EX BIBLIOTHECA YIRI DOCTISSIMI L. J. SURINGAR ANNO 1897 DEFUXTI UNIVERSITATI DONATA 0"090 678< ^8 AMSTERDAM  YAS BEK GEÏTERAAX DÏMOf Hl 3Et, geduurende zyne Expeditie Oï I O L li A I D, in. den Jaare 1793IN JSJtXBVEir. IN H O ]L L. A H B. 17 95-   B RIEFWIS S EL I N G VAN DEN GENERAAL DUMOURIER MET DEN OORLOGSMINISTER. I. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Te Valeneiennes, 22 October 179*. het tweede ja» der Republielt. Ik ben den aoflen, in den morgen, te Valeneiennes aangekomen; ik heb dien dag in conferentie met den Generaal la Bourdonnaye doorgebragt, aan wien ik rendez-vous in die Had gegeven hadi wij zijn in onze zaaken overeen gekomen. Zijn Armée, die door de bezettingen van Rijsfeltot Duynkerken verfterkt is, zal van 20 tot 25 duizend man opklimmen. Ik gaa hem do inftructie voor zijne beweging, vereenigt met de mijne, toezenden. Ik heb aan de Generaal Valence order gezonA deQ  1 C 2 ) den om met 18 duizend man, die voorheen het Corps d'Armée van den Generaal Dillon uitmaakte, en die de bloem waren van de Armeen der Ardennes, naar Givet te marcheeren, dat Corps moet Nameur bedreigen. Een ander Corps van io tot 12 duizend man zal van Maubeuge vertrekken onder de orders van den Generaal d'Harville,en zich aan de linker zijde der rivier de Samber uitftrekken om zich met de Generaal Valence te vereenigen, en t' zaamen op Luik te marcheeren. Fk zal. met 40 duizend man door het centrum trekken om Mons of Doornik aantevallen; ik verwagt den uitflag der verdediging van de Keizerlijke, om het punt van mijnen aanval te bepaalen. Zie daar, in het groot, hoedanig mijn plan is: het zou eenige tegenfpoed kunnen ondergaan , vooral betreklijk Givet, om dat Valence naar den kant van Longwy zoo fpoedig voortgaat, dat zijn marsch op Nameur, die ik gaerne met de mijne vereenigd zou hebben, noodwendig vertraagd zal worden, en ik geloof niet dat ik zijne komst te Givet af moet wagten om mijne cperatiën te melden, wijl deze vertraaging, aan den Generaal Clairfait tijd zou geven, om over Nameur op Brusfel te komen, met het Corps troepen hetwelk hij in Champagne commandeerden, en dat van de uitgewekenen dat hem op aijn aftogt gevolgd is. I  C 3 ) Hoewel dit Corps van Clairfait zeer veel gele. den heeft, zou het echter een onderüand van 20 duizend man zijn, die ik door de fnelheid mijner marsch moet zien te voorkomen. Ik hoopte den veldtogt den asften te kunnen openen; maar de troepen, vooral dé cavallerij, hebben zulk eene moeijelijken marsch afgelegd, dat ik verpligt ben hun eenige dagen rustens te geven. Het geen mij nog meer dan al de rest weêrhoud is het gefchut. Ik heb aan den Minister van oorlog eene bijvoeging van 400 paarden verzogt, om voor den aóllen te Douay bezorgt te wordenlk wil niet vertrekken indien ik die niet heb: en dit zal mij nog maar alleen voor mijn veldgefchut dienen, en dan voor eenige mortieren. Ik zal verpligt zijn om de paarden van het land voor het gefchut der belegeringen te gebruiken. Ik behoef hen in waarheid flegts naar twee punten, die zeer nabij elkander zijn, Doornik en Mons namenlijk, te voeren. Indien de vijanden, na het verlaten dier twee plaatfen, want ik twijfel of zij die wel zullen houden, zich in het verfchanste camp van Brusfel verzamelen, gelijk men zegt, dan zal ik in het Belgifche zelve uitmuntende goede paerden vinden om dat grof gefchut te Hepen. Ik hoop dat de Oostenrijkers die dwaasheid zullen begaan, wijl ik dan daar eensflags den oorlog der Nederlanden zal eindigen. De iastgevende Commisfaris Morlay heeft mij gister de aankpmst van tien duizend jasfen geA a meld.  < 4 } meld. Ik zal de oogenblik van mijn vertrek afwagt'en om die uit te deelen, wijl ik hoope dat 'er dan, volgens het geen de burger Lebrun den aoften aan de Nationale Conventie gemeld heeft, meer zullen zijn. Iets, het geen ten uiterften noodzakelijk is, en zonder hetwelk ik niets kan verrigten, is het kruid, ik moet ten minden drie roillioenen ponden voor den .veldtogt hebben, welke veldtogt niet langer dan zes weeken moet duuren, en ik heb geen 40c duizend pond in het ganfche departement van het Noorden. Ik heb op mijne reis naar Parijs vernomen dat er in die hoofdftad 73800 duizend ponden kruid zijn; tracht er ten minden tusfchen dit en den ^ütn 5oo duizend van naar Douay te zenden, Daar is ook veel te Havre, dat men ook naar Douay zou kunnen zenden. Ik zal een Courier naar La Fiére afvaerdigen, om hem te vraagen of zij mij kruid zouden kunnen bezorgen. Doet al u best om te maken dat die noodwendigheden mij niet ontbreken. Staande den veldtogt tegen de Pruisfen,heb ik omtrend genoeg krijgsbehoeften gehad, om gedurende twee uuren flag te leveren. Ik heb die verwonderlijk weeten te ipaaren, maar ik werkte toen verdedigender wijze, en nu ga ik aanvallender wijze werken: ik ga dit ondernemen in een land dat mij waarfchijnlijk meer dan 50 duizend krijgslieden zal bezorgen, met welke ik ge-  C 5 ) genoodzaakt zal wezen mijne munitie te deelen. Ik moet die dus in overvloed hebben, wijl ik verfcheiden plaatfen zal nemen die er mij van zullen ontlasten. Ik verzoek om mij ten fpoedigften antwoord, aangaande dit-artikel, te bezorgen, als ook aangaande de paarden voor het gefchut: dit is mijne dringendfte behoeften, en die alleen mijne verrigtingen kan vertraagen. Ik verzoek u aan de Nationale Conventie te willen zeggen, dat het bauaillion, Republikein genaamd, zich op de allertreffendfte wijze heefe gedragen om de misdaad van eenige hunner te boetten; dat het de misdadigers zelve geleverd heeft; dat het gedrag van dat battaillon de misdaad geheel uitwischt, en het in ftaat fteld om zeer ten rmtten te werk gefteld te worden. Ik zal mij ook beïeveren om dit te doen, want niemand kan, meer dan ik verlangen, om van de zulke der burgers, die zich aan de verdediging des vaderlands toewijden, goede foldaaten te maken. Dit is het eenigfte antwoord dat ik aan Marat te doen heb; hij moet zijne ftraf in zijn eigen hart vinden. Het battaillon van Mouconfeil heeft zich op gelijke wijze gedragen, en hst blijft onder het bevel van den Generaal Chafot. Daar de Generaal ia Bourdonnaye geen een vertrouwd Luitenant-Generaal heeft, die een groote krijgsondervinding en eene bijzondere kennis van het land heeft, dat wij moeten aanvallen, ben ik A 3 over"  < <5 > overeen gekomen om hem in rang van LuitenantGeneraal, den burger Duval, een Officier van de grootfte verdienden, en den oudften Veldmaarfchalk van de Armée, te geeven. Ik heb te gel ijker tijd. de burgers Berneron en Chancel toe den rang van Veldmaarfchalken verheven. Zij hebben beiden veel ondervinding, kennen het Belgifche, en zijn van een ouderdom die ben gefchikt maakt om de troepen, welker vertrouwen zij bezitten, wel te beftuuren. Door deze promotie, die mij in het getal van de Officiers-Generaal, die er voor een leger van 8q duizend man nodig zijn, nog ver agter laat, vallen er twee Staf-Officiers plaatfen, te voet* open; van welke er e"én aan den burger Thowenot koomt, die op de benoeming ftond, en aan wien zij door den Minister Lebrun toegezegd was : het is geen nieuwe graad, wijl hij reeds een brevet van Colonel heeft. Ik verzoek u deeze promotie te willen goedkeuren, om de nodige expedities te laaten verrigten, en mij die, benevens de antwoorden op alle de onderwerpen mijner depêche, te zenden. De Aide- de-Camp, Luitenant - Colonel Devaux, brengt u mijne depêche: daar hij zeer kundig en getrouw is, kunt gij hem belasten om met de onderfcheide bureaux, over de verfchillende deelen der vraagen die ik u doe, te handelen. II.  C 7 > II. BRIEF Aan den burger Ptche, Oorlogsminister. Te Valenciennes, den 24 Oclobetv D e Oostenrijkers hebben alle de posten, dio zij op het Franfche grondgebied hadden, verhaten. Ik heb van daag bezetting van het Oostenrijkfche grondgebied genomen, door aan den eenen kant het dorp Perhuwelz en de kleine ftadl van Quivrain te bezetten. Ik zal mij den 27ften Biet omtrent 40 duizend man naar Guouarouble op Quivrain begeven. Ik zend aan den Generaal d'Harleville bevel, om zich den 28ften met 10 a ia duizend man, van Maubeuge op Mons> te begeven, en aan den Generaal la Bourdonnayö om zich den a8ften van Luik op Doornik, met meer dan a8 duizend man te begeven. Ik hoop dat mijne bevelen nauwkeurig uitgevoerd zullen worden; indien zij dit niet wierden, zoude ik reden hebben om te geloven dat de uitvoerende magt niet uitdrukkelijk aan de Generaals en Chefs d'Armée gezegd heeft, dat, daar ik voor dezen oorlog verantwoordelijk ben, ik door hen gehoorzaamd moet worden, zonder dat zij door hunne overleggingen of eigenliefde mijn ontwerf A 4 pea  ( 8 ) pén tot den veldtogt dwarsbomen. Ik verzoek dat de uitvoerende magt ten dezen opzigten zeer kort en juist mag zijn; en daar gij, deugdzaam burger, een nieuw ministerie begint, verzoek ik u, zeer ftrikte bevelen te geven, op dat ik mij niet in dezelfde moeijelijkheid moge bevinden, die ten naastenbij mijnen veldtogt der Ardennes heeft doen mislukken. Dit is genoeg over dit artikel, waarvan ik alleen'uit voorzorg fpreeke. Daar wij den a8ften 75 duizend man op den vijandlijken grond en buiten Frankrijk zullen hebben, moet men er ernflig op denken om die In penningen te betaalen. Hier voor moet men omtrend drie millioenen per maand rekenen van den söften Oftober beginnende. Men moet ook indagtig wezen, dat omtrend den ioden der volgende maand, de Generaal Valence met 20 duizend man te Nameur zal zijn; het geen voor het minfte ook zes maal honderd duizend guldens in de maand maakt. Reken dus op vier millioen, in geld, die gij alle maand naar deeze Armee moet zenden. Ik hoop wel, om, in alle geval, in de Nederlanden geld voor u te vinden, dat er in overvloed is. Ik weet zelf waar het is. Indien de omwenteling in het Belgifche wel bewerkt word, zal men het mij aanbieden, en ik zal de asfignaaten voor gelijk op, doen doorgaan. Indien de Belgen zich niet voor vrij,en voor onze bondgepooten verklaaren, dan zal ik hen als vijanden be-  C 9 5 behandelen: ik zal het geld neemen, en dan de asfignaaten tog met geweld doen doorgaan. Maar gij moet evenwel in de eerfte maand voorzien, met het geen ik u weder geef van het geen ik middel zal vinden uit te fpaaren. Ik had aan de Armée der Ardennes twaalf a dertien maal honderd duizend livres, in geld, en die zijn er op weinig na nog, wijl ik niet op het vijandelijk grondgebied geweest heb. Maakt dus dat er m de fchatkist van de Armée der Nederlanden, want dit is de naam die zij voortaan voeren moet, en die zij met roem ftaande zal houden, voor het minst twee millioen,in geld, voor den 28>ten, of op laatst tusfchen den a8ften en 3Cften is' De burger d'Espagnac O ^ u alle de ko°' pen (*) De burger d'Espagnac, van wien hier gefproken word, is den gewezen Abt. » had toen nog geen bijzondere vriendfchap met hem. Hij had zich bij de Armée gevoegd om den dienst der wagens, waarvan hij de onderneming op zich genomen had, in orde te brengen. Zijne werkzaamheid en de veelheid zijner hulpmiddelen maakte dat ik hem wel dra ondericheide. Daar bij voor eenige dagen naar Parijs terug keerde, (telde ik hem de behoefte *er Armée in hec uitgebreid voor oogen. Hij verbond . zich om mij binnen veertien dagen alles wat ik nodig had te bezorgen, en wij ftelden, ep ons wederzhdsch woord, de koepen vast. Maar, tot het ongeluK der Armée, zei de Minister hem, dat hij in alles voorzien bad, en d'Espagnac dacht zien dus, van het geen hij beloofd had, ontOagen. A5  C 10 > pen zeggen, die wij voor de noodwendigheden dezer Arme'e, die aan alles gebrek heeft (*), uitgezonderd aan moed en vaderlandsliefde, gedaan hebben: ik verzoek u er de uitvoering van te willen verhaasten, en dan ftaa ik voor alles in. III. BRIEF 4tatt den Oorlogsminister. Aan het hoofdkwartier van Valenciemies, den 24flca Oftober i79z, ),et; ecrIle jaar der Republiek. D e burgers-ondernemers der wagens voor alle de armeen, hebben zich, in gevolgen uwer bevelen, bij mij vervoegd. Ik ben verheugd dat men eindelijk begrepen heeft hoe onvoldoende de pelotton paarden voor den veldbagafie zijn, en hoe noodzaaklijk het was om in het gevolg der legers een park van rijtuigen te hebben, die altoos bij blijven, welkers dienst verzekerd was, en (*) Dit gezegde Iaat geen wijffel over dat ik toen den MfrKister verwittigd heb dat de Armée aan alles gebrek Jwd.  en waardoor men bevrijd zou zijn om dagelijks, door buitengewone ligtingen, bet land, daar men genoodzaakt is het oorlog te voeren, te vermoeijen. Ten einde uwe oogmerken in dit opzigt te vervullen heb ik aan den Commisfa,-is-Generaal bevel gegeven, om te onderzoeken hoe groot het gewigt der veld-effeéten is, die nodig zijn om een regiment voetvolk en een regiment paardenvolk in veldtogt te ftellen. Volgens dit onderzoek waarvan de burger d'Espagnac u de bijzonderheden mede zal deelen, zult gij bevinden dat het nieuwe model der tenten, den tegenwoordigen dienst der veld-efFeden omtrend een half rijtuig voor ieder battaillon voetvolk verminderd heeft; maar dat die dienst echter nog ten vollen voor ieder battaillon voetvolk vorderd, agt rijtuigen met vier wielen , en met vier paarden; of negen rijtuigen met twee wielen en een paard, en agt met tweepaarden, indien gij dit foort van rijtuigen de voorkeur geeft; en voor twee escadrous paardevolk, vijf rijtuigen met vier wielen en vier paarden, of vier met twee wielen en één paard, en zes met twee paarden. Dat het dus volgens deeze opgave is dat gij het getal der rijtuigen moet afmeeten, 't zij met één paard en met twee paarden, 't zij met vier paarden, die gij per battaillon of per escadron verdeden moet. Gij zult ook bevinden dat de battaillons en escadrons, onder bevel van den Generaals Valence m  ( is ) en d'Harleville, zich vereenigd vindende met die, welke onder mijn bevel ftaan, ik voorde veldeffecten alleen twaalf honderd rijtuigen met vier paarden; of dertien honderd vijftig met één paard, en twaalf honderd met twee paarden nodig heb. Behalven deze rijtuigen moet ik, voor de gewoonlijke benodigdheden der Arme'e, een park van buitengewone rijtuigen hebben, dat even zoo aanmerkelijk is, dat is te zeggen van twaalfhonderd met vier wielen en vier paarden. Gij zult dus, Burger-Minister, wel aan de Compagnie, die met de onderneming der wagens belast is, willen zeggen, dat zij, ter mijner befchikking, gereed houde. i. Of twaalf honderd rijtuigen met vier wielen en vier paarden; of dertien honderd vijftig met een paard, en twaalf honderd met twee paarden voor de veld-effeéten mijner Armée. a. Twaalf honderd rijtuigen met vier paarden voor de gewoonlijke veldbehoeften. In afivagting dat de ondernemers in Haat zijn om dien dienst te doen, hebben zij op zich genomen om, volgens de markt alle de rijtuigen die ik noodig zal hebben in het land te huuren. Ik zal dus, van den 15 October af, alle de rijtuigen nemen die door de Commisfarisfen gehuurd zijn, tot een beloop van twee duizend vier honderd rijtuigen met vier paarden. ' Ik kan niet beter doen, Burger-Minister, dan u verzoeken, om op onze dringende behoefte acht te  C 13 ) te flaan; die behoeften zullen ophouden, zoo dra gij juiste en beilisfchende koopen zult flutten, met zulke bekwame en nuttige ondernemeren, tls die met welke ik gehandeld heb; die bij een groot civisme veele kunde en iever voegen;, en die alleen alles in het groot, en zonder fchraap* Zugt zien, welke de middelen zijn om dat rmhtaire gedeelte, dat zodanig verwaarloosd was, te doen flagen. Met zulke agenten ftaa ik er voor in dat ik, indien men hen wat te gemoet koomt, het Franfche leger tot aan het uiterfte der waereld zal voeren. Eer/le Brief ^ de» Oorlogsminister Pache. Te Parijs, den 24 oaober, het cetfte jaar der Republiek (u uureti des avonds.) TVfen geeft mij bericht, Generaal, dat de ba», ron van SenfFc, gewezene Minister van Pruisfen, bii den Pnns Bisfchop van Luik, gisteren, den u dezer maand, aangekomen is, met het caracter van buitengewoon Minister bekleed ; dat hij met den Prins Bisfchop van Luik eene geheime conferentie gehad heeft, na dewelke men het caoittel verfcheide maaien faamgeroepen heelt. Hoewel het onderwerp der conferentiën van den Pruisüfchen Minister niet aan het pubhek  C 14 ) bekend is, zoo meenen kundige lieden echter te weeten, dat het er op aan koomt om winterkwartieren voor 8 a io,coo man Pruisfifche troepen gereed te maken. Daarenboven is het gedrag en de gefprekken van den Baron van Senfft geenfins gefchikt om ons, aangaande de vriendfchappelijke neigingen van zijn hof, vertrouwen in te boezemen; dus verzoek ik u, Generaal, de zefcerfte en fpoedigfte maatregelen te nemen om de Pruisfen in het land van Luik te voorkomen: men verwagt er ons met ongeduld: twee corapagniën Oostenrijkfche troepen en het regiment van den Prins, is al de magt die men er tegen u te weer kan ftellen, en de bevelen die zij ontfangen hebben om, bij onze aankomst, te repliceren maken hen niet zeer te duchten. Ik hoop dat gij, tijdig genoeg van dit ontwerp verwittigd zijnde, het zult kunnen belettenIndien het u raooglijk was om in dit Taifoen de vlugfte troepen van hetguarnifoen van Givet langs de regter zijde der Maas direct op Luik te doen marcheeren, en deeze beweging voor Clairf.iit bedekt te houden, die in deezen oogenblik van Luxemburg op Nameur marcheerd, dan zou dit, zonder tegenfpraak, het zekerfte middel zijn om voor de Pruisfen te Luik te komen; en te gelijker tijd, langs uwe regte zijde marcheerende, zoo wel om Givet weder te bezetten, als om Nameur aan te vallen , of ten minfïen te maskeeien, zoud gij uwe bezitneming van Luik kunnen be-    C 15 ) bevestigen, en dat ongelukkige land zou u zijn behoud verfchuldigd zijn: maar indien deeze haastige onderneming u niet zeker genoeg toeftheind, koomt het mij voor dat, indien gij met magt op Nameur marcheerd, en een corps naar Luik detacheerd, gij hetzelfde oogmerk, hoewel een weinig laaier, zoud vervullen. Indien, tegen mijne verwagting, de Pruisfen er zich reeds gevestigd hadden, zoud gij er hen uit moete jaagen. In alle die gevallen zou het noodzakelijk zijn dat gij u plan tot den veldtogt matigde, en naar de Maas meer magt zond dan die welke gij eerst gefchikt had om op dat gedeelte te werken. Gij moet meer dan iemand anders begrijpen, Generaal, hoe belangrijk het is, om het overige der Pruisüfche Armée, ver van onze grenzen te drijven; om hen de mocglijkheid te benemen van er weder te verfcheinen, en dus den goeden uitflag van uwen veldtogt tegen den Hertog van Brunswijk buiten twijfel te ftellen. Dus, Generaal, zult gij de Pruisfen niet gerust laten voor dat gij zeker zult wezen dat zij niet aan die kant van den Rhijn zullen overwinteren , en welke verzekeringen de Koning van Pruisfen u ook van zijne voornemens geeve moge, vergeet niet dat de Franfchen het lot hunner vrijheid niet aan de goede trouw der Vorsten willen overlaten. IV.  IV. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Valenciennes, den 25 Oclober 1791; Daar ik op het punt fta om met een leger, dat aan alles gebrek heeft, in het Belgifche te trekken, en deeze grenzen, naar welke, bij gelegenheid dezer expeditie, eene grote menigte volks getrokken word, met do duizend mannen te overladen, zoo verzoek ik u te willen overdenken hoe onmooglijk het is dat die expeditie plaats grijpt, indien ik van den kant uwer bureaux hinderpalen ontmoet, en vooral indien men koopen verbreekt, en geene andere in de plaats aanbied. Daar is, door den burger Malus, een koop voor ao duizend zakken fijne bloem van meel aan« gegaan, met de burgers Paulet, van Douay, en Fabre van Parijs, volgens magtgeving van den Minister Servan, uw voorganger. Die koop word ten uitvoer gebragt: zij zijn alle gekogt, en men heeft reeds de vragtbrieven van 5,000 zakken, die terftond moeten komen. De leveranfiers hebben zich bij den burger Hasfain Frats  C 17 ) Vrats vervoegd, hij heeft hun Heilig gezegd, Z W geen koop van den burger Malus aann«mt\ aan vien hij zijne demisjie hem het bejluit van den Oorlogsminister meldende. \ hoop dat er in de onwellevende haastigheid van den burger Hasfain Frats zoo veel talenten en vaderlandliefde mag zijn als er m den burZr Malus is. Het is zeer te verwonderen dat een Republikeinsch Commies de fcherpe toon van een Commies der oude regering aanneemt. Ik kan nog den burger Malus nog de koopen die hij gefloten heeft ontbeeren, wijl wij ons hier met ons 80 duizende Franfchcn bevinden , die met eene groote expeditie belast zijn. De burger Hasfain Frats zal mogelijk zeggen dat bet bewind der militaire behoeften, zonder dezen koop, wel voedfcl verfchaffen kan voor de Armée, die zich in het departement van het Noorden verzameld : dit is niet waar: want de burgers Halez en Desmarets hebben zelve verzogt dat men dien koop zou doen, en de eerde is er bemidlaar in geweest. Ik zal in geen twist treden of de koop duur is of niet: hij is volgens magtgeving van uwen voorganger gefloten; hij is gedaan om dat de nood dringend was, en deeze laatfle reden nood- . zaakt Eerfte Commies van de bureau van ooilog. B  C is ) zaakt dat men hem geftand doe; want wij kunnen niet zoo lang wagten tot men eenen andere aanga, die, aangezien de verhoging der prijzen, kostbaarder zou wezen dan dees. Voor het overige doen de burgers, die zich met dien koop belast hebben, een voorflag, die volmaakt eerlijk is, en die beftaat hierin, om, dien koop verbrekende, de zelfde 20 duizend zakken flegts twee percent voor het uitvoeren der Commisfie ontfangende, te leveren, naar de facluuren verantwoord te hebben. Dit laatfte voorftel neemt alle moeijelijkheden weg. Ik heb u eene laatfte aanmerking, met betrekking tot dezen koop, te doen, en gij zult die wel aan den Minister Roland, met wien ik er verfcheide maal over gefproken heb, gelieven voor te flaan; zij beftaat hier in, dat alle koopen, die ons graanen van den vreemdeling doen verkrijgen, al waren- die ook duur, voordeelig voor ons zijn , om dat dit de opkoopingen, die men te vreezen heeft van eene compagnie registreerders, die met de voorraadsverzorging van alle de legers gelast is, voorkoomt; om dat dit alle de graanen, die tot voeding der inwoneren nodig zijn, in het koningrijk laat; en om dat dit een tak van monopolie, der graanen affnijdende, de ongerustheid der departementen en de onderfchepping van het eene departement op het andere, of van de eene ftad op de andere wegneemt, Het  C 19 > Het is volgens deeze beginfelen dat ik aan den burger Roland belooft heb, om, zoo dra ik in het Belgifche zou zijn, alle de koopen der registreerders zal trachten af te breken, om niets meer van het Franfche grondgebied af te trekken, om voor dat gedeelte der Armee, dat in het Belgifche zal zijn, levensmiddelen te verfcbafxen; zodanig zijn de punten .van welke de burger Roland en ik overeen gekomen zijn; en gij zult begrijpen dat de zeer nuttige zeer noodzaakelijke koop der burgers Paulet en Fabri op de zelfde inzigteu uitloopt , wijl die, in plaats van de graanen van het land te doen opeeten,. ons graanen van h-t uitwendige aanbrengt. Gij zult dus niet verwonderd zijn dat ik om alle redenen van fpaarzaamheid, van ftaats- en krijgskunde, verzoek dat dezen koop gedand tedtan worde; als ook dat ik een affcbnft van Ljn brief en van den koop aan het militaire Committé der Nationale Conventie zend. De noodzaaklijklte fpaarzaamheid, in zulk eene crife als die waarin wij ons bevinden, is die van den tijd en van de menfchen: ik heb er een bewijs van gegeven, en vind mij genoopt te eindigen gelijk ik begonnen heb. Dus, zoo dikwerf ik mij door de allernoodwendlg(le behoeften, zoo als levensmiddelen, krijgsbehoeften, kleeding, of geld, door de fchraapzugt of de bedilgeest der bureau* weerhouden vinde, zal ik opentlijk mijne klagten invoeren, en mijne B a  C % ) verantwoordelijkheid op de zulken werpen die hinderpaalen te weeg brengen aan bewerkingen met welken ik gelast ben. Am den Prefident van het militaire Commilté. Den 15 November 1792. BURGER- PRESIDENT ! Ik zend u copie van een brief die ik aan den burger Pache gefchreven heb: het onderwerp er van is in allen opzigten gewigtig. Niets is dringender dan mijn intrek in de Nederlanden, wijl men er de verzameling der troepen, die ik het geluk gehad hebbe uit het departement der Ardennes te verjagen, vrcesd. Indien dit plaats moet hebben, kan ik hen dit niet beletten, dan door er hun te voorkomen: men moet dus alle middelen te baat nemen om mij dit mogelijk te maken, en vooral om de formaliteiten der twisten, en de benaauwde denkbeelden van fpaarzaamheid te ontwijken, die voorheen onzen militairen ftaat haast verleren, en bijna zoo fchade. lijk voor de Republiek geweest hadden. _ 1 P. S. Ik voeg hier bij een affchrift van den koop, over welke ik met den Ministe» van oorlog fpreek. r • V.  ( « ) V. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Den 15 Oélober 179^ Jk dank u, Burger-Minister, voor het berigt dat gij mij van de conferentie van den Baron van Senfft met den Minister van den Bisfchop van Luik geeft. Ik beken u dat ik niet geloof dè de Prüi*f?n zich lang in dat bisdom op zullen houden; ik geloof zelfs dat hunne Armée bu'rén ftaat is om dezen winter te vegten; ik r/eloof daarenboven dat de Koning van Pruisfen het overfchot derzelve. met tot bijftand van den Bisfchop van Luïk, zal willen waagen. Indien gij echter mijne depêche van den kdUn dezer maand vVèl gelezen hebt, dan zult gij zien dat het in mijn ofrèwerp tot den veldtogt koomt, om het corps d^Armè'é van den Generaal Valence door Givet oP Nï« té doen marcheeren. Ik hoopte dat die Generaal den ruften te Givet zou hebben kunnen wezen; maar zijne marsch op Longwy, die ik niet na kan' laten toé' tê juichen, vertraagd zijne aankomst, en hij meld mij dat hij voor den óden der toekomende maand niet zeker te Givet kan zijn; dus veronB 3 aer"  C a» ) derfrel ik, dat hij voor den ioden niet op Nameur zal kunnen werken. Zijn Corps d'Armée moest van 18,000 man zijn: maar volgens nieuwe bevelen, die ik hem morgen zenden zal, zal hij het met 4 of 5,000 man kunnen verlterken. Ik zal den 27ften te Quarouble met omtrend 40,000 man zijn De Generaal d'Harleville trekt op .Bintchen den 28ften met 20,000 man aan. Ik hoop Mons, voor de aankomst van den Generaal Valence te Givet, genomen te zullen hebben, terwijl de Generaal la Bourdonnaye Doornik zal masqueren en bedreigen, om vervolgens op Gent en Oudenaarde te marcheeren. Dan zal ik, alle mijne colonnes op Brusfel bij een trekkende, dat, volgens alle de berigten die ik ontfang, het middenpunt van de verdediging der Oostenrijkers zal wezen, den Generaal d'Harleville gelasten om Nameur te masqueren, en hij zal zich dan met de Generaal Valence te zamen voegen: dus zal hij de komst van den Generaal Clairfait, in Brabant,, affnijden, die niet meer dan 15 a 18,000 man tegen 30 of 35,000 man, door de bijvoeging van den Generaal d'Harleville, onder de bevelen van den Generaal Valence vereenigd zullen zijn. Daar zal mij 60,000 man overblijven, door de bijvoeging van Ia Bourdonnaye, om Brusfel tè nemen, zonder nog de lieden Van het land te tellen, die ik niet in mijne berekening breng, hoewel « ik op hunnen opftand moet rekenen. Het  C 33 } Het zijn geen 8 of 10,000 Pruisfen, die in het land van Luik zijn, waarop ik volftrekt reken, die mij kunnen beletten mijnen veldtogt op de Maas te voleindigen, en uit de Nederlanden alle de Duitfchers die er in zijn te verjagen. G13 ziet, volgens dit ontwerp, dat ik niet uitgebreid voor kan (lellen, en waarvan de omftandigheden mogelijk eenige deelen zullen veranderen, dat ik voldoende magt op de Maas denk te brengen. Zoo dra" ik Mons zal genomen hebben, ben ik in twee marfchen op Brusfel. Ik kan nergens dan alleen voor die hoofdftad tegengehoude worden, en de ftad Luik kan voorzeker, al was zi] niet voor de omwenteling gezind,geen tegenftand bieden: de Pruisfen zouden, indien zij er waren, er mij toch niet afwagten, en fpoedig naar het hertogdom van Kleef trekken. Gij kunt oordeelen, en zegt mij dit zelve, dat alles van de fnoedigheid mijner eerfte bewegingen afhangt; dus ben ik overtuigd dat gij niets zult fpaaren om mij alle de nodige hulpmiddelen in geld, m krijgsbehoeften, levensmiddelen, in kleding en in wapentuig te bezorgen. Ik ben overtuigd dat bndfche zee tot aan Duinkerken. Gij kunt oordeelen, Burger-Minister, hoe alle de deelen overeen moeten ftemmen, en hoe ftrafwaardig den genen zou zijn die er Pen tak van deed Briefen. Indien de raad der natie dit plan niet in zijn geheel aanneemt, moet gij mij terftond de beflisfing van den raad of van de natie mei. den 't ik zal er van tèn uitvoer brengen het geen mij voorgefchreven zal worden, want k weet ook te gehoorzamen. Ik kan niet eer dan overmorgen mijne troepen in het camp van Quaroüble vereenigen. **t haast mij zeer om hun van Vatendennen te verwijderen: dan zal ik mijne operaties beginnen; dus is er niets dringender dan dat gij mij of de voliïrekte orders van den raad zend, of de voldoende magt om de ontwerpen, die fints driejaar gemaakt zijn, en die door de omftandigheden groter zijn geworden, ten uitvoer té brengen. Laat het u goeddunken dat ik i de correspondentie van den Generaal la Bourdonnaye niet toezend, om dat ik geen proces begeer te hebben, dan alleen met de Oostertrijkeis. Maar field vroegtijdig orde op eene ontluikende twist, die, indien hij in ongehoorzaamheid veranderde, mij noodzaaken zou geftrengé maatregelen te nemen, wijl het behoud en de roem der Republiek boven alle andere overwegingen moeten gaan. Twee.  C *9 * Tveede Brief van den Oorlogsminister. Parijs, aü October, het eerfte jaar der RcpublieV. Toen ik u melding deed, Generaal, van het geen ik van de flappen van den Baron van Senfft, en van het ontwerp der Pruisfen om in Luik te overwinteren, gehoord had, moest ik u te gelijkertijd mijne denkbeelden zeggen, om de uitvoering vaneen ontwerp, waarin ik dacht dat uwe roem en die der Republiek betrokken was, te weerhouden. Ik heb mijnen plicht als Minister volbragt, en ben te vreden. Het is zonder twijfel aan u, Generaal, aan wien het ontwerp, de roem cn de verantwoordelijkheid toekoomt, van het plan dat gij volgd, om er de uitvoering van te befluuren; en men kan niet minder geneigd zijn dan ik ben, om mijne gevoelens in de plaats der krijgsverrigtingen van den Generaal, die met dezelve belast is, te Hellen. Maak ftaat, dat ik alles zal doen wat in mijn vermogen is, om te maken dat het uwe Armée aan niets ontbreekt. Ik verzoek u ilegts om in uwe Stafofficieren en in uwe Commisfarisfen van oorlog een voorzorgende geest te vorderen, die hen belette de vraagen uit te Hellen tot den oogenblik waarin zich de nood doet gevoelen. (getekend) pacHE. VII.  C 30 > VII. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Valenciennes, 28 October,- het eerfte jaar d«r Republiek. Ik vertrek in dezen oogenblik, Burger-Minister, om mijn hoofdkwartier te Aunin te vesti» gen. De Generaal Valence meld mij zijne marsch op Givet. Het fchijnt mij toe dat hij niet zeer van gefchut voorzien is: hij moet echter beginnen met het kasteel van Nameur te nemen, en vervolgens dat van Huy. Ik zend u copie van het geen hij mij vraagt. Ik zal hem zenden 4 ftukken van 16, 4 van 12, en 4 hauwitfers. Ik zal te Douay orde voor de vervoering geven, die ik van mijn belegerings-gefchut af zal nemen. Ik weet niet wat gefchut er te Givet en Philippeville is. Het geen ik zeer noodzakelijk denk te zijn, is, om er terftond, op vollen galop, paerden voor den dienst der mortieren naar toe te zenden. Het zou ook goed zijn dat men er drie of vier duizend bomben naar toe zond, indien er eenige amunitie van die foort is; en de hulpmiddelen van die foort zijn onder het bereik van Givet zelve, gelijk ook de kogels. Ik geloof niet dat men voor dat  dat gedeelte Hukken van 24 ,lodiS heeft> de wegen langs de Maas en tusfchen de Sambre en de Maas zouden die ook tot overlast doen zijn. Het kasteel van Nameur heeft geene kafematten, en is niets anders dan een oud bouwvallig gebouw, hetwelk zeer flegt gefchoord word; eenige bomben zullen er voldoende voor zijn, indien Clairfait nog niet aangekomen is', indien hij er gekomen is zal ik er -zelve van Brusfel met 50 of 60 duizend man op aan trekken. Valence zal Clairfait bedwingen, en daar zullen wij eindigen. Uittrek/el van de Inftruöties voor den Generaal d'Harleville. Aunin, 29 October. De Generaal d'Harleville is met de divifie de Armée van omtrent 12,000 man, die hij beveelt, en die vermeerderd zullen worden naar maten dat er troepen infanterij of cavallerij zullen aankomen, gelast, om eene afwending aan mijnen regter vleugel te maaken, en om fteeds op mijne hoogte in de Nederlanden te marcheeren, van mijne aankomst aldaar af, tot op den oogenblik dat ik deze bepaaling zal veranderen. De Generaal d'Harleville zal zich in de eerfte marsch op Bintchen begeven, op den dag die ik  C 3= ) ik hem door een Courier zal laten aanduiden, wijl deze beweging gecombineerd moet zijn met die3 welke ik doen zal om hem te onderdeunen; hij zal tusfchen Mons en Bintchen een camp verJtiezen, of wel onder Bintche zelve, de regter vleugel naar Bintche en de linker naar de abtdij de Goed Hoop, of naar het gehucht der Chaudieres gericht; hij moet zorgen dit camp te verfchansfen, als ook al het geen hij doen zal. Hij zal fchansgravers in het land nemen, hen bij zijn gefchut door de gewapende troepen doen bewaren, en hun voedfél en eene kleine foldij geven aan de genen die goedwillig zijn, of bijzondere bekwaamheden hebben, als timmerlieden, fmits, enz., hij zal die fchansgravers onder de bevelen van den Adjudant-Generaal dellen, die met het openen der marsch gelast is. Hij moet zich voordellen dat hij alle mogelijke hinderpalen op zijne marsch van Maubeuge op Bintche zal ontmoeten, door de zorge die de vijand zal genomen hebben om alle de wegen af te fnijden, door de afhakkingen en putten die zij gemaakt zullen hebben; dus moet deze marsch met veel voorzigtigheid en bijna in dagorde gedaan worden. De equipagie-kolom moet in het midden van twee kolommen zijn, die ontflagen zijn van alles wat hun zou kunnen beletten te vegten. Zoo dra de Generaal d'Harleville te Bintche gevestigd zal wezen, zal hij alle de kisten, die aan den fouverein toebehoorde, doen verzekeren, het volk ver-  33 5 ve^rende dat het voortaan alleen de fouye£rt Z dat de Franfchen niets anders dan de tolken van het natuurlijk en onvervreempaar recht de menfchen zijn; dat zij ieder Belg, dre zich to de waardigheid van een vrij mensch zal verhef fen, als broeder en vriend zullen behandelen , dat 'ii alle de geenen, die de wapenen voor deze I k op" uilen -men, in hun midden zullen on* ^^^^^^ niet neder zal leggen, voor nat de JNed.r een vrij land, van alle despotisme, hoe ook ge naamd, ontflagen zullen zijn. _ Ten einde deze verklaring echt »],, aal de u „eraal d'Harleville de zaak op het ttadhuis,, de reaentendes volks, met gefloten deuren, be- ^^^^^^^ 'f^^XTn^ ** bü teÏ erhe d vanftemmen, nieuwe regenten te meerderncm verkiezingen m alle verkiezen, en om de zeuue Ce wordt, telaatendoe». K>>*f h ieke de», dat de tomen*- » * JJ^ ^ fcnatkisten gevonden heeft, met «hv Frarfcheu, maar « de £ de. burgers, die de wapens voor ^e Belg.leh vrijheid op zulle» ueuien, Sefeh,kt 2.)n. ^  V C 34 3 Daarenboven zal de Generaal d'Harleville zich in genen deelen met de regering en met het beftuurder deden, burgten en dorpen der Belri. fche provintiën, die hij door zal trekken, bemoeijen, uitgezonderd in die bijzonderheden, die eene onmiddelijke betrekking hebben op de veibgheid en het ivelzijn der troepen, die onder zijne bevelen daan. Hij zal de Armée in de Arikde krijgstugt houden, en de Officiers-Generaal verantwoordelijk dellen voor de uitfporigheden die hunne divifiën zouden kunnen begaan, de Opperofficieren voor hunne regimenten, en de Officieren en Onderofficieren voor hunne compagniën. Hij zal zijne Armée den grootden eerbied voor alles wat den godsdienst en de bijzondere eigendommen aangaat bevelen: maar hij zal zorgen om alle de Keizerlijke arenden, en alle de gefchriften ofplakaaten, die in naam van den Despoot gedaan zijn, af te fcheuren, en om alles dat de oude davernij, waar onder het braave Belgifche volk, dat wij komen verlosfen, met zoo veel weerzin zugtte, kan herinneren, geheel uitte wisfehen. Der-  C 35 ) Derde Brief van den Oorlogsminister. Parys, den 29 oaobcr 179a» het eerfte jaar der Republiek.» Ik bericht u, Generaal, dat ik, op verzoek van den Generaal Valence, bevel geef om van ChalonsnaarMeziereste zenden,en tot zijnebefchikking te Metz gereed te houden, de mortieren, krijgsbehoefte ennoodige toerusting, om de equipagie der artillerij te vormen, van welke mij den lijst gezonden is, maar daar zijne Armee eene divifie der uwe en van die van Keilerman is zoo kan ik voor den dienst dezer artillerij «eene andere paerden geven, dan die welke voor de Armée van het Noorden gefchikt waren, en bij gevolg een gedeelte van die welke onder uwe befchikking en onder die van den Generaal Keilerman ftonden. Ik recommandeer dus aan aan Generaal Valence om zich met u te beraden over de middelen om hem paerden te bezorgen, en ik merk aan, dat, indien het noodzakelijk wierd om eene nieuwe ligting van paerden te bevelen, zi, dan niet fpoedig genoeg gedaan zou kunnen worden om in de behoeften dier equipagie te voorzien. Uw ijver ftaat mij voor al den bijftand in , dien gij aan dien Generaal kunt geven; en ik zet 'hem zei ven aan om, met overeenftemmingderad- c a  ( 36 ) ministreerende iigchamen, de paarden van het land te nemen, indien de omftandigheden zulks vorderen. Ik verzoek u met alle magt tot het uitvoeren der maatregelen, die hij nemen zal, mede te werken. VIII. BRIEF Aan den Oorlogsminister. Valencienncs, 29 Oébobcr, 1792. Ik heb gister, Burger-Minister, bij de terugkomst van den Courier, uwen brief van den S7ften ontfangen, in denwelken gij mij van een pak fpreekt, het welk de orde om in Braband te trekken vervat, en dat ik niet ontfangen heb. Ik vrees dat die Courier weg is; want daar hij een uur voor mijn' Aide-de-Camp, de Luitenant* Colonel Devaux, vertrokken is, is deze reeds fints 40 uuren hier aangekomen. Ik zend u copie van het gedrukte manifest, als ook van het adres aan de Armée. Ik dank u dat gij de kleine twisten, die tusfchen la Bourdonnaye en mij ontdaan waren, geëindigd hebt: hij had zich reeds op een laatften brief,-dien ik hemgefchreven heb, laaten vinden; maar door middel van uwe beüisfing is er noch afgunst noch gemelijkheid te vree-  C 37 > vreezen; hij is anders een zeer goed burger, en ikdoerechtaanzijneinzigten, die zeer eerhjk njn. Ik heb gister mijne beweging gemaakt om alle mijne troepen uit de cantonnementen te trekken, daar ik niet tot kennis hunner behoeften heb kunnen koomen: indien ik langer gedraald had om hen te verzamelen, zou de defertie er onder gekoomen zijn, en ik ondervond die reeds m eene groote mate. Het is jammer dat men zoo ral gedecreteerd heeft, dat het vaderland niet meer fn gevaar is: eene menigte volontaire» vraagd om tot hunnent weder te keeren: ik heb maar een middel gevonden om de zulken die gevoel van Ter hebben te weerhouden, dit beftaat in hen hunne wapens en patroontasfen te doen afleggen, wijTwiT^pens en patroontasfen noodig hebben Tm he oorlog te voeren. Daar zullen eenige Z! nten dien opzigten koomen, en moogluk zelfs eenige beledigingen, onder andere van de muli aUteit van Saint Cloud; maar ik za van dat alles niets hooren; en buitendien gaat de Republiek boven alles. Wii bevinden ons zonder geld. Daar men den burger Martin nog niet tot betaaler van de Armée van het Noorden benoemd heeft ft), » „- i-r. nWteo om de billijkheid ro Men gelieve deze phrazes op te mei ken <■ } ms s . . .- .„„ 0„ft„n November m de verg» v»n het geen de Minister mi) den saft-n iMOVsmu daring heeft laaten aanwrijven, te gevoelen. . C 3  C 38 ) ïr geêne, fchikking op het geld gemaakt. Ik heb u twee millioenen in fpecie gevraagd voor den 35 of 30, Gij hebt mij nog niet geantwoord, en ik kan in het Belgifche niet trekken, zonder geld te hebben om te betaalen. Denk dat ik reeds tien duizend man op vreemd grondgebied heb. Ik zend u een Courier, wijl niets meer fpoed vereischt dan deze onvermijdelijke maatregel. Den burger Malus ontbreekt het, in weerwil van» alle pogingen, die hij aanwend, volftrekt aanveldeffecfcen, dekens, bakken, ketels, nappen, enz. Hem ontbreken ook fchoenen; en ik kan niet alleen niet voorwaards marcheeren, maar ben verplicht om met meer dan de helft der Arme'e te cantonneeren, tot zoo lang ik van die goederen voorzien zal zijn (*): het is even zoo met het corps d'Armée, Onder bevel van den Generaal d'Harleville, en vooral met de Armée van den Generaal la Bourdonnaye, die geen ongelijk heeft om te zeggen, dat ik hem het grootfte gedeelte van zijnen voorraad ontneem, dewijl ik verplicht ben om het tusfcheti zijne Armée en de, mijne te deelen. Sta mij toe, dat ik u over deze eigendommen der Armeen eene kleine uitweiding maake: zij zijn (*) Ik hoop niet dat iR de feil begaan heb om den Minist» niet te waatfchuwen.  C 3? > jtijn van veele moeijejijkhedcn vergezeld ; he t is aan dezelve dat men alle de ongelukken te wi}ten heeft, die bijna de ondergang van Frankrijk, onder Rochambaud, Luckner en La Fayette bewerkt hadden, i. Sleepen die eigendommen een geest van egoismus naar zich, die volmaakt ftnj* digismet uien, die republikeinfche Generaals moet bezielen: 2, verdeelen zij het bewind, en maaken dat ieder den ander benadeeld; bij gevolg vertraagen zij den dienst, Bij voorbeeld, ik heb eene algemene maatregel voor het gefchut en de wapenen genomen. Daar de Generaal la Bourdonnaye al het geen hij verrichte en de order» die hij gegeven heeft voor mij verborg, zoo zij» onze bevelen malkander in den weg geweest, en, het heeft gefchenen als of ik zijn eigendom aangerand hadde. Voortaan zal dit alles niet meet gebeuren, wijl er, geen wangunst meer zijnde», ook geene reden meer zal zijn om te beletten dat de zaaken gezamentlijk voortgaan. De burger Malus zend u een lijst dóór den, Commisfaris d'Erville, die de antwoorden op alle, de artikelen over zal brengen: en ik hoop dat zij. volgens uwe vaderlandsliefde en de vriendfehap. die gij mij betoond alle voldoende zullen zijn. Laat den burger d'Espagnac O biï de conferen. tie» (») D'Espagnac niet bij deze conferentie geroepen zijnde, beeft» zkb, ingevolg* eens brieft, dien ik hem gefcnreven had, der,q ^ waards*'  C 40 ) tie, die gij voor dit onderwerp houden zult, komen, hij is zeer vruchtbaar in hulpmiddelen; en denkt tog dat de tijd, dien wij hier verliezen, door de Oostenrijkers gebruikt word tot zich te .bereiden om ons te ontfangen. Ik herhale: r. twee millioen, in geld, terftond; a. dertig duizend paaren fchoenen, terftond; 3.gemaakte tenten voor 10 duizend man; 4. veldeffecten voor 40 duizend man, vooral dekens, waarvan gij naar deze Armée voor 25 duizend man zult zenden, 10 duizend naar Rijsfel en 5 duizend naar Maubeuge. Laat dit alles per post koomen, en dan zult gij ontflagen wezen van mij, die u veel achting toedraagt. Vier- waards begeven: de Minister heeft bem een uitgebreide lijst Jaaten zien van het geen hij mij gezonden had. D'Espagnac, leeft voorgeflagen om de gezegde effecten door vier honderd paarden, die hij bij afwisfeling zou zenden, te laatcn vervoe. Ten. De Minister heeft hem geantwoord dat dit onnodig was; d'Espagnac is dus den aden November naar Valenciennes vertrokken, gelijk ook d'Erleville, in vertrouwen dat alles te gelijker tijd met hun bij de Armée zou zijn: men west hos alles, er gekomen is.  C 4» 3 Vierde Brief van Pache aan Dumeurier C*> . «7 October. Tk ontfang, Generaal, uwen brief van denken met de vijf ftukken die er bijgevoegd zijn. Gij hebt van den provifionelen uitvoerenden ïaad het bevel, om in Braband te trekken.ontfangen; daar is ten dien aanzien niets verandeid. Uw manifest zal voorzeker eene goede uitwerking te weeg brengen. Ik heb aan den Generaal la Bourdonnaye, m uitdrukkelijke termen, gemeld, dat gij met deze expeditie gelast waart, en hij onder uwe beveSTftond. Gij zult hier nevens copie mijns brieft ^^^1 mij onophoudelijk bezig houden met de zor» om u alles te doen toekomen dat ik kan, om het behoud der republiek te verzekeren; ik verzoek u om daaromtrent gerust te zijn. Qetekend") pache. ?.s. m D«e Brief H #n«l door Pache «dB ®*  C 42 ) P. S. Uwen dienst is door de verzorgers der levensmiddelen verzekerd (*}, jk Zgj echter de 20,000 zakken nemen, en twee percent troor de faftuuren geven. Verlaat u op mijnen ijver. /tjfde Bruf van den Oorlogsminister» WbjV, den softe* 0<3ober 1792, het eetfte jur dit Republiek. k ontfang daar op den oogenblik, Generaal, uwen brief van den 28ften, en neem het grootfte belang in den goeden uitflag der expeditie, die gij begint. „oa niet kunnen geven. Gij zult hier nevens e jter een lijst vinden van het geen er den eerfte„ Augustus laastleden in die beide (leden was. Ik doe het p>n van Namen en van Huy haaien, en zal die volgens uwe verlangen aan Va- -lence zenden. _ Ik zal morgen conferentie houden met deColonel SaintGeorge, over de middelen om u het corps, -dat hij beveelt, fpoedig telden. Ik «al voor de andere troepen, daar gij om vraagt, bevelen geven. Gij zult hier nevens de beüuiten der uitvoerende magt vinden, aan dewelke ik verzoek dat gi u, voor dat geene hetwelk u aangaat, geSraagd. Ik zend foortgelijken aan de Generaal» Valence en la Bourdonnaye, die onder uwe be- TztTu ook een bevel voor den Haf uwer Armée, en verzoek u voor de uitvoering van hetzelve te zorgen. Ik kan met die nauwkeurieheid, die ik wel zou wenfehen, niet voor de behoeften der legers zorgen, indien ik geene uitgebreide berekeningen hunner behoeften ont- ^De Minister der buitenlandfche zaaken meld mij,datde voorhoede van den Generaal Clairfait den aSften te Namen is gekomen, en dat men er nog 1*000 man verwagt. Ik geef hier van kennis aan Valence. Qe(eken^ pACHE.  C 44 ) éxtract yan de Inftrumèn voor den Generaal la. Bourdonnaye, van welke hij aan den LuitenantGeneraal Duval copie zalgeyen, ten einde dees met het gedetacheerde corps, dat hij comman. ftcrd, dezslye uitvoere. *• _ ' ; ' : tCSC ,::.