MARIE - ANTOINETTË. 3 worden; wier naamen ook, door de liefde hunner onderdaanen, naast die der titussen en marc-aureliussen worden geplaatst Marie-antoinette alzo eenefpruiè zijnde van twee geflachten, wier ftam zig in de duisterheid der tijden verliest, telde, aan haars vaders zijde, zes - en - twintig Hertogen van Lotharingen: zij fproot, wegens de Keizerin haare moeder, uit dat vermogende huis van Oostenrijk, aan welk het Westersch Keizerrijk, zig eene eer rekent, dertien Keizers verfchuldigd te weezen : ware de luister van geboorte een recht op bewondering, marie-Antoinett e zoude 'er de billijkfte aanfpraak op hebben : dan, wat is 't vertroostend voor de nagedachtenis van deeze Vorstin , de / her- (*) Toen men hem zeide, niet te kunnen begrijpen hoe zijne fchatten toereikende kondéri weezen voor de dagelijkfche weidaaden , welken hij Over zijne onderdaanen uitftortce, andwoordde hij: Ik zoude morgen mijne fouvereiniteit afteggen j zoo ik niet meer welaoen konde. A a  4 LEVENSGESCHIEDENIS van herinnering nagelaten te hebben van deugden , welken de voordeden, die zij alleenlijk aan 't geval te danken had, doen vergeeten (*). Ge- (*) Elders vinden wij van haar het volgende getuigd: „ Jong, afftammelinge van verfcheide Kei,, zers, droeg deeze Koningin de hoogheid vanhaare geboorte, het gewigt van den diadeem, met „ eene voorbeeldlooze gemaatigdheid : altijd om„ ringd van (hikken ; altijd befprongen door de ,j dolken van den laster, was echter het gevoel „ van haat bij haar onbekend: in den fchoonften ,, bloei haars levens, van den opperden trap van „ grootheid , tot den uiterfien graad van onfpoed „ weggefleUrd , onderging zij die verfchrikkelijke „ ommekeer, zonder verontmoedigd te weezen: „ nog gelukkig zijnde , beftonden haare zoetfte „ vermaaken In het uitdeelen van weldaaden; ken„ de zij geeoe andere ftaatzucht, dan de vergroo„ ting van den roem haars echtgenoots : kende geene andere genieting, dan da verdrieten, welken zijn ondankbaar volk hem aandeed, te lenigen: als „ ongelukkige, leed zij niet dan door de (lagen welken de doorluchtige flagtoffers, die in haaren onfpoed deel namen , toegebragt werden : ge* „ bonden aan haare pligten van Gemaalin; onver„ moeid in het geeven van blijken van de teder,, ftê en beminnelijkite bezorgdheid voor 't geluic tm  MARIE - ANTOINETTE. 5 Gefchiedkunde heeft de kracht , den moed, en de heldhaftigheid van mariathe resIA, aan haare gedenkrollen toegewijd : vrouw zijnde , werd zij befchouwd als een groot koning; offchoon alleenheerfcheresfe, v/as zij de moeder van haar volk: toen zij den troon beklom verdweencn zoo wel de inlandfcbe oorlogen , als de verdeeldheden, welken Hongarijen, federt bijna twee eeuwen, hadden geteisterd : gelukkig door de liefde van haare onderdaanen, zou • de maria-theresia eene wenfchelijke regeering gehad hebben , zoo haare nabuuren haar niet waren komen ontrusten^ karel, Keurvorst van Beiëren , betwistte haar haare ervenis ; Sardiniën en Polen maakten er mede aanfpraak op; Spanje werd haare tegenpartij; de Koning van Pruisfen kwam, zonder voorafgegane oorlogsverklaaring , met dertigd uizend man, Sikfiën in Silefiën opeifchen. Frankrijk bleef „ van haare kinderen, was zij, bovendien, sen© „ iedere en ftandvastige vriendin." DE VERT, a a  6 LEVENSGESCHIEDENIS van bleef niet lang onzijdig; de ftaatzucht, en de onrustige geest van den Graave van Belle-isle, haalden den Cardinaal de fleuri over, om lodewijk den XV. in den oor.og te doen deelen: de Keizerin-Koningin , van alle haare bondgenooten verlaten , telde , om zoo te fpreeken , zoo veele vijanden , als er volken in Europa waren , geen hulp ontvangende dan van Engeland alleen ; echter deed zij alle zamenzweerders tegen een nieuwlings herftelden troon verbaazen , en hield hen in bedwang; zij andwoordde, op de eifchen van fredrik, niet anders dan met eene rondborftige weigering, vol van fierheid : zij verliet tFeenen, 't welk zij geloofde door de vijanden belegerd te zullen worden, en zag zig genoodzaakt Bohemen aan de Fr ahfchen ov.-rrxiaaten, die Praag ftormenderhand innamen. Maria-theresia begaf zig,vlugtende, echter zonder verontmoedigd te zijn, in den boezem van haare dappere Hongaren: zij was toen hoog zwanger; en op \ oogenblik dat zij de vier ordes van Staat >  MARIE - ANTOINETTE. 7 zaraenriep , bevond zij zig tot zulk een uiterfte gebragt, dat zij aan haare fchoonmoeder , de Hertogin van Lotharingen , fchreef i Ik weet niet of mij nog wel een eenige ftad zal overblijven, waarin ik zal kunnen verlosfen: vervolgends verfcheen zij in de ftaatsvergadering, met joseph den II, dién zij nog zoogde, aan haaren boezem ; zij vertoonde het doorluchtig kind aan de Palatijns; derzei ver jonge Souverein ging beurtlings in hunne armen over, en maiua-theresi a gaf hun, met de vlciendfle woorden , te kennen, hoe fterk zij zig verzekerd hield van hunne getrouwheid: Ik fel, zeide zij, de dochter en den zoon van uwe Koningen in uwe handen ; zij verwachten van u hun heil: de Palatijns, hierdoor verrukt, ontblootten hunne fabels, en riepen , met eenpaarige (temmen, uit: Moriamur pro rege nostro MARia-ïiiERESia (*)! eene uitftorting van gevoel, een kreet van 't hart , dat zig, om zoo '• te» (*) Sterven wij voor onzen (N. E.) Kaning» M AR 1AwTHER.ES M, A 4.  MARIE-ANTOINETTE. a3 en om het charakter der natie te fchetfen, is 't genoeg aanternerken, dat de Franfch& vrouwen, ten tijde zelfs dat men de Ko. ningin haar wispeltuurig humeur meer en meer begon te verwijten, zoo jalours waren om haar in haare kleeding natevolgen, als de Franfche Ridders zig welëer beijverden.om hunne Koningen, in derzelver heldendaaden, gelijk te worden: bij menigte liepen de vrouwen,dikwijls, naar de modekraamfter derVorstinne, ten einde deeze in haare kleeding van den voorgaanden dag naartebootfen — waar is de tijd, waarin de Franfche Koningen de voorbeelden van hun volk waren , om dat het hun als afgoden eerde! De Koningin geleek naar haare moeder, maria-theresia, zowel door haare uitwendige hoedanigheden, als door haar charakter : in niets overtrof de moeder de dochter, beiden befchouwd in de fchitterende lente des levens : haar taille was boven het middenmaatige, welgemaakt, en fraai geproportioneerd ; haar luchtige en edele tred was die van eene Vorstinne, en wanneer zij in 't midden van haaren hofftoet B 4 ver-  24 LEVENSGESCHIEDENIS van verfcheen, toonde 't hart, dat haar terftond onderfcheidde, haar aan 't oog 't welk haar niet kende : de houding van haar hoofd zoude een weinig fier genaamd hebben kunnen worden; maar haar bemoedigend oogopflag , en de glimplach, die, onophoudelijk, op haaren mond dartelde", verbande alle vrees, zonder de achting voor haar te benadeelen : haare bleek - blonde , en fraai gegroeide lokken , vercierden niet weinig haar verheven voorhoofd; op haar ovaalrond, cn eenigzins langwerpig aangezicht, lag eene aangenaame kenfchets van openhartigheid [en goedheid, welke het ontzach, dat de majefteit van haaren rang inboezemde , fcheen te willen verbannen ; haare oogen, helder-blaauw zonder zwak te zijnentegendeel gelijklijk leevendig en vol gevoel, beheerfchend en treffend werden befchaduwd door bevallig gebogen en volle v/enkbraauwén ; haar eenigzins gebogen neus was, aan 't einde, een weinig fpits; zij had een kleenen mond, voorzien van witte en Wel geregelde tanden; maar haar onderlip Was afhangende en eenigermaate dik, waarin  MARIE. ANTOINETTE. a5 in zij aan alle de Prinfesfen van haar huis geleek; de fchitterende blankheid van haar gelaat, doorgloeid van het aanlokkelijkst natuurlijk rood , werkte mede, om haar ééne der fchoonfte vrouwen van haaren tijd te doen weezen. Als de laatfte Prinfes uit een huis, welks meeste aframmelingen ten troon verheven waren, was zij de aanmerkelijkfte partij van geheel Europa, en kon haar hand niet beter gefchonken worden dan aan den kleenzoon van den Koning van Frankrijk^: zelfs fcheen de gelijkheid in jaaren deeze jonge lieden voor elkander te fchikken; want de Dauphin telden zestien, en de Aartshertogin vijftien. De Hertog van Choifeuil, die deecrfte op het denkbeeld van dit huwelijk kwam, bewerkte , dat lodewijk den XV befloot, om over 't zelve in onderhandeling te doen treeden: de Minister was, onder het totfiand brengen van deeze verbindtenis niet weinig, op zijne eigene belangen bedacht; hij hoopte dat, bij 't overlijden van den Koning, de dankerkentenis van het jonge paar, zowel als hunne weinige ondervinC 5 ding,  s6 LEVENSGESCHIEDENIS van ding, hem zouden verzekeren van dat vermogen , waaraan 't vertrouwen van den Koning zijn' Meester hem gewend had, ja dat zelfs zijnen invloed, door dit huwelijk, zoude vergrooten. Prins lodewijk, federt Kardinaal de rohan, en Ambasfadeur te Weenen, hadt weldra alle hinderpaalen uit den weg geruimd; maar, te onbedacht om gebruik te maaken van die gelegenheid die zijn gelukkig fortuin hem aanbood, hadt hij de onvoorzichtigheid van in één zijner brieven, een ongetrouw en ongunftig fchilderij van de Kroonprinfesfe aftemalen: voorzeker had de Ambasfadeur vergeeten dat hij aan 't hof fchreef, alwaar niets ongemerkt voorbij gaat; alwaar ieder voorwerp vergroot of verkleent wordt, naar evenredigheid van de belangen van den geenen, die het als een werktuig gebruikt, het zij ter wreekende nederploffinge, of ter verheffinge : weldra had deeze Minister reden om zig over zijne onvoorzichtigheid te beklaagen; want bij de aankomst van m aïue-antoinette, verzuimde men niet, haar, zodra mogelijk,den bedoeldenfchimp. brief  MARIE-ANTOINETTE. 27 brief onder het oog te brengen; doch, en het geen nog nader ten voordeele van de goedheid des characters van deeze ongelukkige Vorstinne bewijst, zij bepaalde haar gevoel over een' logen, die haar toen had kunnen verhinderen den eersten troon der wereld te beklimmen, bij eene edele onverfchilligheid (*); de Hertog van Choifeuii intusfchen had, ten allen tijde, reden om voldaan te weezen, over de erkentelijkheid die zij hem betuigde, en, mogelijk, heeft deeze toegenegenheid den Minister bevrijd voor de verwijtingen, die Frankrijk hem zoude hebben kunnen doen (f). i Niet (*) Zij lietnoch den logenaar, noch iemand,b!ijken, dat zij er misnoegd over was; maar hield zig, ondertusfehen , altijd op zekeren affland verwijderd van een' man ,dien zij befchouwde als geheel onbekwaam tot het behandelen van ernitige zaaken. DE VERT. (|) Elders leezen wij: „ Zij ftelde in den Her„ tog van Choifeuii, zoo lang hij leefde , het „ vuurigste belang, en plaatste onder haare verdrie„ ten, de onmogelijkheid waarin zij zig bevond, „ van hem haare erkentelijkheid op eene fchitteren„ de wijie te kunneq betuigen." \ * ' Wat  23 LEVENSGESCHIEDENIS van Niet zodra was het huwelijk bepaaldlijk vastgefteld, of de Aartshertogin , bezield door Wat aangaat de verwijtingen van welken in den text gefproken wordt, desaangaande dient, ter nadere voorlichtinge van den leezer, het volgende — zoo veel is zeker dat de ftaatkunde van den be doelden Minister, zonder het te voorzien, aan de Franfche revolutie een hinderpaal heeft gefield, die natuurlijk onoverkomelijk fcheen te weezen • het familie.verdrag, en de verbindtenis van marieantoinette, met den Dauphin, (men herin, nere zig dat de Hertog de ontwerper van dat huwelijk was, zie Bladz. 25) maakte de beide huizen, dat van Bourbon en van Oostenrijk, meesters van 't lot dergeheele wereld; en 't is zelfs bijna onbegrijpelijk voor hen die 't echter hebben zien gebeuren , dat die twee huizen, welken over zoo veele zielen heerschten , welken zulke ontzachlijke legers konden zamenbrengen , welken onuitputbaare fchatten bezaten, en onberekenbaare bronnen van anderen in hunne magt hadden, dat die twee huizen zig 't gemelde overwigt hebben laaten ontrukken 'T is in eene omwenteling van deezen aart, waarbij, aan den eenen kant, zwakheid eensflags de plaat* der fterkte, en, aan den anderen kant, gebrek aan ondervinding, die der ervaarenbeid inneemt, dat men eene magt moet erkennen , verre boven de poogingen der menfchen verheven; en dat men moet •toefleinmen dat het in't midden van zoo veele bloe- (U-  MARIE-ANTOINETTE. 29 door de begeerte om niet aangezien te worden als te veel aan het Franfche hof ontleend te hebben, gaf zig alle mogelijke moeite om de manieren en gebruiken, welke aan hetzelve plaats hadden, kundig te worden (*) — ieder weet het andwoord dar zij dige rampen, ten minsten een geluk is, dat de Hemel zelf op zig genomen heeft, om de Vorsten te leeren, hoe hun gezach niet ophoudt flechts een gezach bij vergunning te weezen , zoo lang zij niet over hunne driften bevel voeren: langen tijd heeft men hun, te vergeefsch, gepredikt, dat de zeden en de godsdienst de grondflagen der Koning, rijken zijn; thans zullen zij het begrijpen; al het gewigt dier lesfe is op hunne eigene hoofden nedergekomen, en hunne opvolgers zullen er de vruchten van plukken. DÉ VERT. (*) 'T is een ongeluk, aan het lot van vorsten, kinderen onaffcheidelijk gehecht, dat zij, bij eene vereeniging, van welke de band onverbreekbaar moest weezen, afftand moeten doen van de aange«aamfte, en, zoo 't fchijnt, de wettigfte uitoefe. ning van hunnen wil: zij zijn waare flagtoffers die men toewijdt; die zig zeiven toewijden, aan rede. nen van Staat, gewislijk meer billijkfchijnend dan in de daad op billijke gronden gebouwd: ten minften is het zeker, dat, ten deezen opzichte , de naar. kun-  3o LEVENSGESCHIEDENIS MX zij den geenen gaf, die, om haar te doeii begrijpen welk vermogen Mevrouw dü BAR- kunde van de meesters der wereld , bijna altoos zwak en gebreklijk bevonden is 5 duizenden vaö Voorbeelden hebben betoogd, dat de tractaaten t op verbindtenisfen tusfchen kinderen van Souvereinen gegrond, de plaatshebbende verfchillen veeleer met meer gewelds hebben doen uitbarsten , dan dat zij dezelven weggenomen zouden heb* ben. De omftandigheid van Prinfesfen , dochters van Monarchen, is ten deezen opzichte altoos nog verre de haatelijkfte: in een vreemd Land moeten zij aart een'Echtgenoot zich verbinden: zij moeten niet alleen alle gevoel van afkeer, welke tegen de haar op» gelegde verbindtenis in haar hart ontftaan mogt wee^ zen, verfmooren; zij moeten ook nog, zig dier offerande getroostende, voor altijd afiland doen van alles wat de bekoorelijkheid haarer jeugd heeft uitgemaakt, en voor hun leven lang een ander vaderland en andere bloedverwanten aanneemen. Marie-antoiNette,zig aan de geftrengheid dier wet onderwerpende, vond ten minften één troost, die naamlijk, dat zij haar lot ging verbinden aan dat van een goed, rechtvaardig en edelmoedig Prins ,een vriend der goede zeden, en die geen ander geluk begeerde te kennen , dan dat van het volk te beminnen het welk hij moest regeeren , en van het» zelve bemind te worden. PE VERT.  MARIE - ANTOINETTE. 3 ï, Barri (*) bij den Koning had, haarzeide, dat lodewijk de XV, die vrouw met genoegen zag, tér oorzaake van haare ongedwongene vrolijkheid: Als dat zoo is, zeide de Vorstin, verklaar ik mij voor medevrij fier van Mevrouw du earri: de eenvouwigheid en natuurlijkheid welke in deeze weinige woorden opgefloten liggen, gevoegd bij de onfchuld waarmede zij uitgefproken werden, geeven duidelijk te kennen dat m arie-antoinette , naar Verfailles vertrekkende , geen ander oogmerk had, geene andere begeerte koesterde, dan om er aller harten voor haar te winnen: een natuurlijk gevoel verzekerde haar dat zij geboren was om bemind te worden, en dit gevoel in haar verftrekte tot niets anders, dan tot eene nadere aanmoediging, om zig waardig te maaken om bemind te worden. In 't begin van de maand Mei des jaars 1770, kwam de Aartshertogin te Straatsburg;' (*) Eene Graavin, aan 't Franfche hof niet bekend , dan bij de ergerlijkheid van haare zeden. BE VERT,  4» LEVENSGESCHIEDENIS van do plaats van lodewijk den XV, gevonden werden — het was de laatstemaal niet dat de gemelde plaats tot een toonecl van verfchrikking moest verftrekken (*). Marie-Antoinette weende warme en oprechte traanen over het treurig lot der ongelukkigen, welken zij, bijna onder haare oogen, den geest had zien geeven, en vari wier dood zij, trouwens onwillens, de oorzaak (*) Deeze akelige fchilderij is elders met nog veel derker, mogelijk met te fterke, kleuren gepenfeeld : Een flagveld," heet het aldaar, „ kan , na „ het b'oedigst gevecht, geen verlchrikkelijker ge« j, zicht opleveren, dan de plaats van lodewijk ,, dem X? deed, in den nacht welke op deezen ,, ijsf.lijken dag volgde: overal vertoonde dedood „ zig aan uwe oogen, en wel in de alleraffchuwe-,( lijkfte gedaante: ik heb verhongerde honden zien vechten om 't verdinden van mishandelde leden ., der lijken; ik hebze de ingewanden van zwan?, gere vróttwen zien verrcheuren ; ande/en het ~,'kind zien wegrukken dat de dervende moeder te„, gen haar' boezem gedrukt had. men moet getuige _ geweest zijn van dat ijsfelijk fchouwfpel, om zig „ een denkbeeld te kunnen vormen van de zeer diepe ,. indrukken van (mart en droefheid, die hetzelve „ op alle harten maakte.' de vebï,  MARIE-ANTOINETTE, 43 gaak was: om, zoo veel in haar ware; de fmarc en rampen der familiën van de omgekomenen te verzachten , deed zij, gelijk ook de Dauphin , al haar geld , waarover zij konden befchikken , onder de ongelukkigften van hun uitdeden. De kalmte welke, door de plaats gehad hebbende vreugde , aan 't hof had geheerscht, werd weldra door een nieuwen flaatsorkaan geftoord: 't proces tusfchen het Parlement van Parijs, en den Hertog van Aiguïllon , deed eene woYsteling tusfchen deMinisters en de Parlementen van het Koningrijk ontftaan*; de Cancelier , en de Maitres, door de partij des Hertogs medegefleept , beflooten, ten einde voor eeuwig aftedoen een verfchil , welks gevolgen 'door den eerstgemelden gevreesd werden , al het gezach des Konings in werking te brengen , om de ftukkcn van het proces , ter Griffie onder het Parlement berustende , magtig te worden — het Parlement werd, ten dien einde, te Verfailles geroepen , en de Dauphine was ooggetui.  MARTE - ANTOINETTÉ. 51 daadigheid te kunnen voldoen : eens verzocht zij den Marquis van Talaru, 's maandlijks een louis te willen geeven aan zekere arme huismoeder, dewijl zij zig in de onmogelijkheid bevond van zelve het te kunnen dóen: Herinner mij, zeide zij tegen den Marquis, die fchuld, dikwijls: ik wil dezelve niet vergeetem Men bedenke , dit Iëèzende, dat men; fchen wier bloeddorlïige pennen niet bekwaam zijn dan tot het opmaaken der lijsten Van moorden en gruwelen, ook deeze Vorstin hebben durven befchuldigen van onnutte geldverfpillingen : zouden zij haar ook verwijten het medelijden dat zij had met dat kleene meisjen , 't welk zij , met haar' Gemaal in 't park van Verfailles wandelende ± ontmoette? dit kind had in de eene hand een kom , en in de andere eenige rinnen lepels — „ Wat draagt gij daar?" vroeg de Dauphine — „ Soep voor mijn vader en moeder, die ginds op het land arber$ den" — „ Waar is die foep van ge-^ j, maakt?" — Van wortelen met waj, ter" — Hoe! en geen vleesch.'er in?' D a 5,Ach;  Si LEVENSGESCHIEDENIS vaW „ Ach, Mevrouw ! wij zijn gelukkig ge„ noeg als wij maar brood hebben " — Zie „ daar, lief meisjen ! breng deeze vierlouifen „ aan uwe ouders, op dat zij betere foep kun- nen kooken" — Het doorluchtig paar ,• voldaan over de weldaad welke de gelegenheid had gehad te verrichten,volgde het meisjen, zag 't het geld aan haare ouders geeven, en deezen, in eene fmeekcnde houding, de handen ten hemel heffen: Die goede lieden, zeide marieantoinette, bidden God voor ons! — ach, mijn vriend ! wat genoegen fmaakt men niet door wèltedoen! wij doen het dikwijls, maar weinigen van onzen- jlaat weeten V naar behooren te doen. Zullen zij die haar verweten hebben dat zij alles voor haare lievelingen opofferde , zullen deezen haar de volgende gebeurenis ook als eene misdaad toerekenen '? — Op zekeren tijd vernoemende dat de directeur eener munt, die afgedankt was, uit het diepst van zijne Provincie was gekomen, ten einde eenigen onderftand te verzoeken voor hem, en een vrouw met zestien kinderen, welken hij bij zig had: vervoegde terftond de Dau-  MARIE-ANTOINETTE. 53 Dauphine zig bij den Vorst, om hem ten voordeele van deezen ongelukkigen huisvader te fpreeken: lodewijk de XV, getroffen door het gevoelig hart van zijne kleendochter , andwoordde haar, dat hij den man, voor wien zij fprak , reeds den Controleur-generaal hadt aanbevolen: marie-antoinette verloor geen oogenblik tijds; wist dat er in 't vak der financiën een post, van een aanzienlijk inkomen, open was; zij noodigde den Minister bij haar; zeide hem dat zij over dien post befchikte, en noemde den man aan wien zij dezelve gaf; de Minister gehoorzaamde, en de naam der Dauphine werd op nieuw gezegend van wege haare goedhartigheid en mededogen. Haare weldaaden bezwaarden nimmer den geenen die dezelven ontving; zij gingen altoos gepaard met eene hartlijkheid, meer waardig dan de weldaad zelve : zeker ongelukkig afgedankt Officier verzacht om eene bediening ;marie-antoinette, desaangaande bericht ontvangen hebbende , zond hem terflond de uniform van een regiment cavallerie: de hooglijk verwonderde Officier ]) 3 vond?  54 LEVENSGESCHIEDENIS van vond, in één der zakken,een brevet van Capitein, een gouden doos, honderd louifen, en een horologie. Zij die nog aan het uitmuntend hart eri de edelmoedigheid van deeze ongelukkige Vorstinne twijfelen , befchouwen het tafreel waarin gautier d'agqti heeft vereeuwigd, één dier trekken welken de nage-: dachtenis van marie-antoinette, tot 's werelds jongden dag, zullen doen vereeren — eens met den Koning ter jagt zijnde, in het bosch van Fontainebleau, hoorde zij het jammerend geluid van eene weencnde vrouw; zij vloog derwaards, en vroeg de bedroefde vrouw , met zichtbaare belangneeming, wat haar dus deed weenen? „ Ach, Mevrouw!" was het fnikkend andwoord , „ mijn man werkte in een' tuin „ op het dorp Achèrc, toen een vervolgd „ en gewond hert den muur overfprong, „ en zijne hoornen in "t lijf van mijn on,, 'gelukkigen man ftiet:" de Dauphine, door dit bericht tot in de ziel getroffen % gaf de bedroefde vrouw al 't geld dat zij bij zig had; deed haar, met een kind, en  MARIE-ANTOINETTE. " & nog twee boerinnen, welken de fchreiendé moeder verzelden, met haar rijtuig t'huis brengen, en gebood bovendien dat men haar, zodra mogelijk, bericht van den ftaat des gewonden dorpelings moest haten toekomen: de Koning , die zijn kleendochter te voet en met betraande oogen vond, vroeg wat haar deerde; en naauwlijks was hij van het voorgevallene onderricht , of hij gebood zijn' Opper-wondheeler dagelijks den ongelukkigen te gaan verbinden; Ach! riep de Koning uit, met die goedheid welke in het huis der Bourbons erveüjk is; Ach! wat zoüde het ongelukkig zijn, zoo de,es man kwame te overlijden! wie zoude in ftaat zijn om de moeder en het, kind te vertroosten! — Sire, zeide de Dauphine, door haar aan de armoede te ontrukken, hunnen wij ten minflen haar lot verzachten: de ziel van lodewijk den XV. was geftemd om die van m a rie-an toine tte te verftaan ; hij gaf het ongelukkig huisgezin een jaargeld , en de Hemel vergeldde het medelijden der doorluchtige perD 4 foo-  56 LEVENSGESCHIEDENIS van foonaadjen met den gekwetsten te doen herflellen (*). Is het dan daar marie-antoinette, zo vee- (*) De dichters bezongen, als om drijd , deeze blijk van een weldaadig hart; en dit in de daad verdiende dezelve; als zijnde deeze eigenfchap haar alleszins natuurlijk eigen; want marie-antoiuette deed geene opzetlijkepooging hoegenaamd, om zig goed en medelijdend te vertoonen: edelmoedig zijn was de waare neiging van haare ziel. Ook de fchilders hebben de gemelde daad tot de liakomelingfchrp willen overbrengen s g a v'jt hier d'agoti, (in den text reeds genoemd,) verkoos dezelve tot het onderwerp van een tafreel, van 't welk men de zamenflelling bewondert, als vol zijnde van uitdrukking en gevoel. De Franfche fchrijver, van wien ik deeze aanmerking , gelijk ook alle de andere. ontleen , voegt hier bij: „ Zonder twijfel heeft men ge- meend de Dauphine te behaagen , door haar, „ op die wijze, zijne talenten toetewijden; door „ de algemeene bewondering voor haar interoe„ pen; maar het zekerde middel om haare ach ■ „ ting en goede gunden te gewinnen , was, haar eene gelegenheid aan de hand te doen om ie)„ mand gelukkig te kunnen maaken." DE VERT.  MAR1E - ANTOINETTE. 57 veele uitmuntende hoedanigheden bezat, wel te verwonderen dat ieder welke gelegenheid had haar eenigzins te kennen, haar hoog fchatte en beminde? is 't wel te verwonderen dat, telkens als zij Verfailles ontfnapte en te Parijs vericheen, men daar geene oogen had dan om de Dauphine te bcfchouwen 5 geen gevoel dan om haar te bewonderen; geene kracht dan om het genoegen dat men fmaakte te doen blijken, door toejuichingen welken de aandoening des harten ten duidelijkften te kennen gaven? Daar zij een liefhcbfter was van het volk te zien , en van 't zelve gezien te worden, heeft zij zig, zonder twijfel, bedroefd , toen zij met den Dauphin haare intrede in Parijs deed; want zij was in een koets befloten, die haar onzichtbaar maakte voor haare Franfchen, van welken zij, in de openhartigheid van hunne vreugde deelende, dikwijls, met eene tedere aandoening, zeide: Ach dat goede volk! Na in de kerk van Onze lieve Vrouwe geweest te zijn, kwam de gantfche (toet in de Tmüerm } het duurde niet lang , of D 5 ge-  MARIE, ANTOINETTE. 59 De Maarfchalk de brissac, kwam, in hoedanigheid van Gouverneur van Parijs, en vergezeld van de {redelijke Regeering, het doorluchtig paar verwelkomen : de Oppercommisfaris der kooplieden begon eene aanfpraak te doen; dan, de oude Maarfchalk, verrukt, zoo door 't geen hij zelf gevoelde, als door 't geen hij rondsom zig zag, ftuittc den redenaar , door eene natuurlijke uitboezeming, krachtiger dan alle de bevallig* heden der welfpreekendheid — Mevrouw ! riep de geheel het Beduur had toegebragt, had tallooze misnoegden gemaakt; wanneer hij in 't openbaar verfcheen werd hij niet meer zoo luidruchtig door de menigte toegejuicht, en op dat hij zig, wegens den waaren zin van deeze verkoeling niet mogte vergisfen , veroorlofde zeker Prelaat zig, hem, van de gewilde fpreekplaats af, te zeggen: dat deflilzwijgendheid des volks een les voor de Koningen was — men wil, bovendien, dat bij de Franfchen liet ongelijk altoos geplaatst wordt aan de zijde van dien regeert, en zij zig verzekerd houden, dat het geen komen zal, altoos beter zal weezen dan 't geen is; dat hendrik de IV, de beste hunner Koningen, niet bemind werd, dan na zijn '.'.OOd, de verx.  MARIE-ANTOINETTE. 69 dien zij béfchouwde als welligt naijverig te weezen over het vriendlijk onthaal dat zij te Parijs had genoten: Sirel zeide zij tegen hem, men moet bekennen dat uwe Majejieit bij de Parijfenaars zeer bemind is; want zij hebben ons zeer prachtig onthaald (*); en dit was nipt Hechts een com- pli- de | loftuitingen die de Kroonprinfes rechtmaatig toekwamen, bepaalt, tot die welken alle beminnelijke vrouwen verdienen te ontvangen. DE VERT. (*) Die pracht was evenwel niet zodanig geweest, als gewoonlijk bij dergelijke gelegenheden plaats gehad had, ,, 't zij," leezen wij elders, „ dat men met een' verborgen* naijver béfchouwde „ den luister welke door de Kroonprinfes alomme „ verfpreid werd; 't zij men vreesde dat het volk „ den eerbied vóórhaar wat te verre mogte drijven:" toen lodewijk de'XIV ,in een gelijkfoortige omftandigheid ,zijne intrede deed, zat hij, als mede zijne Gemaalin, te paard, op dat zij te beter van 't volk gezien zouden kunnen worden: die Koning en Koningin wandelden door de voornaarafte gedeelten der hoofdftad, en bragten eenige dagen met ae Parijfenaars door; doch wij hebben reeds gezien, dar, integendeel, marie-antcinette en haar Yorsc-  64 LEVENSGESCHIEDENIS van pliment door de vleizucht voorgefchreverr, neen, m a r i e-a n t o i n e ï t e , gelijk ook de Dauphin, voedde waare hoogachting voor den Monarch , blijkende daar uit dat deeze , in de ziekte welke hem ten grave heeft gefleept (*), hen, niettegenftaande dezelve beimettelijk ware , moest laaten verbieden in zijn kamer te komenj Zodra had lodewijk de XV den geest niet gegeven, of de menigte die hem omringde, wilde de vertrekken der nieuwe Souvercinen inftormen; ieder brandde van begeerte om de eerste te zijn in hun zijne hulde te bewijzen; doch zij gaven bevel dat niemand tot hun toegelaten mogt worden (f): in deeze Vorstlijke Echtgenoot, bij hunne intrede, in een koets als verfcholen waren, en ook nog denzeifden avond naar V-trfailles terug keerden. DE VERT. (*) Den io Mei, 1774. (t) Dit wijs gedrag werd door geheel het volk toegejuicht; 't werd alomme geprezen ; de hovelingen zelfs , wier ftaatzucht daardoor gedwarsboomd werd, morden er niet tegen; ieder zag, met vertedering, etrs' Prins van nog geen twintig jaa-  MARIÊ - ANTOINÉtTË. 65 ze fombere oogenblikken hield het jonge paar zig met niets anders bezig dan met hunne droefheid, en het graf des overledenen Monarchs werd befproeid met de traanen van zijne opvolgeren. Mevrouw du barri beefde, toen zij ten troon zag prijken, haar, die zij, tot dus verre, alleenlijk als eene medevrijfter had befchouwd; zij was beducht dat de tegenfpoeden, en de diepfte vernederingen thans op haar en op de haaren zouden nederftorten \ zij begon berouw te gevoelen over het ongelijk dat zij de Vórstin had aangedaan 5 want het belang opende thans» desaangaande, haare oogen ; dan , hoe verwonderd Was zij niet, toen zij vernam dat de Koningin zelve,lodewijk den XVI, diewat de jaaren, eri eerie Prinfes welke nog geérl negentien bereikt had, weinig geftreeld door den nieuwen trap van hoogheid die hen wachtende was, zig geheellijk der droefheid huns harten oVergeeven i dit gaf een voorbeeld van gemaatigdheid j en eet* bewijs van kinderlijke deagd en tederheid. DE ïtüfi E  66 LEVENSGESCHIEDENIS vas de zeden betreft, zeer geftreng was, had ge. beden om toegeevendheid voor eene vrouw, in welke hij niet anders zag dan de minnaares van zijnen voorganger : het gevolg hiervan was dat men Mevrouw du barri niet flechts liet behouden alles wat zij had, maar dat men ook nog menigvuldige nieuwe weldaaden voegde bij die welken zij had ontvangen ; voords vergunde men haar het kaszeel van Lucienne tot een verblijf (*). Vol- (*) Uit dit loflijk gedrag, gevoegd bij dat, omtrent den Marquis van Ponticoulant gehouden, (zie bladz. iR) blijkt, dat mar ie antoinette, nu tot Koningin verheven zijnde, het voorbeeld van goedertierenheid hernieuwde, 't welk lodewijk de XII, bij zijne komst tot den troon, had gegeven,en 'tgeendien uitmuntenden Vorst, met reden, inden lof der nakomelingfchap heeft doen deelen: alzo bewees ook m a r i e-a ntoin ette, metfpreekende daaden, dat zij even als haar doorluchtige moeder, maria-tiieresia , niets vleiends za°in den tijtel van Koningin, dan alleenlijk het vermogen van veel goeds te kunnen doen. Toen maria -theresia den ouderdom van veertien jaaren bereikt had, vergunde haar vader, Keizer karel den VI, haar de raadsvergade- rin-  MARIE-ANTOINETTE. 6? Volgends een zeer oud gebruik had marie-antoinette, als nieuwe Koningin, een recht, het welk door 't volk , bij 's Konings dood, betaald werd, onder den naam van Gordel der Koninginne; doch ringen bijtewoonen; het was aldaar dat zij zig voor de ftaatsbezigheden vormde; alle de advifen welken zij uitbragt, ftrekten om eenige gunst voor het volk te verkrijgen, of eenige weldaad voor hen die zig verdienftelijk bij den Staat gemaakt hadden; uit aanmerking van dit haar gedrag, zeide de Keizer haar eens: „ Ik zie dat gij geen Koningin zou- „ det willen weezen dan om wèltedoen ■ Er „ is," andwoordde m aria - theresia , geene andere wijze van regeeren dan die, welke het gewigt van een kroon draagelijk kan maaken. Marie-antoinette konde , toen zij den Franfchen troon beklom , die zelfde ondervinding in de zaaken van Staat niet gehad hebben; zij was altijd verwijderd geweest: ondertusfchen was uit de wijze, waarop wij gezien hebben dat zij de tijding van de dood van lodewijk den XV ontving, duidelijk te befluiien dat zij, op het voorbeeld van haar moeder, den rang tot welken die dood haar verhief, meer vreesde dan begeerde. de vert. E z  63 LEVENSGESCHIEDENIS van doch de Vorstin bad haaren Gemaal zijne onderdaanen van dien last te willen ontflaan (*): zij wilde liever haare komst tot den troon kenmerken door daaden , zoo edelmoedig als die welke ik ga verbaalen. Te (*) Haare bede werd verboord, en over die weldaad, waarin de natie in 't a'igemeen deelde, werd de Vorstin weder van alle kanten toegejuicht; dan, en 't geen, indedaad, aanmerkelijk is, ook die loftuitingen liepen weder alleenlijk over de bevalligheden van haar perfoon , zonder van de waardiger hoedanigheden van haare zief te gewaagen — de Graaf van Couturellt, onder anderen, meende haar, ter deezer gelegenheid, te vereeren met een vierregelig versjen, van den volgenden inhoud: „ Gij, „ bekoorelijke Souvereine ! gij ftaat af van de „ fchoonfte uwer inkomllen; maar waartoe zoude „ u ook de gordel van Koninginne dienen , daar „ gij dien van Fenus hebt?" — Immers bevatten deeze regels weder één van die aartigheden met welken de Franfchen nooit karig zijn , zelfs niet bij de minst achtenswaardige vrouwen? en met zig dezelven te veroorloven, noodzaakte men het volk te zeggen, dat het hnn weinig verfchilde of Zij eene bekoorelijke Vorstin op den troon zagen, ja dan neen; maar dat zij'tgrootfte beiang Helden, daarin , dat zij die er op geplaatst was oprechtlijk verlangde iet tot hun geluk te kunnen toebrengen . ook  MARIE-ANTOINETTE. 69 Te voet door het dorp St. Michel wandelende, zag zij eene oude vrouw, omringd van kleene kinderen : zij ondervroeg de vrouw wegens haaren toeftand, en de goede oude , aangemoedigd door het deel neemen der Vorstin in haare omftandigheid, andwoordde, dat zij de grootmoeder was van de ouderlooze weesjensdie zij bij zig had: marie - antoinette deed haar eene fomme gclds gccven , en beval dat men het jonglte der kinderen , 't welk naauwlijks drie jaaren oud was , naar 't kasteel zoude medeneemen : zij deed dit wichtjen onder haare oogen opvoeden; droeg er, in perfoon, moederlijke zorg voor , en vergunde het, dagclijksch, in haar vertrek te komen fpeeJen (*). Er ook heeft marie-antoinette getoond geen genoegen in die laffe loftuitingen te neemen , betuigende den geenen die haar dezelven durfde aanbieden, dat zij niemand toeftond haar iet anders dank te weeten , dan de liefde die zij het volk toedroeg. db vert. (*_) Wanneer marie-antoinette op dergeE 3 UJU  MARIE-ANTOINETTE. 73 Van dit oogenblik af begon het volk in klagten en murmureeringen uittebarsten ; fv*ec de Koningin, fchreeuwde men uit, zoo de Koning komt te perven! het zelfde volk dat reeds zoo veele blijken van de goedheid van marie-antoinette had gezien, veroorlofde zig thans volmondig uitteroepen, dat zij eene Oostenrijkfche was, en het Franfche volk niet beminde (*). Intusfchen Haagde de inenting volkomen paar wensch , en de Koningin vermaakte trouwen hebben n/oeten inboezemen: ftonJ het aan haar uitfpraak te doen in een verfchil, over 't welk de veritandigfte mannen verfchild hadden, en nog werkelijk verfchilden ? — Zeker haar aandringen pp de inenting van haare Echtgenoot en broeders, is iet hetwelk zig niet laat verklaaren : alleenlijk kan men zeggen dat mirie-antoinette met dezelfde onverzettelijkheid bij haare opgevatte denkbeelden bleef, als haar broeder joseph de II, gewoon was te duen. de vert. (*) Men ging zelfs zoo. verre, van te zeggen.dat de Keizerin-Koningin haar den Franfchen niet had gegeven dan om zig te wreeken over den oorlog, E 5 die-u  74 LEVENSGESCHIEDENIS VAN te zig niet weinig met de vrees die men desaangaande had getoond te voeden — men heeft toen ten tijde verzekerd, dat, daar de Geneesheer voornoemd vreesde 't leven van de drie jonge Prinfen tegelijk aan 't gevaar blootteftellen, hij den Koning alleen de pokjens had ingeënt, terwijl Monfieur, en de Graaf van Artois, alleenlijk eene gewaande inenting ondergaan hadden (*}. Zodien deezen haar hadden aangedaan; dan, die zwarte verdenking verviel van zelve; want hoe kondemen" veronderftellen dat de verhevene ziel van mariatheresia vatbaar zoude geweest zijn voor zulk eèn laag, zulk een verfoejelijk denkbeeld? en zo zij zulks geweest ware, zoude die Vorstin het dan openlijk üenbaar gemaakt hebben? —hadden de elendelingen, die dus fpraken, de eer gehad van haare vertrouwelingen te weezeh? — die helfche verdenking had toen wel geen verder gevolg, maar daarna bragt men dezelve met een al te goeden uitflag weder ter baane. de vert. (*) Men verzekert dat Monfieur , eenige dagen aa de inenting, zig, zeer wèlvaarende, te Muette vertoonende , de Dames zig hadden verwonderd dat  MARIE-ANTOINETTE. 75 Zodra de Vorstin haar' Gemaal den fcepter zag zwaajen , maakte zij het zig tot eene wet, hem nooit nopens zijne geheimen te ondervraagen, noch ook te trachten door aanzien of gebeden eenigen invloed in zaaken te verkrijgen (*> Dit wijs gedrag (temde ten vollen overeen met de grondbeginfels van lodewijk den XVI, die ook van begrip was dat de zaaken, betrekking hebbende op 't welzijn van zijn volk, in gee- dat zij niet de minste blijk van zijne nieuwe ziekte op zijn gelaat konden ontdekken; en dat hij haar zoude geandwoord hebben, op eene wijze die haar te vaster deed gelooven dat men hem niet dan in fchiin had ingeënt ; dat hij haar eene zekere roodheid op zijn voorhoofd had getoond , welke veeleer geleek naar een puistjen , door de drift van 't jeugdig bloed verooizaakt,dan naar een blijk van kinderziekte. (*) Zodra de Koning een befiuit had genomen, gehoorzaamde zij, even als alle zijne onderdaanen, hetzelve blindlings; en welke ook haare bijzondere meening mogte geweest zijn, zij kende geeuen wil dan dien van den Vorst. BE VERT.  76 LEVENSGESCHIEDENIS van geene andere handen behoorden overtegaan , of ter kennisfe moesten komen van anderen, dan van hun die, ambtshalven, verpligt waren de zorgen en vermoejenisfen van het beftuur met hem te deelen: ondertusfchen had men het zoo verre weeten te brengen, dat het 'volk geloofde de Vorstin had lievelingen, en ook bijzondere oogmerken; dat zij allerleie foort van middelen in 't werk ftelde, om den eenen voordtehelpen , en den anderen in zijne oogmerken gelukkig te doen flaagen (*\ Bij (*) Had zij een zucht gevoed om de liefde des volks op haar alleen te doen rusten, zeker de veranderingen welken in 't beflimr gemaakt werden, onmiddelijk na den dood van lodewijk de» XV, zouden haar daartoe de gefchiktfte gelegenheid verfchaft hebben: het volk verklaarde zig tegen de Ministers van den overledenen Koning, en begeerde de afgedankten terug; had nu marie-antoinette die begeerte te gemoet gekomen , zeer gemaklijk zoude zij zig de verdienste hebben gegeven, van de vervulling dier volksbegeene bewerkc te hebben; maar zij nam in de uitvoering daarvan op geenerleie wijze eenig deel, noch deed haar in- vlued  MARIE - ANTOINETTE. 77 Bij de droefheid, haar door deeze valfche befchuldiging veroorzaakt, voegde zig nog de fmart over eene onaangenaame gebeurenis : haar broeder naamlijk, de Aartshertog maximiliaan, verfcheen aan 't hof, onder de naam van Graaf van Bourgaw; en offchoon hij er onder 't masqué van incognito ware, wilde hij echter , in hoedanigheid van broeder des Keizers, en wegens zijnen tijtel van Koninglijke Hoogheid, op feesten die men ter zijner eere gaf, den voorrang hebben boven de Franfche Prinfen, welken geen anderen tytel voerden dan die van Doorluchtige Hoogheid: van beide kanten kwam aldra eenige hoofdigheid in 't fpel, en de gebeden der Vorstinne konden haare fchoonbroeders niet doen toegceven, alwaarom deezen zig naar hunne landgoederen begaven, en er zig zoo lang ophielvloed op de keus van nieuwe Ministers gelden: zij oordeelde duizendmaal gelukkiger te weezen door de zegeningen welken nu, door de erkentenis, over haaren gemaal uitgeftort werden, dan door die van welken zij-zelve het voorwerp was. DE VERT.  MARIE-ANTOINETTE. 79 toe , als deeze fomtijds poogde het volk terug te drijven: de Koning wil dat gij die goede lieden laat naderen; zij zijn niet yoorneemens ons eenig leed te doen (*). Koningin zijnde maakte zij echter niet meer werks van haare kleeding, dan zij als Dauphine gedaan had ; zij behield desaangaande nog altijd dezelfde eenvouwigheid, uitgenomen in die oogenblikken waarin zij verpligt was als Koningin te verfchijnen (f): deeze voorbijziening der etiquette floop, (*) De Koning had haar Klein Trianon ten gefchenke gegeven ; aldaar liet zij een gehuchtjea aanleggen, waarin zij twaalf arme huisgezinnen plaatste; deezen ging zij dikwijls bezoeken, en telkens deed zij haar bezoek van eenige mildaadigheid vergezeld gaan, DE VERT. (t) Men begon deeze eenvouwigheid wel zeer hevig te laaken , eerst onder de hovelingen , en vervoigends bij de overige ingezetenen ; maar, desniettegenftaande , bootfte men haar ook daarin, gelijk in alles, naar, ten zelfden tijde dat men er haar over berispte; en die naarbootfmg ging zelfs zoo verre dat er eene volftrekte revolutie in de klee-  go LEVENSGESCHIEDENIS vAfi floop, ongemerktidoor tot in haare vermaa* ken; zij ftond toe dat men in haare vertrekken kleeding der vrouwen uit ontftond ; alles wat den toot, om zoo te fpreeken, veradelde, werd verworpen ; men kondé nu geen onderfcheid zien tusfclien éene Hertogin en eene Tooneelfpeelfter. Die dwaasheid vond ook bij de mannen ingang! de Grooten hadden, federt langen tijd , de pluimen, de lint-bosfen, en de boordfels der hoeden afgelegd, om ze aan hunne knechts overtelaaten: nu zeiden zij ook de roode hielen, en de borduurfels op hunne kleederen, vaarwel; zij kruisten de itraaten door in kleederen van grof laken,een gebulten knods in de hand, en dikke fchoenen aan de voeten. Deeze herfcbepping kwam verfcheiden van hun op zeer vernederende voorvalletjens te flaan : zig onder de menigte bevindende, en aan hunne kleeding niet kenbaar zijnde,gebeurde het dikwijls dat woeste knaapen uit het gemeen twist met hun maakten, en aldra tot de vuisten overgingen, in welke foort van gevechten ae vermomde edelen nooit de overhand behielden: zie daar derhalven, hoe de bedoelde lieden zig zeiven ongevoelig beroofden van die onderfcheiding waarmede inert hun altoos had behandeld, en hoe zij eene gelijkheid invoerden, welke zij daarna als zoo geheel affchuwelijk hebben uitgekrceten. DE VERT.  MAPJE - ANTOINETTE. 81 ken fchouwburg hield, waarbij zij zelve rollen op zich nam, die zij vrij gebreklijk uitvoerde (*) ; en , niettegenftaande zij zeer wèl wist dat men haar belachte, kon zulks haar niet doen afzien van zig overtegeeven aan eene foort van vermaak , 't welk zij geloofde haar vergund te moeten worden (§) : toen men haar daarover on- (*) Op zekeren tijd ten tooneele verfchijnende, verftoutte één der aanfchouwers zig, met een tamelijk luide Item, te roepen: Men moet bekennen dat dit koning/ijk flecht gefpeeld is. (§) Daarom was ook de fchcrpe les, welke wij haar in de laatstvoorgaande aanmerking van den autbeur, hebben hooren geeven, voor haar verloren: marieantoinette offerde nimmer aan het gevoelen van een ander iet op, hetwelk zij béfchouwde als in zig zelf onverfchillig te weezen, en dat men haar derhalven niet konde ontzeggen. Lodewijk de XIV voedde denzelfden zucht voor het tooneel; maar hij zag , zonder morren , van dat vermaak af, zodra hij zekere fchoone verfen van racine had hooren opzeggen, in welken die dichter hem onder 't oog bragt,hoe zeer dergelijke tijdverdrijven zij'er onwaardig waren. Intusfchen moet men niet uit het oog verliezen F dat  82 LEVENSGESCHIEDENIS van onderhield , andwoordde zij met de woorden van Mevrouw maintenon: Ik ben óp het tooneel, des moet men mij $ onvermijdelijk, uitfluiten of toejuichen (*). Kei^ dat mArie-ANfoineTTe op eene ongewoone wijze voor de vrolijkheid geriemd was; haare nei* ging, deezen aangaande , zoo veel mogelijk intevolgen, was voor haar eerte behoefte geworden; Van daar dat het deftig uiterlijke der koninglijke Waardigheid, haar zeer fpoedig een last werd, alzo hetzelve haare ziel aan te grooten dwang onderi wierp — zij had eene fterke genegenheid voor eene der hofdames, wier vrolijk humeur zeer overeen-» kwam met dat der Vorstinne: dikwijls ging zij deeze haare lievelinge bezoeken, en wanneer zij haar alleen vond, riep zij uit: God dankt ik ben geen Koningin meer: daarna gaf zij zig over aan allerleie kinderlijke fpelen , en wel met al de dartelheid van een' fcholier, wiens meester afweezig is. Op zekere dagen 's weeks woonde zij een uitgezocht gezelfchap bij, met hetwelk zij zig ongemeen .vermaakte: als zij in dien kring verfcheen, zeide .zij gemeenlijk: God zij geloofd, ik ben thans geen Koningin; ik ben mij zelve — Is immer, uit den mond vau den besten der Vorsten, een gezegde gekomen dat meer verdient ter bewaaringe aangetekend te worden? \ de vert» (*) Dit Voorbeeld der Vorstinne had weder een ent  MAPJE - ANTOINETTE. 