Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3183 0358  | Ë i 2 Ê Ö O O R ITALIË N.   R E I Z E DOOR I T A L I E N> in den jaare mdcclxxxv. gedaan. door WILHELM. XAVERIUS JANSEN. BIED IC INA E DOCTOR TE DUSSELDORP , EN ICEURPORSTELIJKE PALTSISCHE MED ICh NA AL-RAAD BIJ HET CONSILIUM ME DI' CVM DER LANDEN GULIK EN BERG. beschreeven in een reeks van BRIEVEN, aan den HOOGGELEERDEN HEERE EDUARD SANDIFORT3 MED. DOCT. IIOOGLEERAAR IN DE ONTLEED- GENEES- EN HEELKUNDE AAN 'S LANDS HOOGE SCHOOLE TELEX? DEN, ENZ. ENZ. tweede deel» te LEYDEN, bij A. en j. HÖNROOP. MÖCCÏCIU   VOORBERICHT VAN DEN UITGEEVER. J)rie jaaren zijn 'er verloopen, nadat ik het eerfte Deel deezer Reize in het licht gaf, en mogelijk heeft men aan het vervolg en Hot van dit Werk gewanhoopt. Had ik aan het verlangen van veelen konnen voldoen, dit Deel zoude voor lang de drukpersfe verlaaten hebben, vooral daar het eerfte de goedkeuring van deskundigen, zoo binnen als buiten 's Lands, volkomen heeft weggedraagen, en veele Reizigers, die Italien bezogt hebben, mij ook hebben verzekerd, in deeze Reize zaaken aangetroffen, en al* 3 Ier-  vi VOORBERICHT. lernauwkeurigst befchreeven gevonden te hebben, welke andere met ftilzwijgen zijn voorbijgegaan. Dan mijne veelvuldige bezigheden, en, onder deeze, de bezorging en uitgaay.e van een veel gewigtiger Werk, zijn oorzaak geweest, dat men met het afdrukken deezer Brieven niet dan langzaam heeft konnen voordgaan, terwijl mij nauwelijks tijd overig was, om een oplettend oog op dezelven te flaan. Eindelijk echter verfchijnt dit tweede en laatfte Deel, waarin de Schrijver het verhaal zijner Reize vervolgd op dezelfde wijze, als ik die in het Voorbericht, voor het eerfte Deel, heb opgegeeven. De Leezer zal zich ongetwijfeld daar meede verlustigen, zijn verlangen voldaan vinden, en ook zijne goedkeuring aan dit Stuk niet weigeren. Pan,  VOORBERICHT. vu Dan, door dit vertraagen, mis ik het genoegen, van een Exemplaar van dit Werk aan den Schrijver te kunnen aanbieden. Deeze immers is niet meer; hij wierd aan zijne bedroefde Weduwe, aan zijne vier kinderen, aan zijne Vrienden, aan de geleerde Waereld, door een' ontij digen dood, in den Ouderdom van vierendertig jaaren, den negentienden Junij laatstleeden, weinige dagen aaneene rotkoorts ziek gelegen hebbende, ontrukt. De troostlooze Weduwe, Joh anna Sibilla Thelosen, die met hem zeven jaaren is gehuuwd geweest» gaf mij daar van terltond kennis. Ik verlies in deezen Geleerden een waar Vriend, van wien men in het vak der Genees- en Natuur-kunde nog veel had konnen hoopen. Hij gaf in den jaare 17S8. in het licht * 4 eene  vin VOORBERICHT. eene Verhandeling : de Pelagra, moria in Mediolanenfi Duoatu endemio-, en befchreef daarin eene ziekte , aan weinigen op dien tijd bekend, van welke.hij ook in dit Deel melding maakt. Sedert lang had het hem leed gedaan, dat men in Duïtschland zoo weinig kennis had van al het geen in Holland in de Geneeskunde en Natuurlijke Hifrorie verricht wierd, en dus ook weinig prijs daarop Helde, en daarom befloot hij aan zijne Landgenooten, en in het algemeen in Duïtschland meer bekend te raaaken, al 't geen door de Hollanders verricht wierd. Om dit befluit te volvoeren, dacht hem best, uittrekzels uit alle Werken op te ftellen, oude en nieuwe Hollandfche boeken, die minder bekend zijn geworden , bekender te maaken, de nieuwfte ontdekkingen in' de Genees- en Na,-  VOORBERICHT. ix Natuurkunde meede te deelen, het leeven der Hollandfche beroemdfte Geneesen Heelmeefters te befchrijven; de levenswijze , zeden, het