(. n 'étSèmt i 1 les XJz Generaal en Chef la Bourdonnaye zal, zoo dra hij op het Belgifche grondgebied zal zijn, het manifest, dat ik hem gezonden heb, doen aanplakken, en er aan het volk kennis van geven. Zoo dra hij in eene der Belgifche lieden zal trekken, zal hij ö/het volk op de publike plaats Vergaderen hij zal het uit naam der Franfche republiek verklaren, dat het volk niet alleen vrij en ontflagen, is van de flaavernij van het huis van Oostenrijk, maar dat, door de onvervreembare rechten der natuur, het volk zelve de eenige fouverein is, en dat niemand eenig gezag op hetzelve heeft, indien het volk zelve hem niet een gedeelte zijner fouvereiniteit toewijst. Bij gevolg zal hij hetzelve melden, dat het om over zijne belangen te handelen met de Generaals van de Armée der Franfche republiek, moet beginnen rnet terftond regenten en beftuurders, bij meerderheid van ftemmen, te verkie-. zen»  C 45 ) ze„ en dezelfde orders aan alle de burgten en dorpen van zijn grondgebied te zenden. De Generaal zal te gelijker tijd aan het vo k melden.dat noch de Franfche republiek,noch de Generaals, die de Armeen commandeer»,zich in iets zullen bemoeijen, om, aangaande de re lerLsvorm of de liaatkundige Conftituue, die S Sfche provintiën -afzonderlijk of g« lijk zullen verkiezen, wanneer het Belgifche volk van zijn recht van fouverein gebru. beainnen te maken, om dien aangaande, zegge Ïf -ets tebevelen, of zelfs er eenigen invloed oP ^ liaatkundige Conftituue en de regeringsvorm door de Belgifche natie gevest gl worden, zal de Generaal aan het vo beiden dat de inposten en de contributie» zu len vervolgen, om op dezelfde wijze en m dezelfde formen, in naam van den fouverein, die het S za ,i;n, gebeft te worden, op dat geen mUUaire dienst noch die van het beftuur zouden kunnen feilen; maar in plaats dat de pubheke f .ndfen in handen der barbaarfche en onverzadeWke Oostenrijkers geftett zullen worden, zal h volk uit zi nen eigen boezem beftuurders verazen om die^ublieke fondfen met wijsheiden fpaarzaamheid te gebruiken, en om die vooral tot het oprichten eener nationale Armee aan te easen, volgende in dit opzigt den raad der Generaals, die in het geheel geene  C 40 > handeling van dit fonds willen hebben; maar die, volgens hunne ondervinding en het belang dat zij er bij hebben om de corps, die zij commandeeren, door Belgifche troepen te verftcrken dit vertrouwen billijk van het Belgifche volk verdienen. De Generaal zal aan het volk melden, dat de Franfchen als broeders en bondgenoten in het Belgifche trekken; dat zij dus niet twijfelen of het fouvereine volk zal zich beijveren om alles te bezorgen dat voor de Armeen nodig is, als rijtuigen, ftof voor kleding, veldefFecten, eetwaren, huisvesting, hospitaalen en alle onderwerpen van noodzakelijkheid, volgens het verzoek der Generaals of Commisfarisfen van oorlog , op briefjes in goede formen, door de geZegde Commisfarisfen van oorlog gegeven om de wederzijdfche rekeninghouding, die er tusfchen twee verbondene naüën plaats moet hebben, te vestigen. Indien ongelukkiglijk eenige provintie, ftad, burgt, of dorp laag genoeg ware om niet met verrukking den vrijheidsboom te grijpen, die de Franfchen bij hunne nabuuren komen planten, volgens hunne langduurige en vergeeffche eisfchen, en volgens de ongelukkige pogingen diede Belgen gedaan hebben om hunne vrijheid te verwerven ; indien eenig gedeelte van het Belgifche tot die beestachtige domheid vervallen is om het voorrecht en de majesteit zijner fouve- rei-  X 47 ) rainiteit niet te begrijpen, in den oogenblik dat de Franfchen, hunne zoo zegepralende als rechtvaerdige wapenen gebruiken om dit zoo hemelscli gefchenk den Belgen te geven, dan zal de Generaal aan dit dorp of aan dien burgt melden, dat zij als de laage flaven van het huis van Oostenrijk zullen behandeld worden, en dat de legers der republiek, om zich van de wreedaartigheden door de bloeddorftige foldaten van dien bloeddorftigen despoot gepleegd, te wreeken, de fteden in asch zullen leggen, en contrlbutiën zullen heffen die lang aan hunnen doortogt zullen doen herinneren. Daar zal waarfchijnlijk geen één Fransen Generaal in het geval zal koomen om met iets dergelijks te moeten bedreigen, en nog veel minder om zulks ten uitvoer te moeten brengen ; het Belgifche volk heeft te verhevene zielen, en zugt fintste geruim een tijd naar zijna vrijheid, om niet met kragt en ijver in alle de rechten te treden, die de natuur aan alle menfchen, die in maatfehappij vereenigd zijn, gegeven heeft, en van welke de onwetenheid henhet gebruik heeft deen verliezen, enz- IX.  C 48 ) IX. BRIEF Fatt Dumourier aan den Oorlogsminister. Den 3 November 179S. Ik moet u rekenfchap geven, Burger-Minister , van eene zaak die de dringende omilandigheden in welke ik mij bevind, zeer gewigtig maakt. Ik ben zeer in het nauw met de fouragie mijner Armée, en de moeilijkheid der vervoering en de gebrekkigheid der rijtuigen zijn zodanig, dat ik, zonder de ongemene zorgen van den burger Malus en zijne geëmplooijeerden, dikwerf haver en hooi zou ontbreken. De Commisfaris Malus heeft voor de fouragie mijner Armée twee voorname fchuuren, te Arras en Cambray, zij hebben tot hier toe bezorgd, maar de minfte hinderpaal kan mij van die onontbeerlijke verzorging beroven. Ik verneem van daag van Malus, dat de eleétorale vergadering van het diltrict van Cambray, zonder er iemand van verwittigd te hebben, twee voorname geëmplooi[eerden van het magazijn van Cambray, de burgers Marcardier en Chodart afgezet, en anderen in hunne plaats benoemd hebben. Ik weet nog niet of deze aanmatiging van gezag, de zeer gevaarlijke hin-  C 49 > hindernis niet zal hebben om den dienst der Art me'e te doen falen, en ik beken u dat ik zeer bevreesd be»; ik zou het nog meer zijn, indien ik niet hoopte dat de nationale Conventie fpoe-. dig een perk aan deze handelwijze der electorale vergadering zal ftellen, eene handelwijs, die zoo ver afloopend van de verrigtingen die het volk haar aanbetrouwd heeft, als gevaarlijk voor den dienst der republiek is. Ik verzoek u vooral om dit waarlijk belangrijk onderwerp met uit het ong te verliezen. Ik zend morgen een Aidede- Camp naar Combray, aan welken ik bevel geef om aan de elcftoraale vergadering voor oogen te houden,hoe zeer die willekeurige afzettingen den dienst der Armée kunnen weerhouden; en ik twijfel niet of die vergadering, welkers patriottisme niet twijfelachtig is, zal zich gemaklijk laaten vinden , door de overredende beweegredenen die ik haar geef. Ik denk dat ik u van alles , dat in dezen oogenblik gebeurd, kennis moet geven, en ik vcrwagt met vertrouwen van uwe vaderlandschliefde, van uwe zorgen, dat gij voor het toekoomende eene dergelijke hindernis zult voor* koomen. 0 2esï  r 50 ) Zesde Brief yan Pache aan ÉuMehrkr. Den 7 November 1792. Ik zend u hier nevens, Generaal, een uittrekfel van een brief, die ik van den Generaal Custine ontfangen heb; hij vervat denkbeelden over de verdere beftuuring van het oorlog, van welke hij verlangde dat gij bewust waard. Ik verzoek n om mij uwe opmerking mede te deelen, op dat ik ze aan Custine kan zenden, en dat dus de kunde van ieder der Generaals van de republiek moge dienen om haar vorderingen te doen roaaken, tot zelfs op de grenze die het meest van haare operatiën verwijderd is. Ik voeg bij het pak twee deliberatiën van den provifioneelen uitvoerenden raad, de eene van den solten October, de andere van den 5den November, naa welke ik u verzoek u te gedragen. (.getekend') pache. Uit-  C 5t ) Uittrekfel van den Brief van den Generaal Custine aan den Oorlogsminister, bij den yoorigen Brief gevoegd. Aan het hoofdkwartier van Mentz, den aden Novem-i ber 1792. Wat moet ik heden doen? deze Armée, (die van de Moezel) zeg ik, moet naar Trier marcheeren. Met de verfterking, die mij gezonden zal zijn, zal ik Rhinfeldt aanvallen. Na dit genomen te hebben, zal ik weder naar Coblentz trekken, ter zelfder tijd dat de Armée, die te Trier zal zijn, en dat het corps, dat zij zal hebben doen marcheeren om Traerbach aan te vallen, haavc bewegingen op die van den vijand richtende, onze gecombineerde Armeën Ermantsheim aan zullen vallen, zullen zij in ftaat zijn zich te combineeren. Staande dien tijd zal de Generaal Dumourier, aan dien kant van Nameur de Oostenrijkers in bedwang houden. Het is , de Maas volgende dat hij hen aan moet vallen. Ermantsheim eens genomen zijnde, moet ik mijne maatregels neemen om eene fterke diverfie in het rijk te maaken: alsdan zal de Keizer zich genoodzaakt zien, om, wil hij de erf-ftaaten dekken, en zijne communicatie niet geheel afgefneden zien, Vlaanderen te verhaten. Da De  C 5»3 De politie, die de Franfche Arme'e tusfcheiï de Mein en Conitz heeft, bied, wanneer haare magt eene groote ontwikkeling zal hebben, de mogelijkheid aan, om Hesfen dwars aan te vallen, van den eenen kant, en Franconie van den anderen; en, wanneer zij geen 40 duizend man uithaalen, kan men altoos de pofitiën van de Lidda en van de engtens bezetten, van welke het kasteel van Koeningsberg de fleutel is. Die politie geeft aan de Armeen der republiek een zoo groot voorrecht om de recruten, en alles dat aan de Oostenrijkfche Armée gezonden zou kunnen worden, te onderfcheppen, dat die Armée zich weldra genoodzaakt zal zien om Vlaanderen te verlaaten. Om Vlaanderen in den winter aan te vallen, aou men een fterker vorst nodig hebben; want wanneer het door eene Armée verdedigd word, is dit geene verrichting van eene enkele marsch. Maar de Generaal Dumourier moet, in het plan dat ik voorflel, de Maas volgen; hij zal er zijne levensmiddelen van trekken: hij kan dus die diverfie altoos bewerken, door troepen in het camp van Valenciennes en in dat van Maubeuge te laaten. Hij moet door zijne bewegingen rteeds trachten om de Armée, die in Vlaanderen is, af te fcheiden van die, die in Luxemburg gebleven is; op dat hij zoo fchielijk mogelijk de communicatie tusfchen hem Cob.'entz en Keulen yestige. Wanneer hij Keulen eens agter zich,  C 55 5 rtrh en de Erff voor zich geplaatst heeft, darr «1 de Oostenrijker, die ftijfhoofdig zal wezen om de Nederlanden te houden, onherftelbaar verlooren zijn. . Hij zou van de Roer makkelijk meester zijn, door Juliers, dat de Keurvorst van de Palos met aan de Oostenrijkers af zou ftaan en hem waarfchijnlijk zal laaten bezetten. Zie daar, Burger-Minister, het geheel van mijn plan; deeld het den Generaal Dumourier mede: ik hoop dat hij het, na rijpe overweging, aan zal nemen. foor overeenkom/lig uittrekfel. (getekend') pache. PROVISIONEELEN UITVOERENDE RAAD. Vittrekfel der registers van den uitvoerende raadt zitting van %den November tfp^hc* eerfis jaar der Republiek. T)e provifioneele uitvoerende raad, raadpleegde over de regelen die voor te fchrijven zijn aan de Generaals der Franfche Armeen, met betrekking tot de communicatie, die zij in geleD 3 £e*  C 54 ) genheid zijn met de Generaals en andere Agenten der vijandelijke mogenheden te hebben. Bepaald dat de Generaals en militaire hoofden met de Generaal of andere Agenten der «rezegde mogendheden, geene gefprekken zullen kunnen voeren, geene voorflagen hooren, of geene negotiatiën, betrekkelijk het ltaatkundig belang, zullen mogen ondernemen of volgen; en dat hun, bij gevolg, door den Oorlogsminister voorgefchreven zal worden om geene communicatie met de vijanden te houden, dan alleen die, welke voor de capitulatie der lieden, cartels, Uitwisfeling der gevangenen, en andere bijzonderheden die alleen met het krijgswezen betrekking hebben, en die het gebruiklijk is tusfchen twee vijandelijke Armeen in het vriendelijke te verhandelen, volgens de regelen van het krijgsrecht, en de bijzondere inftructiè'n die zij omfcrm gen kunnen hebben Vwr ampliatie overeenkom/lig ha register. (getekend) grouvelle, Sec. Voor overeenkomflige copie^je Minister van Oorlog pache. Uit-  C 55 ) VHtnlfcl uit de registers der deliberatie van den p-oyifioneelen uilvoerenden raad, Ben 29rten Oetober 1792, het eerde jaar der Republiek. T)e provifioneele uitvoerende raad overwegenduT-i. dat de nationaale Conventie gedecreteerd heeft dat alle de wetten die niet vernietigd zijn in volle kracht zullen,blijven. . 2. Dat de raad zich der natie en der nationaale Conventie niet meerwaardig zoutoonen, indien hij de uitvoerende magt, provifioneel in deszetts handen gefield, niet in alle deszelfs volkoomenheid handhaafde, en inzonderheid de hiërarchie der geconftitueerde magten, die een wezenlijk gedeelte der regering uitmaaken. Overwegende dat verfcheide bewmdhebbende ligchaamen, rechtbanken, Generaals der Armeen, en andere militaire hoofden, frnts eenige tijd hunne brieven, depêches en andere misfives tot hunne fonftiën betrekkelijk, onmiddel.jk aan de nationaale Conventie gezonden hebben, daar de letter en de geest der wet wil, dat die zaaken, door tusfchenkooraing van den uitvoerenden raad, pasfeeren, onder welks opzicht de onderfcheide ampttenaaren, publieken, burgerlijke of militaire, werken. _ D 4 3  C 56 ) Bepaald dat er aan de onderfcheide bewindhebbende en'rechterlijke corps, als ook aan de Generaals der Armeen, en aan alle de Agenïen der uitvoerende magt, uit kragte der in wezen zijnde wetten, gelast zal worden, om' aan de uitvoerende magt, de brieven en vraagen Je zenden, die zij aan de nationaale Conventie, voor onderwerpen die hunne fonctièn betreffen, moeten doen toekoomen, en die door de Ministers, ieder voor hun departement, moeten worden overgebragt. Voor ampliatie aan het register overeenkoomende. (getekend) grouvelle, Sec. Voor overeenkom/lig copie, de Oorlogsminister pache. X. BRIEF Van Dumourier aan den Oorlogsminister. io November 1792. Ik moest reeds fints twee dagen, Burger-Minister, op uwen brief No. 43 van den 7den November, vervattende het uittrekfel van een brief van.  C 57 ) Van den Generaal Custine, geantwoord hebben. Ik heb het niet eer kunnen doen, wijl ik met mijne marsch op Brusfel zeer bezig heb ge■weest. Wijl gij mij mijn gevoelen vraagd zal ik het u juist zeggen. Ik ben zeer tegen allen aanvallenden en uitwendige» oorlog, vooral tegen allen oorlog, die «ns buiten onze natuurlijke paaien brengt, dat« te zeggen, van den kant van het Zuiden, de Kr}ïeneën en Alpen, van den kant van het Oosten en het Noord-Oosten van den Rhijn. Ik zou zelf tegen de invafie der Nederlanden wezen, Indien ik, in de vrijheid onzer nabuuren geen Iterker en min kostbaarder grenspaal zag dan m de fterkue fteden 5 die ten voordeden van den Belgifchen oorlog, bij de beweegreden van ons .eigen belang, nog die va* de vorderingen der wijsbegeerten en der rede voegt. Alle de Despooten zijn wel zeker onze vijanden, maar daar is er ilegts e'én die zeer gevaarlijk is; het is het huis van Oostenrijk. Zijn haat tegen ons is perfoneel: hij is gegrond op het ontzagchelijk verlies dat onze vrijheid her* toebrengt; op zijne eigen liefde die in den per•Toon van Antoinette gekwetst is; eindelijtc, door .dat de aanraaking zijner Staaten met ons grondgebied aan zijne heerschzucht en gierigheid geene andere keuze overlaat, dan die van ons, ,500 als voorheen dienstbaar te maaken, of zijne. Tchoonfte bezittingen, of het grootfte fieraad D 5  ( 58 3 ' van zijnen kroon de Belgifche provintiën kwijt, te raak en. Bij gevolg is hij het, die de zaamenzweering der Koningen tegen ons opgewekt heeft; hij is het die dezelve door de heguicheling 2ij„er ftaatkunden, tegen hun eigen belang onderfteund; het is dus het huis van Oostenrijk dat wij in dezen.oorlog verpletteren moeten, zonder dit is onze vrijheid verlooren. Het is volgens deze onwederfpreeklijke gronden, dat ik, Minister der buitenlandfche zaaken zijnde, het huis van Oostenrijk van zijne bondgenooten afgezonderd heb, en tegen hetzelve Het ganfchc arfenaal onzer ftaatkunde rigte. Het is volgens de zelfde grondflagen dat ik het fijstenaa van den oorlog en alle de ontwerpen tot den veldtogt gefchikt heb: mijne verdediging der Ardennes en mijne aanvaliing der Nederlanden moeten u voor ontwerpen vertrouwen inboezemen; zoo niet, zou ik reden hebben te gelooven dat men geene andere voor dezelve in plaats wil Hellen, dan alleen door die wangunst, door die rusteloosheid en dien ergdenkenden geest, die in den aart der republieken is, en die altoos voleindigd met dezelve te vernietigen, door menfehen die met nadrukkelijkheid en bekwaamheden begaafd zijn te verwijderen; en altoos voor mannen van die foort, middelmatige wezens in plaats te ftellen, die noch dezelfde verdenkingen noch dezelfde vrees inboezemen. De  C 59 5 De Generaal Custine is een uitmuntend krijgsman; hij heeft daar onlangs bewijs van gegeven; maar hij hoeft van den oorlog niets anders dan dtf natuurelijke werking voorgefteld. Hij heeft noch de redekundige werking, noch de liaatkundige gevolgen in het oog gehouden. Zijn oogmerk fchijud te zijn, om zoo ver te koomen, dat wij de 'Nederlanden innemen, en hier in koomen wij over een ;maar zijn middel verwijderd ons van dat oogmerk ; want indien wij Duitschland indringen, in* dien wij ons aan geene zijde van den Rhijn werpen, weaten wij noch waar wij verder gaan,noch hoe wij te rug zullen koomen. Ons oorlog word .zwervend, verflindend in menfehen en in geld; hij word noodwendig verlengd, en dwingt deDuitfche mogendheden zich, om hun eigenbelang, om hunne eigene veiligheid,om hunne eigene wraakzucht, de bondgenooten van het huis van Oostenrijk te blijven; en ik denk dat men die mogendheden moet mijden, door het gewigt des •oorlogs op Oostenrijk alleen te doen vallen. De aanval van Spiers, Worms, en Mentz was volmaakt noodzakelijk, omdat die boorden van den Rhijn de magazijnen van Oostenrijk, van Pruisfen en van de uitgewekenen , waren geworden. Het is insgelijken zeer noodzaakelijk en zeer overeenkomftig met mijne grondbeginfelen om van den Rhijn de grensfeheiding van Frankrijk te maaken, om. Trier en Coblentz aan te vallen, en er zich ten minlten, voor zoo lang als de oorlog  C co ) log duurt, van te verzekeren, en om de wijsgeerige overwinning dier geestelijke Staaten te voleinden door er de municipaale regering in voegen te brengen. Zie daar waarom ik het plan van mijn veldtogt zoo gefchikt had, dat Keilerman langs de Moefel tot Coblentz zou doen, het geen Custine langs den Rhijn tot Mentz gedaan heeft. Mijn ontwerp is. niet geflaagd, en ik fchrijfditten minften zooveel toe aan de vrees die den raad had om mij de meerderheid boven mijne Collegaas te geven, als aan de fouten van Keilerman. Hij is geftreng geftraft, hij heeft het verdiend; maar men verliest in hem een zeer goed Generaal van den tweeden rang, die men zou hebben kunnen behouden, indien men hem juist onder mijne bevelen gefteld had, en indien men •mij het onrecht niet aangedaan had, om mij te •vreezen. Ik zal mij terftond met mijn linker vleugel in het zelfde geval bevinden, waarin .ik mij met mijn' legter bevonden heb. Gelukkiglijk ben ik nabij en fterk genoeg, dat dit geen nadeel aan mijn plan toebrengt. Een Generaal, wiens middelmatigheid hem wel honderd graaden onder Kellerman fteld, verhinderd mijn marsch, zoekt mij (leeds te ont' fnappen, en word in zijn fijstema van tegenftreving gelleund. Die man is de Generaal la Bourdonnaye; het is aan hem dat ik dank meet weeten voor een zeer zonderlinge brief, die een uwer Collegaas mij gefchreven heeft, en op welken  C «si > *to ik niet kan antwoorden. In dien brief is een Srekfel van een anderen brief, die de lompfte lastertaal tegen mij vervat. Ik zie dat de lasteringen in het hoofd van ten minlten één of twee leden van den raad voet gewonnen hebben; en zij zijn het die mij genoopt hebben om voor gister aan den Prefident der nationaale Conventie te fchrijven, en hem een uittrekfel te zenden van den brief die ik u den 3ouen fchreef. Het geen hier zeer wonderlijk in is, is dat de zelfde da* «o, op welken ik u die brief fchreef, uw Collega mij dien fchreef, op welken ik niet zat antwoorden. V ■ Ik p-a, gelijk ik u dezen morgen gemeld heb, de overwinning van het Belgifche vervolgen. Ik zal dan tot aan den Rhijn voortgaan C*> wiJl men mij dit bevolen heeft, hoewel ik beter zou hebben gevonden om de Maas te bewaren. Ik hoop dat de vereenigde vorderingen onzer Armeen de Koningen tot verdraagzaamheid en de volken tot reden zullen brengen: ik hoop dat wij eenfpoedige vrede zullen hebben, mits dat wij de zotheid niet begaan om uithoeken aan gee- (*) 1U wist toen niet dat ik dooi alle noodwendigheden te gelijk aangerand, genoodzaakt zou zijn vergeefsch zes dagen te Mons, zes te Brusfel, twee te Tirlemont, en veertien andre dagen in het land vs» Lujk te vertoeven.  C O"* ) geene zijde der Pijreneën, aan geene' zi;de dét Alpen en aan geene zijde van den Rhijn te maaken. Zoo dra die vrede gemaakt is, zal ik mijn woord houden; ik zal alles neer leggen, en daar door hoop ik de lasteraars, en de geene die zich door eene republikeinfche opfnijding den fchijn geven van hen te gelooven, te doen zwijgen. Uw brief vervatte ook twee befluiten van den raad, waarvan het eene betreffende de gei'prekr ken en de onderhandelingen tusfchen de Generaals zeer fchrander is * en nauwkeuriglijk nagekoomen moet worden, wijl er weinige onder onze helden zijn, die het wapentuig der flaatkunde weten te handelen. Daar zijn echter uitzonderingen, en het gebruik dat ik in Champagne van de gefprekken heb gemaakt, is zeer nuttig geweest; gelukkig dat het bevel van den uitvoerenden raad toen nog niet gegeven was. Wat het andere uittrekfel uwer raadplegingen van 29 ücrober aangaat, ik zal die nakoomen wijl het eene wet is; maar ik denk dat het eene aanranding der individueele vrijheid is, en dat er gevallen zijn, dat een generaal in onmin zijnde met zijn Minister, zich in de noodzakelijkheid zou bevinden, om die wet, voor zijne «eigen veiligheid, te overtreden, Ik zal mij zelve weder, omtrend dit artikel, aannaaien. Indien, toen twee Generaals de Ha-  C 6-3 ) natie verrieden, en gereed waren op Parijs aan te rukken; toen den lompen en verraderlijken la Jarve mijne depêches verdonkerde, en volhield den Minister te fpeelen toen hij zijne demisiïe reeds gegeven had, indien ik toen niet gehouden had als of ik geloofde dat er geen Minister meer was, en niet direft aan den Prefident der nationaale vergadering gefchreven had, dan zou de natie mij met de-lompe fchelmen, die haar verrieden, verward hebben; zij zou niet geweeten hebben dat er een Generaal en eene Armée beftond, die gereed waren hun bloed te plengen om de fouvereiniteit des volks (taande te houden ; en mogelijk had men de omwenteling van den ioden Augustus niet durven ondernemen. Ik maak alle die opmerkingen als oud Minister, als Wijsgeer, en als zoo goed als iemand onzer, met de groote denkbeelden van republikeinisme doorvoed zijnde; maar ik verklaar u te 'gelijker tijd dat niemand ftrikter zal gehoorzamen dan ik, wijl ik het volmaaktlte vertrouwen in mijne oude Collegaas en in u durf ftellen. Ze.  C 64 3 Zeyende Brief van Pache aan Dumourier. »o November 1791. Ik wensen u geluk, Generaal, en ik verheug mij met alle de Franfchen over de roemrijke zegepraal die gij behaald hebt: zij is fchitterend die zegepraal, na de lange en moeijelijke veldtogt, die gij tegen de Pruisfen gehouden hebt. Gij fpreekt niet dan van uwe medebewerkers; maar de uitvoerende raad weet de talenten te waardeeren van den Generaal, die alle hunne verrichtingen geregeld heeft. Hij twijfelt niet of gij zult onze vijanden vervolgen, tot zoo lange hunne vlugt, naar geene zijde van den Pvhijn, £>ns van de wreedaartigheên,die zij op het grondgebied der republiek geoefFend hebben, gewrooken hebbe, en hen vcor altoos den lust beneme om de regeringsvorm, die zij zich verkiest te geeven, te koomen ftooren. Bedank de Armée uit naam van den uitvoerenden raad , en zend mij zoo fpoedig mogelijk die lijst die gij mij beloofd hebt, van alle de burgers die de dankbaarheid des vaderlands verdiend? hebben; duid zelve de vergeldingen aan, die zij zich waardig gemaakt hebben, en de uitvoerende  PACHE  ■I  C 6S 5^ de raad zal zich naar uwe inzigten trachten te cedragen. • Ik zend u het decreet der nationale Conventie, met opzicht tot Batiste. Die braave burger betoond zulk eene verknochtheid voor u, dat * geoordeeld hebbe, hem niet van " te moeten fcheiden, door hem de achting te bewijzen diezijne dapperheid verdiend. Gij hebt zulk een voordeelig bericht van uwe Aides- de - Camp gegeeven, dat ik niet twijfel of een hunner zal waardig zijn tot den rang va* Luitenant Colonel verheven te worden. Ik zend u ingevolgen een brevet van Lui enant-Colonel en blanc, voor een uwer Aide-de-Camp dl» gij verkiest. gekend) pache. (Vervolgens ftaat er met zijne eigen hand?) Ik wenscH u geluk, Generaal, met uwe overwinningen, ik wagt het vervolg derzelven met het volmaakfte vertrouwen af. Jgtfle Brief van Pache aan Dumourier. Den liden November i79s» De Ministers van het inwendige, van het zeewezen en van den oorlog, onophoudelijk in p h«t  C 66 ) het koopen der levensmiddelen, die hun voor de verfcheidenheid der grondbegmfelen van hunne toebereidfelen noodzakelijk zijn, gedwarsboomd, hebben z,ch eindlijk vereenigd, en een Cornmitté gevormd, hetwelk beftaat uit Coufin, Biderman* en Max Berr, inzonderheid gelast met alle de koopen die voor de republiek noodig zijn. Uit deze vereeniging, uit deze cvereenftemBiing in hunne verrichtingen fpruit, dat alle de legers veel beter en veel zekerder bevoorraad zullen worden, en dat alle de aankoopen door eenen zelfden wil en door een zelfde grondbeginfel beftuurd wordende, het geheel veel fpaarzaamer voor de republiek zal zijn. Het ware noodeloos, Generaal, u te zeggen, dat, zoo voordeelig als het is dat de aankoopen der levensmiddelen door één zelfde Cornmitté heftuurd worden, het even zoo fchadelijk zou wezen dat deszelfs bewerkingen in wanorde gebragt wierden door bevelen tot aankoopen voor voorraadsmiddelen door iemand anders, als door het Cornmitté gegeeven. Teu einde gij zeker moogt wezen, Generaal, dat men zich werkelijk met de bevoorraading der zegepraalende Armée, die gij beveeld, bezig houd, zoo zende ik u den republikein Piek, die door het Cornmitté met de beftuuring der koopen, in het land door uwe Armée bezet, gelast is. Ik verzoek u met hem te raadplegen over de middelen om iu de onvoorziene, en in den oogen- bUk  C o> 5. blik opkomende noodwendigheden, te voorzien« welke gij mij niet tijdig genoeg zoud kunnen berichten om mij in de gelegenheid te «ellende noodige bevelen, op mijne verantwoordelijkheid te geeven. (getekend) PACKE. Negende Brief van Pache aan Dumourier. De» uden November. Doumer, Administrateur der levensmiddefër, heeft mij, Generaal, een uittrekfel van een brief van Payen, Generaal-Registreerder der Armée die gij beveeld, toegezonden, in welke lin meld dat Malus, lastgevende Commisiaris. een gewigtige aankoop met H. Simon, koopman te Duinkerken, gefloten heeft. Ik kan nauwelijks gelooven dat Malus zie* een dergelijken koop veroorloofd heeft, daar hij weet dat ik de Armée, die gij beveeld, zoodaanig van meel voorzien heb, dat dit de levensmiddelen, «aande agt maanden, verzekerd; en daar hij weet dat ik reeds een fchadeh]ken koop die hij aangegaan had, geweigerd heb, te bekragtigen. Daar Payen geen ftellige bewijzen van het beftaan van den koop die hij aanduid, bijbrengt,  geloof ik nog dat die niet aangegaan is, ik geloof dit des te meer, Generaal, wijl ik niet twijfel dat, indien hij bij uw medeweeten gemaakt was', gelijk Payen zegd, gij u dan gefpoed zoud hebben om mij dit te melden. Ik zend u, Generaal, copie van een decreet, door de nationaale Conventie gegeeven, overeen fchadeliken koop, door Vincent, lastgeeveride ComiBisfaris der Armée van het Zuiden, aangegegaan met Benjamin, voorraadsverzorger van het vleesch voor die Armée. Ik zoude u verplicht zijn, indien gij dit decreet aan Malus wilde mededeelen, ten einde hij er alle OorlogsComnr'sfarisfen, die onder zijne bevelen itaan, bericht van geeve. Ik waarfchuw u, met opzigt tot de overrokhen, dekens, enz,, dat er den gilten October n,800 overrokken voor de Armée, die gij beveeld, afgegaan zijn, dat er den 2den November 10,900 afgegaan zijn, het geen 24,700 maakt; lints dien tijd zijn er dagelijks vertrokken; zoo dat ik alle reden heb om te hoopen dat de Armée, die gij beveeld, welhaast compleet zal zijn. De republikein Clouct, die ik u gezonden heb,. en die door 4.400 dekens, die ik per post zend, gevolgd word, zal waarfchijnlijk reeds zoodanige maatregels genooraen hebben, dat uwe Armée alles heeft dat haar noodig is. (getekend) pache. XI,  C «9 > XL BRIEF Aan den Minister Pache. Den iSden November 179U Ik heb een afgezondenen van den Hertog van Saxe-Tefchen ontfangen, die mij de hier nevens gaande voornellen heeft gebragt. Ik heb mondeling- geantwoord, dat ik, de Generaal eener RepuMiek zijnde, aan nog ftrikter orders onderworpen was, dan de Generaal, die mij wegens eert hof of van wegens een vorst, door eene regering celast, voorwagen zou kunnen doen; dat de verfv stingen van het platte land, en het lijden der Armeen in zulk een üegt faifoen, nu] jammerde, maar dat ik, in weerwil mijner bijzondere gevoelens, in dit opzigt, niets anders kon doen, dandit ftuk aan den uitvoerenden raad te zenden, en, dat ik de operatiën van den veldtogt zou ver* V°lf verzoek u, Burger-Minister, aan de nationale Conventie rekenfehap van mijn mordehjk antwoord op dit voorrtel te geven, welk voordel bewijst dat de Oostenrijkers zich zeer zwak gevoelen te zijn. Het nemen der groote magazijnen van Megcheleo voltooid de zegepraal van Ej J3*  Jamappe, waarvan het een gevolg is. Ik hoop dat de neming van Antwerpen welhaast voleinden zal, om de Oostenrijkers alle militaire toevlugt vooreen toekoomenden veldtogt, te benemen. XII. BRIEF Aan den burger Pache. Den i9den November 1793. Gij beveeld mij, deugdzaam Minister, dat ik V zelve de behoorlijke vergeldingen aanduidde, Voor alle de burgers, die de dankbaarheid des vaderlands bij den /lag van Jamappe verdiend heb» ten: het is moeijelijk om de decreeten, die de benoemingen ten uiterften beperken, over een te brengen met het verlangen en de rechtvaerdigheid dat de nationaale Conventie en den uitvoerenden raad in zulk eene zeldzame omftandigheid, als een geregelde battaille, en vooral zulk eene bellisfchende als die van den tfden Januarij, moet bezielen. Ik zal beginnen met u verfcheide lijsten onder het oog te brengen: i. Die der Officiers Generaal, Opper-Officiers, en die van den Staf, die ik genoodzaakt heb geweest te benoemen om de Armée in het Belgifche te or-  C 71 ) canifeeren, zonder echter op mij te nemen ore het getal derzelven, met de magt dier Armee te evenredigen. Alle die Officieren hebben hunnen plicht, in den rang tot welken ik hen, voor het decreet dat aan de Generaals het vermogen beneemt, om tot de plaatfen in hunne Armée te benoemen, verheven had, op de verdienftelijktte wijze vervuld. Allen hebben zij dapper gevogten, verfcheide zijn in hunnen nieuwen rang gedood of gekwetst geworden, en geene had echter de expeditie van het brevet van den uitvoerenden raad ontfangen; zij hebben allenflegts op mijn provifioneel brevet gediend. 3. De lij* mijner Aides-de-Camp; in het begin heb ik er flegts vier gehad, waarvan er één heengegaan en door een anderen vervangen is: de uitvoerende raad heeft mij, onaangezien het decreet, vijf andere gegeven, en heeft zeer wel gedaan; want de Generaal en Chef eener Armée van 80 duizend man, die in verfcheide corps verdeel* is, kan den dienst van vertrouwen door vier Aides- de - Camp niet laaten verrichten; en hoewel ik er negen te gelijk heb gehad, zouden zij, indien hun ijver niet buitengemeen ware geweest, de onderfcheide verrigtingen, met welke ik hen belast heb, niet ten uitvoer hebben kunnen brengen, en van die verrigtingen hong dikwerf de fpoedigheid en zekerheid mijner knjgsverrigtingen af. ' Indien gij omtrent het artikel der Aides-deE 4 Caw*  c 7* y Camp verplicht zijt u aan den Krikten regel te houden, dan zal het grootlte der mijne zich van hunne vergeldingen, en zelfs van hunnen rang beroofd zien. In een foort van oorlog die zoo uitgebreid is als die welke, ik ondernomen heb; in een zoo buitengewoonen en zoo vermoeijenden veldtogt, is het niet mogelijk de gewoonlijke ïegels te volgen; her is ingevolgen hiervan dat gij zult zien dat verfcheide hunner den rang van Luitenant-Colonel hebben; de meeste zijn Officiers van de grootfte ondervinding; zij verdienen allen mijn vertrouwen, het geen voor een Generaal der Armee zeer noodzaakelijk is: allen zouden zij boven hunne bevordering verkiezen om bij mij te blijven, en het zou eene rtraf voor hen zijn om elders geplaatst te worden. Onderwerp dit aan de billijkheid en kunde van het militaire Cornmitté: ik twijfel niet of tusfchen u en hem zal wel een middel gevonden worden om de droogheid te herftellen van een decreet, dat in tijd van vrede, uitmuntend goed zou wezen, maar dat, in zulk eene rijke en ontzagchelijke ftad als deze, geen middel tot vergelding overlaat. 4. Een lijst der Staf Officieren, op welke juist de zelfde aanmerking te maaIten is , als op die der Aides de . Camp. 5. Een lijst der Opper-Officieren van de Armée die verdiend hebben toi den rang van Officier-Generaal op te klimmen. Ik moet u opmerken, dat de twee corps d'Arraée van den Generaal Ia Eour-  C 73 ) Bourdonnaye en van den Generaal Valence uitgezonderd, ik in mijne ganfche Armée, die uit 60,000 man beftaat, niet meer dan vijf LuitenantsGeneraal heb, waarvan de een, hoofd van den ftaf, en de ander der artillerij is, en 12 Vcldmaarfchalken , waarvan één der artillerij. Het is onmogelijk om door eene opvolgende bevordering in de verfchillende corps, eenige vergelding te geven zonder eene promotie te deen: deze promotie is zelfs noodzakelijk om tijdelijke Commandanten in de voornaamfte lieden van het Belgifche, die dit noodig Rebben, te plaatfen. Ik heb de Luitenants-Generaal O. Moran en Marasfé, reeds de één uit Condé, de ander uit Douay genomen, om den eerften te Doornik, den tweeden te Antwerpen te plaatfen. Ik had eerst de Luitenant-Generaal Marasfé voor Brusfel gefchikt; maar daar de gezondheid van den Luitenant-Generaal Moreion zijnen ijver niet evenaard,en hem dit buiten itaat field vol te houden om den winter veldtocht bij te woonen, zonder dat wij gevaar zouden loopen om in hem een uitmuntend Officier, een goed Patriot, die eene volmaakte revolutionaire theorie bij zijne andere goede hoedanigheden voegd, te verlie* zen, zoo neem ik de partij om hem het commar.dantfchap van Brusfel te geven, en, voor het befluuren van den ftaf, door den Colonel Thowenot zijne plaats te laaten bekleeden, voorwien ik u vooral den graad van Veldmaarschalk verE * «wek»  C 74 > eoek, wijl ik verpligt ben hem het recht te doen van te zeggen, dat hij de kundigfte Generaal der Arme'e, en het best in ftaat is om mij te helpen. Bij een republikeinsch volk, en in eene Armée, die zoo nieuw is als de onze, kan de oudheid geen aanfpraak ergens opgeven, dan wanneer die door bekwaamheden vergezeld is, wijl het er op aankoomt om ichielijk opvolgers voor de tegenwoordige Generaals te vinden, opdat het lot onzer wapenen niet van zoo of zoodanig een man afhange: daarenboven heeft het geen ik ten dezen opzigten zegge, geen betrekking op den Colonel Thowenot, wijl hij reeds twintig jaar gediend heeft. Ik ftel de vraagen, door den Generaal d'Harleville gedaan, aan een zijde; zijn uitmuntend gedrag fints hij mij fecundeerd, en de trek van edel republikeinisme, die in den brief vervat is, die hij mij gefchreven heeft, en dien ik u zend, doen mij op zijne befcheidenheid, in de vraagen die hij doet, ftaat maaken, en u die voordellen gelijk hij die aan mij voorfteld. Ik zend u ook eene memorie van den Veld'maarfchalk Dampierre, voor den burger genaamd Jolie-bois, een oud uitgediend krijgsman; die trek verdiend bekend en beloond te worden. Wat den Luitenant - Generaal Lanoue aangaat, zijne onrechtmatige gevangenhouding, en de valfche befchuldiging van welke hij door onvoorzigtigheid van den Generaal la Bourdonnaye, die ge-  C 75 ) genoodzaakt is geweest zijne eerfte gezegden te ontkennen en hen. recht te doen, het flagtoffer is geweest; zijne ondervinding en zijne dapperheid Hellef! mij in ftaat om van hem het grootfte nut voor de republiek te trekken, zoo dra hij zich bij mij zal koomen voegen, het geen binnen weinig daagen gebeuren moet. Het ware te wenfchen dat dit voorbeeld tot eene les mogt dienen om zoo ligt geen geloof te flaan aan de befchuldigingen tegen achtenswaardige Officieren. Het is niet mogelijk dat er koningsgezin den in de Armée blijven, en men moet de aantijgers wantrouwen, die meestal laage lasteraars zijn. ' De Veldmaarfchalk Drouet is te Quesnoy aan zijne wonden overleden. Ik heb den Veldmaarfchalk Ferrand, wiens ijver en moed zijne kragten te boven gaan, te Mons geplaatst. Het is alleen uit een zucht tot rechtvaerdigheid, en om de dapperheid en het vertrouwen der uitmuntende Armée die ik beveel nog te doen toenemen, dat ik u vergeldingen haarer groote daaden waardig, voordel; gij zult daarenboven zien dat er geen hooge graaden te veel in de Armée zullen zijn, aangezien haaren fpoedigen aangroei, bij welke men nog daarenboven een derde moet voegen voor de Belgifche Armée, die den dienst der Franfche Armée waar zal nemen. Ik heb, voor het decreet, den Veldmaarfchalk Duval tot Luitenant. Generaal benoemd, om de fe-  ( 76 ) feconde van Ia Bourdonnaye te zijn, en om zijne onervaarenheid te hulp te koomen, het is een. Officier van groote verdienfte, van een zeer zuiver patriottisme, en beproefde voorzigtigheid; ik vind het zeer noodzaakelijk om hem zijn brevet ten eerften te zenden. Ik heb ook bij de zelfde Armée den burger d'Arnaudin, AdjudantGeneraal, geplaatst, om .bij den Generaal Bourdonnaye de plaats van den burger Devergne te bekleeden: het zou ook goed zijn dat men hem. zijn brevet van Adjudant.Generaal, LuitenantColonel zond: zijne benoeming is van den sSften Augustus. Men moet opmerken dat alle die OfficiersGeneraals en Opper-Officiers mijne medebewerkers in den veldtogt tegen de Pruisf,.n hebben geweest, dat zij ongetwijfeld vergeldingen van den kant der natje verdiende. Tiende Brief van den Oorlogsminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, den i4den November 1793. Ik verneem met veel genoegen, Generaal, de ontwerpen die gij vormd om van de roemrijke overwinning, die gij behaald hebt, gebruik te tnaaJten, ik  C 77 > Ik heb aan den Generaal Valence, den naanV van Generaal van de Armée der Ardennes, nog niet kunnen geven. Het is niet genoeg dift^uvWdel. uwen, ten zijnen voordeden, ontdaan hebt, g»ï behoud den «aam van Commandant der Armee, fchoon gij de expeditie van het Belgifche beftuurd; dus van de agt Commandants, die er gedecreteerd zijn, is er nog geen vacant. Ik heb de nationaale Conventie verzegt om den uifvoerenden raad te bemagtigen tot het benoemen va* een negende Commandant, en zoo'dra deze zaak beflischt zal wezen, zal ik uwe verzoeken, ten voordeden van Valence, geheel niet uit het oog verliezen. ' . Ik verneem ook met genoegen uit een brief van. Ja Bourdonnaye, dat die Generaal u met ijver helpt, en dat hij den nden in Gent zal trekken. (getekend) pache. u Elfde Brief tan Pache, Oorlogminister, aan Dumourier. Parijs, 15 November 1793, het eerfte jaar det Republiek. Ik fpoed mij om u den lijst der commisfies te aenden, die den Sften dezer maand door het Com-  f ?8 > Cornmitté der aanknopen (*) gegeeven zija, I. aan de broeders Mosfelman te Brusfel, om op. de markten van Ath, Nameur, Megchelen ert deszelfs omtrek te koopen. 60 duizend maaten tarw. 40 duizend maaten rogge. 70 duizend fchepel haver. 2. Aan Perlau Carpentier te Oostende, om op de markten van Alost, Gent, Oudenaarde en derzelver omtrekken te koopen. 6b duizend maaten tarw. 40 duizend maaten rogge. 72 duizend fchepel haver. Ik acht dat deze berichten u voldoende zullen zijn om uwen marsch op te klaaren, en u, aangaande de noodzaakelijkfte voorraad uwer Armée, gerust te (tellen. Ik verzoek u deze koopen geheim te willen houden, .ten einde dit op geenerlei wijze invloed op den prijs maake. (getekend) De Oorlogsminister pache» P. S. (*) Men kan oordeelen wat er van deze orders was, door het proces-verbaal, dat de Generaal Miranda den ^den dezer opge. fteld beeft, en waar uit fpruit, dat in liet tegenwooidige tijdftip, het directorium noch levensmiddelen in het magazijn, noch gel4 in de kist, noch aangefteldden bad.  C 70 ) P. S. Ik verzoek u befcherming en pijiland aan de broeders Mosfelman en aan Perlau Carpentier te willen verkenen. Twaalfde Brief van den Oorlogsminister aan Dumourier. r«rys, den i5den November 1792» het eerfte ^ dSs Republiek.. Daar ik verlang dat de troepen nauwkeurig, en zoo ipoedig mogelijk de koopmanfchappen o'ntfangen die tot i*e .veder-invulling hunner kleeding en toerusting gefchikt zijn ; op dat onze braave krijgsgenooten, die op zulk eene onderr fcheidene wijze den roem van den Franfchen naam itaanden houden, niet lang aan de geftrengheid van het jaargetijde, in het welk wij thands treden, blootgefteld blijven, is het noodzaakelijk dat ik altoos van hunne pofitie bewust ben. Ik verzoek u ingevolge om mij alle agt dagen den lijst van de pofitie van alle de troepen, die onder uwe hevelen te werk gefield worden, te zenden, en niet te vergeten om juist den naam en de wapens van ieder corps aan te duiden, op dat ik in hunne noodwendigheden, van allerlei foort, voorziende, aan de onderfcheide corps alles wat hun noodig is kan zenden, en mij niet bloot.  C 80 ) blootgefteld vinde om aan de een te zenden hef geen voor de ander gefchikt was, en dus dubbele en zelfs driedubbele bezendingen te geeven, die des te fchadelijker zijn, wijl dit de middelen verminderd om in de noodwendigheden der anderen te voorzien. (getekend) De Oorlogsminister pache. Dertiende Brief van den Oorlogsminister Pache aan den Generaal Dumourier. Parijs, den iCden November 1792, liet'eerfte jaar der» Republiek. Ik begin, Generaal, met u geluk met uwe vorderingen te wenfchen: ieder neemt er deel inr en niemand doet dit meer dan ik. Ik bedank u voor de rondborftigheid met welke gij mij over de menfchen en de zaaien fpreekr. Ik denk, gelijk gij, dat Oostenrijk de vijand is die men bij voorkeur moet verpletten, en ik ben er niet voor om, door ons buiten onze natuurlijke grenzen te begeven, de dubbele fout te begaan van ons te verzwakken , en vijanden te verwekken. , Ik heb in den raad, het gevoelen, dat gij mij aanduid, niet zien heerfchen, en men heeft geen po-  C 81 ) ooeenblik geaarfeld om la Bourdonnaye onder, uwe bevelen te nellen : wat Kellerman aangaat, daar is nimmer gedagten naar geweest, fints tK er ben. Ik hoop dat de eerfte niet van zijn plicht af zal wijken, en fints het hooge woord uitgefprokcn is, fchijnd het ons toe dat hij uwe bevelen ftipteiijk uitgevoerd heeft. De deliberatie van den aoften Oftober rand geenzins, Generaal, de vrijheid aan, door alle de gewoonlijke berichten van den dienst dooi banden van het ministerie te doen gaan; want zij laat aan den Generaal de mogelijkheid om zijne klagten tegen een Minister, van wien hij te onvreden zou zijn, of zijne vraagen over alles dat hem bijzonder aangaat, direft aan de nationaale Conventie te zenden. Vervolg. Generaal, om uwe overwinningen te verzekeren, om vertrouwen in mij te Hellen, en mij alle de middelen om tot het algemen welzijn mede te werken, bekend te maaken,.en ik zal u daar voor bijzonder verplicht zijn. Qetekend") pache. F Veer-  Veertiende Brief van den Oorlogsminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, den iöden Novsmber 1752, het eerfte jaar der Republiek Cjij hebt u woord gehouden, Generaal, en zijt voor den isden in Brusfel getrokken. 11c heb uwen brief aan de nationaale Conventie medegedeeld: zij heeft het grootfte deel in uwe overwinningen genomen. De vrijheid der Belgen zal men aan uwe kunde en aan uwe dapperheid verfchuldigd zijn. Ontfang mijne bijzondere gelukwenfchingen, Generaal. (getekend) pache. P. S. Ik voeg hier nevens een noot, die ik ontfangen heb, en die ik dacht u mede te moeten deelen. XII.  C 83 ) XII. BRIEF Fan den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Den 29(ten November. Jk zie met leedwezen, Burger-Minister, dat gij de koop afkeurd , die den 8ften dezer maand door den Commisfaris en Chef Malus (*) met den burger Simon, koopman te Duinkerken, aangegaan is, voor de voorraadsverzorging der Belgifche Armée; dit bewijst mij, dat men de behoefte der Armée in uwe oogen verkleend, of uwe middelen om daar in te voorzien vergroot heeft. Ik moet de waarheid in haar volle licht heritellen. Ik was op dien tijd te Mons, en mijne Armée had zich met die van den Generaal d'Harleville vereenigd; ik bragt, buiten dit, de Armeen van de Generaals Bourdonnaye en Valence in beweging, en trok te gelijker tijd langs drie kan» Men moet in aanmerking nemen, dat het door dezen ioop alleen is dat de Aimée fints dat tijdgewrigt beftaat} waar uit blijkt, dat, indien die niet aangegaan was, de ganfclis Ar Aaiende Brief van den Oorlogsminister aan den. Generaal Dumourier. Parijs, den 23(ten November W*, ** JaM Republiek. Tk heb u gemeld, Generaal, dat ik de admi„istrative voordellen, die gij mij in uwen briet van den aoden gedaan hebt, aan het oordeel der nationaale Conventie zou onderwerpen, ft «nü ücopie van den brief dien ik aan den Prefident der Conventie gefchreven heb, hem te gelijker tijd den uwen zendende: gij zult er bijzonderheden in vinden die gefchikt zijn om u, aangaande, de levensmiddelen, gerust te dellen. Ik zal u niet meer over de maatregelen fpree- . ken die gij mij gevraagd hebt, en die mijne magt te boven gingen. De bepaaling die de Convefc ,ie genomen heeft, door het geven van het decreet, waar van ik u door den burger Ronfin de expeditie gezonden heb, fchrijft mij andere middelen voor, om in de behoefte der Armée, die gij beveelt, te voorzien. Ik heb uwe aanmerkingen, aan het Cornmitté der aankoopen, en aan de nationaale trefone medegedeeld. ., Maak daat, Generaal, op mijne waakzaamheid Ga OBI  om van alles juist onderricht te zijn, en om atles wat fchaden kan, te verwijderen. Ik heb ook aan de Conventie melding gedaan van de vraagen die gij mij gedaan hebt, ten voordeelen der burgers, die zich onder uwe bevelen onderfcheiden hebben. Ik heb reeds eene vermeerdering in het getal der Officieren-Generaal en der Adjudants-Generaal verzogt. De toeneeming der gewapende magt maakt die onvermijdelijk ; en ik grijp met ijver elke gelegenheid aan om de nationaale Conventie te overhaalen dat zij dit gewigtig onderwerp beflisfche: gij hebt er mij eene aan de hand gedaan die ik niet verzuimd heb. Ik verwagt met ongeduld het decreet dat mij de middelen zal geven om de tijtels uwer medebroeders in de wapenen te erkennen. (getekend) pache.' De Oorlogsminister aan den Prefident der nationaale Conventie. Parijs, den tuften November i792, het eerfte jaar der Republiek. BURGER-PRESIDENT! Ik ontfang een brief van den Generaal Dumourier, van dato den aolten dezer maand, in welken hij  ( 101 ) hij, na zich over het verwijl van de zending der levensmiddelen beklaagd te hebben, mij vraagt, i. Om hem volmagt te geven om alleen,,door het ministerie van den Coramisfaris en Chef Malus, alle de koopen te fluiten die noodig is tot de voorraadsverzorging van alle foort voor de Armeen die in de expeditie van het Belgifche medewerken, of mede zullen werken. 3. Om hem op gelijke wijze volmagt te geven om zoodaanige verdragen aan te gaan als) hem het voordeeligfte zullen fchijnen om den dienst der penningen, die onmisbaar voor de foldij en de uitgaven der Armee is, te verzekeren; 3.Om ingevolgen van dien, den koop, die den gffcen dezer door den Commisfaris en Chef Malus met den burger Simon aangegaan is, te bekragtigen als ik de voorwaarden Van denzelven onderzogt zal hebben. 4 Om aan de Agenten, die in het Belgifcho gebruikt worden, te gelasten om terltond alle aanneming van graanen en fourragie te (iaaken, en aan de nationaale treforie, oru met alle uitftorting van penningen in de? fchatkisten der Belgifche Armée op te houden. Ik zend hier nevens aan de nationaale Conventie: 1. Copie van den brief van den Generaal Dumourier. GS  ö. Copie van den brief van den CommisfarisGeneraal Malus, betreffende eene leening van 000,000 livres, die met medeweeten van d'Espagnac bewerkt is, door eene trekking op de Commisfarisfen der nationaale trefnrie, van welke hij verzoekt dat de betaaling geaurorifeerd worde; 3. Copie van de Commisfie, door den Generaal Dumourier, ingevolgen de volmagt aan hem door de nationaale Conventie opgedragen, aan de burgers Malus en d'Espagnac gegeven, om op de Commisfarisfen der nationaale tref >rie voor de fomme van 300,000 livres te trekken, aan de ordre van den burger Lijs te Brusfel, die den inhoud va"n dien voor rekening der Franfche Armée zal fchieten; 4. De opneming van de lijsten der gefteldheid der militaire magazijnen van het departement van het Noorden, van Pas-de- Calais, der Ardennes, van 1'Aisne en van de Somme, van den Sften of icden dezer maand, bedraagende 166,000 quintaalen tarw, rogge, masteluin en meel, eene hoeveelheid die voor eene Armée van 80 duizend man geduurende zes maanden en agt dagen voldoenden is, en op 79 duizend waag hooi, 160 duizend bosfen ftroo, en 54,000 zakken haver; 5. Copie van den brief van den burger Biderman, directeur van het Cornmitté der aan- koo>  ( 103 > koopen, van dezen datum, betreffende de aankoopen 'tot hier toe in Brabant gedaan, bes draagcnde ico.ooo zakken tarw en roggen, 40 coo zakken' haver,'50 duizend waag hooi, 50 duizend bosfenftroq, hoeveelheid voldoendë is voor het beftaan eener Armée van 80,000 man geduurende negen maanden 't 6.Copie der declaratie van den burger Piek, Commisfaris der aankopen van het Belgifche, betreffende den prijs"-van" het! hooi, haver e* ftroo ori.de markt gebfagt door Henri Simon* vergeleken met de waardij der zelfde waaren. Het koomt mij noodzaakelijk voor dat de nationaale Conventie de lèziègdezer ftukken hoore. ' Eene bepaaling als die welke aan de Generaals dergelijke foncïié'n toe zou wijzen, als welken in de vraagen van den Generaal Dumourier begrepen zijn, is boven de magt die mij toebetrouwd is i en ik moet dit asn de nationaale Con* ventie onderwerpen (*> Vóór oyerecnkoirfiige Copie, dbou9fl tua -' ' g jnota De 'Oorlogsminister pache. XIV. . co do (^msDS0f§van dezen tóf is zeer !istl's Wcr !n* dat men er onderwerpen, over welke de Conventie wezenlijk feeHisfcben maf*, met flUdcre die de Rfeister.uitkragcen zijner magt, kon, en toeven ai moest doen, vermengd heeft: cgn d.erge-  C 104 ) XIV. BRIEF Aan den burger Pache. Tirlemont, 22 November 1792» ïk ben gister, Burger-Minister,met eene voorhoede van 4 a 5 duizend man, op Tirlemont genaderd. Ik heb er de geheele vijandelijke Arme'e agter de ftad gecampeerd gevonden, met eene voorhoede van 384 duizend man voorwaards op de hoogtens van Cumpty, regt tegen over Beauterfem, gecampeerd. Ik heb die voorhoeden den ganfchen dag met mijn gefchut bevogten; zij is door vijf duizend man verfterkt geworden, maar heeft echter niets ondernomen: alles is dezen morgen met het aanbreken van den dag vertrokken, en ik ben reeds vroeg in Tirlemont getrokken, hebbende niet meer dan 4 man ver- ïjken brief te doen tekenen is een dier trekken die een weinig «rvaaren Minister van den kant van intrigante onderhoorigen « "wagten heeft. Wat de voorraadsverzorging aangaat het is onnoodig om IJe jaggen dat dezelve niet dan in dees brief beftaat.  ( 105 ) verlorren. Deze canonnade en de defertfe, waai van zij gevolgd is geworden, kost meer dan 400 man aan den vijand. Ik ben genoodzaakt om morgen te Tirlemont te blijven: overmorgen marcheer ik op Saint Truyen Den asften zal ik den Generaal d'Harleville op Huy detacheeren, om den Generaal BeauHeu, die zich van de Armée fchijnd af te fcheiden om zich naar Huy of naar Nameur te wenden, tusfchen twee vuuren te brengen. De Generaal Valence denkt echter, dat, volgens zijne berigten, de Generaal Hohenloë van Luxemburg op Siney marcheerd. Het fchijnd dat die twee Generaals zich op het punt van Chinay of Simay willen vereenigen , om vervolgens tot bijftand van Nameur aan te rukken. Den söften zr.1 de Generaal d'Harleville in ftaat zijn om zich, ingevallen van nood, bij den Generaal Valence te voegen, laatende te Huy flegts. eene kleine bezetting, en dan zullen die twee corps, te zaam vereenigd, meer dan 55 duizend man uitmaaken; het geen de inneeming van het kasteel van Nameur, en de verdediging der Maas zal verzekeren. Wat mij aangaat, ik zal fteeds Clairfait blijven volgen, die waarfchijnelijk zal trachten om door Luik in Limburg te retireeren; wat het Aarts-Hertoglijke hof betreft, dat zich eerst te Roermonde begeven heeft, ik denk dat de Jhelheid mijner marsch het naar Aken moet & 5 'doen  C 106 5 doen vertrekken, van waar-het haar Keulen zal gaan. . I' , Indien ik aan mijnen linkervleugel.een anderen Generaal had gehad, dan la Bourdonnaye, over vvien ik niet op zal houden mij te beklagen\ !dan wanneer men mij van hem verlost zal'hebben, Öan zou dees anderen het verftand of gezond oordeel gehad hebben om niet meer dan 6,000 man voor het beleg van het kasteel van Antwerpen te gebraden, het welk niet meer vorderd* wij! de rivier dcor het escader van Duinkerken onderfchept is ; en zou zieh fpoedig met fo.ooo man op Hasielc enMaasfeykbegeven hebben; dab zou dat corps Roeimonde van de eene, en Luik van de andere zijde ■ bedreigd hebben ,.en ik zou mijne Armée op Kuy, en die'van d'Harleville onmiddelijk op Nameur aangevoerd hei-ben. In plaats van dit alles, is het zeer mogelijk dat, 'indien de tijdingen van Valence echt^iia,-de verleniging van Beaulieu en Hohenloëffpoëdig genoeg plaats, grijpt om het kasteel, van. Nasieur De redden, en ik mij genoodzaakt vinde oïn eene •moeilijke en onaangenaame veldtogt op de Maas te blijven vervolgen. , . Ik hoop dat ik mij uit deze moeiielijkheden 'zal wikkelen; maar ik verklaar u, Burger- Minister, dat, indien ik binnen 'vier dagen geen antwoord heb op de zeer ernftige klagte» die ik •tegen la Bourdonnaye ingeleverd heb, ik dan de partij zal kiezen om hem te faspendeeren i en hem  C 107 ) hem eenen opvolger te geeven die mijne ontwer* pen beter bi grijpe en dezelve niet dwarsboome. Ik kar. de eer en veiligheid der republiek niet langer in gevaar laaten (lellen, en het is tijd om eenen veldtogt die met roem begonnen is, met vrugt te eindigen. XV. BRIEF Aan den burger- Pache, Oorlogsminister. ' Tirlemont, den'asllen November 1792, het eerfte ja* l der Republicky.'.. Indien gij uwen brief gedagtekend had, BurgerMinister, dan zou ik kunnen weeten, of gij op den tijd toen gij mij dien fchreef, de bittere klagten reeds ontfangen had, die 'ik in mijne verontwaardiging, tegen den Generaal la Bourdonnaye in mijne brieven aan den burger Lebrun van den 17, 18, 19 en ft, en eindelijk in mijnen laatften van dees dag, die hij nog niét ontfangen kan hebben, uitgeboezemd heb; alle brieven die op Hukken gegrond zijn, welke de affchuwelijke tirannij, die dien Generaal, die alle mi.ne krijgsverrigtingen dwarsboomd, tegen een vriendfehappelijk land uitoeffend. Neen, Burger-Minister, ninaei zullen de over-  C -ioS ) overwinningen Dumourier genoeg verblinden om\ hem als overwinnaar te doen handelen. Dit is een' naam die hij fchuwd. Ik heb geen het minile bevel te Gent, noch in eenig gedeelte van, het Oostenrijks-Vlaanderen, gegeven. Mine proclamatie, die de hoop uitmaakt, van het ganfche gedeelte van het land, het welk ik met de, Armée, die ik er zelve gelei, doorreis, is voiftrekt onbekend in dat gedeelte daar de Generaal la Bourdonnaye reisd, wiens zegepraalende verhaalen alle de couranten vullen, en op bepaalde tijden de toejuichingen der nationaale Conventie ontfangen; het geen de Armée die ik gelei, die alles doet, en van welke men weinig fpreekt om dat ik niet dikwijls fchrijf, in het geheel niet gevald. Die Generaal heeft .waarlijk als overwinnaar gehandeld: hij doet, ten voordeden der Franfche natie, de algemeene inkomften ontfangen. Zijne Agenten bedreigen de fteden met militaire executie, gelijk de Pruisfen in Champagne deeden. Ik heb geëischt dat men hem naar het departement van het Noorden te rug zou zenden, daar hij, zoo al mijn perfoon, ten minften de belangens der republiek niet nadeelig kan zijn. Ik heb den burger Lebrun gemeld, dat ik vorderde dat hij te rug gezonden zou worden; dat ik, indien hij dit niet binnen eenige dagen gedaan wierd, hem een opvolger zou benoemen en hem zou fuspendeeren: en dit is het dat ik wezen-  t i°9 > zenlijk, welke gebeurtenisfen er ook uit mogen fpruiten, werkelijk doen zal: die opvolger zal de deugdzaame en fchrandere Miranda zijn, dte> door u allen bemind word. Om u te doen oordeelen hoedaanig de oogmerken en het gedrag van den Generaal la Bourdonnaye zijn, zoo zend ik u copie zijner briefwisfeling met den Veldmaarfchalk Euftace, die een Corps Flanqeurs van de Armée die ik beveel, commandeerd, en die ik in communicatie met la Bourdonnaye geplaatst heb. Gelukkig dat ik ieder kan ontbeeren, en dat ik, na het begin van dien Generaal met mij, mijne ontwerpen zoodaanig beraamd heb, dat ik een corps van ao duizend man, waar meê hij mij, dwarsboomd, als nul kan befchouwen. Ik verzoek u, Burger-Minister, mij Courier bij Courier te antwoorden, en tusfchen la Bourdonnaye en mij te beflisfchen; want deze toedragt van zaaken kan bij geene mooglijkheid langer dan vier dagen blijven voortduuren; en indien argwaan of gunst, den raad voor hem doen befluiten, dan zal ik, zoo dra ik de Armée te Luik gebragt, en de Oostenrijkers geheel van het Belgifche grondgebied verjaagd heb, mijne demisfie aan de nationaale Conventie zenden , de redenen die mij daar toe bewegen aanduidende, van welke de iterkfte js, dat ik mij als zeer fchuldig aan zou zien, indien ik de overwinningen, die ik aan de dapperheid der Armée ver- fchul-  C iio ) fchuldigd j,en, door het despotisme en de flegte fla -kunde liet bezoedelen. Het is zonder eenige gemelijkheid, maar met alle 'e nadrukkelijkheid die den gronü van mijn caracter uitmaakt, dat ik u dezen iuisten brief fchri f: niets ter waereld zal mij immer noodzaaken om mij zelve te verlochenen. XVI. BRIEF Aan den burger Pache, Oorlogsminister. Tirlemont, den löden November 1792, het eerfte jaat der Republiek. Ik antwoord terftond, Generaal, op den brief van uwe hand, door welken gij mij meld dat de Veldmaarfchalk Thowcnot benoemd is om de expeditie tegen de tegenomwentelingsgezinden der Coloniën te commanderen. Ik begin met u te verklaareu dat ik hem ten vollen bekwaam denk te zijn om het vertrouwen van den uitvoerenden raad, en van de natie te vervullen; maar ik verklaar u te gelijker tijd dat ik geene univer ^ele begaafdheden bezit, dat de generaal Tho ^enot mij volflrekt noodzaakelijk is voor de casirametatie(*_);dat deArme'e geen goede Officieren-Ge? ne» O Kunst om een leger wd te plaatfen.  C m y neraal genoeg heeft om hem te kunnen ontbeeren g dat indien de fpoedige inneming van het Belgi-. fche mooglijk aan mijne werkzaamheid te danken is, men ook verpligting heefc aan de talent ten van den Generaal Thowenot; dat indien ik ziek wierd,. hij nog-onvermijdelijker noodzaaklijk - zou wesen voor den Generaal die mijne plaats» zou vervullen; dat hoe makkelijker onze invafie geweest is, hoe meer wij in het -voorjaar ons in het geval zullen.bevinden om een defenfiven en chicaneuzen oorlog te voeren, om een land te verdedigen, het welk rondsom open is en dat; van allen kanten aangevallen zal worden, dat het alsdan is dat de kunde van den Generaa^ Thowenot nog noodzaakelijker zal worden dan immer; dat eindelijk het belang van een land dat ons aangaat, en van eenen oorlog die onze. hoofdftad andermaal zou kunnen bedreigen, indien wij fchokken ondergingen, van een geheel ander gewigt is dan die tegen eene Colonie in welke men veel; makkelijker iemand voor den Generaal Thowenot in plaats kan llellen, dan in de Armeen te land. Ik heb u verfcheide Officieren - Generaal voor te ftellen. Ik zal u twee Veldroaarfchalken opnoemen die door hunne krijgskunde en door hun civisme zeer aannemelijk zijn om deze expeditie aan geene zijde der zee, en Chef te commanderen; de een is de Generaal Ishler, voorheen Colonel van het regiment Bouillon; de ander is de  C na > 3e Generaal Dampierre, voorheen Colonel van? het vijfde reg ment dragonders. Indien de raad blijft volharden in de keus van den Generaal Thowenot, en indien die Generaal deze zending aanvaard, die van het wezenlijk nut waar van hij zijn kan , en van zijn perfoneel geluk het welk men altoos met het nut der republiek moet vereenigen, afloopt, dan protesteer ik te vooren tegen de desorganifatie van den ftaf der Belgifche Armée, dewijl het zeer waar is dat ik hier niemand heb die de plaats van den Generaal Thowenot kan vervullen. Ik heb u even zulke gewigtige opmerkingen aangaande de keus van den Luitenant-Colone* Thowenot zijn broeder te doen. Die Officier heeft zoo veel verdienden voorde artillerij, als de Generaal Thowenot voor den Haf. Ik heb hem met veel moeite uit de gieterij d'Indret, nabij Nantes, gehaald, die hij tot volmaaktheid gebragt had; ik heb hem hier bij de gieterij van Megchelen geplaatst, die zoo voor de Franfche als voor de Belgifche Armée van de grootfte noodzaakelijkheid word. Ik heb over deze inrigting reeds al den kwaaden wil van twintig Officieren der artillerij ondervonden. De Luitenant-Colonel Thowenot is de eenigfte man die in ftaat is om deze inrigting, die onvermijdelijk noodzaakelijk is, wel te beftuuren; dus, wanneer gij mij dien Officier ontneemt, rui-  C «3 ) ruineerd gij bij voorraad de gieterij van Megchelen, en gij ontneemt mij alle hulpmiddelen voor de artillerij, en inzonderheid voor de 4 ponders waar aan wij gebrek zullen krijgen, en die ik in overvloed en goedkooper als in Frankrijk, denk te laaten gieten. Wat de geweeren aangaat die in het arfenaai van Megchelen genomen zijn, ik zal er u, indien gij het beveeld, 3,000 van toezenden; ik moet u echter voor oogen houden dat gij deze drie duizend geweeren aan de Belgifche Arme'e » die opgerigt moet worden, ontneemt, en dat die Arme'e tot 311,000 man voetvolk en 8,000 paerdevolk gebragt moet worden, daar gij eene grooter meenigte geweeren hebt, die te Nice en in Savoye door den Generaal Anfelme genomen zijn , en ander wapentuig dat te Spiers, Worms» en Mentz door den Generaal Custine genomen is; en dat het mij natuurlijker voorkoomt om dat laatfte weg te nemen, dan een volk te ont« wapenen tegen het welk gij zegt; weest vrij. H Am  C 114 > Aan den burger Clavierc, Mi nisier der algemcc ne contributiën. Tirlemont, den 23ftan November 1752, liet eeiftc jaar der RepubLtk. Ik zend u, protestantsch Minister, de ftukken van een proces tegen de Carthuizers. Ik maak CaJvin en Saint Bruno handgemeen, en hoop dat hier uit voordeel voor de republiek zal fpruiten. Ik heb flegts tijds genoeg om u te omhelzen. XVII. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache. Aan het Hoofdkwartier van Tirlemont, den 24ften No. veaber 1792, bet eerfte jaar der Franfche Republiek en der Belgifche vrijheid. BURGER.' (jij eischt in uwen brief van den iaden, aan den burger Malus, dat hij de grootfte waakzaamheid te werk ftelle over de opzigters der compagnie Masfon, en dat hij zorge dat de koop met  C 115 ) met die compagnie aangegaan, ten uitvoer gebragt worde. Deze bijzondere vraag, en de af« keer die de burger d'Espagnac mij toefchijnd te hebben, voor den dienst die hij verrigt, kun<» nen mij geen twijfel overlaaten dat gij eene vooringenoomenheid tegen dien burger hebt, die ik denic dat het belang der republiek vorderd dat door mij verdreven worde. Ik heb ü reeds opgemerkt dat de noodzaakelijkheidin welke de compagnie Masfon is, om eene zwaarte van twee duizend vier honderd pondgewigt te vervoeren, in plaats van vijftien honderd dat de rijtuigen van het platte land gemeenelijk vervoeren , deze onderneming zeer fpaarzaam maakte. Ik heb u opgemerkt dat het denkbeeld van een vastgeftekie dienst, en die onafhangelijk is van de vorderingen die men dagelijks aan de ongelukkige bewooners van het platte land moet doen, uitmuntend in zich zelve is om eene oneindigheid van redenen; maar dat dit het normeer wierd, door dien gij het goed verftand had gehad om die onderneming aan een compag» nie van kundige menfehen te geven, die men alleen tot een zeer hoogen prijs zou moeten koopen. Den dienst der wagens is van het uiterite gewigt voor eene aanvattende Armée, welke zij ook zijn moge; maar hij is dit zoodanig dat men het niet uit kan drukken, in een land gelijk het Belgifche, vooral in dit jaargetijde, en wanneer men genoodzaakt is gelijk ik ben, om zooveel H 2 met  C n6 ) met de flegte wegen als met de vijanden te kampen. Daar is eene fpoedigheid en eene juistheid noodig, waar van men zich geen theorieq denkbeeld kan vormen ; en men moet te gelijker tijd, goede middelen, goeden wil en eene groote kunde hebben om het redelijk wel te doen. En hef is zeker dat de dienst wel verrigt word, de foelie marsch der Armée is daar een bewijs van. Na aan de compagnie Masfon regt gedaan te hebben in het geen hunnen dienst aangaat, behaagt het mij om dit aan hun civisme en aan hunne belangloosheid te laaten wedervaaren. Ik heb van dezelven een bewijs dat voorzeker niet twijffelachtig kan gehouden worden. Hoewel die compagnie dagelijks tot aanmerkelijke uitgaven genoodzaakt is, en zij zich in het geval bevonden heeft, om zich voor haare eigene noodwendigheden, van haar crediet te bedienen, zoo heeft zij, ziende in het begin dezer maand, de benaauwdheid in welke ik mij voor de loopende betaalingen bevond, niet alleen verzogt, om de betaling van eene ordonnantie van drie maal honderd duizend livres in fpecie, die haar op den treforier van Rijsfel gegeven was, tot den vijftienden laatstleden uit te ftellen, en mij een ' Courier toegezonden om mij honderd duizend livres ter hand te Hellen, maar zij heeft daarenboven aan de krijgskist vijf en twintig duizend, livres ook in fpecie bezorgd; en den isden heeft •zij mij verklaard dat zij niets van mij vorderde voor  C "7 ) voor dat de fondfen, van welke gij mij {preekt, of die ik hoop te verzaamelen, mij raiddel zullen bezorgen om het te rug te geven. Zulke daaden, burger, hebben gèenen uitleg noodig indien zij aan een man als gij zijt, bloot» gefield worden. Maar onder alle de perfoonen die aan den dienst verknocht zijn, is er geen één die meer verdiend dat men hem onderfcheid, dan de burger d'Espagnac; zijn ijver vind niets onmogelijk, zijne werkzaamheid en zijne hulpmiddelen zijn onuitputtelijk, en zijne kloekmoedigheid maakt hem gefchikt om de uitgebreidfte ondernemingen te beftuuren. Ik heb ten zijnen, opzigten nog meer te zeggen, en verzoek u hier van aan de nationaale Conventie melding te doen; hij is een dier geenen aan welkers moed en ijver wij de zoo fpoedige provifioneele organifatie van het Belgifche verfchuldigd zijn. Daar de partij van van der Noot, den dag mijner aankomst, zonder onder* fcheid alle de hoofde der focieteit van de vrienden der gelijkheid, die zitting hadden willen houden, aan hadden gevallen, zoo bood de burger d'Espagnac zich echter aan om terftond id die focieteit te prefideeren, en heeft niet gevreesd om er die heilzaame waarheden te doen hooren, die dat fchoone land welhaast voor onze philofophie vatbaar moeten maaken. Een journaal van deze voor de vrienden der vrijheid en gelijkheid gedenkH 3 ww£  C "8 ) waardige zitting, het welk hier gedrukt is, en u door mij gezonden word, zal u beter dan alles dat ik u zeggen kan, bewijzen; hoe verdienftelijk hij zich in die omftandigheid, bij zijn vaderland gemaakt heeft. Voor het overige, is het aan zijn gedrag dat hij de eer verfchuldigd is van door de provifioneele vertegenwoordigers der ftad Brusfel benoemd te zijn om dezelve bij de Nationaale Conventie, in rang als haren buitengewoonen afgevaardigden , te vertegenwoordigen. Ik zie met leedweezen 'dat hij door misnoegen over het dwarsboomen dat men hem in uwe bureauxdoet, zeer geneigd is, om u zijne onderneeming te rug te geven. Ik geloof dus, burger, dat het belang der algemeenezaak vorderd, dar gij alle tegeningenomenheid verre van u afwerpt, en dat gij in plaats van de Compagnie Masfon voor den dienst die zij verrigt, een afkeer in te boezemen, haar integendeel aanmoedigd , om dien te blijven vervolgen ; want ik kan het u niet genoeg herhaalen, dien dienst is van het uitterfte gewigt; hij is zeer moeijelijk, en ik voeg 'er bij dat het 't eenigfte middel is om onnodige kosten en eene plundering die men niet begrijpen kan, te voorkomen. Laten wij nu den grond der kwestie verbandelen. Uw brief van den 17 aan den lastgevenden Commisfaris fchijnt een verfchïl te maken, tusfehen het  het tranfport der fouragies van het algemeen magazijn, en dat van het zout, de azijn en andere levensbehoeften: dees laatfte dienst is door u aan de Compagnie Masfon toegewezen, als maakende een onderwerp van het park der rijtuigen, waar mede zij gelast is; maar de andere is er volftrekt van uitgezonderd. Staa mij dus toe om u op te merken, dat zoo dra het park van rijtuigen door de Compagnie Masfon bediend moet worden, het dan aan haar is dat de dienst van de fouragies der onderfchetden generaale magazijnen in het camp, toekoomt: dit is onvermijdelijk, daar konnen eigentlijk gezegd, 'geen twee verfchillende dienften in het park zijn, dat, gelijk ik u zeer wel opgemerkt hebbe , de verzameling der rijtuigen moet zijn, om alles te vervoeren, dat zich in de generaale magazijnen verzameld, om van daar naar het Camp gebragt te worden. Wat het tranfport der fouragies naar de generaale magazijnen betreft, dit gaat het bewind der fouragies aan; het is met dit onderwerp gelijk met alle de andere die in de generaale magazijnen zijn. Uwe onderfcheide ondernemers^ of registreerders moeten op zich nemen om die te vervoeren. Weestdus zoo goed, burger, om met betreKking tot de vervoering der fouragies, eene we-. zenlijk onderfcheid te maken tusfehen de vervoering in de generaale magazijnen, die het beH 4 wind»  C I20 ) wind, voor de behoeftens der Armée maakt, en tus« fchen de vervoering van die magazijnen, naar het Camp : het eerfte moet de registreerders der fouragies aangaan, gelijk het vervoeren van den brandewijn, van het zout en hout, in dezelfde magazijnen de ondernemers van die verfchillende onderwerpen aangaat; maar het is klaarblijkelijk dat het tweede de Compagnie Masfon moet aangaan, dewijl dezelfde vervoering van zout, brandewijn en hout haar aangaat: men kan geen twee dienstwaarnemingen in dezelfde plaats, voor het zelfde onderwerp vormen , zonder of de eene of de andere te benadeelen. Het zijn die zelfde overwegingen die mij veel verder hebben doen gaan, want zij hebben mij doen befluiten om met de Compagnie Masfon een Jtoop aan te gaan voorden dienst, die het bewind der levensmiddelen verrigt. De burger d'Espagnac heeft zich met veel moeite tot mijne denkbeelden omtrent dit onderwerp laaten overhaalen. Hij heeft mij gezegd , dat, daar de burger Servan de noodzaakelijkheid begrepen had, om alle de diensten der wagens in de Armées, te vereenigen , dees een gelijken koop met zijne Com • pagnie aangegaan had, maar dat gij dien in het geheel niet vastgefteld had , en dat hij, bij zijn vertrek, den burger Hasfin Frats met denzei ven gelast had. Ik weet niet of de voorftellingen van de onderfcheide Generaals der Republiek u zullen doen  C 121 ) doen befluiten, om den koop door'den burger Servan aangegaan, te fluiten ; maar de hoogstdringende behoefcens van den dienst hebben mi) niet toegelaaten te wagten, en ik heb provifioneel, voor de Armée die ik beveel, dezen zoo goeden maatregel genomen; ik heb te minder gevreesd dat ik hierin buiten het fpoor zou gaan, ■wijl uw voorganger alles bepaald had. Voor het overige, zal ik nog tot eer van de Compagnie Masfon zeggen, dat het aan haare zorgen is, dat ik heden de middelen verfchuldigd ben om dien dienst voort te laten gaan, en dat, indien zij mij fints twee dagen hare wagens niet gefourneerd had die 1,500 rantfoenenin plaats van 1000 voeren, en van welke ieder anderhalfmaal den dienst doet, de Armée dan volftrekt gebrek zou gehad hebben. Ik verzoek u zelfs als eene gunst dat gij u met den burger d' Efpagnac verftaat, op dat hij de zending der proviandwagens die gij mij fints zoo lange beloofd hebt verhaaste, of mij die zelve terftond bezorge; het is zonder dat onmogelijk dat ik den marsch der Armée niet vertraage. Het is volgens deeze zelfde opmerkingen dat ik hem den 20 dezer den dienst voor de equi. pagie van het beleg, gefchut opgedragen heb ; een dienst die meer dan vijfduizend paarden vorderd. - De Commisfarisfen der krijgstransporten hadden mij hier den burger Lancel Carré gezonden, om dien dienst te verrigten, en ik H 5 2011  C 122 ) zou hun zonder twijffel wel ontfangen hebben indien zij gemonteerde equipagie gehad hadden; maar zij zijn nauwelijks in het Belgifche gekoomen of zij hebben hunne paerden te rug gezonden, en zich genoodzaakt gezien om bij eiken flap de rijtuigen van het land te vorderen; hier uit is eene mededinging gefprooten die voor de behoeftens der Armée zeer fchadelijk was, mededinging die het zeer noodzaakelijk was op te doen houden door de Compagnie Masfon met het verrigten van den dienst te gelasten : daar zal geene moeijelijkheid plaats hebben dan alleen aangaande den prijs. De Departementen en Diftricten der grenzen hebben dien op honderd tien fols per paerd, in asfignaaten, bepaald, en het fchijnt dat de burger Lancel Carré er zich tot geen' minderen prijs mée wil belasten: ik beken dat ik er mij niet op verfta om dit te fchikken: gij kunt doen gelijk gij goedvind; dit behoort tot uw betrek; wat het mijne aangaat het bepaald zich hier toe dat ik middelen neeme om te zorgen dat de dienstverrigtingen malkander niet fchaden. Ik hoop dat er ten dezen aanzien bij u geene moeijelijkheid zal beftaan ten aanzien van een onderwerp dat de omftandigheden bevelen: de zorg die de Keizerlijken genomen hebben, om alle de beste rijtuigen van het land mede te voeren, heeft de Compagnie Masion in de noodzaakelijkheid gebragt om voor haaren dienst verfcheiden aankoopen van rijtuigen te doen  ( i*5 ) doen die ieder vier duizend pond voeren, het geen overeenkomt met een rijtuig op vier wielen, poerende twee duizend vierhonderd, en een op twee wielen voerende vijftien & zestienhonderd. Zij heeft dezen koop gedaan, in het vertrouwen, dit, tot zoo lange de rijtuigen gevestigd waren, deze haar voor één rijtuig met vier wielen en één met twee gerekend zoude worden. Ik hebgedagt dat men niet kon weigeren om in deze fchikking toe te treden, die, gelijk ik u herhaale, hoogstnoodig is; daar is buitendien eene oogen. bliklijke uitfpaaring in voedfel voor twee paerden op de zes en voor één voerman op de drie. Daar blijft mij niets meer overig dan om uvan eene vergetelheid te fpreeken , die ik begaanheb in den brief, in welken ik u van het getal rijtuigen fpreek, die de Armée die ik beveel, die van Valence en d'Harlevilft t'zaam vereenigd, noodig heeft, en van de wijze om het geen men aan de Compagnie van den burger Masfon fchuldig is, te fchikken. Met opzicht tot het eerfte onderwerp, heb ik u doen zien, dat er voor de battail jons de gelijkwaardigheid van twaalf honderd rijtuigen met vier paerden noodig was; of dertien honderd vijftig met één paerd, en twaalf honderd met twee paerden; en voor het park twaalf honderd andere rijtuigen met vier paerden; maar men moet daar en boven het getal wel tellen dat er voor de tenten, de gereedfehappenen de tui-  C "4 ) tuigen der voerlieden van alle de rijtuigen noodig is. In den dienst der Artillerie, rekendmen er vier op het honderd, het geen voor de twee duizend vierhonderd rijtuigen, zes en negentig zou ma-* ken; dus om die rijtuigen tot die van één paerd en met twee paerden te brengen, zou men nodig hebben, i. De honderd vijftig rijtuigen die van den koop, die op den 29 November, met de Compagnie aangegaan is, overgefchotèn zijn; 2. Omtrent drie en zeventig rijtuigen met twee paerden. Maar het fchijnt mij toe , dat daar de dienst bijna nimmer compleet behoeft te wezen, men zich zou kunnen vergenoegen met de bovenge. melde i5o rijtuigen, bij te voegen; zoodanig dat de Compagnie Masfon voor de Armées, door de burgers Valence, d'Harleville en mij gecommandeerd, zou fouftieeren: 1. Twaalf honderd rijtuigen met vier wielen en vier paerden, gelijk die van haaren aankoop alle draagende 2,400 ponden. 2. Twaalfhonderd rijtuigen m et twee paerden, van den koop van den 29 September, dragende 1,400 ponden gewigt. 3. De honderd vijftig rijtuigen met ée'n paerd, dragende Soo ponden, met de zeven honderd vijftig hulppaerden. Wat aangaat het geen men thans aan de Compagnie Masfon betaalen moet, ik beken u, dat dit zeer moeijelijkte bepaalen vaid. Indien de Compagnie Mas-  C 125 3 Masfon van den 15 Oftober haaren dienst volmaakt georganifeerd had gezien, en er zulk eene fchielijke beweging niet in de mar fchen geweest ware, dan zou de rekening makkelijk te maken zijn; maar daar die Compagnie van den 15 October af, alle de rijtuigen die door de republiek gevorderd en betaald waren, voor haar rekening genomen heeft, en die rijtuigen hier op gelijke tijdgekoomennoch vertrokken zijn, zoomoet de oplosfing lang zijn, en kan niet binnen een maand gedaan worden. Het komt mij dus voor, dat, om aan de Compagnie Masfon niet meer te geven dan haar toekomt, en haar echter in ftaat te ftellen om haaiendienst voort te laaten gaan, men de laatfte vijftien dagen van October , tot na rijper onderzoek agter zou kunnen laaten; haar op de 1 December het geheel der loopende maand zou kunnen betaalen , die omtrent een millioen twintig duizend livres bedraagt. "Wij Pache Oorlogsminister, uit krachte van het Decreet der Nationaale Conventie dezen dag gegeven, waar van hier nevens Copie gaat, inhoudende, dat de burgers Malus, Petit-Jean, en d'Efpag.  C 126 ) d'Efpagnac, voorheen Abt, in ftaat van hegtenis gefield zullen worden, om voor de Balie der Nationaale Conventie gevoerd te worden. Bevelen aan den Generaal Commandant en Chef van de expeditie van het Belgifche, aan alle Officieren Generaal, Commandant van Troupen en andere Krijgs-Officieren , om gewapende magt te leenen voor de vordering die hun door de burgers Ronfin, en Huguenin, Commisfarisfen tot dien einde door ons benoemd , 't zij gezamentlijk , 't zij afzonderlijk gedaan zullen worden om de burgers Malus en d'Efpagnac, voorheen Abt, in ftaat van hegtenis te fteilen, in de magt der gezegde Commisfarisfen te ftellen en onder goed en zeker opzicht naaf Parys te doen voeren; alles overeenkomftig de magt die wij aan de gezegde Commisfarisfen gegeven hebben. Gedaan te Parys, den 2a November duizend zeven honderd twee-en negentig, het eerfte jaar der Republiek. De Oorlogsminister pache. De.  C "7 > Decreet der Nationaale Conventie, van den 2% November 1792 eerfte der Franfche Republiek, inhoudende dat de burgers Malus, Petit ■ Jean en d'Efpagnac, in ftaat van hegtenis gefield zullen worden. De Nationaale Conventie decreteerd dat de burgers Malus, Petit-Jean. en d'Efpagnac, gewezen Abt in ftaat van hegtenis gefield zullen worden, om naar de Nationaale Conventie gevoerd te worden. 1 De provifioneele Raad, meld en gelast uitnaam, der Republiek aan alle de bewindvoerende ligchaamen en tribunaal en dat zij deeze wet in hunne registers laaten overfchrijven , leezen, openbaar maken, aanplakken en uitoeffenen in hunne refpeélive Departemente en Diftricten; ter bekrachtiging van het welke wij 'er onze handtekening en het zegel der Republiek onder geplaatst hebben. Te Parys den tweeëntwintigflen dag, der maand November 1792, het eerfte jaar der Franfche Republiek. (getekend)roland,^ contra teken, garat, en met het zegel der Republiek gezegeld. Bekrachtigd overeenkomftig met liet oorfprong. lijk garat. Voor overeenkom/Hg Copie , de Oorlogsminister. (getekend) pache. Ne-  C 1*8 ) Negentiende Brief van Pache Oorlogsminister, aan den Generaal Dumourier. Parys den aaften November 1792, bet eerfte jaar der Republiek. Ik heb Hechts den tijd, Generaal, om u te melden, dat daar het Decreet, tegen den lastgevenden Commisfaris en Chef Malus gegeven , vorderde dat zijne plaats vervuld wierd, de provifioneele uitvoerenden Raad ten dien einde den burger Ronfin verkozen heeft. Het bevel om de burgers Malus en d' Efpagnac in ftaat van hegtenis te ftellen zal u door den burger Ronfin, (•) voorgefteld worden, die ten einde alle noodige nafporingen ter uitvoering van het Decreet te doen, als Secretaris benoemd is. De Oorlogsminister pache. Brief (*} Ronfin Poëet van beroep en den befchuldiger van Malus»  C 129 ) Brief van Dumourier aan den Minister der Juflitie. Tirlemont, den 24 November 1792, het eerfte jaar der Republiek. Ik gehoorzaam terftond, Burger-minister, op het bevel dat gij mij geeft, om den burger Ma. lus, lastgevende Commisfaris, en d'Efpagnac ondernemers der wagens .voor de Arme'e, naar de balie der Nationaale Conventie te zenden. De Generaal la Bourdonnaije zal insgelijks den lastgevenden Commisfaris Petit-Jean in .hegtenis doen nemen. Ik beken u, dat indien men het voorbedachtelijk deed om de Armée van het Belgifche te desorganifeeren, en mijnen marsch tegen te houden, men dan geen verwoestender middel zou kunnen verkiezen dan dat, om twee lastgevende Commisfarisfen, d'e door hunne kunde en eerlijkheid bekend zijn, en een bekwaam ondernemer die vol hulpmiddelen is, van de Armée af; te nemen. Ik ben te voren overtuigd dat die drie burgers zich zullen verdedigen van de bëfchuldigingen die hun aangewreven zijn, en die het gevolg zijn van een fchandelijke list waar van ik iets aan den Oorlogsminister gezegd teb, maar het I i*  C 130 ) k des niettemin waar, dat men mij aüe mijne hulpmiddelen beneemd, en dat men mij in het geval brengt om mijnen veldtogt te zien misfen, door mij de eenigfle mannen die in ftaat zijn in de behoefte der Armée te voorzien, te ontnemen. Ik gelast den Colonel Westerman om de burgers Malus en d'Efpagnac te geleiden ; die, wel verre van iets te vreezen, mij toegefcheenen hebben, te verlangen om hunne vijanden fchielijk te gaan befchaamen. Ik hoop dat hunne vijanden zich de ongemakken der Armée die ik beveel niet te verwijten zullen hebben, en men deze in hegtenis neeming niet aan eene fteeds onvergeeflijke losheid toe te fchrijven zal hebben; intusfchen lijd de Armée, en ik weet niet of ik den veldtogt zonder lastgevende Commisfarisfen en zonder dat men in de voorraadsmiddelen voorzien heeft, zal kunnen vervolgen.  ( I3i j Twintig/te Brief van Pache , Oorlogsminister> aan den Generaal Dumourier. Parys. den 24 November 1792, aet tweede jaar de* Republiek. Ik zorg (leeds, Generaal, dat de verzorgingenvoor effecten in kleeding en toerusting,welke de Armée die onder uwe bevelen ftaat, noodig kan hebben, u zonder hinderpaalen toekoomen. ik zend u den burger Huguenin, die u dezen brief zal overhandigen, en die gelast is om de fituatie van ieder Corps uwer Armée, den aart en de uitgebreidheid hunner behoefte op te nemen en om middelen te gebruiken om daar in te voorzien: hij heeft de noodige inftructies ten dien aanzien ontfangen. Ik verzoek u, Generaal, om aan dien burger alle noodige middelen om het onderwerp zijner zending te vervullen, te geven; zijn patriottisme en zijne talenten maaken hem u vertrouwen waardig. De Oorlogsminister. (getekend) pache. I a Etri*  C 133 3 Een-en-iwintigfte Brief yan den Oorlogsminister,' aan den Generaal Dumourier. Parys den 25 Novembw, het eerfte ja2r der Republiek. Ik heb uwen brief van den 22 dezer maand ontfangen , Generaal. Ik ga. aan de nationaale Conventie de tijdingen die hij vervat melden. Ik heb u den 11 verwittigd van het bevel dat ik den Generaal la Bourdonnaye heb gegeven, om naar het departement van het Noorden te keeren, waar van hij het bevel voerd. Gij zijt vrij gebleven om aan het hoofd van het corps, dat hij in het Belgifche geleide, den Luitenant Generaal Duval of.ieder ander die uw vertrouwen bezit, te plaatfen. Op uw verzoek heb ik 20 battaljons op Douay en Valcnciennes gezonden, en heb u daarvan den ai laastleden gewaarfchuwd; dus is het niet zonder verwondering dat ik de bevelen gezien heb, die de Luitenant-Generaal Moreton aan den burger Roland, Commisfaris van den uitvoerenden Raad gegeven heeft, om alle de battaljons der departementen van 1'Aisne, 1'Oife en andere in het Belgifche te doen trekken ; ik verzoek u om de hoofden van den ftaf te verwitigen dat zij geene bevelen aan troepen, die niet tot de Ar- A ' • ■ j mee  C ï33 > méé,, .aan welke zij verknocht zijn, behooren, kunnen uitdeden, en hen te gelijker tijd te waarfchuwen dat de burgers Commisfarisfen van den uitvoerenden Raad,'geene'bevelen kunnen ont* fangen dan van den Raad. De burger Poirot Valcourt is gefchikt geworden om in de Armée van den Moezel te dienen. Ik ga een brevet van Luitenant in het battaljort vrijwilligers, aan den burger Colard Dutröne ex« pedieeren , en ik zal mij met zijne bevordering bij de eerfte gelegenheid bezig houden. (getekend) pache. P. S. Ik zend u het decreet der nationaale Conventie toe, aangaande de twintig vaandels die men op de Belgen veroverd heeft en die te Megchelen gevonden zijn. p. Ik open mijne depêche om u te melden dat ik op den oogenblik de uwe van 23 ontfang, in welke gij nieuwe klachten tegen de Generaal la Bourdon» • riaije aanvoerd. 15 XVI1Ï,  C i34 ) XVIII. BRIEF Van den Generaal Dumourier, aan den Burger Pache, Oorlogsminister. ooittwed -■ n i^srouaJ m-j jwwd c.s9 ag.:?I TierJcmont, den 24 November 1792 , en het eerfte der Republiek. Jj[ct is tijd, Rurger minister, dat ik alle de kracht en nadrukkelijkheid van mijn caracter ten toon fprci, en dat ik alle de verontwaardiging doe blijken, die ik gevoel over al het affchuwlijke dat men tegen de expeditie, met welke ik gelast ben, fmeed, en over alle de middelen die men aanwend om die te doen mislukken. Men heeft mij ten medebewerker den Generaal La Bourdonnaye gegeven, die alle middelen neemt om het burgeroorlog in dit iandtevoeren, om er de zwakke bezetting die ik er gelaten heb te doen vermoorden en onze Natie te doen vervloeken. Dit is niet alles: men heeft mij beloofd, gelijk gij zelve in alle uwe brieven gedaan hebt, alle de middelen van onderhoud, veld• effecten, kleeding, effecten voor hospitaalen, en ik zie niets komen, dan eenvoudig gedeeltelijke af- zen.  C *35 > zendingen, zoo dat de helft der Armée aan het noodzaakelijkfte gebrek lijd. Gij hebt mij penningen beloofd; enikontfang die niet; en de betaaler der Armée die paa aangekoomen is, brengt er weinig mede, Men verbreekt de koopen die ik op de plaatfen uit loutere noodzakelijkheid doe aangaan, om het land aan de opkoopingen en de gierige fpeculaties eener bijzondere Compagnie over te leveren , het geen ik u door uwen eigen brief die ik u in twee coloramen terug zend, zal bewijzen ; en wanneer men het Belgifche aan de fpeculatiën eener Compagnie, die door uwe bureaux ingerigt is, overgeleverd heeft; wanneer men de onrust, de wanorde en wanhoop in die ongelukkige Provimien gevoerd heeft, die flegts van tirannie veranderd hebben, dan maakt men in de oogen van den deugdzaamen Cambon drie xnenfchen zwart, welkers begaafdheden en kunde men vreest: en in weerwil dat zij ten uiterften noodzaakeiijk zijn om mijne ptrijgsverrigtingen te doen voortgaan, zoo beveelt men mij hen in hegtenis te nemen, door tegen hen een decreet van befchuldiging te verkrijgen het/welk op lasterlijke voorwendfelen gegrond is, indien er geene gewigtiger zaaken zijn, dan die welke ik in den Moniteur gelezen heb. Ik doe uwe deugd recht, Burger minister, dezelve is mij zints lang bekend * maar gij zijt flegt omringd, en gij hoort met te veel vertrouwen de befchuh» 14 dii  C I3 baare effecten die zich in het kasteel kunnen bevinden, behoud, en dat zij die fchoone ftad voor de fchade fpaard die het kanon haar toe had kunnen brengen, indien men de Oostenrijkers tot het uitenten gebragt hadde; a. om dat zij den Generaal Miranda in gelegenheid fteld om zich fpoediger op de Maas naar Maasfeyk en Roermonde te begeven, wijl ik mij geen meester van de Maas kan achten, voor dat deze laatfte ftad genoomen zal zijn; en eindelijk om dat zij tijd uitwint. Ik heb uwen brief van den aöften, betreffen, de den Couner Languet, ontfangen. Het is een man dien ik in 't geheel niet ken, die mij van u of van uwen voorganger gekoomen is, en ik weet niet hoedaanig zijne grondbeginfclen zijn. Voor het overige is het mogelijk dat de befchuldiging, tegen hem gedaan, het gevolg van een twist is die hij met een particulier van Parijs gehad heeft, die men tot Maire wilde benoemen, en wiens naam ik vergeten ben. Ik wil dien Courier niet verdedigen; want daar is er maar één in welken ik belang ftel; dit is de burger Drouet van Saint Menchould, broeder van den gedeputeerden bij de nationaale Conventie , voor dezen heb ik eene plaats van Courier verzogt, die hij uitoeffend en nog niet verkregen heeft. Ik beken u , burger-Minister, dat dit fijstema van bcfchuldigtng zich met aulk een fnellen voort.  c m 5 voortgang vestigd, dat bet gefchikt is cm de beste burgers te ontrusten; wijl bet verdenkingen en verbitterheid gcbooren doet worden, die al het zagte en broederlijke dezer ontluikende Republiek vergiftigen } wijl het ons .in eene maal. ftroom van verbanning werpt, die de agenten der Republiek aan hunne plaatfen ontrukt alvoorens zij gevonnisd zijn, en het de befchuldigers inde plaats van de befchuldigden fteld, en dit dikwerf, om den eerften voor eene lastering, of ten minden voor eene zeer iedele befchuldiging, te heloonen. Gij kunt oordeelen, Burger minister, dat deze gezegden aangaande de befchuldigingen, mij natuurlijker wijze brengt, om u mijne verwondering te betoenen, betreffende dat de burger Ronfin, die mogelijk in zijn ganfche leven niet een eenig gedeelte van het bewind gekend heeft, tot lastgevende Commisfaris in de plaats van den burger Malus benoemd is, tot vergelding van hem in een weekblad, dat zeer oppervlakkig en vol logensis, befchuldigd te hebben. Onze wetten begeren dat geen burger van zijne zaak afgenomen kan worden, alvoorens hij gevonnisd is. Deze wetten moeten voor een adminiftrateur die rekenfehap van zijne verrigtingen moet doen, nog kiesfeher zijn dan voor iemand anders. Zij zijn echter in den perfoon van den burger Malus gelchonden. De geheele Armée is nedergeilasendoor te zien, dat noch de e«r, noch de vrij-  C 140 ) vrijheid der burgers voor eene lastering of voor Kjde, door, wi,l er noch t'zaamverbinding noch vertouwen meer heerscht. Dezelfde zaak heeft iztt: enrnn het grijpen, zoolang de nationaale Conventie geen binder Commité zal geJasten om door ee/^ de befchuldigmgen die men haar aanbied f voor te hchten, en dit oordeel niet even geftreng voor den befchuldiger als voor den befchuldigden zijn Republiek voor de woede der facties te behoeden. De omwenteling heeft ook haare intriguanten, omdatonze zeden te verdorven waren dan dat het niet gebeurd zoude hebben dat lieden zonder zedeleer, hunne ondeugden en hunne ambitieufe onf werpen onder ongepoederd hair en een roode muts verbergen zouden. Onze verklaaring der rechten van den mensch is op de zagtfte en bro derhjklte zedeleer gegrond; en ik zie met veel fmart dat men er zich dagelijks meer en meer, door eene kwalijk begrepen geftrengheid, van verwijderd, geftrengheid onder welke veel fchelmerij en verdorvenheid, verheeld word. . Ik zal aan den Generaal Moreton zeggen dat hij geene. bevelen meer aan den burger Roland, Commisfaris der uitvoerende magt moet zenden, ik zal te eeniger tijd eens . aan den raad verzoe. ken  C 141 ) ken om mij uit te willen leggen, welke de functies dier Commisfarisfen zijn, die ik door geene wet aangefteld vinde. Zij overftroomen onze Armeen, en ik heb er tot zes te gelijk gehad» zonder dat ik wist, noch dat zij mij uit konden leggen welhe hunne functies waren. Het zijn deze Zendelingen of Commisfarisfen die in de Koffijhuizen klachten of befchuldigingen tegen de Generaals, en Adminiftrateurs, gaan verzamelen, en naar welke men vervolgens ontwerpen van befchuldiging famenflenst, die des te beter ontfangen worden naar maate wij grooter vorderingen maaken. De burger Roland is mij hier de bataljons van 1'Aifne, TOife en andere, koomen aanbieden. Ik heb reden gehad te gelooven dat de Oorlogsminister hem tot dit aanbod gemagtigd had, en dit is de reden, die het bevel, door den Generaal Moreton gegeven, billijkt. Ik zal met groot genoegen het decreet van den ao November ten uitvoer brengen, het welk mij gelast om de twintig vaandels die op de Belgen veroverd waren, aan hun te rug te geven. Ik breng den burger Huguenin alle gemak aan tot de opneming der troepen. Ik beken u nog, Burgerminister, dat ik zeer verwonderd ben geweest , dat gij, na mij bevel gegeven te hebben om de burgers Malus en d'Efpagnac naar Parys te zenden, echter zoo weinig 'vertrouwen in de uitvoering hiervan gefteld hebt, dat gij den burger Huguenin gelast hebt de functies der gewezen  C ï4* ) zen dienaaren der policie te verritten, en da burgers Malus en d'Efpagnac naar Parijs te voeren. De heb den burger Westerman gelast hen derwaarts te geleiden met bijvoeging , om dit niet zoo veel welvoeglijkheid als veiligheid voor hun, gepaard te doen gaan, wijl ik reden heb te gelooven dat zij niet fchuidfg zijn. Jk hoopdie ** We,dra ten «'"de zal zijn, en dat die twee Adrarniftrateurs, indien zij gelasterd zijn, weder in hunne bedieningen zullen treden; dat dan ook de burger Ronfin de vrucht zijner befchuldiging verhezen, en zijnen iever en zijne kunde elders voeren zal. Ik verwagt voor het geen mij aangaat, het antwoord der nationaale Conventie op mijn' brief. Ik heb op mij genomen, om nog eenige valfche' Hellingen, door eenige harer leden in de hitte van het twistvuur aangevoerd, te vernietigen Het fchijnt mij toe dat mijne agterhoede in de* zen oorlog niet veilig is, en dat ik vijanden heb, die veel gevaarlijker zijn dan de Oostenrijkers Maar ik zweer u, dat ik bewijzen zaI dat mijne' redeneerkunde zoo goed is als mijn kanon. Ik zend u Copie van een antwoord dat ik aan den Generaal Custine doe. Het is van bet uit. terfte gewigr dat dit antwoord in den raad wel overwogen worde. Gij hebt mij gefchreven dat gi] van mijn gevoelen waard, toen ik u op uw verzoek, om u te zeggen wat ik van gevoelen was, aangaande het oorlogs fijftema dat men vol- gen  £ M3 > gen moest, geantwoord heb. Ik zie echter da* men voortgaat om zich in Duitschland in te dringen zonder Coblentz genomen, of zich van den loop van den Rhijn verzekerd te hebben» Ik voorzeg u, dat wij ons door deze handelwijs , in het voorjaar in gevaar zullen vinden, om door ons middenpunt, door Keulen, Coblentz, Trier en Luxemburg, heen gedrongen te zien. Ik zou deze onvoorzichtigheid tot den hoogden top voeren, indien ik tot den Rhijn aannaderde alvoo. rens men een redelijker en beter t'faam gevoegd fijftema aangenomen heeft. Het inzien der kaart alleen zal de waarheid van mijn gezegde bewijzen. Het is meer dan tijd dat men ten dezen opzichte eene partij kiest. Twee-en-tmntigfte Brief van den Qarlogsniniste? aan den Generaal Dumourier. Parijs, den 15 November 1793, bet eerfte jaar der Franfche Republiek. J)e Minister der buitenlandfche zaken, heeft gister, Generaal, in den raad, een uwer brieven voorgelezen, in welken gij niet voornemens fchijnt om de vijanden verder dan tot de Maas te verdrijven, en óm uwe kwartieren op die re-  C 144 ) vier te nemen. Dit oogmerk is ftrijdig met het plan dat gij eerst ontworpen had, en met de fchikkingen in gevolgen van dien gemaakt i zij worden in dezen oogenblik op de Moezel en op den Rhijn , daar alles in beweging is om er toe mede te werken , ten uitvoer gebragt. Het is overeenkomftig dit plan , het Franfche volk waardig, en om het aan geheel Europa bekend te maken, dat de uitvoerende raad bepaald heeft dat de Republiek de wapens niet neder zou leggen, voor dat de vijanden tot over den Rhijn verdreven zouden zijn: de nationaale Conventie heeft deze bepaaling door haare goedkeuring geheiligd. Toen de Raad die genomen heeft rekende hij inzonderheid op u, en haar vertrouwen ten dien aanzien is zeer wel bevestigd geworden door uwen brief van den 14. Na mij twintig bataljons der bezettingen gevraagd te hebben voegd gij er bij . . . Niets is dringender dan dees maat„ regel en ik vraag u die met des te meer aan„ drang, wijl het tusfehen de Maas en den „ Rhijn is dat ik mijne winterkwartieren moet „ nemén, indien mijn groot ontwerp genoeg in „ alle deszelfs deelen gevolgd word, zoo dat „ Trier en Coblentz binnen veertien dagen ge. „ nomen kan zijn, en dat de Generaal Beurnon,> ville binnen een maand te Keulen zij." De twintig bataljons hebben zonder verwijl ge*  C 145 > gemarcheerd; de Armées van den Moezel ef den Rhijn krijgen dagelijks verfterking, zij werken. Beurnonville en Custine rekenen op u, en denken gelijk gij, dat eenige weeken kracht en werking ons de onkosten en de gevaaren van eenen tweeden veldtogt zullen uitfpaaren. Du* hoop ik, Generaal, dat gij van dat groot ontwerp, dat volgens u aangenomen is, niet af zult zien; gij zult niet toeftaan dat de Oostenrijkers en de Pruisfen zich tusfehen de Maas, den Moezel en den Rhijn vestigen, en gij zult hun den tijd niet geven om de levensmiddelen en de verfterkingen, die hun ontbreken te verkrijgen; in één woord, gij zult geen afftand doen van den roem, om de vrijheid der Franfchen in eenen veldtogt verzekerd te hebben. Ik zend u hiernevens, de uittrekfels van eenige brieven van den Generaal Custine, die be-. trekkelijk zijn tot het ontwerp der operatiën, die hij u in eenen brief, die hij mij verzoekt u toe te zenden, maar die in mijne depêche niet gevonden is, voorgefteld heeft.  