GEDACHTEN OVER DE BLOED- enWATERVLOEJINO/ UIT JESUS DOORSTOKENE ZIJDE, A ^ VAN DENHEERE M» j. de MAN, IN DESZELFS LEVEN, MED. DOCT., ARCHIATÈR DER STAD EN DES KWARTIERS VAN N IJ M E G E N, .... i £ :• . *1>%Ï* ■ LID VAN VERSCHEIDENE ZO IN-ALS BUITEN» LANDSCHE GENOOTSCHAPPEN. UIT HET LATIJN VERTAALD, DOOR > W. L, KRIEGERj . PREDIKANT IN 'SGRAVENHAGE. I r,.r «?vi.:-, r.üu . '■ ■- ""*» ygt|tH| Te amsterdam, Bij \ johannes allart. M d c c x c i v.   VOORBERICHT van Oen VERTAALER, Deze verhandeling is door wijlend mijnen hooggefchatten vriend, den beroemden Geneesheer de man, gefchreven om geplaatst te worden, in de Nova Afta Phijiico medica Academise Cefareje Leopoldino Carolina; nacurce Curioforum &c. ea daar toe niet lang voor deszelfs overlijden (V welk in V laatfle van *t jaar 1785 voorgevallen is~) afgezonden. Om dezelve ook in ons vaderland meer bekend, te doen worden, had ik de vertaaling op mij genomen; doch het VIIL/fe Deel van, dat geleerde werk is veele jaaren achter gebleven, en werd met ongeduld te gemoet gezien. Eindelijk is de uitgaave daar van gefchied, en dit jiukje daar in geplaatst: ik vond geen reden, om mijne belofte niet te vervullen, daar V mij tot geen gering vermaak flrekte gelegenheid * te  ii VOORBERICHT van den VERT. te hebben, terwijl ik V gene hier buiten het vak mijner kundigheden is aan anderen ter beöordeeling overlaate , om de hartlijke taaie van eenen Geleerden en Godvruchtigen Geneesheer aangaande het lijden van onzen gezegenden zaligmaaker meer uitgebreid kenbaar te maaken. . - En vt is mij te meerder aangenaam hier door voor mij zeiven en voor anderen die den voortreflijken man van nabij gekend hebben, eene blijvende erinnering te vernieuwen, van zijne ingenomenheid met Jefus kruis, welke op het leerrijke en troostvolle jlerfbed mijns waardigen vriends zo zichtbaar is geweest ; daar de kragt zijns geloofs met zulke heldere ftraalen fchitterde, zijn vertrouwen op zijnen. door lijden verheerlijkten Verlosfer zo levendig was , en zijne vrienden Hem al juichende de haven der eeuwige ruste zagen inflevenen. GE-  GEDACHTEN OVER DE WATER en BLOEDVLOEJING uit jesus d00rst00ken z ij eié: Indien wij de juiste betekenis der^ woorden ga'deflaan, is er alle reden, zo ik meene, om te denken, dat de krijgsknecht van welken johannes meldt (*), war, anderen ook bijgebragt hebben öm aan eenen uit de Romeinfche ruiteren te denken , voor eenen Voetknecht te houden zij, wijl 't griekfche woord ( eigenlijk een krijgsknecht die te voet dient aanwijst: Bij de oude Romeinen rog , was er, irf hunne legioenen , een zeker getal die met C) Hoofdft. XIX: 34. A  GEDACHTEN OVER DE met fpiesfcn gewapend waren , en vandaar met den naam van fpiesdraagers (hastat'i) benoemd werden. Een van deze fchijnt het geweest te zijn, die met eene brede gepuntte piek, (want dit' betekent het woord Aoy^) de zijde des gezegenden verlosfers doorboorde , waarop terftond een vloed van bloed en water uitbrak, en uit deze wonde ftroomde. Van alle tijden heeft deze bloed en watervloeiïng aan de verftanden der geleerden de grootfte moeite verwekt. Veele naamen den toevlucht tot het getrouwe anker van onkunde en bijgeloof, door hier aan een