character der Hollanderen, en daar uit voortfpruitende ziekten, na te fpeuren, en verder al *£ geen het medicinaale betreft, nauwkeurig op te geeven; hier van gaf hij eene proeve, in den jaare 1790. onder den tijtel van Medizinifches Magazinder Holl'dndifche Liter at ur, tot welk Werkje hij den Heere J. C. Jonas, Geneesheer te Crefeld, als meedehelper, verkoozcn had; dan , hetzelve traag voordgaande , fchreef Hij mij reeds in het voorleeden jaar, dat zijn oogmerk was, hetzelve in dit jaar met den Heer Kortum voordtezetten. Echter heeft alleen het eerfte Stuk het licht gezien. Dewijl de Disfertatien', die op onze * 5 Hoo-  x VOORBERICHT. Hooge Schooien verdedigd worden, zelden voor geld te bekomen zijn, en dus weinigen in handen koomen, terwijl men in onze Journaalen nauwelijks van dezelven gewag gemaakt vindt, ondernam Hij in 1791. eene verzameling daar van in het . licht te geeven, en daar toe de beste, die federt het jaar 1770. verdedigd waren , in geen ander foortgelijk Werk gevonden wierden, of door de Schrijvers zelve naderhand waren uitgegeeven, te verkiezen. De tijtel is: Colle&io Disfertationum fele&arum, in variis foederati Belgii Academiis editarum, ad ommin medicinae partem pertinentium. Doch ook van dit Werk zijn Hechts tweo Stukken uitgegeeven. Nauwelijks was het eerfte Deel deezer Brieven bekend geworden, endoor den beroemden Zimmermann, in zijne An-  VOORBERICHT. gq Annalen der Geographifchen und Statiflifchen Wisfenfchaften ; Erfter Jahrgang, Zweiter Band, pag. 525- zee? hoog gepreezen, of op verfcheiden plaatfen in Duitschland wierd bekend gemaakt, dat men eene Hoogduitfche Vertaaling derzelven zoude in het licht geeven. Dan de Heer Jansen, vreezee de, dat dezelve niet wel mogt uitvallen , liet door zijn' Boekhandelaar DaNZER zulk eene Vertaaling, door den Schrijver merkelijk vermeerderd , aankondigen. Alle de andere bleeven dus weg, doch deeze is voor korten tijd te voarfchijn gekoomen , onder den volgenden tijtel: Brief e über Italien, yornehmlich den gegenw'drtigen zuftand der Arzneikunde und die Namrgefchichte betreffend, an Berm Pra~ fesjhr Sandifort zu Leiden, gefchrieben yon Wilhelm. Xaverius Jansen , Chur- fürsU  ini VOORBERICHT; fürstlich-Pfëlzifchen Medicinalrath zu Dusfeldorp. Jus demHolldndifchen überfetzt, und von dem Verfasfer flark vermehrt. Daar ik nu uit deezen tijtel zag, dat deeze Uitgaave gezegd wie^d, aanmerkelijk vermeerderd te zijn, oordeelde ik noodig, dezelve met de mijne te vergelijken, de bijvoegfelen i daar uit over te neemen, en achter dit tweede Deel te voegen. Deeze maaken het Aanhangfel uit, en door hetzelve is het eer» fte Deel thans zoo volleedig, als hetzelve in het Hoogduitsch is uitgegeeven. EDVAïtD SANDIFORT. Leiden 5. Aug. 1793. IN.  I M H O U D: Bhéz: XX. Brief. Terugreize van Napels, over Mont: Casfino, naar Rome. . . ï XXI. Over de Ligging, Luchts- gefteldheid, en het getal der Inwooners van Rome. it* XXII. Pracht der Stad Rome om¬ trent derzelver Gebouwen ; het KaraEter en de Zeden der Inwooners enz. . . 2S XXIII. Over de Hospitaalen in Rome. . . . 6c XXIV,  n0C>O©OC><^^ TWINTIGSTE BRIEF. 