403 C 7  Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.7217 78 Amsterdam  01 1814 3197 UB AMSTERDAM  INTREE-LEERREDEN, Gehouden den 24 April 1796. by de gemeente der vrye CHRISTENEN, GENAAMD REMONSTRANTEN, - „TE ROTTERDAM, DOOR WILLEM GOEDE, Ter aanvaarding zyner Ambtsbediening als^ derzelver gewoon Leeraar. gevolgd van eenigé' ff . AANMERKINGEN, voornaamlyk ter verklaaring van ROMEINEN XII. TE ROTTERDAM, By C: van den DRIES, JtfDCCLX XXXVI*   VOOJUJB MM, JCMT. ik myne Jffcheidsleerreden van het Luthersch Kerkgenootfchap, en myne eerjle Redevoering by de Remonjlr anten, in het voorleden jaar aan de drukpers heb overgegeeven, oordeelde ik het niet ongepast, zulks ook te doen omtrent deze Leerreden, waar mede ik het Leeraarambt in eene bepaalde Gemeente by de laatfïen heb aanvaard; maakendt thans deze drie Redevoeringen met elkander een geheel uit. Myne Gemeente is het vooral, aan dewelke ik die toewyde en om welker wil zy in hes licht verfchynt. Zy mooge van. my-  VOORBERICHT, mynen kant tot een blyk van achting, liefde en dankbaarheid verfïrekken; zy worde door haar uit dit oogpunt befchouwd en herinnere ons tevens geftadïg aan onze wederzydfche betrekking en plichten! En wanneer dezelve ook in handen van andere Medechristenen mogt geraaken , geeve God, dat dezelve met nut en /richting worde geleezen! Dan is de kartelyke wensch vervuldvan den OPSTELLER. Rotterdam den i Mef 179$.-  ÏNTRÈE - REDEVOERING O V È R ROMEINEN XII. FO ORAFSPRAAK, O? U, myn Góden Vader! die myaltydhebt welgedaan en ray geholpen, Op U, niet op myn fchr■ anderheid', Wil ik myn welvaart bouwen ; En alles aan Uw wys beleid, Aan uwe zorg vertrouwen. Gy, die alóm, al 't Schepslendom Uw invloed doet bemerken, Zult altoos my, die U bely Als God en Vader fier kern Gy, die, al wat ik wensch, reeds wéét> Liet my dit nooit ontbreeken, Indien 't niet met Uw wysheid flreed, Maar fchonk my V voor myn fmeeken-, Gy houdt Uw oogi /leeds van omhoog, Opmy, Uw kind, ge/lagen. Verheugd en /lil fchlkt zich myn wil Ook naar Uw welbehaagen. Met vreugde , dankbaarheid eiï vertrouwen ©p U aanvaarde ik thans het Leeraar-Ambt iri deeze Gemeente. Schenk my Uwen byftand, op dat ik het met zegen waarneeme } om Jezus Christus wil. Amen ! — A Ja,  X | x Ja, M. W. H. alles — alles roept my thans plechtig op tot innige dankbaarheid jegens den Allerhoogften, tot een blymoedig vertrouwen op hem, tot ftrcclende blydfchap en vreugde. Ik heb in myn leven ontelbaare weldaaden van God genooten, maar waar mede zal ik deze vergelyken? Aanvaardde ooit eenig Leeraar zyn Ambt met.genoegen, met yver, met de Kirküe aandoeningen, ö welke treffende gewaarwordingen overmeesteren ffly op dit oogenblik, gereed (laande om, als Leeraar der bloeijendfte Gemeente van een waarlyk yry Christelyk Genootfchap, my op het flaatlykst aan U te verbinden. Nog geen jaar geleden moest ik, gedrongen door omftandigheden, die ik my ongaarne herinner, gedrongen door myn geweeten , waaraan ik myne tydlyke belangen moest opofferen, eene Gemeente vaar wel zeggen, die my nog na aan het hart ligt; een Kerkgenootfchap verhaten, waar in ik van myne jeugd af ben opgevoed, waaraan ik zeer veel goeds heb te danken, en in het welk ik, niet zonder zegen, het Leeraar-Ambt negen jaaren lang heb waargenoomen. Om kluisters van menfchlyk gezag in den Godsdienst, die my reeds lange gekneld hadden, eindelyk eens te verbreeken;om den benaauwendenftrydtusfchen waarheid en de uitfpraaken van fymbolifche fchrif* ten, die myne ziel reeds zo dikwyls in naargeestige oogenblikken had gellreeden," te ontgaan of te beflisfen: moest ik de zorge voor myn tydlyk beftaan , voor myne Echtgenoot,voor myn Kind, voor mynen Vader, overlasten aan God, en niets — niets fchoot my op het tydftip der fcheiding van myne dierbaare Gemeente over , dan het ver- trou*  X 3 X trouwen op mynen hemelfchen Vader en de hoop öp de edele gevoelens van een Godsdienftig Genootfchap , dat fteeds de Vryheid des geweetens verdeedigde , en my reeds voorloopige blykert van genegenheid gefchonken had. Dit vertrouwen, deze hoop beurden my in die anders zó treurige ömftandigheeden , krachtig op , maar lieten my ook geenzins befchaamd ftaan. Dit bedehuis , deze Leerftoel der waarheid getuigden 'er van, en zullen my uit dien hoofde tot aan mynert laatflen fnik merkwaardig blyven. Eerlang werd ik hier in dezen Tempel, heuchlyke herinnering ! op de ftaatlykfte wyzc in ons Christelyk Genootfchap aangenoomen, en op het naauwst verbroederd met alle deszelfs Leeraars en Leden: eerlang werd het my vergund, het zaligend Euangelie van Jezus by vrye Christenen te verkondigen, en het mogt my gebeureu, om hier, op dezen Leeritoel, het eerst gebruik van dezé Vryheid te maaken. (i.) Werd dus myne hoop vervuld, Gy, Gemeente van Rotterdam! die ik thans ook myne Gemeente .mag noemen , hebt myne verwachting ver overtroffen. Terwyl ik zeer te vrede zou geweest zyn, wanneer Hechts eene der klcinfte Gemeenten onzer Bróederfchap my tot heureri Leeraar had verkoozen , riepen uwe vertegenwoordigers my op , om voor cenigen tyd den dienst als vierde Leeraar by U waar te neemen, en toen reeds had gy met my gewislyk hoogef bedoelingen; of fchoon wy elkander op dat tydj flip nog maar zeer weinig bekend waren. . Streelende was my dit aanbod; ik befpeurde in deze Uitnodiging eenen wenk der Godlyke Voorzienig-' A a hela  X 4 X heid tot myn geluk; een alleraangenaamst Ver* fchiet vertoonde zich eensklaps aan mynen geest, en met het innigst genoegen, met de hartclykfte bereidwilligheid aanvaardde ik kort daar na den my toevertrouwden Post. (2.) God zegende myn Dienstwerk; gy allen gaaft my de doorflaandfte blyken van üefde , en hoe meer ik U leerde kennen, zo veel te leevendiger werd myn verlangen , om eens Uw gewoone Leeraar te worden, en in den ruimen werkking, my door de Voorzienigheid geopend, gcmeenfchaplyk met Uwe drie andere Leeraars, nog lange by U te arbeiden. Menigwerf fmeekte ik God in myne eenzaamheid om dit geluk, en bediende my, overtuigd , dat het Opperwezen niet meer wonderen doet, om onze beden te vervullen, van die eerlyke middelen, welke de verhooring myner wenfchen konden bevoorderen, eene getrouwe behartiging naamlyk van het my opgedraagen werk. Slechts weinige maanden verliepen, en de heuchlyke dag brak aan, die myn geluk ten top voerde. Het was de derde dag van Sprokkelmaand, een dag, my eeuwig onvcrgeetlyk, waar op uwe Vertegenwoordigers de Leden van den grooten Kerkeraad, met eenpaarigheid van Hemmen, my tot uwen gewoonen vierden Leeraar beriepen, en had ik niet geaarzeld, U voor eenen korten tyd van dienst te wezen, nog minder ftond ik een oogenblik in beraad, om dit Beroep te ontvangen uit de hand van mynen Vriend, Uv/en waardigen ondlle Leeraar , daar ik toch volkomen overtuigd was, van de wettigheid-, ja Godlykheid dezer Roeping. Immers noch door my, noch door iemand anders waren eenige laage luidde-  X 5 X delen te werk gefield, of flinkfche wégen ingeflagen, ten einde my hier in te dringen; men kende my nu en wist, in hoe verre ik eenige gefchiktheidhadtot het waarncemen van dezen Post; ik zo wel als uw Kerkeraad waren 'er van verzekerd, dat myne Beroeping uwe begeerte was, en God roept de Leeraars der Kerk niet meer op eene onmiddclyke wyze. (3.) Eerlang werd ook decze opdracht en aanneeming bekroond door de goedkeuring onzer geheele Broederfchap , (4.) en het waren alleen de invallende Lydensftoffeh, het Paaschfeest, de Avondmaalviering en de geit-hikte regeling der Predikbeurten, die my noopten, den dag der plechtige aanvaarding van myn Leeraar-Ambt onder U, waar na myne ziel haakte, tot op heden te verfehuiven. En zou ik dan niet juichen , nu het tydftip daar is, dat my op het naauwst , en misfehien voor myn geheele leven , aan U verbindt? zou ik niet juichen , daar de Godlyke Voorzienigheid my en de mynen uit allé ongelegenheden heeft gered, ja my eene Gemeente heeft gefchonken, by welke ik , vry van alle gewetenskluisters, naar mynen overtuiging de Waarheid mag Prediken ,— het zaligend Euangelie van Jezus verkondigen , niet ontluisterd door menfehenvonden; — eene Gemeente, die niet alleen by myn leven, in vergehidng met andere zo ruim, voor myn tydlyk befïaan wil zorgen, en my in ftaat Hellen, om myne plichten jegens Echtgenoot, Kinderen en Vader te vervullen, maar die ook dan, wanneer ik eens de aarde zal zyn ontvlooden, zich myner Weduwe zal aanneemen, of als ik, fpaart God my 't leven , In den Predikdienst by haar ben a 3 §ry*  grys geworden , my niet verhaten, neen maar. gelyk een Kind zynen Vader verzorgen zal ? zou ik niet juichen, daar God myne woonplaats heeft gevestigd in eene zo aangenaame Stad, en geftcld in eene vriendfchapiyke verkeering met zo veelc verfhndige en edele menfehen, wier omgang nie t an ders dan genoeglyk en leerzaam voor my kan wezen ? zou ik niet juichen, daar ik wegens dezelfde Prediking der Waarheid, die my by een, ander Kcrkgenootichap in ongelegenheidbragt, by onze vrye Christelyke Broederfchap tot Leeraar haarcr aanzienlykfte Gemeente in ons Vaderland ben verheeven? zou ik niet juichen, daar ik ter plaatze, alwaar reeds zo veele fchrandere en yverige Christen Leeraars het zuiver woord desEuangelies gepredikt hebben, en nog prediken, met die talenten zal mogen woekeren, welke de Heer der Kerke ook my mogt. hebben gegeeven, offchoon ik niet wagen durf, om my met hen te vergelyken? zou ik niet juichen , daar God my in eenen zo ruimen werkkring heeft ingeleid, my eene zo fchoone gelegenheid verfchaft, om de vruchtbaare zaaden van wysheid en deugd uit te firooijen in de tedere verftanden en harten van eene lieve ontluikende jeugd, en myne aanvanglyke poogingen airede zo genadiglyk gezegend heeft? —; J, PvT. G. ik heb ruime ftoffe tot blydfchap en myne ziel verheugt zich in den God myns heilsIV!yn hart vloeit over van dankbaarheid jegens den Allcrhoogftcn en myn mond zal fteeds zynen lof verkondigen. Terwyl ik met Jacob moec zeggen • Heere, ik ben geringer dan alle deze Ufeldaadigheden en tromve, die gy aan uwen. Knecht  X 7 X Knecht gedaan hebt, zal ik met David den Beker des heils opneemen, den naam des Heeren aanroepen en myne geloften bètaalen de tegenwoordigheid van al zyn Folk: Vergunt my dan,clat ik nu terftond,by den aanvang myner plechtige verbindtenis met U, eerst den Vadei" der Liefde verhccrlykeenzyneweldaadenroeme. — Deblydfchap en dankbaarheid , die myn hart ontwaart, bezielen my tevens met yver voor uw best, en met het ernfligst verlangen , om uit alle myne krachten mede te werken tot den in en uitwendigen bloey der ook my toevertrouwde Gemeente: vergunt my, dat ik de Algoedheid fmeeke om haaren onöntbeerlyken zegen op alle myne volgen-' de poogingen, — Deze dag, deze plechtigheid is ook voor U van zeer veel gewicht, daar ik aan uwe zielen zal arbeiden, daar gy medewerken moet, zal myn arbeid vruchten voortbrengen, en gy dus niet minder dan ik den Godlykenbyfïand behoeft: verëenigt U dan met my in myne Lofzeggingen en Gebeden ; verheerlyken wy gezamenlyk den Naam van God; bidden wy hem ecndrachtiglyk met en voor elkander op deze of dergelyke wyze. GEBED. - Getroffen door de blyken uwer liefde, en verheugd over de aanbidlyke wegen, die gy, alwys en goedertieren Vader van alle uwe kinderen! met uwen geringen Dienstknecht gewandeld hebt, daar gy hem van zyne jeugd af aan geleid en nu. hem den wensch van zyn hart hebt gefchonken, verheerlykt hy dankbaar Üwen Naam en aanbidt eerbiedig uwe wyze Voorzienigheid, voor dat. A 4 goed  X 8 x goedgunfHg beitel, waardoor gy hem als Leeraar in deze Gemeente plaatfle. Verblyd over zyne vreugde, vervuld met Christelyk medegevoel en harteiyke deelneemrngin zyn lot, ja overtuigd , van hoe grooten invloed het zelve op ons allen is, verëenigcn wy onze dankbetuigingen met de zyne en looven U hartgrondig voor die aahbidlyke fchikkingen, waar door gy hem tot ons gebrsgt hebt. Neem, ö vader! deze onze verëenigdc lofzeggingen in genade aan, en laaten zy U welgevallen ; maar geef vooral, dat onze gcmeenfthaplyke vreugde van de zegenrykfte gevolgen mogen zyn voor hem en ons allen, en dat wy dit plechtig oogenblik, het welk ons op het naauwst met elkander'verbindt, niet vergeeren alle de dagen onzes levens. Laat zyne komst totons in alle opzichten gezegend zyn. Laat hy nimmer verflaauwcn, in denyver, waarmede hy thans zyn Leeraar-Ambt by ons aanvaardt; verleen hem fteeds de nooelige wysheid, moeden ftandvastighcid, om ons te lecren, te (lichten, op te bouwen en door zyne PredikLig, maar ook door zynen Wandel, te brengen tot ChrLtelyke kennis en deugd. Leid hem aan -uwe hand, ep dat hy nooit mooge afwyken van het rechte pad. Uwe wysheid verlichte hem meer,en meer; uwe algenoegzaame kracht onderfteune hem en zy in zyne zwakheid machtig. Wanneer hy leert, verir.aaut, beftraft of vertroost naar den eisch zynerRceping, naar Jezus les en voorbeeld, laat dan hé,t woord niet ledig tot hem terug keeren, maar duizcndvouwïge vruchten van geloof en bekcering by ons voortbrengen, die verftrekken tot uwe eer. en tot onzer zielen zaligheid. Wek gy ook onze yver voor den Godsdienst meer en meer op, zo, dat  X 9 X 'dat wy alle kSelnartige onverfcLilHgheid voorde Prediking van uw woord, voor de lesfen van Jezus onwaardeerbaar Euangelic uit onze harten verba.mcn, en hy zo wel als onze overige Leeraars hun Ambt met vreugde waarnecmen, maar niet met zuchten. Beziel ons allen met vuurfge liefde voor waarheid en deugd, voor Godsdienst en Christelyke vryheid, voor U en onzen Verlosfer Jezus Christus, en geef, dat wy fteeds ons Christelyk geloof met eenen Christelyken wandel bewyzen , op dat onze Gemeente weer bjoeije, gelyk in de dagen van ouds, en een opwekkend voorbeeld voor andere mooge wezen. Wees ook in deze oogenblikken, by de plechtigheid , die wy thans vieren, in het midden van ons met uwen byftand en genade. Onderfteun hem, die fpreeken zal, met den invloed van uwen geest, en laat , het geen hy zegt, diepe indrukzelen op hem zelvcn maaken. Heilig het woord der waarheid aan onzer aller harten en laat niemand van ons ongezegend dit Bedehuis weer- verhaten, maar geef, dat ieder Hoorder, vervuld met de beste en onwrikbaarfte voorneemens tot christelyke plichtsbetrachting, te. huiswaards keere en die goede beduiten oqk daadlyk ten uitvoer bretige, Dit alles fmecken wy van U , goedertieren God! in den naam van onzen dierbaaren Verlosfer en Zaliginaaker Jezus Christus: Verhoor, o Va-der! deze beê', En deel ons uwen byftand meê, A 5 4ch!  