83 Keizer joseph kwam haar in de maand April des jaars 1771 een bezoek geeven: op 't voorbeeld van den Aartshertog maximiliaan, verfcheen hij ten hove onder den naam van Graaf van Falckenftein; want ook hij was een liefhebber van zig onder de menigte te verliezen , vöor iemand uit den burgerftand gehouden te worden , en 't volk, in deszelfs eigen boezem, Waarte- nee- cenen algemeenen invloed: de fmaak voor het tooneel drong tot in alle de clasfen der maatfehappij door; er was geen man van aanzien , geen financier, geen burger welke iet betekende, die niet begeerde een tooneel-zaal in zijn huis te hebben, en de manieren der tooneelipeelers naartebootfen : weleer zöude een gering edelman geoordeeld hebben ontëerd te weezen, zo men geweten had, dat hij zigfoms, zelfs in.'t binnenst van zijne wooning, in een' tooneel(peeier herfchiep; dan, toen de Koningin dat denkbeeld, door haar voorbeeld, had vernietigd, vergi.t zelfs het hoofd van den' Magiftraat de deftigheid van zijnen (tand, eri vervulde den rol van boufFon — toen deeze mode algemeen geworden was, volgde daaruit eene verkeering mee de lieden van het tooneel, gemeenzaamer dan voör dien tijd immer plaats gehad had. DÈ VERT» F s  84 LEVENSGESCHIEDENIS van neemen : op zijne onderfcheidene reizen T was de eerfte herberg de beste hem goed genoeg; zijn tafel was altoos zeer fober toebereid, en hij Hiep op een herte-vacht, over een ftroo-matras uitgefpreid — hij vertoefde omtrent een maaad lang. in Frankrijk (*). Nu (*) Het incognito van Keizer'joseph was niet ilrenger dan dat van den Aartshertog geweest was: dat is, niemand was onkundig dat die doorluchtige reiziger de Keizer van het Westen was; met dat alles wandelde joseph de II, zonder lijf-" wachten , zonder hovelingen, zonder gevolg, en toonde wegens zijne voorrechten ten uiterflen onverfchilüg te weezen. De fchrijvers en Franfche hovelingen verhieven deezen Vorst tot de wolken; zij befchouwden het daarlaten van zijnen rang als een bewijs van 't uit. muntendst charakter jals eene brandende liefde voor de waare wijsbegeèrte; als eene ijverige zucht om het geluk van zijn volk te bevorderen, en van hetzelve bemind te worden; doch zij bedrogen zig zonder twijfel; want dat zonderlinge laat zig zeer wêlverbinden met eene gewoone genie: geen Vorst bezat het in hooger graad dan karel de XII, en évenwel was die Vorst, gelijk vo ltai re aanmerkt, veeleer een rustloos mensch, die fteeds naar onderneemiugen hunkerde, om dat hij beweegtng noo- dig  MARIE-ANTOINETTE. 85 Nu begon men de ftoutheid te gebruiken van de Vorstin in openbaare libellen, door den dig had, dan een diepdenkend man , welke juiste maatregelen volgde — daar ondertusfchen de bovengemelde loftuitingen,die men over joseph den II zoo ruimfchoots uitboezemde, in de ooren der Koninginne wedergalmden, was het zeer natuurlijk dat zij op haare jaaren, en met den fmaak haar , door haare eerfte opvoeding, ingeboezemd, op dezelve verliefde, en zij 't zeer wonderlijk en wispeltuurig vond, dat haar gedrag, hoewel deezen aangaande met dat van haaren broeder niet verfcliillendè, zoo geheel anders dan het zijne beoordeeld werd. Voor *t overige begeerde men dat onder het bezoek 't welk joseph de II zijne zuster gaf, een groot geheim verborgen was; evenwel was 't niet meer dan een eenvouwig bezoek: hij had met deeze zijne eerfte reize volftrekt geen ander oogmerk dan om de Koningin te zien, en zig naauwer met lodewijk den XVI te verbinden: uiet dat zijn geest toen niet reeds zwanger zoude geweest zijn van uitgebreide ontwerpen ; maar de lijd om dezelven ter uitvoer te brengen was nog niet gekomen: hij verliet Frankrijk ook niet.zoo fpoeJig als in den text gemeld is, om dat het er hem niet behaagde, maar zijn van natuure onrus. tige aart veroorlofde hem niet ergens langen tijd te F 3 bli<'  86 LEVENSGESCHIEDENIS van den laster zamengclMd, aantevallen men trachtte eene Prinfes in een haatelijk licht te ftellen, welke men niets wezenlijks had te verwijten: het fcheen dat onrustige geesten reeds, als onder de hand. tegen de opperite magt arbeidden; doch hunne (lagen nog niet tegen den Monarch zei ven durvende. rich- blijven, zel.fs dadr, niet waar 't hem ongemeen wél aanftond. de vert. (*; Want.het berispen van de gemeenzaamheid» en van de nederigheid der Vorstinne was, bij voorddunring, in kracht aangewa-fen, en had nu reeds eene zekere vastheid verkregen: welverre dat het bij de berispers nog niet meer dan eere vlugtige bemoejjng zoude geweest zijn, was het reeds eene beftendige hoofdzaak op de lijst hunner bezigheden geworden .• niet dat men toen reeds het ontwerp gefmeed had , om Iwsr van de achting en liefde des volks te berooven; er beftond voor als nog geene zamenzweering; maar men konde niet nalaaten te vreezen dat , zodra er befpeurd werd hoe gewilliglijk marie-antoinette en lodewijk. de XVI zig overgaven aan alles wat zij meenden, met den wensch en het verlangen des volks overëenteko.men, men de voiftrekte begeerte naar eenreyo^ Inde zoude koesteren. de vert.  MARIE-ANTOINETTE. 87 richten, begonnen zij, met de eerde perfoon naast hem aanteranden: welhaast waren zij echter bedacht om een proef van de bij hen uitgedachte middelen te neemen; vandaar dien verfchrikkelijken meel-oorlog, een oproer dat met reden te bewonderen is; men fchreeuwde luidkeels over gebrek, in 't midden van een zeer gezegend jaar; men riep en raasde om brood, terwijl men de zakken met koorn opfneed, en ze in de rivier ftorr.te: te Parijs en te Verfailles had 's Konings huis de muiters wel beteugeld; maar ook van toen af begreepen die lieden, wier vermogende handen, achter een dikken (luier verborgen waren, de broze, en alleenlijk gedreven wordende werktuigen, welken zij onder hunne oogen zagen omverfmijten, in beweeging te moeten brengen \ die lieden, zeg ik, begrepen, dat zij, om den troon Hagen toetebrengen welken zig niet in de lucht zouden verliezen, al aanftonds deszelfs pijlers moesten verzwakken , en deszelfs befchermers verwijderen; zie daar de drijfveer der gemaakte verandering in de compagnieën dappere lijftrawanten, F 4 wel-  88 LEVENSGESCHIEDENIS van welken men om geene andere reden vernietigde , dan om dat men maar al te wèl verzekerd was, dat zij noch omtekoopen noch te overwinnen waren. Men vergenoegde zig Voordsnietmetdeaanflagen, die men tegen den Koning fmeedde, van verre voortebereiden; neen, men wilde dat hij zelf 't middel zoude daaritellen waardoor zijn gezach aan 't wankelen gebragt zoude worden; men had getracht hem overtehaalen om zijn volk de wapens van den Godsdienst tegen hem in handen te geeven ; men had getracht hem te beletten zijn hoofd te doen zalven, met die heilige oly welke, op het voorhoofd van alle zijne voorvaderen , het teken had gedrukt van de gehoorzaamheid en onderwerping hunner onderdaanen; dan,lode wijk d e XVI, te godsdienftig om een gebruik niet intevolgen 't welk, door den tijd, en door de wetten van de kerk en van de Monarchie , geheiligd was geworden; en tevens te voorzichtig dan dat hij de hinderlaagen die men hem legde niet gezien zoude hebben , begeerde zijn kroon van denzelfden God  MARIE-ANTOINETTE. 89 God te ontvangen , die haar op 't hoofd van clovis geplaatst had (*). Aan dien kant alzo niets kunnende winnen, nam men zijne toevlugt zoo tot heimelijke listen , als, andermaal, tot den vingen laster (f); en (*) Elders vinden wij de poogingen om het zelve te weeren , toegekend aan één der Ministers, welken lodewijk den XVI, bij zijne komst tot den troon, omringden; en die zelfde man wordt aldaar gehouden voor de eerde verfpreider dier wijsgeerige denkbeelden welken van toen af ingang ge« vonden, en thans zoo algemeen plaatshebben: zijp oogmerk nopens de zalving mislukkende, bewerkte hij echter dat dezelve minder plechtig gefchiedde dan wel had moeten weezen; ja zelfs mi-ider dan hij zig zeiven beloofd had. de vert. (f) Dit verfchrikkelijk middel heeft, vooral wanneer het dagelijks herhaald wordt , de bejatnmerenswaardigde uitwerkfelen , zowel wegens de ongelukkige neiging welke het gros des menschdoms heeft, om het ergste liefst te gelooven , en om het geen opgeheven is weder nedertewerpen, als wegens de traagheid die veroorzaakt wordt, daardoor, d»t het onderzoeken , en het ontwikkelen van befehul dringen aan groote moejelijkheden onderworpen is; en wordt de valschheid derzelven al ontdekt, wie heeft dan moeds genoeg om, zonder F 5 ver-  je.* LEVENSGESCHIEDENIS van een' Prins te bevallen; en thans zag zij haa • ren wensch vervullen: zij verlostte den a&. October 1781 van een' zoon: de Vorst kwam, in perfoon, haar de aangenaame tijding daarvan brengen: Mevrouw, zeide hij, gij hebt mijnen wensch , en die van geheel het Koningrijk vervuld: gij zijt moeder van een Prins : zij verzocht het kind te zien; de Prinfes van Guémenée , Gouvernante der Koninglijke kinderen , bood het haar aan ; zij gaf het wichtjen haar ren zegen, en beval dat het gedoopt moest worden. Rasch verfpreidde de vreugde zig tot in aller harten : de vischvrouwen van Parijs kwamen te Perfaüles, en werden bij den Koning toegelaten: zie hier de aanfpraak welke door een van haar, bij deeze gelegenheid, gedaan werd: „ Sire 1 de Hemel was een' zoon. ver- „ fchul-r djgliejd vergieten, en zorgvuldig van zig verwijdesten, alles wat hem in de eerbewijzinge der menigte jtpnde. doen ^ee{erf. !>E VERT,  MARIE - ANTOINETTE. ? 05 „ fchuldigd, aan een' Koning die zijn volk „ als zijne kinderen bemint : federt langen „ tijd hebben wij om dien zoon gebeden; „ hebben wij dien zoon gewenscht; einden „ lijk zijn onze gebeden verhoord, en onze „ wenfchen vervuld: zie daar ons verzekerd „ dat onze kinderen zoo gelukkig zullen ,, wcezen als wij zijn; want dit kind zal u „ gelijken: gij, Sire! zult het leeren zoo „ goed en rechtvaardig te weezen als gij zelf „ zijt; en wij zullen zorg draagen dat on? „ ze kinderen leeren, hoe men zijn' Koning moet liefhebben en achten." De Koningin werd in deczer voegen aan-, gefproken: „ Mevrouw! 't is reeds federt „ langen tijd dat wij u beminnen, zonder 't u „ te hebben durven zeggen, en wij moeten „ al onzen eerbied inroepen, zullen wij geen „ misbruik maaken van de vrijheid die wij „ genieten om u onze liefde te verklaaren." Vervolgends keerde de fpreekTfter zig naar den Dauphin, en zelde: „ Gij kunt voor als „ nog de wenfchen, die wij rondsom uw „ wiegjen uitftortcn , niet verdaan; maar, 2, ten eenigen dage -zal men u dezelven Q 5 » ver-  io6 LEVENSGESCHIEDENIS van „ verklaaren: zij komen daarop neder, dat „ wij in u de beeldtenis wenfchen te zien „ van hun, aan wie gij het leven verfchul„ digd zijt." Dat men, deeze korte aanfpraaken kezende , zig herinnere, dat deeze vrouwen, ook die vrouwen zijn, welken , agt jaaren laater, begeerden haare handen te doopen in 't bloed van hun wien zij zulke fterke betuigingen van verknochtheid hadden gegeven : zoo gaat de dwaaling met reuzen-fchreden voord, wanneer zij geleid wordt door de list, en wanneer de verkwisting geld Itrooit op het pad dat men haar wil doen volgen. De onverfchilligheid welke er intusfchen te Parijs plaats had, over de geboorte van den Dauphin, was zeer merkwaardig, en bedroefde de Vorstin niet weinig: de erfgenaam van de kroon was omtrent het einde van October geboren, en de hoofdftad was in 't begin vanjanuarij eerstvolgende dienaangaande nog in diepe rust en ftilte: mari e-a n t o i n e tte kon niet nalaaten haare misnoegdheid daarover te kennen te geeven; zij vroeg, of men, zijne vreugde willende doen blijken over  MARIE - ANTOINETTE. 107 over de gcboorre van een' Prins, of dat men moest wachten tot hij in ftaat was om die vreugde te zien, en zelf mede te danfen ? Eindelijk werden de feesten bepaald op den si Januarij: de Vorst en de Vorstin werden ter bijwooninge van dezelven genoodigd; bij die gelegenheid gaven deezen andermaal de fchitterendfte blijken van hunne menschlievendheid: de kerkers waarin lieden om fchuld gevangen zaten, werden ge. opend;en ook zulke crimineele gevangenen, wier misdaaden voor vergeeving vatbaar waren, werden ontflagen: men droeg zelfs zoo veel zorgs voor de uitvoering van deeze edele weldaaden, dat men eene commisfie benoemde ,. beftaande uit de Requestmeesters, en den Groot -Aelmoesfenier als voorzitter : deeze commisfie werd gelast te zorgen dat alles in de behooreiijke orde ter uitvoer gebragt wierde. De om fchuld ontfiagenen alleen, kostten Frankrijk viermaal honderd vier-en-zeventig duizend livres : marie-antoinette deed Parijs altoos boven alle andere Heden in haare weldaaden uitmunten : de ongeluk- ai  io8 LEVENSGESCHIEDENIS van lukkige Vorstin was, indedaad, wel verre af van re voorzien, dat de Parijfenaars haar eenmaal die weldaaden, met den vernederendften woeker-intrest, zouden betaalen. Zodra de doorluchtige Echtgenooten te Parijs gekomen waren , gingen zij in de reeds genoemde kerken van Onze lieye vrouwe , en van St. Genoveva, hunne gebeden en dankzeggingen bij die van het volk voegen : daarmede bragten zij den ochtend door: tegen twee uuren begaven zij zig naar het ftadhuis, alwaar men voor 't gantfche hof tafels in gereedheid vond ; dan, 't fcheen, indedaad, dat men zig een taak gemaakt had van overal, en in alles, een' geest van karigheid te doen doorftraalen, iet hetwelk zulk een groote natie , als de Franfche natie is, zekerlijk tot geene eer verftrekte , vooral niet bij zulk eene zoo belangrijke gelegenheid : veelen van de eerfte edelen vonden niets te eeten dan wat boter en radijs: het overige van 't feest beandwoordde volmaaktlijk aan dit voorloopige ; 't vuurwerk was zoo flecht en zuinig ingericht , dat het gemeen er luidkeels over begon w  MAPJE - ANTOINETTE. t 109 morren: het gevolg der vreugdebedrijven, gaf niet minder ergernis dan de belagchelijke zuinigheid waarmede zij aangelegd waren: de twist welke uitborst tusfchen den vervaardiger der vuurwerken en hen die dezelven aanbefteed hadden, opende de oogen over veele zaaken, die reden gaven om te gelooven dat de hoon, der Koninglijke waardigheid aangedaan, een opgeftemd en vooraf bepaald werk was , om naamlijk,door denzelven een'aanflag te doen op de achting die men den Souverein verfchuldigd was (*> Dit was nog niet genoeg, men ging de betaamelijkheid zoo verre te buiten , dat men op het desfert figuuren van fuiker plaatfte , waarin lasterlijke zinfpeelingen op de Koningin ontdekt werden ; reeds be- (*) De vuurwerkraaaker omving niet het geen hem was toegelegd; hij beklaagde zig daarover; men andwoordde hem, dat, daar hij weinig gedaan had, hij ook weinig behoorde te ontvangen, waarop deezezëxde, dat hij zijn werk had gcfchikt naar de tnkosten die men had willen maaken. DE V E a T.  iio LEVENSGESCHIEDENIS van Begon men alles te durven doen zonder vrees, ert alles te zien zonder iet te ltraffen: onder, tusfchen ontfnapte nier, één van alle die onderfcheidene foorten van aanflagen het fcherpziend oog der Koninginne , en 't was tot haar grievende fmart , dat zij geen enkel vreugdefeest zonder dergelijke voorbereidfelen , of ook zonder valschheid ontmoette, dan onder het volk. In de maand Maart 1735 , beviel marieantoinette andermaal van een' Prins, wien de Koning den naam van Hertog van Nortnandye gaf, waardoor hij zijne erkentenis wilde doen blijken , voor de toegenegenheid welke de bewooners van die Provincie hem hadden getoond op zijne reize naar Cherbourg, alwaar hij de nieuwe haven was gaan bezichtigen ( * ): hij was, bij (*) Van deeze reis,welke lodewijk den XVI eenige gelukkige dagen verfchafte, fpreekende, kart zeer gepast aangemerkt worden , hoe dezelve be. wijst dat het verwijt van heerschzuchtig te weezen, 't welk men marie-antoinette gedaan heeft, van allen grond ontbloot was: hadden de bcginfel» der Vorstinne haar niet verboden, zig, op eenigerleie wij-  MARIE - ANTOINETTE. i 11 bij die gelegenheid, zoo getroffen over de achting en liefde die men overal toonde voor wijze met het beftuur des Rijks te moejen , zeker, zij zoude, door de bewuste reis van den Koning, een gepaste gelegenheid hebben gevonden, om er deel aan te neemen : immers zoude ieder 't zeer billijk hebben gevonden dat zij, ftaande 's Vorsten afweezigheid , over geheel zijn gezach hadde befchikt, en dat zij, ten minften, eene foort van op. permagt in de raadsvergaderingen gehad hadde ? zulks zoude in de daad niet zonder voorbeeld geweest zijn; meer dan ééne Vorstin heeft, ftaande de afweezigheid van den Monarch , het Rijk beftuurd: zo marie-antoinette daarop aanfpraak gS' maakt had, zou voorzeker niemand hebben kunnen zeggen dat die aanfpraak boven haaren rang was; dan, haar is, ongetwijfeld, niet eens in de gedachten gekomen om, geduurende een kleen getal van dagen , de teugels van 't beftuur in handen te neemen ; en men durft zelfs verzekeren dat, zo men haar die teugels had aangeboden, zij ftandvastig geweigerd zoude hebben dezelven aanteueemen — wat verder lodewijkDEiV XVI betreft,deeze vond,aan zijn' kant, goed, haar dit geringe bewijs van vertrouwen niet te geeven, alhoewel hi beter dan iemand wist, boe zeer zij die achting waardig was; dan hij vreesde daardoor de nijd te veel wapens tegen haar In handen te zuilen nellen, trs. vert.  iiö levensgeschiedenis van Voor hem te voeden, dat hij in één zijner' brieven aan de Vorstin fchreef:. De blijken der liefde van mijn volk voor mij, zijn tot op den bodem van mijn hart doorgedrongen: oordeel of ik niet de gelukkig/ie Koning der Aarde ben (*); Marie - antoinétte verloste weder van eene dochter, welke, tot haar bir> terlte fraart, korten tijd na de geboorte , overleed: daar de Vorstin dit kind nog lang na deszelfs dood beweende, was Prins george van Hesfen- darmfladdie haar in haare traa- (*) Om te kunnen befeffen hoe waarlijk de Vorflin haar' Echtgenoot beminde, behoeft men (lechts te weeten dat zij zig, geduurende zijne korte afweezigheid, met niets anders bezig hield, dan met zijne brieven te leezen,en hem te fchrijven: onophoudelijk dankte zij den Hemel voor dat zij haar' Gemaal zag beminnen, zoo als zij hem beminde,en zoo als hij verdiende bemind te worden: ook gaf zij geen ander andwoord op alle uitnoodigingen tot het bijwoonen van eene of andere uitfpnnning, dan met de volgende woorden, uit een Romance, Nina genaamd, en die toen zeer lterk in den fnaak was: Al% mijn Beminde wederkomt: fQnand le bien aimi rtvïem dra.y  MAPJE - ANTOINETTE. i i 3 traanen zwemmende vond, zeer verwonderd dat zij zoo bitter bedroefd was, Over 't verlies van een kind welks leeftijd te kort was geweest om het te leeren kennen: Ach! Mijnheer, zeide de Vorstin , het zou mij eene vriendin geweest zijn; dan, had de ongelukkige marie -antoinette haar lot kunnen voorzien, zoude zij hebben kunnen andwoorden, het zou een jlagt. offer te meer geweest zijn. De Vorstin trachtte zig te vertroosten met de zorg voor haare andere kinderen; deezen waren bijna altijd onder haare oogen ; in haar vertrek ontvingen zij de lesfen vart hunne onderfcheidene meesters; ook als de zorglijke moeder ziek was kon zij niet beduiten de kinderen haar bijzijn te ontzeggen; dan, zoo goed , zoo vriendlijk als zij voor hen was, wanneer zij voldaan was over hunne gehoorzaamheid, zoo geftreng en onverbiddelijk was zij echter als de kinderen haar reden tot misnoegen hadden gegeven ; evenwel wist zij zoo verftandlijk zachtheid metgeftrengheid zaam te paarèri, H dat  ïq8 levensgeschiedenis van ik, zoude er zig tegen verzetten; daar,, enboven heb ik mijn taak nog niet vol„ bragt, uw zoon is nog niet gehuwd, ert „ gij hebt nog twee anderen: ten övervloe„ de zal ik den Koning bericht doen van „ mijn voorneemen, en ik zal u den uit„ flag van onze overweegingen, desaangaan„ de, mededeelen:" eindelijk evenwel werd der Gravinne vergund haaren post te verlaaten, om de reis te doen welke door haare ziekelijkheid noodzaakelijk gemaakt werd. Twee maanden bragt zij in Engeland door, alwaar zij ontvangen werd,met al die befcheidenheid die men verfchuldigd was aan de vriendin van de Koningin van Frankrijk: zij hoorde, de Koningin van Engeland het lot van marie-antoinette benijden, in zo verre, dat deeze onder het purper, en in 't midden van haare grootheid , eene vriendin had gevonden, die niets in haar beminde dan haar zelve (*). In- (*) Toen eens de Graavin, door ziekte,genoodzaakt was geweest zig eenige dagen lang, te Parijs optebouden, fchreef zij de Vorstin, dat zij fpoe-  MARIE - ANTOINET TE. I2J Intusfchen bad men reeds alles aangewend wat konde dienen om deezen vriendfchapsband te treffen met dien drom van fchichten, waardoor de laster toenmaals alle gebeurdtenisfen vergiftigde, ten einde langs deezen weg de omkeering van zaaken , op welke ook de kwaadwilligheid en de misdaad reeds bedacht waren, en naar welke zij hunkerden, fpoedig de eer zoude hebben van haar te zien; dan, marie-antoinette andwoordde haar met deeze weinige , doch veel betekenende woorden: „ Zonder twijfel verlang ik 't ijverigst naar onze „ wederzijdfche omhelzingen , vermids ik reeds „ morgen , te Parijs, met u kom eeten." . de Koningin volbragt ook het geene zij gezegd had. Men moet toeftaan dat deeze naauwe vriendfchapsverbindtenis tusfchen eene Vortsin en haare onderdaane, te zonderlinger heeft moeten toefchijnen, daar men er nimmer een voorbeeld van gezien had; ondertusfchen kon men niet ontkennen dat zij beftond; er bleef derhalven, voor de bedorvene harten, welken door die verbindtenis tot barstens toe getergd werden, niets overig, dan te veronderftellen dat dezelve haar befhan verfchuldigd was aan eene misdaadige beweegoorzaak. de vert. I  j3o LEVENSGESCHIEDENIS van den, eenigermaate te rechtvaardigen : men deed eene verbazende menigte van lasterfchriften tegen de Hertogin de polignac verlpreiden (*), en men onthield zig niet, ook (*) Men beeft, ten dien tijde , begeerd, dat de verborgene fchrijvers dier libellen zig openlijk zouden bekend maaken, de gefchriften voor de hunnen erkennen, eu de bewijzen leveren van 't geen zij gezegd hadden ; dan, niemand kwam op. Men heeft verftandige lieden geraadpleegd ; lieden, die den Hertog en de Hertogin de polignac zeer bijzonderlijk kenden , dan deezen fcheenen ten volften overtuigd dat de fchrijvers der bewuste fchotfchriften, laage lasteraars waren , die door de vijanden van den Koning en van de Koninginne bezoldigd werden: men heeft zelfs de bedienden van de Hertoginne, wegens haar, ondervraagd, en dat wel toen deezen volftrekt niet meer op gunsten van hunne Meesteresfe konden hoopen, dan, hunandwoorden hebben overtuigend bewezen , dat zij allen de Hertogin tederlijk beminden , en dat deeze in den boezem van haar gezin het geregeldst en betaamelijkst leven leidde ; ja zelfs is er nog nooit iemand gevonden, die konde zeggen immer de geringde belediging van den Hertog of de Hertoginne de polignac ontvangen te hebben. de vert.  MARIE - ANTOINETTE. i 31 ook de Vorstin zelve te befchuldigen:'t was ondertusfchen niets bewonderenswaardigs dat men, den troon willende ondermijnen, een begin maakte , met te beproeven om die geenen, welken naast bij denzelven geplaatst waren in 't haatelijkst daglicht te Hellen, en ter aarde te ploffen. Thans is al het booze van dat geheim der onrechtvaardigheid voor onze oogen blootgelegd , en de nakomelingfchap zal, zowel als wij, weeten, dat de Koningin al haar ongeluk te wijten had aan den Hertog van Orkans (*). De verbittering van deezen (*) Voltaire zegt: Er is maar één vermogend en onderneemend man noodig , om een geheel Rijk in een" afgrond van rampen te dompelen — orleans droeg de Koningin een' hiat toe, die zekerlijk moest aanwasten naar maate zijne aar.flagett tegen haar wèl gelukten; zijn Paleis was Het vva« penhuis, waarin de libellen die te niet anders te zullen vinden dan een kleenen toeloop van vrouwen, kwam ten fpoedigften en alleronverwachtst op het kasteel , waarover de Koningin ten uiterften verwonderd was: als in eene verbijstering van zinnen* kwam zij het vertrek der Onder-Gouvernantes van haare kinderen invliegen, uitroepende: Kunt gij't geloovenfde Koning is terug gekomen l de Gouvernantes, onkundig van 't geen er was voorgevallen \ of wel nog werkelijk voorviel, en verbaasd over den ftaat in welken zij zagen dat de Vorstin zig bevond, vroegen haar of de Koning zig dan in eenig gevaar had bevonden : Hoe! hernam MARiE- antoInette, nog even ontfteld, nog in dezelfde zichtbaare verwarring, Hoe! weet gij dan niet dat geheel Parijs op het kasteel komt aanftormen ? dit gezegd hebbende vertrok zij met overhaasting; doch kwam een kleen quartiêr uurs daarna weder, de Gouvernantes berichtende dat zij zig gereed moesten maaken om te vertrek* N kenr  iofd wilde (lellen, had deeze Edelman, Cdë la fayette,) het opperbevel over de Nationaale garde dier Had aanvaard:in diehoedanigheidhadHj veelemisdaaden kunnen vóórkomen , en ondertu fchen liet hij dezeiven o verhinderd pleegen; want hij werd, om zoo te fpreeken, altoos geleid door de geenen dien hij meende te leiden.  i96 LEVENSGESCHIEDENIS van op niets orde, en vertrok weder (*) Nu vertoonden orleans, d'aiguillon, mirabeai', benevens eenige andere deelhebbers aan de zamenzweering, zig openlijk : zelfs willen eenige ooggetuigen, dat orleans, in vrouwe-klederen vermomd, zijne fatejlieten aanvuurde , zoo met woorden als met het uitdeelen van geld: zoo veel is zeker, dat deeze onverlaaten, medegefleept door de tegenwoordigheid en de aanmoedigingen van hun Opperhoofd, hun gefchreeuw en dreigen verdubbelden. Geduurende den avond was de Koningin in gefprek met eenige gedeputeerden, zonder den minden blijk van vrees of ontroerenis te geeven : op de aannadering van den nacht (*) Ook had hij den K ning gefproken, en denzeiven in perfoon met zijne fchoone beloften gevleid: die beloften waren te gevaarlijker, daar di la f a y et te door den Vorst befchouwd werd als iemrnd die,hoewel thans aan "t hoofd der misnoegden ftaande , zig fteeds erkentelijk zoude beroonen voor de weldaaden met welkendeiranfcheKoningen ziin huis hadden overladen. 1 Dl VlRI,  MARIE - ANTOINETTE. 199 verfpreidden zig door geheel het kafteel; hij zelf geleidde eene bende tot voor het vertrek van zijne Souvereine; de lijfwachten werden op hunne posten vermoord; die welken voor de deur der Koninginne Honden boden een heldhaftigen tegenftand, dan te vergeefsch; men forceerde de deur, en Marie-antoinette had naauwlijks den tijd om, half gekleed, naar den Koning te vlugten: één der canibaalen welken haar zochten, was zoo verwoed over het mislukken van zijn oogmerk, over de ontfnapping van zijn prooi, dat hij verfcheidene maaien met zijn' fabel in het bed hieuw, 'twelk een oogenblik te vooren door de Koningin verlaten was. De moordenaars werden eindelijk geheel afgemat door de onwankelbaare ftandvastig- heid „ herhaalde ik, maar ik ben een goed burger, en „ fidder voor '/ geen ik gehoord heb" De barras, die toen zeide te Adderen voor 't geen hij, zijnen Koning betrtffende,hrdt hooren zeggen, heeft niettemin in den dood van dien zelfden Koniug geftemd. de v2rt. N 4  soo LEVENSGESCHIEDENIS van heid van de Gardes - du - corps, bij welken zig eenige gewezene Franfche Gardes, toen Nationaale Grenadiers, voegden , die verscheidene gevaarlijke Magen, den Gardes-ducorps toegebragt, afkeerden. De Koning en de Koningin vertoonden zig, hunne beide kinderen aan de hand houdende, op de balcon, en fmeekten om genade voor hunne Gardes (*): deeze onverwachte verfchijning trof de menigte met verbazing, en had eene diepe Mike ten gevolge; doch welke Mike ook aldra weder werd afgebroken door een algemeen gefchreeuw van : De Koningin alleen, en vooral geen der kinderen! wel. ke woorden maar al te gemaklij k verdaan konden worden — Zodra marie-antoinette dit moordgefchrei gehoord had , deed zij haar' Gemaal en allen die hij hen waren, binnen gaan; zij volgde, gaf haare P*) Eenigen vnn deezen w»ren den Koning gevolgd , en fmeeten hunne bandeliers onder het volk; •waarmede zij te kennen wilden geeven dat zij zig V.cfthouwden als overwonnen te weezen, en dat zij gig op. genade en ongenade overgaven. BI VEST*  202 LEVENSGESCHIEDENIS van fteel , met achterlaatinge van bijna alles wat zij onmisbaar noodig hadden : toen begon die aftogt, op 't zien van welke het bloed in de aderen verftijfd zoude weezen van afgrijzen , had men geen getuigen geweest van de verfchrikkelijkheden welken dezelve voorafgegaan waren : de Gardes - du corps waren te voet, blootshoofds, en ongewapend ; voor het rijdtuig uit droeg men de hoofden van twee hunner vermoorde cameraden , op lange pieken gedoken: tusfchen de draagers dier pieken ging een monster, met een langen baard welke van menfchenbloed druipte, houdende een bebloeden bijl opgeheven : met de ftem van een' moordgeest,uit de hel opgedonderd, vroeg hij naar andere koppen die afgehouwen moesten worden , en beklaagde zig dat men hem ontboden had om Hechts zoo weinig bloed te vergieten. Geheel de Koninglijke familie was diep getroffen door de affchuwelijkheid welke haar vergezelde : marie antoinette alleen fioeg verwilderde oogen op alles wat haar omringde, niettegenflaande zij beweegingloos was, en zig in een' ftaat van volkomene gevoel-  MARIE-ANTOINETTE. 203 voelloosheid bevond: het fchrcien van één haarer kinderen, dat door den honger gekweld werd, bragt haar weder tot zig zelve ; zij drukte het tegen haar' boezem , befproeide het met haare traanen, cn vermaande het honger te lijden zonder er over te klaag.cn, dewijl zij 't ook geen kruimelken broods konde geeven. De togt duurde volle zeven uuren: bailly, toen Maire van Parijs, kwam de ftoet aan de barrière ontmoeten, en lodewijk de XVI, niettegenftaande hij , gelijk alle die hem vergezelden, bijna uitgehongerd waren, was genoodzaakt te luisteren naar de brommende aanfpraak , in welke bailly voornoemd hem geluk wenschte met zijne komst in den boezem des volks : de Koning beandwoordde hem met deeze weinige woorden : Mijnheer! ik bevind- mij altoos met vermaak, en met vertrouwen, in V midden der inwooners van mijne goede flad Parijs. Hoe vermoeid de doorluchtige pcrfoonaad • jen waren, wilde men hun echter nog niet vergunnen eenige rust te neemen : men fleepce hen, om zoo tc fpreeken, naar 't ftadhuis, om  so4 LEVENSGESCHIEDENIS van om aldaar nog eerst ieder lid van de Municipaliteit afzonderlijk te hooren : intusfchen richtte bailly zig tot het volk, zeggende: „ Mijnheeren! de Koning heeft „ tot mij gezegd: Ik bevind mij altoos met „ vermaak in V midden der inwooners van „ mijne goede flad Parijs" —- Mijnheer l zeide marie-antoinette , onmidde. lijk daarop, gij vergeet dat de Koning ook gezegd heeft, en m=/t vertrouwen. Eindelijk werd de Vorstlijke familie ver gund zig naar het kasteel der Tuillerie'n te begeevcn, alwaar de la fayette haar door een fterke wacht deed bewaaken: hier was ondertusfchen niets tot de ontvangst der doorluchtige perfoonaadjen in gereedheid gebragt ; de Staatdames der Koninginne moesten, meerendeels, den nacht op ftoelen doorbrengen. Van dat oogenblik af werd l o d e w ij k d e XVI, als een doodfchuldige bewaard en befpied; zelfs mogt hij niet dan op daartoe bepaalde uuren in den tuin gaan, om verfche lucht te fcheppen : wanneer hij aldaar was werden de deuren gefloten , kwamen een mc-  r iió LEVENSGESCHIEDENIS van voordvloeidcn (*): zoo dra marie-antoinette bericht daar van had ont* vangen , bragt zij nieuwe middelen van eigene bezuinigingen in werking , en be* fpaarde daardoor weldra eene fom van twaalfhonderd llvres : dit geld werd aan de fchool voornoemd gefchonken , ten einde het getal der prijzen, gefchikt om de leerlust cn naijver onder de leerlingen optewekken en aantckwceken, niet verminderd behoefde te worden (§). Moe (*) Want federt de Vorstin te Parijs was had men haar het gewoon ruimfchoots bewijzen van weldaaden onmogelijk gemaakt. öe vert. (J) Van deeze zoo nuttige (lichting fpreekeude, verdient aangemerkt te worden dat marie-antotnette te vroeg door rampen beftormd is geworden , om meer dergelijke loflijke (lichtingen aan. teleggeti, als mede dat op de rolle van haare onge. lukken aangetekend moet worden, hoe geen gedenkteken aanwezig is, het Welk den nakomeling ten getuige kan verftrekken van haare liefde voor" de fchoone kunften, van haar medelijden met onge)ukkigen,en van haaren ijver voof den Godsdienst: het etnige gedenkteken't welk daar vau aanwezig is, be-  MARIE-ANTOINETTE. &Ü Hoe veele poogingen de ongelukkige Vorstin 'ook aanwendde óm de overmaat van haar verdriet tegèn te gaan, had hetzelve echter zoo veel werking op haar gevoelig hart, dat haare fchoonebleek-blonde hairlokken eensklaps grijs wérden (*): ïri dieri beftaat daar in, dat zij den eerden fteen gelegd heeft aan de Nieuwe Kerk der Orde van Maria Fiptatie , in de flraat Du Bacq , in welken fteen de volgende woorden gegraveerd waren: Deeze fteen is gelegd door de hooggeborene, zeer-magtige Vrouwe ; marie-antoinette, van Oostenrijk, Koninginne van Frankrijk en Navdrrt. DE VIRT. (*) Hieruit blijkt dat men zig grovelijk zoude* bedrogen hebben, wanneer men had gemeend dat de edele ónverfcliilligheid, welke de Koningin doorgaands liet blijken, een gevolg van ongevoeligheid' zoude geweest zijn: 't is zoo dat men, haar gedrsg omtrent de Parijfenaars in aanmerking neerpende, gezegd zoude hebben, dat de kracht der erken, teiijkheid haar in 't midden van dezelven deed blijven, en dat zij nooit anders ontmoette dari dieblijken van achting en ffetrouwheid, door welken de Souvereinen ten naauwften mèt hunne onderdaanen1 verbonden worden;immers,uoch in de géfprekken," O » nócli  ft ia LEVENSGESCHIEDENIS van dien ftaat liet zij zig afbeelden, en fchreef met eigene hand onder het portrait: Haare ongelukken hebben haar grijs gemaakt: dit afbeeldzel fchonk zij, in vervolg van tijd, aan de Prinfes de lamballe. Op den i3detl April 1790, viel er een nieuwe beweeging voor: het misleide volk fprak van het kasteel ftormenderhand inte- nee- noch in de daaden van marie-antoinette kon men eenigen zweem ontdekken van gramfchap , veel minder van verbittering , jegens de moordenaars welken zig Zoo Woest en woedend gedragen hadden .- dan, dit was een gevolg van haaren vergeevenden aart, welke de Vorstin altijd in den hoogden graad betoonde, en waardoor zij zig verhief tot de uiterfte hoogte, die door de zwakke menschheid bereikt kan worden; maar.desniettegenftaande was de Vorstin een flagtoffer van haare gevoeligheid: zo men met duizend ponjaarden haaren boezem doorboord had, zoude gewislijk haare ziel niet meer geleden hebben dan dezelve leed, ftaande het affchuwelijk tooneel hetwelk haar vertrek van Ferfailtes is voorgegaan, en verzeld heeft: geen wonder derhalven dat zij, alhoewel nog geen vier-en-dertig jaaren oud zijnde, bijna op één oogenblik grijs werd. de vert.  MAPJE - ANTOINETTE. 213 neemen, en de Koningin te vermoorden (*): de la fayette bragt den Vorst en de Vorstin bericht van 't gevaar 't welk hen dreigde , en beloofde den Konins: dat hij, zoodra iet daadlijk te vreezen mogt zijn, daarvan kennis zoude geeven door middel van een kanonfchoot, van de batterij op de Pont-neuf In den eerst- volgenden nacht losten eenige oproerigen hunne geweeren onder de vengfters van 's Konings vertrek; oogenbliklijk kwam geheel het kasteel in beweeging, en de fchrik lag op ieders gelaat verfpreid ; want men dacht dat de la fayette de afgefproken fein-fchoot had gedaan — De Koning ftond op, en de Koningin in haar vertrek niet vindende, ging hij naar dat van zijnen zoon , alwaar hij deezen in de armen van zijne moeder zag liggen: Me. (*) Elders leezen wij: „ Zelden verliep een „ dag zonder dat het kasteel met eenen inval „ bedreigd wierd ; want de oproerige beweegin»> gen volgden bijna onafgebroken op elkander." *E VERT. O 3  *i4 LEVENSGESCHIEDENIS van Mevrouw, zeide de Vorst , gij hebt. mij zeer doen ontflellen , dewijl ik u te ver. geefsch in uw kamer gezocht heb, — Mijnheer , andwoordüe de Koningin , op den Joon der moederlijke tederheid, en op haar kind wijzende: Ik was op mijn post. Marie-antoinette was onophoudelijk omringd van befpieders, bezoldigden van orleans, de la fayette, en Yoidel, Prafidenr van het Committé van onderzoek: zij zag zig genoodzaakt het fchrijven aan haare bloedverwanten en vrienden te ftaaken, en met haar huisgezin, benevens de weinige vertrouwde vrienden welken haar nog overgebleven waren, door zekere onderling bekende tekenen, tefpreeken (*): meest fmartte haar dat zij zig in de. (*) Tot het. gebruik dier tekenen werd de Vortóf genoodzaakt, door dat twee van haare Hofdames zig mede aan orleans verkocht hadden: biervan was zij wel niet onbewust * maar durfde echter die fchand-vrouwen desnangaande niets laaien blijken , uit vreeze van het lot des Konings daardoor te zullen verzwraren en het naar buiten zenden, van brieven moest zij nalaaten, verfltuuu .-. « ..... u . . mïda.  MARIE-ANTOINETTE. a-3 de harde noodzaakelijkhcid bevond van ook alle onderhandelingen met haare boezem, vriendin, de Hertogin de polignac, te moeten afbreeken : de Koning hield de onderhandelingen met deeze ' uitmuntende vriendin, zoo lang mogelijk,gaande: in één van zijne eerfte brieven aan de Hertoginne fchreef hij: „ Uwe Vriendin is ongelukkig, m en wordt zeer flecht beoordeeld; dan ik „ vlei mij dat men haar eindelijk recht zal „ laaten wedervaaren; ondertusfehen zijn de „ kwaadwilligen bijzonder werkzaam en op„ lettend, en worden verre boven de wel- „ meenenden en braaven geloofd gij „ verftrekt daarvan ten bewijze." De Koning werd van eene zinkingkoorts aangetast, welke niet weinig ongerustheid veroorzaakte, de Geneesheeren waren van gevoelen dat zijne Majefteit zig meer beweeging moest verfchaffen, en bovenal dathij miefs zowel haar fchrijven als haar fpreeke» ter keunisfe van haare vijanden gebragt, en door doezen op de kwaadaartigöe wijze uitgelegd werd, ce Ye R,'f» O 4  at6 LEVENSGESCHIEDENIS van hij eene andere lucht moest hebben , dan die van het kasteel der Tuilter iën: de la fayette verwaardigde zig, Koning lodewijk den XVI te veroorloven , met zijne Gemaalinne, eenreisjen naar St.Cloud te doen : wedergekeerd zijnde , fchreef de Vorst aan de Hertoginne de polignac het volgende, v Wij zijn van 't land terug gekomen: de lucht heeft ons goed gedaan ; maar hoe „ wonderlijk veranderd is dat verblijf ons „ voorgekomen! wat was *t in het ontbijt" vertrek fomber en akelig! gij waart er , niet; ja zelfs niemand van de uwen was er Ik heb nog hoop dat ik er u eens weder zal ontmoeten - maar wanneer? dit is mij onbekend — O wat zullen wij el••' kander veel te verhaalen hebben ! Uwe vriendin blijft bij aanhoudendheid „ gezond, niettegenftaande de veele verdrie, ten met welken zij overladen is, '' „ Adieu, Mevrouw de Graavin! fpreek dikwerf van mij tegen uw' man, en tegen allen die zig bij u bevinden; zeg hun, ert wees gij zelve er van verzekerd, dat ik  MARIE-ANTOINETTE. 2i? „ niet gelukkig zal weezen, voor dat ik we„ der in den boezem van mijne oude vrieny, den ben." De Nationaale Vergadering vorderde fterk met haaren confütutioneelen arbeid: zij be< geerde geheel het Franfche Kijk aan haare voeten te zien, om haar te bedanken voor het geen zij verricht had : uit alle de Gemeenten liet men gedeputeerden komen, (het welk geene geringe kosten veroorzaakte,) om den eed van den i4den Julij te zweeren: die eed noemde men de federatie: ondertusfchen was dat zweeren alleenlijk een voorwendfel; de waarheid der zaake was dat men vreemde handen te Pa. rijs begeerde te hebben, op hoop van door dezelven het Koninglijk huis, maar voornaamlijk de Koningin, nieuwe Hagen te zullen toebrengen. Het decreet waarbij de bedoelde federatie bepaald was, verftrekte orleans ten leuze, om in den boezem van zijne vloekgenooten terug te keeren, niettegenfraande Bij, volgends een bevel des Konings , verpligt 0 5 wa.  »i8 LEVENSGESCHIEDENIS van ware te London te blijven (*) — Lodewijk;. deXVI, benevens alle de zijnen,waren niet weinig ontroerd toen ij de oebereidfelen tot et bedoelde feest der famenkomfte zagen maaken; men ijverde , bij voorraad , onvermoeid om de hersfens te doen dwaalen. i en de geesten te verhitten; men fcheurde de vreedzaame burgers uit hunne wooningen ; de geestlijken van beiderleie fexe uit hunne kloosters, zetteden hun een grenadiers muts op, lag hun een fchup of fpade op fchouder, en voerde hen, in die toerusting, en onder 't fchaterend uitjouwen des volks, weg, om aan het altaar des vaderlands, gelijk men zeide (§), te gaan arbeiden. Een groot aantal menfchen verlieten Pa* rijs. (*) Onze fchfijver fpreekt hier (recht* van een. leus, aan orleans gegeven; dan, elders kezen wij, dat de Nationaale Vergadering , onmiddelijk na net decreteeren dat de bewuste fcederatie plaats zoude hebben, zig haastte o» orleans tera£, te dêtn keereti. de vert. e ver*.  MARIE-ANTOINETTE. 2l0. rijs, op het aannaderen der Gezanten voornoemd ; doch de fchrik welken deezen hadden ingeboezemd was volftrekt ongegrond (*); in fpijc van de opruijingen dier geenen welken zig vleiden dat zij in de gemelde Gezangen blindlings onderworpene Ministers zouden' aantreffen, gedroegen deezen zig geheel anders dan men verwacht had: tot den Koning toegelaten zijnde, konden zij hunne ongelukkige Souvereinen niet van nabij befchouwen , zonder hun , en. vooral der Koninginne, van hunne tederfte deelneeming in derzelver rampen te verzekeren: zij beroemden zig op hunne verknochtheid aan de Vorstin; zij hieven gezangen ter haarer eere aan , en hingen daarna die liederen op , aan de boomen in de Tuillerïën (§). De C) Men had zig voorgefleld dat een moord het afleggen Van den bewusten eed zoude volgen; daarom namen allen,die in 't vermoeden waren van verwezen te zijn, de vlugt. de vert. (§) Te recht heeft men aangemerkt dat lodewijk de XVI, onder begunftiging van deeze zoo duidelijk verklaarde genegenheid, veel zoude heb- ben  Sao LEVENSGESCHIEDENIS van De bedoelde plechtige vergadering werd op het veld van Mars gehouden: de Bisfchop van Autun (*), wijdde dezelve in, onder het gebruik der cieraadjen van 't Priesterfchap (§), welken met de bekende kleuren van den Hertog van Orléans als bedekt waren; kleuren die, federt den iAden Julij 1789, den naam van Naüonaa.le kleuren hebben gedragen , hoewel men zig billijk kan verwonderen dat de Franfchen, desaangaande, niet tot andere gedachten ben kunnen verrichten; maarvreezende dat er bloed geplengd en een burger-oorlog aangericht zoude worden, gaf hij zig liever aan zijn noodlot over , in afwachtinge van het einde zijner rampfpoeden , 't welk, zoo hij hoopte, door den tijd en de rechvaardigheid zijner onderdaanen, daargefteld zoude worden marie-antoinette volgde zijn voorbeeld, gelijk zij zig altoos bij het befluit van haaren Gemaal bepaalde. de vert. (*) Deeze was de bekende tallbyrand de ïer1gord. (g) Want men vermengde er de plechtigheden vau den Godsdienst mede. de vert,  MARIE-ANTOINETTE. 