'Terugreize van Napels, over Monte Casfino\ naar Rome; I)e rdiponheden der Natuur, binnen en röndoni Napels, zijn zoo bekoorelijk, dat ons, bij derZelver befchouwing, de dagen hier korter dan elders voorkwamen, terwijl de tijd zijne fehreëdeti fcheen te verdubbelen, en het oogenblik, tot oné vertrek beftemd, deed aanfnellen; vergeefsch wenschten wij, nog eenige dagen hier re kunnen vertoëven; maar de groote pracht, waarmeede men të Rome het plegtig Feest van de Apostelen , P fctrus en'Paulus, viert, noopte ons, om onze terugreize niet uitreftellen. Wij begaven ons danT in den nacht vah dènt 22ftenjunij weêr opreis, en kwamen den volgenden morgen, even na zonnen opgang, te Capua-, IU deel. A maar  a BRIEVEN over ITALIËN.; maar om niet tweemaal eenen weg te reizen, had* den wij beflooten nu over Monte Casfino naar Rome' te keeren; een weg, dien ik evenwel nooit aan reizenden: zoude aanprijzen; want hoe fchoon ook "de Abdij* op deé-zcn Bef-g, hoe heerlijk ook de afwisfeling, in die ftreekcn, welke men aantreft, wezen mogen, zoo wordt evenwel dit aangenaame, door de ongemakken, die men, deels door de flechte Logementen, en deels Joor.de bijna onbruikbaare wegen, ondergaan moet, zeer verre overtroffen: en wij hebben ons meenigmaalen beklaagd, dat wij niet te Napels waren fcheepgegaan, om op Civita Vecchia te vaaren. Om van Capua naar Monte Casfino te koomen, neemt men den weg op Tórrkello, 't welk tien mijlen van daar gelegen is, en men laat het beroemde Hertogdom Benevento, 't welk midden in het Napelfche Rijk ligt, en aan den Paus toebehoort, eenige , mijlen ter linker zijde liggen. De weg . was, tot hiertoe, taamelijk om te bereizen; maar hier namen de rampfpoeden eenen aanvang, welke de grootfle waren die wij, geduurénde onze geheele reize, geleeden hebben. De wegen werden zoo flecht, .dat wij meenigmaal genoodzaakt waren het rijdtuig te verlaaten, en foms langer dan één uur te voet moellen gaan; wanneer wij daarna des avonds in het Logement S. Vittore aankwamen, werden wij op zeer gemeen brood, dunnen wijn en  TWINTIGSTE BRIEF. 3 6h knoflook onthaald: en na een beter avondmaal verzocht te hebben, werden in alle haast eenige eijeren in olie gebakken, en wat flechte falade gereed gemaakt; dit was alles wat wij konden bekoomen, waarmeede wij ons moeften vergenoegen, eer wij ons, op zeer onzagte bedden, ter rust begaven. — Op den volgenden dag was het met alles nog veel erger: de weg was niet alleen bergachtig, maar met gröote fteenen als bezaaid , waardoor elk oogenblik het rijdtuig dreigde omtevallen; dan brak 'er iets aan de wielen, dan weder iets anders, en dan möeften wij weer een voorfpan van osfen hebben; zoo dat wij eerst tegen den avond in S. Germanö kwamen, en gevolgelijk waren wij niet meer als vijftien Italiaanfche mijleri gevorderd, welke wij bijna geheel te voet hadderi afgelegd. Dit Gebergte is niet vulkaanisch, zoo als in de ftreeken van Napels; maar geheel van kalkachtig gefteente, gelijk alle de* tot de Apenninen behoorende, Bergen. Men vindt hier en daar op deezen weg kleene Wouden van fchoóne Eikenboomen, 't geen anders in Italien zeldfaam is, die ons de Bosfcheri Van Duïtschland herrinnerden. Deeze worden afgewisfeld door Weilanden: hier en daar vindt men èenige Wijngaardeh; maar het vöornaamfte vari het geen men ontmoet zijn de heerlijke Koornlari • A i den,"  4 BRIEVEN over ITALIË N. den, die men toen overal bezig was te maaijenï deeze befehouwing" veraangenaamde nog eenigzins onze reis; want de Tarwe-oogst gefchiedt hier met veel plegtigheid, bijna op dezelfde wijze als de Wijn-oogst aan den Rhijn en op andere plaatfen. Het Vo k verzamelt zich bij elkander met . ziinfeisfen voorzien, fielt zich vervolgens in rijen, en zoo wordt het werk gemeenfchappelijk begonnen; zoó d it men niet zelden vijftig menfchen, op één ftuk lands, in den arbeid bezig, tellen kan. Vrouwen, zoowel als mannen, trekken te velde; ■ zelfs worden de kinderen niet uitgezonderd : als het ftuk lands groot is, vindt men foms wel