Ach! open hart en oor en! Als wy, naar "t voorfchrift van uw woord, Tot Godsvrucht worden aangefpoord: Laat niets onze aandacht ft oor en! Op dat uw' waarheid ons verlicht''', En fpoor' tot onzen Christen plicht; Leer ons op U vertrouwen! En van uw goedheid overreed, In vreugd en [mart , in Hef en leed, Gp uwe wysheid bouwen, Amen*. TEXT.  X " X TEKST. R O M. XIL INLEIDING. Zodra myne keuze op den tekst viel, uwer aandacht oogenbliklyk voorgeleezen; zo dra ik voornam, denzeivcn by deze plechtige gelegenheid tot eenen grondflag te leggen van onze Godsdienliige overdenkingen ; begreep ik ook terftond de onmooglykheid, om dien thans van ftuk tot ftuk te verklaaren, met byvoeging. der redenen, waarom ik ieder gedeelte juist zo en niét anders opvatte. En nogthans .hy was te fchoon, te gepast voor deze plechtigheid, om hem te laaten vaaren , wcshalven ik befloot, 'er thans , zo kort mooglyk , alléén dat geenvan te zeggen, wat ons nu onmiddelyk te (lade komt, en al het overige te befpaaren voor eenige tckstverklaarende aanmerkingen , die ik achter de gedrukte Leerrede zal plaatzen, en dewelke dus door een ieder, zulks begeerende , daar breeder zullen kunnen nageleezen worden. Ik zal gevolglyk voor het tegenwoordige, L Den zin en famenhang der Tekstwoorden beknoptlyk aantoonen; en dan i i  X »? X II, Het nodig toepaslyk gebruik voor deze gelegenheid 'er van maaken, waar by ik, al mede om tyd te befpaaren, de gewoone en vereischte aanfpraaken in de Verhandeling zelve zal weeven. Gunt my dan uwe opmerkzaamheid, geliefde Medechristenen ! Verleen ons uwen milden zegen , ó liefderyk hemelsch vader! om uwer goedheid wil. Amen! EERSTE DEEL. Was Romen, toen p au lus den brief afzond, waar van onze Tekst een gedeelte uitmaakt , de hoofdflad en het middenpunt der toen bekende wereld, 'er had zich niet minder alrcde eene aanzienlykc Gemeente van christenen gevestigd. Wy vinden zeer weinig bericht omtrent het eerfte ontftaan van dezelve, dan waarfchynlyk beftond zy al zeer vroeg, en werd zy eerst opgericht door die Romeinen , welken, volgens hand l. II: vs. 10. reeds meer dan twintig jaar te vooren, by gelegenheid der uk* ftorting van de gaven des H. Geests op het Pinkfterfeest , te Jerufalem en by dit wonder tegenwoordig waren , terwyl hunne poogingen werden onderfleund door veeïe christenen, die elders tot kennis der waarheid gebragt zynde , na Romen heen en weer reisden, en niet minder door die perzoonen, van welken Paulus gewaagt in het laatfte hoofdfhik van dezen brief. Óf petrus ook daar geweest zy en mede gewerkt hebbe tot de vestiging van het christendom te Romen, laaten wy veiligst onbeflist. (5) I*  X «3 X In het eerst fchynen de christenen zich nog toê de jooden gehouden te hebben, maar nu maakten zy reeds een byzonder GodsdienfHg Genoot* fchap uit; en de Gemeente was groot, aanzienlyk en beroemd, Roivr. I: vs. 8. en cap. XVI: vs.'19. had'airede verfcheiden Leeraars en misfchien zelfs verfcheiden afdeelingen wegens de grootheid en volkrykheid der Stad, cap. XVI: vs. 5, 9. 14 en 15. Zy beftond uit zodanige Christenen , die voorheen Jooden, en uit zulken, die voortyds Heidenen geweest waren ; maar welk getal het grootfte was, laat zich niet gemaklyk bepaalen. Men vond 'er reeds veele zeer kundige, ryke en aanzienlyke leden onder, en een groot gedeelte derzelven moet beftaan hebben uit den deftigen middenftand , •die doorgaands het meefte werk maakt van de zorge voor hunne ziel. 'Er waren cindelyk verfcheiden Ambten in de Gemeente , bekleed door byzondere perzoonen, gelyk ons Teksthoofddeel uitwyst. Apostel paulus, (6) mede een Romeinsch Burger, offchoon geboortig uit de Stad Tarfus in Cicilien, en volyverig , om, waar hy maar konde , met zyne verheeven Talenten te woekeren voor den Christelyken Godsdienst, had volgens cap. I: vs. 13. en XV: vs. 23. reeds vóór eenige jaaren het voornemen gehad, om ook eens na Romen te reizen , maar was tot hier toe belet door zyne geduurige bezigheden in Afien en Griekenland; doch wanneer hy, na het Euangelie alöm onder de Grieken gepredikt te hebben, in het eerfte jaar van nero, van Efezen vertrok, en door de laagen , die hem toen  X H X toen overal door de Joodèn gelegd werden, in die ftrecken zyn leven niet langer veilig zag; bepaalde hy zich, volgens handl. XIX: vs. 22. vergeleeken met rom. XV: vs. 23; om zyn voorig beflu.it eindelyk in het werk te Hellen, en dan van Romen verder na Spanje te reizen. By deze gelegenheid derhalven nader kennis met de christenen te Romen willende maaken , en zich voorfvellende , dat zyn ontwerp , om in Spanje de leer van Christus te prediken, door hunne medewerking zeer kon bevorderd worden , fchreef hy, eer hy nog van Corinthen na Jerufalem afreisde, alwaar hy eenige aalmoezen zou brengen , onder de Griekfche christenen verzameld, hun dezen brief in het tweede jaar van nero, zes en vyftig jaar na Christus Geboorte, ten einde zy tydig van zyn voorneemen kennis mogten hebben, en gaf denzelven mede aan febe, eene dienaaresfe der gemeente, te Kenchreën , eene Voorflad en Haven vart Corinthen, welke febe, om zekere redenen, ons onbewust, na Romen vertrok j terwyl p au lus ook haar en heure belangen aan de christenen te Romen aanpryst^ cap. XVI: vs. 1. Uit dezen geheeïeh uitmuntenden brief ^ dank zy der Godlyke Voorzienigheid, die hem ook nog voor onze tyden bewaard heeft ! Straalt het oogmerk van den Apostel zichtbaar door, om het geestlyk heil der aanzieni3rke Christengemeente te Romen, in eene zö groote en gevaarlyke Stad te bevorderen, haar te bewaaren by het zuiver christelyk geloof en by echte Christelyke Godsvrucht. Hy - geeft ten dien einde beknopdyk eene algemeene fchets op van het  X 15 X het geheele christendom, zo van de geloofsleer als van de zedeplichten, doch gaat hierby geene byzondere wanbegrippen te keer, zo als in dé brieven aan de Colosfers, Thesfalonikers etl anderen, naardien 'er geene byzondere Secten in deze gemeente plaats greepen , maar zoekt hen alleenlyk af te trekken van de verkleefdheid aan de oude Joodfche wet en ceremonieelen Godsdienst, waar aan de Romeinfche christenen noch zeer gehecht waren. De inhoud van de elf eerfte hoofddeelen is geheel en al leerftellig, hoewel de Apostel 'er doorgaands zeer nuttige lesfen laat invloeijen. Hy fpreekt hoofdzaaklyk over de zedelyke bedorvenheid van Jooden en Heidenen, over de vergeeving van zonden , aangebragt door Jezus en zyn Evangelie, over het verband van geloof en deugd , over de rechte aart en wyze der christelyke deugdsbetrachting, over de hoop op meerdere volmaaking en aanftaande gelukzaligheid , en eindelyk over het wys beiluur der Voorzienigheid, in den waaren Godsdienst eerst onder de jooden te plaatzen , en vervolgens, met affcheiding van het grootfle deel dier natie, op de Heidenen over te brengen. — Met ons Teksthoofddeel begint de Apostel het zedekundig gedeelte van dezen brief, waar in hy de verfchillende plichten der christenen , ten opzichte hunner onderfcheiden betrekkingen , fchetst , en hen daar op byzonder aanfpoort tot broederlykc Eensgezindheid, befluitende eindelyk met de gewoone groeten en zegenwenfchen. De  X X Dë fchryftrant is deftig en klaar , zómtyd.4 zeer fraay en verheven, maar over het geheel beleefd en vriendelyk, daar hy aan Romeinen fchreef, die gewoon waren, zelfs de bitterde waarheden in lieflyke woorden te kleeden. Al* Jeenlyk ontfpruiten de zedepliehten, die hy in fcherpt, niet altyd juist en geheel uit het door hem verhandelde leerflellige ; en treft men daarby ook niet dat nette verband aan , hetwelk zich by het leerdellig gedeelte des briefs overal aan ons oog ontdekt: eerst fpreckt zyn fchrander oordeel, daar na zyn welmeenend hart» . De Apostel begint in onzen tekst met eene algemeene vermaaning, om God op eene verftandigc en bchoorlyke wyze te verëeren^ zeggende vs. i. Ik vermaanc u, myne broeders! daar gy door de Godlyke barmhartigheid tot de ■ kennis van het Evangelie gebragt zyt, en u dus een verfhndige , redelyke Godsdienst wordt gepredikt, dat gy, met ter zyde ftelling van alle Joodlche offerhanden$ u eener redelyke Godsverêering bevlytigt, en hem dus u zeiven met lighaam en ziel aanbiedt door een heilig, onberispelyk gedrag, dewyl deugd de beste offerhande is en gy als zulk een leevendig offer hem oneindig meer1 zult behaagen, dan doode geofferde dieren, -f* Maar hoedt u dan ook , Vaart hy in 't 2de vers voort , dat gy uwe denk- en hanclclwyze niet inricht naar de gewoonte dezer Eeuw by de ongeloovige Jooden en Heidenen; neen , richt u r.aar uwe nieuwe meer (pgeki: arde begrippen en toont door uw it,v. dig gedrag, dat "er by u, te» aanzien vaa uwe d-nkwyze, zedeit uwe bexee- ling  X •> X ring tot het christendom , eene groote en gelukkige verandering heeft plaats gegreepen; zo dat gy opmerkt, nafpeurt, erkent, verkiest en beoeffent, wat God wil, wat goed, nuttig en heilzaam Voor u en anderen is, wat goedkeuring by God en menfehen wegdraagt, wat volkomen is , of, uit de edelfte gronden beöeffend v het uitgebreidfte geluk alöm verfpreidt. Nu begint paulüs in het 3de vers zekere plichten in te fcherpen, die de christenen te Romen, naar hunne byzondere omftandigheden, vooral hadden in het oog te houden; befcheiJ denheid naamlyk , ootmoed en getrouwheid * ter bewaaring van eensgezindheid en liefde. Hy Üoet zulks in eehen zo fraayen flyl en met eene zo fchoone Woordfpeeling, dat geene vertaaling die uitdrukken kart. Uit hoofde van het my toevertrouwde Apostelambt, zegt hy, beveel ik ecnen iegelyk uwer, en vooral hun, die God, boven andere leden der Gemeente, bedeeld heeft met byzondere gaven en waardigheden j dat by niet waanwys of hoogmoedig zy ^ noch zich meer aartmaatige, dan hem toekomt, maar dat hy een nederig gevoelen vart zich zeiven hebbe en zich niet meer verbeelde, dart het geen met de zedigheid befhianbaar is, of Överé'enkomfrig met de maat der gaaven of waardigheden, hem door God toegedeeld. Ten einde nu zyne vermaanirtg nog meer klem te geeven, heldert hy zyn gezegde op, in het 4 en 5de vers, door eene gepaste' vergelyking van de Christelyke Kerk met het menschlyk ligliaarm Hoe dwaas, wil hy zeggen, .zou het niet wezeri, indien het eene lid van ons lichaam het andere wilde verË adv  X 18 X achten, by voorbeeld het oog den voet, om dat het niet eene gelyk edele verrichting heeft; daar alle de leden toch tot één lighaam behooren en alle huntie byzondere werkingen even nodig zyn: juist zo dwaas is het, indien zich de eene christen boven den anderen verheft , wanneer God hem meer gaven of hoogere waardigheden heeft toevertrouwd, naardien alle christenen leden van één lighaam zyn , waar van Christus alléén het hoofd is, en die gaven hem enkel tot nut ,van het geheel zyn gefchonken , terwyl de Talenten en waardigheden van den één even zo nodig voor de Kerk zyn, als die van den ander. En van deze vermaaning, tot hier toe algemeen voorgefleld , maakt de Apostel vervolgens , na dat hy vers 6 nog had herinnerd, dat alle de verfcheiden gaven en ambten enkel Uitwerkzels en gefchenken van Góds goedertierenheid waren , in het 7de en 811e vers een meer byzonder toepaslyk gebruik voor hun, die in de Christelyke Gemeente te Romen met ambten en gaven bedeeld waren, hen aanfpoorende, om zich van dezelve alléén en getrouwlyk te bedienen ter bevoordering van die eindens, waar toe God ze hun had toevertrouwd. Spreekt iemand, zegt hy, op ingeeving van Gods Geest; hy draage, het geen hem wordt ingegceven, voor, zonder 'er iets toe of af te doen, naar de maate der ingeeving, met yver en zonder hoogmoed. Heeft iemand eenige Kevklyke bediening, als helper, voorleezer of prediker by de openlyke Vergaderingen by Voorbeeldj hy blyve by zyn ambt, neeme hetzelve  X 19 X èclve gêttouw waar en menge zich in geert ander. Is aan iemand opgedraagen, om de kinderen of nieuwlingen , die het Christendom willen omhelzen , te onderwyzen en met de eenvouwigen te Catechifceren;'hy verzuime die Catechetifche oeffeningen niet. Is iemand een byzonder Leeraar, een Krankbezoeker, of gefchikt, Om anderen te vermaanen en te vertroosten ; hy zy in dit ambt volyverig en maatige zich geen ander aan. Is iemand Diaken, en moet hy de aalmoezen uitdcelen aan de arme leden der Gemeente; hy neeme dezen post ecrlyk eri onpartydig waar, zonder ontrouw of onedele byöogtnerken. Is iemand een Ouderling of Voorftander van de Gemeente^ het opzicht hebbende Over het geen tot de goede ordö en uitwendigen wclfland derzelve behoort ; hy zy yverig, naauwkeurig en onverdrooten in alles, wat op zyn ambt betrekking heeft. Heeft iemand de verplichting op zich genomert ^ om zieken , vreemdelingen gevangenen en andere ongelukkigen te verzorgen , te helpen en te plcegen ; hy doe zulks niet enkel uit plicht , maar uit liefde , gewillig en met vriendlykö blymoedigheidi Had paülüs' tot hier tóe Zyn oog gevestigd op de byzondere gefieldheid der Gemeente , aan welke hy fchreef, thans predikt hy algemeene plichten, in alle de volgende verzen; itceds echter de tyden en gelegenheden in bet Oog houdende 5 die vooral aanwyzingen nodig maakten, hoe de Christenen zich moesten gedraagen by de zo menigvuldige vervolgingen $ die zy om het Euangelie moesten üitltaan. Hy B 2 fielt  X *o x fteït de liefde boven aan, als de voornaamfié deugd, waar uit alle de overigen ontfpruiten. Bemint, zegt hy , hoe zwaar "t u ook valle , alle menfchen zonder uitzondering met ongeveinsde , hartlyke liefde. Hebt eenen afkeer van alles, wat zelfs aan uwe ergfïe Vyanden nadeel toebrengt; wyd u met allen yver toe aan het geen ter bevoordering kan flrekken van het geluk uwer medemenfchen. Uwe onderlinge broederliefde zy hartelyk en teder, daar gy als belyders van Jezus Godsdienst op het engst aan elkander zyt verbonden. Niemand verachte zynen medechristen , maar de een geeve den ander een voorbeeld van befcheidenheid ; betoont elkaêr niet alleen uitwendige teekenen van beleefdheid, maar de een draage den ander eene hartelyke hoogachting toe. Zyt niet traag in de waameeming van uwe-plichten en poogt byzonder, met allen yver voor Jezus Godsdienst werkzaam te wezen, want zo doende dient gy uwen Heer; — of naar eene andere leezing: maar fchikt u ook naar de tydsgelegenheden en laat uW yver dus niet in onverfiand