C 14G ) &e aurger Cu/lint, aan den burger Pache, Oor. iogstninisier. Aan liet hoofdkwartier van Mentz, den ioden November 1792, het eerfte jaar der Republiek. BURGER MINISTER' Ik voeg hier nevens een vierden brief aan den Generaal Beurnonville gefchreven, uit welken gij zien zult, dat ik, in mijn plan volhardende, het fteeds van een groot belang acht om meester* van Trier te worden; want eens Trier en Coblentz bezettende zie ik voor de Oostenrijkers die in Vlaanderen zijn, geene retraite , vooral indien, gelijk ik aan den Generaal Dumourier meld, hij de voorzorg gebruikt om de brug van Dusfeldorff te doen replieeren, en zich langs zijne rechte zijde uit te ftrekken om zich meester van de Maas te maaken. Indien de wegen het toegelaten hadden, en de berigten die hij ontfangen heeft, hem niet van het plan, om de .,iaas te volgen,afgetrokken hadden, dan zouden zijne overwinningen even volledig geweest zijn en mogelijk minder menfchen gekost hebben door deze partij te kiezen. Ik zend u hier nevens Copie van den brief dien ik hem gefchreven heb. Ik verzoek u, Burger minister, hem aan te  C 147 3 fe willen fpooren, om in het vervolg zijner eperatien, met zijn rechter vleugel den vijand nabij aan te dringen, ten einde hun te beletten om op den Moezel te koomen eer hij hen ingehaald, heeft. De magazijnen die hij te Brusfel gevonden heeft, moeten hem het verkrijgen der verzorgingen gemaklijk maaken, terwijl ik geen het minfte middel voor Clairfait zie om zich die te verfchaffen, veronderftellende zelf dat hij de Maas weder over kon trekken. Voor oyereenkomflig Copie, De Oorlogsminister pache» Uittrek/el eens Brie/s van den Generaal Cust-nt aan den Oorlogsminister, gedagtekend aan het Hoofdquartier van Mentz, den ai November 1792. het eeifte jaar der Franfche Republiek. ^Vv^anneer men de vijanden overwonnen heeö, Burger Minister, moet men wel op zijne hoede zijn, en geenzins zijne werkzaamheid verminderen ; herinneren wij ons fteeds dat de tegenfpoe. den van Lodewyk den XIV. begonnen zijn toen hij meester van geheel Vlaanderen was, zijne Armées op den Donau zag, en Piémont ingenomen had. K a De  C r48 ) De Souverain van Pruisfen, den (domften der Koningen, heeft befloten om zijne Armée geheel te ruïneren, en ziine fchatkisten uit te putten, om het Huis van Oostenrijk te onderfteunen. Het heeft aan dat-Huis zeventien millioenen gekost om Frederik-Wilhelm tot Bondgenoot°te verkrijgen, en het heeft pas nog drie millioen opgeofferd, om de gierigheid der fchelmen die de belangen van dat heerschzugtig Huis verkoopen , te verzadigen. Ik ben zeker van het geen ik u meld; volgens deze zekerheid zult gij, gelijk ik, oordeelen, Burger-minister, dat men geen oogenblik moet verliezen om den oorlog met kracht door te zetten. De Burger-Generaal d''Armie (getekend) custine. Voor overeenkom/tig Copie, de Oorlogsminister (getekend) pache. Uit-  C i49 3 Uittrek/el van een Brief van den Generaal Custi ne aan den Generaal Beurnonville, gedagtekend te Mentz, den 22 November 179a , het eerfio jaar der Republiek. Ik denk, gelijk gij, dat men, alvoorens zich met zulk eene onderneming bezig te houden, het corps van Hohenloe moet vernietigen; dat het zelfs om daar toe te geraaken, noodig is dat Dumourier het corps van den Generaal Valence aan doet rukken, om Luxemburg van agteren te nemen ; dar Dumourier zelve meester vanKeulen zij: dan Traerbach en Rheinfelds genomen , een corps troepen meester van Coblentz, door het te blokkeeren, en Luxemburg ook geblokkeerd zijnde, dan zegge ik , zie ik niet de minfte hindernis om den veldtogt te eindigen door de operatiën die ik u voorfteL Voor overeenkom/lig Copie, de Oorlogt. mtmsttr iache. K 3  C 150 ) De Generaal Custine, aan den Burger.Oorloge minister (*}. Aan het Hoofdquartier van Mentz, den sjften November 1792» het eerfte jaar der Republiek. burger-minister! Ik verzoek den Generaal Dumourier, door een brief dien ik u verzoek hem toe te doen komen, om zich zoo rasch mogelijk van Keulen meester te maaken, om de pofitie der Pruisfen des te benaauwder, en het hun verkrijgen hunner levensmiddelen onmogelijk te maaken, het eenigst middel door het welk wij hen kunnen noodzaa. ken om te retireeren, wijl hun Koning dol is geworden. Voor overeenkomjlig uittrek/el, de Oorloge minister pache. (*) De brief is Cr niet bijgevoegd. XX".  C U S T I ISr M *   < i5i > XX. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Luik, dtn 3often November tT9a> hf* cerfte >*" Republiek. Ten einden uwen brief van den ajften tebeantwoorden, burger • Minister, zal ik u alle de hinderpaalen opgeven, die er zich tegen ftellen dat ik mijnen veldtogt tot over de Maa» voere. Wanneer de uitvoerende raad of de nationaale Conventie dezelve uit den weg geruimd zal hebben* dan zal ik het groote plan dat ik ontworpen heb> om de vrijheid van Frankrijk te verzekeren, enden Rhijn tot een foheidspaal tusfehen hetzelve en het despotisme te ftellen, in alle deszelfs uitgebreidheid volgen. Alvorens hier toe over te gaan, burger-Minister, heb ik u te zeggen, dak gij mij moest verzekeren dat de raad mijn plan aangenomen had, om mij hier van overtuigd te doen zijn; want de fchikkingen die hij genomen heeft zijn er volmaakt ftrijdig tegen. De brief die ik u gister gefchreven heb, en mijn antwoord aan den Generaal Custine, ftrekken ten bewijs van het geen ik ten dien aanzien K 4' Ze&  zeg. De raad heeft niet alleen de aanneming van mijn plan niet bevolen, maar hij heeft de invafie van Custine in het middenpunt van Duitschland, tegen alle regels van voorzigtigheid, begunftigd; en om die invafie te onderfteunen heeft men den Generaal Beurnonville onder zijne orders gefteld; en, ten zij gij juiste bevelen ge> zonden hebt, fchijnd het mij niet toe, door de briefwisfeling dier twee Generaals, dat het in aanmerking koomt om Trier of Coblentz te nemen , wijl de een zich te zwak denkt te zijn om dit alleen ten uitvoer te brengen, en dat de ander mij niet voorkoomt voornemens te zijn te rug te koomen om zich bij hem te voegen. Zie daar hoe de zaaken den drie en twintigften dezer maand ftaan. Gij kunt volgens dit oordeelen, dat het artikel dat gij mij uit mijnen brief van den 14den aanhaald, eer tegen dan voor eene expeditie over de Maas, zou zijn, wijl ik er uitdrukkelijk in zegge: „ Indien mijn groot plan ge„ noeg in alle deszelfs deelen gevolgd word, „ dat Trier en Coblentz binnen 14 dagen geno„ men zijn, en dat de Generaal Beurnonville binnen een maand te Keulen zij." Gij zult wel toeiteramen, burger-Minister, dat wij den weg niet inflaan om zoo ras daar te zijn. De vier uittrekfels die gij mij van de brieven van den Generaal Custine zend, houden hier niets van in. Hij wil dat ik aaar Keulen marcheere, hij wil dat Valence Luxem-  C 153 ) Luxemburg blokeere, hij wil eindelijk dat ik al de uitbarfting van den oorlog op den rechter vleugel doe, dat is te zeggen in Duitschland, om daar" door zijne uitwendige operatie te onderfteunen. Hij zegt dat het door Duitschland is dat ik de Oostenrijkers zal noodzaaken om de Nederlanden te ontruimen; hij zegt dat ik hen niet had moeten aanvallen, hij zegt dat ik hen door de Maas aan had moeten vallen, als of ik hen niet door de Maas aangevallen had; hij zegt dat ik verbaazende magazijnen te Brusfel heb moeten vinden, als of de Oostenrijkers die niet leeg geëeten hadden. Hij geloofd volgens dit alles dat ik flegts te naderen en te overwinnen heb, gelijk gij ook fchijnd te geloo» ven. Ik zal u mijne redenen opgeven, i. Is het zeer onzeker dat ik het commandement houde, want ik zal het niet houden dan op de voorwaarden die ik aan de nationaale Conventie, gefchreven heb; ik moet volftrekt meester zijn van de middelen die ter bereiking van mijn oogmerk ftrekken, en ik moet in zulk eene groste onderneming noch door list, noch door monopolie» noch door fchraapzugt gedwarsboomd kunnen worden; zonder dit zal niets ter waereld mij mijn' post doen behouden om in de fchande en vernedering mijns vaderlands te deelen. a.Heb ik noch brood, noch fouragie, noch geld, eo het is den burger Ronfin» uw last-  C 154 ) gevende Commisfaris, verboden om eenige koop, van wat foort ook, aan te gaan. Daar uw Cornmitté van aankoop zich niet opdoet, daar ik de zegepraalende Armée, die ik beveel, niet aan de wanhoop noch den opiland leveren kan, heb ik hem bevolen, en hij heeft er zelve de noodzaakelijkheid van begrepen, om eene geldlichting te doen en koopen voor levensmiddelen en fourragie aan te gaan, dit is nog eene nieuwe misdaad, van welke ik mij, gelijk van de voorige, zal vrijfpreeken. 3. De Armée verminderd van dag tot dag op eene verfchrikkelijke wijze. Ik heb niet meer dan ar duizend mannen onder mijne bevelen. Daar zijn zeer weinig bataljons die 300 man bedragen. Daar zijn compagniën die zich tot 7 of 8 man bepaalen. Het decreet, het welk verklaard heeft dat het vaderland buiten gevaar is, doet de meeste Vrijwilligers denken dat zij de vrijheid hebben om heen te gaan. Daar is een zeer groot getal vertrokken zonder affcheid te nemen. Onder de geenen die mij overge» bleven zijn, vraagen de meesten en dat bijna ganfche batailjons, om, daar zij zich reeds over een maand gedeclareerd hebben, den eérften December, dat is te zeggen morgen, te vertrekken, en indien de nanonaale Conventie geen fchielijke maatregel neemt, dan zal  C i55 ) zal ik, volgens het decreet, er geen ée'n kunnen weerhouden. 4. Het is er wel verre van af, dat de omwenteling in Braband voleindigd zou zijn. De kabaal van Pruisfen, van Orange, van van der Noot, der Priesters en der Staaten, heerscht in drie vierde gedeelte van het land. Ik moet voor het minst het land van Luik kunnen organifeeren, om mij daar van vervolgens te bedienen om Braband in bedwang te houden, en deeze noodzaakelijke operatie vorderd voor het minst een tijd van 14 dagen. De ao batailjons die gij mij aankondigt, zullen mij voorzeker toekoomen, maar dit zal bij deelen en beetje voor beetje gefchieden ; intusfchen verzwak ik mij door de bezettingen dien ik verpligt ben overal te laaten, en wanneer ik op den Rhijn koom, zal ik flegts een hands vol volks meer hebben. 5. De Generaal Miranda heeft het kasteel van Antwerpen op zulk eene eerzaame als nuttige wijze voor ons, genomen ; maar ik kan er niet na denken om de Maas over te trekken, voor dat hij zelve met zijn corps op de Maas zal zijn; en hoe hij zich ook fpoedde kan hij er niet binnen de agt dagen zijn, en dan nog moet hij beginnen met Roermond© te nemen alvoorens hij zijne colonne naas den Rhijn rigtte. 4. Moet ik op gelijke wijze wagteo tot de Gene-  C 156 > neraal Valence het kasteel van Nameur genome heeft om zich over Huy, dat ik dees s daS heb doen bezetten, bij mij te koomen voegen; ik zal, gelijk ik u reeds gemeld heb, de devifie van den Generaal d'Harleville tot verdediging der Maas laaten. 7. Ik moet jasfen, fchoenen, dekens, en wolle kousfen hebben, indien het mogelijk is, maar vooral broekken, alvoorens ik iets gewigtjgs beginnen kan. 8. Het ganfche land tusfehen den Rhijn en de Maas is arm van zich zelve, en door den vijand uitgeëeten: daar moeten voor het minfte twee groote magazijnen voor het brood en de fourragie zijn, één te Luik en het ander te Roermonde. Gij hebt niet alleen, burger-Minister, in deze foort van behoeften niet voorzien, maar gij kunt dit zelfs niet doen, wijl uw lastgevende Commisfaris niet gemagtigd is om een enkelen koop te fluiten. Zie daar de hinderpaalen die zich tegen het ontwerp om op den Rhijn te koomen, verzetten : ruim dezelve uit den weg, en dan zal noch de Armée der Republiek, noch ik, iets onmogelijk vinden; maar gedenk wel dat gij u nog daar en boven moet verzekeren dat Trier en Coblentz voor de maand Januarij genomen zullen zijn, zonder hetwelk de onvoorzigtigheid van dees marsch voorwaarts, onvergeeflijk zou zijn, en hoe  C 157 ) 1ioe veel vermetelheid ik ook bfizitte," zou ifc deze echter niet op mijne verantwoordelijkheid willen nemen; want, indien ik mij langs den Rhijn verfprei, en er, gelijk men zegt, aanmerkelijke magt naar de Oostenrijkfche Armée afkoomï, dan kan ik in mijn front afgevallen worden, terwijl de Keizerlijke troepen, die zich in het Luxemburgfche geretireerd hebben, en die door geene onzer Armeen in bedwang gehouden worden, dank zij het punt van Custine in Duitschland, mijn linker flank aan zullen vallen, die zeer zwak zal zijn, wijl hij te veel uitgeftrekt zal wezen; en ik zal makkelijk door mijne ngter hoede gedrongen worden, of in mijne aftogt veel lijden, indien ik verpligt ben er eene te maaken, om van de boorden van den Rhijn tot de verdediging der Maas en der Nederlanden toe te fchieten. Gij zult buitendien opmerken, burger-Minister, dat ik er verre af ben om zeker te zijn van de Hollanders: de opening der Schelde kan niet anders dan hun ten uiterften mishaagen. Ik zou niet verwonderd zijn indien de Engelfche en Pruisfen den Stadhouder aanzettede om zijn ongenoegen hier over te verklaaren. Daar is eene bezetting van 9,000 man in Maastricht, en men maakt er toebereidfelen tot verdediging, die ten ininften kwaaden wil aanduiden, lk kan mij niet verbinden om voorwaards te marcheeeren zonder het befluit der Hollanders te weeten; want in* dien  < 158 > flien zij mijnen linker vleugel aanviele, terwijl de Oostenrijkers dit den rechter vleugel deden, dan zou de Armée der Republiek onherftelbaar verlooren zijn, en het zou dan voor altoos met de Belgifche vrijheid en met die van het land Van Luik gedaan wezen. • . „ , Antwoord mij ten fpoedigften op alle deze artikelen, en geloof dat ik ten minnen zoo goed patriot ben, als alle de geenen die mij aanvallen en dwarsboomen, en die ongetwijfeld zullen voleinden met de itandvastigheid mijns carafters te laaken. Ik verwagt met ongeduld de beflisfching der nationaale Conventie op mijn brief van den S5, die mijn lot en mijne ontwerpen zal bepaalen, P. S. Hier nevens de notitie der fchatkist, die? u toonen zal wat er gister nog was. Daar is ons van daag juist zoo veel toegekoomen als voldoenden is om morgen te betaalen. Voor het overige is niets onfhatkundiger noch dwaazer dan om het geld van Frankrijk naar hier te brengen; en indien men in de handen der woekeraars moet vallen, zou ik verftandiger vinden om dat voordeel aan de Belgifche te geven, en de fpecie bij ons te houden, Drit  C 159 3 Drie en tvtiniigjlen Brief van den öorlogsmitiiHtr aan den Generaal Dumourier. Parijs, den 3o(len Koveiaboj ifoa, bet cctfte j.« gefteld had, gedaan waren ? In .gevallen dit zoowas, Generaal, zou ik wenfehen dat gij mij daarvan rekenfehap gevende, mij in ftaat had gefteld mijne kïagten tegen de eerfte verrigtingen van dat directoire, bij de uwe te voegen. Ik merk eindelijk op, Generaal, dat, voor dit tijdftip, de voorraad der Arme'e, nog als geheet onaf bangelijk van dit nieuwe Cornmitté van aankoopen befchouwd zou kunnen worden, wijl, door de voorraadsverzorgingen die te vooren en volgens den lijst der magazijnen die onder uwe befchikking ftaan, gedaan is, er voor meer dan zes maanden kóorn of meel is, en dat de dienst nog door de oude compagnie der levensmiddelen, van welke gij u nimmer beklaagd hebt» waargenomen word. Gij ziet, Generaal, dat ik mij flegts bepaal ©m de tegenwoordige kwestie te beantwoorden» (getekend") pache.  XXI. BRIEF Aan den burger Pache, Oorlogsminister. Den 2 December 1792, het eerfte jaar der Republiek* Cjij had voorzeker mijn brieven niet ontfangen, burger.Minister, toen gij mij den uwen van den ^4ften fchreef. Hoe is het mogelijk dat gij mij, in den oogenblik dat men de nationaale Conventie aanfpoord, om voorzorgen te gebruiken opdat ik mij in niets met de voorraadsverzorgingen der Armée die ik bevele bezig houde, gij mij, zeg ik, gelast om van de regenten de roodzaakelijke paspoorten te verkrijgen om graanen uit het Belgifche te doen voeren. ^ Ik zal mij wel wagten om een dergelijke verrigting op mij te nemen; zij is onrechtvaardig, onftaatkundig, onuitvoerlijk, en ik zou als dan in den haat deelen die alle de Belgen opgevat hebben voor de Agenten van dat geen en dat gij het Cornmitté van aankoopen noemd, en dat ik eene Sociëteit van opkoopers noem. Ik heb van daag voor de eerftemaal Piek en Mosfelraan gezien. Zij zijn begonnen met mij te zeggen dat het gevoelen alleen, waar in men was dat zij voor eene Franfche Compagnie koomen koopen  en willen uitvoeren, hen in gevaar had gebragt. om gehangen te worden! dat zij bij gevolg zeer gelukkig waren een Courier van den aóften ontfangen te hebben, die het bevel van uitvoering introk. Ik heb wel gedagt dat mijn brief aan den Prefident der nationaale Conventie reeds eenige uitwerking te weeg had gcbragt; maar hij heeft echter nog alle de uitwerking niet te weeg gebragt die ik er van verwagt, en die beftaan zal in het uitfluitend recht van uw Cornmitté van aankoopen geheel te vernietigen. Ik kan niet begrijpen, burger-Minister, hoe gij van gedagten hebt kunnen zijn om mij door uwen brief van den nden, en van den 24ften te bewijzen dat het monopolie in het koopen der graanen den prijs beter koop kan maaken dan de vrijheid en de medeftreving; En wanneer dit al zoo was, dan nog zou het kwaalijk van ons gehandeld wezen om dat affchuwelijk en geweldig middel te gebruiken. Ik kan nog minder begrijpen hoe gij kunt befluiten om liever met groote onkosten meel uit Frankrijk te laaten koomen, dan koopen te bekragtigen die den dienst verzekerde, daar ik niet weet hoe dan nog dat meel hier kan koomen, en dat intusfchen de Armée gebrek aan brood lijd. Het is dus, dat een bijzonder bevoorregte compagnie onnoemelijke wimten zou kunnen doen door de graanen van het Noorden naar het L a Zul-  C Ï64 y Zuiden te laaten rijzen, en, dezelve gemaalen. ^jnde, van het Zuiden naar het Noorden te zenoen. Piek en Mosfetoan hebben mij formeel gezegd dat de conditie van hunnen koop was om geen meel aan de Armée te leveren dan met het begin van Januanj, en ingevolgen, hadden zij tegenwoordig niet dan graan, en geen meel. Hoe hebt gij, burger-Minister, daar gij zon. . der twijffel niet onkundig kondt weeze van de voorwaarden van dien koop, hoe hebt gij. toe kunnen ftaan dat men zich van de geldkisten der onderfcheidebeftuuringen meester heeft gemaakt dat men koopen verbreekt die ons voor het minst tot het begin van Januarij geholpen zouden hebben, en dat met gevaar om de dappere Armée der Republiek van honger te laaten fterven, en mij in de volftrekte onmogelijkheid te brengen om verder te gaan en om te leven daar ik ben ? Waarom heeft het nemen der geldkisten van de beftuuring. der levensmiddelen, zich ook tot het heftuurder fourragie uitgeftrekt? Waarom is de burger Boye, beftuurder van dat gedeelte, te rug geroepen, na in Champagne de gewigtigfte diensten bewezen te hebben, gelijk ook het beftuur der levensmiddelen? diensten van welke ik' den billijken lof voor de balie der nationaale Conventie gedaan heb. Daar fpruit uit het nemen dier kisten, uit het verbod van aankoopen, dat het leveren van fourragie aan alle de paerden der  C lós ) der Arme'e ontbroken zoude hebben, indien, dooreen gelukkig toeval, een patrouille te paerd, geen twee fouragie fchepen op de Maas aangehouden had, die de Oostenrijkers naar Maastricht zonden. Maar morgen zullen wij niet weeten hoe onze paerden te laaten leven, indien de verzoeken die ik in het land heb laaten doen, en die de iever der Luikenaaren van eenige uitwerking zou kunnen maaken, ons geen hooi, haver en ftroo bezorgt, waar aan wij volftrekt gebrek lijden. Met artikel der penningen is nog verfchrikkelijker. Ik zend u den lijst der geldkist in welke niet meer dan 3-000 livres overblijft, en de foldij moet nog aan de gantfche Arme'e betaald worden. Ik heb flegts een middel gevonden om mij omtrend 170,000 livres te verfchaffen ; dit is eene beleening op de Kapittels der ftad Luik : maar gij zult wel gelieven op te merken dat op die 170,000 livres, de lastgevende Commisfaris die gij ons gegeven hebt, en die zeer verwonderd is dat hij zich in zulke criticque omftandigheden tot verrigtingen verpligt bevind, van welke hij de eerfte grondbeginfelen niet kend, dat deeze zeg ik volftrekt moet beginnen om eerst de noodzaakelijkfte verfchotten voor den dienst der levensmiddelen, hospitaalen en fouragie er af nemen; waar na hem voor de fo'dij der troepen niets over zal blijven. Die lastgevende Commisfaris doet deeze beleening op mijn bevel in weerL s wil  C 165 ) wil van het uitdrukkelijk bevel dat gij hem gegeven hebt om noch leening, noch koop aan te gaan. Het is dus Burger minister, dat ik mij, tegen de oogmerken van den burger Cambon, genooddrongen vinde om de geldopneemer en de voorraadsverzorger te zijn van de Armée die ik commandeer; het is dus dat die Armée zich zonder brood, zonder fouragie en zonder geld bevind. Oordeel hoedanig mijne verontwaardiging moet Wezen, wanneer ik zie dat alle die onderwerpen aan de nationaale Conventie valfchelijk voorgefteld worden; wanneer ik de adminiitratie geheel gedesorganifeerd en door lieden verplaatst zie, die zelve hunne onbekwaamheid en de onmogelijkheid waar in zij zijn om nut te doen, erkenr nen: wanneer ik de Armée aan alles gebrek zie hebben en haar het flagtoffer der ondoorzichtigheid en gierigheid zie; wanneer ik eindelijk alle mijne ontwerpen tegen gehouden, mijn veldtogt mogelijk mislukt, en mijne reputatie door fchuldige of door misleide menfchen aangerand zie! Weest niet verwonderd, Burger-minister, dat ik, om de waarheid mijner omftandigheid te bevestigen , en de ondoorzichtigheid of kwaadwilligheid der geenen die mij in alle deze moeijelijkheden wikkelen , te kennen, aan de Nationale Conventie Copie zend van alle de depêches die ik u zal doen toekoomen tot zoo lange deze ftaat van  < 1(57 ) van zaakèn veranderd is; weest ook niet verwonderd dat ik mijne demisfie zend, indien die verandering niet binnen agt dagen bewerkt word. De geheele natie weet dat ik, voor bet geen mij perfoneel aangaat, de verantwoordelijkheid niet Vrees ; maar zij zal voorzeker goedkeuren dat ik mij niet met de verantwoordelijkheid van anderen wil belasten. XXII. BRIEF Aan den burger Pache, Oorlogsminister, Den 2den December i?oa, bet eerfte jaar dér R** publiek. Het fchijnt, Burger-minister, dat uwe beflui. ten fints eenigen tijd alleen (trekken om de Armée te desorganifeeren en haar tot wanhoop té. krengen. Ik ontfang twee brieven van u van den 27fteh, in den eenen befluit gij dat de burger Laroque die ik tot het negériëhtwintigfte Regiment Infanterie benoemd heb , waar van hij LuitenantColonel Was, zijn brevet van Colonel niet zal ontfangen, wijl gij daar toe den burger Oco« mofgan een Ierlander benoemd hebt, die uit het regiment van Dillon gekoomen is, die altoos in het inwendige van het Rijk geweest is, terwijl h 4 oude Officiers kan ftraffen en degraderen door op eene lijdelijke wijze aan uw bevel te gehoorzaamen, zonder alvoorens, door een voorftelling aan de nationaale Conventie, beproeft te hebben om dit ongelijk, dat niet anders dan eene flegte uitwerking in de Armée kan verwekken, te doen herftellen. Zoo dra het decreet, dat de Generaals de magt afneemt om tot de militaire bedieningen te benoemen, gegeven is, heb ik zonder aarfelen daar aan gehoorzaamd; maar ik beken u dat uwe bureaux er een fchandelijk misbruik van maaken. Het is dus dat men de Armée die ik beveel met Adjudants en Adjoints overladen heeft die mets van hunne zaak verdaan. Men heeft mi] onder anderen tot Adjoint een dansfervan Nicolet gegeven. Ik zou den titel nog overflaan, inden hij zoo veel bekwaamheid als gedweheid in zijne ledematen bezat. Het oogmerk van het decreet is voorzeker geweest om de Generaals de middelen niet te laaten behouden, om zich; door de benoemingen te veel creatuuren inde Armeen te maaken; maar zij behoorden ten minften voor de eerfte bedieningen en voor de bedieningen van vertrouwen, geraadpleegd te worden; en de keus moest voor al vallen op officiers die bij de foldaaten bekend zijn, en derzelver vertrouwen genieten. I. 5 XXIII.  C 170 ) XXIII. BRIEF -ft» den burger Pache, Oorlogsminister. Den iJin de maand Ofiober van daar kwam toen hij eene  eene Luitenant Colonelfchap der Dragonders, geloof ik, te doen gelden, dat men hem gegeven heeft. Het lot van den burger Tilly hangt van uwe beflisfching omtrent den braaven Kilmaine af want, indien dees Colonel blijft van het zesde regiment huzaaren, dan zal Lagrange het zesde regiment dragonders behouden dat dus met vacant zal wezen. Men zal voor den burger Tilly eene andere partij moeten kiezen. Proclamatie van den Generaal Dumpurier. belgen! Toen wij in uwe Provinciën getrokken zijner» «we wreede vijanden daar uit te jagen, toen heb ik u van wegens de Republiek en de Franfche Natie gemeld, dat gij vrij waard, en dat de fouverainiteit in alle derzelver kracht weder in de handen des volks kwam \ ik heb u aangefpoord om provifioneel magiftraaten en bewindhebbers te benoemen, op dat er geene ophouding van regering plaats mogt hebben, en gij te zelfder tijd de banden die u aan het Huis van 'Oostenrijk verbonden, mogt verbreken. Deze voorzichtige maatregel, heeft in plaats van heilzaam te wezen, alle de factiea wede? ppgewekt die  C 17a ) aanhitfen om u te beletten u nn '""^ ten „an p vonK]sten, van van der Nootis. «eot, wilt fmaaken. Alle ontW^,-^Provinciën, van ™gV „^'5 f'^" VM •■>« die iede.e her^i™^ > e™ ^ dar eene en de „avernij der andere alles wat den mensch vernederd "reculw*e"' ■o- vernie.igd worden. J« z 'B™£ ^ aU gezind; g,, hebt allen ee„ ' '««• Ingevolge, verzoek ik „, Zoo va„ .„ . . *hetp,atre,a„d,„muz;;;;v;a^^„ ■Wen die ren „aasienbij netlnidd7„Ter » zene Provinciën «B^, g n „ ^Z tem ie vergaderen, enz. volgende» P/V.  C i73 ) Vier-en twintigfte Brief van den Oorlogsminister aan den Generaal Dumourier. Parys, den 2den December 179a, het eerfte jaar dfr Republiek. Ik heb gister , Generaal, uwe overwinning van Waroux, de bezitneeming van Luik en het in-» nemen van het kasteel van Antwerpen vernomen ; dus fchenken uwe wapenen te gelijker tijd de vrijheid aan twee volken. De zegepraalen die de wapenen der Republiek onder uw beftuur behaalen, vermeerderen haare hoop; en daar wij u zoo ongeduldig zien om de vijanden uit den post te verdrijven daar zij zich ophouden om een weinig adem te haaien, zien wij ook .wel dat gij hun aan deze zijde van den Rhijn niet zult dulden. Ik reken op u, Beurnonville rekend op u, Custine ook, dien de Pruisfen en de Oosterij. kers wilden overvallen alvoorens gij in ftaat waard hem te onderfteunen. Welke verfterking hij ook gekregen hebbe, hij is zoo zwak in paerdevolk, dat ik over zijne pofitie ongerust zou wezen, indien de bevelen die gij aan Miranda gegeven hebt, en vooral uw caradter, mij die welke gij aan  aan Valence zult geven, en het geheel fystema Uwer verrigtingen, niet deed voorzien. Gerust zijnde in de wijsheid uwer ontwerpen s-ijn de behoeftens uwer Armée mijne eenigfte zorg; en zoo zij er lijd is dit om dat er zoodanige zijn in welke ik niet dan door tijd en middelen kan voorzien. Ik heb fints lange een decreet verzogt dat mij in ftaat zou ftellen om de Officieren die gij tot de overwinning opleid, en die men tot voordeel der Republiek tot hooge rangen bevorderen moet zoo nuttig te gebruiken als mogelijk is. Verzekerd de burgers Dampierre, Steingel, Barrois, en Devaux, dat zij tot de plaatfen benoemd zullen worden tot welke gij hun voorfteld, zoo dra de "wet mij zulks toe zal ftaan. Gelukkiglijk dat de rangen weinig tot den iever der patriotten zouden kunnen toebrengen , en en dat het u vrij ftaat om volgens hunne bekwaamheden , dezulken die u vertrouwen verdiend hebben, aan te ftellen. (getekend) pache.  ( *11 ) Vijf en twintig/Ie Brief van den Oorlogsminister' Pache, aan den Generaal Dumourier. Parijs den 3 December 179a, bet eerfte jaar der R*1 publiek, ïk zal nu op het artikel der voorraadsverzorging» van den uwen van den 30 antwoorden. Ik ben verwonderd dat gij nog niemand van het Committe' van aankoopen gezien had, toen ik Simon Piek den \i November van Parijs heb doen vertrekken met bevel om u te gaan zien , en om aan de Armée die gij beveeld alles te fourneeren dat gij zoud eisfehen. Op de vraag die mij door de Compagnie Doumere den eerften December gedaan is, heb ik het Cornmitté van aankoop gelast om'hem van Brusfel en Gent twintig 'duizend zakken graan en al het meel dat hij nodig had, twintigduizend zakken haver, vijftien duizend kwintaalen hooi en even zoo veel ftroo af te leveren; en daar het Cornmitté alle de noodige voorraad voor de Armée had, is een Courier door Doumere afgezonden, den eerften dezer maand in den namiddag van Parijs vertrokken, om vervolgens alle de bevelen die ik gegeven heb, ten uitvoer te doen brengen, dus zijnde graanen, het meel en de fou»  ( i7* 3 fouragie in de handen van de oude adminiftratie der levensmiddelen, die nog den dienst der verdeeling van den voorraad der Armée die gij beveeld , verrigt. Uitgezonderd deze kwantiteit, heeft het Com» mitte nog vijf en zestig duizend zakken graan en meel in de hier onderftaande plaatfen verdeeld. Brusfel 20.0C0. Gent 26,000. Brugge 10,000. Ooftende 10,000. Leuven 5,000. en de fouragie naar evenredigheid, waar over gij befchikken kund, door die van Simon Piek te Brusfel te doen afvraagen, aan wien ik op nieuw bevel zend om zich te Luik bij u te vervoegen, of er iemand haar toe te zenden die de bevelen die gij hem voor de voorraadsverzorging der Armée zult geven, ten uitvoer te brengen. Gij eischt twee magazijnen, het een te Luik, het ander te Roèrmonde. Het Commité van aankoop geeft in dezen oogenbiik bevel aan Liepmann Cerf Bar, om voor het magazijn van Luik twintig duizend zakken graan en meel, twintig duizend zakken haver, twintig duizend kwintaalen hooi, en even zoo veel ftroo te koppen. Hij hoopt  hoopt binnen agt dagen de helft van dezen voor* raad gecompleteerd te hebben, aan welke men intusfchen bij kan voegen door uit de magazijnen van Brusfel te trekken. Voor Roermonde geeft men dees dag bevelen tot aankoop,zoodanig dat het Cornmitté, tiendagen na de tijding van de inneeming dier ftad, een voorraad van twintig duizend zakken graan en meel beloofd, en het overige naar evenredigheid. Indien die kwantiteiten niet voldoende zijn, fchrijf het dan, en ik zat die vermeerderen. Daar ik mij met alle de middelen om het beftaan der Franfche Armeen te verzekeren, bezig moet houden , zal ik om agt nieuwe magazijnen vraagen, uitgezonderd de twee die gij vraagd, en dat in de Heden van Brusfel, Gent, Oostende, Brugge, Doornik, Nameur, Tierlemont en Leuven. Het Cornmitté zal al den voorraad verzaamelen die voor de zegepraalende Armée welke gij beveeld , noodig is. (getekend) pache.  verwaarlozing 't zij door iets anders, verwekken, ten hoogden fthuldig zijn. Ik zai u ingevolgen verzoeken, mij te helpen om dergelijke misbruiken te voorkoomen, die des te meer te veroordeckn zijn, wijl men te zelfder tijd dat men de overrofcken weerhoud, in den legertros rijtuigen agter aan laat koomen met leger-paalen geladen, die van geen groote nuttigheid zijn. Ik beloof u om binnen ;a dagen het overige der 20 duizend overrokken af te zenden, en ik acht niet, welke koop mtn ook aan moge gaan, welke prijs men er voor geve, dat het mogelijk zij die eerder te hebben. Het getal der dekens daar men mij om gevraagd heeft, is nimmer boven de S duizend geweest; daar zijn er 4,400 den 8ften November per post van Parijs vertrokken; daar zijn er den i7den November 4,600 van Duinkerken gezonden; daar zijn er nog den zóiïen 5,100 van Duinkerken vertrokken, het geen 6,180 meer maakt dan het gevraagde getal. Indien deze kwantiteit niet voldoet, fchrijf mij dan terftond hoe veel gij e.r meer moet hebben, op dat ik de juiste en de fpoedigfte bevelen geve om u die te doen toekoomen. De fchoenen zijn die onderwerpen der kleeding voor welke wij de minne hulpmiddelen hebben; maar op dat er niets zoude ontbreken aan de Armée welke gij beveeld, zoo heeft de adminis. tratie der kleeding bevel gegeven om te Luik, Na-  C 181 ) Nameur, en het land 't welk gij bewoond, 400 duizend paaren fchoenen te koopen, en de lastgevende Commisfaris heeft bevel om het opzigt over deze operatie te nemen, en om van die koopen eerst af te neemen het geen er voor de Belgifche Armée noodig is. Ik verzoek u flegts deze operatie geheim te houden, op dat de open. baarmaaking daar van den prijs dezer fchoenen niet vrugtelQos verhooge. Ik weet volftrekt niet hoe veel flopkousfen gij noodig hebt, want men heeft er mij nog nimmer om gevraagd. Ik beveel aan de administratie der kleeding dat zij er 20,000 paaren moet doen afgaan; indiener, eer de flopkousfen aankoomen, te veel tijd verloopt om in de behoefte uwer Armée te voorzien, zoo geef ik aan den lastgevende Commisfaris uwer Armée bevel, er terftond te doen vervaardigen om in grootfte behoefte te voorzien, middelerwijl dat die welken ik u zend u toekoomen. Ik zal u opmerken dat het niet in den oogenblik der behoefte zelve is, dat men vraagen moet doen. Ik weet ook niet, Generaal, welk een kwantiteit, van wolle kousfen gij hebben moet; meld het mij op dat ik u die terftond zende. Ik merk op dat er 53,156 paaren van Parijs afgezonden zijn; dat er nog 22,736 den uden November, in de magazijnen van Valenciennes waren, en dat de administratie der kleeding bevel heeft om er tot 130 duizend te doen afzenden. Ik geef M 3 hem  C ï82 ) hem bevel om de afzending te verhaasten, en daar zal morgen reeds mede begonnen worden. Gij zult daar en boven weeten dat er 16,304 ellen ftof voor broekken in de magazijnen van Valenciennes is, over welke gij had kunnen befchikken voor de Armée die gij beveeld. De Oorlogsminister PACHE. XXIV. BRIEF Van (Jen Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Luik, den ?den December 1793, het eerfte jaar der Republiek. Ik geloof u een eerlijk man te zijn, burgerMinister, het is aan u niet dat ik de verfchrikkelijke gefteldheid, tot welke gij de uitmunten, de Armée der Republiek gebragt hebt, wijt; maar ik beken u dat ik het onvergeefelijk in u vind, dat gij u op de valfche lijsten beroept cj Z O > ü i '—■ ■ v 1 1 ■■ • , 0 . -1 Ie i-t Z n rj W I '.=? B 61 j > N d * Jl „ 5 « O 0» I 13 S O) U M r- I -3 JB < J & O ^ S ? en p.' u. J si z £ »  ( i9« 3 Algemeene opmerking. Die verzendingen hebben ten oogmerk gehad om de magazijnen te vullen, die tot het beftaan der Armée van het Noorden, tot de confumptie der troupen die er zich bij voegde en dezelve dagelijksch vergrootte, gefourneerd hebben. Te Parys, den 4 December 1792, eerfte jaar der Republiek, 's morgens ten 11 uuren. &e Adminiftratturs der militaire verzorgin' gen. (getekend) monmerque, raucim ville, doumerc, desrochers. Foor ovcreenkomjiig Copie , de Oorlogsminister. (getekend) pache. . Aan den Minister Pache, Den 81en December 1792, liet eerfte jaar der Republiek. Jk rtel,'Burger-minister, aan de Commisfarisfen der Nationale Conventie üVen brief van den 5 December in handen, die uw befluit omtrent den Colonel Ocomorgan en den Colonel Laroque inhoud: die burgers Commisfarisfen op de plaats zijnde, zullen de Conventie aangaande de waarde van mijnen eisch opheldering kunnen- geven. Wat  C 197 ) Wat uwe beflisfching aangaande den Colonel Lagrange betreft, hetfcbijnt mij toe dat gij waand dat ik in tegenftrijdigheid met mij zelve vervallen ben, wijl de goedkeuring van den Minister Servan, in datoden I2den October, inhoud, dat die fchikking op mijn verzoek genomen is. Indien dit verzoek beftaat dan moet het in een brief vervat zijn; ik verzoek u mij dien te vertoonen, en dan zal ik toeftemmen dat ik ongelijk heb gehad dit verzoek te doen. Gij zult wel goed willen vinden dat ik fteeds op de. rechtvaerdigheid van mijnen eisch en op de moedeloosheid die het inde Arme'e zou veroorzaaken, aanhoude. Ik zal er bijvoegen, dat, wat het zesde regiment huzaaren aangaat , dat de Colonel Lagrange afltand heeft gedaan ten voordeele van den burger Kilmaïne; dat het bij gevolg geheel eenvoudig is dat hij het zesde regiment dragonders behoud; dat van zijnen kant, de burger Tilly in die fchikking toeftemd, mits dat hij, zonder zijne bevordering nadeelig te zijn, als Colonel Aide-deCamp boventallig, en zondergeldtrekking,bij mij kan dienen; dus kan niets makkelijker gefchikt Worden. De Adjoind bij den ftaf, die te vooren dansfer bij Nicolet was, is Moras genaamd; ik weet niet welke andere titel hij heeft kunnen voorftellen gij kunt ten dien aanzien doen het geen gij goed dunkt. N3 XXVI.  C 198 ) XXVI. BRIEF Aan den Minister Pache. Den 8 December 1792, bet eerfte jaar der Republiek. J^/fijne voorige depêches, en met naame die van gister, Burger - minister, laaten mij niet toe iets meer te zeggen over de overtuiging in welk ik ben, dat gij het zijt. en niet ik, die omtrent het Commité van aankoopen dwaald Het fchijnt mij daar en boven toe, dat het verder gaat. dan zijne inltelling bepaald, door zich met de fouragie en zonder twijfel met andere dingen te belasten. Het is aan den Commisfaris Malus om zijne koopen te verdedigen, en ik geloof dat het hem niet moeijelijk zou vallen, om te bewijzen , dat indien zij al bij den eerjlen koop duurder waren zij het door de wederomwending der deelen minder moeten zijn. Dit is het groot geheim der opkoopers. Wat de adminiftratie van Doumerc aangaat die gij zegt dat ik te rug wenschj, ik kan .niet anders dan getuigen dat zij in Frankrijk zeer wel gediend heeft; maar indien gij mijne brieven met aan-  C '99 ) aandagt gelezen had, dan zoud gij gezien heb> ben, dat ik, zonder deszelfs dire&ie of adminiftratie in wanorde te helpen, gedagt heb dat eene fchrandere en voorzichtige ftaaikunde vorderde om koopen in het land zelve, en niet door eene Franlche Compagnie te doen. Ik heb mij omtrent dit onderwerp genoeg verklaard om volmaakt verdaan te worden. Indien de adminiftratie Doumerc de vervoering en de verdeeling der waaren door het Commite' gekoft, ten uitvoer heeft gebragt, dan kafl dit niet zijn verrigt, dan na dat het uwe bevelen ontfangen had; dus indien er reden tot afkeuring1 is, kan dit niet op die adminiftratie vallen. Ik zie, voor het overige, in het ftuk dat gij mij zend, niets dan eene verzending naar de departementen van 1'Oil'e, van het Noorden, en van 1'Aifne die niets gemeens hebben met het Belgifche. Wat de vernietiging der geldkisten van de ad» miniltiaties aangaat, het is mogelijk dat gij het decreeet van den ipden September niet volgens den letter uitgevoerd hebt; maar de adminiftraties zijn niettemin gedwarsboomd, door het verbod dat gij gedaan hebt om de fondfen die in de kist zijn te gebruiken. Laaten wij alle die kleene middelen van verdediging en aanval daar, en koomen wij terzaake. Gij hebt een beftuuf van aankoopen aangenomen, da: ik meer recht heb dan iemand anN 4 ders?  C 200 ) der?, om onftaatkundig te noemen. Het aannemende hebt gij alle werkzaamheid aan dat beftuur der aankoopen ontnomen ; gij hebt aan den lastgevende Commisfaris dien gij mij gezonden hebt verboden om eenige koop te doen. Uwe Commisfie van aankoopen, of liever uwe Compagnie van koopers, moet niet afleveren, of zich niet bereiden om af te leveren, dan tegen den eerften Januarij. Gij hebt in het tusfchenvak van bijnaar twee maanden , dat er tusfehen de oude en de nieuwe adminiftratie moet doorgaan niet voorzien, en de Armée fterft van honger en kan niet vorderen. Gij meld mij, dat gij den 3den op mijne vraagen van voorraad van levensmiddelen en foura. gie geantwoord hebt, dat ik uwe brieven ontfangen moet hebben, en dat gij acht dat ik ge. rust moet zijn aangaande de voorraadsverzorging der Armée die ik beveeel; het berigt der Commisfarisfen zal u doen oordeelen wat er van is. Daar is eindelijk gister avond, den 7den December, een Agent der nationaale thefaurie aangekoomen. Hij brengt 500,000 livres: hij zegt dat de nationaale thefaurie reeds zes millioenen voor de Armeen van het Noorden uitgeftort heeft: hier over ook zullen de Commisfarisfen die dit ^bijzonder aangaat, gunnen oordeelen, maar intusfehen had ik des morgens geen Huiver. 4P  C 20I ) 'Jgt en twintig/ten Brief van den Oorlogminister aan den Generaal Dumourier. Parijs, den 6den December 1792, het eerfte jaar d«r Republiek. Ik heb uwen brief, Generaal, van den soften November aan den provifioneelen uitvoerenden Raad medegedeeld, hij heeft mij gelast u den uitllag zijner raadplegingen mede te deelen. Toen de provifloneele uitvoerenden Raad bepaald heeft dat de Armeen der Republiek de wapenen niet neder zouden leggen voor dat de vijanden over den Rhijn gedreven zouden zijn, toen had dit voor eerst ten oogmerk, om het toneel des oorlogs van het Franfche grondgebied te verwijderen; om dit door zulk eene zekere grensfcheiding als den Rhijn te dekken, en om de grenzen die de vrije volken affcheidden van die welke de Prinfen nog tegen ons kunnen wa. penen, in te korten, De omitandigheden hebben die beweegredenen niet verzwakt. De Pruisflfche Armée heeft veel geleden, maar zij is niet vernietigd geworden. De Koning van Pruisfchen is van zijnen bondgenoot noch niet af en noch niet naar Berlyn N 5 te  ( 202 ) te rug gekeerd, maar heeft integendeel verfterking uit hetbinnenfle zijner ftaaten opgeroepen, tn daar is eene Pruisftfche Armée die reeds grooter is als die der Republiek en die dagelijksch toeneemt, in de omtrekken van Coblentz en Mentz verzaameld. De Oostenrijkers die geflagen en in het Belgifche zeer verzwakt, maar niet vernietigd zijn, . hebben op den Rhijn eene magt, die evenredig js aan die welke Biron hun tegen kan Hellen ; pp den Moezel zijn zij gelijk met Beurnonville, en kunnen eiken oogenblik door de Pruisfen verfterkt worden; deeze laatfte zijn in magt genoeg boven Custine om hem te gelijker tijd den Rhijn weder over te doen trekken, de brug van Mentz in weerwil van hem te vernietigen , en de Oostenrijkers te helpen om den Moezel te verdedigen. Boven Mentz hebben de Duitfchers Manheim, en onder Mentz hebben zij Coblentz, Ehrenbreinten en geheel den Neder-Rhijn, door welken zij rijkelijk van voorraad voorzien zijn. Dus, indiende Armée van het Belgifche zich naar Holland wend en de Maas overtrekt, dan zijn de Oostenrijkers meester om Beurnonville aan te. vallen en hem volftrekt de boorden van den Moezel te doen verlaaten ; zij zullen zich dan met de Pruisfen kunnen vereenigen en Custine noodzaaken om Mentz aan haar eigene magt over te laaten; zij zuilen het bombardeeren of bele* ge,  C 203 ) geren, en de anrftaande veldtogt, zal, tegen de hoop van geheel Frankrijk, op onze grenzen geopend worden. Onze grenslinie zoude eene ontzagchelijke ontwikkeling, en zeer gunftig voor onze vijanden zijn. Het ftaat niet aan den Oorlogsminister om overwegingen van een' anderen aart te behandelen* De onderfcheidene hier bovengenoemde redenen, Generaal, hebben den Raad doen befluiten om in haare te vooren genomen bepaaling te volharden. Hijheefthetals een hoogstnoodzaakelijke maatregel geoordeeld, en die de expeditie van Holland, welke gij voorfteld, moet voor uit gaan, dat gij de drie Corpfen d'Arme'e die onder uwe bevelen ftaan, op zulk eene wijze zoude dirigeeren, als u het gefchiktfte voorkoomt om de Oostenrijkers uit het land het welk tusfehen de Maas den Moezel en den Rhijn vervat is, te verjagen, en dat gij inzonderheid, dat het welk op uwen regter vleugel werkt, zoodaanig dirigeerd dat het de operaties van Beurnonville op den Moezel kan onderfteunen, gelijk hij dagelijksch vorderd. Ik verneem dat de Pruisfchen weinig magt nebben in het Hertogdom van Cleef en Gulick. (getekend) pache. XXVIL  v ( *>4 ) XXVII. BRIEF Van Dumourier, aan den Burger Pache. Den t'ften December 1792, het eerfte jaar de* Repu. bliek. u we depêche van den 6den Burger-minister, vervat een befluit van den provifioneelen uitvoerenden Raad,, dat van zulk een ontzagchelijk gevolg is, dat het mij onmogelijk is aan deszelfs uitvoering te denken, zonder te zidderen over de gevaaren van welke zij vergezeld is, en zonder alle de middelen te zoeken die in ftaat zijn mij voor de verantwoordelijkheid te behoeden, door, als eene voorafgaande voorwaarde te eisfehen, dat er een krijgsraad gehouden worde, t'zaamgefteld uit de Generaals die het meeste ondervinding hebben, zoo als Kellerman, Berruyer en anderen, om van den eenen kant uwe depêche, en van den anderen kant alles, dat ik tegen de expeditie die zij vervat, in te brengen heb, te onderzoeken. Het koomt op het heil der Repu. bliek en op den ondergang of het behoud haarer Armeen aan; dus kan geen menfchelijken eerbied mij weerhouden. Uwe depêche, daar en boven, vervat wel het befluit van den raad; maar zij  'IC *°5 ) zij is niet in den vorm van eene volftrekte orde; dus, heb ik het recht die te onderzoeken alvoorens mij met de uitvoering te belasten. Buitendien, wanneer ik al blindelings het befluit van den raad wilde volgen, zoude ik echter genoodzaakt zijn het verfcheide dagen uit te ftellen, om reden van den ellendigen ftaat, waar in de Armée door de ontblootheid van alle middelen van beftaan, gebragt is. De Commisfarisfen der nationaale Conventie hebben de onmogelijkheid om uw befluit, door het gebrek aan levensmiddelen, het eenigst gedeelte dat zij onderzogt hebben, en dat tot hun beftek behoorde, ten uitvoer te brengen, zoo wel begrepen, dat zij befloten hebben, om hunnen prefident, den burger Camtis te zenden, die aan de Conventie den fchrikkeliiken ftaat tot welken de Armée gebragt is, zal befchrijven; en na dezelve uit de dooling geholpen te hebben, haare bevelen zal vraagen en alle de noodige decreeten zal doen geven om den volftrekten ondergang te voorkoomen die er uit de flegte operatiën uwer bureaux gefprooten zou zijn, indien de nationaale Conventie het verftand niet had gehad om Commisfarisfen te zenden ten einden te oordeelen wie van beiden valfche of waare berigten gaf; gij, door lijsten te geven die mij deeden voorkoomen als of ik in den overvloed zwom, of ik, door te verzekeren dat de Armée aan alles gebrek had. De  De burger Camus zal door den Generaal Tho« wenot, het hoofd van den ftaf mijner Armée» vergezeld worden; ik heb den laatlten gelast, om alle de punten van moeijelijkheid in het uitgebreid te befchrijven, die ik in een zoo fpoedig antwoord als ik verpligt ben op uwe depêche te doen, ten einden geen tijd die zoo kostbaar is te verliezen, te kort zou moeten verhandelen. Depêche van dcnMinister. Antwoord. Toen de provifionee- Men had dan moeten le uitvoerende raad be- bepaalen om alle de paald heeft dat de Le- plaatfen aan deze zijde gers der Republiek de van den Rhijn te nemen; wapenen niet neder zou- men had dan vooral aan den leggen, voor dat de Custine moeten bevelen vijanden over den Rhijn 0m zich van Coblentz gedreven zouden zijn ; meester te maaken; men toen had dit voor eerst had hem dan moeten beten oogmerk, om het letten om den Rhijn over toneel des oorlogs van te trekken, om naar het grondgebied der Re- Frankfort te gaan, e» publiek te verwijderen; Duitschland in te drinom dit door zulk eene gen; men had hem moezekere grensfcheiding ten bevelen om den Rhijn als den Rhijn te dek- fpoedig weder over te ken, en om de grenzen trekken; en in plaats die de vrije volken af- van aan Beurnonville fcheiden, van die wel- last te geven om zich bij ke hem  C 207 > "Depêche van denMinister. Antwoord. ke de Prinsfen nog tegen hem te voegen, had men ons kunnen wapenen, hem moeten bevelen om in te korten. zig bij Beurnonville tus¬ fehen den Rhijn en den Moezel te koomen voegen. Die twee corps vereenigd hadden ten minden Trier genomen, en met de verderking der Armée van Biron en die welke zij uit het inwendigen hadden behooren te ontfangen, hadden zij de Pruisfen in Coblentz kunnen belegeren, flegte pofitie genoeg voor eene Armée die twee rivieren agter zich heeft zonder hulpmiddel voor den aftogt: dan zouden wij ons den Rhijn tot eene grensfeheiding gezien hebben.... Ik geloofde te meer dat dit ten uitvoer gebragt zou worden, burger-Minister, dewijl gij mij geraadpleegd hebbende, ik u mijn gevoelen in een brief van den loden November medegedeeld heb, en dat gij mij gemeld hebt, dat gij van het zelfde gevoelen waard. Ik eisch dat die brief in den krijgsraad gebragt worde, als ook die van den 7den November, waar in ik u verwijt dat gij een geheel tegendrijdig fijstema van oorlog gevolgd hebt. De omdandigheden De beweegredenen hebben die beweegre- zijn de zelfde, maar de den niet verzwakt. omdandigheden, die ik maar al te wel voorzien en voorfpeld heb, beletten dat wij in dezen veld.  