DE VROOME STERFT GERUST, SCHOON DE WERELD IN ONRUST IS; OF DE D O O D D E *R REGTVEE1DIGEI ALS EEN HEENGANG NA DE EEUWIGHEID IN VREDE MIDDEN IN de ONRUST VAN DEESE WERELD BESCHOUWT en VOORGESTELT in e e n e JL JE JE M JE JD JE 2f o v e r LUCAS II. 29. 30. GEHOUDEN TOT BESLUIT VAN HET WONDER. JAAR 1783. OP DEN *.%ften VAN WINTERMAAND D ESZELVEN JAARS VOOR DE LÜTHEB.SCHE GEMEENTE TE ROTTERDAM, DOOR & oT G &C <§ $r $r $ &7 LIERAAR IN DE VOORSZ: GEMEENTE. Te AMSTERDAM Ety JAN ROOS en ZOON, Boekverkoopers in dé Harteflraar-, 1784.   H E TL I B" N" E TLII & VAN DEN S C M M W T M Mo ■ Zo iemand my wilde overtuigen , dat deefe Redenvoering geene plaats verdiene onder weldounvrogce Leerredenen, die zou vergeef'iche moeite doen. „ Welk ecne verbeelding van zig zeiven!" dunkt my, hoor ik my hier op te gemoet voeren. Dan de fluitreden is valsch , fchoon myne ftelling waar blyft: want ik ben van het onvolmaakte — het gebrekkige deefer Leerreden reeds voor my zeiven te wel overtuigt, als dat ik deefe overtuiging nog van anderen zou nodig hebben. De bearbeiding der ftoffe, die ik in deefe Leerreden verhandel, kon ook niet volledig zyn, want zy is, zo als zy hier ten voorlchyn komt, in weinige uuren uit myne pen gevloek, vermits ik dezelve opftelde in een week, waarin ik my met het opftellcn van vier onderfcheidene Redenvoeringen moest bezig houden. „ En waar toe dan de Uitgave deefer ?" ^ Ik bedoel daar geen ander oogmerk by, dan om in 't byzonder voor myne Gemeente een duurzaam gedenkteken te ftigten voor het wonder-jaar, dat wy beleeft en geëindigt hebben. Ik ben van gedagten, dat men by de atwisteling der tyden in 't algemeen en by die van een zeer merkwaardig jaar in 't byzonder, zig met zyn aandagt tot die * a. ge-  iv "qt b Cr • ' ' *75#f tt tftr p\tr irtr gebeurtenisfen niet genoeg bepaalen kan, waar in de aanbiddelyke Voorzienigheid zig zo zonderling geopenbaart heeft. Alleen uit dit oogpunt vertrouw ik , dat men de Uitgave deefer Leerreden, in welke de eenvoudigheid,zo kennelyk doorftraalt, befchouwen zal. Dan waar toe veele woorden ? Schoon ik de uitmuntende preêk-gaven van eenen Jerufakm, Saurin, Mosheim , Tilhtfon en andere groote Redenaars bezat, zou ik my nog met de Uitgave deefer gebrekkige Leerreden verfchoonen kunnen en zeggen: „ De groot„ fte Dfgter verflaaft zig niet altoos aan de regelen der Digtkunde. Invallende gedagten , die de zuivere „ oogmerken van het hart in maateloos rym — met losfe Digterlyke trekken — uitdrukken , treffen „ zomtyds meer als een meesterftuk." De ftrenge en befcheiden Criticus zo wel als de Godgeleerde Wysgcer zal dan ook wel de Uitgave eener Redenvoering ten goede houden , die met een goed oogmerk in 't licht verfchynt, fchoon zy aan de juiste regelen, die de Predik-kunde in orde voorfchryft, niet gebonden is. By de afwisfcling der tyden —— by de vreefelykfte gebeurtenisfen — wensch ik getroost te fterven. Dit doelwit tragt ik by anderen ook te bereiken. Hier toe verwagt ik den Goddelyken zegen. Uit myn boekvertrek, den 19. January.  (I) D E D O O D DER MGTV1E1BIGE1 BESCHOUWT ALS EEN HEENGANG NA DE EEUWIGHEID IN VREDE MIDDEN IN DE ONRUST VAN DEESE WERELD. I N L E I D I N G E. rpréi hen in vrede! Dit was, Geliefde Vrienden in den Heere 1 Jefus! de affcheid-groet en het vaarwel van Elifa aan Naëmnn. i Reg. 5. 19. Elifa, die groote propheet, verlicht door des Heeren Geest * het heil zoekende van Israël, op wien des Heeren Geest rykelyk kwam na Elias hemelvaart, die toen hy leefde tekenen, en toen hy dood was, wonderen deed , zegt hier tot Naëman, den veldhoofdman van den Syrifchen koning, zig als een held gedraagen hebbende in onderfcheidene veldtogten en daarom by zyn Vorst hooggeagt, melaatsch geweest, maar nu door Gods wonderkragt, die in Elifa was, van deefe elendige kwaal verlost, zyn lichaam herltelt en zyne ziel verlicht door de kennisfe van den waaren Godt in Israël, zig noemende Elifa's k»egt9 maar zig eigentlyk vernederende voor Elifa's Godt, den propheet verzoekende om een hoop aarde van Israëls land mede te neemen, ten einde hy daar van een altaar bouwde voor Israëls Godt, in wiens dienst hy, met verzaaking van den afgods- A dienst  c 2 y dienst aan Kimman , voorneeraeris was zyn' overige leeftyd doortcbrepgen — Elifa zeg ik, %ak tot deefen; Naëman: Trek heen- in vrede! Vrede vervat alle wenfchelyk goed in zig* — alle heil en zegen , die den mensch voor tyd en eeuwigheid naar ziel en lichaam gelukkig maakt. De Jooden bedienden zig van dit woord by het groeten en affcheiden van hunne vrienden, hen vrede wenfchende. En in een hooger zin Verffconden zy daar door alle weldaaden, dien de Mesfias door zyn heiL komst der wereld verwerven zou. Die vrede wenscht Elifa Naëman toe: „ Trek heen in vrede! Gaa met een vrolyk hart, met een gerust „ geweeten heen! Gy kent den Godt van Israël. Die zal u op uwen weg geleiden door zyne engelen. Vrees niet! „ De Heere is uwe Godt. Trek heen in vrede!" De dood word dik wils een heenvaart genoemt, en om in vrede te fterven, om in vrede na de eeuwigheid te vertrekken, was het voornaamfte doelwit van alle gebeden en heilwenfehen onde? het godvrugtig Israël. Met deefe vrede trekt Naëman, die groote dienaar van den Syrifchen _ Koning , na Syrien , maar met deefe vrede trekt Simeon, die godvrugtige dienaar van den Koning der koningen, na de eeuwigheid heen, uitboezemende : Heere! nu laat gy uwen Dienaar in vrede heenvaaren, als gy gezegt hebt! Want myne oogen hebben uwen Heiland gezien. Woorden, die ons tot befluit van dit byna ten einde geloopen jaar, ecne gepaste aanleiding zullen gecven om de dood der regtveerdigen met uw aandagt te befclaouwen als een heengang na de eeuwigheid in vrede midden in de onrust van deefe wereld. Dan overtuigt van ons natuurlyk onvermogen in de heilfaame kennisfe der Goddelyke waarheden , wenden wy ons vooraf tot Godt, om hem zyne hulp en zegen tot bevordering van dit heilig oogmerk op navolgende wyfe aftefmeeken: Hz Godt! gy die enz, TEXT;  C 3 ) • * ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^ T E X T. Lucas II. 29. 