drie of vier wiegen aan een hoek van hetzelve ftaan. Eene aanhoudende muzijk, dóór verfcheidenerlei Inftrumenten, die meest uit Fluiten, Doedelzaken Trommelen beftaan, gemaakt, wekt de werkenden in hunnen arbeid op: overal hoort men vreugdegezangen vrolijkheid weergalmen: geheele korven met eet- en drink waaren worden meedegevoerd, en zoo wordt de geheelen dag, in vreugde arbeidende, doorgebragt; zelfs hoort men nog des avonds van verre" het ftreelend gezang, met de muzijk gepaard, over de velden klinken. Het land is vfagtbaar, en brengt dubbel meer op dan men in andere landen verwachten kan, waarom het ook Campagna Feïice geheeten wordt; daarbij behoeft men hier niet te vreezen, dat het gezaaide koorn , dour  TWINTIGSTE BRIEF. 5 door eenen harden winter, zal vernield worden, waardoor bij ons zoo dikwerf meenige arme Landman zijne hoop en vooruitzicht verijdeld ziet. In de wijze van maaijen verfchillen deeze Landlieden van de onze: zij maaijen het koorn niet zo,o kort bij den grond af als de onze ; maar laacen de helft of wel een derde deel der halmen ftaaa; de Landman verliest hierdoor wel het ftroo; maar het land wordt in tegendeel door die rottende halmen gemest, en wint dus aan in vrugtbaarheid. Riet het koorn uit de airen te maaken, heeft men hier, en in andere plaatfen van Italien, ook eene geheel andere behandeling dan bij ons; het wordt niet met dorsch-vlegels, gelijk wij gewoon zijn, 'er uitgeklopt, maar uitgereeden, lk heb dit uitrijden van het koorn naderhand in Frefcati met veel genoegen gezien; men legt de halmen in de rondte, en laat dan een paerd zoo lang 'er over loopen, tot dat het zaad zich van de airen heefc losgemaakt, en verzameld kan wqrden. Dit is een aloud gebruik, 't welk Var ro reeds gekend heeft, daar hij zegt: Apucl alios exteritur grege jumentorum inafto, quod ungulis $ /pica exteruntur grana. Hier door fpaart de Landman meenigen droppel zweets, die hij anders, bij het moeilijk dorfchen, zou moeten ftorten; daarbij is hij in geen gevaar van zijne borst, door de wolken van ftof, die bij het dorfchen opftijgen, te bederven. A 3 Ci-  6 BRIEVEN over ITAÜEN. Citroenen, Oranje en dergelijke boomen, welke naar den zeekant meenigvuldjg zijn, vindt men op deezen weg zelden; ook geen Catlus Opuntoa of Jgave Jmericana, maar verfcheidene vreemde foorte? van Struikgewasfen, vooral uit het genacht der Rhamni, bijzonder de Rhamnus Paliurwr, die hier overal in de haagen groeit. S. Germano is een allerellendigst ftadje, beflaande, volgens voorgeeven, uit vier duizend Inwooners; het is gebouwd aan den voet van den Berg Casfino , nabij die plaats, waar 't Casfinum der oude Romei- nen gelegen was. Van dit voorheen beroemde. Casftnum is niets meer, dan eenige ruïnen, over- gebleeven. Wij vertoefden'niet lang op deeze plaats; maar begaven ons nog dien zelvden avond op den Berg, en wel met veel moeite; want een fmal voetpad, dat van den grooten weg afweek en zoo breed is dat men met een paerd of muilezel langs het zeiven. naar boven rijden kan, vervolgende, kwamen wij ten laatften zoo verre, dat wij niet weêr terug konden keeren; maar langs eenen ongebaanden weg, bijna lijnregt, rotfen moeften beklimmen, 't welk n\et zonder halsbreekend gevaar gefchiedde; daar flechts eenige ftruiken al de vastigheden waren, waaraan wij ons konden vasthouden, om nog eenigzins tegen het vallen beveiligd te zijn. Eindelijk, m pmtrent twee uureo dus gearbeid te hebben, ■ •••  TWINTIGSTE BRIEF. 