& U N $ t O tt 13 E T MENSCHELIJK LEVEN   K V N S T om het MENSCHELIJK LEVEN te verlengen: door C. W. HUFELAND, hoogleraar in de geneeskunde t2 jena. . uit -het ho.ogduitsch. TWEEDE DEEL, te AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART. mdccxcviiii,  Silsfes Leben t Schone freundlkhe C-ewolmhéTt des Dafeyns und JVirkens! — Von dir foll ich Jcheiden ? CÖTEE, M3KRL MAATSCHAPPIJ I TER KVOROfcfflNG OM GENEESKUNST 1  INHOUD VAN H ï ï TWEEDE DEEL. EERSTE AFDEELING. DE MIDDELEN, DIE HET LEVEN VERKORTEN. Bladz. I, De verzwakkende Opvoeding. . . . 7* II. Buitenfpoorigheid in de liefde — Verspilling der Foortteelingskracht — Onanie, zo °wel phijfieke als moreele. . 10. III. Omuaatige infpanning der zielskrachten. 20. IV. Ziekten — Derzelver onverfiandige behandeling — Gewelddaadige dood — Neiging tot Zelfmoord 28. V. Onzuivere lucht — Het te zamen woonen der menfchen in groot? Steden. . 38. * -i VI.  VI INHOUD, ... . & Bladz VI. Önmaatfgheid in eet en en drinken — De kunst van lekker te koken — De flerkt DrankerK . . . .... 40, VIL Levenverkortende zielsgefteldheden en hmnsmcMeé — Kwaads luhnsn — Al te veel bezig1,::der. rj, VIIT. Vrees voor den Doof jj, IX. Lediggang —- Werkeloosheid — Tijdverveeling 61. X.. Overdrsvene verbeeldingskracht — hu geheelde ziekte — Te groots gevoeligheid 8. XI. Vergiften, zo wel phijfieke, als jftwjM befmztting 7,3, XII. De Ouderdom ■—■ Vroegtijdige inenting van denzeh'en n^. TWEEDE AFDEELING. DE MIDDELEN3 DIE HET LEVEN VER. LENGEN. I. Cffdt onrjprong van IkhaawsgefleliJaici. ...... % ... . 121. ÏL  ! N H O, ü D. VII Bladz. II. Verflandige o-pvceding voor 'zo veel hel 'lichaam betreft i III. Bezige en arbeidzaame jeugd. . . 160". ÏV. Onthouding van het phijjiek genot der liefde in de jeugd en buiten het liuwe-Mjk. . » i68v V. Gelukkige Echt jgg. VI. De Slaap .201. VIL Lishaains beweging. . . . » aio. VUL Het genot van de vrije lucht — 2Ian. tige graad van warmte 216. IK. Het Land- en Buiten-leven. . „ 4 219. X. Het Reizen-, . ....... $z2. 'XI. Zindelijkheid en behandeling der 'Huid — Onderzoek wat het best zij, wolltii of linnen fioffen op de huid te dragen. 236. XII. Geregelde leefwijze en maaligkeid in eeten en drinken — Bewaaring der tanden 2 c^ XIII. Zielsrust — Te vredenheid — Ziels, gejleldhedtn en bezigheden, die het ie\en kunnen verlengen 275. XIV.  TUI i N H O U Df Blah. XIV. Waarheid van karatler. . . . 28^ XV. Aangenaam en maaiig zinnelijk genot, en genoeglijke gewaarwordingen van het gevoel. .......... 288. XVI. Verhoeding en verflandige behandeling der Ziekten —. Noodige kennis van het :t\'akjle deel en van den verfchiilenden aanleg tot Ziekten , en wijze van zich daaromtrent te gedragen —■ Verftandig gebruik van de Geneesmiddelen en vaii den Geneesheer — Huis- en Reis-Apotheek. 201. 1 XVII. Redding in oogenblikkelijke doodsgevaaren. . . . 34*. XVIII. De Ouderdom, en deszelfs behoorlijke behandeling. . . . 36 K XIX. Oeffening en befchaaving van de verftandelijke vermogens en de lichaams krachten. %6sh. AANHANGSEL. Nieuw uitzicht omtrent het uitroeijen der Kinderpokken. ........ 3741» DE  DE KUNST OM HET MEN S CH EL.IJK LEVEN te verlengen. J/f^anneer de Natuur ergens een' afkeer van heeft, zo geeft ze liet openlijk te kennen. Een wezen, dat niet beftaan 'mag, kan niet worden. Een wezen, dat niet volgens de Natuur leeft, vergaat fpoedig. Onvruchtbaarheid, een jammervol aanzijn , vroegtijdige vernietiging —1 zie daar haare oordeelen , de kentekenen van haare geftrengheid. Zij ftraft flechts door de onmiddelbaare gevolgen, die uit list kwaad voortkomen. Welaan l ziet om u heen, en , wat door haar verboden en veroordeeld is, zal u weldra in het oog vallen. In het flïl en eenzaam klooster-leven, even als in het gewoel der wereld, worden duifcnde van daaden voor heilig en eerwaardig gehouden , waar op haar vloek rust. Op verwijfden lediggang zo wel, ah op te Jlerken arbeid, op willekeurig gezag en overvloed zo wel, als op dwang en gebrek, ziet zij met treurige oogen neder. Zij nodigt tot maatigheid: II. Deel. A waar  ? de KUNST om het MENSCHELIJK waar zijn alle haare wegen , en bedaard alle haare gangen. Gö the in Meisters Leerjaar en. IV. D. Ik koom nu, tot het gewigtigfte deel mijDer verhandeling, tot de beoeffenende kunst pm het leven te verlengen. Nu eerst kan ik u met grond en overtuiging met de middelen bekend maken , door welken alleen maar ook door welken op eene zekere wijze, het mogelijk is het leven te verlengen. — Doen ze. zich wel niet zo fraai voor, zija Ze niet zo fchitterend , zo geheimzinnig, als die geenen, welken gewoonlijk met dien naam pronken, zo hebben ze toch dit voordeel , dat men ze overal en zonder kosten bekomen kan, ja dat ze zelfs reeds voor een groot gedeelte in ons zelve liggen, dat ze niet het verftand en de ondervinding volkomen overëenftemmen, en niet flechts het leyen doen voortduuren , maar 'er genot en genoegen uit leeren trekken: zij verdienen, althans naar mijn oordeel, veeleer den naam \-an a.lgemeene levensmiddelen , dan eenige dier kwakzalverijen, hoe ook genaamd. Wij zijn geduurig van vrienden en vijanden  LEVEN te VERLENGEN. 3 den van het leven omringd. Hij, die het met de vrienden des levens houdt , wordt oud; wie integendeel met de vijanden heult, verkort zijn leven. Men zou in de daad van ieder' verftandigen mensch wel verwagtën mogen, dat hij aan de eerften dèvoorkeur geven , en de laatften reeds uit eigene beweging ontvlieden zou, doch het ergfte is, dat deze vijanden van het leven niet alle als zodanig openlijk uitkomen, en bekend zijn, maar voor een groot gedeelte geheel in het geheim, en op ecne bedekte wijze, hunne aanflagen nemen, en zommigen zich onder het masker der beste levensvrienden vertoonen, en moeilijk te kennen zijn, ja zelfs dat veelen in ons zelve verborgen liggen. Het voornaamfle der kunst, om lang te leven, zal dan vooral hier in beftaari, dat wij vrienden en vijanden in dat opzicht wel leeren onderkennen, en de laatstgenoemden mijden; of met andere woorden, de kunst, om het leven te verlengen, verdeelt zich in twee deelen: 1) In het vermijden der vijanden, of der middelen, die het leven verkorten. 2) In de kennis, en het gebruik der midde¬ len, die het leven verlengen. A * EER-  4 de KUNST' om het MENSCHELIJK EERSTE AFDEELI N G, £E MIDDELEN, DIE HET LEVEN. VER.. KORTEN. Volgens de reeds te vooren bepaalde es ^énige gronden,, waarop de levensduurzaamheid berust, zal het ons niet-moeilijk vallen, $u in het algemeen te bepaalen, op hoe vee^erieije wijzen het leven kan verkort worden. Al dat geen moet het verkorten, het welk \) Of de hoeveelheid der levenskracht zelve vermindert. a) Of aan de werktuigen des levens derzelver duurzaamheid en bruikbaarheid beneemt. 3) Of de levensvertering van ons zelve verhaast. 4) , Of de herftelling der verlorene deelen en krachten belet. 411e- reven-verkortende middelen kan men djeze vier klasfen brengen x en wij hebben ook  LEVEN te VERLENGEN, $ ©ok reeds eenen maatftaf, 'waar naar wij derzelver meerder of minder nadeeligen >in« vloed beoordeelen en waardeeren kunnen\ namelijk hoe meer van deze vier eigenj'cha'ppen zich in eene zaak veréénigen \ hoe 'gesvaarlijker en vijandelijker ze ook is voor '$è «duurzaamheid van het leven , hoe 'minder integendeel, hoe minder groot het gevaat Ook is. 'Er zijn ook tweeledige dingen* 'die* om zo te fpreken, twee zijden, eene vriendfchappelijke en eene vijandelijke hebben,, dié bij voorbeeld deze of gene van de 20 •eVM opgenoemde eigenfehappen bezitten > 'èdêh 'tevens ook een overwigt van goede en wel° daadige eigenfehappen. Dezen zouden -eene bijzpndefe klasle kunnen uitmaken^ maar wij zullen ze hier volgens derzelver overwegende hoedanigheden, of onder de vriendichappe^ lijke-, of onder de vijandelijke dingen tellen* • 'Er beftaat nog een gewigtig onderfcheiè tusfehen de middelen, die het leven verkor» 'ten. Eenigen werken langzaam^ van tijd 'tot. 't-ijd, en dikwijls zeer onmerkbaar. Anderen daarentegen met geweld en fnel, en 'mén zdh sce beter middelen kunnen noemen., dip levensdraad afbreken-. Daaï 'toe behoren 2e~ kere ziekten ■, en de in den eigenlijken ''iïh '%d genaamde geweldige ddGck feewoónï^t 4 ) tNÉ|  6 de KUNST om het MENSCHELIJK vreest men deze veel fterker, dewijl ze meer rn het oog vallend en fchrikbaarer werken, doch ik verzeker , dat dezen in de daad veel minder gevaarlijk zijn , dan die fiuipende Vijanden , om dat ze zo openbaar zijn, dat men 'er zich veel eerder voor hoeden kan* dan voor deze laatften, die hun vernielingswerk in het verborgene uitvoeren, en ons iederen dag iets van ons leven ontftelen-, waar van wij in het geheel niets bemerken, doch wier getal ten laatften fchrikiijk hoog loopen kan. Ook moet ik hier vooraf de treurige aanmerking maken, dat zich onze levensvijanden in laatere tijden vreeslijk vermeerderd hebben , en dat de graad van weelde, befchaaving en afwijking van de natuur, waarin wij thans leven, en die ons intenfief leven zo aanmerkelijk verhoogt, ook de duurzaamheid van hetzelve in de zelfde maat verkort. — Wij zullen bij een naauwkeurig onderzoek bevinden, dat men het 'er haast fchijnt op toegelegd te hebben, om zich onderling, in het geheim en onbemerkt, en fomtijds op de zonderlingfte wijze van de wereld, het leven te benemen. — Men heeft dus tegenwoordig oneindig meer voorzichtigheid en opmerkzaamheid nodig-, pm zich daar tegen in zekerheid te Hellen» I.  LEVEN tk VERLENGEN; 'j I. DE VERZWAKKENDE OPVOEDIR'ö, eEr is geen zekerer middel om den levensdraad van een' mensch zo terftond van zijn begin af aan te verkorten en broos te maken\ dan wanneer men hem in de eerde jaaren Van het leven, die men nog als eene voortduwende voórtteeling en ontwikkeling moet aanmerken, eene zeer warme, tedere en weekeiijkè opvoeding geeft, dat wil zeggen, hem voor elk koud windje hoedt, hem ten mintten een jaar lang tusfchen vederen, en warme kannen begraaft, en gelijk een kuiken in een eigenlijken lraat van broeijing houdt, en daar bij niet verzuimt, hem overdaadig met voedfeï 'op te proppen , en door koffij , chocolade, 'wijn , fpecerijen en diergelijke dingen, dié Voor een kind niets anders, dan vergift ja&S alles, wat het leven in hem onderhoudt 'en volmaakt, te fterk te prikkelen. Daar door wordt de inwendige vertering van het begin af aan zo zeer aangezet, het intenlief leven zó vroegtijdig vermeerderd, de Werktuigen 'zo 2wak'3 teder en gevoelig gemaakt-, 'dat Sèien 'A 4 Vrfefe  8, de KUNST om het MENSCHELÏJK met alle zekerheid beweren kan, dat, door eene zodanige behandeling in den tijd van twee jaaren, een natuurlijke aanleg, om 60 jaaren te kunnen voort leven , zeer ligt tot op de helft-, ja, gelijk de ondervinding milt al te zeer leert, tot op nog minder gebragc kan worden ; de ongelukkige toevallen en ziekten niet eens 'er onder begrepen, die buiten dien daar door nog veroorzaakt worden. Door niets wordt de al te vroegtijdige ontwikkeling van onze werktuigen en krachten zo zeer verhaast, als door zulk eene, aan eene broeikas gelijkende, opvoeding, en wij hebben reeds te vooren gezien, welk een naauw verband 'er beftaat tuslchen de fpoedigere of langzaamere ontwikkeling, en tusfchen den langeren of korteren duur van het leven , over het geheel gerekend. Te fpoedige rijpheid heeft ook fteeds eene te fpoedige ontbinding ten gevolge (*). Hier in p» (*) Een der merkwaardigfte voorbeelden van ov«h ijliiig der Natuur was Koning Lodewyk II. van Hongaren. Hij was ontijdig geboren, zo dat hij zelfs nog gcene huid had, in zijn veertiende jaar had hij reeds een' volkomen baard, in zijn vijftiende trouwde bij, in zijn agttiende was bij grijs. Zijne overige lotgevallen flemden hier -mede 2onderling  LEVEN te VERLENGEN. 9 is voorzeker de voornaamfte rede van de zo verfchrikkelijke fterfte bij de kinderen gelegen. Doch de menfchen letten zelden op de eeuvouwigfte en meest nabij gelegene oorzaaken, en nemen liever de allerorgerijmdfte vooronderftellingen aan, cm zich daal mede Hechts gerust te Hellen, en verdee niets te doen te hebben. overeen: twee jaaren oud zijnde wierd hij gekroond, in zijn tiende jaar aanvaarde hij de regeering, èn in zijn twintigfte bleef hij in den flag bij Moliacz. /wit. v. 4. Schrijy. n.  xo dl IvUXST oir tfx MENSCHELIJK II. büitenspoorigheid in de liefde, verspilling der v o o r t t e e li n g S- kracht onanie, zo wel phij- sieke als moreel e. 'Onder alle middelen, die ter verkorting van het leven medewerken, ken ik 'er geen, dat zulk eene vernielende kracht heefc, en 7,0 volkornen alle de eigenfchappen der oorzaaken, die het leven verkorten, in zich ver"'eenigt',-als'dit. Geen ander bevat even als dit in den zelfden graad alle vier de eigenfchappen der levensverkorting, die wij te vooren opgegeven hebben, en men kan deze treurige buitenfpoorigheid aanmerken, als'de meest te zamengeftelde en vereenigde werking, welke verkorting van het leven veroorzaakt. — Ik zal dit terftond bewijzen. De eerfte wijze van levensverkorting was: vermindering der levenskracht zelve. Wat is nu meer in ftaat de hoeveelheid der levenskracht in ons te verminderen -, dan de verfpilling Van dat vocht, dat die kracht in dè - , groot-  LEVEN te VERLENGEN. n grootfte maate bezit, en de eerlïe levensvonk voor een nieuw wezen, gelijk ook den besten balfem voor, ons eigen bloed, inzien bevat? De tweede foort van verkorting bciïaat ia vermindering der noodige vastheid en fpankracht der vezelen en werktuigen. Nu is het toch bekend, dat niets deselven zo zeer verflappen, bros en ligt verflijtbaar maken kans, als even deze buitenfpoorigheid. De derde, namelijk verhaaste levens vertering, kan zeker door niets zo zeer aangezet worden, als door eene daad, welke, zo als -wij zien uit voorbeelden , die de geheele Natuur oplevert, de hoogfte graad van levenswerkzaamheid , van intenfief leven is , en welke, zo als te vooren aangetoond is, bij zommige fchepfelen terftond een einde Vaö derzelver leven maakt. En eindelijk wordt de behoorlijke hertteïling der levenskrachten daar door buitenmaate verhinderd, dewijl deels, daar door de noodige rust, en het evenwigt, dat vereischt wordt, om het verlorene weder te krijgen, geftoord, en aan de werktuigen dë daar toe onontbeerlijke kracht ontnomen wordtj  iz ce KUNST óm het MENSCHELÏJit wordt; doch vooral, dewijl deze verfpilling eene bijzondere eigene verzwakkende werking op de. maag en de longen heeft, en dus de bronwellen van de herftelling onzer levenskrachten door een natuurlijk gevolg opdroogt-. -Hiér bij komt nü neg het gevaar Van een der verfchrikkelijkfte vergiften, namelijk de Venusfmet bij die gelegenheid- in té zuigen, tegen het welk niemand verzekerd -is , die buiten het huwelijk met de vrouwelijke kunne omgang heeft. — Eéne vergiftiging, diè niet alleen in ftaat is het leven te verkorten, maar het zelve ook pijnlijk, rampzalig en afgrijfenswaardig maken kan, waar van ik'ïn het vervolg, als ik van de vergiften zal fpreken, meer zeggen zal* Eindelijk moeten wij nog op Veele bijkomende nadeelen bedaGht ziju^, die met'deezè buitenfpoorigheden gepaard gaan, en waai" toe de verzwakking van het denkvermogen voornamelijk behoort. Het fchijnt, dat dezè beide werktuigen, de zielswerktuigen 5 (de hersfènen) en de voortteelingswerktuigen , -even gelijk de beide verrigtingen van denken ■en voortteelen (het.ee-ne is geestlijke,. het anv dere phijfieke fchepping) zeer naauw met 'eikarp»  LEVEN te VERLENGEN. elkander verbonden zijn , en dat beiden de •edelfte en fijnfte deelen der levenskracht verteren. Wij bevinden daarom, dat beide deze werktuigen onderling op elkander invloed hebben, en dat het één de werking van het ander vermindert. Hoe meer wij het denkvermogen infpannen , hoe minder levendig de voortteelingskracht in ons is: hoe meer wij de voortteelingskracht aanprikkelen, en haare vochten verfpilien , hoe meer ook de ziel van haare denkkracht, veerkracht, fchranderheid, geheugen verliest. Niets in de wereld is in ftaat in die maate, en zo ouherilelbaar, de fchoonfte ziels gaven en werkzaam* heden Homp te maken , als deze foort vaa onmatigheid. Men zal hier misfehien vragen: wat mankt eigenlijk het te veel uit in het genot der phijiieke liefde? Ik andwoorde: wanneer men dezelve te vroegtijdig (eer de natuur nog ten volle gevormd is, bij de vrouwlijke kunne vóór de 18, en bij de manlijke vóór de 20 jaaren,) geniet; wanneer men dit genot te dikwijls en te fterk herhaalt (het geen men hier-uit weten kan, als 'er vermoeijing, verdriet, verloren eetlust op volgt); wanneer men door geduurige verwüfeling der voorwerpen, foms zelfs door kunstmiddelen en prik-  W dk KUNST "om het MENSCHELIJK prikkelingen vap fpecerijen, fterke dranken enz, geduurig nieuwe aandrift verwekt, en dekrachten boven maa,te infpant; wanneer men na het lichaam fterk vermoeid té hebben, of geduurende de fpijs.vertering, op deze wijze zijne krachten infpant; en , om alles met één woord te omvatten, wanneer men de phijfieke liefde buiten het huwelijk geniet, want het is alleen door den band des huwelijks (die allen prikkel, welke uit afwisfeling ontftaat, uitfluit, en de phijfieke drift aan hoogere zedelijke doeleinden ondergefchikt maakt,) dat deze drift ook in een' phijfieken zin geheiligd, dat; is, onfchadelijk en heilzaam gemaakt kan worden. Al het geen boven gezegd is, geldt ook in opzicht tot de onanie of zelfbefmetting, en wfl in den onbepaaldften zin. Want hier vermeerdert het gedwongene, het onnatuurlijke dier ondeugd, de infpanning van krachten, en de daar mede verbondene verzwakking, op eene geheel bijzondere wijze, en dit levert een nieuw bewijs op voor de gronditelling, waar van te vooren gewag gemaakt is , dat namelijk de Natuur over niets zo fchrikkelijk wraak neemt, dan wanneer men zich tegen haar zelve fchuldig maakt. —• Als 'er doodzonden zijn, dan zijn het zekerlijk  LEVEN te VERLENGEN. *; lijk de zonden tegen de Natuur. Het is in dc daad zeer merkwaardig, dat eene buitenfpoorigheid, die op zich zelve befchouwd eene en de zelfde fchijnt te zijn, desniettemin in haare gevolgen zo onderfcheiden is, naar maate ze op eene natuurlijke of onnatuurlijke wijze verrigt wordt; en daar ik zelfs verflandige menfchen ken, die zich van dat onderfcheid niet regt overtuigen kunnen, zo is het hier eene gefchikte plaats, ora dat onderfcheid eenigzins te ontwikkelen, en aan te toonen , waarom onanie , bij de eene en de andere kunne, zo oneindig meer nadeelig is, dan de bijflaap, die met de Natuur overëenkomftig is. Verfchrikkclijk is de ftempel, dien de Natuur zulk eenen' zondaar indrukt! Hij is eene verwelkte roos, een in den bloei verdorde boom, een wandelend lijk: al het vuur en leven wordt door dit kwaad uitgedoofd, en 'er blijft Hechts krachteloosheid', onwerkzaamheid, doodskleur, een verwelkt lichaam en eene nedergeflagene ziel overig. Het oog verliest deszelfs glans en Merkte, de oogappel valt in, de gelaatstrekken verlengen zich , het fchoon jeugdig aanfehijn verdwijnt, en eene bleekgeele, doodkleurige verw bedekt het aangezicht. Het gantfche lichaam wordt ziekelijk , aandoenlijk , de fpier-krachten gaan weg, de flaap brengt gee- ne  «s de KUNST om het MENSCIJELIJK ne verkwikking aan ,. elke beweging valt moeilijk, de voeten weigeren het lichaam langer te dragen, de handen beven, 'er ontftaat pijn in al de ledemaaten, de werktuigen der zinnen verliezen derzelver kracht, alle vrolijkheid gaat verloren. Hij fpreekt weinig, en als 't ware Hechts uit nooddwang: alle voonge levendigheid van geest is onderdrukt. Jongelingen, die te vooren geest of verftand hadden, worden flechts middelmaatige menfchen, of zelfs weetnieten. De ziel verliest allen fmaak voor goede en verhevene gedachten; de inbi eldingskracht is gantsch bedorven. Ieder blik, dien zij op een vrouwelijk wezen werpen , verwekt in hun begeerten, angst, berouw, fchaamte, en wanhoop aan de genezing der kwaal maakt den pijnlijken Haat volkomen. Het geheel leven van zulk eenen mensch is eene aanéénfchakeling van geheime verwijtingen , van een pijnigend gevoel van inwendige verzwakking , die hij zich zeiven op Jen hals gehaald heeft, van befiuiteloosheid en verdriet in het leven, en het is geen wonder, als 'er eindelijk bij hem neiging tot zelfmoord opkomt, waar toe niemand meerderen aanleg heeft, dan de onanist. Het verfchrikkelijk gevoel van levendig dood te zijn maakt eindelijk den wezenlijken dood begerenswaar- dig„.  LEVEN te VERLENGEN. 17 dig. De verfpiliing van het geene, dat leven geeft, doet meest walg en tegenzin in het leven ontdaan, ea die bijzondere foort van zelfmoord-, par dépit, die onze dagen kenmerkt. Daar te boven is de fpijsverteringskracht verloren, opgefpannenheid van winden en maagkrampen veroorzaaken eene geduurige ongefteldheid , het bloed wordt bedorven , de borst verflijmt, 'er ontdaan huid-uitflag en zweeren in de huid , uitdrooging en vermagering van het gactfche lichaam , vallende ziekte , long-tering , fluipkoortfen, flaauwtens en een ontijdige dood. 'Er is nog een foort van onanie, die ik de moreele onanie zou kunnen noemen, die buiten alle lichaamelijke onkuisheid kan plaats hebben, doch die desniettemin verfchrikkelijk uitput. Ik verfta daar door de gewoonte van de verbeeldingskracht met niets, dan gevaarlijke en wellustige denkbeelden op te vullen en te verhitten, en eene verkeerde rigting derzelven, die tot hebbelijkheid geworden is. Dit kwaad kan ten laatften in eene eigenlij-e gemoedsziekte ontaarten , de inbeeldingskracht wordt volkomen bedorven, en beheerscht nu de gantfche ziel; niets is voor zulk eenen mensch belangrijk, als het II. Deel. B geen  i;g e>e KUNST om het MENSCHEL-IJK geen dat op de voorwerpen, waar mede zijne zie! vervuld is,, betrekking heeft, maar Ook. fp.ant het geringde, denkbeeld van die. foort zijne verbeeldingskracht, en brengt hem terdond.in verhitting;, zijn geheel be*. daan wordt eene voortduurende prikkelkoorts, die des te derker verzwakt, daar ze. beftaat in eene altijd duurende prikkeling, die niet bevredigd wordt.. — Men visdt dezen tocdand voornamelijk bij wellustelingen, die zich eindelijk, wel is waar, beteren voor zo veel de lichaamelijke kuisheid aangaat, maar die zich door dezen wellust van den geest daar voor vergoeding trachten te, verzorgen, zonder te bedenken, dat dezelvein zijne gevolgen niet veel minder fchadelijk is; voorts, in den daat van godsdiendige onthouding, waar deze onank der inbeeldingskracht zelfs den mantel van innige aandachtsoeffening aannemen , en zich agter het dekkleed van heilige verrukkingen verbergen kan ;. en eindelijk ook bij ongehuwde perfoonen van het vrouwelijk geilacht, die, door het lezen van romans en foortgelijke tijdverdrijven , 'aan haare verbeelding die rigting en dien verderfelijken plooi gegeven hebben, welken bij haar niet zelden onder den modenaam van fentimen. ttel stvttl verborgen zijn, die, bij alle uiter-  LEVEN te VERLENGEN. ij lijke ingetogen- en kuisheid, dikwijls in het binnenfte geweldig omwoelt. Dit zij genoeg gezegd van de treurige gevolgen dezer buitenfpoorigheid, die dezelve voortbrengt, en welken het leven niet alleen verkorten, maar ook tevens verbitteren. B 9 III.  20 de KUNST om het. MENSCHELIJK. IIL INEAATIGE INSPANNING DES ZIEiSjJ, KRACHTEN. Doch het zijn niet alleen de lichaamlijke, bui'tenfpoorigheden , maar ook die van dea. geest, welken deze gevolgen naar zich Hepen, en het verdient onze opmerking, dat eene overdrevene infpanning der zielskrachten bijna even dezelfde uitwerkingen op de. gezondheid en den levensduur heeft, als de. verfpiliing der voortteeüngskrachten, namelijk verlies der fpijsvertering, lusteloosheid, neêrflagtigbeid , zenuwzwakte , uittering , een', vroegtijdigen dood. Doch het komt hier ook natuurlijk veel aan op de verfchillende natuur en oorfpronkelijke gefteldheid, en noodwendig moet die geen , welke van natuure eene fterkere en werkzaamere zielsbewerktuiging heeft, minder van deze infpanning lijden, dan hij, wien dezelve ontbreekt. — Van daar, dat de zulken 'er het meest van aangetast worden, die iTti middelma3tige zielsvermogens hunnen, geest met geweld dwingen willen; ook verr'~ ■ zwakt  LEVEN te VERLENGEN. \h zwakt zodanige 'infpanning Vafl géést 'het meest, waar mede wij tegen onzen wil", eh zonder genoegen in de zaak te hebben", óns bezig houden. Het is eene gédwongéne 'inipanning. Maar nu is eigenlijk de vraag : wanneer moet men de infpanning der zielskrachten vöor onmaatig 'houden ? Dit 'is 'ih het alg'e» meen even zo min te bepaalenals wat te ■veel is in opzicht tót het gebruik van ipijs eh drank, dewijl alles van de'ondérfcheidén'e maat en gefteldheid van het deükverrhógën afhangt, en deze even zó verfcheid'éh 'is, 'è'Is h'et Vermogen der fpijs vertering. 'Zó 'kan ie'ti voor dezen te fterke infpanning 'Wórden', 'het gtseh voor een'anderen', die'met"méér ziels; Kracht begaafd is, het in het geheel niet is\ Ook maken de omftandigheden , onder we'1ken deze bezigheid verrigt wordt, ee'0 wezenlijk ondeffcheid uit. Ziet dus hier hög een''ge nadere bepaalingen', Omtrend 't 'geen Wij onder overmaat of buiteiifpoorighe'id", ifl op"zicht tot het deuken, te ver'ftaan hebben; i) Wanneer men de lichaam* beweging daar bij al te zeer verzuimt. Elke ongelijke 'öeffening onzer krachten is nadeeiig", en 'zó tseker ais het is', 'dat men 'fcich 'cJcënSdfgV»eer  22 de KUNST om het MENSCHELIJK verzwakt, als men zich alleen met denken bezig houdt, zonder lichaamsbeweging te nemen, even zo zeker is het ook, dat hij, die altijd tusfchen beiden zijn lichaam eene gepaste beweging geeft, veel fterker en mee minder nadeel voor zijue gezondheid met zijn' geest kan werken. 2) Wanneer men al te lang over een en het zelfde onderwerp naardenkt. De zelfde wet, die bij de fpier-beweging plaats vindt, komt hier ook in aanmerking. Als men den arm altijd in de zelfde rigting beweegt, zo is men in een vierendeel uurs meer moede, dan wanneer men twee uuren lang bewegingen van verfcheidene foort 'er mede gedaan had. Zo is het ook gelegen met de werkzaamheden der ziel. Niets is in ftaat de krachten meer uit te putten , dan geftadig het denkvermogen op een en het zelfde onderwerp in te fpannen, en Boerhaave verhaalt van zich zeiven, dat hij, na eenige dagen en nachten geduurig over het zelfde onderwerp gedacht te hebben, plotfelijk in zulk eenen ftaat van vermoeijing en afmatting verviel, dat hij een' geruimen tijd geheel gevoelloos en even als dood gelegen had. Eene gepaste afwisfeling van onderwerpen is dus de eerfte regel om, zonder de gezondheid te fchaden, den geest te kun* nea  LEVEN te VERLENGEN, %| Ben bezig houden-, en zelfs op die "wijze meer te arbeiden. Ik ken menfchen > diè ïlerk en diep denken. Wiskundigen en Wijsgeeren, die in hunnen hoogen ouderdom nog ïleeds vrolijk en vergenoegd leven, maar ik Weet ook-, dat zij zich van der jeugd af aan 'deze afwisfeling tot eene wet gemaakt hebben, en zij hunnen tijd altoos tusfchen dien afgetrokken arbeid en het lezen van 'aangenaame dichters , -reisbeschrijvingen, gefchied- en natuurkundige werken , verdeelden. Ook is het in dit opzicht zeer goed? wanneer mefl altijd de beoeffenende mét dé befchouwende levenswijze 'verëenigt. 3) Wanneer men al te afgetrokkene én zwaare onderwerpen behandelt bij voorbeeld, voorftellen van de hoogere Wiskunde en Metaphijfica. Het onderwerp maakt eeQ zeer groot onderfcheid. Hoe meer afgetrokken het is, hoe meer het den menSch noodzaakt, zich geheel van de zinnelijke wereld los te maken, en zijnen geer-t-, van het lichaam afgezonderd, als het ware op zich zeiVen te doen beftaan en werken, (voorzeker eene der 'onnatuurlijkfte gefield heden-, dié'ér :zijn kunnen) des te meer fparit het in-, efl verzwakt het. Een half uur in zulk afgetrokken denken 'doorgébragtverzwakt -meer > é 4 'dan  94 de KUNST btt het MENSCHELIJK dart een gantfchen dag met vertaaien befleed. Maar hier omtrend moet men ook veel in een' betrekkelijken zin verdaan. Menig één is daar toe geboren, heeft het vermogen en de bijzondere (lemming van ziel, die tot die foort van werk verëischt worden, daar in tegendeel beiden aan menig een anderen ontbreken, die het evenwel wil doorzetten. Het' komt mij zonderling voor, dat men bij hetopbeuren van'eene lichaamlijke zwaarte, altoos eerst zijne krachten beproeft, of die last voor dezelven niet te zwaar is, en men daarentegen, bij zwaaren arbeid van den geest, ook niet eerst zijne zielskrachten raadpleegt, of ze daar tegen beftand zijn. Hoe veelen heb ik daar door ongelukkig en ziekelijk zien worden, dewijl zij meenden de diepten der wijsbegeerte te moeten doorgronden, zonder dat zij een wijsbegeerig brein hadden! Moet daar ieder mensch een Wijsgeer van beroep zijn; gelijk het thans de mode fchijnt te worden ? Het komt mij veel eer voor , dat daar toe een bijzondere aanleg der bewerktuiging nodig is , en aan deZe zonderling begaafden moest men het voorrecht afftaan om de geheimen der wijsbegeerte naar te fpooren en te ontvouwen : wij voor ons willen ons daar mede vergenoegen, dat wij wijsgeerig handelen en leven. t)  Leven te verlengen. *s 4) Ook houde ik het voor btjitenfpoorigheid, wanneer men altoos met zijnen geest wil voortbrengen en niet tevens ook ontvangen. Men kan allen arbeid van den geest in twee klasfen verdetien: in Jcheppenden, die uit hem zeiven ontltaat e» nieuwe denkbeelden voortbrengt, en in ontvangenden of lij delijken, die Hechts vreemde denkbeelden aanneemt en gebruikt, bij voorbeeld het lezen of aanhooren van anderen. De eerfte foort verëischt ongel ij k meer infpanning en verzwakc veel meer, en daarom moest men die altijd met de andere beurtelings laten afwisfelen; 5) Wanneer men te vroegtijdig in de kindsheid den geest begint aan te zetten. Hier is eene geringe infpanning reeds nadeelig. Vóór het zevende jaar is alle arbeid met het hoofd eene onnatuurlijke zaak , en van de zelvde kwaade gevolgen voor het lichaam als de onanie. 6) Wanneer men ïnvita minerva ftud'eert-, dat wil zeggen over onderwerpen , die men met tegenzin en niet con amore behandelr. Hoe ineer lust 'er bij den ziels-arbeid is, hoe minder nadeel de infpanning doet. Daarom is bij de keuze van deze of geene foort van ftudie zo veel voorzichtigheid nodig, B 5 of  %6 de KUNST om Set MENSCHELIjK of dezelve wel voor ons gefchikt is, en ongelukkig hij, bij wien die ontbreekt. 7) Wanneer men de ziels-infpanning door Kunstmiddelen en prikkels verzwakt of verfterkt en verlengt. Men gebruikt tot dat «inde gewoonlijk wijn, koffijj of tabak, en fchoon deze kunftige hulpmiddelen van het •denkvermogen over het geheel niet zijn goed te keuren , dewijl ze altijd eene dubbelde vermoeijing veroorzaaken , zo moet men toch maar al te zeer toeflaan, dat ze ia de tegenwoordige 'tijden , waar in men niet 'zo als de luim het medebrengt, maar op vaste tijden en uuren met het hoofd werken moet, niet geheel te ontbeeren zijn; en dan zou een kop koffij, eene pijp of een fnuifjö nog al het onfchadelijkst zijn. Doch men wagte zich voor misbruik, dewijl die middelen het nadeelige der ziels-infpanning dan ongelooflijk vermeerderen. 8) Wanneer men geduurende de fpijsvertering zijne zielskrachten infpant. Hier door brengt men zich een dubbeld nadeel toe: men verzwakt zich meer, want men heeft dan meer infpanning van krachten nodig, om te denken, en men verhindert tevens het zo belangrijk werk der Spijsvertering.  LEVEN te VERLENGEN. s? 5) Wanneer men den tijd, die voor den flaap gefchikt is, daar mede doorbrengt-. Waar van wij in het vervolg, als wij van den flaap handelen, uitvoeriger fpreken zullen. 10) Wanneer men het ftudeeren verrigt onder zekere nadeelige uiterlijke omftandigheden; hier komen vooral deze twee dingen in aanmerking, die dikwiljs meer aandeel aan de kwaade gevolgen van het denken hebben , dan het denken zelf, namelijk het krom en in één gedrongen zitten , en gebrek aan verfche lucht in het vertrek. Men gewenne zich cus liggende, of flaande of gaande, of op een' houten bank zittende, en niet altijd op zijné kamer, maar ook wel in de opene lucht re Huderen , en dan zal men veel minder van de zogenaamde ziekten der Geleerden te lijden hebben. In de daad de oude Wijsgeeren dachten toch wel zo veel , als de laatere Geleerden, en wisten echter van geene hijpo'chondrie, Aambijen enz. De eenigfte rede daar van was deze, dat ze meer wandelende, of in eene liggende geftalte, en in de vrije lucht hunnen geest bezig hielden , dat ze daar bij geen koffij noch tabak gebiuikton, en niet verzuimden eene behoorlijke bewegiDg te nemen en voor hun lichaam te zorgen.' IV.  38 de KUNST óm het MENSCRELIJK IV. ZIEKTEN DERZELVER ONVERSTANDIGE BEHANDELING GEWELD- DAADIGE DÓÓD NEIGING TOT "ZELFMOORD. Vréezelijk is dit heir van geheime en opeftbaare vijanden van het leven in deze laacere tijden toegenomen. Wanneer men overweegt, hoe weinig de mensch in den Natunr-ftaat op de Zuidzee - Eilanden van ziekten weet;, en men daarëntegen eene lijst der ziekten en ongemakken-, die in Europa woeden, inziet", waar ze als regimenten en compagnien opmarcheeren , en hun getal veele duifenden bedraagt, dan moet men verfchrikt fiaan op het zien, wat weeldezedenbederfi, eene onnatuurlijke levenswijze en buitenipoorigheden niet al vermogen. Veelen, ja in de daad de meesten dier ziekten hebben wij ons zelve te wijten, en gedurig ontftaan'er nognieuwen door onzen eigenen fchuld. Anderen zijn, men weet niet hoe, in de wereld gekomen, en waren echter aan de oude wereld geheel onbekend. Dezen zijn juist de doodelijklte en hardnekkigfte, de Kinderpokken"-  LEVEN te VERLENGEN. 2j? ken, de Mazelen, de Venusziekte. Dezen zijn zelfs ook in zo verre op onze eigene rekening te ftellen, als wij dezelven, zonder eenigen tegendand, laten voortwoeden en moorden, daar het toch bewezen is, dat wij ze met behulp van ons verdand, en van de kennis, die wij door de ondervinding daar van verkregen hebben , zeer gcmaklijk van onze grenfen zouden kunnen verwijderen, zo als ze ons aangebragt zijn. De meeste ziekten werken of plotfeling en bij wijze van een' geweldigen dood, ais middelen die de werkzaamheid van het leven afbreken (gelijk bij voorbeeld , beroerte en verdikking) of als middelen, die het leven langzaam verkorten, dewijl dezen of geheel ongeneeslijk zijn , of indien ze al geneden worden, een zodanig verlies van levenskracht., of zulk eene verzwakking of ontbinding van voornaame en tedere werktuigen agterlaten, dat het lichaam , dat daar van aangetast wordt, niet meer in ftaat is het levensperk te bereiken, waar voor h,et beftemd was. De volgende korte berekening, die op eene menigte van fterflijsten gebouwd is, zal u ten duidelijkften afmalen, hoe ongelooflijk groot het verlies is, dat de menschhejd thans door ziekten lijdt. Voor-  de KUNST om het MENSCHELIJK Vooronderfteld, dat 'er thans duifend menfchen geboren worden, zo fterven 'er van, terftond bij de geboorte, vierentwintig; het tanden krijgen neemt 'er vijftig van wegj Stuipen en andere ziekten der kinderen in de twee eerfte jaaren, tweehonderd zevenenzeventig; de Kinderpokken , die, gelijk bekend is, ten rainften van de tien menfchen éénea doen fterven, verninden tagtig of negentigi de Mazelen tien. Van de Vrouwen fterven 'er tien in het kraambed. Tering en borstkwaalen ftepen (althans in Engeland) honderd en negentig weg ; andere heete koortfen honderd en vijftig ; Beroerten twaalf; de Waterzucht éénenveertig. Dus kan men van de duifend fleclus agtënzeventig reke.nen, die van ouderdom, of liever in den ouderdom fterven , want dan zelfs wordt het grootfte gedeelte nog door toevalHge oorzaaken weggenomen ; in één woord , het blijkt hier uit, dat althans negen van de tiea vóór hun tijd en door toevallen omkomen. Ik moet hier nog melding maken van eene nieuwe verfchriklijke ziekte, en die onmiddelbaar de vernietiging van het leven ten, doel heeft : de neiging tot Zelfmoord. Deze onnatuurlijke toeftand, die te vooren alleen door een' zamenloop van treurige omftandig- he-  LEVEN' TE VERLENGEN. 31 lieden, en door een heldhaftig bef uit kon verwekt worden ,. is tegenwoordig tot eene ziekte geworden, die in den bloei der jaaren, onder de gelukkigfte omftandigheden, flecius. uit tegenzin en verdriet voor het leven, de fchriklijke en onwederilaanbaare drilt kan. voortbrengen , om zich zeiven te vejrjietigen (*_). 'Er zijn thans in de daad menfchen, bij wien alle de bronnen van levensgevoel .en levensgeluk zo zeer uitgedroogd zijn, iedere kiem van werkzaamheid en genot zo verdorven is, dat ze. niets zoo fmaakloos, walgelijk en laf vinden, dan het le^en; dat ze geheel geene betrekking meer voelen op. de wereld die hen omringt; en dat hun ten laatften het leven tot eenen zoo zwaaren last wordt, dat ze de begeerte in het geheel niet wederffaan kunnen, om 'er zich van te ontdoen. En deeze nienfchen zijn bijna altijd de zulken , die door buitenfpoorigheden in hunne jeugd, door eene te vroegtijdige verspilling van die balfamieke levensvochten , die ons eigen leven moeten verfterken, zich Uitgeput en aan levenskracht verarmd hebben. Is (*) In 75 jaaren kwamen in Londen juist eens zo veel menfehen da r zelfmoord, als aaia ontitekingea in de borst, om het leven. Aant. v. i. Schrijft  32 de KUNST om het MENSCHELIJK Is het niet natuurlijk, dat zulk een ongelukkige eene foort van dood, waar in hij zich alle bevrijding van gevoel en bewustheid belooft, boven den ftaat van een geduulig fterven met bewustheid (en wat is zijn leven anders?) verkiest? Doch het nadeel van deeze kwaaien, die reeds zo veel en op zich zelve reeds zo gevaarlijk zijn, wordt daar door nog oneindig vermeerderd, dat me:i ze ten deele op eene. geheel tegenftrijdige wijze behandelt , en over het geheel te veel misbruik maakt vaa de geneesmiddelen. Tot deze verkeerde behandeling breng ik het volgende : Wanneer men , onaangezien alle proeven en bewijzen van haaren fchadelijken invloed, desniettemin de oorzaaken der ziekten niet wegneemt, maar altijd laat voortwerken, bij voorbeeld, men ondervindt duidelijk, dat het wijn drinken, of eene al te dunne kleding, of het nachtwaken ons ziekten op den hals halen, en evenwel gaat men 'er mede voort. Vervolgens , wanneer men de ziekte geheel veronir.'tzaamt, en voor geene ziekte wil laten doorgaan, waar door dikwijls eene ongefteldheid van weinig belang in eene zeer gevaarlijke kwaal ontaart. * Erj  LEVEN te VEE-LENGEN, 33 En ik kan hier niet-voorbij, in het bijzonder gewag te maken van een verzuim » dat zekerlijk aan onnoemlijke menfehen het leven kost: het verzuimen der verkoudheden of van den hoest: Men houdtze gemeenlijk voor noodzaakelijke, en ten deele heilzaame ongemakken; en zulks is ook waar, als de verkoudheid niet te fterk is, en niet te lang aanhoudt. Doch men vergete toch nooit, dat iedere verkoudheid eene ziekte is, en zeer ligt in ontfteking der long, of, het geen nog meer gebeurt, in long- en uittering kan overgaan; en ik zeg niet te veel, als ik beweer, dat de helft der longteringen uit zulke verzuimde verkoudheden ontitaan. Dit gefchiedt, als de verkoudheid te lang duurt, of wanneer ze verkeerd behandeld wordt , en ik grond hier op de volgende twee regelen, die bij iedere verkoudheid naauwkeurig moeten in agt genomen worden : men moet geene verkoudheid; langer dan 14 dagen met geduld verdragen; houdt ze langer aan, dan moet ze als eene ziekte befchouwd en door eenen Arts behandeld worden. Voorts, vermijde men bij iedere verkoudheid te fterke verhittingen, men wagte zich voor koude te vatten, en late het gebruik na van wijn en anderen heeten drank cn fpijs. II. Deel. C Oolï  34 de KUNST o*f het MENSCHEL-IJK Ook is het eene maar al te tegenftrijdige behandeling der ziekten, als men dikwijls, geels uit onkunde, en vooroordeel, deels uit een kwalijk geplaatst medelijden juist het tegendeel doet van hec geen men behoorde te doen. Hier toe behoort, dat men den zieken aanzet om te eeten, als hij 'er geen trek toe heeft, dat men bij koortsagtige ziekten, bier, wijn, koffij, vleeschnat, en andere heete en voedende dingen laat gebruiken, waar door de zagtfie koorts in eene heete kan ontaarten; dat men, zo dra een zieke over koorts, en daar mede verbondene koude klaagt, hem, in het bed begraaft, venfters en deuren fluit, en de lucht in de kamer zo veel mogelijk verhit;- dat men niet voor de nodige zindelijkheid in de ziekenkamer zorgt, de lucht niet ververscht, de ontlastingen van den zieken te lang ftaan laat (*> Deze onverftandige be- (*) Ik mag hier bij voegen, dat men de nat doorzweete kledeien en bet beddengoed niet bij tijds tegen, droog linnen peiwisfett; wilde ik alle de fchadelijke gewoonten en vooiöordeelen van dien aart, die er nog in ons Land plaats hebben, optellen, dan zou ik daar toe eenige bladzijden nodig hebben, en dat jjiettegenftaande Tissots Raadgevingen voer den gemeenen Man en den Arts, vrij algemeen gelezen worden; en hoe hartgrievend worden deze gewoonten en voor- oor-  LEVEN te VERLENGEN. 3y behandeling en die verzuim eener ge;-egelde leefwijze, doet veel meer menfehen fterven, dan de ziekten zelve, en daar in is de vcornaamfte oorzaak te zoeken , waarom op het land zo veele gezonde en fteike menfehen eene prooi des doods worden , waarom da ziekten daar zo ligt eene kwaadaartige natuur aannemen, waarom, bij vooibeeld, de Kinderpokken daar in den winter mtestal van eene ergere foort zijn dan in den zomer, dewijl men dan, de glazen endeuren toe fluit, en door fterk vuur ftoken het vertrek in eene geduurige hitte houdt, het geen in den zomer het geval niet is. En eindelijk breng ik hier toe, als men geenen Geneesheer, of althans op geene goede wijze gebruikt, zijne geneesmiddelen niet wel aanwendt, tot Kwakzalvers zijne toe- vluchï oordeelen niet voor den weimenenden Arts, wanneer hij dezelven door zommige zijner kunstgenootsn al$ onveifchillig ziet befchouwen, en zelfs wel hoorï goedkemen, om te behaagen. Deze voorö rdeelen zou men althans alleen bij den onkundigen en behoeftige n man verwagten mogen, doch welke ftand in de Eiaatfchappij is 'er van bevrijd? Amt. v. d. Ven. C 2  de KUNST om* het MENSCHÊLIJK vlucht neemt, geheime en miverfeehmiddelengebruikt, en wat dies meer zij, waar van ik bij- het verjtandig gebruik der geneesmiddelenineer zeggen zal (*)■> Ook nemen de onderscheidene foorten van tenen geweldaadigen dood, eene menigte menfehen weg , en onze, laatere tijden hebben ;;" ■ hier (*) Onder den titel van Kwakzalvers behooren alle die geenen begrepen te worden, die zic'r met het genezen van ziekten bemqeijen, zonder 'er eeni. se gegronde kennis van te hebben, en bijzonder de Apothekers en Hsel-Artzen; de-'.e prafciferen in ens Vaderland toch, meer, dan de Geneesheeren, die,'er toe bevoegd zijn. Aan dezen vertrouwt men z\-ïdietbaarfte fchat, het leven! En zijn er niet ye'elS. onder hun', die naauwUjics eene oppervlakkige kennis van hunne'eigene kunst, de Kruidm^gkunde, hebben, en echter met groote verwaandheid fle geneeswijze van in hun vak beroemde Artfen bedillen? En'tcch zijn 'er menfehen genoeg, die deze fnoevegjën als heilige waarheden ge'oven. Hst is onbegrijpelijk, hoe veele, voor het overige in andere zaaken'kundige en verflandige, lieden, in opzicht tot de. Geneeskunde nog zo veele wanbegrippen koesteren. En fchoon men bij Tissot en Ukzef. zweert, die dè kwakzalverij veroordeelen, laat men zich'niet van de_. gehechtheid aan kwakzalverij genezen! Jani. v. d. Ven.  