1731 é  01 123? «;..,« ■""■mimi 1232 5*1 e UB AMSTERDAM  WETBOEK VOOR DE BROEDERSCHAP DER VR.Y-M ETSELAARËN IN DE BATAAFSCHE REPUBLIEK* EN DE8.ZELTER ONDERHOORIGE COLONIËN Èn LANDEN.   CERTIFICAAT, gevoegd by het Authentiek Exemplaar deezes WETBOEKS, ter GROOTE LOGE berustende. Wy Ondergefchreevenen, uitmaakende de Commisfie, door de groote loge der Bataafsche republiek, en derzelver onderhoorige Colonien en Landen, in haare, Vergadering van 4 Juny 1797. benoemd, tot het ontwerpen en voordraagen van een Verbeterd Wetboek voor de Broederfchap der Vry-Metfelaaren , behoor ende. onder derzelver Groot - Meesterfchap ; ver klaar en, dat het hierna volgend Wetboek , by welgemelde Groote Loge, in derzelver Vergadering, gehouden in den Haage, den 27 Mey 1798. is goedge* keurd  k£urd en vastgejkld; bekrachtigende zulks ma onze eigenhandige onder teekening. In den Haage den 2? Mey 1798. (Get.) J. A. de MIST. HOLTROP. A. J. de SITTER, H. H. van HEES. P. BROUWER. IS. van TEYLINGEN. F. van MAANEN. J. WILLER,  De GROOTE LOGE der Bataaffche Republiek, en derzelver onderhoorige Coloniën en Landen, aan alle de Loges, en Broederen Vry - Metfelaaren, onder derzelver Opper-beftuur bcs hoorende, Kragt, Wysheid^ Heil, en Broederfchap!!! j, Zoodanig doch is het lot van alle menM fchelyke inflcilingen, offchoon met de besté i, oogmerken, en de ons toefchynende meesfr fi voldoende voorzorgen, beraamd, dat eerst „ de opvolgende ondervinding daarin de gebrén ken aanwyst, die het doorzicht der étrfli  | Inleiding. „ Wetgeevers ontvlooden varen. Maar ook „ verandering van tyden en ivisfeling van lot' „ gevallen maaken dikwerf eene verandering „ in de Wetten eener Maatfchappy noodzaak„ lyk; en zodanige verandering is niet allyd jj een bewys van derzelver cirfpronglyk ge~ „ brek, veelmin van de onbekwaamheid, cf mindere Staat- en Menfchen- kunde van „ hun, die ze ontwierpen. „ Veeleer mag men het eene dwaaling nos„ men in hun, die oudere wetten en vroegere „ inrichtingen ongunstig beoirdeelen, dat zy „ zich, by dit oirdeel, niet plaat/en in hetzelve tydvak, waarin die Wetgeevers leefden, en dan in aanmerking neemen alle de by„ zondere omftandigheden, die hen omring' „ den, den geest der Tyden, en Perfoonen, „ in, en voor welken zy hun Wetboek vervaar„ digden, en alle de klippen van volksvoor„ oirdeelen, by geloof offirydige belangen, die , < » zy  Inleiding. $ „ zy te myden hadden, en die hen niet altyd „ aan het beste, maar dihverf alleen aan „ het in dien tyd uitvoerlykfle, de voorkeur „ deed geeven." Zouden Wy, ter rechtvaardiging van de her* ziening, en verbetering van het wetboek Onzer broederschap, en ter afwending van een vermoeden van bedilzucht op den arbeid Onzer Voorgangeren, wel iets anders of meerder behoeven te zeggen, dan Onze Broederen- Rapporteurs ten deezen opzichte aan Ons voorhielden, toen Zy op den 27 December des afgeloopen Jaarp, by een omftandig Rapport en voorafgaande leiding, aan Ons verflag deden van derzelver verrigtingen en bedoelingen, by het fsmenftellen van het Hun, van Onzen twegen, a.. be\ aolen Ontwerp van een verbeterd Wetboek, en nit welke Inlci-  Inleiding, ding Wy de hier boven geplaatfte regelen voorde Onze overneemen ? Wy doen recht aan den yver en de kunde van hun, die, by de geboorte van het regelmaatig Opperbeftuur der Vry-Metr ièlary in deeze Landen, het voorig Wetboek pntwierpen, en vastftelden — maar ook Zy, dit vertrouwen Wy, zouden thands moeten billyken, dat Wy de gebreken, die eene ondervinding van veertig jaaren Ons daar in heeft doen kennen, hebben getragt te verbeteren, en dat Wy de wyze van beftuur, zo veel doenlyk, gefchikt hebben naar de denkbeelden, die nopens de beste inrigting van Maatfchappyen, en de regeling van derzelver gemeene belangen, thands het meeste worden toegejuicht. Wy zyn echter verre af, om aan Ons werk eene volmaaktheid toetefchryven, die aan alle menfchelyke inrigtingen geweigerd is: Dat Wy zelve, maar vooral, dat zy, die, uit het volgend geflacht, der Broederfchap zullen worden, ingelyfd, oplettend zyn, om uit de toepas-  Inleiding'. $ fing van deeze vernieuwde voorfchriften op de byzondere gevallen, die geen menfchelyk verftand vooraf bepaalen kan, te oirdeelen, in hoe verre Wy in Ons oogmerk van verbetering mogen zyn geflaagd, en in hoe verre Wy daar in, tegen Onzen wil, mogten gemist hebben! Dat zy dan dê bedenkingen, aan het hoofd deezes geplaatst, ook op Ons toepasfen! en ook aan Ons het recht laaten wedervaaren, dat Wy, doorgaands deuiterften willende myden, zodanige regelen van beduur hebben ontworpen, — aan de byzondere Loges van Nederland ter goedkeuring of verandering voorgcdraagen, en na wederingekomene bedenkingen van dezelve, agtervolgends een ryp en bedaard befluit, op heden hebben vastgefteld, by welke Wy op goede gronden mogen hoopen, dat het der Broederfchap in ons Vaderland zal wélgaan, en door welker agtervolging Wy Ons vleien, dat de byzondere Loges, en de onderfcheiden Leden derzelve,onder een gemaatigd en aan eeneMaatfchappy * 4 vas  8 Inleiding. van Broederen racfend Beduur, van het nuttig* en aangenaams Onzer Order een ongeftoord genot zullen kui.ncn fisttken: tcnvyl de re^dlilM der gemeene belangen, invoegen die aan Ons, ca meer byzor.der aan dedoorOr.s te b< noemen Hoogere Ambtenaaren, by dk Vernieuwd Wetboek is opgedragen , umfcoudend ral moeten uitmaaken den band van Vefeemgmg t»sfchen allen, en de waarbcr^e van ordfl efl nndergefchiktheid aan de Wetten, die de Br • ..'ovfchap zich zelve heeft voorgefèhreeven! Dt£ den Onze Nakomelingen en Op . ' i weder Onze gebreken verbeteren, en de inrig ' g en iiet beduur der VryMetfelary in Nederland, manl brengen mogen tot den hoogscmooglyken trap van volmaaktheid, voor welke eenige nuttige menfehelyke inftelling vatbaar zy! Maar, welke veranderingen de omwentelingen, die wy beleven, in de wyze van denken en in ijet beduur ?»q geheele Volken en grootere Mast-  Inleiding. <' 9 Maatfchappyen ook mogen aanbrengen — en welke veranderingen, tyds-omfhnuigheden en gepaste voorzigtigheid aan kleinere Maatfchappyen ook mogen aanraaden in derzelver huishoudlyke regeling intevoeren ; — het zedelyk oogmerk Onzer Order is onveranderlyk; bevordering van deugd en menschenliefde was vóór veele eeuwen reeds het loflyk doelwit haarer Inftelleren; dat doelwit is nog het Onze; en zal het blyven van alle Vry - Metfelaaren , over de oppervlakte des Aardbodems verfpreid, die door den woedenden ftroom van zedeloosheid niet ongelukkig worden medegefleept, en die de onverbasterde beginfelen der vroome Ontwerpers, en Verbeteraars Onzer aloude Broederfchap houden willen tot een rigtfnoer van hun zedelyk en burgerlyk gedrag! Wy misgunnen aan bekrompene verftanden niet, dat zy Ons het duizendmaal herhaald , en even zo veel maaien opgelost en svederlegd, verwyt der geheimhouding voorwer* 5 pen.  5° Inleiding. pen. De donkere eeuwen van onkunde en bygeloof maakten het Onzen Vaderen tot eenen noodzaakelyken pligt, hunne loflyke bedoelingen agter den fluier des geheims te verfchuilen, om niet eene prooi te worden van de woede van hun, die by de voortduring van het domme bygeloof, en drieste onkunde, en by het tegenwerken van alle middelen van befchaving en verlichting, hunne rekening meenden te vinden. En hoe zeer wel de tyden,die wy beleven,dlè voorzorgen minder fchynen te behoeven, zal echter de waare Menfchen- vriend , de echte Vry-Metfelaar, zich gelukkig achten, wanneer hy zyne deugdzaame bedoelingen aan de bedilzucht van onbevoegde, en veelal cnbefcheidene, beoirdeelaars onttrekken mag: Hy weet, dat twee uiterften dikwerf djzelfde uitwerkfelen hebben, en de ondervinding heeft hem doen zien, en