30. Heere! nu laat gy uwen Dienaar in vrede heenvaaren, gelyk gy gezegt hebt! Want myne ovgen hebben uwen Heiland gezien. Het gedrag van den godmigtigen Sirneon by de voorftelling van onfen Heiland in des Heeren tempel heeft, geliefd» Vrienden in den Heere Jefus! menigwerf onfen geest ontrukt. Voor het tegenwoordige bepaalen wy uwe aandagt tot dat deel van zyn wensch, waar in hy uitroept: Heere! nu laat gy uwen Dienaar in vrede heenvaaren , gelyk gy gezegt hebt ! Want myne cogen hebben uwen Heiland gezien. Wy fpoeden ons tot de betragting van de hopfdzaak, die het onderwerp van onfe gewyde Redenvoering is. De Vroome fterft gerust, fchoon de wereld in onrust is. Wy zullen met uwe aandagt De dood der Regtveerdigen als een hezngang na de eeuwigheid in vrede midden in de onrust van deefe wereld befchouwen. Op twee Hukken zullen wy onfe gedagten vsstigen. Wy zullen I. De dond der Regtveerdigen als een heengang na de eeuwigheid in vrede befchouwen. Heere ! zugt Simeon : nu laat gy uwen Dienaar in vrede heenvaaren, gelyk gy gezegt hebt! II. Zullen wy de grond en oorfaak hiervan aantoonen. Want, zegt Simeon: myne oogen hebben uweri Heiland gezien. De Heere verieene tot onfen arbeid zynen zegen om Jefus wil! Amen! As VER-  C 4 ) V E R K L A A RING. I. Deel. Ieder woord, dat Simeon fpreekt, geliefde Vrienden in den Heere Jefus! verdient alle onfe aandagt. De Zwaanenzang yan deefen godvrugtigen man is kort in woorden, maar ryk in zin en zaaken. Dit zal blyken in dat gedeelte van zyn gebed, het welk wy thans verklaaren zullen : Heere ! nu laat gy uwen Dienaar in vrede heenvaaren, gelyk gy gezegt hebt! Hy fpreekt Godt aan met den naam van Heer! Bedoelende eigentlyk den Heiligen Geest, als blykt uit den zamenhang van onfen text met het voorgaande en uit den inhoud van onfen rext zelve. De Heilige Geest was in hem. Die Geest had hem geopenbaart, dat hy niet fterven zou, voor dat hy Jefus zag. Diezelfde Geest dreef hem na den tempel. Die Geest ontdekt hem in den tempel dat Wonderkind. Die Geest opent zyn mond om Godt te looven. En nu wend hy zyn aanfpraak ook tot Godt, dien Heiligen Geest en noemt Hem Heer. En dat dit nader blykt uit den text, ziet een ieder ligtelyk, die flegts in aanmerking neemt, dat Simeon zegt: Heere! nu laat gy uwen Dienaar in vrede heenvaaren, gelyk gy gezegt hebt! Nu was het immers de Heilige Geest, die hem gezegd hadt, dat hy voor zyn dood Jefus zien zoude. Kragtig bewys voor de Godheid des Heiligen Geestes! En misfehien het eenigfte bewys, dat wy in de gewyde Schriften voor de eigentlyke aanbidding des Heiligen Geestes vinden. En één bewys is ook genoeg. Hy erkent hem voor zynen Heer, noemende zig deszelfs dienaar, en voor een Heer , die eene volftrekte magt over zyn leven en dood had , vermits hy betuigt, dat die Heer hem in vrede zou laten heenvaaren of fterven. Daarom drukt ook het Griekfche woord zulk een magtig, wys en goedertierend Heer uit, als de eeuwige Godt is. Het word in de gewyde bladeren gebezigt van goedertiereneHeeren, die alle eere waardig zyn. i Tim. 6.; van voorzigtige Heeren, aan wier wyfe beftiering eenknegtzigonderwerpenmoet.Tit.2.; van magtige Heeren, en daarom te gehoorzaamen en te vreefen, i Pet. z. Eo in den hoogften zin is de Heilige Geest dan de  c 5} de goedertierendite Heer, die den regtveerdigen door een« zalige dood bewaart voor het toekomend ongeluk. De regtyeerciige komt om en daar is niemand, die het ter herten neemt. I)e heilige lieden worden weggeraapt, en niemand let daar op; want ie regtveerdigen worden weggeraakt voor het ongeluk, en die opregt voor •zig ge wandelt hebben, komen tot de vrede en rusten in hunne kanieren. Hy is de wyste Heer, die het best weet, wanneer de regtveerdigen deefe wereld verlaaten moeten, en die hen rust verfchaft van hunne zorgen en elenden, in dat tydftip; waar op zy als daglqoners wag'.en. Hy is de almogende fleer, die in zyne handen de magt heeft, om de zielen der regtveerdigen door ecne zalige dood te ombinden, te verlosfen, en voor wien wy ons buigen — dien wy aanbidden — verhcerlyken: Heere Godt! gy zyt onfe toevlugt voort en voort! Eer dat de bergen wierden en de aarde en wereld gefchapen wierden, zyt gy Godt van eeuwigheid tot eeuwigheid. Gy laat de menfchen fterven en fpreekt: Keert weder! gy menfchenkinderen! want duifend jaar en zyn voor u gelyk de dag, die gisteren voorleden is, en gelyk de nagtwake. Tosn Godt Elias naar zyne begeerte uit dit elendig leven te huis haalde, zond hy hem een wagen van hemelfche lyfwagten. En wanneer de goedertierens, wyfe en almagtige Heer, de Koning aller koningen en Heer aller heeren, den regtveerdigen van de elenden deefes levens door eene zalige dood verlost, dan beveelt hy zyne hemelfche heirfchaaren , dat die zyne ziele overbrengen in den fchoot van Abraham. Heer ! zegt Simeon: nu laat gy uwen dienaar vaaren. En wel met nadruk: Nu ; geevende daar mede te kennen, dat hy, daar hy te voren door de openbaaring van deefen Geest de fterkfte verzekering van 's Mesüas komst en gezigt ontvangen had en rusteloos in zyne begeerte was, eer dat die belofte vervult wierd, dat hy nu , dewyl nu die vervulling gekomen was , met de grootfte kalmte des gemoeds, met de vrolykfte gerustheid van ziel deefe wereld verlaaten, in de eeuwigheid overftappen kon, niets meer hebbende , dat hem ontrustte of waar na hy verlangde. „ Nu zyn de jaaren van myn leven ten einde. Nu j, is uwe belofte, o Heere! aan my vervult. Heimelyk en A 3 „ open-  ( O „ openbaar heb ik u gedient. Uwe gaven, o Goddelyke >, Geest! die gy my fchonk, heb,ik gebruikt tot algemeen nut, want ik heb den Mesfias der wereld aangepreefen en -zyne „ heerlykheid geroemt. Hier heb ik hem in myne armen" en „ myne oogen zien hem. Ik kan hem aan mynen boefem druk„ ken. Heers! nu La.it gy uwen Dienaar heenen vaaren.'" Het grondwoord, door hecnvaaun overgezet, bcteekent eene losn.aakwge.van banden. Mat. 27. 21. word het gebruikt van Barrtibas, rilc gevangen zynde ios gegeeven wierd. Mare. 8. 9. word het'gcbczigt in den zin van laaien heengaan , van zig laaien weggaan. Jefus liet de raenfehen , in de woestyne door hem gefpyst, van zig. En den waterzugügen, op een bed tot Jefus gebragt en door hem gezond gemaakt zynde, liet hy gaan. Luc. 14. 4. En onder deefe zinnebeelden van eene losmaaking en heengang ftelt Simeon de dood voor. Het was onder de Jooden zeer gewoon met zulke fpreekwyfen de dood uittedrukken. De heilige fchryvers van het Nieuwe Testament volgen deefe gewoonte na. Zoo fchryft Joannes in 't ty. -Hoofdftuk van zyn Euangelieboek, in 't 1. vers: Jefus bekende, dat zyn tyd gekomen was, dat hy uit deefe wereld ging. Zelfs by de ongewyde fchryvers word dat woord van fterven gebruikt. En geen wonder! de dood eene losmaakinge zynde van den band, die lichaam en ziel vereenigde, kan met regt aangemerkt worden als eene ver'osfmg uit een gevangenis, vermits het lichaam dog in den tegenwoordigen ftaat der dingen menigmaal, als tot eene gevangenis voor de ziel verftrekt. De regtveerdigen immers worden uit de gevangenis des lichaams door de dood losgemaakt, zugtende na de vryheid: Ag! ik elendig mensch! wie zal my verlosfen van het lichaam deefes deods! Zy komen uit de woestyne deefer wereld in het eeuwig Vaderland; want zy hebben hier geen blyvende ftad, maar zoeken de toekomende. Zy worden van het bed 'der krankheid tot de volmaaktfte gezondheid herftelt. De Heere verlost hen van allen quaad en helptze uit tot zyn Hemelsch ryk. Hem zy eer van eeuwigheid tot eeuwigheid'. Gelyk-  ( 7 ) i Gelyk PJmrao den verdrukten j-f'h uit den kerker in zyrr hof liet