C ao8 ) Depêche van denMinister. Antwoord. veldtogt meester van den loop van den Rhijn zullen zijn; het zou zelfs zot wezen om het te willen beproeven. De Pruisfifche Armée heeft veel geledens maar zij is niet vernietigd geworden. De Koning van Pruisfen is van zijnen bondgenoot noch niet af, en noch niet naar Berlijn te rug gekeerd, maar heeft in tegendeel verfterking uit het binnenduwen zijner Staaten opgeroepen, en daar is eene Pruisfifche Armée die reeds grooter is als diederRepubliek,en die dagelijksch toeneemt , in de omtrekken van Coblentz en Mentz verzaameld. De Oostenrijkers, die geflagen, en in het'Belgifche zeer verzwakt maarnietvernietigd zijn, hebben op den Rhijn eene magt die evenredig Men maaid geene Armée af, gelijk een ftuk weiland. De Koning van Pruisfen vroeg alleen om zich van zijnèn bondgenoot af te trekken en naar Berlijn te rug te keeren, indien men zich niet verbitterd had om hem aan • geene zijde van den Rhijn te vervolgen, zijn hoogmoed is gebelgd geworden, en hij heeft verfterking doen koomen door de noodzakelijkheid om zijne Armée te behouden. Indien men aan Custine bevel had gegeven om den Rhijn weder over te trekken dan zou dit alles niet gebeurd hebben. Terwijl Custine zijn punt op Marbourg maakte, zijn de Pruisfen    C 209 ) Depêcheran denMinister. Antwoord. dig is aan die welke fen gekeerd, en hebben Biron hun tegen kan zich met alle magt te ftellen. Coblentz gevestigd. Op den Moezel zijn De Oostenrijkers zijn zij gelijk met Beurnon- in het Belgifche niet ville, en kunnen eiken geheel vernietigd geoogenblik door de Pruis- worden, wijl ik hen fen verfterkt worden, door het gebrek aar» deze laatfte zijn in magt voorraad, dat mij twingenoeg boven Custine, tig dagen heeft doen om hem te gelijkertijd verliezen, niet met den den Rhijn weder over vereischten fpoed heb te doen trekken, de brug kunnen vervolgen, het van Mentz, in weerwil geen ik in mijne depévan hem, te vernietigen, ches van den soften en de Oostenrijkers te November en den aden, helpen om den Moezel 7den en 8ften December te verdedigen. verklaar. Custine moet niet wagten tot de Pruisfen hem den Rhijn weder over doen trekken; hij moet zelfs zijne brug van Mentz verbreken, hij moet er een voldoende bezetting ,in plaatfen, en zich vervolgens bij Beurnonville voegen, om Trier te nemen en Coblentz te maskeeren, indien hij zich niet fterk genoeg gevoeld om het aan te vallen. O Bo-  C 210 ) Depêche van denMinister. Antwoord. Boven Mentz hebben Dit bewijst dat men deDuitfchersManheim, er zich aan had behooen onder Mentz hebben ren te houden om Cozij CoblentzEhrenbrein- blentz te nemen, in ten, en geheel den ne- plaats van Custine te der-Rhijn, door welken zenden om aan geene zij rijkelijk van voorraad zijde van den Rhijn te voorzien zijn. oorlogen: dit bewijst ook, dat er geene andere partij te kiezen viel, dan om Custine fchielijk den Rhijn weder over te laaten trekken, om hem te redden indien het nog tijd is; dit bewijst dat men mijne Armée niet had behooren te desorganifeeren, wijl ik den tijd had kunnen hebben om de geheele Oostenrijkfche Armée te verftrooijen; ©m weder op den linker boord van den Rhijn door Keulen, Bonn en Coblentz te koomen; om de communicatie van het hertogdom Luxemburg met Duitschland af te fnijden, om Beurnonville te bevrijden en Custine te redden; dit, eindelijk, bewijst, dat menden aanvallenden veldtogt heeft doen misfen door mijn plan niet gevolgd te hebben. . Het ftaat niet aan den Wanneer de OorlogsMinister om overwegin- minister op zich neemt gen van een anderen aart om mij den uitflag der te behandelen. overwegingen van den pro-  C m ) Depêche van denMinister. Antwoord. provifioneelen uitvoerenden raad over te zenden, aangaanden een plan dat ik in alle deszelfs betrekkingen onderzogt heb, dan moet hij mij de overwegingen van allen aart, die het befluit van den raad te weeg gebragt hebben, in het uitgebreid zenden. De onderfcheidene, hier boven genoemde redenen, Generaal, hebben den raad doen befluiten, om in haare te vooren genomen bepaaling te volharden. Hij heeft als eene hoogstnocdzaakelijke maatregel geoordeeld, en die de expeditie van Holland, welke gij voorfteld, voor uit moet gaan, dat gij de drie corps d'Armée die onder uwe bevelen ftaan, op zulk een wijze zoud dirigeeren als u het gefchiktfte voorkoomt om de Oostenrijkers uit het land, het welk tusfehen de Maas, den Moezel en den De voorheen genomen bepaaling van den raad; in welke hij volhard* beftond in zich van de boorden van den Rhijn geheel meester te maaken, om daar de fcheiding onzer- verdediging te ftellen. De hoogstnoodzaakelijke maatregel is dus om Coblentz te nemen. Wat aangaat om de Oostenrijkers uit het land, dat tusfehen de Maas en den Moezel vervat is, te verjagen, dit is eene onmogelijke zaak, wijl men Luxemburg, de fterkfte plaats van Europa, dan zou moeten nemen, na bij welke O 3 zich,  Depêche van denMinister. Antwoord. den Rhijn vervat is, te zich een corps d'Armée verjagen,en gij inzonder bevind, dat gij zelve zegt heid dat corps, het welk fterker ie zijn, dan dat op uwen rechtevleugel van den Generaal Beurwerkt, zoodaanig diri- nonville. Is het den geerd, dat het de ope- 6den December wel,in ratiën van Beurnonville den ellendigen ftaat tot op den Moezel kan on- welken gij mij gebragt derfteunen, gelijk hij hebt, en die door den dagelijksch vorderd. burger Camus getuigd zal worden, dat gij mij eene dergelijke herfenlchim voorfteld? ziet dan op de kaart, van de grenzen van Holland, tot aan de t'zaamenvloeijing van den Moezel! Welk eene uitgeftrektheid land gij mij geeft te doorloopen met eene flegt gekleede, flegt gevoede Armée die zonder magazijnen is, en daar ik mij buiten eenige mogelijkheid bevinde om het zwaar gefchut te doen trekken, om Cleef en eindelijk Luxemburg te nemen, met eene Armée die van 60 duizend tot op 30 of 40 duizend man op zijn hoogst gebragt is! Als ik bezettingen zal geplaatst hebben in de verfchillende fteden, in een land daar de levensmiddelen fchaars ziin, daar de wagens bij na in dit jaargetijde onmogelijkte gebruiken zijn, daar ik alles met mij zou moeten voeren, zonder eenige mogelijkheid om magazijnen op terigten, zonder rivieren of kanaalen om de vervoeringen maklijk te maaken, flee-  C si3 ) fleepende een zwaar gefchut met mij dat met 8oco paerden befpannen is, en de vijanden te .gemoet gaande die veel talrijker zijn dan ik, en in bosfchen en op bergen geposteerd zijn; daar ik flegts twee of drie mijlen op een dag zal kunnen vorderen, met het vooruitzigt om de Arme'e van honger te zien fterven, en met haar, aan de discretie van den vijand en aan die der boeren overgegeven te worden indien het begint te dooijen; hebbende eindelijk, in geval van ongeluk, geen retraite hoegenaamd, dan de fchrikkelijkfte engtens der Ardennes, verlaatende het Belgifche en verliezende al de vrugt van eenen roemrijken veldtogt, en drie corps d'Armée die de Republiek tegen den aanftaanden veldtogt niet weder vinden zal? Indiend ik mij verdeel, en den Generaal Valence alleen zend om Luxemburg aan te vallen> dat met meer troepen bezet is dan hij zelve heeft, dan zal het nog erger zijn! Neen, burger-Minister, ik zal de uitvoering van een plan, dat zoo rampzalig voor de Republiek is, niet op mij nemen; ik zou mij als zeer ftrafwaardig befchouwen, indien ik aarfelde om er u alle de gevaaren van af te fchetfen, of indien ik zulk een last aanvaarde 1 Ik verklaar u voor alles, burger-Minister», O 3 dat  C 3i4 ) dat de troepen zoo veel geleden hebben , dat tij geheel moedeloos zijn; dat hunne ellende alle denkbeeld van discipline vernietigd heeft; dat het klaar bewezen is dat het gebrek aan levensmiddelen alleen, en de desorganifatie v?n het ganfche gedeelte der administratie, mij zelfs niet toehat om in het veld te blijven. Dat het volftrekt noodzaakelijk is om deze Armée terftond te cantonneeren, zoo niet, dan zal zij binnen veertien dagen niet meer beftaan. Wanneer zij een maand in de cantonnementen uitgerust zal hebben; wanneer gij mij den lastgevenden Commisfaris Malus, die al mijn vertrouwen verdiend, te rug zult gezonden hebben; wanneer alle de deelen van het beftaan op duurzame gronden verzekerd zullen zijn, die genoegzaam voordeelig voor de lieden van het land zullen zijn om hen aan de omwenteling en aan onze vorderingen verknocht te maaken; wanneer het Belgifche zoodaanig georganifeerd zal zijn dat het mij een corps infanterij, van ten minften 20 duizend man, zal kunnen leveren; wanneer ik lopen kaart omtrend alle de politique en militaire middelen zal hebben, dan zal ik in den tijd van den vorst, na eene uitrusting van een maand of zes weeken, volgens een redelijk plan kun,rten werken; de fouten die men begaan heeft zullen herfteld worden, en men zal mij dan, om die fouten te onderfteunen, geene onuitvoeriijke ontwerpen voorflaan, voor welke ik ten min-;  ( 315 ) minften zes maanden tijds, eene Armée twee maal zoo groot als de mijne, magazijnen te vooren op onze grenzen geplaatst en veel gelds noodig zou hebben, en dan nog zou dit alles vrij flegt gebruikt worden, want het is eene dwaasheid om de belegering van Luxemburg, in welk een jaargetijde het ook zij, te ondernemen, alvoorens zich van den loop van den Rhijn meester gemaakt te hebben, ten einden die ftad door hongersnood te dwingen, en van alle toevlugt te berooven — —— Ik ben aan mijn vaderland de waarheid verfchuldigd. Ik protesteer tegen het befluit van den raad, om dat het onuitvoerlijk en herfenfchimmig is. Daar ik deze gevoelens heb, is het onmogelijk, dat, indien de raad volhard, hij mij met de uitoeffening van het ontwerp belaste. Ik ben er wel verre af om Beurnonville of Custine te willen opofferen; hunne gevaaren zullen ophouden zoo dra zij zich tusfehen den Rhijn -en den Moezel vereenigen. —» 04 Brief  C 216 3 Brief van Dumourier aan de Commisfarisfen der Nationaale Conventie. G ij ziet van dag tot dag zelve, Burgers-Commisfarisfen, hoe fnel de desorganifatie dezer Armée voortgegaan is ; hoe fchuldig die geenen •zijn die onder een valsch voorivendfel van fpaarzaamheid, koopen verbrooken hebben, welke gij zelve noodig hebt geacht te hernieuwen, en die alleen, .ons thans bijnaar van dag tot dag doen beftaan. Het zal veele millioenen kosten om het nadeel dat hier door gedaan is, flegts gedeeltelijk te herftellen. Ik zend u hier nevens een noot die ik aangaande de paerden van het belegering gefchut, ontfang; ik zend u ook een brief van den Commisfaris Lambert. Gij hebt gedacht niet op u te moeten nemen om den lastgevenden Commisfaris te bemagtigen om de afleveringen van den koop van Ketin, in geld te doen betaalen. Hier uit fpruit dat die koop flegts Tiersfenfchimmig en nul is ; niets bewijst meer hoe noodzaakelijk en voordeelig de koop van Henri Simon is. In uw befluit van gister, door den burger Ca- mus Den ioden December 1792, het eerfte jaar der Republiek.  C 217 ) mus naar de Nationaale Conventie gebragt, hebt gij te kennen gegeven dat men mij geen meester van de koopen moest laaten. Ik ben het met u, in den werkelijken zin van het voordel,eens; ik heb nimmer koopen aangegaan, en ik zou die nimmer aan willen gaan indien zelfs de Nationaale Conventie en de Minister er mij toe volmagtigde, en zelfs niet indien zij het mij gelaste; maar men behoorde mij mijne lastgevende Commisfarisfen op geene valfche befchuldigingen te ontnemen, om de tirannij van het Cornmitté van aankoopen te begunftigen , en dat toen die zelfde lastgevende Commisfarisfen de verftandigfte en voorzigtigfte maatregelen hadden genomen ten einde de Armée verzorgd mogt wezen en zij haare operatiën kon vervolgen, en wanneer het bewezen is dat het Commité der aankoopen geen de minfte maatregel heeft genomen om de Armée te voeden. Ik teisch recht van de misdaad die men jegens de Natie gepleegd heeft, door deeze ongelukkige Armée in een nog akeliger tóeftand te brengen, dan zij wezen zou indien zij eenen flag verloren had ,en met haar, door een fchandelijk fysthema van monopolie, van de groote hulpmiddelen te berooven die het Belgifche in allen opzichten opleverd. Ieder dag maakt onze omftandigheid nog fchrik» keiijker. Wat zal ik met mijn grof gefchut aanvangen , dat zich weldra zonder paerden zal be • O 5 vin-  vinden? wat zal ik met de Armée zelve, zonder firoo, met oude verfcheurde tenten, zonder kleederen, zonder broeken en zonder fchoenen om zich in den oogenblik van te bedienen, beginnen? Denkt gij dat ik haar voorwaards kan doen marchecren ; ofwel denkt gij dat de omftandigheden mij genoegzaame magt geven, om Cantonnementen te nemen, in afwagting dat ik onderftand van alle foort krijg, en bevelen, 't zij van de Nationaale Conventie zelve, 't zij van den uitvoerenden Raad ontfang, als die van de bureaux die hem misleiden , en van het Commité van aankoopen dat hem in die aaneenfchakeling van misdaadige dwaalingen geftort heeft, gezuiverd zal zijn. Raadpleegd over mijnen brief, Burgers - Commisfarisfen, en geeft mij een antwoord bij gefchrift. Het is, volgens mijn denkbeeld, onmogelijk, dat wij langer in twijfel blijven over het geen ik te doen heb voor het militaire gedeelte dat mij aangaat. Daar moeten agt dagen verlopen eer wij tijding van de burgers Camus en Thoweuot ontfangen, en mogelijk zal het binnen agt dagen reeds te laat, en de rampen tot den hoogilen trap geklommen zijn. De geheele Armée grond, gelijk ik, haare hoop op de wijsheid en voorzichtigheid der Nationaale Conventie. Hier gekoomen zijnde, kunt gij niet flechts de eenvoudige onderzoekers eener fchandelijke handelwijs zijn, gij moet doen het geen de Nationaale Con-  C 219 ) Conventie zelve zoude doen indien zij nader bij ons was, en indien zij, ftrikte bevelen gevende, in onze behoefte kon voorzien, en de adminiftratie kon herftellen, die, door den Oorlogsminister, wien zijne bureaux en het Coramité van aankoopen, bij verrasfching bevelen ontrukt hebben, die nog dwaazer als misdaadig zijn, gedesorganifeerd is, wijl wij iri het midden van November met alle de dien ft en der Armée moeten ophouden, terWijl het Commité van aankoopen niet in bewind treed voor den eerften aanftaanden Januari]'. Brief yan den Generaal Dumourier , aan den Pre fident der Nationaale Conventie. Luik, den nden December 1793, het eerfte jaar der Republiek. BURGER-PRESIDENT ! D e komst van de burgers Camus en Thowe. not, die van rechtmaatige ftukken voorzien zijn, moet de Nationaale Conventie aangaande de recht! vaerdigheid mijner klachten verlicht hebben. In den eerften brief dien ik de eere heb gehad u den 3often November te fchrijven, heb ik aan de Nationaale Conventie gemeld, dat indien men het  ( «o ) het den burger Malus tot eene misdaad rekende dat hij koopen aangegaan heeft, het aan mij was dat men het proces behoorde aan te doen, wijl ik er de bevelen toe gegeven had. Ik verneem dat men, na de rechtvaerdiging van de burgers Malus en d'Efpagnac gehoord te hebben, mijnen brief van den aden December kwalijk uitgelegen heeft, die, daar hij de behoeften der Armée, en de misdaadige bewerkingen van hun die dezelve daar in ftorten, be. wees, ook te gelijker tijd de noodzaakelijkheid om koopen aan te gaan, aantoonde. Ik vorder heden om in het lot der Agenten die mij gehoorzaamd hebben, te deelen en ik verlang , wijl hunne veroordeeling of hunne in hegtenisneming eene onmiddelijke befchuldiging tegen mij is, mij voor de balie te vervoegen om den verdediger van Malus te zijn. Ik geloof dat men mijnen eisch niet zonder onrechtvaerdigheid af kan flaan, ten ware men, Volgens de ftukken die de burger Camus gebragt heeft, oordeeld dat het beter voor den dienst der Republiek is, om mij een kundig admhiillrateur weder te geven, wiens in hegtenis neeming den geheelen dienst der levensmiddelen „gedesorganifeerd, en meer nadeel aan de Almee toegebragt heeft dan het verlies eener battaille. Het is tijd dat die toedragt van zaaken opboude, en het is wel te bejammeren dat een zoo voor'  < A3I ) voordeelige veldtogt voor mijn vaderland, door een fchandelijk twistgeding opgehouden word, in het welk een der partijen niets dan valfche lijsten aanbied , die ontwerpen van opkooping bedekken die door verfcheide Hukken die u reeds toege. koomen zijn bewezen worden ; en waarin de andere partij eene Armée is, die zich na haareoverwinningen in een kwijnenden ftaat bevind, en zich het flagtoffer ziet van den geest van monopolie en van de fchraapzucht. XXVIII. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Den S2fcen December 1792, het eerfte jar der Republiek. Ik zend u, Burger, minister, den brief van den burger Fournier, Colonel van het derde regiment jagers te paerd. Die dappere Officier heeft, de bevelen van den Colonel Fregeville die in dat gedeelte beveeld, uitvoerende, de Oostenrijkers, van Verviers verjaagd. Het Corps d' Armée van. den Generaal Valence is in aantogt om dien rechter vleugel te verfterkcn: zijne voorhoede zal  *al den isden te Limburg zijn, en hij zal den 15 of iöden geheel daar zijn. Indien de vijanden dan willen volharden om de posten van Herve en HenriChapelle te behouden, en aan hunnen linker vlewgel overftroomd zijnde, zullen zij gevaar loopen om geflagen te worden. Ik heb eergister morgen den burger Cerfbère hier aan zien koomen zonder een brief van u, maar met eenen van het Commité van aankoopen, om mij zijnen dienst, zoo voor mijn perfoon, als voor de Armée aan te bieden. Het is den ioden December dat die Afgezant van het Commité van aankoopen hier aankoomt. Die man brengt, heeft hij gezegd, veel geld mede: ik twijffel er geenzins aan, aangezien het ontwerp dier Heeren , om alles te desoiganifeeren en alle de koopen te doen verbreken. Denkt gij, Burger-minister, dat ik het bevel over de Armee zal behouden, om de medepligtige te zijn van het ontwerp om een land, waarin ik gedagt had de Vrijheiden Gelijkheid te voeren, aan de vrekheid der Jooden over te leveren? Gij hebt reeds in mijne brieven van den 7den en den oden mijne laatfte befluiten ten dien aanzien gevonden. Het Commité van aankoopen het credit hebbende om zich bij de Nationaale Conventie ftaande te houden, en middel gevonden hebbende om een zuiver en kundig Adminiftrateur die ik te vergeefsch te rug eisch, in ftaat van hegtenis te ftellen en mogelijk op te offeren, zal ook wel een  een Generaal kunnen vinden die in alle deszelf* oogmerken toetreed, indien gij volhard om de desorganifatie, die in de Armée, welke ik beveel, bewerkt is, te doen voortduuren, zijt gij het die ik voor mijne demisfie verantwoordelijk maak; ik ftel die demisfie flegts uit tot in den oogenblik dat ik den uitflag op de reis van de burgers Camus en Thowenot, ontfangen zal, in geval de financieele en Joodfche factie door uwe bureaux onderdeud, het op de gezonde reden en de billijkheid winnen. Gij kunt wel begrijpen, Burger-minister, dat de lastgevende Commisfaris Ronfin, voor wien ik niet verborgen heb dat ik Malus te rug eisch, zich in de armen van den Jood Cerfbère geworpen heeft, ten einde te trachten om door middel van hem, den koop van Henri Simon te doen verbreken, daar de Commisfarisfen hem bevolen hebben dien te handhaven. Gij kunt ook wel oordeelen, dat ik met den burger Ronfin niet zal dienen, wijl een Generaal niets goed kan doen, indien hij het volmaakte vertrouwen van zijnen lastgevenden Commisfaris niet heeft. De Lezers hebben altoos het flagtoffer geweest van de twisten die er tusfehen de pen en den degen ontdaan zijn: het fchijnt mij toe dat er ten dien aanzien niets veranderd is; en het is eene gewigtige reden voor mij, om zoo dra ik geen nut meer kan doen, noch in uwe verantwoordelijkheid, noch  C m > noch in uwe fouten, noch in de rampen die zij na zich liepen, te deelen. P. S. Ik zend van dezen brief Copie aan den burger Camus. Brief van Dumourier, aan den Minister Rolland. Luik, den 25iten December 1793, het eerfte jaar der Republiek. Ik weet niet, Burger-minister, of er in dat gedeelte dat uwen reifiger negociant doorgerezen heeft, eene proclamatie beftaat, die verklaard dat men de inwooners niet kan dwingen om as. fignaaten voor koopwaaren te nemen. Ik heb in het geheel geene proclamatie noch voor, noch tegen de asfignaaten gedaan. Eene proclamatie ten voordeele der asfignaaten zou een daad van geweld geweest hebben, die ik mij niet zoude hebben veroorloofd, en die, wel verre van aan den omloop van dat papier gunftig te wezen, de inwooners mishaagd, en aan den koophandel nadeelig geweest zou hebben; eene proclamatie tegen de asfignaaten zou dat papier in discredit ge-  < «5 ) gebragt, en zijnen omloop volftrekt verhinderd hebben. Ik heb dus gedagt dat men de asfignaten zich door het goed vertrouwen moest laaten vestigen, en om dat vertrouwen plaats te doen grijpen, is de eerfte van alle voorwaarden, fpoedig bij elkander kunt brengen, ten einde gij, zoo rasch gi; van derzelver ftaat te vreden zult wezen, de vijanden der Vrijheid en Gelijkheid kunt vervolgen. Zie daar Generaal het geen 'de Raad van uw patriottisme verwagt. (getekend) pache. P. S. Ik zend u eene depêche die de Generaal Custine mij voor u heeft doen toekoomen. XXIX. BRIEF Van Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Den 25 December 1792, het eerfte jaar der Republiek., In gevolge uwer depêche van denigden, burger Minister, zal de voorhoede der Arme'e die fk beveel, morgen in Aaken trekken, dat de Veldmaarfchalk Desforets met twaalf battaillons zal bezetten. Het overige der voorhoede zal het land van Fauquemont, van Rolduc, van lÊfcheweiler;, Saint Cornelis» Munster enz. bezetten  ( 231 ) KJ ten. Het Corps d'Armée van Valence zal die kwartieren doortrekken om zich naar Keulen te begeven. Hij zal daar de orders ontfangen die gij aan hem zenden zult. Het zou hem, zoo om de wegen als om het gebrek aan beftaan, onmogelijk geweest hebben, om door het Luxemburgfche tot Arlon te marcheeren , gelijk het fchijnt dat men volgens het plan van den Generaal Custine verlangd, welk plan mij dunkt dat te zijn, het welk men aanneemd. Van Keulen zal het Valence makkelijker vallen om dien marsch te doen, dien gij hem voorfchrijft, wijl hij vart Keulen naar Bonn, en van Bonn naar Andernach op kan trekken. De Generaal Miranda Cantonneerd van Roermonde tot Tongeren, hij zou, indien gij goed vond om het Corps van Valence van Keulen naar Bonn op marsch te ftellen, zich te Roei monde kunnen verzaamelen , en in het Hertogdom Cleef trekken. Het Corps dat ik heden commandeer zal zich dan naar Dusfeldorff begeven. Het Corps van den Generaal d'Harleville, dat men •wel zou doen indien men het met de battaillons die van Frankrijk koomen verfterkte, zou het Luxemburgfche kunnen bedreigen , vooral indien men een ander klein corps nabij Sedan verzaaraelde om de ftad Luxemburg zelve te bedreigen. De bewegingen der drie Corps d'Armeën vaa het Belgifche en der Armée van Valence, zulp4 lea  C 332 ) Hlen zonder eenige moeijelijkheid gefchieden, 'wijl dc vijanden in dat gedeelte den Rhijn weder overgetrokken zijn, en dat er op den linker fcoord ten minften tot Coblentz, geen meer Zijn. Na aan de bevelen van den uitvoerenden Raad gehoorzaamd te hebben, zal ik aan de-Commisfarisfen der Nationaale Conventie bij gefchrift ïnelden het geen mij perfoneel betreft. Dcrtiifte Brief van den Oorlogsminister Pache v aan den Generaal Dumourier. Parijs den 14 December 1792, het eerfte jaar der Re» publiek. * lk heb u, Generaal, door mijn' brief van den I5den November Simon Piek , Agent van het Cornmitté' van aankoopen, geaddresfeerd,om uwe bevelen tot de voorraadsverzorging in alle foorten van levensmiddelen voor de Armée die gij beveeld te ontfangen ; Mosfelman is voor hetzelfde oogmerk te Brusfel, en Verlau te O/lende. Ik verwittig u bij dezen, dat, om meer uitgebreidheid aan de reeds genomene maatregelen te geven, en om het beftaan der onverfchrokken krijgslieden die met u naar de overwinning trek-  C 333 > ken, op zoodaanig een wijze te verzekeren, dat er u geen de minde zorg voor over kan blijven » het directoire der aankoopen Liepman Berr bi} de Agenten heeft gevoegd die het u reeds gezonden heeft. Die agent deeld met Mosfelman in de zorg om ook in de behoefte der Armée, die door den Generaal Valence bevolen word, te voorzien: daar het voor de fpoedigheid van den dienst der Armeen noodig is dat die beduurders nabij de plaats zijn daar gij u bevind, is het heflotcn. 1. Dat zij een logement voor zich zullen hebben op de plaats die zij zullen aanduiden. 2. Eene wacht tot veiligheid hunner geldkist. 3. Tien rantfoenen fouragie daags. Deze maatregelen, die door de noodzaakelijkheid aangeduid zijn, om de verrigtingen van een Generaal d'Armée op eene juiste wijze van die van een Adminidrateur te onderfchei den, zullen het onderwerp waar voor zij genomen zijn vervullen ; en ik heb reden om te hoopen , dat de foldaaten der Republiek nimmer gebrek zullen hebben aan het geen zij van haare zorgvuldigheid kunnen verwagten. De Oorlogsminister. (getekend) ïache, P 5 XXX.  C 334 ) XXX. B R I E P Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Luik, den isden December 179*, bet eerfte j«r dec Republiek. Ik antwoord op uwen brief van den i4den, burger-Minister. De inneming van Frankfort door de Pruisfen, de tegenfpoed van Beurnonville voor Trier, van waar hij te rug gedreven is, volgens het geen hij mij zelve meld, hebben de fchifcking veranderd die ik gemaakt had, om volgens het befluit van den raad, dat gij mij aangekondigd hebt, Valence tot Keulen te doen doorzetten. Neemt eene kaart, en ziet welke de tegenwoordige politie der cantonnementen is. Gij kunt vervolgens zoo als gij goed dunkt op uwe verantwoordelijkheid de marsch der Legers beflisfchen. De Generaal Thowenot heeft gelijk gehad u te  C 931* ) te melden dat wij Marche bezet hebben; het is de voorhoede van de Arme'e van den Generaal d'Harleville, die er gecantonneerd is; het overige dier Arme'e bezet de boorden der Maas van Huy tot Givet. De voorhoeden van den Generaal Valence is in het land van Limburg, vanMalmedy en Stavelo gecantonneerd. Zij bevind zich op de uitwegen van Keulen aan den eenen kant, en van Luxemburg aan den anderen. Het corps d'Armée van Valence bevind zich in tweede ligne agter die voorhoede, de linker vleugel te Geneppe, en de rechte te Huy gecantonneerd zijnde. Gij kunt dat dus, of langs de boorden van den Rhijn op Bonn en Aifdernach doen marcheeren, veronderftellende dat er geene aanmerkelijke raagt in het Luxemburgfche is, zonder het welk zij afgefneden zoude zijn, of het door het Luxemburgfche zelve doen marcheeren, om de Oostenrijkfche troepen die er zijn in bedwang te houden, en hun te beletten den Moezel over te trekken en op Beurnonville te vallen. Ik verklaar u dat ik u niets van dit alles als een raad voorftel; want indien Valence langs Keulen en Bonn marcheerd, zal hij ofte rug moeten deinzen of hij zal afgefneden worden ; indien Valence, in tegendeel, in het Luxemburgfche naderd, dan zal hij van honger iïerven of gevaar loopen om geflagen te worden. Wat het ontwerp van Beurnonville aangaat, waar  C 230* > waar van gij mij gefproken hebt, om zich na», menthjk onder het bereik van Custine en Valence te houden, dit is herfenfchimmig. Indien bi, zich met Custine vereenigd, is hij zeker van Valence afgefcheiden; indien hij zich met Valence wil vereenigen, moet hij den Moezel veraaten, in Frankrijk te rug trekken, en den tour langs de Ardennes maaken, om zich in het verfoeilijk land van het Luxemburgfche te dringen. Indien die drie corps afzonderlijk willen werken, dan Z1jn het drie kleine troepen volk, die de een na den ander gellagen zullen worden Wanneer Valence zelfs te Marche was, dan nog zou hij Luxemburg niet kunnen masqueren, want het is er 20 mijlen van af. Het is zeer natuurlijk dat de vijand zich in het Luxemburgfche verzaameld, zoo dra gij in gebreken gebleven zijt om Coblentz te nemen, en vooral zoo dra gij in gebreken gebleven zijt om Tner te nemen. Luxemburg word een punt dat onzen oorlog van den Opper-Rhijn geheel met die van den Neder-Rhijn affcheid, en dat, bij gevolg, en de Armée van het Belgifche en die van den Moezel in de fianc neemt. Indien men wil volharden volgens een flegt plan te werken, dan zal men fouten door fouten herftellen,en deei oorlog zal, na het luisterrijkst begin, het rampzaaligfte einden hebben. Men zal veel werk hebben om Mentz te hou. XXXI. BRIEF Van den Generaal Dumourier aan den burger Pache, Oorlogsminister. Luik, den i8den December 179a, het eerfte jaar der Republiek. Ik heb mijne gezondheid geheel verlooren, burger-Minister, zoo door de vermoeijingen van twee geftrenge veldtogten, ftaande welke ik mij niet meer ontzien heb dan de foldaaten, als door het verdriet, dat ik mij mogelijk te veel aangetrokken heb, op het zien der ontblooting onzer braave medebroederen in de wapenen. Het is volftrekt onvermijdelijk dat ik een wei* nig rust neeme, wijl ik waarlijk ziek ben, en mijne borst vooral zeer aangedaan is. In gevolg verzoek ik u, mij een affcheid toe te ftaan om eenige tijd uit te rusten. De Armée is in zeer digt bij elkander gelegen cantonnementen, daar zij niets te vreezen heeft, wijl er geen één vijand aan deze zijde van den NederRhijn is. Zij heeft ten minften zes weeken noodig  C *-39 5 digomte bekoomen, en ik heb een gelijke tijd noodig om mij te herftellen, gij zult door mijne laatfte brieven zien met welk eene nauwkeurigheid ik uwe bevelen ten uitvoer heb gebragt Ik hoop dat gij mij deze billijke vraag, van welke ik de burgers-Commisfarisfen der natio. naale Conventie onderrigt, en die ik u verzoek aan de nationaale Conventie zelve te melden, niet zult weigeren. Ik ga uw antwoord te Brusfel afwagten, daar mijn bijzijn voor eenige dagen ten hoogden noodzaakeli k is. Ik verzoek u de expeditie van den Courier Drouet, die mij uw befluit zal brengen, niet uit te ftellen. Brief van Dumourier aan de Commisfarisfen der nationaale Conventie. Luik, den ijden December 179a, het eerde jaar der Republiek. D e Generaal Thowenot, burgers-Commisfarisfen , heeft mij bij zijne terugkomst uit Parijs gezegd, dat hij in het militaire Cornmitté eene vraag ter overweging heeft gegeven die van het grootfte gewigt is» en aangaande welke het te vree-  C 240 ) vreezen ftaat dat de uitvoerende raad fpoedig bevelen zal zenden die de allernadeeligde gevolgen zouden kunnen hebben, zoo voor het discrediet, 't welk ons die in het Belgifche zouden .geven, dat wij van een van derzelver nuttigde inrigtingen zou berooven, als door dat wij ons zelve zouden berooven van de middelen om ons gefchut onder onze oogen met den vereischten fpoed te doen herdellen. Dat gefchut heeft daanden onzen veldtogt veel geleden; de herftelling is hoogstnoodzaakeliik, en wij kunnen die niet ondernemen, indien men ons van eene kostlijke inrigting beroofd, van welke gij alle de bijzonderheden zult zien in de hier nevensgaande memoriën van den LuitenantColonel Thowenot. Het koomt op de oprigting van artillerij en de gieterij van Megchelen aan. Lang voor dat 5k in het Belgifche getrokken ben, en daande dat ik die expeditie beraamde, heb ik van den Minister van het zeewezen verkregen, dat hij mij den Luitenant-Colonel Thowenot afdond, die aan het hoofd der gieterij van Indret nabij Nan•tes was, alwaar ik gelegenheid had gevonden om de kunde en het civisme van dien Officier te leeren kennen; ik heb hem aan het hoofd der inrigting van Megchelen geplaatst, welke inrigting mij reeds als een onvermijdelijk hulpmiddel bekend was, zoo voor de herdelling onzer artillerij en onzer fchietge weeren, als voor het maaken vau  C «41 ) van kanon en fchietgeweeren voor de Belgifche Armée die zich als hulptroepen in den aanflaanden veldtogt bij ons moesten voegen, en welker wapening met allen fpoed, ftaande den winter, gedaan moet worden, om ons in het voorjaar te verfterken. liet fchijnt dat het ontwerp, het welk aan het Cornmitté opgegeven is, en volgens het welk ik vrees dat er bevelen van den Oorlogsminister zullen koomen, zou wezen, om de gieterij en de inrigting van het gefchut van Megchelen naar Douay over te brengen, i. Zou deze overbrenging ons van de middelen beroven om aan de reeds begonnen en hoogst noodzaakelijke herftelling te werken , want wij kunnen van Aaken en van de boorden van de Maas ons niet van ons gefchut, zoo goed als kwaad ontblooten;, om het te Douay te laaten hertellen, a.Die maatregel zou onrechtvaerdig wezen, want de inrigting van Megchelen is een manufactuur van het land, en dat wij, volgens het decreet der nationaale Conventie, hoogstgenomen kunnen beftuuren, maar die wij zonder fchade aan het land te doen, niet kunnen vernietigen: daar en boven is het niet in den oogenblik dat wij tot de Belgen zeggen: „ Wecst een fouverein volk; wij „ brengen u den vrede, onderfteuning, broe„ derfchap, vrijheid en gelijkheid aan; raadQ « P-eegg  c H2 y „ pleegt met de Generaals over de maatre,, gelen die gij tot de algemecne verdediging „ nemen moet." Het is niet in dien oogenblik, zegge ik, dat wij eene inrigting kunnen vernietigen die aan dat volk duizend fnaphaanen in een maand en een kanon in de drie •dagen op kan brengen. , Dees maatregel zou onftaatkundig wezen ; zij zou het hart der Belgen van ons vervreemden, wijl zij een wantrouwen in onze Iterkte, en in hunne getrouwheid te kennen zou geven, die, wel verre van hun aan te zetten om zich bij ons, tot verdediging hunner vrijheid en hunner fouvereiniteit te voegen, hun zou bewijzen dat wij in geval van retraite, die reeds voorzien is, hun die inrigting zouden willen Ontnemen, uit welke zij wapenen kunnen verkrijgen., uit vrees dat die inrigting tegen ons gebiuikt zou kunnen worden, wanneer wij dat ongelukkig land aan zich zelve overlieten, het geen geheel ftrijdig zou wezen met het V. artikel van het zelfde decreet van den isden December, in het welk wij verklaaren dat wij geen verdrag zullen tekenen en de wapenen niet neder zullen leggen dan na de vestiging der fouvereiniteit en onafhangelijkheid van het volk, op welks grondgebied de troepen derRepubliek getreden zullen zijn, en die een vrij en volksgemeene- best  C 343 > best regering aangenomen zullen hebben. Dit artikel veronderfteld dat wij aan de volken de middelen zullen geven om met ons tot de verdediging hunner vrijheid en fouvereiniteit mede te werken, en wij zouden ons zelve» tegen fpreeken, indien wij hun eene inrigting, die geheel gevormd is, ontnamen, en die hun en ons dienftig kan zijn, indien zij met oordeel door onze Officieren beftuurd word. 4. Indien men eindelijk niets in aanmerking neemt dan de fpaarzaamheid; de vernietiging dier inrigting , die voor ons hoogstnoodzaaklijk is, zou de bron worden van ten minlïen eene dubbele uitgave, zoo voor de duurte der itoffen voor het arbeidsloon, te Douay en in onze andere arfenaalen, als voor de traagheid in het werken, de langheid der wegen, en de ontzaglijke onkosten der tran« fporten. Indien men aan alle deze redenen te famen genomen , in geval van retraite, het gevaar tegen, overfteld, om aan den vijand zulk eene voordee» lige inftelling te laaten, dit gevaar is zeer makkelijk weg te nemen, door te wagten om het te vernietigen tot in den oogenbük dat wij genoodzaakt zullen zijn om het land te ontruimen. Ik weet dat gij, gelijk ik, getroffen zijt over het gevaar en de hinderpaalen dje er plaats zouQ 2 den  C 344 } den hebben indien men de inrigting van Megchelen wilde vernietigen; ik weet dat gij bij gevolg voorgenomen hebt om een reis naar Megchelen te doen, ten einde juiste onderrigtingen in te winnen; ik zou zelve tot dien tijd gewagt hebben, om u de ilerkfte voorftellingen aangaande dat ontwerp van vernietiging te doen; maar daar het bevel van den Minister dagelijksch kan koomen, heb ik gedagt zulke gewigtige voorftellingen niet te moeten uitftellen; zij zijn door (lukken geftaafd omtrend welke gij geen twijffel kunt voeden, volgens de fchranderheid en ondervinding van den Luitenant Colonel Thowenot, en welke Hukken ik u verzoek te doen koomen aan den geenen die dezelve behoort te hebben, om het bevel van den Minister te voorkoomen en te beletten, welk bevel ons in des te grooter moeilijkheid zou ftorten, wijl ik bevelen gegeven en maatregelen genomen heb, om de inrigting van Megchelen met al den fpoed, die voor ons zelve nog noodzaakelijker is als voor de Belgen, voort te doen gaan. Ik verzoek om aangaande dit onderwerp geen oogenblik te verliezen. XXXII.  XXXII. BRIEF Van Dumourier aan den Minister Pacht, Luik, den 2$den December 1792, het eerfte jaar <3s* Republiek. 33aar gij mij flegts een zeer kleen getal exeraplaaren van het decreet van den i5den gezonden bebt, Burger minister, zoö ben ik verpligt het te doen vertaaien en in den form van een Placaat in het Fransch, in het Vlaamsch, in het Luiksch en in het Hoogduitsch in groote menigte te doen herdrukken, ten einde het te gelijker tijd in het Belgifche, in het land van Luik en in de onderfcheidene hoeken van het Rijk dat de Franfche Legers bezetten, openbaar te doen maaken, op dat die openbaarmaaking niet flechts gedeeltelijk zij, en de placaaten op een en den zelfden tijd verfpreid worden om overal te gelijk dezelfde uitwerking te weeg te kunnen brengen die men er van verwagt. Het decreet vervat fchikkingen van adminiftratie en voor de geldmiddelen, tot welke ik noch de bekwaamheden, noch de onderrigting, noch den tijd, noch de vereischte inftrumenten heb. Het zijn louter adminiftrative, burgerlijke en Q 3 rech-  C 24Ö ) rechterlijke verrigtingen, die mij in geenen deele aan kunnen gaan; mijn pligt is om het decreet te proclameeren, en deszelfs uitvoering door de gewapende magt die onder mijn geleide ftaat te onderfteunen; maar ik heb geen Agent die kundig genoeg is om de verrigtingen die in de Articulen IV. en V. voorgefchreven worden, uit te voeren. Alle de geenen over welke ik zou kunnen befchikken, zijn militairen gelijk ik, die geene formen verftaan van welke men zich bedienen moet, en die er zelve onbevoegd toe zijn volgens het articul van uwen brief van den i4den, het welk zegt: „ Deze maatregelen, welke door de noodzaak„ lijkheid aangeduid zi,n om de verrigtingen van „ een Generaal d'Arme'e op eene juiste wijze „ van die van een Adminiftrateur te onderfchei- den, zullen het onderwerp, waar voor zij ge„ nomen zijn, vervullen." Bij gevolg, zend ik u copie van de vordering die ik gister aan den lastgevenden Commisfaris Ronfin gedaan heb , die de onderfcheidene Commisfarisfen welke in het geheele land, dat wij bezetten, verfpreid zijn, kan belasten door hun burgerlijke Agenten bij te voegen, 't zij Franfchen, 't zij van het land, of die hun volmagt kan geven om er zelve te verkiezen. Ik ben verwonderd in het journaal der twisten gelezen te hebben, dat ik de adminiftratie van het  C 247 ) het Belgifche in de handen der priesteren en der adelijken gelaten had. Ik heb u bij mijne intrede in het Belgifche, mijne proclamatie officieel gezonden; gij hebt daar van aan de Nationaale Conventie officieel kennis moeten geven; gij hebt mij toen gemeld dat zij goedgekeurd was. Uit krachte dezer proclamatie, die in het Fransch en in het Vlaamsch in de geheele Nedcrlanden vertaald is, zijn de adminiftratiën veranderd, en de Regenten door het volk verkooren geworden. Eenige hebben hunne oude Regenten weder benoemd; dit is iets waar tegen ik mij niet heb kunnen verzetten, wijl ik bezig was den vijand te vervolgen, en het Belgifche met de grootfte fnelheïd door te trekken. Ik heb echter de Staaten in-alle.de Provinciën gefcheiden, en inzonderheid die van Braband ; en in het midden mijner krijgsverrichtingen, heb ik een adres aan het Belgifche volk gedaan, het welk naar alle de Municipaliteiten in overvloed in het Fransch en Vlaamsch gezonden is. Dat adres, waar van ik u verfcheide exemplaaren gezonden heb, is van St. Truyen afgezonden geworden , om de geest van het volk voor te bereiden, alvoorens hen aan te zetten om hunne primaire vergaderingen te houden. Het is omtrend zes dagen geleden dat ik eeno proclamatie naar Brusfel heb gezonden, met eene inftru&ie tot het beleggen der primaire ver-  C 248 ) vergaderingen. Het decreet was mij toen niet bekend, wijl het noch niet gemaakt was; maar daar de proclamatie en de inftructie volgens de waare grondbeginfelen van de Vri heid, Gelijkheid en de Souverainiteit- des volks gemaakt is, zal ik er geene andere veranderingen in te maaken hebben, dan bij die proclamatie door eene circulaire het lilde Articul van het decreet bi} te voegen, met uitnoodiging aan alle de primai* re vergaderingen om zich daar na te reguleeren» Ik verzoek u aan de Nationaale Conventie kennis van dezen brief te geven, ten einde mijn gedrag in het oog van de vertegenwoordigers des volks te rechtvaerdigen. EINDE.  e # & Parys, den 5 Januarij 1793, het tweede jaar der Republiek. De oorlogsminister aan den Lieutenant-Generaal van het noordelijke gedeelte der Franfche Armee in het Belgifche. De provifioneele uitvoerende raad heeft mij gelast, Generaal, u de order over te zenden, om het opperbevel over de Franfche Armee in het Belgifche op u te nemen, in de plaats van den Generaal Valence, die zijn affcheid bekomen heeft. Gij zult in dit bevel wel alle die zorgen in acht nemen, welke het welzijn der Republiek vordert. (getekend) pache. Miranda, tl Tongeren. A Pa-  Parys, den 7 Januarij ï?93 , het tweede jaar der Republiek. Pache, oorlogsminister, aan Miranda., LuitenantGeneraal^ bevelvoerende over de Armee in het Belgifche, Een gebrek aan vertrouwen tusfehen den Stafvan de Armee en de opzigters over het comité van den aankoop der levensmiddelen, veroorzaakt eene verongelijking, ten üTtërftë"hadeefig voor de brave verdedigers der Republiek. De commisfarisfen van de conventie n. i en een gebrek aan foerage bij de Armee bekend; de leden van het comité der aankopen zeggen dat zij aanmerklijken voorraad in de havens van Leuven hebben, dien men verlooren laat gaan, om dat men geene magazijnen wil toeiTaan, en dat de bezorgers der levensmiddelen.dezelve niet Iaten vervoeren daar ze nodig zijn. Ik heb moeite om te begrijpen, hoe het mogelijk zij, dat — in een ogenblik waarin het algemeen belang, waar in de zekerheid der vrijheid eisfehen dat wij vereenigd zijn om den vijand te overwinnen hoe, zegge ik, in zulk een tijdftip bijzondere belangen, en misfchien wel eene een weinig aangevallen eigenliefde, publieke perfoonen kunnen verdeden, en hen brengen tot het in gevaar ftellen der zekerheid van het onderhoud onzer broederen, die a  C 3 ) die alle gevaarcn trotfeeren, om onze algemeene belangen te verdedigen. Mij in het Belgifche zelfs niet kunnende gaan verzekeren van de waarheid der verfchillende berichten, die mij gegeven zijn, èisch ik van u, Generaal, in naam der vrijheid en der gelijkheid, in naam van de Republiek, waarvan gij tot een. harer verdedigers verklaard- zijt, geef befcherming en onderftand aan alle de zodanigen, die met de zorge over de levensmiddelen belast zijn ! Doe magazijnen geven aan de opzigters van het comité' der aankoopen; doe er geven aan de opzigters-over het ben-uur des onderhoüds-- Doe de opzigters van het comité' der aankoopen voor u komen: doe u de plaatfen aanwijzen, waar de levensriiiddelen zijn, die zij gekogt hebben, en onderzoek daar hoe veel er is; geef vervolgen* order aan de opzigters van de bezorging der levensmiddelen , om dezelve overal te doen brengen, waar.de behoefte zich doet gevoelen; geef orders op dat de transporten prompt worden uitgevoerd, op dat geen gefchil van eigenbelang of eigenliefde de ontzenuwing van de Armee veroorzake, onze brave verdedigers niet blootftelle aan het gevaar van door honger te fterven, en op dat het doel van de wapens der Republiek niet veronachtzaamd worde! Wanneer gij verzekerd zult zijn van de hoeveelheid der aangekogte levensmiddelen en van de plaatfen Waar zij zijn, meld mij dan vervolgens, Generaal, of dezelve genoegzaam zijn, A a waar  C 4 9 waar en hoeveel er van moet gekogt worden; en ik zal terftond orders ftellen ; ik zal fondfen zenden, op dat in alle behoeften zeker voorzien worde. ik herhaal het u, Generaal, ik ben levendig aangedaan over den toeftand waarin de Franfche troepen in het Belgifche zich bevinden. Ik hebbefloten alle middelen, die aan mij en mijnen postafhangen , te werk te ftellen, om dien toeftand te verbeteren; maar ik heb hulp nodig; uwe be« kende opregtheid, uwe vriendfchap met Pétion, de plaats die gij bekleed, alles noopt mij om u te kiezen tot eenen medehelper in de bevordering van het welzijn der Armee. Schrijf mij dikwerf, zelfs alle dagen, over derzelver toeftand, over hare verbetering en over de middelen om haar te brengen tot dien ftaat van rust en zekerheid, tot welken zij zints lange moest geweest zijn. (getekend) pache. De Generaal Dumourier aan de Generaal Miranda. Parys, den 10 Januarij. D= oorlogsminister, mijn waarde Miranda, zend u den ftaat der bezettingen, welke gefchikt zijn om naar West-Vlaanderen te trekken; het welk  (5) wélk u nagenoeg met tien duizend man zal ver* Herken, waar bij twaalf a vijftienhonderd man cavallerij zijn. Deeze troepen zullen van Duinkerken, over Oftende en Brugge, op Gend en Antwerpen trekken. Gij moet beweging vaa een Cantonnement aan uwe regter zijde maken, om Antwerpen met een brigade voetvolk te verHerken, zonder er iets uit te trekken. Zie hier thans hoe het ftaat: De oorlog van de zijde van Engeland fchijnd na genoeg zeker. Hun ontwerp is zich van Zeeland meester te maken. Zij; hebben er negen Fregatten te Vlisfingen, die. binnen kort zullen aankomen, zo ze niet reeds aangekomen zijn: voorts moeten de Hollanders, zich dan verklaren. De laatstgemelden hebben, volgens het zeggen» van de Patriotten, Venlo reeds ontruimd, alwaar de Pruisfen eene bezetting moeten leggen. Zij moeten ook Maastricht ontruimen, en zich aldaar door de geallieerde troepen doen' vervangen. Zij moeten, door dit middel, eene verzameling van twintig duizend man formeeren , om het binnenland te verdedigen, van Bergen op Zoom tot Nijmegen, en een contingent leveren om, vereenigd met de Engelfchen, ons in de flank te. vallen. Daar de Stadhouder den omwentelingsgeést vreest, die met de grootfte kragt doorbruischt, en inzonderheid te Amfterdam en in den Haag, doet hij het eiland Walcheren verfterken, waar aijn ontwerp is om de vlugt te nemen met de A 3 Óf*.  < 6) opperhoofden der verfcheiden beftuuringen, on« der befcherming van de Hollandfche en Engelfche vloot. Men arbeid, met den grootften fpoed, aan deze verfterking, die men gelooft dat binnen veertien dagen gereed moet zijn. Zie daar tegenwoordig het befluit van den Raad; en daar Valence te Parys koomt, daar gij met het bevel over de Armee, ad interim, belast zijt, — zie hier wat u is aanbevolen, en dat gij met de diepfte geheimhouding moet bewerkftelligen. t. Men geeft den Generaal de la Bourdonnaijezijn affcheid, op dat hij niet belette het geen gij te doen hebt, en men fteld alle de troepen van West-Vlaanderen ter uwer befchikking, op dat eene enkele begeerte alle de deelen doe werken. Gij hebt te Brugge den Generaal Deflers, die zeer goed is, aan wien gij uwe orders zult zenden, en dien gij belasten zult met de befchikking over de troepen in Neder- Oostenrijks - Vlaanderen. terwijl gij die over NederFransch-Vlaanderen geeft aan den Generaal Pascal, Commandant te Duinkerken. Breng deze troepen in de mogelijkheid, om, uiterlijk binnen twaalf dagen, Zeeland te naderen, en zich meester van Hollandsch-Vlaanderen te maken, terwijl gij uwe troepen in het eiland Zuidbeveland doet invallen, en van daar op het eiland Walcheren, waarvan men zich meester moet maken, eer de Stadhouder tijd heeft om daar te ontvlugten, eer het verfterkt zij, en eer het bezetting «ntvangen hebbe. Er is geen tijd te verliezen; en.  