alle hoonende aanmerkingen tegen eendooden waren verbooden: als mede de openbaare verwijten tegen de leeven den Die geen Kinderen hadden, mogten over hunne goederen , bij uiterften wille, befchikking maaken: 't welk hun voor solon's tijd niet vrij ftondt. Om de arbeidzaamheid aan te moedige^ en de handwerken te bevorderen, 't welk de onvrugtbaarheid der landerijen in Attica bijzonder noodig maakte, beval hij dat de Zoon , die door zijn*. Vader tot geen bedrijf was opgebragt, niet verpligt zou weezen dien Vader, als hij tot gebrek verviel, bij te ftaan Om de losbandigheid te beteugelen en het Huwelijk te bevorderen, waren Kinderen, buiten •gt verwekt, niet gehouden hunne Ouders, als zij tot armoede kwamen , te helpen : terwijl wettiggeboorexen, behalven in het even gemelde geval, onder de be-  van OUD GRIEKENLAND. 123 derhalven befluiten met iets te zeggen, wegens de openbaare Inkomften te Athene. Deeze kwamen, Eerst, uit het geen de grond des Gemeenebests voortbragt, het verkoopen van het Hout en de groote lommen uit de Zilvermijnen gehaald — Ten tweeden uit de Schattingen der Bondgenooten om de Oorlogsonkosten goed te maaken. Ten tijde van ar is t ide s bedroeg dit niet meer dan vierhonderd en zestig Talenten, pericl es vermeerde het omtrent een derde; eenigen tijd daar naa werd het meer dan verdubbeld , en 't beliep dertienhonderd Talenten — Ten derden uit de gildboeten en ver- beurt- bedreigde ftraffe van eerloosheid, verpligt waren hunne behoeftige Ouders te onderfteunen EenOver- fpeelder , op de daad betr-pt, mogt men ftrafloos ombrengen en de Overfpeelfter werd verboden haar perfoon te verderen, en de openbaare Offeranden bij te woonen. ——— De uitvoer van eenige Vrugten, behalven Olie, was onder zwaare ftraffen verbooden'. Geen Vreemdelmgkon in het uitbeen- Jche Gemeenebest worden ingelijfd, of hij moest voor altoos uit zijn Geboorteland verbannen weezen, of zich, met zijn geheele Gezin, te Athene nedergezet hebben, om eenig handwerk te verrigten. Een Voogd mogt met de Moeder zijns Pupilsniet in't zelfde huis woonen Het oppasfen van een minder» jaarig kind werd niet toevertrouwd aan deszelfs vermoedlijken Erfgenaam. — Een Archont, die zich in dronkenfchap verliep, werd met den dood geftraft.— Wie zijne goederen verkwistte, kreeg den naam van eerloos. Hij, die weigerde een Soldaat te weezen, of blocheid in den flag betoonde, mogt op de marktplaats, of bij de openbaare Godsdienstoefening, niet verfchijnen De Man, die bij zijne Vrou¬ we bleef woonen, naa dat hij ontdekt hadt datzijzija bed onteerde, werd eerloos. I. EO EK. IL Hoofdft.  I. SOEK. II. Hoofdft, De Opvoeding der Griekfche Jeugd. TWEEDE DEEL. Van de Opvoeding der Jeugd, de Strijden enSpelen, de Krijgs-en Godsdienst-gebruiken der Grieken. Onder alle de takken der Griekfche Staatkunde ftak, die de Opvoeding der Jeugd betrof, het meest uit. Aan de Wijsheid der Ouden, in dit opzigt, moet voornaamlijk toegefchreeven worden, de verregaande meerderheid in 't ftuk van Character en Bekwaamheid der bijzondere Perfoonen onder hun boven die der tegenwoordige tijden. Dit onderwerp te behandelen met de nauwkeurigheid, welke het gewigt daar van vordert, zou eene. wel bewerklijke, en zeer nutte, taak weezen. Maar, dewijl het onbeftaanbaar is met ons tegenwoordig oogmerk een nauwkeurig, verflag te geeven van dit ftuk, zullen wij ons. vergenoegen met 'er, in zo weinig woorden ons mogelijk is, eene algemeene fchets van op te leveren. Bij de Grieken was de Opvoeding der Jeugd een deel des Staatsbeftuurs: ten dien einde waren 'er openbaare Oefeningen vastg Hield,. in het Lichaam te vormen, en het Hart te verbeteren. De GESCHIEDENIS beurtverklaaringen door de Geregtshoven opgelegd. —- En, eindelijk, uit de buitengewoone belastingen, in gevalle van dringende noodzaaklijkheid , van alle de Inwoonders. van Attica geheeven.  van OUD GRIEKENLAND. 125 De Lichaamsoefeningen ftrekten meest om hun tegen de moeilijkheden des Oorlogs te harden. Bijzondere Schooien waren er opgerigt tot het doen deezer oefeningen, en kuni diee Meesters aangefteld om 'er het oog op te houden. Daar hieldt de Jeugd zich bezig met worstelen, rijden, den wapenhandel, en krijgsverrigtingen. De Jagt, als zijnde een afbeeldzel des Oorlogs, was bij de Ouden in groote agting en werd fterk aangemoedigd. Bij het neemen van dat vermaak gewende zich i de Jeugd de geweldigfte vermoeienis, koude, ! hitte, en alle de andere veranderingen van < weer, als mede honger, dorst, en langduu• rige tochten , uitftaan. Dit is de rede dat xenophon, een der uitfteekendfte Griekfche Scbrijveren, diemetdeweetenfchap eens Wijsgeers , de kunde van een voortreffelijk i Legerhoofd veréénigde, die bij eene groote Wereldkennis, de befchaafdheid eens recht- < fchaapen Edelmans bezat, het zich zijns niet onwaardig rekende, eene Verhandeling over de Jagt te fchrijven; en, in zijne fchoone Wijsgeerige Roman, de Cyropedeia, dikwijls in den lof daar van uitweidt, in den Perfoon van zijnen Held aantoonende tot welke nutte einden de Jagt ftrekt. Het Dansfen werd voor een weezenhjk gedeelte gerekend in de Opvoeding der oude Grieken. Het hoofdoogmerk daar van was aan het Lichaam een ongedwonge , gemaklijke en bevallige houding te geeven. Hier m uit te munten, hieldt men voor eene begaafdheid aan het deftigst en verheevenst Character voegende. Hierom werd epaminondas, een • der I.' BOEK. ii. Hoofdft.  I SOEK. II. Hoofdft. 126 GESCHIEDENIS der volmaaktfte Characters, oit door Grit* kenland opgeleverd, geroemd, dewijl hij bevallig danste, en kunstig op de fluit fpeelde. De Muzyk, die een tusfchenplaats bekleedt tusfehen de Lichaamsoefeningen en de Zielsbefchaavingen, werd desgeUjks door de Grieken zeer aangemoedigd, en tot eene befchaafde Opvoeding noodzaaklijk gekeurd. De Ouden fchreeven aan deeze Kunst de wonderbaarfte uitwerkingen toe, deeze bekwaam keurende om de driften te verzagten, de zeden te leenigen, en zelfs woeste geaartheden te temmen. Te deezer oorzaake fchaamde socrates, fchoon reeds vrij hoog in jaaren opgeklommen, zich niet Muzyktuigentehanteeren: en in themistocles, anders zo bekwaam, werd het voor een gebrek gehouden , dat hij niet op de Lier kon fpeelen. plato zelve, de ernsthaftigfte Wijsgeer der Oudheid, oordeelde deeze twee Kunsten het Dans/en en de Muzyk, van zo veel gewigts, dat hij, in zijn Boek der Wetten, zich alle moeite geeft om behoorlijke regels des betreffende op te leveren. Doch de finaak der Grieken , in deeze beide werd, eindelijk, verbasterd en bedorven, door de verregaande ongebondenheid hunner Tooneelen, waar en de Muzyk en het Dansfen der Tooneelfpeelderen ftrekte om de dartelfte en onbefchaamdfte driften op te wekken. Griekenland was de Kweekfchool, en de Zetel van alle Befchaafde Letteren, Kunsten en Weetenfchappen. Alle Letteroefeningen, die van de kragt der Verbeelding of Verftandsbekwaarnheden afhangen - werden daar ten  van OUD GRIEKENLAND. ïft? ten toppunt van volmaaktheid opgevoerd. Hier bevlijtigde zich de Jeugd met den onvermoeidften ijver, op de Wiskunde, de Wijsbegeerte, de Dichtkunst, en de Welfpreekendheid. Vroegtijds werden zi], door de beste Meesters, onderweezen ui de beginzelen hunner Moederfpraake, welker veelvuldige fchoonheden men hun nauwkeurig aanwees. Door dit middel kreegen > de Atheners l dien kiefchen fmaak in het verfraijen van hunne taal, welke aan volgende Eeuwen ten voorwerpe van verwondering ftrekte. Doch de Welfpreekendheid was de begaatd- | beid, die zij op den hoogften prijs ftelden en i tot het voorwerp hunner vuungfte eerzugt. Deeze was, in de daad, in eene Volksregeering, gelijk de hunne, een der nuttigfte be- j kwtamheden, het pad zijnde, 't welk hun opleidde tot de hoogde Staatsbedieningen ; de zodanigen, die daar in uitftaaken , tot den j verhevenften rang onder hunne Medeburge- 3 ren verheffende. Vóór den tijd van socrates, werden { deeze Weetenfchappen meest geleeraard door ,i Meesters, Sophisten geheeten, een verwaand {lag van Menfchen, die altoos redentwistten en op hunne kunde pochten. De evengemelde uitmuntende Wijsgeer, gaf zich veel moeite om hunne onkunde te ontdekken, en hun belachlijk ten toon te ftellen. Dit verwekte hunnen haat tegen hem, en wij zullen, te zijner plaatze zien, dat hij zijn ondergang voornaamlijk aan de wraak deezer Sophisten te wijten hadt. De Spelen en Strijden, zo veelvuldig onr der I, BOES. II. Hoofdft. Speten en Strijden.  I. HOE Ei 11. Hoofdft. 128 GESCHIEDENIS der de Grieken in zwang, werden voornaamlijk aangemoedigd; dewijl zij zo zeer ftrekten, om de Lichaamen der Jeugd fterk en kloek te maaken , in ftaat om de vermoeienisfen des Oorlogs uit te harden: desgelijks waren zij een gedeelte van hunne Godsdienstverrigtingen. De beroemde Helden der Oudheid,- als hercules, theseus, cas- tor en pollux* waren de eerfte Uitvinders deezer Oefeningen: en de grootfte Dichters dongen na roem, door den lof derOverwinnaaren op te zingen. In 't vervoig van tijd ftonden 'er openbaare Onderwijzers in deeze Oefeningen op, die 'er een bijzonder beroep van maakten, en dikwijls j door met anderen in 't openbaar te ftrijden, hunne bekwaamheid op eene pochende wijze vertoonden. Onder deeze Spelen ftaaken , als de vier voornaamften, uit de Olympifcbe, de Pitbifche, de Nemeifcbe en de Isthmifcbe. De Olympifcbe Spelen waren de beroemdfte van alle. Derzelver Infteller is onbekend , fchoon p e l 0 p s, met zeer groote waarfchijnlijkheid, daar voor wordt gehouden. Geen bijzonderen tijd was 'er, in den beginne, tot het vieren daar van beftemd; doch omtrent het Jaar DCCLXXX1V. voor christus, bepaalde iphitus, Koning van Elis, dezelven om het vierde Jaar. Deze Spelen werden j u p 1 t e r toegeheiligd, en volvoerd in de nabuurfchap van Olympia, eene Stad in het Landfchap Pifa. Eene Olympiade was een tijdperk van vier Jaaren , begrijpende den tusfchentijd tusfehen het fpelen van het eene en het andere verloopen. Oude Schrijvers maa-  van OUD GRIEKENLAND. 129 maaken hunne Tijdrekening bij Olympiaden, beginnende met de Olympiade, die voorviel in het jaar DCCLXX.VI. voor christus. Deeze Itaatlijke Spelen werden , ongetwijfeld , door de Grieken; in 't eerst, ingefteld Zó met oogmerk om de voornaamfte Lieden , uit de onderfcheide Staaten van Griekenland zamen te lokken, ten einde zij gelegenheid mogten vinden om over zaaken van algemeen belang te raadplegen, als om de Jeugd met zugt tot roem te vervullen. De Grieken deeden alles wat in hun vermogen was om deeze Spelen luister bij te zetten, en zij werden geregeld gevierd, zo lang dat volk de vrijheid handhaafde. De groote toeloop van Aanfchouwers , die fteeds derwaards toevloeide , vervulde de Speelftrijders met het blaakendst vuur van naijver: 'er als Overwinnaar uit te komen, hieldt men voor de grootfte eere. Volgens horatius verhief de Zegepraal de Overwinnaars tot den rang van Goden. Het Jaar werd onderfcheiden door den naam des Overwinnaars in het Wagenmennen * dit hieldt men voor het treffelijkfte: de beroemdfte Dichters zongen zijnen lof — De ' prijs was een Lauwerkroon. 't Loopen merkte men aan als de voornaamfte oefening in de Olympifcbe Spelen : die daarom ook altoos met wedloopen te voet werden aangevangen. De Loopbaan werd Stadium geheeten, naar de maat, van dien naam, behelzende omtrend zeshonderd voeten, deeze was, in 't eerst, het geheele perk, gefchikt tot het volvoeren van alle de verrigtingen. Doch vervolgens werd niet alleen de belt deel. I paak ü boek; ii. Soofdft;  1 BOEK. II. Hoofdft iSo GESCHIEDENIS paalde plek gronds waar op de Mededingers zich vervoegden; maar ook die de Aanfchouwers befloegen, met dien naam beftempeld, fchoon dezelve misfchien de uitgeftrektheid van verfcheide Stadiën begreep. Te midden van het Stadium waren de Prijzen voor de Overwinnaars beftemd, opgehangen. Aan t eene eind van het perk was een flagboom geplaatst , beftaande in een gefpannen koord, buiten welke de Loopers als mede de wagens ftonden. Het weghaalen van deeze koord was het teken om den Loop aan te vangen. Aan het andere einde was eenmeetpaal gezet voor de Loopers. De Loopers gingen lijnrecht voort, op hetoogenblik des gegeeven tekens, enltreerden, met eene wonderbaare fnelheid, na het gezette eindperk. Inden kortften Loop werd hij, die eerst den eindpaal bereikte, als Overwinnaar begroet. Doch 'er was een langer Loop, waar in zij het eindperk bereikt hebbende, na de eerfte meetpaal te rug ftreefden. Behalven deeze waren er nog andere van grooter uitgeftrektheid, en m de langfte loopen moesten de Mededingers met minder dan twaalf keeren de loopbaan afloopen. > Paardenloopen, fchoon m groote agting gehouden, waren zo gemeen met. Ln,waarliik, in die oude tijden, wanneer men het gebruik der ftijgbeugels nog niet kende: vorderde het eene zeer groote behendigheid, deeze te volvoeren. ■ Het VVagenmennen maakte het beroemdfte van alle Spelen uit: niet alleen 0m dat de oude Vorsten en Helden op Wagens ftreeden: maar  van OUD GRIEKENLAND. 131 ftaar ook dewijl zij, die na den prijs in deeze Oefening, in de Olympifcbe Spelen dongen, Perfoonen van hooge geboorte of door hunne Krijgsverrigtingen beroemd waren. Iwee Koningen van Syracufe, gelo en hiero, als mede philippusvan macedünie rekenden het behaalen van de overwinning daar in onder de daaden, die hun de hoogfte eere bijzetten. Deeze Wagens werden getrokken door twee of vier Paarden, aan de borst zamengefpannen. Van hier de woorden Bigce en Quadrigct, een Twee en Vierfpan aanduidende. Alle de wagens gingen te gelijk, zo ras het teken gegeeven was, af van het begin des loopperks, Carceres geheeten. De plaats van elke Wagen was door het lot bepaald : want deeze plaatzen waren voordeeliger dan geene: zij, bij voorbeeld, die aan de flinkerhand Honden, waren digter bij de eindpaal, bij welken zij moesten omkeeren, dan die de rechterhand te beurt viel, en een langer omwending moesten maaken: maar de plaatzen, die elk, voor het aangaander Wedloopen, hadt, moesten noodzaaklijk vervolgens veranderen: want de fnelfte Paarden en de afgerigtfte Menners maakten zich buiten twijfel meester van de beste plaatzen — Onder alle de Aibeners was alcieiades, 'er het meest op gefteld om in deeze Speelürijden uit te munten. Ten dien einde hieldt hij een groot aantal Paarden : en op éénmaal zondt hij niet minder dan zeven Wagens om na den prijs te dingen. Op den dag dat hij de drie eerfte Prijzen won, gaf hij een pragtig onthaal aan alle de Aanichouwers, die I 1 ze- i BOEK. II. Hoofdft.  i . SOEK. i H. Hoofdft. iga GESCHIEDENIS zeker eene groote menigte uitmaakten. Deè» ze Overwinningen van alcibiades werden der onfterflijkheid gewijd door een Lierzang van den beroemden euripides. Het was niet noodig , dat de Dinger na den Prijs in de Wagenfpelen in eigen perfoon den Wagen mende. Genoeg was het dat hij 'er zich tegenwoordig bevondt, of zelf dat hij 'er zijne Paarden gezonden hadt. Dus was philippus te Potidea, wanneer hij de tijding kreeg van zijne Overwinning in de Wagenfpelen te Olympia behaald. Hier ftaat ook aan te merken dat het de Vrouwen, zo wel als den Mannen, vrijftondt, na den prijs in 't Wagenmennen te dingen. De Gefchiedenis leert ons, dat c y n i s c a , de Zuster van agesilaus, Koning van Sparta, de eerfte Vrouw was, die hier van een voorbeeld gaf, en de Overwinning behaalde in een wedloop met Wagens met vier Paarden befpannen. De Overwinnaar, met een Olijf kroon bekranst zijnde, kreeg een Palmtak in handen, en werd de Loopbaan rond gevoerd door een Uitroeper , die met Trompetgefchal hem voor Overwinnaar verklaarde. Dit ging vergezeld van een luidrugtig gefchreeuw der Aanfchouweren. Wanneer de Overwinnaar na zijne Geboorteftad wederkeerde , deedt hij zijne intrede door een breuk in de wal ten dien einde gemaakt, fteeg op een Wagen van vier Paarden getrokken, en alle zijne Medeburgers gingen uit, hem te gemoete. De Overwinning in deeze Paardenloopen behaald werd, gelijk wij reeds optekenden, voor de heerlijkfte van alle gehouden: en de Ga-  van OUD GRIEKENLAND. iS3 '. Gefchiedfchrijvers onderfcheidden elke Olym5; piade door den Naam des geenen, die hier (I in den zegepalm hadt geftreeken. De Strijden der Kampvegters , Atbleta, I maakten het overige gedeelte van het vermaak I der Olympifcbe Spelen uit. De Kampvegters i bereidden zich, tot deeze openbaare vertooI ningvan hunne bekwaamheid, door eenege;j regelde opvoeding ; en geene anderen dan I vrije Grieken , van een onbefmet zedelijk | Character, werden tot derzelver getal toege| laaten. Zij waren gehouden om, eer zij zich S; in de openbaare Strijden vertoonden , tien | maanden in de Oefenplaatzen door te bren\ gen: waar zij, onder het opzigt van. Mee.sl ters, totdat eindeaangefteld, deftiptfte.maa| tigheid in agt namen, om hunne lichaamen te ; harden en bekwaam te. worden tot de bedoel! de oefeningen. Eer de Kampvegters den ftrijd ■ aa nvingen, lieten zij hunne lichaamen affchraa: pen en zalven, ten einde hunne leden en. gewrigten daar door te fterker en te buigzaamer t mogten weezen: zij vogten geheel naakt om dus te minder vat aan elkander te hebben. De Opzienders deezer Spelen droegen deai t naam van Agnotbeten. Onderfcheiden waren de Oefeningen der I Kampvegteren, als, het Worstelen — het Vuistvegten —, het Pancratium het Schijfwerpen — het Springen. Het Worstelen is eene Oefening allerwegen zo bekend dat het overtollig zou zijn veele woorden te bezigen , om 'er eene befchrijving van te geeven. — Elk der itrijdende üartijen ftelde al zijn fterkte, vlug-en he-. I S BSS"! I. BOEK. ii. Hoofdft;  I. BOEK. II. Hoofdft. 134 GESCHIEDENIS hendigheid te werk om zijnen Tegenftander onder den voet te werpen. Maar indien hij, die nedero;eworpen werd, zijn Partij met zich nam, was het gevegt niet afgedaan : want zij bleeven voortworstelen , en hij, die laatst boven lag en den ander noodzaakte om loslaating te vraagen, werd Overwinnaar verklaard, milo van Croiona en polydamas waren de beroemdfte Worstelaars deï i C udheid. Het Vuistvegten is desgelijks eene vrijbekende oefening. In dezelve bedienden zich de Strijders alleen van hunne Vuisten , bedekt met eene foort van handfchoenen, beftaande uit lederen riemen, bezet met ijzeren plaaten om de dagen des te gevoeliger te nu aken: om het hoofd voor kneuzingen te bevrijden, droegen zij eene foort van breeden Kap. Zomwijlen waren zij, naa een langen tijd geftreeden te hebben, dermaate door zweeten en vermoeienis uitgeput, dat zij, met onderlinge goedkeuring, voor eene wijle den ftrijd moesten ftaaken, om adem te haaien en zich te verfrisfen. In deeze Vuistftrijden werden zij menigmaal deerlijk gehavend, het geheele lichaam was met builen, zomtijds een oog uitgeflaagen of een kaakbeen gebrooken : ook bleeven wel eens de Strijders, in het Vegtperk, dood. Het Pancratium vorderde, gelijk het woord n lébrengt, de geheele fterkte des Lichaams. Het was eene zamenmengeling van Worstelen en Vuistvegten: want die Kampvegters. bedienden zich van het worstelen en het geeyèn van vuistflagen. Zij hadden ook vrijheid van  van OUD GRIEKENLAND. 135 van met den voet te fchoppen, en hunne tandenen nagelen te gebruiken. Zodanige Strijden komen ons, met rede, bijkans zo barbaarsch en fchriklijk voor als die der Zwaardfcherme- ] ren bij de Romeinen: en de Aanfchouwers ■ moeten zeker, voor een groot deel, van Menschlievendheidberoofd geweest zijn, daar zij vermaak fchiepen in te zien hoe de Menfchen elkander misvormden, verwondden, en. zomtijds om "t leeven bragten. ; Het Schijfwerpen was eene oefening, waar in de Mededingers alle hun kragten ïnfpanden, om een ftuk Steen of Lood, van eene ronde gedaante, en doorgaans van zulk eene zwaarte, dat het nauwlijks met twee handen sedraagen zou worden, te werpen. Dit ftrekte, gelijk meest alle de andere bedrijven, om het lichaam fterkte te geeven, en beter bekwaam te maaken tot het draagenvan de lasten in den oorlog. Hunne geftalte , wanneer zij de kleiner Schijf wierpen, was deeze. Zij zetten het eene been, op eenen behoorelijken afftand, voor het ander, boogen hun lichaam , houdende de Schijf op den eenen arm, leunende met het geheele sewigt des lichaams op het vooruit geftooken been; waar op zij, naa twee of drie beweegingen , gerigt naar de wijze op welke zij voorhadden te werpen, en om liet geheele lichaam in evenwigt te houden, de Schijf wierpen. Die dezelve het verfte fmeet, won den prijs. Maar, behalven deeze hadden zij verfcheide andere wijzen om de Schijf te werpen, doorgaans beide de armen teffens gebruikende. Het Springen en het Schieten metdeWerpI 4. fpiets ï. BOEK. ii. 3oofdii.  |OEï. II. Hoofdft. 136 GESCHIEDENIS fpiets waren twee oefeningen, in welke de Mededingers, zo verre als hun mogelijk was, fprongen of de Spiets wierpen. Die het verst kwam, was Overwinnaar. Behalven de bovengemelde Spelen en Strijden , waren de Dichters en eertle Vernuften van dien tijd gewoon, bij de Olympifcbe Speler/ , het openbaar vermaak te vermeerderen, door eenige hunner beste Opftellen , voor die groote verzameling Volks, op te zeggen. Paar las herodotus zijne Gefchiedenis openlijk yoor, welke zo zeer in den imaak viel en dermaate toegejuicht werd, dat elk der Negen Boeken , waar uit dezelve beftondt , met den naam van eene der Zanggodinnen vereerd wierd. Desgelijks deedt l ysias, de beroemde Atheenfche Redenaar , pp een der Olympifcbe Spelen, eene RedenYoering waar in hij de Grieken geluk wenschte met het vernederen der magt van dionysius den Dwingeland. Verfcheide andere Redenaars vervoegden zich derwaards om het een en ander geliefd Onderwerp te verhandelen. De Overwinnaars in deeze Spelen hadden regt om voor aan te zitten bij alle openbaare vertooningen. Behalven dit algemeene werden zij te Sparta met het bijzonder voorregt befchonken, dat zij op kosten van den Staat leefden, en naast den Koning zaten. ~t- De lof der Overwinnaaren maakte doorgaans het Onderwerp uit "van de Verzen der Dichteren ten dien dage. pindarus en simonides haalden hieruit alle hunne Onderwerpen. De Pytbifcbe Spelen werden, om de vier jaa-  van OUD GRIEKENLAND. 137 iaaren, te Delphos gevierd , ter eere van apollo, en bijzonder tot gedagtems zrjker Overvvinninge op den Draak Python beilhaald. De Overwinnaar in dezelve werd met ! ken Lauwerkrans bekroond. 1 De Ncmeijcbe Spelen hieldt men alle twee Jaaren te Nemea, eene Stad in Peloponnefus, ter eere van hercules, die den Leeuw in het Woud van Nemea gedood hadt, , De Overwinnaar verwierf een Kroon van Eppe i of Pieterlelie. De Isthmijbbe Spelen vierde men, om de i vier jaaren, op de Landengte van Corhthe, :ter eere van neptunus. Theseus ftejf < de dezelve in. De Overwinnaar kreeg eea° I Krans van Pijnboombladen. Geduurende het houden deezer Spelen hadt i 'er een algemeene ftilftand van wapenen plaats door geheel Griekenland, wanneer 'er tusfehen eenigen der Staaten oorlog gevoerd wierd. Een der voornaamfte Kampvegteren in deeze Strijden was m i l o de Crotonier, dus geheeten naar zijne Geboorteplaats Crotona. Hij is, in de Gefchiedenis, vermaard door zijne verbaazende fterkte, en grooten moed. Nog zeer jong zijnde, was hij zes maaien Overwin: naar in de Olympifcbe Spelen. De voorbeelI den van zijne ontzaglijke kragt, en fpijsverI teering, door de Gefchiedfchrij vers vermeld, | fchijnen geheel ongelooflijk. Men zegt dat Ij hij een Os van vier jaaren oud, meer dan zesI honderd voeten ver gedraagen, met één eni kelen vuistflag gedood, en in éénen dag op1 gegeeten hebbe. Zijne fterkte ftrekte hem, 1 noahans, in 't einde, ten verderve: want I 5 on- I, BOSK. ii. ïoofdft.  ï. BOEK. II. Hoofdft. Tooneelvertooningen. i38 GESCHIEDENIS ondernomen hebbende den ftam van een' Eikenboom, dien hij eenigzints gefpleeten vondt , geheel van één te fcheuren , floot het hout om zijne handen digt: en, buiten ftaat zijnde om zich los te maaken, werd hij van de wilde Dieren verfcheurd. De Atheners waren zeer gefteld op Tooneelvertooningen. Onder hun waren Regtersaangefteld, om elk ftuk, eer het in 't openbaar gefpeeld wierd, te onderzoeken. Het vertoonen ging toe met de uiterfte pragt. Het Treurfpel werd, bij de Grieken, niet alleen uitgevonden; maar ten hoogften toppunte van volmaaktheid opgevoerd, th espi s mag men voor den Uitvinder houden; eschylus verbeterde 't zelve; sophocles en euripides lagen 'er de laatfte hand aan. Schrik en Medelijden maakten de ziel uit der oude Griekfche Treurfpelen : want dat geestig Volk, 't welk in alle Kunsten en Weetenfchappen de Natuur alleen ten voorbeeld nam, ontdekte, dat deeze twee Driften , 't meest gefchikt waren om de ziel der Aanfchouweren te roeren. Het beginzel, op 't welk zij hier afgingen, was mogelijk,dat, daar wij alle dingen tot ons zeiven t'huis brengen , en gevoelig zijn voor de rampen, waar mede het menschlijk leeven omringd is, wij ook meer overhellen om aangedaan te worden door de vertooning dier ongelukken, uit de bewustheid dat wij ons blootgefteld vinden aan het gevoel der onheilen, welke anderen prangen. Dan, wat hier van ook weezen moge, Schrik en Medelijden waren de ee-  van OUD GRIEKENLAND. 139 eenige Driften, door deeze oude Dichters gebezigd om het hart der Toehoorderen te treffen Zij fcbijnen een afkeer gehad te hebben om dat einde te bereiken, door hunne Helden te laaten voorkomen als onderworpen aan zagter Hartstogten en verzwakt door de verwijfde tederheden der Liefde: eene zwakheid van dien aart hielden zij voor een vlek . in 't Character eens Helds. Het Blijfpel ging te Athene met haare Zusterkunst hand aan hand, en beklom, omtrent I denzelfden tijd, het toppunte van volmaakti: heid. De Atheners fchiepen groot vermaak in I de leevendige losheid en het hekelende yan I die vertooningen: het gaf hun een zonderI ling genoegen de gebreken in de Characters 1 hunner eerfte Perfoonadien en Tijdgenooten - ten toon gefteld, en, door geestige flagen van een boertend vernuft, gegispt te zien. Dan wij verwonderen ons, met regt, oyer , de verregaande vrijheid, die de Atheenfche Blijfpeldichteren zich aanmaatigden: want zij I {telden niet alleen de beroemdfte Mannen van hunn' tijd ten voorwerpe hunner boertenje; I maar mengden 'er ook de Goden onder. Zij I waagden het mede Staatszaaken ten Tooneele te voeren: en de gebreken des Staatsbeftuurs boertende te befpotten. — Deeze bovenmaaj tige vrijheid was een der gevolgen van het Volksbeftuur. EUPOLIS, CRATINUS en ARISTOPHA- jj E s waren de beroemdfte Blijfpeldichters onder de Grieken: van de twee eerstgemelden is ons niets naagebleeven, van den laatstgenoemden hebben wij eenige weinige ftukken. Ten li boek» II- Hoofdft.  L lO EK. li ïloofdfr, \ 140 GESCHIEDENIS Ten tijde van l y s a n d e r en der dertig Dwingelanden werd de hekelende vrijheid, die dus. lang op het Tooneel ftand gegreepen hadt, grootlijks befnoeid, De Dichters fielden, nogthans, de kragt van het verbod hun opgelegd , om iemand bij naame te noemen, te, leur, door het Character des bedoelden Perfoons, met zulke eigenaartige en leevendige; kleuren, te fchetzen, dat de vergaderde menigte zeer ligt den Man kon ontdekken. Eindelijk kreegen de Dichters, ten dage van alexander den grooten, een volftrekt verbod om het Character van iemand nog in leevenden lijve, rechtftreeks, of.van ter zijde, aan te tasten. Zij moesten tóen de toe vlugt' tot verciering neemen, en lotgevallen voor, hunne Tooneelperfoonadien verzinnen: en het Blijfpel werd een afbeeldzel van de heerfchende Zeden der Eeuwe in 't algemeen. De Schouwburg der Grieken beftondt in drie voornaame afdeelingen. De eerfte, voor de Aanfchouwers gefchikt, en in een bepaalden zin van dat woord het' Theater geheeten „ hadt de gedaante van een halven kring, en 5t op de wijze van een Amphitheater ge-' fchikt, begreep drie reien van zitplaatzen boven elkander, de bovenfte kwam aan den top des Gebouws. Elke verdieping hadt zeven hoog zitbanken, met voeglijke tusfehenruimten. De Verdiepingen waren van elkander, gefcheiden, door drie reien van breede gaanderijen , die het lichaam des. Amphitheaters uitmaakten. Behalven deeze waren 'er groote vierkante openingen, op voegelijke afllanden Vomitoria genaamd: waar door het Voik in-  van DÜD GRIEKENLAND. 141 en uitging: de trappen droegen den naam van Cunei; dewijl elk derzelven eene foort van iluiphoek vormde, die den toegang tot dé gaanderijen der onderfcheide zitbanken uitmaakte. De tweede Afdeeling heette de Schermen en beftondt uit twee deelen. Het eerfte, m eenbepaalder zin de Schermen genaamd,was een langwerpig vierkant: en van vooren breed, bier waren de ftandbeelden en cieraaden geplaatst. Het tweede was een wijde ruimte voor aan de Schermen, door de Grieken Proscenium geheeten: dit mag eigenlijk het Tooneel genaamd worden: want hier fpeelden de Tooneelfpeelders hunne ról. De derde Afdeeling, onder den naam van Orchestra bekend, was tusfehen het Theater en de Schermen, en diende voor de Bootzemaakers, Dansfers en Muzykanten. Het geheele Gebouw was van boven open, en dus vondt men zich aan de ongemakken des weers blootgefteld: doch veelal werden de Aanfchouwers door zeilen of groote ftukkett uitgefpamien doek, voor de hette der Zonne befchut. *'*. * De drift der Atheners tot Sehouwburgvermaaklijkheden klom, in 't einde, tot zulk eene hoogte van dwaasheid , dat deeze voor een der hoofdoorzaaken van het verderf hunner Zeden gehouden wordt. Men moet erkennen, dat pèricles, geprikkeld door begeerte om 's Volks gunst te bejaagen, den eerften fteen lag aan dit bederf: want, door een zeker inkomen te bezorgen , voor elk Burger op den dag dat 'er Offeranden gedaan of Schouwfpelen vertoond wierden , wekte 1. lOEË. II. Hoofdft.  i. SOEK. ir. Hoofdft. Krijgskunde. Hs GESCHIEDENIS hij in 't hart der Atheners eene fterke zugt tot het Tooneel. Feesten en Spelen volgden elkander bijkans zonder tusfchenpoozing ; en het Volk werd, door den fmaak, dien het in Sehouwtooneelen en Vermaaken vondt, lui en ledig. Deeze fmaak werd, egter, binnen eenige perken gehouden tot naa den dood van epaminondas: wanneer de Atheners zich ontilaagen vonden van een' Man, die de Thebaanen, tot zulk eene hoogte hadt opgevoerd dat zij in ftaat waren om hun de meerderheid in Griekenland te betwisten; die, zo lang hij leefde, hun, zo wel als andere Staaten, fteeds werks verfchafte, gaven zij zich, voor geen vijand dugtende, geheel over aan Feesten en Tooneelfpeelenj en fpilden daar aan het Landsgeld, tot onderhoud van het Leger en de Vloot beftemd. Welk eene onverantwoordelijke begogeling, zulke onmeetelijke fchatten aan ijdele vermaaken te verkwisten f het welzijn van den Staat en de zuiverheid van Zeden aan de zugt tot vermaak op te offeren ! Hunne vijanden, en inzonderheid .philippus, Koning van Macedonië, lieten geenzins naa, zich te bedienen van deezen werkloozen en losbandigen ftaat, waar toe de Atheners vervallen waren. Van de vroegfte tijden af ftaaken de Grieken uit, door hun Krijgshaftig Character , waar van de Troyaanfche Oorlog, in welken zo veele braave Opperhoofden onfterflijke eer behaalden, her eerfte openbaare blijk opleverde. Het valt bezwaarlijk te bepaalen, of deeze oorlogzugtige geestgefteltenis de oorzaak  van OUD GRIEKENLAND. 143 raak of het ijitwerkzel was van die fterke roet tot vrijheid, waar door wij hun zo alSieen gedreeven zagen: doch deeze twee driften zijn zeker allernauwst aan elkander verknost, en moeten gewis elkander zeer aangezet en verfterkt hebben. Deeze krijgshafti. Ie gefteldheid moet ook kragtig bevorderd geweest zijn, door de bijzondere ligging des t ands verdeeld, gelijk het was, m een aantal van lüdne Staaten, elk beftuurd door ziine eigene Wetten, en aangezet door zijn b jzonder Character en Belang Dienvolgens zien wij, dat eerzugt en aloufij fteeds ftoffe van gefchil tusfehen dc onderfcheide Staaten opleverden, en bijkans altoos met elkander °n oorlog hielden. Sparta en Athene waren, ongetwijfeld, de voornaamfte van deezeStaaten en maakten zich niet min beroemd door hunne mededinging en geduunge gisten om de meerderheid , dan door de zonderlingheid en het verfchil van hunnen inborst en zeden. Uit het geen wij reeds gezegd hebben, in het voorgaande gedeelte deezes Aanhangzels, bliikt de meerderheid der Spartaanen enJtbeblijüt ae i"-c^ . /£ vl„r o-pnoecr. ners. boven nunnc ïwu^"' °v .° Alles wat de Spartaanfche Wetgeever deedt, ftrekte duidelijk om W Krijgslieden te vormen. Ieder bijzonderheid hunner opvoedinge was tot dat einde ingerigt. Blootsvoets te gaan, op den grond te fiaapen, weinig te eeten, allerlei uiterftens van het weer te verdraagen, vermoeienis en zelfs wonden uit te ftaan,zich fteedsin worstelen, loopen en jaagen te oefenen , wrogt alles daar toe mede. Hunne zonderlinge eer- i. BOES. ii, Hoofdft,  É BOEK. II. Hoofdlï. 144 GESCHIEDENIS bied voor Overheden en Ouders, hunne voikomene onderwerping aan de Wetten, bereidde hun tot het gereed gehoorzaamen der Krrjgstugt. Te Sparta beweenden ook de Moeders de zodanigen hunner Kinderen die vlooden,niet die fneuvelden. Metéén woord alles was te Sparta ingerigt om de Spartaanen onverwinnelijk in den ftrijd te maaken. De Atheners , fchoon op geene zo ftralfe wijze opgevoed, vónden zich niet te min met eenen gelijken geest van dapperheid bezield. De oude roem huns Volks, dat altoos uitgemunt hadt door roemrugtige Krijgsbedrijven , ftrekte tot een fcherpe prikkel van kloekmoedigheid. Een edelmoedige naijver, om het, in 't ftuk van verdienften, aan hunne mededingers, de Spartaanen, niet gewonnen te geeven, diende desgelijks zeer om den krijgsgeest den Atheneren eigen op te wakkeren, Maar bovenal deeden de belooningen en eerbewijzen , gefchonken aan hun, die zich uitfteékend moedig gedraagen hadden in den ftrijd; de gedenktekens opgerigt ter eere van dié Op 't flagveld , in den dienst huns Vaderlands, gefneuveld waren; en de heerlijke lijkredenen in 't openbaar uitgefprooken, bij de itaatlijkfte gelegenheden, om hunne naamen onfterflijk te maaken, wonder veel om het vuur van dapperheid brandend te houden en hun met meer dan gemeenen moed te vervullen. Dit einde werd desgelijks, op eene aanmerkelijke wijze, bevorderd door de zorg, welka het^Gemeenebest droeg voor de zodanigen zijner Onderdaanen, die in den Oorlog geleden hadden: want niet alleen werden de ver* won-  van OUD GRIEKENLAND. *45 wónden; doch ook de Kinderen en Ouderen der in den ftrijd gefneuvelden, onder de onmiddelijke befcherming van het Gemeenebest genomen en op 'sLands kosten, opgevoed en onderhouden. Door deeze middelen hadden bparta eh Athene eene onbetvvistbaare meerderheid in 't ftuk van dapperheid en krijgstugt boven alle de andere Staaten. Thebe alleen poogde , door een zonderling betoon van moed, in de eer dier twee Staaten te deelen; doch het vermogen der Thebaanen, gelijk wij in 't vervolg zullen zien, Was van zeer korten duur. De Legers, zo van de Lacedemoniers a's van de Atheners, beftonden uit vier rangen , Burgers, Bondgenooten, Bezoldigden , en Slaaven. Te Athene telde men, ten tijde van demetriüs p-HALERius , omtrent 20,000 Burgers, 10,000 Vreemdelingen, eh 40,000 Slaaven. Alle de Atheners werden, als zij den ouderdom Van twintig jaaren bereikt hadden, op de krijgsrölle aangefchreeven, en bij eede Verbonden het Gemeenebest ten dienste te itaan , en deeze verpligting duurde tot iémand zijn zestigfte jaar beklom. Burgers alleen, werden op dien voet töegelaaten. Elk van de rangen, waar uit de Staat beftondt, Verfchafte een zeker aantal Soldaaten, naar gelange de nood vereischte of tot zee-of tot landdienst: want, in 't vervolg van tijd, werd de zeemagt der Atheners vrij groot, zo dat zij, in den aanvang van den Peloponnefifchên Oorlog, eene Vloot van niet minder dan drié honderd Galeien uitrustte. - I. deel. K T# i. B O E It. II. Hoofdfh  i. SOEK. II. Hoofdft. 146 GESCHIEDENIS Te Sparta telde men , in de dagen van demaratus, 8000 Spartaanen. Deeze maakten den bloem des Volks uit, elk hoofd voor hoofd van dat getal bezat de hoedanigheden eens Veldheers, en zij woonden allen te Sparta: want zij, die, onder den naam van Lacedemoniers bekend ftaan, onthielden zich op 't land. Hunne Bondgenooten maakten het grootfte gedeelte huns heirs uit. De Bezoldigden trokken hun geld van den Staat, en elke Spartaan werd opgepast door vier of vijf Heloten. De ouderdom der geenen, die onder de Lacedemoniers, de wapens droegen, was van dertig tot zestig jaaren: de oudften werd de verdeediging der Stad toebetrouwd. Zij gaven nooit de wapens in handen der Slaaven , uitgenomen in den dringendften nood. Hunne eigene volksmagt beliep niet meer dan omtrent 10,000 Man: want Sparta was bij lange naa zo volkrijk niet als Athene. Het Voetvolk der Grieken beftondt doorgaans uit twee groote afdeelingen. Voor eerst de zwaar gewapende Krijgslieden; elk hunner droeg een breed fchild, een lans, een werpfpiets, en een zwaard. Ten tweede, de ligtgewapende Krijgslieden, alleen met boogen en fiingers voorzien ; deezen werden veelal, in 't begin des gevegts, voor aan in 't leger geplaatst. De Legers waren verdeeld in verfcheide benden, doorgaans beftaande , als in den fiag bij Mantinea, uit vijf of zeshonderd man: deeze waren wederom, even , als onze Regimenten heden ten dage, gefmaldeeld in vier hoopen, elk van honderd acht en  van OUD GRIEKENLAND. Hf en twintig man: en die fplitfte men weder in vieren,of platons van twee en dertig man, die vier aan vier gefchaard ftonden en acht gelederen uitmaakten, of anders om. De Lacedemoniers hadden weinig Ruiterij, en de Atheners nog minder, uit hoofde van hun oneffen en rotzig land. In Zeemagt overtroffen de Atheners de Lacedemoniers verre. Hunne Vlooten beftonden uit twee foorten van Schepen. Voor eerst, hunne Oorlogsfchepen, door hun groote Schepen geheeten ; deeze werden geroeid Ten ' tweede, hunne Vragt-lchepen, die lijftocht en voorraad voerden , en zeilden. Eenigè j hunner Oorlogfchepen hadden maar ééne roeij bank, zonder dek: andere twee, zommige i drie, en eenige, vier ja vijf roeibanken. Van 1 hier droegen zij de naamen van Biremes, Tri1 ternes, enz. naar 't getal der roeibanken. Dei ! Triremes waren meest in gebruik. Het ges' meenst aangenomen gevoelen is, dat de roeii banken fchuins boven elkander gefchikt waren , als de treeden van een trap, en niet gelijkwijdig langs de zijde van het Schip. Dé I Neb of Rostrum der Schepen kwam juist op' I de waterftreek, onmiddelijk ondet de voorI fteven, en beftondt uit een lang ftuk höuts 1 fcherp gepunt en met ijzer beflaagen * hier i mede doorboorden zij zomtijds, in één enkelen zet, een vijandlijk Schip dermaate dat het zonk. Het fcheepswerk was aan de Roeiers^ J Remiges,tn de Bootsgezellen , Naulae * Over| gelaaten. Van deezen waren de Krijgslieden # 1 die alleen te vegten hadden, onderfcheiden. 1 De Bootsgezellen beftonden allen uit BttrK 2 gers* i. BOKS. ii. Houfdft,  I. BOEK' H. HooFdft 14S GESCHIEDENIS gers, geen Slaaven werden 'er onder toegelaaten. De Opperfcheepsbevelhebber droeg den naam van Nauclerus. Op dien volgde de . Stuurman, Gubernalor, die zijn plaats achter op het Schip hadt. Men denkt dat elk deezer groote Schepen omtrent twee honderd man m t geheel voerde. De gewoone bezolding was omtrent drie Obolioï ftuivers van ons geld. De Krijgslieden te land trokken bijkans even veel. De zorg om de Galeien, in oorlogstijd, te wapenen en van al het noodige behoorlijk te voorzien, rustte op de rijklte Burgers, die daarom den naam van Triearcbtn droegen een woord zo veel beduidende als Bevelhebbers val Galeien met drie roeibanken. In den beginne vvas derzelver getal onbepaald; doch naderhand werd vastgefteld, dat elke Rang honderd en twintig man zou leveren: en het getal der Rangen toen tien zijnde, beliep het ge. heele getal twaalfhonderd man. Deeze waren verdeeld in vier foorten, ieder van driehonderdman, van welke de eerfte driehonderd, de rijkfte zijnde, de vereischte fommen or> fchooten: wier geld ook de overige te baate kwam. Deeze twaalfhonderd man waren wederom verdeeld m partijen, elk van zestien man. van welke ieder partij verpligt was eene Galei uit te rusten. Vermids deeze wet zeer willekeurig was en hier door gelegenheid gaf tot veel onre-ts" en verdrukkinge, haalde demosthenes de Atheners over omeenen anderen regel hier op vast te Hellen, volgens welken, ieder Burger, wiens  van OUD GRIEKENLAND. 149 wiens middelen tien Talenten bedroegen, verpligt was ééne Galei, op eige kosten, uit te rusten; indien zijn vermogen twintig Talenten beliep, moest hij 'er twee in zee brengen , en zo voorts. Zij die geen tien Talendten bezaten, hadden zich met anderen te vereenigen, tot hunne middelen bij elkander gevoegd die fom bedroegen, en zij dus ia ftaat waren eene Galei te vervaardigen. De Staat verfchafte de bezolding aan de Bootsgezellen en Soldaaten. De Triearch voerde bevel over het Schip; en als 'ertweeTWearcben waren, geboden zij, bij beurten, elk zes maanden. Wanneer hunne bediening ten einde liep, moesten zij verflag van hunne verrigtingen geeven, en het Schip, met alles wat daar toe behoorde, aan 't Gemeenebest overleveren-. De Grieken hadden eenen zonderlingen fmaak in allerlei foorten van Godsdienst. Voor 't meerendeel oorfpronkelijk zamengefteld zijnde uit kleine Volkplantingen van verfchillende Volken, hadt elke Staat eene bijzondere wijze van eerdienst; daarenboven hadden zij de dwaasheid, om niet alleen de onderfchei; de Godheden van elkander over te neemen; ! maar ook van de verfchillende Volken met 1 welken zij iets te doen hadden. Nog niet voldaan met deeze menigte van Goden, op die \ wijze onder hun ingevoerd, ftelden zij een al1 gemeen Feest in, ter eere van alle andere I Godheden, die zij niet kenden: en uit de i Handelingen der Apostelen blijkt, dat de Atheners een Altaar voor den Onbekenden God hadden opgerigt — De opmerkenswaardigfte ' bijzonderheden den Godsdienst der Grieken K 3 be? 1. BOE K. II. Hoofdft. Godsdienst».  I. BOEK. II. Hoofdft. 1*0 GESCHIEDENIS betreffende, waren hunne Tempels; hunne Offeranden; hunne Feesten; hunne Godfpraaken; en hunne Wichelaarijen. Vier voornaame Tempels hadden de Grieken. De eerde die van diana te Ephefe, voor een der zeyen wereldwonderen gerekend! Dezelve was omtrent vierhondeid veertig voeten lang, tweehonderd dertig voeten breed, en honderd zeven-en-twintig pijlaaren,omtrent twee-en-zestig voeten hoog, onderfchraagden dit Gevaarte, geheel en al door de bedreeven. fte Kunstenaaren uitgevoerd -— De tweede die van apollo in de Stad Miletus — De derde, die vancer.es en proserpina te Eleufis-s-De vierde van den o l y m p i s c h e n ju pi ter te Athene. Alle deeze Tempels waren gebouwd van marmer en opgepronkt met de fchoonfte cieraaden. Derzelver Bouworde verfchafte de volmaaktfte voorbeelden in de drie hoofdordes, de Dorifche, de JumJche en de Corinthifche. Maar van alle Tempelen in Griekenland was die van apollo te Delphos de beroemdfte, uit hoofde van het geloof door alle Volken aan de antwoorden van de Godfpraak te dier Plaatfe geflaagen, en den eerbied daar aan beweezen. Deeze Tempel was, met onmeetJjlké! fchatten opgevuld , beftaande uit gefchenken van de rijkfte Vorsten en Staaten. Die van cresus, Koning van Lydia, naken boven andere uit, beftaande in eene menigte Gouds enZilvers, en eenige Standbeelden van louter Goud, van eene onfchatbaaïe waardije. Doch de verbaazende riikdom Wzcs Tempels lokte de gierigheid uit van ver.  van OUD GRIEKENLAND. i$i 'verfcheide Vorsten , die niet zeer voor de Jmisdaadvan Heiligfchennisfchroomden. xeri x e s nam, als hij uit Griekenland te rug trok, Jhet grootfte gedeelte dier fchatten mede. De i Pbociers plunderden deezen Tempel verfcheide keeren. En Keizer nero gaf, langen tijd daar naa, bevel om vijfhonderd van devoori naamfte Standbeelden mR ome over te brengen. Om een onderfcheiden denkbeeld te geej ven van de Offeranden der Grieken zal het genoeg zijn op te tekenen de Offerande bij de •aankomst van telemachus op Jtbaca, i gelijk wij die zeer naauwkeurig, in het derf de boek der Odysfea van homerus befchr eeI ven vinden, nestor bekleedde, te dier gei legenheid, het ampt van Priester of Offeraar. ) Twee mannen bragten eene jonge Koe aan. | Twee anderen naderden ten zelfden tijde, I deeze een watervat, geene een Korf met geil wijd koorn draagende. Nog twee mannen I ftonden 'er neffens, de een met een bijl, de ander met een vat om het bloed te vangen. 1 nestor begon de plegtigheid met water uit i! te ftorten, bij wijze van plenging, en het ; graan te ftrooijen: vervolgens nam hij van f het voorhoofd des Offerdiers eemg hair, t 1 welk hij in 't vuur wierp, en een Gebed tot j minerva opzondt. Hier op trof de bijldraager, met éénen flag, den nek van t Offerdier,'t welk ter aarde ftortte. MiddelerI wijl kwamen de Vrouwen te voorfchijn, haare gebeden met fterke roepingen vergezellende. Het Offerdier weder opgeheeven zijnde, werd gefneeden. Zo ras het dood was, werd I het gevild en geopend. De dijen werden van K 4 I. EOEK. II. Hoofdft. 6  1. BOEK. H. Hoofdft 152 GESCHIEDENIS den overigen romp gefcheiden en over/breid met een dubbele vetkorst, bedekt me Se ftukjes van de andere deelen afgefneeden , en voorts op 't altaar aangeftooken terwijl nes.t0R ze met wijn befprengde. Als de dijen door t vuur verteerd waren en de aanweezenden de ingewanden gefmaakt hadden, hakte men het overige in voegzaame ftuk! Ken, die, gebraaden, aan deFeesthpudende een onthaal verfchaften. ' ' De Atheners onderhielden verfcheide Feesten. De voornaamfte waren, Voor eerst, de Panathenea, gevierd ter "dMdieER^^ Zn S/5 Van haai' den naam ontleende. £ij weden door theseus ingevoerd in ftede van de Athenea, wanneer hij alretvo Ik overhaalde om na Athene te trekken. Ziwerden alle jaaren gehouden; en, te dier gelegenheid (treedt men openlijk om de. oTerw nmng in het loopen, worstelen, de mul ken de dichtkunst. '£r waren Regters benoemd om te ontdeden en de prijzen toe S Op deeze ftnjdfpelen volgde een plegtige S niegang, waar in een kostbaaren ftandaard' werd omgedraagen, verbeeldende de bedrn ven vari ?ALLAS tegen de Ti zen De oude Mannen gingen voor en S ' mem ZX^ ^'^SS men alle Mannen in den bloei huns'leevens gewapend met fchilden en fpietzen ; 00 huh Uetlachten ; en agter hun jonge Dogters draagende korfjes gevuld met gewS d7n-'' gen: en de Ommegang werd befiootin door. i°n;  |j van OUD GRIEKENLAND. 153 I jonge Kinderen van beide Sexen. Op dit ' Feest lmeelcte het volk van Athene de be;i fcherming van min er va af. Ten tweeden, de Feesten van bacchus, i verdeeld in groote en kleine, de groote Dionyfia geheeten, werden in den voortijd, bin< nen de Stad gevierd, en de kleine Lenea genaamd, in den naatijd, op het Land. Beide . gingen zij vergezeld met heerlijke vertooningen , en fchouwburg- vermaaklijkheden zo Treur-als Blijfpelen. De Ingewijden kleedden ;i zich op deeze Feesten in beesten - huiden , 1: droegen Thyrfen, of Wijngaardfpietzen in 1 hunne handen, met trommels en hoorens; hun1 ne hoofden waren omkranst met wijngaard-en 1 klimopbladeren, verbeeldende silenus, 1 pan, of de Boschgoden. Weezenlijke dronI kenfchap hadt de meesten bevangen, ande| ren hielden zich als door den drank bezet i en liepen het land rond. De Vrouwen namen ] deel in deeze Feesten zo wel als de Mannen, I zich op. dezelfde wijze vermommende; en fcheenen gedreeven door eene foort van I Godsdienstige krankzinnigheid. De vuilfte en t verregaandfte losbandigheid en ongeregeldheid heerschten bij die gelegenheden. Ten derden, het Feest van eleusis of 1 ceres. Dit was een der beroemdfte en werd |l uitfteekender wijze de Verborgenheid geheeten. I De overlevering wilde, dat het ingefteld was I door ceres, die te Eleufis in Attica gekoI men, de Inwoonders het gebruik des Koorns leerde en teffens hun woeste inborst leenig: de. Deeze Verborgenheden waren in grooteen kleine onderfcheiden. De kleine vierde men K 5 in 1. BOEK, ii. Hoofdft..  I. £0 e IC. ii. Hoofdft. 154 GESCHIEDENIS in Slacht- en de groote in Oogstmaand. De Vreemdelingen waren van beide geheel uitgeflooten. Voor de Inwijding moest men eenigen tijd befteeden in zich te wasfen, te bidden, te offeren, en een ftrikte onthouding in agt neemen. De plegtigheid der toelaating werd 's nagts volvoerd. Te dier gelegenheid las men zekere geheimzinnige Boeken, zeldzaame geluiden, met donderdagen gemengd werden gehoord; 'er verfcheenen lpooken; de aarde fchudde, en een kille fchrik greep de Ingewijden aan. Men wil dat 'er zeer verfoeilijke dingen bij deeze plegtigheden volvoerd wierden; doch, was het zo, zij werden in ftilte begraaven: want het werd voor een groote misdaad gehouden de Verborgenheden van dit Feest te openbaaren. Een Ar~ cboni, dan met den tijtel van Koning vereerd zat voor in het vieren deezer plegtigheden * hij hadt verfcheide Bedienden om hem te hel! pen in het volvoeren van zijn post. Alle de Athe?iers, beide Mannen en Vrouwen, werden vroeg in deeze Verborgenheden ingewijd, In 't algemeen gelooft men, dat deeze Plegtigheid de betragting der Deugd voorfchreef; en de Betragters de bijzondere befcherming der Godinne bezorgde, als mede een hooger maat van geluk in een ander leeven — Welke vreemde begrippen heeft men, door alle eeuwen heen, gekoesterd, wegens de wijze om eer toe te brengen aan Weezens, die men veronderftelde het Heelal te beheerfchen en hunne gunst te verwerven! Het was een doodsmisdaad als een Oningewijde den Tempel van ceres intradt—Dit Feest duurde negen dagen.  van OUD GRIEKENLAND. 155 gen De drie eerfte dagen werden befteed in het volvoeren van eenige voorbereidende Plegtbheden. Op den vierden vertoonde men den Ommegang der Korven, zo geheeten dewijl dezelve beftondt uit Vrouwen, Korfjes draaiende, gevuld met zorgvuldig toegedekte dm|en De vijfde was de Ommegang der Toortzen', wanneer zij ceres in het opzoeken van proserpina navolgden. Op den zesden werd het Standbeeld van bacchus, jacI c hus genaamd, omgedraagen. Deeze Ommegang begon van Ceramicus, eene Voor■ iUdvzn Athene, en eindigde te Eleufis. Voort) gaande zongen zij tot lof der Godinne, ftaa': ken de trompetten, dansten, en maakten al| ler'ei vreugdbetooningen. Op den zevenden dag hieldt men wed-en ftrüdfpelen. De twee ! laatfte dagen werden befteed in het verrigten van bijzondere Plegtigheden. Dit Feest vier, de men ééns in den tijd van vier Jaaren: en, zo lang het duurde, mogt niemand gevat ot in de gevangenis geworpen worden. De '"Godipraaken onder de Heidenen ontftonden uit de angstvallige nieuwsgierigheid ten opzigte van het toekomende , natuurliik eigen aan ae Menfchen - Kinderen, die, door dit middel, de Godheid, wegens de menschlijke zaaken, waanden raad te vraa- sen Dit was de ttaatlijkfte wijze van Voorfpelling, tot welke men de toevlugt nam ter oplosfmgvan alle twijfelagtige voorvallen De Heidenen verzuimden nimmer zich br eenig Orakel te vervoegen om het gevoeler der Goden te verftaan, wegens het verkina ren van den Oorlog of het fluiten van dei Vre 1. EO E1T, II. Hootdft. t  t BOEK. II. Hoofdfl *Sf GESCHIEDENIS Vrede: en men fchiktezich, indien men h** antwoord verftondt, 't gee> zelden g "beu de, Godsdienstig naar den inhoud van 't zel- " der mZlTr,V^ V°°r de §roote 00rz^ wtrt TT GofPraaken gehouden. Zij wier werk het was het welbehaagen der Godheid te verk aaren, droegen zorg om ziehwn duS belzinmge woorden te bedienen die een ,S leg konden dulden welkende fia^ derde. Het fchijnt dat Griekenland v n de vroegfte tijden af, deeze % fom nebbe, want wij vinden geen bepaald tiid perk waar op de Godfpraaken daar te I nde eerst wierden ingevoerd. Zij, die in on derfcheide Staaten, het roer van zaaken fn Tden deeze zeer dienstig: want, wanneer zit beoogden ets nieuws m het Regeeringftelze intefot ren of noodig hadden, dat hunne Landgenooten eene geliefde maatregel aannamen WKten zij zeer wd de goedkeuring der Godl 5*?^,? verwerven; en, in dat geval, waag. de het Volk het nimmer den wil der Goden te wederfpreeken. De Priester vnnS fenSS Ür.bij hUn voo^wï^zi £ ten de Godheid met toe den mond te openen, enr/erkfe voorbereidzels, door offeranden en gefchenken, afgedaan waren. — De Ora- ™nd ;?en'dei'halven'enkeleenemensehlijke vond e weezen, gegrond op de ligtgeloovigheid der menigte, en ftaande gouden De meest geagte- Godfpraak der Oudheid was.  van OUD GRIEKENLAND. ï.57 'was die van apollo te Delphos, eene Stad i in het Landfchap van Griekenland, Pbocis gei heeten. apollo werd daar gediend onder i dennaamvanden pythischen apollo, i en de Priesterin nam den naam van p y t h i a aan Zij gaf haare Godfpraaken ftaande op den drievoet Cortina geheeten, geplaatst over den mond van een hol in den Berg ParaasJus, waar uit een damp voortkwam, die het hoofd bedwelmde; rondsom dit hol was de Tempel van Delphos gebouwd. In 't vervolg > van tijd, de Priesterin buiten ftaat zijnde de > vermoeienis uit te ftaan van het geeven der I antwoorden aan de groote menigte, derwaards van alle oorden toevloeiende om de Godfpraak te raadpleegen, was zij genoodzaakt eene hulp te gebruiken, waar toe zij eene 1 Vrouw koos. 't Was alleen op bijzondere Dagen, Geluk- f kige Dagen geheeten, dat de Priesteresfen I haare Voorfpellingen gaven. Tot dat einde bereidden zij zich voor door zuiveringen , '< feesten en offeranden. Wanneer de Dag naderde , bemerkte men dat de Laurierboom, die ■ voor de Poort des Tempels groeide, en de Aarde rondsom beefden. Zo ras de Priesterin bedwelmd was door den rook, rees haar hair over einde, zij zag 'er wild uit, het fchuim I ftondt haar op den mond, en zij fcheen geheel verwilderd, virgilius verbeeldt in het zesde Boek van Eneas de Cumefche Sybit als op dezelfde wijze verrukt. Daar op uitté zij verfcheide niet wel onderfcheide woorden, die de Priesters zorgvuldig opzamelden, en vervolgens naar welgevallen fchikten: want dee- I. BOEK. II. Hoofdlï.  I. ï O E IC. II. Hoofdft. ] i i 153 IGESCHIEDENIS deeze woorden waren meest, altoos duister twijfelagtig en konden op vêrlcheidenerle wijzen uitgelegd worden. Zomtijds doch zeer zeldzaam, waren zij duidelijk: want het was Snïnrgem 7£ de Waak m'S Se nil d« ^^Jteoplosfing van eenige weinige onder het oneindig aantal der voor- 1Pf LenVdat de,Dlenaars va" den God allerlei ilreeken en kunstenaarijen gebruikten om de njémgte te bedriegen: en het blijkt uk verfcheide plaatzen in de Gefchiedenisfe dat zij omkoopgeld ontvangen hebben, om'bijzondere antwoorden te geeven. Eenige we meenende Christenen, Kerkvaders en aS- onH^Tn ,T Sevoelen' dat de Duivel hier onder lpeelde, met toelaating van het Ou- ÏIZTr} °P ^ d,e G°dI°0Ze vondSi oeezerHeidenen, tot hunne eigene Itraffe en verbijstering mogten ftrekken. Wichelaanj was eene andere foort van Biigeloovigheid, tot welke de Grieken, zo wel als de andere Heidenen de toevlugt namen ï en zij vereerden dezelve ook met den naam van Weetenfihap, fchoon zij beftondt in de belaehhjkfte kmderagtigheden. Want zij, die zich op de Wichelaarij toeleiden, gaven zeer nauwkeurig agt op het Vogelgefchréij: en let. ten ftipt of zij van de rechte dan de flinke hand cwamen: zij floegen agt op de greetigheid, welke de Kiekens betoonden in het pikken ran hun voedzel: zij bekeekende lillende Ingewanden der beesten; en namen de verchijnzels der Natuure, als Zon-en Maantaaungen, het gebooren worden van Monfters,  van OUD GRIEKENLAND. 159 als voortekens op. Van zulke beuzelagtige [omftandigheden hingen de gewigtigfte StaatsTaken meest altoos af. Want het is verbaazend, dat niet alleen het Gemeen; maat !zelfs veelen der Grooten onder de Ouden, een ingewikkeld geloof floegen aan deeze belachliike ongerijmdheden. Dan tevens moeten wij bekennen, dat eenigen, wel verre van geloof te liaan aan deeze dwaaze kunstenaarq ,der voorfpellinge, daar mede lachten en ze ■ ten doel hunner fpotternije ftelden ; heden : van deezen ftempel waren hannibal? |i marcellus, cicero en anderen. 1. BOKS. II. Hoofdfl G E-  GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND. Iï. BOEK. Inleiding. TWEEDE BOEK. behelzende de geschiedenis der tweede eeuwe van griekenland. Zints den tijd dat hippias na Per/ie vlugtte, tot bet einde van den Peloponnefifchen Oorlog, een tijdperk van omtrent bonderd Jaaretii T^iit Tweede Tijdperk is, in den geheélen duur van liet Griekfche Volk , hes zelve, als de tijd van de vijf en twintig tot de dertig jaaren in het leeven van den Mensch i naamelijk het tijdperk van de grootfte fterkte en bloei. Het mag, daarom, niet oneigenlijk de Manbaarheid van Griekenland genoemd worden, beftaande in de roemrijkfte dagen * die dat Land ooit gezien heeft. De Grieken, tot dus lang beperkt binnen de paaien van een naauw land, hadden weinig gelegenheids gevonden, om hun vermogen en dapperheid te doen blijken in het oog, der waereld. Maar de Perjifche inval, die wel ras op hun was uitgeftort, gelijk een fnel ftroomende rivier, was gefchikt om hunne verdien-  van OUD GRIEKENLAND. 161 I dienften in het duidelijkst gezichtpunt en I hunne wijsheid, zo wel als hunne dapper; heid, in den klaarften dag te ftellen. Wij I zullen terftond een zeer klein leger Grieken I ftoutelijk eene zo groote menigte vijanden i zien tegen trekken, dat alleen het affchieten hunner pijlen het gelaat des hemels _ gezegd wordt verduisterd te hebben. Wij zullen deeze weinige Grieken, die overgroote hoop i, Perfen, met een onwrikbaar befluit, zien t aanvallen en hun de vlugt doen kiezen. Wij I zullen hun op dezelve wijze hunne vijanden |.ter Zee zien bevegten met het zelfde nadeel in 1 getal én met hetzelfde voordeel in dezegé. Met 1 één woord wij zullen een fpreekende proef 1 zien hoe veel de dapperheid, door Krijgsi tucht geregeld, den blinden en dollen moed van eene ongeregelde meenigte overtreft. Geduurende het tweede Tijdperk zullen | Wij de Spartaanen, die, door de bewondeI renswaardige gefteldheid van hun Staatsbeftuur en hunne bijzondere Deugden , : boven alle hunne nabuuren uitmunten, huni né magt zien oeffenen met een geftrengheid ^ ! die naar de ftuursheid hunner Zeden fmaakt, : en hunne Bondgenooten met trotsheid en oni befcheid behandelen. Ingevolge van dit hun j1 gedrag zullen wij deeze Bondgenooten, bij trappen, het juk der Spartaanen zien moe; de worden, en dus onder de magt van Athene vallen, dat zich vlijtig bevoordeelde met zulk een gunstig tijdsgewrichte. De Atheners, derhalven, kreegen op hunne beurt, 5 de overhand in Griekenland, en behielden die tot den Peloponnefifchen Oorlog, altijd ge1. DEEL. L trouw II. BOER*.  £ SOEK. i Ho. Hft. SST. Oefteldheid «n het Perm rche Hof. EERSTE HOOFDSTUK. De Twee Perfifche Invallen. Darius, de Zoon van bystaspes, van wien wij reeds melding gemaakt hebben, bekleedde ten dien tijde den Perfifchen Throon , dien hij gezegd werd door de kunstenaaiïj van zijnen Stalknegt verkreegen te hebben. Want, naa den dood van sm er dis den wijzen , waren zijne ombrengers overeengekomen , dat hij , wiens Paard op een vastbepaalden dag het eerst zou briesfchen, tot Koning zou verkoozen worden. De Stalknegt van darius, verwittigd van deeze overeenkomst, bragt des avonds eene Merrie op die plaats, waar men den volgenden dag de bijeenkomst zou houden, en den Hengst van zijnen Meester bij de Merrie. Wanneer, derhalven de Petfifche Adel ter bepaalde plaatze kwam, hadt het Paard vau darius den grond waar hij lën voo- 16a GESCHIEDENIS trouw aan hunne verbintenisfen, de andere Staaten als gelijken behandelende, en hunne magt oeffenende in goed te doen. Dit zo roemrijk Tijdperk voorde Atheners, duurde omtrent vijftig jaar. Ten laatften echter, werden de Atheners op dezelve wijze onverdraagelijk voor de andere Staaten, door hunne trotsheid en overmoed: en door de uitkomst van den Peloponnefifchen Oorlog wierden de Spartaanen , voor de tweede keer, het eerfte Volk van Griekenland.  van OUD GRIEKENLAND. Ï03 voorigen avond de Merrie ontmoet hadt, niet bereikt, of hij brieschte terftond, ën darius wierd, daarop , voor Koning door de ; overigen verklaard (*). Het Pcrfifcbe gebied bevatte niet alleen dat gedeelte van A/ie, tegenwoordig bekend onder den naam van Perfie, maar ook dat, het Welk wij Afiatisch Turkye noemen. Het befloot ook in zich aan de zijde van Africa, ; Egypte en verfcheide plaatzen aan den oever ' van de Middellandfche Zee; en aan de zijde i van Europa, ten gedeelte van Thracieen Ma1; sedonie. Wel is Waar, dat verfcheiden Staaten , in de laatstgemelde plaatzen eer fchat- I tingfchuldig aan, dan geheel af hangelijk van 1 de Perfifche magt waren, en men mag on| derllellen, dat dit ook het geval geweest is I van eenige andere Wingewesten der Perfen, die verder afgelegen waren. Maar laaten wij eens kortelijk de verfchilI lende redenen onderzoeken, die den Oorlog i; tusfehen de Grieken en Perfen hervoortbrag1 ten. Wij hebben reeds opgemerkt dat h i p] pias veel tot deeze gebeurtenis toebragt * I wanneer hij, alle poogingen, die hij in EuI ropa hadt te werk gefield om Athene aan zich als Alleenheerfcher weder te onderwerpen s {*) Deeze gefchiedenis heeft een zeer belachlijk \ voorkomen, en zal waarfchijnüjk bij eenige I.eezers ü geen geloof vinden. Wij merken alleen aan, dat he6 ii voor het menschdom gelukkig zijn zou, zo alle be■ twiste opvolgingen in bijzondere flarden, zo wel als 1 in Koningrijken en Vorstendommen , bepaald wierden i do9t zulke eenvouwige en onnadeelige middelen, L 3 BOEK. I. Hoofdft.  II. BOEK. I. Hoofdft. 164 GESCHIEDENIS pen, vrugteloos bevonden hadt, zijn toevlugt in Perfie nam ; en, naadat hij zich in de gunst van den Monarch hadt ingedrongen, alle kunstenaarijen aanwendde om hem tot eenen aanval op de Atheners over te haaien. Maar dit was het niet al : andere redenen liepen 'er zamen om de poogingen van hippias te bevorderen. atossa, Dogter van cyrus, en een der Vrouwen van darius hadden al haar' invloed op haaren Egtgenoot in het werk gefield, om hem te overreden tot eene onderneeming tegen Griekenland, om dus den Perfen een duidelijke proef van zijn moed en Oorlogsdeugdte geeven. democedes, een Geneesheer, een Man in hooge agting bij atossa, werd, om dat hij gebooren was in een Griekfche Volkplanting , gevestigd te Crototia in Italië, als de gefchiktfte perfoon om in Griekenland'te reizen, uitgekoozen, om de lig ging en fterkte der voornaamfte Steden aan de Zeekust te onderzoeken. Op deeze reis was democedes vergezeld door vijftien Perfifche Edellieden , die geheimen last hadden om naauwkeurige agt te geeven op zijn gedrag en hem weder te brengen in Perfie. Nadat deeze Perfifche Edellieden d emocedes vergezeld en de noodige waarneemingen gedaan hadden in de voornaamfte Steden van Griekenland, trokken zij vervolgens na Italië ; maar werden te Tarentum als befpieders gevat en in de gevangenis geworpen, democedes, hier,door een fterk verlangen getroffen om zijn geboorteplaats Crotona weder te zien, vondt middel om zijn Per-  van OUD GRIEKENLAND. 1^5 Perfi ch gezelfchap te ontvlugten en vertrok na die Stad. De andere Perfen binnen kort hunne vrijheid herkreegen hebbende , keerden weder na Perfie , naadat zij alvoorens vergeeffche poogingen gedaan hadden om de Regeering te Crototra over te haaien tot de overgaaf van democedes. — Hier uit zien wij dat darius reeds eene onderneeming tegen Griekenland in den zin hadt; doch"de volgende gebeurtenis zette hem aan om dezelve fchielijker ter uitvoer te brengen. De Joniers, oorfprongelijk een Griekfche Stam, gelijk wij boven gemeld hebben, bewoonden een aanmerkelijk gedeelte der Zeekust van Klein Afie, en hadden nu langen tijd cijnsbaar geweest aan het Perfifche Rijk. Zommige gegoede Inwooners van Naxus, een der Cycladifche Eilanden , uit hunne geboorteplaats gedreeven zijnde, namen hunne wijkplaats na Miletus, waar zij den bijftand van aristagoras den Perfifchen Stadvoogd verzogten, om hun weder in het bezit hunner geboorteplaats te ftellen. Dit blies aristagoras het ontwerp in om het Eiland Naxus onder de magt der Perfen te brengen -9 ten zelfden tijde hoopende, dat de verovering van dit Eiland den weg zou baanen tot die van de andere Cycladen. Dit plan deelde hij artap hernes,Beftuurder van Sardis en Broeder van darius mede, die het goedkeurde en hem de toeftemming van d ar 1 u s tot het aanvallen van Naxus, bezorgde. De noodzaakelijke Scheepstoebereidzels gemaakt zijnde, gaf artaphernes het L 3 hoofd 11. BOE IC. i. Hoofdft. Opfland des Joniers.  1L jour. I. Hoofdft. .66 GESCHIEDENIS hoofdbewind der onderneeming aan megabates een Perfiscb Edelman. Maar het Volk van Naxus verdeedigde zich zoo dapper, dat de Perfen naa het Eiland vier maanden bezet gehouden te hebben, genoodzaakt waren van hunne onderneeming af te zien. megaeates fchreef den flegten uitfiag van deeze onderneeming toe aan het gedrag van aristagoras, en poogde hem bij artaphernes in ongunst te brengen. aristagoras, zijnen val voor onvermijdelijk houdende, befloot om het misnoegen van den Landvoogd te ontgaan , de Joniers te overreden om het juk der Perfen af te fchudden. Met dit oogmerk bezwangerd , deedt hij, naadat hij de gemoederen der voornaamften onder de Joniers gepolst en hunne toellemming verworven hadt, eene reis door het geheele land om de gemoederen der meenigte tot de ontworpen omwenteling voor te lchikken. Toen maakte hij. zich meester van de Perfifche Vloot, waarover hij het bevel voerde, en reisde na Griekenland, zoekende de onderfcheide Staaten pver te haaien tot begunstiging van zijne onderneeming. Hij begon zijne handelingen te 'Sparta, waar hij zich bij c e e o m e n e s, die toen ten tijde daar regeerde, vervoegde, en hem vertoonde welk eene fchoone gelegenheid dit den Spartaanen gaf om hunne magt te gebruiken tot bezorging der Vrijheid aan hunne Landgenooten de Joniers. cleomenes twijffelde in den beginne; maar een gift van vijftig Talenten, hem door aristagoras gefchonken , haalde hem over om zijn  van OUD GRIEKENLAND. 167 i zijn voordel toe te ftaan; fchoon , volgens zommige Schrijvers , de Lacedemoniers niet ; alleen weigerden te hooren na het voorftel i van aristagoras; maar hem gelastten hunne Stad te verlaaten. Van Sparta ver1 trok aristagoras na Athene, waar de In1 wooners,vol verontwaardiging tegen de Perfen , dewijl zij kortling van hun geef-cht hadden hippias de Koninglijke waardigheid te hergeeven, zich allertoegenegenst toonden om na dit voorftel te luisteren. Zij omhelsden daarom terftond deeze zaak en zonden twintig lcheepen tot hulp der Joniers. De eerfte aanval der Joniers was op de Stad Sardis , van welke zij zich fchiehjk meester maakten, daar zij in een verdedmglooien toeUand was. Maar door een Soldaat een der huizen in brand geftooken zijnde , vatten de andere, die alle van hout waren, onmiddelijk vlam , en hier door wierd de geheele Stad in asfche gelegd. De Joniers : intusfchen ontroerd, door aannadering van I het Perfifche Leger, beflooten na Ephefen te : wijken, en zich op hunne Vloot te begeeven. i Maar de Perfen overvielen hun en deeden 'er veelen fneuvelen. Wanneer darius verwittigd was van het afbranden van Sardis ■> en dat de Atheners de Joniers hadden bijgeftaan, was hij op het hoogst vertoornd, zwoer, met een plegtigen eed^ wraak te neemen van de Grieken, en beval dagelijks, wanneer hij aan tafel zat, voor hem deeze woorden op te haaien :„Ko„ ning! gedenk aan de Atheners!" De Joniers, niet tegenftaande hun laatst L 4 G1> ii. HOER. i. Hoofdft. 5«4/  e II. SOEK. I. Hoofdft. i<58 GESCHIEDENIS ongeluk , volhardden in hunne onderneem ming, en na de Helle/pont zeilende , namen zij Byzantium in maar de Perfen verdeelden om hun overal tegenitand te bieden, hunne magt, en floegen hun in verfcheide gevegten : terwijl aristagoras in een van deeze gedood werd. Ten laatften trokken de Perfen, al hunne benden zamenvoegende , na Miletus , de fterkfte Stad van Jonie, in hoope, dat, zo zij die konden te onderbrengen , de andere Jonifcbe Sleden zich wel ras zouden onderwerpen. De Joniers, hun oogmerk vermoedende , vergaderden fchielijk hun eigen {'diepen en die van hunne Bondgenooten , maakende te zaamen eene Vloot van drie honderd vijftig zeilen , welke de Perfen niet durfden aantasten , en , uit dien hoofde , door den weg van onderhandeling, de Bondgenooten van hunne vereeniging zogten af te trekken, 't geen hun gelukte. Zodra, derhalven, als de fchepen der Bondgenooten gefcheiden waren van die der Joniers, vielen de Perfen op de laatstgemefde aan, die nu tot een zeer klein getal gebragt wa- • ren, en overwonnen hun geheel. Vervolgens vielen zij aan op Miletus, namen het in, keerden het om, en deeden alle de Inwooners voor het zwaard bukken. De andere Steden, door dit voorbeeld afgefchrikt , onderwierpen zich terftond. histieus, Oom van aristagoras, en Alleenheerfcher van Miletus, het overfchot van hét Jonisch Leger vergaderd hebbende , deedt een inval in Myfia; maar wierd aangevallen door  van OUD GRIEKENLAND. 169 door harpagus, die over een aanzienlijk gedeelte van de Perfifche benden het bewind voerde, wierd overwonnen, gevangen genomen, en gezonden aan artaphernes, die, daar hij hem kende als een bevorderaar van den opltand,hem kruifigde en zijn hoofd aan darius zondt (*). darius, ondertusfchen, was geduurig uit op eene onderneeming tegen Griekenland, om de heevige gramfchap, die hij tegen deszelfs inwooners hadt opgevat, voldoening te verfchaffen. Ten laatlten gaf hij last eene Vloot van meer dan driehonderd Scheepen uit te rusten, en,ten zeiven tijde, eene fterkeLandmagt op de been te brengen om dzGrieken in ééns te verpletteren. Het hoofdbewind over deeze Legermagten gaf hij zijnen Schoonzoon mardonius, wiens onervaarenis \ niet weinig toebragt tot den flegten uitflag i van den Krijgstocht. In de eerfte plaats verloor hij een groot getal Schepen , met j zeer veel manfchap, in een' verfchriklijken I ftorm , als zij zeilden rondom den uithoek, gemaakt door den berg Athos , thans Capo Santo geheeten: en vervolgens wierd zijne Landmagt, in het trekken door Thracie, van de Thraciers 's nagts in deszelfs legerplaats aangevallen, en er viel een groot getal zijner manfchappe. Deeze ongelukken drongen MAR- (*) In het 495 jaar voor christüs wierd la Srtius tot eerften DiBater te Rome verkoozen ; en zes ja&ren daarna werden de eerfte Gemetnsmannen des Volks gangefteld. L 5 m b OEI. I. Hoofdft. Eerfte Tocht der Perfen tegen Grie* kcular.i.  II. BOgK. I. Hoofdft. MIt TI*« 5SES, AR 1 S- 170 GESCHIEDENIS mardonius, zijne eerfte onderneeming te ftaaken, en te rug te keeren. Tusfehen de Egineten en Lacedemoniers bijkans omtrent denzelfden tijd een Oorlog uitbreekende , trokken de laatstgemelden tegen de eerften op; maar door 't flegt beleid van demaratus, een hunner Koningen, die oneenig geworden was met zijn' Broeder - Koning cleomenes, mislukte de onderneeming. cleomenes, door wraak aangelpoord , trok de wettigheid van demaratus geboorte in twijffel, en de zaak der Goufpraake ter belhsfing overgeleverd zijnde, was de Priester omgekugt door cleomen es, en vomvisde ous tegen demaratus, die daarop werd afgebetVergramd over deeze beledigende handelwijze keerde hij zich na het Hof van Pet (ie, waar hij op de welkoomfte wijze ontvangen en met rijkdommen overlaaden werd ; myar al deeze overtollige beleefdheid kon hem niet overhaalen om eenig ding te werk te ftellen, 't geen ftrijdig was met de belangen zijns Lands. De Atheners desgelijks met de Egineten in onmin, rustten eene Vloot tegens hun uit, en ter dier gelegen-heid volgden verfcheiden gevegten, van welker omftandigheden wij onkundig zijn. Deeze binnenlandfche Oorlogen, echter, gaven den Atheners gelegenheid om ervaaren te worden in Zeezaaken, en bereidden hun om dien dapperen wederftand aan de Perfifche magt te bieden, welke wij ftrak* zullen te boek ftellen. Athene genoot, ondertusfehen , de zoetig-  van OUD GRIEKENLAND. 171 tigheden der vrijheid, haar door de verdrijving der Pifstratiden bezorgd; en bragt veeIe Burgers van uitmuntende wijsheid en dapperheid voort: onder welken miltia- des, aristides en themistocles li boven anderen uitftaaken. Daar deeze drie ; aanzienlijke Atheners een zeer groot vertoon in de Gebeurtenisfen van Griekenland zullen maaken, zullen wij de hoofdtrekken van hunne Charafters, met weinige woorden, befchrijven. miltiades was volmaakt ervaaren | in de kunst des Oorlogs; en niemand kon roemen op gelijke kunde in een leger aan te voeren. Hij hadt eene bijzondere oorzaak | van haat tegen de Perfen, door welken hij, hij hunne intrede in Tbracie, beroofd was geworden van een bewind, dat hij toen ter i dier plaatze voerde. aristides en themistocles , fchoon veel jonger dan miltiades, ga'i ven proeven van hunne groote bekwaamhe-r I: den, doch hunne verfchülende geiteldheden !, veroorzaakten, in het algemeen, een tegenftrijdigheid in hunne gevoelens, themist 0 c l e s was van een laage geboorte en uit j: den aart eerzuchtig: de zijde van het volk, door vooroordeel en opvoeding, toegedaan , maakte hij zijn hoofdwerk van de genegenheid der menigte te winnen. Des, behan!l delde hij, in alle gelegenheden, de Burgers i; met de uiterfte toegenegenheid, hun alzins ii aan zich zoekende te verpligten, en hij fcheen weinig naauwgezet omtrent de middelen, die hij te werk Helde, om zijne onderneemingen te doen gelukken. aris- m BOEK. i. Hoofdft: :idcs e» • h e m i s- r 0 cl es. ,  n. b 0 e k. i. Hoofdft. 17a GESCHIEDENIS aristides, aan den anderen kant» een Edelman van afkomst, en een groot bewonderaar van de Spartaanfche Staatsgeftsldbeid, voedde een hevige liefde voor de Adelregeering. Hij was volkomen öhverlchillig omtrent het gemeene Volk, en {telde regtvaardigheid tot den beftuurenden regel van zijn geheel gedrag, zo in 't beampte als in 't amptlooze leeven. Het algemeen welvaaren was het hoofdvoorwerp van zijne aandagt; en zijne liefde voor zijn Vaderland■ zijne bijzondere kunde in Staatszaaken ; en zijn belangeloos en opregt gedrag bezorgden hem de verwondering, het vertrouwen, en de achting zijner Medeburgeren. Terwijl de Atheenfche Vrijheid Burgers als deezen kweekte;en terwijl Sparta, de harde inltellingen van lycurgus aanhangende, een geheel Volk van de dapperfte Soldaden opleverde, befloot d a r i u s met al zijn magt op Griekenland aan te vallen. Maar, verlangende vooraf de genegenheden van de verlchillende Staaten te peilen, met opzicht toe de overmagt, die hij van hun zogt te eifchen, zondt hij Gezanten door alle de Steden van Griekenland om Aarde en Water te eifchen; een teken,'t geen de onderwerping en afhangelijkheid van hun, van welke het geeischt wierd, aan hem, die het eischte, aanduidde. De Egineten en eenige weinige andere Steden vreezende voor de groote magt der Perfen, {temden in de geeischte overmagt. Maar de Atheners en Spartaanen, verre van den eisch der Gezanten toe te ftaan, waren zo verfbord over de trotsheid van  ▼ a» OUD GRIEKENLAND. 173 van hunn' last, dat zij , door die hevige gevleidheid , zo natuurlijk aan de bewooners van een Gemeenebest, de wet der volken, ten opzigte der Gezanten, overtraden. Een hunner wierpen zij in een put, den ander in een diepe gragt; hun, op een fchimpenden toon, den Grieken eigen, toeduwende „ dat zij van daar zo veel Aarde en Wa„ ter mogten neemen als hun goeddagt." darius, verneemende dat men hem, met den hardnekkigften wederftand, het hóófd zou bieden, maakte grooter toebereidzels tot den Oorlog dan te vooren, en vermeerderde zijne Legermagt met vijfmaal honderd duizend man en vijf honderd Schepen. Aan datis en artap hernes was het bewind over alles toevertrouwd, hippi as, zich in zulk eene gelukkige gefteltenis van zaaken bevindende, om zich te wreeken op de Atheners, gedroeg zich als leidsman en aanvoerder van den uittocht onder artaphernes, door wien hij, tot dus verre, op de tederfte en herbergzaamfte wijze behandeld was. De Perfen bragten alle de Eilanden in de Egeefche-Zee fchielijk weder in hunne magt; en Eretria, eene Stad in Eubea , ingenoomen hebbende , brandden zij dezelve tot den grond af. Toen zij zich na Attica begaven en te Marathon, eene kleine Stad aan de Zeekust, legerden , zonden zij van daar, om de Atheners van de tuchtiging , den hardnekkigen en ongehoorzaamen Eretriaanen aangedaan, te verwittigen. Hier op waren de Atheners de Lacedemonisrs aan om hulp , die hun twee duizend man SOEK. I. Hoofdft. Tweede Krijgstocht 1 der Pefftih Slag bij Marathon.  II. BOEK. I. Hoofdft. tU GESCHIEDENIS man toeftonden. Maar een bijgeloovigé grondregel te Sparta aangenoomen, belette deeze Legermagt, den optocht te beginnen voor naa de volle maan , waardoor zij niet eer te Athene aankwamen, dan vier dagen naa den volgenden flag. De fchrik van den Perfifchen naam wederhieldt de andere Staaten om den verwagten bijftand te verleenen. Platea alleen zondt duizend Soldaaten om zich bij de Atheners te voegen. In dit hachHjk tijdsgewricht wapenden de Atheners zelfs hunne flaaven, een hulpmiddel dat nooit te Vooren was in het werk gefteld, en, met dit alles, konden zij niet meer dan tien duizend man in 't veld brengen. Dit kleine Leger ftondt onder tien Legerhoofden, die, beurt om beurt, het opperbewind, niet langer dan den tijd van éénen dag mogten voeren. Maar, als het de beurt was van aristides, haalde die grootmoedige Vaderlandsminnaar , bewust van de meerdere kunde en ondervinding van miltiades, deezen over om het bewind, in zijne plaatze te aanvaarden. Dit voorbeeld werd door de overigen gevolgd — Wanneer het algemeen welvaaren het eenig voorwerp is, laaten groote Zielen nimmer na, hunne mindere belangen aan het grootfte belang op te offeren. _ Zij namen vervolgens in overweeging, of zij den vijand in de Stad zouden afwagten, dan uittrekken en flag leveren — en, in de daad, hoe weinig waarfchijnelijkheids was 'er, dat zulk een handvol volks, in het open veld, den fchok van der Perfen overmagt zou kunnen uitltaan ? — miltiades was.  • van ÖTJD GRIEKENLAND. 17$ was, nogthans, vangedagten, dat zij moes- : ten uittrekken en tegen den vijand ftrijden; | en, ondertt'eund zijnde in zijn gevoelen door I aristides, lleinden de andere Legerhoofden op gelijke wijze. Dit kundige Le, gerhoofd verlangde zich te bedienen van de onvoorzigtige ligging oer Perfen, die, inj gellooten door de Zee. door eenen hoogen i berg, en d' r het moeras van Marathon , i flegts een kkin gedeelte van hunne magt 1 konden te werk Hellen, en geen gebruik altoos van hunne Ruiterij maaken. De Atheners dan , ten getale van tien etui* ; zend, toogen uit tegen een Leger van honj derd duizend man te voet, en tien duizend ' te paaid. Deeze aanmerkelijke dag deedt : den roem van miltiades tot het hoogfte j toppunt klimmen. Om te voorkomen, _ dat j zijn klein Leger door den vijand omringd | wierd, ftelde hij de achterhoede tegen een' ji berg,breidde het voorfte deel des Legers zo j veel uit als moogelijk was,plaatste zijn grootjl ile Iterkte in de vleugels, en deedt een groot j aantal boomen agter zich afkappen om te ii beletten dat de Ruiterij hem in de zijden viel. \ De Atheners rukten op de Perfen van voo- • ren aan, als zo veel woedende leeuwen. Men I heeft opgemerkt, dat dit de eerfte keer was, i dat zij loopende den aanval begonnen. Door i. hunne woede baanden zij zich eenen weg I door den vijand, en verdroegen , met de ] grootfte ftandvastigheid, den aanval der Per* Wén. In den flag werd, eerst, met grooten li moed en hardnekkigheid, van beide de partijen geftreeden, maar de vleugels van het Atbeen- ii. BOEK. i. Hoofdft.  II. IOEKi I. Hoofdft. 176 GESCHIEDENIS Atheenfche Leger, waar in, gelijk wij ftraks vermeldden, miltiades zijn grootfte fterkte geplaatst hadt, het Leger des vijands ter zijde aanvallende, bragten hun in eene onherftelbaare verwarring. Zes duizend Perfen fneuvelden op het flagveld, en onder hun de verraader hippias, de voornaamé veroorzaaker van den Oorlog; de overige van het Perfifche Leger vlooden fchielijk, en lieten den overwinnaaren het veld met veel kostlijkheids en rijkdoms als bedekt. Dus behaalden de Atheners een zegepraal, die in de daad zelve meer was dan van te vooren waarfchijnlijk. Bemoedigd door hun voorfpoed vervolgden zij de Perfen tot hunne Schepen , waarvan zij 'er zeven namen en veel meer in den brand ftaken. Bij deeze gelegenheid poogde zekere cynegirus, een Athener, naa dat hij wonderen van dapperheid in het veld betoond hadt, eene galei te beletten in Zee te komen, en hieldt dezelve vast met zijn regtehand; als deeze afgekapt was, vatte hij die met zijne llinkehand: deeze op de zelve wijze afgehakt zijnde, hieldt hij het vaartuig met zijn tanden tot zo lang hij ftierf. Een ander Soldaat, geheel Overdekt met het bloed van den vijand, liep, om de overwinning aan de Atheners te boodfchappen, en naa uitgeroepen te hebben; „ Verheugt u , wij zijn Overwinnaars! " viel hij dood ter aarde, in de tegenwoordigheid zijner medeburgeren. De Grieken verlooren, in dat gevegt, alleen twee honderd man. aristides en themistocles onderfcheidden zich zeer door hunne dapperheid  VAM OUD GRIEKENLAND. 177 ■leid in deezen flag. Maar miltiades i verwierf den hoogften roem. Ter vergelding f van zulk een fpreekend bewijs van dienst, den i Vaderlande beweezen, en, om de gedagtei nis van zijne krijgservaarenheid en dapperi heid te vereeuwigen, liet men hem afbeelden in een groote fehilderij, den flag vertooI nende daar hij bevel gaf aan het hoofd van ■;• tien duizend Atheners. Men ftichtte op de; zelve wijze gedenktekenen ter gedagtenis van ihun, die in het gevegt gefneuveld waren, I en hier op fchreef men de naamen en van de :| gedoodden en van hunn' bijzonderen Stam. Men meent, dat deeze gelukkige Slag van S Marathon, die de Grieken hun eigen kragi ten leerde kennen,voor de oorzaak van hun! ne volgende zegepraalen moet gehouden wornden. En, in de daad, de overweeging van pet zulk een handvol volks,zo groot een Le:i ger te hebben overwonnen, boezemde hun >:met regt een groot vertrouwen in. Maar wat ikan een ervaare Veldheer niet uitvoeren * :]| als hij zich gefield vindt aan 't hoofd van 1 weinige Soldaaten , aangezet door de blaaj kendfte liefde voor hun Vaderland en gereed j den dood tot verdeediging van 't zelve in allerhande gedaantens onder de oogen te zien ? De Perfifche Vloot poogde, inmiddels , jl Athene te "overvallen, eer het Griekfche Leger tot haar hulp zou zijn aangekomen. Maar de zegepraalende Grieken verijdelden het Joogmerk van den Vijand door een verhaastten optocht. De Atheners, dus van de Perfen verlost < ilbellooten de Eilanden, die hunnen vijanden I, deel. M bij* 0. HOEK.' i. Hoofdft*  II. ÏOEK. i. Hoofdft. ï7§ GESCHIEDENIS bijftand gebooden hadden, te tuchtigen, en, ten dien einde wierd 'er, onder het bewind van miltiades , eene Vloot uitgerust, welke wel ras een groot getal der Eilanden te onderbragt, en ze fchattingfchuldig, aan zijne Stadgenooten maakte. Doch hij was te Paros ongelukkig, waar hij, op een valsch gerugt van de landing der Perfen, van de onderneeming op het fpoedigfle afzag , en met zijne Vloot te Athene wederkeerde. Genoodzaakt zijnde zijn huis te houden , om eene gevaarlijke wonde, die hij in het beleg ontvangen hadt, trokken zijne vijanden voordeel van deeze omftandigheid, door het Gemeen tegen hem op te ftooken, met het in te boezemen dat hij een verraderlijke briefwisseling met den Perfifchen Vorst hieldt. De wispeltuurige menigte veroordeelde hem aanftonds ter doodftraffe. Elk weldenkende was befchaamd over, en getroffen door de onregtvaardigheid zo wel als wreedheid van het vonnis. Vergeefs deeden zijne vrienden het Volk herdenken aan zijn gehouden gedrag te Marathon. Al 't geen zij uitwerkten, was een verandering van het doodvonnis in eene boete van vijftig Talenten. Zijne groote Krijgsbedrijven hadden reeds de jalouzij zijner Medeburgeren opgewekt, die of dagten dat zij hem te veel verfchuldigd waren of vreesden, dat hij eindelijk na 't hoog bewind mogt liaan; en niet bedugt voor de blaam van ondankbaarheid, rekenden zij hem het laatfte ongeluk tot een misdaad toe. miltiades,niet rijk genoeg om zo groot eene fom te betaalen, wierd in de gevangenis geworpen,  van OUD GRIEKENLAND. 179 pen , waar de fpijt en verontwaardiging , over zulk eene fraaadlijke handelwijze, zijne wond ongeneefelijk maakten, en hem, wel ras, ten grave deeden daalen. Dus levert deeze groote Man een fpreekend voorbeeld op van de ondankbaarheid en wreedheid zijner wispeltuurige en grilzieke Stadgenooten. Zijn Zoon cimon , die in laateren tijde zo groot eene rol gefpeeld heeft, was, door hulp zijner vrienden, in ftaat gefteld de boete ' te betaalen, en verkreeg de gunst om 't lijk : zijns ongelukkigen Vaders te begraaven, ï wiens dood de oogen der Atheners opende, 1 en hun de onregtvaardigheid van hun gedrag ; deedt bemerken. Maar hun berouw kwam te laat, en kon den uitmuntenden Veldoverften niet van het graf te rug roepen : ja zelf het herhaalen van de zelfde wreedheid en dwaasheid in het vervolg niet voorkomen. De wijze aristides wierd ras een tweede ilagtoffer van hunne grilzieke en ondankbaare geestgefteltenis; maar zijne ongenade * was roemwaardig, als onwederfpreeklijk 1 veroorzaakt door zijn te fterke gehegtheid ; aan de regtvaardigheid. Wij hebben reeds ■ vermeld, dat 'er eene verregaande ftrijdig: heid van reden en grondbeginzels tusfehen hem en themtstocles plaats hadt. De laatfte, fchoon van eene laage afkomst, was ten uiterften eerzugtig, zeer ftout en onderI neemend; en van zulk eene leevendige geaartheid , dat rust en gemak hem een last fcheenen. Hij ging 's nagts door de ftraaten zwerven, en als men hem de reden vroeg, I antwoordde hij, „ dat hij niet kon flaapen Ma „ door ÏÏY * BOEK, L Hoofdft;  «1. 3 o ES. i. Hoofdft. 180 GESCHIEDENIS ,, door het denken aan de zegetekenen van „miltiades." Hij was buitengewoon fchrander in het roeren en zich ten nutte maaken van de heerfchende driften der menfchen, en te gevaarlijker, door zijn groote welfpreekenheid; aristides, in tegendeel, was van een agterhoudende ,ingetoogene en ftandvastige geestgefteltenis,beituurende alle zijne daaden naar de ftiptite regelen van regtvaardigheid, en zag de wijdluftige ontwerpen van themistocles aan, als zo veele Happen tot de Opperheerfchappij. themistocles, niet kunnende dulden, geduurig in zijne eerzugtige ontwerpen gedwarsboomd te worden, door zo ftug een Zedenmeester als aristides, befloot zich in ééns van hem te ontdoen. Ten dien einde lag hij 'er zich heimelijk op toe om een partij tegen aristides op te maaken, en ten laatften bragt hij het zo verre, dat hij verbannen wierd door het Ostracismus. Men zegt, dat, ter dier gelegenheid, een Boer, die aristides niet kende, en niet fchrijven kon, bij geval, zich tot hem vervoegd had om zijn eigen naam op de Oesterfchelp te fchrijven, en aristides hem hierop vraagde, cf hij ooit eenige belediging van den peribon, dien hij noodzaakte in ballingfchap te veitrekken, ontvangen hadt „ Neen," antwoordde de Boer, „ maar ik kan niet verdraagen , „ dat men hem altijd den Regtvaardigen „ heet." aristides nam de fchelp, en zonder een woord meer te lpreeken, fchreef hij zijn eigen naam daar op,.en gaf dezelve aan den man weder. Toen hij uit de Stad girg,  van OUD GRIEKENLAND. 181 ging, badt hij de Goden, dat geen ongeluk zijne Stadgenooten mogt overkomen , 't welk hen verpligten zou hem uit zijne ballingfchap te herroepen. themistocles, ondertusfchen , een naderende ftorm van den Perfifchen kant voorziende, raadde de Atheners al hun geld, dat zij uit de mijnen haalden, te befteeden om eene magtige Vloot, ter befcherming van hun Vaderland, uit te rusten. darius, meer dan ooit verbitterd tegen de Grieken, door het ongeluk van zijn Leger te Marathon, befloot zijne uiterfte kragten te werk te ftellen om die fchande af te wistenen , en de eer aan zijne wapenen weder te bezorgen. Hij gaf, daarom, bevel nieuwe troepen door alle zijne Landfchappen te werven , en beileedde niet minder dan drie jaaren in zich gereed te maaken tot den derden Tocht tegen Griekenland, waar over hij, fchoon reeds hoog in jaaren geklommen, in perfoon het bewind wilde voeren. Maar de dood verijdelde alle zijne ontwerpen —— darius was eennaauwkeurig Waarneemer der Regtvaardigheid, en van de Wetten zijns Koningrijks : ook van eenen zagtzinnigen aart; fchoon de hevigheid van zijne driften hem zomtijds vervoerde tot maatregelen, die zijne bedaarde redekaveling zou hebben afgekeurd. Hij regeerde zes en dertig jaaren, en is, in de Heilige Bladeren,bekend onder den naam van ahasuerus. Naa den dood van darius volgde xerxes, de oudfte van zijne Kinderen bij atossa zijne tweede Vrouw, hem op in het Koningrijk van PerM 3 fta,' BOEK. I. Hoofdft.  II. SOEK. I. Hoofdft. 484. 182 GESCHIEDENIS fie, en zette de oorlogszugtige toebereidzels van zijnen Vader voort. De Egyptenaars te onder gebragt hebbende, befloot hij de wapenen onmiddelijk na Griekenland te wenden. xerxes dan zijn Raad vergaderd hebbende , deelde aan dezelve mede de beweegredenen, die hem tot die onderneeming aanporden , naamlijk de Atheners te ftratïen, om dat zij aan het verbranden van Sardis medepligtig geweest waren; de fchande van den Marathonfchen flag uit te wisfchen , en de oogmerken van darius, zijnen Vader, uit te voeren, mardonius, van wien wij boven melding gemaakt hebben, handelde, ter dezer gelegenheid , met al de laagheid van een flaaffchen vleier om den trots van zijnen meester te ftreelen; hem verzekerende, dat geen Volk op den aardbodem het hoofd zou durven bieden aan zijne magt, en geliet zich der Grieken moed op het fmaadlijkst te veragten. De overigen van den Raad den Koning zo vermaakt ziende met de vleierij van mardonius, bleeven,'als wel-opgevoedde Ho velingen, niet in gebreke om zijn voorneemen toe te juichen, en met hem in ieder bijzonderheid in te ftemmen. Zo waar is het, dat Vorften meest altijd hun grootfte ongelukken te wijten hebben aan het believende en de vleierij der geenen, die hun omringen. ARTABANus,de Oomvan xerxes, waagde het alleen dit gevoelen te wederfpreeken. Hij poogde den Koning de haastigheid van zijn voorgenoomen onderneeming onder ?t oog te brengen , met hem te herinneren liet ongelukkig gevolg van een ander foort- ge-  van OUD GRIEKENLAND. 183 gelijk beftaan door zijn Vader darius oni dernomen tegen de Scyten , en het hachlijk < gevaar, waarin het dien Vorst gebragt hadt, 1 die geheel bedorven geweest was, zo histeius den raad van de andere Bevelhebi bers en Hovelingen gevolgd was in het afbreeken van een brug, die hij over den Do* nauw geflaagen hadt. Hij bragt, op gelijke wijze, xerxes in de gedagten het ichandelijklot der Perfen te Marathon, en vermaande hem geen gehoor te verkenen, aan de vleiende inboezemingen van onervaarene I Hovelingen, noch te dulden, dat zijne Re, de verblind wierd door het fchitterende vooruitzicht van eenen ingebeelden roem. Hij E beflootmet mardonius de onopregtheid van zijn raad te verwijten. Vorften,bedorven door vleien] ,zun m ftaat een openhartige en edelmoedige handelwijze aan te merken als een oproerige ftoutheid. x e r x e s, in plaats van den raad zijns Ooms, ten zijnen nutte, te gebruiken, was deswegens zo verftoord, dat hij artabanus betuigde hce de overweeging alleen dat hij de Broeder van darius was, hem voor de uitwerksels van zijne gramfchap bewaarde. In koelen bloede egter daar op den! kende, merkte hij de onregtvaardigheid zijnet handelwijze omtrent zijnen Oom,en den volgenden dag erkende hij, in een openbaare Vergadering, ongelijk gehad te hebben. h e r o d o t u s verhaalt een belachhjke geI fchiedenis van een verfchijnzel, waar door xerxes gefterkt werd in zijn befluit om op Griekenland aan te vallen en artabanus M 4 af- TL BOEK.' L Hoofdft.  n. BOEK. I fïoofdffi. 481. Berde PerfiSëhe Krijgstocht onder x E E :•: E s. 184 GESCHIEDENIS afgefchrikt om verderen tegenftand aan dat ontwerp te bieden. Men beeft in 't algemeen geloofd, dat, indien 'er eenige grond voor de gefchiedenis van dit verfchijnzel was, 't welk ten uitterfle onwaarfchijnlijk is , het een ftreek moest geweest hebben, uitgevonden door de Kinderen van hippias, of van hun, die belang hadden in het ontfteeken van den Oorlog. Hoe dit zij, xerxes volhardde in zijn befiuit, en dagt op niets, dan t>P het uitvoeren van het zelve. Voor zijnen uittogt na Griekenland, maakte hij een Verbond met de Carthagenienfers , en zondt geld aan hunnen Bevelhebber hamilcar, om hem over te haaien tot het voeren van eenen Oorlog met de Griekfche Staaten in Sicilië, om te voorkomen dat hun hulp werd toegefchikt van hunne landsgenooten op het vaste land woonagtig. hamilcar, met dit geld, een Leger van driehonderd duizend man geworven hebbende in Spanje en Gallie, viel dienvolgens Sicilië aan. x er x es vertrok van Sufa, in het vijfde jaar zijner Regeeringe na Sardis, de vergaderplaats van zijn Leger, last geevende aan zijn Vloot langs de kust van Klein Afie na de Hellespont te zeilen, beveelende een weg door Athos, een voorgebergte in Macedonië, dat zich in de Hellespont in de gedaante van een fchier-eiland uitftrekt, te maaken. Schoon het klaarblijkelijk is , dat dit bevel nooit volvoerd wierd, geeft het,nogthans, ons een verwonderenswaardig voorbeeld van de belachlijke zotheid diens grooten Oppervorsts, over wien Yerftandigen eer met medelijden aangedaan, dan,  „.« mm OïïTF.KENLANü. 18* YAH \J ^ l-r ~ ~ dan met verwondering vervuld zullen werken. Men wil zelf, dat hij kinderagtig gemoeg was, om zich te verbeelden, dat hij over de hoofdftoffen het bewind kon voeren, en gedreigd te hebben deeze te ftraffen, indien zij het waagden zich aan te kanten tegens zijne oogmerken, en in het bijzonder zegt men, dat hij een brief, met deeze uitdrukkingen vervuld, aan den berg Athos zou ge-fchreeven hebben. Maar de opregtheid eischt ivan ons aan te merken, dat dit te lomp is :om ingewikkeld geloofd te worden. Naa dat hij door Cappadocie getrokken pas, hieldt hij ftand te Celene, eene Stad te IPhrygie. Hier verhaak men, dat pythius, een zeer rijk Vorst, xerxes op de pragtigfte wijze ontvong en hem het gebruik zijner fchatten aanboodt ; dat xerxes , hem in edelmoedigheid niet willende wijken, zijne rijkdommen, door groote gefchenken, vermeerderde, maar dat pyt mus den Perfi: feben Monarch verzogt hebbende hem één van zijne vijf Zoonen over te laaten, tot onI derfteuning van zijnen ouderdom, en alleen I; de vier overigen met zich op den Tocht me|: de te neemen , het wreede monster last gaf I den begunstigden Zoon, voor de oogen van zijnen Vader, te dooden (*). xer- (*) Deeze gefchiedenis brengt weder het gelqofyan eenen bedagtzaamen ]eezer in twijfel, en men mag eens vooral aanmerken, dat de Gefchiedenis van de Perfifche Krijgstochten tegen de Grieken geheel op het gezag van Griekfche Schrijvers rust, die, daar zij met zegt door deeze invallen bevooroordeeld waren tegen M 5 de II. boekJ L Hoofdft.  II. BOEK. t Hoofdft. 186 GESCHIEDENIS xerxes bragt den Winter te Sardis door, van waar hij afgevaardigden zondt om Aarde en Water van al de Griekfche Steden te eifchen, uitgezonderd Athene en Sparta, welke hij dus ttilzwijgende uitkoos tot zijn wraakneeming. In de Lente vervolgde hij zijnen weg na den Hellespont, waar hij het genoegen hadt van de Zee met zijn Vloot en het land met zijn Leger bedekt te zien. artabanus nam deeze gelegenheid waar om eenige aanmerkingen te maaken in tegenwoordigheid des Konings, over de veelheid der ongelukken het menschdom overkomende; welke zo veel mogelijk te verligten de eerlte plicht van een' Vorst is. Hij drong ten dien zelfden tijde aan op de onzekerheid van de menfchelijke zaaken, en kon niet nalaaten zijne aanmerking te laaten gaan over de tegenwoordige onderneeming van xerxes, wiens Leger zo talrijk was, dat geen land, voor eenigenaanmerklijkentijd,aan 't zelve onderhoud zou kunnen verfchaffen, en wiens Vloot te groot was om in eenige haven opgelegd te worden. Om zijne troepen van Afie in Europa over te brengen, geboodt xerxes een brug te liaan de Perfifche Dwingelanden, redelijker wijze veronderfteld mogen worden de daaden hunner vijanden in het onvoordeeligfte, en die hunner Landsgenooten in het gunstigfte licht geplaatst te hebben. In het bijzonder is het getal van de Legermagten, die gezegd worden tegen de Grieken op de been gebragt te zijn, zo buiten fpoorig, en de aanlokzelen om die te ver-, grooten zo duidelijk, dat een oordeelkundig leezer genegen zijn zal om een aanmerkelijk getal af te trekken.  van OUD GRIEKENLAND. 187 ftaan over de engte van den Hellespont, omtrent een vierde van een mijl breed , tegenwoordig onder den naam van Gallipoli bekend. Maar dit werk werd door eenen ftorm verhinderd, xerxes, hier over vergramd, koelde zijnen moed op de Zee; hij belastte, naar 't verhaal van herodotus, dat dezelve met driehonderd Hagen zou getugtigd worden en dat men 'er ketenen in zou werpen, om die, als 't ware te kluisteren. Hier op beval hij twee nieuwe bruggen te bouwen, een voor het Leger, en een ander voor de Vragtgoederen. Een deezer bruggen beftondt uk driehonderd zestig,en de ander uit driehonderd veertien Scheepen eindeling aan elkander vast over de ftraat liggende. Zij waren door zwaare ankers tegen de woede van wind en water verzekerd, en te zaam vereenigd door zes dikke kabeltouwen , reikende van de eene zijde der engte tor de andere, en vast gemaakt van beide de kanten aan zwaare houten ftaaken in den grond vast gezet. De Schepen waran overdekt met een zeker fooit van verdek en het Leger befteedde zeven dagen in het overtrekken. Wanneer het Leger te Dorisca in Thracie aankwam, verlangde xerxes het te monsteren, en, ten dien einde, gelastte hij 't zelve in eene nabijgelegene vlakte te gaan. Naar herodotus Verhaal wierd het bevonden te bedraagen een millioen en agtmaal honderdduizend Voetknegten en tagtigduizend Ruiters, welke, veréénigd met de Legermagten hem toegelchikt door de Volkeren , die hij, li. B ÖEKi i. Hoofdft.  II, SOEK. I. Hoofdft. i83 GESCHIEDENIS hij,naa het overtrekken van den Hellespont, hadt te onder gebragt, te zamen een meenigte van twee millioen en eenmaal honderdduizend man uitmaakte. Zijn Vloot beftondt in twaalf honderd en zeven Galeien van drie roeibanken, ieder twee honderd man voerende, die met honderd twintig van dezelfde foort door de Europifche Staaten vermeerderd , een Vloot van dertien honderd zeven entwintig Schepen uitmaakte, voerende driemaal honderd duizend een duizend zes honderd en zes Menfchen, behalven nog drie duizend Transportfchepen. Het Leger werd door zes Bevelhebbers beftuurd , waarvan mardonius het Opperhoofd was. datis was Veldheer over het Paardevolk ; en hydarnes voerde bevel over de Onfterflijke bende, beftaande uit zesduizend uitgeleezene mannen, herodotus, die dit verhaal van x e r x e s Legermagt geeft, leefde ten dien tijde, en verhaalt ons wijders, dat deeze groote Krijgsmagtmetleevensmiddelen voorzien werd door een groot aantal fchepen alleen ten dien einde gei'chikt, die het leger langs de Zeekust opwagtten , en geduurig verfche leevensmiddelen van allerleie foort bezorgden. Hij verhaalt ons desgelijks, dat, behalven de bereidzelen tot deezen Tocht door darius gemaakt, niet minder dan vier jaaren door xerxes befteed wierden. xerxes, zijn Leger gemonfterd hebbende, verlangde dat demaratus hem, zonder vleierij, zou zeggen, of hij dagt dat de Grieken^ hem weêrltand zouden durven bieden. De edelmoedige Lacedemonier an.fc woord-  van OUD GRIEKENLAND. 189 woordde hem rondborftig, dat de Grieken, ■een volk, van hunne wieg, tot armoede en Een gehard leeven gefchikt, tot nog toe, : door die middelen, in ftaat waren geweest, 3 zich vrij en onafhangelijk te houden; hoe j hij geloofde dat, naardien zij altijd opgevoed waren en geleefd hadden in vrijheid, geen van de Griekfche Staaten, en, in het bijzonder, zijn eigen Landslieden de Lacedemoniers, ooit zouden willen luisteren na eenige voorwaarden, die den minften inbreuk op dit voorregt maakten ; en dat hij overI tuigd was, hoe zij alleen , fchoon zij door alle hunne nabuuren verlaaten wierden, met n af zouden laaten te vegten, hoewel hunne ; Vijanden hun in aantal overtroffen. De Grieken, den ftorm gereed ziende om op hun los te barsten, waren, in het eerst, eenigermaate ontroerd ; maar geenzins mismoedig. Zij hielden eene Vergadering op de Landengte, waar men befloot alle bijzondere twisten op te fchorten en de geheele ■ magt tegen den algemeenen vijand te veréé1 nigen. Maar de Beotiërs, Thesfaliers en verI fcheide andere Staaten, die meer onmiddelijk I aan het dreigend gevaar waren bloot gefteld, i zich voor de Perfen verklaard hebbende, !, kwam de geheele last van den Oorlog op de > Atheners en Lacedemoniers aan. De eerfte ; drongen om hulp aan bij hunne Bondgenoo; ten, de Argiven, de Siciliers en de lnwooI ners van de Eilanden Corcyra en Creta , \ welker grootfte deel ongenegen was zich bij Ü hun te vervoegen onder het gemaakte voor' wendzel, dat zij niet konden toegelaaten wor- BOEK. I. Hoofdft.  ft MO EK. i Hoofdft. 190 GESCHIEDENIS worden tot een gelijk deel in het bewind: de Skiiiers zelfs ftonden na het hoofdbewind. De meesten van hun onderwierpen zich gevolglijk aan xerxes. De Staaten van Thespia en Platen koozen alleen de zijde van de Atheners en Spartaanen. Maar deeze algemeene afval der andere Staaten diende alleen , om die van Athene en Spana zich met te meer dapperheids en omzichtigheids in een ftaat van tegenweer te doen ftellen. themistocles , volkomen bewust van de aangelegenheid deezes Oorlogs en van zijne eigene bekwaamheid, om dien met al de vereischce kunde en ftoutmoedigheid te. voeren, maakte zijn eerfte werk om door magt van geld zekeren epicides uit den weg te ruimen, die met hem na het hoofdbewind dong; doch wiens eenige verdienste beftondt in eene wijdluftige welfpreekenheid, waar door hij eenen grooten invloed op het Volk gekreegen hadt. themistocles, derhalven, die voorheen, blijken "van zijne meerderheid gegeeven , en zich bekwaam getoond hadt om de grootfte onderneemingen uit te voeren; en, bij voorige gelegenheden, eene bijzondere bekwaamheid toonde in het aangrijpen van het beflisfend tijdilip van den flag, wierd met eenpaarige ftemmen tot Opperbewindhebber van de Atheenfcbe Legermagt uitgekoozen. aristides was, naa drie jaaren ballingfchaps, te rug geroepen, met al de andere verbannen burgers ; themistocles hadt zich niet verzet tegen de terugkomst van zijnen mededinger; en gaf in dit geval, een aller- na-  > va*! OUD GRIEKENLAND. 191 Navolgenswaardigst voorbeeld aan allen, die » Gaa, f  van OUD GRIEKENLAND. 195 I „ Gaa, Voorbijganger, vertel te Sparta , i i, dat wij hier, om aan haare wetten te geI „ hoorzaamen, zaam ftierven. ". Deeze beroemde flag bij Thermopyle deedt, t naar de gedagten van diodorus sicu1 lus, zeer veel tot de volgende daaden door f de Grieken uitgevoerd. Want de Perfen, \ verwonderd over zo fpreekend een bewijs van j wanhoopige dapperheid, beflooten daar uit, f dat het naauwelijks mogelijk was een volk ï zo onverfchrokken in befluit te onder te bren1 gen; en de Grieken leerden, insgelijks, door ; dit voorbeeld, dat dapperheid en krijgstugt I de grootfte magt kon overwinnen, en dat l het dus mogelijk was over de Perfen te zegeI praaien. Dien eigen dag, als l e 0 n i d a s te Theri mopyle viel, deedt de Aiheenfchs Vloot, door themistocles befluurd,naadat hij,om1 flreeks Artemifa kruisfende, een gedeelte van 1 de Vijandelijke Vloot , omtrent twee honI derd Schepen fterk, ontdekt hadt, daarop | een aanval in den nagt; meer dan dertig I Schepen werden in den grond geboord en I de overige in dien zelfden nagt op de Kust ■' van Eubea, door een ftorm, die op deezen II Slag volgde, aan (tukken gefloten De | Atheners den volgenden dag op nieuw ver1 fterkt, door drie en vijftig Schepen, vielen I die der Ciliciaanen aan, en deeden 'er veele |i zinken. Een algemeene flag viel 'er op dien eigen dag voor, waarin de beide partijen j met groote dapperheid ltreeden; en, fchoon zij geen van beiden op de zege mogten roemen, echter,was het verlies verre het grootst N 2 aan ir. BOEK. L Hoofdft. Zeefla;; by Artemifa»  II. E O E IC. L Hoofdft. 196 GESCHIEDENIS aan de zijde der Perfen. Door de uitkomst van deeze aanmerklijke krijgs-bedrijven leerden de Atheners, dat de ' overwinning niet altijd door de meerderheid der Schepen bepaald werd. De Grieken, intusfchen , verneemende wat 'er te Thermopyle was voorgevallen, keurden het raadzaamst nader bij huis te komen, en daarom zetten zij koers na Salamis, een klein Eiland niet ver van Attica — Op den zelfden dag, toen de flag ta Thermopyle voorviel, werd de Carthaag/che legermagt omtrent drie honderd duizend man beloopende, die de Perfen in de hand werkten , en de Griekfche Staaten in Sicilien dagt te onder te brengen, volkomen overwonnen, door g el o n, Alleenheerfcher van Syracufe. xerxes, nu tot Phocis voortgetrokken zijnde, terwijl hij overal de tekens van de uitwerkzels zijner gramfchap achter liet, beflooten de Peloponneefers zich op de Land-engte te verfterken. De atheners , denkende dat zij op het punt ftonden van onder het gewigt van der Perfen overmagt te zullen moeten bukken, lieten in deeze benaauwdheid de Godfpraak raadvraagen , die hun meldde, „ Dat het eenige middel, om de „ Stad te behouden, beftondt in Houten IVal„ len te maaken. " Deeze Houten Wallen, aangeduid van de Godfpraak, werden door themistocles uitgelegd te beftaan in hunne Schepen, en hij deedt zijne Stadgenooten zien, dat het eenige middel van behoud hierin gelegen was, dat zij de Stad verlieten en zich op hunne Vloot begaven. Leeze raad fmaakte het volk in 't geheel niet, het  van OUD GRIEKENLAND. 197 het zidderde op de gedagten van het verhaten hunner Goden en de graflieden hunner Voorouderen, themistocles, echter, bevorderde eindelijk zijn oogmerk, door hun te 1 overtuigen, dat het beftaan van Athene niet '; gelegen was in de Huizen of Tempels; maar in het Leven der Burgeren : en dat de Goden 1; door den mond der Godfpraake duidelijk hun :: wil hadden verklaard, dat de Atheners hunne ; Stad,voor eene wijl,zouden verlaaten. Het Volk ten laatften overwonnen door zijne welfpreekendheid, vondt goed zich fcheep te begeeven. Het valt bezwaarlijk te verklaaren, of wij meer aangedaan zijn door den beklaaglijken toeftand van de Atheners, door een' barbaarfchen Vorst gedwongen hunne Stad te verlaaten , of door het heldhaftige befluit van deeze zelfde Atheners, om liever op die wijze in eene foort van vrijwillige ballingfchap te gaan, dan zich aan hun Verdrukker te onderwerpen. De Atheners begeleidden hunne Vrouwen, Kinderen en het grootfte gedeelte der Oude Lieden na Trezene , eene kleine Stad aan de Zeekust van Peloponnefus, waar zij ontvangen werden met alle tekenen van beleefdheid, die hunne toeftand vorderde. Maar een groot aantal van hun oudfte mannen was achtergelaaten in het Kasteel, door hunnen hoogen ouderdom en zwakheden onbekwaam zijnde de vermoeijenis der vervoeringe te ondergaan. xerxes, intusfchen, Athene naderende, zondt een gedeelte van zijne krijgsmagt om den Tempel van Delphos, die onnoemelijks N % ajk> n. BOEK. f. Hoofdft.  ii. BOEK. i. Hoofdft. 198 GESCHIEDENIS rijkdommen bezat, te plunderen. Doch heroDoTusenDioDORUssicuLus verhaalen ons beiden, dat de meeste Soldaaten , ter volvoering van dit plan afgevaardigd, op den weg omkwamen door een hevig onweer. H t Perfisch Leger, te Athene komende, vondt niets dan ftilte en eenzaamheid in de wallen. Zij vielen op het Kasteel aan, het geen zij, naa den dapperften wederftand van de zwakke bezetting , ftormenderhand innamen , en allen, die 'er in waren, met het zwaard ombragten. xerxes gaf last het overige van de Stad in brand te fteeken. Ondertusfchen fcheenen 'er oneenigheden te ontftaan op de Griekfche Vloot, door eurymades beftuurd; de eene helft van gedagten zijnde, dat zij na de Land-engte van Corimhe moesten ftevenen, om bij de hand te zijn tot het onderfteunenvanhet Leger; de andere , dat zij om geen ding ter wereld hun voordeelige post te Salami's moesten verlasten. Het laatltegevoelen was themistocles toegedaan, die, bij deeze gelegenheid , een andere proef gaf van zijne gemaatigdheid en bedaardheid. Want, terwijl hij zin gevoelen, met veel vuurs, verdeedigde tegen eurymadbs, een Man van eenen zeer oploopenden aart, geraakte de laatstgemelde in drift en hief zijn ftok op om hem te flaan. themistocles zeide: „ Slaa vrij „ toe; maar hoor mij ". Zijne welfpreekendheid en ftandvastigheid wonnen het in 't einde; en de Grieken zagen ^ hoe het hun best geraaden was , daar zij een veel minder aantal, zo wel als kleiner Schepen hadden , dan  van OUD GRIEKENLAND. 199 i dan de Vijand, hem in zo naauw een ftraat als die van Salami's te bevegten; als waar I hij zijn ganfche Vloot niet in beweeging kon ji brengen; alsmede dat het van het hoogfte I gewigt voor hun was, zich van hunnen tegejiwoordigen toeftand te bedienen. Zij beflooten daarop, zich hier tot het gevegt gei reed te maaken. De Perfen beflooten ook flag te leveren, : fchoon tegen het gevoelen van de Koningin i artemisa, die hun voor oögen ftelde, i dat het verlies van een' Zeegevegt onvermijf delijk de vernieling van hun Leger te land I naa zich zou fleepen. Doch haar raad, | fchoon de voorzigtigfte , werd verworpen, I daar xerxes zich voor het gevoelen om flag te leveren, verklaard hadt. themistocles, intusfchen, om zijn Landgenooten het te rugtrekken van Salamis geheel onmogelijk te maaken,gaf voor, eene valfche tijding aan xerxes gezonden te hebben van hun voori neemen om den flag te ontwijken en te vlugI ten, daarom hem raadende zijne Vloot aanI jftonds te doen naderen en hun in te fluiten, i Deeze Krijgslist deelde hij mede aan aristides, die 't op zich nam, de overige Be- velhebbers, bij welken hij in groot vertrouwen ftondt, aan te zetten om niet verflagen te zijn op het zien dat zij ingeflooten waren; doch om met hunne gewoone onvertzaagdheid door te tasten. De Krijgslist hadt de verlangde uitwerking, en de Grieken, geen andere mogelijkheid ziende om te ont komen,dan met vegtende zich eenen weg te N 4 W* ÏL BOEK. I. Hoofdft. De Scheepftrijri bij Salamis.  ii. BOEK. i Hoofdft. 200 GESCHIEDENIS baanen midden door den Vijand, bereidden zich tot den flag, xerxes, die op het Strand zich onthieldt, verlangende den flag te zien, liet een heer-? lijken troon , op eene hoogte, vervaardigen. — De Vloot der Grieken beftondt in driehonderd tachtig zeilen themistocles, die deezen dag het bevel voerde, wagtte tot dat de wind begon op te koomen, die regelmaatig op zeker uur begon te waaijen, in eene richting recht tegen den vijand aan. De Perfen deeden den aanval met groote dapperheid; maar de kleine Vloot derG//'eken , door de kundigheid haars Bevelhebbers ftrijdende onder de begunftiging van alle voordeden, bragt ras des Vijands eerfte linie in verwarring, boorde het Schip van den Pafijchen Vlootvoogd in den grond. Die hem volgden , door dit lot hem overgekomen , bevreesd geworden, koozen deels de vlugt, en moesten deels het zelfde lot ondergaan. Aan de zijden egter volhardde het gevegt zeer heet en vinnig; maar de Perfen, tegenwind en onhandelbaare Schepen hebbende , vonden zich ook door hun groot getal belemmerd, daar het hun niet te ftade kwam in zo naauw een Mraat; dus konden zij de doldriftigheid der Atheners niet lang wederftaan; maar geraakten alle verftrooid. De 'joniers hunner Griekfche afkomst gedagtig, waren de eerften, die vlooden, en werden ras gevolgd door de rest der Perfifche Vloot, die, weidia in vlugtende wanorde hier en daar verftrooid werd. Koningin artemisa onderfcheidde zich door  van OUD GRIEKENLAND, aoi door een moed, verre boven haare Sexe. In het hevigst van het gevegt ziende dat het op het punt was dat zij in de handen der Grieken zou kallen, hees zij onmiddelijk Griekfche vlag:gen op, viel op een der Perfifche Schepen :aan, en boordde het in den grond. Het Griekfche Schip, dat haar achtervolgde, bei drogen door die Krijgslist, geloofde dat het een van zijn eigen partij was en Haakte het nazetten. De zege kostte den Grieken veertig Schepen; doch van de Perfen wierden 'er I tweehonderd zo genomen als vernield. Deeze Zeeflag, een der aanmerklijkfte in t de oude Gefchiedenis, verwierf een onlterfejl lijke roem van beleid en moed voor de GrieHea— De vermaarde c 1 m o n , fchoon i hij maar weinig jaaren telde, onderfcheidde . zich bij uitneemenheid ter dier gelegenheid, . en gaf fpreekende bewijzen van zijn aanftaan: de grootheid. Doch de roem der overwinning behoorde voornaamlijk aan themistocles; de oogen aller Grieken waren op hem, als hunnen Verlosfer, gevestigd, en de hoogfte Eerampten werden hem opgedraagen. Ten dien tijde werd allen denkbeeld van naijver over 't hoofd gezien, en niemand overtrof de Lacedemoniers in lof betuigingen, themistocles toegebragt, dien zij met laurieren, het loon van wijsheid_ en danperi heid,bekroonden. Wanneer hij in de Ólym: I pifche Spelen binnen tradt, rees de geheele | vergadering op om plaats voor hem te maaken; alle oogen waren alleen op hem geflagen; en die dag was de roemrijkfie dag van zijn I geheele leven. ! * N 5 Dit ii. BOEK. i Uppfdft,  II. BOEK. L Hoofdft. Verhaaste vlugt van XERXES. 202 GESCHIEDENIS Dit zwaartreffend ongeluk ontzette xerxes en bragt hem in de uiterfte verlegenheid, mardonius egter poogde zijn' geest gerust te ftellen, door zijn verlies te vergoelijken •, doch ten zelfden tijde raadde hij hem na Perfie te trekken, hem verzekerende dat hij, mardonius, met driehonderd duizend man te land, ongetwijffeld bekwaam was om over de Grieken, niet tegenftaandehetlaatfte ongeluk,te zegepraalen.—■. Het overfchot van de Perfifche Vloot nam de vlugt te 6«ffz«,eene haven in Eölie. Aan den anderen kant zondt themistocles , met medeweeten van aristides, een heimelijke tijding aan xerxes, dat de Grieken zich gereed maakten om zijn brug over den Hellespont af te breeken. Die laffe en ligtgeloovige Vorst geloofde die verftendiging, en Griekenland, in zeer groote haast, met een fterke lijfwagt van zijne beste troepen verlaatende, kwam hij, naa een' zeer moeijelijken tocht van vijfenveertig dagen , (verzeld door de dubbele elende van honger en gebrek, die het grootite deel van zijne troepen vernielden,)aan de brug; maar had het doodlijk ongenoegen van die reeds door een zwaaren ftorm vernield te vinden. Deeze magtige Vorst derhal ven, wiens talrijke Vloot korts de Zee bedekte, en die trotsch gezwetst hadt de golven vast te kluisteren, was in de noodzaaklijkheid gebragt om de Straat in een jammerhartige Visfchersboot over te vaaren. Dus wierd de trotsheid daadelijk vernederd, zo eindigden alle de wijdftrekkende ontwerpen van dien. fnooden en  j van OUD GRIEKENLAND. 203 jen verwaanden mensch, die, eer hij zijn eige Landen verliet, belast hadt alle de Griekt fche Tempels van Afie te verbranden en de 1 onnoembaare rijkdommen daarin beilooten, te I gebruiken om de onkosten van den KrijgsI tocht goed te maaken. mardonius, in Thesfalie overwinterd j hebbende, trok te veld , en begon zijne j Krijgsverrigni'gen met zeer gunstige aanbieI dingen aan de Atheners te doen, om hun j, af te trekken van hun Bondgenootlchap met de andere Staaten, beloovende niet alleen de Stad te beduchten, en hun eene groote fomme gelds te geeven \ maar hun ook te plaatzen ji aan het hoofd van gantsch Griekenland. 1 aristides toen Archont, antwoordde de booden van m a r d o n i u s , „ dat al het goud s, in de geheele wereld niet kon toereiken, „ omde Atheners om te koopen,of hun over „ te haaien tot het verlaaten van de verdee„ diging der algemeene Vrijheid van het Va„ derland; dat, zolang de-zon de wereld bleef verlichten, de Atheners onverzoen„ lijke Vijanden van de Perfen zouden blij„ ven, en tot den laatften druppel bloeds „ den ramp wreeken, dien zij over hun Land „ gebragt hadden, en de verbranding van „ hunne Huizen en Tempels." Zodra mardonius het antwoord der Atheners ontving, en daaruit zien kon, dat geen beweegreden magtig kon zijn om hun over te haaien tot het breeken van hunne beloften , I gelastte hij het Leger na Attica te trekken. De Atheners verlieten, op het aannaderen van het Perfifche Leger, hunne Stad, voor de twee- de- II. HOEK. I. Hoofdft.  II, BOEIT, I. Hoorüft. ao4 GESCHIEDENIS demaal, en keerden na Salamis. mardonius zondt daarop nieuwe afgevaardigden met aanbiedingen nog voordeeHger dan de voorige; maar de Atheners waren zo verre van die aan te neemen, dat zij zekeren l ycidas met den dood dreigden, alleen op het zeggen dat zij gehoor moesten verleenen aan de Afgezanten. Het Perfiscb Legerhoofd, verftoord door de veragting, waar mede de Atheners alle zijne voorflagen bejegenden, viel in Athene en verbrandde alles 't geen de voorige woede van xerxes ontkomen was. In deezen toeftand beklaagden zich de Atheners bij de Lacedemoniers, om dat zij hun den beftemden onderftand niet befchikt had. den. De laatften waren alleen bedagt om hunnen grond binnen Peloponnefus te beichermen en den ingang van de Land engte te, verdeeüigen. Doch, tot voldoening van het verzoek der Atheners, die een grooten ophef van de flapheid hunner voortgangen maakten , zonden zij hun ter hulpe vijfduizend Spartaanen, waarvan ieder verzeld was van zeven Heloten. Deeze magten, veréönigd met die der Atheners en Pelnponnefers, maakten te zaamen een Leger van omtrent zeventigduizend mannen, die, verzameld te Eleufis, mardonius in Beotie volgden, en zich legerden aan den voet van den berg Citheron; pausanias, Zoon van cleomb r o t u s en Onderkoning van Sparta, voerde bevel over de Lacedemonifche benden; en aristides, over die der Atheners. — Het Perfifche Leger was toen drie maal honderd duizend man fterk, PAU-.  vak OUD GRIEKENLAND. S05 paus as ia s, intusfchen, na Platea getrokken, ftelde zich, met zijne troepen, in flagorde. De Atheners waren aan de regter vleugel tegen over de Perfen geplaatst; en de Lacedemoniers aan de flinker tegen over de Grieken in dienst der Per/en. De Megareêrs, ^ die op de vlakte gelegerd waren, aangevallen door de Perfifche ruiters, flonden, naa eenen dapperen en langen tegenfland, op het punt om te wijken, wanneer drie honderd Atheners tot hun hulp aanrukten. De flag werd toen heviger dan te vooren; doch magisïius, die over de Perfifche ruiterij het bewind voerde, geflagen zijnde, namén zijne krijgslieden de vlugt. De dood van dit Legerhoofd, dien men voor den bekwaamften in het Perfifche Leger rekende, verfpreidde eene algemeene ontfleltenis onder al hunne troepen. Tien dagen verliepen 'er tusfehen dit gevegt en den algemeenen flag. artabazus was van gedagten, dat de Per/en een algemeenen flag moesten vermijden ; maar mardonius, een man van eene zeer driftige gefteltenis, dagt anders. — pausantas en aristides, verwittigd van het oogmerk der Perfen, om hun aan te vallen, fielden hun Leger in flagorde,digt bij de Stad Platea: als mardonius dit vernam, veranderde hij de wijze van aanvallen. Die dag werd geheel gefleeten_ met deeze Krijgsverrichtingen. Doch de Grieken, in deezen toeftand , water gebrek hebbende ,beflooten op te breeken. mardonius, geloovende daf deeze beweeging eene vlugt was, trok aanftonds met zijn maufchap voort, on- 11. II O EK. I. Hoofdft. Slag vsnP/«»• 479.  IL BOEK. I. Hoofdft. ao5 GESCHIEDENIS onder een fterk gejuich, en viel op de agteihoede van het Griekfche Leger aan; het geen zich zamenvoegende, den Vijand met de gewoone dapperheid wederftand boodt, en op de Perfen met de grootfte woede aanrukkende een allervreesielijke flagting aanrechtte. mardonius fneuvelde in het begin van den ftrijd. Het hoofdleger der Grieken, intusfchen in onderfcheiden verdeelingen bij het gevegt komende, voltooide de zegepraal over de Perfen. In een ander gedeelte van het flagveld namen de veertig duizend Grieken, in Perfifchen dienst, die met de troepen van aristides handgemeen waren, de vlugt der Barbaaren gehoord hebbende , hun voetfpoor volgende, de vlugt; doch in hun legerplaats wedergekeerd zijnde, verfchanstén zij zich daar. De Lacedemoniers, egter door de Atheners geholpen, vielen op de verfchanfingen aan en bemagtigden ze : voorts was 'er niets te zien dan een algemeen bloedbad. Want het getal der Perfen te groot zijnde om gevangengenomen te worden, werden zij allen door het zwaard omgebragt. artabazus, naa betoond te hebben een kundig Krijgsoverfte zo wel als een dapper Held te zijn, vergaderde het verftrooide overfchot van het Perfifche Leger, nu niet meer beloopende dan vier en veertig duizend man, en keerde met allen haast na Perfie, - ■ Het verlies der Grieken, in deezen flag, was omtrent tien duizend. De Grieken richtten, ten gedenkteken huntier aanmerkelijke overwinning, een ftand- beeld  van OUD GRIEKENLAND. «207 beeld voor ju pi ter op, in den Tempel te Olympia, waarbij de naamen der Griekfche Staaten, die te Platea geftreeden hadden , gevoegd waren. Vervolgens kwam het in 1'overweeging wien de prijs der dapperheid moest worden toegekend, aan de Atheners oï , aan de Lacedemoniers. Doch, om alle oneenigi heid, die de algemeene vreugd zou hebben j kunnen ftooren, aan dien kant te vermijden, wierd deeze zaak , door den invloed van aristides, der overige Griekfche Staaten ter beflisfing overgelaaten, die, om alle jalouzij tusfehen deeze elkander zo nabij komende StaaIten te vermijden, oordeelden dat deeze aan de Plateërs behoorde. Toen zonden zij een Drievoet van louter goud na den Tempel te Delphos en fchikten een tiende deel van den buit als een offer voor de Goden, om tot Godsdienstige einden gebruikt te worden ; : en hierop verdeelden zij met de grootfte i regtvaardigheid het overige van den buit, die zo groot was , volgens het denkbeeld van j u s t 1 n u s, dat ze voor de eerfte hoofdoorzaak van de ontaarting der Griekfche Zeden mag gehouden worden. Op raad van aristides maakten de Grieken een ftaatlijk befluit, verpligtende alle de Staaten, afgevaardigden na Platea te 1 zenden, om jupiter den verlosser I' offerhanden toe te brengen; ter dier plaat' ife openlijke fpelen in te ftellen, die om de vijf jaaren gehouden zouden worden , en bevel te geeven om altijd een Vloot van 1 honderd Schepen gereed , een Leger van ; tien duizend Voetknegten en zo veel Ruiters 11. HOEK. I. Hoofdft*  ir. BOEK. I. Hoofdft. Zeffl-g bij 208 GESCHIEDENIS ters op de been te houden, om een geduu» rigen Oorlog tegen de Uitlanders te voeren. — De Plateêrs werden verpligt in het vervolg jaarlijkfche feesten te vieren ter gedagtenis van allen, die in dien flag gevallen waren; en dit voerden zij uit met veel pragts en plegtigheids. De Perfifche Vloot zeilde middelerwijl na Samos; die der Grieken , onder bevel van leotych ides , een Lacedemonitr , en XANTiPPus,een Athener , kwam tot Delos, op het ernftig verzoek der Inwoonderen van Chios, die hun baden, dat zij hun verlosfen zouden van het juk der Uitlanderen, en ook in gevolge van een heimelijke kundfchap, die zij ontvangen hadden van het oogmerk der Joniers, om de zijde der Perfen te verlaaten. De Perfen, de aannadering der Grieken hoorende, keerden te rug na Mycale in Klem Afie, trokken daar hun Schepen op llrand, en omringden die met een' hoogen dijk. De Grieken volgden hun nogthans, derwaards,en vielen hun, met hulp der Joniers, aan. Menvogt, inden beginne van den ftrijd, aan beide kanten dapper; doch de Mylefiers en Samiers, gevolgd door de overige Afiatifche Grieken, de Perfen verlaaten hebbende , wierden de laatfte overwonnen en veertig duizend van hun met het zwaard gedood. De Atheners namen bezit van 's Vijands legerplaats, verbrandden de Vloot en keerden te Samos , met grooten buit, weder — Dit gevegt viel op den zeiVen dag voor als de flag van Platea. Dus maakte die aanmerkelijke dag de Grieken t  van OUD GRIEKENLAND. 200 hen, voor altijd, vrij van eenige verdere in.vallen der Perfen,en verloste hun van deeze lontelbaare Legermagten der Uitlanderen, die, als zwermen van Springhaanen , hun Land, it'wee geheele jaaren, vernield hadden. _ Deeze grievende tegenfpoeden wierden nooit door jde Perfifche Vorsten vergeetèn, en zij genaafen xerxes geheel van alle begeerte om foortgelijke onderneemingen te doen. Hij Idagt niet meer om zich op de Grieken te wreeIken; en om alle gedagtenis van zijne voorledene ongelukken geheel uitte wisfchen, gaf hij JZich tè eehemafal over aan alle foort van weïllust en Overdaad. Zijn Hóf wierd een algeWen tooneel van de fchandelijkfte buitenJfpoorigheden, Moord- en Bloedfchande volgeden elkander op in een geduurigen kring. :Dees zwakke en ongebonden Vorst werd, iten laatften, döor zijn eigen Onderdaanen, [ómgebragl. De wreed e uitwerkzels der dwinglandij, ajdie de Atheners, in vroegerèn tijde, onderIvonden hadden, hadt hun zulk een fterke zugt tot Vrijheid ingeboezemd , dat zij gewillig de grootfte gevaareh tartten , om die te behouden. Hun dapperheid nogthans werd kragtdaadig onderfteund en beftuurd door de krijgskunde en ervaarenis hunner Legerhoofden, die bijzonder oplettend waren om zulk ieenen ftand, in het leveren van een' ftag te skiezen, die den vijand buiten ftaat ftelde om izich van zijne groote meerderheid in aantal te bedienen. Ldeel, q TWEE- II. BOEK. L Hoofdfts  aio GESCHIEDENIS ii. SOEK. II. Hoofdft. Verrigtingen MllTHEMISTOCIÏS. TWEEDE HOOFDSTUK. De Daaden der Grieken, zints de eindelijke mislukking des Perfifchen invals onder xerxes tot het begin van den Peloponnefifchen Oorlog. TT^Ve Atheners, nu eene volkomene rust XfJF gekreegen hebbende , bragten hunne Vrouwen en Kinderen weder te Athene ; waarvan zij de wallen opbouwden, en de Stad nam aanmerkelijk in uitgeftrektheid toe. De Lacedemoniers, des ontrust, en zeer vréezènde, dat Athene te magtig zou worden, namen een voorwendzel te baat en zogten de Atheners diets te maaken dat het het algemeen belang van Griekenland vereischte geen verfterkte plaats te hebben buiten Peloponnefus, om dat deeze bij een' nieuwen inval mogt dienen tot een wijk- en wapenplaats der Vijanden, themistocles, zich zeiven dan tot Afgezant na Laccdemonit hebbende laaten benoemen , verdeedigde daar het gedrag van zijne Stadgenooten in den open Raad , ftaande houdende, dat het, zo wel ten algemeenen welzijn der Bondgenooten als tot het bijzonder welzijn der Atheners ff rekte, dat de laatften hun Stad met goede wallen verfterkten ; dat het, daar en boven, niet meer dan billijk was, dat zij, 'zo wel als de overigen , maatregelen voor hun eigen veiligheid namen; en eindelijk, dat zij zich in ftaat moesten ftellen om zich tegen bui-  van OUD GRIEKENLAND, cii buiten- en binnenlandfche Vijanden te verdeedigen. Vervolgens verfterkte themistocles, er alleen op uit om de magt van het Gemeei! nebest te doen aangroeijen, Pyreus, de be]| roemde haven van Athene, op de zelve wijü ze als hij de Stad gedaan hadt, en haalde de Atheners over om hunne Vloot jaarlijks met ,; twintig Schepen te vermeerderen. Het oogmerk van dien fchranderen Staatkundigen was, Ij de Lacedemoniers van de meerderheid, die zij, tot dus lange, boven de andere Staaten van Griekenland bezeten hadden, te berooven, maar men moet bekennen, dat hij niet i zeer fchroomagtig was ten aanzien van de middelen, ten dien einde door hem aangewend. Een blijk daarvan was het ontwerp i om de Griekfche Vloot in de haven van Pe: gazus te verbranden, waar heen zij gekeerd was om te overwinteren, naa de nederlaage van mardonius; of, volgens zommige Schrijvers , dat gedeelte alleen, het welk aan de Lace1 demoniers toebehoorde. Maar dit ftuk niet openlijk durvende voorftellen , wilde het Volk dat hij het heimelijk aristides" mededeelde, die hier van verwittigd zijnde,het Volk verklaarde , dat, fchoon het ontwerp van themistocles zeer nuttig moest gekeurd worden, het nogtans tevens ten hoogten onregtvaardig was. themistocles iwerd dus wederhouden in de uitvoering van dit ontwerp —Hoe bekoorlijk was het te ziendat een gantfche Staat het regtvaardige boven het nuttige ftelde! en welk een hoog denkbeeld moeten wij ons van aristides O a niet II. BOEK. II. Hoofdft.  