haaien en tot een Heer over geheel Rgypttn fteldc, zo verheft Godt de regtveerdigen door de dood uit deefe wereld tot vryheid en eeuwig geluk, terwyl hun dood-zerk met dit graffchrift pronkt: Zalig zyn de' desden, die in den Heere fterven, van nu aan'. Ja-de Geest zegt, 'dat zy rusten van hunnen arbeid > want hunne werken volgen hen na in" de eeuwigheid. En daarom wenscht Simeon na de dood en zegt: Heere! nu laat gy Uwen dienaar in vrede heenvaaren; zig erkennende voor Gods dienaar, gelyk hy ook in der daad was zo wel door de fchep. ping als door de genade. Een naam , die wel vernederend fchynt en eene minderheid en hoogheid vooronderftelt, nogtans is een dienaar van den Allerhooglten Godt te zyn de hoogfte- en voortrefFelykfte waardigheid. Onder de Jooden waren tweederlei foorten van dienst'negten; zulke, die te huis uit de dienstmaagd gebooren waren, en andere, die gevangen geweest zynde uit hunne ketenen en banden waren verlost geworden. En in zodanig eene betrekking tot God kon Simeon zig ook befchouwen, als zynde niet alleen gebooren uit zodanig eene moeder, die van wegens de fchepping Gods dienstmaagd was, maar ook niet minder als anderen uit de magt des doods, uit de flaverny der zonden verlost, waar toe Godt zyncn-Zoon in de wereld zond. •Dan wy moeten hier by niet ftaan blyven. . Het woord knegt of dienaar word gebruikt van zulke' dienaaren, die jegens hunnen Heer welgezint zyn, gelyk die geloovige k'negtcn van den koninklyken officier. Joh. 5. 51. Het word-gebruikt van dienstvaardige dienaaren , die gehoorfaam zyn aan het bevel van hunnen Heer, gelyk de hoofdman te Capernaum zyne knegten als zodanige pryst. Mat. 8. 9. Ook word het gebezigt van knegren , die aan hunneu Heer eene waare nederigheid bewyfen. Jefus eischt zulk eene nederigheid van de zynen af, om onderling aan elkander te betoonen,Marc. 10. 44. Wie onder u de voornaam/Ie wil worden, die zy de knegt van u allen! Godt  C 8 ) Godt nu ontbind de regtveerdigen door eene zalige dood9 die hun geloof en vertrouwen op hem als den magtigften Heer Helden en uitriepen : De Heere is myn ligt en heil, voor wien zou ik dan vreefen ? De Heere is myn levenskragt, voor wien zou ik gru' welen1? Godt verlost ze van de onrust der wereld, die als gehoorzaame dienaaren vermaak vonden in de wille van hem, als den goedertierendften Heer , te volbrengen , zeggende : lk verheug my, Heere! over den weg uwer getuigeniefen , als over allerlei rykdom. Ik fpreek , wat gy bevole?i hebt en zie op uwe wegen. Ik heb lust tot uw regten erkvergeet uwe woorden niet. Godt haaltze uit de onrust van deefe wereld te huis, die als nederige dienaren zyne wysheid eerbiedigden en met ootmoed betuigden: Amen ! lof en eer, wysheid en dankzegging , prys en kragt en fterkte zy onfen Godt van eeuwigheid tot eeuwigheid! Gelyk Godt eertyds zynen dienaar Mofes, die hem in opregtheid gedient had, in vrede te huis haalde, vooraf tot hem zeggende : Klim op de hoogte des bergs Pisga en hef uwe oogen op tegen het Westen, Noorden, Zuiden en Oosien en zie het goede land met uwe' eogen! Deut. 3. 27. Zo vergunt Godt menigwerf aan de zielen zyner knegten een vry doorzigt in het land der rust en brengtze door de dood in de wooningen van eeuwige vrede en blydfchap, vervullende de Godfpraak van Efa. 65.13.14. Ziet! myne knegten zullen eeten, maar gy lieden zult honger lyden. Ziet! myne knegten zullen drinken, maar gylieden zult dorst lyden. Ziet! myne knegten. zullen vrolyk zyn , maar gylieden zult te fchande worden. Ziet! myne knegten zullen van goeden moed juigen, maar gylieden zult van hartenleed fchreeuwen en van jammer huilen. Welk een eernaam is het dan een dienaar Gods of een dienstmaagd des Heeren te heeten ! Abraham word genaamt de Vader der geloovigen, ja zelfs Gods vriend, egter, wanneer Godt hem verfchynt, zo ftelt hy daar zyn grootfte roem in zig Gods knegt te noemen : Heere! heb ik genade gevonden vosr uwe oogen, zo gaa uwen knegt niet voorby! Gen. 18. Hier in volgde hem Mofes .na. En met nadruk zegt een heilig digter. Ps. 116. 16. O Heere ! ik ben uw knegt; ik ben uw knegt, uw dienstmaagds Zoon. Deefe  (9 ) Deefe knegtfchap was gegrond op dat verdrag, waar in Godt zig als Heer van Israël verklaart en 't welk Godt met Israël had opgerigt, zeggende: Ik ben de Heere, uw Godt. Hoor Israël! Be Heer, uw Godt, is een eenigHeer. Gy zult Godt uwen Heere liefhebben van gantfcher harte , van gantfcher ziele en van gantfchen gemoede. Des wil Simeon, als hy zig Gods dienaar noemt, zeggen: „ Gy, Godt! hebt een verbond geftigt met Israël, waar„ in gy u als hun Heer verklaarde. In dit verbond ben ik „ ook aangenomen en ik heb my bevlytigt, dat ik u niet al„ leen met hart en mond voor mynen Heer erkende, maar ook „ als uw dienaar door eene geloovige gehoorzaamheid uwe wille „ deed. Bewys my dan ook nu die genade , dat ik in vrede j, heenen vaare!" En andere , als zulke, kunnen ook niet in vrede fterven. Want de onregtveerdigen hebben de rust des geweetens niet. De godloofen zyn als een onftuimige. zee, die niet ftil kan zyn, welkers golven Jlyk en modder uitwerpen. De godloofen hebben geene vrede, fpreekt myn Godt. Efa. 57. 20. 21. Wy vinden ook een . heengang in vrede door een zalige dood aan geene anderen belooft, als aan Gods getrouwe dienaaren; gelyk aan Abraham: Gen. 15. 15. Gy zult tot uwe vaderen in vrede va ar en; aan den godvrugtigen koning van Juda, Jofus: 2 Par. 34. 28. Ziet! ik wil u tot uwe vaderen vergaderen, dat gy met vrede in uw graf vergadert word, op dat uwe oogen al het ongeluk niet zien, 'f welk ik over deefe plaats en over de.inwoonders brengen zal. Hebben de geloovigen des Ouden Testaménts in vrede kunnen fterven , toen de Mesfias zyne offerhande nog niet had volbragt voor de zonden der menfchen, hoe veel te meer kunnen zy nu in vrede heenvaaren na de eeuwigheid door eene zalige dood, nu de offerhande van Jefus aan Godt voor hunne zonden gebragt is. De genade van Godt openbaart zig in het Nieuwe Verbond heerlyker. Jefus beloofde aan den bekeerden moordenaar: Heden zult gy met my in het paradys zyn. Hy getuigt van Lazarus, dat die terftond na zyn dood'deelgenoot was van de eeuwige zaligheid. Luc. 16. En deefe ftierven nog voor dat Jefus ftierf. Wie kan nu twyfelen , dat de dood B der  C io ) der regtveerdigen een heengang na de eeuwigheid in vrede zy* zelfs midden in de onrust van deefe wereld , nu Jefus hun dood in een flaap verandert en den prikkel des doods heeft ftom'p gemaakt? In het Oude Verbond wisten dc i-cgtvcerd.gcn meer van knegtfchap en dienstbaarheid, mmdcr van vrjhud en Goddelyke kindfehap, als wy. Ziet! w.l< t w IhfHe haft de Vader ons kweelen, dm wy ö&ds kinderen zullen he t tyl ,j Ji,< jchonnl zig niet ons hoeders te noemen. Zoo veeien als hui, aMv un.n, gee/i hy mapt Gods kinderen te worden, dit in zyi.en nuum zcUova., wdke