49 in -eene grooter hoeveelheid na een pynelyk deel toevloeid, dadelyk veriigting,door de deelen van het overvloedige te bevryden; hier door kregen de einden der vaten mogelyk gelegenheid, om zich te vereenigen, dewyl de Natuur veeltyds wonderen verrigt; en daar deeze einden teder zyn, moeften zy weder fchielyk open berften, als 'er weder een aanval van pyn kwam; gelyk wy dit dagelyks door voorbeelden zien beveiligen in zweeren aan uitwendige deelen. Hoe zeer nu zulk eene ontlafting van bloed voor een tyd verligting gaf, moeft egter, door veelvuldige ontlaftingen van een vogt,het welk zoo nodig is tot ons beftaan, het zelve geheel van aart veranderen, het mocft danner,minder tot voeding gefchikt, kouder, en meer in ftaat gefield worden , om de vafte deelen eenert kwaaden aart te doen aanneemen. Het is ook ten hoogften waarfehynelyk, en ik geloof, dat het by de ontleding zoude gebleken zyn, dat de blaas bedorven, en verftorven, was, een geruimen tyd, voor dat het vuur zich uitwendig vertoonde.. Men zal misfchien vraar/en , wat zoude het leven van deezen man hebben kunnen behouden ? Naar myne gedagten zoude men zyne geneezing hebben moeten zoeken te bewerken eenige jaaren voor zynen dood; en indien deeze mogelyk door verflappende baden , verzagtende , balfemagtige , infpuitingen , afkookzels van zweetverwekkende houten, en pisfebedden, een tyd lang gebruikt; en daarna door het nuttigen van melk, groentens, dunne, D maar  4K 5o >& maar voedzaame, foupen, al niet volkomen was te weeg gebragt, zoude egter ten minften het geweld van het ongemak zyn verminderd, het leven daardoor draaglyker zyn gemaakt , en van langer duur geweeft zyn. Ik kon niet nalaaten, deeze aanmerkingen te maaken, dewyl ik ze nuttig agtte, en van meening ben, dat veele menfchen aangetaft worden door ongemakken in de blaas, veroorzaakt door het te veel gebruiken van fterke buikzuiverende middelen, en die , nadat zy zwaarer geworden zyn , toegefchreven worden aan Venusziekte. Den lyder word dan een tyd lang kwik ingegeeven ; hy fchynt voor een tyd beter te worden , dewyl hy door de ontlafting van zyne vogten van dezelven, als ware het, beroofd is; maar, naar mate hy weder fterker word, neemen zyne ongemakken ook weder toe, tot dat hy tot de voortteling onbekwaam word, het nageflagt beroofd word van de vrugten van zyn lighaam, en hy eindelyk fterft, als een flagtoffer van onkunde. ZESDE WAARNEEMING. Een zeer geleerd kerkelyk Perfoon, van een middelmatigen ouderdom, en voor het uiterlyk aanzien van een vry goed geitel, bragt zich, in de maand April van het jaar i / 63, terwyl hy het middag-maal hield aan het huis van een Heer, dat gelegen was een weinig buiten deeze Stad, aan den binnenkant van zynen middelften vinger eene fnede toe van geen belang. Terftond deed men daarom een weinig fpinrag, en floeg 'er verder geen agt op. Op den volgenden dag, klaagde hy fterk, en fcheen wat  4K 5i >& wat flaaperig te zyn. Op den derden dag, zynde Zondag, fcheen by zeer droefgeeftig, fprak fomtyds zonder zamenhang, en als of hy yl~ hoofdig was. De vinger en hand was donker rood van kleur, en gezwollen, en langs zyn voorarm liep een fmalle roode ftreep. Op den volgenden dag opende men hem eene ader , en men lag pappen op het beledigde deel, maar vrugteloos. De zwelling reikte nu tot aan den vporarm, en de roode ftreep tot aan den fchouder. Toen men zag, dat hy zoo veel erger wierd, verzogt men hem, dat hy een Heelmeefter zoude laaten haaien , doch, dewyl hec ongemak hem zoo gering voorkwam, wilde hy daarvan niet hooren. Maar des Woensdags, daar men zag', dat hy weinig had geflaapen, en byna den geheelen nagt ylhoofdig was ge weeft: dat zyne hand zwart wierd , en de zwelling tot aan den fchouder was voortgegaan, hielden zyne vrienden aan, dat hy om een Heelmeefter zoude zenden , en hy verkoos my. Ik kwam des avonds van dien dag aan, en vond de ganfche hand, en de helft van den voorarm, volkomen verftorven, en zelfs wangleurig tot aan den elleboog ; de arm tot aan den fchouder zeer gezwollen , en donker rood van kleur; ook verhaalde men my, het geen ik hier boven heb ter nedergefteld. Ik liet aanftonds de bittere kruiden kooken in wyn-moer, met by voeging van eene goede quantiteit Ammoniakzout, om daarmede den arm van den fchouder af tot aan den elleboog te ftooven , flaande op het overige weinig agt; en, om des te fterker aandrang van bloed naar deeze deelen te maaken, deed ik veele diepe D 2 in-  infnydingen in den arm, welke ik verbond met wieken , doortrokken met een mengzel van mei Mgyptiac. Sp. Rorismar. en Sp. Sal. dmmon. en ik bedekte den arm met een pap van havermeel , en oud bier &c. Inwendig liet ik hem gebruiken het poeder van den koortsbaft en zeer goeden rooden wyn van Oporto, ook liét ik , om hem in het hoofd verligting te bezorgen, zyne voeten baden in water, waar in zout en azyn gedaan was, en onder tegen zyne voeten leggen koolsbladen. Op den volgenden morgen vond ik weinige teekenen van beterfchap; zyne hand was eenigzins koud, de voorarm vol blaasjes, en de arm had eene lelyke kleur. Alle middelen , zoo even doormy opgenoemd, wierden weder aangewend. Hy bleef nog ylhoofdig, maar hy gaf egter beter antwoord op alle zaaken. Des avonds ging men al weder op dezelfde wyze voort; ook gaf men hem nu endankragtig vleefchnat, en onder aan zyne voeten lag men moftaard-pappen. Zyn pols was nog zoo ras, als toen ik de eerfte maal by hem kwam, maar daar was geene tusfchenpozingin de pols.— In een v/oord hy ftierf op den volgenden dag , in ipy t van alle onze poogingen. Maar, het geen my aanmerkingswaardig voorkwam, was, dat de arm, en zelfs de voorarm , twee of drie uuren voor zynen dood,'er veel beter uitzagen;maar vroeg in den morgen wierd men aan de pols het eerft verflimmering gewaar; en daarvan gaf ik de vrienden terftond kennis, zoo dat ik byna het .oogenblik van zynen dood aan hun voor.fpeldc. Veele waren van meening, dat ik in den beginne den arm zoude hebben afgezet,- maar,dewyl  <& wyl ik op vafte gronden te werk ging, gaf ik weinig agt op de bedillingen van nydige menfchen. VIERDE HOOFDSTUK. Van het Koud Vuur, of bet tweede foort van VerJlerving, uit eene algemeene kwaade gejieldbeid. §. 13- Het voorgaande Hoofdftuk, in het welk wy weinig meer, dan oog-getuigen, waren van de doodelyke verwoeftingen , door eene zeer kwaade gefteldheid van alle deelen verwekt , zonder dat wy in ftaat waren , om op eenige wyze, hoe ook genaamd, de Natuur te hulp te komen , ten einde gebragt hebbende, gaan wy nu over tot aangenaamer zaaken; en wy zullen zien, dat de Natuur, op eene gepaste wvze door de kunft geholpen, in ftaat kan worden gefteld , om de kwaade ftoffen van edeler deelen af te leiden, en te brengen naar het een of ander lid, dat eenig uitwendig geweld geleden heeft. §. 14. Ik heb reeds voldoende aangetoond , hoe noodzaakelyk men moet afzien van het afzetten, of verrigten van zwaare operatien, in ongemakken , die daaglyks van kwaad tot erger ftaat overgaan, zonder eenige blykbaare rede De middelen, van welke men zich in zooD 3 danige  danige gevallen uitwendig doorgaans behoord te bedienen, zyn ftoovingen, befproeijingen, ettermaakende middelen, en pappen. In de ftoovingen kan men, naar mate het de aanwyzingen ter geneezing vorderen , eenige van de volgende kruiden neemen: Summitates Abfinthü communis, Ccntaurii minoris, Rmsmanni, Lavendulce. ■— Fwres Cbamomilla, Sambuci, Ba~ lauftiorum. — Rad. Bryonia, Enulce Campance, Hellebori AM. — Fol. Nicotiance. — Sal. Ammoniac. Marin. — Uit fomrnige van deezen kan men ftovingen maaken met kookend water, by het welk men kan voegen wyn-moer,loogzout, brandewyn, en meer andere zaaken. Met deeze moet men de deelen zeer warm, en dikwyls op eenen dag, ltooven. Daarna kan men vervaardigen ter befproeijing een mengzel, uit fomrnige van de volgende zaaken zamengefteld, en dezelven kan men ook onder de ftoovingen doen; by voorbeeld, Sp. mini Camphor. Sp. Sal. Ammon. velat. mei JbZgyptiac, Linim. volat. Linhn. Sapon. &c. Indien 'er een, of meer, zweeren, zyn, moeten zy verbonden worden met wieken, beftreeken met een prikkelend, en ettermaakend, middel, by voorbeeld, met warme 01. Tberebinth. juniperi, of foortgelyke middelen. La Motte , en anderen, zoo als ook Astruc {Traité des malad. des Femmes. Tom. 3.), raaden in foortgelyke gevallen aan, brandmiddelen te gebruiken : maar, dewyl ons oogmerk moet zyn, om het kwaad uit het bloed na zulk een deel te lokken, is het gemakkelyk te begrypen,dat zulke middelen dit eerder zouden beletten ; en daarom geef ik, met het grootfte regt aan prikkelende, doch teffens ettermaakende,middelen den vooi keur. Pap-  ?<8K ss ># Pappen , uit verwarmende middelen zamengefleld, moet men by zulke gelegenheden nooit verzuimen te gebruiken. Men kan dezelven vervaardigen van haver-meel, in zwaar bier gekookt , waarby men kan voegen Venetiaanfche Theriakel, en tot poeder geftooten Komyn* zaad: of men kan ook een pap maaken van tot poeder gefloten Coriander- en Komyn-zaad, gekookt in oud bier, brandewyn, of foortgelyke vogten. Astruc, en verfcheide nieuwe Franfche Schryvers , maaken veel ophef van een pap, beflaande uit roet, myrrhe, en ammoniak-zout, tot poeder gefloten, en gemengd met honing, met by voeging fomtyds van een weinig mei Mgyptiac. §• 15- Terwyl deeze prikkelende, en verwarmende, middelen, uitwendig gebruikt, het kwaad naar de oppervlakte lokken, moet men ook de inwendige middelen niet vergeeten. Zedertmeer, dan vyftig, jaaren, heeft men in Engeland van den koortsbaft met veel ophef gefproken, als van een onfylbaar middel in deeze gevallen, hoewel Sharp egter in zyn Crttical Inquiry into the prefent jlate of furgery, en Dr. Astr uc in het bovengenoemde werk, zeer fchynen te twyfelen aan zyn vermogen in zulke gevallen. Wat my betreft, ik moet bekennen, dat de maagveeltyds,alsik dit middel nodig meende te zyn. hetzelve niet kon verdragen, maar het uitwierp, en de lyders egter wel herflelden, en dat in andere gevallen, de quantiteit, welke gebruikt was, veel te gering was, om daarD 4 aan_  aan eenige mefkelyke verandering te kunnen toefchryven. Des niet tegenftaande weet ik , dat het een goed, en zeer verfterkend, middel is, mdien de maag het kan verdragen; en , als zoodanig een middel, moet men het niet •verzuimen. Ook kan men zich bedienen van andere hartverfterkende middelen , en zulke kunnen die geenen, die meer, dan ik, vertrouwen ftellen in heete, overgehaalde, waters , onverteerbare poeders, en andere middelen van zulk een aart, naar hun genoegen voorfchryven. Maar ik draag zorg, dat ik den lyder by kragten houde met goede foupen, verfche eyeren, een glas ligten rooden wyn, wey met wyn bereid, en foortgelyke zaaken. Hierin beftaan myne hartfterkende middelen , en, als men de ondervinding raadpleegd, zal men bevinden, dat zy den voorkeur verdienen boven de onaangenaame, en gevaarlyke, dranken van de winkels. §• 16. Nadat ik derhalven heb befchreven eene manier, van welke men zich, in het algemeen gefproken, in deeze droevige gevallen moet bedienen; eene manier, welke nan de ondervinding haaren oorfprong verfchuldigd is, en fteunt op die gronden, volgens welke wy te werk gaan, ten einde de verettering te bevorderen in groote ettergezwellen; dat is, dat wy zorgdraagen, dat de kwaads, en fchaadejyfce , ftoffen van de edele deelen worden afgeleid; zullen wy nu gaan befchryven dien trap van Verfterving , uit eene algemeene oorzaak ontftaan, welke volftrekt het afzetten vorderd. S- 17.  '§• 1?. Hoezeer diepe infnydingen in de aangedaane deelen fomtyds, als zy gepaard gaan met de andere middelen, welke in de 14 zyn befchreven, zeer veel nut doen, dewyl zy, eene zeer groote prikkeling verwekkende, door dezelve het kwaad na deeze deelen lokken, uit hoofde dat zy aan het bloed eenen grooten trap van werkzaamheid bezorgen; kan men egter aantoonen, dat men, indien des lyders welzyn ons ter harte gaat, tot het afzetten van een lid in geenen deele moet overgaan. Maar, daar wy egter weeten, dat 'er zeekere gevallen zyn, in welke men het leven niet kan behouden, zonder een lid af te zetten, is het noodzaakelyk, hier te melden, dat men tot deeze operatie niet moet befluiten, voor dat al het kwaad in zulk een lid, by voorbeeld in een been, bepaald is, en de verftorve deelen koud, pairs, en gevoelloos zyn; ja dat de verftorve deelen zich niet alleen van de gezonde beginnen af te zonderen, maar dat 'er ook door de laatftgenoemde goede etter word geformeerd: doch dit is egter nog niet alles, maar daar moet ook nog bykomen, dat de pols geregeld, de eetluft goed zy, en de lyder zich vry wel bevind; in een woord, bit moet ten duidelykjlen blyken, dat het volflrekt ovmoogelyk is, zulk een lid te bewaaren, of ts berftellen, eer men tot het afzetten overgaat. Sommige zullen misfchien denken, dat zulk een verftorven deel het bloed, en de andere vogten, wederom kan aanlteeken, en dat dus een lang uitftel ten uiterften gevaarlyk zoude kunnen zyn. Maar wy moeten navolgen, D 5 het  het geen de natuur in foortgelyke gevallen doet, en het is ons bekend, dat zy fomtyds een verftorven deel van het gezonde geheel heeft afgezondert Dus verhaald laMotte in bet derde Deel van zyne Heelkunde het geval van eene arme vrouw, welke in een' allerellendigften toeftand was , uit hoofde, dat haar been geheel was verftorven, en egter niet wilde gedogen, dat het wierd afgezet. Dewyl hy aan haar herftel wanhoopte, verliet hy haar, maar eenigen tyd daarna vernam hy, dat dit been door de Natuur, in de geleding van de knie, geheel was afgezonderd, en dat de vrouw herfteld was. ZEVENDE WAARNEEMING. Het geval van een huishouden te Watisbam, in alle Engelfcbe Tydfchriften bekend gemaakt door Dr. Wollaston , is een fterk bewys van het geen ik hier heb gezegt, waarom ik het ter deezer plaatze ook zal verhaalen. John Dowlisig, een arm arbeider, had eene vrouw, en zes kinderen, van welken het oudfte was een meisje van vyftien jaaren, en het jongfte omtrent vier maanden. Zy kregen alle, omtrent het midden van Januarius van het jaar 1761, geweldige pynen in een, of in beide, beenen. Binnen vyf dagen wierden de beenen blauw, en bedekt met zwarte plekken; langzamerhand verftierven zy, en door de Natuur begon het doode van het levende te worden afgefcbeiden; zoo dat in de maand van April hunne toeftand was, als volgd. Maria, zynde de moeder, veertig jaaren oud, had verloren haar regeer voet by den enklauw j  S9 klauw: ook was de linker voet afgefcheiden, en de beenderen van het been byna droog,uitgezonderd dat hier en daar nog een weinig verrot vleefch aan dezelven vaft zat. Het vleefch is gezond, tot omtrent twee duimen ver beneden de knie, en men zoude ter dier plaatze de beenderen hebben afgezaagd, indien zy het had willen toelaaten. . Maria, oud vyftien jaaren, had haare twee beenen beneden de kniën verloren. Elizabet, oud dertien jaaren, had ook haare twee beenen beneden de kniën verloren. sIra, tien jaaren oud, verloor eenen voet by den enklauw, en de.andere voet was ook wel aangedaan, maar niet m zulken hoogen graad, en die is nu weder gezond. § Robert, agt jaaren oud, verloor beide zyne beenen onder de knie. Eduard, vier jaaren oud, verloor zyne twee voeten. Een kind van vier maanden ftierr. Het verdiend opmerking, dat van alle deeze mpnfchen, gedurende al den tyd van dit ongeval, gezegt wierd, dat zy in alle andere opzigten fcheenen gezond te zyn; dat zy met finaak aten, en wel füepen, toen het geweld van de pyn begon te verminderen. De moeder is nu zeer vermagerd, en kan haare handen weinig gebruiken. De oudfte dokter heeft eene oppervlakkige zweer op eene dev, en fchynt niet wel te zyn. De ovengen zyn vry gezond; en de ftompen van eenigen van hen zyn volkomen geneezen. Dus ver gaat het verhaal, dat Dr. Wollaston heeft bekend gemaakt, om deeze ongelukkige armemenfchen eenigen onderftantte bezorgen.  AGTSTE WAARNEEMING. Het kind van zeekeren G , een verwer te Limerick , tegenwoordig vyf jaaren oud, kreeg, toen het twintig maanden oud was, de mazelen , op welke volgde eene koorts, welke omtrent veertien dagen duurde. Deszelfs geneezing ging langzaam voort, en ondertusfchen wierden, zonder dat 'er eenig teeken voorafging, binnen vier en twintig uuren, het onderfte gedeelte der beide voorarmen, en beide de beenen aan de enklauwen, volkomen zwart, even als hoorn, en verftierven. De minne lag des morgens, zoo dra zy dit zag, en ook wederom des avonds, pappen van warme koe-mift op deeze deelen; en toen zy den volgenden dag dezelven los' maakte, zagen , volgens het geen my de moeder verhaalde, de. zeiven 'er zoo wel uit, als ooit voorheen, en men ontdekte geene wankleurigheid meer. Maar den volgenden dag wierden zy egter weder zwart, even als hoorn, en flap, zynde niet zeer pynelyk. Bovengenoemde pap wierd by aanhoudenheid gebruikt, des morgens en avonds,gedurende nog dertien dagen, en toen vond men des morgens in de pap beide de handen, welke aan het einde van den voorhand van de armen waren afgefcheiden, zonder dat 'er eenige pyn, ontfteeking , of bloedftorting, was befpeurd. Op den zelfden tyd zonderde zich ook van de beide beenen af een dikke, en zwarte, huid, die men byna niet kon doorboren , zoo dat de beenen, als ware het, blood waren. Na verloop van eenigen tyd wierd 'er egter weder een nieu^v vel geformeerd: ook zyn nu de'  4e beenen vaft en fterk, maar dé lidteekenen zyn diep, en vry zigtbaar. De einden van den Jcubitus, en radius, zyn bedekt met een vaft lidteeken, maar aan den cubitus van den regter arm is digt by het olecranon een aanmerkelyk, doch onpynelyk, gezwel, dat geen ongemak verwekt. Onaangezien deeze buitengewoone toevallen is dit kind zoo wel, en fchoon, als men een kind zoude verlangen. NEGENDE WAARNEEMING. Murphy, een jongeling van omtrent twee en twintig jaaren , na het fcheen van een gezond geftel, een wel bekend viool -fpeeler in Ennis , en het Graaffchap Clan, kreeg, omtrent negen jaaren geleden, de koorts, waarop volgde eene geweldige pyn in het linker been, welke allengskens naar den voet fchoot. Daar kwamen blauwe plekken digt by den voet, die langzamerhand grooter, en zwart, wierden,en -weinige dagen daarna viel de voet in de geleding met het been van zelfs af, waarop eene aanaanmerkelyke bloedftorting, die egter gemakkelyk overwonnen wierd, volgde. Aan het onderfte gedeelte van het fcheen been kwamen twee of drie zweeren , die gedeeltelyk wankleurig waren, te voorfchyn, maar zy genazen egter allengskens, gelyk ook deden de einden der beenderen. Omtrent een jaar geleden, was hem het regter been afgezet boven de knie door Garnet , een Heelmeefter uit het leger, die toen in deeze ftadwas, en door my, en by genas fchielyk, en wel. Het ongemak, waarom hy deeze operatie onderging, was been-bederf aan den bui- tenften  62 >$» tenften condylus van het deybeen, gepaard met eene gewrigts-verftyving, en eene ver voortloopende pypzweer. TIENDE WAARNEEMING. Op den twaalfden van de maand Maart van het par 1756 wierd een kind, omtrent zes jaaren oud, van het land gebragt met een zweer aan zyn been digt by den voorvoet, welken het eenigen tyd geleden, ik geloof door branden, gekregen had. Dewyl die plaats zwart, en ongevoelig, was, raadde ik aan ftoovingen, uit bittere, en verdeelende , kruiden, met Ammoniak-zout, en wyn-rroer van rooden wyn , vervaardigd, waarmede het been tweemaal daags vry warm moeft geftoofd worden; ook wierd op de zweer een warm ettermaakend middel gelegt, en daarover een pap, uit havermeel en oud bier beftaande. Inwendig liet ik het zelve gebruiken een afkookzel van den koortsbaft, met oranjefchillen, en kaneel, waarby, nadat het door gedaan was, gevoegd wierd Elix. Fitriel. &c. Ik zoude vooraf wel hebben willen voorfchryven een , of twee, zagte buikzuiverende middelen met kwik, had het kind my niet te zwak gefcheenen. Ik dagt, dat door de uitwendige middelen, het verftorvene van het gezonde zoude affcheiden, daar het mes nu door het zelve niet kon komen, gelyk ik was gewaar geworden , toen ik het wilde fcarificeren, opdat de middelen tot aan de gezonde deelen zouden kunnen doordringen, want toen kon ik bezwaarlyk eenigzins in het zelve komen. Ik hoopte ook , dac de  trokken met warm water, kwam egter geen droppel bloed te voorfchyn. In een woord zy ftierf op den vyfden dag na de operatie. §. iS. Hier vind men derhalven zulke dindeiyke be* wyzen, als men met mogelykheid kan verlangen , van het nut van deeze handelwyze. Heeft dé Natuur, aan haar zelve overgelaaten, zulke wonderen verrigt, wat kunnen wy dan van dezelve niet wagten, als zy naar behooren door de kunft: word onderfteund? De twee hatftgemelde gevallen leeren , in tegenoverHelling van de vier of vyf voorgaande, duideIyk, dat het fchielyk afzetten niet is dat geen, dat de Natuur ter haarer hulpe verlangt. Veel meer nut kan men verwagten van het gebruiken van voedzame, maar teffens zagte, fpyzen, en van verfterkende geneesmiddelen, gepaard met verwarmende, en kragtige, uitwendige middelen. En deeze manier van geneezen komt niet alleen overeen met de Ondervinding, maar zy word ook beveiligd door de Ontleedkunde, eh de Rede. Want, als al het kwaad uit het lighaam in een deel word nedergezet, en de verfterving tot eene plaats word bepaald, is bet wel te begrypen, dat, ter plaatze, daar de fcheiding gefchied, ook een nieuw foort van omloop van het bloed moet plaats vinden , even als na het afzetten plaats heeft. Uit dien hoofde kan de ftank, of nabyheid van de verftorve deelen het bloed, en de andere vogten, niet benadeelen, dewyl zulk een deel in zeekeren 2in afgezonderd is, en deeze verandering in het  het zelve door gemis van deezen omloop word veroorzaakt. Indien 'er derhalven eenig gevaar te vreezen is, ontftaat dit door een t© fchielyk gebruik van het mes. Ik kan geene tegenwerping tegen deeze handelwyze voordellen, als alleen deeze, welke zoo gemakkelyk is te beantwoorden, dat zy byna niet verdiend gemeld te worden; namelyk wat men doen moet, in gevalle 'er eene zwaare beenbreuk voorvald in zulk een geitel , en het gebroken deel, reeds verftorven zynde, door gebrek van voedende vogten met meer vereenigd is met het overige van het lid? In zulk een geval, houden de koorts, en de zwaafe toevallen, op, nadat de Natuur haaren laft in zulk een deel heeft nedergelegt, dewyl zy alleen waren het gevolg van de prikkeling; enin zulk een geval moet men fpoediger tot het afzetten overgaan. VYFDE HOOFDSTUK. Vdn het Heet Vuur, eigentlyk zoo genoemd $ ®f van het derde foort van Verfterving uit êtne algemeene oorzaak. §• 19' In dit géval zal , even als ih dé voorgaande éenig uitwendig geweld, hoe gering ooi, fomtyds oorzaak zyn van zeer droevige, en gevaarlyke, toevallen; het fchrabben met een fpeld, een floot, eene geringe branding, word dan in weinige dagen eeö1 ongemak, dat den  bektfaamften Heelmeefter bezigheid gencr? verfchaffen kan. Herword eeiae zweer, die wankleurig word, een dun fcherp vogt ontlaft, en omringd is van eene donker roode kleur, veel verfchillende van die by ontfteekingen word gezien. Na verloop van een dag of twee word deeze roode plaats een gedeelte van de zweer; de lyder heeft geweldige pyn, en is egter vry van ontfteeking, als men juift wil ipreeken., dewyl óp eene ontfteeking altoos yolgd goede etter. In een woord de vrienden, en dikwyls ook de Heelmeefters zelfs, weeten niet wat te doen. Vrugteloos tragt men, door veel gebruik van het mes te maaken, dit kwaad te verbeteren, dewyl het vleefch, dat heden gezond is, morgen verftorven zal zyn. Gaat men met fnyden voort, hy ziet weder nieuwe ongevallen, tot dat men eindelyk meen en de, alles gedaan te hebben, wat de kunft vorderde, het hartzeer heeft te zien dat de lyder niet meer in wezen is* Maar Iaaten wy deeze Schildery eens omkeeren, en laat een verftandig man zich zelve eens yraagen, wat hy dog met alle deeze infnvdingen denkt te zullen uitrigten? dan zal hy ras zien, dat. men, indien door zulk eene geringe belediging ftoffe word ontlaft, welke zoo veel gevaar aan de bygelege deelen veroorzaakt, door het vermeerderen van zulk eene ontlafting dit kwaad niet zal verbeteren, maar- eerder erger maaken; en dat het meer is het lighaamsgeftel, dan de zweer, dat dient te worden verbeterd; hy zal dan ook ras bemerken, hoe noodzaaklyk het is,  is, om zyn voorgefteld plan zoo met geheel te veranderen, ten minften op eene andere wyze uit te voeren \ en meer te letten op de toevallen. Vind hy de pols vol, en de zweer zeer pynelyk, dan zal hy het na gedagten nodig vinden , eene aderlating te doen- Ook kan hy m zulk een geval van een buikzuiverend middel met nut gebruik maaken, en wel het beft van zulk een , dat kwik bevat. Maar vind hy daar en tegen de pols zwak; is de lyder teder, en zwak van geftel; is 'er weinig waare ontfteeking in den omtrek van de zweer; maar daar entegen eene donker roode kleur; is de zwelling, indien zy 'er gezien word, wel rood, maarniet gefpan?nen; word 'er (dewyl, gelyk ik hier boven reeds heb aangemerkt, goede etter altoos bet gevolg van pene -waare ontfteeking is) een rood, of geelagtig, dun, fcherp, vogt, ge paard met eene aardagtige reuk, ontlaft; is de lyder flauwhartig, en raakt hy geheel buiten zich zei ven, dan moet de Heelmeefter veel meer middelen in het werk ftellen. Hy moet, zoo ras mogelyk, gebruik maaken van prikkelende ftoovingen, befproeijingen, en pappen , hoedanige hier boven in de §. ia. befchreven zyn; hy moet de zweer verbinden met zeer warm gemaakre, en uit haaren aart verhittende, ettermaakende middelen; en hy moet den lyder een fterk afkookzel van den koortsbaft met kaneel-water, het Elixir vitrioli, en andere bittere middelen, gepaard,laaten inneemen; ook moet hy van kragtige foupen, wyn, en andere voedzels, welke hier boven in de §. 15. zyn opgenoemd, gebruik maaken. Op deeze wyze voortgaande, zal hy met vermaak zien, dat de zweer, binnen weinige dagen , geheel van gedaante veranderd. Holle « 0 £ 3 boe-  <&K 79 3H8> boezems zullen met vaft vleefch gevuld worden, en, in plaats van een dun, en fcherp, vogt, sal men zien voortkomen goede etter, de zweer zal allengskens kleiner worden, en de gezondheid , en de trek tot eeten, zal weder komen. TWAALFDE WAARNEEMING. Eene Juffrouw, welke omtrent agt rnylen yan deeze Stad af woonde, uiterlyk van een gezond geftel fcheen te zyn, en een weinig ou« der was dan veertig jaaren, klemde, by het toedoen van een kelder-deur, den voqrften vinger van haare regter hand. Deeze vinger zwol op , wierd pynelyk, en eindelyk wierd 'er etter geformeerd. Daar wierd jemand uit deeze Stad gehaald, die denzelven opende ; maar daar kwam nooit goede etter voort, en de hand was zeer gezwollen. Om deeze ontfteeking, welke men meende tegenwoordig te zyn, te geneezen, hield men haar zeer zwak. Maar op den negentienden dag, nadat het gezwel geopend was, kreeg zy hevige ftuipen , op welke volgde eene bedwelmdheid , en gevoelloosheid. Men liet my toen roepen, en alle deeze kwaade toevallen fchreef men toe daar aan, dat zy den voorgaanden avond een klein ftukje kaas had gegeeten, en daarop een glas wyn met water had gedronken. Dewyl _ ik altoos op de Natuur nauwkeurig let, kon ik ook met gemak ontwaar worden, dat eene zaak van zoo weinig belang geene oorzaak kon zyn van alle deeze toevallen. Toen ik het verband los maakte, wierd 'er een geel water ontlaft; de hand, voorarm, en arm, waren  een fchrap zulke kwaade gevolgen bad, noodwendig, als een lid wierd afgezet, nog rasfer döodelyke gevolgen moeft veroorzaaken; en dat men om deeze redenen, zelfs van geene fcarigcatien gebruik moeft maaken. Hoewel nu dit gevoelen van een jong menfcb, die toen nog geen een en twintig jaaren oud was, niet wierd goedgekeurd, wierd het egf,erj cf wyl het hetzagfte was, gevolgd. Toen ik derhal ven na haar geftel onderzoek deed, wierd ik gewaar, dat het in geenen deele goed was, en dat zy de maandftonden ook niet geregeld had. Hierom raadde ik haar aan, nu en dan buikzuiverende pillen te gebruiken, begaande uit de majf. pil. Rum, Calomel, Sal Mtrtis &c., en op de dagen, op welke zy dezelven niet innam, vier maal op een' dag in te neemen een half drachma van den koortsbaft, met een weinig rooden wyn van Oporto en water. Ik liet ook den arm en de hand tweemaal daags ftooven met een afkookzel van de bittere verdeelende kruiden , en op den arm liet ik leggen een pap van havermeel en oud bier. De wond verbond ik met plukzel in brandewyn nat gemaakt, en met denzelven bevogtigde ik ook de drukdoeken &c. Op den twintigften vernam men geen ftank meer, en de deelen begonnen 'er beter uit te zien, ook kreeg zy weder trek tot eeten, waar van zy eenigen tyd was beroofd geweeft. Zy bleef egter voortgaan met haare pillen, en met den koortsbaft, neemende van de eerften des avonds fomtyds drie of vier In, waar van zy drie of vier maaien afging. Den vier en twintigften hield men op met haar den koortsbaft te geeven, en de pillen nam zy nog een' korten tyd  door hem veel warme wey, met wyn bereid, te laaten drinken. Na twaalf uuren geraakte hy, na een zeer fterk zweet, in een' gezonden flaap , die tot zes uuren des avonds duurde, en uit welken hy verkwikt ontwaakte. De zwartheid bleef nog, even als voorheen, maar men zag zoo veele blaasjes niet meer. Den dertienden fcheen hy veel beter te zyn, en zyn been en dey fcheen na zyn gevoel, als ware het, te flaapen; des avonds klaagde hy over pyn laager dan de breuk, welke den veertienden , en vyftienden , vermeerderde, en de zwarte kleur, en zwelling, begon duidelyk te verminderen. Den zeftienden fcheen 'er etter geformeerd te worden aan den buiten kant, en digt by de kuit, waarom men daar zeer.fterke rypmaakende pappen lag; ook wierd de Heelmeefter Gould op dien dag gehaald; den volgenden morgen wierd het gezwel geopend , en uit het zelve eene groote quantiteit van eene vuile, groene, ftoffe ontlaft, welke men ook eenige dagen lang liet weglopen, en toen genas men het ongemak met veel moeite. Maar daar verliepen meer, dan zes maanden, voor dat hy in ftaat was, zyn kamer te veiiaaten, cn tot op deezen dag Qjanuar. 1760) moet hy nog met twee flokken gaan. Over dit geval wierd in de ftad, en op het land, veel gefproken, en men was kwaadaartig genoeg, om de Heelmeefters, en Geneesheeren , die hem het eerft behandeld hadden , te vcroordeelen. Men zeide, dat het geen wy, als verftorven, hadden aangezien, niets fenderi was ge weeft, dan een blauwe plek, het OP.  gevolg van eene kneuzing, en datwy aan zyfi herftel hadden gewanhoopt, toen hy buiten alle gevaar was. Maar door een opregc verhaal van dit geval, het welk zeer veele menfchen kunnen beveftigen, blykc het duidelyk, dat 'er niets was verzuimd van al het geen, dat men, om zyn leven te behouden, zoude hebben kunnen in het werk ftellen, en dat, indien veelvuldige ondervinding my niet had bewogen, om my met zoo veel ernft te verzetten tegen het' afzetten van het been, wy geene berisping zöüden hebben moeten verdragen, en gedogen, dat onze bekwaamheid in twyfel wierd getrokken, door het te fchielyk neemen van een befluit; ook zoude ik in het byzonder, die eene geheel andere behandeling verdiende, niet hetmeeft van dien lafter hebben moeten lyden. i ri l Somtyds verfchaft eene wond of kneuzing ^ van weinig belang (a), al behandeld men ze nog zoo wel, alleen uit hoofde, dat zy voorkomt in een koud geitel, zeer veel ongemak. In twee of drie dagen word zy met een dikke, zwarte, korft bedekt, welke veele HeelmeeIters met prcscipitaat, en andere bytende middelen van dien aart, behandelen, en dan verwonderen zy zich, dat het ongemak, na dat 'er veel tyd verlopen, en moeite befteed is, indien niet erger, tenminften niet beter, word: Men (o) Deeze §. en de bygevoegde gevallen handelea van de drooge verfterving, welke ei&endyk tot dit IaOOKSiuJS behoord. . F 2  Men noemt dit ongemak doorgaans eene drooge verfterving, dewyl 'er geene vogten ontlaft worden, Daar de dagelykfche ondervinding uit de gewoone geneeswyze zoo veele gevaarlyk e gevolgen ziet ontftaan, en men daardoor Jeerd, dat met dezelve ten minften zeer veel tyd verloopt , eer men vorderd, en de lyder zeer veel pyn lyd; en dat zy dus alleen voordeelig is voor den Heelmeefter, behoorde zy uit dien hoofde reeds lang verworpen te zyn, daar zy noch op de rede, noch op de ondervinding fteund. • De veiligfte, en befte, geneeswyze in zulk een geval is, dat men zich bediend van ftoovingen van bittere kruiden; dat men zagte ettermakende middelen gebruikt, ten einde de Natuur te helpen in het affloten van deezen korft, en dat men, om het zelfde oogmerk nog beter te bereiken, pappen aanlegt, die uit zich zeiven verwarmende zyn. Maar, indien 'er met het affloten van deezen korft al. te veel tyd verloopt, en men vreezen mogt, dat onder denzelven eenig kwaad huisvefl, dan kan men, in zulk een geval, denzelven kruiswyze doorfnyden, even als men doet, nadat mén een brandmiddel heeft gebruikt. Dus zal de warmte van de middelen, die men aanwend, fchielyker doordringen tot aan het levende , en de geneezing eerder volgen. Maar de Heelmeefter moet zorg draagen, dat hy, by het doen deezer infnydingen, nooit het gezonde vleefch raakt, en zelfs zelden bloed uit den grond van het ongemak doet te voorichyn komen. Door het volgen van de manier, welke Ta het  het begin van deeze § is befchreven, heb ik kwaade toevallen zien ontdaan, en ik herinner my, dat omtrent twee jaaren geleden, een fatzoenlyk man, alhier woonagtig, en my wel bekend, door eene geringe kneuzing aan zyn been, welke fchielyk met een korft wierd bedekt, driemaanden lang te huis heeft moeten blyven, en zeer veel pyn, en ellende, heeft moeten doorftaan, behalven dat hy veel koortsbaft heeft moetfn gebruiken, en, eer hy geneezen was, dikwyls heeft ondervonden da werking van het mes, een inftrument, dat veeltyds nuttiger is voor den Heelmeefter,dan voor den lyder. Nu zal ik vernaaien twee gevallen, welke zoo goed zyn, als twee honderd, in welke van de laaftgenoemde manier is gebruik gemaakt. VYFTIENDE WAARNEEM ING. In den Zomer van het jaar 1761 ftootte een zeer aanzienelyk, en braaf, man«it deeze ftad, buiten dezelve zyn been, maar zoo weinig, dat het nauwlyks ontveld was, en terftond wierd daarop gelegd een doekje, in brandewyn nat gemaakt, maar*het welk hem veel pyn veroorzaakte. Den volgenden dag was de ge' kneusde plaats rood, en ontftoken, en op dezelve wierd een pleifter gelegd; des niet tegenftaande wierd zy allengskens erger, en eenigen tyd daarna liet men my haaien. Ik vond op deeze kneuzing een zwarte roof, of korft, dikker dan een kroon, en het vel was in den omtrek rood, en wankleurig. Ik üiet aanftonds op het been leggen eene warme F 3 ftoo-  ftooving van verdeelende kruiden, en verbond de kneuzing met eene ettermaakende zalf, beftaande uit het ung. bafil. flav. en ol. Therebintb.3 èn over alies een niet zeer dik gekookte havergort pap. Op den volgenden morgen, en avond, wierd het weder op dezelfde wyze verbonden, en toen was de ontfteeking der bekleedzelen veel verminderd, maar men zag nog geen blyk, dat de korft zoude afgefcheiden worden. Ten einde dit oogmerk beter te bereiken , raadde ik hem, dat hy dagelyks na het middagmaal vier of vyf glazen wyn meer zoude drinken , want hy was zeer matig, en ik lag over. de wieken een pap van haver-meel, bier, en Venetiaanfche theriakel, in plaats van de havergort pap. Maar in agt dagen zag men nog weiaig blyk van fcheiding, waarom ik de korft alleen kruiswyze doorfneed, en daarna het ettermaakend middel warm op dezelve lag, zoo als ook de ftooving, en gort pap. Nadat ik dus vier dagen had voortgegaan, wierd de korft afgefcheiden; de zweer wierd toen zoo dikwyls niet meer verbonden; verder behandeld als eene andere zweer, en was fpoedig geneezen. ZESTIENDE WA AR NEEM ING. ( Een jong Heer, teder van geftel, brandde zyn been met kokend water; maar het zy, dat het niet wel behandeld wierd, het zy door de gefteldheid van zyn lighaam, of door beide, het been wierd erger; en in weinige dagen kwam 'er op een zwarte, harde, korft, zoo taay als leder, waarom men my liet roepen.  Ik liet terftond de middelen, welke ik in bet voorgaande geval befchreven heb, gebruiken, en dien avond nam hy in een kwik-pil, waardoor hy den volgenden dag vyf of zes afgangen had. Hy nam drie avonden agter den anderen zulk een pil in, en daarna gaf men hem een afkookzel van den Koortsbaft, met Kaneelwater, en ftroop van Oranje-fchillen, hetwelk zyne maag wel kon verdraagen. Maar, hoewel de korft niet grooter wierd, zag men egter geen blyk van fcheiding. Hierom doorfneed ik dezelve, agt dagen daarna, waarna de korft fcbielyk wierd afgefcheiden, en de zweer vervolgens behandeld, als eene gemeene zweer , en binnen korten tyd geneezen. In gevallen van deezen aart, moet het ettermaakend middel, van het welk men zich bediend, zagc van aart zyn, en onder het zelve moet noch pmcipitaat, noch eenig ander bytend middel, gemengd worden; ook moet een Heelmeefter niet al te fchielyk met het een, of ander, inftrument de fcheiding trasten te bevorderen , dewyl de pogingen der Natuur daardoor niet alleen dikwyls worden tegengehouden , miar men ook zelfs veeltyds een nieuwe korft veroorzaakt. Daar in tegendeel, a's de fcheiding langzaam voortgaat, door het nieuw opkomend vleefch de korft allengskens word afgefloten, het verloorene herfteld, en de zweer fpoediger geneezen. F 4 ZESDE  ZESDE HOOFDSTUK, i Van hst gemis van de balfemagtige , en tot voeding gefchikte, hoedanigheid van het bloed, en de andjere vogten, de bron van alle tot biertoe befcbreve foorten van Verfterving. §• 22. Hoe zeer men hier niet zal vinden eene geneigdheid tot verfterving, meende ik'egter, dat het nodig was, daar men den eerften trap van verandering in de vafte deelen, en vogten, eer zy tot die onderfcheide graaden van bederf, welke reeds zyn befchreven, overgaan, in dit Hoofdftuk zal ontvouwd vinden, deezen eerften trap afzönderlyk te behandelen, zoo Om ons te beveiligen in de befpiegeling, welke ïk daaromtrent heb ter nedergefteld , als in de praktyk, welke ik heb gevolgd; en eindelyk om aan te toonen de onderfcheide trappen van verfterving uit eene algemeene oorzaak, van derzelver begin af tot aan den hoogften graad van befmetting. Menfchen van zulk eene gefteldheid zyn doorgaans koud, en huiverig,- en de geringde wond, of kneuzing, word moeijelyk geneezen, hoewel zy egter zelden heel erg word. Menfchen, welke met Kropklieren zyn geplaagd, en menfchen, welke zoo gefield zyn, als zoo even is befchreven, zyn doorgaans, al zyn zy voor het overige in het algemeen gefproken gezond, hieraan onderworpen. r - « »■ ' Maar,  Maar, dewyl dit nergens beter door, dan, door waarneemingen, kan worden opgehelderd, heb ik uit een groot getal de volgende gekozen. ZEVENTIENDE WAARNEEMING, De Heer W , alhier Woonagtig, en omtrent vyf en twintig jaaren oud, kreeg in het begin van de maand Mey van het jaar 1751 een gezwel in de lies, het welk grooter wierd, maar zeer weinig pyn verwekte. Hy liet het my den tienden zien, wanneer het groot was, en vol etter fcheen te zyn, hoewel het vel niet van kleur was veranderd. Ik was vry wel overtuigd, dat het niet uit Venus-ziekte was ontftaan; en, indien het daardoor was ontftaan, zoude men de gevolgen niet hebben kunnen overeenbrengen met die, welke aan dezelve eigen zyn. Op den elfden opende ik het vry ruim, en toen wierd 'er zeer veel etter ontlaft ; op de volgende dagen ging alles wel, behalven dat 'er geene ontfteeking, of ettering, te zien was. ; Den agttienden zag het 'er nog erger uit, en daar kwamen boezems, welke ik opende, laatende den lyder inneemen eene gift van de Pil. aherant. ex Mercur. met een fterk afkookzel van de Guajac. en Sar/a. &c. Hy nam des morgens en avonds twee van deeze pillen in met omtrent een half pint van het afkookzel; en ten einde ontfteeking te verwekken , liet ik gebruik maaken van een verwarmend ettermaakend middel met prcecipitaat, in het welk, nadat het warm gemaakt was, wieken gedópp't wierden, en over de pleifter wierd gelegd een F 5 P»P  pskP van Haver-meel, en oud bier, des morgens en avonds. Den dertigflen was het ongemak nog erger; de lyder had geene pyn, men wierd geene ontfteeking gewaar, noch eenige geneigdheid tot geneezing, en overal, waar ik myn fonde inbragt, kon ik met gemak den vetrok opligten. Dewyl ik begreep, dat deeze buitengewoone ongevoeligheid ontftond, door dat de vogten al te zeer verdund waren , verbood ik hem verder het gebruik van den kwik, en fchreef hem daar en tegen voor een conferf, beftaande uit den koortsbaft, het zaraengefteld poeder van Contrajerva , geconfyte Muskaat-nooten &c, van het welk hy driemaal daags moeft gebruiken zoo veel, als een Muskaat - noot groot is , drinkende telkens daarop een glas goeden rooden wyn. Verder raadde ik hem, gebraaden vleefch te eeten, en dat altoos verfch, met fpeceryen, en na het middag maal een goed glas wyn te drinken. By elk verband maakte men gebruik van de verdeelende kruiden, en dat wel zeer warm, maar by deeze gelegenheid, en daarna altoos, als ik het nodig oordeelde, liet ik het vogt daar af, en, nog warm zynde, in fchaapen-blaazen gieten, welke ik dan toegebonden op het aangedaane deel lag. Dus blyven de ftoovingen altydzoo warm, dat de lyders het gemakkelyk kunnen verdraagen, en men heeft niet te vreezen , dat zy koud zullen worden. Maar, om weder tot de zaak te komen, zoude men wel kunnen gelooven, dat, niet tegenflaande ik den lyder dus behandelde, het ongemak egter niet beter wierd? Zyne maag was goed, en hy was wel by zyne kennis; hy fliep  <$ het zelve hadden dezelfde kleur, als het overige vel, maar de groote ongevoeligheid, en weinige geneigdheid van het zelve om te geneezen , waren zeer aanmerkelyke omftandigheden. Hoezeer, ik het woord ongevoeligheid hier gebruik, moet men my egter zoo niet verftaan, als of ik wilde zeggen , dat de lyder van het pngemak in het geheel geen gevoel had; verre vandaar, hy klaagde altoos over pyn, als ik pcecipitaatgebruikte, en fcheen van de warmte der ftoovingen veel gevoel te hebben. Maar, onaangezien ik alle myne kundigheid befteedde, om hem te helpen; gelyk ik meen, dat dit opregt verhaal van zyn geval zal bewyzen; had ik egter het verdriet, dat ik veroordeeld wierd, zelfs door hen, die beter hadden behooren te weeten. Zoo noodzaaklyk is het, dat een lyder een goed geftel hebbe, en de geneezing naar wenfch uitvalle, zal men lof behaalen! AGTTIENDE; WAARNEEMING. Op den twaalfden Mey van het jaar 1759 wierd ik geroepen, omtrent twintig mylen van deeze ftad, om te onderzoeken het ongemak van een kind van omtrent zes jaaren, hetwelk beftond in een groot gezwel, dat befloten was In een vlies, en gelegen was in de regter dey tusfchen de fpieren, die feminervgjus en biceps genoemd worden. Drie andere kinderen, welke men tot de Inenting der pokjes bereidde, hadden zich op onderfcheide tyden gefchrabt, en deeze geringe wondjes waren erger geworden, als zy in het begin waren geweeft. Inzonderheid had zich  93 zich een kind, omtrent vyf jaaren oud, byna een jaar geleden, aan den flaap van het hoofd gefloten, en, hoe wel deeze kneuzing door den tyd met moeite was geneezen, bleef 'er egter over een gezwel, dat allengskensgrooter"wierd, op het gevoel vol met het een of ander vogt fcheen te zyn, en het welk bedekt wasmeteen kwik - pleifter. Alle deeze omftandigheden deeden my weinig overhellen, om aan dit kind eene operatie te doen; maar door het aanhoudend verzoeken opende ik egter de bekleedzelen, en, onaangezien bet gezwel vry diep gelegen was , bragt ik egter zoo het vlies, als de ftoffe, welke daarin befloten was , zeer wel te voorfchyn. Ik vulde de holligheid op met droog plukzel, en bedekte hetzelve met een Gom-pleifter, waar over ik lag een drukdoek, die in brandewyn was nat gemaakt; en beveiligde alles met een verband. Dewyl myn verblyf by deezen Heer hem noodwendig veel geld koftte, hy veele kinderen had , en een man, dien hy als Heelmeefter gebruikte, in zyn huis woonde, gaf ik hem myne gedagten omtrent de verdere behandeling in gefchrifc over ,• en deeze beftonden in het volgende. Ik gebood, dat men den grond van de wond moeft verbinden met eene warm gemaakte ettermaakende zalf, beftaande uit het ung. e gum. Elemi, pracip. rubr.," en ol. Therebinth., en het overige van de holligheid opvullen met droog plukzel, en alles bedekken met een Gom-pleifter, op linnen gefmeerd. Hier mede was myn oogmerk, eene genoegzaame pntfteeking, welke zeer nodig was, te verwekt  ■ & dag. De andere kinderen kwamen zeer gemak^ kelyk door deeze ziekte. Door dit geval geen minder vertrouwen in my gekregen hebbende fchreef my deeze Heer in het midden van Julius eenen brief, welke hy my zond door den bovengenoemden Heelmeefter, my ernftig verzoekende, dat ik by hem wilde komen, om te zien na het ander kind, van het welk hy voorheen tot my geïproken had, en wiens gezwel nu zoo zeer was toegenomen, dat het op het oog eene drukking maakte; hem te gelyk beveelende, dat hy zonder my niet by hem wederkomen zoude. NEGENTIENDE WAARNEEMING. Op den twintigften Julius bezogt ik derhalven het bovengenoemde kind. Zedert dat ik het zelve gezien had, was het gezwel in grootte zeer toegenomen, en het was pynelyk. Ik zeide aan den vader, dat het ook in een vlies befloten was ; dat ik overtuigd was, dat de operatie veilig kon worden verrigt, dewyl 'er niets was, dat eenige bedenklykheid gaf, dan het doorfnyden van een tak van de arteria temporalis; maar dat de weinige geneigdheid tot heeling, welke men by zyne kinderen waarnam,en de ongelukkige uitflag, welke de operatie, aan een ander kind verrigt, gehad had, my zoo weinig goeds beloofden, dat ik dezelve liever niet zoude verrigten. Op zyn fterk aanhouden verrigtte ik egter de operatie ; ik bragt het geheele vlies te voorfchyn, en zag, dat de bevatte ftoffe goed was. De behandeling was byna dezelfde, als in het voorgaande geval. Ik  Ik bezogt het kind weder den negen en twintigften, en alles fcheen wel te gaan , zoo dat de wond bynageneezen was, uitgezonderd dat 'er in het midden nog eene kleine onzuivere plek was; maar drie dagen daarna wierd 'er veel ftoffe ontlaft , en de holligheid wierd weder zoo groot, als op den eerften dag. Na verloop van eenige dagen wierd zy byna weder even ver geneezen, en toen berftte zy weder open. Den zesden Augufius vond ik de wond nog zoo wyd open, als kort na de operatie , en hol in den omtrek. Ik zeide aan den vader, dat ik in een ander geval deeze holligheid zoude onenen,maar dat ik nu niets meer wilde doen, om van kwaad het ongemak niet erger te maaken , en daarom raadde ik dezelfde manier van behandeling aan ,en liet over de wieken leggen een pleifter" beftaande uit de diacbyl. c. gi., en EmpL oierc., onder elkander gemengd; ook raadde ik, voort te gaan met den drank, maar de poeders niet meer te gebruiken, opdat zy het bloed niet te dun zouden maaken; en dat men aan het kind vdaaglykseen glas van een ligten roodenwyn zoude geeven, en het zelve fomtyds laaten gebruiken kragtige foupen, om het bloed, en de andere vogten , te verwarmen, en meer in beweeging te brengen. In een woord op den twaalfden van tebruarius, terwyl ik dit overfchryf,is de wond nog niet geneezen. Deeze Heer verhaalde my, dat een kind van zyn broeder een klein zweertje aan den bovenlip had, het welk een voornaam Heelmeefter behandelde ; dat het zwart, en wankleurig wordende, gefcarificeerd, maar erger wierd: dat 'er een tweede Heelmeefter wierd by geroepen, en dat, naar maate het verder voortliep»  97 >® ook meer wierd gefcarificeerd . . 