H. SOEK. II. Hoofdft. Verrigtingi van a e i s T dbs. 212 GESCHIEDENIS niet vormen als wij hem, door een gantsch Volk gekoozen zien, om te bepaalen of een ontwerp regtvaardig dan onregtvaardig was ! De Lacedemortiers fielden , omtrent dien tijd voor, dat de Afgevaardigden, van Thesfalie, van Thebe, van Argos, en van de andere Staaten, die zich aan xerxes onderworpen hadden, tot ftraf daarvan, beroofd zouden worden van het bezeten voorregt, om zitting te hebben in den Raad der Amphyctionen. De voorffag fcheen billijk en was overeenkomstig met de opgevatte gevoeligheid tegen hetlaaghartig en trouwloos gedrag deezer Staaten. Doch themistocles, begrijpende, dat, door de voorgefteLle uitfluiting , het Lacedemonifche belang te veel zou weegen in deeze gewigtige Raadsvergadering j gebruikte al zijn welfpreekenheid en bekwaamheid om het vooritel te doen verwerpen: en hij flaagde in zijn oogmerk. Dees flap verbitterde de Lacedemoniers ten internen tegen themistocles, die zij daarna altijd , in alle zijne ontwerpen, dwarsboomden. In het bijzonder fielden zij hunn' invloed te werk, om cimon, ten nadeele van themistocles, te doen klimmen; en, door hunne treeken ,' hadden zij de hand, in de daar op volgende verbanning, die zijne ondankbaare Stadgenooten hem aandeeden. n aristides, niets beoogende dan het welvaaren van zijn Vaderland, werd geduurig gebruikt tot het voortzetten van deszelfs belangen. Zijne voorzigtigheid voorkwam de beroertens, die te Athene Icheenen te zullen ont-  van OUD GRIEKENLAND. 213 ontftaan, door de ongebonde en oproerige gefteltenis van het Volk, 't welk, zich nu geheel in vrede bevindende, de gantfche magt van het bewind begeerde in hun eigen handen te hebben. Tot deeze oproerige ontwerpen werden zij voornaamelijk aangezet door themistocles, die deeze partij trok, ten deele uit de beweegreden om aristides zijn'Mededinger, die aan den Adel verknogt was, te dwarsboomen; maar voornaanilijk uit liefde tot het Gemeen, waaraan hij door ge"boorte verbonden was.aristides bewerkte om hem te >vrede te ftellen, dat het Ampt van Archunt, tot dus lang bepaald tot de vermogende foort, verkrijgbaar zou gemaakt worden voor menfchen van allerlei rang. Door deeze toelaating vernoegde hij voor ditmaal het Volk, en deedt het afzien van een ontwerp, dat ontwijfelbaar een Burger - oorlog veroorzaakt zou hebben. Daar de Perfen fteeds in bezit waren van fommige Steden in Klein Afie, beftooten de Atheners en Lacedemoniers, die Steden van haare onderwerping te verf ssfen; en ten dien einde zondt men een Vloot uit onder bevel van pausanias,aristides en cimon, den Zoon van miltiades. Deeze Krijgstocht werd door het gewenschte geluk agtervolgd, en de Perfifche bezettingen werden uit alle Steden verdreeven. Toen voer de Vloot den Helkspont op, en viel op Byzantium aan, van welks verovering pausanias de eer te beurte viel. Doch de trotfche Geestgeileltenis dien Spartaan natuurlijk eigen, O 3 fcheena. 11. BOEK. II. Hoofdft,  ii. BOEK. II. Hoofdft. 214 GESCHIEDENIS fcheen, door dit laatfte geluk, nog hooger te fteigen. Hij behandelde de Veld-overften op de trotste en onderdrukkenfte wijze, en werd, binnen kort, geheel onhandelbaar ; deeze buitenfpoorige hoovaardij bevlekt den roem zijner daaden, en bragt hem eindelijk ten val : want verlangende de Schoonzoon van xerxes te worden, deedt zijn hoogmoed hem zijn Vaderland verraaden; en hij boodt dien Monarch aan, hem Opperheer van Sparta en van geheel Griekenland te maaken, op voorwaarde van zijne Dogter tot vrouw te ontvangen, en dat hij met de Oppermagt zou bekleed worden over het Land dus door hem verraaden.— xerxes omhelsde dien voorflag en zondt pausanias groote fommen gelds over, om hem in ftaat te ftellen tot het wel uitvoeren zijner ontwerpen. De aanflag egter werd ontdekt; doch, daar de Lacedemoniers, voor tegenwoordig, geen genoegzaam blijk van zijn verraad hadden om eene doodftraf, in dit geval, te billijken , vergenoegden zij zich met hem af te zetten. De Bondgenooten, nu warsch van hunne onderwerping aan Sparta, die pausanias over hun met de grootfte ftrafheid geoefend hadt, en, ten zeiven tijde, bekoord door de zedigheid, milddadigheid en regtvaardigheid van aristides en cimon, gaven hun het hoofdbewind over de Vloot, en ftelden zich onder de befcherming der Atheners —Pus verloor Sparta, door de trotfche regeeringswijze van pausanias dat gezag over het overige van Griekenland, het Welk regt-  van OUD GRIEKENLAND. 215 regtvaardigheid en gemaatigheid hun eerst i bezorgd hadden. Daar men cimon wel ras, als een Man ij van zeer veel belangs, het hoofdbewind in Afie zal zien voeren, is het hier eigenaartig eenige weinige bijzonderheden van zijn lee.' ven te vermelden, die plaats gehadt hebben, eer hij zich in dat character vertoonde. Wij hebben reeds melding gemaakt van zijne on! derneeming om de geldboete, zijnen Vader j opgelegd, te betaalen, om dus den vrijdom :| te verkrijgen van het lijk te mogen begraa1 ven; die daad van Ouderliefde hadt hem de agting van ieder een doen wegdraagen. Veri' volgens gaf hij dagelijks blijken van de edelTte hoedanigheden , en welras fcheen hij zijns I Vaders mededinger te zullen worden in dap! perheid en krijgskunde ; een themisto1 c l f, s in fneegheid en voorzigtigheid, een aristides in opregtheid en regtvaardig1 heid. De laatlte hadt de hoogfte agting voor' j cimon, fchoon hij nog zeer jong was; en ii hieldt hem bekwaam tot de zwaarwigtigfte 1 Staatsbedieningen. In de twee gedenkwaar| dige gevegten, te Salamis en Platea , hadt Kim ON zich zeer onderfcheiden en reeds de ; verwonderende aandagt zijner Landgenooten ; tot zich getrokken. Naa de Griekfche Volkplantingen van het Perfifche juk verlost te hebben , vervolgde hij het voortzetten zijner overwinningen in Afie, I en bragt verfcheide vijandelijke Steden te i onder. —Voorts viel hij, niet ver van het Ei; land Cyprus, met eene Vloot varn tweehonI derd vijftig Zeilen, die der Perfen aan, welke O 4 drie* II. sou. W Hoofdft. Krijgs-verrigtingen van ei» HOK.  II. » O E k. ii. Hoofdfr. ?i6 GESCHIEDENIS driehonderd veertig Schepen telde , en onderfteund door een magtig Leger , 't geen op het llrand zijn verblijf hieldt. Het gevegt ftondt in het eerst vvanhoopig ; maar de Grieken, eenigen der Vijandelijke Schepen in den grond geboord hebbende , nam het overige gedeelte de vlugt. cimon, toen na het Thracifcbe Cherfonefus zeilende , ben agtigde de Stad Eime, op de oevers van den Strymon. Ter dier gelegenheid was het, dat de Pers butes, Bevelhebber dier Stad, de behoudenis daar van onmogelijk vindende , zijne fchatten in de rivier wierp, en zich, met zijn gantfche huisgezin, op een houtmijt verbrandde. Vervolgens onderwierp cimqn de nabuurige Staaten, verdreef van Syrops de Zeeroovers, die de Egeef'cbe Zee onveilig maakten , richtte eene /Hbeenfcbe Volkplanting ter dier plaatze op, en maakte zich daar en boven meester van Naxus. Kruizende langs de kusten van Afie, bragt hij alle de Zeelieden van Caria en Lycia onder de Atbeejifche magt, en liet den Perfen geen duim breed gronds in bezitting over tusfehen Jonte en Pamphyüe. Als hij hoorde dat de Perfifche Vloot ten anker lag aan den mond van de rivier Eurymedon, wagtende op eene verfterkiug van Phcniciflbe Schepen, om hem met_ vereende kragten aan te vallen, zeilde hij ] aahftonds na de eerstgemelde om hunne vereeniging te voorkomen, bevogt hun met zo groot eer»e dapperheid, dat zij genoodzaakt waren , in fpijt van hunnemeerderheid in geful, te zien dat hunne Schepen in den grond geboord,  van OUD GRIEKENLAND. 217 boord, en ?er meer dan honderd van genomen wierden. Zonder zijn Volk tijd te geeven om adem te haaien naa de overwinning, zette hij hun terftond aan land en viel het Leger van den Vijand aan, het welk op de oevers van den Eurymedon gelegerd was. De Perfen wederftonden den eerllen aanval der Grieken, met groote ftandvastigheid. Doch de troepen van cimon, aangemoedigd door de laatstbehaalde overwinning, behielden eindelijk het veld, jaagden den vijand zeeghaftig op de vlugt , maakten een groot getal gevangen en behaalden een rijken buit. cimon bekroonde zijne zegepraal met het bemagtigen van de Phemcifcbe Vloot, die tot hulp der Perfen kwam , en dus gaf hij een doodlijken knak aan de Perfifche Zeemagt. De Lacedemoniers, moede der geduurige klagten tegen pausanias, ontbooden hem te huis, om zijn gedrag te regtvaardigen. Hij gehoorzaamde en werd voor tegenwoordig vrijgefprooken , 't zij door gebrek aan bewijs, 't zij door de dankbaarheid,die zijne Stadgenooten hem, om zijne gedaane diensten, toedroegen. Hij keerde, uit dien hoofde weder , na Byzantium ; maar aanftonds vernieuwde hij zijne onderhandelingen met artabazus, tot wien xerxes hem geweezen hadt, op dat zij te gader het ont werp hunner Krijgsbedrijven zouden vastftellen. De geheele zaak werd egter, eindelijk, klaar aan den dag gebragt. Een (laaf, dien hijmetzekere boodfchap na AfisAfgevaardigd hadt, waargenoomen hebbende, dat alle zijne metgezellen daarheen te vooren met tijO 5 dm- TI. hoek. II. Hoofdft. 474-  n. BOEIT, li. Hoofdft. 471- ai8 GESCHIEDENIS dingen van dezelfde foort afgezonden, niet wedergekeerd waren, bekroop het denkbeeld dat hem het zelfde lot te beurt mogt vallen. Hij werd, uit dien hoofde verlokt tot het openen van den brief zijns Meesters; en vernam terftond al het gewigt van zijne bezending. Hij befloot zijne brieven aan de Ephoren over te leveren, die naa rijpelijk alle omftandigheden overwoogen te hebben , den Haaf gebooden, zijne wijkplaats te neemen in den Tempel van neptunus, en toen verfpreidde men een gerugt, dat de reden van deeze zijne handelwijze was om vergiffenis te bidden van dien God , wegens het openen van een' Brief zijns Meesters, pausanias haastte zich naar den Tempel, waar de Ephoren verborgen zittende, zijn gantfche zamenfpraak met den flaaf beluisterden en daar door volkomen overtuigd wierden van de volle uitgeftrektheid des verraads, waarop zij bellooten hem onmiddelijk te ftraffen. pausanius zijn gevaar ontdekkende, vloodt veiligheidshalven na den Tempel van minerva. De Ephoren, niet verkiezende de voorregten van dien Tempel te fchenden; maar teffens verlangende den Verraader te ftraffen, gaaven last den ingang toe te floppen met groote fteenen, en een gedeelte van het dak te ontdekken, op dat hij daar zou fterven; 't welk ook het gevolg was. De blaakende drift van themistocles na gezag,ergerde eindelijk de Atheners, die, verftoord om het geduurig herhaalen van zijne gedaane diensten, hem uit Athene verbanden, themistocles was genoodzaakt '4-  van OUD GRIEKENLAND. 219 j zijne toevlugt na Argos te neemen. Intusfchen j bragt men terbaane, dat zommige trekken, j in brieven , gevonden onder de naalaatenI fchap van pausanias, eene heimelijke I verftandhouding tusfehen hem en themis1 tocles fcheenen te kennen te geeven. j Maar de waarheid deezer zaake is nooit duij dehjk beweezen. De Lacedemoniers , nogI thans, wier eerzugt hij geduurig beteugeld I hadt, maakten gebruik van deeze omftandigI heid, om hem ten val te brengen, en deelj den de voorgewende ontdekking aan de 1 Atheners mede. themistocles poogde flzich, door brieven, te regtvaardigen. Maar 1 zijne vijanden verheugd over zo fchoon eene * gelegenheid om zijnen geheelen ondergang I te berokkenen , gebruikten alle bewijsredeinen om zijne Stadgenooten \an zijne fchuld jte overtuigen en belchooten ten laatften hun Idoelwit, tkeiMistocles kennis krijgenjde van deeze voortgangen, keerde na het f Eiland Corcyra en van daar na Epire. Doch jzich hier even onveilig houdende , vlugtte hij jyoorts na het hof van admetus, Koning ider Molos/en. Dit was een zeer gevaarlijke ren ftoute flap in themistocles. Die i Vorst hadt een groote haat tegen hem, dewijl hem een verzoek door de Atheners zeer bits was afgeflaagen , toen het gezag van themistocles, onder dat Volk, ten jL°0gj t0PPunt was- Vergenoegd, egter , fmet den groottten man van Griekenland aan gijne voeten en in zijn magt te zien, ontving |j hem heusch en befloot hem te befcher- men. ir. BOEÏ. IL * Hoofdft;  n» «O EK. « ïi. Hoofdft. Staarsb ftuuren Charafter van AIUSTl- pil. 220 GESCHIEDENIS men. Wij zullen , binnen kort , het noodlot van themistocles befchouwen. Laaten wij den draad der algemeene Gefchiedenis van Griekenland weder opvatten waar wij den roem van aristides, in vollen luister zullen aanfchouwen. De Atheners, tegenwoordig in de onbetwistbaare bezitting van het Oppergezag in Grieken- , land, en, „bij gevolg, een ontegenipreekbaaren invloed in het beftuur der gemeene Staatszaaken hebbende, beflooten, overeenkomstig met het verzoek van verfcheiden Staaten , de geldmiddelen, ter algemeene verdeediging des Lands verleend , op een ] nieuwen voet te brengen, door op ieder Stad eene belasting te leggen, geëvenredigd naar derzelver geheele inkomst. Dié belasting te verdeden en te verzaamelen, vereischtc een' man van groote braafheid en belangeloosheid. aristides werd eendragtig tot die post verkoozen, en kweet zich van de goede trouw tot genoegen van alle de Staaten en op eene wijze , die der keuze zijner Landgenooten eere aandeedt. Het Tijdperk zijns bewinds worde als het gelukkigfte in da Griekfche Gefchiedenis aangemerkt. Want, in het vervolg, onder het beftuur van p eri cl es en diens Opvolgeren, vereiscjite de aanwas van onnoodzaaklijke uitgaaven eerst eene dulbele en daarnaa eene driedubbele belasting. Het is naauwlijks mogelijk de veragting der rijkdommen zo verre te brengen als aristides : want hij roemde zelfs op zijne armoede. Van zijne gedagten hieromtrent gaf hij fpreekende blijken in zijne verdeediging van c al- 1  van OUD GRIEKENLAND, aai gallias, een der rijkfte Burgeren van Athene, wien het tot een misdaad gerekend werd, dat hij rijk en de vriend van aristides zijnde, niette min verdraagen kon, dat hij in armoede leefde. Maar van deeze fchuld zuiverde hem aristides volkomen , door bij de Regters te verklaaren, dat c al lias dikwijls hem gedwongen hadt aanmerkelijke fommen aan te neemen; maar dat hij die even dikwerf hadt afgeflaagen , van gedagten zijnde, dat het gemis van rijkdom in hem voorkwam alle begeerte na overdaad , en hem in vrijheid liet om zich zelve geheel op het beftuur der gemeene zaak uit te leggen. Welk eene grootheid van Ziel! De voornaamfte Mannen, die op aristides volgden, vervulden de Stad met fchoone Gaandereijen met Standbeelden en met andere Cieradien ; maar zijne pooging was,zegt flutarchus, die met Deugd te vervullen. Hij was niet altijd, voegt 'er dezelve Schrijver bij, een Overheidsperfoon ; maar wierd altijd gebruikt ten dienste van zijn Land; zijn Huis was een oeffenfchoolvanwaare Staatkunde, Wijsheid en Deugd, en ftondt fteeds open voor de Atheenfche jeugd , die daar bijeenkwam , om, als 't ware , een Godfpraak te raad pleegen; zij werd door hem gehoord en onderweezen op de gemeenzaamfteen verpligtendfte wijze. Schoon hij, bij verfcheiden gelegenheden , duidelijke tekens van zijn moed gegeeven hadt, als in den flag van Marathon, wanneer hij het gevoelen van miltiades begunstigde om uit te trekken en tegen de Perfen flag te leveren in IIHO EK. II. Hoofdfh  ïi MORK. ii. Hoofdft. 222 GESCHIEDENIS in het open Veld; was nogthans de billijkheid zijn onderfcheidend Character en bezorgde hem den naam van den Regtvaardigen. De volmaaktheid van zijn deugd was een gelijkheid van aart, die hem, zelfs in zijn ballingfchap, niet verliet; maar hem in ftaat ftelde om de liefde voor zijn Land té behouden, en de Goden te fmeeken om zegen over zijne Medeburgers, op den zelfden tijd, wanneer zij hem met de wreedfte ondankbaarheid behandelden. Zijn eenig doelwit was de roem van Athene , en indien zijne Landsgenooten tegen hunne Vijanden Voorfpoedig waren, verfchilde het hem weinig , of zulks door zijn eigen of door eens anders maatregelen gefchiedde. Hier van gaf hij een doorflaand blijk ten opzigte van themistocles ; naa met hem het gevaar en het bewind van den Oorlog gedeeld te hebben , tragtte hij hem nooit de roem van het welgebakken te betwisten; maar liet hem dien, zonder mededingen, genieten. In 't kort, aristides was een volmaakt voorbeeld van een goed Burger. De Leezer kan niet naalaaten te verlangen na de omftandigheden , het laatfte deel des leevens en den uitgang van deezen grooten Man betreffende. Doch de Gefchiedfchrijvers hebben ons omtrent deeze ftof in't duister gelaaten ; fchoon het waarfchijnelijk is, dat hij zijne dagen in vrede eindigde. De gefchiedenis verhaalt ons alleen, dat hij, naa zoo lang een tijd alleen het bewind over het Lands-geld in handen gehad te hebben, in zulk eene volftrekte armoede ftierf, dat 'er geea  van OUD GRIEKENLAND. 223 geen gelds genoeg overfchoot om hem te begraaven. Maar het Gemeenebest belastte zich met deezen laatften pligt aan den besten Burger te bewijzen, en ook met de zorg om zijne Dogters gevoeglijk uit te huwelijken; zijn Zoon lysimachus werd op Landskosten onderhouden in het Prytaneum. Het was omftreeks dien tijd, waarvan wij nu fpreeken , dat de Romeinen , gehoord hebbende van de wijsheid der Griekfche Inzettingen , tien hunner Burgeren na Athene zonden, om kunde op te doen van de daar vastgeftelde Wetten. Het was uit de verzaameling, die deeze tien Burgers te Athene gemaakt hadden, dat de Wet der tien tafelen werd zaamengefteld, die den grondflag uitmaakt van het naderhand vastgelegde ftelzel der Roomfche Regtsgeleerdheid. artabanus, Overfte der Krijgsbenden van xerxes, zijn' Vorst geheel ziende afgefchrikt van alle zeeghaftige onderneemingen, gedompeld in vermaaken, en veragt door zijne Onderdaanen, nam het opzet om hem van den Throon te berooven; en ten dien einde maakte hij een zaamenzweering met een van de Hoofden der Gefnedenen. Deeze xerxes in zijne kamer vermoord hebbende, liep hij om artaxerxes, bijgegenaamd long i man us, des Konings derden Zoon, te vinden, verwittigde hem van den moord zijns Vaders, en befchuldigde darius,denOudften Zoon van xerxes, als de moordenaar, artaxerxes, den booswigt geloovende , vermoordde zijnen Broeder, in de eerfte vervoeringe zijner gram- fchap, H. BOEK. II. Hoofdft. 455-  iil HOEK. II. Hoofdft. THEMISTOCLES vlugt na Per U\ GESCHIEDENIS fchap, en beklom den Throon. artabanus vormt een nieuwe zaamenzweering om' den nieuwen Koning te öntthroonen. artaxerxes kennis krijgende van deezen toeleg brengt artabanus ter dood. De aanhangers van den laatften , te gader met zijne Zoonen, ten getale van zeven, alle mannen in den bloei hunnes leevens, bellooten den dood van artabanus te wreeken. Deeze nieuwe zaamenzweering tegen artaxerxes bragt een openlijken oorlog en eert bloedigen ftrijd voort; doch artaxerxes verkreeg, eindelijk, de overhand, en verdelgde het grootfte deel zijner vijanden. Ten laatfte een gerust bezitter van zijn Koningrijk geworden zijnde, ontdeedt hij zich van alle zijne Onderkoningen,aan wier trouw hij eenige twijffel floeg: veranderde veele misbruiken onder de laatfte Regeering ingefloopen, en verkreeg het Charadier van een groot Vorst— Wij zullen in het vervolg meer dan eens gelegenheid hebben om melding van hem te maaken. Laat ons nog eens het oog Haan op themistocles. De Atheners bellooten hebbende hem niet in rust te laaten onder de befcherming van Koning admetus, verzogten dien Vorst hem over te leeveren, onder bedreiging van hunne vijandfehap. the- I mistocles, door admetus, verwittigd 3 van het uiterfte, waarin hij zich ter dier oorzaake gebragt vondt, befloot, zonder draalen , op eene nog grooter afftand zich te verwijderen van zijne ondankbaare en wreede Landsgenooten. Hij ging fcheep ; en naa ver-  van OUD GRIEKENLAND. 225 veri'cheiden gevaarëh ontworsteld te zijn, landde hij te Cunits in Armenien. De Per«! fjcbe Vorst, gehoord hebbende dat hij ge, bannen was van zijne Landsgenooten, hadt .: reeds een prijs op zijn hoofd gezet, en gaf j bevel alle lieden, die op eenig gedeelte van i de Zeekust zijner Staaten aanlandden, naauw: keurig te onderzoeken, themistocles i vondt, nogthans, middel om Eolis onbekend I te bereiken; én door de vriendfchap van zijI nen Gastheer, een man van groote middelen, |; ih dat gewest, werd hij van daar, in eene be- ii dekte wagen, na Stifa gebragt. De voer|man verhaalde iéder dat de Perfoonin dewa: gen een Jonifche juffrouw was, die hij aan een Edelman van het Hof bragt. Hem werd daaróm toegelaaten verder voort te trekken, zonder nader onderzoek, dewijl de Juffrouwen in Perfie altijd zorgvuldig bewaard worden voor het oog des gemeens. , Zoras hij aan hetHofvanART axerxes tkwam, verhaalde hij dat hij een Griek was, jién verzogt gehoor bij den Koning. Voorts ih de Koningrijke tegenwoordigheid toegelaakén zijnde,viel hij,naar gewoonte,voor den IVorst ter aarde en voerde de beweeglijkiie jtaal om zijne befcherming te verkrijgen. „ Gij L ziet aan uwe voeten themistocles," jzeide hij, „ een Man, die, in de daad, „ den Perfen veel kwaads heeft aangedaan; I rnaar die het in zijn magt hadt hun groote I diensten te doen. Mijn leeven is in uw magt. I Indien gij het bewaart , zult gij eeuwig een' man verpligten , die het van uwé i, handen imeekt; indien gij hem daarvan be- PI. DEEL. P tdoft; IL BOEIU ü. Hoofdig  II. EOl'.i'. II. Hoofdft. »26 GESCHIEDENIS „ roofc, verdelgt gij den grootften Vijand „ van Griekenland" artaxerxes ftondt verbaasd over zijne onverzaagdheid, en kon niet nalaaten hem te bewonderen. Hij gaf hem voor tegenwoordig geen antwoord; maar alleen gelaaten zijnde, gaf hij zich over j aan de fterkfte vervoeringen van vreugde , van tijd tot tijd, uitroepende. „ Ik heb the- ] „ mistocles in mijn magt! " Den volgenden dag nogthans,naa in koelen moede over dit onvoorzien geluk gedagt te hebben, befloot hij edelmoedig te handelen en themistocles aan zijne belangen te verbinden , door hem met gunsten te befchenken. Hij j riep hem daarom in zijne tegenwoordigheid 1 en ontvong hem op de vriendelijkfte en ver- I pligtenfle wijze, boodt hem tweehonderd ,j talenten aan en onderhieldt hem in 't breede ] over de zaaken van Griekenland. themistocles, om bekwaam te zijn | tot vrijer omgang met artaxerxes, leidde zich toe op de kennis der perfifche taal J en leerde die ras fpreeken. In tusfchentijd 1 gaf de Vorst hem dagelijks al grooter en J grooter gunstbewijzen en bij alle gelegenhe- J den betuigde hij eene bijzondere hoogagting I voor hem te hebben. Hij huwde hem uit | aan een Perfifche Juffrouw van de hoogtte geboorte, maakte hem zijn deelgenoot in alle zijne vermaaken en verkeerde allergemeen- I zaamst met hem. Het vertrouwen op hem 1 gefield, was zoo groot, dat hij'er zich zei- 1 ven over verwonderde. Men zegt, dat hij, . op zekeren dag aan tafel zijnde met zijne kinderen en 't oog flaande op de grootheid, waar- m  tan OUD GRIEKENLAND. 227 waarmede hij bekleed was, zich niet kon bedwingen van uit te roepen: „ Wij waren omgekomen , mijne Kinderen ! zoo wij ,, niet waren verlooren gegaan! " —— Hij vestigde zijn verblijf te Magnefia, een Stad van Klein Afie,tu fleet daar bet overige gedeelte van zijn leeven. De inkoriisten van drie Steden waren hem, tot een middel van beilaan, toegeichikt. Naadat cimon over de Perfen de reeds gemelde overwinningen bevogten hadt, keerde hij weder na Aibcne en gebruikte een ge:| deelte des buits, op den Vijand behaald, tot j - verflerking van Pireus en het verfraaijeri :' .der Stad. cimon werd, door de Atheners, niet bin bewonderd, ten tijde van vrede , dan zij gedaan hadden geduurende den oorlog. Buiten het {richten van verfcheide openbaaré Gebouwen , zo ter verfterking als ter verfraaijing der Stad, beplantte hij de Academié met boomen, bragt water in dezelve, 't zelve leidende langs vermaaklijke wandelwegen. ] Hij plantte ook Ahornboomen rondom dé : Markt. Hij gebruikte zijne rijkdommen tot f de edelfte einden. Hij gaf last dat zijn vermaaklijke Tuinen altijd moesten openftaan voor zijne Medeburgeren. Hij hieldt eene zeer overvloedige, maar eenvoudige tafel ; waaraan rijken en armen, burgers en vreemdelingen, als welkoome gasten werden ontvangen. En hij onderiteunde met zijne fchatten niet alleen zijne vrienden; maar zelf het grootlle deel der Atheners. Als hij door dé üraaten van Athene wandelde * hadden dè P 2 dienst- ir. BOE k". II. Hoofdft.-  II. BOEK. II. Hoofdft. 223 GESCHIEDENIS dienstbooden, die hem verzelden, last om alle arme Burgers, die hem tegenkwamen in ftilte geld in de hand te fteeken, en klederen te geeven aan de zodanigen, die zulks fcheenen noodig te hebben. Doch dit alles wierd door cimon gedaan , zonder de minfte trotsheid, en zonder eenige bedoeling om de gunst van het Volk te bejaagen: want ten opzigte van het ftaatkundige was hij onlchendbaar de partij der Edelen toegedaan. Verkoozen zijnde om eenen anderen veldtocht tegen de Per feu te beftuuren, verdreef hij hun uit het Thracifche Cber/onefus, en belegerde Thafus, welkers inwoonders tegen de Atheners waren opgeltaan. Deeze belegering is aanmerkelijk, en omdat zij drie jaaren duurde, en om den hardnekkigen tegenweer der belegerden, waardoor zij zich bloot ftelden aan de wreedfte rampen van den oorlog. Het was eene misdaad, die door den dood moest geboet worden, van de overgaaf te fpreeken: en de Vrouwen onderfteunden de poogingen haarer Mannen, het hair zelfs affnijdende om 'er koorden van te maaken. De Stad hield het daarom zo lang uit, tot dat de meeste Inwooners door honger waren omgekomen. cimon bragt vervolgens al het Land, tegen over 1'braden gelegen, onder zijne magt, tot Macedmie toe , de vermeestering van welk Koningrijk hij ook op 't punt ftondt te onderneemen. In deeze gunstige omftandigheden blijkt het getal der Inwoonderen in Attica zeer te zijn aangegroeid ; want, niet tegenftaande zij  van OUD GRIEKENLAND. 229 zij veel manfchaps verloeren hadden in den oorlog, zonden zij groote Volkplantingen na Eion aan de rivier Strymeo, na Ampbipolis in Macedonië, en na het Eiland Sctros. artaxerxes, deezen aanmerkelijken voorfpoed van cimon hoorende, als. mede den aanwas van het Atheenfche Vermogen, ' ftelde themistocles vóór het bevel over een magtig leger te voeren, 't welk hij bellooten badt na Attica te zenden. Zulk een voorftel bragt den aanzienlijken Balling in de grootfte verlegenheid. Bewoogen, aan den eenen kant, door de fterke liefde, die hij nog voor zijn Geboorteland koesterde, en de gedagten van de fchande, zo hij daar tegen de wapenen voerde ; en aan den anderen kant, door de zwaarigheid, •waarin hij zich zeiven wikkelde , door het verzoek van eenen Vorst, die hem met de grootfte weldanden befchonken hadt, af te Haan, begreep hij dat de dood alleen hem vut deeze verwarring kon verlosfen. Hij befloot des zijn leeven aan de liefde tot zijn Vaderland en aan de dankbaarheid, die hij artaxerxes fchuldig was, op te offeren. Zijn Vrienden vergaderd hebbende, zeide hij hun, met groote ontroering,bet laatst vaarwel, zwolg een teug ftierenbloed, en ftisif in den ouderdom van vijfenzestig jaaren. artaxerxes wierd door verwondering getroffen op deeze blijk van grootmoedigheid en beklaagde zich zeer over dien ontijdigen dood. Volgens thucïdides ftierf hij niet door vergift; doch aan eene natuurlijke kwaaie. v the m istoc v e s bezat een gi oote ecjeli 3 heid ii. HOEK. U. Hoofdft. rood cn Jhara&er vnit rHE L.1ÜÏO: L£ s. 466,  II. BOEK. II. Hoofdft. Vartmc f>ti vnn vrrnrmt'/irht f pr rnpkrimpnMf». ^ gebeurtenislen zal men naauwelijks een wedergade ontdekken. Krijgslist in de daad en Üreeken wierden dikwerf door hem gebruikt ; 230 GESCHIEDENIS heid van -Ziel, een onoverwinnelijken moed en een onuitblusbaaren togt -tot roem. Hij was bedeeld met een zeer fterk geheugen , een doordringend oordeel, eene zeerleevendige, onvermoeide en volhardende gefteltenis. Wij hebben gezien, dat her de uiterfte noodzaaklijkheid was, die hem dwong toevlugt te neemen tot de vijanden van zijn Vaderland, zich op de wreedfte wijze veivolgd vindende, door een jaloersch en ondankbaar Volk, dat hij in Haat kende om de grootfte wreedheid te pleegen aan die hun den grootüen dienst beweezen hadden. Naast miltiades, v.'iens lot hem versch in het geheugen lag, was hij de voornaame oorzaak hunner veiligheid. Hij won het vertrouwen en de liefde der Bondgenooten door ziju milddaadig en toegeevend gedrag. Als mede door zijne inneemeud voorkomen. Door zijne voorzigtigheid bluste hij den geest van pneenigheid uit, die, ten tijde van den Perfifchen inval, de overhand hadt en wier volduuring , ter dier gelegenheid , noodlottig voor. hun zou geweest hebben; en hij veree ■' Bigde hun tegen den algemeenen vijand. Hij overtuigde zijne Landgenooten, dat de fterkte hunner Zeemagt hunne grootfte veiligheid was eh hun alleen het Oppergezag over de andere Grieken kon verzorgen. Aan hem, hadden de Atheners hunne kunde in fcheepszaaken dank te weeten. Van zijne fnedige  van OUD GRIEKENLAND. 231 bruikt; maar, zelf ten deezen aanziene handelde hij volgens eene grondftelling, die, . fchoon verkeerd, nogthans algemeen door ii zijne Landgenooten was aangenomen ; te weeten, dat alle dingen , die tot voordeel : of tot den roem van het Gemeenebest ftrekji ten, wettig en prijzelijk waren. Omtrent deezen tijd viel in Laconia de fterkfte aardbeeving voor, die ooit plaats ge, had heeft in Griekenland; niet alleen wier> den de meeste huizen daar door het onderst i boven geworpen ; maar de aarde opende ; zich en verzwolg verfcheiden ftukken gronds i inde nabuurfchap. De Heloten, zich deezen ramp ten nutte maakende, poogden hun-, ne vrijheid weder te krijgen, en zich bij de Mesfeniers voegende, voerden zij oorlog tegen de nabuurige Steden. De Lacedemoniers waren genoodzaakt bijftand van de Atheners te verzoeken, cimon, het voor onedelmoedig houdende zijn voordeel te doen met de ongelukken van eene Stad, die hun zo nabij I kwam in roem, haalde de Atheners over om : hun bijftand te verleenen, en trok zelve aan j het hoofd van vierduizend man na Laconie, \ en verftrooide de Heloten. Dit is eene gefchikte plaats (*) om een ;; beroemd Tijdperk vast te ftellen — Het was ;| in het zevende jaar der Regeerirge van a rtaxerxss,dat de Israëliet esbra, diens Ko- (*) 'Er werd te Athene een plegtig geding over de : Treurfpeldichters gehouden. Bij deeze ge'egenheid werd sophocles, flegts agtencvvinug jaar oud zijnde, boven eschylus «efteld, fchooa deeze toan ,: toppunt zijns r.oems beklommen hadt. P 4, II. e o e ff. n. Hoofdft.  ir. BOEK. II. Hoofdft. s>E r.: c le s." 232 GESCHIEDENIS, Konings Schenker, vrijheid verkreeg van zijnen Koninglijken Meester om na Jerufakm weder te keeren, den Joodfchen Godsdienst weder op te richten, en te leeven volgens hunne Wet. Dertien jaaren hier na, en in het twintigfte jaar der Regeering van artaxerxes, verkreeg nehemia. een ander van zijne fchenkers, een raadsbeiluit Van' dien Vorst, den Jooden vergunnende de wallen van Jerufakm te herbouwen. Ten deezen tijde begon herodotus zijne Gefchiedenis te fchrijven. Het is aanmerKch.k dat de tijd van esdra, den laatften Schrijver der Heilige Gefchiedenis, door wien de onderfcheide Boeken daar van in eene gefchikte orde gebragt zijn, juist gelijktijdig is met dien dat de eerfte Schrijver der Ongewijde Gefchiedenis begint. De Heilige Schriften, alleen van abraium's tijd af gerekend, hadden toen vijftien Eeuwen beftaan. 1 " '1 üoch, om weder na Athene te keeren. — De beroemde periclbs hadt zich kortelings doen zien in de openbaare zaaken, en een grooten invloed op het bewind gekreegen. Aangezet door een brandender verlangen na eer dan cimon, wierd hij jaloers' over de agting van dien beroemden Atbener, die, door zijne diensten aan den Staat, en zijne milddaadigheid aan zijne Medeburgers , hun hoogde agting gewonnen hadt. peric.les béfloot daarom zich tegen hem aan te kanten, cimon was verbonden aan de edelftc huizen van Athene, pericles, daar' en tegen in navolging van het Staatkundig 'ge-;  van, OUD GRIEKENLAND. 233 gedrag van themistocles, hieldt zich aan de zijde van het Volk, en verzuimde niets om de oplettenheid en de gunst van het gemeen tot zich te trekken. Men moet bekennen, dat zijne buitengewoone bekwaamheden volmaakt beantwoordden aan zijn hoogvliegende eerzugt. Hij hadt het grootfte gedeelte zijner opvoeding ontvangen van den beroemden Wijsgeer anaxagoras. Van deezen Meester leerde hij, behalven de natuurlijke Wijsbegeerte een zuiveren en verheeyen ftijl, en verkreeg eene ongemeene verheevenheid van Ziel , en eene inneemende deftigheid,'van houding en gedrag, peric l e s hadt ook met veel zorgvuldigheids de kunst van zijne Burgers te beftuuren, beoeffend ; en zijne bijzondere doordringenheid van oordeel ftelde hem fchielijk in ftaat om hunne driften te bedwingen, en hunne vooroordeelen tot het grootftè nut aan te leggen. ZijnRaadsheers-ampt gaf hem gelegenheid om' zijne bekwaamheid in de kunst van welzeggen te toonen, eene kunst, die hij in eene zeer groote maat bezat. Zijn natuurlijke uitfpraak werd onderfteund door alle de bevalligheden van eene zuivere item en door de trefténdfte uiterlijke gebaarden, in zo verre dat hij te gelijk de verbeelding zijner toehoorderen ftreelde, en hun regeerde naar het hem behaagde. De ftoutheid ook en de. driftigheid, waarmede hij fprak, trof zijne toehoorders dermaate, dat zij zijne Redenvoering bij den donder van jupiter vergeleeken. Dit bezorgde hem den bijnaam : van den Olympifcbe». Maar, het noodzaakeV 5 lijk il BOEK. II. Hoofdft.  BOEK. ii. Hoofdft, S34 GESCHIEDENIS lijk vindende, om de menigte geheel op zijne zijde te krijgen, dat hij c i m o n na den kroon ftak in milddaadigheid , was zijne eerfte zorg om zich in dien tak van het beftuur in te lijven, 't welk behoorde tot het beftuur van de gemeene geldmiddelen. Het is duidelijk , dat hij zich geenzints in dit ampt voorftelde de ftrenge regels van aristides waar te neemen. In de eerfte plaats verkreeg hij, dat-de overwonnen landen onder de Burgers verdeeld zouden worden , en vervolgens zorgde hij dat een zeker gedeelte van het gemeene geld aan ieder van hun werd uitgeteld, als een belooning voor het bijwoonen der Volks-vergaderingen ; eene Staatkunde, die de Atheners bedorf, en dat zuinig en matig Volk gewende aan weelde en ledigheid. Met één woord, door het gemeene geld, op de uitbundigfte en trotste wijze , te verfpillen, gelukte het pericles het volk op zijne zijde te winnen. In de agtervolging van zijn plan ontmoette hij geen tegenftand van den benijdden cimon. Die groote man, mild , opregt, en vreedzaam van Ziels - gefteltenis zijnde, en van te verhevene gevoelens om zich met kleine Staatkundige treeken te bemoeijen , genoot in vrede de vrugten van zijn voorgaand geluk, en ftelde zijn hoofdvermaak in zijn goederen te deelen met zijne medeburgeren, pericles maakte, uit dien hoofde, fchielijker voortgangen na het ontwerp zijner Staatszugt. De Heloten , omtrent dien tijd , een nieuw Bondgenootfchap gellooten hebbende, maakten  yan OUD GRIEKENLAND. 235 jten zich meester van Iihome. De Lacedeïmnniers verzogten, door een nieuw Gekandfchap, hulp van de Atheners; maar, ;door eene fchielijke verandering van gedagijtpn, zonden zij zeer fchielijk de Atheenjche troepen hun tot hulp toegel'chikt, te rugge. :Deeze grilligheid mishaagde de Atheners. c 1jmon zeer iferk het verzoek der Lacedemo. miers voorgefprooken , en zich zeer ijverig igetoond hebbende , ten hunnen voordeele, bedienden pericles en epiiiates zich van die omftandigheid om het Volk heimlijk Stegen hem voor in te neemen en hem verlaagt te maaken. cimon werd, gelijk de meeste groote Mannen van dat Gemeenebest,-voor zijne gedaane diensten met den Ostractsmus beloond en voor tien jaaren uitgebannen. pericles maakte gebruik van de afwee■ zenheid van cimon, en van den invloed dien hij op het Volk hadt, om de vasrgeftelde regeeringsvorm te veranderen. Hij beloofde den Areopagus van de magt om oordeel te vellen in de gewigrigfte zaaken, die Ite vooren tot de beoordeeling dier Regtban:ke behoorden ; en , ten dien zeiven tijde, imaakte hij alle andere gerigtshoven ondergefchikt aan zijn welbehaagen. In 't kort jhij werd zo onafhanglijk in Athene, dat hij, onder zijn bewind van het Gemeenebest, de jonbepaaldfte magt in handen hadt. Het gedrag der Spartaanen, ten dien dage cmtrent de Atheners gehouden, was het begin Ivan de wederzijdfche oneenigheid , die verivolgens altijd tusfehen die twee Staaten heeft plaats gehad, en deedt den geest van naar- ijvex ir. boek;. II. Hoofdft.  ir. BOEK. H. Hoofdft. 036 GESCHIEDENIS 3jver aan den dag komen, met welken zij langen tijd tegen elkander heimelijk waren bezield geweest. De geest van tweedragt borst, omtrent dien tijd, uit onder de andere Staaten van Griekenland, en zette ze allen in de wapenen. Het is geheel onnoodzaaklijk en onbeftaanbaar met ons plan, kennis te neeme 1 van alle de bijzonderheden dier kleine inlandfche oorlogen, de gevolgen van die twisten. Wij zullen ons daarom vergenoegen met de eenvoudige melding van de oorlogen zeiven Wij doen dit te liever, om dat een breed verhaal van de elende en fiagting, die daar uit voortvloeiden . de menschlievenheid der meeste leezeren zou ftooten, zonder eenige nauwkeurige of bepaalde denkbeelden aan hun op te leveren , die vermaak feheppen in de beoeffening van krijgsverrigtingen. De Inwooners van Megara hadden' een vast befluit genomen zich onaf hanglijk van de Argiven te maaken; maar geheel in een gevegt door hunne onderdrukkers overwonnen zijnde, werd hun Stad belegerd, en ondanks den dapperften wederftand, ingenomen en tot den grond vernield. De Heloten, naa zich tien jaaren in Mome tegen de geheele Spartaanfche magt verdeedigd te hebben, werden ten laatften genoodzaakt zich over te geeven, en Peloponnefus uitgedreeven zijnde, zetten zij zich te NaupaSus neder. De Megafèers verwekten, door hunne verbintenis met de Spartaanen af te mijden en er eene met de Atheners aan te °aan den naarijver der Corinthi&rs, die daarom' twee-  van OUD GRIEKENLAND. 237 tweemaal tegen de Atheners flag leverden, waarin beide partijen, elk öp haare beurt, overwinnaars bleeven. De bewooners van Egina, aangezet door de zelve beweegredenen van naarijver, verklaarden insgelijks den oorlog aan de Atheners i maar werden gellagen in een zeegevegt door Lcocraies, die hun Stad infloot. De Corinthiers ,den grond van Megara verwoest hebbende, werden geheel verdelgd door de Atheners, die dat land te hulp kwamen. Ook brak 'er een oorlog tusfehen de Doriersen Phociers uit,de eerften door de Spartaanen onderfteund, bleeven overwinnaars. Omtrent dien zeiven tijd viel'er een fcherpe ftrijd voor, tusfehen de Spartaanen en de Atheners, niet verre van Tanagra in Beotie. c1mo n , die toen in ballingfchap zwierf, kwam op het Slagveld, en badt zijne Landsgenooten met hun in het gevaar van het gevegt te 'mogen deelen. — Maar dit weigerden zij hem, onder voorwendzel, dat zij zijne voorneemens verdagt hielden. Hij vermaande nogthans die van zijnen ftam 'er tegenwoordig waren en onder dezelfde verdenking van den vijand te begunstigen lagen, proeven hunner trouwe te geeven. Zij gehoorzaamden zijne aanfpooringen zo getrouwelijk, dat zij allen, roemrugtig vegtende, op het bed van eer ftierven. Twee maanden daarnaa wreekten de Atheners zich over dit ongeluk. Onder bevel van myronidas, een der beste Krijgsoverften van Griekenland * overwonnen zij geheel en al de Spartaanen t verwoestten Tanasra en vernielden Beotie. Van II. BOKK. ii. Hoofdft;.  ii. BOEK. II. Hoofdft. 46j. 238 GESCHIEDENIS Van Eglna dat, dien tusfchentijd, een bemiddeling hadt aangegaan, waren de wallen tot den grond toe gefiegt. — Omtrent dien tijd verraste de Atbeenfcbe Veldheer iolmedes GiUheus, eene Zeehaven van Laconie, verbrandde de Lacedemonijche Vloot, en deedt de Inwoonders van Sicyon in eenen Veldflag fneuvelen. Terwijl de Griekfche Staaten dus bezig waren met elkander onderling te vernielen, ondernamen de Atheners, aangefpoord door inarus , Koning van Lybie , een Veldtocht na Egypte, 't geen onlangs tegen dé Perfifche magt was opgeflaan. Naa hunne vereeniging met den Koning Van Lybie leverden zij den Perfen een' veldflag, dreeven hun op de vlugt, en namen bezit van een gedeelte van Mempbis. In het volgende jaar, egter, was de kans geheel gekeerd: want* naa verfcheiden vrugtelooze aanvallen, waren zij, ten laatften, op het naderen van den vijand, genoodzaakt de belegering dier Stad op te breeken en na Biblis, een Eiland ih den Nyl, hun wijkplaats te neemen. In dié plaats ftonden zij een beleg van acht maanden uit. Maar hunne Vloot ten anker liggende in den Nyl, maakten de Perfen, door het veranderen van den loop der riviere, het rondsom de Schepen droog, namen alle Schepen, en bragten het grootfte gedeelte van het Scheepsvolk om. Het leger dus onbekwaam zijnde den vijand langer eenigen tegenftand te bieden, kwam, voor een gedeelte om, en werd, voor een gedeelte verftrooid. Dit was de uitkomst deezer ongeluk^  I van OUD GRIEKENLAND. 239 lokkige onderneeming waaraan de Atheners ï zes jaaren befteedden. Geduurende de Egyptifche Krijgstocht, i verwoestte pericles, die zowel verlangde 1 in het character van Krijgsman, als van StaatsI man uittemunten, de kusten van Laconie, i en vcrfloeg de Sicyoniers in twee geveg\ ten. i De Atheners, eindelijk het gemis van ci1 mon bemerkende, riepen hem na vijf jaaren | zijner ballingfchappe te mg. Ras naa zijne i wederkomst gelukte het dien grooten Man ij eenen vrede tusfehen zijne Stadgenooten en de Lacedemoniers te treffen. En op het oog hebbende om de Atheners, trots geworden, op hunnen laatften voorfpoed, af te wenden van eenen oorlog met hunne nabuuren, befloot hij bezigheid voor hunne wapenen buitenslands te zoeken. Vertrekkende daarom na Cyprus met een Vloot van honderdveertig zeilen onder zijn bewind, en 'er zestig ,van Egypte bijgevoegd zijnde, viel hij artabazus, den Vlootvoogd van artaxerxes, aan, en nam honderd zijner Schepen: vervolgens deedt hij eene landing in Ciciiien, en veriloegmegabazus,een ander Krijgsoverften van dien Vorst, en keerde, om , Citium te belegeren, weder na Cyprus., In dit beleg werd cimon ziek. Vernee: mende dat zijn einde naderde, verzogt hij dat imen zijnen dood geheim zou houden. Zij volgden deezen raad, en voortgaande met hunne Krijgsverrigtingen, behaalden zij eene treffelijke overwinning, waarin zij honderd vij- ir. DOE k. ii. Hoofdfl. Dood en Charaéler v< CIMON* 449.  ir. S o e k. ii. Hoofdft. aio GESCHIED ENÏis vijandelijke Schepen namen, en zeilden toer! in zegepraal te rug na Attica. cimon's dood dompelde de Atheners iii diepen rouwe, plütarchus legt aan hem de hoogfte loffpraaken te koste. Hij befchrijft hem als een tederhartigen Zoon, eeri getrouw Vriend, een ijverig Burger:, eeri allerkundigst Krijgsoverften, en zoo uitneëmend milddaadig, dat niemand hem in edelmoedigheid evenaarde. Wij moeten hief bijvoegen, dat hij de Atheen/che Scheepsmagt zeer uitbreidde, en dat hij deel hadt in alle gewigtige bedrijven van dien tijd; Het fchijnt een voornaam ontwerp geweest te hebben van cimon, zijne Burgersin eene geduurige beweeging te houden, terwijl hij teffens den Bondgenooten, om de geringde voorwendzels ontfloeg van de vèrpligting om hun eenigen perfoonljjken dienst te doen. Zijn beweegreden daartoe is ligt te begrijpen. De Atheners wierden, van dag tot dag, ftrijdbaardèr, en hunne Bondge* nooten verwijfder en onkundiger in den wapenhandel. In zijne jeugd was hij eën groot gunfteling van aristides, die hem te rugge hieldt van buitènfpoorigheden. Naderhand volgde cimon zijnen Vriend naa' in belangeloosheid en liefde tot regtvaardigheid (*). De (*) Hen aanmerkelijk blijk van cimon's belangeloosheid worde door plütarchus vermeld. Een Pers van aanzien, in oogunst van zijnen Vorst geraakt, zijnde, trok mee groote rijkdommen na Athene. Óm cimon's befcherming aldaar te erlangen, boodt hij dien  van OUD GRIEKENLAND. 24 De Spartaanen de Pbociers uit den Tem pel van Delphos gejaagd hebbende $ herftel den de Atheners hun aldaar, naa de Beotier gefiaagen te hebben. Maar, in een geveg1 daarnaa verfloegen de Beotiërs , met hulr. hunner nabiiuren, het Atheenfche Leger, ei bragten hun Opperveldheer tolmedes om Megara viel over; en de Spartaanen deeder een inval in Attica. pericles, een einde aan den Oorlog verlangende, kogt heimelijk plistoNax, den Koning der Lacedemouiers, om; en door dat middel Attica in veiI ligheid gefteld hebbende, zeilde hij na Eubea ■, \ en onderwierp zich dat Eiland. De Staaten I van Griekenland zulk eenen uitputtenden Oorj log moede^ ftelden hunne vereenigde pooj gingen te werk om den vrede te herftellen, i die ten laatften tusfehen de twee Geméene1 besten Athene en Lacedemonie en hunne we: derzijdiche Bondgenooten >, voor den tijd van 1 dertig jaaren , geflöoten werd (*). | Laat ons nu onze oogen wenden op het i: Staatsbeftuur van pericles. Om zijn ii üitgeftrekte magt in Athene in évenwigt te hou- | dien edelen Athener een kostlijk gefchenk aan. crji mon vroeg, ot' hij hem voor zijnen Vriend of voor ! 21'jnenLoondienaar begeerde?,, Voor mijnen Vriend ' j, ongetwijfeld " antwoordde de Pers; toen hervatte I cimon:,, houdt dan uw gefchenk voor u: want zo j „ ik uit Vriend ben, mag ik u om uw geld aanfpreeI ken als ik het nodig heb." {.*) In het jaar voor christus 444. werden de Ge« 1 rneensmannen met Burgermeesterlijk gezag bekleed: — ien het volgende jaar wierden 'er voorliet eerst Cenjors I yerkooren. I. deel. Q t II. Hoofdft. . t l 1 StaatsbeffuL-f vun PERj. CL«5.  II. boek. II. Hoofdft. GESCHIEDENIS houden, ftelde de Adel tegen hem over thucy di o es, den Schoonbroeder van cimon, die zijn uiterfte best deedt om pericles binnen redelijke paaien te beperken, en het j evenwigt te dóen ftand houden tusfehen den Adel en het Volk. pericles, aan den amle- I ren kant, om de liefde van het Volk te bewaaren, onthaalde het op vertooningen en feesten ; nam , op zijn kosten , een groot getal van hun in dienst om eene Vloot te bemannen , die hij uitrustte, en rigtte verfcheiden ;| Volkplantingen op, eensdeels om de Stad te II ontlasten van eene menigte onnut Volk, j en, andersdeels , om den fchrik, onder de ; Bondgenooten, te houden. — ln alle deeze I onderneemingen wendde hij voor geen ander I oogmerk te hebben, dan het gemeene wel- . zijn. Naar het voorbeeld van t hem ist o- j cl es vermeerderde hij jaarlijks hun Zee- 1 magt met zestig Schepen ; een Staatkundige ] trek, die de fterkte der Atheners ontzag- I lijk maakte in het oog der Vijanden en aan- 1 zienlijk in dat der Vreemden. Hij verdeelde j de Landen , door het Gemeenebest over- 1 wonnen , onder de oude afgedankte Sol- I daaten. pericles verwekte, door een verftandige | verdeeling van voeglijke belooningen, een edele zugt van naarijver onder de beoeft'enaars der fchoone kunsten; en vercierde Athene met de meesterftukken van de bekwaamfte kunnenaars. Men moet, ter eere van pericleS-11 erkennen, dat de werken van Griekenland, die, het zij in Bouw-, Beeldhouw- of Schil- : derkunde, de verwondering van volgende I Eeu-  van OUD GRIEKENLAND. 243 Eeuwen tot zich getrokken hebben,de vrugten van zijn beftuur waren , en van de oplettenheid, die hij aan die fchoone onderwerpen befteedde. Voor het meerendeel zijn wij die meesterftukken verfchuldigd aan phid 1 a s, den beroemden Beeldhouwer , van wien het beroemde beeld van pallas, zo hoog bij de beste oordeelaars gefchat, een , allervoortrefiijkst werk was. Met één woord pericles vervulde de Stad Athene met cieradien , die de verwondering der vreemdelingen verwekten en hun met een verheeven denkbeeld van het vernuft en de magt der Atheners bezielden. Athene kreeg een nieuw aanzien. Pragt en grootsheid namen de plaats in van de voorgaande eenvouwdigheid. Doch de beste en weldenkenfte Burgers voorzagen, in deeze trotfe uitbreiding, eene aannaderende verbastering van zeden. pericles werd, volgens cicero, van deeze lieden befchuldigd, de Stad met overtollige vercierzels vervuld te hebben, door het uitputten van de gemeene geldmiddelen. De Bondgenooten,intusfchen,en de vijanden van pericles beklaagden zich luidrugtig over zijne verregaande lpilzugt, waardoor hij de geldmiddelen verkwistte, die gefchikt i moesten blijven tót het voeren des Oorlogs. p e1 r 1 cl e s antwoordde, dat de Atheners niet lan! ger verantwoordlijk waren omtrent hun gei; drag aan hunne Bondgenooten, die te vrede | moesten zijn met de befcherming hun geil fchonken tegen de invallen der vreemdelin|i gen, en dat die werken, waarop het hun behaagde een ongunstig oog te flaan, een groot Q 2 ge- ir. BOEK. II. Hoofdft.-  H. BOEK. II. Hoofdft. 244 GESCHIEDENIS ?etal Burgers bezigheid en onderhoud verfchaften. Doch dit was niet het al, de Redenaars van den tegenovergeftelden aanhang vielen hem, met de grootfte woede, tegen. Van aeezen was thucvdides de man, die het ftrengfte te werk ging. Zijne verwijtingen waren gefcherpt door perfoonelijke vijand* fchap. De twist rees tusfehen hun tot zulk eene hoogte, dat het noodzaaklijk wierd den een of den ander uit de Stad te bannen, p eR-icles welfpreekenheid zegepraalde ten laatften , en werkte de ballingfchap uit van zijnen mededinger. Hij nu alleen meester geworden zijnde in Athene, fchikte het geheele bewind van het Gemeenebest naar zijn welgevallen, en regeerde onbepaald in zijnen voorfpoedigften tijd. pericles, eindelijk verneemende dat zijn gezag vast gevestigd en de gunst van het Volk nu min noodzaaklijk voor hem was, gaf een anderen zwaai aan het gebied, en bepaalde ongevoelig de magt der Volksregeering. In deeze onderneeming Haagde hij, mét zijn gewoon geluk, door middel van zijne verwonderenswaardige kunde in de gemoederen der meenigte te beftuuren, en hun derwaards te brengen , waar hij begeerde , door de kragt zijner welfpreekenheid. Zijn gedrag was ook volmaakt onberispelijk; en zijneenig doel fcheen het algemeene welzijn. Hij bezat, in de daad, een edele en belanglooze Ziel; want geduurende den langen tijd, dat hij het geheele bewind over, het gemeene-geld in handen hadt, kon  van OUD GRIEKENLAND, a4£ ;: kon men, in zijn bijzondere huishouding , geen aanwas van omflagtigheid bemerken ; i en, uitgezonderd zijne uitdeelingen, die hij i het Volk bezorgde, en zijne onkosten om j de Stad te vercieren, werd zijne uitgaave geregeld naar de voorfchriften der verftandigfte en voorzigtigtte Huishoukunde. Het onwrikbaar doelwit van periclbs : geheele gedrag was Athene allengs te doen I opgroeijen tot eene verre overtreffende grootiheid, boven de andere Griekfche Staaten. Doch, fchoon het hem aan dapperheid geenszins mangelde \ fchijnt hij over het geheel afkeerig geweest te hebben van den Oorlog, uiteen der beminnelijkite beweegredenen, te weeten, menschlievehheid: En als hij 'er onvermijdelijk zich ingewikkeld vondt, fchijnt hij, uit dien zelfden hoofde, zorgvuldig geweest te zijn om nimmer twijffelagtige en gevaarlijke onderneemingen in het werk te itelI len. Hij nam zijne maatregelen zo voorzigtig I als eenigzins mogelijk was, om nooit een geij vegt te waagen , zonder de zekerheid der i: overwinning. Alle zijne Krijgsbedrijven zijn i met volkomen kunde beftuurd, bijzonder zijn j; gelukkige optocht na Cherfonefas , geduu' rende welken hij de Griekfche Steden te I dier plaatfe verfterkte j en door een fterken i wal dwars over de Landengte aan te leggen, j. verzekerde bij dezelve tegen de invallen der Ij Thraciers. Hij deedt een' Krijgstocht tot aan ;l het Koningrijk van Pontus. Hij herllelde, ;i door geweld van wapenen , de Phocien in I: het bewind des Tempels van Delpbos, van i welken zij door de Lacedemoniers beroofd Q 3 wa¬ tt; BOEK.' II. Hoofdft.  HV; SOEK. II. Hoofdft. 246 GESCHIEDENIS waren. Hij onderwierp zich geheel Eubea. En, om het al in ééns te zeggen, hij maakte de Atbeenfche magt overal ontzaglijk. In den twist tusfehen de Samiers en Mïlefters hielden het de Atheners, op aanraaden van pericles, met de laatften, die na Samos met eene Vloot van veertig Schepen uittrok , daar eene Volks-regeering oprigtte, en een Bezetting in de Stad liet. JNaa zijn vertrek kwamen de burgers, die op zijne aannadering afgetrokken waren , weder te voorfchijn en eene verflerking van den Bevelhebber van Samos bekomen hebbende, beklommen zij de Stad bij nacht , en bragten de gantfche Bezetting roet het zwaard om. pericles, hier van verftendigd, keerde met een grooter magt dan te vooren weder, vernielde de Samifche Vloot en floot de Stad in. Vergeefsch kwamen de Pheniciers te hulpe. pericles, nog meer verfterkings gekreegen hebbende, beftormde met zo veel gewelds de wallen , dat de Samiers verpligt waren zich over te geeven, en de onkosten van den Oorlog goed te maaken. Op deezen Krijgstocht verwierf pericles veel roems en zijne agting nam grootlijks toe. De Coicyreè'rs. zich ook onbekwaam vindende om den Qirintheren het hoofd te bieden , die hen hadden aangevallen, verzogten bijftand van de Atheners. De Corinthers zonden mede van hun kant Afgevaardigden na Athene, 't geen het openbaare befluit langen tijd in twijffel deedt hangen. Maar de Corcyreè'rs kreegen ten laatften in zo verre de overhand, d«t zij een Bondgenootfchap met de Aihe»  van OUD GRIEKENLAND. 24? Atheners flooten, die, egter niet verkoozen den Corintheren openlijk den Oorlog te verfklaaren, geenszins mishaagen fcheppende in te zien, dat deeze twee magtige Zee-ftaaten elkander, door wederzijdfche oneenigheden, verzwakten. I De Atheners, trots op hun geluk geworden , vielen alle Staaten, die zij zelfs maar vermoedden vijandig te zijn, onbefchoft aan. Zij gaven bevel aan de Inwoonders van Po\tidea niet alleen de wallen van hun Stad aan j;de zijde van Pallenus te flegten ; maar ook :de Overheden af te zetten, die zij , als een j Corinthijche Volkplanting van deezen ontvan; gen hadden. De Corinthers, verftoord over deeze blijk van onregtvaardigheid der Atheners , verklaarden hun den Oorlog en zonden een Leger ophet grondgebied van Potidea. De Atheners behaalden de overwinning toen zij flag leverden. In deezen ftrijd muntte alciriades uit, fchoon nog zeer jong, en zijn imeester socrates.trok de oogen der verwondering tot zich. Men merkte op , dat die Wijsgeer de moeilijkheden van den Oorillog verdroeg met een gemak, dat het gevolg jhioet geweest zijn van eene zeer geftrenge ^levenswijze, waaraan hij zich gewend hadt. |ln het vegten betoonde hij een' moed , die jeer zou gedaan hebben aan eenen afgerigten !Krijgsman; hij bezorgde, dat, ter dier gedegenheid, de prijs der dapperheid aan zijnen iLeerlingjALCiBiADES wierd toegeweezen, I om door dit middel de zugt tot roem in hem it§ doen ontbranden. Dit voordeel der Atheners deedt niets om Q 4 den II. BOEK. II. Hoofdft;  n. SOEK. II. Hoofdft. &4* GESCHIEDENIS den tegenffond der Potideè'rs te fnuiken; zij bellooten den Spartaanen hun nood te kennen te geeven. Deeze {tonden hun gereed dat verzoek toe, en haalden perdiccas, Koning van Macedonië, over om de wapenen ten hunnen voordeele op te vatten.' 'Er wierd flag geleverd, en de Atheners, het hoofdleger van dien Vorst aangetast hebbende , behaalden de overwinning, en belegerden Potidea. De Corinthers zich ook bij de Spartaanen beklaagd hebbende,kreegen,gelijk alle, die door de Atheners gehoond waren , een zeer gunstig gehoor bij de Lacedemoniers, die, in het einde, verklaarden dat de Vrede aan de zijde der Atheners gebrooken was, en hun den Oorlog aankondigden. Het is zeker, dat de overgroote magt der Atheners, dat de verwaandheid hun , door hunne overwinningen op de Perfen behaald, waarvan zij zich zeiven alleen de eer toefchreevcn, ingeboezemd; dat hunne aangemaatigde meerderheid boven de Spartaanen , en hun overheerfchend gedrag bij hunne Bondgenooten, door zich eene uitfluitende magt toe te eigenen om in alle ftoffen, die het geheele Bondgenootfchap betroffen, een beflisfend oordeel te vellen , ten dien tijde alle hunne nabuuren ergerden. De Lacedemoniers en de andere Staaten van Griekenland- dagten het, uit dien hoofde, nu hoog noodzaaklijk, hun trots te vernederen, en daarom maakten zij gebruik van alle voorwendzelen om eene openlijke Oorlogsverklaaring te wettigen. Gedwurende hunne vijandelijke toebereidzels wa-  i van OUD GRIEKENLAND. 249 1 waren de Lacedemoniers 'er op uit met voor' wendzels te zoeken om hunne befluiten, met : een fchijn van billijkheid, te bekleeden. On; der andere oude onderwerpen van twist door hun verleevendigd , eischten zij dat de i Atheners de vrijheid zouden wedergeeven aan die Steden , over welke zij het gezag hadden aangenomen; en bijzonder om eene, wet af te fchaffen door hun tegen de Inwoonders van Megara gemaakt, pericles beantwoordde hunne klagten met grooten klem ; van reden; bewees, dat deeze geen genoegnzaame gronden waren om den Oorlog te vet" Iklaaren , en overtuigde, ten dien tijde, ] de Atheners, dat zij geen reden hadden om bedugt te zijn wegens de bedreigingen der Lacedemoniers, daar zij veel beter dan zij in ftaat waren om eenen Oorlog uit te voeren. s,.De Vijanden van pericles, ten dien tijde, tegen hem zich niet openlijk durvende verzetten, vierden bot aan hunne wraake teigen zijne Vrienden, en fmeedden befchulfdigingen tegen PHiDiAS,ASPASiAenANAx a g 0 b a s. De eerfte werd betigt van grool.te fommen gelds, gefchikt voor het Stand1 beeld van minerva, te hebben verduisterd. Maar deeze aanklagte konden zij niet ftaande houden. Toen werd hij befchul; digd , op een gedeelte van het fchild dier iGodinne,waar den ftrijd der Amazoonen versbeeld was, de af beeldzeis van pericles, len van zich zeiven uitgehouwen te hebben; ee-i : ne daad van trotsheid, maar die zeker verfchootielijk was. Om geen grooter misdaad nogthans werd phidias veroordeeld, tot eene Q 5 ge- ir; ItO EK. ii. Hoofdft.  n. boek:. IL Hoofdft. 250 GESCHIEDENIS gevangenis, waarin hij zijne dagen eindigde > fchoon eenige Schrijvers gelooven dat hij enkel gebannen is. De tweede, aspasia, werd befchuldigd van een ondeugend en losbandig gedrag. Deeze Vrouw was beroemd om haar geest, fchoonheid, welfpreekenheid, en haar buitengewoone fneedigheid in Staatszaaken. De uitmuntende mannen van Athene fchiepen vermaak in het bijwoonen van haar gezelfchap. socrates was gewoon te zeggen dat hij van haar de Rederijkkunde leerde, pericles was zo zeer op aspasia gefteld, dat men geloofde dat hij haar getrouwd hadt. Hij nam daarom haare verdeediging op zich, en bepleitte haar zaake met zulk een kragt van bewijzen, en zo vuurig, dat de Regters, met zijn traanen bewogen , haar onfchuldig verklaarden. De laatfte, an axagoras , werd befchuldigd, leerftukken tegen den vastgeftelden Godsdienst aan te kleeven ; omdat hij voorgaf reden op te leeveren van de beweeging der hemelen, en verzekerde, dat de geregelde en fchoone zigtbaare orde in de fchikking van het Heelal, het werk moest zijn van één Opperst Weezen, 't geen de volmaakte wijsheid bezat. Die Wijsgeer, weetende hoe zwaar een werk het zij, vooroordeelen uit de gemoederen van het bijgeloovig gemeen te rooijen, keurde het den besten weg door de vlugt zich te beveiligen. Het was tegenwoordig het belang van p ericles de Atheners ineen' Oorlog in te wikkelen. Want zij hadden reeds eene wet ge-  van OUD GRIEKENLAND. 251 gemaakt,die hem verpligtte rekening der gemeene geldmiddelen te doen. Om den ftorm, die hem dreigde, te vermijden, willigde hij de Atheners hun zugt tot den Oorlog in; daar zij, door bezig te zijn in een dringender en gewigriger zaak, niet alleen geen gedagten zouden hebben om naauwkeurig zijn voorgaand beftuur der geldmiddelen te doorfnuffelen doch hem ook voor den Staat van meer belangs te maaken, door hun te verpligten, in den Oorlog geduurige toevlugt tot zijn raad en beftuur te neemen. Het Volk hieldt, intusfchen , een vergadering om over de eisfchen der Lacedemoniers te raadpleegen. pericles billijkte, te dier gelegenheid, de maatregels der Atheners, met eene verwonderenswaardige welipreekenheid. Hij betoogde, dat de eisfchen der Lacedemoniers niet dan gemaakte voorwendzels waren , waar onder zij meenden hunnen naarijver te verbergen, de eigenlijke dïijfveêr van hun gedrag, daar zij de Atheners in het hoofdbewiud over Griekenland niet konden gefteld zien, zonder daar een nijdig oog op te flaan: dat het laaghartig voor de Atheners zou zijn hunne maatregels , door zulke vijanden , gedwarsboomd te zien, en dat het zwaard het kortfte en eenige middel was om het gefchil te beflisfen. Om de Atheners nog grooter moed in te boezemen om ten velde te trekken, gaf hij hun eene vleijende befchrijving van hunne Sterkte, van hun Leger , van hunne Vloot, en van hunne Geldmiddelen. Deeze befchrijving maakte een te fterker indruk op hun en bemoedigde hun te % BOEK. II. iioofda.  n. BOEK. III. Hoofdft., De Pehpnnlefifchc Oor-£' 26* GESCHIEDENIS te meer; omdat zij zekerlijk wisten dat het waarheid was. Want 'er waren, ten dien tijde, in de gemeene fchatkist negenduizend zeshonderd talenten,de fchattingen van'hunne Bondgenooten beliepen nog vierhonderd en zestig, en zij hadden een Leger van dertigduizend man en een Vloot van driehonderd Schepen. PER.ICLES, naa den Oorlog het best gekeurd te hebben, ging vervolgens voort met zijn gevoelens op te geeven, hoe men dien zou voortzetten. Hij raadde de Atheners nooit een' algemeenen flag te waagen, boven al niet ver van huis; het verdedigen hunner Stad tot hun hoofdontwerp te maaken, en door alle middelen de overmagt ter Zee te bewaaren. Eindelijk ftelde hij hun het ontwerp voor der Krijgsbedrijven in den eerften veldtocht. DERDE HOOFDSTUK. Bevattende de Gefchiedenis van den Peloponnefifchen Oorlog. De Oorlog, die nu onder de Grieken ontftondt, is bekend onder den naam van den Peloponnefifchen Oorlog» Deeze duurde zeven en twintig jaaren , en 'er werd onnoemlijk veel gelds in gefpild en zeer veel bloeds geftort. Ieder partij gevoelde , geduurende dien Oorlog, de ontzaglijkfte omwentelingen van den Oorlogskans; en betoonde in hunne • Krijgsbedrijven een moed , die hun, zo zij ver é énigd waren geweest, de grootfte  i van OUD GRIEKENLAND. 253 | fte voördeelen over hun gemeenen Vijand 1 zou hebben doen erlangen, thucydides ! fchreef de Gefchiedenis van de eerfte één en \ twintig jaar, en zij werd door xenophon j agtervolgd. Reeds hebben wij opgemerkt, dat de naarI ijver, dien de andere Griekfche Staaten over ! de zeer groote magt der Atheners voedden, de onmiddelijke oorzaak van dien Oorlog was. . Alle de Staaten binnen Peloponnefus waren ) de Lacedemoniers toegedaan , uitgezonderd 1 de Argivers. Voorts werden de Spartaanen I onderfteund door de Megareers , Locriers I Beotiërs en eenige andere. De Atheners vver» den, aan den anderen kant, bijgeftaan door de Inwoonders van Chios, van Lesbos, en door de Stad Platea en alle haare cijnsbaare Landfchappen, als, Jonien, de Hellespont, de Steden van Thracie, enz. De Vijandelijkheden werden door de Ththaanen begonnen, die Platea aanvielen, eene Stad van Beotie, in Bondgenootfchap, ge; lijk wij gezegd hebben , met Athene. Ge: heel Griekenland was terftond in beweeging. De Lacedemoniers trokken na de landengte ; van Corinthe, een naauwe ftreek lands,omtrent zes mijlen breed, welke Peloponnefus aan het eigenlijk Grieken land vasthegt, archidamus, een der Spartaanfche Koningen, i vaardigde, eer zij verder gingen, een Af1 gezant na Athene , om hun re verzoeken dat zij van hunne eisfchen zouden afftaan. Doch de Atheners bevolen den bode weder :te keeren, zonder hem te verwaardigen geIhoor te verkenen. De Lacedemoniers trokken II. ito Er, III. Hoofdft. 4SV ;  ir. BOEK. m. Hoofdft. 254 GESCHIEDENIS ken daarop, met een Leger van zestig dui- zend man, na Attica, terwijl dat der Atheners niet meer dan agttien duizend beliep: maar, om het evenwigt te houden , hadden de laatften eene Vloot van drie honderd Ga- j leijen. Op het aannaderen van het Lacede- I monifche Leger verlieten de lnwoonders van j dat Land hunne huizen, en alle dingen medevoerende , die zij konden, namen zij hun j wijk na Athene. Het ontwerp der Krijgsbedrijven ten dien 1 tijde door de Atheners gevolgd , op raad van 1 pericles, was den vijand af te matten door den Oorlog te rekken. De Lacedemo- j uiers, intusfchen, bereikten Attica en belegerden Enoe. Maar genoodzaakt zijnde, naa 1 eenige weinige vrugtelooze aanvallen , die 1 pooging te laaten vaaren, kwamen zij nog j nader aan Athene en legerden zich een half j mijl van de Stad. pericles, om de groo- I te minderheid in getal, niet genegen zijnde J het lot van het Gemeenebest aan eenen alge- J meenen veldflag te waagen, hadt groote I moeite om de Atheners, verbitterd op het zien van de verwoestingen, die zij op hun 1 grond bedreeven, tegen te houden van op .11 den vijand los te rukken. Doch door zijn verwonderlijke kunst om de menigte te leiden , wederhieldt hij den Raad en het Volk om tot raadpleeging bijeen te komen, fchoon dit hem ten doel ftelde van ontelbaare befchimpingen zijner vijanden; in fpijt van welke hij zijn ontwerp onwrikbaar voortzette, zich noch door bedreigingen , noch door yer-  van OUD GRIEKENLAND. 255 > verzoeken hatende bevveegen. Intusfchen 1 rustte hij eene Vloot van honderd Sche1 pen uit, om op de kusten van Peloponnefus ! te ftroopen , welke, gevoegd bij die van zij1 ne Bondgenooten, eenen inval deeden in La{ conie, en het grondgebied van sparte verwoest\ ten. De Lacedemoniers, ziende dat alle poo* gingen , om de Atheners uit de Stad te drij; ven vergeefsch waren, en kennis krijgende 1 van de verwoestingen door de Atheenfche Vloot in Laconie aangerigt, vonden zich genoodzaakt uit Attica te trekken. Toen de Atheners hunnen tocht onderneermen zouden na de kust van Laconie, viel 'er {-een buitengewoone zonsverduistering voor, juist als pericles in zijn Galei aan boord ; ging. pericles, de Atheners verfchrikt ziende over dat verfchijnzel, 't geen zij als ; een ongelukkig voorteeken aanzagen, wierp zijn mantel over het Weezen van den Stuurman , en vroeg deezen of hij hem zien kon; de ? De Stuurman neen antwoordende, verklaarde pericles aan de omftanders , dat I-het lichaam der Maane, op gelijke wijze, jtüsfchen hun en de Zon geplaatst was, ten dien tijde, en hun dus belette het licht der Zonne te aanfchouwen. Als de Lacedemoniers uit Attica geweeken rwaren, fchikten de Atheners honderd Taleniten gelds en honderd hunner beste Schepen iöm hun Land, in geval van eene nieuwe lanÜding te verdeedigen, elk een op doodftraffe iverbiedende om een andere aanlegging van ideeze hulpmiddelen voor te ftellen. Toen ver- 11. BOEK. III. Hoofdft.  Iï. ÊOEK. III. Hoofdft. 256 GESCHIEDENIS verdreeven zij van het Eiland Egina de Inwoonders , op welke zij de voornaame fchuld van den Oorlog lagen; en verdeelden dat Eiland, bij het lot, onder de Atheenfche burgers. Zij maakten een verbintenis met de Koningen van Macedonië en Tbracie , onderwierpen zich het Eiland Cephalonie', verwoestten het grondgebied van Megara, en namen de havenflad Nifeum in bezit. Dit befloot den eerften veldtocht; De Atbeners hielden voorts de lijkplegtigheden, ter gedagtenisfe van hun, die zints het begin van den Oorlog gefneuveld waren. Ten dien einde was 'er een groote tent opgerigt waarin zij de beenderen der gefneuvelden ten toon {relden, die overdekt werden met bloemen en reukwerken door de zodanigen, die dezelve kwamen bezigtigen. Toen wierden de beenderen, met veel pragts en plegtigheids na de vöorftad , Ceramicus geheeten, gebragt; waar zij in een graf, gefchikt om tot een eereteken te {trekken voor hun, die in den Oorlog vielen, bijgezet werden. En, eindelijk, fprak een der Burgeren eene Lijkreden tot hunnen lof uit, eene ver•rigting, die te deezer gelegenheid, door pericles zelve werd volbragt. Schoon altijd welfpreekend, fcheen hij thans zich zeiven te overtreffen; en in het noemen van hun die niet meer waren, vergat hij geene beweegreden , om den moed der overgebleeverien te doen ontvlammen, thucïdides heeft deeze beroemde Redenvoering bewaard, waarvan de fchoone uitdrukkingen en verheeve- ne  van OUD GRIEKENLAND. 257 he gevoelens even zeer bewonderd worden (*). Het Leger der Lacedemoniers en dat hunI ner Bondgenooten, kwam in Attica weder, en | verwoestte alles te vuur en te zwaard. Doch de pest, die te Athene woedde, was nog ijslij! ker en fchadelijker , hun van de beste en dap] perfte Burgers beroovende. Athene was niets i dan een beklagenswaardig tooneel van ziekI te en dood. hippoc rat es heeft ons eeI ne befchrijving van die vreeslijke pest nagelaa\ ten. Die beroemde Vader der Geneeskun1 de, geboortig van Cos, werd na Athene op I ontbooden, en wendde alle geneesmiddelen | aan om de befmettiug te fluiten. Dewijl i die zelfde kwaaie heerschte in Perfie, waar de Griekfche Geneesheeren in hoogagting wa; ren, hoopte artaxerxes hippocrates te verbidden , door hem de grootfte . aanbiedingen te doen, om aan zijn Hof te komen. Maar alle zijne beloften waren verj geefsch •■ want de beroemde Geneesheer eene Ziel, die het goud verfmaadde, bezittenI de,antwoordde den Perfifchen Monarch,dat zijn kunde en zorg toegewijd waren aan zijji ne medeburgers, niet aan de Vijanden van {Griekenland; en zonder agt te flaan op den ihaat door dien Vorst tegen hem en zijn Land aangekondigd, bleef hij in Athene tot idat de pest geheel ophieldt. De Atheners gaven , uit dankbaarheid voor zijne zorg, hem (*) meton en euctemon beginnen den reigemienjaarigen omloopkring van de Maan op den iVijftienclen Juiy in het 432 jaar voor christui. I. deel. R 1. BOZIS. in. Hoofdft.  I- BOEK. III. Hoodfft. 258 GESCHIEDENIS hem tot eene gift de vrijheden hunner Stad, fchonken hem een middelbaar onderhoud, om te leeven in het Prytaneum, en begiftigden hem met een gouden kroon, ter waarde van omtrent 200 Ponden Sterling. pericles zondt, middelerwijle,een Leger van vierduizend Voetknegten en driehonderd Ruiters aan boord der Vloot, uit honderd Galeijen beftaande , met last om Peloponnefus tt verwoesten. Deeze afwending noodzaakte de Peloponnefiers fhuiswaards te keeren, om hun eigen landteverdeedigen. Doch de Atheners, verlegen over de verwoesting, bedreeven op hun grondgebied door den vijand, morden bitter tegen het gedrag van pericles , en zonden vredes- voorflagen na Sparta. De Lacedemoniers, na geen vergelijk willende luisteren, werden de klagten tegen pericles vernieuwd, die eindelijk het Volk vergaderde , en zijne genoomene maatregels poogde te regtvaardigen. Maar hunne tegenwoordige ongelukken woogen meerder dan zijne welfpreekenheid; en zij beroofden hem niet alleen van alle magt; doch lagen hem, daarenboven, eene zwaare geld - boete op. De ongelukken van dien grooten Man bleeven niet enkel tot zijn openbaaren Staat bepaald ; zij werden verzwaard door andere van eene huislijke natuur. Zijn eigen Zoon xantippus, een Jongeling van een verkwistenden aart, de ftrenge wijs van huishouden zijns Vaders niet 'kunnende lijden, was de eerfte om over zijn gedrag te klaagen, alsof het de plicht niet ware van een Zoon zich met  van OUD GRIEKENLAND. 259 met geduld te onderwerpen, aan de maatregelen van zijnen Vader, fchoon deeze zijne zuinigheid zelf tot een uiterfte dreef, p ekiCLES hadt het ongeluk deezen Zoon met | verfcheiden anderen van zijne Bloedverwanj ten en Vrienden door de pest te verliezen; t maar, te midden van alle zijne rampfpoeden , begaf hem zijne ftandvastigheid niet. De Atheners, beginnende gehard te worden in hunne rampen, kreegen berouw over I hunne wreede handelwijze met pericles, en, door de ondervinding, geleerd, dat zij ' tegenwoordig geen ander perfoon hadden , t die bekwaam was hunne zaaken te beftuu1 ren, waren zij hem aan, dat hij nog ééns hun zou helpen en het bewind aanvaarden O. Potidea, intusfchen , onbekwaam om eenigen tijd langer , de rampfpoeden des hongers te verduuren, die de ongelukkigfte rampen voor de burgers verwekt hadt, was i genoodzaakt zich over te geeven. De wei; nig overgebleeven Burgers werden gedwon| gen het voor altoos vaarwel te zeggen , en ; de plaats werd bevolkt door Atheners. De Peloponnefiers belegerden omtrent dien tijd, Platea, eene Stad in Bondgenootfchap : met Athene. Dit beleg is niet alleen aanmer- ke- (*) Ten dien tijde maakten de Atheners eens wet om de ontvolking, door de pest veroorzaakt, te her» ftellen, ieder Man toeftaande twee Vrouwen te nee> men. Men zegt dat s o c r a t e s de eerfte was, die vaii ! de vergunning door deeze wet verleend, gebruils Blaakte. R a I. soix. iii. Hoofdft,  I. BOEK. IH. Hoofdft. fl6o GESCHIEDENIS kelijk, om den dapperen wederftand der belegerden; maar om dat dit het eerfte was 't geen de gefchiedenis vermeldt als regelmaatig gevoerd. Beide de Partijen maakten hier gebruik van aardhoopen en bolwerken, de een om aan te vallen, de ander om te verdeedigen. De Peloponnefi-.rs verbrandden een gedeelte der Stad door middel van zaamgebonden ingeworpen brandende houten. Aan de andere zijde lieten de belegerden niets na om de onderfcheide poogingen der vijanden te verijdelen. Maar de verwonderlijkfte zaak van alle is, dat zo klein eene plaats als Platea, 't geen niet meer dan vier honderd Inwoonders en tagtig Atheners telde, zulk een dapperen wederftand kon bieden aan een zo magtig Leger. De vijand veranderde, eindelijk, de belegering in eene inüuiting, en omringde de Stad met twee dijken. De Beotiërs werden gelaaten om deeze verfchanfingen te verdedigen, en het hoofdleger trok weg. Omtrent denzelven tijd waren de Atheners in een gevegt met de Cbalcidiaanen , een Volk van Thracie, geflaagen , en vervolgd zelfs tot de poorten van Athene. Maar hun zege, te Naupaclus bevogten , vergoedde dien ramp. phormion viel bij die plaats een Peloponnejijche Vloot van zes en veertig Schepen aan, nam twaalf van dezeb ven, joeg de overige op de vlugt, en kwam in zegepraal te Athene, brasidas en cnsmus , twee Spartaanfche Legerhoofden, deeden, ten dien zeiven tijde , te Salamis eene landing met een Vloot van veertig Schepen en verwoestten dat Eiland. Diï  van oud griekenland. 261 Dit jaar werd aanmerkelijk door den dood van pericles. Volgens plutarchus ftierf hij aan de pest; maar andere Schrijvers melden, dat hij zijne dagen eindigde aan eene kwijnende teering. Men meldt van hem, dat hij, korten tijd voor zijn' dood, hoerende eenigen zijner "Vrienden zijne zegepraalen, (want hij had niet min dan negen Zegete, kens opgerigt,) verheffen , tot hun zeide, . dat „ zij eene roemrijker zaak over't hoofd zagen, „ te weten dat hij nooit om eenig bijzonder „ perfoonlijk belang één' zijner Burgeren „ rouw hadt doen draagen." Zijn dood werd, in het algemeen, door de Atheners, beweend. Hij was, ontegenzeggelijk , een der grootfte Mannen die Athene immer voortbragt ; bij alle gelegenheden een ongemeenen moed getoond hebbende , en volkomen bekwaam tot alle posten, welke hij op zich nam. De onafhangelijke magt, die hij veertig jaaren in dit Gemeenebest gevoerd hadt, was hij geheel aan zijne verwonderenswaardige Welfpreekenheid verfchuldigd, die kragtig genoeg was om te zegepraalen over de vooroordeelen en driften zijner Tegenftreeveren,en hun in zijn gevoelen te doen treeden: — het toppunt van die uitneemende gaaf Athene bloeide toen pericles het roer van het bewind in handen hieldt. Schoon geene Redenvoering van zijn eigen maakzel tot onze tijden overgebleeven is, mag hij, nogthans, om de uitwerkzels zijner Welfpreekenheid, en het geen door de Gefchiedfchiijvers wordt aangetekend, met regt r 3 aan r. SOEK' iii. Hoofdft. 419. Rood en Chi:aéter van p ■> K1CI.ES.  I. BOEK. III. Hoofdft. a6a GESCHIEDENIS aan het hoofd der Griekfche Redenaaren geplaatst worden. Volgens cicero was hij de Man, die fmaak voor volmaakte Welfpreekenheid den Atheners inboezemde. Hij hadt van anaxagoras alle de beginzelen der Redenkunst geleerd, en zijn eigen vernuft geleidde hem om die beginzels, tot het grootlte nut, te gebruiken. Om de fterkte en de hevigheid zijner redeneering zeide men dat hij donderde en blixemde: en om de fchoonheid van zijne taal en de klem van zijne bewijzen aan te duiden, werd 'er gezegd dat de Godin der Overreding met alle haare bevalligheden op zijne lippen woonde. Het was deeze kragt der Welfpreekenheid, die hem in ftaat ftelde, zich ftoutmoedig te verzetten tegen. de onredelijke begeertens der Atheners; die hem 't gezag veertig jaaren deedt behouden onder een allerwispeltuurigst en eigenzinnigst Volk; en hem zulk een' grooten invloed op de gemoederen bezorgde, dat hij hun regeerings-ftelzel, naar zijn welgevallen, veranderde, en Attica onder een foort van alleenheerfching bragt, waarvan zijn eigene buitengemeene verdiensten hem daadlijk Koning maakten; maar hij gebruikte zijn uitgeflrekt gezag met zulk een voorzigtigheid en behoedzaamheid als nodig was om zijne regeerings-wijzeden fchijn van dwinglandij te beneemen. Zijne bekwaamheden tot den Oorlog werden algemeen- erkend. Maar het is aanmerkelijk, dat hij zo zorgvuldig was om geene onderneeming te waagen dan bijkans verzekerd van den geluk, kigsn uitflag. Hij liet het meer op eene Krijgs-  van OUD GRIEKENLAND. 263 Krijgslist dan op een wanhoopig moed-betoon aankomen - Het gebruik 't geen hij van de rijke Staats-inkomsten maakte, toont, dat hij een Man van den keurigften fmaak, ; • een beminnaar van waaren roem, en ver verheeven was boven eenige laage inzigten van zelfsbelang. Hij lag zich toe op het geen hij best keurde voor het Gemeenebest, in het bevorderen der vrije Kunsten, en het vercie- • ren der Stad — De Atheners bemerkten, van i dag tot dag, te meer, hoeveel zij aan hem verlooren hadden: want zij zagen, dat zrjn ! Opvolgers verre beneden hem waren in het !l ftuk van natuurlijke bekwaamheden, daar zij ook zijne ondervinding derfden,en zich meer fcheenen uit te leggen op hun eigen bc\ lang,dan op dat van het Gemeenebest ( ). a n ax- (*) Ik (lap dus met tegenzin af van het Charafter van deezen alleruitmuntenften Griei.de aart van mijn Werk verpligue mij korter van hem te fpreeken, dan : zijne buitengewoone verdiensten mij toefchijnen te vorderen. Elke omftandigheid van zijn leeven is van zeer veel aangelegenheids, en eischt de naauwkeuriglls en aandagtigfte naafpeuring. Want ik hel over o,n hem te houden voor het volmaaktlte Charadter dat voorkomtin de Gefchiedenis van de geheele oudheid. Als een Staatsman toont zijn gedrag ons een leerzaam voorbeeld voor allen. die zich op het beklee ien van Ampten toeleggen. Zijn leeven was geheel bevrijd van den minften fchijn van losbandigheid. Hij oef. fende zich onvermoeid op de zaaken van het Gemeenebest en verftondt ierier deel daarvan met de grootfte naauwkeurigheid. Hij beftuurde de inkomsten met onberispelijke belangeloosheid voor zover «jn bijzondere middelen betrof, en zijn uitgaaf van t^nis-peia, waarover hij zo fcherp van zommige Gefchieclfcnnjvers berispt is, geeft een duidelijke proef van zijne R 4 ver. r. BOEK. III. Soofdft  ï. BOEK. III. Hoofdft. iH GESCHIEDENIS a n a x a g o r a s, de Wijsgeer, ftierf in het zelfde jaar en vóór zijnen Leerling in de uiterfte armoede. Men zegt, dat toen pericles van zijnen toeftand en van het befluit dat hij hadt om zich dood te vasten , verwittigd werd, hem ging zien, met oogmerk om hem van dat befluit af te trekken. Maar anahgoras antwoordde hem in deezer voege:,. Die „ het licht van een lamp noodig hebben, „ draa- verheevene gevoelens en een edelen fmaak. Ziins vercierzels der Stad vertoonden alles dat fchoon en veiheeven is, zo in de Beeldhouw-als Bouwkunde; en de atnmoediging door hem aan lieden van uitftekende bekwaamheden te koste gelegd , maakte jitbcne tot een zetel van alle de fchoone kunsten. Op den zelfden tijd ook dat ik, als een bewonderaar van het Schouwfpel, mijn borst door dankbaarheid jegens pericles als den voornaamften voorftander , voel ontbranden, kan ik , zelfs in het Staatkundige licht, zijne vertooningen van Schouwfpelen niet zeer laaken. Om zijne rustlooze Landsgenooten te wederhouden van zijne.regeermgswijzc te beroeren door hunne kuiperijen, vondt hij het noodzaaklijk hun ander werk te geeven. Hierom kan men hem niet misprijzen, en dit zo zijnde, welk een vermaak kon hij hun eegeevsn hebben, zo onfchuldig, zo edel, zo leerzaam Men moet.egter, erkennen, dat de tijdsomftandieheden en de onredelijke begeerten van het AtbemJcbi'gemeen, of me- anderewoorden de Scaatkundiee tioodzaakhjkbeid, zomtijds per icl e s maatregels deeden neemen, die zijn eigen uitfteekend fijn gevoel moest veroordeelen. en die hij nooit zou genoo.nen hebben, zonder zulk een dwang. Maar het is verwonderlijk, dat, bij die gelegenheden, zijn fchrandere geest hem in ftaat ftelde om de minst fchadelijkfte maatregels te neemen, en ook die het meest dienden tot het Gemeene welzijn voor zo verre derzelver aart aulks geheugde,  van OUD GRIEKENLAND. 265 „ draagen zorg, die met olie te vullen. * Door deeze gelijkenis te kennen geevende, dat , fchoon pericles zorg gedraagen hadt voor zijn onderhoud, zolang hij zijn onderwijs behoefde, hij hem nogthans daarna in armoede hadt laaten kwijnen. De Pehponnefiers vernielden Attica voor de derde reis — Alle de lnwoonders van Lesbos, die van Metbymné alleen uitgezonderd, beflooten hun verbond met Athene te breeken. De Atheners, weetende hoe groot een verlies door den afval van dit Eiland hunne zaaken zouden lijden, zonden eene Vloot van veertig Galeijen uit, om dat der Mityleners aan te vallen, die, zichgeflagen ziende, voorwaarden van vergelijk voorftelden, waaraan de Atheners gehoor verleenden. Eene op! fchor.ing van vijandelijkheden, met elkander getroffen hebbende, zonden de Mity leners Gezanten na Athene en Lacedemnn op denzelfden tijd. De Gezanten kreegen van de Lacedemoniers ten antwoord, dat zij volkomen gehoord zouden worden op de aanftaande Olympifcbe fpelen, waar de andere Bondgenooten gelegenheid zouden hebben om die onderhandeling bij te woonen. thucydides heeft ons gemeld, wat door deeze Gezanten geëischt werd ; waaruit wij zien, dat zij het verbond , oudstijds tusfehen de Ltsbiers en Atheners geflooten , erkenden, en verklaarden, dat der laatften eerzugt en geenzins hunne ongelukken, de reden waren, die hun aanfpoorden, om dat verbond te verlaaten. De Bondgenooten waren met R 5 dee- l BOEK. If[. Hoofdft.  I. BOEK. m. Hoofdft. s66 GESCHIEDENIS deeze gegeevene reden voldaan, en Honden toe dat zij uit hun Bondgenootfchap traden. Menbelloot, op deeze Vergadering, om den Oorlog ernftiger dan ooit tegen de Atheners voort te zetten, die, kennis krijgende van de groote toebereidzels tegen hun gemaakt , eene Vloot van honderd zeilen uitrustten , alle op het onverwagtst voor den dag komende bij het voorgebergte van de Landengte van Corinthe', zij deeden eene landing in Peloponnefus, terwijl eene andere Vloot de Kusten van Attica befchermde. Nooit hadden zij zo groot eene toerusting gemaakt; en dit ontzette de Lacedemoniers dermaate, dat zij te rug keerden om hun eigen Land te verdeedigen. De Atheners zetten , ondertusfchen, het beleg van Mitylene voort, waar heen zij een legermagt van duizend Soldaaten zonden, en de Stad werd zowel aan de Zee - als aan de Land - zijde ingeflooten. De Inwoonders,geen bijftand van de Lacedemoniers ontvangende en door hongersnood geperst, waren genoodzaakt zich op genade over te geeven. De aanftookers der omwenteling ten getale van meer dan duizend, werden na Athene gevoerd en daar ten dood gebragt. 'Er werden bevelen afgevaardigd om de overige der Inwoonderen ten voorbedde om te brengen. Doch het volk, door zulk eene afgrijfelijke wreedheid afgefchrikt, maakte dat het befluit herroepen, en tegenovergeftelde bevelen afgegeeven wierden , die gelukkig op dat tijdftip aankwamen , waarop zij het eerfte gebod zouden  van OUD GRIEKENLAND. 267 ; den te werk gefteld hebben. Toen wierden i de Stadswallen geflegt en het geheele grondgebied van het Eiland, Mitylene alleen uitgezonderd , onder de Inwoonders van Athene \ verdeeld. Laat ons nu weder het oog flaan op het : beleg van Platea. üe belegerden, alle hoop , van hulp verboren hebbende, bellooten de Stad te ontvlugten, 't welk de helft van hun : daadelijk deedt door een ftoute krijgslist, be; dagt en uitgevoerd door wanhoop. De over» blijvende helft, vreezende voorde gevaaren aan dit beftaan vast, bleef in de Stad; maar, zich onbekwaam vindende, om het 1 langer uit te houden, waren zij eindelijk genoodzaakt te daadigen. Acht Spartaanen werden uitgezonden om hun lot te beflisfen. De rampzalige Plateè'rs bragten vrugtloos in 't midden, dat zij, door enkelen nooddwang, de Atheners hadden aangekleefd, om hunne : befcherming tegen de Thehaanen te verweri ven , door welken zij wreed waren onderi drukt geweest. Zij werden allen, in koelen bloede omgebragt, hunne vrouwen in flavernij gevoerd, en hun Stad met den grond ; gelijk gemaakt. Zoo fchriklijk waren de uitwerkzels van den hevigen haat, dien de AtheI ners en Lacedemoniers thans tegen elkander bezielde, dat elk, die overwinnaar was, !i zijn wraak tot het uiterfte liet hollen. Dit li was het deerlijk lot der Plateé'rs,die, geduurende den Perfifchen Oorlog, de grootfte diensI ten aan Griekenland gedaan hadden. Omtrent dien tijd bragt een twist, tusfehen de Overheid en het Gemeen te Corcyra, een vrees- i. BOEK. j lil. Hoofdft.  " ï. BOEK. Uh Hoofdft. 436. a68 GESCHIEDENIS vreeslijk bloedblad te dier plaatze voort. Het Volk hadt bijftand verzogt van de Atheners, en de Overheid begeerde zich verbonden te houden aan de belangen der Spartaanen. Maar het volk zestig Atheenfche Schepen tot hun hulp ziende naderen, werd van onbefchoft woedende, en op de Overheid bsnevens derzei ver aanhang aanvallende, zag men niets dan eene algemeene llagting, daar de Inwoonders elkander ombragten zelfs in de huizen en in de tempels. De Pest brak weder met nieuwe woede te Athene uit, en fleepte 'er veelen weg — De Lacedemoniers vielen in Attica en de Atheners deeden een landing in Peloponnefus. Ieder Veldtocht werd , op die wijze , geopend. De Oorlogs - brand ontltak heviger dan ooit. demosthenes, de Atheenfche Veldheer, met dertig Schepen gezonden om eene landing in Etolie te doen, raakte in gevegt met de Etoliers en werd gefl.igen. Op zijne terug reis , egter, bragt hij eene verfterking in Naupaiïus, en overwon de Ambracioten. Zijne Vloot hierop vereenigende met die, welke na Peloponnefus beftemd was, nam hij Pylus in, eene kleine Stad van Mesfenie, en veriterkte zich aldaar. De Lacedemoniers, verlangende die plaats te herwinnen , belegerden die aan de Zee- en Landzijde, en zij werd het tooneel van buitengewoone daaden van dapperheid. Doch de Lacedemoniers, eene verfterking van vierhonderd hunner beste troepen gelegerd hebbende op het kleine Eiland Sphatleria, omringden de Atheners dat Eiland , en iheeden allen toevoe r van leevensmid- dc-  i van OUD GRIEKENLAND. 269 1 delen af. De Lacedemoniers, vreezende die 1 bende te verliezen, zagen zich genoodzaakt , Afgezanten na Athene te zenden met voorhagen van vreede. . ," , De Gezanten erkenden rondborstig dat de i uiterfte noodzakelijkheid de Lacedemoniers | hadt bewoogen tot eenen zo vernederenden ftap, deeden de Atheners de onzekerheid van den Oorlogskans opmerken en zetten hun ; aan om deeze gelegenheid te omhelzen, tot het herftel van de rust in Griekenland. Doch de Atheners,trots geworden op hunnen voorfpoed , en niet minder door de vleijende redenvoeringen van hunnen begunftigden cleon aangezet, eischten, als een voorafgaande voorwaarde , dat de bende op het Eiland, gelegerd, de wapens neder zou leggen, en na Athene gevoerd worden, beloovende de Atheners hun op vrije voeten te zullen Hellen , zo ras de Lacedemoniers de plaatfen Atv Atheners door hun overwonnen , I weder overgaven. De Lacedemoniers wei|i gerende zich aan die harde voorwaarde te onderwerpen , bereidden zich de beide Partijen weder ten Oorlog. De AAoeners waren, intusfchen, zeer bezorgd om te voorkomen dat 'er eenige toevoer vanteevensmiddelen in dat Eiland kwam. De Lacedemoniers, aan den anderen kant, haal, den het gantfche land over om hunne uiterfte poogingen aan te wenden om de belegerden te onderlleunen , en beloofden alle de Slaaven, die te hulp fchooten, om leevensmiddelen te bezorgen, op vrije voeten te ftellen, 't welk veelen deeden met het ui- 1. boek:. Hi. Hoofdft.  I. aio e k. III. Hoofdft. 270 GESCHIEDENIS uiterfte leevens - gevaar. Ondertusfchen begonnen de Atheners in Pylus, aan hunnen kant, gebrek te krijgen aan leevens-middelen. cleon overtuigde het volk, dat de lang* duurigheid des belegstoe te fchrijven was aan de laauwheid der Bevelhebberen, en hieldt ftaande dat een weinig dapperheids het Ei' land zeer fchielijk moest te onderbrengen, waartoe hij zich zeiven aanboodt. Diensvolgens daar heen gezonden zijnde en zich met demosthenesveréénigd hebbende,landden zij zamen te Spbucleria en verdreeven den vijand tor het uiterfte van het Eiland. De Lacedemoniers namen, nogthans, het bezit van eene verfchanfing en verdedigden met een moed, door de grootfte wanhoop aangefpoord, den eenigen weg langs welken zij aangevallen konden worden. Dan de Veldheer der Mesfeniers, een ongemaklijken weg ontdekt hebbende, die na de fterkte liep, trok langs denzelven en verfcheen onverwagt voor de oogen van de agterhoede der Lacedemoniers, waarop hij, met eene fterke ftem, hun geboodt de wapens neder te leggen. De L .<, edemoniers, afgeftreeden door hitte en vermoeidheid, gehoorzaamden dit bevel, door hunne fchilden op den grond te leggen; en, naa eene korte onderhandeling, gaven zij zich op genade over. De Atheners na een zegeteken opgerigt te hebben, begaven zich weder aan boord van de Vloot. Het beleg duurde twee en zestig dagen, cleon, zegt men, maakte, dat 'er honderd acht en twintig van die ongelukkige Spartaanen werden omgebragt. De overigen werden na Athene ge-  van OUD GRIEKENLAND. Ê71 gevoerd, en in de gevangenis geworpen, tot zo lang de vrede zou gellooten zijn, terwijl de Atheners hun met den dood bedreigden , indien de Lacedemoniers , op nieuw, een inval in hun Land deeden. Na den dood van artaxerxes beklom zijn Zoon xerxes den Throon in zijne plaats ; maar behieldt zijne waardigheid naauwlijks vijf en veertig dagen; wanneer hij vermoord wierd door den Zoon van eender Bijzitten van artaxerxes, sogdianus geheeten, die hem in het Koningrijk opvolgde. Doch de bloedgierige aart van sogdianus maakte hem den fchrik des Volks, 't geen tegen hem opftondt , hem ten dood bragt, en-zijn Broeder ochus ten Throon verhief, ochus, zich veilig ziende in zijn Koningrijk, nam den naam van darius in plaats van ochus aan: doch de GefchiedSchrijvers , om hem van andere Koningen van dien naam in Perfie te onderfcheiden,gaven hem den bijnaam van nothus, betekenende Bastaard. Deeze Vorst vertrouwde het gantfche bewind van zijnen Staat aan drie Gefneedenen. Zijn Rijk werd door beftendige beroertens ontrust. De Egyptenaars, in het bijzondér , ftonden op en dreeven de Perfen uit hun land. nic 1 as verkoozen zijnde tot een van de Atheenfche Veldheeren , bragt de Eilanden Cyth'.ra en Thyrea te onder, en verdelgde alle de Egineten , die daar hunne wijkplaats genoomen hadden — Deeze Egineten waren de geflagenfte vijanden van de Atheners. De Sicilifche Oorlog nam een aanvang. Dee- 1. BOEK. iii. HoofdS.  I. BOEK. ui. Hoofdft. 272 GESCHIEDENIS Deeze werd veroorzaakt door eene onéénigheid tusfehen de Steden Syracufe en Leon* tium; welker laatfte onderfteuning gezonden hebbende aan de Atheners , van hun eene Vloot van twintig Schepen tot hun hulp verkreeg. Doch , intusfchen , de Grieken van Sicilien naarijverig geworden zijnde op de Atheners, die zij verdagt hielden van, onder het voorwendzel van hun bij te ftaan, op het oog te hebben zich meester van het Eiland te maaken, llooten zij met elkander den vrede. De Opftand van Megara viel vervolgens voor. De Inwoonders dier Stad, de Overheid verjaagd hebbende, waren onder elkander verdeeld; eene partij 'er voor wjnde om de Overheids perfoonen te herroepen, de andere om hun Stad den Athrneren over te geven. brasidas, de beste Krijgsoverfte, die de Lacedemoniers toen hadden, middelerwijl voor Megara gekomen zijnde, werden de poorten dier Stadterftond voor hem geopend. De verbannen Overheid draa te rug gekeerd zijnde werden 'er honderd Inwoonders van de tegenpartij ter dood-ftraffe verweezen. brasidas na Thracie getrokken, onderwierp zich verfcheiden Steden, en belegerde Amphipoiis, eene plaats van veel aanbelangs voor de Atheners , die van daar het grootfte gedeelte van hun hout kreegen. Zij vaardigden daarom thucydides, den beroemden Gefchiedfchrijver, af tot hulp der belegerden; doch de plaats werd ingenoomen , eer hij daar aankwam. Zijne Landsgenooten gaven hem egter de fchuld van het verlies dier plaatfe, en  van OUD GRIEKENLAND. üjt eïi verbanden hem , op aanraaden var cleon. De Atheners , omtrent dien tijd in Beotie gekomen, onder het bevel van demosthenes en hippocrateSj werden digt bij Detium door. de Thebaanen geflaagen ; welke Stad zij, naa de behaalde overwinning, belegerden en vermeesterden. Geen beflisfend voordeel hadt, tot hier toej een van beide de partijen behaald. De Atheners en Lacedemoniers bepaalden eene wapenfchoriing voor den tijd van één jaar, 't welk brastdas, zo gelukkig geweest zijnde in zijne önderneemingen , met groot ongeduld doorbragt. cleon zette, aan den anderen kant, daar hij zo veel gezags in Athene gekreegen hadt door zijn ftoute en klemmende welfpreekenheid, zijne Medeburgers aan om den Oorlog te hervatten. Eer vermetel dan kundig in de kunst des Oorlogs, befloot hij de herneeming van Amphipolis te onderneemen , in hoop om bijgedaan te worden door een groot Leger van p e r d i c c a s , den Koning van Macedonië. Doch brasidas kwam hem voor en begaf zig na die Stad. Om de verwaandheid van cleon te doen aangroeijen, hieldt zich de Spartaanfche Bevelhebber, die zijn Character kende, als.fchroomende om hem te beftrijden. Doch , naa goede fchikkingen te maaken , deedt brasidas, op het onverwagtfte , éenen uitval, en tastte den flinker vleugel der Atheners aan , die_uit den bloem van hun Leger beftaande, èen' dapperen wederftand boodt. brasidas' floeg hun eindelijk, en bragt zes honderd van hun ter dood , maar zeer weinig Volks aan h deel. S Z\f ir. iii. Hoofdft?  ir. BOEK. III- Hoofdïl. i74 GESCHIEDENIS zijne zijde gefneuveld zijnde. Deeze aanflag verbijsterde en verfchrikte cleon, die, door een Spartaansch Soldaat, toen hij den flag ontweek, wierdt omgebragt. brasidas was onder het getal der gefneuvelden aan de zijde der Lacedemoniers. Hij was een uitmuntend Legervoogd, zo dapper als voorzigtig, en verdient in den rang der Lacedemonifcbe Helden geplaatst te worden. Het was de Moeder van deezen Bevelhebber, die, op het hooren van de loftuitingen haaren Zoon toegevoegd, antwoordde: .„ 't Is waar mijn „ Zoon was een dapper Man, doch ik twijf„ fel niet of Sparta heeft veele Burgers zo dapper als hij'." cleon was niet waardig dat men zich over zijn verlies bedroefde, hij was niets dan een trotfche fnorker , van een wreede, overheerfchende en gierige geaartheid. De ■ Lacedemoniers, intusfchen, vreezende dat de Heloten zich zouden bedienen van den tegenwoordigen flegten toeftand hunner zaaken, en wederfpannig worden, behandelden zij deezen met de barbaarfte ontrouw. De dapperften van hun na Sparta gelokt hebbende , onder het voorwendzel van hun de vrijheid te zullen fchenken, zegt men dat zij *er niet minder dan tweeduizend ombragten; een fpreekend bewijs tot welk een uiterfte van wreedheid een Volk , door niets dan eene blinde en ftrenge Staatkunde beftuurd,komen kan! De Atheners begonden , na hun laatften ■ wederfpoed, met ernst, om den Vrede te denken, waartoe de Lacedemoniers ook wel ge-  van OUD GRIEKENLAND, a? gcneegen waren, wenfchende de dapper Burgers, te Spha&eria gevangen genoomen te verlosfen. Daarom werd 'er, na wedei zijdfehe onderhandelingen , een' Vrede voor den tijd van vijftien jaaren , gefloote; tusfehen de twee Gemeeuebesten en hunn ivederzijdfche Bondgenooten. Dit weri wérd zeer bevorderd door nicias, een z< waardig Burger als kundig Krijgsoverfle. De Oorlog was niet minder dan voleindigt door deezen Vrede. Vóór het afloopen vai het eerde jaar, rees 'er, op nieuw,tweedrag tusfehen de Atheners en Lacedemoniers; bef de niets dan Oorlog ademende, alcibia des, die nu; in de Atheenfche vergaderin gen te voorfchijn kwam, deedt voornaams lijk zijn bestom de middelen van verzoening, door nicias voorgeiteld, te dwarsboomen alcibia des was opgevoed door zijnen Oom pericles, die in hem, fchoon zeei jong; uitneemende natuurlijke bekwaamheden , en een zonderling mengzel van goede en kwaade hoedanigheden ontdekte, s o c r at e s voedde ook de tederfte vriendfehap jegens hem, en fchiep vermaak in zijne Ziel rnet de kennis der fchoonfte kundigheden op te eieren. De beste der Wijsgeeren deedt Voornaamlijk zijn best om zijn Leerling de Zuiverfte grondbeginzelen van Zedekunde in te boezemen , hem te wapenen tegen het geweld der driften, en te behoeden tegen de' gevaarlijke aanloklijkheden , waar aan zijne jeugd en rijkdom hem blootftelden. alcibiad e s, gevoelig voor de vriendfehap van s oe rat es,en bekoord, door de aangenaamS a beid 5 e ir. , BOEK. iii. , Hoofdft' 1 - 4iii C » L 1 c ALCUU; DES. »  n. BOEK. IH. Hoofdft. 276 GESCHIEDENIS heid van zijne verkeéring, luisterde aandagüg na de lesfen van zijnen Leermeester : fchoon zijne natuurlijke geneigdheid tot vermaak en de verleiding van zijne Medemakkers hem dikwerf dezelve deeden vergeeten. Bij zijne eerfte verfchijning in het openbaar vertoonde alcibiadeseen ftoute en muitzugtige Zielsgefteltenis, bekwaam tot de hachlijkfte en gevaarlijkfte onderneemingen. Schoon gehegt aan vermaak, en zelfs tot losbandigheid toe daar aan overgegeeven , was hij zo volftrekt meester van zijne driften, dat hij zich met gemak naar den aart en levenswijze van alle perfoonen kon fchikken , waarmede hij verkeeren moest, hoe zeer van hem in aart en zeden verfchillende. Hij was ongebonden in Jonie — gematigd en ftreng in Sparta — en overtrof, in Perfie, de Inboorlingen in overdaad en weelde. Nooit verdiende iemand zo zeer als hij den naam van puoteus. De eerzugt was. egter, zijn heerfchende drift, en, in alle gefchilftukken, dong hij na de zegepraal met alle hevigheid. Hij was waarlijk, in allen opzigte, gefchikt om onder de Atheners uit te munten : want hij bezat alle bekwaamheden, die in een voornaam Man vereischt worden. Zijne bekwaamheid in het verrigten van zaaken; zijne aanzienlijke afkomst; de fraaiheid van zijn gedaante, die men dagt, dat de liefde en verwondering van allen, die hem zagen, verwekte; zijne groote rijkdommen, die hij door de vertoonmaakendlte verkwisting verfpreidde; de openbaare fpelen , door hem den Volke gegeeven; de groote luister, waar-  van OUD GRIEKENLAND. 277 \yaarin hij leefde, dit alles zaamen genoomen, deedt de oogen fchemeren, en verwierf hem aanzien en vertrouwen onder zijne Medeburgers. "Wanneer wij, bij alle deeze voordee- j len, zijne wonderbaare Welfpreekenheid, en zijne zonderlinge kunde in den Oorlog voegen , zien wij duidelijk, dat hij welhaast de afgod van het Volk moest worden. Zijne misflagen zag men over 't hoofd, de tekens van trek tot overheerfching , welke in. een ander, in dit Gemeenebest, zeer misdaadig zouden geweest hebben , werden in hem verfchoond , en zijne onbeteugelde uitjpattin. gen, werden , met den zagtep naam van' 1 jeugdige aartigheden, beftempeld. Wij hebben reeds aangemerkt, dat hij de eerfte blijken van zijne dapperheid te Potidea, vertoonde. Te dier gelegenheid gevleid met voorfpellingen, dat hij, weldra, den roem der bekwaamrte Griekfche Bevelhebberen zou doen taanen , kreeg hij verlangen na den Oorlog; en jaloers over de hoogagting van nicias fpande hij zijne uiterfte poogingen in om te beletten dat de Vrede , door dien wijzen Athener, tusfehen zjjne Landsgenooten en de Lacedemoniers geilooten, daadlijk ftand greep. Hij werkte , onder de hand, Om de Argiven van de Spartaanfche belanr gen af te trekken , en de Atheners tegen de Spartaanen te verbitteren, om dat de laatften de Sterkte Pana&usfm een vervallen ftaat, overgeleverd hadden en niet verfterkt zo als het behoorde, naar den letter van het verdrag. Hij poogde, ten zelfden tijde, nicias verdagt te maaken. S 3 Ter- ir. B O E X. III. Hoofd ft.  n. SOEK. III. Hoofdft. S78 GESCHIEDENIS Terwijl deeze treeken in bewerking waren, kwamen 'er Gezanten van Spana te Athene, alcibiades hitste door een list, of liever door een onverfchoonelijk fcheimfluk, het Volk dermaate tegen de Gezanten op, dat zij, op de hoonendfte wijze , wierden weggezonden. De Gezanten keerden te Sparta weder, vol verontwaardigings over de trotfche behandeling hun te Athene aangedaan en de Oorlog werd terftond hernieuwd. De Atheners flooten een verbond met de Mantïneërs en Ekaanen, kozen a lcibiades tot Veldheer, en zouden een Leger om Laconie te verwoesten. nicias en alcibiades hadden methun beide al het gezag te Athene in handen; de eerfte was in ongunst bij het Volk , om dat hij zich tegen hunne onredelijke begeertens gekant hadt: op den laatften was het verftoord, om de trotsheid van zijn gedrag en zijne losbandige leevenswijze. Elk hunner werd door eene partij onderfteund,en zij liepen, beurtelings, gevaar om gebannen te worden, door het Ostracismus ; want h yperb0lus, een zeer ondeugend Burger, die eenigen invloed in het Gemeenebest hadt, ftelde alle kunstgreepen te werk, om het Volk tegen hun op te zetten, terwijl hij zich vleide met de hoop om de plaats en het gezag te bekleeden van die in bailingichap gezonden waren. Maar n i c tas ert alcibiades, hunne belangen veréénigende, bewerkten de uitbanning van hyperbolus. Deeze foort van ftraf, te weeten het Ostracismus, was nooit te vooren in ge-  van OUD GRIEKENLAND. 279 gebruik geweest dan omtrent lieden van ver- : diensten en aanzien, en geraakte, naa deezen itijd, in onbruik, om dat ze aan zo onwaar- 'i dig een voorwerp geoeffend was. alcibiades vierde, ondertusfchen, den I ruimen teugel aan zijne zugt tot vermaak. De weelde , waarin hij leefde , deedt elk : braaf Atheenscb Burger bloozen. Hij liep in een' kring van feesten en buitenfpoorighe- ! den rond, en het verftandigst gedeelte be- j gon te dugten , dat hij , door zijne buitenfpoorige giften en dagelijkfche fchouwfpelen door hem aan 't Volk gegeeven, ten laatften de opper- en onaf bangelijke magt in handen 1 zou krijgen en hun Dwingeland worden. ' Naa den dood van pericles hadden de Atheners een naauw verbond geflooten met de Leontiners in Sicilië, die door de Syracufers aangevallen zijnde, een Gezantfchap na Athene gezonden hadden , aan welks hoofd de beroemde Redenaar georgi as geplaatst was, die de zaak der Leontiners in eene zo bevallige en hartroerende redenvoering voordroeg , dat het verzoek der Gezanten toegeftaan wierd, en de Atheners eene Vloot zonden na Rhegium om de Leontiners bij te ftaan. Het. volgende jaar zonden zij nog talrijker Vloot na die plaats, onder voorwendzei van de Steeden door de Syracufert onderdrukt, te helpen; maar weezeniijk om zich een weg te baauen tot de overwinning vau Sicilië, alcibiades zette door zijne redenvoeringen de Atheners nog meer en meer aan tot deeze onderneeming , en fprak van S 4 niets 11. BOEK. 311. Hoofdft.  Iï. SOEK. m. Hoofdft. 280 GESCHIEDENIS niets minder dan om de overwinning vanAthc-; ne over Afrka en balie uit te (trekken. Daar de gemoederen der Atheners vol waren van deeze groote ontwerpen , kwamen 'er Gezanten van de Egistainers, om hunnen bijftand tegen de Sdinontiners, die door de Syracufers onderftéund waren, af te fmeeken, ten zelfden tijde aanbiedende de hulpbenden te zullen betaalen. De Atheners, verlokt door deeze beloften, benoemden alcibiades, nicias en lamac hus , tot Bevelhebbers over de Vloot, gefchikt om de Egistainers te hulp te komen, nicias verzette zich tegen deezen Krijgstocht in de fterklte bewoordingen , en fchilderde, met de levendiglte kleuren , welke noodlottige gevolgen daaruit voor het Gemeenebest zout den voortvloeijen. Hij toonde den Atheners, dat zij reeds vijanden genoeg hadden , die hun handen vol werks gaven, en dat zij daarom ?er niet meer behoefden te zoeken; alsmede, dat, fchoon zij naauwlijks begonden te bekomen van de rampen, veroorzaakt, zó door den jonglten Oorlog als door de Pest, zij zich roekloos bloot ttelden aan nog grooter gevaaren. nicias hadt ook, van terzijde, in deeze Redenvoering , aanmerking gemaakt op de weelde van alcibiades ,wiens buitenipoorigheid nu ten hoogden toppunt klom. De uitgaaf aan zijne huiscieradien en zijn bedienden was verkwistend. Zijn tafel was zo kostlijk als die van een' Vorst, en , op de Olympifcbe Ipelen, vericheen hij met zeven ver-  van OUD GRIEKENLAND. 281 .verfchillende fpannen Paarden. Om zo koSti baar een leevensvvijze uit te houden, was J bet volftrekt noodzaaklijk dat hij groote geldü middelen bezat, en nicias meende, zon: der twijffel, hun in het gevoelen te brengen, i dat alcibiades verlangde een gelegenheid j te hebben om, door deezen Krijgstocht zijne '! middelen te herftellen, die door zulke buitenfpoorige uitgaaven, grootendeels verkwist moesten weezen alcibiades be¬ antwoordde de Redenvoering van nicias, met de Toehoorders te vermelden, dat zijne !i kostbaare leevensvvijze diende om zijn Vali -derland eere bij te zetten. Hij bragt hun in | gedagten de diensten, die hij het Gemeene: best beweezen hadt; verzekerde hun,dat de i Steden van Sicilië de onderdrukking van i hunne kleine Vorsten zo moede waren, dat zij terftond de poorten zouden open zetten 1 voor de eerfte magt, die verfcheen om hun ; te verlosfen van hunne tegenwoordige ftaaI vernij, en befloot met hun te zeggen, dat li het uitbreiden hunner wapens de' zekerfte 'i weg was om den moed hunner vijanden uit 1: te dooven, en dat de Atheners altijd meester rter Zee moesten blijven, ten fpijt der LaceI demoniers. De Atheners, bekoord door de vleijende : aanfpraak van alcibiades, floegen in het !| geheel geen agt op de Redenvoering van nicias, die een Man was van een zagte ! en kleinmoedige gefteltenis , en wiens wel| fpreekenheid zijn hoofdverdienste uitmaakte. :Zij volhardden daarom in hun voorneemen om eene Vloot uit te rusten , en begonnen S 5 de II. li O E K. III. Hoofdft.  TI. BOEK. III. Ho-.rdft. Tocht der Atheners tegen Sjramfe. s3s GESCHIEDENIS de nood zaakri jke toebereidzels te maaken, met den uiterften ïpoed. Juist als de Vloot der Atheners op het punt ftondt om uit te loopen, gebeurden 'er eenige llegte voortekenen, die hunne harten in de grootfte onfteltenis bragten. Voor eerst viel het feest van adonis ten dien tijde in, het geen door de Vrouwen met de bitterfte zugten en klagten gevierd werd, en waarop alle de Inwooners de gewoonte hadden om rouw te draagen. Ten tweeden werden de Standbeelden van mercurius, waarvan 'er aan den ingang van ieder huis een geplaatst was, allen op denzelfden nagt verminkt en de daader van dit heiligfchennend ftuk kon niet ondekt worden. Het wild en losbandig Character van alcibiades ftelde hem bloot aan de verdenking van zijne Medeburgers of hij de hand niet gehad hadt in dit wanbedrijf. Doch de liefde , die de Soldaaten en Matroozen voor hem voedden, verklaar en de dat zij niet wilden affteken, zo men het geringfte geweld omtrent zijn perfoon gebruikte, bewaarde hem thans voor eenige onrust te dier oorzaake. alcibiades begeerde dat men hem zou onderzoeken , op dat hij gelegenheid mogt hebben om zich te regtvaardigen voor zijn vertrek, maar het Volk, ongeduldig om den Krijgstocht langer uit te ftellen, noodzaakte hem uit te zeilen, 't Gezigt van de onderzeil gaande Vloot verwonderde de Burgers zo wel als de Vreemdelingen : want nooit hadt eene enkele Stad in het Wester waerelddeel zo groot en pragtig eene Scheepsvloot uit-  van OUD GRIEKENLAND. 283 I uitgerust. Dezelve beftond uit honderd zes I en dertig Schepen , voerende zes duizend twee honderd en tagtig Soldaaten, waar van het grootfte deel zwaar gewapend was. Buiten deezen waren 'er dertig Schepen met voorraad geladen; en de geheele Vloot werd van honderd barken vergezeld,zonder deKoopvaardijicheepen, of de nadere verfterking van de Vloot 'er mede onder te begrijpen. Buiten de Zeemagt was 'er een Leger Voet-' knegten, waaronder een weinig Paardevolk, Alles was op het fchoonst uitgerust, en over het geheel kon 'er naauwelijks grootfcher en fchooner vertoon , dan, dat 't geen deeze Vloot opleverde, ooit aahfchouwd weezen. Toen de troepen ingefcheept waren , ligtte de geheele Vloot, op het teken door een trompet gegeeven, het anker, verzeld van een groote ftoet aanfchouwers, hun vuurigfle wenfehen uitboezemend e om geluk voor hunne Medeburgers af te bidden. De Vloot zette koers na Rbegium, werwaards zij eenige 1 Schepen voor de overige afzondt, om te zien ft of het geld, door de Egistainers beloofd, geI reed was; doch vonden niet meer dan derI tig Talenten, nicias bediende zich van die I gelegenheid om de redenen te verfterken, die hij tegen den Krijgstocht gebruikt hadt; | en raadde den twist tusfehen de Egestainers I en Selinontiners, op eene vriendelijke wijze, I te vereffenen; om de eerfte te verpligren tot |het vervullen van hun beloften, en dan na i| Athene weder te keeren. alcibiades zei|de, aan den anderen kant, dat het fchande'I lijk zijn zou te rug te keeren met zo fterk ee- II. BOES. III. Ho ifdfc  II. #oek. III. Hoofdft. éf 4 GESCHIEDENIS eene uitrusting zonder eenig voornaam ftuk bedreeven te hebben; dat zij poogen moesten de Grieken in Sicilië af te trekken van hun Bondgenootfchap met Syracufe, om hun aan zich te verbinden, en dat men, naa van hun verfterking van troepen en levensmiddelen verkreegen te hebben, Syracufe moest aanvallen, lamachus raadde terftond na Si/racufe te trekken; doch het gevoelen van alcibiades kreeg de overhand. Zij ftevenden daarom na Sicilië, waar alcibiades Catana innam (*). Laat ons nu weder het oog vestigen op de 'Atheners. De Vijanden van alcibiades alleen 'er op uit om hun gevoeligheid te voldoen , zonder agt te Haan op het algemeene welzijn , namen zijne afvveezigheid te baat om tegen hem eene befchuldiging te vernieuwen, dat hij, dronken zijnde, de verborgenheden van 1'Roserpina en ceres ontheiligd hadt; en zij hielden de befchuldiging ftaande met de ingewortelfte kwaadaartigheid en woedenfte drift. Veele Perfoonen wierden befchuldigd en in de gevangenis geworpen, zonder eens verhoord te zijn; en 'er werd een fchip afgevaardigd om alcibiades over te voeren, en hem vervolgens voor het Volk te regt te ftellen. Hier toe gaf hij' naar allen fchijn, zijne toeftemming, en ging aan boord van een Schip. Maar te Thurium gekomen zijnde, maakte hij zich weg. pus de (*) In het jaar 416 voor christus werd de Agratiaanjche IVet eerst te Rome voorgefteld.  van OUD GRIEKENLAND. 285 I de indaaging, op den bepaalden rijd, niet nagekomen zijnde, werd hij , om zijne wederfpannigheid, ten dood veroordeeld , met verbeurdverklaaring zijner goederen. nicias zich, door de afweezigheid van a lCibiades, alleen bekleed ziende met het bewind, behandelde de zaaken op die traage en befluitelooze wijze, hem natuurlijk eigen, den moed van het leger uitblusiènde door vermoeijende en niets betekenende togten langs de kusten; ten laatften kwam hij weder te Catana, zonder iets te hebben uitgevoerd , dan het verwoesten van een klein plaatsje. alcibiades te Argos komende, verzogt de Spartaanen in hunne Stad en onder hun| ne befcherming te mogen leeven, zich ter vergelding, tot hunnen dienst aanbiedende. De Spartaanen, verheugd zo bekwaam een j'Veldoverfte des Vijands in hunne magt te :i hebben, ontvongen hem met de fprcekend>, fte blijken van goedwilligheid en hoogagting. I Door zijne bijzondere bekwaamheid om zich i te plooijen naar de leevensvvijze van alle plaatzen , waar hij zich bevondt , volgde \ hij met het grootfte gemak de Spartaanfche maatigheid en geftrengheid , en won dus |: ichielijk hunne opregte genegenheid. De Syracufers* intusfchen, maakten fterke j voorbereidzels tot eenen dapperen weder: ftand, en begonnen de Atheners te verwij! ten dat zij opgeflooten bleeven in Catana. I nicias, aangeprikkeld door deeze verwijten, befloot eindelijk Syracufe ter Zee en ten Lande aan te vallen. De- li. j! o e ff; III.. Hoofdft, /  II. BOEK. UI, Hoofdft. / a36 GESCHIEDENIS Dewijl de belegering van Syracufe een vart de aanmerkelijkfte is in de Gefchiedenis, zal het noodig zijn, met weinige woorden, van de ligging dier Stad een denkbeeld te geeven. Dezelve was oorfprongiijk gedicht door archias den Corinthier, aan de Oostkust van Sicilië, en hadt een groote en kleine haven. De omtrek van de grootfte was omtrent zes mijlen. De Stad zelve was een der fchoonfte en magtigfte ooit van de Grieken bezeten ; en beftond in drie voornaame afdeehngen, I. Het Eiland, dat aari de Zuidzijde lag, en, door een brug, gemcenfchap hadt met het vaste Land. II. Achradina, dat aan de Zee lag , en het fchoonfte zowel als het fterkfte gedeelte uitmaakte; en III. Tycbe , dat zich langs Achradina aan de landzijde uitftrekte. De eerfte tijding van de aankomst der Atheenfche Vloot in Sicilië bragt de uiterfte ontfteltenis onder te Syracufers te weeg, die terftondj met den grootften vlijt, de noodige toebereidzels maakten om den aanval van den vijand af te weeren. De achterlijkheid van nicias deedt niet weinig om den moed der Syracufers op te wakkeren;en een gedeelte van hun' paardevolk naderde zelf tot den buitenkant van de Legerplaats der Atheners. nicias, zijne troepen niet durvende infcheepen in het gezigt van den vijand, gereed om hem te ontvangen , zond valfche berigcert aan de Syracufers, die, hoopende zijn legerplaats te overvallen, alle hunne legermagt na Catana bijeenrukten. Doch nicias fcheepte,ondertusfchen, zijn Volk weder in* zeil*  van OUD GRIEKENLAND. «287 Keilde na Syracufe, landde te Olympia, en lei gerde zich ter dier plaatze. De Krijgsmagt der Syracufers zich bedrogen vindende, keerde na Syracufe, en fchik1 te zich in flagorde voor de wallen der Stad. I nicias vermijdde hetgevegtniet; het duurI de lang met heftige woede. De Syracufers h waren egter, ten laatften, genoodzaakt het 1 veld te ruimen, en, zich met de ruiterij dekI kende, in de Stad te rug te keeren. De 1 Atheners, te zwak zijnde om de Stad aan te I vallen, zeilden te rug na Catana, waar zij jl hunne winter - legering opfloegen, met oogIj merk om in de Lente den aanflag op Syracufe jl te hervatten. Maar, en aan geld en aan le! vensmiddelen, gebrek hebbende, zonden zij | om beiden na Athene. De Syracufers gree; pen middelerwijl nieuwen moed, en koozen tot hun Opperveldheer hermocrates, I een Man van groote dapperheid , en zeer j kundig in de kunst des Oorlogs. Op zijn' raad , zondt men gezanten na Corinihe en Sparta om de voorige verbintenisfen te verI nieuwen, en hulp te verzoeken die zij vervolgens verkreegen. alcibiades, die toen te Sparta was, 'er op uit zijnde om zich van zijne ondankbaare Landsgenooten te wreeken, onderfteunde het verzoek der Syracufers en raadde de Lacedemoniers gylipp u s, als Opperbevelhebber , na Sicilië te zenden, en, ten dien zeiven tijde, eene afwending in de Atheenfche Krijgsmagt te maai ken, door hun in Attica aan te vallen. De Syracufers verfterkten , in dien tusfchentijd , met allen ijver, hunne Stad. Zij bouw- KOEK, iii. Hoofdft.  II. BOEK. IH. Hoofdft. aÖB' GESCHIË DE N I S bouwden een wal langs de zijde van Epi'poli's+ (eene opgaande grond, dekkende den eenigen weg, waarlangs de vijand in de Stad kon komen;) en kennis krijgende, dat de Atheners te Naxus waren , gaven zij hun. Leger last na de Atheenfche legerplaats te Catana te trekken en die te verbranden. nicias, driehonderd Talenten ontvangen hebbende, als ook nieuwe verfterking van Ruiterij, trok na Syracufe. Schoon die Veldheer zeèr langzaam was in eene krijgsverrigting te beginnen, was hij, éénmaal in beweeging gebragt zijnde, zeer vuurig en ijverig in dezelve voort te zetten. Van Catana affteekendê ,kwam hij tot op een mijl afftands van Epipolis, en, daar zijne troepen aan land gezet hebbende, keerde hij met de Vloot weder na Thapfus, een gedeelte van Syracufe, dat een Schiereiland uitmaakt, Welks ingang hij floot. Een Leger van de Syracufers , ten getale van zeven honderd man', de Atheners aangevallen hebbende, werd te fug gedreeven , naa drie honderd op die plaats verlooren te hebben. De Overwinnaars richtten een Zegeteken op, en maakten een Ontwerp om een verfterking op den top van Epipolis te vervaardigen, nicias kreeg, ten dien zelfden tijde, eene verfterking van drie honderd Ruiters, van de Egestainerr, die, gevoegd bij de twee honderd en vijftig-, hem korts van Athene gezonden, en de weinigen, die hij te vooren hadt, te zamen een Leger van zes honderd vijftig Ruiters uiïöiaakte. Aangemoedigd door deezen bijftand', wierp'  van OUD GRIEKENLAND. a8j wierp hij eene verfchansfing aan de Tychifcbe zijde op, om de Stad al den weg van Tycbe na Zee, ten noorden in te fluiten; zijn werk zette hij zeer ijverig voort, in fpijt van herhaalde aanvallen door de Syracufers gedaan, , in een van welken hunne Ruiterij geflaagen werd. De Syracufers begonnen, aan den anderen kant, eene verfchansfing te maaken om de Atheners te beletten dat zij Atheners in hunne buitenwerken konden komen. Doch de Atheners vielen op debefchermersder werklieden aan, vervolgden ze tot de Stad, en ver-, melden de verfterking. De Atheners, hunne linie langs de Noordzijde voltooid hebbende, I gingen vourt met een andere, om dus de Stad i volkomen in te fluiten. De Syracufers, om i te voorkomen dat men deeze tweede wal tot i de zee-zijde uitftrekte, maakten een graft ! dwars door een moeras, en bezetten dezel' ve met pallisfaden. Doch de Atheners fchie- i lijk van Epipolis aftrekkende, vulden dezelve. Het was ter dier gelegenheid dat zij in een ;i gevegt geraakten met de Syracufers, in ii welks begin zij gelukkig waren ; dan de < vlugt des vijands poogende af te fnijden, i werd hun regtervleugel door de Syracuftfche Ruiterij aangetast en in wanorde gebragt, | en lamac hus met de Argivifche hulpi benden, ter bijftand aanrukkende, fneuvelj de. De Syracuf ers, aangemoedigd door dit voordeel, bellooten de Atheenfche fterkte op i Epipolis aan te vallen. Doch nicias, fchoon toen ziek, bewaarde dit door eene Krijgslist; last geevendehet bosch tusfehen de verl'chansI. deel. T fin- li. boes; IH. Hoofdft,  Hl «O EK. IH. Hoofdft. 414. 690 GESCHIEDENIS fingen in brand te fteeken; welke vlam de Syracufers van hun onderneeming affchrikte. De Atheenfche Vloot, die te Thapfus ten anker lag, last ontvangen hebbende om voor de Stad te komen, voer in de groote haven, en noodzaakte de Syracufers zich in hunne wallen op te fluiten. De Atheners niet te vrede met hunne verfterkingen op den top van Epipolis, wierpen twee verfchansfingen op aan den voet; een ter verdediging tegen de Syracufers binnen de Stad, en een ander tegen hunne magt, welke gelegerd was buiten de wallen. Als alle deeze werken voltooid waren, voedde n i c i a s de fterkfte hoop Om Syracufe in te neemen, en zijn verwagting werd verfterkt, doordien veele Staaten van Sicilië hem toevielen en verfche lee* vensmiddelen verfchaften. De Syracufers hielden zich nu voor verlooren; en 'er liep een gerugt, dat de Atheners meester waren van het geheele Eiland. Doch de aankomst van gylippüs met hulp van Lacedemou zette aan hunne zaaken eene andere gedaante bij. nicias vertrouwde te veel op zijn eigen vermogen, ontzette zich niet over 'sVijanös aankomst, noch deedt eenige pooging om deszelfs landing te beletten. De uitflag nogthans was betlisfend: want Syracufe was niet in ftaat om langer tegenftand te bieden en de Burgers hielden eene raadsvergadering over de punten van het vergelijk , wanneer zij vernamen dat gylippüs tot hun hulp met verfcheide Galeijen opdaagde. Zij zonden . on-  van OUD GRIEKENLAND. 291 onmiddelijk eene bende af om zijne landing te dekken, 't geen niet zo ras gefcbied was, of zij Helden zich in flagorde tegen Epipolis. \ De Atheners, fchoon onverwagt aangeval: len, fchikten zich tot tegenweer ; maar in 1 hunne verwarring viel gylippüs op de i verfterking op den top van Epipolis aan en 1 bemagtigde dezelve ftormenderhand. nicias geheele hoop was nu gelegen in zijne Zeemagt. Hij oordeelde het noodig j het voorgebergte van Plemmyrus te verfterken,dat den ingang in de groote haven naauwer maakt; en daarom richtte hij 'er drie fterktens op. Maar een groot gedeelte van zijne Soldaaten en Matroozen Om hout en water te haaien uitgezonden, werd , door 's vijands Ruiterij, onderfchépt. gylippüs voltooide, aan zijnen kant, de verder-, king door de Syracufers begonnen, en leverde dagelijks flag aan de Atheners. Hij werd , in het eerfte gevegt, geflagen, 't geen voor| mardijk was toe toe te fchrijven aan de engheid van de plaats. Maar de volgende dag zijn volk op ruimer vlakte gebragt hebbende, viel hij op de linker vleugel der Atheners aan , floeg dezelve, en vervolgde ze tot hunne legerplaats. Dit voordeel deedt den moed der Syracufers groeijen, wier Ruiterij op den vijand losging , en verfcheide gevangenen bekwam. Naa deeze zegepraal rustten zij eenige Galeijen uit, en zonden' die na Lace* demon en Corinthe- om meer hulpbenden te i verzoeken. nicias zijne Legermagt,van dag tot dag, ziende verminderen , fchreef aan de Athe* T 2 ners II. BOEK. KI. Hoofdft.  II. BOEK. III. Hoofdft. 09a GESCHIEDENIS ners eenen zeer nadrukkelijken brief, waarin hij de ongunstige gefteldheid zijner zaaken voordroeg, ontltaande uit den flegten toeftand zijner Galeijen, waarvan het Scheepsvolk hand over hand verminderde ; terwijl mede het getal zijner Soldaaten, dagelijks, door de Syracufifche Ruiterij, gedood en gevangen genomen werd. Hij vertoonde hun ook, dat gylippüs, op het oog hebbende om alle de Staaten van dat Eiland tegen de Atheners te veréénigen , op die geenen aandrong, welke onzijdig waren , om zich voor deeze of geene partij te verklaaren, Hij befloot met hun te verzoeken dat zij hem te rug zouden roepen, of eene andere Legermagt, zo fterk als de eerfte, hem toe te zenden met geld en voorraad, geëvenredigd aan het getal, en raadde hun, dat zij,inzonderheid om zouden zien na eenen Veldheer,die hem tot Opvolger zou ftrekken, daar zijn zwakke gelleltenis hem onbekwaam maakte om die post langer te bekleeden. Deeze brief bragt eene algemeene verllagenheid onder de Atheners. Naa verfcheiden raadsvergaderingen, benoemden zij twee Krijgsoverften,menander en eutydemus, om nicias alleen bij te ftaan , niet om boven hem het bewind te voeren; en nog twee anderen, eurymedon en demost hen es, om de plaats van lamachus te vervullen. eurymedon trok met tien Galeijen en eenig geld eer dan de overigen uit. Laaten wij, voor een oogenblik, ons oog te rug wenden op Peloponnefus. De Lacecte- mo-  van OUD GRIEKENLAND. 293 moniers deeden, onder hunnen Koning a 01 s, eenen nieuwen inval in Attica, verwoestten dit land, en verfterkten Decelia , eene gewigtige plaats , maar achttien mijlen van Athene, waar zij het bewind voerden over het geheele land , en de Atheners beletten in hunne Zilvermijnen te werken, of eenig voordeel van hun land te trekken, daar zij het niet durfden bebouwen, ©m de maat van het ongeluk der Atheneren vol te meeten, waren zij genoodzaakt nagt en dag wagt te houden, om de dagelijkfche invallen van den vijand. Daar en boven werden er de leevensmiddelen zeer duur, omdat dezelve voor dat zij in de Stad kwamen, een grooten omweg moesten langs gevoerd worden. Een menigte van Slaaven liep tot den vijand over, uit gebrek van levens-onderhoud. Geld was 'er ook zeer fchaars , naardemaal, noch hun Mijnen, noch hun Landen hun iets opleverden. Weshalven de Atheners over 't algemeen zich in de ongelukkigfte omftandigheden bevonden. Om weder na Syracufe te keeren. gylippüs op SUilie een groot aantal nieuwelingen voor hun Leger geworven hebbende, haalde de Syracufers over om hunne redding bovenal in eene magtige Scheepsvloot te zoeken; op dat zij dus bekwaam zouden zijn om den vijand ter Zee en te Land aan te vallen. In een zeer korten tijd daagden 'er tachtig Syracufifche Schepen op de hoogte van Plemmyrus op , terftond begaven zich de Atheners aan boord en zeilden den vijand te gemoet. 'JEr volgde een zeer hevig geT 3 vegts n. BOEK, III. Hoofdft.  II. BOEK. lil Hoofdft. S94 GESCHIEDENIS vegt, dat noch voor de eene, noch. voor de andere partij beflisfend was. Maar gylippüs viel ondertusfchen op de fterktens van Plemmyrus aan, en nam ze ftormenderhand in, naa een groote menigte der Atheenfche Soldaat en omgebragt en veele Krijgsgevangen gemaakt te hebben, gylippüs vondt in deeze fterktens veels gelds en. oorlogsgereedfchap, met den voorraad voor eenige Galeijen; en, door de Syracufers in het bezit van dit alles te ftellen, maakte hij het n ic i a s zeer bezwaarlijk eenigen toevoer te krijgen. De Atheners geraakten hier door in de uiterfte ontfteltenis. Maar dit geluk der Syracufers kreeg, omtrent dien tijd, een' aanmerkelijken fchok; want hunne Schepen tegen elkander geftooten hebbende bij den ingang van de kleine haven, vielen de Atheners daarop aan, boorden elf hunner Galeijen in den grond en verkreegen de overwinning, ter welker gedagtenis zij een Zegeteken op een klein Eiland plaatften. Verfcheiden andere weinig betekenende gevegten , die lastig zouden zijn om te verhaaien , vielen 'er van wederzijden voor. De Syracufers, egter, het raadzaam oordeelende, om noch een flag te waagen eer de vijand nieuwe verfterking uit Athene ontvong , begonden zich daartoe , met allen '4jver te bereiden, nicias, aan den anderen kant, weetende hoe gevaarlijk het was om tot een nieuw gevegt te komen, daar zijn manfchapin getal zeer verminderd en uitgeput van kragten was, befloot het vegten te ont-  van OUD GRIEKENLAND. 