LEVEN te VERLENGEN. #7 hier in ook maar al te groote vorderingen ge* maakt. Het is niet Hechts de geest van fïoute ondernemingen, het zijn niet flechts de veelvuldige Zee-reifen, en de meer uitgebreide Koophandel , welken die gevallen vermèenigvukiigefi, maar men heeft ook daar te boven helaas! ontdekkingen gedaan, 'die ftrekken, bm het oogmerk der levensverkorting 'op eene ongelooflijk fnelle en fijne wijze te bereiken. Ik zal hier alleen melding maken van de uitvinding van het buskruid, en van yencheidene nieuwe vergiften, als het aqua loff aria, defuccesfie-poeders enz. De kunst van te dooden is zelfs eéne eigene'vérheverfè weteofchap geworden!  38 de KUNST om het MENSCHELIJK V. onzuivere lucht, het te za> men woonkn der menschen in groote steden. Een der fterkfte middelefi om het mènfchelijk leven te verkorten is: hel tezamen woo. •hen van menfehen in groote fteden. Vreeslijk groot is het overwigt, dat de fterfte in dezelven op de fterf-lijsten heeft. Li Weenen, Berlijn, Parijs, Londen en Amfterdam fterft de twintigfte mensen, terwijl in den omtrek van die fteden, op het land, flechts de dertigfte of veertigfte fterft. Rousseau heeft volkomen gelijk, als hij zegt: De mensch is onder alle de dieren het minst'er toe gefchikt , om in groote menigte bijéén te leven. Zijn adem is doodelijk voor zijne raede-fchepfelen, en dit is zo we! in eenen eigenlijken, als in eenen oneigenlijken zin, waar. De vochtigheid, of, gelijk men het doorgaans noemt, de dikte der lucht, is het niet alleen, die deze zoo fchadelijk maakt, maar ook dat ze van dierlijke deelen opgevuld (geanimaijSm-d) wordt, welke hoedanigheid haar door het  LEVEN te VERLENGEN. 33 het opêénhoopen van zo veele menfehen medegedeeld'wordt.. Men kan ten hoogden viermaal de zelfde lucht inademen , of ze wordt door de menfehen zelve van het voortreffelijkst middel om 'het leven te behouden in een doodelijk vergift veranderd. Laat men zich nu de lucht in zulk eene groote plaats voordellen, hier is het ih eén natuurkundigen zin onmogelijk, dat iemand die in het midden woont, ooit de lucht kan inademen, zonder dat dezelve zich reeds kort te vooren in de long van iemand anders opgehouden hebbe. Dit veroorzaakt eene algemeen fluiopende vergiftiging , die noodwendig den levensduur over het geheel verkorten moet. —Hij, die het doen kan , ontwijke dus het Verblijf van groote deden. Ze zijn opene graven van het menschdom, zó wei in opzicht tot het zedelijke, als tot het lichaamelijke. Zelfs moet men in deden van eene middelbaare grootte, waar de draaten wat naauw zijn , altijd bij voorkeur eene woning aan de buitenzijde der ftad zoeken, en het is ten 'minden plicht alle dagen den dampkring der 'ftad, geduurende een half of geheel uur. te 'veiiati'n , al was hét alleen met dit oogmerk, !orh eene zuivere lucht te fcheppén. — Hiéi' van meerder in het hoofddeel over'de 'Vergif•tigingti\ *C % V'ï.  *o de KUNST om hét MENSCHEL-IJK VI. onmaatigheid in eeten en drinken — de kunst van lekker te koken de sterke dranken. Het eerfte, wat in opzicht van de leefwijze , ter verkorting van het leven veel kan toebrengen , is onmaatigheiL Het te veel eeten en drinken is op eene drieërleije wijze voor het leven nadeclig. Het zet de fpijsverterings-krachten al te zeer in haare werking aan , en verzwakt ze bij gevolg. Het ftremt de fpijsvertering, dewijl bij zulk eene veelheid van i'pijs niet alles, zo als het behoort , kan verteerd worden, en dus ontftaan 'er fchadelijke ftoffen in de darmen, en flegte vochten. Het vermeerdert ook op eene onevenredige wijze de hoeveelheid van bloed, en verhaast daar door deszelfs omloop, en het leven. Behalven dit worden daar door zo dikwijls indigestien veroorzaakt , en wordt het noodzaakelijk buikzuiverende middelen te nemen, al het welk verzwakt, Door te veel eeten moet men verftaan, wanneer  LEVEN te VERLENGEN. 41 'peer men zo lang eet, tot dat men niet meer kan, en men kan zulks weten aan de volgende ■ongemakken: als men zwaarte en volheid in de maag, gaperigheid, oprispingen, ilaaperïgheid en dofheid in het hoofd gewaar wordt. De oude regel blijft dus altoos nog waar: Men moet ophouden te eeten, terwijl men trek gevoelt om nog wat meer te eeten. De kunst van lekker te koken behoort zekerlijk hier ook toe. — Ik moet deze vriendin van ons gehemelte hier als de grootftè vijandin van ons leven, als eene der verderfelijkfte uitvindingen, om het te verkorten, aanklagen, en zulks wel op de volgende gronden: 1. Het is bekend, dat haare voornaamè kunstgreep beftaat om alles van een' doordringenden fmaak en prikkelend te maken. Al het voediel beftaat dus, na deze bereiding ondergaan te hebben, voorde helft uit prikkelende verhittende dingen, en dus in plaats van door het eeten dat geen, wat 'er het natuurlijk doeleinde van is , voeding en verfterking te bekomen , vermeerdert men veeleer door dien prikkel de inwendige levensvertering, en brengt werkelijk juist het •tegendeel te weeg. Na zulk eenen maaltijd C S heeft  42 de KUNST cm het MÈNSCHELIJK heeft mon telkens eene gemaakte koorts, eö van zuike menfehen kan men met recht zeggen: Coifumendo confumuntur. 2. Het ergfte is, dat men dóór deze kookkunst verleid wordt, altijd te veel te eeten. Zij weet zich het verhemelte zo tot vriend te maken, dat alle tegenbedenkingen van de maag vruchteloos zijn; en, terwijl het gehemelte geduurig op eene aangenaame wijze gekitteld wordt, krijgt de maag wel drie- en viermaal meer te doen, dan ze eigenlijk kan goedmaken. Het is toch eene zeer gewoone fout, dat men den eetlust van het gehemelte niet onderfcheidt van den eetlust der maag-, het geen eigenlijk Hechts prikkeling van het gehemelte is; nu wordt dit verkeerd gebruik door niets meer bevorderd , dan door deze verfijnde kunst van koken. De mensen verliest daar door op het laatst een der voornaamfte middelen tot behoud van zijne gezondheid , namelijk het vermogen , om tè kunnen weten, wanneer hij genoeg heeft. 3. Ëen grondregel dezer kunst beftaat hier in, om namelijk door de overdaadrgfte en önnatuurlijkfte zamenmenging-, 'geheel nieuwe voortbrengfels en nieuwe prikkelingen te doen ontftaan; en dus gebeurt het* dat dingen i  LEVEN te VERLENGEN. 43 gen, die, ieder op zich zelve, geheelonfchuldig en onfchadelijk waren, nu door dié vermenging geheel nieuwe en nadeelige hoedanigheden aannemen. Zuur en zoet, bij voorbeeld, ieder afzonderlijk genomen, doet jn het geheel geen kwaad: daarentegen kaö het fchadelijk worden , wanneer men het te zamen gebruikt. Eieren, melk, boter, meel-, Sijn, ieder op zich zelve genuttigd , zeer verteerbaar voedfel; doch men vermenge ze te zamen, en bakke daar van een' regt vetten en (lijven pannekoek, zo zal men een zeer moeilijk te verteeren ding 'er uit krijgen. Men kan het als een' (telregel aannemen: hoe meer te zamengefteld eene fpijs is, des te bezwaarlijker valt dezelve te verteren, en het geen nog erger is, des te (legter worden de fappen, die 'er uit toebereid worden. 4. Onze nieuwere kookkunst heeft ook nog dezen zegepraal verworven, dat zij het geheim ontdekt heeft , om fterk voedende fappen, in eene zeer geringe hoeveelheid vochts veréénigd , binnen het lichaam te voeren. Zo heeft men confommés, jus, coulus. Men heeft het zo ver gebragt van door uitpersfen en lang koken, de kracht van verfchcidene ponden rundervleesch , kapoenen en mergbeenderen in het klein bellek van een  44 de KUNST.-cm het MENSCHELIJK eea gelij of foup bijéén te brengen. Men -meent nu iets groots verrigt te hebben-, als men op deze wijze, zonder aan de tanden de moeite van het kaauwen, en aan de maag die van het verteren gegeven te hebben, zulk een uittrekfel van voedende fappen op éénmaal rechtftreeks naar het bloed zendt. Dat heet, gelijk men meent , al galloppeerende zijne levenskrachten te herltelleD , en dit is het geliefdkoosd ftelfel van hun, die hunne krachten in gallop verfpiilen. Doch men be* driegt zich jammerlijk, want-: Voor eerst, men kan de inrigtingen der Natuur nooit ongetiraft fchenden. Niet zonder rede is het zo ingerigt, dat de maag niet dan eene zekere hoeveelheid bevatten kan; eene grootere gift ïou voor het geheel te veel zijn. Ieder lichaam kan Hechts eene evenredige hoeveelheid voedfel nemen, en deze gefteldheid van het geheel ftaat altijd met de .gefteldheid van de maag in evenwigt. —■ Daar te boven bedriegt men alleen de Natuur, men gaat als 'tware, haar eerfie -doeleinde voorbij, en brengt door eene foort van fluikhandel , drie- of viermaal meer voedfel in het lichaam, dan het in ftaat is te bevatten. Het gevolg daar van is, dat 'er eene seduurige overlading van alle de vaten ontB -ftaat s  JLEVEN tü- VERLENGEN. 4J ïlaac, en- deze neemt altijd bet evenwigt weg, en is dus nadeelig voorde gezondheid 'qv. het leven. Voorts, niet zonder rede heeft de Natuurhet zo ingerigt-, dat de fpijs wat grover zijn moet-, als wij ze nuttigen. Het nut van deze inrigting beftaat hier in , dat de fpijs eerst door het kauwen in den mond met vocht doortrokken , en met fpeekfel vermengd wordt, dat ze vervolgens langer in de maag blijft, en dus door de prikkelingen, die ze veroorzaakt, de werking van de maag fterker aanzet, en bij gevolg veel beter in onze beftanddeelen overgaat, en in onze natuur veranderd wordt. Hier van hangt eigenlijk het wezen van de herftelljng van het verlorene af. Want de fpijs kan dan eerst in ons lichaam overgaan, en ons tot wezenlijk nut verft rekken, als ze te vooren door de krachten, die in de maag liggen, met onze natuur meer- overëenkomftig en van gelijke hoedanigheid als onze befta'nddeelen gemaakt is. Terwijl men dus aan deze eerfte begeerte der natuur niet voldoet, brengt men fappen in het lichaam, die, om dat ze niet genoeg, zaafrj gelijkaartig gemaakt zijn, ook geene goe.d'e heriklling van de verlorene deelen en krach-  4 van de gewelddaadigë fcheiding van ziel en lichaam, en wat dies meer  LEVEN te VERLENGEN. <5ï meer zij. Doch dit alles is geheel van al, len grond ontbloot. Voorzeker heeft geen mensch het fterven zelve nog ooit ondervonden, doch even 70 bezeffeloos, als wij het leven intreden, treden wij 'er ook weder uit. Begin en einde komen hier in weder overéén, ik heb hier voor de volgende bewijzen: voor eerst, kan de mensch geene gewaarwording van het fterven hebben , want het fterven beftaat in niets anders, dan in het verliefep der levenskracht; nu is het juist deze levenskracht , waar door de ziel haar lichaam gewaar wordt; dus gaat de gewaar-, wordings-kracht en het bewustzijn verloren, naar evenredigheid dat de - levenskracht afneemt; en wij kunnen het leven niet verliefen, zonder ten zeiven tijde, of nog eerder (want hier toe worden nog fijnere werktuigen verëischt,) het levensgevoel te verliefen. De ondervinding leert zulks ook. Alle die geenen, welken den eerften graad van dood doorgeftaan hebben, en. weder tot het leven te rug geroepen zijn, verzekeren eenftemmig , dat ze niets van het fterven gevoeld hebben, maar dat ze in flauwte, en in een' ftaat van bewusteloosheid weg gezonken waren (*). Men moet zich door de trekkingen, (*) Iemand die zich verhangen had, en weder tot het  Cz de KUNST om het MENSCHELIJK gen , het rogchelen , en den fchijnbaaren doodsangst, al het welk men bij fommige ftervenden waarneemt, niet in een verkeerd denkbeeld laten brengen. Deze toevallen zijn alleen verfcbtiklijk voor den aanfehouwer, en in het geheel niet voor den ftervenden, dse'er niets van gewaarwordt. Het is even als of men uit de verfchriklijke trekkingen van iemand, die de vallende ziekte heeft, befloot, dat hij inwendig naar evenredigheid ook zo veele fmerten uitftond. Hij weet niets van al het geene, dat den omftander zo veel angst veroorzaakt. 3) Men ftelle zich het leven fteeds voor zo als het waarlijk is, als een middelftand, (die zelf nog geen doeleinde, maar Hechts een middel tot het doeleinde is, gelijk de duizenderlei je onvolkomenheden deszelven zulks genoegzaam bewijzen) als een tijdvak van ontwikkeling en voorbereiding, als een gedeelte van ons beftaan, waar wij alleen moehet leven te rug gebragt was, verhaalde, dat hij, van het oogenblik dat het touw zich toetrok, aanftonds in een' ftaat van gevoelloosheid geraakt was. Hij kon zich flechts duister herinneren, dat hij weerlichten gezien, en dof klokkengelui gehoord had. Aant. v. d. Schrijv.  LEVEN te VERLENGEN. 63 moeten doorgaan, om tot eene hoogere beftemming te geraken, en 'er rijp voor te Worden. Kan dan het denkbeeld wel zo veel vcrfcirriklijks voor ons hebben-, dat wij dim overftap werkelijk, doen motten, dat wij uit dezen middelftand, uit dit wisfelvallig leven, dat zo vol onzekerheid is, en ons nooit regt vergenoegen kan, tot een ander leven moeten overgaan? Geheel kalm en zonder vrees kunnen wij , als dat oogenblik nadert, ons aan dat hoogfte Wezen toevertrouwen, dat ons, zonder ons toedoen , op dit aardsch toneel plaatfte, en van Hem de verdere beftiering van onze lotgevallen afwagten. — Wie in den fchoot van zijnen Vader ontflaapt, behoeft tegen het ontwaken niet op te zien. 4) Ook zal de vrees des doods veel verzagt worden door de herinnering aan hun, die ons reeds vooruit gegaan zijn, door aan dien kring van geliefde voorwerpen onzer tederheid te denken, die ons zoo na aan het hart lagen, en nog fteeds dierbaar blijven, en die ons, als 't ware, gindsch uit dat voor ons nog onbekend land, vriendelijk wenken? ÏX.  54 de KUNST om het MENSCHELIJK IX. lediggaan werkeloosheid « t ij d v e r v e e l in g. Maar ook het tegenovergeftelde, het niet gebruiken van onze krachten , kan dienen, om het leven te verkorten, dewijl daar door de werktuigen ligt onbruikbaar worden, en 'er verftoppingen, gebrek aan zuivering der vochten, en flegte herftclüng van het verlorene ontdaan kunnen. De eerde en onveranderd jkde bedemtning van den mensch is, in het zweet van zijn aanfehijn zijn brood te eeten, en deze Natuur-wet wordt ook in opzicht tot het lichaam door de ondervinding bekrachtigd: al wie eet zonder te arbeiden, dien gedijt het niet. Wanneer 'er niet altijd een behoorlijk evenwigt plaats heeft tusfchen het herdel en verlies der bedanddeelen en krachten, zo is het onmogelijk, dat men gezond blijven en lang leven kan. Raadplegen wij hier de ondervinding, dan blijkt het zeker, dat nooit een éènig luijaart een'hoogen ouderdom bereikt heeft, maar dat zij, die in ouderdom het meest uitgemunt hebben, doorgaans menfehen geweest zijn van een' bijzonder werkzaamen levensaart. ■ Doch  LEVEN te VERLENGEN. 65 Doch niet alleen de werkeloosheid van li» cbaam, maar ook de ledigheid van ziel is nadeelig, en. ik koora nu tot een middel ter verkorting van bet leven, dat men hier, niet verwagten zou, dewijl het, oppervlakkig befchouwd, ons den tijd zo zeer lang doet vallen, de Tijdverveeling. — Laten wij de natuurlijke uitwerkfelen van deze ziels-gefteldheid wat naauwkeuriger onderzoeken, dan zult gij zien, dat deze onaangenaarae toeftand der ziel niets minder, dan onverfchillig, maar integendeel van zeer gewigtige gevolgen voor ons lichaam is. Wat nemen wij aan eenen mensch, wien de tijd verveelt, waar? Hij begint te gaapen; dit geeft reeds te kennen, dat de vrije omloop des bloeds door de longen gehinderd wordt, en bij een natuurlijk gevolg moet de kracht van het hart en der bloedvaten 'er door lijden , en verflappen. — Duurt dit kwaad wat lang, dan ov.u ftaan 'er ten laatften wel eens plaatfelijke ophoopingen en ftilftand des bloeds. De werktuigen , die tot de fpijsvertering dienen, wor« den ook verzwakt en traag, 'er ontftaat vermofijing, zwaarmoedigheid, opblaazirg van winden, neiging tot hijpochondrie. In één woord, alle verrigtingen van het dierlijk leven worden daar door verzwakt, en in wanorde gebragt, en ik meen dus met recht te II. Deel. E kun-  66 ds KUNST om het MENSCHELIJK kunnen beweren, dat zulk een ftaat, die de belangrijkfte werkingen van bet lichaam ftoort, en de beste krachten verzwakt, het leven verkorten moet. ■ De tijdverveeling is zo wel in opzicht tot het'zedelijke, als tot het lichaamlijke, een zeer gevaarlijke ziels-gefteldheid. Weikard (*) verhaalt een voorbeeld van een kind, dat van zeer arme ouders gebooren was, die hun brood met dagloonen verdienen moesten. Het lot van die kind was dus van deszelfs geboorte af aan gefchikt tot tijdverveeling. In het begin lieten de ouders het alleen in de wieg liggen, waar het den tijd toebragt met deszelfs handen en voeten aan te kijken. Grooter geworden zijnde, wierd het meestal in een hoenderhok opgefioten, waar het door een gat Hechts een weinig kon uitzien. Wat was het gevolg? Het kind bleef, tot dat het volwasfen was, dom en fchuw, was geheel onnoozel, en kon naauwlijks fpreken. Haare uitwerkfels kunnen nog erger zijn. Bij (*) In een werk, dat zekerlijk een groot getal.van deszelfs medebroederen zal overleven, en ook hier èe grootfte aanprijfing verdient: Weikarts Pliilofophifcher Jrtz,' " .' ..  LEVEN te VERLENGEN. tel van Bilfenkruid, in plaats van eetbaare Champignons, vergiftigde, of de beziën van de dolmakende Nachtfchade, van de Peperboomtjes enz. gebruikte, en zich daar door den dood op den hals haalde. Het was dus noodig, dat men overal in de fchoolen eenen ieder genoegzaam onderrigt gaf omtrend de vergiftigde planten, die in zijne landftreeken voorkomen , en daar mijn beftek niet toelaat ze alle door te loopen, zal ik hier een boek aanbevelen, waar uit men deze kennis het best en volledigst verkrijgen kan (*). De (*) IIalle, Teutfchs Giftplantzen zur Verhüumg trau-  LEVEN te VERLENGEN, Si De gevaarlijkfte vergiftigde planten, die in, Duitschland (f) voorkomen, en welken het allernoodzaakelijkst is te kennen en te leeren vermijden, zijn: de dolmakende Nachtfchade {Belladonna), de vergiftige Waterfchecrling (Cicuta), het Bilfenkruid (Hyoscyamus), de fviunqikskappen {Aconitum) , de roode Vingerhoed {Digitalis), de Nachtfchade (Solo.* num), de Wolfsmelk (Efula), de Dolik (L«liavi temulentiim), het Peperboomtje (Dapkne), verfcheidene foorten van Rammculen of Haanenvoeten, de Hinkende Latouw (LaEtuca virofa), de Laurierkers (Laurocerafus). Nog irauriger Forfcilie, mit ilhan. Kupf. 2 Bande tye avftage. Aant. v. d. Schrijv. (*) (*) Ik wenschte hier ook zulk een nuttig werk in het Nederduitsch te kunnen aanprijzen, doch, voor zo veel mij bekend is, heeft nog niemand de taak op zich genomen, qm. de. fcbadelijke gewasfen, die op den Nederlandfchen bodem groeijen, opzettelijk ten gebruike van onkundigen in een kort bellek op te geven, en ter afwending van ongelukken, vooral voor den Landman, te befchrijven. Amit< v. d, Vcrt, (f) Ook in Nederland. II. DEEL. E  82 de KUNST om het MENSCHELIJK Nog behooren de bittere Amandelen hier opgenoemd te worden, die volgens de nieuwfte waarnemingen, een allerfterkst doodelijk vergift bevatten, het geen niet minder gevaarlijk is, dan dat der Laurierkers. De iucht, in welke wij leven, kan zelfs vergiftigd zijn, zo dat wij door dezelve, \zij plotfeling, 't zij langzaam, kunnen gedood worden. Hier toe breng ik voornamelijk het vergift, dat wij zelve aan de lucht door het leven en ademhalen mededeelen. Levende fchepfelen nemen in eene zekere bepaalde hoeveelheid lucht, de zuivere ftof of de levenslucht tot zich, verteren dezelve, en geven in de plaats daar van aan de lach* onzuivere en tot de ademhaling niet gefchikte deelen te rug. Gebeurt het, dat eene grooïe menigte menfehen zich in eene kleine ruimte opgefloten bevinden, dan kan ze terftond doodelijk worden (*> Is de ruimte grooter en de menigee kleiner, zo is ze wel voor (*) Gelijk het verfchriklijk voorbeeld in Calattla bewijst, alwaar in het zwarte hol van de 146 Engelfchen, binnen den rijd van 12 uuren, alleenlijk dooide vergiftiging der li cht 123 omkwamen. Z. ZiMr MOtMAN, vsn der Erfarung- Aant. v. d. Schrijv.  LEVEN te VERLENGEN. ?3 voor het leven niet vaneen oogenblikkelijk gevaar , maar toch nadeelig. Men moetderhalvea zulke plaatfen vermijden, waar een zo buitenmaatig groot getal menfehen op elkander gepakt is, vooral wanneer het vertrek niet hoog van verdieping is, en 'er de buitenlucht niet genoeg kan inkomen. Dit heeft veelal plaats in de Schouwburgen. Het is een der zekerde tekenen, dat de lucht vergiftigd is, als het licht niet meer helder branden wil, of ook als het hier en daar van zelf uitgaat. In de zelfde evenredigheid wordt de lucht ook voor het leven fchadelijk, want vuur en leven hebben de zelfde deelen tot derzelver onderhoud noodig. Als men zijn woon- of fl-apkamer beftendig toegefloten houdt, zo vergiftigt men zich zeiven, hoewel langzaam, echter niet minder zeker. Op de zelfde wijze kan de lucht vergiftigd worden , wanneer 'er een groot getal lichten te gelijk in een gefloten vertrek branden. Zo ook, wanneer men gloeijende kooien in eene geflotene kamer zet, en 'er bij in flaap valt, waar op dikwijls de dood gevolgd is. Wanneer men verder des nachts veele planten en gewasfen bij zich heeft in een gefloten vertrek, dan ondergaat de lucht eene diergelijke foort van vergiftiging, terwijl integendeel die zelfde planten bij dag en in den zonneE 2 fchijn  84, de KUNST om het MENSCHELIJK fchün de. lucht zuiveren en gezonder maken. Niet minder is de uitwaseming van omgen, die rotten en bederven, in üaat, cue vergiftiging ' te. veroorzaaken. Zelfs kunnen de Serk riekende uiwaasfemingen. van bloemen aan d? lucht in een gefloten vertrek eene nadeelige , ja. doodendc. eigenfehap- mededeelejj waarom bet niette raaden is, flerk neivende' bloemen, als Oranjebloerncn, NarcisfenRoozen enz. in eene flaapkamsr te plaatfen», . r' Van nog veel meer belang en vreesl-ijket komt mij de tweede klasfe, die der BejmeU iende Vergiften, voor, vau weike ik- nu Handelen zal, en die de grootfte opmerkzaamheid verdient. Omtrent de PhijfieKe Vergiften, waar van wij gebroken hebben, kan men doorgaans nog al eenig onderngt bekomen, men heefc 'er boeken over, en men kent en vermijdt ze. Geheel- anders is het gelegen met de. Befmettende Vergiften. Men J'eeft ze biina sls een onvermiideiijk en noodzaakelijk kwaad aangemerkt, en hun het burgerrecht gefehonken, men kent ze in het geheel, nikt voc* Vergiften, maar alleen van den kant der ziekten, dien ze doen ontdaan, men vergiftigt en wordt vergiftigd-, en drijft dezen verfchriklijken handel- bij ruiling dage■ ■ - " lijkt  LEVEN te VERLENGEN. Bj Jijles en ©ogenblikkelijk;, zonder dat iemand daar bij weet of vermoedt, wat hij doet. De Phijjieke Vergiften zijn, zo als het behoort, aan het toezicht der Regering onderworpen. De Staat zorgt 'er voor, dat het kwaad, zo veel mogelijk, voorgekomen en afgeweerd wordt, en men befchouwt en behandelt hem , die eenen anderen met opzei 'er mede benadeelt, als eenen kwaaddoenderji 'doch omtrent de Befmettende Vergiften bekommeren zich de burgerlijke Wetten WeiBig, ze woeden ongeftoord onder ons om, de Man vergiftigt de Vrouw, de Zoon den Vader, en niemand fchjjnt 'er acht op te liaan, — Ten ïaatiten, de Phijficke Vergiften brengen flechts aan hem alleen nadeel toe , die 'er roekeloos mede omgaat, daarentegen hebben de Befmettende Vergiften het bijzonder vermogen, van zich in elk levendig wezen voort te planten, en, tot in het oneindige uit te breiden; zij zijn dus niet alleen fchadelijk voor hem die vergiftigd is, maar maken hem nog daar te boven tot eene nieuwe bron van vergiftiging, waar door geheele oorden en landflreeken kunnen befmet worden. Ik zou hier de treurigste voorbeelden vaxi menfehen kunnen bijbrengen, die enkeJd uit i 3 Mi  86 de KUNST om het MENSCHELIJK onkunde op zulk eene wijze zijn vergiftigd geworden van anderen, die hunnen evenmensen , zomtijds zelfs hunne naaste vrienden, befmet hebben, alleenlijk doordien ze deze foorten van Vergift, en de wijze waar op ze zich mededeelen , niet kenden. Ik houde deze kennis voor hoogstnoodzaakelijk, èn meen tevens, dat het publiek 'er nog maar al te zeer van verftoken is, zo dat ik deze gelegenheid met genoegen aangrijp, om daar omtrent iets tot ocderrigt te zeggen. Men noemt Befmettende Vergiften de zodanigen, die niet anders, dan in een levendig dierlijk lichaam ontftaan, en de kracht bezitten van zich, zo dra ze aan een ander lichaam medegedeeld worden, in het zelve voort te planten, en het zelfde bederf en de zelfde ziekte te doen ontftaan, waar door het eerfte aangetast was. Iedere foort van dieren heeft haare Vergiften, die haar bijzonder eigen zijn, en op geene andere werken. Zo heeft de mensch de zijnen, die de beesten in het geheel niet aantasten, bij voorbeeld, het Venus-fmet, het Pok-fmet enz.; de beesten hebben daarentegen de haaren, die geenen invloed op den mensch hebben, bij voorbeeld, de Ziekte-fmtt van het Rundervee, den Droes bij de Paarden. 'Er is mij  LEVEN te VERLENGEN. S7 mij maar eene foort bekend, die rrienfchen en beesten gemeen hebben -s namelijk de Dolheid-fmet. Men noemt ze ook aanftekende Vergiften Cont&gia, Miasmata (*)„ Het geen een aanmerkelijk onderfcheid bij de~ (*) Bij de Nederlanderen is daarom ook, fn onder(cheiding van de pbijueke vergiften, het woord fmiïftoffe, 'fmè-ziekte in gebruik. Jammer is het 'maar, dat deze benaaming veel al zo verkeerd verfhan wordt, en zó dikwijls 'eene onnoodige vrees Voortbrengt, wanneer 'er zich ziekten opènbaarèn, die inèer zuiver epidemiek, dan befmettende zijn, terwijl ïriën de waare 'en 'egte Smef-ziekten, zo als bij voorbeeld de Kinderpokken, als volfb/ekt onvermijdelijke kwaaien 'aanziet, en met deze gevaarlijke ziekte, die uit haaren aart befmettelijk is, zeer roekeloos 'omgaa't Voorai fcftijht men in onze dagen, meer dan ooit, 'onverfchiilig te zijn geworden voor het Venus-foet, 'en die verderfelijke plaag als een wéinig beduidend kwaad aan te zien-, en zelfs wel önder de mode-ziekten te rangfehikken: hóe menig een, die öp het ehkeld gerucht, dat hier of daar in de nabijheid zich dé tekenen van den ROoden loop opdoen , fiddêrt en verbleekt , terwijl hij niet fchrooffit zich met de grootïïe onbedachtzaamheid bloot te itellen aan airt* de fchriklijke gevolgen van den vuil'frên wéllust. Aant. d. VeH« F i  88 de KUNST om het MENSCHELIJK deze Vergiften daarftelt, is, dat zommigen nooit weder van nieuws, zonder uitwendige befmetting, ontftaan, zo als bij voorbeeld, het Schurft-fmet, Verrotting-fmet, Teeringfmet enz. Men heeft daarom dikwijls de vraag geópperd, boe de Vergiften van de eerstgenoemde kiasfe mogen ontftaan zijn, en het is moeilijk deze vraag te beantwoorden; intusichen kunnen wij door vergelijking van derzelver overeenkomst met de Vergiften van de tweede kiasfe aannemen, dat ze ook oorfpronkelijk in het menfchelijk lichaam zijn voortgebragt geworden, maar door zulk eenen zonderlingen zamenloop van in- en uitwendige omftandigheden, dat 'er veele eeuwen noodig zijn, om iets diergelijks weder daar te Hellen. Hier uit volgt echter ook, dat deze Vergiften, daar ze altijd, zullen ze voortduuren , in een levendig lichaam weder voortgebragt moeten worden, ook weder kunnen ophouden, zo dra aan dezelven, 't zij door toeval, 't zij door opzettelijke inrigtingen de gelegenheid benomen wordt van zich weder te kunnen voortplanten, (een troostrijk denkbeeld, waar op de hoop van uitroeijing of verbanning derzelven uit veele landen fteunt, en , dat 'er veel waarheid in dit denkbeeld is, blijkt uit het voorbeeld van zodanige Vergiften, die vóór de-  LEVEN te VERLENGEN. €5 «lezen zeer gemeenzaam onder ons heerschten, doch tegenwoordig door wijze imigtingen bij de befchaafde volken uitgeroeid zijn, bij voorbeeld hetPest-fmet, hetMelaatsheidsfmet,) doch even zo gegrond is ook het gevolg, het geen men hier uit kan afleiden, dat namelijk door eenen nieuwen zamenloop van buitengewoone omftandigheden en van bederf in het dierlijk lichaam, ook nog geheel nieuwe Vergiften van dezen aart kunnen voortgebragt worden, waar van de wereld to,t Jrier toe nog niets weet. Maar zullen deze foorten van Vergift haare uitwerkfels op het lichaam uitoeffenen, dan wordt daar toe bij allen niet alleen verëischt, dat het Vergift medegedeeld, en het lichaam 'er mede befmet worde , maar 'er moet ook eene zekere gefchiktheid of vatbaarheid van het lichaam plaats hebben, om het te ontfangen en op te nemen. Van daar het merkwaardig verfchijnfel, dat zommige menfehen zeer ligt, andere zeer moeilijk, en weder andere in het geheel niet kunnen befinet worden, dat zelfs eenige dezer Vergiften Hechts éénmaal op onsvkunnen werken, dewijl, na ééns befmet geweest te zijn, het lichaam voor het vervolg voor die foort van vergiftiging in het geheel niet meer vatbaar F 5 is,  9a de KUNST om het MENSCHELÏJK Is, gelijk wij zulks bij heft Pok- eö Mazelenfmet waarnemen. v De mededeeiing zelve kan wel, zo als het ïchijnt, op zeer verfchill'ende wijzen gefchieden, doch men kan ze altijd op de vólgende eenvouwige grondftelling te rug brengen : 'er behoort doorgaans eene onmiddelbaare aanraking van de Smet-ftof zelve toe , 'om, die aan een ander lichaam mede te deelen. Men moet dit echter wel verftaan. Deze onmiddelbaare aanraking van de Smet-ftof kan niet alleen door het lichaam van den lijder, maar ook door eenig ander lichaam gefchieden , met het welk zich het Vergift verbonden, of waar aan het zich gehegt heeft, bij voorbeeld, afgefcheidene ftoffe van het befmette lichaam , vochten , kleederen , huisraad enz. 'Er zijn flechts zeer weinige Vergiften van deze natuur, die de eigenfchap hebben van zich in de lucht te ontbinden: bij voorbeeld, het Pok-, Mazel- en Rotkoorts'fmet, doch deze ontbondene deelen bchou"den alleenlijk derzelver vergiftigend vermogen in de nabijheid van den zieken, of, met andere woorden, de dampkring, die den lijder het naast omgeeft, is alleen befmettelijk j doch wordt dezelve door meer bijkomende lucht vermengd en verdund» dan gaat het bier  LEVEN te VERLENGEN. 91 jriet ook toe, gelijk zulks plaats heeft bij iedere ontbinding van Vergift (bij voorbeeld van Sublimaat,) de lucht verliest ten laatften haare befmettende kracht, dat wil zeggen, de Smet-ftof kan op geen' verren afftand door de lucht naar elders overgebragt worden; Het is voornamelijk mijn oogmerk, het in de Geneeskunde onervaaren publiek in ftaat te ftellen van deze Vergiften te vermijden, of ten minften (het geen voor eenen ieder, die wel denkt, niet onverfchillig zijn kan) zich te leeren wagten, wanneer men zelf 'er van aangetast is, om anderen 'er mede te befmetten. Ik zal derhalven voor eerst, eenige algemeene regelen opgeven, hoe men zich op de zekerfte wijze voor de befmetting in het algemeen beveiligen kan, en daar na de Vergiften van dien aart, die bij ons het meest voorkomen, ieder in het bijzonder doorloopen, en derzelver kentekenen, gelijk ook de wijze, hoe men 'er zich voor hoeden kan, nader bepaalen. De beste middelen, die dienen kunnen, om iemand in het algemeen voor alle befmetting van welk eenen aart ook, te bewaren, zijn vervat in de volgende regelen:  ■p2 de KUNST om het MENSCHEL-IJK 1) Men neme de grootfte zindelijkheid in acht, want de meeste Vergiften worden ons door de uitwendige oppervlakte van ons lichaam medegedeeld, en het is bewezen, dat dan zelfs, wanneer de befmetting daadebjk medegedeeld is, men dezelve door reinigen en zuiver houden weder verwijderen kan, vóór dat ze op ons geftel een' nadeeligen invloed heeft. Hier toe brenge ik het veelvuldig wasichen , baden , fpoelen van den mond, het kammen en het dikwijls verfchonen en verwisfelen van kleederen en beddegoed. 2) Men draage zorg,'dat'er zuivere lucht in de woonvertrekken kome; men zoeke dikwijls de vrije lucht in te ademen, en zij bedagt, om met het lichaam veel beweging te doen. Daar door bevordert men de uitwaasfeming en onderhoudt de levenskracht der huid, en hoe werkzaamer deze is, hoe minder men voor uitwendige befmetting te vreezen heeft. .3) Men zij fteeds wel gemoed, en vrolijk van geest. Deze zielsgéfteldbeid houdt ten fterkften de tegenwerkende kracht des lichaams in werking , en bevordert de vrije uitwaasfeming en drijft de vochten uit, waar door  LEVEN te VERLENGEN. 03 door de Smet-ftoffen zo ligtelijk op het. lichaam niet kunnen hechten, noch in het zelve, opgenomen worden. Bezen regel moet men bijzonder in acht nemen als 'er Kotkoortfen heerfchen, waarom het dan ook zeer goe-d is een goed glas wijn te drinken. 4) Men vermijde menfehen aan te raken, die men , ook in. opzicht tot hun iichaams.geftel, niet volkomen goed kent; vooral wagte men zich zulke deelen aan te raken, die geene of eene zeer dunne opperhuid hebben, bij voorbeeld, deelen die gewond zijn, lippen , tepels der borst, teeldeelen, dewijl daar door de Smet-ftof zeer fchielijk kan ingezogen worden. Hier toe behoort ook nog, dat men geene zodanige dingen moet aanraken, welken nog kort te vooren eenige deeltjes van menfehen, die ze op eenigerhande wijze kunnen kwijt geraakt zijn, bevatten mogten, bij voorbeeld, drinkglafen, waar uit een ander een oogenblik te vooren gedronken heeft, hembden , onderkleederen , handfehoenen, tabakspijpen, fecreeten enz. 5) Wanneer 'er op eene plaats befmettende ziekten heerfchen, dan beveel ik dezen regel ten fterkften aan, van nooit nugter uit te gaan, dewijl men dan het meest vatbaar. is  9a de KUNST om het MENSCHELIJK is om, de fchadelijke deelen die de lucht bevat , in te zuigen, maar van altoos eerst iets te nuttigen, gelijk ook, als men 'er aan gewoon is, te vooren een pijp tabak te rooken. Wij zullen nu overgaan om de Smet-ftof.. fen, die bij ons voorkomen, ieder afzonderlijk te overwegen. i. De Venus-Jmet. Droevig is het lot der laatere tijden, waar in dit vergift voor het eerst bekend en verfpreid is geworden , en treurig het gevoel, datdeMenfchenvriend bij de befchouwing van het zelve, en van deszelfs voortgang gewaar wordt! Wat zijn alle, zelfs de doodelijkfte Vergiften, in opzicht tot het menfchelijk geflacht over het algemeen gerekend, in vergelijking van het Venus-fmet? Dit alleen vergiftigt de bronader des levens zelve, vergalt het zoetfte genot der liefde, doodt en verderft de eerfte kiem, waar uit een mensch ontfpruiten moest, reeds bij haar eerst ontluiken, en werkt dus zelfs tot nadeel van een toekomftig geflacht, fluipt in den kring van Uil huislijk geluk, verwijdert kinderen van hunne ouders, echtgenooten van hunne echtgenooten, en verfcheurt de heiligfte banden der  LEVEN te VERLENGEN. *>ƒ der menschheid. Daarbij komt nog, dat ze tot de heimelijk voonfluipecde Vergiften behoort, en zich niet akoos terftond door hevige en in 't oog vallende toevallen openbaart. Men kan reeds geheel befmet zijn, zonder het zelf te weten, waar uit dit kwaadgevolg ontttaat, dat men het doorgaans eerst door het geheel lichaam laat verfpreiden en diep inwortelen, eer men de noociige1 middelen 'er tegen aanwendt, zonder dat men het wil of vermoedt. Om die zelfde rede kan men ook niet met zekerheid weten, of men al of niet volkomen genezen zij, en dikwijls moet men zijn geheel leven in deze doodelijke onzekerheid doorbrengen j en heeft het kwaad eens desselfs toppunt bereikt, welk eene verfchriklijke verwoesting rigc het dan niet in het menfchelijk lichaam aan! De affchuwlijkfte zweeren bedekken het gantfche lichaam, de beenderen worden doorknaagd, geheele deelen verfterven, de neus-' beenderen en die van het verhemelte vallen weg, en met dezelven de cieraad van het lichaam en de fpraak, de hevigfte pijnen in het merg der beenderen folteren den lijder vooral des nachts, en verkeeren den tijd der rust in de fmertelijkfte pijnbank. Met één woord, het Venus-fmet vereenigt alles in zich, het geen eenig vergift pijnlijk, affchu* we-  £6, de KUNST om het MENSCHELIJK welijk, langduurend en vreeslijk maken kan., En met zulk een kwaad drijven wij den fpot, beltempeleu het met den bevalligen naam van Galanterie-ziekte, gaan. 'er- onachtzaam mede om, als met eenen hoest of eene verkoudheid in het hoofd, en verzuimen zelfs, , zo wel tegen deze kwaal in het algemeen, als, tegen bijzondere toevallen derzelve, ten regten tijde de gepaste hulpmiddelen aan te wenden! Niemand fchijnt'er op bedacht te zijn,, om aan de onophoudelijke voortgangen van, deze voortfluipende pest paal en perk te Hellen, en het hart bloedt mij, wanneer ik zie,, hoe het anders zo bloeiend en welvarend, Landvolk, bij het welk eigenlijk de kern tet inftandhouding van kracht en fterkte onder het menfchelijk geflacht nog te zoeken is,, ook in onze landftreeken (*), waar tot dus, verre de naam van dit vergift oibekend bleef, reeds door deszelfs verkeer met de Stedelingen, 'er van .begint aangetast te worden; wanneer ik Steden zie, waar deze ziekte nog vóór twintig jaaren eene zeldzaamheid was , en nu reeds algemeen geworden is, en anderen, waar van het eene bewezene zaak is, dat twee derden der inwooners met de Venusziekte befmet zijn; —: wan» (*) En waarom helaas! ook in de onzen?,  LEVEN te VERLENGEN. 07 wanneer ik mijn oog op het toekomftige vestige, en dan bedenk, hoe veel grond 'er is van te vreezen, dat een laatften, indien men dit kwaad dus ongeftoord laat voortwoeden, zelfs de achtingswaardigfte huisgezinnen (door Kindermeiden, Minnen enz.) 'er van zullen aangetast worden; — wanneer ik mij de treurigfte voorbeelden voor oogen ftel, en zie, (hoedanige gevallen mij nog zeer onlangs, voorgekomen zijn) hoe de kuisfte, eerbaarfte en gefchiktfte menfehen, zonder eenige buitenfpoorigheid en zonder het te weten, 'er van aangeftoken , en zelfs de nederige hutten der onfchuld buiten fchuld 'er mede befmet kunnen worden (*). Het (*) Men vergunne mij hier flechts cén voorbeeld uit duifenden aan te voeren , dewijl het kortelings geleden is, en het eenen ieder met fiddering vervul-, len moet, en aantoont, welke onoverzienbaare rampen uit eene oorzaak, die menzo weinig telt, ontftaan kunnen. Een gelukkige bewooner van een dorp, dat ver van de Steden afgelegen, nog geheel onbekend was met de Venusziekte, had tot hier toe met zijne vrouw en vier kinderen in het bezit van een klein landgqcd zijn leven in fHlle eenvouwigheid doorgebragt.' Om de voortbrengfels van zijn land te verkoopen was hij genoodzaakt naar de Stad te gaan. Eens, dat zijn II. Deel. G ban-  *8 de KUNST om het MENSCHELIJK Het is meer dan tijd, om deze woedende kwaal te beteugelen, en ik zie daar toe geene ..: u ■- • an- handel, gelukkig afliep , dronk bij in de vreugd van zijn hait een glas wijn te veel, de dronkenfchap verleidde hem aan de aanlckfelen van eene flegte Meid gehoor te geven, en hij wierd befmet. ■ Zonder het te weten komt hij te huis, en deelt aan zijne vrouw en kinderen het Vergift mede. Deze goede lieden kenden dit ongemak niet, en gebruikten 'er dus niets tegen, zo dat deze anders gezonde menfehen in korten tijd affchuwelijk wierden. Het geval wierd rugtbaar, en het geheel dorp veimijdde ze.' Op het land wordt deze ziekte nog aan veele plaatfen als de pest gevreesd en behandeld. Men geeft 'er kennis van aan den Rechter; deze acht het 'van zijnen pligt deze lieden te laten genezen. De Heelmeester van die ftreek onderneemt de genezing, maar Verftaat 'er niets van. Een jaar bijna verloopt 'er voor deze lieden met kwijlen, purgeeren en zweeten , zonder dat ze genezen zijn. De kleine huishouding vervalt, gebrek aan winst, en de hoog opgeloopene Geneeskosten, die deze arme menfehen niet kunnen goed maken , zijn oorzaak, dat de Rechter hun huisje en goederen verkoopen laat. De Huisvader wordt wanhoopig en loopt weg, en de arme Moeder is nu verlaaten, ziek, met haare vier kinderen bedorven! Niemand bemoeide zich nu verder Öiet haan Agt jaaren daar na, die zij in de grootux, ellen-  LEVEN te VERLENGEN. 99 andere mogelijkheid, dan dat men zich met meer ernst op goede zeden toelegge, vooral in de voornaamfte ftanden der Maatfeliappij, en men zich bevlijtige, om goede burgerlijke wetten omtrent de uitoeffening der Geneeskunde in te voeren, en om het volk in het algemeen aangaande den aart van dit Vergift te onderrigten, en hetzelve met het menigvuldig gevaar , waar aan het ons blootftelt, en vooral met de kentekenen, waar aan men het onderfcheiden, en de middelen waar door men het vermijden kan , bekend te maken. Het eerlte moeten wij overlaten aan de zorg van wijze Volksbeftierders, welken dit onderwerp voorzeker niet langer onverfchillig zijn kan, doch tot het laatfte zal ik door de volgende onderrigting zoeken mede te werken. Voor ellende doorgejammerd had, kwam zij te Jena in het gasthuis, om hulp te zoeken voor haare fchandelijke kwaal, welke nog voortduurde, en haar alle nachten met de bevigfte hoofdpijnen kwelde. Hoort het, gij, die met dit Vergift den fpot drijft, en op eene gewetenlooze wijze u zeiven, en weder anderen door u, befmet. Zulke gevolgen kan een enkel onbezonnen oogerblik hebben. Zodanig zijn die aartige Gaisnterie-ziekten, van nabij befchouwd zijnde, gefield' Aant. v. d. Sghrijv, • G 2  roo de KUNST om het MENSCHELIJK Voor eerst komen de middelen in aanmerking, die dit Vergift kunnen kren kennen. 1) Wanneer men, kort voor dat men zich ©ngefteïd voelt , een'- anderen perfoon , of het een of ander voorwerp, dat dierlijke deelen bevatten kan , van nabij aangeraakt heeft, en wei met tedere deelen en die weinig of geene opperhuid hebben. 2) Wanneer men nu, een' Tan geren ofkorteren tijd daar na, (gewoonlijk binnen de. vier weeken) aan zodanig deel óén of meer van de volgende ongemakken befpeurt: kleine zweertjes van eene fpekagtige gedaante, en die niet genezen willen, of wrat- en vlesschagtige uitgroeifels, of ontfteking, of eene flümige ontlasting.(als het een deel is dat flijm affcheidt), gelijk ook wanneer de klieren, die in de nabijheid van het aangetaste deel liggen, opzwellen, pijnlijk zijn en hard worden. — Als 'er zich zulke verfchijnfels oodoen, dan is men reeds befmet, hop wel Hechts plaatfelijk, het is des niettemin zeer noodzaakelijk, eenen kundigen Arts (geen' Kwakzalver of Baardfcheerer) om raad te vraagen, op dat het kwaad bij tijds geftuit worde * eer hes in de andere vochten kan over-  LEVEN Tè VERLENGEN, fóf 'overgaan-, en "er eene algemeene befmetting tontftaat. 3) Wanneer nu verder bij meer afgclegenè deelen de klieren beginnen te zwellen, wanneer 'er huid-uitflag onder aJlerleij-e gedaante , of zweeren , of wratten ontftaan > bijzonder , wanneer het verhemelte en de ]el beginnen zeer ce doeny wanneer de oogen 1 beginnen te ontfteken, of 'er zich aan het voorhoofd roode , fchurftagtige en korftige plekken beginnen op te werpen, dan is het kennelijk, dat 'reeds bet.ge.heeJe lichaam van het Vergift doordrongen is, en 'er eene'alge* meene befmetting plaats heeft. De regelen , die men ter Voorbehoedïng Van de Venus-fmet behoort in acht te nemen* San men tot de volgende brengen: '1. Men vermijde de gemeenzaame 'verkeering met eene vrouw, van welker goede gezondheid men niet volkomen overtuigd is„ En dewijl het mogelijk is, dat men zich in ten' ftaat van Venusziekte bevinden kan zender dat zulks ëenigzins door uitetlijke tekenen blijkbaar zij, zo volgt daar-uit-, dat men nooit «eker zijn kan, en dat het eeiiigfte voorbehoedmiddel beftaat, in alk verkeé» G 3 ring  io2 de KUNST om het MENSCHELIJK ring met de andere kunne buiten het huwe» lijk geheel te vermijden. 