221 ten zijn gekomen, na dat zij zeiven het monster orleans, de billijke ftraf voor zijne gruweldaaden hebben doen ontvangen. Men deed den Koning eene conftitutie bezweeren welke nog niet beflond: op 't oogenblik dat hij zijn hand ophief, om den gevorderden eed te doen, keerde de Koningin, die laager dan hij geplaatst was, den Dauphin met het aangezicht naar 't volk, en de jonge Prins hief mede zijne handjens op, als wilde hij deelen in de verbindtenis welke door zijn' vader werd aangegaan : alle harten werden door deeze daad der Koninginne op 't leevendigst getroffen; men fcheen maria-theresi a nog te zien, daar zij haar kind aan de Palatins van Hongarijen vertoonde (*); men barstte thans uit in de zelfde verrukkingen welken toenmaals plaats hadden, en 't herhaald geroep van, Leeve de Koningin ! wedergalmde door de lucht, die federt langen tijd niet in beweeging gebragt was geworden, dan door tegen marie - antoinette uitgebraakte vervloekingen. Daar d'o r l e a n s en zijne vrienden, door de (*) Zie bladz. 7.  422 LEVENSGESCHIEDENIS van de zitting der Geconfdedefecrdeh, onverhoopt ) alle de vruchten van hunne listige aanflagén verloren hadden (*), hernieuwden zij, na dat de Gedeputeerden weder vertrokken waren, hunne doemwaardige poogingen met meer hevigheid , gelijk zulks dan ook van geweldiger gevolg was : men verzuimde niet de lijfgarde van den Koning aftedanken; want meri begeerde de Konirtglijke familie te beroöven van 't eenigfte fchild dat dezelve nog bezat, en op 't welk nog eenige pijlen konden affluiten , die hierdoor belet zoudert wórden tot in hunne harten doortedringen. Het Gerechtshof had met de fchroomvalligfte onpartijdigheid de procesfen, wegens de misdaaden öp den 5den en 6den October gepleegd , in ftaat van wijziging gebragt: er was beweezen dat orleans en (*) Toen de Gedeputeerden geene narichten hoegenaamd, noch van de Koninglijlte familie , nocH van deizelver Trienden ontvingen, namen zij vol■ftrekt geen deel aan eenige beweeging; ook leenden zij het oor niet aan de voorflagen, die hen vanwege de iaamgezworenen gedaan werden.  MARIE-ANTOINETTE, aa3 en mirabeau de voornaamire hoofden Van dit faraenweeffel van gruwelbedrijven waren j en men beflooc tot het arresteeren van beiden ; dan dat befluit, onömkoopbaare rechters waardig, werd krachtloos gemaakt door een decreet van de Nationaale Vergas dering, houdende dat geen van haare leden gearresteerd mogt worden zonder voorafgegaan verlof van de vergadering zelve, en deeze liet niet na, in dit geval, haare toeftemming te weigeren; dit was 't niet all', zij ging nog verder, want zij wist de zaak zulk eene keer te doen neemen dat de ingewonnene berichten achter de bank werden gefmeten, en die geenen , bij vonnisfe * vrijgefproken werden, die men naar 't fchavot had behooren te fleepen In- (*) Op goede gronderi vraagt men ; wat zoude de meerderheid van deeze vergadering gezegd hebben, zoo de minfte van haare leden flachcs een eenige, flechts de ligtite der beledigingen had ondergaan met welke marie-antoinette ali ovefftroomd was geworden? en, vraagt men verder even gegrond, welke waren toch de grieven der ■ - Na«  224 LEVENSGESCHIEDENIS van ■ Intüsfchen* bevonden zig onder de le» den der gemelde Vergadering veelen wel* ken door marie-antoinette meE weldaaden overladen waren: tot deeze be* hoorden twee broeders die zij , in zeker opzicht, had aangenomen; die zij fchadeloos had gefield voor de geringe gunst waarmede 't fortuin hen had bedeeld; voor welken zij zelfs aan den Commandant van hun corps in deezer voege had gefchreven: ,, Ik be„ veel u, met alle mogelijke ernst, deHee„ ren de lameth; alles wat gij voor „ hen doet , zal ik houden als voor mij „ zelve gedaan, ik bid u in hunne beno,, digdheden te willen voorzien ; het- h Seen &) ftun zult voorf"ctueten zal ik u * „ ter goeder rekening , dankbaarlijk vol« doen." Nog was lid van de bewuste vergadering zeker 'jong Edelman, in 't paleis, en onder 't oog van lodwijk den XVI opgevoed ; Nationanle Vergadering tegen de Gemaalin van lodewijk den XVI? Zij had er geen; zij heeft nimmer een eenige tegen haar ingebragt. de vert.  MARIE. ANTOINETTE. 025 voed ; deeze was almede een uitmuntend voorwerp van de weldaadigheid der Koningin; hij niet alleen, maar ook geheel zijne familie: en alle die gunftelingen bekleedden de eerfte plaats onder haare vervolgers (*> Lodewijk de XVI nu der beledigingen zat, en gevangen zijnde in 't midden van een volk het welk den tijtel van vrijheids volk had aangenomen; zuchtende onder den geweldigften dwang, zelfs tot in de uitoefening van zijne Godsdienst toe (f), daar ondertus.. fchen (*) De jonge Edelman, in den text bedoeld, was in zulk een hoogen graad ondankbaar, dat hij aan de muuren v«u Parijs, zelfs bijna onder 't oog van zij;,e weldoenditer, deeze woorden, hem zelv' betreffende, liet aanplakken : Ik ben eek een Maratist. (f) Met geen mogelijkheid kan immer vergetett worden, wat zijn hart heeft moeten liiden, toen bij in ézPaasch- of goetfe-week naar 5/. CUfd'er kerkewilde gaan: de Parijfinaars omringden zijn rijdtuig,eu deeden het fHlft an;de nation-ale garde mengde zig onder de rebellen en vergrootte de wanorde , In. weérwil van rlles wat de la fayette deed om, hen tot bedaaren te brengen: na dat de Vont, bijna P twe«  a25 LEVENSGESCHIEDENIS van fchen gedecreteerd was dat ieder vrijlijk de ftem van zijn geweeten raogt volgen; lodewijk de XVI, zeg ik, moede van de onderdrukkingen die hij moest lijden, liet zekere gelegenheid, welke hem aangeboden werd, om zig aan den haatelijken dwang, onder welken hij lag, te ontrukken, niet voorbijgaan, en de Koningin aarfelde niet om, met haare kinderen, hem te volgen (*): deezen evenwel twee uuren lang, ten prooje geweest was aan onafgebrokene lasteringen en gewelddaadigbeden ; na dat alle zijne getrouwe bedienden van hem weggefclieurd waren , was hij , was Frankrijks Koning, verpligtnaar zijne gevangenis terug te keeren: oogenbliklijk deed hij het Departementaal Beftuur kennis geeven van den aanflag aan welken men zig fchuldig had gemaakt: ten volgenden dage begaf hij zig naar de Nationaale Vergadering om aldaar,zelf, zijne klagten deiaangaandeter tafel te brengen;dan, wat baatten hem alle deeze poogingen? zij hadden geene andere gevolgen dan nieuwe hoon, nieuwe fmaad en vernedering. Q") Ieder zal moeten bekennen dat het haar niec gevoegd zoude hebben een befluit te beltrijden, in 't welk zij niets zag dat met de reden niet overeen, kwam: Parijs was de plaats niet meer alwaar de Ko*  MARIE - ANTOINETTE, aa? wel had ongunftige voorgevoelens van de voorgenomene ontvlugting: Wij zullen in ons oogmerk nietfïaagen, zeide zij, de Koning is te ongelukkig. De uitkomst bewees dat zij zig niet had bedrogen : want reeds zouden de cipiers zeer gemaklijk het voorneemen van hunne gevangenen hebben kunnen doen mislukken; dewijl zij van 't zelve onderricht waren, lang vóór het ter uitvoer gebragt werd(*_), maar ook Koning het geluk van zijn volk konde helpen bevorderen ; derhalven was hij, zelfs geweetenshalven, verpligt, een verblijf te kiezen waar hij zijne kinderen, ondanks hen zeiven, konde zegenen — Lodewijk de XVI volgde in deezen het voorbeeld van zijnen voorzaat , karel den V, die even als hij, in Parijs gevangen werd gehouden ; hij verliet eene flad, alwaar zijne vijanden triumpheerden, en het kleen getal van vrienden, welken hem nog bijgebleven waren, zig niet durfden vertoonen. Wat verder marie-antoinette aangaat,deeze was Echtgenoote en Moeder, derhalven was zij verpligt haar man en kinderen niet te verlaaten. de vert. (*) Dan,'t beletten van de vlugt ftrookte niet Biet het ontworpen plan hunner bslaagers: men Hen Pa d.  fta3 LEVENSGESCHIEDENIS van ook daagden de geenen welken de gevangenen hadden moeten befchermen niet op (*), en de doorluchtige vlugtelingen werden te Varenne aangehouden: men zond twee le» den van de Nationaale Vergadering derwaards om hen aftehaalen: zij werden naar Parijs terug gevoerd, en weder in hunne gevangenis gefmeeten: nu evenwel werd de Koning van zijne Gemaalin en van den Dauphin gefcheiden, en ieder verkreeg een afzonderlijke wacht: verder werden alle de geenen die den Koning in zijne ontvlugting gevolgd wade Vorstlijke perfoonaadjen vertrekken , ten einde hen vervolgends te dieper in het ongeluk te kunnen ftorten. de vert. (*) De Marquis de douillé bevond zig aaa 't hoofd van die zoogenaamde befchermers: om zijn terug blijven . waardoor 's Konings onderneeming verkeerd uitviel , een glimp van onfchuld te geeven, vertelde men dat de Marquis de expeditie aan zijn' zoon had toeberrouwd , en dat deeze in de bosfchen verdwaald geraakt was men zoude indedaad nret gemaklijk ontijdiger kunnen verdvvaalen. de vert.  MARIE - ANTOINETTE. 229 waren , in de gevangenis der Abtdije gebragt, om aldaar bewaard te worden. Aanftonds vorderden eenige heethoofdige flaaven van orleans, dat de troon vacant verklaard moest worden; dat men een' Regent moest benoemen, en den Dauphin een' Gouverneur moest geeven — men veinsde in die begeerte te bewilligen, en benoemde vier Commisfarisfen, welken de verklaaringen van den Koning en de Koningin zouden inwinnen (*): deezen namen de benoeming ftoutmoedig aan, en kwamen bij de Koningin op den 27 Junij 1791, 's morgens omtrent ten half elf uuren: zij begeerden met haar alleen te weezen, en ondervroegen haar een geruimen tijd : alles wat hun gezegd werd was zodanig ingericht als men van marie-antoinette konde ■verwachten: zij beandwoordde op een'onbe- fchroom- (*) Die Commisrarisfen waren francois-denk trouchet, Advocaat voor het Parlement van Parijs ; aprien-jean-francois duport , Raad in het. zeifde Parlement, en antoine-balthasar-joseph ö'andré, Raad in het Parlement van Prevence. P 3  23o LEVENSGESCHIEDENIS van fchroomden toon, en met eene fchitterende waardigheid, alle de vraagen welken haar gedaan werden ; echter ontfnapte haar niet een eenig woord, op grond van welk iemand anders dan zij en de Koning in het geval betrokken konden worden (*). Dee- (*) Zie hier haare verklaaring, welke naar geert voorfchrift ingericht heeft kunnen worden, dewijl K arie-antoinf.tte niet vergund werd met iemand, wie 't ook zoude hebben mogen weezen, te fpreeken of te handelen: „ Ik verklaar," zeide de Koningin, „ dat toert ,, de Koning begeerde, met zijne kinderen te ver„ trekken , niets ter wereld mij zoude hebben „ kunnen beletten hem te volgen : ik heb federt „ twee jaaren , |n verfchillende omftandigheden , „ overtuigend genoeg getoond, dat ik hem nimmer „ zoude verhaten. „ Het geen mij nog nader dwong om hem te ver„ gezellen, was de Heilige verzekering die ik had, „ dat hij nooit, om lief of leed, het Rijk zoude „ willen verhaten; ware hij dat voorneemens ge„ weest , ik zoude gewislijk alle mijne krachten rt aangefpannen hebben om 'thein te beletten. „ De-Gouvernante van mijne kinderen, welke „ federt vijf weeken krank was, heeft niet vroeger „ öevel gekregen om zig tot den aftogt gereed te „ maa-  MARIE - ANTOINETTE. 231 Deeze gewigtige zaak, welke de harten zoo geheel in vuur en vlam gezet had, liep af met eenige decreeten, tegen afweezenden genomen: men vergunde lodewijk den XVI „ maaken, dan op den eigen dag van ons vertrek; „ zij droeg volltrekt geen kundfchap van de plaats „ wervvaards de voorgenomene reize zoude gaanniet een eenig ftuk van haare klederen heeft zij „ kunnen medeneemen; ik zelve heb haar de mij. ,, nen moeten bijzetten. „ De drie voorrijders hebben noch de beftem», ming, noch het oogmerk der reize geweeten : „ toen wij reeds op weg waren ontvingen zij geld om „ voor hunne paarden te betaalen, en bevelen wegens „ den weg dien zij neemen moesten. „ Aan de beide kameniers is eerst op 't oogenblik „ van ons vertrek gezegd, dat wij vertrekken zou. „ den, en één van haar heeft niet eens affcheid kuu„ nen neemen van haar' man, die op 't kafteel was. „ Monfieur en Madame moesten zig bij ons ver„ voegen, en hebben een "anderen, een afgelegen „ weggenomen, ten einde ons geene verhindering „ toetebrengen, en het gebrek aan wisfelpaarden, „ op onzen togt, voortekomen. „ Om geen achterdocht te veroorzaaken zijn „ wij door de kamer van den Heere de ville. ,, qÜie r naar buiten gegaan , ieder afzonderlijk, en niet kort na elkander." P 4  a3a LEVENSGESCHIEDENIS van XVI en zijne Gemaalin, weder als voorheen elkander te zien, en men fprak niet meer van hen hunnen zoon te ontneemen; alleenlijk was men bedacht om den Koning, voorloopig, de belofte aftepersfcn, dat hij de oönftitutie zoude ondertekenen. De Orieanfche factie was tot woedens toe vergramd dat zij haar ontwerp nu ten tweeden maale zag mislukken : met de haatelijkfte bitterheid beklaagde zij zig dat men den Koning niet van zijne hooge waardigheid ontzet had; zij berokkende geweldige volksbeweegingen, en bewerkte dat de tooneelen gefloten werden: de zaal der Jacobijnen was te kleen om de menigte, welke tot hunne vergadering toevloeide, te bevatten — Zekere laclos flelde andermaal een adres op , bij 't welk men de ontzetting van den Koning, en de aan(telling van een' Regent vorderde (*); alle (*) In dit adres werd geen enkel woord van de Koningin gefproken , ten duidelijken bewijze dat men haar, tot heden toe, met geen ander "oogmerk gehoond , gefmaad en gelasterd had , dan «m. den weg te baauen tot den val van den Koning zet-  MARIE - ANTOLNETTE. 233 alle de kwaadwilligen welken men reeds kende of nieuwlings ontdekten, werden op 't veld van Mars famengeroepen, ter ondertekeninge van het adres voornoemd, het welk men voorneemens was gezamentlijk , en als in triumph, ter Nationaale vergaderinge inteleveren: intusfchen deeden la fayette en bailly, die nu begonnen te vreezen dat zij zeiven het flagtoffer van 's volks woede zouden worden, de Nationaale garde tegen deeze famenrotting optrekken (*); dan, de muitelingen weigerden uit el- zelven: ook hebben wij in den text, eenige regels vroeger, gezien, dat de oproerige aanhangers van orleans wel klaagden, „ dat de Koning niet ont„ zet was van zijne hooge waardigheid," maar dat de muitelingen geen gewag maakten van de Ko» ningin : ftaande die oproerige volksbeweegingen werd niet een eenige der gewoone lasteringen tegen marie-antoinette uitgebraakt. de vert. C*) Men verzekert dat zij tot die geenen behooriden welken eindelijk begonnen te zien dat orleans alleen alle de vruchten der revolutie zoude plukken; ook was het bewust afzenden van krijgsvolk te soodzaakelijker, daar men wist dat de oproerigen P ^ voor-  £34 LEVENSGESCHIEDENIS van elkander te gaan, het geen ten gevolge had dat men op hun fchoot, waardoor eenigen van hun het leven verloren: van dat oogenblik af geraakten zij onderling verdeeld , fcheidden zig in twee partijen, en de FeuïU lantert, (onder welken naam ook eenige lieden van dien tijd bekend zijn,) den boezem der Jacobijnen, om zoo te fpreeken, verlaatende, werden hunne grootfte vijanden. Intusfchen werden de plaatshebbende wetgeevers door anderen vervangen; bailly en la fayette lagen hunne posten neder, waartoe zij verpligt waren door ze. ker artykel in de nieuwe Conftitutie : orleans deed in de plaats van bailly aanftellen, den bekenden petion , Advocaat der ftad Ckartres, en Afgevaardigde ter eerfte Nationaale vergadering (*) : de oproerigfte, de voorneemens waren naar de Tuillerien te gaan, om geheel de Koninglijke familie te vermoorden. de vert. (*) Deeze werd daarom door hem uit Engeland terug ontboden: hij was in dienst van orleans der waards gegaan, om deopkooping dergraanen wél te  MARIE-ANTOINETTE. «35 de gruwelijkfte voordellen hadden in hem altoos een' voorfpraak gevonden: in 't midden van den algemeenen moord behield hij die koele bedaardheid met welke hij het fpreekgelïoelte beklom , en zijne meening openlegde; en toen het oogenblik der flagting daar was, zeide hij, met dezelfde bedaardheid, zie daar, men gaat beginnen: hij en barnave, waren naar Varennes gezonden om de Koninglij ke familie terug te haaien (*): 't had gefchenen als of de Koningin deezen barnave met eenige onderfcheiding had behandeld, dewijl hij zig, omtrent haar, minder ongevoelig, minder wreed had gedragen dan de woeste petion; deeze had zulks niet vergeten, en de haat welke hij, even daarom, tegen m ar 1 e-aNTOiNETTE,inzijn hart koesterde, maakte hem nog gefchikter dan hij was om de oogmerken van orleans te helpen bevorderen. Zete doen gelukken; ten minften houdt men deeze reden van zijne afzending voor hoogstwaarfchijnclijk. DE VEAT. (*) Zie hier voor, bladz. 228.  a36 LEVENSGESCHIEDENIS van Zeker artykel van de Conftitutie , bi] 't welk bepaald werd dat ieder Chef van eene divifie , op zijn beurt, de Nationaale garde moest commandeeren, belettede den Prins over de post van Commandant - Generaal te befchikken (*) ; maar in de VoorHad St. Antoine, woonde zekere afhangeling van hem, een brouwer, san ter re genaamd, die , door zijne gemaklijke en ruwe welfpreckendheid, het volk, naar zijn welbehaagen, konde omleiden; deeze had hij volkomen tot zijnen dienst: 't is dezelfde santerre, welke door de algemeene verachting in het ftof rredergeftort was geworden, en waaruit hij nimmer het hoofd weder had moeten opbeuren; 't is dezelfde 6 anterre, die door zijne eigene foldaa- ten <*) Desniettegenrtaande was orleans meester van geheel de gewapende magt der hoofdftad; want de Chefs der Nationaale garde konden dezelve niet doen ageeren , in gevolge de conftitutioiieele acte desaangaande , dan op bekomen bevel en inflructle van den Maire;en deeze was petio n ,desPrinfen vftènd, afhangeling en medeftander. de vert.  MAPJE - ANTOINETTE. 237 een. befpot werd; zij noemden hem de fchui* mende Generaal; 't is, om , eindelijk , dien infaamen booswicht met een enkelde penftreek te kenfehetfen , 't is die santerre, die de trom liet roeren toen lodewijk de XVI, van het fchavot af, tot zijn volk wilde fpreeken (*). Dee. (*) De onzijdigheid gebiedt hier aantetekenen dat de charakter- en ken-fchets van deezen man elders geheel anders wordt opgegeven , naamiijk dus : ,, santerre had zig federt 1789 aan orleans „ verkocht: wanneer hij door een perfoon van rang „ en geboorte gebruikt werd, had hij al de onbe„ fcheidenheid van een' man uitdelaagfte clasfe des „ volks, wier zeden door de opvoeding niet be,, fchaafd zijn geworden: de dikte van zijn groot ,, ligchaam,de forfche fchorheid van zijne flem,zij,, ne woeste handelwijze , zijne ruwe welfpree,, kendheid, maakte hem natuurlijk tot een held „ van de heffe des volks; gelijk hij. dan ook een „ onbepaald vermogen had verkregen over het gemeen der Voordeden ; die geheele drom vloog, van zijne hand; dan,dat was ook alles waartoe hij „ bekwaam was: voor'toverige was hij noch kwaad„ willig noch Wreed: wel nam hij blindlings deel in „ alledezametizweeringen ,in alle de moordplannen „ welken door den eerften Prins van den bloede out- „ wor-  S38 LEVENSGESCHIEDENIS van Deeze twee, petion en santerre, den geenen welken zij dienden volkomen waardig, werden nog ondcrlteund door zekeren m a n u ë l , Procureur der Gemeente; een tyger, zoo wreed en bloedgierig als zijne medeftanders Men worpen en beftunrd werden; maar nimmer maak„ te hij zig fchuldig aan de uitvoering van dezel- ven, noch door zig zelv', noch door de geenen „ welken onder zijn bevel Monden: zijn hart nam „ altoos deel in 't ongeluk van een' ander', tot wel- ke partij de ongelukkige dan ook mogte behoo„ ren: traanen waren altoos in ftaat om hem te ont» „ wapenen." DE VERT. (*) Wegens deezen man leezen wij nog dat hij geloofde een wijsgeer te zijn, om dat hij het atheïsmus predikte; en een man van génie, om dat hij vermaak fchepte in de heiligde zaaken met voeten te treeden: meer bewonderenswaardig was ondertusfchen dat wispelturige in zijn charakter, door't welk hij de hoogfte wreedheid met eene foort van menschlijkheid vereenigde: sanfchouwer zijnde van het ombrengen van veele flagtoffers; midden in een beek ▼an menfchenbloed ftaande, nam hij fomtijds eensklaps belang in één der ongelukkigen welken hij zag martelen en ombrengen, en betwistte alsdan, met een woedende onvertfaagdheid, dat voorwerp aan  MARIE-ANTOINETTE. 239 Men ging onvermoeid voord met hun gelegenheid te verfchaffen om hun vermogen op de harten des volks uitteoefenen, door den Koning decreeten ter bekrachtiging aantebieden, welken men vooraf wist dat door hem verworpen zouden worden (*): die verwerping verfchafte alsdan gelegenheid om den Vorst met de fchandelijkfte aantijgingen te overladen, terwijl deMaire, en de Generaal uit de Voorfiad St. Antoine,niet nalieten, voor het aan de beulen welken hij zelf aangefteld en betaald had om het te vermoorden. DE VERT. (*) Men vorderde, bij voorbeeld, dat hij de af. danking zijner garde zoude bekrachtigen ; dat hij zig zoude onthouden zijn Veto te zetten op een bloedig decreet tegen de Priesters; op een ander tegen zijne beste vrienden, ja tegen zijne broeders; men wilde dat hij het huis zijner Gemaalin den oorlog zoude verklaaren, en wat meer is,dat hij het decreet zoude bekrachtigen, bi;'twelke uit de zuidelijke departementen naar de hoofdftad geroepen werden, de moordenaars, die hem moesten ombrengen, hem en geheel zijne familie, benevens de weinige vrienden die hij te Parijs nog had. DE VEUT.  040 LEVENSGESCHIEDENIS van het geld van orleans verfcheidene benden moordenaars te werven, welken zij tegen het kafteel aanvoerden. Deeze zamenrottirigen hadden , zoo men wilde,' 't oogmerk , om klagten uittebrengen, tegen Madame Veto, welke naam men toen aan de ongelukkige Koninginne had gegeven (*): aldra befchuldigde men haar dat (*) Om onzeu fchrijver hier beter te kunnen verftaan, is't noodig te weeten, dat, en 't geen ook reeds uit het onmkidelijk voorgaan ! gedeelte van den text blijkt, de decreeten der Nationaale Vergadering door den Koning bekrachtigd moeiten weezen , alè'er zij kracht van wet hadden: alzo had lodewijk de XVt dan ook het vermogen van die decreeten onbekrachtigd terug te zenden , en dit recht van afkeuring noemde men 's Konings Veto ; indedaad een magt, die hoe vereerend in fchijn, dsodlijk voor hem was ;zijne vijanden hadden zig zeiven in listigheid overtroffen , toen zij uitvonden om den Koning met die magt te bekleeden — zoodra deeze van die magt, van dat Veto, gebruik maakte, ten ongenoegen van zijne belaagers, fchreeuwde men luidkeels uit dat hij zulks gedaan had op raad van zijnGemaalinne, en ziedaar aanleiding genoeg om haar den fpotnaam van Ma. dame Veto te geeven: immers had zij op gelijkfoor- tige  MARIE-ANTOINETTE. 241 dat zij aan 't hoofd was van zeker Oostenrijksch Committé, 't welk zig, zeide men , in 't kafteel onthield, e n verdacht gehouden werd van de fchuldigfte oogmerken te hebben ; oogmerken rechtftreeks (trekkende ter ophitfinge van het volk: ondertusfehen was dat volk dom genoeg om alle die en dergelijke fpreukjens.met welken men deszelfs onnozele ligtgeloovigheid voedde, voor waarheid aanteneemen — fpreukjens die zelfs geen zweem van waarfchijnelijkhe-id met zig bragten (*). Reeds federt langen tijd was het onweder, *t welk op den 20 Junij 1792 moest uitbarsten, aan- tige wi'jze, onder het Ministerie van necker, den bijnaam van Madame Déficit gekregen: Zie bladz. 153. de vert. (*) Rajmond ribes, Gedeputeerde ter Wetgeevende Vergadering, toonde in die zelfde vergadering aan, dat het geen men 't Oostenrijkse?! Committé noemde, niets anders was dan een nieuwe pooging van de Of léanfche factie, om de Kcninglijke familie in een haatelijk daglicht te doen voorkomen,niet alleen, maar ook om dezelve dcormoordenn'ars te doen ombrengen. Q  242 LEVENSGESCHIEDENIS van aangekondigd, zoo door bit oproerig gefchreeuw, als het a.mheL-n van een kreet des doods, in hèt diepst vai den d nkcren nacht, en onder de vengfters van 's Ito ,hgs vertrek: de gemelde noodlottige dag, welke door de historiekunde ni umergenoe.nl zal worden zonder de gedenkrollen des Rijks met haare traanen te befprocjen, die noodlottige dag, fcheen, in den beginne^ niet zoo verfchrikkelijk te zullen weezen , ondanks de aanhoudende beweegingen te Parijs plaats hebbende: de Nationaale garde welke voor de deuren van het kafteel vergaderd was, en eene houding aannam als wilde zij den toegang tot het zelve verdedigen, boezemde de Koninglijke familie geen gering vertrouwen in — De oproerelingen verfchcencn , gekleed en gewapend als op den 5 October, ter Nationaale vergadering, alwaar zij zeer wèl ontvangen werden; vervolgends vertoonden zij zig aan de deur welke op het terras der Feuillanten uitkwam , en die zij begeerden geopend te hebben: toen men weigerde hen te laaten doortrekken, begaven drie Mu- ni-  MARIE - ANTOINÉTTË. 243 nïcipaliceits Officiefen zig in hec kafïeel 5 de naamen van deezen waren boucher renó* boucher saint - sauveur , en mouchet . de laatstgemelde bragt hevige kiagten bij den Koning in, om dat men zig verzette tegen de verlangens van vreedzaame burgers, verzameld onder de befcherming der wet, ten einde een burger-feest te vieren (*): de fpreeker befloot zijne reden met te verzoeken dat de poort geopend mogt worden. Na dat lode wijk de XVIde Officieren voornoemd onder 't oog had gebragt, dat zij verpligt waren de openbaare rust te handhaven en te helpen bewaaren, liet hij hun volflrekt meester om te doen het geen zij oordeelden gedaan te moeten worden — De noodlottige deur was zoo haast niet geo» pend , of de voorplaatfen en trappen vart het (•) Dit was liet feest van den eed, in 1789, Lri de kaatsbaan gedaan; doch 't vieren van 't zelve was flechts een fcherm achter welke men de tegenwoordige uitbarliing des opftands verbergde. DE VÉRÏ. Q *  s44 LEVENSGESCHIEDENIS van het kafteel waren vol van oproerlingen, die met luider (temmen de hoofden van den Koning en de Koninginne eischten; gelijktijdig deed men , door middel van zwaare bijlflagen, de deur welken derzelver vertrekken affloot,openfpringen: marie-antoinette, benevens de Vorstlijke familie , bevond zig in het vertrek wan den Koning : acloque, Chef van het tweede legioen der Nationaale garde, kwam woest binnenduwen, en vermaande, ja bezwoer den Koning dat hij zig aan het volk zoude vertoonen: lodewijk de XVI volgde hem, vergezeld van zijne zuster, die den Vorst bij een pand van zijn rok vasthield: ma rie-antoinette zag haar' Gemaal niet vertrekken (*); maar vernam weldra aan welk verfcheikkelijk gevaar hij blootflond, daar hij flechts zeer weinige vrienden bij zig had, ert die gewislijk te. zwak waren om de woede van het volk tegenftand te (*) De Vorst was zeer overhaast heen gegaan, en juist op \ oogenb:ik dat zijne Ge.nralin bezig was met haare ichreiënde kinderen te vertroosten. DE VERT.  MARIE - ANTOINETTE. 245 k bicden: zij begeerde in het gevaar 't welk de Koning haar Echtgenoot liep, te deelen, fiond derhalven op , om zig bij hem te vervoegen ; doch de geenen die haar omringden trachtten haar te doen befeffen dat zulks geheel vruchtloos weezen , en niets" aan de hoofdzaak verbeteren zoude: Het zij zoo, andwoordde iviarie-antoinett e , mijn plaaps is naast den Koning; mijn zuster verftrekt hem reeds ten fchutsmuur ik zal mij bij haar voegen, en, zoo V wee • zen moet, hem befchermende, f erven: dit zeggende vertrok zij; doch werd door één deraanweezendenmet geweld wederhouden, terwijl ieder zig beijverde om haar te bewijzen , dat de volbrenging van dit haar voorneemen, de jammerlijkite gevolgen voor den Koning, en voor haar zelve, konde hebben (*) Op (*) De drangredenen welken men gebruikte om marie-antoinette te doen befluiten, op dit oogenblik, de infpraak van haar hart niet te volgen, waren zeer gegrond : „ Mevrouw, 'zeide één der geenen die zig vóór haar plaatsten, om haar 't vertrekken te beletten , „ bedenk toch hoe Q 3 »> 0B'  146 LEVENSGESCHIEDENIS van Op die oogenblik verfcheen een detachement Nationaale gardes , welke kloekmoedig genoeg geweest waren o:n, dwars door zoo veele gevaaren heen, tot de Koningin doortedringen ; deeze intusfehen, meer om haaren Gemaal dan om haar zelve denkende , vroeg den commandeerenden Officier van het detachement, hoedanig de omftandigheden zig toedroegen: de Officier vleide haar gerust door te verzekeren dat de Nationaale garde voor 't leven van den Koning zoude waaken, en hem tegen alle aanvallen zoude befchermen — een gedeelte van dit detachement begeleidde, of liever droegen de Vorftin naar de raadzaal , en alle de andere toe- , onmogelijk't voor u is, door eenen drom van „ vier- of vijf-duizend moordenaars heen te drin„ gen ; booswichten die tot de gruwelijkfte wan,, bedrijven bekwaam zijn: zoo men u niet ver„ moordt, zult gij door de menigte verdrongen worden, en in hun midden fmooren.eer gij den Ko- ' ning zult kunnen naderen : en de Vorst, u in dat „ gevaar ziende, zal zig onder de moordenaars „ werpen om u te redden, en alzo mede omgebragt » warden," DE VERT.  MARIE-ANTOINETTE. 247- toegangen :tot dezelve werden door het overige gedeelte bezet. Terwijl dit binnen het kafteel voorviel, ftond lodewijk de XVI ten doel aan alle mogelijke hoon en gevaar : één der monsters die hem omringden, trachtte hem met een piek te treffen; een ander bedreigde hem met een piftool op 't welk een banjonet gezet was, terwijl de onverlaat uit al zijn magt fchrecuwde: Weg met Veto! naar den duivel met Veto (*) ! een derde gebruikte alle mogelijk geweld om door de menigte heentedringcn, ten einde den Koning een houw met den fabel toetebrengen: zeer koel cn bedaard hoorde p é t 10 n één' der moerdenaaren , die naast bij hem ftond, (*) Zekere soudin, zig op een verderen affland onder, de menigte bevindende, bedreigde den Koning «iet zijn fnaphaan, dien hij op hem aanlegde:deeze soudin, had zig.in de eerfte dagen der revolutie,meester gemaakt van de afgeflagene hoofden van berthier en de foiH-on; had dczelven in een' emmer met water afgewasfehen, en ze vervolgends het volk gegeven, omze op hunne pieken te fteeken en rondtedraagen. de vert. Q4  248 LEVENSGESCHIEDENIS van ftond, luidkeels roepen, en telkens herhaaJen: Sire'Sire! ik vorder van u, in naam van honderd duizend zielen, de bekrachtiging van het decreet wegens de Priesters, en wegens het camp van twintig duizend man, of gij zult f erven! — Men vertoonde den Vorst een bloedend kalfshart, hec welk op één der punten van een hooivork gebonden was , en waarbij deeze woorden te leezen waren: Hart der Ariflocraaten — eindelijk, om den maat van hoon en vernedering ten boorden toe vol te maaken, nam de infaame mouchet een roode muts, die men hem op 't einde van een' (lok toereikte , en zettede dezelve op 's Konings hoofd: duizenden van (temmen juichten deeze daad luidkeels toe, en riepen: Hij heeft wèl gedaan dat hij de muts opgezet heeft, anders zoude men gezien hebben wat gebeurd zoude weezen (*). Er f*) Anderen riepen, op't zelfde oogenblik: zoohij 4e decreet en betreffende de Priesters, en het camp van twintig duizend man niet bekrachtigt, zullen wij dagelijks wederkomen: langs dien weg zullen Wij V hem wel moede maaken , en ons doen vreezeH* BE VERT,  MARIE. ANTOINETTE. 249 Er waren verfcheiden zulke benden van cannibaalen: één van dezelven, aan 't hoofd van welke santerre zig bevond , was belast met het vermoorden der Koninginne : de bijlen waarmede zij gewapend waren openden hun alle de deuren die zij op hunnen doortogt ontmoetten : aan de zaal der Gardes gekomen zijnde, werden zij ftaande gehouden door een kleen aantal Officieren en foldaaten, welken ter verdediging van die zaal aldaar geplaatst waren: tot drie maal toe werden de moordenaars, in weerwil van hunne pieken en andere wapenen , door deeze weinige helden terug gedreven — dit gevecht duurde omtrent een half uur lang; lasne, Grenadier-Capitein, werd aan zijn hand gekwetst, met een mes dat aan een' ftok gebonden was. De tegenftand welke voor de zaal der Gardes werd geboden, verfchafte den noodigen tijd om behoorelijke maatregelen te neemen ter reddinge van marie-antoi.nette — men plaatlte haar, met haare beide kinderen, achter de tafel van den Raad; eenige Hofdames , en andere bedienden Q 5 wel-  250 LEVENSGESCHIEDENIS van Welken de ongelukkige Vorstin getrouw bleeven , fchaarJen zig, digt aan één, als eene borstweering rondsom haar, terwijl de Nationaale garde, eene dubbelde heie uitmaakende, de tafel omringde. De Generaal wittinghof, die zig in deeze nijpende omftandigheid niet deed ken nen dan aan zijne lafhartigheid , trad tot de voornoemde zaal, en gaf bevel dat men de muitelingen die dezelve belegerden , moest inlaaten, en den doorgang vergunnen: de woeste en woedende hoop hierdoor aangemoedigd, doorkruiste intusfchen alle de naastbij gelegene gedeelten en vertrekken van het kasteel, vernielende en verbrijfelende alles wat zij in handen kreegen: Is dit het bed van den vettenVeto? fchreeuwden die onzir.nigen: waarachtig, Mijnheer Veto heeft moojer bed dan wij ! maar waar is toch die dikke Veto? wij moeten hem den hals breeken. JVeg met Veto ! leeve de Natie! 't Bewuste heldhaftig detachement Gardes hield zig nog bij aanhoudendheid ftaande,  MARIE-ANTOINETTE. 251 zig telkens digter zamentrck'kende ; 't had vastlijk belleren den ingang der raadzaal te zullen verdedigen, tot dat den laa> ilcn man van hun vermoord zou weezen, dan, de Generaal wittinghof gebood andermaal dat men de muitelingen moest laaten doortrekken : eindelijk moest aan dat bevel gehoorzaamd worden , en de moordenaars (lormden , als een uitgeboiften vloed, het vertrek in; zij fcheenen van begrip te zijn dat zij te laat gekomen waren , en brandden alzo van verlangen om zig fchadeloos te (tellen voor de oogenblikken , welken men hun had doen verliezen: één van hun had een bos gcesfelroeden in zijne hand , waaraan een briefien gehecht was , op 't welk men las: Foor mari e-a ntoinett e — een tweede vertoonde de V01 stin een guillotine; een derde had in zijn ééne hand een pop , als een vrouw gekleed , en in zijne andere een galg; aan het koord van dezelve hingen twee zaagen , welken, gelijk de booswicht uitriep , beftemd waren om haar door midden te zaagen; een vierde droeg,als een trophée,een (luk bloederig  a52 LEVENSGESCHIEDENIS van rig vleesch, 't welk tot de gedaante van een hart gefneden, en op een plank gefpi,kerd was (*); — de vrouwen bragten 't haare bij tot de ijsfelijkheden van dit tooneel der razernije, door de ongehoordfte lasteringen , fcheldwoorden en vervloekingen welken zij, met heesch-gefchreeuwde ftemmen, de Vorftin toedonderden: deeze intusfchen andwoordde haar niet dan met zachte en vriendlijke woorden: Ik heb, zeide zij, altijd getracht u gelukkig te maaken; ik beklaag u ■wegens de dooling in ■welke ik ü zie; ik geloof niet dat uwe harten fchuldig zijn; ik heb het Franfche volk veel te lief dan dat ik zulk bedroevend denkbeeld in mij zoude kunnen dulden. Uit het midden der menigte, welke van oogen- (*) Men verzekert dat marie-antoinette zielskracht genoeg had, om alle deeze ijsfelijke vertooningen aantezien , zonder eenige blijk van ontfteltenis te geeven; ook, en dit zegt gewislijk veel meer, ook zonder haat en afkeer te toonen voor 't ongelukkig volk 't welk de monsters, die haar zoj gruwelijk martelden, had voordgebra6t. de vert.  MARIE - ANTOINETTE. 1253 oogenblik tot oogenblik nog vermeerderde, en allengs digter op de zwakke befchutting toedrong, alzo dat men van rondsomme begon te vreezen, dat derzelver krachten van verdediging niet zouden kunnen beandwoordenaan haaren ijver,om marie-antoinette voor het geweld der aanweezende moordenaaren te befchermen; uit het midden dier menigte, zeg ik, hoorde men bij herhaaling roepen: Leeve santerre! leevs de Voorftad St. Antoine.' leeve de Sans-culottes! door welk gefchreeuw de canibaalen de komst van hun Opperhoofd aankondigden Santerre verfcheen , en de woedende hoop, die hem verzelde , voor zig heen drijvende, fchreeuwde hij uit: Daar is zij; zie daar de Koningin, en de Koninglijke familie! — op 't hooren van deeze woorden fchoot één der furiën toe, onder het uitbraaken van de lasterlfkste en zedeloosfte taal, vermengd met de ruwde en plompfte vloeken welken immer gehoord zijn,en bood marie-antoInette twee roode mutfen aan, rondsom als bedekt met drie - kleurige linten — de Generaal witting-  a34 LEVENSGESCHIEDENIS van t i n g ii o f zette éën dier mutfen op 't hoofd van den Dauphin, en de andere op dat van deszelfs doorluchtige moeder — waarna hij ongemerkt verdween. In 't midden van deeze woeste en dreigende wanorde , vertoonde marie-ant o in e t e eene gerustheid, door welke veele der clendelingcn die tegen haar losgeborflen waren, ontwapend werden: de vrouwen vooral betoonden niet beltand , maar geheel vertederd te weezen, toen zij zagen hoe de Vorstin de angstvallige kinderen tegen haaren boezem drukte , en zig zelve fcheen te vergeetcn door den ijver dien zij had om haar kroost gerust te ftellen — die vertedering ging zelfs zoo verre dat fommige vrouwen luidkeels zwoeren, haar laatsten druppel bloeds voor de Vorstin en den Dauphin te willen ftorten — één dier ongelukkige misleide fchepfels konde op het zien van 't aandoenlijk en tevens verfchrikkelijk tooneel, hetwelk zij voor oogen had, haare traanen niet bedwingen, maar weende bitterlijk (*); santerre, wiens fteenen hare f * i De zaal wedergalmde van haar gillende verv J zuch-  MARIE - ANTOINETTE. 255 hart zig nimmer opende voor medelijden of tedere deelneeming , die ziende , wierp de getroffene vrouw een paar blikfemende oogen toe, en zeide, op den toon der tergende geveinsdheid: Waarom fchreit dat mensenzoo ? zij is gewis befchonken. ' Dan, ongetwijfeld zal hij ten uiterffen verwonderd geweest zijn , toen hij zelf onmiddelijk daarna, een zekere toverkracht in zig gewaar werd , welke, in weerwil van hem zeiven, zijne wreede woede eenigzins verzachtte: hij had zig recht tegen over de Vorstin geplaatst, met zijne elleboogen op de tafel leunende ; hij béfchouwde den Dauphin met aandacht, en zeide: Wat is dat kind verbazend heet ! men moet die muts van zijn hoofd neemen : verder, het woord tegen de Vorstin richtende , vervolgde hij: Vrees niet Mevrouw, ik zal u geen leed do?.n; ik zal u, integendeel, veeleer befchermen(*); maar, ging hij voord, als zuchtingen, en, verflonden van berouw en wroeging, rukre zij zig de hairen uit het hoofd. DE VERT. (*) Dit geeft, indedr.ad, veel gronds, oia de afbeet-  156" LEVENSGESCHIEDENIS van als hoorde hij op dat oogenblik orleans hem verwijten dat hij een verrader was ; maar bedenk dat men u misleidt, en dat het gevaarlijk is -t volk te bedriegen een blik van de Vorstin trof hem zoo gevoelig als of dezelve een geweldige donderdag geweest ware, en deed hem plotsling zwijgen: Naar uw gedrag, zeide marieantoinette, met verontwaardiging, moet ik het Franfche volk niet beoordeelen —> Twee Officiers van de Nationaale garde, welke het gefprek van santerre gehoord hadden , gaven blijken van brandend verlangend te weezen om hem voor zijne doemwaardige floutmoedigheid te ftraffen; dan, marie-antoinette nam hun bij de hand, drukte dezelven op eene veel betekenende wijze , wenkte hun toe, en gaf hun alzo, met eene welfpreekende ftilzwijgendheid, te verdaan, dat men in dit rampzalig oogenblik alles moest dulden , zonder aan eenige wraak, hoegenaamd, te denbeelding van santerre,zoo alsdezelve in de aante. kening op bladz.237 gegeven is, voor de echte aanteneemen. be vert.  MARIE -ANTOINETTE. 257 denken (*) — oogenbliklijk daarna ontftond er onder de aanweezende menigte eene, voor marie-antoinette zeer gelukkige, bewceging; zelfs hoorde men luidkeels roepen: Leeve de Koningin! leeve de Dauphin ! de oorzaak deezer onverwachte verandering in den toedragt der zaake was, dat santerre, de woeste santerre, als van eene onzichtbaare hand aangegrepen, en verwonnen door eene neiging die anders bij het monster volflrekt onbekend was, zelf de Magen wederhield, welken hij gezworen had te zullen beftuuren, op dat zij het bedoelde flagtoffer te zekerder zouden treffen: de bewondering met welke hij de ftandvastigheid zijner rampzalige Vorstinne béfchouwde , ontrukte hem het bevel tot den terugtogt: Ik ben meester over mijne troepen! fchreeuw- (*) Aanftonds, (hiervan waren de onbetwistbaarfte blijken voorhanden,) gevoelden die helden de kracht deezer woorden : een zuiver en edel gevoel verkoelde hunne harten, in welken het vuur der gramfchap als eene etna brandde : vol aandoening bogen zii zig voor de Koningin, en andvvöordden haar alleenlijk met traanen. DE VERT. R  258 LEVENSGESCHIEDENIS van fchreeuwde hij uit, en dreef de menigte voor zig heen , om haar te doen vertrekken (*) — dan, naauwlijks was hij tot op een kleenen afdand van de Vorftin verwijderd, zo dat het onwederftandlijk geweld van haare oogen niet meer op zijn hart konde werken , of men hoorde hem , met eene foort van fchaamte en berouw, zeggen: Ziedaar andermaal eene zaak mislukt. Na dat de Vorstlijke perfonaadjen den tijd van vier volle uuren van elkander gefcheiden geweest waren (§), en, gelijk zij meenden, voor altijd, kwamen zij weder bij elkander, en die herëeniging was te treffender , te aangenaamer voor de ongelukkigen, daar de gevaaren aan welken zij bloot geftaan hadden, met nadruk verfchrikkelijk geweest waren (f). Ma. (*) i\"en ber'eeze hier de aantekening,opbl. 255. (§) Het ijsfolijk tooneel van verfchrikkirg was 'g middags omtrent ten 4 uuren begonnen, en eindu'de niet voor 's avonds ten " uuren d b vert. (f) Gelijktijdig jmetïde Koningin had lodewijk de XVI z'g oiitflagen gezien van de moordenaars die zijnen dood gezworen hadden : deezen wa. ren,  MARIE-ANTOINETTE. 25c Marie-antoïnette vergat de woede van haare moordenaars, om zig alleenlijk ren, op hunne beurt, door's Vorften onverfchrokken. heid, en deszelfs bewondei enswaardige tegenwoordigheid van geest, ontw:pend geworden. Zoodra de Koning in zijn kamer terug kwam , vlogen Gemaaliii en kinderen hem tegelijk om den hals; de Koning drukte hen en zijne zuster beurt lings, met de tederfte verrukking, tegen zijn borst, en hunne traanen vermengden zig met de zijnen: terwijl Gemaalin en zusrer aan zijnen hals hingen, omarmden de beide kinderen die aandoenlijke group, en lagen de fchreiè'nde bedienden aan 's Konings voeten, door een' vloed van welfpreekende traanen hunne vreugde betuigende, over 't geluk van hem uit de kaaken des doods terug gekeerd te zien. Om een denkbeeld te kunnen maaken van de heldhaftigheid met welke lodewijk deXVI, opdeezen noodlottigen dag,het dreigend gevaaronder de oogen had gezien, heeft men den aandacht flechts te vestigen op de volgende korte fnmenfpraak, voorgevallen tusfchen twee der bewuste booswichten, na dat dezelven het kasteel reeds verlaten hadden: de een zeide: „ De Koning zal van daag niet ligt „ bevreesd te maaken weezen: wij zullen morgen „ weerkomen, en hem dan doen vallen"— „Ja," andwoordde de andere, „ wat zal ik zeggen; thans „ zouden wij hem hebben kunnen .... maar als men 'R s jjhem  a6o LEVENSGESCHIEDENIS van lijk bezig te houden met de getrouwe dienden haar door haare verdedigers bewezen: toen zij, eenige dagen daarna, naar de misfe ging, ontmoette zij vier grenadiers welken onafgebroken , en alzo uit eene heldhaftige ouverfchrokkenheid,bij den Koning gebleven waren; haare verrukking op 't zien van deeze lieden niet kunnende bedwingen, fprak zij hen aan, met de zichtbaarfte blijken van dat edel gevoel 't welk altijd geheel haar ziel vervulde: Mijne Heeren ! zeide zij, wij, noch de onzen zullen nimmer vergeeten welke dienften gij ons hebt bewezen: ik bijzonder zal dezehen mijn leven lang erkennen: lasne, die in de zaal der Gardes gewond was geworden, werd, uit de fpeel. beurs der Vorstinne, een penfioen van duizend „ hem annziet .... ik weet het niet; maar zijn „ oogen werken zoo geweldig .... en ook, al» „ ik bedenk dat wij tog Franfchen zijn Sacre „ als 't een ander geweest ware, zou men hem, „ als een kind, den bals omgedraaid hebben — maar „ hij komt, en (preekt, en ziedaar, daar ftaat men „ als bedonderd." DE V£RT.  