C 7 "O en, hoe zeer de Patriotten voorgeven dat er in Zeeland op zijn hoogst flechts vijf en vijftig compjgniën voetvolk zijn, en dat er, bij gevolg, tot deze onderneming flechts 3000 man nodig is, geloof ïk dat men er toe moet hebben agt battaillions voetvolk, het Hoilandfche legioen, de Flotilie van Moultfon en twee regimenten cavallerij, agt twaalfponders, vier haubitfers, eene compagnie te paard, en zestien veldftukken. Gii zult naar Antwerpen gaan; gij zult daar verzeld zijn door de Hoilandfche Patriotten, die u kaar* ten moeten bezorgen en u geleiden, hebbende zij zelfs alle de gemaklijkheden van deze onder* neming erkend. De minister der zeezaken geeft order tot het gereed maken van fournuifen en roosters op elk aan de drie Kannoneerbooten, om gloeijende kogels te kunnen fchieten. Deze drie vaartuigen gaan niet diep, en zullen de Fregatten ligtlijk verjagen, door de overmagt van caliber van hunne vierentwintigponders en door hunne gloeijende kogels. Neem tot voorwendfel van uwe reis naar Antwerpen, de geldligting van agt miliioenen guldens, die gij te'Antwerpen moet doen: Zo als ik het reeds heb voorbereid, moet gij deze ligting geftrenglijk vorderen; kondig dus deze Stad, derzei ver Beurs en Geestlijkheid aan, dat de Franfchen de fpeelbal van kwaadwilligheid niet zullen zijn; dat zij anders dat geene bij belasting zullen nemen, wat zij thans bij geldligting wel willen vorderen; dat gij weet A 4 wel-  C 8 ) welke de kapitalisten zijn,die fondfen hebben, en dat gij het van deze zult nemen; beveel hen vervolgens aan, dat zij zich met hunne mede-patriotten vereenigen. Zeg hen, dat ik arbeide om het decreet van den isden te doen opheffen ; dat ik hoop 'er in te flagen; dat zij voortaan alleenlijk zullen onderworpen zijn aan da voorwaarden van mijne proclamatie; maar dat gij, ingevolge van deze proclamatie (bij welke ïk zeg dat men als vijanden zal behandelen alle Landfchappen en Steden, die zich blijven achten als onderdaanen van het huis van Oostenrijk, die hun oud regeeringsbeftuur blijven behouden, gegrond op de flavernij en de ongelijkheid der ftanden) hen zult behandelen als een vijandlijk land, alle hunne befluiten vernietigen , en eind. lijk hun geld nemen, om ons de kosten van den corlog te vergoeden. Doe u eene lijst van de kapitalisten te Antwerpen geven; roep hen, bijname, op het fladhuis, doe hen daar bewaren, en ontfla dezulken niet die geen befluit genomen hebben om aan de geldleening, of goedwillig of gedwongen, bij te dragen. Zoo het goedwillig gaat, neem dan terftond twee millioenen guldens voor de kosten van de onderneeming; zo het door dwang gefchied, belast hen dan, den een voor vijftig duizend guldens, den anderen meer, den anderen minder, naar hunnen ftaat; en doe hen op agt dagen betalen, hen wel in hunne huizen in 't oog houdende.  C 9 ) de. Doe insgelijks met de Geestlijkheid, maar afgezonderd van den Koophandel. Arbeid, geduurende dit werk van geweld, dat alleen de Franfche Armée en het Belgifche kan behouden, met de Hoilandfche Patriotten aan de fa. menftelling van het plan, en aan het doen kennen van de pasfages, die van Antwerpen in Zuidbeveland kunnen leiden; neem naauwkeurige ken-» nis van de werken op het eiland Walcheren, en befcheid uwe troepen te Antwerpen op het punt dat zij 'er moeten zijn, en tevens vertrekken. Neem niemand in uw vertrouwen dan Thowenot en Ruault, om u te helpen in het gereedmaken van dit plan van inval, dat zeer prompt moet uit. gevoerd worden, om de Engelfchen voor te komen, die ons ophouden. Ik zal u, binnen weinig dagen, te Antwerpen in ftilte komen bezoeken ; ondertusfchen moet alles gereed zijn ; en maak toch , goedwillig of door dwang , ten minften twee of drie millioenen guldens in uwe kas te hebben. Befchik ook in uw plan, dat Deflers te Brug. ge vier a vijfduizend man voetvolk bijeen brenge, met vier twaalfponders, twaalfhonderd man ruiterij, twee haubitfers, twee ftukken van de vier voor een Battaillion, en dat hij zich met de grootfte vaardigheid naar Middelburg begeve, en van daar naar het eiland Cadfand en Bier» vliet. o. Zendt terwijl gij dit plan in Oostenrijk* Vlaanderen ter uitvoering gereed maakt, een A s nii-  c 10 ) Uitmuntend ftaf officier met een' trompetter naar Roermonde aan den Gouverneur van Venlo, om hem te zeggen dat de Hollanders deze plaats moeten ontruimen en 'er eene Pjuisfifcha bezetting in ontvangen. Vergader, onder Duval, te Roermonde , of liever te Kom, alle de troepen* die uwe bijzondere Armée uitmaken, met twee vier entwintigponders, vier twaalfponders, twee mortieren , twee haubitfers , om op ftaanden voet in Venlo te kunnen trekken, als het ontruimd is, of om de ontruiming te beletten. 3. Wanneer gij de onderneming op Zeeland en het in bezit nemen van Venlo, door het coips d'armée onder Duval zult befchikt hebben, maak dan uwe orders gereed te hebben, om, zonder de boorden van de Roer te ontblooten , de Armee onder den Generaal Lanoue Maestricht volftrekt te doen infiuiten ; neem daartoe de Armée van Valence, en vergader haar te Tongeren , dat de uwe ontruimd heeft. Gij zult mij hierop zeggen, dat gij noch levensmiddelen, noch voeder hebt; gij hebt de markt van Simfon aan de eene zijde, aan de andere den gerïngeu voor* raad , bezorgd door Piek en Moncluan, Agenten van het Comité der aankoopen; dit houd zich voor 't overige flechts bezig met de Cantonnementen te bekorten. Zend mij een courier om mij kennis te geven van de voorkomende hinderpalen, of de gemakIjjkheden in de uitvoering . an dit plan, Dit zult gij ftellig kunnen weten, als gij. de Huiland-  landfche Patriotten bezogt zult hebben, en wanneer gij hunne kaarten en hunne ontwerpen gezien hebt. Alles hangt van de vaardigheid en de geheimhouding af. Ik zal u mijn plan van dag tot dag ontwikkelen ; het is overhaast, om dat de gebeurtenisfen ons tot fpoed nopen, en dat wij geen dag te verliezen hebben. Maak het derhalven gereed, zonder tijdverlies: zo ik hier hinderpalen vind, het zij door de twijffelmoedigheid aan den Raad, het zij door langdradigheid van de Committé's, het zij door de fcheuring der factiën, ik zal 'er u van dag tot dag berigt van geven, en, of wij zullen het plan aannemen, zo het uitvoerlijk zij, of wij zullen het daar laten, om een ander aan te nemen ; of eindlijk, zo niemand mij wil hooren, zo de verdenkingen , zo het mistrouwen, de geest van partijzugt, de onkunde, de fchraapzugt, nog verderfiijker dan zij verachtlijk is, zich verzetten tegen het geen ik tot behoud van mijn Vaderland doe, zal ik mijn affcheid nemen, en ik zal in een hoek het lot van mijne verblinde medepatriotten betreuren. Vaarwel, mijn vriend, mijn waardige tweede, ik omhelze u, en ik beminne u, met geheel mijn hart. (getekend) dumourier. Luik,  C » > Luik, den 15 Januarij 1793. De Generaal Miranda aan den Generaal Dutnou* f "Joe meer ik uwen brief van den 10 lees, mijn waarde en waardige Generaal, hoe meer ik het verhevene zie van eene edele en edelmoedige ziel, die zich boven alle hindernisfen verheft, zelfs bij de vermeerdering van zwarigheden. Komen wij ter zaak ! Ik vind uw plan zeer moeilijk uit te voeren, in den naakten toeftand en het gebrek van magazijnen, waarin zich onze legers bevinden. Ondertusfchen zal de aankomst van de Commisfaris Petit-Jean en de orders, welke hij aan den minister brengt, die ik ten fterkften zal onderfteunen, het werktuig, zo ik gelove, veel beter ooen gaan. Zo gij de onderneming op Zeeland buiten üw plan liet, zou het uitvoerlijker zijn, zo verre het mij voorkomt, en wij zouden ons niet bezwaaren met de zeemagten van Engeland en Holland, die niet verzuimen zullen ons te verhinderen, zelfs bij den aanvang van onze onderneming ; daar wij aan onze zijde geene magt ter zee hebben om hen het hoofd te bieden. Herinner u, mijn Generaal, dat het de eigen Zeeuwen zijn, met hunne fchepen, die begon- nea rier.  tien de altoos verwinnende legers van den Tyran Philips te keer te gaan, en die eindigdenimet deze lven'geheel te vernietigen; daarenboven, Zeeland zal van zelfs vallen, wanneer de rest overrompeld zal zijn. Hollandsch Vlaanderen moet ingar nomen worden, en alsdan is de Schelde onze voormuur aan dien kant. Dit is eene waarneming, die uwe aandacht verdient. Vier battaillions zijn reeds naar Antwerpen op marsch, door eene zeer eénvouwige beweging, en die, op geenerleije wijze, onze cantonnementen in wanorde brengt. De beweging der troepen naar West-Vlaanderen, welke gij en de minister Pache mij belooft hebben, is nog niet gefchied ; ik verwagt ze met ongeduld, zo wel als uwe laatfte bevelen om 'er naar te handelen ; laat ons intusfchen geen ogenblik verliezen. Uit de laatfte tijdingen, die ik bekome,fchijnt het dat de bezetting van Wezel, zedert den 8 dezer, verfterkt is met tien k twaalf duizend man. Dit corps kan niet anders ten oogmerk hebt»en dan Holland te onderfteunen, wanneer het word aangevallen, of eene onderneming op Roermonde en de linkerzijde van onze cantonnementen, te doen Ik heb dezelven agterde Roer verfterkt, en Lamarlière bevolen terug te trekken,in geval, van noodzake, door de Roer, over de bruggen van Roermonde en Vodorpt; zich eindelijk re(plieerende op Gelekirchen, dat ons volkomen tegen een fchok verzekerd. {getekend) mir. anda. P. s.  C 14 ) P. S lk voorzie wel de zwarigheden in de uitvoering van het plan, dat gij mij gezonden hebt. De zaak fchijnt mij, vólgens de regels van de kunst, onuitvoerlijk; maar twijffel daarom echter niet dat ik van mijne zijde niet alles zal doen wat mogelijk zal zijn; en ik geloof dat de Arme'e jn.-gelijks met de beste bereidvaardigheid zal volgen, uit hoofde van het vertrouwen dat zij in u fteld. Ik vrees alleenlijk dat, zelfs als het ons gelukt, de kundigen ons zullen zeggen: Cu. 'fa et non arte (Geval en geen kunst). :• sb..^vv:-:- 3G .ignaid li-ron ' r- ;• .: oh na Q e:iiow , n^ohncrJV-ï-:oV.' i Jaw 'vs J..;nb&\;fio isra £ s jgèvrav :iï ; bs'tfalaji Parys, den 19 Januarij 1793 het a. jaar der Republiek. Aan den Generaal Miranda. Xk beantwoord gelijktijdig, waarde Miranda, uwe beide couriers, doordien, die het eerfte aan. gekomen is. Ik heb hem op ftaandén voet aan den Raad gezonden, en zie hier het antwoord» geteekcr.d pache, den 18 Januarij. „ De uitvoerende Raad, Generaal, heeft den „ brief ontvangen, dien gij gefchreven hebt, be„ treffende de operatie van Zeeland, met het af„ fchrift van dien van den Generaal Miranda. „ De Raad, na over derzelver inhoud geraad„ pleegd te hebben, heeft vastgefteld, dat de ,, ontworpen expeditie op Zeeland op nieuw moet „ over-  C 15 ) •„ overwogen worden, en de Raad verzoekt u, |, dit aan den Generaal Miranda te melden, 'er „ bijvoegende dat de Raad wensclit dat deze Ge.„ neraal de Hoilandfche Patriotten hoore, die „ zich naar Luik moeten 'begeven, en dat hij „ maatregulen neme om de fchikingen, wegens „ de Zeeuwen aangekondigd, te onderzoeken.°De ,, Géneraal Miranda zal voorts den ftand' der troepen behouden, die voor deze operatie in beweging gebragt zijn, en die zich buiten het -Fran'. «, fche gebied bevinden." Gij ziet ingevolge van dit fchrijven , mrn waarde Generaal, dat wij nog zeer onbeflist zijn; en wegens de vijanden die wij te bevegten 'hebben, en wegens de foort van oorlog, dien wij hen moeten aandoen. Ik zie flechts een enkel voordeel in het geen 'er wegens deze zaak van Zeeland befchikt had geweest; het is dit, M het u eenige duizend manfchappen meer geeft dan men bij een gebragt heeft. Het is'tijd dat wij de kragten, welke wij in de Nederlanden hebben, kennen. Ik heb den ftaat ontvangen van het corps d'armée, dat ik beveel, en van dat van den Generaal Harville, op het tijdftip Van den i2 Januarij: hij bedroeg vijftig duizend man voetvolk en vijf duizend agthonderd man ruiterij; daar onder begrepen de bezettingen van Brusfel, Mechelen en Mons. Doe u een afzonderlijken ftaat geven van de Armée van Valence of van de Ardennes, die ik ©nderftel dat vijftig of zestig duizend man uitmaakt,  C 16* 5 maakt, waarbij ten hoogden drie duizend man ruiterij js- Doe eene naauwkeurige lijst maken van de noordelijke Armée , onder uw bevel; vermeerder ze met alle de troepen, welke men u uit Frankrijk zend en met de bezettingen van Doornik en andere, die niet begrepen zijn in den ftaat van den iaden, die mij door den Generaal Lanoue ge. zonden is. Doe voor mij deze twee ftaaten in order brengen, en zend ze mij ten eerften, op dat ik met den Raad en met het Comité van algemeene verdediging volgens vaste regels kunne arbeiden. Ik geloof dat, wanneer de oorlog tusfehen ons en Holland en Engeland zeker is, men flechts een' valfchen -aanval op Zeeland moet doen; dat wij Maestricht, Venlo, Gelderland en Emmerik moeten bezetten, ons nederflaan bij Nimwegen en op de hoogten van Amersfoort, Utrecht omringen ,defluisvan Muydenwinnen,dat de Maarfchalk van Luxemburg in icoa verzuimd heeft; alsdan komen wij zonder moeilijkheden in Amfterdam. In deze veldtogt, die zeer vaardig moet uitgevoerd worden, en waar over ik lang gedacht heb, moet men de Patriotten alleenlijk rekenen als een ligt bijvoegfel, en ons flechts vertrouwen op onze eigen kragten en op de middelen ter overwinning. Zeeland zal dan van zelfs vallen, en zo het eiland Walcheren ontoeganglijk mogt gemaakt zijn, wordt het eene ellendige wijkplaats voor het huis van Oranje, en voor  ( *7 ) ~\ voor de beftuuringen van het land, om dat wij alle de krijgsbehoeften van het Hoilandfche zeewezen met onze Artillerij zullen vereenigen, om in Zeeland te dringen, als wij niets meer te doen hebben. Gij moet ondertusfchen niet alleen alles hooren wat de Hoilandfche Patriotten u van de gemakïijkheden der onderneming op Zeeland te zeggen hebben, maar gij moet ook de middelen vinden om die te bevestigen, en gij moet thands daartoe een man van deze foort bij u heb • ben, die voorheen gediend heeft, een zeker man die brevet van Luitenant-Colonel heeft, en zich noemd .... Gij moet hem voorzigtigüjk met deze zaak belasten, zonder er hem den uitllag van te zeggen; gij moet tot voorwendzei nemen, dat gij de legging van Amfterdam en Rotterdam wildt weten, hem aanbevcelen naar Walcheren te reizen, om te zien of men daar verfterkingen maakt, en over Oliënde weder te keeren, na zich naauwkeurig verzekerd te hebben van de gefteldheid en het getal der oorlogfchepen van het Engelfche Eskader. Maar draag zorg: r. hem zeker getal van dagen voor zijne reis te bepalen; a. hem niets in gefchrifte te geven; 3. hem geen' der Hoilandfche Patriot, ten te doen kennen, met welke hij de berichten moet onderzoeken; 4. hem niet te fpreekcn van eenig ontwerp wegens Zeeland; 5. hem flechts het nodige geld te geven voor zijn gaan en wederkomen,-hem tevens belooningen belovende, B zoo  C 18 ) zo zijne berichten naauwkeurig en uitgebreid zijn. Wat Maastricht betreft, ik heb voldoende narichten, om aldaar een volkomen goed gevolg te hopen; ik zal u van daag den Lieutenant Colonel H. . . . . zenden; dit is een Saxisch Officier, die in Rusland gediend heeft, en dien ik, ter beloning voor de berichten, welke hij mij van Maastricht gegeven heeft, in den Staf van de Armée geplaatst heb, om dat hij mij toefcheen boven het handwerk van fpion verheven te zijn , en om dat hij, in dit enkel geval, zich heeft doen overhaalen, uit beleefdheid jegens mij; hij zal de naauwkeurigfte berichten wegens deze plaats geven, en gij kunt er u volkomen op vertrouwen. Ik zal u niets over de gebeurtenisfen van dit land zeggen. Iktragt alles gereed te maken,even als of ik een veldtogt houde, en het is nog zeer mogelijk dat ik hem niet houde; want niets wordt 'er befiist, en gewisfelijk ik zal van mijne voorwaarden, wat er ook het gevolg van moge zijn, niet afgaan. Gij hebt mijn' brief aan de Conventie gelezen; deze was vergezeld van vier memoriè'n, op welke men nog niets heeft vastgefleld; en het fchijrtt mij toe, dat ik werk zal hebben om op dezelve een befluit te verkrijgen, zo als ik nodig oordeele, het is hiervan dat de aanneming van mijn'post, of mijn te nemen ontflag zal afhangen. Ik hoop dat uw tweede courier, die ogenbliklijk zal afgezonden zijn, u beflisfende antwoorden ten dezen opzigte zal medebrengen. Het fpijt mij (dat Marasfé aan den Veldmaarfchalk  C 19 ) fchalk Canolles heeft toegelaten naar de balie van de Nationaale Conventie te gaan, van wegen de bezetting van Antwerpen; maar zo gij een' particulieren brief, dien hij mij over deze zaak gefchreven heeft, gezien had, zoudt gij, ten aart. zien van dezen ouden man, wel toegeeflijker zijn} een grijsaart, in alle op/.igten achtingwaardig , die u volkomen zou helpen, zo gi] hem nu er vertrouwen betoonde Wat het verbranden van uwe veld equipagien met het hospitaal te Antwerpen belangd, men kan hem dit niet als e. ne feil wijten; wanthij meende dat ze zeker waren in de magazijnen, waarin hij Ze ^el-ragt badt, en een brand is een ongeluk, dat hü niet h-nfr kunnen voorzien. Derhal ven, welke onaangenaam hed.n gij hier door mogt li jden, gij moet 'er hem niet Voor verantwoordelijk ftellen. Betreffende de Hukken, die gij mij zend rakende het Comité der aankoopen, ik heb dit wel gewagt; uit v rees dat ze agter^ehoude'i zullen worden, zsnd ik ze aan den Raad. Ik bezorg 'er ook een afi'chrift van aan het Comité -an algeuieene verdediging. Ik omhelze u , mijn waarde Miranda, met geheel mim hart. (getekendj De Generaal duhqurisr* B a Luik-  C 20 ) Luik, den 23'. Januarij, 1793. De Generaal Miranda aan den Generaal Dumourier. J.k heb gister avond, mijn waarde Generaal, uw' brief van den 19.'ontvangen , wij hebben de drie ftaaten van de gefteldheid der Armée, die gij mij vraagt, met de mogelijkfte naauwkeurigheid opgemaakt, en de bezettingen van de Armée der Ardennes zijn 'er bijgevoegd, tiet geheel bedraagt, zo als gij uit de nevens' gaande aantekening zien zult: JMoordlijke Armée, met de bezettingen van Antwerpen , en deszelfs omtrek . 23,340 man. Vermeerdering . . , 10,761 — Armée van de Ardennes . 32,844 Bezettingen van de Ardennes . 13,319 — In dit geheel zijn niet begrepen de bezettingen van Veurne , Nieuwpoort, Oftende, Kortryk, Doornik, Aath en de oude bezetting van Brugge. Wij hebben daarenboven, volgens uwe begeerte, alle fchikkingen gemaakt, en wij wagten uwe laatfte beveelen, om te beginnen of eenige bewegingen te maken. Ik heb, volgens uwe begeerte, en die van den ikj uit-  MÏIAKBA.   C 21 ) uitvoerenden Raad, de Commisfarisfen der Ba. taven ontvangen, en ik heb u den uitflag van onze onderhandeling, in mijnen laatften brief, medegedeeld. De Oostenrijkfche Commisfaris tot de uitwisfeling der krijgsgevangenen fchrjift mij een brief, vol listen en uitvlugten, over de cepitulatie van Antwerpen, dien mij voorkomt volkomen beantwoord te zijn, door het nevensgaande affchrift van den mijnen. (getekend) MIRANDA. Van Parys, den 23. Januarij, 1793.' Aan den Generaal Miranda, Jk heb u gemeld, waarde Miranda, dat ik, zo als gij, afzie van het ontwerp wegens Zeeland; maar dit is eene rede te meer om den aanval op Maastricht, Venlo en Nymegen met allekragt door te zetten: ik zal ondertusfehen misfehien aan Cock en Daendels de weinige hulp geven die zij eisfehen, wijl zij vertrouwen dat zij, waar zij zijn, zullen flagen met drie of vier duizend man, dat alles is wat zij van den uitvoerenden Raad gevraagd hebben. Ik zal dit in perfoon, op de plaats zelve, binnen weinige dagen onderzoeken. B 3 Het,  Het treurig bedrijf van den 21. maakt ons waarfcrrjnij,|{ ane volken van Europa tot vijanden. Zie hier wat 'er , ten dezen opzigte, door den uitvoerenden Raad beflist is: Wij zijn nog onzekei, welke partij Engeland «al kiezen en deze partij >al ons gedrag wegens Holland bepalen. De Raad heeft. Volgens het verlangen der Engelfchen en Hollanders , het oou op mij geflagen , om naar Engeland in buiten, gewoone Ambasfade re gaan, ten einde deze Natie zich beflislende te doen verklaren voor den vrede of voor den oorlog Ingevolge hiervan heeft men last aan onzen Ambasfadeur Chauvelin gegeven om weder te keeren. Men zend morgen een geheim Agent, wel bekend bij den Heer Pitt en den fleer Fox , om aan de beide partijen (dat is te zeggen aan de geheele Natie) een vri j geleide en de verzekering van welkoom te zullen zijn voor mij te vragen, en welk gevolg deze zending hebbe, daar het een fa of een Neen is , dat ik ga eisfehen, gelijk Catö aan Carthago, zal deze zending niet langer dan agt dagen duuren. Het antwoord afwagtende, vertrek ik morgen nagt naar Duinkerken, van waar ik over Oftende, Nieuwpnort, Brugge en Antwerpen opzijn laatfte den 30 zal zijn Ik zal mij teAntwerpen ophouden en 'er mijne paarden doen komen, wanneer ik mijn togt zal vervolgen r>p Roermonde, Mafeick en Tongeren, en u te Luik komen vinden. Men zend een vertrouwd perfoon naar den Haag, om Mylork Auckland en den Groot Pen- ftona-  C *3 ) fionaris van de Spiegel voor te komen, om mij, volgens hunne eige begeerte, te komen fpreken op de grensfcheidingen tusfehen Antwerpen en Breda, tot het aangaan van eene onderhandeling Het kort verblijf te Antwerpen zal mij tijd geven om den Courier van den Minister Le Brun te ontvangen, die mij het antwoord van Londen zal medebrengen. Zo dit antwoord beflisfend en vriendelijk is, zo als het fchijnt dat men 'er zich nog van vleid, zal ik vervolgens naar Parys wederkeeren, om mijne laatfte bevelen te ontvangen, van waar ik, volgens de keuze van den Raad, eerst naar Antwerpen en voorts naar Calais zal gaan,om mij daar in te fchepen; zo,in tegendeel, het antwoord van Londen of voorbehoudend , of ontwijkend is, zal ik agt dagen daarna Maastricht aanvallen, en eene algemeene beweging maken om deze belegering te dekken; te gelijkertijd zult gij u van Venlo meester maken, waar niet meer dan een Battaillon bezetting is. Ik heb wegens Maastricht zeer voordelige aantekeningen-, die mij alle goed gevolg doen verwagten. Gedurende mijn verblijf te Antwer. pen zal ik goedwillig of door geweld de geldligting op den Koophandel ter uitvoer brengen, om deze eerfte nodige behoefte tot onze ondernemingen te hebben. Geduurende mijne korte reis hebt gij het volgende te doen. Ga zelfs naar Leuven en St. Truyen, om onze artillerij te fchikken, op dat zij, op zijn laatfte, van den io tot den 15 Februarij kan marcheeren; B 4 maak  C H ) maak insgelijks al zulke mogelijke fchikkingen met de troepen, zonder intusfchen te veel te doen blijken ; het groote punt is de Pruisfen van Wefel voor te komen, en te zorgen dat zij van onze toebereidfelen niet onderricht worden. Ik zal u van Antwerpen fchrijven welke fchikkingen ik voor de levensmiddelen zal gemaakt hébOen; maar kies altoos de partij van op (taanden voet aan den Commisfaris-Ordonnateur en aan den beftuurder der levensmiddelen te bevelen dat zij naar Tongeren onderhoud voor 30,000 man zenden. Maak mijne aankomst bekend als eene kleine algemeene overziening, dieikkoom doen op last van den uitvoerenden raad en van het comité van algemeene verdediging. Spreek volftrekt niet van het artijkel van onderhandelingen; ik moet er wel juist geene verborgenheid van maken, maar het moet een geheim blijven tot dat zij gelukt of mislukt zijn Deze maatregel is groot en edel. Zo hij flaagt, verminderen wij het getal onzer vijanden en wij kunnen denzelfden oorlog als voorleden jaar voeren. Mislukt hij, dan komen wij de Engelfchen en Pruisfchen voor. Wij zullen hen verlchrikken door onzen aanval op Holland; wij zullen eene groote verwijdering veroorzaken, die ' de Armee van Custines zal redden, en wij zullen misfehien vervolgens veel gemaklijker den vrede bekomen; want dit is het, waar wij het op houden moeten , om redenen die ik u ontdekken zal. Koom  ( *5 ) Koom mij niet te Antwerpen vinden; want dit zou het voorkomen van eene overziening, dat ik aan mijne reis wil geven, geheel vernietigen. Wij zullen onze te famenkomst te Tongeren of te Roermonde, bepalen; maar zo gij mij iets van veel gewigt bekend te maken hebt, zendt mij den Generaal Thowenot, te Antwerpen, en ik zal hem u terftond wederzenden. Ik zal u van Antwerpen omftandiger fchrijven ; ondertusfchen omhelze ik u, met al mijn hart. (getekend) de Generaal en Chef DUMOURIER. Luik, den 28 Januarij 1793. De Generaal Miranda aan den Generaal Dumourier. Jk heb uwen brief van den 23 Januarij ontfangen, en de Luitenant-Colonel .... is gister vertrokken, om den last, dien gij opgedragen had, ten uitvoer te brengen. Hij zal u te Antwerpen den eerften Februarij rekenfchap koomen geven. De ovens worden te Tongeren gereed gemaakt, gelijk gij het mij voorfpeld hebt, en alle de fchikkingen, die gij mij aanduidt, zijn genoomen. I De vijanden vermeerderen hunne magt, door daaglijks min of meer troepen langs den linker kant van den Rhyn te doen pasfeeren. Ik geB 5 loof  C *6 ) loof niet, gelijk Stingel, dat zij vijftig duizend man in getal zijn , maar ik verbeelde mij dat zij zeer wel een getal van vijf en twintig duizend kunnen uitmaaken. De Pruisfen hebben , volgens het geen de Generaal Lamarlière mij zegd, eenige troepen op Meurs en Kalderkirchen doen marcheeren. Deeze beweging kan de bezitting van Venlo, of mooglijkden marsch van een corps troepen, van Wefel op Holland, ten oogmerk hebben. Ik heb naar Stingel eene verfterking van vijl duizend man, eenig gefchut en drie Officieren der génie gezonden, ten einde voor eerst eenige posten te verfterken. Deeze maatregelen hebben hem eenigzins gerust gefteld, doch dit neemt niet weg dat ik zeer ongerust voor de voorposten ben. Antwerpen, den 5 Februarij, het tweede jaar der Republiek. De Generaal Dumourier aan den Generaal Mi' randa. Ik heb volftrekt den Generaal Thowenot nodig : hij moet mij den ftaat van de legging uwer Armee, van de mijne, van de Armee van Valence en van het Corps van Harleville geeven. Het is ingevolge hiervan dat ik de algemeene beweging moet rigten, waarvan gij hier oppervlakkig het ontwerp ziet. 1. Gij  < »7 ) I. Gij zult u, met uw Corps de Armee, vier ftukken van vier en twintig pond en twte mortieren, naar Venlo begeven, middelerwijl dat ik, met het Corps de Armee, dat ik commandeer, en een gedeelte van dat van Valence, Maastricht met het overige van het grof gefchut in zai fluiten, ten einde die ftad te verrasfen, gelijk gij Venlo zult verrasfen, daar gij geen wederftand zult vinden, wijl 'er geen bezetting in die (rad is. Van mijn kant zal ik Maastricht zeer fchielijk aanvallen, en ik hoop dat het zich op de derde bom over zal geeven i. Geduurende deze bewerking, die ik hoop dat niet lang zal duuren, zal Valence een richting op de Roer neemen terwijl hij zijne magt bij malkander zal vereenigen. 3. Ter zelfder tijd zal de Generaal Harlevilïe de zijne in het gedeelte van ISamur vergaderen, ten einde gereed te zijn om zich bij Vaknce te voegen, in gevalle dat C lairfait, verfterkt door den onderftand van Duitschland, en mooglijk door dien van Pruisfen, onderneemen wil om de Roer over te trekken. Indien Clairfait bij toeVal langs den Rhyn af wil zakken, om zich bij de Pruisfen aan dien kant van Wezel en het land van Cleef te voegen, om zich van daar in de Provintiën van Groningen en Zutphen te begeeven, dan zal Harlevilïe in het gedeelte van Aken bliiven, terwijl Valence langs de Roer af zal zakken tot Roermonde. Jk hoop, Generaal, dat, indien wij een weinig  ( 28 } nig fpoedin onze bewegingen maaken, wij,5voor het einde van Februarij, van die twee plaatfen meester zullen zijn: dan nog zal het voor ons geen tijd van rusten zijn; wij zullen dan te zaamen Nymegen en Grave gaan neemen. Ik befchouw Nymegen, in den ftaat van oorlog in welken wij ons bevinden, als den fleutel van Holland. Indien wij de Pruisfchen in dien belangrijken post voorkomen, dan zijn wij zeker om veertien dagen daar na in Amfterdam te zijn. Dit alles zou zeer hersfenfchimmig moeten fchijnen, indien het land niet zeer voor ons ingenomen was, maar alle berigten, die ik ten dien einde héb, geeven mij eene hoop, die ik durf gelooven zeer gegrond te zijn. Ik heb u den Luitenant-Colonel T.... wiens reis van veel nut is geweest, te rug gezonden, en wiens berigten volmaakt overeenkomftig zijn met die welke ik' van verfcheide andere kanten heb. Ik zal aan den Luitenant-Colonel Omoran fchrijven, ten einde juist te weeten hoe veel man hij onder zijne bevelen heeft. Het is moog» lijk dat ik het nodig oordeele om een kleine verzameling bij Antwerpen te maaken, om tusfehen Breda en 's Hertogenbosch op Geertruidenberg of Heusden aan te dringen; dat kleine Corps dat ik door Berneron zal laaten commandeeren, zal de bezettingen inden teugel houden, en de verfterking van die der grenzen, die wij aan moeten vallen,, beletten. Ik zal zeer duidlijke o'nderrigtingen maaken voor  voor alle de hoofden, mijne medebewerkers; ik verzoek a in deezen oogenblik flechts om dit eerfte ontwerp van het plan tot den veldtogt wel te overwegen, 'en mij uwe opmerkingen door Thowenot te zenden, dien ik u verzoek terftond te laaten vertrekken, want wij moeten geen oogenbÜK verliezen. De Generaal en Chef, (getekend) dumourier. P. S. Zend mij den burger Coutin, mijn Secretaris, met den'Veldmaarfchalk Thowenot. ptn vri qfntelfby } '- » ;■' •■ -i« teS cJfct "'Antwerpen, den 8 Februari] 1793, het tweede jaar der Republiek. aluin £ rs dw w 09 \ itrtsqcp st izy&s Jtd Generaal Dumourier aan den Generaal Mt- howenot is , ten negen uuren des ochtends , noch niet aangekoomen: ik verwagt hem met het grootfte ongeduld, om de bijzonderheid van de beweging der Troepen. Het inneemen van Venlo is van zo veel gewigt, dat ik u verzoek terftond een Courier naar Champmorin te zenden, ten einde hij 'er in trekt, eer de Pruisfen 'er kunnen koomen. Indien dit geen plaats heeft is de Veldtogt vrugtloos , en de verdediging der Nederlanden in gevaar. Ik heb geene hoop,  C 30 ) hoop , miin waarde Miranda , dan in de onge» rneene fpoedigheid der bewerking op Venlo* Zend terftond aan Champmorin twee mortieren-, indien hij 'er geen heef;; bezet ook Stevenswaardt , dan kunt gij u van de Maas voor uw gefchut en uwe fouragie bedienen. Ik zend aan Duval bevel om zich terftond bij u te voegen. Indien wij de Hollanders en de Engelfchen niet verbaazen en voorkoomen, dan is alles tegen het . voorjaar verlooren, vooral dit land , het welk, door ons eigen toedoen, tegen ons is; dus, laaten wij ongelooflijke, ik durf zeggen , onmooglijke dingen doen. Hier nevens het bevel van den Raad; het is van den 31. De Oor logs Verklaaring die mij noch niet medegedeeld is., is. van den eerften. Dit bevel is oppervlakkig, en ik heb zints niets ontvangen. De Generaal en Chef (getekend) DUMOURIER. P. S. Hiernevens een pakje, dat ik u verzoek terftond naar Maastricht te zenden. Aan  C 3i ) Aan het Hoofdkwartier van Luik den 7 Februarij 1793, het tweede jaar der Franfche Republiek. De Generaal Miranda aan den Burger Pache> Minister van Oorlog. In. weerwil, Burger - Minister , dat ik nog geene officieele tijding wegens de Oorlogs - Verklaaring aan Holland, door de Franfche Republiek gedaan, ontfangen heb; zoo laat echter de algemeene bewustheid hieromtrent geen twijffel: ik heb bij de krijgsfchikkingen, die ik de eer heb gehad, u gister mede te deelen, ook die van de inneeming der fterkte Stevenswaard, en die van St. Migchiel, aan de Hollanders toebehoorende, gevoegd, gelijk gij uit de hier nevensgaande copie der ordre , welke ten dien einde aan den Veldmaarfchalk Champmorin , in afwagting uwer laatere onderrigtingen, gegeeven is , zien zult. Ik had vergeten, u het bevel, dat ik den 3 Februarij, ter gelegenheid van den roemrijken dood van den Burger Pelletier, luisterrijken Martelaar der Vrijheid, gegeven heb, mede te deelen. Ik heb gedacht, dat door het voorbeeld van het wetgeevend en van het uitvoerend ligchaam te volgen, het leger niets meer dan zijn pligt zoude verrigten. (getekend) mirantja. Ant-  C 3a ) Antwerpen, den 11 lebruarij 1793,-tweede der Republiek. De Generaal Dumourier aan den Generaal Mi» « randa. - ., ..■ y ■ De Generaal Thowenot, mijn waarde Miranda , zal u al de bijzonderheden van de ïtoute onderneeming, die ik zelfs ontworpen heb, en van welke de uitvoering, den 18 of 19 op zijn ■laatst, beginnen zal, mede deelen; ik zend u Thowenot, ten einde gij op den zelfden tijd, op zijn laatst begint, om bomben in Maastricht te werpen. Gij moet dien aanval overhaasten , want het is noch tijd, noch weer, om een gere. geld beleg aan te vangen. Alles hangt daar en boven af van den fpoed met welken gij u van dat beleg zult ontflaan , om terftond met vijfentwintig duizend man, ten vollen, op Nijmegen te marcheeren. Gij zult de overige onder het bevel van Lanoue laaten, indien Valence dan no* niet daar is. Gij moet aan dien Officier Generaal bevelen , eene onderrigting oni Aken té onderfteunen en den doortogt van de Roer te verdedigen, laaten. : Ik geef umagt , om al de Hollanders, Zwitzers en Duitfchers van de bezetting van Maas.' tricht, die zich bij ons willen voegen, in onze foldjj te neemen. Gij moet in die Stad alle de klee«  C 33 ) kleeding en de wapenrusting, die gij er zultvin» den, zelfs die van dat gedeelte der bezetting, dat gij, indien er eene Capitulatie plaats heeft, terug zult zenden, naar u neemen. Het ergfte dat er op kan loopen, i* hunne kleederen te koopen; maar wij moeten onze Troepen geen gebrek laaten lijden, om die fnaaken netjes geklee dte laaten. Ten einde u van de gevangenen te ontlasten, zult gij ze naar Frankrijk zenden, vooral de Duitfchers en Zwitzers. Gij moet de Generaai Leveneur met eene bezetting in Maastricht laaten: zij behoeft niet fterk te zijn, wijl de Ge-; neraal Lanoue die dekken lean. Indien wij den tijd hadden om ordenlijk te werk te gaan, dan zoud gij Grave na Maastricht moeten inneemen ; maar daar Nijmegen de ileutel der Vereenigde Provinciën van dien kant is, daar men in dat gedeelte de komst der Pruisfifche Troepen voorkoomen moet, daar Grave aan een ingang der Maas ligt, door Stevenswaarden Venlo gedekt, dat gij bezet zult laaten, daarom is het beter dat gij regtftreeks naar Nijmegen gaat. Zoo dra gij uwen krijgstogt ondernomen en ik mijne gevaarlijke onderneming begonnen zal hebben , zult gij geen bevelen meer van mij kunnen ontfangen; want onze gemeenfchap zal geheel afgebroken zijn , tot zoo lange wij ons van egter weder bij malkander bevinden, door den marsch dien ik op Utrecht zal C doen,  C 34 > te feÖ I Rotterdam en te komen, en u te fpoediger uit uwe b~leJ * te ontdaan door de bevelen die ik door dfXw Republiek aan de onderfcheiden Commandan. ten ad doen geeven. Ik »i waarfchijnlijk eene verfterknïg van Hoilandfche Troepen met 2 brengen. Indien ik niet volmaakt flaag, Uk' voor het « trachten om mij van Bredf meeste, te maaken, en mooglijk zelfs ook van Bergen-op! Z°0m °f Van 's Hertogenbosch, om ten min. dekken"^^S61 tegen het Voorjaar te Maar hoe ftouter mijn ontwerp van aanval is, hoe meer hoop ik heb om te flaagen. Indien ik de magt en den tijd had, zoude* een ordenli£ her marsch neemen ; in het geval, waar in wij ons bevinden, moet men verbaazing baaren, en wan. noopende flappen doen. i Ik Ve"°ek u om aan d™ Generaal Thowenot de twee Kaarten van Duitschland, die op linnen geplakt zijn, en die gij j„ de kleene laadjeHan een Secretaire gevonden moet hebben, mede te geeven Maakt dat u rekenfchap gedaan word of de Adjudant - Generaal de Pille en de vier Adjoints , aan welken ik ordre gegeeven heb om uit Luik te trekken, die ordre volbragt hebben zoo neen, doet hen dan terftond vertrekken Wij onde'rneemen eene zaak , die zoo moeilijk als  C 35 ) als vermetel is: bij deeze mag men zeggen: fierven of overwinnen. Onze getrouwe vriendfehap zal al de moeilijkheden uit den weg ruimen. Gij zijt mijn helper, en ik verwagt alles van u. In deeze gewigtige omftandigheid befchouw ik on. ze onderneeming als het eenige middel om de Republiek te redden. Doe terftond den Commis' faris Petit-Jean vertrekken, aan wien ik daar toe bevel zend: hij moet volftrekt tweemaal vierentwintig uuren met mij koomen doorbrengen; want hij alleen kan mij de middelen verfchaffen om geen vertraaging in mijne krijgsverrigting te ondervinden; ik heb hier een Oorlogs-Commisfaria die geheel nieuw en zeer befchroomd is; en ik ken de hulpmiddelen van het land niet. PetitJean zal fpoedig weer bij u zijn, ik verbeeld mij dat binnen drie of vier dagen op zijn hoogfte uw gefchut voor Maastricht zal wezen , en gij terftond zult bombardeeren. Draag zorg om te verbreiden dat ik mij hier flegts voor eenige dagen ophoude, en dat ik mij met u voor Maastricht zal bevinden, of verder, indien Maastricht voor den twintigftengenoomen is; en, op dat men over deeze vertraaging niet zoude morren, zoo zeg opentlijk dat ik mij hier alleen ophoude om eene beleening van twaalfmaal honderdduizend guldens te doen , en dat ik zeker ben van te zullen flaagen. Ik zal u nog voor mijn vertrek fchrijven; maar zoo ik eens vertrokken ben, wagtdan geene tijding meer C z van  ( 36* ) van mij, voor dat wij weder vereenigd zijn. Adieu! Ik omhels u. De Generaal en Chef (getekend") DUMOURIER. P. S. Hier nevens een ordre voor den Wagemeester Paijen, Iaat hem terftond vertrekken. Luik, den 12 Februnrij De Generaal Miranda aan den Generaal Dumou* rier. Ik heb op den oogenblik uwen Brief van den 11 Februari], te Antwerpen gedagtekend, ontfangen , en ik verwagt met ongeduld den Generaal Thowenot, om alle uwe bevelen ten uitvoer te brengen, indien zulks mooglijk is. Ik heb u de vier Adjoints, die gij mij gevraagt hebt, gezonden, zij zijn gisteren naar Antwerpen vertrokken: wat den Adjudant-Generaal de Pil Ie belangt, dees bevind zich in deezen ogenblik een weinig onpasfelijk, en zoo gij mij hem in de Noordelijke Armée kunt laten, zal hij mij oneindig dienftig weezen: ik vind hem na een onderzoek , dat ik bijzonder ten aanzien van hem gemaakt  ( 37 ) maakt heb, om te ontdekken of het geen Thowenot mij van hem gezegt had, waarheid was, een zeer fchrander man; en ik kan u verzekeren, dat ik wezentlijk geloof, dat alles wat Thowenot van hem denkt, valsch is; en dat de bijkans algemeene klagten over de ftuurfche en afgunftige imborst van Thowenot, niets minder dan ongegrond zijn. Stevenswaard is genoomen, en waarfchijnlijk word Venlo in dit tijdftip aangevallen, mooglijk ,s het ook genoomen, zoo als gij uit de gefteldheid en de bijzonderheden van Champmoriu gewaar zult worden, waar van ik u hier nevens Copij zend, als mede van het geene ik gisteren aan den Oorlogs Minister gezonden heb. Ik hou mij bezig met de brug te Vifet onmiddelijk te doen opregten, het geen ik zeer gewigtig oordeel voor onze krijgsverrigtingen op Maastricht. De uitwisfeling der krijgsgevangenen gefchied teMafeijck, tusfehen de Keizerlijke Commisfarisfen en de onze , met veel beleid en zonder moeilijkheden. Zij ftellen een of twee Artijkeis voor, als bedingen om bij het Cartel van uitwisfeling, dat ik aan uw oordeel zal onderwerpen, te voegen. De Baron Senfft, te voren Argezant van Pruisfen te Luik, is, vanMaastrigt naar Utrecht gaande, aangehouden ; ik begrijp dat hij als krijgsgevangenen kan aangemerkt worden; maar zonder daar over te oordeelen, heb ik hem naar Brusfel C 3 doen  C 38 ) doen^vertrekken, daar hij uwe beveelen, en uvt oordeel, ten dien aanzien, zal afwagten. Qctekend) Miranda. Antwerpen, den u Februarij lm> tweede jaar der Generaal, ik zend u eenige van mijne Proclamatten. Doe er drie of vier duizend Exemplaaren van drukken, en doe ze door alle moogelijto middelen de Hollanders toekoomen; dit doe * ook van mijne zijde. Ik ontfang uwen Brief van den » dezer, die mij groot vermaak doet Ik hoop dat gij mij haast het nieuws van het mneemen van Venlo zult mededeelen. Ook houde ik mij verzekerd , dat gij voor den 17 dezer op marsch zult zijn , en dat de mortieren op Maastricht reeds gewerkt zullen hebben. De Prins van Hesfenkasfel, die daar commandeert, is ia het mmst geen Militair. Hij zal u moogelijk voordellen om de Plaats te ontruimen en met zijn bezetting terug te trekken, want het plan der Hollanders was, om een kleene Legermagt te faam te voegen, in afwagting van de Pruisfen; en de €000 man der bezetting van Maastrigt, zouden, z*  C 39 ) 2o wij ze lieten uittrekken , tot de kern van dat kleene leger dienen, of de bezetting van Arnhem en van Nijmegen verfterken: dit moet men vol-, ftrekt voorkomen, door den Gouverneur befchroomd te maaken, die gij perfooneel verantwoordelijk moet ftellen voor de fcharlen die de Burgerij door de bombardeering zou kunnen lijden. Zo het beleg van Maastricht u toefcheen te langduurig te zullen worden, laat het door mijne Armée en die van Valence voleindigen, en marcheerd in perfoon op Nijmegen , voert met u de helft der mortieren en der ftukken van ia en i6. Zoo integendeel Maastricht zig op een hevigen aanval en bombardeering overgeeft, gelijk ik hoop, dan zult gij beter in ftaat zijn om Nijmegen aan te tasten. Vergeet niet in de opeifehing, die gij aan de Stad Maastricht zult doen , om de Magiftraat, afzonderlijk van den Gouverneur, te vermaanen, en haar in perzoon verantwoordelijk. te ftellen voor de verwoesting der bommen. Doe haar waarfchuwen, en door haar de Inwoners, dat het niet dan de Stadhouderlijke Partij is , die gij met alle geftrengheid zult vervolgen , maar dat gij, gelijk wij alle, niet dan vriendfchap voor de Hoilandfche Natie voeden: dat het niet tegens haar, maar voor haar is, dat.wij Oorlog voeren, en dat wij alleen verlangen om de Pruisfen voor te komen,die haar zoudenftroopen,gelijk zij reedsgedaan hebben. Gij zult met uw vuurigen ftijl deeze raad.' C 4 g«-  C 40 ) gevingen in gefchrift ftellen, en ze hen door alle moogelijke middelen doen toekoomen. Ik hoor dat de Brunswijkfche Troepen in dienst der Hollanders geen genegenheid hebben om te vegten. Maak hier van gebruik. Gij kunt den Adjudant Generaal de Pille, die met den Generaal Thowenot niet overeen zou kunnen komen, in uwe Armée houden. Deze laatfte is mooglijk een weinig driftig; maar het is een te belangrijk man om hem, dit kieen geBoegen niet te geven, vooral na de gewigtige zaaken, die hij mij gemeld heeft, en van welke wij bij de eerfte ontmoeting t'famen zullen fpre. ken. Ik ga aan den Generaal Moreton fchrijven, dat hij de Baron Senft naar Valenciennes zend, daar ik den Minister Le Brun van zijne aankomst zal verwittigen, op dat men over zijn lot be. flisfche. Lustig, mijn vriend; wanneer wij ons van het vuur der Franfche Natie, in onze krijgsverrigtin. gen bedienen, zullen wij zegepralen, en dit begin van den veldtogt zal ons wapenen, levens, middelen, krijgsbehoeften en geld verfchaffen. De Generaal en Chef van de Armée in het Bel. gifche^ (getekend) dumourier. Pa*  C 41 ) ftrys. der. 14 Fetowij '793- «>« ™eede jaat der *ePublie^ JE)e Oorlogsminister aan den Oeneraal Miranda, Burger, ik heb den brief, dien gij den 7. dezer aan den Minister van oorlog gefchreven hebt ontfangen. De oorlogs verklaaring der Franfche Republiek tegens de Hollanders en Engelfchen, moetu dezen dag officieel toegekomen zijn: ik keur volmaaakt de, maatregelen, die gij na deze bepaaling genoomen hebt, goed, alvoorens zelfs kennis van het Ministerie ontfangen te hebben ; gij moet u in de (terkte Stevenswaard 'en in die Van St. Michiel, aan de Hollanders toebehooxende, en die gij den Generaal Champmorin, gelast hebt te"" bezetten, ftaande houden. Voor 't overige is de Generaal Dumourier tegenwoordig aan 't hooft van zijn Armée, voorbefchikt tot de krijgsverrigting op Holland. Hij moet met zijne Generaals het plan van den veldtogt ontworpen hebben, en bij gevolg moet gij reeda de onderrigtinjg hebben om gezamentlnk met hem te weiken, én hem te onderdennen. Ik bedank u, voor het berigt dat gij n^ van de brieven gegeven hebt, door u aan de Generaals Leveneur , Stingel en Champmorm gefchreven , zij behelzen zodanige wijze fchikkingen die ik niet dan toe kan juichen,  C 4» ) ^gelijks prijze ik de beveelen dia «~ * -zien van den dood va, Peilettief^ f Eik goed Franschman moet deel nemen "n H fmart, die het verlies v-m " de vrnf,^ een ma»elaar der vrijheid veroorzaakt, en eii heht „,«i * hier van «„„ , g j ebt WeI gedaan, nier van een openbaar getuigenis te geven door de algemeene rouw die eii i„ a f hebt. g 1 e Arrnee bevooler» Minister van Oorlog (getekend) beurnonvILLe. .P. ƒ. Op 't ogenblik ontfang ik uwe depêche -n den x, Ik ga de Convenlie kennis ^ van de mneemmg der fterkte Stevenswaard, dit nieuws zal haar zo veel vermaak doen als mij. Keken 0p eene vuurige werkzaamheid van »c!Z7«\7 3lIe dC rampen die ons ^éruefJ *e uld IkdSCh flechtS ee" weit^ geduld ^van mime medemakkers , en alles zal Ik begrijp niet dat me» rede heeft om mij een consent te maken met mijne benoeming tb* het Mrmstene. Ik bevond mij beter aan het hoofd van mijne Armée; maar een foldaat moet geen keus hebben. Voor 't overige, de r m pen zrjn mi bekend, ik zal die ten miaften kul nen aanduiden. Luik  C 43 > Luik den 14. Februari] 1703» De Generaal Miranda, aan den Generaal Beur. nonyillc. Ik ontvang dees dag, Generaal, het nieuws van de inneeming der fterkte St. Michiel , gelegen op de linkerzijde van de Maas , regt tegen over Venlo, daar onze troepen zonder de minde tegenftand, zich meester van hebben gemaakt, hebbende eenige Hoilandfche foldaaten » welke daar voor waren, krijgsgevangen gemaakt, Eene ongemeene hooge vloed der Maas heeft dezen dag verhinderd, dat wij de fterkte van Venlo , die op de regte zijde der rivier gelegen is , niet bezet hebben, terwijl de Pruisfen, uit deze omftandigheden voordeel trekkende, zich in groote meenigte daar in begeven hebben, bijgeftaan door de Hoilandfche troupen, die dezelve bewaarde, en volgens het geen men mij meld gerugfteund door een corps van agt a negen duizend man infanterij. Wij bewaren fteeds de regte zijde der Maas, die ons in alle onze verrigtingen opHolland helpt, terwijl de Pruisfen,met een aanmerklijk corps troepen, Pruisfisch Gelderen bezetten, en batterijen op de regter zijde der Maas opwerpen. Ik twijfel niet, of dit corps troupen, dat men zegt meer dan vijftien iuizend man fterk te zijn, heeft ten oogmerk om  C 44 3 om Holland bij te ftaan, ingeval Ie onze Armeên de Verëenigde Provinciën trachten in te nemen, en het is alleen dan wanneer 'erin Holland eene omwenteling vqor de vrijheid uitbarst, dat wij die verrigting kunnen doen, zondereen grooten wederftand van den kant der Pruisfifche troepen te ondervinden. Het komt mij ook zeer waarfchijnlijk voor, dat, 20 dra het beleg 0f de bombardeering op Maastricht Zal beginnen , de Oostenrijkfche Armee die voor ons op de Roer ligt, en welke men zegt meer dan veertig duizend man fterk te zijn, een aanval op de onze zal wagen, die agter die rivier ligt, en het beleg van Maastricht dekt, ten einde het beleg te doen opbreken en de plaats te redden. Onze magt is wel verre van voldoende te zijn om met zekerheid alle de uitgeftrektheid, die wij thans bezet hebben, te behouden, en de krijgsverrigtingen die wij willen ondernemen, ten uitvoer te brengen. Ik onderfteldat de Generaal en Chef Dumourier u bijzonderlijk van alles onderrigt heeft. Ik heb zijne bevelen, en zoo ook de geheele Armée, met vertrouwen en goeden wil om dezelve ten uitvoer te brengen, ontfangen; alles is in bewegin om die ten uitvoer te brengen. De onderreming koomt mij zeer moeilijk en verwonderlijk voor, dus hoop ik, dat, indien de uitflag in alles met naar onzen wensch flaagd, en aan de hoop die gij voed niet voldoet, men dan voor ons die toegevenheid zal hebben die een bran- den-  C 45 ) dende ijver Voor den dienst en de roem van het Vaderland, aan een vrij volk , dat zijne, kinderen met vreugd aan zich toe ziet wijden, en in den dood ziet loopen, fteeds inboezemd. Hier nevens de Copie van het algemeen berigt van Champmorin, over het innemen der fterkte St. Michiel, een nota van den Lieutenant Generaal Bouchet, waarin hij u verzoekt de goedheid te hebben om ons bij de terugkomt van den Courier de ontwerpen en memoriën betreklijk tot de fterktens van Maastricht, die wij in dezen ogenblik hoognodig hebben, en de copie van ee«! nige brieven van de gewezene Marquifinde Favras , die eenige belangrijke onderrigtingen, behelzen, te zenden. Het andere ftuk 't welk hier nevens gaat is eene Hoilandfche depêche, met de vertaaling, aan de Regenten van Maastricht gerigt, over het verbod der Patriottifche gefchriften, dat onze posten op Maastricht onderfchept heb- (geteekend) Miranda. Antwerpen, den 15 Februarij 1793. n« tweede jaa» der Republiek. De Generaal Dumourier aan den Generaal Mi» randa. X)e ordonneerende Commisfaris Petit- Jean,die daar even aangekomen is, meld