wonderwerk te denken, bij de naamen van eenen blasiüs (*) (*) In wslingii Jijntagma Mtd, Cap. X.  water- en bloedvloejing enz; g nifanus (*) theophijl actus (f) ritterus (§) tarnovius (**) p o s- nerus (ff) wil ik geen anderen voegen, hoe groot dit getal ook te maaken ware. Dan zo ooit* is dit zeker met alesanders zwaard den knoop door te hakken, maar niet te ontbinden, of ik moet blinder dan een mol zijn. — Want hoe gaarn ik eerbiedig erkenne dat Gods voorzienigheid in dit geval bijzonder werkzaam zij geweest, zo houde ik het met hun die van oordeel zijn , dat het getal der wonderwerken niet moet vermenigvuldigd worden. Of' ■ (*) Commerit in h. I. Jammis. Cf) In Joann. (§) De aqua ex Christi latere profmente. In Euang. jOannis. (jfj ln Düputat de fingularib. et mirandis. A 2  4 gedachten over de Of bedriege ik mij ? Er is die tegenwerpt , dat , de driedubbele verzekering van johannis die V gezien heeft die heeft het getuigd —— en zijne getuigenis is waarachtig en hij weet dat hij zegt het gene waar is, overvloedig aantoont, dat hier iets bijzonders en waarlijk wonderdadigs plaats moet gehad hebben. Hier op antwoorde ik, dat de Euangelist met deze woorden geheel iets anders fchijnt te hebben bedoeld , en wel om daar door te meer gewigt bijtezetten, aan 't gene in de profeetifche fchriftcn aangaande dit geval, te vinden was, 't welke terftond door hem, bij deze verzekering, Wordt aangehaald (*) want deze dingen zijn gefchied op dat de fchrift vervuld worde : geen been van hem en zal verbroken worden (f) en wederom zegt een 0tt* C) vs: 35, 36. (t) ExoA. XII: 42, Conf. Ps. XXXIV: 21.  WATER- EN BLOEDVLOEJING ENZ. 5 ander, fchrift : zij zullen zien in welken zij gefloken hebben. (?) Misfchien heeft ook de Geest, die zijne pen beftierde , gedoeld op 't heilzaam werk der rechtvaardigmaking en heiligmaking. Deze beide uitneemende weldaa'den tog , welke door de water en bloedvloeiing , als afgefchetst kunnen worden befchouwd , v worden als vruchten van 'sHeilands dood, wel in orde -van opvohging , doch evenwel ten nauwften faamverbonden aan den uitverkorenen gefchonken. Veelligt zag hij ook met godvruchtige verwondering in het bloed eene toefpeeiing op 't fakramenteele teken van .'t Avondmaal en in 't water op dat van den doop , in deze beide plechtigheden tog, worden de hemelfche goederen onder deze tekenen afgefchetst en vergewist. Dan <*) Zach. XII: 10. A 3  6 GEDACHTEN OVER DE 1 Dan ik worde te verre heen gevoerd, en zou de feis in eens anderen oogst Haan. 't Is mij genoeg, aangetoond te hebben , dat uit de woorden der H» Schrift niets kan worden afgeleid, 't welke eenigzins daar voor zou pleiten dat wij aan een wonderwerk te denken hebben. Anderen hebben daarom eenen veiligeïen weg zoeken in te flaan: doch hier zijn wederom zo veele verfchillende :paden , dat er zo veel zinnen als hoofden zijn te tellen. En hoe gaarn had ik eenige opvatting gevonden , die ik met genoegzaame overreding als de mijne kon önderfchrijven.' Doch ik kan niet ftemmen met bart tholinus die, in plaats van bloed en water,alleenlijk denkt aan de bloedige wei uit de holte der borst voortgevloeid. (*) Want (*) Epist Mei, 72 Cew. 1.  