2. Men kusfe nooit iemand op de lippen, van wien men niet genoegzaam zeker weet, dat dezelve een onbtfmet lichaam heefti Het is daarom zeer onvoorzichtig, het kusfen , gelijk het zo zeer in gebruik isj tot eene uiterlijke pligtpleging te maken, én het is om te beven, als men ziet, hoe aartige kleine kinderen veelal van iederen voorbijganger op de ftraat geliefdkoosd worden. Men moest zulks in het geheel niet dulden. 3. Men flaape bij niemand, wien men niet genoegzaam kent. 4. Men gebruike geen hembd of eenig onderkleed, of bed, waar van zich kort te vooren een ander bediend heeft, welke ons niet naauwkeurig bekend is. Daarom moet men in herbergen, of het linnen van het bed in zijn bijzijn laten verwisfelen, of 'er zich geheel geklèed boven op leggen. 5. Men neme niets in den mond, het geen kort te vooren een ander 'er in gehad heeft, bij voorbeeld, tabakspijpen j blaas- fpeel-  LEVEN te VERLENGEN. la fpeekuigen, drinkvaten, lepels enz. (*)» 6. Op fecreeten, waar op mogelijk kort te vooren een ander, die befmet zijn kon, gezeten heeft, moet men zich zorgvuldig wagten', die plaats met de teeldeelen aan te raken'. De zelvde voorzorg moet men 'ook ió acht nemen bij het gebruik van klijsteerfpuiten en andere werktuigen, waar van rne'Q ■Zich in het gemeene leven bedient. 7. Het verdient vooral opmerking, en 'dïi is een ftuk van veel gewigt, dat de Venusfmet zich door middel der borsten zeer ligt kan mededeelen. Eene Min, die de Venusziekte heeft, kan het kind, dat zij zoogt; en omgekeerd het kind de Min, befmetten. Hoe noodzaakelijk was bet dus, vooral in groote Steden, dat mén iedere Min eerst, voor- (*) Men moest nooit eerie tabakspijp, die een 'ander reeds g'ebruikt heeft, in den mond r.emén, voornamelijk niet op ziilke ptaatfen, waar de Venusziekte zeer verfpreid is. Nog onlangs heb ik kwaade zw'eeren van dien aart in den mond 'moeten behandelen, die alleenlijk "door zulk 'eene tabakspijp 'ontfiaaS Vifüri • -Jint. v. d. SchrijVi G -4  to* de KUNST om het MENSCHELIJK vooraf zorgvuldig onderzocht. Stoll vond eens onder een getal van veertig, die zich om als Min te dienen, hadden aangeboden, flechts ééne , welke buiten verdenking van befmet te zijn, en zuiver was. — Omtrent de Vrouwen, die.men op veele plaatfen gebruikt om de melk uit de borsten te zuigen, moet men ook niet te roekeloos wezen. Befmet zijnde, kunnen ze het Vergift aan haar, die ze zuigen, mededeelen, en men heeft voorbeelden, dat zulk eene Vrouw eene me* faigte brave Moeders befmet heeft. 8. Bij alle verrigtingen der Vroetkunde behoort men daaromtrent zeer omzichtig te zijn. Niet alleen moet de Vroetmeester voor zich zelvcn wel toezien, want zo hij flechts ■eene kleine wond aan de hand heeft, kan •hij van eene baarende Vrouw, die befmet is, zeer ligt aangeftoken worden; maar de baarende Vrouw kan ook bij deze gelegenheid befmet worden, wanneer de Vroetmeester of Vroetvrouw zweeren , die uit Venusziekte haaren oorfprong hebben , aan de handen heeft. 2. De Pok- en Mazel-fmet. Beide deze Vergiften doen zich hier door kea-  LEVEN te VERLENGEN. Toe¬ kennen , dat ze altoos eene koortsagtige ziekte en een' huid-uitflag , van etterende puisten in de Pokken, en van kleine roode vlakken in de Mazelen, verwekken, en dat ze niet meer dan ééns in het zelfde voorwerp als een Vergift werken kunnen. Men kan deze Vergiften zeerwel ontgaan', als men zorg draagt, van het Vergift niet aan te raken, of, het geen het zelfde zegt, als men zich wagt van den zieken en zijne afgefcheidene deelen aan te raken, of zulke dingen, die hij behandeld heeft, aan te roeren, of te nabij te komen in den dampkring, die hem omgeeft. Want dat de Pok-fmet door de lucht op een verren afftand zou kunnen overgevoerd worden, en dan nog befmettelijk blijven zou , zulks zijn verdichtfels, die al lang wederlegd zijn. — Het is bijgevolg ongetwijfeld zeker, dat beide deze ziekten niet van dien aart zijn, dat de mensch ze noodwendig hebben moet, maar dat men ze ontwijken, en, wanneer zulks algemeen gefchiedt, geheel uitroeijen kan, (het welk ook reeds in eenige landen ten uitvoer gebragt is) (*). Doch daar 'er zich nog wei- nige (*) De pogingen van den waardigen Hoogleraar G 5 Jun-  ic6 de KUNST öm het MENSCHELIJK hige hóóp opdoet, dat zulke heilzaame inïie ouderdom, vroegtijdige in» enting van denzelven. De ouderdom is het alleronvermijdelijkst van alle de middelen, die ter verkorting van het leven dienen. Hij is die fluipende dief, waar van Shakespear fpreekt, het onvermij. delijkst gevolg van het leven zelve. Want' door de werking zelve van het leven moeten van tijd tot tijd de vezelen drooger en min bruikbaar worden, de vochten fcherperworden en verminderen, de vaten moeten inkrimpen, en de werktuigen derzelver kracht verliezen, en de aardachtige deelen moeten eindelijk de overhand nemen, het welk het zekerst middel is ter ontbinding van ons leven. Bij gevolg kan men den ouderdom niet geheel ontgaau. De vraag is flechts: hebben wij het niet in onze magt, om denzelven te vervroegen of te vertraagen. Zulks is nu H 2 OH-  ii6, de KUNST- oii. het MENSCHELIJK ongelukkig maar al te zeker. De laatere tijden leveren ons verbaazende voorbedden, op 'van ' dê mogelijkheid om een' vroegtjjdigen ouderdom, voort te brengen, en om over het algemeen de levensperken elkander, veel fneller te doen opvolgen. Wij zien. thans menfehen, (vooral in groote Steden) die reeds in hun agtfte jaar manbaar zijn, in'bun zestiende'bijna het toppunt van hunne hoogst mogelijke volkomenheid bereikt, hebben, in hun twintigfte reeds met alle de: zwakiijkheden tfl kampen hebben, die, tot een bewijs verfirekken, dat het met hun weder naar de laagte gaat, en, in hun dertigtte het vojmaakst afbeeidfel van een' afgeleefr den grijfaart daarftellen; rimpels, droog- en, fiijfheid in de iedemaaten, een'.gekromden, ruggraat, gebrek, aan het gezicht, en, geheugen , grijze hairen en eene bevende ftem.. Ik heb werkelijk zulk eenen door kuqst oud gewerden man, die neg geen. veertig jaaren bereikt, had, ontleed, en niet alleen de haiT xen geheel grijs, maar ook het kraakbeenigq eer ribben,, bet welk anders alleen in den hoogften ouderdom beenagtig wordt, geheel in been veranderd gevonden, Men kan dus werkelijk dq tijdvakken, door de Natuur ter ontwikkeling van het menfehe- c' -■ ■ ■'■ '•' ' lijk.  LEVEN të VERLENGEN, "ri^ ïijk lichaam 'b'e'fttemd , Vervroegen , én 'den ouderdomdie in heete luchtitreékeö 6p 'eene natuurlijke wijze vroeger aangebragt wordt, 'bok in 'ons 'klimaat 'door ktfnst verha'asteri. Wij zullen dus hier mét een paar woorden gewag maken van de kunst om zich den ouderdom in de 'jeugd in te enten. Hét geheim beftaat 'alleen in zich 'zo fpoedig mogelijk van de levenskrachten en fappen te ontdoen) èn a'an de 'vezelen zo ras mogelijk dien graad van hard-, ftijf- en onbuigzaamheid te geven', '"die 'den ouderdom kenmerkt. De "ohfeilbaarfte middelen, om 'hél best daar toe te geraken, zijn de volgende. Het is zomtijds 'zeer goed zodanige vóórfchriftéh te kennén, 'orh daar door in ftaat gefield te worden van het tegenovergëitélde des te eer te betrachten, 'en'op déze wijze bevatten ze tevens het vóorfchrïft voor ëehe zeer lang aanhoudende jeugd. Men móet zich flech'ts in alle opzichten in een tegefiovërgeftèléeh zin «gedraagen. Ter 'zaake,: i) Men zoeke de manbaaarheid door alle phijfieke en moreele kunstbewerkingen zó baast mogelijk te öhtw'ikkélén, 'en v7efrfpilté> H'3 ***  Sl8 de KUNST om het MENSCHELIJK de voortteelingskracht zo rijkelijk, als het 'er opzit. 2) Men beginne al vroegtijdig de vermoeiendfte bezigheden te ondernemen. Snelle reizen te paard van eenige dagen, langduurig danfen, nachtbraken, en een verkort genot van alle rust zullen daar toe den treffelijkften dienst bewijzen. Men bereikt daar door zijn oogmerk op eene tweeledige wijze, voor eerst, docr de levenskrachten zeer fchielijk uit te putten, en ten anderen, door de vezelen wel dra ftram en bros te doen worden. Voor de vrouwlijke kunne is het danfen vooral een zeer gewoon middel, om zich in gallop te verflijten en oud temaken. Hoe dikwijls zag ik niet, door onmaatig danfen, en doordien men deze oeffening met te fterke gemoedsdrift drijft, in weinige jaaren de fchoonite bloeifems der jeugd verflenfen, en de huid verdorren en onooglijk worden. Zou men, door dit te overwegen, de danswoede niet eenigzins beteugelen kunnen? Zou een langer genot der jeugd geene kleine opoffering van een kortltondig vergenoegea Waardig zijn? 3) Men drinke maar braaf wijn en liqueurs, dit is tech een van de fterkfte middelen om het  LEVEN te VERLENGEN. ïi$ het lichaam uit te dróogen, en te döen Inkrimpen. 4) Alle foórtën van hevige hartstóchten zullen de zelvde uitwerking voortbrenger!, en het werk der fterke dranken voleinden, 5) Voornamelijk zijn kommer, zorg en vrees1, allerbijzonderst gefchikt om de kentekenen van den ouderdom zeeï vroegtijdig te doen ontftaan. Men heeft voorbeelden» 'dat menfehen in éênen nacht, dien'zij in een' zeer hóogen graad van vrees en zielsangst 'doorgebragt hadden, grijze haire'n gekregen hebben. — Nu zou 'men 'natuurlijk 'meenen\> dat 'er öok wezenlijke aanleidingen moesten plaats hebben, om de hartsr.ochr.en Sró zeeï gaande te kunnen maken, doch 'ër zijn menfehen , die de kunst meesterlijk verftaan van ) in weerwil van het gelukkig lot, dat hun té beurt gevallen Is-, zich zeiven a'ngst en zerg te fcheppen'. Van alles In een duister licht !te befchouwen, van eiken mensch të wan'trouwen , e'n van in ieder niets beduidend voorval eene rijke 'ftof tot zorg en koinmeï ke vinden. 6) Eindelijk kan ïnen hier toe brengen 06 fe ver gedrevene, öf althans kt/alijk ui:g;r= M 4 V*r-  ï-2o de KUNST om het MENSCHELIJK voerde, gewoonte van het lichaam door koude te harden, namelijk door dikwijls koude baden ce gebruiken, en lang in ijskoud water te vertoeven enz. Niets is meer in ftaat de kenmerken van den ouderdom in te prenten, dan even dit. Doch het is niet genoeg dat men thans reeds tot den ouderdom geraakt in een tijd, waar in onze Voorvaderen nog Jongelingen waren, men heeft het ongelukkig nog ver. der gebragt. Men heeft zelfs de kunst uitgevonden, van de kinderen reeds als grijsaarts te doen geboren worden. Ik heb eenige maaien dit verfchijnfel gezien: gerimpeld en met de duidelijkfte kenmerken des ouderdoms op het gelaat, treden ze op dit fchouwtoneel der wereld, en na een paar weeken, onder geduurig gekerm en in ellende doorgeleefd te hebben, eindigen ze hun' afgeleefden levensloop, of liever, ze beginnen denzelven aan het einde. Ik fchuif het gordijn voor deze affchuwelijke voortbrengfels van de ongebondene levenswijze der Ouderen: ik kan ze nooit zien, zonder dat het mij toefchijnt, even als zag ik het misdrijf der Ouderen in eene perfoonlijke en wezenlijke gedaante. TWEE.  LEVEN te VERLENGEN. zat TWEEDE AFDEELING. be middelen, die het leven verlengen. L goede oorsprong van lichaamsgesteldheid. Wanneer wij te rug zien Op den natuurlijken aanleg, waar op een lang leven moet gevestigd zijn, en op de hoedanigheden, die daar toe verëischt worden , dan blijkt het v/el dra-, dat het 'er voornamelijk op aankomen moet, uit welke.ftof wij zijn voortgekomen, welk een aandeel van levenskracht ons terftond bij onzen eerften oorfprong ten deel viel, en of toen reeds de grond tot een duurzaam of zwak lichaamsgeftel , tot een' gezonden of ziekelijken inhoud der werktuigen , die ter inftandhouding van het leven dienen, gelegd zij. Dit alles hangt af van den ftaat van gezondheid onzer ouderen, en van het gewigtig ftuk des eerften grondflags van ons beftaan , en in dien zin van eene goeds afkomst te zijn, is een voorrecht, waar H s op  322 de KUNST óm het MENSCHEL! JK op ieder een mag prijs ftellen. Hij, wien liet zelve te beurt viel, liegt 'er doorgaans weinig aan, en echter is het een der grootfte weldaaden, die wij van onze Ouderen outfangen kunnen, en het is een middel ter verlenging van onsleven;, hetwelk, fchoon het niet in onze magt ftaat, om het aan ons zelve te geven, wij echter in ftaat en verpligt zijn aan onze nakomelingen mede te deelen. Drie bijzonderheden komen hier in aanmerking: de ftaat der gezondheid der Ouderen, het tijdpunt der Voortteeiing, en het tijdvak der Zwangerheid. ï. De ftaat der gezondheid, de levensvoorraad der Ouderen. — Hoe belangrijk dit zij, ziet men reeds hier uit, dat 'er geheele geïlachten beftaan hebben, die het voorrecht van oud te worden als in eigendom fchenen te bezitten, bij voorbeeld, het geflachr. der te vooVen aangehaalde Parres; niet alleen hij, van wien ik toen bijzonder melding ge'* maakt heb, maar ook zijn Vader en zijné Kinderen hebben eenen buitengewoonen hoogen ouderdom bereikt. Reeds dit alleen behoorde eene krachtige drangrede te zijn voor een ieder, die ooit kinderen teelen Wil,  LEVEN te VERLENGEN. 123 'wil, om zijne levenskrachten zo veel mogelijk te fpaaren, en in ftand te houden. Wij zijn toch het afbeeldfel van onze Ouderen, niet alleen voor zo veel de algemeene fo'rm en hetzamenftel der deelen betreft, maar ook meer bepaaldelijk in opzicht tot bijzondere zwakheden en gebreken van het een of ander deel. Zelfs kan daar door een aanleg tot ziekten, die haaren grond in de vorming en bijzondere gefteldheid van het lichaam hebben, medegedeeld worden, bij voorbeeld dé Jigt, de Steen , het Graveel, Aambeijen. Vooral hebben mij veelvuldige waarnemingen overtuigd, dat eene groote verzwakking der voortteelingskracht, door een onmaatig genot des bijfiaaps, (het geen mogelijk op zich zelf reeds als eene zekere wijziging van Venus-fmet is aan te merken) aan de kinderen eene bijzondere foort van zwakheid in de klieren en watervaten mededeelt, welke vervolgens in eene zogenaamde klierziekte ontaart, en aanleiding geeft, dat deze ziekte zich reeds dikwijls in de eerfte maanden van het leven, en fomtijds.zelfs bij de geboorte openbaart. — Ook is een al te jonge of te ver gevorderde ouderdom der Ouderen nadeelig voor "den levensduur en de fterkte der Kinderen. Men moest, over het geheel genomen3 niet in het huwelijk treden, voor en  ï2'4 de KUNST om het MENSCHEL! JK en aiëer fnen zelf zijne geheele volkomenheid van lichaamskrachten bereikt had'; dat is te zeggen', de man niet voor zijn vierentwiritigfte en dc vrouw niet voor haar agttiende jaar '(in onze luchtftreeken). Bij elk 'te vroegtijdig huwelijk is het te vreezen, 'deels, dat de huwelijkenftaat op de gezondheid der Ouders eenen nadeeligen invloed hebben zal, deels, dat 'er een zwakkelijk kroost uit ontftaan Zal. Ik zou hier zeer veele voorbeelden kunnen aanhaalen van de treurige gevolgen', die het al te 'vroeg trouwen, bijzonder in opzicht'tot de vrouwtijke kunne, vodr het geheel huwelijksgeluk hebben kan. 2. Het tifdpilnt der 'Vdcrtteeling. — Dit is van veel meer gewigt, dan men doorgaans 'meent, en kan voor het geheel leven op hét geluk of ongeluk van het wezen , dat verwekt wordt, een' beflisfenden invloed hebben: zó wel voor het zedelijk karacter', (waaromtrent ik mijne Lezers verwijze tót Tristraks JVandidïrgefehichte') als voor de lichaamsgefteldheid is dit oogenblik van het Uiterst belang. In dit oogenblik ontluikt de 'eerfte kiem van het toekomftig wezen, en wordt aan de zelve de eerfte levenverwekkende kracht medegedeeld. Hoe zeer moet hier  LEVEN- te. VERLENGEN. 1.23 hier de meerdere, of mindere volkomenheid of onvolkomenheid van het gewrogt afban-, gen van de meerdere of mindere kracht, van den meer volkomcnen of onvolkomenen, van den gezonden of zieklij.ken ftaat der werken; de oorzaaken? Het zou dus te wenfehen zijn, dat Ouderen deze aanmerking eenige opmerkzaamheid waardig keurden, en rooit uit, het oog verloren, dat dit tijdpunt van het grootfle gewigt is, dat dit het oogenblik van eene nieuwe fchepping is , en dat. de Natuur niet zonder genoegzaame reden het hoogst gevoel van ons geheel aanwezen 'er mede verbonden heeft. Hoe moeilijk het ook zij, daaromtrent ftelregelen, die op er? varing gegrond zijn, op te maken, zo zijn mij toch eenige voorbeelden, die boven allen twjjffel verheven zijn, bekend, van kinderen , die in een oogenblik van dronkenschap geteeld, gedurende hun geheel leven dom en onnozel gebleven zijn. Het geen nu het uiterfte in ftaat is in een' hoogen graad te weeg te brengen , zulks kunnen de tu,sfchen-graaden in eene mindere maate doen, en waarom zou men dan niet kunnen beweeren, dat een wezen, in het tijdftip van eene kwaade luim, of van eene lichaams-ongeft.eldheid , of van eene ongeregelde aandoening der zenuwen geteeld, daarvan voor altoos  $26 de KUNST om het MENSCHELIJK toos eenige kleine fpooren aan zich behouden kan? Van daar ook de zo zeer in het oog vallende voortreffelijkheid, welke de kinderen, die in liefde verwekt zijn, doorgaans hebben boven die geenen, die hun beftaan alleen aan huwelijkspligt te danken hebben. Ik ben daarom van oordeel, dat het van zeer groot g6»wigt is , ook in het huwelijk, der liefde nimmer een ander dan zulk een tijdftip te wijden, waar in het gevoel van verzamelde krachten , van vuurige liefde en van eene vrolijke en onbekommerde gemoedsgefteldheid, van wederzijden 'er toe aandrijft, (eea nieuw bewijs tegen het te veelvuldig, of gedwongen, of werktuiglijk-pligtmaatig genof der huwelijksliefde). 3. Het tijdvak der Zwangerheid. — Schoon de Vader ongetwijffeld de eerfte bron is, waar uit het toekomftig wezen den eerften levens-adem, het eerfte levens-beginfel fchept, zo is het echter niet te ontkennen, dat de verdere ontwikkeling alleenlijk bij de Moeder ontftaat, en dat het lichaam in deszelfs meerdere uitgeftrektheid of het meer Hoffelijk aandeel deszelven van de Moeder afkomftig is. Deze is de akker, waar uit het zaadkorreltje deszelfs fappen trekt; en de Iicha«msgeiteldheid, de eigenlijke inhoud van  LEVEN te VERLENGEN. xrf van het aanftaande gewrogf, moet vooral het karacl?r van dat wezen aannemen, waar van het zo lang een beftanddeel uitmaakte , en uit welks vleesch en bloed het werkelijk zamengefteld is.. Voorts , moet niet alleen het lichaarnsgeftel der Moeder, maar ook moeten alle andere van buiten komende omftandigheden, geduurende den tijd der zwangerheid eenen grooten invloed op de geheele yorming en het leven van de vrucht hebben. En de ondervinding bevestigt dit ook. De ftaat der gezondheid van den mensch, de meerdere of mindere fterkte van geftel, hangt voornamelijk hier van af, of de Moeder al of niet gezond en fterk is, en zulks' veel meer, dan het in opzicht tot den Vader plaats heeft. Het is niet onmogelijk, dat uit eenen zwaklijken Vader een tamelijk fterk kind geteeld wordt, wanneer flechts de Moeder een volkomen gezond en fterk lichaam heeft. De ftof van den Vader wordt in haar, als 't ware, veredeld. Daarentegen zal de fterkfte man bij eene zieklijke vrouw, cn die gebrek aan levenskrachten heeft, nooit fterke en gezonde kinderen verwekken. Wat nu verder de bewaring en befcherming van de ontluikende vrucht tegen alle gevaarea en allen fchadelijken invloed betreft ,  ïaS de KUNST- om het MENSCHELIJK treft, zo vinden wij hier al weder een fterk bewijs, dat ook in dit opzicht alles met Goddelijke wijsheid ingerigt is, Niettegenftaande de naauwfte vereeniging, die 'er tusfchen de Moeder en haare vrucht beftaat, niettegenftaande het kind bijna een jaar lang werkelijk een deel. van de Moeder uitmaakt, en, alle voedfel en vochten met haar deelt, zo is het evenwel door deszeifs ligging, en doordien het inwater drijft, niet alleen zodanig beveiligd, dat het niet ligtelijk door uiterlijk leed kan gekwetst worden, maar tevens kan het ook geene zedelijke indrukfelen noch aandoeningen van het zenuwgeftel der Moeder ontfangen, dewijl 'er geen onmiddelbaar verband is tusfchen de zenuwen der Moeder, en die van het kind. Het ontbreekt niet aan. voorbeelden, dat, terwijl de Moeder reeds, geftorven was, het kind nog leefde. Zelfs heeft de Natuur wijslijk eene zekere vrijwaring van ziekten met dezen ftaat verbonden, en het is eene ftelling, die op ondervinding ffceunt, dat eene zwangere vrouw veel minder vatbaar is, om door aanftekende ziekten, en andere oorzaaken van kwaaien aangetast te worden, en dat eene vrouw nooit grootere waarfchijnlijkheid heeft, om in het leven te blijven, dan geduurende den tijd van haare zwangerheid. Ook  leven te verlengen. i2j> Ook was het gevoel omtrent de belangrijk» beid van dit tijdvak, door alie tijden heen, den mensch zo zeer eigen, dat bij alle oude Volkeren eene zwangere Vrouw als iets heiligs en onfchendbaars aangemerkt wierd, en dat men alle mishandeling en al het ongelijk en leed, dat men zulk eene aandeed, als dubbeld ftrafwaardig befchouwde. Het is te betreuren, dat onze eeuw, zo in opzicht tot den natuurlijken ftaat der zwangerheid, als in betrekking tot de burgerlijke inftellingen, hier eene uitzondering maakt. De zenuw-zwakte, de tedere lichaamsgeiteldheid der Vrouwen van onzen tijd, heeft het verbluf der vrucht inde baarmoeder vee! ongewisfer en gevaarlijker gemaakt. De baarmoeder is niet meer die zelfde vrijftad, die zelfde ongeftoorde werkplaats der Natuur. Door de onnatuurlijke aandoenlijkheid, die. thans aan een groot gedeelte van het vrouwelijk genacht eigen is,, zijn deze deelen ook veel ügter vatbaar geworden voor duifenderleije nadeelige dingen , die 'er invloed op kunnen hebben, voor eene menigte aandoeningen door mededeeling, en d.e vrucht wordt door iedere gemoedsdrift, door eiken fchrik, door al wat ongelteldheid veroorzaakt, en zelfs door de pietsbeduidendfte beufelingen mede aangedaan, en heeft 'er van te lijden. JI. Deel, I Het  WO de KUNST om het MENSCHELIJK Hen is derhalven onmogelijk , dat een kind in zulk eene werkplaats der Natuur, waardeszelfs. vorming en ontwikkeling ieder oogenblik geftoord en afgebroken wordt, ooit dien. graad van volkomenheid en fterk te verkrijgen zou, waar voor het beftemd was. En e.ven zo. min denkt men thans, voor zo veel de burgerlijke inrigtingen aangaat, aan het gewigt van dien ftaat. Wie denkt tegenwoordig aan den eerbiedwaardigen toeftand van eene zwangere Vrouw? Wie is 'er die in aanmerking neemt, dat de kwaade bejegeningen, welken men zulk eene Vrouw aandoet, zo niet voor het leven, ten minften voor de goede vorming der ziels- en lichaamshoedanigheden van een' toekomftigen mensch gevaarlijk kunnen worden? Ja, helaas! hoe weinig zwangere Vrouwen zelve zijn, zo zeer als die ftaat het verdient, met achting voor denzei ven doordrongen? Hoe weinige hebben zo veel vermogen over zich zelve, dat zij zodanige vermaaken, zodanig eene ongeregelde leefwijze, a!s welken voor haar nadeelige gevolgen kunnen hebben, 'er bereidwillig aan opofferen? Ik meen daarom de volgende regelen met recht op deze aanmerkingen te kunnen gronden;  leven te verlengen. 13 ï 1) Menfehen, die zoo zwak van zenuwen en gevoelig zijn, moesten in het geheel niet trouwen; zo al niet uit deernis met zig zelve, en uit vrees voor het lijden, dat zij daar door te gemoet treden, althans uit medelijden met het ongelukkig geilacht, waar aan zij het leven zullen fchenken. Verder, behoorde men bij de opvoeding der meisjes vooral hier op te zien, dat ze tegen deze ongelukkige gevoeligheid beveiligd wierden, terwijl maar al te dikwijls het tegendeel gebeurt, 't zij met oogmerk om haar vel blank en fraai te houden, 't zij ten gevalle van uiterlijke welgemanierdheid, 't zij uit aanmerking van eene menigte andere foortgelijke hoflijkheden, die in de zogenaamde groote wereld zulk een voornaam deel der opvoeding uitmaken. En eindelijk is het de pügt van eiken Man bij de keufe van eene Ega voornamelijk hier op te zien, dat haar zenuwgeltel niet al te gevoelig zij. Want het is onbetwistbaar, dat het doeleinde van het huwelijk, om namelijk gezonde en fterke kinderen te verwekken, daar door geheel vervalt. 2.) De Vrouwen moesten meer achting voor dat tijdvak hebben, en zorg dragen, dat ze eene geregelde lichaamlijke en zedelijke leefI 2 wijze  i32 de KUNST om het MENSCHELIJK wijze hielden. Want door dezen regel al of Biet naar te komen, hangt het van haar af» of haar kind volkomen, of wel onvolkomen zijn zal-, of het een aanleg tot goede, ot wel toe flegte ziels, en lichaamskrachten hebben zal. 3) Maar- ook andere menfehen behoorden eene zwangere Vrouw altoos uit dat oogpunt te befchouwen; men moest eene Vrouw in dien ftaat fteeds aanmerken als de werkplaats, 'waar een toekomftig mensch gevormd wordt, haar zo veel mogelijk ontzien en zorg voor haar dragen. Bijzonder moest ieder echtgenoot op dezen regel opmerkzaam zijn, en -fteeds bedenken, dat hij daar door voor het leven en de gezondheid van zijn kroost zorgt, en zich op die wijze eerst met recht den naam van Vader waardig maakt. TL  LEVEN TE VERLENGEN. 13? ■XL Verstandige opvoeding vtioR zo veel het lichaam betreft, De wijze van het lichaam in de eerfte twee jaaren te behandelen heeft den grootften invloed op de verlenging van het leven. Men moet die tijdvak eigenlijk als eene nog voortduurende Voortteeling aanmerken. Slechts het eerfte gedeelte der vorming en ontwilo keling gelchiedt in de baarmoeder, het tweede, van geen minder gewigt, gefchiedt bui ten dezelve in de eerfte twee jaaren van het leven. Het kind komt toch als een wezen-, dat flechts half ontwikkeld is, ter wereld. Nu eerst beginnen de edelfte en fijn; fte werktuigen der zenuwen en van de ziel zich te vormen; de werktuigen, die tot de ademhaling dienen , de fpierbeweging , de tanden, de beenderen, komen nu eerst tot volkomenheid, de fpraakdeelen , en al wat de uiterlijke gedaante en het zamenftel van den mensch uitmaakt, worden nu eerst voltooid. Het is dus ligt te begrijpen, welk eenen verbaazenden invloed op de volkomenI g heid  134 de KUNST om het MENSCHELIJK heid en den duur van het gantfche leven het hebben moet, onder welke omftandigheden deze voortduurende vorming en ontwikkeling gefchiedt, of 'er een zamenloop van zaaken plaats heeft, die deze werking belet, verftoort en verzwakt, dan wel aanzet en verhaast; hier door kan althans reeds de grondflag gelegd worden tot eene langzaamere of meer fnelle levensvertering, tot een lichaamsgeftel, dat meer of minder tegen gevaaren en ongemakken beftand is. Het is derhalven ook niet geheel onverfchillig, in welk een jaargetij men op deze wereld verfchijnt, en in zo verre is de invloed van een' gunfiigen geboorte-ftond op den welftand van het lichaam niet te ontkennen. De kinderen, die in het voorjaar gebooren worden, loopen altoos minder gevaar van te fterven, en hebben meer hoop op een gezond lichaam en lang leven, dan zulken, die in het begin van den winter, in de maanden November, December en Januarij ter wereld komen, want de eerften kunnen veel vroeger en langduuriger de verfche lucht genieten, worden minder door bedden en heete kamers verbroeid, en tevens werkt de krachtdaadige en fcheppende invloed van het Voorjaar en van den Zomer op hen, en ver-  LEVEN te VERLENGEN 535 vermeerdert hunne levenskracht. DeZe waarneming wordt zelfs bij de Dieren ook bevestigd, want die geenen, die in het voorjaar gebooren worden-, zijn altoos vlugger, en fterker, dan zij, die in den Herfst en geduurende het Winter-faizoen gebooren worden, In tus fchen is dit alleen op ons klimaat toepasfelijk. De regelen èn bepaalingen , Omtrent dé "wijze van het lichaam te behandelen in de kindsheid, kan men tot de volgende g'rondftellingen brengen. 1. Alle werktuigen, 'vooral die gene, 'van welker gezonden ftaat en duurzaamheid het lichaamlijk zo wel als het verftandelijk leven afhangt, moeten goed bewerktuigd, geoeffend en tot den hoogst mogelijken graad van volkomenheid gebragt worden, Daar toe behooren de maag, de long-, de huid, het hart-*, en hét ftelfel der veten, gelijk ook de werktuigen der zinnen. Men kan het meest toebrengen , dat de kinderen gezonde longen krijgen , door hun zuivere , vrije lucht 'tè laten inademen, en in het vervolg door fpreken , zingen , loopen. De maag kan men gezond en fterk doen worden, door gezonde, ligt verteerbaare, voedzaame-, doch geen ï 4 le  136 de KUNST om het MENS'CHELIjK te zwaare, te fterk prikkelende of gekruide fpijs; de huid door zindelijkheid, door wasfchen en baden, door zuivere lucht, door een' graad van warmte, die noch te heet noch te koud is, en in het vervolg door beweging; de kracht van het hart en der vaten kan men verfterken door alle de opgenoemde middelen, bijzonder door goed voedfel, en in het vervolg door beweging met het lichaam te makent ». De allengs zich ontwikkelende krachten van lichaam en ziel moeten behoorlijk onderfteund, en noch belemmerd noch te zeer aangezet worden. Men moet alroos 'er zich op toeleggen, om de levenskrachten evenredig te verdeelen, Want overeenftemming en evenwigt in de bewegingen is de grondflag der gezondheid en des levens. Hier toe dient in het begin het bad en de vrije lucht, en bij vervolg van tijd de lichaamsbewegingi 3. Men moet de lichtgevoeligheid voor ziekten, dat is, de vatbaarheid voor al het geen ziekeen te weeg brengt, harden, en ftomper maken , namelijk het gevoel voor koude, hitte, en in het vervolg voor kleine afwijkingen van den gewoonen leefregel en voor vermoeienisfen. Daar dcor verkrijgt mca  LEVEN te VERLENGEN. i37 rnen dit dubbeld voordeel, de levensvertcring wordt door het matigen der gevoeligheid verminderd, en men verhoedt dus tevens de wanorde, die de ziekten 'er in voortbrengen. 4. Alle beginfels en kiemen van ziekten in *t lichaam zelf moeten verwijderd en voorgekomen worden , bij voorbeeld ophoopingen van fiijm , verftoppingen van de darmfcheilsklieren, en al wat fcherpten kan voortbrengen ; gebreken , die door uitwendig drukken en kwetfen, door te ftijf binden, door onzindelijkheid en diergelijken ontftaan kunnen. 5. De levenskracht zelve moet altoos behoorlijk gevoed en verfterkt worden (het fterkst middel daar voor is de frisfche zuivere lucht) en vooral moet men de geneeskracht der Natuur van den beginne af aan bevorderen , dewijl daar in het beste middel, dat in ons zelve ligt, te vinden is, om de werking van al het geen ziekten veroorzaaken kan te beletten. Dit oogmerk kan nien vooral hier door bereiken , dat men het lichaam van de eerfte jeugd af aan niet te zeer aan de hulp der kunst gewent, dewijl men anders de Natuur zo zeer verwent, dat ze * I 5 al-  133 de KUNST om het MENSCHELIJK altijd óp vreemde hulp vertrouwt , en ten laatften het vermogen geheel verliest, om zich zelve te redden. 6. De geheele levenswerking en de levensvertering moeten in den beginne niet al te zeer aangezet, maar in eenen middelftaat gehouden worden, die voor het geheel volgend leven een' aanleg voor een langzaam en dus voor een lang leven geven kan. Om dit nu te bereiken dient men de volgende eenvouwige middelen aan te wenden, 'waar op het , volgens mijn inzien, bij dé lichaamiijke opvoeding voornamelijk aankomt. Wij moeten ten dezen opzichte twee tijd*» vakken onderfcheiden. Het eerfte tijdvak, tot het einde van het tweede jaar. De hocfdvereischten zijn hier de volgende: I. Het voedfel moet goed, maar voor dien tederen ouderdom gefchikt zijn; dus ligt verteerbaar, meer vloeibaar dan lievig, versch en gezond , voedzaam , doch niet te fterk prikkelend of verhittend. Dé  LEVEN te VERLENGEN. 139 De Natuur wijst ons zelve hier den weg, dewijl ze voor den mensch geduurende den .eerften tijd van zijne kindsheid de melk beftemde. De melk bezit de opgenoemde hoedanigheden in den hoogften graad: ze is vol voedfeldeelen, maar zagt, en voedt zonder de levenskracht te prikkelen en te verhitten. Ze beflaat de middelplaats tusfchen het voedfel uit het Dierenrijk en dat van het Plantenrijk, en vereenigt dus in,zich de voordeden van dit laatfte (van namelijk minder prikkelend te zijn, dan vleesch) met de voordeden van vleesch-voedfel (dat is, van door de bewerking en toebereiding van een levendig dierlijk lichaam reeds de hoedanigheid van onze beftanddeelen aangenomen te hebben, en dus te gemaklijker de eigenfchap van onze Natuur aan te kunnen nemen); ze is in één woord geheel voor de gefteldheid van het lichaam van een kind berekend. Het leven is namelijk zeer werkzaam in het lichaam van een kind, het verandert dikwijler van beftanddeelen, dus behoeft het niet alleen voedfel tot in ftandhouding der levenskrachten, maar ook tot deszelfs geftadigen groei, welke in het geheel leven zo fterk niet voortgaat, als in de eerfte jaaren; het heeft bij gevolg veele en voedzaame fpijs aoodig, doch het heeft zwakke krachten cm het  ï4o de KUNST om het MENSCHELIJK het vöedfei te verteren, en is neg niet in ftaat om vaste fpijs, of zodanige, die met deszelfs natuur niet overeenkomt (bij voorbeeld uit het Plantenrijk) te verdragen, en in deszelfs natuur te doen overgaan. Zijn voedfel moet dus vloeibaar en reeds geanimalifeerd; dat wil zeggen, door een ander dierlijk wezen voor het zelve te vooren toebereid, en voor dèszelfs natuurlijke gefteldheid gefchikt gemaakt zijn; het heeft echter ook een' zeer hoogen graad van prikkelbaarheid en gevoeligheid , zo dat een geringe prikkel , dien een vohvasfen mensch bijna niet gewaar "wordt, hier reeds koorts, ja zelfs kramp en ftuipen kan voortbrengen. Het voedfel voor de kinderen moet dus zagt zijn, en in eene behoorlijke evenredigheid tot de prikkelbaarheid ftaarh Ik acht het derhalven eene der eerfte wetten der Natuur te zijn, en een der voornaamfte middelen om den grond tot een lang leven te leggen, hier in te beftaan: het kind moet ge duur en ie het eerfte jaar met het zog van deszelfs Moeder of met dat van eene gezon'de ■Min gevoed worden-, Ih Iaatere tijden is men in veele opzichten van deze gewigtige wet der Natuur af-  LEVEN te VERLENGEN. 14* geweken ; het geen ongetwijffeld den fchadeüjkften invloed op de duurzaamheid er\ gezondheid van het leven heeft, en waar van ik ter waarfchuwing hier fpreken mc?r. Men heeft beproefd, kinderen alleen met pappen uit het Plantenrijk, gelijk havergort enz. te voeden en op te kweken. Dit voedfel mag fomtijds, in bijzondere gevallen nu en dan eens te pas komen , maar wanneer men het kind niets anders geeft, dan is het zeer zeker fchadelijk, want het voedt niet genoeg, en het geen nog het ergfte is, het verdierlijkt zich niet genoeg, en brengt nog een gedeelte van het planten-zuur in het lichaam van het kind: het gevolg daar van is, dat de kinderen zwakkelijk worden, vermageren, onophoudelijk met zuur, fpanning van winden, en flij-m geplaagd zijn, dat de klieren verftept raken eu 'er klier-ziekten ontftaan. Nog erger is het gebruik van de kinderen met meelpap te voeden, want dit voedfel brengt, behalven het nadeelige dat aan de fpijs, welke alleen uit het Plantenrijk toebereid wordt, eigen is, (het verzuuren) daar te boven nog dit te weeg, dat het de tede1e melkvaatjes en de darmfcheilsklieren ver- ftopt,  142 de KUNST om het MENSCHELIJK ftopt, en een' zekeren grond legt voor klier* ziekten, vermagering en longtering. Anderen verkiezen ook wel voor de kinderen, om dit gebrek te ontgaan, of ook ten deele uic mode-zucht, om de Engelfchen naar te aapen, voedfel uit vleesch getrokken , geven hun ook wel wijn, bier enz. En dit is een vooroordeel, dat vooral verdient berispt te worden, dewijl het al meer en meer veld wint, met den thans zo zeer aangenomen leefregel van de levenskrachten aan te zetten in verband ftaat, en het fchadelijke 'er van door Geneesheeren zelfs niet altoos behoorlijk ingezien wordt; want, zegt men , het vleesch verfterkt, en dit is het juist, wat een kind nooJig heeft. Doch ik moet hier de volgende tegenbedenkingen tegen inbrengen: 'cr moet altijd eene zekere evenredigheid plaats hebben , tusfchen het voedfel en het geen gevoed moet worden, tusfchen den prikkel en de prikkelbaarheid. Hoe grooter de prikkelbaarheid is , des te fterkere werking kan een geringe prikkel veroorzaaken, hoe zwakker daarentegen dezelve is, hoe minder de werking van den prikkel ook zijn moet. Nu is het met deze prikkelbaarheid in het menfchelijk leven zo gelegen, dat ze in eene altops afnemende evenre-  LEVEN te VERLENGEN. 143 zedigheid ftaat. In het eerfte tijdvak des levens is ze op het fterkfte, dan neemt ze van jaar tot jaar af, tot dat ze in den ouderdom geheel verdwijnt. Men kan dus beweren, dat de melk, in betrekking toe'haare prikkelende en verfterkende kracht, in de zelfde evenredigheid tot het kind ftaat:, als vleesch tot don „volwasfen mensch, en wijn toe den ouden afgeleefden grijsaart. Geeft ,men nu te vroegtijdig vleesch-voedfel aan een kind, zo geeft men het een' prikkel, die, gelijk aan den prikkel van den wijn bij volwasfei\cn, voor het zelve veel te fterk, en ook geenzins door de Natuur 'er voor beftemd is. De gevolgen hiervan zijn, dat men bij het kind eene onnatuurlijke koorts doet ontftaan , en beltendig laat voortduuren , dat men den omloop des bloeds aanzet, de warmte vermeerdert en het lichaam in eenen geduurigen ftaat houdt, die eene natuurlijke, ftrekking heeft, om hevige toevallen van ontfteeking voort te brengen. Zulk een kind ziet 'er, wel is waar, blozend en weldoorvoed uit, doch het geringfte toeval kan eene hevige verhitting in het bloed veroorzaaken, en gebeurt dit nu geduurende het tanden krijgen , of terwijl 'er pokken of andere koortfen bijkomen, wanneer het bloed reeds fterk naar het hoofd ftijgt, zo kan men 'er ftaat  144- de KUNST om het MENSCHELIJK ftaat op maken, dat 'er ontfteekings koonTen , ftuipen of beroerten uit zullen voortkomen. De meeste menfehen zijn van mening, dat men aileen van zwakte fterft, maar men kan ook door eene overmaat van fterkte en prikkeling fterven , waar toe het onverftandig gebruik van prikkelend voedfel gelegenheid kan geven. Voorts, door zulk fterk voedfel aan kinderen te geven, verbaast men van het begin af aan bij hun de werking van het leven en de levensvertering,, men brengt daar door het geheel zamenttel, en alle de werktuigen in eene vetl te fterks beweging, men ftemt ze reeds tot een, om zo te fpreken, fterk gefpannen, maar tevens ook fpoedig verlieten leven, en terwijl men 'er zich op toelegt, om de kinderen recht goed te verfterken, legt men bij hun den grond tot een korter leven, dan ze oorfpronkelijk bezaten. Daar te boven moet men niet vergeeten,, dat zulk een te vroegtijdig gebruik van vleesch-voedfel de tanden te vroeg doet uitkomen, en in het vervolg de ontwikkeling der manbaarheid te zeer verhaast, (een der voornaamfte middelen, die het leven verkorten) ja zelfs op het karaóter eenen nadeeligen invloed heeft. Ale Menfehen en Dieren, die veel vleesch eeten, zijn driftiger , wreeder, hebben fterkere harts-  LEVEN te VERLENGEN. 145 hartstochten, terwijl integendeel die geenen, die van groente-fpijs leven, meer aanleg hebben tot zagtzinnigheid. De ondervinding heeft mij zulks dikwerf geleerd: kinderen, die te vroegtijdig en te veel vleesch-fpijs kregen, wierden alle lterke, maar driftige, dolzinnige en ruwe menfehen, en ik twijfel 'er aan, of zulk een aanleg, zo wel voor deze menfehen zelve , als voor de maatfehappij, wel tot geluk verftrekt. 'Er kunnen zekerlijk omftandigheden plaats hebben, dat men al vroeg vleesch-kost met nut en voordeel kan laaten gebruiken, namelijk bij voorwerpen, die reeds zwak zijn, het zog misfen, of met het zuur gekweld zijn ; maar dan moet zulke fpijs als een geneesmiddel toegediend worden, en te vooren eerst door eenen Arts noodzaakelijk geoordeeld en verordend zijn Het geen ik omtrent het vleesch gezegd heb, is ook, en zelfs nog meer, toepasfelijk op wijn, koflij, chocolade,fpecerijen enz. En dus verdient, deze regel fieeds alle opmerking bij de lichaamlijke opvoeding der kinderen: het kind moet, geduurende het eerfte half jaar, in het geheel geen vleesch, geen vleeschnat, geen bier, geen koffij nuttigen, maar enkeld en alleen het zog der Moeder. Eerst in het tweede half jaar kan men zich van eenig flap vleeschpat bedienenmaar het vleesch zelf II. De Et. K dan.  H« de KUNST om het MENSCHELIJK dan eerst, wanneer de tanden zijn doorgebroken, en bij gevolg niet vóór het laatst van het tweede jaar. • Doch indien 'er zich onoverkomelijke hin« derpaalen tegen opdoen, dat de Moeder zelve haar kind zoogt, (het geen in onze dagen maar al te zeer gebeurt, zo als bij voorbeeld wegens zieklijkheid, aanleg tot tering, zenuwzwakte der Moeder, waar door het kind meer verlies dan gewin voor deszelfs levensduurzaamheid trekken zou) of in geval men geene gezonde Min bekomen kan, dan wordt het tot eene treurige noodzaaklijkheid, het kind door kunstmiddelen op te voeden, en hoewel deze manier altoos min of meer nadeelig is voor de gezondheid en den levensduur, kan men 'er echter veel toe doen, om dat fchadelijke te verminderen, door het volgende in acht te nemen. Men moet vooreerst, het kind geduurende de eerfte veertien dagen, of vier weeken, als het maar eenigzins mogelijk is, aan 's moeders borst laten zuigen; men kan naauwlijks gelcoven, van hoe veel aanbelang zulks in dit eerfte tijdvak zij. Vervolgens dient men, ter vergoeding van het zog , liefst van Geiten- of Eselinöen-melk gebruik te maken, doch 'er altijd op bedacht zijn, dat men de melk terftond  LEVEN te VERLENGEN. 