295: ontwijken, tot dat hij den verwagtten bijftand ontvangen had. Doch menander en eutvdemus, door naarijver tegen nicias gedreeven, hielden ftaande, dat de eer en agting van Athene zou bezoedeld worden , door een gevegt te ontgaan ; en zij hielden dit met zo groot een hardnekkigheid ftaande, dat nicias genoodzaakt was hun het flagleveren in te willigen. De Vlooten vogten, in het eerst, alleen met kleine Schermutzelingen. Doch de Syracufers, ten derden dage, zich gelaatende te rug te keeren, gelijk zij de voorige dagen gedaan hadden , wendden allen fchielijk weder na de Atheners; die, dus onverhoeds overvallen, geen tijd hebbende om zich in ftaat van tegenweer te ftellen, genooddwangt waren de vlugt te neemen, naa zeven Galeijen en een groot aantal Soldaaten verlooren te hebben. De ongelukkige toeftand, waarin nicias nu de zaaken gebragt zag, door zich te hebben laaten overheerfchen van zijn Amptgenooten , bragt hem in de uiterfte wanhoop. De dag naa den flag kwam de verwagtte Atheenfche Vloot in het gezicht,beftaande in drie en zeventig Galeijen, aangevoerd door demosthenes, alle op het rijkfte yercierd, voerende omtrent acht duizend Soldaaten; deeze zeilde op als zegepraalende. De Syracufers werden verflagen op de nadering van die Vloot, denkende dat de redmiddelen der Atheners onuitputbaar waren, en zij aan grooter rampfpoed dan ooit blootgefteld. T 4 DE* II- boek: III. Hoofdft,  ir. BOEK. iii. Hoofdft. aa neemend voorkomen, wel ras in de gunst van den iongen cyrus inwikkelde, bi] wien hij zi-h over de partijdigheid van tissap her- | nÈs voor de Atheners beklaagde. cjRUS verklaarde van den Koning, zijnen Vader, bevel te hebben om de Lacedemoniers, bij te ftaan, en, dat hij, ten dien einde, van hem vijf honderd Talenten Zilvers ontvangen hadt \ lysander haalde hem toen over om de foldy der Matroozen tot vier Oboh daags te verhoogen, en te beveelen, dat alle de agterttallen onmiddelijk betaald wier den. Die verhooging van bezolding deedt ved om de Atheenfche Vloot te verzwakken. Want hun fchepeiingen, bekoord door de hoof e fob dv liepen over na de Lacedemoniers. Naa deeze voordeelen van de gunst vancy au s vetrokken en hem aan de belangen van zijn Vaderland verbonden te hebben, keerde lysander weder na zijne Vloot in de «atoutfehap van Ephefe.Ut Stad lag, ten dien tijde, medigheid ei wellust gedompeld, dewijl de Per-  van OUD GRIEKENLAND. 315 fifcbe Landvoogden, daar gewoonelijk hun i winter - verblijf hielden, lysander deedt : deswegen zijn best om de naarftigheid onder i de Inwoonders te verlevendigen, en door zij1 ne fchrandere aanwending van gepaste mid' delen gelukte het hem de Kunsten onder hun I te doen bloeijen, en maakte in hunne Stad ' een werf om Galeijen te bouwen. Dit was een ; der voornaamfte redenen van de hier op volgende vergrooting dier Stad. - lysander, egter, bevreesd voor alci,b 1 a d e s , ontweek het gevegt; doch het Imtheenfcbe Legerhoofd na "j&nie vertrokken, |om geld te heffen, hadt de zorg over zijne JtVloot antiochus toevertrouwd, met ftelUjge bevelen om een Slag te vermijden; zijn ;aan gefielde Vlootvoogd nogthans begeerig ;om zijn moed te toonen, zeilde, met twee i Galeijen, na de haven van Epbefe om zijnen I vijand te trotfen. lysandeu jaagde hem terj.ftondna ;en de Atheners, ten dien zelfden tijde, Itoefchietende om hunnen Bevelhebber te helmen , vielen de beide Vlooteu zonder voordagt pp elkander aan,en kwamen tot eenen gemeenen IZeeflag. lysander behaalde eene volkomen zegepraal, en nam vijftien Atheenfche Galeijen. Toen alcibiades van dit ongeluk hoorde befloot hij het te herftellen, en het overschot van zijne Vloot vooï Samos verzamelende , boodt hij l \" s a n d e r een Zeeflag aan; maar deeze te vrede met zijn laatst behaalde 'geluk, keurde het best dien te ontwijken. ïhrasybulus, de geflagen vijand van j alcibiades, bediende zich van dit laatfte ongeluk om zijn vertrouwen bij het volk te be- m BOEK, IH. Hoofdft.  II. boeJk. III.. Hoofdft. 3i<5 GESCHIEDENIS beneemen ; hij befchuldigde hem over het verwaarloozen van het gemeene belang, ten einde hij tijd mogt hebben om zich te baaden in zijne toomlooze buitenfpoorigheden. Merk hier op de wuftheid van het ondankbaarste en ijdelzinnigfte Volk! Dit, deeze inboezemingen geloovende, rekende het verlies van den Slag onder antiochus aan alcibiades als een hoofdmisdaad toe, fchoon 'er geftreeden was tegen zijn uitdruklijk bevel. Zulk een gevoelen hadden nogthans de Atheners wegens zijne bekwaamheden opgevat, dat zij geloofden, dat geen onderneeming, waarin hij, op eeniger wijs, de handt hadt, kon mislukken, dan door zijn eigen verraderij. Zij hielden,uit dien hoofde, zijne trouw verdagt; en alcibiades, nog korts de afgod van zijn Volk, was genoodzaakt zich voor hunne gramfchap te beveiligen door een vrijwilige ballingfchap in een gewest van Cherfonefus. lysander. werd, intusfchen, gebruikt om de Adelregeering op te rigten in alle Steden , die hij hadt te ondergebragt. Met oogmerk om het eerzugtig plan, waaraan hij nu bezig was, uit te voeren, koos hij, uit de voornaamfte Mannen van ieder Stad, de zodanigen, die hij ontdekte, dat van den onderneemendften en ftoutmoedigften aart waren , gaf hun het geheel bewind in handen, verrijkte hun door gefchenken , en , door deeze middelen, trok hij hun geheel in zijne belangen. Den tijd van zijn Bevelhebberfchap afgeloopen zijnde, werd c a l l i c r axidas tot zijnen Opvolger benoemd; en de Athe-  van OUD GRIEKENLAND. 317 Atheners verkoozen c o n o n om de plaats van 1 alcibiades te vervullen. callicratidas evenaarde lysani der in krijgsbekwaamheden , en overtrof i hem verre in braafheid en grootmoedigheid. Hij bezat al de oude Spartaanfche deugd, , zonder derzelver buitenfpoorigheden, en was ' een aartsvijand van ftreeken en valschheid. lysander, niet in ftaat om zijnen naijver ■ te bedekken, wanneer hij hem zag aankoj men, behandelde hem op de laagfte wijze, j die men zich verbeelden kan, na Sardis al I het geld te rug zendende dat van de betaai ling der Krijgsbenden was over gefchooteti; en 1; c allicr atid Asvermeldende, dat hij om meerder bij den grooten Koning aanzoek moest doen. Voor c ali.icratidas, ccn Man van een edel gemoed en met een verhce; ven en onafhangelijken geest bezield, viel i het allerhardst genoodzaakt te zijn, zich als : een vleijer te gedraagen, door Gezanten aan J den Perfifchen Koning af te vaardigen om i geld te krijgen. Door nood egter gedree1 ven, vernederde hij zich om na Lydia te 1 gaan, en zijn aanzoek bij CYRUStë doen. I Maar, nu onder het een, dan onder het ander 1 voorwendzel, gehoor geweigerd zijnde, vertrok hij, vervuld met verontwaardiging te1 gen dezulken, die het eerst laag genoeg van ! ziel geweest waren, om hun Hof bij de Bar\ baaren te maaken: en deedt eene gelofte dat hij zijne uiterfte poogingen zou aanwenden om I eene verzoening te weeg te brengen tusfehen | de Grieken, op dat zij dus niet langer zouden ii. 10 ek' iii. Hoofdft. : al li cr*; 'idas.  ïfj BOEK. Ui. Hoofdft. Zetflns bij Si8 GESCHIEDENIS den genoodzaakt zijn zich tot zulk een laagte te vernederen. Het was nu het zes en twintigfte jaar van den Peloponnefifchen Oorlog, conon, vervolgd zijnde in de haven van Mytilene door callicratidas, die hem daar ingeflooten hieldt, gaf kennis van zijn gevaar aan de Atheners , die, tot zijn hulp, eene Vloot van honderd en tien Galeijen afvaardigden, welke te Samos door nog veertig verfterkt werd, hun toegefchikt door de Bondgenooten. callicratidas, met zijne Vloot voor Arginufa komende op de hoogte van het voorgebergte Lesbos, deedt daarop eenen dapperen aanval,niet tegenftaande dat hun getal grooter was; en boorde verfcheide hunner Schepen in den grond. Maar, zelf aan boord geklampt door de Galeij van pericles, Zoon van den beroemden man van dien naam, die aan zijne Galeij dermaate was vastgeraakt, dat hij zich van zijn' vijand niet ontüaan kon, werd hij welras omringd door verfcheide andere Atheenfche Galeijen, en, niet tegenftaande den heldhaftigften tegenweer, waarmede hij zich verdedigde, viel hij, eindelijk, door de meerderheid overmand, fchoon hij onder zijne vijanden eene groote flagting hadt aangerigt. Den moed der Lacedemoniers gefnuikt zijnde door het verlies van hunnen Vlootvoogd,deinsde deregtervlengel te rug; en de flinker, naa langen tijd met grooten moed gevogten te hebben, vloodt desgelijks. De Atheners keerden naa de behaalde overwinning na een Eiland, en rigtten 'er een ze-  van OUD GRIEKENLAND. 319 j zegeteken op. Hun verlies beliep in dit gevegt vijf en twintig Galeijen; doch dat van i hunne vijanden niet minder dan zeventig. plutarchus laakt in callicratidas,naa hem hoog geroemd te hebben,dat ihij zoo onvoorzichtig een' Slag waagde; en ;i merkt bij die gelegenheid op, hoe gevaarlijk :het voor een Legerhoofd is, bot te vieren aan de. drift van zijn moed: dewijl hij dan i niet alléén zijn eigen leven , maar ook dat van allen, die onder zijn bewind geplaatst ; zijn, gevaar doet loopen. Van het zelfde j gevoelen was cicero, die,fpreekende van I de zodanige, welke door een valfche roemzugt Igedreeven, hun Land liever waagden, dan ■enigerwijze toe te laaten dat hun eigen roem 1 bezoedeld wierd, het voorbeeld van calliscratidas aanhaalt, die, wanneer hij aangeImaand werd om het gevegt te vermijden, waarin hij fneuvelde, antwoordde: „ Dat Spar„ ta, in gevalle de Vloot vernield wierd, ee„ ne nieuwe kon uitrusten; doch dat zijnl vlugt ,, hem met eeuwige oneer zou brandmerken." De Atheenfche Bevelhebbers gaven middelerwijl aan theramenesciithrasybu]Lus last om de verflagenen, in vijftig Galeijen na huis te voeren, en hun met de gewoome plegtigheden te begraaven. Doch een jheevig onvveder hun overvallende , belette Shet uitvoeren deezer bevelen. Het overige der Vloot ging na Mitylene om co non vrij te vegten. De Atheners,bij wien de plegtigheden der begraavenis zoo naauwkeurig werden in agt Igenomen, dat zij het verzuim van dezelve voor ir. BOEK. iii. Hoofdft.  H. BOEK. KI. Hoofdfl 3ao GESCHIEDENIS voor een onboetbaar wanbedrijf hielden , floegen aan het woeden, als zii hoorden, dat de Burgers, in den Slag gevallen, beroofd waren van zo noodzaaklijk een plegtigheid. bn, fchoon het verzuim daarvan in het tegenwoordig geval onvermijdbaar was, hielden zij het niettemin voor een hoofdmisdaad, ther amenes was de befchuldiger der Bevelhebberen, hoewel het onbegrijpelijk is, dat hij zulk een zaak ondernoomen, en, met zo wreed een hardnekkigheid voortgezet heelt. Toen de Bevelhebbers te Athene kwamen, verhaalden zij alle de omftandigheden van het geval, en beriepen zich op allen , die daar tegenwoordig waren geweest, om de waarheid van het geen zij voordroegen te bevestigen. Doch de zaak voor den Raad gebragt zijnde, befloot men, dat het ftuk ter beflisfmg aan het Volk zou overgelaaten worden, het welk bevel kreeg het gevoelen van ieder wijk afzonderliik voor te draagen; en indien de Bevelhetb-'rs over 't algemeen fchuldig bevonden wierden,zouden zij ter doodftraffe veroordeeld worden. De beroemde socrates ftelde zich, uit alle zijne magt, tegen dit onregtvaardig vonnis. Hij nam de verdediging der befchuldigden op zich, en voerde die met een onwederleglijke kragt van bewijzen : dewijl zij door de gegeeven bevelen, om de lijken ter begraaving weg te voeren, hunoligt hadden uitgevoerd, en, dat, daar het ontftaane onweer het onmogelijk gemaakt hadt de ontvangene bevelen uit te voeren, de fchulavan eenig misdrijf bij niemand was-, en het, uitdien hoofde, de grootfte en de wreed*  van OUD GRIEKENLAND. 321 wreedfle onregtvaardigheid zou zijn, Mannen , die zich zo roemrijk en gelukkig in de verdeediging van hun land gekweeten hadden, ten dood te brengen. De befchuldigers hadden, egter, de gramfchap van het Volk tot zulk een top doen t Hijgen, dat het, in weerwil deezer bewij- i zen, zes van de tien Bevelhebbers ter doodftraffe veroordeelde ; welke zij dieasvolgens ondergingen. — Welk een onredelijk en on- ; dankbaar Volk! — en hoe verbaazend is het, li dat 'er eenig Man kon overgehaald worden, : om het bewind over hunne Vlooten en Lei gers op zich te neemen. — plato beweert, m bij deeze gelegenheid, dat de heffe des Volks I een onftandvastig, ondankbaar, wreed, en ii jaloers wangedrogt is, geheel onvatbaar om I door de reden beftuurd te worden — Een 1 gevoelen, door de algemeene ondervinding I van alle tijden en alle Volken, bevestigd. De Peloponnefers, door hun grievend verj lies te Arginufa overftelpt, zonden na SparI ta om te verzoeken, dat het hoofdbewind lysander mogt worden opgedraagen; het geen terllond werd ingewilligd. Deeze keus I baarde groote vreugde in het hart der zodaj nigen, die het hoofdgezag in de aanmerkelijke Steden voerden , die, gelijk te vooren | opgemerkt is , aangefteld zijnde van lysan■ der, niets konden verkrijgen het geen meer | ftrookte met hunne eerzugtige oogmerken. I Het was omtrent dien tijd, dat de jonge Icyrus, nu verwaand en trots geworden, I door de grootheid van zijne magt, en de llaage vleijerijen van zijn Hovelingen, onbe1 zonnen twee Per fin, zijn volle Neeven, doodI. deel. X de, ii. I O E K, III. Hoofdft,  tl. « BOEK. 1 IU. 5 Hoofdft. < i SI»? hij Egos Notamus. .7» GESCHIEDENIS le, om geen ander wanbedrijf dan dat zij lunne handen vergeeten hadden te bedekken in ;ijne tegenwoordigheid. Eene daad, gefchikt >m ons een ongunftig denkbeeld te doen oplatten van het hart en het verftand van dien /orst. Doch het toont ons teffens, dat magt het jordeel zelfs van een der wijste menfchen kan /erwarren entotdebuitenfpoorigfte bedrijven Dekwaam maaken. darius, onderrigt van bet treurig lot zijner twee Neeven , werd ?eer bedroefd; en de daad van zijnen Zoon aanmerkende als een aanval op zijn eigen gezag, liet hij hem, onder voorwendzel van verlangen om hem te zien, daar hij ziek was, op ontbieden, cyrus zondt, voor zijn vertrek, lysander groote geldfommen, om zijne Vloot te verfterken, hem verzekerende, dat hij hem liever ten koste van zijn eige beurs geld zou willen toefchikken, dan hem aan het zelve gebrek laaten hebben. Ook bekleedde hij deezen met de magt, om de inkomsten der Steden onder zijne Landvoogdije te heffen, hem beloovende eene talrijke Vloot te bezorgen. — lysander was te verfhndig om zich niet geheel te bedienen van de gunstige fchikkingen van cyrus. lysander, vervuld met de blaakendffe hoope, zeilde na den Bellespont, belegerde Lampjacas, nam het ftormenderhand in , en gaf die plaats ter plundering over. —• De Atheners, dit hooiende, kwamen, met eene Vloot van honderd en tachtig zeilen, den vijand te gemoet, toefden aan eene plaats, genaamd Egos Potamos, tegen over Lamp/aais gelegen, en maakten fchikkingen om den vijand,  van OUD GRIEKENLAND. 32; vijand, den volgenden dag, aan te vallen J er dier gelegenheid bediende zich lysan der van eene krijgslist, zich gedraagendt als of hi] het gevegt ontweek;en zich te vre de houdende met zijne Galeijen in zodamg een flag-orde te Hellen, dat zij niet dar met nadeel konden worden aangevallen De Atheners , van gedagten dat zij wezenlijk'dooi vrees met tot eenen Slag durfden komen, gingen s avonds zorgloos aan land; en 's morgens weder aan boord gegaan zijnde, booden 21] op nieuw den Slag aan. Op deeze wijze bragten zij vier dagen door. alcibiades, toen ten tijde, in ballinglcnap, en gevallig in dat gedeelte des lands zijnde, kwam bij de Atheenfche Bevelhebbers, toonde hun het gevaar van hunne ligging aan eene onherbergzaame Kust, verftooken van alle Havens of Steden, waar zij, in nood, hunne wijkplaats konden neemen. Hij boodt teffens zijnen dienst aan om hun in de hand te werken, door op den vijand, met eenige Ihractfche benden onder zijn bevel, te land aan te vallen ; doch de Bevelhebbers veragtten zijnen raad, en weigerden, uit jaloezi'j, zijnen dienst aan te neemen. l y s and e r , intusfchen, bereidde zich om de Atheners aan te tasten, zoras zij op de gewoone wijze landen zouden. Toen het verwagte oogenblik verfcheen, geboodt hij teritond zijne Vloot, met grooten toeflei, te naderen, conon, een der Atheenfche heveihebberen, de aannadering van den vijand yerneemende, fchreeuwde luidkeels het volk toe om aan boord te komen \ doch vergeefsch, X 2 ver. ii. BOEK. i HL • Hoof:1 ft. 1 De Ptlopontif flfc/ie Oonoj 'eëindigd.  II. BOEK. III. Hoofdft. «4 GESCHIEDENIS vermids de Soldaaten hier en daar, onder de ST verfpreid lagen Indit hacrJn| tndHip befloot hij zich, door de vlugt, te redden ■ en , negen Galeijan met zich neemende, zc de hij na Cyprus. Lvsander onderrasfchen naderende, viel op de overgebleevene Schepen aan, bragt, die aan boord gebleeven waren, om, als mede dezulken, die tot hunnen bijftand aanrukten \ en hierop zyn vblkaan ind zettende voltooide hu op t ftrand derzelver vernieling. *V j ™™ sTn der namhet grootfte gedeelte der Vloote Tn bezit, maakte 'er drie duizend gevangen%even drie hunner Bevelhebberen ter£1 hij hunne Legerplaats plunderue Deeze deerlijke nederlaag bragt de ^Atheners in den elend gtten toeftand dien zij immer ondervonden hadden, en befliste het lot van den PeIponneffcbel Oorlog, naa dat deeze zeven en twintig jaaren geduurd hadt. Het tooneel delzes Oorlogs werd bloedig geopend en geflooten. De meerdere fterkte fer Zee van de Atheners ftelde hun in ftaat het zolang uit te houden , en om geduung hun verlies te land te boeten; en deW» nfcr) verkreegen in het einde de zegepraal alleen door middel van de groote geldmiddelen hun door den Perfifchen Vorst ter hand Seld. De drie duizend Krijsgevangenen wierden, door het Pekponnefifche raadsbefluit ter doodftrafte veroordeeld en allen in koelen bloede omgebragt. ljs ander bezogt de Zeelieden, veranderde hun vooris beftuur van eene Volks - regeering in eene Adel-heer fchappij, en gaf al het gezag  van OUD GRIEKENLAND. 3^ in dezelve aan lieden van zijnen aanhang Waar ter plaatze hij Atheners vondt, beva hij hun, op ftraffe des doods, dat zij zich n< Athene zouden begeeven, dewijl hij het ontwerp gemaakt hadt om die Stad uit te hongeren Wij kunnen ons ligt een denkbeeld vormen welk een fchrik en ontilekenis de tijding dier laatfte nederlaage verwekte bij de Atheners , die, nu zowel van Leger als Vloot beroofd, zich op het punt bevonden om aan een beleg blootgefteld te worden, en alle de rampen des hongernoods te moeten verdraagen. De vrees voor deeze ongelukken dompelde hun in wanhoop. Intusfchen maakten zij,nogthans, de beste voorbereidzels, die zij konden, tegen het beleg , waarvan zy een zo zeker vooruitzigt hadden. ■— En, itï : de daad, zij vonden zich wel ras belegerd, i zo wel van den Land - als van den Zeekant. De : twee Koningen van Sparta, agis en pausanias, omringden die Stad, met hun Leger , te Land; en lysander floot Pyrtus met zijne geheele Vloot in. De Atheners, ontbloot van allen verderen onderftand, en zugtende onder de elenden I des hongernoods , zonden Afgevaardigden 1 om met agis te handelen, verzoekende alleen , dat zij hun in bezit van hun Stad en I Haven zouden laaten , van al het overige af;| ftand doende, agis zondt de Gezanten na jj Sparta, waar de Ephoren aandrongen op het lllegten van alle verfterkingen der Stad. In ideezen akeligen toehand boodtzichtheraI m e n e s aan, om na l y s a n d e r te vertrekken en zijnen invloed bij hem te werk te ftelX 3 Jen. »' 11. BOEK. UI. • Hoofdft.  II. BOEK. Hl. Hoofdft. ^6 GESCHIEDENIS ten. Diensvolgens werd hij afgezonden; doch met voordagt opgehouden voor den tijd van drie maanden , door dien doortrapten Spartaan, die bellooten hadt de Atheners, door honger te noodzaaken om in alle eisfchen toe te ftemmen. Ten laatften werd th er am en es, met de overige Afgezanten, te rug gezonden na de Ephoren doorLYs a n d e r , en deedt een tweede reis na Sparta, waar een Raad belegd werd om het noodlot van Athene te beilisfen. 'Er werd van niets minder dan van de verwoesting van de geheele Stad gefprooken. üe Thebaanen waren bijzonder van dat gevoelen; doch lysander Helde zich 'er tegen : en het weldenkendfte deel der Vergaderinge verklaarde, dat zij de fchande niet wilden hebben van een der oogen van Griekenland te hebben uitgeltooken, door het verwoesten eener Stad, die zo groote diensten aan het Gemeenebest beweezen hadt. Naa drie maanden overlegs befloot men eindelijk de veriterkingen, van Pyreus te flegten, als mede de groote wallen tusfehen die Haven en de Stad; de Atheners alleen twaalf Galeijen over te laaten; hun te berooven van alle de Steden, die onder hun gebied {Londen; hun te noodzaaken tot het aangaan van een verbond om de Lacedemoniers te hulp te komen, het zij dat zij den Oorlog aangedaan wierden, of zelfs een ander aandeeden; en onder hun te dienen ter Zee en te Land. Op deeze voorwaarden werd de Vrede hun toegeflaan. De Afgezanten te Athene wedergekeerd zijnde met deeze befluiten, vonden  van OUD GRIEKENLAND. 32$ den zich de Atheners, van welken 'er dagelijks een groot getal van honger ftierf, hï de wreede noodzaaklijkhcid, om daar in zonder marren toe te Hemmen, ln gevolge van deeze voorwaarden zag lysander, te Pyreus komende, de verfterkingen verwoesten onder het geluid van allerlei ipeeltuigen. — Dus liep de Peloponneftfche Oorlog ten einde. De Atheners, door de voorwaarden, hun door de Lacedemoniers voorgefchreeven, aan te neemen, hadden zich op die wijze overgegeeven aan hunne genade. Dit werden zij wel haast gewaar, lysander, in hun Stad gekomen, beftuurde alles naar zijn welgevallen, noodzaakte het Volk de Volksregeering af te fchaffen en dertig Aréhonteri aanteftellen, die men , met allen regt, in de Gefchiedenis, met den naam van „ dertig Dwingelanden " beftempeld heeft. _ Van Athene trok lysander na Samos, dat hij ras te onderbragt. En de andere Steden, verwittigd van het noodlot der Atheners, openden gewillig hunne poorten voor de Overwinnaars. In elk deezer Steden gaf lysander het bewind in handen van een Tienmanfchap, beftaande meerendeels uit zijne eigene gunstelingen, geheel aan zijne belangen verbonden; en door dat middel bezorgde'hij zich het Opperbewind in de Steden. Eindelijk bellooten hebbende na Sparta weder te keeren, om de vrugten van zijn geluk te fmaaken, vaardigde hij gylippüs voor uit af, met al het geld door hem , geduurende den laatften Krijgstocht, over weiken hij het bewind hadt, opgezameld % het ge>. n X 4 llicil ir. EO EK. III. Hoofdft. 404. Da lierng Rwingelan den te /Ithene aangcfUld. \ l  3 li. n BOEK. \ UI. c Hoofdft. L I 1 ! 1 i 23 GESCHIEDENIS lenzegt dat vijftien honderd Talenten beliep, an dit geld wordt gylippüs befchuldigd mtrent een vijfde gedeelte geftoolen te heben, door, bij nagt, het onderfte der zaken te openen. Doch zijne eerloosheid ontlekt zijnde, nam hij de vlugt om zijn verdienie ftraf te vermijden, en ging vrijwillig ra yallingfchap. Te dier gelegenheid rees et mder de Spartaanen twist , of het geene icrenking der wetten ware, dit Zilver in de Stad :oe te laaten. De verftandigften laakten l Y's ander over het invoeren van dit verderfelijk Metaal, 't geen altijd het vergift en het bederf ier menfchen geweest was. En zij bragten bij de Ephoren zeer dringende redenen in voor hun gevoelen, waarop die bevel gaven dat het Zilver uit de Stad zou gevoerd, en het oude ijzeren geld weder in gebruik gebragt worden. Doch dit gevoelen wederftreefden de Vrien. den van lysander, die voorftelden, als een bemiddeling, dat het Zilver niet in algemeen en daaglijks gebruik moest gebragt; maar, in de openbaare fchatkist, weggelegd worden, om 'er zich alleen van te bedienen voor den Staat, plutarchus nogthans belacht deeze bemiddeling. „ Het was het Goud en Zilver niet", zegt hij, „ waar voor lycurgus zo „ bezorgd was; maar de gierigheid, het gevolg „ van het Goud en Zilver ". — De uitkomst toonde, dat de onthouding om het zelve in gemeen gebruik te brengen, alleen veroorzaakte dat men 'er te vuuriger na haakte\ en de Lacedemoniers, wel ras de waarde daar van zo zeer befpeurende als een hunner Nabuursn, gebruikten de dwingendfte middelen om,  van OUD GRIEKENLAND. 329 om, die aan bun onderworpen waren, uit te mergelen; alle de Staaten, die van hun afhingen, belastingen opliggende. lysander, nu ten toppunte van zijn' roem gefteegen, ftreefde, in het oog der Griei ken, ieder te boven, die in hunne vleijerij zo verre gingen, dat zij altaaren voor hem oprigtten; en deeze Man ,uit eigen aart trots, gaf bevel dat zijn eigen ftandbeeld in koper gegooten wierd; zelfs fielden de Dichters , door zijn gunstbewijzen aangemoedigd om hem te prijzen, hunne talenten te werk. uitmuntende schrijvers, wijs- geeren, kunstenaars en andere beroemde Mannen. meton was een beroemd Starrekundige, en de Uitvinder van den Maan-cirkel, door de Grieken en Romeinen gebruikt om den tijd van nieuwe en volle Maan te vinden. anaxagoras was geboortig van Clazo\menè en een der uitmuntendfte' Wijsgeeren Ider oudheid. De beöeffening der Natuurlijike Wijsbegeerte was zijne heerfchende neiging. Om zich daaraan des te vrijer over te geeven, :ontdeedt hij zich van de groote bezittingen, :hem door zijne Voorvaders nagelaaten, als |:ook van alle openbaare eerampten en bedieningen, en tradt nimmer in den Egt. Hij iondervvees den' grooten pericles in de 'Wijsbegeerte, en ftondt hem ook met zijn' taad bij m het beftuuren der Landszaaken. Men heeft den Leerling ten laste gelegd, dat pij zijnen Leermeester verwaarloosde, toen fieeze, m zijnen ouden dag, gebrek hadt. h X 5 Voor- iï. b o E ir. lil Hoofdft. Wijsgeeren, Dichtei s, enz. fn 't tweede Tijdperk.  e % BOEK. ï III. ( Hoofdft. t 1 1 i ( 1 i ! ■ ,30 GESCHIEDENIS /oornaamelijk heeft hij te Athene, waar hij ijne onderwijzingen gaf, zijn verblijf gehoulen; doch eindigde zijne dagen te Lampfaus. Als de voornaamfte lieden van die Stad lem op zijn doodbed vroegen, of hij verangde dat 'er, naa zijnen dood, iets door mn gedaan wierd, gaf hij tot antwoord, ;een verzoek te hebben, dan dat de Verjaarlag van zijn dood mogt vastgefteld worden ot een feestdag voor de Jongelingen. empedocles , een Pythagorisch Wijsgeer , lag 'er zich op uit om de Zeden zijner Vledeburgeren, de Inwoonders van Agrigentmh, die wegens hunne weelde en verwijfdheid serucht waren, te verbeteren ; naadat hij aver hun groot gezag gekreegen hadt, maak:e hij 'er geen ander gebruik van, dan om goede Orde vast te ftellen. Hij werd over het algemeen hoog geagt; en een zijner gedichten, betreffende de pligten van het Menschdom, hadt de eer van op de Olympifcbe fpelen opgezegd te worden. Men verhaalt van hem, dat hij, verlangende voor een God gehouden te worden, zich, op het onverwagtfte, aan aller oogen onttrok en in de opening van den berg Etna fprong. Doch dit is een verdichtzel: want, volgens de geloofwaardigfte Schrijvers, en onder anderen aristo te les, ftierf hij te Peloponnefus in het jaar der Waereld 3576. anacreon, de Lierdichter, werd gebooren te Teos, eene Stad van Jonie. Hij ftondt inhoogagtingbijpolycrates,Tyran van Samos, aan wiens Hof hij een groot gedeelte van zijn leeven doorbragt. Zijne Ge-  van OUD GRIEKENLAND. 531 Gedichten vertoonen een naauwkeurige'affchetzing van zijne leevenswijze, geheel en al beftaande in vermaak en vrolijkheid. Hi befteedde zijnen geheelen leeftijd in bij der wijn te vertoeven, in de minnehandel, of in het vervaardigen van dichtftukken waarvar de tederfte hartstochten de eenige voorwerpen waren. pindarus was mede een beroemd Lierdichter. Zijn onderfcheidend kenmerk is grootsheid, verhevenheid en dichtvuur. Als zijn dichtgeest in het vuur geraakte, ontfloeg hij zich van alle onderwerping aan de gewoone regelen, verzuimde zaamenhang en aaneenfchaakeling, en zweefde , gelijk een Arend, in de bovenfte gewesten der lugt. Het was dan niet langer de taal van menichen die hij voortbragt, maar de taal, welke men zich voorftelt dat de Goden fpreeken. Doch deeze wanorde maakt de hoofdfchoonheid uit van het Lierdicht, 't welk met geichiktisom ons oordeel te vormen, maar om onze verbeelding te treffen, pindarus mag men zeggen dat eene bijzonder uitmuntende plaats bekleedt onder de Dichters , en geheel zonder mededinger is: want HORATius keurt het roekeloosheid hem naateftreeven. Zijne Lierdichten hebben de grootfte verheevenheid, en zijn vol van het blaakendfte vuur , waarvoor de dichtkunst vatbaar is. Zijne gevoelens zijn fterk en trefiende, zijne taal is zwellende en zijn' dichttrant los en vloeijende. eschylus was een beroemd Treurfpeldichter. Eer hij zijne bekwaamheden voor het II. BOEK. III. Hoofdft.  n. SOEK. iii. Hoofdft. 33a GESCHIEDENIS het Treurfpel aan den dag lag, hadt hij proeven zijner dapperheid in-de gevegten van Marathon en Salamis gegeeven. Men heeft hem gehouden voor den Vader des Treurfpels, waarvau hij een regt denkbeeld hadt ingezoogen uit de dichtftukken van homerus. Onder zijne handen kreeg het eene geheel nieuwe gedaante. Hij bepaalde de vertooning tot eene bijzondere plaats, daar die te voor en van plaats tot plaats ging. Hij rustte de Speelers uit met lange klederen, laarsjes en maskers; welke laatfte vermommingen de kracht der vertooning zeer moeten verminderd hebben. Hij koos de verhevenfte en treft'endfte onderwerpen uit; bragt geest en leeven in de zaamenfpraaken ; fprak de taal der hartstochten; en verwekte fchrik en medelijden. Door een Reije tusfehen de bedrijven in te lasfehen, gaf hij eene foort van verpoozing aan zijne toehoorders. Zijne taal is zwierig en verheeven; doch zomtijds duister en grenzende aan ijdel gezwets. sophocles, gebooren te Colonna, een aanmerkelijk vlek in Attica, was desgelijks een Treurlpeldichter. In zijn vroege jeugd was hij reeds zowel overtuigd van zijne bekwaamheden, dat hij esckylus na de kroon durfde fteeken, en met hem na de toejuiching van het Gemeen dingen. Hij belchoot zijn doelwit bij zijne eerfte proeve, en overwon zijn Meester, eschylus overleefde maar korten tijd zijn ongeluk : want na Sicilië vertrokken zijnde, ftierf hij fchielijk. sophocles behield zijn verheeven vernuft in volle kragt  van OUD GRIEKENLAND. 333 kragt tot eenen zeer hoogen ouderdom. In zijn leeven hadt hij niet minder dan twintig keeren de Kroon der overwinning geftreeken. Van alle zijne werken hebben alleen zeven Treurfpelen onzen tijd bereikt. Hij was welfpreekender en duidelijker dan eschyLus,en beftuurde de driften met grooter beleid. In zijne Stukken werd de fchrik en het medelijden kunftiger gaande gemaakt en vervulden de Toehoorders met levendiger aandoeningen. De zoetvloeijendheid zijner verzen bezorgde hem den bijnaam van de Bye. De te overmaatige vreugde, die hij op hetverneemen van het gelukkig flaagen van zijn laatfte ftuk gevoelde, kostte hem het leeven. euripides,mede een Treurfpeldichter, zag te Salamis het eerfte leevenslicht; hij bloeide ,omtrent dien zelfden tijd, en ftreefde gelukkig in die zelfde loopbaane. Zijne (lukken zijn uitgewerkter en zinrijker dan die van sophocles. De fchoonheid in zijne Dichtwerken heerfchende, werd niet alleen in Attica bewonderd. Te Syracufe kreegen eenige gevangenen, naa het ongeluk de Atheners daar bejegend, hunne vrijheid weder door eenige weinige van zijne gedichten te hebben opgezegd. De verwonderenswaardige Zedefpreuken, overal in zijne verzen verfpreid, toonen zeer veel van den geest der Wijsbegeerte , op welke hij zich fterk hadt toegelegd. Vader brumoy vondt zeer veel werks om de onderfcheidende kenmerken van deeze drie Dichters te bepaalen. e s c h y l u s , zegt hij, voert de taal van het Treurfpel tot de hoogte van een ijdel gezwets. Zijn ftijl is zelf zwel- ir, SOEK. iii. Hoofdft,  ir. BOEK. III. Hoofdft. 334 GESCHIEDENIS zwellender dan die der Wade. *~ sophocles treft de juiste grootsheid van het Tooneel. Hij veréénigt deftigheid en bondigheid in zijn zeggen. Zijn ftijl is edel en vorftelijk — Tederheid en bevalligheid onderfcheiden de voortbrengzels van euripides; doch zij zijn min kragtig en verheeven dan die van sophocles — De eerfte is een ftroom , die over rotzen en door bosfchen heen fpoelt. De tweede is een fchoone en lhelvlietende rivier , wier golven altijd met deftigheid voortrollen. De derde is een aangenaame ftroom , niet altijd op dezelve wijze vloeijende, maar geduurig in bogten verdeeld, die door lieflijke en bloemrijke velden heen loopen. — shakespear bezit een groot deel van den geest van eschylus en s op ho cl es; o t wa y en rowe eenigzints dien van euripides. aristophanes, de Blijfpeldichter , was een Tijdgenoot van socrates en euripides. Elf zijner Spelen zijn in onze handen, waarin hij voorkomt als een Beamptman. Zijne fchoonheid en kieschheid van taal, en bijzonder het zout der Attifche geestigheid , waarmede de Ouden zo zeer wareningenomen, worden hoogst gepreezen. Hij muntte uit in het belachlijke, en vermaakte de Atheners met zijne hekelende jokkernijen; doch zijne boert is dikwijls te lomp, en zijne vuilheid nog erger. herodotus wordt de Vader der Gefchiedenisfe geheeten, omdat hij de oudfte Schrijver is, wiens Schriften van die foort de naakomelingfchap ter hand gefteld zijn. Hij  van OUD GRIEKENLAND. 33 Hij was gebooren te Halicarnasfus, een Stad van Carie. Doch na Samos wedergekeerc ftelde hij 'er in de Jonifèbe Taalzïpe Gefchic denis van de Grieken en Perfen te boek. H vong dezelve aan met cyrus, en vervolg de die tot den Strijd te Mycale onder xer xes, in alles omtrent den tijd van honden en twintig jaaren bevattende. Doch hij hadt onder de Gefchiedenis der Grieken, die vai verfcheide andere Volken, bijzonder dei Egyptenaar en, gemengd. Zijn ftijl is zo vloei jend en zuiver, dat zijne Boeken, openbaai in de Olympifcbe fpelen geleezen, naar de negen Zanggodinnen genoemd werden. Het is waar, hij is vol van uitweidingen, en men legt hem zijne ligtgeloovigheid''te last, als mede dat hij groot vermaak fcbiep in verdichtzeis voor te draagen 0; Doch het fchijnt in (*) Hier kan ik niet nalaaten melding te maaken van eene zeer bijzondere omftandigbeid, welke wac ftlr?? Z0T''Se ^eezers, daaruit mo§en beiden,'eene fterke proef van de goede trouw oplevert, waarmede herodotus verhaalt, hetgeen hij gehoord heeft iJe plaats, waarop ik doel, komt voor in zijne Euterpe, bladz. 164 van de tweede Uitgaave in folio zijner Gefchiedenis, door stefhanus. Hij meldt daar de Sn lw' ahij Vf dG EStmfcbe priesters ontvangen heeft geduurende zijn verblijf in dat Land. De zin dier plaatfe is m het Duitjcb. „ Zij verzekerden „ herodotus, dat 'er, geduurende den tijd dien „ de Jigyptenaars aan hun Land toefchreeven vier „ aanmerkelijke veranderingen in den loop der Zonne „ waren voorgevallen; dewijl dezelve tweemaal in " fwLPmU"V-Wfr Zij' n" onderging, opgereezen ,en „ tweemaal in dat punt, waar zij nu oprees, onderge- övïrlZJ^L r*7 BE80D0TÜS vei^alt deeze overleeveriDg, zonder zijn eigene gedagten over de 5 e 11. , BOEK. r lil. ij Hoofdft. t 1 l  II. boek. III. Hoofdft 336 GESCHIEDENIS in 't geheel zijn oogmerk niet geweest te hebben zich te bepaalen tot ongetwijffeld zekere daaden. Hij hadt de eerfte Dichters ten voorbeeld genomen, en (oordeelde het genoegzaam binnen de paaien der waarfchijnhjkheid^te mogelijkheid of onmogelijkheid van het geen detEgypTenaarsvertelden.te laaten gaan. Hetis waarfch.jnlijkdar. Egyptenaar* dit verhaal uit enkele overlevering deeoen, z?nder de reden van het verfchijnzel, waarvan z.j fpraken.teverftMn.Want hadden uj de .reden van dat verfchijnzel begreepen, dan moesten zij duidel jk geweeten hebben dat het een ontegenzeggelijk bewijs verfchafte, dat hun Land een oneindig grooter tijdperk geduurd hadt, dan zij daar aan toefchreeven In de daad .thans is het bekend en algemeen toegeftaan, dat, in eenen zeer grooten tijdkring van met minde dan 25920 jaaren, het hier der Zonne toegefchreeven verfchijnzel daadlijk plaats heeft in gevolge van eene beweeging, door de Starrekundigen , de teruggang 1 Nachteveningen genoemd. Dus zal, in« van 12960 jaaren, van deezen tegenwoordigen tijd af gelekend, de Zon fchijnen op te gaan, waar zijnu onderlat En in nog 12960 jaaren, of in den geheelea King van 259^0 jaaren.zal de Zon haare omwenteling volvoeren en rijzen en daalen juist ter zelfder plaatze waar zii nu op-en ondergaar. hipparchus, eene Starrekundige waarneemmg door hem r46 jaar vóór christus gedaan met eene, 149 jaar voor zijnen tijd in het werk gefteld door-rimo cHARisenAR istillus .vergelijkende vondt een zo blijkbaar verfchil , dat hij opgeleid wierd om eene bijzonderheid in den fchijnbaaren loop der Zonne te ver. moeden, die te vooren niet was waargenoomen hipparchus gevoelen ging nogthans niet verder dan een vermoeden pt olomeus , van Pelufium, 300 jaar naa hipparchus, de zelfde waarneeming herhaalende ontdekte, de uitkomst van zijne waarneeming; vereeleeken hebbende met de voorgaande, dat hipparchus vermoeden gegrond was: en laatere Stal¬ kundige waarneemingen nebben gewc w een volkomen betoog opgevoerd.  van ÖÜD GRIEKENLAND. 337 blijven. Men moet egter bekennen, dat hij ; altoos het zekere, het waarfchijnelijke, en het verdichte, zorgvuldig onderfcheidt. In i zijnen tijd bloeiden de voornaamfte Dichters; i en de loftuitingen van sophocles en euripides weergalmden allerwegen, herodotus koos voor zich een' nieuwen weg i na den tempel der vermaardheid en ftelde ! Zich voor om bij zijne Landgenoöten, door ] de fchoonheid van zijn onrijm, lof te behaa! len. Men meldt van thucydides, dat | hij, op het hooren leezen der werken van j herodotus,dermaate door verwondering j getroffen wierd , dat hij vreugde - traanen fchreide, en eene edele eerzugt voelde ontü branden om door dezelfde middelen eere | in te leggen. thucydides telt men met legt onder de beroemde Gefchiedfchrijvers. Hij was te Athene gebooren, en, gelijk wij reeds vermeldden, opgevoed tot den Krijgsdienst, daat : hij als Soldaat onder de Atheenfche Vaandels 'optrok. Omtrent het begin van den Pelopnninefifcben Oorlog ondernam hij het zijne Geschiedenis te fchrijven. Acht jaaren ishijoog; getuigen geweest van dien Oorlog, wanneer jlïij, op de befchuldiging van nalaatig geweest Ite zijn in Amphipolh te hulp te komen, in jballingfchap moest gaan. Geduurende het tijdperk van zijn ongenade, het geen twintig jaaren duurde, fchreef hij zijne Gefchiedenis. Men zegt, dat hij geen moeite gefpaardheeft, lom ecnte en naauwkeurige berigten te krijgen van de kleinfte omftandigheden, die bij ieder veldtocht voorvielen. Hij bragt ziine I. deel. Y Ge- li. ni. Hoofdft.  II. BOEK. Hl. Hoofdft. 333 GESCHIEDENIS Gefchiedenis tot het één en twintigfte jaar van dien Oorlog: doch de befchrijving der zes overige jaaren zijn wij aan theopompus enxENOPHON verfchuldigd. Hij maakte gebruik van zijn aangeboorene Attifche' uitipraak, niet alleen als de zuiverde, doch tevens de kragtiglle en nadruklijkfte. Hij verdeelde zijne Gefchiedenis in jaaren. Het onderwerp van deezen Oorlog is in de daad van zoveel aanbelangs niet als dat van herodotus , waar hij de vereenigde poogingen der Grieken tegèns de ontzaglijke magt der Perfen befchrijft, terwijl dat van thucydi* des zich bepaalt tot de onëenigheden der Griekfche Staaten, waarin zij de uiterfte poogingen aanwendden om elkander te vernielen. Doch het is de fchuld des Gefchiedfchrijvers niet, dat hij enkel een getuigen van zo droevige gebeurtenisfen geweest is. Het is tevens waar, dat deeze Gefchiedboeker herodotus niet heeft nagevolgd in tusfchenredenen en afwijkingen in zijne Gefchiedenis in te lasfchen-, en de waarheid zijn eenig voorwerp zijnde,gaf hij zich geene vrijheid om deeze met verdichtzelen te. vermengen. Wat zijn' ftijl betreft, die is verheven, manlijk en zuiver. Zijn wijze van uitdrukken is kort en kragtig % ieder woord bijkans eene fpreuk opleverende. Daar de ftijl van herodotus zagt en vloeijende is, munt die van thucydides in klem en keurigheid uit. De eerfte is, volgens cicero, gelijk een ftille rivier, welker golven zagjes en met een ontzagverwekkcnde kabbeling voortvloeijen ; de an- de-  van OÜD GRIEKENLAND. 31S dere ftroomt, als een volle beek, met (helheid en geweld voort — Zijne redeneering is fterk en diep; zijne aanmerkingen zijn juist en altijd recht geplaatst. Met geene vooroordeelen omtrent zijn Geboortelandingenoomen,zou iemand zich verbeelden dat hij tot geen dei Landfchappen behoorde welker daaden hij befchrijft: want nooit heeft een Gefchiedfchrijver met minder vooroordeel of drift gefchreeven. Zijne kortheid, zegt men, maakt hem dikwijls duister; maar dit gebrek moet men om den wil zijner verknogtheid aan de waarheid over 't hoofd zien; geen Griekscb Gefchiedfchrijver heeft naauwkeuriger of onpartijdiger gelchreeven. Men vindt het voorts een misfiag in hem , dat hij zijne Helden Redenvoeringen in den mond legt, die te bepaald en te regelmaatig zijn, dan dat zij in de hitte en aandrift tot een gevegt zouden zijn uitgefprooken. Maar zij zijn zo welfpreekend en overeenkomftig niet de Charaders, dat wij het ons luttel bekreunen naauwkeurig na te gaan of zij dus volkomen uitgefproken zijn dan niet. Van x en op ho n zuilen wij gelegenheid hebben om in het vervolg onzer Gefchiedenis breedvoerig te fpreeken. Hij werd gebooren te Athene. In zijne vroege jeugd het Leger van cyrus den jongem, Broeder Van artaxerxes, volgende, hadt hij de eer om de Hoofd-aanvoerder te weezen van de hertocht der tienduizend Grieken na hun Vaderland. Naa zijne terugkomst diende hij als Krijgsman tot den tijd van agesilaus, wanneer hij door de Atheners gebannnerj Y 2 werd ir. boektJ III. Hoofdft;  n. SOEK. iii. Hoofdft. 340 GESCHIEDENIS werd wegens een onregtvaardig vermoeden van de Lacedemoniers te begunstigen, om dat,hij altijd verklaarde een verheven denkbeeld van de Spartaanfche Wetten te koesteren, xenophon, na Scyltonte vertrokken, (telde daar zijn Werken op, te weeten de Cyropedeia of Gefchiedenis van cv rus den grooten; den Krijgstocht ofhertred dertien duizend Grieken; en het Vervolg der Gefchiedenis van thucydides, van de wederkomst van alcibiades in Attica, tot den Slag van Mantinea, bevattende een tijdperk van acht en veertig jaaren. Deeze Werken vertoonen een uitgebreid verftand en een groote geleerdheid; zij bewijzen duidelijk , dat de Schrijver een bekwaam Veld-, heer, een oordeelkundig Wijsgeer, en een bevallig Gefchïedenisfchrijver geweest hebbe. Ziin ftijl is zo zuiver, zo welluidend, dat hij den naam der Atheenfche By verwierf: dezelve is telfens wonder eenvoudig.^ Doch, niet tegengaande deeze eenvoudigheid, heeft hij alle de deftigheid vaneen Gefchiedenisftijl. cicero begrijpt in de volgende zes woorden de Loflpraak diens verwonderenswaardigen Schrijvers „ Xenophontis voce Mufas qua» „ ft lucuas feruut „ dat is: Men zegt dat de Zanggodinnen als met de flem van x enopiion gefprooken hebben. Zoveel fchoons ontdekte die groote Redenaar in den ftijl van deezen Schrijver. Het is een gefchilftuk onder de Geleerden of men zijne Cyropedeia \ o >r een waare Gefchiedenis, dan voor een Wijsgeerige Roman, hebbe te houden. Het laatfte gevoelen is door de bekwaamfte Oordeel-  van OUD GRIEKENLAND. 341 deelkundigen beweerd; en, in de daad, de bewijzen door hun aangevoerd,zijn zo klemmend en overtuigend, dat het ons verwondert hoe die ftoffe langer in twijffel kan blijven hangen. Hij ftierf negentig jaaren bereikt hebbende. , S isocRATEs , de beroemde Redenaar werd gebooren te Athene, en ontving zijne opvoeding van de grootfte Meesters. De : zwakheid zijner ftemme en zijne natuurlijke befchroomdheid hem niet toelaatende in het openbaar te fprecken , lag hij zich eerst, op lchnjven toe, kiezende tot zijn onderwerpen gefchilftukken de Staatkunde en de Regeering betreffende. Hij ftelde ook [ pleidooijen op ten dienfte van anderen Na*j. derhand opende hij eene School van Welfim e|; kenheid, waar uit de grootfte Redenaars van \snekenland voortkwamen. Deeze inrigting Ij bezorgde hem en agting en een groot \ inkomen; want hij werd gezogt door een jl aantal Leerlingen, die zijne moeite met zeer j; groote gefchenken beloonde. Hij ontving : ook groote giften, nicocles, Koning van cyprus gaf, voor ééne Reden voering die zijnen naam draagt, twintig Talenten. Met \ onderfcheidende kenmerk van zijn' ftijl is niti muntend door cicero bepaald, ,, De wel;, fpreekenheid van isocrates, " ze»t nij, ,, is zoeten aangenaam, vol lchrandére bewijzen en welluidende zinfneden. " JJoch, zijns oordeels, is die ftijl meer gejichikt om in een ituk van verbeelding dan ban daadlijk gebruik te dienen. Hij was de ;eerlte, die m de Griekfche taal de getallen V o * i' 0 cc ir. E O E K. nr. Hoofdft.  I n. j HOEK. ^ nu Hoofdft. 42 GESCHIEDENIS le toonvallen en welluidenheid invoerde, lij was ten uiterfte naauwkeurig en misleiden vel al te naauwgezet op de fchikking zijner moorden. Men moet, nogthans, bekennen, lat de liefde tot Braafheid en Deugd zij3e R.edenvoeringen onderfcheidt, die alle gefchikt zijn om zo wel Vorsten, als Onderdaanen, de waarheid, de eer, en de liefde tot het algemeen welzijn in te boezemen. Het leed, dat het verlies van den flag van Cberoneahcm veroorzaakte,verhaastte zijn einde in eenen boogen ouderdom. De veibmtenisfen die hij met philippus aanging, kunnen geregtvaardigd worden door zijne onkunde van diens waar Characfer. plutab, chus befchuidigt isocraïes, dat hij den tijd, dien hij tot welzijn van het Gemeenebest kon gebruikt hebben, verfleeten hadt in het fchikken van woorden en lpreuken. Doch deeze berisping is al te ftreng. isocrates hadt geen gaaven van de natuur ontvangen!, gefchikt voor openbaare verrigtingen. Hij was zeker de beste Redenaar van zijn' tijd; doch beter gefchikt voor eeue vergadering dan voor het Oorlogsveld. Van den Redenaar eschin es zullen wij, in het vervolg, gelegenheid hebben om te fpreeken. lysias, een ander bekend Redenaar, bloeide ten tijde van socratës, en nam zoveel belangs in het lot van dien wijzen Man, dat hij, wanneer deeze te iegtgeileld werd,'er op aandrong dat hij gebruik zou jnaaken van een Redenvoering , die hij voor hem» met de erootile moeite vervaardigd hadt,  van OUD GRIEKENLAND. 543 hadt. Hij werdt altijd voor een der bekwaamfte Redenaaren van Griekenland gehouden. „ l y s 1 a s zegt cicero,,, fchreef met „ de uiterfte bevalligheid en kortheid; en Athe„ ne mag roemen in hem een der volmaaktfte „ Redenaaren bezeten te hebben. " j iseüs, mede een Redenaar, was een : Leerling van lysias , en volgde den ftijl van zijnen Meester zeer naauwkeurig. Zijn | verdienften fchitterden niet dan naa den Peloponnefifchen Oorlog, en zijn grootfte roem fchijnt daarin gelegen dat hij de mostheN e s onderweezen hadt. p hi di as, de beroemde Afheenfche Beeldhouwer, was de eerfte, die den Grieken den fmaak van het natuurlijk fchoon in een ftandbeeld inboezemde, en hun onderwees j hem daarin natevolgen. Door de kragt van j zijn verftand hadt hij zich, in 'zijne verheelI ding, een voorbeeld gevormd van het denkbeeldig fchoon, waarna hij beftendig ftreefI de. Zijne hoofdverdienfte is gelegen in de eigenaartigheid en de waardigheid, met welke hij de Goden afbeeldde. Zijne Meesterftukken waren, voor eerst een Standbeeld van minerva van goud en ij voor, negen en dertig voeten hoog, dat geplaatst was in den ■1 tempel van die Godin. Ten tweede een Beeld van den olympïschen juPiTER,geagt voor een van de zeven wonderen der wereld van 't welk men zegt dat hij het denkbeeld' uit homerus ontleend hadt. — Dit werk : gaf hem een eeuwigen roem, en trof de aanichouwers met verbaazing. Hij muntte ook Y 4 uit ir. BOEK. III. Hoofdft.  n. BOES. iii. Hoofdft. 344 GESCHIEDENIS uit in het fchilderen, en maalde te Athene den beroemden pericles. myron is desgelijks een vermaard Atheensch Beeldhouwer. Meivoordeelt zijn koperen Stier voor zijn meesterftuk. zeuxis, de beroemde Schilder, was gebooren te Heraclea. Hij muntte uit m zijne Schilderftukken te kleuren. Hu was het, die eenige druiven zo natuurlijk fehüderde, dat de Vogels als het Schilderltuk ten toon hing na dezelven pikten. Verrukt door vreugde daagde hij terftond parrhasius, mede een beroemd Meester, uit, om een werk voort te brengen daarbij te vergelijken, p a rrhasius fehüderde een ftuk, naar het fcheen bedekt met een gordijn. „ Kom, lchuit dat „ gordijn weg ", riep zeuxis, ,, op dat wij ' het meesterftuk zien. ? Doch het ftuk was niet anders dan het gordijn, zeuxis erkende dat hij hem te boven ging, zeggende; „ Ik heb alleen de Vogels; maar parrhasius heeft mij zelf bedroogen. _ Deeze parrhasius was geboortig van Ephefe, de tijdgenoot en mededinger van zeuxis, gelijk wij zoeven meldden. Die twee singen de bekwaamften van hunnen tnd te boven, parrhasius muntte uit m de tekening en de juistheid van zijne evenredigheden , in de hoofden te treffen, en de aangezigten,hoedanig zij weezen mogten, te ichiideren. Zijne Schilderij van het volkjVan Athene hunne goede en kwaade hoedanigheden vertoonende, deedt hem groote agting verwerven. , ï i ma n t hus van Sicyon was mede een  j van OUD GRIEKENLAND. 34$ (tijdgenoot van parrhasius. Zijn uitmuntende begaafdheid beftond inde vinding, en zijn meesterftuk was de Offerbande van iphigenia. Naadat hij deeze Schilderij Ivoltooid hadt,door in deweezensvanelkder jomftanderen de onderfcheide maat der aani doeninge te treffen, onbekwaam zijnde om die van agamemnon, den Vader van iphiIgenia uittedrukken, bedekte hij diens gejlaat met een fluijer, om aan de befchouwers ide verbeelding zijner droefheid over te laaiten. Men wil, dat hij dit denkbeeld ontleend iiheeftuit de iphigenia van euripides, iwaar de Dichter, agamemnon, als hij jziet dat zijne Dogter ter offerande geleid i wordt, den mantel over de oogen doet haaien. n. E O E £T. iii. Hoofdfh   GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND, VAN DE VROEGSTE TIJDEN AP,TOT DAT HET EEN ROMEINSCH WINGEWEST WERD. DOOR IWILLIAM ROBERTS ON. TWEEDE DEEL. NAAR DEN TWEEDEN DRUK UIT HET ENGELSCH VERTAALD. Te UTRECHT, AMSTERDAM en HAARLEM, bij A, VAN PADDENBURG, W. HOLTROP en C. FAN DER AA. MDCCLXXXI.   GESCHIEDENIS VAN oud griekenland. DERDE BOEK.* behelzende de geschiedenis j der Derde eeuvve van griekenland. I Pan het Einde des"Peloponnefifchen Oorlogs, 1 tot den Dood van alexander den grooten; een Tijdperk van één- j en-tachtig jaaren. In den aanvang deezer derde Ëeuwe van Griekenland, zien wij nogmaals de Spar\ taanen, door den uitflag des Peloponnefifchen Oorlogs, het heerfchend Volk in Griekenland. i Dit voorregt behielden zij omtrent dërtig jaaren, van den tijd van lysander 'tot dien i van co non, diezijne eigene Landgenooten, zo wel als de andere Grieken in ftaat ftelde, om het overheerichend dwangjuk der Spartaanen af te fchudden. 't Is in deeze derde Eeuw, dat wij het tijdflip van het afneemen van den roem der Grie* >ken moeten afmerken. Wij zullen ontdekken, dat de Eerzugt, om hunne vermeeste: ringen buiten de grenzen van hun eigen Land uittebreiden, de eerfte oorzaak was van da II. deel. A ver- Cr. BOEK» Inleiding  m. 8 o ek. s GESCHIEDENIS verandering in de volksgeaartheid der Grieken. De buit der rijke Aftatifche Steden, die in hunne handen viel, wekte de drift der gierigheid op; en hunne veelvuldige ommeland met de Perfen , wier praalzugt hunne verwondering gaande maakte, vervulde hun mee trek tot weelde. Hier door verbasterden de Grieken van hunne voorgaande deugd, en de Kunsten, bevorderd door de overtollige eifchen van de weelde en wellust, nauden alleen voordeel 'bij deeze veiwislehng. De onderlinge gefchillen der Staaten van Griekenland ftrekten tot eene andere oorzaaK van hun verderf. De Perfen, het onmogelijk vindende, hun , door openbaar geweld , te onder te brengen,beftonden hunne verwoesting te bewerken door tweedragt en verdeeldheid onder hun te zaaijen: tot dat einde bedienden zij zich met kragt vra nrn goud en zilver, 't welk in alle Eeuwen, en bij alle Volken, 's Menfchen deugd en geluk vergiftigden. Door de zodanigen, die in de onderfcheide Staatsbeftuuren , den jrrootften invloed hadden-, met gefchenken te overlaaden, gelukte het hun oe twee dapperfte Staaten van Griekenland tegen elkander te wapenen, welke dus hunne kragt ïnbmnenlandfchen krijg fpilden. De Perfen , nogthans, waren niet gefchikt om de vrugten m te zamelen van hunne verderflijke haatkunde en orokooping. Deeze dienden, bij den uitflag, ten voordeele van eene Magt, nader aan Griekenland verbonden, philippus van Macedonië bemerkte hoe het met zwaar zou vallen dat Land te onder te brengen;  van OUD GRIEKENLAND. 3 gen; doch de volflaagen te onderbrenging was bewaard om de zegepraal van zijn'Zoon, den wereldwijd - vermaarden alexander, te vergrooten : EERSTE HOOFDSTUK. Zaaken van Griekenland, van het Einde des Peloponnefifchen Oorlogs tot de j Vrede van antal cides. De dertig Archonten, door lysander te Athene aangefteld, vierden fchie- , lijk bot aan hunne dwinglandfche neigingen; 1 en, om hunne befluiten te bekragtigen, ver- 1 wierven zij van lysander een gewa- « pende Lijfwagt. Dit was een voorteken van hunne naderende Dwinglandij. De rijke Burgers, en de zodanigen wier deugd en invloed ten hinderpaal hunner geweldenaarijen konden dienen, waren de eerfte ftachtoffers hunner wreedheid. Om het Volk nog des te meer fchriks aan te jaagen , en een opftand te voorkomen, wapenden zij drie duizend Burgers, die hunne Partij meest begunftigden. Deeze, zich bedienende van hunne magt om hunne bijzondere vijanden te verderven en van kant te helpen , werd Athene , terftond, een algemeen toneel van bloedftorting en roof. Niemand durfde den zin deezer boozen wederltreeveu. critias, van deeze dertig de wreedfte en cie flegtfte, zette zijne on- WVJ.U1 UiVi\UJjj V.J1 UUlkgii tJ\»in. WA. A 2 voort, iir. SOEK? r. Hoofdft. 404; ïewelddaadi.' e handelinen der dertif iwingeUnen.  ■ m. BOEK. L Hoofdft. 4 GESCHIEDENIS voort, dat theramenes, de éénigevan hun getal, die gedreeven werd door zugt tot welvaard zijns Lands, zich opgewekt vondt om zich aantekanten tegen de willekeurige heerfchappij van hem en zijne andere Amptgenooten. Dit haalde den haat der Dwingelanden theramenes op den halze, en critias befchuldigde hem , voor den Raad, als een'verhoorder van de openbaare rust. theramenesbelei zjjneverdeediging met zulk een klem van rede, dat c r itias, vermoedende dat hij zou vrijgefprooken worden in den Raad, eenige van die het meest aan hem verknogt waren deedt komen,die, van tijd tot tijd, met voordagt, aan de oogen der Regteren de punten lieten zien der dolken, met welke zij gewapend waren. De Regters, in deezer voege, vreeze aangejaagd, veroordeelden theramenes ter doodftraffe. socrates alleen, wiens Leerling hij geweest was, waagde het zich tegen dit geftreeken vonnis te verklaaren, en ging zo verre dat hij de dienaars verhinderde theramenes van het altaar te rukken; doch hij moest vdor overmagt wijken. Hij wekte toen de Raadsheeren en het Volk op om zich te wreeken op hunne vermetele verdrukkers. Niets dan de verdienften van socrates konden hem dekken voor de geraaktheid der Dwingelanden, die geen andere blijk van hun misnoegen gaven, dan dat zij hem beletten de Jeugd te onderwijzen. Het lot van theramenes werd beweend door elk braaf Athener. xenophon heeft  van OUD GRIEKENLAND. 5 heeft de onverfchrokkenheid, waar mede die beroemde Athener den dood onderging, der onfterrlijkheid gewijd. Hij verhaalt ons, dat , wanneer theramenes het vergif ontvangen en gedronken hadt, met alle tekenen van bedaard-en kloekmoedigheid, het overfchot op den grond goot, op de wijze van de plenging bij offeranden gebruiklijk, onder het uitten van deeze woorden: „ Dit „ voor den deugdzaamen critias. " • theramenes was in zaaken van Staatsbeftuur wel bedreeven. Maar zijn ijver, om de veroordeeling te bewerken der Bevelhebberen, die den flag van Arginufa wonnen, blijft een onuitwisbaare fchandvlek in zijne naagedagtenis. Laat ons, voor een oogenblik, het f esigt wenden op de zaaken der Perfen. darius notus ftierf kort naa de aankomst zijns Zoons cyrus ten Hove. parysatis, de Moeder van dien jongen Prins, die zeer op hem gefield was, hadt al haaien invloed bij den overleden Koning te werk gefteld, om hem te be weegen dat hij cyrus tot zijn Rijksopvolger zou verklaaren, met uitfluiting van zijn oudften Zoon arsames. Maar darius weigerde halftarrig zulk eene daad van onregt te pleegen. De nieuwe Koning nam, bij zijne komst op den Throon, den naam van artaxerxes mnemon aan. cyrus, zijn Broeder ten Throon verheven ziende, brandde van toorn, en bezwoer diens bederf. — Tot welke misdrijven is het hart niet in ftaat, als heerschzugt de eenige drijfveer wordt 1 A 3 AR- III. BOEK* I. Hoofdfr.  III. BOEK. I. Hoofdft. Dood en ChaTaéler van ALCIBIA' 6 GESCHIEDENIS artaxerxes kreeg kundfchap van den toeleg zijns Broeders op zijn leeven, en belastte hem te vatten. Hij kreeg, nogthans, door tusfchenfpraak zijner Moeder lijfsgenaê; en artaxerxes, in ftede van cyrus buiten ftaat te ftellen om hem verdere onrust te brouwen, was eenvoudig, (of misfchien edelmoedig,) genoeg om hem te herftellen in het Beftuur der Landfchappen waar over hij voorheen geboodt. Deeze Staatzugtige Vorst befloot onmiddelijk de ontthrooning zijns Broeders te onderneemen. Met dit oogmerk deedt hij clearchus een Leger van Grieken werven, onder voorwendzel van de Lacedemoniers bij te ftaan in een Oorlog , dien zij voorhadden tegen Thracie te voeren; en, om lysander te naauwer aan zijne belangen te verbinden, zegt men dat hij hem eene Galei van twee honderd Cubiten lang, gebouwd van ivoor en met goud vercierd, ter gefchenke gaf. alcibiades, die, ten deezen tijde, in een afgelegen oord van Phrygieken afgezonderd leeven leidde, giste gereed welke de wezenlijke toeleg was der Oorlogstoerustingen van cyrus. Dewijl artaxerxes van grooten dienst kon zijn aan de zaaken van alcibiades, nam deeze het befluit, hem te verftendigen van het verraad, tegen hem gefmeed; en reisde met dat oogmerk in het Landfchap van pharnabazus. — Wij zullen, in 't kort, zien welke gevolgen dit onnatuurlijk ontwerp van C YR us hidt. Intusfchen begonnen de ongelukkige Atheners ,  van OUD GRIEKENLAND. 5 tiers, overkropt van jammer en elenden het oog op alcibiades te hunner verlosfinge te Haan, en maatregelen te beraarnen om hem t' huis te doen komen, Maar d. Dwingelanden, deeze oogmerken ontdekken' de, en vreezende voor de belemmering, ir 't volvoeren hunner oogmerken, die een Mar van zo veel bekwaam - en werkzaamheid zou kunnen veroorzaaken , gaven aan lysander te verftaan, dat het, tot de rust en veiligheid van het Staatsbeftuur, noodig was, zodanige fchikkigen omtrent alcibiades te maaken, dat hij niets zou vermogen, om hun eenige onrust te verwekken. In gevolge hunner verklaaringen eischte lysander, dat pha rnabazus hem dood of leevend zou overleveren, en drong zijn eisch met zo veel ernsts aan , als ware het een weezenlijke voorwaarde geweest van de verbintenis tusfehen de Lacedemoniers en de Perfen. pharnabazus was laaghartig genoeg om lysander voldoening te fchenken , en gaf de noodige bevelen om alcibiades te vatten. De bedienden daartoe uitgezonden, vreesden zo zeer voor dien Man, dat zij geen moeds bezaten om in zijn huis te breeken, waarom zij 'er den brand in ftaaken. alcibiades, vrugtloos getragt hebbende de vlammen te blusfehen, vloog 'er door met het zwaard in de hand. Zij zelfs zijne aankomst niet durvende afwagten, vlooden voor hem; doch fchooten tevens op hem een vlugt van pijlen, waar onder hij op die plaats dood bleef. Dus fneefde, in het veertigfte jaar zijns A 4 ou- IIT. BOES. I. ■ Hoofdft. i 1  BOE IC, L Hoofdft. Z GESCHIEDENIS. ouderdoms, deeze zonderlinge Man, op den eigen tijd, dat zijne Landsgenooten zijnen bijftand meest behoefden. Zijn Character levert een zeer zeldzaam mengzel op van goede en kwaade hoedanigheden. Hij was, bij beurten, de fchrik en de geesfel van zijn eigen Land en der andere Staaten van Griekenland, en ondervondt , geduurende zijn ganfche leevensloop, de wonderlijkfte wisfelingen en grilligheden der Fortuine. Het valt over 't geheel bezwaarlijk te bepaalen of zijne bestvoorkomende vertooningen den naam van Deugden verdienen: want in zijn gedrag ftraalt meer lists en behendigheids, dan eere en braaiheid door; meer trotsheids en heerschzugts, dan weezenlijke Vaderlandsliefde: het was zijn beftendig doel zich in een verheeven en onderfcheiden kring te beweegen. Bijzondere drangreden van heerschzugt bewoogen hem om zijne Landsgenooten, in den Siciliaanfcben Krijgstocht in te wikkelen, welks jammerlijk uiteinde met regt aangezien wordt als het begin van hunnen ondergang. De Atheenfche Dwingelanden hielden langer maat noch perk. Elke dag was' met moorden en gevangenisneemingen gemerktekend;eene algemeene verflaagenheid heerschte; en geen burger fcheen moeds genoeg te bezitten om de verlosfing zijner verdrukte Landsgenooten te onderneemen. socrates alleen zogt door zijne gefprekken en voorbeeld den bezwijkenden geest der Atheners te onderfchraagen, en voor te komen dat zij zich niet te eenemaal aan wanhoop over-  van OUD GRIEKENLAND. 9 overgaven; hij gedroeg zich, bij alle gelegen heden met eene wondere ftandvastigheid en moed, duidelijk toonende dat hij de Dwingelanden niet vreesde. Hoe groot is het ongeluk der zodanigen, die de hoogffe leevensItanden bekleeden, als zij ongevoelig zijn voor eer, en geen agt liaan op 't gevoelen 't geen de rest des Menschdoms van hun vormt, of op het oordeel, 't welk de naakomelingfchap over hun zal ftrijken 1 onverfchilligheid ten opzigte van Agting, verwekt natuurlijk en ras onverfchilligheid ten opzigte van Deugd. Deeze is de bedenking van diodorüs siculus over het gedrag der dertig Dwingelanden. Om de wreedheid en verdrukking deezer booze lieden te ontwijken, verlieten de voornaamfte Burgers van Athene hunne Geboorteftad, zich bij menigte in onderfcheide deelen van Griekenland nederzettende. Men zal 't naauwlijks kunnen gelooven, dat de Lacedemoniers, wier wraak reeds voldaan moest weezen door deeze rampen den Atheners overgekomen , te deezer gelegenheid, de andere Griekfche Steeden verbooden fchuilplaats te geeven aan de ongelukkige ballingen. Deeze laage en wreede jalouzij der Lacedemoniers ergert ons *, en, in ftede van een zweem der oude Spartaanfche grootmoedigheid te ontdekken, werpt dezelve een onuitwischbaare vlek op 't character diens Volks. Zo groot is de kragt der vermeestering en ftaatszugt om de deugdzaamfte harten te bederven. Twee Steden alleen, Megara en Thebe, verfmaadden dit onedelmoeA 5 di- nr. BOEK. i Hoofdft.  in. 8 O E IC. I. Hoofdft. TH RA S Y- IULUS drijft de denig Dwingelanden uit. io GESCHIEDENIS dige en onmenschlijke verbond, en verleenden eene fchuilplaats aan de zodanigen der Atbeneren als hunne befcherming verzogten. Wij befchouwen thans de Atheners als bijkans overftelpt door hunne ontelbaare ongelukken: doch wij zullen welhaast zien, dat zij zich boven hunne jammeren verheffen en, als 't ware, op nieuw beginnen te leeven. thrasybulus zal terftond al de aandagt van den Leezer trekken; den Man zijnde, gefchikt om Athene tot den ouden luister te herftellen, en aan gantsch Griekenland te toonen hoe veel één Man van deugd en grootmoedigheid in ftaat is uit te voeren. Op eer ne zamenkomst zijner Medeburgeren, door thrasybulus te Thebe bij een geroepen, werd éénpaarig bellooten nog ééne pooging te doen om de vrijheid van hun Vaderland te bewerken, l y s i a s , de beroemde Redenaar, door de Dwingelanden uitgebannen, wierf vijfhonderd Soldaaten op zijne eigene kosten. Met deeze handvol Volks troki-h r asybulus ftoutmoedig na Attica en bemagtigde Phile, eene wefyerfterkte plaats, niet verre van Athene. De Dwingelanden toogen fchielijk tegen hem op aan 't hoofd van dertig duizend man en leverden hen flag; doch hunne Legermagt,nietin ftaat om het geweld des kleinen Legers van thrasybulus te wederftaan, werd te rug gedreeven en week na Athene, thrasybulus eene verfterking van zeven honderdman ontvangen hebbende, viel aan op de Spartaanfche Bende , door de Dwingelanden voor Phile gelegerd, en verfloeg dezelve voor het meerendeel. De  van OUD GRIEKENLAND, it De ontftelde Dwingelanden gaven bevel om alle de verdagte Atheners, die in ftaat waren de wapenen te draagen, om hals te brengen, en deeden voorhagen van verdrag aan thrasybulus. Hij verwierp hunne voorflagen , en eindelijk een klein Leger van omtrent duizend Man gemonfterd hebbende, trok hij na Pyreus, bevogt de Dwingelanden tegen hem uitgetoogen , en behaalde de överwinninge. In deezen flag fneuvelde de boOZe critias. thrasybulus lïep de vlugtende Atheners toe , dat hij alleen tegen de Dwingelanden vogt, en niet tegen zijne Medeburgers; en beftrafte hun, op eene zagte wijze, wegens hunne tegenkanting tegen de zodanige, die kwamen om hun in hunne voorgaande vrijheid en onafhanglijkheid te herftellen. Zij waren dermaate getroffen , door zijne aanfpraak , dat zij terffond , naa het inkomen in de Stad , de Dwingelanden afzetten en het beftuur aan tien der voornaamfte Burgeren opdroegen. Maar dit Tienmanfchap maakte het niet beter dan hunne voorgangers; en zich onveilig agtende, zo lang thrasybulus Pyreus in 't bezit hadt, zonden zij na Sparta om nieuwen bijftand. ly-s ander werd te hunner verlosfihg gezonden; deeze trok met een Leger Peloponnefters na Pyreus, en bezette de haven, thrasybulus vondt zich, door gebrek aan lijftocht, welhaast in groote verlegenheid gebragt. Maar pausanias , verbitterd over den langduurigen' voorfpoed van zo boos een mensch als l ysander,kwam metverfchemanfchap,meer voor¬ in. BOEK» i; Hoofdfr.  III. BOEK. I. Hoofdft. m GESCHIEDENIS voorhebbende de Atheners te begunftigen dan lïsandee. te onderfteunen. Vermids 'er een groot aantal Atheners in Pyreus was, beval pausanias hun na de Stad te keeren ; en zij, weigerende hem te gehoorzaamen, tastte hij hun aan. Hier op volgde een hevig gevegt,waar in de Atheners het te kwaad kreegen en genoodzaakt werden na de Stad te keeren. De Atheners wederom door thrasybulus vermaand zijnde, vatten nogmaals moed en herftelden het volks - beftuur. De over-, gebleevene van den Aanhang der Dwingelanden , begaven zich na Eleufis, en het onderneemende de openbaare rust weder te verftooren, werd 'er een Leger op hun afgezonden. De Dwingelanden zogten te vergeefsch het oude gezag te herkrijgen. Tot een mondgefprek verlokt, werden zij aan den algemeenen haat opgeofferd: en Athene begon in't einde vrede en rusttefmaaken. Doch in deezen Burgerkrijg, berokkend door de fnoode Staatkunde van lysander, verboren meer Atheenfche Burgers het leeven dan in den tienjaarigen Peloponnefifchen Oorlog. Het beftuur van Athene kwam op den ouden voet, de gewoone Overheids-perfoonen werden aangefteld, en thrasybulus , om nog kragtdaadiger de rust zijns Lands te bevestigen , verpligtte de Burgers om zich plegtig bij eede te verbinden, dat zij alle voorlede on gelijken in vergetelnis zouden begraaven. Dit was een zeer voorzigtig bedrijf \ want daar elk Burger, door de wet geregtigd was, om  van OUD GRIEKENLAND. 13 om de zodanigen te vervolgen , die den dood veroorzaakt hadden van zijne Bloedverwanten in de laatile bloedige oneenigheden, moesten de zaaden van tweedragt en haat, zonder ophouden , blijven voortduuren. Deeze wederzijdfche vrijverklaaring, derhalven, door thrasybulus te wege gebragt, was de beste en gereedfte wijze om de' openbaare rust te vestigen. Het gezag en de magt van lysander, was, zintslang, tot de grootfte hoogte gekomen: onbefchoftheid en trots, de gewoone gezellinnen van overklimmend vermogen,bereikten bij hem het opperfte toppunt. Wie in zijne ongenade verviel, wierd aan zijne wraake opgeofferd; en , om zijne oogmerken te volvoeren, fchroomde hij geenzins bedrog en geweld te baat te neemen. Acht honderd der voornaamfte Inwoonderen van Miletus waren op zijn bevel omgebragt: en de Lacedemoniers zulker wijze verbasterd, dat zij lafhartig gedoogden, dat een hunner Burgeren zulk een gedrogtlijk bedrijf van wreedheid en onregt ftrafloos pleegde. Doch alles komt eindelijk t' huis. pharnabazus, moeilijk over de geduurige ftrooperijen in zijne Landen door lysander aangerigt, vaardigde Gezanten na Sparta, om over hem te klaagen. Dit deedt de Ephoren hem een' Brief fchrijven , bij welken zij hem opöntbooden. Hij ftondt 'verlegen over dit bevel: maar gehoorzaamde en pleitte te zijner verdeediginge in den Raad. Doch het leeven als een gemeen Burger, door geenhoogen rang onderfcheiden, moe- in. SOEK. ï. Hoofdft;  III. HOEK. L Hoofdft. 401. Krijgstocht vsn den jongencYRUS.j l4 GESCHIEDENIS noede, verliet hij de Stad welhaast onder voorwendsel van eene reize na den feropel van iüpitw ammon, tot het voldoen ee er gelofte. Dewijl hij alle de Steden van Griekenland^ af hanglijkheid hield door middel'van het beftuur daar m vastgefteld, en ziine aanhangeren aan welken hij alle magt geXShaSdt, dagten de Kommen van Sparta het raadzaam overal de Volksregee„C e herftellen en de Afhangelingen van Sander te bannen. Kundichap krijgende van deeze befiuiten, en te gelijk hooiende van de poogingen van thrasybulus om de Atheners de vrijheid weder te bezorgen, keerde hij fchielijk na Sparta, om de Lacedemoniers aan te zetten tot het •handhaven van de Adelregeenng m Athene Doch zijne poogingen werden verijdeld door ■ de wijsheid van pausanias. Laat ons, voor een oogenblik 't gezugt afwenden van de zaaken van Griekenland, om 't zelve te vestigen op de verngtingen van den jongen cyrus, in het voortzetten zijner onderneeminge, om zijnen Broeder van Kroon en Leeven te berooyen ~ Een al eropmerkenswaardigst voorbeeld van het vermogen der Staatzugt op het menschl jk hart! Dit onnatuurlijk beftaan heeft langen tijd bazigheid verfchaft aan alle de ^tmuntende bekwaamheden, die cyrus van de Natuui ontvangen hadt. Hij ontving op t.alleivriendlijkst alle die van zijns Broeders Hof kwamen, en ftelde alk kunftenaarijen te werk om hun van diens belangen af te troonen. Hij bewoog zelfs de Barbaaren^om  van OUD GRIEKENLAND. 15 zich aan een geregelde Krijgstugt te onderwerpen. Maar voornaamlijk betrouwende op de dapperheid der Grieken, met welken hij, door de ligging zijner Landfchappen aan de zeekust, naauw verbonden was, (paarde hij geene moeite om hunne genegenheid te winnen. Hij vulde zijne bezettingen met de uitgeleezenfte Peloponneftfcbe Krijgsknegten, en wierf een Leger van niet minder dan dertienduizend Grieken. Hier in hadt hij veel hulps van clearchus, een uitgebannen Spartaan, aan wien hij eene fchuilplaats in zijn Hof verleend hadt. Omtrent dien zelfden tijd vielen verfcheide Steden van tissaphernes af en verbonden zich aan cyrus, die, om te beter zijne oogmerken te vermommen, bittere klagten bij zijn Broeder deedt over dien Landvoogd. Dit gedrag hadt de gewenschte uitwerking en bragt artaxerxes in den waan dat de krijgstoerustingen van cyrus alleen tegen tissaphernes waren ingerigt: want die Vorst was natuurlijk van een zagten , menschlievenden en edelmoedigen aart; hoedanigheden, onbeftaanbaar met een agterdogtigen inborst, en bekwaam om den Man, die denzelven bezit, in een ftaat van te groote gerustheid te brengen. Boven dit alles hadt cyrus, ten Hove zijns Broeders, fchepzels aan zijne belangen gehegt, die, door fteeds de verwonderlijke hoedanigheden van cyrus te verheffen, en de leuze te geeven van de noodzaaklijkheid om een Man van uitfteekenden moed en bekwaamheden aan 't hoofd eens magtigen Rijks te hebben, III. 1011. I. Hoofdft.  III. BOEK. f. Hoofdff. 16 GESCHIEDENIS ben, listig de zaaden van oproer en opftand zaaijden. Vermids cyrus de grootfte verpligtingen hadt aan clearchus, en een hoog gevoelen koesterde van diens kunde en trouwe, deelde hij hem zijn geheele oogmerk mede- Hij hadt, ten zelfden tijde, zulk een invloed op de Grieken, dat de Lacedemoniers hunne Vloot onmiddelijk last gaven om zich bij de Krijgsmagt van cyrus te voegen, en blindeling diens bevelen te gehoorzaamen. Behalven de 13,000 Grieken hadt cyrus onder dè Barbaaren reeds een Leger van 100,000 Man geworven. clearchus voerde bevel over de Griekfche Krijgsmagt, beftaande uit Lacedemoniers , Acheers, Beotiërs en Thesfaliers; en zijne Vloot, zestig Schepen fterk, hadt bevel de kust langs te zeilen en het Leger te vergezellen. — De beroemde xenophon,toen in 't bloeiehdst zijner jeugd, vergezelde cyrus op deezen Tocht. Met deeze Krijgsmagt verliet cyrus Sardis, en trok met verhaastte optochten na de bovenfte Landfchappen van Afie. tissaphernes, in 't einde, verwittigd van het weezenlijk oogmerk des Krijgstochts van cyrus, zondt booden na het Hof van artaxerxes, en gaf hem berigtvan't gevaar, 't geen hem dreigde. Ingevolge van deeze kundfehap verzamelde die Vorst fchielijk een talrijk Leger, cyrus liep ondertusfehen groot gevaar van gefluit te worden bij den doortocht van Cilicia, waar uit hij zich,nogthans,door een goed geluk, redde. De  van OUD GRIEKENLAND. 17 De Griekfche Krijgsbenden, bij hunne aankomst te Tarjus, beginnende te vermoeden dat zij aangevoerd wierden tegen den Perfifchen Monarch, weigerden verder voort te trekken ; en clearchus hadt veel werks om hun tot gehoorzaamheid te beweegen; doch haalde, door het belooven van meerder foldij, hen over om hem te gehoorzaamen. Hier gaf ook cyrus aan zijne andere krijgsmagt het weezenlijk oogmerk van zijn' Tocht te kennen. cyrus, hetLandfchap Babyion ingetrokken zijnde, verzamelde de Griekfche Bevelhebbers, en berigtte hun, dat geen mangel aan ander krijgsvolk hem aangezet hadt om hun in zijn dienst te neemen; doch de bewustheid van hunne alles overtreffende verdiensten, die een klein getal hunner van meer gewigts maakte dan eene groote menigte Barbaaren. Hij maande hun deswegen aan , om zich waardig der groote gedagten , die hij van hunne kunde en dapperheid vormde, te gedraagen. artaxerxes toog, intusfchen, op aan 't hoofd eens ontzaglijken Legers, beloopende, gelijk men wil, 1,200,000 Man, onder de Bevelhebbers tissaphernes^ gobrias en arbaces. Daarenboven waren 'er in het Leger van artaxerxes 150 wagens, terwijl cyrus 'er niet meer dan 20 hadt. De twee Legers ontmoetten elkander op eene plaats Cunaxa geheeten. cyrus zelve fchaarde zijn Leger in flagorde en nam zelve zijn plaats in 't middelpunt. Door clearchus aangemaand om II. deel. B den ui. E O E IU I. Hoofdft.  lil. BOEK. ' I. Hoofdft. De Dood van cyrus den jongen, en zijiiCharacur, 3 GESCHIEDENIS len gevaarlijken kans eens veldflags te vermijlen, antwoordde de Vorst: „ Wat raadt gij „ mij? zoudt gij begeeren dat ik eenen ', Throon beöogende, mij diens onwaardig ,, betoonde ? " Een dikke ftofwolk, zich omtrent drie uuren naa den middag verheffende, kondigde de aankomst aan van 'sKonings Leger. Zijn voetvolk was in vierkante kolommen gefchaard; vooraan waren de gewapende Oorloss - wagens. De Koning zelve was m het middelpunt, omringd door 6000 uitgeleezene Ruiters cyrus betoonde de uiterfte drilt en vervoering van blijdlchap. Hij hadt clearchus bevel gegeeven om met de Griekfche magten op het middelpunt aan te rukken. Maar zo ras als zij ontdekten dat het Leger des Konings in goede orde aantrok, velden zij hunne werpfpietzen tegen hunne fchilden, en rukten ichielijk voorwaards in op de Barhaaren, die, niet in ftaat om hun aanval wederftand te bieden , weeken en vlooden. . Terwijl cyrus met genoegen zag dat de krijgsbenden zijns Broeders voor zijne Grieken! vlooden, trof het gezigt des Konings zijn oog. Onmiddelijk riep hij vol verrukking uit;. „ ïk zie hem "1 hij volgt de ingeevmg zijner woede op, rijdt tegen hem m, gevolgd door niet meer dan 600 Ruiters, doodt met eigen hand den Bevelhebber van's Konings lijf wagt, doorftak die zich voor den Koning ra de bresfe ftelden , bereikte, ten laatften, zijn Broeder, wondt het paard , waarop deeze zat, met een pijl, zo dat het den Berijder  van OUD GRIEKENLAND. 19 afwierp, artaxerxes een ander paard beklommen hebbende, waagde cyrus een' tweeden aanval;doch werdt, op zijne beurt, getroffen door een werpfpiets op hem door den Koning gefchooten, en teffens overdekt door een vlugt van pijlen, vliegende van de boogen der oppasferen des Konings , waar door hij op de plaats dood bleef. Verfcheide der voornaamfte Edelen, die aan zijne zijde ftreeden, Hortten op zijn lijk neder. Hier op hieuw mezabates, daar toe last van den Koning gekreegen hebbende, het hoofd en de rechte hand van cyrus af. Een gedeelte van 's Prinfen Leger zijn dood vernomen hebbende, koos de vlugt, en tissaphernes voerde het overige gedeelte van 's Konings krijgsmagt aan tegen dat gedeelte der krijgsmagt van cyrus, 't welk nog ftand hieldt. artaxerxes, verftaan hebbende dat de Grieken zijn flinker vleugel geflaagen hadden, moedigt zijn benden aan, en rukt voort om op hun aan te vallen, als nog onkundig van den dood vart cyrus. De Grieken, vreezende ingeflooten te zullen worden, plaatften zich in zulk een ftand, dat hun agterhoede gedekt wierd door eene Rivier , en trokken ftoutmoedig op om flag te leveren, toen de Koning naderde. Maar de Barbaaren weeken als voorheen, en werden na alle kanten verftrooid. In deezer voege werd de jonge cyrus het flachtoffer van zijne buitenfpoorige heersch - en wraakzugt. xenophon heeft ons eene fchoone fchilderij van dien Vorst naagelaaten. Volgens het berigt diens GeB 2 fchied- III. BOEK. I. Hoofdft.  2 n% fj BOEK. r. ï. I Hoofdft. 1 ( < I / 401. Hertocht der tien duizend Grieken. d GESCHIEDENIS miedfchrijvers overtrof cyrus alle zijne jjdgenooten in Lichaams - oefeningen. Nog .andvoogd van Lydia zijnde,betuigde hijalins dat het zijne fterkfte begeerte was aan ijne verbintenisfen te voldoen. Hij beloonle goede diensten met eene ongemeene maate >an edelmoedigheid. Hij fcheen alleen in de Dppermogenheid fmaak te vinden, in zo vere zij hem in ftaat ftelde om goed te doen; :n wendde zijn groot vermogen tot geen inder einde aan. Hij deelde belooningen met veel wijsheids uit , altoos geïvenredigd aan de verdiensten , en nooit tiaar gunst. Op de bevalligfte wijze wist hij iemand te verpligten, en verdeelde alle de gefchenken hem gemaakt, onder zijne vrien* den. Door dit gedrag won hij de agting en liefde der Grieken en Barbaaren. Doch het verdient wel aanmerking, dat xenophon alleen de deugden van dien Prins optekent, en geheel zwijgt van zijne misflagen en gebreken ; inzonderheid van zijne onbegrensde heerschzugt, die hem aanzette om de handen met het bloed zijns Broeders te bezoedelen; en, hadt de uitflag aan zijne oogmerken beantwoordt, hem beide van Kroon en Leeven te berooven. Wanneer de Grieken den dood van cyrus vernamen , ftonden zij verbaasd. En waren, in ftede van den vijand naa te zetten, alleen op zelfsbehoud bedagt. Maar artaxerxes hun afgeèïscht hebbende de wapens neder te leggen,kreeg ten antwoord: „ dat zij liever wilden fterven; doch dat zij, „ egter, gereed waren om hem als Bondge- „ noo-  van OUD GRIEKENLAND. 21 „ nooten te dienen; maar dat zij de Vrijheid „ dierbaarder dan 't Leeven keurden. " In dien tusfchentijd zondt arieus , Veld-overfte der Barbaarén\ in het Leger van cyrus , aan wien de Grieken de Perfifche Kroon beloofd hadden, hun de boodfchap, dat hij op 't punt ftondt om na Jonia te keeren ; en dat zij, lust hebbende om hem te volgen, zich dien nagt bij hem moesten vervoegen. Zij aanvaardden deeze uitnoodiging en werden allen, drie honderd alleen uitgenomen , dien nagt, door clearchus, in de Legerplaats van arieus gebragt. In 't eerst trokken zij, met allen fpoed^ voort; doch konden, des niet tegenftaande , den Koning, die hun naazette,niet ontwijken; en werden agterhaald. De Grieken, zo ras zij hem bemerkten, fchaarden zich in flag - orde; en joegen den Koning, door hunne geregelde fchikking en onverfchrokken voorkomen, zulk eene vreeze aan, dat hij booden afvaardigde om hun te berigten dat zij last hadden om hun te geleiden na zekere Vlekken, waar zij overvloed van levensmiddelen en ververfchingen zouden vinden. De Grieken aanvaardden deeze aanbieding, en fleeten drie dagen in die Vlekken. tissap. hernes gaf, ondertusfchen, een bezoek aan de Griekfche Bevelhebbers, op last des Konings, hun in eene lange aanfpraak berigtende, dat hij, medelijden hebbende met de moeilijkheden engevaaren ,waar aan zij zich zouden blootltellen, van den Perfifchen Monarch verlof verworven hadt om hun, na hun eigen Land te rug te getert B 3 den. ni. BOEK. i. Hoofdft.  ni. < BOEK. < I. 3 Hoofdft. ( " < >a GESCHIEDENIS len. clearchus antwoordde, dat de "kieken door c v r u s in Perfie gebragt waen, zonder verwittigd te weezen van de )ogmerken diens Prinfen ; dat door zijn' lood hunne yerbintenisfen met hem aangedaan, een einde genomen hadden; dat dee\t Krijgstocht in geenen deele door hun was langevangen met oogmerk om den Perfifchen, Monarch te beoorlogen, of hem eenige onrust te veroorzaaken; en dat alles, 't geen zij verzogten, een vrijen doortocht was na hun Vaderland, tissap hernes zijn aficheid genomen hebbende , om des den Koning verflag te doen, keerde den tweeden dag daar naa weder, met verklaaring, dat de Koning geenzins voorhadt hun hertocht te beletten; dat hij tissap her nes hun voorraad zou verzorgen; en , daar hij niet onmiddelijk na zijn eigen Landfchap ftondt te trekken, hun op de reis zou vergezellen s en tot dat einde binnen kort bij hun te rug' komen. Naa twintig dagen wagtens voegde hij zich bij de Grieken, en zij trokken voort onder zijn geleide. Maar arieus en diens Krijgsbende vervolgens hunne Legerplaats op eenigen afftand van die der Grieken neeniende , verwekte dit eenig vermoeden bij de laatstgemelden , die desniettegenftaande bun' marsch voortzetten. INaa den Ti gris overgetrokken te zijn over een brug van zeven - en - twintig vaartuigen, doorreisden zij de woestijnen van Medie, hatende den Tigris aan de flinke hand. Maar intusfchen namen de vermoedens der Grieken allengskens tne„  van OUD GRIEKENLAND. 23 toe. clearchus, diensvolgens , een mondgefprek met tissaphernes verzogt hebbende, om hier van opening te bekomen , herinnerde hem de ftaatlijkheid der verbintenisfen met de Grieken aangegaan. De Landvoogd deedt, door de flerklle betuigingen van opregtheid, en vuurigfte betooningen van vriendfehap, alle zijne vermoedens verdwijnen. Maar dit alles ftrekte om de trouwlooste verraderij tot een dekmantel te dienen. Naardemaal clearchus niet langer eenigen twijfel koesterde wegens des Landvoogds braafheid en eere, liet hij zich overhaalen, om , met de andere voornaamfte Overften der Grieken , vier Veldheeren en twintig Kapiteins, bij hem een bezoek af te leggen. Zo ras de vier Veldheeren jMenon, proxenes, agias en socrates, de tent van tissaphernes intraden, met clearchus aan hun hoofd, werden zij terftond gegreepen; en , ten zelfden tijd , de twintig Kapiteins, die buiten gebleeven wa-> ren, aangetast en in ftukken gehouwen door twee honderd Perfifche Soldaaten, daar tot dat einde beftemd. De vijf Bevelhebbers werden voor den Koning gebragt, en, op diens bevel gedood. Een fchrikbaarend voorbeeld van de boosheid des menschlijken baats! xenophon heeft ons de Characters opgegeef ven van deeze ongelukkige Bevelhebbers, waar uit blijkt, datCLEARCH usenPR oxenes, fchoon zij volgens verfchillende beginzelen te werk gingen , beide de uitmuntendlte boedanigheden bezaten. B 4 Gc- nr. BOEK. I. Hoofdft.  lïï. BOEK. i'. Hoofdft fl4 GESCHIEDENIS Gemaklijk valt het zich te verbeelden hoe zeer de Grieken verbaasd Honden over de lange afweezigheid hunner Bevelhebberen ; als mede de ontfteltenis, veroorzaakt door de maare huns doods. Zij twijfelden niet langer aan het befluit om hun te verdelgen, allengskens en bij kleine partijen af te maaken. Zij vonden zich tusfehen de vijf-en-zeshonderd mijlen van Griekenland verwijderd , en door een Koninglijk Leger ingeflooten, omringd door bergen en woestijnen, en zonder Leidsman om hun heen te voeren door de menigte van vijanden, die hun in den, weg ftonden. In deeze algemeene verflaagenheid betoonde KENophon, die dus lang alleen als Onderbevelhebber gediend hadt, eene bovengemeene kloekmoedigheid van Ziel. De overgebleevene Overftens verzamelende, bewees hij dat dapperheid thans hun eenig redmiddel was. Hij raadde hun nieuwe Bevelhebbers te benoemen om de plaatzen der verlorenen aan te vullen; hunne tenten en belemmerend reistuig te verbranden, den hertocht van Itonde aan te beginnen; en in de gedaante van een open vierkant voort te trekken,ten einde zij dus altoos gereed mogten weezen om den vijand tegenftand te bieden, van welk eene zijde zij ook mogten aangevallen worden. Een zonderling voorbeeld van't _ geen één Man van verftand en moed kan uitvoeren ! De Grieken, als zij op 't punt ftonden van verftrooid te zullen worden, en in de handen hunner vijanden te vallen, werden behouden door de wijsheid en wakkerheid van  van OUD GRIEKENLAND. 25 van xenophon! Bemerkende dat het middel door hem voorgefteld, het veiligile en yerkiesbaarfte was, 't geen zij konden volgen, omhelsden zij het terftond, en benoemden nieuwe Bevelhebbers. Wanneer den volgenden morgen, met het aanbreekeö van den dag , de krijgsbenden verzameld waren , deedt xenophon eene Redevoering , om hun met moed te bezielen; waar in hij hun badt te gedenken aan de roemrijke dagen van 'Marathon, Thermopyle , en Platea , toen hunne Voorouders met Legers, veel kleihder ten opzigte van hunne vijanden, dan zij waren ,'in vergelijking met die thans tegen hun ftonden, niet te min overwinnaars gebleeven waren; en hun voorts overreedde, dat de Goden, de wreekers van trouwloosheid, hunne verdediging zouden onderfteunen. De woorden van xenophon werden door het geheele Leger toegejuicht, 't geen eenpaarig zijn raad goedkeurde, en onmiddelijk te werk ftelde. ' Hunne reis eenige dagen voortgezet hebbende, fteeds hun marsch ligtende na de groote rivieren tot zij dezelve doorwaadbaar vonden; werden zij eindelijk overvallen en aangetast door het Leger van tissaphernes, die hun , met zijne gantfche Krijgsmagt, hadt nagezet. Maar de Grieken, hunne orde van optrekken veranderende, weerden zijne aanvallen af, met zeer weinig verlies aan hunne zijde; en het fchijnt dat t i ssaphernes wel haast moede werd van |aun te vervolgen: want zedert deezen tijd B 5 vht- BOEK. I. Hoofdft.  ÉL BOEK. I. Hoofdft. 26 GESCHIEDENIS vinden wij geen verder gewag van hem in het verhaal van xenophon. Aan de Rivier de Tigris komende, en deeze ter oorzaake van de diepte, onovertrekbaar vindende , waren zij genoodzaakt de Carducifiche Bergen over te trekken: en deezen doortocht van de bewoonders dier Bergen te winnen, die zich op de hooger gronden gelegerd hadden. Het kostte hun zeven dagen eer zij den doortocht verworven, naa het uitftaan van veel 'moeite en ar-? beids , het agterlaaten van hunne lastbeesten en de gevangenen, die zij onder den weg gekreegen hadden: niet weinig moesten zij uitftaan van de aanvallen der bewoonderen des lands. Deeze Bergen overgetrokken zijnde, werden zij gefluit door een zeer breede Rivier, die langs derzelver voet liep \ doch trokken 'er eindelijk met veel moeite over. 'Het westlijkst gedeelte van Armenië bereikt hebbende , doorwaadden zij den Tigris bij den oorfprong. teribazus, Landvoogd des Konings van Perfie over die Landftreeke, ftondt den Grieken toe den voorraad dien zij noodig hadden te neemen \ doch befloot ten zelfden tijde hun eene hinderlaage te leggen in eene engte, tusfehen eenige Bergen, door welke hun weg liep. De Grieken kennis krijgende van zijn oogmerk , voorkwamen hem door de engte, eer hij daar kwam, in be-. zit te neemen , en verfloegen de Soldaaten tegen hun gezonden. Wanneer zij vervolgens den Eupbraat overgekomen waren, moesten zij door fneeüw, die  van OUD GRIEKENLAND. 27 die vijf en zes voet hoog lag, trekken. Op dit gedeelte van hunnen weg hadden zij met veele moeilijkheden te worstelen, een menigte van de Soldaaten kwamen om door de, ftrengheid der koude en vermoeienis. Dit befneeuwd gewest doorgeworsteld zijnde , bereikten zij zekere gehuchten, beftaande uit gebouwen, onder den grond gegraaven, waar zij zich verfcheide dagen onthielden. Hunne reis hervattende , kwamen zij welhaast bij de Rivier Araxes of Phafes, deeze zeer breed zijnde, moesten zij het Gebergte omtrekken; waar zij den tegenftand ontmoetten door de Phafiaanen en Chalyben, die zij, in 't einde, noodzaakten te rug te trekken. Het Land der Chalyben doorgetrokken zijnde, bereikten zij eenen zeer hoogenBerg, van welken zij de zee zagen, dit gezigt vervulde hun met overgroote blijdfchap. Zij moesten , nogthans , het Gebergte Cokhis over, en zich tegen de barbaarfche Inwoonders verdeedigen. Doch door de verftandige fchikking des Legers, door xenophon beraamd, floegen zij deeze Barbaaren af. In de vlakte komende, vonden zij eenige gehuchten , en een overvloed van leevensmiddelen, waarom zij 'er zich eene wijle ophielden. Weinig dagen laater geraakten zij in Trehizond , eene Griekfche Volkplanting, waar zij eene maand bleeven. Hier vierden zij verfcheide fpelen met groote blijdfchap, en betaalden de geloften, aan de Goden gedaan , in gevalle van behouden hertocht. Naa overlegd te hebben of zij van deeze plaats ter zee na Griekenland zouden trekken; III. BOEK. I, Hoofdft.  HL BOEK. i. Hoofdft. s3 GESCHIEDENIS bellooten zij alleen hunne ouden en zieken, langs dien weg, over te voeren: dewijl zij geen Schepen genoeg konden vinden om het geheele Leger in te fcheepen; de rest vervolgde de reis te land. Te Cerafus gekomen zijnde,telden zij hunne behden,en bevonden dat'er S600 overbleeven waren van de 10,000, die den hertocht hadden aangevangen: van hunne paarden hadden zij 'er niet meer dan 40. Bij hunne komst te Cotyora door de Ingezetenen onderrigt zijnde, dat zij, verder te land voorttrekkende, verfcheide rivieren en bezwaarlijk doortrekbaare engtens zouden ontmoeten, namen zij de Schepen aan, die de Cotyoreaanen hun aanbooden; met deeze landden zij den volgenden dag te Sinope, eene Milefifche volkplanting in Taphlagonia. De Soldaaten, zich zo digt bij hun Vader-? land bevindende, werden begeerig om, voor hunne aankomst, eenigen buit te rooven. Met dit inzigt vervuld, gaven zij x e n o p h o n hun oogmerk te verdaan om een' Opperbevelhebber te kiezen: tot dus lang waren alle hunne maatregels genomen met meerderheid van {temmen, in een algemeene Raadsvergadering. Teffens ontdekten zij hun voorneemen om die eere aan hem op te draagen. x enophon , bewust van hun doel, en zich, buiten dit hun ontwerp willende houden, toonde hun, dat. indien zij bellooten hadden eenen Opperbevelhebber te kiezen, het zeer voeglijk was dat een Lacedemonier deeze post bekleedde; naardemaal diens Landgeriooten tegenwoordig den eerlten rang in Griekenland hadden. Doch bemerkende, dat; zii  van OUD GRIEKENLAND. 29 zij geenzins voldaan waren door deéze rede ; maar, in tegendeel driftig voortvoeren in de keuze van zyn perfoon, vondt hij zich genoodzaakt, hun, in 't einde te verklaaren, dat hij de Goden, ten deezen opzigte, raadgevraagd hebbende , bevondt dat zij niet wilden, dat hij het opperbevel zou aanvaarden. Dit bevrijdde hem, voor deeze keer, van hun verderen aanzoek, en de keuze der Soldaaten viel vervolgens op chrysopho* rus, een' Lacedemonier. Wanneer de Krijgslieden aan hunne begeette tot buit begonden bot te vieren, {teldehun Veldheer zich daartegen en belette hun de Griekfche Volkplantingen te plunderen. Dit veroorzaakte opitand en tweedragt in het Leger , en maakte het noodig 't zelve in drie partijen te verdeelen: de eerfte beftondt uit Peloponnejiers, ten getale van 4400 Man, onder bevel van licon en callimaCHus;het tweede 2100 Man fterk,geboodt chrysophorus; het derde van gelijk getal, hadt xenophon aan 't hoofd. Schepen van de Inwoonders van Heraclea gekreegen hebbende, gingen zij, op verfchillende tijden, aan boord, en landden te Cbryfopolis. Dit eene zeer rijke Stad zijnde, bellooten de Soldaaten die te plunderen: maar als x e n op h o n hun toonde , dat zij, dit doende, zich den haat der Lacedemoniers, uit welken veelen zich daar nedergeflaagen hadden, op den halze zouden haaien, lieten zij dat oogmerk vaaren. Van Cbryfopolis toogen zij , derhalven, onder het geleide van xe n op h on, na Sak my- III. BOES*. I. Hoofdft,  ia. BOEK. I. Boofdft. go GESCHIEDENIS mydesfa 'mTbracie, op het dringend aanzoek van seuthes, Overften diens Landfchaps, die hunne hulpe fmeekte tot het herkrijgen van de Landen zijner heerfchappije 5 en, om hun te fterker over te haaien tot het voldoen zijns verzoeks, ftelde hij hun eene groote belooning voor. Doch naa den dienst, waar toe hij hun noodig hadt, volbragt te hebben, brak hij zijn woord en weigerde hun iets te geeven ; en fchoon xenophon zich zeer over dit aangedaan ongelijk beklaagde , verkreeg hij geene vergoeding. Deeze se ut hes was een gierig Vorst, geheel onder den invloed ftaande van eenen Staatsdienaar, zonder trouw of eerlijkheid , nergens anders op gefteld dan om zijn éigen voordeel te behartigen. Intusfchen kwamen 'er Afgezanten van Sparta bij xenophon, om hem te verwittigen, dat zij, op het fterk aanhouden der Steden van Jonia, die zich de zaak van den jongen cyrus hadden aangetrokken, en, om deeze rede voor de geftoordheid van tissaphernes vreesden, den Oorlog verklaard hadden aan tissaphernes en pharnabazus, en reeds een Leger intfonia gezonden, onder het bevel vanTHYMb r 0 n , om dat Landfchap voor de ftroopingen des vijands te befchutten. De Grieken onder het Bevelhebberfchap van xenophon, hoorende, dat de Krijgslieden op dien Tocht, zeer groote bezolding ontvingen , verbonden zich tot dien zelfden Krijgsdienst , met toeftemming van hunnen Bevelhebber, die zelve ter zee hun na Lampfacut  Van OUD GRIEKENLAND. 31 geleidde; hun getal beliep toen in 't geheel niet meer dan 6000 Man. Van Lampfacus trok hij voort na Pergamus en van daar na Parthenia: 't welk voor het einde van deezen beroemden hertocht gehouden wordt; want thymbron, ze onder zijne Krijgsmagt ingehjfd hebbende, voerde hun te gader van die plaats tegen t t ss a p h er n e s op. Op deeze wijze eindigde de beroemde Krijgstocht der Tienduizend, die, in fpijt der veelvuldige zwaarigheden , met welke zij te worftelen hadden, op bijkans eiken ftap, in een tijdperk van weinig meer dan vier maanden, te rekenen van den tijd des veldilags van Cunaxa tot op hunne aankomst te Pergamus, een weg van omtrent 1900 mijlen hadden afgelegd. Deeze hertocht, de zeldzaamfte in eenige gefchiedenis vermeld^ wordt zeer bewonderd door de kundigen in de kunst des Oorlogs , van wege de ftoutheid der Onderneeminge, het beleid in den Uitvoer en den gelukkigen Uitflag. Want, ondanks de zwaarigheden van allerleien aart, die zich tegen hunne wederkomst fcheenen aan te kanten, waren zij zo gelukkig dat zij overwinnend in hun Vaderland weder keerden. Om tot Griekenland, naa deezen buitenftap, weder te komen. — De Lacedemoniers hadden nu ten oogmerk hunne vermeesteringen buiten Griekenland uittebreiden. Doch, eer wij dat onderwerp aanvangen, eischt de tijd-orde, dat wij gewaagen van den dood van socrates, eene gebeurtenis,om verfcheide redenen, in de Gefchiedenis vermaard. Dee- III. BOEK. I. Hoofdft.  III. BOEK. I. i Hoofdft. 't Character en de Dood van s o c n. A- ÏÏSt ga GESCHIEDENIS Deeze viel voor twee jaaren naa het uitdrijf ven der Dwingelanden, op de befchuldiging dat hij de Goden in den Staat aangenomen en gediend, niet erkende', dat hij eene nieuwe Godsdienst invoerde, en de gemoederen der Jeugd bedierf. Het zou zeer oneigen weezen haastig over het Lot deezes beroemden Wijsgeers heen te loopen, en geen bijzonder agt te Haan op zijn zeer zonderling Chara&er, en de voornaamfte Omftandigheden zijns Leevens. socrates werd te Athene, in het Jaar CCCCLX1X. voor christus, gebooren. Zijn Vader was een Beeldhouwer, een kunstberoep, waarop socrates, in den beginne, zich niet ongelukkig toelei. Maar de Wijsgeer criton, zijn fcherp vernuft ontdekt hebbende, trok hem af van die bezigheid, en haalde hem tot de beoefening der Wijsbegeerte over: een naam, toen bepaald tot den bijzonderen tak daarvan, die de Hemelfche Lichaamen behandelt. Maar socrates, welhaast wanfmaak vindende in deeze oefening, zo wel uit hoofde van de zwaarigheden daar aan verbonden, en de onzekerheid der befluiten daar in gemaakt, als van de geringe nuttigheid in 't menschlijk leeven , lag hij zich toe op eene andere foort van Wijsbegeerte, de Menschkunde; Met dit oogmerk bevlijtigde hij zich op de kennis der Driften; zogt, op vaste beginzelen, de denkbeelden van goed en kwaad te vestigen; en hij wordt, met één woord,aangezien voor den Vader der Zedelijke Wijsbegeerte. Deeze Weetenfchap werd door hem ont-  van OUD GR.IEKENLAND. 33 örtthëven van de verborgenheid en ftrengheid', die dezelve dus lang omzwagtelde: en hij drong de_ voorfchriften daar van aan, met opregtheid, eenvoudigheid en naauwkeurigheid. Zijn uiterlijk voorkomen was zeer ongunstig en het beloofde niets minder dan een vernuft van den eerlten rang. — Zijne wijze van redentwisten was zeer bijzonder. Hij begon met zijne Partij te ondervraagen, als iemand, die onderwijs zogt; uit diens antwoorden trok hij gevolgen, welker ongerijmdheid zijn tegenpartijder moest erkennen ; en, op deezen voet voortgaande dreef hij hem van de eene ongerijmdheid tot de andere , tot hij hem deedt berusten in de erkentenis van de waarheid, die hij zogt vastr te ftellen. Uit zijne School kwamen verfcheide Aanhangen voort, de beroemdfte derzelven was die der Academisten. xenophon, aristippus en plato, waren de uitmuntendften zijner Leerlingen, boven ■al de laatfte. > De Wijsbegeerte verhinderde hem geenzins in het waarneemen van zijne burgerlijke pligten. Bij verfcheide gelegenheden gaf hij blijken van zijne Vaderlandliefde en Moed, dienende, ftaande den Peloponnefifchen Oorlog* in verfcheide veldtochten. De deugden, die voornaamlijk in zijn Charader doorfiaken, waren maatigheid, braafheid, en eene veragtmg der rijkdommen. Op het zien tentoon fpreiden der uitbundigfte weelde en weidschte zwier, was hij gewoon zich zeiven geluk te wenfchen en uit te roepen : „ O, hoe vee„ le dingen behoef ik nietl " Hij erfde van ra* BOE k«" i. Hoofdffc  lil. BOEK. I. Hoofdft. S4 GESCHIEDENIS zijn' Vader flegts weinig goeds, 't welk hij ras verloor, door het aan een zijner Vrienden te letnen, die niet in ftaat was het hem weder te geeven. Doch zijne armoede rekende hij zich meer tot eer dan tot fchande, en hij weieerde beftendig gefchenken in geld, hem dikwijls door zijne Vrienden aangebooden, te ontvangen. — archelaus, Koning van Macedonië deedt hem zeer groote aanbiedingen om hem ten Hove te lokken, socrates floeg ze, zonder in twijfel te hangen , af. Zijne Deugd ging van geene ftuursheid vergezeld \ in tegendeel was hij zeer minzaam; en, in zijn ommegang, betoonde hij al die vriendlijkheid en gemeenzaamheid, die het aangenaame der zamenleevinge uitmaaken. xenophon en plato , beide zijne Leerlingen, verfchaffen ons de meeste bijzonderheden , zijn perfoon en geaartheid betreffende Zijn onderfcheidend Character was eene volmaakte bedaardheid van geest, die hem in ftaat ftelde om ontrustende toevallen des leevens met geduld te verdraagen. Hij was gewoon de zodanigen, met welken hij gemeenzaamst verkeerde, te verzoeken hem te waarfchuwen, zoras zij de eerfte opwellingen van toorn in hem befpeurden: en, als zij het deeden, nam hij terftond eene volmaakte bedaardheid en welgevalligheid aan. Zijn Huisvrouw xantippe, een wijf van den grilligften en tergendften aart gaf hem gelegenheid te over om zijn geduld te oete. nen, door haare onophoudelijke onheuiche bejegeningen. Hij gaf voor vergezeld te weezen van een  van OUD GRIEKENLAND. 3$ 'Genius of gemeenzaamen geest, die hem raad gaf en geleidde in alle zijne bedrijven , en hem wederhieldt van iets ter hand te neemen t geen ten zijnen nadeele zou kunnen ftrekken. Doch deeze gemeenzaame geest was zeker niets anders dan het fcherp oordeel, en het fchrander vooruitzigt, hem door de Natuur gefchonken, en verbeterd door beftendige waarneeming, 't welk hem in ftaat Helde om over dé gevolgen der daaden te oordeelen; en waar aan hij dien naam gaf, ongetwijfeld met oogmerk om zijne Vrienden över te haaien dat zij des te gereeder en te P1Mdelinger naar zijnen raad luisterden, t Was zijne doorkneede kennis van "t menschhjk hart en de driften, die 't zelve beweegen, welke hem dien fchijnbaaren geest der voorzegging gaf; en, daar hij zijne gewaande ^odipraaken overleverde met eene geheimzinnige houding, en met al de verzekering en geestvervoering eens aangeblaazen Mans, gelooide men in 't algemeen, dat zijné kennis van het toekomende hem zeker ingeboezemd werd door eenen gemeenzaamen Geest. Door dit zelfde middel zou het elk wijs en voorzigtig Man niet zwaar vallen de tol van Propheet te fpeelen. — Met dit alles fchiep s 0 cr at es, misfchien, ruim genoeg behaagen 111 het denkbeeld, 't geen men van hem koesterde als een Man, die onder godlijkeinblaazing ftondt: dewijl zijn raad daar door te meerder ingang zou vinden bij zijne medeburgers. Verfcheide groote Mannen der Oudheid hebben, door dezelfde drijfveer aangedreeven, hetzelfde Character aangenomen. C 3 ju. nr. BOEK I. Hoofda  m. SOEK. 1. Hoofdft, 36 GESCHIEDENIS Intusfchen werd de roem der uittteekerr' de Wijsheid en Deugd van socrates fchielijk alom verfpreid, en hij » door de Godfpraak van Delphos , voor den wijsten der Menfchen verklaard. Dit antwoord kreeg zijn Leerling ctesiphon op zijne vraage aan de Priesterin, of zij een Sterveling kende wijzer dan zijn Meester.—» socrates bezat , in eene uitfteekende maate , de gaaf van redeneeren. Zijne voornaamfte bezigheid was de Jeugd te onderwijzen, een Huk waartoe hij al zijne zorg en arbeid aanwendde. Hij hieldt, nogthans, geene bepaalde openbaare School; maar nam alle gelegenheden waar, zonder op tijd of plaats te letten, om hun zijne voorfchriften mede te deelen^, op de inneemendfte en bevalligfte wijze. Zijne Lesfen vielen zo algemeen in den fmaak, dat hij, op het oogenblik, wanneer hij verfcheen, 't zij in openbaare bijeenkomften * 'wandelplaatzen of feesten , zich omringd vondt van de doorlugtigfte Leerlingen en Toehoorders. De jonge Athttiers lieten zelfs hunne vermaaken vaaren, om na de redenen van socrates te luisteren; waar van het geen wij boven, wegens alcibiades optekenden , een bijzonder bewijs verfchaft. Zijne Lesfen waren van het alleruiterst nut voor zijne Landsgenooten, inzonderheid voor de zodanigen , die na het bekleeden van openbaare Ampten ftonden. Bovenal bevlijtigde hij zich om hun maatigheid, onthouding , en andere Deugden des bijzonderen leevens in te boezemen , hun met beginzelen van braafheid en regtvaardigheid te  van OUD GRIEKENLAND. 37 te vervullen, als mede met liefde tot het Vaderland, en een verheeven denkbeeld van gods Magt en Goedheid. ^ Zijn gefpre k met eüthydemus over de Voorzienigheid , ons door xenophon nagelaaten , if: om verfcheide redenen, een ftuk van onichatbaare waarde; en toont duidelijk, dat SOC£A ™S he£ Heelal hieldt voor het werk van één Weezen, welks Eigenfchappen oneindig yerheevener waren dan die men gewoonlijk aan de Heidenfihe Godheden toekende. Uit zijne andere gefprekken is het ook klaar genoeg af te neemen, dat hij alle de Hetdenfcht Goden de verregaandfte veraa'. tang toedroeg; en aanzag aJs de voortbreng- vnnHf,?1011^11' temiil tói tot » kennis van den éénen waaren god was opgeklommen socrates bevlijtigde zich wel bijzonder om de Jeugd te waarfchuwen tegen eere ^lVmiTVTeT^ onder den mam van bophisten bekend, die den naam van Wrsgeeren aannamen, en, in 't 002 der wereld zich met veel ophefs vertoonden, altoos tè voorfchijn treedende omringd van een groot getal Leerlingen, die zij hun onderwijs zeer duur deeden betaalen. Zij gaven voor bedreeven te zijn in alle Weetenfchappen, en fnoefden 111 ftaat te weezen , om terftond en zonder toeven, over eenig onderwerp, welk het ook zijn mogt, te redentwisten. ~- socrates maakte, om deeze fnoevers, bij zijne Landsgenooten, in wanagting te brengen, gebruik van verfcheide kühftïge ftreeken hem bijzonder eigen; en om hun in een befpothjk bcht te ftellen, wist hij zich van fpSC 3 ter- III. BOEK. i. Hoofdft,  III. BOEK. I. Hoofdft. 38 GESCHIEDENIS ternij meesterlijk te bedienen. Hij bewoog hun, door een voorkomen van buitengemeene opregtheid, om op zijne vraagen , die zeer eenvoudig en gemeen fcheenen, te antwoorden , en wist dan , door zijne groote bedreevenheid in het redentwisten, hun welhaast te verbijsteren. Hij maakte 'er ook zijn werk van om de ondeugden deezer kwakzalveren in de geleerdheid ten toon te ftellen. Door deeze middelen verbitterde hij hun dermaate, dat zij hunne poogingen veréénigden om hem ten val te brengen; zij betoonden zich zeer ijverig om zijne veroordeeling te bewerken. Lang voor zijnen dood haalden zij aristophanes, den Blijfpeldichter, over om hem, op den Schouwburg, ten toon te ftellen, in zijn Spel 4e Wolken getijteld: waar hij hem invoerde als godloos en onbefchoft van de Goden fpreekende. Dit werd buiten twijfel gedaan met oogmerk en om de gezindheid des volks ten opzigte yan socrates te toetzen, en hem tevens bij het zelve gehaat en belachlijk te maaken; waar door het zich te gereeder zou laaten overhaalen , om de kwaadaartige oogmerken zijner vijanden te onderfteunen. Maar de Oorlog tegen Sicilie, en daar op volgende onheilen, die de Atheners troffen, fchortten het uitvoeren van hun hoofdoogmerk op. Doch de Stad hadt haare rust niet wedergekreegen of melitüs bragt eene geregelde befchuldiging tegen socrates in, beftaande in de volgende hoofdftukken. Voor eerst. Dat socrates de aangenomen Goden  van OU© GRIEKENLAND. 39 den zijns Lands verfmaadde , en zijn best deedt om nieuwe Goden in derzelver plaats in te voeren. Ten anderen. Dat hij de Jeugd bedierf, hun kerende de vastgeltelde wetten en orde van het Gemeenebest veragten; om ongehoorzaam te zijn aan hunne Ouders, en het Staatsbeftuur te bedillen. Dit waren de voornaamfte hoofdzaaken der befchuldiging door melitus tegen socrates ingebragt: buiten twijfel genoeg, om, beweezen zijnde,zijn doodftraffe te vorderen. Maar het viel socrates gemaklijk dezelve te wederleggen. Want hij hadt nu veertig jaaren lang de Jeugd in t oog zijner Landsgenooten onderweezen ; ftaande welken tijd niemand in zijne lesfen iets hadt opgemerkt, 't geen aanleiding gaf tot zulk eene befchuldiging. Zijne Vrienden deeden egter hun best voor hem. De Redenaar lvsias wendde veel moeite aan en ftelde al zijne kunst in 't werk om een pleitgeding voor hem op te ftellen. Maar socrates dit onvoeglijk voor zijn Character oordeelende , verfmaadde daar van gebruik te maaken. Zijne grootmoedigheid duldde niet, dat hij zich als een ootmoedig verzoeker aanltelde,of bediende van de middelen toen algemeen in zwang om de Regters tot medelijden te beweegen; als hetvoorhun verfchijnen met Vrouw en Kinderen. Hij tradt zijne Regters onder 't oog met het zedig vertrouwen, door onfchuld ingeboezemd, en gedroeg zich in alle omftandigheden met de aandoenlijkfte grootmoedigheid. plat o beeft ons, onder den tijtel van C4 d$ III. BOEK. ï. Hoofdft.  UT. SOES. I. Hoofdft. 40 GESCHIEDENIS de Verdeediging van socrates, de voofnaamfte bewijzen opgegeeven, waar van hij zich bediende tot het beantwoorden der befchuldiging van melitus, welke hoofdzaaklijk hier op uitloopen — Voor eerst. Beweerde hij, dat raen dikwijls hem de Goden hadt zien offeren zo in zijn eigen Huis als, openbaar in de Tempelen. — Ten tweeden. Dat hij, luisterende naar de infpraaken vau een bijzonderen G-est of Godheid , geene nieuwigheid in den Godsdienst invoerde: naardemaal alle anderen, die de vlugt der Vogelen raadpleegden, of de ingewanden der Dieren bezagen, daar door hun geloof in de voorlpelling toonden, en eene vaste overtuiging , dat de Goden, op die wijze , hun wjl en welbehaagen bekend maakten. Ten derden. Dat hij zo verre was van zich bezig te houden met godlooze nafpeuring in natuurlijke oorzaaken , het eenig voorwerp zijner oefening en onderwijs geweest ware om een regelmaat van zeden vast te ftellen en het menfchelijk gedrag te regelen. ~*-Tetz vierden. Dat hij, wel verre van gevaarlijke leerftellingen der Jeugd in te boezemen, zich beriep op de zodanigen zijner Leerlingen als 'er tegenwoordig waren, om getuigenis te geeven, dat hij, in tegendeel, getragt hadt hun te overtuigen, dat het van oneindig meer gewigts was, oplettenheid en zorge aan te wenden omtrent hunne Zielen en wat 'er jn hun Hart omging, dan omtrent hunne Lichaamen of eenige tijdlijke voordeeten: dat Rijkdom geen Deugd fchonk; maar $iat Deugd de zekerfte weg was tot Rijkdom, zo wel  ?van OUD GRIEKENLAND. 41 wel als ter verkrijging van alle andere bezittenswaardige goederen deezes leevens. — Ten •vijfden. Dat, indien men hem als een fchuld toerekende het zeldzaam bijwoonen van de Volksvergaderingen, wanneer 'er over zaaken, het Gemeenebest betreffende, gehandeld wierd, hij zich dan beriep op zijn gedrag in de onderfcheide Veldtochten door hem bijgewoond, als^genoegzaame blijken opleverende van zijn' ijver voor 's Lands welvaaren | daar hij dapper en getrouw de posten hem tt Potidea, Ampbipolis en Delium, aanbevolen , te roergeftaan had: hij herrinnerde hun, hoe hij, in den Raad, zich ten fterkftenhadt aangekant tegen hen vonnis over de tien Bevelhebbers naa den flag van Argipufe geftreeken. Maar hij erkende dat de gemeenzaame Geest, die hem fteeds van zh> ne kindsheid af vergezelde, hem altoos ontxaaden hadt om zich in het Staatkundige van t Gemeenebest te fteeken; en hij betuigde te gelooven, dat hij, de inboezemingen van dien Geest in dit ftuk verfmaad hebbende, voorlang zijn leeven zou kwijt geweest zijn: gemerkt hij, die onvoorzigtig genoeg is om zich aan te kanten tegen den wil van een geheel Volk, als het zelve geneigd is onregt *e Pleegen,, het zelden ongeftraft beftaat.— Jen laatften. Dat zijn naalaaten van het aanwenden der middelen,gewoonlijk in gebruik pm t medelijden der Regteren gaande te maaken, geenzins een uitwerkzel was van trotsheid; maar voortkwam uit eene overtuivan de onvoeglijkheid om door zulke middelen ontflagte verkrijgen: dewijl het der C 5 Reg; iii. B O BK, i. Hoofdft,  III. BOEK.' I. Hoofdft. 42 GESCHIEDENIS Regteren post en pligt is regt te doen doofde Wetten te volgen, en de Wetten nie* te krenken door beweegredenen van gunstbetoon of medelijden. Dat hij altoos geleerd hadt, hoe den dood geen kwaad te rekenen een uitwerkzel der Deugd was; en het zou voor iemand van zijne iaaren zeer kwaalijk voegen,de lesfen door hem zo dikwijls gegeeven, over de veragting des Doods, met de daad te lochenen. Dat hij eene volkomener overtuiging van het beftaan eener Godheid hadt dan zijne liefchuldigers; en, met één woord, dat hij zijne zaake aan de Goden en aan zijne Regters aanbeval. socrates fprak deeze verdeediging uit met eene rustigheid en onverfchrokkenheid de grootheid zijner Ziel waardig: hij fcheen veel eer zijne Regters lesfen te geeven dan te pleiten. Maar zijn onbeteuterd gedrag verbitterde de Regters , die meer voldaan geweest zouden hebben als hij hulde gedaan hadt aan hunne magt door een vreesagtig en onderwerphjk gedrag. De meerderheid der ftemmen verklaarde hem fchuldig \ doch bepaalde, bij hun eerde vonnis,de ftrafle niet. In zulk een geval hadt de fchuldig verklaarde het voorregt om een der onderlcheide ftraffen op zijne overtreeding gefteld te kiezen , en mogt zelfs daar van verligting verzoeken. Maar socrates. oordeelde het zijns Characters onwaardig voordeel te trekken van deeze toegeevenheid, fchoon hij het in zijne magt hadt om 'er op aan te dringen , dat hij met gevangenis of geldboete zou geftraft worden; doch zich van dit voorregt te be--  van OUD GRIEKENLAND. 43 bedienen mogt, zo hij betuigde, verklaard worden voor eene fchuldbekentenis; en dat, indien hij de ftraffe mogt kiezen welke hij dagt verdiend te hebben, hij 'er op aan zou dringen, om het overige zijns leevens, op 's Lands kosten, onderhouden te worden in het Prytaneum, dewijl hij 'er fteeds op uitgeweest was om zijn Land dienst te doen, door zijne Burgers liefde tot de Deugd in te boezemen. De Regters, door zijne onverfchilligheid getergd, veroordeelden hem tot het drinken van 't fap van dolle kervel. Dit vonnis deedt de ftandvastigheid van socrates niet wankelen , vast verzekerd dat fchuld het eenig kwaad is waarvoor een wijs Man mag fchroomen: hij verkoos liever, zegt quintilianus, de weinige jaaren, die hij waarfchijnlijknog te leeven hadt, af te ftaan, dan door eene laage onderwerping of een lafhartig gedrag den roem zijns voorgaanden leevens te bezwalken. „ lk gaa," fprak hij tot „ zijne Regters, „ ik gaa, volgens uw von„ nis, den dood fterven, een raaf over mij „ door de Natuur uitgefprooken op het 00„ genblik dat ik ter wereld kwam; doch mij„ ne Befchuldigers zijn door het vonnis der „ Waarheid veroordeeld tot de pijnigingen „ en knaagingen van een fchuldig en be„ fchuldigend Geweeten "! socrates fleet de dertig dagen tusfehen het {hijken van het Vonnis en zijnen Dood, in de verkeering met zijne Vrienden;en gedroeg zich, ondanks de fmertlijke verwagting van het noodlottig oogenblik, met de- zelf- iii. BOEK. i. Hoofdft.  III. b'o e k. 'l, Hoofdft. 44 GESCHIEDENIS zelfde bedaardheid en onverfchilligheid. Op den avond voor zijn' dood gaf hij een nog doorfteekender bewijs van 2ijne grootmoedigheid. Want door crito, zijnen gemeenzaamften vriend , onderrigt zijnde , dat hij gelegenheid hadt om uit de gevangenis te ontkomen, door oogluiking van den oppasfer, dien men daar toe overgehaald hadt, weigerde hij volftrekt zich van dien vond te bedienen, hem betuigende, dat hij het een geluk rekende beroofd te worden van een leeven, 't geen hem een last begon te wor-. den (*). plato vermeldt, in 't breede, de veelvuldige beweegredenen, door crito aangedrongen , om gebruik te maaken van de middelen ter bewaaring van zijn leeven, die de werkzaame ijver zijner vrienden hem verfchafte. Hij ftelde hem voor oogen de onregtvaardigheid van het vonnis; dat het zijn pligt was zijne Landsgenooten te behoeden voor het misdrijf om een onfchuloig Mensch met den dood te ftraffen, dat zijne Kinderen zijne befcherming noodig hadden, enz. —■ socrates, hem beantwoordende, bewees dat een Man, veroordeeld om te fterven , fchoon onfchuldig , aan misdrijf fchuldig wordt, indien hij zich der ftraffe, door de Wetten en Regters zijns Lands over hem uitgefprooken, onttrekt. — Eene Leerftelling, nogthans, die weinig aanhangers zal vinden: want, in zulk eene omftandigheid, zal (*) socrates was negen en zestig jaaren oud.  vAn OUD GRIEKENLAND. 4$ kal de liefde tot het leeven , gefterkt door het denkbeeld van de onregtvaardigheid der ftraffe, doorgaans zulke verfijnde overdenkingen opweegen. Hij bewees hem verder, dat elk onwettig bedrijf, hoe loflijk ook de beweegredenen en de gevolgen zijn mogen, misdaadig wordt in den uitvoerder, fchoon ingerigt tegen hun\ die hem beledigd hebben: mei andere woorden, dat het eene misdaad is kwaad voor kwaad te vergelden; maar met betrekking tot zijn eigen geval, vroeg hij, wat hij zou kunnen zeggen ten opzigte van de Wetten zijns Lands: wegens het ontvlieden eener ftraffe, thans door dezelve hem opgelegd: tegen deeze zou zelf het pleit om kwaad voor kwaad te vergelden , niet betekenen. Dit is zuivere heldendeugd l crito, buiten ftaat om de bewijzen van socrates te wederleggen, was verpligt voor zijne onbuigzaamheid te wijken. Den dag zijner doodftraffe eindelijk gekomen zijnde, bragt hij dien, naar gewoonte, door m 't gefprek met zijne Vrienden. De Onfterfhjkheid der Ziele was toen het onderwerp waar over hij handelde. De hoofdinhoud zijner redenkavelinge over dit ftuk is begreepen in de zamenlpraak van plato , Pbedo getijteld. socrates brengt daar in bij alle de bewijzen, die, zijns oordeels, de Onfterfhjkheid der Ziele ftaaven, en wederlegt die, om eene tegenovergeftelde Leer ftaande te houden, worden bijgebragt. Hij toont, dat de bc;.eerte des doods , door een wijs Man gekoesterd , voornaamlijk moet ont'ftaan uitzijn wensen, na 't genot der Gelukzaligheid, iïï. BOES. L Hoofdft.  III. BOEK. I. Hoofdft. 46 GESCHIEDENIS heid, welke hem, in een ander leeven wagt ; doch hij beweert , dat, daar de Mensch te eenemaal afhangt van den Wil des Opperweezens, 't welk hem voortbragt, en hier op aarde plaatfte, hij deezen ftand niet moet verlaaten, zonder verlof en opontbodt van dat Opperweezen. ■— Hij befluit zijne redenkaveling over de Onfterflijkheid der Ziele, met deeze bedenking , dat, veronderfteld zijnde dat de redenen van wederzijden in dit gefchilftuk bijgebragt, van gelijke kragt waren , een verftandig Man dat befluit zal omhelzen, 't welk het minfte gevaarlijk is, en 't meeste voordeel belooft. socrates gaat, vervolgens, voort, om verfcheide gevolgen te trekken uit de veronderftelde zekerheid van de Onfterflijkheid der Ziele. Hij denkt, dat 'er eindelijk een beflisfend oordeel moest weezen over de Deugdzaamen en Snooden. Dat de laatften ftraffe te wagten hebben — en de eerften eene eeuwigduurende en volzalige verblijfplaats. - - Dat 'er een ftaat van zuivering tusfehen deeze twee zal weezen,waar in zij, die fchuldig ftonden aan mindere overtreedingen , voor een tijd , geëvenredigd aan hunne boosheden, ftraffe lijden, en eindelijk ter Gelukzaligheid ingaan. cicero heeft, met veel kunst van welzeggen , de verheevene gevoelens , en het grootmoedig gedrag van socrates , bij zijnen dood , befchreeven. Terwijl hij den vergiftbeker in zijne hand hieldt, betuigde hij den dood aan te merken, niet als eene ftraffe hem aangedaan, maar als een hulpmiddel  van OUD GRIEKENLAND. 47 hem verleend, om te fpoediger de hemelfche gewesten te bereiken. Hij geeft het als zijn gevoelen op, dat 'er , bij den uitgang der Ziele uit onze Lichaamen, twee wegen zijn om ze te geleiden na de plaats haarer eeuwige beftemminge : deeze uitloopende op nimmer eindigende ftraffe , waar op de Zielen komen der zodanigen, die zich geduurende hun verblijf op aarde, met veele groote misdrijven bezoedeld hebben; geene ftrekkende na de gezegende verblijfplaatzen der Goden, waar langs de Zielen ftreeven, die op deeze wereld deugdzaam geleefd hebben. Toen socrates zijne redenen geëindigd hadt, ging hij zich baaden. Zijne Kinderen werden toen bij hem gebragt, hij fprak, korten tijd met hun, en verzogt, dat zij van hem zouden gebragt worden. Het uur, beftemd tot het drinken van 't vergift, gekomen zijnde, bragt men hem den Beker, hij ontving dien, zonder de minfte ontroering, en badt de Goden. „ 't Is hoogstredelijk, " fprak hij, „ te deezer gelegenheid, mijne Ge„ beden den Goden op te draagen, en hun te „ fmeeken dat mijn vertrek van deeze aar„ de, en mijne laatfte reize, gelukkig zij." Hier op dronk hij het vergift met eene verbaazende bedaardheid. Ziende dat zijne Vrienden , op dit noodlottig tijdftip weenden , en in manen wegfmolten, beftrafte hij hun zagtzinnig, vraagde , of hunne Deugd hun verlaaten hadt. ,, Want, " voegde hij 'er nevens, ,, ik heb altoos gehoord, dat het „ onze pligt is bedaard onzen laatften leevens„ adem uit te blaazen, en de Goden te dan- „ ken." — m. BOEK. i. Hoofdft.  in. BOEK. I. Hoofdft. F V A G O K A Si) Koning van 48 GESCHIEDENIS „ ken." <—— Eenigen tijd rond gewandeld! hebbende , en befpeurende dat het vergift begon te werken, ging hij leggen, en gaf weinig oogenblikken daar naa den geest. cicero betuigt, dat hij nimmer het verhaal des doods van socrates kon leezen zonder traanén te ftorten. Kort naa zijnen dood werden de Atheners overtuigd van zijne onfchuld, en merkten alle de onheilen, die vervolgens het Gemeenebest troffen, aan als eene ftraffe wegens de onregtvaardigheid van het vonnis over hem geftreeken. Wanneer de Academie en de andere plaatzen , waar hij gewoon geweest was te leeraaren * zich aan 't oog zijner Landsgenooten opdeeden , konden zij zich niet onthouden van te denken op de flegte vergelding door hun beweezen, aan iemand 4 die hun zo aanmerkelijke diensten gedaan hadt. Zij veranderden het befluit, waar bij zij hem veroordeeld hadden; ftraften melitus met den dood ; banden de andere befchuldigers; en richtten, te zijner gedagtenisfe, een koperen Standbeeld op , vervaardigd door den beroemdenlysippus. evagoras , Koning van Salamis , dé Hoofdftad van Cyprus, verdient eene plaats in de Gefchiedenis van Griekenland. Hij ftamde af van de oude Koningen diens Eilands ; doch een Dwingeland hadt hun Throon overweldigd, en af hanglijk gemaakt van de Perfifche Oppermagt. evagoras was gebooren onder de Regeering van dien Dwingeland. De Natuur hadt hem eene zeer bevallige geftalte gefchonken; en , van zijné kinds-  . van OUD GRIEKENLAND. 49 kindsheid af, gaf hij tekens van de beste en verhevenfte Zielsbekwaamheden. Groot geworden zijnde, liep hij veel gevaars van door den Tyran vermoord te worden; en was, om lijfsbehoud te zoeken , verpligt Salamis te ruimen. Maar, kort daar naa, wederkeerende, aan 't hoofd van niet meer dan vijftig man, ontthroonde hij den Dwingeland,, en beklom den Throon, met goedkeuring zijner Medeburgeren. Onmiddelijk bevlijtigde hij zich om zijn kleine Koningrijk in eenen bloeienden ftaat te brengen, en maakte het zijne hoofdbezigheid om regtvaardig te regeeren. Reeds hadt hij groote agting verworven, toencoNON, naa eenen onp-elukkigen flag bij Ëgos Potamos, zijn Hof tot een wijkplaats verkoor, waar hij eene allernaauwfte vriendfehap met evagoras aanging. coNos, te dier gelegenheid, medelijden hebbende met de onheilen zijns Lands, wist evagoras over te haaien, om hem te onderlleunen m zijne poogingen tot verlosfin^ zijner Onderdaanen. Zij bevlijtigden zich re* gaderom de gefchiktfte middelen teberaamen tot het verzwakken van de magt, die toen na de Opperheerfchappij van Griekenland donff. evagoras door de nauwe gemeenfclvap die hij hieldt met den Landvoogd van Me bemerkende , hoe verveelend en onaangenaam de dagelijkfche knevelaarijen der Lacedemoniers voor de Perfen geworden waren, raadde hun co non totBevelhebberover hunne Vloot aan te ftellen en de Lacedemoniers ter Zee aan te tasten. II. deel. D \Vei- E O E ff. J. Hoofdft;  III. SOEK. I. Hoofdft. 50 GESCHIEDENIS Weinig tijds daar naa, namen de zaaken van evagoras een geheel andere gedaante aan; want beftaan hebbende het geheele Eiland Cyprus onder Zijne magt te brengen, verzogten die Eilanders den bijftand des Konings van Perfie, wiens belang het was hunie onaf hanglijkheid te onderfchraagen.^ De Oorlog werd eerst alleen gevoerd tuslchen evagoras en de Eilanders; doch zo ras als artaxerxes mnemon ontflaagen was van zijnen Oorlog met de Grieken,wendde hij zijne geheele magt tegen evagoras. Het Perfifche Leger beftondt uit 300,000 Man, en hunne Vloot uit 300 Galeijen; daar evagoras, nauwliiks 20,000 Soldaaten en 90 Galeijen kon tellen ; maar , ondanks deeze groote minderheid in 't aantal zijner Krijgsbenden , fchikte hij zich om zijne vijanden het hoofd te bieden. Hij bediende zich van alle hulpmiddelen der Krijgskunde, en door middel zijner ligte Vaartuigen, de voorraad-lchepen des Perfifchen Legers vermeld hebbende, bragt hij hun in de uiterfte engte, door gebrek aan lijftogt. Als hij van achoRis, Koning van Egypte < eene verfterking van 60 Galeijen ontvangen hadt, met eemg geld enkoorn, verfloeg hij een fmaldeel der Perfifche Landmagt , en behaalde kort daar naa eene andere overwinning ter Zee. Maar de Perfifche Legermagt, nog veel talrijker dan de zijne, vernielde dezelve binnen kort, en belegerde Salamis ter Zee en te Land. evagoras, geen verder open ziende, vondt zich genoodzaakt den vrede te verzoeken; welke hem verleend werd , op voorwaar-  van OUD GRIEKENLAND. 51 waarde dat hij zijn beftuur zou bepaalen tot de Stad Salamis alleen, en jaarlijks fchatting betaaleii. Zijn Zoon nicocles volgde hem op. Voor deezen jongen Prins ftelde de beroemde isocrates zijne Redenvoering op Evagoras getijteld : dewijl dezelve eene' Lofreden van dien Vorst behelsde. In dit ftukftelt de Atheenfche Redenaar èvagoRas voor als een volmaakt voorbeeld van een goed Koning; en bevlijtigt 'zich om te bewijzen, dat uitfteekende Zielsbekwaamhederi en grootmoedigheid , weezenlïjke vereischten zijn in een Vorst van dat Character. Hij vertoont evagoras als een Man van een yoortreflijk verftand, en berigt ons, dat deeze Prins, naa den Throon beklommen te hebben, veel van zijn tijd aan leezen befteedde, en boven al aan 't leezen van Gefchiedenisfen : dat hij zich zorgvuldig toelei om de Charafters der Menfchen te leeren Kennen, ten einde hij dus mogt weeten hoe hun te werk te ftellen naar hunne bijzondere bekwaamheden; dat hij nimmer befloot tot eenige onderneeming, zonder den raad der zodanigen, die de meeste bedreevenheid hadden in de zaak, welke te doen ftondt; dat hij nauwkeurig naaging den aart van alle Staatsbeftuuren, om te weeten wat elk derzelve voortrefiijks hadt; dat hij een gelleêpë Staatkundige, en een braaf Bevelhebber was , en, fchoon een uitmuntende perfoonlijke waardigheid bekleedende, egter een vriendelijke en gemeenzaame gefteltenis bezat; een liefhebbend Vader, een opregt en ftandvastfs; D 2 Vrièfef UI. BOEL I. Hoofdft. NI C O C L IS ï t  III. BOE IC. I. Hoofdft. £a GESCHIEDENIS Vriend en getrouw was in zijne verbintenisfen: dar hij doormiddel van deeze uitfteekende bekwaamheden, een nieuwe gedaante gaf aan de Stad Salamis, en deeze tot een zetel der Kunsten en Weetenfchappen maakte. De Redenaar befluit met nicocles aan te maanen om des, voetlhppen zijns Vaders te drukken. De Gefchiedenis fielt de Regeering van Nicocles voor, als een der gelukkigik; de regtvaardigheid en 't algemeen nut was het eenig doel van alle zijne onderneemingen. Schoon hij , den Throon beklimmende , de fchatkist van den Staat geheel uitgeput vondt, wilde hij geen zwaare belasting opleggen ; doch, door de noodlooze kosten af te fchaffen, en zich op een zuinig huishouden te bevlijtigen, deedt hij alle Rijksfchulden af. Hij was gewoon zijne verwondering te kennen te geeven over het weinig agt flaan op de Huwelijksverbintenisfe , welker regten, hoewel de heiligfte van alle, zo los en dikmaals gefchonden worden, terwijl men andere verbintenisfen zo nauwgezet onderhieldt. Over dit ftuk doet isocraïes, nicocles fpreeken in eene Redenvoering, tot zijn Volk gehouden, waar in hij hun de pligten der Onderdaanen, jegens hunnen Vorst, ontvouwt, isocrates ftelde vervolgens eene andere Redenvoering op voor nicocles, waar in hij de heerüjkftegrondregels van de kunst des Staatsbeftuurs ontvouwt. Deeze Redenvoering verdient boven alle geleezen te worden. Men zou welhaast in de gedagten komen, om te ftelien, dat de ver-  van OUD GRIEKENLAND. 