't . • fajjihus aquh : dat eindelyk , binnen weinige.dagen, het ganfche aangezigt, en de neus. 'er deernis- [ waardig begon uit te zien, en dat het kind ko?l I daaraan ftierf. Mogelyk is niets in de Heelkunde leerzamer 3 en nuttiger voor het menfcbdom, dan een opj regt verhaal van ongelukkige gevallen, ter regI ter plaatze befchreven. Den beften uitflag is men in de praktyk meerraaalen verfchuldigd aan de goedheid van de Natuur en van het geftel, : dan aan onze kunft; wanneer de Natuur, en , het lighaamsgeftel, onbuigzaam zyn, ziet het I 'er droevig uit. Als men derhalven zulke on| gelukkige gevallen befchryft, kunnen zy aan I andere ftrekken tot prikkelen, waardoor zy aangezet worden, om na te fpeuren de oorzaaken, waarom de Natuur zoo werkeloos was, en hun beft te doen, om dezelven te verbeteren. Maar weinige Heelmeefters zyn zoo opregt, en moe" dig, dat zy hunne misdagen openbaaren, onI aangezien de groote Hippocrates ons daarvan ! een voorbeeld heeft nagelaaten, erkennende op |i eene edelmoedige wyze, dat hy eens eene naad ii in het bekkeneel' aanzag voor eene breuk van ï dat been. In de voorgaande Hoofdftukken heb ik een' i opregt verhaal van eene ongelukkige praktyk i gegeeven, welk ik hoop, dat nuttig zal zyn i aan de Heelmeefters, dewyl het ten duidelykH ften bewyft, langs welke trappen de Verfter* * ving, uit eene algemeene oorzaak ontftaan , voortgaat van de geringfte beginfele-n tot dea G hoog?  hoogden trap van kwaadaartigheid: en, hoe*zeer ik in het algemeen, voornamelyk in dit Hoofdfluk, alleen uitgekozen heb zulke gevallen, als met geen goeden uitflag zyn bekroond, en met opzet geene melding heb gemaakt van anderen, zal egter een Heelmeefter kunnen zien , en moeten bekennen, dat ik, befchryvende de behandeling van dezelven, zorgvuldig befchreven heb die manier, welke alleen met de rede overeenkomt, en in ftaat is, om de meefte gevallen van dit foort, welke voor geneezing vatbaar zyn, dat gewenfcht einde te doen bereiken. ^ '<$ vigfte onheilen moet verwagten. TWINTIGSTE WAARNEEMING. 1 By fomrnige menfchen is het bloed zoodanig ] verhit, dat ik, by voorbeeld, eenen Heer < ken, die, hoe zeer hy omtrent veertig jaaren < oud is, door zynen neus maar een weinig te ftoo- • ten, zulk eene geweldige ontfteeking aan denzelven, en eene 200 hevige koorts kreeg , dat drie fterke aderlatingen, binnen vier en twintig uuren gedaan , en falpeter met andere verkoelende middelen gebruikt , bezwaarlyk m ftaat waren , om deeze toevallen te overwinnen, en deeze kneuzing te geneezen. Indien ik niet terftond van deeze middelen gebruik had gemaakt, is het ligt tebegrypen, hoe bet met dit ongemak, hoe gering het ook fchynen mogt, zoude hebben afgeloopen. ÉEN EN TWINTIGSTE WAARNEEMING.: Ik heb ook nog behandeld eenen anderen Heer, die, zyn been een weinig gekwetft hebbende , nadat het met een doek, met brandeJwvn doortrokken, was verbonden, zeer koortsig wierd, en eene hevige ontfteeking aan zyn. Ibeen kreeg, terwyl de Jippen van het wondje ^opzwollen, gefpannen, en wankleurig, wier- l de?k deed hem terftond eene groote aderlating r,óp den arm, enfloeg om het been verzagtensde ftoovingen , onder welke zoete melk was • gedaan, en die niet zeer héét, maar flegts maatig^yarm, waren gemaakt,' nadat het wondje G 2  IOO >$ vérbonden was met wig. bafüic., waaronder olie van Roozen was gemengd,, het welk vry dikgefmeerd wierd op wieken; het been liet ik met eene verfehe verzagtende olie vryven, en over alles Het ik leggen een pap van half gekookte Haver-gort. Korten tyd daarna liet ik hem een Clyfteer zetten, en hy nam elk uur ih een poeder van het Sil. Prunel. • Den volgenden dag wierd hem nog eene aderlating gedaan , en men ging met dezelfde middelen voort. Maar, dewyl de pols nog vol ch hard bleef, befloot ik des avonds hem nog eene aderlating te doen. - Den volgenden morgen had hy veel minder koortsen dorft; de zwelling en ontfteeking van het been was ook veel minder; uit het wondje kwam nu veel en goede etter voort; en hy fliep een weinig. Ik liet de 'ftoovingen toen wanner maaken, en in plaats van de bovengenoemde pap daarop leggen een pap van Haver-, meel en water. Hy bleef de poeders nog gebruiken , en in plaats van èen' zeer ftrengen levensregel te volgen, ftond ik hem meer, en voedzaamer, fpyzen toe. Het wondje begon toen ook fpoedig wel te (taan, en genas fchielyk. TWEE EN TWINTIGSTE WAARNEEMiNG. Zeekere Dienftmeid in deeze Stad ftak zich meteen naald in haare hand, digt by het ligamerttum annulare9 maar, hoezeer dit een wondje van geen belang was, was de pyn, welke daarop volgde, buitengemeen hevig, en ging gepaard met fchreeuwen , en ituipent In deezen toeftand  fiand was zy, toen ik verzogt wierd haar te bezoeken. Dewyl ik de pols zeer vol, en ras, vond, deed ik haar terftond eene ruime aderlating, en over het verband van dit wondje, dat niet noemenswaardig was, lag ik een pap van Haver; gort. Zy fcheen toen wel veel beter te zyn, r maar binnen twee uuren kwam de pyn met het I gefchreeuw weder, en zy wierd daarom terI ftond weder adergelaten. Den volgenden dag • nam zy een buikzuiverend middel in, men deed haar nog twee of drie dagen lang eenen Urengen leefregel volgen, en zy was ras genee- ^In dit geval wierden de toevallen binnen korten tyd zoo geweldig, dat zonder twyfel , binnen weinige uuren eene geweldige ontfteei king zoude zyn geboren, van welke de uitflag doodelyk zoude hebben kunnen zyn, maar door de befchrevë geneeswyze kwam men dat voor. DRIE EN TWINTIGSTE WAARNEEMING. Eenige jaaren geleden brandde de Heer ■ -yy , een Apothekar alhier, niet fterk van 'lighaam, zyne hand, doordat de Therebinthyn-olie, welke hy gebruikte by het maken van Venetiaanfche Therebinthyn, vlam vatte. En, hoe zeer hy zich maar weinig had gebrand, zynde 'er flegts twee kleine blaasjes op den rug van zyne hand te voorfchyn geko- • men, leed hy daardoor egter ondraaglyke p\n. Weinige oogenblikken daarna zag ik hem, G 3 zich  gfch aanftellende, als een dol menfch. Hy Wilde my zyne hand laaten zien, en, voordat Ik na behooren kón zien , wat hem deerde, ïiep hy van my af, ftampte op den vloer, en wierp zich op den grond. Ik wift een tyd lang niet, wat ik zoude doen, dewyl hy telkens my om raad vroeg , en terftond weder van my liep; maar eindelyk befloot ik, hem eene aderlating te toen, hoewel dit, als men de branding alleen in aanmerking nam, zonder zulke dringende toevallen, belagchelyk zoude gevyeeft zyn. De aderen waren reeds zeer gezwollen, en het bloed was zeer driftig; maar, daar waren nauwlyks drie oneen ontlaft , of hy was reeds bedaarder, en, toen 'er omtrent twaalf oneen waren weggeloopen, was hy geheel bedaard; verzogt naar bed te gaan, alwaar hy fchielyk in een diepen ftaap geraakte, uit welken hy niet, dan naar verloop van eenige uuren weder ontwaakte; en binnen weinige dagen was hy geneezen. §• 25. Hoezeer de meefte Schryvers zeggen, dat het Vuur het gevolg is van alle geweldige ontfteekingen, welke door geene middelen worden opgeloft, of tot eene verzweering overgaan; en dat het Vuur doorgaans van deeze oorzaak ontftaat, blykt het egter uit het geen alreeds is gezegt, en uit het geen nog verder zal gezegt worden, dat het Vuur, door ontfteeking verwekt,* maar zeer weinig voorkomt ïn evenredigheid van de Verfterving door andere oorzaaken ontftaan; en by gevolg dat, in gevalle men het Vuur altoos wil afleiden van eene vm Ti i- :■ , . 1, • > m • • - ont.  * ontfteeking in het bloed, men niet alleen dit ongemak uit een verkeerd oogpunt befchouwd, maar dat daar uit ook volgt eene zeer gevaarlyke praktyk. En al gebeurd het, dat eene Verfterving gepaard gaat met veel pyn, en een rasfe pols, kan men egter niet zeggen, dat zy alleen door ontfteeking van het bloed ontftaan is, dewyl deeze twee toevallen ook waargenomen worden by verflervingen, door eene kankeragtige fcherpte ontftaan, in welk gevat eene aderlating niet te pas komt. Maar, wanneer op eene uitwendige belediging van geen belang fchielyk pyn, en koorts, volgd, ot dezelve verzeld, dan, en dan ook alleen,worden vereifchc alle die ontladingen, welke alreeds befchreven zyn; en, in gevalle dezelven niet worden verwekt, en het Vuur ontltaat, kan men met grond zeggen, dat het door eene ontfteeking van het bloed is te weeg gebragt. §. 26. Nadat ik derhalven befchreven heb de oorzaaken, en den aart, van het Vuur, dat alleen door eene ontfteeking van het bloed ontltaat; en heb aan de hand gegeeven de middelen, om het zelve voor te komen, als men van dezelven by tyds gebruik maakt, gaa ik nu over, om op te geeven die hulp , welke dan te pas komt, als de Verfterving reeds daar is. Dewyl de Natuur in eenen zeekeren zin verUetingkrygt, uit hoofde dat dat gedeelte van hit ontdoken bloed, het welk het fchadelykft was, in de verftorve deelen blyft ftaan, en uit dezelven niet weder keerd, moet men aan G 4 ra"  caet opzïgt tot de ontlaftingen met veel om* Kigtigheid te werk gaan. ïn gevalle de pyn, en koorts, nog hevig zyn, worden aderlatingen, en verkoelende middelen, zonder twy fel het eerft vereifcht maar zyn deeze toevallen minder, dan moet men van dezelven Spaarzamer gebruik maaken. In beide gevallen egter moet men in het verftorve deel diepe infnydingen doen, en verdeelende, of verzagtende, ftoovingen, daarop leggen, zeer warm, of van eene magtiger warmte, naar mate de toevallen zyn; dat is, indien het Vuur met eene hevige ontfteeking gepaard gaat, en de lyder zeer pynlyk is, moeten zy ilegts warm zyn, en op de infnydingen moet een verzagtende balfem gelegt worden, ten einde ontfpanning te verwekken, en de circulatie te herftellen.' EBaar, indien het tegendeel plaats heeft, dan moet de ftooving meer prikkelend, en warmer, zyn; en zoo ook het ettermaakend middel. Indien de lyder zwak is, moet hy dikwyls voedzaame fpyzen gebruiken, en hartfterkende middelen benevens den koortsbaft innee?nen,- en, indien het, na verloop van eenige dagen, blykt, dat de Natuur niet geneigd is, om hier een foort van circulatie weder te herftellen, maar dat 'er egter eene goede etter uit de gedaane infnydingen word ontlaft, of dat xy na behooren geneezen, dan heeft men alle rede, om te denken, dat men met een goed gevolg het deel kan afzetten. Maar, indien de lyder in tegendeel zwak is, en dikwyls flaauw word, de gefcarificeerde deelen , in plaats van te geneezen, of eene goede etter te ontlaften, zwarter worden, en de ge» zon-  4K 105 zonde deelen, welke digt by de infnydingen syn , fehynen tot verfterving te zullen overgaan , dan moet men , in plaats van het deel af te zetten, de infnydingen herhaalen, en voortgaan met de ftoovingen , en pappen , die alle geer kragtig,en prikkelend, moeten zyn. Nooit moet men aan bet afzetten denken , voordat de verfterving aan eene plaats bepaald is. Waar is het, dat de lyder, terwyl de verfterving voortgaat, kan fterven, ongeagt alle onze poogingen,maar het is ook volkomen zeker, dat bet voor hem onmogelyk is, in het leven te blyven, indien men, in deezen toeftand, tot de afzetting overgaat. Als men in het eerfte geval op dezelfde wyze voortgaat, zal de verfterving misfchien tot een deel bepaald worden; maar in het laatfte geval word de Natuur, al was zy 'er toegeneigd, door dat men de operatie te fchielyk verrigt, geheel daarin verhinderd. VIER EN TWINTIGSTE WAARNEEMING. Eenige jaaren geleden, kwam zeeker arm man by wylen den Heer Gould, een Heelmeefter in deeze Stad, een man van eene buitengemeene bekwaamheid , en van wiens wellevendheid, en mildadigheid, men overal blyken zs^» Deeze man was, eenige dagen geleden, van een ladder gevallen, en had zyn regter arm gebroken. Korterrtyd daarna wierd hy door een Leden-zetter geholpen; maar, het zy het verband in den beginne te vaft wierd aangelegd, het geen niet onwaarfchynelyk was, of dat door de hevige pyn, en zeer groote gevoeligG 5 heid,  0 zeeker middel is, om het leven vaft dén lyder te behouden. Ik ben altyd genegen, öm de redenen vatt myne behandeling open te leggen, en vooral als zy zoo zeer aanloopt tegen de gewoone geneeswyze, en van zoo veel belang is voor het menfchdom;. dewyl zy des te eerder zal worden aangenomen, hoe zy duidelyker is voorgedraagen, en overtuiging met zich brengt. ZES EN TWINTIGSTE WAARNEEMING. De Heer R. . . . ., zynde üogjóng, en woonagtig in het Graaffchap Tippetary, brak zyn been, omtrent vyf mylen van deeze Stad, en het wierd kort daarna gezet door een Ledenzetter , die daar digt by woonde. Dewyl de lyder bloedryk was, en het verband te vaft was aangelegt, volgde 'er eene hevige ontfteeking, waardoor, binnen drie dagen , dewyl de nodige ontladingen wierden verzuimd, en "het verband niet wierd los gemaakt, het onderfte gedeelte van het been zeer zwol, en wankleurig wierd, waarby zich voegden zwarte water - blaasjes, en eene fterke koorts. Den volgenden morgen zeer vroeg wierd ik geroepen, en ik fneed terftond het verband los, liet op het been, en den voet, leggen ftoovingen van de meeft vermogende bittere kruiden, fneed al de blaasjes door, en deed veele lange infnydingen in het onderfte van het ♦ been, en den voet. Het been wierd bedekt iaet een doek van fyn linnen, dubbeld "toege- vou-  7 na vouwen, en in brandewyn natgemaakt; waar* na ik hem terftond eene ader opende, en van tyd tot tyd onder zynen drank liet gebruiken poeders van falpeter. Dewyl zyn pols nog zeer vol bleef, wierd hy des avonds weder adergelaten, ook wierden de ftoovingen, en de doek met brandewyn, weder gebruikt, met bevel, om ze van tyd tot tyd nat te maaken. Den volgenden morgen en avond wierden dezelfde middelen weder gebruikt, zonder dat, gedurende al dien tyd een verband om het been gedaan wierd. Den derden dag was de zwelling veel minder, en de wankleurigheid, en koorts, waren zoo zwaar niet meer. Ik deed toen het agttien hoofdig verband om het been, maar liet egter des morgens en avonds met de ftoovingen voortgaan. Toen ik den zesden zag, dat de zwelling geheel over was, en de infnydingen waren geneezen, deed ik, na het been zagtjes te hebben uitgerekt, het ge woone verband voor eene eenvoudige beenbreuk om hetzelve; en de lyder genas vervolgens zeer wel, hebbende zyn been eene goede gedaante. AGTSTE  *M 113 AGTSTE HOOFDSTUK. Fan een foort van Vuur, dat op bet adtilatffi voigd. . §• 29. De toevallen, wélke men tot hiertoe, als gevolgen van eene aderlating, befchreven heeft, zyn de volgende. Foor Eerfl. Eene geringe Ontfteeking, en fomtyds een Etiergezwèlletje, indien het lancet niet goed is, aj is de lyder naar behoren behandeld. Of Ten Tweeden. Eene geweldige ontfteeking, welke dikwyls verzeld is van gevaarlyke toevallen, indien de Aponewtofs van de Biceps is gekwetft Of Ten Derden. Eene flagaderbreuk, in gevalle eene flagader is gewond. Dat het Vuur, en de dood, fomtyds volgdj óp eene aderlating, nadat 'er zeer weinig, of geene, ontfteeking is voorafgegaan, is tot hierr tóe door niemand befchreven; en by gevolg heeft men de oorzaaken, en toévallen, niet gekend. Hét is wel waar, dat D10 n 1 s, een zeer be? kwaam Heelmeefter, en zeer naarftig Waarneemer, ter loops gewag maakt (a) van twee of drie ongelukkige gevallen van deezen aart; maar het verdiend opmerking, dat la Faye, onder de zéér fraaije, en nuttige, aanteekenïngen, welke hy by de Heelkunde van deezen Schryver heeft gevoegd, èn in welke hy nauw"? (<0 Cóws its Qptratións ie Chirurgie: p* 6t\ H  nauwkeurig opgeeft alle verbeteringen , en ontdekkingen, welke na den tyd van Dionis in deeze wetenfehap zyn gedaan, hier omtrent niet het alierminfte meld, niet tegenftaande hy dit doet van andere zaaken, welke van veel minder belang zyn; een duidelyk bewys, dat laatere Heelmeefters hierop niet gelet hebben: en ik kan my geen een ander Schryver, die van dit ongemak iets, hoe gering ook, heeft aangeteekend, te binnen brengen. §• 3°- Voorwaar, wanneer een kwaadfappig menfeh, wiens vogten geneigd zyn, om op het een of ander deel te vallen, zich by voorbeeld floot, of hem by eene aderlating een pees gekweft word, komt aanftonds na zulk een deel een meerdere toevloed van vogten, en uit hoofde, dat het geene veerkragt genoeg bezit, of het zenuw geftel aandoenlyk genoeg is, of uit beide oorzaaken, zal 'er geene ontfteeking ontftaan, of eene verzweering geboren worden,ook zullen zy niet worden opgeflorpt, maar zulk een deel blyft ongevoelig, en zwelt op , waarby zich voegt een dunne roode ftreep, loopende langs den Biceps, indien het toeval aan den arm plaats heeft. Indien nu zulk eene zwelling noch een waar Oedema, noch een ontftoken gezwel, is, gepaard gaande met een rasfe pols, dan zal een weinig oplettenheid ons ras doen begrypen, wat de gevolgen zullen zyn. Want, terwyl zich geene pyn doet. gevoelen , word het ongemak allengskens grooter; de arm zweld op, en is met een rooden ftreep bezet; de voorarm word  t , word Osdemaieus, koud, en ohgevoe%j, & kwelling gaat voort tot aan den fchouder j. de zyden ; en de lyder fterft korten tyd daarna. Dat nu zulke gevallen in geenen deeie sekizaam zyn, zullen de volgende, welke ik zelfi heb gezien, en andere, welke my naderhaïïd - door eenige van myne goede vrienden zyn medegedeeld, bewyzen. ZEVEN EN TWINTIGSTE WAARNEEMING. In dé maartd Februar. van het jaar i?S9: wieré Ik geroepen by een Boer, die op het land van dm Collonel Croker woonde, en weinige dagen geleden op den regter arm was adergelaten, De lyder, hoe zeer fterk van geftel, fcheen egter voor een jong menfch zwaarmoedig, en ongevoelig, te zyn. Hy klaagde zeer over pyn, toen hem de aderlating gedaan wierd» maar bleef egter nog twee, of drie, dagen daarna aan zyn werk. Zyn arm was nogthans ongefteld, en, toen ik hem de eerfte maal zag, het welk was zes dagen na zyn ongeval-, zeer gezwollen van de vingers af tot aan den fchoader, en, omtrent de buiging van den arm, vertoonden zich eenige weinige zwarte' vlak* ken, maar men zag geen blyk van eenig ongemak, ter plaatze, daar hem de ader was geopend. Zyn pols fcheen vol, en fterk, te zyn; hy was by aanhoudenheid met hoeft geplaagê; en zweette fterk. Ik deed kleine infnydingen op verfeheid-è plaatzen van zyn arm, en deeze deed ik dieper doordringen op de plaatzen, die van kleur H s ^&?ea'  waren veranderd; ik maakte gebruik van krag* tige verdeelende ftoovingen, en pappen, welke ik des morgens en avonds deed ververfcben, liet hem een weinig bloed af; en fchreef hem een fterk, verwarmend, buikzuiverend middel voor. Twee dagen daarna kwam ik hem weder bezoeken, en zag toen, dat de zwelling voort* ging tot aan de zyde, doch wat minder fcheen te zyn aan den voorarm. Daar waren geene blaasjes weder te voorfchyn gekomen, ook was de wankleurigheid niet erger geworden; maar zyne ademhaaling was nog kort, en hy bleef nog hoeften. Ik liet hem toen gebruiken den Koortsbaft in zelfftandigheid, en kragtige foupen, om de Natuur te helpen in het overwinnen van het ongemak, dat haar ter neder doeg ; en, onaangezien ik de omftanders ze de, dat de man eer beter, dan erger, was, en dat ik een weinig hoop had op zyne geneezing, ftierf hy egter op den volgenden dag des avonds. AGT EN TWINTIGSTE WAARNEEMING* C , een landman, digt By Cr oom woorï- agtig, wierd in de maand Januarius van het jaar 1762, uit hoofde van eene geringe ongefteldheid, adergelaten. Op hetoogenblik, dathy adergelaten wierd, voelde hy een weinig meer pyn, dan hy op andere tyden in zulk een geval gehad had; maar, toen zyn arm vervolgens gezwagteld wierd, klaagde hy over geweldige pyn, als het wondje gedrukt wierd. Den volgenden dag was  «&< li? was hy op het; land, en zag, dat het wondje aan het zweeren was , en dit wierd erger daags daaraan; waarom hy, dewyl hy allengskens meer ongemak leed, my op den vyfden dag des morgens liet roepen. Door dat het voorgaand geval my mislukt was, wyzer geworden zynde, had ik befloten niet alleen nu met meer omzigtigheid te werk te gaan, maar my ook nauwkeurig met dea aart van het ongemak bekend te maaken, het • welk tot hiertoe door de eerfte mannen in de kunft was over het hoofd gezien. De man was omtrent veertig jaaren oud, en, hoe zeer hy van een teder geftel fcheen te zyn, egter flerk, en aan geene ongemakken, als alleen fomtyds aan ontfteekings koortzen, onderworpen. Ik vond zyn pols ras, en wierd gewaar, dat hy eenen eenigzins hollen hoeft had; dat zyn arm een weinig gezwollen was, en dat 'er een roode ftreep liep over den Bktps, van den elleboog af tot aan den fchouder. Hy kon zyn arm nog buigen , en u.itfteeken; ook had hy geene zwaare pyn. Ik opende hem eene ader op den anderen arm, en liet op de aangedaane deelen leggen verwarmende ftoovingen, en pappen; maar ik zeide aan de omftanders, dat ik vreesde, dat alles niet naar wenfeh zoude afloopen, dewyl 'er niet was eene gencegzaame ontfteeking, om etter te d,en ontftaan, en 'er te veel ontfteeking was,, als dat zy zoude kunnen worden opgeloft. Ik liet hem ook een buikzuiverend middel inneemen, beftaande uit de Tinei. Senr.at. met een weinig van de Tinei. Jahppce, teneinde daardoor een gedeelte van die koude, flymerige, ftoffe uit het lighaam te dry ven. a H 3 Drie  ÏMe degen daarna wierd ik weder geroepen; «Sn toen zag ik, dac de zwelling, onaangezien alle aangewende middelen, van den arm tot aan de toppen van de vingeren was voortgegaan 9 en dat de zyde zelfs niet vry daaivan was.' Zyn pols was zeer ras, en hy moeit dikwyls -hoeften, het welk my toefcheen, meer te ontftaan, door dat de Natuur pogingen deed 5 om den omloop van het bloed door de Longen naar behoren te doen voortgaan; dan «ene ziekte op haar zelve te zyn. Het geen hy op myne vraagen antwoorde, beveiligde my In myn gevoelen, en ik meen, dat deeze aanmerking van te veel belang is, om ze niet aan •6 teekenen. De hand , en voorarm, was Gedematms gezwollen, en was koud, zonder eenige veer•kragt; ook kon ik niet befpeuren, dat de deelen gevoelig waren; maar hooger op was de arm zoo erg niet gefield. Ik liet den arm naar behoren bedekken met ftoovingen, beftaande uit een afkookzel van fittere kruiden, waaronder veel van een aftrekzei van Tabaks - bladen in oude pis gedaan was; en met een pap van Haver-meel en oud gebotteld bier: en, onaangezien ik hier niet veel gemak kon hebben, en dat ik, daar blyvende, veel ten mynen nadeele zoude moeten hooren, indien de man ftierf, het geen my feyna zeeker fcheen te zyn, en ik hiervan zoude bevryd zyn, indien ik weder vertrok ? gelyk ik in het voorgaand geval had gedaan, geflost ik egter, deeze plaats niet te verlaaten, voordat ik het einde van dit ongemak had ge^ien, by my zelve bepaald hebbende, om , feat ook het gevolg mqgt zyn, het ten einde  319 ><& ie toe naar myn vermogen te behandèlen. Toen ik des avonds ten tien imren zag, dat de hand en voorarm geheel koud waren, ja dat de zwelling, en koude, tot aan den fchouder voortging, en dat de lyder nog benauwder was, en meer hoeftte,onaangezien hy, in den namiddag, ingevolge mynen raad, voor zyn gewoonen drank gebruikt had zeer goede wey met wyn bereid, kragtig vleefch nat, en een glas of twee ligten rooden wyn , zoo als ook nu en dan een ftukje gebraden vleefch , welk alles in de maag was gebleven; nam ik dadelyK een befluit, om in den geheelen arm verfcheide diepe infnydingen te doen, in verwagüng, dat de kragc van de ftoovingen, en pappen, fchielyker döor deeze deelen dringen zoude. Maai-, met opzigt tot den voorarm, was ik van gedagten , dat die volftrekt niét kon behouden worden, en daarom befteéde ik al myn vlyt tot hulp van den arm zelfs. Overal, waar ik infnydingen maakte, vond ik den vetrok gezwollen, en fponsagtig, zoo dat ik, zelfs een duim diep fteekende, door den zeiven niet dringen kon (waar uit men ook leeren kan, dat men in foortgelyke gevallen niet behoefd te vreezen diepe infnydingen te doen), en 'er water, zoo klaar als kriftai uit de wonden vloeide. Deeze ontlafting bevorderde ik door de bygelege deelen te drukken, maar, toen men met de drukking ophield, kwam 'er niets meer te voorfchyp. Ik begon met deeze infnydingen aan dc buiging van den arm, en deed ze rondom denzelven, byna evenwydig van elkander, elke langer maakende dan een duim, en omtrent op 6 H 4 een  een half duim afftands. Daar 'er nu zoo veel water uit deeze wondjes kon gedrukt worden £Mdat de ftooving daarop was gelegt geweeft befloot ik, omtrent twee uuren daarna, twee duimen hooger in den arm weder zoo veele infnydingen te maaken; en, nadat men van de ftooving weder gebruik had gemaakt, verbond ik de wondjes met mei. Mgyptiac. Tmtt. myrrba 0 aloes, enfp. Jol. Amman., en ik bedekte alles roeteen pap; te gelyk beveelende, dat hy voor eenen gewoonen drank wyn-wey drinken moeft, om de Natuur te hulp te komen in het «naaken van eene fcheiding tusfchen het verilorvene, en levende; en begaf my vervolgens jter rufte. Den volgenden morgen omtrent agt uuren was de zwelling van den arm nog weinig verminderd: de lyder had weinig geflaapen; hy had by aanhoudenheid gehoeft; en ook vrv fterk gezweet. Ik maakte weder hooger in den arm even eoo veele diepe infnydingen, uit Welke ik vry yeel helder water drukte, maar uit alle de andere wondjes kwam geen droppel te voorfchyn, onaangezien men de lippen verwyderde , voor dat ik derzelver grond geopend had. Hier door, en door eene trapswyze drukking van den fchouder af naar beneden , verminderde de zwelling aanmerkelyk; maar, toen ik omtrent twaalf uuren den arm weder onder?ogt, was hy even dik, als voorheen, lk maakte toen voor de vierde maal tot digt aan den fchouder infnydingen, drukte uit dezelven eenig water, en maakte de anderen dieper, ten einde 'er meer water zoude ontlaft worden; vervolgens wierd de ftooving zeer warm gemaakt ,  <& $iaakt, en over alles heen gelegt, en de wondt jes even als voorheen verbonden. Ik liet ook met de wey voortgaan , en deed hem, niet ; tegengaande zyn pols zeer ras was, alle twee I uuren een poeder van den koortsbaft inneè; men; hy at ook gebraden vleefch, dronk ligji ten rooden wyn, en gebruikte kragtig vleefch1 nat, en twee zagte gekookte eyeren. Pes avonds was zyn arm veel dunner, en, ; teen ik een van de wondjes aan den voorkant i van den arm, en voor zoo verre ik kon be1 fluiten ter plaatze van den Biceps, weder open maakte , fprong 'er omtrent een tafel-lepel vol I bleek-witte etter uit de opening , en toen joelde hy voor de eerfte maal de hitte van de .ftoovingen, en de prikkeling van de middelen, die op de wondjes gelegd wierden, welke i hem, gelyk hy het uitdrukte , eene tinteling I door den geheelen arm verwekten, gepaard met een gevoel van warmte. Hy had deezen nagt eenen verkwikkenden flaap; zyn pols wierd bedaarder; zyn hoeft; Verminderde; zyn armwas niet meer zoo gezwollen ; en hy voelde eene meerdere hitte in de aangedaane deelen. Nadat ik met de ftoovingen nog eenigen tyd was voortgegaan, ver! bond ik de wondjes, in plaats van met mei. cegyp| tiac. &c, gelyk hier boven gezegt is, met wieI ken, beftreken met het mg. bafitic. flav. pra;. cipit. rubr. en ol. Therebinth., onder elkander gei mengd, en warm gemaakt, leggende over den j geheelen arm de pap van Havermeel en bier; \ ln den voorarm deed ik ook verfcheide diepe "i infnydingen, en verbond ze met een mengzel i y^n mei. Mgyptiac. Tinfit. myrrb. en fp. fal. Amli 5 man.,  mm., leggende daar over de pap van Haver-meeï. Toen ik des avonds de wondjes verbinden wilde, zag ik, dat die op den arm, welke zoo diep, en groot, hadden gefcheenen, nu zeer klein, en oppervlakkig, waren, dewyl het vel, en de vetrok, zeer veel geflonken waren; en dat die op den voorarm, veel kleiner waren geworden. Den volgenden dag verliet ik deezen man; hy wierd fchielyk weder gezond, en kon zoo zyn arm, als voorarm, zeer wel gebruiken» AANMERKING, Nooit zag men, naar myne gedagten, een ernftiger geval, dan dit, en daar zouden misfchien weinige Heelmeefters gevonden worden, die even nieuwsgierig zouden ge weeft zyn, en zoo veel moed zouden gehad hebben, als ik in dit geval toonde te bezitten; maar, toen ik de Heelkunde begon te oeffenen, had ik by my zeiven twee zaaken vaftelyk befloten, en van deezen ben ik tot hiertoe nog nooit afgeweeken ; ook raad ik alle jonge Heelmeefters aan, dezelven te volgen. Foor Eerji. Moet men nooit denken, dat men volleerd is in eene Wetenfchap, welke voor het menfchdom zoo nuttig is, en dien volgens moet men altoos gereed zyn, om zich telaaten overtuigen, het zy dit gefchied door nieuwe Waarneemingen, die anderen genomen hebben , of door zulke, die door ons zelfs, genomen zyn. Ten Tweeden. Moet men, na alvoorens in gevallen, welke waarlyk gevaarlyk zyn , eene open-  openhartige voorzegging gedaan te hebben,, nooit weigeren alle mogelyke hulp aan te bren, Sn? of eene operatie te doen, welke misfchien het leven van den lyder zoude kunnen behouden. Gaat men op eene hier tegen overgefielde wyze te werk, gelyk maar al te dikwyls gebeurd, dat moet men, naar ^yn oordeel, zulk een daad noemen eene Heftene : Handelwys. NEGEN EN TWINTIGSTE WAAR• NEEMING. Uit hoofde van een' geringen aanval van •koorts wierd de dogter van eene arme Vrouw, in deeze Stad wooSagtig, welke omtrent viet aaren oud was, en een vry gezond geftel fcheen te hebben, op den voet adergelaten. Dewvl het bloed niet wel loopen wilde, kreeg zy , omdat het wondje door hem,,die haar eene ader had geopend, ten einde het bloed beter te doen loolenT gedrukt, en gevreven wierd, eene geweldige ontfteeking, waarop verzweering volgde,en de voet den volgenden dag zeer €^aagTSaan was de omtrek wankleurig en de voet meer ontftoken. Gp den derden dag, wierd het kind by my gebragt* en toen zag ik, dat de voet van den enklauw : af zeer was gezwollen, en donker paus van i fcleur was, terwyl de pols van het kind ras was, het met een klam zweet was bedekt, en nei* , ging tot overgeeven had. Terftond maakte ik infnydingen in de ver- i ftorve deelen, lag op dezelven kragtige, en prikkelende, ftoovingen, en over alles een pap  van Ha ver-meel. Dewyl het kind den gewoonen drank niet in zyne maag konde houden, liet ik voor het zelve gereed maaken een aangenaame Limonade; en het nam op dien avond in twee greinen kwik, waardoor het fterke afgangen kreeg. Ik liet de ftooving, en pap, des morgens en avonds ververfchen, en fchreef het kind voor een afkookzel van den koortsbaft met het Elix. Vitrioli, maar het braakte dit altoos uit. Eenige dagen lang zagen de deelen 'er zeer lelyk uit; en ik begon te denken, dat ik genoodzaakt zoude wezen , om het been af te zetten; maar, na verloop van eenige dagen, verminderden de toevallen allengskens, en de lyderesfe herftelde met verlies van den grooten teen, digt by welken men haar had getragt ader te laaten, en van de twee volgende. Naderhand wierd die geheele zyde van haar lighaam lam, zoo als ook haar arm, en been ; en, hoezeer 'er reeds agttien maanden, na het begin van dit geval, verlopen zyn, kan zy egter haar arm nog niet gebruiken. DERTIGSTE WAARNEEMING. Andries Conroy, zes en twintig jaaren oud, wel gemaakt van lighaam, en voor het uiterlyke fterk van geftel, kreeg in de maand Mey van het jaar 1760 te Ennis eene koorts, om welke men hem op beide voeten eene ader opende, doch niet de Saphena, maar eene andere, midden op den voet; uit welke beide vaten niet veel bloed kwam, maar men had hem vry veel ongemak aangedaan. Zyne koorts bleef verfcheide dagen aanhouden,  den, en hy herfielde langzaam. In dit laatftë tydperk wierden zyne voeten zeer pynelyk, en zwollen fterk; en denkelyk waren zy al vroeger zoo gefteld, maar men had daar geen acht opgeflagen; de randen der wondjes zwollen op, en wierden gefpannen, en de geheele voet ontftooken, en wankleurig. De Heer Burke , een beroemd, en menfehi lievend, Héelmeefter in die Stad, verzuimde niet gebruik te maaken van verwarmende ftoovingen, pappen, en andere gepafte middelen; eindelyk bepaalde zich de ontfteeking tot beide voeten , en, na verloop van eenigen tyd, vielen zy van zelfs af ter plaatze, daar de vooren na-voet met elkander vereenigd zyn. Het lidteeken wierd langzaam geformeerd, doch is nu volkomen goed, en hy kan nog al vry wel gaan. In de maand Februar. van het jaar 1764 heb ik uit nieuwsgierigheid dit geval onderzogt. EEN EN DERTIGSTE WAARNEEMING. Doctor Honan, voorheen een beroemd Geneesheer te Ennis, maar tegenwoordig woonende te Limtrik , heeft my verhaald, dat zeeker Vrouwsperfoon te Ennis, genaamd Maria m'N e m a r a , eenigé jaaren geleden, op haar arm wierd adergelaten ter geneezing van eene geringe ontfteekings koorts, en dat onaangezien de hulp, welke men haar toebragt, de verfterving zich verfpreide, en zy, binnen vyf dagen, daardoor ftierf S« 31. Uit  ril §• 31. Uit alie deeze Waarneemingen blykt, dat men, wanneer by een kwaadfappig menfeh , het peezig uitfpanfel van den Twee Hoofdigert fpier by het doea eener aderlating word gekwetft, met regt voor eene verfterving moet vreezen; en dat deeze verfterving waarlyk ontltaat door eene al te groote verflapping der vafte deelen, en doordat de vogten niet naar behoren omlopen; en dat derhalve» al datgeen , het welk de vogten fneller doet voortgaan , en de werking, en veerkragt der vafte deelen herfteld, ook het beft gefchikt is, omde geneezing te bevorderen. Hierom keur ik, na de zaak wel overwogen te hebben, in gevallen van deezen aart het aderlaten af, uitgezonderd alleen by een zeer dringend, en onvoorzien, toeval, onaangezien het blykt, dat ik in de twee gevallen* welke in dit Hoofdftuk het eerft vermeld zyn, hetzelve heb verrigt. Maar aan eene verzameling van gevallen alleen heeft men weinig nut, indien de Schryver dezelven, in een ledig uur niet overweegd, en dan oordeeld, of de redenen, waarom hy zulk eene geneeswyze gevolgd heeft, hem verder tot een rigtfnoer moeten dienen, dan of hy eene andere manier volgen, en deeze verwerpen moet. Hoezeer ik derhal ven in deeze gevallen eene aderlating afkeur, dewyl de Natuur door de° zelve eerder word verzwakt, als geholpen, raad ik egter , naar mate het nodig is, een of twee maal een fterk, verwarmend, buikzuiverend middel |aan, by voorbeeld de UnSt.Jennts, of de Hiera Fkra, met by voeging van een weinig-  ïiig van de Tinei. Jalappz, waarby kan gedaan worden de Spir. Lavend.; dewyl zulk een middel de koude, en flymerige, ftoffe voor eeft groot gedeelte uit het lighaam dryft, en dus, ais Ware het, de Natuur verfterkt. Het lighaam moet in tusfchen by kragten ge-, houden worden door kragtige foupen, door wyn, gebraden vleefch, geleyen, en foortgelyke zaaken. Ook moet men ter zeiver tyd de deelen dikwyls met verdeelende ftovingen bedekken, warme en kragtige pappen aanleggen, en met foortgelyke middelen de deelen bevogtigen; zonder, indien het geval zulks vorderd, diepe infnydingen te verzuimen, waarby men egter altyd op den loop der jfpieren letten moet. Onaangezien nu de Koortsbaft in het alge* meen nadelig geoordeeld word, als de pols ras is, en de lyder koorts heeft, kan dit middel egter, daar het, gelyk uit de Agt en Twintigje Waarneeming blyken kan, in zulk een ge-, val geene kwaade toevallen heeft verwekt, maar waarfchynelyk oorzaak geweeft is, dat deeze toevallen ophielden, veilig worden gebruikt. NEGENDE  NEGENDE HOOFDSTUK. Van fa Verfterving, welke door eene Kankeragtige gefteldheid van het lighaam ontftaat. • , §. 32. De Schryvers verfchillen zeer in hunne gêvoelens omtrent den aart van de Kanker. De Ouden meenden dat dit ongemak, uit hoofde van zyne bruine," of pairfche, kleur, voortkwam , door dat het bloéd, en de andere vogten, te veel verbrand waren. Andere fchreven het toe aan eene zuure ghting, welke door den tyd eëne ftoffe, zoo fcherp, als fterk water, voortbragt, en dus de deelen doorknaagde. Sommige fielden, dat het een dier was, het welk de deelen verfcheurde, en van elkander rukte; waarvan de naam ook afkomftig is. Latere Schryvers ftel en, dat dit ongemak verwekt word door diertjes, die in de lucht gevonden worden, zich aan het een of ander deel hegten, en door hunne fcherpte deeze ziekte doen ontftaan. Gendron, een Geneesheer van Montpelier, zegt, in een klein werkje over deeze ziekte, dat zy veroorzaakt word, doordat de vaten der zenuwen , en klieren, benevens de water-vaten, hunne werkingen niet meer verrigten; waardoor eene verftopping word geboren, welke een grooter toevloed van vogten verwekt, die ten gevolge heeft pyn, wankleurigheid, zwelling, en andere toeyallen, Maar j  i29 Maar, zonder my verder in te laaten met deeze, en andere, befpiegelingen, welker uitvinders, even als Icarus, te hoog vlogen, en oorzaaken verklaaren wilden, zonder dat zy in derzelver werkingen genoeg bedreven waren, zal ik voorftellen eenen weg, om eenen naam te maaken , die wel is waar met meer moeite, en arbeid, moet betreden worden, maar ons ook doet verwerven een beftendiger agting, en voor het menfchdom nuttiger is; namelyk zulk een weg, langs welken men van de toevallen, en uitwerkzels, tot de oorzaaken voortgaat. Ten dien einde zal ik hier ter neder ftellen een opregt verhaal van zulke gevallen , dit ongemak betreffende, ais my met opzigt tot de leden zyn voorgekomen; en, daar zy aan my tot veel nut hebben geflrekt, ben ik niet zon^ der hoop, dat zy ook aan anderen nuttig zullen zyn, en tot een middel zullen ftrekken, door het welk het leven van fommigen zal worden behouden. §• 33- Het komt my voor, dat Kankeragtige ongemakken in de klieren zeer veel verfchillen van die^ met welke de leden worden aangedaan. Myn voorneemen is niet, ter deezer plaatze te onderzoeken de oorzaaken van deeze kwaaien; ik ben van begrip , dat zy alle ontftaan door eene voorafgaande gefteldheid, of onderlinge overeenkomt!: , der deelen ; en daarom zal ik, my niet beter wetende uit te drukken, aanneeI men  ' misfchien, op het oogenbhk, dat ay beginnen te leven, eene verborge oorzaak van hunnen toekomenden dood ontfangen, en dat de ziekte, welke eindelyk een middel tot hunnen dood zal worden, met hen opgroeid , en in kragten toeneemt.  