niet van den bloede nog van de wille des vleéjches we. Wm de viüe e. nes m*m, maar van Godt geboo>cn zyn. £n dcete Godt is de Heilige Geest die de werkende oorfaak was van Jelus' heilige ontvangenis ,' die Geest, dien wy door Jefus zyn deelagtig geworden die ons herbaart' tot kinderen Gods , en die in onlen geest daar van getuigt. Met één woord: Wy hebben geenen knegtelyken geest ontvangen , dat My behoeven te vree/en , maar eenen kind»rlyken Geest, door wien wy roepen kunnen: Abba ! ladtr! Derhalven vreefen wy dan ook niet voor de dood, wanneer wv, gelvk Simeon, den Geest van Jefus in onfe harten hebben. Wy trekken door den dood in vrede heen na de eeu. wisheid. ■ Weg dan met het bygeloof, dat voor de zielen der regtveerdigen een plaats van reiniging zy beften*, waar in zy van die zonden door het vuur gevaagt en gezuivert zouden worden, voor welke zy in dit leven niet hebben geboet en genoeg gedaan Neen. Zy fcheiden uit deele wereld en zyn terftond bv Christus. Zy fterven in vrede en komen derhalven niet door de dood in een plaats van marteling. Heere ! zegt Simeon • nu laat gy uwen dienaar in vrede heenvaaren! ■ Als gv gezegt hbt, voegt hy 'er by. Want hy fchynt uit de openbaaring, aan hem gedaan, niet alleen verftaan te hebben , dat hy voor zyn dood Jefus zou zien, maar ook dat hy zo dra of kort na dat dit gebeurt was, door den dood deefe wereld verlaaten zou. En hier na verlangde hy nu; waar in hy ook niet zondigde, om dat zyne begeerte met Gods geopenbaarde wil overeenftemde, te meer, daar de begeerte na de dood, de wensen  (") wensch om te fterven , buiten zulk eene openbaaring zelfs zonder zonde plaats kan hebben, mits dat zy niet uit de onreine bronnen van verdriet over wereldfche onlusten of wanhoop ontftaat, maar uit een rein verlangen na den hemel en de zalige gemeenfchap met Godt, met opzigt tot Gods eer en eene behoorlyke onderwerping aan zyne wille. En dan ook is en blyft de dood der regtveerdigen een heengang na de eeuwigheid in vrede. Tweede Deel. De grond, waar op zulk eene befchouwing van den dood der regtveerdigen berust, word van Simeon aangetoont, zeggende: Want myne oogen hebben uwen Heiland gezien. Verbind deefe woorden met de reeds verklaarde en zy ontdekken ons deefe gewigtige en troostryke waarheid: „ Myn dood is een heen- vaart in vrede na de eeuwigheid, om dat ik Gods Heiland, „ mynen Jefus, zie." Want myne oogen, of „ de oogen van my, die tot nu toe gewagt heb op den troost Israëls, en thans den Verlosfer zie , die met zyne lieftallige lippen den be„ droefden zondaar troosten zal; de oogen van my, in wien de. Heilige Geest is en de waarheid van Efaias Godfpraak, „ C. 57. 16. vervult is: Ik wil niet altoos twisten en niet eeuwig toornig zyn , maar 'er zal van myn aangezigt een geest waaijen ,, en ik wil adem maaken; De oogen van my, die een antwoord „ van den Heiligen Geest ontvangen heb , dat ik voor myn "„ dood den gezalfden des Heeren zou zien, en nu dien Godt ,, zie, dien gy, o Godt! gezalft hebt met vreugden oly boven „ zyn medegenooten ; myne oogen hebben uwen Heiland gezien, „ uwen Heiland , want naar uwe Goddelyke verkiefing is dit „ wouderkind tot den Heiland beftemt en in zyne ontvangenis „ hebt gy o Geest! aan deefen Heiland uwe almogende kragt „ ontdekt, toen gy over zyne moeder kwam, als de Schepper „ der natuur hem in haar lichaam vormde, en dus uwen Heiland, 3, die zig als zulk een openbaaren zal; want hy zal zyn volk „.zalig maaken van hunne.zonden, verlosfen van Gods toorn ,ven den vloek der- wet, zullende hy het einde zyn van de B 2 „ wet,  (») .„ wet, een ieder, die in hem gelooft als 's werelds Heiland, „ regtveerdigen en verlosfen van de dood en als het gezcgent „ vrouwenzaad den flangenkop vermorsfelen. Myne oogen hebben uwen Heiland gezien." Deefen Heiland nu zag hy niet alleen met zyne lichaameJyke oogen in de menfchelyke natuur verfchynen , eengezigt, van veele koningen , propheeten en regtveerdigen.in den ouden dag verlangt, maar niet verkreegen, dog voornnmtnt'yk zag hy deefen Heiland met de oogen van zyn vtiftand en met het geestelyk oog des gcioofs als zynen Heiland en Verloyfer; want daarom zegt hy eigenthk: myne oogen lubben uw Hdl gezien, vestigende dus zyne gedagten meer op h t Heil en de weldaaden, die Gods Mesfias zoude aanbrengen, als op het voorregt van zyne lichaamlyke befchouwing. Ook was immers dit uiterlyk voorregt zonder het geestelyk gezigt van Jefus niet genoeg, om hem de vrede en rust des gemoeds in zyn dood te verfchafFen; want veelen hebben Jefus in de dagen zyns vleefches met lichaamelyke oogen gezien , zonder dat zy zeggen konden: IVy zien zyne heerlykheid als des eenipgeboorenen Zoons des Vaders, vol van genade en waarheid. Het geestelyk gezigt alleen van Jefus maakt den mensch in zyn dood blymoedig Zy zien hem in 't geloof, als den Heiland Gods, als den Zaligmaaker van zondaaren Zy verlicht door des Heeren Geest zien Jefus in de heerlykheid van zyn perfoon — in de volheid zyner genade — in de voortreffelykheid zyner geregtigheid — in de kragt van zyn bloed — in de volmaaktheid zyner offerhande. Zy zien, zy kennen hem, als den eenigen, gewilliger! , volkomen en almagtigen Zaligmaker en Heiland. En dit gezigt deefe kennis — dit geloofs-vertrouwen ontdoet hen van alle hoogagting voor zig zei ven en voor hunne werken van eige geregtigheid als zaligmaakende en maakt, dat zy het fchepjel en al wat in en aan hetzelve is, als ydel en niets befchouwen. Dit gezigt vervult de ziel met liefde en hoogagting voor Jefus en met eene onuitfpreekelyke en heerlyke vreugde. Het verandert onfen geest, zo dat de heerlykheid van Jefus zig in ©ns fpiegelt. Het maakt ons gelykvormig aan zyn evenbeeld. Het  ( 13 ) Met maakt ons begeerig om aftefcheiden en by Jefus te zyn, dat ver beter is , als in deefen eenigermaaten van hem afgefcbeidenen ftaat te leeven. Daarom komt het woord zien zo onderfcheidentlyk voor, dat het uitdrukt ten zien met een groot verlangen. Luc. 19. 3. Zn hus hgw4e Jefus te zin; Een zien n,et een zonderlinge cei bied Luc. 5. '12. Toen de meiaatjche man Jefus zag viel hy op ■Zyr, aavgez'gt . lad hm en fprak: Heere! wilt gy, zoo kunt gy my teinifier,; Een zien met een ongemeene vreugde Zulk een vrolyk en blyd gezigt word bedoelt, wanneer wy leefen. Matth. 4. 