WATER- EN BLOEDVLOEJING ENZ. 7 Want laat het zo zijn, zo als die geleerde man 'wil , dat er beftendig bij alle .lijken in de borst een bleekroode bloedige wei gevonden wordt, en dat zulks, wegens de veelvuldige lichaamsfmerten en zielsbenauwdheden., meer dan gewoon in 't geftorven lichaam van Jefus heeft plaats gehad : 't blijkt duidelijk genoeg dat de fcherpe fpies dieper zij doorgedrongen, .en de inwendigfte en edelfte deelen doorftoken heeft. Dit mogen wij afleiden uit de eigene beduidenis van 't woord («..w-O \ welke de Euangelist in 't aanhaalen der Godfpraaken bezigt (*), als ook uit de breede gedaante van de fpies , waar door de wonde is gemaakt , vergeleken met het aanmerklijke overgebleven lidteken , waar in aan thomas vergund •werd, om naar zijne begeerte, niet flechts tien vinger te fteeken , gelijk in het reiken der nagelen in 's Heilands handen , maar zelfs zijne hand te mogen brengen (f). Eiij (*) Joh. XIX: 37. (f) Joh. XX: 25, 27. A 4  3 gedachten over de En , daar er , zonder dringende noodzaak van den eigenlijken zin der woorden in de heilige fchrift niet mag afgeweken worden , wie vindt zich dan niet genoopt, bij een nauwkeurig inzien van 't geene ons verhaald wordt, om geredelijk te erkennen , dat er onderfcheidelijk bloed en water uit deze wonde zij gevloeid , en wel eerst het bloed en daar. na het water? Daarom denke ik ook niet dat baptista (*) het juist getroffen heeft, wanneer hij wil, dat het uitgeftorte bloed met water langs de ftok van den piek, op de handen en in de oogen van den krijgsknecht , zij ncdergevJoeid , waar van hij op deze wijze zingt: ,, O blinde naar de „ ziel, niet minder dan naar, 't lichaam, ,, de heilige borst zijt gij met uwe fpies p genaderd , en hebt dezelve den fteek „ gegeven; het bloed, met water uitge* » ftort, C*) $otta Mantuanus, Lik- Fastpr.  watert en BLQEBVLOEJfNG en?. 2~ ,, ftort , ' is op uwe vingeren langs den „ piek gedropen, toen het uwe oog aan„ raakte , werd het gebrek weggenomen." enz. Even weinig worde ik bewogen door 't gezag van ambrosius , welke met. hieronymus, damascenus, r u f f i" nus, tertullianus en anderen, (*) uit het bondzegel van den doop aanleiding nam , om wel met een godsdienftig. oogmerk, maar echter te onbedachtzaam de ' orde der uitgevloeide vochten omtekeeren , en 't water voor het bloed te plaatfen , gelijk de doop. voor 't avondmaal gaat. Ten aanzien van laurentius, (f) en anderen, die met Hem gevoelen, nebbe (*) Voetius Patr. II felecta Disput Theol.. de itfosfo Christi latere. (f) Libri IX Hift; anatom. ds organis vitalibus, A5  ÏO GEDACHTEN OVER. DE be ik aantemerken: dat ik geredelijk toefta, waar van ilraks nader, dat het water door hun te recht uit het pericardium, of hartenzakje, wordt afgeleid; doch van waar is dan het bloed gekomen ? uit de huid ? of uit de fpieren die aan de huid gelegen zijn ? Voorzeker dit wordt weerfproken door die aanmerklijke veelheid van bloed , welke uit het doorftoken lijk is voortgevloeid, zo dat dit de bijzondere oplettenheid van den Apostel die dit aan? fchouwde, na zich heeft getrokken. Ja, dat er uit meerdere diepte, om z© te fpreeken , een beek van bloed uit de wonde ontfprongen zij, blijkt genoeg, op dat ik