MARIE - AKTOINETTE. • 261 zend li res toegelegd ; dan , die dappere Offic ier weigerde hetzelve aanteneemen, en betoonde zig alzo de gunst van zijne Souvereine waardig te weezen (*). Lo- (*) Terwijl l/sne op deeze wijs de zoetfte .vrucht vrn zijnepligtbetrrchting plukte, ondervond de Maire pétion, op zijne beurt, de gevolgen van zijn want'edrag : daagi na het verfchrikkelijk tooneel vvrarvan in den text ver'lag gedaan is, geraakte hij met den Koning in gefprek, bij welke gelegenheid deeze he.m zijne billijke verontwaardiging over het gebeurde liet blijken, het welk tot de volgende korte fómenlpraak aanleiding gaf: Pétion. Ik weet, Sire! dat het gedrag der Municipaliteit gelasterd wordt, ondertusfchen zalmen 11 dat gedrag in deszelfs volkomen famenhang doen kennen. De koning. Geheel Frankrijk moet het kennen. Ik b,:fchuldig niemand in 't bijzonder; maar ik heb «chter alles gezien. Pétion. Geheel Frankrijk zal het kennen: zonder de maatregelen welken door de Municipaliteit genomen zijn, zouden er nog veel erger gebeurenisfen plaat gehad hebben; niet voor uw perfoon; want gij moet weeten dat dezelve altijd geëerbiedigd zal worden- maar..'... ( N. B.) zoude pi't:on wel duidelijker te kennen hebben kunnen geeven, dat men de Koningin wilde ombrengen? R 3 Da  26*2 LEVENSGESCHIEDENIS van Lodewijk de XVI werd door het ontvangen van verfeheidene brieven van zijne onderdaanen, eenigermaatc fchadeloos gefteld voor de ijsfelijke oogenblikken welken de .woede van tegen hem opgchitfte canibaalen hem had doen beleeven : onderfcheidene gehcele departementen vertoonden hem, in een treffend tafreel, de afkeer der waare Franfchen voor de aanflagen van welken hij gedacht had het flagtoffer te zullen worden (*) : in den algemeeneh Raad der Ge- De koning. Zwijg. Is het mijn perfoon eerbiedigen, Mijnheer, als men gewapend bij mij komt inftormen; als men mijne deuren verbrijfelt, en mijne wachten overweldigt ? De geheele wereld moet zig trgeren over 't geen gisteren gebeurd is. Pétion. Ik keu dé uiigeftrektheid der pligten onder welken mijne verandwoordelijkheid raü legt. De koning. Gij zijc gelast om voor de rust van Parijs te waaken: ga dien last volbrengen -—Vaarwel. d e vert. (*) In één dier Gemeente-brieven leest men de volgende woorden: „,Neen, Sire! zi< kunnen geen „ franfchen weezen die zig aan zulke gruweldaaden fchuldig gemaakt hebben, zoo min als de „ boos.  MARIE - ANTOINETTE. 263 Gemeente , in het helsch verblijf zelf alwaar de dolken gefmeed waren , met welken men den Vorst had bedreigd, ja in tegenwoordigheid van petion, onder "t oog van hem die de moordenaars gewapend had, durfde cahier volmondig belijden, dat hij tot in 't binnenfte van zijn hart befchaamd was, dat hij den mam van Franschman moest deelen met die monsters, welken de gevloekte ontwerpen van 20 Junij hadden kunnen bedenken, en ter uitvoer brengen (*). Ver- „ booswichten welken hun daartoe hebben aange» „ fp. ord Wr.nrom zijn wij niet na genoeg bij „ n\ve Majefteit geweest! met welk een' ijver zou- den wij van onze iigchaamen eene vesting ronds„ 0111 u gem.-akt, en ons geplaatst hebben tusfchen u en den helfchen dolk met welken gij bedreigd „ werd ! waarom kunnen wij u niet voor eeuwig „ tegen dergelijke gruwel-bedrijven waarborgen!" de vert. (*) Tevens verftrekt dezelfde, in den text bedoelde redevoering van i ouis-gilbërt cahier, ten eeuwigen gedenkteken, het welk \ nagel] cht zal vertellen d t eigerilffk de Franfche natie geen deel gehad heeft aan de gruwelen van orleans: 't is om R 4 die  ft6"4 LEVENSGESCHIEDENIS van Vervolgends deed men den Koning eene verklaaring afleggen , welke zonder twijfel zeer die zelfde reden onbetwistbaar noodzaakelijk dat onze leezers ten minden een gedeelte der bewuste redevoering,kennen: dus fprak cahier onder anderen: „ In deeze dagen van druk en algemeene vervol„ ging;dagen in welken waare burgers geen fchuil„ plaats weeten te vinden tegen de elenden die hun „ beftormen; dagen in welken men dikwijls te ver„ gecfscb naar eene plaats zoekt, alwaar men on„ befchroomd de waarheid kan fpreeken, in dee„ ze benaauwde dagen van vervolging zal ik moeds „ genoeg hebben, om aan deeze zelfde plaats die „ verfchrikkelijke waarheid te laaten hooren; en zoo „ ik moeds genoeg heb om in dier voegen te fpree„ ken, zult gij, Mijne Heeren , gewistijk moeds ge„ noes hebben om mij te hooren " „ De wet is verkracht geworden, met zulk een „ fchandelijk openbaar gewe'd, dat de algemeene „ Raad desaangaande niet langer kan zwijgen, zon„ der in de verachtelijkheid der bedoelde fchen„ ders te deelen; waarom de Raad geen oogen„ blik kan aarfelen om te vorderen dat de gru„ welen, onder welken de hoofdftad zucht, en „ geheel Frankrijk welhaast zal zuchten, geftraft „ worden." „ De wet is verkracht door een Bataillons Com- man-  MARIE-ANTOINETTE. 265 zeer zwak was, in een oogenblik waarin hij, ter zijner verdediging opgeroepen had moeten heb. „ maudant die, zonder voortoopige oproeping, aan „ 't hoofd van omtrent twintig duizend famengerotte gewapende manfchappen, heeft durven optrekken, ,, en de ftad doorkruisfen." „ Zij is verkracht door de Nationaale gardes, die, „ almede zonder voorloopige oproeping in 't midden van de gezegde manfchappen zijn verfchenen, ieder „ met zijne wapens, terwijl zij bet gefchut achter hun „ medevoerden, 't welk hun tot een geheel ander „ gebruik roebetrouwd was." „ Zij is verkracht geworden door eene menigte „ ingezetenen van allerleien ouderdom, en van beider. „ leiefexen, die met openbaar ge weid, ge wapender„ hand zijn ingedrongen, in bet verblijf van den „ Erf-vertegenwoordiger des Franfchen volks; en „ hem gedwongen hebben een rooden muts opte„ zetten; die muts welke door partijzuchtigen ont„ eerdis, en thans veeleer dient tot een teken van „ oproer dan tot een teken van vrijheid — De wet „ is verkracht geworden door roovers en moor„ denaars, welken zig onder de misleide burgers „ gemengd hebbende, onderfcheidene diefft Hen „ hebben gepleegd; die, ja, laaten wij 't zeggen, „ vermids 't ongelukkig maar al te waar is, die zig veroorlofd hebben hunne wapens tegen de* Koning te keeren" enz. R 5 »> De  &66 LEVENSGESCHIEDENIS van hebben alle die geenen door wier aderen nog eenige druppels ilroomden van dat bloed, het- „ De wet is verkracht door u, Procureur de Gemeenter», die met verguizing der voorfciiriften t', uw ministerie betreffende , met verguizing vau „het decreet, den iö, door den Ai^emeenen Raad i, genomen; met verguizing van het befluit, dato „ 19 eerstvolgende, van het Departementaal Be„ Huur; met verguizing der grondbeginfelen door »i u zeiven geheiligd in uw befluit nopens de proces»» üss en in de daarop gevolgde proclamatie, ja, „ Procureur der Gemeente, de wet is verkracht dooru, die met verguizing van al het gemelde, „ verzuimd hebt de noodige maatregelen te neemen „ ter uitëendrijvinge der oproerige menigte." „ De wet is verkracht geworden door u, Mnire, „ die, met fchending van dezelfde wetten, deze fde „ befluiten, dezelfde beginfelen, geene toereikende ,, voorbehoedzelen heeft daargefteld, om een gevaar „ aftekeeren van 't welk gij, buiten allen twijfel, ,, voorkennis droegt: door u, eindelijk, die geen „ krachtdaadig gebridk hebt weeten te maaken ,, van de middelen in uwe handen gefteld , en door „ uw ambt zelf, en door de wet van den3Novem„ ber 1791, ter bewaaringe van de openbaare rust, „ ter verzekeringe van de veiligheid der Nationaale „ Vergadering, en van die des Konings." « De Ca) Manuel.  MARIE - ANTOINETTE. 267 hetwelk de Franfchen weleer,als om ftrijd, voor de groote zaak des Vaderlands geftok zouden hebben; toen hij van geheel de Natie recht „, De wet is verkracht door u, Commandant g • ,, neraal (£),dien alle militaire en politique wetten „ gebieden geweld te gebruiken wanneer eenige „ post, u totbetrouwd, mee geweld wordt aange„ vallen." „ Eindelijk, de wet is verkracht door u allen, ,, leden der Municipaliteit, die het lot van deezen „ gevaarvoilen dag hebt overgelaten, onder ande„ ren, aan de onzekere uitvoering van een vertrmgd „ befluit, het welk gewislijk niets beduidend of „.verraaderlijk is." „ Heb ik genoeg gezegd, Mijne Heerëii? _ i\z „ voeg er alleenlijk riog bij dat zoo gij uweconftitu.„ tie vrienden wiltverfchaffenonderbetvolk,'twelk „ het oog op uwe daaden geuVen. houdt; zoo gij „ de vlek wilt üitwisfehen welke Pa: ijs, door de „ gepleegde wanbedrijven heeft ontvangen; einde„ lijk, Mime ileeren, zoo gij vrij wilt weezen,en „ zoo gij gevoelt dat gij 't niet kunt weezen dan ,„ door eene geftrenge uitvoering der wetten, zult „ gij ongetwijfeld ook gevoelen dat het voor 't al„ gemeene heil noodzaakelijk is, zulke inbreuken „ als gemaakt, en zoo menigvuldigmaal herhaald „ zijn, niet ongeftraft te laaten." .,. „ DE VER». (J>) ROMAINViLLIERS.  168 LEVENSGESCHIEDENIS van recht gevorderd had moeten hebben, jegens de woeste moordenaars welken de Natie zelve onteerd hadden; toen, zeg ik, beftuurde men den loop der zaaken alzo, dat hij zig vernederde met zig openlijk, door eene verklaaring, te verdedigen wegens de opgeraapte lasteringen , welken door zijne belaagers uitgebraakt werden, en veelëer tegen de Koningin dan tegen hem gericht waren. Intusfchen had het rijk van de la fayette nu een einde genomen; de afgod die, voor eenige oogenblikken, zijn hoofd tot in de wolken had opgeftoken, had flechts brofe leemen voeten ; en de wufte volksgeest gaf aldra den flag die hem ter aarde moest doen ploffen zie hier hoedanig men zig omtrent hem gedroeg Hem in perfoon niet magtig kunnende worden, aangezien hij zig, ten dien tijde, aan 't hoofd zijner armée bevond, werd zijn beeldtenis, op den 3oJunij,in hetPaleis-Royal, met eene woedende plechtigheid, aan de vlamme ten prooje gegeven — men had geene moeite om hem misdaaden ten laste te leggen , en dewijl men toen alleen ten oog-  MAR IE -ANTOINETTE. t6> óogmerke had in alles marie-antoinette, als misdadig te betrekken , befchuldigde men deeze van met den Generaal de la fayette famengefpannen te hebben, om de armée , onder zijn bevel , in handen der Oostenrijkers te leveren ; zelfs verltoutte men zig te verfpreiden dat zij in eene fchuldige verftandhouding met hem geleefd had (*). Onophoudelijk waren de muuren van Parijs bedekt met aankondigingen van moord en brandftichting , waarvan niet weinigen den naam van petion droegen: even onafgebroken ging men voord met de harten des volks verder opteruiën, en tot nadere gruwelen voortebereiden; de wijken bleeven voordduurend vergaderd; vrouwen en kinderen werden er bij toegelaten ,ja deeze werden zelfs dikwijls uitgenoodigd om deeze of geene redevoering te komen hooren ; bij die C3 Aan deezen toedfsgt van omftandigheden ïs het befaamde liedjen, beginnende met de woorden, Madam Fett avtit frtmis, zijne geboorte verschuldigd. ss vb kt.  270 LEVENSGESCHIEDENIS van die gelegenheid bragten. de fpreekers alle hunne talenten in werking om den Koning en de Koningin te lasteren, en voornaamlijk waren zij allerijverigst in het uitdenken van nieuwe gruweldaaden, welken, ten opzichte van de gemelde ongelukkige voorwerpen, gepleegd moesten worden. Omtrent deezen tijd vloeiden de ilaaven van orleans, van alie kanten, naar Parijs (*); in ieder gedeelte van de ftad ontmoette men monfters, alleenlijk wachtende, ja hunkerende naar het oogenblik van ont- ke- (*) Een weinig vroeger was ook jour DAN, welke toenmaals den bijnaam van kop-af droeg, aldaar gekomen, erf gelijktijdig met hein kwam orleans van een reis jen terug. Ten nadejen bewijze datmen het gebeurde met de KoninglijkeFamilie, niet de Franfche natie in'talgemeen, neen, maar orleans en zijnen aanhang in 't bijzonder moet wijten , verdient hier aangetekend te worden dat, integendeel, de Parij/enaars.,de geduchte woelingen ziende, en voor de blijkbaare oogmerken gruwende, in eene verbazende menigte de Had verlieten : nimmer waren er zoo veele paspooi ten gevraagd, als toen gevraagd werden. de vert.  MARIE-ANTOINETTE. l7i ketend te zullen worden, om zig op de hun aangewezene proojen te werpen \ dat is, om de Koninglijke iamilie te vermoorden; en wel verre dat orleans zelf werkeloos zoude geweest zijn, bevond hij zig in 't midden van zijne vloekgenooten, zig bezig houdende met het in orde brengen van zijne helfche ontwerpen (*): onder anderen vervaar- dig- (*) Tot die ontwerpen behoorde dat men het Rijk deed voorkomen ais in het uiterfte gevaar te weezen, en zoolang in gevaar te zuilen blijven, als de Koning het ft uur des bewinds in handen had: hoedanig oulkans desaangaande gediend werd, blijkt onder anderen, uit de wijze op welke de Bisfchop torn:; zig , ter Wetgevende vergadering, van het fpreekgeftoelte, liet hooren: „ Men roept," zeide hij, ,, met een algemeene ftem uit, dat de >j Ktnjpg de voornaa i e oorzaak is van onzepo„ litiqueelenden—Vt Vi'der'and is in gevaar — maar „ wijs mij in de eonftitutie het middel door 't wel„ ke het behouden kan worden, wanneer de eenige „ ffuurman wien het fchip to^betrouwd is, oe„ reed ftartom zig ael'ven met de boot te redden; „ beu ijs mij de mogelijkheid om door de wettige „ magt den S aat te redden wanneer bet Opper, hoofd die maju verlamt: ronn mij de middelen „ waardoor de lakkels van de dweeperij en van den » bur-  s^a LEVENSGESCHIEDENIS van digde men brieven welken met een geheimen courier verzonden moesten worden, en die courier moest door zekeren biron, mede een Haaf van orleans, worden aangehouden: de bedoelde logenachtige depêches waren zodanig ingericht , dat zij 't voorkomen hadden, van door marieantoinette aan haare zuster, de Gouvernante der Oostenrijkfche Nederlanden ge- „ burger-oorlog uitgebluscht kunnen worden, wan„ neer de opperfte magt dezelven meer en meer doet „ on branden — het vaderland kan niet gered worden dan door buitengewoone middelen, bij wel„ ken, wel is waar, de conftitutie voor eenoo^enb ik uit het oog verloren zal worden; doch alleen„ lijk om haar te beter te kutmen behouden — mogeiijk zal men voor zoo lang als het gevaar des „ vaderlands duurt, een buitengewoon be!t§ut>moe„ ten daarftellen—welnu, oufle en hedendaagfche „ volken leveren ons groote voorbeelden desaan. „ gaande op —in Engeland een Protector, in Rome „ een Dictator Immens zoude hij niet nadrukkelijker hebben kunnen vorderen . dat de kroon van het boofd van lodewijk den XVI afgenomen, en opdat van orleans geplaatst wierdï de vert.  MARIE - ANTOINETTE. a7 j gefchreven te zijn : derzelver inhoud was toereikende om de zendfter van Landverraderij te kunnen befchuldigen; dan,de hand was zoo geheel verfchillende van die der Koninginne, en de ftijl zoo wonderbaarlijk zot, dat de ontwerpers van dat fnoode plan geraden vonden er geen gebruik van te maaken. Wat de Wetgeevende vergadering van dien tijd betreft, dezelve volgde getrouwlijk het voetfpoor van die vergadering welke haar voorgegaan was : zij begeerde de plechtige ceremonie der confederatie te herhaalen (*) ; maar de nieuwe Gedeputeerden toonden geheel andere gevoelens te koesteren dan de eerden, het grootfte gedeelte van hun was gewapend met pieken , vercierd met de roode muts, en daagde de voorbijgangers uit (§). De (*) Zij wilde naamlijk dat iedere ProvincieGedeputeerden zoude zenden , om , op het veld van Mars , te zweeren , dat men ten naatnvkeu. rigften aan de Conftitutie zoude gehoorzaamen. DE VERT. (S) Eene meer nauwkeurige befchrij ving van hunne S ktee.  a74 LEVENSGESCHIEDENIS van Debaldaadighedenen geweldenaarijen welken men daags vóór de gemelde plechtigheid ongeftoordliet bedrijven, diéden met fi Herin; den volgenden dig te gemoete zien: in 't ga* leis-Royal werd iemand, op de jammerlijkfte wijze, met ftokken d^ödgeflagén , o n dat hij de gruwelen van den io Junij op rekening van petion gefield had: zop dikwijls in de aangeplakte papieren eene uitdrukking werd gevonden welke mishaagde, werden de aanplakkers van dezclven gedreigd met den lantaarnpaal , die reeds zoo menigmaal het werktuig van de toen woedende blinde razernij geweest yiras — het geen de vrienden van dert troon , wat zeg ik, .het geen den onpartijdigen, braaven en verftandigen vaderlander wel het iberkfte trof, Weeding zegt, ctat zij niets anders aanhadden dan een vest en een pinteion, en dit eenige'n een rooJen muts onderden hoed drpegen — voords be'tond de uitdaa'ging , van welken in den text wordt gefproken , daarin, dat zij 3e voorbijgangers toeriepen: Niemand zal zig durven verjlouten om ons den rooden muts te ontneemen. BE VERT.  MARIE - ANTOINETTE. a?5 trof, was, dat men de bewuste Gedeputeerden , openlijk op de ftraat, hoorde uitroepen : Morgen , morgen zal die Mijnheer Koning, noch Feto, noch kroon meer hebben: immers konde zulk eene voorfpelling niet anders, dan welmeenende harten doen fidderen ? 's Morgens ten u uuren begaf de Koninglijke familie zig naar het veld van Mars, en ondertusfchen nam de plechtigheid geen' aanvang voor des avonds ten 6 uuren; de Koningin als ook haare Staatdames waren met driekleurige linten vercierd, en de Dauphin had de nationaale uniform aan: de foederalisten begeerden dat ieder de bewuste cocarde droege, en zoo de eene of andere ongelukkige vrouw gezien werd, welke een groen lint op haar muts had, konde zij de beledigingen van orlean's flaaven niet ontgaan; zij had gewislijk nog reden van verheugd te weezen, zoo haar de muts van 't hoofd getrokken, en zij genoodzaakt wierd, om leeve petion! te roepen: de bedoelde cabalisten waren op de groene kleur S 3 • zoo  ê76 LEVENSGESCHIEDENIS van zoo geweldig gebeten, om dat dezelve de kleur van den Graave van Artoïs was. De optogt naar de beftemde plaats, (het Veld van Mars,) geleek volmaakt naar een volks-oproer; vrouwen, kinderen, Pi'esters in hun geestlijk gewaad, en de zoogenaamde Sans-culottes, die gewapend waren , hadden zig onder de Nationaale garde vermengd, het welk eene vreemde vertoomng maakte, dewijl ieder, behalven de Gardes, in eigene klederen was, en welken, 't geen van zelf fpreekt, van allerleie kleuren waren . de pluimen , of panaches, met welken de hoeden der leden van de onderfcheidene rechtbanken voorzien waren, ftaken niet alleenlijk boven de roode mutfen voornoemd, maar zelfs boven de grenadiers mutfen uit, men fchreeuwde zonder ophouden: Leeve petion/ leeve de Natiel leeve orleans! leeve de Sans-culottes! op verfcheidene hoeden las men: petion of de dood! Het oogenblik waarop de Koning het outaar naderde om den eed te doen, fcheen zeer  MARIE - ANTOINETTE. *77 zeer gevaarlijk te zullen worden: verfchc-idene famengezworenen braakten,als toen,gruwelijke lasteringen uit, tegen hem en tegen zijne Gemaalin, terwijl zij hen tevens met pieken dreigden ; doch eenigen van 's Konings vrienden, als mede een gedeelte van de Nationaale garde, welken digt om hem heen famengedrongen waren , hielden de kwaadwilligen tegen, en verdoofden door hun roepen van leeve de Koning! leeve de Koningin', het lasterlijk en ophitfend gefchreeuw der booswichten, dat de lucht deed wedergalmen: ook geduurende dien geheelen dag bleef de Koninglijke familie van moedige verdedigers omringd ; veilig werd dezelve door hen naar de Tnilleriën geleid, zonder dat de latelliten van petion gelegenheid vonden, of het durfden waagen, de Vorstlijke perfoonen te naderen. (Na het eindigen van de plechtigheid, riepen de braave Parijfenaars volmondig uit: God zij geloofd, de 14. Julij is voorbij: zij waren niet alleenlijk verheugd, maar ook verwonderd dat lodewijk de XVI, met de zijnen, op het kasteel terug gekoS 3 men,  *78 LEVENSGESCHIEDENIS van men , en geen flagtoffers geworden waren van die ontwerpen welken federt zoo langen tijd gefmeed waren , om op dien noodlottigen dag in werking gebragt te worden. De famengezworenen waren nu wel uit elkander gegaan , en gedeeltelijk weder vertrokken , dan men zag ras op nieuw de bevestiging dier waarheid, dat een kwalijk uitgevallene boosheid, den fnooden aanlegger van dezelve niet ontmoedigt, neen maar hem nog veel meer verbittert, en ten kwaade aanvuurt: er werd aldra een oproerig libel aangeplakt, het welk den tijtel droeg van: Aankondiging van een groot en maatregel om het Franfche Rijk te redden: hetzelve hield in , om lodwijk den XVI de uitvoerende magt te ontneemen ; om dezelve aan drie Dictators te geeven, tot welke waardigheid benoemd moesten worden, rolland, servan en petion: men begeerde dat driemanfehap bekleed te zien met het vermogen van Ministers aan- en afte kunnen Hellen, en van geheel het Vorstlijke gezach te kunnen uitoefenen — mee één  MAPJE - ANTOINETTE. 270 één woord men begeerde drie tygers, in de plaats van één Koning ce hebben (*). Men (*) Op dat de leezer zig een volkomen duidelijk denkbeeld v;;n dien zogenaamden maatregel moge manken, volgt bier eene naauwkeurige vertaling van bet ftuk zelf: dus luidde het: „ Aangezien het onwederfpreekelijk is dat de „ kwaadwilligen den Koning wegvoeren , en den „ geesfcl van den burger-oorlog bij onze elenden „ willen voegen , is hetnoodig: „ 1.) Dat de Nationaale vergadering zodra mo. „ gelijk,een' CommandantGencraal over de Natio„ Male gnrde te Parijs benoeme, welke onder „ verband van zijn hoofd,verandwoordelijk gefield „ worde voor de perfoon van den Koning, en voor „ geheel de Konïnglijke familie. „2) Dat zij de Heeren rolland,servan en pé„ tion tot Dictators benoeme, voor zoo lang als „ de oorlog zal duuren; hen bekleedende met rl het „ vermogen 't welk door de Conftitutie aan de Uit„ voerende magt is opgedragen: die Heeren zullen „ de Ministers benoemen , welken , met hun ver* „ èenigd, den opperden Raad zullenuitmaaken,en „ zullen tot het ministerie kunnen toelaaten deleden van de Conflitueerende vergadering, zoowel als „ de daa'diïjke Gedeputeerden. „ 3.) De vergadering zal tot aan den vrede uitge„ fteld blijven, en de artikelen van dien vrede zulS 4 „ len  *8o LEVENSGESCHIEDENIS van Men vergenoegde zig niet met de vrienden van het Vorstlijke huis door zulke en dergelijke politique maatregelen te verfchrikken , en vrees aantejaagen ; men vergenoegd de zig niet hun te dreigen, neen, men begeerde ook bloed te zien ftroomen ; men begeerde dat hun ijver verkoeld wierde door het vermoorden van nieuwe flagtoffers — ingevolge van die begeerte werd p'espremenil fchandelijk aangevallen, uit- Jen geen kracht hebben , alvoorens zij door haar „ aangenomen zuilen weezen. ,, 4 ) De vergadering zal den Koning de uitoefe. „ ning van de Uitvoerende magt ontneemen, voor „ geheel den tijd dat de oorlog zal duuren. „ 5.) Wanneer de vrede getekend is, zullen de „ Dictators verpligt weezen, eene Nationaale Con„ ventie famenteroepen, voor welke zij rekenfchnp „ van hun gehouden gedrag zullen moeten afleg» gen.'" Behalven het openhaar aanplakken van deezen zogenaamden maatregel, werd het vaderland verklaard in gevaar te weezen, terwijl men 't vermeend gevaar Van uur tot uur aankondigde, door alarm-fchoten Biet, het fcapon te doen, - 8s VER.T,  MARIE - ANTOINETTE. 2 8i uitgefchud, met fabels geflagen gehouwen, en geheel naakt, van de Tuilkriën af toe aan het Paleis-royal toe, langs de ftraat gefleept.: 't viel de Nationaale garde zeer moejelijk om hem uit de handen zijner beulen te verlosfen; gelukkig waren deezen onderling in verfchil over hunnen prooi; fchuimbekkende betwistten zij elkander het vermaak van hem het hoofd te mogen afflaan (*): champion, Minister der Poli- (*) Om hier weder, in de oogen van deskundigen, niet een' fchijn van partijdigheid te verkrijgen, zij den Leezer bericht, dat zelfs de Lofredenaar van 10 de wij ic den XVI de gruweldaad aan d'espreménil gepleegd , als eenigzins minder wreed opgeeft, dan onzen fchrijver doet: volgends hem is 't gemelde (lagtoffer niet naakt langs de ftrnat gefleept; neen, zoodra men hem, in de tuin der Tuilkriën had gegrepen , fleepte men hem naar den tuin van het Paleis - Roy il, en eerst al, daar werd hij naakt ontkleed, „ in welken ftaat „hij," zegt die fchrijver, „ zeven fabelhou„ wen ontving" — dezelfde fchrijver getuigt dat ieder hem hartlijk beklaagde, dewijl hij zijne onrechtvaardige handelwijze omtrent marie antoifsPTTE, reeds, federt langen tijd, dooreen ernftig S 5 be.  a82 LEVENSGESCHIEDENIS van liciê, ontving een houw met een' fabel , toen hij de maaltijd ging zien, op welken zekeren palloi , in 't midden der ruïne van de bastille, het volk onthaalde: ieder braaf Franschman fidderde zonder ophouden, dewijl een eenig woord van petion of van santerre genoeg was om hem te doen vermoorden, en dewijl het uitfprecken van dat woord die monsters niets kostte—• rondsom het kasteel hadden de oproerige bedrijven wel met de grootfre woede plaats: ieder dag, ieder uur werd gekenmerkt door eene berouw bad nifgewisctit: ondertusfehen heeft, zeer wanrfchijnelijk, dat zeilde berouw hem den haat der muitelingen op den hals gehaald — op bladz. 16b van dit werk h-bben wij hem reeds leeren keanen als iemand, welke no.odzn^kelijk, ten eenigen tijde, het gemelde berouw moest gev elen, dan naamlijk sh zijne oogen open gingen, omtrent het voorwerp dat hij vervolgde. Ten dien zelfden tijde was ook de la fayette reeds zeer diep in de ongenade van de vijanden der Koninglijke familie gevallen, tot zoo verrezelfsdar men den naam van een (trant in Parijs, welke naar hem genoemd was, niet langer konde dulden. de vert.  MARIE - ANTOINETTE. 283 eene nieuwe beweeging der dwaalende afhangelingen van orleans. Intusfehen verloor petton zijn hoofdbedoeling niet uit het oog; hij hield niet op met de Nationaale vergadering lastig te vallen , door adresfen, houdende de dringcndfte verzoeken om den Koning te onttroonen: zijne zendelingen vuurden onderfcheidene wijken aan om hetzelfde te begeeren, terwijl panis en sergent, tweeMunicipaliteits Officieren, ieder die op het ftadhuis kwam, eene foort van adres , mede tot dat einde ftrekkende, lieten tekenen. Eindelijk deed men de moordenaars welken in het zuidelijk gedeelte des Rijks famengebragt waren, opdaagen (*): met liaande trom, en een ranfel op den rug zag men hun de ftraaten van Parijs doortrekken: in hun (*) Naamlijk op den 30 Ju!ij : zij maakten een getal uit van omtrent vijf- tot zes-honderd; echter was dit niet meer dan eene voorhoede: het aankomen van nog anderen had op de eerstvolgende dagen geen einde. DE VERT.  284 LEVENSGESCHIEDENIS van hun vaandel las men het woord Marfeille, gefchreven op bloedkleurde banden . den dag van hunne aankomst werd door nieuwe beweegingen'gekenmerkt: santerre, benevens de Jacnbijiien, vergastten hen in de liiifeefche velden, alwaar het geroep van, weg Mijnkter sn Mevrouw Veto ! niet gev-.tionaale gardes, welken door de nieuwsgierigheid derwaards gelokt waren , werden op fabelflagen onthaald, zelfs werden cwee van hun gedood, en vier zwaar gekwetst; de overigen ontkwamen het gevaar door, op raad van santerre, hunne hoeden dwars op 't hoofd te zetten; zijnde dit eene foort van eerbewijzing aan de Marfeillaanen, welken men aan den dwarfen hoed kende. De gekwetfren voornoemd werden naar het kasteel , in het wachthuis van de Nationaale gardes gebragt : zoodra marieantoinette bericht daarvan had ontvangen , gaf zij bevel, dat die lieden met de uiterfte zorgvuldigheid opgepast en verzorgd moesten worden: Madame elisab e th , het voorbeeld der Koningin volgende, zond  MARIE-ANTOINETTE. 285 zond overvloed van linnen voor de verbanden: dan, ook die blijken van edelmoedige menschlievendheid werden, eene en andere, ger Nationaale vergadering , voor misdaaden aangerekend. Gisteren is nog niet voorbij , had de jonge Dauphin gezegd, daags na den 2.0 Junij , en zijne bedroefde ouders hadden reden om eiken dag , die maar al te gegronde woorden, zuchtende , te herhaalen : reeds was de tijd daar dat de Koninglijke familie geen woord konde fpreeken, geen voet konde verzetten, zonder even daarom , zonder om de minfte beweeging welke zij maakte, van een' aanflag tegen de vrijheid van het volk befchuldigd te worden (*) — De (*) Toen de Koning vnn Engeland hnd gehoord wat lodewijk de XVI, na den i'sfelijken dag van den 20Junij had moeten lijden, zeide hij: „ ik „ zoude liever duizendmaal willen derven , dan „ in een gevangenis , zulke rampzalige dagen flijv „ ten, als de Koning van frankrijk gefleten heeft: „ de ftaat van den ongelukkigflen 01 derdaan in ,. geneel zijn Rijk: is nog verkiezelijk boven de „ zijne." denver t.  fiSÖ "LEVENSGESCHIEDENIS van De Gedeputeerden van verfcheidene wijken kwamen, met een uitfteekende pracht, ter Nationaale vergadering verzoeken , om de ontzetting van den Koning, om de ontheffing van den eed van getrouwheid, door ieder' Franschman aan hem gedaan, en om hem te recht te Hellen: één der voorbeeldlooze aanfpraaken, of wel gefprekken van de gemelde Afgevaardigden , eindigde met deeze woorden: „ Wetgeevers! wij willen „ u de eer van het Vaderland te behou„ den nog wel laat en genieten; maar wij „ verklaaren u tevens, dat zoo gij niet ver„ kiest die groote zaak op u te neemen , „ wij wel verpligt zullen weezen zeiven het „ lieve Vaderland te redden" — deeze onverlaaten werd de eer der zitting vergund, daar immers, integendeel, de verfchrikkelijkfte ftraf voor hen nog te zacht zoude geweest zijn — een der tegenwoordig zijnde Grenadiers, gevoelde zig op bet zien van de gemelde zittingneeming tot zoo verre verontwaardigd, dat hij zijne epauletten afrukten, en dezelven , met zijnen muts, in het midden der zaal fmeet. Bij  MARIE - ANTOINETTE. 287 Bij voorraad trachtte men de harten gemeenzaam te maaken met, en alzo te gewennen aan, de gruwelen welken men befloot uittevoeren: de Gedeputeerde rouyer liet zig, in de Nationaale vergadering (•), dus hooren: „ Men moet noodzaakelijk een mid„ del uitvinden, om alle de famenzweerders „ en contra-,revolutionairen van kant te „ maaken." Geduurende den gantfchen dag zag men gewapende manfchappen rondsom het kafteel waaren; 't was niet moejelijk derzelver fchandelijke oogmerken te doorgronden, te minder daar zij zeiven geen zorg droegen om die oogmerken te bedekken: de Municipaliteits officieren, waarfchijnelijk misnoegd over de rust, in welke de Koninglijke familie geduurende de nacht nog deelde, kwamen aan 't hoofd hunner fatellieten, die met pieken gewapend waren, op het kaftcel, en deeden ieder van het bed opftaan , onder voorwendfd van verzekerd te moeten weezen (*) Zitting van Vrijdag ochtend, den 3 Augustus.  s88 LEVENSGESCHIEDENIS vaü zen dat niemand ontfnapt was Eenige Gedeputeerden (*_) hadden moeds genoeg gehad om zig vóór de ongelukkige Vorst en Vorstin te verklaaren, en dat was genoeg om oogenbiiklijk op de lijst der veroordeelden aangetekend te worden ; gelijk zulks dan ook hun lot werd, met dat gevolg, dat zij niet langer tot hunnent durfden vernachten (§). Sedert langen tijd hadden eenige voorloopige kleene volksbeweegingen den weg gebaand tot een verfchrikkelijken opftand; ver- (*) Tot deezen behoorden vauslanc, gkardin, frondiéres, regnault en beaucaron. (*) Eigenlijk hadden deezen zig verzet tegen het delibereeren over de onttrooning van den Vorst — Wij vinden verzekerd dat zij bijna op iederen voetftap welke zij deeden een aanvaller moesten afiveeren G!RARDiN,Cin de laatstvoorsaande aantekening van den Schrijver genoemd,) zigbeklaagende, zelfs binnen de nuturen derVergadering een'(lag ontvangen te hebben, hoorde hem met een verfchrikkelijke (tem toeroepen: Zeg waar menu geraakt heeft— Haar! andwoordde girardin, indedaad een fchoone vraag! van achteren — fiaan moordenaars ooit anders ? de vert.  MARIE - ANTOINE TTE. 289 verfcheidene maaien waren de Ministers , zelfs des nachts, in de Tuileriën famengekomen ; doch de tijd der uitbarftinge was nog niet geboren; de verraderlijke petion wist het volk nog in rust te houden ; hij bleef den Koning belooven dat hij de goede orde in Parijs wel zoude weeten te bewaaren, en lodewijk de XVI, die veel te ligt vertrouwde, bleef in de bedriegelijke belofte van den wreedlten zijner vijanden berusten. In den avond.van den oden Augustus, begonnen de beweegingen uittebarsten (*): een O Op dien zelfden dag had lamarque, ter Nationaale vergadering, onbewimpeld te kenuen gegeven wat men zoude zien gebeuren: dus fprak hij: „ Sedert langen tijd heeft de Uitvoerende magt, „ openlijk, aan het Wetgeevend ligchaam den oor„ log verklaard; dienvolgends mag de Vergadering „ zig verzekerd houden, dat die magt alle midde„ len in 't werk zal (lellen om baar te overwinnen." „ Om dat ontwerp ter uitvoer te brengen, zal de „ Uitvoerende magt gebruik maaken van de plaats„ hebbende gisting, tn volksbeweegingen doen ont„ (laan — 't is derhalven de zaak der Vergadering T „ om  spo LEVENSGESCHIEDENIS van een groot aantal gewapende manfchappen liepen door de ftraaten van de Voorftad St. An- „ om de uitvoering van dat oogmerk voortekomen: „ ten dien einde ftel ik voor te decreteeren: „ Ilanre zittingen permanent tot dat de groote „ zaak der onttrooning biflist zal weezen. „ Dat alle burgers, de gsconfédereerden uitge. „ floten die geen jaar lang te Parijs gewoond „ hebben , gehouden zullen weezen acten van ci« „ visme, door hunne Municipaliteit verleend, te „ toonen, ofdatzij, bij gebreke van dien, terftond weder zullen moeten vertrekken. „ In gevalle van weigering, deezen aangaande, „ zullen die burgers, als verdacht zijnde,gevangen „ gehouden worden , tot het einde van den oorlog. „ De Policie zal maatregelen neemen, wegens het „ verfpreiden van gefchriften, enz." Terwijl lamarque aldus plechtiglijk, de ter dood verwijzing van de Koninglijke familie aankondigde, wierp manuel, op de plaats van het ftndhuis, het ftandbeeld van lodewijk den XIV, het welk federt eene eeuw aldaar geftnan had, ter neder, ennoemde dat wanbedrijf: Deenttrooning van LODEWIJK DEN XIT. (<0 Hier mede bedoelde hij die geenen welken uit liet zuider gedeelte des Rijks gekomen waren, om den Koning te vermoorden. de vert.  MARIE. ANTOINETTE. 291 Antoine-, pet ion begaf zig, aan 't hoofd van verfcheidene Municipaliteits officieren, naar den Koning, en deed hem, (welk eene trouwloosheid!) op nieuw betuigingen van ijver en verknochtheid; de Koning zeide te begeeren dat de deuren welken toegang gaven tot de vergaderplaats der Feuülanten gefloten wierden; petion werd gelast de Nationaale vergadering verlof daartoe te vraagen; want deeze alleen kon desaangaande beveelen (*); maar toen hij zig voor de balie bevond, bewaarde hij hieromtrent een diep ftilzwijgen , alhoewel men hem verzocht eene en andere inlichting wegens den toedragt der plaatshebbende beweegingen te willen geeven — immers ware 't gewis toen de tijd geweest om's Konings begeerte voornoemd bekend te maaken ? (§j In- (*) Dewijl men verklaard had dat die deuren behoorden gehouden te worden begrepen te zijn binnen den uitwendigen omtrek van de grond der Nationaale vergadering. DE VERT. (5) Aleer hij vertrok, om zig naar de vergadering te begeeven,werd hij van één deraanweezendeGreT 2 na.  292 LEVENSGESCHIEDENIS van Imusfchen begon men de alarmklok te luiden , en den algemeenen oplhnd op den trom te nadiers, wiens gevoel de (tem der gehoorzaamheid in zijn hart deed zwijgeu, dus aangefproken: „ Mijn„ heer de Maire, wij zien met een levendig genoe» „ gen, en met eene onderdanige erkentelijkheid, dat „ uwe ij ver, van oogenblik tot oogenblik, de kwaad„ willigheid van uwe vijanden bef'chaamd maakt;dat „ gij overal zijt waar gij het Vaderland nuttig kunt „ weezen; maar dat voldoet niet, Mijnheer deMai„ re; waarom duldt gij, in Parijs, alle,die gedeel„ telijke famenrotthigen ,-welken ongetwijfeld alge. „ meenefamenrottingen na zig zullen (kepen? Waarom laat gij ubeftuuren door partfjzuchtigen welken „ onzen ondergang zullen bewerken? waarom, bij „ voorbeeld , is die Heer santerre altoos bij u, altoos '] buiten het bereikvan.de wet? waarom is hij nu.wer* kelijkophet Badhuis? Mi;nheer de Maire, gij „ zijt verandwoordelijk voor de openbaare rust, „ voor de zekerheid van onze goederen: voor Op deeze taal, welke met eene onvoorbeeldige rondborstigheid üïtgebragt werd, andwoorddeMijn he.r de M.dre, alleenlijk met deeze algemeene, en niets betekenende woorden: „ Wat wil dit zegge»? — gij vergeet uw' pligt, gij vergeet .... „ kom kom ; laat ons zien . .. wij zullen hoo.', ren.. • .*' Dus veel, en echter nog niets gezegd heb ■ bende, kwam bijna geheei de Nationaale garde hem omringen i men gebood den Grenadier te zwijgen; ' men  MARIE - ANTOTNETTE. 293 se (laan: voor het (badhuis, en bij de ruïnen van de bastilie kwamen verbazend talrijke verzamelingen van gewapend en ongewapend volk bijeen : de Nationaale, als mede de ZwitferJ'che gardes, begaven zig in de beste orde op hunne posten; alle de toegangen werden bezet 5 het gefchut, het welk in verschillende gedeelten van het hof geplaatst was, kondigde door deszelfs Helling aan, dat men zig ter verdediginge gereed hield: '4morgens, omtrent 6 uuren,plaatfte zig een ontzachfijke menigte gemeen volk, van eenige ftukken gefchut voorzien , in orde van bataille, bij het rijdfchool ; het Departementaal Beduur begaf zig naar het kasteel; de Ministers ijlden naar de Nationaale vergadering, om bericht te doen van het gevaar in 't welk de Koning zig bevond, en om te verzoeken dat eene deputatie uit het Wetgeevend ligchaam afgezonden mogte worden , ten einde door derzelver tegenwoordigheid men dwong hem te vertrekkenen Mijnheer de Maire ging naar de Nationaale vergadering. BE VERT. T3  594 LEVENSGESCHIEDENIS van heid het volk in bedwang te houden (*). Staande deeze tusfchenpoozing, begeerde lodewijk de XVI zig aan zijn getrouwe verdedigers te vertoonen ; hij ging in per* foon alle de posten onderzoeken, en moedigde de manfchappen aan, zoo door de verpligtendfte woorden, als door de minnelijkire vermaaningen CS) : mec meer dan omtrent tweehonderd man , en wel voor het meerder gedeelte ongewapend , waren in (*) Dan, die afzending had geene plaats; onder anderen om dat de Vergadering niet compleet was, en men derhalven niet konde delibereeren. de vert. (§) Hij was nog op het terras, tegen over de hoofddeur van het kasteel, toen zeker batai!lon, op allerleie wijze gewapend,'twelk,naarmenzeide,uit de Voorftad Saint-Marcel kwan, voorbij hem heen trok: deeze manfchappen deeden de luchr weergalmen door 't fchseeuwen van, Leeve de Natie ! ook verwekten de dreigende uitdrukkingen welken door eenigen van hun gedaan werden, al aanflonds onge« rustheid: ondertusfchen bleef lodewiik de XVI bedaard, liet het bataillon zijne beftemde post betrekken, en — ging het viüteeren. de vert,  MARIE - ANTOINETTE. 205 in het kasteel faraengekomcn, met voorneemen om de Koninglijke familie te verdedigen : zij werden , met detachementen uit de Nationaale garde, in de vertrekken geplaatst—• toen marie - ANïoiNETTE deeze lieden zag, zeide zij tegen de Nationaale garde: Ziedaar eenige dappere mannen , welken hunnen Koning en het Vaderland beminnen ; beiden begeer en zij, aan uwe zijde, te dienen en ie befchermen: ik fla u in voor hunnen ijver — De leden van het Departementaal Beftuur begaven zig, benevens de Municipaliteits officieren , naar het rijdfchool; zij wendden alles aan wat mogelijk was, om het volk tot bedaaren te brengen, doch te vergeefsch; hunne voordragten en vermaaningen werden telkens afgebroken , door 't fchreeuwen om de affchaffing van het Veto, en om de onttroon ning van lodewijk den XVI. Men was van gevoelen dat de Koninglijke familie, in deezen jammerlijken toedragt van zaaken, niet zeker konde weezen , dan in den boezem van de Nationaale Vergadering zelve; derhalven raadde men hen aldaar een T 4 fchuil- wm  aoo" LEVENSGESCHIEDENIS van fchuilplaats te gaan zoeken: de Koning weigerde dien raad intevolgen; ook toonde de Koningin zeer onvergenoegd over denzelven te weezen: toen gerdret, lid van het Departementaal Beftuur, zijne gedachte desaangaande wilde openbaaren, zeide marieantoinette: Zwijg Mijnheer: gij zijt de eenigfle dien V niet voegt hier te fpreeken: als men eerst het kwaad berokkend heeft, moet men daarna het voorkomen niet aanneemen als wilde men het verbeteren. Kom, liet de Koning onmiddelijk daarop volgen, laat ons gaan, en, dewijl het tog zoo weezen moet, ook nog hierdoor onze toe- geevendheid laaten blijken Mijnheer roederer, Mijne Heeren, hervattede de Koningin, ik flel u verandwoordelijk voor het leven van den Koning, als mede voor dat van mijn'' zoon Mevrouw, zeide roederer hierop : onze verandwoordelijkheid beveelt ons aan uwe zijde te fier» ven, en ziedaar alles waaromtrent wij u verzekering kunnen geeven. De leden van het Departementaal Beftuur for-  MARIE-ANTOINETTE. 297 formeerden een' kring, en de Koninglijke familie plaatire zig binnen denzelven: in deeze orde, en vergezeld van eenige troupcn, ging men gerustlijk de trappen af, en den tuin door: aldra ontmoette men eene deputatie van twaalf leden der Nationaale vergadering, door de Vergadering zelve derwaards gezonden : deezen voegden zig bij den trein, welke , niet zonder tegenfhtnd te ontmoeten, en zelfs niet zonder gevaar, in de zaal kwam: het terras was opgepropt van volk, en aan alle kanten hoorde men fchreeuwen: Leeve de Natie! geen Veto/ marie-antoinette was bovenal een voorwerp van de plaats hebbende volkswoede: Geen vrouwen! fchreeuwde men uit , de Koning alleen \ wij willen niemand meer hebben De Procureur Generaal, onderïïeund van de leden der gemelde deputatie , deed de hoogte van het terras door 's Konings lijfwacht bezetten, en bragt het volk, voor een oogenblik , tot bedaaren, door het te verzekeren dat de Vergadering gedecreteerd had, den Koning,benevens geheel deszelfs gevolg, in haar midden te zullen ontvangen. T 5' Lo-  2293 LEVENSGESCHIEDENIS van Lodewijk de XVI zettede zig naast den Prefident, terwijl de Koningin en de overige der Vorstlijke familie zig op de zetels der Ministers plaatften: Mijne Heeren, zeide de Koning , ik kom hier om eene zwaare misdaad, welke bedreven zoude kunnen worden , vóórtekomen; ik meen in zekerheid te weezen, ik en alle de mijnen, wanneer wij ons in het midden van dte Vertegenwoordigers des volks bevinden: ik zal, met mijne Ministers, hier blijven, tot dat de rust herfteld zal weezen. In zeker artikel van de Conffitutie werd bepaald dat de Vergadering niet mogt delibereeren in tegenwoordigheid van den Koning: 't kwam er derhalven thans op aan, waar men lodewijk den XVI zoude plaatfen, dewijl hij, in deeze netelige oogenblikken, de zaal niet konde verlaaten: na langwijlige discusfiën verzocht men hem, met allen welken hem vergezelden, zig naar de loge der fchrijvers te willen begeeven. Men had gehoopt dat het volk nu bedaarder zoude zijn geworden; dan, welhaast hoorde men kanon- en fnaphaan - fchoten, gejammer  MARIE-ANTOINETTE. 299 mer en gefchreeuw; er werd bloed geftort; de flagtoffers werden op elkander geltapeld; de. Zwitferfche gardes werden vermoord , en de Koning had geene verdedigers meer. Dewijl deeze met zijne Gemalinne verpligt waren te blijven waar zij zig bevonden, waren zij oorgetuigen van den haatelijken toon op welken van hun werd gefproken, en van de eifchen , die, door de afgevaardigden van verfcheidene wijken, tegen hen gedaan werden (*): en terwijl zij zeiven genoodzaakt (*) Clemf.nce,in vervolg van tijdeen fatelliet van r o b e s p t e r r e , doch toen tot de Nationaale Gardes behoorende , fchreeuwde voor de balie uit, terwijl hij blikfemende oogen op de Vorstlijke familie gevestigd hield: ,, De misdaaden van de Uit„ voerende magt zijn ten hoogden top gedegen; „ zij heeft burgers tegen hunne medeburgers gewa, ,, pend; het bloed droomt reeds, en naauwlijks hebben wij een* weg kunnen baanen door de lij„ ken van onze broeders heen, welken in 't midden „ van dit paleis, dat door de trouwloosheid om„ ringd is, gefneuveld zijn." Tot dus verre gaat de aantekening van den oorfpronglijken Schrijver; ik voeg 'er bij, dat deeze cle-  3oo LEVENSGESCHIEDENIS van zaakt waren zig verborgen te houden, hadden zij 't verdriet van te moeten zien dat hunne befchuldigers de eer der zitting vergund werd: dit evenwel was ook nog niet genoeg; zij moesten het decreet ook hooren flaan , bij \ welke zij verklaard werden vervallen te weezen van de opperile magt, en dat zij in het kafteel te Luxemburg in gijzeling gehouden zouden worden (*); zij moesten zien, dat het meer- der- clemence, zijne bloedige loopbaan onder robes pierre begonnen heeft, met zekeren pachter op het fchavot te doen ombrengen, welke een eerlijk man, en vader van twaalf kinderen was. de vert. (*) Zie hier het decreet zelf, het welk ten allen tijde tot een verwijt zal verftrekken aan de bewuste Vergadering, welke, niet te vrede met zig zelve te onteeren , ook den eerlijken naam der Franfchen bezoedelde : in deeze aanmerkelijke Zitting werd het voorzitterfchap, benrtlings, bekleed door vergii\aud, guadet, geusonné en mura1re Na dat men reeds verklaard had dat alle perfoonen, in ftaat van arrest gefteld, onder de befcherming van de wet,en van de liefdaadige deugden des Fr in-  MARIE-ANTOINETTE. 