betreuren, dat de leere, van zich boven alle voorcirdeelen ie moeten verheffen, by een graot deel des menschdoms te jam-  Inleiding. II jammerlyk misbruikt, en zo verre gedreven wordt, dat weldra onder dit voorwendfel alle banden van zedelyke deugden losgemaakt, en geen prys meer gefield zou worden op de volbrenging van de pligten, die wy aan het Opperwezen, aan de Maatfchappy, en aan Onszelven verfchuldigd zyn. De pogingen om tusfchen deeze uiterften den veiligen midden - weg te houden, kenmerken den waaren Vry-Metfelaar; hy Vergenoegt zich, wanneer hy die pogingen, hoe zper in ftike en onopgemerkt door hem in \ werk gefield , echter met goede gevolgen ziet bekroond, en hy verheugt zich, wanneer het getal van hun, die metgelyke loflyke oogmerken bezield, gelyke pogingen in alle deelen der wereld beproeven, alomme vermeerdert; wanneer deeze Menfchen - vrienden zich vereenigen, en door eene toetreding tot Onze- Order willen gebruik maaken van die middelen , die derzelver xnrigting, en de band van broederlyke famen- ftem-  12 Inleiding. ftemming tusfchen alle derzelver Leden ] meer dan eenig ander genootfchap aan de hand geeft. Maar zyn 'er echter dan nog zwakke geesten, die Onze bedoelingen, en Onze werken miskennen , en die Ons veroirdeelen, om dat Wy niet alles zeggen, en Onze famenkomsten fluiten voor hun, die niet verdienen, of niet begeeren Onze Broederen te worden: Dat zy tot Ons toetreden! Wy reiken de hand van broederfchap toe aan allen, die aan een Opperwezen gelooven, en deszelfs dienst eerbiedigen — die verdraagzaam zyn jegens alle menfchen: — Aan allen, die de Wetten van den Burgerftaat, onder welken zyleeven, gehoorzaamen, — die hunne pligten als Echtgenoot,Vader, Zoon, Broeder of Vriend getrouwlyk tragten te vervullen, — die door een eerlyk middel van beftaan de hunnen verzorgen, en daar by zoeken overtehouden, tot troost en onderftand van behoeftige natuurgenooten; — die alle twisten en partyfchappen haaten, en door een  Inleiding. 13 een vriendlyk tusfchenfpreeken dezelve tragten uit den weg te ruimen, daar, waar die reeds ongelukkiglyk mogten zyn uitgebarsten : — Aan allen, die prys {tellen op de beoeffening van allerlei deugden, en met Ons het geheele menschdom wenschten te vormen tot ée'n Huisgezin, Kinderen van éénen Vader!!! Dat zy tot Ons toetreden, die zich alzo gevoelen! Dat zy aan Ons, en Wy weder aan hun, behulpfaam zyn in het verbeteren van alle die onvolmaaktheden, die Ons te famen, ook met de beste voorneemens, als Menfchen aankleeven, en dat zy dan, maar ook niet eerder, hun oirdeel vellen over eene Order, die niet kan beoirdeeld worden, als door hun, die in dezelve behoorlyk zyn iflgelyfdJ Dan zullen zy zien, dat Onze Lo^es geenë Tempelen zyn voor Afgoden-dienaars, Ongodisten, of fcheurzieke Twistftookers, noch Plaatfen waar men aan de Ondeugd wierookt, maar ftille Verzamelingen van Menfchen-vrienden en Broe-  z+ Inleiding. Broederen, die, verre van 't gewoel, en wars van luidruchtige vermaaken, dan eens de dwaasheid der wereld belachen,dan eens derzelver verkeerdheden betreuren, maar die alle één en onveranderlyk doel hebben, om het nuttige met het aangenaame te paaren, en door betragting en aanpryzing van Deugd en Broeder-liefde, zichzelven, en, ware het mooglyk, het geheele Menschdom gelukkig te manken! Gylieden alle, die in den waaren geest Onzer Order zyt ingedrongen , - die den fchora der uiterlyke, en tot derzelver duurzaame inftandhouding noodige plegtigheden, van Onze waare bedoelingen hebt leeren onderfcheiden, en die met Ons wik medewerken tot uitbreiding en bevestiging van deloflykfteBroederfchap, die ooit aanweezig was, en die, hoe zeer miskend, vergooid, vervolgden verguisd, zich eeuwenlang heeft kunnen ftaande houden, - Gylieden zult de hoofdtrekken van eenen echten Vry.Metfelaar, hier  Inleiding* ig hier boven ter Uitnodiging van anderen ter neder gefteld, teffens houden voor eene herinnering aan die pligten, tot welker vervulling gy u plegtig hebt verbonden, toen Onze geheimen u wierden opengelegd. Welaan dan, Waaide Broederen! zweeren wy op nieuw aan deeze gelofte getrouw te zyn! Dat Ons onberispelyk en nuttig gedrag in de burgerlyke famenleving altyd de beste veraedigfïer zy Onzer Order! Dat Wy Onze Burger-Bejluurderen dringen, om Onze deugd te eerbiedigen, en Hen noodzaaken, om, ongevraagd, Ons te befchermen! En dit achten Wy genoeg ter vooraffpraak en inleiding tot het hierna volgend vernieuwd Wetboek, ter Groote Loge, op heden den ajMey deezes Jaars 1798, wettig vastgefteld. Wy zouden te kort doen aan het geen Wy Onzen Medebroederen verfchuldigd zyn, als Wy één ogenblik zouden twyfFelen aan derzelver wélwillendheid, om  16 Inleiding. om te gehoorzaamen aan Wetten, die zy zich zei ven gegeeven hebben. Wy allen doch zyn overtuigd, dat geene Maatfchappy zonderbehoorlyke regelen van Orde en Ondergefchiktheid kan beftaan. En het is dus ten overvloede, dat Wy, als aan welken de handhaving daarvan is aanbevolen, alle Loges, behoorende onder bet Grootmeesterfchap der Bataaffche Republiek, en derzelver onderhoorige Colonié'n en Landen, en alle byzondere Broederen Vry-Metfelaaren, binnen dezelve woonachtig, in naame der broederschap , gelasten, zich naar derzelver voorfchriften te gedragen , en niet toetelaaten, dat daar tegens iets itrydigs worde ondernomen. Op Ordre der Groote Loge voornoemd. in den Harge 27 Mey 1798. van wegens dezelve, (gétj Is. van Teylingen, GT. Mr. (gecontraft II. H. van Hees, Gr. Secr.  INHOUD. HOOFDST. I. Van de Groote Loge. Bladz. i. ■ Werkzaamheden der Groote Loge. 7. II, Van het Recht en de Plig- ten van den Groot-Meester, en de verdere Groot-Officieren. . . 14. III. Van de Verkiezing en Aan- ftelling van den GrootMeester, de Groot-Officieren en de verdere Beambten der Groote Loge. . 20. IV. Van het Conftitueeren der Loj>;es. . . . 16. V. Van de byzondere Loges, derzelver Beftuur en Leden. ■ ■ 32. ■ VI. Van het 'Ontvangen tot Broeder - Vry - Met'felaar. 44. — VII. Van het Vifiteeren, of Bezoeken der refpectiveLoges. ■ 48, BYLAGE: Reglement van Orde voor de Groote Loge. . . 53.   WETBOEK voorde BROEDERSCHAP der VRYE-METSELAAREN, inde BATAAFSCHE REPUBLIEK, en derzelver onderhoorige COLONIËN en LANDEN. EERSTE HOOFDSTUK. VAN DE GROOTE LOGE. Art. i. D= Groote Loge, behoorlyk geconvoceerd, is het Middenpunt van Vereeniging der gantfche Broederfchap in de Bataaffche Republiek, en der* zclver onderhoorige Coloniën en Landen. Art. i. Zy beftaat uit de Meesters en Opzieners van alle de geregelde Loges, wettig opgericht, ge- - - A con-  2 Eerfte Hoofdfak. conftitueerd en aangeteekend onder het GrootMeesterfchap deezer Landen; met den GrootMeester, deszelfs Gedeputeerden, en de Stemhebbende Groot • Officieren. Art. 3. De Meesters en Opzieners der byzondere Loges moeten voorzien zyn van een' behoorlyken Geloofsbrief, (waarvan het Formulier in de Bylage, onder Ietter A. is te vinden,) met het Cachet der Loge gezegeld, en door twee Leden, en den tydlyken Secretaris, onderteekend, zonder welken zy, als Leden, noch zitting, noch ftem hebben. Art. 4. Met en benevens den Groot-Meester en deszelfs Gedeputeerden, zyn Stemhebbende GrootOfficieren: De Groot-Opzieners, — de GrootThefaurier, — de Groot-Secretaris, — de GrootOrateur, ■— de Groot-Ceremoniemeester, — de Groot-Bouwmeester, — de Groot-Hofmeester, en voords alle geweezene Groot-Meesters, derzelver Gedeputeerden, en de Groot-Opzieners. Al-  Van de Groote Loge, 3 Allen moeten zyn effeclive Leden eener Loge; óf, aan de Algemeene Kasfe, jaarlyks, betaalen twee zilveren Ducatons. Art. $. In de Groote Loge worden als Vifiteurs toegelaaten: Alle Broeders Meesters-Vrye-Metfelaaren, mids