het te voren gezegde niet herhaale, uit het woord dat de euangelist gebezigd heeft: daar kwam bloed en water uit (ifytëtvj. Of zou dit bloed zijn ontfprooten uit gunst eindelijk overwonnen. . Nu konden geen herhaalde kloppingen van zijn nog waakend geweten, noch de getrouwe waarfchouwingen van zijne, door den droom bekommerde echtgenote meer B 3 baa-*  aa gedagten over de baaten. Hij plaatst zich voor aller oog op den richterftoel, en fpreekt het ijslijk vonnis der verfchriklijke kruisftraffe uit! Dus wordt de verfoeilijkfte misdaad bedreven; der onzinnigheid bandeloos den teugel gevierd, en door wreedheid de ftraf bepaald! Zonder toeven vliegen de gerichtsdienaars toe met hun verfchriklijk gelaat, en na dat zij de kleding van Jefus verwisfeld hadden, wordt Hij aangegrepen cn onder den toevloed eener groote me. nigte met twee moordenaars die deelgenooten der zelfde ftraffe waren, zwoegende onder't kruishout, dat Hij een tijd l?ng droeg , naar de verfchriklijke ftrafplaats Golgotha onder befpottingen en geween uitgeleid. Wel aan lezer, dat wij ons bij dit treurtoneel vervoegen, en den ftervenden verlosfer met Godvruchtige traanen navolgen! Hier wordt de Christus gevoerd op den doodshoofdberg, die van 't verachtlijk, over-  WATER- EN BLOEDVLOEjTNG ENZ. £3 overfchot der boosdoeners dat hier aan 't roofgevogelte ter fpijze werd gegeven, dien naam droeg. Hier zou de dood zijn verfchriklijke pijlen op Hem affchieten, en Belials beken Hem verfchrikken! Hier naderde Hij aan de hel , maar weigerde den bedwelmende beker te drinken, dien men Hem aanbood. Aan den Heer van alles, die alles kleed en voedt, worden de klederen uitgetogen, en deze door een heilloos rot al lotende gedeeld j Het fchandhour wordt opgericht, en 'c opfchrift van zijne befchuldiging, als Koning der Jooden, ter zijner befchimping in drie taaien daar aan gehecht, terwijl B 4 even  24 GEDACHTEN OVER D 3 even dit zijne hooge waardij en zaligend werk aankondigde, Terftond wordt de zachtmoedige Zalig-,, maker in 't midden der kwaaddoeneren als. de ergfte derzelven, op een uitftek fchreije-. Jings zittende, aan 't ftrafhout gehecht, waar aan Hij eenen langzaamen dood zou fterven % als hemel en aardev onwaardig. De beide armen werden aan den dwars-balk met ijzeren nagels vastgeklonken, en r veelligt, de armen en beerien met harde touwen daar aan gebonden, Befchouwt hier Christenen, Jefus aan 'tvloekhout hangen , van wien de profeeten dit alles voorfpeld hadden, en de voor^. beelden in de afgerolde eeuwen zulks 'had-, den afgetekend! Jefus hong hier, op dat ik zwijge van de  WATER- EN BLOEDVLOEJING ENZ. 2 te zijn ! In de droefheid brengt gij groote en nieuwe vreugd aan, gij ver„ vrolijkt het hart dat fmerte heeft, en „ ontheft fchuldige ellendelingen van de, „ firafe ! „ O kruis gij zijt het uiterfle doel ,, van mijn geloof, gij zijt alleen mijne ,, onder/leuning in zwakheid en wanke„ ling , Gij zijt genoegzaam om mijne „ zekere vertroosting tegen rampen te „ zijn, Gij zijt de eenige aangenaame verkwikking voor mijn gemoed! (*) (*) Dit zijn de verfen van barleus uit zijne Heroicor, Lib. I. Hijmnum in Christum, welke ik met eenige verandering de mijne gemaakt hebbe.