147 ftond na het melken, en terwijl ze nog warm van de levenswarmte is, toediene. Het zou nog beter zijn, de melk door het kind onmiddelbaar uit het dier te laten zuigen. Doch is 'er ook hier toe geene gelegenheid, dan geve men half Koe-melk en half water, onder elkander gemengd, en altoos laauw, en men zorge dagelijks ten minften ééns verfche melk te hebben. Hierbij is het van veel belang de voorzorg te gebruiken, van de melk nooit te warmen, of op eene warme plaats te zetten, (want dan neemt ze terftond eene eigenfehap van zuur aan) maar alleen het water, dat men telkens bij het gebruik 'er bij doet. Bij zulk eene opvoeding door kunstmiddelen , komt het nu te pas reeds wat vroeger pappen van fijn gewreven befchuit, gort, bloem van fago of falep, met half melk en water gekookt, te geven, gelijk ook flap vleeschnat zonder eenig vet, of een eidoier in water fijn gemaakt en met wat zuiker gein mgd. De aardappelen zijn in de eerfte twee jaaren ook nadeelig. Hoe weinig ik ze in het algemeen voor ongezond houde, zo ben ik toch van oordeel, dat ze zeker voor zulk eene zwakke maag nog te zwaar te verteeren zijn, want ze bevatten een zeer taai flijm in zig. K 2 JL  x-4.8, de KUNST om het. MENSCHELIJK II. Men late het land van de derde week af aan (des. Zomers wat eerder, des Winters wat laater) dagelijks de vrije luch.t inademen, en zette zulks onafgebroken door» zolder zich door het weder te laten, affchrikken. Kinderen en planten komen daar in volkomen overéén; hut men ze overvloedig voedfel, warmte, enz. geven, dpch men onthoud.e hun lucht ca licht, zo zullen ze verwelken, bleek worden, agterlijk blijven, enten, laatften geheel verderven. Het genot van zuivere, vrije lucht, en van.de levengevende, beftanddeelen, die 'er in te vinden zijn, i% een even zo, noodzakelijk, ja zelfs nog bnontbeerlijker voedfel ter in ftandhouding van het leven, dan fpijs en drank. Ik heb kinderen gekend., die alleen, door dat ze in hunne eerft? jaaren als broeiplanten opgekweekt waren, geduurende hun geheel leven van hunne'zwakjijkheid en bleeke kleur nkt herfteld zijn, daar toch het dagelijks genot der lucht, het dagelijks, luchfbad, het eenigst middel is, pm eene bloozende kleur., kracht en fterkte aan den mensch in zijne kindsheid voor al zijn leven mede te deelen. Ook levert zuUs Éog dit gewigtig voordeel op, dat men daar door het lichaam zeer aanmerkelijk tegen on-  LEVEN te VFRLENGEN. ongemakken en ziekten hardt , en het voor het vervolg de afwisfelirgen van koude en 'hitte, van de wedersgefteldheid, en diérge* lijken, zeer goed 'leert verdragen. Het beste is, wanneer 'men het kind de Vrije lucht genieten laat aan eene plaats, waai gras groeit', waar boömen ftaan-, en dié 'éenigzins van de wooningen afgelegen is. Het genot van lucht Jin de ftraaten van eene ftad is veel minder heilzaam, III. Men wasfche dagelijks het kind oveï het geheele lichaam met versch geput kóüd water. Deze regel is onontbeerlijk", om de huid te zuiveren , en dezelve wel te dóen werken , -om het zenuwgeftèl te verft erken •« en om den grond te leggen 'tot een lang en gezond leven. Het was'fchen moet van de geboorte af aan dagelijks opvoeding is, éénen lijn te volgen, en geene tegenltrijdige handelwijzen te verëenigen. Plet is zeer goed , wanneer men hun viermaal daags, op een'bepaalden tijd, te eeten geeft, en deze orde getrouwlijk in acht neemt. Het eenige, wat de kinderen niet hebben mogen* is fpecerijen, koffij, chocolade, haat gout* gebak van gest, vet, en zuiker, grove meelfpijzen, kaas. Tot gewoonen drank is niets beter, dan zuiver versch water. Alleen aan zulke plaatfen, waar de Natuur geen zuiver drinkbaar wei-water oplevert, kan het 'er door, dat men de kinderen aan bier gewent. in,  155 de KUNST om het MENSCHELIJK III. De Iichaams- en fpierbeweging. komt nu a!s een hoofdverëischte van de iichaamiijke opvoeding in aanmerking. Men late het kind het grootlle gedeelte van den dag doorbrengen in lichaamsbewegingen , in ipelen van allerleijen aart, die de lichaamskrachten oeffenen, en zulks wel in de open lucht, waar ze het meeste nut doen kunnen. Die is buitengemeen verfterkend, geeft aan hec lichaam eene eigenaartige werkzaamheid, eene evenredige verdeeling der krachten en fappen, en verhoedt op de zekerfte wijze de gebreken-, die anders in den groei en de verdere ontwikkeling van het lichaam ontftaan kunnen. IV. Men moet de 'zielskrachten niet te 'vroegtijdig tot leeren infpannen. Het is een groot vooroordeel, dat men daar mede niet te vroeg meent te kunnen beginnen. Zeer zeker kan zulks te vroeg gefchieden, wanneer men het tijdvak verkiest, Waar in de Natuur nog met het vormen van de lichaamskrachten en werktuigen bezig is, en al haar vermogen dêar toe noodig heeft, en dit heeft plaats tot in de zéven jaaren. Dwingt men nu reeds de kinderen tot een zittend leven en tot leeren, -zo onttrekt men het lichaam de beste krachten, die nu tot het denkvermogen befteed worden, en het kan niet anders^  LEVEN te VERLENGEN. ' 157  :ó2 de KUNST om het MENSCHELIJK beweging der fpieren behoorlijk verbruikt en, afgeleid worden kan. Want, als het arm, kind den geheelen dag moet zitten, en het lichaam geduurig in een' lijdelijken ftaat gehouden wordt, is het dan wel te verwonderen , dat de krachten, die toch werkzaam willen en moeten zijn, zulk eene onnatuurlijke rigting aannemen ? Men moet dus een kind, en jonge lieden, door loopen, fpringen enz. dagelijks hunne krachten, tot vcrmoeijen toe, in de open lucht laten oeffenen, en ik ftaa 'er borg voor, dat zij om geen Zelfbevlekking denken zullen. Ze is flechts eigen aan die wijze van opvoeding, welke de kinderen tot zitten dwingt, aan kost-fchoolen, aan klooster-fchoolen, waar in men de beweging bij het half uur afmeet. 5) Men moet het denk- en gevpel-verrnogen niet te vroeg, niet te fterk infpannen,. Hoe meer men deze werktuigen befchaait, en volkomen maakt, hoe ligter pok het lichaam voor Zelfbevlekking vatbaar wordt. 6) Vooral zij men bedacht, om alle gefprekken, gefchriften en gelegenheden te. vermijden, die hen op. het denkbeeld van dit kwaad brengen., of op die deelen opmerkzaam  LEVEN te VERLENGEN. 163 zaam maken kunnen. Het is noodzaakclijk hen daar van op alle mogelijke wijzen af te leiden, doch niet, zo als zommigen willen, door hun het nut en gebruik dier deelen te verklaaren; zulks kan niet, dan dit fchadelijk gevolg hebben , dat de nieuwsgierigheid bij het kind bijzonder fterk zal opgewekt worden. In de daad, hoe meer men de aandacht daar op vestigt, hoe eerder men ook een' prikkel kan doen ontftaan, (want inwendige gewaarwording is even zo goed prikkel als uitwendige) ; en daarom ben ik het met de Ouden eens, om namelijk vóór de veertien jaaren aan een kind niets aangaande het geen op de Voovtteeling betrekking heeft, te zeggen. Want van dat geen, waar voor de Natuur nog geen werktuig heeft, moet ze ook nog geen begrip hebben; anders kan het begrip het werktuig in werking brengen, eer de regte tijd daar is. Ook moet men zorgvuldig al zulka toneelftukken, romans en gedichten verwijderen, die zodanige gewaarwordingen kunnen opwekken. Niets , wat de verbeeldingskracht verhitten, of'er zelfs aanleiding toe geven kan, mag te vinden zijn. Zo is bij voorbeeld het lezen van zommige oude Dichters, of het beftuderen der Mythologie voor menig L » eea'  164 de KUNST om het- MENSCHELIJK een' fchadelijk geworden. Ook in dien opzichte zuu het veel beter zijn , een begin te maken met de Natuurkunde, Kruidkunde, natuurlijke Historie der Dieren , Oeconomie enz. Deze onderwerpen wekken geene onnatuurlijke, driften van dien aart op, maar bewaren het zuiver onfchuldig natuurlijk gevoel, her, geen 'er net beste tegengift tégen is. 7) Men lette naauwkeurig op Kindermeid den, Huisbedienden, Speelgenooten, dat dezen niet den eerften grond tot dit kwaad leggen, het geen fomtijds uit onwetenheid gefchiedt. 'Er zijn mij eenige gevallen bekend-, dat de'kinderen tot Zelf befmetting vervielen alleenlijk , doordien de Kindermeid-., wanneer ze 1'chreiden en niet wilden infiaapen, geen beter p&Jdel wist, om ze te ftillen , dan derzelver teeldeclen te betasten. Om dit kwaad voor te komen, moest men, ook geene kinderen bij elkander laten flaapen.' 8) Wanneer echter , in weerwil van alle deze voorzorg, die ongelukkige drift ontwaakt, zo dient men vooral te onderzoeken, of het niet veel eer eene ongefteidheid in het lichaam , dan een zedelijk kwaad zij. De mee§-  LEVEN te VERLENGEN 16J meeste opvoeders zijn hier op te weinig bedacht. Alle ziekten, die ongewoone prikkelingen in het onderlijf veroorzaken, kunnen, vooral wanneer ze in een eenigzins ligt aandoenlijk zenüwgeftel Vallen, daar 'toe aanleiding geven, gelijk de ervaring mij geleerd beeft. Tot de ongemakken van uien aart behooren de prikkelingen, dié de wormen veroorzaaken , klierziekten of verhardingen in de darmicheilsklïeren, gelijk ook volbloedigheid in het ónderlijf (het zij dan, 'dat dezelve een gevolg 'zij van het gebruik van al te prikkelend en verhittend voedfel, het zij dat dit ongemak uit re veel zitten ontfta/. Men moet daarom, telkens wanneer mén dit kwaad vermoedt , altoos vooraf de lichaamüjke oórzaaken verwijderen, door verfterkecde middelen de tegennatuurlijke gevoeligheid der zenuwen wegnemen , en daar door zaï men tevens dit uitwerken, dat men, zónder andere hulpmiddelen, de aanleiding tot Zelf: bevlekking , x>£ de te vroegtijdige prikkelbaarheid der teeldeelen, zal tegengaan. L1 ïri.  Ï66 de KUNST om het MENSCHELIJK tii. sezice en arbeidzaam! jeugd. Het is zeker, dat alle die geenen, die een' zeer hoogen ouderdom bereikt hebben, menfehen geweest zijn, welken in de jeugd moeiten, arbeid en vermoeijenisfen uitgedaan hebben. Ze waren Matroozen,Soldaaten, Daglooners. Ik zal flechts van den honderd twaalf jaarigen MiTTELSTaDT gewag maken, welke reeds in zijn vijftiende jaar Bediende, en in zijn agttiende Soldaat was, en alle de Veldtochten in Pruis/en aedert de ftigting dier Monarchie bijwoonde. Zulk eene jeugd legt den grond tot een langduurig en vast leven, en zulks in tweeerleij opzicht: deels, dewijl ze aan het lichaam dien graad van vastheid en harding mededeelt, welke tot eene lange levensduurzaamheid verëischt wordt; deels, dewijl ze veroorzaakt, dat men dus, het geen voornamelijk tot een gelukkig en lang leven onontbeerlijk is, zijn' ftaat trapswijze verbeteren en genoeglijker maken kan. Hij, die in zijne jeugd  LEVEN te VERLENGEN. $| jeugd alle gemak en genoegen In overvloed geniet, heeft ook niets meer te hopen; hij mist dat belangrijk middel ter opwekking en in ftandhouding der levenskracht, namelijk de hoop en een uitzicht op een beter lot. Moét hij nu in het vervolg, bij het klimmen zijner jaaren , gebrek en moeiten ondervinden, dan 'wordt hij dubbeld ter nedergedrukt, en het kan niet anders, of zijn levensduur móet verkort worden. Maar wanneer men uit een' 'ftaat, die zorg en moeite vordert, overgaat tot een meer gemaklijk leven, dan vindt men eene bron geopend van beftend'ig nieuw genoegen , van nieuwe kracht, van nieuw leven. Gelijk bij het toenemen der jaaren -3 de 'overgang uit een ruw en 'liegt klimaat in een zagter 'zeer veel toebrengt, óm het leven te Verlengen, even zó is het ook gefteld met den overgang uit een leven vol bezigheid en moeite, in een meer gemaklijk en aangenaam levea IV.  168 de KUNST om het MENSCHELIJK IV. onthouding van het phijsiek genot der liefde inde jeugd en euiten het huwelijk. Wie in des fnooden Wellnsls fchoot Kooit d'eelfte zijner krachten goot, Die is 't alleen, die roemen kan, Gelijk een held: „ ik ben een Man*** ïn rijzige gejlalte fchiet Hij op, gelijk een leenig riet; Hij leeft en zweeft, der Godheid vol, In kracht en fchoonhcid een Apol. De Gloed, dien g'in zijn trekken leest s Bezielt met Hemelsvuur zijn geest, En voert hem uit deez' fchemering Met ad'laars vlucht in hoog'ren kring, O zie, hoe hij in deugd-gewaad. Gelijk een God op aarde gaat: Hij gaat en ftaat vol pracht en eer; Smeekt niemand, neen! want hij is Heer. Zijn  LEVEN te VERLENGEN. i<& Zijn oog vertoont een' donkren gloed: Zoo /peelt de fchaduw in den vloed. Zijn aanfchijn blinkt als 't morgenlicht En grootheid heerscht op zijn gezicht. De keur der Meisjens bloeit voor hem,, Heur bloesfem-geur is flechts voor hm\ Gelukkig zij,, die hij bemint, 'Gelukkig zij, die hem gewint. Naar Burger. 'Er is een tijd geweest, dat de Duitfche Jongeling niet eerder aan de verkeering met de andere kunne dacht, dan in zijn vier- of vijfëntwintigfte jaar, en echter wist men toen niets van de fchadelijke gevolgen, die deze onthouding hebben zou, niets van de ziekten, uitte ftrenge ingetogenheid voortfpruitende, noch van zo menig ander ongemak, waar van men thans droomt. Maar men nam in wasdom toe , men wierd fterk , en het wierden Mannen, die door hunne grootte de Romeinen zelfs verbaasden. Thans, houdt men op, waar onze VoorvaL 5 ders  X-J9 be KUNST om het MENSCHELIJK ders begonnen, men meent zich niet vroeg genoeg van den lasc der kuischheid te kunnen ontdoen, men maakt zich de belatbKjkirè denkbeelden van het nadeel, dat de onthouding zou kunnen te weeg brengen, en dus begint een jongen reeds lang vóór dat zijn lichaam zich geheel ontwikkeld heeft, die krachten te Verfpillenj welken beftemd zijn, om aan anderen het leven te fchenken. De gevolgen liggen klaar aan den dag. Zulke menfehen blijven onvolkomene , half voltooi] de wezens, en in den levenstijd, waar in onze Voorvaders eerst een aanvang maakten met deze krachten te gebruiken, hebben zij 'er dóórgaans al mede afgedaan, gevoelen nu niets dan Walging en afkeer bij het genot, en een der voornaamfte genoegens, die dit leven veraangenaamen kunnen, is voor hun altoos verloren. Het is bijna ongelooflijk-, hóe verre de voóroordeelen in dit opzicht gaan kunnen, bijzonder wanneer ze onze neigingen ffreelen. Ik heb in de daad een' mensch gekend, die in allen ernst geloofde, dat 'er voor het men'fehelijk lichaam geen fchadelijker vergift te Vinden was, dan de vochten, die ter voortteling dienen, en het gevolg daar van was, dat hij niets meer van belang rekende, dan 'er  tEVEN te VERLENGEN. f75 'er zich zo fchielijk mogelijk van te ontdoen. Daar door bragt hij het ook zo ver, dat hij in zijn twintigfte jaar een grijsaart was, en in zijn vijfëntwintigfte afgeleefd en levenszat ftierf. Men valt thans weder in den fmaak def Ridder-tijden, zodat bijna alle romans deze form moeten aannemen om te behaagen* en men kan zich niet verzadigen, met de denken handelwijze, het edele, het groote, het ftoute dezer Duitfche Mannen te bewonderen. En zulks met recht, het fchijnc, als of, hoe meer wij bevinden, op welk een' afftand wij van die deugden verwijderd zijn, «wij ook des te meer het verhevene 'er van gevoelen , en de wensch bij ons te fterker ontbrandt, om hun weder te evenaaren. Maar hoe fchoon zou zulks zijn, wanneer wij ons de zaak niet flechts blootelijk voorftelden, maar ook vooral op de middelen, die daar toe frrekkenkunnen, bedagt waren! Dat geen, waar door zij dien moed, die lichaams- en zielskracht, dat Hevig, ftandvastig en onverfchrokken karader , in één woord, dat alles verkregen a wat hen tot -waart Mannen, in den volften zin van het woord, maakte, beftond vooral in hunne gettrenge onthouding, en de naauwgezetheid, waar mede zij hunne phijfieke Mannen-  17* de KUNST om het MENSCHELIJK nenkracht 'bewaarden. De jeugd dezer Mannen was aan groote ondernemingen en daaden, niet aan wellust en vermaaken gewijd; de phijfieke drift ter voortteeïing van het gedacht wierd niet tot een enkeld dierlijk genot verlaagd , maar tot eene zedelijke aanprikkeling, tot ftoute ondernemingen veredeld. Een ieder droeg het beeld zijner geliefde in zijn hart, het zij dan dat het wezen had, of alleen denkbeeldig beftond , deze romanesqiie liefde, deze onverbreekbaare trouw, was het fchild Voor zijne ingetogenheid en deugd, ftevigde zijne lichaamskrachten , en deelde zijne ziel moed en ftandvastigheid mede, door het beflendig uitzicht op het loon der liefde, dat hem in het verfchiet toelachtei doch het geen niet, dan door groote daaden vooraf ken verworven worden. Hoe romanesk deze zaak ook fchijnen mag, zo vind ik toch bij eene meer naauwkeurige overweging groote wijsheid in op deze wijze de natuurlijke drift te bellieren, welke een der fterkfte beweegraderen der menfchelijke Natuur is. Hoe geheeel anders is het hier mede bij ons gefteld? Deze drift, die, door ze voorzichtig te leiden , de kiem der verhevenfte deugd , van den grootften heldenmoed worgden kan, is tot eene kwijnende tedergevoeligheid, of tot een bloot dierlijk genet, ver» ne*  LEVEN te VERLENGEN. m neder d, waar aan men zich dan nog, voor dat her, tijd is , tot walgens toe verzadigt; de liefde-drift, üie voormaals de. buitenfpoorigheid beteugelde, is bij ons de bron geworden der coonu-iooste losbandigheid;, de deugd der onthouding, voorzeker de onwrikbaarde grondilag van zedeii^t: iterkte , en van een manlijk karakter, is helacnlijk geworden, en wordt als eene ouderwetfche verwaandheid uitgekreten, en het geen de laatlte, zoette belooniflg voor het uitftaan en doorworftelen van arbeid, moeite en gevaaren zijn moest, >s eene bloem geworden, die ieder jonge knaap aan den weg plukken kan. Waarom lag de Natuur dit verlangen naar vereeniging, deze alvermogende, onwederdaanbaare liefde-drift in onze borst? Waarlijk niet om den. held van een roman tefpeelen, om in dichterlijke verrukkingen voort te dweepen , maar om daardoor een' vasten, onverfcheurbaaren band tusfchen twee harten te leggen , om den grondöag tot een gelukkig nagedacht te vestigen > en om door dezen toverband ons beÉaan met de eerfte-en heiligde aller piigten te verbinden. Hoe zeer zou het te wenfehen • zijn, dat wij ons in dit opzicht de oude 'zeden weder eigen maakten, en wij de vruchten niet eerder wilden iuoogften , voor dat =y].;. gezaaid hadden! Mea  174 de KUNST om het MENSCHELIJK; Men hoort thans zeer veel van fterkte van geest, en van ftandvastige menfehen fpreken, maar ik geloof daar niets van , zo lange ik niet zie, dat ze kracht genoeg hebben, om "hunne hartstochten "te bedwingen, en de deugd der ingetogenheid uitteouffenen. Want daar in beftaat de zegepraal, maar tevens ook het eenigst bewijs der waare fterkte van geest, dit is de fchool, waar in zich de Jongeling oeffeuen, en tot een fterken Man vormen moest. Wij vinden doorgaans in de oude gefchiedenis, dat alle die geenen, van welken men iets buitengewoons, iets voortreffelijks verwachtte, zich onthouden moesten van het genot der phijfieke liefde. Zo zeer was men overtuigd, dat Venus van alle Mannen-kracht berooft, en dat menfehen, die aan deze buitenfpoorigheden overgegeven waren , nooit iets groots, iets voortreffelijks verrigten konden. Daar op grond ik eesen der belangrijkfre levensregelen : Een ieder, wie belang fielt op een duurzaam en bloeiend leven , die vermijde. alle gemeenzaamheid met de andere kunne buiten het huwelijk, en onthoude zich zo lang van dat genot. Ik heb hier de volgende redenen voor.  LEVEN te VERLENGEN. 175 2) De gemeenzaamheid buiten het huwelijk verwekt, uit hoofde van de geduurige verwisfeling, ook geduurige nieuwe prikkeling, en verleidt veel ligter tot onmaatigheid in het genot der liefde, welke het huwelijk daarentegen vermijdt. 2) Ze vervoert ons tot een te vroegtijdig genot der phijfieke liefde, ze is dus één der fterklle middelen, die ter verkorting van het leven werken, daar integendeel het genot in het huwelijk dan eerst mogelijk wordt, wanneer wij, zo in opzicht tot het lichaamlijke, als zedelijke, daar toe voorbereid zijn. 3") De gemeenzaamheid buiten het huwelijk ftelt ons onvermijdelijk bloot aan het gevaar van door de Venus-fmet aangetast te worden , want alle voorzorg , alle voorbehoedmiddelen zijn, zo als ik in het vervolg toonen zal, geheel vergeefsch. 4) Wij verliezen daar door de neiging, ja zelfs het vermogen tot eene wettige huwelijks-vereeniging, en bij gevolg tot een zeer wezenlijk middel ter in ftandhouding van ons leven. Maar, zal menig een vraagen, hoe is het  176 de KUNST om het MENSCHELIJK mogelijk met een gezond en wel gevoed lichaam, en met onze denk-en leefwijze, de oncnouding tot in het vier- of vijfëntwintig'le jaar, in één woord tot aan het huwelijk, in acht te nemen? (*) Dat dit mogelijk is (*) MeerrTg een droomt nog altoos van de ergfle. gevolgen , die de onthouding raar zich fleepen zou. Doch ik kan niet dikwerf genoeg hier aan herinnc, ten, dat deze vochten niet enkeld beftemd zijn, om. zich te ontlatten, maar vouia om weder in het bloed, opgenomen te woide.i, en tot verlterking onzer eigene krachten mede te werken. En ik kan hier niei vooibij van mijne Lezers op eene imigting der Natuur opmerkzaam te maken, die ook in dit opzicht, onze zedelijke vrijheid in haar geheel laat, en daarom een uitfluitend voorrecht van het menfchelijk geflacht is. Ik bedoel de van tijd tot tijd voorvallende, ontlasting dier vochten, die deels ter voortbiengirg, deels ter voeding der vrucht beftemd zijn, (de Pollutiones nottumae bij de manlijke, en de Menftrua by de vrouwlijkc kunne). De mensch moest wel geduurig in ftaat zijn ter voortplanting van zijn ge. flacht, maar 'er niet dierlijk toe gedwongen worden; dit ou brengen deze. natuurlijke ontlastingen, die bij den-mensch Hechts plaatshebben, teweeg. Ze ontrukken den mensch aan de flavernij der bloot dierlijke drift ter voortplanting van zijn gjfiacht, lieden hem in Haat, om die drift aan zedelijke wetten en doel-  LEVEN te VERLENGEN. i?7: is weet ik uit ondervinding , en ik zou hier het voorbeeld van verfcheidene braave Man-, aen kunnen aannaaien, die aaa hunne maagdelijke bruiden ook hunnen manneüjken maagdom tot een huwelijksgoed ten gefchenke bragten. Doch hier toe is een vast voornemen, en gevestigd karaóter, en eene zeke-. re rigting van denk- en levenswijze, die zekerlijk niet gewoonlijk gevolgd wordt, noodig. Het zij mij hier vergund, ten nutte. van doeleinden ondergefehikt te maken , en redden dus, ook in dit geval zijne zedelijke vrijheid. De mensch van beide kunne wordt da.ar door voor het licbaamlijk Sadeel bewaart , het welk het niet involgen der Voortteelingsdrift zou kunnen yeroorzaaken, 'er beftaat nu geene onwederftaanbaare , bloot dierlijk» jioodzaakelijkheid om dezelve te lullen, en de mensch behoudt ook hier (wanneer bij zelf niet reeds, door die drift te fterk aan te zetten, dat voorrecht moedwillig verloren heeft) zijnen vrijen wil, om ze al of niet in te willigen, naar maate het zijne meer verhevene, zedelijke betiekkingen vereisfehen. Een nieuw voldingend bewijs, dat de phijfieke Natuur van den mensch reeds naar deszelfs hoogere zedelijke volkomenheid berekend is, en dat dit doeleinde alleronafrckeidelijkst en op he,t innigfte tot zijn aanwezen behoort. Aant. v. d. Sclnijv. II. Deel. M  i78 de KUNST ojii het MENSCHELIJK van mijne jonge Medeburgeren eenige der beproefdfte middelen, ter onthouding en vermijding van den minnehandel buiten den echt, op te geven, welker vermogen om de. kuischheid, geduurende de gevaarlijklle tijdvakken der jeugd, te bewaaren, ik uit ondervinding ken. 1) Men leve maatig, en ontzegge zich het gebruik van zuïke dingen, die fterk voeden, veel bloed maken, en prikkelend zijn : bij voorbeeld, veel vleesch-fpijs, eijeren, chocolade, wijn, fpecerijen. 2) Men neme dagelijks veel beweging, zo dat men moede wordt, op dat de krachten en fappen verbruikt, en de prikkelingen van de teeldeelen afgeleid worden. In 't kort, in deze twee jwoorden , vasten en arbeiden, is de groote toverkracht gelegen tegen de aanvegtingen van dien boozen geest. 3) Men verfchaffe werk aan den geest, en wel met eenigzins ernftige afgetrokken onderwerpen,'die hem van de zinlijkheid afleiden. 4) Men vermijde alles , wat de inbeeldingskracht verhitten, en haar eene ftrekking tot wellust geven kan, bij voorbeeld wellustige  LEVEN te VERLENGEN. 170 tige gefprekken, het lezen van gedichten en romans, die niet dan liefde en wellustig» denkbeelden bevatten (zo als wij 'er ongelukkiglijk zo veele hebben , die enkeld en alleen fchijnen gemaakt te zijn, om de verbeeldingskracht van jonge lieden te verhitten, en waar van het fchijnt, dat de fchriïvers alleenlijk de waarde berekenen ■ naar de uiterlijke vertooning, en het voordeel, dat ze hun aanbrengen, zonderde onherftelbaare fchade in aanmerking te nemen, welke zij daar door toebrengen aan de zedelijkheid en de onfchuld) , gelijk ook de verkecring met gevaarlijke Vrouwlieden, zommige foorten van danfen enz. 5) Men Helle zich de gevaaren en gevolgen der buitenfpoon'gheden altoos zo levendig als mogelijk is, voor den geest. In de eerde plaats in opzicht tot de zedelijkheid. Welk mensch, die flechts eenig gevoel en geweten heeft, zou het van zich kunnen verkrijgen , een verleider der eerfte onfchuld of der huwelijks-trouw te zijn? Zal hem niet zijn leven lang het pijnigendst verwijt grieven van in het eerde geval de bloem in het ontluiken afgebroken, en een nog fchuldeloos meisjen voor al haar leven naar lichaam en ziel ongelukkig gemaakt te hebben , en M 2 wier  i8o de KUNST om het MENSCHELIJK wier volgend liegt gedrag, w;er fchanddaa* den en ongebondenheid nu geheel aan hem , als den eerften bewerker van dat kwaad, ter verantwoording ftaan ; of van in het tweede geval, het huwelijks en huislijk geluk van een geheel gezin geftoord en verpest te hebben; eene misdaad trouwens, die, derzelver zedelijke gevolgen, in aanmerking genomen zijnde, affchuwelijker is dan roof en brandbrieven? Want wat is een burgerlijke eigendom in vergelijking van het recht, dat het hart in den echt verkrijgt ? Kan de berooving van goederen opwegen tegen de berooving der deugd , der zedelijke gelukzaaligheid ? 'Er blijft dus niet overig, dan zich met ongebondene en aan den wellust overgeven Vrouwlieden op te houden; maar welk eene verlaaging van karaóter, welkeen verlies van waar, gevoel van eer moet daar niet uit ontftaan? Ook is het eene b.cw;ezene zaak, dat niets zo. z,eer in ftaat is, den fmaak voor al wat edel en verheven is, te verftompen , alle kracht en fterkte van geest te vernietigen, en het geheel zedelijk aanwezen te ontzenuwen, dan deze buitenfpoorigheid van den wellust. —: Sefcbouwcrs wij nu de p.hijf:eke gevolgen van, het genot der, liefde buiten het huwelijk, dan zijn deze rner, minder gefchikt om affchrik te verwekken, want in dat geval is men nooit in  LÉVEN te VERLENGEN. 181 in zekerheid tegen de befmetting der Venusziekte. Geen ftand, geen ouderdom, geene oogenfchijulijke gezondheid kan ons daar tegen beveiligen. Men loopt tegenwoordig maar al te ligtzinnig óver dat iluk heen* zeden dat degfoote algemeenheid van het k'waadi 'en de invloed van onkundige Geneesheeren, deze vergiftiging zo weinig beduidend dóen voorkomen, als een hoest en verkoudheid ia het hoofd. Maar wij 'willen eens naai' waarheid befchöuweni wat het in hebbe, met de Venusziekte befmet te zijn-, en ik 'vertrouw > dat ieder Verftandig én weldenkend mensch mij zal toeitaan ; dat het ónder de gróót ft:e onheilen te rekenen is, die éen' mensch kirnüen overkomen.Want voor eerst, heeft dit Vergift deze eigenfehap, dat 't zelve het lichaam altoos fterk verzwakt, en de lévenskrachten 'Ondermijnt-, en zelfs dik'wijfs de 'vreeslijkftè Vernielende uitwerkingen voortbrengt, zó "dat hét doódelijk wordt-, óf dat het verhemelte en neusbeen verloren gaan : 'zü'lk een mensch legt zijné fchande 'voor altijd 'open-i ïijk aan den dag. Voorts-, de geheelè 'geneeskunst bezit geen voldoend kenteken oïn te onderfcheidèn, of de Vénüs-zieltc, ai of kiet, volkomen genezen;, en de VenES-fnïet M 3 ge»  if,2 de KUNST m het MENSGHELTJK .geheel in het lichaam te ondergebragt zij. De grootfte Gcneesheercn zijn het op dit ftuk ééns. Het Vergift kan zich in de daad een tijd lang zo zeer verbergen, en onder verschillende gedaanten verfteken , dat men in den waan komt, van volkomen genezen te zijn, zonder dat zulks plaats heaft. Hier uit ontftaan nu deze twee kwaade gevolgen, voor eerst, dat men z-eer ligtelijk iets van de Venus-ünet in het lichaam overhoudt, het geen dan, nu op deze, dan op gene wijze, zelfs tot in den ouderdom zich vertoont, ongemakken veroorzaakt, en een zieklijk lichaam naar zich fleept, of dat men, het welk gewis even zo erg is, zich altoos verbeeldt van nog met die kwaal behebd te zijn, elk gering ongemak daar aan toefchrijft, en zijn leven in deze vreeslijke onzekerheid doorbrengt. Ik heb van dit laatfte geval de treurigfte voorbeelden gezien. 'Er behoeft alleenlijk nog maar wat hypochondrie bij te komen, om dit denkbeeld tot één der verfchrikkelijkfte booze geesten te maken, die rust, vergenoegen, goede voornemens voor altoos van ons verbannen zal. Behalven dit is 'er iets in de wijze zelve van deze ziekte te genezen, die eenen ieder vrees moet aanjaagen. Het eenig tegengift tegen de Venusimet is de kwik, dus een Vergift van eene an-  LEVEN te VERLENGEN. ilg andere foort, en wanneer de kwik-middelen in eene groote hoeveelheid gebruikt worden (gelijk zulks bij een' hoogen graad van Venus-ziekte onvermijdelijk is) , dan is zulks niets anders , dan eene door kunst bewerkte vergiftiging door kwik, aangewend-, om daar door de vergiftiging der Venus-ziekte 'weg te nemen. Maar het gebeurt zeer dikwijlsj, dat, in de plaats van dit kwaad, de nadee* lige gevolgen van de kwik in het lichaam 'overblijven. De hairen vallen uit; de tanden bederven, de zenuwen verzwakken, de long wordt aangetast* enz. Maar nog één gevolg, dat zekerlijk voor een' mensch, die gevoel heeftj het ergile zijn moet, is hier in gelegen;, dat een ieder, die zich van de Venus-ziekte laat aanfteken, dat Vergift niet enkeld tot zijn eigen nadeel in zijn lichaam ontfangt, maar het ook weder voortplah't> zo dat hij ook voor anderen, ja zelfs voor het menschdom, als't ware, een vergiftigde bron wordt. Hij maakt zijn lichaam tot erné verzamelplaats , tot eene broei-kas van dit affchuwlijk Vergift, en dus draagt hij het zijne 'er toe bij -,' dat het door de gantfche wereld voortwoedt; Want het is eene betoezene zaak, dat dit Vergift alleenlijk van den eenen mensch op den ander op nieuw voortgeplant wordt-, en dat het terftond zou üir> M 4 ge-  124 de KUNST om het MENSCHELIJK geroeid zijn , wanneer 'er geene Menfehen meer gevonden wierden , die het aan anderen mede deelden. 6) Nog eene drangrede, welker belang, zo als ik overtuigd ben, bij welgezinde menfehen zwaar weegt; men denke aan zijne toekomftige Beminde en Gade , en aan de pligten, die men haar verfchuldigd is. Kent men haar reeds, zo veel te beter is het; maar zonder dat men zelfs nog weet, wie het voorwerp onzer liefde zijn zal, kan men , door zich zulk eene voor te ftellen, aan wie wij eens onze hand wenfehen te geven, van welke wij trouw, deugd en beftendige toegenegenheid verwagten, een fterken beweeggrond tot kuischheid en een onbevlekt gedrag vinden. Wij moeten , zullen wij eens geheel gelukkig zijn, voor onze Gade, dan zelfsï wanneer ze voor ons nog niet, dan denkbeeldig beftaat, reeds te vooren achting gevoelen, haar trouw en liefde belooven, en houden , en ons haarer waardig maken. Hoe kan die geene eene deugdzaame en braave Vrouvr verlangen, die zich te vooren in allen wellust gebaad en daar door ontëerd heeft? Hoe kan zulk een ooit met een zuiver en oprecht hart beminnen , hoe kan hij trouw belooven en houden, wanneer hij zich niet van jongs af  leven te verlengen. ■ is* ■af aan met deze zuivere en verhevene gevoelens gemeenzaam gemaakt heeft, maar dezelven in tegendeel tot een dierlijken wellust vernederd heeft? 7) 'Er is nog een regel die ik niet onaangeroerd laten kan, en die van zeer groo't gewigt is. Men vermijde den eerften misïtap van dien aart. Geene buitenfpoorigheid fleept zo gewis andere naar zich, dan dezeAl wie nog nooit tot den hoogden trap van gemeenzaamheid met de andere kunne gekomen is, die heeft even daar dcor een fterk fchild ter befcherming van zijne deugd. Schaamte, blooheid, een zeker innerlijk geVoel van kwaalijkte handelen, in éón woord, alle die zagte gewaarwordingen , die in het wezen der kuifche onfchuld liggen, zullen hem altoos, zelfs bij groote verzoekingen, te rug houden. Maar eene eenige Overtreding verdelgt al dat gevoel onherftelbaar. Daar bij komt nog , dat het eerfte genot dikwijls •anleiding geeft tot een buitenfpcorig gedrag* en de eerfte kiem van eene nog flaapende drift doet ontfpruiten , gelijk ieder zintuig door het gebruik eerst tot een volkomen zintuig wordt. In dezen zin is niet alleen de richaamlijke, maar ook de zedelijke maagdom iets zeer wezenlijks, een onfchendbaar goed-, M 5 dat.  i85 de KUNST om het MENSCHELIjé dac de eene en de andere kunne zorgvuldig moest bewaaren. Maar even zo zeker is net, dat eene enktlde afwijking genoegzaam is, om ons denzelven, niet flechts voor zö veel •het lichaam aangaat, maar ook in een'zedelijken zin te ontrooven, en hij, die ééns gevallen is, zal voorzeker meermaalen vallen. In 't kort, om tot onze hoofdfteliing te rug te komen: Multa tulit, fecitque puer, fudavit et aljït, Ahftimit venere et vino. In deze woorden is in de daad de waare kunst vervat, om zich in de jeugd kracht en levensduur te verfchaffen , arbeid, krachtoefening* en het onthouden van de phijfieke liefde en van den wijn, dezen zijn de hoofdverëischten. Ik heb Hechts te herinneren aan het géea te vooren reeds verhandeld is. Wel hem dus, die de kunst bezit van deze krachten te fpaaren. Hij bezit daar door niet alleen het geheim, om zijn eigen leven te verlengen, en aan het zelve veerkracht bij te zetten , maar ook , wanneer de regte tijd nu daar is, om leven aan andere wezens medé ré  LEVEN te VERLENGEN. ïS7 'te deelen, om het geluk van huwelijks-min op de regte wijze te genieten, en om zijne bezuinigde krachten en gezondheid in een gelukkig kroost te zien verdubbelen; daar in tegendeel hij , die zijne krachten verfpild heeft, behalven dat hij zijn eigen leven verkort, ook tevens het bitter hartzeer dulden moet, van in zijne ongelukkige kinderen zijne eigene fchande geduurig vernieuwd te zien. Zulk een heerlijk loon wagt op hem, die kracht genoeg bezit, om eenige jaaren zich het genot der phijfieke liefde te ontzeggen. Ik ken weinig deugden, die hier op aarde reeds zo rijklijk en bij uitftek beloond worden. Daar te boven, heeft ze nog dit voorrecht, dat ze door ons tot een' gelukkigen echt voor te bereiden, tevens tot een nieuw middel verftrekt, om het leven in Hand te houden.  i8:3 de KUNST om het MSNSCHELIJK gelukkige echt. Hét is een der fchadelijkfte en gevaarlijk"ïle vooroordeelen > dat de echt niets anders is dan eene burgerlijke inrigting , een verdrag, waarvan her uiterlijk algemeen belang de voornaamft'e drijfveer zij. Het huwelijk is veel eer eene der gewigcigfte befremmingen van den mensch , zo wel voor iederen "mensch in het bijzonder, als voor de geheele maatfchappij , en een onontbeerlijk deel der opvoeding van het menfchelijk geflachc. Ik verftaa door het huwelijk eene vaste-, heilige verbintenis, aangegaan 'tusfchen twee perfoonen van de eene en de andere kunne, ten einde elkander onderling hulp te bieden, kindéren te teelen, en ze op te voeden. En in deze naauwé vereeniging, die zulk een gevvigtig oogmerk ten doel heeft, is naar mijn 'oordeel, de voornaamite grond van huislijk geluk en van genoegen in den burgerftaat gelegen. Want voor eerst, is dezelve onontbeerlijk voor de zedelijke volmaking van den mensch : door deze naauwe vereeniging vari s&ijn wezen met een anderj van zijne belangen  LEVEN te VERLENGEN. ï8j> gen met die van een' ander, wordt die verkeerde eigenliefde, die ons niets, dan het geen op ons zelve betrekking heeft, doet waardecren , die allergevaarlijkfte vijandin van alle deugd, op de beste en zekerde wijze te ondergebragt, en de mensch al meer en meer tot menschlievendheid, en deelne-, ming in het lot van anderen opgeleid, en dus nadert hij langs, dien weg tot het doelwit van zijne w.aare zedelijke veredeling. Zijne vrouw, zijne kinderen verbinden hem door onverbreekbaare banden met het overig menschdom, en het algemeen belang der zamenleving. Zijn hart vindt altoos voedfel in dat zagt gevoel, dat de huwelijksliefde, en de tedere betrekking van Vader jegens zijne kinderen, opleveren, het wordt door al die gewaarwordingen verwarmd, en tegen die alles doodende koude befchut, waar door hij, die een eenzaam leven leidt, zoo ligtelijk word aangetast, en even deze aangenaarne bezigheden, welken hij als Vader te vcrrigten hoeft, leggen hem pligten op, die de hebbelijkheid van orde, arbeid en eene geregelde leefwijze doen verkrijgen. De VoortteeJj'ngsdrift wovót 'er door veredeld , en van een dierlijk indincl in een der verhevende zedeJijkfte doeleinden herfcha.pen , de hevige hartstochten, kwaade luimen, verkeerde nebbe-  joó de KUNST om het MENSCHELIJK belijkheden worden 'er het beste door verdelgd. Hier uit nu ontfprirjgt een allerweldaadigfte invloed van welzijn en geluk op het gencel en op het algemeen welzijn, zo dar. ik mee volkomene overtuiging dezen ftelregel beweren kan: Gelukkige huwelijken zijn de fterkjle fteunpijlaaren van den Staat, van de openbaare rust en het algemeen welzijn. Een ongehuwde ziet altoos meer op het geen hem bijzonder betreft, hij befchouwt zich als meer onafhankelijk, is meer onbeftendig, wordt meer door eigenbelangzuchtige luimen en hartstochten beftierd, ftelt minder belang in het welzijn van het menschdom, van het vaderland, van den Staat: een verkeerd gevoel van vrijheid beheerscht hem, want het is juist dit gevoel, dat hem van het huwelijk afhoudt, en fteeds nog door den ongehuwden ftaat verfterkt wordt. Wat toch is zo zeer in ftaat de zucht tot nieuwigheden, volksbewegingen , omwentelingen te doen ontftaan , dan wanneer het getal van ongehuwde burgers toeneemt? Hoe geheel anders is dit gefteld met de getrouwden? Die foort van onderlinge afhankelijkheid , die in den echt verëischt wordt, maakt, dat men ook geftaadig aan onderwerping aan de wet gewooa wordt; de zorg voor Vrouw en Kinderen verpligt tot arbeidzaamheid en een goed bur-  LEVEN te VERLENGEN. i9i burgerlijk gedrag; door zijne kinderen is de Man aan den Staat verknocht, het welzijn, bet belang van den Staat wordt daar door zijn eigen pcrfoonlijk belang, of, gelijk Baco het uitdrukt, die geen, die getrouwd is, cn kinderen heeft, heeft gijzelaars aan den S.raat gegeven , hij is aan den zeiven verbonden, alleen zulk een is een waar Burger van den Staat, een waar Patriot. Maar hetgeen nog meer zegt, niet flechts wordt het geluk van het tegenwoordig, maar ook van het tcckomftig geflacht daar door verzekerd, want het is de huwelijksband alleen, die goede, befchaafde Burgers , cn die van der jeugd af aan aan orde cn burgerpligt gewend zijn, voor den Staat opkweekt. Men moet toch niet denken, dat de Staat het vermogen heb» be , om de vorming en opvoeding even zo, goed op zich te nemen , en uit te voeren, als de wijze Natuur die zorg in het Vader- en Moederhart gelegd heeft! ach de Staat is eene flegte Moeder! Ik heb reeds te vooren aangetoond, welke treurige gevolgen het rampzaalig misbruik, van namelijk het geflacht om zo te fpreken in het wild weg (even gelijk de Honden en andere dieren) voort te planten , en dan de kinderen op algemeene kosten in Vondelinghuizen op te voeden, op het lichaamlijk welzijn heeft, en even zo is het  ip,2 de KUNST om het MENSCïiELIJK h,et ook gefteld in opzicht tot de zeden. Het is toch eene bewezene waarheid, dat, hoe meer onechte kinderen een Staat in zich bevat, dezelve ook des te meer kiemen, die eens zedebederf zullen voortbrengen, des te meer zaad, waar uit in het vervolg onrust en omwentelingen zullen voortfpruiten, in zijn' ichoot koestert. En desniettegenftaande worden 'er nog Staatsmannen gevonden, die, verleid door bedrieglijke finantieele berekeningen, kunnen gelooven, dat de huwelijksband voor den Staat fchadelijk kan worden, en dat de ongehuwde ftaat getrouwe onderdaanen, en goede burgers maakt; o gij Grooten dezer aarde, wilt gij de rust van uwe Staaten verzekeren, wilt gij waar geluk over de bijzondere deelen zo wel, als over het geheel verfpreiden, zo bevordert, vereert, befchut den echt, befchouwt ieder huwelijk als eene kweekfchool van goede burgers voor den Staat, ieder braaf huisgezin, waar geluk en vergenoegen woont, als een onderpand, der algemeene rust, en van de vastheid uwer troonen ! Maar om het geheele werk wel te voltooijen, zorgt dan ook voor goede inrigtingen van opvoeding, want door de opvoeding alleen wordt de mensch, het geen hij is in den Burgerftaat, goed of kwaad. De wetten en ftrafren kunnen wel uitwerken, dat bet  LEVEN te VERLENGEN. 103 het kwaad niet uitbarst, hoewel flechts onvolkomen, maar zij zullen den mensch nooif* tot goede burgers vormen. Dat geene alleen, wat wij in onze kindsheid en geduurende onze jeugd aannemen, gaat in onze natuur en in ons wezen over, wordt met onze natuurlijke neigingen zo zeer inëengefmolten, en ons eigen gemaakt, dat wij. het, het geheel leven door, 't zij goed of kwaad, niet weder kunnen verliezen. A\ het geen wij ons na dien tijd eigen maken, is flechts overgenomen en ons vreemd , het blijft altoos flechts oppervlakkig, en wordt nooit onze eigendom. (*). Ik (*) Msn west hoe diep vooroordeelen, ondeugden en bijgeloof, bij voorbeeld vrees voor fpooken, onweder enz. in de kindsheid wortel kunnen fchieten, zo, dat in het vervolg niets meer in ftaat is ze uit te roeijen. Des te meer moesten wij 'er ons op toeleggen, om dat tijdvak te belleden, ten einde de kiemen der deugd, van al wat goed en edel is, aan te kweeken. In het vervolg zullen ze even zo onuitwischbaar zijn , en de mensch zal dan eene goede en deugdzaame natuur verkrijgen, het welk in de daad, meer zal afdoen, dan alle befchaaving en gegronde kennis van verftand. Dit is in het bijzonder waar in, opzicht tot het geloof aan God en aan de Onfterfelijk-, beid. Wie dit geloof niet reeds in de kindsheid vei> JI. Deel. N krggt,  194 de KUNST om het MENSCHELIJK Ik kan hier niet voorbij aan te haaien, he& geen de groote Plato zo voortreffelijk zegt, om-. krijgt, bij dien zal. het bezwaarlijk regt levendig werkzaam zijn , ncch zich vasthegten , gelijk hier van thans zo veele droevige voorbeelden tot getuigen ver-, ftrekken kunnen. Men wil thans, dat de kinderen niets zullen leeren van het geen ze niet kunnen be-, grijpen, en ik wil dit gaarne omtrent al het overige toeftaan , maar omtrent deze beide ftukken verzoek ik eene uitzondering, want de Wijsgeerte op het zuiver gebruik der rede gegrond (naar hst leerftcïfel van den Hoogleraar Kant) erkent zelve, da.t deze beide-, flukken niet kunnen bewezen noch betoogd worden, maar dat het voorwerpen van ons geloof zijn, en toch zijn ze zo onontbeerlijk, om wel en gelukkig te leven. Waarom zouden wij dus met dit geloof tot dien tijd wagten, waar het geloof reeds zo bezwaarlijk, ja zelfs onmogelijk wordt? Het tijdvak der kindsheid is het tijdvak van geloof. Laat ons nu geduarende de jeugd deze verhevene, deze troostrijke waarheden in de tedere ziel inprenten , dan zullen ze. haare onaffcheidbaare gezellinnen door het geheel leven blijven; geen twijfel, geen fchimp, geene gronden van het verftand zullen in ftaat zijn onze kinde> ren van dit geloof te berooven, zelfs tegen hunne, overtuiging aan zullen ze 'er aan vasthouden, want nu maakt het een deel van hunne Natuur uit. Ea welk een' fteunpilaar voor de deugd, welke eene ver- - ' hef-  LEVEN te VERLENGEN. 