7 boven koomende, werden wij door de Paters des op den Berg liggenden Kloollers, zoo als alle daarop koomende vreemdelingen , zeer vriendlijk ontvangen en geherbergd. Het Kloofter is ongemeen groot en van binnen zeer prachtig ingericht ;■ men vindt in hetzelve eenen kostbaaren 'fchat van Schilderijen: het Zilverwerk in de Kerk is- niet alleen kostbaar, maar ook meestal naar den besten fmaak bewerkt. Het Marmer is zeer fchoon, en doet zien, dat tot deszelvs verfraaijing niets gefpaard is. — Onder alle Kloofters of Abdijen van Europa zijn 'er geen, die in de gefchiedenisfen zoo beroemd zijn, als dit, en zulks niet alleen in de Kerkelijke Hiftorien, maar zelfs an die der Geneeskunde verdient het eene aanzienlijke plaats. Het was in de tiende en elfde eeuw, toen geheel Europa nog in domheid begraaven lag, de voornaamfte zetelplaats der weetenfchappen in dit waerelddeel, voornaamelijk in de Geneeskunde; zoo dat de noodlijdende, van alle kanten, naar deezen Berg hunnen toevlugt namen, gelijk weleer naar Epi4aurus of Cos, De Priefters of Monnikken deezer Abdij waren eigenlijk de eerfte, die onze weetenfchap, uit de fchoolen der Arabieren, weer in halten overbragten, Constamtinus , die, na zijne geboorteplaats, Carthago, bijgenaamd wordt ^fricanus, begaf zich, nadat hij zich te Rabel en in andere Oofterfche plaatfen, dertig jaaren A 4 in  » BRIEVEN over ITALIËN. in de Geneeskunde geöefFend had, onder de order, van deeze Abdij j en hij was buiten twijfel des voornaamfte oorzaak, dat te Sakrno eene Hooge School der Geneeskunde gefticht werd, waar deeze weetenfchap, door de Monnikken van Monte Casfino,, geoefend werd. Dit was, in het begin der twaalfde eeuw, de beroemdrte, ja zelfs de eenige Schoole der Geneeskunde in het geheele Westerfche Waerelddeel. Hoe veel 'er aangelegen was, dat de Geestlijken deezer Abdij zich op de Geneeskunde toelagen, blijkt uit eene aanfpraak van den» Abt Cassiodorus, waarin hij zegt: Quod ft. yobis non fuerit, gracarum literarum nota facund'ta, imprimis habetis herbarium Diofcoridis, qui herbas agrorum mirabili, propriet at e dijferuit, atque Aepinxit. Poft hac legite Hippocrateih atque Galïnum latina lingua converfps, id efl Therapeuiha Galeni ad Philofophum Glauconem deflina.a^ & Anonymum quemdam, qui ex diverfis Aubl-oribus, probatur effe colleclus, deniqueCoh.li.um AuRELiuM de Medicina, & HipEqcratem de Herbis & Curis, diverfosque alios. de medendi arte compofitos, quos yobis in Bibliotheek, noftra fmibus reconditos Deo auxiliante dereliqui. Men ziet uit deeze Aanfpraak , dat de. kundigheid in de, Griekfche taal , reeds om dien tijd, zeer begon afteneemen; verder blijkt uit ^ezelye, welke fchriften der Ouden, omtrent, diea  TWINTIGSTE BRIEF. 9 dien tijd, in het Latijn overgezet, voorhanden waren. Uit dit een en ander oordeelden wij, dat hier verfcheidene merkwaerdige oude Handfchriften, uit de middel-eeuwen, zouden te vinden zijn, en onder anderen ook voornaamelijk het origineele Handfchrift van het beroemde Werkje van Joamnes de Mediolano, famengefteld onder den Tijtel, Schola Salernitana, en onder dien naam genoeg bekend. Men verhaalt, dat hier het Handfchrifc van het zelve nog te zien is; maar zulks is geheel bezijden de waarheid. De Bibliothecaris wist ons niet eens te zeggen, of 'er nog van deeze Handfchriften te vinden waren; want alle Handfchriften, welke zich daar bevonden, waren niet in de Bibliotheek geplaatst; maar lagen bij de Archiveti van hetKloofter, die eene groote plaats befloegen , onder andere papieren, tot hetKloofter behoorende, in vergeetelheid begraaven, tot aanmerkelijke fchade der weetenfehappen. De Bibliotheek echter is uitgezocht