i3i ># ven, is niemand geftorven, maar zy zyn alle Volmaakt geneezen, zonder dat het Ongemak zich weder heeft geopenbaard. TWEE EN DERTIGSTE WAARNEEMING. L , een ryk, en braaf, landman, omtrent vyf en zeftig jaaren oud, fterk van lighaam, en van een gezond geftel, had, zedert veele jaaren , op het midden van het tweede lid van zyn eenen duim, een vrat zitten, van welke hy langen tyd geen ongemak had. Maar in het jaar 1755 ftootte hy den zeiven by toeval, en van dien tyd af kreeg hy daaraan zwaare pyn, welke, als men de vrat flegts aanraakte, heviger wierd. In het volgend jaar wierd dezelve nog geweldiger; int de vrat kwam dikwyls bloed, en fomtyds een dun, fcherp, bloedig, vogt. Op het land gaf men hem den raad, om dertig dagen lang een afkookzel van Houten te drinken, en intusfchen byna geen ander voedzel te gebruiken, dan droog roggen brood,- en voor zyn gewooflen drank een flapper afkookzel van dezelfde middelen. Vervolgens nam hy zyn toevlugd tot fterke buikzuiveringen, maar met weinig voordeel, en het ongemak breidde zich verder uit. In het Voorjaar van 1757 begon hy weder te gebruiken het afkookzel van zweetverwekkende Houten, op dezelfde wyze; en in den Herfft herhaalde hy dit. Maar, daar hy in den zelfden ftaat bleef, liet hy haaien zeeker vrouwsperföoh, woonende in het Graaffchap Tippera* r»i welk beroemd was door het bezitten van " 1 2 ééh  een geheim, ter geneezing van den Kanker, en dat, in de maand Febr. 1758, op het aangedaane deel lag een bytend middel, het welk men drie weeken raoeft laaten liggen, of tot dat het afviel. Dewyl ik van dit geheim veel hoorde fprceken, kreeg ik het zelve, doch niet zonder moeite, en nu zal ik bekend maaken, waar uit het beftaat. Dit is het voorfchrift. Neem eene hand vol Hanevoet; drie vinger „ greepen Varkens-venkel; ruwe, tot een fyn „ poeder gefloten, Zwavel, en wit Rotten„ kruit, van elk een groote lepelvol; floot alles ,, in een mortier wel onder elkander , en maak „ 'er balletjes van; van welken men een of twee, „ tot poeder gefloten zynde mengt met het „ dooïr van ton Ey; vervolgens op eene blaas „ fmeerd, en dan daar mede het ongemak be„ dekt ". Dit is voorzeeker het berugt geheim, door het welk Helveti-us te Parys zoo veel geld heeft gewonnen; ten minften de uitwerkzelen zyn dezelfde. Hoezeer nu dit middel hem hevige pyn verwekte , en zyne hand zeer fterk deed zwellen; viel egter, op het einde van drie weeken de vrat, die veele wortels had, volkomen uit, en af, met de pleifter. Hy bevond zich toen veel beter, maar zyn ongemak was zoo groot geworden , als een halve kroon. Binnen weinige dagen wierd het zeer pynlyk, en men overredde hem weder, om het afkookzel van de zweetverwekkende Houten nog eens te herhaaien. Maar, daar hy in de maand April nog niet  niet beter was, liet by een Heelmeefter uit deeze Stad by zich komen, en in het te Ja van de maand Mey zond hy om my. Het ongemak was verder voortgelopen na het einde van het derde lid van den vinger, zag zeer rood, en was zeer pynelyk, en egter fcheen de ftoffe, die ontlaft wierd, goede etter te zyn. Men deed my het hier boven gemeld verhaal, en uit het een en ander wierd ik overtuigd, dat de oorfprong van het ongemak in het bloed te vinden was; waarom ik hem openhartig zeide, dat hy door de Heelkunde alleen geene hulp erlangen kon, maar dat inwendige middelen teffens moeflen worden gebruikt, hem uit dien hoofde raadende met den een of anderen Geneesheer raad te plegen. Maar de lyder, die een eenvoudig hrlandet was, kon niet begrypen, waarom men ter geneezing van een uitwendig ongemak een Geneesheer nodig zoude hebben, daar dat onmiddelyk tot de Heelkunde behoorde. Hy volgde derhalven mynen raad niet, maar begreep , dat ik niet zoo bekwaam was, als men hem had onderrigt, of dat ik een voorneemen had, om zyn ongemak langen tyd fleepend te houden. Toen hy in de maand Junius hoorde, dat zeeker Geneesheer uit een bygelegen Graaffchap zich bevond by de familie van Rathkeal: liet hy hem roepen. In de volgende maand liet hy een ander Heelmeefter haaien, van wiens bekwaamheid hy groote verwagting had. Hy nam zes weeken tang in het poeder van Plummer , dat befchreven is in tbe Medical EJfays of Edinburg, maar vorderde zeer weinig. Daar hy derhalven zag, dat hy met zoo weinig vrugt veeier raad gevolgd had, begon hy I 3 beter  beter gedagten van my te krygen,° maar op, aanraaden van zynen Heelmeefter, en een beroemd Geneesheer deezer Stad, kwam hy alhier, en bleef aldaar eene maand, doch vorderde niets. Integendeel zyne hand wierd van dag tot dag erger, zyneetluft verminderde, en hy fliep weinig ; weshalven hy naar huis keerde , zynde droefgeefrig, en in zyne meening bedrogen. Op den 27 Januar. 1759 h'et my weder roepen, en, daar hy zoo dikwyls zyne verwagting had te. leur gefield gezien, had hy nu vaft befloten, om dien raad te volgen, welken ik hem geeven zoude. Hy was, zedert dat ik hem de laatfte maal gezien had, zeer veranderd. De zweer was nu tot aan de voorhand voortgelopen, alle leden van den duim waren het een na het ander afgevallen; alle beenderen van de nahand waren aangedaan; en alle vingers krom, en zonder eenig gebruik. Daar" wierd uit de zweer ontlaft een buitengemeen ftinkend, en zuur, vogt; en de arm was wankleurig zelfs hooger, dan de elleboog. Hy had van vier uuren in den namiddag tot het zelfde uur van den volgenden morgen, eene fteekende, vliegende, pyn; en dan verminderde dezelve doorgaans, waardoor hy een korten tyd konde flaapen. De pyn was voornamelyk van den elleboog af tot aan de zweer, en fomtyds ging zy zelf tot aan den fchouder voort. In de laatfte drie maanden had hy by aanhoudenheid hoofdpyn gehad, en was met duizelingen geplaagd ge weeft, zelfs zoo dat de geringfle beweeging op den grond fiern pyn verwekte. Ik zeide hem , dat ik al, wat in myn vermogen  135 gen was, doen zoude, om hem te helpen, het welk, naar myn oordeel daarin moeft beftaan, dat ik zyn bloed in ftaat fielde, om de kwaadaartigheid van de Kankeragtige ftoffe te kunnen wederftaan, waarna ik hoop had, om, door het afzetten van zyn arm, hem volkomen te geneezen. Ten dien einde liet ik hem des morgens en, avonds inneemen een poeder, beftaande uit Antimon. Crud. en Calomel, met by voeging van eene kleine quantiteit re fin. Jalappce, laatende hem te gelyk drinken een half pint van een afkookzel van de Guajac Sarfapanl. en Kina: tot een gewoonen drank, ftond ik hem toe appeldrank , van welken hy zeer veel hield, en die ik meende, dat het bederf zeer wel tegenftond. Van deeze poeders had hy doorgaans twee afgangen op eiken dag; en binnen tien dagen wierd hy ongemeen veel beter; de hoofdpyn plaagde hem niet meer; zyn etensluft kwam weder,- de fchietende pynen verminderden; en hy kon gaan, en zyne zaaken verrigten, waartoe hy langen tyd buiten ftaat was geweeft. Toen hy dus eene maand had voortgegaan, meende hy, dat hy weinig meer behoevde te doen, maar verwagtte eiken dag, dat het ongemak zoude geneezen. Doch ik rekende my verpligt, om hem van het tegendeel te onderrigten, en was van gedagten, dat het nu de regte tyd was, om zyn arm digt by de hand af te zetten. Ik zeide, dat ik my aan een groote misdaad zoude fchuldig reekenen, indien ik niet in allen dcele aan hem, cn alle andere menfchen, deed, het geen ik meende, dat myn pligt van my vorderde; dat het afzetten van I 4 zyn  jsyn arm zoo noodzaaklyk was , dat daar omtrent geen twyfel meer overbleef; maar dat ik hem egter aanraadde, om over eene zaak van zulk groot gewigt het gevoelen van meer andere kundige mannen te hooren, en hen elk afzonderlyk te fpreeken. Hierom zond hy op zeekeren tyd na wylen den Heelmeefter Vandelure; op eenen anderen tyd na Dotlor Martin; en wederom op eenen anderpn tyd na wylen Dotlor Nihill ; die alle overeenkwamen daarin, dat de operatie volftrekt nodig was,» en toen liet hy my zeggen, dat hy bereid was de operatie te ondergaan, verzoekende, dat ik zoude medebrengen alles, qat ik mogt oordeelen, nodig te zyn. Op den 27 Maart ging Doftor Martin, de Heelmeefter Vandelure, en ik, na' Croom , en zette op den zelfden dag den arm digt by den fchouder af. De lyder ftond de operatie met epne buitengewoone onverzaagdheid door, en zy was verrigt, en hy in het bed gebragt, ip een' zeer korten tyd, niet tegenftaande ik in twee keeren de zagte deelen doorfneed. Den vierden dag na de operatie maakte ik het verband los: alles ging naar wenfch, en ik verliet hem den 14 April, toen de wond niet gropter was, dan een' halven kroon; de hegtjngea losgingen; en hy reeds tien dagen lang dagelyks buiten het bed was geweeft: zoo veel hangt 'er af van het.verbinden, en van het bewaaren van het vel. Ik verzogt, dat de wond alle drie dagen maar eens zoude verbonden- worden, en dan alleen maar met droog plukzel, van het welk men ook niet meer by elk verband moeft wegneernen, als volkomen Ips was. Op den eer- . " Hen  %>€ 137 ften Mey was de wond met een lidteeken ge* floten. Het was zonderling te zien, hoe veel invloed het afzetten van dit ongefteld lid op het geheele lighaam had, en hoe fchielyk men dit gewaar wierd. Daar verliep geen uur na de operatie, of hy viel in een' diépen flaap , die eenige uuren lang aanhield; de vermogens Van zyne ziel wierden grooter ; zyn lighaams-geftel wierd beter,- en, daar hy bleek, en ten uiterften mager, was geweeft, was hy,toen ik hem na verloop van agttien dagen verliet, dik, en had eqne gezonde kleur; en, toen hy in de maand Junius van het zelfde jaar in de Stad kwam, was hy vetter, en gezonder, dan men hem in vyf jaaren gezien had. Ik ben zeer nauwkeurig geweeft in het melden van alle middelen, welke ter zyner geneezing zyn aangewend, dewyl hy zonder twyfel volmaakt geneezen is,- en dat men, als men alles beknopt by elkander ziet, beter kan oordeelen, waar door de geneezing is te weeg gebragt, dan of alles daar iets toe heeft ge-, daan. DRIE EN DERTIGSTE WAARNEEMING. Eleonora Jones, omtrent veertig jaa-' ren oud, van een goed geftel, en altoos geregeld de maandftonden hebbende, wierd in de maand Maart van het jaar 1756 geplaagd met eene geweldige jeuking aan den kleinen teen, zoo dat zy den zeiven gedurig vryven moeft , en daardoor veel ongemak leed; de deelen zwollen, gaven haar meer ongemak, en na I 5 ver-  138 verloop van eenigen tyd kreeg zy aan den daaraan volgenden teen ook jeuking. Aan den eerftgenoemden teen kwam eene kleine waterzugtige zwelling, welke gevreven wierd met blauwe Vitriool, maar daardoor kwam ontfteeking, waarop verzweering volgde; ik geloof egter, dat dooifhaare armoede het kwaad misfchien ook erger was geworden. De ettering, en zwelling, verergerde, en zy kreeg zwaare pyn; en allengskens wierden alle teenen aangedaan. Zy kon toen niet, dan met ongemak, gaan. Zy nam het een en ander geneesmiddel in, maar zonder eenig nut; en haar ongemak wierd zoo erg, omtrent twee jaaren, voor dat zy my raad vroeg, dat zy geheel buiten ftaat was, om te gaan, maar op een berry wierd gedragen, In de maand Julius van het jaar 1761 wierd zy in de Stad gebragt, en pleegde my raad. Ik zag, dat alle teenen, zoo als ook de beenderen van den navoet, geheel vergaan waren; en op den voorvoet vertoonde zich eene groote, ysfelyke, vratagtige zwelling, waar uit ontlaft wierd een bloedig vogt, dat geweldig ftonk. Zy was vreeslyk uitgeteerd; had geen trek tot eeten meer; en eene vry zwaare fleepende koorts. Deeze alle waren toevallen, die weinig goeds beloofden; en daar en boven had zy nog eene fteekende pyn door haar been, en dey, waardoor zy genoegzaam van alle ruft wierd beroofd , uitgezonderd dat zy fomtyds wat fluimerde. Voeg hier nog by, dat in het midden, en binnenft, gedeelte van de kuit van het ongeftelde been een gezwel, welks omtrek ook wasjjopgezet, gevonden wierd. Hoe-  # Hoezeer ik.nu wel wanhoopte, haar volkomen te geneezen, had ik egter voorgenomen , haar zoo veel hulp aan te brengen, als de aart van haar ongemak zoude gedogen. Dewyl zy arm was, had ik haar laaten brengen in het Hospitaal van deeze Stad; en, daar haar ongemak van dien aart was, dat geen uitftel plaats kon hebben, zette ik haar been, nadat zy eene zagte purgatie had ingenomen, in tegenwoordigheid van veele lieden van de kunft, af op den twintigften Julius. Toen ik den derden dag het verband los maakte, vond ik den ftomp geheel zwart, zonder eenige ontfteeking, of pyn. Ik verbond den zeiven zeer fchielyk, en maakte het verband zonder ophouden nat met brandewyn, terwyl zy alle twee uuren innam een half drachma van den Koortsbaft in wyn wey. Des avonds gaf men haar in een ruft-middel, beftaande uit een afkookzel van den Koortsbaft met de TinSt. Tbebaic. en het Elix. Vitriol. Zy bragt den nagt redelyk wel door, en zweette vry fterk, waartoe het warme weer ook veel deed. Den volgenden dag verbond men haar niet, rtaar men ging voort met het verband nat te maaken, en liet haar den Koortsbaft verder gebruiken. Op den derden dag begon men een foort van etter te zien. Dewyl haare maag zwak was, gaf men haar nu een afkookzel van den Koortsbaft met het Elix. Vitrioli. Om kort te gaan, alle zwartheid verdween allengskens, en zy wierd binnen korten tyd, tegen alle verwagting, geneezen. VIER  VIER EN DERTIGSTE WAARNEEMING. E. Kieffe wierd, eenigen tyd geleden, in ons Hospitaal toegelaaten, uit hoofde van een kankeragrig uitwas, dat zich van het tweede lid van den duim tot aan het einde van de hand uitftrekte. Omtrent zes jaaren , voor dat zy in het Hospitaal wierd aangenomen, was dit vreeslyk, enlaftig, gezwel door eene kneuzing verwekt. Van dat oogenblik af was zy nooit vry van pyn, welke dan minder, dan meer, was; ook was het deel altyd gezwollen. Zy nam nu en dan een buikzuiverend middel in; ook wierden 'er eenige geringe eenvoudige middelen uitwendig gebruikt, om de pyn, en zwelling te doen verminderen; maar door dit deel weder te ftooten, verflimmerden de toevallen; het gezwel wierd grooter; het deel begon te zweeren, en ontlaftte een roodagtig vogt; de pols wierd ras; de pyn was aanhoudend; en door dit alles wierd zy zeer verzwakt. Dus was het met haar gefteld, toen zy in het Hospitaal kwam. Na met eenige mannen van de kunft raad gepleegd te hebben, wierd befloten, haar den voorarm af te zetten,als zynde het eenigftmiddel tot haar herftel ; en de operatie wierd, nadat men haar eenigzins daartoe bereid had, voorname, lyk door haar twee buikzuiverende middelen in te geeven, verrigt. Kort daaraan wierd de pols bedaarder; de toevallen verminderden; en zy was fchielyk volkomen geneezen; en geniet ook nog tegenwoordig eene volmaakte gezondheid, onaangezien zy zeftig jaaren oud is. §• 34-  §. 34. Wat gevolgen kan men nu afleiden uit deezd weinige gevallen, welke ik dus naar waarheid verhaald heb? moeten wy tellen, dat dekankerin de leden een plaatzelyk ongemak is, of dat dezelve uit eene algemeene oorzaak ontltaat? uit het geval van L. . . . . zoude het fchynen, dat het laatft gezegde moeft worden gefield, en nogthans uit de twee volgende gevallen blykt, dat men veel rede heeft, om te ftellen,dathet een plaatzelyk ongemak is. Men kon in die gevallen geen gebruik maaken van die middelen, welke ter voorbereicing volflrekt nodig fcheenen in zulk een ongemak: detoevallen waren te geweldig, om eenig uitftel te dulden. De lyderesfen zouden beide zonder twyfel binnen weinige dagen hebben moeten fterven, indien men zoo onmenfchelyk was geweeft, om haar eene voorbereiding te doen ondergaan, maar daar men aan haar nu de operatie verrigtte, zyn zy zeer wel, en, ik mag zeggen, tot verwondering van allen, geneezen. Maar, indien men wilde ftellen, dat de kanker der leden in de daad een plaatzelyk ongemak is, hoe kan men dan rede geeven , dat het zich verfpreid ? dat het zulk eene geweldige pyn verwekt? en zulke verwoeftingen aanregt? zoodat het het vleefch, de bloed-vaten, pepzen, en zelfs de beenderen, verteerd, en m eene kankeragtige ftoffe veranderd? noch eens, indien wy ftellen, dat de oorzaak van dit ongemak wezenlyk in het bloed, en de andere vogten, moet worden gezogt, hoe zal men dan verklaaren de pyn, koorts, en alle andere  «M 14» >«& toevallen,welke dit ongemak verzeilen, en die Ipoedig verdwynen, nadat men het beledigde deel heeft weggenomen ? Na myne gedagten moet men uit voorafgaande Hellingen niet te fchielyk een befluit opi maaken; maar hetzelve in eene zaak van zoo veel belang uitfteüen te neemen, tot dat men meer proeven genomen heeft. Dit eene gevolg, meen ik egter, dat men uit alles kan trekken, namelyk, dat men in gevallen van dit fcort nooit hulp moet weigeren, noch het afzetten van dè hand flaan, dewyl de gevallen hier verhaald, en gelukkig uitgevallen, deeze hardel wyze volkomen regt veerdigen, het geen ook door het volgend geval, dat het begin, en de eerfte toevallen, van dit ongemak opgeeft, volkomen word beveiligd. VYF EN DERTIGSTE WAARNEEMING. Phillis Wolfe, eene arme vryfter van omtrent vyf en twintig jaaren, van een wateragtig geftel, en niet wel geregeld in haare maand-ftonden, begon in de maand Mey van het jaar 1761. te klaagen , en Vroeg aan veelen raad. Haar ongemak was begonnen met eene geweldige jeuking aan een kleine teen, die door het veelvuldig vry ven, zeer ontveld, en pynlyk, wierd, zoo dat zy buiten ftaat was, haar brood te winnen. Van tyd tot tyd nam zy een buikzuiverend middel in, en lag verfcheide middelen op het aangedaane deel, doch zonder blykbaar voordeel.  deel. Eenigen tyd daarna liet ik haar toe in ons Hospitaal. De Teen was gezwollen, zeer rood, eh geheel wanftaltig, en ontlaftte een dun, fcherp, vogt; ook was het ondergelege beentje van den navoet zeer ontftoken. Daar ik geleezen had het werkje van Storck, omtrent het nut van de Cicuta in deeze ongemakken , befloot ik haar de zelve in eene rui* me maat toe te dienen. Zy begon met s'mor* gens en s'avonds een pil in te neemen, en deeze gift wierd langzamerhand tot tien, ja twaalf, op een dag vermeerderd. Vyf maanden lang, zynde den tyd, dat zy dit middel aanhoudend gebruikte, wierd haar ongemak dagelyks telkens gebaad met een afkookzel van de Cicuta, en verbonden dan eens met droog plukzel, dan eens met een wafchpleifter, met bafilicum, of met eene kwik-zalf; maar zonder eenige blykbaare verbetering, hoewel het egter ook niet flimmer wierd. Men liet haar vervolgens kwik-middelen gebruiken, en deed haar kwylen, maar met geen beter gevolg; maar eindelyk befloot men, het aangedaane deel boven het beentje van den navoet af te zetten, doch haar verzoek wederhield deeze operatie voor tegenwoordig. Men liet haar derhalven inneemenftaal-pillen, en andere oplosfende middelen; maar, dewyl zy ook door dezelven in geenen deele beter wierd, zette men eindelyk de aangedaane deelen af, en korten tyd daarna was zy geneezen, zoo dat zy tegenwoordig haar gewoon werk ia vdeeze ftad weder verrigt. §. 3*  $>< 144 ># §• 35- De aanmerkingen, welke ik van tyd tot tyd op dit geval maakte, kunnen ons helpen, iri het vellen van een beter oordeel over den aart, en de geneezing, van dit ongemak. Voor Eerjl moet ons, zoo ik meen, het veel» vuldig gebruik van kragtige middelen, welke zy, niet te fchielyk op elkander, maar zoo, dat elk naar behooren konde werken, innam, overtuigen , even als de Twee en DertigHe Waarneeming , dat ongemakken van dit foort bezwaarlyk door inwendige middelen kunnen geneezen worden. Zy nam van de Cicuta zulke groote giften in, dat zy zelfs twintig greinen op eenen dag gebruikte, maar zonder eenige blykbaare uitwerking, als alleen dat haar hoofd duizelig wierd; en in veele andere gevallen, in welke ik my van dit middel heb bediend, heeft het ook geen meer nut aangebragt. Men liet haar, zes weeken lang kwylen, maar met geen beter uitflag. Ten Tweeden zagen wy, met opzigt tot het ongemak zeifs, dat het, gedurende al deezen tyd, wanneer 'er veel vogt wierd ontlaft, 'er beter uitzag, en zy ook merkelyk beter was, het zy zy middelen innam, of niet; en dat het daar en tegen, wanneer het twee of drie dagen agter elkander verbonden wierd met droog plukzel, een wafch-pleifter, of het een of ander opflorpend middel , onaangezien zy de befte , en meeft vermogende, middelen' gebruikte, egter, indien de ontlafting minder wierd, gelyk doorgaans gebeurde, de pyn,en ontfteeking, heviger wierd. En dus blykt het ten klaarften, dat deeze in*  inwendige middelen weinig, of geep, wezen*: lyk nut deeden. TIENDE HOOFDSTUK. Van de Ongemakken der Beenderen, welke het Afzetten vorderen, ■ ünö 4 i^^^'f- Daar de ondervinding het beveftigd, kat! fnen met zeekerheid ftellen, dat 'er by de menfchen gevonden word eene byzondere gefchiktheid, door welke de ongemakken tot zeekere deelen bepaald worden. Daarin fomrnige geftelleh eene geringe wond.» of kneuzing, eene verfterving veroorzaakt, zal in dit geval eene kneuzing, of ftoot, van even weinig beduiding een foortgelyk ongemak in de vafte deelen verwekken. Maar, daar 'er in het eerfte geval in de vogten is eene voorafgaande gefchiktheid , door welke zy geneigd zyn, om by alle voorkomende gelegenheden hunnen kwaaden aart te toonen, zoo is 'er ook in dit geval eene kwaade gefteldheid verborgen in de beenderen, weike altoos geneigd is zich te doen blyken. Daar nu de gebreken der vogten doorgaans , en meeftentyds, gepaard gaan met toevallen, welke het leven in gevaar brengen, zyn zy iri tegendeel, die in de vafte deelen haaren zetel hebben, zelden van z*ulk groot gevaar verzeld, hoewel op het beft befchouwd de geneezing K zeer  zeer traag voortgaat, al heeft men daar omtrent de grootfte oplettenheid. S- 37- Deeze ongefteldheid der vafte deelen fchynt, even als die der vogten, voort te gaan door het geheele zamenftel der beenderen en, al het kwaad te vallen op dat deel, dat word aangedaan; en egter dunkt my, dat het ten uiterften moeijelyk, indien niet volftrekt onmooglyk, is om door het geen ons de Ontleedkunde, en de dierlyke huishouding, leerd overeenkomftig het gezond verftand te verklaaren, hoe beenderen , welke van elkander zyn afgezonderd , en van welke men niet, dan met de grootfte ongereimdheid , zoude kunnen zeggen , dat 'er eene onderlinge vereeniging plaats beeft, een algemeen ongemak na een byzonder deel kunnen brengen. Dat dit nu egter plaats heeft, leerd de volgende Waarneeming overtuigend; want het is bekend, dat fomtyds, na eene kneuzing van geen belang, aan het een of ander deel, een been-bederf volgd, en 'er groote ftukken afichilferen, daar een ander deel, dikwyls kort daarna zwaarer gekneusd zal worden, zonder dat 'er eenig kwaad toeval '&p volgd. Men zoude misfchien zeggen, dat dit alleen bewyft, dat die kwaade gefteldheid zich maar alleen had bepaald tot zulk een deel; en dat men dikwyls been-bederf, en been-gezwellen, ziet ontftaan, zonder eene blykbaare oorzaak. Maar ik ben nieuwsgierig genoeg geweeft, om verfcheide menfchen, die been-bederf na het eenof anticr toeval gekregen hadden, te vraa- gen»  <& Het wankleurig vleefch wierd weggefneden, en twee maal in elke week wierd een brandyzer op het ongeftelde been gezet, nadat men de bygelege deelen vooraf door middel van plukzel had befchermd ; en op de andere dagen wierd de zweer verbonden met de tinctuur van myrahe en Eupborbium. Men droeg ook zorg voor zype kragten door middel van voedzaame foupen, en andere voedzaame, maar gemakkelyk verteerd wordende, fpyzen; terwyl men hem liet gebruik maaken van de Pil alterant. ex mercur., gepaard met een fterk afkookzel van houten; maar met geen ander blykbaar nut, dan dat het been-bederf drooger wierd, en dat zyne kragten meerder, ja zyn geheel geftel, beter wierden. Hy ging vervolgens weder na het land, en kwam, omtrent vyf maanden daarna, weder by my, zynde volkomen gezond, en zyn arm geneezen. Hy zeide my, dat hy zyne geneezing te danken had aan het aanhoudend gebruik Van de hout-dranken, met kalk-water vervaardigd , gepaard met het gemelde verband; maar het komt my meer, dan waarfchynelyk, voor, dat de grond daartoe in het Hospitaal gelegd was. AGT EN DERTIGSTE WAARNEEMING. In de maand Januar. van het jaar 1761 wierd Margaretha m'Donnell, omtrentzestien jaaren oud, hebbende eene gezonde kleur, en in allen deele een gezond voorkomen, uit hoofde van een been-bederf aan het fcheenbeen in het Hospitaal toegelaaten. Om-  <& Omtrent drie jaaren geleden had zy haar been, digt by de knie, geftoten, waardoor zy veel pyn leed, en een gezwel ontftond, dac eenigen tyd daarna openbrak, en een dun, fcherp, vogt ontlaftte, doch waarop weinig agt wierd geflagen. Eenigen tyd daarna wierd de holligheid diep, en daar kwam eene tweede opening aan het midden van het been, en eene derde digt by den binnen enklauw. De bovenfte opening wierd zeer grooc, en, toen men haar ongemak voor de eerfte maal onderzogt, kon men zien, dat een gedeelte van het fcheen-been boot, en wankleurig, was, en, als men het met een fonde aanraakte, fcheen het vry los te zyn. > Daar wierd eene opening gemaakt van het eene gat tot aan het ander, dat is, tot aan het middenfte, en door middel van fpons wierd dezelve open gehouden. Het losfe gedeelte van het fcheen-been wierd dagelyks bewogen, en de wond verbonden met de Ttncl. myrrha, by welke fomtyds een weinig van den fp Jal. Ammon. gevoegd wierd. inwendig gebruikte zy bereidingen van den kwik onder verfcheide gedaanten, maar zy fcheenen weinig nut te doen, om de afzondering te bevorderen. Dikwyls wierd 'er opgelegd een pap van Haver-meel, en hef van bier, ofwyn-moer, welke middelen , hoezeer zy in dit geval weinig fcheenen uit te regten, ik egter weet, dat in andere gevallen van dit foort zeer nuttig zyn geweeft. Van even weinig nut waren op andere tyden pappen van gebraade witte peen. Maar, onaangezien dit alle?, kwam egter, omtrent drie maanden, nadat zy in het Hospitaal gekomen was, dat gedeelte van het fcheenli 4 been,  *M 152 been, dat los was geweeft, en tot aan het midden van het been zich uitftrekte, te voorfchyn. Het was in het midden vry dik, maar na de einden merkelyk dunner, en was vier duimen lang. Dit ftuk, en veele andere groote fehilfers van beenderen, bewaar ik nog. Langen tyd daarna kwam 'er nog een groot ftuk been , zynde nog een overblyfzel van het voorgaande, te voorfchyn. Daar verliepen egter meer, dan tien maanden, voor dat zy geheel geneezen was; en zelfs nog tegenwoordig ziet het been 'er erg genoeg uit, dewyl het een bogt maakt na den binnen kant, de plaats, van waar deeze groote ftukken zyn afgefcheiden, en het been zelfs, gelykt na het ander in geenen deele, hoewel het aan den buiten kant regt genoeg fchynt te zyn, en even fterk, als het ander, maar het is egter zoo dik niet. Ik moet bekennen, dat het waar is, dat diepe zweeren, die reeds langen tyd aanwezig zyn geweeft, en gepaard gaan met been-bederf, en gewrigts-verftyving, en dat bederf aan de beenderen van den voorvoet, en de onderfte knokkels van het dey-been, de kundigheid van. een Heelmeefter, en het geduld zoo van hem, als van den lyder, fchynen te leur te ftellen, en geen ander middel toe te laaten, dan alleen de afzetting. Maar, voordat men tot zulk een geweldig middel toevlugt neemt, moet men egter vooraf alle andere middelen in het werk ftellen. En, daar men deeze ongemakken met regt noemen mag verftervingen van de vatte deelen, komt ' • het  <& het meeft met de rede overeea, dat men zich bediend van alles, dat in fhat is, om de,deelen te prikkelen, en de Natuur te hulp te komen in het uitwerpen van al het kwaad. Tot dit oogmerk kunnen dienftig zyn ftoovingen, die . eene verdeelende kragt bezitten, en zeer werkzaam zyn; pappen van Havermeel eri oud bier, of wyn-moer; gebrade oude witte peen, tot een zagte pap geftoten, en daarna met een weinigJ'p.fal. Ammon. gemengd; ja fomtyds kan men zelfs een pap van moltaartzaad.. uyen, èn wyn-azyn, aanleggen. In de pypzweeren, of holle boezems, kan men van dag tot dag het een of ander warm , afveegend, middel infouiten by voorbeeld y/ij. hord. mei. rofar. en Tincli' myrrb. Inwendig kan men laaten gebruiken buikzuiverende middelen uit kwik vervaardigd, de ''pil. alter, ex merc, met een afkookzel van Houten in Kalkwater; en fomtyds is eene geringe kwylihgj, door de kwik verwekt, nuttig bevonden. NEGEN EN DERTIGSTE WAARNEEMING. Door deeze middelen kreeg zeker Donoghoe, die eenige jaaren lang een been-gezwel, en bederf in de beenderen van den navoet van zyn linker been gehad had, gepaard met eene pypzweer, welke door deeze beenderen henen ging, het gebruik van zyn been weder. De fiftel genas, de zwelling verminderde zeer, en hy had kragts genoeg in zyn been, om zyn gewoon werk, het draagen namelyk, weder te kunnen verrigten, maar egter niet altoos. K 5 §.4*  <$ niet minder, onaangezien de pypzweeren niet meer aanweezig waren. Eenige dagen daarna zette ik zyn been af: de beenderen van den navoet waren geheel verrot, gelyk ook was het onderfte gedeelte van het fcheen- en kuit been, hoewel niet zoo zeer, als de beenderen van den navoet, want deeze kon ik overal met het grootfte gemak met myn mes doorfnyden. De wond genas zeer goed, en de lyder kreeg weder trek tot eeten; hy wierd fterker; zyn geftel wierd beter, en hy was fpoedis herfteld. EEN EN VEERTIGSTE WAARNEEMING. Francois Kennelly, die de eerfte was, aan wien ik eene afzetting volgens de nieuwe manier verrigtte, en wiens geval reeds zoo veel gerugt heeft gemaakt, kwam in ons Hospitaal in de maand November van het jaar 1761. Hy was omtrent zestig jaaren oud, teder van geftel, had eene bleeke kleur, en was langen tyd geplaagd geweeft met een beengezwel , en bederf, van de beenderen van den navoet, waarby, omtrent zes maanden geleden, zich gevoegd had zeer geweldige pyn, zich uitftrekkende tot aan het bovenfte deel van het fcheen-been, zoo dat hy genoegzaam fcüiten ftaat was, om eenige beweeging te doen, daar hy voorheen door hulp van twee ftokken nog toe was in ftaat geweeft; aan het aangedaane deel zag men geene zweer. Nadat ik de zaak rypelyk had overwogen, befloot ik zyn been af te zetten, het welk hy L met  *K 157 >& niet blydfchap hoorde; en, daar hy my toefcheen te zyn een menfch, aan het welk ik hoop had myne reeds lang voorheen uitgedagte nieuwe manier met een' goeden uitflag te zullen kunnen verrigten, meende ik de gelegenheid daartoe niet te moeten laaten voorbygaan, maar om alle agterdogt van geheimhouding voor te komen, maakte ik myn voorneemen bekend aan alle leden'van de Faculteit, en ook nog aan eenige andere Heeren, eenige dagen, voordat ik het ter uitvoer bragt. Ik zette dan, in tegenwoordigheid van verfcheide Heeren, op de manier, welke men hier agter zal befchreven vinden, het been af op den zeven en twintigften November. Het bleek, dat dit een erger geval was, dan ik my had verbeeld; want daar volgde eene zeer zwaare bloedftorting, ja zelfs uit de geringfte vaatjes kwam het bloed, dewyl het zoo dun en ontbonden, was, met geweld te voorfchyn,* en, onaangezien alle middelen, welke ik. daar tegen had in het werk gefteld, kwam 'er op den vierden dag weder eene bloedftorting, en dus ook den vyfden dag, na de operatie. Om het bloed, en de andere vogten, dikker te doen worden, gebruikte hy den Koortsbaft in zelfftandigheid, en het Elixir Vitrioli in een waterig afkookzel van de Cort. Granator. Cinnamom. Aurant. en de rad. Gent., ook gaf men hem des avonds omtrent vyf en twintig droppels van de Tinei. Tbebaic. En, niet tegenftaande alle deeze ongunftige omftandigheden, etterde de ftomp egter kort daarna na behooren, de lap was vaft vereenigd op den veertienden dag , kort daaraan liet men hem, volkomen geneezen, naar huis gaan, en tot op dee-  <& deezen dag is de lyder zoo gezond, eh fterk, als hy jaaren lang niet geweeft is, TWEE EN VEERTIGSTE WAARNEEMING. Zeekere arme vrouw te Bruff', omtrent twaalf mylen van deeze ftad woonagtig, en omtrent veertig jaaren oud, had, hoezeer zy voor het overige een goed geftel fcheen te hebben , omtrent veertien jaaren lang aan haar fcheen-been gehad eene groote, en diepe, zweer met been-bederf. Nadat zy derhalven op het land die hulp, welke zy aldaar krygen konde, had gezogt, en aangewend, en in de grootfte armoede was geraakt, kwam zy eindelyk in ons Hospitaal op verzoek van juffrouw Hartstonge. Zy wierd aldaar met alle mooglyke zorg behandeld, en alle middelen, welke dienftig konden zyn, om, was het mooglyk, haar been te geneezen, wierden beproefd; maar tot de afzetting, welke men haar ten laatften voorfloeg, Wilde zy niet overgaan, en derhalven liet men haar eindelyk gaan. Nadat zy een' geruimen tyd in baar huis was geweeft, zeer was uitgeteerd, haar been veel erger was geworden, en zy buiten ftaat was, in de ftad te komen, verzogt zy die zelfde juffrouw, door welkers voorfpraak zy voorheen in het Hospitaal gekomen was, dat zy aan haar zenden wilde eenen Heelmeefter, om deeze operatie te verrigten, en die verzogt, dat ik deezen poft op my wilde neemen. Ik zette dan dit been af in de maand Junius van het jaar 1763 , en liet haare verdere be- han-  bsndeling over aan een man, die Van deeze juffrouw eene zeekere fomme gelds ontfangt, om daar voor de arme menfchen, aldaar woonagtig. te helpen. Haare geneezing ging naar wenfch, zy kreeg fchielyk weder kragt, en leven , en is nadien tyd, volgens het geen my die man gefchreven heeft, altyd gezond gegeweeft. §. 41. Uit de befchreve gevallen, en den aart van deeze ongemakken, welke voor het grootfte gedeelte in de vafte deelen plaats hadden, blykt ten klaarden, dat, wanneer zy een' geruimen tyd aanwezig zyn geweeft, en het een of ander algemeen gebrek zich daar bepaald heeft, dan blykt het, zeg ik, dat men ze moet reekenen, en zy ook in de daad zyn, plaatzelyke ongemakken ; en dat, wanneer de befchreve manier van geneezing geen nut heeft aangebragt, men de afzetting met het grootfte vertrouwen, en de gegrondfte hoop van een' goeden uitflag, kan verrigten. Maar ik zal hier egter nog melding maaken van een zeer gewigtig geval, uit het welk blykt, dat het van een doodelyk gevolg is, eenig gedeelte, hoe gering ook, van het ongemak te laaten overblyven; weetende, dat het verhaal van ongelukkige gevallen dikwyls voor het menfchdom nuttiger is, dan het befchryven van die, welke gelukkig zyn uitgevallen: zy ftrekken tot voorbeelden, waaraan andere zich fpiegelen, en zich voor wagten, kunnen. DRIE  DRIE EN VEERTIGSTE WAARINEEMING. Margaretha Gallinan, eene arme, doch fterke , vrouw , omtrent vyftig jaaren oud, was reeds veele jaaren geplaagd geweeft rrier eene groote, en diepe, verzweering aan het fchèen-been, gepaard met been-bederf. Zy was op verfcheide plaatzen, langs dit been, van de knie af tot aan den enklauw, opengebroken , gelyk men zien kon door de lidteekens, en knobbels, welke vooral, van de knie aT tót aan de plaats, daar men de zweer nu zag, zynde Omtrent vyf duimen beneden de knie tot aan den enklauw, alwaar zy eene zeer diepe holligheid maakte , gevonden wierden. Het been wierd in ons Hospitaal afgezet, digt by den rand van de zweer, ter plaatze. daar deeze oude knobbels gevonden wierden; maar myn gevoelen was geweeft, dat het been, ten einde verzeekerd te wezen van de geneezing, en dat men van het ongemak niets overliet, boven de knie moeft worden afgezet. Toen men het been voor de weede maal verbond, zag men, dat het einde van het fcheen-been eene zwarte kleur had; de wond Was zeer pynelyk; gaf nooit goede etter; en zy kreeg koorts, door welks zy, binnen agt dagen na de operatie, wierd in het graf gefleept, onaangezien alle aangewende middelen , en haar vry fterk lighaams geftel. Hier uit blykt derhalven, dat, hoe zeer men in het algemeen kan zeggen, dat deeze ongemakken plaatzelyk zyn; men egter, om verzeekerd te zyn van eenen goeden uitflag by het afzetten, zeer naauwkeurig, by het verrigten der operatie, moet wegneemen alle aangedaane deelen. ELFDE  ® véél grooter word de aangebore warmte, als men eenig werk doet? §• 44- Maar, indiende koude zoo geweldig is, dat zy wezenlyk het bloed doet dik worden, en de aangebore warmte overwind, eene zaak, welke wy met zeekerheid weeten , dat fomtyds gebeurd , dewyl wy eiken Winter hooren , dat zoo kort by ons, als Engeland is, menfchen zyn dood gevroozen ;en dewyl een goed vriend my verhaald heeft , dat hy meer, dan eens, in Moskow wagens had zien komen, op welke de voerlieden, hoezeer zy regt op zaten , egter waren dood gevroozen; wat zal men in zulk een geval doen? In de meefte Noordfche landen is het eene vafte gewoonte, dat men een lid, dat door de koude is verftorven , bedekt met fneeuw , in plaats van 'er heete middelen op te leggen, door welke de verdikte vogten allengskens, en ongevoelig, als zynde een minder trap van koude, worden ontbonden, en verdunt, en de omloop weder word herfteld. De deugdelykheid van deeze handelwyzö fchynt Verder nog beveftigd te worden door de manier , op welke men bevrooze appelen gewoon is te ontdooijen; want, indien men dezelven by het vuur brengt, om ze te ontdooijen, verliezen zy allen fmaak , die aan hun eigen was, bederven fchielyk, en veranderen in eene zagte pap; maar, als men ze daarentegen in koud water legt, dan komen de ys-deeltjes allengskens uit hun midden na buiten, en zy worden met een korft van ys bedekt; als men ze L 2 dan  dan weder in ander koud water fteekt, dan zullen zich nog meer ys-deeltjes doen zien, en ,als men dus voortgaat, tot dat alle ys-deeltjes te voorfchyn zyn gekomen , krygen zy hunnen goeden fmaak weder. Dit word ook nog verder volkomen beweezen door Hildanus in zyn werk de Gangrcena Spbancelo cap. 13. alwaar hy verhaald het geval van een Reiziger, die in een Herberg gebragt wierd, geheel verftyfd van de koude, zoo dat hy fcheen dood te zyn; maar, nadat hy in koud water was gelegt, en de ys-deeltjes daardoor uit zyn lighaam te voorfchyn kwamen, zoodat het zelve met een korft van ys bedekt fcheen , gaf men hem eene goede quantiteit Mee, benevens tot poeder geilooten kaneel, foelie , en nagelen , waardoor hy zeer fterk aan het zweeten raakte , en herftelde, hebbende alleen de laatfte leden van zyne vingers, en teenen, verboren. Het zonderling geval, dat uit Wenen is gefchreven in de maand Januar. van het jaar 1763 , en in byna alle nieuwspapieren van Europa is vermeld, komt my, hoe zeer het veelen voor een verdichtfel gehouden hebben , zeer waarfchynelyk voor. Zeeker Officier had in dien winter op zyne reis van Dresden na Wenen zulk eene koude door te ftaan, dat zyn knegt onder weg bevroor, en bleef liggen; maar, dewyl 'er kort daaraan zoo veel fneeuw viel, dat zyn lighaam bedekt wierd, wierden de ys-deeltjes allengskens uit hec zelve na buiten gebragt; en daardoor begon in het bloed eenige beweeging te komen : nadat 'er dus meer en meer van dezelven uit het lighaam kwam, wierd ook de omloop van het bloed  bloed bete-, en, drie dagen, nadat zyn Heer te Wenen gekomen was, kwam hy ook aldaar tot zyne groote verwondering. ?• 45- Daar wy in ons gezeegend, en gelukkig, Ierland nooit eene groote hitte, of koude, gevoelen, kunnen wy door e\ge ondervinding weinig weeten van de zeer groote nadeelen , welke door de koude worden verwekt; maar, ais wy letten, wat gebeurd aan kinderen, wier handen en voeden door de koude des winters verkleumd en dik worden, zal men in het Klein zien, hoe goed de manier is, welke in de voorgaande § in bet breede is voorgetteld : Want, als men ze te fchielyk by het vuur brengt, volgt op de koude fcherpe pyn, daar komen dikwyls blaasjes te voorfchyn, en zy gaan zweeren,daar anderen, die zich daar voor wagten, of hunne handen in koud water fteekea , tot dat de verkleumdheid overgaat, geen ongemak daarvan hebben. VYF EN VEERTIGSTE WAARNEEM1NG. Toen ik , omtrent twee en twintig jaaren geleden, wanneer ik nog zeer jong was, van Dublin na Cbefter reifde , moeft ik , op myn overtogt,een' geweldigen ftorm doorftaan, en, nadat ik drie dagen op zee had doorgebragt, kwam ik eindelyk aan in de haven van Milford. Daar ik wel een goed, maar teder, geftel heb, en al dien tyd in de kooy lag , zonder dat ik iets in myne maag k'onde houden, wierden myne voeten door de koude zoo gezwollen, dat ik, toen men L 3 z'CQ  $ §• 47- Wanneer iemand door eene fchielyke koude gevaarlyke, en geweldige, toevallen ondervind, meen ik, dat hy niet, dan ten aller laatften, by het vuur moet gebragt worden en dat warme hart ftetkende middelen de oneefchikrite zyn. 6 Zyn de leden bevrozen , dan moet men ze bedekken met fneeuw, of, als die niet by de hand is, moeten 'er omgeilagen worden doeken met koud water, die dikwyls ververfcht moeten worden. Men moet de lyders ver van het vuur doen blyven, en zelfs in geen warm vertrek brengen. Hun drank moet beftaan in dunne wey, limonade, of foorcgelyken drank ; hun voedzel moet zyn foup, of haver-gort; en moet niet warmer gemaakt worden, als warme dranken doorgaans zyn. Geneesmiddelen moeten zy niet inneemen; want men kan een lid, dat bevrozen is, vergelyken by een lid, dat is afgezet; de circulatie van het bloed gaat, even als in zulk een geval, in het gezonde deel door inmonding der vaten voort, en daarom moet het bevrozen bloed allengskens, en by trappen, ontbonden worden. Na verloop van eenigen tyd kan men, in plaats van de fneeuw, of gemeen water, zich bedienen van zeewater, of van peekei; wiens plaats door een weinig gewarmde melk en water kan vervangen worden; en dan kan men tot werkzamer uitwendige middelen overgaan , terwyl ondertuslchen het voedzel, en de Geneesmiddelen, na deeze veranderingen gefchikt worden. Dus zal de lyder allengskens, en volkomen, herftellen, en, veel minder pyn lyden.  # ftorting fomtyds wederkomt, komt het in zulke gevallen alleen, door dat, by het verbinden , deeze bloedftempende middelen door het een of ander gedeeltelyk, of geheel, zyn verfchoven. Hiervan fchynt Brossard niet onkundig geweeft te zyn, want hy droeg zorg, dat hy zag, dat de Eiken-zwam vaft kleefde aan de vaten, voor dat de ftomp verbonden wierd; en hier van daan kwam het meer, dan van eene byzondere eigenfchap van dit middel, dat het in zyne handen zoo veel nut deed , en, als anderen daarvan gebruik maakten, in veele gevallen aan het oogmerk niet beantwoordde. Hoewel nu zoo het Maakzel der vaten, als de Natuur van het bloed zelfs, ons helpen in het fluiten van zwaare bloedftortingen, indien wymaar zorg draagen , om dezelven deeze goede gefteldheid te doen behouden, dat is, dat wy letten, dat de zagte, fponsagtige, en eenvoudige, middelen, van welken wy ons bedienen, aan de openingen, der vaten kieeven; en het overig gedeelte van de wond bedekken met zagt, en fyn, plukzel,daar over een goed verband aanleggen, en door aderlatingen eene afleiding maaken; is het egter, indien het bloed kwalyk gefield is, van aart is veranderd, of te dun is, zeeker, dat men dan zeer groote oplettenheid moet gebruiken. Petit verhaald iu de Msmoir. de l'Acad. Roy. des Sciences een zonderling geval van iemand, die op den een en twintigften dag na de afzetting van de dey byna was geftorven. De Geleerd?  ® van de manier, op welke men, flegts voor het tegenwoordige , het bloed kan fluiten, en vervolgens handelen van het geen verder dient verrigt te worden. §• 53- Laaten wy ons nu voorflellen eene wond, aan den arm, of de dey, te weeg gebragt door een fnydend werktuig, en by welke de arm- of dey-flagader is gekwetft: een droeviger geval, dan dit,kan men zich niet wel voorflellen!Het bloed komt dan zonder twyfel met geweld te voorfchyn, en, indien men niet fchielyk den lyder helpt, zal hy misfchien niet lang in het leven blyven. In zulk een geval zoude ik het eerft den ftam van het vat tragten te drukken, daartoe gebruik makende van het Tourniquet van Petit, of van het gemeene, leggende het aan by de lies, of den oxel, om den toevloed van het bloed te beletten; vervolgens zoude ik met een' grooten krommen naald, voorzien van zes of agt draaden, welke met wafch plat en gelyk moeten zyn gemaakt, omtrent een duim hooger , dan de wond, en omtrent even ver van de plaats, alwaar men de klopping der flagader voeld, aan den eenen kant het vel doorboren, den zeiven dan onder de flagader doen doorgaan , en den punt van den naald te voorfchyn doen komen aan den anderen kant, omtrent een half duim van de flagader af. Nadat men de draaden dus heeft doorgehaald, en zy de flagader omvatten, benevens eenig vet, en vleefch, dat dezelve omringd , moet men een dun rolletje van fyn linnen, dat egter niet ftyf moet  moet zyn opgerold, op de flagader leggen, en daarop moet men de draaden toebinden, niet zeer vaft, maar middelmatig, dewyl door de zwelling van den Vetrok, en het vleefch, het vat binnen korten tyd genoeg zal worden toegedrukt, om de bloedftorting verder te beletten. Hierdoor kan men ook voorkomen ftuipen, en eene zeer zwaare ontfteeking, welke noodwendig volgen moeten op de drukking van zoo veele voorname vaten. Daarenboven kan men altoos met gemak deezen band losfer maaken, of vafter aanhaalen. Men moet opmerken, dat ik hier niet bepaal, hoe diep men by deeze nieuwe manier van toebinden den naald moet Jaaten doorgaan, dit laat ik over aan het oordeel van den Heelmeefter, die, indien hy bedreven is in de Ontleedkunde (en daar behoorden zwaare ftraften bepaald te zyn voor een ieder, die zoo ftout was, om zonder in deeze wetenfchap bedreven te zyn, den naam van Heelmeefter aan te neemen) kennen moet den loop van de voornaamfte vaten, en voor wien het derhalven verdrietig, en onnodig, zoude zyn, dit te bepaalen: maar is hy onbedreven in de Ontleedkunde, dan zal de duidelykfte, en befte, befchryving voor hem onverftaanbaar zyn ; ook is dit werk alleen gefchreven voor mannen,die in de kunft ervaren zyn. §• 54- Indien men nu op deeze wyze dit gevaarlyk toeval is te boven gekomen, moet men terftond letten op den ftaat van de wond. Deeze moet  177 >® moet derhalven verbonden worden met zagte wieken, die beftrooid zyn met bloem van meel, indien de bloedftorting bl.vft aanhouden door het een of ander van de zydelyke vaten; anders alleen met drooge wieken, een pleifter, en een lang, vafthoudend, verband. Men moet, nadat men het verband eenige malen over de wond heeft laaten gaan , een' fynen, niet ftyf opgerolden, linnen doek op het vat volgens zynen loop leggen , van het verband af tot aan den oxel, of de lies, opdat door het verband verder aan te leggen aldaar eene meerdere drukking, als op de wond, zy , eene drukking, welke wel niet in ftaat is, om den loop van het bloed te fluiten, maar egter voldoed, om deszelfs drifc na het gekwetfte deel te verminderen. Indien het lid beneden de Wond doof, ongevoelig , en koud, word, gelyk waarfchyne* lyk zal gebeuren, dan moet men op het zelve heete ftoovingen , en geeflryke middelen, leggen. Is de koorts te fterk, dan moet men ze tegengaan door aderlatingen, en verkoelende middelen, maar ik maak onderfcheid tusfchen koorts, en eene te fterke koorts: De eerfte is volflrekt nodig in alle toevallen van veel belang, om ettering te doen ontftaan, en, alszy ter regter tyd afweezig is, dan is het eer een kwaad, dan goed, teeken; doch,als de koorts te fterk is, dan moet men de bovengenoemde middelen, en foortgelyke, gebruiken. §• 5* Maar indien, onaangezien dit alles, het overgebleven deel van het lid pairfch , ongevoelig, word, en verflerfd, en 'er geene meM gelyk-  4K i?s .> gelykheid meer fchynt te zyn, om het te behouden (en waarlyk men kan bezwaarlyk begrypen hoe dit mogelyk zoude zyn,) zoude ik egter niet te fchielyk tot de afzetting overgaan, maar liever nog eenige dagen lang zulk een deel fcarificecrcn, en op het zelve ftoovingen leggen , om redenen , welke ik breedvoeriger zal vernaaien in het Veertiende Hoofdftuk, dat van zeer veel gewigt is, en, ondertusfchen den lyder in ftaat ftellen, om deeze operatie te kunnen doorftaan. De operatie zoude ik verrigten ter plaatze, daar de wond is toegebragt, ten zy de deelen hooger verftorven waren, en dan is het onnodig om de vaten, behalven alleen die op zyde loopen, te onderfcheppen. Nu volgen die gevallen, in welken ik gelegenheid gehad heb, om deeze befpiegeling ter uitvoer te brengen. ZES EN VEERTIGSTE WAARNEEMING. Toen in de maand Mey van het jaar 1760 de Mantgatm-yoort, die fraay gemaakt was , en tot een groot cieraad voor een gedeelte van deeze Stad verftrekte, zoude worden afgebroken , viel een van de bogen fchielyk neder, en zeker John Dsan, een Laken-wever , die toen daarop ftond, van den zeiven , en eenige fleenen op hem, van welke een hem eene groote wonde toebragt aan het linker opperhoofdsbeen , het zelve te gelyk breekende. Ik wierd verzogt hem te gaap bezoeken, en bragt eenige ftukken van het been , welke door de dura, en pia, mam drongen , te voorfchyn.  fchyn. Uit de flaap-flagader vloeide zeer veel bloed ; maar, nadat ik door middel van zagt plukzel volgens den loop van deeze flagader eene . fterke drukking had gemaakt, en het omgeflagen hoofd-verband, dat in zulke gevallen van zeer veel nut is, had aangelegd, verliet ik hem voor tegenwoordig. Daar was nog geen half uür verloopen, of i ik wierd weder ten fterkften verzogt, by hem I te komen, en toen zag ik, dat het bloed, on; aangezien alle drukking, egter in groote meenigte wegvloeide; waarom ik, na het verband te hebben afgenomen, ziende, dat alle andere middelen vrugteloos waren, met een kleinen krommen naald van een' dubbelen draad voorzien, het vel aan den eenen kant Van de flagader doorboorde, onder dezelve den naald doorbragt, en hem aan den anderen kant weder deed te voorfchyn komen, waarna ik, een weinig plukzel op de flagader gelegd hebbende , dezelve zeer vaft toebond; en van dien tyd af was alle vrees voor eene bloedftorting verdweenen. ZEVEN EN VEERTIGSTE WAARNEEMING. Zeker Heer, alhierwoonagtig, kwetfte by zeker toeval zyne linker hand met een glas, waardoor hy eene groote wond aan het einde van de hand kreeg, en de flagader,- die langs de kleine ellepyp loopt, benevens eenige kleiner takjes, wierden doorgefneden, het welk ten gevolg had eene zwaare bloedftorting, ter -welkers ftuiting ik geroepen wierd. M a Daar  <& Daar ik zag, dat de drukking in dit geval nie: volkomen aan het oogmerk zoude beantwoorden, dewyl zyn bloed, uithoofde, dat hy wat befchonken was, te veel was verhit, befloot ik de vaten te binden, te meer daar dit in den nanagt voorviel. Toen dit gedaan was, hield de bloedftorting op, en ik verbond de wond met zagt plukzel, leggende een kusfentje, van werk gemaakt, in de buiging van den arm ,. om den drift van het bloed te beteugelen, en dit maakte ik vaft.met een gepaft verband. Het verband wierd niet eerder, dan twee dagen daarna, los gemaakt, en alles fchikte zich naar wenfch. Op den zevenden dag viel de hegting af, en toen gebood ik hem , dar. hy de grootfte omzigtigheid, en matigheid, zoude in agt neemen: maar des niet tegenftaande bediende hy zich van deeze hand by alle gelegenheden, waarom ik, daar hy aan mynen raad zoo veel gehoor niet gaf, als- ik meende te behooren, myn onrflag verzogt, het welk hy my ook verleende; want men beelde zich in, dat ik de zaak erger maakte , als zy in de daad was. Onaangezien nu de wond genas, brak zy egter, omtrent drie weeken daarna, toen hy het een of ander met geweld deed, weder open, en uit de kleine ellepyps-flagader kwam het bloed met veel drift uitfpringen, waarom ik op de allervriendelykfte wyze verzogt wierd, weder by hem te komen. Zoo dra ik by hem gekomen was, lag ik op de wond veel Lycoperdon, en druktze met myn vinger daar vaft op, daar op veel los plukzel, vervolgens een drukdoek op de flagader, en bevestigde  & tigde alles tnet een vaft aangelegd verband, en, daar de pols vry vol was, deed ik eene aderlating op den anderen arm. Omtrent vyf dagen lang bleef by in deezen ftaat, maar zich toen ergens in te buiten gaande ontftond 'er weder eene bloedftorting, welke egter ook wierd overwonnen. Twee dagen daarna deed zy zich weder zien, en toen verzogt ik, dat de Heer Mahqny, een bekwaam Operateur, en Heelmeefter, zoude geroepen worden. % , Daar de bloedftorting den volgendeo dag w»der met geweld zich deed zien, en men met rede vreesde , dat zyn leven door het dikwyls wederkomen van dit toeval in gevaar komen zoude, begon men met ernft te denken, op de afzetting; maar ik zeide hem egter nog vooraf, dat my nog een middel, by hem tot hiertoe nog niet in het werk gefteld, bekend was, en dat ik daarvan, voordat ik tot dit uiterfte middel overging, zoude gebruik maaken , gelyk ik ook op den volgenden dag deed; want, zyne hand toen een weinig bewogen hebbende, kwam de bloedftorting met geweld weder, en ik wierd wederom geroepen. , lk bragt toen, in tegenwoordigheid van den anderen Heelmeefter,- en meer andere menfchen, een' krommen naald, voorzien met drie draaden, die glad, en plat naaft elkander, met wafch beftreken waren, omtrent drie vierde deelen van een duim hooger, dan de wond van de flagader, en op eenigen afftand van dit vat, door het vel en vet, onder de flagader heen, en weder te voorfchyn aan den anderen kant van de flagader; lag eenig plukzel tusM 3 fcHen  fchen deeze twee wondjes op de flagader, en bond daarop de draaden vry digt toe. De bloedftorting hield terftond volkomen op; de wond van de flagader genas fchielyk; het vel wierd vaft over dezelve; omtrent veertien dagen daarna vield de draad af; en hy kan deeze hand tegenwoordig zoo goed gebruiken , als de andere. Dus behield ik door eene nieuwe, en waarJykfraaije, operatie, dit lid; en ik hoop, dat zy in foortgelyke gevallen tot een middel zal ftrekken, om nog veele andere te behouden. Had men zich van dezelve in het volgend geval bediend, dan zoude een arm man zyn arm hebben kunnen behouden. AGT EN VEERTIGSTE WAARNEEMING. De Keldermeefter van zeeker Heer, op eenigen afftand van deeze Stad woonende, brak, omtrent tien jaaren geleden , by gelegenheid dat hy een glas wilde fchoon maaken, het zelve, en bragt zich daar door aan het begin van den arm eene groote wonde toe, door welke de flagader, langs de kleine Ellepyp loopende , wierd doorgefneden. De bloedftorting was geweldig, en wierd niet, dan met moeite, geftuit door den Heer White, en oud Heelmeefter, in deeze Stad woonagtig. Twee dagen daarna kwam de bloedftorting weder; en vervolgens weder na verloop van vyf dagen.; en dus kwam zy wederom van tyd tottyd Omtrent eene maand lang, als hy zyne hand maar eenigzins bewoog. Daar  Daar de lyder door het verlies van zoo veel bloed zeer verzwakt, en afgemat, was,befloot inen, na vooraf geraadpleegd te hebben met den Heer Gould, den arm af te zetten; en deeze operatie wierd ook by de eerfte wederkomft verrigt door den Heer Wh 1 t e , in tegenwoordigheid van den Geneesheer Marti». De lyder herftelde fchielyk, maar was onbekwaam om meer te dienen. DERTIENDE HOOFDSTUK. Van het Vuur , op gefchoote wonden volgende. ^XSi . . .Lab Hoezeer ik, by het opftellen van de fchets van dit werk, geert voorneemen had, om over de gefchoote wonden in een byzonder Hoofd.ftuk te handelen, wierd ik egter, door het lee* zen van verfcheide verhandelingen over dit onderwerp , vooral door die, welke le Dram gefchreven heeft, en welke zoo wel is uitgewerkt, en door eene van nog laater tyd, namelyk die van Bilguer, van gedagten, dat ik in ftaat zoude zyn, om nog meerder licht over deeze gewigtige ftoffe te veripreiden. Onder alle toevallen, aan welke het menfchdom ongelukkig is bloodgefteld, zyn 'er geene droeviger, en meer zamengefteld, dan die, welke op gefchoote wonden volgen. Eene eenvoudige wond, of zulk eene , welke met een fnydend werktuig is toegebragt, gaat, hoe ceringzy ook zyn mag, doorgaans, of altyd, M 4 Se-  gepaard met pyn, ontfteeking, ettering &c. Eene gekneusde wond maakt nog meer omflag, dewyl. behalven de bovengenoemde toevallen, de vaten ook nog worden toegedrukt, en het geen zy ontlaften, niet goed kan zyn, voor dat zy hunne veerkragt hebben wedergekregen. Maar by gefchoote wonden, ziet men, behalven de bovengenoemde, nog verfcheide andere toevallen ontftaan, uit den aart van het ongemak zelfs. Men ziet, by voorbeeld, eene verfcheuring, en vernietiging van de deelen, door welke de kogel henen gaat; vreemde lig— haamen komen in dè wond; en fomrnige deelen van zulk eèn gekweft deel worden ook zelfs, als ware het, vreemde lighaamen; ook heeft by dezelven plaats eene fchudding, welke het geheele lighaam aandoet, en overeenkomt met de drift, met welke de kogel bewogen wierd. Derhalven moeten de uitwerkzelen van die algemeepe fchudding ophouden; de vreemde lighaamen moeten worden weggenomen ; de verftorve deelen moet men afzetten, en daar moet nieuw vleefch worden geboren, voordat men wonden van dit foort kan maaken tot eenvoudige wonden. §• 5* Om nu gefchoote wonden ia dien ftaat te brengen, heeft men viexderley aanwyzingen te vervullen. Foor Eerjt moet men den aart, en de gedaante , van de wond, door middel van genoegzame infnydingen, zoo veranderen, dat zy van verftorven , en gekneusd, gelyk zy te vooren was, pene bloedige wond word. Ten  Ten Tweeden moet men alle vreemde lighaa. men wegneemen. Ten Derden moet men de bloedftorting ftui* ten. En Ten Vierden moet men de toevallen , welke zich reeds doen zien, verdryven; en afweeren die geenen, welke misfchien zouden ontftaan. Om aan het eerfte oogmerk te voldoen , is het zeeker, dat infnydingen alleen in ftaat zyn, en dit is ook eene zaak, welke algemeen is aangenomen. Doorgaans is de opening, door welke de kogel is ingegaan, nauwer dan die , door welke hy weder te voorfchyn is gekomen: door de drift, met welke gefchoote zaaken voortgaan, bly ven de getroffe deelen by elkander, maar, daar zy tegenftand ontmoeten, fcheiden zy dezelve, van een. In zulk een geval moet men derhalven infnydingen doen, om in ftaat te zyn, zagte, balfemagtige, middelen tot op den grond van de wond te brengen. Wonden, welke in eene fchuinfche rigting voortloopeo, vorderen dezelfde behandeling, ten einde pypzweeren voor te komen, en aan de vreemde ■ lighaamen, welke daarin opgefloten zyn, meer gelegenheid te geeven, om te kunnen ontlaft worden. Deeze gevallen zyn het alleen, welke my toefchynen, het gebruik van- het mes terftond te vereifchen. Ook ben ik volkomen overtuigd, en andere zullen, na myn oordeel, weinig oplettenheid nodig hebben, om zich te overtuigen , dat groote, en diepe , infnydingen den roof niet eerder doen afvallen, noch de geneezing fpoediger doen voortgaan. M 5 War-  <& beid bepaald, welke de juifte uitwerkzele van dezelve zyn. In de weinige gevallen van deezen aart, welke ik heb moeten behandelen , heb ik nooit gezien, dat door het verzuim van infnydingen te doen eenig nadeel ontftond, als alleen in die gevallen, van welke ik melding heb gemaakt; te weeten by wonden, welke diep doordrongen, en eene zeer nauwe opening hadden, want dan is men verphgt, dezelve wyder te maaken, teneinde zagte, balfemagtige, middelen tot op den grond van de wond te kunnen brengen, het afvallen van de rooven te bevorderen, en aan de vreemde lighaamen eenen uitgang te verfchaften: ook moet men dit doen by fchuinfche wonden, om pyp-zweeren voor te komen, en aan de lighaamen, welke in dezelven opgefloten zyn, met meer gemak eenen uitgang te bezorgen. Deeze gevallen alleen vorderen, na myn oordeel, infnydingen. §• 57- De Heelmeefters zyn zèer wydloopig geweeft in het befchry ven van de manieren < op welke zy vreemde lighaamen uit wonden van deezen aart haalden, en ten dien einde hebben zy ook zeer veele werktuigen uitgevonden; want zy vreesden, dat zy door hun verblyf zwaare, en gevaarlyke, toevallen zouden verwekken. Daar nu de zwaare pyn, en het ongemak, welke dikwyls hier mede gepaard gingen, de andere toevallen noodwendig moeften doen toeneemen, en ook eene oorzaak zyn van eene nieuwe  nieuwe ontfteeking, is het voor het algemeen van het grootft belang, dat men weete, of men zich van deeze pynelyke omftandigheid niet kan ontdaan, ten minften voor eenen tyd. Wanneer men nu eens onderfteld, dat door een kogel, een ftukje van een kleed, of iets anders, by toeval diep in eene wond van deezen aart is gekomen, dan is het ook te gelyk waar, dat deeze dingen, toen zy doordrongen, eene plaats, welke voor haar verblyf groot genoeg was, gemaakt hebben; en, daar de bygelega deelen in zeeker opzigt verftorven zyn, zyn zy ook voor een groot gedeelte van gevoel beroofd. In zulk een geval moet men derhalven het geen los is, en nergens aan vaft zit, wegneemen, maar, het geen zeer vaft zit, moet men onaangeroerd laaten zitten; want door derzelver verblyf kan, om de hier boven gemelde redenen, geen gevaar ontftaan, maar, als zy met geweld worden weggenomen, word het gevaar zeer groot; uit hoofde dat deeze zaaken elk eene onderfcheide verblyfplaats hebben, en door het geweld, waarmede men , voor dat de roof afvald, dezelven tragt te voorfchyn te brengen, weder ontfteeking word verwekt. Le Dran, en de meefte Schryvers, die deeze zaak behandeld hebben, zeggen, dat, hoezeer men in het begin alle vreemde lighaamen zorgvuldig moet wegneemen, men egter, indien de lyder, of door het deel, in het welk de wond is toegebragt, of door de vreemde lighaamen zelve, waarfchynelyk in groot gevaar zoude gebragt worden, in zulk een geval van alle operatieënmoet afzien, en aan de Natuur  tuur overlaaten, om, by het afvallen van den korft, ook die vreemde zaaken te voorfchyn te doen komen. Indien men derhalven toeftaat, dat men, als de legging van zulke vreemde zaaken het wegneemen zonder gevaar onmoogelyk maakt, alles aan de Natuur , welke ons zelden nalaat te helpen, moet overlaaten; dan moet men voorzeeker in gevallen, die minder moeijelyk zyn, haar ook ten minften iets laaten doen , en eenige dagen lang afwagten, wat zy zal verrigten. De volgende gevallen zullen, na myn oordeel, ten klaarften leeren, hoe veel men op haar kan laaten aankomen. NEGEN EN VEERTIGSTE WAARNEEMING. In de maand Junius van het jaar 1764 had een bende Gauwdieven zich by elkander gevoegd, om of te zamen, of afzonderlyk, op verfcheide plaatzen van dit eiland te rooven, en befloten hun voornaamfte verblyf in deeze Stad te houden: maar by na de eerfte, wien zy aanranden, was by geluk een zeer kloekmoedig man, wiens naam verdiend altoos in eer gehouden te worden. De Heer David Dwyer wierd aangerand door drie van deeze bende op de gemeene weg digt by deeze Stad, en floeg den eerften van hen ter neder, waarna hy van het paard wierd gerukt, en een tyd lang met de twee anderen handgemeen was; maar, toen hy den tweeden ook ter neder had geworpen, liep de derde weg. Deeze Gauwdief, hoe zeer hy op den grond ge-  19° geworpen was» en aldaar ivierd gehouden door deezen Heer, fchoot egter een piftool op hem af over zynen arm heen. Hier door kwetfte hy hem. aan het onderfte, en agterfte , gedeelte van het linker fchouderblad, en verder fchüins na den ruggraat, alwaar te tusfchenribbige fpieren, en het borftvlies , gekwetft wierden. Doch, onaangezien hy dus gewond was, kon deeze Gauwdief hem egter niet ontkomen, niet tegenftaande hy alle kragten daartoe . in het werk ftelde, maar hy wierd fchielyk gevat, en de Heer Dwyes in een huis gebragt, alwaar ik hem bezogt. De wond was hoekig, en gefcheurd, want het piftool was geladen geweeft met kleine witte vuur-fteentjes, en daar was een prop van gekaauwd grauw papier boven op gedaan. Ik maakte zoo veel opening, als nodig was, om de opgeüoten ftukken weg te neemen, en de wond in eene eenvoudige te veranderen, ook bragt ik, na veel tyd befteed , en den lyder veel pyn verwekt, te hebben, een gedeelte van het papier, en vier kleine fteentjes, te voorfchyn. - Toen ik by het volgend verband nog nauwkeuriger alles onderzogt, zag ik, dat de bont doorboord was, want met myn fonde kon ik gemakkelyk tot in de holligheid van de borll komen; Ik verbond de wond met wieken , beftreken met een warm gemaakt ettermaakend middel, beftaande uit het wig. e gum. Elemi, verdund met het ol. hyperic., en voorzien met draaden, waarna een gemeen verband alles beveiligde , terwyl telkens, als de wond verbonden wierd, digt by dezelve gehouden wierd een comfoir met glimmende houts-koolen, eene om-  ® VYFTIGSTE WAARNEEMING. Nog maar weinig tyd geleden wierd zeeker jong Heer , door het onverwagt losgaan van een Vogel-roer, omtrent een myl van deeze" ftad, zeer zwaar gewond. Toen hy in de ftad gekomen was, wierd 'er een Stads Heelmeefter, gehaald, gelyk ook de Heer Vernon, Chirurgyn van het 49 Regiment, een zeer braaf man, die my onder weg verzogt met hem mede te willen gaan. Het ongeluk was op de volgende wyze gebeurd. Over een floot willende fpringen, gebruikte hy zyn fnaphaan, in plaats van een pols, en zyne.hand op den tromp leggende, om zoo over te fpringen, ging intusfchen hec geweer af; 'waardoor het derde en vierde beentje van de regter nahand fchuins gebroken wierden; de lading de voorhand doorboorde; de uitftrekkende fpieren van den voorarm tot byna aan dén elleboog verfcheurde, en een weinig hooger, dan het begin van den voorarm , den tusfchenbeenigen band ontblootte.. Hy raakte, toen hy dit ongeluk kreeg, ongemeen veel bloed kwyt, en, terwyl de Heelmeefter, die het eerft geroepen was, zich gereed maakte, om hem te verbinden, kwam 'er uit eene flagader zeer veel bloed, het welk ik egter fpoedig belette, door met myn vinger dit vat een tyd lang.toe te drukken. Deeze groote wond wierd geheel bedekt met plukzel, en om het gekwetfte deel wierd gelegd een drukdoek, terwyl alles met een zwagtel wierd vaft gehouden, en met brandewyn nat gemaakt. Ik  ^ danige in het vierdfe, en vyfde, Hoofdftük van dit werk zyn befchreven. Is een lid byna geheel afgefcheiden, dat is, zyn de beenderen gebroken, en is het lid maar alleen vaft aan een klein gedeelte, van de fpieren en het vel, dan moet men het afzetten. Indien de voornaamfte flagader, of flagaders, in het onbefchadigde deel gevonden worden, moet men het egter afzetten, zoo dat men nógthans vooraf zorg draagt, dat men deeze vaten voorziet, gelyk in het laatfte Hoofdftük is gemeld. Zyn de zagte deelen, te gelyk met de beenderen, geheel weggenomen, doch zoo, dat eenige itukken van de laatfte buiten den ftomp mtfteeken, dan zoude ik ten fterkften afraaden, dezelven af te zaagen, voordat 'er eenige dagen verloö* pen zyn, of de ontfteeking verdwenen is, om redenen, welke ik in het volgende Hoofdftük zal opgeeven, en welke, gelyk ik hoop, gewig» tig genoeg zullen gevonden worden. N4' VEER  VEERTIENDE HOOFDSTUK. /> het in andere uitwendige ongemakken, welke de afzetting vorderen, beter, dat men deeze operatie terjtond verrigt, of dat men dezelve uitfitld ? S- 61. De andere uitwendige ongemakken, welke noodwendig de afzetting vereifchen, zyn zoo. verfchillend , en komen egter met elkander in 200 veele opzigten overeen in de behandeling, indien 'er niet eenige inwendige gebreken, welke de geneezing beletten, en die ik, als reeds hier boven genoeg verklaard zynde, hier niet zal herhaalen, gevonden worden, dat ik van dezelven niets meer zeggen zal, en my vergenoegen, indien ik eenig meerder licht kan verfpreiden over een onderwerp, dat voor een ieder, en in het byzonder voor de Heelkunde, van zeer veel belang is, namelyk of het in zulke gevallen, in welke de afzetting word vereifcht, het beft is, dezelve terftond, of na verloop van eenigen tyd, te verrigten. §• 62. De Koninglyke Academie der Heelkunde, welkers oprigting, en werken, zoo veel eer doen aan de Heelkunde, en geheel Frankryk en welke niet regt genoemd mag worden een ge--  201 ><8> genoodfchap van Kunft-oeffenende Wysgeeren, dewyl hun voornaam onderwerp is de behoudenis van den menfch, het onmiddelyk. werk van den Schepper van het heel-al, heeft deeze gewigtige zaak ook nauwkeurig nagegaan. De Heer Boucher heeft over dit onderwerp twee groote, en zeer nuttige, verhandelingen medegedeeld, betreffende gefchoote wonden, welke in de daad zyn de meeft zamengeftelde, en droevigfte, gevallen, welke een Heelmeefter kunnen voorkomen. In de Eerfte verhandeling bewyft hy met twaalf, zeer merkwaardige, gevallen het misbruik , dat van de afzetting dikwyls in dit geval word gemaakt. De eer/te Jyder was een jongeling, die door de dey gefchoten was, en wiens dey-been digt by de knokkels zeer lelyk gebroken was. Uit hoofde van de gevaarlykheid van de wond, en de weinige waarfchynlykheid', die 'er was, dat de einden der beenderen weder met elkander zouden vereenigd worden, en de omloop des bloeds naar béhooren zoude blyven voortgaan, wierd de afzetting, na gehoudene raadpleging, voorgeflagen, ais het eenig middel tot behoud van zyn leven. Maar de lyder verzette zich egter ftandvaftig daar tegen, en, onaangezien 'er van tyd tot tyd groote fplinters te voorfchyn kwamen, men veele infnydingen moeft doen, en de lyder koorts, en andere toevallen , had, genas hy egter, binnen tien maanden, volkomen, maar deeze dey was kortgr, dan de andere. Het tweede geval betreft eene breuk van het onderfte gedeelte van'den arm door een fchoot N $ ver*  veroorzaakt, van welke de lyder ook zonder afzetting geneezen wierd. Het derde geval is van een* knegt, die door een piftool-kogel inden voorarm gefchotenwas, met kwetzing van den binnenften knokkel van bet arm-been, en den elleboog; en, onaangezien zich by de wond zeer gevaarlyke toevallen voegden, welke door aderlatingen, infnydingen , pappen, ftoovingen, en andere middelen, wierden overwonnen, wierd de lyder egter niet alleen geneezen , ten einde van twaalf maanden, maar zelfs wierd hy herfteld van de gewrigts-verftyving door middel van warme baden. Het vierde geval is dat van een Capitein van bet Jerfcbe Regiment van Eulkely wiens arm door een fchoot gebroken wierd, byna op dezelfde wyze, als in het voorgaand geval; en, hoezeer men befloot tot de afzetting overtegaan, wierd hy egter zonder deeze operatie geneezen, maar hy behield eene ongeneeslyke gewrigts-verftyving. Het vyfde geval betreft de geneezing van eenen uit de Gens cCArmes, die van een foortgelyk ongemak, met zeer weinige kwaade toevallen gepaard, geneezen wierd. Het zesde geval is dat van een Tamboer, die door het onderfte gedeelte van het dey-been gefchoten wierd, zoo dat de binnenfte knokkel was beledigd. De toevallen waren geweldig , en dringend; maar door herhaalde aderlatingen en infnydingen, door geneesmiddelen, en het wegneemen van de fplinters der beenderen, wierd hy egter, binnen elf maanden, geneezen. Het  Het zevende geval betreft een Capitein van het Regiment van Orleans, die door een fnap» haans-kogel getroffen wierd in de geleding van de voorhand met den voorarm. Het onderfte gedeelte van de kleine Ellepyp was gebroken, en de peezen waren zeer verfcbeurd, &c. Doch, onaangezien dit alles, wierd hy geneezen, maar hy behield eene gewrigts-verftyving. Het agtfte geval is dat van een Hollandfch Krygsgevangen, die in den voet gekwetft was; de kogel was aan den binnenften enklauw ingegaan, en by den buitenften weder uitgekomen ; en hy was in negen weeken volkomen geneezen. Het negende geval is dat van een Lieutenant van de Carabiniers, die door een kogel zoo wierd gekwetft, dat door denzelven de driepuntige fpier doorboord, het hoofd van het opperarm-been, en ook een gedeelte van het fleutelbeen , gebroken wierd. Men was van oordeel, dat de arm in de geleding moeft worden afgezet, maar daar tegen verzette zich de lyder, en dus behield hy zyn arm: men liet hem gaan met geen ander ongemak, als alleen eene kleine pypzweer, van welke hy door middel van een warm bad geneezen wierd. De tiende was een Soldaat, die door een fnaphaans - kogel gekwetft wierd boven aan den arm, zoo dat het opper-arm-been gebroken wierd, en egter geneezen wierd zonder afzetting. Het elfde geval was van een Lieutenant van de Grenadiers, van het Jerjehe Regiment van Clare, die met een fnaphaans - kogel gefchoten wierd in den elleboog, waardoor het hoofd van de  <& ««genomen, uitfteeken. ■ Verfcheide breuken in een,en hetzelfde, been. ,Eene geheele af fcheiding van een einde van een been van deszelfs lighaam, en verbreisfehng van het zelve. Zulke ongemakken vereifchen, dat men dadelyk tot de afzetting overgaa. Toevallen, welke in vervolg van tyd de atzetting noodzaaklyk maaken, zyn, volgens zyne meening, deeze. Stuipen, met welke de gekwetfte deelen worden aangedaan, en die volgen op geweldige pyn, zonder dat zy, onaangezien debygelege peezen worden doorgefneden (waarlyk een desperaat middel, en net welk op zich zelve alleen de afzetting noodzaaklyk maakt) verminderen. —- De 'osen Hapheid van het vleefch, dat het been omringd, gepaard met ontlafting van eene dunne, fcherpe, ftoffe, en hevige pyn, waardoor men ontwaar word, dat het been kwalyk ge- fteld is> Het koud vuur, dat volgd op de ontfteeking van vliezige, en peezagtige, deelen. § 64'. Wanneer derhalven de wonden zoo gefteld zyn, dat de afzetting, uit hoofde van de toevallen, welke zoo even in de eerfte plaats zyn opgenoemd, nodig is, meend hy, dat men, hoe eer men dezelve verrigt, des te beter doet; want, indien men ze uitfteld, dan zal, na zyne meening, het zenuwgeftel fchielyk worden aangedaan, en alle de vaten zeer fterk bewogen worden; waardoor de ganfche djerlyke huishouding, en het bloed, in wanorde zal worden gebragt; geene goede etter, die nodig is,  is, om de geneezing te bevorderen, zal worden bereid, en de geneezing twyfelagtig zal worden ,* ten minften, met dezelve veel tyd zal verloopen. Hy fchryft ook den kwaa- den uitflag van de operatie, als zy in deeze gevallen word uitgefteld, niet toe aan de operatie zelve, maar aan de verandering, welke, gedurende dit uitftel, in het lighaam is ontt liaan. Hy blyft ten minften by deeze gedagten, tot dat door een genoegzaam getal van proeven bepaald zal zyn , of 'er meer menfchen fterven door dit uitftel, dan door het terftond verigten der operatie, in gevalle zy volftrekt nodig is. Indien ik deezen Schryver wel verftaa, is dit zyne meening. i 65. Deeze beroemde Vergadering meende, dat deeze zaak haare oplettenheid wel waardig was; en, na verloop van eenigen tyd, gaf Faure aan haar over eene Verhandeling, in welke hy tragt te bewyzen, dat men by gefchoote wonden, welke zoo gefteld zyn, dat de afzetting word vereifcht, ten einde dezelve wel te doen uitvallen, wagten moet, tot dat de toevallen ophouden. Want hy zegt, dat de toevallen, welke met zulke wonden gepaard gaan, by voorbeeld , koorts, pyn, ontfteeking, &c, als men de afzetting terftond verrigt, erger worden, en den lyder in het graf fleepen; daar in tegendeel, als men aan de Natuur tyd geeft, om van de eerfte aandoening wat te bekomen, zy haar werk fpoediger, en op eene zagter wyze, verrigt. Om  207 ><& giment van Henegouwen , wiens been in hef, veld wierd afgezet, en hy in weinig meer, dan vyf maanden, geneezen. — Een Lieutenant van het Jerfche Regiment van Clare, wiens been wierd afgezet, zes dagen na den veldflag. — Een van de zwarte Muskettiers wierd op den vierden dag de dey afgezet: hy ftierf.-Een Kwartier - meefter van de Gens d'Jrmes overleed vier dagen, .nadat zyn been was afgezet. — Een Capitein van het Regiment van Clare , ftierf vier dagen, nadat zyne arm was afgezet. — Een Capitein van het Regiment van Dillon ftierf elf dagen, nadat zyn been, op het flagveld, was afgezet. — Een Capitein van het Regiment van de Kroon ftierf, negen dagen , nadat hem een been was afgezet. Zoo' dat van negen lyders, aan welke men terftond de operatie had verrigt, in het zelfde Hospitaal vier wierden geneezen, die, indien dezelve tot het derde tydperk, dat is den tyd, door Faure bepaald, was uitgebreid geweeft» waarfchynelyk geftorven zouden zyn. §• 70- Nadat ik nu kortelyk, en na waarheid, heb opgegeeven de redenen, die deezen Heer overgehaald hebben, om eene andere geneeswyze te volgen, vley ik my, dat ik, als die dit onderwerp langen tyd heb overwogen, in ftaat zal zyn, om over deeze behandeling met meerdere zeekerheid te fpreeken. Het meefte nut, dat volgens den Heer Boucher daar uit voortfpruit, is, dat de lyder, doordat de afzetting by hem word verrigt in het eèrfte tydperk, dezelve ondergaat, O 2 voor tTAn . na^r- hem een been was afsrezet. Zoo*  voor dat de koorts, ontfteeking, en meerandere toevallen, welke op hun zeiven zyn leven in gevaar brengen, zich laaten zien. Maar het is zeer waarfchynelyk, dat die Heer zich niet te binnen bragt, dat deeze koorts, en alle andere gevaarlyke toevallen, al laaten zy zich niet dadelyk zien, egter gevolgen, zyn van de verandering, welke in het lighaam voorviel, toen het gekwetft wierd ; en dat het derhalven zeef verkeerd is, de afzetting te willen doen, voordat, ten minften een gedeelte van de toevallen zyn verdweenen, en dat wel om drie zeer gewigtige, en klaarblykelyke, redenen; namelyk Foor Eerjl. Daar hangt van het lighaamsgeffcel zoo veel af, dat wy in onze voorzeggingen niet te omzïgtïg kunnen zyn. Want, indien op de geringfte kwetzuur, een lighaam, dat gezond fcheen te zyn, toegebragt, fomtyds volgen doodelyke toevallen, onaangezien men ten fpoedigften van de befte middelen gebruik maakt, gelyk uit verfcheide droevige gevallen, in dit werk befchreven, blykt, hoe kan men zich dan met eenige zeekerheid eenen goeden uitflag belooven, door zulk eene zwaare operatie terftond te verrigten , zonder dat wy vooraf .weeten, of de vogten op hun zei ven riet het gr'ootft beletzei aan de geneezing zyn lullen ? Ten Tweeden. Hoe dikwyls gebeurd het niet ïn de befte geitellen , dat door de geweldige fchudding, welke het geheele lighaam ondervind-, als het door een fchoot fterk getroffen word, ja zelfs,in gevalle daar door geene breuk word verwekt, of eene uitwendige belediging ,word toegebiagt, het lighaam egter zoo word aan-  aangedaan, dat de deelen hunne veerkragt nooit kunnen wederkrygen, en de lyder binnen weinige dagen fterft? Waar komen anders yan daan de geweldige fchuddingen der Hersfenen? en waar van is het, dat groote fprongen, waarby de menfchen nogthans op hunne beenen nederkomen; zonder eene btykbaare belediging, egter.den dood verwekken, met alle tekenen van eene fchudding der hersfenen? wat anders, dan de fchielyke beweeging der lucht, door een gefchoote Kanon-kogel verwekt, dood een menfch door zyn geheel lighaams- geftel te ontruften , zonder eenig uitwendig teken van beleediging ? Indien nu deeze omstandigheden oorzaak kunnen zyn van den dood van een menfch, is 'er dan uit dien hoofde geene rede genoeg, orn de afzetting uit te ftellen, tot dat men weet, dat zulk een lyder fterk genoeg is, om van deeze geweldige aandoening te herftellen, zonder zyne ellende nog te verzwaaren door eene zwaare, jaysfelyke, operatie. Maar al field men Ten Derden, om de bewyzen, van deezen Heer, en van hen, die van zyn gevoelen zyn, zoo fterk voor te draagen, als mogelyk is, dat de lyder tot zyn geluk, hoe zeer dit aan den Heelmeefter onbekend is, of van hem daarop geen agt word geflaagen, fterk genoeg is, om wederftand te bieden aan die verandering, welke meer of min door elke belediging word verwekt, en dat Zyne vogten goed zyn, hoe kan men dan egter met mogelykheid voorzien, wat de uitflag zyn zal, en heeft men geene gegronde réde, om te vreezen, dat men, door tot de afzetting dadelyk over te gaan, nadat de lyder zulk een O 3 kwet-  &<[ 214 kwetzuur, als deeze operatie onvermydelyk maakt,gekregen heeft, zyn geftel op de grootfte proef zet, en hem aan het grootfte gevaar blood fteld? Heeft men gezien , dat na de afzetting by eene gewrigts-verftyving van den voorvoet,, met hevige pyn gepaard, en welke den Jyder zeer verzwakt had, eene geweldige koorts, en ontfteeking, ontftond, als gevolgen van de pyn, en aandoening, welke het geheele lighaam door deeze operatie geleden had; hoe veel meer rede heeft men dan niet, om te vreezen, dat deeze toevallen na zwaare gefchoote wonden, of zamengeftelde breuken, op welke zy zonder voorafgegaane afzetting egter fomtyds in een' hoogen graad volgen , dan nog des te eerder zullen ontftaan? Derhalven zegt Faure te regt „ dat boe eer de leden luierden afgezet, de lyders des te eer ter ,, dood veroordeeld waren ". §• 7T- De weinige gevallen van eenen gelukkigen Uitflag, op het dadelyk afzetten gevolgd, van welke Boucher melding maakt, kunnen om de hier boven genoemde redenen niets ten zynen voordeele bewyzen: indien men van dezelven iets kan zeggen , is het dit, dat de lyders door de goedheid van hun lighaams-geftel tot hun geluk te boven kwamen de haaftigheid van hunne Heelmeefters, en de geweldige proeven, op welke men hen gezet had. Men moet derhalven nooit overgaan tot de afzetting, zoj dra men een ongemak, het welk dezelve vorderd, gekregen heeft, maar men moet zoo lang wagten, tot dat de toevallen, die daardoor ontftaan,  <8KC «5 ftaan, ten minften zoo geweldig niet meer zyn, om de gezegde redenen, welke ik nog eens herhaal: dat men namelyk Voor Eerfi door de goede ettering verzeekerd word, dat de vogten balfemagtig van aart zyn; en dit blykt» binnen agt, of tien, dagen: dat men Ten Tweeden weet, dat de Natuur niet meer aangedaan is van de fchudding ; en hiervan kan men worden overtuigd, door dat de lyder weder by zyne kennis komt, indien hy buiten zich zeiven is geweeft; of door de gefteldheid van de pols, en het zenuw geftel; het welk men ook ontdekt omtrent den agtften, of negenden, dag: en ten Derden tot dat het blykt, dat de pyn, koorts, en ontfteeking, niet zal eindigen in het Heet of Koud Vuur, of den dood; waarvan men onderrigting krygt door de gefteldheid van de pols, en levens-geeften, en den aart van de ettering. §. 72. Maar, behalven dat men door dit uitftel deeze voordeelen, ten minften deeze kundigheid, verkrygt, komt 'er ook nog een ander, en grooter, uit voort, namelyk dat de vermindering van de koorts, en de goede gefteldheid van de ettering, de voornaamfte, en befte, middelen zyn , om den lyder tot de operatie te bereiden. Hy is dan ten tyde, dat hy de . afzetting ondergaat, in dien ftaat, in welke men iemand, die ingeënt moeft worden, zoude verlangen, en men kan met vry veel grond wagten, dat hy herftellen zal, vooral als men onze manier volgd. O 4 Een  2If5 >#' Eene waarneeming, welke my dus heeft doen denken, zal ik nu gaan vernaaien. EEN EN VYFTIGSTE WAARNEEMING. Een meisje van feftien jaaren , en een goed geftel, wierd eenige jaaren geleden, by toeval op een weg, digt by deeze ftad, in de dey gefchoten, zoo dat het dey-been by de onderfte knokkels, en de knie-fchyf, gebroken was, en zy eene zeer groote wond had. In deezen toeftand lagzy, omtrent twee uuren lang, op een tafel, voor dat 'er hulp kwam. Haar pols was geregeld, zy fprak duidelyk , en fcheen meer ontfteld te zyn, dan pyn te hebben. Wy meenden, dat de afzetting onvermeidelyk was, en men zette haar dey terftond af, maar zy ftierf omtrent vier uurea daarna. De dood van dit meisje wierd voor zeeker verhaalt, door dat de afzetting verrigt wierd, voor dat de Natuur tyd gehad had, om van het ongemak, dat haar het eerft getroffen had, te herftellen. De waarheid van dit gezegde zal nog duidelyker blyken uit de volgende Waarneemingen. TWEE EN VYFTIGSTE WAARNEEMING. John Quinlon, een Draagkoets.draager alhier, viel, terwyl hy met een ander van het zelfde beroep twifte, door dat hy uitgleed, zodanig, dat het fcheen-been door het vleefch hee-  "7 >& beenen flak ter plaatze van de geleding met het kootbeen, en wat lager kwam, dan het hielbeen; ook was het kuitbeen zeer lelyk gebroken. Dit ongeluk gebeurde in het einde van de maand dugufius van het jaar 1760. Het was volftrekt onmoogelyk, deeze deelen weder op haare plaats te brengen, dewyl de voet door veel minder geweld, dan daartoe nodig was, van het been geheel afgezonderd zonde zyn geworden; en daar bleef derhalven geen ander middel over, dan de afzetting. De man was fterk, en omtrent vyf en dertig jaaren oud, zoo dat men alles goeds van zyn geftel kon wagten i doch, na de zaak we* overwogen te hebben, befloot ik, hoe zeer ik meende, dat de afzetting volftrekt nodig was, dezelve nog eenige dagen uit te ftellen. Hierom fneed ik het vleefch lager, dan daar het beenuitftak, door; maakte eén agttien-hoofdig verband; en lag het been, nadat ik het een weinig had uitgerekt, in het zelve; deed den lyr der eene aderlating, en bevogtigde het verband dikwyls'met brandewyn. Binnen weinige dagen wierd de ontfteeking geweldig, maar men ging ze een weinig tegen door aderlatingen, ftoovingen, en pappen; en toen ik, na verloop van twaalf dagen , zag, dat de voet met het Heet Vuur was aangedaan, nam ik een beiluit, om de afzetting te verrigten, het welk ik ook den volgenden morgen deed; en, niet tegenftaande 'er, nadat het been was afgezet, een weinig -etter ( een gevolg van de ontfteeking) van zelfs uit den ftomp wierd ontlaft, ging het egter met de geneezing zoo goed, als men kohde wenfchen, O 5 en  en binnen tien weeken was hy volmaakt geneezen. DRIE EN VYFTIGSTE WAARNEEMING. , A. Blachall, een meisje van omtrent vyftien jaaren, met de vallende ziekte bezogt, en lam aan de regter zyde, den arm, en het been, viel in een der aanvallen van deeze ziekte in het vuur, en brandde haar verlamden voet zoo geweldig, dat de beenderen van de teenen, enden navoet, van zelfs afvielen, en die van den voorvoet bloot waren, en fcheenen te zullen afvallen. In zulken toeftand wierd zy gelegt aan de deur van ons Hospitaal op den zeventienden Julius van het jaar 1762., hebbende nog daar en boven eene fleepende koorts , eenen buikloop, en fterke ontlafting uit het been , dat ook gebrand was; want dit toeval was, omtrent tien dagen geleden , gebeurd. De gebrande plaatzen, die zeer onzuiver waren, liet ik naarftig wasfchen met een afkookzel van Alfem, en ftoovingen daarvan op dezelven leggen; maar, dewyl ik meende, dat de afzetting volftrekt nodig was, ftelde ik aan eenige mannen van de kunft myne gedagten voor, en vroeg haar raad, die van allen daar op uit kwam , dat deeze operatie nodig was, maar zy raadden my af, dezelve op myne nieuwe manier te verrigten, dewyl zy vreesden , dat de lyderesfe niet zoude herftellen. Doch, daar ik overtuigd was, dat zy dus des te eerder zoude geneezen, verrigtte ik de ope-  operatie op den drie en twintigften] van dezelfde maand , en in het laatft van de maand Augujlus wierd zy, volkomen geneezen , uit het Hospifaal gelaaten, zynde de ftomp bedekt met een vafte lap vleefch, niet tegenftaande deeze geheelezyde verlamd was, en de vogten by gevolg ook ver van balfemagtig waren. VIER EN VYFTIGSTE WAARNEEMING. Tan Deelan, een arm man, wierdmet een fnaphaan, met hagel geladen, in zyne regter hand gefchooten, en dat van zoo naby, dat de prop in de wond bleef zitten. Dewyl hy, daags na dit ongeval, door den Eerwaarden Deken Massy aan ons Hospitaal wierd aanbevolen, wierd hy terftond in het zelve toegelaaten. . Zyn ping, en ring-vmger, waren afgefchoten, en hingen maar alleen aan een weinig vleefch, en de twee beentjes van de nahand, die dezelven onderfteund hadden, waren ook gebroken, en zeer verfcheurd; en voor het overige was de hagel overal door de hand verfpreid. Ik Teekende het onmogelyk de band te behouden, maar befloot, om bovengenoemde redenen, de afzetting uit te ftellen, tot dat de ontfteeking over zoude zyn gegaan; doch ik fneed egter de twee vingers van de hand af; maakt de wonden wyder; en haalde veel hagel, gebroke beenderen. &c uit dezelve. De ontfteeking, welke volgde, was zeer geweldig, en ging voort tot hoog aan den arm; maar zy wierd verminderd door fterke aderla-  SM 229 tingen, verzagtende ftoovingen , pappen van half gekookte ha vergort, middelen met falpeter. &c.; en hierdoor was in twaalf dagen, dit toeval zeer verminderd ,• en , dewyl ik zeer gaarne een gedeelte van zyne hand wilde behouden , indien het mogelyk was, bragt ik al, wat 'er van de twee beentjes van de nahand nog was overgebleven, te voorfchyn, en daardoor kwam nog veel meer hagel, fplinters. &c. uit de hand, en hy wierd tegen alle verwag. ting geneezen met behoud van twee vingers, en een gedeelte van zyne hand, met het welk hy zyn arm huisgezin door werken nog heeft; Trunnen ftaande houden. VYF EN VYFTIGSTE WAAR. NÈEMING. Zeeker o!Nea l , zeer dronken uit de ftad komende, viel digt by de ftad op den gemeenen weg in een Zand-put, en op zyn regter been viel een zeer groote fteen met zoo veel geweld , dat het fcheenbeen verder, dan drie duimen lengte, op eene deerniswaardige manier gebroken wierd, en eene nog grooter wonde daarby was; ja het been was in zoo ontallyk veele ftukjes gebroken, dat men, lettende op de lengte van de breuk, geruft kon zeggen, dat geen vierde deel van een duim van het zelve geheel was. Hy wierd in een huis gebragt, en ik geroepen. 