16. Het voik, vat in de duisternis zat, heft etn groo' Ihht gezien, e» die in de landftreek en fchaauw des dood' zaten, i's een licht opgegaan. Het zyn de wedergeboorenen, die oogen hebben, verlicht met de klaarheid van hemelfche kennis , wagten op huns hchaams verlo.sfing, op de zalige hoope en verfchyning van den grooten Godt en hunnen Zalrgmaaker, Jefus Christus, die gezegt heeft: De Geest des Ideeten Heeren is over my. Daaron, heft my de Heere gezalft. Hy heft my gezonden den elendigen te prediken, de gebrokene herten te verbinden, te prediken den gevangenen eene bevryding 9 den gebimdemn eene opening . te ptediken een genadig jaar des Heeren en een dag der wraake onfes Gods, te troosten alle treuriger., dat hen fieraad voor asfche en ft home kleederen voor eenen bedroefden geest gegeevn werden. Zy hebben Godt op hunne lippen, Jefus in hunne geloofs-armen en den Heiligen Geest in het hart, dien kindetlyken Geest, die in hen rotpt: Jbbal Vader l Zy zien Jefus door het geloof en roepen met dankende zielen — met blyde vreugde-galmen uit: Uit de volheid van Jtfus ontvangen wy genade cm genade. De Wet is door Mofes gegeeven, v.aar de genade en waarheid is door Jejus Christus gtvtorden. Niemand heeft Godt ooit gezien. De eeniggebooren Zoon, die in des Fadets fchoot is, heeft het ens verkondigt. Zy zien Jefus met een uitgeflrekt verlangen^ gelyk cie Grieken, welke fprakën. Joh. 12 Heere! wy wilden geerne Jejus zien. Zy zien der Heiland met een byzonderefi eerbied, gelyk de Oosterfche wyfen, Mat. 2. die den nieuwgeboorenen- Jefus ziende, voor hem nedervielen , hem aankaden en hem goud, wierook en myrrhe offerden. Zy zien B 3 de»  ( 14 ) den Verlosfer met de grootfte blydfchap, gelyk de Apostelen , die den verreefenen Heiland befchouwt hebbende, met vreugde Joh. 20. uitriepen: Wy hebben den Heere gezien. Verheugde zig een Mephibofeth, 2. Sam. 19. toen hy den Koning David wederzag; met meerdere vreugde en rust des gemoeds verblyden zig de regtveerdigen zelfs in den dood over het gezigt van Dqvids groot en Zoon en Heer. Met verlichte oogen des verftands erkennen zy de hoop hunner roepinge en den rykdom van zyne heerlyke erfenis aan zyne heiligen en de overvloedige grootheid zyner kragt. Verheugde zig Aaron Ex. 4. op het gezigt van zynen broeder Mofes, wien hy ontmoette en kustte, veel blymoediger is de dervende Christen , hem ziende , die grooter dan Mofes is. O zalige oogen, die dat zien! Verheugde zig Jacob, toen hy Zynen zoon Jofeph in Egypten zag, zeggende Gen. 45. Ik heb genoeg, dat myn zoon Jofeph leeft. Ik wil heengaan en hem zien, 'eer dat ik Jierve; veel geruster fterft de Christen, die den hemelfchen Jofeph ziende zeggen kan : Het woord wierd vleesch en woonde onder ons; en wy zagen zyne heerlykheid, eene heerlykheid als des 'eeniggeboorenen Zoons des Vaders, vol van genade en waarheid. Hy ziet den Heiland, dien Godt in de volheid des tyds gezonden heef:t, gebooren uit eene Vrouw en onder de wet gedaan, op dat hij de genen, die onder de wet waren, verlosfen zoude, en wy de kindfehap ontvangen moglen. Zy zien den Heiland, die, gelyk de kinderen vleesch en bloed hebben, hetzelve gelykerwyfe is deelagtig geworden, op dat hy door den dood de magt zoude neemen dien, die het geweld des doods had, dat is den duivel. Zy zien dien Heüand, die de verzoening is voer onfe,zonden, en niet alleen voor de onfe, maar ook voor de zonden der geheele wereld. Zo ziet de regtveerdige, zo zag Simeon den Mesfias Gods. Myne oogen hebben uwen Heiland, 0 Heer! gezien. Nu laat gy my dan ook in vrede heen vaaren! Hy wil dit zeggen: „ Nu, myn Opperm2gtig Heer! mvn „ allerhoogfte Gebieder! met dankbaarheid erken ik, dat gy „ uwen dienaar in vrede tot de rust in 't graf laat hecnen gaan. „ Thans kan ik met vergenoegen en blydfchap fterven, dewyl j) gy de genadige belofte van uwe hemelfche openbaring aan my vervult hebt. Want myne oogen hebben eindelyk hem  ( 15 ) gezien, dien gy tot den gezegenden beginner en voleinder „ van de langgewenschte verlosiing beftemt hebt." Na dat Simeon dan den Mesfias, dien hy voorheen in 't geloof verwagtte, met lichaameiyke oogen gezien had, zo wenschte hy, dat zyne oogen hem nu door den dood mogten geflooten worden, op dat hy na dit verrukkend gezigt niets anders meer in de wereld za^. Men verhaalt, dat zommige Turken, Malinuts graf gezien hebbende, zig hunne oogen uitfteeken, om dezelve na het zien van zulk een heerjyk voorwerp niet door iets andere te bevlekken. Op een Vry edeler wyfe en op oneindig betere gronden wenscht simeon niets meer in de wereld te zien , na dat hy Jefus heeft gezien. Niets bond zyne ziel nu meer aan de zigtbaare wereld. Niets ontrustte thans meer zyn gemoed. Heer ! nu iaat gy uwen Dienaar in vrede heenvaaren, gelyk gy gezegt heht ! Want myne oogen heb:.en uw Hul gezien-. En geen wonder! Wanneer de regtveerdige in zyn tyd God en de menfehen , die daar in loeven , opregt heeft gedient, dan word hy eindelyk in een wereld van onrust het leven moede en wenscht van zyne post afgelost te worden. Zyn dood is midden in de onrust van de wereld een affcheid in vrede, een overgang tot den Godt des vredes, een ingang in de woonmg des vredes. Dan het is alleen de geloovige kennis van Jefus, als 's werelds Heiland, welke by den regtveerdigen de dood aangenaam en tot een voorwerp zyner verkiefing maakt. Want waar vinden wy anders de bron van waare troost in alle elenden — in den dood — geopent als in Jefus? Ag! myne Vrienden! Jefus alleen maakt onfen Godsdienst heerlyk» Simeon had hem gezien en nu kon hy in vrede fterven. En deefe blymoedigheid wierd by hem bewerkt door den Geest Gods, die in hem was niet alleen naar zyne buitengewoone gropheetifche gaven , maar ook naar zyne gewoone heiligmaakende gaven. Deefe Geest dreef hem tot alle heilige werkzaamheden. Hy dreef hem , om op dien tyd en in dat uur na den tempel te gaan, toen Jefus den Heere wierd voorgefteld. Die Geest gaf hem innerlyke verzekering, dat, eer hy door den dood zyne lichaameiyke oogen floot, hy den Mes»  (K) Mesfias van Israëls Godt zou zien. Die Geest fchonk hem nu de vervulling van deefe belofte. Deefe Geest opende zyne lippen om Godt te danken voor zyne genade en waarheid. Deefe Geest openbaarde hem , dat dit Kind van Maria de Heiland des werelds was. Die Geest bewerkte hem, om dit Kind by anderen aantepryfen als den grond des heils en deizaligheid. Die Geest fterkte en wapende hem tegen alle verfchrikkingen des doods. TOEPASSING E. Is de dood der Regtveerdigen , geliefde Vrienden in den Heere Jefus! een overgang in de zalige eeuwigheid in vrede, waar toe Godt hen ter regter tyd ontbind, ongelukkig zyn dan die genen, die niet wagten, tot dat God hen door de dood ontbind, maar de handen aan zigzelven flaan, gelyk Achitophel. Ongelukkig zyn zy, die niet ontbonden worden tot de hemelfche vryheid , maar tot de hel en eeuwige gevangenis , daar hun worm niet fterven zal nog hun vuur worden uitgebluscht. Ongelukkig zyn zy, die Godt niet ontbind als zyne dienaaren, maar wegrukt als zyne ongehoorfaame knegten , gelyk Sebna. Ef. 22. Onregtveerdigen! dienstknegten der zonden! gy kunt niet gelukkig fterven , wanneer gy den goeden Geest niet in uw harte hebt! die Jefus niet met een geloovige begeerte, eerbied en vreugde ziet, maar met veragting en ergernis, zeggende: Hy heeft geene gedaante nog fchoonheid. Wy zien hem, maar