301 dergedeelte der Gedeputeerden den Secretaris als beftormden,om,eik op een afzonder lijk Franfchenvo/fo waren f»,kon men goedvinden het volgende te decreteeren: „ De Nationaale Vergadering , overweegende „ dat de gevaaren des Vaderlands ten hoogften top „ zijn geklommen: „ Overweegende dat deszelfs rampen voornaam„ lijk geboren zijn uit het wantrouwen 't welk de „ Uitvoerende magt heeft ingeboezemd, door der„ zeiver gedrag in eenen,in haaren naam,onderno„ men' oorlog tegen de Conftitutie, en de Natio„ naale onafhangelijkheid. „ Overweegende dat het genoemde wantrouwen, „ onderfcheiderie deelen des Rijks heeft doen wenj, fchen, dat het gezag op lodewijk den XVI verleend,weder ingetrokken mogte worden..... „ Decreteert als volgt: „ Het Franfche volk is uitgenoodigd rot het fa- „ menftellen van eene Nationaale conventie „ Het hoofd der Uitvoerende magt is provifio- „ neel W) Deeze verklaaring , of dit befluit , was een gevolg van een bericht liet welk ontvangen werd en inhield , dat men ?lle die bedienden der Vorstlijke familie, welken men niet goedvond aanftonds in handen van den beul te ftellen, in akelige holen opzamelde. de vert.  Soa LEVENSGESCHIEDENIS van lijk blad papiers, het genomen decreet overtefchrijven, ten einde alzo dit nieuws met den meest mogelijken Ipoed door geheel Frank- „ neel opgefchort in alle deszelfs werkzaamheden, „ tot dat de Nationaale Conventie nitfpraak gedaan „ zal hebben over de maatregelen welken zij zal „ meenen te moeten volgen, ten einde de fouverei„ niteit van het volk, de regeering der vrijheid en „ der gelijkheid, te verzekeren „ De buitengewoone commisfia zal nog deezen „ dag een project-decreet inleveren, wegens het ,, benoemen van een' Gouverneur over denKoning„ lijken Prins. „ De betaaling der civile lijst zal opgefchort blij„ ven tot dat de Nationaale Conventie desaangaande beflist zal hebben. De buitengewoone Com„ misfie zal binnen vier-en-twintig uuren een pro„ ject-decreet inleveren, betreffende het tractement ,, het welk door den Koning, ftaande zijne fuspenfie, „ genoten zal worden „ De Koning en zijne familie zullen in den om„ vang van het Wetgeevend ligchaam blijven, tot „ dat de rust in Parijs herfteld zal weezen. „ Het Departementaal Beftuur zal nog deezen dag „ de noodige bevelen geeven om te Luxemburg zen „ verblijf voor hen gereed te doen maaken, alwaar „ zij onder de befcherming der burgeren en der „ wet zullen weezen."  MARIE - ANTOINETTE. 303 Frankrijk te kunnen doen verfpreiden (*). Staande deeze wreede oogenblikken fcheen marie-antoinette zig zelve tevergeeren; zij glimplachte haaren Echtgenoot, haare kinderen , en haare zuster toe, en trachtte allen die haar omringden, te vertroosten : terwijl haar hart verfcheurd werd door het gefchreeuw van zoo veele getrouwe onderdaanen welken zij hoorden ombrengen, poogde zij den aandacht des Konings afteleiden, die door deezen verfchrikkelijken moord in de doodlijkfte droefgeestigheid gedompeld was: zij zelve ondertusfchen had zekerlijk wel meest vertroosting noodig. Bij haare droef heid en het leedweezen over het verlies van zoo veele ijverige vrienden, voegde zig de ongerustheid over het lot van ze- (*) In deezen arbeid voegde het volk van de tribunes zig bij de Gedeputeerden , en zoodra dit eenige copyen van het bewuste decreet in gereedheid had, werden dezelven naar buiten gefmeeten: de Gedeputeerden zonden hunne eerste affchriften, terflond, per courier, naar de provinciën. de vekt.  304 LEVENSGESCHIEDENIS van zeker jong meisjen 't welk zij zoo teder beminde alsof't haar eigen kind geweest ware: van deszelfs vroegfte jeugd af had zij 't bij zig gehad , na verlof daartoe bekomen te hebben van des kinds vader, die zig toen onder 's Konings dienaars bevond: marieantoinette had dit meisjen met haare dochter doen opvoeden, zijnde haar oogmerk het tot eene vriendin van deeze voortebereiden: in de ongerustheid over de wreede gebeurenisfen welken zij voorzag, had zij aan de Onder-gouvernantes van haare dochter gezegd: 't Is onzeker wat van den eenen en den anderen van ons zal worden maar wat lot mij door den Hemel befchoren zij, nooit moet gij vergeeten dat ernestine mijne dochter is, en ik verwacht van uwe genegenheid voor mij, dat gij altijd dezelfde zorg zult draagen voor haar als voor haare vriendin: gij weet dat ik het begeer, en het is gewislijk voor de laatfle maal dat ik het u zal herinneren. Gezegde ernestine was , vergezeld van ééne der Onder - gouvernantes, en een zeer zwak geleide, gelukkig uit het kalïeel ont- fnapt,  MARIE-ANTOINETTE. 305 fnapt, na dat marie - antoinette , haare weldoenfter, reeds vertrokken' was: zij was voords in de onvermijdelijke noodzakelijkheid geweest van dwars door de dooden en gekwetften heen te moeten gaan, met welken de voorplaatfen van het kafteel bedekt waren: haare krachten begaven haar, toen zij in 't rijdfchool kwam; zij zat op een' fteen, met de Dame welke haar vergezelde; zijnde de eenige verdediger, die bij haar had kunnen blijven, vertrokken om een rijdtuig te gaan haaien: de Cannibaalen, welken haar voor de dochter der Koninginne hielden, lagen, voor haare voeten , een groot vuur aan , in 't welk zij het doode ligchaam van een Zwitferfchen -Garde fmeeten: na hetzelve een weinig gebraden was, fcheurden zij 't, voor de oogen van ernestine , van elkander: dit teder meisjen, voor zulk een verfchrikkelijk fchouwfpel onbeftaanbaar zijnde,viel in onmagt— Toen zekere burger-vrouw haar in dien ftaat zag, fchoot dezelve toe, en , mede in het denkbeeld dat zij de Koninglijke Prinfes was, bragt zij haar alle mogelijke hulp toe, echter zonder V een  3o6 LEVENSGESCHIEDENIS van een eenig woord te fpreeken; doch, alhoewel de tegenwoordigheid der moordenaaren de neiging van haar hart in bedwang hield', konde dezelve haar niet beletten dat zij 't gevoel , 't welk haare daad beftuurde. door een* vloed van welfpreekende traanen uitdrukte. Ernestine werd door de Onder - gouvernantes terug gehaald, en deezen beijverden zig, volgends het oogmerk der Koninginne, om de opvoeding van het geredde meisjen, door haar begonnen, te voltoojen : marieantoinette hoorde met een teder ziels • genoegen, en na -een geheelen dag in de benaauvvdfte ongerustheid over 't lot van haare kwekelinge doorgebragt te hebben , dat de'woede der moordenaaren deeze haare tweede dochter gefpaard had (*). De ongelukkige Vorftin had, geduurende den gantfchen dag, geen ander verblijf dan de loge reeds gemeld, en om met geheel de Vorstlijke familie den nacht doortebren- (*1 Na de dood der Vorstinne, werd ernesti«e, door haare moeder terug gevraagd, en deeze beitelde haar in den winkel van zekere waschvrouw» in de ftraat Saint-Denis.  MARIE - ANTOINETTE. 307 gen, werd haar eene zaal naast die der Gedeputeerden aangewezen — Haare papieren , haare meubelen, haare kleederen , alles was weggeplunderd, en de Nationaale vergadering meende zig fchitterend edelmoedig te gedraagen, toen zij decreteerde, dat men de Vorstin zekere doos met juweelen zoude terug geeven: één der onverlaaten , welke die doos geftoien had, had getuigd dac dezelve haar toebehoorde. Die zelfde Vergadering, welke door een decreet bekend gemaakt had dat de Koninglijke familie onder de befcherming van de Franfche Natie was, dat dezelve te Luxemburg haar verblijf zoude houden cn toebetrouwd zoude worden aan de Nationaale Garde, ftelde haar intusfehen in handen van santerre, die de doorluchtige perfoonaadjen naar den Tempel deed (kepen. Geduurende den gantfehen weg derwaards werden de beledigingen en het fchandelijksc hoonen verdubbeld; het roepen van: Naar de guillotine met Mijnheer en Mevrouw Veto! deed zig zoo aanhoudend hooren, als of 00 Zie bladz. 302. V s  3o8 LEVENSGESCHIEDENIS van of er geen eind aan zou komen (*) — Zoodra de ongelukkigen in den Tempel waren gekomen , fcheen het Wetgeevend ligchaam zig hunner niet meer te bemoejen: zij waren nu vervallen in de handen der leden van den Raad der Gemeente; eene verzameling van lieden welken indedaad van geen beteren (tempel waren (§). Lodewijk de XVI, en marie-antoinette bevonden zig thans in den ui- ter- (*) Santerre vertraagde den togt zoo veel mogelijk, en deed den trein flechts kruipende voordgaan, met geen ander oogmerk dan om het lijden zijner flagtoffers te verlengen , en om het verdoolde volk te langer de vernedering, voor welke de Vorstlijke perfoonen bloot gelteld waren, te doen befchouwen, de vert. (§) Laurent lecointre verklaarde voor den Revolutionairen rechtbank, dat marie-antoinette, naar den Tempel gaande,hem bad gebeden, dertien of veertien lieden, welken zij hem noemde,met haar te willen opfluiten; dan,het duidelijkst bewijs van de onwaarheid deezes voorgeevens ligt ongetwijfeld daarin, dat laurent lecointre zelf die dertien of veertien perfoonea niet konde noemen.  MARIE - ANTOINETTE. 309 terften ftaat van behoeftigheid: wel had een medelijdend ooggetuige van hunne elenden het middel weeten te vinden om de Koningin vijf - en - twintig Louis d'or in de hand te Hoppen, op 't oogenblik dat zij de Vergadering verliet; dan, van dat geld is nimmer gebruik gemaakt: marie-antoinette kende het voorwerp 't welk haar zoo edelmoedig en treffend deszelfs toegenegenheid liet blijken, en zij weigerde niet de verborgen gift aanteneemen , uit vreeze van den gcever te zullen bedroeven, terwijl zij ondertusfehen de gift zelve béfchouwde als een geheiligde fchat, en welke zij ook zoo zorgvuldig verborg, dat dezelve al het onderzoek , 't welk zij heeft moeten doorftaan, ontfnapt is: vóór haar fterven noemde zij de waare eigenaar deezer penningen , en verzocht dat dezelven dien ook weder ter hand gefield mogten worden (*). Nu (*) Zie hier eïn lijst van het geen marie-antoinette bezat toen zij in den Tempel kwam: 1.) De bewuste vijf-en-twintig Louis d'or, van welken zij, gelijk in den text reeds gemeld is,geen Sfibruik, hoegenaamd, gemaakt heeft. V3 2.) Een  3io LEVENSGESCHIEDENIS van Nu werd geheel Frankrijk weldra met den zwarten fluier van het despotismus en van den moord bedekt; het onderzoeken der woningen nam een' aanvang; men ridderde het bloedblad van den 2 September tegen, en duizenden van nieuwe martelaars werden de flagtoffers van hunne gehechtheid aan de Koninglijke familie (*) : onder de befchrei- ëns- 2 ) Een kleene brievetasch, waarin een fchaartjen, eenige naalden, zijde en garen. 3. ) Een kleen zakfpiegeltjcn. 4. ) Twee pakjens niet hair, van haare. kinderen en Echtgenoot. 5. ) Een ring, waarin ook hair van de gemelde voor pw «>/-nhaarer liefde. 6. ) De beeldenis van de Prinfes de lamballe. 7. ) De beeldenisfen van de Hertogin van Mecklenburg, en van de Prinfes van Hesfe: met beiden was de Vorstin opgevoed. (*) Het volgende bevat een uitvoeriger fchets van den toenmaaligen (laat der zaaken : „ Zoodra men lodewijk den XVI en deszelfs fa. „ milie in den Tempel opgefloten" had, veranderde „ geheel Frankrijk in het verfchrikkelijKst verblijf: „ bet werd van moordenaars overftroomd : allen ,, die onder verdenking vielen van nog eenige ge„ trouwheid voor hunnen Koning te voeden, fton- „ den  MARIE - ANTOINETTE. 3 r 1 ënswaardige fpeelballen van de heerfchende woede telde men de Prinfes van lamballe» die, „ den aan de heetile vervolging bloot; men ging op ,, hen ter jagt, gelijk men op het wild gedierte ter „ jagt gaat; te vergeefsch zochten zij eene Ichuilplaats in den boezem der lieden; duizenden van „ particuliere gebouwen werden in gevangenisfen 0, veranderd: er fcheen noch vriendfehap noch bloed,, verwantfehap meer te beltaan: zekere moeder ftiet „ haar* zoon, anders tederlijkvan haar bemind, t.it haare armen, en ontzegde hein haare bijwooning: „ men oiuvlugtte in de bosfehen, en begroef zig in verborgene holen Zekere bloed-recht- „ bank, die men De tiende Augustus heette , en ,, naar 't voorbeeld van welken de Revolutionaire „ rechtbank werd ingericht, doemde ten fchavotte, alle de geenen welken, op den 10 Augustus, uit „ gebrek aan tijd, door de Cannibaalen niet omge,, bragt waren geworden : op die wijze werd de s, kloekmoedige durofoy, fchrijver van de Parij, „ fche Courant, vermoord; als mede de bloöharr „ tige maar deugdzaame l*portb, Intendant van „ de civile lijst: zoodanig regeerde te Parijs de „ woeste en woedende petion, en die maar al te wél dooriwANUEL onderlleOd werd. „ Die twee monsters, wier wreedheid door ro« „ eespierre zoo getrouwlijk is nagevolgd, be» grepen ondertusfehen dat de bedoelde rechtsplee. V 4 «ging  31a LEVENSGESCHIEDENIS van die, als eene vriendin van de Koningin, reeds federt langen tijd ter dood was gedoemd: de „ ging van veel te traagen aart was; derhalven wa„ ren zij op een fneller wijze van vermoorden be,, dacht, cn vonden er ook eene uit voor welke „ het nagedacht verbaasd zal Haan — Op zekeren „ avond ten 10 unren waren alle de inwooners van „ Parijs, binnen de muuren der ftad, gevangen : de „ barrières, naamlljk werden zorgvuldig digt ge„ houden; de rivier was bedekt met fchuiten welken „ vol waren van gewapende manfchappen, en alle ,, de ftraaten der ftad werden gefloten door eencor- „ don van Nationaale gardes . er was voIftrekE „ geen hoop op ontkoming voorhanden. „ In't midden vanden nachtwerden de deurender „ huizen geweldig geopend; geen verblijf, van wie „ 't ook ware, werd verfchoond; de echtgenooten za. ,, gen hun bed omringen met pieken en banjonetten; „ alles werd omgehaald en doorzocht; de familie-en „ vriendfehaps-geheimen werden weggeroofd, en on„ gelukkig de bewooner van een huis in 't welk men „ eenlg gefchrift of eenige afbeelding vond, den ont„ troonden Koning betreffende - de ter dood veroor, deelden werden cogeubllklijk naar de gevangenis. „ fen van petion en mantel gefleurd — dit alles r droeg den naam van huisbezoek. ,, Wanneer In eene of andere flraat, de trom gem roerd werd, moest ieder bewooner dier ftraat zig i, met  MARIE-ANTOINETTE. 313 de booswichten welken door de woede van orleans waren ontketend om op haar aan- te- „ met zijne wapens, naar zijn'Officier begeeven;en ,, één van de voornaamfte Chefs der gewapende „ magt, wees als dan, ieder detachement zijne bij„ zondere flagtoffers aan , welken liet in verzeke„ ring moest gaan neemen: die, op het ontvangen „ van't gemelde bevel, geenen brandenden ijver, om „ het ter uitvoer te brengen , liet blijken, werdter„ ftond zelf als een veroordeelde befchouwd en be„ handeld. „Dewijl nu de bewuste Chefs meestentijds dengee. „ nen wien zij dergelijke expeditie in last gaven, niet kenden, gebeurde het niet zelden, dat een broe„ der geboden werd zijnen broeder; of dat een zoon „ geboden werd zijn' vader te gaan gevangen nee„ men; zelfs ontving zeker iemand bevel om een „ zeer geftreng onderzoek in zijne eigene wooning „ te gaan doen, alles wat hij in dezelve vond tever„ zegelen, en den bewooner in verzekerde bewaaring „ te neemen gelukkig had hij gelegenheid om „ zijne papieren en zig zeiven te bergen, dewijl zij „ die hem in de uitvoering van zijnen last moesten „ onderfteunen.hem kenden en groote achting voor „ hem hadden ; ware dit niet alzo het geval geweest, „ voorzeker zouden zijne eigene manfchappen hem „ naar den kerker gefleept hebben. „ Het boven befchrevene alïchuwelijk huisbezoek V 5 . „ be.  314 LEVENSGESCHIEDENIS van tevallen, verlengden haare martelingen; zij deeden haar langzaam derven: het rampzalig flagt- „ bepaalde zig niet bij een enkelen nacht; neen, het „ werd telkens,het werd nacht na nacht herhaald, tot „ den dag toe welke door okleans tot de algemee„ ne flagting bepaald was; naamlljk, tot den 2 Sep- „ tember zij die bij de moordenaars onder ver« „ denking gevallen waren, vonden nergens heul noeii „ fchuilplaats; huizen en harten werden voor hen „ gefloten; hunne bloedverwanten en vrienden durf,, den hen niet komen zien, ja durfden niet met hun ,. fpreeken , uit vreeze van geplunderd of vermoord ft te zullen worden. „ Toen nu de gevangenisfen vol, de oogmerken „ van den bloedhond orleans, in zoo verre, bereikt „ waren en de rampzalige dag van den 2 September „ daar was, werd de algemeene moord aangekon. ,. digd door.het bulderen van 't kanon, en 't luiden „ van de alarmklok — zoodra dat teken gehoord „ was, verdeelden de beulen onder aanvoering van „ pétion en manuel,zig in benden,en Hortten zig „ in onderfcheidene gevangenisfen alwaar zij alle de veroordeelden ,op de jaminerlijkfle en barbaar,, ftewijze ombragten, zonder aanzien vatiperfoon, „ zonder aanmerking te maaken op jaaren cn kunne, „ zonder gevoelig te weezen voor deugd of waar„ digheid — een enkele geweldige en doodlijke flag werd als eene genade befchouwd; over't algemeen v „ vver-  MARIE - ANTOINETTE. 315 flagtoffcr evenwel ftond alle de haar aangedaane pijnigingen mee ftandvastigheid door — Zekere rotondo ftak, vervolgends, haar hoofd op een piek, en kwam mee hetzelve over de plaats voor den Tempel wandelen; één van de Commisfarisfen der Gemeente, welke alstoen bij de Vorstin waren, deeze moord-vertooning gewaar wordende , noodzaakte haar door een vengfter te zien, op dat zij getuige van dit verfchrikkelijk fchouwfpel zoude weezen — Marie-antoinette had naauwlijks de oogen naar buiten geflagen, of viel aan de voeten van het bedoelde monster in onmagt neder — Welk eene voorbedachte wreedheid! welk eene overlegde gruweldaad! (*) Van „ werden de elendigen langzaam gemarteld, en moesren duizend dooden Iterven — hier hadden verfijn- „ de wreedheden plaats. ,, He: bloedbad begon des middags ten 2 uuren, „ en werd op verfcheidece eerstvolgende dagen her- „ haald." DE VERT. (*) Men wijst op de tweede verdieping van den toren des Tempé s een balcon aan, van welke men be-  3i6 LEVENSGESCHIEDENIS van Van toen af zag de Vorstin duidelijk welk lot op haar en haaren Echtgenoot wachtte: ook deed men haar eiken dag nieuwe wreedheden ondervinden; eiken dag fcheen men haar het affchuwelijk tooneel te doen naderen, op welk zij haar leven zoude moeten eindigen: men deed de dood met langzaame treeden tot haar komen; want men begeerde denzelven te verfchrikkelijker in haare oogen te maaken , door haar te noodzaaken hem telkens van naderbij te befchouwen — Eindelijk begreepen haare beulen dat de Tempel een veel te gemaklijk verblijf voor haar was, derhalven bepaalden zij dat de Vorstlijke familie in den toren overgebragt zoude worden: alzo werden dan de afftarameling van zooveele Franfche Koningen, en de dochter van zooveele Keizers, opgcfloten in een' toren die agt eeuwen geheugt •, wiens kamers zoobegeert dat de Koningin hetlioofd van de Prinfes van lamb alle gezien hebbe: dan, dit is eene dwaaling, dewijl de Prinfes den 3 September werd onthoofd, en marie-antoinette niet voor omtrent de helft van die maand in den gezegden toran werd opgefloten.  MARIE - ANTOINETTE. 317 zooveele akelige holen zijn; zooveele verzamelplaatfen van allerleie foort van ongedierte , en onder wiens dak de nachtvogelen nestelen. De vengsters der kamers , welken men de doorluchtige gevangenen deed bewoonen waren geweldig fterk van zwaare ijzeren traliën voorzien, en de kamers zeiven zoo nacht-donker wegens de koekoeken, welken , bovendien , voor de vengfters waren , dat men, zelfs op den middag, en bij het helderst weer, in het ruim der kamers, noch leezen noch fchrijvenkon (*): van den voet (*) Het verblijf der Vorstinne was op de tweede verdieping, en allezins overè'enkomltig dat van den Koning: het belfond in eene zijdkauier, drie andere kamers, en drie cabinetjens; in een vierde was de trap: de kamer in welke de Koningin met haare dochter (liep, was vlak tegen over de deur van den ingang; die van Madame eusabeth was ter linker zijde —Alle die vertrekken waren op eene eenvouwige wijze, echter zeer zindelijk, gemeubileerd: de kamer van marie-antoinette was behangen met wit en groefl befchilderd papier, en de eenig(le welke een' l'choorfteen had: in de zijdkamer had men een kachel geplaatst: na den dood des Konings is  3i8 LEVENSGESCHIEDENIS van voet des torens, tot aan het verblijf van ri.\RiE-ANToiN£TTE, telde men zeven deuren, op de afzichtlijkite wijze met ijzer beflagen, en van verbazend zwaare grendels voorzien: die welke naastbij de zijkamer was, was geheel van ijzer. Tot op het oogenblik dat de Koning en de Koningin in rechten betrokken werden, hadden zij de vrijheid om, op bepaalde uuren, zoogenaamde verfche lucht te gaan fcheppen, op een zeer ongezonde opene plaats, van hoog muurwerk omgeven — die elendige plaats werd de tuin genoemd: men veroorlofde hun ook eene wandeling in eene foort van galerij, welke aan de bovenfte verdieping van den toren gemaakt is : de lucht was aldaar wel zeer zuiver, maar de ruimte zoo eng, dat men er niet gaan konde dan achter elkander, en de plaatshebbende openingen waren zodanig gefchikt,dat zij de helft van het gezicht naar buiten verhinderden. On- is in één der gemelde cabinetjens mede een' fchoorfleen gemaakt, om het eeten der gevangenen te kunnen warmen.  MARIE-ANTOINETTE. 319 Onafgebroken waren er twee Commisfarisfeh van de Municipaliteit bij de gevangenen , en hielden naauwkeurige aantekening van alles wat zij deeden en zeiden, ja van hunne gebaarden; en wat meer is, zij namen zelfs notitie van hunne gedachten aan welken zij gewoonlijk de fchandelijkde uitlegging gaven: het meerderdeel van deeze Commisfarisfen verzwaarden 't lijden hunner gevangenen niet weinig, door gruwelijke beledigingen en lompheden; zij vermaakten zig met, ten aanhooren der Koninginne, de losbandigile gefprekken te houden. Ondertusfchen waren ook eenigen dier Commisfarisfen indedaad menschlievend en deugdzaam , en verkwikten de harten hunner ongelukkige Souvereinen, met de onbetwistbaarde blijken van oprechte belangneeming in, en een levendig gevoel van , hunnen rampzaligen toeftand: voornaamlijk boden zij marie-antoinette hunne bereidwillige dienden aan; dan, deeze bad altoos den geenen die haar betuigde deel in haare ongelukken te neemen, de blijken dier toegenegenheid zorgvuldig te verbergen, en vooral  320 LEVENSGESCHIEDENIS van al geene pooging te doen door welke men hun mede - fchuldig zoude kunnen verklaaren. Eén der meergemelde Commisfarisfen, de achting welke hij der Vorstlijke familie verfchuldigd was niet kunnende vergeeten, nam zijn' hoed af, zoo dikwijls als hij in de kamer van den Koning kwam , doch gebruikte tevens de hoognoodige voorzichtigheid van aan zijn' mede-Commisfaris te zeggen , dat hij dit deed om dat de warmte van 's Vorsten vertrek hem hinderde: marieantoinette, welke door dat voorwendfel heen zag, nam een oogenblik waar dat zij met deezen hun toegenegen man alleen was, om hem haare erkentenis te betuigen voor het eigenlijk beginfel van zijne handelwijze voornoemd; dan, zij liet haare dankbetuiging ook vergezeld gaan van eene bede om voortaan de bewuste eerbewijzing narelaaten: Mijnheer, zeide zij tegen den Commisfaris, wij kennen het goed gevoelen van ons, V welk gij in uw hart nog wel wilt koesteren, en wij zijn ''er u dankbaar voor; maar ik bid den Koning u te verzoe- ken  MARIE - ANTOINETTE. ast ken voortaan uw1' hoed op het hoofd te hou* den , zoo dikwijls gij u in zijne tegen» ivoordigheid zult bevinden: zoo gij het tegendeel doet, Mijnheer, zult gij onzen toefland niet alleen niet verzagten, maar denzelven in tegendeel nog veel akeliger maaken : hoe meer gij het voorkomen aanneemt van u, ten onzen opzichte , naar uwe collegas te fchikken, hoe beter gij in ftaat zult weezen om ons eenigen dienst te kunnen bewijzen; lodewijk de XVI voegde zijne bede bij die van zijne Gemaalin , en de Commisfaris gehoorzaamde (*). , De voornaamfte zorg der Koningin beftond in den geest haars Echtgenoots geihvdige afleiding te verfchaffen, om hem minder te doen lijden onder de verfchrikkelijkheden (') Ciery ('s Konings kamerdienaar,) bleef alleen, niettegendaande de herhaalde verzoeken van zijne Souvereinen, ftandvastig weigeren zig te dekken in het bijzijn van iémand der Vbrstüjke familiei telkens als hij den Dauphin naar den zogenaan^den tuin begeleidde was hij blootshoofds , ja ook al ware het wéér zeer onkundig en ruw* X  322 LEVENSGESCHIEDENIS van den van zijn lot(*): zij verdeelde voords den dag tusfchen haar naaldwerk, 't leezen, en de opvoeding van haare kinderen: in 't bijzijn van de voorwerpen welken zij zoo teder beminde, hield zij zich altoos als zeer gerust te weezen; maar wanneer zij alleen was, 't geen echter zeldzaam gebeurde, vloeiden haare traanen met ganfche beeken , en haar gewonde ziel fcheen zig alsdan fchadeloos te ftellen voor den dwang aan welken de tederheid haar, zoo langen tijd, onderworpen gemaakt had. Een zwaare ziekte fcheen nu, voor een oogenblik, de ongelukkige flagtoffers te willen betwisten aan de monsters welken hen met kwellingen en verdrieten als overlaadden — het Gemeente-beftuur, vreezende dar een natuurlijke dood hun geheel de Koninglijke familie zoude ontrukken, ftond de Doctoren toe (*) Elders vinden wij verhaald dat zij den Koning dikwijls geluk wenschte, dat hij den eindr paal van zijne langduurige martelingen zoo nabij was gekomen. DE VERT.  MARIE-ANTOINETTE. 323 toe dezelve te komen bezoeken, en voor haare herftelling te zorgen. Bij de Jacobijnen was de dood van lodewijk den XVI reeds bepaald, en de Conventie,van welken zij, om zoo te fpreeken, de ziel waren, vertoefde niet met zig omtrent dat gewigtig befluit bezig te houden: van toen af hoorde 't heelal die redevoeringen aanheffen welken, door den nakomeling , ten eeuwigen dage, verfoeid zullen worden, en voor het tegenwoordig geflacht een voorwerp van affchrik zullen zijn (*). Weldra vernam marie-antoinette dat haar Gemaal in rechten betrokken was geworden ; federt langen tijd had zij zulks verwacht, gelijk zij 't, haar zelve betreffende, nog werkelijk bleef verwachten; reeds federt langen tijd had zij hen beiden als verloren ilagtoffers befchouwd men deed onder- tus- (*) Roeespierre zeide dat de discusfiè'n over de vraag, of lodewijk de laatste te recht gefield moest worden , ja dan neen ? afgebroken en verworpen moesten worden, door het vooriiezen van zijn doodvonnis. X %  324 LEVENSGESCHIEDENIS van tusfchen nog eene pooging ter verzwaaringe van haar rampzalig lot, door haar de vertroosting, welke haar dat lot gelaten deed draagen, te ontneemen; men fcheidde haar van haaren tederbeminden echtgenoot, en deed haar, in haare afzonderlijke opfluiting, ten allerftrengften bewaaken: echter vonden de fnoode vervolgers der Vorstlijke perfoonaadjen die wreede behandeling nog veel te zacht •, de ongelukkigen moesten nog telkens bericht ontvangen van hetgeene in de Nationaale Conventie voorviel; zij moesten, om zoo te fpreeken, de treden tellen, met welken de dood tot hun naderde : ten dien einde verhieven iederen avond, rondsom de gevangenis, de gewoone uitfchreeuwers van nieuwstijdingen, hunne Hemmen, ter aankondiginge van de nieuwe lasteringen welken ftaande den afgelopen dag tegen den Koning uitgebraakt waren ; en de wreede beul welken men marie-antoinette had toegevoegd, had de doemwaardige oplettendheid van haar de bedoelde blaadjens ter hand te ftellen, haar met de grootfte onbefchaamdheid aanwijzende, welke bijzonderheden zij voornaam-  MARIE - ANTOINETTE. 3 2 5 naam lijk moest leezen; en dit waren dezulken die haar allergrievendst moesten treffen (*). In de laatfte dagen van 's Konings leven werd hem, van wege de Conventie , vergund , zijn' zoon bij zig te mogen hebben; dan, hij weigerde die vertroosting te genie ■ nieten : Gaarne, zeide hij tegen clery , die hem drong om van de gemelde vergunning gebruik te maaken , Gaarne zoude ik mijn* zoon willen zien; maar ik ben verzekerd dat de Koningin van verdriet zal flerven als zij hem niet meer bij haar heeft : ik zal derhalven ook die opoffering nog doen £m- (*) Die woestaarc toonde haar met een helfche vreugde aan, hoe tellier, ter Conventie, had voorgeilagen, het laaten gieten van een ftuk kanon, van caliber als 't hoofd van lodewijk den XVI, ten einde dat hoofd naar den vijand te kunnen fchieten. (j) Toen men clery voornoemd vroeg, waarom hij zoo ijverig getracht had lodewijk den XVI overtehaslen om zijn' zoon bij zig te neemen,zeide hij: „ Men zoude, na den dood van mijn onge„ lukkigen Meester, den Dauphin niet weder bij „ de Koningin hebben laaten gaau, uit vreeze dat X 3 » hij  326 LEVENSGESCHIEDENIS van Eindelijk brak de noodlottige dag aan, op welken een hand vol partijzuchtigen den Franfchen naam eene fmet moest aanvrijven ■— men bragt lodewijk den XVI het vonnis, bij 't welke hij ter dood veroordeeld werd HéBERT, de woeste f^bert, kon niet zonder traanen te ftorten het decreet hooren leezen, naar't welk de ongelukkige, tegen wien 't geflagen was, met eene opgehelderde bedaardheid luisterde — hóbert was „ hij haar eetiig gewigtig geheim overgebragt zoude hebben, en dewijl ik de Municipaliteits Offieieren niet mishaagde, is het hoogst waarfchijne„ lijk, dat men mij bij het kind zoude hebben laaten „ blijven, in welk geval ik het bij de gezondheid en bij het leven zoude bewaard hebben; want ik j, had gewislijk al de fpijs en drank welken men „ het bragt geproefd" » loflijk, zeker, waf dat oogmerk van ct.ery, dan, hij zoude het gewislijk niet bereikt hebben, 't geen men gereediijk zal toeftemmen, wanneer men weet hoe chaeot, ter Nationaale Vergadering, volmondig verklaarde, dat het aan den Apothecar ftond om Frankrijk van dat kind te verlosfeu—.— niet een eenig lid der ver^ gadering verzettede zig tegen deeze verklaaring, J?E VE*T,  MARIE - ANTOINETTE. 327 was zelfs genoodzaakt zig aan de voorlaezing te onttrekken ; 't was hem onmogelijk dezelve tot het einde toe te hooren — geheel anders was garat , Minister der Juflitie, gefield ; deeze , die de leezing deed, volbragt dezelve zonder eenige blijk te geeven van vertedering of van gevoel. Lodewijk de XVI begeerde de zijnen nog eens te zien en te omhelzen, alvoorens voor eeuwig van hun te fcheiden: hij bragt den avond vóór zijn' dood bij hen door: de Koningin betoonde niet het minde teken van zwakheid; zij fprak met haaren Echtgenoot, als zijnde op den rand van zijn graf, van niets anders dan van 't geluk 't welk hij ging genieten : zijne zuster voegde zig bij haar, om den moed des Konings,voordvloejende uit zijnenGodsdienst, en de gerustheid van zijn geweeten, nog verder te bevestigen en te onderdeunen . De veroordeelde beloofde haar, des anderen daags nog eens weder te zullen komen; dan, zijne tedere gehechtheid aan deeze beide vrouwen belettede hem die belofte te volbrengen : op denzelfden dag van zijn derven, weinige oogenblikken vóór zijn' dood, zouX 4 de  328 LEVENSGESCHIEDENIS van de het fcheiden te wreed geweest zijn ; hij begeerde haare harten te fpaaren , en ging derhalven naar 't fchavot zonder Gemaalin of zuster voor 't laatst vaarwel gezegd te hebben — zijn onfchuldig hoofd onder het flaal der guillotine uitflrekkende, en terwijl de vertroostende ftem van den Geestlijke, die hem vergezelde, zijne ziel naar den hemel opleidde, baanden de heilige wenfchen van de Vorstin en van Madame elizabeth hem den weg, welken zijne eigene deugden hem reeds hadden voorbereid. Lodewjk de XVI had, kort voor zijn' dood, aan de Conventie gevraagd, welk lot men over zijne familie had bcfchoren, en de Vergadering had hem geandwoord dat de Natie , altijd groot, altijd rechtvaardig; zorg, voor dezelve zoude draagen (*); dan, helaas! die (*) Met deeze woorden werd het Franfche volk in 't algemeen ten gevoeliglten gegriefd; het werd door deze!ven betrokken in de misdaaden van eenige weinige onverlaaten, welken indedaad fleehr» het uitfchot van't zelve genoemd konden worden t-, d?n, de gezegde misdaadeti zijn , den Hemel zij itti&t zoo uitvoerig eu naar waarheid aangetekend, e*  MARIE - ANTOINETTE. 3 59 die verbindtenis werd zodra verbroken als zij aangegaan was; want naauwlijks was *s Vorflen hoofd gevallen , of zijne Gemaalin en kinderen werden onder een nog Merker en enger bewaaring gefield met dat alles bleef het hart van marie-antoinette, hoezeer de wreede behandelingen, welken zij bij aanhoudendheid onderging,hetzelve zouden hebben moeten verbitteren, nog niet anders geopend dan voor de edelmoedigheid : zelfs pleitte zij, in eenige opzichten , bij haare kinderen, voor de beulen die haar nog dagelijks martelden: zij vermaande haar' zoon dat, zoo hij immer het ongeluk had van Koning te worden, hij geene andere wraak moest neemen, over de verongelijkingen zijne ouders aangedaan, dan door weldaaden (*), Zij en zonder dat die aantekeningen vvederfproken zija geworden, dat de nakomelingen geen' orleans, geen' robespierre,geen*pétion,ofdergeliikemonsters, met geheel het Franfche volk zullen vermengen, de vert. (*) Zij hield haare kinderen beltendig voor, dat gij zig wel moesten wachten van die geenen welken X 5 het  33° LEVENSGESCHIEDENIS van Zij verzocht verlof, voor zig en voor de verdere Koninglijke familie, om den rouw over den dood van haaren Gemaal te mogen aanneemen —- dit werd haar toegedaan. Haare bejammerenswaardige omdandigheid, bekwaam om de ongevoeligde harten te vermurwen, deed haar nu en dan een bezoek van deelneemende vertroosters ontvangen : wij weeten reeds dat zij onder de Commisfarisfen welken, gelijk meermaals gezegd is, beftendig bij haar waren, ook nog lieden ontmoette, welke de menschheid nog niet geheel uitgefchud hadden: één van deezen zeide haar, om haar te bemoedigen, dat Oostenrijk haar denkelijk wel zoude opëifchen:. doch de Vorstin antwoordde: Te Weenen zal ik geene andere zijn dan ik op het bloed van hunnen vader hadden vergoten, met het Franfche velk te vermengen; zij verzekerde hun, dat de Natie over 't algemeen gewis niet minder bedroefd was dan zij zelve, over 't geene zij had zien gebeuren, en dat de kinderen daarom niet moesten verflaauwen in het Franfche volk te beminnen. BE VEH T.  MARIE-ANTOINETTE. 331 op het kajleel der Tuilerics geweest ben, geene andere dan ik hier ben — zoo de Hemel mogt oordeelen dat mijne kinderen mij niet meer noodig hebben , zal mijn eenigfle verlangen weezen om mij met den Koning te herëenigen. Oprechte toegenegenheid ontwierp veele plans om marie-antoinette te doen, ontkomen; maar men had dezelven nimmer naar behooren doordacht, en ook werden de handen door de vrees geboeid, wanneer de harten fpraken; boven dat alles bleef de Vorstin ilandvastig weigeren, te Hemmen in alle maatregelen welken men haar voorflocg, om haar uit de gevangenis te doen ontkomen (*). , Ein- Volgends één der bedoelde plans, zoude mabie-antotnette en de Prinfes Ei.isABETH, in Municipaliteits Officieren hervormd worden , vercierd met den gewoonen fjerp, en een ronden hoed digt op de oogen getrokken: men zoude de traliën doorzaagen,.en zig door die gemaakte opening heen, naar beneden laaten gliiën; de beide kinderen zouden daartoe in een mand gezet worden — 't verblijf Jjet welkmen, (deontvlugting nu in zoo verre gelukt zijn-  33* LEVENSGESCHIEDENIS va» Eindelijk beroofde men de ongelukkige Koningin ook nog van de eenigfte vercroos ring zijnde,) had verkozen, zoude zekerlijk voldoende geweest] zijn; dan , de zvvaarigheden welken men te boven moest komen, waren te menigvuldig en te gewigtig: 't was niet genoeg dat de gevangenen aan den voet van den toren zouden gekomen weezen, zij hadden de waakzaamheid der wachten ook nog moeten kunnen verfchalken , en nog verfcheidene deuren moeten kunnen openmaaken : hoe veele gevaaren zouden zij niet hebben moeten overwinnen, eer zij de bepaalde fchuilplaats hadden kunnen bereiken! en zoude't algemeen alarm, over hunne ontkoming, hen niet belet hebben Frankrijk verder doortereizen, om op 's Keizers bodem te komen? Ondertusfchen waren het deeze zwaarigheden niet welken de Vorstin deeden weigeren haare toeftemming tot het gemaakte ontwerp te geeven — haare vrienden hebben haar die weigering wel tot eene foort van verwijt doen vetüxekken. in het denkbeeld verkeerende dat zij, met alles te beproeven om te ontkomen, niets waagde, dewijl zij niet ongelukkiger konde worden dan zij werkelijk was,- maar met dat alles' dacht marie-antoinette op eene geheel andere, op eene veel edeler wijze; zij begreep maar al te duidelijk dat, zoo zij haare toeftemming gaf aan eenig «mtwerp om te vlugten, die toellemming, ingevalfe van mislukking, ongetwijfeld tot een voorwendfel zou-  MARIE-ANTOINETTE. 333 ting welke haar overig was gebleven; men ontnam haar naamlijk haar' zoon, om hem in handen te Hellen van zekeren fchoenmaaker, simon genaamd, zijnde een creatuur van 'robespierre : zulk een man was de Gouverneur, zulk een man was de bewaarder, en, helaas! dezelfde man was, waarfchijnelijk, ook de moordenaar van het ongelukkig kind (*). Ma- zoude verftrekken, om haar zuster en kinderen op eene nog veel harder wijze te behandelen; en wie konde bepaalen tot hoe ver de wreedheid haarer vijanden alsdan gegaan zoude weezen? daarenboven zouden, indien 't ontwerp kwalijk uitviele, deMunicipaliteits Officieren,in de zaak betrokken, hunne betoonde toegenegenheid gewislijk met hun hoofd hebben moeten boeten — deeze en dergelijke bedenkingen beletteden marie-antoinette in de voorgeflagen vlugt te bewilligen; zij was bereidhaar leven opteolFeren; maar zij wilde niet dat men haar immer zoude kunnen verwijten,dat zü onvoorzichtig het ongeluk van haare zuster en kinderen, en van de geenen die getoond hadden haar toegenegen te weezen, verzwaard had. de vert. (**) Daar men niet gewoon was de Vorstin ten halven te beledigen of te grieven, nam meu't oogenblik waar, dat  334 LEVENSGESCHIEDENIS van Marie-antoinette ontving verfcheidene bezoeken van het Commité van Algemeen welzijn, 't welk haar, zoo meent men ten minsten, te vergeefsch trachtte overtehaalen om een' brief aan den Keizer te fchrijven: deeze en andere weigeringen, gevoegd bij haare onvoorbeeldige ftandvastig- heid, dat zij haar' zoon aan haar' boezem drukte, om hem uit haare armen te fcheuren, terwijl men zig'thelsch vermaak verfchafte van haar tevens aantekondigen, dat zij haar kind nimmer zoude wederzien. Men verbeelde zig voords niet dat de Dauphin, door 't ontvangen van een zogenaamden Gouverneur, uit de gevangenis verlost werd: geenzins; hij bleef gevangen , doch nu alleenlijk onder 't Opzicht van den fchoenmaaker voornoemd: deeze plaatste het jonge flagtofFer in de kamer van zijn overledenen Vader, en hield het aldaar ontoeganglijk j hij alleen had het recht om, als 't hem goeddacht, bij het kind te komen , en elk bezoek van hem was eene nieuwe kwelling voor den kleenen gevangenen, wiens onnozelheid, tederheid en traanen, niets op 't wreede hart van den beul vermogten; de wreedaart maakte er zig een taak van om den zoon van zijnen Koning, op eene langzaame wijze, te doen wegkwijnen , in 't verblijf waarin alles hem de vaderlijke tederheid, en de toegenegendlte zorgen herinnerde. D£ VEST.  MARIE-ANTOINETTE. 335 heid, vergramden eindelijk orleans, de tieran van Frankrijk, benevens zijne gelijklijk onwaardige aanhangers, dermaate, dat zij de ongelukkige marie-antoinette, in 't midden van zekeren nacht (*), naar de gevangenis lieten vervoeren: er ftond, ten bepaalden uure, een rijdtuig gereed, met hetwelk zij moest vertrekken , laatende in den toren eene zuster en eene dochter welke zij aan deeze zijde van 't graf voor 't laatst gezien had (§). Zij kwam bij den gevangenbewaarder aan, zon- (*) 5 Augustus, 1793. (§) Onophoudelijk was de weggevoerde moeder het voorwerp aan 't welk zuster en dochter dachten, en van't welk zij fpraken: nog leest men op de muuren haarer kamer de volgende woorden , door de Koninglijke Prinfes, met den kop van een fpeld op denzelven gefchreveu: Lang leeve mijnt lieve moeder, die ik teder bemin , en van welke ik niets te weeten kan komen — Op eene andere plaats ftaat: charlote is het ongelukkigfie meisjen van de wereld; zij kan geen tijding krijgen van haare bloedverwanten, en zij mag niet weder met haar moeder verè'enigd worden, hoewel zij het meer dan duizendmaal gevraagd hebbe.  33* LEVENSGESCHIEDENIS van zonder te weeten waar men haar gebragt" had: oogenbliklijk na haare komst werd zij op den gevangen-rol aangetekend: toen zij den naam van haaren kerker hoorde noemen, begreep zij zeer duidelijk dat zij nu weldra haaren Echtgenoot zoude volgen . Haare verplaatfing was met zoo groot eene overhaastig voorbereid en ter uitvoer gebragt, dat zij, in de gevangenis komende , volftrekt niets tot haaren ontvangst in gereedheid vond —- toc-n richard, dus was de gevangenbewaarder genaamd , zulks in aanmerking bragt, werd hem ten andwoord gegeven : V flechtfte hok, en een hand vol ftro , is alles wat zij noodig heeft. De Vorstin bragt het overige van dien nacht in de kamer van den gevangenbewaarder door ; maar ten volgenden dage moest aan het gegeven bevel gehoorzaamd , en marie-antoinette in de gevangenis geworpen worden. Richard voornoemd berichtte fouquier-tinville, die Publieke aanklaager was, dat alle plaatfen in de gevangenis bezet waren, en hij alzoo geene berging voor de Koningin had,  MARIE - ANTOINETTË. 3 37 had, dan zekere kamer welke de Raadzaal genoemd wordt (*);. ook ontving marieantoinette die kamer ten verblijf: dezelve was met een houten befehot afgefchotert, in welk befehot eene opening was die meï een zeer Hecht luikjen gefloten werd : de Koningin werd in het achterfte gedeelte van deeze zaal geplaatst , terwijl het andere gedeelte haar tot een zijdkamer diende ; in die zoogenaamde zijdkamer bevonden zig bij aanhoudendheid twee Gendarmes. De vengflers van dit affchuwelijk verblijf waren bijna geheel met ijzeren traliën gevuld; een oud behangfel, op 't welk men eenige overblijffels van witte lelijen kou, ontdekken, hing met lappen bij den Wand neder : richard ging terftond naar een' kamerbehanger, en vroeg hem om het besta bed (*) Deeze kamer wordt alzo genoemd om dat de Rechters, op zekeren bepaalden tijd var) 'tjaar, aldaar zitting hadden, ten einde de gev.-ngenen te ondervraagen, of zij ook eenige klagten hadden inte» brengen. DE VERT. Y  333 LEVENSGESCHIEDENIS van bed dit hij had: toen deeze hoorde voor wié hetzelve zoude dienen,' voldeed hij met eene gevoelige bereidwilligheid aan het verzoek: u i c ti a r d zocht voords de fijnfte en fraaute lakens uit welken in dien winkel voorhanden waren, en gaf een en ander der Koninginne ten gebruike dit bed, een tafel, cn een fróël waren alle de meubilen der doorluchtige gevangene. De (*) Men vindt beweerd dat ook richard zig beijverd zoude hebben om het lijden van marie-antoinette te verzwaaren; dan, de bewijzen van het tegendeel zijn te menigvuldig dan dat die aantijging eenigen zweem van waarfchijnelijkheid zoude hebben: behalven 't geen desaangaaude in den text aangetekend is, kan ik, ten bewijze van't geen ik gefield heb,verzekeren, dat richard met zijn vrouw en zoon, zeiven gevangengenomen, endoor den rechter ondervraagd zijn, om dat rflëti hem verdacht hield van eene inenschlievende handelwijze omtrent marïb-antoinette; en ook dat verhoor heeft die bnavc lieden eer aangedaan; want zij namen alles wat gebeurd was voor hunne rekening, zonder iemand in het geval te betrekken, daar ■de Koningin evenwel m®£ï medelijdende harten dan de hunnen had gevonden. DE VERT.  MARIE. ANTOINETTE. 