mij, mijn waarde  C 4<3 ) te Generaal, dat twaalf a dertien duizend Pruisfen ztch van Venlo en deszelfs omtrekken meester gemaakt hebben. Deze tijding is zeer onaangenaam, want daar zij ons te Venlo voorgekomen hebben, zullen zij meester zijn om ons agter het Kanaal Eugêne, dat van Venlo tot Gel. deren loopt, af te wagten, of om op Roermonde te marcheeren indien zij verfterking krijgen, of om zich door Holland te verfpreiden en zich tegen mijne krijgsverrigting aan te kanten. Het laatfte zou gevaarlijk voor hun wezen, want indien, gehjk ik hoop, Maastricht het niet lang houdt, en het mij gelukt om in het hart van Holland te' dringen, gelijk ik trachten zal te doen, en gij van uwen kant in allerijl aan het hoofd van vijf en twintig a dertig duizend man op hen aanrukte, zoude ik hen van agter aanvallen, en wij hen tusfehen twee vuuren brengen. Volgens dit kunt gij oordeelen hoe belangrijk het is dat de aanval op Maastricht geweldig zij, en gij van den eerften dag uwe batterij van mor' tieren kunt vestigen. Ik zend u den LuitenantColonel .... aan wien Beurnonville geen anderen tijtel dan dien van Adjunét bij de Adjudanten-Generaal heeft kunnen geeven. Hij zal u alle de geheimfte bijzonderheden, aangaande Maastricht,.melden, en gij moet terftond alle de middelen, die hij zich tot de defertie der Zwitfers en Duitfchers aangefchaft heeft, te werk ftellen. Gij moet terftond een vrij batailjon van agt honderd of duizend man onder zijne be-  C 47 > bevelen van die zelfde deferteurs vormen; gij moet, om hen te trekken en te houden, de beloften, die hij verpligt is geweest hen te doen, nakomen. Gij móet thands op geen geld ziens de ftad Maastricht zal alle die onkosten betaalen. Ik wensch en ik durf zelfs hoopen dat die ftad het niet langer dan twee of drie dagen zal houden, en gij terftond op de Pruisfen zult aan marcheeren, u niet meer dan vier en twintig -uuren in Maastricht ophoudende, en uwe colommen terftond doen marcheeren. Indien gij nu reeds eenige troepen af kond zenden om den Generaal Champmorin te verfterken, zoud gij zeer wel doen. Ik hoop dat hij van de fterkte St. Michiel meester is, van waar het zeer maklijk zal zijn om Venlo te bombardeeren. Zoo dra gij van het beleg van Maastricht ontflagen zult wezen kunt gij Venlo naderen, Roermonde ontbloten, of er niets laaten dan het geen er volftrekt onontbeerlijk is, en dan de Pruisfen op Nymegen volgen, terwijl vijf of zes duizend man de Graaf agter u zullen bombardeeren. Denkt doch hoe noodzaaklijk het is, mijn waarde vriend, dat gij de Pruisfen bezig houd, om hen te beletten van op mij te marcheeren, die niet meer dan vijftien duizend man, en dat nog niet ten vollen, heeft. Daar is echter geen te rug deinzen aan; mijne voorhoede zal den 18 vertrekken, en ik zal den 19 volgen. Verfpreid, fteeds mijne aankomst bij de Armee, en haast u uw  C 48 ) uw gefchut en uwe wagens bij een te houden, en, na de inneeming van Maastricht, niet opgehouden te worden. Het is van uwen ijver om mij te helpen dat niet alleen het lot van Holland, maar dat van de Republiek en van de Vrijheid der volken afhangt; want, zoo wij met onze inneeming van Holland niet flagen, zullen wij, daar wij noch de liefde der Belgen, (die wij, in tegendeel, tegen ons verbitterd hebben), noch eene Armee, die voor het verdedigen gefchikt is, bezitten, uit het Belgifche verjaagd worden,met even zoo veel fpoed als wij er ons meester van gemaakt hebben. Alle de ongunltigheden en de verbaazing zouden dien aftogt, die niet anders dan wanordelijk zou kunnen zijn, volgen; en wij zouden daar na veel moeiten hebben om ons eigen land te verdedigen. Zoodanig zijn de gevaaren: en het is alleen door den grootften moed en den grootften fpoed dat wij ons Vaderland kunnen redden. Be Generaal en Chef van de Armee in het belgifche. (getekend) DUMOURIER. Ant-  C 49 ) Antwerpen, den 16 Februaiij 1793, het tweede jaar d« Republiek. De Generaal Dumourier aan de Generaal Miranda. T ho we not heeft verpligt geweest te Brusfel en te Leuven, en misfchien te Tienen zig op te houden; maar zijn agterblijven is niet dan nuttig voor uwe krijgsverrigting. Ik denk als gij, en ik heb het geene gij aan Beurnonville gemeld, hebt bevestigd. In middels geloof ik niet dat Clairfait al veertig duizend man fterk is. Ik weet dat de Generaal Beaulieu zeer zieknaar Luxemburg vervoert is, en dat zijn Corpsr de Armee van alles ontbreekt. Ik weet ook dat de Armee van Clairfait in alles zoo flegt . van voorraad voorzien is, als de onze, en ik geloof niet dat hij binnen drie weeken eenige beweging kan maaken op het Corps de Armee, het welk gij bij Aaken en in den omtrek van de Roer doet verzamelen: het is aan Valence,die koomt, dat gij deze fchikking kunt overlaaten. Ik geef u de magt zo veel van mijne Armee te neemen, dat gij met de uwe er eene van kunt te zaa* menvoegen van vijf en twintig tot dertig duizend man, en het overige zult gij voor den Generaal Valence laaten, om Luik en Maastricht te dekD ke»  C 50 ) ken. Gij zult hem insgelijks zijn Luitenant • GeneraalLeveneur laaten, en de Luitenant-Generaal Lanoue Commandant te Maastricht doen blijven. De Generaal Eurtace heeft mij, volgens zijn gewoonten, een plompe brief gefchreeven, waarin hij zich beklaagd dat gij twee Gendarmes bij hem geplaatst hebt. Ik heb hem doen weeten, dat hij zich na Parys begeven moet, en uw Gendarmes zullen weder in de Armee komen, wanneer zij op marsch zal weezen. Die man is niet waerdig dat gij u over hem verftoord. Ik geloof dat gij u dees dag, 0f ten langde morgen, op marsch zult begeeven. Gij hebt mijn brief van gisteren, door den Luitenant Collonel ontfangen. Ik verlaat morgen of overmorgen uchtend Antwerpen, en zal niet draalen om de groote kans te waagen. De Generaal en Chef van de Armee in het Belgifche. (getekend) dumourier. Luik, den ifi Februarij i793. De Generaal Miranda, Commandant en Chef, aan de Generaal Lanoue. Het is zeernoodzaaklijk, Generaal, voor den dienst der Republiek dat ge u oogenbliklijk naar  Aaken begeeft, 'en het commando over alle de troepen der Belgifche Armee, die tusfehen de Roer en de Maas gelegerd zijn, op u neemt. De Generaal Stingel, die er thans commandeert, heeft alle de nodige bevelen tot fchikking der troepen, en het gedrag dat men houden moet, wanneer de vijanden op eenig gedeelte der legerplaatfen beweging maakten, of zelfs wanneer zij de Roer pasfeerden, ontfangen. Gij moet u alle zijne bevelen doen vertoonen, en overeenkomilig deeze, en eensgezind met dien beproefden krijgsheld, als ook met de Generaals Miazinski en Dampierre, handelende, zult gij alle de fchikkingen maaken, die uwe fchranderheid en krijgskunde u- kunnen ingeeven, om den overgang der Roer met alle magt te verdedigen, of de vijanden, die dezelve overgetrokken zouden zijn, met voorneemen om een onderftand van troepen in Maastricht te brengen, ter wijl zij onze troepen, die dege ftad influiten zouden, aanvallen, of met eenig ander oogmerk, hoe ook genaamd, bevegtcn. Na dat gij uwe opmerking omtrent de legging van onze troepen en de rigting van die der vijanden gemaakt zult hebben, zult gij mij den uitflag mededeelen, op dat wij gezamentlijk zoude kunnen werken, enu die verfterking toevoeren, die de uitgebreidheid van onze verrigtingen ons zal toelaaten. (getekend) MIRANDA. Da Luik»  C 53 ) Luik, den 17 Februarij 1795. De Generaal Miranda aan de Generaal Beurnonville , Oorlogsminister. Ïk heb de eer, Generaal, u hier nevens copie, van alle de bevelen, die ik, belangende de fchikkingen der troepen, uitmakende de drie Armeen, de Belgifche, de Noordlijke en die der Ardennes, die thans de boorden van de Roer en de Maas, tot aan het Fort Saint-Michiel bezetten, en die heden de bezetting van Maas. tricht uitmaaken, te zenden. Ik hoop dat zij uwe goedkeuring zal verdienen. Ik reken binnen zes of agt dagen, ten langflen, met de bombardeering op Maastricht gereed te zijn, en mij ogenbliklijk daar na met vijf en twintig duizend man, met een fpoedige marsch op Nymegen te begeven, om den Generaal Dumourier, die van eenen anderen kant Hollandingedrongen zal zijn te onderfteunen, volgens onze affpraak. Ik zie fteeds groote moeilijkheden ia alle deze ondernemingen; maar hoope die te boven te zullen komen, indien flegts de tijd en de kans ons een weinig gunftig zijn. Ik zend u hier nevens onderfcheidè flukken. 1. Een fchandelijk ftuk, het welk de Ariftocraaten van dezen omtrek hebben ondernomen te wil-  ( 53 ) willen verfpreiden, en dat de Officier, aan wien het geadresfeerd was, mij terftond overhandigde. 2. Het Militaire gevoelen uitgebragt door de Officieren der Artillerij en door die der Ingenieurs over het bombardeeren van Maastricht. 3. Militaire proceduren tegen den VeldMaarfchalk Euftace, wegens ongehoorzaamheid en andere grove fouten van welke de grondreden eene correspondentie is met den Prinsfe van Hesfenkasfel, Gouverneur van Maastricht, de welke door den Generaal Dumourier na Parys gezonden waren. Daar zijn leden der Nationaale Conventie die naar het gedrag van die perfoon die zij bijzonderlijk te-Bqurdeaux gekend hebben, verneemen kunnen, en over welken zij zich in mijn bijzijn aan den burger Lebrun, Mi* nister der buitenlandfche zaaken, beklaagden. (getekend) miranda. : Parys, den 17 Februarij 1793» het tweede jaar der Republiek* De Oorlogsminister aan den Generaal Miranda* Ik heb uwen Coürier van 14 dezer maand ont-fangen, Generaal, en ik bedank u voor de bijzonderheden die gij mij, aangaande het innee•men van het Fort Sint Michiel, geeft. Ik zal D 3 aan  c 54 y aan de Nationaale Conventie melding doen van het flagen dezer onderneming, door den generaal Champmorin beftuurd. Ik heb met leedwezen gezien dat de overftrooming der Maas belet heeft dat men zich naar Venlo kon begeven, en dat de Pruisfen dit reeds bezet hebben. Ik iwijffel niet of gij hebt deze omftandigheid reeds aan den Generaal Dumourier medegedeeld, en dat gij fpoedig berigt van hem zult ontfangen over tie wijze op welke gij uwe verrigtingen moet vervolgen. De voorzorgen, die gij genomen hebt om van de bewegingen der vijanden kennis te krijgen, zijn zeer wijslijk ; ik verzoek die zoo te blijven vervolgen. Ik heb de uittrekfels der brieven, die opgehouden zijn, gelezen. De Adjudant-Generaal Saint Fief, mijn Adjuncl: voor de Artillerij en de Génie, zal den Generaal. Bouchet, aangaande de vraagen die hij doet, om de ontwerpen en de bijzonderheden, be» treklijk Maastricht, beantwoorden;'de Generaal d'Arcon, die thands reeds bij den Generaal Dumourier. moet zijn, heeft die alle medegenomen, hij heeft zich van de onderrigtingen die omtrend den aanval dier plaars dienfiig kunnen zijn, voorzien: de Generaal Bouchetkan hem vraagen om die te zien. De Generaal, Minister van Oorlog, (getekend) beurnonville. P. S. Zoo dra ik de plans zal hebben, die Bouchet verlangd, zal ik u die toezenden, men is bezig met die te zoeken. Luik,  C 55 > I.uik, den i3 robruarij 1793. De Generaal Miranda aan-den Generaal Dumoü* rier. Gij zult' mi*n Generaal, uit de hiernevensgaande copij van mijne depêche aan den Minister van oorlog, de fchikking der troepen, en de ;bevelen die ik gister tot uitvoering uwer orders gegeven heb, zien. Gij zult daar uit kunnen oordeelen dat men volftrekt de bombardeering niet dan binnen vier of zes dagen te werk kan ftellen, en men dus met geen corps van vijf en twintig duizend man voor den 26 of s8 te Nymegen kan zijn. Deze uitfijfering fchijnt mij toe zeer waarfchijnlijk te zijn, en ik vleie mij die uikte kunnen voeren,, indien geene onvoorziene toevallen eenige hinderpaal maakt die ons weerhoudt. Reken hier. op voor. uwe verrigtingen» of geef mij andere voorfchriften, indien gij zulks .nodig oordeelt; De Colonel .... is gister hier gekomen, en wij zullen alle mooglijk rmt uit zijne narigten, betreklijk Maastricht, trekken. . Zend ons zoo fpoedig mooglijk den Commis» faris Petit-Jean, dewijl zij die hier zijn, in plaats van. ons te helpen en dienftig te zijn, niet anders verrigten dan alles verwarren, en zie daar het geen voornamentiijk de vertraaging der D 4 zaaJc  X 50 ) «aak bewerkt, en het geen, volgens mijn inzien, indien men het niet fpoedig verhelpt, eindigen zal met ons geheel te verwarren. • (getekend) Miranda. Antwerpen, den 19 Februari; 1793, het tweede jay, der Republiek. De Oeneraal Dumourier «an de Generaal Miranda. Tl ±Je vertraagingen die ik ondervind, Generaal, maaken mij ten uiterften ongeduldig, en zouden mij nog. ongeduldiger maaken, indien uw brief van den iSmij niet bewees, dat gij dezelfde vertraagmgen ondervind. Dit bevestigd het denkbeeld dat ik fteeds gevoed heb, dat men zich naamhjk met het verklaaren van het oorlog te veel gehaast heef, Men had de onderhandeImgen moeten rekken, tot zoo lange ik klaar hadde geweest om Holland in te trekken en Maastricht te belegeren. Haast u zoo veel gij kunt Petit-Jean, die niet voor den 25 van hier kan vertrekken, za, zich ten {■ J. » »>J " voegen; hij meld mij dat zeven duiZd P-r en, die hij van het departement J >t A J ; WlJ vewagten de oude registreer, ders der levensmiddel en van de fouragie dL men  C 57 ) men weder in den dienst der Armee genoomen heeft; dus hoop ik, dat wij hier iri, geen gebrek meer zullen hebben. Thowenot zal u rekenfchap geven van het algemeen ontwerp, dat ik voor de lign'ng der Belgifche troepen, volgens het verlangen van den Oorlogs-Minister , gemaakt heb. Ik zal overmorgen te Breda zijn, dat ik met eene bombardeering zal bedreigen, terwijl men trachten zal om vaartuigen voor mijnen grooten krijgstogt te verzamelen. Ik hoop dat de vijanden misleid zullen worden, en zich verbeelden zullen dat ik ■mij voor die plaats denk' op te houden, en vervolgens Geertruidenberg zal aanvallen. Ik ben over den brief, uit Dusfeldorp gefchreven, zeer in mijn fchik; want.indien hij, gelijk ik mij verbeeld , waarheid behelst, dan zal Clairfait nog zoo fchielijk niet klaar zijn. Ik kan u buitendien zeg* 'gen, dat, uitgezonderd het paarde-volk en de Hongaarfche grenadiers, al het overige zijner Armée pas aangeworven, en zo goed niet is als de ónze. Neem dus Maastricht; want wij kunnen van de Maas niet verzekerd zijn, dan wanneer wij die plaats zullen hebben.' Ik weet dat de verbaazing er zeer groot is, dat bet groQtfte gedeelte van de troepen der bezetting, weinig lust heeft om te vegten; dat hoe minder orde gij in dit beleg te werk fteld, des te beter gij Hagen zult, om dat het bombardeeren de bezetting niet 'aanftaan, en de burgerij verfchrikken zal. De uitgewekenen zelfs die in die plaats zijn, zullen D s een  C S8 > een overlast te meer uitmaaken, die de overgave der ftad verhaasten zal. Alle uwe bevelen aan uwe Generaals koomen mij zeer klaar en wel opgefteld voor, Ik zal u op het tijdftip wanneer ik Antwerpen zal verhaten een courier toezenden, en waarfchijnlijk zult gij dan voor onzfr hereeniging geene tijding meer van mij ontfan* gen. De Oeneraal en Chef der Belgifche Armée. (.getekend) dumourier. P. S. Uit het Spaansch vertaald. Wij zijn in de onderneeming; laaten wij niet agter ons omzien: het is noch de tijd om voorzichtigheid noch die om regelmaatigheid te werk te ftellen, elke dag die verlooren gaat, is ten hoogften gevaarlijk. Wijl ik twee couriers van u heb, zal ik 'er een houden , die ik morgen zal afzenden. Luik, den 19 Februarij 1793. De Generaal Miranda , Commandant cn Chef,aah den Generaal Lanoue. Ik ontvang daar zo even, Generaal uwen brief, dien gij gisteren te Aaken gefchreven hebt. Ik Jhcbdoor het hoofd van den opperiïen Raad, Tho- we-  c f9 y wenot eene opneeming doen maaken van de bruikbaare troepen, die gij onder uwe bevelen hebt; en daar uit blijkt dat gij met het corps van den Generaal Lamarche en dat van Neuillij, die ook onder uwe bevelen ftaan, en met vijf battaillions, die gij ten eerften zult ontvangen, ten naastenbij een magt van dertig duizend man onder u hebt, zonder het corps van drie duizend vijf honderd man, het welk de Generaal Lamarlière die uwen linker vleugel dekt, beveeld, en dat van den Generaal Leveneur van zesduizend man, dat voor Wi;k ligt, en die allen in ftaat zijn om u in geval van nood te helpen, te ree» kenen. Uw gefchut beftaat thands volgens de opga* ve die de Generaal d'Anghest, Commandant en Chef, mij daar van geeft, uit tweeëntwintig pofitie ftukkèn, behalven de battaillon kanons 5 en daar zijn vier Ingenieurs te werk gefteld geworden om de hoogten, die zij het voornaamfta geoordeeld hebben^ te verfterken. Dus moet gij trachten Generaal, om met die magt uw oogmerk te bereiken s.terwijl wij onze verrigtingen die ons aan een anderen kant, met minder gedugte magt, bevolen zijn, zullen volbrengen. Indien gij noodig oordeeld om van deeze ordre copie te zenden aan de Generaals Lamar* che en Neuillij of aan andere, kunt gij dit doen, ten einde de vereischte overeenkomst en eenstemmigheid aan alle kanten heerfche. Ik heb bevelen gegeven, ten einde de fond-  C 6b } fen in het hospitaal niet ontbreken, en dat de fouragie in overvloed zij. (getekend) Miranda. Luik, den 21 Februari)". Den Generaal Miranda, aan den Burger La Croix, Commisfaris der Nationaale Conventie, Gedeputeerde bij de Belgifche Armee. Ten einde u in ftaat te ftellen, Burger, om de redenen die mij aangefpoord hebben, om aan het verzoek, van het Commité van Waakzaamheid te Luik, betreffende de Engelfchen, die zich in die ftad bevinden, te voldoen, voeg ik hier nevens de copie, zoo wel van het bevel, dat ik -aan den Generaal Thowenot gegeven heb, als $an den lijst der Engelfchen. De verstandhouding die de meesten hunner, *t zij met de uitgewekenen ,of met de bezetting van Maastricht onderhielden, heeft deze maatregel van voorzichtigheid zo wel voor hen zeiven, als voor de algemeene zaak noodzaaklijk gemaakt. LIJST der Engelfchen, door het Commité van « Waakzaamhei der ftad Luik aangeklaagd. B. Grainger, op de kaai d'Avroy, zijne vrouw is eene kamenier. Zou.  C 6-1 ) Zou Donderdag met den postwagen vertrek* ken. (/r niet vertrokken.) Mevrouw Tailla, vrouw van een Engelsen Doe» tor, in de Engelfche Dames gelogeert, hoewel zij te Hocheporte een huis heeft. B. Tallman, de moeder, en eene nigt, in de Sauxbourg Saint- Gilles, huis van Conna. Zonden vrijdag te zaamen vertrekken, (zijnniet vertrokken). Miladij ClifFord en haare twee dochters, in het huis van Mevrouw Bechat, kwartier SaintJacques, Logement, dat voor Dumourier bewaard was; het huis is van den Kanunnik Levreux, op de Verboisftraat. Stanhoppe met zijne vrouw, Garde * Nationaal » kwartier Saint - Jacques , huis van den Graaf Lannoy; men ftaat voor dezen in. B. Cerel, zijne vrouw en kinderen, groote vrienden van den Hollandfchen Gezant, gelogeert bij den Drukker Bolen, kaai op de Maas. Zou Donderdag met zijn familie vertrekken. Qls naar Brusfel vertrokken.} Miladij Fitzgerald, met eene nigt, die men zegt dat eene groote vriendinne is van den Pauslij. ken Gezant; haar broeder en haare zuster zijn in het hotel van Vlaanderen. B. Richard met zijn huisgezin, in het huis van den Thefaurier Bonhomme, op de kaai d'Avroy. Zou des morgens ten agt uuren met zijne familie, met huurpaerden , vertrekken. (Js naar Brusfel vertrokken.) Me-  C 6a ) Mevrouw Ryau, in het klooster van Sainte Klara. B. Pougres, eene Yslandfche Koopvrouw, op den hoek van het plein, van het paleis komende. Zou met haar zoon met den post-wagen vertrekken. (Is niet vertrokken.) Bevestigd door ons, Veldmaarfchalk, Commandant der ftad Luik, den fii Februarij 1793» net tweede jaar der Rufubliek. (getekend) ylher, N. B. Zij, die het teken B. nevens hunne naamen hebben, zijn als bijzonder verdacht aangegeeven. Parys, den 22 Februarij 1793, bet tweede jaar der Republiek. De OorlogS'Ministcr aan den Generaal Miranda. ïk heb uwen Brief van den 17 dezer ontfangen, Generaal, en ook het daar bij gevoegde nauwkeurig verhaal der fchikkingen, die gij volgens de onderrigtingen van den Generaal Dumourier, voorde ïnfluiting en de bombardeering der Stad Maastricht gemaakt hebt. Het plan uwer verrigtingen, dat ik met zeer veel aandacht gelezen heb, koomt mij zeerfchrander en zeer wel beraamd voor. Ik hoop dat de eensgezindheid die 'er tusfehen de Hoofden, \  C «3 ) den, en de dapperheid die onder onze Krijg», broederen héerscht, den goeden uitflag 'er va» zal verzekeren. -Ik verwagt met veel ongeduld tijding van u, en ik durf vertrouwen dat het goede tijding zal zijn. Ik antwoord u in deezen oogenblik op de ande* re onderwerpen van uwen Brief niet; ik ga er mi] bijzonder rekenfchap van doen geven. Ik verzoek u aan mijne begeerten en ijver om alles te doen wat gij verlangd, wanneer het van mij af zal hangen, niet te twijffelen. De Oorlogsminister (getekend) beurnonville. Groot Zundert, den aa Februarij 179j, het tweede jaar der Republiek. De Generaal Dumourier aan den Generaal Mi» randa. Nu ben ik in vollen krijgstogt, mijne linker diviüe, uit negen Batailjons belïaanden, blokeerd Bergen-op den-Zoom; mijne voorhoede is op de Merck, zij heeft zich van eenige Schepen meester gemaakt, en ik hoop dat zij met mijne agterhoede, en mijne regter divifie van negen Batailjons naar Dord over zal fteeken. Ik zend morgen Devaux met eene zeer ftrenge opeis» fching.  C 64 ) fching, zoo voor den Gouverneur als voor de Regenten. Zie hier de Copie 'er van. Devaux heeft mij zijn gefprek met u, medegedeeld. Ik hoop dat gij Maastricht nemen zult, en wij ons van daar tusfehen Nijmege en Utregt de hand zullen geven. Indien gij Nijmegen vroegtijdig neemd, moet gij Amersfoort ook neemen, om dus de Provincie Utregt geheel voor de Duitfchers te fluiten. Ik zal mij voor Breda niet langer ophouden dan noodig is , om mijne Transportfchepen te verzamelen; het is reeds veel dat ik 'er bij mijne komst zevent en genomen heb. Indien Breda zich overgeeft, zal ik 'er allerhande foort van gefchut nemen, dat mij in Holland zeer wel dienen zal, ik zal 'er ook alle de Pontons der Republiek vinden. Gij begrijpt dat ik het redelijk druk heb; ik heb niets meer dan den tijd om u te omhelzen. De Generaal en Chef yan de Armée in het Belgiefche (getekend) DUMOURIER. Hochten, den 28 Februarij 1793 De Generaal Miranda aan den Generaal Dumourier. 2^ie hier, mijn Generaal, de depêche, die ik van daag voor den Oorlogs-Minister gemaakt heb;  C «5 ) heb; zij zal u onderrigten van alles wat ik ingevolge uwer bevelen heb kunnen doen. Wij zullen zien, of de wanhoopende ftaat, in welke de Stad Maastricht, die op vijf verfchillende plaatfen in den brand ftaat, zich tans bevind , den Gouverneur of de Regenten zal noodzaken om ons die over te geven; zoo dit geen plaats heeft, zal ik mij binnen vier of vijf dagen gereed maken om mij in de Graaf of Nijmegen bij u te voegen; het is mij onmooglijk dit eerder te doen, wijl ik den Commisfaris Petit-Jean nog niet gezien heb, en geen de minfte hulp in de tegenswoordige beftuuringen vinde, wijl men deze Armée zonder een Commisfaris en Chef heeft gelaaten; en zie daar, ons dus bijna wederhouden door de desorganifatie der beftuurders , en door het gebrek aan onderhoud in de aangeduide punten, het welk 'er het gevolg van is. De Commisfaris PetitJean, heeft mij beloofd van daag te zullen komen , en gij kunt ftaat maaken , dat ik geen oogenblik zal verliezen, om alle uwe bevelenter uitvoer te brengen. (getekend-) MIRANDA, j £ HoeUs  C 66 ; Hocbten, den 25 Februarij i793. t\lTZalM'tranda *** <** Generaal Beur™,, ville, Minister van Oorlog. -inde, zijn wij tot ^ der Werken, tot de KÏÏe^ ^ gegaan. Alles js geJukkiglijk £ d™ de' ^ Vr,CaUWenber^ «"* hfnd ! den Van den bedekten weg der Stad, en in wee" wil van het beftendig vuur, dat men uit dezelve op 0nze Werken maakte, Hechts met verlies van drieman, geëindigd. ° Onze Batterijen gisteren middag gereed zijnde om «vuren, zond ik de ^ d 2^ eisfchmg aan den Commandant - Generf al en aan de Regerings-Leden van Maastricht. ftet a„™ woord van den Prins van Hesfen-Kasfel, Gou vemeurder Stad, Cwaar van ik u hier neven"" Coptj «nde; beftond in eene weigering, doo den Kolonel Arnaudin, welke woordelijk ^ te, dat hu de gezegde opeisfehing zeer vreemd vond w.jl hij niet vvjst dat d£ Holfandfche Se aan de Franfche het Oorlog verklaard had en hij,    C 67 } hij, indien ik hem zulks toe wilde ftaan, een Courier naar Hunne Hoog Mog. zou zenden, om onderrigting ten dien op2igte te vragen. Ons vuur begon in den nagt, door eene andere Batterij van mortieren voor Wiek: gerigt onderfteund, en wel dra vertoonde de vlam zich uit de Stad ; het gelukte de vijanden om die te blusfchen ; maar dezen morgen, om tien uren, begon dezelve weer met meer geweld te woeden, en Maastricht brand op dezen ogenblik. De vijand heeft gedurende de influiting twee uitvallen gedaan, elk met twee honderd man, de eene aan den kant van Wiek, de andere uit de Saint Pieterspoort ; onze Troepen hebben hen gemaklrk, en met verlies van hunne zijde, terug gedreven, en wij hebben geen een man verlooren. Ik haast mij, om deze verrigting te eindigen» ten einde de belangrijkere, met welken de Generaal Dumourier mij gelast heeft, gelijk ik u door mijne vorige depêches gemeld heb, uit te voeren, maar ik moet voor u niet verbergen, dat het gebrek aan een ordoneerenden Commisfaris en Chef in deze Armée, mij voor het tegenswoordige in de onmooglijkheid fteld om die verrigtingen op den behoorlijken tijd te doen, het geen de fchadelijkfte gevolgen voor het welzijn der Republiek na zich zou kunnen Hepen. (jeukend) MIRANDA. E a Ze«  ( 70 > zich roet het oprigten vin vijf en twintig a dertig Belgifche battaillions te fpoeden, en ieder Commandant, Officier, Generaal, en andere is, in zijnen kring, met een gedeelte dezer oprigting gelast. Dus hoop ik dat wij voor de maand Meij ten minften vijf en twintig duizend man Belgen bij onze Armee zullen kunnen voegen. Onze vrijwilligers zullen zich, zoo dra zij verneemen hoe ons alles gelukt, weder in menigte bij ons komen voegen; dus denk ik dat wij in dezen hoek honderd vijftig duizend man zullen kunnen te faam brengen,, met welke ik mij zal vermaaken om eenige aperijtjes tegen dedespooten, die ons zullen aanvallen, te maaken. Vaardwel, mijn waarde Kameraad, maak goed vuur, en wees vrolijk. De Generaal en Chef der Armeen in het Belgifche. (getekend) dumourier. Hochten, den 27 Februarij 1793. De Generaal Miranda aan den Generaal Dumourier. Mijn waarde generaal! c ■~»nits mijn laatfte brief hebben wij fteeds volgehouden om veel fchaden aan de ftad toe te bren-  ( 7i 3 hrengen, zonder dat het vuur uit dezelve, hoewel het zeer fterk was, ons veel nadeel gedaan heeft. Ik heb van de gunftige gelegenheid , die mij de gelukkige tijding, welke ik heden morgen van u ontfangen heb, aanbood, gebruikgemaakt, om aan den Gouverneur van Maastricht den brief te zenden, van welken hiernevens copij gaat, met zijn antwoord, en dat der Regenten. Men heeft dees reis den Colonel Arnaudin niet in de ftad laaten komen, 't zij om hem niet in de gelegenheid te ftellen om de toegebragte fchade te zten,'t zij uit vrees dat zijne tegenwoordigheid een toeloop mogt veroorzaaken, van welke de Patriotten gebruik zouden gemaakt hebben. Maar het gefprek dat hij met een Brunswyks grijsaard, die aan de poort commandeerde, gehad heeft, doet hem oordeelen dat de ftad in den grootften jammerftaat is, en hier uit voorfpel ik, dat, indien wij onze bombardeering volhouden, en die met eenige gloeiende kogels verwarmen, de ftad binnen tien dagen de Franfche troepen zal ont« fangen. Ik zal de zorg hier voor aan den Generaal Valence en aan zijne Armee overlaaten, om mij bij u te voegen. Die Generaal is hier bij -mij gekomen, en ik heb hem alle uwe ontwerpen medegedeeld, Hij fchijnd mij toe de beste geneigdheid te hebben om met alle de middelen, die in zijn vermogen zijn, mede te werken. Hij heeft mij fints uit Luik gefchreven om mij zijne fchikkingen te meiden. E 4 Tho«  C 73 ) Thowenot en Petit-Jean zijn gister bij mijge-^ komen, en wij hebben te zaamen alle onze verrigtingen beraamd. Ik hen met Thowenot overeengekomen , dat een Corps van tien duizend man marcheeren, en alle de posten van Maastricht, die ik verlaat, bezetten zal, terwijl mijne onmerkbaare beweging morgen zal beginnen, om mij naar Kesfel en de Graaf met een Corps van twintig a drie en twintig duizend man te begeven, met welken wij daar den vijfden of zesden zullen wezen. Ik zal er u daaglijks berigt van zenden. De tijdingen, die ik van Champmonn ontfang, door de brieven, waarvan hiernevens copij gaat, doen mij befluiten, om, indien de wegen, die ik Iaat bezigtigen, het toegaan, mij langs den regter kant der Maas verder te begeven. De divifie van dien Generaal, mijne voorhoede uitmaakende, zal ik, natuurlijker wijs, veel eer in de Graaf en te Nymegen wezen. Maar in deze fchikking zou het onvoorz.gtig zijn om niet een vier of vijf duizend man te Roermonde agter te laaten. De Generaal Valence zou hier aan niet kunnen voldoen wijl hij te gelijker tijd troepen op den boord der Roer, en andere voor de blokkeering van Maastricht moet fourneeren. Ik ben voornemens om Lamarhère onder Roermonde te laaten met een Corps troepen, dat ik veriïerk door het met de Armee der Ardennes te verbinden, ten einde hij de troepen, die op den linker boord der. Maas  c 73 y Maas zijn, doe vertrekken, behalven dat Lamarlière zich door deze fchikking geheel geplaatst vind. Wij zijn hier in zeer goede rigting van dien kant van Beaulieuj gij zult uit de copie der depêches, die ik gister van d'Harleville ontvangen heb, zien, dat hij zich tot Luxemburg uitgeftrekt heeft, terwijl hij den vijand uit de kleene ftad Laroche verjaagd heeft, een gewigtige post om te bezetten, ten einde den marsch der Vijanden van de hoogten van Huffalife en van Laroche te ontdekken. Ik geef hier van rekenfchap aan den Minister, en ik heb alle de depêches aan " Valence gezonden, met wien hij ,in het vervolg moet correspoadeeren. De Colonel .... fchijnt mij toe niet zeer gefchikt te zijn, om het geen hij beloofd had, ter uitvoer te brengen. Hij heeft verzogt zich te Rekim te plaatfen , tot het vervolgen zijne* verrigtingen, (getekend) MIRANDA.  C 74 ) Opeisfching aan de Regenten enden Commandant r der ftad Moastrisht. . VR IJ HEID, GELIJKHEID, Uit naam der Franfche Republiek. De Lieutenant-Generaal Frangois Miranda, Commandant yan de Armée der Franfche Republiek onder Maastricht. Li \ ■ .v . , ..... . t.' AAN DE REGENTEN VAN HET VRIJB VOLK DER STAD MAASTRICHT. De Franfche Natie, genoodzaakt geweest zijn*$, om het oorlog aan den Stadhouder en aan zijne aankleveren te verklaaren, wil de banden der Bataven verbreken; en wij zullen als vrienden en broeders bij u binnen trekken. Het zal dus niet tegen u, maar voor u zijn , dat wij het oorlog zullen voeren. Ik heb uwe ftad ingefloten; ik zal het beleg volhouden, indien men 'er mij toe noodzaakt De bezetting en de Stadhoudersgezinde!» kun. nen dezelve met geen goed gevolg verdedigen; ik vermaane hen dus die op te geven. Uw pligt, als vertegenwoordigers des volks, be-  < 75 5 beftaat in het voor de rampen en de verwoestingen, die een nutlooze wederftand zoude naar zich fleepen, te behoeden. Ik vorder van u, uit naam der menschlijkheid, en voor uw eigen behoud , om den Commandant en de Officieren aan te ipooren of te verpligten om de ftad zonder eenig verzuim aan de wapens der Franfche Republiek over te geven. Ik verklaar u, Regenten des volks, dat indien gij mij ongelukkiglijk noodzaakt de ftad te befchieten, gij het zelve zijt, die in perfoon voor de onherftelbare fchade, die uwe lafheid of uwe zaamenfpanning met onze vijanden, op uw Vaderland geftort zal hebben, verantwoordelijk zult zijn, en uwe geftrenge ftraf zal teq voorbeeld aan de flaaven der despooten dienen, en de nationaale belediging afwasfchen. Ik ben de vriend van liet Bataaffche volk (getekendj F. MIRANDA. p. S. De nevensgaande Declaratie van het Bataaffche Comité, u uwe verpligtingen herinnerende , zal u, zonder twijfel in mijne begeerte doen toeftemmen. hi  C 16 5 In het Hoofdquartier te Hocbten, den 24 Februarij, ten 4 uuren na den middag, bet tweede jaar der Franfche Republiek. UIT NAAM VAN DE FRANSCHE REPUBLIEK. De Lieutenant- Generaal Francais Miranda, Commandant en Chef van de ^irmée der Franfche. Republiek, onder Maastricht Sommeert den Militairen Commandant van de Hoilandfche troepen te Maastricht, om zich binren drie uuren over te geven, en de plaats aan de wapenen van de Franfche Republiek te geven, om voor de ingezetenen de ijslijkheden van een bombardement en eene belegering, de verbranding en de verwoesting van de ftad, te verhoeden. Verklarende aan den Commandant, dat, zo hij de onvoorzigtigheid heeft, van eene zo nutteloze als vermetele verdediging te wagen, zo hij zich verzet tegen het beftellen van den nevensgaanden brief aan den Magiftraat en zo hij het antwoord op denzelven onderfchept, deze misdadige ftoutheid geftrengiijk zal geftraft worden, en de Generaal der Republiek zich genoodzaakt zal vinden, alle de officieren der bezetting over den kling te doen fpringen, Pe  C 77 ) De Bataaffche burgers en foldaaten, die met wederzin tegen de vrienden der Vrijheid en Gelijkheid oorlogen, zullen in de broederfchap en de befcherming der Franfche Natie worden aangenomen, welke Natie, genoodzaakt zijnde geweest het oorlog aan den Stadhouder en zijne aanhangers te verklaren, met allen ijver, de gunftige gelegenheid, welke deze overweldigers haar bezorgd hebben, om de Nationale oppermagt, de geheiligde en onvervreemdbaare rechten der volken te herftellen waarneemt. F. MIRANDA. De nevensgaande Declaratie , gedaan door het Bataaffche Comité aan de troepen van de Republiek der Vereenigde Provintiën, moet, daar dezelve hen tot hunnen pligt terug roept, voldoende zijn, om hen tot het toetreden tot mijne lbmmatie te doen befluiten. In bet Hoofdquartier te Hochten, den 24 Februarij 1793. ten vier uuren nademiddag, bet tweede jaar der Republiek. Hochten, den 27 Februarij 1793. De Generaal Miranda, aan den Oorlogsminister ? Generaal Beurnonville. Z^edert de laatfte tijdingen, Generaal, die ik deeer gehad heb u door mijn brief van den 3> de-  ( 7» ) dezer bekend te maken, is ofize bombardering fteeds met goed gevolg voortgegaan, ftortendede ftad in den grootfte jammer, door de herhaalde brandfrigtingen. Dezen morgen de officieele tijding der overga-; Ve van Breda ontvangen hebbende, nam ik deze gelegenheid waar om aan den Gouverneur en den JVlagittraat van Maastricht den alkeer te herhalen, dien wij hebben van zulke geftrenge middelen in 't werk te moeten ftellen, tegen burgers, welke wij tot vrienden en broeders wenfchen te hebben. Ik vervaardigde diensvolgens den brief, waar van het affchrift hier nevens gaat, om hen deze gevoelens te betuigen, en hen uit te nodigen om de plaats onder bewaring van de Franfche legers te ftellen .... De Officier, dien ik met deze boodfchap gezonden heb, is niet binnen de plaats ontvangen geweest, waarfchijnlijk uit vrees, dat hij de verwoestingen zou waarnemen, welke ons bombardement veroorzaakt heeft, het geen de Offi. cier, die de wagt aan de voorpost had, hem in zijn gefprek genoegzaam te verftaan gaf. Maar de Gouverneur en de Magiftraat zonden een antwoord, vol uitvlugten,waarvan het affchrift hier vens gaat. Wij doen eenige kannonneer batterijen gereed maken, welke, verzeld door het vuur der bomben, de plaats tot de onvermijdelijke noodzaakhjkheid zullen brengen van zich binnen weinige da-  C 79 ) dagen over te geven, zo onze vorderingen in Holland blijven aanhouden. Een corps troepen van de Belgifche Arme'e, van tien duizend man, is dezen last aanbevolen, de posten voor Maastricht bezettende, die de troepen onder mijne bevelen thans hebben, om de influiting en den aanval te doen voortduuren, terwijl de Armée welke ik commandeer, waarvan de voorhoede werklijk aan den linker oever der Maas over Venlo is, zich naar Grave begeeft, om de krijgsverrigtingen van den Generaal Dumourier in Holland te onderfteunen, zo als ik met hem ben overeengekomen. De Generaal d'Harville geeft mij officieel bericht van het nemen van den post Laroche, dien de Oostenrijkers op den ouden weg van Luxemburg naar Namen bezet hielden, en waarvan hij hun, op mijn' raad, met goed gevolg en zonder eenig verlies, verjaagd heeft. Hochten, den 27 Februarij 1793. De Generaal Miranda aan den Gouverneur van Maastricht. J. wee dagen op het beloofde antwoord van den Magiftraat der ftad Maastricbt gewagt hebben-  C 80 > bende, bid ik u, in acht te nemen en denzelven te doen weten, dat zo zij blijven volharden met ons een onvoldoend antwoord te geven op de aanneemlijke en broederlijke voorflagen, welke hun van wegen de Franfche Republi- k gedaan zijn» wij de laatfte middelen zullen in 't werk ftellen, om de plaats In haren volftrekten ondergang te ftorten. Ik moet u berichten eri hun officieel doen verftaan, dat eene Franfche Arme'e, onder de bevelen van den Generaal Dumourier reeds in het bezit van de ftad Breda en twee andere fterkten is, en dat dezelve Armée op den tegenwoordige ogenblik in het binnenfte van Holland moet doorg gedrongen zijn. De omftandigheden moeten u overtuigen van de nutteloosheid van eenen overbodigen tegen* ftand , die alleenlijk tot nadeel van de inwoonders diend, welke wij wenfchen als broeders te behandelen, en die misfchien in de daad Hechts de onfchuldige offers van het eigenbelang zijn. De Generaal enz. (getekend) miranda. Hoch-  C 81 ) Hochten, den 28 Februarij 1793» De Generaal Miranda aan den Generaal Levencur. Ik verzoek u, Generaal, dat gij vanSt. Truijen of Luik vier twaalfponders doet komen, en dezelve agter een goede borstweering plaatst, op dat gij eenige gloeijende kogels, door wederftujting op het water (par ricochety naar de kant van Wiek kunt werpen, terwijl wij van deze zijde hetzelve met zestienponders op Maastricht zullen doen. Dit laatfte middel, gevoegd bij de vernielingen, die de brandftichtingen door de bomben veroorzaakt hebben, zal misfehien de plaats in weinige dagen in onze handen geven: dit is alles wat wij, in het tegenwoordige jaargetijde, en met de middelen en bevelen die mij gegeven zijn, doen kunnen. Ik herhaal het u: het oogmerk is geene belegering, maar enkel en eenvoudig een bombardement. Twee Officiers , die dezen morgen hier van uwentwegen gekomen zijn, hebben mij verzekerd, dat er bedienden van de Emigranten, de Stad Maastricht door de Wickfche fterkte uitgaande, in uwe divifie ontvangen zijn. Ik beveele u het naauwkeurigfte toezigt ten dezen opzigte, dewijl F de  C 82 ) de wetten tegen de Emigranten, evenveel welke, *eergeftrengzijn;endat deze bijzondere perfoonen* waarfchijnlijk Spions van onze vijanden, gewigöge nadeeJen van de belangen van de Republiek, welke wij met de uiterfte geftrengheid dienen, kunnen toebrengen. Een ander Officier van uwen Staf is naderhand gekomen, raad vragende wegens deplaatfing van uwe batterij, en deze is wel dra begonnen met ons Jesfen voor tefchrijven, en ons te willen doen geloven, dat het geen wij hier doen,flechts den fchijn van eene belegering had, enz. Gij gevoeld wel dat deze ftap van zijnent wegegeen zaak was, die ik moest goedkeuren, noch met geduld aanhooren. Tracht uwe kriigs! verrichtingen, in den eenvcudigen en letterlijken zin, dien uwe orders medebrengen, uit te voeren; in alles overeenkomftig aan de bedoelingen van den Generaal en Chef Dumourier, en niet in denzin, dien mij toefchijnt dat deze uW Stafofficier, welke mij dezen morgen van uwent wege over dit onderwerp is komen fpreken, daar aan hecht. Zo er ondertusfchen iets bij ons is, dat u voor de nieuwe batterij van twaalfponders van nut kan zijn, hebt gij het maar te vragen aan den Generaal der Artillerij d'Hanghest, die het u bezorgen zal. Pa.  C «3 > Parijs, den a Maart 1753, liet tweede jaar der Republiek» De Oorlogsminister aan den Oeneraal Miranda. Ik heb, Generaal, met uwen brief van den vf9 dezer Maand, de berigten, die gij mij wegens den voortgang der belegering van Maastricht geeft, ontvangen. Ik ben niet verwonderd over dentegenftand dien deze plaats doet: vijf of zes duizend Emigranten, aan welker hoofd d'Autichamp is. en die van alle zijden den dood te gemoete zien» moeten de Inwoners beletten zich over te geven, dat deze anders misfchien begeeren te doen Gij moet over dezen tegen (land zegepralen; de (landvastigheid van een gebooren Spaansch Generaal, en zijne onverzettelijkheid om te overwinnen moeten deze zege te wege brengen. Ik berust dan in de werkzaamheid, waar mede gij in dezen gewigtigen aanval volhard. Een vuur zonder tusfchenpozing moet eindlijk deze plaats doen bukken; en zij moet tot de muren toe afgebrand! worden, zo zij blijft weigeren zig over te geven. Ik keur uwe fchikkingen, wegens den marsch van uwe Armée op Grave, om dè bedrijven van den Generaal Dumourier te onderfleunen, goed» latende er tien duizend man van de Belgifche Armée , om het beleg van Maastricht aan te houden» Fa &  C 84 ) . Ik heb met vermaak gezien, dat de richting1 der voorhoede van uwe Armee over Venlo zo .geducht is als men kan verlangen, en ik doe recht aan de fchikkingen van den Generaal Champmorin, welke zeer goed zijn, en die de Pruisfen in' dit gedeelte wel in bedwang houden. Het is ook een voordeel, dat de Oostenrijkers van den post te Laroche verjaagd zijn. De werkzaamheid der troepen, die hen verdreven hebben, doet niets meer vandezelven verlangen. Men erkend overal den ijver van den Franfchen Soldaat, en die geeft de grootfte hoop,' voor het overige van den veldtogt, dien wij beginnen. Qetekend) beurnonville. i"> na;;.; 91 n9&9^9tftt3i(>ihint*t3*ba* ssar. * r» Te Luik, den 2. Maart 1793, het tweede jaar de» Franl'che Republiek. Bij duplicaat. Pc Generaal Valence aan den Generaal Du* . mourier. 0°z« droom wegens Holland is gemist, mijn waarde Generaal! Het geen ik voorzien heb is gebeurd. De vijanden hebben Lanoue en zijne cantonnementen ter linker- en regterzijde aangevallen. Hij heeft voorts zijn camp voor Aken neer-  C 85 5 neergeflagen, maar het is geforceert geworden. Ik heb de tijding van den aanval gister avond ten elf uuren gehad, en dezen morgen ten vijf uuren verneem ik, dat hij Aken verlaat, en naar Herve terug trekt. Na deze onaangename tijding, denk ik dat men den tijd moet nemen, die nodig is, ten einde Miranda befiuite over de Maas te trekken, om Mag te leveren of het beleg van Maastricht op te breken, zo bij de Maas niet over wil trekken. Wij, Thowenot en ik, denken dat, wanneer Miranda deze partij kiest, Leveneur naar ons terug moet trekken en de brug van Vifet verwoesten, en dat, geduurende dien tijd', Miranda een ftand. moet nemen die den vijand kan beietter, door Maastricht te trekken. En gij, mijn Generaal! de Voorzienigheid, die over Frankrijk waakt, heeft gezorgd dat gij niet ingefcheept zijt! Vlieg hier na toe; ik verklaar da&t zo gij niet koomt, ik niet in ftaat ben zodanige magt in zodanig eenen ftand te bevelen: gij herinnerd u dat ik er den Minister van gewaarfchuwd had, wanneer hij gewild heeft dat ik u vervangen zoude bij uwe eerfte afwezigheid. Het is blijkbaar dat de onderneming op Holland geen plaats meer kan hebben, wanneer'wij "genoodzaakt zijn het beleg van Maastricht op te breken. In allen gevalle kunt gij hier binnen vier en twintig of dertig uuren zijn: Vlieg hier heen, ik herhaal het u, gij zult nog in het F 3 tfid»  < 86 ) tijdflip we2ea, dat gij kunt befluiten tot die gij te kiezen hebt. Ik weet nog geene tijding van geheel de linkerzijde der cantonnementen; waar Champrnorin is enz. . . . Vlieg Bier na toej werp volk in Mechelen, en gij zult, als ge aangekomen zijt, tijd hebben om te befluiten, wat ge met de Armee, die Breda genomen heeft, doen wilt. (getekend) de Generaalen Chef VALENCE. P. S. Zo gij zelfs uw oogmerk op Holland nog zoudt willen volgen, moet het plan van veldtogt verandert worden, en gij alleen kunt het doen: de ogenblikken, zijn eeuwen. Gij alleen, het geheel beftuurende, kunt eene *>eweging, die Maastricht of onzen aftocht in de waagfchaal van een gevecht fteIt, beflisfen. Hoduen, den s. Maar: l;,p3i €t Generaal Miranda aan den Generaal Falence. MIJN WAARDE GENERAAL! In den toeftand waar in wij zijn, onze voorposten teruggeflagen, en gij met het ge- hee-  heeïe corps troepen tusfehen de Roer en de. Maas, buiten ftaat zijnde om te beletten dat de vijand over de Wickfche brug binnen Maastricht trekt, in dezen ftaat, is de partij, die wij te kiezen hebben, deze: dat Leveneur door Vifet terugtrekt; dat ik mij met hem vereenig met de troepen die Maastricht belegeren ; dat wij eenen ftand nemen tusfehen Vifet en Tongeren, om den aftogt van mijne Artillerij te befchermen en dat wij tragten den vijand in bedwang te houden tot , uwe magt zich vereenigende met de mijne, wij in ftaat zijn om hem aan te vallen en te liaan. De corps van Campmorin en Lamarlière kunnen de Pruisfen tegenhouden, de linkeroever van de Maas bewakende, het geen de beweging, die de Generaal Dumourier wil maken, als hij van onzen toeftand kennis heeft, zal bevorderen. De officier van den Generaal Tardy, mij verzekerende dat al de Generaals de magt van den vijand ten minften op dertig duizend man fchatten, kon ik met een corps troepen van ten hoogfte tien a twaalf duizend man de Artillerij niet verlaten, en op den vijand aantrekken, om hem op te houden, terwijl ook eene bezetting van zevenduizend man mij van agteren kon overvallen. Ik geef, ingevolge hiervan*, mijne orders, en verzoek u, mij alle uwe fchikkingen bekend te maken, om gemeenfchaplijk te kunnen werken. F 4 Ton-  ( 88 ) Tongeren, ro uuren >s morgens, y Maart> ^ %W"at mranda üan *" G!neraal Ik ontvang mijn waarde Generaal, uwen brief van deZen morgen , op het ogenblik van nW aankomst alhier. Ik bezet Tongeren door * corps troepen van zesduizend man, en ik geef Jast aan Leveneur, om dooreen ander, gelijk* getal, de gemeenfchap tusfehen Vliet en Lu* te houden 0p dat de vijanden, noch van de eene noch van de andere zijde, zouden kunnen doordien. Voorde laatfte fchikkingen zal ik «ij m perfoon, met den Generaal Bouchet, naar teÏ ree2eVen' °m U g^nfchapli.k te ^erk te gaan, en befiisfende maatregelen te ne«en, die ons bij onze vijanden geducht zullen maken en ons in ftaat kunnen ftellen om aanvallende te werk te gaan. Ik heb mijn aftocht, zonder ontrust te worJen._volbr.gts en in Tongeren alle mijne Artillerijin zekerheid gebragt hebbende, zal dezelve ogenbhkli* door den fteenweg van Luik „ Leuven defileeren. W Maak u niet ongerust wegens den aftocht van Lmarhère en Champmorin; ik ben bijna zeker dat ztj denzelven gemaklijk door Diest en Su Truyen  C 89 ) Truyen zullen volvoeren, en zich bij ons veel eerder vervoegen dan door den weg vanMafeyck. Tot wederziens, op den middag, (getekend) miranda. Moerdijk, den 3. Maart, I79S-' De Generaal Dumourier aan den Generaal Miranda. XJw' brief (•) had ik nodig, mijn waarde Ge* neraal, om mij een weinig gerust te ftellen wegens de gevolgen van den fchok, dien de Gene» raai Lanoue bij Aken ondergaan heeft. De brief, dien mij Valence, bij duplicaat, gefchreven heeft, heeft mij veel leed gedaan, zonder dat ik ondertusfchen eenige berekening heb kunnen maken, want hij geeft mij geen den minden uitleg De rekening, die gij mij geeft, is oneindig duidlijker en fteld mij gerust. Ik kan u niet beter be- ant.' (*) Het eerfte gedeelte des briefs van Miranda aan den Oorlogsminister, in dato Luik den 4 Maart, is het affchrift van dien geenen, waarvan Dumourier ter dezer plaatfe fpreekt. Hij was Atn aden gefcbrev«n. ¥ s  C 90 ) fhtwoorden dan door u het affchrift van mijn bnef aan Valence te zenden. Gij ziet dat wij het eens zijn. Verdedig de Maas met alle magt; en zo de vijand ze wil overtrekken, ruk dan tegen hem aan. Deze fiere houding zal den (legten indruk, dien de verwarring van onze voorhoede veroorzaakt heeft, wegnemen. Behoud deze richting veertien dagen; in dien tijd zal de Belgifche Armée buitengewoon verfterkt worden, en de geheurtenisfenzullen veranderen; in dien tijd zal ik alleen meester ziin van de helft van Holland, of ik zal mij bij u gevoegd hebben, maar ik kan niet voor vijf of zes 'dagen eene Armée verlaten, die wonderen doet door de beguicheling van mijne tegenwoordigheid. De Wïllemftad is in vuur, op het ogenblik waarin ik u fchrijve , en zal waarfchijnlijk heden avond ftormenderhand ingenomen zijn. Berneron commandeert deze belegering; d'Arcon heeft alle de buitenwerken van Geertruidenberg genomen, en zal het dezen nagt bcmbardeeren. Ik omzet den Moerdijk met batterijen, die overmorgen gereed zullen zijn. Vierendertig tranfportfchepen ko. men af door de vaart van de Klundert, onder befchutting van deze batterijen, om mij aan den anderen oever te brengen, waar ik, totAmlterdam toe, niet den minften wederftand zal te lijden hebben. De omwenteling van Holland hangt van deze expeditie af, en zo ik ilage zal ik uverlosfen van de.  ( 91 3 de vijanden, die dan tegen mij op zullen trekken» en die ik zonder moeite zal Haan in een Land, doorfneden met kanaalen , waar ik betaling kleding , krijgsbehoeften en voorraad zal vinden, en veertig of vijftig duizend mannen, vol van de warmde Gemeenebestgezindheid. Zo ik van dit allergewigtigfte voordeel afzie, zou ik het Belgifche in deze Lente niet kunnen redden ; daar ik integendeel, wanneer het mij gelukt, U allen zal redden, door den vijand in den rug te vallen. De Hoilandfche troepen vechten met wederzin tegen ons, en zullen zeer blijde zijn mij tot hunnen Generaal te hebben, wanneer ik de Staten Generaal noodzaak hen te gebieden zich hij ons te voegen. Alles hangt van de overgave van de Willeraftad en Geertruidenberg af; zo deze bukken, ga ik aan. den Moerdijk over, om dat mijn' aftocht dan verzekerd is; zo zij zich niet overgeven , doe ik het corps, dat ik bij mij heb, vermeerdert met dat van Deflers, op het punt dat het meest door de Pruisfen bedreigt wordt, aantrekken- en ik ga het bevel over de Armée hernemen. Maak dan aan de troepen bekend, dat mijne afwezigheid tot haar nut diend, dat ik de vijanden van agteren zal aanvallen, terwijl zij dit met alle kragten van vooren zullen doen. Deel uwen ijver en moed aan. de andere Generaals mede , bekoel de hersfenen, en vertegenwoordig mij. Niets is nog bedorven i maar alles zal bedorven zijn, zo.iH» in geval der in- ne.  C P3 > «mingeval, de Willemftad en Geertruidenber,, mijn prooi verliet. 8 * {getekend) De Generaal en Chef DUMOURIER. aan den Generaal Valence. VS? den Moerdijk' de" 3, tüm 1793, het twesd* jaar der Republiek. 1 hierry brengt mij, mijn waarde Valence uw dukaat. Ik ben verre van den droom op* Holland voor afgedaan te houden, hoe ongepast tmj deze uitdrukking voorkoomt. De vijanden hebben niet meer dan twintig of vijfentwintig duizend man ; zij hebben de cantonnementen van uwe voorhoede vermefat, en gif denkt het berispend oordeel, dat gij altoos over onze cantonnementengeveld hebt, te bevestigen Zo deze cantonnementen met vaardigheid onder', fteund waren geweest, zo men verllandige vereemgmgen van de troepen,had gemaakt, gelijk het behoorde, terwijl deze voorhoede, die ver, fterkt en vermeerderd had moeten zijn, een leger van waarneming, dat een beleg dekt, ware geworden, dan had men dergelijke nederlaag niet geleden. Ik heb u dezen morgen gemeld, dat ik den uit- flag  ( 93 ) flag der twee belegeringen van de Willemftadt en Geertruidenberg wagt; dit is de zaak van een mar dagen, en gewisfelijk, ik zal geene overwinnende Armee den moed benemen, door haar te verlaten in 't midden van hare vorderingen, en pm wat te gaan-doen?.... de belegering van Maastricht is opgebroken; Aken is verlaten; er is voor u en de andere niets te doen, dan u onderling te verdaan, om.de Maas te verdedigen en Luik te dekken, door de richting van Herve. De Generaal Thowenot, die mij alle mijne richtingen en alle mijne bewegingen heeft helpen ontwerpen,' zal u dienen om dezen ftaat van verdedi-, ging, dien gij gemaklijk, geduurende veertien dagen, kunt houden, vast te ftellen, en in dien, tijd zullen de zaken eene andere gedaante aannemen. Zo de vijand door Maastricht wil trekken han Miranda, te Tongeren geplaatst, hem tot. onder de muuren van de ftad op 't lijf vallen, om dat gij hem zult vergezellen, en de bewegingen van den vijand op het voetfpoor volgen. Zo de vijand op Herve komt, kunt gij dezen post lang verdedigen, die dadelijk aanmerklijk verfterkt is, nadien ik uit de dagtekening van den brief van Leveneur zie, dat deze naar Henry la Chapelle gerepliëerd moet zijn; waarom ik vooronderftel dat alle mijne Artillerij behouden is, zo wel als geheel de linkerzijde van de voorhoede. Deze fchok moet tot eene les dienen, maar het zou zeer te bejammeren zijn, dat hij de Generaals der Re.  c 94 y Republiek nederfloeg, tot op het punt van Oo. bekwaam te zijn om de Mm. te verdedigen tegen eene tot nog toe geringere Armee. Jk hOOD dat men de eerfl£ bedweJn]].ng P men en dat uw feerfte Cour.er * tijdingen zal medebrengen. Gij begrijpf da' ft dezelve met ongeduld wagte. Ik verbeeld mii dat gij uit het corps van d'Harville alles zult trekken wat gij kunt, zo wel als uit het inwendige gedeelte. Ik heb Beurnonville gemeld, ons alle de troepen, die hij in handen kan krijgen te zenden. Deflers verzameld voor Antwerpen een corps van zes a zeven duizend man, dat van veel nut zal kunnen zijn, zo weI als de vijftien duizend, die ik bij mij heb, wanneer het noodzakelijk zal zijn dat wij ons vereenigen. Goeden moed, waarde Valence! Dit is flechts een fchok, dien gij gemaklijk kunt herftellen, en die hoop kan geven dat wij ons ter goeder uure wederom kunnen vereenigen. (getekend) De Generaal en Chef dumourier. Foor overeenkomend affchrift, (getekend) dumourier. Moer-  C 95 ) Moerdyk, den 4. Maart, het tweede jaar der Republiek.' De Generaal Dumourier aan den Generaal Miranda. oedig Republikein! mijn Broeder! mijn Vriend! vergeet uw verdriet, doe door uwe Armee de inneming van Geertruidenberg vieren, dat zich heden avond ten half vijf uuren bij capitulatie heeft overgegeven. Ik hoop dat de Armeeën in het Belgifche den moed beginnen te hervatten en door eenen edelen naijver worden aangevuurd. Geertruidenberg, gedekt door bijna ongeniakbaare overftroomingen, verdedigd door een aantal fterkten, omzet door eene geduchte artillerij, met een guarnifoen Zwitfers, heeft het flegts zes en dertig uuren tegen de Franfche vuurigheid en de bekwaamheden van den Generaal d'Arcon kunnen uithouden. Het is de fleutel van Holland, van welke zijde ik deze Provimie zou willen aantasten. Gij oordeeld, mijn vriend! dat ik meer dan ooit vervreemd bén van een plan te verlaten , dat mij betaling, krijgsbehoeften, onderftand en bondgenooten zal bezorgen; een plan dat het Belgifche zal redden, en Frankrijk tevens door wederkaatfing. Zie hier wat er ftaat te gebeuren: De Pruisfen  C p6* ) fen zullen de Oostenrijkers verlaten, om den Haag en Amfterdam ter hulpe te fnellen, waar ik eerder dan zij zal zijn. Ik zal hen bevegten aan het hoofd van dezelfde Hollanders telgen welke ik thans te veld trek. Gif zult naar Grave terug marcheeren, dat g,j nemen zult; van daar zult gij Nymegen aanvallen, en wij zullen elkander altoos de hand bieden. Middelerwijl zal de Generaal Valence, niet meer met de Oostenrijkers te doen hebbende, boven welke hij oneindig talrijker zal zijn, door de onderfteuningén die hem van alle kanten toekomen, hen ophouden, tot dat gij hen door het land van Kleef en Gulik weder in de flank valdt. De Pruisfen hebben twee wegen om te tragten mijne overwinningen te duiten : de eerde is de overtogt van de Maas, langs Roermonde of Venlo , te dwingen, om door de Kempen Antwerpen aftefnijden. Ik heb daarin voorzien, door het doen verzamelen van een corps troepen tusfehen Breda en Bergen op den Zoom, onder bevel van den Generaal Deflers, het welk vóór den ioden vijf a zes duizend man derkzal zin, en dat, door de troepen , welke Beurnonville afzend , tot vijftien of twintig duizend gebragt zal Worden. Zo gij begrijpt dat de Pruisfen deze partij zullen kiezen, moer gij Champmorin en Lamarlière onderdeunen en gij zult den overtogt van de Maas betwisten: zo zij vóór u zijn overgetrokken, zult gij u vereenigen met Champmorin, Lamarlière en Deflers, GS  C 97 ) gn gij zult hen door overmagt flaan. Ik twiifiel of zij wel fterk genoeg zullen zijn* om deze «erfte partii te kiezen. De tweede partij, welkê de Pruisfen kunnen nemen, is reg.ftreeks op Nymegen aan te trekken, om met dubbele marlchen Amilerdam te bereiken. Zo zij dit d.>en. zult gij Deflers zenden, om mij te verlrerken door denzelfd. n weg, dien ik zou gi-nornen hebben, en gij zult Grai/e en vervolgens ï\\megen belegereri. Zo zij g(in vah beide deze partijen kiezen, en 2o zij mer de Oostenrijkers vereenig-', blijven, om in het Belgifche door te dringen, alsdan zult gij vervolgens, verzeld van Valence, hen op de Maas bezig houden; en zo zij de ftoutheid hebben dezelve over te trekken, zonder verllerkt te aijn. zult gij ben met voordeel bevegtem In alle gevallen, uw (land is niet gevaarlijk, maar daar den moed aan de Armee moet wedergegeten worden, en misfchien ook aan de Generaals 'U en Thowenot uitgezonderd: zend ik u eene Redevoering voor de Armee, welke ik u verzoek te doen afkondigen en drukken. De VVdlemltad verdedigd zich zeer wel; maat ik geloof dat dt inneming van Geertruidenberg de bezetting /al ontmoedigen; deze Vermeerderd daarenboven onzen Artillerijvoorraad; want ik neem uit elke rtad het nodige om eene volgende te winnen, Goeden moed, mijn waarde PeruQ vmnjl  ♦iaan» Denk dat er nog grooter zaaken voor on» te doen blijven. De Generaal cn Chef (getekend) DUMOURIER. irnt, den 4. Mart 1793, geëindigt te St. Traven, dia 6dea, en venrokiea des avordi ten één dut. De Generaal Miranda aan de Oorlcgstninister. aanval op Maastricht, Burger-Generaal! hield met het grootfte gevolg aan, -en op den aden van deze maand waren onze bctterijen van 34 ponders reeds gereed om een vernielend vuur te beginnen, dat ongetwïjffeld de ftad tot ■ het laatfte uirerfte zou gebragt, en haar tot de overgave genoopt hebben, wanneer ik de? morgens ten elf uuren de cfficièele tijding van den Generaal Lan -ue, bevestigd door den Generaal Valence, ontvangen heb, d;t de vijanden onze voorposten aan 1 de Roer hadden aangevallen, dwars door de troepen van het obfervationsle. ger dat de belegering van Maastricht dekte, door den Generaal Lanoue gecommandeerd, warer heengedrongen, en dat zij zich, in alle fnelhe:;'., met een magr van vijf en dertig duizend tón-naar de WickYchè-zijè'e begaven,' om een °. on-  C 99 ) ónderitand van troepen in Maastricht te voerenden de plaats te redden, door het beleg en den aanval te doen ophouden. In deze omftandigheden had ik naauvvlijks den tijd om het corps van drie duizend man, onder bevel van den Generaal Leveneur, dat voor Wiek: geposteerd ftond, en dat drie uuren te voren reeds door de voorhoede der vijanden was aangevallen , te doen aftrekken. Niettegenfïaande deze beweging, deed ik ons bombardement, op de gewoone wijze, op de plaats aanhouden, om mijne voornemens te bedekken, en wel met zo veel gevolg, dat nooit de brand, zedert het begin der belegering, zo aanmerklijk geweest is. Te middernacht liet ik den aftocht beginnen, doende alle de Artillerij, die in het beleg gediend had, voor ons uit trekken, en welke gelukkig te Tongeren aankwam, gedekt door een corps van vier duizend man, dat de agterhoede uitmaakte, en dat de vijand niet konde naderen, ondanks de magt, die hij hier toe afzond; wordende dezelve gemaklijk door de onzen teruggeflagen. Een corps van zes duizend man wierdt voordeelig te Tongeren geposteerd, onder de bevelen van de Generaals Egalité, Ruault en Blottefter'; en een ander, onder die van de Generaals Diettman en Ylher, dat het geheel van de troepen was, het-geen tot hiertoe het beleg van Maastricht had uitgemaakt, wierdt geposteerd op de hoogten van Haccour, bij Vifet, om G z Luik  C IGO ) Luik te dekken, en te beletten dat de vijanden door eene van de twee wegen, die naar deze ftad leiden, doordrongen. Ons verlies in den aanval op Maastricht bedraagt twintig dooden en tieii gekwetften, het geen weinigaanmerklijk is, bij het fterke vuur van de plaats, dat men ten minften op twee en dertig duizend kanonfchoten rekend. Een gewigtige misflag, begaan door de obfervations-troepen, die de belegering agter de Roer dekten, is oorzaak geweest van deze wanorde in onze krijgsverrigtingen. Ik hoop dat wij ze, door het aanwenden van onze uiterfte pogingen, herftellen zullen, en dat de Natie ons zal bijftaan met voldoende middelen tot de groote ondernemingen, welke zij welgewild heeft, dat wij uitvoerden, om aan hare oogmerken te voldoen. De vijanden hebben heden op de posten welke wij bezetten, vier verfchillende aanvallen ondernomen: twee op Tongeren, waarvan zij met verlies teruggeflagen zijn; een' op Haccour en een* anderen op Herve. Ik heb mij dezen morgen naar den post van Haccour begeven , om denzelven met een aanmerklijk corps troepen te verfterken; en de vijand, die ftout op Jupille aantrok, deze beweging in 't oog krijgende, heeft, na eene korte kanonnade van onze voorposten, zijn marsch opgefchort, en is langs zijn' eigen weg teruggetrokken, van de eene zijde der Maas tot aan de andere. Ik geloof dat de richtingen, wel»  welke de Generaals Valence, Thowenot en ik gisteren genomen hebben, om onze troepen bij een te brengen, misfehien in den ftaat zullen zijn om ze te behouden. Den 5. Maart, gisteren avond ten tien uuren, verneem ik dat dé vijanden door een' vierden aanval, met een corps van twaalf a dertien duidend man Tongeren genomen, en onze troepen genoodzaakt hebben naar Hans en St. Truyen af te trekken, Deze tijding deed mij en den Generaal Valence beiluiten, de troepen van Vifet, Herve, enz. te Hans bij het Kasteel van Luik te doen komen, om eene beweging van geforceerden aftogt ep St. Truyen te maken, waar wij ons zouden kunnen ftaande houden, een' goeden militairen ftand aannemen, en zelfs, het geval veranderende, een' flag kunnen wagen» Ingevolge hiervan hebben wij ons dezen morgen, met genoegzame magt vereenjgd, en ons door den grooten weg van Luik in beweging naar St. Trui jen begeven. Wij vonden, ten halven wege, een corps van drie a vier duizend man, dat de vijand in het dorp Oreye gebragt had. Onze geregelde troepen hebben het aangevallen , en het is naar Tongeren terug getrokken. Des avonds ten agt uuren is de Armée, met alle haare Artillerij, te St. Truyen aangekomen, alwaar wij eenen voordeeligen ftand genomen hebben , befchermende den terugtogt van onze G 3 ma,-  magazijnen en hospitaalen,zowel als van eenige kleine corps troepen , welke of door onmooglijkheid om hen de orders in tijds te doen toekomen, of door de onachtzaamheid van hunne bevelhebbers, zich nog niet bij de Armee gevoegd hebben. Wij hebben heden fchikkingen gemaakt, om hunnen aftogt te befchermen, en hen voor dezen dag nieuwe bevelen doen toekomen. De houding en de gezindheid vsn onze troepen zijn goed , en men moet hopen, dat zo de gelegenheid zich aanbied, hunne dapperheid en Vaderlandsliefde alle hinderpalen zullen te boven komen, en op onze vijanden zegepralen. De Generaal Valence heeft u, zonder twijffel, berigt gegeven van jhet geen den aanval der vijanden op de cantonnementen van de Roer en Aken betreft, en hij fchrijft u nog heden. Ik bidde umijn verwijl te verfchoonen, in acht nemende dat de voorvallen, die mijne tegenwoordigheid voor de troepen vorderden, mij verpligt hebben bijna altoos te paerd te zijn. Érftsiob s chb asv Krtco n,: j^ov, tavkd (geieekend) Miranda. Stj  c m y . ■ ■■■■ ■ ■ . Sr. Traven, den 6. Maart, ,1793 les avcnds ten 8 ; UUKn. •sg n0flus gtDiorriifyjhi 80Q 3«l» ïtejsièoaSJ r | — m g " ■" ■ ff l«h fl . <• to De Generaal Miranda (tan den Generaal Du- mm¥T.*er.%. ' h *l .' - ,»tiih;f zwj •■■ Bh :aam.>jJ sj iwri criltbiU Jib • M IJ N WAARDE GENERAAL! Xk maak u mét genoegen bekend, dat alle de posten, welke agteT en in'den omtrek van Luik waren, 'dezen avond zig bij de Armee gevoegd hebben, makende dezelve een corps van tienduizend man, zo ruiterij als voetvolk uit. De bjave Generaal Ylher heeft hen met kloekmoedigheid bijeéngebragt en geleid ; hebbende hij dezen morgen gelegenheid' gehad , met 'zes battnillons, waaruit zijne tigterhoede beftond, eén vijandelijk corps ruiterij,"'dat deze terugkeerehde troepen poogde parite vallen, te liaan en te verdrijven.': Maar het geen het zonderlihgfte is, beftaathierin, -dathij den vorigen nagt eene poort van Luik bewaakt heeft, terwijl er de vijanden binnen waren, zonderdat zij hem hebben durven ...... .... • ;»s>« -u..-V -i .n'i^CT hr». £ verdrijven. Onze troepen zijn, in het tegenwoordige tijdftip,, wederom bemoedigd, ziende dat de vijanden voor hen vlugten. Zij vèrlangen flechts met -ïïoM G 4 hen  ( *°4 J hen aan den flag te komen, om een voordeel te herwinnen, dat de onaangename gebeurtenis van Aken vergoed* Ik kan u dadelijk verzekeren, mijn waarde Generaal! dat wij ons kloekmoedig zullen gedragen, en dat w>. waarfchijnlijk onze vijanden zullen flaan; zo er de gelegenheid zich toe aanbied. Ik denk dat gij u kunt ontflaan van in dn ujdft.p hier te k„men; dat gij uwe krijgs. verngt.ngen ,n Holland zeer wel kunt voortzetten, en zelfs mij welkunt toelaten u eenige ogenblikken te komen zien, of u te vergezellen met een corps van vijftienduizend man ; zonder dat daardoor de zekerheid van het Belgiiche eenig gevaar kan lopen. Het corps troepen, dat voor Leuven zal blijven, i* zeer wel in ftaat om tenen aanvaj, van welke lterkte die ook zij, te wederftaan. Vaar wel! mijn waarde Generaal.' Pat Minerva uwe vorderingen beicherme, en dat Mars uwe luisterri,ke verrigtingen bekroonej P< S. Ik gelast aan Charopmorin u te verge, zeilen , ingevaile hij niet met zekerheid naar Leuven kan aftrekken. Ik hoop dat gij.dit be. fluit zult goedkeuren, De nevensgaande brief »s mijne depêche aan den Oorlogsminister. ïk doe uw nadruklijk adres aan de Armee be, kend maken, het welk zeker niet misfen zal het «evol£ w hebben, dat gij u voorfleld. igetehmty KIR AND A. Moe?-  C ï=>5 ) Moerdijk, den 7. Murt 1793» het tweede jm der Republiek. De Generaal Dumourier aan den Generaal Mi* randa, u we beide brieven vergelijkende, mijn waarde Miranda, kunt gij bij u zeiven oordeelen, hoeveel dienst mij den tweeden doet, vooral n» de weinige hoop, welke mij de eerfte Het. Gereed om aan den Moerdijk over te gaan; gereed cm alle de moeijelijkheden te verwinnen; gereed, eindelik, om voor altoos de vrijheid en de glorie van mijn Vaderland en van Holland te ves'igen, zag ik alles verloren, zo gij mij niet, ten aanzien van uwen ftand en ten aanzien van de gezindheid der Armee, gerust gefteld had; de brief van Valence , maak e mij boven alles wanhopend. Ik zag'er niet in dan verwarring» en geen enkel middel ter redding. Voor het tegenwoordige herleven alle mijne verwagtingen, de gevaren verminderen; wij hebben den tijd voor ons, en zo gij mij van uwe zi de beantwoord , waaraan ik niet twi/el, heb ik van de> jnijne alle hoop. Gij hebt volmaaktelijk gedaan, met Champmofin en Lamarlière bevel te geven, zich naar Antweipeu ea Breda te replieere». Zij zullen er G s den  C *-o6 ) den Generaal Deflers vinden , en wij kunnen m dit quartier een corps d'Armee, gedekt door , verleidden-rivieren vormer,; da;den vijand kan beletten u aan uwe regieredeomringenden zich doen wikkelen in eene cmftandigheid, welke zeer gevaarlijk vcorhem zoïr' zijn." Meld mij ge'* heel eenvoudig, hoe de Generaal en Chef zich gedraagt; zo hij u door zijne befluiteloosheden belemmerd , een courier zal de ziak afdoen; gjj zijt het mijn vriend, en .Thowenot, die alleen de Republiek kannen behouden. Zeg mij of het waar zij, dat ... . gedefertéerd , is? Zo dit £p is, ha: ons dait riergens elders de oorzaken vas onze ongunst zoeken. Ik verlang, en ik herhaaj het u, dat.eenige van uw afgezonderd Corps zich; vereenigd r.aar Antwerpen begeven, het welk natuurlik .een van de punten van aanval zal z.jn, ipdiem.de..vijand zo.magtig is. aLs mea fchijnt zich te willen opdringen. .De ontruiming van Luis en Aken is niets. De vijand kan. er zich- jiifk beter dan wij-.ftaande houden. Zet de verfter, king van Mechelerr.ten Iberkften voort; ftel eene rivier voor,n„.neem eenen ftand, en houd die:: véértien dagen ;maar, zo als ik u herhaal, vergader^a kern der Armee op het punt van Antwerpen, dat, door Breda onderfteund, de vergaderplaats z=d zijn van dat deel der Armee, het geen de'Oost tenrijkers uit .4e. Nederlanden zal verjagen. Ik heb aan den Minister gemeld-, eenige troepen Baar dit gedeelte te doen trekken, zonder onde^ '- tus-  t 107 > tusfehen de bezendingen , die hij ...naar u moet doen, te verminderen. Over veertien dagen zullen wij fterker dan de vijanden zijn; en, dank aan u, wij zullen Holland daarenboven hebben. Na uwen brief, reken ik er morgen in te trekken. Zo ik mijn doel bereik, zullen de pruisfen u verlaten, om naar mij toe te komen; zo mij het goede gevolg mislukt, zal ik u gaan vergezellen, en wij zullen eenig ander middel vinden om^r in te komen, een der ileutels van het land houdende. Ik zal u niet toelaten mij met 15,000 man te komen vergezellen, dan wanneer de republikeinfche geest en de moed geheel in de Armee opgewekt zullen zijn, en wanneer eene aanmerklijke vermeerdering van kragten haar oneindig talrijker dan de vijand maken zal. Mijne voor» deelen zelve moeten u .helpen, en het isugemaklijk aan mijne brave krijgsgezellen. te verze* keren, dat ik, tegenwoordig of afwezig, altoos op hun gedrag invloed moet hebben; zeg hen, welke voldoening ik gevoele, in hen altoos die overwinningen, welke wij te famen behaald heb« ben, waardig tè. vinden. Vaar wel, mijn vriend, en meer dan immer mijn vriend! Dat wij altoos elkander waardig zijn, en denken wij dat er Hechts twee of drie goede koppen moeten wezen, onv de Republiek te behouden! De Generaal 'en Clief (getekend) DUMOURIER. Tie-  C io8 y Tttoeo, den I htem itj^ D< Giraal Miranda aan den Generaal Dumovrier. Mijn waarde genuaa:! Zie hier nevens het affchrift van mijne ~ehedepêche van heden aan den Oorlogsminister. Zij zal o volkomelijk onderrigten van den tegenwoordlgen toeftand der Amée en onzer krijgsverrigtingen. Gij ziet da: aiie zaken eene betere gedaante aannemen, en dat het alleen aan ons zeiven afhangd, uit het ongeluk zelfs eene zeer voordee' uge partij te trekken. M jutte aus£ biet pi fc &=j. Alles is op dit ogenblik in de beste richting om uwe= heldhaftige ondernemingen te onderfteuner, De Armee ,s * den overvloed, in de goede or. der, en bezield door hare Republikeinfche dapperheid, het fe* mij dat op uw adres geen order ge fteld rs, dat het publiek gemaakt is, zo als ik m ^d voorgenomen i Valence heeft tegenwerpmgen gevonden, en de begeerte om de goede e ndragt en overeenftemming, zo noodzake^a dit tegenwoordige tijafiJp, te Dehoudeflj ^ *'- ~ ■ - mij  C 109 ) mij veel afftaan in zaken, op welke ik, in andere omftandigheden, niet zou toegeven: ik zal het ondertusfchen wel haast zien. Maak ftaat, mijn waarde Generaal, dat wij ons in onzen ftand van Leuven zo lang zullen ftaande houden als gij het begeert, ert ik fta er u voor in, zelfs met de magt waar mede wij hier aangekomen zijn. Lamerlière en Champmorin zijn gelukkig te Leuven en Diest aangekomen, hebbende eenen gefchikten aftogt gedaan; gelijk gij uit hunne raporten, die hier nevens gaan, kunt oordeelen. Ik zal met Thowenot de nodige fchikkingen maken, dat zij zich in beweging naar Antwerpen kunnen begeven,- Ik dagt dat deze twee Corpfen morgen naar Antwerpen moeftèn op marsch gaan; maar dit is het gevoelen van dan Generaal Valence niet; wij zullen wagten tot het zijn wil zal zijn: ■ maar ik zal het doorzetten. Vaarwel! (getekend) miranda. ,St.  Si. TniijêD, der. é 7Icn ifjj. Z)5 Generaal Miranda aan den Generaal Beur non. rille, Mi nisier van Oorlog. y^edert miin' laatften Brief, Burger Generaal, zijn al de Crrps, die van de Armée waren afgerohdérd gebleven, onder de bevelen van de Generaals Ylher, Lamarlière en Champmorin, vereenigd, hebbende de vijanden, die hen vervolgden , min of meer geflagen, en hunnen aftogt met bet beste gevolg volbragt. Als mij de oniHandige raporten hiervan officieel zijn toegekomen, zal ik de eer hebben ze u te zenden. Pe Troepen der voorhoede van de Armée heb' ben ïelijklijk tegen over Tongeren een vijandelijk Waarneming-Corps, dat ons vervolgde, teruggeflagen. De Armee is geduurende den 6 en 7 dezer in haren ftand voor St. Truijen gebleven, om rust ann Je Troepen te geven, en de vereeniging van de afgelegen Corps te befchermen. Zij zal dezen dag eene beweging maken om zich naar Tienen te begeven, alwaar wij onze Veld Equipsgiè'n en voorraad in overvloed hebben. Morgen zal zij waarfchijnlijk eene groote richting voor Leuven nemen, die het Belgifche volko- rr.sn  t Mi ) men dekt, en ons tevens in ftaat fteld óm nan« vallender wijze op alle punten, waar onze vijanden zijn, te werk te gaan. Hier zullen wij de orders van den Generaal Dumourier en de beflui* ten van de uitvoerende magt wagten. Ik verneem dat een van Parijs aangekomen Coulier, gezonden aan den Generaal Valence, op verfcheiden plaatfen opgehouden is, onder voor* wendfel dat hij depêches, die .het Vaderland zouden verraden, medebragt;deze eerloze aantijging befchouw ik beneden mijne waardigheid, en ik meen er niet beter op te kunnen antwoorden , dan door de verachting. .... De Natie is'te wijs om geloof te jlaan aan de onwaardige berigten van lafhartige Deferteurs, die hunne posten verlatende, hunne fchandemeenen te bedekken, door het lasteren der brave Burgers, welke, getrouw aan hunnen pligt, hun Vaderland roemrijk verdedigen. Ik h»op dat gij der Natie deze gevoeiens zu'.'t doen kennen. Het lighaam der Armée en haare Officiers gedragen zich over 't algemeen patriotisch, ondergefchikt en eerbiedig; en ik kenne alleen de Nationale Gendarmerie, (inzonderheid het tweeën denigfte Regiment) waar van alle de raporten fchandelijke en misdadige aantekeningen beheL zen, volgens het geen mij door verfcheiden Opperofficieren der Armée geklaagd is De geftrenge ftraf van dit Corps zoude in dit ogenblik eene daad van rechtvaardigheid en noodzaak-  C na ) ïaaklrkheid zijn. Ik doe hen naar de grenrea van Frankrijk terugbrengen, en ik zend de nevensgaande order aan de Generaals Lamariière en Charrpmorin, om de kwade uitwerkfelcn , die een dergelük gedrag in de Armee kunnen hebben, voor te komen Het nevensgaande affchrift des briefs van den Generaal dMnghest en de raadplegingen der opperhoofden van de Artilleri, met mijn antwoord, zijn uwer overweging' onderworpen. Moerdijk, den 9 Miart 1793, bet tweede Jut der Republiek» De Generaal Dumourier aan den Generaal Mi* randa. CjÜ' mijn waarde vriend, en Thowenot, zijn de eenigen welke mij troost en hoop geven. De inneming van Geertruidenberg heeft mij met honderd en vijftig heerlijke vuurmonden verrijkt, en daarenboven met 40,000 pond buskruid, benevens een vijftigtal transportschepen. De aftogt van Champmorin en Lamarlière is zeer gelukkig; maar het word: van wezenlijk belang, dat gij ze voortzet, den een naar Herenthals den anderen naar Lier; en ik maak u bekend, dat ik den Colonel Westermann met zijn  rijn legioen en de een en dertigfte brigade Gen-, darmcrie, over welke ik niet • zeer te vreden ben, naar Thurnhout zend; dit kleine corps van omtrend 2500 man zal dienen om de Kempen in acht te nemen, alwaar het mogelijk zoude zijn dat de vijand door wilde dringen, om mij in den rug te vallen, zo wij zodanig afgefcheiden bleven als wij zullen zijn. Ik zal den Generaal Marasle, Antwerpen doortrekkende, eene inft.rucf.ie be> zorgen voorden Generaal Champmorin, die het kleine corps, waar van dat van Westermann een gedeelte zal wezen, commandeeren zal. Ik befluit om u te vergezellen; want de brieven van Valence zijn van de allerergfte foort, en voornamelijk die, welken ik heden van hem door uwen courier ontvang. Ik zal morgen ogtend te Antwerpen, morgen avond te Brusfel, en voorts zeer fpoedig bij u zijn. Zodra gij mijn'brief ontvangt, doe dan Champmorin naar Lier, en Lamarlière naar Herenthals vertrekken. Werp in Diest een dapper Commandant, met een battaillon en dertig paarden. Gif moet dit punt, zo als ook Lier, verfterken. Eene beweegrede doet mij vertrekken: zij is deze: om de Belgen gerust te (tellen, en hen tot ons weder te brengen, doör het vertrouwen dat zij in mij ftellen, en vooral door de tijrannij en de onregtvaardigheden, welke zij tot heden toe ondergaan hebbeii, te verminderen. Mijn partij is ten dezen opzigte genomen, wat ook Caml'on en H zijti«  C H4 > Jtijne Hjftrauwanten er van mogen zeggen. Ik zend bevel aan den Generaal d'Anghest, om zich in perfoon naar Douay te begeven. Ik zal op gelijke wijze den Generaal .... ftraffen, om dat hij Huy verlaten heeft, het welk ik begeer dat men herneme. Mijn overtogt van den Moerdijk is gereed om in mijne afwezigheid, door den Generaal Deflers en Thowenot den jongften, uit te voeren. Doe u door de ftaande Artillerij vergezellen. Ik zal veel genoegen hebben, mijn vriend, in u te Omhelzen. Het beleg van de Willemftad blijft fteeds voortduuren; deze plaats verdedigd zig wèl, om dat zij zagtlijk aangetast is geworden. Ik zal binnen twee dagen met u fpreken; ik zal ti dus niets meer zeggen. Mijn paarden zullen, uiterlijk binnen vier of vijf dagen, te Leuven bij mij komen. Ik zal er, in 't voorbijgaan, te Brusfel leenen. Adieu! (in 't Spaamch) mijavriend! De Generaal enz. (getekend') dumourier. P. S. Doe op ftaanden voet mijne Proclamatie aan de Armee bekend maken, ea doe ze drukken. Tie*  C «5 5 Tienen, den 9 Maart 1793. De Generaal Miranda aan den Generaal Dumourier. Mijn waarde generaal! ïk heb u gisteren den ftaat van de richting der Armee en alle de tijdingen, betrekkelijk onzen tegen woord igen toeftand, gemeld. Het corps van den Generaal Lamarlière zal morgen vertrekken, en dat van Champmorin den iaden, om zich naar Antwerpen te begeven, waar zij uwe bevelen zullen wagten. De nevensgaande ftaat zal u de hoedanigheid van deze twee corps, die in alle opzigten niet beter kunnen zijn, doen zien. De Ingenieur-Kapitein Dambarrère, met den Kapitein Marescot, van het zelfde corps, zijn gelast om Mechelen in ftaat van verdediging te ftellen. De algemeene ftand der Armee is vastgefteld, zowel als alle de bijvoegfelen van dezelve, zo als gij uit het nevensgaande oorfpronglijk planzien zult. Alle onze troepen trekken blijmoedig en onverfchrokken naar hunne posten. De voorraad en veldkledingen zijn in genoegzame hoeveelheid aangekomen. Vaar wel, mijn brave en waardige Generaal! H 2 Pa-  C itf ) Rryj, &a I? ihai ij'ju , he: tweede jur der Ittpubli*. £>* Oorlogsminister aan den Burger Miranda, Generaal der Armee in het Belgifche. Ik heb mij gehaastcm aan den uitvoerenden raad uwen eisch te onderwerpen, dien gij denzelven in uwen brief van den 8. dezer gedaan hebt, om eene vaardige en geftrenge ftraf te oeffenen over de Nationale Gendarmerie, in de Armee van het Belgifche gebruikt, en bepaaldlijk over de twee en dertigfte verdeeling, De uitvoerende raad heeft de partij, die gij gekozen hebt, om deze verdeeling naar de grenzen te zenden, en daardoor de andere corps der Armee aan derzelver nadeeligen invloed te onttrekken, toegejuicht. De raad fpoort u aan, dezen maatregel ten aanzien van de andere verdeelingen, over welke gij u beklaagd, te nemen, zo gijdenkt dat derzelver tegenwoordigheid bij de Armee de algemeene veiligheid in gevaar brengt. Wat de twee en dertigfte verdeeling belangd, dezelve heeft baarblijklijk de fchuldigen in haren boezem, wegens welke de uitvoerende raad u magt geeft dezelve door eene militaire regtback te regt te doen ftellen Wat  C 117 3 Wat betreft de andere verdeelingen van deGendarmerie, hetzij gijdezelven naar de grenzen terugzend, het zij dat gij er anders over beichikt, gij zijt eveneens gevolmagtigd, om door militaire regtbanken de ftraf te doen uitfpreken over het oproer, waarvan zij het voorbeeld gegeven hebben. Het zal, in alle gevallen, nodig zijn, dat gij aan den Generaal Dumourier kennis geeft van de maatregelen, die gij genomen hebt om de goede order en de krijgstugt in de Corps van de Nationale Gendarmerie te herftellen. (getekend) BEURNONVILLE. Parys, den «3 Maart 179S, het tweede jaat der Republiek. De Oorlogsminister aan den Generaal Miranda, ] J)e Nationale Conventie heeft, door haar decreet van den aaften dezer maand, mij gelast haar, bij het kortst mogelijke verhaal, opgave te doen van de bataillons of regimenten onder uwe bevelen, welke in de gebeurtenisfen van den 18. lafhartig voor den vijand gevlugt zijn, en , door deze lafhartigheid het behoud van t vaderland in gevaar gebragt hebben. Ik beveele u uitdrukkelijk aan, Generaal, e» mij prompt den ftaat van te zenden, op dat, zo H 3 dr*  C 118 ) dra ik denzelven onder liet oog der Conventie brenge, zij de ftraf voor deze verraders beveele. (getekend) beurnonville. Pan-ïj den 13 Maart 1793, het tweede jair der Républiek.' JV'Xijn Vriend! Ik geloof dat er verraad in onze Armeeën is, en dat dit verraad verbonden is aan een groot complot tegen de Republiek. Zeg mij openhartig wat gij denkt van de Officieren, dia de voorhoede der Armee van Valence commandeeren. Zeg mij wat gij denkt vr.n al wat er gebeurd; houd er, bid ik u, niets van agter. Ik heb zulks nodig, voor de algemeene zaak, te ■weten. Uw Vriend (getekend) pe'TioN. Leuven, den 21 Maart 1793. Miranda aan den Burger P ét ion, lid yan da Nationale Conventie. Mijn waarde en waardige Vriend! Op den ogenblik dat ik uwen brief van den 13. dezer maand zoude beantwoorden, beletteden mij de geduurige aanvallen der vijanden op onze voorposten voort-  C "9 5 voorttegaan, met u de begeerde onderrigtingen", wegens de gebeurtenisfen met de voorhoede te Aken enz. te geven. Sedert dien tijd heb ik hier toe geen gerust ogenblik gehad, en gij zult er over oordeelen , wanneer gij de jammerlijke gevolgen van onze laatfte krijgsverrigtingen, vereenigd en beftuurd door den Generaal Dumourier en zijn vriend Thowenot, verneemd» Uw Vriend heeft niet het allerminfte deel in alle die fchikkingen; welke, verre van overeenkomftig met mijne denkbeelden te zijn, altoos mijne afkeuring gehad hebben; ea zo het in mijn vermogen geweest ware, dezelven te beletten, zou ik zulks zekerlijk zonder aarfelen gedaan hebben. In het gedrag van de Generaals en Opperoffioieren te Aken geloof ik niet dat verraad was, zo als men gedagt heeft; maar ik geloof wel dat er onoplettendheden en zware misflagen in dert dienst van het corps, dat belast was met de befcberming van de Roer, hebben plaats gehad. Een, onder andere, de tegenwoordigheid van den Generaal Valence, die zich op zijn post moest bevinden, hield zich te Luik op, zedert den 23. Februarij. De laatere gebeurtenis te Neerwinden, van eenr veel grooter aanbelang, is niet in 't zelfde geval, en ik verdenk zeer de raad van den GeneTaal, die noch grorldbeginfels, noch republikeinfche geest bezit, om hem voor den blaar» je beveiligen. Ik heb zeer vreerad gevonden, H 4 jig  C I2C ) dat de Generaal Dumourier, die mij altoos over dekriigs- en (taalkundige zaken van de Armee raadpleegde, mij geen woord gezegd heeft; 's- morgens ten elf uuren heb ik mijne Ordre in gefchrifte ontvangen, en ik vernam mondeling van hem dat wij flag zouden leveren, en onze vijanden, ten getale van een en vijftig duizend man , zeer voordeelig geposteerd en met een geduchte Artillerij voorzien,'zouden aanvallen,met een corps troepen, van onze zijde, in getal beneden dat der vijanden, en met alle de nadeelen van den grond enz. zonder eenige kennis genomen te hebben van den grond , noch van den juisten ftand onzer vijanden; kortom ik had flechts den tijd om te zeggen: Maak op mij ftaat, en wij zullen niet misfen uwe bevelen uit te voeren, dapperlijk door vijf verfchillende colonnen aanvallende , en waarvan er drie door mij in perfoon geleid werden. In den aanval vonden wij op weg, uit gebrek aan plaatfelijke kundigheden, verfcheiden moeijelijkheden om te boven te komen; maar midlerwijl vielen wij, des namiddags ten drie uuren, kloekmoedig op vijf verfchillende punten, aan, en tot zes uuren, met een afwisfelend gevolg, gevochten hebbende, waren de troepen verpligt voor het zeer aanmerklijk aantal der vijanden, veel voordeliger geposteerd en onder het hevig en zeer wel beftuurd vuur van hunne talrijke Artillerij, te replieeren; de andere deeten van de Armee ondervonden min of meer het zelf-  C UI } zelfde lot, naar mate van de nabijheid hunner aanvallen aan de liniën en batterijen der vijanden; war er ook de weinig naauwkeurige proclamatie van den Generaal Dumourier, dien het toch nimmer zal gelukken om de gebeurtenisfen en de waarheid te verduisteren, van moge zeggen. Ons verlies is aanmerklijk ; in mijne divifie alleen is een Generaal -Officier gedood en meer dan dertig anderen dood of gekwetst, onder anderen is mijn eerfte Aide de Camp, dien gij kend» aan mijne zijde gefneuveld, en ongeveer twee duizend man, zo dooden als gekwetften ; hier uit kunt gij het- verlies van de twee andere diviliën berekenen. De vijand heeft ons den volgenden dag met woede aangevallen, ons verpligtende agter Tienen en vervolgens tot Leuven af te trekken, alwaar ik tegen dezen namiddag ten drie uuren het centrum en de rechter-divifie van de Armee teruggeleid heb. Deze nederlaag moet zeer jammerlijke gevolgen voor het lot van het Belgifche en voor onze liaatkundige omftandigheden in 't gemeen hebben. Ik ben verwonderd, hoe Dumourier in ftaat geweest is een diergelijken misllag te begaan. Zie daar mijn waarde vriend, het geen ik u in dezen ogenblik betjeklijk den toeftand onzer Militaire zaaken in dit gedeelte, kan zeggen, en waarvan gij u zeker kunt houden, als zijnde de nauwkeurige waarheid, in weerwil van alle de H S ük->  ttitvlugten en alle de drogredenen waarvan zij» die de oorzaak onzer rampen zijn, gebruik kunnen maaken, om die te verduisteren. Er zijn veele andere gewigtiger zaken , die ik u zeer gaerne zou willen bekend maken , doch die ik aan het papier niet kan vertrouwen. Wanneer ik uwen brief, in welken gij mij zeide dat de verfpreiding van het laatst ontdekte complot tegen onze vrijheid zich tot de Armee uitftrekt, gelezen heb, befchouwde ik u als vergrootende en te befchroomd : thans ben ik overtuigd, dat er eene gegronde beweegrede is om het te geloven; en ik verdenk meer dan een'bijzonder perfoon als voornaam bewerker van onzen tegenwoordigen wederfpoed. Ik zal u meer zeggen, mijn vriend; ik heb deze zelfde perfoonen met zijdelingfche behendigheid vooritellen hoorendoen, welke mijne oprechte patriottifche vrij. heidsliefde ontrust hebben; kortom, ik zie dat Wij met fchadelijke en listige bedriegers te doen hebben , die reeds veel kwaad doen, en die kunne:, eindigen met ons te bederven en de vrijheid te vernielen. Zo het mogelijk ware , dat wij èene bijeenkomst hielden, het zij , dat gij in de Armee kwaamt (het geen ik geloof in het tegenwoordig tijdftip van het hoogde gewigt te zijn) het zij, dat gij mij toelaat, om u ergens te komen vinden, ik zoude u zaaken kunnen bekend ma. ken , welke ik geloof van het grootltè belang voor het heil der Republiek te zijn, en die ik °alleen aan  C 133 )v san u, wiens belangloosheid, wiens beginfels erï: liefde voor de zuivere vrijheid mij bekend zijn, vrijmoedig en openhartig kan bekend maken, en ik geloof zelfs, dat er eene cabaal is om zicb van mij te ontdoen, zo als men zich van u, voor den 10 Augustus, wilde ontdoen. Ik fchrijf noch aan den Minister, noch aan iemand een enkel woord. Ik laat Dumourier en de anderen hunne raporten maken, zo als zij het begrijpen; ik geloof dat de deugd en de waarheid onwederftandelijk doorbreken, en dat het masker der list haar niet kan wederftaan. Maak verftandig gebruik van dezen brief, antwoord mij, door den courier die hem brengt, en dien ik opzetlijk ten dien einde zende. (getekend) Miranda. P. S. Onze terugtogt naar Frankrijk en de ont. ruiming van het Belgifche zijn beflist, voli gens het geen mij Dumourier heden ge. zegd heeft, mij een' brief, dien hij aan den Minister over dit onderwerp gefchreven heeft, doende lezen; mij te gelijker tijd, den militairen ftand, die onze Armee thans had , vertoonende. Dit is de eerfte maal, zedert zijne wederkomst, dat hij mij dergelijke bekendmakingen doet; het fchijnt mij toe, dat hij daar door gewild heeft dat ik aan den rampfpoed, dien ons door flegte overleggingen overkomen is, -i - . deel  < 1*4 > deel nam; gij gevoeld dus wel, dat ik ef mij niet in gemengd heb; ondertusfchen zal ik nimmer alle mijne kragten weigeren tot het behoud der Armée en ter onderfteuning der Republiek, aan welke ik mijopregtlijk , tot den dood toe, gewijd hebbe(getekend') Miranda. V',or overeenkomend affchrift (get.) Miranda. In het Camp van Gutfenhoven ten 9 uuren des morgens 17. Maart, i?gt. Bevelen van den Generaal Dumourier aan den Generaal Miranda. 2,0 dra ge mijn brief ontvangd, waarde Miranda, zult gij aan den Generaal Champmorin uwe voorfchriften geven, op dat hij zich belaste met het bewaken van het geheele gordijn van Oplinter en Neerlinter. Zo gij denkt dat hij eene brigade voetvolk meer nodig heeft, zult gij ze hem laten. Het zou mogelijk zijn dat de Prins van Coburg wedervergelding wilde hebben ; en daar ik in dit geval begeren zoude dat het corps d'Armée van den Generaal Champmorin niet nutteloos wierde, zult gij hem gelasten, zelfs de uitgangen aan de voorzijde van zijne bruggen op de Geete te onderzoeken, door welke bij, in geval van aanval, op den regter flank van den vijand kan vallen , zich rigtende naar de hoogte van Wommerfon. Zo deze bruggen afgefneden zijn, moet hij zich belasten met de- zei-  ( w5 ) zelve geduurende den dag te herftellen, om zijne communicatie met ons vrij te hebben. Wat u betreft, mijn waarde Generaal, ik bidde u* uwe geheele divifie op ftaanden voet te doen marcheeren. Gij zult dwars door Tienen trekken , gij zult, in colonne , door den grooten Heenweg komen, en wij zullen u uwe legerplaats of bijwagt aanwijzen. Zo Champmorin geen twaalfponders heeft, zultge er hem twee ftukken van laten. Ik reken ten minden op twaalf battaillons van uwe divifie, onderdellen, de dat gij een brigade aan Champmorin laat. Ik omhelze u. (getekend-) dumourier. Houtmarre, den 17 Maart 1793. D e Troepen, onder bevel van den Generaal Miranda, zullen zich op de hoogte tusfehen Wommerfon en den weg van Saint -Truijen begeven. Zij zullen *er eene rigting nemen. De bosfehen van Wolbergen, en van het Kasteel van Wommerfon zullen bezet wezen. Daar zal een fterke post te Orsmaal geplaatst worden , een andere post te Heelen, en een wagt aan de brug van de Kapel van Bethanie. De Generaal Miranda zal aan den Generaal Champmorin bevel zenden om eene rigting aan de linkerzijde vau Neerlinter te nemen, de drie dorpen van Driefche , Visfecot, Terhaage en Roe-  C U6* } Roere doende bezetten. Indien het mooglijk was om aan de batailjons die verordend zijn om de hoogten te bezetten, tenten te geven, zouden zij kunnen camperen. Het corps d'Armée heeft eene rigting op de regte zijde. De plaats der verdeelingen zal door den Staf der devifie bepaald, en berigt hier van aan den Commisfaris van Oorlog te Tienen gezonden worden, ten einde hij den dienst verzekeren kan. De Generaal enz. (getekend) dumourier. Den i3 Maart. D e Generaal Miranda zal aan de linkerzijde, tusfehen Orsmaal en de Kapel van Bethanie , zoo met zijne Troepen als met die van den Generaal Champmorin , aanvallen. Hij zal de ri Vier over alle de bruggen overtrekken, en op zó veele Colonnes en met magt den vijand in zijne rigting aanvallen. Hij is gewaarfchuwd dat de aanval van Overwinden tot de Kapel van Bethanie algemeen zal wezen. Het geheel van den aanval der linkerzijde ftaat volftrekt onder zijne bevelen. De Generaal Champmorin moet volftrekt de brug van Budingen doen bewaaken, en 'er eene magt toe gebruiken die, in geval van nood, fterk ge-  C 137 ) genoeg is, ©m den vijand met een aanval in dn flank, naar dat gedeelte vanLeau, waar die magt in eene colonne naar toe zou marcheren, te bedreigen. (getekend) dumourier. Aan het Hoofdkwartier van Tienen den 19 Maart 1793 hc* tweede jaar der Republiek. Het woord: Cato, Wraak, Contra woord: Pa* triothme. D e geheele divifie van den Generaal Miranda die zich te Wommerfom en boven Efekkendover geplaatst vind, zal haaren aftogt in goede orde volbrengen, in den oogenblik waar in de algemeene beweging der Armée beginnen zal; zij zal Tienen doortrekken, en eene rigting op de hoogten van Cumptich nemen, de regte vleugellaar den grooten weg gerigt. De Generaal en Chef, (getekend) dumourier. Den  C »8 ) Den 20 Maart. X"^e Generaal Miranda zal zijnen aftogt langs den grooten weg van Leuven, tot aan de kruizing van dien weg, tusfehen de hoogten van Bau" terfem en het bosch van Struijs BIock-Bosch, nemen. Hij moet al zijne Infanterij daar in werpen, en zijne (tukken gefchut aan den ingang van het bosch en in het bosch plaatfen, hij zal terftond boomen doen omhakken. Zijne agterhoede zal door den Generaal Lamarche uitgemaakt worden; en zoo dra de voorhoede van dien Generaal gepasfeerd zal zijn, moet hij met die zelfde boo« men den weg bedekken. Hij is gewaarfchuwd dat de Generaal Egalite', met zijne Infanterij de hoogte van Bouterfem zal bezetten , en dat de Generaals Champmorin en Ruault,de eerde door Wever, de tweede doorKerchem, zullen retireeren, om het Haazenbosch en de hoogten van Bin-. hom te bezetten: De Generaal en Chef , (getekend) dumourier Dit bevel is ten half twaalf ontfangen. Bevestigd de Adjudant-Generaal. (getekend) arnaudin. , * He.  ( "9 ) Het uitgeftrooide ADR^S in het FRAlNSCHE LEGER van '/ NOORDEN. D e Nationaale Conventie heeft de ftoutheid u te verzekeren, zo als ons verhaald is, dat wij al de Deferteurs, tot uw Land behoorende , vermoorden , die voor onze Voorposten verfchijnen. -— Zulk eene Helling van hen, zoude ons niet verwonderen: want hebben zij niet geboden , door een Decreet, niet minder ergerlijk dan wreed, van geen Britfche noch Hanoverfchen Gevangen meer te neemen ? Wij zijn verre van te gelooven dat gij zoo ligtgelovig zijt om het gemelde Decreet geloof te geeven , of lafhartig genoeg om dusdanig infaam Decreet te gehoorzaamen, dat U Verdrukkers gefmeed hebben. Waarom zouden wij menfchen vermoorden, die, om het ijslijk juk af te fchudden dat hunne Rechters hen meer en meer opleggen, in onze armen een Schuilplaats komen zoeken ? Onze Hospitaalen zijn vervuld met uwe Gekwetften , en onze Gevangenhuizen met bcdroogene Franfchen, indien zij niet fchuldig zijn — en uw wordt gezegt dat wij hen Vermoorden ! Dit is waarlijk de grootlte verdraagzaamheid van het onvernuft, en de triompri der dwaasheid. Uw Meesters moeten een zeer flegte opinie van uwe verftaanbaarheid hebben om u met diergelijke dwaaze vertellingen op te houden. Trek u zelve uit uwe dwaaling, en toont hen aan dat gij niet zijt  ( 130 ) zijt het geen zij denken. Kom tot ons; v ij willen u als vrienden ontvangen, die wij bek agen, en tot wiens redding wij met vreugde wenfchen te fnellen. Gij zult het recht hebben te gaan waar gij begeert; Gij zult tot uw voordeel verkoopen beide uwe Wapenen en Paarden: kom daarom tot ons over! Zijt niet verwonderd indien wij hen uw Meesters noemen — want zij zijn meer meesters over u, dan Lodewijk de XIV. een meester over uwe Voorvaderen was. Dien ftrijdbaaren Prins dwong nooit zijn geheel Koningrijk tot matcheeren! (om te veld te trekken) Heeft hij ooit Menfchen , Paarden, Provifie en alle de eigendommen zijner Domeinen in een ftaat van opëifching gefteld? —■ uwe Vrouwen alléén hebben zij tot nog toe u ni§t durven afeifchen. Nooit had Lodewijk de X'v'i, een altoos duurende Guillotine, ea vrees en misdaad waren in zijn tijd, de orde van den dag. Hoe konden zij daarom uw bewijzen, dat zij minder uwe Dwingelanden waren dan uwen Koning de zagtlte en reenfchelijkfte van die see. npn die de nieuwerwetfche Franfchen vermoord hebben. — Uwe Soeveraineji baanden u de weg tot Glorie : in hunne tijd wierdt gjj bewonderd en geacht ; nu wordt gij beklaagt;, doch wij kunnen u noch bewonderen noch achten, tot dat gij zult ophouden zelve te lijden dat gij fchandetijk door Schelmen beiroogen wordt, die gij daar voor kest, ep wie gij uit die oorzaak verfoeien EINDE.