daar is geene geftalte, die ons behaagen kan. Gy zult eens een droevig gazigt aan den verheerlykten Jefus hebben, wanneer hy komen zal in de wolken des hemels en alle geflagten der aarde huilen zullen. Rampzaligen! die Jefus niet erkent voor uwen Heiland, maar uwe zaligheid door u zeiven of door Mofes zoekt! O ongeloovigen ! De Godt deefer wereld heeft uwe zinnen verblind, dat gy het klaare ligt niet ziet van Christus'1 heerlykheid, die het even' beeld Gods is. Gy zult hem eens moeten zien, niet als uwen Zaligmaker, maar als uwen geftrengen Regter, wanneer gy tot de  £ 17 ) de bergen en heuvelen roepen zult: Valt op om 1 Bedekt om voor het aangezigt van dien Jefus, die op den troon zit en voar den toorn des Lams! Want de dag zyner wraake is gekomen en wie kan voor zyn toorn beftaan ? Wy vermaanen u: Laat u dog in dit leven tot eene heilfaame kennis brengen van des Heeren magt, wysheid en goedertierenheid. Dient den Heere met vreefen en verheugt u met beevenl Dringt enworftelt, om onder het getal der wedergeboorenen bevonden te worden ! Zoekt uwe verzoening met Godt door Jefus' bloed en Geest! Heft met vreugde de oogen op van uwe zielen, om den menschgeworden Godt in zyn Woord te zien en kleeft hem dan ftandvastig aan! Verlaat hem niet met Jacob, ten zy hy n zegene! En dan behoeftgy ook voor den dood niet te vreefen. Zyt dan maar onvertzaagd! Zugt na eene zalige ontbinding en uwe zielen beveelende in da handen van den getrouwen Schepper, zyn dezelve in de hand van Godt en geen kwaal roert ze aan! Moet gy met Hiob tot Godt zugten: Gy zyt my verandert in eenen grouwzaamen en bewyst uwe gramfchap aan my met de fterkte uwer hand! Vertzaagt niet , Christen ! Onder die duiftere wolk is eene heerlykheid van genade. Zegt met David vol vertrouwen: Ik geloof dog, 'dat ik nog zien zal het goede in den lande der levendigen. Is ons lichaam zomtyds voor onfen geest als een gevangenis, de wereld eene woestyne en ballingfchap , zo dat wy zeggen moeten : Wee my ! dat ik een vreemdeling ben te Mefech! dat ik woonen moet onder de hutten Kedars! Het word myne ziele bang te woonen by die, die de vrede haatenl Cnfe ontbinding is naby en zal ons tot de waare vryheid verheffen in ons Vaderland, dat hier boven is. Als deefe aardfche hut zal-af'gebroken worden, wetten wy, dat wy een gebouw hebben, van Godt gebouwt, een huis, niet met handen gemaakt, maar dat eeuwig in den hemel is. Daar zal Godt afwisfchen alle traanen van onfe oogen. Verfchnkt niet, als de dood nadert! De godloofe beftaat niet in zyn ongeluk, maar de regtveerdige is ook in zyn dood vrymoedig. Worden onfe geestelyke oogen fomtyds duister , geen wonder ! onfe wedergeboorte is en blvft hier onvolmaakt. Wy hebben hier maar de eerftelineen des" Geestes. In de opftanding der regtveerdigen b ' _ , C zul-  c l« ) zullen wy met verheerlykte oogen Jefus zien. Ik weet, zeide Hiob reeds: dat myn Verlosfer leeft, en hy zal my hier namaak uit de aarde opwekken. Ik zal in myn vleesch Godt zien. Myne oogen zullen Hem aanfchouwen. Zien wy onfen Zielen-vriend in dit leven niet als wy willen, maar zomtyds — in 'é verborgen — zo dat wy met de Kerk-bruid zeggen moeten Cant. 2. Myn vriend is gelyk een jong hart; wy zullen hem eens met blydfchap voor altoos zien, wanneer wy zyn aangezigt aanfchouwen in geregtigheid. Zien wy hem hier in 't geloof, niet in het aanfchouwen, wy zullen hem eens zien. van aangezigt tot aangezigt. Zyne dienstknegten en dienstmaagden zullen zyn aangezigt zien en zyn naam zal aan hunne voorhoofden zyn. Gave Godt! dat wy allen ook met Simeon zo gerust, zo biymoedig den dood verwagten konden ! Ag! wy hebben de grootfte drangredenen , myne Toeh. ! om daarna te tragten , te meer, daar deefe dag, dit tydftip, waar in wy voor de laatfte reife in dit byna afgeloopen wonderjaar Godsdienstig zyn by een vergadert, ons aan de eeuwigheid herinnert; een wonderjaar, myne Aandagtige! waar in wy zo veel gezien, zo veel ondervonden hebben, dat, wy alles overdenkende, onfe ziel deefe zugten flaakt: „ Heere! laat ons in vrede heenvaaren! „ Want onfe oogen hebben de wonderen van uw aanbiddelyk „ en wys, maar menigmaal verborgen beduur gezien zo in de „ natuurlyke en burgerlyke wereld, als in het beftuur uwer „ kerke, zo dat wy overtuigt zyn geworden, dat deefe wereld „ een plaats van twist en onrust, van kryg en oproer, van „ moord- en wraak-zugt is. Ag! fchenk ons uwe vrede, en „ laat ons in deefe uwe vrede fterven!" Vergunt my nog eenige oogenblikken uwe aandagt en ik zal u toneelen openen van aandoenelyke gebeurtenisfen, die zig in dit jaar hebben toegedraagen, om tot befluit van het zelve, uwe gedagten daar heenen te leiden , om van deefe wereld dezelve op Godt, op zyne vrede en op de goederen der eeu. wigheid te vestigen. Myn Vaderland — ja myn dierbaar Vaderland heeft in dit wonderjaar toneelen opgelevert, die ons fomtyds verheugd — meer-  C 19 ) raeermaalen bedroeft — dik wils in ftille eenzaamheid ons voor Godt hebben doen nederwerpen en bidden : „ Ag Godt! be„ fcherm myn Vaderland! — myn Vaderland — gefchokt „ door oorlog — verdeeltheden onder 's lands Regenten — „ burgertwist — beginfelen van oproer. Geen plek byna van „ mynen Vaderlandfchen grond, waar op ik myne voeten zet, ,, kan van my betreeden worden, dieniet eertyds geverwt is „ met het bloed van den geduldigen en getergden Batavier. Myn Vaderland! Ag Godt! befcherm, bewaar en bevestig „ het by eene inwendige rust en uitwendige vrede, en doe in ,, deefe donkere dagen het licht fchyncn van uwe aanbiddelykc „ Voorzienigheid! Maar zal het door onderlinge kryg en bur„ gertwist in zyn eigen ingewanden wroeten en zig zelve dus „ jammerlyk verfcheuren, dat ik dan vaare na myn hemelsch ,, Vaderland! Want als de Vryheid fterft, begeer ik niet lari„ ger te leeven. Dat myne ziel dan fterve den dood des regt„ veerdigen!" Houd moed, Christenen! gy die vrede met Godt in Jefus hebt! Vertrouwt op Godt! Wapent u met het gebed en kwyt u van uw pligt en eed, om Godt, uwe Overheid en het Vaderland getrouw te zyn! Noord - America zag in dit jaar hare vrede met Engeland bevestigt. De derwaarts overgebragte Hesfifche Troepen , vryheid erlangende van zig weder na hun Vaderland te begeeven, verklaarden nimmer derwaarts te zullen gaan, om niet weder verkogt te kunnen worden tot beoorlooging hunner onfchuldige medemenfehen. Men zag in Holland en ook in dit Rotterdam toebereidfelen maaken van huisgezinnen, die in de Araericaanfche nieuwe republiek een beter geluk wilden zoeken. Dan de aandagt der volkeren is misfehien op dit ftuk nog zodanig niet gevestigt, als de toekomende tyden leeren zullen , dat behoorde. Intusfchen, zeg ik, veranderde in de nieuwe wereld het verfchrikkelyk toneel vaneen onnatuurlyken oorlog in dat van eene bevallige vrede. Onfe verbeelding ftaat verbaast over deefe zonderlinge ommezwaai van zaaken, waar door voltrekt eene geheele verandering in het ftaatkund'ig ftelfel van C 2 /:,.