ontaarten. Verheugt u in de blyde hoop, die gy als Christenen hebt, en zyt daarom geduldig in allen tegcnfpoed of vervolging, u hier toe bemoedigende door een aanhoudend gebed. Voorziet door uwe liefdegaven in de behoeften der arme Christenen , en herbergt gaarne uwe reizende, vervolgde of om den Godsdienst gebannen geloofsgenootcn. Blyft zelfs menfehenvrienden jegens uwe vervolgers ; wenscht hun goeds, bidt God voor hun, roeit alle bitterheid jegens hen uit uw hart, en wenscht hun nooit kwaad of ongelnk. Neemt hartlyk deel in het voorof  XC « x of rampfpoedig lotgeval van alle uwe medemenfchen, en nimmer beziele u nyd, afgunst, onverfchilhgheid , onbarmhartigheid. Zoekt door éénsgezindheid des harte eikanders geluk te vcrgrooten. De een verhefFe zich daarom niet boven den anderen, en fchaamt u nimmer uit hoogmoed uwe verdrukte broeders , maar poogt hem te helpen , te redden, op te beuren en te verkwikken. Hoedt uw vooriil voor eigenwysheid en onbefcheidenheid, waar uit niets anders dan twist en onëenigheid wordt gebooren. Wordt gy door iemand beledigd , zo beledigt hem niet weder, maar ftrceft 'er veel eer na , om. uw gedrag zo onberispelyk in te richten, dat anderen u hunne achting niet ontzeggen kunnen, en neemt daarby gefiadig de behoorlyke welleevendheid in acht. Houdt vrede, niet alleen met uwe medechristenen, maar ook met alle menfehen , zo veel plicht , eer en geweten gedoogen, en vermydt van uwen kant alle aanleiding tot twist en gefchii; ja offert om vredens wil liever iets van uw recht op. Wordt gy desniettcgenftaande door iemand beledigd, hoedt u ook dan voor alle zelfwraak; ontwykt zyne woede, laat uw eigen toorn bedaaren, en geeft het over aan hem, wien de vergelding van aangedaane beledigingen alléén toekomt en die zich dezelve heeft voorbehouden. Doet nog meer; bevvyst uwen Vyand weldaaden en weest jegens hem edelmoedig ; want dus doende zult gy hem alleigevoeligst treffen. Niemand uwer laate zich dan door de beledigingen van anderen verleiden, om zynen medemenfehen weder kwaads toe te voegen, en zkh op die wyze te wreeken; maar ieder B 3 Chris-  Christen pooge door een liefderyk gedrag, doop edelmoedigheid en weldaaden, zynen bitterden Vyand te ontwaapenen, of in eenen Vriend te herfcheppen. — De tyd gedoogt niet, dat ik my thans breè* der over mynen Tekst uitlaate; ik moet het voor het tegenwoordige by deze algemeene opgave laaten berusten, en al het overige verblyven aan myne litraks gedaane belofte; maar ook uit deze algemeene opgave ziet een ieder uwer gemakIyk, waarom ik, by de aanvaarding van het Leeraarambt onder u, juist dezen Tekst verkoos tot eenen grondflag onzer overdenkingen. Indien ik my wilde verledigen tot fpeelingcn des vernufts, het reeds gezegde zou my ruime Hof oplceveren tot niet onaartige vergelykingen van Stad met Stad, Gemeente met Gemeente, Perzoonen met Perzoonen., Bedieningen met Bedieningen en Omfiandigheden met Omdandigheden. (~) Dan ik ga dit alles voorby, en piidere het greote doel. Gy wenscht allen , dat deze Gemeente mooge bloeijen, en dien bioei té helpen bevoorderen, is het yoornaame oogmerk myner beroepinge. Uw in- en uitwudige bioei is ook myn vuurigde wensch , cn ham deze meer af dan toe, het zou my grieveh, uw Leeraar te wezen. Maar paulus toout ons den weg, om tot dit doel te geraas ken. Hy fchryft in ons Teksthoofddeel plichten voor, welker yverige betrachting niet alleen de Gemeente te Romen, maar ook deze Gemeente kan doen bloeden, en die in een kort beftek eene geheele Zedckunde voor ons uitmaaken. Deze plichten te leeren kennen, die bree-  X *3 X breeder te ontvouwen , ze ons op het hart te drukken en my zeiven zo wel als u ter getrouwe waarneeming daar van op te wekken , dit zy het Toepaslyk gebruik, dat wy nu van onze Tekstwoorden gaan maaken in het Tweed© deel van myne Verhandeling. (8) TWEEDE D E E L: Laat ik van my zeiven beginnen en myne eigen plichten my voor houden , ten einde , by deze plechtige gelegenheid , my te verfterken in het onwrikbaar befluit, om myn ambt getrouw te behartigen , en u te doen zien, wat gy met .recht vau my kunt verlangen en wat gy, onder Gods zegen, van my te verwachten hebt ; ten minsten welke myne oprechte voorneemens zyn, In zulk een kort tydsbeftek nogthans alle myne verplichtingen in derzelver volle uitgebreidheid en groot gewicht te fchetzen , dit, ziet gy, is volftrekt onmooglyk. Ik zou dan het beeld, van een waardig Christenleeraar in zyne byzondere betrekkingen, volledig moeten fchilderen, maar zulks is het werk van ééne Leerrede niet. Ik heb dit eens gewaagd in een byzonder gefchrift, toen door my uitgegeeven onder den naam van christianus, en ik zal my thans moeten vergenoegen, met flechts eenige weinige trekken daar uit over te neemen, (9) maar wanneer ik my die altyd voor oogen ftelle, en 'er uit alle krachten na ftreef, om 'er myne^Ambtsbedieuing naar in te rich-. ten, dan zal ik ten minsten niet geheel onwaarB 4 dig  X *4 X' dig wezen, uw Leeraar te zyn, en u zo wel, als my zeiven behouden. — ' U de gewichtige waarbeden van het Christendom , gegrond op rede en Bybel , en vooral op Jezus Euangelie , duidelyk en krachtig te prediken, in derzelver oorfpronglyke zuiverheid en eenvouwigheid, zonder die ooit te vermen-, gen met de nietige leeringen van menfehen, zonder den Godsdienst van Jezus te yerwisfelen met cigenlyke Godgeleerdheid, noch my op te houden met haatlyke gcloofsgefchillen ; en u den zaligen invloed dier Godlyke Waajncden op het vermand en hart, op den wandel en de hoope van den Christen, leevendig voor oogen tè ftellen , erken ik als de eerfte bezigheid, waar toe my myn ambt verbindt. Ik zal dus tilt den fchat van myne GodsdienfHge kundigheden nieuwe en oude dingen moeten voorbrengen, (math. XIII: vs. 52.) Nu eens zal ik u God uit zyne werken leeren kennen, de wonderbaare wegen zyner Voorzienigheid aantoonen en u uitlokken ter befchouwing, ter verheer-, lyking van zyne macht, wysheid en goedheid, zo zichtbaar ten toon gefpreid in de geheele natuur, zo duidlyk doordraaiende in alle onze lotgevallen: dan waar zal ik u zyne genade en menfehenmin fchetfen, ons in Jezus Christus beweezen, en door het Euangelie bevestigd, t'erwyl ik u zal bidden , om deze genade niet te vergeefs te ontvangen. Nu eens zal ik u herinneren aan uwe voortreflykheid , aan de watadc van uwe natuur, aan uwe verheeven bestemming, en u aanfpooren, om qverè'enkomftig $ezelve te wandelen: dan weer den akeligen toeHand  X *5 X ftand fchetfen, waar in by- en ongeloof, dwaaling en driften, verleiding en ondeugd ons Horten ; ten einde u voor dezelven ernftig te waarfchuuwcn. Nu eens zal ik u opmerkzaam maa-. ken op den Haat uwer ziel en u den weg aanwyzen ter onpartydige zelfsbeproeving , terwyl ik u de middelen aantoone , om ondeugden af te leggen, verzoekingen te overwinnen, kracht ten goede te verkrygen, de verheevenfle zedelyke deugden te betrachten en te vorderen ia Christelyke velkomenheid : dan weer zal ik u, leeren zorg draagen voor uw lighaam, uwe gezondheid , uwe huishouding , uwe tydlyke be^ langen, uwe eer en goeden naam. Nu eens zal ik u aanmoedigen tot geloof, tot godsvrucht, tot maatigheid, zedigheid, kuischheid, arbeidzaamheid , waakzaamheid, gebed, befcheidenheid, broederliefde, menfchenmin ; dan weer zal ik u den plicht, om uwe kinderen wél op te voeden en een deugdzaam voorbeeld aan an-> deren te geeven, voor houden en in fcherpen. Nu eens zal zich myn apenlyke Voordracht meer bepaalen tot uw verfland, en zich uitflrekken, om u verlichte denkbeelden in den Godsdienst by te brengen; en fchadelyke wanbegrippen uit te roeiT jen : dan weer zal ik meer tot uw hart fpreeken, en uw Godsdienflig gevoel, uwen zedelyken fmaak opwekken. Met één woord, ik zal leeren, vermaanen, waarfchuuwen, bidden , bedreigen , beftraffen, opbeuren en vertroosten. Ik zal het woord ook wel moeten fnyden , met befcheidenheid en voorzichtigheid prediken, my wachten voor alle misbruik dier Christelyke Vryheid, die my hier vergund wordt-, geene gewaagde of ondoordachte Hellingen o,p B 5 de-  X ** X zen leerftoel brengen, gèene ftofTen kiezen die niet flichten, niet verbeteren, offchoon men ■ook eene wydfche vertooning van geleerdheid by derzelver behandeling maaken kan, en eindelyk alles vermyden, wat niet op den kanzei behoort. Zo zal ik, met yver en getrouwheid, op den Leerftoel der waarheid, by onze openlyke Godsdienftige zamenkomften, volgens" onzen Tekst, moeten profeteeren, bedienen, leeren en vermaanen, Dan verre zy het van my te gelooven , dat myn plicht zich enkel tot'den predikftoel bepaalt. Neen, ook in uwe huizen zal ik aan myne roeping moeten voldoen; ja zonder dit laatiïe zou ik nooit behoorlyk het eerfle kunnen waarneemen. Ik moet u, myne Gemeente! leeren kennen, zal ik alzins nuttig voor u prediken , en in uwe huizen diene ik de ftof voor myne Leerredenen te verzamelen, terwyl ik u daar ook als Leeraar behoor te onderwyzen , te vermaanen en te vertroosten. (10) De ge\voone huisbezoekingen, vóór de uitdeeling van het H. Avondmaal, zyn hiertoe geenzins toereikend, ja in veele opzichten ongefchikt. Weeklyks zal ik eenige uuren tot die bezoeken moeten afzonderen, en, gedachtig aan Jezus woorden: (math. XI: vs. 5) den armen wordt het Evangelie verkondigd, zal ik niet alleen by dezelven onpartydig moeten te werk gaan en myne bezoeken tot allen iiitftrekken; maar zelfs in de nederige hut, by de zogenoemde geringe leden der Gemeente, het meest verfchynen, zo wel om dat zy den raad en de hulp van den Leeraar doorgaands het meest behoeven , als ook-  X >7 X ook om dat hy daar gewoonlyk het uitgebreid-» fte nut kan {lichten. Waar zieken, waur ftervenden, waar bedrukten en rampfpoedigen worden gevonden, zal ik op den eerlten wenk ter hulpe en vertroofting moeten toefchictcn : ja my yverig en dikwerf in hunne wooningen laatcn vinden, ter waarneeming van dit gewichtig gedeelte myner Ambtsbediening, en wanneer ik my in de iHlle eenzaamheid bevinde , zulldi myne vuurige gebeden voor uw geestlyk heil, voor den bloei en welitand der geheele Gemeente, Haag hemelwaards moeten klimmen, en zal ik met paulus bidden: (Ef. I: vs. 17, 18 en 19.) Bat de God onzes Heer en Jezus Christus, de Vader der Heerlykheid, u geeye den geest der wysheid en der openbaaringe in zyne kennisje. Naamlyk verlichte oogen tiws verftands, ap» dat gy moogt weeten, welke zy de hoop van zyne roeping, en welke de rykdom zy der heerlykheid van zyne erfetiisfe in de heiligen; en welke de uitneemende grootheid zyner kracht zy, aan u, die gelooft , naar de werking der fterkte zyner macht. —-' Het onderwys van de jeugd en van hun, die belydenis van het Christendom wenfchen af te leggen , is mede een voornaam gedeelte van mynen Ambtsplicht, ja bykans zou ik zeggen het voornaamfte van allen; dewyl het de jeugd is , waar by de eerfte gronden tot waarheid, deugd en Christendom moeten worden gelegd, op welken men naderhand gemaklyk kan voortbouwen. Hier by zal ik vooral myn vermogen en vlyt dienen ten koste te leggen. Ik zal in het  X 38 x het jeugdige vcrfband de zaaden van waarheid moeten ftrooijen en hetzelve trapswvze verlichten door de ïésfen der edele wysheid. Ik zal de lecre van Jezus niet enkel in het geheugen myner leerlingen moeten prenten , maar hen veel eer tot een verftandig nadenken over dezelve opleiden. Ik zal my ten dien einde naar hunne ycrfchillende vatbaarheden moeten fchikken, en myn onderwys hun zo ligt ja aangenaam maaken, als my maar eenigzins moogfyk is. Door belooningcn zal ik hunnen vlyt opwekken, door vriendlyke berispingen de traagen aanvuuren , door gepaste bcftraffingen de wuiten te recht brengen. Maar ik zal niet minder door myn onderwys de harten der jeugd tot deugd moeten vormen, tot Godsdienst veredelen en tegeji de aanlokzelen der zonde bewaaren. Ik zal myne jeugdige leerlingen en Godsdienftige kennis en zcdelyken fmaak móeten bybren°-en "ja hen in dier voege opleiden, dat zy eerlang, den bYhoorlyken ouderdom bereikt hebbende, vervuld met kennis van God en zyne werken, vervuld met Godsdicnfïige kundigheden, met verlichte begrippen van Christendom en plicht, vervuld met zelfkennis en met liefde voor alles, wat goed, eerlyk , betaamlyk en fchoon is, met liefde voor Jezus en hunne medemenfehen, ver, vuld met den troost van het Euangelie, eene gegronde belydènjis kunnen afleggen van de hoopè, die in hun is, en, gewapend tegen de zonde, gefterkt tegen de verleidingen, met getroosten moed de wereld intrqeden kunnen. ,Oaa  X *9 X Dan ik moet niet alleen met den mond, maar öok met mynen wandel het Christendom by u prediken, om met paulus te kunnen zeggen: (phil. III: vs. 17.) tVeest myne navolgers Broeders! en merkt op de geënen , die alz? wandelen, gelyk gy ons tot een voorbeeld hebt. Het geen gy geleerd, ontvangen, gehoord en in my gezien hebt, dat doet. (phil. IV: vs. 9» Ik heb my te wachten voor alle die ondeugden, door onzen Apostel zo fterk afgekeurd by den Leeraar van Jezus Godsdienst, in zynen eerftcn brief aan timotheus (i tim. III: vs. 1-7. en in den brief aan titus (cap. I: vs. 7, 8, 9.) Ik moet my niet enkel hoeden voor grove zonden, als dronkenfehap, onkuischheid, openlyke onrechtvaardigheid en meer andere, maar ook voor dezulke, die men ligter verbergen kan of met zekeren fluijer bedekken , by voorbeeld gierigheid, nyd, haat, kwaadaartigheid , lasterzucht , onbefcheidenheid , valschheid, ftuurschhèid, heerschzucht en geeftelyken hoogmoed, — op dat ik ze met vrucht by anderen kunne beftraffen. Ik moet myne hartstochten in toom houden en befluuren naar de reo-elen van gezond vérftand en Christendom'. Iknioct my in alle myne betrekkingen als mensch, als Burger, als Christenleeraar, als Ambtsbroeder myner Medeleeraars , als Echtgenoot, als Huisvader en als Vriend , der cdclfte deugden bevlytigen van oprechtheid, eerlykheid, befcheidenheid, menfchenliefde, vriendlykheid, maatigheid, nederigheid, zachtmoedigheid, dienstvaardigheid en getrouwe ftandvastighcid. ik moet in voorfpoed zo min opgeblaazen als in tcgenfpoed kleinmoedig wezen , en met één woord,-  , X 30 X woord, voor u en voor alle menfchen het licht van mynen deugdzaamen wandel laaten fchynen, op dat gy myne goede werken zo wel moogt zien, als myne leere hooren , en door het een en ander gebragt worden ter verheerlyking van uwen Vader, die in de Hemelen is. (maih. V: vs. 16.) Byzonder moet ik