339 De goede richard beijverde zig voords om de Vorstin zoo veel mogelijk aangenaam en gezond voedzel te bezorgen; hij trachtte haaren fmaak niet alleen te raaden \ maar vroeg haar zelfs dagelijks wat zij beliefde te eetcn: 'tGeen uw huisgezin behaagt, zeide zij dikwijls , zal ook mij aangenaam weezen — Zij verhaalde hem hoe,'in den tijd van haaren voorfpoed, de veelheid van fpijzen haar altoos hinderlijk geweest was: Ook, voegde zij er bij, zonderde ik mij, met mijne huisgenooten, dikwijls , zoo ver mogelijk, af, om famen een burgerlijken maaltijd, gelijk men het noemt, te houden Richard evenwel liet niet na dagelijks de markten afteloopen, op dat hij de Koningin het beste 't welk voorhanden was zoude kunnen voordienen Op zekeren dag vroeg hij aan een fruitverkoopfter , op de brug Saint - Michsl, om de bes- (*) Marie antoinette leefde zeer fjber; zij heef: nooit wijn geproefd, at zeer weinig, en verkoos altoos het eenvouwigfte voedfel. DE VERT. Y A  340 LEVENSGESCHIEDENIS van beste meloen welke zij had, daar bij voegende: zij moge kosten wat zij wille — „ Zij moge kosten wat zij wille!" hervatte de goede vrouw, „ 't is dan zekerlijk „ voor een perfoon van aanzien?" — „ Ja waarlijk, van groot aanzien," herhaalde richard, „. ten minften die van groot aan„ zien geweest is" — „ Barmhartige God! „ dan is 't voor de Koningin!" riep de fruitverkoopfter uit , terwijl zij tevens geheel haar meloen-korf omftortte, de beste meloen uitzocht, en met traanen in de oogen richard fmeekte dezelve, voor haar, aan de Vorstin te willen brengen irichard wilde haar betaalen ; doch zij weigerde geld te ontvangen, hoe fterk deeze het haar ook opdronge Hoe fmaaklijk moet zulk een meloen niet geweest zijn voor eene marie-antoinette, uit aanmerking van 't hart het welk in haar' boezem klopte! Nooit bewees iemand haar de minfte blijk van toegenegenheid, of zij vergeldde dezelve altoos met de levendigfte erkentenis; dit had vooraaamlijk plaats omtrent richard en  MARIE-ANTOINETTE. 341 cn deszelfs vrouw , die alle hunne oplettendheden aan de Vorstinne toegewijd hadden: wanneer de goede richard iemand bij haar bragt, beval hij denzelven hooglijk haar niets wegens haare kinderen te zeggen : deezenaangaande was marie-antoinette ten uiterften gevoelig; doch wat men voor het overige fprak omtrent haar vorigen of tegenwoordigen toeftahd, deswegen verkeerde zij in de ftilite onderwerping zelfs kon men haar vrijlijk ondeihouden over het treurig einde van haaren Echtgenoot; zij zeide alsdan doorgaands alleenlijk : Hij is nooit gelukkig geweest; maar thans is hij het voor eeuwig ; doch zoodra men een woord fprak hetwelk op haare kinderen betrekking had, verviel zij in eene foort van ftuiptrekkingen, en geraakte in een zeer hagchelijken toefland , welke verfcheidenc uuren duurde. Een der Gendarmes die haar bewaakten, bragt eens den geheelen nacht met tabakrooken door, waarvan het gevolg was dat de oogen der Koningin, 's morgens, gezwollen waren, de Y 3 ver-  342 LEVENSGESCHIEDENIS van verhitting over geheel haar gelaat verfpreid lag, en dat zij over hevige hoofdpijn klaagde : toen de Gendarme haar kwam vraagen of zij des nachts wèl gerust had, andvvoordde zij: Neen, zeer flecht, de tabaksrook, dien ik niet bemin , heeft mij geweldig gehinderd — de Gendarme ontilelde ; riep in eene vlaag van wanhoop uit: God! vat heb ik Inij fchuldig gemaakt! ik zal mijn leven lang niet weêr rooken: tegelijk brak hij zijn pijp, en fmeet de (tukken, met drift en geweld , verre van zig. Men kon marie - antoinette niet naderen, zonder door de leevendigfïe aandoening vertederd te worden; men kon haar niet verlaten zonder de hartlijkfte traanen te ftorten; maar men kon haar ook niet toonen deel in haare jammerlijke omfrandigheid te neemen, zonder 't uiterst gevaar te loopen, en derhalven niet zonder te Adderen ; de genomene decrecten, en de woede van orleans, bedreigden allen welken te zichtbaar toonden door haar lot getroffen te weezen: 't was eenige haarer vrienden gelukt , ongezien, haare gevangenis intefluipen, en  t MARIE-ANTOINETTE. 343 en haar een' angelier ter hand te {rellen, in welken een briefjen Verborgen was, houdende deeze weinige, maar veel betekenende , woorden: Wat doet gij hier? wij hebben veld ten uwen dienfle, en armen om u te verlosfen: wel was het oogmerk deezer lieden ongetwijfeld loflijk, dan, de onderneemmz was gewis meer gevaarlijk dan nuttig, voor die geen welke men op deeze wijze wilde dienen,ter oorzaake van de weinige omzichtigheid waarmede men de zaak behandelde: en was het bovendien wel noodig ga» eene ongelukkige Vorstin, die in de volftrekte onmogelijkheid was om zig zelve uit haare gevangenis te kunnen verlosfen, te vraagen: Wat doet gij hier ? ten hoogften genomen zoude marie-antoinette op de gemelde vraag hebben kunnen andwoorden: „ Ik lijd ,*in afwachting dat de dood, of eene „ getrouwe en dappere vriendenhand, mij „ aan mijne rampen zal komen ontrukken." Men deed haar, van tijd tot tijd, weder onderfcheidene voorflagen ter ontvlugtinge; maar dewijl geen dier plans in werking gebragt kon worden, zonder veelé. mehfehen Y 4 aan  344 LEVENSGESCHIEDENIS van dan het uïterfto gevaar blootteftellen , en dat ook noodzaakelijk de twee Gendarmes, welken beftendig voor de deur van haare kamer de wacht hadden, omgebragt moesten worden , weigerde de Koningin in eenig ontwerp van dien aart te ftemmen. Wel verre dat haare vijanden, welken nu door den bekenden mar at beftuurd werden, geflapen zouden hebben , fielden zij alles in 't werk, wat mogelijk was, om waarfchijnelijke voorwendlëls van befchuldiging tegen haar uittevinden (*): marat voornoemd hield niet op met haar in zijne dagbladen te lasteren; dan, hij konde niets bewijzen : hij bragt zekeren hóron , een fpion van het Committé van algemeene veiligheid, In werking; deeze ongelukkige verzamelde en (•) De Nationaale vergadering fcheen haar ver-, geeteti te hebben ; dan, derzelver ftilzwijgendheid werd geboren uit de onmogelijkheid in welke men gig bevond om iet ten haaren laste te vinden: men had alle de archiven van den Logen doorzocht,alle daarin voorhanden zijnde libellen geraadpleegd ; rnaar "iets gevondeu't welk eenigen fchijn vanwaar, Ueid meoVbTaf t, be vert,  MARIE-ANTOINETTE. 345 en verzon alle bedenkelijke beschuldigingen tegen de Vorstin, en (lelde er een zwaar boekdeel van zamen; doch ma rat zelf vond dat fchandwcrk zoo vol van onwaarfchijnelijkheden, dat hij 't niet durfde waagen in dien (laat eenig gebruik er van te maaken \ derhalven zap; hij 't naauwkeurig na, en nam hier en daar de fchreeuwendfte en onwaarfchijnelijkfle logens uit hetzelve weg —. de fchandelijke verzameling op die wijze befchaafd hebbende, (lelde hij dezelve Héron weder ter hand, cn deeze bragt zijn doemwaardigen arbeid ter tafel van het Committé voornoemd: aldaar was men in 't vertrouwen dat alle de daarin aangetekende befchuldigingen zoo veele extracten waren uit echte (lukken, en derhalven werd aénoN echoden het werk, met die echte (lukken, ter kennisfe van baïle (*) te brengen: ligtlijk zal men befeffen dat dit bevel den haatelijken lasteraar niet weinig verlegen moest maaken, daar hij maar al te wèl wist op welke grondflagen zijn arbeid gebouwd was: ook was het eindelijke gevolg van die doem- ■ (*) Edn der leden van het Commkté. DE VERT. ¥5  346 LEVENSGESCHIEDENIS van doemwaardig bedrijf, dat de uitvinders van het zelve met fchande overladen werden. Daar men verder in de volftrekte onmogelijkheid was om een eenige gegronde be» fchuldiging tegen marie-antoinette te kunnen inbrengen, zeide men tegen fouquiER - tinville , dat hij de procedure maar naar zijn goeddunken moest voordzetten billaud-de-varennes, beklom het fpreekgefloelte, en verwierf een decreet, bij hetwelk geboden werd dat deeze vrouw, (ma. rie-antoinette naamlijk,) welke met Fr arisch bloed bedekt was , in de eerstvolgende week voor eene rechtbank geoordeeld zou worden (*). Fou- (*) Zie hier de naam en der leden van deeze rechtbank , armand martial , josei-h herman, ÉTIÉHS| foucault, gabriel-tqussaint scellier, piekre-andré coffinhal, gabriel delióge, pierre-louis ragmey, antoine - marie maire , fran90F-josfpei denizot, etienne MAQON, 't Is aanmerkelijk dat in die zelfde zitting («) gedecreteerd werd,dit orleans aan den Revolutionairen rechtbank overgeleverd zoude worden — Marif- 4nt0inette werd het flagtoffer van de helfche kunstenanrijen en lasteringen van dien Prins, en bij zelf, f>) Donderdag 3 October.  MARIE-ANTOINETTE. 347 Fouquier - tinville maakte zijne acte van befchuldiging gereed Q) , en in plaatfe van zelf, zijne wraak nu verzadigd ziende, plu!'re echter geene andere vruchten van dezelve, dan dat hij door zijne eigene vloekgenooten vermoord werd — immers ziet men duidelijk fb den val van deezen v errader, en in het oogenblik v.;n dien vr.l,cen anderen wil dan dien der menfehen! Niet minder aanmerkelijk is het dat de Vergadering, al mede ftaande dezelfde Zitting, geboo* d.'t honderd en twee van hrare leden op het opgenblik gearresteerd moesten worden : dekt was geworden dat te Pafy gedaan werd —dan* de verwondering vanMicHEL co int re kwam de Rechters zoo kwalijk gegrond voor, dat zij zig niet verwaardigden marie-antoinette desaangaan^ de te ondervraagen. de vert. f*) Het volgend gedeelte van haare verhoorefl verftrekt ten bewijze daarvan: Vraag. Waarom hebt gij uwe kinderen niet att* ders ingeboezemd dan dwaalingen?' waarom , bij voorbeeld, uw' zoon behandeld op eene wijze,welke fcheen te doen gelooven dat gij hem nog eënS dacht te befèhouwen als de opvolger van den gewezen Koning zijn' vader? Andwoord. Hij was nog te jong om over zuifc een onderwerp met hem te fpreeken. 1 a VRAAÖt  356 LEVENSGESCHIEDENIS van weest over de opgeklaardheid van geest met welken zij alle de tegen haar opge- ftaa- Vraag. Houdt gij ftaande dat bailly en la fayette de medebewerkers niet zijn van uwe vlugt,inden nacht tusfchen den 20 en 21 Junij 1791 ? Andwoord. Ja. Vraag .Gij verfchilt daaromtrent met de verklaa. ring van uwen zoon. Andwoord. Men kan een kind van agt jaaren gemaklijk alles doen zeggen wat men wil. Vraag. Maar hij heeft die verklaaring verfchei. dene maaien herhaald. Andwoord. Dat zij zoo: ik blijf de daad ontkennen. Vraag. Deed gij niet door uwen invloed, wijlen den gewezen' Koning, uw' Echtgenoot, alles verrichten wat gij begeerdet? Andwoord. Iet aanteraaden, verfchilt nog veel van zoo iet te doen uitvoeren. Vraag. Vanwaar hebt gij 't geld bekomen, door middel van 't welke gij K/een Trianon hebt laaten aanleggen en in orde brengen? Andwoord. Men had zeker fonds daartoe bepaald. Vraag. Kken Trianon moet verbazend groote fonimen gekost hebben ? Andwoord, 't Is mogelijk dat Kleen Trianon meer gekost heeft dan ik wel begeerd had: voor *t overige wensch  MARIE - ANTOINETTE. 357 ftaane beschuldigers heeft doen bloozen (*). Eeuwig zal men gedenken de aandoeningen wensch ik, meer dan iemand, dat men onderricht worde wegens 't geen aldaar is voorgevallen. Vraag, fa welk tijperk hebt gij de onberekenbaare foir.men gebruikt, die u door de onderfcheidene Controleurs der financiën zijn voorgefchoien ? Andwoord. Men heeft mij nooit onberekenbaare foiï.men voorgetchoten : 't geld hetwelk ik heb ontvangen, is door mij gebruikt, om de lieden die in mijn' dienst waren te betaalen. Vraag, 't Is zeker dat gij in 't begin van de maand Julij 1789, de drie gewapende corpfen, we'ken zig alstoen te Ver failles bevonden, hebt bezocht, ten einde hnnteverpligtentot het verdedigen van dat geene'twelk gij de voorrechten van den troon noemdet. Andwoord. Daarop heb ik niets te andwoorden. Vraag. Beefdet gij niet toen gij dien particulieren perfoon in uwe gevangenis zaagt komen , om u een angelier te brengen Ajsdwoord. Ik beefde van vrees, dat hij in mijn geval betrokken zoude worden. Vraag. Was die perfoon niet iemand van uwe bedienden? , Andwoord. Neen. Vraag. Hoe heet hij? Andwoord. Ik weet zijn' naam niet. DE VERT. Zie bladzï 343 Men deed haar flechts drie algemeene vraagen Z 3 be.  358 LEVENSGESCHIEDENIS van gen en het gelaat,met welken marie-antoinette de moeders aanfprak, die haar • hoor- betreffende liet gebeurde met den collier, en het was gemaklijk te begrijpen dat men niet breedvoerig nopens dat onderwerp verkoos te weezen:dit verftrekt ten grondflage op welke de Koningin vrijgefproken kan worden van de befchuidigingen welke men, federt die zonderlinge gebeurenis, tegen haar heeft durven inbrengen () De gemelde drie vrangen waren de volgenden: Vraas. Hebt gij niet te klem Trianon voor de eerftemaa! kennis gemaakt met de vrouw van la motte? Andwookd. Ik heb haar nooit gezien. Vraag. Heeft zijniet, in de befaamde zaak van den collier , uw fiagtoffer geweest ? Andwoord. Zij heeft het niet kunnen weezen, vermids \k baar niet kende. Vraag. . Zoo blijft gij dan loclienen dat gij haar gekend hebt ? Anb/.voord. \k b.eb de waarheid gezegd. JBE VERT,  MARIE-ANTOINETTE. 359 hoorden , toen de woeste en onbefchaamde HéBERT haar eene misdaad durfde ten .laste leggen, voor welke de Natuur, om zoo te fpreeken, terug fiddert: zelfs in 't midden van eene vergadering van lieden, die zig beijverden om nieuwe misdaaden voor haar optedelven , was clks bewonderende goedkeuring het deel der ongelukkige Vorstinne , terwijl men haare befchuldigers verfoeide O ' Aan- Tisset befchuldigde haar van twee bons , zaïnen groot tagtig duizend livres getekend te hebben; de Koningin begeerde dat hij de dagtekening dier bons. zoude noemen ; de getuige andwoordde, dat de eene van den 10 Augustus 1792 was; waarop marie-antoinette zeide: Gij weet dat ik 'ten dien dage in de fchrijvers loge gevangen was , en V mij derhalven volftrekt onmogelijk was eenig papier, hoegenaamd, te tekenen. (*) Hébert befchuldigde de Koningin, dat zij de zeden van haaren zoon, op de affchuwelijkfte wijze had bedorven : Het is niet te bctwijfe' len , zeide het monster, dat er bloedfchande tus* fc'icn de moeder en den zoon gepleegd is — en het geen deeze hellche befchuldigingnog onwsarfchijnelijker maakte, was zijn zeggen, dat de Prinfes euZ 4 S A'  3^o LEVENSGESCHIEDENIS van Aanmerkelijk is de moed en de tegenwoor-. digheid van geesr. welke door marie-an- tqi- sabeth, (de kuischte vrouw van haaren iijd,)zig meJepügtig aan die bloedfchande gemaakt had — debooswicht fprak van een verklaaring van den Dauphin , waardoor de gruweldaad bevestigd werd — dan, het proces-verbaal waaruit de gezegde verklaaring, Volgends hébert, opgemaakt zoude geweest zijn, werd niet vertoond , het geen indedaad zoude doen gelooven dat dezelve nooit beftaan heeft — ondertusfchen is naderhand bekend geworden, dat zeker daujON, een medeftander van hébert,zig beroemd heeft, dit proces-verbaal iu orde gebragt te hebben: maar waarom werd het dan niet vertoond? — waarfchijnelijk is zulks nagelaten uit vreeze dat de discusfiën over een (tuk het welk zulk een monstreufe tegenftrijdigheid bevattede.te voordeeiig voorde Koningin zouden geweest zijn. Toen deeze de gezegde allerfchandelijkfte befchuldiging hoorde, vergenoegde zij zig met een oog van verachting op haar' befchuldiger te werpen; daarin alleen belfond haar andwoord: de Prefident zelfvo'gde marie-antoinette in haarzwiigen; fcij vreesde gewislijk haar te ondervraagen nopens gen befchuldiging welke den kop vsn den befchuldiger ze!ven met fchande moest belaaden: ondertusfchen fchaamde édn der Rechters, een man van gelijken ftempel met hébert, zig niet, tegen den Preii- d.«nt  MARIE-ANTOINETTE. 361 toinette, ftaande de geheele loop der procedures tegen haar , ten toon gefpreid werden: de zittingen begonnen des morgens ten 9 uuren en eindigden niet voor laat in den (Jent te zeggen: „ Ik verzoek.de gevangene onder „ 't oog te brengen, dat zij nog niet geandwoord heeft op de daad, van welke de Burger hÉ3ert ge„ fproken heeft,betrekkelijk het gebeurde tusfchen „ haar en haaren zoon — De Prefident voldeed aan dat verzoek , waarop marie-antoinette zeide: „ Ik heb niet geandwoord, om dat de Na„ tuur weigert te and moorden op zulk een befchul- diging, eene moeder voorgeworpen" — Hierop keerde zij zig naar het volk, verhief haar ftem met eene edele fierheid, en zeide: lk beroep mij op allé moeders die zig hier mogen bevinden. Haare houding en de toon op welken zij deeze woorden uitfprak, maakten de diepfte indruk op alle de aanweezenden: Rechters en toehoorders, allen befchouwden hébert als een infaam en laaghartig lasteraar robespierre zelf verweet hem, in 't vervolg, dat hij door zijne ongehoorde en verachtelijke lastering, belang inde Koningin had doen neemen: ook van dien ti,d af rustte de ongenade van dien tiran op hébert, zoo zeer dat hii naar een voorwendfel hunkerde om hem te kunnen doen vallen. de yert. Z 5  362 LEVENSGESCHIEDENIS van den nacht: ftaande al dien tijd vergunde men haar niet eenig voedfel te gebruiken; men begeerde dat het volk de zwakheid van haar ligchaam zoude aanzien als eene ontmoediging van haare ziel. — Welke laage oogmer. ken! welke gedrochtelijke hulpmiddelen ! alleen die geenen waardig welken zig van dezelven bedienden de folteringen die men haar deed ondergaan, waren voor de ongelukkige Vorstin te pijnlijker, daar zij gekweld werd door zekere ongefteldheid , eigen aan haare fexe, welke aanhoudende bij haar geworden zijnde, haar onbegrijpelijk verzwakte. Staande dat de Vergadering nog zitting had zeide zij, met al de zwakheid van een uitgeputte natuur, en op den toon der hevi°-fte fmarte: Ik heb dorst; men fcheen geen acht op die weinige maar zeer treffende woorden te geeven ; doch eindelijk bragt zeker Officier van de Gendarmes (*), door het (*) De bussi was de naam.van dien gevoeligen man. de vert.  MARIE - ANTOINETTE, 363 het billijkst medelijden aangevuurd, haar een 2;las water,het welk zij, met eene verfchrikkelijke gretigheid, uitdronk— toen op een' ander' tijd dezelfde Officier zag dat zij, terwijl men haar weder naar de gevangenis ge» leidde, zeer kwalijk gefield was, en toen hij haar, met eene verzwakte (tem hoorde zeggen: Mijne oogen zijn geheel verduijlerd — ik kan niet meer — ik kan niet gaan, gaf hij haar zijn' arm, om drie trappen aftetreeden, welken naar haare kamer leidden — maar, zal men wel kunnen gelooven dat diezelfde Officier, in 't vervolg, verpligt is geweest zig te rechtvaardigen wegens die beide daaden van menschlie'vendheid, Welken' men hem als misdaaden toerekende (*) ? Toen (*) Die toerekening is indedaad zoo ongehoord, wreed en fnood,dat men recht heeft het bewijs van dezeive te vorderen: dat bewijs is voorhanden ,beftaande in een vertoog, door r e busne zeiven in 't licht gegeven, en waarin hij zegt: „ Sedert twintig jaaren, dat ik in dienst ben ge„ weest, heeft niemand een eenige aanltlagte tegen „ mij gedaan; maar de Burger jourdeui!-, Gendar„ me der tribunen, heeft gemeend deeze gelegen,% heid daartoe te moeten aangrijpen; hij ,, wiens „ Ca.  364 LEVENSGESCHIEDENIS van Toen de vcrhooren der gevangene afgeloopen waren, vraagde de Prefident haar, vol- „ Capitein, de Burger kauffmann , hem, in een' „ brief aan mij, dato Wisfenburg, 6 Junij, 1793, „ (O.SOmet de volgende woorden,bekend maakt: „ Wat jourdeuil betreft, hij is een fchurk, die, „ in een herberg in den Palts, veertig pond vleesch „ heeft gefloten? Na dat de busne heeft aangetekend hoe zi'n befchuldiger,jourdeuil,door hem niet aangeklaagd is gewórden, en men hem de ftraf voorgezegde misdaad niet heeft doen ondergaan, uit medelijden metzijne vrouw en kinderen, gaat hij dus voord: „ Op den vijfden dag van de tweede décade der M eerde maand van de Franfche Republiek, meende „ jourdeuil acht te moeten geeven op mijn gedrag, „ bij gelegenheid van de terechtftelling van de We„ duwe chpet — welke misdaad legt die Burger „ mij ten laste ? — Bat ik deeze gevangene een „ glas water heb gegeven, en wel bij afweezigheid* ,, van de deurwaarders , welken alstoen in deq ,, dienst van de rechtbank bezig waren: „ Dat ik mijn' hoed in de hand heb gehouden „ dit is gefchied zoo ten mijnen gemakke, als om „ dat ik heet was, en niet uit achting voor de ge„ van gene." „ Toen," zegt de Burger de busne, in een verder gedeelte van zijn vertoog, „ de Weduwe capet „ de  MARIE-ANTOINETTE. 365 volgends gebruik, of zij er ook nog iet had bijtevoegen: Ik heb, zeide zij, nog aantemerken dat niemand eenige wezenlijke befchuldiging tegen mij ingebragt heeft; dat ik flechts de vrouw van lodewijk den XVI was, en derhalven met zijne begeerten heb moeten injlemmen. Vervolgends hoorde men haare Advocaaten welken door den Rechtbank zeiven benoemd de binnentrap van de gevangenis afging, zeidezij „ tegen mij: Ik kan naauwlijks zien waar ik ga: ,, ik bood haar mijn' rechter arm aan , en in die „ houding ging zij den trap af — andermaal nam „ zij mijn' arm, toen zij de drie glibberige trappen ,, van het voorplein afging — Ik gedroeg mij;ge,, lijk gezegd is,om haar voor vallen te behoeden: „ menfchen van gezonde hersfenen zullen er gewis. ,, lijk geen ander belang in zien: zoo de gevangene „ van de trappen gevallen ware, zoude men onge„ twijfeld luidkeels gefchreeuwd hebben over ver„ raad en famenzweering — hoe durft men mij een „ oogenblik in deezen miskennen; — de wet der „ Natuur, mijn amt, de geftrengfte wetten van de „ Republiek , alles fchreef mij den pligt voor om „ mijne Gevangene te bewaaren,en in ftaat te hou. ,, den om ten vollen de uitvoering van haar vonnis „ te kunnen ondergaan," enz. DE VERT.  $66 LEVENSGESCHIEDENIS van nocrad waren, naamlijk troncon du goudray en chauveau de la gar- d e (*) : deezen, als ware men bevreesd ge. weest dat hunne verdediging te fterk zoude geweest zijn tegen de zwakheid der befchuldigers, hadden in 't geheel flechts driemaal met de Koningin kunnen fpreeken, telkens niet langer dan een quartier uurs , en dan nog altoos in tegenwoordigheid van een' Officier van de Garde, en van een' Gendarme, welken alles overbragten wat gezegd werd: marie-antoinette,de gemelde Advocaaten niet kennende , durfde zig in den beginne niet op hen verlaten; welhaast evenwel verwierven zij geheel haar vertrouwen , ter oorzaake van het oprecht belang 't welk zij in haare omftandigheid toonden te Hellen (§): van toen af leerden zij haar ken- (*) In den nacht van den 13 Oftober kreegen zij aanzegging dat zij verkozen waren om marie-antoinette te verdedigen. de vert. (§) In het tweede gefprek 't welk de Vorstin met haare Advocaaten had, vroegzij hun, ofreeds eenigen van de tegen haar ingebragte befchuldigingen, haar waar-  MARIE-ANTOINETTE. 367 kennen en haar op haare rechte waarde fchatten Zij fielden haar het vraagen om eenig uitfteï voor, teneinde tijd te hebben om zig beter te kunnen voorbereiden; dan, marie-antoinette floeg alle foort van verwijl volftrekt af. . Na een der zittingen geëindigd was, vroeg zij c h a u v e a u, of zij niet te veel gevoel van eigene waarde in haare andwoorden had doen doordraaien: „ Gij zult altoos onberispelijk „ weezen,"andwoordde chauveau, „zoo „ gij u zelve gelijk blijft — maar waarom doet „ gij mij die vraag?" — Om dat ik, zeide ma- waarlijk bezwaarden: de Advocaaten andwoordden , dat, tot op dien tijd toe , alle de gezegde befchuldigingen niet anders waren dan belagchelijke fprookjens: In dat geval, zeide marie - antoi# nette, vrees ik niemand dan manuel : deeze was alstoen nog niet gehoord, en zij kende hem voor fchranderer en behendiger dan héb-rut; des vreesde zij ook in deejK niet voor de waarheid , maar voor een' logen, dbor listige fchranderheid in 't kleed der waarheid vermomd : het verder beloop der zaake heeft echter getoond dat zij dien manuel als fnooder béfchouwde dan hij waarlijk was.  $63 LEVENSGESCHIEDENIS van mari e-a ntoinette, onder de toehoor* ders, een vrouw tegen de geene "welke naast haar ftond heb hooren zeggen: „ Ziet gij „ wel hoe trotsch zij is ?" Te middernacht van den 15 October, ontvingen haare Advocaaten bevel om hunne ftukken van verdediging binnen den tijd van een quartier uurs gereed te moeten hebben (*): zij pleegden famen raad, en chauveau nam op zig, de Vorstin te verdedigen tegen de befchuldiging van verftandhouding met den buitenlandfchen vijand; en tronc o n tegen de haar aangetijgde zamenfpanning met de inwendige belaagers der Republiek 0). Zoo- (*) Hierdoor wordt het duidelijk dat de Advocaaten Hechts driemaal een kort mondgefprek met de Koningin hebben kunnen houden , gelijk een weinig vroeger in den text gezegd is: in den nacht van den I3den October hadden zij hunne aanftelling ontvangen , en in $tn nacht van den i^den werd hun bericht dat zij hunne ftukken gereed moesten maaken. DE VERT. (J) Chauveaü begon zijne verweering met de vol-  MARIE-ANTOINETTE, 369 Zoodra het pleitgeding afgelopen was, ftelde herman, Voorzitter in de Rechtbank , de volgende vraagen voor: „ Is 't bewezen dat er eene medewerking „ en verftandhouding beftaan heeft, met de „ buitenlandfche Mogendheden, en andere „ uitwendige vijanden van de Republiek; en heeft die medewerking, heeft die ver„ ftandhouding eene ftrekking gehad orrt „ hun bijftand in geld te verkenen; om hun „ eene vrije inkomst in de Franfche Repu- j, bliek Volgende woorden: „In deeze geheele zaak is maar i, iet hetwelk mij moejelijkheid veroorzaakt: 't is „ niet dat ik op alles andwoorden vind; neen, maar „ dat ik overal tegenwerpingen ontmoet." Ëij deeze aantekening van onzen fchrijver ooN deel ik Weder het volgende te moeten voegen ; naamlijk, dat daaruit reeds blijkt hoe te onrecht de bewuste Advocaaten, ten dien tijde, door de dag* bladfchrijvers zijn befchuldigd geworden van al* leenlijk om genade voorde Vorflin gefmeekt te hebben: ook is niets minder waflr dan dat: zij wederlegden alle de befchuldigingen welken tegen haat" ingebragt waren, op de duchtigfte wijze : en be* weezen, met kracht van redenen, de valschheid e& ongelijmdheid van dezelven. BB YIRT) Aa  3?o LEVENSGESCHIEDENIS van „ bliek re bezorgen, en om den voorfpoed „ van hunne wapenen, binnen dezelve, te „ begunftigen?" „ Is marie-antoinette, weduwe „ van lodewijk capet, overtuigd van „ aan die medewerking de hand geleend, en „ ook in die verftandhouding gedeeld te heb„ ben?" „ Is 't bewezen dat er een complot, dac „ er eene famenzwcering beftaan heeft, wel„ ke ten oogmerk had het ontfteeken van „ 't vuur des burger-oorlogs in het binnen„ fte van de Republiek?" „ Is marie-antoinstte van Oos„ tenrijk, weduwe van lodewijk ca„ pet, overtuigd van deel gehad te hebben „ aan dat complot, aan die famenzweering?" De Rechters gaven op deeze vraagen een bevestigend andwoord, en de infaame fouquier - tinville , bragt twee artikelen van de Conftitutie bij ^ in welken de doodftraf bepaald werd op misdaaden, waaraan men m a r i e-a ntoinette had bevonden fchuldig te weezen — De Prefident vroeg de Gevangene of zij ook iet daartegen had in- te-  MARIE - ANTOINETTE. 371 tebrengen - ..... de Koningin fchudde het hoofd, zonder een eenig woord te fpreeken — de Prefident deed dezelfde vraag aan haare Advocaaten; chauveau zweeg ftil; doch troncon ftond op, en zeide : „ Burger „ Prefident! de verklaaring van het Gerechts„ hof is duidelijk, en de wet, ten deezen „ opzichte, uitdrukkelijk: ik meen derhal„ ven dat mijn taak met betrekking tot de „ weduwe capet geëindigd is" (*). Onmiddelijk daarop zeide herman, met eene beevende ftem: „ Het Gerechtshof veroordeelt „ ma- (*) De Koningin had aan deezen zelfden tron9on een kleen goud ringetjen, en een weinig van haar hair gegeven , op dat hij een en ander, na haar' dood,aan zekere Dame, welke zij hem noemde, ter hand zoude (lellen; en toen, onmiddelijk na dat de Vorstin gevonnisd was, hij, benevens zijn collega, in arrest genomen, en zij door amab , lid van het Committé van algemeene zekerheid, verhoord werden, die hun vroeg of de Koningin hun niet eenig geheim, betrekkelijk het politique, had geopenbaard, andwoordden zij beiden volmondig, Netn; doch troncon had de zwakheid van te zeggen wat zij hem gegeven had,niet alleen, maar ook van hetzelve den ondervraager ter hand te ftellea. Aa a  37a LEVENSGESCHIEDENIS van „ marie-antoinette, gezegd vail „ Oostenrijk , weduwe van lodewijk „ capet, tot de ftraffe des doods" — de Koningin gaf, op het hooren van dit haar vonnis, geen blijk hoegenaamd van zwakheid, geen trek van ontroering werd op haar gelaat gezien; zij had reeds federt langen tijd dat lot verwacht. De zitting eindigde 's morgens ten half vijf uuren: marie-antoinette, afgemat door vermoejenis, leed veel, en voornaamlijk van de koude: toen zij weder in haar kamer kwam, wierp zij zig op haar bed neder, en omwond haare voeten metéén der lakens — de Gendarmes hebben getuigd dat zij zeer gerust had geflapen. Ten zes uuren kwam gerard, Priester van Saint Landry, bij haar, om haar den bijHand van den Godsdienst aantebieden; dan, vermids hij op bevel van den revolutionairen rechtbank was gekomen, twijfelde zij niet of hij zoude een beëedigd Priester weezen; derhalven bewilligde zij wel in een' onderhoud met hem , maar zeide hem tevens dat zij zijnen dienst niet behoefde, alzo zij zig den  MARIE - ANTOINETTE. 373 den bijftand dien hij haar aanbood reeds had verfchaft, door middelen, van welken zij geen ïekenfchap behoefde te gecven — Men heeft verzekerd dat gerard haar zoude gezegd hebben: Uw dood zal boeten en dat zij hem in de rede zoude gevallen weezen, met te zeggen: Ach, ja! gebreken; maar niet een eenige misdaad. Tegen elf uuren kwam men haar haaien om naar de guillotine gebragt te worden: zij droeg, federt den dood van den Koning, een zwart gellreept kleed; men zeide haar dat dit rouwgewaad het volk zoude kunnen verbitteren, en oorzaak zoude kunnen weezen dat de nagedachtenis van den Vorst op nieuw vervloekt wierde: men bragt haar, in de plaats van het gezegde kleed , een Witten gefcheurden mantel. Men befpaardc haar geene ijsfelijkheden welken men haaren dood konde laaten voorafgaan; men bond haar de handen op den rug, en deed haar den affchuwelijken fchandkar beklimmen: op dat oogenblik zeide de voornoemde Priester, gerard , haar: „ Zie„ daar, Mevrouw, het tijdftip is gekomen Aa 3 „ waar-  374 LEVENSGESCHIEDENIS van „ waarop gij u met moed hebt te wape„ nen"— M?^, andwoordde marie-antoinette, met eene buitengewoone leevendigheid ; ik heb mij daarop reeds zoo lang bevlijtigd, dat ik er heden zeer waar. fchijnelijk niet in te kort zal fchieten. Alle de onverlaaten hadden zig op den weg, langs welken de veroordeelde Vorstin ten fchavotte geleid zoude worden ,. verzameld, ten einde haar, ook nog in de jongfte oogenblikken van haar leven, met fmaad en laster te overlaaden; doch de hoon welke men haar aandeed , had geene andere uitwerking , dan dat zij die oogenblikken te luisterrijker voor de nagedachtenis van de ongelukkige marie-antoinette maak- te onder het volk, over 't algemeen, heerschte een diep ftilzwijgen; zichtbaar was hetzelve door de leevendigfte droefheid verfiondeh, en alle harten lieten, in 't verborgen, de dochter van maria-theresia recht wedervaaren (*\ De f*) Ongetwijfeld zal het den Leezer niet ongevaiiif z.yn ,he? volgende hier bijgevoegd te vindenj Do  MARIE - ANTOINETTE. 375 De fchrikvervvekkendc ftoetkwam, omtrent den middag, op de plaats van lodewijk den De tooneelfpeeler grammont ging voor de kar uit, met een ontbïooten fabel in de hand , enhet;,volk aanvuurende, om het g;en zij zagen toetejuichen: dan, de canibaalen vonden zig in hunnen wensch bedrogen,en maeimntoiketteJu hoedanigheid van ■doodfchuldige, gekleed in een flecht gewaad , van een der fchitterendfte trooneti van't heelal nedergedaald tot op een Hechten kar, die haar ter flrafpTaatfé moest brengen ;'m:arie-a'n toik e ttk gezeten tusfchen den beulen den Geestlijken, was een voorwerp hetwelk al te fterk. van de nietigheid der menschlijke grootheid getuigde, dan dra niet ieder haar ziende , als verftomd zoude geweest zijn, en zig in een' oceaan van bedenkingen verloren hebben. De majefteit van welke de- plaatshebben le akelige toeftel mar i e- aStoinette niet konde berooven; de tederheid van haar geiaat, de gerust, heid in geheel haare houding zichtbaar, haar.- on. derwerping , en de toegeevendheid welke zij in haare oogen vertoonde , alles kenmerkte de dochter van maria-theresia, de Koningin van Frankrijk, en deed in aller harten de tederfte belangneeming voor haar geboren worden — langs den geheel en weg, dien zij, naar het fchavot, aflegde, bewaarde het Aa 4 St°s  376 LEVENSGESCHIEDENIS VAN PEN XVaan — lang, en met eene zeer ernttige bedaardheid, béfchouwde de Koningin het Paleis der Tuileriën — zij ontving den Jaatftcn zegen van den Priester die haar vergezelde , en klom de trappen van het fchavot op, met eene voorbeeldlooze ftandvastigheid, ja zelfs eenigzins met verhaasting -r- zij floeg haare oogen ten hemel, fh-ekte zig op. de noodlottige plank uit - en quartier over twaalf uuren was de naam der ■ Franfchen, door het bedrijf van eenige folk-, fchenders, met eene gruweldaad befmet. Op woensdag den 16 October 1793, ]jet marie-antoinette het leven, tusfchen de brug van de Tuileriën, en het ftand. gros der aanfehonwers eene.Godsdienflïge rtilte - men béfchouwde haar als een flagtoffer der kunftenaa'rijen en lasteringen van den infaamen ohléans ver- fcheiden lieden, in de ziel getroffen door de verfchrikkelijkheid welke zij voor oogen hadden , vielen in onmagt, en werden te huis gebragt zonder het gebruik van hunne zinnen wedergekregen te hebben: zelfs irierven fotnmigen, aan de gevolgen van het fmartlijk gevoel, door 't welk hunne harten getroffen waren geworden, »E VEftT.  MARIE-ANTOINETTE. 377 ftandbeeld der Vrijheid — zij was 37 jaaren ji maanden en 14 dagen oud. De beul vertoonde, eenige minuten lang, haar hoofd aan 't volk; de kleur van haar gelaat was onveranderd gebleven, en haare •oogen fcheenen nog eenige uitdrukking te hebben, ter oorzaake van eene ftuiptrekkcnde beweeging welke in dezelven plaats had — eenige maaien hoorde men het geroep van Lang leeve de Republiek, uit het midden der tallooze menigte van aanfchouwers, hoezeer dezelven, gelijk gezegd is, blijkbaar ontfteld en neêrflagtig waren — de kleederen der Vorstin werden, uit krachte eens bevels van het Committé van algemeen welzijn , naar één der gasthuizen gebragt (*), en haar lig. chaam (*) Dat bevel betrof niet de kleederen van marieantoinette alleen , maar die van alle veroordeelden; en hield in, dat dezelven aan de beftuurders der gasthuizen ter hand gefteld moesten worden,om voor de behoeftige lijders te dienen; ook moesten zij gegeven worden aan zulke gevangenen die niet vermogend genoeg waren om zig kleederen aantefeu-ffen. fl£ vert, Aa 5  378 LEVENSGESCHIEDENIS van chaara werd, even als dat van l o d e w ij i$ den XVI, in kalk; gelegd, en op het Magdakna - kerkhof begraven (*). Men (*) Ik kan nie: nalaaten hier eene plaats interuimen voor een mij medegedeeld bericht, wegens den dood van marie-antoinette hoe zeer hetzelve, over't algemeen, inftemme met het geen in dit werk desaangaandegezegd is, en waarom het ten bevestigenden getuige van hetzelve kan verftrekken, bevat het echter nog eenige andere aanmerkelijke bijzonderheden, door de mededeeling van welken het onderwerp in nog helderer dag gefield wordt — het bedoelde bericht luidt als volgt: „ Geduurende het verboor, 'twelk marie-an„ toinette voor het Revolutionaire Gerichtshof „ onderging , behield zij fteeds eene bedaarde en „ vaste houding: men merkte zelfs op, dat zij in ,, de eerfte uuren vandat verhoor,metde vingers op „ den rand van den armftoel, even als op een forte. ,, piano fpee!de,eh wel met de grootfte onverfchil „ ligheid. „ To'en zij haar vonnis hoorde uitfpreeken, „ toonde zij geen de minde blijk van verbanzing, en ging de verhoorzaal uit, zonder een eenig „ woord te fpreeken.noch tegen de Rechters, noch „ tegen het publiek — 't was toen half vijf uuren, „ in den morgen van den 16 October — men bragt ., h:.ar in de gevangenis terug. „ Ten  MARIE - ANTOINETTE. 379 Men kreeg een'jongeling in 't oog, die, tot bij het fchavot doorgedrongen zijnde, zijn' „ Ten 5 uuren werd in alle wijken het appèl geaflagen, en ten 7 uuren was de gantfche gewa. pende magt op de been; op alle bruggen,pleinen „ en ftraaten, van het Paleis af tot de plaats der ,, revolutie toe, werd het kanon geplant; ten 10 ',' uuren gingen er talrijke patrouilles door alleflraa'„ ten, alle rijdtuigen werden tegengehouden, op ,[ den weg langs welken marie-antoinette moest komen — ten 11 uuren werd zij naar de „ ftrafplaats gevoerd , even als andere misdaadigers; „ zij was in een ligt morgen gewaad van wit Piqué „ gekleed; zij zat in de kar van den beul, ver, gezeld van een Conflitutioneel Priester, die als , een leek gekleed was, en werd geëscorteerd door „ talrijke detachementen Gendarmerie, te voet en „ te paard. „ M a r 1 e-a n t o 1 n ett e fcheen geduurende den „ weg, met onverfchilügheid, de gewapende magt aantezien, welke ten getale van meer dan der„ tig duizend man een dubbelde linie formeerde, „ in de draaien welken zij doortrok — men befpeur„ de op haar gelaat noch tekenen van neêrflagtig„ heid noch van trotschheid, en zij fcheen ten eenen„ maale ongevoelig voor het onophoudelijk geroep „ van : Leeve de Republiek 1 weg met de dwingelan„ dij! 't welk zij bijna onafgebroken hoorde — „ met  S8o LEVENSGESCHIEDENIS van zijn' neusdoek in het bloed der Vorstinne doopte , en denzclven toen in zijn borst flak : hij werd terftond gevat, en niet alleenlijk werd de gemelde doek, maar ook werden de afbeeldfels van lodewijk den XVI cn van marie-antoinette bij hem gevonden. Alzoo blonk , zelfs onder het oog der beulen, nog een kloekmoedig hart uit, 't welk met de daad durfde .tonen dat „ met haaren IJiegtvader fprak zij weinig — de „ driekleurige vlaggen in de ftraaten Du Roule en „ Saint honoré trokken haaren aandacht tot zig; „ ook fcheen zij eenigzins naauwkeurig te letten „ op de inferiptiën, welken voor de gevels van de „ huizen (tonden — ten 12 uuren kwam zij op de „ plaats der Revolutie aan; zij wendde haare oogen „ naar den kant van den Nationaalen tuin, (de „ Tuileriën) en toen bemerkte men op haar gelar.t „ tekens van eene leevendige aandoening; zij werd „ veel bleekcr dan zij tot hiertoe geweest was „ vervolgends herzamelde zij haaren moed, „ en beklom zeer bedaardlijk het fchavot — quar. „ tier over 12 uuren viel haar hoofd, en de heul „ toonde hetzelve aan 't volk, te midden van het „ onophoudelijk gejuich van Leeve de Republiek;' DE VERT.  MARIE - ANTOINETTE. 38» dat het de ongelukkige Vorstin bewonderde — Thans , nu het fchrikbewind de geesten niet meer geboeid houdt; nu het • de traanen niet meer als terug drijft, welken , onvermijdelijk, door het waare gevoel , aan 't ongeluk gewijd worden• thans wordt, door de vrienden der deugd, de naam van m a r 1 e-a n t o i n e t t e niet genoemd, dan onder het Horten van traanen der vertedering — met gevoelige aandoening herdenkt men de lotgevallen van haar leven, en haare gefchiedenis verftrekt haar tot eene lofrede. EINDE.  BERICHT vojr den BINDER. Het portrait vóór den tyteJ. De plaat vóór . . . Bladz. i Opzichtelijk de jongde Gefchiedenisfen in Frankrijk, is nog bij den Uitgeever deezes, gedrukt en te bekomen: Over de Staatsomwenteling in Frankrijk, in brieven; uit hec Hoogduitsch van J. tl. Campe, met plaaten. Beknopte Gefchiedenis der geheele Staatsomwenteling in Frankrijk, 2 deeien met plaaten, uiteen Hoogduitsch gefchrilt, door den beroemden Heer Campe uitgegeeven. Tafreelen van de Staatsomwenteling in Frankrijk, y deelen , met meer dan 50 Plaaten en Portretten. Dagverhaal van het voorgevallene in den Tooren van den Tempel, geduurende de gevangenis van Lodewijk bk XVI, Koning Van Frankrijk; door M. Clery, Kamerdienaar van den Koning, met plaaten, uit het Fiansch.  LEVENSGESCH. LEVENSGESCH. VAN VAN MARIE- MARIEANTOINETTE. ANTOINETTE.     01 1891 1318 UB AMSTERDAM  LEVENSGESCHIEDENIS VAN MAR1E-ANT0INETTE, KONINGIN van FRANKRIJK.     LEVENSGESCHIEDENIS VAN M ARIE-ANTOINETTE VAN OOSTENRIJK, KONINGIN van FRANKRIJK. Naar het Fransch door A. K R A F T. te AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART. || D C C Ca   VOORBERICHT. Onder alle de bekende voorbeelden van de vernederendste pandverwisjelingen, van onfchuldig lijden , miskende deugd en wrede folteringen , zal 'ër zeldzaam merkwaardiger gevonden worden dan dat welk wij, in dit Boekdeel , den Leezer aan< bieden, in het leeven , ds lotgevallen en het ontzettend uiteinde der Doorluchtigs mar ie - antoinette jozephe - jea n n e Van oostenrijk, koningin des franschen volks. Het onderwerp is te belangrijk, dan dat wij het nodig zouden oordeelen hier iets te zeggen * om het den Leezer fmaaklijk te maaken, en de uitvoering en vertaling , zijn zoodanig dat wij vertrouwen, dat het ook van deeze zijde befchouwd, behagen zal. Bit alleen achten wij nodig hier bij tevoegen , dat de veelvuldige gewigtige aan. mer-  VOORBERICHT. merkingen , aan den voet der bladzijden, meestal, over genomen zijn, uit 1'Histoire de m arie-antoinette, j o s e p he-j e a n- ne de lorraine, Archiducheffe,Reine de France. Veele bijzonderheden in dat Werk voorkomende waren te belangrijk, dan dat wij dezelve niet ook tevens onzen Leezeren zou' den mededeelen. Veel nadenken — veele lesfen leveren deeze treurig - eindigende Gefchie • denis op. Elk leere ook hier vooral, hoe onbeflendig aardfche grootheid en luister zij, en hoe dwaas hij handeld, die , zelfs. onder al den glans der fchitterendfle hoogheid, derzelver onzekerheid niet berekend, en zich wapent tegen de fchokken , welke door list en geweld voorbereid, hem in een oogenblik van alle zijne hoogheid nederplofen, en in een afgrond kunnen dompelen van jammer en ellende! L E'  .-■wanneer zij alleen was vloeiden naare traanen nel g'anXchc bedien, bl.jAi.   Levensgeschiedenis VAN M ARIE - ANTOINÈTTÈ 9 KONINGIN van FRANKRIJK. M arie-antoinette is met meet — 'de misdaad heefc zig met een moordïhal durven wapenen — de treurige lijkcypresfen hebben den glans der leliëri vervangen, en de dochter van Csefars heeft, tusfchen dén eerlien troon van t heelal, en het affchuwelijkftë graf, niets gezien dan een fchavot ~ gelukkig de gevoelige mensch die den fluier der fchande, met welken men haare nagedachtenis heeft willen bedekken, opligtende, met dé cene hand zal trachten eehige bloemen op haar onbekend graf te lïroojen , terwijl hij zig met de andere zal bevlijtigen om de distels en doornen uitterukken, waar-  2 LEVENSGESCHIEDENIS van mede laster en ondankbaarheid hetzelve nog Werkelijk trachten re omringen marie - antoinette - josephe- j e a n n e , Aartshertogin van Oostenrijk , werd geboren to.JVeenen, in't Keizerlijk paleis, den tweeden November 1755 — zij was de dochtervan Keizer francois-etienne van Lotharingen, en van mariatheresia , Koningin van Hongarije-n en Bohemsn , erfgenaame van karel pen vi. Frans was kleenzoon van karel, en zoon van leopold van Lotharingen — karel verdient geteld te worden onder de grootfte Generaals zijner eeuwe: leopold was één van die Prinfen, welken de weldaadige Voorzienigheid, van tijd tot tijd, voor het geluk der volken doet geboren wor- (*) Deeze kleene inleiding doet al aanftonds zien, aan welker, kant onze oorfpronglijke fchrijver geplaatst moet worden: wij laaten zijn gevoe> len voor zijne rekening: ons oogmerk is alleenlijk cene vertaaling te geeven, van zijne Levemgefchieéenh van marie-aktoinette. de ver.t.  8 LEVENSGESCHIEDENIS vak te fpreeken, tot buiten hun zeiven verhief zoo loflijk voor hen die ze uitbragten, a^ voor haar die er het voorwerp van was. Te ftandvastig om door het getal en de voordeelen haarer vijanden verontmoedigd te worden , bragt zij, terwijl haar Gemaal, Keizer feans, de ftad Lint? heroverde, en zig van geheel Oostenrijk meester maakte, den oorlog, dien de Keurvorst in zijne eigene Staaten had verwekt, in Beuren terug: Sckerding, Munich^n weldra geheel 't Keurvorftendom, vielen in haare handen: zonder haaren verraschten vijand den tijd tot verademing te geeven , fnelde zij naar de Franfche armée, die onder, bevel van den Maarfchalk de maillebois ftond: op 't oogenblik dat deeze. Praag aanviel, zag hij zig zeiven ingefloten, en ofichoon zijne armée, door zijne manoeuvre , welke men echter toen ter tijd berispte, behouden werd, was hij evenwel genoodzaakt de belegerde ftad te verlaten, en zig in Egra optefluiten., dat hij ten volgenden jaare mede ontruimde. Na, zeer behendiglijk, den Koning vati  MARIE - ANTOINETTE. 