155- omtrent de opvoeding, en het den Overheden naauw op het hart te binden. De geenen, aan wien het opzicht over de opvoeding der jeugd wordt toevertrouwd, en zij , die hen aanftèllen, moeten bedenken, dat onder alle ambtsbedieningen in den Staat, deze zonder tcgenfpraak de allergcwigtigfte is. Schoon de mensch van natuure tam is, zo worde hij echter eerst door de opvoeding het beste onder alle de dieren, dat wezen, het welk het naaste aan de Godheid grenst. Maar wast hij zonder opvoeding op, of krijgt hij eene flegte, dan wordt hij het wildfte van alle de dieren, die de aarde voortbrengt derhalven moet de Wetgever zich aan de opvoeding der jeugd ten fterkften laten gelegen liggen, en wil hij dezen pligt naar waarde volbrengen, dan moet hij zijne oogen vestigen op den geenen, die in alle foorten van deugd heffing van geest boven de rampen van dit leven, welk eene fterkte en beftiering van gevoel en hartstochten tevens, geeft dit eenvouwig geloof! Hoe zullen het U, gij ouders! uwe kinderen voor al hun leven dank weeten , wanneer gij hun vroegtijdig in het bezit fielt van dit groot gefchenk, zekerlijk het beste, dat 'er te vinden is! Aant. v. d. Sclirijv, N 2  l?Q de KUNST om het MENSCHELIJK deugd het meest heeft uitgeblonken, en hem aan het hoofd van het werk der opvoeding piaatf'en. Men vergeve dezen uitflap aan mijn hart, dat geene gelegenheid kan laten voorbijgaan, pm het Goddelijke en weldaadige eener inrigtjng aan te toonen , die zo duidelijk ger grond is op de liehaamlijke en zedelijke nar tuur van den mensch , doch die thans nog door zo. veelen miskend en verkeerd beoordeeld wordt. Ik keer nu te rug tot mijn hoofddoel, om namelijk den weldaadigen invloed van het huwelijk op het phijfiek welpijn van den mensch aan te toonen, Met ïecht verdient het eene plaats onder de middelen, die ter verlenging van het leven dienen. — Mijoe bewijzen zijn deze, i). Het huwelijk is het eenigst middel om de Voorttéelingsdrift te regelen en volgens .haar doeleinde te beftieren. Het bewaart even zo zeer voor verzwakkende verfpilling, ■als voor onnatuurlijke en koele onthouding. Hoe zeer ik voor eene naauwgezette ingetogenheid in de jeugd gepleit heb, en overtuigd ben , dat duzelve onontbeerlijk is om gelukkig en lang te leven, even zo zeer ben Ü? ook overreed, dat 'er mannelijke jaaren &9»  leven ti Verlengen. ts>7 komen-s waar in het even zo nadeelig zijn zon, die natuurlijke drift met geweld te on» derdrukken, als de zelve dan te bevredigen* wanneer het de tijd 'er nog niet toe is. Het blijft toch gedeeltelijk, ten rsinften in betrekking tot de grovere deelen , een middel 'ter ontlasting , en het geen het gewigtigftê i«, door een geheel 'onbruik dezer weïktaigen, geven wij natuurlijk aanleiding, dat'e? als dan minder fappen, die ter voort teeling dienen, afgefcheiden en toebereid worden* en bij gevolg ook in eene mindere hoeveelheid in het bioed weder opgenomen worden* ■en daar door lijden wij ten laatften zelfs 'verlies aan levenskracht. En de algemeene wet der overëenftemming maakt het huwelijk reeds noodzakelijk. Geene kracht, die in ons is, mag geheel onontwikkeld blijven* elke kracht moet behoorlijk en naar evenredigheid geoeffend worden, — Coïtus mo'di*xus excitat, nitnius debiliteit. ?.) Het Huwelijk maatigt en regelt het 'ge* Eot. Juist dat geene-, wat den wellusteling vfin het huwelijk affchrikt * het eenzelvige in het genot, is zeer heilzaam en nood-zake* lijk * want het verhoedt de geduurig verreeuwde, en even daar door verzwakkende prikkeling 3 die uit de geftadige afwisfeling N 3 van  ïoSde KUNST om het MENSCHELIJK van voorwerpen ontftaat. Het is hier mede even zo gefield als mee het gebruik van eenvouwig voedfel in vergelijking van veel té zamen gefceld en overdaadig voedfel ; het eerfte alleen maakt, dat men maatig en lang leeft. 3) De ondervinding leert ons, dat alle die geenen , welken eenen bijzonder hoogen ouderdom bereikt hebben, gehuwd geweest zijn. 4) Het Huwelijk verfchaft de zuiverde,. meest eenvormige, minst afmattende vreugd, de vreugd van huisfelijk geluk. Het is ongetwijffeld voor den lichaamlijken en zedelijken welvaart het meest gefchikt, en kan het gemoed het best tot dien gelukkigen middeltoon ftemmen , die ter verlenging van het leven zo zeer berekend is. Het maatigt zo wel de overdrevene en dweepagtige hoop en ontwerpen, als de even zo fterk overdrevene zorgen. Alles wordt door de mededeeling aan eene wederhelft, en door de innerlijke vereeniging van ons beflaan met een ander voorwerp, verzagt en gemaatigd. Daarbij komt nu nog. die tedere zorg en moeite, welke geene andere betrekking in de wereld in opzicht tot den levensduur zo zeer verfchaffen kan, als de huwelijks-band, die  LEVEN te VERLENGEN. \g$> die hemel op aarde, die te vinden is in het bezit van gezonde en wel opgevoede kinderen, de daadelijke jeugdige gefteldheid, die wij uit onzen omgang met dezelven trekkeir, waar van de tagtigjaarige Cornaro ons eefe treffend beeld geleverd heeft. Na dit allej ■zal men de voortreffelijkheid van den hüwé' ïijken-ftaat wel niet in twijffel trekken. Wij ondergaan bijna de zelfde 'veraftdèringen bij ons fcheiden van de wereldals 'wanneer wij 'er intreden, de beide uiterften , van ons leven raken elkander aan. Als kinderen beginnen wij te leven , en als kinderen houden wij weder op. V/ij keeren ten laatften tot dien zelfden voorigen zwakken en hulpeloozen toeftand weder, waar mede wij een begin gemaakt hadden. Men moet ons 'opbeuren, dragen, voedfel verfcbaffen en Toedienen. Wij hebben nu zelve weder "ouders noodig, en — welk 'eene wijze inrigting! — wij vinden hen weder in onze kin'deren, die zich nu verheugen, van ons een 'gedeelte der weldaaden te kunnen Vergelden-, die wij hun bewezen. De kinderen 'treden nu, als 't ware in de plaats der ouderen, gelijk onze zwakke toeftand ons in de plaaré onzer kinderen verzet. — Hij daarentegen^, die het Huwelijk verfmaadt-, berooft zich -N 4  200 de KUNST om het MENSCHELIJK ' zeiven van de voordeelen van deze wijze inrigring. Gelijk een verftorven ftam ftaat hij nu eenzaam en. verlaten, en zoekt te vergeefsch door gehuurde hulp zich die onderfteuning en zorg te verfchaffen, welke niet dan in Kinderliefde en in de Natuurlijke betrekkingen te vinden is. Werk zo veel gij wilt, gij zult toch eeuwig alleen ftaan, tot aan het lijdftip, wanneer de Natuur, die geweldige, U hegt aan de fchakel der dingen, die ooit bejlaan hehben. Schiller. VI.  LEVEN te VERLENGEN. üoï VI. ©e slaap. ïk heb reeds aangetoond, dat de ilaap eene der wijste inrigtingen der Natuur is, beftemd , om . den geftadig affchuurenden ft'room der levensvertering ten bepaalden tijde tegen te houden en te maatigen. Hij verzorgt , om zo te (preken, de rustplaatfen voor ons lichaamlijk en zedelijk aanwezen, en wij verkrijgen daar door het geluk van iederen morgen, door een' ftaat van aanwezen zonder bewustheid, tot een nieuw verkwikt leven over te gaan. Hoe verveelend en fmaakeïoos zou ons, zonder deze beftendige afwisfeling, zonder deze geduurige vernieuwing, weldra ons leven, en hoe ftomp ons gevoel, zo in opzicht tot het lichaam als tot den geest, worden! Met recht zegt derhalven de grootfte Wijsgeer van onzen tijd: beneem den mensch de hoop en den flaap, zo zal hij het ongelukkigst fchepfel van dezen aardbodem zijn. Hoe dwaas handelt dus die geene, welke N 5 waant»  502 de KUNST om het MENSCEELIJK waant, door zich den flaap te zeer te onttrekken, zijn leven te verlengen ! JHij zal zijn oogmerk noch in- noch extaijïve bereiken. Hij zal, wel is waar, meer uuren met open oogen doorbrengen , doch Ecoit zal hij het leven, in den eigenlijken zin van het woord, nooit die helderheid, die veerkracht van geest genieten, welke'het natuurlijk gevolg van een' gezonden en genoegzaamen Haar) is, en die op al ons doen en- laten den ftem■oel van een opgewekt gemoed indrukt. Een behoorlijke fhap is echter nier alleenvoor het inlenfief maar ook voor het txtenfief leven, voor de duurzaamheid en inltandhouding van het zelve, een onontbeerlijk middel. Niets verhaast zo zeer de vertering onzer levenskrachten, niets verflijt zo zeer Voor den tijd, en veroudert zo zeer, als gebrek aan flaap. Het geen de flaap op het lichaam uitwerkt is het volgende: vertraaging van alle levensbewegingen, verzameling van kracht, en herftel van het geen geduurende den dag is verloren gegaan , (in den flaap gefchiedt voornamelijk de herftelling van het verlorene, en de voeding) en affcheiding van het onnutte en fchadelijke. Het is, als 't ware, de dagelijkfche Crifis, waar bij alle affcheidingen het gemaklijkst en volkomenst volvoerd worden. Een  LEVEN te VERLENGEN. 203 « Een langduurig waaken brengt dus met zich mede alle de hoedanigheden, die ;iet ïeven vernietigen kunnen, geftadige verfpilling der levenskracht, verflijting der werktuigen , verhaasting der levens vertering, en verhindering van het herftel van het verlorene. Men moet evenwel niet menen, dat daarom aan den anderen kant een al te lang aanhoudende flaap het beste middel zij, ter inftandhouding van het leven. Te lang flaapen vergadert te veel overvloedige en fchadeiijke vochten , maakt de werktuigen te flap, en verhindert derzelver werking, en op deze Wijze kan zulks het levenzeer zeker verkorten. In één woord, niemand moest korter dan zes, noch langer dan agt uuren flaapen. Dit kan men als een' algemeenen regel vastïFellen. Om verder gezond en gerust te flaapen 3 en het oogmerk , waar toe de flaap dienen moet, te bereiken, heb ik de volgende regelen aan te beveelen. 1) De flaap-plaats moet fül en donker zijn f hoe minder uitwendige prikkelingen, die de zintuigen aandoen, op ons werken, des te vol-  so4 oe KUNST om eet MENSCHELÏjK volkomener kan de ziel rusten. — Men Ziet hier uit, hoe zeer de gewoonte van een nachtlicht op zijne fiaapkamer te laaten branden hier mede ftrijdt. , 2) Men moet fteeds in het oog houden, dat het flaapvertrek de plaats is, waar men het grootst gedeelte van zijn leven doorbrengt: ten minften blijft men nooit zo lang aan eene plaats in ééne en de zelfde gefteldheid Dus is het van zeer groot belang, zorg te draagen, dat men altoos gezonde en zuivere lucht in het flaapvertrek heeft. Het moet bijgevolg ruim en hoog zijn , en bij dag niet bewoond, noch heet geftookt worden, en de venfters moeten geduurig openftaan, des nachts alleen uitgezonderd. .3) Des avonds moet men flechts weinig en niet dan koude fpijs nuttigen; en altoos eenige uuren eer men zich ter rust begeeft. Dit is een voortreffelijk middel om gerust te flaapen en vrolijk te ontwaaken. 4) Men moet los en vrij , bijna geheel horizontaal, in het bed liggen; het hoofd moet echter wat hooger rusten. Niets is fchadelijker dan half zittende in het bed te liggen; het lichaam maakt in deze houding -altoos een' krom-.  LEVEN te VERLENGEN. 205 krommen hoek, de omloop der vochten in het onderlijf wordt bezwaarlijk gemaakt, en tevens de ruggegraat geduurig gedrukt, waar door men een hoofd-doelëinde van den flaap, namelijk een vrijen en ongefloorden omloop des bloeds , mist. Zelfs ontftaan daar uit niet zelden in de kindsheid wangeftalten en boggels. 5) Alle zorgen en bezwaaren, die ons geduurende den dag bezig houden , moet men met de kleederen afleggen: 'er mag.geen péne mede te bed gaan* Daar in kan men het, door de gewoonte verbaazend ver brengen. Ik ken geene fchadelijker gewoonte, dan die van in het bed te ftuderen, en met een boek in flaap te vallen. Daar door maakt men de ziel werkzaam, juist in een tijdftip, dat het 'er op aankomt, om haar geheel te laten rusten , en het is natuurlijk, dat de denkbeelden , die door het lezen verwekt zijn, den geheelen nacht door het hoofd omzwerven , en men 'er altijd mede bezig is. Het is niet genoeg, dat het lichaam flaapt, de geest moet ook rusten. Zulk een flaap voldoet even zo min, als wanneer in het regenovergeiteld geval, onze geest alleen , maar niet ons lichaam rust ; bij voorbeeld wanneer men onder het fghokken van een' ■^.agen op reis inllaapt. 6)  aoö de KUNST om het MENSCHELIJK 6) I!c moet hier nog van eene bijzondere omftandigheid gewag maken. Menig een gelooft namelijk, dat het volkomen onverfchillig is, wanneer men de zeven uuren met flaapen doorbrengt, 't zij des daags, 't zij des nachts. Men geeft zich dus des avonds zo lang mogelijk over aan zijne begeerte om te ftudeeren of zich te vermaaken, en meent het weder goed temaken, met in den vóórmiddag die uuren te flaapen , die men van den middernacht had afgenomen. Doch ik vind mij verpligt een' ieder, die op zijne gezondheid prijs ftek, te bidden , dat hij zich voor deze verderfelijke dwaaling wagte. Het is in de daad niet het zelfde, of men zeven uuren over dag , of zeven uuren bij nacht flaapt. En twee uuren des avonds vóór middernacht in flaap doorgebragt, doen het lichaam meer dienst, dan vier uuren bij dag. Ik heb hier voor de volgende gronden. Het tijdvak van vierentwintig uuren, waar aan door de regelmaatige omwenteling van onzen aardkloot alle deszelfs bewooners deel hebben, heeft een blijkbaaren invloed op de phijfieke gefteldheid van den mensch. In alle ziekten doet de invloed van deze geregelde tijdorde zich gevoelen, en alle andere, zo wonderbaarlijk bepaalde tijdvakken in de ge-  LEVEN te' VERLENGEN. so7 gefchiedenis van onze phijfieke gefteldheid, worden hoofdzaakelijk door dezen enkelden tijdkring van vierentwintig uuren bepaald. Ze is als 't ware de eenheid van onze natuurlijke tijdrekening. Nu nemen wij waar, dat hoe meer dit tijdvak, bij het dalen van den dag , tot deszelfs einde nadert, de polsflag des te meer verfnelt, en 'er een wezenlijke ftaat van koorts, de zogenaamde avondkoorts ontftaat, die aan ieder mensch eigen is. Het is zeer waarfchijnlijk, dat de toevoer en overgang van nieuwe Chijl in het bloed 'er iets toe bijdraagt. Doch dit is niet de eenige oorzaak, want wij befpeuren het zelfde ook bij zieken , die niets gebruiken. Zekerlijk heeft de afwezenheid der zon, en de daar mede gepaarde verandering in het luchtsgeftel , 'er nog meer deel aan. Even deze kleine koorts is de oorzaak , waarom menfehen, die zwak van zenuwen zijn, zich des avonds meer gefchikt tot werken voelen, dan bij dag. Ze moeten vooraf een' vermeerderden prikkel gewaar worden, om werkzaam te kunnen worden, de avondkoorts doet hier, wat anders de wijn doet. Doch men ziet gemaklijk in, dat dit flechts eene onnatuurlijke toeftand is. De gevolgen 'er van zijn, gelijk bij iedere gewoone koorts, matheid, flaap en crifis door de uitwaasfe- ming,  408 de KUNST om het MENSCHELIJK ming, die geduurende den flaap gefchiedt. Men kan dus met recht zeggen, ieder mensch heeft eiken nacht zijne uitwaasfeming bij wijze van Crifis, welke bij den eenen meer, bij den anderen min aanmerkelijk is, en waar door de onnutte eu fchadelijke deelen , die geduurende den dag in het lichaam opgenomen, of in ons voortgebragt zijn, afgefcheiden en verwijderd worden. Deze dagelijkfche Crifis is voor iederen mensch ncouzaakelijk, en tot inftandhouding fijner levenskrachten volftrekt onontbeerlijk; het juiste tijdftip derzelve is dat, waarop de koorts haaren hoogflen graad bereikt heeft, dat is, het tijdftip wanneer de zon in een regten lijn onder ons ftaat, bijgevolg de middernacht. Wat doet nu die geen, die deze Item der Natuur, welke in dit tijdftip tot rust noodigt, niet gehoorzaamt, die veel eer deze koorts, welke als een middel ter afzondering en zuivering onzer vochten dienen moest, gebruikt, om fterker te werken en zijne krachten meer in te fpannen ? Hij ftoort die geheele Crifis, die van zo veel gewigt is, laat het tijdftip der Crifis voorbijgaan , en in geval hij zich nu al tot den morgen ter rust legt, zo kan hij nu echter in dat opzicht de geheele weldaadige uitwerking van den flaap niet genieten, want het tijdpunt van Crifis is voorr bij.  LEVEN te VERLENGEN. sep bij. Hij zal nooit eene volkomene Crifis, maar altijd flechts eene onvolkomene hebben, en Geneesheeren weten, wat dit zeggen wil. Zijn lichaam wordt dus nooit volkomen gezuiverd. —•■ Hoe duidelijk toonen ons zulks de ziekelijkheden , de rhumatieke ongemakken , de gezwollene beenen , die de onvermijdelijke gevolgen van zulk nachtwerk zijnVoorts worden de oogen door deze kwaade gewoonte veel flerker aangetast, want men werkt dan ook den gantfcken zomer bij hef kaars-licht, het welk hij, die den morgen befteedt, in het geheel niet noodig heeft. En eindelijk verliezen die geenen, die den nacht tot arbeid en den morgen tot flaap belteden, juist den besten en bekwaamften tijd voor den arbeid- Na eiken flaap zijn wij, in den eigenlijkften zin van het woord , verjongd, wij zijn des morgens altijd grooter dan des avonds , wij. hebben des morgens veel meer leenigheid, buigzaamheid der vezelen , meer krachten en fappen, in één woord, meer van de kentekenen der jeugd; terwijl integendeel des avonds meer dorheid,, brosheid, uitputting, en bij gevolg de kentekenen van den ouderdom, de overhand hebben. Men kan derhal ven eiken dag als eene II. Deel. O kor-  2io de KUNST om het MENSCHEL IJK korte fchets van het menfchelijk leven befchoüwen, de morgen is de jeugd, de mid'dag de manlijke jaaren, de avond de ouderdom. Wie zou nu 'niët liever de jeugd van den dag tot'zija werk hefteden , dan eerst des avonds, wanneer het tijdpunt des ouderdoms en van vermoeijing- daar is, zijn werk beginnen? In den morgenftond komt de geheele Natuur ons het bekoorlijkst en verkwikïendst voor; des menfehen geest is des morgens vroeg-ook' in zijne natuurlijkfte gefteldheid, heeft dan de meeste veerkracht en opgewektheid; hij is nog niet, gelijkdcs avonds, door de menigte van voorwerpen van den dag, door bezigheden en onaangenaamheden -verduisterd, en aan zich zeiven ongelijk geworden ; hij heeft des morgens meer bewustheid van zich zeiven, is meer in zijne oorspronkelijke natuur, in zijne eigene, volko"mene kracht. Dit is het tijdftip van fchepping voor den geest, van zuivere begrippen, van befpiegelingen en verhevene gedachten. Nooit geniet een mensch het gevoel van zijn eigen aanwezen zo zuiver, zo volkomen, dan in een' fchoonen morgenftond ; al wie dat tijdpunt verwaarloost, die verwaarloost de jeugd van zijn leven! Allen, die een' hoogen ouderdom bereikt heb-  LEVEN te VERLENGEN. 211 hebben, waren liefhebbers van vroeg opftaan, en J. Wksley, de Stigter van eene bijzondere metbodieke fecte, een zonderling en merkwaardig man, was zo zeer van de noodzaakelijkheid van deze gewoonte overtuigd, 4at hij het tot een ITuk van godsdienst maakte om vroeg op te ftaan, en hij wierd daar bij agtëntagtig jaaren oud. Zijne zinfpreuk, welke ik hier als een' egten leefregel wil aanbevolen hebben, was: Early to bed, and early arife makes the man healthy, wealthy and vife. (Vroeg naar bed, en vroeg weder op, maakt den mensch gezond, rijk en wijs.) Doch zeer dikwijls heeft men tegen dien raad deze tegenwerping ingebragt, dat men den flaap niet vatten kan, al gaat men ten regten tijde naar bed, en dat het dan beter is, zich buiten het bed te houden, dan met verveeling en verdriet in het bed wakker te liggen. Dezen lieden kan ik verzekeren, dat dit niets anders, dan eene kwaade gewoonte is, en geef hun den raad van het volgend middel te gebruiken: men late zich ieder' morgen op een bepaald uur en wel vroeg wekken, en, als het noodig is, zelfs met dwangmiddelen, die men zich zeiven oplegt; men heeft die flechts zes of agt dagen ftiptelijk op te volgén* en men zal voorzeker des avonds fpoeO 2 ëig  ara de KUNST om het MENSOHELIJK dig en gertjst inflaapen. Het waare middel tegen het al te lang opzitten des nachts is aiet gelegen , in. het vroegtijdig naar bed gaan, maar in het vroeg opftaan; maar men. moet geen éénen dag afgaan van dit bepaalde uur van naar bed gaan, al heeft men zich ook nog zo laat ter rust begeven. VII,  jLEVEN te VERLENGEN. VIL SICHiAMS ÏEWEClXt Wanfceer ik het phijfieke van den meriscfc befchouw, zegt de 'Groote Frederik, dan komt het mij vöor, als had "ons de Natuur 'meer tot Postilliöns, dan tot zittende Geleeiv 'den beftemd. En in de daad, fchöon dit gezegde wat fterk is, zo behelst het toch.Veel waars. De mensch is en blijft een tweefoortig wezen, het welk altoos tusfchisn het dier en den engel ftaat, en gelijk hij aan zijne hoogere beftemming zou ontrouw worden i wanneer hij enkeld dier bleef, even zo zeer bezondigt hij zich tegen zijnen tegenwóordigen ftand, a'ls hij enkeld geest zijn wil, als hij niet wil-, dan denken êa gevóelen. Hij moet zijne dierlijke en geestrijke krachten in een gelijken graad oeffenen, 'wanneer hij zijne beftemming volkomen bereiken zal*j cn vooral is dit in opzicht tot de duurzaamheid van zijn leven van hetiaiterst aanbelang, Overéénftemming in de beweging is de grondftag, waar op de 'gezondheid, de gelijkmaatige herftelling van krachtenen de 'duur: O -j? -zaaïA"  gr4 de KUNST om het MENSCHELIJK zaamheid van het lichaam berust, en deze kan geene plaats hebben , wanneer wij niet doen, dan denken en zitten. De neiging tot lichaams beweging is den mensch even zo natuurlijk, als de neiging tot fpijs en drank. Men lette flechts op de kinderen: het ftil zitten is voor hun de grootfte pijn. En voorzeker de hebbelijkheid van dagen lang te kunnen zitten, en niet meer den geringften trek tot beweging te gevoelen, is op zich zeiven reeds een onnatuurlijke toeftand, een ftaat van ziekte. De ondervinding leert, dat die menfehen het oudst wierden, welken aanhoudende en fterke beweging, en dat wel in de vrije lucht, hadden. Ik houde het daarom voor een hoofdvereischte tot een lang leven , dagelijks ten minften één uur in de opene lucht beweging te nemen. De gezondfte tijd daar toe is vóór het eeten, of drie of vier uuren daar na. Tot het zelvde einde is het van groot nut kleine reizen en tochten te ondernemen, te rijden, maatig te danfen, en andere diergelijke lichaams-oeffeningen te doen (*) , enhet (*) Hier over kan men een boek, dat ons Vader- la»*  LEVEN tb VERLENGEN. fc* het was zeer te wenfchen, dat wij hier ih de Ouden meer naarvolgden, die dit zo belangrijk hulpmiddel der gezondheid kunstmaatig behandelden, en zich door geene Van buiten komende omftandigheden lieten te rug houden, om 'er gebruik van te maken. De nuttigden zijn die, Welken niet alleen hét lichaam, maar ook den geest tevens in beweging brengen, en opwinden. Daarom moet men eene wandeling, zal ze anders aan hét oogmerk Voldoen, niet alleen, en, zo Veel mogelijk, in een vermaakelijk fchoon oord* en volgens een zeker bepaald oogmerk, on» 'dernemen. land eer aandoet, nalezen: Guthsmuth 'Gijmnasttc, gelijk ook deszeifs onlangs uitgekomen Spiek zur UeVurig und Erholung des Kérpers und Geistes für die Jugend. -Aant. r. t/. Schrijy. O 4 VUL  xnS de KUNST om het MENSCHELIJK VIIE het genot van de vrije lbcht —maatige graad van warmte. Men moet zich vooral het genot van de zuivere vrije lucht als een even zo noodzaakelijk voedfel ter inftandhouding van ons beitaan voorftellen, als fpijs en drank. Zuivere lucht is een even heilzaam middel, om ons leven te behouden en onze krachten te verfterken , als eene ingefloten bedorven lucht het fijnst en doodelijkst Vergift is. Daar uit nu zijn de volgende leefregelen af te leiden. i) Men dient geenen dag voorbij te laten gaan, zonder buiten de ftad de opene zuivere lucht gefchept te hebben. Men moet niet blootelijk wandelen om beweging te maken, maar vooral om het zuiverst levensvoedfel te genieten, hetwelk voornamelijk die menfehen, welken in kamers woonen, niet ontbeeren kunnen. Behalven dat zal men 'er ook nog dit voordeel uit trekken, dat men door  LEVEN 'te VERLENGEN. 4ij door dit dagelijks genot van lucht, om zö te fpreken, bekend en gemeenzaam blijft met de vrije lucht. En daar door kan men zich in veiligheid Hellen tegen eene der grootfte kwaaien , die het menschdom thans plaagen, tegen de te groote gevoeligheid voor üllerleije indntkfelcn en afwisfelingen van het vedersgeftel. Deze is eene der fterkfte oorzaaken van ziekten, en 'er is geen ander middel tegen, dan, door eene dagelijkfche verkeering, met de vrije lucht gemeenzaam om te gaan. Eindelijk nog* zal men door deze gewoonte de oogen zeer verfterken, want het is toch zeker, dat eene der voornaamlte oorzaaken van zwakte en kortzichtigheid onzer oogen de vier muuren zijn, waar tusfchen wij, van onze kindsheid af aan, woonen en leven, en waar door eindelijk het oog geheel het vermogen verliest, om ver afgelegene voorwerpen te kunnen vatten. Het fterkst bei wijs daar voor is, dat deze zwakte der oogen Hechts in de fteden, en niet op het land ge* vonden wordt-. '2) Men zoeke altoos, zo Veel mogelijk, hoog te woonen. Al wie zijne gezondheid liefheeft, moet* althans in Steden, niet geO s lijk  Si8 de KUNST om het MENSCHEL-IJK lijk vloers woonen. Men zette de venfters altijd zorgvuldig open. Opene kagchels of fchoorfteenen zijn het best in ftaat den damp. kring der vertrekken wel te zuiveren. Men móet niet flaapen, waar men den gantfchen dag woont, en de glazen van het flaapvertrek moeten den geheelen dag open Haan. Nog moet ik hier aan eene bijzonderheid herinneren, die van veel belang is voor de verlenging van het leven: de lucht* waar in men gewoonlijk leeft, moet men altoos in een' maatigen graad van warmte houden. Het is veel beter in eene wat koude, dan in eene te warme lucht te leven, want de hitte vermeerdert de fnelheid van den levensftroom bijzonder fterk, gelijk zulks het korter leven van de bewooners van heete landfrreeken genoegzaam bewijst:, desniettegenftaande plaatfen veele menfehen zich door kunst in zulk een heet klimaat, namelijk door middel van hunne vertrekken fterk heet te ftooken. De graad van warmte moest in dezelven nooit hooger dan tot vijftien graaden op den thermometer van Reatjmur klimmen, ■ - , l < IX.  1LEVEN te VERLENGEN. 21* XI, hit land- en eui te n - l e^v e n. Gelukkig hij, wien het gebeuren mag, in de nabijheid der aarde, onzer aller moeder, te verkeeren en haar getrouw te blijven, en van in den onmiddelijken omgang met de Natuur zijne vreugd, zijn werk, en zijne beftemming te vinden. Lichaam en ziel blijven in de fchoonite overeenftemming, in den besten welftand. Eenvouwigheid, een blijd gemoed, onfchuld, vergenoegen, vergezellen hem door dit leven, en bij bereikt het hoogfte toppunt van levensgenot, dat men, In zulk een bewerktuigd lichaam, als wij omdragen, bereiken kan. Ik kan den trek niet wederftaan, van hier in te lasfen, het geen Herder zo fchoon omtrent dit onderwerp zegt. „ Hoe zeer moet ik het plan van mijn' vriend toejuichen , die zich onttrekt aan „ den kerker der muuren, cn voor zich een „ landgoed uitkiest. Waarom ftaapelden wij „ dwaaslijk gehouwene fteenrotfen op elk5, ander? Was het mogelijk, om ieder oogen- „ blik  «2ó de KUNST óm het MENSCHELIJK y, blik te duchten te hebben, dat ze op ons nederftortten ? Was het, om ons het lieflijk '„ gelaat van den Hemel te betimmeren ? Was „ het-, om ons, de een aan den ander, de lucht „ te ontrooven? Geheel anders leerde eer'- tijds, in vrije, vrolijke onfchuld, dier ,, dwaasheid w£rs, de pas ontlokene wereld, i, op het open veld. Daar bloeijen fchuldeloó„ ze vreugden» daar vervullen ze onze borst *, met een altoos nieuw gevoel van wellust; i, ,daar aanfchouwt men den Hemel ; daar ont- rooft ons geen Buurman het daglicht-; daar 3, biedt ons Apollo den drank des vernufts i, aan uit eene frisfche , heldere bron. O kenden de menfehen hun waar geluk 5, flechts-! Neen zeker, onze moeder Natuur ■5, verbergde 'het niet in fombere Steden, ,, floot het niet óp agter deuren en grendels. 3, Het bloeit voor 'een' ieder op den open', •3, vrijen grond. Hij , wie het niet angfh'g s, zoekt', vindt het. Al wie weet rijk te zijn , „ zonder een groot vermogen , geniet. Zijn 3, fchat is het geen de aarde hem uit haaren •3, fchööt aanbiedt. Hier is de rüifchende i, beek, zijn zih-er, daar zwelt 'zijn goud in 3, koorn-airen, en lacht hem tegen in het ,, ooft. In het donker groen Verborgen', laat 3, zijne zangreij zich hooren. Daar kweelt y, en dartelt en ijvert om ftrijd het choor 35 z;iS-  LEVEN tb VERLENGEN. zijner zangeren. Geheel anders kweelt in „ de Stad de gevangene, treurige vogel „ Een flaaf, die hem wat korreltjes toe.„ ftrooit, waant, dat hij ter eere van zijnen „ meester zingt. In iederen toon vloekt hij den wreedaart, die hem zijne vrijheid ontT fal. — Op het land fchenkt de Natuur ge- luk: de Kunst, die haar na-aapt, durft haar ,, daar flechts fchoorvoetend en bevreesd na„ deren. Aanfchouwt hier dit paleis, dit groen prieel. Het is uit weinige digte tak„ ken gewelfd, en echter herbergt het U, „ even zo goed, als den AUeenheerfcher der „ Perfen zijn huis van cederhout, en fchenkt „ U, wat dezen ontvlucht, een' gezonden, „ zoeten flaap. Groote Steden zijn groote „ lasten. Daar, beroofd van eigen genoegen, „ haakt men fteeds naar vreemde vreugden. Daar ziet men het al gefchilderd, gezichten „ en muuren , gebaarden, woorden, zelfs het arme hart. Alles is daar van kostbaar „ hout en van marmer. Van hout en vaa „ marmer zelfs ook Heer en Vrouw. O ar„ moede van het land, wat zijt gij rijk! , Hier eet men, wanneer men honger heeft, al wat ieder jaargetijde, in zulk eene ver„ fcheidenheid, U minzaam tot verkwikking ,, fchenkt. De ploeg is uw disch, het ,p groene blad dient tot een zuiver bord, »> voor.  flÉÉ de KUNST om het MENSCHELIJK „ voor de fchoonfte vruchten. Van zuiver „ hout ia uw beker; uw wijn de frisfche „ bron, die vrij van vergift, U gezondheid „ aanbrengt, en met zagt gemurmel U tot den „ flaap nodigt, terwijl ver bóven U de leeu,, werk in de wolken zingt, en al ftijgend ,, en dalend, digt aan uwen voet, in de voo„ ren op haar geliefd klein nestje nederfchiet. 'l" ïn de daad, wanneer men, naar de regels, der kunst , eene fchets van een leven, dat tot gezondheid en een' gezegenden ouderdom leiden kan, wilde ontwerpen, dan zou men het zelfde beeld'zien ontftaan, dat ons het landleven afmaalt. Nergens vereenigen zich alle de vereisohten daar toe zo volkomen, als hier, nergens, als hier, werkt alles zo in en om den mensch te zamen, ter bereiking van het doeleinde, om namelijk de gezondheid en het leven te bewaaren. Het genot van de zuivere lucht,' eenvouwig en gezond voedfel, dagelijkfche fterke beweging in de vrije lucht, eea bepaalde orde in alle levensverrigtingeh, het fchoon uitzicht over de heerlijke Natuur, en die innerlijke rust, vrolijk- en welgemoedheid, welke zich daar door over onzen geest verfpreid, — welke rijke bronwellen van levenvernieuwende kracht S  LEVEN te VERLENGEN. 223 kracht! Daar bij komt nog", dat aan het Landleven dit geheel bijzonder eigen is,'dar. bet. zelve het gemoed bewaart tegen hartstochtenlij ke, overdreven, en overlpannen gewaat* wordingen, en zulks te meer, daar hec ons tevens ontrukt aan het gewoel, de tegenkantingen, en het bederf dér Steden, welken dié driften kunnen voeden. Het onderhoudt bij gevolg in- en uitwendig rust en kalmte van gemoed , welke voor het leven zo dienftig is; het levert wel vreugd, hoop, genoegen in overvloed op, doch alle die gewaarwordingen "zijn bedaard, geregeld, gemaatigd door den zagten toon der Natuur. Geen wonder derhal ven, dat de ondervinding ons dé voorbeelden van den hoogften ouderdom alleen in die leefwijze aantoont. Het is te bekiaagen , dat deze leefwijze, de oorfpronkelijkfte, de natuurlijkfte van den mensch, thans van zo veclen gering gefchat wordt, zo dat zelfs de gelukkige Landman niet te vreden is, voor dat zijn zoon een gefludeerde deugniet wordt, en de onevenredigheid tusfchen het getal van Stedelingen en Landlieden telkens meer en meer toeneemt. Het zou in de daad voor het welzijn der bijzondere leden en van de geheele maatfchappij, beter zijn, wanneer 'er een groot deel  s24 de KUNST om het MEN.SOHELIJK deel van de thans in gebruik zijnde pennen mesfen en papierfchaaren in feisfen en ploegkouters veranderden, en wanneer de handen, die zich thans met fchrijfwerk bezig houden , zich aan den ploeg floegen, en dea akkerbouw dreven. Het fchrijven is voor za veelen toch ook flechts handwerk; maar daa heeft de landbouw meer nur. En zo ik mij niet zeer bedrieg, dan zullen wij ten laatftea wel ook door ftaatkundige omitandigheden aangezet worden, om tot den landbouw terug te keeren; de mensch zal tot de moeder Natuur weder meer naderen moeten , van welke hij zich in allen opzichte zo. zeer.verwijderd heeft. Wel is waar, wij kunnen niet allen Landlieden van beroep zijn. Doch hoe zeer zou het te wenfchen zijn, dat ook Geleerden, Staatsmannen , menfehen , wier hoofdbezig, heid uit hersfenwerk beftaat, hun leven tusfchen beideiieije foort van werk verdeelden, dat zij daar in de Ouden naarvolgden, die, in weerwil van hunnen wijsgeerigen- of ftaatsarbeid, het niet beneden hunne waardigheid rekenden, tusfchen beiden zich geheel aan het Landleven toe te wijden, en, in den eigenlijken zin van het woord , op zijn boers te leven. Dan zon men zeer zeker, al de tres-  LEVEN te VERLENGEN. 325 treurige gevolgen van een zittend leven, en van te fterke infpanning der zielsvermogens agterblijven, wanneer een ieder die zulk een leven lijdt, dagelijks eenige uuren, of jaarlijks eenige maanden de fchop en fpade in de band nam, en zijn land of zijnen tuin bearbeidde (want de gcwoone wijze van op het land te leven, die meestendeels niets anders beduidt, dan dat men boeken en zorgen mede naar buiten neemt , en in. plaats van in een befloten vertrek , nu in de vrije lucht leeft, denkt en fchrijft, — kan aan het gewenschte oogmerk niet voldoen). Zulk een Buiten-leven zou het evenwigt tusfchen den geest en het lichaam weder herftellen, het geen de fchrijftafel zo dikwijls verbreekt, het zou door verééniging de» drie groote geneesmiddelen , lichaamsbeweging, vrije lucht en opgewektheid van geest, alle jaaren eene verjonging en wederherftelling der verlorene krachten en deelen te weeg brengen, die voor. den levensduur en voor bet geluk van het leven tot een onberekenbaar nut en voordeel ftrekken zouden. Ja , ik meen niet te veel. te zeggen., wanneer ik van deze gewoonte, behalven het voordeel, dat het lichaam 'er uit trekken kan, ook nog veele goede gevolgen voor den geest en de zeden beloven éurf. De hersfenfchimmen en plannen der. II. Deel. P ftu-  226 de KUNST om het MENSCHELIJK ftudeer-kamer zouden allengs verminderen , men zou niet meer zo dikwerf waanen, de geheele wereld in zijn eigen perfoon veréénigd, of binnen zijne vier muuren beiloten, te bezitten, en ze naar die maatlfaf af te meeten, en de geheele ziel zou meer waarheid, gezond verftand, warmte, en meer gevoel voor het natuurlijk fchoon verkrijgen, hoedanigheden, die de Griekfche en Romeinfche Wijsgeeren zo zeer kenfchetfen , en welken zij, naar mijn oordeel, grootendeels aan deze gewoonte, en aan den voortduurenden omgang mee de Natuur te danken hebben. Maar even om die rede moest men zorgvuldig bedagt zijn, om den /maak voor de Na. tuur niet te verliezen. Dezelve gaat zo ligt verloren, door bij aanhoudenheid in het afgetrokkene te leven, door zeer vermoeijende bezigheden, door den damp der iiudeer-kamer, en is men dien ééns kwijt, dan treft ons de fchoonfte Natuur niet meer, men kan in de aangenaamfte landftreeken onder den fchoonften Hemel — levendig dood blijven. Zulks kan men het beste voorkomen, door zich nooit te zeer en nooit te lang van de Natuur te verwijderen, door zich, zo vaak mogelijk, aan het gekunfteld en afgetrokken leven te onttrekken , door alle de zintuigen voor den weldaadigen invloed der Natuur open  LEVEN te VERLENGEN. 227 open te zetten , door van de jeugd af aan genoegen en vermaak te leeren fcheppen in wetenfchappen, die op de Natuur betrekking hebben , (bij de opvoeding moest men dit reeds in het oog houden) door zijne verbeeldingskracht 'er voor te ftemmen , door middel der fchoone afbeeldingen, die de teken- en fchilderkunst afmaalt, en door de zielverheffende fchilderingen van de Dienteren der Natuur, van eenen Zachariae, Thompson , Gesnek , Voss, Matthison en anderen» P s X  2>& de KUNST om het MENSCHELIJK x. het reizen1-., ik kan niet nalaaten, om wegens dit voortreffelijk genot van het leven hier bijzonder te handelen, en het zelve ook als een middel ter verlenging varj het leven aan te bevelen. De geftadige beweging, de afwisfeu'ng van voorwerpen , de helderheid van geest, die daar mede gepaard gaat, het genot van eene vrije, fteeds afwisfelende lucht, werken als met eene toverkracht op den mensch , en hebben een verbaazend groot vermogen om het leven te vernieuwen en te verjongen. Het is wel zo, de levens vertering kan 'er wat door vermeerderd worden, doch dit wordt rijkelijk door de vermeerderde herftelling van het verlorene vergoed, welke te weeg gebragt wordt, deels, voor zo veel het lichaam betreft, doordien de fpijsvertering aangezet en verfterkt wordt, deels, in opzicht tot den geest, door de afwisfeling van aangenaam e indrukfelen , en door dat men zich zeiven vergeet. Den geenen vooral, die hun beroeps-arbeid zittende ver-  LEVEN te VERLENGEN. 239 'verrigten moeren , 'die geduurig met afgfe trokken onderwerpen of afmattend werk bezig zijn; welker gemoed in gevoelloosheid, droefgeestigheid'en hijpocbondrie 'verzonken ligt; of hun, wien, het geen wel het ergtte van allen is , geen huisfelijk geluk ten deel viel, —■ aan de zodanigen kan ik dit heilrijk hulpmiddel aanbevelen. Doch zeer veelen maken 'er zulk een gebruik niet van, dat het deze heilzaame uitwerkingen voortbrengt, en her. zal hier niet'kwalijk geplaatst zijn , eenige der vcornaamfté regelen mede te deelen-, en aan te toonen» hoe men reizen moet, om het voor zijne ge Zondheid en ter verlenging vair zijn léver, te doen ftrekken. 1) De wijze van te voer, of nog beter 'te paard te reizen is de gezondfte en voor dar. oogmerk de 'best gefchiktfte. Dan alleen wanneer men zieklijk is-, cf te ver reist, is het rijden in een' wagen meer aan te raaden. 2) In 'een rijtuig is het zeer goed geduurig van houding te veranderen, dan eens te zit? ten , 'dan weder te liggen enz., daar door kan men op de zekerfte wijze de nadéeleö Van het langduurïg rijden afwem'cn , 0% ï 1 mees'  230 de KUNST om het MENSCHELIJK meestendeels ontftaan, wanneer men geduurig op eenerleije wijze gefchud wordt. 3) De Natuur gedoogt geene rasfche fprongen. Het is daarom niemand, die aan eea aanhoudend zittend leven gewoon is, aan te raaden, zich zonder behoorlijken overgang van ftil zitten tot beweging, op eene foelie,, fterk vermocijende reis te begeven. Hec zou bijna het zelfde zijn als of iemand, die gewoon is water te gebruiken, op éénmaal wilde beginnen wijn te drinken. — Men moet daarom den overgang langzaam maken, ea beginnen met maatige beweging te uemen. 4) In *t algemeen mogen reizen, die ten doel hebben het leven te verlengen en de gezondheid te bevorderen, nooit van dien aart zijn, dat ze fterk vermoeijen, het geen echter niet, dan naar den verfchillenden natuurlijken aanleg, en de onderfcheidene lichaamsgefteldheid kan bepaald worden. Drie of vier mijlen iederen dag , en om de drie of vier dagen éénen, of eenige rustdagen, zou men over het algemeen als eene maatftaf kunnen opgeven. Vooral moet men het reizen bij nacht vermijden , het geen wegens het gemis der vereischte rust, het ftremmen der «itwaasfemjng, en de ongezondheid der lucht al-  LEVEN te VERLENGEN. e3i altoos zeer fchadelijk is; men kan zich ge•duurende den dag fterker vermoeijen, mits •de nachtrust maar niet verwaarloosd wordt. j) Men moet toch niet denken , dat men veilig op reis wat minder ingetogen leven kan. Plet is waar , in de keus van fpijs en drank behoeft men niet al te keurig te zijn, en het best is in ieder land de leefwijze te volgen , die daar iland grijpt. Maar men moet nooit te veel gebruiken ; want gedu-urende de beweging is de kracht van het lichaam te veel verdeeld, dan dat men de maag se veel overladen mag, en de beweging zelve valt daar door meer bezwaarlijk. In 't bijzonder mag men zich niet toegeven in het gebruik van verhittende fpijs of drank (het geen toch op reis zo algemeen is)': want het reizen op zich zelf veroorzaakt jeeds prikkeling, cn daarom hebben wij minder prikkelend voedfel op reis noodig, dan wanneer vrij rust hebben. Anders ontftaat 'er al ligt te veel prikkeling, verhuringen, opéénhoopingen van bloed enz. Het best is op reis liever dikwijls, maar telkens weinigop éénmaal te nuttigen, meer te drinken,' dan te eeten, en voedfel te gebruiken, dat ligt verteerbaar en echter vöedzaijm, niet verhittend en niet gemaklijk te vervalfchen Ï4  232- de KUNST om ket MENSCHÈLIJK is. Daarom is her. op het land en in fle'gtè herbergen het veiligs:, melk, eijeren, goed doorbakken brood, versch gekookt of gebraaden vleesch en vruchten te gebruiken. Hef mees: moet men zich voor den wijn hóeden, dien men in zulke huizen krijgt. Het water is beter , en om het aangënaamer te maken, kan men citroenen of citroen-zuiker (Panillcs ait citron) of eene goede liqueur, of het limonade-poeder , dat uit cremor tartèri of uit het Wezenlijke wijnfteen-fout, en zuiker aan citroenen afgewreven, beftaat) Riet zich voeren, waar van men een weinig bij het Water mengt. Heeft het een' Hinkenden reuk, zo kan men zich met vrucht van het koolen-poeder bedienen (*). 6) (*) Dit is eene der grootfte en weldaadigfte uitvindingen van onzen tijd, die wij aan den Heer Lowiz in Petersburg te danken hebben. Al is het rater nog zo ftinkénd, al fmaakt het nog zo kwaad, kan mén 'het echter op de volgende mahjér' in weinige mfriüutën geheel van deszelfs kwaaden reuk eri maalt ontdoen, en weder tot goed drinkbaar water maken. Men neernt daar toe hotuskooien, die kort te vooren gegloeid hebben , maakt ze tot een fijn poeder, en mengt onder een pint water min óf meer een lepel vol van dit poeder; wel omgeroerd zijnde, laat il i- men  LEVEN te VERLENGEN. 233 6) Men vermijde alle onmaatige infpanning en verfpilling van krachten. Schoon het in hét algemeen even zo moeilijk is dé ïeg'te maat van beweging op te'geven, als de juiste hoeveelheid van fpijs en drank, zo heeft de Natuur ons toch een' zeer goeden gids gefchonken, namelijk het gevóel vaö vennoeijing, bet welk in dit opzicht even zo veel afdoet, als het gevóel van verzadiging bij het gebruik van fpijs en drank. Vermoeidheid is niets anders , dan de ftera der Natuur, die ons zegt, dat onze voorraad van krachten uitgeput is, en aL^wie vermoeid is, moet rust nemen. Doch zekerlijk kan óok hier de Natuur verwend worden, zo dat wij ten laatften even zo min gevóelen, dat wij vermoeid zijn, als de zwelger, dat hij verzadigd is, vooral wanneer men door ver- : hitmen het eenige minuuten {laan. Vervolgens laat men het door filtreer-papier langzaam in een ander glas loopen, waar in "men 'het zonder kleur, reuk noch fmaak, en bij gevolg geheel zuiver en drinkbaar zal ripvangen. Men- kan ook de kooien, terftond na het uitgloeijen tot poeder gemaakt, en in eene goed gc-: fjotene vies gedaan, mede op reis nemen, en lang géed houden. ■Awt. v. d. Schrijv. * 5  231 de KUNST om ket MENSCHELÏjK bittende fpijs en drank de zenuwen fparm Doch dan zijn 'er toch andere kentekenen, die ons aanduiden , dat wij de maat zijn te buiten gegaan , en deze verdienen onze bijzondere opmerking. Als men begint verdrietig en mismoedig te worden, als men flaaperig is en dikwijls gaapt, en desniettemin de ilaap, zelfs wanneer men eenige rust geniet niet volgen wil, als de eetlust verloren gaat* als bij de minfte beweging de aderen kloppen, en 'er verhitting, ook wel beving ontflaat , als de mond droog wordt of bitter ■ fmaakt, — dan is het meer dan tijd, om rust en verkwikking te zoeken, wanneer men eene ziekte ontgaan wil , die dan reeds in het opkomen is. 7) Op reis kan de onmerkbaare uitwaasfeming ligt geftremd worden , en verkoudheid is eene voornaame bron van ziekten, die daar uit ontftaan. Het is daarom raadzaam zich te hoeden voor allen te fpoedigen overgang van hitte en koude, en zo omgekeerd, en wie reeds eene zeer gevoelige huid heeft, die doet best op reis een hembd van dun flanel te dragen- 8. Zindelijkheid is op reis dubbeld noodzakelijk, en bij gevolg is het dikwijls was- fchen  LEVEN te VERLENGEN. £35 fchen met frisch water zeer aan te prijzen, het geen ook veel toebrengt om de vermoeidheid te verminderen. 