zelf achting voor den Godsdienst toonen, wil ik u die met vrucht infchcrpen; en, daar ik u dikwyls zal moeten aanfpooren tot een vlytig bywoonen van de openlyke Godsdienstoefening, dat voortreflyk middel ter bevoordcring en aankweek ing vart deugdzaame gevoelens , hetwelk men hedendaagsch echter helaas .' maar al te zeer begint te verkhtcn, zal ik u ook hier in geftadig een aanmoedigend voorbeeld moeten geeven, door zelf getrouwlyk de Christelyke vergaderingen te bezoeken , wanneer myne Ambtsbroeders het Euangelie verkondigen, en myne Huisgenooten niet minder daar toe op te leiden. Ja ik zal in alle gevallen moeten toonen, dat ik my aan u, myne Gemeente! ten fterkften laat gelegeu liggen en uwen geestlyken welftand zo wel , als uwen tydlyken voorfpoed met hart en ziel poog te bevoorderen. — Ziet daar, M. G. eenige flaauwe trekken van het beeld eens waardigen Christenleeraars , dat ik my fteeds voor oogen moet ftellen ; ziet daar eene reeks van plichten, die my te beöeffenen ftaan, wil ik eenigzins naar dit beeld gelyken, wil ik den bloei dier Gemeente behargen. Hoe groot is derzelver aantal, hoe zwaar derzei ver gewicht en wie zegt hier niet met my. Heers? wie is tot deze dingen bekwaam? Ja*  X |i X te, ik gevoel den geheelen last, dien ik heden op myne fchouderen laade; ik gevoel myne menschlyke zwakheid en voorzie allerduide-' lykst, hoe gebrekkig ik dien last zal kunnen draagen. Ik voorzie, dat ik met den besten wil menigmaal ftruikelen en dikwyls my aan plichtverzuim zal fchuldig maakert; maar evenWel fchroom ik niet, dezen moeilyken taak te aanvaarden; evenwel beloof ik u plechtig, dat ik my fteeds zal benaarftigen , om dat geene voor U te wezen, wat ik behoor te zyn; evenWel zweer ik u by God, dat ik uwe verwachting niet te leur zal ftellen , maar alle myne krachten zal infpannen , om die zelfs te overtreffen; zweere u, dat gy fteeds myne eerfte aangelegenheid zult wezen, en dat de zorge voor u my alle andere bezigheden, hoe goed en nuttig ook op zich zelve , zal doen ter zyde ftellen, zo dra zy my hinderlyk wierden in het wèl behartigen van het Ambt, dat ik heden by u aanvaarde. Wee my , wanneer ik deze beloften ligtvaardig vergat en de zorg voor uwe zielen uit het oog verloor! want God hoort dezelve, en deze dag zou my benaauwen by mynen laatften fnik, tegen my getuigen in het laatfte oordeel. Wee my, wanneer ik in ftaat ware, u op eene zo laage, fchandelyke en ondankbaare wyze te bedriegen! Want gy beriept my tot uwen Leeraar in de verwachting, daC ik myne plichten getrouwlyk zou vervullen en uwen bloey bevoorderen. Ik zal het doen, ja ik zal het doen, zo veel en zo lange lighaamskrachten en zielsvermogens dit toelaaten, en , beantwoordt het gevolg aan mynen wensch, zo Kal ik nog meer werk voor u verrichten, dan  X 3* X dan ik tot hier toe verricht heb , nog yverigcr aan myne beftemming beantwoorden , dan my tot hier toe mogelyk was; want Broeders! Ik achte niet, dat ik het air ede gegreepen heb of airede volmaakt ben , maar ik jaage daar na, of ik het ook grypen mogt; ik flrek my 'uit tot het geen voor is, en jaage na het •wit tot den prys der roepinge Gods, die van boven is in Christus Jezus. (phil. III: vs. 12-14.) 00 En Geliefden! verwondert u niet over deze ftoute verzeekeringen , nog minder verklaart myne beloften voor ydele praalcry; want, behalven dat ik u hier mede alleen de oprechtheid myner voorneemens aanduide , behalven dat ik ü niets meer beloof, dan het geen ik volftrekt moet verrichten, wil ik- my het Leei-aarambt niet geheel onwaardig maaken en my de geftrengfle ftraffen der Godheid op den hals haaleii; heb ik eenen verzeekerden grond; waar op ik die beloften bouw, en deze grond is God zelf. God heeft my tot het Predikambt geroepen; hy heeft my negen jaar lang in hét zelve onderfteund en het by twee verfchillehde Gemeentens aanmerklyk gezegend ; hy zegende ook den aanvang van myn dienstwerk by u; en hy zou my nu verbaten ? Nu ophouden my te zegenen ? Myne hartlyke voorneemens niet bekroohen met zyne goedkeuring, met een gewenscht gevolg ? Neen, God en Vader! dat zult gy niet doen. Gy "zult met my zyn , gelyk gy tot hier toe met my geweest zyt. Ik vertrouw op U, en gy zult my niet laaten befchaamd Haam Uwe kracht zal  X 33 X zai in myne zwakheid machtig wezen. Aan U beveel ik my, myne Ambtsbediening ett de'geheele Gemeente. Gy zult ons zegenen, ja gy zult ons zegenen uit de hoogte; gy onze God, ons vertrouwen tot in Eeuwigheid! — Dan verre zy altyd vah my die hoogmoedige verbeelding, als of de bloey der Gemeente alleen van myne poogingen zou afhangen. Slechts een zeer klein gedeelte derzelve kan ik bevoorderen , en een veel grooter hangt af van uwe verëenigde Werkzaamheden, Waardige Ambtgenootert ! zeer geachte Medearbeiders ! Leeraars van het Euangelie ter dezer plaatze! — De zo even gefchetfte plichten gelden ook U! dan nimmer zal ik tot die ónbefcheidenheid, tot die verwaandheid komert , om U, die reeds verre boven my in jaaren zyt gevórderd, die langer dan ik het Eerwaardig Leeraarambt hebt bekleed, en by deze Gemeente reeds verfcheiden jaaren met yver en lof bekleed hebt,- aan derzelver betrachting te willen herinneren. Gewaage ik hier van plicht, ik wil 'er alleen door aanduiden myn vertrouwen op uwe kunde, uwen yver, uwe volvaardige medewerking tot heil dezer Gemeente; op dat dit vertrouwen my bemoedige by den op my genomen post , verzeekerd, dat onze verëenigde krachten dien ligt Zullen maakeni Op dat üw voorbeeld my aanvuure, en te rug houde van verflaauwing in de waarneeming van myn beroep; op dat het ftreelend genoegen , het welk gy thans moet ontwaaren by de overtuiging des gevveetens: Ik hei t&t hier tos mynen plicht betracht! Ook C my  X 34 XC my opwekke , om eens in dit genoegen te deelen. Vergunt my alleen , geliefde broeders en vrienden! U by de aanvaarding van myn Ambt plechtig te begroeten , myn perzoon u aan te beveelen, en u de beste Zegeningen des Allerhoogften toe te wenfchen. Ik ontweerde in vroegere dagen altyd zekere huivering en fchroom, om het Ambt by gemeenten te aanvaarden, waar ik meerdere Leeraars aantrof, dan zedcrt ik u leerde kennen, veranderde deze fchroom in een hartlyk verlangen. De nyd, de twist en tweedracht, ontftaande uit geestlyken hoogmoed, die het leven van zo menige Predikanten verbitteren , hen fchandvlekken en hunnen dienst onvruchtbaar maaken , hebt gy verre van u, verbannen; en menigmaal juichte ik by my zeiven , wanneer ik in uw gezelfchap deelde: 6 hoe goed en lieflyk is V, dat Broeders te zamen woonen! — Gy ontvingt my, zo dra ik hier kwam , met de hartlykfte Broederliefde , niet als een vreemdeling, maar als eenen vriend en Ambtsbroeder; gy vergundet my uwe zo aangenaame als nuttige verkeering; gy beriept my zelf mede tot uwen Ambtgenoot en ik mogt de vreugde over myne Beroeping leezen in uw gelaat, verneemen, uit uwe hartelyke zegenwenfchen. Ja, Broeders! uwe liefde , _ uwe vriendfchap heeft my getroffen , en nooit zal ik die vergeeten. Wat myn hart voor u gevoelt, kan myn mond niet uiten, maar zal uit myne daaden blyken. Wanneer ik maar in ftaat ben , om u eenigen dienst te bewyzen, nimmer zal ik daaromtrent in gebreke blyven ; in het vast vertrouwen, dat gy verder my zult bly-  X 35 X blyven verëeren mee uwe broederlyke vriendfchap, my voorlichten met uwe kundigheden, onderfteunen met uwe krachten, leiden met uwen raad , Herken met uw voorbeeld , gclyk gy tot hier toe deedt. Wat geluk, welk ecné vreugde voor my! dat ik met ü veréénigd, dat wy dus gezamenlyk zullen arbeiden aan het heil van eene zo aanzienlyke Gemeente, en hoe zal myne achting voor, myne liefde jegens u niet dagelyks aangrocijen, meer en meer uwen yver, uwe oprechtheid in het werk des Heeren ziende; maar hoe groot zal ook eens ons genoegen , onze zaligheid zyn, wanneer wy aan het einde der dagen , by de reekenfehap over ■onze Ambtsbediening, kunnen zeggen: Vader! Zie daar ons, en de geenen, die gy ons gegeeven heit; door onze fchuld is 'niemand hunner verhoren, en wanneer wy uit den mond van den rechter de lieflyke Woorden zullen hooren: Komt, gy getrouwe Knechten ! beërft het Ryk uws Vaders, gaat in de vreugde uw es Heeren! — God zegene dan verder uw dienstwerk ^ gelyk hy het tot hier toe gezegend heeft. Hy fchraage uwe krachten , en beloone uwen yver met de voortduwende achting en liefde deiGemeente; hy doe u vruchten van uwen arbeid zien in den bloey der u toevertrouwde kudde, in töeneemende verlichting, Godsdienstyver en deugd by allen, die u hooren. Hy zegene uwe perzoonenj uwe familic-rt en allen; die u lief en waard zytt; Hy zegene u in lengte Van dagen , geeve ü gezondheid en voorfpoed , ja alles wat uw hart wenscht; en het geert u voor'  X 36 X dit en het toekomend leven vergenoegd, gelukkig en zalig maakcn kan. Het zy zo! Thans wende ik my tot U, Vaders! Mannen! Broeders! Leden van den Kerkenraad dezer Gemeente, Oud-Ouderlingen , Ouderlingen en Diaconen! — Nooit zal ik de verplichting vergeeten, die ik-aan U allen heb, daar gy, door uwe eenpaarige beroeping, my in de gelegenheid hebt gefield, om. my op heden met -deze Gemeente op het naauwst te verbinden, en voorts ten haaren nutte werkzaam te wezen; maar ik moet ook uwe wysheid en voorzichtigheid roemen in de wyze van myne Beroeping, en het tydftip, dat gy daar toe verkoost. Weetende, dat niemand twee Heeren kan dienen , en dat eene Gemeente 'er fteeds onder lyden moet, als de Leeraar daarby vreemde Ambten waarneemt of zich met bezigheden inlaat, die niet rechtftreeks tot zyne Ambtsbediening behooren, hebt gy my geheel en al aan myne Gemeente willen verbinden door de voorwaarde, dat. ik geen politiek Ambt by het myne zal moogen bekleeden. Zorgende voer de jeugd, hebt gy my die ten allerilerkfien op de ziel gebonden, door eene voorwaarde, voor my zo verëerend als aanmoedigend, (12) En heeft de Gemeenterede, om U.te danken, dat gy my niet eerder tot haaren Leeraar hebt beroepen, alvoorens gy U kondet verzeekeren, dat ik voor dit Ambt niet geheel ongefchikt was, en den bloey der Gemeente zou kunnen feevoorderen; ik voege myne erkentenis by de haare.  X 37 X haare. Duizendmaal aangcnaamer is my tegenwoordig uwe op my gevallen keuze , dan die ooit zou geweest zyn, wanneer gy my, zonder my verder te kennen, enkel op ééne redevoering af , tot Leeraar had beroepen. Immers nu ken ik de Gemeente, myne Ambtgenooten en de onderfcheiden verrichtingen van myn Ambt; nu weet ik, in hoe verre ik bekwaamheid bezitte, om aan mynen post te voldoen; nu ken ik de liefde der Gemeente by bevinding, de middelen, om die te erlangen , en heb het gunftigst vooruitzicht voor de toekomst. Ja kon my ooit iets in de opdraaging van het Leeraarambt hier ter plaatze ftreelen, het was zeeker de omftandigheid, dat gy, na dat ik reeds een half jaar bykans den dienst had waar genomen en dezelve dus het bekoorlyke van het nieuwe had vcrlooren, my evenwel met eenparige Hemmen riept, offchoon ik niets anders ter myner aanbeveeling medebragt, dan plichtmaatigen yver en vlyt. Gy verwacht dus van my allerbillykst de voortzetting van dien yver tot nut der Gemeente, waar over gy gefield zyt als Opzienders; en gy kunt 'er gerust op wezen, dat ik U, onder Gods Zegen, in uwe verwachting niet zal te leur ftellen. Gy zult my fteeds naarftig zien in het behartigen van de belangen dezer bloeijende Gemeente, en ik zal niet alleen. in myne openlyke en byzondere onderwyzingen, by bejaarden en by de jeugd, dóór lesfen en voorbeeld, my van mynen plicht zoeken te kwyten, maar ook dan, wanneer gy zamen komt, om te raadpleegen over den tydlyken welftand vau Kerk en Broederfchap, my  X 38 X getrpuwlyk in uwe Vergaderingen laaten vinden , ten einde wy gezamenlyk met bedaardheid , in liefde en eensgezindheid des gemoeds, de beste befluiten neemen tot opbouw van Jezus Kerk. Beantwoordde ik niet aan deze beloften, verzuimde ik in een of ander opzicht opzetlyk mynen post, het zou een fchandelyk misbruik wezen van het vertrouwen, dat gy in my gefield hebt; gy zoudt recht hebben , my hetzelve te onttrekken, en ik zou ophouden de naam van waardig Evangeliedienaar te verdienen. Maar Vaders en Broeders! vergunt my dan ook, u by deze ftaatlyke gelegenheid te herinneren aan de uitgebreidheid der verplichtingen, die op u liggen; te herinneren naar het voorbeeld van onzen Apostel en uit kracht van het Ambt zelfs , dat gy aan my hebt opgedraagen. Zal de bloey der Gemeente bevoorilerd worden , dit hangt in zo menigerlei opzichten vooral van U af. Om 'er nu niet eens van te gewaagen , hoe zeer het welzyn onzer geheele L'rcedcrfchap op uwe medewerking flcunt. Gy moet zorgen voor de geregelde waarnecming en nuttigfte inrichting van' de openlyke Godsdicnstoeffening ; gy moet door uw eigen voorbeeld achting voor dezelve inboezemen; uwe ledige plaatzen moeten nimmer tegen u getuigen, wanreer het woord der waarheid verkondigd wordt; gy moet de uitwendige belangen der Gemeente gctrcuwlyk behartigen door wyze fchikkingen, eerlykheid, fpaarzaamheid, voorzichtigheid en goed overleg; gy moet zorgen voor "Weduwen e»  X 39 X en Weezen, voor amen en noodlydendcn; gy moet de ongeregelden vermaanen , de traagen opwekken, de zwakken opbeuren en door uwen deftigen wandel en wyze lesfen de Gemeente leiden en weiden; In' uwe Vergaderingen moeten orde, yver, liefde, wysheid, bedaardheid en éénsgezindheid heerfchen. Met één woord: die de bediening heeft, moet getrouw zyn in de bediening. Die uitdeelt, moet het doen_in eenvouwigheid, in eerlykheid en onpartydigheid. Die barmhartigheid doet, moet het doen in blymoedigheid. Die een Voorftander der Gemeente is, zy het in naarftigheid. Deze herinneringen, Vaders en Broeders! zyn geenzins berispingen; want die verdient gy niet. Het zyn enkel aanduidingen van het geen gy wezenlyk verricht, en bemoedigingen, om daarin voort te vaaren, die ik befluite met eene aanbeveeling van myn perzoon in uwe verdere liefde en vriendfchap; befluite met de oprechtfte Zegenwenfchen van myn Hart. Uwe herinneringen op de waarneeming van myn Ambt, uwe voorlichtingen , uwe te recht wyzingen zullen my fteeds aangenaam wezen en gy zult my altyd gereed vinden, om van dezelve een gepast gebruik te maake^ God onderfteune U in den moeilyken post, zo edelmoedig op u genomen en dien gy zo belangeloos waarneemt. Hy doe U het heil der Gemeente zien, dat gy zo yverig bevoordert, en vergelde