'Ik maakte terftond een agttien-hoofdig .verband; verwydde de wond; bragt veele losfe ftukjes van het been te voorfchyn; verbond "het met zagt plukzel; en deed hem eene aderlating.  221 Den volgenden dag bragt men hem, op een deur liggende, in de ftad, en verbond hem eenige dagen met zagte middelen, tot dat de ontfteeking wat verminderd was, en toen befloot ik het been af te zetten, dewyl ik het onmogelyk reekende te behouden, en ik durf zeggen, dat elk Heelmeefter, als hy deeze oppervlakkige befchryving van dit geval flegts geieezen heeft, van het zelfde gevoelen zal zyn; en des niet tegenftaande was de Natuur zoo gunftig in dit geval, en verfchafte zulke kragtige hulp , dat deeze man, vier maanden na dit ongeluk, dit been weder kon gebruiken, en, nog „tegenwoordig in leven zynde, tot een getuigen van dit verhaal ftrekken kan. Zoo dat het blykt, dat men, behalven de gemelde redenen, nog een kans meer heeft, die van het grootfte gewigt is voor den lyder, namelyk om, door het uitftellen van de operatie , een geheel lid te behouden. S- 73- Maar, dewyl Faure niet bepaald den juiften tyd, op welken men, na het gekregen ongemak, de operatie moet verrigten; en 'er door dezelve zes weeken lang, of tot dat de toevallen ophouden, uit te ftellen, veele het leven zouden verliezen, zeg ik, dat dit eene zeer onbepaalde, en onduidelyke, uitdrukking is, dewyl, uit hoofde van den aart van zulk een ongemak, veele toevallen, zelfs nadat de voornaame ontfteeking over is, nog moeten aanwezig blyven, by voorbeeld vreemde lighaamen , welke by aanhoudenheid prikkeling verwekken; been-fplinters; eene te fterke ette-  «&< 222 ><& tering &c. In zulke gevallen wagt men te vergeeffch, dat de toevallen verminderen, voordat de oorzaak van dezelven is weggenomen, dat is, voor dat het been is afgezet. Nadat ik derhalven deeze zaak rypelyk heb overwogen, durf ik geruft verzeekeren, dat men in twintig dagen, na het begin van het ongemak , volkomen kundigheid kan hebben van de uitwerking, welke de algemeene ontfteeking heeft verwekt; van den ftaat van het bloed van den lyder; en van zyn lighaams-geftel. &c.; en alle toevallen, welke langer, dan deezen tyd , blyven duuren, moeten door de wond zelfs worden veroorzaakt ; en dan is het tyd , om zonder uitftel tot de afzetting over te gaan. Men moet dan, in vooronderftelling dat de lyder tot hier toe na de regels van de kunft is behandeld, de operatie niet langer uitftellen, opdat de lyder onder dezelve niet bezwyke. Gaat men dus te werk, dan kan men, in plaats van uit drie lyders , die de afzetting hebben ondergaan , omtrent eenen te behouden, byna verzeckerd zyn, van 'er uit twintig bezwaarlyk eenen te zullen verliezen. VYF-  223 ><& VYFTIENDE HOOFDSTUK. Hit Begin, en de Voortgang, van de Afzetting met een Lap. S- 74- Het oudfte berigt, dat men van deeze ope; ratie kan vinden, is in een boek, uitgegeeven door den Heelmeefter Jacob Young, te Lon. den in het jaar 1679, en tot tvtel voerende Currus Triumpbalis ex Terebintbo. Agter dit werk is geplaatft een uittrekzel van een brief, waarin gewag word gemaakt van eene nieuwe manier van afzetting, voorgeflagen door Lowdham, en beltaande daarin, dat men bewaard een lap van het vleefch, en vel, om het einde van den ftomp , tot het bewerken van eene fpoediger geneezing, te bedekken. Maar men vind egter geene blyken van eenen goeden uitflag, op deeze manier gevolgd, en het was niet voor het jaar '1696, dat deeze 1 manier algemeen bekend wierd; want toen gaf I P. Verduin, Adriaans zoon, een beroemd I Heelmeefter te Amfierdam, eene verhandeling : over dit onderwerp in de Latynfcbe taal in het I licht; en het is niet onwaarfchynelyk, dat hy 1 daartoe aanleiding kreeg door het boek van i Young , door middel van Engelfche leerlingen; j doch, als dit zoo heeft plaats gehad, dan han;] delde hy niet edelmoedig met den naam van i den uitvinder te verzwygen. Maar het zy hier I $ede gelegen, zoo als het wil, dit is zeeker, dat  # dat zyns befchryving van en toeftel tot deeze operatie, zeer omftandig, en van grooten oiö. flag is. I 75- Zyn oogmerk met deeze manier was groóter, en ftrekte zich verder uit, dan dat van den. eerften uitvinder, die zich daarmede alleen voorftelde, de geneezing te fchielyker te doen voortgaan, en den ftomp te bewaareh voor pynên na de operatie , door dat de beenderen met vaft vleefch bedekt wierden; want daar tegen ftelde Verduin zich voor, niet alleen , dat de deelen zich fchielyk zouden vereenigen door inmonding, zonder eenige ettering, maar ook dat men, door den lap vleefch tegen het einde van den ftomp aan te leggen, zoude ontheeven worden van de noodzaaklykheid, om de bloedvaten te onderfcheppen, waarna men zeer dikwyls had verlangd. Men moet toeftaan, dat deeze manier wreed was, en veel tyd vereifchte; en daar was niets, dan de goede uitflag, of verwagting, die daar tegen konde opweegen. Om daaraan te voldoen , floeg hy voor verfcheide Iedere riemen &c., ten einde het doorgefnede vleefch wel vereenigd. te houden tegen het afgezaagde, been. Maar, als men alles nauwkeurig onderzoekt, dan zal men vinden, dat deeze manier, onaangezien den lof, welken Ruysch, Manget, en anderen, aan dezelve gegeeven hebben, weinig voldeed aan de verwagting, welke derzelver verwonderaars, en elk ander menfch, van de selve hadden. Verduik zegt, dat hy de ope-. ratie  ratie verrigtte in het Gafthuis te Amjlerdam, eü dat de man genas. Ruysch verhaalt, dat dé fchoonzoon van Viskduin dezelve aan een jon? geling van zeftien jaaren met een éven goed gevolg verrigtte; én van Vloot, n deed ze aan een' derden, ook met een' goéden uitflag. §. 76. Tn het jaar 1702 flelde Sabourin van Genevé èene foortgelyke operatie voor aan de Koninglyke Academie der Wetenfchappen, en hy bepaalde dezelve niet alleen tot de plaats , op Welke men gewoon is dé afzetting te doen, maar raadde ze zelfs aan , als men een lid in de geleding afzette. De leden van deeze Academie waren esner zoo voorzigtig, dat zv hun oordeel opfchortten , tot dat deeze bt fpiegeling door de ondervinding zoude zyn beveiligd. Dien Vö gens wierd aan een lyder in het Hoipitaai de la Char.tè deeze operatie verrigt i maar hy ftierf; en hoe zeer de berichten vaiï de Heeren Du Vern^y en Mjvry, die het oog over d'-eze behandeling gehad hadden, deze.vé niet geheel veroordeelden , i? het egter eene bekende zaak, dat zy naderhand in Frankryk nooit weder is verrigt. ?• 77- Maar, indien dé drie hier bovèn gëzegde lyders zich na deeze operatie wel bevonden, waar komt het dan van daan, dat zy niet algemeener in gebruik is? Eene nlanier, welke zoë duidelyk bleek boven anderen den voorrang te verdienen, kon, indien zy wel gelukte, nadat p zy _  «$ hloedftorting, moet men egter toeftaan, dat zy daaraan veel deel had " Hierdoor geleerd zynde, deed hy twaalf jaaren daarna de afzetting met een lap, volgens de manier van Ra va ton * aan een Soldaat van het Regiment voetvolk van den Koning, maar hy onderfchepte dearm-flagader, en de lyder was in agt en twintig dagen volkomen geneezen : hy fpreekt egter niet, gelyk hy ook zelfs doet opmerken , van den toeftel, en van de manier van verbinden , eene zaak , welke egter van zoo veel belang is by zulk eene omftandigheid. De derde operatie, welke hy op deeze wyze verrigtte , wierd gedaan aan het been van een ander Soldaat van het zelfde Regiment. Nadat hy de bloedvaten had onderfchept, liet hy de draaden zeer lang blyven, en omringde ze na behooren met drukdoeken , vervolgens lag hy het verband op de gewoone wyze aan, in plaats van de manier van Verduin te volgen, welke hy ter deezer plaatze verwerpt. Vervolgens zegt hy: „ Ik veranderde dit verband niet voor den „ vierden dag, en toen zag ik , dat de lap vaft zat, ,, en merkte aan dezelve eene maatige warmte". In een woord, de lyder was in zeven en twintig dagen volkomen geneezen. „ Ik weet wel (zegt hy verder) „ dat fomrnige Heelmeefters van ,, Regimenten deeze operatie hebben verrigt, maar, „ dewyl zy de manier van Ver duin al te nauwkeu„ rig volgden, hebben zy daar geenen goeden uitflag „ van gezien. Ik ben overtuigd, dat de verander in. „ gen, welke ik in dezelve reeds heb gemaakt, van ge» wigt ztyn; en ik zoude \r nog meer maaken, in»> dien ik de operatie weder moeft verrigten". ff. 79-  229 §• 79- Hier uit zoude men meenen te moeten geloo. ven, dat Garengeot deeze operatie tot eene zeer groote volmaaktheid had gebragt , maar Louis Heeft wat verder in dat zelfde werk geplaatft eene verhandeling, waarin hy toond in dit ftuk veel van hem te verfchillen; en daar en boven kan een ieder, die zyne andere fcbriften geleezen heeft, en weet, hoe begeeng hy is na roem, en hoe buiten gemeen veel moeite hy doet, om een ieder te doen opmerken de •waarneemingen3 en aanteekeningen, doorhem gedann, enter nedergefteld; hoe wydloopig hy zelfs de geringfte zaak, welke tot gevallen, door hem waargenomen , betrekking heeft , befchryft, gemaklyk zien, wat een gvoor onderfcheid 'er is tusfchen dezelven, en de verhandeling, van welke ik thans fpreek: daar fpreekt hy met het grootft vertrouwen; hier met veel twyfeling ; daar beflaat eene befchryving van eene bolle zwelling van de bekleedzelen van het hoofd (zie zyne Heelkunde 2de Deel) door eenen val veroorzaakt, by welke by befchryft, hoe zy te onderkennen is van eene breuk van het bekkeneel (eene verwonderlyke zaak!) drie of vier bladzyden, daar hier in tegendeel het verhaal van drie onderfcheide afzettingen, met zyne verbeteringen, en den uitflag &c. bezwaarlyk zoo veel plaats beflaat! maar men heeft reeds langen tyd getwyfeld, of alles, wat die Heer verhaald, wel waar is; en daar zullen weinige menfchen gevonden worden, die niet met verwondering, en verbaasdheid, leezen zullen zyn verhaal der geneezing van eenes mans neus, die was afgebeten, vertrapt in een goot, en P 3 eSter  <8> ontfteeking voegde , voor dat zy genazen; en dat ik fomtyds by anderen, welke gehegt moeften worden, om na behooren te kunnen geneezen, en eenlelyk lidteeken voor te komen, in beide deeze oogmerken wierd te leur gefteld; ja dikwyls zag ik zulk eene geweldige ontfteeking ontftaan, en vond de lippen van de wond zoo gezwollen, dat de hegtingen doorfcheurden. Hierom ging ik in veele gevallen zoo verfchillend van de gewoone manier te werk, dat ik de hegtingen by groote wonden niet eer verrigtte, voor dat de ontfteeking over was gegaan, en my intusfchen te vrede hield, met de lippen der wond door zagte wieken , en een los aangelegd verband, digt bv elkander te houden; , en dit was fomtyds van dat gevolg, dat de hegting in het geheel onnut wierd; maar , als ik my egter van dezelve bedienen moeft, dan beantwoorde zy volkomen aan de verwagting. Uit dit alles wierd ik ten vollen overtuigd, dat bet niets anders is, dan een hersfenfchim, en volkomen jlrydig met het geen de Natuur gewoon is te doen, te zoeken eene geneezing door inmonding, zonder voorafgegaane ettering , en door eene onmiddehke zamengroeijing. Ter tyde der ontfteeking is het, al heeft men zulks algemeen geloofd, de tyd nog niet, om op eene vereeniging der vaneengefcheide deelen te hoopen, maar dit gelukkig oogenblik volgt op de ettering, en gaat niet voor dezelve. Dus is het, zeide ik by my zeiven, ook gelegen met het afzetten met een lap; men heelt namelyk eene vereeniging gewagt ten tyde der ontfteeking; en uit dien hoofde was het niet te verwonderen, dat de verfch afgefnede lap, door  doordat Zy tegen de ruwe, en fcherpe, ein* den van een, zoo even afgezaagd, been fterk wierd aangedrukt, de gevaarlykfte toevallen verwekte; dat de lyder overleed, terwyl de ontfteeking nog plaats had; dat de lap verftierf; of gebeurde het, dat de lyder door een buiten gemeen goed lighaams - geftel dit alles overleefde, dan wierd de geneezing verder op de gewoone manier ten einde gebragt, dat is, de lap ging eerft geheel verloren. Ik wierd des te meer beveftigd in de deugdelykheid van deeze redenering, door dat ik zag. dat gezwellen , die in een vlies befloten zyn ; alle zoorten van kropklier-gezwellen; en in een woord alle ongemakken, by welke men. Of als zy ontftonden , of als zy geopend wierden, of ook na dien tyd, weinige blyken van ontfteeking zag, niet dan zeer moeijelyk geneezen wierden : ja door op de onderfcheide trapnenvan ontfteeking te letten, ben ik in ftaat gefteld, om met zeekerheid vooraf te kunnen zeggen, hoe veel tyd 'er met de geneezing zal verloopen. Uit dit alles was ik voor my zeiven verzeekerd, en het moet ook aan een ieder zoo voorkomen, dat de manier van behandeling, welke Verduin, Sabourin, Garengeot , en anderen , hebben voorgefteld, dewyl zy op valfche grondbeginfelen fteunde, nooit anders kon gelukken, dan met verlies van den lap. §. 82. Tndien nu mannen van bekende bekwaamheid, hoedanige de bovengenoemde zyn , met nrïer verzeekering, dan waarheid, niet al-  leen gezegd, maar zelfs befchreven, hebben hun regt, datzy, hoezeer ongegrond, op deeze operatie meenden te hebben, dewyl zy begrepen , hoe veel hunne roem daar door moeft vermeerderen; moeten wy ons des te minder verwonderen, dat menfchen, die byna niet verder, dan de plaats, op welke zy verkeeren, bekend zyn, andere zagtjes in het oor luifleren, wat regt zy op deeze eer hebben. Dus is het gelegen mee eenen brief, gefchreven aan den beroemden Ontleedkundigen den Heer Cleghorn , die ook de vriendelykheid gehad heeft, om my denzelven te laaten leezen. : De opfteller befchryft niet alleen de afzetting van een deybeen met een lap, maar ook den goeden uitflag, daarop gevolgd, met zoo veel deftigheid, als of alles waar was. Hy zegt, het been was bedekt (ik meen) in vier dagen, en de jongen binnen veertien dagen geneezen. De vrienden van een ander beroemd Heelmeefter hebben ook, waarlyk met meer yver, dan opregtheid, gezegt, dat hy deeze operatie drie maal met een' goeden uitflag had gedaan; en egter heeft men tot hiertoe niet getragtdeeze waarneemingen openlyk te bewyzen: maar die Heer is zoo opregt geweeft, om my te betuigen, dat die eer, welken zyne vrienden hem wilden aandoen, hem niet toekwam. Om zich op zulk eene wyze roem te verwerven, behoefd men weinig moeite, of naarftigheid. te hefteden; dus heeft, by voorbeeld, de beroemde Ferrein , een Lid van de Academie der Wetenfchappen , aan zyne leerlingen geklaagd, dat de ontleedkundige ontdek-  dekkingen, het oog betreffende, welke ik in myne Verhandeling over de Catarafta, als aan my toebehoorende, heb bekend gemaakt, in de daad uit zyne lesfen overgenomen waren. Wel is waar, dat men op eene befchuldiging, door zulk een deugdzaam , en braaf man, als hy is, gedaan, haait zoude beginnen te twyfelen, of ik wel na waarheid de zaak had opgegeeven; doch, daar ik my zeiven aan zulk eene verkeerde handelwyze onfchuldig ken, kan ik dit gemakkelyk ophelderen. Dat hy deeze byzondere ontdekkingen, op welke ik zeg regt te hebben, nooit, ten minften niet in de jaaren 1747» 1748 en 49,heeft aangeweezen , kunnen zeer veelen getuigen,en dat hy ze nooit befchreven heeft, is iets, dat elk een weet. Langen tyd, voordat ik die Verhandeling in het Jicht gaf, toonde ik deeze zaaken aan eenige tydgenoten , van welken ik in zonderheid noem den Geneesheer ïobin van Nantes, die de fraaye lesfen in de Ontleedkunde van deezen Heer met groote naarftigheid heeft bygewoond, en die nooit droomde , dat hy daar eenig regt op had. Myn geleerden, en fchranderen, vriend, Dr. Camper, wien niemand in bek waamheid,en kennis,omtrent het maakzel van, en de Schryvers over, het oog overtreft, gelyk blykt uit zyne geleerde Verhandelingen over dit zintuig, overtuigde ik egter door herhaalde ontledingen, van de waarheid van myne ontdekkingen, en de juiftheid van myne nieuwe befpiegeling omtrent de Catarafta. Zouden aan dien Heer, die toen van Paryykwam, en dat ra my, zulke ontdekkingen, en dat wel betreffende een van hem bepunftigd onderwerp, hebben kunnen ontfehie- ten ?  Hö ><£ ten? Zoude een Lid van eene Academie, êfi een beroemd Hoogleeraar in de ontleedkunde, die de watervaten van het oog befchreven heeft, deeze ontdekkingen, welke tot het maakzel van het oog zelfs betrekking hebben , met ftilzwygen voorbygaan? Maar, om een einde van zaaken te maaken, ik ben te vrede, dat men hem houde voor een ftilzwygend ontdekker van deeze doolhoven der Natuur; doch men verdenke my niet van eene flingfche handel wyze, tot welke ik nooit in ftaat was. ZEVEN EN VYFTIGSTE WAARNüEMING. In de maand Maart van het jaar 1759 zetté ik, omtrent agt mylen ver buiten deeze Stad, van zeeker Heer eenen arm af. Door eene goede behandeling was een groot gedeelte van het vel bewaard gebleven by het doen der operatie, en, toen men den ftomp verbond, was het been meer, dan een half duim, laager dan de oppervlakte van de wond. Toen de ontfteeking voorby was, en de ettering naar behooren voortging, dat is, omtrent op den elfden dag, lag ik dit overgehouden vel, in plaats van het zelve, en het been , als twee onderfcheide wonden te behandelen , gelyk ik tot hiertoe had gedaan, tegen het einde van het been, en binnen vier en twintig uuren was het volkomen vereenigd. Ik verliet hem den zeventienden dag , wanneer zyne wond van zeer weinig belang was, en welke ik daarna ook nooit weder verbond. Hy is tot op deezen dag gezond. §• 83.  §• 83- Doch om ten vollen overtuigd te zyn, dat de tyd der ettering de eenigfte tyd is, op welken men de vereeniging van de .van elkander gefcheide deeien kan beproeven, en ten duidelykfteiï te bewyzen, wat de rede was, waarom deeze operatie niet gelukte, hoe dikwyls men dezelve ook tragtte te verrigten, als ook om overtuigend te doen zien het regt, dat ik op deeze ontdekking heb, nam ik de volgende proef, welke ik hoop , dat men niet voor wreed zal houden, of voor onvoorzigtig aanzien. AGT EN VYFTIGSTE WAARNÜEMING. CathArina Cronen, eene arme vrouw, digt by Killmaloc woonende, kwam in de maand Februar. van het jaar 1760 in ons Hospitaal, het welk toen nog niet lang geleden was opgerigt. . Zy had eene borft, welke deerlyk met kanker was bezet, en aan de bygelege deelen zeer vaft zat: ik nam dezelve weg in byzyn van veele mannen van de kunft. Ik vulde de wond overal op met zagt, en droog, plukzel, uitgezonderd alleen aan het onderfte gedeelte , alwaar ik een ftukje vel bewaard had, het welk ik tegen de bloote ribben aandrukte door middel van een weinig zagt plukzel, aan den buiten kant daaf tegen aan gelegd, ten einde in het vervolg daarna te kunnen zien, zonder dat ik aan iemand van hen ? Q diltf  242 ><& die 'er by tegenwoordig waren, hier iets van liet blyken. Toen de ettering op alle andere plaatzen na behooren voortging, zag ik, dat de vetrok hier was verfmolten, dat het vel dun, en wankleurig, was, en een dun, bloedig, vogt ontlafte: eindelyk fneed ik het weg. §. 84. Nadat ik dus door proeven de afzetting met een lap had tot ftand gebragt, en alle verhinderingen, welke tot hiertoe den gelukkigen Uitflag hadden verydeld, had uit den weggeruimd, begon ik met aandagt te overwegen het verfchil, dat in de manier van uitvoering plaats had, benevens den toeftel, en het daarby nodig verband, ten einde deeze operatie minder pynelyk en minder langdurend, zoo als ook algemeener, te maaken, dan die, welke Verduin, Garengeot, en Heister, befchreven hebben. Die van Ravaton, Vermale, en La Fayë, by het afzetten der dey , zyn voorzeeker pynelyk,en tenhoogften verfchrikkelyk. Ons beroep verpligt ons dikwyls,en wel den meeften tyd, by ongelukken, die het menfchdom overkomen, wreed te zyn, om nuttig te wezen, maar men moet egter, zoo min wreed zyn , als het des lyders omftandigheid gedoogd; en in de volgende Hoofdftukken zal ik de manier, van welke ik my tot dit oogmerk bediend heb, benevens de operatie zelve, het verband, en de geneezing, befchryven. ZEVEN-  ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Van de manier, om deeze nieuwe operatie te verrigten aan een Been, benevens het Verband, en de verdere Behandeling. ■§• 85. Volgens de manier van Verduin was men gewoon, de vleefchige deelen tot aan den Pees van Achilles door te fnyden; en, nadat het been was afgezaagd, indien de lap te groot was, een ftuk van denzelven af te fnyden, even of men menfchen-vleefch kon af en doorfnyden, als laken, en linnen! Ten einde deezen lap tegen het ontbloote been aan te houden, verzon hy verfcheide ledere riemen, en werktuigen, die van zeer veel omflag waren voor den Heelmeefter, en pynelyk voor den lyder. f Maar, daar ik in het voorgaande HoofdltuK heb getoond, dat de waare oorzaak, om welke deeze operatie geen goed gevolg had, beftond daarin, dat men eene vereeniging van deeze deelen zogt te bewerken op deezen tyd ; en ik bepaalen wilde de juifte grootte, welke de lap hebben moeft, befchouwde ik deeze operatie, als geheel nieuw, en befloot geen' anderen leidsman te volgen, dan de rede, en ontleedkunde, overeenkomftig het zeggen van den Digter. Nullius addiiïus jurare in verba Magifiri. d x §. 8$.  §. 86. Nadat ik aan zeer veele beenen de dikte der kuiten gemeeten had, vond ik, dat men by mansperfoonen in het algemeen als een midden maat reekenen moeft vyftien duimen, zoo dat demiddellyn, vooronderfteld zynde, dat hier een volkomen kring was, zoude zyn volgens Euclides 5jduim, welke ik meende, dat men moeft behouden lager dan de plaats, daar het been zoude worden afgezet, ten einde te behouden een lap, die groot genoeg was, om den ftomp te bedekken. Maar, daar zulk een groote lap vleefch deeze operatie alleen in weinige gevallen uitvoerlyk zoude maaken, en dus dezelve beletten, dat algemeen nuc aan te brengen, dat ik hoopte, dat zy zoude verfchaffen, begon ik te denken op middelen, om ze in meer gevallen te kunnen in het werk ftellen. Na derhalven eenige beenen doorgezaagd te hebben op de plaats, alwaar de afzetting doorgaans word verrigt, en te hebben gemeeten den middellyn van de twee beenderen te zamen, begreep ik, dat omtrent 3! duim kon gehouden worden voor een maat, die in het algemeen by volwasfe menfchen zoude voldoende gevonden worden. Indien men derhalven, zeide ik by my zeiven , het vel, en de fpieren, fchuins doorfnyd tot omtrent drie duimen, of ten hoogften drie duimen en een half, beneden de plaats, daar de afzetting moet gefcbieden, en fchuins voortgaat, tot dat men aan het been komt ter plaatze, daar deeze operatie moet worden verrigt; en het overige vel en vleefch dan in het ronde aldaar  daar doorfnyd, zal 'er een lap overblyven, die groot genoeg is, om de einden der beenderen te bedekken. Dus zullen, dagt ik verder, de Heelmeefters in ftaat worden gefteld, om deeze operatie te verrigten overal, waar de afzetting nodig is, en dan zal men ze even fpoedig kunnen in het werk ftellen, als die manier, volgens welke men twee infnydingen maakt, en zy zal met geen meer pyn gepaard gaan. S- 87. Toen ik dien volgens tot een proef aan een lighaam deeze operatie verrigtte, zag ik , dat de lap wat te kort was, uit hoofde der dikheid van de kuit-fpieren, maar toen ik de proef weder nam aan een ander lighaam, en vooraf zoo veel van het vel, als my mogelyk was, had te rug getrokken, zag ik, dat een lap van drie en een half duim groot genoeg was, als men lette op het fmelten van den vetrok, en het celagtig weefzel der fpieren, door de ettering, dewyl daardoor de dikte van het vleefch veel minder word, maar de lap in lengte niet verheft. Men moet egter niet meenen, dat deeze regel in alle gevallen doorgaat,- want, als een lid zeer is uitgeteerd, zal ook een kleiner lap van het vel in ftaat zyn, om de einden der beenderen te bedekken, dan wanneer het dik, en wel in het vleefch, is. Vervolgens heb ik ook nog ontdekt, dat, als men, behalven dat men vooraf het vel heeft te rug getrokken, ook onder het doen der kringswyze mede zorg draagt een weinig van het vel aan den voorkant van het been te beQ 3 hou»  246 houden, het welk gemakkelyk kan gefchieden, door het te rug te laaten strekken, terwyl deeze infnyding word gedaan, een lap van drie duimen lengte voorzeeker groot genoeg zal zyn. Hoewel ik, binnen agt maanden, deeze operatie drie maal gelukkig heb verrigt, en nooit gemeeten, maar alleen met myn oog bepaald heb, hoe veel vleefch ik meende te bewaaren, was ik egter, eene week na eike operatie, nieuwsgierig genoeg om elk van deeze lappen te meeten. De eerfte, die ik onderzogt, was aan den buiten kant drie en een balf duim lang van het einde van den lap tot aan de kringswyze infnyding; en twee en een vierde duim van den binnenften rand van den lap toe aan het been: hoe zeer dit been ganfeh niet van de dunften, maar in den omtrek veertien duimen dik was , was deeze lap egter groot genoeg, om het einde van den ftomp te bedekken. In het tweede geval was de lap aan den buiten kant drie duimen lang, en aan den binnen kant niet volkomen twee. Het been van dit vrouwsperfoo'n was dunner, dan van den eerften lyder, maar de twee beenderen waren egter eer dikker, en vafter: de ftomp was in den omtrek twaalf duimen. In het derde geval was het been tot zulk eene hoogte verbrand, dan men geen grooter lap, dan van twee en een vierde duim, kon maaken ; en aan den binnen kant was hy maar van een en een half duim; en egter wierd deeze ftomp ook volkomen bedekt met een goed kusfentje van vleefch, en vel. Het lid was zeer uit-  uitgeteerd, en de ftomp was niet volkomen tien duimen in den omtrek. Omtrent agt maanden, na haare geneezing, wierd dit meisje door een kwaadaartig foort van kinderpokjes aangetaft, en weder in ons Hospitaal aangenomen, in het welk zy ook overleed. Ik maakte van haar lighaam een geraamte, en vond, dat de middellyn der twee beenderen, tezamen genomen, aan het einde van den ftomp, was twee en een half duim. Uit dit alles maak ik derhalven op dit befluit, dat een lap, die tusfchen drie, en drie en een half, duim groot is , voor de beenen van volwasle menfchen doorgaans groot genoeg zat zyn; dat dezelve zelden kleiner moet zyn, dan drie, en nooit grooter, dan drie en een half, duim- §. 88. Dit nu vooraf gezegt hebbende, gaa ik verder voort tot het geen vervolgens moet worden gedaan. , Indien het dan zeeker is, dat een been moet worden afgezet, en de lyder is een mansperfoon, dan moet het hair van de knie af tot aan de plaats, alwaar het been moet worden afgezet , afgefchoren worden, want daardoor zal de lyder van veel ongemak by het verbinden worden bevryd. Daarna moet men het vel vry hoog naar boven haaien, en een fmallen band, redelyk vaft opgerold, en met zyn buitenfte vouw vaft genaaid aan het midden van een zwagtel, die omtrent twee duimen breed, en een el lang, zyn moet, leggen in de buiging van de knie op de flagader, en den zeiven, q 4 door  248 door den zwagtel om de knie te winden, aldaat vaft op zyne plaats doen blyven. Indien het eene einde van den zwagtel doorboord is, zoo dat 'er als t'ware een foort van vereenigend verband door word gemaakt, zal men dien gladder kunnen omwinden. De flagader moet vervolgens of met het Tourniquet van Petit, of met het gemeene, na behooren worden toegedrukt; ik heb met beide de operatie verrigt, en verkies in dit geval het gemeene, dewyl door de egaale drukking rondom het lid minder bloed verloren word, dan andersins: maar het verfchil is egter zoo groot niet, dat men het een volftrekt boven het ander moet verkiezen, en derhalven kan men de keus veilig aan den Heelmeefter overlaaten. Men moet den lyder zetten op een üoeï, of een laage tafel; ik zoude voor my verkiezen een tafel, die omtrent twee voeten hoog was, dewyl het been eenigzins moet worden opgeligt. De geheele toeftel moet in orde geroed worden gelegt,en die beftaat in een regtfcherp mes, waarvan het lemmer redelyk lang moet zyn, en het welk een fcherpen punt moet hebben,- in het mes, dat men altoos by het afzetten gebruikt; in een zaag; en eenige weinige naalden, voorzien van platte, met wafch beftreke, draden, en van onderfcheide groot, te. Dan moet men het been opligten omtrent een voet hooger, ais horizontaal, en binden om het zelve een' fterken band, omtrent een duim breed, vry vaft ter plaatze, daar men het beenmeend af te zetten; en, indien de lyder dan een weinig agter over legt, zal men het been des te gemakkelyker kunnen opligten. §. 8o.  §. 89. Vervolgens moet men met een pen aftekenen de plaats, van waar men de infnyding wil beginnen, het welk, by volwasfe menfchen moet zyn ten minften drie duimen van de plaats, daar men het been zal afzaagen; daarna met het regte mes fchuins fnyden van dit punt tot aan, of digt by, het been, eindigende by den band, die om het been gedaan is; en dan met het zelfde, of het kromme, mes by de afzetting gebruikelyk, het overige vleefch fchielyk in het ronde doorfnyden. Ten einde dit eerfte gedeelte van de operatie met meer gemak voor den Heelmeefter, en meer nut voor den lyder, zoude kunnen verrigt worden , moet hy letten , dat, indien het linker been zal worden afgezet, hy zich plaatze tusfchen de beenen van den lyder,- en indien het regter, dan aan den buiten kant van het been ftaa. De rede hiervan is gemakkelyk te bevatten, want men kan met de regter hand niet werken zoo, dat men naar behooren kan zien, of de operatie goed beginnen, als alleen in deeze plaatzing. Dan moet men neemen den gefpleten doek, waarvan de twee einden kruiswyze over het fcheenbeen moeten gaan, terwyl met het eene einde de lap naar agter getrokken word. Alhoewel fomrnige Heelmeefters den gefpleten doek in de gewoone manier van afzetten afkeuren, is die hier egter volftrekt nodig: ten dien einde moet men den band, die om het been gedaan is, eerft wegneemen. Is 'er dan nog eenig vleefch niet doorgefneden overgebleven, dan moet men dat afzonderen met het regte mes, Cl 5 het  het been-vlies in het ronde doorfnyden, en naar boven fchrappen, volgens den raad van den Hoogleeraar Monro, en dan den band, die tusfchen de beenderen is, doorfnyden. Vervolgens moet men het been doorzaagen; maar, hoe de Heelmeefter ook geftaan mag hebben, toen hy de zagte deelen doorfneed, hy moet altoos tusfchen de beenen van den lyder ftaan, als hy de beenderen doorzaagd. Zoo dra met de zaag een merk in het fcheenbeen gemaakt is, moet men zonder fterk te drukken, en vaardig, over beide beenderen voortgaan, en aanhouden met zaagen, tot dat zy zyn doorgezaagd. Dus zullen de tanden van de zaag niet gekneld worden tusfchen de beenderen, en de Heelmeefter niet belet worden in zyn werk, maar de doorgezaagde beenderen zullen glad, en de operatie fpoedig verrigt, zyn. §. 90. Als het been is afgezet, moet het Tourniquet een weinig worden los gedraaid, en de voorfte, en agterfte, fcheenbeens, en tusfchenbeenfche, flagaderen zorgvuldig worden onderfchept. Als het vleefch dun, en niet zeer vaft , was, heb ik meer dan eens eenen band rond om het been gelegt, waarin de flagader ook was bevat. Maar, als men zich, in plaats van de vaten te onderfcheppen, bediend van den Eiken-zwam, of de Bovifi, op welke ik meen, dat men zich ook veilig kan verlaaten, als een been , of de voorarm, is afgezet, dan moet men zorgdraagen, dat deeze middelen vaft aan de vaten kleven, voordat men het verband  band aan den ftomp doet, en dat zy onder het aanleggen van het zelve met verfchuiven. Maar het is onnodig, de vaten, welke zich door de kuit-fpieren verfpreiden, by het doen deezer operatie te onderfcheppen. Nadat men voor het ontftaan ^««VïSk ftorting wel heeft zorg gedragen, het welk men kan ontwaar worden, door het TnmpX een weinig los te9m t'mtiïpli ! •• . • i.'Vj* > §. 105. Dewyl ik rypelyk heb overwogen alles, wat mee eenige mogelykheid deeze nieuwe manier van afzetting zoude kunnen hinderlyk zyn, of ten minften den uitflag van dezelve twyfelagtig maaken, kwam my dit voor, eene zaak te zyn, voor welke men rede had zeer te vreezen ,• maar de ondervinding, op welker geleide men zich het veiligft kan verlaaten, heeft deeze zaak ten vollen opgehelderd. Want by Kennellv , aan wien ik het eerft deeze operatie verrigtte, nam ik eenen draad weg op den vyftienden, en eenen anderen op den zeventienden, dag, dat is den tweeden, en vierden , dag, nadat de vereeniging gefchied was, zonder dat dezelve eenig nadeel daardoor leed. Ik meende in de daad, dat alle de hegtingen waren weggenomen, voor dat men den lap tegen den ftomp had aangelegd, en egter zag ik op elk van die dagen iets wits,gelykende na dikke etter,en zich vertoonende aan de opening van de wond, het welk, nadat mén het met veel gemak had Weggenomen, bleek te zyn een draad, die om een vat gezeten had, afgevallen was, en door de natuur, zonder eenige pyn , of ongemak, was voortgedreven. Hierdoor blykt het derhalven, dat de onderfchepping der vaten na deeze operatie in gee'nen deele de gereezing kan beletten; maar indien men, ia plaats van de onderfchepping, ach bediend van de Eiken-zwam, of Bovift, by  by voorbeeld aan een been, of den voorarm, kan men gemakkelyk aantoonen, dat men daarop veel beter vertrouwen kan, dan als men van de gewoone manier van afzetting heeft gebruik gemaakt. Ja ik heb weinige rede om te twyfelen, of zagt plukzel, en bloem van meel, zal alleen in ftaat zyn, om bloedftortingen in zulk een geval te ftuiten ;' dewyl de behandeling van den lap, en de aart van het geheele verband, zoo is ,dat alles zamenloopt, om teyerichaffen eene zagte, en teffens vafte, drukking, welke zoo nodig is, om den doorgang van het bloed door de doorfnede flagaderen te beletten. VIERDE TEGENWERPING. Men verheft, zonder twyfel, meer bloed by het verrigten van de afzetting met den lap , dan volgens de gewoone manier. §. 106. Niet tegenftaande 'er meer bloed fchynt verloren te gaan by het afzetten volgens onze manier, dan wanneer men volgens de gewoone manier te werk gaat, zal egter een weinig over weeging ons ras doen zien, dat dit eer voordan nadeelig voor de operatie is: want men kan maar alleen drukken de dey-flagader, en al het overige bloed word voor het grootfte gedeelte, zelfs als men volgens de gewoone manier te werk gaat, verloren. De lap maakt, wel is waar, dat deeze vaten langer blyven, en is dus oorzaak, dat de bloedftorting zwaarer Ichynt, maar des niet tegenftaande kan men S 3 egter  ®< 278 ggt-er aantoonen, dat de lyder niet meer bloed yerliefl op den zelftjön tyd door deeze manier, dan door de gewoone manier van afzetten: het onderfcheid beflaat alleen daarin , dat volgens de laatflgenoemde manier het bloed blyft in het sfgezefte deel, en by het verrigten van de operatie volgens de andere op den grond loopt. Maar het is 'er zoo ver van daad, dat dit voor den lyder nadeelig zoude zyn, of hem verzwakken, dat het in tegendeel zeer veel nut doet, dewyl daardoor het bloed beter kan omloopen, en de ontfteeking van den lap en ftomp langzamer voortgaat, en minder pynelyk is; even als men dageiyks by wonden ziet, dat zy, hoe meer bloed uit dezelven, by het toebrengen, word ontlaft, des te gemakkelyker, en fpoediger, geneezen. $• i°7r Nadat ik derhalven alle vooronderftelde ge•breken van deeze operatie onpartydig heb onderzogt, en ten vollen beantwoord aan alle tegenwerpingen, welke met mogelykheid tegen dezelve kunnen gemaakt worden, zal ik nu op dezelfde wyze aantoonen de voordeelen, welke zy in veele opzigten boven de gewoone mahie'r heeft, ten einde dezelve volkomen te doen ftand grypen. Als men volgens de gewoone manier de operatie verrigt, heeft men, behalven het gevaar, waaraan zy den lyder dadelyk bloot fteld, en het welk aan alle zwaare operatien eigen is, nog voor veele andere zaaken te vreezen; en wel Veor Eirjl moet de groote oppervlakte, ' welke  welke geheeld moet worden, zeer veel tyd vereifchen, eer zy geneezen is, en daardoor moet, hoe zagt men de wond ook behandeld, pyn veroorzaakt worden, en koorts ontftaan, waarvan in kwaade lighaams geitellen het gevolg zeer droevig zyn kan; en ten minften moet de lyder door de ettering verzwakt worden. ■ , , Ten Tweeden word, door het langen tyd open blyvenvan de wond, het been dikwyls aangedaan, en dit veroorzaakt affchilfering; en wat Heelmeefter is 'er, dieniet weet, hoe veei tyd daartoe vereifcht word ? Ten Derden verloopt 'er veel tyd, voor daö het been bedekt word, en dit bekleedzel is dan nog zoo dun, en teder, dat de geringfte koude, en vooral vorft, hetzelve zeer fterk aandoet, ja de laatfte dikwyls oorzaak is, dat het weder open breekt.. Ten Vierden fteekt het been dikwyls ver buk ten het vleefch uit, vooral als het dey-been is afgezet, en dan is men fomtyds verpligt geweeft, om het voor de tweede, en derde, maal af te zaagen. By welk alles men nog voegen kan, dat men voor eene te .fterke ettering te vreezen, heeft, vooral in Hospitaalen, of andere plaatzen , in welke veele zieken in eene kleine ruimte liggen. §. 108. Maar als men deeze nieuwe manier volgd, dan word de wond in tien, of twaalf, dagen oppervlakkig, waar door men voor weinig pyn meer te vreezen heeft; en de einden der beenS 4 de'  «§» defen worden zoo wel bedekt met een kusfentjevan vleefch, dat men voor geene affchilfering behoefd bekommerd te zyn, en nog veel minder voor pyn, als het vrieft. De gewoone manier maakt, dat men, al is een ongemak tot den voet bepaald, het been digt by de knie moet afzetten, dewyl men dan een' houten been daar onder zetten kan ; maar volgens onze manier kan men veel laager de afzetting doen,. dewyl het einde van den ftomp kan ruften in eene holligheid, welke men in een door kunft gemaakt been kan doen vervaardigen , hiertoe word men in ftaat gefteld door het vleefch van den lap, die als tot een kusfèntje dient; en men zal het been even eens, als voorheen, kunnen buigen, en uitfteeken. Maar daar is niets, dat beter bewyft de voordeden van deeze manier , als deeze eene aanmerking , dat het einde van het been zeer goed met een vaft beenvlies bedekt word ; en, dewyl dit eene zaak ik, waar in het algemeen zeer veel belang heeft, zal ik hier plaatzen dat geval, het welk ik twee jaaren geleden in druk heb uitgegeeven, en waarvan het oorfpronkelyke opftel geteekend is door drie Geneesheeren , en twee Heelmeefters. NEGEN EN VYFTIGSTE WAARNEEMING. A. Blachall, welkers geval verhaald is in de drie en vyftigfte Waarneeming, kreeg eenige maanden, nadat zy geneezen was , zamenvloeijende pokjes, en wierd toen weder in ons Hospitaal aangenomen, alwaar zy ftierf op den agtften dag. Uit  28l ><§» Uit nieuwsgierigheid om te weeten, hoede lap, en ftomp, met elkander waren vereenigd, nam ik deeze ten hoogden onaangenaame gelegenheid waar, d^wylik twyfelde, of my wel ooit weder eene tweede zoude voorkomen , en in tegenwoordigheid van verfcheide Heeren onderzogt ik alles nauwkeurig. By het behandelen van den ftomp wierd ik gewaar, dat de lap overal met gemak kon bewogen worden, maar by een nauwkeuriger onderzoek , bevond ik, dat die deelen, die het digtft aan den ftomp waren, aan denzelven vaft zaten. Toen deed ik omtrent anderhalf duim boven den ftomp eene infnyding, en fneed alles voorzigtig door; maar de binnen kant van den lap zat vry vaft aan de beenderen, vooral aan derzelver randen, alwaar ik dien niet, dan met moeite kon afzonderen. De binnen kant van den lap was zeer glad, en in den zeiven waren gemaakt twee holligheden, waarin de einden der twee beenderen geplaatft waren, en deeze holligheden, hoewel zeer glad, waren egter vafter, en fteviger, dan het overige van den lap. De einden van de twee beenderen waren zeer glad, en egaal, en zeer fraay bedekt met beenvlies, het welk ik van dezelven afzonderde , en toen ontdekte, dat dikker was , dan dat geen is , het welk doorgaans de beenderen bekleed. §. 