9) In den winter of in een vochtig koüd klimaat, kan men zich altoos meer fterke beweging geven, dan in den zomer of in heete landftreeken, waar het zweeten ons reeds de helfc van onze krachten beneemt. Dus ook meer in den morgen, dan des nademiddags. 10) Menfehen, die zeer bloedrijk zijn, en een aanleg hebben tot bloed-hoesten, of tot andere bloedvloeijingen , moeten eerst hunnen Geneesheer raadpleegen , eer zij zich op eene reis begeven. XL  i§é Dfe KUNST óm het MENSCHELljit XL KINDEIIJKHEI.D, EN EEHAND El INC DER HUID ONDERZOEK WAT HET EEST ZIJ, WOLLEN OF LINNEN STOFFEN OP CE HUID TE DRAOEN. Ik reken het eene, en het andere onder de voornaamfte middelen , die ter verlenging van het leven dienen. -De zindelijkheid neemt allés weg, wat ónze Natuur als onnut of bedorven uit- het lichaam verwijdert, gelijk ook alles van dien aart, het geen anders van büiten door de oppervlakte van ons lichaam kon opgenomen Worden. De verzorging der Huid maakt daar een voornaam deel van uit, en beftaat, in zodanig eene wijze van de huid van der jeugd af aan te behandelen , dat dezelve in werking -gehouden, en haare levenskracht gefterkt wordt. Wij moeten namelijk onze huid niet flechts  LEVEN te VERLENGEN. 237 befchouwen als een onverfchillig dekkleed tegen regen en zonnefchjjn , maar als één der gcwigtigftc werktuigen van ons lichaam, zonder welks onophoudelijke werkzaamheid en daadelijk gebruik 'er noch gezondheid, noch een lang leven kan plaats hebben, en door het zelve in laatere tijden te verwaarloozen, heeft men zich eene eertijds onbekende bronwel van tallooze zieklijkheden en ongemakken , die het leven verkorten , op den hals gehaald. Mogt ik nu het geen ik hier omtrent zeggen zal, met zo veel nadruk kunnen voorftcllen , dat het meer opmerkzaamheid voor dit werktuig verwekte , en men 'er door aangefpoord wierd, om 'er betere zorg voor te dragen! De Huid bekleed eene zeer voornaame plaats onder de werktuigen, die ter zuivering van ons lichaam dienen. Onophoudelijk, ieder' oogenblik, waasfemt 'er, door millioenen kleine vaatjes, die ze bevat, op eene ontnerkbaare wijze eene menigte van bedorvene, onnutteen afgeiletene deeltjes. Deze affcheiding ftaat in een zeer naauw verband met ons leven en den omloop van ons bloed, en door middel van dezelve ontdoet zich ons lichaam, voor het grootst gedeelte, van al wat het zelve fchaden kan. Ais ze nu flap,  $38 de KUNST om bet MENSCHELIJK flap, verftopt en werkeloos is, dan moet 'er natuurlijk bederf en fcherpte onzer fappen uit ontftaan. Vooral komen dekwaadfte huidziekten 'er uit voort. Voorts, is de huid de zetel van het zintuig» dat over het geheel lichaam verfpreid is,, van het gevoel, van dat. zintuig, het welk ons voornamelijk met de ons omringende Natuur, in het bijzonder met den Damp., kring, in verband fielt, en van welks gefteldheid gevolgelijk het gevoel van ons eigen beftaan., en van de betrekking, die wij hebben tot de dingen , welken rondom ons zijn, grootendeels afhangt. De meerdere of mindere vatbaarheid voor ziekten wordt dus fterk gewijzigd door de huid , en die geen, wiens huid verzwakt of verflapt is, wordt al te zeer en buiten natuurlijk gevoelig voor dezelven; van daar dan, dat zoo iemand iede- ' re geringe verandering in het wedersgeftel, elk tochtje van lucht, op eene alleronaangenaamfte wijze, in zijn lichaam gewaar wordt, en hij eindelijk een waare Barometer wordt. Men noemt dit de rneumatieke gefteldheid, ^die voornamelijk in gebrek aan fterkte der huid haaren grond heeft. Ook ontftaat daar uit eene geneigdheid tot zweeten, die even zeer eene onnatuurlijke gefteldheid is, en ons  LEVEN tb VERLENGEN. a3£ ons blootftelt aan geduurige verkoudheden en zieklijkheden. Daar te boven, is dezelve een voornaam middel, om het evenwigt tusfchen de krachten en bewegingen van ons lichaam te bewaaren. Hoe meer werkzaam en open de huid is, hoe meer de mensch ook beveiligd is tegen verftoppingen en ongemakken in de longen, het gedarmte en den geheelen onderbuik, en hoe minder aanleg hij heeft, tot Gal- en Slijni-koortfen, Hypochondrie, Jigt, Longtering, Verkoudheden, Zinkingen en AambijeJU Eene voornaame oorzaak, dat deze ziekten bij ons thans zo zeer algemeen zijn, is hier in gelegen , dat wij onze huid niet meer baden, en door andere middelen zuive» ren en verfterken. De Huid dient vervolgens op eene allerbijzonderfte wijze ter herftelling der verloorene deelen en krachten van ons lichaam, waar door ons uit de lucht eene menigte van fijne en geestrijke beftanddeelen moet aangebragt worden. Zonder eene gezonde huid is dus geene volkomene herftelling van het verlorene, een hoofdverëischte tot een lang 'leven, mogelijk. Morsfigheid verfh'mmert den mensch in eenen lichaamlijken en zedelijken zin. Ook  24o de KUNST om het MENSCHELIJK Ook, moet men niet uit het oog verliezen, dat de Huid het voornaamtte werktuig der Crifis is, dat is, der hulp, die de Natuur in ziekten aanbrengt, en dat iemand, die eene opene, en behoorlijk werkzaame Huid heeft, veel meer verzekerd zijn kan, van bij voorkomende Ziekten gemaklijker en zekerer herfield te worden, ja zelfs van zomwijlen zonder Geneesmiddelen 'er door te komen. Dat zulk een werktuig een fteunpilaar der. gezondheid en des levens zij , zal nu wel niemand ontkennen , en daarom is het in de daad onbegrijplijk, hoe men in laatere tijden, en zelfs onder de verftandigfte en meest verlichte Volkeren, het zelve zo. geheel heeft kunnen veronogtzaamen, en niet behoorlijk behandelen en verzorgen. In de daad, in plaats van het minfte toe te brengen, om de huid in ftand te houden en te volmaaken, zien wij veel eer, dat men van kindsbeen af aan het 'er op toelegt, om dezelve te verfloppen, te verflappen en te verlammen. Od verre na het grootfte gedeelte der menfehen ondervindt, na het bad van den Heiligen Doop, in hun geheel levenden weldaadigen invloed van het bad niet weder, de Huid wordt door het dagelijks zweet en onreinheid al meer en meer verftopt, door warme kiee- de-  LEVEN te VERLENGEN. 241 deren, bontwerk, vederen-bedden enz. verflapt en verzwakt, door beflotene lucht en een ftilzittend leven verlamd, 'en ik meen zonder eenige vergrooting te kunnen beweren, dat bij de meeste menfehen van onze kndftreeken de huid voor de helft verfiopt en werkeloos is. Het zij mij hier geoorloofd, de opmerkzaamheid bij eene tegenftrijdigheid te bepaalen, welke alleenlijk dit voor zich heeft,, dat ze niet de e.'rigfte van dien aart in het menfchelijk leven is. Omtrent paarden en andere dieren, is 'er niemand die niet overtuigd is, dat eene behoorlijke wijze van voor de gezondheid der huid te zorgen, gantsch onontbeerlijk is , ter bevordering van derzelver welftand en leven. De Oppasfer offert zijn' flaap en alles 'er aan op, om zijn paard behoorlijk te kunnen rosfen, te laten zwemmen en te reinigen. Vermagert of verzwakt het dier, dan is de eerfte gedachte, dat men misfehien , in het verzorgen der huid , iets verzuimd of kwalijk behandeld heeft. Maar omtrent zijn kind en zich zeiven, komt deze eenvouwige gedachte nooit bij hem op. Wordt het zelve zwak en ellendig, teert het Uit, krijgt het den zogeII. Deel. Q mam-  24?. pe KUNST om het MENSCHEL-IJK naamden Mitesfer, (*) (het geen alles gevolgen van morsfigheid zijn) zo denkt hij veel eer aan betovering en anderen waanzin, dan aan de waare oorzaak , het verzuimen van de huid te zuiveren. Zo verftandig, zoverlicht zijn wij omtrent de dieren , waarom toch ook niet in opzicht tot de menfehen ? De voorfchriften, die ik op te geven heb, ten einde de zindelijkheid, en een gezonden werkzaamen ftaat der huid te onderhouden, zijn zeer gemaklijk en eenvouwig , en kunnen, vooral wanneer men ze van de jeugd af aan opvolgt, als voornaame middelen ter verlenging van het leven befchouwd worden. l) Men verwijdere zorgvuldig alles, wat ons lichaam als fchadelijk en bedorven van zich heeft afgefcheiden. Dit doet men , door zich dikwijls, als het zijn kan, dagelijks (*) Voor deze ziekte ken ik geen' Nederduitfcben naam. Het is eene Huidziekte, die zich voordoet onder de gedaante van kleine puistjes met zwarte koppen : men houdt ze gemeenlijk voor wormtjes, rnaar he_t zijn niet dan verftopte huidküertjes, die veekï door morsigheid ontftaan. Axa. v.- d. Vert,  LEVEN te VERLENGEN. 543 iijks te verfchoonen, door dikwijls het beddegoed, ten munten de overtrekfels teverwisfelen, door zich bij voorkeur van matrasTen te bedienen, die minder onreinheid aannemen, en door de lucht van de woon- en flaapkamer geduurig te vernieuwen» 2) Men wasfche zich dagelijks het geheel' lichaam met versch koud water, en wrijve tevens de huid fterk, waar door ze bijzonder veel leven en werkzaamheid verkrijgt. 3) Men bade zich jaar uit jaar in wekelijks ten minden éénmaal in laauw water, waar bij het nog zeer dienftig is, een afkookfel van vijf of zes lood zeep te doen. Het was te wenfehen , dat de badhuizen op alle plaatfen weder herfteld wierden, op dat de minvermogende Volks-klasfe deze weldaad ook g mieten kon, gelijk het bad in voorige eeuwen van een algemeen gebruik was, en medewerkte om de menfehen gezond en fterk se maken (*). Ik (*) Wij hebben nog overal badhuizen en baden, maar flechts als geringe overbüjrTels van die loflijke gewoonte. Door eene onbegrijplijke koelzinnig- en onverfchilligheid der menfehen zijn ze geheel in onQ % bruils  0-44 re KUNST om het MENSCIIELTJK ïfc kan hier niet voorbij van het Zeebad gewag te maken , bet geen wegens deszelfs, prikkelende en indringenqe kracht, de eerfte. plaats kruik geraakt Voorrnaals gingen des zaterdags altyi de bad-beciiendens met klinkende bekkens door de ftraaten, om te herinneren dat de tijd tot baden daar was, qn de Ambagtsman., die veelal raorsfig werk doet, waschte. nu in het bad de onreir igheid af, die hij thans gewoonlijk zijn leven lang met zich. draagt., 'Er moest aan iedere plaats een badhuis of een vlot in de rivier voor den zomer, en een ander v;uor den winter zijn. Men. neme flechts bij het baden de vol-, gendc regelen in. acht: nooit moet men ineteere voIr Je'maag, maar nugter, of vier uuren na het middagmaal, noch. meteen verhit lichaam in het bad gaan; in het koude rivier-water moet men nooit blijven boven een vierendeel uurs, in het laauwe water niet fenger, dan drie vierendeel uurs ; men wagte- zich van, bij het uitgaan uit het bad , koude te vatten (het geen men het best hier door verhoedt, dat men terftond bij het uitklimmen uit het bad, een flanellen overrok of japon aantrekt); en na het baden zij men bsdagt,. bij droog, warm- weder, eene maatige beweging te nemen, en bij koud en vochtig weder een uur tang in een warm vertrek te- vertoeven. Bier omtrent kan.men meer vinden in Meinen Gar,ie'nnu:z~ •gen Aufjatzn. Lsipzig bey GCseu$si, onder den titel Eömtrwg .an die Bider. Aant. v. d. sdrijv*  LEVEN te VERLENGEN, 24? plaats beflaat onder de -middelen » die re* verzorging der huid dfenen, -en voorzeker :eene der eerfte behoeften van het tegenwoordig geflacht vervult, door namelijk de huiéi te openen , en aan het geheel werktuiglijk zamenftel, en daar door aan het >geheel ze"nuwgeftel kracht en leven bij te zetten» Dit bad heeft twee groote voordeden boven anderen, voor eerst, kan het-, behalven des*, ■zelfs groote geneeskracht in ziekten, teven? als een hulpmiddel, dat het best met de Natuur overeenkomftig is, zelfs blootelijk 'te-Y 'inftandhouding en bevestiging der .gezondhétd van .gezonden dienen, het geen bij vee*. ■Ie baden .-geene plaats heeft, die voor een5 .gezonden mensch fchadelijk -zijn kunnen. Het is daar mede gefield, gelijk met de -li-chaams beweging; deze is in ftaat ongeneeslijke ziekten te genezen-, en daar te-boven kan de .gezondfte mensch 'er ook gebruik vaö. maken-, om zijne gezondheid te -bewacren.' Het ander voordeel is gelegen in het onbeschrijflijk groot en heerlijk uitzicht-over de -Zee, dat daar mede'gepaard gaat, en hc-c -geen 'op -iemand die 'er niet aan gewoon is, eene uitwerking heeft * welke eene geheele ■verandering en -genoeglijken -indruk op "ne-t -zenuwgéftel en -het gemoed -kan voortbrengen, ïk houde mij verzekerd, dat-de iphij» 3 ^  24 eniügs q 4 •)  £48 de KUNST tót het MENSCHELIJK 6) Men vermijde alle foorten van fpijs, die de uitwaasfeming ftremmen. Daar toe behooren a! wat vet is, varkenvleescb, ganzenvleesch , grove , niet goed doorbakken meelfpijs, kaas» In laatere tijden hebben veele Geneesheeren den raad gegeven, van de huid geheel met wol, in plaats van met linnen te bekleecen. Dewijl dit onderwerp van een algemeen gebruik , en belangrijk is , zo zal ik voor eerst de uitwerking der wol op het levendig lichaam in 't algemeen bepaalen, en daar na de gevolgtrekkingen opgeven , die daar uit, omtrent het gebruik derzeive, Zijn af te leiden. De wol, wanneer men de huid 'er mede bekleed, heeft de volgende uitwerking. 1) Zij prikkelt de huid fterker, dan het linnen , derhalven onderhoudt ze dezelve meer in haare werkzaamheid en bevordert de uitwaasfeming. Door deze prikkeling leidt ze de ziekte-Hof ook meer naar de huid toe. Door dien prikkel vermeerdert ze tevens de gevoeligheid der huid. 2) De wol is een veel minder goede afleider der warmte, dan het linnen, bij gevolg  Leven te verlengen, ^ Volg berooft zij het lichaam minder van des. zelfs dierlijke warmte, en dus houdt ze de huid in een' vermeerderden graad van warmte. 3) De wol, als ze namelijk los bearbeid is, heeft, ten deele wegens de meerdere warmte, ten deele wegens haare poreuze ei•genfchap , dit groote voordeel boven het linnen, dat ze de uitwaasfemende deelen, in de gedaante van waasfem, doorlaat, of, het geen op het zelfde uitkomt , dat deze waasfem niet op de huid in water veranderd wordt, dat wil zeggen, dat hij de huid niet nat maakt ; het linnen daarentegen veroorzaakt, wegens deszelfs mindere warmte en meerdere digtheid, dat de huid-waasfem tot water wordt, derhalven blijft men in eene wollen kleeding, ook bij fterkere uitwaasfeming , droog , in het linnen daarentegen wordt men nat. 4) De uitwaasfeming van ons lichaam is het groot middel , om alle de warmte, die de Natuur in ons lichaam zelve gelegd heeft, te bekoelen. Daar door verkrijgt een leven.dig lichaam de bewonderenswaardige eigenfchap dat het niet, gelijk een dood lichaam, den graad van hitte behoeft aan te nemen, , Q 5 wel-  fcp de KUNST om éét MENSCHELIJK we!-en het Medium, dat het zelve omgeeft, beeft, maar dat het den graad van deszelfs warmte aan zich zelve kan mededeelen' en wijzigen. Hoe vrijer wij dus uitwaasfemen, des te evenrediger zal onze warmtegraad zijn, des te gemaklijker zal ook elke overmaat van warmte, die ons van binnen of van buiten aangebragt wordt, kunnen vervliegen. Van daar ook, dat de wol, fchoon ze de huid meer verwarmt , echter door de meer Vrije algemeene uitwaasfeming de overlading der geheele menigte van bloed met warmteftof (de inwendige verhitting) beter vermindert, dan het linnen. En hier uit laat zich opmaken, waarom men, als men eens door de gewoonte den prikkelenden indruk op de huidzenuwen overwonnen heeft, met wollen kleeding des zomers minder heet is, dan in linnen; (dat men minder zweet, volgt uit de voorgaande -telling) voorts, dat in de heetfte luchtfireeken de katoene en wolle kleederen meer bevallen, en gewoonlijk gebruikt worden. j) De wol is een eleöriek lichaam, het linnen niet; dat wil aeggen, de wol kan de ele&riciteit verwekken, maar niet afleiden; 'ïvordt nu de huid daar mede bekleed, dan volgt , dat het dus bekleed lichaam meet elec-  LEVEN te VERLENGEN. 251 eleöriek moet worden, want het wordt minder van deszelfs dierlijke ekótriciteit beroofd, en daar te boven wordt 'er nog altoos nieuwe ekcfrieke fiof op de oppervlakte der huid ontwikkeld. 6) De wol neemt veel ligter befmettende ziekteftoffen aan , en houdt ze vaster aan zich, dan het linnen. Nu zijn wij in iïaat te bepaalen of wollen kleeding gezond of wel ongezond zij, en in welke gevallen dezelve nuttig, en in welke fchadelijk zij. Over het algemeen geloof ik, dat het «iet goed zijn zou, als de gewoonte van de huid met wol te bekleeden algemeen in gebruik kwam; althans zou ik 'er geene kinderen of jonge lieden aan gewennen. Want in die levensvakken heeft men minder noodig het lichaam door kunstmiddelen te verwarmen, en behoeft men de uitwaasfeming niet zo zeer te bevorderen, en daar te boven maakt men de huid toch altoos gevoeliger, of verwent haar, zo dat men, wanneer men van het geftadig gebruik van deze kleéding eens afwijkt, zich veel ligter - verkoudheden op den hals haalt. Ook verëischt zulk eene kleeding  2j2 de KUNST bit bet MENSCMELljK tigen. Men moet geene fuiker kaauwen, en alle gebak van fuiker vermijden, het geen mét veele taaije bjmige deelen vermengd is. Zo dra men befpeurt, dat men een' aahgeftoken tand heeft, moet men denzelvee terftond uittrekken , want anders fteekt hij de overigen ook aan. Men fpoeJe, eiken morgen , ^oeh vooral telkens na den maaltijd, de tanden met water , want daar door wordt het geen van de fpijs in den mond overig blijft, weggenomen, hetwelk anders gewoonlijk tusfchen ■de tanden zitten blijft, en den :grond legt tot ïiun bederf. ■Zeer dienftig is het, niet zo zeer de tan■den, als wel het tandvleesch te wrijven, •waar toe men zich van een' eenigzins ruwen tand-borstel bedienen kan , want het tandvleesch -wordt daar door harder, vaster, en omfluit de tanden beter, het geen zeer veel toebrengt om ze wel te bewaaren. R 3 'Méö  a6t dë KUNST om het MENSCHELIJK Men zal , wanneer men deze regelen behoorlijk in acht neemt, zelden een tandpoeder noodig hebben. Maar indien 'er zich op de tanden , gelijk veele menfehen daar toe een' natuurlijken aanleg hebben, veelal vuiligheid (de zogenaamde wijnfteen) zet, dan raad ik het volgend geheel onfchadelijk middel aan: een lood rood Zandelhout, en een half lood Kina, worden tot een fijn poeder gemaakt, en vervolgens doet men 'er zes droppels Kruidnagel- of Bergamot olie bij, en daar mede wrijft men des morgens de tanden. Is het tandvleesch gezwollen, bloedt het ligt, bevat het fcorbutieke ftofien, dan kan men 'er nog een agtfte lood Aluin bijvoegen. 3) Men onthoude zich van over tafel te Itudeeren, te lezen of zijn denkvermogen in te fpannen. Dit tijdftip moet geheel alleen aan de maag toegewijd worden. Het opperbeftier komt dan aan haar toe, en de ziel mag Hechts in zo verre medewerken, als noodig is, om haar hulp te bieden. Zo is bij voorbeeld het lagchen het beste middel ter bevordering der fpijsvertering, dat ik ken, en de gewoonte onzer Voorouderen van aan den disch door boertige verfen, en potfenmakers gelach te verwekken, was op zeer goe-  LEVEN te VERLENGEN. gg% :gbede geneeskundige grondftellingerï gebouwd. — In één woord, men zoeke lustig en vrolijk gezelfchap geduurende den maaltijd te hebben. Al wat men onder vreugd 'en fcherts nuttigt, maakt zekerlijk ook goed en gezond bloed. 4) Men moet niet terftond na den maaltijd zeer fterke beweging nemen, want zulks ftoort de fpijsvértering 'zeer fterk, én maakt , 'dat de beftanddeelen , die ter voeding dienen moeten-, zich niet behoorlijk met 'ons lichaam kunnen vereenigen. Het best is, te ftaan'of langzaam te wandelen. De gefchiktfte tijd, om beweging te nemen, is voor deü maaltijd, of drie uuren na denzelven. 5) Men wagte zich van zo véel 'te'eeter.; dat men 'er gevoel in zijne maag van heeft. 'Het veiligst 'is met eeten op te houden, eer men volkomen verzadigd is; en altoos moet de hoeveelheid van fpijs evenredig zijn aan de lichaams beweging, die men neemt; hóe minder werk men doet, hoe minder voedfel men ook noodig heeft. 6") Men gewènne zich Van op eenen Bepaalden tijd te eeten; — niets is meer na» 'deelig, dan 'geduurig, ontijdig s den geil 4 h-ee»  aÓ4 de KUNST om het MENSCHELIJrC heelen dag door, en buiten den maaltijd fpijs te gebruiken. Het is een vereischte van eene goede fpijsvertering, dat de maag goed verteert , dat wil zeggen, dat ze van tijd tot tijd ledig worde, op dat haare krachten, zo wel als de fappen, die tot de fpijzen nor> dig zijn, zich kunnen verzamelen, en den behoorlijken graad van prikkeling kunnen verkrijgen. Na zulke tusfchenpoozen, gaat de maag met vernieuwde krachten weder aan haar werk; die geenen nu, die geduurig iets eeten, verliezen dit voordeel. Hier uit ontftaan ook zwakheid van maag, onophoudelijk gebrek aan fpijsvertering, flegte vochten, en bij de kinderen kan het vermagering ten gevolge hebben. Naar mijn oordeel is het best, eene tusfchenpoos van vijf of zes uuren tusfchen eiken maaltijd te houden. 7) Men houde zich bij de keus der fpijzen altoos het meest bij plant-kost. De vleesch-fpijzen hebben meer neiging tot rotting ; die uit het Plantenrijk daarentegen ■meer tot zuur, en verminderen dus de verrotting, welke onze beftendige doodvijandin is. Voorts heeft het voedfel uit het Dierenrijk altoos iets meer prikkelends en verhittends ; integendeel geven de plant-fpijzen een koel, zagt bloed, vermjcderen de iawen-  LEVEN te VERLENGEN. 2<5$ wendige bewegingen, de prikkelbaarheid van lichaam en ziel, en maken dus, dat de levensvertering minder fnel voortgaat. En eindelijk verfchaft vleesch-fpijs veel meer bloed en voedfel, en vordert dus, wanneer ze goed gedijen zal, veel meer arbeid en lichaams beweging ; daar te boven wordt men 'er volbloedig door. In dat opzicht is het dus geen goed voedfel voor Geleerden, en lieden, die veel zitten, want de zodanigen hebben geene zo fterke herftelling van verlorene krachten noodig, behoeven weinig vergoeding van beftanddeelen, maar flechts van de fijnere fappen , die tot de voeding dienen , en welken tot den arbeid van den geest verëischt worden. Vooral moet men des zomers, en wanneer 'er rotkoortfen heerfchen , niet te veel vleesch-fpijs gebruiken. Ook leert de ondervinding, dat niet die geenen, die veel vleesch eeten, maar de zuiken, die van groenten, vruchten, graanen en melk leefden, den hoogften ouderdom bereikt hebben. . Baco verhaalt van een' honderd twintig jaarigen man, die geduurende zijn geheel leven, niets anders dan melk gebruikt had. De Braminen eeten, volgens de voorfchriften van hunnen Godsdienst, nooit iets anders dan fpijzen uit het Plantenrijk, en bereiken meest al een' ouderdom van honderd R 5 jaa>  265 de KUNST om het MENSCKELIJR jaaren. J. Wesleij begon , in het midden Van zijn ieven , met in het geheel geen vleesch, maar enkeld plant-kost te nuttigen, en wierd agtëntagtig jaaren oud. 8) Men moet des avonds niet veel eeten, weinig of in het geheel geen vleesch, liefst koud , en eenige uuren voor dat men'zich ter rust begeeft. Voor jonge lieden en volbloedige menfehen , heb ik niets beter gefchikt voor avond-eeten gevonden , dan vruchten , met weldoorbakken brood. Des winters voornamelijk appelen , die een' bijzonder gerusten en zagten flaap geven, en bij een ftHzittend leven tevens het voordeel aanbrengen, van het lijf behoorlijk open te houden. 9) Men verzuime niet genoegzaam te drinken. Het gebeurt dikwijls, dat men, door niet te letten op het geen de Natuur daaromtrent vordert, het drinken geheel ver. leert, en dat men nu ööfc wederkeerïg door de Natuur 'er niet meer aan herinnerd wordt, het geen eene hoofdoorzaak van droogte , verftoppingen in het onderlijf, en van eene menigte ziekten is, welken men zo veelvuldig bij Geleerden en Vrouwen , die een zittend leven leiden, aantreft. — Doch men nemè het  Leven te verlengen. 2^7 het volgende in acht: onder het ee*en is het de beste tijd niet om te drinken, want het maagfap wordt 'er te veel door verdund en de kracht der maag verzwakt, maar min of meer een uur na den maaltijd. E)e beste drank is Water, deze gewoonlijk zo zeer verachte, ja zelfs van zommigen voor fchadelijk gehouden drank. — Ik kan het veilig als een voornaam middel ter verlenging van het leven aanprijzen. Men hoore , wat de achtingswaardige Grijsaart, de Generaal-Chirurgijn Theden 'er van zegt, (*), welke zijn meer dan tagtigjaarig leven hoofdzakelijk aan het dagelijks gebruik van twintig tot vierentwintig pond versch water toefchrijft, welke gewoonte hij nu over de veertig jaaren onderhoudt. Hij was tusfchen zijn dertigfte en veertigfte jaar een allerïlerkfle Hijpochondrist, zomwijlen tot in den hoogden graad van melancholie, was veel met hartkloppingen en gebrekkelijke fpijsvertering behebt, en dacht geen half jaar meer te kunnen leven. Maar van den tijd af aan, dat hij deze waterkuur begon, raakte hij alle deze toevallen kwijt, en in de laatfte helft van zijn leven is hij veel gezonder, dan te vooren , en geheel bevrijd van (*) S. Thedens Nsue Bemerkungen.  568 de KUNST om het MENSCHELIJK van hijpochondrie» — Maar de hoofdzaak is, dat het versch, dat is uit eene wel, en niet uit opene bronnen, versch geput en behoorlijk gefloten zijn moet, want al het bronwater heeft zo wel als de mineraalwateren, deszelfs geestrijke deelen (vaste lucht), waar door het ligt te verteren, en tevens verfterkend wordt. Zuiver en fris water heeft de volgende belangrijke voordeden, die zekerlijk verdienen dat men hetzelve in waarde houde. De hoofdftof, het Water, is het groot/te* ja zelfs het eenigst middel ter verdunning der vochten, dat in de Natuur is. — Het •is wegens deszelfs koude, en vaste lucht een voortreffelijk verfterkend en levenwekkend middel voor de maag en zenuwen. — Het is een heerlijk middel, om de gal en verrotting te weeren, doordien het veel vaste lucht en zout-deelen bevat, het bevordert de fpijsvertering en alle affcheidingen van het lichaam. Zonder water kan 'er geene ontlasting der onnutte deelen plaats hebben. En daar, volgens de nieuwfte waarnemingen,, de zuurftof een bdtanddeel van het water nitmaakt, zo drinken wij werkelijk nieuwen ievensgeest., wanneer wij water drinken. Ik  LEVEN te VERLENGEN. so> Ik kan hier.ook niet voorbij, om weder mee een woord iets tot aanprijzing der foupen, of van vloeibaar voedfel te gewagen, dewijl het zedert eenigen tijd mode geworden is, 'er niet dan kwaad aan toe te kennen. Een maatig- gebruik van foup doet geen nadeel; het is zonderling, dat men daar van zulk eene groote verflapping van de m-iag vreest. Wordt niet al het geen dat wij drinken, al is het zelfs koud, in weinige minuuten eene warme foup in de maag , en bevindt zich de maag den gantfehen dag niet in den natuurlijken warmte-graad van warme foup? Doch men moet zich wagten, ze te heet, of in te groote maate op éénmaal, of al te wateragtig te gebruiken. Ze heeft echter ook groote voordeden : ze dient in plaats van drank, vooral bij Geleerden, Vrouwen, en alle lieden, die beha!ven over tafel weinig of niets drinken , én die, wanneer ze nu ook het gebruik van foup nalaten, veel te weinig vochten in het bloed bekomen; waarbij nog aan te merken is, dat de vloeiftoffen, in gedaante van foup gebruikt, zich veel beter en fchielijker met onze vochten vermengen, dan wanneer ze koud en ongekookt gedronken worden. Daarom is de foup  2-jo de KUNST om het MENSCHELIJK foup ook een krachtig middel tegen het uitdroogen en veritijven van het lichaam , en dus voor lieden van een droog geitel, en in den ouderdom de beste foort van voedfel. Hoe ouder de mensch wordt, hoe meer gebruik bij van foup maken moet. Ze kan zelfs de plaats van Geneesmiddelen bekleeden. Na koude gevat te hebbeg, bij hoofdpijn, die door aandoening der zenuwen of door eene ongefteldheid van maag veroorzaakt wordt , bij kolieken en verfcheidenc toevallen van kramp in de maag , is warme foup het beste middel. Ook kan het tot een bewijs van het nut, of althans van de onfchadelijkneid der foup dienen, als ik zeg, dat onze Voorvaderen, die zekerlijk fterker waren, dan wij, en de Boeren, die het nog zijn, veel foup gebruiken, en dat alle oude lieden, die ik heb leeren "kennen, liefhebbers van foup waren. Het Bier kan men in de plaats van water - gebruiken aan zulke plaatfen, waar geen goed water te bekomen is, en het is goed voor menfehen, die eene zwakke maag, aanleg tot hardlijvigheid, of een uitgeput lichaam, dat gebrek aan voedfel heeft," hebben. Doch het moet goed bereid en goed bewaard zijn, dat is te zeggen, het moet een behoorlijk aan-  LEVEN te VERLENGEN. 271 aandeel van mout en hop hebben, (de aróuE zet 'er de voedende, de hop de maagverA-erkende en fpijsyerterende kracht aan bij) het moet genoegzaam uitgestec, en op vlesfen getapt worden,, op dat de geesf ijke deelen niet vervliegen. De kentekenen van goed bier zijn, dat het helder, niet troebel of dik is, dat het geen dik, geel, maar een ligt, wit, dun fchuim heeft. De IVijn vervrolijkt het hart van den mensch, maar is zekerlijk geen noodzaakeJijk vereischte om lang te kunnen leven; \yant die geenen, die geen wijn dronken, zijn het oudst geworden. Zelfs kan de wijn, voor zo verre het een prikkelend middel is, dat de levensvertering verhaast, het leven zeer verkorten, als men 'er een onmaatig gebruik van maakt. Zal dezelve dus tot geen nadeel verfirekken, maar een vriend des levens worden, dan moet men dien niet dagelijks, en nooit in overdaad drinken , hoe jonger men is, hoe minder, maar hoe ouder, hoe meer. Het best is, wanneer men den wijn, als eene fpecerij des levens befchouwt, en 'er als zodanig gebruik van maakt, en denzelven befpaart voor een' dag van vreugd en uitfpanning, cn om een vrienden-kring te vervrolijken. Ik  272 de KUNST om ket MENSCHELIJK Ik moet hier nog van eene en andere bijzondere foort van genot gewag maken, die alleen in laatere tijden zijn in gebruik gekomen, ik meen het gebruik van Tabak te Tookcn en te fr.uiven. Het Tabak-rooken, eene der onbegrijplijkite gewoonten, eene nietsbeduidende, rnorsilge hebbelijkheic, een bijtend, kwalijk riekend ding, kan zo iets een levensgenot, ja zulk eene fterke behoefte voor het leven worden, dat 'er lieden zijn, die niet eerder opgewekt, vergenoegd en vronjk worden, die zelfs niet eerder denken en werken kunnen, voor dat ze den rook door mond en neus opzuigen? Men verhaalt van een' Hoofdman in Zweedfchen dienst in den zevenjaarigen oorlog, die bij gebrek van tabak, ftroo in de pijp flopte, en betuigde, dat het hem onverfchillig was; als hij flechts rook onder de neus zag, dan was hij te vreden. Ik zal hier niets verder van de voortreffelijkheden van het tabak-rooken zeggen, want die geenen, welken 'er geene liefhebbers van zijn, zouden 'er zich toch geen begrip van kunnen vormen. En onontbeerlijk tot den welvaart en het geluk is -dit genot niet, want wij zien, dat zij, die niet rooken, even  LEVEN te VERLENGEN. 27,3 even zo vrolijk, even zo gelukkig, even zo gezond, ja zelfs nog gezonder zijn. Maar ik zal iets van de nadeelen, die deze gewoonte naar zich fleept, optekenen, bijzonder voor jonge lieden , die die boek mogten lezen,, en die nog de vrijheid hebben , dezelve al of niet aan te nemen. Het Tabak-rooken bederft de tanden, droogt het lichaam uit, maakt mager en bleek , verzwakt de oogen en het geheugen , leidt het bloed naar het hoofd en de long , geeft dus aanleiding tot hoofd- en borstziekten, cn kan den geen'en, die van een teringagtig geftel zijn, bloedhoesten en longtering op den hals haaien. Daar te boven vermeerdert het de behoeften, en hoe meer behoeften iemand heeft, hoe meer zijne vrijheid en geluk ook beperkt worden. Ik waa.rfchuw 'er derhalven eenen ieder voor, en zal mij zeer verheugen, als ik hier door iets zal bijgedragen hebben , om deze kwaade gewoonte te verminderen, welke, zo als ik met genoegen befpeur, reeds zeer veel afneemt. Het Tabak-fnuiven is niet veel beter, en wat de morsfigheid aangaat, nog veel erger. Daar te boven prikkelt het de zenuwen, en verzwakt ze ten laatften, en veroorzaakt hoofd- en oog-ziekten. II. Deel. S Bit  2f4 de KUNST om het MENSCHELIjK Bij dit alles komt nog iets, het geen de nadeelen van het rooken en fnujven fterk vermeerdert, namelijk de veelerleije toebereidfelen en vermengingen, waar door de Tabakverkoopers hunne nering zoeken uit te breiden, en die toch gedeeltelijk in de daad ter vergiftiging van het publiek ftrekken. Het is voor mij onbegrijplijk, waarom het Geneeskundig Staatsbeftuur, het geen, al wat tot voedfel gebruikt wordt, zo naauwkeurig onderzoekt, deze zo gewigtige zaak niet met meer naauvvgezetheid doet nagaan, want het komt toch op een en het zelfde uit, of iemand het Vergift inilokt, dan of hij door rooken en fnuiven vergiftigd wordt. Slechts ééne daadzaak tot bewijs, welke ik zeer naauwkeurig weet: in eene zekere Tabaksfabriek had men de gewoonte van de Spaanfche Snuif altoos met roode menie te vermengen , om aan denzelven eene fchoonere kleur en meer gewigt bij te zetten. Hier door fnuifden de Koopers dus dagelijks eene goede portie Lood-kalk op, het vreeslijkst fluipend Vergift, dat 'er te vinden is. Moet men zich dan nog verwonderen, wanneer zommige foorten van Snuif ongeneeslijke blindheden, en zenuwziekten te weeg brengen (gelijk 'er mij gevallen van voorgekomen zijn), eq is bet dan nog geen tijd, onj  LEVEN te VERLENGEN, «:\r om deze, voor de gezondheid van het pr> bliek zoo zeer gevaarlijke , bedriegerij uit het duister voor het licht te haslen, en den verkoop van allen Rook- en Snuif-tabak to beletten, die niet vooraf fcheikundig onderzocht, en onfchadelijk bevonden is? S 2 XIII,  275. de. KUNST om het MENSCHELIJK XIII. ïielsrcst, tevredenheid , s z i e ls gestel d h eden en e e z i g h edejs 3 die het leven kunnen verlengen. Zielsrv^t, vrolijkheid en tevredenheid zijn de grondzuilen, waarop alle geluk, alle gezondheid en een lang leven gevestigd zijn! -Miar, zal men zeggen, dit zijn geene zaaken, die wij ons zei ven geven kunnen, ze bahgen van onze uiterlijke omftandigheden. af. Doch mij dunkt, dat het hier gehetl anders mede gelegen is, want in dat geval moesten de Aanzienlijken en Rijken de meeste tevredenheid, het grootfte geluk hebben , cn de Armen de ongelukkigffen zijn , v/aar van echter de ondervinding het tegendeel leert, en 'er heerscht over het geheel veel meer tevredenheid bij de minvermogende , dan bij de rijke en gegoede Volksklasfen. 'Er befraan dus bronwellen van tevredenbeid en gelukzaligheid , die in ons zeiven, lig-  LEVEN te VERLENGEN. fcft liggen, én 'welken wij zb'-gvüldig móeten opzoeken , en 'tot 'ons 'voordeel aanwenden. Het zij mij hier geoorloofd eenigen "dier hulpmiddelen óp te geven ■, wélken mij eene zeer eenvóuwige Wijsgee'rte op het leven heeft leeren toepasfcn, én die ik alleenlijk als leefregelen , als den goeden raad van eenen Geneesheer ter verlenging van hét 'léven verzoeke te befchouwen, en aan te némen. 1) Vooral is het van gewigt zijne hartstochten te bedwingen. Een mensch, dié fteeds döór Zijne driften heen e'n weder ge^ ïlingerd wordt-, bevind: zich altóós fh eeiS uiterfte, 'in 'een' 'ftaat van overfpannin^, ea kan nooit tot dien ras tigen'toeftand geraken. welke tot de onderhouding'van het leven Zo onontbeerlijk is. Zoo iémand vermeerder: zijne inwendige levensvéttérïtfg 'op éerre fchriklijfce 'wijze , én zal vreldra urtgeteeta zijn. 2) Men 'gewenn'e zich dit ïevcn niet alS doeleinde, maar als middel töt hoogere volmaking , 'en 'ons aanwezen en lotgevallen , altoos als onderge'fehikt aan eene hoogeïê magt en tóeer vèrhevene beftemming,, te fc'sfchouwen, en men hcüde deze Wijfcé, v~'a S 3 *  2?8 de KUNST om het MENSCHELIJK de zaaken in te zien, (welke de Ouden vertrouwen op de Voorzienigheid noemden) onder alle wederwaardig* en omftandigheden onverzetlijk vast. Daar door zal men den besten weg inf!a3n , om zich uit den doolhof van die leven te redden, en met het gelukkigst gevolg alle aanvallen op onze Zielsrust leeren wederltaan. 3) Men leve, maar in den waaren zin, altoos flechts bij den dag, dat wil zeggen, men make zodanig gebruik van iederen dag, als of hij de eenigfte van ons leven was, zonder- zich om den dag van morgen te bekommeren. Ongelukkige menfehen , die flechts altoos aan het toekomftige, aan het mogelijke denken, en onder het maken van plannen en uitzichten voor het toekomende, het tegenwoordige verliezen ! Het tegenwoordige is toch de moeder van het toekomftige, en al wie iederen dag, ieder uur geheel en al, overëenkomftig deszelfs beftemming, befteedt, die kan zich eiken dag met het onuitfpreeklijk bevredigend gevoel ter rust begeven, dat hij niet alleen geduurende dien dag wezenlijk geleefd, en den post, die hem hier opgelegd is, behoorlijk vervuld, maar ook tevens voor het vrvolg , den besten grondflag tot zijn geluk gevestigd heeft. 4)  LÈVÉN te VERLEGGEN» m 4) A^en trachte zich omtrent allé önèêf* werpen, zo veel mogelijk, zuivere denk" beelden te vormen, en men zal bevinden, dat het meeste kwaad , dat in de wereld hê< rscnt, flechts door verkeerde begrippen, iwaaüjk geplaatst eigenbelang, of overijling ontftaat, en dat het niet zo zeer hier op aan» komt, wat ons bejegent, als wel* hes wij het opnemen. Ai wie dezen fcha't van geluk fee* 'zit, is boven uiterlijke omftandigheden ver> beven-. Hoe fchoon drukt zich WeishaupT bier over uit: ,, Het blijft dus altoos eene ,, beftendige waarheid , dat de wijsheid de eenige bron van vergenoegen , de dwaas* v, he'id de bron van verdriet is. Het blijft ,, dus waar, dat buiten eene geheele onder* werping aan den wil der Voorzienigheid * „ buiten de bewustheid , dat alles tot ön$ „ meeste Welzijn verordend is , dat bulten -,, de tevredenheid met de wereld , en dê 's, plaats , die wij 'er in bekleeden, alleS ,, dwaasheid is, het welk verdriet "en onge* ï, noegen te weeg brengt" (*). •5) Met) verfterke en bevestige zich geïta* dig meer en meer in het geloof en vertroü» Wen op menfchelijke deugd, en in alie dê fthoc» (*) Apologie dis Misvcrgnügemi s4  «Üo de KUNST oir het MEXSCHELljK fchoone -daaruit voortfpruitende deugden van welwillenheid, menfchenlicfde, vriendfchap, vriendelijkheid. Men houde iederen mensch voor goed, to: zo lange men door ocwederfprekclijke bewijzen van het tegendeel overreed is, en dan zelfs moeten wij den zodanigen flechts, als iemand , die in dwaaling is, befchouwen, welke veeleer ons medelijden , dan onzen haat verdient. Hij zou ook goed zijn , wanneer hem geen misverftand, gebrek aan kennis of een verkeerd eigenbelang misleiden. Ongelukkig die geen, wiens fielregel van voorzichtigheid hier in beftaat., van op niemand te vertrouwen 1 Zijn leven is een eeuwige aanvallende en verdedigende krijg, en met zijne tevredenheid en vrolijkheid is het gedaan. Hoe meer men aan allen, die ons omringen, een goed hart toedraagt, hoe meer geluk men onder anderen verbreidt , hoe gelukkiger men zelf ook worden zal. 6) Een onontbeerlijk vereischte tot tevredenheid en zielsrust is, dz Hoep. Wie hoop voedt, die verlengt zijn aanwezen niec enkeld denkbeeldig , maar zeer wezenlijk en in een' natuurkundigen zin, wegens ce gerustheid en bedaardheid van geest, welke ze doet geboren worden. — Doch niet alleen  LEVEN te VERLENGEN. cSi leen de hoop, beperkt binnen de enge grenspaalen van ons tijdelijk beflaan, maar de hoop, die zich tot aan gene zijde van het graf uitftrekt! Volgens mijne overtuiging is het geloof aan de Onfterfelijkheid het eenige , wat ons dit leven van waardij, en de moeilijkheden van het zelve draaglijk maaien en verligten kan. — Hoop en Geloof, verhevene, goddelijke deugden! wie is in ftaat zonder U een leven te doorwandelen , dat vol van bedrog en te leurftelling is, waar van het begin zo wel als het einde met eene dikke duisternis omgeven , en waar in het regenwoordige zelf flechts één oogenblik is, het geen naauwlijks uit de toekomftige wereld in de daadelijke orde der dingen overgaat, of het wordt reeds terftond door de vergankelijkheid verflonden. Gij zijt de eenige fteun der wankelende fchreden, de grootfte verkwikking voor den afgematten Wandelaar. En vereert men U al niet als verhevene deugden, zo moet men U toch als onontbeerlijke behoeften van ditaardfche leven aankieeven, en uitliefde jegens zich zei ven trachten op U betrouwen te ftellen, al doet men het niet uit liefde voor het onzichtbaare. Uit dit oogpunt befchouwd kan men zeggen, dac de Godsdienst zelf een middel ter verlenging van het leven worden kan. Hoe meer deS 5 z ei-  £32 de KUNST om hét MENSCHELIJK zelve in ftaat is de hartstochten te beteuge. len, zelfverlocheniDg en inwendige Zielsrust te fchenken, en de hartfterkende waarbeden van de Gnfterfelijkheid en het Eeuwig Leven regt overtuigend aan den geest 'in te prenten, hoe meer kracht en invloed dezelve ook heeft, om het leven te verlengen» De Vreugd is ook eene der grootfte levensartfemjen; men waane toch niet, dat 'er abtijd geheel uitgezogte omftandigheden en bijzonder onverwagte gelukkige voorvallen toe verëischt worden , cm dezelve te kun* nen verwekken; door de zo even gefchetite gefteldheid van ziel, maakt men 'er zich vatbaar voor, en het zal aan den geenen, die daar fmaak en gevoel voor heeft, nooit aan de gelegenheid ontbreken, om zich te verheugen; het leven zelf is hem vreugde. Men moet echter niet verzuimen, iedere gelegenheid tot vreugde, die fchuldeloos en niet te hevig is, op te fpooren, en 'er een betaamelijk gebruik van te maken. 'Er is geene gezonder, en voor het leven meer dienftige, vreugd te vinden, dan die geene, welke wij in huislijk geluk, in de verkering met vrolijke, welgezinde menfehen , en in het genot der fchoone Natuur ftnaaken. Eén dag op het Land ia eene heldere lucht, en in  LEVEN te VERLENGEN. a8S In een' vrolijken Vrienden-kring doorgebragt, is in de daad een veel fterk er en zekerer middel ter verlenging van het leven» dan alle levens-elixirs, die in de wereld zijn. — Hier behoort de lichaamlijke aandoening van vreugde, het lachen niet ongemerkt voorbij gegaan te worden. Het is de gezondfte van alle lichaams bewegingen, want het brengt ziel en lichaam tevens in beweging, bevordert de fpijsvertering, den omloop des bloeds, de uitwaasfeming , en wakkert de levenskracht in alle de werktuigen op. De meer verhevene bezigheden van den geest, en al wat denzelven werkzaam houdt, verdienen hier ook eene plaats, vooronderfteld, dat men de regelen der voorzichtigheid daar bij in acht neemt, die ik te vooren, toen ik tegen derzelver misbruik waarfchuwde, heb opgegeven. Daar in beftaat het meer verheven genot, en de vreugd, die aan den mensch alleen eigen zijn, en welken ééne zijrer voortreffelijkfte bronnen van levenherftellende kracht opleveren. Ik heb hier voornamelijk op het oog heilezen van aangenaame boeken, en die voedfel aan den geest verfchaffen, het beltude- -iea  '2?4 ce KUNST öm het MENSCÉEUjK ren van belangrijke wete'nfchappen, de befchouwing en naarvorfchïng der Natuur, en van haare geheimen, de ontdekking van nieuwe waarheden door aanëenfchakeling van •denkbeelden, verflandige gefprekken enz.  