voorzien van een Certificaat, onderteekend door den Meester en den Secretaris der Loge, tot welke zy behooren, of behoord hebben, houdende, dat dezelven in den Derden Graad zyn aangenoomen. Elke Loge moet zorgen, dat, in het Andwoord op den Brief van Befchryving, de naamen der bezoekende Broederen, effeclive Leden dier Loge, behoorlyk worden opgegeeven. Deeze laatften kunnen by alle deliberatiën en werkzaamheeden tegenwoordig zyn. Alle andere Vifiteurs moogen alleen by de inftallatie der Groot-OfÏÏcieren, de Redevoering, enden Disch adfifteeren. De voorafgaande kennisgeeving, om als Vifiteur te worden toegelaaten, moet uiterlyk agt dagen vóór het houden der Groote Loge ingekooA 2 men  '4 JSerJh Hoofd/luk.: men zyn; en alle onbekende Vifiteuren moeten, ten genoegen der Groot-Officieren, van bun Mees» terfchap doen blyken. , De Gedeputeerden en alle Vifiteuren betaalen by hunne entrée ieder ƒ5:-5:- Zonder voorafgegaane kennisgeeving wordt geen Vifiteur toegelaaten. De Vifiteurs hebben geene Stem,en moogen alleen met verlof van den Groot-Meester Ipreeken. De tydlyke Groot-Meester,zyn Gedeputeerde, en de Groot-Opzieners hebben elk het rechc om een' Broeder-Meester als Gast in de Groote Loge medetebrengen. Art. 6. De gewoone Groote Loge wordt jaarlyks gehouden in den Haage,op deneerftenPinkfterdag, op zoodanig uur en plaats als de Gedeputeerde Groot-Meester in den Brief van Befchryving bepaalt. Art. 7. • De tydlyke Groot-Meester heeft het recht,ora, bygewigtige Voorvallen, of wel tot het afdoen. a h van  Vati de Groote -Jbige. f Van Zaaken', die fpoëd vereifchen, welker bepaaling aan hem wordt overgelaaten, de Groote Loge buitengewoon te, doen,vergaderen; mids de Ppincten? waarover de Vergadering befchreeven wordt, in den Brief van Befchryving opgeevende. In eene buitengewoone Vergadering kunnen, noch moogen andere poinélen in deliberatie gebragt worden, dan die, waarover dezelve befchreeven is. Alle andere zaaken blyven uitgcfteld tot de gewoone Vergadering van Pinkfter. Art. 8. De Brief van Befchryving moet, ten minften zes weeken vóór den eerften Pinkfterdag, aan de refpedtive Loges worden verzonden. — Elke Loge is verpligt te zorgen dat het andwoord op den voornoemden Brief, en de kennisgeeving, hoe veele Gedeputeerden zy zal zenden,ten minfte agt dagen vóór het houden der Groote Loge ingekoomen zy. Art. 9. Leden en Vifiteurs, die na het bepaalde uur A 3 koo-  5 Eerjle Hoofdftuh koomen, betaalen drie guldens, ten behoeve der Algemeene Kasfe. Art. 10. De Groot - Officieren zyn omhangen met de Gouden Teekenen hunner refpective Bedieningen j gehegt aan een Licht-Blaauw lint, en draa» gen het Schootsvel der Groote Loge. Niemand buiten deezen is het geoirlofd Gouden Teekenen, noch de Licht-Blaauwe kleur te draagen. Art. n. De Meesters er Opzieners draagen de Tee* kenen hunner Bedieningen, en de Schootsvellen hunner refpective Loges. De Vifiteurs zyn alleen van een behoorlyk Schootsvel en Handfchoenen voorzien. Niemand mag eenig ander Teeken of Sieraad >n de Groote Loge draagen. VAN  Fm de Tferkzaatnkeden der Groote Loge. 1 VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GROOTE LOGE. Art, ia. Alle Zaaken, de Broederfchap in 't algemeen betreffende, en de Middelen, om den Bloei der Orde te bevoorderen, zyn de Onderwerpen der Beraadflagingen en Befluiten van de Groote Loi e. Art. 13. Alle Verfchillen, die onderling tusfchen Loges ontftaan, en in het minlyke niet kunnen worden vereffend, moeten voor de Groote Loge ter beflisfing gebragt worden. Art. 14. Van alle Uitfpraaken en Vonnisfen der refpedtive Loges, betreklyk de byzondere Leden, of derzelver onderlinge gefchillen, kan aan de Groote Loge geappelleerd worden; mids in gefchrifte en gemotiveerd. —» Het appél moet, door den Beklaagden, bin»en vier weeken, aan zyne Loge A 4 be-  8 Eerfte Boofdjiuk. : I bekend gemaakt, en binnen de dra-op volgende vier wecken aan den Gedeputeerden Groot-Meester ingezonden worden; doch by aldjen het houden der Groote Loge binnen deezen tyd inviel, zyn deeze beide termynen uiterlyk op agt dagen gefteld. — Na verloop van deeze beide termynen, refpeéHyelyk, kan geen bezwaar tegen eerdge Refolntie, of Vonnis, by wyze van appél, meer worden aangevoerd. De appellant van een vonnis van exclufie.blyft geduurende den tyd, dien zyn appèl is hangende, in zyn Lidmaatfchap gefuspendeerd. Art. 15. De Groote Loge heeft het recht van Exclufia en Bannisfement uit alle de Loges, onder haar Resfortbehoorende, en mag, om gewigtige rede» nen, de Conftitutie eener Loge intrekken. Art. 16. • / Van alle Vonnisfen en Uitfpraafcen der Groote Loge-, in cas van procedures voor haar hangende; als mede van alle Decifien over gewigtige ver-  Van de JVerhaamheden der Groote Loge. cfc Verfchillen, tusfchen Loge en Loge ontftaan, kan door den Gecondemneerden gekoomen worden in Revifie, mids dezelve zulks binnen vier weeken aan den Groot - Meester verzoeke en doe aanteekenen ; en, ten zyren koste, aan de refpeétive Leden,bezorge, Copiën van alle de Schriftuuren, daar toe dienende. De Revifie wordt alsdan op de eerstvolgende Groote Loge geprofequeerd. Art. 17.' Omtrent alle Poinclen, in den Brief van-Befchryving opgegeeven, wordt iedere Loge, van welke Gedeputeerden tegenwoordig zyn , gereekend drie(temmen .uittebrengen, en elk der (temhebbende Groot - Officieren ééne (tem;, doch omtrend alle andere Poindten , raauwlyk voorgefteld, en waaromtrend vooraf tot de onverwylde noodzaakelykheid beflooten is , worden de (temmen perfoons- wyze gereekend. In alle gevallen befiist de meerderheid der (temmen. A 5 Art.  IO JStrJIe Hocfdjluk. Art. 18. Geen Voorftel ter verandering van het Wetboek,noch tot het heffen van nieuweBelastingen, of Opbrengften, door de refpeétive Loges, ten behoeve der Groote Loge, te doen, mag raauwlyk tot conclufie gebragt worden;maar moet altyd een PoincT: van Befchryving zyn voor de volgende Groote Loge. Art. 19. Zoodanig Poinét in handen eener Commisfi» gefield zynde, ten einde hetzelve nader te onderzoeken en daarop te berichten ; wordt met het Rapport gehandeld, als omtrend den Voorflag zeiven by Art. 18. is bepaald. Art. 20. De Groot - Meester heeft eene beflisfende ftera, wanneer de ftemmen ftaaken. Art. 21. Wanneer by het bepaalen eener llraffe of correctie de ftemmen ftaaken, moet fteeds het zachtfte gevoelen gevolgd worden. —- Tot het uit-  Van de TVerkzaamheden der Groote Loge. II uitfluiten van een' Broeder, of het intrekken eener Conftitutie , by Art. 15. bedoeld, worden ten minften twee derden van de ftemmen der prefente Leden vereischt. Art. 22. De Groote Loge zorgt dat de Receptiën en Leerwyze in alle de Loges gelykformig zyn ; en dat de eerften met alle achtbaarheid, en op eene deezer plegtigheid betiamende wyze, gefchieden, naar zoodanige Voorfchriften , als zy der reipective Loges heeft gegeeven. Art. 23. De Rang en Zitting der refpecKve Loges in de Groote Loge , en onderling, zyn bepaald en loopen af naar den Datum der Conftitutiën of der Ratificatiën, refpeéHvelyk verleend by den GrootMeester deezer Landen ; en naar de Nummers derzelven. — De tour der Nieuwgeconftitueerde Loges gaat voor de eerftemaal voorby. Die der abfente Loges koomt in geene aanmerking. . \ Art,  li Eerjle Hoofdfluk. Art. 24. De Groote Loge zendt, jaarlyks, aan de reIpeftive Loges , het Extraét haarer Notulen, nevens eene Tabelle van alle de wettig-geconftitueerde Loges onder haar Resfort; — van de Naaraen en Woonplaatzen des Groot-Meesters des Gedeputeerden Groot-Meesters, — en der verdere Groot-Officieren. — Iedere Loge betaalt voor die Tabelle ƒ1: 10. — Art. 25. In de Groote Loge gefchiedt geene Receptiatot Broeder - Vry - Metzelaar. Art. 26. De Groote Loge zorgt, dat by haaren Klerk te' krygen zyn Certifkaaten , met haar Zegel en Zinfpreuk bekrachtigd , en door haaren GrootSecretaris geteekend; ten gebruike, alsinArtt.gr. en 10/. wordt bepaald. Voor ieder Certificaat wordt aan den GrootSecretaris , ten behoeve der Algemeene Kasfe," betaald ƒ 1: — Art.  