uwen dienst, dien gy der Kerk en Broederfchap bewyst, ja vergoede ryklyk uweC 4 op-  X 4° X opofferingen en verzuimen, God waake over uwe Perzoonen, uwe Echtgenooten, uwe Kinderen, uwe Familien , uwe Neering of Handteering, ja over alle de middelen van- uw tydlylc beilaan. Hy rekke üw leven in lengte van dagen, en bewaare u voor rampen of doe dezelven in vreugde veranderen. Hy vcrheuge u met zyne goederen en verblyde u met zyn heil, Hy bewaare u lange in gezondheid, verkwikke u op het Ziekbedde, fterke en vertrooste u in de uure des doods, ja voere dan uwe Zielen in de zalige gewesten des Hemels, En deze zelfde zegen beruste ook op u allen, Waarde Broeders.' gy die in uwe byzon^ dere betrekkingen het uwe tot welzyn en bloey van Kerk en Gemeente toebrengt : het zy gy als Diaconen der kleine Kerk de liefdegaven voor de armen inzamelt; het zy gy als Weesbezorgers vergadert tot onderhand van hun , die ouderloos zyn ; het zy gy als Krankbezoekers of onderwyzers der jeugd en eenvouwigen werkzaam zyt; het zy u de zorge voor de Weezen, de verlaaten kinderen of de hulpbehoeftige bejaarden is aanbevoolen , of waar in gy ook der Kerk van eenigen dienst zyn moogt, God fchenke u die genade, om in dit alles getrouw bevonden te worden , verblyde u met het merg zyner Yaderlyke Zegeningen en doe u eens tot loon uwer trouwe de lieflyke ftemmc hooren: Gy zyt over ■weinig getrouw geweest , ik wil u over veelen zetten. Het zy go! ■ Ge-  X 4* X Geliefde, my eeuwig dierbaare Gemeente! die ik thans voor de eerfte maal ook myne Gemeerite mag noemen, ik kpom op dit oogenblik tot u met een zeer gewichtig woord; met een woord van vermaaning , van opwekking , van heil en zegen wenfehen. Hoor met ernst en aandacht dit cerlte woord van uwen Leeraar, waar mede hy als zodanig zyn, dienstwerk onder u aanvaardt, en gy zult 'er u wel by bevinden, Gy hebt my hier geroepen, om uwen bloei te bevoorderen; gy hebt de plichten gehoord, die ik my. ten dien einde zelf heb voorgedekt, gy hebt de beloften vernomen , die ik in oprechtheid heb gedaan en die ik onder Gods zegen wensch te vervullen. Verneemt nu ook wat ik van u verwacht , ten aanzien van myn perzoon niet aljeen , maar ook in het algemeen, De bloey dezer Gemeente is thans, zo immer, mogelyk, daar alle uitwendige beletzelen, door. de tegenwoordige gefceldheid Van zaaken, in ons Vaderland, zyn weggenomen , en gy niet behoeft te vreezen, dat om tydlyk belang, eer of aanzien iemand uw Genootfchap verhaten zal;' maar veel eer te hoopen ftaat, dat zy, die buiten ons zyn, hoewel ook onze christelyke Medebroeders, meer en meer zullen begrypen, dat de waare voorftanders van echte vryheid, van vryheid des geweetens, op Godsdienftige verlichting gegrond , de Remonitranr ten zyn, doordien zy nimmer menschlyk gezag C 5 in  X 4* X in den Godsdienst gedoogden , maar goed en bloed voor waarheid, voor deugd , voor zuiver Christendom, voor geweetensvryheid opofferden; en het kan niet misfen, of deze rechtvaardige uitfpraak moet u ten goede werken, moet u nieuwe leden toevoegen: ja zyt gy thans minder in getal, dan wel m vroegere dagen; gy kunt op nieuw toeneemen , gy hebt eene aanzienlyke jeugd, een groot aantal van kweeklingen , en dit is ten minsten zeeker, dat uwe gevoelens van christelyke vryheid zich al verder en verder uitbreiden. Edoch men bereekent den bloey eener Gemeente juist niet naar het aantal der leden. Men bepaalt dien veel zeekerer naar de maate van kennis, verlichting, geloof, godsdienstyver en deugd, die by dezelve plaats vindt; en deze hangt grootendeels alleen van u zeiven af. Met hart en ziel wil ik dien bloey helpen bevoorderen , maar , zonder uwe ernftige medewerking, zyn alle de poogingen van my, van myne Ambtgenooten en van uwen Kerkenraad geheel te vergeefs. Ik ben vervuld met yver voor uw best, maar gy kunt dien, zo niet geheel uitdooven, ten minsten zeer doen verflaauwen ; gy kunt door aanhoudende flauwhartigheid in den Godsdienst, door onvriendelyke be-. öordeelingen, door onheufche vitteryen en koelhartige bejegeningen , my het Ambt tot den bitterften last maaken, dat ik thans voor het grootfle geluk myns levens boude, en myne hoogde vreugde in het bitterst verdriet herfcheppen. — Maar neen, dit zult gy niet doen; dit  X 43 X dit zult gy gewislyk niet doen. Daar voor ftaat die liefde my borg , waar mede gy my hebt ontvangen, ja tot op dit oogenblik bejegend ; die liefde, waar voor myn hart u dankt én welke rav het heuchlykst uitzicht oplee-, vert, daar de* ervaarenis leert, dat gy niet wuft in de liefde tot uwe Leeraars zyt. Gy zult voorvaaren, my in uwe vriendfchap te doen deelen. Gyzult, de werkzaamheid ziende, die my tot eene gewoonte geworden is en die zelfs voor een groot gedeelte uit myn Temperament ontfpruit, ook myne misdagen over het hoofd zien en bedenken, dat getrouwheid en yver in het Ambt het voornaamfte zy , wat van een Euangclicdicnaar gcëischt wordt, (i cor. IV: vs. i, 2,) Gy zult 'mynen vlyt beloonen, met de prediking des woords getrouwlyk by te woonen, maar ook naarflig op te volgen, en my niet terftond veröordeelen , 'zo ik nu en dan van dezen of geenen uwer in denkbeelden mogt verfchillen , maar altyd de bevordering van verlichting , de gewectensvryheid in het oog houden, en bedenken, dat wy geene Arminiaanen zyn, of in de woorden van armyn zweeren, maar Remonitrantcn, dat is vrye christenen, offchoon de vryheid niet misbruikende. Gy zult van my die fchoone taal in myne Redevoeringen niet cisfehen, waar op gy geftadig vergast wordt door myne Ambtsbroederen, daar ik ongewoon ben, myne Leerredenen woordelyk te fchryven , daar my zulks in het yverig waameemen myne overige Ambtsverrichtingen zeer hindcrlyk zou wezen , ja daar het zelfs eenen nadceligen invloed op myn Kanzelwerk zou  X 44 X zou hebben; wanneer ik flechts zorge draage voor eene goede keuze van froffen en die behoorlyk voor u bearbeide, om met ftichting en waardigheid te kunnen fpreckem Gy zult my .by fouten en overylingen niet geftrenglyk veröordeelcn, daar ook de Leeraars hunne fchat in aardfche vaten draagen en het Priesterlyk gewaad ons niet vry waart van menschlyke dwaalingen, driften, zwakheden en gebreken. Gy zult eindelyk voor my ftryden in den gebede tot God, gelyk de Romeinfche Christenen voor paulus deeden, (rom. XV: vs. 30.) opdat hy myn werk onder u zegene en bekroone met het beste gevolg. En dit alles zult gy niet alleen in acht neemen ten aanzien van my, maar ook voortvaaren zulks te doen , in opzicht tot alle myne Ambtsbroederen. Dit vertrouwen , M. G, hoe verheugt, hoe vertroost het my! met welk eene vreugde vervult het myn hart by deze plechtige gelegenheid! en hoe zal de vervulling daar van my ftreelen in den loop myner geheele bediening! Welk eene reeks van plichten, noodzaaklyk voor uwen bloei, had ik u niet nog voor te houden, wilde ik al de vermaaningen van den Apostel in mynen Tekst, die ik u in het eerfle gedeelte myner Verhandeling kortlyk heb opgehelderd en ontvouwd, nu breedcr gaan ontwikkelen. Dan ik wil uwe aandacht thans niet veel meer vergen; ik zal u nog maar zeer kort by eenige weinige zaaken bepaalen en heb voor het overige deze hartelyke bede: zo menigwerf de werisch in u opftygt, dat deze Gemeence mcoge  X 45 X mooge bloeijen; zo dikwyls gy u herinnert aan dezen plechtigen dag; zo menigmaal ik of myne Ambtbroeders optreeden, om ü het Euangelie te verkondigen; ja dan zelfs, wanneer ik niet meer hier ben, of myn lighaam reeds met het ltof des doods is vermengd; leest, overdenkt, bepeinst en beoeffent dan mynen tegenwoordigen Tekst, en ik ben verzeekerd, dat gy my voor dien raad altyd danken zult. Laat uw Godsdienst dan altyd rcdclyk zyn en gegrond op verlichting des verftands, maar betoont ook fteeds uw geloof door waare vruchten van bekeering, door vermyding vart de zonden der weercld en het doen van het welbehaagen Gods. Al wat ftichting bevoorderen kan in uwe Godsdienftige Vergaderingen, zy yveiïg door u gezogt, zonder te vraagen : is het oud of nieuw, maar is het waar en goed? Ën maakt uw Kerkenraad hier of daar in eene goede fchikking, neemt dezelve met dankbaarheid aan,, zonder alle onbillyke weêrftreeving. (13.) Uwe befcheidenheid -zy overal kennelyk en de een verachte nimmer den anderen, om dat de vermooa;ens, de gaven, de waardigheden en tydlyke goederen verfcheiden zyn uitgedeeld, maar werke met zyne voorrechten tot nut van het. geheele lighaam, Betoont elkander wederzydfche achting, en hebt alle menfehen lief, maar vooral de huisgenooten des geloofs. Dient God in Jezus met yver, en verlaat de onderlinge byéénkomften niet, (hebr. X: vs. 25.) gsb'^ sommigen de gewoonte hebben, maar gedenkt aan den yver uwer Voorouders, zelfs onder de groorfte  X 46 X grootfte gevaaren en bitterde vervolgingen. Gedenkt, dat het deze Stad is, waarin onze Broederfchap is gevestigd, ja de grond gelegd tot ons geheel Genootfchap, terwyl deze Gemeente 'er van den beginne af aan groot aandeel in heeft genomen, en weest dus fteeds na yverig op uwen alouden roem. (x40 Betoortt niet minder liefde tot den Godsdienst ^ nu gy geene vervolging meer hebt te duchten , dan uwe Voorvaderen eertyds onder de verdrukking eii het kruis. O 5-) Maar regelt ook uwen yver door verftand en voorzichtigheid laat nimmer Secten geest u beheerfchen , die niemand minder past, dan eenen Remonftrant, en toont aan allen, die buiten zyn, door uw wys gedrag , dat verdraagzaamheid eh Godsdienstyvcr met elkander zeer wel bertaan kari. Gedenkt aan de akelige verandering, die de aanzienlyke Christengemeente te Romen heeft ondergaan , en hoedt u voor alles, wat deze oude en aanzienlyke Gemeente in dezelfde rampen zou kunnen Horten. U kenfehetfe christelyke blydfchap, geduld en vertrouwen op Goddeelneeming in elkanders geluk of rampenen hartelyke Eensgezindheid. Bekroont alle deze en meer andere christelyke deugden met waare nederigheid en weest yverig in het gebed, als het beste bevoorderingsmiddel vim eene deugdzaame gemoedsgefteldheid. Deelt mede tot de behoeften der christenen , ten nUtte van Kerk en Genootfchap, tot inftanuhouding van de ppenbaafe GodsdienstOeffening, tot verligting van den nood uwer Jydende of behoeftige Medebroeders en Zusters, tot onderhoud van Weduwen en Weezen. Laat hei  X 47 X het u niet verdrieten, wanneer gy aan den welftand uwer Kerk nu en dan iets opoffert van uwe tydlyke goederen, en gy in hét byzonder, vermoogende Leden onzer Broederfchap! gedenkt, wanneer 'er geenè uwe Naastbeftaandert onder behoeven te lyden, ook in uwen laatften wil aan deze Gemeente , naar het loflyk voorbeeld uwer Voorouderen, verzeekerd, dat zulke offerhanden Gode welbehaagen. (16.) Eindelyk M. Beminden! beöeffent den verheevenften plicht vjm het christendom , de liefde toe Vyanden zelfs , ons zo nadruklyk ingefcherpc door paulus in onzen Tekst. Laat u nut door het kwaad overwinnen, maar overwint het kwaad door het goed. En nu myne Zegenwcnfchen ? — Die kan ik in weinige woorden zamenvatten, zy zyn reeds voor een groot gedeelte begreepen in myne. voorige vermaaningen, en de Heere doe 'er alles toe, wat daar aan nog mogt ontbreeken. God vêrryke u met alle die goederen, die hec heil van uwe ziel, die uwen uitwendigen welftand bevoorderen kunnen. Hy doe deeze Gemeente bloeijen en toeneemen in getal en aanzien, in waarheid en deugd. Hy zegene alle derzelver Leden met welvaart, gezondheid en bly moedigheid des Harte; hy zegene u in. alle uwe betrekkingen als Menfchen , als Burgers en Christenen; hy zegene Echtgenooten, Huisvaders en Huismoeders , Ouders en Kinderen, Ryken en Armen, Voornaamen en Geringen in alles, waar in gy zynen zegen behoeft, en verblyde u met zyn heil tot m Eeuwigheid.  X 48 X Ja M. G. ik buige met p au lus (Ef. Üïf vs. 14—19.) om dit niks , myne knieën totden Vader onzes Heeren Jezus Christus, uit welken al het ge/lacht in de hemelen en op de aarde genaamd wordt; op dat hy u geeve, naar den rykdom zyner heerlykheid, met kracht ver fierkt te worden door zynen geest in den inwendigen mensch ; op dat Christus door het geloof in uwe harten woone, en gy in de liefde geworteld en gegrond zyt; op dat gy ten vollen moogt kunnen begrypen met alle de heiligen, welke de breedte, en lengte, en diepte-, en hoogte zy; en bekennen de liefde van Christus, die de kennisfe te boven gaat: op dat gy vervuld wordt tot alle de volheid Gods. — Nu nog èctt enkel woord tot u, myne vreugde en roem! tot u, lieve, dierbaare jeugd! hoop van het toekomend geflacht ! my allerfterkst op de ziel gebonden by myne beroeping; zo wel gy , die nog het geluk der zorg uwer Ouderen moogt genieten, als gy, die reeds Vader- en moederloos zyt en als Weezen der Gemeente zyt aanbevoolen. — Hoe gcnoeglyk zyn my die uurert, waar in ik uwe tedere verftanden voor waarheid mag vatbaar maaken en uwe jeugdige harten mag vormen voor de deugd. Hoe verheugt my telkens uw vlyt , uwe naarftigheid, uwe leerzaamheid, zo dikwyls wy zamen komen, onr over den Godsdienst te fpreéken. Het geen ik in Campen verloor, toen my het verhaten van myne geliefde leerlingen traanen uit de oogen periie, heb ik in u veelvoud  X 49 U vöiuvig wedergevondene Gy hebt myne droef* heid in vreugde herfchapen ; en verblydt telkens myne ziel. Gaa voort, geliefde jeugd! gaat voort, waardige jongelingen en jonge dochters! in uwert pryswaardigen yver ; ert by meer gevorderde jaaren zult gy 'er de aangenaamfte vruchten van zien. Gy deelt in myne tederfte liefde, zyt in myn hart geplant en zult 'er eeuwig in leeven. In myne éénzaamheid zal ik voor li bidden; in onze byéénkomftert zal ik u onderwyzen en nooit znlt gy myne zorge ontglippen. Gehoorzaamt God en zyne wetten ; gehoorzaamt uwe Ouders of Verzorgers en hunne bevelen; Verblydt my verder door opmerkzaamheid op, door naleeving van myne lesfeni en fpant alle uwe krachten in, om braave menfchen^ :goede Burgers en waardige Christenen te worden. God bewaare u voor de zonden der jeugd, voor de verleidingen der wereld. Groeit op in onfchüld en deugd, en zyt eenS de troost uwer Ouderen, de roem dezer, Geimeente, de vreugd van het menschdom. Leeft dan hier in gezondheid en lengte van jaaren $ leeft éénmaal in eeuwig geluk. Ziet daar^ wat myn hart u wenscht! Ziet daar het geen u waarlyk en beftendig kan gelukkig maaken ! — , Ik kan niet eindigen, Myne waardfte Medechristenen ! alvoorens ik mede de - hartelykile Zegenwenfchen heb