-  ( 20 ) Êun.pa Rioet gebooren worden. Welk een aangenaam gezigt voor die volkeren, dat zy in de maand Mei deefes jaars in de ■haven van Philadelphia meer dan tWeèhorider't vyftig zeilen zagen, terwyl het voor ons even vleijend is te mogen verneemen, dat onder de opgegeevene verichülende kielen die van onfe Natie het grootfte getal uitmaakten. Trouwens deefe meerderheid is een algemeene eigenfchap van den nyv'ren Hollander en lust tot den Koophandel , van welke lust NoordAmerica ongetwyffdt zoete vrugten zal plukken, te meer, daar *s Lands Hooge Magten een van Rotterdams geagte Burgervaderen, van Beukei, als hunnen Gezant hebben afgevaardigt, om de vriendfchap met den ontkluisterden Americaan te bevestigen. . Dit wonderjaar zal een gewigtig deel uitmaaken m de volgende tyden van 's Lands wonderlyke gebeurtenisfen. Wy fchuiven het gordyn voor die toneelen, waar op geheel Europa mogelyk haar oog heeft gevestigt en ftappen tot andere bedenkingen over. In dit afgeloopen jaar hebben wy ook onrust, verwarring, ketteryen in Gods kerk haar kruin zien verheffen. De gewigtige en troostryke léerftukken van Jefus genoegdoening, van het regtveerdigend geloof, van de erfzonde , het evenbeeld Gods, de bovennatuurlyke werkingen des Heiligen Geestes tot bekeering, eeuwigheid der helfche ftraffen en andere gewigtige waarheden meer zyn in dit jaar met nieuwe kragten door de beftryders van den Christelyken Godsdienst aangevallen. De Godsdienst der kinderen word een voorwerp van fcherts en fpotterny. Het gebed word by de zoogenaamde befchaafde en verlichte wereld meer en meer als een overblyffel der domme eenvoudigheid aangemerkt. In zommige aanzienelyke huisgezinnen van"Nederland word zelfs aan den genen, welken men de zorg over de kinderen aanbeveelt, met nadruk verboden, om hen dog niet te leeren bidden. 'Er komen van tyd tot tyd meer Godgeleerden ten voorfchyn, die onder den fraaijen naam van Toleranten , dat is, Verdraagzaams, het daar op fchynen toeteleggen, om eene Turkfche tmsqut met een Christen tempel te  (21) te vereenigen en (het geen ten hoogften te verwonderen is,) daar zy de Verdraagzaamheid in den Godsdienst tot zulk een uiterfte bcpaalen, nogtans die genen, die met hen in die ftuk niet eenftemmig denken , haaten en qjft verdagen kunnen. Een duidelyk kenteken van hunne godloole oogmerken. Immers ruim zo dwaas, als wanneer ik, geloovende, dat iemand een z^-ker wangevoelen heeft, hem dan haat, zonder aan myn phgt te denken , dat ik henn , is het mogelyk , te regt brenge met een zagtmoedigen geest. En hoe moet ik dat doen ? Ik moet hem niet lasteren. Ik moet hem niet vervolgen. Ik moet met zeggen- Hy is een dwaalgeest. Maar ik moet alle de gronden van zvn wangevoelen met bondige bewyfen wederleggen. Dit leert ons de Godsdienst van Jefus, die een redelyke en verftandige Godsdienst is De verwarring en onrust in Gods kerk is doorgaans een dogter der onweetenheid. Wy myne Toeh.! hebben intusfehen reden van Godt te danken, dat hy deefe onfe bloeijende Gemeente onder het bcftier van eenen Eerwaardigen vredelievenden Kerkenraad by eene ftille kalmte en gewenschte uiterlyke rust heeft laaten toeneemen en vermeerderen. Wy danken Godt, dat de Protestanten in meest alle de plaatfen, die onder het gebied van den Duitfchen Keifer ftaan , zonder inquifitie - dwang Godt openbaar mogen aanbidden en verheerlyken. Wy danken Godt, dat hy zo wel de harten van onfe dierbaare Overheden, als van onfe liefryke Medeburgers in deefe ftad, heeft willen beftieren en buigen, dat onfe behoeftige Diaconie in den aanvang deefes jaars door eene algemeene openbaare Collecte zig met aanzienlyke fommen heeft onderfteunt gezien. Wy danken Godt, dat, daar in dit jaar veele Leeraars in'andere Gemeentens van onfe belydenis in het prilfte van hunne leeftyd ftierven, wy nogtans, myne waarde Amptgenooten \ roemen kunnen: „ In den Heere vinden wy geregtigheid en fterkte. Door Gods hulpe is 't " ons gelukt en wy ftaan nog tot op deefen dag, en geeven " van Jefus getuigenis, dat allen, die in zynen naam geloo- ven , vergeeving van zonden ontvangen zullen." En wat my in 't byzonder betreft, zo bid ik Godt, dat hy my kragten C 3 lenen-  C 22 ) fchenke, om my in alk dingen te betoonen als een Dienaar Gods in groote verduldigheid, in 't woord der waarheid,'in Godskragt, door de wapenen der geregtigheid ter regter- en ter Jlinker-htmd, door eer en fchande, door kwaai&lgerugt en goed gerttgt, als de verleiders en nogtans waaragtig, als de onbekende en nogtans bekent, als de fier. vende en ziet wy leeven, als de getugtigdcn en nogtans niet gedood, als de treurige maar altyd vrolyk, en mogt ik 'er kunnen byvoe? gen: Als de armen, maar die nogtans veelen ryk maaken, als die niets hebben en nogtans alles hebben; want daar tragt ik ook na om myne ziele en uwe zielen te behouden en dan zal ik, al behaagde het Godt my ook in dit jaar nog opteëifchen, met Simeon zeggen kunnen: „ Heere! nu laat gy uwen Dienaar in „ vrede heen vaaren , op dat ik uit de ftrydende kerk verlost „ overftappe in die gemeente, die voor den troon van mynen „ Jefus zegepraalt!" Dit Jaar is niet minder merkwaardig geweest in de vru»tbaarheid van het menfchelyk vernuft ten aanzien van verbaasde ontdekkingen in het ryk der natuur, terwyl ondertusfchen de aanbiddelyke Voorzienigheid in dat zelfde natuur-ryk niet minder een toneel van merkwaardige gebeurtenisfen en zonderlinge verfchynfelen geopent heeft. En waar zal ik hier het eerst beginnen? Ik zal maar wederom volgens gewoonte my tot het allergewigtigfte bepaalen. Geen ftrenge winter drukte de fchamele armoede. Het voorjaar verblydde ons met het aangenaamfte lente-weer. De al verkwikkende zon, de geheele dampkring, koesterde in de zomertyd het aardryk met eene zomtyds meer dan gewoone warmte. De akkers en korenlanden leeverden zwaare graanen op. Ons Vaderland iri 't algemeen is bevryd gebleeven in het Herfst-gety voor zwaare ftormwinden en hooge watervloeden. En deeze ftad mogt in 't byzonder het voorregt boven zo veele andere fteeden genieten, van bevryd te blyven voor die zonderlinge rampen, met welke God zo veele andere fteeden en volkeren zoo wel binnen als buiten het Vaderland bezoet heeft. Want s Ter-  ( n ) Terwyl het menfchelyk vernuft in dit wonderjaar op eene byfondere wyfe in natuurlyke ontdekkingen vrugtbaar en gelukkig was, terwyl men de loopbaan van eene nieuwontdekte planeet nauwkeurig berekende, die zonderlinge ftar, eerst gehouden voor een Comeet, maar eene onderftelling, die men ylings verliet, toen men haare beweeging volgens die van een Comeet niet bepaalen kon, een planeet, voorbeen aan de fterrekundigen niet ontfnapt, maar van hen voor een vaste fter aangezien, ons egter thans