Van de Werkzaamheden der Groote Loge. %% Art. 27. De Groote Loge zendt, zoo dikwerf zy zulks noodig acht, Deputatiën of Cornmisfiën aan de fefpe&ive Loges, welken dezelven , volgends Art. 113. met alle eerbewyzingen moeten onsvangen. TWEE  14 Tweede HoofdfiiL TWEEDE HOOFDSTUK. VAN HET RECHTEN DEPLIGTEN VAN DEN GROOT-MEESTER, EN DE VERDERE GROOTOFFICIEREN. Art. 28. Groot-Meester en zyn Gedeputeerde hebben alle Aanfpraak op het Vertrouwen en de Achting der Broederen. Art. 29. Zy zyn verpligt, de Eere en den Luister der Orde te handhaaven en te bevoorderen, en Eendragt, Vrede en Liefde onder de Broeders aantekweeken. Art. 30. Zy moeten, zo veel mooglyk , eene goede Correspondentie onderhouden , en doen onderhouden, met alle de Loges, waarmede de Groote Loge in de Bataaffche Republiek in Verbond Haat, of ftaat te koomen. Art.  VanhetRechten dePligten pan den Groot-Meester,enz.\5 Art. 31. Zy moeten de Wetten, Reglementen en Refolutiën der Groote Loge, met alle het gezach, aan hunne hooge posten verknogt, handhaaven, en, zonder aanzien van perzoonen en qualiteiten, doen uitvoeren. Art. 32. De Groot-Meester heeft het recht tot de Benoeming en Aanftelling van een' Gedeputeerden Groot-Meester; omme, in de Volkplantingen van dit Gemeenebest, de daar zynde Loges te beftnuren, en anderen opterichten; doch is gehouden in de eerstkoomende Groote Loge kennis te geeven van de benoeming en aanftelling van zoodanigen Gedeputeerden Groot - Meester, en van de Infiructie voor denzelven; van welke Inftruétie altyd een ingrediënt moet zyn het correspondeeren met, en het jaarlyks aan de Groote-Loge overzenden van de contributiën en berichten der aldaar gevestigde Loges. Art. 33. D* Groot-Meester heeft het recht om Confti- tu-  16 Tvfusdg Hoofdfluh ; , -, tutiën te geeven tot het oprichten van Loges, eli om ook zoodanige Conftitutiën , als by andere Groote Loges verkreegen zyn, te ratificeeren5 mids in deezen refpeflivelyk zich gedraagende mar het bepaalde by Hoofdft. IV. Art. 34. De Groot-Meester heeft het recht, om, uit de- Kasfe der Groote Loge , aan arme en behoeftige Broederen , zoodanig eenen onderftand te doen , als hy oordeelt met derzelver omftandigheden te ftrooken j en moet daarvan door den Groot-Thefaurier gefpecificeerde aanteekening gehouden , en van dezelve, op de eerstvolgende Groote Loge, opening gegeeven worden aan de Meesters der drie als dan eerstftemmende Loges, 01:der geheimhouding van hunne zyde. Art. 35. De Groot-Meester en zyn Gedeputeerde moeten zorgen dat alle de Groot-Officieren hunne Bosten en Phgten behoorlyk waarneemen; zy kunnen aan dezelven zoodanige bevelen geeven, als zy nuttig en apodzaaklyk oordeelen; en yifie van Kas-  fait haRecht en dePligten van den Groot-Meester,enz. I f Kasfe en Boeken neenien, zoo meenigrnaalen zy zulks noodig vinden* Art. 36. De Groot-Meester en deszelfs Gedeputeerde: zulten de Loges, onder derzelver Groot-Meesterfchap resforteerende , zoo dikwerf mooglyl? , bezoeken, en wél toezien of in alles overeen» komftig de Wetten der Groote Loge gedaan en gehandeld worde. — Zy hebben, 't zy dezelven alléén, of wel verzeld zyn van de GrootOpzieners , het recht van praïlldeeren in iedere byzondere Loge, en worden in dezelven, volgena Art. 112. met alle ëerbewyzingen ontvangen. Art. 37. De Groot-Meester kan , ten 'allen tyde, de ingekoomene Berichten en Verzoeken der Broederen verwyzen aan zyn' Gedeputeerden, welke, na dat eene en anderen in Gefchrifte by hem ontvangen zyn, daarvan, zonder vervvyl, Voofdragt en Bericht aan den Groot-Meester nloet doen. E VAN  • i8 Tweede Hoofd/luk. VAN DE OVERIGE GROOTOFFICIEREN. Art. 38. De Groot - Opzieners zyn verpligt, de Wetten en Reglementen der Groote Loge naartekomen, en dezelven, voor zoo veel in hun zy, ook te doen naarkoomen. — Zy moeten, in de Groote Loge, byzonder acht geeven op het gedrag der Broederen, en den Groot - Meester of zyn' Gedeputeerden waarfchuwen , indien zy verzuim of overtreedingen bemerken. Art. 39. De Groot-Opzieners moeten, met den GrootHofmeester, zorgen voor alle het benoodigde op den dag der Groote Loge, ingevolge der Inftruétie, door hen, van den Groot - Meester, of van zynen Gedeputeerden, te ontvangen. Zy moeten het benoodigd getal van gefchikte Dienende Broederen, en van Wagters, binnen en buiten de Deuren der Groote Loge in tyds benoemen.  P'ün kitRcckt eti dêPligtén pasulén Groot-Meët!eriênz.\Q Art. 40. De Groot - Thefaurier, Groot - Secretaris , Groot - Ceremoniemeester , Groot - Bouwmeester , en Groot«Hofmeester worden aango field op zoodanige Inftructiën als in den tyd Voor dezelven,refpeétivelyk,noodig geoordeeld zullen Worden. Art. 41 > De Groot-Officieren vergaderen, zoo dikwerf Zy zulks noodig oordeelen, om te beflisfen of'er zaaken zyn, die eene te famenroeping der Groote Loge vereisfchen , en om de zoodanigen, als in dezelve voorgedraagen moeten worden , in de behoorlyke orde te brengen. Zy moeten zorgen dat altyd en in alles de noodige fpaarzaamheid betracht worde, en dat de kosten hunner byeenkoomften, in één jaar, niet boven de ƒ100ibeloopen, Ba DËPv  20 Derde Hoofjfluk. DERDE HOOFDSTUK» VAN DE VERKIEZING EN AANSTELLING VAN DEN GROOTMEESTER, DE GROOT-OFFICIEREN, EN DE VERDERE BEAMBTEN DER GROOTE LOGE. Art. 42. Alle Posten en Bedieningen van de Groote Loge worden, naar den aart der Orde , Hechts voor één Jaar aan eenig' Broeder opgedraagen; nogthands zyn dezelfde Broeders voor een volgend Jaar weder verkiesbaar; echter niet langer dan geduurende zes achter-een-volgende Jaaren, wanneer geen hunner meer verkiesbaar zal weezen , dan na een' rust-tyd van twee Jaaren; tenzy twee derden der tegenwoordig zynde Leden, ten beste der Broederfchap, alsdan oordeelen, dat deeze Jaadte bepaaling niet behoore te werken. Art.  Verkiezing enjfanftelling van den Groot-Meesier 3 enz.Zl: Art. 43. Alle Bevoordelingen onder de Broederfchap zyn alleen gegrond op weezenlyke waardy en perfoonlyke verdienften. — Uitfteekende bekwaamheid en ervaarnis zyn de eenige aanbeveelingen ter benoeming tot de Posten van GrootMeester en van Groot - Officier. Art. 44. Geene keus gefchiedt dan uit de tegenwoordig zynde Broederen. Art. 45. Tot het kiezen zyn gerechtigd, allen, die in, Artt. 2 en 4. zyn opgeteld. De ftemmen van de. Gedeputeerden der Loges worden daarby hoofdlyk gereekend. Art. 46. Elk hunner fielt op een Billet, door hem onderteekend, den Naam des Broeders, dien hy tot Groot-Meester verkiest, en fteekt het Billet vervolgends in eene daartoe gefielde Busfe. De ondergeteekende Naamen worden echter B 3 niet  i'a" Derdê Heofjftuk. niet mede opgeleezen, en dienen alleen om opkoomende duisterheden en bedenkingen te fpoediger te kunnen ophelderen en uit den weg ruimen. Daadlyk na de gedaane verkiezing worden de Sterabilletten verbrand. Art. 47. De Stembilletten worden door denGroot- Orateur geopend, en met luider (temme voorgeleezen, en de geflemde Broeders, door den GrootSecretaris, of, by deszelfs afvveezendheid, door pen* der andere Groot - Officieren , met behulp van den Meester der in rang eerstzittende Loge, naauwkeurig aangeteekend ; de Stemlysten opgemaakt, en den Gedeputeerden Groot-Meester iq handen gefield. Art. 48. Die de volflrekte meerderheid der ftemmen heeft, is tot Groot-Meester verkooren. Art. 49- Wanneer 'er geene volflrekte meerderheid is, heeft eene tweede (lemming