uitgeboezemd over u allen, die hier vergaderd zyt. Hebt dank voor den aandacht en het geduld j waar mede. gy deze Redevoering hebt aangehoord; en herdenkt ook menigmaal het geeri hier goeds D mögc  X 50 X mogt gezegd wezen. Laaten geene vooröordeelen u te rug houden , om mecrmaalen ons uwe tegenwoordigheid te vergunnen , wanneer ik of myne Ambtsbroeders het Euangelie van Jezus verkondigen; en bedenkt, dat de Remonftranten eenen iederen de hand van Broederfchap toereiken , ja als hunne christelyke medebroeders aanmerken allen, die belyden, dat Jezus de Christus is , zonder onderfcheid van Godsdienftige gevoelens; wanneer zy maar een onërgerlyk gedrag leiden en vry zyn van geweetensdwang. God zegene u allen en alle de uwen; aanzienlyken en geringen, grooten en kleinen, ryken en armen. God zegene u in uw beroep en in alle uwe byzondere betrekkingen; hy doe u getuigen zyn van zyne liefde en goedheid, hier in den tyd en eens in eene volzalige Eeuwigheid. — Ja God zegene de Stad onzer Inwooning ; hy zegene ons dierbaar Vaderland; hy zegene het geheele menschdom met de beste zyner Zegeningen. Hier en overal verbreiden zich de kennis des Heeren, het zuiver christendom , vry van alle Sectengeest en partyzucht, de vryheid, de liefde, de vrede. Onze Broederfchap bloeije en derzelver grondbeginzelen verfpreiden zich door de geheele wereld. Het woedend Oorlogszwaard worde voor eeuwig in de fchedc gellooken, en de rampen der ftervelingen worden verkeerd in gelift; God' verhoore de zuchten der lydende menschhcid en herfcheppe de traanen van fmarte , geftort door WeduWen , Weezen , beroofden en verminkten, in traanen van vreugde en danki baar-  X 5* X baarheid- God herdelle den vervallen ftaat en den alöuden roem van Neerland en zegene daar toe de poogingen van onze Vertegenwoordigers. Hy doe den Koophandel herleeven, befcherme de Zeevaart, herdrelle onze kwyneride Fabrieken en Trafieken, maar vooral onze oude Nationaale deugden. Hy bevestige het geen nog wankelt, en gccve eenen ieder ftoffe tot juichen. Met één woord: echte vryheid'$ wars van dwinglandy en toomloosheid; waare gelykheid, deunende op rechtvaardigheid en aehting jegens den naasten ; oprechte Broederfchap, Liefde en Eensgezindheid bevestige het heil van ons Vaderland, het heil van het menschlyk gedacht, het heil van ons. allen tot aan onzen jongden fnik; en dan, wanneer ons de wereld verlaat, dan zy de hemel ons lot, de eeuwige vreugde ons deel! — Onze wenfchen zyn Zedelesfen; onze wenfchen zyn tevens gebeden. Laat ons ■ de eerde naleeven , en God zal de laatde verhooren. Hem nu , die machtig is, (Ef. iii: vs. 20 en 21.) meer dan overvloedig te doen boven al , wat wy bidden of denken, naar de kracht , die in ons werkt; hem zy de heerlykheid in de Gemeente , door Christus Jezus , in alle ge/lachten tot alle Eeuwigheid , Amen. Onze Vader! enz. . Vóór werd gezongjn de tweede Rust uit den 71 den Pfalm. Na Pfalm 86 vs. 6. d 2 Ver--  X 5* X VER KLAARENDË AANMERKINGEN, B V ROMEINEN XII. Eerst en vooraf moet ik herinneren , dat ik niet voorneemens ben, eene geheele volledige Verklaaring van dit gantfche Hoofdftuk te geeven; want dan zou 'er een matig boekdeeltje mede kunnen gevuld worden , terwyl nog veel van die verklaaring onverftaanbaar en onnodig voor veele leezers dezer Leerreden zou wezen. Ik bedoel Hechts eenige korte Aanmerkingen mede te deelen ; geenzins om eenige vertoo^ ning Van geleerdheid te maaken^ naardien voor iemand, die eenïgermaate beléezeh is, foortgelyke Aanmerkingen niet moeilyk te maaken zyn: maar eensdeels ter flaaving der omfehryving van den Tekst, in de Redevoering gegeeven ; anderdeels om, door eene beknopte voorfteL ling- van andere Verklaaringen , tot verder naj denken aanleiding te geeven. vs. ï«  X 53 X vs. ïi Offchoón luther en heujun geen verband hebben kunnen vinden tusfchen ons Teksthoofddeel en de voorige Hoofdfhikken, weshalven de eerfte het woordje dan in zyne vertaaling heeft weggelaaten en de laatfle meent, dat hier een geheel nieuwe brief begint; dunkt my evenwel , dat dit verband niet zo moeilyk te vinden is, mits men in het oog houde, wat ik bladz. 16 regel 5 enz. gezegd heb , terwyl dit zelfs door 't griekfche woordje oent dan , der halven wordt aangeduid, Dat bidden hier zo veel als vermaanen zy, ziet ieder ligt van zeiven,' en door heet hier zo veel als by. Ontferming of barmhartigheid Gods wordt hier gefield voor de blyken en uitwerkzelen der Godlyke liefde , de oorzaak voor de uitwerking , naamlyk de prediking van het Euangelic aan Jooden en Heidenen , voorgefield in de voorgaande Hoofdfhikken. In het grieksch ftaat eigenlyk ontfermingen naar eene Hebreeuwfche fpreekwyze, hoewel eenïgen daar uit ook de grootheid der Godlyke liefde willen afleiden. Door ttghaam verfïaat de Apostel den ge* heelen mensch , gelyk jac. III. vs. 6, naar eene Hebreeuwfche manier van fpreeken een gedeelte fteïfende voor het geheel, bedienende hy zich van dat woord, om dat hy fpreekt van offerhanden, waar by de ligh.aamen der diereri werden opgeofferd» D 3 Stet-^  X 54 -X Stellen heet hier voor/lellen, aanbieden, toewyden: de offerdieren naamlyk moesten , alvorens zy geflacht werden , in den Voorhof des Tempels den Heere worden voorgelleld en toegewyd. De offerhanden der Jooden beftonden uit gepachte, gedoode dieren; de Christenen moesten zich leevendig, ja hun geheel leven lang aan God toewyden, en wel door een in- en uitwendig deugdzaam gedrag. En gelyk die offerdieren heilig, dat is zonder gebrek moesten wezen, zouden zy Gode welbehaaglyk zyn, Nt'm, XIX: vs. 2 , lev. I: vs. 10 enz. zo moesten de Christenen zich een onberispclyk gedrag bevlytigen of deugdzaam wandelen. De Apostel noemt zulk eene handclwyze eenen Redelyken Godsdienst in tegenoverfielIfng der Joodfche zinlyke plechtigheden , of eenen geestelyken Godsdienst, die met den geest, met het verfkmd en hart wordt beöeffend, en, waar by die lighaamlyke en uitwendige oeffeningen wegvallen. mosch vertaalt de laatfte woorden van dit vers dus: en hem dus een geestlyk o/fer toebrengt; terwyl hy aanmerkt, dat het woord iatreia wel gewocnlyk de beteekenis van den geheelcn Godsdienst heeft, maar ook zomtycs van eene offerhande, by voorbeeld jon. XVI: vs. a, en dat paulus hier dus dezelfde waarheid en leering voorfielt, als i coii. VI* vs. 2c. daar ook reeds in het Oude Verboni I sam.  X 55 X i sam. XV: vs. 22. en psalm L: vs. fcrsft. gehoorzaamheid aan God boven de offerhand© gefield wordt. Deze meening echter brengt hier even zo min in de hoofdzaak eenige verandering te wege, als wanneer greve de laatfte woorden liever tot het 2de vers betrek-" lyk maakt dan tot het ifle en dus leest: regelt uwe redelyke Godsdienstoefening niet naar de gewoonte van deze eeuw. vs. 2. Wereld eigenlyk eeuw of tydperk , dat is de menfchen, die in dit tydvak keven. De Christenen moesten , daar zy zich Gode geheel hadden toegewyd, geen deel neemen in de ondeugden", die toen by de Jooden en Heidenen in zwang gingen , rom. XIII:, vs 13. als mede in de voorige Hoofdfhikken opgenoemd; ziet 2 cor. IV: vs. 4. gal. I: vs. 4. ef. IV: vs. 17. Zy moesten niet alleen het zondige daar in niet navolgen, maar ook alles vermyden , wat ergernis geeven of tot. zonde verleiden konde, weshalven p au lus ook rom. XIV: vs. 15. en 1 cor. VIII: vs. 9, 10. het ecten van het Afgodenoffer afkeurt. Zy moesten , gelyk p a u l u s ook wil e f. IV: vs. 23, 24. de vernieuwing van hun gemoed of de verandering van hunne denkwyze en hart ook doen blyken door betere uitwendige daaden, dan die der ongeloovige Jooden en Heidenen, waar aan zy zich zelf voorheen ook hadden fchuldig gemaakt. matth. VII; vs. 16, 17. D 4 Het  X 56 X liet woord, hier dqor beproeven vertaald , is van eenen wyden omvang'en wordt uit dien hoofde by den eenen vertolkt door onderzoeken, by den anderen dóór erkennen, by eenen derden door ' T_6 befchreeven vindt, weshalven het ook veelen hier in dien zin opvatten. Zomtyds echter beteekent het iedere bezigheid in het algemeen/ die het best der Christelyke Kerk ten doel had, by voorbeeld ef. IV: vs. 12. en 1 petri IV: vs. 11. en wordt daarom zelfs van het Aposreliimbt gebruikt, rom. XI: vs. 13. en 2 cor. VIII: vs. 4. Ik heb het tót dien hoofde hier meer algemeen uitgedrukt \ dewyl de Apostel in het 8fte vers van de Voorftanders en Armbezorgers fpreekt. vs. 8. De vermaaning: die uitdeelt , doe het in eenvoudigheid', vatten eenigen op als een algemeen Voorfchiift Voor de ryken tot waare millddaadigheid, by voorbeeld grotius, heuman en greve; het verband nog* thans, waar in deze woorden met de voorgaande en volgende vermaaningen flaan, toont döi* delyk aan , dat wy hier aan zekere perzoonert hebben te denken , die Ambtswege verplicht  X 62 ):( waren ter uitdeeling van aalmoezen aan de arme Medechristenen , dat . is aan Diakomn ; Want om 'er nog eene byzondere Clasfe van verzorgers, buiten de Diakonen, van te maaken, gelyk eenigen doen, hier toe zie ik geene noodzaaklykheid. En dat het woord eenvoudigheid eigcnlyk trouwe en eerlykheid te kennen geeft, blykt genoegzaam uit 2 cor. h vs. 12. cap. XI: vs. 3. e f» VI: vs. 5. en Col. III: vs. 22. Offchoon tavlor, wegens rom. XVI: vs. 2. gelooft, dat hier door voorftanders bedoeld woiden zulke perzoonen, die den zuchtenden onder de vervolging byftand bieden en helpen; zachari^e 'er armen bedeelders onder verlïaat; en heuman denkt, "dat hier van allen gefproken wordt, die ecnig Regeeringsambt hebben, ook buiten, de Gemeente, verftaan wy 'er echter best zodanige perzoonen door, die toen presbyters en oudften, en thans Ouderlingen worden genoemd , zonder dat wy de plichten van hun Ambt in alle* juist kunnen aantoonen. Men zie 1 cor. XII: vs. 28. 1 thess. V: vs. 12. en 1 tim. V; vs. 17. ^Wanneer de Apostel zegt, die barmhartigheid doet, doe het in blymoedigheid, beeft men zulks gewoonlyk opgevat als eene algemeene les van barmhartigheid; dit nogthans kan paulus bedoeling hier met wezen, want dan zou hy .ééne en dezelfde zaak tweemaal zeggen, daar hy in het vervolg nog eens deze les  X 63 X les geeft terwyl ook zy, die uit vrye keuze barmhartigheid uitoeffenden, zulk eene vermaaning niet fchynen te behoeven. De famenhang en het geen volgt toonen duidelyk aan , dat de Apostel hier ziet op zulke perzooncn, wier Ambt het was in de Gemeente, om de zieken op te pasfen , de weduwen , vreemdelingen, reizigers, ballingen, onfchuldig gevangenen en andere ongelukkigen by te ftaan , te verpleegen en te verzorgen. Reizende Christenen naamlyk werden op kosten der Gemeente onderhouden , en werden zy ziek , deze perzoonen moesten hen voorzien van artzenyen en andere noodwendigheden , en hen ook oppasfen. Zy moesten ook zorg draagen voor de begraafenis van zulke geftorvenen, die niets hadden nagelaaten' en wier bloedverwanten zich hunner niet konden aanneemen. Men wierp zomtyds te Romen de geftorven Slaavcn voor.de deur; de Christenen, dit niet kunnende verdraagen, droegen zorg, dat dezelven ter aarde herteld wierden, en dit was de post van deze barmhartige broeders. Men zou ze in zommige opzichten vergelyken kunnen met de Klachtvergadering in onze Gemeente. Daar deze perzoonen nu ligt verdrietig, norsch en onvriendelyk konden worden , vermaant de Apostel hen, om niet- zo zeer uit plicht, als wel uit liefde, gewillig, met vriendlykheid en blymoedigheid de bezigheden van dit hun Ambt waar te neemen. vs. 9. Niet alleen naar onze gewoone Overzetting, maar ook naar de gedachten van veeIe  X 64 X le oude en nieuwe Uitleggers bevat dit vers' eene waarfchuwing in zich voor alles, wat zedclyk kwaad is en eene vennaaning tot alle zedelyk goed. Daar evenwel paulus zo wel in de eerfte woorden van dit zelfde vers, als in het byzonder fpreekt van het gedram' der Christenen jegens andere menfehen j heb ik , met mosche en hamelsveld, den zin liever zo uitgedrukt, dat men 'er eene opwekking in vindt, ter veraffchuwing van alle beledigingen omtrent den evenmensen , en ter bevoordering van alles , wat voor anderen nuttig is ; ftrookende deze verklaaring ook zeer wel met het grieksch j terwyl deze zelfde woorden ook in dien zin worden gebezigd, matth. VII: vs. 17, 18. rom. X: vs. %u ef. IV: vs. 29. rom. VIII: vs. 28 enz. vs. ii. Met is niet vólkomen beflist, of men hier vertaaien moet: zyt vuurig van geest of van gemoed, gelyk apollo; handu XVIII: vs. 25. dan zyt vuurig in of voor den geest , in den H. Geest of voor den geestelyken Godsdienst van het Euangelie ; dan, hoe men het. opvatte, het brengt geene verandering in de bedoeling van paulus woorden te wege. Dient den Heere: Al had ik ook meer tyd ter Tekstverklaring in myne Leerreden overig gehad, ik zou hier over riogthans niet veel meer gezegd hebben, dan ik thans wezenlyk heb gedaan; uit overtuiging, dat foortgelyke geleerde onderzoekingen op den Predikftoel i:iet te pas komen, om dat de Gemeente ze niet  X 65 X niet bevaren de zaak weinig verandering maakt * of men met onze vertaaling leest: dient den Heere of met die van luther: fchikt u in den tyd. In deze Aanmerkingen echter kan ik niet voorby, om 'er met een . kórt woord van te gewaagen. Wie het niet verkiest te leezen, kan het immers overflaan. Het geheele verfchil in de beide vertaalingen ontfpruit uit de onderfcheiden leezing van een enkeld woord, daar men in eenige handfehriften ^ welken onze vertaalers zyn gevolgd^ leest: too kurioo, den Heere, en in anderen, dien tuther gevolgd is: too kairoo, den tyd. Maar welke is nu de rechte leezing? Dit. is zeer moeilyk te beflisfen, en dit z.ou ten minsten van my zeer verwaand wezen , daar veele groote uitjegkuu-* digen hier over nog geene beflisfende uitfpraak hebben gedaan , of fchoon de een meer voor deze, de ander voor de andere leezing is; Ik zal dus niet anders doen,- dan de naamen der voornaamfte hunner met de gronden voor hun gevoelen opgeeven, laatende de flotfom op te maaken aan den lezer zclven over; Aan kairoo geeven de voorkeur onder anderen gries-» bach, boysen, he U man, mosche, nicolai, hamelsveld eil grevej tcrwyl voor kurioo onder anderen pleiten grotius, wetstein, mosheim, taylor, zacha-t RIjE, michaclis, hess, pape, BAHRDTj moldenhawer en rosenmuller. Ziet hier de redenen van eenigen hunner.