verzekerende, dat deefe fter tot ons zonneftel behoort en de zeven bekende planeeten met één vermeerdert heeft, terwyl het menfchelyk vernuft verder door nieuwe ontdekkingen van konstige lugt, werktuigen vervaardigde, om in de hooge vrye lugt te zweeven, waarvan men zedert 's werelds aanbegin tot heden toe geen het minfte denkbeeld had, terwyl, zeg ik, het menfchelyk vernuft zo werkzaam is geweest in deefe en andere ontdekkingen van het ryk der natuur, zo heeft dc Schepper niet minder zyne grootheid, zyne magr, zyne heerlykheid en tevens zyne tugtigende hand tot verbaafing der menfchen in de zonderlingfte verichyn» felen der natuur geopenbaart. Want In zommige gedeeltens van ons lieve Vaderland beerschte eene verfchrikkelyke ziekte van roode loop of zoortgelyke krankheid, die een groot aantal van menfchen deed fneuvelen en zeer veele huisgezinnen en familien in de bitterfte droefheid dompelde. De veelvuldige klaterende donderflagen , vuurige blixemftraalen , zwaare hagelbuijcn van yskegels , als een wynroemer groot, hebben niet alleen meer dan eens de inwoonderen van Europa ontroert, maar ons Vaderland heeft ook in zommige plaatfen gezien, dat die verfchrikkelyke onweeren alle veld- en landVrugten verdelgden en zeer veele huifen hier en daar verwoestten. Het zou my te ver van myn bcftek verwyderen, indien ik U thans myne gedagten wilde mededeelen, die ik in dit afgeloopen jaar aangaande de gefteldheid der aarde, dampen, aardbeevingen en diergelyke heb by een verzamelt. Het zy genoeg, wanneer ik U nog maar herinner, dat de Godt der natuur in enderfcheidene gewesten deefer wereld het vuur uit de inge- wan»  C H ) wanden der aarde verwekte, geheele meipen uitdroogdeen in eenen fteenagtigen grond veranderde. Onder deefe fchokkin. gen der natuur zyn in dit jaar nieuwe eilanden uit de zee op» gereefen en fchoon men nog onkundig is, wat de Voorzienig, heid by alle die zonderlinge verfchynfelen der natuur beflooten heeft, kan men egter niet zonder fchrik aan de gevolgen en veranderingen denken, welke deefe gebeurtenisfen zouden veroorfaaken kunnen. Ag ! zo wy maar vrede met God in Jefus hebben. Dan vreefen wy niet, of fchoon de wereld onderging en de bergen midden in de zee zonken, of fchoon de zee raasde en wentelde en van haare omftuimigheid de bergen invielen, wy verwagten eenen nieuwen hemel en eene nieuwe aarde , die aan geene ichrikverwekkende wisfelvalligheden zal zyn blootgeftelt. Wie denkt niet met fchrik aan de allenrsfelykfte aardbeevingen, welke de inwoonderen van Mesfina en Calabrien als dronk-' aarts hebben doen-tuimelen, terwyl het grootiïe deel van dit heerlyk, fchoon en vrugtbaar gewest of verandert, of verwoest, of verzonken of t'onderfte boven gekeert is! Verfcheidene maanden agter een is de aarde aldaar zo vrceslyk gefchokt, dat de toppen der boomen zig tot op den grond der aarde neder, boogen, terwyl de onderaardfche kolken zig wonderlyk draaiden en een aantal van veertig duifend menfchen verflonden hebben. Myn ampt, myn geweeten dringt my by deefe befchouwing een vraag aan U tc doen, Toehoorders! welkers beantwoording zeer ligt is en ik daarom aan uw eigen oordeelkunde overlaate: Zyn deefe menfchen, die door Godt met mlké treffende rampen bezogtzyn, ook daarom voor grootere zondaars te agten^alswy? — Ag! myne Vrienden! Oordeelt niet! Verdtemt niet! Wanneer wy ons de onftuimige en holle zeeën te binnen brengen, die zo veele fcheepen in dit jaar verzwolgen hebben, zonder dat men nogtans deefe werkingen des Oceaans aan zwaare ftormwinden kan toefchryven, vermits Godt ons daar voor zo goedgunstig bewaarde, dan hebben waarfchynlyk die' zelfde fchokken der aarde ook den bodem der zee beroert, terwyl  wyl hier en elders in Europa, ja zelfs in 't nabuurig Maastrigt een onderaardsch geluid gehoort en eene fchokking der aarde befpeurt is — terwyl ons het droevig berigt ook in de ooren klonk dat het eiland Formofa door de Zee verflonden was. Wat wonder, dat men deefe teekenen der Goddelyke bezoekingen op aarde , ook aan den hemel ontdekte ! Ik zal my flegts tot twee verfchynfelen bepaalen , die in dit wonderjaar 1783. onfe aandagt verdienen; want wy erkennen daarin de almagtige hand van den Godt der natuur. De zwavel- en falpeter-agtige dampen, rook, asch en zand, verdikten elders, zo als de bcrigten ons meldden, de lugt zodanig, dat een geheel land genoegzaam als verduifterde. En was het wel wonder, dat die allervreeslykfte fchouwtoneelen van nieuwe vuurbrakende bergen, die zig in dit jaar ontdekt hebben, en de voorgemelde natuur-verfchynfels tot een gevolg hadden een zwaare damp, die zon en maan verduisterde, het geen in het grootlle gedeelte van de wereld gezien is en wy allen met onfe oogen ook gezien hebben ? Immers geduurende den gehcelen zomer byna heeft men aan de zön geen fchynfel gehad, en heeft men ze nóg door de fchrikkelyke dikke lugt by haaren op- en ondergang eenige oogenblikken gezien , zo is zy op dien tyd het oog flegts als een vuurklomp voorgekomen, daar men zonder hinder in kon zien, terwyl een dikke damp den zeeman geftadig belette, om de kusten te zien, werwaards hy ftevenen moest. Vreeslyk verfchynfel der natuur! Het welk gevolgt wierd van een tweede verfchynfel aan het firmament, dat ook byna in alle de deelen van deefe were'ld zig vertoonde en veelen onder ons ook met hunne oogen gezien hebben, ik meen dat niet zeer gewoon Lugt verfchynfel, beftaande in een tamelyk grooten vuurkloot, die een helderder licht dan dat van de volle maan van zig gaf en voortgaande kleinere vuurballen naliet. Een ontwyffelbaar gevolg van eene door al te groote hitte ontftookene natuur! Moeten wy uit alles, wat in dit jaar gebeurt is, niet beiluiten, dat de burgerlyke zo wel , als de natuurlyke wereld in eene meer dan gevvoone omwi en beweeging is geweest? Wat zullen wy D doen ?  C 26" ) doen? Zullen wy fchrikken en beeven? Neen, myne Vrienden < Want alles is gefchied onder de beftiering van dien Godt die tot nog toe over on» zyne hand zo zigtbaar uitgeftrekt en ons by dit alles door zyne Voorzienigheid bewaart heeft Wilt gy u ontzetten, verfchrikt dan over uwe zonden ■ Beeft voor eene rampzalige eeuwigheid, die den onbekeerden zondaar overvallen zal ! Ziddert voor den laatften dag , waarop Godt de geheele natuur veranderen en de wereld uit malkander zal Ichokken! Bedroeft u over uwe ongodsdienstigheid' Vreest voor den dood die het begin zal zyn van de fmanen der helle! Zondaaren! doet boete en bekeert u! Zoekt'uwe verzoening m het- bloed van Jefus! Bid Godt aanhoudend om zynen goeden Simeon ^ ^ V™ eenen ritveerdigen Verheugt u des Heeren ! gy regtveerdigen ! De vroomen moeten hem heerlyk pryfen Zy! in uw leven geloof £ godvrugtjg! in uw lyden geduldig en kloekmoedig! in uw SïmT ^ 3fÜSl En trek dan in vrede heen na uw ïïïdt^ Aiaen? ' d3t h,Cr b0Ven is - daar S™°»