LEVEN te VERLENGEN. «85 XIV. v.aarheid van karakter. Wij weten , hoe uiterst nadeelig voor de duurzaamheid van het leven dat beroep is, bet welk den mensch dagelijks eenige uuren in eenen hem vreemden ftand verplaatst en hem daar in vcrpligt te verkeeren — het beroep der Toneelfpelers. , Hoe moet het nu wel met zulke menfehen gefteld zijn , die dat beroep geftadig uitoeffenen , die geduurig de eene of andere aangenomen rol op het groot toneel der wereld fpelen, die nooit dat geene zijn, wat zij fchijnen? In eén woord, die menfehen, die geene waarheid bezitten , die altoos in een ftaat van veinzerij, van gedwongenheid, •van leugen leven ? Men vindt ze vooral onder die kiasfe van menfehen, welken de uiterlijke befchaaying overdrijven, en dezelve misbruiken. Ik ken geenen meer onnatuurjijken ftand, dan dien. Het is reeds erg genoeg, een kleed te moeten dragen, dat voor ons niet gefchikt k fa  2$6 de KUNST om het AZENSCHELIJK is, dat overal knelt, en drukt, en ons e!kt beweging doet moeilijk vallen, maar wat is zulks in vergelijking van een vreemd karac ter te dragen, en van zulk eene zedelijke <•» dwongenheid, waar in woorden, gebaarden, en daaden in eene geduurige tegenftrijdig. beid met ons innerlijk gevoel , met onzen wil ftaan, waar in wij onze fterkfte natuurlijke hartstochten onderdrukken, en vreemde vertoonen, en waar bij wij iedere zenuw , eiken vezel in een' beftendigen ftaat van fpanning houden moeten, om den fchijn en het bedrog, want daar in beftaat dan ons geheel leven, volkomen temaken? Zulk een onwaare toeftand is niets anders, dan een geduurige ftaat van Kramp, en de gevolgen bewijzen zulks, Aanhoudende inwendige ongerustheid, angst, ongeregelde omloop des bloeds en flegte fpijsvertering, ononhoudebjke tegenftrijdigheden , zo wel in opzicht tot het lichaamlijke, als tot her zedelijke, zijn 'er de onvermijdelijke uitwerkfels van! En ten laatften komen deze ongelukkige menfehen zo verre, dat ze dezen tegennatuurlijken toeftand niet eens kunnen afleg} maar dat dezelve hun tot eene tweede Natuur wordt. Ze verliezen eindelijk zich zeiven, en kunnen zich niet wedervinden. In één woord, deze onwaare toeftand veroorzaakt ten laat!  LEVEN te VERLENGEN. 28? flen eene aanhoudend fluipende zenuwkoorts, ■— inwendige prikkel, en uitwendige kramp zijn de beide wezenlijke eigenschappen, waaruit dezelve is zamengefteld, — en dus voert hij eindelijk tot vernietiging en naar bet graf, de eenige plaats, waar deze ongelukkigen hoopen kunnen, het masker te zullen afleggen.  28S de KUNST om het MENSCHELIJK aangenaam en maatig zinnelijk genot, en genoeglijke gewaarwordingen van het gevoel. Dezelven werken op eene tweeledige wijze ter verlenging van het leven mede; voor eerst, dewijl ze eenen onmiddelijken invloed op de levenskracht hebben, dezelve opwekken, verhoogen, verfterken, en ten anderen, dewijl zij de werkzaamheid van het geheel zamenftel vermeerderen , en dus de belangrijkfte werktuigen, die ter herftelling , de fpijsvertering, den omloop des bloeds, en de affcheidingen dienen , meer veerkracht bijzetten. Daarom is het heilzaam en noodzaakeüjk onze zinnelijkheid tot een' zekeren graad te befchaaven en aan te fcherpen, dewijl ze ons alsdan meer vatbaar maakt voor dat genot; dit moet echter niet te ver gedreven worden, anders kan 'er eene zieklijke ligtgevoeligheid uit ontftaan. Ook behoort men , bij al het geen de zinnen prikkelt; zorgvuldig toe te zien, dat het binnen de behoorlijke paaien blijve, want het zelfde ge-  LEVEN te VERLENGEN. 289 £enot, dat maatig genoten, eene levenfterkende kracht heeft, kan, in eene groocere maate gebruikt zijnde, het leven verteren en uitputten.; Alle aangenaame prikkelingen, die door het gezicht, het gehoor, de reuk, den fmaak en het gevoel op ons werken kunnen, zijn hier toe te brengen, en bij gevolg het vermaak van de Mufiek, de Schilderkunst en andere fraaije kunflen , gelijk ook de Dichtkunst en de Verbeeldingskracht, dewijl deze die foorten van genot kan verhoogen en weder op nieuw doen gewaar worden. Maar boven alle anderen, komt het mij voor, dat de Mufiek in dit-opzicht den voorrang verdient, want geene andere prikkeling der zinnen is in ftaat, als deze, zo fchielijk en onmiddelijk te werken, en, al wat op het leven invloed heeft, te wijzigen, aan te vuurcn en te regelen. Onwillekeuriglijk neemt ons geheel aanwezen den toon en de maat aan, die het Mufiek aanheft, de pols wordt meer levendig of bedaard, de hartstochten aangezet of geltild , naar willekeur van deze ziele-taal, die zonder woorden, alleenlijk door het vermogen der toonen, en van de harmonie, die 'er in heerscht, onmiddelbaar op ons binnenfte zelve werkt, en daar door het gevoel IL Deel.. T dik- ■ V  »oö de KUNST' om het MENSCHELIJK dikwijls meer onwederftaanbaar wegfleept, dan alle welfprekendheid. Het was te wen! fchen, dat men zich op zulk een doelmaatig, en naar de omftandigheden gepast, ge. pruik van de Mufiek meer toelag, en hetzelve in oeffening bragt. XVL  LEVEN te VERLENGEN. m XVI. VERHOEDING EN VERSTANDIGE BEHANDELING DER ZIEKTEN N O O D I- CE KENNIS VAN HET ZWAKSTE DEEL EN VAN DEN VERSCHILLENDEN AANLEG TOT ZIEKTEN, EN WIJZE VAN ZICH DAAROMTRENT TE GEDRAGEN, VERSTANDIG GEERUIK VAN DE GENEESMIDDELEN EN VAN DEN GENEESHEER. HUIS- EN REIS -AP Or t H E E k. De ziekten behooren, zo als reeds aangetoond is, meestendeels tot de oorzaaken , die het leven verkorten, en zijn zelfs in ftaat den levensdraad op éénmaal af te breken. Het is het werk der geneeskunde dezelven voor te komen , en te geneezen , en in zo verre moet men haar zeer zeker als een hulpmiddel ter verlenging van het leven aanzien 3 en gebruiken. Doch maar al te dikwijls flaat men hier den verkeerden weg in. Dan eens meent men , de hulp dezer weldaadige kunst niet genoeg te kunnen inroepen, zo dat men te T 2 vee!  ep2 de KUNST oir HET MENSCEELIjK veel Geneesmiddelen gebruikt , dan eens is men 'er te afkeerig van, als van iets tegennatuurlijks, en men neemt te weinig Geneesmiddelen ; dan eens heeft men verkeerde, denkbeelden van den Geneesheer en de Geneeskunst, en maakt van beiden een verkeerd gebruik. Daar te boven is 'er in laatere tijden , nog een groot getal Volksfchriften te voorfchijn gekomen , welken eene menigte van kwalijk bekookte geneeskundige denkbeelden, en verwarde begrippen onder het publiek verfpreiden, en daar door een nog grooter misbruik der Geneeskunde veroorzaakt, en een groot nadeel aan de gezondheid in het algemeen, toegebragt hebben. Het is niet mogeh'ik , dat wij allen Getieesheeren zijn. De Geneeskunde is eene zo uitgeftrekte en moeilijke wetenfchap, dat ze vooral een' ingefpannen en geftadigen zielsarbeid , ja een' geheel eigene vorming der zinnen en der meer verhevene ziels-krachten vordert. Eenige enkelde geneesregelen en middelen te weten, maakt den Arts nog niet uit, gelijk zich menig een inbeeldt. Deze geneesregelea en middelen zijn Hechts de gevolgtrekkingen , die de Geneeskunde oplevert, en die geene alleen, welke het verband dezer middelen met de oorzaak.cn der ziekte, de  LEVEN te VERLENGEN. m de géheele 'reeks Van gevolgen ën gronden overziet, waar uit eindelijk eerst het denkbeeld van zodanig middel ontftaat, in één woord , die geen alleen, welke dit 'middel zelf kan uitvinden, verdient den naam van éenen Arts. 'Daar uit nu blijkt het duidelijk, ' dat de Geneeskunde nooit een eigendom van het grootst gedeelte van het publiek %vorden kan. Alleen dat gedeelte dér 'Geneeskunde, het *Welfc de kennis van het menfchelijk lichaam, in 20 verre ieder mensch 'er belang bij heeft ze te weten, en de manier en wijze óm ziekten af'te wenden , en de gezondheid , zo wel in de bijzonderheden als over het geheel te bewaaren, leert, is gefchikt om een onderwerp van algemeen önderrigt te WOT» den , en behoort tot de algemeene verlich'ting. Maar niet dat gedeelte, welks taak het is, de reeds uitgebrokene ziekten te genezen en de middelen daar toe aan wenden. Zulks blijkt reeds uit het cenvouwig denkbeeld van Ziekte en Geneesmiddelen. Wat heeft het in, een Geneesmiddel aan te wenden, en daar door eene ziekte te geneezen ? Niets anders, dan door eenen ongëWoonen indruk, eene engewoone verandéïing in het menfchelijk lichaam Voort tè T ..3 teen-  ?P4 de KUNST om het MENSCHELljK brengen, waar door een andere tegennatuurlijke toeftand, welken wij Ziekte noemen; opgeheven wordt. Dus zijn Ziekte en de Werking der Geneesmiddelen beide onnatuurlijke gefteldheden, en een Geneesmiddel aan te wenden, is uiets anders, dan eene Ziekte door kunst te verwekken, om de natuurlijke te geneezen. Dat ziet men, wanneer een gezond mensch Geneesmiddelen gebruikt, hij wordt 'er altoos min of meer ziek van. Het gebruik van een Geneesmiddel is dus in zich zelve altoos nadeelig, en kan alleen hier door onfchadelijk cn tot nut gemaakt worden , wanneer het lichaam werkelijk in een' ftaat van Ziekte is , en dat kwaad 'er door weggeruimd wordt. Het recht nu, van zich zeiven of anderen door kunst ziek te maken , mag dus niemand anders hebben, dan die geene, welke het, verband, dat 'er ligt tusfchen de Ziekte en het Geneesmiddel, zeer naauwkeurig kent, gevolgelijk de Arts. Anders zal het dit ten gevolge hebben, dat of misfehien het Geneesmiddel geheel niet noodig was, en dat men bij gevolg iemand eerst ziek maakt die het nog niet was, of dat het Geneesmiddel niet voor de Ziekte gefchikt is, en dus de ongelukkige 'lijder nu twee Ziekten door te ftaan heeft, daar hij 'er te vooren maar eene had, of dat het  LEVEN te VERLENGEN, ^5 het middel zelfs wel den ftaat van ziekte., 'die'er reeds plaats heeft, verflimmert. HeC is oneindig beter , in ziekten in hec geheel geene Geneesmiddelen te gebruiken , dan 'zulken, die met den aart van de ziekte niet 'overéénkomen. Dewijl dus iemand, die in de Geneéskurj» 'de Onervaren is, dezelve niet behoort uit tè ^effenen, zo doet zich deze gewigtige vraag fop? Hoe kan en moet men Geneesmiddelen aanwenden, wanneer wij ze als middelen'ter verlenging van ons leven gebruiken zullen? 'Ik zal 'er mij op toeleggen , om daaromtrent eenige regelen en bepaalingen op te geven. Vooraf-£x\ het mij echter gegund, flechts 'een paar woorden over een gedeelte van dit onderwerp te zeggen, dat, weliswaar, den Geneesheer meer bijzonder aangaat , maar 'dat toch van teveel belang is* om hierover liet hoofd gezien te worden-, namelijk: %l 'welke betrekking ftaat de beoefenende Genees■kunde tot de verlenging van het leven F Kan ;men haar zonder eenige bepaaling een middel ter verlenging Van het leven noemen? Zeer zeker, in zo verre'ze Ziekten geneest* die den dood kónden veroorzaaken -, maar niet altijd uit een ander oogpunt befcfaouwdj T -4 Ü  «ts bij voorbeeld eene verkoudheid brengt niemand meer nadeel toe, dan aan den geenen, 'die zich doorgaans zeer warm houdt. De tweede weg is dus de beste: men trachte , wel zoveel mogelijk, de ziekten-oorzaaken, die te vermijden zijn, te ontwijken, maar a?.n de overigen zoeke men zich veel meer te gewennen, en zijn lichaam 'er ongevoelig •tegen te maken. De voornaamfte oorzaaken van ziekten-, die men zo veel mogelijk vermijden moet, Zijn: overdaadig gebiuik van fpijs en drank, ónmaatig genot der phijfieke liefde, fterke verhitting en verkouding, of het öogenblikkelijk overgaan van de eene tot de andere, hartstochten, te fteike infpanning der zielskrachten, te veel of te weinig flaap, verhinderde ontlastingen, vergiften. Maar tevens zoeke mén het lichaam voor deze oorzaaken minder gevoelig te maken, óf het zelve in een' ziektekandigen zin te barden, waar toe ik dit volgende kan aanprijzen. Voor eerst , het dagelijks genot der 'vrije lucht. Bij goed en flegt weder, bij re--  LEVEN' te VERLENGEN7. 301 legert;, wind of fneeuw, moet deze voortreffelijke gev/oonte doorgezet worden van alle dagend zonder uitzondering , eenige uuren in de vrije lucht zich beweging te maken, door te gaan of te rijden. Het brengt zeer veel toe, om het lichaam te harden, en tot een lang leven, en, wanneer men hec dadelijks doet, dan fchaadt geen ftorm, geen fneeuwvlaag meer, waarom net in het bijzonder aan die geenen , die aan Jigt en Rheumatismen onderhevig zijn, zeer aan te beveelen is. —. Voorts, het dagelijks wasfchen met' koud water over het geheel lichaam. — Zich niet al te warm te Houden. — Geduurige oefferring aan het lichaam te verfchaffen. Men moet nooit het lichaam in een' al te lijdelijken ftaat houden, maar men houde zich door fpierbeweging, wrijven, fpelen, die aan het lichaam beweging geven, altoos in eene zekere tegenwerking. Hoe meer lijdelijk het lichaam is , hoe vatbaarer het ook wordt voor ziekten. — Eindelijk eene zekere vrij. heid en ongedwongenheid in de leefwijze, dat wil zeggen , men moet zich niet al te naauwgezet aan zekere gewoonten en regelen binden , maar men veroorlove zich nu en dan een' buitenftap. Houdt men zich met al te veel zorgvuldigheid aan eene vaste orde, en eenen bepaalden leefregel, al is die nog  2^2 de KUNST om het MENSCHELIJK nog zo goed, zo maakt men zich daar door reeds meer vatbaar voor ziekten, want men heeft nu maar noodig , jn het minfte af te wijken van het geen eene tweede natuur geworden is, om ziek te kunnen worden. Zelfs kan eene kleine ongeregeldheid, door de kleine verandering, die ze in het lichaam veroorzaakt, veel nut aanbrengen om het lichaam te zuiveren , te openen en alle de levenswerkzaamheden wel te verdeden. Schadelijke dingen verliezen zelfs veel van derzelver fchaddijkheid , wanneer men "er zich aan gewent. Bij gevolg zomwijlen een weing minder, dan naar gewoonte te flaapen, nu en dan een glas wijn meer te drinken, wat meer of wat moeielijker te verteeren voedfel te gebruiken, zich aan eene kleine verkoudheid of verhitting , bij voorbeeld door danfen, rijden enz. bloot te ftellen, zich van tijd tot tijd eens fterk, tot vermoeijen toe, te bewegen, ook wel een dag te vasten, dit alles zijn dingen, die medewerken om het lichaam te harden , en aan de gezondheid, als het ware , meer uitgebreidheid geven , dewijl ze dezelve aan eene al te flaaffche afhangelijkheid van eenzelvige gewoonten enttrekt, die wij toch niet in ftaat zijn in alles zo gezet op te volgen. Eer  LEVEN te VERLENGEN. 303 Een hoofdverëischte, om ziekten voor te komen, beftaat hier in, dat een ieder den bijzonderen aanleg, dien hij tot zekere ziekten heeft, trachte wel te kennen, om deazelven of geheel uit te roeijen, of, om deze gefteldheid ten minften dat alles te ontnemen , wat dezelve in ziekte zou kunnen doen ontaarten. En hier op is de bijzondere leefregeling gegrond, welke een ieder agtervolgen moet: ieder mensch heeft in zo verre zi.ne bijzondere leefregelen in acht te nemen, als een ieder eenen bijzonderen aanleg tot deze of gene ziekte heeft. Zulks voor een ieder in 't bijzonder te onderzoeken en te bepaalen, behoort zekerlijk meer tot het werk van den Arts, en daarom zou ik den algemeenen goeden raad geven, dat een ieder zich daaromtrent van een' verftandig Geneesheer liet onderzoeken, en bepaalen, voor welke ziekte hij het meeste bloot ftond, en welken leefregel hij behoorde te volgen. In dien opzichte waren de Ouden verftandiger, dan wij. Zij maakten veel meer gebruik van de Geneeskunst en van de Beoeffenaars dier kunst, om de leefwijze, die zij volgen moesten, te bepaalen, en zelfs hadden hunne nafpooringen omtrent den invloed der Sterren, het doen van voorzeggingen uit de bezigtiging der handen, en diergelijken fa  304 de KUNST oji het MENSCHELIJK in den grond hoofdzaakelijk ten doe], om iemands zedelijk karakter en lichaamlijken aanleg te bepaalen, en om aan denzelven eene daar mede overëenflemmende gefchikte regeling van zijne manier van leven en van gezondheids-regelen voor te fchrijven. VoorzeKer! veelen zouden verftandiger doen, hunnen Arts daar toe raad te pleegen , dan alle agt dagen naar hem toe te Ioopen, om een braak- of purgeer-middel van hem te laten verordenen. Maar zekerlijk zou daar toe een meer verftandig, doorzichtig , zelfdenkend en eerlijk Arts verëischt worden,, daar integendeel ieder domkop en bedrieger, genoeg in ftaat is, om een recept te fchrijven. Dit zou tevens tot een proefmiddel verftrekken, om den waaren van den valfchen Propheet te leeren onderfcheiden. Ik moet echter ook den geenen, die geen Geneesheer is, in ftaat ftellen, om zo veel mogelijk zijn lichaamsgeftel, en den aanleg, dien hij tot ziekten heeft, te beoordeelen; daar toe kunnen de volgende middelen dienen. i) Men onderzoeke de natuurlijke lichaamsg fteldheid, die men bij overerving hebben mag. 'Er zijn zekere natuurlijke gefchiktheden tot ziekten , die zien door de voort-  LEVEN te VERLENGEN. 305- vooitteeling mededeelcn , bij voorbeeld ligt, Aambijën, Graveel, Zenuwzwakte, Longtering. Waren deze kwaaien bij onze Ouders reeds, ingeworteld, en hadden ze reeds bij hun plaats , toen ze ons verwekten, zo is het altoos te vermoeden, dat wij ook een' aanleg hebben tot die zelfde ongemakken. Echter kan door eene gefchikte leefregeling voorgekomen worden , dat dezelve niet in daadelijke ziekte overgaan. 2) De eerfte opvoeding kan reeds den grond gelegd hebben tot Ziekten , vooral wanneer men ons te warm gehouden heeft, waar door een' aanleg tot zweeten en eene flappe huid veroorzaakt wordt, die ons ligtelijk aan Zinkingziekten blootftelt. — Al te vroeg aanzetten tot leern, en de zelfbefmetting geven aanleiding tot Zenuwzwakte en Zenuwziekten. 3) Zekere foorten van zamenftel in de deelen des lichaams brengen zekere gefebiktheden tot ziekten met zich. Al wie een lang en rank lichaam, een' langen dunnen hals, eene platte borst, vieugelvormig uitfteekende fchouderen heeft, al wie fchielijk in de hoogte opgefchooten is, die moet zich het meest voor de Longtering in acht nemen, II. Deel. V voor-  3CÖ de KUNST om het MENSCHELIJK vooral, als men nog beneden de derrig jaaïen is. Al wie een kort en gezet lichaam, en een groot dik hoofd met een' korten hals heeft, zo dat het hoofd regt tu>fchen de fchouderen fchijnt te fteeken, die heeft eenen aanleg tot Beroerten, en moet alles ver-, mijden, wat daar toe aanleiding geven kan, — Over het geheel hebben alle fterk mis» maakte lieden meer of min aanleg tot Longtering en Borstziekten. 4) Men onderzoeke zijn temperament, is het fanguinisch of choleriek, zo heeft men meer gefchiktheid tot ontfteekende ziekten; maar is het phlegmatiek of melancolisch, dan meer tot fleepende of Zenuwziekten. 5) Het klimaat, de wooning, waar in men leeft, kan ook een' aanleg tot Ziekten bevatten. Zijn dezelven vochtig en koud, dan kan men 'er altoos op ftaat maken, dat zulks een' aanleg tot Zenuw- en Slijm-koortfen, tot tusfehenpoozende Koortfen, tot Jigt en Zinkingen veroorzaakt. Maar voornamelijk is het van veel belang naauwkeurig te letten op het zwakfte deel van ons geitel. Ieder mensch heeft namelijk ook in opzicht tot het lichaam zijne jzwak-  LEVEN te VERLENGEN. 5c> zwakke zijde, en al wat gewoonlijk ziekten veroorzaakt, ziet men bij voorkeur aan dit van natuure zwakker deel zich vast hegten; bij voorbeeld, zo iemand eene zwakke Long heeft, dan zal alles bij hem daar heen werken , en hij zal bij elke gelegenheid verkoudheden, en toevallen op de borst krijgen^ Is de Maag zwak , dan zullen alle ziektenoorzaaken op haar werken, en bezwaardheid Van maag, maagkramj , belette fpijsvertering , en vervuiling voortbrengen. Weet men welk deel het zwakfte is, zo kan men bijzonder veel toebrengen , om ziekten voor te komen, en het leven te verlengen, wanneer men het zelve, deels tegen oorzaaken , die ziekten verwekken , beveiligt, deels , door het te verfterken , deszelfs te groote gevoeligheid ontneemt. Het komt hier alles flechts aan , om het zwakfte deel van zijn lichaam te leeren kennen, en ik zal hier eenige aanwijzingen opgeven , die ook voor hun, die de Geneeskunde niet bezitten, verftaanbaar zijn. Men zij hier op opmerkzaam : waar gemoedsaandoeningen en heyige hartstochten het meest op werken, daar is ook het zwakfte deel. Veroorzaaken ze terftond hoesten, fteeken in de borst, zo is het de Long; brengen ze fpoedig drukking in de maag , walging , braakingen voort V 2- enz..  3o2. de KUNST om het MENSCHELIJK enz.,, dan is het de Maag. Men lette verder, waarheen de werking van andere ziekte-, verwekkende indrukfelen geleid wordt , bij. voorbeeld, op welk deel. eene overlading der. maag, eene verkoudheid, verhitting, ftcrke beweging enz. werkt. Wordt dan altoos de. Borst aangetast, dan is zij het zwakke deel. Van even zo veel gewigt is het opmerkzaam, te zijn., welken loop de fterkfte toevloed van bloed en andere vochten doorgaans, neemt.» Welk deel meer dan anderen, gewoonlijk rood; en heet is , vyaar men het meeste zweet,, zelfs dan wanneer de overige deelen niet zweeten, daar zal de ziekte zich allerligtstvastzetten. Ook kan men altijd vastftellen dat zulk een deel, het geen men overdaadig fterk gebruikt en ingefpannen heeft, het zwakfte zijn zal, bij voorbeeld bij een' diepdenkenden Geleerden de Hersfenen, bij een' Zanger de Berst, bij een' Zwelger de Maag. enz. Ik moet nu nog de voornaamfte en geyaarüjkfte foorten van aanleg, tot Ziekten doorloopen, om ook de onbedrevenen in de Geneeskunst met derzelver kentekenen en de leefregelen, die voor ieder van d.ezelven jjjjgnftig zijn, bekend te maken. Den  •LEVEN te VERLENGEN. Den aanleg tót Longtering kan mén hiér aan kennen, als men het zó even befehreven zamenftetzel van botst'en lichaam hééft. Voorts, wanneer men nóg geen dertig jaaren bereikt heeft, (want in een meergevorderden leeftijd ontftaat Ze zo ligt niet meer) en 'dë Ouderen terifcgagtig waren ; wanneer mefi dikwijls plotsling heesch wórdt, zender'dat verkoudheid 'er de oorzaak van is, zo dat men onder het fpreken de item verliest; wanneer men bij het fpreken , loöpen, 'hoogten en trappen klimmen , zeer iiftt buiten adem raakt; wanneer men niet dic^p genoeg ademhaalen en de lucht'inhouden kan, zon* der pijn in de borst , of eene prikkeling, die hoest veroorzaakt -, gewaar'te Wordenc; wanneer men zeer roode, en als wet v'erw b-efchilderde wangen heeft', 'of dikwijls óf» éénmaal zulk eene hooge kleur-, en dat zamWijlen maar op ééne wang, krijgt; wanneer na den maaltijd de wangen rood en héét-, én de handen heet zijn; wanneer men ijlings Vliegende fteeken in de horst gevóelt; wanneer men dés morgens kleine klompjes -als garstkorreltjes of fijne gort ophoest, diè kaas- of ongelagtig uitzien, en 'als men ze kort drukt, een' -kwaaden reuk van zich geven; wanneer men bij eiken fchrik, 'toorn of anderen hartstocht pijn in de borst.., of V .3 'aan-  qio de KUNST om het? MENSCHELIJK aandrang tot hoesten krijgt; wanneer iedere verhitting of verkoudheid, elke afwijking van den gewoonen leefregel, diergelijke verfchijnfels te weeg brengt; wanneer men dikwijls verkoudheden op de borst krijgt, of dezelve, als ze eens plaats hebben, zich niet willen laten geneezen. Merkt men nu nog daar te boven bloedige opwerpfels uit de Long , dan is het gevaar der longtering zeer nabij. Al wie deze kentekenen befpeurt, die moet zich wagten voor verhittende dranken, wijn, brandewijn, liqueurs, fpecerijen, fterke beweging, bij voorbeeld fterk danfen, loopen enz., voor buitenfpoorigheden in den minnehandel, voor veel zitten met eene zamengeperste borst, of voor de borst onder het werken tegen de tafel te drukken, gelijk ook voor fterk en aanhoudend zingen en fpreken. Een andere aanleg is die tot Aambijen. Men kan dien hier aan kennen, wanneer de Ouderen 'er mede behebt waren , wanneer men fomtijds pijn onder in het kruis van den rug, of vliegende fteeken dwars door het onderlijf, of foms eene pijnelijke persfing bij den ftoelgang gevoelt, wanneer men telkens met hardlijvigheid gekweld is, dikwijl» jeukt aan den enteldarm, of fterk zweet omtrent  LEVEN te VERLENGEN; |ï| «Sent die plaatsgelijk ook veelvuldigè hoofdpijn en volbloedigheid in het hoofd ondervindt. — Zulke menfehen moeten noodzaaklek niet flechts alle fterke dranken > maar ook allen warmen drank, vooral koffijj thee en chokolade vermijden; voornamelijk van faprijke verfche groenten en vruchten s met maatig vleesch-voedfel, leven; zich van meel-fpijs, koeken, gebak , winderige kost. onthouden ; niet lang agter elkander zitten-s en dagelijks beweging nemen ; het te lang en fterk persfen bij den ftoelgang vermijden ; het onderlijf niet inbinden of rijgen^, maar het zelve veel eer dagelijks een vierendeel uurs zagt wrijven. Den aanleg tot Hijpochondrie of Hijsterïe en andere Z nuw-ziekten kan men aan de volgende kentekenen ontdekken. Wanneer men van zenuwzwakke Ouderen aftTamt; wanneer men te vroegtijdig tot leeren en ftilzitten gewend is; wanneer men zich ia de jeugd door zelfbefmetting verzwakt heeft, wanneer men een zittend en eenzaam leven geleid, veel warmen drank gebruikt, of Ook 'wel veele vertederende en aandoenlijke boeken gelezen heeft; wanneer men eene zeer "veranderlijke gemoedsgefteldheid heeft, zo dat men fchielijk zonder oorzaak ftiPen treuV4 -lig,  5i2 de KUNST het MENSCHELIJK rig, en even zofchielijk zonder oorzaak büitenmaate vrolijk worden kan; wanneer men dikwijls hinder heeft van bezwaardheid in de maag , gebrekkige fpijsvertering en winden, dikwijls beangstheden, geklop in het onderlijf, drukkingen, fpanningen en diergelijke ODgewoone gewaarwordingen op die plaats gevoelt ; wanneer men des morgens vroeg zeer vermoeid, verdrietig, en onbekwaam tot gezette bezigheden is, en zulks, terftond na het gebruik van eenig verfterkend voedfel, een kop koftij of iets geestrijks, verdwijnt; wanneer men eene groote neiging tot eenzaamheid en fti.'zwijgen, of eene fchuwheid, een zeker wantrouwen jegens anderen bemerkt; wanneer men, na het gebruik van uijen, peulvruchten, met gest toebereid gebak, zich altoos zeer bezwaard en onrustig gevoelt ; wanneer de ftoelgang traag, zeldzaam, of ongeregeld en droog is. ■— Zo iemand moet zich vooral voor een -zittend leven wagten, en wanneer hem zulks niet voegt, dan moet hij ten minften ftaande aan een' lesfenaar, of nog beter (dewijl men het ftaan op den duur niet kan uithouden) op een' houten bok rijdende, zijne bezigheden verrigten , en daarbij tevens deze wet -getrouw opvolgen , van alle dagen één of twee uuren iu de vrije lucht beweging te 1 ne-  LEVEN te VERLENGEN. 313 nemen. Het rijden is voor zulke lieden ook zeer heilzaam. Het is voorts zeer dienliig het gezelfchap van menfehen te zoeken, en in 't bijzonder moet men trachten zich in bezit te (tellen van een* Vriend, wien men vertrouwen kan, en nooit moet men zijne neiging tot eenzaamheid inwilligen. Het r-eizen, afwisfeling van voorwerpen en vooral het genot van de lucht op het land, zijn de voornaamfte voorbehoedmiddelen tegen de hijpochondrie. Het is dikwijls van eene gewemchte uitwerking ter genezing van deze ziekte geweest , na dat ze reeds hevig uitgebroken was, als de Zieke befluiten kon, een half jaar óp het land door te brengen-, en zich enkeld bezig te houden met het land te bearbeiden, en al zodanig werk, dat veel lkhaams beweging verfchaft, te verrigten , in een woord, als een Landman te leven, want als men den leeftrant der Steden met zich op het land brengt, dan is 'er in de daad niet veel hulp van te verwagten. In het algemeen, zou het iemand, die tot deze ziekte overhelt, te raaden zijn, liever eenige neering of handwerk te drijven, of Jaager of Soldaat te worden, dan zich op wetenfchappen toe te leggen. Het is zeer dienftig, wanneer men aanleg tot die ziekte heeft > he: onderlijf te wrijven. Men kan zulks daV $ ge-  3*4 de KUNST om het MENSCHELIJK gelijks des morgens in het bed met de vlak. ke hand, of met een wollen lap, geduurende een vierendeel uurs, verrigten; het bevordert de fpijsvertering en den omloop der vochten in het onderlijf, ontbindt de verpoppingen en winden , en verfterkt tevens Men moet vooral de neiging wederflaan, die met dezen aanleg tot Hij poch ondrie altijd gepaard gaat, om namelijk veel artfenij te gebruiken, vooral om geduurig buik-openende middelen te nemen, waar door men het gebrek aan goede fpijsvertering al meer en meer verergert. Men doet oneindig beter van zich daaromtrent op eenen éénigen verftandigen Geneesheer te verlaten , en men late zich van dezen meer gepaste leefregelen, dan artfenijen voorfchrijven. Men vermijde zorgvuldig koeken , kaas, meellpijs, peulvruchten, vet, zwaar bier. Nu moet ik nog iets van den natuurlijken aanleg tot Beroerten zeggen, offchoon dezel. ve eerst in een' meergevorderden leeftijd ontftaat. Men kan deze gefteldheid kennen aan een kort > dik ineengedrongen lichaam, en korten hals, zo dat het hoofd regt tus. fchen de fchouders iteekt; aan een doorgaans rood en opgezet aangezicht; aan een geduurig gezms in de ooren ; aan hoofdzwijmel, en  LEVEN te VERLENGEN. 31$ ïftisfelijkheden, als men des morgens nog nugter is. Zulke lieden moeten nooit de maag overladen, want anders loopen zij ligt gevaar van aan tafei te fterven ; vooral moeten zij des avonds niet veel eeten of drinken, zich niet terftond na het avondmaal naar bed begeven , niet laag met het hoofd in het bed liggen, en alle fterke hicte of koude, vooral aan de voeten vermijden. Nu ga ik over ter beantwoording van de vraag : hos moet men reeds omftaane Ziekten behandelen, en welk gebruik moet men van den Geneesheer en de Geneeskunst maken ? Het voornaamfte, dat daaromtrent aan te merken is, laat zich tot de volgende regelen brengen. 1) Men gebruike nooit artfenij, 'Zonder eenen genoegzaamen grond 'er voor te hebben 9 want wie zou zich zonder noodzaakelijkheid willen ziek maken? Daarom is de gewoonte van op bepaalde tijden te purgeren, ader te laten ei z., enkeld en alleen om mogelijk kwaad te verhoeden, ten uiterften nadeelig. Zeer dikwijls worden de kwaaien daar door voortgebragt, die men zoekt te ontgaan. 2) Het is veel beter Ziekten te verhoe¬ den ,  te'jfc de KUNST om het AiENSCHELIJK 'den, dan ze te geneezen. Want het laatffë is altoos mee meer verlies van krachten, en bij gevolg ook met verkorting van het leven verknocht. Men neme dus vooral de opgegevene regelen in acht, die aantoonen, hoe ■men ze verhoeden kan. 3) Maar zo dra men eenê wezenlijke Ziekte gewaar wordt, zij men oplettend. Het minst beduidend begin kan eene zeer gewig'tige ziekte naar zich Hepen. Dit geldt vooral bij koortsagtige ziekten. Derzelver eerst •begin duidt zich hier door aan: men gevoelt eene ongewoone vermoeidheid , de eetlust ontbreekt, maar des te grodter is de begeerte tót drinken, de flaap is afgebroken, of van veele droomen vergezeld , de geworme ontlastingen blijven weg, of verdubbelen zich tegennatuurlijk , mee heeft geene lust tot werken, lijdt ook wel aan pijn in het hoofd, 'er dóet zich eene min of meer fterke huive! righeid gevoelen, waar op hitte volgt. 4) Zo dra men deze tekenen befpeurt, is -niets van meer belang, dan aan den vijand*, ■de ziekte, de levensmiddelen te onthouden, en de weldaadige Natuur-drift te volgen, gelijk ieder Dier in dit geval nocit nalaat te ■doen tot zijn groot voordeel. Men gebruikè ■gee»  LEVEN, te VERLENGEN. 317 geene fpijs, want de Natuur toont ons door de afkeer, die zij 'er van heefc, dat ze nu Biets verteren kan; men drinke des te meer, doch flechts water en verdunnende dranken. Men houde zich in rust, het best is te liggen , want de vermoeidheid toont ons genoeg , dat de Natuur thans haare krachten noodig heeft om ze aan de ziekte zelve te belleden , en men vermij de zo. wel verhitting, als verkouding , bij gevolg moet men zo min in de vrjje lucht gaan , als zich in een heet vertrek opfluiten. Het zijn deze eenvouwige middelen, die de Natuur zelve ons zo duidelijk voorlchrijft, wanneer wij flechts naar haare ftem willen luisteren, waar door onnoemlijke ziekten, terftond bij fcaaren oorfprong , kunnen gefluit worden. De negentig jaarige Maclin, de oudfte van den Schouwburg van Londen, getuigt van zich zeiven, dat, zo dikwijls hij zich, geduurende zijnen langen levensloop, ongefteld gevoelde, hij naar bed ging, en niets, dan brood en water nuttigde , en dat deze leefregel hem doorgaans van elke ligte onpasfelijkheid genas. Ik heb eenen achtingwaardigen tagtigjaarigen Overften gekend , die , zijn geheel leven door, bij iedere ongefleldheid niets 'er tegen gedaan had , dan vasten, tabakrooken, en de te vooren opge- ge.  3i8 ee KUNST om het MENSCHELIJK gevene leefregels agtervolgen, en nooit had lij Geneesmiddelen noodig. 5) Is men in de gelegenheid van eenen A cs te kunnen raadpleegen , zo neme men zijnen raad 'm, niet zo zeer om terftond Genecsmiddelen te gebruiken, als veel eer om te «ewemen, in welken ftaat men zich bevindt. M.ar heef: men daar toe geene getegenheid , dan is het beter door niets te doen, volgens het geen te vooren gezegd is, hét toenemen der zi kte te beletten , dan iets ftelbgs te onderneMen of te g. bruiken, het g eischt, dan hier? Wanrieer die geene-, wien 'men blindelings zijn leven toevertrouwt'; diê 'geenen anderen rechterftoel'ter beooiüeelii.g van zijne daaden bovefi zich heeft-, dan 'zijn geweten; welke, om zijn beroep wel uit -te «effenen-, allés, genoegen', rust, ja zelfs; 'eigene gezondheid 'en leven -opofferen möetï — 'wanneer zulk een mens-ch niet 'enkeld ■naar zuivere redelijke grondftelHngen handelt-, wanneer hij zijne zogenaamde -Politiek tot'een' beweeggrond zijner daaden legt, -ëafii is hij een der affchuwelijkfte, der gevaar* iijkft-e menfehen , en men moest dezen nog X j «neeï  32 de KUNST om het MENSCHELIJK middelen. Na het lichaam verhit te hebben, is niets beter, dan twee loot Suiker, in een glas water gefmolten ,-^e drinken. Zo ook in Koortfen en heete Ziekten , vooral ook na hevige gemoedsaandoeningen-, als fchrik, oplopenheid, toorn; waar bij nog deze goeJöa eigemchap komt, dat ze de gal, die daar door aangezet wordt, tempert en ontlast. Ook kan dezelve met verhittende dingen'veranengd zijnde, derzelver verhittende kracht verminderen, zo is bij voorbeeld koffij met veel Suiker gedronken, veel minder verhittend, dan zonder dezelve. De Suiker ontbindt het flijm. Het is een vooroordeel, dat Suiker flijm maken zoudie uitwerking heeft ze flechts, wanneer men ze al te rijkelijk en te lang aanhoudend gebruikt, dewijl ze als dan ten laatften de maag verflappen kan. Doch derzelver naaste uitwerking is ontbindend; daarom is bij eene verflijmde maag of borst, bij verkoudheden , bij rochelen en bij een' droogen hoest, niets meer heilzaam, dan den zo even genoemden Suiker-drank dikwijs te drinken. De Suiker zuivert de maag en het gedaante en bevordert den ftoelgang, als men ze wat overvloedig gebruikt. Ze is düs dienftig bij alle overlading en vervuiling van maag. Ik  LEVEN te VERLENGEN. 333 Ik heb dikwijls gezien, dat na een' al te rijkelijken maaltijd, alle bezwaardheid verdween door het gebruik van twee loot Suiker, in water gefrholten. Het had eene uitwerking als het beste middel ter bevordering der fpijsvertering. De Suiker bevordert de fpijsvertering * gelijk alle Zouten, door de prikkeling, die ze veroorzaakt. Men kan even zo goed de fpijzen met Suiker, als met Keuken-zout, zouten , en daar door maken, dat ze ligter te verteren worden. wijn- a zijn, Een groot en in veel gevallen dienftig middel! Bij alle vergiftiging met verdoovende middelen, als Heulfap, (Opium), Dollekervel, (Cicuta) doodelijke Nachtfchade, (Belladonna) Bilfenkraid, (Hyoscyamns) is het fterkfte tegengift daar tegen, veel Azijn te drinken , en uitwendig op het hoofd en de maag doeken met Azijn te leggen. Bij flaauwten is het beter, dan alle vlugge Zouten en Reukwateren, Azijn onder de neus te houden, en de flaapen van het hoofd, het aangezicht, de handen en voeten 'er mede te wasfehen. — Bij alle rotagtige ziekten, of  332 de KUNST om het MENSCHELIJK of wanneer 'er eenige kwaade dampen in een vertrek zijn , is niets beter , dan geduurig met Azijn te fprengen , maar niet, gelijk men gewoonlijk doet den Azijn 'op «loeijende kooien of heete fteenen uit te ftonen, waar door deszelfs waasfem ongezond en na. deehg gemaakt wordt. — Bij alle Koortfen «et fterke hitte, bij alle Bloedftordngen is Water met Wijn-Azijn gemengd, een zeer goede drank. zeep, houtasch, loog» Dezen behoren bij elkander, dewijl ze alle hunne genezende kracht van het Loogzout-, dat 'er in is, ontleenen. Men kan 'er dus met vrucht bij vergiftiging met rottenkruid en fubhmaat gebruik van maken, doch zo, dat men 'er altoos eene groote hoeveelheid melk bij drinken moet. Ook is het bij Schurft en anderen hardnekkigen Huid-uitflag, een zeer goed middel, de plaatfen, waar het ongemak is, dikwijls met een laauw, vet Zeep* water te wasfehen, melk. Een heerlijk middel! Het vcornaamfte bij alle vergiftiging met fcherpe, voornamelijk Mi-  LEVEN te VERLENGEN. 333 Mineraal-ftoffcn. In zulk geval moet de Lijder geduurig zoveel Melk: drinken, dat het in den eigenlijken-zin overloopt; ook moeten 'er doeken, met Melk doortrokken, op het onderlijf gelegd worden., room, boter, olie. Als een zagt vet is Room en Boter van eeq veelvuldig gebruik, zo lang ze nog versch zijn. Want zo dra eënig vet oud of garftig wordt, houdt het op een vrrzagrxn-J middel te zijn, en krijgt veel eer eene prikkelende eigenfchap, zo dat men met zeer garftig of gcfmolten vet de huid, even zo goed als met Spaanfche Vliegen, kan doenontftecken,ende maag tot braaken aanzetten. Ook moet het tot dit gebruik niet gezouten zijn. Onder deze voorwaarden kan men Room en Boter zeer goed in de haast, in plaats van eenige weekmakende zalf uit de Apotheek gebruiken , in alle gevallen , waar in het te pas komt, inwendige pijnen , krampen , zamentrekkingen, hevige fpanningen der vezelen te doen bedaaren. Ais dan wrijve men flechts Boter of ook Olie, laauw van warmte, en lang op de fmertelijke plaats in , en het zal bijna de zelfde uitwerking hebben, als de zamen-  334 de KUNST oai het MENSCHELIJK gefielde Apothekers zalven, die tot verzachting gebruikt worden. — Ik kan hier ook de volgende Brand-zalf aanbevelen, die in alle gevallen, wanneer men zich brandt, vooral wanneer de opperhuid 'er door opgeloopen is, het fchielijkfle en beste middel is; nu weet men, van welk gewigt het is, zulke hevige fmerten , bijzonder bij gevoelige kinderen , of wanneer de oppervlakte y d:e verbrand is, wat groot is , fpoedig en daadelijk te verzagten, want 'er zijn mij voorbeelden bekend, dat, door verzuim van fpoedig hulp aan te wenden , of doordien men uic onkunde Brandewijn, Zeep en prikkelende middelen op de wond bragt, alleen door de vreesiijkite pijnen, de hevigfre Stuipen ontflonden , waar op de dood volgde. In alle die gevallen is het deze Zalf, die in ieder huis zeer fpoedig kan bereid worden, en volgens mijne ondervinding het fchielijkst verzagt. Wen menge in gelijke deelen goede Boom-oiie, (bij gebrek daar van ook verfche Lijn-oiie) het wit van Eijeren, en Room onder elkander , fmeere het dik op linnen lappen, en bedekke 'er de gebrande deelen mede. Deze lappen moeten wel dikwijls afgenomen, op nieuw befmeerd, en weder opgelegd worden. Bij  LEVEN te VERLENGEN. 335 Bij vergiftiging is het inwendig gebruik van Olie of van Boter, in warm water entbonden, zeer aan ce prijzen. Het kan met het melk drinken zamen j.-aan , zo dat men om het vierendeel uurs 'er een half kopje van gebruikt. De bete f lie, welke men tot medecijn gebruiken kan , is die, welke vers:h en koud uitgeperst is; voor het overige komen de vette Oliën meestal met eikander overeen , doch de Amandel-, Papaver-, of Lijn-Oiie is tot het opgegeven gebruik de beste. Wanneer men van Bijën, Wespen, en andere foortgelijke Infecten geftoken is, dan is 'er geen beter noch fpoediger hulpmidu del, dan het gewonde deel terftond een vierendeel uurs met Olie te wrijven. Zelfsis bij den beet van vergiftige Adders of Slangen het beste middel terftond, eer men nog andere hulp bekomen kan , niet alleen de plaats, waar de beet is, maar het geheele lid bij aanhoudenheid met warme Olie te wrijven. Men heeft voorbeelden, dat men niets anders gebruikt heeft, en dat de vergiftigde beet geene kwaade gevolgen agterliet. Ik moet hier nog gewag maken van een algemeen nuttig gebruik, dat men van Haa*.  336" de KUNST om het MENSCHELIJK zenvet maken kan, het geen gewoonlijk weggeworpen wordt. Men kan de winterhanden en hielen daar mede genezen, wanneer men dezelven bij het begin van den winter, des morgens en des avonds, daar mede wrijft , en des nachts het'er op laat liggen, en men bij voorbeeld, als het ongemak aan de handen is , met handfchoenen flaapt, die met zulk vet befmeerd zijn. Het Haazenvet heeft eene eigenaartige prikkelende kracht, waarom het ook met goed gevolg gebruikt kan worden bij Kropgezwellen, door het aan. den hals in te wrijven. h A veegort, gepelde garst. Men kookt 'er een dun flijm met watervan, en het is het best, ze niet fijn te ftooten , dewijl 'er dan te veel meelagtige en grove deelen ontbonden worden. Zulk een Havergort of Garstpap is van veelvuldig nut, bij hoest, buikloop , krampagtig braaken , kolijken, maagkramp, pijnlijk waterloozenl den persloop, of om te klisteeren. de klisteer. Dezelve behoort onder de voornaamire, cn meest gebruikelijke huismiddelen, en 'er is.  LEVEN te VERLENGEN. 337 is bijna geen huis , waar niet, zo wel de ■vereiscnte middelen, als de werktuigen moesten te vinden zijn. Tot eene gewoone Klisteer heeft men niets anders te nemen, dan twee eet-lepeis vol havergort, gepelde garst of lijnzaad (*_) en een handvol kamillen of vlierbloemen, zijn dezelven echter niet bij de hand, zo kan men ze zonder zwaarigheid 'er ook uit laten; dit kookt men af met vier koppen water (+), en mengt 'er twee of drift eet-lepeis vol lijn-, boom- of eenige andere olie bij, met twee thee-lepels vol keuken-zout. Moet het voor kleine kinderen dienen , zo neemt men van alles Hechts de helft, en in plaats van zout even zo veel fuiker. De beste wi ze om het toe te dienen is zeker het gebruik van eene fpuit, en hl ieder wel ingerigt huishouden moest zulk een (*) Met deze hoeveelheid van lijnziad zou men een dik flijm kiijgen, een halve lepel vol is dus al genoeg. Aant. v. d. Vet. (■j) Vier koppen fchijnt eene drukfout te zijn : men moet ten minften zes of aet kopjes water nemen, om 'er vier of zes kopjes vol van te kunnen gebruis ken. Aant. v. & Verti II. Dekt. %  •338 de KUNST om het MENSCHEUJK een werktuig voor handen zijn. r\Ia3r bij gebrek daar van , en om zich fehieBjk te redden, kan men zich ook van eene runderof varken-blaas bedienen, waar aan men een pijpje , bij voorbeeld een hoorn-pijpje van eene tabakspijp, vastmaakt. Wanneer men het vocht in de fpuit of blaas doet, moet men 'er op bédagt zijn, dat het zelve flechts laauw , gêlijfc versch gemolken melk , zijn mag, en dat men de lucht, die boven het vocht in het werktuig is, eerst uitperst. De toediening zelve kan ieder een don. Ze beftaat flechts hier in, dat de Lijder zich op de rechterzijde legt, en dat men dan het pijpje, na het te voren met olie beftreken te hebben , één tot twee duim diep voorzichtig in den enteldarm in fchuift, yervoï. gens met de linkerhand het pijpje vast houdt, en met de rechter, zo veel als noodig is,' drukt. Dit middel h een der zekerfte en be». zaamfte huismiddelen , want het kan nooit kwaad doen, en het brengt in alle ziekten, zo al geene genezing, ten minften toch ver, zagting aan. Vooral , is het een voortreffelijk hulpmiddel bij alle ziekten van kinderen , waar bij men dikwijls in het geheel mets meer behoeft te doen; men kan 'er zelfs kram*  LEVEN te VERLENGEN. 