plaats over de drie Broe*  VerkiezingenAanfleUingvan denGrooi-Meester3enz.1% Broeders, die de meeste ftemmen hebben ; en wanneer het alsdan blyke, dat 'er weder geene volflrekte meerderheid zy, wordt, by de derde flemming, alléén geflemd over de twee Broeders, welken , by de tweede flemming, de meeste ftemmen hebbenj en zal, in alle gevallen, daar de ftemmen ftaaken, het lot beflisfen. Art. 50. De Procesfie volgt na het verkiezen van den Groot - Meester. De Groot-Ceremoniemeester regelt den rang en de orde dier plegtigheid. Na dat de Procesfie geëindigd en een ieder weder gezeten is, ftaat de Groot-Meester op, begroet de Broeders en dankt dezelven voor het vertrouwen, geduurende zyn Groot-Meesterfchap, van hun genooten, — De Gedeputeerde GrootMeester, of, — indien dees-zelf de verkoozene zy, — de Eerde Groot-Opziener, roept daarop den Nieuwen Groot-Meester uit, welke, na de belofte van getrouwheid aan de Wet, in zyne handen te hebben afgelegd, met alle Eereteekenen wordt ingehuldigd. B 4 Art.  2 4 Derde Heofdfiuk, Art. 51, De Nieuwe Groot-Meester benoemt, hierop, zynen Gedeputeerden Groot - Meester, en den Groot - Thefaurier. Art. 52, De Groot-Meester geeft voor iederen Post van Groot-Officier, in Art. 4 opgeteld, eene Nominatie van drie Broeders, uit de tegenwoordig zynde Leden, omme, door de Hemmende Leden, uit dezelven, éénen te doen verkiezen, op gelyke Wyze als in Art. 49. is opgegeevën, Art. 53- De Groot-Meester kan , tot hulp van den Groot-Secretaris, een' tweeden Groot-Secretaris benoemen en aanftellen. — De laatfte heeft, in de Groote Loge, zitting, doch geene ftem. Art. 54. De Pkgtigheid van Verkiezing en Inhuldiging wordt beflooten met de tweede Procesfie; waarna de Groot - Meester de Broederfchap voor derzelver pp hem gevallene keuze bedankt. Art.  Verkiezingen Aan'fit Hing van den Gtoot"Meesier} enz.Z$ ■ Art. 55. By fterfgeval, ziekte, afweezendheid, of ontflag van den Groot-Meester, bekleedt de Gedeputeerde Groot-Meester altyd de plaats des Groot-Meesters; en wel, in het eerfte geval, tot de Ordinaris Groote Loge vanPinkfter, wanneer de nieuwe Verkiezing gefchiedt. — De Eerfte Groot - Opziener bekleedt in zulk geval de plaats van den Gedeputeerden Groot-Meester; en de Tweede Groot-Opziener die van den Eerften. Het ftaat den Gedeputeerden Groot-Meester vry, om, in dit geval, uit de Meesters der Loges, éénen te kiezen, terprovifioneele vervulling van den post van Tweeden Groot-Opziener. Art. 56. De afgetreedene Groot-Meester, en zyn Gedeputeerde behouden hunne Schootsvellen. B 5 ■ VIER-  «6 Vierde tkofdjluh VIERDE HOOFDSTUK. VAN HET CONSTITUEEREN DER LOGES. Art. 57. De Groote Loge erkent voor Wettige Loges, onder haar Gebied, alléén die, welken derzelver Brieven van Conflitutie van haar verkreegen , of door haar hebben doen ratificeeren. Zy houdt voor onwettig, en verklaart ftraf baar, alkandere Vergaderingen van Broeders , en verbiedt uitdruklyk aan alle Broeders Vrye-Metfelaaren, om eenige Maeonnifche betrekking of omgang met de zoodanigen te houden , of wel derzelver byeenkoomften bytewoonen , op ffrafte van als wederfpannigen te zullen worden gehandeld. Art. 58. Alle Verzoekfchrifcen tot het verkrygen van Brieven van Conflitutie, of van Ratificatie, worden geaddresfeerd aan den Groot-Meester. Art.  Van het Conftitaeeren der Logvs. 27 Art. 59. Waar geene Loge gevestigd is, kunnen zeven Broeders eene Conftitutie verkrygen, mids drie derzelven Meesters - Vrye • Metfelaaren zyn. — • Zy moeten daarvoor aan de Algemeene Kasfe betaalen tien Dukaaten. Op Plaatfen , alwaar reeds eene Loge is opgericht , wordt geene Conftitutie verleend, dan aan tien Broeders , en tegen betaaling van dertig Dukaaten: ook drie dier Broeders moeten zyn Meesters - Vrye* Metfelaaren. Met opzicht tot het doen van Ratificatiën van reeds elders verkreegene Conftitutiën, moet worden in het oog gehouden, dat de BroedersVerzoekers nog binnen het Jaar op hunne oude Conftitutie gewerkt hebben ; — dat derzelver Loge nog in tien Broeders , effeétive Leden, beftaa ; en dat hun gedrag onberisplyk zy. — Aan de Algemeene Kasfe wordt voor eene zoodanige Ratificatie betaald tien Dukaaten. Art. 60. Indien de Broeders-Verzoekers eener Conftitutie,  28 Vhriê Hoofdfluk. tic, of Ratificatie, in eene Stad of Plaats woonen, in welke, of wel in den omtrek van drie uuren van welke, reeds ééne of meer Loges gevestigd zyn, moet de Groot - Meester , alvoorends het Verzoek toeteftaan, zich door voornoemde Loges doen verzekeren, dat deeze Broeders ten goeden naarae en faame ftaan; en dat het oprichten eener Zuster-Loge hinder noch nadeel toebrenge noch aan de gefteldheid, noch aan den bloei en dc werkzaamheden der refpeclive Loges, in zoodanige Stad of Plaats reeds gevestigd. Art. 61. Wanneer eene wettig-gevestigde Loge zich verzet tegen het verleenen eener Nieuwe Conftitutie, of eener Ratificatie, kan de Groot-Meester die niet geeven; maar is gehouden, het zelve ter kennisfe en beflisfing te brengen der eerstvolgende Groote Loge. - De Broeders, die zich bezwaard vinden wegens de weigering eener Conftitutie, moeten zich deswege ook by de Groote Loge, aanmelden. Art,  Van het Conjlïtueeren der Loges. 29 Art. 62. Broeders, die eene Conftitutie verkrygen , onderwerpen zich daardoor aan alle de Wetten en Reglementen der Groote Loge . van welke aan hun een exemplaar, ten hunnen koste, by de verkreegene Conftitutie wordt gegeeven. Art. 63. De Groot-Meester kan ook Militaire ambulants Loges conftitueeren , mids zulks gefchiede zoo als by Art. 60. omtrend andere Loges bepaald is. Art. 64. De Militaire ambulante Loges zyn, even als de andere Loges, onderworpen aan de Wetten en Reglementen der Groote Loge, en genieten dezelfde voorrechten. Zy moogen geene andere, dan Militaire Perfoonen ontvangen, tenzy 'er in de Stad of Plaats , of wel in drie uuren in den omtrek derzelven, alwaar zy werken, geene werkende Loge aanweezig zy. Art. 65. De Dagteekeningen van de Aften van Confti- tu-  < SO Vkrdè Hoofdjhih .. . tutie, of van Ratificatie, refpeéthtelyk verleend by den Groot-Meester deezer Landen, regelen den rang der Loges. Art. 66. De Conftitutie eener Loge vervalt, zoo dra zy tot onder zeven Leden vermindert; en is eene zoodanige Loge in zulk een geval gehouden, haare Conftitutie aan den Groot-Meester weder te overhandigen. — Zy kan dezelve echter, voor niet, terug krygen, zoo dra het getal haarer Leden weder tot zeven is aangegroeid; doch zal in zoodanig geval, in rang volgen op de jongst* geconftitueerde Loge. Art. 67. Elke Loge, die kennis draagt van het daarzyn van eene of meer Loges, of Byeenkoomften, welken tot het getal der wettig gevestigden niet behooren, of aan welker Conftitutie zy twyfelt, moet daarvan daadlyk kennis geeven aan den Gedeputeerden Groot-Meester , en aan haare Zuster-Loges, zich bevindende in dezelfde Stad ■of Plaats, of in den omtrek van drie uuren van  Van het Conflitueeren der Loges. 