109. En ten einde alle nog overig gebleve twyfelingen weg te neemen , en aan de Heelmeefters ten duidelykften te doen zien, hoe veel S s 'er  'er ten minften de lyders aangelegen is, dat zy tot deeze nieuwe manier van afzetting overgaan , zal ik hier nu nog befchryven, het geen fk aan myn huis , in byzyn van verfcheide Heeren, aan twee onderfcheide lyders by onderzoek gevonden heb. ( ZESTIGSTE WAARNEEMING» Quinlon , wiens geval verhaald is in de twee en vyftigfte Waarneeming , onderzogt ik in de maand Januar. van het jaar 1762, zoo wel als Kekstelly, die de eerfte is geweeft, aan wien ik de afzetting volgens deeze manier verrigt heb. De ftomp van Qüolon was in den omtrek twaalf en een halt duim. Behalven het vel, dat ik by het verrigten der operatie had bewaard, was het lidteeken van de eene tot aan de andere zyde drie en twee tiende duim; van den voor- tot aan den agter kant van het been twee duimen , en een kleine roof bedekte het midden van het been. Hy had , als het koud weer was, geweldige pyn in het been , zoo dat hy in den ftomp bezwaarlyk hitte voelde, al hield hy dien over vuur, en daar kwam dikwyls eenig vogt uit het been. Daar en tegen had Kennelly, niet tegenftaande hy ouder, dan vyftig jaaren, was, en van een ongezond geftel, nooit eenige pyn in het been gevoeld, zelfs van den eerften dag af. Door de vereeniging van den lap was de wond oppervlakkig geworden, zoo dat men niet, dan alleen aan den voorkant, en de zyden, van het fcheenbeen een lidteeken zien kon. De geheele lengte van deeze wond was vier  «g>< a83 ><& yier en een half duim; maar zy was zoo fmal, en oppervlakkig, dat zy op verfcheide plaatzen geen twee lynen breed was, en daar zy het breedftwas, geen halven duim overtrof; en, dewyl dit alleen vleefch was, zonder dat er een been tusfchen beide was, was de geneezing fpoedig volbragt. Dit was de uitflag van dit onderzoek, en dit het onderfcheid tusfchen twee menfchen, van welken de een was een fterk, en gezond, man van vyf en dertig jaaren; en de ander een ziekelykman, die al vry wat in jaaren was gevorderd: de eerfte wierd onderzogt zeftien maanden na de operatie, en de ander zes weeken. c , Nadat ik derhalven dus heb getragt, met veel nauwkeurigheid onder byzondere Hoofdftukken te brengen de onderfcheide foorten van verfterving; die, welke geneezen kunnen worden, te onderfcheiden van die, welke voor geene geneezing vatbaar zyn; den juiften tyd, op welken men de afzetting moet verrigten, te bepaalen; en eindelyk bekend te maaken eene nieuwe, en beter gelukkende, manier om deeze operatie te verrigten, dan tot hier toe ooit was aan de hand gegeeven, zal ik dit werk eindigen met de woorden van HORATIUS. • Libera per vacuüm pfui vefiigia princqsi Non aliena meo presji pede. EINDE. AAN-  «?K ><& AANHANGZEL Bevattende voorjligen, om rfe Heelkunde in Ierland op een beter voet te brengen; en te gelyk een kort verhaal van dm torfiand der Geneeskunde onder ons in voorige Eeuwen. Daar men in het algemeen toeftaat, dat de Heelkunde ten tyde van oorlog van het grootfte nut is voor eenen ftaat, en ten allen tyde voor een ieder; en 'er byna geen menfch gevonden word van den Hoogften in rang tot den geringften, of hy moet op den eenen of anderen tyd tot de Heelkunde zynen toevlugt neemen, moet het ook noodwendig volgen , dat het een voorwerp van algemeene oplettenheid behoord te zyn zorg tè draagen voor eene wetenfchap, van welkers gegronde kennis het leven van veele duizenden dagelyks afhangd. Maar een ieder, die met oplettenheid nagaat , hoe het in dit Koningryk met deeze aller nuttigfte kunft gelegen is, kan niet anders , dan verwonderd zyn over derzelver toeftand, als hy die vergelykt met dien van andere landen. In Frankryk is de regeering vooral oplettend geweeft, om de Heelkunde te doen verbeteren, reeds meer, dan een eeuw geleden, en, behalven dat zy verfcheide Hoogleeraars aanftelde, en jaarwedden fchonk aan mannen, die in deeze wetenfchap uitblonken; kon een ieder, die in deezen of geenen tak der Heelkunde meer,  4K 185 >® meer, dan gemeene vorderingen had gemaakt* verzeekerd zyn, dat de regeering hem onderfteunen zoude. Door deeze oplettenheid der regeering was het, dat de Heelkunde aldaar op eene aanmerkelyke wyze begon te bloeijen , en de Heer Voltaire reekend de bevordering van deezè wetenfchap onder eene van de aanmerkingswaardige verrigtingen van Lodewyk den Veertienden. Verre vart daar, dat men na zynen dood hier omtrent anders zoude zyn te werk gegaan, heeft men onder de tegenwoordige regeering de Heelkunde tot den hoogften top verheven. Want, behalven dat 'er is opgerigt eene Academie der Heelkunde, onder de onmiddelyke befcherming van den Koning, van welke men de groote voordeelen algemeen erkend , zyn 'er -niet alleen jaarwedden toegeftaan, maar zelfs dikwyls brieven van adeldom gegeeven, aan Heelmeefters van groote bekwaamheden, en daar en boven alle andere middelen, welke in ftaat zyn om iemands yver aan te zetten , in het werk gefteld. En dit alles was voorzeeker gegrond op de gezondfte Staatkunde , en de grootfte billykheid; .want indien men by de Romeinen, ten tyde van hun gemeenebeft, gewoon was eenen Burger-kroon te geeven aan hem, die het leven zelfs maar van eenen Soldaat behouden had, hoe vermogend moeten dan niet zyn de middelen , waardoor men menfchen poogd aan te zetten , om uit te munten in eene kunft, welke aan het menfchdom zoo veel nut verfchaffen kan ? Hoe veel zal de moed van den Soldaat, en Matroos , niet vermeerderen, en hoe veel meer zal hy niet tragten zyn phgt te doen, in. dien  286 dien hy weet, dat daar zyn mannen, die menfchbevend, en bekwaam zyn, om balfem in zyne bloedende wonden te ftorten! Maar, terwyl men zeer veel zorg draagt,om verdienften te beloonen, èn eenen! behoorlyken nayver onder de leden van deeze kunft te verwekken, draagt men ook inzonderheid zorg, dat iemand , zonder daartoe behoorlyk gereg. tigd te zyn , zieh aanmaatigd dezelve te oeffenen. Om de Heelkunde te Parys te oeftenen, moet de Candidaat, na het leeren van zeer veele zaaken , en ook meefter der vrye kunften geworden te zyn op de eene of andere hooge School, zeer nauwkeurig worden ondervraagd, in tegenwoordigheid van de Eerfte mannen van de kunft; Want, behalven dat hy moet toonen te zyn een goed Ontleedkundige, en dat hy ervaren is in de ongemakken, welke tot de Heelkunde betrekking hebben , en in de wyze, op welke zy geneezen moeten worden j moet hy oök aan een ]yk alle operatien verrigten. Na dat altes, en nooit eerder, word hem toegeftaan deeze kunft te Oeffenen; word hy aangeteekend als Heelmeefter; en heeft regt op alle voorregten, en voordeelen , welke daaraan zyn vcrknogt. Uit zulk een lighaam word de Staat voorzien van mannen, die zoo ter zee, als te land, aan den zei ven nuttig zyn, en het Koningryk in het algemeen wel gediend. In Duitsland zyn hunne naamen ook opgeteekend, en in Bobemen word hun een zeèkere jaarwedde gegeeven, om voor de arme menfchen, elk in eene byzondere wyk , zorg te draagen. Niet tegenïtaande men in ons land altyd veel zorg gedraagen heeft, om een ieder het zyne te doen  <& doen behouden ,zoo dat het wél een zeer eigenzinnig menfch zoude moeten zyn , die klaagen wilde, dat wy in dat opzigt weinig wetten hebben: niet tegenftaande op meelt alle foorten van bedrog , en flegte daden, evenredige ftraffen gefteld zyn; en dat de kunften, en wetenfchappen, door toedoen van dat waarlyk Vaderlandfch-gezind lighaam, namelyk het Dublinfche genootfchap, bloeijen , kan men egter niet zonder eene zonderlinge aandoening bedenken , dat 'er zedert langen tyd geene wetten, welke tot de gezondheid betrekking hebben, gemaakt zyn, indien men uitzondert eene fchikking, welke, omtrent dertig jaaren geleden, gemaakt is omtrent het verkoopen kvan geneesmiddelen te Dublin, en welke zedert, in het geheele Koningryk is in gebruik gebragt. In tegendeel, zoude het byna fehynen, dat de onkundigfte bedrieger met even veel regt, als de bekwaamfte Heelmeester , een menfch zoude kunnen behandelen , want een Kwakzalver kan (indien ik wel onderrigt ben ) betaaling vorderen, indien hy iets tot de Heelkunde betrekkelyk heeft verrigt, al heeft hy den lyder in geenen deele geneezen: en waarlyk , daar by ons geene wetten zyn, waar door, en geen blyk, waar aan men kan ontdekken, welke de noodige vereifchten zyn , die iemand, als hy de Heelkunde met regt zal oeffenen, bezitten moet, word'er onderfteld, dat een ieder, die zulk een beroep wil aanneemen, daartoe, een wettig regt heeft. Maar dus is het egter niet altoos in dit Koningryk gefteld geweeft ,• want men vind van onze Braavë Voorouders aangeteekend, dat zy reeds in zeer odde tyden omtrent de gezondheid vaa hunne onderdaanen zeer oplettend waren.  ren. Ierland was het eenigfte land in Europa, in het welk men de bevordering der fchoone' kunften fcheen gemengd te hebben onder de regeerings-zaaken ; daar dit heerlyk land zeer veele eeuwen iang met vrede was gezegend, en de inwooners in ruft het zelve bezaten , fcheen hun niets, waardoor het algemeen welzyn kon worden bevorderd , te ontgaan. De fchikkingen alleen, welke met opzigt tot de Genees- en Heelkunde gemaakt wierden, zouden zelfs in deezen tyd eer doen aan den befchaafdften landaart van Ewrnpt (a). Zo dra in Ierland eene alleenheerfching wierd ingevoerd, wierd ook ter zeiver tyd in de onderfcheide deelen van het Koningryk de oeffening van geleerde wetenfchappen in zeekere familien erfelyk gemaakt; men reekende hen, die ze oeffenden, elks agting waardig; en men zag, het geen zy bezaten , voor onfehendbaar aan. Zy waren vry van alle foort van belaftingen, en men gaf hun zelfs overat eenig land, om door het zelve op eene eerlyke wyze te kunnen beftaan. Men vind aangeteekend, dat Amerginus , een zoon van Milesius , door zyne broeders wierd aangefteld tot Eerfte Rigter van Ierland, zoodra zy waren aangeland, even of de kunften, en de wapenen , hand aan hand konden gepaard gaan! De geleerde O'Flagherty heeft een kort begrip van zyne werken bewaard; en O'Corjmoc heeft zynen roem vermeld in een oud lerfcb gedigt, dat over onze voornaamfte Schrj'- (a) Zie üsher, Keating,Ward, Lvncfi, of Grati anus Lhcios, O' fl a»g a e r t ï, Welsh, Ware, Harris, O'Conk o.*'s disfertatims, M'G e 0o flt ga m &c.  etterde nooit naar behooren; men zogt dèn lap1 met den ftomp te vereenigen op den twaalfden dag, en egter was de vereeniging niet volkomen voor den agt en twintigften, niet tegenftaande ik gebruik gemaakt had van warme ftoovingen > en pappen, en eenige giften Calomel had ingegeeven , ten einde de wederopflorpin* van den etter voor te komen. Maar de vafte vereeniging van den lap fneed af alle tegenwerpingen, welke men met mogelykheid tegen deeze operatie zoude hebben kunnen maaken. §■93- Men kan derhalven omtrent den twaalfden dag , dat is, als de ontfteeking geheel over is, en de etter na behooren is geformeerd, den lap tegen den blooten ftomp aanleggen, en dan aldaar vaft maaken door een pleifter, drukking * en een verband. In plaats van het reeds befchreeve verband, heb ik my, by deeze gelegenheid, bediend van het volgend ; en tot hiertoe heb ik nog geene rede gezien, om daarin eenige verandering te maaken. Het beftaat uit een reep van fterk linnen, die om de kniegeflagen word, en aan welks midden vaft is een andere reep, die, onder de buigi.ig van de knie doorgaande, en over den ftomp löopende, boven de knie met vier of vyf bandjes, die daaraan vaft zyn, word vaftgemaakt aan dien reep, die om de knie geftagen is. Men moet het verband dan niet losmaaken, voor dat 'er ten minften twee dagen verloopen R zyn*  258 ><& zyn, en dan moet men ook nog met de grootfte omzigtigheid te werk gaan. Ik heb het dikwyls nat gemaakt met warm water; en, als de lap voor een gedeelte los gaat, moet men den zeiven egter telkens weder aanleggen, tot dat hy met den ftomp vaft is vereenigt- Op den kleinen plek, dien de lap fomtyds niet bedekt, moet men leggen plukzel, dat met brandewyn is nat gemaakt. Somtyds heb ik gezien, dat de lap korten tyd, nadat hy met den ftomp was vereenigd, ontftoken wierd; maar eene verzagtende ftooving , en een pap van haver-gort, verdreef de ontfteeking fchielyk. Ik heb nooit gezien, dat aan den lap hier of daar een etter-gezwel wierd geformeerd. Telkens, als het nog overgebleve kleine vleefch-wondje verbonden word, kan men den ftomp baden in warm zemel-water, waardoor de geneezing vee'l zal verhaaft worden. Hoezeer nu, na verloop van vyftien, of zeftieri, dagen zelfs een zieken-oppasfer de geneezing kan ten einde brengen, blyven de deelen egter nog eenige dagen teder. Ik was eea tyd lang buiten ftaat, om hiervan rede te kun. nen geeven, tot dat ik een meisje, aan het welk ik deeze operatie had verrigt, ontleedde na haaren dood, door een kwaadaartig foort van kinder-pokjes verwekt, eenige maanden, na dat zy deeze operatie had ondergaan: want toen zag ik, dat dit wierd veroorzaakt, door dat de einden der beenderen nog niet volkomen geheeld waren ; zoo dat, het geen ik gemeend had by deeze operatie nadeelig te zyn, my nu toefchynd te zyn een van derzelver grootfte voordeelen, hier in beftaande, dat de  & dat men , voordat het been word doorgezaagd, den band, die het vleefch vaft hield, moet los maaken, ten einde de doorgefnede fpieren zich des te fterker» zouden kunnen te rug trekken. Dewyl deeze redenering my zeer gegrond voorkomt, ben ik van gedagten, dat men, zoo dra de kringswyze infnyding is gedaan, den omgelegden band moet wegdoen, en dat men den aan het eene einde gefpleten doek zoo, moet aanleggen, om de doorgefnede deelen tegen te houden, dat het geheele einde den lap bedekke , en de twee ftukken van het andere einde aan den anderen kant van het been kruiswyze over de andere deelen gelegd worden , waardoor men dan het vleefch, en vel, kan na boven trekken; en, ah dan hec beenvJies ook is afgezonderd &c., moet het been worden doorgezaagd, De dey-flagader moet men met een' grooten krommen naald, voorzien van eenige draaden, welke naaft elkander gelegen, en, met wafch beftreken zynde, even als een platten band maaken, onderfcheppen; maar het is niet nodig, dat men, by het doen deezer operatie, te gelyk met de flagader veele vleefch-vezelen influit; want weinige, gevoegd by het celagtig weefzel van de bygelege fpieren, zullen voor dezelve tot een zagt kusfentje ftrekken, en de zwelling van dezelven zal de flagader genoeg drukken, en wel verhoeden, dat zy door den draad niet beledigd worde. Maar de Heelmeefter moet, by het doen van deeze hegting, zorg draagen, dat de naald ten minften een vierde van een duim boven de opening van het vat worde doorgeftoken, want, als men den draad  265 draad niet hoog genoeg aanlegd, fchuift die van hetzelve af, en men word genoodzaakt, eenen anderen om het vat te brengen, het welk den lyder meer pyn veroorzaakt. Men moet de draaden kort affnyden, en, behalven dat men de vaten onderfchept, moet men ook Eiken-zwam, of Bovift, tegen dezelven leggen i ook kan men den een of anderen grooten tak van flagaders, onderfcheppen, of floppen door bovengenoemde zwammen. Den geheelen ftomp moet men bedekken met los plukzel, dat met bloem van meel beftrooid is,- .en daaroverheen leggen den lap, bedekt met de dubbele T pleifter; dan op den buiten kant van den zeiven een hand vol plukzel, hetwelk zagt tegen den lap aan gedrukt word door eene varkens-blaas, welke natgemaakt l en aan haar open einde ingefneden is, terwyl alles bedekt moet worden met een drukdoek in de gedaante van een Maïtbejer kruis. Men legge verder zagt plukzel, werk, of een linnen drukdoek, op den loop van de flagader , en beveftige dit allés met den volgen-; den zwagtel. §• 9». Deeze zwagtel moet omtrent drie duimen breed, twaalf ellen lang, en tot twee hoofden glad opgerold zyn. Men legge dan ruim een handvol los plukzel, of zagt werk, op de deyflagader digt by de lies, en, nadat men de dey aldaar twee maal met den zwagtel omwonden heeft, redelyk ftyf, zoo dat de aandrang van het bloed eenigzins verhinderd is, moet men den zeiven om het lighaam winden. R j Men  2<& een half, of drie, duimen zal voorzeeker genoeg zyn, om het been te bedekken. Het verband moet in dit geval byna even eens zyn, als aan de dey, hoewel fomrnige misfchien, dewyl de arm byna de gedaante van een cylinder heeft, meenen zouden . dat het onnodig is, den zwagtel om het lighaam te laaten gaan , omdat de lyder daardoor misfchien te veel verhit, en benauwd, zoude worden. Indien men derhalven meende, dat men beter zoude doen, met dit na te laaten, zoude ik aanraaden, dat men aan elke zyde van den arm van den nek af liet hangen een lap linnen, over welken men het verband moet leggen, en dan de twee einden van deeze lappen omflaan, en mee fpelden vaft maaken aan de kringswyze gangen van dea zwagtel, en eindelyk aan de kraag van het hembd. De vereeniging moet men op den elfden dag tragten te bewerken. Hoe dezelve moet worden verrigt aan den voorarm. §. ior. Om den voorarm volgens onze manier af te zetten, moet men zorgen voor den lap aan den buiten kant van den zeiven, dewyl men dan minder moet doorfnyden, maar inzonderheid, dewyl men dan vermeid die meenigte peezen, welke langs den binnen kant van den voorarm loopen. Een lap van anderhalf, of twee, duimen zal hier voorzeeker genoeg zyn, om de beenderen te bedekken ; maar men moet dan , by het doen der infnyding, de geheele breedte van het  het vel s en vleefch , dat op den rug van dea voorarm gevonden word , bevatten. Het geheele verband kan men, uit het geen alreeds gezegt is, zeer gemaklyk begrypen, en omtrent den tienden dag kan men de deelen zoeten te vereenigen. NEGÈNTIENDE HOOFDSTUK. Fan de vocrdeelen, welke deeze nieuwe manier heeft boven die, welke tegenwoordig in gebruik is. §. 102. Niet tegenftaande de voornaamfte Heelmeesters in Europa, byna een eeuw lang , herhaalde poogingen hebben aangewend om de afzetting met een lap , nu eindelyk gelukkig tot ftand gebragt , tot volkomenheid te brengen ; zyn 'er egter van tyd tot tyd gewigtige tegenwerpingen gemaakt tegen het algemeen aanneemen van dezelve; en deeze zal ik nu onpartydig gaan onderzoeken. EERSTE TEGENWERPING. Daar zyn maar weinige gevallen, in welke men dezelve kan in het werk ftellen, dewyl tot dezelve vereifcht word zulk eene groote quantiteit gezond vleefch beneden het gedeelte, dat afgezet moet worden, dat het ongemak  # mak niet verder, dan den voet, of enklauw, behoord te gaan. §. 103. Als men deeze operatie volgens de manieren, welke tot hier toe befchreven waren, wilde verrigten , was het nodig, dat een groot gedeelte van het been, of wel het geheele been, zonder ongemak was; maar onder veele ongemakken, welke met deeze manieren gepaard gingen, waö dit het voornaamfte, dat 'er nooit wierd bepaald, hoe groot de lap juift wezen moeft; men zeide maar, dat, indien men na de operatie zag, dat 'er meer vleefch bewaard was, als nodig was, om den ftomp te bedekken, men het moeft affnyden , even of men menfchenvleefch maar fnyden, en hakken, kan, naar believen. Maar in de door ons befchreve manier word de grootheid van het deel, dat bewaard moet blyven, juift bepaald, en in het algemeen word 'er by de afzetting van een been , zoo veel gezond vleefch, als in dit geval,ontbloot, zelfs als men by het afzetten op de gewoone manier tewerk gaat; want de algemeene regel is, dat men , ten minften twee duimen boven het verftorve deel moet afzetten , en waarlyk doorgaans is het eer drie, dan twee, duimen. Maar laaten wy eens, om daaruit een beter bewys te kunnen afleiden , ftellen, dat een been, het welk noodzaaklyk moet worden afgezet , verftorven is tot op twee duimen van de plaats, alwaar de afzetting doorgaans word verrigt. In zulk een geval, zal men misfchien zeggen, moet het been, indien men van myne manier zal gebruik maaken, in de dey worden afge-  289 y«> ■ Schryvers handeld, en het welk O'Fla» gherty dus in Latynfche verzen heeft over"gebragt. Primus Amergihus genu- candidus, autbor Jewa; Hijloricus, Judex lege, Poeta, Sopbus. Laatere Alleenheerfchérs vergrootten deeze voorregten nög. Onder de Regering van Tiohermas (a) , in het jaar na de. fchepping der waereld 2816, Hond men aan geleerde mannen toe, zoo veelerlei foort van kleuren te draagen, als de Princen van den Bloede. In het jaar 3075 beval Ailoergoidh (b) , dat da Geneesheeren goude ringen zouden draagen; en weinige jaaren laater, verbeterde, herfteldé , en bepaalde de groote Ollam Fodlha de beoeffening der Geneeskunde voor altoos tot zeekere -gedagten, door het geheele Koningryk; te gelyk belaftende, dat men de Geleerden , in wat tak van geleerdheid het ook wezen mogt, niet zoude hinderlyk zyn, maar in tegendeel wierd door eene altoos duurende, en onveranderlyke, wet zorg gedragen , dat hunne lighaamen, en goederen , in alle inlandfche oorlogen, of invallen van buiten, overal inruil bleven, en in geenen deele benadeeld wierden; en dus zyn, volgens het eenparig ge-tuigenis van den Geleerden Keating,, en alle onze oude Gefchiedfchryvers, de zaaken,. zelfs langen tyd , nadat de Engeljcben ons land hadden overweldigd, gebleven. -> Is fa) Ksatikg's fonts feafa ar Eirion, cead leabber. c 7. (J>y Ibid. . T  $><[ 290 Is bet derhalven wel te verwonderen, dat aan onze voorouders, daar het met hen zoo wel gefteld was, niemand in kennis der kunften evenaarde, en zy even weinig door de wapenen konden overwonnen worden ? dat de geleerdheid van onze oude Druïden, even als hunne taal, zich vêrfpreidde over Biuttanie, en Frankryk? en dat, nadat zy tot het Chriftelyk geloof waren overgegaan , hunne Godvrugt, Gaft vsyheid, en Geleerdheid tot verwondering , en verbaazing van geheel Europa ft rek te ? Voor de gezondheid der onderdaanen wierd egter ook reeds in den ouden tyd in de befchaaffte landen gezord, hoewel niet zoo zeer, als by ons. Onder de 2Eüyptenaren , en tiRIEKEN, by voorbeeld, was de oeffening der Geneeskunde onder zeekere gedagten erfelyk, en de Regering gaf aan dezelven uit de gemeene inkomften bezoldingen; de groote Hippocrates zelfs was de agttiende Nakomeling van iEscrj- LAPIUS. Maar, óm weder te keeren tot de Geneesheeren , die in Ierland door het erfregt deezen poft.bekleedden, van deeze namen fommigen eenen toenaam aan van deezen poft, dus zag men de Macleas , of Zoonen van den Geneesheer; anderen namen ze aan van den gelukkigen uitflag van hunne poogingen, gelyk de O'Hxckies, of Heelers, van ike, een balfem. De O'Canavans, en O'Callinans, waren, gelyk ik vind aangeteekend, de Geneesheeren van het Graaffchap Gahway («); de Nealans, en («}■ O'Flag hert»" Ogygia p. 360,  <&< 291 ><8> en Hickies van de Legermagt van Tbomond^ even als de M'Lanchy's Rigters, en de Bruodins Gefchied - fchryvers waren (a). De O'Fergus waren beroemde Hoogleeraars in het Graaffchap Mayo; de O'Dvigenans in Breffny , dat tegenwoordig uitmaakt een gedeelte van het Graaffchap Leitrim; de O'SHiELsin Tirconncl; de Q'Dunleavies , en O'Cassidy's in Fermanagb. ; Een tak van de O'Callinans zette zich ter neder in het Graaffchap Cork, en had zulk een' grooten naam, dat het, tot op deezen dag, om den ftaat van een ongeneeslyk menfch te befchryven, een gemeen fpreekwoord is, Ni leighisfiodb O'Calltnan feine, zelfs Q'Callinan zoude hem niet geneezen. Door zulke wyze inftellingen droegen onzen Voorouders zorg voor de gezondheid van hunne onderdanen. De zieken, en gekwetften, willen overal, by wien zy hulp moeiten zoeken , en men gedoogde niet, dat kwakzalvers, of bedriegers,'hen van hun leven, of goed, beroovden. Om nu ook in deèze zaak, zoo veel menfchelyk verftand met mogelykheid kon voorzien , voor te komen, dat een zich niet alles aanmatigde, ging de magt om de Genees-en Heelkunde te oeffenen, niet tegenftaande zy in zeekere gedagten erfelyk was, egter niet in een regte lyn van den eenen tot den anderen over,, maar die geenen, die boven anderen het meeft uitmuntten in zulk een geflagt, waren dingers na.dezelve, en aan den bekwaamden onderhen wierd die gegeeven. Dus bleef'er, door, mid- QO Brsjodikus tropugnacifl. ty>. 5- caP- 4T 2  middel van deeze heilzaame wet, altoos een gepafte nayver over. Dat in het byzonder de Heelkunde onder een volk, dat zoo geleerd, en oorlogzugtig, was, in den hoogften graad bloeide, kan niet in twyfel worden getrokken, en hiervan kan men een zeer aanmerkelyk voorbeeld vinden in onze oude gefehiedenisfen, zelfs voor onze tydreekening. Het geval is in onze oude jaarboeken aangeteekend, en uit dezelven aan ons medegedeeld door den Geleerden Eeating in de door hem befchreve gefchiedenis; het is het volgend. Het hoofd van Connor , Koning van U ijler, wierd omtrent het jaar 3950, na de fchepping der waeteld, met geweld door een beroemd held van Connaught in Jlukken gejlagen: toen men nu aan zyn leven wanhoopte, Jloeg zyn Eerjie Heelmeejler, met naame Feighnin Feathig, eene operatie voor, als het eenig middel, dat ter zyner hrjielling was overig gebleven, indien zyne Edellieden tot dezelve hunne toejlemming wilden geeven, en hem tegen alle gevolgen befcbermen. Zy gaven daar aan hunne toeficmming, en de Koning herjlelde, «war Feighnin beval hem, dat hy, tndien by zyn leven lief had, alle onmatigheid, en geweldige gemoedsdriften, tof Welke hy anders wel geneigd was, moejï vermyden, ivt vrees, dat de Hersfenen mvgten ontjtoken worden, en, voor dat kt bekkeneel vajl genoeg was, uit bet Zelve te voorfchyn komen. Een Heelmeefter zoude bezvvaarlyk de pan-doorboring, of der zeiver gevolgen, beter hebben kunnen befchryven, dan hier door een Hiftorie-fchryver gefchied is. Toen deeze Prins eenigen tyd daarna door eenen hevigen toorn wierd vervoert, berfte het lidteeken openy  open, de Hersfenen kwamen gedeeltelyk te vooiv, fchyn, en by ftierf kort daaraan. Dus zien wy , dat eene Heelkundige operatie, welke tot op deezen tyd gereekend word te zyn eene van die, tot welke zeer veel oplettenheid word vereifcht, reeds voor 1800 jaaren aan onze Heelmeefters bekend was, toen deeze kunft, zelfs by de Grieken, en Romynen, die toen den hoogften top van glorie bereikten, in eenen zeer flegten ftaac was: ook leerd het zeer oude, maar egter wel bekende, fpreekwoord; w xbogfiodhUeagha na bbfionn e. ..net welk beteekend', de Geneesheeren van de Komn* glyke legermagt zouden hem niet helpen, in hoe veel agting onze Geneesheeren waren, zelfs in de oudfte tyden , vooral als men weet, dat dit ontzaggelyk lighaam, dat veele eeuwen lang was beroemd geweeft, geheel wierd vernietigd in de derde eeuw. Dat een Gefchied-fchryver zulke gewigtige Hukken voor vergetelheid bewaard, doet hem eer aan, en leerd, hoe het met de geleerd-, beid gegaan is. Dus verhaald Mezeray den gelukkigen uitflag, met welken de fteen uit een nier van een misdadiger is gefneden, onder de regeering van F&ancois den Eerften: Dus teekend Foltabe aan, hóe veel de Heelkunde, ter» tyde van Lodewyk den Veertienden, is verbe terd; en men vind een foortgelyk verhaal van den GeleerdeH Kkatihg vermeld in het F weede Deel der Edtnburgfcbe Geneeskundige Proeven. . . Het is niet te verwonderen, dat weinige fchriften van onzen landaart over de Heel- of Geneeskunde zyn bewaard gebleven; ja, as, men dit wel overweegd, zat het een ieder zeer T « vreemd;  <8K[ m vreemd voorkomen, hoe het, indien men niet wift, dat de Ieren onder alle naden het meeft werk maakten van de oudheden, en geleerdheid, met mogelykheid heeft kunnen gefchieden, dat 'er nog eenige jaarboeken zyn overgebleven. Een wreede, 'aanhoudende,ja byna zonder eenige tusfchenpozing voortdurende, oorlog, meer dan twee honderd jaaren lang tegen de Dmen gevoerd, en gevolgd van eeneq tegen de Engelfchcn, die vier honderd jaaren duurde, in welken tyd alle overblyfzèls van oudheid, of geleerdheid, die men vinden kon, deelden in het ongelukkig lot van hun land, terwyl Hurelingen, den gchelligden naam der Gefchhdenis ontheiligende,- in dit tydperk van tyd tot tyd gerragt hebben, de lelykfte, en onheufte, berichten voor gefchiedkundige waarheden te doen doorgaan, kan ten vollen beantwoorden alles, wat de vitluft van eenige menichen hieromtrent heeft believen' te zeggen. De fchikkingen, welke in ons land omtrent de Genees- en Heelkunde gemaakt waren , cn waarom onder anderen de Mg\ptenareni en Grieken, met zoo veel regt geagt waren oeweeffc, hebben alleen gediend tot een nieuwe ftof van zegenpraal voor deeze, met vooroordeel ingenome, Schryvers: dus zegt de De Linda, medicos ibi hcereditas, non doftrina, facit. Het zelfde kan men ook zeggen van Stanhurst, Campion, en anderen; ja degeleerde Cambden fchynt, op veele plaatzen, al te veel met deezen geeft bezield te zyn; dus zegt hy ten deezen opzigte, Principes Medicorum Hibermcs ,/«>ƒ Calunani, qui inftinétu potius, quam do3rim, medici evadunt. Maar deeze eerszydigheid heeft, daar men ze op den Hiftorie-fchryver i..»-. - . . * deed  «M 295 >& deed te rug keeren, het volgend Epigrammei doen ontftaan. Perluftras Anglos oculis Cambdene duobus; ünooculo Siotos; coccus Hibernigenas. Waarlyk daar is niets zeekerer, dan dat de Geneeskunde zoo wel, als andere takken van Geleerdheid, door onzen Voorouders zorgvuldig is geoeffend; dit, toonen ten duidelykften alle bewyzen , die onze gefteldheid kan bybrengen, en men in zulke pmftandigheden kan verwagten. Voor Ecrfi vind men in onze taal zeer klaare, en nadrukkelyke, bewoordingen voor alle ongemakken , welke tot de Genees- en Heelkunde behooren, daar de meefte andere tegenwoordig bloeijende, natiën veele van dezelven ontlenen uit Gnekjcbe, of Latynjcbe , Schryvers. Jk zal nu maar bybrengen twee voorbeelden, welke onze kundigheid van ongemakken , en onze kennis aan de oude Grieken, bewv?en: Den Staar noemen wy Donagbe, van foor, een droppel, en fuil, of buil, een oog. Hoe veel kragtiger in betekenis is dit, dan het woord by de Grieken, of het Latynjcbe woord fuffufto, of catarutta ? Eene breuk noemen wy Muim-fbekine van Muite, een gezwel, en Sb'ekine, de lies; en wie is 'er, die hier niet duidelyk ontdekt de b*0o»mumj der Ten Tweeden was onder ons zeer wel bekend het vermogen van veele kruiden, en deeze kennis is rog tot op deezen dag in zeeker opzigt in wezen onder den gemeenen man , die door eenvoudige middelen nog dikwyls geneer T 4 ?in>'  -9^ ># zingen bewerkt, en van wien ik de kragt van fommige kruiden, die door geen Schryver was aarigeteekend, geleerd heb. Ten Derden bewyft de kennis, welke onze Voorouders al vroeg aan de beroemfte Schryvers oVer de Geneeskunde, die onder de Grieken , enRomynen, zyn bekend geweeft, gehad hebben, dac ingefpanne oeffening , en waarneemingen, en niet de opvolging, by ons Geneesheeren maakte. De Eerfte uitgaaf van de werken van Hippocrates, welke in Europa het licht zag, was uit de Arabif.be taal overgezet, en gedrukt te Venetien in het jaar 1493 ; maar de overzetting uit de oorfpronkelyke taal kwam niet eer te voorfchyn, dan een halve eeuw daarna; en egter bezit ik onder meer andere zeldzaame werken door de gunft van mynen geleerden en waardigen , vriend, en oudheid-kenner, Charles o'CoiVnor. Efq. uit het Graaffchap Roscommon, ook eene overzetting van Hip1'o;kates werken in de Jerfche taal, welke ge fehreven is veel vroeger, dan de uitgaaf van Venetien. Zy is gefchreven'op dik pergament in Folio, en heeft voldoende biyken van eenen zeer hoogen ouderdom: de Text is gefchreven in het Latyn met groote Jcrflbe letters, alles zeer net; elke apb,rismus is letterlyk in de Jerjehe taal overgezet, met by voeging van veele aanteekeningen tot verklaaring in dezelfde taal, en in dezelven vind men nauwkeurig aangewezen de middelen, die vereifcht worden, om de yerfc!iiilende: ongemakken te geneezen. Qp fommige plaatzen is alleen het begin van mn aphomnm in den text gcplaatft, maar dan  297 >& is die egter geheel en nauwkeurig overgezet Voor de aanteekeningen. Ik heb den text vergeleken met verfcheide overzettingen, en, hoe zeer zy in het wezen van de zaak overeenkomen, verfchillen zy egter van deeze overzetting in den ftyl. Op fommige plaatzen vind men duidelyk Gracismi, by voorbeeld Bbarmacia voor Burgatio &c. De apborismi volgen juift niet in dezelfde orde op elkander , als in andere overzettingen; ook zyn zy niet in boeken verdeeld. In een woord, de gedaante van het handfchrift, de oudheid der verkorting van fommige woorden, welke men op veele plaatzen bezwaarlyk kan ontwikkelen, en de geringe yver, met welke men zich op de letterkunde, ten minften op deeze taal, heeft toegelegd zedert eenige eeuwen, bewyzen genoegzaam, dat deeze vertaaling gemaakt is voor, of ten minften korten tyd, nadat de Engelfcben in ons land gevallen waren. Inzonderheid als men overweegd, dat dit handfchrift, hoe oud het ook moge fchynen, egter duidelyk blykt eene copie te zyn, want dit kan men zien uit de fraaiheid van het fchrift, en ook daaruit, dat de text op fommige plaatzen niet gefchreven is overeenkomftig den aart van de taal, en ook op veele plaatzen niet goed gefpeld is. De Griekfcbe taal begon eerft weder te leven in Europa, toen het Griekfcbe Keizerryk byna vernietigd was; en de werken der Griekfcbe Geleerden wierden door hunne verftrooijing meer algemeen bekend. Het waren de Arabieren, die ons het eerft bekend maakten met Galenus, en Hifpocrates, en ondertusfchen verdiend het wel te worden aangemerkt, dat deeze T 5 taal  <8K 298 wal onder onze Geleerden altoos is bekend geweeft ; by voorbeeld St. Cormoc , Koning en Aartsbisfchop van Munjïer, in de negende eeuw, verftond dezelve wel, gelyk zyne werken getuigen. Uit deeze korte fchets van den ftaat der Geneeskunde by ons in oude tyden, welke ik hoop, dat geen onaangenaam gefchenk voor veelen zyn zal, moet ten duidelykften blyken, dat alle wetenfchappen, en vooral de Geneeskunde, onder ons met zeer veel luifter zyn goeffend: en ondertusfchen hoe veel verfchild dit verhaal van het chara&er, het welk H ijme (a) in zyne hiftorie aan de Jerfcbe natie heeft believen toe te fchryven! Die uitmuntende, en geleerde, Schryver vergeetende, wat hy, als een man, die van een voornaame afkomft is, en eene goede opvoeding genoten heeft, - aan zich zeiven is verfchuldigd, en war hy als een Hiftorie-fchry ver met opzigt tot het algemeen moet in agt neemen, fchaamd zich niet met de grootfte bedaardheid, en eene tomeloze vrymoedigheid, de geheele Jerfche natie zoo voor te dragen, als geheel verzonken in onwetenheid, en van alle wellevendheid, en deugden, die een menfch vercieren, ontbloot! In gevalle dit in de daad zoo waar was, zoude eene goede opvoeding , en de eerbied , welke men aan zoo veele EngeIJcbe Edellieden, wier aderen, met Jerfch bloed vervuld zyn; aan de Edellieden, en voornaame Burgers van Ier. land, zoo van ouder, als laater, tyd, en die alle (a) Men zie het leven van Hendrik den Tweeden &c.  # over in een Knoejlgezweï. Of eindelyk 4. eindigd zy in het Vuur. Dewyl men derhalven ftelde, dat het Vuur voortkwam door eene al te heevige ontfteeking, en dat het in eenig deel te overvloedig bloed, en de andere vogten, verrotten, door datzy niet naar behooren wierden bereid, was het geen wonder , dat men meende, dat het afzetten van zulk een aangedaan deel het eenig middel was ter geneezing van een plaatslyk ongemak. Dus zyn ook, door het aanneemen van eene (telling, welke in de meefte gevallen tegen de ondervinding ftreed, opgemaakt zulke gevolgtrekkingen , als zoo voor^ de zieken, als voor dë Heelkunde , ten uiterften nadeelig waren. Daar ik nu alle aanmerkingen, welke my de ondervinding omtrent deeze zaak aan de hand gaf, aanteekende, begon ik te denken , dat de begrippen aangaande den aart van het Puur niet wel gegrond waren. Ik ondervond waarlyk , dat by vcele verftervingen weinig ontfteeking gevonden wierd; ja dat het eenig middel, om derzelver droevige gevolgen af te weeren, of te beletten, beftond' daarin, dat men in het bloed, en de andere vogten, zoo veel mogelyk was, hitte, en ontlteeking, verwekte. En , daar ik zeer begeerig was, om de natuur van dit verfch'rikkelyk ongemak in alle zyne verfchillende gedaanten te kennen ?liet ik geene gelegenheid, welke my daartoe van dienft kon zyn, voorby gaan, en onder de- armé  arme menfchen vond ik ook veele gevallen, aan welke ik zulk eene pryslyke nieuwsgierigheid kon voldoen. Door deeze en meer andere gevallen ben ik ook overtuigd geworden, dat de oorzaak van het Vuur doorgaans en voornamelykgelegen is in het bloed, en andere vogten van het menfchelyk lighaam, en by gevolg, dat dfl ongemak, het welk fchynt te zyn een kwaal op zich zelfs, flegts is een toeval van die algemeene ongefteldheid , met welke het geheel geitel is aangedaan. Eenige Waarneemingen, welke ik daarna genomen heb, gaven my des aangaande nog meer licht, en hebben my, zoo ik meen, in ftaat gelteld , om met veel nauwkeurigheid de onderfcheide foorten van het Vuur te kunnen bepaalen. Het Puur, hetwelk ontftaat uit eene kwaade gcfteldheid van alle vogten, bevat, als ware het, in zich alle overige foorten , en verdiend daarom in de eerde plaats, en met eene zonderlinge oplettenheid, behandeld te worden. Als men dit foort van Vuur overtuigend kan bewyzen zoo op zich zelfs , als in alle zyne trappen, dan verrykc men zonder tegenfpraak de Heelkunde grootelyks; en dan kan men een ieder overtuigen, dat het doorzigt van een goed Heelmeefter veel grooter zyn moet, 'als men doorgaans meend, en dat de kundigfte Operateur niet altoos de befte Heelmeefter is. 5 Hier-  Hierdoor blykt het ook ten klaarften5 dsC men, in gevalle men ten opzigte der zieken, en van ons zelve, wel wil handelen, in veele gevallen veel eer af dan aan moet' raaden, het venigten van zwaare operatien. —■ In het Eerfte Deel van de Geneeskundige Proeven van Edinburg zyn eenige vraagen, hiertoe betrekkelyk, voorgefteld , maar tot op deezen tyd zyn zy nog onbeantwoord gebleven. Daar is geene rede om te twyfelen , dat een heet en gala-Lig n'gbaams • geftel, na het doorftaan van eenig uitwendig geweld, in gevalle geene voldoende ontlattingen naar behooren worden te weeg geb~3?t, gefchikt is, om' door het Vuur te worden aangedaan, en hiervan geeft dit werk veeiê voorbeelden aan de hand; maar dé Leezer zal zien, dat ik, zelfs in zulk een geval, zeer omzigdg ben in het aanraaden der afzetting, voor dat zulk een deel geheel en al door het koud vuur is bedorven, en 'er zich duidelyk opdoet eene fcheiding tusfchen het doóde en levende, op dat 'er niets kwaads in het bloed zoude overblyven. De redenen, welke my hiertoe hebben doen befluiten, zyn gewigtig, en behooren niet flegts ter loops te worden befchouwd. Het eerfte geval van Vuur 5 door eene kankeragtige fcherpte ontftaan ,dat ik waarnam, en het welk, zoo ik meen, het eenigfte is, dat tot hiertoe is befchreven, maakte my, ik moet het bekennen, een weinig met my zeiven ingenomen. Ik fchreef de fpoedige, en volkome, ge-" i  geneezing toe aan de moeite, welke ik vooraf genomen had , om het bloed van de kwaade gefteldheid te bevryden; en ik begreep, dat het onmogelyk was, zulk een lyder te doen herftellen, zonder deeze voorzorg: en egter bewyzen de volgende gevallen van een en denzelfden aart, het tegendeel, want,daar de toevallen zoo meenigvuldig en dringend waren, kon men het bloed niet vooraf verbeteren, uit hoofde van het gevaar, waaraan men de lyders zoude hebben blood gefteld, en egter wierden zy volmaakt geneezen, ten blyke, hoe verkeerd een menfch fomtyds redeneerd, als hy de ondervinding niet raadpleegd, en hoe gereed wy ons behooren te laaten overtuigen. Kan 'er wel iets zyn, dat duidelyker bewyft, hoe verkeerd men fomtyds een algemeen befluit uit fommige proeven opmaakt ? en kan men wel beter en gewigtiger redenen opgeeven tegen algemeene zamenftelzels in de Geneeskunde of Wysgeerte. Dat foort van £W,het welk volgd op eene aderlating, is, hoe zeer het als nieuw moet voorkomen , egter, naar het fchynt, gemeener, dan men heeft onderfteld. Het eerfte geval , dat my voorkwam , deed my meer agt flaan op de aanmerking vanDiONis omtrent deeze zaak ; ik verlangde paar meer gelegenheden, om den aart van dit ongemak te kunnen nafpeuren ,• en myne nieuwsgierigheid was in de daad door een volgend geval voldaan. Niet tegenftaande ik eenigzins twyfel, of dit'  xii dit ongemak niet behoord tot dat foort v&ft Vuur, dat uit eene kwaade gefteidheid van alle vogten ontftaat, was ik egter van gedagten, dat, daar ik zag, dat het dadelyk na eene aderlating volgde, het wel een afzonderlyk Hoófdftuk verdiende, dewyl het zal doen zien, dat de toevallen, welke fomtyds op eene aderlating volgen, meer in getal, en van grooter gewigt zyn, dan men gemeend heeft. Nadat ik dat Hoofdftuk had geëindigd , is my nog voorgekomen een ander geval van de doodelyke uitwerkzels van eene ongelukkige aderlating, het welk betrof zeekeren Ryan, een landman, die op den vierden dag door deeze oorzaak ftierf. Het Hoofdftuk, dat handeld over de ongemakken der vafte deelen, hoop ik, dat ook van eenige waarde zal gereekend worden te zyn. Dat in zulke gevallen door het ongeduld van den Heelmeefter, van den lyder, of van beide, al te dikwyls het een of ander lid , dat zoude hebben kunnen behouden worden, is veroordeeld, is eene zaak, waaraah men niet bei hoefd te twyfelen; en het moet een ieder van het grootfte belang fchynen, dar' men tragt te onderfcheiden zulk een ongemak, dat geneeslyk, van een ander, dat ongeneeslyk, is: dè fchets van zulk een oogmerk is zelfs pryswaardig. Alhoewel het Vuur door geweldige koude, en vorft, zelden in dit land word te weeg ger bragt, moet men egcer. overal, in een land, dat  XIII dat aan zee gelegen is, op deeze oorzaak agt geeven. In Veldtogten in den winter, en op langdurende reizen op zee , kunnen zoo Solda-? ten, als Matrozen, met het zelve worden bezogt; en, daar eene geheel andere behandeling daaromtrent plaats heeft, is het des te noodzakelyker, om daarover te fpreeken. De geneeswyze , welke ik hier voordraag, is gegrond op de rede, onderfteund door wysgeerige proeven, en beveiligd door waarneemingen van mannen, die langen tyd met zulke ongemakken hadden omgegaan. De behandeling, welke ik, wanneer groote flagaderen zyn gewond, volg, fchynt my toe zeer overeen te komen met de rede, en is, dunkt my, zeer veilig. Door het onderfcheppen der bloedvaten, word voor het tegenwoordige het grootfte gevaar afgeweerd,en daar behoord niets te zyn, dat,buiten de allergrootfte noodzaakelykhejd, ons doet befluiten, een lid af te zetten. Dit Hoofftuk komt my zeer gewigtig voor, en vereifcht eene byzondere oplettenheid. Wy zien, dat de Natuur op de eenvoudigfte wyze te werk gaat, en dat zy, aan haar zelve overgelaaten zynde, wonderen verrigt. Ik heb my dikwyls ver beeld, dat de manier, op welke men. volgens de kunft gefchoote wonden in eenvoudige poogde te veranderen, op geene goede gronden fteunde; dat men zich van eene manier, welke minder gevaarlyk en pynelyk was, 3önde kunnen bedienen; dat het beter zoude zyn, -'; • Jn-  XIV dien men van eene andere geneeswyze, en wei van zagte, verflappende, pynftillende. middelen gebruik maakte, en warme Itoovingen niet verzuimde, waardoor men mogelyk zoude ontheven worden van het doen van diepe, en fchrikverwekkende, infnydingen by lyders, die uit den aart van hun ongemak alreeds te veel met fchrik zyn bevangen. Om dezelfde rede heb ik getragt', de al te groote oplettenheid, om vreemde lighaamen uit wonden van deezen aart weg te neemen, wat te doen verminderen, door, na ik my verbeeld , te bewyzen, dat de Natuur ons binnen weinige dagen , zonder dat zy veel omflag maakt, of gevaar aanbrengt, zal bevryden van veel moeite, en den lyder weinige pyn zal verwekken , terwyl zy met haar werk bezig is. In een woord, de behandeling der gefchoote wonden , welke ik hier heb voorgefteld, is zoo wel nieuw, als veilig. Uit hoofde van de plaats, op welke ik woon, kan men zich niet voorftellen, dat ik in ftaat zoude zyn, om deeze geneeswyze door verfcheide voorbeelden op te helderen, en te beveiligen; maar egter meen ik zoo veele bewyzen, als nodig zyn, om iemand, die voor overtuiging vatbaar is, geruft te ftellen, in dit werk befchreven te hebben. Ik was van meening, dat het zoo wel nodig , als nuttig, was eenige bepaaling te maaken met opzigt tot de behandeling van gefchoote wonden , en wel des te meer , daar het fchynt,  fchyrit , dat men in zulke droevige ongemak, ken te 'dikwyls gebruik maakt van wreede operatien , gelyk ik befluit uit het geen ik in de Verhandeling van Bilguer, en andere, onlangs uitgekome, werken geleezen heb. IVlet