53 vernuftige Schrijver van den Tekmachus daar uit zijne bedenkingen over den PJjgt eens Konings ontleende. Voornaamlijk verdient, in deeze Reden voering, onze verwondering, dat dezelve niets behelst van de laage , verveelende, en laffe vleierij, waar mede werken van die foort doorgaans zijn opgevuld. Hij fielt zijne gevoelens alle voor met eene groote nauwkeurigheid ; en de waarheid wordt nergens verdonkerd door kunstige trekken of weidfchq uitdrukkingen, hutarchus onderrigt ons, dat nicocles. zo veel behaagen vondt in den ijver en de opregtheïd van 1 socrates, dat hij hem twintig Talenten ten gefchenke gaf H. Omtrent den tijd dat artaxerxes MNemon den Oorlog tegen evagoras eindigde, kwam, in eenen anderen Oorlog, tegen de Cadufiatmen, datames, de beroemdfte Bevelhebber van zijn.' tijd, te voorfchijn. cornelius nepos, de befchrijver zijns leevens, fielt hem in Krijgsbekwaamjieid boven alle deBarbaaren,hamilcar en hannibal alleen uitgezonderd. Hij was de Zoon van camizar.es een Cariaan van geboorte, en Landvoogd van Lèucojyxia , tusfehen Cilicie en Cappadocia. gelegen, datames volgde zijnen Vader in dat Landbeftuur op. Uit het berigt van den evengemelden Gefchiedboeker blijkt, dat. (*) In het jaar 390. verfloegen de Gaulers de Ro. ménen in den flag van AMa, el),htt behaalde voor, S/°°rt2ettenÜe' plu,lderdea en verbrandden zii D a m. boeb;. I. Hoofdft, datames,  lil. SOEK. t Hoofdft. 54> GESCHIEDENIS dat hij nauwlijks immer in de kunst des Oorlogs wierd overtroffen. Hij fchijnt een Meester geweest te zijn in alle taksen daar yan, dap|er en onverfchrokken . : afgengt op kriisslisten vondri k in uitvlugten om S rit de neteligfte omilandigheden te red den. Kunstig en vaardig in het voimen van zijne plans der Krijgsverngtingen — en onvermoeid om dezelve uit te voeren. ' Last sekreegen hebbende om thius, Landvoogd van Paphlagonia die opgeftaan was tegel den Koning van Perfie , te onder te brengen, vermijdde hu met alleen alle de {frikken voor hem door thius gefpannen, doch vondt zelfs middel om hem leevend iri handen te krijgen, met zijne Vrouwe en Kin- ^Vennits art axerxe s 'er zeer op gefteld was om t h i u s in zijne magt te hebben . bedoor dammes hem op eene aangenaam? wijze met zijnen gevangenen te verrasten. Ten dien einde begaf hij zich ten Hove, m thius, f die van eene reusagtige geftalte was, een mismaakt aangezigt en een langen baard hadt,) zeer pragtig gelüeèd hebbende verfcheen hij zelve, als een Jaager, gewapend met een knots, en bragt zijn gevangenen mede als een wild beest door hem gevangen, en boodt hem, op die wijs , den Koning van Perfie aan. De 'geheele Stad hep uit om zulk eene vreemde vertooning te aanschouwen. artaxerxes, Wel ui Zijn Schik over het gedrag van datames en liens zonderlinge verdiensten ontdekkende, fcëvorderdehem tot Veldheer over een groot  van OUD GRIEKENLAND. 55 Leger , beftemd om Egypte te beftooken: maar, vóór zijn vertrek na den Egyptifchen Krijgstocht , beval de Koning hem zijn best te doen om a s p i s, den Bevelhebber van een Leger op de grenzen van Cappadocia, die een opftand verwekt hadt, te vatten. In het volvoeren van deezen last, hoe gevaarlijk ook, Haagde hij , nam bij verrasfing as pis gevangen, en voerde hem na Sufa. datames verwekte , door zijn uitfteekend vernuft en dapperheid, zich verfcheide vijanden, die hem bij a rt axerxes zwart en verdagt maakten, datames, kundfchap gekreegen hebbende van 't gevaar 't geen hem dreigde, verliet op 't onverwagtst den dienst des Konings , vertrok , met weinig Krijgsvolk, viel in Paphlagonia, veréénigde zich met arioqarzanes, verfloeg de Piftdiaanen, die zich tegen hem verzet hadden, en vermeesterde hunne Legerplaats, artaxerxes, verfchrikt over deeze Krijgsbedrijven van datames, zondt tegen hem in Cappadocia een Leger van bijkans 200,000 Man , onder bevel van autophradat e s. Nauwlijks hadt datames een twintigfte gedeelte van dat getal; doch, daar hij uitmuntte in de kunst om een Leger in flagorde te fchaaren, fchikte hij zijne manfchap derwijze, dat hij belette omringd te kunnen worden, en teffens het veel grooter getal der vifanden nutloos te maaken. Door deeze middelen dreef hij het Koninglijk Leger op de vlugt; eene verbaazende flachting aanrigfende. D 4 De Hl. BOEK. B Hoofdft.  III. BOEK. l Hoofdft. gS GESCHIEDENIS De Perfiaanfche Veldheer was even ongelukkig in verfcheide mindere veldflagen; en ten laatften genoodzaakt bij te komen tot het treffen van een verdrag, datames, de gunst van artaxerxes, voor wien hij altoos genegenheid behouden hadt, tragtende weder te winnen , luisterde na de voorflagen van autophradates. Maar artaxerxes, verbitterd dat hij buiten ftaat was, met zijne groote Krijgsmagt , den geringen Bevelhebber eens Landfchaps te onderwerpen, was laaghartig genoeg om verraad tot zijn bederf te fmeeden. In 't eerst gelukte het datames verfcheide hinderlaagen , hem gelegd , te ontkomen. Maar mithridates, de Zoon van ariobarzanes omgekogt zijnde door de buitenfpoorigfte aanbiedingen van artaxerxes, om hem te ontheffen van een Man, die zijn onverzoenbaaren haat getergd hadt , door in ftaat te weezen om hem wederftand te bieden, bediende zich van het oogenblik dat datames alleen en ongewapend in zijn gezelfchap was , en doorftak hem met een zwaard. datames ontbrak, om tot zulk een hoogte van roem op te klimmen,als eenig Held der Oudheid, niets dan een ruimer tooneel om zich op te vertoonen , en een Dichter of Gefchiedboeker om zijn Krijgsverrigtingen te vermelden, 't Js, in de daad, vreemd, dat de Gefchiedfchrijvers van deeze tijden zo weinig gewaagen van een Man met zo veele bekwaamheden'; doch dit moet waarfchijnhjk niecr aan onkunde dan aan opzet worden toe-  van OUD GRIEKENLAND. Terwijl a g e s i l a u s , dus den fchfik dooi üe Landfchappen van Afie verfpreidde, verwierf hij eene algemeene bewondering door den of zi-ner dapperheid en gemaangdheid. Het leverde een zeer zonderling tooneel op dat een Man van zo gemeen eene geftalte en met zo weinig toeftels bÜ zich, op dè nedengfte wijze werd aang lpróoken, door de Stedehouders van den grooten Koning hun zun welgevallen re kennen geevende op een' Lacmifchtn en volflrekten toon — De nabij gelegene Staaten , bemerkende welke wonderbaare uitvverkzels de wijze befchikkingen van agesilaus, in de andere Steden vastgefteld, te wege gebragt hadden, zogten, om ftrijd, zijne befcherming te ver! Werven;en zijn Leger groeide dermaate aari, dat geheel Afi* geneegen fcheen zich onder zijn gebied te begeeven. Doch ren zelfden tijde befloot ag esilaus den Peifileben Monarch in t hart zijner heerfchappije aan te tasten, om hem de Griekfche magt, zejf op zijn 1 hroon, te doen gevoelen, en hem buiten ftaat te ftellen om, in 't vervolg, Griekenland eenigzins te ontrusten. artaxerxes , ontrust over de voortgangen van agesilaus en bevindende dat alle zijne poogingen , om hem uit Me te doen verhuizen , kragtloos waren , befloot eene verdeeldheid te verwekken onder de Laceaemouiers , door een Bondgënootfchap tegen hun onder de andere Staaten vari Griekenland ts bevogten, van p h a rnabazus vijftig lalenten , om Pyreus in den voorgaanden ftand te herftellen; en hii behieldt desgelijks het Opperbevel over de Vloot. Naa de kusten van Laconia ontrust en verwoest te hebben, keerde hij te Athene we- ni. BOEIT. I. •Hoofdft,  in. n O EK. L Hoofdfl Vrede van JNT4UI. DES. 76 GESCHIEDENIS weder , en werd daar met de uitbundigfte vreugde - betooningen ontvangen. De bewustheid van den Herfteller der magt zijns Lands te weezen, en van de wallen zijner geboorteftad herbouwd te hebben, verfchafte hem ongetwijfeld het zuiverst genoegen. 't Is opmerkenswaardig , dat de Stad Athene eenigermaate herbouwd wierd, op koste van dezelfde Perfen, die ze voor? heen in de asfche gelegd hadden. conon, Athene in den voorigen ftaat herfteld en dus bekwaam gemaakt hebbende om den aanval der vijanden af te weeren, offerde een Hecatombe of een offer van honderd gelijkflagtige beesten aan de Goden. De fmert en woede der Lacedemoniers, op het gezigt dat hunne oude mededingfter, als' 't ware, uit de asfche herreezen en in ftaat gefteld was eene gedugtte rol te fpeelen , klom ten hoogften toppunte. Zij voorzagen dat hunne Oppermagt over de rest van Griekenland op den oever des ondergangs ftondt. Zij bellooten daarom onmiddelijk hunne wraak los te laaten tegen conon, den voornaamften verporzaaker deezer omwentelinge: ten dien einde vaardigden zij a n t alcides af na teribazus, Landvoogd van Sardis, met voortlagen van vrede aan den Perfifchen Monarch. De Atheners zonden, van hunnen kant, desgelijks Gezanten om den voortgang van de onderhandelingen der Lacedemoniers te ftremmen. Maar hunne poogingen waren vergeefsch , en conon ftrekte ten flachtoffer van de inboezemingen, die antacliues den Perfifchen Landvoogd gaf 3  van OUD GRIEKÉNLAND. 7? gaf, conon befchuldigende dat hij het geld des Konings tot het herbouwen van Athene befteed, en hét plan gevormd hadt om Etolie en Jonie der af hanglijkheid van Perfie te onttrekken. Om artaxerxes te meer tot den vrede te doen neigen , waren de Spartaanen laaghartig genoeg om nogmaals alle de Griekfche Steden in Afie, voor welker vrijheid agesilaus zo roemrijk gevogtefi hadt, aan zijne magt te onderwerpen. ■ Wij weeten niet door welke middelen t eribazus overgehaald Werd om de befchuldiging, door antalcides tegen cönon ingèbragt, te gelooven. 't Gaat, egter , vast, dat hij den doorlugtigen Atbener deedt vatten, en den Lacedemoniers groote geldfommen opfchoot; doch hij Weigerde den vrede te fluiten Zonder de toeftemming zijns Meesters. Dé Gefchiëdfchrijvers ftemmen niet overeen wegens het lot van conon : eenigen willen, dat hij na Sufa gebragt wierd, en daar onthoofd op last van den Perfifchen Monarch. Zij zeggen verder, dat hij gevaarlijke oogmerken tegen de Perfifche magt gefmeed hadt , naa zo grooten bijftand daar van ontvangen te hebben; dat hij een plan gevormd hadt om zich meester te maaken van eenige hunner Steden; en, onder voorwendzei om dezelve van de Spartaanfche Dwinglandij te ontheffen, aan de Atheners te onderwerpen, xenophon's ftilzwijgen over het lot van conon, geeft grónd om te Vermoeden , dat hij de gevangenis wist te ontkomen, 't ls, nogthans, zeker, dat wij niets meer iii. BOEK. i. Hööfd'lt  xir. SOEK, I. Hoofdft. ?3 GESCHIEDENIS meer verneemen van dien beroemden Krijgsoverften, die de fchrik van Spar/a geworden was,en zokragtdaadigden trots daarvan vernederd hadt, dat zii, om zijn verderf te bewerken, tot de laagfte onderwerpingen , en den nadeeligften vrede, zich vernederden. Toen de andere Staaten van Griekenland berigt kreegen van den vrede, tusfehen de Lacedemoniers en den Perfifchen Monarch geflooten, werden zij met de uiterfte verontwaardiging vervuld, en bellooten, in de eerfte driftvervoering dien te verfmaaden. Maar, op bedaarder overleg , ontdekten zij , dat hunne huislijke oneenigheden hun buiten ftaat gefteld hadden om een oorlog tegen dé Perfen te voeren : en het dus raadzaamer was in het verdrag te berusten. Middelerwijl werden de wederzijdfche vijandlijkheden tusfehen de Spartaanen en de Atheners. voortgezet: en 'er viel eene fchriklijke flachting voor te Corinthe , door het aan hitzen der Spartaanen, die . zich bedienende van de verdeeldheden, in die Stad heerfchende, maakten,dat 'er eenige troepen binnen kwamen, en de Inwoonders aangezet hebbende Qm elkander te vermoordden, bragten hunne benden, in het oproer, een groot getal Argiven en Beotiërs om hals. Op Rhodes ontttondt een tweefpalt, waar in de Atheners zeer veel belangs hadden. De eene helft der lhwoonderen zich voor de Volksregeering en de andere voor de Adelheerfchappij verklaard hebbende; de laatften vervoegden zich om onderftand bij de Lacedemoniers , die in gevolge daar van hun TE-  van OUD GRIEKENLAND. 7$ ïeleutius met twintig Schepen zonden. Door deezen bijftand werd de Adelheerfchappij vastgefteld. De Atheners, welken men begreep dat de regeering van dit Eiland toe* ïjwam, zonden desgelijks thrasybulus derwaards, die, op zijne heenreize, eenige fchatting op het Eiland Aspenios geheeven v hebbende, de Inboorlingen, door de ruwe behandeling der Soldaaten getergd, tot een opftand verwekte, die thrasybulus in zijn tent ombragten. Dit was het einde van dien roemrijken Athener, wiens ijver en dapperheid zijn Land de vrijheid fchonk, en wiens grootmoedig gedrag , in dit hachlijk tijdsgewricht, hem regt geeft tot een plaats onder de yoornaame Mannen van die dagen. Ten dien tijde hadden de Atheners de hoogfte verwagting van de buitengemeene verdiensten van iphicrates, die, in den ouderdom van twintig jaaren, toonde de kunst des Oorlogs volmaakt te verftaan. De Krijgsbenden door agesilaus te Lejchea gelaaten, door dien Veldheer verftrooid zijnde, vonden de Spartaanen het geraaden met de Beotiërs den vrede te fluiten. iphicrates, desgelijks gezonden om de Steden door thrasybulus in zijn tocht na Rhodes te ondergebragt, in gehoorzaamheid te houden , welke alle aan de kusten van den Hellespont gelegen waren, en, bij gelegenheid der jongfte ongelukken van het Gemeenebest, de zijde van Sparta gekoozen hadden, lokte den Spartaan anaxibias in eene hinderlaage en verfloeg hem. De III. SOES. I. Hoofdft.  ïïï. HOES. h Hoofdit. S«7- 8a GESCHIEDENIS De Egineten deeden, omtrent dien zelfden tijd, eenen inval in Attica; hier toe aangezet door de Spartaanen, die hun hulpe booden; doch chabrias weerde hun af en zij' werden geheel verflaagen. De Spartaanen, nogthans, zich bedienende van de afweezigheid deezes Veldheers van Athene, zonden teleutiüs na Pyreus, die bij nagt verrasfender wijze in deeze haven kwam , verfcheide Schepen nam, eenige in den grond boorde, en onder de Inwoonders van Athene groote fchrik en verlegenheid verwekte. De Atheners en Spartaanen moede van hunne uiterfte poogingen aan te wenden om onderling elkanders verderf tè berokkenen, vonden zich, in 't einde, genoodzaakt, met den anderen en met Per (ie, wede te maaken; welk Rijk , door de jaloufij ën verdeeldheden der Grieken, thans het oppergezag over Griekenland voerde, De voorwaarden van dit vrede verdrag, ontworpen door den Perfifchen Landvoogd teribazus, Beftuurder van Sardis, zeker op 't aanraaden der Lacedemoniers, kwamen hier op uit: Ijat alle de Griekfche Steden in Afie wederom onderhoorig zouden worden aan het Perfisch Landbeftuur; dat de Atheners hun regtsgebied over Lemnos zouden behouden; en dat het overige van Griekenland vrij zou weezen. Dus was de vrede van antalci'des,zo geheeten naar een Lacedemonier van dien naam, die 'er de voornaamfte bewerker van was, aangefteld door den Staat van Sparta, daar toe opgewekt door hunne jaloulij wegens de aangroeiende magt der Atheners. AN-  Van OUD GRIEKENLAND. 81 AMtalcides was meer dan gemeen ijverig om te deezer gelegenheid, den last hem opgelegd te volvoeren, uit perfoonlijke partijdigheid tegen agesilaus, die zich gansch af keerig toonde van zulk eene fchandehjke onderhandeling, waardoor de vrijheid en onaf hanglijkheid der Griekfche Steden van Afie,te welker verdeediging hij, korten tijd geleden, zulke roemrijke Krijgstochten gedaan hadt, zo fchaamtloos werd op. geofferd. * Hoe zeer ontëerend voor de Grieken was het onderfcheid tusfehen deezen vrede, bii welken Perfie hun, éénsflags, beroofde van hunne magt in Klein Afie, en noodzaakte hunne Landsgenooten daar gevestigd, te verlaatten den vrede nu zestig jaaren geleden geilootenmet artaxerxes longimanus door den Athener cimon. Het toen zegepraaiend Griekenland verdeedigde niet alleen zime eigene vrijheid, maar fchreef den Per- Jen de wet voor. De oorzaaken van dit wijd verfchil zijn, nogthans, niet verborgen, ot verre te zoeken. Het ontftondt uit dl onderlinge twisten der Griekfche Staaten waar van de Perfifche Monarchen zich listig bedienden. — Daarenboven voelden zich de Grieken met langer bezield door de zugt tot onaf hanglijkheid, hun voorheen eigen. Hunne Voorvaders in 't algemeen verfmaadden net Goud , en verwierpen de omkoopingen der Perfen. Nu waren zij niet lainger bettand tegen deeze verzoekingen, doch fchandvlekten zich door laaghartig alles , voor geld, veil te hebben. ln ftede van met veréénde II. deel. F krag- in. BOEK,' I. Hoofdft.  IH. SOEK. IL Hoofdft. TWEEDE HOOFDSTUK. De zaaken van Grieken/and, ziftts den VrC' de van antalcides, tot het eindigen van den Oorlog der Bondgenooten. De oneenigheden tusfehen de Staaten van Griekenland waren geenzins door deezen Vrede van antalcides geëindigd. Wij zullen de vijandelijkheden, nog zien voortgezet, fchoon van niet zeer veel belangs op zich zeiven, egter van veel aangelegenheids in de gevolgen. De Vrede van antalcides de magt der Lacedemoniers zeer hebbende doen aanwasfen , hadden de Bewerkers daarvan alle de andere Staaten van Griekenland verftoord gemaakt. Want door dien Vrede waren de Thebaanen genoodzaakt de bezettingen weg te doen trekken, die zij in de Steden van Beotie hielden , gelijk ook de Corimhiers h mine benden van Argos. Dit was het uitwerkzel van een grondbeginzel der Sgprtactnfcbc Staatkunde, die nog in volle blo-; was, je wee* Bz GESCHIEDENIS kragten, den gemeenen vijand het hoofd te bieden , ftelden zij dwaaslijk hunne eer in over elkander te heerfchen, en putten hunne kragten uit door inlandfche oorlogen. Het gevolg hier van was, dat zij zich genoodzaakt vonden de laagstkruipende vleierijen bij de Koningen van Perfie aan te wenden , om van hun onderftand in Krijgsbenden en geld te verwerven.  van OUD GRIEKENLAND. 83 Weeten,allezints de magt van zulke Staaten, die geen wederltand konden bieden, laag te houden. Uit het zelfde beginzel verklaarden zij, daar hun door de Steden Acanthus en Apoïlonia klagten gedaan waren over den grooten aanwas van die van Olynthus, den Oorlog aan de Olynthiaanen, en zonden een Leger Ha die Stad onder het bevel van de twee broeders eudamidas en'phebidas. De eerfte maakte zich meester van de Stad Potidea, toen in bondgenoodfchap met Olynthus — de ander trok na Thebe , waar hij de inwoonders in twee partijen verdeeld vindende, de een voor de Regeering van wei. nig Perzoonen zijnde, de andere voor die van het Volk, deedt hij zijn voordeel met hunne verdeeldheden, en verkreeg van leontidas,het hoofd der eerden, die Sparta gunftig was, hemjn het bezit te ftellen van het 'kasteel. Deeze ftoute onderneeming verwekte eenen algemeenen haat tegen de Lacedemoniers , die, van oogmerk om dit te verzagten , phebidas afzetten en in boete befloegen; doch namen , door eene tegenftrijdigheid, ontëerende voor de Spartaanfche regtvaardigheid, bezit van het kasteel; dus den misdadigen ftraffende, maar de misdaad goedkeurende. Omtrent dien zelfden tijd befloeg leontidas, een der Thebaanfche bevelhebbers, isMENius, een ander hunner Legerhoofden , die zich voor de Volks - regeering verklaard hadt, en zette hem op het kasteel gevangen. Het overig deel van die partij meer F s dan lil. BOEK, ii. Huofdtt. ■ —.  III. BOEK. II. Hoofdft. 84 GESCHIEDENIS dan vierhonderd in getal, waaronder de beroemde pelopidas was , door deeze wreedheid getroffen , vlooden na Athene j doch epaminondas, toen in eenen amptloozen ftaat leevende, lag zich geheel toe op de beoeffening der Wijsbegeerte en bleef te Thebe. De onderneeming van phebidas hadt reeds luide klagten veroorzaakt: dan de Spartaanen voerden hunne onregtvaardigheid tot nog hooger toppunt, door Gelastigden na Thebe te zenden, die ismeaius ter doodftraffe veroordeelden. De Spartaanfche Raad moest ongetwijffeld zeer verbasterd geweest zijn , eer dezelve zulke openlijke daaden van geweld en onregt begaan kon. De Olynthiaanen vernoegen in het volgende jaar een deel van het Spartaanfche Leger, en onder anderen hun Legerhoofd teleutius. Doch dit ongeluk diende alleen om de Spartaanen nog meer te verbitteren, die hunne poogingen verdubbelden om de Stad Olynthus te overweldigen, die de inwoonders verdedigden , tot dat de hongersnood hun in 't deerlijkst uiterfte bragt. De voorfpoed der Spartaanen was nooit tot zo hoog een toppunt geklommen in vroeger dagen; want zij hadden aan zich de magtigfte Steden van Griekenland onderworpen , en ftraften die geenen ftrengelijk, die poogingen aanwendden om hun juk af te fchudden. De Atheners waren te voorzichtig om zich tegen hun te ftellen. Doch deeze voorfpoed, gegrondvest op onregtvaardigheid , kon niet dan van korten duur zijn. Twee aanzen- lij-  van OUD GRIEKENLAND. 85 ijjke Burgers van Tbebe waren gefchikt om den loop daar van te fluiten. pelopidas,de eerfte, was zeer rijk: en fchoon nog jong, befteedde hij zijne goederen tot de edelfte einden om waardige lieden in hunne nooden te onderftutten; en in ftede van de vermaaklijkheden eens ongebonden leevens te zoeken , gemeenlijk nagejaagd door jonge heden van zijne middelen, ichiep hij al zijn vermaak in ligchaams-oeffe! ningen en den wapenhandel. De ander epaminondas , was in tegendeel arm ! doch genoot zulk eene volkomene te vredenheid met zijn' Staat, dat hij nooit de bijftand van geldmiddelen wilde aanneemen, hem door zijnen vriend pelopidas aangebooden. Hij was daar en boven bekleed met de treffehjkfte hoedanigheden, een Mensch van een uitmuntend verftand en eene onvermoeide werkzaamheid, een braaf en kundig Veldheer; ten uiterfte toegedaan aan de be- ïfTS,ier V^be§eerce * en voedende den terkften afkeer van alle foort van vaischheid; zelfs in zoverre dat hij nooit op j?oïL°nira kon betrapt wor zdf Doch de buitengewoonftezaak in het Cha. rafter deezer twee groote Mannen was de naauwe Vriendfehap, die , in fpijt van hun! ■ nen verfchillenden ftaat ten opzigte van geldmiddelen en hun zo onderfcheiden fmatk in het neemen van verlustigingen , tusfehen den" PkaatSfthadt' Tder dat ™mer £ werden. Doch dit waren zij verfchuldigd F 3 aan ra." BOIC ii. Hoofdft. pelopidas en epaminondas.  III. SPEK. II Hoofdft. 85 GESCHIEDENIS aan den grondflag van hunne Vriendfehap,; de Dcugd,en daar zij niet befmet waren met Eerzucht of Eigenbaat. Het eenig doel van beiden was de roem en het geluk huns Vaderlands. De Lacedemoniers gebruikten, intusfchen , hunne magt meer en meer willekeurig, .gaven den Atheners eene zeer gevoelige proef van hun heerschzugt, door hun te beveelen, dat zij de befcherming zouden onttrekken aan vierhonderd Thebaanen , die door een openbaar Raadsbefluit uit hun land gebannen, hun toevlugt te Athene gezogt hadden. De Atheners egter hadden te veel menschlievenheid om zo wreed en ftreng een maatregel tegen zo groot een aantal Thebaanfche Burgers in het werk te ftellen; daar die zelfde Mannen het meest hadden toegebragt tot herftelling van de Volks regeering, waar van de Atheners ten dien tijde de voordee- len fmaakten. pelopidas vol moeds, en alleen den roem van zijn land in het oog hebbende, zette zijne rampgenooten in de ballingfchap aan, de wapens op te vatten om de vrijheid van hun geboorteland te verdeedigen, een voorwerp, waar bij men alle gevaar of andere perfoonlijke inzigten niets moest agten. Hij vondt alle hunne harten overeenftemmende met het zijne. epaminondas moedigde van zijnen kant de Thebaanfche jeugd aan om het Spartaanfche juk af te fchudden. De verbannen Thebaanen het ontwerp hunner onderneeming dan beraamd hebbende, deelden dat hunnen vrienden te Thebe mede. Twaalf van deezen, met PE-  van OUD G,R IE KEN LA ND. 8; pelopidas aan hun hoofd, gekleed als jaagers, kwamen bij nagt in de Stad en,volgens affpraak, aan het: huis van charon, een der aanzienlijkfte Mannen in Thebe. phil i d a s, Geheim - Schrijver der hooge Overheid, tot hunne zaamenzweering behoorende, hadt hun op dien zelfden dag tot een groot onthaal genoodigd, met oogmerk om te beletten dat zij kennis kreegen van het geen 'er gebeurde. Doch in 't midden van 't gastmaal als de vreugde zich liet hooren, kwam 'er een bode van Athene, een brief medebrengende , die een naauwkeurig verhaal der zaamenzweeringe bevatte, a rc h i a s, reeds door den wijn beftooven, riep, bij het ontvangen van den brief, al lachende uit: „ Morgen zal ik om ernftige bezighe„ den denken 1 '' en dien ongeopend onder zijn kusfen leggende, ging hij voort met den maaltijd. , De zaamgezwoornen zich , intusfchen, verdeeld hebbende in twee partijen, floeg de eene, aangevoerd door pelopidas, den weg na het huis van leontides in, die door het geraas ontwaakt den zamenzweerderen gewapenderhand dapperen tegenweer boodt, en verfcheiden wondde; doch onbekwaam om zo ongelijk eenen ftrijd uit te houden, werdt hij ten laatfte geveld. Het ander deel rukte aan tegen archias, vloog gewapend de Zaal in, waar de Overheden feest hielden, en overwon hun gemakkelijk, als die reeds door den wijn overweldigd waren. Dit groote ftuk uitgevoerd hebbende, braaken zij de gevangenisfen open , gaF 4 ven m. BOEK. ii. Hootm De Spart2a- nen uit Thelt gedreevcn-  III. BOEK, II. Hoofdft. 88 GESCHIEDENIS ven vrijheid aan den gevangenen , greepen alle de wapens aan , die zij vinden konden, en wapenden allen, die zij tegenkwamen. epaminondasplaatftezich aan het hoofd van eene talrijke bende jongelingen, en zette hun aan om met allen mogelijken vlijt voort te trekken. In deeze omftandigheden werden de andere burgers, onbewust van het voorgevallene, met de grootfte onfteltenis getroffen. De Lacedemonifcbe bezetting, beftaande in vijftien honderd man , onkundig van het klein getal der zaamgezwoornen, flooten zich op in het kasteel en zonden na Sparta om hulp te verzoeken. epaminondas en pelopidas , zich aan het hoofd der zaamgezwoornen voegende , vergaderden den volgenden dag het Volk, onderrigtten't van het gebeurde, en vermaanden 't zelve voor de vrijheid des Vaderlands in de bres te liaan. De zaamengevloeide meenigte noemde hun de Herftellers hunner vrijheid en overlaadden hun met eene algemeene toejuiching. De overige der verbannenen kwamen fchielijk en wierden ras gevolgd van vijfduizend Voctknegten en vijf honderd Ruiters, door de A> bitters, onder 't bevelhebberichap van demophon gezonden. Verfcheiden benden uit de Steden van Beotie kwamen ook te hunner hulpe. Zo dat hunne vereenigde Krijgsmagt omtrent twaalfduizend beliep. Zij belegerden terftond het kasteel; en de . bezetting , uit gebrek aan leevensmiddelen genoodzaakt een vergelijk te treffen , werd toegeftaan uit te trekken. Eene verfterking,  van OUD GRIEKENLAND. 89 Van Sparta afgevaardigd, kwam te laat; en de Spartaanen bragten uit wraak de twee Legerhoofden, die de bemiddeling geflooten hadden, om 't leeven. Dit Krijgsbedrijf, een der aanmerklijkfte, die misfchien ooit gebeurd zijn bij overrompeling , en het geen men vergelijken mag bij dat, waardoor thrasybulus de Atheners van de onderdrukking bevrijdde , deedt pelopidas onfterflijken roem wegdraagen. De Lacedemoniers dagten nu op niets dan om wraak te neemen van pelopidas en de Thebaanen; om dit te volvoeren leidde hun Koning cleombrotus een Leger na Beotie; doch de Krijgsbedrijven van dien Veldtocht beftonden in eenige plunderingen van het land. De Atheners middelerwijl, de gramfchap der Spartaanen vreezende, braken het verbond dat zij gemaakt hadden met de Thebaanen, en vervolgden 't zij met gevangenis , 't zij met uitbanning de zodanigen der Burgeren, die hunne zaak begunstigden. Doch pelopidas bedagt een Krijgslist om twist te veroorzaaken tusfehen de Atheners en Spartaanen. Zich verftaande met gorgidas, verkreeg hij op den Spartaan sphodrias, den Bevelhebber van een deel der benden te Thespia, gefchikt om de Beotiërs te onderfteunen, die over mogten hellen om af te vallen van de Thebaanen , Pireus aan te vallen, sphodrias, een eerzugtig en hoogmoedig man , ondernam fchielijk deeze zaak, fchoon de fchreeuwende onregtvaardigheid daarvan blijkbaar was. F ,5 Doch BOEK. n. ' Hoofdft.  III. BOEK. II. Koofdft. HABH.IAS- 90 GESCHIEDENIS Doch zijne maatregels niet naai* behooren overlegd hebbende, wierd zijn voorneemen ontdekt, en zijn oogmerk verijdeld. De Atheners. klaagden zeer over deezen aanval te Sparta, doch de Zoon van sphodrias deedt zijn invloed zoo zeer gelden op agesilaus ten voordeele van zijnen Vader, dat hij diens ontflag bewerkte. De Atheners werden zo verftoord wegens dit vonnis, dat zij terftond hun Bondgenoodfchap met de Thebaanen vernieuwden. Bijkans ten zelfden tijde vielen 'er verfcheide andere Steden van de Spartaanen af, die , daarenboven , tot voltooijing hunnes onfpoeds, een groot deel van hun Leger op den tocht tegen Beotie verboren. De beroemde Athener chabrias, die, uithoofde zijner groote Krijgskunde , aangemerkt werdt als de eenige Bevelhebber, bekwaam om het hoofd te bieden aan agesilaus, muntte bij deeze gelegenheid zeer uit. Zijn Leger op eene nieuwe wijze in flagorde geiteld hebbende, boodt hij ftoutmoedig een flag den Spartaan aan, die, fchoon hij een Leger hadt van niet minder dan achttien duizend man, zo getroffen wierdt door de uitneemende rangfchikking des Legers van chabrias, dat hij geen flag dorst te waagen. ^chabrias gaf zo fpreekendeen blijk van zijn bekwaamheid en dapperheid ter Zee , 'als hij te Land gedaan hadt. Hij overwon pollis, die voor hadt eenige Scheppen, na Athene met koorn gelaaden vaarende, te onderfcheppen, en dezelve na Fireus bragt. Nstxus  van OUD GRIEKENLAND. oï Naxus naderhand belegerd hebbende, verfloeg hij de Spartaanen , die de plaats te hulpe kwamen; en verftrooide hun Vloot. De Spartaanen verboren in deezen flag twee ep dertig Schepen en de Atheners achttien. chabrias kwam, met den buit belaaden, te Pireus zegepraalend binnen. De Atheners, door deezen voorfpoed bemoedigd , rustten eene Vloot van zestig zeilen uit, waarover zij het bewind gaven aan timotheus , Zoon van den beroemden conon, die volkomen den roem van zijnen Vader ophieldt. Naa Laconie verwoest te hebben, maakte hij zich meester van Corcyra en floeg de Lacedemonifche Vloot door m n asippus, die in het gevegt fneuvelde, aangevoerd. De Spartaanen baden dionysiüs den dwingeland om bijftand om deeze plaats te herwinnen, en kreegen van hem eene verfterking van tien Galeijen: doch zij werden niet te min , door de Atheenfche Vloot onder iphicrates, die timotheus in het bewind was opgevolgd, allen genomen. Toen gaven de Spartaanen agesilaus last tegen de Thebaanen op te trekken. Doch hij kwam tot geen.beflisfenden flag en behaalde alleen op hun eenige weinige voordeden, die geene bijzondere aanmerking verdienen. De Oorlog egter ging zeer vinnig tusfehen deeze Staaten voort; ieder dag een nieuwen flag voortbrengende , waarin de Thebaanen over het geheel gelukkig dus meer en meer moeds kreegen. Die was de toeleg van pelopidas; die, eer hij verkoos een algemeenen flag te Ie- B O SS* ii. Hoofdft, IFHICKAT2S,  Hl. BOEK. ii. Hoofdft. Slag van 'egyra. 9a GESCHIEDENIS leveren, zijne Medeburgers aan het ftrijden wilde gewennen, agesilaus, in één deezer fchermutzelingen gewond , werdt , ter dier gelegenheid , door zijne vrienden befpot, die hem zeiden , „ dat dit zeker de „ belooning was, die de Thebaanen hem ga„ ven, om dat hij hun de kunst des Oorlogs „ geleerd hadt". ' pelopidas, den vijand digt bij Tegyra genaderd zijnde, viel hem zonder draalen aan , fchoon deeze driemaal meer Volks hadt dan hij. Want hij hadt het Üerkfte vertrouwen op eene kleine bende Voetvolk, beftaande uit piet meer dan driehonderd man, en die de geheiligde band of de vriendenbende geheeten wierdt, geheel beftaande uit de dapperfte en 'kundigfte Soldaaten ; daarenboven door vriendfehap, de kragtigfte van alle banden, aan elkander verbonden , hadt elk hunner bellooten zijn' laatften druppel bloeds te waagen ter verdediging van zijn metgezel. De Thebaanfche Ruiterij begon den aanval; de eerfte fchok was vervaarlijk; in den tweeden fneuvelde_ de Lacedemonifche Bevelhebber ; waarop zijn Volk, de moed hun ontzinkende, de gelederen opende om het Thebaanfche Paardenvolk 'er door te laaten. Doch pelopidas, onmiddelijk met zijn Vrienden-bende toerukkende, voltooide hun verwarring, en richtte zo groot eene flagting aan, dat zij, die overbleeven, in de grootfte verleegenheid de vlugt namen, pelopidas behaalde grooten roem door dien flag te Tegyra. Tot dien tijd toe waren de Lacedemoniers, door hunne meerderheid in getal, nooit ver- fla»  van OUD GRIEKENLAND. 93 Hagen geweest; doch nu beroofden de Thebaanen hun van die eer. Terwijl dus de verfchillen der Grieken zonder tusfchenpoozen duurden, hadt artaxerxes, Koning van Perfie'm Oorlog met Egypte, verfterking van Krijgsmagt noodig. Om die te verkrijgen vaardigde hij Afgezanten na Griekenland om den vrede van antalcides te vernieuwen, en, zo het moogelijk ware, ieder afzonderlijke Stad in een ftaat van volkomen onaf hangelijkheid te ftellen. Hij bewerkte dat 'er Gelastigden, ten dien einde, met verlof van hun allen benoemd wierden , naa dat Thebe, in deeze maatregelen, met zeer veel tegenftribbelings , toegeftemd hadt. artaxerxes ondertusfchen nam twintigduizend Grieken in dienst, en koos iphicrates tot hun Bevelhebber. Deeze tocht viel egter , kwalijk ondernomen zijnde, ongelukkig uit. Verfcheiden Steden van Peloponnefus, vuurig verlangende na het genot der vrijheid, hun door de bemiddeling van artaxerxes verzorgd , verdreeven de Bevelhebbers hun door de Spartaanen toegeknikt; die, zich gehaat gemaakt hebbende door hunne dwingelandij, zeer ftreng behandeld werden. Doch het gelukte eindelijk aan de Atheners, door iphicrates, deeze beweegingen te ftillen. Ten dien tijde was 'er een uitzigt om de algemeene rust in Griekenland herfteld te zien. De Lacedemoniers hadden in eene groote maate de meerderheid van gezag afgeftaan, dat zij zo lang over de andere Staaten JUBOEK."II. Hoofdft:  iii. ice: ii. Hoofdfl B\ GESCHIEDENIS ten voerden; en lieten na hetzelve te oeftenen ; en de Atheners, geen ander oogmerk hebbende dan de buitenfpoorige eifehen der . Lacedemoniers tegen te liaan , lagen 'er zich op toe om hunne geledene fchade te herttelIen. Doch dit gevvenschte vooruitzicht werdt ras verijdeld, want de Thebaanen trots geworden op hun laatften voorfpoed, verklaarden den Oorlog aan de inwoonders van Platea, en die Stad, gelijk ook Thespia ingenomen hebbende, vernielden zij de eerstgenoemde geheel. Deeze ftoute onderneeming vergramde de Atheners zodanig , dat zij terilond het Bondgenoodfchap met hun verbraken , en deeze breuk werdt een nieuwe bron van Oorlog. .De Thebaanen , een Volk natuurlijk ftijfzinnig in hunne befluiten, en nu ftout op hun eigen kragten, weigerden tot vredes-onderhandelingen te komen , waar in zij dagten dat zij als minderen behandeld wierden, en gaven een trots antwoord op de voorhagen der Atheners. pelopidas, hun Landsgenoot, ijverde fterk in het flijven van hunne eerzuchtige oogmerken : eene zaak waarin hij onderfteund werd door den raad en wapenen van een der grootfte mannen , die Griekenland ooit heeft opgeleverd, naamlijk epaminondas, wiens verdienden, fchoon hij toen in eenen amptloozen ftaat leefde, alleen bezig met het beoeffenen der Wijsbegeerte, de Thebaanen ras ontdekten , en hem dwongen dat hij zijne afgezonderde lee venswij ze verliet , daar zij hem aan het hoofd van hun leger plaatften.  van OUD GRIEKENLAND. 95 In deeze omftandigheden verklaarde age< si laus aan de Thebaanen, dar, zo zij vooi hadden begreepente worden in het Verbond, zij dan eerst de vrijheid weder moesten fchenken aan de: Steden van Beotie. e p a m 1 n 0 ijdas antwoordde, dat zij gereed waren om dit toe te ftemmen , bijaldien de Spartaa. nen hun een voorbeeld gaven, wier eiichen op het gezag over Laconie op geen beter grondflag rustten dan die zijner Landsgenooten over Beotie. agesilaus , verftoord op dit antwoord , het geen duidelijk toonde dat de Thebaanen na etn gelijk gezag met de Spartaanen dongen , delgde hun naam uit het Bondgenoodfchap en floot den vrede met de andere Staaten zonder hun te kennen. Dit was het zelfde als eene volftrekte Oorlogs verklaaring. cleombrotus kreeg daarom last van de Ephoren om na Beotie te trekken aan het hoofd van tienduizend Voetknegten en dm> zend Ruiters. Die Koning vleidde zich, dat de Thebaanen, verhaten door hunne Bondgenooten , niet in ftaat waren om hem wederftand te bieden. De Spartaanen' vergaderden ten dien zelfden tijde de Krijgsmagten hunner Bondgenooten ; die zich meer uit noodzaakelijkheid dan wel uit toegenee*. genheid bij hun voegden. De Thebaanen , aan den anderen kant, waren eenigzints beI kommerd om dat zij zich genoodzaakt zagen > dien tegenftand alleen het hoofd te moeten bieden; hunne Krijgsmagt te zaamen maar zesduizend man beloopende , daar die hunner vijanden niet minder dan vierentwintig dui- ffiY BOEK. ii. Hoofdfï,  nr. DOES. II. Hoefde : Slag bij Lcu&ra. $6 GESCHIEDENIS duizend was. Doch om het verfchil te vereffenen ftreedenepaminondas en Pelopi-? das voor de Thebaanen. Zo ras cleombrotus op de grenzen van Beotie gekomen was„ eischte hij van de Thebaanen dat zij de Steden Platea en Thespia zouden herbouwen en de andere Steden in vrijheid Hellen, epaminondas antwoordde , „ dat de Thei9 baanen aan niemand ter wereld verant„ woording fchuldig waren omtrent hunne „ handelwijze." Naa zulk een antwoord konden de wapenen alleen den twist beflegten. De twee Legers elkander ontmoetende op de vlakte van Leuclra, leverde epaminondas terftond flag. Het gezigt eens Legers zo veel grooter in getal als dat van c leombrotus, was genoegzaam om de dapperfte Soldaaten den moed te beneemen; te meer, daar arch idamus, de Zoon van agesilaus , het korts verfterkt hadt met een aanzienlijk aantal benden in Laconie geworven. Doch de groote meerderheid van den vijand, ten aanzien van 't getal, hadt geen ander uitwerkzcl op het Thebaanfche Leger dan om hun hoop in te boezemen op eene zegepraal, die te roemrugtiger zou zijn naar evenredigheid van de moeilijkheid, epaminondas ftelde zijn Leger in eene flagorde, die te vooren geheel onbekend was, waarvan de uitvinding en de fchikking geheel zijn eigen waren. cleombrotus hadt zijn Leger in de gedaante van den ouden Gtiekfchen Phalanx gefchikt, zijn Paardevolk in benden verdeeld  ' van OUD GRIEKENLAND, kf 'deeld hebbende langs de eerfte linie van deri rechter vleugel , waar hij zelfs het bewind voerde, epaminondas hoopte op de Lacedemoniers te zegepraalen door hun in wanorde en ontfteltenis te brengen , het zij door den dood , het zij door de gevangenneeming van hunnen Legervoogd. Dewijl liet de flinker vleugel Was Van het Thebaanfche Leger , dat het deel moest aanvallen ^ waar hij ftreedt, plaatfte epaminondas! daar zijn ftetk gewapend Voetvolk en dè dappèrflen zijher mannen; en voor de eerfte ïinie fchaarde hij het Weinige Paardenvolk dat hij bezat, örti dat van den vijand het hoofd te bieden. Vermids hij wist welk eeri moed de Thebaanen bezielde bij hunnen eerflen aanval, twijffelde hij niet, of zij zouderi de gelederen der Ldcedemoniers fcheurem 'Er bleef alleen nog één zwaarigheid over ^ doch dié een min bekwaam Veldheer Onoverkomelijk zou gefcheehen hebben, te weeten 4 pm te voorkomen dat zijne benden, bij het! flagleveren , omringd wierden. Ten dieti einde rangfchikte epaminondas zijri rechter vleugel , waarmede hij alleen voor' hadt de vertoóning van vegten te makken $ in diervoege dat hij alleen zes man diep was,' daar ieder rang van zijn flinker vleugel 4 Waarop' de zwaarte van den' gantfchen flag aanvallen zou , niet minder dan vijftig be-i lièp. Toen breidde hij op het onvenVagtfte het vöorfte deel van zijn Leger uit'4 zo' als best gefchikt was olïi cleombroj tüs in de zijde aan te vallen* hoopen-' de, dat hij dtis doende hem zou doen *iooit II. dee-i^ Q BÖÉKi ii. Hoofdft  III. BOEK. II. Hoofdft. 9s geschiedenis rukken, om de zijden te verzekeren, en hem dus van het midden zijns Legers af te fcheiden. Het Paardenvolk begon den (lag , doch dat der Lacedemoniers werd fchielijk afgeflagen; en nederltortende op het Voetvolk, geraakten de voorfte gelederen in wanorde. cleomerotus, intusfchen, duidelijk het oogmerk van epaminondas, om hem in de zijde aan te vallen, ziende, veranderde zijne flagorde, voorhebbende om op gelijke wijze het voorfte deel van zijn rechter vleugel uit te breiden, om dus epaminondas in te fluiten. Deeze beweeging befliste den flag. pelopidas, die aan het hoofd van de Vrienden-bende epaminondas zijde dekte , en naauwkeurig agt floeg op al het geen 'er gebeurde, de verwarring, in het Lacedcmonisch Leger, veroorzaakt door de verandering in deszelfs fchikking , verneemende, deedt eenen dapperen aanval op hun , floeg door hun heen eer zij hunne gelederen konden fluiten, en bragt hun in verwarring. epaminondas voerde ten zeiven tijde zijn Krijgsdrom ten ftrijd aan. Door dit wijs beleid hadt hij het voordeel aan zijne zijde reeds te groot gemaakt om de zegepraal lang in twijffel te laaten hangen. De Lacedemoniers aan den anderen kant vogten met ongelooflijke dapperheid. Overal waar het gevaar het grootfte was drongen de dapperfte Soldaaten en beste Legervoogden door. Zij maakten een kring rondom cleombrotus, die zij met hunne werpfpietzen en zwaar-  VAN OUD GRIEKENLAND. 9c> zwaarden verdedigden, en hem, met hunne ichilden bedekkende, hielden zij voor eenen langen tijd de vinnigheid der thebaanen tegen* die alleen öp hem doelden. Zijn Zoon cleonymus, met zijne beste Legerhoofden en Soldaaten aan zijne voeten, hunnen jongften fnik gegeeven hebbende, baanden de Thebaanen zich eenen weg hemwaards met het zwaard in de hand, en hij zelve * overdekt met zijn eigen bloed en dat van zijne edele verdedigers , fneuvelde op het flagveld. De hitte van den flag blaakte nu rondom het lighaam van den Koning, waar de Lacedemoniers, aangezet door woede en wanhoop, hunne uiterfte poogingen deeden * onl den dood van hunnen Bevelhebber en Koning te wreeken, en richtten voor eene wijl eene deerlijke flagting aan ; doch nu van hunnen.Veldheer beroofd, geraakten zij in verwarring en verloorën hunnen moed. De Thebaanen, aan den anderen kant, vegtende onder het aanvoeren van epaminondas, die hunne drift met kundigheid beftuurde en hunne gebrookene gelederen herftelde ^ verzekerden zich eindelijk, naa het dapperfte en het ftoutmoedigst gevegt van de zegepraal, epaminondas opmerkende $ dat de hardnekkige tegenftand der Lacede-^ mnniers ontftondt uit eene begeerte om het lichaam van cleomerotus weg te voeren, hieldt het voor beter het bederf van hun Leger geheel te voltooijen , dan hun zo klein eene troost te betwisten. Uit dien hoofde zwenkte hij, om den anderen vleugel aan te G 3 val- KL BOES.' II. HoofdK  iii BOEK. n. HoofJft. ioo GESCHIED É N I vS vallen, die reeds, door het verlies van verfcheiden Legerhoofden zeer verzwakt was, vernielde daarvan het grootfte gedeelte, en dreef de overigen op de vlugt. pelopidas vergezelde het zelfde geluk , overal waar hij vogt, en de Lacedemoniers verflaagen en verftrooid aan alle zijden , weeken, verlieten het Slagveld en deeden den hertred met den fchraalen roem dat zij het lichaam van cleomerotus uit de handen der vijanden verlost hadden. De goede gefteldheid der Thebaanfche Ruiterij bragt veel toe tot het behaalen deezerzegepraal, als welke den aanval begonnen, en die der Lacedemoniers naa zeer weinig wederitands verftaagen hadt. Het ontbrak deeze laatften toen aan eene geregelde en geoeffende Ruiter-bende; want de Paarden waren in Vredöstijd, door de rijkfte foort det Burgeren, tot vermaak en praal gebruikt, en werden bij het uitbreeken van den Oorlog beklommen door Soldaaten- geheel onkundig van't geen een Ruiter behoort te weeten. De Thebaanfche Ruiterij, in tegendeel, was uitneemend , en hadt haare blijken van bekwaamheid gegeeven in de Veldflagen van Thespia en Orchomenus, waarvan zij al den roem verdienden. Het verlies der Thebaanen beliep alleen driehonderd man , terwijl de Lacedemoniers niet minder dan vierduizend dooden op het Slagveld lieten, en onder dat getal duizend Spartaanen, de bloem en de hoop van hun Volk. Tot nog toe hadt 'er geen flag, zo bloedig als deeze. onder de Grieken plaats ge-  van OUD GRIEKENLAND. 101 gehad, de grootfte flagting bij voorige gelegenheden naauwlijks meer dan vijfhonderd man beloopende. epaminondas vierde als een alleredelst Uurger bot aan de vreugde,daar hij zo volkomen de doodvijanden van zijn land hadt te ondergebragt. De eerfte vervoering zijner blijdfchap was zo groot dat hij zich niet ^bedwingen kon van op te fyringen op de tijding van zo veel roenis en voorfpoeds. Doch zijne Wijsbegeerte deedt hem wel ras van die buitenfpoorigheid bekomen , fchoon hij zich ten zeiven tijde toegaf in de gevoelens van een redelijker en billijker vermaak. Want , als hem de hoogfte lof gegeeven wierd, wegens het gelukkig flaagen in zijne onderneeming, .liet hij weinig aandoenings blijken over de loftuitingen hem gefchonken; doch verklaarde ,i „ dat zijn vermaak voor,, naamlijk ontftondt uit de gedagten van „ het genoegen, 't geen de tijding der Ze„ gepraal zijne Vader en Moeder zou aan. „ brengen! " Een fpreekend bewijs van de goedheid van zijn hart en de tedere liefde, welke hij toedroeg aan hun, die hem het beftaan gegeeven hadden. De tijding deezer overwinning bragt te Sparta een gedrag voort, volkomen aangekant tegen dat, vyelk men redelijker wijze hadt moogen verwagten. Doch in deezen zonderlingen Staat , werd de menschlijkheid zelve opgeofferd aan de liefde tot het Vaderland. De Ouders der geenen, die gefneuveld waren, wenschten elkander geluk, met de duidelijkfte blijken van vreugde en voldoeG 3 ning; ur. ii. Hoofdft,  ■ m. BOEK. II. flqofdft. ïoft GESCHIEDENIS ning; terwijl de zodanigen, die de te rugkomst hunner Bloedverwanten verwagtten, de grootfte verflaagenheid betoonden. Dit is geenzins te verwonderen als men het oog flaat op de ftraf door de wet te Sparta den geenen gedreigt, die in een' flag de vlugt namen. Voor de allergrievendfte onteeringen van allerlei aart ftonden zij bloot, 't Was ieder een geoorloofd hun te flaan en te mishandelen; zij durfden niet buiten komen dan in vuile en havelooze kleederen ; niemand mogt eenige verbintenis met hun aangaan a door huwelijk of op eenige andere wijze. Zo noodzaaklijk hielden zij het de lafhartigheid te ftraffen. De Spartaanen hadden nog meer reden om ongerust te zijn als zij hoorden dat de Thebaanen zich gereed maakten om in Peloponnefus te vallen, agesilaus was toen de eenige man, bekwaam om zijn Landsgenooten van hun uiterften rampfpoed te verlosfen. Hij lag 'er zich uit dien hoofde op toe om hunnen moed te herftellen; en zijn eerfte zorg was die geenen ten dienste van het algemeen te bewaaren, die, in het laatfte gevegt gevlugt zijnde, daarom onbevoegd gerekend wierden om, in het vervolg , eenigen Krijgsdienst te doen; doch die te talrijk waren om ze aan de geftrengheid der wetten te onderwerpen. Hij bezorgde derhalven, ten voordeele van de vlugtelingen, een opfchorting van de evengemelde ftraffen. Toen deedt hij een inval in het grondgebied der Mantineè'rs, het geen hij verwoestte; doch hij vermiidde zorgvuldig een gevegt. De  van OUD GRIEKENLAND. 103 De Thebaanen, aan den anderen kant, voordeel zoekende te doen met hunne zegepraal, zonden tot de Atheners om bijftand te verzoeken. Doch deezen vonden niet goed hunne begeerte toe te ftaan , want, verlangende dat de Griekfche magt in evenwigt bleef, hielden zij het voor raadzaamst zich ftil te houden, en ten dien einde vernieuwden zij het verbond met de andere Staaten. De Thebaanen egter volharddenin wederftand te bieden ; en veréénigd met de Eleanen , Argiven , Arcadiers en zelfs met eenige inwoonders van Laconie , welker oogmerken en belangen met de hunne ftrookten, maakten zij een Verbond, waarin men overeenkwam dat ieder hunner vrijheid zou hebben zich volgens zijne eigene wetten te beftuuren. Deeze nieuwe gedaante van Regeering veroorzaakte onder de Arcadiers oproer en tweefpalt, de gewoone gezellinnen van ichielijke Staatsomwentelingen. De Argiven in 't bijzonder waren verdeeld door de hoogloopendfte onéénigheden, want hun Adel nam, door aanzetting der Redenaaren, die hunne welfpreekenheid ter deezer gelegenheid te koste lagen om oneenigheid en tweedragt aan te hitzen, het befluit om de Volksregeering af te fchaffen. Toen het Volk daarvan kennis gekreegen hadt, vermoordde het een gedeelte der zaamenzweerderen en ftelde het andere gedeelte te regt, veroordeelde 't zelve, en deed de Redenaars eenen even deerlijken uitgang hebben. Intusfchen kwamen verfcheiden Staaten van Griekenland, naamlijk de Phoceërs , de G 4 Lo- iii. BOEK. ii. Hootdffi. F. P AMlNON- bas trekc 10c voor de poorten van Spgrta.  m. BOEK. li. poofdG. 104 GESCHIEDENIS Locriers, de Eubeè'rs, tot het Thebaanfche. Bondgenootschap over, onder voorvvendzel van de Arkadiers bij te daan, en trokken na Peloponnefus. Hunne Krijgsmagt beliep veertig duizend man, en bij die van de Thebaaners gevoegd, zestig duizend. ' Hun Leger kwam, onder het bevel van epaminondas en pelopidas, in Laconie, waar het alles, te vuur en te zwaard, verwoestte; en op de grenzen zelve van Sparta komende, verwekten zij in die Stad een ongelooflijke pntfteltenis. plutarchus merkt op, dat, in een tijdsbeftek van zes honderd jaar, geduurende 't welke de Doriers reeds het grondgebied van Lacedemon bezeeten hadl den, geen vijand ooit op 't zelve hadt durven invallen. epaminondas, bij het overtrekken van de Eurotas, veel manfchaps verlooren hebbende , drong tot de voorlieden toe door. De Spartaanen, die nooit een vijand voor hunne poorten gezien hadden , werden woedend op het enkel gezigt, en hielden fterk aan om aangevoerd te worden tegen de aanvallers , en hun af te liaan of op het veld te fterven. De grootfte zwaarigheid, was dat zij wederhouden wierden om hun' oogmerk te volvoeren, door agesilaus , die, te midden van den itorm , welke zijn Vaderland met eep volkomen ondergang dreigde, befloot volftrektverdeedigender wijze tewerk te gaan, een algemeenen flag met alle zorgvuldigheid te ontwijkenden zich te bepaa'ien tot de verdediging der Stad'. Deeze handelwijze veroorzaakte het gemor zijner Mede-  van OUD GRIEKENLAND. 10$ deburgeren, die met fchrik het gantfche land rondom zich in vlam zagen ; doch, door zijne ftandvastigheid en voorzigtigheid, hieldt hij zijn gezag met allen moed ftaande en Haagde in hunne gemoederen te bevredigen. Bij die gelegenheid ftelde hij hun vóór, de Helooten in vrijheid te ftellen en hun tot Sok daaten te maaken. In gevolge hier van werden er zeshonderd van hun in Krijgsdienst aangenomen. De Thebaanen poogden , intusfchen, den vijand tot een geregeld gevegt te brengen. Doch agesilaus , van geheel andere gedagten, plaatfte zijn Leger op een hoogte binnen de Stad, en droeg de grootfte zorg om alle de toegangen fterk en zorgvuldig bewaard te houden. Toen onderftonden de Thebaanen eenen aanval; doch werden afgeflaagen en veelen hunner fneuvelden door eene bende van driehonderd Spartaanen, die hun, uit een hinderlaag, befprongen. Het heldhaftig gedrag van ischolas deedt hun ook bezeffeq hoe duur hun eene zegepraal over Sparta zou te ftaan komen. Deeze braave Spartaan, die men, met regt, ter deezer gelegenheid, mag vergelijken bij den beroemden leonidas, die de geheele Perfifche Krijgsmagt, voor eene wijl, ftuitte bij den doortocht van Thermopyle, was tot Bevelhebber over een klein deel Volks uitge; koozen, 't welk een aanmerklijke post verdedigde. Doch ziende , dat hij door den vijand overweldigd zou worden , zondt hij de jonge Soldaaten weg , en aan de fpits der overigen offerde hij zijn leeven met dat G 5 van. IH. B O 1'. K. II. Hoofdft.  IH. DOEK. II. Hoofdft. i©t5 GESCHIEDENIS van zijne grootmoedige medeftanders op 4 ten dienste van zijn Vaderland. epaminondas, alle zijne poogingen om agesilaus uit de Stad te lokken vergeefsch vindende, keurde het best de hertred te doen, niet om dat hij geen hoop hadt om met een weinig geduld, Sparta in een zeer verdeedigingloozen toeftand te brengen; doch omdat hij begreep, hoe hij tegen zijn Land den naarijver van alle overige Grieken zou verwekken. Hij vergenoegde zich daarom met den trots der Spartaanen vernederd , en hun genoodzaakt te hebben om op zediger toon tegen hunne nabuuren te fpreeken. De Thebaanen kwamen weder in Arcadie, waar bellooten werdt, in gevolge van den raad van epaminondas, en met toeftemming hunner Bondgenooten, het naageftacht der Mesfeniers in hunne oude bezittingen te herftellen , die driehonderd jaar te vooren uit Peloponnefus, door de Spartaanen gedreeven,en ten dien tijde,over het Eiland Sicilië verfpreid waren. De Mesfeniers namen, ten uiterfte verheugd, de eerfte noodiging aan ; en naa hun land verdeeld te hebben , kreegen zij van de Bondgenooten veel Krijgsvolks tot hunne onmiddelijke verdeediging. Het verlies van dit Land , het vrugtbaarfte van geheel Griekenland, gevoelden de Lacedemoniers met groote fmerte. epaminondas en pelopidas , in in plaats van, bij hun wederkomst te The he, de dankbetuigingen en toejuichingen van hunne medeburgers te ontvangen, werden reg> ter-  van OUD GRIEKENLAND. 107 terlijk gedaagd om zich te verantwoorden wegens de misdaad, dat zij het bewind over het Leger vier maanden langer behouden hadden, dan hun door de wet was toegedaan. —Eene wet ftreng opgevolgd in uitgebreider Gemeenebe&ten, uit vreeze dat een man, met zo groot een gezag bekleed, 't zelve zou poogen te misbruiken tot vernietiging van de vrijheid zijns Lands. Zij werden daarom in de gevangenis geworpen en eene befchuldiging tegen hun opgeheld; want hun uitmuntende verdiensten hadden hun, gelijk gewoonlijk , veele vijanden verwekt, pelopidas rigtte zijne verdediging in, gelijk een man , bedagt op de grilzieke onflandvastigheid en ondankbaarheid, eigen aan alle Volken, die onder eene Gemeenebestre* geering leeven. Doch epaminondas, wiens ontzaggelijk voorkomen volmaakt overeenftemde met de grootheid zijner bedrijven, bepleitte zijn zaak met een vertrouwen, dat de aanhoorders verwonderde. Zonder tot zijne regtvaardiging zich in te laaten, herriep hij alle zijne bedrijven in de gedagten zijner toehoorderen, en alle de diensten die hij zijnen Lande beweezen hadt; en verklaarde, dat hij zijn leeven met vermaak zou afleggen , indien zijne Landgenooten in zijn vonnis wilden uitdrukken, dat hunne vijanden in het veld van Leuclra zonder hunne toeftemming overwonnen te hebben de misdaad was , waarover hij geftraft werd. Deeze wijze van verdeediging bragt de Thebaanen tot reden en zij ontfloegen met aller toeftemming epaminondas, wiens, te regtftel* & hng IH. BOES, II. Hoofdft.  III. SOEK. II. Hoofdft. «io3 GESCHIEDENIS ling alleen ftrekte tot vermeerdering van ziu nen roem. Wat de Spartaanen betreft, hunne laatfte vernedering en de geduurige beroeringen , waaraan zij zich bloot getleld vonden, brag, ten eene verandering te wege in hunne gefteltenis. —- Zij begonden te morren tegen het bewind ; de Stad werd verdeeld doos partijfchappen,en niets ging'er om dan geheime zaamenipanningen en bijéénrottingen.Dee. ze binnenlandlche oneenigheden gaven agesilaus veel gelegenheids om zijn geduld, en voorzigtigheid te betoonen. De Epha-' ren op zijne zijde gekreegen en eenige des zaamenrottingen ontdekt hebbende, bragt hij de belhamels onmiddelijk ter dood, en itelde het tot een hoofdmisdaad voor iederéén, diq zich in dergelijke zamenzweeringen in her vervolg begaf. INaa door deeze middelen de rust en orde in Sparta herlteld te hebben , begon hij rondom te zien na bijftand onder de nabuurige Staaten ,en hij was gelukkig genoeg om op de Corinthiers te verkrijgen uar, zij hem eenige hulpbenden toezonden. De zaaken begonden nu in Griekenland een gantsch andere gedaante aan te neemen. Wij zullen terftond die trotschheid der Spartaanen zich zien vernederen om hulp te fmeeken van die zelfde Atheners , die zij korts allen leed, dat hun mogelijk was, aandeeden, en wier ondergang zij met genoegen zouden voltooid hebben. Ten dien tijde, nogthans vonden zij zich genoodzaakt om een' gezandfchap na Athene te zenden, om de engte ïn welke zij gebragt waren y blopt te leggen, en.  van OUD GRIÈKËNLAND. iöd en de Atheners te overtuigen hoezeer het hun belang was zich bij hun te voegen, om dus den loop der eerzugtige Thebaanen te ftuiten, die fcheenen te verlangen om geheel Griekenland aan zich te onderwerpen. Dit geval geeft ons een fpreekend bewijs Van de edelmoedigheid der Atheners, als ook van hun rechtmaatig oordeel over het algemeen belang van Griekenland. Want fchoon de ongelukken« hun door de Lacedemoniers aangedaan, vérsch in hun geheugen lagen, bellooten zij niet te min terftond hun bij te {taan, en maakten ten zeiven tijde , een Bondgenootfchap met verfcheiden andere Staaten Om den Thebaanen wederftand te bieden. Zij weigerden, egter, eenig deel in deezen Oorlog te neemen, dan op voorwaarde, dat hun toegeftaan wierdt daarin te handelen, op denzelfden voet als de Lacemoniers, en, bij beurten, het hoofdbewind in handen te hebben, elke beurt vier dagen duurende. Daar dit geenzints de tijd voor de Spartaanen was om van hun oppergezag te fpreeken, omhelsden zij zonder toeVen de voorwaarde door de Atheners voorgefchreeven. De Spartaanen , dus onderfteund door hunne Bondgenooten, waren eenigen tijd in ftaat om den voortgang van het tegenover- geftelde Bondgenootfchap te ftuiten. Doch kort hierop namen de Arcadiers van hun Patlenum in Laconia , vernoegen met het zwaard de bezetting , en bragten een Bondgenootfchap te weeg tusfehen de Eleanen, Argiven en Thebaanen. Toen keurden 'het lik BOEK; II. Hoofdft  m. BOEK. ir. Hoofdft. PELOPIDAS aan het 1'trfifche Hof. rio GESCHIEDENIS het de Atheners noodig chabrias, hüli Landsgenoot, tegen epaminondas over te ftellen , wiens benden, als zij Vereenigd waren met die van Sparta, een Leger van tweeëntwintig duizend man te zamen uitmaakten. Epaminondas intüsfenen poogende door te dringen in Peloponnefus,kwam tot de Landengte, die hij door een' fterken wal verdedigd vondt. Doch een gedeelte zwakker dan het overige ontdekkende, baande hij zich daardoor eenen weg, naa een zeer hevig gevegt. Toen trok hij in het land, verwoestte alles te vuur en te zwaard • en Sicyon overmeesterd hebbende, belegerde hij Corinthe. Doch chabrias midlerwijl aanrukkende,zette een perk aan zijnen voorfpoed , verijdelde alle de volgende poogingen der Thebaanen en dwong hun eindelijk uit Peloponnefus te vertrekken, epaminondas ondervondt bij zijne te rugkomst te J-hebe nogmaal de ondankbaarheid van zijne Landgenooten , die hem van eenzijdigheid omtrent de Spartaanen befchuldigden , en 9 onder dat voorWendzel, hem van zijn bewind ontzetten. Wel ras egter, hielden zif net voor een groot geluk hem te kunnen overreden om weder het Opperbevelhebberlchap te aanvaarden. De tijding van den flag bij Leu&ra hadt ten dien tijde de uiterfte grenspaalen van Afie bereikt, en de voorfpoed van epamijn o nd a s begon achterdogt te verwekken bij den Perfifchen Koning artaxerxes, aan wien door de Lacedemoniers een gezandfchap gezonden wasdiier op oordeelden teThebaanen het  van OÜD GRIEKENLAND, tti het noodzaakelijk om pelopidas van hunnen kant derwaards af te vaardigen. — Die aanzienlijke Thebaan verwekte verwondering aan het Hof van Perfie , waar zijn waarlijk heldhaftig Character zich fchielijk ten toon fpreidde, voornaamlijk in de oogen van den Koning, wiens Gunfteling hij werd. p elqpidas overtuigde welras dien Vorst,dat het zijn belang was de Thebaanen te befchermen, te meer daar zij nooit tegen Perfie gevogten hadden, en nu het eenig Volk waren in ftaat om het evenwigt tusfehen Sparta en Athene te bewaaren ; hij vertoonde voorts , dat het alleen de eisch van zijne LandgenoOten was, dat Mesfena gehandhaafd zou worden in de bezitting van haare vrijheid; dat de Atheners genoodzaakt zouden zijn hunne bezettingen uit de Steden van Beotie te ligten, en dat de Thebaanen mogten aangemerkt v/orden als Bondgenooten van den grooten Koning. Dus werden de onderhandelingen der Lacedemoniers aan het Perfifche Hof ten grooten deele verijdeld , want zij konden niet meer dan twee duizend huurlingen op hunne eige kosten krijgen. Doch zij verzorgden zich , omtrent den zelfden tijd , een andere dergelijke verfterking van dionysius, den Beheerfcher van Sicilië. De Oorlog ging nog voort onder de Staaten van Griekenland. archidamoS, de Zoon van agesilaus, kennis gekreegen hebbende, dat de Mesfeniers den optocht der Lacedemonifche hulptroepen van Sicilië verhinderd hadden, kwam hun te hulp, leverde flag tegen de Arcadiers en Argiven, en be- III. BOES. II. Hoofdft.  iii. BOEK. ii. Hoofdft» 112 GESCHIEDENIS behaalde een volkoomen zegepraal, naai men voorwendde, met het verlies van maar één enkel man. Het gerugt van deeze zegepraal veroorzaakte veel vreugde te Sparta , en deedt daar den ftervenden moed herleeven. Want het verlies te Leuctra hadt hun zodanig vernederd, dat men verhaalt, dat de Mannen befchaamd waren om hunne Vrouwen in het aangezigt te zien. pelopidas verzorgde, aan den anderen kant, door zijne bekwaamheid in de kunst van onderhandeling, van dag tot dag, nieuwe verfterkingen aan de Thebaanfche magt. Het vertrouwen gewonnen hebbende van de Vorften van Macedonië, was' hij , met wederzijdfche toeftemming van per. diccas en ptolemeus, de Zoonen van amyntas, tot fcheidsman gekoozen , ons het gefchil onder hun, wegens de opvolging in het Koningrijk, te beflegten. —— pelopidas Itreek daarop het vonnis, en, om de uitvoering van het zelve te verzekeren , nam hij als gijzelaar een derden Zoon van amyntas, philippus geheeten, met zich na Thebe ; deeze werd daarnaa de beroemde Koning van Macedonië van dien naam. Eene ontzaglijke Legermagt kwam 'er intusfchen in Thesfalie fchielijk voor den dag. alexander van Pere hadt zich meester gemaakt van dat Land, door polipiiron^ den Broeder van jason, die de Bevelhebber der Thesfaliers was , om te brengen. alexander voerde, met een Leger van twintigduizend oude Soldaaten, overal den Oor-  van OUD GRIEKENLAND. 113 Oorlog , met een onafgebroken geluk , en bragt alles te onder. De Thesfaliers fmeekten de Thebaanen om verlosfing uit hunne rampen, die hun pelopidas te hulpe zonden. De Thebaatifche Heirvoogd maakte zich ras meester van Larisfa, noodzaakte alexander. om vrede te verzoeken, en poogde , door gematigdheid en toegeevenheid, dien Vorst de denkbeelden van billijkheid, en menschlievenheid in te boezemen. Doch debuitenfpoorige losbandigheid, waarin hij zich gedompeld hadt, en zijne wreede Zielsgefteltenis verijdelden alle de poogingert van pelopidas. pelopidas in Macedonië herroepen zijnde , bij gelegenheid van nieuwe onrustigheden, die 'er, door den dood van perdiccas uitgebrooken waren, (daar hij in eenen flag was omgekomen,) en die voornaamlijk ontitonden uit de poogingen van ptolemeus om den Throon te beklimmen, wierf fpoedig een Leger van huurlingen , en trok te veld tegen ptolemeus. Schoon pt0l e m e u s middel gevonden hadt om veelen der Soldaaten van pelopidas om te koopen, kwam hij egter, daar hij hem zeer vreesde, op de ootmoedigfte wijze tot hem* en deedt de fchoonfte beloften, pelopidas trok daarop, aan het hoofd van eenige weinige Thesfalifche benden , na f harfalie, met oogmerk om de huurlingen , die hem verbaten hadden, te ftraffen. alexander van Pere toen niet verre van hem zijnde, befloot pelopidas zijne opwagting bij hem te maaken als Afgezant der Thebaanen. Doch II. deel. H ' ales- B ö E ti ir. Hoofdft 1  ÏIÏ. BOE IC. II. Hoofd (T. 114 GESCHIEDENIS elexander hem van weinigen verzeld ziende,deedt hem tegen de wet der Volken vatten, na Pere brengen en in de gevangenis werpen, pelopidas, fchoon in kluisters, baarde den Dwingeland verwondering door zijne ftandvastigheid en moed , en hij dreigde hem onverfchrokken, hoerende zijne wreedheid omtrent de Burgers,, waarvan 'er dagelijks eenigen ter dood "gebragt wierden, dat hij hem , wegens zijne fnoodheid, zou ftraffen, zo hij ooit zijne handen ontfnapte. Terwijl die beroemde Tbebaan in de ftrengftegevangenis bewaard wierdt,gaf thebe, de Vrouw van den Dwingeland, die ook genoegzaame reden hadt om te klaagen , dat zij niet te vrede was met haaren Egtgenoot, uit hoofde zijner verregaande losbandigheid , een bezoek aan pelopidas, en kon niet nalaaten in traanen uit te barsten op het gezigt van zijn ongelukkigen toeftand. Wa nneer de Thebaanen hoorden van de onregtvaardige gevangenneeming van pelopidas, zonden zij terftond een Leger tegen den Dwingeland, dat egter, door de onkundigheid der bewindhebberen maar weinig voortgangen maakte, en geduurig geteisterd wierdt door alexander.— epaminondas, bij deezen optocht in den rang van een gemeen Legerhoofd dienende, werdt door de Soldaaten aangezogt het hoofdbewind op zich te neemen. De ondankbaare behandeling, welke hij tevooren, van zijne Burgers ontvangen hadt over het hoofd ziende , en zich op niets dan op den roem en het geluk van zijn Vaderland toeleggende, vol-  VAn OUD GRIEKENLAND. iig voldeedt hij aan hunne ernftige verzoeken. De Soldaaten, aangezet door eenen buitehgewoonen moed, en zich door zo kundig een Legervoogd aangevoerd ziende, werden ongeduldig om tot een flag te komen. Doch Epaminondas, bedugt voor het leeven van pelopidas, die volkoomen in de magt van den Dwingeland was, hieldt den Oorlog fleepende, en vergenoegde zich met alexander in vrees te houden. Hij hoorde zelf met goedertierenheid de Gezanten hem door den Dwingeland gezonden om diens handelwijze te billijken, en in alles gedroeg hij zich met groote voorzigtigheid, ten zelfden tijde verzekerd, dat hij de magt hadt om hem dan te tugtigen wanneer hij het noodig vondt. Hij hieldt hem daarom in een geduurigen fchrik, doch fchonk hem eene wapenfchorting van dertig dagen, onder voorwaarde dat hij pelopidas op vrije voeten zou ftellen. alexander daarin toeftemmende trok epaminondas na Thebe, gelukkig zijnen Vriend uit de handen van zo wreed eenen Vijand verlost hebbende. alexander gaf zich ras over aan zijne fnoode Zielsgefteltenis,en noodzaakte door zijne Dwingelandij en onderdrukking verfcheiden ! Steden hulp van de Thebaanen af te ftneeken , i die, op hun ernftig verzoek, pelopidas ' tot hunnen bijftand zonden, doch eene Eklips, • die intusfchen voorviel, maakte dat veele Tbe* . baanen hem niet verzelden, en hun belacheI lijk bijgeloof niet durvende tegcnfpreeken, was hij genoodzaakt met eene bende van H a lkgr.3 irf: BOEK. ii. Hoofdft.  III. BOEK. II. Hoofdft. PFLOPt- )as Ineuvelt. ïi6 GESCHIEDENIS flegts driehonderd Ruiters te vertrekken. Hij werdt tot de onderneeming aangezet, en door den haat tegen den Dwingeland , als die hem zo wreedaartig in de gevangenis gehouden hadt, en ook door een verlangen om te toonen dat de Thebaanen bekwaam waren om de Dwingelandij te fnuiken, terwijl hunne vijanden, de Lacedemoniers, aan den anderen kant , tot de noodzaakelijkheid gebragt waren om bijftand te Verzoeken van dionysius den Dwingeland. pelopidas , en zijn driehonderd Ruiters, naa zich veréénigd te hebben met zevenduizend man,hem van Thesfalie gezonden, trok na Cynocephalus, eene plaats omringd met hooge bergen, en floeg 'er zijn Leger neder. alexander, die een Leger van twintig duizend man op de been hadt, verwittigd dat zijn vijand zoo veel minder in getal was, toog op om tegen hem flag te leveren. De Ruiterij van pelopidas verftrooide die van den Dwingeland , bij- den eerften aanval. Doch het Voetvolk van den laatften, het geen op de hoogtens post gevat hadt , van agter op de Thesfaliers aanvallende noodzaakte hun te wijken, pelopidas rukte met zijn Paardevolk aan tot hunne hulp, vergaderde hun en dreef den vijand op de vlugt. Aangemoedigd, door deezen voorfpoed , en door gramfchap aangezet tegen alexander, zag hij in 't rond, en ten laatfte hem verneemende, trok hij den Dwingeland tegen, daagde hem, bij zijnen naam, tot een bijzonder tweegevegt; doch vergeefschj want alexander verfchool zich  van.OUD GRIEKENLAND. 117 zich agter zijne manfchap. pelopidas, blind door zijne woede , en nier ziende na het gevaar, waaraan hij zich bloot ftelde noch denkende om den pligt aan zijnen ran' ge verfchuldigd, viel aan op de bende, die den Dwingeland omringde , en floeg alles neder wat hem in den weg ftondt; maar hij werd terftond overrompeld door een hagelbui pijlen, van zijn Paard geworpen en met werpfchigten doorftooken. De Thesfalifche Kuiters rukten aan tot zijnen bijftand, doch vonden hem leevenloos. De Thebaanen die tijding hoorende, vielen met de grootfte woede vervuld, op het hoofdleger van den vden aan'Cn dCeden 'C1' dde duizcnd ffleuDe Soldaaten waren allen met ontroost, baare droef beid bevangen, over het verlies van hunnen Veldheer, dien zij, met traanen in de oogen , hun Vader en Verlosfer noemden, len teken van hunne droefenisfe khooren zij het hair van hunne hoofden en de maanen van hunne Paarden , en flooten zich op 111 hunne tenten, zich van alle foort van voedzel onthoudende. De Overheden en het Volk van de Steden door welke S lichaam gevoerd werd , kwam de ftatie te gemoete kroonen en zegetekenen medeuvernde- ,De Tbe^iers en Thebaanen ; tt n,ora de e« van hem te begraaven : doch de beweegredenen, door de cerften aangevoerd haalden de Thebaanen over om hun liaan Z° tteUrige PUStoeffe™g af te De vriendfehap van epaminondas ^ 3 en ut. BOEK. ii. Hoofdn. 3c4.  III. soek. ii. Hpofdft. 11B GESCHIEDENIS en pelopidas hadt van langen duur geweest en was gehouden met het volmaaktfte vertrouwen en de grootfte opregtheid. Hun naauwe verknogtheid en volkomene eensge-? zindheid verzekerden het geluk van alle hunne onderneemingen. Want het algemeen welvaaren, het eenig voorwerp van beiden zijnde, belette volkomen dat de wroetende driften van naarijver en nijd eenigzins hun hart vermeesterden, epaminondas verïmaading van goederen wekte de verwondering van pel o pid a s, die begeerig was om de wel te raade houdende levenswijze van zijnen vriend na te volgen, doch zijne ijver voor het welzijn van den Staat deedt hem zijne eigene goederen verwaarloozen , die daardoor zeer veel leeden. pelopidas was ijverig en werkzaam, werd geagt en bemind van het Volk en bezat altijd den grootften invloed op het Staatsbeftuur. Hij be« doelde niets dan de Thebaanen het aanzienlijkfte Volk van Griekenland te maaken. De Thebaanen, niet vergenoegd met het beklaagen van den dood van pelopidAs, bellooten dien te wreeken. Ten dien einde hunne legermagt met die der Thesfaliers vereenigd hebbende, verftrooiden zij het overig deel van alexander's Leger, noodzaakten hem alle de genomene plaatzen over te geeven, en gehoorzaamheid te zweeren aan de Thebaanfche bevelen. Die Dwingeland, zich gehaat gemaakt hebbende door zijn ongebondenheid en wreedheid , kwam, zeven jaaren naa deeze gebeurtenis, door de handen van zijn eigen Vrouw en Broeders om. " " ' De  van OUD GRIEKENLAND. 119 De Thebaanen intusfchen poogden alleen met de gefchillen van andere Staaten voordeel te doen, om hun eigen magt te vërgrooten. Doch hun geluk hadt nu het overig deel van Griekenland beroerd , dat geheel in b^weeging was. Een twist, tusfehen de Arcadiers en' Mantineêrs gereezen , gaf hun een voorwendzel aan de hand om, op nieuw, gewapend in Peloponnefus te vallen. Zij befchuldigden de Arcadiers van een oogmerk om een verbond aan te gaan met de Spartaanen; en fchoon de Arcadiers de befchuldiging , op de fterkfte wijze, ontkenden , egter verklaarde epaminondas hun op een ftraffen toon , dat hij , over hunne opregtheid, in Peloponnefus, zou oordeelen. Dit overtuigde hun dat 'er een ftorm tegen hun broeide. Zij verzogten, uit diep hoofde, de Atheners en Spartaanen om bijftand ; en beide deeze Staaten flooten met hun een befchaadigend en verdeedigend Verbond. epaminondas,aan het hoofd der Beotiërs, en een deel Thebaanfche Ruiterij, na Peloponnefus getrokken zijnde , verklaarde Tegea , en een gedeelte van Arcadie zich voor zijn kant. De Spartaanen, de beweegingen der Thebaanen hoorende , vergaderden hunne benden te Mantinea, dat zij verfterkten. epaminondas bedagt toen een ftoute onderneeming, bekwaam om de magt der Lacedemoniers, voor altoos, te knakken. Het was niets minder dan onmiddelijk met zijn Leger voort te rukken na Sparta , 't geen hij hoopte te overvallen, alle hunne II 4 Sol¬ ui. do a k. II. . noofdfr. Tweede on lerneemln< ,'tn EPAMINONDAS te [en üpiina.  Ui. BOEK, II. ÏJoofdft. ï2o GESCHIEDENIS Soldaaten na Mantinea getrokken zijnde Met dat oogmerk bragt hij terftond zijn Leger m beweeging. Doch a g e s i l a u s , die toen na Mantinea trok, kennis krijgende van deszelfs voorneemen, wendde zijne Legermagt zo fchielijk na Sparta, dat het zich daar door in ftaat bevondt om de Thebaanen te ontvangen; de weinig overgebleeven Inwoonders hadden zich op de best mogelijke wijze gefchikt, om de onderfcheiden wijken der Stad te bezetten, epaminondas egter, fchoon zijn toeleg ontdekt was, befloot de Spartaanen fchrik aan te jaagen, en viel op de Stad aan , drong 'er in , tot op het marktveld, agesilaus verdroeg 's vijands aanvallen , met verwonderlijke bedaardheid en tegenwoordigheid van geest • en , fchoon ver gevorderd in jaaren , deedt hij wonderen van perfoonlijke dapperheid, zijn leeven vrijwillig waagende in verdeediging van zijn Vaderland. Hier in werdt hij gevolgd door zijnen Zoon archidamus, die het bevel voerde over de jonge manfchap , en zich zulk eenen Vader waardig toonde. Want de Eurotas overgetoogen zijnde en bezit genomen hebbende van een hoogte , deedt hij van daar eenen woedenden aanval op de Thebaanen en jaagde hun op de vlugt. Het was ter dier gelegenheid, dat i s adas, de Zoon vanpiiEBiDAS, een jonge Spartaan , van eene kloeke geftalte en van groote dapperheid, uitmuntte door een blijk van zonderlingen moed. Zich in huis bevindende toen de Thebaanen in de Stad kwamen,  van OUD GRIEKENLAND. 121 men, en in het onverwagtfte ontroerd door het gekletter der wapenen, nam hij terftond een Ipeer in de eene, en een zwaard in de andere hand, en vloog ten huize uit om den vijand tegenftand te bieden , fchoon geheel naakt. Hij drong heen daar het gevaar het grootfte was, elke flag trof een vijand met den dood, en hij overwon allen, die hem tegenftonden , zonder zelve ééne eenige wond te ontvangen. De Ephoren vereerden hem met een kroon, tot belooning zijner dapperheid, doch ten zeiven tijde lagen zij hem een geldboete van duizend drachma op tot ftraf om dat hij zich, zonder wapenrusting , hadt bloot gefteld. epaminondas, meer tegenftand vindende dan hij verwagt hadt, voerde zijn Leger van voor Sparta, en ging na Mantinea, het geen hij belloot te belegeren. Die plaats was toen zonder verdediging , de Bondgenooten , die 'er eerst vergaderden, waren na huis gekeerd om zorg te draagen voor hun oogst. Doch intusfchen gingen zesduizend Atheners, onder het bevel van hegiiochus, over Zee om zich bij de Bondgenooten te Mantinea te voegen, en kwamen ten juisten tijde, om de plaats te bewaaren. Op de Thebaanen dan aanvallende, leverden zij onmiddelijk flag , die , fchoon fcherp, van korten duur was; want de Thebaanen, in hun oogmerk bedroogen , oordeelden het raadzaam tot den hertred te befluiten. De Thebaanfche Bevelhebber, verftoord over het ongelukkig flaagen in deeze twee H 5 aan- iii. BOEK. II. Hoofdft,  61. BOE X. II. Hoofdft. Shg van i 1 i ( s 1 i 2 1 c d 122 GESCHIEDENIS aanvallen, en vreezende het vertrouwen zijner Bondgenooten daar doorte verliezen, befloot tot een algemeen gevegt te komen, 't welk hem m ééns meester van Peloponnefus maakte. J Het Thebaanfche Leger met dat hunner Bondgenooten de Arcadiers en de Argiven beliep omtrent dertigduizend Voetknegten en drieduizend man te Paard: dat der lacedemoniers, gevoegd bij de Atheenfche benden en die hunner andere Bondgenooten, was met meer dan twintigduizend Voetknegten en tweeduizend Ruiters. Het laatfte hadt maar weinig Slingeraars en Booglchutters, di<* daarenboven niet zeer kundig waren. De Thebaanen, integendeel, hadden een groot aantal, dat ten hunnen bijftand kwam den geheelen weg van de grenzen van Thesfalie af, en uitmuntte in de kunst van flingeren 2n boogfchutten. epaminondas was ivel overtuigd dat hij door deezen flag te winnen,de Thebaanen zou verzekeren van de Meerderheid in gezag boven het overig deel /an Griekenland. Naar de gedagten van de grootfte meesers in de kunst des üorlogs was 'er nooit :ene zaak kundiger en beter uitgedagt dan le rangfchikking van het Thebaanfche Leger u dien flag op de vlakte van Mantinea. :p ami nondas, fchoon de meerderheid ti het getal van zijn manfchap hebbende, verminde niets dat tot voorfpoed van den flacon ftrekken. Nooit lag hij zich meer toe p de kunstgreep om zijnen vijand te miskien , en om hun zijn voorgenomen flagorde te  van OUD GRIEKENLAND, 1*3 te verbergen, op dat hij hun mogt aanvallen met het dubbel voordeel van hunne wanorde en van zijne eigen Krijgs-ervaarenheid. De Lacedemonifche Krijgsmagt was gelegerd aan den voet van den berg Parthemus en die van de Thebaanen in het afhangen van dien zeiven berg. epaminondas, zonder op de Legerfchikking van den vijand agt te flaan , die hij niet twijffelde in wanorde te zullen brengen, door de bijzonderheid van zijnen aanval, ftelde zijne manfchap in flagorde eer hij uit de Legerplaats vertrok. Aan zijnen flinker vleugel, die gefchikt was om de Lacedemoniers aan te vallen, plaatfte hij de Thebaanen en Arcadiers, de bloem van zijn Leger; de Argiven maakten zijnen regter vleugel uit; de Eubeërs, Sicyoniers en Locriers waren in het midden en het Paardevolk was langs de vleugels gefchaard. Naa ieder bende onderrigt te hebben van de orde waarin zij vegten moest, veranderde hij terftond van ftandplaats, bragt zijn Leger in beweeging en veranderde het zelve in één oogenblik ineen rechte lijn, als of bij van voorneemen was om op te trekken. Hij kwam in de daad tegen den vijand aanrukken; doch uit de fchikking zijner bendenhielden zij zich overtuigd dat hij ten oogmerke hadt zijn Leger elders neder te flaan. Om hun nog meerder te bedriegen, hieldt hij, naa eenigen tijd zijn optogt voortgezet te hebben, ftand op eene hoogte en liet al zijn Voetvolk de wapens nederleggen. —• Dit gedrag bragt de Lacedemoniers volkomen in den waan, datepa- iir. BOEK, II. Hoofdft,  iir. soek. ii. Hoofdft. 1 i ( 1 \ i d GESCHIEDENIS minondas daar dagt te Wen p,™ Legerhoofden waren £t eet? bed^oofen "n verheten uit dien hoofde hunne poS rS Soldaaten hun voorbeeld volgend? emSn uit de gelederen. En dus fchffi Snt Dit was het uitwerkzel dat epaminondas voorzien en afgevvagt hadt Zo ™ hil vernam dat de l*ce*moLs,hm lied ren teneSnf?eidle,]1 e" elk gerust na f fa™ ten gmg denkende dat 'er niets te Ww zen was, beval hij zi weder op te vatten en fchielijk tot den Tan' in afw S 2***, De vi>»d vertSd ep w aller ijl toe om de gelederen te herfte w. en zo ras mogelijk eene flagordeninfte vor men. Zij dagten nu om nietl dan om vSdedi" .. benden in orde gefchikt W3r™ Sri;?11""6 fch^ C^de °S Pr 7l C h°-°n z1j ov«vallen wierden ech per fchikten zij zich in de gedaante van een )ost aan den eenen vleu^l • iw r ° ccr nfcU aan den anteet e ^£?„ï •rue van de lhebaanfche Legermaet zien,!,» onden Z1J niets dan eene zekerebnederiat' erwagten. • "cueriaag adt'zichlT h£t Thuebaa»fit>e Paardevolk af der i/ V°°r, het VOorfte decl van at der Atheners geplaatst, om hun te ver. fchrik-  van OUD GRIEKENLAND. 125 fchrikken en hun te beletten dat zij hun Voetvolk van ter zijde aanvielen ; het overig deel ftondt tegen over de Lacedemonifche Ruiterij, epaminondas hadt onder zijn Paardevolk kleine partijen uitmuntende Thesfalifche Slingeraars en Boogfchutters gemengd: een voorzorg, door de Lacedemoniers verwaarloosd. Zo ras de Ruiters post gevat hadden, gaf epaminondas, die tot nu toe zijn Leger in de gedaante van een Phalanx aangevoerd hadt,in een enkele lijn, op het onverwagtfte, bevel, dat het buitenfte deel van zijn regter vleugel zou blijven ftaan, en ten zelfden tijde trok hij fchielijk voort met zijnen flinker vleugel in de gedaante van een hoek, met wiens punt hij, als met het voorfte van een Galei, om de uitdrukking van xenophon te gebruiken, op het middenpunt van den vijand indrong. Hij hadt zcrg gedraagen om aan deezen vleugel de beste benden te plaatzen, welke daarenboven door die van den anderen vleugel onderfleund wierden; het flinker uiterfte ftrekte tot dat ontzagchelijk punt, waar mede hij nu aantrok. Zijn voorneemen was het middenpunt der Lacedemoniers 'neder te vellen , en hun dan van rechter en flinker zijde aan te vallen, wanneer zij, naa dus verdeeld te zijn , gemakkelijker overwonnen zouden worden. De trompetten den aanval geblaazen hebbende , begonnen de Legers naar gewoonte het Krijgsgefchrei aan te vangen. Het gevegt werdt door het Lacedemonisch Paardenvolk begonnen, 't geen veel minder in getal zijn- III. BOEK. II. Hoofdft.  III. .BOEK. II. Hoofdft. 12Ö GESCHIEDENIS zijnde dan dat der Thebaanen, op-den eefften aanval, van elkander gefcheiden , en s naa zeer weinig wederff ands, op de vlugt gedreeven werdt. Het middedpunt der vijanden was dus ook geveld, gelijk epaminondas het voorzien hadt. Doch deeze voorfpoed, verre van den moed der Lacedemoniers te fnuiken, bemoedigde hun eer om wonderen van dapperheid te doen, rer vergoeding van het verlies. Nooit, zegt diodorus sicülüs, hadden de Grieken tegen elkander met zo talrijke Krijgsrhagten gevogten : nooit waren zij door kundiger Legervoogden beftuurd. Nooit hadden zij meer ftandvastigheids, dapperheids en onverzaagdheids ten toon gelpreid. Zij koesterden alle de zelve onverfchilligheid voor het leeven, de zelfde zugt tot roem, de zelfde liefde voor het Vaderland. Deeze flag zou beflisfen, in het gezigt van gantsch Griekenland, 't geen de wapens aangegord hadt, of Thebe, geduurig zegepraalende in den loop van deezen Oorlog , dan of Sparta, roemrugtig door zijne overwinningen in vroegere tijden, het opperfte Gezag boven de overige hunner Landsgenooten in handen^zouden hebben. Het Voetvolk van beide de Legers viel eerst aan met hunne lansfen; deeze wel ras gebrooken zijnde, namen zij de toevlugt tot hunne zwaarden. Toen werd de flag een der bloedigile, die 'er ooit is voorgevallen. En ie aarde was welhaast overdekt met dooden ;n gewonden , en met bloed doordronken. Doch, niet tegenftaande alle de voorzorgen van  van OÜD GRIEKENLAND. 127 van epaminondas, gebruikt om de zegepraal aan zijne zijde te verzekeren , bleet dezelve nog twijffelagtig. En hij zag nu dat 'er eene wanhoopende pooging noodig was om het gelukken zijner welbedagte maatregelen te bewerken. In dit befiisfend oogenblik hieldt epaminondas. om zijne manfchap nog «erker aan te zetten.het noodzaakelijk,bever de rol van een dapper Soldaat, dan van een voorzigtig Lcgervooad te fpeelen. Git dien hoofde een keurbende van de dapperfte Thebaanen vergaderd hebbende, vermaande hij hun het voorbeeld te volgen dat hij hun zou geeven; en toen rukte hij vinnig op de Lacedemoniers aan, befloot zijn leeven op te offeren zo hij daardoor het lot van den flag kon beflisfen. Gevoled door zijne bende Thebaanen dreef hij allen voor zich heenen en baande zich een weg door den vijand. De Lacedemoniers begonnen te wankelen, wel ras aan alle kanten te wijken, en verlieten eindelijk het flagen.» t twnmn as iaaade hun na en ristte zulk een flagting aan, naar het verhaal van diodorus siculus, üataegronu, waar hij met zijne bende gevogten iwui, met hoopen Lacedemoniers bedekt was. Om de zegepraal volkomen te maaken, was nu alleen noodig de zegevierende Thebaanen te rug te roepen van de vervolging der vlugtenden,en hun aan te voeren tegen de vleugels van bet Lacedemoniscb Leger, die nog ftand hielden. Doch zulk eene dapperheid en voorbarigheid gaan zeldzaam hand aan hand. epaminondas , aangedreeven door lil. BOE*. II. Hoofdft  Hf. DOEK. ii. Hoofdft. 123 GESCHIEDENIS door de hette van zijn ijvervuur, was niet langer meester over, zich zeiven,HJfchS tetaten ontf^ g^ *» ^fdeloZ den ?n ïnn ? PPen,' 0nvoo^igtig tot midden in hl n doorgedrongen zijnde , zonder op te merken dat zijne dappere bende t'Xn oogenbhk verminderde , Vdt ^ zich in en weerde met zijnen beukelaar een haXui VervvPPrH, 5'utei'W1]1 U* dus zic« zeiven een fteef'efï ? ^bevelhebbe? een iteek met eene lans,en trof hem in ziin borst; het hout afgebrooken zijnde bleef het jzer in de wond fteeken, en epaminJS d a s, overdekt met zijn eigen bloed viel hilf doodop aarde neder. Het ^'dïuvSf Z ""De6 SS terft°nd d°" beSe ™ «eis. ue Ihebaanen, verwoed over het verlies van hunnen Veldheer, vCen « den grond waar hij gewond lag e? velden ahen, die.hun voorkwamen,nede?. "'Er werd? K ? e rondsomhetlichaam van epaminondas aangeregt, daar beide de Partijen met de woedendlle hardnekkigheid vogten om 'er bezit van te krijgen. De The hamen egter kreegen eindelijk de overhand en voerden hun Veldheer weg, fchoon bt op dat gezigt,en zy namen hun wraak van de  ¥An OUD GRIEKENLAND. 129 de Lacedemoniers, die nu aan alle kanten begonnen te vlieden. Doch de Thebaanfche Legervoogden, överweegende dat de zegepraal tot dus verre aan hunne zijde was, eri hun goed geluk niet langer willende beproeven, deeden den aftocht blaazen. Als de Thebaanen in hunne Legerplaats wedergekeerd waren, oordeelden dé Heelmeesters bij het fchouwen der wonde van epaminondas, dat die döodelijk was; en gaven het voor hun gevóelen op, dat hij zö ras zou fterven als het ijzer uit zijn Wond gehaald werd , en hij waarfchijnlijk, ónder hunne handen, dood zou blijven. Epaminondas hoorde hun, met de grootlte bedaardheid; en verneemende dat zijn laatfte uur gekomen was, riep hij zijn wapendrager, en vroeg of zijn beukelaar behouden Was. Hier op ja ten antwoord bekomen hebbende, liet hij hét bij zich brengen: een glans van vreugde verfpreidde zich terftond over het weezén van epaminondas, die zijn fchild nam en het, naar melding van justiNus,' als den medgezel van zijn moeite en roem . Omhelsde. Hij onderzógt vóórts welk der Legers overwinnaar gebleeven was , ën op de verzekering , dat de Lacedemoniers het veld geruimd hadden, zeide hij, ,, dan heb' „ ik lang genoeg gëleeft, daar ik fterf met „ den roem van nooit overwonnen te zijn.'y Dit gezegd hebbende, vèrzogt hij dat dë Heelmeesters het ijzer uit zijn borst zouden haaien. Daar het ongetwijfiëld Was dat hij fterven zou onder de behandeling, waren de harten van alle omftanders doordrongen met II. DEEL. 1 dë IH. BOEK II. Hoofdft Dood en CbW ra£ter van EPAiiifioK: DAS.  III. BOEK. Üi Hoofdft. 130 GESCHIEDENIS de uiterfte bekommering en droefheid. Te midden van deeze algemeene verflagenheid kon een zijner tederfte vrienden zich niet weerhouden van in de volgende woorden uitte barften : „o, epaminondas, gij „ fterft, gij fterft zonder ons zelf de hoop ,, naa te laaten van u ooit te zien herleeven „ in iemand van uw naakoomelingfchap , „ want gij laat geene Kinderen naa." — Gij dwaalt, antwoordde epaminondas bedaardlijk, „ want ik laat twee onfterflijke Dog„ ters naa, de Zegepraal van Leuclra en die van Mantinea? De wondheelers met de grootfte moeite het ijzer uit zijn borst gehaald hebbende, bezweem hij. Zommige Gefchiedfchrijvers Vernaaien , dat hij het uit de wond met eigen hand rukte. Wat hier ook van weezen moge, hij ftierf weinig 00genblikken daar naa, als 't ware in de armen der overwinninge, met eenzweemzel van vreugde en vergenoegen over zijn gelaat verfpreid. cicero hieldt epaminondas voor het volmaaktfte Character van Griekenland. De voordeden, hem door de Natuur medegedeeld , waren aangekweekt door de verwonderenswaardige opvoeding, hem gefchonken van zijnen Vader, die zo groot een zucht voor Kunsten en Weetenfchappen koesterde , dat hij in derzei ver najaaging zijne middelen doorbragt. epaminondas natuurlijk van eene wijsgeerige geaartheid, ftelde de goede opvoeding, hem door zijnen Vader gefchonken, boven de grootfte goederen, die hij hem kon naalaaten. Meester van zijne drif-  van OÜD GRIEKENLAND. 131 driften en van een liefhebbenden aart en groote opregtheid zijnde, leefde hij gelukkig I in eenen geringen middelbaaren ftaat. De roem van zijn Vaderland was het beweegrad zijner bedrijven: en hij befteedde al zijnen tijd tot het algemeene welzijn en tot aan. kweeking van zijn verftand, fchoon uit den aart overgegeeven aan het Krijgsleeven, befpiegelde hij den Oorlog eerst voor dat hij de uitvoering daarvan dorst te waagen. Zijne flagorde te Leuclra en te Mantinea gaf hem den roem van den volmaaktften Meester in de kunst des Oorlogs van zijnen tijd. De flag van Mantinea werdt in het bijzonder voor -een meesterftuk van dien uitmuntenden Bevelhebber gehouden. Zijne.Landsgenooten, die, tot zijnen tijd, in bedrijveloosheid gedompeld lagen, als ook in eene volkomen onkunde van de Oorlogskunst , hadden zulk een Meester noodig. Door zijn Zorg en vlijt maakte hij hun in ééns een ftrijdhaftig Volk, en bragt hun in het begrip, om de meerderheid van het gezag in Griekenland te betwisten aan het Volkj, dat het zelve toen bezat, pelopidas , wel is waar , hadt de eer van het werk te beginnen, doch die der voltooijing van het zelve behoorde aan epaminondas alleen. In den flag van Leu&ra vernederden de Thebaanen, zelfs niet bijgeftaan van eenigen Bondgenoot, den trots van Sparta. epaminondas verfloeg, in ieder ftrijd, de beroemde Spartaanen, zo bekend in alle Gefchiedenisien, en gaf onherftelbaare knakken aan hun magt. If ij was gewoon in boert te X a zeg- Ut BOESi fl. Hoofdft*  in. BOEK. ii. Hoofdft. 132 GESCHIEDENIS zeggen , dat hij hun geleerd hadt de ééniet* tergreepige woorden te verlengen , zinfpee^ lende op hunne Laconifche antwoorden, welker overheerfchende toon de andere Staaten zo zeer mishaagde. Zijne opregcheid was zonder voorbeeld. Hij verwierp voor zich zelve niet alleen met verontwaardiging een groote fomme gelds,hem door de Perfen aangebooden , om zijne braafheid om te koopen; doch noodzaakte micithus zelfs het geld, door hem ten dien einde ontvangen, te rug te geeven. Met één woord, hij was niet alleen een kundig Bevelhebber, een diepdenkend Staatsman, en een Man van geleerdheid en kunde; maar zijne deugd in het bijzondere leeven gaf nog grooter luister aan alle zijne fchitterende hoedanigheden. De oogmerken en de hoop der ihebaanen lagen begraaven in het graf van epaminondas : Hunne gedagten waren nu alleen op den Vrede gevestigd, en daar hunne vijanden, nog meer dan zij, zich door den Oorlog uitgeput vonden, waren de voorflagen van Vrede zeer loflijk voor de Thebaanen. Men ltemde toe, dat ieder partij voor zich behouden zou het geen zij gewonnen hadt. De Lacedemoniers alleen weigerden , op raad van agesilaus, tot het Bondgenootfchap te komen, onder voorwendzel dat het de Inwoonders van Mesfene bevatte. Zij keurden daarom den Oorlog beter, in hoop om dat Land te herwinnen, agesilaus. werdt ter deezer gelegenheid zeer mispreezen,wegens den raad aan zijnLandgenooten gegeeven,om te volharden in een verwoestenden  van OUD GRIEKENLAND. 133 den Oorlog, liever dan zo gunftig eene gelegenheid waar te neemeu, om eenen voordeeligen Vrede te fluiten. En hij wierdt voor een hardnekkig man gehouden, die het vermaak van over eene Legermagt bevel te voeren, boven het geluk en de rust van zijn Land ftelde. tachos, Koning van Egypte , ten dien tijde, door eenen inval van den Perfifchen Vorst gedreigd , zondt om bijftand bij de Lacedemoniers : met verzoek, dat aüesilaus over die hulpbende zou gebieden. Zijn verzoek werdt toegeftaan, en de wereld ftondt verfteld, eenen Koning van Sparta zo ver in jaaren gevorderd, die hij doorgebragt hadt in geduurige Krijgsbedrijven en vermoeijenisfen , vernederd te zien om te dienen onder eenen uitlandfchen Vorst; en de uitkomst gaf hem overvloedige reden , om berouw te hebben over zijne onvoorzigtigheid. De Egyptenaars, vooringenomen met een hoog gevoelen van agesilaus, om zijnen grooten roem als een zeer kundig Legervoogd , hadden zich eenen Koning verbeeld van een alleredelst voorkomen. Zij ftonden daarom zeer verfteld , hem een oud man van eene veragtelijke gedaante te vinden, en in zeer flegte klederen ; ja zij konden zich naauwelijks bedwingen van hem ta befpotten. Hij verwagtte alleen het bewind te voeren over den Oorlog; doch, in plaatze daarvan, kreeg hij maar het gebied over de Huurlingen, dat der Scheepsmagt c h a« brias den Athener in handen gefteld zijn1 3 de, rü. BOEK. IL Hoofdft. 3(52. Krijgstocht v;:n agesil a u s ia Bsypte.  nr. BOCK. ii. Haofdft. Dor.d en Cnarstflcrvan JSF.' I- s.*u s. 134 GESCHIEDENIS de, en de Koning voor zich het Opperbewind beide van het Leger en de Vloot behoudende, tachos,op den raad van agesilaus, om zich niet te ver van de grenzen zijns Lands te verwijderen, geen agt flaande, befloot na Phemtie te trekken, agesilaus, verftoord over deezen flap van den Koning, vervoegde zich bij eene partij onder de Egyptenaar en, die. tegen hem in zijne afweezenheid opgeftaan waren, en nectenabos ten throon verheeven hadden, plutar* ciius fpreekt ftellig van het gedrag van agesilaus, als volftrekte trouwloosheid en verraderij. Doch de Lacedemoniers misten zeldzaam door hunne groote liefde tot hun Geboorteland, eer en goede trouw op te offeren, aan het geen hun voorkwam , dat deszelfs voordcel zou te wege brengen. Bij agesilaus was het daarom eene voldoende reden, het nuttige boven het eerlijke te ftellen; dewijl hij geloofde, dat de zijde die hij verkoos, meer den roem van Sparta zou bevorderen, of dat de Koning, voor wien hij zich verklaarde , meer gehegt was aan Griekenland; ftukken, die bij een' Griek alle andere bedenkingen konden opweegen. De Vorst van de Stad Mendes zich opgedaan hebbende als een derde Dinger na de Kroon, aangekant tegen nectenabus, raadde agesilaus hem terftond te beoorlogen. Doch nectenabus was van andere gedagten, maar hadt egter ras reden, om zich des te beklaagen. Naa door de ondervinding geleerd te hebben dat agesi- l aus  van OUD GRIEKENLAND. 13$ laus gelijk hadt, keurde hij het best diens raad te volgen, agesilaus overwon daarop zijn' tegenftonder , en nam hem gevangen. nectenabus, in het einde , van den Throon verzekerd hebbende, zeilde hij na Lacedetnon ; doch, door tegenwind, na het gedeelte van de kust van Africa gedreeven zijnde, deedt hij de haven van Menelaus aan. Daar wierdt hij ziek en llierf vier en tachtig jaaren oud zijnde. Zijn lijk werdt na Sparta gevoerd, en zijn Zoon a rchidamüs volgde hem op in de Koningrijke bediening. agesilaus maakt een der aanzienlijkfte Chara&ers uit in de Gefchiedenis van Griekenland, terwijl het van zeer groot aanbelang is, zo wel om zijne peribonlijke hoedanigheden, als om de gewigtige bedrijven , waarin hij geduurig gebruikt werdt. Schoon de Natuur hem een misvormde en afzigtige gedaante gefchonken hadt, verzorgden egter zijn vernuft en geest hem eene algemeene agting en bewondering. Van zuivere Spartaanfche afkomst zijnde, behieldt hij op den Throon, zelf tot een toppunt van gemaaktheid, de oude Spartaanjcbe eenvouwigheid en ftrengheid van leeven. Hij gedroeg zich altijd als de ijverigfte befchermer der wetten , waaraan hij zelf de nauwkeuriglte en volkomenfle gehoorzaamheid betoonde. Dit deel van zijn Character verdient de hoógfte verwondering. De eerbied en agting , bij alle gelegenheden door hem aan de Ephoren en den Raad betoond , was te gelijk grootmoedig en ftaatkundig. Daar het hem van I 4. hun m. BOEK. ii. Hoofdft  m. BOEK. n. poofdd. S5?- 136 GESCHIEDENIS hun vertrouwen verzekerde , en hem bijftondt in alle zijne onderneemingen. Hij bezat al de hoedanigheid van een kundig Legervoogd, ijverig , dapper , vrugtbaar in listen , bedaard en onvèrzaagd in een gevegt. In het burgerlijke leeven was hij buitengewoon aangenaam. Hij beminde zijne Kinderen zodanig, dat hij zich zomwijlen met hun in hunne vermaaken veréénigde. Hij was ook een toegenegen en edel Vriend. —'■ In zijnen ouderdom werdt hij trotsch , heerschzugtig en rusteloozer dan ooit, niets dan Oorlog ademende. Hem werdt verweeten , de rust en het welvaaren van zijn Vaderland opgeofferd te hebben, aan zijn haat tegen de Mesfeniers en Thebaanen. Zijn loffpraak is op den meesterlijkften trant door Xenophon gefchreeven. Omtrent deezen tijd ftierf artaxerxes m n e m 0 n , Koning van Perfie, hoog in jaaren geklommen, en gedrukt door de zorgen over de zaamenzweeringen zijner Kinderen tegen zijn leeven gefmeed, daar zij ongeduldig werden om zijnen Throon te bezitten. ochus, de fnoodlte zijner Zoonen , zijne twee Broederen vermoord hebbende , volgde artaxerxes op in het Koninglijk bewind. Deeze ochus was de flegtfte Vorst van zijnen ftaffl en maakte zich berugt door zijne wreedheid; want hij bragt, zonder des eenige zwaarigheid te maaken, alle Vorften pn Vorftinnen van zijn bloed ter dood , en alle anderen, die hem maar eenig ongenoegen baarden; ochus eenige reden van ontevredenheid van ARiABAZus/t bewind voerende  van OUD GRIEKENLAND. 137 de over een der Afiatifche vringewetten, ontvangende,-zondt tegen hem een Leger van twee en zestig duizend man. Doch de Athener char.es, dien de Onderkoning overgehaald hadt om hem bij te ftaan, verfloeg dit Leger te eenemaal, met een kleine Vloot en weinig Griekfche Soldaaten. Doch de Atheners, bevreesd gemaakt door de bedreigingen van ochus, ontbooden char.es te rugge. artabazus verkreeg,om de plaats van c har es aan te vullen, van de Thebaanen eene verfterking van vijfduizend man, aangevoerd door pammenes; en met hun bijftand verfloeg hij het Leger van ochus voor de twedemaal. Doch die Vorst, door een proote geldfomme ,van de Thebaanen verkreegen hebbende hunne troepen ook te rug te doen trekken , vondt art abaz us zich niet langer in ftaat om hem het hoold te bieden, en nam daarom zijne toevlugt tot philippus, den Koning van Macedonië. Dit jaar brak 'er een Oorlog uit tusfehen de Atheners en hun Bondgenooten ; de Uitenden Chios, Cos, Rhodus en de Stad Byzantium een Bondgenootfchap geflooten hebbende, om zich onaf bangelijk van de Atheners te maaken. Om deezen tot geboor- zaamheid te brengen, werden de magtigfte Legers en de beste Bevelhebbers , die de Atheners bezaten, vereischt. Te dier gelegenheid behaalden chabrias, iphicrates en timotheus grooten roem. Volgens cornelius nepos waren dit de iaatfte Atheenfche Bevelhebbers , wier naaI 5 men ui. BOEK. II. Hoofdft. Oorlog <1e BondgenQJten.  iii. JiOEK. ii. Hoofdft. ' Chintttt Van t I MO» t heu s en iphicra- 138 GESCHIEDENIS men in de Gefchiedenisfe verdienen vereeuwigd te worden. De Oorlog begon van de zijde der Aths. ners met de belegering van Chios , 't geen ictaehjk door de Bondgenooten gered werdt. chares hadt het bewind over het Leger' en chabrias over de Vloot, chabrias' drong m de haven; doch van de andere Galeijen verhaten zijnde, wier Bevelhebbers bevreesd waren om hem te volgen, werdt zijne Galeij omringd en door en door geboord. Hij weigerde niet te min volftandig zijn bchip te verlaaten en zich te beveiligen door zwemmen , gelijk hij zou hebben kunnen doen, waardoor hij dus op het zelve omkwam, chabrias hadt, in vroegeren tijde, eene groote agting verworven, en voornaamlek toen hij den Thebaanen tegen de Spartaanen was te hulpe gezonden. In eenen flag ter dier gelegenheid, gebeurde net, dat hij, zich door zijne Bondgenooten verlaaten ziende , zijne Soldaaten bevel gaf hunne gelederen te fluiten, en op hunne éene Knie op den grond neder te knielen , om zich met hunne fchilden te bedekken en de lpeeren mt te fteeken. In deeze zonderlinge flagorde ftonden zij den aanval van den vijand uit, die het onmoogelijk vondt op de gelederen m te breeken. Daarom regtten de Atheners een ftandbeeld, te zijner gedagtenisfe op, m de hchaams-geftalte waarin hij toen gevogten hadt. b ö .chares volgde chabrias in het bewind over de Vloot op. Doch de Athenm be-  van OUD GRIEKENLAND. 139 bevindende dat hunne onderneeming tegen Chios, maar traaglijk voortging, ftaakten ze geheel, en rustten ten zelfden tijde , eene tweede Vloot van zestig Galeijen uk, die zij onder het bewind van iphicrates Helden, en van timotheus, den Zoon van den beroemden conon. De Atheners noodzaakten, door Byzantium te belegeren , de Bondgenooten het beleg van Samos op te breeken , het geen zij omtrent den zeiven tijd ondernomen hadden, en om Byzantium te hulp te fchieten. Een hevig onvveêr opkomende , juist als zij op het punt van het gevegt ftonden , drong chares, van natuure een vermetel Mensch , desniettegenftaande 'er op aan, dat zij den vijand aan zouden tasten, tegen het gevoelen van timotheus en iphicrates , die geenzins wildentoeftemmen,eenen flag, in zulke omftandigheden, te waagen. chares, verftoord wegens hunne weigering, zondt brieven na Athene, waarin hij fterk klaagde over zijne Amptgenooten, en deeze klagten werden kragtig onderfteund door zijnen magtigen aanhang in de Stad. De Atheners, iphicrates en timotheus te regt gefteld hebbende , lagen timotheus eene geldboete van honderd Talenten op; hij was het die in vroegeren dage, voor zijne Landgenooten., op den vijand eene fom van niet minder dan twaalfhonderd Talenten behaald hadt, zonder het geringtte deel voor zich te behoudén. Dit is een fpreekend bewijs van de ondankbaarheid der ijdelzinnige en on- nr. BOSIC. E Hoofdft.  iil BOEK. ii. Hoofdft. ' ) 1 ( t t 1 140 GESCHIEDENIS onwaardige meenigte, die te Athene het bewind in handen hadt. timotheus, verftoord over zo onregt, vaardig eene handelwijze, ging na Chaletdas, waar hij zijne dagen eenige Weinige jaaren daar naa eindigde. Men heeft aangeSP? ™deeZen roemru^gen Athener, dae hij de Man was, die zijnen La-Jgenooten volkomen de overhand ter Zee bezorgd hadr eene omwenteling, in de daad , door zijnen Vader begonnen. Het onafgebroken geluk, aat alle zi]ne onderneemingen verzelde haalde hem veel nijds op den bals, en g,,t gelegenheid om een ftuk te fchilderen, waarin timotheus verbeeld werd tefkupen, met de bortum aan zijne zijde, Steden 'met een net vangende; timo iheus, geraakt over deezen hoon, hieldt ftaande, dat ziju goed geluk voornaamlijk toe te fchrijven was aan zijne bekwaamheden, en omtrent de fchüde* nj zeide hij, zeer geestig, „ Zo ik Steden 9> inneem, terwijl ik flaap, wat zal ik niet „ doen, als ik wakfcr hen\ " Het blijkt egter, uit het geen wij zo even meidden , daü Je Fortuin eindelijk moede werd hem haare gunsten te fchenken. 1 p h 1 c r a t e s, ook geroepen om voor den egterftoel te ftaan,rekende het niet genoegzaam , zich geheel op de kragt der bewijsrenen te verlaaten, en bragt in de vergalering een aantal jonge manfehap, gewapend iet dolken, die zij zorge droegen nu en dan ï ontblooten voor het oog der Regte-en teeze nieuwe wijze om zijne zaak te bepleiten,  van OUD GRIEKENLAND. 141 ten, bragt de gewenschte uitwerking voort; want defchrik was in de harten der Regteren gejaagd, en zij ontiloegen iphicrates. De wispeltuurige gefteltenis van het Atheenfche Volk, dat zich altijd het ondankbaarst gedroeg tegen hunne beste Veldheeren, veronficbuldigt ten grooten deele deeze zonderlinge list. Dar eigenzinnig en ondankbaar gedrag, houdt men voor de hoofdreden des ondergangs van hun Gemeenebest; Mannen , bekwaam om den Staat te dienen , waren dikwijls genoodzaakt voor de veiligheid van hun pertbon zorge te draagen, door eene gewillige ballingfchap, waar door Athene niet langer Bevelhebbers vinden kon om zijne Legers te beftuuren. Om tot iphicrates weder te keeren — Die dappere Man hadt zich nog zeer jong, in eenen Zeedag alleruitmuntendst gedraagen; en zijne verdiensten bezorgden hem ras • de eer van Opperbevelhebber. Geen Griekscb Veldheer verftondt de Krijgskunde beter dan hij. Hij was ten uiterfte ftreng in de Krijgstugt over zijne benden, waardoor hij hun zo kundig in alle foorten van Krijgsverrigtingen hadt gemaakt, dat zij terftond , op het verneemen van het gegeeven teken, de vereischte werkzaamheid ten uitvoer bragten, Deeze benden wierden van de anderen door den naam van Iphicratiaanen onderfcheiden. Hij vondt een beter foort van wapenen en klederen voor de Soldaaten uit; hij verlengde hunne fpietzen en zwaarden. Met één woord hij befteedde zo veel aandagts aan het minfte deel, den wapenhandel betreffende, IH. BOEK* ii. Hoofdft.  III. BOEK. II. Hoofdft. 14a GESCHIEDENIS de, dat hij volkomen door de Natuur fcheen gefchapen te zijn tot het Krijgsbedrijf. Hij bezat zo groot eene fterkte van lichaam, dat hij in een Zeegevegt, zijnen tegenftreever in zijne wapenrusting opnam en na zijn eigen Schip droeg. Men zegt, dat hij van ■•eene laage geboorte was; doch zijne gevoelens waren verre van eene laage geboorte aan te duiden; want nooit bezat iemand eene verhevener Ziel: en zijn Zoon m e nisthe us hieldt het voor grooter eer van zulk een Vader af te ftammen, dan eene Vorftinne, de dogter van cotys , Koning van Tbracie, tot zijne Moeder gehad te hebben. iphicrates, de laagheid zijner geboorte, door eenen afftammeling van har modi us verweeten zijnde , antwoordde : Het is waar de Adeldom van mijn Gejlacbt begint in mij, terwijl die van het uwe, in u een einde neemt! chares, naa de ongenade zijner Amptgenooten bewerkt te hebben, vertoonde zich welras een onwaardig Opvolger dier Braaven. Even gierig als trots zijnde, liet hij zich omkoopen door artabazus, Onderkoning van Klein Me, toen zeer in 't naauw gebragt door den Perfifchen Vorst, en was gelukkig genoeg om hem te verlosfen uit het gevaar, 't welk hem dreigde. Hier op werd hij befchuldigd van het algemeen welzijn verwaarloosd te hebben, doch hadt invloeds genoeg om zich voor de verdiende ftraf te beveiligen. De Atheners , bevreesd voor de gramfchap van den Koning van Perfie , deeden hun best om eenen al-  van OUD GRIEKENLAND. 143 gemeenen Vrede te bewerken, waartoe zij lang aangefpoord waren geweest, door de uitmuntende Redenvoeringen van isoc rate s, die in het geheugen herroepende de roemrugtige dagen van Athene, toen hunne Voorvaders alles opofferden aan de belcherming der vrijheid van Griekenland, hun betoogde dat de waare grootheid van een Staat niet gelegen is in de uitgebreidheid der wingewesten; doch in het wijs beftuur der Onderzaaten, en door regtvaardigheid en gematigdheid zich bemind te maaken bijde Nabuuren. Deeze Oorlog werd, naa drie jaaren duurens, eindelijk door een' Vrede bellooten, waarvan de hoofdvoorwaarde was , dat Rhodes, Byzantium, Cos en Chios, eene volkomene vrijheid zouden genieten. DERDE HOOFDSTUK. De Gebeurtenis/en in Griekenland, naa het eindigen van den Oorlog der Bondgenooten , tot den dood van philippus, Koning van Macedonië. De Atheners, zich nu in veiligheid en rust vindende door den korts gefloten vrede , vierden bot aan hunne vermaaken , en bijzonder aan hunne neiging tot openbaare fpelen en uitfpanningen, die zij ten hoogften top van buitenfpoorigheid bragten. .pericles hadt zeer veel vlijts aangewend, om hun zijn fmaak daarvoor in te boezemen, voornaamlijk uit Staatkundige inzichten om zijne rusteloofe Landgenooten te III. SOEK. III. Hoofdft  III. BOEK. III. Hoofdlij ( ( J . u 144 GESCHIEDENIS te_ vermaaken en bezig te houden, op dat hij hunne genegenheid zou winnen, en hun afwenden om tegen zijn beftuur zaamenrottingen te vormen, en gedeeltelijk uit eene natuurlijke keurigheid van fmaak, die hem een zugt inboezemde tot eene uitfpanning, redelijker, verftandiger , en Ieerzaamer dan 'er ooit bedagt was. Doch de gadelooze Tooneelftukken , die het Attifcbs Tooneel vercierden, hadden ten laatften de verbeelding van dat leevendig Volk zo zeer betoverd, dat zij 'er tot zotheid toe, aan verllaafd vvierden , en aan de voldoening van hunnen Tooneelfmaak den roem en het welzijn van hunnen Staat opofferden'. De Dichters en Tooneelfpeelers werden de' Afgoden van het Volk; en, door de geheele aandagt van het algemeen tot zich te trekken, maakten zij, dat die geenen over het hoofd gezien wierden, die hun leeven voor het Gemeenebest gewaagt hadden. HetLandsgeld werdverfpild aan Potzemaakers en Zangers, en de jaarlijkfchë onkosten van het Tooneel alleen overtroffen die van een gewoonen Veldtogf. Om deeze zotte buitenfpoorigheden goed te maaken , lagen zij daar toe weg de geldmiddelen ten behoeve van den Staat opgelegd, ten zeiven tijde elk , onder doodftraffe verbieiende, eenig ander gebruik van hetzelve s'oor te ftellen. Een Volk, zo fteekeblind /oor zijne gewigtigfte belangen, verdiende, )m zijne dwaasheid , getugtigd te worden loor ten prooij te ftrekken van grootmoediger Nabuuren. Terwijl de Atheners, en , op hun voor-j beeld jr  van OUD GRIEKENLAND. 145 beeld , de meeste andere Grieken , zich op hunne wijze , aan weelde en vermaak overgaven , fmeedden de Macedoniers , tot nog een vergeeten Volk , een voorneemen om zich met hunnen fluimerflaap te bevoordeelen, en waren uit op de overwinning van het Land. De Grieken hadden hun altijd voor Barbaaren gehouden; en zij volhardden met hun dien naam te geeven, tot dat zij hunne zegepraalende wapenen in Afie hadden uitgebreid. De Afftammelingen van caranus, den eerften Koning van Macedonië, in de Gefchiedenisfen bekend , hadden , zonder tusfchenpoozen, achtereenvolgend dat Rijk geregeerd , tot het Tijdperk waarvan wij nu fpreeken. Wij hebben boven gemeld dat perdïccas,de Zoon van amyntas,den Throon beklommen hebbende , een twist daarover tusfehen hem en zijnen Broeder ptolemeus ontftaan was, welke, met wederzijdfche toeltemming , aan het oordeel van pelopidas was overgelaaten; die ten voordeele van perdiccas de zaak befliste, en beide de mededingers dwong tot een vergelijk te komen; tot des te zekerer waarneeming hiervan hadt hij met zich na Thebe genomen philippus, den derden Zoon van amyntas , toen een Kind van omtrent tien jaaren. Dit gebeurde omtrent het driehonderd en drie en zeventigfte jaar voor Christus. philippus kreeg zijne opvoeding in het huisgezin van epaminondas, en deedt, tot ongeluk v.an Griekenland, maar te zeer II. deel. K zijn iii. BOEI,' iii. Hoofdft. PHILIPPUS van Maceian\c.  III. BOEK, HL Hoofdft. s-5o. 146 GESCHIEDENIS zijn voordeel met de lesfen van dien grooten Meester in de kunst des Oorlogs. Door de wijze op welke hij zich den weg ten Throon baande, dwars door duizend moeilijkheden , ontdekte hij wel ras een hart, bekwaam tot de ftoutfte onderneemingen. Hij was tien jaaren te Thebe geweest, wanneer hij kennis kreeg, dat pbrdiccas, in eenen flag, met de Illyriers geflagen was, en eenen Zoon, amyntas, nog een klein Kind, nagelaaten hadt. Een eerzugtig hart vestigt geduurig zijne aandagt op de middelen , die deszelfs ontwerpen begunftigen. =» philippus ontweek Thebe, heimelijk , kwam te Macedonië» , en bewerkte dat hij tot Voogd over zijnen Neef wierd aangefteld, en in die hoedanigheid aanvaardde hij het Koninglijk bewind. De Macedoniers onlangs overwonnen in den Oorlog, werden nu door vijanden omringd, die fchikkingen beraamden om hun voordeel te doen met hunne tegenfpoeden ; philippus lag 'er zich onmiddelijk op toe om hun gevallen moed weder op te beuren, de liefde van het Volk te winnen, en de benden onder Krijgstugt te houden. De Macedoniers, zeer verwonderd over zijne groote bekwaamheden, zetten zijnen Neef af, en bevorderden hem tot den Throon. philippus , toen omtrent vier en twintig jaar , haastte zich om het algemeen verlangen te voldoen. De bekwaamheid van fpreeken, die hij reeds in eene groote maat bezat, won hem het algemeen vertrouwen, en toegenegenheid. Zijn eerfte zorg was de herftelling van de  vAn OUD GRIEKENLAND. 147 de Krijgstugt , een ftuk waaromtrent hij zich zeer geftreng betoonde. Doch ten zelfden tijde behandelde hij de Soldaaten, om hun met des te grooter ijver te doen dienen , met bijzondere vriendelijkheid en onderfcheiding, hun gewoonlijk den vleijenden naam van medgezellen geevende. philippus was het, die den Macedonijcben Pbalanx inftelde , een flag-ordening in de gedaante van een langwerpig vierkant, hebbende duizend man voor aan, en zestien diep zijnde, allen gewapend met ipeeren van omtrent drie en twintig voeten lang. Deeze Fbalanx vertoonde een ondoordringbaaren wal, en trok derwijze geflooten op als noodig was , om de heevigfle aanvallen van den vijand uit te ftaan , en ten zelfden tijde alles neder te vellen, dat tegenftand boodt. . Uit dien hoofde verklaart de beroemde Romein, Paulus /emIlius, wien in ziinen veldflag met perseus, den laatften Koning van Macedonië, wederftand gebooden werdt door zodanig een Pbalanx, dat bij nooit een vertooning gezien hadt, die gefchikter was om volflaagen ichrik in te boezemen, en dat ze hem zelf hadt doen becven. Doch daar dit lichaam gelijkerhand in beweeging moest zijn, dewijl de fterkte beftondt in de verééniging, werd 'er altijd een ruim open veld vereischt om flag te leveren j anderzints was het niet langer onoverwinbaar. Dikwijls viel het moeilijk een veld te vinden van genoegzaame uitgeft-ektheid om zo talrijke meenigte manfchap te bevatten. Om zich van' den Throon te verzekeren, K a waj • Hl. BOE K. III. Hoofdft:  III. BOEK. iii. Hoofdft. J1EMOSTHE des de Redenaar. 148 GESCHIEDENIS was het de voornaamfte zorg van philippus, zijne mededingers uit den weg te ruimen, binnenlandfche oneenigheden te dempen, en zijne vijanden te onder te brengen , door herhaalde overwinningen. Ten dien tijde fchrik aangejaagd door de Atheenfche magt, poogde hij een verdrag met hun aan te gaan, en Haagde in dit oogmerk. Doch dit verdrag was kort van duur, gelijk wij terftond zullen zien. - In Athene, op dat wij der waards wederkeeren,ftondt,omtrent dien tijd, een Man op, wiens buitengewoone verdiensten weldra een groot vertoon in Griekenland maakten. Door de uitgeftrektheid van zijn verftand en de kragt zijner welfpreekenheid was hij bekwaam om dikwijls de oogmerken van p h 1lippus te verijdelen,en geduurig alle diens onderneemingen te dwarsboomen. Deeze was de beroemde demosthenes. Dewijl zijn naam, in onze verbeelding, het denkbeeld van de welfpreekenheid opwekt, is het niet oneigen eenige oogenblikken onze aandagt op zo buitengewoon eenen Man te vestigen. Hij was te Athene gebooren in het drie honderd twee en tachtigfte jaar voor Christus, twee jaaren laater dan philippus, en zijn Vader was,naar de overlevering,een ijzerfmit; doch een der aanzienlijkfte in dat handwerk. Hij was zeer jong een Weeskind. Een getuigen geweest zijnde van de toejuiching, den Redenaar callistrates geichonken, ontbrandde in hem een heftige zugt, om roem te verwerven door dezelve  van OUD GRIEKENLAND. 149 ve middelen, geevende hij zich geheel aan de beoeffening der Redenkunst over. Het is niet oneigen hier de hinderpaalen te melden, hem door de Natuur in den weg gefteld om een Redenaar te worden, eene zwakke ftaamelende ftem, die zijn woordvorming verward en haperende maakte ; eene onaangenaame toon van uitfpraak, en eene gehalte ontbloot van alle uiterlijke voordeden , die men rekent dat de gunst der Toehoorderen vooraf winnen, en de weg als het ware tot overtuiging baanen. Zo veele zwaarigheden zouden een ander perfoon belet hebben met dat opzet voort te vaaren. Doch demosthe nes wendde zijne uiterfte poogingen aan om deeze te boven te komen, en gebruikte ten dien einde de moeilijkfte middelen. Zomtijds opzeggende onder het beklimmen van lteile plaatfen; zomtijds aan de zeekust, waar hij zich het kletterend geraas derbaaren,als het oproer der Volks-vergaderingen voorftelde ; en zomtijds zijn voordeel doende met den raad en het voorbeeld der voornaamfte Tooneelfpeelderen van zijnen tijd, van welken hij de bevalligheden der gebaaren leerde. Het is waar, dat hij, in andere opzigten, eene der gelukkigfte gefteltenisfen voor eenen openbaaren Redenaar ontvangen hadt. Hij bezat een' kiefchen fmaak voor alle de fraaiheden van de Griekfche Tak ; verbaazende gaaven om iets op te ftellen, en buitengewoone fchranderheid in het beleggen der bewijsreden. Hoedanigheden, in de daad, die, gelijk de meeste andere, den K 3 mensch lil. BOEK. III. Hoofdft.  III. BOEK. iii. Hoofdft. ï§o GESCHIEDENIS mensch natuurlijk eigen, door oeffening zeer kunnen aangekweekt worden, en die de ongemeene vlijt van demo st hen es tot den hoógften top opvoerde Hiervan geeven zijne uitmuntende Redenvoeringen de fpreekendfte bewijzen. I let leedt niet lang of hij plukte de vrugten van zijnen onvermoeiden vlijt. De roem zijner welfpreekenheid trok het Volk van de grenzen van Griekenland , om hem te hooren. En hij was wel haast zonder Mededinger onder zijn eigene Landgenooi-en. Zijne welfpreekenheid was ernilig en juist'; doch daarenboven verheeven, ftout en vuung. Zijne Redenvoeringen vloeiden over van overbrengingen en zinfpeelingen. Hij nep de Goden aan, als ook deftarren,en de fchimmen van hun, die op de velden van Marathon en Salamis fneuvelden. Doch de kragt van zijne gebaaren maakte zijn hoofdcharaaer uit. Die tijden vereischten zulk een Redenaar. Atheners m dt afteloosite gevoelloosheid gedompeld , en hun tijd llijtende in bijzondere twisten en onéénigheden , hadden de ilerkfte en fpreekendfte faguuren der Redenkunst noodig , om hun uit hun fluimerflaap op te wekken en hunne oogen te openen voor de gevaaren, die hun dreigden. De bewijsredenen van demosthenes maakten te dieper indruk; dewijl een blaakende ijver voor het welvaaren van het Vaderland, en eene volkomene belangeloosheid, de bekende drijfveêren des Redenaars waren, demades en zijne andere naijveraars waren gewoon hem , bij wijze van  van OUD GRIEKENLAND. 151 van verwijt, te zeggen dat zijne voorftellen naar de olie en den lamp rooken. Doch demosthenes antwoordde zeer gepast, dat het hoogst-oneerbiedig was ,' voor een volle Vergadering van Burgeren , zich te vermeeten geheel onvoorbereid te fpreeken. Doch laat ons wederkeeren tot de zaaken van Griekenland. Twee jaaren naa den Oorlog der Bondgenooten beroerden de buitengewoone Krijgstoerustingen van den Perfifchen Vorst, de Atheners, die door hunne Redenaars aangefpoord werden om de wapens op te vatten , en vijandelijkheden te beginnen. Doch d emosthenes, die toen fiegts acht en twin. tig jaar oud was, doch reeds naam kreeg, vertoonde de Atheners dat zij niets te fchielijk moesten beftaan, noch door een te voorbaarige Oorlogsverklaaring, zo magtig eenen Vorst een voorwendzel verfchaffen om zijne wapenen tegen Griekenland te wenden. Dan intusfchen raadde hij hun eene Vloot uit te rusten, en alle hunne Krijgsbenden in gereedheid te houden. Omtrent den zelfden tijd kreegen de Lacedemoniers het in den zin om zich meester te maaken van Megalopolis, eene fterke Stad van Arcadia, die hun veel belemmering gaf. Ter deezer gelegenheid deedt d emosthen e s eene aanfpraak aan de Atheners, ten voordeele der Megalapolitaanen. Hij overtuigde zijne Landsgenooten hoe zeer het hun belang was, Sparta en Thebe beide te beletten om te magtig te worden 5 en zijne welfpreekenheid hadt het uitwerkzel om deAiheK 4 ners III. BOEK. III. Hoofdft.  m. BOEK. III. Hoofdft. 15a GESCHIEDENIS nors te beweegen, om drieduizend man aan die Stad te hulp toe te zenden , niet tegenftaande het verbond, dat toen tusfehen hun en de Lacedemoniers plaats hadt. philippus, de noodige voorbereidzels tot den Oorlog gemaakt hebbende, overwon de Illyriers in een veldflag, en maakte zich meester van Amphipolis, eene Atheenfche Volkplanting. Vermids hij deeze plaats niet in bezit kon houden zonder de Atheners te verftooren , die hij tegenwoordig uit hoofde van zijn belang vriendelijk moest behandelen, en, ten zelfden tijde, een der ileutels van zijn Koningrijk niet in hunne handen willende laaten, befloot hij dezelve voor vrij te verklaaren, en dus gaf hij den Inwoonderen vrijheid om een onaf hanglijk Gemeenebest te vormen. Kort hierop, egter, maakte hij, door middel van zijn invloed op de Stad, zich meester daarvan voor de tweede reis. Doch men moet bekennen , dat dit in eeri groote maate toe te fchrijven was aan het verzuim van de Atheners , die te langzaam waren in het zenden van hulpbenden. Mijwon ook Potidea,en zondt de Atheenfche bezetting, die hij daar ter plaatze vondt, weg. Maar , als nog voorgeevende te verlangen eene Vriendfchapsbreuk met de Atheners te vermijden, wendde hij alle kunstgreepen aan om hun in flaap te wiegen met opzigt van hunne waare belangen. Welrasdaarnaa bragt hij de Peoniers onder zijne magt, en kree? van de Illyriers de plaatlen weder , waai> van zij in Macedonië bezit hadden. Philippus betoonde een doorfleepen Staat-  van OUD GRIEKENLAND. 153; Staatkundige te zijn, door alle kunstgreepen in het werk te Hellen, om zijne yermeesteringen uittebreiden, nu eens Krijgslisten, dan eens beloften gebruikende; verzwakkende de zodanigen , die hij niet kon overwinnen , en zich in de twisten van Griekenland mengende onder het character van Scheidsman. Omtrent deezen tijd kreeg hij bezit van Cnidos, dat hij naar zijn eigen naam Fbilippi noemde, liet inneemen van deeze Stad , die, langen tijd daarnaa, zeer vermaard wierdt, door den flag in haare nabuurfchap voorgevallen , waarin erutus en cassius overwonnen wierden, gaf philippus meer voordeels dan het grootfte Wingewest. Want eenige Goudmijnen daar omftreeks ontdekt hebbende, liet hij die openen, en haalde 'er jaarlijks duizend Talenten uit, eene fom, alle de Inkomsten van Athene overtreffende. Door dit Geld vondt hij zich in ftaat een magtig Leger op de been te houden , en ook om verfpieders en partijgangers onder alle rondom liggende Volken te onderhouden. Dit Goud opende hem de poorten van veele Steden, en verhaastte het gelukken van alle zijne onderneemingen. Men meldt dat hij eens verklaarde vast te ftellen dat geen Stad onverwinbaar was, waarin een muil-ezel met Goud belaaden kon komen. Hierom zegt men , dat zijn Goud Griekenland heeft te ondergebragt , en de Steden gekogt, eer hij ze innam. De Atheners waren, ten deezen tijde, niet in ftaat om een waakend oog te houden op de onderneemingen van philippus, in K 5 twist in. BOEK. iii. Hoofdft.  ra. BOEK. hl Hoofdft. 4lexan- dbr gebooten. 154 GESCHIEDENIS twist ingewikkeld zijnde, waartoe het Eiland Eubea gelegenheid gegeeven hadt. Dit Eiland was in twee partijen verdeeld, waarvan de een de Thebaanen en de andere de Athe. fiers begunstigde. Het ftuk was voor de laatften van belang, die een deel hunner Inkomsten van Eubea trokken. Zij zonden daarom eene Vloot af, dreeven de Thebaanen uit, en maakten een einde aan de oneenigheden. In het driehonderd zes en vijftigst jaar voor Christus, bragt olympias, de Egtgenoote van philippus, hem eenen Zoon ter wereld, dien hij alexander heette , en wiens magtige Krijgsverrigtingen hem, in het vervolg, den bijnaam van den grooten deeden verwerven. Het is aanmerkenswaardig, dat de beroemde Tempel van Diana te Ephefe, voor een van de zeven Wonderen der Wereld gehouden , op denzelven dag afbrandde als alexander de groote gebooren wierdt. De Man , die dit trotschGeftigt in brandftak,was erostratus. Wanneer hij op de pijnbank gebragt was, verklaarde hij, dat het beweegrad tot het bedrijven van zo godloos een ftuk, geweest was zijn' Naam te vereeuwigen, philippus .Was van huis, toen zijn Zoon gebooren werdt. Ten zelfden tijde, dat hij dit welkom nieuws hoorde, kreeg hij ook kennis van twee andere zeer aangenaame gebeurtenisfen. NaamÜjk dat hij Overwinnaar was in de Olympifcbe Ren/pelen, en dat 'er een volkomen zege behaald was op de Illyriers door zijnenVeldoverften parmenio. philippus, bellooten hebbende zijn' Zoon  van OUD GRIEKENLAND. 155 Zoon op de volkomenfte wijze op te voeden, fchreef terftond een' brief aan den beroemden Afi.i stoteles van deezen inhoud : „ Ik geef u kennis, dat ik een Zoon 9, gekreegen heb; ik dank de Goden, niet „ zo zeer om dat zi j dien aan mij gefchonken hebben, dan wel in uwen leeftijd : want „ ik heb reden om mij te vleijen dat gij voor „ mij een Opvolger zult befchikken , dié „ mijns waardig is." Eene dierbaare lesfe voor Ouders , zegt rollin , waaruit zij leeren van hoeveel aanbelangs het is hunne Kinderen van bekwaame Leermeesters te voorzien. De Heilige Oorlog, of de Krijg der Phoceërs volgde op dien der Bondgenooten. Deeze was algemeen onder de Staaten van Griekenland, en werd tien jaaren, met groote heevigheid, gevoerd, vergezeld van de verwoestendfte gevolgen voor alle de daarin betrokkene partijen. De Godsdienst was daarvan het voorwendzel; en de oorfprong zeer beuzelagtig. De Phoceërs een ftuk lands, behoorende aan den Tempel van apollo, op hun grondgebied geleegen, bebouwd hebbende , werden door hunne Nabuuren van heiligfchennis befchuldigd , en gedaagd om zich van hun gedrag voor de Ampbi&yonen te verantwoorden, die de Phoceërs in eene groote geldboete befloegen. De laatstgenoemden weigerden zich aan het geftreeken vonnis te onderwerpen , aanvoerende , dat het beftuur van den Tempel en deszelfs grondgebied, bij uitfluiting, tot hun behoorde , en riepen de Spartaanen te hulp , die hun ui. BOEK. ïti Hoofdft. 355- De Heiligt Oorlog.  III. soek. III. Hoofdft. 156 GESCHIEDENIS hun onderhands van geld voorzagen, en hun aanmoedigden om hunne zaak ftijf en fterk ftaande re houden. philomelus, een ftoutmoedig Man, die grooten invloed op zijne Landsgenooten de Phoceërs hadt, raadde hun de Wapens op te vatten, wierf Krijgsvolk , viel op den Tempel van Delphos aan , vernietigde het Kaadbefluit der Amphi&yoncn, uitgehouwen op een pilaar van den Tempel, en noodzaakte door bedreigingen, de Priesteres van apollo een antwoord te geeven dat alle zijne handelingen goedkeurde. De Locriaanen poogden deeze onderneeming der Phoceërs tegenftand te bieden , doch kreegen , in verfcheiden gevegten, de nederlaage. Het ftuk werdt nu ernst. De Amphi&yonen riepen eene Vergadering te zaamen, en namen een befluit dat men Oorlog moest voeren tegen de Phoceërs. Hierop nam ieder Staat van Griekenland deel in den twist, naar dat hun • onderfcheiden belangen hun deeden overhellen. De Atheners en Spartaanen voegden zich bij de Phoceërs : De Thebaanen , Locriaanen , Thesfaliers en de overige Staaten vatten de wapenen tegen hun op. Dus begon de Heilige Oorlog. philomelus nam , niet tegenftaande een' eed, dien hij gedaan hadt, om zich nooit met de fchatten van den Tempel te bemoeijen, daarvan zo veel gelds, als noodig was tot de onkosten van den Oorlog , en bragt een Leger van tienduizend man op de been. In het eerst vielen er eenige gevegten, met onderfcheiden uitflagen, voor. Doch deeze Oor-  van OUD GRIEKENLAND. 