31 dezelven; en ook aan haare Leden allen omgang met de zoodanigen verbieden. Art. 68. Elke Nieuwe Loge wordt door den Groot* Meester, verzeld van zynen Gedeputeerden, van de twee Groot - Opzieners , en van den GrootSecretaris , geconftitueerd. De Groot-Meester kan echter , op deszelfs fchriftlyke qualificatie , zulks doen verrichten door andere des kundige Broeders, waartoe hy by voorkeuze zal moeten noemen een' der Meesters van de Loges in zoodanige Stad, of Plaats, of in den omtrek van dezelven, in drie uuren in het ronde. VYF-  32 Vyfde Hoofajhh VYFDE HOOFDSTUK, VAN DE BYZONDERELOGES; DERZELVER BESTUUR, EN LEDEN. Art. 69. Eene Loge kan eerst wettig werken, wanneer zy door of van wege den Groot-Meester is geconfirmeerd en geïnftalleerd, of haare Conftitutie heeft doen ratificeeren. Art. 10. Elke Loge moet, zoo dra haar iets ter kennisfe koomt, raakende de Orde in 'c alge* meen, of hetgene van belang is voor de Groote Loge in 't byzonder, zulks daadlyk ter kennisfe van de Groote Loge, of van den GrootMeester brengen. Elk Broeder Meester-VryMetfelaar heeft hetzelfde recht, en ligt ook onder dezelfde verpligting ; mids zich eerst aan zyne Loge addresfeereade, en by weigering van dee-  deeze, om zulks der Groote Loge medetedeelen, aan deri Groot-Meestér zeiven. Art. 71. Elke Loge moet, jaarlyks, by bet bëandwoörden van den Brief van Befchryving voor de Groote Loge van Pinkftér, aan dezelve toezenden eene Tabelle , inhoudende , haaren naam, de plaats waar, den dag en het uur, wanneer zy vergadert; de kleur, die zy draagt; de naamtn haarer Officieren en Leden , naar rang en graad; en die haarer niemv-aangenomene Leden, federd den eerften April van het voorige, tot den eerften April van hetloopende, Jaar, nevens derzei ver gr«^/; omme daaruit door den Groot-Secretaris het Register der refpeclive Loges te doen opmaa* ken. Art 72. Elke Loge, die eenige Klagt, Vraag, of Verzoek aan de Groote Loge te doen heeft, en dezelve tot een Poindt van Befchryving verlangt gemaakt te hebben ? is verpligt, die, ten minden «fe, ' ^ maan*  34 VyftU Hoofdfiuk* maanden vóór het houden der Groote Loge, aan den Gedeputeerden Groot-Meester intezenden. Art. 73- Tot goedmaakinge derKos'en van de Groote Loge en ter inftandboudinge der Broederfchap, betaalt elke Loge, jaarlyks, voor of op de gawoone Groote Loge van Pinkfter, aan den GrootThefaurier: 1. Voor gewoon Support. . ƒ10: — :•— 2. Voor elk Lid haarer Loge. * —: 10: — 3. Voor elk' Nieuw-aangenomen' Leerling, federd den eerjlen April van het voorige, tot den eerjlen April van het kopende , Jaar. . . . <*— 3:— : — Van deeze laatllen wordt, voor het Jaar hunner aanneeming, de gewoone Contributie, by 2. gemeld, niet betaald. Vóór den eerjlen Mey van elk Jaar moet de Meester van elke Loge, op zyne verandwoordlykheid, aan den Groot-Thefaurier inzenden een Certificaat, houdende het getal van de  lran de byzondere Loges; derzelver Beftaur, en Leden. 35 de Leden zyner Loge, en van de Receptiën tot Leerlingi federdden eerften April van het voortge, tot den eerften April van het hopende, Jaar^ in zyne Loge gedaan: welk Certificaat door den Meester, de twee Opzieners, en den Secretaris van elke Loge wordt onderteekend in manieré als in de Bylage, onder letter B. te zien is. Art. 74, Elke Loge , die, of ophoudt te werken, of vervallen is, moet, onmidlyk na haar ophouden, haare Nötulcn , behoorlyk verzegeld, aan deri Gedeputeerden Groot - Meester doen toekoomen; -omme by de Arcliiveri der Groote Loge bewaard te worden. De Broeders, die zoodanige Loge Uitgemaakt hebben , zyn verpligt te zorgen dat dit gefchiëde'. Zodra zulk eene Loge weder wettig kan werken, volgends Art. 66. kan zy die Notulen alzd verzegeld terug bekoomen. Art. 75. Elke Loge maakt vóór haar Huishoudiyk èfi Financieel Betluur, zoodanige Reglementen 'èrï C 2 By'-J  $6 Vrfde Hoofdflith. By-vvetten als zy nuttig en noodig oordeelt; en zorgt dat dezelven in geenen deele aanloopen, noch tegen eenige van de Wetten en Reglementen der Groo:e Loge, noch tegen den aart en het wezen der Order; in welke gevallen, refpeclivelyk, de voorsz. Reglementen en By-wetten van zeiven geene verbindende kragt hebben. Art. 76. Alle Posten en Bedieningen zyn ook in elke byzondere Loge , jaarlyks, herroeplyk ; doch kunnen dezelfde Leden tot eene verdere waarneeming derzelven weder verkoozen worden. — Elke Loge bepaalt het getal van haare Beambten, en evenredigt het aan dat van haare Leden. Art. 77. Het veranderen van Officieren gefchiedt op of omtrent den dag van St. Jan Baptist. Elke Loge viert alsdan dien Feestdag der Broederfchap. Art. 78. Alle Befluiteti der Loges, de algemeene Vry- Met-'  Van de byzondere Loges ; derzelver Beftitur, en Leden. 37 Metfelaary deezer Landen betreffende , worden by meerderheid van ftemmen genomen. Art. 79. By afweezigheid, ontflag, ziekte, offterfgeval van den Meester eener Loge, bekleedt de Gedeputeerde , of Gefubftitueerde Meester, of, by gebreke van deezen, de Eerfte Opziener de plaats des Meesters, tot aan de naastkoomende Verkiezing; al ware 't zelf dat een of meer der Broeders effeélive Leden eener zoodanige Loge, te voren Meester derzelve waren geweest. Art. 80. De Meester, in 't byzonder, moet waaken, dat de algemeene Wetten en Reglementen der Groote Loge naargekoomen, en in zyne Loge geene Befluiten genomen worden , daar tegen flrydig. Indien dit, zyns ondanks, gefchiede, moet hy daarvan terflond kennis geeven aan den Gedeputeerden Groot-Meester. Art. 81. De Meester moet, geduurende de Tafel-Loge, dezelfde ordre doen onderhouden, die by ds C 3 «i«  3'3 VyfJe Hofciftuk. andere Werkzaamheden plaats heeft, en, in gevalle van de minfte ftoorenis, de Loge daadlyk fluiten, en met de Officieren dezelve verlaaten. Art. 84. De Meester, op zyne plaats gezeten, isaltyd de Opper-Beftuurer der Loge, uitgezonderd wanneer de Groot-Meester,of deszelfsGedeputeerde, perzoonlyk, in de Loge verfchynen; en, volgends Art. 36. prsefideeren. Art. 83. De Meester, de Opzieners en verdere Officieren der refpeclive Loges moeten de eere en den luister der Order, en die van hunne Loges alszins bevoorderen; en, by de aanvaarding hunner Posten, het handbaaven en r.aarkoomen van de Algemeene Wetten en Reglementen der GropteLoge, pkgtig, belooven. Art. 84. De Meester en de Opzieners zyn, altyd, de Gedeputeerden hunner Loge, op de Groote Loge. — By derzelver afweezendheid, of ziekte, of  Van de byzondere Loges; derze her Bef!uur, en Leden. 39 of ander belet, benoemen de Leden zyn en of hunne Plaatsbekleders, die dezelfde rechten hebben. In den Geloofib.ief wordt in zoodanig geval gefteld: N. N. in -plaats van den Broeder... Art. 85. Bcfchuldigingen tegen den Meester en de Opzieners kunnen in eene opene Loge niet ingebragt worden dan fchriftlyk , om te dienen tegen de volgende Loge, in welke de zaak, in de afweezendheid van den Befchuldigden, moet worden onderzocht en beoordeeld ; doch echter geene uitfpraak daar in gedaan, dan na vooraf deszeifs belangen en verdediging gehoord te hebben. Het recht van appél aan de Groote Loge bl-yft den in het ongelykgeftelden,altyd, voorbehouden. Art. 86. Geen Broeder wordt Lid eener Loge, dan na dat van deszeifs onbefproken handel en gedrag behoorlyk zal zyn gebleken. Art. 87. Elk Lid belooft, plegtig, by zyne annnoeC 4 rning Vi  40 Vyfje Hoofdruk. ming, de gehoorzaamheid aan de Wetten derOrder. Art. 88„ Geen Broeder mag ten zelfden tyde in een en dezelfde pjaats efe&ifUd zyn van meer dan ééne Loge ; doch kan , geduurende den tyd van zyn afzyn uit de plaats zyner inwoning, zich als Lid in eene andere Loge doen aanneemen , zonder daarom van zyn eerfte Lidmaatfchap te vervallen. Art. 89. Geen Broeder mag zyneLoge verhaten, zonder alvoorends zyn verfchuldigde aan dezelve betaald te nebben ; noch is , als Lid, in eenige andere Loge ontvangbaar, dan op vertooning van een fchrifdyk Ontflag van de Loge tot welke hy behoord heeft. Art. 90. Elk Broeder -Officier moet zyn jaar uitdienen, alvoorends van de Loge deszeifs Ontflag te kunnen eisfchen. Art. 91. Eiken Broeder wordt een Certificaat gegeeven, vol-  Van de liypndere Loges ; derzelver Beftuur3 en Leden. 