opzigt tot het afzetten der leden op zich zelfs, denk ik, dat men moet zeggen, dat het verrigten van deeze operatie zonder onderfcheid , of liever het misbruik van dezelve > oneindig meer nadeel, dan voordeel, aan het mênfchdom heeft toegebragt. Men hoord da-* gelyks fpreeken van fchielyk opgekomen toevallen, welke het afzetten noodzaaklyk maaken, en daar is niets gemeener, als dat men verneemd, dat de lyder twee of drie uuren na de operatie is geftorven. In Zee-flagen, in welke veeltyds leden gekneusd , en gefcheurd, worden, word al zeer ras van het afzetten gebruik gemaakt; en die geene , die, na kwetzuuren in Veld-flagen gekregen te hebben, deeze operatie ondergaan, zonder te fterven, zyn weinige in evenredigheid van hun, die 'er het leven niet afbrengen. Deeze groote geneigdheid, om leden af te zetten, was oorzaak van de klagt, welke aan Lodewyk den Veertienden gedaan wierd, en behejsde, dat zyne Heelmeefters het gewigt van hunnen dienft in een Veldtogt alleen rekenden na het getal der leden , welke zy hadden afgezet; en het gevolg was, dat zy verpligt wierden , om zich te verdeedigen voor een' Vorft, die wyslyk oordeelde, dat het leven  <§>< XVI ><& ven van zyne Onderdanen veel te dierbaar was, als dat het zoude dienen, om zich ten kofte van het zelve eenen naam te maaken. In de daad het is niet genoeg, dat een Heelmeefter weet, boe hy eene operatie moet verrigten , hy moet ook weeten ^wanneer hy zulks moet doen. Daar het nu waar is, dat men geene operatie moet aanraaden, en dat een lyder dezelve ook niet zoude willen ondergaan, indien men daardoor geene verligting aan zyné 'ongemakken met grond kan te gemoed zien. En , indien het zeeker is, dat duizend gevallen leeren, dat het fchielyk afzetten van een lid in alle , onverwagt opgekome, toevallen , die het verlies van een lid onvermeidelyk doen voorkomen , doorgaans van den dood gegevolgd word, zoude men dan, als zulke gevallen weder voorkomen, niet afgefchrikt worden, om zulk eene handelwyze te volgen? Het is waar, dat weinige, in zulke wanhoopige gevallen , moeds genoeg hebben, om tegen het algemeen aangenomen gevoelen te handelen; en, daar deeze praktyk door oude zoo wel, alslaatere, Schryvers is gevolgd, word de Heelmeefter , indien hy niet dadelyk deezé operatie heeft verrigt, en de lyder fterft, door deszelfs vrienden,. onvriendelyk behandeld, en van het gemeen voor een onkundigen aangezien ; maar, heeft hy de operatie verrigt, dan reekend men, het zy de lyder in het leven blyft, of fterft, alles welgedaan. Het is uit dien hoofde zonder tegenfpraak eene  :è eéne, zaak van het allergrootft gewigt voor het menfchdom ia het algemeen, maar vooral voor hun \ die in krygsdienft zyn, dat men bepaald, wanneer deeze operatie moet wordera verrigt; want, als dit eens zeeker is, dan kan men zich ook verzeekerd houden van het herftel van den lyder. Wel is waar, dat deeze opératie dus veel zeldzamer zal worden verrigt, • maar dan zal zy ook met des te beter uitOag worden bekroond : men reekend doorgaans , dat van honderd menfchen, welken een lid is afgezet, flegts dertig geneezen worden; maar, als men volgd de regelen , welke ik hier heb voorgefteld, durf ik ftoutmoedig verzeekeren, dewyl het met de waarheid overeenkomftig is, dat vaneen even groot getal vyf en negentig zullen herftellen. Dit mag men met regt noemen eene vordering in kennis, welke aan de Heelkunde den hoogften lof verfchaft, en voor het rnenfchdom van een oneindig nut is! zonder dit alles duidelyk te verklaaren, zoude de nieuwe manier om deeze operatie te verrigten aan een ieder ook niet toefchynen te bezitten die voor>; deelen, welke zich nu' noodwendig doen bly- ken. , • De Heelmeefters zyn- reeds van oude tyden af voornamelyk daar op uit geweeft, dat zy, na het afzetten van eenig lid, de geneezing, 2oo veel mogelyk, verhaaftten: en, om die, oogmerk te bereiken, raadde C e l sü s aan, dai} * * men  in gevalle zy te ge, ** 2 weloig  weldig zyn, of ook door haare afweezigheid fchaaden; en dan kan men in het eerfte geval door ontlaftende middelen het geweld verminderen, terwyl hartfterkende middelen , en een daar' aan beantwoordende levens-regel, in het laatfte geval nuttig zyn. Maar hier in beftaat nog niet al het voordeel, dat onze manier boven anderen beeft, want zy bepaald ook den juiften tyd , in weiken men de van elkander gelcheide deelen moet tragten tje vereenigen. Zy bewyft , dat het vergeeffch werk is , verfche wonden te willen .vereenigen ; en daar en tegen leerd zy, dat het juifte tydftip daartoe dat is , wanneer de ettering wel voortgaat, en niet vroeger. Ja als men nog verder deeze operatie blyft overweegen, dm doen zich nog al meer voor. dee en op. Want, hoe zeer eenige Schryvers van laater tyd wel hebben befchreven de manier , op welke men de operatie aan eene kankeragtige borft moet verrigten, en geleerd, dat men een groot gedeelte van het vel moet bewaaren, om de geneezing des te fpoediger te doen eindigen ; fpreeken zy egter niet van de wyze, op welke men de wond moet behandelen , om dit gewenfcht einde te bereiken ; ja' daaraan ontbreekt zoo veel, dat men zelfs kanbetogen, dat zy volftrekt geen begrip daarvan gehad hebben :- want de Heer Faget(a) betuigd, dat de wond zes wecken, nadat zulk eene (*) Memoires de VAcad, Roy. de Chirurg. Tom. i. p. 3'  XXI >$» eene operatie was verrigt, nog niet was geneezen?, daar, in gevolge onze ftel.ing , niets zeekerder is, dan dat zy veel fpoediger moet geneezen zyn,- en dus kan men zien, hoe veele regtmaatige gevolgen men kan afleiden uit op rede gegronde (tellingen. Het geen ik ter bevordering der Heelkunde in Ierland heb voorgeflagen, moet zonder tvvyfel aangenaam zvn aan lieden van de kunft. Gelukkig zal het zyn voor de Inwooners, en voor de Heelkunde, indien de kragt der, redenen, welke ik ter bevordering van deeze Wetenfchap heb voorgedragen, naar behooren begrepen , en in aanmerking genomen word door hen, die de magt hebben en de middelen kunnen aanwenden, om deeze allernutfte, _en edele, wetenfchap meer aanzien, en agting, te doen verkrygen. De gefchiedenis van ons land leerd,dat reeös in de oudfte tyden door'de Overheid voor de gezondheid van haare Inwooners op eene byzondere wyze wierd gezorgd, en, al was het, dat geene andere overblyfzels van oude tyden aan ons waren overgelaaten, zoude dit alleen by alle befchaafde volken ons doen aanzien voor een volk, welks zeden en aart verre zyn van alle woeftheid. Wat nu betreft het werk op zich zelts: iw heb gemeend na ryp overleg, dat de wyze, op welke het nu het licht ziet, de befte was. Door het in Hoofdftukken te verdeelen, heb ik gemaakt , dat de leezer telkens kan ophou»* 3 den.3;  <& den, en met aandagt overweegen, het geen in. elk bevat is, daar een werk, dat zonder eenige verdeeling onafgebroken voortgaat, foratydc vermoeijing , of walging , verwekt. De gevallen, die elk Hoofdlr.uk ophelderen, zyn niet ternedergefteld,als met volle verzeekeringvan derzelver waarheid; en met opzigt tot den ftyl, waarin dit werk gefchreven is, zyn de duidelykheid, en kortheid, twee zaaken geweeft, welke ik altyd heb in het oog gehouden. Daar boeken, welke de Heelkunde behandelen, al befchouwd men ze van de befte zyde, weinig kunnen bevatten , dat aangenaam is, dewyl zy alleen gewagen van veele ongemakken , aan welke het menfchdom is onderworpen, en de middelen , om dezelven te helpen, hoe zeer noodzaakelyk, egter wreed, zyn,moeten zy noodwendig by derzelver overweeging de gedagten met droefgeeftige verbeeldingen vervullen, en daarom moet men ,zoo kort, en vatbaar, fchryven, ais mogeJyk is. Dus zal een Godgeleerde, en Wysgeer, ongevoelig overgehaald zynde, om zoo wel de gebreken van het lighaam, sis van de ziel, te overweegen, nieuwe en gewigtige, ftoffen vinden,in ftaat om zede-lesfen te verfchaffen, en elk menfch kan zelfs zulke lesfen daaruit voor zich zelve haaien. Ik heb in dit groot en gewigtig werk my overal zorgvuldig gewagt, voorfchriften van geneesmiddelen op te geeven, my vergenoegende, nmflegts de voornaamfte middelen te befchryven, laatende aan het oordeel van een - ■■ • - : ver-  4K xxnx verftandig Heelmeefter over de manier, om voorfchriften zamen te ftellgn. De redenen, welke my aanzetten, om eene fchets ter verbetering der Heelkunde in ons land op te geeven, zyn ook in dit opzigt by my gewigtig geweeft. Zulke voorfchriften doen fomtyds Kwakzalvers, en andere onkundige menfchen, de Genees en Heelkunde oeffenen, en geeven dus geleegenheid, dat zy, niet weetende wanneer zy juift te pas komen , het menfchdom meer kwaad, dan goed, doen. Om nu te maaken, dat dit werk volkomen voldeed aan den opgegeeven tytel, heb ik voor het zelve geplaatft eene inleiding, bevattende een kort begrip van de gevoelens > welke van oude tyden af omtrent dit ongemak hebben plaats gehad; en hierdoor word de Leezer in ftaat gefteld, om zonder veel moeite te kunnen zien , op hoe veele, en verfehillende, wyzen men getragt heeft deeze operatie eenvoudiger te maaken, en de geneezing fpoediger te volbrengen: ook is men in de daad verpligt, om aan het nageflagt bekend te maaken de naamen van hen, die het menfchdom hebben getragt nuttig te zyn, al heeft de uitflag niet beantwoord aan de verwagting. In een woord, ik vlei my, dat dit werk niet alleen voor de Heelkunde in het algemeen nuttig zal zyn, maar dat zelfs Heelmeefters, die eene uitgebreide praktyk hebben, in het zelve zullen vinden zulke onderrigtingen, als hun in het oeffenen van dezelve eenig licht zullen geeven.  $K *XIV >*' ven. Doch, hoe nieuw, en nuttig, dit werk ook wezen mag, zoude ik my te veel vleijen, indien ik verwagtte, dat zulke mannen, die, hoe onkundig zy ook zyn mogen, zich egter verbeelden, dat niets hun ontbreekt, van het zelve zouden gebruik maaken; ja ik zal het voor eene zonderlinge gunft aanzien, mdiea zy zich zoo veel willen vernederen, dat zy, eer zy hun gevoelen over het geheele werk uiten, deeze Voorreden doorbladeren, en in erkentenis daarvan hun toeroepen het volgende zeggen van Seneca, met het welk ik ook eindig j Puto muitos ad Sapientiam potuisfe pervenire , nifi putasfent fe pervenisfe (a). (a) Ik meen , dat veele zouden hebben kunnen wys ■worden, indien zy niet hadden gemeend , dat zy reeds wys waren. ï N*  INHOUD. Pag. Inleiding. . EERSTE HOOFDSTUK. Van het Vuur in bet algemeen, en van deszelfs onderfcbeide foorten. ■ . .27 TWEEDE HOOFDSTUK. Van het Heet 'en Koud Vuur, voortkomende van eene algemeene Kvoaadfappigheid, of eenen kwaaden Jlaat zoo van de vafte, als zagte, deelen. ■ -33 DERDE HOOFDSTUK. Van de Eftbiomene, zynde bet Eerfte foort, of de Hoogfle trap van bederf in de vafte deelen, en vogten 39 VIERDE HOOFDSTUK. Van bet Koud Vuur, of bet Tweede, foort van verfterving, uit eene algemeene kwaade gefteldbeid _ -53 VYFDE HOOFDSTUK.: Van bet Heet Vuur, eigentlyk zoogenoemd; of ' van bet Derde foort van verfterving uit eene algemeene oorzaak 67 ZESDE HOOFDSTUK.' Van het gemis van de Balfemagtige, en tot voeding gefchikte, hoedanigheid van bet bloed, en de andere vogten; de bron van alle tot biertoe befcbreve foorten van Verfterving. . |8  $H XXVI ZEVENDE HOOFDSTUK. ^ Van bet Vuur, bet -welk door eene ontfteeking vort bet Bloed noord geboren, . . 9S AGTSTE HOOFDSTUK. Fan een foort van Vuur, dat op bet aderlaten vol& 113 NEGENDE HOOFDSTUK. Van die Verfterving, welke door eene Kankeragtige gefteldbeid van bet ligbaam ontftaat. . 128 TIENDE HOOFDSTUK. Van de Ongemakken der Beenderen, welke bel Afzetten vorderen. . . t .145 ELFDE HOOFDSTUK. Van bet Vuur , door uitwendige oorzaaken verwekt; en, voor Eer ft, van de manier, op welke men dit ongemak moet behandelen, wan. , neer bet door eene geweldige Koude, en door e Virft, is ontftaan. ... , f^t TWAALFDE HOOFDSTUK Van de Wonden der groote vaten, welke de afzetting vorderen. . . .. DERTIENDE HOOFDSTUK. Van bet Vuur, op gefcbote wonden volgende. 183 VEER»  SXVII VEERTIENDE HOOFDSTUK.**8' Ir bet in andere uitwendige ongemakken, welke de afzetting vorderen, beter , dat men deeze operatie terjlond verrigt, of dat men dezelve uitjleld? ..... 20© VYFTIENDE HOOFDSTUK. Het Begin, en de Voortgang, van de Afzetting met een lap.. . . ... . 223 ZESTIENDE HO.OFDSTUK. Bevattende een Toerboot van de onderfcbeide proeven, door den Scbryver genomen, om de nieuwe, door bem uitgevonde, manier van afzetting op een1 zeekeren voet te brengen. . 23» ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Van de manier, om deeze nieuwe operatie te verrigten aan een Been, benevens bet verband , en de verdere Behandeling. . . . 243 AGTTIENDE HOOFDSTUK. Van de manier, op welke men deeze nieuwe operatie' moet verrigten aan de dey, den arm, en voorarm. .... . 2fg NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Van de Voordeden, welke deeze manier beeft boven die, welke tegenwoordig in gebruik • • ï . . 271 AAN-  <$i<[ XXVIII Pag, AANHANGZEL: Bevattende voorjlagen, om de Heelkunde in Ierland op een beter voet te brengen, en te gelyk een kort verbaal van den toeftand der Geneeskunde onder ons in voorige Eeuwen. . . .284 VERBETERINGEN. Pag 4. reg'. 6. Celzus lees Celfus. p. 40. r. 5, Haare 1. De. p. 68. r. 17. hy 1. men. p. 69. B 26. haaren 1. hunnen, p. 71. r. 33. jeuking. 1. walging, p. 9'. r. 25- Livorno. 1. Leverpool. p. ico. r. 5. half. 1. niet zeer dik, p. 164.. r. 8. StóanceJo 1. Spbacelo. p. 220. r. 2. half. 1. niet zeer dik, p. 271. r. 5. zoeten. 1. zoeken. I N-  INLEIDING. Onder alle ongemakken, aan welke demenfch is onderworpen, is 'er geen , welke in de daad zoo droevig is, als het Vuur,* ook kan men geen middel bedenken, dat zoo wreed is, als dat, van het welk men zich doorgaans bediend, namelyk de afzetting. Wanneer men voor de eerfte maal van dezelve heeft beginnen gebruik te maaken, kan men met geene zeekerheid bepaalen. Indien men wilde zeggen, dat zy haare uitvinding verfchuldigd is aan de geleerdheid in het algemeen, en aan de Ontleedkunde in het byzonder, zoude men meer zeggen , als beweezen zoude kunnen worden , dewyl zy befchreven is op een tyd» toen de Heelkunde nog onbefchaafd was, en de Ontleedkunde nog weinig wierd geoeffend. Veel eer zoude ik gelooven, dat de Heelmeesters , ziende dat fommige verftorve leden van zelfs in de geleding wierden afgezonderd, daardoor zyn overgehaald, om zoo iets na te volgen ; en deeze gisfing fchynt met nog meerder zeekerheid te kunnen worden ftaande gehouden, daar het bekend is, dat veele in oude tyden aanraadden , het lid in de geleding af te zetten Hoe zeer Hippocrates wel handeld over het Heet en Koud Fuur, en zelfs aanraad, om by verftervingen de verrotte deelen weg te a fny  fnyden ,onsnalaatende die zoo beruchte (relling, die van de Heelmeefters na hera zoo dikwyls is herhaald, en behelsd, dat die ongemakken, welke door geneesmiddelen niet kunnen worden berjleld, geneezen worden deor bet Jïaal; dat die, welke het Jiaal niet kan wegneemen, geneezen worden door bet vuur; en dat men die, welke voor bet vuur zelfs cngeneeslyk zyn, ook onvatbaar moet reekenen voor gtneezing; (preekt hy egter nergens van het afzetten van eenig lid. Celsus, die onder de regeering van den Keizer Tiberius geleefd heeft, is de eerfte geweeft, die over het afzetten der leden met opzet heeft gehandeld; maar, hoe zeer hy vry nauwkeurig deeze operatie befchryfd, en zelfs byzondere onderrigting geeft, omtrent het bewaaren van een gedeelte van het vel, ten einde het been te bedekken, geeft hy egter nergens te kennen, dat dit eene nieuwe operatie is (a). Integendeel heeft men uit deezen hoofde rede , om te denken, dat deeze operatie zoo wel, als de gebreken, welke nog aan dezelve verknogt waren, bekend waren langen tyd, voor dat deeze Schryver zyn werk opftelde, want, waarvan zoude het anders komen, dat hy zoo nauwkeurig is, omtrent eene zaak van zoo veel gewigt,namelyk zorg te draagen, dat het been niet ontbloot blyve? Waar is het egter, dat hy, onder het verrigten der operatie, geene zorg draagt voor eene bloedftorring, of middelen tegen dezelve opgeeft; ja dat hy geene melding maakt van eenige manier, om dezelve naderhand meeiter te worden; maar in tegen. («) Lil. 7. Cap. 33.  tegendeel zegt, dat veélë door dezelve ondef de operatie zyn geftorven. Uit al het geen Celscs zegt, betreffende deeze operatie, meen ik, te moeten befluiten,dat zy lang voor den tyd, in welken hy leefde, is in gebruik geweeft; en dat reeds de Heelmeestersin dien tyd grondig begreepen; hoe kwaad het was, dat het been verder, dan het vleefchs uitftak, daar zy van deeze zaak' zbo nauwkeurig fpreeken. Maar , hierop zoude men kunnen vraagen, hoe hét komt, dat zy, indien dit zoo is j van andere zaaken, welke tot deeze operatie betrekking hebben , en.van zulk een groot gewigt zyn tot behouwd van den lyder, zulk een diep ftilzwygen in agt neemen ?■ Indien een Schryver van laater tyd, en die minder agting verdiende , zulk een gebrekkig verhaal van deeze operatie had nagelaaten, zou* de ik geneigd zyn te denken, dat hy of door overlevering, of uit den mond van een of ander beroemd Heelmeefter van dien tyd, onderrigt was geworden; en dat hy, niet genoeg, en door ondervinding , ervaren zynde in deeze zaak, dezelve dus aan ons had nagelaaten, zynde op fommige plaatzen zeer duidelyk, en op andere zeer gebrekkig, befshreven; maar over zulk een waardig, en beroemd, Schryver du; f ik geen oordeel vellen. Galenus, die een eeuw laater, dan Celsüs, leefde , maakt geen gewag van het afzetten der leden , onaangezien hy met opzet handeld over het heet en koud vuur (a); maar hy raad alleen aan, het voetfpoor van Hippocrates vol* gende, dat men de verrotte deelen moet weg- fnyden i ( a) Lib. 2. ad Glauc. A 2  fhyden: ja, dat nog vreemder is , hy maakt nergens gewag van Celsus , die in zyn tyd een' vry grooten naam had. Paulus (van JEgina , die van Dr. Freind gezcgt word in de zevende eeuw geleefd te hebben, is de eerfte, die, na Celzus, over het afzetten heeft gefchreven (a). Hy verhaald de manier, op welke Leonidas deeze operatie rerrigtte. Dat hy de zagte deelen doorfneed ter plaatze , daar zy gezond wnren, meen ik, dat zeker is, hoewel hy dit juift niet vaft bepaald, om dat hy beveeld, dat men door middel van een band het vleefch moet naar boven trekken , terwyl hebbeen word doorgezaagd, uit vrees, dat de zaag fomtyds het vkefch zoude befchadigen. Ter ftuiting der bloedltorting na de operatie,maakt hy gebruik van een gloeijend yzer, om de deelen toe te fchroeijen. Avicenna, die in de twaalfde eeuw leefde, beveeld, dat men, om de pyn en bloedftorting te vermyden , de zagte deelen ter plaatze , daar zy verdorven zyn, moet doorfnyden, en dat men, na het afzetten, zoo lang gloeijende yzers tegen den ftomp moet houden, tot dat de lyder klaagt over hitte , of pyn, ten einde het bedorven vleefch en been te verteeren Guido de Cauliaco fneed de zagte deelen, tusfchen twee banden, door, en raadde, even als Paulus , aan een linnen band aan te leggen, om, terwyl het been word doorgezaagd , de zagte deelen naar boven te haaien. De vaten fchroeide hy, ter ftuiting van het bloed, toe meteen gloeijend yzer, of kokende olie. Jo- ( a ) Lib. 6. Cap. 84. (6) Tom. 2. Lib. 4.  <5K 5 >® JoifANNES de Vigo , Heelmeefter van d n PausJuLius den Tweeden, die in het begin van de zeftiende eeuw heeft gefchreven , raadde, dat men een lid , ter plaatze daar het verftorven was, moeft afzetten , en de vaten door middel van een gloeijend yzer fluiten (a). Vesalius, die omtrent het midden van die eeuw heeft gefchreven , befchryft eene nieuwe manier, om de leden af te zetten. Hy beveeld, dat men het vleefch moet doorfnyden met een gloeijend mes, en wel ter plaatze, daar het verftorven is; en hy maakt, na dat het been is doorgezaagd, gebruik van het brandyzer, zoo om het verrotte vleefch te verteeren, als om de aflchilfering van het been te bevorden (b). Bartholomeüs Maggius , een tydgenoot van Vesalius, maakte de infnyding in de bedorve deelen, en zonderde deeze vervolgens af van de gezonde ; en, nadat de operatie was verrigt, fchroeide hy den ftomp met een brandyzer, of ftak denzei ven in kookende olie, waar onder zwavel was gemengd, tot dat die tot het levende doordrong (c). Botallus, die Geneesheer was van Carel den Negenden, Koning van Frankryk, zegt ook, nadat hy deeze operatie , volgens Maggius , heeft befchreven, dat zy zeer veel tyd vereifchte: waarom hy voorfloeg een korter weg, ja, volgens zyn zeggen, zulk eene manier, als veel minder tyd vereifchte, en veel minder pynelyk was Cd). Hy bediende zich van twee lange en ( a) Lib. 4- C"P- 7- (b) Ckir. Mag. Lib. 5- Cap. 12. ( c) De Vulneribus. (Ó Van Horne Microtechne. A 3  6 > vinden (a); en, om de bloedftorting te overwinnen , maakte hy gebruik van een brandyzer, of brandmiddel Qcauterium potentiak~). Deeze manier noemde men afzetten met de greep, en zy was in gebruik ten tyde van Wiseman. Hildanus (b) maakte, nadat hy de bekleedzelen ftyf gebonden had, om de bloedftorting voor te komen, het lid vaft aan een bank; vervolgens fneed hy meteen fcheermes, of een ander mes , de zagte deelen door, en haalde dezelven naar boven door middel van een zeeker foort van lederen beurs, die met touwtjes wierd toegetrokken: Daarna fneed hy het beenvlies door, en zaagde het been af. Nadat hy vervolgens den band, en beurs , had weggenomen, fchroeide hy den ftomp met een gloeijend yzer. Ook vind men in zyne werken, dat hy de zagte deelen met een gloeijend mes raadde door te fnyden , ten einde te gelyk aan twee oogmerken te voldoen, namelyk het doorfnyden, en fluiten der flagaderen. Het was omtrent deezen tyd, dat Morell , een Heelmeefter van het Hospitaal de la Charité, ter ftuiting der bloedftorting gedurende het verrigten dêr operatie ,_een Tourniqud uitvond. Voor dien tyd beftond al de voorzorg, welke men gebruikte, in een platten band, welken men ftyf toebond boven het deel, dat moeft worden afgezet, of fomtyds wierd het door een fterk man ftyf omvat; maar Morell lag vooreerft dikke drukdoeken over den loop van de groote vaten,en over deeze een platte, fterke band, (a) Woodall's Surgery. (J>) De Gangrana ö* Sphacelo Cap. 19. £fc.  band, diedoor middel van feen klein flokje digt-toegedraaid 'zynde, her gfehêele lid, maar vooral de bloedvaten, toedrukte. Eenigen tyd daarna vond een ander Franfch Heelmeefter, met naame Pattn, een byzonder foort van tang uit om de Jïagaders te vatten , die tot op deezen tyd behouden heeft den naam van Valet a Patin. Nadat hy de flagader ftyf had toegebonden, doorboorde hy dezelve met ëertntfald, en haalde beneden den gelegden knoop een draad door dezelve, om te beletten, dat die niet te fchielyk af zoude fchieten. Wiseman (O» eerfte Heelmeefter van CAREL den Tweeden, Koning van Engeland, befchryft deeze operatie nauwkeurig. Hy trekt eerft het vel, en vleefch, te rug, en zet dan het Tourniquet aan, vervolgens trekt een helper de zagte deelen, naar mate hy ze doorfnyd, naar boven (voorwaar eene heerlyke manier!). Hy verwerpt den gefpleten doek, als zynde onnut, als het been word doorgezaagd; en hy fchynt aan een brandmiddel, of brandyzer, den voorkeur te geeven boven het toebinden, ook pryft hy zeer aan eene kruiswyze hegting van de bekleedzelen, ten einde de geneezing te verhaaften. Nucic befchryft de Operatie op de wyze van Paré; hy is de eerfte, die van het Tourniquet van Morell gewag maakt; hy geeft laan een brandmiddel den voorkeur boven het toebinden der vaten ; en is van gedagten, dat in veele gevallen de Lycoperdon, of Boviji, veilig in plaats van een van deeze beide middelen kan gebruikt worden. Omtrent deezen tyd vond Ra bel, een fchei- (a) Wisemak's Surger^  fcheikundige m Duitsland, uit een mengfel, het welk hy opgaf voor een groot geheim, om alle bloedftortingen te fluiten, en het welk de Franfchen nog tegenwoordig na hem noemen Eau de Ra b el. Het beftond uit fterken geeft van vitriool, en uit wyn-geeft; en hy verzeekerde, dat door het zelve flegts aan te leggen alle foorten van bloedftortingen zoo wierden geftuit, dat het toebinden, of een brandmiddel , niet meer nodig was. Hy begaf zich na Lodewyk den Veertienden, die toen ter tyd de befchermer van kunften en Wetenfchappen was in Europa; deeze beloonde hem ook op eene edelmoedige wyze voor het bekend maaken van zyn geheim; maar, volgens het verhaal van Dionis, kwam de uitflag in geenendeele overeen met de verwagting, welke men algemeen daarvan had opgevat, Want een Soldaat van de Invaliden, wiens dey was afgezet, ftierf van de bloedftorting onder zyne handen. Maar onaangezien dit kan nun egter met geruftheid zeggen , als men overweegd de zamenftelling van het zelve , dat het is een uitmuntend bloed Helpend middel (V). Charriere handeld over de oorzaaken der verfterving , en befchryft het afzetten nauwkeurig. Hy beveeld, dat men een (tukje bord-papier moet leggen onder het verband, het welk met het ftokje word toegedraaid, om voor te komen, dat het vel rimpele, of befchadigd worde; ook raad hy het kuitbeen eer, dan het fcheenbeen, door te zaagen, om het fplinteren van dit, been voor te komen. Hy agt het te rug trekken van de zagte deelen met een gefpleten doek zeer noodzaakelyk, ten ein- (a) Cours des opemlms de Cfti'r, par Dioms,  einde voortekomen, dat het been niet uitftee: ke; en hy geeft aan het binden der vaten den voorkeur boven een brandmiddel. Hy oordeeld, dat eene kruiswyze hegting der bekleedzelen zeer goed is aan den arm, of de dey, om voor te komen, dat het been uitfteeke, maar hy keurd dezelve af aan het been, of den voorarm (a). Van Solingen fchryft in een werk over de Heelkunde, dat in de Hollandfche Taal het licht zag; dat by het wegneemen van een been, de infnyding, hoe laager zy gemaakt word, des te beter is, en hy vond uit een werktuig, in het welk de ftomp kon ruften, en dat door middel van veeren eenigzins in plaats van het afgezette deel zoude kunnen dienen: maar, hoewel Dionis en Heister van deeze verbetering gewag maaken, vind ik egter niet, da£ anderen ze hebben nagevolgd (V). Dionis, een kundig en moedig Heelmeefter befchryft deeze operatie nauwkeurig. Hy pryit aan zamentrekkende poeders, met wit van eijeren gemengd, om den ftomp daar mede te verbinden. Hy maakt gewag van drie manieren om de vaten te binden; 1. brengt hy door middel van den fiagader-tang een ftrik om de flagader ; of, als hy dit vat niet vatten kan, brengt hy 2. door middel van twee kromme naalden een draad, die aan beide vaft is, om het vat en door het omliggend vleefch; of 3. verrigt hy dit met een' grooten krommen naald , van een draad voorzien; welke laatfte manier, volgens het geen ( «) Nouvelles operations it Chirurgie, Chap. 25 6? 3^(6) Zit Heister,Diohis ca ander«n.  geen de Heer la Faye , die zyn werk met aanmerkingen heeft uitgegeeven , zegt, tegenwoordig in gebruik is (a). Maar hoe ervarener de Heelmeefters wier-' den in het verrigten van deeze operatie, des te meer begrepen zy, dat zy nog zeer veele gebreken had. Daar het uitfteeken van het been niet wierd verhinderd door de kruiswyze hegting van de bekleedzelen, ftelde Lowdham, een ftoutmoedig Engelfch Heelmeefter, voor eene manier, van welke men nog nooit had gehoord, en die zeer aanneemelyfc fcheen te zyn Qf). Zy beftond daarin, dat men aan den agterkanc van het been, laager, dan het gedeelte, dat men wilde afzetten, overliet een lap vleefch van eene groote lengte, met oogmerk, om door het bedekken van den ftomp met den zei ven, de geneezing zeer veel te bekorten. Maar, toen men hiervan proeven nam, vond men , dat daardoor geen voordeel wierd aangebragt. Dit fchfikte egter niet af den Heer Verduin, een beroemd Heelmeefter te Amfierdam, om eenige jaaren laater deeze manier weder te doen herleeven, en in eene verhandeling, tot dit oogmerk gefchreven, op te helderen met veele afbeeldingen van werktuigen en verbanden, welke hy tot een' gelukkigen uitflag van dezelve nodig oordeelde (c). Doch,hoe zeer Ruysch, Manget, en anderen , dezelve zeer hebben geprezen , vind ik egtér, dat ze veragt word door Jun- 7 l ker ,• (a) Cours, des eperations de Chirurgie, (b) Currüs triumphalis ex Therebintho. CO Dijfcrt. de Nova artuum Aecurtandormn ritïbnk  15 >$» ker , Heister , de Baron van Swieten, Sharp, Louis, en anderen. Heister leerd ons, dat zyn vriend Koenerding eenigen tyd daarna eenige verbeteringen omtrent deeze operatie voorftelde in een werkje over bet Htet en Koud vuur, in de Hollandfche Taal gefchreeven, maar hy zegt niet, waar in zy beftonden («). Naderhand ftelde de Heer Sabourin, een Heelmeefter, te Geneve, die zeide, dat hy zyne manier met goed gevolg had in het werk gefteld, voor aan de Academie te Parys , leden zelfs in de geleding af te zetten, en door het behouden van een lap van het vleefch, de geneezing te bekorten. Door voorfpraak van deeze geleerde Vergadering wierd hem toegedaan, zyne manier in het werk te ftellen in het Hospitaal de la Cbarité, en de Heeren du Verney en Mery wierden belaft, het oog over dezelve te laaten gaan, en van het gevolg verflag te doen, met byvoeging van haare gedagten omtrent dezelve. De man ftierf van de bloedftorting , en , hoe zeer deeze Heeren omzigtig genoeg waren in hun bericht, is het egter zeeker, dat deeze manier na dien tyd nooit weder in Frankryk, of ergens elders, is verrigt (ö). La Motte, een Heelmeefter te Valognes in Normandiën, en een zeer naarflig Waarneemer, is, voor zoo verre ik heb kunnen nafpeuren, de eerfte geweefl, die voldoende handeld over het Vwxr^ en den aart van dit ongemak verklaard. Voor ( a ) Trad;. Chir. cap. 35. (b) Memoires 4e l'Acai. Roy. dts Scie.ices, 1702.  Voor hem was men gewe/on, overal, waar men eene verfterving ontdfckte, dezelve met vuur en zwaart te keer te gaan, in gevolge het zeggen van H ippoc^ates,- maar hy toond uit eige ondervinding aan den flegten uitflag van deeze handelwyze, en raad, in plaats van [ditf, aan het lighaam door verrotting tegengaande, en kragtige hartfterkende, middelen te verfterken, wanneer het vuur uit eene inwendige oorzaak voortkomt, en op het ongemak zelfs te deggen Jiyrax, mei agyptiacum, en verwarmende geeftryke middelen, ten einde de natuur te gemoed te komen in het ontlaften van het geen haar fchaadelyk is. Zyne manier van afzetten kwam, naar ik vind, overeen met die toen in het Hotel Dieu te tarys in gebruik was; de flagader namelyk wierd gefloten met een vitriool - knopje, en de wieken wierden bedekt met famentrekkende poeders (a). Hoe zeer het Tourniquet van Morell voornamelyk gefchikt was, om de groote flagaderen te drukken, wierd over het zelve egter zeer geklaagd, dewyl het het geheele lid knelde : maar een Hungaarfch Heelmeefter vond een ander uit, het welk zoo was gemaakt, dat het alleen de groote vaten drukte; doch dit werktuig wierd egter nog veel verbeterd door den Heelmeefter Petit, die het. in het jaar 1718 aan de Academie der Wetenfchappen voorftelde ; en in de Verhandelingen van deeze Academie voor het jaar 1731 vind men een vertoog van denzelfden Heer, handelende over bloedftortingeu, en de onderfcheide middelen om dezelven te keer te gaan, in het welk hy af- (0) Traité complet de Chirurgie. Tom. 3.  sfkeurd het uitwendig gebruik van fterke brand* middelen', als in geenen deele voldoende aan het oogmerk, en zegt, dat dezelven geftuic worden door middel van ëen bloedprop, die de flagader fluit. Korten tyd daarna gaf de Geneesheer Petit een gefchrift over , dat hec zelfde onderwerp behandelde , en in het welk hy zegt, dat fcherpe middelen, uitwendig gebruikt, de bloedftorting het beft te keer gaan. In het zelve vind men ook een verhaal van den opkomft, en voortgang, van het afzetten der leden, na de orde des tyds gefchikt, en tot op zynen tyd voortgaande, vol van nuttige aanmerkingen: in hoe verre my dit geholpen heeft in het opftellen van deeze Inleiding, kan de Leezer ras ontdekken, wanneer hy dezelve vergelykt met het vertoog van dien geleerden Heer. Onder de geleerde Verhandelingen, welke in groot getal, door den Hoogleeraar Monro gefchreven, gevonden worden in de Geneeskundige Proeven van een Genootjchap te Edinburg, vind men ook eene Verhandeling van den zelfden Schryver, voornamelyk ingerigt, om te verbeteren de gebreken, welke de kunftbewerking van het afzetten verzeilen. Deeze verbeteringen zyn veele , en verdienen, opmerking (a) ; van de voornaamfte zal ik fprecken.* Voor eerjl, raad hy aan een vaft opgerold windzei , om de vaten te bedekken, in plaats van een zagte drukdoek; en beveeld het zelve vaft te hegten aan den langen drukdoek, die den arrjy (a) Medial EJfays. vol. 4. art. 22.  afnvomvat., op dat het niet van de jüifte plaats van de flagader zoude affchieten. Ten Tweeden, draagd hy zorg, da het been nooit verder dan het vleefch en vel uitfteeke; en dat het beenvlies zoo digt aan het vleefch, als mogelyk is, worde doorgefneden, en door het mes naar boven gefchoven, zoo dat de zaag zoo digt by het gezonde vleefch , als het zyn kan, kan worden gebruikt. Ten Derden , let hy, dat, by het binden van de flagader, maar een weinig vleefch dezelve omringe, en dat de naald hooger, dan de mond van het vat is, doorgaa, ten einde de flagader niet ontglippe uit den band. Zyne aanmerkingen, omtrent het verband, en de verdere behandeling, zyn zeer leerzaam, en, door dat hy alle gebreken, welke de gewoonemanier verzeilen, aantoond, dienen dezelven alleen om des te duidelyker te doen zien de groote voordeelen van die manier , welke wy volgen. Chkselden vond, nadat hy waargenomen had, dat noch de kruiswyze beg ing van het vel, door Pars aangeraaden, noch het ifzetten met een lap, eenigzins beantwoorden aan het voorgeftelde oogmerk, uit eene andere manier, om voor te komen het uitfteeken van het been, en eene te langduurende behandeling na het afzetten. Zyne manier beftond in het doen van twee onderfcheide infnydingen , van welke de eerfte alleen ging door het vel en den vetrok, vervolgens haalde men de doorgefnede deelen, zoo veel mogelyk, naar boven , en dan wierd het vleefch digt aan dezelven doorgefneden. Hier door wierd het vel ter lengte van een, of twee, duimen ge- fpaard 3  &€ 19 fpaard, ten einde den ftomp te kunnen bedekken (a). Garengeot handeld over deeze, gelyk over alle andere Heelkundige kunftbewerkingen , zeer «vydloopig. Het blykt niet, dat hy, by het afzetten van een been, de zagte deelen in twee keeren doorfneed, gelyk Cheselden aanraad ; maar, by het afzetten van de dey raad hy deeze manier aan. Hy is van meening, dat men, om het vleefch te rug te haaien , geen gefpleten doek nodig heeft; en hy geeft aan zagt plukzel ter bedekking van den ftomp den voorkeur boven zamentrekkende poeders. Hy geeft eenige nuttige onderrigtingen betreffende bloedftortingen , verhaald de manier, op welke Verduin een been afzette, en klaagd, dat zy niet meermaalen in Hofpitalen word in 't werk gefield O). Heister fnyd eerft met een mes het vel, en den vetrok, door; vervolgens de doorgefnede deelen naar boven hebbende laaten haaien ; doorfnyd hy de fpieren met een groot, en krom,mes,by het afzetten in gebruik,en geeft vooral eenige onderrigtingen omtrent het doorzaagen van het been. Hy maakt gebruik van een gefpleeten doek, om het vleefch naar bo« ven te haaien; terwyl het been word doorgezaagd ; hy onderfchept de bloedvaten , of fluit het bloed door middel van vitriool-knopjes; maar, ingevalle men by de flagader niet kan komen, raad hy aan een brandyzer (c). LEDRANzegt in zyne Heelkundige Kunfibewer- kin- (a) Chfseldek's Anatomy. Sharp's CriticalEmpdry. (6) Operations de Chirurgie, Tom. 3. (c) Jnjl: Ch.rurg. Tom.' 1. p. 472.' B 2  dingen niets, dat afwykt van de gewoone ma« nier, om leden af te zetten; maai- hy befchryft egter twee onderfchtide manieren, om de dey at" te zetten met een lap, van welke de eene was voorgefteld door Vermale , Heelmeefter van den Keirvorft van oe Palis, en de andere door Ravaton , Heelmeefter van het Hospitaal te Lanriau, beftaande bude daar in, dat 'er twee teppen vleeich wierden bewaard, die} na het afzagen van bet been, by elkander gevoegd zynde, den ftomp nauwkeurig bedekten. Hy is de eerfte, die eene wyz2, op welke de arm in de geleeding met het fchouderblad kan worden weggenomen, befchreven heeft, hebbende zyn vader deeze operatie met een goed gevolg verrigt (jf). Sharp, een waardig leerling van Cheselden, raad op het fterkft aan, de operatie uit te ftellen, tot dat het blykt, dat het verftorve deel van het gezonde is afgefcheiden ; en by toond aan het voordeel van twee onderfcheide infnydingen , welke zyn meefter het eerft aanraadde. In een laater uitgegeeven werk fpreekt hy omftandiger van het afzetten. Hy maakt gewag van eene drooge verfterving ; van die, welke door eene ftrenge koude word te weeg gebragt; en van eene andere, welke door hooge ouderdom ontftaat. Hy twyfeld aan het vermogen van den koortsbaft, om verftervingen te fluiten; fpreekt van het afzetten met een lap, en twyfeld met groot regt aan het goed gevolg van zulk eene operatie. Om de geneezing te verhaaften, raad hy ten fterkften aan (a) Operations de Chirurgie.  