157 Oorlog, gelijk alle de zodanigen, waarvan de Godsdienst het voorwendzel is, en waarin de partijen, onder den fchijn van Godsdienst-ijver , hunner bijzondere wraake bot vieren, werd met groote geflrengheid gevoerd. De Thebaanen, de voordvaarendfte en ijverigfte van allen , een partij der Thoceè'rs overvallen hebbende, veroordeelden hun ter doodftraffe, als fchuldig aan Heiligfehennis. Aan den anderen kant hielden de Phoceërs , om van deeze wreedheid wraak te neemen , zich geregtigd, de vijanden^ die in hunne handen vielen, op gelijke wijze te behandelen. Ten laatften volgde 'er een flag tusfehen de Phoceërs en de Thebaanen, waarin de eerften naa een bloedigen ftrijd werden overwonnen;hun Veldheer philomelus bleef op het flagveld, eene dapperheid betoond hebbende, die ten blijke ftrekte, dat hij waardig was over eene beter onderneeming het bevel te voeren. Zijn Broeder , onomarchus volgde hem in het bewind op, het oveifchot van het Phoceïsch Leger bijeen gezameld hebbende , en bragt door het aanlokzel eenerhoogebezolding, een ontzaggelijke Legermagt op de been , waarmede hij zich van verfcheiden plaatfen , den vijand toekomende, meester maakte. De tijdorde vereischt, dat wij hier eene kleine afwijking maaken, om iets te melden van artemisa, Koningin van Caria en Vrouw van mausolus. Die Vorst hadt aan zijn magt het Volk van Rhodus en Cos onderworpen, zeer korten tijd naadat zij, door den laatften vrede, in het vol genot hunner III. BOEK. in. Hoofdft. ARTBMI- SA, Koning» van Caria.  nr. BOEK. III. Hoofdft. 353« 15B GESCHIEDENIS ner vrijheid herfteld waren. Men verhaalt dat hij met groote ftrengheid het overwonnen Volk behandelde en het jaar naa zijne overwinning geftorven was. Doch de droefheid zijner Weduwe , artemisI, en de kostelijke Grafftede door haar, te zijner gedagtenisfe opgeregt, heeft beider naamen vereeuwigd. Nogthans niet vergenoegd met hem in deezer voege te vereeren ,■ heeft zij zijne asfche zorgvuldig bewaard en geduurig vermengd met haar drank, tot dat in het einde haar Lichaam letterlijk het Graf van haaren Egtgenoot wierdt. Zij, begeerde Lijkredenen tot lof van haaren overleden Man, en fchreef eene eerbelooning uit voor den geenen," die de beste zou vervaardigen. Men zegt dat de Redenvoering, door t h e opompus aangebooden, de eerprijs ftreek , fchoon zijn Leermeester isocrates een zijner mededingeren was. De droefheid van ar tem isa duurde tot haar dood, die daardoor verhaast wierd, en twee jaaren naa dien van mausolus voorviel. Eenige Schrijvers vermelden, egter, dat ar te misa niet zo geheel door droefheid verflonden was of zij hadt tijd om groote overwinningen te behaalen. Want zij overweldigde de Vloot der Rhodiers, die beflooten hadden haar te ontthroonen, kreeg Rbodus in 't bezit , en bragt de voornaamfte Inwooners omhals. Hierom hebben zommige Schrijvers de bijzonderheden van haare bovengemelde droefheid in twijftel getrokken. Doch het is zeer mooglijk, dat dezelfde perfoon zeer tedere gevoelens bezit, en een' moed,noodzaakt  van OUD GRIEKENLAND. 159 -aaklijk tot de handhaaving van zijn gezag In om zijne vijanden te ftrafifen. Het was, m deezer gelegenheid, dat de Rhodiers, de Atheners te hulp riepen; en demosthen e s hun voorfpraak geworden zijnde, poogde, door zijne welfpreekenheid , het medelijden zijner Landsgenooten , ten voordeele van dat Volk , op te wekken, fchoon zi], door hun gedrag zich dier befcherminge onwaardig gemaakt hadden. _ philippus nam geen deel m den Heiligen Oorlog , geduurende de eerfte jaaren van denzelven. Want , meer belangs {tellende in zijne eigen bijzondere belangen,dan in den hóón, apollo aangedaan, was hij in geenen deele onvergenoegd te zien dat de Staaten van Griekenland, elkander door een wreeden en verderflijken Oorlog verzwakten. Terwijl zij dus elkander verwoestten, was hl] 'er alleen op bedagt om zijne bezittingen uit te breiden, zijne overwonnene plaatien aan den kant vunTbracien in zekerheid te brengen, en zulke te overweldigen als hem voordeeligst gelegen waren. Bezig zijnde met de belegering van Methone, boodt een Burger van Amphipolis, aster genaamd, hem zijnen dienst aan als een zo kundig fchutter, dat hij nooit miste den kleinften Vogel m de vlugt te treffen. Doch philippus zeide hem, dat hij hem zou gebruiken als hij een Oorlog tegen de Zwaluwen voerde. De Man werd zo verftoord op dat antwoord, dat hij zich in de Stad begaf, met een pijl op philippus mikte, met dit opfchrift: «Voor „ philippus regter oog." En in waarheid " hi) iii. BOEK» III. Hoofdft, ■  m. ZOEK. m Hoofdft. ï6o GESCHIEDENIS hij trof het oog. philippus zondt den pijl weder met dit ander opfchrift: „ Indien ,, philippus de Stad inneemt, zal hij „ aster ophangen.'' De Stad vervolgens bemagtigd hebbende, hieldt hij zijn woord. Naa dit voorval was de Vorst zwak genoeg om zich te vergrammen, als eenig perfoon ia-zijne tegenwoordigheid van eenen Cyclops of Eenöogigen fprak. lycophron, Schoonbroeder van a l e xander van F ere, dien Vorst in dat Koningrijk opgevolgd zijnde , volgde hfj hem in zijne dwingelandij na, en verbitterde zijne Onderdaanen zodanig dat zij een opftand tegen hem verwekten. De Thesfaliers, philippus om befcherming verzogt hebbende , die anderzints wel genegen was om hun te verpligten , vervolgden den Dwingeland en overwonnen hem in verfcheiden gevegten. onomarchus, intusfchen, de Veldheer der Fhoceërs, was gelukkiger dan zijn Broeder, en hadt verfcheiden Steden van Beotie ingenomen, de Thebaanen onmagtig zijnde om hem wederftand te bieden. Hij was zelfs ftout genoeg om p h i l i p p u s tegen te Haan in zijnen Oorlog tegen lycophron, en overwon hem in twee i'chermutzelingen; doch in een algemeen gevegt , daarop gevolgd, werden zesduizend Phoceërs gellagen, en de overige op de vlugt gedreeven. onomarchus telde men onder de gefneuvelden, en philippus nam 'er drieduizend gevangen. Buiten de andere voordeden , die philippus, door deeze zegepraal behaal-  van OUD GRIEKENLAND. 161 haalde, bezorgde ze hem den naam van eenen Vorst den Godsdienst toegedaan. Zijn Krijgsvoorfpoed was hij in eene groote maate verfchuldigd aan de Thesfalifche Ruiterbenden , die in zijn Leger ftreeden. phail lus, Broeder van onomarchus, volgde hem in het bewind onder de Phoceërs op; maakte gebruik van de rijkdommen des Tempels te Delphos, gelijk zijne voorgangers gedaan hadden,om nieuwe fterktens te bouwen, verhoogde nog meerder de foldij der Legerknegten, en vermeerderde daardoor het aantal zijner benden. Hij was in het eerst ongelukkig tegen de Thebaanen; maar de voordeden , die hij op de Locriaanen behaalde , vergoedden dit. De dood egter (tuitte wel ras zijnen loop, waarop een Zoon van onomarchus, phalenius geheeten , het bewind op zich nam. Doch zijn gezag was van korten duur : want hij fneuvelde in den eerften flag door hem geleverd. De vijandelijkheden middelerwijl dagelijks voortduurende, waren de Thebaanen eerst den Oorlog moede. Want hunne inkomsten ten laatften geheel uitgeput zijnde, vonden zij zich onbekwaam om dien langer uit te houden. De Fhoceërs werden, aan den anderen kant, met naaberouw getroffen dat zij hunne Veldoverftens gevolmagtigd hadden den Tempel van apollo te plunderen. De rekening van al het geld, 't geen zij daaruit gehaald hadden, opgemaakt zijnde, werd de geheele fom bevonden tien duizend Talenten te beloopen. De Pheniciers, omtrent den zeiven tijd, II. deel. L ver¬ in. BOEK. III. Hoofdft.  III. BOEK. III. Hoofdft. 162 GESCHIEDENIS verbitterd over de verdrukkingen,waarmede zij door de Onderkoningen gedreigd werden , gingen een Verbond aan met nectanebus, Koning van Egypten, ftonden tegen den Perfifchen Monarch op, en met de hulp van vierduizend Griekfche knegten, hun tot bijftand gezonden door den^ Koning van Egypte,onder het bevel van memnon den 'Rhodier, Haagden zij in het uitdrijven der Perfen. De Inwooners van Cyprus , die, zo wel als de Pheniciers, onderdrukt werden , vereenigden zich met de laatften in hunnen afval, ochus fmeekte bij de Grieken om hulp om de oproerigen te onder te brengen, en verwierf acht duizend man onder het bevel van phocion den Athener , en evagoras, Zoon van nicocles. Deeze twee braave Veldheeren, vereenigd met een Leger Syrifche en Cilicifche Soldaaten, belegerden Salamis, de voornaamfte Stad van Cyprus. — Het Leger door ochus tegen Phenicie aangevoerd , beftondt uit drie honderd duizend Voetknegten en dertig duizend Ruiters, mem non bevreesd door de aannadering van zo magtig een Leger, tradt in eene bijzondere onderhandeling met o c h u s, en boodt aan, hem in het bezit van Sidon te ftellen. De Sidoniers, ten getale van veertig duizend man , zich verraaden ziende, flooten zich op in hunne huizen, ftaaken dezelve in brand, en kwamen om in de vlammen. De overigen der Pheniciers, afgefchrikt door het vreesfelijk noodlot der Sidoniers, onderwierpen zich terftond aan den Koning van Perfie. OCHUS  VAü OUD GRIEKENLAND. 163 ochus zo gelukkig het oproer der Inwoonderen van Cyprus geftuit hebbende , trok vervolgens na Egypte, 't geen hij befloot desgelijks aan zich te onderwerpen; hij werdt. in de daad , zo gediend door zijne Veldoverflens, dat hij de overwinning van dat Koningrijk in eenen zeer korten tijd voltooide (jectan ebus , vreezende in de handen van den Overwinnaar te vallen, vloodt met zijn Leger na Ethiopië , van waar hij nooit wederkeerde ochus de verfterkingen der Steden afgebrooken, en de Tempels geplunderd hebbende , keerde in zegepraal na Babyion te rug. memnon de Rhodier j en zijn Broeder mentor, deeden $ naa hunne bevreediging met den Perfifchen Vorst hem zeer gewigtige diensten , voornaamlijk memnon, die een uitmuntend Veldheer was. ochus bragt het overig deel zijns leevens door in werkloosheid en weelde gedompeld , het geheele beltuur der Staatszaaken overlaatende aan den gefneedenen ba go as, een Egyptenaar. Die guniteling, verftoord op zijnen Meester, omdat hij de Egyptifche Tempels ontheiligd, en hun God aPis,die niet anders dan een heilige Stier was, omgebragt hadt, beroofde hem, uit wraak, door vergift, van het leeven. ba go as, hier door met de magt over geheel Perfie bekleed, bragt ars es, den jongften Zoon des overleeden Konings op den Throon. Doch ziende, dat deeze jonge Vorst eenige ontevredenheid blijken liet, om dat hij alleen Koning was* La in in. B O £ ET. III. Hoofdft,,  III. DOEI. III. Hoofdft. PHILIPPUS heeft de bejnaeiiging van Griekenland in 't eog. HEMOS. THENES wekr de Atheners op om hem wederftand te bieden. 164 GESCHIEDENIS in naam, liet hij hem vermoorden en ftelde darius codomannus in zijne plaats. philippus, die geduurig agt Üoeg op alle omftandigheden, die tot zijn voordeel loopen konden, verneemende dat de Staaten van Griekenland zeer verzwakt waren door binnenlandfche Oorlogen, befloot de bemagtiging van Griekenland te onderneemen. Met dat oogmerk voerde hij een Leger na het land Phocis, en kwam voor de eerfte keer, met een vijandlijk voormtxï\tx\\x\Griekenland. De doortogt van Thermopyle de eenige weg zijnde , waardoor hij in Achaja kon doordringen , poogde hij daarvan bezit te neemen , onder voorwendzel van tegen de Phoceërs op te trekken. Doch de Atheners hem voorgekomen zijnde, hieldt hij het niet raadzaam den doortogt met geweld te vermeesteren , en ftaakte daarom, voor tegenwoordig, het volvoeren van zijn ontwerp. philippus fchreef deeze zijne te leurftelling toe aan demosthe nes, die de aandagt opwekte en den moed aanfpoorde van zijne Medeburgers , door eene hartroerende Redenvoering. De Atheners, nu geheel ingenomen met hunne Toneelfpelen en Vertooningen , gelijk wij reeds opgemerkt hebben, hadden een Man noodig van zulk een oordeel en voorzigtigheid, en van zulk eene overredende welfpreekenheid , bezield door zo opregt eene genegenheid voor 't Vaderland als deeze Redenaar, om hun uit hunnen fluimerflaap op te wekken, demosthe n e s deedt hun het gevaar bezeffen van de buitenfpoorige Eerzugt, welke philippus  van OUD GRIEKENLAND. 165 pus vervulde, die geduurig op een nieuwe onderneeming bedagt was , en overreedde hun, dat het geluk zijner wapenen geheel moest toegefchreeven worden aan hunne zorgloosheid en onagtzaamheid. „ Terwijl „ gij dan (was zijne taal,) uw geheelen tijd „ 'doorbrengt in het wandelen op de markt, „ vraagende elkander: wat nieuws is 'er ? „ Wat vreemder nieuws kunt gij begeeren, „ dan dat een Macedoniër groote flappen „ doet om de overmagt boven de Atheners „ te verkrijgen, en de Oppergezagvoerder in „ Griekenland te worden? " Toen ging hij voort met hun de gefehikte middelen voor te ftellen om de voortgangen van philippus te ftuiten. Hij raadde hun , om met allen mogelijken fpoed, eene Vloot van vijftig Galeijen uit te rusten; om zo groot een Leger , als mooglijk was, in hun eigen land te werven; om in hun dienst zoveel vreemde benden re neemen als hunne geldmiddelen lijden konden, en geduurig een Leger op de been te houden om de grenzen van Macedonië te bewaaken, philippus te ontrusten en hem in vreeze te houden. Ten einde hun te overtuigen van de nut- en mogelijkheid zijns raads, tradt hij in eene zeer naauwkeurige ontleeding van bijzonderheden, en over het geheel gaf hij hun de nuttigde en voordeeligfte onderrigtingen. Terwijl de Atheners beraadflaagden over het te werkftellen van de ontwerpen door demosthe nes gefmeed ,lag philippu s naa zijne te leurftelling te Thermopyle, zich toe op het uitbreiden zijner vermeesteringen L 3 aan 111. BOEK. III. Hoofdft;  III. BOEK. HL Hoofdft. / 166 GESCHIEDENIS aan den kant van Thracie; overwon de meeste Steden aan de kust van den HelLfpnnt °9 en, door deezen aanwas in vermoogen , ftrekte dit om hem den weg te baanen tot vervulling zijner wenichen in Griekenland, Olynthus, eene Stad in het bezit van eene Atheenfche Volkplanting, in 't einde belegerd hebbende, verzogten de Inwooners beicherming van de Atheners, die over dee/.e zaak wilden raadpleegen, en de gedagten hunner Redenaaren hooien. demosthenes fprak, te deezer gelegenheid, ten voordeele van de Olynthiers; en deeze Redenvoering is gemeenlijk betijtelt de eerfte Olyntifcbe. Hij ftelde daarin philippus,in de eerfte plaats, voor als een eerzugtig en gevaarlijk Vorst, een doortrapt Staatkundige, een onvermoeid Oorlogsheld, en een Man, die,als magt en list feilden, buitengewoon wel zijne pogmerken wist te bereiken door het regte gebruik te maaken van geld. Ten anderen befchreef hij hem als onvoorzigtig, haastig, bedrieglijk, wellustig en ongodsdienstig , en, om alle deeze redenen gemaklijk te overwinnen. Hierop bragt hij in 't midden, dat de Atheners de misbruiken moesten verbeteren, die in het Staatsbeltuur waren ingefloopen, een einde maaken aan de bijzondere pnéénigheden, en met veréénigde kragten zaamenfpannen tegen hunnen algemeenen vijand. demosthenes zette zijn gevoelen klem bij, door zulk een kragt van bewijsredenen en zulk eene treffende welfpreekenheid, dat hij de Redenaars verbijsterde , die ten voordeele van philippus fpra-  van OUD GRIEKENLAND. r6? fpraken, en zijn doelwit bereikte. vVant philippus hadt reeds zijne gunstelingen in Athene, en onder anderen den Redenaar d e mades, een zeer fchrander en kunstig Man. Middelerwijl werden 'er dertig Galeijen in gevolge van den raad van demosthe nes afgevaardigd, onder het bewind van chares, tot bijltand van de Olynthiers. philippus erkende zelf dat demosthe nes alleen zijne oogmerken meer kon dwarsboomen, dan alle de Vlooten en Legers van Griekenland zaamen genomen. Doch daar de Vorst fchielijke voortgangen in het Land van Olynthia maakte, wiesfen de bekommeringen der Olynthiers aan, en zij zonden na Athene om nieuwe hulpbenden, d emosthenes was nog hun Voorfpraak, en, te deezer gelegenheid, fprak hij zijne derde Olyntifche Redenvoering uit. Om de Athe' ners over te haaien tot derzelver bijftand, poogde hij hun medelijden op te wekken, door hun eene leevendige befchrijving te geeven van de elenden , die de Olynthiers dreigden, zo zij hun niet te hulpe kwamen, en hun uiterfte poogingen in het werk fielden om de aanftagen van philippus te verijdelen. Hij herinnerde hun, op de kunftigfte wijze, dat het volftrekt noodzaakefijk was de toevlugt te neemen, tot de geldmiddelen , weggelegd voor de uitgaave van de openbaare fpelen , en een deel daarvan te befteeden om Krijgsbenden te werven. Dit was een allertederst punt. Want het Volk hadt lang geleeden zeer duidelijk des aanL 4 gaan- III. BOEK. III. Hoofdft.  III. BOEK. III. Hoofdft. i°6\ GESCHIEDENIS gaande hun gevoelen verklaard, door op doodftraffe ieder een te verbieden, om, onder welk een voorwendzel ook, een voorüel te doen om tot Oorlogs-zaaken te gebruiken eenig gedeelte van de duizend Talenten, door pericles aangelegd tot een geduurig inkomen, om de uitgaaven van de openbaare fpelen goed te maaken, en ieder Burger een zeker geld te verleenen om de openbaare gezellige vermaaken bij te woonen. demosthe nes, niettegenllaande dit gevaar, luisterde alleen na zijnen ijver voor het welvaaren van den Staat; doch ten zelfden tijde gebruikte hij de voorzigtigfte en kunftigfte behoedmiddelen , zo om het gevaar te vermijden, als om in zijn oogmerk te flaagen, door te verzoeken dat 'er gelastigden benoemd mogten worden om zulke wetten te onderzoeken, die blijken zouden tegen het welzijn van den Staat te ftrijden. Doch dit zonderling Volk, dat liever, dan beroofd te zijn van hunne vermaaken en uitfpanningen, vrolijk leeven wilde op brood en water , hieldt deeze fchikking te heilig om zich te laaten overhaalen, zelfs door de kragtige welfpreekenheid huns grootllen Redenaars, om 'er inbreuk op te doen tot de nuttigde einden. Inmiddels kwam een derde Gezantfchap van de Olynthiers om nog meer bijitands te verzoeken, niet van Huurlingen; maar van gebooren Atheners. Hun verzoek werd ingewilligd ; doch ondanks deeze verfterking, kreeg philippus, door het verraad van twee Burgers, het bezit van de Stad, waar hij  van OUD GRIEKENLAND. 169 hij groote rijkdommen vondt. Hij maakte de eene helft der Burgeren gevangen en de andere verkogt hij. Wat de verraaders betreft , die hem de Stad overgeleverd hadden , deeze gaf hij over aan de befchimpingen der Macedonifche Soldaaten ; hun fpottend toeduwende , dat zij geen agt moesten geeven op de uitdrukkingen van een hoop onopgevoedde knaapen, die alle dingen bij hun eigen naam noemden.— philippus, zeer verheugd over het bemagtigen van een zo aangelegenen post, vierde zijne overwinning met Schouwfpelen en Feesten. De Thebaanen, uitgeput door hunnen Oorlog tegen de Phoceërs, en zich niet in ftaat vindende om dien roemrijk te eindigen, verzogten bijftand van philippus. Niets was 'er onvoorzigtiger dan dien Vorst, ten dien tijde , in Griekenland te roepen , daar hij niets vuuriger verlangde dan om, onder zo ichoonfchijnend een voorwendzel , van deelneeming in die oneenigheid , voet in dat land te krijgen , en deeze gelegenheid was hem te aangenaamer, om dat hij vooreen Godsdienstig Vorst wenschte door te gaan. Doch de ingewortelde haat, door de Thebaanen tegen de Phoceërs gekoesterd, maakte hun blind voor alle andere bedenkingen, en bewoog hun Om de toevfugt te neemen tot zo gevaarlijk een middel, dat, bij de uitkomst, hunnen val veroorzaakte. Want men kan met waarheid zeggen, dat de Thebaanen, door deezen ftap, kluisters fmeedden voor Griekenland. Omtrent denzelfden tijd ondernam het de L 5 Ke¬ rn. BOEK. Ui: Hoofdft. 34?.  III. SOEK. III. Hoofdft. 170 GESCHIEDENIS Redenaar isocrates, een zeer ijverig Burger , fchoon toen zeer hoog van jaaren, eene Redenvoering op te ftellen, gerigt aan philippus, aan wien hij zeer naauvv verbonden was, om hem van zijne oogmerken tegen Griekenland af te trekken. Hij gebruikte in deeze Redenvoering veele bewijzen , gefchikt om den Vorst over te haaien tot een algemeen herftel van den Vrede in Griekenland; als het geen hem, naar zijne verzekering, meer roem zou baaren dan de fchitterendfte zegepraalen. Toen raadde hij hem zijne wapens tegen de Perfen op te vatten, en eindigde met hem te vernaaien, dat, fchoon de Atheners, zijne Medeburgers , zeer tegen hem bevooroordeeld waren,1, en hem voor een loos en bedrieglijk Vorst hielden, hij, wat hem betrof, zich nooit kon diets maaken , dat een afftammeling van hercules immer de Grieken tot ftaaven zou willen maaken. isocrates hadt toen tachtig jaaren bereikt, een ouderdom, waarin de menfchen doorgaans zeer ligtgeloovig vallen en zeer ftellig fpreeken. Het was niet zeer waarfchijnlijk, dat een Vorst van zulk een Character als p h i l i p p u s , die na geene inboezemingen dan die zijner eerzugt luisterde, zich zou laaten in flaap wiegen , door de vleijerij van eenen Redenaar, fchoon omwonden in de cierlijkfte bewoordingen. Desgelijks is het niet onwaar- fchijnelijk, dat philippus eenige verafgelegene voorneemens koesterde, om den Perfen den Oorlog aan te doen; doch hij verlangde eerst Griekenlandonderzijn magt te brengen. Om-  van OUD GRIEKENLAND. i?i Omtrent dien tijd zonden hem de Atheners een Gezantiehap, met inzigt om zijne waare oogmerken, omtrent eenen algemeenen Vrede te polzen. Doch philippus Helde de Gezanten te vrede met een niets betekenend verbond, waarin hij egter weigerde de Phoceërs te bevatten. Men heeft zelfs beweerd, dat hij alle de Afgezanten in zijne belangen overhaalde,uitgezonderd dëmosthenes; en dat zij den tijd van hun Gezantiehap uitrekten , om philippus tijd te geeven dat hij met zijn Leger in het Land van Phocis kwam. Door dit Verbond verpligtte zich phit lippus Eubea aan de Atheners over te leveren, bij wijze van vergoeding voor Amphipolis, en om de Steden van Thespia en Platea, in fpijt der Thebaanen, weder te bevolken. Doch men moet opmerken, dat die Vorst zeer weinig agt floeg op de Verbonden en Verdragen. De vermaaningen van demosthenes werden in den wind geflaagen. Want eschines, die nu door philippus goud omgekogt was , verzekerde de Atheners, dat p hilippus, bij alle gelegenheden , met de nauwkeurigfte regtvaardigheid handelde, philippus zette dus zijne oogmerken zonder itoorenis voort; en , zich meester gemaakt hebbende van den doortogt van Thermopyle, kwam hij in het land van Phocis, en verfpreiddefchrik en ontfteltenis rondsomme. De Phoceërs, zich op den kant des ondergangs ziende , fmeekten om vrede, welks voorwaarden zij geheel aan de genade van philippus overlieten, die hun lil. BOEK. III. Hoofdft.  r III. 10 EK. III. Hoofdft. 17a GESCHIEDENIS hun verpligtte zich in Peloponnefus te begeeven. Dit geluk, bijkans zonder eenige onkosten verkreegen , maakte philippus beroemd door geheel Griekenland. philippus was, intusfchen,bedagt om zich dit ten meesten nutte te maaken. Ten dien einde de Regters van den Raad der Amphyctyonen omgekogt hebbende , verkreeg hij op hun,dat zij eene Raadsvergadering beleiden en een befluit namen , beveelende het flegten van alle de Steden'in het Land van Phocis, zo dat zij tot eenvoudige Dorpen gemaakt wierden , welker Inwooners eene jaarlijkfche fchatting zouden betaalen. Ten zelfden tijde baande hij zich eenen toegang in die beroemde Vergadering met het voorregt van eene dubbele ftem, bij wijze van belooning, om dat hij het eerfte vonnis der Ampbictyonen gehandhaafd en aangedrongen hadt, 't welk de Phoceërs met zulk een minagting behandeld hadden. Dit ftuk was zeer voordeelig voor philippus, en bevorderde niet weinig zijne volgende onderneemingen. Op het verftaan van deeze handelingen , werden eindelijk de oogen der Atheners geopend, en zij overtuigd van hunne dwaaling in hunne Bondgenooten niet te onderfteunen naar den raad van demosthenes. Verneemende dat philippus nu meester was van Thermopyle, ingevolge van zijn zegepraal over het land van Phocis, werden zij billijk bedagt op de veiligheid van hunne eigene Stad, en gaven last om Pireus te verfterken. Doch philippus, vergenoegd met  van OUD GRIEKENLAND. 173 met zulk een' grooten invloed in Griekenland gekreegen te hebben, maakte een einde aan den Heiligen Oorlog , die thans tien jaaren geduurd hadt, en verkreeg , in het denkbeeld van dit bijgeloovig Volk, den naam van een zeer Godvrugtig Vorst; fchoon de Eerzugt alleen de waare beweegreden van zijn gedrag was. philippus het niet raadzaam oordeelende zijn geluk verder te beproeven , keerde gerust na zijne eigene bezittingen. philippus verzogt voorts de Staaten van Griekenland, het befluit der Amphi&yonen te bevestigen, 't welk hem als een Lid van hun Raad toeliet. Veelen der Atheners waren 'er voor om geen agt te flaan op dat raad-befluit. Doch demosthenes overtuigde hun, in zijne Redenvoering voor den Vrede, dat hunne weigering van dit verzoek , philippus mogt verftooren, en beweegen om van zijne verbintenisfen af te gaan; het geen in de tegenwoordige omftandigheid een ftuk was allen t'halven te vermijden. Intusfchen zat pii i l i ppu s met ledig. Hij zette zijne vermeesteringen aan den kant van Thracie voort, onderwierp zich de Atheenfche Volkplantingen in dat Land, en bemagtigde geheel Thesfalie. Het volgend jaar ontdekte hij zijne oogmerken om Cberfonefus, een zeer rijkSchier-Eiland,te overweldigen; 't zelve was, bij opvolging in handen van de Atheners, Lacedemoniers en der Koningen van Thracie geweest, en eindelijk weder in het bezit van zijn oude Meesters gekomen; ui. BOEK. iii. Hoofdft.  iü. SOEK. HL Hoofdft. 174 GESCHIEDENIS men; de Stad Cardia alleen uitgezonderd, waarvan chersobleptus , Zoon van cotys,Koning van Thracie, bezitter was. philippus, chersobleptus OVer- wonnen hebbende, begaven zich de Inwooners van Cardia, uit vrees dat de Atheners hun gezag over hunne Stad herroepen zouden, in de befcherming van philippus, die zich verbondt hun te verdeedigen. dioïiihus, Bewindhebber van de Atheenfche Volkplanting, vergramd om dit gedrag van pHiLi ppus , viel het grondgebied van dien Vorst in Thracie aan, en maakte grooten buit. fhilippus beklaagde zich bij de Atheners over den inval van dlipithus. De gunltelingen vanpHiLiPPUS onderfteunden de billijkheid zijner klagten, befchuldigden diopithus van flegte handhaaving zijns Ampts , en wendden al hunne invloed aan om zijne veroordeeling te bewerken, demosthenes ondernam de verdeediging van diopithus, en deedt zijne Redenvoering over den Cherfonefus. Te dier gelegenheid betoogde hij voor de Atheners, dat het waare oogmerk van de befchuldigers van diopithus was, hun af te wenden om nauwkeurig het gedrag van philippus na te gaan; die met een fterk Leger het Atheenfche grondgebied verwoestte en niets minder op het oog hadt, dan de gantfche verdelging van hun Gemeenebest. Ten zelfden tijde voer hij, in de bitterfte bewoordingen uit, tegen die omkoopbaare Redenaars, door philippus aangezet, befchreef hun als zoveele binnenlandfche vijan-  van OUD GRIEKENLAND. 17$ vijanden, als verraaders en Hangen door het Gemeenebest in zijnen boezem opgevoed ; doch die , ten eenigen dage het zelve den dood zouden veroorzaaken. Hij toonde hun, op de klaarfte wijze, dat zijne gunstelingen altijd gereed ftaande, om zijne maatregels te regtvaardigen, op denzelfden voet, 'met gemak , zouden voortgaan om van alle andere Wingewesten van den Staat bezit te neemen , en hij befloot met hun aan te maanen om hunne Krijgsmagt in een goede orde te brengen, en te voorzien in de andere noodwendigheden van den Staat (*). Doch terwijl demosthenes, op deeze wijze, al den ijver van een waardig Burger en al de welfpreekenheid van den volmaaktften Redenaar vertoonde, was philippus, nu wedergekeerd van zijnen tocht na lllyrie, 'er eeniglijk op uit,om met de verdeeldheden der Grieken, wier twist weder uitgebroken was, zijn voordeel te doen. De Spartaanen, hun laatfte verlies, in ruime maate , vergoed hebbende , begonnen de Argiven en Mesfeniers te ontrusten, die aan philippus klaagden en een zeer gunftig gehoor bij hem kreegen ; omtrent denzelfden tijd deeden de Thebaanen, door hun haat tegen Sparta vervoerd , hem dezelfde voorflagen, als mede omtrent het fluiten (*) Omtrent deezen tijd, in het jaar voor Christus 343., brak 'er tusfehen de Romeinen en Samniten een Oorlog uit, die één en zeventig jaar, met yerfcbillende kanswisfel, gevoerd werdt, doch eindigde met een volkomen overwinning der laatften., III. BOEK, III. Hoofdft.'  iii. SOEK. m. Hoofdft. 342. 176 GESCHIEDENIS ten van een Bondgenootfchap tegen dien Staat, Dit was meer dan genoeg om philippus te doen befluiten in Peloponnefus te rukken. Onmiddelijk, daarop, bewerkte hij een befluit van de Amphyclionen, gebiedende de Lacedemoniers af te laaten van het ontrusten der Argiven en Mesfeniers, en hun in het vol genot hunner vrijneid te laaten; en tevens gelastte hij een deel der benden na de Grensfleden van Laconia te gaan. De Spartaanen, ontzet over deeze bedrijven, vaardigden een Gezantfchap af na de Atheners, om poogingen te doen ter overreeding van de Atheners om met hun een Verbond te fluiten, zowel in geval van aanval als van tegenweer; op dat zij eenpaarig zich tegen de onderneemingen van philippus zouden verzetten en voor hunne onderlinge veiligheid zorgen. demosthenes vierde, te deezer gelegenheid, volkomen bot aan zijn' ijver , en fprak eene Redenvoering uit, waarin hij de regtvaardi; heid, en voeglijkheid, om in het verzoek der Lacedemoniers te bewilligen, betoogde; daarin flelde hij de eerzugtige voorneemens van philippus in een nog klaarer daglicht , en toonde zeer duidelijk, dat hij niets minder dan de geheele onderwerping van Griekenland op het oog hadt. ,, philippus," zeide hij,,, overtreft u zo „ veel in doen als gij hem in fpreeken, hij „ voert tegenwoordig zijne troepen na Pelo„ ponnefus. Kunt gij u verbeelden, in veilig„ heid te blijven, als die Vorst het bezit van „ het geheele land rondom u in handen „ heeft ?'; Met één woord,demosthenes ge-  vAn OUD GRIEKENLAND, itf gebruikte alle klemredenen om de Atheners uit hun flaapziekte op te wekken, en hun te overreden tot bijftand der Lacedemoniers. De gunftelingen van philippus vertoonden, aan den anderen kant, de Atheners , dat, dewijl die Vorst, tot dus lang , niets ftrijdigs met de Verbonden tusfehen hem en het Gemeenebest begaan hadt, het onregtvaardig was hem den Oorlog te verklaaren; en s in de daad, dit was, in een letterlijke zin, waarheid. Doch intusfchen zag philippus, de vereenigde magt van gansch Griekenland niet op zijn hals begeerende te haaien, van zijne onderneeming op Peloponnefus af\ en wendde zijn gedagten op de overwinning van Eubea , dat hij gewoon was de kluisters van Griekenland te noemen. Goede verftandhouding op het Eiland verkreegen hebbende, vondt hij middel om de voornaamfte Inwooners, met geld, om te koopen , zette eene menigte Krijgsbenden aan land, nam de Stad Orea in, en ftelde Bevelhebbers aan, om op zijn gezag te handelen. De Atheners, hoorende het gevaar, 't Welk zij liepen om dat Eiland te verliezen, zonden fchielijk derwaards eenige manfchap, onder het bevel van phocion, een Atheensch Legerhoofd, wiens Deugd en bijzonder Characfer afzonderlijk verdienen in aanmerking genomen te worden. Hij was een Leerling van xenocrates, en fchikte zijn leeven na de ftrengfte regelen der Wijsbegeerte zijns Leermeesters, zijnde II. deel. M bij- nr. b o e ff» hl Hoofdffj PHOCI0E4  III. SOEK. III. Hoofdft. tv* 178 GESCHIEDENIS bijzonder zedig in zijn uitwendig gedrag , gaande altijd barrevoets en zonder mantel , nooit gebruikte hij de openbaare baden, en was een gefiagen vijand van alle foort van vleijerij; doch, niet tegenftaande zijn Stoï> cynsch gedrag bezat hij, in eene hooge maate, de kragt der welfpreekenheid. Hij lag zieh, 't is waar, niet toe op het zwellende en bloemrijke deel van die kunst; maar overtuigde zijne tegenftreeversdoor de kragt zijner betoogen, kwam terftond tot de zaak, en dikwerf wederfprak hij, met één enkel woord , de redeneering der welfpreekenfte Redenaars ten vollen. Daarom was demosthenes gewoon hem den Befnoeijet van zijne Volzinnen te noemen. — Deeze foort van welfpreekenheid was hoog geagt door de Atheners, die natuurlijk vlug van aart en leevendig van verbeelding, door één enkel woord gaarne wilden onderweezen worden — phocion hadt zich reeds in de openbaare zaaken doen gelden , en blijken gegeeven van zijne dapperheid en andere uitmuntende hoedanigheden. Naar het voorbeeld van themistocles en aristides dagt hij het best de Krijgskunst te vereenigen mes de kennis van de Staat- en Regeerkunde. hhocion, bij zijne aankomst op Eubea vindende, dat P l u t a r c h u s van Eretria, door een trek der laagfte verraaderij gezwenkt, de wapens hadt opgevat tegen dezelfde benden, wier bijftand door hem verzogt was, viel hem onmiddelijk aan, behaalde een volkomen overwinning, jaagde hem het  0 van OUD GRIEKENLAND. 175 het land uit, en genoot de eer van dit aanzienlijk Eiland voor zijne Landgenooten te bewaaren. philippus, om het ongeluk van zijn onderneeming tegen Eubea, zoveel mogelijk, te vergoeden, befloot de Stad Athene, door honger te bekommeren. Met dat oogmerk keerde hij zijne wapenen na Thracie, de plaats van waar de Athenershet grootst deel hunnes voorraads kreegen, en belegerde Perimhus, eene Stad in de Propnntis; doch fchoon hij de plaats omzette met een Leger van dertig duizend man, en ontelbaare Oorlogs - werktuigen , booden egter de belegerden zo ftout eenen wederftand , dat de Byzantinërs tijd hadden om hun te hulp te komen, p hilippus maakte een ontwerp om eene afwending te wege te brengen, en ten dien einde trok hij na Byzantium , 't geen hij met de helft zijner Krijgsmagt belegerde. Het was toen dat hij zondt om zijnen Zoon alexander , die, nog maar vijftien jaaren oud , reeds blijken gegeeven hadt van dapperheid , en eenen geest, buitengewoon gefchikt voor Krijgszaaken. Dit beltaan ontroerde Griekenland , en baarde zelfs eenige ongerustheid in Per/ie. Alle Staaten verzaamelden hunne kragten, en demosthenes deedt nog eens zijne uiterlte poogingen , om de Atheners uit hunne zorgloosheid op te wekken. De Redenvoeringen door dien Redenaar, bij deeze gelegenheid gedaan, hebben den naam van de Philippifche gekreegen. . In deeze bewonderenswaardige Redenvoeringen fpande demosthenes zijne pooM 2 gin- üi. BOEK. IH. Hoofdit*  nr. SOEK. IH, Hoofdft. i 1 i i 180 GESCHIEDENIS gingen in om te toonen, dat een der fterkfte fchooren van de Griekfche vrijheid , in oude tijden, de onbevlekte braafheid van alle Burgers was , waaronder 'er geen een ontaart of laag genoeg gevonden werd, om het geld der omkooping van den gemeenen vijand aan te neemen, en , zwenkende van partij, zich te verbinden zijn vermogen te gebruiken , om den val van het Vaderland te bevorderen ; dat de volkomene eendragt , welke onder de voornaamfte Staaten van Griekenland plaats vondt, grootendeels tot tiet zelfde roemrijk einde ftrekte ; dat voor :egenwoordig hunne veiligheid en onaftiangelijkheid geheel en al afhing van hun Dnderlinge eensgezindheid met elkander tegen ien geflagen vijand van hun allen. Voorts bewees hij, dat philippus den vrede hadt gebroken door alle plaatzen rondsom hun te vermeesteren, en dat hij hun voor geflaage i/ijanden hieldt. Eindelijk beweerde hij dat tiet volftrekt noodzaaklijk was een Leger na Cberfonefus af te vaardigen; en niets te verzuimen om de nabuurige Volken over te haaien , dat zij hunne magt vereenigden om ie voortgangen der vijandlijke wapenen te buiten. In 't geen demosthenes zeide , was niet dan te veel waarheids, philippus :rok toen na Cberfonefus. Het is noolig hier aan te merken , dat Athene , ten leezen tijde, krielde van een menigte omgecogte Redenaars, niet beter dan ondeugende :wistzaaijcrs,voor \ meerendeel betaald door •HiLiPPL'S, cn daarom onveranderlijk gekant  van OUD GRIEKENLAND. 181 kant tegen de oogmerken van demosthenes, zijne voorneemens dwarsboomden, en door hun ijdel gefchreeuw de goede uitwerkzels zijner Redenvoeringen vertraagden. Tegenwoordig egter waren alle hunne poogingen vergeefsch. De Atheners, aangemoedigd door de kragt der welfpreekenheid van demosthenes , zonden eene Vloot uit, onder het bevel van chares, een Man van geringe bekwaamheden, wiens eenig oogmerk was zich zeiven te verrijken, en die zijn Bevelhebberfchap verfchuldigd was aan de magt van eene partij. Hij kwam, derhalven, niet aan de kust van den Hellefpont of het grootlle gedeelte der Steden floot de poorten voor hem. philippus, ziende dat de Atheners ten laatften den Oorlog meenden, poogde hun te vrede te ftellen met fchoone woorden. Ten dien einde zondt hij hun een' brief van wederbefchuldiging vol klagten, op het kunlligst voorgefteld , waardoor hij tragtte te toonen, dat de Vrede het eerst verbroken was aan hunnen kant. Hij befchuldigde hun, dat zij de Perfen tegen hem opftookten, en pochte zeer op zijne naauwkeurige in agtneeming der Verbonden. Deeze brief was, op de listigfte wijze gefchreeven, met veel ernsthaftigheid en juistheid, met alle de tekenen van opregtheid en waarheid. Met één woord, het bleek uit deeezen brief, dat philippus zowel een bekwaam Schrijver was als een dapper Krijgsman; hoedanigheden , waarom hij grootelijks geleek naar den kundig en en afgerigten juLius,den VerM 3 woes- iir. BOEK. III. Hoofdft;.  III. BOCK. III. Hoofdïl. 182 GESCHIEDENIS woester van de Romein/che Vrijheid, demosthenes ftelde al zijne fchranderheid te werk om de eerfte indrukzels, door dee^ zen brief, in de harten der Atheners gemaakt, uit te rooijen. Hij ging den grond na van alles watpHiLiPPUS hadt bijgebragt, en betoogde te eenemaale devalsch en ongegrondheid zijner voorgeevens , als mede dat philippus zelve en niet Athene, den eerften aanval gedaan hadt ; daar hij in het grondgebied der Atheners viel, en dat zijn eenig oogmerk in het vredemaaken ftrekte om hun te ontwapenen, opdat hii hun dus wapenloos zou aantasten. Hij eindigde met hun te betuigen, dat deeze klagten van philippus gelijk ftonden met eene openlijke Oorlogs? verklaaring; en dat zij daarom niet langer de openbaare geldmiddelen moesten ontzien, of den rijkdom van bijzondere perfoonen befpaaren , en boven al dat zij beter Bevelhebbers moesten aanftellen. In gevolge van deeze vertoogen gaven de Atheners last aan phocion om Byzantium te hulp te trekken, met eene nieuwe verfterking. De komst van dien Bevelhebber, de roem van wiens regtvaardigheid en kunde algemeen bekend was , verijdelde alle de ontwerpen van philippus. — phocion betoonde zulk een Voorzigtig en Krijgsbedreevenheid, dat hij philippus noodzaakte de belegering van de Stad Byzantium op te breeken; bemagtigde verfcheide zijner Schepen ; herkreeg veele verllerkte Steden, en dwong hem uit den Heliefpont te wijken. De ISyzantiniers en Perinthiers gaven phocion  van OUD GRIEKENLAND. 183 ci on de treffelijkfte blijken van dankbaarheid en toegenegenheid. Zij booden de Vrijheid hunner Steden , als mede eenige buitengewoone voorregten aan de zodanigen der Atheenfche Soldaaten, die verkoozen zich onder hun neder te zetten. Zij ftelden eene ltaatlijke verklaaring op, waarin zij betuigden, dat toen philippus hun Land verwoestte , en hunne Steden belegerde, de Atheners hun te hulp kwamen , met eene Vloot van honderd en twintig Schepen, en hun redden uit den grootllen jammerftaat , waarin zij gedompeld waren ; en eindelijk regtten zij verfcheide ftandbeelden op , tot per van de Atheners. philippus poogde, om deeze te Jeurftelling te verhelpen, door allerlei kunstgreepen,de Atheners tebeleezen, vredes-aanbiedingen doende, en roet hun valfche onderhandelingen houdende, die hij den tijd van twee jaaren wist uit te rekken. Omtrent dien tijd trok hij op tegen de Scythen met een Leger veel kleinder dan het hunne, en maakte grooten buit. De Triballi, een Volk van Mafta, ftelden zich tegen zijnen terugtocht, en noodzaakten hem tot een gevegt te komen. De flag was hardnekkig en bloedig, ph ilippus was gewond en op het punt om gevangen genomen te worden van den vijand, wanneer zijn Zoon alexander, toen zeventien jaar oud, zich haastte tot zijnen bijftand, en de eer hadt van hem voor dit dreigend gevaar te behoeden. Zodanig was het begin van eene dapperheid , die ras het Heelal zou verwonderen JVI 4 phi- nr. BOEK. III. Hoofdft,  irr. BOEK. iii. Hoofdft. 184 GESCHIEDENIS philippus intusfchen verlangende een einde te maaken aan de geduurige ftrooperijen op de Zeekusten van zijne Landen , door de invallen der Atheners, vernieuwde zijne Vredes-onderhandelingen. Doch demosthenes overtuigde de Atheners, en phocion zelve, die overhelde om na de voorhagen van philippus te luisteren, dat die Vorst 'er alleen op uit was, om hun op den tuil te houden, en haalde hun over om de vijandlijkheden voort te zetten, philippus, de Atheners doof vindende voor alle bemiddeling, en tevens hunne overmagt ter Zee bezeffende, nam zijne toevlugt tot een' Krijgslist, en bewoog heimlijk de Thesfaliers en Thebaanen om hem tot hunne hulp te roepen, en dus in Griekenland te komen met hun beider toelaatiug. Ten dien einde was het noodzaaklijk eene verdeeldheid onder deeze Staaten van Griekenland te verwekken ; en het geval begunftigde zijne oogmerken. De Ozolen van Locris voor de Amphi&yonen gedaagd, op de befchuldiging van zekere gronden,den Tempel van Delphos toekomende, tot hun eigen gebruik gefchikt te hebben, werden 'er Gelastigden afgezonden om de plaats in gefchil te bezien, en te onderzoeken of de Ozolen de wettige eigenaars waren dan niet. De Ozolen, zich onrechtvaardig meenende onrust te zien in hunne bezittingen , behandelden de Gelastigden van de Amphiclyonen als vijanden, en noodzaakten hun, door verfcheide vlugten van pijlen, zeer fchielijk de vlugt te kiezen. . Dee-  van OUD GRIEKENLAND. 185 Deeze behandeling werdt aangemerkt als een daad van ongehoorzaamheid, de ftrengfte ftraffe verdienende. En de Redenaars , omgekogtdoor philippus,vertoonden den Amphi&yonen, dat de Oorlog verklaard moest worden tegen dat heiligfchendend Volk. Doch , daar de Griekfche Staaten agterlijk fcheenen om zich in die onderneeming te wikkelen, buiten twijffel uit vreeze voor een tweeden Heiligen Oorlog, raadden die zelfde Redenaars de Amphiïlyonen, buitenlandfche benden te gebruiken tot het uitvoeren van hunne wraak, en p h i lippus tot hun Opperveldheer te kiezen. De Amphiclyonen waren niet bedagt op de gevolgen van het doen van zulk eene. keuze , en waren verheugd , dat hunne bijzondere Staaten de onkosten van dien Oorlog fpaarden , waarom zij den voorflag goedkeurden, en, door een ftaatlijk befluit, philippus tot het Opperhoofd der Grieken aanftelden. Des werden hem Afgezanten gezonden met verzoek, dat hij komen zou en de zaak van den Godsdienst verdeedigen. philippus verzamelde terftond een Leger , kwam in het Land van Phocis, bemagtigde Elatea , de Hoofdftad van het Land, en baande zich, door dit middel, eenen weg na Attica. De Atheners, hier van kennis krijgende, bevonden zich in de uiterfte verlegenheid. Den volgenden dag werdt 'er eene Vergadering gehouden, waar demosthenes, geen der andere Redenaaren het onderneemende het woord te voeren, alleen de Atheners moed in't lijf tragtte te fpreeken. Een zo M 5 fcherp- in. BOEK. III. aoofdft.  til iOEKi III. Hoofdft. ** è f % < i \ l c I ï86 GESCHIEDENIS fcherpzinnig Staatkundige als kragtig Redenaar zijnde, begon hij mee ziine Landgenooten voor te draagen , den waaren aarc der verbintemsfen tusfehen philippus en de Uebaanen, welke bun zoveel moeke baarden. Hij toonde hun, op het duidlijkfte , dat de r t .Aa"e" bli ,an§e zo hartlijden onafïcheidehjk met gehegt waren aan'philippus, als zij geloofden. Dat het jnneemen van Matea hun onmiddelijk de cjfigen openen moest voor hunne waare belangen: dat net, in den tegenwoordigen toeftand', zeer nuttig voor de Atheners was de Thebaanen te onderfteunen, naardemaal de val van Thebe onmiddelijk dien van Atbeaen moest naa zich lieepen. Hij overtuigde hun, dat p h i l i ppus ten oogmerk hadt door het magtig Leger, t geen hem verzelde, zodanige Staaten tot onderwerping toe te verfchrikken, als genegen waren om hem tegenftand te bieden. Hij raadde hun, daarom, alle hunne magt te wapenen; aan de andere Staaten Gezanten te zenden, om hun over te haaien tot =ene vereeniging, ftrekkende ter verdeediging van de algemeene Vrijheid ; doch bovenal kennis te geeven aan de Thebaanen, lat zij gereed waren om hun bij te ftaan, net één woord, alles aan te wenden om dit ot een Volks-oorlog te brengen, en een geneen Verbond tegen aller vijand te fluiten, ^o veelbevattend en zo doordringend was et vernuft van demosthenes, dat het em geduurig, in de drukkendfte omftan•goeden, de beste hulpmiddelen opleverde. >e Atheners gevoelden ten vollen de kragt van  van OUD GRIEKENLAND. 187 van zijne bewijzen, volgden zijn' raad in alle bijzonderheden op, en namen een plegtig befluit om het te werk te ftellen, 't geen tot eer ftrekt van hun verftand en grootmoedigheid. , v .. Vermids de onderhandeling, waardoor zij de Thebaanen poogden over te haaien, om zich bij hun Bondgenootfchap te voegen, van de grootfte aangelegenheid was, om dat het grondgebied van Beotie een fchutsmuur voor dat van Attica was , werdt demosthenes aan het hoofd van het Gezantfchap nzTbebe geplaatst, philippus zondt, ten zelfden tijde, Gezanten van zijnen kant derwaards. Een hunner , hthon genaamd, beroemd om zijne bevallige welfpreekenheid , fprak eerst. Hij bragt de Thebaanen te binnen, de veelvuldige diensten hun door philippus gedaan; haalde verfcheide blijken op van kwaade behandeling door de Atheners hun betoond; en maande hun aan om philippus bij te ftaan in het overmeesteren van Attica, of zich onzijdig te houden, demosthenes vatte daarop het woord. Getergd door de listige redenkavelingen van p 1 t h 0 n overtrof hij dien dag zich zeiven. Hij overtuigde de Vergadering, dat de bemagtiging van Elatea genoegzaam de oogmerken van philippus ontdekte, en dat de ondergang van Athene ontwijffelbaar verknogt was aan die van Thebe. Egter bemerkende, dat de Thebaanen overhelden om eene onzijdigheid in agt te neemen, en dat het een ftuk van het grootfte belang was hun over te haaien, om in een Bondgenoot III. BO E K'. 111. Hoofdft  III. BOEK. III. Hoofdft. 183 GESCHIEDENIS nootfchap te treeden , bleef zijne verbeeldmgskragt werken om hun daartoe aan te zetten, en, eindelijk, kwam hij in zulk een verbaazend vuur van welfpreekenheid dat hij de gemoederen zijner ïoehoorderen verrukte, en tot het verlangde ftuk bragt. Hij befchreef p h t l i p p u s als een eerzugtig, listig en bedrieglijk Vorst, volftrekt geen agt flaande op goede Trouw of Verbonden, die een ontwerp gefmeed hadt, om zich trapswijze meester te maaken vau geheel Griekenland, door deszelfs Staaten afzonderlijk, de een naa den ander , te onder te brengen'. Ook betoogde hij dat zijn voorgewende gunstbetoomngen zo veele valftrikken waren , en dat het het belang van beide de Staaten was, hunne kragt te veréénigen HL BOEK.' IV. Hoofdft,  0 ut, BOEK. IV. Hoofdft. 334- AtEXAN' dep. trekt na sia GESCHIED E N I S ie Priesteresfe uitriep: „ O, mijn Zoon, het „ is onmogelijk u te wederllaan! " alexft. n d eu. nam deeze woorden voor de Godfpraak, en keerde, zonder eenig ander antwoord af te wagten, na Macedonië. Naa het vervaardigen der noodige toerustingen, het toebrengen van een ftaatlijk Offer en het vieren der openbaare Spelen, gaf hij een groot Feest aan alle de Vorften van den Bloede, en de Veldheeren: niet minder dan twee honderd Tafels waren 'er gedekt. Wanneer alexander het Bevelhebberfchap over Macedonië, geduurende zijne uitlahdigheid , aan antipater, hadt opgedraagen, deelde hij bijkans alle de bezittingen der Kroone, onder zijne Vrienden ten gefchenke uit: deeze kreeg eene {treek Lands, geene een Stad, een derde Koningrijke voorregten en ontlastingen, weetende, dat een Vorst zijne magt voornaamlijk moet gebruiken om goed te doen. 't Is, nogthans, hoogwaarfchijnlijk dat deeze fchijnbaare edelmoedigheid voor een groot deel uit Staatkundige inzigten fproot. alexander ving zijn Tocht na djie in de Lente aan, met een Leger van dertig duizend Voetknegten , en vijf duizend Ruiters. De meeste zijner Bevelhebberen , grijs geworden in den dienst van philippus, verftonden de kunst des Oorlogs in den grond: zijne Soldaaten waren allen afgerigt en aan de Krijgstugt gewoon, parmenio voerde bevel over de Voetknegten, en diens Zoon philotas over het Paardenvolk, alexander toog, met die Manfchap , recht- ftreeks  van OUD GRIEKENLAND. 213 ftreeks na dm Helle/pont, welken hij methonderd zestig Galeijen , en verfcheide kleindere vaartuigen overvoer, fluimende met eigen hand de Galei in welke hij zich gefcheept hadt. Zijne Schatkist was geheel niet voorzien tot het volvoeren van eenen zo kostbaaren Krijgstocht. Maar alexander en zijne Bevelhebbers hielden zich vast verzekerd dat zij veel eer uittoogen om eene zekere overxyinning te behaalen, dan op eene twijfèlagtige onderneeming. alexander was de eerfte van 't geheele Leger, die uit het Schip op Jfmi/chen grond fprong. Te Mum komende , befloot hij openbaare Spelen te geeven, ter gedagtenisfe van achilles; en liet dezelve houden rondsom het graf diens Helds. Te dier gelegenheid gaf hij te verftaan hoe jaloersch hij was over het goed geluk van achilles , die in zijn Leeven een' getrouwe Vriend, en, naa zijn' Dood een homerus gehad hadt om zijne Krijgsverrigtingen te vereeuwigen. Wanneer hij aan den oever 'van den Granicus kwam, raadde parmenio hem een weinig te vertoeven, ten einde de Krijgsbenden gelegenheid mogten hebben om uit te rusten. Maar alexander's vuurigheid om voort te rukken, deedt hem deezen raad^ van de hand wijzen : „ 't Was „ best, " fprak hij, „ voordeel te doen „ met den fchrik,door de tijding zijner aan„ komfte onder de Perfen verwekt." Zijn Oorlogsmoed werd eer ontvonkt dan verdoofd, op 't zien des verbaazend en HeirO 3 magts III. tOEC, IV. HoofJiï. Verflsat cte Perfen bij ik» Orankus.  s: Hl, m B O E K. h IV. t( Hoofdft. h d ï t i 1 < < ] 5 ] 4 GESCHIEDENIS agts aan de overzijde der lliviere tegen ïm in flagorde gefchaard en gereed om hem i ontvangen. Deeze beftondt uit meer dan onderd duizend Voetknegten, en tien dui;nd Ruiters, onder het bevel van mem non en Rhodier, een zeer kundig Velduverften. alexander. zich plaatfende aan het oofd des regter vleugels zijns Legers, ftap;de Rivier in, en werd door alle zijne Krijgsnegten gevolgd. De Perfen, het aanraken der 'Macedoniers verneemende, lieten en vlugt van pijlen op hun affnorren. Beile de Legers kwamen eindelijk tot den flag. Macedoniers, met het dubbel nadeel van ninderheid in aantal , en van de flegtfte Dlaats vegtende, weeken in 't eerst een weiug. alexander moedigde hun aan door zfjne tegenwoordigheid, floeg alles wat hem tegenftondt neder. Hij rukte los op de Perfifche Ruiterij, en geraakte in gevegt met spithröbates, den Schoonzoon van darius, dien hij met den fpeer doorftak. Hier befchermde clitus, aan alexander's zijde ftrijdende, 's Vorflen leeven, door het afweeren van een flag met een heirbijl op hem gemunt. De Macedoniers , het gevaar ziende, 't welk hunnen Koning dreigde, verdubbelden hunne poogingen, en dreeven , in 't einde, de Perfifche Ruiterij op de vlugt. Toen viel alexander met zijn' Macedomfchen Krijgsdrom, thans over de Rivier gekomen, op 's vijands Voetvolk aan. De Perfen, verbaasd over de ftoutmoedigheid der Macedoniers, booden zwakken wederftand, en werden fchielijk in wanorde gebragt. Geen  van OUD GRIEKENLAND. aï$ Geen gedeelte van het Perfisch Leger hieldt thans ftand, uitgenomen een Heir Griekfche Voetknegten, in dienst van darius. Deezen zich van de Perfen verlaaten en door de Macedoniers afgemeeden ziende, vogtenwanhoopig, en lieten allen, behalven twee duizend , die Krijgsgevangenen gemaakt werden, het leeven op het flagveld. De Perfen verlooren in deezen flag twintig duizend Voetknegten , en twee duizend vijf honderd Ruiters. Het verlies van alexander was niet meer dan twee honderd Man, en onder deezen vijf en twintig Ruiters van de Koninglijke Lijfwagt, tot wier gedagtenis alexander gedenkbeelden deedt oprigten. Hij toonde de uiterfte bezorgdheid voor de gewonden, en ging zelve zien hoe men ze behandelde. Hij gaf bevel om alle de Griekfche gevangenen na Macedonië te brengen, en zondt na Athene driehonderd Perfifche Schilden, ten teken zijner behaalde Overwinninge. Deeze Overwinning was een gelukkig voorteken van de volgende, en diende om den fchrik der Macedonifche wapenen alomme te verfpreiden. Sardis, de fleutel van Opper - Afie , opende de poorten voor den Overwinnaar. Ephefe volgde dit voorbeeld; en alexander bragt daar diana zijne offeranden toe. TrallU en Magnefia zonden hem de Stadsfleutels. Miletus alleen , waar in de dappere memnon gevlugt was, befloot een beleg te verduuren , en boodt langen tijd wederftand: maar, als de Mace. O 4 do- iii. BOER. IV. Hoofdft.  IU. BOEK. IV. Hoofdft. ai6 GESCHIEDENIS doniers, naa verfcheiden bresfen in de wallen gemaakt te hebben, de Stad flormertder hand dreigden te overweldigen , oordeelde de Bezetting het raadzaam te daadigen. alexander gaf last, ten einde hij zijn Krijgsvolk alle hoop, om zonder Overwinning weder te keeren, mogt beneemen, de Vloot te floopen, en alleen eenige vragtfchepen, noodig tot het vervoeren van het Oorlogstuig, over te houden, entoog na Halicarnasfus , welke Stad hij belegerde. De Inwoonders wederftonden, onder het bevel van memnon, de aanvallen der Belegeraaren zo lang en zo heftig, dat een Veldheer, min koen en ftand vastig dan alexander, daar door afgemat, het beleg zou hebben opgebrooken. Maar hij volhardde en bereikte ten laatften zijn oogmerk, memnon wist het egter ter Zee te ontkomen, met het meerendeel der Inwoonderen en de rijkdommen der Stad. Verfcheide Vorften van Klein - Afie onderwierpen zich hier op aan alexander, en erkenden hem voor hunnen Oppervorst: onder deezen bevondt zich mithridates, Koning van Pontas, die , het befluit neemende om het Krijgslot van alexander te volgen, hem op alle zijne Tochten naderhand vergezelde, alexander bragt den winter over in het Landfchap van mithridates; doch verfcheen vroeg in 't voorjaar weder in 't veld , en trok over eene nauwe engte aan de Zeekust, welke Syrië en Pampbilie aaneenhegt. Deeze was, toen ten tijde, voor 't meerendeel met Zeewater over-  van OUD GRIEKENLAND. 217 overdekt,weshalven alexander'sKrijgsvolk een gebeelen dag door 't water den weg moest vervorderen. Omtrent deezen tijd ontdekte hij eene zamenzweering tegen zijn leeven gelmeed. alexander, de Zoon van ero$us,een Overften der Ruiterij , was de voornaame berokkener hier van, daar toe aangezet door eene aanlokkende belofte van duizend Talenten Gouds,hem van darius gedaan. De verraader werd onmiddelijk met den dood geftraft. alexander,in Phrygie komende, nam Celené, naa eenigen weder Hand in. Van hier trok hij na Gordion , begeerig om den wijdvermaarden Gordiaanfchen knoop te zien , ten welken opzigte de overlevering wilde, dat de Godfpraak verklaard hadt: „ Wie deezen losmaakt, zal het bewind over ,, Afie in handen krijgen." alexander, vrugtloos zijn best gedaan hebbende om dien knoop los te maaken, hieuw denzelven met zijn zwaard door, zeggende, ,, dat het op de wijze van losmaaken niet aankwam, „ mits het maar volvoerd wierd." Intusfchen raadde mem n on, de Rhodier, de beste Veldheer, dien darius hadt, deezen Vorst, Macedonië te beoorlogen; als 't welk alexander zou noodzaaken na Europa, tot het verdeedigen van zijne eigene Staaten, weder te keeren. da rius keurde deezen raad goed, en gaf memnon 't bevel over eene Vloot, om dit plan uit te voeren, memnon br/agt Chios en Lesbos te onder ;maar ftierf in het beleg van Mytilene. DARius was ten uiterften bedroefd over het O $ ver¬ in. BOEK. IV. Hoofdft.  III. BOEK. IV. Hoofdft. 333- ALEXANDER haalc 2ich eene gevaarlijjfcekwaalop den hals. si8 GESCHIEDENIS verlies van dien Veldheer : en thans geen ander Veldoverften hebbende, in ftaat om diens plaats te bekleeden , moest hij zel\*e het bevel over zijne Legermagt op zich neemen. alexander,dus ontflaagen van memnon , wiens Krijgsbekwaamheden groote hinderpaalen op den weg zijner ontwerpen zouden hebben kunnen verwekken, bragt, binnen korten tijd, Cappadocia onder, trok na Opper Afie, en kwam bij den doortocht van Cicilia, door welken hij alleen in het Land van Tarfius kon komen. Het goed geluk ftondt hem hier uitmuntend ten dienfte : want, fchoon zijn Leger daar langen tijd zou hebben kunnen opgehouden, en, misfchien , in deeze engte , geheel verflaagen worden, vondt hij dezelve geheel onbewaakt; en, zonder den minften wederftand, doortrekkende , bereikte hij Tarfus vroeg genoeg om voor te komen, dat die rijke Stad door de Perfen niet was afgebrand. De Zomer liep nu ten einde ; doch het weêr was zeer heet. alexander, bekoord door de helderheid des waters van de Rivier Cydnus, welke die Stad befpoelt-, befloot zich daar in te baaden. Naauwlijks was hij 'er in geflapt of eene kille koude beving hem. Geheel gevoelloos werd hij in zijne tent gebragt. Het fchielijk verfpreid gerugt van dit voorval, vervulde de Legerplaats met de uiterfte verlegenheid ; de Soldaaten -ftelden zich voor aan hoe ontelbaar veele ongelegenheden de dood huns Vorften hun zou blootftellen. alexander, middelerwij-  van OUD GRIEKENLAND. 219 wijle, tot zich zeiven komende, bevroedde de hachlijkheid van dit ongemak. Wij kunnen ons gereed verbeelden welke geweldige aandoeningen zijne Ziel beftormden , daar hij zich op de loopbaane zijner overwinninge gefluit, en als op het punt vondt om zijne dagen op een zo ongelukkige en luisterlooze wijze te eindigen. Hij verbeeldde zich reeds, het geraas des Perfifchen Legermagts te hooren: en min op zijn leeven dan op roem gefteld , geboodt.hij zijne Lijfartzen de fpoedigss» werkende geneesmiddelen aan te wenden. Maar de Geneesheeren, bedenkende, dat r> ar 1 us eene belooning van duizend Talenten beloofd hadt . aan den Perfoon , die hem van alexander verloste, fchroomden eenig middel te werk te ftellen ; en zich dus verantwoordlijk te maaken voor zijn leeven: ten einde zij, ingevalle hij ftierf, niet in 't vermoeden zouden vallen van zijn dood veroorzaakt te hebben. Doch een hunner, philippus, die bij alexander geweest was van diens kindsheid af, en hem eene hartlijke genegenheid toedroeg , ziende dat zijn Meester "in het uiterfte gevaar liep, zette alle vrees ter zijde, en ftelde voor, hem een drank te geeven, gefchikt om hem eene fchielijke herftelling te verfchaffen. Op dit eigen oogenblik ontving alexander een' brief van parmenio, dien hij in Cappadocia gelaaten hadt, hem vermaanende zich te wagten voor philippus, die van darius omgekogt was door de toezegging van duizend Talenten. — Hoe groot moet de verlegenheid van alexander geweest hebben in in. BOEK. iV. Hoofdft.  III. BOEK. Hoofdft. s2o GESCHIEDENIS in deezen neteligen toeftand, dobberende tusfehen vrees en hoope , aan den eenen kant door agterdogt bevogten, en, aan den anderen , door zijn vertrouwen op philippus bemoedigd ! Zijn wantrouwen week in 't einde; en den gereed gemaakten drank in de eene hand neemende, gaf hij met de andere p a rme n i o's brief aan ph ilip f u s over; en, het oog ftijf gevestigd houdende op 't gelaat des Geneesheers , nam hij den drank, zonder eenig marren, of eenig betoon van vrees, in; teffens op 't weezen van philippus de duidlijktte tekens eener eerlijke verontwaardiginge befpeurende. De Lijfarts, den brief geleezen hebbende, verklaarde alleen, dat de herftelling van zijnen Vorst, binnen kort, alle vermoedens wegens defchriklijkemisdaad, hem ten laste gelegd, zou doen verdwijnen: ook verzogt hij alexander de goede uitwerkzels van het ingenomen geneesmiddel niet te verhinderen, door zich in angftige bekommernisfen toe te geeven. De drank begon, ondertusfehen, te werken, en dit niet zonder den Koning zeer fterk aan te doen : zulks hieldt, voor eenigen tijd, de gemoederen der omftanderen in eene angftige opgetoogenheid. Doch eene fchielijke geneezing verdreef alle hunne vrees, en gaf den Vorst, in volmaakte gezondheid weder aan zijne bijkans wanhoopende Krijgslieden , die op 't gezigt van hem van de diepfte verflaagenheid tot de grootfte vreugdbetooningen overgingen. dar i us, die in de vlaktens van Asfyrie gelegerd was, met eene Krijgsmagt tusfehen de  van OUD GRIEKENLAND. 221 de vier- en vijf honderd en vijf honderd duizend man fterk, befloot zijnen vijand op te zoeken, in ftede van hem af te wagten. Deeze Monarch, alleen gewoon de vleitaal ] zijner Landvoogden te hooren, die hem van een ontwijffelbaare overwinning verzekerden, vroeg chaRIDEmus, den Atheenfchen Redenaar, door de beftelling van alexander, gelijk wij reeds te boek geflaagen hebben, uit Athene gebannen, of hij geloofde dat de Perfifche Legermagt fterk genoeg was om die vandenvermetelen Macedoniër te vermeesteren, charidemus, onbekwaam om te veinzen of te vleien , antwoordde , met de eerlijke vrijmoedigheid eens Gemeenebestgezinden, dat al de prachtige en grootfche Oorlogstoeftel van het Perfijche Leger, en het verbaazend aantal, zeer gefchikt was om de nabuurige Mogenhedem der Perfifche Monarchij te verfchrikken en te verbaazen ,maar dat dit alles zulk eenen indruk niet zou maaken op het Macedonijche Heir, geheel en al met ftaal overdekt ; dat de Macedonifche Krijgsdrom een ondoordringbaar bolwerk was; dat alle hunne Krijgslieden in den Oorlog gehard en op denzelven afgerigt waren, en zich met het gemeenfte voedzelte vrede hielden, dat het onmogelijk was de Thesfalifche Ruiterij met flingers af te weeren; als mede dat al het Goud en Zilver, waar mede het Perfifche Leger zulk een ijdel vertoon maakte, beter befteed zou weezen in het huuren van dappere Soldaaten. Zo eerlijk, zo opregt eene taal te voeren bij een Vorst, door vleierij bedorven, die zich lil. BOEK» IV. loofdft.  m. SOEK. IV. Hoofdft. 22* GESCHIEDENIS zich den magtigften Monarch des Aardbodems agtte, is hoogstgevaarlijk. charidemus ondervondt de waarheid deezes grondregels: want darius , fchoon uit den aart zagt, was dermaate gebelgd over de vrijmoedigheid des Atheners, dat hij terftond bevel gaf hem te dooden. Dit fchroomlijk vooruitzigt deedt charidemus niet van toon veranderen. Ter ftraffe uitgeleid, liet hij zich, volgens quintus cuRTrus, op deezen trant,hooren:,, Mijn ., dood zal welhaast gewrooken worden , „ door den eigenden Man , tegen wien ik „ den besten raad heb gegeeven. Maar gij „ zult aan de Nakoomelingfchap een voor„ beeld opleveren , dat wanneer de Men„ fchen zich ééns door voorfpoed laaten ver„ blinden, alle de goede hoedanigheden, hun door de Natuur gefchonken, fchielijk ge,, heel worden uitgerooid." Te laat hadt darius berouw over dit ombrengen van c h a a i d e ju u s. Intusfchen toog hij met zijne Legermagt na den Euphraat, 's morgens zich nooit op weg begeevende dan na Zonneopgang. quintus curti-us heeft ons eene befchrijving gegeeven van deezen Optocht, of liever Koninglijken Ommegang des Perfifchen Monarchs , die hoofdzaaklijk hier op uitloopt. Altaaren van Zilver met vuur, het Eeuwig Vuur geheeten; drie honderd vijf en zestig Jongelingen, gekleed met purperen mantels; tien wagens; een Ruiterbende, zamengefteld uit menfchen van twaalf verfchillende Volken '7 een andere Ruiterbende, de Onfierflijke be- tii-  van OUD GRIEKENLAND. 223 tijteld, tien duizend man fterk, gekleed in 1 goudlaken: die den Koning beftonden ten getale van tien duizend allerkostlijkst uitgedoscht; de Doripbori of Lijfwagten des Konings; de Wagen des Monarchs , vercierd 1 met de beeldtenisfen der Goden, twee StandI beelden, het een des Oorlogs en het ander des Vredes, met edel gefteente bezet, ftonden midden op 't gefpan : tusfehen deeze Standbeelden vertoonde zich een gouden , Arend met uitgefpreide vleugelen; de Vorst zat op den Wagen , allerheerlijkst gekleed, omgord met een gouden draagband , aan welken zijn Sabel hing: op zijn hoofd praal1 de de Vorstlijke Hoed met een kroon vercierd : te weder zijden van hem gingen twee honderd zijner Bloedverwanten : tien duidend Speerdragers volgden ; zijne achterI hoede, beftaande uit dertig duizend Voetknegten; een Wagen, voerende sysigambis, de Moeder van darius, en zijne Egtgenoote; vijftien groote Wagens, met 's Konings Kinderen , derzelver Leermeesteren : en Gefneedenen ; zijne drie honderd en zestig Bijzitten; zes honderd Muilezels, en drie honderd Wagens met geld gelaaden; de I Vrouwen der voornaamfte Bevelhebberen alle « op wagens; eenige ligtgewaapende Benden : flooten den trein. Men zou bijkans de befchrijving van deezen optocht voor een louter verdichtzel houden: het komt ons zo belachlijk als ongerijmd voor met al dieti toeftel te veld te trekken , waar van drie vierden geheel nutloos was tot eenig Oorlogsbedrijf, «AR- lil. SOES. IV. Hoofdft.  nr. BOEK. IV. Hoofdft. 7 335- ' , ' alix ander verflaat het Leger van darius bii de Rivier 024. GESCHIEDENIS parmen 10 had reeds, op raad van alexander, bezit genomen van den doortocht tusfehen Syrië en Cilicie, om den hertocht zijner Krijgsmagt , in gevalle het noodig mogt weezén, te verzekeren ; ook was de kleine Stad Is/us in zijne handen. alexander, hoorende dat darius te Soca in Aslyrie gelegerd was , toog tegen hem op, trok door de engte van Syrië, en vatte post bij de Stad Myriandra. De Griekfche Bevelhebbers in dienst van darius raadden dien Monarch den vijand in de vlaktens van Asfyrie af te wagten, waar hij zich van zijne geheele fterkte zou kunnen bedienen. Deeze voorzigtige raad werd door de Hovelingen voor verraadelijk gehouden: die van oordeel waren, dat deeze Grieken, met hun onderhebbendemanfehap,terftond moesten afgemaakt worden. Doch darius verwierp dien voorflag met affchrik : en, de Grieken voor hunnen raad bedankt hebbende, floeg hij op weg den vijand te gemoete. Hij voerde zijne Krijgsmagt na Cilicie , dit Landfchap intrekkende door den doortocht van Ammanicus, welke boven dien van Syrië ligt, en rukte voort na Jsfus, zonder te weeten dat hij bij de agterhoede van alexander was. Op de kundfehap dat de Macedoniër vlugtte, dagt hij niets anders te doen te hebben dan hem naa te zetten. alexander, de gelegenheid der Legermagt van d a r 1 u s vernomen hebbende, verheugde zich zeer dat hij hem flag zou leveren op eeue zo nauwe en oneffe plaats, waar hij rujjute genoeg hadt om zijne geheele Krijgsmagt  van OUD GRIEKENLAND. 225 magt te doen werken, terwijl darius flegts een twintigfte gedeelte van de zijne kon gebruiken. Nogthans voelde hij eenige bekommernis op het punt van het leveren eens zo beflisfenden flags, maar zijne natuurlijke onverfchrokkenheid kwam welhaast zijne vrees geheel te boven. Naa zijn Heir tijd tot verfrisfende ruste gegeeven en den Goden ftaat lijke offeranden toegebragt te hebben, gaf hij bevel om te midden nagt op te trekken, en bragt zijn Leger met het aanbreeken van den dag, ter bedoelde plaatze. Op de tijding, dat darius een en een halve mijl van hem af was, fchaarde hij zijn Legermagt in flagorde. De grond door hem verkoozen , was eene fchoone vlakte niet verre van de Rivier Is/at, aan den eenen kant door 't gebergte , en aan den anderen door de Zee ingeilooten. Hij fchikte zijne Ruiterij in de vleugels, en vormde een Krijgsdrom van zes afdeelingen. craterus geboodt over het Voetvolk aan het uiterfte des flinker vleugels ; parmenio voerde het overige van dien vle ugel aan, en alexander zelve den regter vleugel. Zijne zwaare Ruiterij was gedekt door ligt Paardenvolk, en zijn Voetvolk door eene bende Boogfchutters onder antiochus. darius, plaatfte in 't midden van zijne eerfte linie dertig duizend Grieken , die hij in dienst hadt, deezen volkomen gewapend, en op de Griekfche wijze in den Oorlog afgerigt, maakten de fterkte zijns Legers uit. Het overige zijns Voetvolks ftondt agter deeze eerfte linie, uitgenomen twintig duizend, II. deel. P die lil. BOEKT. iv. Hoofdft.  III. SOEK. IV. Hoofdft. 2ü6 GESCHIEDENIS die post greepen op het gebergte ter regter zijde van de Macedoniers. Zijne Ruiterij hadt last om de Rivier Pinarus, die door 't midden van de vlakte ftroomde , over te trekken : en een groot gedeelte daarvan rukte Op PARMENIOi ALEXANDER , deeze beweeging der Perfifche Ruiteri| ziende, veranderde zijne fchikking eenigermaate, en beval de Thesfalifche Ruiterbende zich derwaards te begeeven, waar de Perfifche Ruiterij het fcheen gemunt te hebben, en fchikte zijne ligtgewapende benden aan 't hoofd zijns Voetvolks. Toen de beide Legers elkander in 't gezigt kreegen, reedt alexander door de gelederen, en maande.zijne Soldaaten aan tot hunnen pligt; de Macedoniers herinnerende, welke herhaalde overwinningen zij in Eurofa behaald hadden, en inzonderheid het geluk hunner wapenen bij den Granicus, hun verzekerende, dat ééne enkele overwinning hun het Perftsch Rijk in handen zou leveren; hij bragt de Grieken te binnen het heldhaftig gedrag hunner Voorvaderen te Marathon , Thermopyle en Salamis, en de jammeren door de Perfen hun Vaderland toegebragt; de Illyriers en Thraciers aanmoedigende door de hoop op den onmeetlijken buit, dien zij van de verflaagene Per jen zouden haaien. Het geheele Leger toonde zich volvuurig om tot den flag te komen. De regter vleugel der Macedoniers begaf zich, om zo veel mogelijk de vlugt der pijlen , door de Perfen op hun afgefchooten, te ontvileden, terftond in de Rivier, en ving den flag  van OUD GRIEKENLAND. 227 flag aan. Het gevegt was fcherp, en man tegen man. alexander begeerde zeer, met eigen band, darius te dooden : en het zien van dien Monarch, op zijn verheeven Wagen, verdubbelde de begeerte van den Macedonifchen Held, die terftond voortrukte en alles aanwendde om bij hem te komen. De ftrijd rondsom den Koning werd zeer heftig, en een groot aantal van den Per ftfcben Adel ftieuvelde onder het wakker verdeedigen. De Paarden van darius gewond zijnde, geraakten los en in de war. Hij fteeg van deezen Wagen af, en beklom een anderen en vlugtte met den geheelen flinker vleugel zijns Legers, Aan den anderen kant moest deMacedonifcbe Krijgsbende, ter zijde aangetast door de Griekfche, zo krijgshaftig en afgerigt als zij zelve , allen moed betoonen om den fchok uit te ftaan. Het gevegt tusfehen deezen was bloedig en 't hing lang in twijffel. Doch de Macedonifche regter vleugel, thans zegepraalende, kwam de flinker te hulpe, viel op de Grieken aan, hun noodzaakende te wijken. Ten zelfden tijde was de Perfijche op de Thesfalifche Ruiterij losgerukt, en in 't eerfte, daar door vrij verre heen geflaagen. De Thesfaliers geheten zich de vlugt te neemen, als door fchrik getroffen, de Perfen volgden hun in wanorde ; waar op de Thesfaliers terftond te rug keerden en den flag op nieuw, begonnen. Wanneer, intusfchen ,de maare kwam, dat darius vlugtte, volgde de Perfifche Ruiterbende, mismoedig geworden, dit fpoor, en veelen fneuvelden op den aftocht. De P 2 vlugt in. B O E ff.' IV. Hoofdft.  III. SOEK. IV. Hoofdft. i ALIX »*■ b e R's edelmoedige behandeling van , het Gezin van darius. B28 GESCHIEDENIS vlugt werd nu algemeen: agt duizend Grieken ontkwamen, en trokken na Lesbos. Der Barbaaren koozen verfcheide wegen; deezen trokken na Perfie, geenen verftaaken zich in ie bosfchen. De Macedoniers namen, midielerwijle, bezit van de Legerplaats van d a8.1 us, waar zij zijne Moeder, zijne Egtgenoote, met twee Prinfesfen en een Zoon, de Kinderen des Monarchs , vonden. Groot was het getal der gefneuvelden aan de zijde ier Perfen, dat der Macedoniers kwam 'er niet bij in vergelijking, alexander zelve was aan zijne dije door een zwaard gewond ; doch geheel niet gevaarlijk. alexander, vermoeid van het naazetten van darius, keerde weder na de PerCijche Legerplaats, waar hij een grootèn maaltijd gaf aan zijne voornaamfte Bevelhebberen. Een klaagend en weenend geluid trof hem. Het werd aangeheeven door de Moeder en Vrouw van darius, die, den wagen en boog van deezen Monarch ziende, door alexander in het naajaagen bemagtigd, zich verbeeldden dat darius gefneuveld was , waarom zij, op de troostlooste wijze, zijnen dood beweenden, alexander, met hun leed begaan, zondt leonatus, een zijner Bevelhebberen , om de bedroefden te troosten met de verzekering dat darius leefde. Doch de Vrouwen, leonatus zienden, dagten dat hij gezonden was om haar te dooden, en verzogten, eer hij dit beftondt, dat het haar vergund mogt worden het lijk van darius te begraaven. leonatus deedt haar terftond be-  van OUD GRIEKENLAND. 229 begrijpen hoe verkeerd zij het oogmerk van zijne komst opnamen, en verzekerde haar van alexander's befcherming. Deeze Vorst, de gewondenbezogt en debegraafnis der gefheuvelden bezorgd hebbende,betuigde zijnen Bevelhebberen zijne groote blijdfchap wegens de behaalde overwinning; prees hun moed hemelhoog, en begiftigde hun met gefchenken. Hier op ging hij een bezoek afleggen bij sysigambis en de andere Vorftinnen : haar tent intreedende van niemand vergezeld dan van zijnen Gunfteling ephestion. Deeze ontmoeting was allerbeweeglijkst, en vertoonde die uitmuntende Charatfers in een zo aandoenlijk en treffend licht, dat de grootfte Schilders, het uiterfte van hun kunstvermogen aangewend hebben om dit tooneel met de fchoonfte trekken en verwen te maaien, ephestion van denzelfden ouderdom als alexander; doch wat grooter van geftalte zijnde, zagen de Vorftinnen deezen voor den Koning aan,enwier: pen zich neder voor zijne voeten, sysigambis, van haaren misflag verwittigd, knielde voor alexander, hemverfchooning verzoekende om dat zij hem nooit gezien hadt. Dan alexander , haar van den grond opbeurende , fprak , „ Mijne „ waarde Moeder, gij hebt niet mis?gehad, „ want hij is mede alexander." Een edel zeggen, zo lofrijk voor den Vorst als voor den Gunfteling. sysigambis betuigde, te midden van alhaarfmert, de geyoeligfte dank-erkentenisfè voor de aandagt P 3 op VSL BOEK. iv. Hoofdft.  Eg, li O EK. IV. Hoofdft. £230 GESCHIEDENIS op haar genomen en de gunste haar beweezen. alexander nam den Zoon van darius in zijne armen en kuste hem hartlijk. — Hier fchitterde de heldenmoed en deugd van alexander in vollen luister: want hij betoonde zich zeiven te bezitten bij eene gelegenheid, waar in de grootfte Helden en Overwinnaars bezweeken. Hij gaf last de Vorftinnen te behandelen met allen, eerbied aan haaren hoogen rang verfchuldigd, maakte zijne Legerplaats , tot zo veilig eene wijk voor haare Eerbaarheid als eenige Tempel zijn kon; en durfde zich vervolgens niet vertrouwen in de tegenwoordigheid der Egtgenoote van darius, eene Vorftinne van uitfteekende fchoonheid. Om de betoonde grootmoedigheid van deezen Vorst, in dit geval, ten vollen te begrijpen, moeten wij ons vertegenwoordigen dat hij toen in den bloei zijns leevens, ongehuwd en een overwinnaar was. Doch, wel verre van eenig onedelmoedig voordeel te doen met zijne zegepraal, benaarftigde hij zich, om het ongeluk deezer aanzienlijke gevangenen te verligten , door de beleefdfte oppasfing en het betoon van goedheid en toe« geefh'jkheid. p ar meni o, ondertusfchen, na Damascus getoogen, ontving van den Bevelhebber dier Stad, alle de fchatten door darius daar bij een gebragt om de kosten van zijne Krijgstochten goed te maaken, benevens de toerustingen van veele Perfifche Edelen , te zamen een' onmeetlijken fchat beloopende. De Macedoniers vonden ook, in die Stad, ver-  van OUD GRIEKENLAND. 231 verfcheide Vorftinnen van Perfifchen Koninglijken bloede, met veele Vrouwen der Landvoogden, en eene menigte Bedienden tot den Hofftoet van darius behoorende. darius zette zijne vlugt voort, met de uiterfte verhaasting , door verfcheide woeste Landfchappen, tot hij den Eupbraat overtrok, en te Tbapfacm aankwam, alexander trok Syrië in, waar de meeste Steden vrijwillig de poorten voor hem openden. In een deezer Steden ontving die Vorst eenen Brief van darius, opgefteld met zo hoogklinkende bewoordingen,als maar weinig aan zijnen tegenwoordigen toeftand voegden. Zonder alexander den tijtel van Koning te geeven , boodt hij hem eene geldfomme aan , zo groot als deeze zou eifchen, tot losgeld voor zijne Moeder, Egtgenoote en Kinderen : hem voorts raadende zich te vrede te houden met de Landen door zijne Voorvaderen beheerscht, en af te laaten van verdere poogingen om het Rijk van eenen ander te overweldigen. alexander beantwoordde dien Brief op den eigenften trant. Hij telde de rampen op door de Perfen den Grieken berokkend; hun verwijtende dat zij moordenaars hadden opgemaakt om zijnen Vader p h i l i p p u s van kant te helpen; d arius zelve onder 't oog brengende , hoe hij, in naavolging van dat veragtlijk voorbeeld , duizend Talenten beloofd hadt aan den Man,die hem alexander van't leeven beroofde ; uit dit alles befluitende dat hij de Aanvaller niet was. Nogthans gaf hij darius te verftaan, hoe hij ootmoedig p 4 zulks in. BOEK. iv. Hoofdft.  iii. BOEK. iv. Hoofdft. i S32 GESCHIEDENIS zulks verzoekende, zijne Moeder en Egtgenoote, zondt eenig losgeld te betaalen, kon wederkrijgen; en eindigde met hem te herinneren , dat, wanneer hij hem vervolgens fchreef, hij niet alleen aan een Koning; maar aan zijn eigen Koning fchreef. Toen al.ex ander in Phenicie kwam, deeden de Sidoniers hem met het uiterlle genoegen hulde: dewijl ochus, achttien jaaren geleden , hunne Stad verwoest en de meeste Inwoonders verdelgd Jhadt. Hun Koning, strato, zich voor darius verklaard hebbende, werd door alexander van de Kroon beroofd, die ephestion verzogt een der Sidoniers uit te kiezen, dien hij het waardigst oordeelde om den opengevallen Throon te bekleeden. ephestion boodt den fcepter aan twee Broeders, Jongelingen , in wier huis hij zijn verblijf hieldt. Doch zij weezen die eere edelmoedig van de hand, om dat zij niet van Koninglijken bloede waren, ephestion , verrukt over hunne grootmoedigheid , verzogt hun, dat zij hem een Perfoon aanweezen,die het voordeel van zulk eene afkomst hadt. Zij noemden daar op abdolonymus , die door zijne braaf heid in zulk eenen behoeftigen ftaat geraakt was, dat hij zijn tuin met eigen handen moest bearbeiden omleevens-onderhoudte verkrijgen. De Jongelingen kreegen last,deezen Man op te zoeken en kundfchap van zijn lotwisfel te geeven. Bij hem komende, begroetten zij hem als Koning, hem berigtende dat hij het flegte gewaad, 't geen hem thans dekte, moest af- /  vatj OUD GRIEKENLAND. 233 afleggen, en den Koninglijken Mantel, dien zij hem bragten, aandoen. Zij hadden veel moeite om hem te verzekeren dat dit alles ernst en geen jok was. „ Neem " , luidde hunne taal, „ met deezen Koninglijken Man„ tel de gevoelens van een' Koning aan; be„ waar op den Throon, die Deugd , welke „ u denzelven heeft waardig maakt; en ver* geet nimmer, wanneer gij, als Regter over „ leeven en dood zult zitten , den laagen „ ftaat uit welken gij tot zulk eene hooge „ waardigheid verheeven zijt." Alle de Inwoonders van Si don verheugden zich, wanneer zij hoorden op wien de keuze gevallen was. alexander begeerde den nieuwen Koning te zien ; en abdolonymus gevraagd hebbende, of hij met geduld zijnen voorgaanden leevensftand hadt kunnen draagen, gaf deeze ten antwoord: „ Och of „ het den Hemelbehaagde,datik even goed „ de Kroon, welke het u behaagd heeft op ,, mijn hoofd te plaatzen , kon draagen." alexander vatte een hoog gevoelen op van de Deugd van abdolonymus , en beval dat hem al den opfchik en rijkdom des geweezen Konings strato zou gegeeven worden. De eenige Stad in Phenicie , die haare af» hanglijkheid van de Macedoniers niet erkende , was Tyrus, voor de Babylonifche gevangenis der Jooden, de bloeijendfte Stad der geheele waereld gerekend. Haar voordeelige ligging , de vlijt der Ingezetenen , de uitmuntenheid van het Tyrisch Purper , en van andere waaren, maakten haar het mid? P 5 del' iii. BOEK. iv. Hoofdft.  III. BOEK. IV. Hoofdft. 332» ALEXANDER belegert Tyrus en neemt die Stad in. 234 GESCHIEDENIS delpunt° des Koophandels , de rijkfte Stad van 't Oosten en de Meesteresfe der Zee. De Tyriers wilden alexander wel tot hunnen Vriend maaken , doch verkoozen hem niet ten Opperheer, en flooten daar om, als hij ter Stad zogt in te trekken, voor hem de poorten, alexander, gebelgd over deezen hoon, befloot des wraake te neemen , door Tyrus te belegeren. Deeze onderneeming fcheen zeer bezwaarlijk; de Stad was op een Eiland gelegen, een vierde mijls van 't Vasteland af, en metlterke wallen omgeeven; en de Tyriers hadden bellooten manmoedigen wederftand te bieden. Het was nogthans van het uiterfte belang voor alexander, Tyrus te bemagtigen : dewijl hij daar door geheel Phenicie in handen kreeg, de Perfen van de helft hunner Zeemagt beroofde , en de heerfchappij ter Zee meester geworden, in korten tijd Egypte en het Eiland Cyprus zou kunnen te onderbrengen. Behalven deeze drangredenen van het voordeel ontleend, was alexander van zulk eenen aart, dat wederftand zijnen moed niet fnuikte, en zwaarigheden alleen ftrekten om hem te ernftiger te doen doortasten. Nogthans bevroedende, dat het noodig zou weezen tusfehen het Vasteland en het Eiland een overtocht te maaken, en tevens dat dit werk, in zich zeiven moeilijk en verdrietig, door 't geweld der golven, ligt kon vernield worden ; en dat de hinderpaalen , "die zich van alle kanten opdeeden, zo groot waren , dat zij hem te langen tijd in het volvoeren zijner andere oogmerken zouden kunflen belemmeren,  van OUD GRIEKENLAND. 235 ren, werd hij te raade een verdrag aan te gaan, en zondt wapenboden met aanbiedingen van vrede aan de Tyriers. Deeze vermetele Burgers, in ftede van na zijne voorhagen te luisteren, vermoordden de wapenboden, en wierpen hunne lichaamen van de wallen in Zee. alexander, woedende over dien hoon, befloot het beleg, wat het hem ook mogt kosten, door te zetten. Naademaal een omflagtig verhaal der bijzonderheden van dit vermaarde beleg meer plaats zou inneemen dan de aart van dit ons werk kan gehengen , zullen wij ons bepaalen om de voornaamfte omftandigheden kortlijk te vermelden. alexander beval, in de eerfte plaats, een dijk of, wal te maaken, die het Vaste Land hegtte aan het Eiland waar op Tyrus lag. Dit was een werk van ongelooflijk veel arbeids, en de Tyriers deeden alles wat zij konden om het te beletten. Hij deedt het niet te min voortgang hebben, en wanneer het bijkans vervaardigd was, ontftondt 'er een geweldige ftorm, de opgeruidde baaren verijdelden al zijnen arbeid. Dit ongeluk, in ftaat om allen,behalven alexander, af tefchrikken , hadt bij hem die uitwerking niet, noch ook op zijne Soldaaten, die het werk met vernieuwden moed hervatten. Het nieuws zijner behaalde overwinninge bij Isfus, deedt eene menigte van Galeijen, uit verfcheide plaatzen, te zijner hulpe, aankomen. Sidon , Rhodis, Cyprus, en verfcheide Zee-fteden in Lycia bragten elk het haare toe: en, wanneer deeze verfterking gevoegd BOEK. iv. Hoofdft.  III. BO EK. IV. Hoofdft. 336 GESCHIEDENIS voegd was bij het overfchot van zijne eigene Vloot verfcheen hij voor Tyrus met meer dan twee honderd Galeijen. De Tyriers ziende dat de Macedoniers hun in Scheepsmagt overtroffen , durfden niet meer uit de Haven komen ; weshalven de laatstgemelden hunnen arbeid onverhinderd vervorderden, en binnen korten tijd den Dijk in gereedheid hadden. Stormgevaartens werden 'er op geplaatst, en alexander beval zijne Vloot, de Stad van den Zeekant aan te tasten , terwijl hij het langs den nieuwgemaakten weg zou doen. De Belegerden werden overdekt door hagelbuijen van geworpen fteenen , en allerlei ftormgevaarten beukten bij aanhoudenheid, de muuren. De Tyriers, zich zo heftig befprongen vindende, zonden het meerendeel van hunne Vrouwen en Kinderen na Carthago en voeren voort met eene hardnekkige zelfverdeediging; elke dag baarde een nieuwen vond om de poogingen der Belegeraaren te verijdelen, derwijze dat alexander meer dan ééns in overweeging nam het beleg op te breeken. Eindelijk viel 'er een Scheepsftrijd voor , waar in de Tyriers de nederlaage kreegen, en veele hunner Schepen verlooren. alexander bediende zich van de verlegenheid en verwarring, door dit ongeval , onder de Belegerden, ontdaan, om een algemeenen florm te loopen. De aanval en de verdeediging was wanhoopig. De ftormrammen maakten bresfen op verfcheide plaatzen; de Macedoniers rukten door dezelve ter Stad in; alexander flelde zich zeiven bloot aan het dreigendfte gevaar, voer-  van OUD GRIEKENLAND. 237 voerde wonderen van dapperheid uit en bemoedigde, door zijn voorbeeld, de Krijgsknegten. In 't einde kreegen de Macedoniers de wallen in', de Tyriers vlugtten allerwegen heen, werden, zonder onderfcheid, afgemaakt, en de meesten flachtoffers der Overwinnaaren. Geduurende dit beleg hadt alexander een inval gedaan in het Land der Arabieren, die omftreeks den Antilibanus woonden, waar hij groot gevaar liep door zijne trouwe verkleefdheid aan zijnen Leermeester lysimachus, die, door ouderdom, buiten ftaat om de rest te volgen,alleen met alexander agter bleef. Dus, van de overige Soldaaten afgefcheiden , fleeten zij een geheelen nagt, in de uiterfte verlegenheid, door vijandlijke partijen omringd: doch alexander's onverfchrokkenheid en goed geluk redden hem in dit hachlijk tijdftip. De Sidoniers, medelijden hebbende met de elenden der ongelukkige Tyriers, redden het leeven van meer dan vijftien duizend Inwoonderen, door hun heimlijk , in hunne Schepen te bergen, alexander, hoogst verbitterd, door de langduurigheid en hardnekkigheid des belegs, liet twee duizend Tyriers langs den Zee-oever kruisfigen, en verkogt meer dan dertig duizend der gevangenen tot flaaven. In deezer voege werd Tyrus, die wijdvermaarde Koopftad, naa een beleg van zeven maanden, een der opmerkenswaardigfte welke de Gefchiedenis oplevert, ingenomen. In dit beleg kreeg alexander eene won- in. BOEK. iv. Hoofdfi.  m. BOEK. IV. Hoofdft. ALEXANDER trekt n jfudea. 238 GESCHIEDENIS wondein zijn fchouder. darius vaardigdigde een tweeden Brief aan hem af, duizend Talenten, als het losgeld der Vorftinnen, aanbiedende, en zijne Dogter statira ter Vrouwe, met alle de Landfchappen tot aan den Euphraat door hem vermeesterd. parmenio was van gevoelen, dat alexander deeze aanbieding moest omhelzen; verklaarde dat hij alexander zijnde, ze niet van de hand zou wijzen. „ Dit zou ik „ ook doen , V zeide de Held , „ indien ik ,, parmenio was". — Hij berigtte darius geen geld te behoeven; dat darius , wat de vermeesterde Landfchappen betrof, een flegt vertoon maakte met iets aan te bieden, 't geen niet in zijne magt was te geeven: doch dat hij, zo het hem behaagde, eenen anderen flag kon leveren; die, naar allen fchijn, fpoedig zou beflisfen, wie van beiden overwinnaar en vermeesteraar bleef. Dit antwoord gaf darius genoeg te verftaan, dat 'er niets overfchoot dan het lot der wapenen nogmaals te beproeven. , alexander, op de Jooden vergramd om dat zij geweigerd hadden zijn Leger voorraad te verzorgen, geduurende het beleg van Tyrus, onder voorwendzel, dat zij den eed van trouwe aan darius gezwooren hadden, trok na Jerufalem, met oogmerk om die Stad op dezelfde wijze te handelen als Tyrus. j ad dus, de Hoogepriester, zijne aankomst verneemende, deedt offeranden en gebeden; hij kleedde zich, in gevolge eener Openbaaringe hem in den droom gedaan, met zijn Hoogpriesterlijkgewaad,en ging,van al den ftoet  van OUD GRIEKENLAND. 239 ftoet der Tempeldienaaren vergezeld , in ftaatlijken ommegang, alexander te gemoet. Deeze Vorst werd met verbaasdheid en eerbiedenisfe getroffen op 't gezigt van den Hoogepriester , en t'hem waards treedende, groette hij hem met een Godsdienstig ontzag. Wanneer zijne Bevelhebbers hunne verbaasdheid toonden over dit gedrag , verklaarde alexander, dat hij niet den Man; maar den grooten god, wiens Dienaar deeze was, met dit betoon van eerbied bejegende ; hun teffèns verzekerende, dat, toen hij Macedonië zou verlaaten, en in zorgvolle gepeinzen zat over den aanftaanden Krijgstocht,in een gezigtedeeze zelfde Hoogepriester , met het zelfde gewaad omhangen , zich aan hem vertoonde, en hem aanmoedigde om den bedoelden inval in het Perfucb Rijk te doen , hem verzekerende , dat de god, dien hij diende , zijne onderneemingen zou beftuuren en met roem bekroonen: dat hij zich dat gezigte herinnerde op 't eigen oogenblik, als hij den Hoogepriester aanfchouwde, en dus geen twijfel meer floeg aan het vermeesteren van darius. 't Is hoogwaarfebijnlijk, dat men deezen voorgewenden droom van alexander voor een zaak van llaatkundige veinzerij te houden hebbe. Het oogmerk daar van doet zich terftond op. alexander wenschte dat zijne eigene Krijgsknegten , zo wel als de Perfen, zich verzekerd hielden, dat de Goden hem gefchikt hadden om het Oosten te onder te brengen: een geloof 't welk zijne Krijgsmagt een bijkomend vertrouwen inboe- zem- 111. BOEK. IV. Hoofdft;  III. BOET. IV. Hoofdft. 240 GESCHIEDENIS zemde en zijne vijanden met wanhoope ver-* vulde. Verfcheide andere bedrijven van alexander wijzen duidelijk uit, dat dit een voornaam ftuk was van de ftaatkunde deezes Vorften, en het is zeer waarfchijnlijk dat het denkbeeld, 't geen hij zogt in te boezemen, eerst van zijne Godlijke Zending, vervolgens van zijne Godlijke Herkomst, en eindelijk van zijne eigene Godlijkheid, dus allengskens toenam als hij verder kwam onder onkundiger en bijgelooviger Volken , en veel toebragt tot zijne volgende overwinningen. En ik hou mij ten voilen verzekerd, dat alexander, tot het aankweeken van dusdanige begrippen, min door trotsheid dan door ftaatkunde, wierd aangezet. alexander, wonder in zijn fchik met de vervulling deezer ftreelende voorfpelling, omhelsde den Hoogepriester, en ging, Jerufalem intrekkende, na den Tempel, bragt offeranden toe, in alle bijzonderheden zich fchikkende naar de onderrigtingen van j addus. Naa het volbrengen derzelven, wees de Hoogepriester hem de plaatzen in daniel's Voorzegboek, die op hem en zijne vermeesteringen floegen. Van vreugde verrukt over deeze wondere voorfpellingen, gaf de Macedoniër den Jooden verfcheide blijken zijner goedheid, en verzogt hun, dat zij eenig blijk zijner gunfte wilden begeeren. Zij verzogten vrijheid om overeenkomstig met de Wetten hunner Voorvaderen te mogen leeven; en alexander ftondt hun deeze bede toe. Vervolgens richtte hij zijne optocht na Go*  van OUD GRIEKENLAND. 24t Gaza, 't welk hij zogt te onder te brengen, om zich dus eenen open Weg ha Egypte te baanen. Maar betis, de Bevelheb^ ber, daar door darius aangebeld, oordeelde zich verpligt deeze plaats tot het uiterfte te verdeedigen, 't welk te wege bragt dat de Macedonifcbe Held, hier niet minder dan twee maanden wierd opgehouden. Eindelijk dezelve vermeesterd hebbende , deedt hij uit wraake, over den hardnekkigen wederftand hem gebooden, tien duizend der Inwoonderen met den zwaarde dooden, de overigen tot ftaaven verkoopende; en, in ftede van betis met die hoogagting te bejegenen, welke diens dapperheid en trouwe voor zij^ nen Vorst verdienden , behandelde hij hem met de fmaadlijkfte Wreedheid. Hij liet de voeten van betis doorbooren, en touwen door de voetzooien fteeken, en dus rondsom de Stad fleepen, tot dat hij ftierf, in dit ftuk achilles volgende, die het lichaam van hectorop dezelfde wijze mishandeld hadt. Eene bezetting te Gaza laatende , trok alexander na Egypte en kwam voor Felufium. Langen tijd hadden de Egypte* naars, met ongeduld, het juk der Perfifchè Monarchij gedraagen. Hun hart brandde van wraak over de wreedheden van o c n u s, en zij wenschten niets vuuriger, dan na eene gelegenheid om dit dwangjuk af te fchudden. Zoras alexander onder hun verfcheen^ erkenden zij zich gereedlijk aan zijn gezag. mazeus, de Landvoogd van dar i us tè Memphis, alexander aan 't hoofd eens magtigen Legers ziende , opende voor bem 11. deel. q de Itti noEti IV. Hoofdff* ALBKAffc der vervolgf zijntn Tocht en komt in Bgyftt.  nr. BOEK. IV. Hoofdft. £42 GESCHIEDENIS de poorten dier Hoofdftad, ftelde hem in 't bezit van achthonderd Talenten, en alle de aanzienlijke goederen des Konings. Alles op deeze wijze voor alexander wijkende, was zijn hart, trots op zo veele overwinningen , niet langer beftand tegen den heilloozen invloed des voorfpoeds, die doorgaans het hart bederft, en den Mensch de oogen doet fluiten voor den weezenlijken toeftand, waar in hij zich bevindt. De trotsheid van alexander boezemde hem het belachlijk ontwerp in, om het voorbeeld eeniger oude Helden te volgen, en zich voor den Zoon van ju pit er uit te geeven. Met dit ongerijmd oogmerk befloot hij een bezoek te gaan afleggen in den Tempel van j upiter ammon, in 't midden der woestijnen van Lybie gelegen , op een afftand van twaalf dagen reizens van Mempbis; en hij wist een middel te beraamen, om, door ruime gefchenken, de Priesters om te koopen, dat zij zich jegens hem zouden gedraagen op zulk eene wijze, als hij begeerde. Op deeze reize ontdekte hij omftreeks Ca«opus eene plek gronds, zeer voordeelig gelegen tot het bouwen eener Zeeftad. Hij gaf last terftond het werk aan te vangen, en noemde de Stad,naar zijn eigen naam,yfe#andria. De gelukkige legging, en de fchoone Haven, maakte deeze naderhand tot eender bloeijendfte Steden der Waereld, en ftrekte ten blijke van het doorzigt en de veelbevattende denkbeelden des Grondleggers. De reis na den Tempel was zo gevaarlijk als de beweegreden buitenfpoorig : de weg der-  vanOÜD ÖRIËKÉNLAND. 243 derwaards liep door woestijnen vol bergen van brandend tand. De Krijgsknegten, zich aan alle kanten omringd vindende van akelige wildetnislen, werden met Verbaasdheid getroffen; en, daar hun water begon te ontbreeken, ftonden zij op 't punt om van dorst te verfmagten, als een zwaare ftortregen hun uit die verlegenheid Verloste. Eindelijk bereikten zij den langgewenschten Tempel, gelegen op een goeden grond , omringd door ' een zeer digt bosch. De Godheid Werd ver- j beeld onder de gedaante van een Ram, rijklijk vercierd met edelgefteente. alexander den Tempel intreedende , werd, door den Hoogepriester j begroet als de Zoon van jupiter^ die hem tenens verzekerde, dat de God hem daar voor erkende, alexander ontving die benaaming mét vreugde, en eerde jupiter als zijn Vader. De Fries* ter voorfpelde hem ook, dat hij OppervorsÉ over de geheele Waereld zori worden- Hief zien wij wederom trotsheid, eerzugt en ge* veinsdheid in dit vreemd bedrijf en deszelfs gevolgen veréénigd. alexander voerde * naa zijne wederkomst van dit Tempelbezoek , in alle zijné Brieven en Bevellchriften den tijtel van Zoort van juPiter ammon. Zijne Onderdaanen bejammerden in ftilte deeze zijne belachlijke dwaasheid; maar zijne Moeder 0 l y mp 1 as ftreek dezelve geestig door, hem , in haare brieven, verzoekende af te laaten om een gefchil tusfehen juno en haar verder voort te zetten. Q a Ee* BO EÉS IV. HoofdiL Bezoekt deft rempel varl >UPITËR  III. BOEK. IV. Hoofdft. 244 GESCHIEDENIS Eer deeze Vorst Memphis verliet, maakte hij befchikking op het Rijksbeftuur van Egypte, fchenkende de voornaamfte Krijgsbedieningen alleen aan Macedoniers; hij verdeelde het Land in verfcheide Landvoogdijfchappen. Dan hij ftondt den Egyptenaaren toe hunne oude Wetten te gebruiken. alexander Egypte verlaatende, trok na het Oosten om darius op te zoeken. Geduurende een kort verblijf te Tyrus, onderrigt zijnde dat statira, de Egtgenoot van darius overleden was, ging hij terftond een bezoek afleggen bij sysigambis en de andere Prinfesfen, haar beklaagende over dit verlies, niets verzuimende dat ftrekken kon om derzelver droefenis te maatigen , ook liet hij de Lijkplegtigheden dier Vorftinne met groote ftaatfie houden, darius de tijding krijgende van statira's dood, door eenen Gefneedenen, die uit de Macedonifche Legerplaats hadt weeten te ontkomen, was daar over tenuiterften aangedaan, en vroeg den Boodfchapper op 't nauwkeurigst en ernftigst af, of alexander ooit eenigen aanflag tegen haare Deugd ondernomen hadt. De Gefneedene betuigde hem, met de dierfte eeden , dat alexander fteeds stat 1 ra met de uiterfte kieschheid en ontzag behandeld hadt; en ook geduurig voor de andere Vorftinnen met alle oplettendheid zorg droeg, darius, dat hoorende, badt de Goden, in de tegenwoordigheid zijner Hovelingen, dat, indien, volgens hun onveranderlijk befluit de Koninglijke Stam  van OUD GRIEKENLAND. 245 Stam van Perfie ten val gefchikt ware, alexander alleen den Throon van cyrus mogt beklimmen. De Macedonifche Held zette , ondertusfchen, zijn tocht voort, trok den Euphraat over en naderde den Tiger met zijne geheele Legermagt. d-arius bemerkt hebbende, dat zijn Vijand na geene voorhagen van verdrag wilde hooren, verzamelde een nog veel talrijker Leger dan een der voorgaande, en zo groot, dat de vlaktens van Mefopotamie , gelijk men wil, met zijne Krijgsmagt overdekt waren, darius zelve nam zijn weg door het Land van Ninive; doch zondt mazeus met eene bende van zes duizend man , om alexander dèn overtocht over den Tiger, de fnelftroomendfte Rivier van het Oosten, te betwisten. Dan alexander, eene waadbaare plaats gevonden hebbende, deedt zijn Leger overtrekken, het Voetvolk in 't midden, en de Ruiterij in de twee vleugels geplaatst. De overtocht ging niet zeer geregeld en met veel moeite toe; de Soldaaten moesten hunne wapens en voorraad op hunne hoofden draagen; en, indien mazeus vroeg genoeg gekomen was, zou hij waarfchijnlijk de Macedoniers verllaagen hebben. Doch dit was het bijzonder goed geluk van alexander, dat hij {leeds de grootfte gevaaren ontkwam. Twee dagen onthieldt zich deeze Held op de overzijde van den Tiger. Wanneer het Leger, op den derden zich gereed maakte om op te trekken, veroorzaakte eene Maansverduistering eene bijgeloovige ongerustheid Q 3 in. BOEK. IV. Hoofdft.  nr. BOEK. IV. GESCHIEDENIS in het Leger, welke nogthans gelukkig geene kwaade gevolgen hadt. De Soldaaten begonnen te morren en te klaagen, dat zij, om de eerzugt van één enkel Man te voldoen, op die wijze genoodzaakt zouden weezen tot de uiterfte eindpaalen der aarde te trekken, en dat zelfs tegen den wil der Goden, die hun het licht der Hemelfche Lichaamen weigerden. Maar de wichelaars verklaarden, dat de Maan het licht was, 't geen de Perfen begunftigde, terwijl de Grieken, in tegendeel, onder de befcherming der Zonne ftonden; en dat, derhalven, deeze verduistering de eerstgenoemden met een over 't hoofdhangend ongeluk dreigde ; deeze uitleg der verfchijnzels fmaakte den bijgeloovigen hoop, zij keurde dezelve goed, en hervatten hunnen moed. Ten deezen tijde werden 'er Brieven onderfchept, in welke dar i us, door belofte van groote gefchenken , de Griekfche Soldaaten poogde over te haaien om alexander te dooden. Maar die Vorst liet zich , op raad van parmenio, bij het Leger aan deeze Brieven niets gelegen leggen, d arius, die zich nu flegts op een afftand van zeven of agt mijlen bevondt, vaardigde tien zijner Bloedverwanten af, om den Macedo* nier nieuwe voorhagen van Vrede te doen, nog veel voordeeliger dan alle de andere. alexander gaf 'er op ten antwoord: dat darius met een verraadlijk voorneemen over den Vrede handelde ; dewijl hij , ten dien zelfden tijde alle middelen in 't werk ftelde om de Soldaaten van alexander  van OUD GRIEKENLAND. &47 te beweegen, dat zij hem van kant zouden helpen , en dat hij daarom bellooten hadt hem niet te bejegenen als een edelmoedig Vijand, maar als een laaghartig Moordenaar : en hij befloot met deeze belachenswaardige gelijkenis, dat de waereld zo min twee Heeren kon dulden, als twee Zonnen hebben. De Krijgsmagt van darius was gelegerd , digt bij het vlek Gaugamella, in eene groote vlakte, op eenigen afftand van Arbela, eene Stad van Asfyrie. alexander, eenigen tijd vertoefd hebbende om zijne benden rust te geeven, en de Legerplaats te verfterken, deedt hun alle reistuig afleggen, en trok, in ftrijd orde gefchaard, op de ter Jen ma. parmenio hem aanraadende' den vijand bij nagt te overvallen, om des te gemakhjker de zege te bevegten, verwierp alexander dien voorflag, met betuiging, „ dat hij bij nagt geene Overwinning wilde ftee'„ len;maar dezelve ophelderen dag,behaa„ len." Het Leger van dar 1 us bragt den nagt onder de wapenen door. alexander aan de Goden offeranden toegebragt hebbende, ging ter ruste, niet zonder zorgen: doch eindelijk in flaap gevallen, fliep hij zo vast dat hij moest wakker gemaakt worden, parmenio betuigde zijne verwondering bij den Vorst hoe het mogelijk kon weezen, dat hij zo volmaakt gerust en bedaard was, in oogenbhkken dat een zo gewigtige en beflisfende flag voor de deui ftondt. „ Hoe " , antwoordde alexan der, „ zou ik anders dan gerust weezen q 4 « daa ni. BOEK. IV. Hoofdft. alex ander verflaac darius biS Arbcla. C  III. SOEK. IV. Hoofdft. 548 GESCHIEDENIS „ daar ik zie dat de vijand gekomen is om „ zich in onze handen over te leveren ? " Terftond ichoot hij zijne wapenrusting aan, fteeg te paard, reedt door de gelederen , en wekte de Krijgsknegten op om hunnen voorheen bevogten roem ftaande te houden. Op zijn gelaat was bedaardheid en rustig vertrouwen te leezen. Het Leger van dar 1 us beftondt, volgens de gemeenst aangenomen begrooting, uit niet minder dan zes honderd duizend Voetknegten, en veertig duizend Ruiters: dat van alexander, telde niet meer dan veertig duizend Voetknegten , en tusfehen de zeven en agt duizend Ruiters. De Krijgsbenden waren tewederzijden in twee linien gefchaard, met de Ruiterij in de vleugels. Twee honderd wagens met fijzen gewapend, ftonden voor het Perfijche Leger, en darius bevondt zich in 't middenpunt der voorfte linie. alexander hadt zijne Boogfchutters voor zijn Leger geplaatst; en, om alle heillooze gevolgen eener omzettinge voor te komen:9 aan de tweede linie bevel gegeeven om zioh om te wenden, indien zij van agteren wérden aangevallen. , De Ruiterij begon den ftrijd. alexand e r's Ruiterbende door die des vijands aangetast, hadt werks genoeg om den eerften ichok te wederftaan : doch 't gelukte dezelve in 't einde, dien af te weeren. De Perfifche gewapende wagens werden vervolgens losgelaaten. Op deze lieten de Maccdonifche Boogfchutters een vlugt van pijlen affhorren, die de Paarden verfchrikte, wondde , en  van OUD GRIEKENLAND. 249 en veelen na de Perfen deedt te rug keeren, daar de Macedoniers, hunne gelederen openende , die op hun aankwamen , doorlieten. Onder den ftrijd vertoonde zich de wichelaar aristander, met eenen witten mantel omhangen, te midden der Macedonifche Krijgsbenden, en riep uit dat hij een Arend boven 't hoofd van alexander zag: dit voorteken der Overwinninge bezielde het Krijgsvolk met nieuwen moed. alexander rukte terftond voorwaard om aretus, die de Perfifche Ruiterij op de vlugt gedreeven hadt, te onderfteunen ; en met hem den flinker vleugel des vijands aantastende , brak hij 'er door heen, en kwam ter plaatze waar darius ftreedt. Hier op volgde een zeer bloedig en hardnekkig gevegt; de Soldaaten rondsom den Perfifchen Monarch weerden zich dapper te zijner verdeediginge. Maar den wapendraager diens Vorften gedood zijnde door een werpipiets van alexander zelve geworpen, hieven de Perfifche Soldaaten in dien vleugel, denkende dat de Koning zelve gevallen was, een jammerkreet aan, en begonnen, met fchrik vervuld, te wijken, darius, vreezende in 's vijands handen te vallen , zogt zijne veiligheid in de vlugt. Een deerlijke flachting werd 'er aangericht. Doch de flinker vleugel der Macedoniers, door parmenio aangevoerd, was in groot gevaar. Eene Perfifche Ruiterbende, daar door heen gebrooken, was tot de Legerplaats genaderd. Maar het Voetvolk, in 't midden der tweede linie, zich omkeerende„ viel deeze Ruiq 5 «■ ui. , B O E IC. iv. Hoofda.  in. BOEK. IV. Hoofdft. 050 GESCHIEDENIS terij van agteren aan, en deedt ze wijken. Het gevaar was hier mede niet geweeken. mazeus Hortte , met al het Paardenvolk onder zijn bevel, op hun neder, alexander, verwittigd van *£ gevaar, 't welk parmenio dreigde, keerde te rug van het nazetten des Perfifchen Monarchs , en kwam zijne eigene Krijgsmagt te hulp, hij geraakte handgemeen met de vijandlijke Ruiterij, die tot de Legerplaats was doorgedrongen geweest , en hier viel het hevigfte gevegt voor, alexander verloor zestig van zijne Lijfwagt; doch, in 't einde, werden de Perfen genoodzaakt te dijnzen. mazeus, de vlugt van darius verftaan hebbende, als mede de nederlaage der benden, die rondsom den Koning geftreeden hadden, was zo verflaagen op deeze tijding, dat hij het verder beftrijden der Macedoniers, door hem in groote wanorde gebragt, ftaakte. parmenio riep, op het bemerken van deeze verandering in het gedrag van mazeus, zijne bende toe dat de vijand door vreeze was aangegreepen , en dat ééne ftoutmoedige pooging hun van de overwinning zou verzekeren. De Macedoniers, hier door bemoedigd, rukten op den vijand met onwederftaanbaare woede aan, en deeden hem vlugten. Als alexander ontdekte dat de overwinning zich allerwegen voor hem verklaarde, keerde hij weder om darius na te zetten, dien hij verwagtte te Arbela te zullen vinden, waar het grootfte gedeelte van den fchat diens Monarchs was. Doch darius, zich daar niet veilig agtende, hadt die Stad, met den  van OUD GRIEKENLAND. a§i den onmeetlijken buit, aan de Macedoniër^ overgelaaten. In deezer voege eindigde de wijdvermaarde veldflag, waar in men zegt dat de Per/en drie honderd duizend man, en de Macedoniers niet meer dan twee honderd verlooren. alexander, den Goden , voor deeze groote overwinning, offeranden toegebragt hebbende, deelde rijke gefchenken uit onder de Krijgsbevelhebberen , die zich het best gekweeten hadden. Inzonderheid was hij voldaan over het gedrag der Griekfche Krijgsknegten; en beval, dat, te hunner belooninge, alle de Griekfche Steden in vrijheid gefteld, en alle foort van dwinglandsch beftuur, toen in dezelve ftand grijpende , zou afgefchaft worden. darius trok , ondertusfchen, de Rivier Lycus over, en vloodt na Media, over de bergen van Armenië met eenen zeer geringen ftoet vergezeld. alexander bezit van Arhela genomen hebbende, vondt in die Stad vier duizend Talenten gelds, (dat is omtrent zeshonderd duizend Ponden Sterlings,) en andere fchatten van zeer groote waarde. Van Arbela trok hij na Babyion, waar mazeus zich aan hem onderwierp en de Stad overgaf. De meeste Bahyloniers, onverduldig om hunnen nieuwen Opperheer te zien, gingen de Stad uit, hem te gemoete, alexander deedt zij• ne intrede aan 't hoofd zijns Legers. De wallen van Babyion, zo vermaard in de gefchiedenisfen, waren met aanfchouwers opgepropt, de Bevelhebber des Kasteels hadt in. BOEK. iv. Hoofdft,  » O E K. IV. »52 GESCHIEDENIS de wegen met bloemen laaten beftrooijen: en te wederzijden van den weg ftonden Altaaren, waarop de geurigfte reukwerken rookten. Onmiddelijk op den ftoet van a l e xander volgden de gefchenken voor hem gefchikt: onder deeze zag men veele wilde Dieren , als Leeuwen, Panthers enz. in hokken opgeflooten: naa deeze de Magi, lofzangen zingende; daar op de Cbaldeërs, de Wichelaars, de Speellieden en de BabyloniJcbe Ruiterij, alexander zat op een Wagen, omringd van zijne Lijfwagten , en trok zegepraalende de Stad door. Ken groot gedeelte van het geld , dat hij in Babyion vondt, deelde hij tot gefchenken aan zijne Soldaaten uit; ieder Macedonisch Ruiter ontving omtrent dertien Ponden Sterlings ; elk ander Ruiter omtrent vier- Ponden ; en ieder Voetknegt omtrent twee Ponden. . Naardemaal alexander veel fmaaks in Weetenfchappen hadt, bragt hij geen gering gedeelte van den tijd zijns verblijfs te dier Stede door in de verkeering met de Chaldeërs, die hem hunne keurige Starrekundige waarneemingen mededeelden. Vier en dertig dagen vertoefde hij in Babyion, waar de weelde en dartelheid den zetel gevestigd hadden, en niet weinig toebragten tot bederf zijner Krijgsbenden. In deeze Stad kreeg hij eene verfterking van nieuwe manfchap, hem door anti pa ter gezonden. De Macedonifche Held, in 't einde deeze Stad verlaatende , kwam in het zeer vrugtbaar Landfchap Sitacena. Om den geest des naijvers onder zijne Krijgslieden wakker te  van- OUD GRIEKENLAND. -253 te houden, {telde hij belooningen vast,welke uitgedeeld zouden worden aan de dapperften, door de Krijgsbevelhebbers , die getuigen geweest waren van de dapperheid,, door ieder hunner in de onderfcheide veldflagen betoond. Ook maakte hij eenige veranderingen in de Krijgstugt. Van daar toog hij na Sn/a, eene Stad in Perfie, en bereikte dezelve op den twintigften dag naa zijn vertrek uit Babyion. De Bevelhebber des Landichaps zondt hem zijn Zoon te gemoete, en volgde dien welhaast met een gefchenk vanr Dromedarisfen, en twaalf Olyphanten, welke hij alexander overleverde aan den oever van de Rivier Cboafpus , in de Gefchiedboeken zo vermaard wegens den aangenaamen fmaak haarer wateren, alexander , in Sa/a komende , vondt 'er vijftig duizend Talenten gelds, (meer dan 6,000,000 Ponden Sterlings ,) en andere kostbaarheden van onfchatbaare waarde. Eer hij Sufa verliet, lag hij, in de Stad , eene bezetting van drie duizend man , en duizend van zijne beste Macedonifche knegten. Te deezer Stede deedt hij sysigam» bis en de Kinderen van darius blijven; en fchonk aan die Vorftin eenige heerlijke purperen floffen, hem uit Macedonië gezonden. Alleszins bejegende alexander deeze Vorftin met zo veel ontzags als of zij zijne eigene Moeder geweest ware : zich zo verre zelfs naar de Perfifche zeden fchikkende, dat hij nooit in haare tegenwoordigheid ging zitten, eer hij daar toe verlof gekreegen hadt. alex- m BOES. IV. Hoofd».  III. HOEK. IV. Hoofdft. 2^4 GESCHIEDENIS alexander vervorderde zijnen weg na het Land der Uxii, waar hij, zijn gezag gevestigd hebbende, het grootfte gedeelte zijns Legers aan parmenio overgaf ; en geene dan ligtgewapende Krijgslieden met zich neemende, over het gebergte in Perfie drong, tot hij den doortocht van Sufa bereikte, ariobarzanes, met vier duizend man bezit genomen hebbende van de rotzen, die deezen doortocht dekken, deedt groote fteenen van boven nederrollen , die de Macedoniers verpletterden, en het onmogelijk maakten verder in te trekken t dit ftuitte hun in 't midden van hunnen overwinnenden loop. In deeze verlegenheid boodt een Griek aan , de Macedoniers , langs een heimlijk en onbetreeden pad, op de rotzen te brengen; alexander befloot van deezen dienst gebruik te maaken; en een groot gedeelte zijner bende met zich genomen hebbende, waagde hij dien aanflag. Doch zij ontmoetten ongelooflijke zwaarigheden en ontkwamen, ter nauwer noode, het gevaar van onder de fneeuw begraaven te worden. Ten laatften, egter, den top van 't gebergte beklimmende, en het grootfte gedeelte van 's vijands bende ziende, viel hij 'er op aan 9 en verfloeg het. Waarop craterus, aan den voet des bergs met de rest der bende gelaaten, bezit nam van den doortocht, en het overfchot des vijands op de vlugt dreef. Zich uit deezen gevaarlijken toeftand gered hebbende, zette hij zijn optocht voort na Perfepolis, de oude Rijkszetel der Perfifche Monarchen, de Hoofdftad huns Rijks * en  van OUD GRIEKENLAND. a$$ en waar een gedeelte der fchatten van darius was opgelegd. Naa het overtrekken van den Araxus, kwamen hem , niet verre van Perfèpolis omtrent agt honderd Grieken, allen Grijsaarts, te gemoete; zij waren, in vroegeren tijde,door de Perfen gevangen genomen en op de onmenschlijkfte wijze aan hunne Lichaamen verminkt. . Zij baden om de befcherming van alexander., die, hunnen deerniswaardigén toeftand ziende , zich niet van traanen kon wederhouden. jHij deedt alles om hun te troosten, en boodt de te rugreize na hun Vaderland aan. Maar de Grieken betuigden hem, dat zij, in dien verminkten en mishandelden ftaat, in Griekenland niet durfden verfchijnen: dat zij, daarenboven zich onmagtig vonden om de vermoeienis van eene zo lange reize uit te ftaan. alexander vergunde hun, om te zelfder plaatze, waar zij zich nu zo veele jaaren onthouden hadden, te blijven: naa elk hunner drie Drachmas, vier Osfen , en vijf ftel Kleederen gegeeven te hebben, gebood hij den Bevelhebber diens Landfchaps op het ftrengfte zorge te draagen, dat zij vervolgens van alle mishandeling bevrijd bleeven , en verleende hun ontheffing van alle belasting. De meeste Perfen verlieten Perfèpolis, op de aankomst van alexander , die aan 't hoofd zijns Macedonifchen Krijgsdroms ter Stad introk. De Soldaaten, zich te binnen brengende, dat de groote Heirlegers van Barbaaren, die in Griekenland zo veel verwoesting hadden aangericht, uit deeze Stad kwamen , werden door woedende wraaklust vervoerd, Ut. BOEK. IV. Hoofdft.  JJ!> BOEK. iv. Hoofdft. 2S6 GESCHIEDENIS voerd , en verdelgden de overgebleevene Inwoonders. De fchatten , in deeze Stad opgehoopt, overtroffen verre alle die tot dus lange alexander in handen vielen. Men zou zich veelligt verbeelden, dat alle de fchatten van Perfie hier verzameld waren i want behalven andere onnoembaare kostlijkheden , vondt men in 's Konings fchatkist, 16,000,000 Ponden Sterlings. Deeze Stad was met de daad de bron der Afiatifche weelde. Behalven de reeds gemelde hadt alexander verfcheide andere zeer rijke Steden vermeesterd, en, in 't bijzonder te Pajagardus alleen bijkans negen honderd duizend Ponden Sterlings gevonden. Terwijl alexander zich te Perfèpolis onthieldt, gaf hij een aanzienlijk gastmaal; benevens veele andere Juffrouwen bevondt zich op 't zelve eene Hofpop, t h a i s geheeten , geboortig van Attica. Te midden van het uitbundigfte der vreugde verklaarde deeze thais, onbefchaamd genoeg zeker, dat zij het voor een zeer groot geluk zou agten het vermaak te hebben om, met eigen hand, de vlam te fteeken in het Paleis van xerxes, den grootften vijand van Griekenland ,en den verwoester van Athene: alle de Hovelingen vonden grooten fmaak in deezen inval. alexander zelve juichte dien toe. Het geheele gezelfchap ftoof, dienvolgens, ter deure uit met ontftooke fakkels, ftaaken den brand in 't Paleis, welk heerlijk gebouw, in 't kort, ten prooij der vlammen werd. Eene buitenfpoorige dwaasheid, waar over alexander naderhand opregt berouw toonde. da»  Van OUD GRIEKENLAND. 257 darius hadt, omtrent déezèn tijd, Ec'batana , de Hoofdftad van Medie, bereikt. Van zijne verbaazend groote Krijgsmagt was hem nu niet meer overgebleeven dan dertig duizend man. Onder deezen waren vier duizend Grieken,, vier duizend Boogfchutters, en drie duizend Ruiters, onder het Bevelhebberfchap van bessus, Landvoogd van üactriana. De ongelukkige Monarch, zijné Krijgsbevelhebbers bijeen vergaderd hebbende , betuigde hun, op de aandoénlijkfte wijze, dank, om dat zij hem, in zijn lotwisfel, bijgebleeven waren, en niet , gelijk de rest verlaaten hadden: eene getrouwheid, waar voor de Goden hun zeker zouden beloönen, fchoon het misfchien nooit in zijn vermogen zou weezen zulks te doen. Hij verzekerde hun teffens, dat hij, niet hunne hulpe, nog den vijand het hoofd durfde bieden; dat hij, wat hem zeiven betrof, zich nimmer aan den Overweldiger zou onderwerpen; dat zij dè middelen ter verdeediginge in hunrte wapenen en in hunne dapperheid hadden. Dé meeste Krijgsbevelhebbers keurden dit heldhaftig befluit goed: hem betuigende dat zij den laatften druppel bloeds ten zijnën dienfte zouden ftorten. . Maar bessus hadt reeds eehe verraadelijke zamenzweering gefmeed met n abar z anes, den Overften der Ruiterij, om zich van darius meester té maaken, en hem, in gevalle zij Zo heftig werden nagezet dat 'er geen ontkomen was , aan alex.ander over te leveren, of,Wanneer zit ontkwamen , hem van kant te helpen, en de Oppermagt II. deel. R in BOEK. iv. Hoofdft. Zamenzwee» ring tegen darius.  III. boek. ! IV. Hoofdft. «AKIÜSOTn- i$% GESCHIEDENIS n handen te neemen. Om dit ontwerp door ;e zetten, haalden de verraaders een gedeelte yan hun Krijgsvolk over om in hunne maatregelen te treeden, door hun te beduiden, lat zij op 't punt Honden van door alix\nder overwonnen te worden, darius kreeg kundfchap van deeze zamenzweering 5 tn wij kunnen ons gemaklijk verbeelden welk 2ene verlegenheid hem hier over aanging, p a t r o , de Overfte der Grieken , een Man van ftrikte eerlijkheid , geërgerd over dit blijk van de laaghartigfte en trouwlooste verraaderij, hieldt bij darius aan, dat hij de zorg over zijn Peribon zou toevertrouwen aan zijne Griekfche Soldaaten , wier trouwe verknogtheid hij zo menigmaal ondervonden hadt. Doch darius wilde dien ftap niet doen, dewijl het tot fchande zou ftrekken van zijne eigene Onderdaanen, als hij zich in de befchutting der vreemden veiliger rekende. Deeze ongelukkige Monarch werd welhaast het flachtofler van zijne verregaande genegenheid voor de Perfen. De verraaders greepen den Vorst en voerden hem in eenen overdekten Wagen na Ba&riana. alexander, te Ecbatana komende, liet alle de fchatten door hem in Perfie gevonden, en die volgens de bereekening van s x r albo omtrent 22,500,000 Ponden Sterlings beliepen, in het Kasteel brengen. Hij gaf bevel aan parmenio dat hij met de Thtaciers en het overige der Ruiterij na Hircania zou trekken, en zond last aan clitus, dien hij te Sufa agtergelaaten hadt, om zich bij hem in Portint te voegen, alexander zet-  van OUD GRIEKENLAND. 259 zette ondertusfchen darius naa , die vijf dagen geleden Ecbatana verlaaten hadt. Aan den Caspiaanfchen doortocht genaderd zijnde , hieldt hij 'er dien dag en den volgenden ftil. Hier kreeg hij de tijding, dat d a r i ü s, naa het vertrek van deezen doortocht, door verraaders gevat was, en door bessus in ëen wagen wierd omgevoerd, alexander, vol verontwaardiging op deeze maare, verdubbelde den fpoed. De Barbaaren, fchoon veel flerker in aantal, hadden geen rnoeds genoeg om Hand te houden, doch vlooden , wanneer zij van 's Overwinnaars aankomst hoorden, b e s s u s beval darius te Paard te klimmen, om te beter de vijanden te ontvlugten. Dan die Vorst weigerde te gehoorzaamen , bes sus yerklaarende , dat de Goden voor hem een wreeker gevonden hadden in den Perlbon van alexander. bes sus en diens Medeftrijders, over dit antwoord verbitterd, fchooten hunne pijlen op hem los, en hem doodlijk gewond hebbende, namen, zij met hunne Krijgsknegten de vlugt, verfcheide wegen ter ontkominge inflaande. . De voorhoede van alexander'? Leger vondt darius in eene afgelegene plaats, in zijn wagen, op den oever des doods. Hij hadt nog kragts genoeg om eenig drinken te verzoeken; dit hem gegeeven zijnde door polistratus , een Macedoniër, liet hij, onder andere zeer beweeglijke gezegdens, zich op deeze wijze;hooren:,,Vriend, ^, het gevoel van mijn onvermogen om u. deezen vriendlijken dienst te beloonen, meet K 2 5, de BOBS. iv. . Hoofdii  ut BOEK. IV. Hoofdft. t)3°< aóo GESCHIEDENIS ,, de rrnat mijner ongelukken vol. " Hij ver* zogt hem alexander te verzekeren, dat hij ftierf met het dankbaarfte bezef van deszelfs buiten^etneene goedheid aan zijne Moeder, Vrouwe en Kinderen $ beweezen; dat hij de Goden fmeekte dat zij de wapenen van den Macedoniër met de overwinning wilden bekroonen, en hem tot Monarch der geheele waereld verheffen , en dat hij het aan de edelmoedigheid van dien Held overliet, wraak over zijnen dood te neemen op den verraadiijken moordenaar. Hier op de hand aan polistratus toereikende $ voegde hij 'er nevens: „ Geef hem uwe hand in mijn' „ naam, gelijk ik u de mijne geef, als het „ eenig teken dat ik hem nu van mijne hoog,, agting en dankbaarheid kan fchenken!"-—. Deeze woorden gefprooken hebbende blies hij den leevensadem uit. alexander, korten tijd daar naa' aankomende, werd met eene gevoelige fmerte aangedaan op het gezigt des mishandelden lichaams van darius, en ftortte een vloed van traanen. Hij deedt het lijk balzemen en zondt het sysioambis, ten einde zij het mogt laaten begraaven met al de Lijkftatie bij de Perfifche Vorften gebruiklijk. darius hadt nog geen vijftig jaaren bereikt en van die flegts zes geregeerd. Hij bezat een zagten en vreedzaamen aart. In hem nam het Perfisch Rijk een einde, naa twee honderd en zes jaaren geftaan te hebben , onder dertien Koningen: te weeten cyrus, de Grondlegger, cambyses, sm er dis, d ar) usdeZoonvan hystas- PISj,  van OUD GRIEKENLAND. 261 pis,XERXES de I.,ARTAXERXES LO ngimanus, XERXES de II., SOGDlAnus, darius NOTHUS, ARTAXERxes mnemon,ochus, ARSES,DARIUS codomannus. Het terfiscb Rijk beftondt voornaamlijk uit twee Volken zeer wijd van elkander in aart en zeden verfchillende. De Perfen 1; waren gewoon aan eene fobere en ftrenge 1 leevensvvijze, de Meden, in tegendeel, | verwiifd en Weelderig. De zeden der laatstij gemelden bedierven die der eerstgenoemden 1 binnen kort, en zij floegen beide over tot vermaakneemingen en praalzugt. Het bei' magtigen van [B tbylon door cyrus, bragtij zeer veel toe aan deezen verderflijken ommekeer ; dit verlchafte hem alle middelen tot weelde en overdaad. De Perfen verbasterij den dermaate van de oorfpronglijke deugd hunner Voorvaderen, dat zij van alle Vol1 ken op den Aardbodem-, bet meest aan weel1 de en dartelheid overgegeeven waren , en tevens de trotschte, wreedfte en trouwlooste. Voegt hier bij dat zij, naa de ongelukkige OHderneemingen van darius en xerxes tegen Griekenland, zich geheel aan werkloosheid en luiheid overgaven. De. Krijgstugt werd gansch en al verwaarloosd-:1 hunne magtige Legers betekenden dus niet 1 meer dan een verwarde menigte, geheel on|kundig van den Oorlog. De- Griekfche gehuurde Soldaaten maakten hunne beste Krijgsmagt uit, en memn on de Rhodier was hunbeste Veldheer. Het bevel over deeze Le1 gers werd ook niet toevertrouwd aan ervaar R 3 re- Ilr. BOEK. IV. Hoofdft;  III. BOEK. u ^ • goofdft. 33°De Spirlaantn .iort va n11 p A t e r 362 GESCHIEDENIS rene Bevelhebberen; maar aan Rijksgrooten, dié geene andere verdiensten hadden dait hunne hooge Geboorte of aanzien ten Hove. De Perfijcbe Vorften zelve in hunne Paleizen als opgeflooten , aan ledigheid en vermaak overgegeeven , lieten alle zaaken door de tusfchenkomst van hunne Gefneedenen en Vrouwen befchikken. De Opvoeding hunner Vorsten fhckte om hun ondeugend en zwak te maaken: want van hunne vroegfte jaaren niet gewoon iets anders dan de taal der vleierije te hooreri, werden zij, voor al hun leeven buitenftaat om goeden en heilzaamen raad te ontvangen : of daar van een gepast gebruik te maaken. Naar den lichaame verzwakt door verwijfdheid, en naar de Ziel door vleierij bedorven,ontbraaken hunne befluiten meestentijd wijsheid en hunne onderneemingen klem. V1J F DE HOOFDSTUK. Zaaken der Grieken, Macedoniers, en Ver[en, zints den dood van darius codomannus, tot dien van alexander den grooten. Laaten wij nu voor een oogenblik onze aandagt op Griekenland vestigen. 'De Lacedemoniers, hoorende dat antipater, met al zijne. Krijgsmagt, na Thracie was getoogen, oordeelden dit eene gunItige gelegenheid om het Macedonisch juk af 'ce werpen ; en vormden , ten dien einde, een'Eedverwantfchap met dé meeste Staaten van'  van OUD GRIEKENLAND. 063 van Peloponnefus. antipater keerde, zo - ras hij hier van kundfchap ontving, met allen mogelijken lpoed, te rugge, en voerde zijne benden tegen de Lacedemoniers aan. Het Leger der laatstgemelden bedroeg in 't geheel niet meer dan twintig duizend Voetknegten en twee duizend Ruiters; dat van ANTipater dubbel dit getal. Zij leverden flag. Beide de partijen ftreeden met mannenmoed. Doch antipater, zich gelaatende te vlugten , lokte, door dien Krijgslist , den vijand op ruimer grond, waar hij al zijne magt te vrijer kon gebruiken, en behaalde , in 't einde, de zege. Koning agis fneuvelde, terwijl hij kloekmoedig ftreedt, na het betoonen van veel dapperheids. De Lacedemoniers verlonren meer dan drie duizend man, en de magt van Sparta was hier door onherftelbaar geknakt, antipater meldde het nieuws deezer behaalde Overwinning aan alexander in de zedigfte bewoordingen , uil vreeze dat hij anderzins diens jalouzij mogt gaande maaken; en ftrafte, volgens last van zijnen Vorst, zommigen der voornaamfte berokkeners van deezen opftand. Eenige der Griekfche benden , omtrent deezen tijd, door aiexander afgedankt zijnde, werd de rest zijner Soldaaten, zich verbeeldende dat hij na Macedonië zou wederkeeren, op dit denkbeeld door vreugde vervoerd en ging terftond aan 't oppakkeu der reisgoederen en het laaden der wagens, alexander, ontroerd over deeze onver wagte opfchudding , liet zijne Krijgsbevel R 4 heb is. boes; V. Hoofdft.  IJl. T> O E K. y. Hoofdft. 264 GESCHIEDENIS hebbers zamenkomen , die zijne ongerustheid poogden te doen bedaaren, doorhem te verzekeren, dat zij gemaklijk de Krijgslieden tot hunnen pligt zouden wederbrengen. alexander oordeelde het, nogthans, noodig het geheele Leger te verzamelen, en eene Redenvoering voor 't zelve te houden, ■welke hij hun voordroeg op de voorzigtigfte enkoniligite wijze:hij prees tenhoogften de dapperheid der Krijgsbeveihebberen en Soldaaten , door, hunne dienften in top te heffen ; doch hun vertponende,' hoe het volftrekt noodzaaklijk was zijne behaalde overwinningen te bevestigen; en hoe het hem en zijne edelmoedige Soldaaten paste de verraading van b e s s u s te ftraffen; die zijnen Vorst_ verraaden hadt om hem van de eer dat hij hem fpaarde, te berooven : een ftuk van regtyaardigheid, 't welk hij ten fterkftq begeerde te volbrengen. De Krijgsknegten riepen terftond uit éénen monde , dat zij gereed waren hunnen Vorst, wervvaards hij hun heenen voerde, te volgen, alexander bragt hun daar op terftond in 't Land van Byrcunia , 't welk hij fchieli k te onderbragt: en , met gelijken fpoed vermeesterde hij de Marden, de Arii en verfcheide andere Vulken. Omtrent deezen tijd gal' tMBARZANES zich aan alexander over, die den Gefneedenen hagoas, den geweezenen voornaamen Gunlieiifiii van darius , roet zich bragt. — qüintus cuRTiuswil, dat toen ook thali^tris, de Koningin der Awazooneu, die zeer verlangde alexander té zien, hem een  VAN OUD GRIEKENLAND. zé$ een bezoek kwam geeven aan 't hoofd van drie honderd Vrouwen met fpeeren gewapend. Die zelfde Schrijver vermeldt ons, hoe deeze Vorftin , op 't oogenblik dat zij a l e x a n d e r zag, van haar Paard affteeg: doch dat zij, naa hem met veel oplettenheids bekeeken te hehben, niet kon nalaaten te betuigen , dat zijne geftalte geenzins aan zijnen roem beantwoordde. Zij gaf, des niet te min, haare genegenheid te verftaan, om, voor eenigen tijd de Vrouw van den Macedoniër te worden, ten einde hij bij haar een Kind mogt verwekken, om haar Koningrijk te erven, en dat alexander dit verzoek inwilligde. Maar, dewijl de beste Gefchiedboekers, en bijzonder arrianus geen gewag van dit voorval maaken, wordt.dit vertelzeltje van curtius, met reden, voor. een fabel gehouden. Zints 't gemelde tijdperk begint alexander zich in eene geheel andere gedaante, dan wij hem tot nog toe gezien hebben, te vertoonen. Van nu aan zette hij geene paaien aan zijne vermaaken en driften ; maar gaf zich, zonder eenige wedërhouding, toe in wellust en overdaad; en, naa betoond te hebben hoe hij verheeven was boven alle vermoeienisfen en gevaaren des Oorlogs, liet hij zich door de aantokkelingen des vermaaks vermeesteren. Zo waar is het, gelijk de Heer rollin opmerkt, dat eene al te groote maate van voorfpoed den Mensch te zwaar en ondraagelijk valt. Thans zwierf hij rond in een'' onafgebrooken kring van R 5 Spee- IIT. EOEiu v. Hoofdft. at. E sa Nij f. r vcanilert (irootlijks. in RCirag en zeden.  