9 Pruisfen van de coalitie afgetrokken te hebben , Wist M ARIA-THE R ESI A, door Wijze onderhandelingen , de andere Mogendheden te noodzaaken den vrede met haar te fluiten; van welken vrede het bewonderen van haar gedrag de eenige grondflag fchijnt geweest te zijn: van toen af aan, is zij ook onder het getal der grootfte Koningen geplaatst geworden, en eene regeering van bijna veertig jaaren, heeft niets gedaan dan den roem te vergrooten, die zij zig, door moed en bekwaamheid, zoo billijk had verworven (*). ' , Zulk (*) Eer wij van deeze doorluchtige Vorstin afftappen, zullen wij nog het volgende, wegens haar, aantekenen: m ari a-the re si a had, uit gehce! haar hof, verbannen alles wat konde doen denken aan de achting die men verfcliuldigd was aan de hoogheid van haaren rang, en aan haare perfoonlijke hoedanigheden : haare verkeering met de lieden die haar omringden was eenvouwig, vo) goedheid en. zelfs gemeenzaam: van marie-aktoi nette zwanger zijnde, vroeg zij eens een' van. haare ho. veli,ngen: „Zal ik een* Prins, of eene Prinfes tar „ wereld brengen?" — „ Een Prins," was het gudwoord: „ En ik wed om twee ducaaten," herA 5 baal-  io LEVENSGESCHIEDENIS van Zulk eene groote vrouw was de moeder van marie-antoinette, de grondlegger van haar charakter, en haar voorbeeld: her was aan haar, 't was aan Keizer frans, dat haalde de Keizerin, „ dat het eenPrinfes zal wee„ zen" —. de weddingfchap werd aangegaan. De Keizerin nu van eene Prinfes verlost zijnde, was de hoveling niet weinig verlegen over de wijze waarop hij aan zijne weddingfchap zoude voldoen : hij klaagde desaangaande zijn' nood aan den Abt metastasio, die hem zeide: „ Gij hebt „ de weddingfchap verloren , en moet betaalen," „ Betaalen!" riep de andere uit, „ hoe „ zoude ik de Keizerin twee ducaaten durven „ geeven!" „ Geen zwaarigheid," hernam de Abt, „ ik zal u wel helpen:" hierop fchreef deeze, met een potloodjen op een ftukjen papier, een vierregelig versjen , van deezen inhoud: Ik heb het verloren; de doorluchtige dochter verwijst mij tot betaalen ; maar zoo V waar is dat het kind u gelijkt, heeft de geheele wereld gewonnen. ,, Doe nu," vervolgde metastasio, „ uwe twee „ ducaaten in dat papiertjen, en gij moogt gerust- lijk,reen en ander, de Keizerin aanbieden:" de raad werd ingevolgd, en de Vorstin glimplachte over de fchrandere wijze, waarop men haar eene gecontacteerde fclauld betaalde. de vert.  MAPJE - antoinette. i ï dat zij dien fmaakvoor de luinften ontleen-, de, welke haar, beftendigiijk, van anderen deed onderfcheiden:'t was door hunne zorg, dat zij 't Fransch ,'t Latijn, en 't Italiaansck, als zoo veele moedertaaien leerde fpreeken; onder hun opzicht leerde zij de Geographie ën de Historiën : verfcheide periboncn hebben haar dikmaals, met alle mogelijke juistheid en fmaak, een uitlegging hooren geeven van fchilderijen , uit de moejelijkfte voorwerpen zamengeflxld: geheel Frankrijk is getuige geweest van haare liefde voor de kunsten, en van de aanmoediging welke zij dezelven verleende: zoo dikmaals men naar de Italiaanfche Opera ging, om de fchoonhcid van den zang te bewonderen, of om' tedere traanen te weenen over de beide Tphigenia's, herinnerde men zig, met dankbaarheid , dat men aan deeze Prinfes, kundig in de muziek , alhoewel zelve geene 1'choone {tem bezittende, de kunstenaars te danken had, die geheel Parijs betoverden, cn den toegang tot alle harten zoo juist wisten te vinden — 't zij mij vergund hier ryvee trekken aantehaalen, welken, daar zij van  ra LEVENSGESCHIEDENIS van van haare genegenheid voor talenten getuigen , tevens bewijzen opleveren van haare edelmoedige goedheid. De zoon van den dichter duchc ziz, op zekeren dag, op eene groote maaltijd bevindende , had de ftoutmoedigheid van het beeld der Koningin te fchetfen; deeze, dit bemerkende, liet hem vraagen of zulks met haare toeftemming gefchiedde : de jonge kunflenaar andwoordde, dat hij geloofd had het hem vrij flondt, zig meester te maaken van de bevalligheden, alom waar men het geluk had dezelven aantetrefen: dit and-: woord mishaagde der Koninginne geenzins; zij begeerde de tekening te zien, en juichte den kunflenaar toe, 't welk te vleiender voor hem was, daar zij verfland van de fchilderkunst had; zij beloofde hem haare befcherming ; verbond zig tot zijne verdere volmaaking, en deed hem eene belooning ter hand flellen. Na 't vertoonen van het treurfpel Mufiaphat et Zêangir, deed zij chamfort, die 'er autheur van was , bij zig komen; „ Mijnheer chamfort!" zei-  MARIE - ANTOINETTE. 13 geide zij, „ bij 't vermaak dat uw ftuk mij „ verfchaft heeft, voeg ik het genoegen van, >, in perfoon, u aantekondigen, dat de Koy, ning u een penfioen van 1200 livres toe„ ftaat, ten einde uwe talenten aantemoe„ digen, en tevens uwe moeite te vergel„ den:" in 't vervolg deed zij hem bij de Franfche Academie aanneemen, en deed hem ook de Secretarispkats in het cabinet van Madame elisabeth verkrijgen, als ook die der bevelen van den Prins van Condé : zulk eene aanëenfchakeling van goedheden hadden hem voor eeuwig, door de banden der erkentenisfe, aan zijne weldoenfter hebben moeten verbinden, en ondertusfchen is het die zelfde chamfort, die federt maar zijne wroegingen en verfchrikkelijke dood wederhouden het penceel van den gefchiedfchrijver, gereed, om eene fchilderij van zijne ondankbaarheid aftemaalen (*). Ma- (*) Een ander fchrijver van *t leven deezer Koninginne zegt: „ Behalven dat zij een zeer ge„oefenden geest bezat, was zij kundig in alle „ hand-  |4 LEVENSGESCHIEDENIS van Marie-antoinette had vier broeders en vijf zusters: haar oudfïe broeder werd Keizer, onder den naam van j o s e p h de II; de tweede, Groot-Hertog van Toscaanen; de derde, Gouverneur van Oosten^ rijksch Lombar dijen, en de vierde, Keurvorst van Keulen —- de oudfte van haare zusters was Abtdisfe van het Capittel van Praag; de tweede was Gemaalin van albert, Hertog van Saxen-Thefen, en Gouverneur-Generaal van de Oostenrijkfche Ne- „ handwerken, haare kunne eigeu: ten deezen op„ ziehte was zij zoo bekwaam als eenige vrouw „ van den laagften rang kan weezen: het naald„ werk was, in haare langduurige en wreede ge„ vangenfehap , haare dageiijkfche bezigheid en „ eenigfte nitrpanning — vond alzo de dochter „ van zoo veele Keizers zig genoodzaakt als eene „ eenvouwige en arme arbeidfter te leeven, „ welk vader , hoe hoog van ftaat hij zij , zal „ uit dit voorbeeld niet leeren zijne kinderen „ op te voeden , als of zij, ten eenigen dage, „ genoodzaakt zouden weezen, brood te eeten, „ doorweekt van hunne traaneu , en van het zweet i, huns aanfehijns." DE VERT4  MARIE - ANTOINETTE. 15 Nederlanden, de derde was Abtdisfe van het Capittel te Infpruck', de vierde werd Hertogin van Parma, en de vijfde, Koningin van Napels — Marie-antoinette had veel overeenkomst met deKeizerinne haare moeder; zij bezat die grootheid van ziel, die men aan 't Franfche Hof hoogmoed, ftijf hoofdigheid, of hardheid noemde, om dat groote hoedanigheden, uit on* derfcheidene oogpunten, en in verfchillende toeftanden befchouwd, dien luister verliezen, welke van de omftandigheden af hangt; haar charakter vereenigde, gelijk dat der Keizerin-Koninginne, grootmoedigheid met zachtheid, en gemeenzaamheid (*) met waar- (*) Deeze loflijke eigenfehap van marie-an« toi nette was,in denruimfteu zin,eene ervenis van haare doorluchtige ouders: van deezen wordt getuigd, dat zij ,in't midden van hunnen hofftoet,niet anders leefden, dan de eenvouwigfte lieden in't midden van hun gelijken gewoon zijn: dat hunne tafel, behalven op ceremonie-dagen, maatig van fpijzen voorzien was, en dat ieder den vrijen toegang tot dezelve had, zonder aanzien van geboorte, of fexe, indien men flechts eenige verdienfte bezate; dat zij alle foor-  i6 LEVENSGESCHIEDENIS Van Waardigheid: de gevoeligheid had zig mét de milddaadighcid zo naauw in haar hare ver- foorten van belemmering uit hunne vermaaken ver. banden,en dat hunne kleeding hen,op die partijen, niet onderfcheidde van de overige deelhebbers aarl dezelven; dat,eindelijk, zoo wel de Keizer, als de Keizerin -Koningin , allen die haar kwamen fpreekeu, met blijken van waare volksliefde ontving; eu zulk eeu onthaal had ongetwijfeld nog meer inneemends voor dtri man die, om zoo tefpreeken, iii hei duister leeft, dan voor den grooten man; meer voor den armen dan voor den rijken. „Men mag," zegt dezelfde Fravfche Schrij. ver, dien wij boven gevolgd hebben, ,, Men ,, mag de fouvereinen het geluk benijden, dat zij, ,, fchuldloos, tot de bedoelde gemeenzaamheid „ kunnen afdaalen; want het moet zeer ftreelend weezen, fomtijds de drukkende lasten van het „ koniugfchap te vergeeten, om de vermaaken van „ het gewoone leven te genieten: dan, marie„ antoinette bedroog zig in te gelooven dat „ ook zij haar hart vrijlijk konde openen voor die zalige aandoeningen, welken men nooit gevoelt, „ wanneer men zig op een verren afftand vsn dé menfchen verwijderd houdt: zij kende den aarc „ niet van het Franfche Folk , dat, gelijk de la „ BRUYèRE zegt, ernst eu zelfs geftrengheid in „ hunne meesters vordert; ea toen de Vorstiri té dies  MARIE-ANTOINETTE. i7 vereenigd, dar hij die haar een middel ver" 'fchafte om wèl te doen, haar een grooten dienst bewees: men heeft haar nooit eene verklaaring van dankbaarheid zien ontvangen, zonder op haar gelaat te bewonderen die „ dien rolksaart hnd leeren kennen , was het te „ laat." Bij het bedoeld charakterirticq gelijken van marie-antoinette aan haare vorstlijke moe» der, moet nog eene aanmerking gevoegd worden, zonder welke het zeer moejelijk zoude weezen , jekenfchap te geeven van eenige bedrijven der ongelukkige Koninginne: zij had ja befloten het voor. beeld van haare moeder, allezins, en geduurende geheel haar leven, te volgen;indedaad,uitmuntender voorgangfter zoude zij ook niet hebben kunnen verliezen; maar men begrijpt ligtlijk dat de buiten» gewoone en verfchrikkeüjke omltandigheden, waarin marie-antoinette, door de woelingen der revolutie, nedergeftort was, haarniet toelieten haare geleidfter verder te volgen : bovendien, en al veronderftelde men een' Haat van onafgebroken' vooripoed, konde de Koningin van Frankrijk, die flechts de tweede plaats op den troon bekleedde,'dezelfde regelmaat van gedrag niet houden, die de Kei■aftin van Duitschland hield,in haare fouvsreine regeeriug over haare uitgebreide Staaren. p e vert. B  18 LEVENSGESCHIEDENIS van die foort van zachte fchaamte, en dat blotfzen, welke beiden de gevoelens van eene edele ziel zoo zichtbaar kenfchetfen. Zij mistrouwde de vijanden van haar' Gemaal zonder hen echter te haaten, en zoo dikwerf zij zelve beledigd was, had zij aldra, ja reeds ten eerstvolgenden dage, na den ondergaancn hoon, 't geheugen van haare gevoeligheid verloren : zie hier een trek welke deeze waarheid onbetwistbaar zal bewijzen. Naijverig om het Franfche Volk te behaagen , en zig, uit dcszelfs deugdzaame Koningen, een voorbeeld ter navolginge willende verkiezen, trad zij, bij \ beklimmen van den troon, in de voetflappen van l odewijk den XII. — De Marquis van Pontécoulant, Major van de lijfwacht, had haar, toen zij nog Kroonprinfcs was, reden tot klaagen gegeven; en die reden moet waarfchijnelijk zeer gewigtig geweest zijn, vermids haar, bij die gelegenheid, woorden ontfnapten, welken haar, federt, omtrent eenigen belediger, nooit weder ontfnapt zijn; zij zeide naamlijk: Ik Z4tl  MARtË.ANTOiNÈTTË. zal het mijn leven niet vergeeten; toeri zij nu Koningin was gewordeji* hield de Marquis zig voor verloren; dan, marieantoinette* vernomen hebbende dat hij feijn post in de handen van den Prins vait Beauvatt had hedergelegd > vroeg deegen, 'waarom poNTécouLANT afftand van zijn ambt gedaan had? Mevrouw! andwoordde de Prins, uit vreezé dat hij in zijnen post, uwe Majefleit zal mishaar gen _ Ga, hernam de Vorstin, en zeg den Marquis van Pohtécoulant uit mijn* naam, dat de Koningin niet wreekt, beledigingen de Dauphine aangedaan; en dat ik hem verzoek zelf die beledigingen te willen vergeeten-. Hoe veel dit reeds ware , was 't voor marieantoinette echter nog niet genoeg zij begeerde Vervolgends pontócoulant te zien; dit gefchiedde, en zij fprak\ met hem in de vleiendfte bewoordingen - zie daar de vrouw die men fchaamteloos heeft durven befchuldigen van haat en wraakzuchtIn de zamertleeving fcheen zij te Vergeeten dat zij kunde bezat, ten eiridë  £0 LEVENSGESCHIEDENIS van nog meer kundig te worden, en om de kunde van anderen te doen fchitteren. Wel verre van te willen uitmunten, zoude men gezegd hebben, dat zij bevreesd vKts haare gedachten te openbaaren (*); zij had verftand, maar van dat vlug en rustloos verftand, hetwelk alle eentoonigheid haat, en dat gaarne de voorwerpen, zonder ophouden, ziet afwisfelen — die foort van onitandvastigheid bepaalde zig niet tot haar alleen , • maar ftrekte zig, uit tot allen die haar omringden: daar zij in haare huislijke zaaken alles zelve wilde zien, en zelve wilde befluuren , was het geen zij van daag gebood, zeldzaam morgen naar haar genoegen; en deeze foort van wispelturigheid was fomtijds pijnlijk en flaaf- ach- (*) Zoo iemand , in haare tegenwoordigheid , dwaalde, ten opzichte van de Gedacht- of Historiekunde, opende zij zijne oogen, door, met de beminnelijkfte zedigheid, eene vraag of twijfeling in 't midden te werpen, welke den dwaaler, vaa zeiven, op het rechte pad terug bragt. DE VERT.  MARIE-ANTOINETTE. 21 achtig voor de lieden aan haaren dienst verbonden (*). Even als hadde zij volftrekt in alles haare moeder willen naarbootfen, behield zij ook, gelijk deeze, in weerwil van haare begaafdheden , welken mogelijk nog beminnelijker waren dan die van maria-theresia, eene zekere wispeltuurigheid in haaren fmaakjdie zig moejelijk laat verklaaren: een nieu- (*) Haare beerfchende afkeer voor de rust had zij gemeen met Keizer joseph den II, haaren broeder: men weet dat die Vorst zeer gehecht was aan nieuwigheden, aan den oorlog, en het reizen : Tiad joseph de II zig zeiven beter gekend; had hij niet als eene bewezene roeping befchouwd, het geen niet anders was dan eene gisting van geest en jeugd; had hij zig befchaafd, of die altijd brandende zucht tot onderneemingen , welke ten gevolge had, dat hij niet kon leeven dan in eene onophoudelijke beweeging, omtrent minder gewigtige voorwerpen laaten werken, zeker, hij hadt der wereld veele rampen gefpaard; hij hadt zijne Beigifche Staaten niet dien ongelukkigen en verfchrikkelijken fchok doen ondergaan, die, van daar tot Frankrijk overgeflagen zijnde, geheel Europa heeft beroerd. de vert. B 3  sa LEVENSGESCHIEDENIS van pieuwe mode , een muts uit Parijs , of London, overgekomen, was in ftaat de Keizerin, ook zelfs nog in haaren meer gevorderden leeftijd, van haare gewigtige bezigheden aftetrekken: de handen die, gewapend met den fcepter en het zwaard , de grootfte Vorsten der Aarde waardig waren, onttrokken zig, dikwerf, aan de teugels van den Staat, om onder gaazen en linten rondtedwaalen gehoorzaamende alzo aan de ongelijke aandrangen van dat bewonder renswaardig hoofd , dat bekwaam was, gelijktijdig, de gewigtigfte en de minstbetekenende zaaken te bevatten; marie-antoinette bezat dezelfde geneigdheid(*), en (*) In de fchoonfte dagen der regeering van loPewijk den XVI, liet zij die zucht vooreen nieuwen opfchik vooral blijken : men moet aan haare, jaaren toefchrijven dat zij,aan zulke nietsbetekenende dingen zo veel gewigts hechtte; en ook zij zelve fchaamde zig desaangaande, zodra andere bezigheden haar character meer edele deftigheid hadden doen panneemen; maarzij kwam tot den troon in dien ongelukkigen tijd, waarin men niets wilde vergeeven, en waarin de laster den alleronfchuldigften fmaat gis eene misdaad deed befchouwen, ce VfiRT, \  Sa LEVENSGESCHIEDENIS van burg : de Hertog van Choifeuii hadt de toebereidfelen tot haare ontvangst in die gereedheid laaten brengen, welker de afilammclinge van Csefars, en het hof van Frankrijk allezins waardig waren. Elke flap die de Vorstin verder naar Parijs deed werd door eene andere festiviteit gekenmerkt; overal was men verrukt over haare vriendlijkherd; alomme werd zij bewonderd ; alomme werd zij, met eene foort van afgoderij, door eene talrijke menigte gevolgd (*): intusfchen werd zij door den Koning te Compiègne opgewacht, terwijl de Hertog van Choifeuii haar te gemoete ging — 't was in deeze bijzondere zamenkomst, dat de Vorstin hem verzekering gaf van haare verknochtheid, en van haare erkentenis omtrent hem; ook had zij toen de goedheid van hem te bidden, in zijne zorgen (*) In fommige fteden kwam de fchooljeugd haar in 't Latijn begroeten, en werd door de Vorstin, in dezelfde taaie, beandwoord , met eene losheid, eene eigenheid, welke in eene Prinfesfe, van flechts vijftien jaaren oud , een waarlijk ongewoon ver. fchijufel was, de vert.  MARIE- ANTOINËTTE. 33 gen voor haar te willen voordgaan, en haar bij aanhoudendheid tot raadsman te ver* ftrekken. Zodra zij tot den Koning genaderd was, flapte zij uit haar rijdtuig en wierp zig op haar knieën; lo de wijk richtte haai1 terftond op, en omhelsde haar met al de tederheid van eenen vader. Den volgenden dag ging het hof op reis naar Verfailles : te St. Denis gekomen Zijnde, verzocht de jonge Vorstin, Madame Louis e, 'sKonings dochter, en geestlijke in't klooster der Carmeliten aldaar, een bezoek te mogen geeven. In 't midden der triumphen en der vermaaken, Wist het hart van marie-antoinette nog een gepast 00genblik te vinden om der deugd hulde te doen. De Poorten St. Denis en Maillot waren naauwlijks ruim genoeg, voor de me-» nigte van aanfchouwers die van alle kanten toevloeiden , op de aankomst yan de Prinfesfe: de koetfen maakten eene foort van dubbelde hegge uit; men verdrong elkander rondsom die der Vorstinne om haar té zien, terwijl duizenden van vreugdegalmen . ■. . C  34 LEVENSGESCHIEDENIS van de tolken waren van 't gcene er in de harten omging. n bi Men hield op het Kasteel van Mttette het avondmaal; Mevrouw du barri bevond zig ook aldaar: toen de een en ander de jonge Vorstin vroeg wat zij van die Dame dacht, zeidc zij, dat zij haar betooverend- vond: men bewonderde, met reden, den zin, en de toepasfing van dit korte andwoord (*). De (*) De Vorstin komt hier billijk voor als geheel ongevoelig voor de eer welke Mevrouw du barri aan 't Franfche hof genoot: bij een' ander' fchrijver blijkt nog duidelijker, dat marie-antoinette, desaangaande, onverfchillig was; want de fchrijver zegt ; ,, Het was daar," op het in den test gemelde avondmaal, „ dat de Prinfes het eer„ fte bedroevende bewijs zag, van de laaghartige e:i „ fchuldige vriendlijkheid , met welke fommiga „ Grooren de zwakheid van den Meester bewie„ rookten, ter gunfte van de ondeugd: zij zag die „ zelfde Gravin du barri , omtrent welke zij „ zig thans niet meer kande vergisfen, eerbiedi„ gen, als of zij de fchandplaats, welke zjjbekleed„ de , niet te danken gehad hadde, aan eene ver. „ waarloozing van de heiligde pligten : 't zoude ,, zeer natuurlijk geweest zijn, zoo de Prinfes. m „ aanmerking nuemende den hoogen rang dien zij  MARIE - ANTOINETTË. 35 De Koning vertrok naar Ferfailks, en èiarie-antoinette, na den nacht té Muette doorgebragt te hebben, volgde hem* des anderen daags (*), derwaards: zij ontving , den huwelijkszegen in de capel van dert Koning , en in dat plechtig oogenblik fcheen zij, door de zachte voldoening welke op haar gelaat preikte, geheel het Fr atvfche volk aantekondigen, dat zij haare bloed1 verwanten en vaderland met minder beklag Verliet, daar zij zig verbond om in/t midden van hun, Franfchen, te leevem Indien men aan voorteekenen geloof hadt Willen flaan, zoude men ongünftige voorfpeld hebben uit het ijsfelijk onweder, en den regen welke de tuin alstoen gelijk aan eenen zondvloed ging bekleeden, zig beledigd getdönd had, >, dat zij, op dat oogenblik , niet het eeniglte „ voorwerp der hulde van geheel het hof was;dan^ daar zij niet anders dan de diepfte verachting j, kon gevoelen voor de eerlooze rol welken deeze' ,j vrouw fpeelde , begreep zij dat het haar voegde; i, den wil te eerbiedigen, van hem,die dat voorwerp^ hoe verachtelijk, naast den troon hadt geplaatst/* i)£,*e rt) O 16 Mei, \7jó. C 5  36 LEVENSGESCHIEDENIS van, vloed overftroomde; door een en ander werd men verhinderd het vuurwerk, dat ter bedoelde gelegenheid plaats moest hebben, aftefteeken: in vergeldinge, en na door de verbazende ftilte, welke in de ftraaten van Verfailks heerschte, getroffen te zijn geworden ; na zig beklaagd te hebben over de illuminaties, die door het flechte weer verdoofd waren; in vergeldinge, zeg ik, konde, bij de intrede van 't kasteel, 't getrof. fen oog zig niet verzadigen met het befchouwen van de prachtige en rijke vertooningen, welken zig aldaar van alle kanten beurtlings afwisfelden (*). In- (*) Alles wat de kunst bewonderenswaardig kan voordbrengen was aldaar, rondsom het Vorstlijk gezin, bij elkander gevoegd; 't goud, het zilver, de edele gefteenten en kostbaare doffen, fchitterden aan alle kanten; de klederen waren bedekt met diamanden en robijnen: men had nimmer, op eenzelfde oogenblik, zoo veel prachts gezien; men werd er door verblind. In 't midden van al dien wonderbaaren luister, trok de Dauphine de aandacht tot zig , even als in een bloemperk , dat door duizenden van kleuren ver-  MARIE. AjMTOINETTE. 37 Intusfchen moest de jonge Dauphine, in h midden van alle deeze vreugde, in 't midden van alle'de bewijzen van toegenegenheid die men haar gaf, eene foort van onaangenaamheid ondervinden: zij hadnaamlijk den Koning bericht hoe de Keizer en de Keizerin Wenschten dat, bij gelegenheid van haar huwelijk , eenige onderfcheidende eerbetoningen plaats hadden, omtrent de Prinfes van Lotharingen, die tot haar huis behoorde: de Ambasfadeur van Weenen voegde, uit naam van den Keizer en de Keizerin, zijn verzoek bij de bede van de Dauphine, en * het vercierd is, enalseenfchoon en eerst ontloken roosjen boven alle de bloemen uitmunt: alle oogen waren op marie-antoinrtte gevestigd; trokken zig wel, uit eerbied, telkens af, maar richtten zig aldra weder naar hetzelfde uitmuntende voorwerp: de gevoelens met welken haar majeftueus voorkomen de harten vervulde, waren op de aangezichten uitgedrukt,en met een opflag van 't oog kon men op 't gelaat der Vorstinne de voldoening leezen, met welke de belangneeming, die zij inboezemde,'t geen haar ziel vervulde: die belangneeming befchouwde zij als 't geluk van haar leven. ds. vert. . C 3-  38 LEVENSGESCHIEDENIS van het gevolg van een en ander was, dat de Koning (remde in de fchikking, dat. op de bals, welken geduurende de festiviteiten plaats zouden hebben, de Prinfes van Lotharingen en den Prins van Lambefc, onmiddelijk de Prinfen en Prinfesfen van den bloede , iq het danfert, zouden opvolgen: de Pairs, gebelgd over deeze fchikking, leverden tegen, dezelve een memorie in, ondertekend door hen, en door eenige leden van den eerften adel : lodewjjk pe XV, bij zijn bcfluit volhardende , gaf hun een and woord vol van zachtheid en goedheid, en verzocht hun zelfs deeze blijk van toegeevendheid voor de begeerte van de Dauphine, en. van derzelver doorluchtige ouders, niet te weigeren; dan, zij verkozen geenen afftand te doen van hunne vordering, in deezen (*), waarr (*) DieËdelen, toen zoo fier als naderhand kruiyend, lieten zig noch door de redenen, noch door het bidden van den Monarch verwinnen ; zij blea-. Ven weigeren, die geringe blijk van onderfcheiding ie gedoogen, niettegenfiaande zij wel konden gisten dat hunne weigering der jonge Prinfesfe moest mis^a.agen.: wanneer men bedenkt dat onder de naamen V?aar-  MARIE-ANTOINETTE. 39 waarvan het gevolg was dat de bals voornoemd van. geene andere Grooten wer. den bijgewoond dan van die , welken, amtshalven , of om andere belangen , volftrekt verpligt waren er op te verfchijc ■ : ■'.r z'rr :,~nen: waarmede de memorie der Prinfen ondertekend was, ook die van zekeren potier de gévres gefpeld werd; en wanneer men zig vervolgends herinnert dat diezelfde potier de góvres 't zig als eene eer toekende, de potfemaaker der Graavinne du sarri te zijn, zal men gewislijk niet kun. nen begrijpen hoe zulk een man heeft kunnen gelooven vernederd te weezen , door na de Prinfen uit het doorluchtig huis van Lotharingen ter dans. baane te moeten verfchijnen; daarenboven grondden die Prinfen uit dat huis, welken zig in Frankrijk nedergezet hadden , hunnen rang pnmiddelijk na de Prinfen van den bloede,zelfs bij openbaare plechtigheden , op voorhanden zijnde tractaaten; des te minder voegde het derhalven, hun den bedoelden voorrang te betwisten in eene omftandigheid, waarin zij zi§ denzelven konden toeëigenen, zonder *t verder in gevolg te trekken : ook fchijnen op eene eenvouwige danspartij, alwaar men niet zamenkomt uit -tjotschheid, maar om vermaak, alle rangen verbannen te moeten worden. de vert. C 4  49 LEVENSGESCHIEDENIS van nen: men ziet alzo dat toen reeds de onrechtvaardigheid en de ondankbaarheid een proef namen van de flagen die zij, in 't ver** volg, marie-antoinette zouden toebrengen. De pracht der festiviteiten welken men, geduurende een maand lang , te Verfaillesaanrichtte, had gefchenen den luister aantekondigen van die welken men te Parijs gereed maakte, om, aldaar,op den 30 Mei te doen plaats hebben; een dag die eeuwig aanmerkelijk zal weezen in de gedenkboeken van het Franfche rijk ; want het tegendeel gebeurde van 't geen zoo even gezegd is; alles was met karigheid behandeld, en zeer flecht gefchikt; men had zelfs zoo weinig zorgs gedragen om ongelukken voortekomen , dat men verzuimd had de ftraaten te doe» opruimen, en de flooten en kuilen, welken zig op den doortogt bevonden , te dempen en aantevullen: door eenige detachementen Franfche Gardes zouden de Wanordes voorgekomen hebben kunnen wor* den ? dan, deezen, waren daartoe niet opge-. roe-.  MARIE-ANTOINETTE. 41 roepen (*_) ; het aankondigingsteken van vreugd , werd het aankondigingsteken van jammer en droefheid; de dood fpreidde zijn rampvoorfpellend floers uit, over hen die vermaak kwamen zoeken; het menfehenblocd doofde , om zoo te fpreeken , de kunstvuuren uit, en de dag tot vrolijkheid beftemd, werd een dag van elende en rouwe; men verdrong, men verfmoorde elkander, op de plaats van lodewijk den XV, in de Eüfefche velden, en op de kaai der Tuilleriën; de twee einden van de brug, Pont-Koyal, werden eensflags opgeftopt van rijdtuigen; veele der ongelukkige voetgangers , die daardoor op elkander gedrongen en bekneld waren , klommen op de borstwecring, en verfcheiden yan hun ftomenin de rivier; men begrootte het getal der dooden op elf a twaalf honderd, welken aan onderfcheidene oorden, maar voornaamlijk op de (*) „ Om" leezen wij elders „ deelendige fora ,, van tweeduizend kroonen te befpaaren, op welp ken de dienst dier gardes te ftasn zoude gekome». „ weezen." bstbht.  44 LEVENSGESCHIEDENIS van ge van één dier majestueuste zittingen (*), welken van de wieg der Monarchale regeering af, tot op onzen tijd toe, bij afwisfeling bekend zijn geweest, onder de naamen van champde mars, of de mal, cour plénière, plein parlement, grand confeil, en eindelijk onder dien van, Ut de justicé (f}, Ce- (*) Maar tevens zag zij overtuigend , dat een Vorst, nu genoodzaakt niet dan door geweld te regeeren, eene houding aanneemt, welke hem in een ten uiterften onvoordeelig licht doet voorkomen. q de vert. (t) In die algemeene vergaderingen zat de Koning op een gouden troon ; federt ze in 't paleis zijn gehouden heeft men boven den troon een verhemelte geplaatst, en op ..denzelven kusfens geJegd ; vandaaT komt de naam van lit de justice, verinids weleer een zetel met een verhemelte er boven, alzo genoemd werd: de zetel was za"mengefteld uit vijf kusfens, de Koning zat op één derzelven; een tweede verftrekte hem tot een rugüeunfel; twee onderfteunden de elleboogen van dea Monarch, en het vijfde kasfen lag onder zijne yoeten. de vert.  MARIE - ANTOINETTE. 45 Geheel de Natie werd toen door zwaare fchokken gefchud; een nieuwe regeering nam de plaats der oude in: met verwondering zag men, door die zelfde ftaatswoeling, het geheele gezach van den Hertog van Choifeuii ter neder ftorten : die Minister , zowel als zijn bloedverwant , de Hertog van Praslin, die 't beftuur over de marine had, werd gebannen ; de eerstgemelde naar Chanteloup, en de andere naar Praslin: het vonnis, 't welk hun door den Hertog van Vrillibre, oom van den Hertog van Aiguillon , en de eerfte oorzaak van geheel de voornoemde omkeering , werd overgebragt, vergunde hun Hechts vier-en» twintig uuren tijds, om zig naar de plaatfen hunner ballingfchap te begeeven (*). De (*) De Hertog van Choifeuii, zig niet vergisfende nopens de waare bewerkers van den tegenfpoed die hem trof, andwoordde vbh-licre: „ Ik ben over„ tuigd, Mijnheerl van't vermaak dat gij geniet, „ in mij zulk eene nieuwstijding te brengen" — Alzo viel een Minister, die gedacht hadt nooit te zullen afüortea van de hoogte waartoe hij verhet i ven  46 LEVENSGESCHIEDENIS van De Kroonprinfes was zeer bedroefd ovef den val des Ministers, en men heeft haaf yen was; hij werd tën gronde geworpen doof vijanden, tegen welken hij zig niet had willen verwaardigen om op zijn hoede te weezen: het geen derhalven ten bewijze verftrekt dat, en vooral aan 't hof, geen vijand te ligt moet geacht won den. Ondertusfchen maakte de Koning de beide ballingen zijne begeerte, op zeer verfchillende wijzen„ bekend: aan choiseül fchreef hij t „ Neef!" „ Het misnoegen door «we dienden mij verodr„ zaakt, noodzaakt mij u naar Ckanteloup te vef„ bannen, werwaards gij u binnen vier-en-twintig „ uuren tijds hebt te begeeven: ik zoude u veel ,, verder verzonden hebben, zoo ik niet eene bij„ zondere achting hadde voor Mevrouw de Her„ togin van Chiifeul, in wier gezondheid ik groot „ belang ftel: zorg dat»«iw gedrag mij geene anderë „ partij doe kiezen: op dien voet, Neef! bid ilc „ God, dat Hij u in zijne heilige befcherming nee. „ me" maar de Hertog van Praslin ontving een veel grievender aanzegging: deeze was alleenlijk in de volgende bewoordingen vervat: „ Ik heb „ uwen dieast niet meer noodig; ik verban u na»r lt Pms-  MARIE-ANTOINETTE. 47 gedrag, gelijk dat van haar' Gemaal, in deeze netelige omftandigheid gehouden, mo= gelijk niet genoeg bewonderd : ieder der beide partijen wendde alle moeite aan > om te ontwaaren hoe het doorluchtig paar over deeze groote verandering dacht; dan, deszelfs voorzichtigheid en befcheidenheid voorkwamen alle de ftrikken welken , dienaangaande , gefpreid werden; het wist den Koning en het volk gelijklijk te fpaaren (*). Daar nu lodewijk de XV zeer veel be- „ Praslin, werwaards gij u binnen vier-en-twintig. „ uuren tijds zult begeeven." ' at vsai. (♦) Deeze achterhoudendheid was geen veinzerij, maar, in den plaatshebbenden ftaat van zaakefl, eene hoogstnoodige voorzichtigheid : zo het jou« ge paar zig openlijk vóór de nieuwe organifatie der regeering verklaard had , hadden zij de menigte, door dezelve alle voet te beneemen, tot het uiterfte kunnen brengen; en zo zij, in tegendeel, de bedoelde verandering rondborstiglijk hadden afgekeurd, zouden zij zig verklaard hebben voor hoofden van 's Konings tegenpartij, en gewislijk hadde eene revolutie het gevojg daaryan geweest. be ve.r t.  48 Levensgeschiedenis van behaagen vond, in den vrolijken en beval* ligen omgang van zijne kleendochter, lieten zijne Maitres en derzelver aanhang, geene gelegenheid voorbij gaan, om deeze het vermogen, 't welk men vreesde dat zij zoude verkrijgen, reeds in de beginfelen te ontweldigen: marie-antoinette was van niets onkundig, doch vergat echter alles» Zij had die eenvouwigheid, ih welke zij aan 't Ifeener hof was opgevoed» naar Verfailles overgebragt : overal waar zij, door de etiquettes, niet verpligt was de majefteit van haaren rang, door haare kleding, te onderfteunen, onthield zij zig van eenen luifter, die haar tot last verftrekte: 't gebeurde dikwerf dat zij , zonder eenig gevolg , te voet ging, 't zij om te wandelen , 't zij om gemeenzaam bij haare broeders, zusters of tantes te gaan eetcn; en deezen verzocht zij ook weder bij haar, zonder de minste ceremonie of dwang in acht te neemen (*). Ma- " C*) Zij vond groot genoegen in foms het hof en kasteel van Ferfail(es te verlasten, om zig onder het  MARIË - ANTOINETTE. 49 Marie-antoinette werd van ge. heel Frankrijk tangebeden; zij fprak geen woord dat niet nagefproken werd, en haar begunftigd lied werd, het geheele Koningrijk door, gezongen: men fprak niet dan van de Dauphine, en men fprak er niet van dan met alle achting en tederheid: zelve doordrongen van die dronkenfchap, welke zij, om zoo te fpreeken, anderen inftortte 5 zelve niet het volk der hoofddad te begêeven: zij verfcheen er incognito, met een zeer kleen gevolg, en zonder zig te laaten aandienen; zij woonde de groote tooneelen bij: de Parijfenaars, niet gewoon hunnen Vorst te zien, anders dan in't midden van een verbazend talrijken en praehtigen ftoet, zagen met het leevendigst genoegen dat de Kroonprinfes, in hun midden, haaren rang eenigermaate vergat: in haare tegenwoordigheid gaven zij zig over aan de uitbundigfte verrukkingen der vreugde ; zij overlaadden haar met hunne zegenwenfchen, en in die . fchoone dagen, helaas ! al te fnel verlopen! zouden die zelfde Parijfenaars , gewijliglijk , al hun bloed geftort hebben, om marie-antoinette, het voorwerp der algemeene liefde, te bewaaren voor de minde van alle die fmarten, welken zij vervolgends heeft moeten lijden. SE V E ET» D  5o LEVENSGESCHIEDENIS van niet los en onbedwongen zijnde wanneer zij anderen in bedwang hield, veroorlofde zij, de hof - tooneelen , in haare tegenwoordigheid , toctejuichen , iet het welk tot heden toe , door dc gewoonte, verboden was geweest: de oplettendheid van marie-anioinette had in aller oogen gelezen,dat het eerste gebruik 't welk men van deeze vergunning zoude maakcn, dat zoude weezen van haar zelve toetejuichen. Ik heb reeds gezegd dat zij van natuure edelmoedig , milddaadig, en medelijdend was: ook liet zij niet na, desaangaande de allerfchittcrcndfte bewijzen te geeven; zodra haare hofhouding geregeld was geworden, liet zij zig eene lijst maaken van alle de minst vermogende lieden die in haaren dienst waren; zij zelve voegde er de naamen bij van die zij kende, en ieder werd eene fom toegelegd, overeenkomftig met dcszelfs behoefte. Haare fondfen waren, zelfs toen zij reeds Koningin was, zodanig met penfioenen bezwaard, dat zij fqms genoodzaakt was geld ee leenen , ten einde haare wel- daa-  SS LEVENSGESCHIEDENIS van geheel de tuin was opgevuld met menfchen; het doorluchtig paar trad in 't midden der menigte af, en onderzocht, met alle mogelijke blijken van goedheid, of er geene ongelukken gebeurd waren : men andwoorddeniet dan met die oprechte toejuichingen, met die uitroepingen van 't hart, welken eertijds als eene behoefte der Franfchen waren geworden , wanneer zij hunne Vorsten zagen —■ Het doorluchtig paar begaf zig naar *t kasteel : dit oogenblik van verwijdering fmaru te het volk dat zig niet konde verzadigen van hun te zien, en om hetzelve te vrede te ltellen, vertoonden de vorstlijke perfoonaadjen zig weder op de gallerij (*). De (*) Men wi! ondertusfchen dat de blijken van liefde en eerbied welken men het doorluchtig paar zoo ruimfchoots gaf, meer luidruchtigheid verkregen, naar maate de hartstochten, welken als toen aan de orde van den dag waren, haar rekening bij dezelven vonden : de harten waren toenmaals getemd, zoo als zij in de laatfte jaaren van lodewijk den XIV, waren geweest; men begon de langduurige regeering van lodewijk den XV moede te worden; de geweldige flagen welke hij ge-  6b LEVENSGESCHIEDENIS van de grijsaart uit, zie hier honderd duizend menfchen die op u verliefd zijn (*). Men (*) Men zal ligtlijk befefFen dat in een'tijd waarin het de mode was niet anders te prijzen, niet anders te beminnen, dan deKroonprinfes, marie-antoinette , dat toen ook de geleerden en kutilteMaars in de algemeene vooringenomenheid deelden : dan, ach! meer dan één vau hun, die baar in den tijd van haaren voorfpoed recht deeden wedervaaren, heb. ben haar, in haaren tegenfpoed, gegriefd, met eene kwaadwilligheid , zoo zwart als onteerende voor hen, die voorbeelden van zulk eene fchaamtelooze tegen (tri jdigheid gegeeven hebben. Nog vinden wij aangemerkt, dat in de loftuitingen welken men haar toezwaaide, meer gemeenzaamheid dan waardigheid doordraaide — bij *t eindigen van een fchouwfpel , te Parijs, 't welk de Vorstin incognito had bijgewoond, bood dorat haar een agtregelig versjen aan, zimde van deezen inhoud: „ Hoe! doorluchtige Kroortprinfes! dacht „ gij n, achter een nieuwsgierige wolk, in deezen „ oord te kunnen verbergen ? wanneer Fenus „ van den hemel daalt, gevoelt men den godlijken „ invloed van haare majestueufe tegenwoordigheid; „ en wanneer gij de oogen verfchalkt , raadt het ,, hart der Franfchen dat gij bij hen zijt" -—men heeft dorat gevraagd, wat is een nieuwsgierige wolk ? en men heeft zig verwonderd" over 's mans  MARIÊ - ANTOINETTE. 61 Men wil dat de jonge echtgenooten, den zelfden avond, naar Ferfailks wederkeerden: hoe 'is mans hersfenfchilderij, waarin de Dauphine wordt •foorgefteld als zig verbergende achter een wolk die nieuwsgierigheid bezit; maar vooral heeft men aangemerkt dat zijne verfen alleenlijk betrekking hadden op de fchoonheid der Kroonprinfesfe: Fenus, heeft men gezegd, was de Godin niet,bij welke hij haar had moeten vergelijken: haar ziel leverde eene onuitputbaare bron van waare loftuigingen op, en alle welken meer gefchikt waren om de achting van het volk voedfel te verfchafFen alle de eerezangen die men haar aanbood, liepen over dezelfde gedachten, welken men echter,ten hoogften genomen, iu 't voorbijgaan had moeten aanüippen, om zig bij gewigtiger denkbeelden te bepaalen. Na dat de beeldhouwer le moyne, het borstbeeld van de Prinfesfe had vervaardigd, wilde hij haar toonen dat hij ook dichter was, en dat hij haar in verfen wist te prijzen : met dat oogmerk bood hij haar een dichtftukjen aan, van den vol. genden inhoud: „ Wat heeft dat borstbeeld mij „ veel gekost! ik meende de tedere glimplach, de zachte trek der vrolijkheid van de bevalligfte nimph, en de grootfche zwier der edelheid en majefreit van een volmaakte Prinfes naargebootst s, tehebben: fier op mijne kunst, en op uwe fchoon5J heid, verbeeldde ik mij meer dan tienmaal, dat ,, mijn  6& LEVENSGESCHIEDENIS van hoe geestig was niet het zeggen van dé jonge Vorstin tegen lodewijk den XV* dieri „ mijn werk volbragt was; dan, terugkeerenden „ waart gij weder veel fchooner geworden: zal ik „ umijne verlegenheid, mijnefchaamteen mijn wan5, hoop belijden? ieder week, ,ieder dag bragt iet „ toe aan uwe bekoorelijkheden, en mijn talenE „ fcheen telkens te verminderen : als ik u ver„ liet ftortte ik traanen, en ik,beefde u wederte„ zien. De gelukkige bedriegerij van den bijtel 5, zoude te vergeefsch alle haare krachten infpan,, nen om de Natuur te volgen, wier vermogen on„ bepaald is; maar de kunst moet, op zekere hoog„, te, (taan blijven — ik meen het bekoorelijkfte hoofd voltooid te hebben, en lever dit marmer „ aan den nakomeling over; hij zal gelooven dat „ ik gevleid heb; maar de tijdgenoot, ziende dac „ gij veel fchooner zijt dan mijn borstbeeld u voor„ (lelt, zal mijne onbekwaamheid belagchen, ea „ zeggen, le moyne is verre beneden het ori3j gineel gebleven." In deeze verfen wordt alleenlijk over de fchoon. heid der Dauphine gefproken; doch haar te vergelijken bij de bevalliglte nimph, en uittewijden over haare bekoorlijkheid, kwetste indedaad veeleer de achting die men haar perfoon verfchuldigd was, dan dat het dezelve zoude uitdrukken; voords bevat het dichttrok niet dan een gewoon compliment, 't welk de  7o LEVENSGESCHIEDENIS van Er was naauwlijks een maand verlopen, federt lodewijk de XVI coc den troon was lijke wijze Irare vertroostingen in den boezem van het ongeluk had uitgeltort, gaven haare aandoeningen onbetwistbaar te kennen, dat zij /.i \, vo >r dat oogenblik, béfchouwde als de gelukkigste der vrouwen; 't was dan dat zij zig geluk we:;schte met haare verheffing tot eene waardigheid, die haar ver« oorlofde veel te geeven. Wat, aangaande deeze daad, de dichters betreft, wel verre dat zij deVorstin,als om firijd, den wierook zouden toegezwaaid hebber., over zulk een waarlijk edelmoedig en menschlievend bedrijf, gewaagde geen hunnervan't zelve,even als ware inen overeengekomen om de deugden der Vorstinne nooit met den verdien, den lof te bekroonen maar toen dat zeifde driejaarig kind, van 't welk in den text gefproken is, door de koorts was aangevallen, en welken aanval men hield voor het gevolg eener omhelzinge van deszelfs doorluchtige weldoenster, die, op dat oogenblik, zelve eenigzins ongefteld was, toen vloogen de dichters andermaal ter penne , om de Vorrsia weder van die niets betekenende aangenaamheden te zeggen, door welken haaren ijdelen waan, zoo die zwakheid haar eigen geweest ware , geftreeld zoude hebben kunnen worden: één van hun flelde haar een zeer uitgebreid dichtftuk ter hand, in't welk hij»  MARIE - ANTOINETTE. 71 was gekomen, toen de jonge Vorstin meende den Koning , als mede zijne broeders, te moeten overhaalen om zig de kinderpokjens te laaten inënten: de drie Prinfen bewilligden in haar verzoek , maar de inenting was nog niet algemeen goedgekeurd, en de Geneesheeren van't hof, voor de gevolgen vreezende, bleeven, desaangaande, hunne raad en hulp volmondig weigeren ; ook vervoegden verfcheide lieden zig bij de Vorstin, haar de ge- vaa- hij, tegen 't zieke kind fpreekende, zeide: „ Een ,, eenig kuscbjen van Venus heeft het vuur in uwe aderen ingedrongen; o draag dat ligtliik voorbij.. ,, gaand kwaad! het maakt u te benijdenswaardiger: „ ach, kind! mogt het gevaar daarvan u, geheel „ uw leven door, onbekend blijven ! zoo jong te „ lijden betekent weinig; gij zult naauwlijks ge„ voelen dat gij herftelt; maar eenmaal zult gij „ derven van genoegen, als men u de oorzaak van „ uw lijden voor den geest brengt" — wie zalontkennen dat deeze woorden zulk eene aartigheid bevatten, welke verre beneden de waarde is der weldaadigheid die hier, in de eerste plaats, in aanmerking behoorde gekomen te weezen? DE VERT. E 4  7% LEVENSGESCHIEDENIS van Vaaren voorhoudende welken uit de inenting zouden kunnen voordvloejen, gelijk ook de verwijtingen die men haar, met recht, zou-. de kunnen doen, ingevalle er eenig ongeluk mogté gebeuren : men trachtte , eindelijk, ten minden zoveel te verkrijgen, das de Prinfen zig niet dan de een na den an^ der zouden laaten inenten; dan, de Koniiir gin bleef ftandvastiglijk bij haar gevoelen, en de drie broeders gingen naar Marly, alwaar de Heer richard ijauberthon, bijgenaamd, Richard zonder vrees, uit hoof-, de van de onvertfaagdheid met welke hij deeze zaak ondernam, hen de kinderpok^ jens inentte (*), Van (*) 't Is niet te begrijpen ho,e marie-antoinette zoo verblind heeft kunnen weezen nopens den goeden uitflag der inëiuinge : hoe veel goeds zij van die kunst-ziekte mogt hebben hooren vertellen, kon het haar echter niet onbewust weezen dat er in Eurepa zeer kundige Geneesheerert waren, die geheel geen vertrouwen op dezelve fielden: de Koningin was naauwlijks negentien jaar püd; des had haare jongheid, eu niet minder haaie foe, ha?r, desaangaande, natuurlijk, wan-  ?8 LEVENSGESCHIEDENIS va,n hielden als maximiliaan in Frankrijk bleef: offchoon nu deeze zaak de Koningin zeer diep ter harte ging, heeft zij echter in geene omftandigheid van haar leven getoond dat zij meer aan dezelve dacht. 