41 volgends het Voorfchrifc, in de Bylage onder letter C. te vinden; en welk Voorfchrifc, vvoordlyk moer gevolgd worden door elke Loge. Art. 92. Wanneer een Broeder, Lid eener Loge, ter oorzaake van zyn' handel en gedrag, van deszeifs Lidmaatfchap-ontzet en verhaten is, zal zulks, teritond, fchriftlyk, ter kennisfe gebragt worden van alle de Loges in zoodanige Stad of Plaats gevestigd ; en ook van den Gedeputeerden Groot- Meester, met overzending van alle de Stukken, daartoe betreklyk, welken op de eerst-te-houdene Groote Loge moeten worden naargezien, en bevonden zynde zoo als behoort, wordt de zoodanige van alle geregelde Loges uitgeflooten , en aan dezelven daarvan aanfchryving gedaan. Art. 93. Wanneer een Lid eener Loge te vergeefs aangemaand wordt, om zyn verfchuldigde aan dezelve te voldoen, flaat het der Loge vry, zynen naam aan de Groote Loge bekend te maaken, om daarvan opgaave te doen aan de refpective Loges, ten C 5 . ein-  42 - Vyfds Hoofdfluk. einde den zoodanigen tot derzelver Vergaderingen niet toetelaaten, voor dat hy zyne fchuld voldaan hebbe. — Na ontvangene betaaling is zoodanige Loge verpligt de Groote Loge daarvan weder aantelchryven, cm de uitfluiting te doen ophouden. Art. 94. Een Lid eener Loge, buiten zyne fchuld, tot armoede koomende, heeft het recht van aanfpraak op de hulp zyner Mede - broederen. Art. 95. Elke Loge kan eenige Perfoonen , van wier goed, zedelyk gedrag, en kunde in Zang- en Speelkunst, zy overtuigd is , aanneemen tot Leden van Talenten, {Frères a Talons,)ten dienfte der Loge; doch niet, dan na dezelven aan de Leden voorgefteld, en hunne goedkeuring daarop verkrcegen te hebben. Met dezelfde bepaaling ftaat het elke Loge tevens vry, om een of meer bevoegde Perfoonen aantcftellen tot Broeders - Dienaars , (Frères Servans). Zoo-  fan de byzondere Loges ; derzelver Bejltmr, en Leden. 43 Zoodanige aanneemingen gefchieden zonder betaaling van Receptie-gelden. Art. 96. Elk Broeder Leerling en Medgezel, ieder op zyne beurt, moet, by gebrek van de BroedersDienaars, de dienden zoo binnen als buiten de Logewaarneemen; en kan aan dezelven, door den Meester, zodanige last opgedxaagen worden, als by den Broeder-Dienaar niet kan geeven. <—-—x [,.,,1 ■ ,y ZES-  44 Zesde Hoofdjiuk. ZESDE HOOFDSTUK. VAN HET ONTVANGEN TOT B R QE DE R-V RY-METSELA AR. Art 97. Niemand kan als Broeder - Vry - Metfelaar ontvangen worden, dan na eenigen tyd vooraf voorgefteld geweest te zyn aan de Loge, waarin hy wenscht ontvangen te worden. — Deeze is verpligt het naauwkeurigst onderzoek te doen naar het karakter en gedrag van den voorgeftelden Candidaat. De Groote Loge beveelt der refpective Loges, op derzelver verandwoordlykheid, alleromzichtigst te werk te gaan in dit onderzoek , als waarvan het behoud der Order afhangt. Art; 98. Elke Loge is verpligt, den Naam, het Beroep, en de Woonplaats van ieder' onwaardig gekeurden Candidaat, terftond fchriftlyk , optegeeven aan de refpeclive Loges in dezelfde Stad of Plaats, waa  Van hst Ontvangen tot Broeder-Vry-Metfddar. 45 waar zy is gevestigd; en ook aan den Gedeputeerden Groot-Meester, welke gehouden is zulks ter kennisfe te brengen van alle de Loges. Geene derzelven zal een zodanig onwaardig Voorwerp moogen ontvangen. Art. 99. Elke Loge moet van den Candidaat afvraagen eene fchriftlyke Verklaaring . waarin hy op zyn ïvoord van eere verzekert, dat hy zich nooit aan eene geregelde Loge heeft aangemeld of doen aanmelden , om in dezehen ontvangen te worden; noch hy eenige Loge is geweigerd, of afgekeurd. Art. 100. Beneden de twintig Jaaren is niemand aanneembaar, dan alleen de Zoen van eenen Broeder-VryMetfelaar; mids deeze nog Lid eener Loge, en de Zoon volle agttien jaaren oud zy. De aanneeming in den graad van Leerling mag, in geene Loge, op verbeurte van 't verlies haarer Conftitutie, gefchieden onder de ƒ 42. Art.  46 Zesde Hoofdfluh. Art. IOI. Geene Loge mag meer dan éénen graad, op denzelfden tyd, noch aan een'Candidaat, noch aan een' Leerling, geeven. Elk hunner moet zynen tyd uitdienen , en doen blyken , dat de Meester over hem voldaan is. Hiervan zyn echter uitgezonderd ryzende Perzoonen, en Vreemdelingen, aan welken, om wettige en dringende reedenen, die aan de beüordeeling van de Broeders-Officieren der Loge, alwaar de Receptie gefchiedt, worden overgelaaten, op ée'nen avond meer dan éénen graad mag worden medegedeeld. De Broeders-Officieren blyven van hunne beüordeeling van beflisfing in deezen verandwoordelyk aan de groote Loge. Art. 102. De Graad van Meester wordt niet verleend, dan na het geftrengst onderzoek omtrent het gedrag van den Broeder -Medgezel; en zelf dan nog met de uiterfte omzichtigheid. Art. 103. Aan geenen Broeder kunnen noeh tnoogen de Graa-  Van hei Ontvangen tot Broeder- Vry-Metfe.'aar. 47 Graaden van Medgezelof van Meester gegeeven worden , door eenige andere Loge , dan die, waarin hy als Leerling is ontvangen geworden ; tenzy de zoodanige zyn ontflag of verlof van dezelve bekoomcn , of zich met der woon naar elders begecven hebbe. — De Loge , waaraan Zulk een Broeder-Leerling, of Medgezel, zich ten deezen einde aanmeldt, moet zich by de Moeder - Loge diens Broeders doen berichten omtrend het gedrag van den Verzoeker, en verneemen of 'er reden zy, om het gedaane Verzoek aftewyzen. Art. 104. De Aanneemingen moeten gelykformig, en met betaamlyke plegtigheid gefchieden , volgends Art. 22. Art. 105. De Leerlingen zyn dpn Meegezellen, en deeze beiden den Meester ondergefchikt en gehoorzaam. ZE-  48 Zevmdè koèfdfiuk. ZEVENDE HOOFDSTUK. VAN HET VISITEEREN OF BEZOEKEN DER RESPECTIVE LOGES. Art. 106. Ilflk Broeder heeft het recht, de refpective Loges te bezoeken , by haare werken tegenwoordig, en daarin behulpzaam te weezen. Art. tóf. Elk Bezoeker moet zyn Certificaat, des noodig geüordeeld wordende , vertoonen, en zich aan her geftrengst onderzoek ,altyd gewillig, onderwerpen. Art 108. Geen Bezoeker, die eenigen grand tot twyfèling geeft, wordt toegelaaten. Art. 109. Een Buitenlandsch Bezoeker moet, alvoorends tot de Werken te worden toegelaaten, behalven de Vertooning van het Certificaat, nog ondergaan het geftrengst Onderzoek. Art,  Van hei Vifiteeren of Bezoeken der rejpeiïhe Loges, 49 Art. 110. In Steden en Plaatzen, alwaar meer dan ééne Loge gevestigd is , wordt overeengekoomen omtrend het getal der Broederen , die wederzyds koomen vifiteeren. — Broeders van andere Steden en Plaatfen, en de fungeerende Meester, of Meesters van Loges, zyn daarvan uitgezonderd. Art. ui. Geen Bezoeker mag, onder hoedanig voorwendzel het zy, de Loge in haare werkzaamheden hinderen. Na gedaanen arbeid ftaat het hem vry, syne aanmerkingen deswege te maaken. Art. 112. Wanneer de Groot-Meester, of Deszeifs Gedeputeerde, met de beide Groot-Opzieners, aan eene Loge kennis geeven van hunne tegenwoordigheid aldaar, moet eene Bezending van zeven Broeders , Officieren der Loge, met ontblootte Wapenen , hen ter Loge geleiden. —- By het naderen aan den ingang derzelve moeten dg, Meesters en de Opzieners, met den Orateur, welke D . do  50 Zennde Hoofdruk. de drie Hamers op het Kusfen voor zich draagt, hen te gemoet treeden, en, door den mond des Eerften, toepaslyk en plegtig, begroeten. — Na dat de Groot-Meester of Deszeifs Gedeputeerde , in het Oosten, en de beide Groot-Opzieners, in het Westen, zyn gezeten, plaatst zich de Meester der Loge ten Noorden des Groot-Meesters, en de beide Opzieners der Loge ten Noorden der beide Groot-Opzieners. De Groot - Meester en Groot-Officieren geeven, na gedaane verrichting, de Hamers aan den Meester en elk' der Opzieners terug, welken de werkzaamheden der Loge doen voordgaan, en eindigen. De Groot-Meester en Groot - Officieren worden met gelyke plegtigheid uitgeleid. Art. 113. Wanneer eene Deputatie of Commisfie der Groote Loge zich aanmeldt, wordt dezelve door zeven Broeders-Officieren, met ontblootte Wapenen , ter Loge ingeleid. — De Meesters en Opzieners blyven refpeélivelyk op hunne plaatzen.