IIÏ. BOEK. V. Hoofdft. 266 GESCHIEDENIS Speelen en Feesten: met zijne Krijgsbevelhebbers bragt hij geheele dagen en nagten door, in 't gezelfchap van veele gevangene Vrouwen, die hem met zingen en andere Vrouwlijke bevalligheden vermaakten. Vervoerd door zijn goed geluk, en verblind door deeze betoverende Tooneelen„ begon hij de ftrenge en ftugge zeden der Macedonifche Koningen te verfmaaden , nam de kostlijke kleeding der Perfifche Monarchen aan, en dwong zijne Vrienden en Krijgsbevelhebberen , hoe zeer het hun mishaagde, zich op dezelfde wijze te kleeden. Ook wilde hij de praal en verwijfdheid der Perfi» fche Vorften navolgen. Hij hieldt in zijn Paleis drie honderd en zestig Bijzitten, en vorderde, dat allen, die in zijne tegenwoordigheid verfcheenen, voor hem ter aarde zouden vallen. Dit gedrag verwekte gemor onder zijne Krijgsbenden, en bovenal onder zijne oude Soldaaten, die verklaarden, dat alexander een Landvoogd van d a rius geworden was. Om een einde aan dit misnoegen te maaken, befloot hij zijn Leger tegen bes sus aan te voeren. Doch, eer hij. vertrok, beval hij dat al zijn eigen pakgoederen en die zijner Soldaaten op ééne plaatze zouden gebragt worden, waar hij met eigen hand den brand in zijn eigen ttak en begeerde dat zijne Soldaaten, zijn voorbeeld volgende, ook de hunne aan de vlammen zouden opofferen. Zij gehoorzaamden , doch met grooten wederzin: dewijl zij. dus al hunnen voorheen gemaakten buit verniel- den*  van OUD GRIEKENLAND. 26? den. Hier op ving hij zijne reis na Bactrïanazzn, en moest op dezelve veel gevaars en moeilijkheids lijden. Omtrent deezen tijd viel de vermeende zamenzweering van philotas voor. alexander lag dien Bevelhebber , den Zoon van parmenio, ten laste dat hij hem geen berigt gegeeven hadt van eene zamenzweering tegen hem gefmeed door zekeren d y mn ü s, die zich zeiven hadt omgebragt, op het tijdftip dat hij ttondt gevangen genomen te worden, philotas werd te regt gefteld, voor eene vergadering uk het ganfche Leger gekoozen, en, ondanks de fterkfte bewijzen, te zijner ontfchuldiginge, tot het ondergaan der felfte pijniginge verweezen. De heftigheid der pijne perfte hem niet alleen de bekentenis af dat hij zelve fchuldig was; maar zelfs dat zijn Vader in de zamenzweering deel hadt. Naar de wijze der Macedoniers werd hij daar op verweezen om gefteenigd te worden, dat 'er de dood op volgde. 'tls waar dat eenige bedrijven van philotas reden van ongerustheid aan alexander gegeeven hadden, en dat de trotsheid deezes Veldheers hem veele vijanden berokkend hadt, die ten zijnen ongelukke, meest allen zijne Regters waren. Doch het is onzeker of alexander weezenlijk geloofde dat parmenio fchuldig was; en ol de volgende behandeling, deezen Krijgsheld aangedaan, niet voornaamlijk ontftondt uil vrees voor de wraak deezes bekwaamer Mans, over het fchreeuwend onregt dien; Zoon aangedaan. Wat hier van ook zijr mo iir. BOEK. V. Hoofdft. 330philotasen r * r m en 1 o omsebragt. I  III. ÏO EK. v. Hoafdfi. i t \ t l i 068 GESCHIEDENIS moge, hij befloot, in weerwil van de ontelbaare en allergewigtigfte diensten, hem door dien ervaaren Krijgsoverften gedaan, deezen aan zijne rust en veiligheid op te offeren: met dit oogmerk vaardigde hij p 0 l yd a m u 's af na Media, waar parmenio toen het bevel voerde, met geheimen last aan den Landvoogd en de voornaamfte Bedienden. t Alle noodige maatregels genomen zijnde, gingen zij, aan welken de volvoering van dit werk was toevertrouwd, na p a r m e n i o, dien zij op zijn plein wandelende vonden en gaven hem een brief over, als van p h i l otas komende. De oude Veldheer begon terftond zeer zorgvuldig na den Koning te vraagen, en betuigde zijne hoogfte verwondering over den lpoed, waar mede deeze zijne vermeesteringen voortzette. Terwijl hij dus bezig was met alexander te prijzen, werd die eerwaardige Grijsaart, op last van dienzelfden alexander, lafhartig vermoord. Dit was het loon der uitfteekende diensten en onfchendbaare verknogtheid sens zeventigjaarigen Mans , die fteeds ïlexander den besten raad gegee/en hadt, en zonder wien de Krijgsverrigmgen van dien Held waarfchijnlijk nooit zo vel gedaagd zouden weezen : en deeze zo mdankbaare als ontmenschte daad fteunde Heen op een enkel vermoeden , door geene •lijkbaarbeid altoos onderfchraagd. Dit is en dier bedrijven, welke eene onuitwisch>aare ichandvlekke der nagedagtenisfe van lex and er doen aankleeven. alexander zette,ondertusfchen, bes- sus  van OUD GRIEKENLAND. 269 sus na; en moest opdien Tochtveele moeilijkheden lijden, veele Landfchappen doortrekken en veele gevaaren te boven komen. De tijding van zijne aannadering bewoog de Ba&riaanm, bessus, dien zij dus lange ftandvastig aangekleefd hadden, te verlaaten. be ss us moest, gevolglijk, de vlugt neemen ; en door een klein getal Krijgsknegten vergezeld, nam hij, de Rivier Oxus overgetrokken zijnde, de wijk in Sogdiana. alexander volgde hem derwaards: wanneer spitamenes, de medepligtige en vertrouwde van bessus, met de voornaamfte Krijgsbevelhebbers, eene zamenzweering tea;en hem maakten * hem greepen, met ketenen belaadden, en aan alexander overleverden. Deeze Vorst prees het gedrag van spitamenes ten hoogften; en zich tot bes sus wendende, was zijnetaal: „ Welke eene wreedheid , barbaarfcher dan die eens Tijgers,kon u aanzetten om uwe „ handen te zoedelen met het bloed van „ uwen Vorst, en hem van 't leeven te berook ven! " Toen leverde hij hem over aan axatres, den Broeder van darius,om hem den verdienden fmaad aan te doen; doch deeze ftraffe werd verwijld tot hij, in eene raadsvergadering van Perfen, zou te regt gefteld weezem In het nazetten van bessus pleegde alexander eene daad zo onregtvaardig en wreed, als wij ergens in de Gefchiedboeken aantreffen: daar hij alle de Inwoonders van eene kleine Stad* waar de Branchiden woonden, vermoordde, fchoon zij uit eigen be- wee- iii. B O E K. V. Hoofdft.  III. BOEK. V. Hoofdft. $ Gezamfchap der Scythen aariALÉXANDSR., 270 GESCHIEDENIS weeging zich hem overgegeeven en hem met de grootfte vreugdebetooningen ontvangen hadden. — Wat was oorzaak van deeze ongetergde onmenschlijkheid ? Het voorwendzei , dat de Voorvaders deezer Burgeren zich trouwloos gedraagen hadden ten opzigte van de Milefiers, door aan xerxes de fchatten over te leveren des Tempels van den Idumejcben Apollo, in de bewaaring der MiZefiers gefteld. 1 ^iePer en dieper drong de Macedoniër in Badnana, om nieuwe vermeesteringen te maaken. Dan te Jaxartes komende, werd hij aangevallen door een barbaarsch Volk : t welk van 't gebergte nederftortende eenigen zijner manfchap gevangen nam. alexander befloot hun uit hunne fchuilhoeken te verjaagen, doch werd met een pijl in zijn dije gewond en in zijne tent gebragt De Barbaaren, verbaasd over de dapperheid met welke zij hem hadden zien vegten, geloofden dat hij een God was, en zonden Gezanten om hunne onderwerping te betuigen. Meester geworden van Maracanda , de Hoofdftad van Sogdiana, trok hij voort, allerwegen verwoesting aanrichtende. In deeze Landftreeke ontving hij eene bezending van de Abianfibe-Scytben , een arm Volk dat zijnen hoogften roem ftelde in de handhaving des regts, en nimmer dan tot eigen verdeediging oorlogde. Zij lieten alexander weeten, dat zij zich aan hem onderwierpen, en hij nam hun diensvolgens onder zijne befcherming. Dan de Sogdiaanen en Baariaanea, inmiddels, op het aan- ftoo-  van OUD GRIEKENLAND. 271 ftooken van s v 1 t a m e n e s oproerig geworden, befloot alexander hunne trouwloosheid en die huns aanvoerders te ftraffen. Ten dien einde belegerde hij Cyropolis, de verstgelegene Stad in de Perfifche Heerfchappije , ham dezelve ftormenderhand in, en gaf ze der plunderinge over. Vervolgens floeg hij het beleg voor de Stad der Memaconiaanen, die vijftig zijner Ruiteren, hun met een vriendelijk oogmerk toegefchikt, gedood hadden. De Belegerden booden den hardnekkigften wederftand. Veelen der beste Soldaaten van alexander fneuvelden, en hij zelve ontkwam, ten naauwer noode, de verplettering van een nedergeworpen fteen. Naardemaal zwaarigheden alleen dienden om zijn moed aan te wakkeren, ging hij met meer gewelds dan doorgaans te werke, en kwam door eene gemaakte bres ter Stad in, alles te vuur en te zwaard verwoestende. Verfcheide andere Steden van Sogdiana onder* gingen het zelfde lot, ter ftraffe van den Verwekten opftand. Hier op liet hij een Stad bouwen aan den oever van de Jaxartes, en noemde dezelve Alexandria. Terwijl zijn Volk hier mede bezig was, zondt de Koning der Scyten, ontrust over deeze nieuwe vastigheid, een Leger om het werk te ftooren * en de Macedoniers te verdrijven: en, om deezen tijd was een fmaldeel na Maracanda tegen spitamenes gezonden , verflaagen. Dit bragt alexander eenigzins in verlegenheid ; doch hij nam terflond een kloekberaaden befluit, en Krijgsbenden bijeenverzarnelende , moedig- in. ZOEK. V. Hoofdft;  ■fit BOEK. V. HoofUfl. £72 GESCHIEDENIS digde hij dezelve door eene redenvoering aari om de Rivier Jaxartes over te trekken. Intusfchen kwamen twintig Afgezanten der Scythen in de tent van alexander, waar zij de bekende aanfpraak deeden door quintuscurtius opgetekend, welker bondigheid , rondheid en eenvoudigheid zo zeer bewonderd wordt, en misfchien het best opgellelde ftuk is in 't geheele werk van dien zwellenden Schrijver. Deeze Scytifche Afgezanten worden ingevoerd alexander in zeer duidelijke woorden aanfpreekende. Zij noemen hem, zonder eenige pligtpleegingen , Een Roover , die een Volk beoorloogde , 't welk hem nooit beledigd hadt. „ Gij, " luidt hunne taal, „ Gij, die pocht gekomen te „ zijn om de Roovers te verdelgen , zijt „ zelve de grootfte Roover van de geheele „ waereld. Gij hebt alle de Volken, door „ u teondergebragt, geplunderd. Zijn dee„ zen, die in de bosfchen leeven, niet ver„ fchoond van u te kennen en uwe gewel„ denaarij te voelen ? Indien gij een God zijt, behoort gij goed aan het Menschdorn „ te doen. Indien gij een Mensch zijt, past „ het u naar de voorfchriften van Rede en Menschlijkheid te luisteren." Op deeze aanfpraake antwoordde alexander zeer kort aan de Afgezanten , verklaarende, dat hij gebruik zou maaken van zijn goed geluk en den raad hem gegeeven. Hij volhardde, nogthans, in zijn voorgaande befluit, en voerde zijn Leger op vlotten over de Jaxartes. De Rivier ftröomde zeer fterk, en op den tegenovergelegenen oever ver-  van OUD GRIEKENLAND. 273 vertoonde zich een magtig Leger , gereed, om hem het landen te betwisten.. Groote moeilijkheid vergezelde dus dien overtocht; en de Macedoniers moesten den ftrijd aanvangen, eer zij behoorlijk geland waren. Dan alexander's goed geluk ontworftelde alle hinderpaalen. De Barbaaren , niet in ftaat om den aanval der Macedonifche Ruiterij te wederftaan, werden in wanorde gebragt en op de vlugt gedreeven. De roem deezer overwinninge op de Scythen behaald, deedt de Macedoniers voor onverwinnelijk houden. ALEXANDER Zich Van SïITAMENES willende ontflaan, keerde na Maracanda weder; doch spitamenes vloodt op zijne aankomst. De Stad Sogdiana geplunderd hebbende,vondt hij daar, onder andere gevangenen , dertig Jongelingen van eene buitengemeene fchoonheid, en wier kloekmoedigheid hem niet min bekoorde dan hunne welgemaakte leest: want zij betuigden des bereid te zijn, toen zij hoorden dat zij ter doodftraffe verweezen waren, alexander vroeg of zij lijfsgenaê wilden ontvangen , onder voorwaarde dat zij zich tot zijnen dienst zouden verbinden. Zij ftemden hier in toe, en dienden hem vervolgens met de grootfte getrouwheid. Van hier trok hij na Ba&ria, waar hij bes sus neus en ooren liet affnijden en toen na Ecbatana zondt. Hier werden de vier lichaamsdeelen des verraaders aan zo veele neêrgeboogene boomen gebonden, die losgelaaten hem vierendeelden. Omtrent deezen tijd ontving alexanII. deel. S der, ïir. BOEK. V. Hoofdft,,  fit) BOEK. V. SoofdftJ 274 GESCHIEDENIS der, uit Macedonië, eene verfterking van zestien duizend man: deeze bijftand ftelde hem in ftaat om het overige gedeelte van Sogdiana te onder te brengen ; in 't welk één eenige plaats, Petra Oxiana geheeten , het tegen hem uithieldt. Dit was een fterk kasteel, gelegen op een fteile rots, aan alle kanten, uitgenomen langs een fmal voetpad, ongenaakbaar, eri verdeedigd door eene magtige bezetting, welker Bevelhebber na geene voorhagen van overgave wilde luisteren. Een ieder, behalven alexander, zou het dwaasheid gekeurd hebben, den aanval van zulk eene plaats te onderneemen; doch het was zijn Zielsvermaak fchijnbaar ontebovenkomelijke zwaarigheden te boven te worftelen. Drie honderd zijner wakkerfte Soldaaten uitgekoozen hebbende, beval hij hun de rots, aan de toeganglijkfte zijde te beklimmen. Zij gehoorzaamden aan de bevelen van hunnen Koning ; doch omtrent dertig hunner verboren het leeven in dit beftaan, door van de fteilte neder te ftorten. De overigen bereikten, nogthans, met ongelooflijke moeite, den top, en gaven aan de Macedoniers beneden het afgefprooken teken , die voorts arimazus, den Bevelhebber der plaatze, de Soldaaten aanweezen, die post gevat hadden op den top der rotze boven hem: ten zelfden tijde hief het geheele Leger een vreugde - geroep aan. arimazus, verbaasd over de ftoutmoedigheid der Krijgsknegten van alexander, oordeelde de plaats niet langer houbaar, en boodt aan dezelve over te leveren, alleen bedingende, dat  van OUD GRIEKENLAND. 275 dat zijn leeven en dat der Bezettinge zou gefpaard worden. Maar alexander weigerde zulks; en de fterkte ingenomen hebbende, kruifigde bij den Bevelhebber aan den v voet van de rots. Toen bragt alexander het Land der Masfageten en Daheërs te onder. In dit gewest, op de jagt, door een Leeuw aangevallen , doodde hij dit woedend dier met éénen flag- Bij zijne wederkomst van Maracanda gaf hij een groot gastmaal. Op 't zelve meer dan gewoon verhit door de groote veelheid des wijns, pochte hij zeer op zijne gedaane Krijgsverrigtingen, die van zijnen Vader zeer verkleinende , ja zommige zijner daaden in een belpotlijk licht plaatzende. De oudfte Krijgsbevelhebbers , die onder philippus gediend'hadden, ergerden zich grootlijks aan dit gedrag des Konings; en clitus, die het leeven van alexander behouden hadt in den flag bij den Granicus, kon in 't bijzonder zijne verontwaardiging niet bedwingen. 'tis waar clitus bragt het te verre: want niet te vrede met de daaden van philippus tot den hemel toe verheeven en verre boven die van alexander gefteld te hebben, was hij onvoorzigtig genoeg om de gedagtenis van parmenio te verdeedigen, en , met niet weinig fcherpheids, ftil te ftaan op de bijzonderheden van den treurigen uitgang diens Veldheers ; en hij befloot'met aan te merken, dat de Krijgsbevelhebbers van alexander daaruit een voorbeeld mogten ontkenen , van S 2 het HL BOEK. V. Hoofdft. Moord vaii CLITUS.  10. BOEK* V. Hoofdft. 32ï. 276 GESCHIEDENIS het loon, 't geen zij voor gedaane diensten te wagten hadden, alexander, fchoon zeer verbitterd , bedwong zijne drift voor eenige oogenblikken, en beval clitus ter kamer uitte gaan. clitus ftondt op,hem dit woord toebijtende: „ Ik merk duidelijk „ gij kunt niet langer de gefprekken van „ vrije lieden hooren; en gij wilt liever on„ der flaaven verkeeren, die, bij alle gele„ genheden, gereed zijn om hulde te bewij„ zén aan uwen Perfifchen Mantel." — alexander, niet langer in ftaat om zich zei ven te bedwingen, greep een werpfpiets om clitus te dooden ; doch eenigen der gasten fchooten tusfehen beiden en voorkwamen zulks, terwijl anderen bezorgden dat clitus uit zijn oog geraakte. Doch kort daar op kwam clitus weder, zingende een liedje, zeer hoonende voor alexander: de verwoede Vorst fprong op , en doorftak hem met een werpfpiets; hem tegen den grond werpende, met deeze woorden : „ Ga dan heen en veréénig u met philip„ pus en parmenio! " Doch toen hij c l i t u s dood ter aarde zag liggen, voelde hij zich met fchrik bevangen over het gepleegde misdrijf, op de bedenking dat hij een' Man gedood hadt, aan wien hij zijn leeven verfchuldigd was, en dit om eenige onvoorzigtige woorden, in dronkenfchap geuit. Door leedweezen getroffen, wierp hij zich neder op het lijk van clitus, en de werpfpiets uit de wonde rukkende, wilde hij die in zijn eigén hart drukken. Maar zijne Vrienden beletten zulks, en brag- ten  van OUD GRIEKENLAND. 277 ten hem met geweld in zijne kamer. Daar bleef hij twee dagen lang op de vloer uitgeftrekt, weenende en klaagende , met oogmerk om zich uit te hongeren. Maar de Wichelaar aristander, onderfteund door de Wijsgeeren callisthenes en anaxarchus, bragt hem van dit voorneemen af. Deeze droeve gebeurtenis levert een zeer treffend bewijs op van de fchriklijke uitwerkzels der dronkenfchappe en des toorns, ons toonende van hoe veel aanbelangs het zij deeze allergevaarlijkite ondeugden te vermijden, welke al den roem der ichitterende daaden verdonkeren en dien grooten Vermeesteraar der Volken ten flaaf maakten. alexander, bijkans geheel geneezen van het grievend hartzeer , trok weder te veld, bragt een Landfchap op de grenzen van Scythia te onder, en nam met ongelooflijk veel arbeids bezit van de rots Choriana. Naa deezen tocht was her dat de Vrouw van spitamenes, te vergeefsch alle zagte middelen aangewend hebbende om hem te beweegen, dat hij met alexander vrede zou maaken , hem 's nagts ombragt, en het afgehouwen hoofd dien Vorst ter hand ftelde, die, geërgerd over zulk eene fchriklijke daad in eene Vrouwe, bevel gaf dat zij met fchande zou worden weggezonden. Zijn' weg verder voortzettende , overviel hem een fchriklijk onweêr, gevolgd van eene zo flrenge koude, dat meer dan duizend Soldaaten daar door omkwamen; en, indien alexander geen bevel gegeeven hadt tot het S 3 ne- III. BOEK. V. Hoofdft.  III B OE K. V. Hoofdft. ALEXANDER trouwt ROXANA. Befluit tot ielndhnAoOt te dringen. «78 GESCHIEDENIS nedervellen eener menigte van boomen, om 'er vuuren van te ftooken, zou het geheele Leger gevaar van 't zelfde elendige lot geloopen hebben. In het Land der Sneeën gekomen, werd hij op de eerbiedigfle en ftaatlijkfte wijze ontvangen door den Koning oxiartes, die hem een groot gastmaal gaf, op 't welke diens Dogter uoxana zich bevondt. Deeze bezat, bij eene uitgeleezene fchoonheid, eene groote maate van leevendigheid en vernuft; zij bekoorde den Macedonifchen Held in zulker voege , dat hij haar ten Vrouwe nam. Dan deeze Egtverbintenisfe was zeer tegen den zin der Macedoniers. alexander , onverzaadelijk in 't behaalen van overwinningen , befloot tot de Indien door te dringen: landen voor de rijkfte der geheele waereld vermaard. Met dit oogmerk beval hij , dat de fchilden zijner Soldaaten met zilveren plaaten ingelegd , de gemaliede kolders met goud vercierd en de mondftukken der paarden verguld zouden worden. Dan, eer hij op reis toog, befloot hij een reeds lang beraamd ontwerp daadlijk uit te voeren en zich door zijne Soldaaten Godlijke eere te laaten toebrengen. Ten dien einde gaf hij een allerheerlijkst gastmaal, waar toe hij zijn geheelen I lofftoet, Grieken, Macedoniers en Perfen noodigde. Na eenigen tijd aan tafel gebleeven te zijn, vertrok hij, waarop cleon, een der kruipendfte zijner vleieren, in gevolge der gemaakte affpraake , eene zwellende redenvoering begon , in welke hij uitweidde over de wondere  van OUD GRIEKENLAND. 279 re Verdiensten en heerlijke Krijgsbedrijven van alexander, met veel gezwets optellende de veelvuldige verpligtingen door hem gelegd op allen, die 'er zich tegenwoordig bevonden; en befloot dit alles met eenen voorflag om dien Held voor eene Godheid te erkennen : hier toe bijbrengende het voorbeeld van andere groote Helden onderhet getal der Goden geplaatst, als, hercules en bacchus. Hij betuigde het gezelfchap , dat hij, op alexander's wederkomst , de eerfte zou weezen, die hem als een God begroette en maande alle de andere gasten, boven al de besten en wijsten onder hun, aan, zijn voorbeeld te volgen. Met deeze laatfte woorden oogde hij op den Wijsgeer callisthenes, een Man zeer hoog geagt zo van wege zijne groote bedreevenheid in de weetenfchappen, als om zijne braave zeden, callisthenes, bemerkende dat de oogen des ganfchen gezelfchaps op hem gevestigd waren, ftondt op, en deedt eene aanfpraak, waar in hij, naa aangemerkt te hebben, dat de Vorst zelve, indien hij tegenwoordig geweest was, c l e o n nooit zou toegelaaten hebben, zulke lompe vleitaal uit] te flaan, verklaarde, dat, fchoon de Koning de hoogfte eer en roem verdiende , 'er, nogthans, een onafmeetlijk onderfcheid was tusfehen de eer, verdiend door den volmaaktften fterveling , en den dienst aan de Almagtige Goden verfchuldigd : dat tot den laatften geen leevend Mensch ooit geregtigd kon weezen, of zich dien Godlijken eertijtel kon aanmaatigen , voor hij de S 4 ilerf- III. BOEK. V. Hoofdft:  IH. SOEK. V. Hoofdft, 280 GESCHIEDENIS fterflijkheid hadt afgelegd : dat de handelwijze der Per/en, door cleon, als een voorbeeld bijgebragt, om veele redenen, hier niet kon gelden: dewijl het onmogelijk was dat de Overwonnenen immer aan de Overwinnaars de wet ftelden. alexander hadt, in een naastbijgelegen vertrek verborgen , alles, van woord tot woord, aangehoord : en kort daar op in de feestzaal wederkeerende, baden de Perfen hem terftond aan. callisthenes ondervondt weldra welk een loon hem voor zijne edelmoedige en rechtfchaape gevoelens werd toegelegd. Men hadt eene zamenzweering tegen alexa n d e r's leeven ontdekt, zekere h e rm 0laus was de voornaame aanlegger van 't zelve,en callisthenes, onder het getal der medepligtigen gerekend , om zijne vriendfehap met hermolaus , werd in de gevangenis geworpen , op de pijnbank gebragt; en hij hieldt, te midden van de pijnigingen , onder welke hij bezweek , zijne onfchuld, tot den laatften fnik , ftaande. Welk een fchreeuwende barbaarschheid! Dit voorbeeld van onregtmaatige wraak is een altoosduurende fchande in het Character van alexander. seneca noemt het met vollen regte, eene eeuwige oneere, en eene misdaad, die door de grootfte talenten en de fchitterendfte Krijgsverrigtingen niet kan worden uitgewischt: „ want '', voegt 'er die Wijsgeer bij ,, indien wij gewaagen, dat alexander duizenden van Perfen „ verflaagen, den grootften Monarch des „ aard-  van OUD GRIEKENLAND. 281 „ aardbodems, onthroond heeft \ dat hij tot ,, den Oceaan is doorgedrongen, zal altoos „ de herinnering hoe hij den onfc huldigen „ callisthenes vermoordde, ons voor „ den Geest komen, en die herinnering zal „ al den glans dier groote daaden verdon„ keren." Afgefcheiden van de heftige zugt tot het behaalen van overmeesteringen, zo woelende in het hart van alexander, hadt hij uit de fabelagtige overleveringen der Grieken geleerd, dat hercules en bacchus, beiden Zoonen van jupiter, hunne wapenen tot in de Indien gevoerd hadden: dit op zich zeiven was genoeg om hem tot het beftaan,van dezelfde onderneeming aan te zetten. Het gevaar en de moeite daar aan vast waren prikkels van bemoediging. Wij zullen niet onderzoeken in hoe verre zijn gedrag, in dit ftuk, te verdeedigen was ; maar durven wel zeggen, dat de waare roem nooit kan gelegen zijn, in het vermeerderen van de elenden des Menschdoms, reeds veel te menigvuldig door de onvermijdbaare lotgevallen deezes leevens; in het verfpreiden van verderf en verwoesting over het gelaat des aardrijks, en den vrede der waereldbewoonderen ongetergd te ftooren. Zo ras alexander in Indie den voet zette, deeden veele kleine Koningen hem hulde. Eén Volk, nogthans , hadt; moeds genoeg om zich tegen hem te verzetten; doch het kreeg in een flag van weinig belangs de nederlaage : en alexander , ten einde hij fchrik mogt verwekken bij aflen, die het S 5 in lil. BOEK, V. Hoofdft.  m BOEK. v. Hoofdft. S82 GESCHIEDENIS in den zin hadden hun voorbeeld te volgen, belegerde hunne Hoofdftad , en bragt, dezelve ingenomen hebbende, alle de Inwoonders om 't leeven. Hier op trok hij voort na de Stad Nyfus, die zich op genade overgaf. Thans hoorde men van niets anders dan van het dagelijks te onderbrengen van Steden, in weerwil van duizend zwaarigheden. Maar alexander kwam alle hindernisfen van natuur en kunst te boven, door het goed geluk, 't welk hem onaffcheidelijk vergezelde. Met een pijl gewond zijnde, bij 't beleg van een deezer Steden, Magofa geheeten, perste de pijn hem deeze optekenenswaardige woorden af. ,, De geheele „ Waereld noemt mij den Zoon van jupi„ ter; doch deeze wonde doet mij bezef„ fen dat ik nog een Mensch ben." Aan de Rivier Indus gekomen , trok hij dezelve zonder eenig bezwaar over: de noodige toebereidzelen tot dien overtocht waren gemaakt door ephestion, ten dien einde vooruit getoogen. De Koning deezer Landftreeke,taxilus, kwam hem te gemoete, gaf zich zeiven en zijne heerfchappij aan alexander over: „ weetende , (gelijk hij zich uitdrukte,) „ dat alexander „alleen om deEervogt."Door deezen Held, met die aanfpraak zeer gediend , gevraagd wat hij meest behoefde ? was zijn antwoord: „ Soldaaten ": dewijl hij een Oorlog moest voeren tegen twee nabuurige Koningen, a b isares en po rus, welke laatstgemelde over den vloed Hydaspes woonde en de magtigfte was. taxilus zondt vijftig Oly- t>han-  van OUD GRIEKENLAND. 283 phanten aan alexander ten gefchenke, die, ten dank, deezen Vorst veele gunstbetooningen bewees. abisares volgde het voorbeeld van t axilus, en zondt Gezanten om alle de Landen zijner heerfchappije onder de magt en befcherming van alexander te ftellen. Maar porus was een Vorst van te edelmoedige en verheevene beginzelen om zulk een laag en lafhartig fpoor te betreeden. alexander, verwonderd, dat, noch porus zelve, noch iemand in diens naam bij hem een bezoek kwam afleggen, zondt Gezanten , den Indifchen Vorst berigtende, dat hij hem fchatting moest betaalen, en in perfoon verfchijnen om zijne onderwerping te betuigen. porus antwoordde , dat, indien hij hem ooit kwam bezoeken, zulks met de wapenen in de hand zou weezen. Hier op toog alexander terftond na de Rivier Hydaspes, die zeer wijd, diep en fnelvlietend was: aan de overzijde vertoonde zich po» rus, aan 't hoofd eens magtigen Legers , gereed om hem den overtocht te betwisten : voor 't zelve ftondt eene reeks Olyphanten. Doch het gevaar om de Rivier over te trekken , verfchrikte de Macedoniers meest: want zij konden nergens eene waadbaare plaats vinden, alexander hadt, bij voorraad, een aantal vaartuigen in diervoege laaten maaken, dat zij uit elkander konden genomen en dus gemaklijk van de eene na de andere plaats vervoerd worden. Dewijl de Rivier vol eilandjes was, wierpen de jongfte en fterkfte Macedoniers zich in 't water, met gee- ne nr. BOEK. V. Hoofdft, ' A l E x a N- n e r trekt te, gen porus op , en overwint hem.  III. SOEK. V. Hoofdft. 284 GESCHIEDENIS jie andere wapenrusting dan hunne werpvfpietzen; en na een der Eilanden, door den vijand in bezit genomen , toezwemmende , maakten zij een groot gedeelte daar van af. Maar eene nieuwe verfterking tot bijftand der Indiaanen komende , vielen zij op de Macedoniers aan, bedekten hun met een vlugt van pijlen, zo dat zij genoodzaakt waren het Eiland te verlaaten en weder te rug te zwemmen, porus, die deeze fchermutzeling zag, was zeer in zijn fchik over den gelukkigen uitflag. alexander, zeer verlangende de Rivier over te trekken, nam zijne toevlugt tot eene Krijgslist. Hij gaf bevel om op verfcheide plaatzen in het Leger zodanig eene beweeging te maaken, als of hij daar eenen overtocht zou waagen. Door dit middel verdeelde hij de aandagt van porus, die onmiddelijk na deeze plaatzen toefchoot. alexander , ondertusfchen , het bevel over de Legerplaats met een gedeelte van het Leger aan craterus gelaaten hebbende , om dus den vijand in 't begrip te brengen , dat het geheele Leger den voorigen ftand behieldt, trok met het andere gedeelte af, en, zonder ontdekt,te worden, in booten over na een klein Eiland , digt met boomen begroeid. Een geweldig onweêr met zwaaren regen en fchriklijken donder vergezeld, in ftaat om elk, behalven alexander den overtocht te doen ftaaken, begunftigde denzelven. Terwijl hij in eene boot overvoer, zegt men dat hij zich deeze aanmerkelijke woorden liet ontvallen: „ ó „ Atbe,*  van OUD GRIEKENLAND. 285 „ Atheners, zoudt gij kunnen gelooven dat „ ik, om uwen lof te verdienen , mij gewil„ lig aan zulke groote gevaaren bloot itel!" Terwijl porus het oog gevestigd hieldt op craterus, die, door de beweegingen, welke hij maakte, eenen overtocht fcheen in den zin te hebben, bereikte alexander, zonder belemmering, den tegenovergeftelden oever , en fchaarde terftond zijn Leger in flagorde: het was niet meer dan zes duizend Voetknegten en vijf duizend Ruiters fterk. Alles werd tot het leveren van eenen flag gefchikt. porus, den overtocht van alexander verneemende . zond twee duizend Ruiters op hem af, aangevoerd door een zijner Zoonen. Maar alexander, dit fmaldeel met veel gewelds aantastende, verfloeg het grootfte gedeelte en onder 't zelve den Bevelhebber, porus, verwittigd van den dood zijns Zoons, en de nederlaage der Krijgsbende onder diens bevel , trok tegen alexander op met zijn geheele Leger, beftaande uit dertig duizend Voetknegten, drie honderd Wagens , en twee honderd Olyphanten, 't welk hij in flagorde aanvoerde met de Olyphanten voor op. alexander deedt verfcheide wendingen met zijne Ruiterij, om tijd te winnen, en de aankomst van zijn Voetvolk af te wagten. Wanneer hij, in ftede van het vijandlijk Leger rechtftreeks aan te vallen, duizend Boogfchutters afvaardigde om de Ruiterij van den flinker vleugel van vooren aan te tasten; hij beval cenus, zich fchielijk om te wenden, en de¬ ur.- 1011. V. Hoofdft.'  iii. 10 EK. V. Hoofdft. 327- 286 GESCHIEDENIS dezelfde Ruiterij van agteren te flaan ; hij zelve zou ze aan de zijde treffen. De Indiaanen, dus van alle kanten bezet, weeken en trokken te rug tot hunne Olyphanten. Intusfchen hadt het Macedonifche Voetvolk zich in den gewoonen Krijgsdrom gefchikt en trok aan op deeze vreeslijke dieren met [gevelde fpeeren. De Olyphanten, woedende door de gekreegene wonden, braaken door het digtst der Macedonifche Legerfchaaren heen. Maar alexander, 's vijands flinker vleugel in verwarring gebragt hebbende, bragt zijne Ruiterij, veel fterker dan die van porus, bij een, en verfpreidde met dezelve allerwegen fchrik en wanorde. De Olvphanten , thans zonder beftuurders , liepen heröm, en verpletterden alles wat hun ontmoette. In 't einde vormde het Macedonifche Vólk zich weder bij een , deedt een heftigen aanval,zo dat de reeds begonne wanorde onder de Indiaanfcbe Ruiterbende volkomen, en het meerendeel daar van verflaagen wierd. craterus, omtrent deezen tijd, de Rivier met de rest des Legers overgetrokken zijnde, viel op de vlugtende aan, en maakte onder hun eene groote flachting. De lndiaanen verlooren , in deezen flag, twintig duizend Voetknegten , en de meesten hunner Olyphanten waren gedood of gevangen, alexander's verlies bedroeg niet meer dan honderd en twaalf Mant porus, eene verbaazende dapperheid betoond , en eene wonde in den fchouder bekomen hebbende, moest ten laatften, als hij de volkomene nederlaage zijns Legers zag, op zijn Oly-  vanOUD GRIEKENLAND. 287 Olyphant vlugten. alexander, die hem gaarne wilde fpaaren, zondt taxilus, om hem te beweegen,dat hij zich zou onderwerpen. Maar porus, welverre van naar dusdanige voorflagente luisteren, riep uit zo als hij hem zag naderen: „ Is dat taxi lus niet, de ,, verraader van zijne Onderdaanen en van ,, zijn Vaderland f'Andere Krijgsbevelhebbers, derhalven, tot porus, met hetzelfde oogmerk afgevaardigd, haalden hem, in 't einde, met veel moeite over om zijne toeftemming te geeven, en alexander zelve ging hem te gemoete. por us hem met een fier en onverfchrokken gelaat naderende, antwoordde op de vraag des Macedoniers, „ Hoe hij be- „ handeld wilde worden." „ Als een „ Koning "! Eischt gij niets meer , vroeg alexander: en zijn wederzeggen was: „ Neen; dat woord behelst alles! " De overwinnende Held, verwonderd over deeze grootmoedigheid , liet hem in 't bezit zijns Rijks, hem alle tekenen van eere en hoogagting bewijzende, alexander beval op het flagveld eene Stad te bouwen, die hij Nicea noemde. Nog dieper de Indien intrekkende,bragt hij veele Volken te onder, alexander fcheen nu zich zeiven aan te merken als iemand, die van de Goden last hadt om bet Heelal in ketenen te kluisteren , en allen , die zijne magt wederftand booden, te verdelgen. Eindelijk tegen de Catbeaanen, een zeer dapper Volk, optrekkende, 't welk zich veréénigd hadt tot verdeediging hunner gemeene vrijheid , verfloeg hij 't zelve niet verre van eene lil. BOEK. V. Hoofdft.  III. BOEK. V. Hoofdft. a88 GESCHIEDENIS ne Stad, Vangala geheeten, welke hij innam en verwoestte. Hier trof hij de Brachmanen of Braminen aan, die in lndie , de Wijsgeeren en tevens de Bedienaars van den Godsdienst zijn; lieden door hunne Landsgenooten diep geëerbiedigd en hoog geagt. Deeze Brachmanen hadden eene zeer ftrenge leevenswijze. Zij dronken niets dan water, gebruikten geen voedzel dan wortelen en kruiden , bragten veel tijds door in het zingen van Lofzangen ter eere van de Goden , vastten dikwijls, bleeven altoos ongehuwd, en wanneer zij verzwakt of door ouderdom afgeleefd waren , verbrandden zij zich zeiven. cicero tekent verfcheide voorbeelden op van hun wonderbaar en taai geduld. Zij geloofden dat de waereld een begin gehad hadt en een einde hebben zou. Zij vormden het zelfde begrip als plato van de onfterflijkheid der Ziele; doch omhelsden de Leer der Zielsverhuizing. Wanneer die Wijsgeeren alexander zagen, ftampten zij met den voet op de aarde. Reden van dit hun doen gevraagd zijnde , onderrigtten zij deezen Vorst, dat niemand met de daad meer van deeze Hoofdftoffe kon bezitten, dan het kleine plekje gronds 'twelk hij vveezenlijk befloeg ; dat alexander van andere Menfchen niet verfchilde dan daar in,dat hij rustloozer en eerzugtiger was; en dat, wanneer hij ftierf, gelijk hij ééns zou moeten, hij geen grooter gedeelte van alle zijne vermeesteringen zou bezitten dan eenig ander mensen. — Een deezer Wijs- gee-  vak OUD GRIEKENLAND. 289 geeren, cal anus genaamd , ftemde op het ernftig aanzoeken van. alexander's Krijgsbevelhebbers toe , dien Prins op zijne Krijgstochten te vergezellen. — Deeze Wijsgeeren , maakten veelal gebruik van Zinnebeelden en gelijkenisfen om te beeter hunne meening te verdaan te geeven. Een der voornaamften onder hun wilde alexander een juist begrip inboezemen van den ftaat eens wijduitgeftrekten Rijks: ten dien einde liet hij eene groote drooge Osfenhuid op den grond fpreiden, en drukte met zijn voet alle de hoeken daar van den een naa den ander ; hij verzogt den Koning op te merken , dat hij, dat doende, de andere deelen van de Osfenhuid opreezen ; doch eindelijk zijn voet op 't midden zettende , hieldt hij de geheele huid vlak en te neder. Hier door wilde hij aanduiden, dat een Koning in 't midden van de Landen zijner Heerlchappije moest blijven, om alle opftanden en oproeren ïn de verst-afgelegene deelen te voorkomen; en dat hij nimmer zulke ver-afgelegene Krijgstochten moest onderneemen ais alexander toen voortzette. De Macedoniers, bemerkende, dat alexander , wiens oogmerk was nog verder door te dringen , de Rivier Hyphafus wildé overtrekken , konden hun misnoegen daar over niet langer bedekken. Zij klaagden dat hun Koning fcheen beflooten te hebben geen paal of perk te ftellen aan zijne Krijgstochten ; dat hij zich langs hoe verder van zijn Vaderland verwijderde, en geheel zich niet II. deel. ï fa- iri. b o e ra' .V- 1 IToofdft, De MicidtsS niers weigeren ALEXANDER vef- de-r te volgen.  m. bo EK. V. Hoofdft. üoo GESCHIEDENIS bekreunde over de groote gevaaren en de moeilijkheden waar aan hij zijne Krijgsknegten bloot ftelde. — alexander, dit morrend misnoegen verneemende, verzamelde het geheele Leger, en deedt eene lange aanfpraak, in welke hij hun poogde te beweegen om den Hyphafus over te trekken, hun voor oogen Hellende , dat tegenwoordig te rug te keeren, veel naar eene fchandelijke vlugt zou gelijken , dat al zijne hoop gevestigd was op hunnen moed en kloekberaadenheid, dat hij , van hunnen bijftand , zich eenen gelukkigen uitflag, in alle zijne onderneemingen , beloofde, en hun fmeekte zijne roemrijke inzigten, om de Krijgstochten van hercüles en bacci-ius na de kroon te 'fteeken, niet te verijdelen. Nogthans bemerkende, dat deeze zijne Redenvoering geen kragt deedt op de gemoederen zijner Krijgsknegten, die, met een bedroefd ftilzwijgen, het hoofd neêrgeflaagen hielden, riep hij uit: „ Hoe! niemand uwer geeft mij „ antwoord! — Dan ben ik verlaaten, ver„ raaden, en aan mijne vijanden overgele- „ verd. Het zij zo maar dan zal ik, egter, deeze Rivier overtrekken , al „ zou geen één enkel man van u mij verge„ zeilen. De Scythen en Baclriaanen, ge„ trouwer dan gij, zullen mij volgen wer„ waards ik hun geleide. Keert weder, 9, keert weder na uw Vaderland, lafhartige „ verraaders van uwen Vorst, en roemt'erop s, dat gij hem verlaaten hebt in 't midden van „ barbaarfche en vijandlijke Volken. — Wat 55 mij  van OUD GRIEKENLAND. 291 mij betreft ,ik zal hier de overwinning vin,, den, aan welke gij wanhoopt, of een „ roemrijken dood! " In fpijtvan deeze hartroerende aanfpraak, hielden Krijgsbevelhebbers en Soldaaten zich ftil. Eindelijk gaven zij door zugten en traanen den weedom hunner harten te kennen, zo dat alexander zelve zich van weenen niet kon onthouden, cenus naderde daar op den Throon, en zijn helm afneemende, bepleitte hij de zaak des geheelen Legers. Hij verzekerde alexander, dat de genegenheid zijner Krijgslieden te hemwaards niets verminderd was, dat zij gereed waren heen te trekken waarheen hij hun zou willen brengen; doch hij verzogt hem te willen luisteren na hunne ootmoedige voorhagen. „ Wij hebben, " vervolgde hij, „ alles ge„ daan wat Menfchen kunnen doen; wij heb„ ben Landen Zee doorreisd : wij zijn over„ winnend aan 't einde van ééne waereld „ gekomen,en gij vormt nog plans om eene „ andere te vermeesteren, ftaat het oog op „ deeze afgematten, op deeze met zo vee„ le wonden overdekten; het arm oveffchot van ons, dat zo veele gevaaren ontwors„ teld, zo veele moeilijkheden te boven ge„ komen is , heeft geen moeds genoeg ü „ verder te volgen. Wij allen wenfchert 3, hartlijk ons Vaderland weder te Zien ert „ daar de vrugten van onzen arbeid te pluk;, ken Vergeef deeze begeerte , welke de „ Natuur de harten van alle Menfchen heeft „ ingeplant. " Deeze woorden gingen vergezeld van het gefnik en de traanen des T 2 ge¬ ur. BOE!?; v. Hoofdft.  III. BOEK. V. Hoofdft. j«6. '»1I,EXHN- d e a in de Hoofdftad der Oxyilraceërsm leevensge- aas GESCHIEDENIS geheelen Legers , dat alexander hun. Heer en Vader noemde. De Krijgsbevelhebbers hielden bij hem om dezelfde zaak aan. Niettegen ftaande dit alles bleef hij onverbiddelijk , en floot zich alleen in zijn tent op, doch bemerkende, dat zijne Soldaaten, bij hun voorneemen bleeven volharden, gaf hij eindelijk bevel om weder te keeren. De maare hier van verfpreidde een ongelooflijke blijdfchap onder al het Volk; de Legerplaats wedergalmde van loffpraaken. Dan eer zij opbraaken, liet alexander twaalf Altaaren van eene buitengemeene hoogte oprichten , eene Legerplaats, veel grooter dan hij met de daad befloeg, affteeken, een bed van zeven en een halven voet lang in elke tent vervaardigen, en kribben van eene buitengemeene grootte. Door deeze buitenfpoorige toerustinge zogt hij de naakomelingfchap in den waan te brengen, dat hij en zijne manfchap in kloekheid van geftalte al de rest des Menschdoms overtroffen hadt. De noodige toebereidzels gemaakt zijnde, ging het Leger fcheep op eene Vloot van agt honderd Schepen en voer na de plaats waar de Hydaspes en de Ascejinus za« menloopen. Naa veel geleden te hebben van 't geweld deezer Rivieren kwam alexander in het Land der Oxydraceê'rs en Mallianen , twee ftrijdbaare Volken. Hun in verfcheiden ontmoetingen de nederlaage gegeeven hebbende, trok hij na de Hoofdftad der Oxydraceê'rs en belegerden dezelve. Hier was hij de eerfte, die den wal beklom; zijn Volk haast-  van OUD GRIEKENLAND. 293 haastte zich te zijner hulpe ; doch de ladders braken, en hij bleef alleen. Om de pijlen, die van alle kanten rondsom hem fnorden , te ontwijken, lprong hij in de Stad te midden van de vijanden. Hier liep zijn leeven het uiterfte gevaar. Hij zette zijn rug tegen den ftam van een grooten boom , weerde met zijn fchild de pijlen op hem gefchooten af, en met zijn zwaard de vijanden, die op hem aandrongen. In 't einde trof een pijl hem dermaate, dat de wapens hem uit de hand vielen. Een Indiaan, geloovende dat hij dood was, zogt hem zijne wapenrusting te ontneemen. alexander herzamelde zijne weinige kragten en doorftak dien ƒ«« diaan met een dolk. Inmiddels kwamen zijne voornaamfte Krijgsbevelhebbers toefchieten, deeden wonderen van dapperheid om hunnen Koning te behouden, en wederftonden alle de poogingen des vijands, tot dac de rest des Legers, de poorten overweldigd hebbende, ter Stad indrong,en alles wat hetzelve ontmoette te nedervelde. alexander. werd na zijne tent gebragt : doch daar de wondheelers genoodzaakt waren de wonde te vergrooten om 'er den pijl uit te haaien , bezweem hij onder deoze bewerking , en zijn Volk hieldt hem voor dood. Het leedt verfcheide dagen eer hij van deeze wonde herftelde. Zo ras hij in ftaat was om uk te gaan, vertoonde hij zich aan zijne Krijgsknegten, om hunne vrees en ongerustheid te verbannen. • De Oxydraceê'rs en Mailtanen zonden hem een Gezantfchap, uit niet minder dan honT 3 derd HL BOEK»' V. Hoofdft,  m. SOES. V. Hoofdft. »94 GESCHIEDENIS derd en vijftig perfoonen beftaande, die hem gefchenken bragten , beloofden 1'chatting te betaalen, en hem gijzelaars over te leveren. alexander nam deeze tekens van onderwerping aan, en fcheen genoegen te fcheppen in dit Gezantiehap. craterus nam dit gunftig oogenblik waar,om hem voor oogen te ftellen welk een i'chrik zijn laarstgeloopen leevens^evaar het Leger op den hals gejaagd hadt ; verzogt hem in 't vervolg zorgvuldiger te weezen voor een zo dierbaar leeven, en zijne dapperheid te befpaaren voor gewigtiger gevallen. Wij werden, " voegde, hij'er nevens, „ met fchrikbevangen op het „ enkel denkbeeld van het hachlijk gevaar, „ aan 't welk gij uw kostlijk leeven bloot„ ftelde in het beftormen van zo gering ee„ ne plaatze." — alexander, verheugd over een zo fpreekend blijk van de genegenheid zijner Krijgsbevelhebberen, omhelsde hun den een naa den ander, fprak hun aan op eene wijze, die al de grootheid' van zijne Ziel te kennen gaf. Hij verzekerde hun , dat hij het dankbaarst bezef van de herhaalde blijken hunner genegenheid omdroeg:,, maar," vervolgde hij, „ gij „ en ik denken zeer verfchillend over dit „ ftuk. Gij verlangt mijn gezelfchap langen „ tijd te genieten: dan ik waardeer het lee9, ven niet bij de langte van deszelfs duur, „ doch bij de gelegenheden , welke het mij „ verlchaft om roem te behaalen. Ik zou, „ 't is waar, mijne eerzugt kunnen omfchrij„ ven binnen de nauwe perken van Macedo„ «/>sen mijn keven in werklooze ledigheid ,3 door-  van OUD GRIEKENLAND. 295 „ doorbrengen: en ik beken mede, dat ik, „ mijne behaalde overwinningen en niet mij„ ne jaaren tellende, gezegd mag worden „ reeds lang geleefd te hebben. Maar zou „ het mij niet kwalijk voegen , dat ik na „ één Rijk van Europa en Afia gemaakt te „ hebben, cp zo edel een loopbaan ftil „ ftondt, of het pad des roems, 't geen ik „ bellooten heb altoos te bewandelen, ver„ liet ? Befcherm mij alleen voor laage ver„ raaderij , en huislijke vijanden , die de „ meeste Vorsten doen omkomen : voor 't „, overige zal ik mij zeiven bewaaren." De grootmoedigheid, welke in dit gefprek doorftraalt, duidt genoegzaam aan welk eene verheevene Ziel in den Macedonifcben Held huisvestte: en wat wij ook mogen denken van zijne eer, heerschzugt en vermeesteringen , het is onmogelijk zijne groote en verheevene gevoelens riet te bewonderen. alexander bragt vervolgens zijn Leger in het Land der Sabarceërs, die, fchoon een magtig Volk, met fchrik getroffen werden op zijne aankomst, en terftond hunne onderwerping kwamen betuigen. Zijnen weg vervorderende, kwam hij te Patala,wv3X hij eene fterkte en eene haven deedt aanleggen. Te deezer plaatze verdeelt zich de Indus in twee groote armen. Vervuld met een fterke begeerte om den Oceaan te zien , fcheepte hij hier zijn geheele Leger in op den regter arm der Riviere. Zo ras hij de Zeelugt vernam, fprong zijn hart van vreugde op, en hij verzekerde zijne Soldaaten, dat zij nu het einde huns arbeids bereikt en hunne KrijgsverrigT 4 tin- ra. BOEK. V. Hoofdft: ALEXAN- DE R hereikt den Oceaan, en ttckt vervolgens te rug.  III. SOEK. V. Hoofdft. 296 GESCHIEDENIS tingen tot de uiterfte grenspaalen der natuu> re voortgezet hadden. Zijne Vloot vond,t zich, ondertuslchen, in groot gevaar, door de Ebbe en Vloed van den Oceaan, die hun, van dit verfchijnzel onkundig, in de deerlijkfte verlegenheid bragt. alexander voer, nogthans, met een gedeelte van de Vloot voort, om de verbaazende uitgeftrektheid der Zee, die zich voor hem opdeedt, over te zien , ten laatften den Oceaan bereikende, bragt hij eene ftaatlijke offerande toe aan meptunüs. Naa in deezer voege , gelijk hij zich verbeeldde, zijne overwinnin,gen tot de verst-afgelegene deelen der aarde uitgebreid te hebben, keerde hij weder orn zich met het overige zijns Legers, in de nabuurfchap van Patala gebleeven, te vereenigen. Toen gaf hij, in goeden ernst, last om al het noodige tot de. terugreize te vervaardigen. Het beste gedeelte zijner Krijgsmagt Jcneepte hij in op de Vloot, over welke hij aan n e a 9 c h u s het bevel opdroeg; met de rest nam hij de reis over land na Babyion aan. n e a rc h us, genoodzaakt een gunftig jaargetijde af te wagten, verliet hdie niet voor het einde van Herfstmaand, alexander hadt, op zijnen tocht, veel te lijden van honger en delugtsgefteltenis; ja zo veel, dat drie vierde van zijn Leger, 't welk , volgens de begrooting van arhianus, ten tijde des yertreks, uit een honderd en twintig duizend Voetknegten en vijftien duizend Ruiters beftondt , onder den weg bleef, door flegt yoedzel en oyermaatige hette. Zij. moesten, ujt  van OUD GRIEKENLAND. 297 uit nood, hunne lastdieren flachten; en om de maat hunner rampen vol te meeten, greep eene vernielende pestkwaale het Leger aan. Zestig dagen gereisd hebbende, kwam hij , eindelijk in het vrugtbaar land Gedrofia, waar hij eenigen tijd ftil hieldt om zijn Volk te verfrisfen , en zijne Ruiterbende te herftellen, hij kreeg van de nabuurige Vorsten alle foorten van behoeften in ruimen overvloed. Zich thans op de grenzen van Perfie. bevindende , gaf hij zijnen Soldaaten de fchoonfte wapenrusting, en doortrok het Landfchap Carmania, niet zo zeer als een Overwinnaar, als wel als een andere bacc h u s, zich gelaatende de gewaande zegepraal van dien God, als hij, naa het vermeesteren der Indien, door Afie trok, na te bootzen. alexander. zat op een' wagen , getrokken door een gefpan van acht paarden , en vertoonde zich eetende en drinkende. Voor deezen wagen gingen verfcheide andere, waar van eenige met kostbaare tapijten behangen waren in de gedaante van tenten, en andere met takken van boomen bedekt, priëelen verbeeldende. Langs den weg vonden de Soldaaten groote vaten wijn, rijklijk van kraanen voorzien, waar van zij zo veel dronken als 't hun behaagde. Het ganfche Land weergalmde van den klank der fpeeltuigen en het gefchreeuw der Bacchanten, die op de wildfte wijze , met loshangende hairen, omzwierven. Deeze optocht, die niets dan dronke lieden vertoonde, duurde zeven dagen. T 5 NE- m BOEK.' V. Hoofdft. 325'  m BOEK. v. Hoofdft. 298 GESCHIEDENIS nearchus vervorderde, ondertusfchen, zijnen weg, het ftrand des Oceaans langs zeilende. Eindelijk landende op eene plaats , die, gelijk men hem berigtte, flegts vijf dagreizens was van die, waar alexander toen legerde, toog hij op weg om den Koning op te zoeken, en berigtte hem, dat de Vloot, omtrent welker lot deeze vrij veel ongerustheids begon te maaken , buiten allen gevaar was. nearchus, zijnen Vorst dit aangenaame nieuws medegedeeld hebbende , keerde na de Vloot weder, en zeilde den Euphraat op tot Babyion. Terwijl alexander zich in het Land Carmatiia onthieldt, ontving hij bezwaarende klagten over verfcheide Beftuurders der Landfchappen, die , vastgefteld hebbende dat hij nimmer zou wederkeeren om hun rekenfchap van hun gedrag af te vraagen, geduurende zijn afweezen , zich aan dwinglandij en af knevelen fchuldig gemaakt hadden, alexander het noodig keurende, door eene fpoedige handhaaving des regts, zich van de genegenheid der overwonnene Landfchappen te verzekeren , liet alle de Landvoogden, die van verdrukking befchuldigd en des overtuigd werden, benevens allen, die hun als werktuigen tot het pleegen van geweld ten dienfte geftaan hadden, met den dood ftraffen. Welk een geluk voor den Staat, wanneer de Vorst het zwaard, 't geen hij niet te vergeefsch draagt, gebruikt om de verdrukkers zijner Onderdaanen te ftraffen, en wraak te neemen op alle de werktuigen van dwinglandij en onregt! Wan-  van OUD GRIEKENLAND. 299 Wanneer alexander te Pafagarda , eene Stad van Perfie, kwam, ontmoette hem orsinüs, Bevelhebber diens Landfchaps, een Man, die onmeetlijke rijkdommen bezat, en den Koning een groot aantal rijke gefchenken bragt: onder deeze waren veele fchoone Paarden , Wagens met goud vercierd, verfcheide {lukken kostlijk Huisraad, gouden Vaten en vier duizend Talenten Zilvers. Behalven deeze gefchenken aan den Koning,toonde orsinus bewijzen van zijne milddaadigheid aan alle de voornaamfte Bedienden van alexander , uitgenomen den Gefnedenen ba go as, 's Konings eerfte Gunfteling, dien hij met de uiterfte verfmaading aanzag. Dienaars, die de Vorsten gebruiken als werktuigen ter boeting hunner vuilfte lusten, hebben altoos Zielen zo vuig als hun ftaat, en zijn bekwaam om de heiligfte pligten aan hunne laage gevoeligheid op te offeren. Deeze fchaamtlooze Gefnedene liet geene middelen onbeproefd om orsinus bij den Koning verdagt te maaken, hem fteeds befchuldigende van verraad en rooverij. Niet te vrede met lastertaal tot dit fchelmsch oogmerk te bezigen, maakte hij eenigen van die tot het gevolg van orsinus behoorden op, om ten gelegenen tijde, befchuldigers van hunnen Heer te worden. Naa, door deeze ftreeken, alexander's gemoed met vermoedens tejren zijnen Onderdaan vervuld , en dus listig voorbereid te hebben om geloof te flaan aan de zwaarfte befchuldigingen tegen hem, verklaagde hij hem, ten laatften , bij den Koning als den IS BOEK» v. Hoofdft.  m. BOEK. v. Hoofdft. Dood van en Wijsgeer AtANUS. 300 GESCHIEDENIS den Man, die de Begraafplaats van cyrus geplunderd hadt, waar alexander, ia ftede van de groote fchatten, die hij daar verwagtte, niets vondt dan een fchilden eenige wapenen. De Magt, aan welken de bewaaring der Begraafplaatze was toevertrouwd geweest, werden te vergeefsch gepijnigd, bagoas haalde, in 't einde, de door hem omgekogte lieden van orsinus over, om hunnen Meester te befchuldigen dat hij deeze fchatten geftoolen hadt. orsinus werd hier op gegreepen, en, zonder hem gelegenheid te geeven om zich te verdeedigen, van kant geholpen. Een fpreekend voorbeeld , 't welk de Vorsten leert hoe zorglijk het is, zich ligtlijk te laaten voorinneemen tegen een hunner Onderdaanen of Afhangelingen, door de misleidende ftreeken hunner Gunftelingen. Terwijl alexander zich te Pafagarda. onthieldt, werd de Eramin calanus, die deezen Vorst op veele zijner tochten gevolgd was, door een hevige pijn in de ingewanden aangetast, zo dat hij befloot een einde aan zijn leeven te maaken: op het ernftigst aanhouden , verwierf hij eindelijk verlof om eene houtmijt te mogen laaten toeftellen, waar op hij zich zeiven zou verbranden. Na zijne Gebeden tot de Goden uitgeftort en andere plegtigheden in zijn land gebruiklijk, verrigt te hebbed, omhelsde hij zijne Vrienden, verzogt hun den dag in feesthouding door te brengen, en zich met alexander vrolijk te maaken, waar op hij welgemoed den houtstapel opftapte en in de vlamme ftierf. al ex- an-  van OUD GRIEKENLAND. 301 ander, Het, overeenkomstig met het verzoek van calanus,zijne Vrienden bijeenkomen, en een eerprijs gefteld hebbende voor hem, die het meeste zou drinken, gaf het geheele gezellchap zich dermaate toe in overdaadig zuipen , dat één-en-veertig het beftierven. Welk een gedrogtlijk fchouwfpel (*)• Wanneer alexander Perfepolus bezogt, fmertte het hem ten zeerften , die fchoone Stad verbrand te hebben. Van Perfèpolis trok hij na Sufa, waar de Vloot en het Leger elkander aantroffen. In deeze Stad nam alexander de oudfte Dogter van darius, s t a t 1 r a , ter Vrouwe, en fchonk de jongfte aan zijn Vriend ephestion. Zijne voornaamfte Bevelhebbers volgden dit voorbeeld en trouwden de Dogters van de edelfte Perfen. alexander gaf een groot gastmaal aan alle de nieuwgetrouwden , op 't welk men wil, dat negen duizend gasten tegenwoordig waren. De Koning befloot, te deezer gelegenheid , alle de fchulden zijner Soldaaten kwijt te fchelden, eene edelmoedigheid alexander waardig: want die fchulden bedroegen tien duizend Talenten. Hij wilde zelfs niet dat elk de bijzondere fchulden zou openleggen, Toen de Soldaaten , in den beginne, twijfelden aan de opregtheid van 's Konings oogmerken, uitte hij (*) De overwinnaar, in deezen veragtlijken ftrijd, was zekere promachus. Men zegt dat hij, op dien tijd, veertien mingelen wijns dronk; en deeze icna». delijke zege flegts dtie dagen overleefde. 111. BOEK.' V. Hoofdft.' ALEXANDER trouw* STATI»A,  III. E.O EK. v. Hoofdft. rH"A RPAlüS vlugcua Athintt gas GESCHIEDENIS hij deezen braaven ftelregel: „ Het voege „ eenen Vorst niet het gegeeven woord aan „ zijne Onderdaanen te breeken , en het „ voegt den Onderdaanen geenzins de op„ regtheid der betuigingen van hunnen Op- perbeer te verdenken"; Terwijl alexander zich te Sufa ophieldt, vervoegde zich dertig duizend jonge treffen bij hem, die de plaats der afgematte en oude Soldaaten vervulden. Zij waren allen van eene rustige en fterke geftalte en werden naar de Macedonifche wijze gewapend en op den Oorlog afgerigt. De Koning zag ze, en was wonder voldaan over 't heerlijk vertoon deezes nieuwen Legers. harpalus, door alexander als Bevelhebber te Baby Ion gelaaten, hadt, op de buitenfpoorigfte wijze, de onmeetelijke rijkdommen zijner bezorginge toevertrouwd* verkwist, zich aan allerlei weelde en dartelheid overgeevende, op de veronderftelling dat a l e x a n d e r nimmer zou wederkeeren oin hem rekenfchap af te vorderen. Doch, in 't einde, kennis krijgende van diens aankomst , van de ftrengheid waar mede hij andere pligtfchendige Landvoogden behandeld hadt, verliet hij zijn post, en vertrok, vijf duizend Talenten, het overfchot zijns voorigenrijkdoms,met zich neemende, na Athene. De om geld dienende Redenaars booden hem, zo ras hij daar kwam, hunnen dienst aan. harpalus, bemerkende dat phocion grooten invloed op het Volk hadt, wilde hem zeven honderd Talenten fchenken. Maar-deeze deugdzaame Gemeenebest- gg-  van OUD GRIEKÈNL AND. 303 gezinde verwierp dit aanbod met verfmaading, en verzogt. hem af te laaten van zijne Medeburgers met geld om te koopen. Dit was de eerfte keer niet, dat phocion blijk gegeeven hadt van zijne belangloosheid en opregtheid. Met dezelfde grootheid en ftandvastigheid van Ziel hadt hij de aanbiedingen van philippus en alexander verfmaad. harpalus beftondt het desgelijks ,demosthenes,door omkooping, op zijne zijde te trekken ; doch deeze was, in den beginne, ookbeftand tegen zijne aanbiedingen : maar, op zekeren dag, een kostbaarekop, die eertijds aan een der Perfifche Koningen behoord hadt, en nu in 't bezit van harpalus was, zeer bewonderende, zondt deeze hem die kop met twintig Talenten, de waarde daar van, den eigen avond, ten gefchenke. Het -Volk hier van de weet krijgende, ontftak in zulk een heftige vlaag van woede tegen demosthenes, dat hij, om de uitwerkzels van hunne ongenade te ontwijken, Athene in aller ijl verliet, en, tot eenigen tijd naa den dood van alexander in ballingfchap bleef, zich meest te Trezené, onthoudende. Naar het gevoelen van pausanias, is het bij lange niet beweezen , dat demosthenes met de daad voor deeze verzoeking van harpalus bezweek. alexander, ondertusfcben , begeerig om nogmaals zijne oogen met de befchouwing des Oceaans te verlustigen, zakte de Rivier Elea af: en de Perfifche golf tot den mond van den Tiger langs gezeild hebbende, voer hij III. BOEK» v. Hoofdft.  m. Doe e. V. Hoofdft. 304 GESCHIEDENIS hij deeze Rivier op tot de Legerplaats. Brj zijne wederkomste. liet hij aankondigen, dat de zoodanigen. onder de Macedonifche Krijgsknegten, als de vèrmoeienisfen des Oorlogs niet langer konden verduuren, na Griekenland mogten wederkeereri. De Soldaaten gaven eenen ongunftigen uitleg aan deeze toegeevenheid des Konings, geloovende dat hij ten oogmerke hadt den zetel zijns Rijks in AJie, in ftede van in Macedonië * te vestigen, en de handen ruim zogt te krijgen van de Macedonifche knegten , die bij hem agter ftonden, nu hij zo onlangs nieuwe Perfifche gekreegen hadt. Op deeze gedagten in woede ontftooken,- zogten zü, eenigzins aan 't muiten ftaande , hunnen Koning, op, hem toevoegende, dat,daar hij geen belang meer ftelde in zijne Macedonifche knegten, hij ze allen wilde ontdaan: dewijl zij geen voorneemen hadden hem langer te dienen. Zulk een naar oproer fmaakend voorftel maakte alexander's gramfehap gaande , en hij beval dat dertien der voornaamfte belhamels terftond zouden gevat en met den dood geftraft worden. Dit voorbeeld van ftrenge gezag-oefening verbaasde de rest, zodat zij niet durfden opzien , of een enkel woord uitten, alexander hier op den Regterltoel beklimmende , verweet hun, op een zeer fcherpe wijze, de veelvuldige goedheidsblijken en gunfteri hun betoond, en befloot met deeze woorden : ,, Gij verzoekt uw „ ontflag,--lk geef het u, — Gaatheen,— „ en vermeld de waereld, dat gij uwen Ko„ ningaan de genade der overwonnene Vol- ,, ken  van OUD GRIEKENLAND. 305 „ ken hebt overgelaaten; —■ Volken, dié „ meer verknogtheids aan hem betoonen dan ,, gij. " ! Dit gezegd hebbende, begaf hij zich in zijne tent. De Macedoniers, hunne dwaasheid bemerkende , borsten uit in traanen en jammerklagten, fnelden na de tent des Konings , wierpen hunne wapenen neder en beleeden fchreienden hunnen roisllag. alexander hun, in deezen verlegen toeftand ziende, kon zelve zijne traanen niet bedwingen: en te voorfchijn treedende, betuigde hij dat hij hun in zijne vriendfehap weder aannam. Toen ontfloeg hij allen , die niet langer irt ftaat waren om de wapenen te draagen : zij ontvingen rijke gefchenken, en hij gaf last dat de eerfte zitplaatfen in alle openbaare Spelen voor hun bewaard zouden worden. craterus kreeg bevel om ze t'huiswaards te lijden , en werd, ten zelfden tijde , benoemd tot Landvoogd van Macedonië , irï ftede van Antipater, dien alexand e r , in gevolge van het ernftig aanhouden zijner Moeder, die hem geftaadig lastig viel met befchuldigingen tegen deezen Bevelhebber , bij zich wilde hebben. Van daar na Ecbatana in Medie voorttrekkende, hieldt hij veele Spelen en Feesten , op welken het geheele Hof zich aan de grootfte buitenfpoorigheden in 't drinken overgaf. Deeze ongeregeldheden kwamen ephestion, den Boezemvriend van alexander, dien hij zijn ander lk gewoon was te noemen, op het leeven te ftaan. Vermids deeze ephestion zedig en goed-» II. deel. V aar- Hl. b o e %'i V. Hoofdft; ep hes-* n 8 n fterft. sa*  nr. SOEK* V. Hoofdft. 306 GESCHIEDENIS aartig was, en hij van zijnen invloed op a le xander met groote omzigtigheid gebruik maakte, werd zijn dood algemeen betreurd. De Macedonifche Held zelve, gaf zich, zijne hoogewaardigheid vergeetende , over aan tederfte aandoeningen der Vriendfehap , en fcheen gansch troostloos. Om zijne droefheid te verzetten, ondernam hij een' Krijgstocht tegen de Cos/eiaanen , een ftrijdbaar Volk, en keerde, 't zelve te ondergebragt hebbende, na Babyion. Eer hij tot die Stad inkwam, waarfchouwden hem ,de Starrekijkers en de Chaldeeuw fche Waarzeggers, dat een groot ongeluk zijn leeven dreigde, in gevalle hij zich in die Stad begaf. Deeze aankondiging ontftelde in 't eerst alexander grootlijks: maar de Griekfche Wijsgeeren op de beginzelen van anaxagoras hem de dwaasheid der Starrewichelaarije getoond hebbende , trok hij, terftond, met zijn geheele Leger na BabyIon, Doch hij hadt nog eene andere beweegreden, welke hem aandreef om zich na die Stad te haasten, naamlijk, om daar de hulde te ontvangen van veele Gezanten , derwaards uit verfcheide Koningrijken der waereld tot dat einde gekomen. Hij deedt zijne intrede te Babyion, met de grootfte pragt, die men zich kan verbeelden. Hij ontving, met veel ftaatlijkheids, en genoegen de gelukwenfchingen van alle de Afgezanten ; doch bijzonder die der Staaten van Griekenland. Wanneer de Afgevaardigden van Corinthe hem de vrijheid hunner Stad aanbooden, kon hij niet nalaaten te glimpla- chen  van OUD GRIEKENLAND. 307 chen oVer de zonderlingheid van zulk eene aanbod aan zo magtig een' Vorst. Maar, wanneer men hem onderrigtte dat dit voorregt nooit voorheen aan eenigen vreemdeling, dan hercules alleen, was opgedraagen, ontving hij 't zelve met blijdfchap. Naa dit alles toonde hij zich meest bezorgd om de Lijkplegtigheden van zijn Boezemvriend ephestion te volbrengen: deeze gingen gepaard met zo veel pragts en grootsheids dat zij alles, wat immer van dien aart in de waereld vertoond was, overtroffen. Hij liet de kundigfte Bouwmeesters van alle oorden bijeenkomen, en befteedde groote moeite in het effen maaken van den grond, waar hij een Gebouw ter eere zijns Vriends oprichtte. —• Dit gevaarte beftondt uit een vierkant van dertig afdeelingen, in ieder van welke een gelijk Gebouw was, op de pragtigtte wijze overdekt en vercierd- Vooraan vertoonden zich twee honderd en veertig voorftevens van Schepen, op welken de beelden van Boogfchutters en Krijgslieden geplaatst waren, ieder zes en een 'halve voet hoog. De tusfchenruimtens waren behangen mee purperverwigen {toffe. Boven de voorftevens was een rei toortzen vier en twintig voeten hoog, vormende eene foort van Colonade, vercierd met drie en vijftig kroonen van goud. De Capittels van deeze Colonade, waren gedaantens van Arenden. Boven deeze Colonade verhief zich eene andere verbeeldende een Jagt-partij. Nog hooger eene die den ftrijd der Centauren vertoonde. Hec dak des Gebouvvs pronkte met Zegetekens en V 2. Lijk- BO E K.i V. Hoofdft. Eere hem be-' veezen.  III. BOEK. V. Hoofdft. 308 GESCHIEDENIS Lijkbusfen; op de daklijst ftonden gedaantens van Syremen , waar in Muzijkanten bedekt zaten, die droeve lijk zangen, ter eere van den overledenen, zongen en fpeelden. Dit Gebouw was meer dan twee honderd voeten hoog, en de geheele koste van deeze Lijkftatie beliep omtrent 1,500,000 Ponden Sterlings (*). ' Welk eene dwaasheid zulk een verbaazenden fchat, door den arbeid en moeite der nutfte Onderdaanen zamengebragt, tebefteeden in een ijdel vertoon. Doch alexander, niet voldaan met alle deeze merktekenen van eere, beweezen aan de gedagtenis van zijn geliefden ephestion , befloot hem offeranden als een God toe te brengen; en zulks op 't gezag eens antwoords der Godfpraake van jupiterammon: om't zelve te verkrijgen, was een gefchikt perfoon met de noodige onderrigtingen afgevaardigd. De Koning zelve ging voor: en om dien te behaagen, werden overal Tempels ter eere van ephestion opgericht; en aan diens Godlijkheid te twijfelen werd voor een misdaad gerekend. Naardemaal Baby Ion, de grootfte en fchoonfte (*) De voornaamfte Bouwkunftenaar van het Gedenkteken door ALEXAWDER VOOr EPHESTIOH ópge-!«t, was, zo men wil, stesicrates geheeten. Deeze Kunftennar hadt ' enigen tijd ce vooren alexander het ontwerp medegedeeld om den Berg Athos tot een Srandbeeld uit te houwen, hem verbeeldende met eene breedeJRivier in zijne rechterhand ,■ en in zijne flinker eene Stad met tien duizend Inwoon» deren.  vanOUD GRIEKENLAND. 309 fte Stad van geheel het Oosten was, befloot alexander dezelve nog meer op te eieren, en tot een zerel zijns Rijks te maaken. Hij gaf last om het werk, voorheen gemaakt, om den Eupbraat binnen zijne oevers te houden , door die Rivier grootendeels verdelgd, te herftellen. Dit nuttig ontwerp, egter,' als mede dit om den Tempel van belus, door xerxes verwoest, gelijk cjtrus den Afgod daar in aangebeden, vernield hadt, te herbouwen, bleef met veele andere , door zijn dood, onvoltrokken. Het naargeestig denkbeeld eens kort aanltaanden doods nam nu de verbeelding van a l e x a n d e r te eenemaal in. Elk voorval trof hem , diensvolgens, met fchrik, en diende hem tot een kwaadfpellend teken. Hij werd geheel en al een haaf des Bijgeloofs, geduurig offeranden toebrengende om een gunflig lot te verwerven en kennis van het toekomende te verkrijgen. Om die ontrustend e gedagten te verzetten, befteedde hij zijn tijd zo veel mogelijk in geduurige feesten en zogt, bovenal, zijn heul in bovenmaatig drinken, waar door bij zijn einde verhaastte. Naa op zeker feest reeds zeer veel gedronken te hebben, befloot hij, nogthans, den beker van eercüles, die zes vlesfen hieldt, te ledigen. Doch hij hadt dien plas met ingezwolgen, of hij viel op „den grond neder en werd aangegreepen door een geweldige koorts, die hem, binnen kort, op den oever des doods bragt. Ziende dat 'er geene hoope van herftel over was, leverde hij zijn iimgaan pbrdiccas over en üondt alle V 3 zij- iil. . B O E KT. V. Hoofdd. Dood en ^haraeïervan  si. HOEK. v. Hoofdft, 9*3» 3to GESCHIEDENIS zijne Soldaaten toe zijne hand te kusfen. Op de vraag aan wien hij het Rijk overliet ? antwoordde hij: „ Aan den waardigften —'er, ten zelfden tijde, bijvoegende , dat hij voorzag met welke vreemde Plegtigheden men zijne uitvaart zou vieren, perdic* cas hem gevraagd hebbende hoe ras hij wilde dat men Godlijke eere aan zijne naagedagtenisfe zou to'ebrengen, gaf hij ten antwoord , „ wanneer gij gelukkig zult weezen.'' Dit waren zijne laatfte woorden. — Hij ftierf in den ouderdom van twee en dertig jaaren , van welke hij 'er twaalf geregeerd hadt. Eenige Schrijvers, en onder deezen quintus curtius, willen dat hij door vergif omkwam. Dóch, behalven verfcheide andere uitmaakende bewijzen van het tegendeel, is hét klaar dat hij van buitenfpoorig drinken en niet door vergif ftierf, uit deeze ééne omftandigheid, dat, in de warme lugtftreeke van Baby Ion, zijn lichaam in verfcheide dagen geen blijk van bederf vertoonde. Zo ras men zijn' dood vernam, hoorde men niets dan klaagen en fchreijen. De overwinnaars en de overwonnenen beweenden even zeer zijn dood; de Per jen noemden hem den goedertierenften en regtvaardigften hunner Monarchen , de Macedoniers gaven hem den eernaam van den besten eri braafften Vorst der waereld. De lmert deezer laatst gemelden vermeerderde doordien zij zich over den Euphraat, te midden van hunne vijanden, bevonden,teffens voorziende, welke oorlogen en verdeeldheden 'er noodwendig moesten ontftaan, dewijl hij geen Throon- op-  van OUD GRIEKENLAND. 31* opvolger benoemd hadt. sysigambis beweende zijnen dood zo opregt als zij dien van haaren eigen Zoon gedaan hadt,en, door dit fterfgeval, zich zonder verdere hoope vindende, gaf zij zich aan wanhoop over en vastte zich dood. De "Bevelhebbers kwamen, naa zeven dagen twistens , eindelijk overeen , dat ariDEUS.de Broeder van a xa nd ek.,VOOr Koning zou uitgeroepen , en dat zijn Perfoon, (want hij was een elendig zwak man,) aan de zorg van perdiccas zou toevertrouwd worden. Het lichaam van alexander werd, door de Cbaldeentrsgebalzemd zijnde , volgens eene door hem gemaakte fchikking na den Tempel van jupit-erammon gebragt: doch het leecit twee jaaren eer de noodige toeftel gereed was. alexander's Charaéter kleeven veele vlekken aan; doch, alles wel overwoogen zijnde, zal het misfchien eenigen onzer Leezeren voorkomen dat zijne groote en goede bekwaamheden zijne flegte en ondeugende konden opweegen. De natuur hadt hem befchonken met de uitmuntendfte vermogens \ zijne grootmoedigheid en verheevene gevoelens zijn bijkans zonder wedergade. Zeer vroeg gaf hij blijken van de grootite Edelmoedigheid ; doch bijkans even vroeg van een gadelooze Eerzugt. Hij ontving eene volmaakte Opvoeding van den kundigften der Leermeesteren ARistoteles, die zich veel moeite gaf om zijn vernuft te vormen, en hem niet alleen ïn de fraaije Kunllen, maar ook in de verheeV 4 ven- 111. BOEK. v. Hoofdft.  HL SO EK. Hoofdft, FT""—-- gis GESCHIEDENIS venfte Weetenfchappen ouderwees, 's Leerlings vorderingen beantwoordden aan de kunde en-den ijver zijns Onderwijzers. In zijne vroege jeugd reeds betoonde hij eene zonderlinge voorzigtigheid, en wist daar door middelen te beraamen om gevaarlijke beweegenisfen, geduurende zijns Vaders afweezen, in Macedonië ontdaan, te ftillen. In den ouderdonjftvan twintig jaaren, bragt hij zijne meest gevreesde vijanden te onder, naamlijk alle ie Staaten van Griekenland tegen hem te zamen veréénigd: dit wees uit dat hij een onverfchrokken moed en heldendapperheid bezat. Naar zommiger gevoelen waren de eerfte jaaren zijner Regeeringe de roemrijkfte zijns Leevens. Hij behieldt dit zelfde Characfer in zijnen Krijgstocht tegen d arius, welken hij niet ondernam met eeïie jeugdige roekloosheid , maar met alle de groote toebereidzelen, die zulk een Krijgstocht vorderde. „ Ik meen fchrijft pluXARChus, „ Grootmoedigheid, Voorzig„ tigheid, Gemaatigdheid, en Dapperheid, „ welke bij alle moest dank weeten aan de pi Wijsbegeerte, waar op hij zich hadt toe;„ gelegd." Om te oordeelen in hoe verre hij alle de vereischtens van eenen Veldheer bezat, hebbe men alleen het oog te flaan op zijn overtocht van den Granicus, op de Veldflagen te Isfas en Arbela geleverd, en op het beleg van Tyras. Hier zien wij zijne bedreeven•heid om een Leger in flagorde te fchaaren, zijne tegenwoordigheid van geest in het heetst 'yan den ftrijd , zijne onverfchrokkenheid te mid-  van Q-UD GRIEKENLAND. 313 midden der gëvaafen, als mede zijne ftandvastigheid bij te leurftellingen. Zijn Vader philippus bevlijtigde zich om zijne vijanden te onder te brengen door list, en verftrikkinge; doch alexander ftelde, ten dien einde, niets dan openbaar geweld en dapperheid te werke. Zijn gedrag, naa den flag bij Isjus, is, misfchien , de daad zijns geheelen leevens, die hem de meeste eere geeft: want te dier gelegenheid behaalde hij eene moeilijker overwinning op zijne eigene driften, dan hij op den Perfifchen Monarch bevogten hadt Zijn gedrag ten opzigte der Egtgenooteh en der Dogteren van darius , die in zijne Legerplaats, eene vrij- en fchuilplaats voor haare eere vonden, ftelt hem, in dit opzigt, gelijk met den ouden scipio africanu s, enmaakt hem waarlijk groot. Eene andere omftandigheid, welke zeer tot roem van alexander ftrekt, beftaat hier in, dat hij vatbaar was voor de tederfte en beftendigfte vriendfehap: en vermids hij onveranderlijk dat beminnelijk Character bleef behouden tot het laatfte zijns leevens, hadt hij het geluk om des beloond te worden door het aantreffen van verlcheide opregte en weezenlijke Vrienden: een geluk 't geen zeldzaam Perfoonen van zo hoogen rang ten dee- le valt. Zijn gemeenzaamheid en vriend- lijkheid omtrent zijne Soldaaten overtuigde hun, dat zij van hunnen Koning bemind wierden ; en dankbaarheid voor die eere, zette hun aan om hunne uiterfte poogingen aan te wenden om hem te behaagen en zijne V 5 ké- ni- BOEK, V." Hoofdft.  'm; BQEK. V. Hoofdft. 3M GESCHIEDENIS bevelen met allen ijver te volvoeren. Niets , met één woord, ontbrak 'er om den Roem van alexander volkomen te maaken , hadt hij flegts paaien weeten te zetten aan zijne onbegrensde Staatszugt; doph verdwaasd, door onafgebrooken en bedwelmenden voorfpoed , vertoonde hij zich welhaast in eene geheel andere gedaante dan in vroegere dagen. Naa het beleg van Tyrus zien wij al exand er's goede hoedanigheden allengskens afneemen en verbasteren. Wij verwonderen ons waar zijne voorgaande voorzigtigheid gebleeven is, als wij opmerken hoe hij zijn eigen Leeven en dat zijner Krijgsknegten waagt op eene reis door de brandende Lyhifche Woeftijnen, met het ongerijmd oogmerk om zich voor den Zoon van jup.iter ammon te doen erkennen. Wij ergeren ons, wegens de overmaat van drinken waar toe hij in Afie verviel. Door deeze ondeugd, zo laag als gevaarlijk , werdt hij vervoerd om zijne handen te bezoedelen met het bloed eens Vriends, die zijn leeven gered hadt. Die onmaatigheid bedwelmde zijn verftand dermaate, dat hij het zich niet fchaamde de eer van zijn Vader te fchenden en diens daaden op een laagen prijs te zetten, fchoon het vrij blijkbaar is, dat philippus , in verfcheide opzigten alexander overtrof. Want als wij het ftuk te regt inzien, zullen wij ontdekken dat philippus niet enkel alleen de verkrijger was van zijne magt, maar ook van de magt zijns Zoons. Hij leverde hem het Macedonifche Rijk over aan alle kanten grootlijks uitgebreid j hij liet hem meester van  van OUD GRIEKENLAND. 315 van Griekenland', en boven alles was hij de Man, die zijnen Zoon ter hand ftelde een magtig Leger van wei-geoefende Krijgsknegten, onder het bevel van veele braaye en ervaarene Bevelhebbers. En het lijdt geen twijfel of philipp us gaf de onwederfpreekelijkfte proeven van zijne bekwaamheid om dezelfde overmeesteringen te doen, die zijn Zoon behaalde ; terwijl het, aan den anderen kant, zo duidelijk niet is, dat a l e x a nder zou gedaan hebben wat zijn Vader uitvoerde. En aan welk eene menigte misdaaden heeft hij zich fchuldig gemaakt, naa zijne overheerfching van het Perfsch Rijk , door de zege te Arbela bevogten, en den dood van darius? Zints dien tijd vertoont hij zich den ongetergden Vervolger van Volken, die alleen in vrede wénschten te leeven. Hij is niet meer de Overwinnaar, noch de Held: maar een volflaage Overweldiger, een Roover, een Geesfel door den Üpperbefchikker der dingen gezonden om het Menschdom te ftraffen. Tot het voeren van den Oorlog in Afie hadt hij, in de daad, een zeer fchoonfchijnend voorwendzel: naamlijk het wreeken van de ontelbaare rampen door de Koningen van Perfie den Grieken aangedaan. Maar welke reden kon hij bijbrengen voor het verfpreiden van verderf en verwoesting onder Volken, die hem nimmer beledigden : die den naam der Grieken niet kenden; voor het ombrengen van de Inwoonderen der Steden, die geen andere misdaad hadden, (mag dit een in. BOEK". v. Hoofdft.  iii. BOEK, V. Hoofdft. fOCR ATES. 316 GESCHIEDENIS een misdaad heeten,) dan het verdeedigen van hun leeven en vrijheid, met eene dapperheid die de natuurlijkfte aller driften,de zugt tot zelf behoud,inboezemt ? Maar alexander ftelde er zijne eer in dat hij de fchrik des Menschdoms wierd; en zijne buitenlpoorige eer- en heersch-zugt kende maat noch perk. Wanneer hij hoorde dat de Wijsgeer a n 4.xarc hus het als zijn gevoelen opgaf, dat het .Heelal een oneindig aantal Waerelden bevatte .wordt alexander feezegd gefchreid te hebben , om dat het hem niet mogelijk was er meer dan ééne te winnen. Zijne roekloosheid moet ook op ,1e lijst zijner gebreken worden aangetekend. Wij zien hem, bij alle gelegenheden, zijn leeven als een waaghals blootitellen aan de oogfchijnlijktte gevaaren : hij was de eerfte in het rtormloopen , in het beklimmen van fchriklijke lteiltens , en het bekleeden van de hachliikfte posten, vertrouwende op zijn goed geluk en als ware op het WOr?-ïaaadige- £ene handelwijze zeer veel verlchillende van den ,foem , waar op een Vorst zich behoort toe te leggen, die altoos een leevendig bezef moet hebben , dat hij voor zijn leeven verantwoordlijk is aan zijne K-njgsknegten en aan zijne Onderdaanen. Uitmuntende Schrijvers , Wijsgeeren en Kunfienaars. Deeze derde Eeuw van Griekenland bragt sene menigte van Wijsgeeren voort. Aan ierzelver hoofd praalt* met het hoogfte regt, ïocraxes; doch daar wij reeds van hem, in 't  van OUD GRIEKENLAND. 317 in 't breede gefprooken hebben, zullen wij het genoeg rekenen hier zijn Naam alleen te vermelden , en van anderen fpreeken; een aanvang maakende met plato, een' lnbooreling van Athene, de beroemdfte Leerling van socrates. plat o bepaalde zich niet, gelijk zijn Meester gedaan hadt , tot de Zedekunde alleen , maar beoefende alle de takken der Wijsbegeerte. Zijn weer!ust porde hem aan om na Egypte te trekken , waar hij van de Priesters onderweezen werd in verfcheide kundigheden, in 't algemeen onbekend. Zijne keurige begrippen wegens gods Beliaan en de Onfterflijkheid der Ziele denkt men dat hij in dat Land opgedaan hebbe. Wij zullen vervolgens moeten Ipreeken van zijne reizen na Syracufe op 't verzoek van dionysius den Jongen in 't einde nam hij zijn vast verblijf te Athene, in een gedeelte der Stad de Academie geheeten, hier gaf hij zijne lesfen, van waar zijne Leerlingen den naam van Academisten kreegen. Onder zijne voornaamfte Hellingen mogen de volgende gerekend worden. Dat 'er maar ééne Waereldis, en maar één god, de Oorfprong aller dingen. — Dat de Ziel On- iterflijk is. Dat de Menfchen het geweld der Hartstogten moeten wederftaan; —- Dat, naa dit Leeven, de Goeden en Deugdzaaroen zullen beloond, de Boozen en Ondeugenden geftraft zullen worden, plato leverde zijne Leeringen over bij zamenfpraaken Hij fchijnt met eene zeer leevendige verbeeldingskragt begaafd geweest te zijn. Zijn nr. EO EK. V. Hoofdfï. P LAT04  IH. SOEK. V. Hoofdft. 348. tËLES. 318 G E S C H I E D E N I S Zijn ftijl is zeer bloemrijk en verheeven; et* fteekt uit door eene keurigheid bij de Grieken onder den naam van de Attifcbe bekend. Zijne werken zijn vol van de verhevenfte gevoelens en de nutfte regelen voor het gemeene Leeven en het Staatsbeftuur. Hij onttrok zich het deelneemen in de Staatszaaken, aan het bedaard en ongeftoord leeven eens Wijsgeers de voorkeus geevende. De zagtaartigheid zijner Zeden maakte hem bij allen bemind, en men bewonderde zo zeer de uitgeftrektheid zijner kennisfe en zijne grootfche begrippen, dat hij met den naam van denGODLijKEN plato vereerd wierd. Vorsten verlangden zijn raad in te neemen en dien te volgen. Hij bereikte den hoogen ouderdom van tachtig jaaren. ■— Zijn Neef speusippus bekleedde, als Leermeester, zijne plaats. Doch zijne Leerlingen, verdeelden zich, naa zijnen dood, in twee Aanhangen : de eene voerde den naam van Academisten, hunne Leeringen voorzettende in dezelfde plaats, waar plato geleeraard hadt; de andere nam den naam van Peripatetici aan, zij gaven hunne Lesfen in het Lyceum, plato verdient ook in den rang der Redenrijkeren geplaatst te worden , uk hoofde van de voortreffelijke beginzelen der Redenrijkkunfte in zijne zamenfpraaken gelegd , boven al in de Gorgias. aristoteles was gebooren te Stagira eene Stad van Macedonië. Zeventien jaaren bereikt hebbende,kwam hij te Athene, leerde de Wijsbegeerte onder plato, zich met zulk een ijver en gelukkigen uitflag op de. les-  van OUD GRIEKENLAND. 31^ lesfen zijns Meesters toeleggende dat hij de roem van diens School wierd. Bij de geboorte van alexander fchreef hem philippus, dat hij ten oogmerke hadt hem tot Leermeester van zijn Zoon te neemen. ,, lk „ agt, " dus drukt philippus zich , in deezen Brief, uit „ de gunst der Goden groo„ ter in mij deezen Zoon te fchenken ge„ duurende het Leeven van aristoteles^ „ dan dat zij mij dien in 't geheel geeven." Naa verfcheide jaaren befteed te hebben aan de opvoeding van alexander, keerde hij na Athene weder, opende eene School in het Lyceum, en werd de Grondlegger van den Peripatetifchen Aanhang. Zijne lesfen trokken een groot aantal Toehoorderen. Hij voerde de Bewijskunst, door zeno uitgevonden , tot een verbaazenden trap van volmaaktheid op. Dan hij bepaalde zich niet tot de Wijsbegeerte alleen. Hij gaf lesfen in de Redenrijkkunst, en ftelde eene Verhandeling op over dat onderwerp, die , door de Geleerden van alle eeuwen, voor de keurigfte en volkomenfte gehouden wordt, die ooit het licht zag. Te deezer oorzaake wordt aristoteles, zo wel als zijn Leermeester plato, onder de Redenrijkers geteld. aristoleles moest het lot der meeste groote Mannen ondergaan. Hij wekte den nijd zijner Tijdgenooten, die hem van Godverzaakerij befchuldigden. Zekere eurymedon was zijn vervolger. Om de kwaadaartigheid zijner vijanden te leur te ftellen , en het ongelukkig lot van socrates te ontwijken, vloodc hij na het Eiland Eubea, waar nu boei. V. Hoofdfls .——— j  iii. ■ O E K. v. Hoofdft. IINOCtt- rEs. S20 GESCHIEDENIS waar hij zijne dagen eindigde. Zijne Werken kwamen, naa honderd - dertig jaaren in vergetenisfe begraaven geweest te zijn, aan 't licht, en werden aangemerkt als de volmaaktfte maatregel van alle onderwerpen daar in verhandeld. De verbaazende verfcheidenheid der ftoffen, de diepe geleerdheid, de wondere fcherpzinnigheid en de zonderlinge netheid waar mede alles bewerkt is, toonen het veel bevattend vernuft des Schrijvers. Eene menigte van waarneemingen en proeven, veele eeuwen lang gedaan en genomen , heeft verfcheide Verborgenheden der Natuure ontdekt, van welke aristoteles onkundig blijkt geweest te hebben, en die door geen kragt van vernuft ooit te ontdekken zijn. Maar in alles wat tot de Weetenfchappen behoort, ftaan de zodanigen, die zich in zijne Wijsbegeerte best geoefend en kennis hebben aan die der meest geagtfte hedendaagfche Wijsgeeren, verwonderd over zijne groote meerderheid. xenocrates Volgde speusippus Op in de School van plato. Dewijl xenocrates een ftroef en (breng voorkomen hadt, was plato, bij wien hij ter Schoole ging, gewoon hem te raaden om de Bevalligheden te offeren. Veel is 'er gefprooken van zijne verregaande verfmaading der fchatten , welke hij tot zulk een uiterfte bragt, dat hij vrijwillig in de volftrektfte armoede ging leeven. Door de Atheners als Gezant gezonden om eenige zaaken met philippus van Macedonië af te doen, zogt die looze Vorst hem door gefchenken om te koo- pen;  van OUD GRIEKENLAND. 3st pen; doch te vergeefsch. alexander beftondt dit zelfde,met gelijken uitllag. xenocrates weigerde het aangebodene gefchenk van vijftig Talenten; doch, vreezende dat die Vorst dit weigeren als een uitwerkzel van hoogmoed mogt aanzien, ont« ving hij dertig Mina. De Atheners hadden een hoog gevoelen van zijne braafheid ; 't welk zo verre ging dat hij geroepen om van zekere zaak getuigenis te geeven, de Regters hem den eed niet afnamen, zich vergenoegende met zijne enkele verklaaring. Dermaate was hij op de Eenzaamheid en de Letter-oefening gefteld, dat hij zich zeer zeldzaam in 't openbaar vertoonde. Zijne Lesfen Over de Deugd deeden zeer veel vrugts, daar zij de Atheenfche Jeugd dikwijls van losbandigheid te rugge hielden. diogenes leefde ten tijde van alexander den grooten, en behoorde tot den Aanhang der Cynifche Wijsgeeren, gefticht door antisthenes., een Leerling van socrates. De Wijsgeeren van deezen Aanhang leefden zeer ltreng: zij droegen geene andere kleederen dan een mantel, zij hadden geen anderen voorraad bij zich dan eene foort van knapzak, een ftok , en twee oorden pot van. hout of metaal, diogenes ftak boven allen uit door zijn hondsch gedrag, waar in hij zo verre ging,dat hij geheel befpotlijk wierdt. Hij wandelde bloots voets, en woonde in een ton. Doch onder dit bedelaarsch voorkomen koesterde hij eenen meer dan Koninglijken hoogmoed , en veragtte alle Menfchen. Het trotfche antII. deel. X woord lil. BOEK. V. Hoofdft: D IOC ENE S.  III. SOEK. V. Hoofdft. ZENO. 32a GESCHIEDENIS woord door hem aan alexander gegee* yen,hebben de Leezers reeds gehoord. Hij is vermaard wegens veele geestige Gezegdens, en eenige uitmuntende Grondregelen van Zedekunde. Maar zijn gedrag wijst uit dat hij zieh het volgen dier voorfchriften zelve luttel bekreunde. Want nimmer voerde eenig Mensen de onbefchaamdheid,in het ftuk van zeden, tot een hooger toppunt. Deeze onbefchaamdhejd, zijn verfmaadende hou? ding en fchimpende aanmerkingen, maakten de merktekens uit, waar aan men hem kon onderkennen. Dezelve gaf ook aanleiding tot den bijnaam van Cynifche; een Grieksch woord zo veel als Hondsch betekenende, om dus aan te duiden, dat de Wijsgeeren van deezen ftempel hun vermaak vonden, in tegen de menichen te fnateren en als honden blaffende op hun aan te vallen. zen o was de Grondvester van den Aanhang der Stoicynetï. In den beginne behoorde hij tot de Leerlingen van cr at es, een Cynisch Wijsgeer. Doch , een wanfmaak krijgende in de fchaamtloosheid deezes Aanhangs , vervoegde hij zich tot xenocrates en polemon. De Aanhang door hem opgericht, ontleende den naam van eene Gaanderij , in welke hij leeraarde, bij de Grieken j,» geheeten. z e n o verwierf, binnen kort grooten roem. Hij was hooggeagt bij de Atheners om de zuiverheid zijner Leevensvoorfchriften, die hij zelve , met de grootfte naauwkeurigheid, betragtte, als mede van wegen den ijver, waar mede hij de beginzels der Deugd inboezemde. CJLE"  van OUD GRIEKENLAND. 323 cleanthus, CHRYSIPPüS, enPOS- sidonius waren Leerlingen van zeno. Zij fielden allen groote eere in de veragting der rijkdommen, zeno was de Uitvinder der Bewijskunst, die ons leert uit zekere vastgeftelde beginzelen wettige gevolgen te trekken. De Stoicynen lieten zich veel op hunne bedreevenheid in die kunst voorftaan : doch hunne redeneering liep niet zelden op drogredenen uit. De Stokynen beweerden dat het HoogdeGoed beftondt in deugdzaam te leeven; volgens de voorfchriften van het Geweeten. Met anderewoorden, zij ftelden allen, geluk in de Deugdsbetragting. —■ Zij poogden zich te verharden en ongevoelig te maaken voor de elenden , die het Menschlijk leven drukken. Ten dien einde zogten zij zich te overtuigen dat alles zvat gebeurt om best wille gefcbiedt:- en hier uit maakten zij, bij gevolgtrekking, op., dat onze onderfcheidingen tusfehen goed en kwaad, enkel harsfenfehimmig zijn. Een Stoicyn,die zijne grondregels beleefde , zag pijn. zelfs voor geen kwaad aan. Hunne Wijsbegeerte ftrekte om hun geheel vrij. van drift en zwakheid te maaken. Maar het blijkt dat zij, om de Natuur te hervormen, dezelve te. eenemaal wilden uitrooijen; want de driften behooren tot onze Menschlijke gefteltenis. Nogthans moet men erkennen, dat de Stoicynen, onder alle da oude Wijsgeeren, de deugdzaamfte waren ia beginzelen en in betragting beide, dat eenigen van de grootfte en verftandigfte Mannen 3 2 de* III. B o e IC. v. Hoofdft.  III. DOEK. V. Hoofdft. epiburus. 324 GESCHIEDENIS der oudheid in hunne School gevormd wierden. De Peripatetifche Wijsgeeren hadden van het Hoogfte Goed bijkans het zelfde gevoelen als de Stoicynen; doch telden rijkdom en gezondheid onder het goede , armoede en ziekte onder het kvvaade deezes leevens. epicurus grondvestte den Aanhang der Epicuristen. Een dorp in Attica was zijne Geboorteplaats, hij opende zijne School in een aangenaame tuin te Athene, waar hij eenen grooten toeloop van Toehoorders hadt en welhaast zeer veel roems verwierf. Geene van zijne veelvuldige Werken is ons ter hand gekomen; het ftelzel zijner Wijsbegeerte kunnen wij leeren in het Dichtwerk van eucretius. Deeze Dichter mag wel geplaatst worden aan het hoofd dier Dichteren, voor welken het gelukkiger zou geweest hebben, geen Dichtgeest te bezitten , dan dit hun vermogen befteed te hebben om alle Godsdienst, betamelijkheid , en gezond verftand, het onderfte boven te keeren. ' epicurus beweerde dat Vermaak het hoogfte Goed was. Door Vermaak verftondt hij, volgens de opgave van cicero, de vermaaken der zinnen, het aanfchouwen van verlustigende voorwerpen; eeten, drinken, het bijwoonen van fchouwfpeleri en uitfpanningen. cicero denkt dat hij in 't beftaan der Goden niet geloofde, fchoon hij , met zeer zwellende uitdrukkingen fprak van den eerbied, welken men hun moest toebrengen. Hij hieldt ftaande dat het grootfte kwaad in firiert  van OUD GRIEKENLAND. 325 fmert gelegen was; en fchoon hij zijn wijzen Man hieraan onderheevig ftelde, betuigde hij egter, dat deeze bronnen van geluk inde fmert zelve vondt. Ten opzigte van des Menfchen zedelijke Pligten, gaf hij wonder fchoone voorfchriften , zeer ftrijdig met die men zou verwagten van een Wijsgeer, die het hoogfte Goed in Vermaak ftelt; en de zeldzaamfte omftandigheid van alle is , dat hij zeer maatig en onopfpraaklijk leefde, e i> icurus merkte de zinnen aan als een onfeilbaare regelmaat van waarheid. . Welk eene ongerijmde misvatting! Zeker onze bewustheid of onze bevattingen van tijd en ruimte, van ons beftaan en vermogen van denken, fchijnen niet reehtftreeks van het getuigenis onzer zinnen afgeleid te kunnen worden. Thans begrijpt men dat god ons de zinnen niet verleende om ons te onderrigten van den inwendigen aart der voorwerpen ; maar om ons derzelver betrekking tot elkander en onze eigene lichaamen te leeren. Doch ons dieper hier toe inlaatende, zouden wij buiten ons beftek treeden. pyrrho, een Wijsgeer van Sceptifehen Aanhang, werd te Elis in Peloponnefus gebooren, en leefde ten tijde van alexander. Zijne Leer kwam hier op uit, dat elk voorwerp, 'twelk zich ter overweeginge het menschlijk verftandaanboodt, iets behelsde, 't welk beweerd en ook iets 't geen ontkend kon worden, dat 'er, uit dien hoofde, geene zekerheid kon zijn, en wij nimmer een beflisfend oordcel over eenig ftuk moesten vellen. Deeze Leer kreeg den naam, X 3 yaii iii. BOEK. V. Hoofdft fYJIÜiO.  m. BOEK. V. Hoofdft. M E N A NDES. P R O T 0 G EKES. 326 GESCHIEDENIS van Pyrrhonismus. Uit die beginzelen trok hij de vetderflijkfte 'gevolgen ; niets was in zich zelve loflijk of fchandelijk, regtvaardig of onregtvaardig; deeze onderfcheidmgen hingen van louter menschlijke inftelling af. Zulks opende eene ruime deur voor allerlei misdrijven. Het zou toe eer en geluk des menschdoms geftrekt hebben , indien deeze gevoelens met derzelver Infteller, uit de Waereld verhuisd waren. Doch zo groot is de bedorvenheid van het menschlijk hart, dat ze, zelfs in onze dagen , voorftanders en verdeedigers vinden onder Mannen van vernuft en geleerdheid. In het derde Tijdperk van Griekenland bloeide menander, die gehouden wierdt voor den Vader van het beichaafde Blijfpel. Hij was geheel vrij van de gebreken van aristophanes , die op zedigheid noch welvoeglijkheid agt gaf, en de kwaadaartigheid der Toekijkeren toefde op ichampere aanmerkingen tegen de beste Mannen in den Staat. Naar het oordeel van qu iintil 1 an u s overtrof menander allen, die vóór hem de hand aan 't Blijfpel geflaagen hadden , zijne flagen waren fijn , zijn vernuft bevallig en kiesch. terentius, zich op dezelfde Letterbaan oefenende , wanhoopte hem te evenaaren, en vergenoegde zich daarom met, op zekere wijze , de Werken van menander over te zetten, en die aan het Rnmeinjcbe Volk te vertoonen met al de bevalligheden en zuiverheid der Latynfche Taaie. proiogenes, een beroemd Schilder, bolei-  van OUD GRIEKENLAND. 32? bloeide in de dagen van aristoteles, met wien hij in nauwe vriendfchnp leefde. Hij was geboortig van Cauna, eene Stad op de Zeekust van Rhodes. Zijne vergevorderdheid in de Schilderkunst bewoog de Atheners hem tot verfcheide Werken te gebruiken, die vervolgens eene algemeene verwondering wegdroegen. Zijn meesterftuk was zijn j alisus, dien men wil dat een Zoon van apollo en een groot Jaager geweest hebbe. praxiteles, een beroemd Beeldhouwer , leefde mede in die dagen. Hij wrogt meest in marmer. Zijn meesterftuk was een Standbeeld van cupido, 't welk hij ten gefchenke gaf aan de befaamde phryne, die hij zeer beminde. Zij richtte het op te Thespia , haare Geboorteplaats, werwaards de nieuwsgierigen in groote menigte toevloeiden om 't zelve te zien (*). po- (*) Men veronderftelt dat dit het Antique is, vermeld in de thon's Memoires. Hij verhaalt, dat hij nog jong zijnde met x> e foix door Italië reisde, en zij te Pavia, in de verzameling van is ab e lla d'este, een Standbeeld zagen van een flaapenden cupido, door m. angelo gemaakt, 't welk naa 't zeer naauwkeurig bezien te nebben, hun uitmuntend fchoon voorkwam en waar over zij hunne verwondering betuigden. Naa hier mede eenigen tijd doorgebragt te hebben, vertoonde men hun een ander Standbeeld van cupido, nog bemorst met de vuiligheid des gronds waar uit het gedolvi.u was. Dit met het voorgaande vergelijkende, waren allen, die zich daar tegenwoordig bevonden. befchaamd over het eerstgevelde oordeel, en moesten erkennen, dat het oude Standbeeld eene bezielde zelfftandigheid fcheen, en dat het hedendaagfche, daar mede vergekeken , een brok marmer was. X 4 m. soek, V. Hoofdft. praxiteles»  KI BO EK. v. Hoofdft. POLYCLETE S. AREL LES. 328 GESCHIEDENIS polycletes, een ander Beeldhouwer, te Sicyon gebooren, was beroemd wegens de koperen Standbeelden door hem vervaardigd. Zijn voornaamfte kunstftuk waT een Doriphorus of de afbeelding van een Li]fvvagt der Per/i/cbe Koningen. Men fchatte dit ftandbeeld zo hoog, van wegen de wondere juistheid der afmeetingen, dat 't zelve den naam kreeg van de Regelmaat, en als zodanig, door de volgende Beeldhouwers, naarftig beoefend wierd. Het Eiland Cos ftrekte ter Geboorteplaats aan den Waereld wijd ver maar den Schilder apelles; doch hij onthieldt zich den meesten tijd te Ephefe. Hij praalt aan 't hoofd van alle de Schilders der Oudheid, en men wil dat hij, tot volmaaking dier kunste, niet min toegebragt hebbe door zijne fchriften over dat onderwerp, dan door de voorbeeldlijke meesterftukken van zijn penfeel. De bijzonderheid waarin hij het meest uitftak, was het bevallige, beftaande in een grootsch en tevens zagt voorkomen, 't welk eer te bezeffen dan te befchrijven is. Hij vervaardigde verfcheide Portraiten van alexander, van welke dat, waar in hij verbeeld wordt den blixem uit te fchieten, het uitvoerigfte is. De inneemende bevalligheid zijner heufche zeden deeden hem de Vriendfehap van den Macedonifchen Held verwerven , die 't zich niet fchaamde hem dikwijls te bezoeken , om hem te zien werken , en 't vermaak zijns onderhouds te genieten. alexander verboodt ieder een, uitgenomen apelles , hein. te fchüderen. De zon-  van OUD GRIEKENLAND. 329 zonderlinge verdiensten van apelles ftelden hem bloot aan den nijd, en verwekten hem eene menigte van vijanden, terwijl hij zich ten Hove van ptolemeus, Koning van Egypte , onthieldt. Te Ephefe wedergekeerd, wreekte hij zich op zijne Lasteraars , door zijn vermaard fchilderij des Lasters, voor een zijner puikftukken gerekend. Zijne v e n u s uit Zee opkomende, is het meesterftuk deezes Kunftenaars. lysippus, een beroemd Beeldhouwer, ftrekte mede ten cieraad van alexander's leeftijd. Sicyon was zijn Geboorteplaats. Hij Verklaarde dat de Doriphorus van polycletes,zijn Plaatsgenoot,hem in beginne voor een meester diende. Doch vervolgens den Schilder eupompus geraadpleegd hebbende , wie der voorgaande Beeldhouweren de volgenswaardigfte was, ontving hij ten antwoord : „ Geen hunner ; doch de „ Natuur zelve! " l y s i p p u s volgde den raad , en voerde de Beeldhouwkunst ten hoogften toppunte. 't Is bekend dat alexander allen, behalven lysippus , verboodt zijn ftandbeeld te vervaardigen: hem hier in met den Schilder apelles gelijk ftellende: want hij twijfelde niet of de zonderlinge verdienfte deezer Kunftenaaren, zou, daar zij hunnen eigen naam vereeuwigden, aan den zijnen tevens roem bijzetten. Men wil dat lysippus zeer gemaklijk en vaardig zijn werk verrigtte, en dus meer werkftukken dan eenig Beeldhouwer leverde. Zijne twee puikftukken waren : een Man zich zeiven krabbende, naa dat hij uit het bad kwam: 't welk lil. BOEK. V. Hoofdft. LÏSIPPUS-  UL SOEK. V. Hoofdft, 330 GESCH. van OUD GRIEKENLAND, 't welk agrippanaderhand voor zijne badftove te Rome ■ deedt plaatzen — En een koperen Standbeeld van alexander, zeer heerlijk gewerkt. Keizer nero, een zeer bedorven fmaak hebbende, befloot dit laatfte. te doen vergulden.  GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND, VAN DE VROEGS TE TIJ DEN AF,TOT DAT HET EEN ROMEINSCH WINGEWEST WERD. DOOR WILLIAM ROBERTSON. DERDE DEEL. NAAR DEN TWEEDEN DRUK UIT HET ENGELSCH VERTAALD. Te UTRECHT, AMSTERDAM en HAARLEM, bij A. PAN PADDENBURG, W. HOLTROP en C. FAN DER AA, MDCCLXXXI.   GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND, VIERDE BOEK. behelzende de geschiedenis der vierde eeuwe van griekenland. Zihts dén dood van alexander den grooten, tot dat Griekenland een Romeinsch Wingewest wierd, eenigen lijd na de verwoesting van Corinthe. T~\e fchoone dagen van Griekenland, zo vrugtbaar in groote Mannen en groote Daaden, zijn voorbij, en, indien 'er eenige voetfpooren en overblijfzels van de oude Deugd nog gezien worden, mag men ze vergelijken bij de fchitteringen des blixems in eenen donkeren nagt, die, voor een oogenblik fchijnende, alleen dienen om de duisternis te fcbriklijker te maaken. Wij zullen nu de Hoofdbevelhebbers van alexander, ten getale van tien of twaalf, met elkander zien ft rijden, geduurende den tijd van twintig jaaren, om zich een onaf bangelijken ftaat in eenig gedeelte van zijn wijduitgeftrekt Gebied te bezorgen. Zomwijlen Vrienden in fchijn , zomwijlen openbaare Mi deel, A Vij BOE Xi  Jftr. BOISE. s GESCHIEDENIS Vijanden, omhelzen zij nu de eene, dan de andere partij, naar dat hun belang of opvatting hun leidt. Wij zullen Macedonië vijf - of zesmaal van meester veranderd befchouwen. Wij zullen ontdekken, dat a l e x ande r , door zijne overwinningen zo ontzaglijk uit te breiden , de oorzaak van den geheelen val van zijn Genacht en de uitroeijing van alle zijne Nabeftaanden was; dat moord en verwoesting de vrugten van zijne wingewesten zijn , waarom zijne Bevelhebbers elkander met de ijsfelijkfte wreedheid ombragten , en de Staaten van Griekenland de flagtoffers hunner oneenigheden wierden. Ons tot een bijzonder verflag der omftandigheden van de verfchillende gebeurienisfen, voortvloeijende uit deeze twisten tusfehen alexander's Legerhoofden ,inlaatende, zouden wij, in de daad, eene gefchiedenis van de toen bekende Waereld moeten fchrijven, in plaats van die van Griekenland. Uit dien hoofde zullen wij ons bepaalen tot de bijzonderheden onmiddelijk dat Land raakende, en het overige met ftilzwijgen voorbij gaan: 't geen wij te liever doen, daar alle deeze daaden den leezer weinig anders zouden vertoonen, dan een aaneengefchakeld tooneel van moord, en van de laaghartigite ongetrouwheid. De Grieken doen nog eenige poogingen om hunne voorige onaf hangelijkheid te herwinnen ; doch dit zijn alleen de zwakke uk? werkzels van de zieltoogende Vrijheid; en de Vorsten van welken zij befcherming verzoeken , neemen, in ftede van hun te verlosfen uit hunne elende, hunne onmagt te baalt»  van OUD GRIEKENLAND. 3 te, om hun nog meer in flavernij te brengen, en hen ondergefchikt te maaken aan hunne eigene oogmerken. — En eindelijk zullen de Romeinen, wier magt ongevoelig alle de andere Staaten van dit Halfrond verzwolg, hun, als het ware, zonder dat zij het merken, te onderbrengen; zich al dien tijd de Verlosfers van het Menschdom noemende, en dat zij geen Oorlog voerden dan om de Volken in hunne natuurlijke regten en vrijheden te herftellen. Doch zij veranderden ras van toon en fchreeven de Waereld hun welbehaagen voor als Overwinnaars en Opperheeren» De verwoesting van Corinthe overtuigde, eindelijk, de Grieken vzw de noodzaakelijkheid om zich aan dat ftrijdhaftig Volk te onderwerpen , die , onder verfcheiden voorwendzelen , alle de Staaten van Griekenland te onderbrengt, en dat geheele Land aan het overige deel van hun nitgeftrekt Rijk hegt. EERSTE HOOFDSTUK. IV. BOEK» L Hoofdfï. De zaaken der Grieken, naa den dood van alexander den grooten, tot de herwinning van Sparta door a If> tigonus, naa den flag van Sela/ia. De Legerhoofden van alexander kwamen naa veel gefchils en twists, ten laatften overéén, om de Landfchappen van zijn Gebied, op de volgende wijze, te A a ?er- Verdeefênjj; van al ex. ANDEK'S Rijk.  IV. SOEK. I. Hoofdft. 4 GESCHIEDENIS verdeelen. Macedonië, Epirus en Grieken* ■ land werden amtipater toegelegd; Thracieen de nabuurige Landfchappen aan lysimachus; Egypte, Arabieren Lybie aan ptolomeus, den Zoon van lagus, wiens Opvolgers , in dat bewind , daarom den Stam der Lagiden genoemd werden; Lycie, Phrygie en de Landen van Klein AJie werden aan antigonus gegeeven; Carie aan cassander ;Lydie aan mf.nander; Klein Phrygie aan leonatus; Armenië aan neopt olemus ; Cappidocie en Pamphylie , Landfchappen , nog niet geheel overwonnen ,aan eumenes; 'Syrië en Phenicie aan laomedon; de twee Medien aan PERDiccAsen atropaiüs ; Per/k aan peugestes; liabylonie-aaxi archon; Mejopotamie aan arcesilas; Parthie en Hyrcanie aan phratapher.\es; Ba&r iana en Sogdiana aan philippus ; Opper AJie en de Indien waren in hun bezit gelaaten door alexander — seleucus, -de Zoon van antiochus, werd Bevelhebber over de Ruiterij gemaakt, en cassanoer, Zoon van antipater, over het Voetvolk gelleld. Verfcheiden deezer Bevelhebberen muntten uit door hunne buitenge neene verdiensten ; maar bovenal eumenks , geboortig van Thracie , en gefpro< >ten uit een gering Geflacht ; doch wiens gn totmoedigheid en verheven gevoelens volkomen dat gebrek vervulden, zo men dir anders een gebrek heeien mag. Zijne groote bekwaamheden maak-  ' van OUD GRIEKENLAND. 5 maakten hem fchielijk bekend bij en hooggeagt van philippus, en naderhand door. alexander, bij wkn hij eene groote niaate van vertrouwen won. statui a, Weduwe van Alexander, en Dogter van darius, volgde ras haaren ongelukkigen Vader na ten grave , omgebragt door befchikking van roxana, die vermoedde dat zij zwanger was. p e r d i o cas hadt de hand in deezen moord. De Griekfche Volkplantingen, door al exand e r in Opp2 Afie gevestigd , moede op deeze wijze uit hun Vaderland gebannen te weezen, bellooten na huis te keeren, en, ten getale van twintig duizend vereenigd , ber idden zij zich tot hun vertrek, zonder daartoe verlof aan perdiccas te vraagen. Doch hun befluit dien Landvoogd ter oore koomende, zondt hij tegen hun een' Bevelhebber python genaamd, die middel gevonden hebbende om drie duizend van dezelven tot den afval om te koopen , de overigen gemaklijk overwon het grootfte deel, derzelven werd, in gevolge van de bevelen Van perdiccas, door de Macedoniers omgebragt, Intusfchen verwekte de tijding van alexa n d e r's dood. door Griekenland veripreid zijnde, eene groote vreugde onder de Atheners , die terftond tot een Oorlog beflooten, en hun uiterfte poogingen aanwendden om de overigen der Griekfche Staaten tp overreeden om met hun een algemeen Verbond aan te gaan om de vrijheid weder te verkrijgen. 'Er werd onmiddelijk eene magtige Vloot A 3 ufo iv. E O EK. i. Hoofdft. De Stsaten van Grieken land vt rwek ken een opftand.  IV. I. Hoofdft. 6 GESCHIEDENIS uitgerust, alle de Burgers tot de wapenen bekwaam , werden opgefchreeven, en een Leger, onder het bevel van leosthenes, tegen antipater gezonden. Naardien demosthenes, toen in ballingfchap te Megara, zijne uiterfte poogingen van welfpreekenheid hadt in het werk gefteld om de Staaten van Sicyon, Argos en Corinthe te overreeden om zich bij het Bondgenootfchap te voegen , riepen de Atheners, getroffen door dit blijk zijner edelmoedigheid, hem te rug uit zijne ballingfehap; en bij zijne wederkomst trokken zij uit de Stad, om hem te verwelkomen en alle blijken [te geven van eer en hoogagting. Het is aanmerkenswaardig dat PHopipN zich tegen deezen Oorlog aankantte, antipater, onderrigt van deeze handelingen , trok te velde met niet meer dan dertien duizend Macedoniers en zeshonderd Ruiters ; hij deedt na Thesfalie eene Vloot van honderd tien Galeijen zeilen, die hem langs de kust vergezelden. Doch het Leger der Atheners en hunne Bondgenooten, talrijker dan dat van antipater zijnde, overwon hem in het eerfte gevegt, jen noodzaakte hem den hertred te neemen. De Atheners, het volgende jaar, Lamia \x\ Macedonië belegerd hebbende, gedroegen zich zo wel de belegeraars als de belegerden in het eerst dapper. Doch leonatus, aan antipater te hulp gekomen zijnde, volgde ?er een gevegt, waarin de Grieken, door middel van hunne Ruiterij, waarvan hef grootfte gedeelte in thesfalie geworven was, fie overwinning verkreegen , leonatus ver-  van OUD GRIEKENLAND. 7 verfloegen,en de Stad tot een vergelijk noodzaakten, antipater egter ontkwam uit Lamia, en ftelde zich aan het hoofd zijner Ibenden; doch vermijdde zorgvuldig eenen anderen flag, tot dat craterus met zijn' bijftand, beftaande in een nieuwe verfterking van Legerbenden, gekomen was. Deeze , welras opgedaagd, maakten ,met die van antipater veréénigd, een Leger uit van veertig duizend Voetknegten , vijf duizend Ruiters en drie duizend Boogfchutters \ terwijl dat der Atheners niet meer dan vijf en twintig duizend man te voet en vijf en dertig honderd te paard beliep. Hier op een veldflag volgende, werden de Grieken overwonnen, daar het hun meest haperde aan de Krijgstugt onder hunne Soldaaten. De Bondgenooten antipater verzogt hebbende om voorflagen van vergelijk, ontvingen tot antwoord dat hij met ieder Staat afzonderlijk wilde handelen. De onderhandeling hier door afgebrooken, en de Bondgenooten, in ftede van vereenigd te blijven,van elkander gegaan zijnde, vertoonde zich antipater met zijn Leger yoor ieder Stad, en fchreef den Inwoonderén, naar welgevallen , de wetten voor. De Atheners , dus verlaaten door hunne Bondgenooten, vaardigden , op het gerugt dat antipater hun van Thebe naderde, phocion af, om hem te gaan ontmoeten. anti pater'drong'er op, dat de Atheners zich geheel aan zijne genade zouden overgeeven; en aan deeze harde voorwaarde waren zij genoodzaakt hun zegel te hangen. Doch A 4 an- iv. BOEK. i. Hoofdft.  IV- BOE ft. I. Jloofijft. Doorf van D E- «1ST11ENKS. gJ2. 8 GESCHIEDENIS antipater willigde hun naderhand in om eene verbintenis met hun aan te gaan, mits dat zij hem demosthenes en hyperi»es overleverden, hunne Regeeringswijze op den ouden yoet bragten, toen de openbaare Ampten alleen aan de voornaamllen werden toegedeeld; eene bezetting 'van zijn Krijgsvolk innamen, en hem dg onkosten van den Oorlog goed maakten. Hierop verneemende, dat demosthenes en hyperides gevlugt waren , zondt hij archias af om hun te vervolgen, die hyperides, in Egina vindende, hem uit den Tempel haalde , waar hij zich veiligheids hal ven begeeven hadt, en zondt hem aan antipater, door wien hij ter dood gebragt wierd. archias desgelijks demosthenes ontdekt hebbende op het Eiland Calauria, waar hij zijne toevlugt in den Tempel van neptunus genomen hadt, poogde hem te overreden met hem na a ntipater te gaan, hem verzekerende dat hem nigts kwaads zou wedervaaren. Doch Pemosthenes den Boode zo wel als den Dwingeland met regt wantrouwende, dronk het vergif 't geen hij altijd bij zich gedraagen hadt, 't welk weinig oogenblikken daarnaa een einde maakte aan zijn roemrijk leeven. demosthenes was de Vorst der Redenaaren gelijk wij hem reeds dikwerf befehouwd hebben, en gelijk men nog volkomen zien kan uit de vergelijking door qu intiliaan tusfehen zijne welfpreekenheid pn die van cicero gemaakt. Hij was oqk een  van OUD GRIEKENLAND. - 9 een fcherpziehd Staatkundige, bezield door den vuurigiten ijver voor zijn Vaderland en de grootlte verfoeijing tegen alles dat de Dwinglandij begunfiigde. Hij voorzag alle zaaken zo wonder naauwkeurig dat hij naauwlijks immer mistastte. Hadden de Atheners zijnen raad gevolgd , nooit was philippus bekwaam geweest om het Oppergezag over Griekenland in handen te krijgen. Maar het buitengewoonite in het Character van demosthenes als Redenaar was dat hij nooit een ijdel of zwetzend vertoon van zijn vernuft maakte, en nooit aan zijne Redenvoeringen eenige cieraden bijzette alleen met oogmerk om te fchitteren. Vermids het zijn eenige pooging was de oplettenheid zijnerToehoorderen te verbinden aan de verdiensten der zaak, en hun verftand te overtuigen. Eenigen tijd naa zijnen dood rigtte men te Athene een Standbeeld van koper, te zijner gedagtenis op. De Atheners bemerkten ras, dat zij, door zich aan antipater te onderwerpen, een zeer ftreng en heerschzugtig meester gekreegen hadden. Dewijl de deugd van phocion eenigermaate de verwondering van deezen nieuwen Dwingeland na zich trok, werd, door tusfphenkomst van dien braaven Athener, aan veele uitgebanne Burgers, de vrijheid gegeeven om weder in de Stad te komen. Doch een groot getal der arme Inwoonderen verliet vrijwillig de Stad. antipater egter oeffende zijn beftuur, met de uiterfte regtvaardigheid, de openbaare Ampten werden alleen aan Mannen van verdiensA 5 ten IV. BOEK, i. Hoofdft.  IV. BOEK. 1 Hoofdft. 19 GESCHIEDENIS ten gefchonken. Insgelijks is het waarheid dat lieden van eenen onrustigen aart . die antipater voor eenigen opftand deeden vreezen, van alle Staatsbedieningen werden uitgeflooten : een maatregel nogthans , die moogelijk niet minder tot geluk van Athene toebragt, dan tot de rust en zekerheid van den Dwingeland. eu men es werd, intusfchen in het bezit van Cappadocie gefteld ptole- meus, craterus, antipater en antigonus raakten in twist , maakten zaamenzweeringen tegen elkander, en crate rus kwam in de oneenigheden om. Perdiccas ftierf op een tocht na Egypte. antipater overleedt desgelijks naa p o l i s p e r c h o n tot zijn Opvolger benoemd te hebben; zonder agt te flaan op zijn eigen Zoon cassander, fchoon deeze geenzins van verdiensten ontbloot was. Dit gedrag van antipater in polisperchon, een'Vreemdeling , doch de oudfte aller Legerhoofden van alexander, en een man van zodanig eene ondervinding als het Volk noodig hadt, boven zijn eigen Zoon te ftellen, kan niet te hoog gepreezen worden. Doch cassander, verftoord over zijns Vaders naar zijn inzien onregtvaardige handelwijze , befloot eene partij op te maaken tegen polisperchon, en haalde ptolemeus en antigonus op zijne zijde over, welke laatfte, het bewind voerende over alle de Landen van Klein Afie, de magtigfte Van alle de Opvolgers van alexander was»  van OUD GRIEKENLAND, u was. polisperchon deedt zijn best, van zijnen kant, om zijne partij te verfterken; en om Griekenland des te beter tot zijnen bijftand aan te noopen, fchonk hij de Staaten hunne voorige onaf hangelijkheid weder , en riep de Burgers, die verbannen waren te rug. Maar nicanor, de zijde van cassander toegedaan, te Athene komende , nam Pyreus in bezit, alexander, de Zoon van polisperchon kort daar op te dier plaatze gekomen , onder voorwendzel van de Inwoonders te zullen bijftaan; doch in waarheid om 'er zich meester van te maaken, vondt de neigingen der Burgeren gantsch verdeeld. De gemaatigdheidvan phocion verwekte zijnen val. Altoos als middelaar willende handelen, ftelde hij het zich tot een' regel den vijanden van zijn land altijd te bejegenen met opregtheid en zagtzinnigheid. Dit werd hem eindelijk als een misdaad aangetijgd, en hij onregtvaardig befchuldigd, verraaderlijke briefwisfeling met nicanor gehouden te hebben, en daarom beroofd van zijn bediening als Bevelhebber, phocion , zich voor het Volk vertoonende met een voorneemen om 't zelve te overtuigen van zijne onfchuld, weigerden het hem gehoor te geeven en veroordeelden hem ter doodftrafte. Ieder man van eer en deugd werd gegriefd, daar men den Man, dien men, om zijne uitmuntende deugd gewoon was den Eerlijken Man te noemen, op zo wreed en onwaardig eene wijze behandelde, en zeide hem het laatst vaarwel met traanen in de oogen. phocion ge- iv. BOEK. i. Hoofdft. Dood en Ch». rafter van PKOCïOÏJ.  iv. BOEK. L Hoofdft. 319. ïa GESCHIEDENIS gedroeg zich, te dier gelegenheid, met dezelve gerustheid. die zijne roemrijkfte dagen hadden doen uitblinken , en met dat vertrouwen het geen de onlchnld alleen inboezemt. Naa een' zijner Vrienden verzogt te hebben dat hij zijn Zoon ernftig zou raaden dit onregtvaardig ftuk den Atheners te vergeeven, zwolg hij den dollekervel drank in. Wij zullen minder verwonderd ftaan over zo fpreekend een blijk van onregtvaardigheid in een geheel Volk, als wij in aanmerking neemen dat, ten dien tijde, alle magt in de handen der laagfte en onwaardigfte leden van den Staat was, die , zonder eenig perfoon van verftand en geest om hun te beftuuren, zich zonder tegenkanting overgaven aan de infpraak van opvatting en drift — Aan de onregtvaardigheid en zotheid van'zulke oproerige vergaderingen, als waardoor phocion veroordeeld was, hadden de braaffte Mannen van dat Gemeenebest in vroegere dagen mede hunnen val dank te wijten. phocion werd opgevoed in de School van p l a t o, en was mogelijk een der deugd- zaamfte menfchen , die ooit leefde. Schoon hij het grootfte deel zijns leevens aan 't hoofd van het Leger verfleet, bleef hem toch zijne liefde tot de maatigheid bij; en geen mensch voerde zijne belangeloosheid op tot hooger toppunt. Onverwrikbaar ten aanzien van alles dat de belangen van het Gemeenebest betrof, zo wel als ten aanzien van zijn eigen leevensgedrag , ftelde hij altijd het welzijn van den Staat boven alle bedoelingen van zijn eigen; en nooit week hij een voet-  van OUD GRIEKENLAND. i# voetftap van zijn gewoone levensgedrag om zich naar de zeden van zijnen tijd te fchikken; fchoon hij teffens een zagtzinnigen en goedwillisen aart bezat. Zijn voorbeeldige maatigheid behieldt hem kragtig en fterk tot eenen hoosgeklommen ouderdom; en toen hij tagtig ja"aren oud was, voerde hij nog het bewind over de Legers. De geaartheid van zijne Vrouw was ook volkomen gelijk aan de zijne. Wanneer eene Joni/che Vrouw een* ijdelen roem op haare fchoone kleederen en edelgefteeneen droeg, zeide zij: „ Ik voor „ mij agt mijn t gtgenoor, die de Atheenfche „ Legermagren twintig jaar geleid heeft, voor „ mijn edelfte cieraad."! phocion werd niet minder dan vier en veertig maal tot Veldheer verkoozen ; doch het was zijn vast grondbeginzel, dat de regtvaardigfte Oorlogen zelf den Staat verzwakken, en dat Vrede het hoofddoel van ieder wijs Staatsbeftuur moet zijn. Het was niet dan eenigen tijd naa zijden dood, dat zijn ondankbaar Vaderland, befchaamd over de behandeling, hem aangedaan om, zo veel moogehjk, de fchande van een zoo onregtvaardige, zo wi eede en in alle omftandigheden haatelijke daad uit te wisfchen , een koperen Standbeeld ter zijner gedagtenis oprigete. Bij alle deugden , die het Character van een onbeampt man konden verderen, bezat phocion, op eene uitmuntende wijze, de gewigrige hoedanigheden van een volmaakt Staatsman en van een kundig Krijgs-overften, vereenigende in zijn perfoon de Staatkundige bekwaamheden van themistocles, en de IV. boek;' I. Hoofdft.  iv. BOEK. i. Hoofdft, DEME« TR1U S f HHE- mDS befï'Mtt Athene. 319- 14 GESCHIEDENIS de Krijgskundige vermoogens van miltiades; en hij zou zijn Vaderland zo nuttig geweest hebben, hadt geen partijfchap hem van het bewind , in de bangfte tijden beroofd, en lieden hem voorgetrokken, die naauw verdienden zijne leerlingen te zijn, 't zij in de weetenfchap van Bewind, of Oorlog voeren. De Atheners, zich nu in eene verdeediglooze omftandigheid bevindende, waren genoodzaakt zich aan cassander te onderwerpen, hem in het bezit van het kasteel te ftellen, en van hem een beftuurder te ontvangen, dien zij, volgens de taal van hunnen tijd, den naam van Tyran gaven. De Man, door cassander tot die waardigheid verheeven,was demetrius phalerius, een man te Athene hooggeagt om zijne welfpreekenheid, en eerst in het bewind gekomen omtrent den tijd dat harpalus van alexander afviel. De Atheners genooten geduurende hunne ondergefchiktheid aan cassander, een ftaat. van groote gerustheid onder de me trius, die, verre van zijne magt te misbruiken, zich zo zagtzinnig gedroeg, dat zij naauwlijks merkten dat hij hun meester was. Hij vermeerderde niet alleen de inkomften van het Gemeenebest, maar verminderde,in alle deelen , uitgezonderd ten opzigte van den Godsdienst, alle uitgaaven, die alleen gefchikt fcheenen tot weelde en trotfche vertooning. Hij verhielp alle de misbruiken, ontftaan in het oprigten van Lijkgefteentens, en befnoeide zo veel moogelijk de buiten- fpoo-  van OUD GRIEKENLAND. 15 fpoorigheid in huisraad en kleederen; en de arme Burgers hadden groot voordeel van zijne voorzigtigheid en oplettenheid. demethius muntte zo wel uit in Wijsgeerige als in Staatkundige bekwaamheden. Alle de oude Schrijvers prijzen, uit éénen monde, zijne deugd en wijsheid in 't bewind, en tellen hem onder de grootfte Mannen die Athene ooit heeft voortgebragt. polisperchon verneemende dat c assander bezit genomen hadt van Athene, trok op, en belegerde die Stad; doch de belegerden verweerden zich zo dapper, dat hij genoodzaakt was van zijne onderneeming af te zien. eumenes, omtrent dien tijd,in een gevegt door antigonus overwonnen, werd gevangen genomen en wel dra ter dood gebragt. Van alle de Legerhoofden van alexander was hij de wijfte en de braaffte; de beste Bevelhebber, de fchranderfte Staatkundige , met één woord, de volmaaktfte Man van zijnen tijd en het waardigfte voorwerp om de Opvolger van alexander te worden. Doch hij hadt het ongeluk een Leger te begeleiden zamengefteld uit verfchillende Volken,hem opgeleverd door de Beftuurders der Wingewesten, waar van ieder verlangde Opperbevelhebber te weezen. Hij bleef, tot het laatst, onfchendbaar verknogt aan het Koninglijk huis. Geen inzigt, van welk eenen aart ook , kon hem zijne braafheid doen verzaaken; en hij fcheen, bij alle gelegenheden , gedreeven te worden door de segtmaatigfte denkbeelden van eer. Doch boek* i. Hoofdft, Charaftervati eumsn.es*  IV. SOEK. I. Hoofdft. é%7- i6 GESCHIEDENIS deeze buitengewoone hoedanigheden ftelden hem te meer bloot aan den nijd der Landvoogden , die niet dulden konden een Krijgsoverften te zien, die kundiger dan zij, en zijn geluk aan zijn verdiensten alleen verfchuldigd was. olympias, door polisperchon in Macedonië te rug geroepen , maakte zich meestresfe van dat Koningrijk en bragt arideus om't leeven, die den blooten tijtel van Koning voor den tijd van zes jaaren gedraagen hadt. euridice, de Vrouw van ARIDEUS, NICANOR, CASSANDEr'S Broeder,als mede een groot aantal van c assa nder's andere Vrienden, waren de ftagtoffers van de wreedheid dier Vorftinne. ■— Doch deeze wreedheeden bleeven nietr lang ongeftraft. cassander belegerde haar in Pidna , en noodzaakte haar zich op genade over te geeven. De Bloedverwanten van die zij vermoord hadt, vorderden wraak van deeze moorden in de vergadering der Macedoniers. Zij werd voorts veroordeeld en door de handen van haar befchuldigers geftraft; dewijl de Soldaaten, ten dien eh> de gezonden, de hand niet aan haar duifJen flaan. cassander, zijn Leger na Beotie geleid hébbende.kreeg medelijden met deTbebaanen, die naa de vernieling hunner Staddoor alex\nder den grooten, van plaats tot, plaats omzwierven, zonder een vast verblijf lan te treffen, cassander befloot hun Stad te herbouwen. Verfcheiden Staaten yan Griekenland bragten 't hunne toe om dit edel  Van OUD GRIEKENLAND, if edel en menschlievend ontwerp voort te zétten. De Atheners in hét bijzonder herbouwden een gedeelte der Wallen; en Thebe herkreeg binnen kort haaren ouden luister, cassander, hierop na Argos getrokken, gaf zich die Stad aan hem over, zonder eenigen weêrftand ; en die in het Landfchap van Mesfehe volgden dit voorbeeld. Omtrent deezen tijd begon demetrhjs, de Zoon van antigonus, aanzien te ver ; krijgen, plutarchus fchilderteen fchoon ' character van dien Vorst, hem onderfcheidende door den tijtel van poliorcetes, het geen betekent Steden-inneemer. Hij was de welgemaaktfte Man van zijnen tijd, bezittende een Vorstlijk voorkomen, gemaatigd door een vriendelijken opflag van oogen, zo dat hij in de aanfchouwers, op het zelfde oo~ genblik, ontzag en genoegen inboezemde. Zijn ledigen tijd befteedde hij in kostlijke feesten en onthaalen te geeven ; maar zoo tas als beezigheid hem of na zijn geheim vertrek of na het veld riep, overtrof hem niemand in vlijt en werkzaamheid , noch ftondt beter de vermoeijenisfen en moeijelijkheden dool*. Hij gedroeg zich met de hoogfte eerbied jegens zijnen Vader en Moeder ^ die zulk een waardigen Zoon, op 't teederst* beminden. seleucus, nicanör överwohneri,ën Medie,a)s mede Sitfania aan zijne magt onder worpen hebbende, deedt zijne openbaare intrede binnen Baby lom Van dit tijdftip af is het Tijdperk der Seléuciden vastgeiteld, naar 't welk de Oosterlingen in hunne UL o e e ii. 9 tijd-; iv. BOEK* t Ëoofdft, CIME- r R i u s t» . 10 RCBfES.  IV. BOEK. t Hoofdft. Twee Zoonen van /ïi.-e x A Nii é r ver- 18 GESCHIEDENIS tijdrekenkunde rekenen , even als de Christenen naar de Geboorte van Christus. —• seleucus maakte zich bemind bij zijne Onderdaanen, zo door de zagtheid van ziin Rijks bewind als door zijne regtvaardigheid en menschlievenheid. demetrius, de Zoon van antigonus, poogde hem te vergeefs uit Babyion te verdrijven, seleucus, ten dien tijde in Medie zijnde, viel demetrius opde kasteelen van Babyion aan, en vermeesterde ze; doch wierd fchielijk genoodzaakt na zijnen Vader, in Klein Afte, te rug te trekken. De Macedoniers, intusfchen, de verdeeldheden, die onder de Bevelhebbers van alexander heerschten, moede, verzogten, dat de jonge Koning, nu omtrent veertien jaaren oud, de Zoon van roxana, en die den naam van zijnen Vader droeg, aan hun hoofd zou geplaatst worden, cassander, vreezende dat dit zijne eerzugtige oogmerken mogt in den weg ftaan, deedt heimelijk den jongen Vorst nevens diens Moeder, ombrengen; en het volgende jaar maakte hij, zamenfpannende met polisperchon, een anderen Zoon van alexander van kant, Hercules genaamd, toen een Jongeling van omtrent zeventien jaaren oud, dien Alexander verwekt hadt bij barsine, de Weduwe van meimnon den Rhodier — antigonus bragt, aan den anderen kant, cleopatra,de Zuster van alexander Den grooten, en Weduwe van alexander, Koning van Epirus, heimlijk om \ leeven. Dus hadden de Bevelhebbers van ALEX.  vAnOUD GRIEKENLAND. 19 alexander de wreedheid om het Geïlacht van hunnen Koning uit te rooijen; op dat zij geen Opperheer zouden hebben, eh hun bewind volkomen onafhanglijk behouden. De Staats.zugt fchröomt nooit voor het pleegen der gruwelijkfte ftukken. Doch de Voorfpoed deezer wangedrogten was van korten duur; daar, in tegendeel, seleucüs en ptolemeus, die naar de grondbeginzelen van regtvaardigheid en zagtmoedigheid handelden, de Grondvesters wierden van duurzaame Rijken. Terwijl Athene een ftaat van volkomen rust, 'onder demetriusphalerius, Bevelhebber van cassander genoot •, daagde Demetrius poliorcetes, bij Pyreus Op,en floot die haven in,met een Vloot van twee honderd vijftig Scheepen. De Atheners, Onverhoeds aangevallen, daar hun haven onbewaakt was, kwam demetrius in dezelve zonder tegenkanting , en verwittigde de Aiheners, door eenen wapenbode , dat hij gekomen was om hun in hunne Vrijheid te herftelleh en hunne oude Regeeringswijze weder op te rigten. De Atheners,denkende dat het best ware zich te onderwerpen, zonder! afgezanten om met hem te handelen , die hij, op de beleefdfteen inneemendfte wijzë$ Ontving. Hierop ging demetrius voort met het belegeren van de flerkte Munichia^ nam dezelve in, zondt de Macedonifche bezetting weg ,eh vernielde het tot den grofid; waarop hij zijne intrede in Athene deedt, èfi de Volksregeering , die voor den tijd vari B a dbs- IV. BÖ E Kt 1. _ Hoofdft;, 0fe  IV. boek". I. Hoofd ft. ao GESCHIEDENIS dertien of veertien jaaren afgebrooken wa* geweest, weder invoerde. Daar demetrius poliorcetes groote hoogagting hadt voor demetrius phAlerius zondt hij hem, op zijn eigen verzoek, na Tbebe. Want fchoon de Atheners drie honderd Standbeelden, te zijner gedagtenis , hadden opgerigt, begreep die Wijsgeer zeer gereed de verandering, welke veelligt deeze omwenteling zou te weeg brengen bij dat wispeltuurig Volk. Kort daarop zag hij zijne vermoedens bewaarheid. De Atheners , ten oogmerk hebbende hun hof bij den Overwinnaar te maaken, veroordeelden hun laatften braaven Bevelhebber ter doodftraffe, ftelden alle middelen in het werk om zijne gedagtenis haatelijk te maaken, en wierpen alle de Standbeelden omver, die zij maar zeer kort te vooren tot zijn eer hadden opgerigt. In tegendeel overhoopten zij d emetriuspoliorcetes en antigonus zijnen Vader, met eere, deezen voor hun Koningen en Befchermgoden verklaarende,en hunne af beeldzeis, in den heiligen ommegang, op het feest van minerva rond voerende. Welk een onwaardig en liegt Volk ! hoe zeer ontaart van hunne Voorouders! demetriusphalerius, nam zijne toevlugt tot c a s s a n d e r , en naa diens dood begaf hij zich onder de befcherming van ptolemeus soter in Egypte, den Schutsheer van alle lieden van Geleerdheid, demetrius won dra de vriendfehap van dien Vorst, en hieldt zich , ge- duu-  van OUD GRIEKENLAND. 