- griesbach , na dat hy In zyne uitgave* Tan het grieksch N< Testament,- voü IL p; 314 E te  X 66 ):( de handfehriften, Overzettingen en Kerkvaders heeft opgenoemd, die de verfchillende leezing hebben , befluit met deze woorden: kairoo preferendum videtur, of men fchynt aan de leezing kairoo de voorkeur te moeten g'eeven. bovsen verdeedigt dezelve dus : zy flaat in de beste handfehriften, hoewel niet in de meeste, kairoo doeleuein is goed grieksch , en het is niet waarfchynlyk , dat paulus onder een aantal byzondere plichten deze algemeene ftellen zou, te meer daar hy dien ook reeds Vs. i en 2 had aanbevoolen. Hy toont daarby aan, dat hier zeer ligt by vergisfing kurioo voor 'kairoo koride gefteld worden, om dat beide woorden by verkorting dus: koo worden gefchreeven. h e u m a n geeft dezelfde redenen aan, en HAMelsveld meent ook , dat kurioo hier niet te pas komt. ■ greve Iaat zich dus hooren: de voornaamfte handfehriften der Wett. Recenf. verfcheiden latynfche vaders en gregorius van Nysfe hebben kairoo terwyl men kurioo vindt in de overige handfehriften, Vaders en Overzettingen. De eerfte echter fchynt my te dezer plaatze beter. mosche brengt de voorheen reeds opgenoemde gronden mede by, en vervolgt dus: wanneer wy kairoo leezen , dan ftaat de vermaaning met- het voorgaande in een zeer fchoon ver-  X 6? X verband; want dezelve bevat een voorfchrift ter bepaaling van den zo even ingefcherpten plicht, eenen brandenden yver naamlyk voor den Godsdienst, en paulus toont dan , dat die Godsdienstyver niet moet ontaarten in Godsdiensthaat , noch in eenen onverftandigen en blinden yver , maar dat dezelve zich moet fchikken naar tyden en omflandigheden, zo dat men by het uiten van denzelven tevens voorzichtig moet wezen en zich vuurig betoonen* Zonder driftig of toornig te worden. Van dezen Godsdienstyver , gepaard met eene voorbeeldige voorzichtigheid, vindt men treffende blyken in zyne redevoering tot de Atheners, handl. XVII: vs. 22-31. tOt felix, handl. XXIV: vs. 10-21. en tot agrippa, handl; XXVI: vs. 1-23. Daar en tegen merken voor de tegenovergefielde leezing inzonderheid MicHAëLis en rosenmuller het volgende aan. De laatfte: in eenige handfehriften, ook in de oude Latynfche Overzetting, {iaat wel kairoo, maar meest al de Griekfchc handfehriften , de Syrifche en andere vertaalingen , de vulgata of gewoone Latynfche vertaaling en veele Kerkvaders hebben kuriooj en, mogt men zeggen, dat deze algemeene vermaaning hier onder de byzondere niet te pas komt, men lette wel op, dat de Apostel hier niet leert , wat men doen moet, maar hoe men het te verrichten hehbe, naamlyk hartelvk, oprechtlyk, als dienende jezus Christus , die alles ziet, en harten en nieren proeft; vergelyk joh. IV: E a vs. 24;  X 63 X vs. 24. en e f. VI: vs. 5 en 8. En de eerde: kurioo Wordt dikwyls verkort gefchreeven als koo en daar uit kan ligt verkeerdlyk kairoo ontdaan, maar kairoo wordt nooit verkort, en dus kon hier uit nimmer by vergisdng kurioo ontdaan, als 'er wezenlyk kairoo gedaan had. vs. 12. Dat de Apostel hier door de hoop voornaamlyk de blyde hoop der eeuwige zaligheid verdaat, behoeft geen breedvoerig bewys. Men vergelyke dechts rom. V: vs. 2-5. vs. 13. Door heiligen worden hier zo wel, als op veele andere plaatzen van het N. Testament in het algemeen zy allen verdaan', die den Christelykcn Godsdichst omhelsden. De Apostelen bedienden zich van deze benaaming onbetwistbaar uit hoofde, dat. alle de Israëliërs in het O. Verbond zeer dikwyls heilig of het heilige volk genoemd werden , het geen niets anders zou te kennen geeven, dan dat by dit volk de waare Godsdienst, door God zelf geopenbaard, werd aangetroffen, In plaats van het woord chreiais, behoeften leest men in verfcheiden oude griekfche hand* fchriften , gelyk griesbach, mosche cn g r e v e herinneren, mneiais, de gedachtenisfen li het aandenken; maar dit verandert niets in den zin: want zich aan de Christenen herinneren of hen in hunne nooden te gemoet kernen is byna een en het zelfde, gelyk blykt uit gal. II: vs. 10. Alleenlyk is de laatde uitdrukking meet bepaald en duidelyker. De Chris-  X 69 >( Christenen werden naamlyk onder claudius zeer gedrukt door eenen duuren tyd en hongersnood, handl. XI: vs. 28. en 'er kwamen dus veele vreemde Christenen te Romen , die onderfteuning nodig hadden. De rede, waarom hier zo wel, als heer. XIII? vs. 2. en 1 petri IV: vs. 9. de herbergzaamheid jegens reizende of wegens den Godsdienst gebannen en vervolgde Leeraars en andere Medechristenen zo fterk wordt aanbevoolen, heeft men te zoeken in de byzondere omfumdigheden van dien tyd. De vervolging dreef veele Christenen tot reizen, wanneer hun bercep 'er hen ook niet toe noodzaakte. Herbergen waren 'er weinig te vinden, en die 'er nog hier en elders waren , ftonden , zelfs by de Heidenen , in een zo kwaad gerucht, dat een eerbaar mensch , laat Haan een Christen, zich niet ligt in dezelve begaf. By ongeloovige Jooden en Heidenen konden zy ook geen verblyf vinden. Deze omftandigheden maakten het ieder- Christen tot eenen plicht, om zynen geloofsgenoot te herbergen. Het was daarom zelfs een ftuk van orde en tucht in de. eerfte Christelyke Gemeentens, ja zommige gingen zover, vooral in de tweede Eeuw, dat ieder reizend Christen, wanneer hy een getuigfehrift van den Bisfchop of de Gemeente, waar hy te huis behoorde , konde opwyzen, op kosten der Gemeente werd geherbergd. Alvoorens echter deze inrichting beftond of algemeen was, werd door paulus zeiven, verordend, by voorbeeld 1 tim.. V: vs. iq. en tit. I: vs. 8. dat nieE 3 mand  X 7° X mand een Opziender, Bisfchop of Dienaar der Gemeente mogt worden, ten zy hy dm plicht van' herbergzaamheid beöeffend had. vs. 14. Vervolgers, beledigers en onderdrukkers zyn , wegens hun heilloos character en den toefland hunner zie! ,' veel ongelukkiger dan de vervolgden. Zy verdienen dus ons me delyden en hartelyke wenfchen tot hunne verbetering, maar geene vloeken. vs. 16. De woorden : voegt u tot de nederlgen worden gewoonlyk opgevat als eene vermaaning tot ootmoedigheid in het algemeen , hoewel de eene uitlegger ook by deze opvatting nog wel in kleinigheden van den anderen verfchilt. Dit ftrookt nogthans geenzins met het gnekfche fpraakgebruik, gelyk Heuman reeds begon te gevoelen, toen hy zeide: „ deze fpreekwyze is ten eenenmaale bui ten gebruik, en wy moeten uit de tegenftelling de meening van paulus opmaaken." Ik bert. dus liever de verklaaring gevolgd van koppe en mosche, die bevestigd wordt door de vergelyking van gal. II: vs. 13 en 2. petr. III: vs. 17. met deze plaats, paulus bedoelt dan voornaamlyk , dat de Christenen te Romen zich ook in dat geval niet aan hunne Medebroederen moesten onttrekken , wanneer die wegens den Godsdienst voor den Rechter werden gefleept of op eenige andere wyze vervolgd. Deze liefdedienst had men den Apostel zeiven niet beweezen , gelyk hy zich daar over beklaagt 1 tim. IV: vs. 16 en 17. vs. 19.  X 7* X' vs. 19. De woorden: geeft den toorn plaats kunnen drieërlei beteekenis hebben ; zy kunnen hcecen: ontwykt den toom van uwen vyand, óf wacht eenen tyd lang, eer gy toornt, laat uwen toorn bedaaren, óf geeft ruimte aan den toorn Gods en laat de ftraf aan hem over. Alle drie beteekenisfen hebben ook hunne verdeedigers gevonden; de eerfte in veele oude oude uitleggers, de tweede onder anderen in bahrdt en hamelsveld, maar de laatfte in de meeste oude en nieuwe uitleggers. Ik heb alle de drie beteekenisfen by één gevoegd , zo wel, naardien zy, verëenigd, zeer fchoone zedelesfen opleeveren, als om dat het my moeilyk voorkomt te beflisfen, of paulus Hechts één van die drie zaaken heeft willen aanduiden , dan of hy niet alle drie te gelyk heeft willen te kennen geeven. Ik zal daarom hier ook niet alle de gronden voor dit of dat gevoelen aanhaalen, het welk my flechts tot onnodige wydloopigheid zou vervoeren. Allecnlyk merk ik aan , dat zy , die voor het tweede gevoelen zyn, beweeren, dat het derde niet wel kan plaats vinden, om dat een Chris-, ten edelmoediger drangredenen moet hebhen , waarom hy zich van zelfwraak onthoudt, dan de verwachting, dat God den Vyand wel flraffen zal ; terwyl die van het derde daartegen inbrengen, dat de Apostel naar hunne gedachten, geenzins wil, dat de Christenen zich met dat oogmerk van zelfwraak zullen onthouden, op dat God ftraffè , maar de Godlyke ftraf of vergelding alleenlyk als een gevolg voorftelt van de kwaade bejegeningen der Vyanden, terE 4 wyi  X 7> X vvyl de Christenen, in plaats van hunnen Vyanden zulks toe te wenfehen, veel eer voor hen bidden moeten,-vs. 14. Hunne opvatting echter gronden zy voornaamlyk op de volgende aanhaaliug van de ut. XXXII: vs. 35. en vermits ook hom. II: vs. 5. cap. IV: vs. 15. ef. II: vs. 3. en 1 thess. II: vs. 16. door het enkel woord toorn, de toorn Gods wordt uitgedrukt. vs. 20. Hier is alles duide'lyk behalven de laatfte woorden : dat doende , zult gy kolen vuurs op zyn hoofd hoopen , want dat onder het fpyzen en drenken allerlei weldaaden verftaan worden , blykt uit mattii. V: vs. 44. en luc. VI: vs. 31-36. De vraag' is dus: wat beteekenen deze woorden, die ik in myne Tekstverklaaring met greve geheel onbepaald heb uitgedrukt door: gy zult'hem allergevoeligst treffen?- — Zy zyn genomen uit spreuk. XXV: vs. 21 , 22. en daar zy zinnebeeldig zyn , op verfchillenele wyze verklaard: Doederlein vat ze dus op : zyn hoofd is dan als het ware de 'offeraltaar, waar op gy eene menigte gloeijende kooien brengt, mosheim ziet 'er een beeld in van de ftraf, in het Costen in gebruik , om zekere" groote misdaadigers kooien vuurs op het hoofd te fchudden. Anderen denken hier by aan het vuur op de fmeltkroes, om het metaal week te maaken. heuman meende eerst, dat men, gelyk iemand kooien vuurs terftond van zyn hoofd affebudt, hier moest denken aan den Moriaan Wasfchen, maar kwam naderhand van dit denkbeeld  X 73 X beeld te rug. Eenige hebben door vuurige kooien de leefregelen der wyzen verftaan. Werenfels vat ze op als een fpreckwoord waar mede de ftcrkfte en edclfte foort van wraakneeraing wordt aangeduid, zo ook Rosé nmuller enz. anderen denken hier aan wra.ik van boven, en hamels veld vindt bier eene toefpeeling op de gewoonte der Oosterlingen , om hunne vrienden te bewierooken by hunne gastmaalen; terwyl eindelyk zommigen meenen , dat hier gedoeld wordt op zekere geneeswyze der Grickfehe Artfcn , die in flaauwtens en krampachtige toevallen den lydcr een gloeyend yzer of gloeyende kooien boven het hoofd hielden, om hen woèr by zich zeiven te doen komen. • Deze verfchillende opvattingen hebben ook verfchillende verklaaringen van dezen Tekst doen gebooren worden, die hoofdzaaklyk-op de drie volgende nederkomen. Eenige denken hier aan de Godlyke ftraf, die onzen Vyand zeckcrlyk zal treffen, wanneer hy zich door onze weid aden niet laat vermurwen , naardien zy begrype.n , dat 'er eok voorheen van Gods toorn gefprooken was, en dat vuur in de M. Schrift een beeld is van Gods toorn, by voorbeeld ter. V: vs. 14. en openb. XI: vs. 5. En wanneer men tegenwerpt, dat de Apostel dan aan de wraakzucht zou voedzel geevcn, antwoorden zy : even zo min, als 2 thess. I: vs. 6 enz. alwaar paulus tot geduld vermaant, om dat het by God E 5 recht  X 74 X recht is te vergelden den geenen, die de Christenen verdrukten. Verzoenlykheid, zeggen zy, is by den Christen genoeg en hy moet Gods oordeelen rechtvaardigen. Anderen, en wel de meeste en beste oude en nieuwe uitleggers, verftaan door de vuurige kooien, de weldaaden, waar door wy den Vyand overtuigen, befchaamen,. week maaken en in onzen'Vriend herfcheppen kunnen, paulus, zeggen zy, verklaart zyne meening zelf in het volgende vers, en wilden wy onze Vyanden weldaaden betoonen, om hun daar door Godlyke ftraf te bereiden, dan zouden wy goeds doen met een kwaad oogmerk en ftrydig handelen met vs. 17 en 19. Zommigen eindelyk voegen beide beteekenisfen by één en drukken den zin zó uit: wanneer gy uwen Vyand edelmoedig weldaaden betoont , dan zullen dezelven hem tot inkeer brengen; zy zullen hem befchaamen en op het geweeten branden, gelyk saul getroffen werd door de handelwyze van david, i sam. XXV: vs. 1—20. en cap. XXVI: vs. 5—21. En wanneer dit ons gedrag de gewenschte uitwerking niet heeft, dan itaan hem zeekerlyk zwaare Godlyke flraffen te wachten, vs. 21. Dit vers, zo fchoon van ftyl, uit^ drukking en inhoud, moet men even als het pde vers opvatten. 