— Wanneer de Deputatie tot voor den Zetel des Mees-  Van het Vifiteeren of Bezoeken der rejj>e8be Loges. 51 Meesters genaderd is, biedt de Meester aan het Oudfte Lid der Deputatie den Hamer aan, welk Lid denzelven óf kan aanneemen , óf voor die eere bedanken. De Deputatie den Hamer aanneemende, plaatst de Meester zich ten Noorden van het Jongfte of Laatfte Lid derzelve; doch de Deputatie den Hamer niet aanneeraende, plaatst zy zich ten Zuiden des Meesters. Na volbragten last overhandigt zy, in het eerfte geval, den Hamer weder aan den Meester, die de Werkzaamheden der Loge verder voordzet, en eindigt. De Deputatie wordt op dezelfde wyze uitgeleid als zy is ingeleid geworden. Art. 114. Wanneer de fungeerende Meester eener Loge eene andere Loge bezoekt, wordt hy door vier Broeders , Officieren dier Loge, met ontblootte Wapenen, ingeleid. Hy plaatst zich ten Zuiden van den Meester der Loge. Dees begroet hem ftaatig en broederlyk. De bezoekende Meester kan voor zoodanige plegtigheid bedanken. D 2 Art.  kg gevende HoofdfuK Art. 115. Alle Broeders-Vifiteuren worden door den Ceremonie-Meester ingeleid, en geplaatst, zonder Aanzien van Waardigheden , naar den Rang der Loges, tot welken zy refpecldvelyk behooren, en naar den Graad tot welken zy gevoorderd zyn. — Buitenlandfche Broeders gaan altyd vooraan. BY-  B V L A G Ë«   ( 55 ) REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE GROOTE LOGE. Art. i. D e Groot - Secretaris vraagt, vódr het aanvangen der Vergadering, den Leden hunne Geloofsbrieven af. De Groot-Thefaurier ontvangt de Contributie- en Entree - gelden. De Groot-Ceremoniemeester verzamelt en examineert de Ccrtificaaten der Vifiteurs. De Groot - Hofmeester zorgt dat de Vergaderzaal voor de Grcote Loge in behoorlyke orde zy. Art. a. Na dat den Gedeputeerden Groot-Meester bericht is segceven, dat alle het bovenftaande, in Art. i. is afgeioopen en bezorgd, gelast dezelve den GrootCeremoniemeester , de Leden naar Rang der Loges binnen te geleiden. Art. 3. Na de Intrede der Leden en derzelver Zittingneeming vraagt de Groot-Ceremoniemeester den Vifiteuren het ontvangeneEntrée-billet af, en geleide dezelven mede binnen. Art. 4. De Gedeputeerde Groot - Meester opent hierop de. Vergadering,met de gewoone plegtigheden, endoct den Groot-Secretaris opleezen de naamen der GrootOfficieren , en der Ledea. Ieder derzelven moet, D 4 door  ( 56 ) door een duid'.yk andwoord, zyne tegenwoordigheid doen blyken. De afweezerden worden van dc lyst geraieerd. Art 5. De Gedeputeerde Groot-Meester benoemt hierop, uit d; Vifiteuren , de Heraultcn voor den GrootM,ester. Art. 6. De Groot-Meester wordt daarra, met de gewoone piegtightden, ingeleid. Art. 7. De Gedeputeerde Groot Meester geeft kortlyk kennis van al het gene, federd de laatst-gehoude'nc Groote Loge , ammerklyk , in- dc Broederfchap is voorgevallen, als mede of, en welke Nieuwe Conft tutien, en aan welke Broeders dezelven ver.eend zyn geworden. Art 8. De Groot Thefaurier doet daarna zyne Reekening en Verantwoording. Art. 9. De Groot-Meester , of deszeifs Gedeputeerde, brengt vervolgenJs ter deliberatie, a) De ingekoomene Misfives en Requesten. b) Die Zaaken, welker overweeging, ofeindlyke afdoening , by voorige Refolutien, op deezen dag is fastgeiteld. O De onderfcheidene , uit de Vergadering benoem-  ( 57 ) noemde, Commisfion doen Rapport van de Zaaken, hun in handen gefield. O De Gedeputeerde Groot - Meester geeft kennis van de Stukken, die, by wyzc van appél, of waaromtrend de Voorziening der Groote Loge verzocht wordt, by hem kunnen zyn ingekoomen. — De daarby belang hebbende Broedc s worden op hun verzoek ter Vergadering toegelaaten. e) De Gedeputeerde Groot Meester vraagt, of 'cr Voorftellen te doen zyn. ƒ) De Groot-Mees;er legt hierop zynen Post neder, en 'er wordt, mar 't Voorfchrifc van dc Wet, overgegaan tot de keuze van eenen nieuwen Groot • Meester ; en daarna tot die der andere Groot -Officieren. Art. 10. De Gedeputeerde Groot-Meester mag op deszelfè Prae-cdvys concludeercn , indien de Vergadering, door haar ltilzwygcn , daarin toeftcmme; doch is gehouden , op de begeerte van Ikchts één Lid, eene hoofdlyke omvraage te doen, en alsdan met de meerderheid te befluiten, naar de Wet. Art. ii. In alle gewigtige Ziaken is de Gedeputeerde Grooc-Vfeestcr verpligt den Leden behoorlyken tyd te geeven , om onderling te wisfelen van bedenkingen. Hy moet daarna, by hoofdlyke onivmsge, hec Befluit opunaken, en aan den Groot-Secreti;riS opgceven. D 5 Art.  (58) Art 12. Geen Protest of Protesten worden aangenomen; doch het ftaat den Leden vry, in de Notulen te doen aanteekenen, tot het Befluit niet te hebben toegeftemd. Art. 13. De Leden moeten hunne Voordellen fchriftlyk doen. Art. 14. Niemand fpreekt, dan na het woord verzocht en ▼erkreegen te hebben, en niet, dan overeind, en naar den Groot-Meester gekeerd. . Art. 15. Niemand mag meer dan tweemaalen, over het zelfde onderwerp, het woord vraagen. Art. 16. De Spreeker mag door niemand, hy zy, »k hy zy, geftoord worden; doch de Gedeputeerde GrootMeester, oordeelende dat van het onderwerp worde afgeweeken , mag den Spreeker tot de zaak terug brengen. Art. 17. Wanneer de Gedeputeerde Groot - Meester ten derdenmaale met den hamer geilagen heeft, en zulks door de beide Groot-Opzieners is herhaald geworden, moet 'er een algemeen ftilzwygen weezen. Art.  (59) Art. 18. De Gedeputeerde Groot-Meester ftelt, aan den Disch, de gewoone plegtige Conditiën, of Gezondheden, in; by iedere van welken het Muziek wordt gehoord. Art. 19. Dezelfde orde en ondcrgefchiktheid, die in dè Vergadering bewaard worden , hebben ook plaats aan den Disch. Art. 20. De Refumptie der Notulen gefchiedt door den Gedeputeerden Groot - Meester, met de GroocOfficieren.  ( 6o > Letter A. FORMULIER VAN DEN GELOOFS BRIEF, volgends Art. 3. De Loge te heeft benoemd •tot Gedeputeerden op de groote lo.gk van De Broeders; Msester. j Eerfte Opzienen Tweede Opziener,. Gedaan in onze Vergadering, den Dag van het Jaar des Lichts 5 (L.S.) o Ltden van vslgmtldt Logt, Stcretarit.  ( 6i ) Letter B, FORMULIER VAN HET CERTIFICAAT, gerequireerd by Art. 73- De Loge te heeft op den eerften April Leden, en federd den eerften April tot den eerften April gedaan receptiën van Leerling. Haare fchuld aan de Groote Loge bedraagt overzulks, conform Art. 73. van 't Wetboek, op den eerften April als volgt: Gewoon Support . ƒ 10 : — : — Voor . . Leden - : — : — Voor . . Receptiën van Leerling . . - : — ' — Dat het bovenftaande der waarheid overeenkomftig zy ♦ verklaaren wy ondergetekenden in den Meester. ?Opzieners. Vsn wegens voorz. Loge Secretaris,  ( 62 ) Letter C, FORMULIER VAN HET CERTIFICAAT, naar Art. 91. yUNC TUS AMOR VIRTUTE LEVAT SUPER AETHERA FRATRES. DE DUISTERNISSEN HEBBEN (L.S.) HET NL ET BEVAT. In het oosten, van eene verlichte plaats, daar STILTE, EEN DRA GT en VREE DE regeeren. VV Y Meester en Officieren van de Logt , wettiglyk gevestigd te > o^er het Grootmeesterschap der Bataafsche Republiek, doen hier mede te weeten aan elk, dien het behoort: dat de Broeder , oud Jaaren; van Beroep Houder van dit Getuigfcbrift, en wiens Handtekemns, tot voorkooming van bedrog, hieronder te zien is, in onze Loge ontvangen heeft den Graad van ,n de eerwaardige Order der Vrye-Metselaaren; verzoeken je alle Loces en Broederen , aan welken hy zich zal aanmelden om ten zynen opzichte zodanig te handelen , als cnze onderlinge verpligtingen vorderen. Gegeeven te dm D ran de Maand in >t Jaar des Licht: 5 onder het Zegel onzer Loge , het Contra-Zegel der Groote Loge, en de Hand.skeniiig *m onzen Mees/er. L' S' Vcn wege bovengemelde Loge, Secretaris.