21 duurende zijn verblijf daar ten Hove, onledig met het opftellen van verfcheide werken over het Staatsbeftuur, demetrius poLioRCETES vertrok, 1 intusfchen , van Athene, met eene talrijke Vloot, om Cyprus te bemagtigen. Zijne landing aan dat Eiland wel gelukt zijnde , trok hij terftond na Salamina, verfloeg menelaus, die deeze Stad verdeedigde, en beftormde haare wallen met buitengewoone Oorlogstuigen en bijzonder de Helepalis, die de belegerden egter middelen vonden om bij nagt te verbranden, ptolemeus, door menelaus verwittigd van het gevaar, 't geen hij liep om dat Eiland te verliezen , haastte deeze zich tot zijn hulp, met eene aanzienlijke Vloot; doch wierd door demetrius geheel overwonnen in een Zeegevegt. Het gevolg van deeze zegepraal was de bemagtiging van Salamina; waarover a ntigonus, bij het ontvangen van de tijding zo verheugd was, dat hij zijne Kroon aan demetrius zondt, en hem, in een brief den tijtel van Koning gaf. De Egyptenaar s gaven, aan den anderen kant, denzelfden naam aan ptolemeus. Geen mensen was ijveriger of werkzaamer in den Oorlog dan demetrius; die , ongemeen bedreeven in de werktuigkunde, grooten fmaak in belegeringen hadt, en in het vervaardigen van Oorlogswerktuigen. —■ Zijne Galeijen van vijftien roeibanken en zijn ftormtuig Heiepolis genaamd , waren fpreekende blijken van zijne werktuigkundige be,. kwaamheden. B 3 Naa IV. BOEK. I, loofdffi.  IV. t Hoofdft. " 304. Beleg van ffiodet. " aa GESCHIEDENIS Naa de evengeraelde zegepraal befloot demetrius Rhodes te belegeren, eene rijke Koopftad pp zich zelf een {terken Staat uitmaakende, zeer vast verknogt aan ptolemeus. demetrius zeilde'daarom na deeze Stad met eene talrijke Vloot en een Leger van veertig duizend man. De werktuigen, door hem in deeze belegering gebruikt, zijn zeer beroemd. De Rhodiers namen de wijste maatregels om zich dapper te yerdeedigen. Niets kon de gewelddaadigheid der aanvallen op de Stad in het werk gelleld door demetrius te boven gaan, noch ook de poogingen van de belegerden aangewend om deeze aanvallen uit te houden, en den vijand af te flaan. De belegerden bedienden zich van werktuigen, waarmede zij brandende houten en pijlen wierpen, demetrius zijne poogingen aan den kant van de haven vergeefsch vindende, viel vervolgens op de landzijde aan , waar hij gebruik maakte van een Heiepolis, die alle tot dus verre gebezigd in grootte te boyen ging. 'Dit Oorlogsgevaarte beftondt uit negen verdiepingen, ieder voorzien van groote i'chietboogen en flingergevaartens. Het droeg twee ftormrammen van een gedrogtelijke grootte met ijzer beflaagen, die door de vereenigde magt van duizend man In beweeging gebragt, eene verbaazende kragt èn geweld oefenden. Doch, terwijl hij de Stad met dat vreeslijk gevaarte beftormde, kwamen verfcheide Schepen met voorraad |elaaden den Rhodiers te hulp. demeWysj naa een gansch jaar deeze Stad be-  van OUD GRIEKENLAND. 23 legerd en ongelooflijke daaden van eigen dapperheid uitgevoerd te hebben, was egter in \ einde gedwongen, dit beleg op te breeken , en tot eene onderhandeling met de Rhodiers te komen, die hun tot grooten roem ftrekte. Want bij dit verdrag werd verklaard, dat het Gemeenebest van Rhodes in bezit zou blijven van alle zijne regten, handvesten en vrijheden, zonder aan eene magt hoegenaamd onderworpen te weezen. De beroemde Schilder protogenes, geduurende den tijd van dit beroemd beleg te Rhodes zijnde , zette gerust zijn werk voort,zonder in het minst ontzet te zijn over het krijgsgerugt of den wapenkreet des belegs. Als demetrius hem vroeg hoe hij zo gerust kon weezen? antwoordde protogenes, „ omdat ik wel wist, dat gij den Oorlog te„ gen de Rhodiers en niet tegen de Kunsten „ veiklaard hadt". demetrius ging dikwerf zijn werk zien. Het meesterftuk van deezen Schilder was, gelijk wij boven gemeld hebben, de Schilderij van j a l i s u s, die apelles zelve bewonderde, en waarin een hond was afgebeeld met het fchuim op den bek als zwaar vermoeid van de jagt komende. Men verhaalt van p r o t o g e n e s, dat hij, naa lang gepoogd te hebben het fchuim uit den bek van den hond vloeijende te fchilderen, zonder het naar zijnen zin te kunnen treffen , ten laatfte zijn geduld verliezende , fchielijk de fpons van hem gebruikt om het verbrodden werk uit te wisfehen, tegen het doek aanfmeet, 't geen volkomen ■ H ty3 IV. BOE !'. 1 Hoofdft  IV. BOEK. I. Hoofdft. 24 GESCHIEDENIS het uitwerkzel te weeg bragt, het geen de Schilder zo lang vergeefsch gezogt hadt. cassander, ten dien tijde Athene belegerd hebbende , haastte zich demetrius tot hulp van die Stad, met eene fterke Vloot , en dreef cassander uit Attica. Te dier gelegenheid overhoopten hem de Atheners met de grootfte eer, en de uitbundiglte vleijerij, hem tot een verblijfplaats een gedeelte van den Tempel van minerva toefchikkende, dien demetrius, door dartelheden, zijne krijgshaftige bedrijven onteerende , met alle foorten van ontheiliging bezoedelde, daar zelfs altaaren oprigtende voor zijne Hoeren. Doch hiermede niet voldaan, noodzaakte hij de Atheners honderd vijftig Talenten , zonder toeven, op te brengen, die hij niet ontvangen hadt, of hij gebruikte ze om tot eene gift te dienen aan lamia , zijne Hoer. demetrius deedt, ten dien tijde, zich Hoofdbevelhebber der Grieken benoemep op eene Vergadering der Staaten , gehouden op den Isthmus van Corinthe. Middelervvijle lag zijn Vader, a ntig qnus, zich op niets minder toe dan om de andere Opvolgers vamA lexander,te weeten cassander, lysimachus, s ee e u c u s en * t o l e m e u s, van hunne aanzienelijke Landvoogdijfchappen te ontzetten. Doch de andere Bevelhebbers dit oogmerk verneemende, maakten een Bondgenootfchap tegen hem en zijnen Zoon demetrius; \n gevolge waar van een groote veldflag voor*  van OUD GRIEKENLAND. 25 voorviel in de nabuurfchap van Jp/us in Phrygie; hier werd antigonus gèflagen, en de 'Bondgenooten behaalden eene aanmerkelijke overwinning. ] Op deeze zegepraal hegtten de vorstelijke Bondgenooten het bewind van antigo- i mus aan hunne voorige bezittingen; en naa ^j zeer veel tegenftribbelingen bellooten zij ui het geheele Gebied van alexander op de volgende wijze te verdeelen. Egypte, Lybie, Arabie en Palestina wierden aan ptolemeus toegefchikt ■ Macedonië en Griekenland aan cassander Liythinie en Thracie aan lysimachus. En het overige gedeelte van Afie tot de Rivier Ir.dus , aan seleucus. Dit laatfte.Grondgebied, 't geen alle de Landfchappen van het oude Perfifche Rijk bevatte, werd het Koningryk van Syrië geheeten, om dat de Seleucideit Koningen uit den Stam van seleucus, te Antiochie, eene Stad van Syrië, hun verblijfplaats hielden. Intusfchen verfcheen demetrius voor Athene,en verzogt in die Stad toegelaaten te worden ; doch de flegte gefteldheid zijner zaaken bemoedigde de Atheners hem zijn verzoek af te flaan; en zij gaven hem tot antwoord, dat zij binnen hunne poorten geen Koning, wie ook, wilden ontvangen. Omtrent dien tjjd ftierf cassander, twee Zoonen naalaatende, die over de opvolging in huns vaders Koningrijk twistten. Demetrius, eene verzoening met seleucus uitgewerkt hebbende, lag 'er zich op uit om zijne verloopen zaaken te herltellen.: BOES. 1. loor'dft, 3°-ücuwe ver-? ;linst »an . e x a nt »'a Rijk,  IV. SOEK. Hoofdft. a den zij, in de dagen van p y r r h u s , middelen om de Dwingelanden, over hun door antigonus gefteld, te verdrijven, en maakten eene naauvve verééniging onder de gedaante van een enkel Gemeenebest, beftuurd door eene algemeene Vergadering. Omtrent denzelven tijd zugtte Sicyon onder de dwinglandij van nicocles. Doch aratos, Zoon vanNiciAS,een der voornaamfte Burgeren, fchoon toen nog maar twintig jaaren oud , vormde een plan om zijn Land in vrijheid te ftellen. De noodzaakelijke maatregels, met de grootfte voorzigtigheid, genomen hebbende, beklom hij de wallen der Stad, en naa, op die wijze, daarin gekomen te zijn, riep hij de Burgers luidkeels, dat zij hunne Vrijheid zouden handhaaven. Zij gehoorzaamden terftond dien welkomen eisch, ftaaken het Paleis desDwingelands in den brand, en riepen de verbannenen te rug. a r a t u s raadde de Sicyöniers, om de vrijheid, die hijzijnland bezorgd hadt, duurzaamer te maaken, zich bij het Achsjche Verbond te voegen; want fchoon de kleine Gemeenebesten in dat Verbond vereenigd, zwak waren; wisten zij, egter, door de wijsheid van hunne Algemeene Vergadering , en eene volmaakte Eensgezindheid, hunne Onaf hangelijkheid te verdeedigen. aratus won , door zijn deugdzaam en * voorzigtig gedrag, meer en meer de agting C 3 van IV. BOEK. i, Hoofdft. ARATOS.  IV. 80 E K. i. Hoofj a. 3B GESCHIEDENIS van zijne Medeburgers. Hij was,nogthans» geen Mensen van een volmaakt of een beftendig Character. Hij hadt in het bijzonder weinig verdiensten als Krijgsman : want fchoon hij zomtijds met grooten moed en dapperheid handelde, maakte hem het gezigt van gevaar bevreesd en befluitloos. Voor de tsveede maal tot Veldheer der Acheers gekoozen zijnde, herwon hij van antigonus het Kasteel van Corinthe, waar van die Vorst bezitting genomen hadt. Dit was eene fterkte van groote aangelegenheid; daas dezelve gelegen was op een hoogen berg,in hetmidden van de Landengte, die Peloponnefus van het Vaste land fcheidt, en dus aan beide zijden de Zee en het Land in bedwang hieldt„ en grootendeels alle de gemeenfchap met Peloponnefus affloot. Hierdoor gaf dit Kasteel zijnen bezitter den grootften Invloed in de zaaken van Griekenland , was daarom het voorwerp des naijvers onder de nabuurige Mogenheden. araïus hadt zestig Talenten beloofd aan eenen lnwoonder van Corinthe , die op zich nam hem na het Kasteel te leiden langs een fmal pad, gehouwen uit de rots, waarop de fterkte gebouwd was. Maar niet in {laat om de geheele fom in eens op te brengen ,was hij genoodzaakt het grootfte deel van zijn zilver - werk , als mede de edelgefteentens van zijn Vrouw,tot aanvulling van dezelve te verpanden, üit was een blijkbetoon van grootmoedigheid, het geen , naar he^ denkbeeld van plutarchus, vergeleeken kan worden met de fchitterendfte daaden  van OUD GRIEKENLAND. 39 den der Griekfche Heldhaftigheid. Want hier offerde aratus niet alleen zijne geheele bezitting aan 's Lands welvaaren op; doch hij ftelde ook zijn leeven bloot aan het dreig^ndfte gevaar, ara tus befloot den aanval bij nagt te doen, alleen vierhonderd Soldaaten met zich neemende. Zijne onderneeming gelukte hem, hij dreef den vijand uit, en nam bezit van het Kasteel. De Corinthiers openden daar op volvrolrjK de Poorten, traden,op zijn aanmaanen, mede in het Achejche Verbond, en lagen eene Bezetting in de fterkte. Deeze ftoute en welgeflaagde onderneeming bezorgde aratus een zeer groot aanzien, en werkte mt, dat de Megareërs, te gelijk met verfcheiden andere Staaten, ja de Koning ptolemeus zelve, tot het Achejche Verbond toetraden. De Acheërs, bewust dat het eenige doel van aratus beftondt in hun welvaart te vergrooten, dat hij een openlijk vijand van alle lbort van dwinglandij was, en zeer verlangde hunne Steden in de oude vrijheid te herftellen , lieten hem beftendig het hoofdbavvind in den krijg behouden. Omtrent deezen tijd begonnen de Romeinen hunne magt ontzaglijk te maaken, zelfs onder de Grieken. Zij zonden een Gezantfchap na de Acheërs en Etoliërs om hun over te haaien dat zij voor den Vrede met teuta, de Weduwe van een der Illyrifche Koningen geflooten, borg bleeven. Dit Land werd thans geregeerd door kleine Vorsten, die alle hunne nabuuren lastig vielen met hunne Zeeroverijen; het korts gewaagd hebC 4 ben- iv. IOE1I»' i. Hoofdft.  ' iV. BOEK. i. Hoof.ift 40 GESCHIEDENIS bende de goederen van eenige der Romeinfcbe burgeren aan re tasten,haddemzijdit Gemeenebest aangehitst om de Koningin teut a aan te vallen, die zij noodzaakten Iliyrium geneel te verlaaten. In gevolge van deezen grooten dienst maakten de Conntbiers een Openbaar raadsbeiiuit bij 't welke zij de R0mti ten tot hunne hthmifche Spelen toelieten: en de Atheners beichonken hun met de vriihei.l van hun Stad * Daar 'er iri veele der Griekfche Steden, door magt der Macedonifche Vorsten , een ftam van i'wingelanden geplant was, liet ARA. tus zijne aandagt voornaamlijk gaan over het uitroeijen van dat kwaad,'t geen de Staaten , waarin het plaats vondt , onderdrukte en ten val bragt. Om deeze reden fteldè een dezer Dwingelanden, en de ondeugendfte van hun allen , aristippus geheeten, die te Argos regeerde, veele poogingen te werk om den ondergang van aratus te bewerKen- Deeze aristippus leefde in eene geduunge vrees, en was altijd bezig met het Uitdenken van middelen om zijn leeven te beveiligen, 'f en dien einde badt hij een deel gewapend Volk om zijn huis nagt en datr te bewaaren. Hij fliep opeen bovenkamer, waar heen hi] met een ladder klom : de eenige ingang was een trapdeur , die geilooten Werd zoras als'er de Dwingeland intradt, en waar boven zi n bed geplaatst was. Het is egter waarschijnlijk dat hij door alle deeze voorbehoedzels niet te geruster fliep: terwijl aratus, in tegendeel, altijd zonder wapenen en zonder vre&s in het openbaar ver- lcheenj,  van OUD GRIEKENLAND, at fcheen, doorgeer) andereliifwagt beichermd, dan door de liefde Zijner Mede burgeren. Die edele Gemeenebestgeziride , eindelijk , tot een gevegt met akistippus gekomen zijnde , behaalde eene volkomene overwinning over den Dwingeland, die in dat gevegt fheuvëlde. aratus bewoog voorts LYSiades, Bebeeri'cher van Megalopolis* om gewillig van zijne oppermogenheid af te flaan. en "die fttad in zijné voorige vrijheid te lierftellen agi>, de Koning van Sparta, fchoon man- twintig jaaren oud, zogt eene hervorming in de Stad te bewerken, waar weelde en gierigheid, zints langen tijd, voet gekreegen hadden, en het delzel, door lycurgus gemaakt,in te voeren. Zulk eene onderneeming eischte eenen Man van een Cbnraéter zeer veel verfchillende van dat van A g i s, die, behalven het gebrek aan jaaren en ondervinding van eene te goedaartige en befluirelooze geftelteris was. Pe Jeugd, nogthans , en het Volk in het algemeen juichten zijn oogmerk toe. Doch het werd weêrltroefddoórde Rijken , aangevoerd door zijnen amptgenoot leonidas. De hervorming greep daarom alleen ten'deele plaats; agis een voorbeeld geevende, door al zijnen overvloed met zijne Medeburgers te deelen, Wanneer de zaaken in die gefteldheid te Spana waren, verzogten de Acheers, toen in oorlog zijnde met de Eöliërs, bijflandvan de Lacedemoniers, die hun een legermagt, onder geleide van agis,toezonden. De LaceC 5 \ IV. 1 Hoofdft. agis mist in zijnen toeleg om net SparlaanfcheSiaïtsbcftunr te hei vormen»  IV. II. Hoofdft. e-M- 42 GESCHIEDENIS demonifche hulpbenden vereenigden .zich met aratus te Corinthe-, doch als de Acheers een gevegt met den vijand ontweeken, keerde agis te rug na Sparta. Op zijne aankomst in de Stad vondt hij het Volk verbitterd , én aangehitst tegen hem door de treeken van agesilaus, een der voornaamfte Burgeren,, die hem befchuldigde het Volk misleid te hebben, door hun in de gedagten te brengen , daf 'er eene gelijke verdeeling van goederen zou gefchieden. leonidas, die afgezet geweest, en in wiens plaats diens fchoonzoon cleomerotus Koning gemaakt was, werd te rug geroepen en op den throon geplaatst, l e o n id a s, zeer verftoord op c l e o m b r o t u s , als die in zijne waardigheid getreden was, deedt hem de bitterfte verwijten, en verjaagde hem uit de Stad. Toen lag hij 'er zich op toe om den val van agis te voltooijen,die geligt zijnde uit zijne fchuilplaats in de gevangenis werd geworpen, leonidas, de Ephoren op zijne zijde gekregen hebbende, ftelde agis te regt als een die gepoogd hadt nieuwigheden in het beftuur in te voeren, agis werd ter doodftraffe veroordeeld zonder dat men hem toeftondt zich te verdeedigen, of dat zijne medeburgers zijne zaak onderzogten; en voorts gevyurgdin de gevangenis. Het Volk, hoorende het geen 'er gebeurd was, was verftoord over de onregtvaardigheid derhandelwijze omtrent hunnen Koning, en verwekte een opftand om zijn leeven te behoe* den. Doch hun ijver diende alleen om het noodlot van dien ongelukkigen Vorst te verhaas-  van OUD GRIEKENLAND. 43 haasten, wiews Moeder en Grootmoeder na de gevangenis gegaan zijnde en toegang veczogt hebbendëi, gevangen genomen en ook ter dood gebragt wierden. « Welk eene opëemtapehng van ijselijkheden l Welk e^ne ommekeer in Spafta\ leonidas, kuit hierop geftorven zijnde, { beklom zijn zoon cleo m en es den throon. 1 Deeze een Vorst van een leevendigen en on- \ derneemenden aart, en ten uiterfte n roemzugtig .. bgfcjhpusyde met medelijden de Spartaanen tot weelde en gevoedoosheid vervallen, en was /eer zorgvuldig omtrent het gemeene wekaaren. De geheele magt Ml de handen der bphoren ziende, befloot hij eene verandering in de gedaante des Staa-sbeftnurs te onderneemen, en „ hoopende uat de Oorlog hem in ftaat zou ftellen om zijne oogmerken te volvoeren, nam hij de gelegenheid waar om,van wegen eenige vijandelijkheden,door aratus op het Regtsgebied der Arcadiers gepleegd, den Achcërs den Oorlog te verklaaren, en; terftond te veld trekkende, leverde hij den vijand flag. aratus, verbaasd over de onverzaagdheid van cleome nes, dien men tot dus lang voor een onervaren Jongeling gehouden hadt, trok te rug, en ftelde zich daardoor bloot aan veele verwijtingen van zijne eigen Soldaaten. cleomenes, ftout geworden door zijn geluk tegen aratus, zette zijn vooripoed verder voort; en floeg de Acbeërs in verfcheiden fchermutzelingen. Hier door zijn gezag in Sparta zeer veel vergroot hebbende, ftondt hij niet langer in twijf- IV. BOEK. I. Hoofdft. CL S OMEIE s uclukiger in depe o:iderneo-  IV. BOEK. L Hoofdft. 44 GESCHIEDENIS twijffel om zijn voorneemen werkftellig te maaken. Maar, eer hij in de Stad kwam, zondt hij heimlijk een deel gewapende manfchap vooruit, die, de Ephoren aan tafel aanvallende, vier van dezelven ombragten. cleomenes, toen het Volk vergaderd* hebbende, vertoonde hun hoe buitempoorig de Ephoren hunne magt misbruikt hadden , maakte hun zijn oogmerk bekend , om de wetten van lycurgus te doen herleeven; en verdeelde, om hun van de zuiverheid en opregtheid zijner voorneemens te overtuigen, terftond zijne eigene goederen, en haalde zijne Vrienden en Bloedverwanten over om zijn voorbeeld te volgen. Verder lag hij 'er zig op uit om de wetten van lycurgus te herftellen , raakende de opvoeding der jeugd, de oeffeningen ende gemeene tafels; de Burgers ichikten zich met vermaak naar deeze verandering van leevenswijze. Ten zeiven tijde viel hij, om den vijand te toonen dat deeze nieuwigheden de liefde voor hem,door zijne Burgers gekoesterd, met verminderd hadt, op het Grondgebied van Megalopolis aan,en verwoestte hetzelve, en behaalde 'er een' grooten buit. Daarenboven bewees zijne geringheid en eenvouwigheid van Kleedije, de zuinigheid en maatigheid van zijne Tafel en de vriendelijkheid van zijn Gedrag, dat hij de Burgers naar zijn eigen voorbeeld tragtte te vormen. Doch hij lag 'er zich, boven alles, op toe om het vertrouwen en de toegeneegenheid van zijne krijgsbenden te winnen ; en dit met goed gevolg: want zij betuigden groote ge-  van OUD GRIEKENLAND. 45 gewilligheid en lust om onder zijn geleide te vegten. Zich bedienende van die gunftige gefteldheidzijner Soldaaten, trok hij tegen de Acheërs te veld, behaalde een groote overwinning, en noodzaakte hun om Vrede te fmeeken. cleomenes vergunde hun denzelven op voorwaarde dat zij hem tot Hoofdbevelhebber over de Legermagten van die Vereenigde Staaten aanftelden. De Acheers fcheenen geneegen om in deeze voorwaarde te bewilligen. Doch aratus, die nu drie en dertig jaaren het bewind in handen gehad hadt, het als een onëer aanmerkende, befloot antigonus in deeze zaak in te wikkelen. Ten dien einde deedt hij aanzoek van ter zijde bij dien Vorst, door twee Burgers van Megalopolis , welke Stad, in. de nabuurfchap van Sparta liggende, veel was blootgefteld aan de invallen van den vijand. Deeze twee Megalapolitaanen vertoonden daarom antigonus, dat cleomenes niet alleen na de vermeestering van Peloponnefus , maar van gantsch Griekenland ftondt; dat het't belang van antigonus was de te werkftelling van zijne eerzugtige oogmerken te voorkomen; dat zij goede reden hadden om te gelooven, dat aratus genegen was om met hem mede te werken in zijne maatregelen, en dat zij als een verzekering van de opregtheid en tot borgtogt van de Acheers, hem in het bezit van het Kasteel van Corinthe wilden ftellen. antigonus, wien dit eene fchoone gelegenheid gaf om zich te mengen in de zaaken van Griekenland, luisterde met vermaak na de voorflagen van de IV. BOEK/ I. Hoofdft.  iv. BOES. i. Hoofdft. 46* GESCHIEDENIS re Megalapolitaanen, en beloofde hun bij te daan, bijaldien de Acheèn daaraan hun zegel hingen; die, hierop verwittigd van de genegenheid van antigonus, op den raad van aratus, bellooten den Oorlog Verder voort te zetten cleomenes vervolgens verfcheide Steden in Peloponnefu. aangetast hebbende, imeekten de Achten anti g[onüs, hun met allen jpoed, te hulp te koo< men. De Vorst gehoorzaamde deeze bede, kwam hun met een Leger van twintigduizend voetknegten en veertienhonderd man te paard te hulp, en maakte zich raa veil'cheide voorvallen, wei! er breed verhaal zou verveelen, meester van Mantinea en Orchumene, terwijl hij cleomenes noodzaakte om Laconie te verdeedigen Dit benam cleomenes. egter, den moed niet, die een groot getal der Heloten op vrije voeren zette, mits zij hem eene zekere fomme gelds betaalden, twee duizend hunner óp de wijze der Macedoniers wapende, en de Stad Megalopolis, ftormenderhand innam, naa eene zwakke wederftand. -— Toen boodt hij de Megalapolitaanen, die met de Mesfeniers de vlugt genomen hadden, aan, hun de Stad weder te geeven, op voorwaarde, dat zij van het Verbond, met de Acheërs gemaakt, afitand deeden, doch de Megolapolnaanen verwierpen dien vootflag , bellooten hebbende hunne Büaógeflooteti, fchoon ten koste van hunne Stad en Grondgebied, aan te kleeven. cleomenes, vergramd om hunne weigering, gaf  van OUD GRIEKENLAND. 4? gaf de Stad over om geplunderd te worden, en liet de wallen flegten. De Acheërs, ten laatften, bemerkende dat zij ,in plaats van in a n t i g o m us een Bond* penoot te vinden, zich eenen Meester gegeeven hadden , kreegen te laat berouw van hunne handelwijze. Nogthans nu denkende dat de onderwerping de veiligfte zijde was, bejegenden zij antigonus met de grootfte en kruipendfte vleijerij, zo verre zelfs dat zij hem offerhanden toebragten. aratus bezat geen magt meer, noch kon antigonus beletten de Standbeelden der Dwingelanden weder op te rigten, die hij zelve om verre geworpen hadt. Dus werdt aratus regtmaatig over den naarijver tegen cleomenes geftraft. Die dappere Spartaan deedt, vroeg in de Lente, eer de Macedoniërs hun winter-legeringen verlaaten hadden, een inval op het grondgebied van Argos, en verwoestte dat Land. Tot dus lang hadt hij de eer genooten van de Macedonifche Legermagt tegen te houden en eenen inval in Laconie af te weeren. Doch, in den volgenden Zomer, trok a n t i g o n u s na dat Land aan 't hoofd van agt en twintig duizend man- De twee Legers elkander m de nabuurfchapvan Selafia ontmoetende, viel antigo nus onmiddelijk op cleomenes aan, die maar twintig duizend man hadt Het gevegt begon bij Olympus, en. beide de partijen ftreeden met de grootfte hardnekkigheid. Doch de Macedonifche Legerbenden op de Lacedemoniers, met gevelde fpee- ren, IV. BOEK. L Hoofdft, 223. Slag vin Selafits.  IV. SOEK. i. Hoofdft. 48 GESCHIEDENIS ren, inrukkende, verdreeven bun uit hunne verfchansfingen. De meeste hulpbenden vielen in dat gevest, en plutarchus zegt, dat'er, van zesduizend Spartaa>,én, alken tweehonderd overbleeven antjgomjs erkende de zegepraal ten grooten deele verfchul'iigd te zijn aan den moed van philoPoeiuen, toen nog zeer jong, .ne aan het hoofd der dehefebe ruiterij gevogten hadt. Schoon het verliezen van deezm Slag Spana met eenen volkomen ondergang dreigde, verdrceg dat Volk eg. er znn 01 geluk met dezelve ftand vastigheid en grootmoedigheid, die zij ten toon geipreid hadden m dé bloeijendÜe tijden van het Gemeenebest,ieder Burger fcheen bedroefder re zijn over de algemeene ongelukken , dan over zijn eigen verlies. De Vrouwen treurden met over den dood van haare Lgtgenouten, noch de Vaders over dien hunner Zoonen; maar, n tegendeel , agttenzij hun gelukkig, om dat zij, tot welzijn van hun Vaderland, gefneuveld waren. cleomenes, het gezigtvan sparta, naa dit bitter ongeluk, niet kuinende verdiaagen, kwam alleen ter loops in de Stad, en reisue vervolgens na Egypie. antigonus, kort hierop te Spana komende, nam daar bezit van als Overwinnaar. Doch zijne giamfchap gekoeld zijnde door zijne overu inning en de vlugt van c l e o m e n e s , lx I ,andelde hij de Inwoonders met groote go u ertierenheid, egter alles om verte ^uotende, *t geen cleomenes in her werk <.elteid hadt om de inftellingen van lycurgus te doen herleeven. Dee-  van OUD GRIEKENLAND. 49 Deeze droeve nederlaage te Sela/ia berokkende den volkoomen val der Spartaanfche magt, en beroofde dat Volk van alle mogelijkheid om weder tot zijn oorfpronklijken luister te geraaken — antigonus, naa eenige weinige dagen te Sparta vertoefd te hebben, ging na Macedonië, waar de Barbaaren groote verwoestingen aanrigtten. _ Doch in eene kwijnende ziekte vallende, ftierf hij twee of drie jaaren daarnaa. cleomenes, intusfchen, te Alexandrie aangeland, bezorgde zich welras door zijne bijzondere verdienften de agting van den Koning ptolemeus, die hem met gefchenken belaadde, en, te zijner vertroosting, beloofde hem met Geld en eene Vloot bij te flaan, om zijnen Rijkszetel te herwinnen, en de Vrijheid van zijn land te handhaaven. Dan de dood dien Vorst, kort daarnaa, ne-' dervellende, kon hij zijne goede voorneemens omtrent cleomenes niet in het werk Hellen. 'Er viel, omtrent dezen tijd , te Rhodes een ontzaglijke aardbeeving voor, die onnoemelijke fchade veroorzaakte, en den beroemden Colosfus , een koperen Standbeeld van een gedrogtlijke grootte, omverre wierp. De Rhodiers, zich bedorven ziende,door dit ongeluk, fmeekten om de gunst der Nabuurige Vorsten. Uit dien hoofde zonden h i e r o en g e l o, Koningen van Sicllien, en ptolemeus, Koning van Egypte,hun groote fommen gelds, en behandelden hun met de edelfte menschlievenheid. a n t i g omjs, seleucus en mithridates \\l DEEL. D VÓlg,- IV; E O E e» L  IV. BOEK. II. Hoofdft. De Etoiïtrs fteeken boven alle andere in GthkcrilanA uit. TWEEDE HOOFDSTUK. Be toeftand van Griekenland, naa de inneeming van Sparta door antigonus tot dat het geheele Land een Romeinsch ' Wingewest werd. De Etoliers, het onbefchaafdfte Volk van Griekenland, gehard in alle de moeijelijkheden van den Oorlog, en leevende van den behaalden buit,begonnen,eindelijk, een in'toogloopend Volk te worden in dat Land. Gebruik maakende van den uitgeputten toeftand devFeloponnefers, die grootelijks geknakt waren door den laatften Oorlog, en na de flag van Selafia na rust en vrede fnakten ,deeden zij een inval op het Grondgebied van Mes/ene, en rigtten daar een groote vernieling en verwoesting aan. Hierop trok aratus tegen hun te veld met de Acheërs. Doch, digt bij Caphia overwonnen zijnde, werd die Bevelhebber vreesagtiger en befluiteloozer dan ooit, en de Acheërs waren genoodzaakt p h il ippus, den jongen Koning van Macedonië, den Opvolger in dat Koningrijk naa den dood van zijnen Vader antigonus, om hulp te verzoeken. Omtrent deezen tijd heerschte de tweedragt mede te Sparta. Eén der Ephoren werd 50 GESCHIEDENIS volgden hun voorbeeld; en Rhodes werd ras door de goedheid der Vorsten vermoogender en bloeijehder van ftaat, dan het ooit te vooren geweest was.  van OUD GRIEKENLAND. 51 werd in eenen opftand der Inwoonderen omgebragt, omdat hij en zijne Amptgenooten de zaak van philippus voorgedaan hadden — Die Vorst, op 't verzoek van verfcheide Steden, die hem geklaagd hadden over de plunderijën der Etoliers , te Corinthe gekomen, waar toen eene algemeene Vergadering der Acheërs werd gehouden, deedt den Oorlog tegen de Etoliers verklaaren. Dit gebeurde geduurende het beleg van Saguntum dóór den beroemden hanniS a l , die van daar na Italië trok. cleomenes eindigde, intusfchen, zijne leevensdagen elendig in Egypte. Verdagt gemaakt bij den nieuwen Koning, die om niets dan zijne vermaaken dagt , werd hij in de gevangenis geworpen ; waaruit hij egter, door zijne vrienden die middelen tot Zijne verlösfing gevonden hadden, gered en aan hun hoofd geplaatst werd , met toeleg om een' opftand in de Stad te verwekken , door het Volk aantefpooren om hunne Vrijheid weder te krijgen. Doch niemand zich bij hun durvende voegen , werden zij door wanhoop aangetast; en, om de fchande van een Openbaare ftraf te vermijden, bragtten zij elkander van kant. De Koning, verwittigd van het gebeurde, beval de Moeder en de Kinderen van cleomenes ter dood te brengen en heft lighaam van dién braaven , doch öngelukkigen Vorst aan een kruishout op te hangen. philippus, zich gereed gemaakt hebbende om de Etoliers aan te vallen, verbondi verfcheide Vorsten van lllyrium aan zich, on D 2, hera IV. BOEK. II. Hoofdft. Kri'gstóeiit ï'US tegel) de Etoliers.  IV. BOEK. h. Hoofdft. 5a GESCHIEDENIS hem bij te {taan, en onder allen , demetrius van Pharus, een zeer Hout en onderneemend, doch roekloos mensch , die, uit zijn eigen land door de Romeinen verbannen, het Hof van ptolemeus tot een wijkplaats hadt uitgekoozen. De Acheërs verzogten ook hulp van hunne Bondgenooten ; doch het volk van Acarnanie en Epirus gaven hun_ alleen de verzogte hulp. philippus uit Macedonië trekkende met een leger van vijftien duizend man,kwam in Étolie en vermeesterde een groot aantal Steden. Aan den anderen kant verwoestte dorimachus, de Etolifche Bevelhebber, het land Epirus philippus zich te Ca- phia bij een deel der benden onder aratus den Jongen gevoegd hebbende, floeg, met deezen veréénigd, een belegering voor Pfophis, eene Stad van Arcadie. En , in het koudfte van den Winter, zich meester gemaakt hebbende van de Sterkte, wier ligging dezelve voor onoverwinbaar deedt houden , gaf hij deeze den Acheërs over, voor welke die plaats van groot gewigt was. Hierop verwoestte p h i l i p p u s het land Elis. De Acheërs werden intusfchen zeer hard behandeld door apelles , die eertijds de Voogd van philippus geweest was en nog in blaakende gunst bij dien Vorst ftondt. Deeze man zogt de Acheërs geheel afhangelijk te maaken van philippus Staatsdienaars. Doch, op aanzoek van aratus, beval hem philippus omtrent dit Volk niets in het werk te ftellen, dan in zamenftemming met hunnen Bevelhebber. Tot dus verr  van OUD GRIEKENLAND. 53 verre hadt philippus niets vertoond dan uitmuntende hoedanigheden, goedheid, vriendelijkheid, een verpligtend gedrag, en eene kunde in den Oorlog verre boven zijne jaaren; doeh wij zullen weldra een zeer verlchillend af beeldzel van hem ontdekken. Sparta werd verfcheurd door inwendige beroertens, en ten prooi gefteld aan een deel kleine Dwingelanden, die met elkander om het bewind ftreeden. Een deezer Dwingelanden, met naame cHiLO,de Stad ingekomen zijnde aan het hoofd van gewapende manfchap, bragt hij, onder het voorwendzel dat zijn tijtel meer goldt dan die van lycurgus, alle de Ephoren om 't leeven. apelles, voorhebbende zijne oogmerken omtrent de Acheërs voort te zetten, en zich geduurig, door aratus, gedwarsboomd vindende, befloot zich van dien Va» derlandlievenden Man te ontdaan, en, ten dien einde dagt hij zoveele kunstgreepen uit, dat ar atus eindelijk bij philippus in verdenking viel. philippus bemerkte egter ras hoeveel hij verloor aan den raad van zo groot een man, en hem daarom gelegenheid gegeeven hebbende om zich te regtvaardigen, herftelde hij hem in zijn vertrouwen en vriendfehap. apelles hervatte , daarop, zijne kunstgreepen, fcherpte zijn verftand op lasteringen tegen aratus, en nam heimelijke maatregels om de onderneemingen van philippus te verijdelen, opdat hij zijnen vijand in 's Vorsten ongunst zou brengen. Die Vorst tegenwoordig de Etoliers, Lacedemoniers en Eleërs teffens teD 3 IV. I O E BÏ II. Hoofdfö  iv. BOEK. ii. Hoofdft. 54 GESCHIEDENIS gen zich hebbende; befloot hun ter zee aan te vallen , om hun te noodzaaken hunne magt te verdeelen; en op Cepbahnie , een Eiland in de Jonijcbe- Zee, een landing gedaan hebbende, belegerde hij de Stad Palea', doch, door een misfiag van leontius, een man apelles toegedaan, was hij verpligt die op te breeken. apelles en leontius, die 't met elkander eens waren in hunne bedrijven, boezemden fteeds philippus ontwerpen in, die, zonderden voorzigtigen raad van a r a t u s , onvermijdelijk zijne zaak zouden bedorven hebben. philippus, ondertusfchen na 't Vasteland wedergekeerd, trok heimlijk, langs een pngewoonen weg, over rotzen na Therme, eene aanmerkelijke Stad, waar de rijkfte der Etoliers woonden , en hunne Jaarmarkten hielden. Voor de Stad gekomen, viel hij daar terftond op aan, en dezelve met zijn leger ingenomen hebbende, vondt hij een'rijken buit. De Macedoniers, herdenkende aan het ipoorloos gedrag der Etoliers te Dodona, bellooten zich te wreeken, en ftaaken daarom den Tempel in brand, en yernielden een groot deel hunner Standbeelden philippus eindigde deezen Veldtogt , met eene allerkunstigfte hertred, waarin hij de voorzigtigfte voorbehoedzels nam om zijne agterhoede voor aanval te bewaaren; en voerde dezelve uit, zonder eenige wanorde, en met een zeer klein verlies, polybius berigt ons, dat aratus de uitdenker en aanvoerder van deeze onderneeming was. Die groofe man was bijzonder in dit opzigt, dat  van OUD GRIEKENLAND. 55 hij een buitengewoon ontwerp van deeze foort kon uitdenken, en het beter te zamen met een ander Veldheer kon uitvoeren, dan alleen. Het geheele Leger juichte het beleid in deezen Veldtocht op het zeerfte toe, buiten leonïius, den vertrouweling van apelles, en een der voornaamfte Legerhoofden van philippus, die, daar over, zo zeer misnoegd was, dat hij niet kon nalaaten, in de bitterfte verwijten, tegen aratus, uit te barsten'; philippus, van Leucades vertrekkende, ging na Corinthe, ontfcheepte zijne benden, en trok langs den weg van Argos na Tegeum in Laconie. De Lacedemoniers ftonden zeer verfteld, als zij hoorden, dat deeze jonge Vorst, dien zij dagten dat zich op eene verre afftand bevondt, in het hart van hun land was doorgedrongen. Want philippus zette zijne tochten zo. fchielijk voort, dat hij de Grieken verbaasde. Naa Laconie verwoest te hebben, keerde philippus weder na Corinthe. Intusfchen werd apelles, en zijn Zoon, door hun trotsch gedrag, het geduld van den Vorst geheel uitgeput heb» bende, gevat en ter dood gebragt (*). De Etoliers, uitgeput door den Oorlog, begonnen na den vrede zeer te verlangen. Aan den anderen kant verkreeg philippus op de Bondgenooten denzelven voort te zetten; doch eene reis na Macedonië gedaan hebbende, keerde hij weder na Griekenland, en (*) In het Jaar 218, voor christus, begon de) tweede Punifcbe Oorlog, en duurde zeventien jaaren. D 4 IV. boek. II. Hoofdft.  IV. BOEK. ii. Hoofdft. ! £1?. Dood van £££T us. §6 GESCHIEDENIS en belegerde Thebe en Fhthiotis, 't geen hij, naa eenen dapperen wederftand, innam. Ten laatfte egter, op de ernftige aanzoeken van het Volk te Chios, Rhodes en Byzantium om aan de Etoliers vrede te vergunnen, trok hij met zijn Leger na Naupa&us, waar hij in onderhandeling tradt met de Etohfche Afgezanten , en eindelijk den vrede met hun maakte, op voorwaarde dat ieder partij de plaatfen in bezit zou houden , die toen hun toebehoorden. — In het zelfde jtar viel die beroemde flag voor, bij het Tbrofimeenfche Meir , tusfehen hannieal en de Romeinen, waarin de laatften eene groote flagting en de nederlaage leeden. Het bleek, intusfchen , dat de aart van philippus zeer veranderd was, Hij gaf zich geheel over aan alle foorten van ongebondenheid , behandelde de Staaten, en Steden , die Bondgenooten van hem waren, met ondraaglijke trotsheid : en , naadat hij te Apollonia door de Romeinen geflaagen was, fcheen hij beflooten te hebben zijn' euvelmoed, door dat ongeluk gaande gemaakt, aan zijne Bondgenooten te koelen, door het land van Mes/ene te verwoesten, abatus zich zeer ernftig tegen deeze handelwijze aangekant hebbende, werd door philippus, van dat oogenblik af, aangemerkt als gen onbefchoft beftraffer, en fchandelijk, op Jast van dien Vorst, vergeeven, die ten deezen dage verhard was in wreedheid, en zich niet bekreunde over het bedrijven van een misdaad, hoe laag of veragtelijk. Dit was het pinde van dien aanzienlijken Liefhebber zijns 'Va-  van OÜD GRIEKENLAND. 57 Vaderlands, en dit het loon 't geen hij van philippus ontving voor de groote dienflen, welke hij hem beweezen hadt. De Acheërs en Sicyoniers twistten om de eer van een Grafnaald te zijner gedagtenisfe op te rigten; doch de laatfte verwierven dezelve, omdat hij een Inbooreling hunner Stad was. Zijne lijksplegtigheid werdt met de grootfte ftaathjkheid door de Sicyoniers gevierd, die zelfs op zijn Grafnaald offerden, als de Behouder van hun Stad en de Herfteller van he.t Achejche Gemeenebest. philippus viel, vervolgens, op de Stad Isfus, den Illyriers toebehoorende, aan ,' en nam het Kasteel, het geen voor onoverwinnelijk gehouden wierd, door een Krijgslist in. De Romeinen, wier zaaken nu beter aanzien begonnen te krijgen, door de bemagtiging van Syracufe en Capua, geen behaagen fcheppende in den aanwas van het gezag van philippus, maakten een ontwerp om de Etoliers, op nieuws, tegen hem op te hitzen, zij werden toen voor het magtigfte Volk van Griekenland gehouden, v aleriuslevinu s,hier toe afgevaardigd, en met de waardigheid van Afgezant bij de Etoliers bekleed, maande hun, door een lange redenvoering, aan, om in een Bondgenootfchap te treeden met de Romeinen, wier magt hij zeer hoog ophemelde. Zijn raad door de klemredenen van scopas , een hunner Hoofden, verfterkt zijnde, werd het Verbond geflooten. Toen noodigden de Etoliers verfcheide andere Staaten, en bijzonder de Spartaanen, om zich in hun BondgeD 5 noot- IV. SOEK". ii. Hoofdft. 21!.  IV. soek. II. Hoofdft; 58 GESCHIEDENIS nootfchap te begeeven. Doch zij ontmoetten heftigen wederftand van de Acarnanianen, die, zich voor philippus verklaard hebbende, alle poogingen in het werk ftelden om de Spartaanen te beletten in dit Bondgenootfchap te treeden. Hunne vertoogen waren egter vrugtloos. Sparta was, ten dien tijde, in twee partijen verdeeld. Die van m a c h a n i d a s de bovenhand gekreegen, en zich meester van de Stad gemaakt hebbende, verklaarde hij zich tegen philippus, en viel op de Acheërs aan, die daarop deezen Vorst om bijftand verzogten. philippus kwam hun te hulp en overwon de Etoliers, onderfteund door Koning attalus, in twee gevegten Doch ptolemeus, Koning van Egypte, de Kèodiers en Atheners, bedugt dat philippus geheel Griekenland zou vermeesteren, zonden Gezanten, hem ernftig verzoekende Vrede met de Etoliers te maaken. Dit bragt eene onderhandeling te wege over de punten van den Vrede. Doch de Etoliers, aandringende op voorwaarden , beter den Overwinnaar dan den Overwonnenen voegende, beriep zich philippus op de Afgezanten, om getuigenis te geeven, dat de Etoliers zelfs hunne goede voorneemens verijdeld hadden; en daarop werd de onderhandelingafgebrooken. m Weinig dagen hiernaa trok philippus, zich bij de Acheërs gevoegd hebbende , na de Stad Elis, waar de Etoliers een bezetting hadden liggen,en verwoestte het nabuung land, om den vijand aan te hitzen tot een veld-  van OUD GRIEKENLAND. 59 veldflag. Zijne Krijgsverrigtingen padden het gewenschte uitwerkzel. De vijanden, waaronder vier duizend Romeinen, aangevoerd dour den Voor-burgemeester sulpitius, vielen op hem aan , en 'er werd, in dien flag, dapper en hardnekkig geftreeden. —PHiLopoEMEN ,die over de Achefche Ruiterij het bewind voerde, doodlak toen den Bevelhebber van het Etolifcbe Paardevolk, die hem aangevallen was, met zijn fpeer. philippus zijn Leger ziende te rug deinzen , wierp zich in het midden van het Romeinfcbe Voetvolk. Door deeze roeklooze daad veroorzaakte hij eene fchriklijke flagting ; en het was ten naauwer noode, dat de'Macedoniers hunnen Koning vrij ftreeden en behoedden, philippus was, naa het verwoesten van dat Land, en 'er een groote buit uit te haaien, genoodzaakt na Macedonië te keeren, om het te befchermen tegen de Barbaaren, die kortlings een wanhoopenden inval in dat Koningrijk gedaan hadden. sulpitius en Koning attalus, met elkander te Lemnos vereenigd zijnde, trokken met hun vereenigde Vloot na Eubea, belegerden Orea, en namen het in door de verraaderij van den Bevelhebber. Verder van zints om Chalcis aan te vallen, trokken zij voort na die plaats; doch dezelve voor te wel verfterkt houdende, zagen zij van de onderneeming af. Buiten de fterke ligging aan de landzijde is die Stad zeer veilig om de berugte Straat Euripus, waar de baaren altijd in eene heevige beweeging zijn, nu eens na de eene dan eens na de andere zijde, veroor- IV. BQ II. Hoofdfr.  IV*. SOEK. Hl Hoofdft. Charaétervan PHILOPOEMEN. 60 GESCHIEDENIS oorzaakt door eenen ongeregelden Vloed ; waarom het voor Schepen zeer onveilig is die baaij aan te doen. Toen belegerde a ttal us Opuntum, en , in lpijt van de groote toerusting, door philippus gemaakt om het te hulp te komen, nam hij het voor zijne aankomst in. Inmiddels vormde machanidas, de Beheerfcher van Lacedemon , een aanzienlijk Leger geworven hebbende, een plan, om zich meester te maaken van geheel Peloponnefus ; en kwam op het grondgebied van Mantinea. De Bondgenooten waren ook gereed om te veld te rukken, en p h i l 0 p o emen, tot Bevelhebber van de Acheërs gekoozen,verzamelde hunne Benden, en voerde ze, naa dat hij dezelve aangefpoord hadt om zijnen ijver te onderfteunen door hunne gehoorzaamheid, vuurigheid eh moed, na het flagveld. Naardemaal deeze beroemde Held , gewoonlijk den laatften der Grieken genoemd, om dat men waargenomen heeft, dat Griekenland, naa hem,geen Veldheer, den voorigen roem waardig , voortbragt , eene aanmerkelijke rolle, in het vervolg. zal fpeelen , voegt het den Leezer kortlijk de hoofd-bijzonderheden van zijn Character voor oogen te ftellen. —philopoemen was gebooren te Megalopolis, eene Stad in Arcadie- Hij hadt eene uitmuntende opvoeding genooten , en een keurig onderwijs in de Wijsbegeerte ontvangen van arcesilaus: een onderwijs bijzonder gefchikt om het hart met een drift van Vaderlandliefde te vervullen , en be.  VanOUD GRIEKENLAND. 61 bekwaam te maaken tot Staatsbedieningen — ïhilopoemen hadt , in vroegeren tijd, epaminondas tot voorbeeld genomen ; en van zijne kindsheid af betoonde hij eene groote genegenheid tot den Oorlog ; eene bijzondere agting toedraagende aan Mannen, beroemd door hunne Krijgsverrigtingen, gepaard met een zugt tot alle Krijgsoeffeningen. Zoo ras hij bekwaam was om de wapenen te draagen, begaf hij zich onder de benden gewoonlijk na Laconie gezonden om te ftroopen, en, in zijnen ledigen tijd, lag hij zich toe op oeffeningen, die de lichaams-kragten verfterkten, als, de Jagt en de Landbouw, dikwijls met eigen hand de ploeg drijvende. Want toen ten tijde ftelden de befchaafdfte Volken zeer veel belangs in den Landbouw, en de grootfte Mannen verledigden zich tot het handenwerk in de huishouding vereischt. Deeze werkzaamheden komen, ongelukkig, ons veragtlijk en laag voor; doch dit is een der veelvuldige jammerlijke verbasteringen, waartoe wij nu vervallen zijn door eene verkeerde en te verregaande befchaaving der Zeden. philopoemen fchiep ook groot vermaak in de beoeffening der Wijsbegeerte, in het leezen der Dichtftukken van homerus, en des leevens van alexander, die hem de kragtdaadigfte lesfen van dapperheid opleverden... Hij lag zich voornaamlijk toe op de flagordeningen, of de kunst om een Leger in flagorde te ftellen, en dikwijls vermaakte hij zich, met zijne voorfchriften, in de beoeffening zelfs, te beproeven op alle BOEK» IL Hoofdft.  IV. BOEK. II. Hoofdft 62 GESCHIEDENIS ïe verfcheide liggingen van gronden, waar over hi] met zijne benden trok. Wanneer cleomenes. Koning van Sparta, Megalopolis aanviel, deedt philopoemen onderfcheiden zijn moed blijken in de verdeediging van zijne Geboorteplaats. Hij muntte ook uit in den flag van Sela/ia. Hierop gmg hij na Creta, een Eiland toen vol lieden, bedreeven in den Oorlog; en daar zijne opvoeding in de Krijgskunde voltooid hebbende, keerde hij weder na zijne Geboorplaats,en werd, kort daarop, tot Bevelhebber over de Achejche Ruiterij gekoozen. Zoras hij het bewind in handen hadt, lag hij er zich op toe om eene ftrenge Krijgstugt weder te doen plaats grijpen onder de Soldaaten : hiertoe gebruikte hij de ernftigfte vermaaningen, en, wanneer deeze niet hielpen , ftrenge kastijding. Hij gewende de jonge heden aan alle de oefeningen van den Oorlog, en maakte hun dus bekwaam tot alle noodzaaklijke Krijgsverrigtingen; en door prijzen uit te deelen, aan de zodanigen, die de grootfte vorderingen hadden gemaakt, verwekte hij onder hun een' geest van naarftig. heid en naijver. In den Veldflag te Elis, bovengemeld, gaf hij bliiken zo wel van zijne Dapperheid als van zijne Krijgskunde. X aratus hadt het Acheesch Gemeenebest tot dien top van magt gebragt, waar op het toen itondt; doch philopoemen was gefchikt om Soldaaten te vormen. Hij bragt groote veranderingen in de wapenrusting, die zwaarder werd dan ze voorheen geweest was. Hij dagt eene nieuwe wijze van vegten uit, en gewen-  van OUD GRIEKENLAND. 63 wende hun om man tegen man te ftrijden. Met één woord hij Helde hun in ftaat om zich tegen hunne vijanden te verdeedigen. philopoemen beteugelde zeer de weelde en groote uitgaaven van zijne Medeburgers, ten opzigte van den toeftel en kleederen. Doch, het onmoogelijk vindende alles te gelijk te hervormen , poogde hij hun fmaak te leiden tot het waardigfte voorwerp voor lieden van wapenen, uaamlijk om fchoone Paarden te koopen, fraaije wapenen, helmetten vercierd met fchoone vederen, en geborduurde malien-rokken te draagen; hoopende hierdoor hunne dapperheid en liefde tot de wapenen op te wekken, Hierin volgde cesar zijn voorbeeld. Voor zich zeiven bragt hij de eenvouwigheid in kleedije zo verre, dat hij niets minder dan de Bevelhebber van een Leger geleek, plutarchus verhaalt ons, dat als philopoemen op een dag alleen aan het huis van een Vriend kwam, bij wien hij ten middagmaal genoodigd was, het 'er zo verre af was, dat de Vrouw van den huize , fchoon van zijne komst verwittigd, zich verbeelden kon dat een Peribon in die kleeding de Opperbevelhebber van de Acheërs zou weezen, dat zij hem voor een' Knegt hieldt, en vriendelijk verzogt haar te helpen aan iets in de keuken, vermids haar Man van huis was. philopoemen voldeedt zeer gewillig aan haar verzoek, en, zijn mantel afgelegd hebbende, begon hij hout te klooven. De Man, intusfchen, te huis komende, riep vol verwondering uit; „Hoe,agtbaare philopoemen! „ wat iv. BOER". 11. Hoofdft.  IV. B O E IC. II. Hoofdft. % GESCHIEDENIS „ wat wil dit betekenen ? " — „ Ik beri „ alleen bezig, " antwoordde philopoemen, ,, met de fchuld te betaalen van ,, mijne llegte kleedije." philopoemen, naa de Stedenbezogt* Krijgsvolk geworven, en de noodzaakelijkfte voorbereidzels tot den Oorlog gemaakt te hebben, vergaderde zijn Leger en leverde flag aan machanidas. Het gevegt was allerheevigst , en de krijgskans bleef lang twijffelagtig. Beiden de partijen ftreeden man tegen man met den onbezweekenften moed. Doch de regter vleugel der Acheërs, eindelijk, terugdeinzende; deedt machasid as 'er zijn voordeel mede. Terwijl hij, egter, bezig w'as met de vlugten de te agtervolgen, nam philopoemen listig bezit van den post door machanidas verlaaten, bevogt den vijand toen die van 't vervolgen wederkeerde, en dreef dien op de vlugt. Ten zeiven tijde machanidas over een floot ziende fpringen , met oogmerk om te ontvlugten, mikte hij met zijn javelijn op hem, en velde hem dood neder in die floo% De Overwinnaars , hem het hoofd afgekapt hebbende, vervolgden het overfchotzijns Legers den ganfchen weg, tot de Stad Tègeum, die zij flormenderhand innamen. In deezen flag beliep het verlies der Lacedemoniers meer dan vier duizend; terwijl dat van de Acheërs zeer gering was. De laatften, bewust dat zij deeze overwinning geheel aan de kunde v:. ï hunnen Bevelhebber fchuldig waren, rigtten een koperen ftandbeeld te zijner eere op. op  van OUD GRIEKENLAND. 65 Op de Nemeïfche Spelen, die kort daarnaa •gevierd werden, kwam philopoemen, gevolgd door de jonge manfchap, die zijne Slagorde uitmaakte, de Schouwburg binnen treeden, juist toen de Muzijkant pylades op zijn Lier den volgenden regel van eenen ouden Dichter fpeelde en zong: Ik ftreek voor Griêkenland der Vrijheids zegt* •palm. De vergadering floeg terftond het oog op philopoemen, en begroette hem met handgeklap en gejuich. , De Spartaanen, intusfchen, geboogen on* der het juk van een nog erger Beheerfcher dan machanidas, te weeten nabis, die behalven de misflagen aan alle andere Beheerfchers eigen, door eene fterke geldzucht gedreeven werd, welke hem vervoerde, om dé rijkfte Burgers uitteputten, en in ballingfchap te verzenden ; om dan hunne goederen zich toe te eigenen, Om zijne Dwinglandij te vestigen , nam hij een groote menigte vreemde Krijgsknegten in dienst, bekwaam tot allerlei wanbedrijven;door wier behulp hij allen, die hij voor zijne vijanden hieldt, van kant hielp. nabis, van philippus, Koning van Macedonië , de Stad Argos te pand gekreegen hebbende voor het geld waarmede hij dien Vorst voorzien hadt, pleegde hij daar de gruuwelijkfte wreedheden. Een werktuig uitgevonden hebbende in de gedaante van een ftandbeeld, zijne Vrouw vertoonende; IU. deel. E waar- iv. BOEK. ii. Hoofdft. KABIS; Dwingeland van Sparta,  IV. BOEK. II. Hoofdft. 66 GESCHIEDENIS waarvan de borsten, armen en handen, vol ijzeren pennen geftooken waren, en overdekt met fchoone klederen ,• wanneer iemand hem geld weigerde, was hij gewoon te zeggen , dat fchoon hij niet bekwaam ware om hem te overreden tot voldoening van zijn verzoek, hij hoopte dat zijn Vrouw apega meer invloeds zou hebben. Voorts ingeleid zijnde bij de gemaakte apega, nam nab i s haar bij de hand, en bragt haar bij den man, dien zij zeer wreedaartig omhelsde. De man, zich overal met ijzeren pennen geftooken vindende, fchreeuwde allerverfchriklijkst, en gaf, om zich van zulk eene uitgezogte pijniging te ontdaan, gereedelijk alles aan nabis, waarop hij aandrong. De Etoliers, ziende dat de Romeinen, toen in eenen gewigtigen Oorlog gewikkeld, zich huns niet aantrokken, maakten vrede met philippus; en het volk van Epyrus hun voorbeeld navolgende, kreegen de Bondgenooten, voor een tijd, rust. philippus, kort daarop, den Oorlog tegen de Rhodiers en Koning attalus verklaard hebbende ,belegerde Pergamus, de Hoofdftad des Lands van attalus; doch, zijne onderneeming mislukkende , zogt hij zijne wraak te koelen door alle de Tempels te verbranden, en alle Standbeelden, die hem voorkwamen, aan ftukken te breeken. Vervolgens werd hij overwonnen in een flag door attalus en de Rhodiers digt bij het Eiland Chios. Dagelijks meer en meer tegen de ongelukken gehard, zette hij den Oorlog met groote wreedheid en woede voort. Cyas, ee-  van OUD GRIEKENLAND. 6> eene Stad van Bithynie, ingenomen hebbende, maakte hij de meeste Inwoonders tot Slaaven, en bragt de overigen om 't leeven, hun alvoorens, op de affchuwlijkfle wijze, gepijnigd hebbende. De Steden van Thracie en Cherfonefus gaven zich daarop over, zonder eenige de minfte wederftand te bieden. Maar Abydos, eene Stad gelegen op het naauwfte van den Hellespont, in laater eeuwen de Straat der Dardanellen geheeten, befloot eene belegering uit te {taan. ïhilippus belegerde daarop die Stad naar gewoonte; doch werd terftond moedig door de Inwoonders afgeflagen. Zijne poogingen aan den Zeekant vrugteloos vindende, veranderde hij van fchikking; en viel de Stad te land aan. De Belegerden merkende dat de Macedoniers den wal ondermijnd hadden, en met hunne mijnwerken zeer fterk naderden, zonden Gezanten aan philippus om wegens de overgave te handelen. Doch, daar hij aandrong op eene overgaave op genade , bellooten zij liever niet het zwaard in de hand te fterven; en , met dat oogmerk, koozen zij vijftig der oudfte Burgers uit, aan wieri zij last gaven, om, zoras de Macedoniers in de Stad kwamen , in de eerfte plaats , alle hunne Vrouwen en Kinderen in den Tempel vart diana omtebrengen, voorts zekere gaanderijen in brand te fteeken, die 's Lands geld-middelen bevatten, en, eindelijk, al hun goud en zilver in zee te werpen. De vijftig Burgers, zich tot het uitvoeren van dit alles, door de plegtigfte eeden , verbonden hebbende, trokken de overige na de bres, waar E ft zij | iv. BOEK. ii. , Hoofdft, Pieleg vat!  IV. BOEK. Hoofdft. 68 GESCHIEDENIS zij, met de wanhoopigfte dapperheid, vogten, tot dat de nagt een einde aan de flagting maakre. Op den volgenden dag fchrikten twee der oude Burgeren, die de uitvoering van den gemelden last bezwooren hadden , voor het denkbeeld van dien afgrijslijken pligt, en koozen daarom liever de Stad aan philippus te verraaden; die, in de Stad komende, vol gruwen de Inwoonders de keel hunner Vrouwen en Kinderen zag affnijden; hij poogde te vergeefsch dat ijslijk bloedbad te beletten; want de Bloedverwanten en Huisgenooten vermoordden elkander. philippus, wiens driftige gefteltenis hem geen oogenblik in rust liet, Attica ingerukt zijnde, rigtte groote verwoestingen aan, en noodzaakte dus de Atheners den Romeitien hunnen nood te klaagen. De Romeinen hadden, zints lang, tegenzin gehad in het gedrag van philippus, en wenschten niets hartelijker dan een fchoonfchijnend voorwendzel om met hem tot een openbaare vredebreuk te komen. De Raad vaardigde daarom valerius levinus met eene Vloot na Macedonië af; opdat hij bij de hand mogt zijn om de Bondgenooten bij te flaan ; en kort naa het vertrek van levinus deeden zij eene volledige üorlogs-verklaaring tegen philippus. Intusfchen trokken de Macedoniers na Athene, met oogmerk om die Stad te belegeren; doch vonden de Atheners in fligorde voor hunne wallen gefchaard. De Macedoniers vielen hun onmiddelijk zeer dapper aan,en dreeven hun binnen de Stad; doch het niet geraaden vindende met hun de Stad  van OUD GRIEKENLAND. 6$> Stad in te trekken, koelden zij hun wraak op het rondfom gelegen land,'t zelve te vuur en te zwaard verdelgende. Omtrent deezen tijd twijffelden de Etoliers of zij ?ich voor philippus,dan voor de Romeinen zouden verklaaren; doch de eerstgenoemde welras door de laatften een nederlaag gekreegen hebbende, koozen zij de zijde der Romeinen. Intusfchen zeilde een Romeinfcbe Vloot, gevoegd bij die van Koning attalus, na Athene, en zeilde de Pireus in. De Atheners waren zo buitenfpoorig verheugd op deeze gebeurtenis, die hun van de vrees voor de Macedoniers verlostte , dat zij de Standbeelden, eene wijl te vooren tot eer van philippus opgeregt, om verre wierpen, en de offerhanden, voor dien Vorst vastgefteld, affchaften Zo ligt flaat dit wispeltuurig Volk van het eene uiterfte tot het andere over. De Etoliers, zich voor de Romeinen verklaard hebbende, hadt philippus eene zamenkomst met den Romeinfchen Voorburgemeester flaminius. Doch, dewijl Zij het met den anderen niet eens konden worden, bereidde zich philippus tot den Oorlog nabis zette nog zijne dwinglandij te Argos voort, den rijken hun geld ontneemende, en pijnigende dezulken, die hij verdagt hieldt iets van hunne middelen verfchoolen te hebben, flaminius en attalus van verre te kennen gegeven hebbende, dat hij meester van Argos was, en verlangende om een Bondgenootfchap met de Romeinen aan te gaan , wierd hij E 3 voorfc IV. BO e k, ii. Hoofdft.  iv. • OER- ix Hoofdft. Slag van Cy(tocephale- to GESCHIEDENIS voorts tot Bondgenoot aangenomen, fla* minius en attalus, na Thebe vertrekkende, haalden de Beotiërs over om ook met hun in het Verbond te treeden. De Koning attalus ftierf kort hierop te Pergamus. De groote rijkdommen van deezen Vorst, zijn, in de gefchiedenis, zeer beroemd, en wijdklinkende lof wordt hem gegeeven, van wegen de uitmuntende einden waartoe hij dezelve befteedde, zowel als om de zonderlinge Regtvaardigheid , waarmede hij zijne Onderdaanen behandelde. Met één woord, deeze Koning ftaat te boek als een volmaakt voorbeeld van een goed Opperheerfcher. intusfchen geraakten philippus en Quintius (bijgenaamd flaminius) in gevegt in Thesfalie, digt bij zekere Gebergtens Cynocephale geheeten, het Leger van ieder beliep omtrent vijfentwintig duizend man. Hier behaalden de Romeinen eene volkomen zege over philippus, die dertien duizend man in den flag verloor, van welken 'er acht duizend werden omgebragt, en de overigen tot Krijgsgevangenen gemaakt, terwijl het verlies der Romeinen niet meer dan zevenhonderd beliep. In deezen flag belette de oneffenheid van grond de Macedonifche flagorde te ftrijden met het gewoone voordeel. De Etohfche Ruiterij bragt veel toe tot het behaalen van de overwinning. Door den woedenden aanval der Macedoniers tegen te houden, verhinderden zij dat de Romeinen gedrongen wierden op het open veld te komen, waar de Macedonifche Legerbende, met grooter geweld zou geftreeden hebben. Naa  van OUD GRIEKENLAND. 71 Naa deeze nederlaage verzogt philippus de vrede, de voorwaarde geheel aan het welgevallen van den Romeinfchen Raad overlaatende. quintius vergunde hem, totdat de begeerte van den Raad bekend zou zijn, een ftilftand van wapenen voor vier maanden, na dat hij alvoorens van hem vierhonderd Ta-» lenten en zijn Zoon demetrius tot Gijzelaar ontvangen hadt. Tien Gevolmagtigden , door den Raad benoemd , om de vredensvoorwaarden met philippus te maaken, kwamen eindelijk in Griekenland, en fchreeven hem de volgende bedingen voor. Dat alle Griekfche vSteden, zowel in Europa, als in Afia, voor vrij zouden verklaard, en toegelaaten worden, zich volgens hunne eigene Wetten te regeeren ; dat p hil ip p u s alle zijne bezettingen uit de Griekfche Steden, tegenwoordig in zijne magt, zou doen vertrekken; alle Gevangenen en Overloopers aan de Romeinen overleveren; hun duizend Talenten Gelds, op gezette tijden, betaalen, en dat zijn Zoon demetrius, als Gijzelaar, na Rome zou gezonden worden. Dus eindigde de Macedonifche Oorlog. Naardemaal de Grieken onkundig 'waren van de betekenis der Vredensvoorwaarden aan philippus toegedaan, en zeer verfchillend over dezelve fpraken, befloot quin t 1 u s de afkondiging van het gewigtigfte deel, hunne vrijheid betreffende, te bewaaren tot de Isthmijche Spelen, die eerlang ftonden gevierd te worden, en waarop een onnoemlijk aantal van alle bijzondere Staaten bijeen verE 4 ga- rv. BOEK. n. Hoofdft. De Vrijheid, door de Romeinen aan de Grieken gefchonken.  IV. BOEK. H. Hoofdft. ra GESCHIEDENIS gaderde. Op het oogenblik dat de aanfchouwers zamengekomen waren , verlcheen 'er een Wapenboode ; en ftilte verzogt hebbende , las hij overluid de volgende verklaaring : „ De Raad en het Volk van Rome, en ,, quintitjs hun Bevelhebber, philip„ pus en de Macedoniers overwonnen hebV °e.nde> ontheffen de Corinthiers, Leoniers. » £foce/"> Eubeërs, Acheërs, Magnefiers* Ihesfakers en Perhebiers van alle krijgsbe„ zettingen en belastingen, verklaaren dee„ ze Staaten voor vrij en alleen oriderwor„ pen aan hunne eigen Wetten en Gewoon- ten. " De Aanfchouwers werden met zulk eene verrukking van blijdfchap bevangen, op het hoorenvan dit befluit, dat zij twijffelende ot hun zinnen hun niet bedroogen hadden, verlangden dat de Wapenboode de afkondiging herleezen zou , opdat zij verzekerd niogten zijn van de waare meening. Het befluit dan, voor de tweede keer geleezen , werd met het diepfte ftilzwijgen aangehoord; en, als het leezen geëindigd was, hoorde men mets dan het fterkfte vreugde-gejuich en vroujkst handgeklap. Zo ras de Spelen geëindigd waren, ging de ganfche Vergadering om het Rorneinfche Legerhoofd als hun Verlosfer te danken ieder poogende zijn hand te kusfen of hem met bloemkransièn te vereeren. quintius genoot dien dag het zuiverfte genoegen 't geen de ziel van een mensch kan fmaaken; een genoegen verre verheeven boven 't geen eenige ftrijdhaftige zegepraal kan opleeveren: de-  van OUD GRIEKENLAND. 73 dewijl liet voorkwam uit eene goede menschlievende en regtvaardige handelwijze; met een woord uit de bewustheid van zijnen medemenfchen het grootfte geluk bezorgd te hebben, waarvoor zij in dit leeven vatbaar zijn. De verfchillende Staaten, de gevoelens van dankbaarheid, die in hun borst gloeiden, niet kunnende bedwingen, riepen elkandertoe, ,, welk een zonderling Volk is „ dit! 't Geen, op eigen onkosten, met ei„ gen gevaar, Oorlogen onderneemt om de „ Vrijheid van het overige des mensch„ doms te handhaaven; en niet alleen die „ van nabuurige Volken, of met hun op het ,, zelfde vasteland gelegen-; maar, op dat de ,, Onregtvaardigheid in geen deel der wereld „ moge zegevieren, en opdat de Vrijheid ,, overal moge bevestigd worden, fteeken zij „ de Zee over, komen in de afgelegendfte „ oorden, en geeven aan alle de Steden van „ Griekenland en Aftë de Vrijheid weder ". qüintius liet het zelfde befluit weder afkondigen op de Nemeïjche Spelen , en deedt vervolgens eene reis door de voornaamfte Steden, overal, volgens de wijste fchikkingen de gebreken in het beftuur der Geregtshoven herftellende; de Burgers, die in ballingfchap leefden , herroepende , en een, eind maakende aan alle binnenlandfche fcheuringen en verdeeldheden. Deeze handelwijs diende niet alleen om den Roem der Romeinen tot een hoögen top te doen klimmen, doch deedt ook hunne Magt fterk aanwasten. De omliggende Volken, de uitmuntende einden ziende, waartoe zij hunne magt E 5 ge- ÏV. BOEK. II. Hoofd»;  IV. SOEK. u. Hoofdft. De Komt'mcn beoorlogen Nabis. ?95. 74 GESCHIEDENIS gebruikten, zogten elkander den loef af tt fteeken in hun vertrouwen te betuigen op de billijkheid en goede trouw van dat Volk, en verlangden zelfs Overheden van hun te ontvangen onder den naam van Pretors. Hier is het noodig aan te merken, dat de Etoliers, uit den aart rustloos, nu de eenige waren, die, terwijl alle hunne nabuuren dankbaar de vrugten des Vredes fmaakten, eenige te onvredenheid tegen de Romeinen betoonden; roemende, dat zij philippus konden te ondergebragt hebben, zonder hulp van de Romeinen. _ De Romeinen, niet willende dat Argos alleen zou zugten onder de verdrukking van n abis den Dwingeland van Sparta, terwijl de andere Staaten in volmaakte Vrijheid leefden, gaven last aan quintius om nabis den Oorlog aan te doen. De Bevelhebber trok, naa de Oorlogs - verklaaring, terftond na Sparta, door nabis zeer verfterkt, en waar in hij zich met zestien duizend man hadt ingeflooten, alle de Burgers , die hij verdagt hieldt dat hem niet genegen waren , omgebragt hebbende, nabis deedt een' uitval met zijn vreemde hulpbenden op de legerplaats van quintius, aan de oevers van de Eurotas; in den beginne veroorzaakte hij eenige wanorde onder de Romeinen.; doch deezen,fchielijk weder bijeen verzameld, dreeven den vijand te rug na de Stad. Den volgenden'dag deed nabis, op nieuw , een aanval op de Romeinen; maar, naa een zeer vinnig gevegt, was zijne manfchap genoodzaakt de vlugt te neemen, met zeer  van OUD GRIEKENLAND. 73 gcci veel verlies. De Broeder van den Romeinfchen Veldheer,, intusfchen, bezit genomen hebbende van Githium, was nabis zeer verlegen over het verlies van die plaats, welke van groot aanbelang voor hem was, en verzogr eene onderhandeling met quintius; doch men kon tot geen vergelijk komen. In een tweede onderhandeling ftondt nabis den Romeinen toe, dat hij Argos zou verlaaten, en hun de Romeinfcbe krijgsgevangenen opleveren. Doch quintius 'er op aandringende, dat hij ook alle krijgsgevangenen en overloopers van de Zeelieden onder de Romeinfcbe magt zou vrijlaaten, honderd Talenten Zilvers betaalen, en zijnen Zoon tot gijzelaar geeven voor zijn toekomend goed gedrag, weigerde nabis na die j vredesvoorwaarden te luisteren, quintius, j daarop, alle zijne benden aanvoerende, zette het beleg fterk voort, de Stad, aan alle kanten, met een leger van vijftig duizend I man omringende. Dewijl Sparta alleen verfterkt was met eene wal aan de toegangelijkfte plaatfen, vondt nabis zich in eene zeer groote verleegenheid: want, aan alle kanten ingeflooten , wist hij niet werwaards hulpe toe te fchikken. De Lacedemoniers wederftonden , voor een tijdj, den aanval der Romeinen; maar, toen de voorfte gelederen in de wijde ftraaten waren doorgedrongen, konden zij niet langer ftand houden, en waren genoodzaakt te wijken, nabis gaf, omdat dreigend gevaar te vermijden, last de huizen naast aan de wallen in den brand te fteeken, waarop de Romeinfcbe Soldaaten, die in het mid- IV*. BOE Xa m Hoofdft; \ I  IV. 9,0 Zt. II. ïïpofdfr Onlusten 'door de Etoiiers verwekt. f6 GESCHIEDENIS midden van de Stad gekomen waren, vciS fchrikt zich haastten om bij het hoofdleger te komen; weshalven quintius, naa dat hij meester van de Stad was, de aftocht moest doen blaazen. Doch de aanval, op den vol* genden dag, hervat, deedt nabis na den Vrede haaken, en hij moest voorwaarden, eertijds geweigerd, onderfchrijven. Naa het fluiten van den Vrede zondt quintius, den Koning van Pergamus,eumenes, die hem in het beleg hadt bijgeflaan, weg, en vertrok na Argos, waar hij tegenwoordig was op de Nemeïfche Spelen, en de prijzen aan de overwinnaars uitdeelde. Zijn tegenwoordigheid verwekte de grootfte vreugde in het hart der Argiven. De Acheërs, intusfchen, en de Etoliers morden zeer over den Vrede met nabis geflooten , onvergenoegd , dat zodanig een Dwingeland toegelaaten wierd in Griekenland te verblijven, quintius, den winter doorgebragt hebbende met het bezoeken der Hoofdlieden van Griekenland', en overal de billijkheid en goede orde, de waare zegeningen des Vredes,te herftellen, ging na Corinthe, waar hij, de Afgevaardigden van alle Staaten bijéén geroepen hebbende, hun voor oogen ftelde, wat het Romeinfche Volk voor de Vrijheid van Griekenland gedaan hadt,. en hun toonde dat de Vrede alleen aan nabis vergund was, op hun ernftig verlangen om Sparta voor den volftrekten ondergang te behoeden, die onvermijdelijk het gevolg zou geweest zijn, daar hij in het uiterfte gebragt was. Naa een erniiig vermaan  van OUD GRIEKENLAND. 77 maan om in eenigheid met elkander te leeven, ging hij fcheep na Italië, en kwam in zegepraal te Rome. Intusfchen waren de Etoliers, het eenige Volk, dat heimlijke haat tegen de Romeinen voedde, zeer bezig in vijanden tegen hun op te hitzen. Ten dien einde, deeden zij aanzoek bij nabis, die, maar al te gezind om deezen oproerigen raad te volgen, middel vondt om de voornaamfte Inwoonders der Zeelieden, van wier bezitting de Romeinen hem gedwongen hadden afftand te doen, op zijne zijde te winnen; hij verkreeg op veelen dat zij afvallig zouden worden en Gttbium belegeren. De Romeinen, hoorende dat n abis den Vrede gebrooken hadt, vaardigden terftond den Prcetor a c i liu s na Grieken' land af met eene Vloot. De Acheërs, nabis haatende, bellooten hem aan te vallen, en koozen philopoemen tot hunnen Bevelhebber, die, eerstin een Zeedag werd overwonnen; doch fchielijk zijn verlies vergoedde. Den Dwingeland digt bij Sparta aanvallende, verfloeg hij het grootfte deel van deszelfs Leger, behaalde een volkome zegepraal, en belegerde hem in die Stad. De Etoliers hadden, omtrent dien tijd,een Gezantiehap aan antiochus,Koning van Syrië, gezonden, om hem overtehaalen tot een Veldtocht na Griekenland. De Romeinen, kennis krijgende van deeze ftreeken der Etoliers, verzogten de Atheners hun te herinneren het Bondgenootfchap korts door hun aangegaan. Doch de Etoliers, alleenhoorende na de ftemhunner geraaktheid, vorm* IV. II. Hoofdft»  nr. •SOEK. ii. Hoofdft. «02. De Romeinen brengen ie Etoliers te onder. 78 GESCHIEDENIS vormden een ontwerp om zich door krijgs. list van Demetriades, Cakbis en Sparta meester te maaken, en vertrouwden de uitvoering daarvan aan drie hunner voornaamfte Burgeren, diocles ftaagde in zijne onderneeming op Demetriades; thos mislukte in zijn'aanflagop Cakbis;doch alexamenes diende het geluk wat beter tegen Sparta. In de Stad gekomen zijnde met duizend man, onder voorwendzel van nabis bij te ftaan, werd hij met blijdfchap van dien Dwingeland ontvangen; doch, hem ter zijde trekkende als om hem, in het geheim, iets mede te deelen, ftiet hij hem onverhoeds van zijn paard; en, toen het teken, mét zijne aanhangers beftemd, gegeeven hebbende, rukten die fchielijk aan en bragten nabis om hals. Hierop plunderden zij zijne fchatten. Doch de Spartaanen opftaande, vielen op de Etoliers aan, en bragten de meesten hunner te gelijk met hunnen Aanvoerder alexamenes om 't leeven. philopoemen, deeze verwarring in Sparta verneemende * rukte fchielijk de Stad in met een deel van zijne benden; en, eene vergadering belegd hebbende, haalde hij de Spartaanen over om zich bij het Mchefcbe Verbond te voegen. Deeze daad deedt philopoemen groote eer aan; doch zijne edelmoedigheid en belang-' loosheid nog grooter; want hij weigerde een gefchenk van honderd en twintig Talenten, hem door de Spartaanen aangebooden, een fchat dien zij gekreegen hadoen uit de verkooping der goederen van nabis, antiochus in Griekenland gekomen zijn»  vanOUD GRIEKENLAND. 79 zijnde op raad der Etoliers, werd, digt bij den doortocht van Thermopyle , door den Romeinfchen Burgemeester manius acilius, overwonnen. Naa deeze Zegepraal deedt de Burgemeester de Etoliers weeten, dat het nog niet te laat was om hunne toevlugt te neemen tot de Romeinfcbe goedertierenheid , en de ftraf, door hunne herhaalde beledigingen verdiend, te ontvlieden. Want dat zij vergiffenis zouden verkrijgen door hunne Hoofdftad Heraclea den Romeinen in handen te ftellen; doch deeze aanbiedingen vergeefsch gedaan zijnde, ging die Burgemeester voort met de Stad geregeld te belegeren. Naardemaal die Stad groot en wel verfterkt was, verdeedigden zich de belegerden hardnekkig en ftreeden met de wanhoopendfte dapperheid. Maar manius eenen algemeenen aanval 's morgens om drie uuren doende, terwijl de Etoliers, moedeen mat, in flaap gedompeld lagen, nam de Stad in , en gaf die ter plundering over. Veelen der Inwoonderen vlooden daarop na het Kasteel; doch waren, in het einde, door honger genoodzaakt zich over te geeven. Het overige deel van het Volk, zich in Naupa&us opgeflooten hebbende , werd daar door den Burgemeester vervolgd, die deeze Stad belegerde, en, in twee maanden, tot het uiterfte bragt. De Etoliers, nu op het punt om onder de Romeinfcbe magt te bukken , deeden de nederigfte aanzoeken bij den Burgemeester quintius om medelijden met hunne elende te hebben , en middelaar te weezen. quintius, met hunnen ramp-- fpoed IV. BOEK» ii. Hoofdft.  IV. «o ek. Hï Hoofdft. Twist tusfehen AeSparlaancn en écheirs. 3o GESCHIEDENIS fpoed begaan, haalde manius over om hun eenen wapenftilftand te vergunnen, ftaande welken zij gelegenheid zouden hebben om zich aan den Raad van Rome te onder* werpen. De Etoliers, kort daarop hoorende , dat antiochus geheel overwonnen was door de Romeinen in den flag van Magnefia, en zich niet in ftaat vindende om langer tegenftand te bieden, onderwierpen zich blindelings aan de voorwaarden, hun door den Raad voorgefchreeven, waarvan de voornaamfte was, dat zij hunne Wapenen en Paarden den Romeinen zouden overleveren, en hun duizend Talenten zilvers betaalem Die Spartaanen, welke door n a b i s uit hun land gebannen waren , eenige plaatlen aan de Zeekust in bezit genomen hebbende , deeden van die plaatlen invallen op de Lacedemonifche grenzen. Tot wraakneeming waren de laatstgemelden met een gelukkigen uitflag aangevallen op Las, een der Steden door deeze vlugtelingen in bezit genomen: deezen hielden bij de Acheërs aan om bijftand, en verkreegen op hun zich hunne zaak aan te trekken. De Acheërs verzogten vervolgens, onder voorwendzel dar. de Romeinen alle de Zeelieden op die kust in hunne befcherming gegeeven hadden, den Spartaanen de aanvoerders van de onderneeming tegen Las hun over te leveren. Dit verzoek bragt de Spartaanen in zulk eene woede, dat zij 'er dertig ombragten van die geenen , die het naauwst verbonden waren aan philopoemen, hun Bondgenootfchap met de Acheërs  van OUD GRIEKENLAND. 8t opzeiden, en Gezanten aan den Burgemeester fulvius zonden, om de Romeinen te verzoeken,dat zij Spartam befcherming namen. De Acheërs, hier van verwittigd, waren, op hun beurt, zeer verftoord, en verklaarden den Oorlog aan de Spartaanen. Het gefchil werd, ter beflisfing , voor den Romeinfchen Raad gebragt, beide de partijen werden gehoord, en de beflisfing gefchiedde in zeer dubbelzinnige bewoordingen, welke de Acheërs, egter , tot hun eigen voordeel opvatten. philopoemen, zich daarom aan het hoofd van een Leger ftellende, trok na ïparta, en eischte dat de Inwoonders hem de Hoofden van de onderneeming tegen Las zouden overgeeven. De voornaamfte Burgers , uitgetrokken om een antwoord op deeze vraag te geeven, werden woedende aangevallen door de uitgebannenen , die zich in het Leger van philopoemen bevonden, en zeventien van hun verflagen : en den volgenden dag werden 'er nog drie en zestig ter doodftraffe veroordeeld door deeze verbitterde menigte. Toen voeren de Acheërs voort met Sparta te behandelen al3 eene Stad door geweld ingenomen, beveelende de wallen te flegten, de vreemde Soldaaten uit Laconie te zenden, en de wetten van lycurgus geheel en al af te fchaffen Ieder bijzonderheid werd ook uitgevoerd tot onuitfpreeklijke droefheid der Spartaanen, die klagten na Rome zonden tegen philopoemen, ingevolge van welke lepidus eenen brief aan de Acheërs fehreef, hun fcherIII. deel. F pe« IV. BOEK. II. Hoofdft.  IV. BOEK. II. Hoofdft. Dood van PHIEOPOEMIN- !>%•- 83 GESCHIEDENIS pelijk berispende over hunne wettelooze handelwijze. De Raad laakte, met de fterkfte uitdrukkingen, het wreedaartig gedrag der Acheërs, en daagde hun te Rome. om 't zelve te verdeedigen. Zij poogden zich te regtvaardigen; doch de Raad ftreek een vonnis ten voordeele van de Lacedemoniers, beveelende dat die, welke door de Acheers verbannen waren, te rug zouden geroepen en in hunne goederen herfteld worden; dat alle handelingen, die zaak betreffende, zouden vernietigd; dat de wallen der Spartaanen, door de Acheërs, zouden herbouwd worden; en, eindelijk, dat Sparta gehegt zou blijven aan het Achejche Verbond. De Mesfeniers, omtrent deezen tijd, op aanraaden van dinocrates, zich aan het Achejcbe Bondgenootfchap onttrokken hebbende , bellooten bezit te neemen van Corona , een gewigtigepost. philopoemen, van dit befluit kennis krijgende, trok, fchoon toen zeventig jaaren oud, te veld, en na Mesfene. 'Er werd flag geleverd, en in den aanvang dreef philopoemen den vijand op de vlugt; doch, eene fterke Legerbende hun te hulp komende, werden de Achefche benden overwonnen, en philopoemen naa het betoon der uitneemendfte dapperheid zwaar gewond, van zijn paard geworpen, gevangen genomen, in boeijen na Mesfene gebragt, vast gezet, en, op raad van dinocrates, wreedelijk ter dood gebragt. philopoemen nam den vergifkelk, zonder eenige de minfte klagt, dronk denzelven, en gaf weinige oogenblikken daarnaa  van OUD GRIEKENLAND. 83 haa den geest. De Acheërs, met droefheid getroffen op deeze tijding, vatten terftond de wapens op met een befluit om zijnen dood te wreeken; en na het regtsgebied Van Mesfene trekkende 5 regtten zij 'er eene vreeslijke flagting aan. De Mesfeniers, onbekwaam om deezen vloed te ftuiten, baden, op de nederigfte wijze, om vrede. De Acheërs drongen aan op het overleveren van de bewerkeTs des doods van philopoemen; en de Mesfeniers gingen deeze voorwaarde aan. Doch dinocrates voorkwam zijne ftraf door zich zeiven om te brengen. De andere Perfoonen,aan deeze gruuweldaad handdaadig^ werden rondsom het graf van philopoemen dood gefteenigd. De Acheërs vierden de aanzienlijkfte lijkplegtigheden * ter gedagtenisfe van hunnen braaven Veldoverfte, en bragten zijne asfche na Megalopolis. Dé optocht fcheen die van een zegepraal: het Voet- en Paarde-volk gingen gewapend, en de Inwoonders der Steden , waar zij doortrokken , kwamen de praalftaatzie te gemoet. Dit jaar was aanmerkelijk door den dood van drie van de beroemdfte Bevelhebberen der Oudheid, Hannibal* scipioök Africaaner, en philopoemen. De Romeinfcbe Raad begon nu de goede trouw en de magt van het Achefcbe Verbond te wantrouwen, en met een nijdig oog de kundigheid der Veldheeren> de dapperheid hunner Benden, de volkomen Verëendheid, welke 'er tusfehen die Steden was* en de Volmaakte Vrijheid , waar in zij leefden, te feefehouwen. Met deeze gefteltenis miste het F 2 noois IV. soes:. ii. Hoofdft. De Roineii ««njaloursoï» de Athscrs»  TV. SOEK. H. Hoofdft. 84 GESCHIEDENIS nooit of de Romeinen, van oogmerk om hun te vernederen, leenden een gunstig oor aan de vijanden van het Verbond, en eenige der onwaardige leeden van 't zelve, als callicrates, die hun groot nadeel in de zaak der Spartaanfche vlugtelingen toebragt. Zij gaven den Romeinen geduurig voorwendzeis aan de hand, om hetzelve te verdrukken. Doch het was niet, dan naa den dood van perseus, den laatften onzaglijken vijand van de Romeinfcbe magt, dat de Raad befloot het Bondgenootfchap te verbreeken, en de Acheërs geheel aan hunne magt te onderwerpen. Met dit oogmerk lagen de Romeinen het fteeds daar op toe om hun te verzwakken, door twisten onder hun te zaaijen,en alle gewigtige Bedieningen van dat Gemeenebest toe te vertrouwen aan lieden geheel aan hunne vermaaken overgegeeven, die daardoor het evenwigt der magt in hunne vergaderingen bezaten. Openbaare Amptenaaren door de Romeinen na Afte afgevaardigd om kennis te neemen van alle de geenen, welke perseus onderfteunden, ontvongen van callicrates, een man geheel het belang van Rome toegedaan, eene lijst van zulke Acheërs, als hij verdagt hieldt dat de zaak van dien Koning begunstigden. Op deeze verftendiging wierden 'er niet minder dan duizend der voornaamfte Burgeren in het Achejche Gemeenebest gegreepen en de Acheërs gelast die na Rome te voeren. Welk een verfoeilijk voorbeeld van dwinglandij! De beroemde Gefchiedfchrijver polybius was onder dit  vam OUD GRIEKENLAND. 85 dit getal. Op hunne aankomst te Rome, werden zij in verfcheide landfchappen van Italië verdeeld, zonder dat men hun toeliet, tot hunne eigene verdediging te fpreeken. De Acheërs getroffen door medelijden met hunne Medeburgers, zonden verfcheide Gezantfchappen na Rome, van den Raad eifchende kennis te neemen van de befchuldigingen tegen de Burgers, die nooit in hun Land te regt gefteld geweest waren. Doch alle hunne aanzoeken liepen zonder vrugt af, fchoon, van tijd tot tijd, zeventien jaaren achter elkander hernieuwd. Eindelijk egter ftondt de Raad het deezen Ballingen toe na hun land te keeren. Doch , geduurende een zo lang tijdsverloop was het grootfte deel van hun geftorven, derwijze dat van de duizend, die in Italië gekomen waren, 'er niet meer dan vier honderd na Griekenland wederkeerden. Eenige jaaren daarnaa braken 'er groote onlusten uit in Acbaia, door het onvoeglijk gedrag der voornaamfte Overheden. Een van hun, democritus geheeten, verklaarde den Oorlog tegen de Spartaanen en verwoestte in Laconie gekomen dat land. De Romeinen zonden Gelastigden om deezen twist bij te leggen, die , voorttrekkende na Corinthe , de zaaken, in het eerst, met groote gemaatigdheid behandelden. Want Carthago nog niet ingenomen zijnde, verkoozen de Romeinen zulke magtige Bondgenooten, als de Acheërs, zagtte behandelen. Dit gedrag egter diende alleen om de oproerige Acheërs ongeregelder te maaken •, en hun Opperhoofd critolaus liep van Stad tot Stad, zijne F 3 Lands- IV. BOEK. II. Hoofdft. i47<  IV. BOEK. ir. Hoofdft. 8f5 GESCHIEDENIS Landsgenooten verbitterende tegen de Romeinen, en poogende allen Verbond met de Lacedemoniers te voorkomen. Men moet erkennen dat de Acheërs, ten dien tijde , verre waren van de Romeinen met de noodige voorzorg en omzigtigheid te behandelen. In tegendeel deeden zij alle dingen, (trekkende om hunne gramfchap op te wekken, metellps, die toen te Macedonië was, hoorende van deeze beroertens, zondt vier Romeinen van aanzien na Corinthe, om de Acheërs te vermaanen dat zij de wraak zijner Landsgenooten zich niet op den halze zouden haaien. Doch hunne voorftellen wierden uitgelachen, en zij uit de Stad gedreeven. De Corinthiers lieten bij die gelegenheid bijzonder hun wrok tegen de Romeinen blijken, critolaus werkte ondertusfchen om zijne Landsgenooten over te haaien tot het voeren van eenen Oorlog tegen de Lacedemoniers, openlijk fnoevende, dat hij het hoofd wilde bieden aan de geheele Romeinfche magt, en dat hij Koningen op zijne zijde gewonnen hadt. Zijne poogingen waren gelukkig; en hij vondt zelf middel om de Beotiërs en het Volk van Calchis pver te haaien om zich in het Verbond te begeeven. Deeze Staaten fcheenen thans gedreeven door een geest van krankzinnigheid, die hun tot hunnen val fleepte. De Romeinen, verwittigd van alle deeze handelingen in Griekenland, gaven mumMiuslast den Oorlog te voeren tegen de Acheërs. metellüs, die te dier plaatze fras, zondt hun npgmaal een Gezantfchap, hun  van OUD GRIEKENLAND. 87 hun onderrigtende, dat het Romeinfcbe Volk zou over te haaien weezen om hun voorgaand gedrag te vergeeten , bijaldien zij tot hun pligt wilden wederkeeren, en aan zekere Steden toeftaan van het Verbond afgefcheiden te worden. Deeze voorflagen werden verworpen , op zo verfmaadend eene wijze, dat metellus daarom verftoord,terftond met zijn Leger voortrukte, eene volkomene overwinning behaalde, en meer dan duizend gevangenen bekwam. In dit gevegt vermiste men critolaus, en men heeft, in het algemeen gedagt, dat hij in een moeras verdronken was,toen hij poogde te ontvlugten. Dieus, mede een man van eenen oproerigen geest, nam het hoofdbewind op zich, wierf Krijgsbenden uit alle plaatzen, en bragt een Leger van omtrent veertien duizend man op de been. metellus vervolgde intusfchen de Oproermaakers; en op duizend Arcadiers aangevallen zijnde, bragt hij ze allen om door het zwaard. Toen trok hij na Thebe; doch de Inwoonders, verfchrikt op het gerugtvan dit Romeinfcbe overwinningen, verlieten de Stad. Toen na Corinthe gaande, waar dieus zich hadt opgeflooten , vaardigde hij drie van de aanzienlijkfte lieden uit het Achefche Gemeenebest af, om hunne Landsgenooten over te haaien den boven het hoofd hangenden val te vermijden, eer het te laat was. Doch het Gemeen den aanhang van dieus toegedaan, wierp deeze Burgers in de gevangenis. De dingen waren in deezen toeftand, wanneer mummius aankwam,waarop metelF 4 J-us IV. boeit. II. Hoofdft. Corinthe door m o mmius belegerd en vermi. ebtMü.  58 GESCHIEDENIS IV. BOEK. n. Hoofdft. 146, lus na Macedonië wederkeerde, mummius verzamelde terftond zijne benden en maakte zijne Legerplaats. De belegerden deeden een uitval op de Romeinen, en bragten veelen van dezelven om. Dit kleine voordeel berokkende hunnen val. dieus, trots op zijn geluk , was zinneloos genoeg om den Burgemeester flag te leveren ; die, om zijnen trots te doen aangroeijen, zich geliet als of Hij , uit vrees, het gevegt ontweek. De Acheërs, dit ziende, trokken met een dwaas vertrouwen tegen de Romeinen voort, die eindlijk hun te gemoet gingen, en, digt bij de naauwfte plaats van de Landengte , flag leverden. De Acheërs vonden zich, ten zeiven tijde dat zij tegen de Romeinfche Legioenen vogten, aangevallen door eene hinderlaage van al de Ruiterij van den Burgemeester, en, in een oogenblik overmagtigd, namen zij de vlugt. dieus in wanhoop na Megalopolis, zijne geboorteftad, gevlooden, vermoordde zijn Vrouw, zette zijn huis in brand, en dronk vergift. De Acheërs nu geen hoofd hebbende, hadden geen moed om zich te herzamelen, en vlooden aan alle kanten. De meesten der lnwoonderen trokken uit Corinthe bij nacht, mummius in de Stad komende, gaf dezelve ter plundering over, en aan het zwaard alle Mannen, die 'er in gebleeven waren , verkogt de Vrouwen en Kinderen tot flaaven, en, naa de fchoonfte Standbeelden en Schilderijen te hebben weggenomen , zette hij de huizen in den brand, verteerde de Stad tot asfche, en flegttederzelver grondvesten. Dus ging de Stad Corinthe te on-  van OUD GRIEKENLAND. 89 onder op het zelfde jaar dat Carthago ingenomen en verwoest wierd;de Romeinen flegtten de wallen van alle de Steden, die deel in den afval genomen hadden. De val van Corinihe maakte zulk eenen verfchrikkelijken indruk op de Acheërs, dat hun moed geheel bezweek. De Raad wendde voor, dat de Corintbiers zo ftraf behandeld waren , om het fchenden van het Regt der Volken , door de Gezanten hun van Rome gezonden, te mishandelen. Doch de waare rede is , dat de Romeinen, niet willende dat eenige Staat bekwaam zou. zijn om hun wederftand te bieden , bellooten Corinthe te verwoesten, wier fterke en voordeelige ligging het tot de beste vesting voor een hunner vijanden maakte , die met de vereischte kundigheid en moed, voor eenen langen tijd , de gantfche Romeinfcbe magt kon te leur ftellen. De Romeinen behaalden onnoemelijke rijkdommen uit den buit van deeze Stad. Onder de Schilderijen daar gevonden, was 'er een, bacchüs vertoonende, het werk van den beroemden aristides. Dit ftuk werd oneindig hovende anren gerekend, en zou aan attalus, vooi den prijs van drie duizend twee honderd Pon den Sterlings gegeeven zijn. Doch m u mjmius het een gevaarlijk voorbeeld agtende. eene Schilderij, tot .zo buitenfpoorig eer prijs, te verkoopen, weigerde, niet tegenftaande de aanzoeken van att alus , dezel ve over te geeven, en zond ze na Rome, niet voor zich zeiven ; maar tot een open baar cieraad, en men plaatfte dit ftuk in dei F 5 Tem iv. BOEK. H, Hpofdft. I  IV. BOEK. II. Hoofdft. Griekenland wordt een Rumeinsch Wingewest. " 146. 'Athene door sylla belegerden vernjeesterd. 90 GESCHIEDENIS Tempel van ceres. Deeze groote Romein gaf, bij die gelegenheid, een fpreekend bewijs van zijne belangloosheid , opregtheid, en groote kennis in de kunst van den Oorlog; doch, teffens toonde hij zich zeer gebrekkig in den fmaak voor de fchoone kunsten; want ons wordt, door velleius patercueus, verhaald, dat hij, om de zodanigen, die de Standbeelden en Schilderijen na Rome zouden voeren, zeer zorgvuldig te doen zijn omtrent zo kostlijk een vragt ,hun dreigde,dat zij,zo 'er eenige van dezelve verlooren raakten, genoodzaakt zouden zijn andere te leveren op hunne eigene kosten. Naa dit aanmerkelijk tijdftip zonden de Romeinen Gelastigden na Griekenland, die in alle Staaten de Volksregeering affchaften, en Overheden aanftelden afhanglijk van het Romeinfcbe Gemeenebest; doch zij lieten de Grieken, ten dien tijde, in het volle genot van hunne Wetten en Vrijheid. Eindelijk egter werd Griekenland in de gedaante van een Romeinscb Wingewest hervormd, en beftuurd door eenen jaarlijks hun gezondenen Treetor. Daarom droeg het, in 't vervolg, den naam van het Wingewest van Acbaïa, want de Acheërs waren het voornaamfte Volk van Griekenland geworden in deeze laatfte tijden. Daar Athene zo lang de aanzienlijkfte vertooning in de Gefchiedenis van Griekenland gemaakt heeft, is het niet oneigen, ten benutte, den Leezer kortlijk voor oogen te ftellen de aanmerkelijkfte lotwisfelingen dier Stad9  van OUD GRIEKENLAND. 91 Stad, eenigen tijd naa dat de Romeinen zich meester van Griekenland gemaakt hadden. Athene was beftemd om nog groote ongelukken, ten tijde van sylla, te ondervinden, mithridates, Koning van Pontus, geheel Klein - Afie tot een Wingewest gemaakt hebbende, vaardigde na Griekenland een Leger van honderd en twintig duizend man af onder archelaus, die door middel van zo groot een Legermagt Athene dra vermeesterde, en de andere Staaten van Griekenland noodzaakte zich aan mithridates te onderwerpen, archelaus, zijn verblijfplaats te Athene vestigende, nam bezit van al het gezag, en oeffende eene wreede dwingelandije over de Inwoonders. Hunne elenden, egter, onder hunnen nieuwen Meester waren gering, in vergelijking met die, welke zij wel rae zouden ondergaan. De beroemde sylla, belast met het voeren van den Oorlog tegen mithridates, trok over na Griekenland, met vijf Legioenen. Alle de Steden, uitgezonderd Athene , Zetten terftond de poorten voor hem open. De Atheners hadden de vrijheid niet om hunne eigen neigingen te volgen. Want de Dwingeland aristion, onder wiens juk zij toen zugtten, was ftout genoeg om zich tegen de Romeinfcbe benden te verzetten , en eene belegering van sylla te wederftaan. Deeze Bevelhebber belegerde onmiddelijk Pireus, waar aristion postgevat hadt; en , fchoon de wallen zestig voeten hoog en zeer fterk waren, viel sylla op de- IV. BOEK. ii. Hoofdft.  iv. JOEK. ii. Hoofdft 92 GESCHIEDENIS dezelve aan met de grootfte dapperheid, gebruikende, ten dien einde, alle zijne werktuigen, waarvan hij een groot aantal hadt, gevaaren, noch kosten ontziende. Gebrek hebbende aan hout, hakte hij de boomen van het Lyceam om, 't welk de fchoonfte en aangenaamfte wandelwegen opleverde ; en om zichgeklte befchikken, plunderde hij de fchatten van de Tempels te Delpbos en te Epidaurus. Was de aanval wanhoopig, de tegenweer was het niet minder. Beide de partijen handelden met den grootften moed, en met een onwrikbaar befluit. Ieder dag bragt nieuwe aan- en uitvallen voort, waar in men veel bloeds plengde. De Atheners betoonden , te dier gelegenheid, alle de zo hoog bewonderde onverzaagdheid van hunne Voorouders. Zij verbrandden een deel der Romeinjche werktuigen, wierpen anderen om verre, door middel van mijnen , welke zij onder den grond groeven , waarop zij ftonden. De Romeinen, aangemoedigd door sylla, hadden niet minder vuurs. Aan hunnen kant bedienden zij zich ook van mijnen, en wierpen daar door een aanzienlijk deel der wallen omverre. Dus eene breede bres gemaakt hebbende, deeden zij oogenbliklijk eenen aanval; doch , naa een lang en wanhoopig gevegt, werden zij te rug gedreeven. De Atheners maakten geduurende den daarop volgenden nagt een nieuwe wal ter plaatze der bresfe. sylla begon nu te wanhoopen aan een gewenschten uitflag , wanneer hem in den zin  van OUD GRIEKENLAND. j% zin kwam de Stad uit te hongeren. Uit dien hoofde het beleg in eene influiting veranderende, deet hij de Atheners wel ras alle de jammeren van den honger gevoelen, die, naa dat zij alle groente, en wortels , en al het vleetch van hunne Paarden opgegeeten hadden, zelfs genoodzaakt waren aan het Leder van hunne fchoenen te knaagen. Zich in eene volftrekte noodzaaklijkheid vinde om een vergelijk te treffen, verwierf het Volk en de Raadsheeren zoveel op aristion , door hunne ernfligfte aanzoeken , dat hij Gezanten tot sylla afvaardigde , om het best mogelijke vergelijk te treffen. Doch deeze Afgezanten, in ftede van de nederige houding aan te neemen, welke een Volk in hunnen toeftand voegde, begonnen , met een zwierige uitweiding over de daaden der oude Atheners, en werden in hun fpreeken door den trotfchen Romein gefluit: hij noemde fpottende hun Redenaars, begeerende, dat zij hunne fchoone redenkunftige bloempjes voor zich hielden, en berigtte hun, dat hij daar niet was gekomen om de heldendaaden van hunne Voorvaders te hooren vermelden; doch om hun te kastijden wegens hunne oproerigheid; hier op zondt hij hun zonder eenige andere pligtpleging weder heen. sylla, wel ras door zijne befpieders kennis krijgende, dat 'er een gedeelte van de wallen laag genoeg was om beklommen te worden, gaf last dat de Stad den volgenden nacht beklommen zou worden. De Romei'ven, op deeze wijze in de Stad gekomen , brag- IV. SOES-. II. Hoofdft.  iv. SOEK. ii. Hoöfdfl. «7. / Charaftervan de oude Grie» ken in luterc 94 GESCHIEDENIS bragten het grootfte deel der Inwoonderen om 't leeven, sylla gaf de Stad ter plunderinge over, verkogt alle flaaven, bij openbaare veiling. Toen ging hij voort om het Kasteel in te fluiten, 't welk ras, door gebrek aan leevensmiddelen, genoodzaakt was zich over te geeven, en aristion werd ter dood gebragt. sylla, zich voorts meester gemaakt hebbende vanPireus, flegtte de verfterkingen tot den grond, en brandde het tuig-huis af, dat, om deszelfs fehoone bouworde, zeer beroemd was. s y l l a , .de Veldoverftens van mithridates in twee groote veldflagen , te Cheronea en te Orchomene verflagen hebbende, bragt Macedonië en Griekenland onder de Romeinfcbe magt, evenals zij te vooren geweest waren; en van daar na Klein Afie vertrekkende,overwon hij Jonie en verfcheiden andere Landfchappen, welke mithridates, in dat Gewest, in bezit genomen hadt. Griekenland verloor, door een Romeinsch Wingewest te worden, die brandende Vrijheidsmin niet, welke altijd het Character der Inwoonderen uitmaakte. In de Roomfche Burgerkrijgen tusfehen c^sar en pompejus, omhelsden de Atheners vuurig de zijde van den laatstgemelden, die de Gemeenebestgezinde gevoelens toegedaan was; en na den dood van julius caesar regtten zij Standbeelden op tot gedagtenisfe van cassiüs, die de vuurigfte der zamenzweerders tegen cmsar geweest was. Griekenland, hoewel beroofd van haar wae-  van OUD GRIEKENLAND. 95 waereldlijk Gebied, behieldt de bovenhand in fchoone Kunsten en Weetenfchappen, en ontving, ten dien opzigte , eere van zijne Overwinnaars : want de beroemdfte Romeinen begaven zich derwaards om onderweezen te worden in de uitmuntendfte takken der Letterkunde. Athene, dat Kweekfchool der Geleerdheid en Weetenfchappen, bleef nog het middenpunt in het Gemeenebest der Letteren , en werd aanhoudend bezogt door allen , die het Atticismus, zo hoog van de Ouden gefchat, zogten te verkrijgen: dit was de Regelmaat, om over de waare fchoonheden van alle werken van fmaak en vernuft te oordeelen. Hier ook, en hier alleen, werden de waare gronden der Welfpreekenheid geleerd; allen , die 'er zich met goed gevolg op uitlagen om in het openbaar te redenvoeren, en~ciCERO in het bijzonder, trokken na Athene, om zich in de Welzeggenskunst te beoeffenen onder de Meesters der Welfpreekenheid. Daarheen zondt ook diezelfde cicero zijnen Zoon, om de lesfen van cRATiPPuste hooren; alle Romeinen van eenigen rang of aanzien volgden datzelfde fpoor. En de Griekfche Geleerdheid werd, volgens het getuigenis van plutarchus, voor zo noodzaaklijk een tak der opvoeding gehouden onder dat oordeelkundig Volk, dat een Romein, die de Griekfche Taal niet verftondt, nooit tot eenen hoogen trap van agting kon geraaken. Zulke onder de Keizers als fmaak hadden in Weetenfchappen, gelijk, titus anto- winus, marcus AUREfclUS, lucius VJC- IV. SOES. ii. Hoofdft.  IV. BOEK. ii Hoofdft. 'AN.ETIUS. 96 GESCHIEDENIS verus, en eenige anderen, ftelden allé middelen te werk om de uitmuntendfte Wijsgeeren van Griekenland aan hun Hof te lokken , niet alleen om voor zich zeiven de verkeering met hun te genieten; maar op dat zij het beftuur zouden hebben over de opvoeding hunner Kinderen. Zelfs in den ondergang van het Romeinsch Gebied, en geduurende de vierde en vijfde Eeuw der Christenbeid , was Griekenland nog de verzamelplaats der Wijsgeeren van alle Volken. Wij zien uit de Kerkelijke Gefchiedenis dat de H. basilius, de H. gregorius en de H. chrysostomus , die fchitterendfte lichten der Kerke, na Athene trokken, om daar, als aan de bron, de beste kundigheden te fcheppen. Behalven Athene waren verfcheide andere Steden beroemd als de Zetels van Kunsten en Weetenfchappen,als, Alexandrie9Byzantium, Rhodes, en Ephefe. Uitmuntende Schrijvers, Wijsgeeren, Kunftenaars, enz. pan/Etius, de Stoïcyn , ftamde af uit een der aanzienlijkfte Huizen in Rhodes; doch zijne zugt tot Geleerdheid deedt hem zijn verblijf houden te Athene, alwaar hij zich aan de Stoïcynfche Schoole verbondt, 't geen toen zeer in de mode was De Roem van zijne Geleerdheid klonk ras tot in Rome , waar toen de grootfte Mannen zich op de beoeffening der Wijsbegeerte bevlijtigden. *an>etïus werd daarheen genoodigd dooi ee-  van OUD GRIEKENLAND. 97 eenigën der aanzienlijkfte Romeinen, en hij ging eene zeer naauwe Vriendfehap aan mee tiELius en scipio , welke laatfte hem vereerde met tekenen van groot vertrouwen en zoveel op hem verkreeg , dat hij hem verzeldein zijne Krijgstochten. pan^tiuS heeft eene verhandeling gefchreeven over de Zedelijke Pligten des Menschdoms , hooggefchat door cicero, die zich veel van dezelve bediend heeft in het zamenftellen van zijn Boek de Pligten geheeten;. epictetus, geboortig van Hieropolis, 1 eene Stad van Phrygie, was desgelijks een ; aanhanger van de Stoïcijnfche Gezindheid. Hij was even beroemd om de verhevenheid van zijne Gevoelens als om de zuiverheid zijner Zeden; in welk laatfte opzicht de Stoivynen, niet tegenftaande hunne uitwendige geftrengheid, en hunne ftugge leeringen, ver van geheel onberispelijk waren. Hij was, in zijn vroege jeugd, Slaaf van een der Oppasferen van Keizer nero's flaapkamen Doch , onder de Regeering van domit ia a n, uit Rome verdfeeven, ging hij na Nicopolis, waar hij, ondanks zijne armoede, verfcheide jaaren in groote agting leefde, en na Rome wederkeerde ten tijde van had r 1 a n us. De Grondbeginzels van deezen Wijsgeer waren begreepen in deeze drie woorden **i *V G » va).- IV. BOEK. ii. Hoofdft. }F.MBTKmS'. 'HALERïUSi  IV. BOEK. II. Hoofdft. P OL YBIUS. ïoo GESCHIEDENIS valligheden der uitfpraake en fchoonklin-' kende uitdrukkingen, doch beroofd is van de klem en kragt. Hij hadt egter, zeer toegejuicht wordende om het vermaak dat hij aan het gehoor en de verbeelding toebragt, veele naavolgers. Het is om die reden, dat hij gezegd wordt veel toegebragt re hebben tot het verval der Welfpreekenheid te Athe* ne. Behaagen was het eenig doel der Redenkunst van demetrius; welke daarom beter gefchikt was om de verbeelding te llreelen, dan het verftand te overtuigen. Bij het getal der Griekfche Redenaaren mug men, mogelijk , verfcheiden Kerkva> ders voegen, als, de Heilige basilius, gregorius, en chr ysosthomus $ wier Schriften fchoonheid van ftijl , klem van redenkaveling en kragt van uitdrukking bevatten, juist gefchikt om het hart te treffan en de driften in beweeging te brengen. _ POLYBius,de beroemde Gefchichtfchrijver, was geboortig van Megalopolis. Hij leerde de Welfpreekenheid en Wijsbegeerte onder zijnen Vader lycortas, een man zeer uitmuntend door de Standvastigheid , waarmede hij het Acheesch Gemeenebest befchermde tegen de eerzugtige aanflagen der Romeinen, philopoemen was zijn Leermeester in de Krijgskunde. Zijne verdiensten werden ras te Rome bekend, waar veelen der voornaamfte Burgeren kennis met hem maakten en bijzonder de twee Zoonen van paulusemilius, wier jongde, aangenomenZoon van cornelius scipio, den Zoon van den grooten Africaaner, en die  van OUD GRIEKENLAND, ioi die Carthago en Numantie verwoestte, veel voordeels van zijne onderrigtingen trok. Men denkt dat polyeius het grootfte gedeelte zijner Gefchiedenisfe te Rome heeft opgefteld. Zijne Gefchiedenis bevat niet alleen de Romeinfcbe bedrijven, doch die van de toen bekende Wereld, van den Eerfieti Punifcben Oorlog tot den val van het Macedonifche Rijk, bevattende te zaamen den tijd van drie en vijftig jaaren. polybius noemde daarom zijn Werk eene Algemeene Gefchiedenis, en verdeelde dezelve in veertig Boeken, van welke nu alleen de vijf eerfte overig zijn. Men heeft groote reden om zich over het verlies der andere , te bedroeven: want wij zouden daarin eene vertooning gezien hebben van de grootfte en gewigtigtte bedrijven, ooit op het tooneel der waereld gefpeeld. Daar zouden wij, bijzonder in het tijdperk van den Tweeden Punifcben Oorlog, de ftrijdhaftigfte en magtigfte Volkeren der toenmalige wereld, in den vuurigften en heftigften ftrijd met elkander gezien hebben; Rome op het punt van den ondergang; en Carthago, eindelijk, overwonnen en te onder gebragt. Daar zouden wij ook gevonden hebben de verhaalen van de Oorlogen der Romeinen met philippus, Koning van Macedonië, met antiochus, Koning van Syrië, met de Etoliers en Koning perseus. in één woord de geheele keten der Gebeurtenisfen, die Rome tot het toppunt van magt bragten, en in ftaat ftelden om alle de Mogenheden en Koningrijken van ons IKalfrond te verzwelgen.. Dit verlies is des G 3 te IV. BOEK. DL Hoofdft;  IV*. BOEK. II. Hoofdft. 102 GESCHIEDENIS te grooter , om dat polybius de grootfte zorg en aandagt aanwendde oin de beste onderrigting van zaaken te verkrijgen, en hij niet kon dwaalen in de ligging der plaatzen, dewijl hij zelve die landen doortrok, waar de voornaamfte gevegten, door hem befchreeven, voorvielen. Daar en boven vloeit polybius over van de bondigfte aanmerkingen, en levert overal de vastfte grondbeginzels op der Staatkunde; twee bijzonderheden , die de hoofd- uitmuntenheid vaneen Gefchiedfchrijver uitmaaken, en waaruit de leezer de beste onderrigtingen trekt. Het is waar, dat zijne uitweidingen over het algemeen verveelen: doch de daaden, die zij bevatten, zijn zo fchoon, dat het te groote oordeelkundige geftrengheid is, dezelve te wraaken. polybius, weder in Peloponnefus gekomen naa de verwoesting van Corinthe, hadt eene gunftige gelegenheid om de naagedagtenis zijns Meesters philopoemen te zui* veren van de befchuldiging dat hij een vijand geweest was van het Romeinfcbe Volk: en hij kweet zich met zulk eene welfpreekenheid en kragt van bewijs, in deeze_ zaak, dat 'er een befluit wierd genomen, verbiedende dat de Standbeelden ter eere van dien Held opgerigt , vernield, of befchadigd zoucen worden, polybius werd ook door de Romeinfcbe Gelastigden gekoozen , om de overwonnen Steden te bezoeken, en eenige twisten , tusfehen dezelven gereezen, bij te leggen. Deeze last voerde hij met zulk eene verwonderlijke voorzigtigheid en billijkheid uit,  van OUD GRIEKENLAND. ïoj uit , dat 'er Standbeelden op verfcheiden plaatzen te zijner eer wierden opgerigt. Hierop ging hij weder na scipio te Rome, met wien hij leefde tot den dood van dien doorlugtigen Romein, wanneer hij nog eens na zijn Geboorteplaats keerde, waar hij zijne dagen eindigde, den ouderdom van tweeëntagtig jaaren bereikt hebbende. dionysius halicarnassus was, gelijk zijn naam uitwijst, geboortig van Half carnasfus ,eene 6tad van Caria'm Klem Azie. Hij kwam in Italië omtrent den tijd van den Slag bij A&ium, doorA ugustusopantonius gewonnen. Zijn voornaamfte Werk, getijteld de Romeinfcbe Oudheden, was verdeeld in Twintig Boeken , waarvan 'er nu maar Elf over zijn, en het duisterde gedeelte van de Romeinfcbe Gefchiedenis bevatten , gaande tot de Grondvesting van Rome. Geduurende het verblijf van dionysius te Rome maakte hij kennis met de geleerdfte Mannen, zich toen ter tijd in die Stad bevindende , en lag zich zeer vlijtig toe op de beoeffening van de Werken der meest geagtfte Gefchiedlchrijveren. De Geleerde ontdekt in dionysius een diepte van Geleerdheid, een allergefleepenften geest van Oordeelkunde , een hart zonder vooroordeel, eene liefde tot de waarheid, en een opentlijke haat tegen godloosheid. Wij zijn bijzonder aan hem verfchuldigd de kennis, die wij hebbèn van den Godsdienst en de Zeden der Romeinen. Zijn ftijl is eenvoudig en fchoon 5 doch hij fchijnt meer getragt te hebben zijne GeG 4 leerd- IV. BOES. II. Hoofdft. DIONYSIUS HALIC ARNASSUS,,,  w. & O E K. II, Hoofdft. OIODORDS ÜHUÏ, 104 GESCHIEDENIS leerdheid te vertoonen, dan na de cieraaden der welfpreekenheid. diodorus siculus leefde ten tijde van julius ces ar. en augustus. Zijn werk, getijteld de Gefcbiedkundige Boekzaal , bevatte Veertig Boeken, waar van Wij 'er thans alleen Vijftien bezitten. De vijf eerfte onmiddelijk elkander volgende behelzen de Gefchiedenis der Fabel-Eeuw , en behandelen het geen'er gebeurt is voor de belegering van Troye. De volgende zeven Boeken behandelen de Gefchiedenis der Perfen en Grieken, van den Krijgstocht van xerxes na Griekenland, tot den dood vau alexander den grooten. En de drie laatfte geeven ons een verhaal van de Opvolgers van alexander. — diodorus is een zeer dierbaar Gefchiedfchrijver, en, fchoon hij wat veel vertrouwen fchijnt gefteld te hebben op de overleveringen der Priesteren, hebben wij, egter, groote reden om ons wegens het verlies van het overige der Gefchiedenis te beklaagen. Zijn ftijl vereenigt eenvouwigheid met klaarheid, en zijn Werk levert een overvloed van oordeelkundige aanmerkingen op. plutarchus, die beroemde Leevensbefchrijver, was geboortig van Gheronea in Beotie, en leefde onder de Regeering van Keizer nero. Hij deedt verfcheide reizen na Italië om ftoffen voor zijne Leevensbefcbrijvingen van Groote Mannen te verzamelen , en telde onder zijne Vrienden de grootfte Mannen van Rome, die vermaak fchepten pra hem in het Griekscb te hooren redenkavelen  van OUD GRIEKENLAND. io£' Jen over onderwerpen van Wijsbegeerte. Eindelijk nam hij zijn vast verblijf in zijne Geboorteplaats, waar hij met de eerfte bedieningen vereerd wierd , en kweet zich in dezelve, zo wel als in alle pligten van het bijzondere leeven, met verwonderlijke zorg en voorzigtigheid, betoonende dat hij was een goed Vader, een goed Egtgenoot, een goed Meester , een goed Burger; en zijne deugd verwierf het loon van den zoetften vrede en eensgezindheid in zijn Huisgezin. Zijne werken zijn de Leevens van Beroemde Mannen, en zijne Vertoogen over de Zeden. De laatstgenoemde bevatten zeer goede grondbeginzels voor het leevensgedrag, verheeven kundigheden omtrent de Godheid,en de Onfterfelijkheid der Ziele; zij zijn doorr mengd met weetenswaardige gebeurtenisfen. Doch de Leevetis van Beroemde Mannen is het werk, dat den Naam van plutarchus vereeuwigd heeft. Men houdt het voor het nuttigfte boek in de wereld om lieden gefchikt te maaken voor het amptloos en beampt • leeven, het vloeit over van de aanmerkenswaardigfte bijzonderheden. De zaaken zijn 'er op den waaren prijs gefchat. Hij bepaalt zich niet alleen tot de groote en fchitterende daaden der beroemde Mannen , wier leevens hij befchrijfc; „ hij vergenoegt „ zich niet ", zegt rollin, „ met den „ Bevelhebber,den Overwinnaar, den Staats„ man, den Overheidsperfoon, den Rede„ naar te fchilderen; doch brengt zijnen „ Leezer, als 't ware, in het kabinet of lieG 5 „ ver IV. SOEK,' II. Hoofdft.  SOEK. II. Hoofdft. ïoó GESCHIEDENIS „ verin de harten der Perfoonen van welken „ hij fpreekt, en maakt hem kennis met den „ Vader, den Egtgenoot,den Meester,den „ Vriend. Wij fchijnen met hun te leeven, en om te gaan, en tegenwoordig te zijn bij „ hunne partijen van vermaaken, hunne wan„ delingen, hunne feesten, hunnen omme„ gang. cicero merkt ergens aan, dat men , in het wandelen door Athene, en de omge„ legen plaatzen, naauwlijks een voetflap „ zetten kon, zonder een gedenkteken , inde „ gefchiedenisfen vermeld, te ontdekken, het „ geen der verbeelding de gedagtenis aan een „ groot Man der Oudheid te binnen bragt. s, Het leezen der Leevensbefchrijvin- „ gen van plutarchus", dus gaat rollin voort „ brengt een gelijk uit,. werkzel voort, vertoonende, als het wa„ re, aan onze oogen, de groote Mannen, „ waarvan hij fpreekt, en ons een denkbeeld „ geevende van hun gedrag en zeden, zo „ levendig en kragtig, als of wij tijdgenoo„ ten en medgezellen van hun waren ". Om deeze reden moet men het verlies van eenigen deezer Leevens te meer bejammeren. — plutarchus toont, bij alle gelegenheden ,dat hij een groot Schilder is, en zijn ftijl, fchoon plat en eenvoudig, is niet te min leevendig en vol nadruks, maar niet overal aan zich zeiven gelijk. plutarchus is berispt over zijne geneigdheid om gefchiedenisfen te vertellen, en, in de daad, als eene gefchiedenis opmerkenswaardig is, laat hij niet naa dezelve 'er in te vlegten, en een zeer naauwkeurige befchrijving daarvan  van OUD GRIEKENLAND. 107 te geeven, fchoon zeverfchilt van het onder handen zijnde onderwerp Doch zijne aanmerkingen zijn altijd verftandig en juist, Wij zijn desgelijks aan hem verfchuldigd de ftaaltjes der fchrijfwijzen van zommige groote Mannen. Behalven de uitneemende Gefchiedfchrijvers, waarvan wij melding gemaakt hebben, bloeiden, ten tijde der Keizeren, nog verfcheiden anderen in Griekenland, als arrianus, elianus, appianus enHErodianus, doch deezen waren van een minder rang dan de boven gemelden. GE- IV. 'BOK Ka Hoofdft,  GESCHIEDENIS VAN OUD GRIEKENLAND, V. BOEK. Ligging en gefteltenis Vtn Sicilië. FIJFDEBOEK. BEVATTENDE EEN KORT VERSLAG VAN DE VOORNAAMSTE BEDRIJVEN OP HET EILAND SICILIË. Qicilie is gelegen in de Middenlandfcbe Zee ^ ten Zuidwesten van' Italië, waarvan het afgefcheiden is door de Straat van Mesfina, omtrent twee en een half mijl wijd. Het is omtrent honderd en zeventig mijlen lang, en honderd breed, van eene driehoekige gedaante,zijnde de drie hoeken bepaald door drie aanmerkelijke Kaapen, te weeten Pachirnirn (*) ten Zuiden, Pelorum (f) ten Noorden ; en Lt'lybeum (§) ten Westen. Daar het tusfehen zeven - en negen - en • dertig graaden Noorder Breedte ligt, is de lugtftreek warm; doch gezond. — Van de oudfte tijden af tot deeze tijden toe heeft men Sicilië altoos gehouden voor een der vrugtbaarfte ftreeken der wereld, voortbrengende koorn , wijn , olie, en zijde , het eerstgemelde in buitenwoonen overvloed. Het werd, en met regt, de Koornfchuur wriRome geheeten, daar die groote Hoofdftad (*) Nu Pasfaro. (f) Thans Faro. ($) Tegenwoordig Boeo.  van OUD GRIEKENLAND. 109 ftad der Westerfche Wereld, toen zij in het toppunt van haar magt en volkrijkheid was, voornaamlijk van dit Eiland afhing, in de bezorging van Graanen. De lugtftreek, de vrugtbaarheid, en de fehoonheid van Sicilië werken zamen om het tot een der aangenaamfte landen des Aardbodems te maaken. Doch het Eiland is aan een' fchriklijken ramp onderworpen, die alle deszelfs voordeden maatigt, te weeten de menigvuldigheid van Aardbeevingen. Deeze veronderftelt men jen met veel waarfchijnlijkheids , dat meest ontftaan door de beweegingen , die, van de eerfte tijden af* tot de onze toe, geduurig, fchoon met verfchillende trappen van heevigheid, de ingewanden van dat Eiland ontrustten, en inzonderheid die van den berg Etna. —- Deeze berg is van eene zeer groote uitgeftrektheid^ haaiende bijkans twaalf mijlen van de helling tot den kruin, en is een der grootfte van alle de vuurbraakende bergen. Zijne uitbarstingen gaan verzeld van verfchrikkelijke aardbeevingen, waardoor het geheele Eiland heevig gefchokt is, en veele Steden meteen groot aantal Inwoonderen opgezwolgen en verwoest zijn. Men zegt dat 'er, in het jaar 1693, boven de vijftig Steden verdelgd zijn, en meer dan vijftien honderd duizend menfchen daardoor omgekomen. De oudfte Gefchiedenis van Sicilië is duister en ingewikkeld. De vrugtbaarheid enaangenaame ligging van dit. Eiland, naa< genoeg in het middenpunt der Middenlandfcbe Zee, van waar de fcheepvaart na de Griek', v. BOEK»  '■V. SOEK» iio GESCHIEDENIS Griekfche Eilanden en na de rijkfte gewesten van Europa, van Klein Afie , en Africa gemaklijk en kort was, nodigde natuurlijk veele gelukzoekers in den Koophandel derwaards. De Volkplantingen der Pheniciers^ Cartbagers, Grieken en Italiaanen vonden middel om zich daar neder te zetten, en Steden te bouwen. Deeze Steden werden zo veele onafhanglijke Staaten, doch hunne bijzondere regeeringswijzen fchijnen zeer onvast geweest te zijn; zomtijds den grootften heldenmoed en dapperheid ten toon ipreidende, doch meermaals verdeeld door de dwaasheid en woede van Gemeenebestgezindheid, en dikwerf zugtende onder de harde verdrukking van een aantal kleine Vorsten. De Cartbagers in het bijzonder fchijnen daar reeds vroeg voet gekieegen en Volkplantingen aangelegd te hebben op uitgeftrekte gronden in" Sicilië. Dat handeldrijvend Volk, volkomen overtuigd van het aanbelangs deezes Eilands, ftondt eindelijk na de geheele overheeriching van het zelve. Hierop drong het veele jaaren aan, met verfcheiden wislelingen van voor - en ttegenfpoed * en met onnoemelijke kosten van bloed en geld; doch ten laatften werden zij door de Romeinen , hunne mededingeren en geflagene vijanden, gansch en al verdreeven. De eerfte Grieken. die na Sicilië overftaken, waren de Cbalcidiers van Eubea, die Leontium en Catana ftigtten. Naa hun vestigde archias de Corinthier eene Volkplanting op dat Eiland , en was de Grond- ves«  vanOUD GRIEKENLAND, m vester van de Stad Syracufe , omtrent het jaar 709 voor christus. Bijkans in dien zelfden tijde werden de grondflagen van Megara door de Megare'èn gelegd. Op dezelfde wijze werden 'er verfcheide Volkplantingen aangelegd in de Zuidelijke deelen van balie, gemeenlijk bekend onder den naam van Calabrie, die van dag tot dag aangroeijende en zich vereenigd hebbende met veele Volkplantingen der Grieken, ten laatften dermaate aanwiesfen , dat het Land den naam van Groot Griekenland kreeg. Syracufe was de magtigfte Stad op Sicilië. De Gefchiedenis heeft, nogthans, geene bijzondere omftandigheden omtrent derzelver twee eerfte eeuwen opgeleverd. Het begon eerst ten tijde van Koning gelon vertooning te maaken. Doch, twee honderd jaaren naa dat tijdperk werd het een tooneel van gebeurtenisfen van grooter aanbelang. Wij bepaalen ons om de voornaamfte te boek te ftellen. Omtrent het jaar 484 voor Christus vielen de Cartbagers , op aanhitzing van xerxes, den beroemden Koning van Perfie, in Sicilië met een Leger van drie honderdduizend man en twee duizend Schepen; doch deeze ontzaglijke Legermagt werd door gelon, toen Beheerfcher van Syracufe, overwonnen. Deeze gelon moet onder de grootfte Mannen geteld worden. Hij was geboortig te Gela, eene Stad aan de Zuidkust van Sicilië. Naa den dood van hypocrates, Beheerfcher dier plaatze, vatte gelon de V. B-6EKV belon, Beheerfcher van Syracufe.  na GESCHIEDENIS wapens op tegen zijne Medeburgers, onder^ wierp dezelve en ftelde zich in het Opperbewind. Korten tijd daar naa bragt hij eene dergelijke omwenteling te wege te Syracufe, waar hij, naa zich van het hoogfte gezag verzekerd te hebben, zijn aandagt het gaaiï op de uitbreiding van het grondgebied dier Stad, en welras zeer magtig werd. hamilcar, de Carthaaglche Bevelhebber, de Stad Himera belegerd hebbende , trok gelon zijnen Schoonvader te hulp, die deeze plaats verdeedigde. De Vaderen Zoon zich bij elkander voegende, leverden de Canhagers flag, behaalden eene volkomene overwinning en grooten buit. gelon gebruikte het grootfte gedeelte om de Tempels van Syracufe te vercieren; hij verdeelde de gevangenen met de grootfte billijkheid ; en de Syracufers vergaderende , gaf hij hun een volkomen verflag van zijne verrigtingen. Door deeze middelen verkreeg hij hunne agting en liefde tot zulk eenen trap, dat zij hem gewillig den tijtel van Koning gaven. „ Hij was de eerfte " zegt r ollin, „ dien de Koningrijke Waardigheid „ tot een beter Mensch maakte." De Gefchiedfchrijvers zijn vol van loftuitingen over gelon's deugden. Zij roemen voornaamlijk zijne opregtheid, zijn naauwkeurig geftand doen van beloften en verbintenisfen , en zijne zorgvuldige aandagt op het voortzetten van den Landbouw. Hij hieldt zich,als Koning, verbonden, de belangens van den Staat te verdeedigen , de regtvaardigheid klem te geeven, en de onnoozelheid voor te ftaan.-  van OUD GRIEKENLAND. 113 ïltian. Hij vercierde en verfterkte de Stad, en vergrootte derzelver grondgebied. Hij maakte dat men nooit zijne magt gevoelde, dan in góed doen, en, in dezelve gemaatigheid volhardende tot aan het einde van zijn leeven, ftierf hij, in het algemeen beweend van zijne Onderdaanen, naa eene regeering van zeven jaaren. hiero, een der Zoonen van gelon, volgde hem op, doch was, in den beginne een Koning van een gantsch ander Character dan zijn Vader; alle zijne driften involgende en zich overgeevende aan wreed - en onregtvaardigheid. Zijne Onderdaanen hielden hem , uit dien hoofde, voor eenen Dwingeland. Doch, door zijne zwakke lichaamsgefteltenisfe, onderhevig aan verfcheide kwaaien, gaf dit gelegenheid tot nadenken en overweegen; ten laatften befloot hij zijn gedrag te veranderen en noodigde ten dien einde simonides en Pindarus; de twee beroemdfte Dichters van zijnen tijd; ten Hove, die, door de bevalligheden van hunne Dichtkunst en ommegang , in eene groote maate zijne fiere en ligt ontvlamde gefteltenis verzagtten; daar zij hem de zuiverite denkbeelden zo wel van het Staatsbewind als van het gedrag inboezemden. _ x enophon heeft uit deeze omftandigheid de ftoffe genomen tot eene verhandeling over dat gewigtig onderwerp, die hij met den haam van hiero betijtelde. Hij ftelt dezelve voor, bij wijze van eene zamenfpraak tusfehen dien Vorst en simonides gehouden, hiero wordt daar ingevoerd, om te UI. deel. H be- v. BOEK. hie ro, ne Zoon en Opvolger vaa GELON. I  BOES, 4-?. TIICAS V- _ B U i u s 2ijn Broe.lci e . Opvolger. 461. U4 GESCHIEDENIS bewijzen, dat Koningen en Alleenheerfchers, in veele opzigten, verre zijn van zo gelukkig te weezen als men zich gemeenlijk verbeeldt; doch bijzonder daarom, dat zij meestentijds beroofd zijn van het grootfte geluk des leevens, te weeten een getrouw Vriend. simonides komt, aan den anderen kant, in, op eene zeer deftige wijze de Pligten van de Koninglijke waardigheid voordraagende; en zijn geheel betoog ftrekt om te bewijzen, dat een Koning niet voor zich zeiven , maar voor zijn volk dien rang moet bekleeden. hiero tragtte het overige gedeelte van zijn leeven, door het vriendlijkfte en verpligtendfte gedrag, de grootfte Geesten van zijnen tijd aan zijn Hof te lokken. Hij ftierf naa eene regeering van elf jaaren. thrasybulus, zijn Broeder, volgde hem op, en was een volftrekt Dwingeland. Zijn trotsheid en wreede handelwijze zette zijne Onderdaanen aan om tegen hem op te ftaan, en hem in zijn Paleis te belegeren, thrasybulus was genoodzaakt een vergelijk te treffen; en, om zijn leeven te beveiligen, ging; hij, dewijl het hem was toegeftaan in ballingfchap te vertrekken, na het Land der Locriers De Syracufers, hunne vrijheid weder verkreegen hebbende, rigtten een groot Standbeeld op voor jupiter den Verhsfer, ftelden een jaarlijksch Feest vast, ter gedagtenisfe van lunne Verlosfing, en voerden de Volksi egeering weder in. dtodorus sic ulus meldt, dat 'er, omtrent dien tijd, een deucetius geleefd heeft, die het hoofd was van het Volk, eigenlijk  Van ÖÜD GRIEKENLAND. 115 lijk Siciliaanen genoemd. Deeze deucetius, zints eenigen tijd zeer magtig geworden , en groote voordeden op de Syracufers behaald hebbende, bouwde eenen beroemden Tempel Falici geheeten , gefchikt tot eene onfcheridbaare wijkplaats voor den door overmagt onderdrukten. Eindelijk egter werd deucetius door zijn goed geluk verlaaten en geheel ten val gebragt door het verlies van een enkelen Slag tegen -de Syracufers, en daarop van zijne benden verlaaten. Onzeker omtrent zijn lot vertoonde hij zich ftout op de marktplaats van Syf* racufe , en gaf zich aan de genade zijner vijanden over, die met medelijden bewoogen, eri het voor onmenschelijk en onedelmoedig houdende van zijne tegenwoordige ongelukken, gebruik te maken , hem niet alleen het leevend fchonken; maar ook een matig onderhoud toefchikten. Syracufe, de vrijheid meer dan vijftig jaaren genooten hebbende, werd, omtrent het jaar vierhonderd zestien voor christus, door de wapenen der Atheners aangevallen, door de eerzucht van a l c i b i a d e s tot dien Oorlog aangezet. Wij hebben reeds een volkomen verflag van de bijzonderheden deezer Krijgstocht gegeeven, die voor de Atheners allernadeeligst uitviel (*). Door de afzetting van thrasybulus hadt Syracufe omtrent zestig jaaren haare vrijheid genooten, wanneer dionysius, een on- (*) Zie het II. Boek deezer Cefcbiedenssfs. I. D. BI» 2S1. e. v. H » v. soit ,4*4 .. DIONYSIUS de üuiie ftaat na de Oppfrhetrfchappyc  v. BOEK. 116 GESCHIEDENIS onbeampt Burger, het befluit nam om zijn Land in flaavernij te kluisteren en het Opperbewind in handen te krijgen. Deeze man hadt reeds blijken van zijnen moed gegeeven in eenen Oorlog tegen de Cartbagers , die , voor veele jaaren, zich op de overmeestering van dit Eiland toegelegd, en dikwijls poogingen, geduurende dat tijdsgewricht, aangewend hadden, om hun oogmerk te bereiken. De vrugtbaarheid van Sicilië, de rijkdom der Inwoonderen, de fchoonheid der Steden waren zoveel aanlokzels voor de Carthaagfche gierigheid en eerzugt; en, niet tegen* ftaande de ongelukkige uitflag van hunne aanvallen op dat Land, behielden zij geduurig het voorneemen om het te onder te brengen. Buiten Syracufe was de Stad Agrigentum beroemd van wege haar' aanzienlijken Tempel den Olympifchen jupiter toegewijd, en den rijkdom der Burgeren. Om een denkbeeld te vormen van de weelde deezer Inwoonderen maakt de Gefchiedenis gewag van een hunner ,gellias geheeten, die in zijn huis groote vertrekken hadt tot het ontvangen en huisvesten van alle Vreemdelingen, die in de Stad kwamen , en kleederkasfen vol van alle foorten van klecderen, ten dienfte van zodanige gasten, die dezelve van nooden hadden. Deeze Stad hadt, uit dien hoofde , bijzonder de gierigheid der Cartbagers aangelokt, die dezelve met een magtig Leger omringden en ten laatften vermeesterden. Omtrent dien tijd was het dat dionysius het in den zin kreeg om zijne Geboorte-  van OUD GRIEKENLAND. 117 te-plaats Syracufe in flaavernij te brengen. Met dat oogmerk bediende hij zich van de klagten van de andere Staaten van Sicilië tegen de Overheden ; en, daar hij in den hoogften trap welipreekend wa's , eene begaafdheid zo nut en zo gevaarlijk in een GemeenebestRegeering, ftondt hij in het midden eener Volksvergadering op, en deedt eene kundige aanfpraak, gefchikt om de voornaamfte O verheids-perfoonen gehaat te maaken, en raadde het Volk die aftezetten- Ver- geefsch werd hij als oproermaaker verklaard en veroordeeld tot de betaaling van een groote geldboete. Aangemoedigd door verfcheiden Burgers veragtte hij de befchuldiging, fprak met meer vrijheids dan te vooren, en gaf zo leevendig eene befchrijving van de ongelukken, die het verzuim van de Syracufifche Overheid in tijdig hulpbenden toe te zenden, den Inwoonders van Agrigentum aangebragthadt, als die genoodzaakt waren geweest hunne Stad , bij nagt, te verlaaten, met hunne Vrouwen en Kinderen te vlugten , dat de Syracufers terftond die Overheden afzetten en dionysius tot Opperbewindhebber van hun Land verklaarden. Dit eerfte geluk deedt zijn hoop aangroeijen: En daar een Geweldenaar nooit twijffelt om alle kunftenaarijen, hoe misdadig ook,in het werk te ftellen, om zijne oogmerken te bereiken, lag hij 'er zich voorts op toe om de Bevelhebbers van het Leger den voet te ligten, ten dien einde van allerlei bedrog en loosheid gebruik maakende. Hij beduidde het Volk, dat men, in plaats van uitlandH 3 ^ *"ch£ V. BOEK.  V. SOEK. 118 GESCHIEDENIS fche benden te gebruiken, natuurlijker en veiliger zijne verdeediging kon toevertrouwen aan eigen Landsgenooten ; en daarom de ballingen te herroepen. Deeze raad vondt te meer ingang, daar de Syracufers toen ontfteld waren door de overwinningen der Cartbagers. Doch het oogmerk van dionysius , in' het voorflaan van deezen maatregel, was om zich van die herroepen ballingen zo veele aanhangers te vormen, die hunne herftelling aan hem verfchuldigd zouden rekenen , en, uit dankbaarheid, genegen zijn zijne belangens te onderfchraagen. Het volk ftemde zijne redenen toe, en beval de ballingen te herroepen. < Kort hierop zonden de Syracufers ,\erzogt zijnde om bijftand door de Inwoonders van Gela, dionysius hun terhulpe: hij diende hun met zulk een ijver en geluk, dat zij hem de grootfte tekenen van dankbaarheid en verpligting gaven. ' Bij zijne terugkomst in Syracufe vertoonde dionysius het gelaat van een man overftelpt van droefheid en druk, eindelijk verwittigde hij het Volk, dat hij eene verraaderlijke verftandhouding tusfehen hunne Veldheeren en imilco, Veldheer der Cartbagers, ontdekt hadt. Deeze voorgewende ontdekking veroorzaakte in, het hart des Volks de grootfte benaauwdheid en onftekenis Veele riepen dat dionysius verklaard moest worden tot Opperbevelhebber , en dat het gevaar bleek geen uitftel toe te laaten. De menigte, altijd blind voor Oüizyaken en gevolgen, en alleen agt ftaande Op het tegenwoordige, verkoos hem terftond tot  van OUD GRIEKENLAND. 119 tot Opperlegervoogd, met volftrekte magt, fchoon veele der voorzigtigfte en verftanaigfte Burgers van gedagten waren, dat zi], door zulk een ftap, met de daad hunne vrijheid overgaven. dionysius, volkomen bellooten nebbende zich in zijne magt te vestigen, en alle verandering in de openbaare zaaken onuitvoerlijkte maaken,bedagt eene andere kunftenaarij om zijne Landgenooten overtehaalen om hem een Lijfwagt te bezorgen. Daarom na de Stad Lemüum gaande, waar eene Syracufifche bezetting lag, zette hij eenige perfoonen aan om een oproer te verwekken. dionysius riep uit, dat er een .zaamenzweering tegen zijn leeven was, en geliet zich als of hij, veiligheids halven, na het Kasteel vlugtte, 't geen hij met Soldaaten, vast verknogt aan zijne belangen , bezet hieldt. Eene Volksvergadering werd belegd. dionysius befchreef hun, op de ontroerendfte wijze , het gevaar dat hij geloopen hadt, en verzogt hun, hem toe te {taan dat hij een Lijfwagt van zeshonderd mannen tot beveiliging van zich zeiven verkoos. Dit verzoek verwierf de toeltemming, en, in ftede van zeshonderd Soldaaten, kops hij 'er duizend tot een Lijfwagt, die hij, zo? wel als zijne vreemde benden, door de grootfte beloften, aan zijnen dienst verbondt. Toen zondt hij na Gela om een gedeelte der bezetting, en vergaderde de vlugtelingen en ballingen. Dus verfterkt, waren de Inwoonders van Syracufe niet langer in ftaat hem wederftand te bieden. Hierop zijne H 4 open- V. BOEC. Maakt zich meester vsn Syracufe..  