'Er wordt hier niet van het zedelyk kwaad en goed in het algemeen gefprooken, zo als ecnigen meenen, maar van  X 75 X beleedigingen en weldaaden cnhet zegt, overëenkomftig met het vcorige , het zei de, wat ik in de Tekstverklaaring heb uitgedrukt: laat u niet tot weerwraak verleiden door de beledigingen uwer Vyanden, maar zoekt hen door een liefderyk gedrag te ontwaapenen. A A N<  AANMERKINGEN. Cl.) l'i-en vindt het een en ander broeder gefchetst in myne affcheidsrede voering, gehouden by de Euang. Luth. Gemeente te Campen, gevolgd van myne eerfte Leerrede by de Remonftrantcn, gehouden te Rotterdam , gedrukt en uitgegceven by W. Holtropi te Amfterdara 1795. — Hoe grooten invloed kleinigheden hebben op 'smenfehen lotgevallen, of liever, dat onder Gods beduur niets eene kleinigheid is , wat ons ook als zodanig toefchynen mooge, heb ik nimmer fterker ondervonden, dan by de gebeurenisfen, in deze Vooraffpraak aangeftipt. Een uitgebreid verhaal daaromtrent echter befpaarc ik voor het gefchrifr, beloofd in het Voorbericht vóór ftraks genoemde tweeLeerredenen , tot welks vervaardiging my de Reccnfent dier Leerredenen in de Vaderland febe Bibliotheek VIII deel No t. heeft aangemoedigd en waar aan ik ook reeds bezig ben, hoewel de menigvuldige arbeid in deze Gemeente my niet toelarttcn, *er fpoedig ar.n voort te werken. Hierom heb ik ook maar zeer weinig gezegd van dc lotgevallen myner vroegere jaaren, ofrehoon men by Affcheids- of Intree Leerredenen zich gcwoonlyk nog al breedvoeriger daar over uitlaat. Wat baatte een dor Verhaal? En tot Wysgeerige, Menschkundige of Godsdienftige Aanmerkingen was hier geene gelegenheid. (?.) In September des voorleden jaars naamlyk werd ik , (naardien Ds. C. Nozf.man , een politiek Ambt gekreegen hebbende, zich van zynen dienst, als Leeraar dezer Gemeente had ontflagen, en daar door eene vacature gemaakt, die de Kerkeraad, door de Beroeping van den beroemden D. M. Stuart te Amfterdnm , te vergeefs had paogen te vervullen,) naar de ee-  AANMÏRKINOEN. i» -gewoonte by de Remonltranten , door den Curator by deze Gemeente in Commisfle gefield, om in deze vacature het Leèraarambt voor eenigen tyd by haar waar te neemen. (3.) God roept thans de Leeraars tot hun beroep niet meer onmiddelyk, ja op geene andere wyze , als eeneu iederen tot eiken anderen post, en zy, die op byzondere Godlyke ingeeving in dit opzicht wachten , zyn myns bedunkens bedrogenen of bedriegers. Het zyn deze en foortgelyke redelyke gronden , die den Leeraar van dc Godlykheid zyner Beroeping kunnen overtuigen: 'er zyn, myns weetens, geene laage, onëerlyke of onwaardige middelen aangewend , om my in dit of dat Beroep in te dringen; eene wetti0e meerderheid van hun, die het rechr hebben, om my te beroepen, begeert mynen dienst; ik heb bekwaamheid , lust en krachten van ziel en lichaam , om het my opgedraagen Ambt behoorlyk waar te neemen; ik kom in eenen werkkring, waarin ik waarfchynlyk meer nut zal kunnen doen, dan in dien, waar in ik my tot hier toe bevond; myn dienst zal my een behoorlyk of ruimer beftaan opleeveren, dan ik tot hier toe leed enz. Waarom zegt men dan niet liever Wettigheid in plaats van Godlykheid? Ik vraag daartegen: drukt wettigheid wel alles genoegzaam uit in alle opzichten? Én waar. om wil men het denkbeeld der Codlyke 'regeering of middelbaare tusfehenkomst dan juist verbannen of verwyderenï (4.) Het is eene ftandvastige gewoonte en wet by de Remonftrantcn , dat de geheele Broederfchap de Beroeping by eene of andere Gemeente fanctioneere , ten einde voor te kömen , dat 'er niets onwettigs by gebeure. Schoone wet, die Jjet recht van iederen Leeraar en van iedere Gemeente, hoe klein ook , verzeekert. (5.) Te Antiochien , Jcrufalem en Romen vond men de eerde en aanzienlyktte Christelyke Gemeenten. Of Pet&u* ook te Romen geweest zy en de Gemeente aldaar hebbe gedicht, heeft veel voor- en tegenfpraak. Dit gefchil heeft meer belang voor die Christenen , dewélktn een* groot» macht en aan;  III AANMERKINGEN. aanzien aan de Paufen te Romen toefchryveh, ze als navolger* van Petrus befchouwende , met dezelfde macht bekleed; offchoon men ook het eerde kan toeftaan , zonder het laatfte in te ruimen : maar voor ons heeft de beflisGng der eerfte Vraag althans zeer weinig waarde. (6.) Met veel nut en ftichting kan men hierby naleezen de befchouwingen van het character van den grooten Paulus enz. te vinden in Niemeyers Characterkunde des Bybels , het eerfte deel. (7.) Zomtyds kan men zich niet voordeel , ook in Leerrede» nen, bedienen van fpeelingen des vernuft*-, ten einde het voor» ftel te verleevendigcn en de voor te ftellen waarheden duidIyker te maaken. Dan heeft men ooit voorzichtigheid nodig j het is hier. Zeer ligt kan men vervallen in het gedwongene , in kleinigheden enz. en dus den Leertrant meer duister en fpeeIend, dan duidelyk m.mken. Van daar die menigvuldige TypiIfcheof voorbeeldige Godgeleerdheid, welke menzo dikwyls op de Kanzeis hoort. In myne jeugd hoorde ik eens eene geheele preêlc over dit Thema: Adrons bloeijende Stuf eenvoorbeeld van Christus. Ik begreep 'er toen weinig van , maar ik geloof zeeker, dat bejaardere Hoorders 'er even weinig nut en ftichting uit hebben getrokken, als ik; terwyl die geheele Kanzeltypologie my toefchynt, de Hoorders meer te verwerren en aan hun verftand eene fcheeve richting te geeven , dan iets to't beter begrip of indruk van de waarheid by te brengen. (8.) Daar men het , naardien ik reeds negen jaar lang het Leeraarambt had bekleed, en by de Remonftramfche Broederfchap niet als Proponent, maar als Predikant was aangenomen, onnodig oordeelde, my door eene byzondere bcvestigings Leerrede in myne Bediening in te leiden , by welke Leerredenen anders den nieuw beroepen Leeraar zyne plichten worden op het hart gedrukt, achtte ik het nodig en gepast, my z*elven by myne Intreüleerreden myne plichten voor te houden. C9-Ï  AANMERKINGEN. W (9.) De geheele tytel is: onderzoek , of en in bol verre At Leeraars van Jezus Godsdienst ''er zelf oorzaak van zyn, dat bet Christendom zo weinig vruchten toont by ieszelfs belytieren ,' met opgave van eenige middelen , om dit kwaad te verhelpen, door Christianus. Ik fchreef dit in het jaar 1793 en verborg mynen naam, niet uit vreeze voor tegenfpraak en nog minder voor vervolging, want beide heb ik nooit zeer gevreesd, maar eenvouwig om dat ik, daar dit het eerfte ftukje van myn eigen hand was , (een paar Leerredenen uitgezonderd,) het welk ik ter drukpers over gaf, vooraf gaarne van deskundigen onpartydig wilde vemeemen, hoe ik in myn werk was gedaagd. Dit oogmerk heb ik bereikt; onze Nederlar.dfc'.ie Reccnfenten niet alleen, in de Vaderlandfche Bibliotheek, Letteroeffeningen , Konst- en Letter-Bode en Letterkundig Magazyn, maar ook de Schryvcrs der allgemcine Litteraturzeitung te Jena, hebben hun oordeel over mynen Eerfteling geveld, en het is zodanig uitgevallen, dat ik thans vry als dcszelfs Vader durf voor den dag komen. — Men heeft my onlangs ook een ander ftukje toegefchreeven , betyteld : gedachten over het Predikambt in . de Gereformeerde Kerk , maar dit belangryk werk is niet van my herkomftig, hoewel uit den geheelen aanleg blykt , dat Christianus 'er het eerfte Idee toe gegeeven heeft. Ik beloofde mede in het dot van gemelde onderzoek , een algemeen Magazyn voor Predikanten , waar van ik eene ruuwe fchets opgaf; hier van is nog niets in 't licht verfcheenen ; de rede is eenvouwig deze , dat de tyden 'er voor als nog geheel niet toe gefchikt fchynen, om een werk van die uitgeftrektheid te beginnen. Worden die eens beter, het Magazyn, waar toe ik intusfehen meer en meer bouwftoffen verzamel, zal gewislyk niet uitblyven. (10.) Hoe meer de Leeraar met zyne Gemeente verkeert, zq veel te nuttiger zal hy op den Predikdoel wezen, mits dat hy in zyne verkecring het verdand en hart zyner Medebroederen beduclccre , en dit hct.groote doel van zyne bezoeken zy. Duidclykcr, gepaster , treffender , eenvotiwiger en vruchtbaarer zouden onze Leerredenen wezen , wanneer wy 4e fto6'< v«r-  T AANMERKINGEN. verzamelden..uit onze verkecring met de Gemeente, ons door derzclver onderfcheiden behoeften lieten leiden, en het geen wy in de huizen hadden opgedaan , op ons Studeervertrek alleenlyk regelden en befchaafden. Dat men zich nogthans voor eigenlyke perfonalitciten jfrp den Kanzei zeer hebbe te hoeden , fpreekt van zclven , dan de menfehenkenner zal het een zeer wel van het andere westen te onderfcheiden, terwyl de befcheidenhcid hem in alles leiden zal. (10.) Drie voornecmens onder anderen , hoop ik, dat ik eens met vrucht zal kunnen werkflellig maaken : Voor eerst Redevoeringen voor aankomende Jongelingen en jonge Dochteren , zo veel te noodzaaklyker, dewyl men in gevvoone Kcrklyke Leerredenen veele zaaken en leeringen óf geheel moet voorby gaan óf Hechts met dén enkel woord kan aanftippen , waaromtrent de jeugd wel een uitvoeriger onderwys nodig had. Het is waar , men kan dit in de Catechifatien eenigzins vergoe-* den, en ieder Leeraar behoort zulks ook te doen, maar zou het niet ruim zo veel invloed hebben , wanneer zulks nu en dan ook plaats vond in opzctlyk voor haar gehouden plechtige Redevoeringen? Te Haarlem vinden zodanige Leerredenen voor de jeugd ^y de Gereformeerden reeds lange plaats ; Doudridge heeft ons modéllen gegeevcn ; Do. Masman te Utrecht heeft gepoogd in zyne twee Leerredenen voor Kinderen, maar Saltzmann is onze beste voorganger in zyne Gottes-und Jefu verehrungen , gehouden voor de kweeklingen zyner Schoole , en ook in onze taal uitgegeeven onder den tytel: Korte, Godverheerlykeude , voorftellen enz.' Ten tweeden heb ik reeds aan myne Gemeente beioofd, om, zo dra myne jeugd, die ik thans de nodige kennis van Gods werken, volgens de kleine Catechismus der nutuur van Martinet, in myne Cateehetifchfi Oeffeningen poog by te brengen, daar in genoegzaam gevorderd is , zo dat ik het Onderwys in den geöpenbaarden Godsdienst met hun zal kunnen 'beginnen, eene reeks van Leerredenen te houden over alle da waarheden en plichten van het Christendom , voLjens uitgewerkte  AANMERKINGEN. Werkte fchetfen, die tot gemak der Hoorderen, en dier LeerHngen, waar mede ik daar over zal Cateehifeeren, telkens een 2 dagen vóór ik de Leerredenen zelve doe, gedrukt zullen te bekomen zyn. Men heeft van dit middel ter bevoordenng van Godsdienftige kennis, en deugd in groote Steden van Duitse ,and reeds voor lange gebruik gemaakt. Zo heeft by voorb eld de ook by ons met lof bekende Sxu.M «e Hamburg gedaan en ik zal eens beproeven, in hoe verre een foortgelyk nutng ontwerp ook hier onderfteund wordt, terwyl ik, de manier van 't Harlinger Vraagenboek volgende , telkens by iedere fchets de Sehryvers zal opgeeven. die men by elk vo.orftel kan naleezen en gebruiken, om zo doende , ware het mooglyk, mynen arbeid ook eenigzins nuttig., zelfs voor Predikanten, te maaken. Over 3 of 4 maanden ten langden hoop ik hier mede te beginnen. Ten derden ontwierp ik airrde in den beginne myner komfte ter dezer plaatze een ruuw plan ter oprichting van een nuttig Collegie voor bejaarde Godsdienstvrienden , waarby men van tyd tot tyd zou zamen komen, om gczamcnlyk te fpreeken over Godsdienftige onderwerpen en verder over allerlei nuttige zaaken, by voorbeeld de opvoeding der Kinderen, plichtsbetrachting in byzondere omftandigheden en gevallen, onderwerpen uit de natuur en het dagelyks leven, of wat al meer in ftaat is, om het verftand tot wysheid en het hart tot deu^d te vormen, Men zou 'er ook nu en dan eene Verhandeling kunnen doen of hooren ; men zou door geringe bydragen , boetens enz. eene kleine Boekery aanleggen ten gebruike der Leden van dat Collegie enz. Dan het Plan is te uitgeftrekt , om hier geheel te worden ingevoegd; ook is het nog maar een ruuw ontwerp , dat door de Deelneemers nader befchaafd zou moeten worden. Een. ieder, die lust heeft, om het zelve nader in te zien , van welke Christelyke Godsdienstgezindte hy ook mooge wezen, kan. het ten mynen huize bekomen.  vb Aanmerkingen! h\ °ndCnV5's van de Sp* is in deze Gemeente het den ouderdom van 14 jaaren bereikt b bben , eer zy tot «t onderwys toegelaaten worden. Zo dra ik by dezê Gegeënte myne Commisfie aanvaardde , riekte ik myne CarecMmen, even als te tampen; zodanig in, als ik ,n ,,et T C"R,ST,A"°S. M*dz. 7d-_?4. ■ Aanmerking -S heb gefchetst , verdeelde de 'i5b èateeh'mïntén in verfcheiden Klasfcn en liet dus reeds Kinderen van ? ,'aar tot mvne meningen, toe. De uit.lag beantwoorde ook hier aan 'het oogmerk en de Kerkerand bedoor by myne beroeping, voorwan , tot eene voorwaarde voor jongde Predikanten te dellen en dus pok my te verdichten, tot het houden der Caféi ÏericÏt 0CfreninSCn °P diC" V0Ct' WM1' °P * 'ICZClve M Verhelend is my het vooruitzicht', dat wv , volgen, een reeds voorlang genome, beilnit van den BeVkeraad teri minsten » dcc Gemeente , gepaste gezangen zullen krygeii voor dé Openbaare Godsdfenstoeffenirig , waar in, na de Lu therfchen , de Doopsgezinden ons reeds zyn voorgegaan ca W na de Gereformeerden zelfs zo zeer fiaaken In de Raad, hoe fraay ook de P%>erymi„g van het Genootfchap: . a us De , $„u,_ pB;ltjo , zy t en we|ke vcrhcevcn T)idK_ Hulken men ook in b.avids Harpüederen mooge aahtrefFeh |y 'Mtel1 CCn ^ Vak "P^ TrT die op hunne leesten Gods lof op eene gefchikte wyze willen bezingen; en hoe moet men zich in de Pfdmen niet wringen, om by foortFelvke gelegenheden iets op te gecven , wat 'er maar cenig. fems en wel zeer van verre op/ daat? Hoe dikwyls moet men piet eenige Pfalmen met geweld Mesfmansch manke» , die op (*B am'e"s zien? Van hoe veele ChrhunHubten ge- via en zj voim-ckt niets enz. Harte!.* wensen ik dit ons geneer Chrfctelyk CcnootR-hap ons in dit opzicht mooge volgen. En mag ik nog éénen wensch uiten, het is deze, P- zy' die himne Geloofsbelydcnis geleerd hebben , zo veel' ) rnoog» -  AANMERKINGEN. vm tnooglyk , in het openbaar tot Leden der Gemeente moogen worden aangenomen. Van welk eenen invloed dit zy voorden belyder zo wel als vcor allen , by eene zodanige plechtigheid , tegenwoordig , leert ons de openlykc plechtige doop der beiaarden by de'Doopsgezinde 'Christenen , en heb ik zelf te Campcn meer dan eens by dergelyke gelegenheden ondervonden^ ' • >■ * ■ '-• , • CMO * doel hier byzonder op de bycenkomst van zomÉfige Remonltrantfche Predikanten , .Ouderlintcn en Diaconen , gehouden den 5 Maart' 1619 in deze Ftsd, waar var) regenboog zegt, dat dezelve de bcginzels gelegd hebbe van de Sociëteit der RcmonPraiitcn , reeds door i-itenbooaart ontworpen en naderhand , onder zeer zwaare vervolgingen, tot ftand gekomen. Ziet j. regenboog , IHJlorie der Rentonftr anten, II: Deel bladz. ii:-ii7 ingefloren , en bladr. 179- enz. gelyk zy ook reeds vgorhecn in December 1718 eene vroegere byeenkomst gehad hadden in deze zelfde Stad, ibidem p. 23. (15.) Ziet, wat de vervolgingen en den yver der Rcmonflrantcn te Rotterdam betreft , J.' regen b o 0 g , IHJlorie der Remonjlranten II: Deel , bladz: 186 , 1201-205 , 285^295 en Sn-316. (16.) Zonder de beoefening van dezen Christenplicht waren onze Gemeente en Sociëteit nooit tot dien Maat gekomen , waar in zy zich thans nog bevinden. Lof en dank zy derhalven tien pryswaardigen Codsdiens'yver van onze braave Voorouderen? Men laake denzelven niet door te zeggen, dat zy zomtyds uit vooroordeel of om den Hemel te verdienen 911de zonden af te doen en wat dies meer zy , den Kerkftaat in hunne Testamenten hebben bedagt: Al had zulks ook nu Of dan eens plaats gevonden , men kan het nogthans niet zeggen in het algemeen, en het past ons geenzins, hunne bédryven te berispen, terwyl wy 'er de vruchten van genieten. Men, volge  rj AANMERKINGEN, rolge hun liever na in hunne lofwaardige daaden, en raeene.a wy , dat die by zommlgen hunner niet altyd uit de zuiverfte bronnen ontfprongen , laat ons dan edeler gronden voor dezelfde bedryven opzoeken, en wel dra zullen wy die vinden. Dat deze deugd nog niet geheel is uitgeftorven, by de Remonftranten , leert God dank t de ondervinding; dan naar maate de lasten voor Kerk en Sociëteit ftygen , moet ook onze liefde en yver, om die te onderfteunen, toeneemen. Het is waar , wy hoopen al van tyd tot tyd , eens wcaenlyk de vruchten van waare Gelykbeitt, ons beloofd, te zullen plukken , dan het is nog zeer onzeeker , of 'er onze pecuniëels belangen wel by winnen zullen, en wy kunnen dus den onderftand van vermopgende Leden tot hier toe in geenen deele ontbeeren.