aan de krui?wyze hegting van het vel, welke zoo dikwyls vuor hem door andere Schryvers was overwogen (a). De Baron Van Swieten fpreekt, in zyne Uitbreidingen der korte Stellingen van zyn' Leermeefte Boerhaave (b) , van een' lederen riem, die het lid, hovende plaats, alwaar het moet worden afgezet, moet omvatten, en waar aan twee oogen moeten wezen , door welke twee banden kunnen gaan, welke door een helper, voor het verrigten der operatie, en ook, terwyl het been woid doorgezaagd , zoo ftyf moeten worden aangehold, als mogelyk is, om, zoo veel doenelyk, het uitfteeken van het been voor te komen. Hy keurd eene kruiswyze hegting van het vel, na het verrigten der operatie, niet goed. In de Verhandelingen van de Koninglyke Academie der Heelkunde, welke zoo veel eer doen aan de menfchen-liefde, en aan Frankryk, kan men zien, dat veele beroemde leden van dezelve met oplettenheid over deeze kunftbewerking hebben gedagt.' In de eerfte plaats befchryft Morand de kragt van den Eiken - zwam , ter ftuiting der bloedftorting; eene ontdekking, voor welke deszelfs uitvinder, namelyk Brossard , een Heelmeefter van het Hofpitaal de la Cbarité in Berry , door den Koning op eene, hem waardige, wyze is beloond. La Faye fteld voor eenige verbeteringen in de manier, op welke de arm in de geleding pleegd (a) Surgery.Crital Enquiry. (è) Camment. in ft Boerhaave Apnor. pratte lm. i.. B 3  pleegd afgezet te worden, door hem den voorkeur gegeeven boven de gewoone manier, en beftaande in de volgende;namelyk VoorEerfi worden de vaten niet gebonden, voor dat de arm byna is afgezonderd: Ten Tweeden km de etter beter ontlafr. worden, door dat de lap aan den boven kant van de wond word gehouden: Ten Derden maakt de dikte van de lap, en het groot getal van deszelfs vaten , dat de vereeniging fchielyker voortgaat. Hierop volgt een gefchiedkundig verhaal van het afzetten met een lap,door denzelfden Heer gefchreven, in het welk hy eenige verbeteringen opgeeft. Hy geeft aan de wyze, op welke Vermale de dey afzette, den voorkeur boven die van Ravaton, en hy tragt de werktuigen door Verduin gebruikt, tot grooter eenvoudigheid te brengen. Hy fchynt een yverig voorftander van deeze operatie te zyn, hoewel het egter niet blykt,dat hy dezelve ooit in het werk heeft gefteld. Ook heeft Garengeot de operatie, van welke ik thans fpreek; gepoogd eenvoudiger te maaken; maar, dewyl ik in het hierna volgend werk zyn gevoelen nauwkeurig heb overwogen ,' moet ik myne Leezers daar henen wyzen. Veyret verhaald, dat hy verpligt is geweeft, na het afzetten van een deybeen, waar by de zagte deelen in twee maaien waren doorgefneden , het been, dat te ver uitftak, af te zaagen. Ook heeft Louis eene vry veel opmerking verdienende verhandeling medegedeeld , betreffende de oorzaaken, geneezing, en middelen , om het uitfteeken van het deybeen, na het  het afzetten van dit deel voor te komen. Om van andere zaaken geen gewag te maaken, zalik alleen zeggen, dat de middelen, welke hy voorllaat, om dit ongemak voor te komen,eenvoudig , en fraay, zyn. Hy zegt, dat men, na het doorfnyden der zagre deelen, het welk , na zyne meening, op eenmaal moet gedaan worden, den hand,die het mes beftuurde, terftond moet wegneemen, voor dat men van de zaag gebruik maakt, waar door de fpieren, die dan van knelling zyn bevryd, zich kunnen te rug trekken, en men gelegenheid krygt, om het been, wel drie vinger breedten hooger, dan zonder deeze voorzorg zoude hebben kunnen geïchieden, weg te neemen. Daar is ook nog eene laater gefchreven verhandeling van deezen Heer, bevattende aanmerkingen omtrent het afzetten van onderfcheide leden, welke vervuld is met fraaye en nutrige aanmerkingen. Boucher tragt het misbruik der afzettingen by gefchoote wonden in eene groote verhandeling aan te toonen. Het fchynt, dat Faure had gefchreven eene zeer goede verhandeling, in welke hy tragt te bewyzen, dat, hoe langer men in zulke gevallen , als de afzetting vereifchen, dezelve uitfteld, zy van des te beter gevolg is, dewyl Boucher daar tegen tragt te betogen, dat hoe fchielyker men in zulke omftandigheden de operatie verrigt, het des te beter is voor den lyder. Warner heeft in de Heelkundige gevallen, welke hy heeft uitgegeeven; daar hy van het afzetten handeld , niets nieuws medegedeeld. Hy geeft op eenige gevallen,in welke deEikenB 4 zwam  zwam met voordeel is gebruikt, by afgezette beenen, maar hy twyfeld, of dit middel vermogen genoeg heeft, als de dey is afgezet. Gooch, een zeer rieuw Schryver, raad , als eene verbetering by het afzetten, aan, in plaats van den band, langs welken het mes word beftuurd, als men de fnede in het rond doet door de bekleedzelen, een dik leder kusfentje, waar tegen de zyde van het mes moet raaken, en dat dus oorzaak is, dat de infnyding overal gelyk is. In het Eerfte Deel vaft de Londenfche Genees, kundige Waarneemingen en Onderzoekingen, vind ik niets , betrekkelyk het onderwerp, dat ik nu behandel, maar Doftor Hunter geeft een verhaal van eene flagader-breuk inde groote flagader , met eenige aanmerkingen , dit ongemak in het algemeen betreffende, die wel waardig zyn overwogen te worden. In het Tweede Deel van dit zelfde Werk vind men aangeteekend eene afzetting van een been , uit hoofde van eene verfterving , uit eene inwendige oorzaak ontftaan , van welke de lyder herftelde, onaangezien 'er geene bloeditorting op de operatie volgde. De Heer Kirkland maakte met goed gevolg gebruik van ftukjes fpons, op d^n ftomp gelegd , indien 'er rede wis, om te denken, dat 'er etter wierd opgeflorpt, en raad deeze handelwyze in foortgelyke gevallen zeer aan. Men vind aldaar ook befchreven eene zeer eenvoudige, en goede, manier, om de operatie op eene flagader-breuk te verrigten. Rushworth, een Heelmeefter te Northamp. ton, maakte het eerft bekend, het vermogen vin den kooritbaft in het fluiten van het vuup, eq  en dit middel heeft in vervolg van tyd znlken grooten naam ten deezen opzigte gekregen, dat het byna voor onfeilbaar word aangezien, hoewel dit egter niet zoo zeeker doorgaat, volgens het gevoelen van den Heer Sharp, en den grooten Geneesheer Astruc. Na dat ik die Werk had ten einde gebragt, kwam te Londen in het licht eene Verhandeling over de onnutheidvan het afzetten der leden; van welke het oorfpronkelyke, na het fchynt, was eene Inwyings Verhandeling van den Heer Bilgüer , Generaal Heelmeefter van de legers van den Koning van Pruis/en, welke de Heer Tissot in de Franfche taal overzette, van welke de Engeljche uitgaaf eene Vertaaling is; maar de tytel komt niet volkomen overeen met het oorfpronkelyke gefchrift. Het plan van deeze Verhandeling is het afzetten der leden geheel en al te veroordeelen, maar de Schryver wil te veel bewyzen; wy zyn met hem volkomen van gedagten, dat men dikwyls heeft veroordeeld leden , welke, zorgvuldig behandeld zynde, mogelyk hadden kunnen behouden worden;, maar, omdat van deeze operatie fomtyds misbruik is gemaakt, volgd daar nu uit, dat men ze geheel en al moet verwerpen ? Geen menfeh heeft zich meer, dan ik, tegen dezelve verzet; maar des niet tegenftaande agt ik ze, als een zeeker en goed , maar teffens wreed, middel,om het leven te behouden. Het is waar, de Heer Bilguer betuigd, dat hy niet denkt, dat zyne proef deeze ftoffe volledig behandeld , en hy heeft in de daad gelyk : hy vergenoegd zich met op te geeven de middelen, van welke hy zich bediende, om het B 5 af-  $K 26 >>& afzetten voor te komen, en daar voor is een ieder hem dank fchuldig. Ik heb dit Werkje met veel aandagt geleezen, en vind egter geene de allerminfte noodzaaklyk. heid, om iets in dit Werk te veranderen; maar ïn tegendeel ben ik door het zelve des te meer overtuigd geworden van het nut, dat aan het algemeen daardoor zal worden gedaan, dewyl het, nauwkeurig betoogende, in welke gevallen men van het afzetten moet gebruik maaken , en wanneer men deeze operatie moet nalaaten, op eenmaal wegneemd alle tegenwerpingen , welke tegen het gebruik van dezelve zyn gemaakt. , VOL-  volledige VERHANDELING OVER HET HEET en KOUD VUUR. eerste hoofdstuk. Fm bet Vuur in het algemeen, en van deszelfs on* derfcbeide foorten. §• I. Daar de oude Heelmeefters, die geneigd waren , om te veel aan de kunft, en te weinig aan de Natuur, toe te fchryven, zagen, dat op groote wonden fpoedig Ontjleeking volgde ; dat op deeze volgde Etterixording; dat Vleefchnoording daarvan een gevolg was; en eindelyk dat het Heelen van de wond, of het Sluiten van dezelve met een lidteeken , het werk voltooide, fchikten zy zorgvuldig de middelen, van welke zy zich bedienden,na deeze trappen van geneezing , en vermengden dus het werk der Natuur met dat geen, het welk zy meenden, dat door de middelen, van welke zy zich bediend hadden , was te weeg gebragt. Het gevolg van deeze verkeerde befpiegeling was, dat met de geneezing van wonden veel tyd verliep , en veel pyn gepaard ging, en dat het geneezen der zweeren jaaren vereifchte. $. k  §• 2. Want, daar op elke wond daadelyk pyn volgd, moet deeze ook noodwendig van ontfteeking, haare gezellinne, gevolgd worden. Hier door word na het deel een grooter toevloed van vogten bepaald; de natuur veranderd dezelven door een foort van gilling in etter, en door het ontlaften van denzelven verdwynt ook de Ontfteeking. Als de ontfteeking dus genoegzaam over is gegaan, moet noodwendig de vleefchwording een begin neemen, daar zy,zoo lang de ontfteeking aanwezig was, hoe noodzaaklyk deeze ook zyn mogt, om dezelve te weeg te brengen, egter geene plaats kon hebben. Het ontftaan van een lidteeken is eindelyk het flot van alles. Het bly kt derhal ven ten klaarften, dat dat geen, het welk men meende, dat de kunft alleen verrigtte , door de Natuur wierd te weeg gebragt; en eenige van de voornaamfte Heelmeefters van Europa zyn van deeze waarheid ook zoo wel overtuigd, dat zy met een weinig plukzel te gebruiken de wonden altoos beter zien geneezen, als door het aanwenden van zoo veele middelen van onderfcheide foort. En, opdat hier omtrent geen twyfel meer overblyve, befchouwe men flegts de geneezing van eene been-breuk: de Heelmeefter heeft zich in zulk een geval wel van zynen pligt gekweten, als hy de van een gefcheide deelen weder aan elkander heeft gevoegd, en ze dus door middel van een verband doet blyven; maar al het overige is het werk van de Natuur. Ziet men dit ook niet dagelyks by het doorboren van de Hersfenpan, en als beenderen fterk Laf-  affchilferen, gebeuren? De van een gefcheïde einden der beenderen brengen alleen voort weer , de doorfnede fpieren vleefch - vezelen, en het vel een nieuw lidteeken. Hoe is het dan mogelyk, dat een uitwendig middel aan deeze onderfcheide einden kan voldöen? Hier van daan komt het, dat droog plukzel, dewyl het met gemak de ontlafte vogten in zich trekt, het beft voldoed aan de poogingen van de Natuur, en dat, eene wond, hoe minder men dezelve, als de ettering minder word, ontblood, ook des tefpoediger geneert, dewyl het vogt, dat ontlaft word, de befte balfem is. § 3- Maar, indien het bloed, en de andere vogten, of het geheele lighaam, ongefteld zyn, kunnen de vogten, die zich in de wond vertoonen, ook van geen' goeden aart zyn ,• en dan blykt ook nog des te klaarer, hoe ongepaft men zich van zulke middelen, waarvan zoo veel ophef word gemaakt, bediend , want de wond word des niet tegcnftaande van d g tot dag erger. Daar is derhalven in zulk een geval niets beter, dan dat men zoo lang wagt met het gebruik maaken van uitwendige middelen, toï. dat de vogten , en het lighaamsgeftel, zyn verbeterd. Dewyl ik heb ondervonden, dat de Heelmeefters in geenen deele duïdelyk genoeg gehandeld hebben over deeze ftoffe, welke voor het rnenfesdom van zoo veel gewigt is, en ik my vleije, dat ik, daar dit onderwerp myne gedag.en langen tyd heeft bezig gehouden, ifi ftaat zal zyn, om over hetzelve een helderer licht  licht te verfpreiden, zal ik de verfchillendé loorten van verftervingen in byzondere hoofditukken zoo behandelen, als ik by ondervinding weet, dat zy zyn, en by elk hoofdftuk Voegen onderrigtingen en voorbeelden. | 4- De Verfterving,of het Vuurpan zoowel door üit- als inwendige oorzaaken worden te weeg gebragt. > De inwendige oorzaaken zyn Voor Eerft. Eene in den hoogften graad bedorven gefteldheid zoo der vafte deelen, als der vogten, welke maakt, dat de geringfte floot pyn, ontfteeking, het heet, en koud, vuur, en eindelyk de dood, verwekt. ïn zulk een geval maakt men vrugteloos gebruik van diepe infnydingen, van het afzetten, en foortgelyke middelen ; door dezelven zal men nooit den voortgang van het kwaad, dat in het bloed, en de andere vogten, zynen zetel heeft, paaien zetten. Dit foort van verfterving zal, als ik van hetzelve in het byzonder handel, in eenige onder-deelen worden verdeeld. Ten Tweeden. Een heet, galagtig, en zeer, tot ontfteeking geneigd , geftel, heeft zulk bloed, dat gemakkelyk het Vuur doet ontftaan. De vafte deelen zyn dan gevoeliger, en eene geringe kneuzing zal dikwyls de flimfce gevolgen na zich fleepen. Ten Derden. Als de vogten dik zyn , en uit dien hoofde langzaam, voortgaan, en in het bloed zelfs niet veel drift is, dan bezit het bloed, en de andere vogten, ook geene levendigheid genoeg, om, als zulk een menfch gewond,  wond, of geflagen word,te doen ontftaan zulk een trap van ontfteeking, als genoegzaam is, om etter te doen geboren worden in het beledigde deel; en veeltyds ook niet, om, hoe zeer door de kunft geholpen, de ontfteeking optelosfen. De vogten brengen, even als een Torpedo, allengskens eene verdoving te weeg, tot dat een doodelyke flaap het einde van alles is. Ten Pierden. Eene kankeragtige gefteldheid der vogten is dikwyls oorzaak van een zeer verfchriklyk foort van verfterving. In zulk een geval word fomtyds, na het ftootèn van een vrat, na eene voorafgegaane jeuking van weinig belang, of na foortgelyke oorzaaken, geboren een zoo fcherp vogt, dat het langzamerhand de fpieren, banden, bloedvaten, en beenderen, verteerd, gaande zoo lang voort, tot dat de beledigde deelen geheel van het lighaam zyn afgefcheiden. Ten Pyfden. Daar is een ander foort van Puur , welks eigenlyke plaats in de vafte deelen fchynt te zyn, en het welk een foort van land-ziekte is onder de arme menfchen van dit eiland: of het ontftaat door de groote armoede, welke in dit land, dat van melk en honing overvloeid, word gezien, dan of het voortkomt daardoor, dat zy dikwyls geheele dagen in moerasfige plaatzen werken, zal ik niet bepaalen; maar dit is zeeker, dat men hier zeer dikwyls hoord klagen, van eene gewrigts verftyving, en bederf der beenderen van den voorvoet, ontftaande door een ftoot, of zonder eene bekende oorzaak. §• S'  4K 3* >& De uitwendige oorzaaken van verfterving zyn veel in getal, en gemakkelyk te begrypen: zy zullen afzonderlyk in overweging genorneri worden, als zy eene onderfcheide behandeling vereifchen; by voorbeeld die, welke door groote koude, en eene geweldige vorft, ontftaat, Vórderd eene geneezing na haarenaart gefchikt; die, welke volgt op gefchoote wonden, zamerigeftelde breuken, en al dien zamenloop van kwaade toevallen, welke het afzetten noodzaaklyk maaken, vorderd alleen, dat men eehigen tyd wagt. Daar nu allé die onderfcheide toevallen, welke met mogelykheid gedurende dien tyd kunnen voorvallen , in andere deelen van dit werk volledig zullen behandeld worden, word de Leezer, om alle wydloopigheid te verrhyden, daar hóen geweezén. Maar eene zaak, welke voor hec menfchdom van het grootfte belang is , en door welke, indien zy naar waarde word behandeld, ik overtuigd ben, dat veele menfchen in het leven zullen worden gefpaard, zal ik duidelyk ontvouwen, namelyk of het in zulke ongemakken, welke het afzetten volftrekt vorderen, veiliger is deeze operatie terftond te verrigten, of dezelve eenige dagen uit te ft ellen. TWEE,-  33 TWEEDE HOOFDSTUK. Van het Heet en Koud Vuur, voortkomende van eene algemeene bvaadfappigheid , of eenen kwaaden jlaat zoo van de vajie, ah zagte, deetsn- UvT %t 'fS^ïS^f' ■ > Wannéér eene wond, of kneuzing, welke van geen belang fchynt te zyn, en in welke geen voornaame tak van een zenuw of bloedvat is beledigd, of ook geen pees is betrokken, in plaats van op zulk eene wyze, als in de §. i en 2 is befchreven, tot geneezing over te gaan, een dun fcherp, of bloedig, vogt ontlaft, van kwaad allengskens erger word, het Heet en Koud vuur doet ontftaan, ftuipen verwekt , en oorzaak van den dood is, dan moet men deeze toevallen noodwendig aan eene meer afgelege oorzaak toefchry ven: het bloed , eri de andere vogten, moeten zelfs oorzaak zyn* dar. 'er, in plaats van een balfemagtig vogt, zulk eene nadeelige ftoffe word afgefcheiden. Wat kan nu in zulke gevallen het afletten haaten? Indien by voorbeeld, op een ongemak van geen belang aan eene hand , of been, fchielyk volgt eene verfterving van deeze deelen, zal het afzetten beletten, dat zy verder voortgaat? voorzeeker neen ! want indien zulk eene geringe zaak oorzaak was van deeze doodelyke toevallen, dan zal zonder eenige twyfel, indien aan de bedorve vogten meer gelegenheid word gegeeven, om zich te ontlaften, of men eene grooter wond maakt, het kwaad, in plaats C Vaii  é< 34 >® van te verminderen, erger worden;'en dit is' ook altoos zoo bevonden. In het Twee en Twintigfle Arlyiel van het Eerfte Deel der Edinburgfche Proeven vind men eene waarneeming van een pynlyk gezwel aan een been, het welk, door het te openen, veel erger wierd,- waar by zich door verder het mes te gebruiken nog flimmer toevallen voegden, die, door op deeze wyze voort te gaan, den lyder doodden, zonder dat van de afzetting was gebruik gemaakt. In het zelfde Artyhl word nog zulk een geval befchreven ; maar , dewyl de lyder , tot het afzetten zyne toeftemming niet wilde geeven, en ook (na myne gedagten) geene meerdere infnydingen wilde gedoogen, nam hy en zyn Heelmeefter, het onderling niet kunnende eens worden, affcheid van elkander. In de vyfde Waarneeming van die, welke Le Dran befchreven heeft, vind men het verhaal van een ongemak, dat zyn begin nam met pyn in de kaak, en het welk door elke infnyding telkens meer gelegenheid kreeg, om zyne kwaade ftoffen te verfpreiden, tot dat de lyder ellendig ftierf. EERSTE WAARNEEMING. In ons Hospitaal viel ook voor een geval, het welk met dit veel overeenkomft had. Zeeker Vrouwsperfoon had eene geweldige pyn in de holligheid van de kaak, en deeze was 'oorzaak, dat men haar een kies trok. Daar was wel etter geformeerd, maar men kon by dezelve moeijelyk komen, en ze ontlaften. Men fchreef infpuitingen van afveegende middelen  <& u'eien voor, maar, dewyl de pyn, en zwel. ling, vermeerderden, meende men tot fterker middelen over te gaan. Ik wierd egter geraadpleegd, en vond de lyderesfe in den volgenden toeftand. Het gezwel bereikte de holligheid van het oog; haar pols was zeer ras; en haar oog was verdraaid, en van gezigt beroofd. Ik overtuigde den Heelmeefter, dat hy haar verkeerd behandeld had; en ik liet het Vrouwsperfoon een tyd lang een weinig kwik gebruiken, benevens afkookzels van houten met den koortsbalt, onaaneezien zy reeds vyf maanden zwanger was. En het gevolg was, dat het gezwel van dè oorholte, en kaak, allengkens kleiner wierd; zy^haar gezigt by trappen weder kreeg, en daarna altyd gezond was. Door de toevallen, welke dit vrouwsperfoon ondervond, aan te zien voor de Oorzaak van haare ongemakken, zoudé dit geval voor haar, en haar kind, byna even doodelyk zyn uitgevallen, als het voorgaand geval, dat Le Dran verhaald. § 7- In het Derde Deel der Heelkunde vetn La Motte, bevat het 298 geval, het verhaal van eene verfterving aan het ftaartbeen, uit eene inwendige oorzaak. Hoe meerder infnydingen hy maakte, des te verder verfpreidde zich het kwaad, tot dat de lyderesfe binnen weinige dagen in eenen deerniswaardigen toeftand ftierf. . . De aanmerkingen , welke hy afleid uit dit .geval, en, gelyk hy zegt,^ uit meer andere ge-  valien , welke op dezelfde wyze, en met een •evenflegt gevolg, behandeld waren, zyn ten uiterften juift, en leerden aan deezen uitmuntenden Heelmeefter, en waarneemer, eene meer met de rede overeenkomende, en gelukkiger , manier van geneezing. §. 8. Laat het derhalven zyn een onveranderlyke tegel in de Heelkunde, dat in alle pynlyke gezwellen, kneuzingen, of zweeren, in welke geene voornaame deelen zyn begrepen, en die egter van kwaad tot érger overgaan, zonder eenige blykbaare oorzaak, het mes het flimfte middel is, tot het welk men toeviugt neemen kan, dewyl het nooit iets anders doet, als de geringe pogingen der natuur te verhinderen, en den lyder na het graf te fleepen. Maar hiervan moet men egter uitzonderen kankeragtige gevallen, gelyk ter zyner plaatze zal getoond worden.. §. 9. Maar, dewyl de ondervinding altyd overeenkomt met de gezonde rede, zal ik uit de befpiegelende kennis de juiftheid van deeze praktyk aantoonen. De natuur heeft, wanneer zy in lyden is, onderfcheide wegen, om zich van het geen haar beledigd, te ontlaften. In bloedryke menfchen zal 'er eene ontfteeking, en een ertergezwel , ontftaan: by andere zal een knoeft, gezwel, en by zulke, wier vogten meer in werking zyn, kanker geboren worden. la  37 : In zulk een geval nu, kan al het kwaad, dat ïn het bloed, en de overige vogten, was bevat, op een deel vallen; maar, dewyl, in gevalle van ontfteeking, niemand zich zoude bedienen van het mes, voor dat 'er een ettergezwel was geformeerd, zoo moet ook in deeze omftandigheid de kwaade ftoffe door warme, prikkelende, verrotting tegengaande, hartfterkende middelen, en pappen, aangezet worden , om al het kwaad te ontlaften; ja , voor dat men zich van het mes bediend, moet 'er altoos eene fcheiding zyn gemaakt tusfchen het gezonde, en het kwalyk gefielde, dewyl men anders de natuur hinderlyk is in haare poogin» gen, om zich van de kwaade ftoffen te ontdoen; want, al zet men fchielyk een lid af, voor dat al het kwaad daarin is nedergezet, kan men daardoor niet alleen geene verligting aanbrengen, en veel minder den lyder geneezen; maar men brengt zelfs het overige van deeze ftoffe nog meer in werking, dewyl de natuur dan minder in ftaat is, om tegenftand te bieden. § io. Deeze gefteldheid van het bloed, en de andere vogten,, dus naar behooren bewezen zynde, zullen wy dezelve in vier onderfcheide foorten verdeelen. Eerjle foort. De vafte, en vloeibaare, deelen zyn zoo zeer bedorven, dat de kunft geheel buiten ftaat is, om den voortgang van het kwaad tegen te gaan ; even als een Waterval, of Rivier, die van een' berg afvloeid, word C 3 het  het erger door tegenftand, en ftort op ©en maal het ellendig lighaam in het graf. Tweede foort. Het lighaamsgefiel is wel zeer befchaadigd, maar egter niet in zulken hoogen graad, als in het voorgaande foort. De natuur kan in zulk een geval door fterk prikkelende, hartflerkende, middelen , door tyd te geeven, en door geduld, in ftaat gefield worden, om het kwaad, dat algemeen was, tot een of meer deelen te bepaalen, en dus haar zelve, door het verlies van zulk een deel, bevryden van deeze algemeene ongefleldheid. Derde foort. Dit onderfteld een minder trap van kwaadaartigheid, dan in de twee eerltgenoemde foorten, en derhalven kan zulk een lyder, als men op deeze wyze voortgaat, zonder een lid te verliezen, volkomen herfteld worden. Vierde foort. Hoe zeer, in dit geval, het bloed niet in den hoogften graad bedorven is, worden egter alle wonden, of zweeren, dewyl het niet meer balfemagtig, en naar behooren gemengd , is, niet dan met veel moeite, en door lengte van tyd, geneezen. Dewyl deeze verdeelingen van het grootfte belang zyn, zal ik, om dit foort van Verfterving, in haare onderfcheide trappen op de duidelykfte wyze te kunnen verklaaren, elk foort van dezelve in een afzonderijk hoofdftuk verhandelen. DERDE  39 DERDE HOOFDSTUK. Van de Efthioinene, zynde bet Eerfte foort, of de boogfte trap van Bederf in de vajte deelen en vogten. m'. ■ ••ri./.r.s pv ■ - jsiia-r^» 1 : - • i . De Schryvers onderfcheiden de Verfterving in drie fooften; namelyk in bet Heet Vuur, of den Overgang tot Verfterving, het welk dikwyls door geneesmiddelen word overwonnen; het Kotid Vuur, of eene volkome Verfterving , het welk men alleen -door afzetting kan te boven komen; en de Efihiomene, wanneer een deel van het lighaam'niet alleen is beroofd van alle gevoel, en doorftraling van bloed, het welk men kan ontwaar worden, door dat, zelfs na de diepfteinfnydingen, geen bloed volgd ; maar bet bloed, en dedierlyke geeften, ook ten hoogften zyn aangedaan; en dit foort van verfterving word zelden geneezen. Van dit laatfte foort zal ik nu fpreeken. TWEEDE WAARNEEMING. Een kind van een Winkelier in deeze ftad * zynde een meisje tusfchen vyf en zes jaaren oud, zeer bloozend, en vol, van aangezigt, kreeg, toen het omtrent twee jaaren oud was, verfcheide bloedzweeren op zyn hoofd, in den nek, en op de borft, en met dezelve was het geplaagd omtrent vier maanden lang, wanneer hetfterker fcheen te wprden, en een C 4 beter  beter geftel te krygen; maar in de maand November van het jaar 1756 kreeg het eene hevige koorts, welke fcheen te zyn eene voorloopfter van de pokjes,die ter dier tyd in de ftad regeerden. Haare moeder deed het den daaraan volgenden morgen , zynde den agtften dag van die maand, eene aderlating op den arm. Daar fcheen maar eene kleine wond gemaakt te zyn , en de ader niet wel te zyn getroffen, ten minften de moeder zeide my , dat zy maar een thee-kopje halfvol bloed had kunnen krygen. Den volgenden morgen vroeg was de zwagtel , die om den arm was, zoo als ook het hembd, en het linnen van het bed, bloedig. Toen men den arm los maakte, zag men, dat de wond 'er niet zeer wel uitzag, en langs de;, aHn liep eene dunne bloedige ftoffe, welkers o.thftingzytragtte te beletten door middel yan plukzel, fpinrag, en verfcheide andere dingen. Dewyl zy egter zag , dat niets van dit al\@s hielp , liet zy my roepen ; en , toen ik daar gekomen was, vond ik de wond open, derzelver lippen wankleurig, zonder eenig blyk van geneezing. Toen ik den arm nauwkeurig onderzogt, vond ik noch fpanning, noch ontfteeking van den Tweehoofdigen fpier; 'ook vernam ik geen blyk van eene flagader-breuk , of iets, dat my kon doen vermoeden, dat zulk een ongemak op de aderlating was gevolgd. Daar ik het kind in zyne voorgaande ziekte had behandeld, en wift, dat het een kwaad lighaamsgeftel had, befloot ik, dat dit een gevolg was van eene geheele ontbinding van het bloed (in welk gevoelen ik wierd beveftigd, door verfcheide zwarte vlakken, welke op verfcheiplaatzen van het lighaam te voorfchyn kwa- men a  men, en waarvan fomrnige zoo groot waren, als een zilver zes ftuiversftuk ), en dat het zondert wyfel zoude fterven. Ik maakte terftond, doch vrugteloos, gebruik van fyn plukzel, van zagte drukdoeken boven en onder de wond, van Lycoperdon, van Eiken-zwam; vervolgens van ftuif-meel, en het wit van Eyeren, om, door heL fterk kleven van deeze middelen, de lippen der wond gefloten te houden, of ten minften zoo digt by elkander te doen bly ven, dat 'er geen duo vogt meer kon wegloopen. Onaangezien dit alles, was egter de buiten* gewoone dunheid van het bloed, en de weinige geneigdheid der deelen om zich te vereenigen, een onoverwinnelyke hinderpaal. _ Ik beproefde ook, wat inwendige middelen zouden kunnen uitwerken. De drank beftond in een afkóokzel van Roozen - bladen , waar onder geeft van Vitriool gemengd was, met fyne zuiker zoet gemaakt; en ook den koortsbaft met het Elixir VitriolL, Op den volgenden dag zoo min, als op deezen , verminderde de lekking, en daar liet zich in een' zeekeren zin eene geheele verfterving zien. — Ik verzogt aan Dr. Martin, dat hy het kind dien avond beliefde te komen zien, dewyl het geval zoo zonderling was; maar, hy fchrikte eenigzins, toen hy het zag. — Wy raadden, dat het kind, terftond na den dood, bedekt zoude worden met doeken, met brandewyn doortrokken , uit vrees van befmetting te veroorzaaken, en dan aanftonds gek.ft, en begraaven, worden, al het welk ook was verrigt voor den volgenden morgen, daar het in dien nagt ftierf. C 5 DERDE  DERDE WAARNEEMING. Een jong Heer, omtrent agttien jaaren oud, die wel een gezond geftel fcheen te hebben, maar altoos zeer bleek van kleur was, en, zedert zyne kindsheid, nooit, voorzoo verre ik heb kunnen ontdekken, eenig ongemak, behalven alleen eene geringe zweer aaneen been, had gehad, kreeg, omtrent het einde van de maand April van het jaar 17595 pyn in den nek, terwyl hy op het land was. Gedurende eenige dagen, wierd dit ongemak behandeld met rypmaakende pappen, hoedanige in zulke gevallen gebruiklyk zyn; en, toen hy in de ftad kwam, wierd Dr. Clamfet, een zeer bekwaam Geneesheer alhier, (nu onlangs overleden) gehaald, om hem te geneezen van een buikloop, die , naar het fchynt, hem ter zeiver tyd had aangetaft. Maar, tuit hoofde van den buitenge woonen ftank van zyne afgangen, en de geringe vorderingen van het gezwel, begon de Geneesheer té vermoeden, dat de ftoffe, welke eigentlyk naar dit gezwel bepaald was, mogelyk Wierd opgeflorpt, en onder het bloed kwam, en hierom was hy van oordeel, dat men, zonder naar de rypwording te wagten, als men maar eenige fchommeling ontdekte, hoe eer hoe beter aan dezelve ontlading moeft bezorgen. Ten einde hieromtrent eene bepaaling te maaken, wierd ik geroepen op den zeftienden Mey; maar, hoe zeer ik volkomen toeftemde, dat eenig foort van etter aldaar vergaderd was, was dezelve egter zoo diep gelegen, dat ik het zeer gevaarlyk agtte , om dit voor als nog te doen, want dit gezwel was eer plat, dan verheven >•  heven , en ftrekte zich uit onder de bekleedzelen, in het rniddenfte gedeelte van den nek, en aan de linker zyde; het was donker van kleur, en fcheen wynig pyn te verwekken s of ontftoken te zyn. Hy had daar en boven een' grooten dorft, en zyn pols was buitengemeen ras, zoo dat meri geruft konde zeggen, dat zy meer, dan honderd maaien, in een minuut floeg. Dewyl de Geneesheer hier geen genoegen mede nam, verlangde hy, dat men met nog een ander Geneesheer zoude raadplegen, om te bepaalen, of zulk een uitftel, zonder nadeel van den lyder , kon worden toegeftaan; en dienvolgens wierd Dr. Martin geroepen,met wien men raadplegende overeenkwam, dat men nog twee dagen lang van de fterkfte rypmaakende pappen , en ftoovingen , zoude gebruik maaken, ten einde de natuur des te eer tot de ontlafting der ftoffe in ftaat te ftellen, Maar , daar de uitflag weinig aan onze verwagting voldeed, en de zaaken dus gefteld bleven , maakte ik op den agttienden des morgens, in byzyn van deeze Heeren, met het lancet, met het welk ik gewoon ben ettergezwellen te openen, zulk eene opening', als ik meende, dat de veiligheid van den lyder, en de diepte, in welke de ftof gelegen was , vorderde , doch daar wierd egter geen etter ontlaft. De doorgefnede deelen waren vry dik, en zagen 'er zeer leelyk uit. Maar egter overtuigd zynde, dat zich daar etter ophield, bragt ik eerft myn fonde, en daarna myn vinger, binnen, om my te brengen by de plaats, waar in die beflooten was, en, dit my gelukt zynde, opende ik dezelve met myn lancet, waar op onmiddelyk omtrent een  <8>< 44 ><& een half pint etter,die in kleur,en dikte,melk geleek te zyn, en geenenreuk had, wierdontlaft. Ik verbond de wond met droog plukzel, en een pleifter , en , dewyl de deelen zoo flap fcheenen te zyn, lag ik over dit alles heen een vry warme pap varij haver-meel, oud bier, en Venetiaanfche Theriakel, gemaakt; ook fchreven deeze Heeren voor, het geen zy oordeelden beft aan het oogmerk te kunnen voldoen. Op den avond van dien dag wierd de pap nog eens ververfcht; en toen men ze den volgenden morgen wegnam, wierd 'er eene groote meenigte dunne , bloedige ftoffe, ontlaft, ook fcheenen de bekleedzelen, welke men doorfneden had, dikker te zyn geworden, en wankleuriger te zyn, dan den voorgaanden dag. Wy maakten naar behooren gebruik van ftoovingen , en, ik verbond de wond met warme Therebinthyn-olie , met een pleifter, en pap , als voorheen. Des avonds ging men weder op dezelfde wyze voort, en zyn pols fcheen bedaaider , en geregelder , te zyn , volkomen zonder tusfchenpozing. Den volgenden morgen wierd ik omtrent ten vier uuren fchielyk geroepen , öm hem te zien, en kort na my volgde ook Dr. Martin. Wy vonden zyn aangezigt gezwollen aan de andere zyde, en, toen men het verband had afgedaan, zagen wy , dat van den voorften hoek van de wond af alles onder zyn kin, en een gedeelte van zyne borft, geheel en al verftorven was, en vol blaasjes. Hy ftierf dien morgen ten zeven uuren, onaangezien alle pogingen, welke wy tot zyn behoud aanwendden, zynde tot op het oogenblik van zynen dood volkomen by zyn verftand. VIERDE  45 ># VIERDE WAARNEEMING. Een kuiper, omtrent veertig jaaren oud, diè in de maand Mey gehad had een' fterken aanval van koorts, op welke was gevolgd eene loslyvigheid, welke omtrent drie maanden aanhield, en hem zeer verzwakte, kreeg in het midden van de maand Ocïober van het jaar 1759 eene geweldige pyn, zoo hy meende, in een kies van de bovenfte kaak. Om van dezelve verloft te worden, ging hy by een Apotheker van deeze Stad, en die trok de kies met zeer weinig moeite uit; maar terftond daarna kreeg hy eene groote bloedftorting, waarom by hem raadde, zyn mond met brandewyn te wasfchen. Des avonds begon zyn kaak, en geheele aangezigt, te zwellen, en den volgenden morgen was de zwelling nog veel erger geworden, waarom men my liet roepen. Ik wierd eenen vry onaangenaamen ftank gewaar, zag, dat de kaak zeer gezwollen was, dat zy wankleurig was , aan den binnenkant, en dat 'er na de keel toe een gezwel wierd geformeerd. Dewyl hy zwak was, raade ik hem te geeven eenige glazen rooden wyn, kragtige foupen, en een fterk afkookzel van den koortsbaft; ook beval ik hem, zynen mond dikwyls te fpoelen meteen weinig van dit afkookzel., met de Tmtl.vzn myrrhe,en Venetiaanfche Theriakel. Buiten tegen den wang, en laager na de keel toe, wierd gelegd een pap van haver-meel ,met oud bier , tot eene behoorlyke dikte gekookt. Tegen dennagt wierd het gezwel verbaasd groot, en ging gepaard met ftank, en ongemak in het flikken; en , niet tegenftaande men van de befte middelen gebruik maakte, ftierf hy den volgenden 0 mor-  morgen, zoo zeer was zyn geheële géftel bedorven! VYFDE WAARNEEMING. Cahïll, een Slagter in deeze Stad , omtrent vyftig jaaren oud, zynde. bleek van kleur, en altoos vry fterk gezwollen, was, zedert omtrent twintig jaaren, nu en dan geplaagd met eene moeijelykheid in het wateren, waar van hy altyd verligting kreeg door het ontlaften van zuiver bloed, volgens het geen men my verhaalde, blyvendedan twee, of drie, maanden wel. Maar, zoo dra hy koude vatte, florte hy fweder in* doch wierd dan weder binnen weinige dagen geholpen door de, hem gewoone , ontlafting van bloede Ik kon niet ontdekken , dat hy ooit eenig gruis, of zandige ftoffe, ontlafte voor den aanval, of als dezelve verminderde; maar daar was altoos onder in zyn water veel van eene flymof lymagtige ftoffe, hoedanige ik dikwyls heb zien ontlaften, als de blaas in het geheel niet was aangedaan, en welke ik ook heb waargenomen, als men veele redenen had , om eene zweer in de blaas te vermoeden. Dit was het nauwkeurigft verhaal, dat ik van zyne voorgaande'ongemakken kon krygen. Omtrent het midden van Januarius van het jaar 1760 kreeg hy zyn ongemak weder, hy ontlafte zyn water niet, dan alleen weinig gelyk , zelden meer, dan drie of vier oneen teffens, en dat nog met veel pyn. Hy wagtte eenigen tyd zyn gewoon hulpmiddel af, maar te vergeefs. Op den tienden van Februarius kon hy niets hoe genaamd kwyt worden, had groote  «M 4? >«& te pyn in de blaas, en den volgenden morgen liet hy een Geneesheer roepen, die hem aanraadde gebruik te maaken van een verflappend, en verzagtend, bad , en het geen hy verder noodig oordeelde; maar met weinig goed gevolg, dewyl de lyder zeer fterk bleef klaagen over pyn in de blaas. Ten vier uuren na den middag zond men om my , om den catheter te zetten, maar, by onderzoek, vond ik het mannelyk lid zoo gezwollen , en dik , dat het my onmogelyk was, het injlrument binnen te brengen; ook was het wankleurig, en Bedekt met eene zwarte waterblaas. Deeze fneed ik terftond door, en, na dat het water ontlaft was, maakte ik verfcheide vry diepe infnydingen, zonder dat 'er eenig bloed wierd ontlaft, of de lyder eenige pyn gevoelde. Terwyl men eene ftooving vervaardigde, floeg ik 'er intusfchen om doeken, doortrokken mets warme brandewyn. Deeze ftooving beftond uit degewoone bittere kruiden, en de Rad. Helkbor. aïbi, Enula Camp. Gentian. en Sal. Ammohiac. Na dat de ftooving daar op gelegt was, wierd het lid ook dikwyls nat gemaakt met eenmengzel, beftaande uit den Sp. Vin. Camph. Sp. Sal. Ammon. volat. en mei Mgyptiac. Hy nam ook, alle half uur, in een half dracbma van tot poeder geftooten koortsbaft in een glas rooden wyn. Zyn pols was egaal, maar zwak, en zyne leden waren vry koud, maar hy was volkomen by zyn verftand. Ik raadde hem aan, dat hy van deezen tyd gebruik zoude maaken tot zyn eeuwig heil, en tot het in orde brengen van zyne ty» delyke zaaken ; en, om de moed by hem niet geheel uit te blusfen, zeide ik, dat zulk eene bedaardheid van geeft mogelyk ooi zaak zoude zyn,  zyjrj, dat de geneesmiddelen beter werking deedén- Ik kwam weder ten half zeven uuren , en zag, dat het kbud vuur reeds verder, dan het einde van het mannelyk lid, was voortgegaan. Ik lag daarom terftond op dit ongemak een mengzei van Styrax en Gum. Galban. onder elkander gefmolten, en zagt gemaakt met Therebinthyn-olie , en de Stooving wierd verder, omtrent de plaats, daar de blaas gelegen is, gelegt; maar onaangezien alle aangewende middelen , verloor hy zyn fpraak binnen een half uur, en fiierf voor agt uuren. Des morgens was dit lid nog niet gezwollen; en het was twaalf uuren, toen men de zwelling zag; ten zes uüren was het geheel verftorven, en hy ftierf, gelyk gezegt is. Ik was zeer begeerig, om het lyk te openen, ten einde de oorzaak van dit ongemak na te {peuren: hierom bood ik aan, dit voor niets te doen, met al zulke betuigingen, als ik meende, dat het beft in ftaat waren, om de vrienden over te haaien, maar zy wilden het niet toeftaan. CJit het een en ander kan men egter opmaaken, dat zyn ongemak was eene kwaadaartige verzweering in de blaas, digt by den hals, eene plaats, op welke dezelve zich voornamelyk kon nederzetten, uit hoofde van de klieren, welke aldaar in groot getal worden gevonden, en de meenigte vaten , die tot haare voeding dienen, en van welke fomrnige mogelyk doorknaagd zyn door de fcherpte van het vogt. Wanneer derhalven door de eene, of andere , prikkeling de deelen ontftoken wierden, gelyk de koude voorzeeker kon veroorzaaken, dan gaf de ontlafting van bloed, het welk altyd in  <8K °3 óe inwendige middelen , van welke het kind dagelyks vier maaien een wynglas gebruiken moeft, het bloed zouden verwarmen, en in ftaat Hellen, om onze pogingen te helpen. Door deeze behandeling fcheen 'er ook, op den zeftienden, aan de kanten van de zweer, i eene duidelyke fcheiding te beginnen, en eene ! geheele afzondering van het bedorvene bei loofd te worden, het welk ook op den agttieni den gebeurde, maar toen zag men, dat het : been geene goede kleur had, en van onder ; zwart was; want door het afvallen van deezen korft wierd het been geheel ontbloot, en het , vleefch had aan de kanten van de zweer eene i bleek roode kleur. De holligheid wierd gei vuld met plukzel, dat in brandewyn was nat i gemaakt, en men ging met dezelfde ftoovin| gen, pappen, en inwendige middelen voort. 1 Op den twintigften fcheen het vleefch aan ï beide zyden van de zweer na den voet toe te I fcheuren, en,omtrent den drieën twintigften, zonderde het zich volkomen af, zoo dat het ; fcheenbeen , en de beenderen van den voor en na voet tot aan de teenen, bloot waren. 1 Het been wierd nu niet meer, dan eens in \ twee dagen, verbonden; maar het wierd om. \ wonden met doeken , die altoos met fterke | geeftryke middelen wierden bevogtigd, en met I de inwendige middelen ging men voort. Gedurende al 'deezen tyd klaagde het kind i weinig, en fcheen met opzigt tot zyne vrolyki heid, of eetluft, in geenen deele erger geworI den te zyn. Op den zeven en twintigften wierden Dr. Martin, en de Heelmeefter White, geroepen, en wy waren alle van meening, dat men  faien tot'het afzetten van het been moeft over- | gaan ; niet omdat wy daar van veel nut ver- | wagtten, maar opdat de menfchen niet zouden 1 kunnen zeggen, dat men verzuimd had, alles I te doen, dat had kunnen gedaan worden. Dien volgens zette ik ook op den agt en twintigften I het been af beneden de knie, waarby niets zonderlings voorviel. De wond ftond ook, eenige dagen daarna, zoo wel, dat de men- j fchen meenden, dat zy dezelve wel konden verbinden, het welk ook gemakkelyk te doen . was , dewyl het verband nergens anders in beftond, dan in wieken, nat gemaakt in brandewyn, bedekt met een pleifter, en vaftgehouden door een verband. Maar op den derden April ftierf dit kind egter, in fpyt van alle onze pogingen. ELFDE WAARNEEMING. Bridget m'Inerhin.y, eene zeer arme Boerin, omtrent veertig jaaren oud, van een teder geftel, en moeder van veele kinderen, kreeg in het begin van de laaft verlopen maand September, terwyl zy over een houten vloer ging , onverwagt zulk eene pyn, en zwakheid, in haar regter been, dat zy op den grond viel. Op het midden van het been zag men een donker roode plek, en de pyn was zeer fcberp. Daar wierden kragtige, en warme, ftoovingen , en pappen, opgelegt, en binnen weinige dagen fcheen het gezwel zich in een punt te verheffen, waarom het door een man uit de buurt wierd geopend. Maar in plaats van veel etter, gelyk men gewagt had, kwam alleen een weinig bloed te voorfchyn, en de lippen van I de  ÜH 05 >«& de wond waren wankleurig en dik. Zy kreeg toen heviger pyn, en de verfterving ging met i eene buitengewoone rasheid voort, zoo dat, [ binnen vier weeken, na het eerfte begin, het [ been van de knie tot aan de teenen zoo volkomen verftorven was, als ik ooit iets gezien heb. De zagte deelen waren alle gerimpeld , volmaakt zwart, en Honken geweldig. OmI trent de kniefchyf zag men byna in het rond I eene fcheiding van de verrotte deelen. I Dus was het met haar gefteld, toen zy in I ons Hospitaal wierd gebragt, en het bovenftaande verhaal van haar geval heb ik uit haar' . eigen mond. Twee of drie dagen kng wierden de verrotte I deelen bedekt met doeken, welke men zorg j droeg, dat met geeftryke middelen bevogtigd waren ; ook nam zy in verwarmende hartfter' kende middelen, en den koortsbaft. ZyklaagI de over zeer groote pyn in die deelen, en eg, tér vernam men geene ontfteeking hoe genaamd , ook was de pols niet zeer ras- Uit hoofde, dat de vrouw zoo ongeduldig was, en de deelen zoo fterk flonken, befloteri I wy, dit been boven de knie af te zetten, eri i deden dit ook den volgenden morgen'. Op \ deeze operatie volgde geen droppel bloed, onaangezien men het Tourniquet wegnam, en de, operatie in gezonde deelen verrigte, wel vyf i duimen verder, dan de plaats, alwaar de'NaI tuur uit haar zelve eene fcheiding had gemaakt. Het doorgefnede vleefch had een bleeke kleur, ! maar het been was vaft, en gezond. De ein; den der flagaderen fcheenen gefloten te zyn door j een zwarte bloedprop, en, hoezeer men ze qen tyd lang aanraakte met een fpons, door-' E trok»  ren zeer gezwollen, en donker rood van kleur, en mee myn fonde kon ik verder komen , dan den voorhand. Nooit was 'er fchooner gelegenheid , om van het mes gebruik te maaken! Dewyl de Heer, die haar behandelde, ergens elders wierd geroepen , wierd zy toevertrouwd aan de zorg van my, en Dr. O'Brien, een beroemd Geneesheer in deeze Stad , die volkomen van myn gevoelen was met opzigt tot de middelen , ter haarer herftelling nodig. Dien volgens maakten wy, voor zoo verre de hand en voorarm aanging gebruik van ftoovingen, beftaande uit een fterk afkookzel van bittere kruiden, en over alles wierd gelegt een kragtige pap van havermeel, oud bier,en Venetiaanfche Theriakel. Haar ondervraagende hoorde ik, dat zy tot op deezen tyd eene volmaakte gezondheid had genoten, dat zy wel trek tot eeten had, en doorgaans twee of drie glazen wyn na het eeten dronk; maar dat zy, nadat haar eerfte Heelmeefter by haar was gekomen, zulk een ftrengen levensregel had moeten houden, om ontfteeking voor te komen , (en ondertusfehen kan, zonder dezelve, geene wond geneezen, gelyk ik in de §.2. van dit werk heb getoond) dat zy, negentien dagen lang, geen ander voedzel gebruikte, dan hoender-nat, en een ftukje gebraden vleefch twee maal 's daags. Zulk eene levenswyze , gepaard met het een of ander kwaad in haare vogten, was rede genoeg van alle de bovengenoemde toeva'len , en van de jeuking, welke haar zoo hinderlyk was. Ik liet haar rykelyk gebruiken kragtig, en goed gereed gemaakt, vleefch-nat, zoo als ook gebraden vleefch, met muskaat, E 4 nooten.  nooten, Het haar nu en dan een glas ligten rpo. ,den wyn drinken , en een zagt ey nuttigen • *naar in welke gedaante zy ook den koortsbaft ïnnam , haare maag kon denzelven volftrekt piet yerdraagen. Des morgens en 's avonds wierden de ftoovingen , en pappen, zoo als ook de wieken, die warm op de wond gelegd wierden, veranderd. Omtrent den derden dag was dq zwelling zeer veel verminderd; en men zag, voor de eerfte maal, goede etter; haare maag wierd beter, en zy fliep geruft. Op den vyfden dag nam ifc atlcheid van haar, dewyl zy toen buiten gevaar was; en eenigen tyd daarna was haar ongemak geneezen, en tot op deezen dag is zv volmaakt gezond. ' " f* DERTIENDE WAARNEEMING. In de maand Januarius van het jaar 1740, korten tyd nadat ik uit Parys was te rug gekomen, fneed de vrouw van den Chymift Wal ter woonende in de i^.ftraat, Coventgarden, jn wiens huis ik myn intrek genomen had, zich ip het vleefchige gedeelte van haar duim, maar 200 weinig, dat'er genoegzaam geen bloed te vporkhyn kwam. Zy ftoeg daar verder geen agt op voor den volgenden dag, wanneer de duim zwol, en zeer pynelyk wierd; waarom zy 'er een pleifter opl?g, maar de pyn, en zwelling vermeerderde Op den twaalfden, zynde den vierden dae' nadat het gebeurd was, verzogt zy my, dat ik er na zoude zien. Ik vond den duim buiten gemeen gezwollen, en het was op het gevoel als of er etter in was befloten; maar om hiervan nog zeekerer onderrigt te worden, liet ik op  t(>en ik haar weder zag. VEERTIENDE WAARNEEMING. Op den zesden November 1750 wierd de eenige dogter van een ryk winkelier in deeze Stad, zynde een kind van omtrent zes jaaren, terwyl zy by het kaarslicht aan een tafel zat te fpeelen, door dat de vlam van de kaars den rand van haar muts in den brand ftak, aan den flaap van het hoofd zoo gebrand, dat 'er een blaasje nog zoo groot niet, als een zilver ftuk geld van een ftuiver, te voorfchyn kwam, dewyl het kind, zoo dra het gewaar wierd, dat zyn muts in brand was, denzelven ftuitte. De gebrande plaats wierd terftond beftreken met eene verzagtende olie, en daarop verder geen agt geflagen ; maar den volgenden dag wierd dezelve flimmer, en pynelyker, waarom het kind gezonden wierd naar den Heer Gould, een beroemd Heelmeefter alhier, en een braaf, eerlyk, man; die ook, hoe zeer hy op dien tyd de jigt had, zulke dingen aanraadde, als hy meende nodig te zyn. Maar, dewyl de plek grooter, erger, en pynelyker, wierd, en hy, uit hoofde van zyne ziekte, buiten ftaat was, om naar behooren agt daar pp te flaan, raadde hy, dat men my zoude laaten roepen. Op den zeftienden deeden de ouders my het F bo-  4K 77 >® baft, waarby gevoegd wierd kaneel-water, en Eli ir Fitrioli, en waarvan zy alle drie uuren een wynglas gebruikte. Dit fcheen haar maag wel te kunnen verdraagen; en de zweer fcheen beter daar door te worden, maar , dewyl zy egter zeer groot was, verliep 'er veel tyd, eer zy was geneezen. Toen het doods-gevaar, waar voor men met rede had gevreeft, genoegzaam voorby was, en de zweer veel beter was geworden, lieten wy in plaats van het bovengenoemd afkookzel vervaardigen een ander fterk afkookzel uit de rad. Sarfepar, en den koortsbaft, en 'er by voegen deTmS. Styptia en wy lieten ook twee drachme van den Mtbiops mineral verdeelen in agttien deelen. Van deeze nam zy des morgens en avonds een poeder in een weinig van den Syr. balfam., en daarop telkens omtrent vier oneen van hèt afkookzel, zes dagen lang, en op den zevenden dag , een buikzuiverend ^Dus ging men aanhoudend voort tot op den twee en twintigften, en toen lieten wy, ziende , dat haare vogten goed van aart waren, en haare maag een afkeer van geneesmiddelen kreeg, geene middelen meer inneemen, maar bleven de zweer behandelen, als voorheen; en egter was zy niet voor het midden van Januarms geneezen. Zoo veel omflag verwekte dit op het oog zoo gering gebrand plekje, dewyl het lighaam geene goede vogten had, om de JSatuur te hulp te komen. VYF-