BO Elf. Mo GESCHIEDENIS openlijke intrede in de Stad doende, vergezeld door zijnen geheelen ftoet, trok hij het masker af, en toonde zijnen Landgenooten dat onderdaamgheid nu hun eenige veiligheid was. Ieders hart werdt met fchrik bevangen, en dionysius zag zich meester yan de magtigfte Stad van Sicilië. Het begin, egter, van zijne Regeering was met vrij van beroerte, en zijne eerzugt kostte hem bijkans het leeven. dionysius was na Gelagetrokken om die Stad,door de Cartbagers. belegerd, bijftand te bieden; doch met in ftaat om den vijand te wederftaan, gaf hl] de Inwoonderen last, de Stad bij nagt te verlaaten, en verzelde hun om hunnen aftocht te dekken. In deezen aftocht ont- vlugtte hij ter naauwernoode afgefneeden te worden door eenig Syracufisch paardenvolk , dat een ftouten aanval op hem deedt; doch zij werden, tot geluk van den Dwingeland , afgeftagen. Het gevaar , nogthans, was daar mede niet over. Dit paardenvolk, m hun eerfte voorneemen teleurgefteld,reedt voor uit na de Stad, viel aan op dionysius Paleis, plunderde hetzelve, en fchondt zijne Vrouw. Doch de dingen kreegen ras eene andere gedaante, dionysius, ó> racufe bij nagt inrukkende met een geleide van vijfhonderd man, overwon en vernielde een deel Burgers,' die zich tegen zijne intrede in de Stad poogden te verzetten deedt allen, die hem op den weg tegenkwamen , uit wraak door het zwaard fneeven, en gaf de huizen zijner vijanden ter plundering over. Zijn  van OUD GRIEKENLAND, isi Zijn verraad kwam, welhaast, ten vollen aan den dag. Zijne Landgenooten vernamen , dat hij, om zijne overweldiging te onderdennen, een Verbond met de Cartbagers genooten hadt, die hun , door eenen Heraut, berigtten, dat, indien zij van gedagten waren om den vrede te behouden, hunne Stad onderworpen moest blijven aan de magt van dionysius. De Dwingeland nu de overhand verkreegen hebbende, deedt de Syracufers alle de jammeren en elenden zijner overheerfchinge gevoelen. Overtuigd van hunnen haat, en het gevaar dat zijn leeven geduurig liep, befloot hij aan zijne veiligheid alles op te offeren dat hem de minde ongerustheid gaf; 'er zich op toeleggende om door de Üraffen, die hij dagelijks oeffende , vreeze in te boezemen ; zommigen laatende onthalzen, anderen verbranden, en zijne wreedheid verzadigende met lieden van allerlei jaaren en flaat om te brengen. Ter deezer gelegenheid merkt plutarchus aan, dat zulke wreede Dwingelanden, van tijd tot tijd , over de Volken gedeld zijn, door de onfaalbaare fchikking van den Almagtigen Schepper , om hun , wegens hunne boosheid en Godloosheid, te tugtigen. dionvsius ,. de Syracufers door zijne wreedheid onderwerping ingeboezemd hebbende , begon andere maatregels te neemen voor zijne toekomende veiligheid, en lag 'er zich bijzonderlijk op toe om het gedeelte der Stad, het Eiland geheeten, te verderken, als 't geen hem in geval van nood tot wijkplaats zou kunnen dienen. Toen kreeg hij II 5 in ] o e k>  V. SOEK1. 122 GESCHIEDENIS in het hoofd om de zodanigen der Skiliers, die nog vrij gebleeven waren, te onder te brengen ; en met dat oogmerk befloot hij de Stad Herbeftna te belegeren. Doch dat ontwerp viel noodlottig voor hem uit. De Syracufifche benden,die hij gewapend hadt, om zich van hunnen bijftand in deeze onderneeming te bedienen , zich in ftaat vindende de vrijheid van hun Land te verdedigen, vielen van den Dwingeland af, belegerden hem in de bovenftad en zetten een prijs op zijn leeven. Hierop dagt dionysius,zich ook van zijn vreemde hulpbenden verlaaten ziende, dat het met hem omgekomen was, en befloot, om de handen zijner Vijanden te ontgaan, een einde aan zijn leeven te maaken; doch dit wanhoopig befluit wierdt hem afgeraaden dooreen zijner Vrienden,philippus geheeten. d i on y s i u s verzogt daarop vrijheid aan de Syracufers om uit de Stad te trekken met zijn Huisgezin ; de Syracufers waren eenvouwig genoeg dit hem niet alleen te vergunnen; maar ook voldeeden zij aan een ander verzoek van den Dwingeland, beftaande in hem vijf Schepen te leveren, om zijne goederen over te voeren. Terwijl de tocbereidzels tot het vertrek van dionysius gemaakt werden, gaven de Syracufers , om geene verdere ontrusting van hem denkende, zich over aan eene zotte gerustheid. Hier van maakte de Dwingeland gebruik,en de Carthaagfcbe bezettingen in de omleggende Steden op, om hem te hulp te komen. De Cartbagers bellooten hem bij te ftaan; en twaalf honderd van  van OUD GRIEKENLAND, 1*3 van hun na Syracufe trekkende , overwonnen allen tegenftand, en maakten dat zij zich bij dionysius voegden. Deeze fchielijke ommezwaai der fortuin ontnam den Syracufers den moed, en dionysius deedt een aanval op de belegeraars , bragt een groot getal van dezelven om 'tleeven,noodzaakende de overblijvende de belegering op te breeken en zich te verfpreiden. Zich nu boven zijne vijanden verheeven ziende, liet hij den gevlugten weeten, dat zij gerust in de Stad mogten wederkeeren ; want dat hij hun het gebeurde geheel vergaf. Egter merkende, dat de Syracufers niet te vertrouwen waren, oordeelde hij het noodzaaklijk alle voorbehoedzels, te zijner beveiliginge, te gebruiken. Daarom nam hij de gelegenheid van den volgenden oogst waar, om hun van alle hunne wapenen te ontzetten. Toen rustte hij eene fterke vloot uit, wierf een groot aantal vreemde benden, en befloot eene onderneeming te doen, die zijne magt zou vergrooten; waartoe hij, in de daad, de vereischte moed en fchranderheid bezat. Met dit oogmerk herwon hij fchielijk Naxus, Cafana en Leontium, eenige der nabuurige Steden tuchtigende; dewijl zij gepoogd baddert zijnen voortgang te ftuiten. dionysius hadt nu bellooten de Car* tbaagfche magt in Sicilië ten val te brengen, en begon groote voorbereidzels te maaken om zijn oogmerk ten uitvoer te brengen. In de eerfte plaats lokte hij, door groote uitbiedingen, na Syracuje eene meenigte werklieden, kundig in het maaken van al het geen v. BOEK."  v.' SOEK. 124 GESCHIEDENIS geen tot eene wapenrusting vereischt wordt; en op dat het werkte fpoediger en geregelder mogt voortgaan, ftelde hij over hun de noodige op-entoezienders; dikwijls gaf hij met eigen hand aanzienlijke belooningen aan die geenen, welken het meest uitmuntten door hunne naarftigheid en kunde; ook was het zijne gewoonte zeer gemeenzaam met hun om te gaan. Alle de ftraaten van Syracufe waren vervuld met Kunstenaars, en niets werd 'er gehoord dan het geraas van hun werktuigen. Dus vervaardigde hij, in eenen zeer korten tijd, eene verbaazende hoeveelheid van wapenen van allerlei foort, voorts werd 'er een groot aantal galeijen gebouwd, eenigen van drie, anderen van vijf roeibanken. Een Vloot van tweehonderd Galeijen was welhaast uitgerust,als mede een aantal Oorlogstuigen, aan zijne andere voorbereidzels beantwoordende, in gereedheid. Naa zijn ^cheepsmagt voltooid te hebben, begon dionysius een Leger te werven. De hooge foldij, door hem aangebooden, lokte na Syracufe Soldaaten uit alle Gewesten , en bijzonder uit Griekenland, dionysius liet geene middelen onbeproefd om de toegenegenheid zijner Soldaaten te winnen. Binnen kort, in de daad, was hij geheel een ander menseh geworden , in allen opzigte. In ftede van den wreeden, heerschzugtigen en oppermagtigen Dwingeland was hij nu een menschlievend , edelmoedig en genadig Vorst; en zijn tegenwoordig gedrag wischte alle de geheugenis van zijn voorleden verdrukkingen uit. Om  van OUD GRIEKENLAND. 125 Om zoveel moogelijk alle de hinderpaalen, die zijn voorneemen in den weg ftonden, op te ruimen, poogde hij de vriendfehap van de twee magtigfte Steden Rhegiumtn Mesfinate winnen. Toen kwam bij hem op om zich een Erfgenaam van zijnen Throon te verwekken; en met dat oogmerk ging hij een dubbel Huwelijk aan , tot Vrouwen neemende aristomache, eene Dogter van een der rijkfte Burgeren van Syracufe, en doris, de Dogter van een Locrier van aanzien. aristomache was de Zuster van den beroemden dion, voor wien zijn Schoonbroeder weldra zo hoog eene agting opvatte, en zo fterk eene vriendfehap met hem aanging, dat hij last gaf hem van zo veel gelds als hij eischte te voorzien, dion was een man van een groote en edele ziel. Hij hadt veel fmaaks in de Wijsbegeerte en in de verkeering met plato , die, op zijne reize, eemgen tijd zich ftü gehouden hadt te Syracufe. dion nam alle gelegenheden waar, die het groot en goed vertrouwen door dionysius in hem gefteld, aanbooden , en gaf den Vorst zulken raad aan de hand als hi] best oordeelde. Alle Oorlogstoerustingen gereed zijnde, verwittigde dionysius feSyracuf°,rs van zijn voorneemen om den Oorlog aan de Cartbagers te verklaaren; en ten zeiven tijde ontdekte hij hun de beweegredenen tot zo groot eene onderneeming, te weeten, dat de Cartbagers altijd de gefiagen vijanden der Grieken geweest waren, en dat zowel de eer als het belang der Griekfche Steden luid riepen cm 3 O EK. DION.  V. HOEK, Krijgsverrigtingen van PÏO NY- sius tegen de Cartha- 126 GESCHIEDENIS om hunne verlosfing van het juk der Barbaaren. De Syracufers juichten de edelaarcigé voorneemens van dion ysius op het hoogfte tóe, begonnen terftond de vijandelijkheden, door de Cartbagers, die zich in hunne Stad bevonden, te dooden en wat hun toekwam te plunderen. Vervolgens vaardigden -zij een Wapenbode af na Carthago om eene openlijke Öorlogsverklaaring te doen. Deeze boodfchap ontftelde den Cartbagers ■grootelijks: te meer werden zij daar door aangedaan, om dat zij onlangs veel door de Pest gebieden hadden. Hun moed was hun egter niet ontnoomen; want zij maakten toebereidzels tot een dappere verdediging. dion ysius hadt reeds een magtig Leger op de been, beloopende omtrent tagtigduizend Voetknegten en drie duizend Ruiters, en zijne Vloot beftondt uit tweehonderd Galeijen. Op het gezigt van zo groot eene Legermagt openden de meeste der Carthaagfche Steden op. Sicilië gewillig de Poorten voor de Syracufers, doch eenigen derzelven beflooten een beleg uitteftaan. Aan den anderen kant vernielde 1 m il c o , de Carthaagfche Bevelhebber, met een kleine Vloot van tien Galeijen na Syracufe afgevaardigd, de haven bij nagt invaarende, een groot aantal Schepen, dionysius was, intusfchen, bezig met het beleg van Metya, eene Stad, die een dapperen weerftand boodt; doch dezelve eindelijk ingenomen hebbende, bragt hij alle Burgers met het zwaard om, en gaf de Stad over om geplunderd te worden. De Cartbagers, alle hunne benden verzamelen-  van OUD GRIEKENLAND. ii>7 lende,trokken na Palermo, met eene Landmagt van drie honderd duizend man te voet en vierduizend te paard en eene Vloot van vierhonderd Galeijen. Met deeze groote Legermagten belegerde imilco Mesfina, en nam het in, naa eenen zeer dapperen tegenftand aan den kant der belegerden, dionysius, niet in ftaat om aan een Leger, zoveel grooter dan het zijne, het hoofd te bieden, werd door veelen zijner Bondgenooten verlaaten en genoodzaakt na Syracufe te vertrekken. dionysius, ondertusfchen, nieuwe benden geligt hebbende, trok nog eens te veld. imilco, zich van zijne Vloot begeeven hebbende, gaf dionysius bevel aan zijnen Scheepsvoogd lep tin us, om terftond de Carthaagfche Vloot aan te vallen; doch deeze onderneeming Haagde zeer ongelukkig. lep t in us werd dra omringd door het grooter aantal der Carthaagfche Galeijen; en. ma go, die het bewind voerde, doodde dezulken der Syracufers, die zich doorzwemmen poogden te redden. In dit gevegt verlooren de Syracufers meer dan twintig duizend man en boven de honderd Galeijen. dionysius keerde, op het verneemen der tijding van zijn ongeluk, in haast, na Syracufe. imilco, eenigen tijd tot het herftellen zijner Vloot en het verkwikken zijns Legers befteed hebbende, zeilde na Syracufe , en ftevende de haven in met eene zegepraaiende houding. Terwijl zijn Landleger na de Stad trok aan de landzijde,en een flag aanboodt aan de Syracufers, die de uitdaaging niet durfden aanneemen. i milco, dus geen V. EO EST..  v. SOEK. ia3 GESCHIEDENIS geen tegenftand ontmoetende, verwoesttê het land, maakte zich meester van devoorftad Acradina, en zich gereed om de Stad te belegeren. Doch terwijl hij voor Syracufe gelegerd was , kwam poeyxenus, een Schoonbroeder van d i o n y s i u s, hem ter hulpe, met dertig Schepen. He Syracufers nervatten hierop hunnen moed, vielen de Carthaagfche Vloot aan, en, naa een hardnekkig gevegt namen zij tagtig hunner Galeijen en keerden zegepraalende in hun Stad weder. Ten tijde van dit gevegt was dionysius met m de Stad, bezig zijnde in de verzorging van leevensmiddelen. De Syracufers, trots op hunnen voorfpoed, vormden een ruh °m het ]'uk der Dwi"gelandije af te ichudden. Doch dionysius, intusfchen aankomende, wenschte de Syracufers veel geluks met dien zege, en verzekerde hun, zulke maatregels te zullen neemen als den Oorlog tot een gelukkig einde zouden brengen. Ten zeiven tijde egter dat hij hun deeze vleijende hoop gaf, ftondt een der Burgeren t h e o d o r u s genaamd, op, een man van eenen itouten en oproerigenaart, doende eene aanfpraak voor de Vergadering, waarin hij, naa hun op eene leevendige wijze de verfcheiden proeven van dwingelandij door dionysius gegeeven, en de wreede verdrukking waaronder hij de Syracufers hadt doen zugten, befchreeven te hebben, allen , die zich daar bevonden j aanzette om terftond hun. ne vrijheid te verzekeren. Doch phakacides, de Lacedemonier, die de Vloot beltierde,  van OUD GRIEKENLAND. 129 de, voorts opftaande, berigtte de Vergadering, dat zijn Landgenooten hem na deeze plaats gezonden hadden om de Syracufers en dio« n ysius bijteftaan, niet om Oorlog te voeren tegen dionysius. Deeze Redenvoering verkoelde de hitte der zaamengezwoorenen, en bragt hun in eene groote ontfteltenis. Want zij twijffelden niet of dionysius zou hun zeer fchielijk de uitwerkzels van zijne gramfchap doen gevoelen; doch zij vonden zich, tot hun geluk, bedroogen. dionysius hadt reeds,door ondervinding, geleerd, dat ftraffe maatregels eer ftrekten om aan te hitzen, dan om te bevredigen; en bellooten, in het toekomende, zijn best te doen om zich bemind en niet gevreesd te maaken bij zijne Onderdaanen. Uit dien hoofde lag hij 'er zich, te deezer gelegenheid, op toe , om, door een goedaartig en inneemend gedrag en door kragt van gefchenken, de toegenegenheid van het Volk te winnen, zelfs ging dit zo verre dat hij verfcheiden hunner te eeten noodigde aan zijn tafel. De zaaken der Cartbagers waren nu in een zeer flegten toeftand, de pest was uitgebrooken in hun Leger. De Syracufers , hun voordeel doende met deeze ongelukkige omftandigheid, vielen hun ter Zee en te Land aan, bragten hun in de grootfte verwarring, boorden veelen hunner Schepen in dengrond, en rigtten een vreeslijke flagting aan in hunne legerplaats, imilco, het overig deel zijner benden wenfchende te behouden, boodt dionysius een groote geldfomme aan, om verlof te krijgen dat hij in vrede, Ui. deel. 1 meï BOEK.  v. B O F K. B'IONYSIÜS valt op Rhegium aan, en verdelgt die Stad. 130 GESCHIEDENIS met de nog overig zijnde Schepen en Soldaaten mogt vertrekken. Doch dionysius weigerde het te geeven, uitgezonderd, voor zo verre het alleen de Cartbagers van geboorte aanging, imilco, daarom verpligt zijnde de rest agter te laaten, vielen de Syracufers, den volgenden nagt, de legerplaats der ongelukkige Barbaaren aan, die, zich verraaden ziende van imilco, zich op de vlugt begaven ; dan de meesten werden van het leeven beroofd door de Syracufers. Dus was de trots der Cartbagers vernederd ten zeiven tijde als zij de fterkfte hoop voedden om het geheele Eiland Sicilië aan zich te onderwerpen. Schoon de Cartbagers nu verftrooid waren, en de rust te Syracufe herfteld was, genoot egter dionysius geenzins eene volkomene gerustheid, leevende in geduurige vrees van aanvallen op zijn leeven. Daar hij de vreemde benden in zijnen dienst wantrouwde, plaatfte hij dezelve in Leontium, en beval de zorg van zijn perfoon aan eene bende van door hem vrijgemaakte Slaaven. Het was omtrent deezen tijd, dat de Gaaien, die korts Rome verbrand hadden, Gezanten aan dionysius zonden om een bondgenootfchap aantegaan. Hij bevondt zich toen in Italië, waar hij eene groote Zegepraal op de Grieken van dat land behaalde, en veelen van hun gevangen genomen hebbende, deeze, zonder losgeld, op vrije voeten ftelde, en door die daad van edelmoedigheid tot zijne ftandvastige en volijverige Vrienden maakte. dionysius voedde een grooten haat teges  van OUD GRIEKENLAND. 131 gen de Inwoonders van Rhegium om het tergend antwoord 't geen zij hem gegeeven hadden als hij hun verzogt, dat zij hem eene Vrouw uit hunne Stad tot Egtgenoote zouden geeven. Zij meldden zijnen Afgezant , dat zij hem geene andere dan de Dogter van den Scherpregter geliefden te gunnen, welke, zo hij 'er fmaak in vondt, tot zijn dienst was. dionysius belegerde uit wraak hunne Stad. De belegerden , zich niet in ftaat bevindende om wederftand te bieden, deeden vredes - voorhagen. Maar dionysius, van oogmerk om hun geheel ten val te brengen, weigerde het beleg op te breeken , dan op voorwaarde dat zij hem eene fom, beloopende omtrent tagtig duizend Ponden Sterlings, zouden betaalen, hem al hunne Schepen geeven , en honderd Gijzelaars in handen ftellen. Naa hun dus beroofd te hebben van alle middelen om fterken wederftand te bieden, wendde hij het volgende jaar, op nieuw, iets voor om hun aantevallen, wanneer hij de Stad weder belegerde. De Inwoonders verneemende, dat de Dwingeland na niet minder dan na hun geheelen val haakte, verdedigden zich met de grootfte hardnekkigheid. Doch, naa het beleg elf maanden te hebben uitgehouden, wierden zij, tot de uiterfte deerlijkheid van hongersnood gebragt zijnde, genooddwangd zich op genade over te geeven. Ten deezen tijde waren de Inwoonders halfdood van honger, en vertoonden de maagerfte fchimmen, die men zich verbeelden kan, dionysius maakte 'er zesduizend gevangen, erf I 2- nood'. v. BOES, 3ss.  V. ROEK. Zugt van i>io n y> i ns tot de Dichtkunst. 13a GESCHIEDENIS noodzaakte dezulken, die eenig geld of goederen overig hadden, losgeld te betaalen. Maar zijne wreedheid eindigde hier niet. Hij befloot zich te wreeken op phyton, den Hoofdbevelhebber der Stad, om den dapperen wederftand door hem gebooden. Hij liet, daarom, den Zoon van dat dapper Legerhoofd plotzeling in zee werpen voor zijns Vaders oogen; en toen gaf hij bevel dat de Vader zelve, door de Stad gaande, zou gegeezeld worden, om hem op de grievendile •wijze te befpotten; en voorts onderging hij 't lot zijns Zoons. De buitengewoone neiging van dionysius voor de Dichtkunst en de Fraaije Letteren is bijzonder door de Gefchiedfchrijvers aangetekend, die ons melden, dat hij groot vermaak fchiep in de verkeering met Lieden van fmaak, en zeer genegen was tot Kunten en Weetenfchappen. Tot dus verre was zijn fmaak ten hoogfte prijzenswaardig. Maar zijne zugt tot de Dichtkunst voerde hij op tot een belachelijk toppunt ; 'er zich op toeleggende om die zelve te oeffenen, zonder een der vereischte gaaven te bezitten; fchiep hij grooter vermaak in eenige zotte verzen gefchreeven, dan de grootfte zegepraal behaald te hebben. Het is naauwlijks moogelijk deeze dwaasheid verder te laaten voorthollen dan dionysius deedt. Hij befteedde zijnen tijd in Treurfpelen te maaken , wilde dat zijne Stukken fchoon zouden genoemd worden, en geen mededinger, in dat opzigt, dulden. Zo dat men zeggen raag dat hij zijne Dwingelandij zelfs over de zieï uit-  van OUD GRIEKENLAND. 133 uitftrekte. Dat een man van zijnhoogen rang zich verbeeldde, dat zijne eer gelegen was in een fchoon Dichter te zijn, was zeker een blijk van deerniswaardige dwaasheid : en hij merkte niet op, dat eenige bekwaamheden, die hoog te agten zijn in een bijzonder perfoon , zulks niet zijn in een Vorst, voornaamlijk indien hij 'er zich op toelegt om in dezelven uit te munten. Daar alle Hoven van vleijers 0vervloeijen , vondt dionysius veele perfoonen bij zich, die zijne belachlijke ijdelzinnigheid ten deezen opzigte aanmoedigden door de buitenfpoorigfte loftuitingen alle zijne dichtwerken toe te zwaaijen. Doch niet vergenoegd met voor den besten Dichter in zijn Koningrijk gehouden te worden, verlangde hij zijn naam een wijdklinkender roem te bezorgen. Ten dien einde vaardigde hij zijnen Broeder thearides af na de Olympifcbe Spelen, om, in zijn naam , na den prijs der Dichtkunst te dingen, als mede na dien van 't Wagenmenmen; op dat zijne verdiensten in de Dichtkunst op de groote vergadering van alle de Grieken openbaar mogt worden. Doch de uitflag was zeer verre van aan zijne verwagting te beantwoorden. Want fchoon zijn Broeder,een man van een zeer aangenaame ftem en die zeer wel zich verftondt om de verzen alle fchoonheid van uitfpraak bijtezetten, uitgekoozen hadt om de verzen van dionysius te leezen, egter ontdekten de Toehoorders fchielijk derzelver wezenlijke waardije, jouwden deeze elendige opftellen uit, zonder eenig bedwang, en vermaak I 3 £en v. BOEK.  v. SOEK. 134 GESCHIEDENIS ten zich ten koste der dichterlijke bekwaamheid van dionysius. Niet gelukkiger was hij in het Wagenmennen. Zijne paarden , zo onafgerigt op deeze oeffening als hun meester op de Djchtkunst , liepen met een onbeftuurbaare drift, en braken den wagen in Hukken tegen de meerpaal. Het flegtflagen van zijne Gedichten op de Olympifcbe Spelen genas dionysius geenzins van zijne zotheid. Hij hieldt zich voor zo groot een Dichter als ooit. Zijn zelfsbedrog was, in dit punt, zo buitenfpoorig , dat het voor iemand niet alleen zeer gevaarlijk was 's Vorsten Dichtftukken te berispen; maar zelfs niet verwonderd te fchijnen als hij dezeiven voorlas. Zijne Hovelingen vierden hem hier in volkomen. Doch hij was, op zekeren dag, zo verftoord op den Dichter rtiiLoxENus, om dat hij zijn gedagten te vrij geüit hadt omtrent een zijner ftukken, dat hij beval hem in de gevangenis te werpen- ln gevolge , egter, van de ernftige tusfehenfpraak der eerfte lieden van het Hof, werd de eerlijke Dichter ras uit de gevangenis verlost, dionysius, zeer begeerig om de goedkeuring van zijnen Mededichter te verwerven, drong phiuoxenus den zeiven dag dat hij in vrijheid gefteld was, als hij zich aan zijn tafel bevondt, zijn gevoelen te zeggen, wat hij voor zijn beste ftuk hieldt. Doch philoxenus, die niet kon vleijen, keerde zich, in plaats van dionysius te antwoorden, na de lijfwagt, zeggende :,, Kom,breng mij weder na de Qjiarss TW ?" den naam der openbaare gevange- ni§.  vanOUD GRIEKENLAND. 135 nis. De Vorst verftondt de meening deezer woorden; maar betoonde zijn fpijt, en hieldt op met philoxenus verder te dringen. De neiging van dionysius om verzen te maaken , groeide van dag tot dag ; en men zegt dat hij weder eenige zijner Gedichten na de Olympifcbe Spelen gezonden heeft, waar zij hetzelfde onthaal ontmoetten als de voorige. , De tijding van dit ongeluk bragt hem. in eene foort van woede, die eenigen zijner beste Vrienden moesten ontgelden : dewijl hij hun befchuldigde van zaamen te fpannen met hun, die zijne agting geknakt hadden,en verfcheiden van dezelven om hals bragt. Üm zijne te onvredenheid te verzetten, befloot hij een nieuwen Veldtocht te onderneemen, die hem ook geld zou bezorgen om de onkosten goed te maaken, welke hij aan de Stad en de Haven van Syracufe maakte. Hij vormde daarom een ontwerp om Epirus aan te tasten, in hoop van in zijne bezitting te krijgen de groote rijkdommen, opgeftapeld in den Tempel van Dodona; en hij begon met eenen inval m Toscanen, waar hij een zeer rijken Tempel plunderde. Maar hij fchijnt niet verder gevorderd te zijn in die onderneeming. Vervolgens deedt hij veele poogingen om de Cartbagers geheel uit Sicilië te drijven; doch hij was ongelukkig : want hij verloor een' flag, die een einde maakte aan alle ontwerpen van dien aart. Hij was egter zeer getroost in dat ongeluk , door den prijs hem van Athene gefchonken voor een zijner 1 4 Treur- v. 50tE. Zijn Dood en C\\m&;t.  V. BOER. 136 GESCHIEDENIS Tremfpelen, vertoond op een hunner openbaare Feesten. Dit is een blijk, dat dionysius, door zijnen onvermoeiden vlijt aan de Dichtkunst befteed, ten laatften, tot eenige uitmuntenheid in dezelve gekomen is. De tijding van dit geluk gaf hem zo veel vermaaks, dat hij befloot dat de geheele Stad daarin deelen moest; en ten dien einde gaf hij bevel tot openbaare vreugde-bedrijven. Hij gaf ook een zeer aanzienlijk Feest te dier gelegenheid aan zijne vrienden; doch in het toppunt van zijn vreugde at en dronk hij zo buitenfpoorig, dat hij zich overlaadde , en, binnen weinig dagen, naa eene Regeermg van agt en dertig jaaren, ftierf. Men kan dionysius niet betwisten dat hij een groot Staatkundige en een dapper Bevelhebber geweest is. Doch ziin eerzugt en wreedheid doen zijner gedagtenisfe groote oneere aan. Hij toonde, bij veele gelegenheden, dat hij geen Godsdienst bezat, en icheen de Goden te befpotten door het vermaak waarmede zijn heiligfchendende daaden verzeld gingen. Wanneer hij eens een* Tempel van jupiter plunderde, trok een mantel van goud, gevoegd aan het Standbeeld van die Godheid, zijne aandagt, hij gaf terftond bevel dien weg te neemen, zeggende, dat zulk een mantel te warm was jn den Zomer en te koud in den Winter, en gaf een wollen mantel in' de plaats : deeze was, betuigde hij, in alle jaargetijden van dienst, üp dezelve wijze fpotte hij met den gouden baard van esculapius: als hij deezen weg nam, verklaarde hij, dat het den Zoon  van OUD GRIEKENLAND. 137 Zoon van apollo niet voegde een baard te hebben, daar zijn Vader 'er geen hadt. Dewijl de zilveren tafels, die hij vondt in de Tempels,tot opfchrift droegen Aan de goede Goden, was hij gewoon te zeggen dat het billijk was van hunne goedheid gebruik te maaken. Hij roemde zelfs op zijne Godloosheid : want cicero verhaalt ons, dat wanneer dionysius eens met een gunstigen wind na Syracufe voer, naa het plunde* ren van den Tempel van proserpina te Locris, hij wilde,dat zijne Vrienden zouden agt geeven „ welk een gunstige reis de „ Goden den Godloozen fchonken." diotsiysius betaalde zijne Waardigheid en het Opperbewind zeer duur, door de geduurige vrees voor zijn leeven. Om zijn leeven te verzekeren, hadt hij de toevlugt genomen tot de verregaandfte voorbehoedzels. De Gefchiedenis maakt van zommigen deezer melding. Men onderrigt ons, bij voorbeeld, dat hij altijd een maliën kolder onder zijne kleederen droeg, en dat hij tot het Volk van Syracufe van eenen tooien fprak. Zijnaa baardfcheerder hoorende pochen dat hij vrijheid hadt om het fcheermes op den ftrot van den Dwingeland te zetten , gaf hij bevel hem om te brengen, en dat zijn eigen Dogters hem zouden fcheeren. Doch, als deeze grooter wierden, rekende hij het zelfs onveilig het fcheermes in haare handen te vertrouwen, en vond het hulpmiddel uit om zijn baard met nooten fchillen af te zengen. Zijn flaapplaats was omringd door een wijde en diepe gragt, waarover een val1 $ brug r. BOEK.'  V. BO EK. 0IONYSIU S ie Jonge. 138 GESCHIEDENIS brug geflagen was , die hij alle avonden, naa zorgvuldig alle de hoeken van zijn kamer onderzogt te hebben, ophaalde voor dat hij ter rust ging. Zijn onthaal van damocles, die gewoon was hemden gelukkigften man der waereld te noemen, is bekend. Hij liet hem nederzitten aan een tafel, gedekt met de kostbaarfte en lekkerfte fpijzen, in een kamer, vervuld met de welriekendfte reukwerken, vergezeld door een aantal flaaven om hem te gehoorzaamen op zijn minften wenk; maar ziet,boven zijn hoofd hing een bloot zwaard aan een dun paardenhair ! Kon 'er, in de daad , een leevendiger afbeeldingvan den toeftand eenes Dwingelands zijn? Dan men moet opmerken , dat dionysius deeze buitengewoone maatregels, om zijn leeven te beveiligen, in het werk ftelde alleen in het begin zijner regeering, en eer zijne magt vastgefteld was, en wanneer hij door dagelijkfche zaamenzweeringen ontrust wierd. Vervolgens ging hij met zijne Onderdaanen op de openhartigfte en gemeenzaamfte wijze om, en was altijd gereed om elk toegang te verleenen. dionysius de Jonge was de Zoon van dionysius den Ouden, bij doris van Locris verwekt. De Syracufers, nu zints een langen tijd aan de onderwerping gewoon , ftonden hem vreedzaam toe de Oppermagt te aanvaarden die zijn Vader bekleed hadt, dien men moet bekennen dat Sicilië van het Carthaagfche juk verlost en de Zeemagt der Syracufers zeer vergroot hadt. Doch de Zoon was van zo vreedzaam eenen aart als de  van OUD GRIEKENLAND. 139 de Vader leevendig en onderneemziek, het geen minder te honden is voor een uitwerkzel van wijsheid en gematigdheid, dan van zijne natuurlijke onaandoenlijkheid. In het begin van zijne Regeering rekende dion, van wien wij reeds melding gemaakt hebben, het zijn pligt als Schoonbroeder van den Vader , den Zoon met raad en daad bij te ftaan, en, daarom, boodt hij hem aan het bewind te voeren over een Tocht na Africa, om den ftorm af te wenden, waarmede de Cartbagers Sicilië dreigden. Deeze voorflag van d Ïö n fmaakte geenzins aan de andere Hovelingen, bij welken hij in haat en ongunst ftondt. Een fpreekend bewijs van eene zeer algemeene waarheid, dat een man ten Hove niet altijd vrijheid heeft om het goed te doen, dat hij begeert. INlïsfchien ging deeze grondregel meer door aan het Hof van dionysius, dan aan dat van een ander. Want het beftondt uit een hoop jonge Ligtmisfen, die zich op niets bevlijtigden dan om dien Vorst in verwijfdheid en luiheid te dompelen , en hem geheel ten dienst ftonden in de fchandelijkfte vermaaken. Men verhaalt ons, dat zij zomtijds hun jongen Vorst, maanden achter elkander, ophielden met een onafgebrooken vertooning van ligtmisferij en overdaad. Deeze Hovelingen ftelden, daarom, alle kunstenaarijen in het werk om dionysius tegen dion te verbitteren, dien zij hem voorftelden als een onbefchaamd Zedenmeester en een Menfchenhaater. Het is waarheid, dat dion een man was van een zeer ftoïcijnsch en ftuursch V.. BOEK. di'on's ver* bintenis mee hem.  . V. BOE K. PLAVolïït Edi overhaaka om bij hem ten Hove te komen. 140 GESCHIEDENIS ftuursch Character, en dat zijn grootfte Vrienden klaagden over de geftrengheid van zijnen aart. Dit belette egter niet dat hij hoog geagt wierd om zijne fchranderheid en grootheid van verftand. dion hieldt het voor den grootften dienst, dien hij zijn Land of Vorst bewijzen kon, het verftand van dionysius te fcherpen, die, fchoon men zijne opvoeding zeer verwaarloosd hadt, niet geheel verftooken was van bekwaamheden; hem de waare denkbeelden van deugd, eer, en de gewigtigfte leevenspligten in rei boezemen, en te doen kennis krijgen aan Lieden van fmaak en deugd, die hem, op eene aangenaame wijze, en , als 't ware ongemerkt, onderrigtingen gaven, dion begon, uit dien hoofde, zijn prijzenswaardig werk met dionysius een zeer uitlokkend verflag te geeven van de bekwaamheden van plato, ten dien tijde in groote agting , bei'chrijvende hem niet alleen als een man van een wonderbaar verftand , maar als een aangenaam medgezel en diepdenkend Staatkundige. Dus boezemde hij dionysius eene zugt in om met dien uitmuntenden Wijsgeer in kennis te geraaken. dionysius zondt verfèheiden booden aan dien Wijsgeer om hem aan zijn Hof te noodigen. Doch plato, niet onkundig van 's Vorsten weezenlijk Characler , was zeer agterlijk met aan zijne noodigingen te voldoen, geloovende, dat zijne lesfen weinig uitwerking op hem zouden hebben. pion, die een Leerling van dien Wijsgeer geweest was, vondt zich eindelijk genoodzaakt zijn  van OUD GRIEKENLAND. 14* zijn verzoek bij dat van den Vorst te voegen ; en bij toonde p l a t o zo duidelijk, hoe nodig dionysius zijne onderrigtingen hadt, dat hij ten laatften overreed wierdt de reis te onderneemen, en dus na Sicilië vertrok, dionysius onving den Wijsgeer met'alle tekenen van eer en agting , en behandelde hem met de grootfte beleefdheid. Doch een wijs Vorst kan geene te groote agting voeden voor een' Man, die in ftaat is hem zijn' pligt te leeren en de waarheid te zeggen, 't Bezit van zulk een Man is een fchat van onwaardeerbaare waardij. plato lag 'er zich naarftig op toe om de zaak te volvoeren waartoe hij in Sicilië gekomen was, en won, door zijn goed en inneemend gedrag, welras het vertrouwen van dionysius, boezemde hem de liefde tot de deugd in, en deedt hem zien hoe onwaardig zijn voorgaand gedrag geweest was voor een Koning, wiens eenig doel het geluk van zijn Volk moest weezen. Zijne neigingen namen dus een anderen zwaai, en hij bevlijtigde zich nu op niets anders dan op het kennen van zijn pligt. Eindelijk bekwaam geworden om lieden van fmaak van anderen te onderfcheiden, fchiep hij in geen ander gezelfchap vermaak; en door de verkeering met zulke lieden leerde hij verfcheiden gewigtige kundigheden. Zijne Hovelingen, eene foort van Menfchen, die zich voornaamlijk toeleggen om hunnen Vorst te volgen, betraden welras, op zijn voorbeeld, het zelfde voetfpoor; waar door de beoeffening van Kunsten en Weetenfchappen de heer- .V. BOEK.'  V. SOEK. 142 GESCHIEDENIS heerfchende fmaak werd aan het Hof van dionysius. — Die Vorst, meer en meer opmerkzaam wordende, liet zijn aandagt gaan over de pligten van een' Koning , en ten dien einde beöeifende hij de Gefchiedenisfe, welke hem veele Voorbeelden opleverde van Vorsten, die zowel in de Weetenfchappen , als in het beoeffenend gedeelte des Staatsbeftuurs hadden uitgemunt. De Hovelingen waren niet verlegen toen dionysius zich tot de Weetenfchappen bepaalde. Maar, bemerkende dat hij, ingevolge van de lesfen van plato, beflooten hadt de pligten van zijne waardigheid zelve waar te neemen , en alle dingen te onderzoeken naar de regelmaat van zijn eigen oordeel , begonnen zij te vreezen, dat zijne oogen te veel zouden opgeklaard worden, en daarom deeden zij hun uiterfte best om de onderhandeling tusfehen hem en plato af te breeken. Zij verklaarden , in de eerfte plaats, openlijk hun wantrouwen, dat het oogmerk om hem liefde voor de Wijsbegeerte in te boezemen, gevormd was om hem een wanfmaak te doen krijgen in de Kroon; boezemden hem in dat dion gaarne zou zien dat de Koninglijke waardigheid van hem op een zijner Neeven,Zoonen van den overleeden Koning bij diens Zuster aristomache, overging. Zij poogden, vervolgens, plato in de gedagten vanDioN ysius te doen daalen, hem meldende, dat de Wijsgeer 'er op uit was om een volkomen gezag over hem te verkrijgen, en dat hij hem een leven deedt leiden onovereenkomstig met zijnen rang  van OUD GRIEKENLAND. 143 iang en jaaren \ en eindelijk, om dion verdagt te maaken , raadden zij hem maatregels te neemen tot veiligheid van zijn Throon en Leeven. Deeze , en veele andere mboezemingen 1 van dezelfde foort, hadden eenen maar al te ; grooten invloed op het tedere hart van dionysius, en verwekten wel ras een verregaand wantrouwen. De Hovelingen, zo ver hun doelwit bereikt hebbende, ftelden een allerveragtelijkst bedrog in het werk, door brieven te verdichten op den naam van dion aan de Carthaagfche Afgezanten, hun raadende, dat zij, van zints zijnde om met dionysius te handelen, hem, te weeten dion, zouden benoemen om bij hunne onderhandeling te weezen, dewijl hij hun van dienst kon zijn om hun een voordeeliger en duurzaamer Vrede te bezorgen. Deeze brieven dionysius, in het geheim, getoond zijnde, leverden hem een fpreekend blijk op tegen dion, dien bij bevel gaf terftond te vatten, en na Italië te voeren. Deeze bevelen werden ftipt nagekomen dion, kort daaraan in Peloponnefus gekomen zijnde, zonden zijne Bloedverwanten, met verlof van den Vorst, zijn geld en goederen toe, die aanmerkelijk veel beliepen. dionysius begeerde voorts dat plato na het Kasteel zou gaan, onder voorwendzei dat hij hem eer aandeedt; doch in waarheid om te beletten dat hij d i o n niet volgde. Want, volgens plutarchus koesterde de Vorst eene zekere dwingelandfche ag- BOEK. ;nnen.  V. BOE ff. 144 GESCHIEDENIS. agting voor plato , begeerende zijn geheele toegenegenheid te winnen, en dat de Wijsgeer dion niet hooger zou agten dan hem. Een Oorlog, ten dien tijde uitbreekende tegen dionysius, verfchafte plato zeer gelukkig een fchoonfchijnend voorwendzei om te begeeren dat hij na Griekenland zou te rug gezonden worden, dionysius drong hem, bij zijn vertrek, veele aanzienlijke gefchenken aan te neemen , welke de Wijsgeer egter ftandvastig weigerde. plato, na zijn Geboorteland wederkeerende, ontmoette eenige vreemdelingen te Olympia, bij welken hij eenigen tijd huisvestte. Schoon de Wijsgeer hun zijn naam meldde bij hunne eerfte ontmoeting, waren de Vreemdelingen om zijn nederig gedrag en ommegang wel verre van te vermoeden, dat hij de beroemde plato was van wien zij zo verwonderlijke zaaken gehoord hadden. Dit is een fterkfpreekend bewijs der buitengewoone zedigheid van plato, en vertoont ons duidelijk , dat hij verre was van eenige vertooning met zijne kennis te maaken , of, in den algemeenen ommegang, gefchilftoffen, door hem in de Academie verhandeld, op te haaien. Doch zijne eigenliefde kreeg eerlang de ftreelendfte voldoening : want deeze Vreemdelingen hem verzeld hebbende na Athene , huisvestte hij hun voor eenigen tijd, en zij verzogten hem eindelijk dat hij hun wilde inleiden bij den beroemden Wijsgeer van zijnen naam. plato, het toen onmogelijk vindende zich ku>  Van OUD GRIEKENLAND. 145 langer te verbergen, zeide hun lachende, dat hij zelve de Man was, dien zij zo zeer verlangden te kénnen. dion, voor eenigen tijd zich ha Athene begeeven hebbende,lag zich met allen ijver toe op dé beoeffening der Wijsbegeerte, en tradt in eene naauwe vriendfehap niet den Wijsgeer speusippu s,den Neef én Leerling van plato, een Man, die 'er zich volkom men op verftondt om de zuiverfté gronden der Wijsbegeerte te veréénigen met de aangenaamheid en beleefdheid der verkeeringe. Terwijl zich dion te Athéne onthieldtj vergoedde hij de onkosten der openbaare Spelen, die p l a t o moest vertoonen. Hij bezogt vervolgens verfcheiden andere Steden van Griekenland, alle zijne poogingen aanwendende, om kennis en verkeering met zulke Burgers aan te kweeken, als kundigst waren in den aart en toeftand van ieder bijzondéren Staat j hij werd overal met de grootfte blijken van agting ontvangen. dionysius,vreezende datPLAto doof zijn vertrek hem zou doen daalen in de ge> dagten der Grieken, noodigde,om zijne nog aanhoudende liefde voor de Letteren te toonen, aan zijn Hof de geleerdfté Mannen van Italië, met welken hij geduurige verkeering trachtte te houden, alle gelegenheden waarneemende om zijne Geleerdheid ten toon te fpreiden, herhaalende de lesfen van plat o, die hij ontvangen hadt over verfcheide onderwerpen der Wijsbegeerte' Doch zijn bron was weldraa uitgeput. Hij begon nu de Voordeden te zien, welke hij, uit het gezel« IU. deel, K fchac BOEK.  BOEK. 146 GESCHIEDENIS fchap van plato getrokken hadt, en verlangde zeer dien YVijsgeer over te haaien om aan zijn Hof weder te keeren, en ftelde ten dien einde alle middelen in het werk. Hoeveel medelijden verdienen lieden van zoo onbeftendig een character! Het voorwerp, dat zij heden beminnen, haaten zij morgen, en de geheele loop van hun gedrag wordt door grilligheid en opvatting beftuurd. dionysius fchreef aan alle zijne bekenden, en onder anderen zelfs aan dion, hem biddende zijne poogingen in het werk te ftellen om plato te overreeden dat hij zijne begeerte zou voldoen met hem nogmaals een bezoek te geeven, en plato werd, eindelijk', naa de fterkfte tegenkanting, overgehaald om hem voldoening te geeven. Ik twijffel of het gedrag van deezen Wijsgeer te deezer geleegenheid, wel zoveel merktekens van voorzigtigheid draagt, als men anderzints wel van zijn Charaéter zou verwagt hebben. Twee Galeijen werden door dionysius afgevaardigd om plato na Syracufe te brengen, waar die Vorst hem, zo ras hij aankwam, met allen mogelijken eerbied behandelde, en tot zijn hoofdvertrouwde maakte. Doch plato, ijverig in de weer zijnde om de herroeping van dion uit te werken, welke dionysius vooraf beloofd hadt, begon dat onderwerp door te zetten, en bondt het bij verfcheiden gelegenheden aan ; maar dionysius ontweek het onder verfcheiden voorwendzels om zijne begeerte te voldoen. Deeze handelwijze bragt fchielijk misverftand tusfehen der» Vorst  van OUD GRIEKENLAND. 14? Vorst en den Wijsgeer te wege; doch zij waren beiden zorgvuldig om hunne waare gevoelens voor de wereld te verbergen. Eindelijk gaf dionysius, niet langer in ftaat om zich te bedwingen , bevel om alle de Landen, dion toebehoorende, te verkoopen en den prijs daarvan hem in handen te ftellen. Toen gaf hij last dat 'er huisvesting aan plato zou gegeeven worden, buiten het Kasteel en onder de Lijfwagt, waarvan de Wijsgeer zeer veel te lijden hadt, om zijne geduurige aanzoeken bij dionysius, om deeze aftedanken en de dwinglandij te laaten vaaren. plato, nu merkende dat zijn leeven in gevaar was,, deedt ernftige aanzoeken om na Griekenland te mogen wederkeeren, het geen hem eindelijk gelukte te verkrijgen, dionysius, beroofd van de uitmuntende raadgeevingen diens Wijsgeers , keerde bij trappen weder tot zijn voorig leevens-gedrag, en zijn Hof werd zeer fchielijk de zetel der Ongebondenheid en Weelde. dion, hoorende dat de Dwingeland zijne bezittingen verkogt hadt, en zo trouwlooslijk zijn beloften gebrooken, verklaarde openlijk zijne verftoordheid, en befloot hem door geweld van wapenen te ftraffen, waartoe hij fterk werd aangezet door de Syracufers, die hem fmeekten hun te hulp te komen , en verzekerden, dat de Stad zich fchielijk bij hem zou voegen, zoras hij zich maar vertoonde, dion wierf, uit dien hoofde , achthonderd vreemde Krijgsknegten, alle geoefende Soldaaten, volkomen gewapend ; ^heepte hun, bij kleine, gedeeltens, en op K a ' ver- V. BOE K' dion herRelt de vrijbeid van Sy. racufe*  V. boet;. 148 GESCHIEDENIS verfchillende tijden, in, en maakte het Eiland Zacintha tot de gemeene verzamelplaats. De Gefchiedfchrijver, die deeze onderneeming verhaalt, merkt, met regt, aan, dat het een der ftoutfte was, die men zich verbeelden kan. Het is waarlijk verbaazend, dat iemand, met niet meer dan twee vragtfchepen, en agthonderd Soldaaten voorzien, een Vorst durft aanvallen, met vierhonderd Oorlogfchepen, en een Leger van tienduizend Man befchut , voorzien van een groote meenigte voorraad, en Opperheer van een der fterkfte Steden der geheele Wereld. Te Minoa , een kleine Stad op Sicilië, geland zijnde om zich en zijne Soldaaten naa de vermoeidheid der reis te verkwikken, wierd hij verwittigd dat dionysius toen afweezig was van Syracufe, en een veldtocht ondernomen hadt na de kust van Italië, vergezeld van tagtig Galeijen. Zijn Soldaaten verlangden, daarom, onmiddelijk na Syracufe geleid te worden; de tijding van zijne aankomst rondsom verfpreid zijnde, nam zijn kleine Leger zeer toe op zijn doortocht, en een half mijl van de Stad zijnde, zag hij zich aan het hoofd van omtrent vijf duizend man. De aanzienlijkfte Burgers gingen hem te gemoet, en bragten hem in de Stad; het Gemeen verdelgde de ondeugende gunftelingen, die den Dwingeland tot verfpieders en opftookers geftrekt hadden. dion kwam binnen Syracufe aan het hoofd van zijn Leger,in flagorde gefchaard,vergezeld door zijnen Broeder MEGACLEsaan zijn eene, en door den Atbeener ca lupus aan zij-  van OUD GRIEKENLAND. 149 zijne andere zijde. Hij gaf terftond last, dat men de Syracufers, door openbaare af kondiging, zou bekend maaken, dat hij en zijn Broeder gekomen waren om hun te verlosfen, als ook alle de Inwoonders van Sicilië van flaavernij en dwinglandij te vrijen. OP een hoogte klimmende, deedt hij een aanfpraak om hun op te wekken tot het in het werkftellen van alle middelen om hunne Vrijheid weder te krijgen. De Syracufers benoemden hem en zijnen Broeder tot Opperveldheeren, met volkomen volmagt. dionysius, kort daarop wedergekeerd zijnde in het Kasteel aan den Zeekant, vatten de Syracufers onmiddelijk de wapens op. De Dwingeland zijne zaaken voor wanhoopig houdende,zondt gezanten om met dion en de Syracufers te handelen, die tot antwoord kreegen, dat hij, eer zij» na eenige voorhagen wilden luisteren, de dwinglandij moest afleggen. Verfcheide onderhandelingen over dit onderwerp volgende , zogt dionysius het zo lang moogelijk gaande te houden, op dat hij dus tijd wonne om gefchikte maatregelen te neemen, en ten laatften nam hij een gunftige gelegenheid waar om1 onverwagt op de wallen aan te vallen , waarmede de vijand het Kasteel omringd hadt. De Syracufers, die deeze post bewaakten, werden door de onverwagtheid van den aanval door vrees aangegreepen en vlooden. dion, zich in aller ijl na die plaats begeeven hebbende, deedt zijn uiterfte best, om zijne Soldaaten weder bij elkander te verzamelen; doch vergeefsch. Zich, egter, in het midK 3 den V. BOEJC,  V. SOEK. 150 GESCHIEDENIS den van den vijand werpende, rigtte hij eene vreeslijke flagting onder hun aan. Doch zijn moed hem te iterk drijvende, werd hij in de hand gewond, viel neder, en met moeite redden zijne Soldaaten hem uit het midden van zijnen vijand. Dewijl zijne wond niet gevaarlijk was, ging hij terftond zijne vreemde benden opzoeken, die in Acradina waren, en voerde hun na den ftrijd. Deeze zowel toegeruste en afgerigte Soldaaten deeden eenen moedigen aanval op de benden van dionysius, reeds vermoeid door het vegten, verfloegen het grootfte deel van dezelve, en dreeven de overigen op de vlugt. dionysius, ontzet over de zegepraal, Zondt, door eenen wapenbode, eenen brief aan dion, zo kunstig als kwaadaartig opgefteld, om argwaan onder de Syracufers te verwekken, en hun in te boezemen dat zij een te groot vertrouwen gefteld hadden op dion. Zou men het kunnen geloóven, indien men zowel niet bewust ware van de onbeftendigheid des Volks? De Syracii/ers vielen in dien ftrik. Eensflags vergeetende alle de groote dienften hun door dion gedaan tot hun voordeel, gaven zij geloof aan de beledigende verdenkingen van den Dwingeland. In deeze omftandigheden kwam her ac li des, een der gebannen Burgeren, met zeven Schepen om zijne Landgenooten tegen den Dwingeland bij te ftaan. herac lid es was een man van groote dapperheid en van een inneemend voorkomen;maar een heimelijk vijand van dion, door welke flegte geestdrift hij, in dit hachlijke tijdsge- wiigt,  van OUD GRIEKENLAND. 151 wrigt, na Syracufe fcheen gedreeven te zijn om dien grooten Man duizend hinderpaalen in den weg te zetten,en den roem zijner bedrijven te ontluisteren. heraclides werd terftond , bij zijn aankomst , door de Syracufers verkoozen tot Opperzeevoogd over hunne Vloot, en, fchoon hij dion, in het openbaar, mee groote agting en onderfcheiding behandelde-, deed hij, nogthans, onder de hand zijn best om het Volk tegen hem voor in te neemen , en zijne bedrijven in eene flegte vouw te flaan. DiONVSiusboodt, ondertusfehen, dion aan, het Kasteel, met benden, wapenen, en al het geen in het zelve bellooten was, overteleveren, zo hij hem in vrede na Italië liet keeren, en hem de inkomften van zekere Landen, tot zijn onderhoud , toeftondt. Deeze voorwaarden, door de Syracufers , verworpen zijnde, nam dionysius den eerften goeden wind waar om na Italit te zeilen met alle zijne fchatten en beste have; de verdediging van het Kasteel zijnen Zoon apollodorus overlaatende. Zoras de vlugt van dionysius bekend was, ftelde heraclides, in eene openbaare vergadering, voor, een nieuwe verdeeling te maaken van de landen de Stad toebehoorende. Doch dewijl dion zijn voorftel tegenfprak, werden de Syracufers bevestigd in hunne onregtvaardige vermoedens tegens hem; en, geene paaien zettende aan hunne ondankbaarheid, zogten zij de vreemde benden overtehaalen om Dion te verlaaten. Doch deeze vreemden, veel getrouwer aan K 4 hun V. BOEK.  V, 10 EK, 152 GESCHIEDENIS hun Bevelhebber dan zijn eigen Landsgenoot ten aan hem voor zo veele diensten verpligt, verwierpen die voorflagen, en, zich rondsom dion fchaarende, bellooten zij hem. in veiligheid uit de Stad te leiden, dion, zijne armen uitfpreidende, nam de inneemenfte houding aan, om . het medelijden zijner Burgers op te wekken. Maar, bemerkende, dat alle zijne poogingen vergeefsch waren , en vreezende dat gewelddaadigheid mogt volgen op de ondankbaarheid, gaf hij zijn benden last, met digt geilooten gelederen, uit de Stad te trekken, als lieden wel toegerust om op den vijand aan te vallen. dion, zich op deeze wijze uit Syracufe begeeven hebbende, nam zijne toevlugt tot de Leontiners , die hem met veel beleefdheids en vriendelijkheids ontvingen. De Soldaaten van den Dwingeland, intusfchen, elendig gekweld door den honger, waren op het punt om het Kasteel den Syracufers over te leveren, Doch nipsius, met voorraad van koorn en andere leevensmiddelen aankomende van dionysius., veranderden zij van befluit, en werden te raade de verdeediging van het Kasteel uittehouden. De Syracufers, hunne Galeijen bemannende , vielen de Vloot van nipsius aan, en boorden verfcheide Schepen in den grond. Trots op hunnen voorfpoed, gaven zij zich over aan vreugde - bedrijven en ongebondenheid, onaangezien de vermaaningen van hunne Bevelhebberen, die hun van gevaar waarfchouwden. nipsius, verwittigd Van hetgeen'er gebeurde, viel aan op de wallen ?  van OUD GRIEKENLAND. 15a len, die het Kasteel omringden, en zondt zijne benden in de Stad, met vrijheid om te plunderen. Deeze Soldaaten vielen op alles dat hun tegen kwam aan, vermoordden de Burgers, plunderden hun huizen, en pleegden duizend ongeregeldheden. De Syracufers, in dit uiterfte, geen ander hulpmiddel ziende dan dion te herroepen, zonden hem Gezanten, die zich in traanen aan zijne voeten werpende, hem om bijftand baaden. Wij zouden ons veelligt in den eerften opflag, verbeelden, dat d i o n te deezer gelegenheid onverbiddelijk zijn zou, en, met regt de Syracufers te gemoet voeren, dat zij hunne tegenswoordige ongelukken verdiend hadden. Doch de ziel van dion was boven zulke denkbeelden verheevén. Hij ontving de Gezanten zeer vriendelijk, en, bewoogen zowel door de elenden zijner Medeburgeren , als door de aanzoeken van zijne vreemde benden, trok hij, zonder uitftel, na Syracufe. nipsius, onderrigt van zijne komst, deedt een' tweeden inval in de Stad, gepaard met dezelfde moorderijen en ongeregeldheden ^ en, om de vernieling der Stad te voltooijen, ftaaken de Soldaaten van nipsius dezelve op verfcheiden plaatzen in den brand, die veele huizen verteerde. Dus was de ftaat der zaaken als d i o n te Syracufe kwam, terftond zijne benden in flagorde fehaarende, en in kleine gedeeltens verdeelende, trok hij de Stad in, en den vijand tegen, onder het vrolijkfle gejuich der Inwoonderen, die hem zegenden daar hij bij hun opdaagde als hun Verlosfer. Zijne SolK 5 am v: BOE K."  BOEK. j54 GESCHIEDENIS daaten door de ftraaten, omringd door vlammen, geleid hebbende, bereikten zij eindelijk den vijand, die ziende, dat de Syracufers op het punt ftonden om gewrooken te worden door dion, vervuld werden met wraak en wanhoop. Doch de Soldaaten van dion, aangemoedigd door het gejuich deiIngezetenen, deeden eenen dapperen aanval, op de benden van n i ps i us, die verfchanst lagen digt bij den evengemelden wal, overweldigden hunne verfchanfmg, bragten het grootfte gedeelte van hun om, en noodzaakten de rest hunne wijk na het Kasteel te neemen. Het overige van den nagt werd door de Syracufers befteed in de vlammen te blusfchen. Den volgenden dag zogten de Vrienden van dion hem over te haaien om zich te wreeken op zijne vijanden en bijzonder op heraclides, die, aangezet door de verregaandfte boosaartigheid, de hoofdperzonaadje geweest was in het ophitzen zijner Landsgenooten tegens hem. ~Maar die groote man, boven alle fpoorflagen der wraak verheeven, verklaarde, dat hij, geduurende zijn verblijf in de Academie, geleerd had, zijne driften te onder te brengen, en dat het zekerfte kenmerk van eene groote zegepraal beftaat in heusheid en vergiffenis te betoonen aan die geenen van welke men beledigd is. Toen gebruikte hij de Syracufers en zijne Soldaaten om een fterk paalwerk rondsom het Kasteel te maaken. De Syracufers koozen hem weder tot Opperbevelhebber, en hierop begon herac l i des,niet in ftaat om zich ftil  van OUD GRIEKENLAND. 155 ,itil te houden, zijne zaamenfpanningen weder tegen dion. Doch alle zijne kwaadaartige poogingen verdweenen in rook. De belegering van het Kasteel, fterk voortgezet zijnde door dion, begon de bezetting door gebrek aan leevensmiddelen te muiten, en dwong den Zoon van dionysius , die 't bevel voerde, een verdrag te maaken; die na het Kasteel , met al den Oorlogsvoorraad overgegeven te hebben aan dion, met zijne Moeder en Zusters in vijf Galeijen fcheep ging, en heen zeilde om zijnen Vader op te zoeken, dion vondtizijn Vrouw ar et e in het Kasteel, en haar, naa zolang eene fcheiding , vindende ,'was die 'ontmoeting allerfterkst en teder. Toert beloonde hij, zeer edelmoedig, de zodanigen, die aan zijne zijde gevogten hadden, hunne .belooningen evenredigende aan elks rang en verdiensten. In deezer voege herftelde dion de oude Vrijheid van Syracufe. De roem van deeze ommekeer wel ras door geheel Griekenland verfpreid, en zelfs te Carthago gekomen zijnde, werd dion onder de wijste en gelukkigfte Veldoverften gerekend. Doch deeze groote Man bleef in het midden van al zijnen roem, ja daar hem plato zelve fchreef, dat de oogen der geheele waereld op hem gevestigd waren , als den gelukkigen Kampvegter der Vrijheid, even zedig en eenvoudig als vooren. dion hadt ten oogmerke de Adelregeering in Syracufe in te voeren. Maar h e raclides, zijne oproerige poogingen voort. zet- . v. B O E K.  V. BOEK. dion vermoord. Zijn Chara&er. tsS GESCHIEDENIS zettende, en 'er zich op toeleggende, om door alle middelen de gunst der meenigte te winnen, befloot dit zijn opzet te dwarsboomen. dion, ziende dat 'er geen einde zou zijn aan de oneenigheden en beroertens in de Stad, zolang her aclides in leven was, ftemde de dringende aanzoeken zijner vrienden toe om dien Man van 't leeven te berooven. Dan men zegt, dat dion zo groot een berouw gevoeld heeft over het toeftemmen in den moord van heraclides, dat zijne geruste Ge estgefteltenis hem in het vervolg geheel verliet, en hij in de diepfte zwaargeestigheid verviel, die tot nog grooter hoogte aanwies door het overlijden van zijnen geliefden Zoon, dat, kort daarnaa, voorviel. callipus, een Athener, een man van een allereerzugtigfte geestgefteltenis , hadt bij zich zeiven een befluit gevormd om zich meester te maaken van Syracufe. Doch , verneemende, dat hij nooit in zijn ontwerp flaagen kon zo lang dion in leeven was, befloot hij dien waardigen Liefhebber zijns Vaderlands om te brengen , fchoon hij te vooren met hem in groote vriendfehap geleefd hadt. Ten dien einde maakte hij dat 'er eenige Zacimhijche Soldaaten iu het huis van dion werden toegelaaten, die hem op zijn bed vermoordden. Terftond werden aristomache, de Zuster van dion en Weduwe van dionysius den Ouden, en a r e t e , de Vrouw van d i o n , gevat, door ic et as den Syracufer , een man gehegt aan de belangen van callipus. Mén wierp  van OUD GRIEKENLAND. 157 wierp ze in de gevangenis en niet lang daar naa, op aanraaden van denzelfden callipus,in Zee. caldpus genoot maar een korten tijd. de vrugten zijner fnoodheid ; want fchoon hij Syracufe in bezit genomen hadt, en zijn magt den tijd van een jaar oeifende, namen de Syracufers als hij uit de Stad getrokken was om Catana te belegeren, de gelegen- ' heid van zijn afweezen waar, om zijn juk af te fchudden; en het verhaal zijner wandaaden, door geheel Sicilië verfpreid zijnde, werd hij overal het voorwerp van verfoeijing. hipparinus, de Broeder van den jongen dionysius , intusfchen , te Syracufe komende met eene Vloot, en eene aanzienlijke Legermagt, vernielde alle de benden van callipus in die Stad,en beftierde de Burgers met Vorstelijk gezag den tijd van twee jaaren. Eindelijk werd door een regtvaardig uitwerkzel der Voorzienigheid, die vroeg of laat de fnoodheid van de menfchen ftraft, callipus om hals gebragt door polisperchon. De uitmuntendfte deelen van d 1 o n"s Character waren zijne verheevene gevoelens; zijne dapperheid; zijn uitgeftrekt verftand, gefchikt tot de grootfte en ftoutfte onderneemingen ; zijne ongefchonde gehegtheid aan de waare belangen van zijn Land , en boven al zijne edelmoedigheid , die de onvergeevelijkfte ondankbaarheid der Syracufers kwijtfcholdt, welken hij de grootfte.diensten beweezen hadt, en hem nog eens overhaalde om zijn leeven blijmoedig te waagen om BOEK.  V. b'o e k. 35* 158 GESCHIEDENIS om hunne Vrijheid weder te krijgen. . Iti één woord, d ion was, zo ver wij weeten, de grootfte Man, dien Sicilië ooit heeft voortgebragt, en moet zelfs geteld worden onder de verheevenfte Charaéters van Griekenland, Men dient, egter, aan te merken , dat hij eeneftug-, en onverzctlijkheid .in zijne gefteltenis hadt, ten uiterften wraakbaar in "de* zodanigen, die'te doen hebben met Staatszakken in eene Volksregeering, waar een goedaartig en inneemend gedrag noodzaaklijk is om de gemoederen der meenigte te regeeren. Het tijdsverloop van het begin der Dwingelandij van dionysius den ouden , tot den dood van dion, bevat omtrent vijftig jaar. dionysius de Jonge, hoorende , dat Syracufe door inwendige partijfchappen verfcheurd was, hieldt het voor eene gunftige gelegenheid, om nogmaal eene onderneeming te waagen tot herftel van zijne regten. Met dat oogmerk, eenige vreemde benden gehuurd hebbende, kwam hij weder te Syracufe, naa tien jaaren uidandigheids, verdreef nipsius, die toen het bezit van de oppermagt in handen hadt, en beklom den Throon.- Schoon zijn geleeden ongelukken hem moesten geleerd hebben, zich in het vervolg gemaatigder te gedraagen, onderdrukte hij zijne Burgers zo wreed als ooit. De Syracufers, verbitterd over zijne ftrenge dwingelandij, verzogten hulp van icetas, Koning der Leontiners, dien zij tot hunnen Veldheer koozen. Doch de Cartbagers, «mtrent dien tijd, in Sicilië gevallen met ee?  van OUD GRIEKENLAND. 159 eene magtige Vloot, maakten zulke fchielijke voortgangen, dat de Syracufers^ genoodzaakt waren de Corinthiers om bijftand te verzoeken. Deeze Gemeenebestgezinden, natuurlijk vijanden van de dwingelandij, en naauw verknogt aan Syracufe, uit overweeging dat het een hunner eerfte Volkplantingen was, bellooten hun te onderfteunen, en verkoozen eenen timoleon, een man, zeer hoog van jaaren; doch een uitmuntend Veldheer , om het bewind te voeren over de benden , die zij na Sicilië dagten te zenden. timoleon leefde toen zeer afgezonderd, ' fterk door zwaarmoedigheid en hartzeer ge- , drukt, veroorzaakt door het volgende geval. Zijn ouder Broeder timophanes, dien hij eene groote liefde toedroeg , zich tot meester opgeworpen hebbende te Corinthe, was timoleon ten uiterfte bedroefd over deezen handel, en ftelde, om hem tot den afftandder Oppermogenheid te beweegen, alle beweegredenen en bewijzen voor , die vriendfehap en liefde konden inboezemen. Doch deeze vergeefsch vindende, ging hij over tot dreigen. Alles, egter, was van geen gevolg. Ten laatften de liefde tot zijn Vaderland hem naauwer bindende dan de banden der Bloedverwandfchap, befloot timoleon zijnenBroeder te doen vermoorden. Met dat oogmerk verzogt hij eene andere onderhandeling met timophanes, waarin hij op de aandoenlijkfte wijze alle de voorige drangredenen herhaalde; doch hem hardnekkig ziende, borst hij in traanen uit, en, zijn weezen met zijn kleed overdekkende, brag- BOEI. riMOLEOIV rekt na Steile*  160 GESCHIEDENIS bragten de moordenaars den Dwingeland om. In den beginne werd zijne daad gepreezen als het uitneemendlb blijk van Vaderlandsliefde en Braafheid; doch, naderhand , als den wreedften en onnatunrlijkften moord aangemerkt, timoleon voelde de knaagingen van het bitterfte naaberouw , verzwaard door de geduurige verwijten van zijne Moeder. Door zorgen uitgeteerd, befloot hij een einde aan zijn leeven te maaken; en het was,met de grootfte moeke,dat zijne vrienden hem af bragten van dit wanhoopig opzet. Eindelijk zich aan hunne verzoeken onderwerpende, keerde hij weder na het land, en leefde twaalf jaaren in de diepfte eenzaamheid. Doch, ten laatften, overreed om na Corinthen weder te keeren, nam hij het hoofdbewind aan over de benden na Steilte afgevaardigd. 1 ce t a s, intusfchen,hoorende van de voorbereidzelen,die de Corinthiers maakten om de Syracufers bij te ftaan, was laag genoeg om de laatften te verraaden, en een Verbond met de Cartbagers aan te gaan, die zich verbonden, hem tot de Oppermagtvan Syra* cufe te verheffen, naa dat zij de verdrijving van dionysius zouden bewerkt hebben. icetas liet, ten zeiven tijde, aan de Corintbiers weeten, dat hij, gewanhoopt hebbende aan de komst van timoleon, de Cartbagers hadt overgehaald om hem bij te ftaan. De Corinthiers zijne verraaderij vermoedende, verhaastten het vertrek van t imoleon, met tien Galeijen. ti moleon in Sicilië landende, kreeg kennis dat 1 c e- taj  van OUD GRIEKENLAND. 161 tas dionysius overwonnen hadt en de Cartbagers bezig waren om fchikkingen te maaken om hem en de Corintbifche benden te beletten in Syracufe te komen. Deeze tijding was waarheid; want zij hadden twintig Galeijen na Rbegium afgevaardigd, om zijn aankomst te verhinderen, timoleon was gevolglijk in de noodzaaklijkheid om , of met zijn gering Leger tegen een vijand eens zo talrijk te ftrijden, oficETAS gerustelijk de vrugten van zijne verraaderij te laaten plukken, en het oppergezag in Syracufe te laaten aanvaarden. timoleon, door tusfchenkomst van het Volk van Rbegium zijne zijde toegedaan , eene onderhandeling met de Carthaagfche Bevelhebbers aangevangen hebbende , hieldt hun op den tuil met verfcheide voorflagen, om tijd te winnen tot dat zijne Galeijen de Carthaagfche Vloot voorbij gevaaren waren en geen gevaar meer liepen van onderfchept te worden. Toen brak timoleon de onderhandeling af, en kwam met zijne Galeijen te voorfchijn. icetas van ttmale o NS aankomst hoorende, vergaderde alle de Carthaagfche magten , beftaande, gelijk verhaald wordt, uit honderd vijftig Schepen, vijftig duizend man te voet en drie honderd gewapende wagens, icetas was toen meeseer van de Stad en hieldt dionysius in het Kasteel ingeflooten. Het geheele Leger van timoleon beliep niet meer dan twaalf duizend man. De dingen waren in deezen toeftand toen de Inwoonders van Adrana, eene kleine Stad, III deel. L van V. BOEK»  V. BOE K. 162 GESCHIEDENIS van Sicilië, onder elkander verdeeld, eenigen de partij van icetas, anderen die van timoleon aanhingen. De Cartbagers van deezen tweeipalt hoorende , vaardigden vijf duizend man na Adrana af. Doch juist als deeze benden aankwamen en bezig waren met hunne Veldlegering te maaken , viel timoleon hun met zijn Leger fchielijk aan, dreef hun op de vlugt, bragt 'er driehonderd om , en nam bezitting van hunne Legerplaats. De Adraniters openden terftond hunne poorten voor den Overwinnaar; en dionysius, hoorende van timol e 0 n's voorfpoed , liet hem weeten , dat hij bellooten hadt, zich aan de Corinthiers over te geeven, en hun in het bezit van het Kasteel te ftellen. timoleon deedt, voorts, vier honderd man bij nagt in het Kasteel trekken, die dionysius, in het bezit ftelde van alle de wapenrusting, en verfterkt werden door duizend man, die nog in zijnen dienst gebleeven waren ; hier op ging de Dwingeland fcheep, landde aan de Corinthijche Legerplaats, en werd door timoleon na Corinthe gezonden. De aankomst van dionysius in die Stad, was een aangenaame vertooning in het oog der Inwoonderen, die door hunnen haat tegen de Dwingelandij verheugd waren een Man van den Vorstlijken rang verlaagd te zien tot dien van een gemeen Heer. Het flegte gedrag van dionysius maakte hem nog veragtelijker; want hij bragt zijne dagen in kroegen door in het gezelfchap van losIjOÜen en dronkaards. Hier hebben wij een- fpree-  van OUD GRIEKENLAND. 163 fpreekend bewijs van de buitengewoone wisfelvalligheid der menl'chelijke zaaken. i> 1 on ysius, opgevoed in het midden der weelde , verviel tot de uiterfte armoede, en, naa de Opperbeheerfcher van een magtig Volk geweest te zijn, eindigde hij zijne dagen «1 den ftaat van een Schoolmeester. „ Moge„ lijk," zegt cicero boertende, „ kon hij „ niet leeven zonder gezag te oeffenen, en „ verkoos daarom het bewind te voeren „ over een deel Jongens, in plaats van over „ een groot Volk." icetas deedt, intusfchen, zijne uiteifte poogingen om het Kasteel te overmeesteren, en was ten uiterften waakzaam om de aankomst eeniger yerfterking van timoleon te beletten. Doch, in zijn afvveezen, deedt leon, die het bewind voerde in het Kasteel , een' uitval op de benden daarvoor gelegd door icetas, bragt veelen van dezelven om, en nam bezit van Acradina- timoleon, aan den anderen kant, verfterking van Corinthe ontvangende, ontvlugtte de waakzaamheid der Carthaagfche Galeijen, nam Mesfina in, en trok toen na Syracufe, met niet meer dan vier duizend man ; gebruikende gefchikte perfoonen om een gevoelen onder de Soldaaten van icetas. voort te zetten, dat het fchandelijk was in Sicilië hun leeven bloot te ftellen om hunne Landsgenooten aan het juk der Cartbagers te onderwerpen , die zich altijd gellaagen vijanden'; van hun Land betoond hadden; en om hun te verzekeren, dat zo men icetas overreden kon om zich bij timol-eon te L Si V08-' V. BOEK' TIMOLÈOKt ftelt Syracuji ia vrijheid.  •it O E K. %*6. 164 G E SC HIEDENIS voegen, de Cartbagers , door hunne vereenigde magten, zeer ras uit Sicilië geheel zouden verdreeven worden. Deeze zaaken m a g o, den Carthaagfcben Bevelhebber, ter oore komende, dagt hij dat hij 'verraaden was, en in weerwil der tegenverklaaringen van icetas, fcheepte hij zich niet zijne benden in, en (levende na Ajrica. timoleon , dus bevrijd van de Cartbagers , viel, den dag naa hun vertrek, de Stad Syracufe van drie kanten aan, met dien uitflag, dat dezelve voor deezen eerften aanval bezweek , zonder het verlies van één enkelen Corintbier; de benden van icetas werden zeeghaftig uit de Stad geflaagen. Zo ras de rust in de Stad herfteld was, toonde timoleon de Syracufers hoe noodzaakelijk het ware het Kasteel te iloopen, 't geen hij het Nest des Dwingelands noemde. In gevolge van zijnen raad werden alle de verwerkingen, te gelijk met de Paleizen van beide de dtonysiussen, binnen weinig dagen gehoopt. Wanneer t i m o l e 0 n zag, dat Syracufe, door zijn inwendige onlusten en de oorlogen met de Cartbagers, voor een groot deel ' ontvolkt was, liet hij eene afkondiging uitgaan door geheel Griekenland, dat de Vrijheid nu herfteld was te Syracufe, en dat iedèr, die zich daar wilde nederzetten , een deel van het land, der Stad toebehoorende, zou ontvangen, gelijk aan dat van de Inboorlingen dier Stad van den zelfden' rang In gevolge van deeze afkondiging kwam 'er een nieuwe Volkplanting uit GriekenLmd ,om\tziv. zestig dui-  vanOUD GRIEKENLAND. 165 duizend Zielen fterk, wel ras te Syracufe. Het gedrag van timoleon, ter deezer gelegenheid, is waarlijk verwonderlijk: want hij ftelde de eer van Syracufe s Verlosfer boven die van Koning te zijn. Naa het verdeelen der landen verkogt hij , bij openbaare veiling, alle de Standbeelden, die den Dwingelanden hadden toebehoord. Doch verlangende de Dwingelandij op Sicilië te eenemaal uit te roeijen, voerde hij zijne benden aan tegen 1 c e t a s ; noodzaakte hem zijn Verbond met de Cartbagers te breeken , alle de Kasteelen en Sterkten in zijne bezitting te flegten; en hem dus tot den ftaat van een gemeen Burger gebragt hebbende, zondt hij hem na Corinthe. Hij handelde leptinus,den Dwingeland van /Jpollonia, op dezelfde wijze, en maakte het zich als het ware tot eén regel, de magt der Dwingelanden te vernederen. — Gelukkig deeze ondernecming uitgevoerd hebbende , keerde hij weder na Syracufe, en lag 'er zich op toe om goede Wetten vast te ftellen, en tot het waarneemen daarvan elk te verpligten. Doch 'er groeiden nog meer laurieren voor hem in de velden van Mars. De Cartbagers vielen weder in Sicilië met een Vloot van twee honderd Schepen en zeventig duizend Man, onder het bevel van hamilcar en ha sdrubal, en landden bij het voorgebergte van Lillybeum. timoleon trok hem terftond tegen met een Leger, dat, naar men zegt, niet grooter was dan zes duizend man en hem bij den engen doortocht L 3 van V. B 0£K.  V. BOEK. 166 GESCHIEDENIS van Crimefus verrasfende, viel hij hem van ter zijde aan, terwijl een vreeslijk onweder van blixem en regen, fchielijk opkomende, hun wanorde voltooide, timoleon, zijn voordeel doende met hunne ontfteltenis, drong door hunne gelederen heen, met een groote flagting, dreef hun op de vlugt, en nam 'er vijftien duizend gevangen met een grooten buit. Het getal der gefneuvelden aan den kant der Cartbagers zegt men dat dertien duizend beliep. timoleon, te Syracufe wedergekeerd, lag de laatfte hand aan zijne wetten en fchikkingen. Doch hij was welhaast genoodzaakt nog eens te veld te trekken, tegen de Cartbagers,dit het Eiland, op nieuw, beftookten, aangezet door de Dwingelanden van Catana en Mesfma, tot die maatregelen overgehaald door icetas. Maar de uitflag van deezen Krijgstocht was nog ongelukkiger voor de Cartbagers dan de voorgaande, timoleon vervolgde, om den wortel van het kwaad zelve te verdelgen, icetas, en hem gevangen genomen hebbende, deedt hij hem het hoofd voor de voeten leggen. Dus was de moord van d i o n's Vrouw en Zuster gewrooken, die ter dood gebragt waren, gelijk wij boven gemeld hebben, door dien oproerigen icetas. Deeze reeks van Overwinningen gaf de Cartbagers zo hoog een denkbeeld van timoleon, dat ssij hem om Vrede verzogten. timoleon, de Dwingelandij in alle de vS^ed-.n van Sicilië uitgeroeid, en het groote werk der hervorming in het bewind van  van OUD GRIEKENLAND. 167 Van Syracufe voltooid hebbende , lag alle waardigheid af, en vernederde zich tot den rang van een gemeen Burger. Kort daarop met zijne Vrouw en Kinderen na zijn Land trekkende, bragt hij het overig deel zijns leevens in afzondering door, fmaakende het heimlijk genoegen van de Vrijheid en de Rust wedergegeeven te hebben aan alle de Steden van Sicilië. Eenige jaaren voor zijnen dood werdt hij blind. De Syracufers, vol liefde en agting voor hunnen Verlosfer, waren gewoon hem tot vertroosting in dat ongeluk; veelmaalen te bezoeken; en in een wagen na de Schouwburg te voeren, waar zijne tegenwoordigheid algemeene toejuichingen van alle aanfchouwers verwekte. Zijne Lijkltatie werd op 's Lands kosten gevierd, en de Syracufers ftelden jaarlijkfche vreugdefeesten, te zijner gedagtenisfe, vast. Van alle de groote Mannen in Griekenland is timoleon de eenige, die , vergenoegd met zijn geluk, den rechten weg iniïoeg om de ondankbaarheid zijner Medeburgeren te vermijden, en zijne dagen in rust en vrede te eindigen. timoleon bezat alle de hoedanigheden van een groot Veldheer , en eene belangelooze gehegtheid aan het algemeene welvaaren. Doch van de meenigte lofcuigingen, hem door cornelius nepos gegeeven, is 'er eene bij zonderheid, die alle zijne groote hoedanigheden een allerheerlijkflen luister bijzet. Als iemand, in zijne tegenwoordigheid, uitweidde in lof betuigingen over zijne wijsheid, dapperheid en den roem van L4 hem v. i B O E IC. Charaéter van TIMOLEON.  V. BOEK. SI9AGATHO- CLES, Owij]. geland van tyraatfc. i«8 GESCHIEDENIS hem verworven door het vernederen van zo veele Dwingelanden, was timoleon gewoon te antwoorden, dat hij met opregten harte de Goden dankte , dat zij hem boven eenig ander Feldoverften gekoozen hadden tot een werktuig van hunne groote goedheid om Sicilië in vrijheid en rust te her/lellen, j» Vast verzekerd voegt dezelfde Gefchiedichrijver 'er nevens, „ dat geen menschlijke 1, onderneeming ten uitvoer wordt gebragt , „ dan door de onmiddelijke tusfehenkomst ,, der Goden; " een gevoelen den verlichtlten Christen waardig. De Vrijheid, door timoleon, Syracufe bezorgd, was flegts van korten duur. agathocles eigende zich het Oppergezag in die Stad toe, en gedroeg zich als een verlchriklijken wreedaard, de grootfte misdrijven, zonder eenigen fehroom, pleegen"~ Deeze agathocles ondernam het ftoutfte ftuk in de Gefchieahoeken vermeld. Met in ftaat om den Cartbagers het hoofd te bieden, die alles op Sicilië beftonden , en Syracufe zelfs belegerden, verliet hij itoutmoedig zijn eigen Land , beoorloogde de bezittingen der Carihagers in jifrica overweldigde de fterkfte Steden, eh verwoest-, te het land. Naa eene groote vericheidenheid van lotgevallen, in welker loop agathocles Africa verlaaten, en daar het bewind aan een ander overgegeeven hadt, keerde hij weder derwaards; doch alle zijne Veroveringen verboren ziende , was hij genoodzaakt na Syracufe te vlugten. Daar vergezelde hem ook de onfpoed: want de Sy- ra-  van OUD GRIEKENLAND. 169 racufers hadden zich van zijne afweezigheid bediend, en waren afgevallen. Alle zijne ontwerpen dus mislukt zijnde, eindigde hij zijne dagen op een wijze, verdiend door zijne fnoodheden. De Syracufers genooten , daarop , voor eene wijl, de zoetheden der Vrijheid ; maar werden zeer gekweld door de Cartbagers, die hun met geduurige oorlogen agtervolgden, en noodzaakten pyrrhus , Koning van Epirus, te hulp te roepen. Deeze Vorst was zeer gelukkig tegen hunne vijanden ; doch andere bezigheden deeden hem wel ras hun Land verlaaten. Naa het vertrek van pyrrhus benoemden de Syracufers hiero tot hunne Hoofdoverheid,en begiftigden hem naderhand met den tijtel en het gezag van Koning, hiero was uitneemend gelukkig tegen de Cartbagers ,en genoot een zeer lange en vreedzaame Regeering. hierüNymüs volgde hiero op ; doch regeerde fkgts één jaar. Bij zijnen dood hadt niets dan verwarring de overhand te Syracufe. andranooorus, de Schoonzoon van hiero , viel op het Eiland en het Kasteel aan. De Raad zondt Gezanten om met hem in onderhandeling te treeden, en hij kwam met hun overeen, dat hij zich zou onderwerpen. Doch, op aanzetting van zijne Gade, eene Vrouw van eenen allerheerschzugtigften aart , ging hij met themistes eene zaamenzweering aan, om zich ten throon te heffen. De zaamenzweering ontdekt zijnde, werden de EedgeL 5 neo" v. BOEK. sGÏ.  BOEI. 170 GESCHIEDENIS nooten, op last van den Raad, omgebragt, juist als zij het Raadhuis intraden. Het Volk, hun ontwerp hoorende, werd vervoerd door onregelbaare woede , uitroepende, dat de Stam der Dwingelanden geheel moest uitgeroeid worden. 'Er volgde een toneel van fchriklijkheden, waarin wij zien kunnen tot welke uiterften het vergramde Gemeen kan voorthollen. Eerst vermoordden zij de mar ata, de Dogter van hunnen laatften Koning, en de Vrouw van andra nodorus , benevens harmonia, de Gade van themistes. Toen liepen zij na het huis van heraclea, Echtgenoote van z oïpus; en doof voor de traanen en fmeekingen deezer Vrouwe , die hun fmeekte haare twee Dogters te fpaaren, wier bloeiende jeugd genoeg was om in gevoeliger harten medelijden te verwekken, vermoordden zij eerst haar, en toen haare Dogters, beide befpat met 's Moeders bloed. Naa dus hunne wreedheid voldaan te hebben, koozen zij epicydes en hippocrates tot Opperoverheden, die, verknogt aan de belangen der Cartbagers, hun best deeden om hunne Landsgenooten eenen afkeer van de Romeinfcbe magt in te boezemen. De Romeinen, verwittigd van den toeftand der zaaken op Sicilië, en hegeerig om zo vrugtbaar en zo fchoon een land in bezit te krijgen , vaardigden derwaards af den Burgemeester marcel lus, die zich zo beroemd gemaakt hadt door zijn Krijgsgeluk tegen iiann ibal, om zijne poogingen aan te wenden tot de vermeestering van hetzelve.- m A r-  van OUD GRIEKENLAND, ifï Marcellus zondt, op zijn tocht na SyföC6f/ê,Booderi om de Syracufers te verwittigen , dat hij met eén oogmerk kwam om hun de Vrijheid weder te bezorgen, niet om hun met den Oorlog te verdrukken, epicydes, egter,en zijn Amptgenoothippocrates, Weigerden hem in hun Stad toe te laaten, en meldden hem met groote verwaandheid, dat zij hem het onderfcheid zouden doen gevoelen tusfehen Syracufe en Leontium, een Stad korteling door dien Romeinfcben Burgemeester ingenomen. marcellus, verftoord op dit tergend antwoord, gaf a p p i u s last, om Sjracufe van de landzijde aan te vallen, aan den oord Hexapilui geheeten;terwijl hij zelve met zestig Galeijen de Stad infloot aan den Zeekant of Acradinafchen oord. De Syracufers vonden zich in de droevigfte verlegenheid, het voor onmoogelijk houdende eenigen tijd lang de Romeinfcbe magt het hoofd te bieden. Een enkel man, toen in Syracufe opgeflooten, vondt middel om alle de poogingen der vijanden acht maanden te verijdelen. archimsdes, een der grootfte Wiskunstenaaren der oudheid, was de Man, van wien wij fpreeken. Bellooten hebbende alle dingen, ter verdeediging van zijn Land te onderneemen, ftelde hij alle de hulpmiddelen van zijne werktuigkundige Weetenfchap in het werk, en maakte dit beleg een der langfte en bloedigfte, die de Romeinen ooit onuernamen. De bijzonderheden, vermeld van V: BOEKM A R C E l- lus belïgert Syracuft. ARCHIM*. DS*.  V. BOEK. 172 GESCHIEDENIS van veele werktuigen door hem uitgevonden om de aanvallen der Belegeraaren te verijdelen , en hun, op hun beurt, te teisteren, zijn zo buitengewoon en wonderlijk, dat zij allen geloof zouden te boven gaan , wierden zij niet vermeld van de defrigfte en geloofwaardigfte Gefchiedboekers. Eenigen deezer werktuigen wierpen op het Romeinfcbe Voetvolk fteenen van eene vervaarlijke grootte , die alles verpletterden dat 'er voorkwam, en, door de verwoesting, die zij voortbragten, in zekere maate geleeken naar die verfchrikkelijke vuurwapenen, in vervolg van tijd, door het Menschdom uitgedagt tot hunne onderlinge verwoesting. Andere lieten zulke zwaare gewigten op de Galeijen der Romeinen vallen , dat zij terftond zonken. Een nog ongemeener werktuig was toegefteld als een ijzeren arm van verwonderenswaardige lterkte, om een Schip bij den voorfteven te vatten, het tot een aanmerkelijke hoogte op teligten, en dan met al zijn zwaarte te laaten vallen, zodat het zonk, of in ftukken brak. Anderen vernielden de fterkfte werktuigen der Belegeraaren. . Op deeze wijze verijdelde archimedes, voor den tijd . van acht maanden , alle de aanvallen der Romeinen. Van zo groot een dienst, is, bij eenige gelegenheden,een man van vernuft: en kunde, marcellus zo lang een' wederftand moede, veranderde het beleg in eene blokkeering , en, appius, met een twee derde van het Leger voor Syracufe laatende, trok hij zelve na andere ge- deel-  van OUD GRIEKENLAND. 173 deelten van dat Eiland om eenige Steden aan de gehoorzaamheid der Romeinen te onderwerpen. De Burgemeester Heet een deel van het tweede jaar der belegering in verfcheiden tochten door het Eiland. Maar een Carthaagfche Vloot, intusfchen , middel gevonden hebbende om een voorraad van leevensmiddelen na Syracufe te zenden, vondt marcellus, bij zijne wederkomst na die Stad, omtrent bij het begin van den derde veldtocht, de dingen in zodanig eenen ftand, dat hij begon te wanhoopen aan het inneemen der plaatze. — In deeze omftandigheden deelde een Romeinsch Soldaat, ontdekt hebbende dat een gedeelte der wallen, digt bij de poort van Trogilus, veel laager was dan het overige, en bekwaam om, met gewoone ladders , beklommen te worden, dat mede aan marcellus, die onmiddelijk last gaf ladders gereed te maaken ; en zijn voordeel doende van een Feestdat de Syracufers ter eere van diana vierden, beval hij een gedeelte zijner dapperfte Soldaaten in het hollle van den nagt na die plaats te trekken. Deeze beklommen fchielijk den wal, brakende poort open, en namen bezit van het gedeelte de Bovenftad geheeten. De Syracufers, door het gerugt ontwaakt, begonnen zich in ftaat van tegenweer te ftellen. Doch m a r c e l l us , bevel geevende dat alle trompette:] der Romeinen teffens zouden geblaazen worden , baarde dit zulk een ichrik, dat de inwooners, in de deerlijküe oniteltenis gedompeld, geloofden dat de Stad v. BOEI.  V. SOES. j?4 GESCHIEDENIS Stad reeds geheel in de handen der vijandeö was. Doch de Acradinafche oord was niet ingenomen, epicydes, zijne benden ver. zaamelende, befloot marcellus aan te vallen 5 doch zijne magt te zwak bevindende, was hij genoodzaakt na dat gedeelte der Stad weder te keeren. Men zegt, dat marcellus, op het zien van den top van een tooren, hoe groot en fchoon deeze Stad was, traanen hortte, overweegende het elendige noodlot, dat haar boven 't hoofd hing. Uit die oorzaake zondt hij, eer hij voortging met Acradina aan te vallen, verfcheiden Legerhoofden om de Belegerden aan te fpooren tot het doen van voorflagen eens vergelijks, om dus den ondergang van hun Stad te voorkomen- Zijne poogingen, vergeefsch vindende ,maakte hij de noodige fchikkingen tot de belegering van Acradina; doch een pest , omtrent dien tijd in de Stad, en in het Romeinfcbe Leger woedende, deedt het noodlot van Syracaje's ondergang nog eenigen tijd vertoeven. De Carthaagfche Vloot, intusfchen , na Sicilië gekeerd, poogde epicydes den Vlootvloogd bomilcar over te haaien om een Zeegevegt te waagen, en marcellus aan te vallen. De Romeinen , fchoon minder in Zeemagt, beflooten nogthans het gevegt niet te ontwijken, om daardoor in de haven van Syracufe te geraaken. Hij trok des met zijn Vloot in goede orde voort. De Carthaaifche Bevelhebber, bevreesd geworden door dit onverfchrokken opkomen , durfde geen flag waagen, en zeilde te rug. EPI»  van OUD GRIEKENLAND. 175 spicydes, die uitgetrokken was om zich bii de Carthaagfche Vloot te voegen, werd door wanhoop aangegreepen , en niet te Syra- • cufe durvende wederkeeren, zeilde hij weg na ^D?Inwoonders verlegen, dewijl zij door s de Cartbagers en epicydes verlaaten waren , zonden Gezanten aan marcellus om over een vergelijk te handelen, en te beproeven om hem over te haaien, dat hij de Stad niet geheel zou verwoesten. Doch de Romeinfcbe overloopers, vreezende overgeleverd te worden, vatten de wapens op met buitenlandfche benden , vermoordden ae nieuwe Overheid, en bellooten de plaats tot het laatfte te verdedigen, lntusichen een der Bevelhebberen door marcellus overgehaald , liet de Romeinen door een der poorten van Acradina bij nagt in de Stad. De Syracufers openden den volgenden dag alle de andere poorten voor marcellus, en zonden Gezanten, die hem fmeekten dat hij hun bij het leeven zoude fpaaren , het eeen zij verwierven. Doch marcel l us , verftoord om hunne ontrouw en heevigen wederftand, gaf de Stad ter plundering over. De rijkdommen, daarm gevonden door de Romeinen, gingen de hoogstopgevatte verwagtingen te boven, en waren grooter dan die van Carthago. Dus werd Syracu/e, naa een beleg van drie jaaren, ingenomen. marcellus werd zeer door de hoop geitreeld, dat hij, in deeze Stad, het wonderlijk vernuft vinden zou, het geen de dapperfte poogingen der Romeinen zo lang te. v. 30 SS» yracufi intomen. 1 SU.'  V. BOES. t;6~ GÊSCHIEDENIS leur gefteld hadt, en daarom gaf hij bevel overal naarftig onderzoek te doen na a r c h i m edes. Een gemeen Soldaat hem ten laatlten vindende,in diep gepeins zittende over het oplosfen van een meetkundig voorllel beval hem mede na marcellus te gaan* a rch imede s verzogt den Soldaat zeer bedaard eenige oogenblikken te wagten tot hij het voorllel zou hebben opgelost. Doch de öoldaat z'jn verzoek voor een volftrekte weigering om hem te gehoorzaamen opvattende doorltootte hem terftond met zi-n zwaard. J m ar cel Lus was ten uiterften bedroefd over den dood van archimedes; en betoonde, door de eer zijner naagedagtenisfe aangedaan, duidelijk de hooge gelasten die hij van zijne bekwaamheid koesterde' hem eene zeer aanzienlijke begraafenis toe-' ichikkende, en een eereteken ter zijner eeheugemsfe opiigtende, derwijze vervaardigd, dat het tot een Zinnebeeld van de volmaakt! fte der Weetenfchappen, de Wiskunde, diende, üij ttrekte zelfs zijne gunst uit tot de Bloed"™n? van archimedes, waaraan hij verfcheide voorregten gaf. cicero, verhaak ons, dat hij, meer dan honderd en veertig jaar naa deeze gebeurtenis , als de gedagtenis van archimedes meest onoer zijne Landsgenooten vergeeten was. de nieuwsgierigheid hadt gehad om na zijne graftombe te onderzoeken , die hij, eindelijk het geluk hadt te vinden, ontdekkende het door een pilaar, waaropeen Spheer en Cijunder afgebeeld waren, met een opfchrift aan  van OUD GRIEKENLAND. 17? aan deri voet, de evenredigheid uitdrukkende, die een Spheer tot een Cylinder van hetzelfde grondftuk en dezelfde hoogte heeft, zijnde, als twee tot drie:.een voorllel, ontdekt en beweezen door archimedes. De bedrijven der Syracufers, naa de bemagtigiug der Romeinen , zijn van weinig belang, en behoor en , zowel als de zaaken van Groot Griekenland, meer tot de Romeinfcbe, dan tot de Griekfche Gefchiedenis liet geheele Eiland Sicilië werd, naa hes inneejnen van Syracufe , een Romeinscb Wingewest; doch niet te min geduurig befluurd volgens zijn eigen gebruiken en gewoontens, op.de. zelve wijze als onder deszelfs voorige Koningen. Aanmerkelijke Plaatzen in Groot Griekenland. In Groot Griekenland maakt de Gefchiedenis gewag van drie beroemde Steden in de nabuurkhap van Tarentum, te weeten: 1. Crotona , een Griekfche Volkplanting, door miscellus, een Hoofd der Acheërs, gegrondvest. Dit was de Geboorteplaats van milo den beroemden Worstelaar, hierom de Crotoner geheeten. 2. Syharis, mede een Acbefche Volkplanting, en in hetzelfde Landfchap als Crotona. Die Stad werdt in het vervolg van tijd zeer rijk en magtig. Maar deszelfs buitenfpoorige weelde veroorzaakte het fcharidelijkfte Zedenbederf onder de Inwoonders , die al hun tijd in openbaare herbergen, feesten en ongebondenheden doorbragtcn. Hunne IJL deel. M ver* V. BOEK. Aanmarke- lijke Plsitze» in Groot Grie^ kenlatti\  v. SOES. > YTHA GO' KAS. 178 GESCHIEDENIS verwijfdheid en teerheid waren zo groot, dat zij onder de < >uden tot een fpreekwoord wierden. Zij wilden zeifin hunne Stad zulke ambagtslie Jen niet toelaaten, wier werk eenig geraas maakte. Eindelijk ontftond 'er tweefpalt onder hun, en de rijkfte foort uit de Stad gedreeven zijnde, verzogt hulp bij de Crotmiers. *De Sybariten trokken te veld en vielen de Crotoniers door milo begeleid aan; doch werden geheel overwonnen. Vervolgens was Sybaris geheel verlaaten. 3. Thurium, geftigt in de nabuurfchap van het oude Sybaris door eene Atheenfche Volkplanting. Hier hieldt de beroemde herodotus zijn verblijf. De Inwoonders waren zaamgefteld gedeeltelijk uit Syhariten en gedeeltelijk uit Atheenfche Soldaaten, hun tegen de Crotoniè'rs tot bijftand gezonden. Uitmuntende Schrijvers, Wijsgeeren en Kunstenaars. ■ pythagoras, de beroemde Wijsgeer , was de Grondvester van de ltaltfcbe Scboole, welke dien naam kreeg, dewijl ze in dat gedeelte van Italië geplaatst was, dat Groot Griekenland geheeten wierdt. Hij was geboortig van Samos en bragt het grootfte gedeelte van zijn leeven door in veele plaatzen, met oogmerk om onderwijs te haaien. Met dat oogmerk bezogt hij Egypte, Chuldea en het Eiland Creta. Vindende bij zijne terugkomst van zijne reizen, zijne geboorteplaats onderdrukt door den Dwingeland polycrates, verkoos hij zich daar niet ne-  van OUD GRIEKENLAND. 179 neder te zetten; doch ging na Crotona, en opende daar eeee School, welke wel ras zeer grooten haam verwierf, het getal zijner Leerlingen, binnen korten tijd, tot vijfhonderd aangroeijende. Deeze School was in haar bloeijendfténtijd onder tarquinius, den iaatlten Koning der Romeinen, en omtrent het jaar 530. voor christus De twee eerfte jaaren van hun verblijf waren de Leerlingen van pïthagoras tot een diepftiiz\\ iigen verbonden; maar vervolgens hadden zij vrijheid om hunne zwaarigheden voor te ftellen. Nooit was 'er een Meester zo hoog geagt door zijne Leerlingen; een blijk van de hooge gedagten, die men van zijn Verftand hadt. Zijne gevoelens hadden bij hun het gezag van een Godfpraak, en alle twijffeling werdt ter zijde gefteld, op het hooren deezer woorden , '^loi «4><* „ de Meester heeft het zelve „ gezegd! " pythagoras hieldt het voor eene onderreeming zijns Verftands en zijner Wijsbegeerte waardig, de Inwoonders van Crotona tot gevoelens van Deugd weder te brengen; en de uitwcrkzels van zijne poogingen bragten, volgens het verhaal van justinüs. met de daad eene wondere hervorming ónder de Burgers dier Stad te weeg; die te vooren gedompeld lagen in de grootfte buitenfpoorigheid van weelde en overdaad. Zo1 leevendig waren zijné betoogingen omtrent de laagheid van Ondeugd en Onmaatigheid ,• aan den eenen , en van dé i'chóonheid en iiitmuntenheid der Deugd, aan den anderen' feanti De fchoone Sexe beval hij dé zedigM 2 heid V. BOES.'  10 EK. 180 GESCHIEDENIS heid aan, en alle andere hoedanigheden haar voegende, en de Jeugd eerbied voor hunne Ouders. De Maatigheid verhief hij als de Moeder der Deugd, en raadde de Jeugd van beide de Sexen de fchitterende en onnoudige cieraaden der kleederen ter zijde te leggen, als de hoofdoorzaak van het Zedenbederf. Hij gaf Koningen en Overheden "de regte grondbeginzels van eer, gepaard met deugdzaamheid en eene ijverige gehegtheid aan het gemeene vvelvaaren. Met één woord hij maakte , als het ware, nieuwe Menfchen van de Inwoonders van Crotona. En zijne deugdlievende poogingen waren tot deeze Stad niet bepaald. Hij bezoat alle de nabuurige Steden met het zelfde lofrijk oogmerk. Het was een grondregel van p y t h a g o r a s, dat het geheele doel der Wijsbegeerte moest zijn de Menfchen aangenaamer te maaken in het oog der godheid , door hun alle Deugden , der Menschheid voegende , te leeren oeffenen. pythagoras bragt in de West er-wereld een leerftelzel, dat hij ergens in het Oosten hadt ingezoogen, waar het , naar alle verhaalen , van de vroegfte tijden af geheerscht hadt, naatnlijk dat der Metempfycbofis of Zielsverhuizing , Hellende dat de Zielen naa den dood overgingen in andere lichaamen, die zij bezielden. Zo, bij voorbeeld, een Mensch ondeugend was en fnood, bezielde zijn Geest het Lichaam van een onrein Dier, en onderging eene aaneenfchakeling van ongelukken aan zijne misdaaden, in dit leeven, geëvenredigd. Hierom onthiel-  van OUD GRIEKENLAND, igi hielden pythagoras en diens navolgers zich Godsdienstiglijk van het eeten van vleesch; op dat zij, misfchien, dat hunner voorige Vrienden en Kennisfen niet zouden opeeten. Naar allen fchijn zijn de berigten deezer Wijsbegeerte , ons overgezonden, zeer onvolmaakt, en in niets moogelijk meer dan in derzelver waare doelwit en meening. Laat ons, daarom, in dit opzigt, gelijk in anderen van die foort, voorzigtig zijn m bet veroordeelen. De Oudheid heeft duizend onbefchaamde verdichtzels, dien grooten Wijsgeer betreffende, oveig leverd, die te onbefchaamd zijn om hier te melden. Volgens justinus ftierf pythagoras te Metapontum m eenen zeer hoog geklommen ouderdom. De agting van zijne Schoole was zeer groot en bragt veele Wijsgeeren van verlchillende verdiensten voort, die zich in onder icheidene Aanhangen verdeelden. cha rond as, een Leerling van pythagoras , leverde den inwoonderen van Tburium een ftelzel van uitmuntende Wetten over. waar in de volgende de aanmerkehjkfte waren. Die in een tweede Huwelijk tradt, naa Kinderen in een voong verwekt te hebben, werd beroofd van zijn voorregt om Raadsheer te worden. Dien men van laster overtuigde, werd fmaadlijk door debtad omgevoerd. 'Er werden openbaare Meesters aangefteld tot bet onderwijs der Jeugd,.zonder geld of belooning ; want hij hieldt oe onkunde voor de moeder van alle Ondeugd. De opvoeding der Weezen werdt den BloedM 3 n o ek» Ik. CHAaOtTDAÏ»  ?8a GESCH. van OUD GRIEKENL. v. verwanten van 's Moeders zijde,en de zorg over »°g/. hunne Goederen aan die van 's Vaders zijde »- toevertrouwd. De Overloopers in den Oorlog werden veroordeeld, om in de Stad, den tijd van drie dagen , zich te vertoonen in Vrouwen Kieederen. *aleucus. zaleucus, een ander Leerling van pythagoras, was de Wetgeever der Locriers. De Inleiding tot zijne Wetten is zeer beroemd. Hij wilde zijne Burgers doen gelooven dat 'er Goden beftonden, en verzekerde hun dat de eerfte der Goden de bron van alle Wetten is. Toen ftelde hij regels vast ter bewaaring van eensgezindheid en vreede in de gemeene zamenleeving. Hij fpoorde de Regters op bet allerkragtigst aan pm zich te zuiveren van vooroordeelen, het zij ze uit vriendfehap, hetzij ze uit vijandfehap opreezen. Hij verboodt de Vrouwen weidibhen opfchik te draagen, of zulke overtollige en overdaadige vercierzels als juweelen en armbanden, die alleen aan de Hoeren werden toegedaan; en hij gaf bijkans hetzelfde verbod ten opzigte der Mannen. B L A D-  BLADWIJZER DER VOORNAAMSTE ZAAKEN. A. Aardbeeving, (Ren? grooteYhrLaconia.\.IXs^t.Aardbeeving te Khodus, III. D. 49. A b d o l o n y m u s Ontvangt den Sidonifcben kroon door beftelvan alexander, II. D 233. Achaje, (_Ligging, Bergen Rivier, Lindfchappen en Steden van) I. D. 8. Acheërs, (twist der) met ds Spartaanen, III> D. 81. Achilles zondert zich van het Leger af, verftoord over het ombrengen van palamedes, I. D. 49. wreekt zich van h e c t o r en wordt door paris verflagen, I. D. 51. ' Ac ripiustwist met zijnen Broederp retus over het Koningrijk; de Vader van dan a ë, I. D. 34. agamemnon,eenGrieksch Bevelhebber in den Trojaanfehen Oorlog, I. D. 39, 48. wordt vermoord > I.D.53. Aga tocles,een dwingeland der Syracufers, en züne lotgevallen , III. D. 168. Agesilaus wordt Koning te Sparta , II. D, 60. in twist met i.ysanden, II. D: 62. zijne Heldendaaden, II. D 64. krijgt het gezag over de Vloot en het Leger, II. D. 66. keert na Sparta, II. U. 72. zegepraalt in den flag te Cheronea, II. D. 73. doet een inval op het grondgebied der Mantineërs, II. D. ic2. Krijgstocht na Egypte, II. D. 133. dood en Charafter, II. D. 134. Agis mist in de hervorming van attSp'artaanschStiztè' beftuur, III.D. 41. wieedaartig door leonidas omgebragt, III. D. 4a. jtgrigeniufn, (de Rijk om van de Stad) III. D. nf . A l c e u s, (De Dichter) I. D.96. Alcibiades opgevoed van socrates en pericles, I. D. 275. zijn Character, I. D. 276. verbant met nicias hyperbolus, I. D. 278. zijne weelde, I. D. M 4 279-  bladwijzer. a79- ontvlugt züne vijanden na Sparta, I. d. 285. haalt zich den haat van agis pp den hals, vlugt na tissaphernes , I. D. 304. komt weJer te Athene , I £). 007. zijne krijgsbedrijven, I. D. 309. zuivert zich van allen blaam, I. d 5x2. gaat in eene vrijwillige ballingfchap, I. D. 316 , dient de Atheenfche bevelhebbers van zijnen raai , I. d. 323. zijn Dood en Character: ir. d. 7. 'Alemtoniden. (De aanhang der) Zie hipparchus. ^lexander. de 'Groote gebooren, II. d. 1^4.redt Zijnen Vader p h 1 li p p u5, ii. d. 183. z jne twist met attalus , II. d- 197. huwt, II. d. 198. zijne eerzugt, II. d. 204. zijne Liefde tot de weetenfchappen , zijne verdere bekwaamheden , II. d. 206. doet den Tribalh zijne magt zien en verwoest Thebe, II, d. 208. belegt over den Perfifchen optogt eene vergadering te Co». r/mthp, II. D. 210. pleegt de Delphifche Godfpraak raad, geeft het bewind in zijne uitlandigheid aan antipater, II. d. %\%. trékt ' na A/ts , ferfngt daar zelfs eerst' aan Land, II. d. 2r3. verflaat de Perfen bij den Gr». nicus , II. d. 213, doet hun Vloor floopen en bemagtigt Ha/icarnasfus, II. d. 216. houwt den G«rdiaanfchen knoop door. II. d. 217. brengt Cappadocia onder, IL d. 218. fpringt in den Cydnus, haaft zich een ziekte op den hals, herftelt.If. d. 220. overwint darius bij den" Isfus, II. D. 224. zijn gedrag omtrent het huisgezin van darius , IL d- 228. wordt met genoegen te Sidon ontvangen , II. d 232. belegert en bemagtigt Tyrus, II. D. 234; trekt na Judea, zijne Eerbied voor j a d dus denhoogenpriester, II. d. 238. zijne wreedheid te Gaza; hij trekt na Memphis, II. d. 241. bezoekt den Tempel van ju piter ammon, il. D. 243. zijne zegepraal op darius by Arbela , If. d. 247. vindt een ongemeenen fchat te Sa/a, II. d- «53- trekt over her, Perfifche gebergte, II. D. 254- als ook over den Araxus, waar hy eenige Griekfche grijsaarts vindt, 41. d. 255. trekt in Per/epohs , laat thais het paleis van xerxes in brand  BLADWIJZER. brand fteeken, II. D. ij>6: zijne onderhandeling met thalp. stris, II. D. 264. hij verandert geheel van zeden , II. D. 265. doet parmenio en p h 1lotas lafhartig' ombreng- n, II. D. 268. fielt bes sus te regt, II. D. 269. overmeestert Cyropo/is en ftigt Alexa/iaria, II. 271. wordt door de Scythifche afgezanten ftout behandeld , II. D. 272. bemsgtigt de Petra Oxiana en kruisigt den bev^h ebber, II. D. 274. brengt clitus om ,11. D. 27'=;. trouwt roxana, li. D. 278. zijne laagheid omtrent callisthenes, II. D. 280. trekt den Indus over, II. D. 282. trekt tegen purus op, II. D. 283. overwint hem, II. D. 286. zijne ontmoeting der Brachmanfche Wijsgeeren , II. D. 288. trekt te rug met zijn Leger, 'dat hem weigerde te volgen , II. D. 292. loopt ■ het grootfte leevensgevaar in de Hoofdftad der Oxydraceërs , II. D. 292. bereikt den Oceaan, trekt Carmania door op de wijs van bacchus, II. D. 296. doet te Pafagardii orginus ombrengen, II. D. 299. trouwt s t a t 1r a , II. D. 301. zijne redenvoering tot de muitende Macedonifche Krijgsknegten , II. D. 304, verliest zijnen vriend lphestion, II. D. 305. doet zijne intrede te tiabylon, II. D. 306. rfgt een praalgraf voor ephestion op, II. D. 307. doet hem offerhanden toebrengen; als eere Godheid, II. D. 308. zijn dood en Character, II. D. 309. Amphion maakt zich meester van Thebe, I. D. 39- AmpbyEtionen, (de) "oor amphyction inge■ field, I. D. 58. Anacreon, (de Dichter) I. D. 331. Anaxaooras. verlaat Athene, I. D. 251. fterft ra armoede, I. D. 265. Anaximander vindt de fchuinte van den Zonneweg, I. D. 98. Andranodorus maakt eene zaamenzweering met tiiemistes, III. D. 169. dezelve ontdekt zijnde, komen zij elendigom. III. D. 170. Antalcides bewerkt een fchandelijken vrede, II. D. 77- Antigonus komt in sparta als verwinnaar, III. £>. 48. M 5 As,  BLADWIJZER. Antipater verflaat de Spartaanen, II. D. 262. overwint de Atheners, III. D. 7. Apelles brengt aratus in verdenking, III. D. 53. wordt ter dood gebragt, III D. 55. — (de beroemde Schilder) en zijne meesterftukken, II. D. 328. Aratus verlost Sicyon , III. D. 37. bemagtigt Corinthe. III. D. 39. zijn dood , III. O. 56. Arcadia, (Met Landfchap) en deszelfs Steden, I. D. 15- A r c h tas (Zorgeloosheid van) II. D. 87. Archidamus , Zoon van agesilaus,is hem behulpzaam in het beleg, II. O. 120. Archilogus een Grieksch Dichter , I. D. 96. Archimedes bedenkt verfcheide werktuigen in het beleg van Syracufe, III. D. 172. wordt door een Romeinsch Soldaat omgebragt, III. D. 176. zijn graf door cicero gevonden, III. D. 177. Areopagus, (de) ingefteld door cecrops, I. D. 57- • . 'Arginufa , (Zecflag bij) I. D. 318. Argis (Her Landfchap) en deszelfs Steden, I. D. 16. Argonauten, zie jason. Argos, (het Koningrijk) I. D. 3 a. Argus leert zijne onderdaanen den Landbouw, I. • D- 33- Aristides geeft miltiades het bewind in den flag van Marathon, I. D. 174. wordt door toedoen van themistocles gebannen, I. D. 180. zijn antwoord aan mardonius, I. D. 207. zijne veragting der Rijkdommen , I. f). 221. Aris Ti pp us belaagt ar at o s, zijne flaaplfede, III. D. 40. wordt overwonnen, III. D 41. Aristodemus verflaat de Lacedemoniers, I. D. 72- Aristomenes,een aanzienlijk Veldheer der Mesfeniers, I. D. 73. Aristopmanes, een Blijfpel dichter , I. D. 334. Ar is tot e les , (de Wijsgeer) en zijue werken, II. D. 320. Artabanus raadt xerxes den Oorlog met de Grieken af, I, D. 182. Artaxerxes beklimt den Perfifchen Throon in plaats van xerxes, L D. 223. Ar-  BLADWIJZER. Ar te mis a (Voorzigtig heid en dapperheid van) i. D 199. (beroemde droei- heid van) over haaren Echtgenoot, H. D. 158. haare Krijgsbedrijven, II. D. i59- a , Aspasia, een der begunftigden van pericles, door hem vrijgepleit, I. D. 250. Aste ft, een bekwaam boogfchutter, II. D. 159- zij" lot, II. D. 160. 'Athene, eene Stad in Attica, I. D. 10. Atheners, (Staatsbeftuur en Godsdienst der) I. D. 113. hunne verflingerdhefd op de Spelen, II. D. 144. zoeken het juk der flaavernij af te fchudden naa den dood van alexander, UI. D. 6. Atreus, (de wreedheid van) I. D. 38. Attalus neemt Opuntum in, III. D. 6c. beroemd om zijne rijkdommen,III. D. 7°- 'Attica, (het Landfchap) I. D. ie Aulis, de verzamelplaats der Griekfche Bondgenooten, I. D. 48. B. Tï acchis,Vader óerBaccbiden, I. D. 43. Baccbus leert den Grieken het kweeken van den wijnftok, I. D. 58. Bhfpcl, (het) bij dc Grieken; I. D. 139. Btolie, (Het Landfchap)en dëszelfs Steden,LD. n. Beroeriens, (onderlinge) der Griekfche Staaten, 1. D. a.-6. Bondgenooten, (Oorlog der) II. D. 137. Brasidas belegert Amphipoüs, I, D. 272. fneuvelt, I, D. 274. Het zeggen van zijne moeder , I. D. 274r BRENNus,het hoofd der Caulen, beneemt zich het leeven , III. D. 31. C. f^ADMUsde Eerfte, Koning van Thebe, wordt voor den uitvinder der Letteren gehouden, I. D. 39- . C al an us , (bijzondere dood van den Wijsgeer) IL D. 301. Ca lippus doet dion ombrengen, III. D 156. zijn regeering is kort van duur, III. D. 157. Callicratidas krijgt het bewind in handen in plaats van lysander, I. D. 317. Cassander regt veel be-  BLADWIJZER. beroeringen aan, III. D. ic. herbouwt Thebe, III. D. 17. brengt de twee Zoonen van alexander om, III. D. 18. Cecrops vestigt he- Koningrijk Athene, I. D. 57. Chaijrias, (Dapperheid van) II. 90. Chakiindas, een we*geever te Thttrium, III. d. 181. Cheronea, (Veldflag te) II. D. 73. tweede veldflag aldaar, II. d. 191. Chilo brengt alle Ephoren om, III. d. 53. Chios, (Het Eiland) I. d. 18. Cimon,zijn loffelijk Character, I. d. 215. zijne Heldendaaden, I. D. 216. zij ie milddaadigaeid, I. D. 227. zijn veldtogt tegen de Perfen, I. d. 228. zijn dood, I. U. 239. ClNEAs tOOnt pyrrhus deijdelheidderftaatzucht, m. d. 28. Cleomenes ftaat isagoras bij , I. D. 87. doch flaagt niet in zijne oogmerken, I. D. 88. zijne dapperheid, III.-D. 43. en Hervorming te spana, III. D. 44. ltelt verfcheide Heloten in vrijheid , III. 1). 45. en laat de. wallen vanMega/apolisüegten, III. D, 4c. gaat na Egypte* Hl. D. 48. zijn dood III. D. 51. Clisthenes maakt eene partijfchap te Athene tegen rsAGnRAs,ftelthet Ostracismus in en wordr uit Athene verdreeven, I. D. 87. Clytemnestra. Zie o R e s t k s. Cmdos, (ZeefLig bij) II. D. 72. Co drus , (de Edelmoedigheid van) I. D. 64. Conon ongelukkig in den flag bij Egos Potamos, I. D. 323. voegt zich bij d« Perfen, II. D/59. behaalt eene Zegepraal in den flag bij Cnidos, II. D. 72. duisterheid van zijn lot na de ongunst van artaxerxes, II, D. 77. Corinthe, een aanzienlijke Stad , I. D. 13. derzelver voordeelige ligging, 1. D. 44. Creta, (het Eiland) I. D. 21. Crito laus zet de Acheërs op tegen de Romeinen, III. D. 86. Crotona, de geboorteplaats van milo, III. D. 177. Cycladen, (de) I. D. 19. Cyneginus , (dapperheid van) I. D. 176. Cypselus krijgt de magt te Corinthe in'handen, I. D. 44. Cv-  BLADWIJZER. Cyrus fmeedt een ontwerp tot den val van artaxep.xes, II. D. 6. zijne optogt tegeil artaxerxes, II. D. 15. zijn Leger,II. D. i6.-valt op z'jnen broeder aan, komt om , II. D. 18 zijn Charaétcr, II. D. 19. D. DanAë. Zie acrisius. Danaïden , (et' Gefchiedenis der) I. D. 33. Dans/en, eene oeffening der Grieken, I. D. 125. Darius beklimt den Perfifchen throon in de plaars van smirdis, I. D. 162. wordt vertoornd op de Grieken, L D. 167. Character van dien Vorst, I. D. 181. doet chari de mus om zijne rondborstigheid ombrengen , II. D 222. zijne Legerrnagt, II. D. 223. zijne vlugt, II. D. 251. Eene zaamenzweering tegen ' hem , II. D. 257. "hij wordt omgebragt, II. D. 258. Datames , (Bekwaamheden van , II. D. 53. brengt thius gevangen voor artaxerxes, II. D. 54, raakt in ongunst bij dien Vorst, II. D. 55. wordt door mithrjda- tes verraadelijk ver* moord, II. D. 56. Demaratus door c lsojienes afgezet, gaat na Perfie, I. D. 17c. zijne rondborstigheid, I. D. 1P8. Dr jan ira , vrouw van hek cu les I. D. '8. DBMET! IüS poliorcetis (Chan'Cter vai ; III. j . 17. Hf magtigt Athtne , III. f). 19. en Salamina, III. D 21. fluit een verdriii met de Rhodiers, III. 2?. z.'jne dartelheid en kwit-tzucht, III. D. 24 geeft ?üne vriendfch. p den Atheners wedcr.flaat ARCHiDAMUS, III. D. 26. i phalerius, (de Redenaar, III. D. 99. Democedes bezoekt de kusten v..n Griekenland, I. D 164. Di MOCRiTUS, (de Wijsgeer) belacht de waereld, I. D. 99. Demosthines komtmet zijne Vloot voor Syracufe, I. D. 295. befchuldigt nicias van traagheid , I. D. 296. flaagt ongelukkig in zijne onderneeming, I. D. 297. breekt met het Leger op, I. D. 298. (de Redenaar)  BLADWIJZER. Haar) overwint zijne kwalijk befpraaktbeid.II. D. 149. zijne overige bekwaamheden , II. D. 150. ftaat de Atheners jn hunne onderneemingen met zijnen raad bij, II. D. 151. dwarsboomt de oogmerken van philippus, II. 164. verklaart de vijandlijlce oogmerken van philippus, II. D. 181. beoordeelt zijnen vleijenden brief, II. D. 182. raadt de Atheners een bondgenootfchap met de Thebaanen, II. D. 186. haalt de Thebaanen ondanks de poogingen van PiTHONover,II. D. 188. hij vlugt in den Cheroneïfchen flag, IL D. 190. houdt eene Lijkreden over de gefneuvelden, II. D. 192. bezwijkt voor de gefchenken van harpalus , II. D. 333. zijn Dood en CharacT:er,III. D. 8. Dichters (de), zijn de oudfte Gefchiedfchrijvers der Grieken, L D. 31. Diodorus siculus een Geichiedfchrijver,III. D. 104. Diogenes (onderhoud tusfclaen) en alexander, II. D. 2ü. verdere bijzonderheden, II. D. 321. Dion werft een Leger, IH. D. 147. landt te~ Minoa III. D. 148. komt in Syracufe, III. D. 149. verlaat Syracufe, TIL 0.152. komt te rug, III. D. 153. zijn vergeeflijkheid , III. 154. hervindt zijn vrouw arete, III. D. 155. doet heraclides van hetleeven berooven,wordt vermoord, III. D. 150". zijn Charaöer, III. D. Dionysius halicarnassüs deScnrijver der Romeinfcbe Oudheden , III. D. log. ~—* de Oude, krijgt iri den zin Sicilië zich te onderwerpen, III. D. 114. flaagt in dit ontwerp, III. 116. maakt zich meester van Syracufe, III. D. 119. verfterkt zich, III. D. I2i. flaagt elendig in het belegeren van Herbefma, III. D. 122. laat een magtige voorraad . wapenen vervaardigen, III. D. 124. trouwe aristomache en doris, III. L). I25. i* is ongelukkig in zijne onneeming tegen de Carthagen, III. 127. zegepraalt eindelijk over hun Vloot III. D. 128. doet een aanval op Rbegium en verdelgt die Stad, IIL D. 130.' zijne wreedheid tegeri  BLADWIJZER. gen python , III. D. 132. TÜjne zucht voor de Dichtkunst, III. D. 132. wil voor den besten dichter gehoud n worder, III. D. 134. zijn DoodenCharacrer , IIF. D. 135. dionysius de %orise fttjgt ten throon , III. D. 138. dion overreedt hem ein deli)k om de lesten van plato te hooren , III D. 140 wordt tegen dion en plato opgezet . III. D. 142. verbant dion, III. D. 143. zoekt plato weder over te haaien om te rug te keeren, III. D. 146. wordt door dion geflagen, III. D 150. krijgt een nieu. wen aanflag op Syracufe in het hoofd, III. D 158. wordt Schoolmeester te Corinthe, III. D. 163. Diophytus verklaagd door philippus en verdeedigd door demosthenes, Ih D. 174. Doris, (htt Landfchap, en deszelfs Steden! I. D. 9. Dra co , deszelfs ftrengheid,!. D. 76. Dwingelanden , (de dertig") te Athene aangefteld , I. D. 327. houd en eenen ^ewapenden Lijfwagt, II. E. Pgina, (het Eiland) I. D. 18 Egos Potamos , (flag bij) I. D. 2*. Eleufis. ten Stad aan Ceres g heiligd, L D. 10. Eleufynfche Geheimen , (de norfprong der) I. D. 59. E'is, (Jier Landfchap) en '^zelfs Steden, I. D. 14. Empedc l:-S, (de Dichter) I. D. 330. Eolia, (de Volkplanting) en derzelver Steden , I. D. 22. Epaminondas. Zie pelopidas; zijn antwoord aan cleomjjrotus, II. D. 96. zijn flag te Leuclra, II D. 97. zijn groote vreugde, II D. ioi.komt voor de poort van Sparta, II. D. 107. neemt den hertred , II. D. ion", te regt gefteld voor het Volk, II. D. 107. tweeden aanllag op Sparta, II, D. 120. breekt weder op, II. '\ ïai. zijne zegepraal en krijg.«kunde in den flag te Mantinea, II. D. iaa. z'jn Dood en Character , II 0. 29. Ep;ctetus de Wijsgeer, Hl. D. 97. Epicurus, (Gevoelen* van)H. D. 324. Epi'  BLADWIJZER. Epirus, (Bergen, Rivieren en Steden van) I. D. 8. Eschines bewondert de deugd en welfpreekenheid Van demosthenes, II. D. 194. Eschylus Vader van het Treurfpel, I. D. 31. Etes. Zie jazon. Eteocles twist met poli nices over het bewind, I. D. 41. wordt belegerd in Thebe, komt in een tweegévegt om, I. D. 42. Etolie, (bet Landfchap) en deszelfs Steden, I. O. 9. Etoliers (de) worden 't magtigstvolk van Griekenland, III. D. 50. heimelijke vijanden der Romeinen, III. D. 77. door de Romeinen te ondergebragt, III. ü. 80. Eubea, (het Eiland) I. D. 16. Eumenes, ( verdiensten van) III. O. 4. zijn Charaóter, III. D. 15. Euripides , een Treurfpeldichter, I. D. 333. Eurotas ftigt Sparta, I. • l *• 45- Eurt bi a des wordt Veldheer der Lacedemoniers, I. D. 19-. Eurystheus, Koning van Mycene, vijand van hercules, I. O. 35. als ook van deszelfs afflammeliagens I. D. 38. Evagoras, Koning van Salamis, fpantzaamen met conon , II. I) 40. biedt den Perfen wederitand, vindt zich genoodzaakt den vrede te verzoeken , IL D. 50. zijn Charafler II. D. 5t. F. Pabricics verffmadthet goud van pyrrhus,III. D. 29. Feesten, (de) def Grieken,L D. 152. G. Q.aulen, (de) doen eenen ongelukkigen mval in Griekenland', III. D. 30. G e l o N^Beheerfcher vwSy. racufe. III. O. 11 r. zijne deugden, III. D. 112. Godsdienst der Grieken , I, D. 149. Godfpraken, ( le) der Grieken, I. D. 155. Grieken, (eerfte Godsdienst en Naamwisfeling der) £ D. 24. Griekenland, ( verdeeh'ng van) I, ü. 1. üe Lugtftreek en grond van hetzelve, I. l). 2 wordt een Romeinseh Wingewest , III. D. 00. Gylippüs. Zie NiciAS. H,  BLADWIJZ B Ri H. TJarfalus vlugt na x Athene, II. D. 302. Hector verflaat patroclus, I. D. 51. door achilles mishandeld, I. D.51. Helena. Zie paris. Heiepolis, (de) een Krijgsgcvaarte, III. D. 22, Hellen noemt Griekenland naar zijnen naam, I. D. 24. Heloten, (de) worden flaaven der Spartaanen, I. D. 55' Heracliden , (de) brengen eene groote omwenteling in Griekenland te weeg,I D. 54. Heraclitus, (de Wijsgeer) betreurt de waereld. I. D. 99. Hercules, (berigt aan gaande) en zijne twaal: werken, I. D. 35, 36. hf woont den togt der Argonanten bij, I. D. 37; er verbrandt zich zeiven, I T). 37. Hermione, Zie orestes. Herodotus , ( eer Grieksch Gefchiedfchrij' ver) I. D, 335. HESioDUs,eender Griekfche Dichteren, I. D. 96 Hesione. Zie paris. Hieró een groot vrienc UI. DEEL» vansiMONiDEs enpiN* da rus , Beheerfcher van Syracufe, III. D. 113. Hipparchus en hippias regeeren t'zaarren te Athene , I. D. 81. worden ontrust door de partij der Alcmeoniden, h a rMODiusen aristogiton, waardoor hipparchus aan zijn einde komt, I. D. 84. hippias verlaat Athene, I. D. 85. zoekt weder ten throon te ftijgen ; begeeft zich na art ap hernes, I. D. 88. Hippocrates, (de Geneesheer) in agting bij de Atheners, L D. 258. Histieus bevordert de zaak der Joniers, doch gevangen zijnde, wordt hij gekruist, I. D. 169. Homerus, (de geboorte- ■ tijd van) I. D. 90. zijne twee Dichtwerken, I. D. 91. Hypermnestra fpaart linceus, I. D. 34. J- ^tagt, (de) eene oefïèning J der Griekfche Jeugd , I. D. 125. ■ Jason trekt met de dap- perflen der Grieken na Cólcbos om etes te bel oorlogen , doch bekomt Si door  BLADWIJZER. door medea de fchatten van den Vorst zonder bloedftorting , I. D. 37. Icetas verraadt de Corïnthicrs ,111. D. iös. onthalst, Hl- D. 166. Jocasta. Zie oedipus. Jonia en derzelver Steden, L D. 22. Jonien, £Je opftand der) I. D. 165. zij vallen op «SVwYifa aan, maar wijken, I. D. J67. Iphicrates, (het groot Chara&er van) II D. t41, |s a d as? (moed van) II. D. 120. I schol as, (Dapperheid van) II. D. 105. Is pus, ide Redenaar) I. D. 343. Isocrates. (de Redenaar) L D. 341. zoekt philippus van züne oogmerken af te trekken, IJ. D. 17c. K. Jfrijgshtnde, (de) der *■ Grieken x L D. I42. L. laconia. (het Landfchap) en deszelfs Steden, 1. [fAIUS, zie oedipus. Lelex. eerfte Konngvan Laconia, I. D. 45. Lemnos, (het Eiland) I D Leonidas flaat de gefchenken van xerxes af, I. D. 192; fpoort zijne Soldaaten tot den flag bij Thermopyle aan, I. 193. Een Eereteken te zijner gedagtenis opgerigt, L D. 194. Leontidas neemt ismenius gevangen , II. D. 03. Lesbos, (het Eiland) h D. 18. Leuiïra, (flag te) II. D. 97. linceus. Zie hyper mnestr a. Lycurgus ftelt chariLAus voor als Koning van Sparta, I. D. 56. reist na Creta en verkeert met minos , I. D. 66. fraeedt het ontwerp zijner wetten, I. D. 6r. keert weder en hervormt de zeden der Spartaanen, I. D. 68. Lysander komt bij cyRus, I. D. 314. behaalt eenen voordeeligen Zeeflag op de Atheners, I. D. 315. rigt de adelregering op in de overwonne plaatzen, I. D. 316. behaalt den grootften roem, I. D. 329. geraakt in den haat van 't Volk, II. D. 13. zijne onderneeming tpgen agesilaus mislukt,  BLADWIJZER. lukt, II. D. 63. zijn Dood en Character, II. D. 69. Lysias, (de Redenaar) I. D. 342. Lysippus, een der uit- muntendfte Beeldhouwe- ren, II. D. 329. M. TUfacedonia, ( Rivieren , Voorgebergte en Steden van) I. D.; 91 4. Mania, (de Heldenmoed van) II. D. 57. zij wordt door mi di as haaren Zoon vermoord , II. D. 58. Mantinea, (flag te) II. D. 122. Marathon , (flag te) I. D. 175- Marceilus belegert Sy. racufe, III. D. 171. bemagtigt die Stad, III. D. 175- Mardonius raadt xerxes den Oorlog tegen de Grieken aan , I, D. 182. tragt aristides om te koopen, I. D. 213. wordt verflagen , I. D. 2có. Medea. Zie J a s o n. Megara, (het Landfchap) I. D. 10. Megara, (opftand te) I. D. 272. Menander, (de Blijfpeldichter) II. D. 326. Menelaus verliest zijne vrouw helena, wreekt zich door den Trojaan, fchen Oorlog , I. D". 47, 48. herkrijgt helena,!. D. 52. Metellus overwint de oproerige Acheërs, III. D. 87. Meton, een Starrekun- dige , II. D. 329Mesfenie, (het Landfchap) en deszelfs Steden, 1. D. Mild, een bekend Wor- ifelaar,I. D. 137. Miltiades behaalt veel roems in den flag van Ma> rathon, I. D. 177. raakt in ongenade bij het Volk, I. D. 178. Mummius belegert en overmeestert Corinthe, III. D. 88. Mufyk, (de) zeer b:mind door de Grieken, h D. 126. Mycale, (Zetflag bij} I. D. 2o3. Mïron, (de Beeldhouwer) I. D. 344. N. "Mabis, (de wreedheid va 1 den Spartaanfchen Dwingelsnd) III. D. 6j. Nicias, (daaden van) I. D. 271. zijne flaauwhartjgheid in de belegering N a vaa  B L A D W IJ Z E R. van Syracufe , I. D. 286 wurdt met gylippu, Krijgsgevangen , I. D 307. wordt ter doodftra veroordeeld, L D. -02. Nicocles, (de Regeering v.in) Koning van Salamis. zeer gelukkig , II. D. 52. O. Qedipus, Zoon van Jo Pasta, bij Schaapherders opgevoed. brengt bij toeval zijnen Vader l ai us om; raadt het Raadzel van de Sphinx ; trouwt ïocasta, en rukt bij de ontdekking dat zij zijne moeder is zijne oogen uit, I. D, 40, 41. Offerlkmde, (her doen van) bij de Grieken, I. D. 151. Olynthiaanen, ( de ) door de Spartaanen den Oorlog aangedaan, U. D. 83. O.lympiaden welk foort van eene tijdrekening , L D. 129. Qlïmpias bemagtigt Macedonië, haare wreedheid en ftraf. Hl. D. 16. Onomarchus biedt het hoofd aan ph.lippus en fneuvelt, H. D. 160. Oorlog tusfehen de Lacedemqniers en Mesfeniers over de fctiending van Spartaanfche maagden, ï. D. fl vyaar in de eerfte de zegepraal behouden, t ; D. 73. . Oorlog, (tweede) der Laas: demoniers met de Mc.femers, waarin zij weder de nederlaag bekomen, I. D. 73- (oorzaaken van den Perfifchen) onderzogt, I. D. (63. enz. ■=-* (de Sicilifcke) I. D. 272. Orestes trouwt hermione, wordt dezelve ontnomen door pyrrhus, dien hij ombrengt als OOk clytemnestra, I. D. 53. Orthrades brengt zich zei ven om, I. D. 70. P, paard, (het houten) der Trojaanen als een verdichtzel befchouwd , L D. 52. Palamedes wordt omgebragt, I. D. 49. Panathea, (Inftelling van 't Feest) f. D. 59. PAN^xiUSde Stoicyn. III. D. 95. Paris Zoon van priamus, wordt ten vondeling gelegd, komt ten hove, bezoekt zijne Moeij hesione en fchaakt helena, I. D. 46, 47. verflaat achilles , doch fneu-  BLADWIJZER. fneuvelt doorpfiiLOCTE- tes, I. D. 51- Parrhasius, (de Schilder) J. D. 344. Patroclus, (dapperheid en dood van) L D. Pausanias verovert Byzantium, I. D. 213. zoekt zijn Vaderland aan xerxes te verraaden, I. D. 214 ; komt om in den Tempel van neptunus, I. D. 218. Pelasgers, (de afkomst der) I. D. 24Peloponncfi'chc, (de) Oorlog door de Thebaanen begonnen, I. D. 25a. einde van dien Oorlog, I. D. 327. PELOPS VOlgt TANTALUS op; de Vader der Pclupiden, I. D. 35. Pelopidas en epaminondas twee boezemvrienden, II. D. 85. pelopidas komt te Thebe, II. D. 87. zij drijven de Spartaanen uit Thebe , IL D. 88. pel: zaait tweedragt tusfehen de /ltheners en Spartaanen, IL D. 90. zijn flag te Tegyra, II. D. 92. zijne handelingen aan het hof van Perfie , II.D.Iii.trektop tegen ptolomeus , wórdt door alexander van Pere gevangen genomen , II. D. 113. door epaminondas verlost, II. D. 115. trekt weder op tegen alexander, freuvelt, II. D. 117; Peloptnneft'-s, (Rivieren, Bergen , Landfchappen en Steden van) I. D. 12. Pericles -ziine B ek waafnheden, I. D. 233. zijne Spilzugt, L D. 234 ; hij verbant cimon, I. D. 235, berooft den areopaguS van zijne magt , I. D. 238. zijn kunstig Staatsbeftuur , I. D. 241. Hi) is voorzign'g in het voeren van den Oorlog, I. D. 24.^. raadt den Grielen ' den Peloponnefifchen Oorlog aan, I. D. 250; wordt eene geldboete opgelegd; verliest zijn Zoon, I. D. 258; zijn Dood en Chara&er, I. D. 261; Periander een Dwingeland en een der zeven wijzen, I. D. 44. Peripatetifchen, ( Gevoelens der) II. D. 324. . J „ Pèrfien, (eerfte tocht der) ondem a r d 0 n 1 u s flaagt ongelukkig, I. D. 170. zij ondemeemen een tweede tocht, I. D. 173de derde tocht der Perfen onder xerxes, I. D. 184. Perseüs verlost Andro- MESDA, I. D. 34. doodt zijnen Grootvader iCRiN 3 sius  B L A D W IJ Z E R. flüs.I. D. 35; rigt het Koningrijk van Mycene op, I. D. 35. PHiDiAsde Beeldhouwer, I- -P- 343. tot eene gevangenis veroordeeld , I. D. 250. Philippus verlaat Thebe en komt te Macedonië. II. D. 146. herftelt en hervormt de krijgstucht, II. •D- 147- bemagtigt Amphipolis en Potidea, II. D. 152. overwint Cnidos , waar hij veel fchats vindt, O. 153. geeft ARisToteles kennis van de geboorte van alexander, II. D. 155. verliest zijn één oog, II D. 160. ftaat de Thesfaliers bij tegen lycophron, II. D. 160. heeft de bemagtiging van Griekenland in het oog, II. D. 164. verkrijgt Olynthus door verraad , wordt dcor de Thebaanen te hulp geroepen ,11 D, 169. koopt de Ampbyciionen om, II. D. 172. eindigt den heiligen Oorlog , II. D. 173. beduit in Peloponnefus te rukken, II. L>. 176. wendt zijne wapenen na Thra. cte en voorts na Byzantium, II. D. 179. zoekt : de Atvtners door een brief te vreden te ftellen , IL *->• 181. flaat ongelukkig tegen de Trihatti, JJ. D. 183. flaat de Atheners den vrede voor, II. D. 184. wordt door de AmphycLionen tot Opperbevelhebber tegen de Ozolen benoemd, II. D. 184. overwint te C her ene a , II. D. 190. zijne uitzinnige vreugde, U. D. ipr. neemt den Perfifchen Krijgstogt voor, II. D. 196. zijn Dood en Cbaraéter, II. D. 199. Philippus de Jonge befchenkt de Acheërs met eene fterkte , III. D. 52. bemagtigt Therme, zijne hertred, III. D. 54. maakt vrede met de Etoliers,III. D. 56. neemt het kasteel te Isfui in , verwint de Etoliers, III. D. 58. verwoest het land van Elis, Hl. D. 59. belegert vrugteloos Pergamus , III. D. 66. neemt Cyas in , III. D. 67. bemagtigt Abydcs, zijr.e wreedheid aldaar, III. D, 68. Philoctetes verflaat paris, I. D. 51. Philojsielus fchendt den Tempel van a p o l l o en gebruikt deszelfs fchatten, II. D. löö.fneuvelt, II. D. \yj. Philopoemen, (Charafter van) III. D. 60. verflaat machanidas, HL D. 64. overwint naïis>  BLADWIJZER. bis, IN. D. 77. rukt in Spana en brengt hetzelve in het Acheesch Bondgenootfchap, zijne belangeloosheid - III. D. 78. zijn dood, III. D. 82. Phoceërs, (de Oorlog der) II. D. 155. Phocion, eenige trekken van zijn Character, II. D. 178. zegepraalt te Eubea, D. 179. dappere daaden van dien held, II. D. 183. herroept veele verbanne burgers, III. D. 9. zijn Dood en Character, III. D. ir. Phocis, (het Landfchap) en deszelfs Steden, I. D. 10. f— (de wallen van) geflegt, II. D. 172. Phoroneus poogt zijne onderdaanen te befchaaven, I. D. 32. Phryne, beroemd wegens haare fchoonheid, I. D. 11. Pindarus, een Lierdichter, I. D. 331. Pireus, (de wallen van) geflegt, I. D. 327. Pisistratus overweldigt het Kasteel der Atheners^ I. D. 79. in zeer veel gevaaren, I. D. 80. regeert eindelijk in vrede, I. D.. 82. Platea, (flag van) I. D. 205. »■ - ■ (dappere tegenweer der Stad), I. D. a6o. wordt eindelijk ingenomen , I. D. 267. Plato wint het vertrouwen van dionysius den Jongen, III. D. 141. vertrekt weder na Griekenland, zijne ongemeene nedrigheid, III. D. 144. komt weder bij dionysius, III. D. 146. doch vervalt weder in ongenade, III. D. 147. —— (de Hellingen van) n. d. 317. Plutarchus een der fchoonfte Griekfche Schri j. vers, III. D. 104. Polinices. Zie eteocles. Polybius, (de Gefchiedfchrijver) IDf. D. 102. Polycletes, (de Beeldhouwer) I. D. 328. Polycrates, (deD winglandij van) en deszelfs uiteinde, I. D. 83. Po rus. Zie alexander de Groote- Pretus. Zie acrisius. Priamus, Koning van Troye, \. D. 46. fneuvelt bij het inneemen dier Stad , I. D. 52. Protogenes, een beroemd Schilder, II. D.356. —— zijn zeggen tegen d e m e t r 1 u s en Op» perkunstftuk, III. D. 23.. Pyrrhus, Kon ing va n Epirus, neemt zijne toevlugt IN 4 tot  U l a d w ij Z e lU- wt demetrius , zijm bekwaamheden , III. d 27. zegeviert overDEME trius, III. D. 32. be legert Spana, III. D. 33 trekt op na Argos , III 34. zijn dood , III. d. 35- Pyrrho, (de Leer van; n. d. 335. Pythagoras, (deWrsgeer) III. D. 178. deszelfs ftelzel, III, d. 179. Q. Quintius,een Edelaartig Veldheer der Romeinen, geeft de Grieken hunne vrijheid weder, III d. 72. R. JPomeinen , (de) worden een ontzaglijk Volk voor Griekenland, III. D. 39. hitzen de Etoliers op tegen philippus , lil. d. 57. zenden den Atheners eene Vloot te hulpe, III. D. 69. zegepraalen op philippus en fchrijven hem vredesvoorwaarden voor, III. D. 71. fchenken den Grieken de vrijheid weder , III. d. 72.overwinnen den Dwingeland nabis, III. D. 76. worden ijverzugtig ! tegen het Acheesch Per* hond, III. D. 83 , verzwakken hetzelve op ee- ■ g^sjwjto S; Salamis, (het Eiland) h U< 18. — v.flag te) I. D. 199. Sappho, (de Dichteres I. D. 97. Saros, (het Eiland) I. D. >7- Schouwburg, (de) der G/fc- «■«. I. D. 140. Selafia, (flag te) III. D. . 47^ Seleuciden, (oorfprong der) &«7/e, (Ligging van) Hl. ic8. deszelfs lüchtftreek, III D. 109. de oudfte gelchiedenis van hetzelve duister, III. D. 110. Sicyon, (Het Koningrijk) i. Simonides, (de Dichter) I D. 97. Socrates, zijne Wijsbegeerte, II. D. 32. zijne deugd , II. D. 34. zijn voorgeeven omtrent den Genius , H. D. 35. wordt voor den wijs 1 en Mensch verklaard , II. D. 36. door aristo' ïhanis ten toon gefteld,  BLADWIJZER. field, H. D. 38. door melitus befchuldigd , II. D. 39. zijne verdediging en vernordeeling, II. D. 42. zijn dood , jJ. D. 47- Solon geeft den Atheners wetten, I. D. 77. verbat Athene , bezoekt cresus; de twisten bij zijne afwezenheid ontftaan, 78. fterft te Cyprus, 79. zijne wetten, 122. Sophocles, een Treurfpeldichter, I. D. 33a. Sparta, (fchikking van het Staatsbeftuur te) door lycurgus gemaakt, I. D. 101, Openbaare tafels te Sparta, I. D. 105. Spartaanen, (de jonge Dogters der) oeffenden zich in worstelen, enz. I. D. ïo6. mogten niet vroeg trouwen, I. D. 107. opvoeding van hunne kinderen, I. D. ic8. Beoordeeling hunner zeden, I. D. 110. Spelen, (de Isthmifche") I. D. 137- « (de Nemeifche') I. D. 137. •-— (de Olympifcbe') I. D. 128. en derzelvcr oefreningen, I. D. 129. enz. > (de Pythifche') I. D. I37. Stesichorus de uitvinder van het Lierdicht, I. D. 97, Stoicynen, (Gevoelens der) II. D. 223. Sybaris, bèrugt om deszelfs Zedenloosheid, III. D. 178. Sylla, belegert en vermeestert Athene , III. D. 90. Syracufe, (Ligging vai ) L D. 286 haare belegering, I. D. 287. de grootfte Stad op Sicilië, III. D. in. Syracufers geeven den Atheners een gevoeligen flag, LD. 295. — (de) zoeken hulp bij de Corinthiers, III. D158. T. Hfegyra, (Slag te)'II. D. 92. Tenedos, (het Eiland) L D. 17. Th al es, een der zeven wijzen, I. D- 98. Themistocles, zijne geneigdheid tot het Volk, I. D. 171. ruimt epicii)es uit den weg, I. D. 190, herroept aristides, I. D. 191. vermeerdert de Zeemagtder Atheners , I. D. 191 ; houdt eenen Zeeflag met de Perfen bij -Artemifa, I. D. 195. verfterkt Pireus , ï. D'. 211 j wordt Archont  B L A D W IJ Z E R. cbont door toedoen van aristides, I. D. 212. vlugt na den Koning admetus , L D. 219. vlugt na Perfie, I. D. 225. zijn Dood en Character, I. D. 229. Theodorus, ftaat op tegen dionysius, III. D. 128. Theramenes kant zich tegen de dertig dwingelanden, It. DT 4. fterft door vergif, II. D. 5. Thermopyle, (Slag bij) I. D. 191. Theseus ftijgt ten Throon; doet veele Krijgsbedrijven; verheft op ariadNe, I.D. 60, verliest dezelve; noodigtalle vreemdelingen te Athene, I. D, éi. maakt een nieuw Regeeringftelzel , en zoekt Eieuwe avontuuren op, I. D. 62. zijne rampen hij zijne terugkomst, I. D. 63. Thespis de uitvinder van het Treurfpel, I. D. 97. Thesfalie, (Ligging, Rivier, Bergen en Steden van) I. D.-5, 6. Thrasïbulus drijft de dertig dwingelanden uit, II. Ü. 10. wordt omgebragt, If. D. 79. ö 6 ' ———-—— verliest het bewind te Syracufe , III D. 114. THUCYDiDES,een Grieksch Gefchiedfchrijver, I. D. Thtirium , eene Atheenfche Volkplanting, III. D. 178. Timanthus, (de Schilder) I. D. 345, Timoleon, vermoord zijn Broeder uit Vaderlandsliefde, III. D. 159. neemt het bewind over de Co~ rinthifche hulpbende op zich, III. D. 160. ziine voorfpoed op Sicilië , III. D. 162. bevrijd Syracufe, III. D. 163. verflaat hamilcar, doet icetas het hoofd voor de voeten leggen, III. D. 166. flaat van allen gezag af, zijn Character ,' III. D. 167. Timotheus, (Krijgsbedrijven van) II. I). 91. zijn Character, II.D. 139. Tydperken , (de) der Gefchiedenis van Oud- Griekenland, I. D. 25. Tongvallen, (de onderfcheide) der Grieken, I. D. 54, Treurfpel, (het) bij de Grieken, I. D. 138. Trojaanen, (de oorfprong der) onderzogt, I. D. 45. derzelver Oorlog, I. D* 46. waaruit voortgefprooten, I. ü, 48. Tyndarus, Man van leda en Vader van clïtjsmnestra, I. D. 45. Tra,-  bladwijzer; TYB.TECS herftelt door zijne verfen den moed der Lacedemoniers, I, D. 74. V. Tferdeeling der Landerijen door lycurgus te Sparta te werk gefteld, Ld. 103. * •——— van alexan- der's bewind naa deszelfs dood, III. D. 4. — ( nieuwe ) van alexander's Rijk,III. d. 25. Vlies, (de togt ter bemagtiging van het Gulden) opgehelderd, I. D. 37. Volkplantingen der Grieken, L d. ai. W. JfjfT'dfprcekenheid , ( de ) een der hoogstgeagtfte kunsten in Griekenland, I. d. 127. X. en ocr at es , een Wijsgeer, vour zeer braaf gehouden , II. d. 32. Xenophon, zijn kloek¬ moedig befluit tot de aftogt der Grieken, II. d. 24. de moeilijkheden van dien togt, II, d, 26. ont. flaat zich door een list van het Opperbevelhebberfchap, II. d. 28. Xerxes fielt den Perfifchen Raad eene derde tocht tegen de Grieken voor, L D. 182. zijn gedrag omtrent artabanus, I. d. 183. zijne dwaasheid, I. D. 185, Laat twee bruggen over den Hellcfpont flaan, I. d. 187; vlugt uit Griekenland niet eene fterke lijfwagt, I. D. 202. , z. ^aleüc us, Wetgeever bij de Locriers, III. D. 182. Zamenzwcering der Grieken tegen Sparta, II. ü. 67. Zeuxis, (de Schilder) I. d. 344. Zeno, de Grondlegger der Sloïcynfche Wijsbegeer- te, II. d. 323. Zonsverduisteringe , (eene) in den Peloponnefifchen Oorlog, I. d. 255.