333 krampen en zenuwtoevallen door afwenden, bij ver:ftöp,pfFig van den ffoelgang en derzelve* gevolgen, bij kolijken , krampen, aanhoudend en moeilijk braaken , pijnen in den rug, en bij ontftaan van heete koortfenj JïOTJD EN WARM WATER. B< iden zijn goede Geneesmi idelen. Het koude Water is van nut, wanneer jnen Z'ch door vallen als andczins gekwetst heeft, fliat men dan, van begin af aan, orr» het geraakte deel doeken nv t koud W ter, die zo dikwijls ze warm worden , weder vernieuwd moeten worden , dan belet men het Zwellen, en uitftorten van het bloed onder de huid, en wendt veele andere kwaade gevolgen van verzwakking enz. af. - Ook is h hoe dikwerf de wooning, waar huislijk genoegen gevest Aa j tigd  t 37* ) 'tïgd was, met jammer en weeklaènten veft vuld wierd, in hoe weinige dagen een voor. beeld van fchoonheid in een walgelijke vleerchklomp veranderd wierd, waar de menschbeid voor gruwde ? Hoe menig een Jongeling heWeent nog fteeds zijne Bruid, hoe menig eene Moeder haaren kleinen Lie. Teling, die beiden het offer dezer woedende ziekte wierden ? En hoe gelukkig, wanneer nog de dood aan deze toneelen van ellende een einde maakte, en het vreeslijk heir van jammerlijke gevolgen, die uit de Kinderpokken overblijven, afwendde! Want dit is het verfchriklijkfte van deeze ziekte, dac zé dikwijls de treurige fpooren van haar ^aanwezen voor het geheel leven inbrandt, en hen, die ze niet doodt, tot levendige lijken maakt. Niet genoeg, dat de affchuwlijkfte wangeflalten en misvorming der menfchdij. Jee gedaante , ongeneeslijke blindheid , geheele doofheid, tering en eene geheele wanorde in den aanleg der menfchelijke natuur* de veelvuldige gevolgen haarer woede zijn, ze is zelfs in ftaat de hoogere verftandeiijke vermogens van den mensch te krenken, en de voorbeelden zijn niet zeldzaam , dat door die ziekte de vernuftigfte mensch tot een weetniet wierd. Gewis, traanen moet men ftorten, wanneer men onze bloeiende, door  ( 37P > èeae verbeterde opvoeding gefterkte, en door eene vroege ontwikkeling van ziel zo aanminnige Jeugd aanziet, en daarbij bedenkt, dat dezelve al rijpende tot een prooi ■opgroeit van dien onverbiddelijken Engel des doods, die vroeg of laat zijn zwaard over haare hoofden zwaaijen en met éenen flag de fchoonfte hoop, de ftreelendfte verwagting, de vrucht van veele jaaren aangewende moeiten en zorgen vernietigen zal. Welke Moeder leeft 'er, in wier hart, door een bang voorgevoel voor het toekomftig lot haarer kinderen, de wensch niet zou ontdaan zijn, dat het mogelijk zijn mogt, dit kwaad geheel af te wenden ? Welke Menfchenvriend, wien het enkeld denkbeeld van deze mogelijkheid niet roeren en alle deszelfs krachten tot eene krachtdaadige medewerking niet aanvuuren zou. Eene korte behandeling dézer ftof verdient dus de geheele opmerkzaamheid van onze Lezers, en welligt zal het hun niet zo moeilijk te begrijpan vallen, dat het werke. lijk mogelijk is de Kinder-pokken uit te ïoeijen , als wel, dat men niet reeds voor lang dat heilzaam werk tot ftand gebragt heeft. Wat  C 3'S'o ) Wat zijn Kinder-pokkên? Wie heeft ön% "den droevigen dwang opgelegd , 'om dcz'eft Vórsc der duisternis de zwaarfte fchatting op 'te brengen? Behoort dit kwaad mogelijk tot 'hét onvermijdelijk lot dés mens'chdoms, en IS het eVen zo onaffchetdelijk met dit aardsch leven verbonden, als koorts en'verkoudheid? of is het een gevolg van onze zonden, eene tugtróedè, wier hóogére oorfprong niet kan miskend worden ? of wel een helsch vergift', 'gelijk de Predikant Masseij waant , door den Duivel zeiven het 'eerfte aan den armen Hiob ingeënt? — Een kort overzicht over de gefchiedenis dezer ziekte zal ons de bes'te oplosfing geven omtrent deze verfchillen. de meningen. In vroegere tijden had men geen denkbeeld, dat 'er zodanig een Vergift belfond. Niet vóór in de zesde eeuw ontdekte men het in Arabïen , waarfchijnïijk wierd het in xEthiopien, die moeder van alle vergiftigde ziekten, uitgebroeid; en van daar verfpreid'de het zich weldra door oorlog , koophandel en 'fcheepvaar't, over Europa en Aften. Vóór drie honderd jaaren kende America het 'riog niet: 'maar thans is het, door Europeesch zaad daar heen overgebragt zijnde, de dóóyelijkfte Volkziekte geworden. Eerst in het hé-  begin dezer eeuw drong het tot naar Tslani door, en naar Groenland in het jaar 1733. Kamfcliaika is eerst voor negentien jaaren 'er mede bekend, geworden, waar heen een Rusilsch, Soldaat het oyerbragt, en in de Zuidzee zijn, 'er thans nog gelukkige Eilanr den te vinden, waar de naam dier pest nog nooit gehoord is. Een ieder ziet hier den voortgang eener, befmettende ziekte, van een Vergift, het welk, na dat het zich eens, God alleen weet hoe, ontwikkeld had, van mensch tot mensch voortgeplant wierd; het. geen dus de ver afgelegenfte oorden zeer vroeg , en de nabij» liggende .zeer laat bereikte , wanneer dezen minder, verkeer, dan genen met elkander hadden (*)■; en dat eindelijk thans nog niet overal heeft .kunnen doordringen, zo het maar niet haast aan menfehen behaagen mag, het zelve nog tot hunne vrije Broederen over te brengen. Zelfs bij ons, waar het nu reeds zo lang eene inlandfche ziekte is geweest,- ;5i .1 .' (*_) Uit dezen, hoofde kon. China de Pokken wei-nige jaaren na derzelver ontftaan in Jrabien bekomen , en het zo nabij China gelegen Schieieiland Kamfchatka 'er geduuiende 1200 jaaren van bevrijd buijven.  C 38* > is het nog geen beftanddeel van onze vochten geworden; het ontftaat nooit anders, dan door befmetting, en 'er worden Menfehen gevonden, die , fchoon zij 'er dikwijls aan Mootgeftèld zijn, 'er hun geheel leven door van bevrijd blijven. En dit Vergift, dat etven als- Rottenkruid, flechts voor den geenen fchadelijk is, die 'er zich niet voor wagt , hebben wij vriendfchaplijk in onze tvooningen opgenomen ! Wie kan de zonderlinge tegenftrijdigheid verklaaren, dat Menfehen, wien het even zo natuurlijk is alles te ontvlieden, wat zij voor Vergift erkennen, als de liefde tot het leven te koesteren, dit, het fchriklijkst van alle Vergiften» geenzins als zodanig behandelen, maar zelfs aan het zelve het voorrecht toekennen kunnen, van onder hun te woeden? Waarom ontvluchten zij het niet? Waarom houden tij den geenen niet voor krankzinnig, die het opzoekt, en hem , die het hun aanbrengt, niet voor een' booswigt? 'Er is geen Vergift in de wereld, dat niet deszelfs bepaalden kring van werking heeft, dat riet flechts op zekere deelen van ons lichaam werkt, en daar door voor het zelve gevaarlijk wordt. Zommige Vergiften werken door de long, anderen door de maag, anderen weder door de huid op ons; eenigen werken door  C 3R3 > door onmïddelbaare aanraking, anderen bi] wfze van uitwaasfeming, en wij hoeden ons voor derzelver invloed, naar maate de ver* fchillende wijze, waar op zij zich mede deelen , het verëischt. Wij hebben dagelijks, vergiftigde Planten , de Laurier-kers, den roodèn Vingerhoed, de Munnikskappen enz. in de kamer , ze doen ons geen nadeel zo lang wij zorg dragen 'er niet van in de maag te krijgen. Mm kan het Slangen-vergift zonder fchade, zelfs in eene groote hoeveelheid, eeten: maar in eene wonde gebragt Z'jnde, wordt het Vergift voor ons. In vaste Lucht kan men zich zonder gevaar tot aan d^n hals baden, terwijl eene enkelde ademhiling van de/.e Lucht de long verlamt, en dondelijk wordt ; daar in tegendeel de uitwaasfeming van Leliën, den Taxus-boom enz. de long in het geheel niet aandoet, maar de. zenuwen van het hoofd verdooft. Het Pokkenvergift behoort nu zekerlijk wel tot die klasfen van Vergiften, welken door eene bijzondere doordringende kracht en verwandfchap 'met de dierlijke natuur deze bijzondere eigenfchap hebben, dat ze even zo goed door den mond en neus, als door de geheele oppervlakte van het lichaam kunnen indringen, en dat één ftofje, het kleinfte deeltje 'er van, 'even gelijk gest, de geheele menigte van voch-  C 384 ) Tochten, in eene gesting brengt, door welke elk deeltje dier vochten de waare natuur van het Vergift aanneemt. Maar de ondervinding heeft geleerd, dat dit buitengewoon werkend vermogen grenfen heeft , die het menfche. m wmft ontdekken en tot voordeel aan, Wenden kap. Wat kan ons meer vernietigend toefchijnen dan de Pest-fmet, en desaiettegenftaande hoe opmagtig is dezelve zedert men ontdekt heeft, dat ze zich nooit ponder onmiddelbare aanraking mededeelt Voor middel, van deze enkelde omftandigIjeid kon geduurende de verfchriklijke Pest te Moskau, in het jaar i77,, Vorst Orlow ^ich1 veilig midden onder de Zieken, die aan de Pest Jagen , wagen , zonder befmet te worden; en wij kunnen met de grootfte gerustheid in de Nieuwspapieren, lezen , dat .mogelijk geen vijftig mijlen van ons af duif nden door haare woede ter neder geveld worden. — Het affchuweljjk vergift der Me. laatsheid, dat den mensch als met ééne zweer, bedefct, en het geen door de kruistochten zeer gewoon o^der ons geworden was, is door een eenvouwig middel, de afzondering namelijk, geheel yerdelgd. En om ons oppergezach, het geen wij over. diergelijke Vergrften zoo ligtelijk verkrijgen kunnen, zeer duidelijk te toonen, m jfc ëeen treffender voor»  ÜITROEIJEN der KINDERPOKKEN. 385- voorbeeld kunnen aanhaalen, dan het dagelijksch voorbeeld van het vuur. Dit Element» in weerwil van alle gerustheid , welke ons de gewoonte van het dagelijks te behandelen geeft, en onaangezien den prijs, dien wij 'er uit hoofde van het nut, dat wij 'er van trekken, op ftellen moeten, blijft het niettemin het vernielendst, het aanfteekendst Vergift, dat ik ken (*). Het verteert niet alleen alles, wat het aanraakt, in den kortst mogelijken tijd, maar ook is deszelfs dampkring aanfteekend; ook ftemt het zelfs hier in met die foorten van Vergift overëen, dat het lichaam , het welk 'er van aangeftoken wordt, zich terftond aan duizend anderen mededeelen , en zich tot in het oneindige vermenigvuldigen kan. En dit Vergift hebben wij in alle huizen, in iedere kamer, en hoe allerzeldzaamst hooren wij van brand! Wij bevatten en betrachten de regelen van voorbehoeding zonder de minfte moeite, ja zonder het te weten, en bekijven een kind, het welk zich aan de kachel brandt. — Dit al- (*) Het gewoon Spraakgebruik zelf wettigt mijne vergelijking. Door het woord aa.ijkeking drukken wij de mededeeling van het Vuur en van alle ander befmettend Vergift uit. ILDeel. Eb  3-8* AANHANGSEL BEHELZENDE hkt alles fielt het buiten allen twijfel, dat, zo dra wij de wijze kennen, waarv op de Pokfmet zich mededeelt, het in onze magt ftaat ons daar tegen te beveiligen, dezelve te bepetken, zeldzaamer te doen worden, en ein delijk geheel uit te roeijen, of ten minften weder naar JEthiopien te yetbannen, van waar het ons aangebragt is. *>eze denkbeelden nu zijn zo natuurlijken ligt te bevatten, dat ze reeds dikwerf in het brein vap. menig een' Wereldburger le-' venchg wierden, en ontwerpen om de Kin. der-Pokken uit te delgen voordrage her,, ben.. De Arabier Aeenzaar heeft ze retds aangeprezen,, en Chaevell, Cachet, Die-' mehbr.oek-, Mediccs en anderen hebben hem nagevolgd. Het nieuwfte voorftel daar omtrent deed de groote Italiaanfcbe Arts Sarco.ne, doch hij vond zo weinig gehoor als de voorigen. Alen hield deze Mannen voor welmeenende Droomers ; maar handen aan het werk te flaan, door zelf mede te werken den droom een aanwezen en caadelijk beftaan te. geven, daar aan dacht niemand. Eene lange gewoonte verblindt ons Wij vmden het alierbelagchelijkst en der Turken waardig, dat deze]ven, als egte voorftanders yan het Noodlot, de Pest onder hen laten gaan  UITROEIJEN der KINDERPOKKEN. c«7 gaan en komen naar welgevallen , en welk een' naam verdienen wij, die , zonder aan een Noodlot te gelooven , aan de Pokken de zelfde vrijheid toelaten? — Wij twisten tot den huidigen dag over de mogelijkheid, en twijfelen aan de uitvoerbaarheid van dit voorftel, en ziet! Volken, die aan menig een' Europeefchen Wijsgeer als een middelfoort tusfchen het Dier en den Mensch toefchijnen, Hottentotten en Tartaaren befchaa» men ons. Zonder Wetenfchappen, zonder Hoogefchoolen te bezitten, hebben lij zich van de befmettende hoedanigheid van dit. Vergift overreed, de wijze, waar op het zich mededeelt, doorzien, en daarop de onfchendbaare wet gegrond, van eiken Lijder aan de Kinderziekte van hunne gemeenfchap uit te fluiten. Door deze eenvouwige wijze , doch die zekerlijk eenigzins onbefchaafd uitgevoerd wordt, hebben zij zich bij alle hunne oorlogen en hunne rondzwervende levenswijze, tot heden toe tegen deze plaag beveiligd. Zelfs vluchten de wilde. Abiponers , de waare Centauren van den laateren tijd , voor de Pokken als voor hunnen geduchtften vijand, en wel, om zich tegen derzelver vervolgingen des te beter in zekerheid te Hellen , als voor een' vervolgenden vijand met groote wendingen en om£b z we»  388 AANHANGSEL BEHELZENDE het wegen., Wij leven thans nog in tijden, waarin men algemeen aanneemt, dat de rijkdom der Staaten in eene uitgeftrekte bevolking beftaat, en elk ontwerp-, dat ftrekt om diebevolking meer uit te breiden, gretig ont. fangen wordt, waar in men meent dezelve niet genoeg te kunnen bevorderen, noch duur genoeg te kunnen koopen, al is hetzelfs ten kosten der zedelijkheid; en ten ge, valle van deze op enkelde mogelijkheden, op het geen nog niet aanwezig is, berekende Ontwerpen, vergeet men een veel ligter, veel zekerer middel om voor den Staat te bewa. ren , het geen hij reeds bezit, en denzek ven, wanneer zijne bevolking drie millioenen bedraagt, ongetwijfeld en volgens eene zeer maatige berekening in den tijd van honderd jaaren met tweemaal honderd zevenendertig duizend en zes honderd menfehen te verrijken; want zo. groot is het verlies, dat de Staat binnen dien tijd door de Pokken lijdt (*j)„. Het (*) Welk eene winst bij voorbeeld voor het Huis van Oostenrijk! deszelfs bevolking flechts op éénentwintig millioenen berekend zijnde, zo zou de aanwas, door vermijding der Kinderziekte, in honderd" jaaren, cén mülioen en zesmaal honderd driêèazestfe duÉKud. en twee honderd menfehen bedragen. "  UrTROEÏJEN dér KINDERPOKKEN. 380 Het is niet mogelijk, dat dit 'Hechts èeö gevolg van zorgeloosheid en onachtzaamheid zijn zou; men moet gewigtige gronden 'eï voor gehad hebben , om zo lange voor defi Herken aandrang van het eigenbelang doof te blijven. Ik meen dezelven hier in gevonden te hebben. Voor eerst, heeft men de denkbeelden dn> trent den aart en de natuurlijke eigenfchap van dit Vergift door opgevatte begrippen te Zeer verward , en niet genoeg door proefnemingen van dwaalingen gezuiverd. Var. daar, dat de een geloofde, dat de taaden Van deze ziekte ons even als de erfzonde aangeboren waren ; een ander, dat dezelven door de lucht en den wind "voörtgevoerën 'B b $ (<3«  29o AANHANGSEL BEHELZENDE he* de twee volgende zijn ook door nieuwe waarnemingen, die wij nu terftond zullen mededeelen , wederlegd geworden. In de hoon en de moeite, die men zich gaf, om een eet tegengift tegen de Pokken uit te vinden , was waarfchijnlijfc eene tweede reden gelegen, waar door menig een verdienstlijk Man, een Bofrhavk, een Lobb en anderen afgetrokken wierden van het denkbeeld om ze geheel uic teroeijen. — Maar de voornaam, fte reden , die ons al het gewigt der noodzakelijkheid van de uitroeijing der Pokken minder heeft doen gevoelen , is hier in te vinden, f>r eere der Geneeskunst zij het gezegd; dat deze ziekte wegens eene zedert veertig jaren zo zeer verbeterde Geneeswij, ze, bevonden is op verre na zo doodelijk niet te zijn, daar thans de Zieke zijne ver. fterking en genezing in even die vrije fris. fche lucht vindt, welke men te vooren meende hem geheel te moeten onthouden. Doch met dit alles is geene menfchelijke kunst in ftaat te verhoeden, dat 'er niet nog dikwijls wanftaltigheden van lichaam en andere gebreken van overig blijven, dat 'er niet nu en dan kwaadaartige befmettende Kmder-Pokken ontftaan zouden, die zelfs geenen Hippocrates ontzien; (*) dat ein- de- (*) Zo ffiervën nog in het jaar 1752 te Romen in vier  IIITROEÏJEN Dik KI^DÈRPOlClvÈN. 391 delijk het bijzonder gedel van dëö Lijder, 'en zekere omdannigheden van plaats en tijd 8 de göedaartigfte Pokken niet in de allerge'vaarlijkfte zouden kunnen doen ontaarten, en alle aangewende vlijt en voorzorg ver. ijdelen ; bijzonderheden die juist bij ;zulk eenen Lijder kunnen plaats hebben, vaft wiens behoud de rust der wereld en het ge» luk van veele millioencn afhangt. — 'Bij dit alles kwam nu nog de heilzaame inenting deiPokken-, welke ik zekerlijk onder die toedragt van omdandigheden-, als het gróotde ■'gefchenk der Voorzienigheid, err als hét-zekerde middel ter verzagtmg dier kwaal vereere; echter geloof ik-, dat-, 'wanneer óët middel niet uitgevonden was, het mensclïdom door hoód gedrongen, veel eerdér een plan, om ze geheel uit te röeijen, zou daargefield hebben. Men kon zekerlijk mét recft van dat-middel verwagten , dat de Pck-ziektè allengs over het geheel zo ligt te genezen zijn zou , en even min gevaarlijk gemaakt Fkon worden , als eene koorts van verkond'heid. Maar tot dat einde is het nocdz'aake'lijk de inenting algemeen in lte voeren^ efe de= 'vier maanden zes duizend, en in 1784 'te • jmfltrdak twee duizend Menfehen aan de Pokken. Bb 4  39* AANHANGSEL BEHELZENDE HEt dewijl zulks, bij die menigte hinderpaalen, die'er tegen in den weg gelegd worden, en bij den afkeer, dien zelfs befchaafde Natiën 'er tegen betoonen* zeer moeilijk zou uitte voeren zijn, zo is het natuurlijk gevolg daar van, dat de voordeden, die daar mede gepaard gaan, flechts aan eene kleine menigte, flechts aan enkelde perfoonen kunnen dienstbaar zijn, en zulks is naar mijn oordeel zodanig een gebiuik van de zaak maken, dat ons flechts het geringde gedeelte van het nut, dat 'er uit te trekken is, maar tevens al het nadeelige 'er van doet ondervinden. De voordeden , die de inenting aan. brengt, zijn over het geheel berekend, ea het verlies van éénen komt in geene aanmerking tegen de winst van eenige honderden; wij keeren de zaak om, wij enten in, om éénen voor ons gewigtigen mensch te be* houden, en het ongeluk wil juist zomtijds, dat deze het ongelukkig flachtoffer 'er van wordt; als dan lijden wij het gevoeligst verlies, zonder de winst, die daar mede verbonden was, deelachtig te worden. En behalven dat, blijft het niet altoos een zeer harde flaaffche nooddwang, vrijwillig na den Gift-beker te moeten grijpen , om bet Vergift met wat meer behoedzaamheid en voorzorg te kunnen drinken ? — Het blijft al- toos  UITROEI JEN der KINDERPOKKEN. 393 toos Vergift, en als wij het geheel kunnen vermijden, waar toe dient dan de kunst om het te verzagten? — 'Er blijft nog eene tegenwerping over , die echter niet de zaak zelve, maar de afzondering van den Zieken betreft, die daar toe verëischt wordt. Wij Jfünnen het denkbeeld niet verdragen , ons juist in dat tijdftip , wanneer onze medemensch in lijden is , van hem af te zonderen, hem uit te ftooten, en wij ftellen ons liever aan de grootfte gevaaren bloot, dan dat wij de heilige banden der Maatfchappij verfcheuren. Zekerlijk eene tegenwerping, die wanneer ze gegrond was, de grootfte opmerkzaamheid verdiende; maar ook in dit opzicht komen ons de waarnemingen, die men in laatere tijden gemaakt heeft, en die wij in het vervolg zien zullen , zo goed te ftade, dat het zo vreeslijk woord Afzondering , in eene nietsbeduidende quarantaine verwisfeld wordt, welke aan den Zieken de noodige hulp nog beter verzekert dan buiten dezelve. En daar wij zo even het vuur tot een gepast voorbeeld gebruikt hebben, zo vraag ik: Wie heeft het ooit hard en ontmenscht genoemd, wanneer wij bij het uitbarften van brand, de in brand geraakte huizen doen inftorten, om voor te komen, dat dezelve niet tot anderen overgaat? Heeft men niet deze Bb 5 wij.  294 AANHANGSEL BEHELZENDE he# wijze van den brand te beperken, en als 't ware af te zonderen , algemeen als het zeJterst voorbehoed-middel aangenomen? Doch dit zij genoeg tot bewijs, dat onze onwerkzaam hei d in dat ftuk tot 'hier toe niet van allen grónd ontbloot was, maar thans met meer te verontschuldigen is , en ik haast mij nü, om de vraag, die nog alleen overblijft, te beantwoorden : Kent men thans Ie wijze, waarop de Pok-fmet zich mededeelt, naauwkeurig genoeg, om een volledig plan van voorbehoeding te ontwerpen? Ja! men is door deze ziekte met oplettenheid waar te nemen, en door zorgvuldig gemaakte proeven , zo ver gekomen, dat men in ftaat is den werk. kring van dit Vergift, en de Jichaamen, waar door het kan voortgeplant worden, met groote naauwkeurigheid te kunnen op. geven, en een Engelsch Geneesheer j. Hat. 'garth (*) deelt ons de ontdekkingen, dié bij en meer andere kundige Mannen daaromtrent gedaan hebben, mede, welken reeds op zich zelve de grootfte geloofwaardigheid hebben zouden, wanneer derzelver voortref- fe- (*) In een zeer belangrijk boek, J. Haijgarth Unterfuchung, wis den Blcttem zu ror zu kommen fey, UberJ. von D. Cappei.. ÈtfHn 1785.  ÜITROETJEN ceb KINDERPOKKEN. 39? felijkheid niet leeds door de gelukkigfte on- dervinding bewezen was. — De gevolgtrekkingen dezer ontdekkingen zijn de volgende. De Pok-fmet is Hechts op tweeërleije wijze aanftctkend: of door den Zieken, die aan de Pokken ligt, en de deelen, die zich van zijn lichaam affcheiden, als etter, rooven, zweet, fpeekfel en andere ftoffen, die zich ontlasten , onmiddelbaar aan te raken ; öf door in den helmetten dampkring te verkeêren, welke zich in den omtrek van den Zieken , of van de zo even genoemde afgefebeidene deelen, vormt. Het is in de daad niet te ontkennen, dat het Vergift zich in de lucht ontbinden kan , maar deze opgeloste deelen zijn Hechts in de nabijheid van het vergiftigd lichaam in zulk eene hoeveelheid bij één te vinden, dat ze de befmetting kunnen mededeelen; op eenigen afftand worden ze door de vermenging van andere lucht zo zeer verdund, dat ze alle aanfteekende kracht verliezen, even gelijk de fterkfte Vergiften, zo als Sublimaat en anderen , door Ze met water te verdunnen, geheel onfchadelijk kunnen gemaakt worden. Het is daarom van allen grond ontbloot, dat de dampkring, die binnen het huis met Pok-fmet bezwangerd is,  396 AANHANGSEL BEHELZENDE het t%, voor lieden, die buiten het huis zijn* fchadelijk zou kunnen worden , en dat dê ■lucht van eene geheele plaats, waar de Pokken heerfchen, vergiftigd en belmcttdijk zijn zou. Het is zonder grond en ftrijdt tegen alle •ondervinding, dat de befmette dampkring m fpijzen, kleederen, meubelen, dieren^ geneesmiddelen en diergelijke dingen trekken en dezelven befmetcend maken zou; met uitzondering echter van al zulk huisraad en zulke kleederen, die eenige holligheid hebben, bij voorbeeld vlesfen , Jaarfen , handfchoenen, waar in zich misfchien eenige befmet•te lucht zou kunnen onthouden-, en dus verder verfpreid worden. En dan zelfs , wanneer door het een of ander der opgenoemde dingen de Ziekte voortgeplant wordt, zo kan men verzekerd zijn, dat het veroorzaakt wordt door Vergift, dat 'er aan is blijven hangen, door middel van het zweet, het fpeekfel en diergelijken , geenzins door de lucht, die 'er in getrokken is. Het is eene bewezene zaak, dat de Lijder ean de Pokken, en de dampkring, die hem bmgeeft, niet eerder befmettelijk Worden, dan twee dagen, na dat de Pokken eitgebro- •kea  UITROEI JEN der KINDERPOKKEN. 397 ken zijn, en ophouden befmettelijk te zijn, zo dra de laatfte roof afgevallen is, zo dat het tijdvak , geduurende welke de Pokken aanfteekende zijn, dikwijls flechts tien, en nooit over de veertig dagen duurt. — Maar de Smet-ftof, die zich aan eenig voorwerp of rooven hegt, behoudt, wanneer ze terftond zodanig bewaard wordt, dat 'er de buitenlucht niet kan bijkomen, lang, ja zelfs jaaren lang , haare befmettende kracht, daar dezelve integendeel door het bijkomen der lucht ook dan zelfs fpoedig verteerd wordt.. Gevolgelijk berust de geheele kunst om zich voor de Pokken te beveiligen en ze uit te roeijen op dezen éénigen eenvouwigen regel: Niemand kome zo digt bij het Vergift, dat het zich mededeelen kan, dan zal het bij gebrek aan voedfel van zelf ophouden te beftaan, gelijk het fterkfte vuur uitgaat, wan. neer het met geene brandftoffen meer onderhouden wordt. Aangemoedigd door deze overtuiging, en getroffen door de verwoesting, die de Pokken in de laatfte jaaren aangerigt hadden, vereenigde zich te Chester in het jaar 1778 een Genoodfchap van edeldenkende Burgers, ter verdelging der natuurlijke Pokken door het in  SS8 AANHANGSEL BEHELZENDE het in agt nemen van zekere, en op de te vooren ge. noemde waarheden gevestigde regelen van voor. leho.üing, en door alle twee jaaren eene alge. meene inenting te ondernemen. Welk laatfte middel zekerlijk niet kan ontbeerd worden in eene plaats, die van alle kanten van Pokken omringd is, doch het welk, gelijk men gemakhjk inziet, in het geheel niet meer noodig is, wanneer men die regelen algemeen in acht neemt. Het geheele Volkspfiderrigt beftond in deze vier ftnkken. O Men moet niet dulden , dat iemand, die de Pokken nog niet Rehad heeft, in een huis kome, waar de Pokken zijn. Niemand die in eenige betrekkii g ftaat met Menfehen* die vatbaar zijn om befmet te kunnen wor* den, moet geduurende het bezoek eenig ding, dat befmet zijn kan, aanraken, noch in het vertrek gaan zitte^. 2) Men moet niet toelaten, dat een Lij. der, na het uitbotten der Pokken, op de ftraat , of op eenige andere plaats kome waar Menfehen zijn. 3) De uiterfte zorg voor zindelijkheid is allernoodzaakelijkst. Staande en na de ziekte mag niemand noch eenige kleederen, fpij-  UITROEIJEN der KINDERPOKKEN. 2£9 zen, huisraad, honden, katten, geld, geneesmiddelen, of andere dingen, waar van men weet of vermoeden kan , dat ze met pok-ftof, fpeekfel of andere Heffen, die de Lijder kwijt geraakt is, befmet zijn, eerder buiten het huis gelaten worden, voor dat »e gewasfehen , en genoegzaam aan de opene lucht blootgeHeld geweest zijn. Geen vuil linnengoed of andere dingen , die met het Vergift kunnen befmet zijn, mogen bij een gelegd, en in ichuiflideo, kisten oi op eenige andere wijze aan de lucht onttrokken worden, maar men moet ze terftond in het water zetten, toe dat ze gewasfehen worden. Wanneer iemand aan de Pokken fterft, moet men zorgvuldig toezien, dat niets het geen befmet zijn kan, buiten het huis ge« bragt worde. 4) Men moet den Lijder niet eerder veroorloven om bij iemand , die nog voor de befmetting vatbaar is, te komen, voor dat alle de rooven afgevallen zijn, en alle kleeding, huisraad en andere dingen , die dezelve geduurende zijne ziekte gebruikt heeft, gelijk ook de vloer van het ziek-vertrek, als mede het hair, het aangezicht, de handen zorgvuldig gewasfehen zijn. Wanneer alles vol-  400 AANHANGSEL BEHELZENDE het volkomen gezuiverd is, moeten de deuren, de venflers, kabinetten, laadtafels, kisten' doozen, en alle andere dingen en plaatfen ' waar zich befmette lucht kan ophouden, zd lang geopend blijven, tot dat ze geheel uit het huis verwijderd worden. lEr wierden beloonrngen en vermaningen aangewend, om de Mede burgeren over te haaien, om dit voorfchrift op te volgen, en 'er wierd een bijzonder Opziener benoemd, wiens post het was, wanneer de Pokken in een huisgezin befpeurd wierden , de eerfte berigten daaromtrent zo dra mogelijk in te winnen, de huisgenooten met de voorfchriften bekend te maken, en een register te houden, dat den voortgang der ziekte en de wij» ze, waar op de voorfchriften naargekomen wierden, bevatten moest. Daar door wierd te weeg gebragt, dat van het jaar r778 af tot i77g de ziekte aan zevenendertig plaatfen geheel gefluit, en in tweeëndertig gevallen niemand verder befmet wierd. In de maand Februarij van het jaar 1782 wierd ze door Soldaaten weder in de Stad gebragt, die zich in het geheel aan geene dier voorfchriften onderwerpen wilden. Men zag zich genoodzaaktde-  UITROEiJEN der KINDERPOKKEN. 401- deze inrigting eenige maanden lang geheel op te fchorten, met dit gevolg, dat de Pokken zich weder in dien tijd zeer ftërk verbreidden, en 'er in Maij reeds dertig huisgezinnen van aangeftoken waren. Nu begon het gezelfchap weder te werken , met dien gelukkigen uitflag, dat ze reeds den 17 Junij. geheel uitgeroeid waren. Na dien tijd verfchenen ze nog eens in «wee verfcheidene lireeken van de Stad, doch derzelver voortgang wierd terftond weder geftuit. Door naauwkeurige voorfchriften bragt men het zelfs zoverre, dat twee perfoonen , die nog nooit de Pokken, gehad hadden, in het zelfde ftuis, waar men-, fchen aan die ziekte lagen, en drie van een aangeftoken huisgezin, voor alle befmetting beveiligd bleven. — In deze vier jaaren wierden vier honderd zestien menfehen ingeënt, van welk getal flechts twee ftierven, — En dit was uitvoerbaar in weerwil van. de ongunftigfte omftandigheden, en niette-? genftaande de tegenkanting van veelen, bij alle hinderpaalen, die vooroordeelen, armoede enz. in den weg lagen , bij een volkomen gemis van alle medewerking van den kant der Regering , en bij eene geduurige nieuwe befmetting door vreemdelingen aangebragt! Nu ftelle men zich een geheel Rijk, een geheel Werelddeel voor, dat zodanig II, Deel. Cc eene  4&i AANHANGSEL BEHELZENDE het eene verbintenis aangegaan had, als dit Gezelfchap! wat zou daar van niet te verwagen zijn ? En hoe ligt was zulks uit te voeren, en hoe zeker was dan de uitróeijing der Pokken? Doch, wien dit voorbeeld nog niet voldoende voorkomt , die hoore, wat men al voor lang op Rhodeisland in NoordAmerica in het werk iielde, uit een" brief van eenen Geneesheer , die zich aldaar bevindt, Dr. "vVaterhouse. „ Rhodeisland is .veertien mijlen lang en, „ zeven breed, aan den kant van het Wes, „. ten min of meer 20S mijlen, en aan de ,, Oost-kant naamlijk eene halve mijl. van het 4 vaste Iand af gekken , tegen het Zuiden ,, is de open Zee. Door dit eiland trekken 3, alle de. Reizigers ,, die van i Connecticut, „ Neu-Tork, Jerfeij, Penfijlvanien en alle de „ Zuidelijke eilanden komen. Aan de kust van het vaste land liggen de Steden Bris„ -tol, Warren, 'Tiverton enz. van welke „ geene ééne onder de duizend Inwooners bevat. Over deze Vaart komen meest alle „ Marktlieden. Daarbij kan men rekenen s. het groot aantal van Menfehen, die langs „, den grooten weg van Boston en de omlig„ gende landftreeken van Providence komen, „ van welke plaats geduurig ^Reizigers naar < „ de  UITROEIJEN der KINDERPOKKEN. 40,3. de hoofdftad Neuport trekken. Deze Stad , heeft bijna elf duizend inwooners , ligt „ zeer voordeelig, en wordt voor gezond J9 gehouden,, zo dat ze eiken zomer van eene „ groote menigte Menfehen van de West„ indifche Eilanden en uit de Zuidelijke „ Provinciën wegens derzelver gezondheid „ bezocht wordt. — Dewijl de Inenting,. „ zo wel in Boston als op Rhodeisland verbo„ den is , gaan die geenen , die ze willen „ ondergaan, naar eene der Zuidelijke Pro„ vincien, waar ze veroorloofd wordt. Ik „ weet met zekerheid, dat de kinderen van „ een half dozijn huisgezinnen naar deze „ plaats gereisd, en allen weder te zamen „ terug gekomen zijn: en evenwel hebben „ wij het zo ingerigt, dat deze verfchrik,, lijke ziekte belet wordt zich onder ons te „ verfpreiden. Dit gefchiedt door het in „ acht nemen van de volgende regelen. „ Nooit mag één ftuk van de kliederen, die ze geduurende hun verblijf op de plaats, „ waar de Inenting gefchied is, gedragen „ hebben , weder mede genomen, en deze „ plaats niet eerder verlaten worden, dau „ na verloop van een' zekeren tijd, welke door de Inënteren bepaald wordt, al is de 5, ziekte ook nog zo weing beduidend. Zijn 3) 'er onder de Zieken, die nog eenige zweeCc 2 33 rea  404 AANHANGSEL BEHELZENDE het „ ren hebben, als ze in de haven aankomen , „ dan mogen ze niet aan land gaan, voor dat ze door een' daar toe aangeftelden Opziener onderzocht zijn. Is 'er iemand in „ de Stad, van wien men vermoedt, dat hij ,, de Pokken beeft, zo wordt de Opziener „ derwaards gezonden; meent deze, dat het waarfchijnlTJk is, dat die perfoon befmet »»' is, dan doet hij eenigen der Opzieneren „ te zarnen komen, en wanneer dezen bene„ vens een' Arts de ziekte voor de Pokken ,, verklaaren, zo hebben de huisgenooten 3., niets meer met den Zieken te doen, die ,i van dat oogéit&H* af tot aan de herftelling „ geheel onder het opzicht van die bedien„ den ftaat, welken hem op een Eiland over„ brengen, waar reeds voor al het noodige 5, gezorgd is. Dit Eiland wordt Coasters „ Harbour genaamd, en is ééne en eene halve „ mijl' lang, en ééne mijl breed. Het zelve 3, is aangenaam, wordt door het vaste land „ tegen de Noorden- en Oosten-winden be„ fchut, en is omtrent een halve mijl van den oever van Rhodeisland gelegen, welke ,„ kust tusfchen de twee en drie mijlen van ,, de Stad af ligt. Voor eerst brengen zij j,, den 2'ieken over in een breeden kist, die ruim genoeg is, om 'er een klein bed in n te kunnen leggen. Het dekfel is met een w ge-"  UITROEIJÉN der KINDERPOKKEN. 40? „ genoegzaam -getal gaten doorboord , om „ den Zieken lucht te laten inademen. De „ kist wordt op eene ligte flede gezet, door „ een Paard getrokken en van-de Opzieners „ tot aan den oever vergezeld, waar de kist „ en de flede te zamen in eene boot gezet „ worden, en in weinige minuuten is de .,, Zieke in het -Hospitaal. Vinden de In„ wooners, dat die fchrikbaarer.de toeftel,, „ vooral bij vreesachtige lieden meer kwaad 3, doet, dan de ziekte zelve, dan laat men -„ de kist weg, en men neemt in de -plaats -., daar van een' draagftoel. — Het is meer „ dan ééns gebeurd, dat de ziekte, eerman „ wist-, dat het de Pokken waren, reeds zo ■ verre was gekomen , dat de -Lijder niet \\ zonder het grootfte gevaar kon vervoerd 5S worden. In dat geval wierden de ftraatën „ afgefloten, men maakte het in de Nieuws„ .papieren bekend, en 'er wierden wagtef! 3J geplaatst, die eenen ieder -beletten mees-.„ ten op eenen zekeren afftand het -huis te naderen. 'Wanneer een -fchip in de haven aankomt , dat Zieken-, die de Pokken heb.„ ben, aan -boord heeft-, -dan moet het, na de Zieken naar Coasters Harbour gebragt „ te hebben, quarantaine houden-, en een „ fein uitfteeken, waar op -geene boe: he: ,, zelve nadert. Maar gewoonlijk lijdt de C c S »s koor>  4o6 AANHANGSEL BEHELZENDE hei „ koophandel, wegers de ziekte geen hin. „ der. Ik beken dat eenige dezer voor„ fcbrifien onuoodig en ongefchikt zijn, „ doch de vrees voor deze ziekte maakt* -„ dat het Volk ze met bereidwilligheid op» „ volgt. Een vreemdeling zal misfehien gei, looven, dat dit alles niet zo fliptelijk kan „ uitgevoerd worden , zonder het Volk te „ dwingen : maar dat heeft geene plaats, ,, want de eensluidende Item van het Volk s, en van de Regering geven aan die inrig'» dDS de gewenschte werking, zo dat het „ veel eer eene Volks gewoonte fchijnt te zijn, dan een vooTfchrift van de wet.- De ,, Opzieners zijn doorgaans lieden van ge„ zach, en zeer naauwgezet in het vervullen „ van de pligten van hun ambt, en ontfan„ gen volgens de wetten iets voor hunne >, moeite." Hoe heilzaam deze inrigting ook geweest zij , om Rhodeisland geduurende eene lange reeks van jaaren tegen de Pokken te beveiügen, zo zou dezelve toch in onze Landflreeken minder tot ftand te brengen zijn, dan in gene-, waar nog de natuurlijke afkeer voor de Pokken in deszelfs eerfte kracht fchijnt te werken , en alle ander gevoel te onderdrukken. Doch het voorbeeld van Ches.  tflTROEIJÈN der KINDERPOKKEN, gog Chester toont ons, dat wij langs een' veel gemaklijkeren weg de zelfde voordeelen kun> aen erlangen (*). n (*) Gefield eens, de Pokken openbaarden zich aan eene plaats, waar men derzelver voortgang wilde fluiten. Gelijk men weet, zijn het in het begin altoos flechts één of twee voorwerpen, die 'er van aangetast zijn, en door bij tijds op deze weinigen opmerkzaam te zijn, kan men ligtebjk voprkomen dat ze zich niet verder verfpreiden.' Indien de -Zieke van aanzien en bemiddeld is, wat is dan gcmaklijker, dan hem. en de lieden, die het meest met hem omgaan, gelijk ook zijn' huisraad-, zijne kleederen enz. voor den tijd van viet of vijf weeken af te zonderen? Niemand, dan zijn oppasfer, nadert hem, of zijne naaste bloedverwanten, die hem bedienen, en het zich buiten dien ock "aarne laten welgevallen, om eenige weeken uit liefde jegens hunnen Zieken niet uit te gaan. De mindere klasfen van bedienden behoeven ncoit in het ziekvertrek te komen , doch dezelve kunnen at net noodige aanbrengen, om het in handen der cp?asfers>, •die onmiddelijk met den Zieken omgaan, over te leveren, en dus de gemeenfehap met de geheele plaats, -onder het minile gevaar voor ■aahlïceking, onderhouden. Op die wijze zou de Afzondering zich tot zeer weinige perfoönen, tót een paar kamers van het huis bepaalen, en het overig gedeelte van het huisgezin volkomen vrijheid hebben om buiten het 'huis €c Ü  408 AANHANGSEL BEHELZENDE he* Ik meen nu genoegzaam aangetoond té hebben, dat het groote beilzaame ontwerp ter uitroeijing der Pokken in het befchaafd ge- deel- bezoeken af te leggen en te ontfangen. Maar is de Zieke in een behoeftigen ftaat, of niet in het geval van zich zo onafhangelijk te kunnen maken, dan zou het welzijn van den Staat het vorderen, de in de daad weinig beduidende onkosten van deszelfs afzondering voor zijne rekening te nem'en: en hier ftaan twee wegen open: of een algemeen Pokkenhuis (gelijk men reeds aan veele plaatfen huizen voor de Inenting heeft) waar in de Zieke, geduurende zijne Quarantaine moet hefteed worden 5 of -een beè'edigd perfoon, die den Zieken , welke te huis bij zijne huisgenooten bleef, van al liet noodige verzorgde, en toezicht hield■, dat de bovengemelde regelen van voorbehoeding en afzondering opgevolgd wierden. Maar wat de Geestlijke perfoonen, Artfen, Heelmeesters betreft, die den Zieken naderen moeten, zo zou het voor de twee eerstgenoemden gemaklijk vallen, zorg te dragen, dat door hun de befmetting niet verfpreid wierd, wanneer ze bij den Zieken in het geheel niet -gingen zitten, en zich wagteden, zo wel hem als zijn bed aan te raken, en de Artfen den pols of door eenen fijnen handfehoen van blaas voelden, of de hand terftond daar na fterk met koper-azijn afwaschten. Voor de Heelmeesters zou het zekerlijk veel moeilijker vallen , bij voorkomende  OITROEIJEN der KINDERPOKKEN. 405 deelte der Wereld nog nooit zo uitvoerbaar geweest is als thans, en dat de weg nu gebaand is, om door naavorfchingen en ijver der Geneesheeren het geluk algemeen te verbreiden, het geen eenige Landftreeken reeds werkelijk genieten, door zich van dit kwaad bevrijd te zien. En hu nog tot befiuit een woord aan Ü, Beheerfchers der Volken, die Uw geluk in het geluk uwer Staaten, en uwen grootlten *oem vindt in de bewustheid van Vaders en Weldoeners der Menfehen geweest te zijn. Verwaardigt dit voorftel met uwe opmerkzaamheid, het geen zo zeer door de item der menscheid, door de Rem van uw eigen haft wordt aangedrongen, bevrijdt de wereld van •eenen vijand, die voor dezelve de vreeslijk- fte gelegenheden, zich zeiven en hunne kleederen geheel vrij van Smet te houden, en het was te wen» fchen, dat men daarom eenen bijzonderen Heelmeester voor de Zieken , die aan de Pokken liggen , aanf.elde , die alleen deze en geene andere Zieken mpgt behandelen, en men zou tot dat einde de PestHeelmeesters gebruiken kunnen, die 'er nog bijna aan alle plaatfen te vinden zijn, en die vóór dezen onder de zelfde verpiigting lagen. Cc 5  410 AANHANGSEL BEHELZENDE HEJ #e van allen is, uwe-Staaten van een fin*, pend Vergift,' dat hen aan het harte knaagt-, •uwe troonen van eenen moordenaar, dien geene wacht, geen vertoon van grootheid en pragt kan affchrikken (*), Het is niet meer een bloot voordel, maar eene daadzaak, dat de Pokken kunnen uitgeroeid worden. De wildfte Volkeren toch hebben het met een gelukkig gevolg werkfteilig ge-maakt, en laatere waarnemingen leeren, dat het zonder groote moeite, zonder bijzonder groote kósten en zonder verzuim der maat•fchappijelijke pligten uit te voeren is. Dö ViiiiMiiiiiiuliiüJ heeft ons den vijand in handen gegeven , en uwe veelvermogende bijiland is 'er alleen noodig , om hem in weinige jaaren geheel te verdelgen. — Gij hebt reeds zo veel gedaan, om uw aanwezen met weldaaden te kenmerken. Sticht U nog dit gedenkteken, en uwe naamen zullen bij het Nageflacht eeuwig heilig zijn; de achttiende eeuw zal dan den roem van hun, die her geluk van het menschdom bewerkten, voor altoos bevestigen. NA- (*) Hoe versch liggen ons nog de droevige voorbeelden van eenen ChrIstiaan Keurvorst van Saxen, Van eenen Maximiliaan van Beijeren, en andere Grooten, die aan de Pokken ftierven, in het geheugen.  UITROEIJEN der KINDERPOKKEN. 4ÏI NASCHRIFT van den SCHRIJVER* Deze gedachten, die ik in het jaar i'jSfj met eene waare geestdrift opftelde, bevatten thans nog, bij eene meer rijpe-en koele overweging, mijne geloofsbelijdenis. Nog altoos is de geheele uitroeijing der Pokken een mijner geliefkoosde denkbeelden, en zal bet Reeds blijven. — Alles, de theorie der ziekte, derzelver overeenkomst met de Pest, en wat meer is, de óaaA*>fr <-«J cduUe uitvoering van dit ontwerp aan fommige plaatfen, pleit 'er voor, en 'er wordt niets meer toe verëischt, dan eene onderlinge verbintenis van het geheel befchaafde Europa tot dat edel doelwit, en de zaak is tot Rand -gebragt. Des te meer verheugt het mij, dat behalven den Heer van Puffendorff, die ons eene Verhandeling over dat onderwerp gefchonkeu heeft, ook thans de Heeren Salzïian en Lenz in Sclmepfenthal dit onderwerp waardig gekeurd hebben, om 'er aan te arbeiden , en Scoderi's wijdloopig werk, in een uittrekfel voor het Volk verftaanbaar, gebragt  4ia AANHANGSEL etc. bragt htbben (*). Mannen die 7.0 vee! warmte voor het algemeen welpijn, cn tevens de gaaf bezitten van op het Volk te kunnen werken, kunnen zekerlijk het meeste tot dat heilrijk oogmerk toebrengen. — ïs het Voik nu eens overreed, hoe gefrsaklijk valt dan de uitvoering ! En juist hier zou ik mij van de Volksklasi'en, die men in Politieke berekeningen zo ligtelijk over het hoofd ziet, het meest beloven — van de kiasfe der Landlieden en Boeren. (*) Öok heeft Dr. Faust , die zich zo zeer beijvert, om voor net «*s*i*ui4«t» nut te fiïgien , eer,è voortreffelijke Vcv'-'rüVeiing over dit onderwerp gefchreven, en in :ie floogduitfche Journaalen geplaatst. Men vindt dezelve in het Philofopldsch Journaal fi'sr Moralitiit , Be-igion und MenfilietMvofil von Schmiik 4te Ba'ui 1 St. Aant. v. d. Velt. hinde 'van het laatste deel.