't Was bij de plechtigheid der krooning dat haare voorname bedoeling fcheen te zijn , het goed gevoelen dat men zo lang van haar gekoesterd had, doch nu eeniger mate fcheen te verminderen weder te doen herleeven: met dat oogmerk ontftal zij zig aan haar gevolg; verkoos zig onder de menigte te verliezen; liet zig van ieder naderen; fprak met ieder , en voornaamlijk met ongelukkigen: de behoeftige lieden nam zij bij de hand, geleidde ze tot haar' Gemaal, en zeide tegen hen: Zie daar uw goeden Koning: hierop door de menigte toege. juicht zijnde, vervolgde zij : Gij fchept vermaak in ons te zien, en wij verheugen ons nog veel meer, over het zien van uwe verknochtheid aan ons — Zacht, zacht wat, Mijne heer en! riep zij de lijfwacht toe,  oo LEVENSGESCHIEDENIS van en zekerlijk zal de naneef zig hooglijk ver* wonderen,daarover, dat, (indien ik mij zoo mag uitdrukken,) de ftukken van 't fchavot, waarop lodewijk de XVI, en marieantoinette, 't leven verloren hebben, gereed gemaakt, en van tijd tot tijd verzar meld zijn, in 't midden van hun eigen hof, ja zelfs in den boezem van hunne bloedverwanten- (*). Reeds verwijl, de beledigingen, der zuivere onfchuld gedaan, openlijk tegentefpreeken, en alzo dezelven te doen fterven? DE VERT. (*) Ongetwijfeld zal de naneef zig desaangaande verwonderen; want immers kan men, met reden, vraagen, welk belang konden de hovelingen toch hebben in den val der Koninginne, daar dezelve dien van den Koning zekerlijk na zig moest fleepen? was 't niet de bron doen opdroogen van alle de weldaaden die zij genooten, zowel als van die op welken zij nog. konden hoopen? — die vraagen fchijnen alleenlijk daarom gegrond te zijn, om dat zij gedaan worden na men heeft zien gebeuren het geen werkelijk gebeurd is; want de Grooten die zig onledig hielden met de Koningin te lasteren , voorzagen niet dat hunne listen zulke verfchrikkelijke gevolgen voor- henr  'MARIE-ANTOINETTE. ^ Reeds federt ruim zeven jaaren was de dochter van maria - theresia , Gemaalin van lodewijk den XVI geweest, zonder nog moeder te zijn: aldra Hond eene partij op, wier hoop en uitzichten gegrond waren op deeze waarfchijnelijke onvruchtbaarheid; doch het duurde niet lang of zij werd, desaangaande, teleur gefteld; want de Koningin werd zwanger: dit nieuws fcheen meer henzelven zouden hebben . de hovelingen, over 't algemeen genomen , zijn , van alle men. fchen , minst bekwaam om het toekomende t*. voorzien: het tegenwoordige oogenblik is, voor hen, alles — ,, De zucht om te heerfchen, en de „ gouddorst," zegt salustius, „ zijn de oorzaak „ van alle elenden:" deeze zucht brandt gewislijk ia 'thart van een' hoveling die geen andere Godheid kent dan zijne hartstogten, en doet hem alles onderneemen. Men oordeele over het verdriet, over de woede der Grooten van deeze clasfe , toen zij moesten zien dat de Koningin elders die gunften fchonk, welken door deeze hovelingen befchouwd werden gis aan hun alleen te behooren: dit befefFende zaL men zig niet verwonderen dat marie - antoipsettf. hevige en onverzoenlijke vijanden heeft gevonden, onder de lieden die haar omringden. de vert.  92 LEVENSGESCHIEDENIS van meer invloeds te hebben op de geestlijkheid en den krijgsman, dan wel op het overige gedeelte des volks : alle de Prelaaten gaven bevel tot het doen van openbaare gebeden , en de krijgslieden, voornaamlijk de cavallerie en infanterie van de Koninginne zelve, gaven feesten , en deelden aalmoesfen uit (*): marie-antoinette ver- dub- (*) Zeker Fransch dichter, vervaardigde, op de blijken der hoogachting en toegenegenheid van de in den text gemelde twee regimenten, een dichtjen, 't welk ik in de oorfpronglijke taaie, den leezer die dezelve taal verftaat, zal mededeelen , van meening zijnde dat het door 't vertaaien veel van deszelfs aartigheid zoude verliezen: men kan er tevens uit zien hoe alstoen die geenen dachten welken federt zo geheel flecht gedacht hebben: dus luidt het versjen: Courage, ntesfeurs de la Reine, fous vous Itgnalez aujourdhui; Pour notre augufte Souvereine, Du Ciel vous implorez Pappui: Un Colonel femblahle Vaut bien que l'on fe met te en frats, Tuisquè nos yeux tont le rend adorable, Spn rang, fon fexe et fes attraits. re-  MARIE - ANTOINETTE. 93 dubbelde, aan haaren kant,de weldaadigheid omtrent de armen, en voornaamlijk bedacht zij die huisvaders welken , door de geftrengheid der wetten, gevangen gehou. den werden , om dat zij niet konden betaalen het geen zij fchuldig waren voor het voedzel van hunne eerst geborene kinderen (*). De Voyant ces braves militaires Demander tous, que l''Eternel, Senjible a leun justes prières, Fasfe accoucher leur Colonel; La ville toute entière S'y joint, avec empresfement •■ Lorsqtfilisagit d'une Reine fi chère, Nous fommes tous da régiment. de vert. (*) de beaumont, Aartsbisfchop van Parijs, gevoelde al de waarde van deeze foort van weldaaden: hij liet er zig , bij zekere gelegenheid, dus over hooren: „ De gebeden der armen zijn zeer „ krachtdaadig : en wat zullen niet verkrijgen de „ gebeden van zoo veele ongelukkigen , die,door „ het onverwacht herkrijgen van hunne vrijheid , zijn wedergegeven aan hunne familiè'n, en aan „ hunne kinderen, welken de hulp van hunne va- „ ders  9i LEVENSGESCHIEDENIS van Dc Koningin wenschte vuuriglijk van een* Prins te verlosten, dan vergeefs, zij mogt dien wensch niet bekroond zien: op den 19 December 1778, beviel zij van eene dochter: 't bericht daarvan trof haar zoo geweldig, dat de Genee&eeren , voor een oogenblik , aan haar leven wanhoopten (*). •C ■ In- „ ders inriepen, ten zelfden tijde dat zij de on„ fchuldige oorzaaken van derzei ver gevangenfchap i, waren J * d e vert. (*) Men zal ligtlijk befeffen dat de hovelid. gen, om de Koningin te behaagen , hadden voorfpeld dat zij een' Prins ter wereld zoude brengen; onder anderen had de beruchte Graavin van Beau. harnois haar zulk eene voorfpelling gedaan,en was na de bevalling der Vorstinne, ten uiierfïén verlegen dat zij zig zoo deerelijk had bedrogen; marieantoinette beklaagde zig desaangaande tegert haar, en de Graavin reddede zig uit haare verlegenheid op zulk eene wijze als wij bevorens gezien hebben dat de fVeener hoveling zig, uic de. zelfde verlegenheid , gered had:zij Helde naamlijk; der Koninginne een vierregelig versjen ter hand, waarin zij, zig als een tovergodes voorgedragen hebbende, zegt: Ondertusfchen moet ik u bekennen; dat mijne voorfpelling alleenlijk daardoor gemiit  MARIE - ANTOINËT TE. 95 Inmiddels was marie-antoinette haar behoud verfchuldigd aan de bekwaamheid en ftandvastigheid van den Heere dé Vermond, een ervaren Heel- en beroemd Vroed - meester , die, niet alleenlijk tegen hetadvis dergeheele faculteit aan, maar ook in weêrwil der bedreiginge, van hem verandwoordelijk te zullen ftellen voor' 't leven der Koninginne , haar een laating op de voet deed , waardoor zij van voor de poorte des doods terug gebragt werd: die wenfchelijke uitflag konde echter niet verhinderen dat men luidkeels fchreeuwde tegen de verheffing van deezen man, dien de Vorstin aan haar' dienst had verbonden, op aanbeveeling van den Abt de vermond, deszelfs broeder. Die zelfde Abt de vermond was, in -is, dat ik , mijn boek opgaande, het tweede blad voor V eerfte heb genomen: deeze regels , hoewel mogelijk niet zoo vol van fchranderheid als die van den Abt metastasio, (zie bladz. 10 reeds gemeld,^ hadden echter 't geluk van de Vorstin te be haagen, die altijd rekening hield van 't geen men haar aangenaams zeide. de vert.  q6 LEVENSGESCHIEDENIS van in hoedanigheid van onderwijzer der Prinfesfe , naar JVeenen gezonden , toen men haar huwelijk met den Dauphin had voorgemeld ; en nu marie-antoinette Koningin was geworden, dacht zij voor deezen Geestlijken niet te veel te doen, wanneer zij hem tot haaren voorleezer benoemde : de vrije toegang die hij , uit krachte van deeze post , tot de Koningin had, bragt de afgunst weldra in beweeging; men fchaamde zig niet te zeggen, dat de Vorstin hem om geene andere reden in haaren dienst had genomen, dan om dat hij ftaatzuchtig was, en de vereischte gefchiktheden bezat om een tweeden mazarin te worden: immers had dit verzinfel van zelf moeten vervallen, toen men zag dat die, zoo genaamd, ltaatzuchtige Abt, die zoo gevreesde intriguant, zig nimmer boven de eenvouwige waardigheid van voorleezer verhief (*); doch, (*) Daarenboven deed de Abt de vermond nooit iet voor zijn familie, of voor zijne vrienden: men heeft niemand, in geheel Frankrijk, hooren zeggen dat hij zijn amt of waardigheid, aan deezen Geest- '  MARIE - ANTOINETTE. 9? doch wanneer de laster eenmaal haar vergift heeft toebereid, ftort zij. het uit, zelfs op de onfchuldigfte bedrijven. Een oud gebruik in Frankrijk wildé dat 's Konings kinderen , kort na dcrzelver geboorte , eene dompeling ondergingen ) ten einde er dan tijds genoeg warë tot het in gereedheid brengen der ceremoniën voor een prachtigen doop ; doch marie-antoinette begeerde dat^ des- aan- Geestiijken verfchuldigd was; alleenlijk heeft hij; gelijk wij in den text gezien hebben , zijn'broeder; als vroedmeester bij de Koninginne voorgedragen j en al ware het dat MARiE-ANToiNETE,den Abt; en deszelfs broeder die baar uit de kaaken desdpods verlost had , in het fchitterendst. fortuin hadde doeri deelen, zoude zulks haar ten kwaade geduid hebben kunnen worden ? omtrent wien toch zullen wij erkentelijk weezen; zoo niet omtrent den geenen die ons van den boord des graft terug gébragt heeft? — intusfchen heeft de Koningin geen' der beide broeders, de vermond, immer eeri bijzondere gunst bewezen; doch wel verre van zulks in aanmerking te neemen, rekende men de eenvouwi* ge achting die zij haaren verlosfer en deszelfs broeder toedroeg, haar tot eene misdaad aan. de Vert« G  98 LEVENSGESCHIEDENIS van aangaande, geen uitftel plaats zoude hebben; derhal ven werd de jonggeborene nog ten zelfden dage , door den Cardinaal de rohan, gedoopt: haar Gevader was de Koning van Spanje; haar Doopmoeder de Keizerin Koningin, en zij ontving den naam van maria-theresxa-charlotte: zij is die Prinfes welke thans* 'aan 't hof te IVeenën is (*),• dezelfde Prinfes, die door de Franfchen, om zoo te fpreeken , in de fchaale is gelegd, tegen lieden, welke door diezelfde Franfchen, na dat deezen hunne oogen wegens hen geopend hadden, loon naar werken ontflngen. Zoixz de Vorstin herfteld was, ging zij naar Parijs, om aldaar den Godsdienst bij— tewoonen, in de Kerken van Onze lieve vrouwe, en van St. Genoveva, en om haare dankzeggingen aan den Almagtigen optezenden: bij die daad van Godsdienstigheid voeg. (*) Onze fchrijver gaf, in 1797, dit zijn werk in 't licht; daarna, den 8 Hen Junij 1799, is mariatheresi a-ch arlqtt e gehuwd, met den Graave yan Angoulime. DE VERT.  MARTE - ANT01NETTË. oo voegde zij veele anderen van menschlievend* heid; zij fchonk honderd meisjens,die door de Priesters der Parochiën van Parijs uitgekozen , en der Vorstinne aangeboden wer* den , een huwelijksgoed: men richtte, Zowel in Parijs voornoemdals in veele andere Heden, vreugdebedrijven aan, ter eere van de jonge Prinfes, en marie-antoi* Nette bleef aanhoudend beveelen dat de armen, die zij mede als haare kinderen be* fchouwde, niet vergeten moesten worden ï de tooneelfpeelers gaven , om niet , eene vertooning, bij welke gelegenheid het volk zig onder hen mengde, met hun danste, en, op de omftandigheid toepasfelijke choorzangen zong; men deelde ook ververfchingen onder de aanfchouwers uit, die onvermoeid hunne vreugde deeden blijken} voornaamlijk door 't roepen van Leeva de Koningin! en door het doorluchtig kind , 't welk zij Frankrijk had gefchonken, onderfcheidene gezondheden toetedrinken Q*y Lyon muntte door haare vreugde- be» Ten fchouwburge , in den text bedeeld, geG a bsftf*  !óo LEVENSGESCHIEDENIS vas bedrijven uit ; aldaar vertoonde de" toegenegenheid des volks zig in al derzelver zuiverheid : 't was de laatfte maal niet * in onze eeuw , dat deeze ongelukkige ftad beurde aistoen het volgende: 't was , bij dergeIijke plechtige gelegenheden , een gebruik, dat de koolenbranders in de loge van den Koning, en de vischvrouvven in die der Koninginne zateu ; eeneu en anderen vonden nu, in den fchouwburg komende, gcnelde plaatfen bezet; dit deed hen luidkeels fchreeuwen tegen de overweldiging van hun voor. recht; in 't bezit x-an welk zij federt eenonheugelijken tijd geweest waren, en vorderden in dat voorrecht onmiddelijk hertle^d te worden Heden zien wij uit de hoogte onzer wijsbegeerte, met medelijden op zulke vorderingen neder ; wij kunnen flaamvlijks gelooven hoe men zoo veel gewigts aan zulke beuzelingen heeft kunnen hechten ; maar is men niet hoogst gelukkig wanneer men, door onfchuldifte voorrechten, het moejelijke van den dagelij kfchen arbeid, waaraan een gedeelte des volks onderworpen is, kan verzachten ? Om het gemeld ongenoegen te doen ophouden, plaatsten de tooneelisten de koolenbranders, op het tooneel, aan deifkant van den Koning, en de vischvrouwen aan dien der Koninginne, waarmede ieder te vrede was, en waardoor, derhal ven , de rust hc-rfteld werd. DE VERT,  MARIE-ANTOINETTE. ioi ftad ten voorbeelde moest verftrekken (*). Weldra had geheel het volk andermaal reden, (*) De ftedelijke Regeering gaf, zeer verftandig gefchikte feesten, op welken't goede volk de beeld* nis der Vorstinne, bij herhaaling, voor oogen gebragt werd : bij uitneemendheid fraai was het vuur« werk dat ter dier gelegenheid werd afgeftoken; boven 't zelve vertoonde zig de beeldnis voornoemd, in een medaillon, die Vastgehouden werd door twee geniën, welken het afbeeldfel met bloemen verderden; in een bijfchrift las men deeze woorden: Zij is ook moeder van haare onderdaanen. ; De dichters bezongen, als om ftrijd, de geboorte der jonge Prinfesfe, en zij waren, voor deeze keer, rechtvaardig omtrent de Vorstlijks moeder; zij' fpraken van haare deugd, en van de eerbied welke zij-waardig was; één van hun, KoëL jjenaamd, (een man bij ons Nederlanders te over bekend,) bood haar een zeer lang vers aan, het welk met deeze woorden floot: Haar eigen beeld te vervienigvuldigen, is een nieuw onderpand geeven van de liefde welke zij voor ons voedt andere verfea fchilderden niet minder fterk de gevoelens welken de Franfshen, ten dien tijde,voor hunne Koningin koesterden, en inde openbaarmaaking van welken zij eene eer fielden: één der bedoelde dichters laat zig aldus hooren: In aller harten ontwaarde ik Ijefde sn vreugd: ik zag de geheele ftad ah in brand, G 3  loa LEVENSGESCHIEDENIS van den, om zig aan de dronkenfchap der vreugde overtegeeven: de Koningin werd ten tweeden maale zwanger, en ftaande deeze nieuwe zwangerheid , ontving zij een nader bezoek van den Keizer haar' broeder: hij kwam den 29 Julij te Parijs, doch vertrok weder, reeds vijf dagen daarna (*). Ma- ten blijke van toegenegenheid 0 Franfchent onftandvastig en tegelijk jlandvastig volk! koe be• haagt, hoe bekoort, hoe verrukt mij uwe aangeyaame dronkenfchap I 't is dan tog waar dat men fomtijds uwen aandagt kan bepaalen; V is dan tog waar dat, offchoon gij vaak van minnaaresfen ver* andert, gij uwe Koningen evenwel getrouw blijft. DE VERT. (*) Uit de kortheid van dit verblijf werd de gisfïng geboren, dat zaaken van de hoogde aangelegenheid den Keizer te Verfailles hadden doen komen;doch, waarfchijnelijk, heeft hij geen ander oogmerk met deeze zijne reis gehad, dan om zig, door zig zelven,te verzekeren, dat hij,door de (laatkunde van lodewijk den XV[ niet gehinderd zoude worden in de uitvoering van de breede ontwerpen waarvan hij toen zwanger ging. Hij zettede die ontwerpen vervolgends ook voord met eenen fpoed , en eene onbuigbaarheid, welken fgn, gedeelte van zijne fghatten verflonden; hem op 01»-  MAPJE - ANTOINETTE. 103 Marie-antoinette wenschte nu mogelijk nog fterker dan de eerfte maal, van . ' een* omtrent tweemaal honderdduizend man te ftaan kwamen, zijne gezondheid benadeelden, en zelfs z;jne dagen verkortten. josEPii de tweede wilde de geheele wereld in opftand brengen: terwijl hij zijne eigene Staaten, door onbedachte, onrijpe en grootendeels onftaatkurdige nieuwigheden beroerde, verbond hij zig, aan den anderen kant,met de Keizerin van Rusland, om het Turkfche Rijk te bemagtigen : in den waan dat hij op zijn uitgebreid grondgebied nog te eng bepaald was, trachtte hij hetzelve uittebreiden , en begeerde zig niet langer, met den enkelen tytel van Roomsch Koning te vergenoegen. De dood hield"hem aan den ingang van zijn loopbaan ftaande, en -ten bewijze dat eene ftille overweeging hem tot een wijs Vorst gemaakt zoude hebben, verftrekt dat, daar de zekerheid' van zijn dood hem al de ervaarenheid van een hoogen ouderdom gaf,.hii zelf verfchrikte over zijne reusachtige ontwerpen : in 't berouw dat hij desaangaande betoonde, en welk berouw zijne nagedachtenis ter eeuwige eere verftrekt, tekende hij zelf den weg «f dien hij had moeten volgen om waaren roem te bebaaien. De Koningin zag haar' broeder nu, even als bij zijn eerfte bezoek, zijn' rang en zijne waarG 4 dig'  ii4 LEVENSGESCHIEDENIS van dat zij zig gevreesd maakte en te gelijk deed aanbidden en beminnen (*). Zodra men de nijpende winter van 't jaar 1783. begon te gevoelen , deed de Vorst- s al 3 c •'■ in (*) Intusfchen was haare zachtheid en vriendJjkLeid omtrent haare kinderen altoos gepaard met eenen eerbiedwekkenden ernst, welken zij in haaren vriendenkring niet fcheen te kennen ,• nooit fprak zij met haar kroost dan in de taal der reden; nooit beftrafte zij het uit grilligheid, of om dat zij kwalijk gehumeurd was: haar dochter mari a-th e r e s i acharlotte is, naar men verzekert, een leevend en onbetwistbaar bewijs van de verlichte zorgen, welken haare moeder heeft aangewend, om haare kinderen de deugden en verdienden van derzelver ouders te doen verkrijgen. M ar1a-theresia-ch arlotte bezit al de vriendlijkheid, al de zachtmoedigheid, al het medelijden met ongelukkigen , dac lodewijk de XVI en marie-antoinette bezeten hebben, en daarmede vereenigt zij die kennis welke iemand van haare jaaren tot het uitmuntendfte cieraad verftrekt : ondertusfehen heeft zij, in 't midden der ftaatsftormen, haare opvoeding ontvangen , en zij was naauwlijks het kinderkleed ontwasfen , toen haare doorluchtige leermeesteres haar reeds ontrukt werd. de vert.  MARIE-ANTOINETTE. 115 in vijf honderd louifen, uit haar fpeelbeurs, onder de noodlijdendfte behoeftigen uitdeelen : toen zij die fom den Lieutenant der Policie ter hand Helde , voegde zij er de volgende woorden bij: (woorden die mogelijk meer waarde hadden dan de weldaad zelve :) Nooit waren uitgaaven mij aangenaamer — thans liet men haar, voor een oogenblik, recht wedervaaren; de zegeningen der ongelukkigen deeden de kwaadwilligheid der nijdigaarts zwijgen; zelfs richtte men in één der ftraaten van Parijs een monument van ijs en fnecuw voor haar op, en men graveerde lofverfen in hetzelve (*); dan, de zon .deed weldra het mo. nument fmelten, en nog veel fpoediger hernam de laster haar vermogen. Verjailles en Parijs waren niet de eenig- He (*) Die verfen waren van deezen inhoud; ,, Eert „ Vorstin , wier goedheid haare bevalligheden over„ treffen, bekleedt hier de,plaats naast een' vveldaa„ dig' Koning: dit broos gedenkteken is, ja, van „ fneeuw en ijs, maar onze harten zijn niet zoda„ nig voor haar," BE TEttT. II a  n 6 LEVENSGESCHIEDENIS vaü fle tooneelërt van de tallooze weldaaden welken de Vorstin bij deeze gelegenheid uitdeelde: zekere boerin , eene Weduwe, en moeder van verfcheide kinderen, was, in 't binnenste van eene der provinciën, in diepe armoede gedompeld, en welke elende niet weinig verzwaard werd door de ftreiigheid van 't jaargetijde: deeze ongelukkige vrouw ontving, aan haaren kant als door een wonderwerk, zekere fomme gelds, welke een einde maakte aan haare elenden: na Weinig bedenkens niet kunnende twijfelen 'aan de bron waaruit deeze weldaadige onderHand haar toevloeide, Helde zij der Vorstinne een treffend dankdicht ter hand, het welk men toen in verfcheidene nieuwspapieren en tijdfchriften geplaatst vond. Marie - antoinette was een zoo goede vriendin, als zij tedere echtgenoote en zorgelijke moeder was: haar grootfte 1 vermaak beftond daarin, dat zij, in 't midden van haare geliefdfte vriendinnen , zig ontdeed van dien ernst, van dien dwang, welke de etiquette van 't hof anderzins van haar vorderde. Met  MARIE - ANTOINETTE. 117 Met twee aanzienlijke vrouwen was de Vorstin, op het naauwfte verbonden; naamlijk, met de Prinfes de lamballe, en met de Hertogin de polignac (*). The- (*) Zij had ook eene bijzondere genegenheid voor de Tantes van lodewijk den XVI: die genegenheid doet haare nagedachtenis eere aan ;maar de Vorstin verfchilde met die Prinfesfen te veel in jaaren, dan dat er immer andere betrekking tusfchen haar plaats gehad zoude kunnen hebben , dan die van belang aan den kant der Prinfesfen, en van eene hoogachtende onderwerping aan den kant der jonge Vorstinne : de band van eene naauwe en waare vriendfchapvorderd eenige overeenkomst van jaaren en van fmaak, en die vriendfchap kan niet beftaan zonder eene onderlinge gemeenzaamheid. Maar marie-antoinette bezat eene waare vriendin, en aan welke zij ook ten naauwften verbonden was, jn Prinfesfe e lisabeth, zuster van lodewijk den XVI: zie hier eene anecdote wel* ke ten bewijze daarvan verftrekt: Toen gezegde Prinfes elis abet h naarde gevan. genis overgebragt werd, wist zij niet dat de Koningin haar naar 't graf vooruit gegaan was; deeze, meende zij, bevond zig in die zelfde gevangenis, waarvan de naam haar nog onbekend was, toen zij er ingebragtwerd: de cipier haar dien naam gezegd hebfecnde ? riep zij uit, terwijl de traanen uit haare H 3 oogen  m8 LEVENSGESCHIEDENIS van Theresia-louisa van Savojen - Carignan, weduwe van den Prinfe de lamBalle, en eenigfte dochter van den Hertog van Penthièvre , moet Ongetwijfeld een voorbeeld van deugd geweest zijn; want geen een fchotfchrift-fchrijver van dien tijd heeft de ftoutheid gehad haar met zijne venijnige beeten , voor welken de braaffte en achtingwaardigfte menfchen maar al te veel blootftonden, aantevallen : haare beulen zeiven durfden de handen niet jian haar Maan , kunnende 't oog waarmede zij hun aanzag niet verdraagen ; en had niet één der infaame aanhangers van den Hertog van Orleans haar de eerfte Hagen toegebragt, nog zoude zij het geliefkoosd voorwerp geweest zijn der bewondering en hoogachting van allen , die het vermogen der deugd erkennen. Lo- oogen vloeiden: God zij geloofd! Hij ziet in genade ep mij neder , daar Hij mij vergunt, vóór mijn g'aod, mijne zuster, mijne vriendin nog eens te zien t$ te omhelzen. Van deeze Prinfes elisabeth wordt getuigd dat zjj deugdzaam en beminnelijk ge* mm !§• de vert,  MARIE-ANTOINETTE. 119 Lodewijk de XVI, wiens gevoelige ziel beter gefchikt was dan iemand anders, om deeze deugdzaame Prinfes op haare rechte waarde te fchatten, zag niet Hechts met het hoogde genoegen de naauwe verknochtheid tusfchen haar en zijne Gemaalin, maar beijverde zig ook bij aanhoudendheid om die vriendfchap aantcmoedigen , en derzelver band nog naauwer toctehaalen: Ik zie met genoegen , zcide hij eens tegen de Koningin, dat Mevrouw d e lamballe u niet verlaat: gij bemint haar derhalven? — Ach, Mijnheer/zndwoordde zij, de vriendfchap van de Prinfes de lamballe, maakt het genoegen van mijn leven uit: oogenbliklijk benoemde de Vorst die Prinfes tot Opper - intendante van 't huis der Koninginne , en tot hoofd van haaren Raad (*). De (*) Men zal ligtlijk begrijpen dat de Prinfes j>e lamballe zig, zoo wegens haare geboorte, als wegens haare verbindtenis met de Bourbons, béfchouwde, als niet beneden de waarde van eenige gunst, hoe genaamd: dit vastflellende moet men de gemaatigdbeid der Koninginne prijzen, daarin betoond, dat zij, H 4 al"  ?2o LEVENSGESCHIEDENIS va* De Hertogin de polignac deelde met haar de vriendfchap der Vorstinne : deeze Hertogin behoorde tot de familie van pol astron, en was op haar zeventiende jaar gehuwd met den Graave julius van Polignac, uit wiens zeer oudgeflacht, oorfpronglijk uit de Provincie Auvergne, is gefproten de Kardinaal van dien naam, in de gelukkige eeuw van lodewijk den XIV beroemd, door zijn overheerelijk dichtftuk UAnti - Lucrèce, en door zijne bekwaamheid in 't beftuuren van onderhandelingen (*): de Hertogin de polignac onthield zig in haare Provincie tot op 't oogenblik alles voor deeze tedere vriendin kunnende verkrij|en, echter niets voor haar verzocht; zig bepaalde bij 't geen de Koning zelf haarentwege had gedaan. p e vert. (?) to de wijk de XIV, een zeer zorgvuldig waardeerervan verdienden, zeide, na met den Abt de polignac, toen nog jong, in gefprek geweest te. z,ijn : Ik heh een1 man gefproken, en een" jongeling ffi. mij altoos tegengefproken, en mij echter altoos. Ipbaaizd heeft. pe vert.  MARIE-ANTOINETTE. i*\ blik dat de zuster van haar' Gemaal een plaats verkreeg in 't huis van Mevrouwe de Graavinne van Artois; dit gaf haar, zor wel als Graaf julius, gelegenheid om , van tijd tot tijd, aan 't hof te verfchijnen — De Graavin was een bevallige en fchoone vrouw; zij danste en zong fraai, en was zeer welfpreekend. De Koningin, die haar wel. dra onderfchcidde, en de eigenfchappen van haar hart, gevoegd bij haare uitwendige bevalligheden, en bij haare talenten, erkende ^ergunde haar deelgenoote te weezen van haare bijzondere gezelfchappen , en vereerde haar vervolgends met haare vrieiadfchap : terftond maakte men hierop bittere aanmerkingen; tevens echter was men verwonderd dat van twee nieuwe vriendinnen , de eene niets vroeg en de andere niets gaf. Daar ondertusfehen de Graaf de polignac niet rijk was , en de Vorstin hem evenwel ten hove begeerde te zien , kon zij niet nalaaten hem de middelen te verfchafFen om er zig in e,en gefchikten fiand te plaatfen : zij verkreeg voor hem, dat hij haar' Opperstalmeester, na deszelfs II 5 ' over-  122 LEVENSGESCHIEDENIS van overlijden, zoude opvolgen; die post werd toen bekleed door den Graaf van Tesfé, welke, geene kinderen hebbende, zig over die befchikking op geenerleie wijze konde beklaagen : deeze gunst evenwel was het, die de nijdigaarts tegen het huis van polignac deed uitbarsten; van dit oogenblik af be gon men luidkeels te fchreeuwen, over de uitzondering waarmede de Koningin dat huis behandelde ; en men liet niet na alles aantegrijpen wat konde dienen om des Graaven crediet te knakken (*): zeker iemand trachtte de Graavin eens te ontmoedigen , en verlegen te maaken , door haar voortehouden , hoe men zig beijverde om haar bij de Vorstin in een haatelijk daglicht te (tellen ; dan hij kreeg ten andwoord : Ik ben geenszins beducht dat men mij (*) Om het gedrochtlijke van deeze handelwijze recht te befeffen, behoeft men Hechts tebedenken dat de gunst, welke zoo geweldig benijd werd, zeker niet boven de geboorte ging van een' man die in zijn gellacht een' Cardinaal , en verfcheide Ridders van de Heilige Geest-orde telde. DE VERT.  MAPJE - ANTOINETTE. 123 mij haar hart zal ontrooven; en zoo d& Koningin eenmwl ophield mij te beminnen, zoude ik het verlies van eene vriendin fchreien de beklaagen; maar evenwel geene middelen, hoe genaamd, aanwenden, om de goedheden te blijven gemeten van haar, die alsdan niets meer zoude weezen dan mijne Souvereine. Mijnheer en Mevrouw de polignag hadden eene dochter: de Graaf van Grammont vroeg haar ten huwelijk, en, bij gelegen, heid van deezen echt, vergunde de Vorst den Graave voornoemd, den tijtel aanteneemen van Hertog van Guiche; ook ftelde hij hem aan tot Capitetn zijner lijfwacht : lodkwijk.de XVI vergenoegde zich echter niet met deeze eerfte blijk zijner toegenegenheid ; hij zelf hield zijne Gemaalin voor, of het niet billijk zoude weezen, dat men den Graave de polignac meerdere bewijzen gaf van de achting die hij hun had ingeboezemd, haar verder verzoekende, den Gemaal van haare vriendin te zeggen, dat hij hem den tijtel van Erf-Hertog toeftond (*). De (*) Peeze nieuwe gunst, om welke de polignac een-  Ï24 LEVENSGESCHIEDENIS van De nieuwe Hertogin bragt bijna gehecf den dag door bij de Koningin , die , om haar nog naauwer aan zig te verbinden , haar de waardigheid van Gouvernante der Vorstlijke kinderen fchonk; de Prinfes de GuéMENéE was, daar haare eigene zaaken in 't riet geftuurd waren, verpligt geweest die post nederteleggen, Deeze bevordering deed de nijd nog veel harder fchreeuwen dan zij tot nu toe gedaan had; de huizen welken , wegens hunnen rang, aanfpraak meenden te hebben op de waardigheid die Mevrouw de polignac was gegeven, zagen zulks niet dan met afgunst en verdriet; dan, offchoon deeze vrouw echter niet verzocht had , deed het getal zijner vijanden niet weinig vergrooten, en vuurde den haat tegen hem nog geweldiger aan — lodewijk de XHI had, onberispt, de hooge waardigheid van Op. perbevelhebber over de krijgszaaken , mogen geeven aan een'edelman van duistere afkomst, en geboren in een gering ileedjen van het Graaffchapjen Fi. iiMisfin; en men vergaf lodewijk den XVI niet, dat hij een eenvouwig brevet van Hertog had ge^chonken,aaneen, edelman uit den huize van polignac — welk eene verandering van zaaken ! de ve&t.  MARlE - ANTOÏNETTE. 125 vrouw nu het voorwerp ware van de haat en de verbittering, had zij echter gemelde post alleenlijk uit achting en vriendfchap voor de Koningin aanvaard; want dezelve ftreed allezins met haare gewoone traagheid , en natuurlijke neiging tot rust; haar zwak geitel en altijd wankelende gezondheid kwamen mede zeer weinig overëen met de aanhoudende zorgen welken , dag en nacht, aangewend moesten worden, bij den jongen Dauphin, die mede zeer zwak, en altijd kwijnende was (*)* Om (*) Men kan zig geen denkbeeld maaken van de moejelijkheden welken voor de Graavin de poltgnac aan het bedoelde Gouvernantfchap verknocht waren; geen nacht ging er voorbij waarin zij niet opgeroepen werd, 't zij door haare eigene ongerustheid over den Dauphin, 't zij door deszelfs pijnlijk fchreeuweu — De menfchen die nimmer de hoogten beftegen hebben op welken zij voornaa'me perfoonaadjen zien ftaan , beoordeelen deezen, gemeenlijk, zeer kwalijk: gelukkig, zeker, hij die in den middeninaatigen ftand kan blijven; want zo 't geluk ergens gevonden kan worden, moet het ge. wislijk in dien ftaat zijn. d e v e rt,  126 LEVENSGESCHIEDENIS van Om den ftaat dien de Vorstin begeerde dat Mevrouw de polignac zoude voeren te kunnen goedmaaken; om alle de vreemdelingen van aanzien, zówel als de Koninglijke familie zelve, behoorelijk te kunnen ontvangen, moest deeze een aanzienlijk inkomen hebben; en op dat haar Gemaal haar de bedoelde onkosten zoude kunnen helpen draagen , benoemde de Koning hem tot Directeur der ftoeterijen en posterijen: dit was het laatfte tijdperk zijner verheffinge eene verheffing die waarlijk gering was voor een' man dien men, halftarriglijk , gunfteling van den Koning begeerde te noemen. Staande het ministerie van den Cardinaal de brienne verloor de Hertog de polignac, door de nieuwe fchikkingen van dien Minister, veele van zijne inkomften; doch hij betoonde daarover geene de minfte misnoegdheid, en de Vorstin zeide, terwijl zij zijne bedaardheid in deezen den welverdienden lof toezwaaide, dat niemand het recht had om zig te beklaagcn , vermids de Koning zijne bezuinigingen had begon-  MARIE-ANTOINETTE. p*j gonnen bij een' man dien hij de hoogfte achting toedroeg : men moet den Hertog 't recht laaten wedervaaren dat hij alle de administratiën, waarmede hij belast was, in zulk eene juiste orde heeft waargenomen , dat geen mensch hem, ook niet ftaande derevolutie, van eenige onrechtvaardigheid heeft durven befchuldigen. De Hertogin de polignac bezweek welhaast onder de menigvuldige bezigheden , die voor haar geftel en aart al te vermoejen. de waren, zoo dat de Geneesmeesters haar raadden naar Engeland te gaan , om te Bath de wateren te gebruiken: de gewoonte verbood ondertusfchen de Gouvernante der Vorstlijke kinderen afweezig te zijn ; derhalven bad de Hertogin de Vorstin om haar ontflag : deeze andwoordde met de vuurigfte tegenbeden, om toch niet verlaaten te worden , haar voorhoudende hoe hoognoodig 't was dat zij niet verwijderd wierd van eene vriendin , in wier boezem zij de bitterheid van haar lijden konde uitftorten : „ Gij moet," zeide zij, „ noch kunt mij verhaten; uw hare, hoop „ ik,  MARIE-ANTOINETTE. 133 gelaten om den Graaf van Orvilliers te verhinderen eene bataille te winnen, door wier goeden uitflag hem den ftaf van Maarfchalk van Frankrijk ten deele zoude gevallen weezen; doch daar men ten hove niet nalaat alles tegen te werken, verfpreidde men, ten zelfden tijde, dat orleans zig, geduurende den flag, diep in 't ruim van 't fchip had verborgen: 't was niet waar dat hij die blijk van lafhartigheid had gegeven; maar 't bericht van ooggetuigen verzekert , dat hij, sillerv , en zijne verdere eerlooze vrienden, het plan ontworpen hadden, en in de uitvoering van 't zelve ook Haagden, om, gelijk gezegd is, den Graaf van Orvilliers eene overwinning te doen mislukken , aan welke zijne goede fchikkingen, zoo men dezelven ingevolgd had, niet vergunden een oogenblik te twijfelen (*). De (*) Ten beteren verftande van deeze gewigtige gebeurdtenis dient het volgende : naar de beste berichten is er niet aan te twijfelen dat men toen reeds het ontwerp had gefmeed om groote wanor* des te veroorzaaken: aan boord van 't fchip , op I ^ 'twelk  i34 LEVENSGESCHIEDENIS van De koelheid met welke de Koning, vervolgends , den Hertog van Orleans, bij deszelfs 't welk orleans, toen Hertog van Charfres,z\g bevond, had eene zamenzweering plaats,die geene mindere ftrekking had dan het Franfche rijk zijne Zeemagt te doen verliezen: de Graaf van Orvilliers was. een zeer getrouw onderdaan, en geen Franschtnan, hoe genaamd, beminde den Koning meer dan hij, of overtrof hem in 't verlangen om iet tot den Toem van zijn vaderland te mogen toebrengen: hij deelde ook ia de achting van zijnen Vorst en van het volk; dan,die achting konde hem niet befcher. men tegen den fchandelijken orleans. Het fchip van deezen werd gecommandeerd door de la motte-piquet, en lag in 't begin, wegens de politie van deszelfs divifie, buiten het bereik van'tvijandlijk gefchut, waardoor het dan ookgeene fchade hoegenaamd bekwam: toen vervolgends het oogmerk van den Graave van Orvilliers vorderde om geheel de vloot een linie van bataille,onder den wind, te doen formeeren , deed hij daartoe fèi'n, hetwelk doo- de la motte-piquet herhaald werd, zonder het te verdaan: op den Diadeem , een fchip van 75 ftukken, gecommandeerd door de la cardowie. die de beweeging moest beginnen, Werd het fein niet gezien, of men wilde het niet pien; 't zelfde had plaats op het tweede, derde en vierde fchip, zo dat dus de tijd verliep, en het gunstig oogenblik ontfnapte. o*.  MAR1E - ANTOINETTE. 135 zelfs komst te Verfailles ontving, deed zijn hart in woede ontbranden, en van dat oogenblik af hield hij zig alleenlijk bezig met het voorneemen, om zig op de Koningin te wreeken ; want deeze béfchouwde hij, (gelijk reeds gezegd is,) als de oorzaak van zijne ongenade : zijne onuitputbaare fchatten gaven hem duizenden van gevaarlijke middelen aan de hand ; alle de libelfchrijvers , alle de lasteraars ftonden weldra in zijn' foldij, en vlogen van zijn hand; deezen beijverden zig dan ook, als om ftrijd, om hun zwadder op de Vorstin uittebraaken: de onbefchaamdheid van die vuile baf- fers Orleans verliet vervolgends de linie, en ging den admiraal vraagen wat het gegeven fein betekende; deeze nam zelf den roeper en verklaarde het fein, met vermaaning ora fpoedig aan hetzelve te gaan voldoen: orleans keerde ook in de linie weder; maar de vijand had nu tijds genoeg gehad om zig te redden, en het oogmerk van den braaven or. villier s was mislukt: alzo blijkt ten allerduidelijktren dat orleans bij deeze gelegenheid, volgends zi;ne gewoonte, den rol van verraader gefpeeld heeft. de vert. 14  MARIE-ANTOINETTE. 137 Alle deeze voorloopige aanflagen kwamen nog niet in vergelijkinge van die fchandelijke zamenzweering, van welke men, tot heden toe, den waaren draad niet heeft kunnen ontdekken. Op den 15 Augustus, 1785, de jaardag der Vorstinne, lieten twee Juweliers, bohmer en bassanges , haar een memorie ter hand ftellen , bij welke zij de aanzienlijke fom van zeventien maal honderd duizend livres van haar eischten, voor een diamanten collier, welken zij zeiden haar geleverd te hebben: de Koningin, verbaasd op 't hooren van dien eisch, alzo zij den collier, in verfchil, nimmer gezien had deed de beide Juweliers ontbieden, en ondervroeg hen wegens de vordering dier fom: zie hier 't geen zij andwoorden : „ Toen, omtrent het einde van de maand „ Januarij laatstleden, de Cardinaal de ro,, han bij ons kwam , lieten wij hem een „ grooten collier van diamanten zien, als „ eene verzameling van fteenen welke vol„ ftrekt eenig in haare foort was; wij zei„ den den Cardinaal tevens dat de Heeren I 5 ■>■> dog-  MARIE - ANTOÏNETTE. ï 39 „ hadden, deed hij ons voorflagen, zoo we„ gens den prijs, als wegens de wijze van „ betaalen : hieromtrent overeengekomen ,, zijnde, fchreven wij onze bewilliging on« „ der de gemaakte fchikkingen: dat accoord „ was getekend 29 januarij laatstleden." „ Na verloop van drie dagen, den eer„ ften Februarij naamlijk, liet de Cardinaal „ ons bij hem ontbieden, met verzoek van „ den collier medetebrengen : wij gehoor„ zaamden, en (telden hem het juweel ter „ hand ; toenmaals heeft hij ons , voor „ 'teerst, gezegd dat uwe Majefteit die aan„ zienlijke koop deed, ons tevens het door „ ons ondertekend accoord vertoonende, op „ "t welk wij dan ook, onder de voorfla„ gen die hij ons gedaan had, gefchreven „ vonden: Goedgekeurd door marie-an„ toinette van Frankrijk : de Car,, dinaal verzekerde ons toen dat de collier „ nog dien zelfden dag uwe Majefteit ter „ hand gefteld zoude worden, met bijvoe„ ginge dat uwe Majefteit nog niet in de „ gelegenheid was om ons te betaalen ; maar „ dat hij hoopte uwe Majefteit zoude ons „ ook  ï4o LEVENSGESCHIEDENIS van „ ook den intrest onzer aanzienlijke vordering „ wel willen voldoen." „ Des avonds ontvingen wij een' brief „ van den Cardinaal, door hem zeiven ge„ fchreven en ondertekend, bij welken hij „ ons onderrichtte dat uwe Majefteit hem ,, had laaten weeten, voorneemens te zijn „ ons den intrest van het geen wij , „ na de eerfte betaaling, nog te vorderen „ zouden hebben, te voldoen, telkens met ,, een gedeelte der hoofdfomme, tot de vol„ komene afdoening toe." De Koningin, ontfteld door het geene zij gehoord had, begaf zig terftond naar den Koning, en vorderde billijk recht over deezen grouwelijken aanflag: de Groot-zegelbewaarder, benevens de Baron van Breteuil waren van gevoelen dat de Cardinaal de rohan terftond in verzekerde bewaaring genomen moest worden; doch lodewijk de XVI, als ook de Vorstin , begeerden hem alvoorens zeiven te hooren. Mijnheer de Cardinaal, zeide marieantoinette, zodra de rohan binnen trad, leg de hand ep uw geweeien, en zeg  MARIE - ANTOINETTE. 141 of het niet, in den tijd van vier jaaren, thans de eerfte maal is dat ik u fpreek: de Cardinaal getuigde dat zulks alzo was, beefde van ontfleltenis, en zeide, door zekere vrouw, de la motte genaamd, bedrogen te weezen: toen hij het cabinet van den Koning verliet, ontving de jouffrot, Onder-Lieutenant van de lijfgarde, bevel, om hem, binnen zijn kamer, in 't oog te houden; dan deeze leende zelf hem een potloodjen, met hctvvelke hij eenige Hoogduitfche woorden op een kaartjen fchreef: één zijner bedienden werd met dat kaartjen naar Parijs gezonden, waarvan het gevolg was, dat toen men zijne papieren kwam verzegelen, reeds veelen van dezelven t'zoek o-emaakt, en veele anderen verbrand waren. In den nadenmiddag werd hij naar zijn h&tel te Parijs overgevoerd, en op den eerstyolgenden morgen kwam de Marquis van launay hem haaien om naar de bastielje gebragt te worden: men gaf hem aldaar twee kamerdienaars, benevens een' fecretaris; vergunde hem pen, papier en inkt, als mede de vrijheid van zijne familie te mogen  i42 LEVENSGESCHIEDENIS van gen zien: hieruit bleek weder dat de billijke gevoeligheid van marie-antoInette, hoe groot ook, niet evenredig was aan de ondergaane belediging. Aldra verfpreidde men dat de Cardinaal de rohan zig fchuldig had gemaakt aan verraad; dat hij ,naamlijk, Lotharingen aan den Keizer had willen leveren; dan, daar lodewijk de XVI te rechtvaardig was om hét gemelde valfche gerucht ingang te doen vinden , als waardoor de gevangenfchap van den Cardinaal fchandelijk zoude geworden weezen, liet hij hem zeggen, dat hij zelf uitfpraak over zijn lot konde doen, dewijl hem vergund werd te bepaalen voor welken rechtbank hij zijne zaak gebragt wilde hebben — de rohan verkoos het Parlement. Ingevolge deezer keus van den Cardinaal , fchreef de Koning aan het Parlement, 't welk hij gelastte de zaak waarin de Cardinaal , en Mevrouw de la motte, zig ingewikkeld zagen, ten naauwkeurigften te onderzoeken; dat hij vertrouwen itelde op het verftand en 't verlicht oordeel dier vergadering, en niet twijfelde of dezelve zoude de  MARIE-ANTOINETTE. 143 de bron ontdekken van den lasterlijken aanflag welken men tegen den Koning en zijne Gemaalin gefmeed had (*). Meergemelde Mevrouw de la motte was gehuwd aan een' Gendarme, die na zijnen echt met haar, den tijtel van Graave de la Motte had aangenomen ; de eigen naam van Mevrouw de la motte was v a l o 1 s : zij had haare jeugd in elende en armoede doorgebragt, ja zelfs wil men haar, als bedelaarfter, op de groote wegen gezien hebben: de Marquifin van Boulainvilliers had haar tot zig genomen, en had een geflachtlijst vóórhaar ontworpen, waaruit bleek dat (*) Ieder die onzijdig oordeel:, zal moeten bekennen dat het gedrag van marie-antoinette in dit geval gehouden, tot haare eer verftrekt; voor 't minst zal 't zelve ieder beletten om haar te befchuldigen van wraakzuchtig geweest te zijn: 't gewigt der haar aangedaane belediging zoude haar welligt verontfchuldigd hebben, zoo zij, in deeze omftandigheid, haar gevoel niet had beteugeld; en door't vermogen 't welk zij op het hart van den Koning had, zoude zij zeer gemaklijk dat gevoel in den uiterften graad hebben kunnen vieren. de vert.  ï44 LEVENSGESCHIEDENIS vak dat zij afdamde van een natuurlijken zoon van hendrik den II. Met behulp van dit dochterfchap had men haar zeker inkomen bezorgd, hetwelk, van tijd tot tijd , ter fomme van 1500 livres was aangewasfen : in haare verhooren bekende zij nooit aan de Vorstinne voorgefteld geweest te zijn, ja dat zij nooit de eer had gehad van dezelve te haderen, veel min te fpreeken — op haar beurt befchuldigde zij den zoon van zekeren baardfcheerder te Napels, wiens waare naanj tichio was; doch die onder den naam van Graaf van Caglioftro, verfcheidene hovelingen, maar voornaamlijk den Cardinaal de rohan, deerlijk misleid had: intusfchen werd bewezen dat de vrouw van dien cagliostro, welke door Mevrouw de la motte befchuldigd was van de woorden , Goed gekeurd door marie-antoinette Van Frankrijk gefchreven te.hebben, noch leezen noch fchrijven kon; ook was eigenlijk zekere louis-marc-antoine r éteaux de villette, boezemvriend van Mijnheer en Mevrouw de la motte, de  14-6 LEVENSGESCHIEDENIS van eene gebeurtenis békend, welke veel neteliger was dan dë eerfte: langen tijd vóór de historie van den collier naamlijk (*), had de Cardinaal de rohan zig, te middernacht, naaf 't Park van Verfdilles be. geven, in dë meening van door de Koningin aldaar bëfcheiden te weezen (f). Dit was alleenlijk eene bedriegerij van Mevrouw de la motte , en de Cardinaal was verblind, ja dó ra genoeg geweest om erdoor bedrogen te worden-f-Zij dié, in dit bewonderenswaardig gefprek in 't Park, den rol van Koningin had gefpceld, was een jong meisjen, uit het Paleis - royal, 't welk zig, volgends de gewoonte der fchaamtelooze vrouwen, (*) In de maand Julij, 1784. (f) Welk een fchande voor een hoofd der kerke! welk een fchande voor hem, te hebben kunnen, te hebben durven vermoeden dat de Gemaalin van zijnen Koning hem , op zulk een uur, en op zulk eene plaats, bëfcheiden zoude hebben) — en wie zonde, dit gehoord hebbende, marie-antoinette durven verwijten dat zij de verachting, die fomraige Grooten haar ingeboezemd hadden, wat te verre heeft gedreven ? de vert.  MARIE - ANTOlNËttË» i 4? wen, beurtelings söphie^ marie , nicöle^ Le guay, d'olIva, of d'essigny lier noemen: deeze ongelukkige beleed dat eenige louifen haar hadden Overgehaald om dé gé