fchoon, en mag met verfcheidene voortreffelijke uitgaaven van de Auftores Clasfici, boven anderen, pronken; een duidelijk bewijs, dat de liefde voor de weetenfehappen, waarin dit Kloofter, in vroegere eeuwen , boven alle anderen, uitmuntte, in laaterer dagtm nog niet geheel verlooren is; offchoon het den roem der Ge. hardheid gantsch niet meer draagen mag, zoo ais A 5 ui£  io BRIEVEN over ITALIEN. uit het bekende vertelfeltje, dat men daarvan voorgeeft, genoegzaam blijken kan: naamelijk , voor eenige jaaren de blikfem in de Bibliotheek geflagen zijnde, zeide men, dat zulks uit bijzondere voorziening des Hemels gefchied was, opdat niemand zoude geraakt worden, terwijl nergens minder als op deeze plaats iemand te treffen was. Het Kloofter heeft zijn eigen Apotheek, die vrij wel in orde was, en waarin wij eene, in haHen niet zeer gewoone , netheid vonden; maar hier eene Apotheek te zoeken, die met de bestïngerichtfte Apotheeken in Holland of Duïtschland zou konnen evenaaren, zou vergeeffche moeite zijn; evenwel zou men deeze onder de beste Stadsof Kloofter-Apotheeken kunnen rangfchikken. De verfcheidene uitzichten deezes Kloofters, over onafmeetbaare Velden , welke in vrugtbaarheid eikanderen fchijnen voorbij te ftreeven, zijn zoo overheerlijk, dat ik niet 'in ftaat ben daarvan eene Voldoende befchrijving te geeven. Aan de eene zijde wordt dit uitzicht door den Berg Cairo verhinderd, welke zoo hoog is, dat men op deszelfs top beide de Kusten van het Napelfche Rijk, en zoo wel de Adriatifche als de Middelandfche zee, bij eene heldere lucht, overzien kan. Gaarne hadden wij ons op deezen Berg eens willen begeeven, maar terwijl wij ons haastten om naar Rome te koonaen, konden wij flechts een gedeelte  TWINTIGSTE BRIEF. M van dcnzelven beklimmen; dit deeden wij op eene» morgen, en wel nuchter; want in deeze.Abdij is het niet gebruikelijk , dat men de vreemden een ontbijt geeft; aan den anderen kant weêr naar beneden gaande , hoopten wij daar onze Veturim met het rijdtuig aantetreffen, maar wij waren in onze hoop bedroogen; dan, daar wij ons verbeeldden , dat hij reeds vooruit gereeden was, beflooten wij hem te voet te volgen. Deeze weg is op het heete van den dag zeer moeilijk te bewandelen, en wij hadden het ongeluk, dat donderwolken, welke zich aan den Berg Cairo vasthechtten, eenen Herken ftortregen over ons bragten, waardoor wij ons genoodzaakt vonden in een kleen boeren hutje te keeren; eene wooning, die uit één enkel vertrekje beftond, en niet boven de tien voeten in het vierkant uitmaakte; geene vengfters waren in het zelve, gevolgelijk kon 'er geen lucht, dan door de deur van het vertrekje, inkoomen : honderde fpinwebben waren aan den wand geweeven: 'er ftond één fchoorfteen, waarbij alles moest gekookt worden , wat deeze menfchen tot hun onderhoud nodig hadden: ook waren 'er drie bedfteeden, die des nachts met menfchen opgepropt werden. Ik heb U dit zoo naauwkeurig willen befchrijven, om aantetoonen, dat, in de gelukkigfte landftreeken, het leven der Inwooners niet altijd het gelukkigfte is. jNlaauwlijks is het te gelooven , dat in een land, door.  i* BRIEVEN over ITALIËN. door de Natuur zoo mild geregend, zulk eene ar moede kan gevonden worden. Ik wil hier meede niet zeggen, dat alle landlieden hier op deeze ellendige wijze hun leven doorbrengen, dit zoude met de waarheid ftrijdig zijn; evenwel kan ik U verzekeren, dat 'er zoodanigen zeer veel gevonden worden, en ongemeen meer dan in de Noordfche Gewesten. In deeze armoedige hut moeften wij. langer dan een uur vertoeven, zonder dat wij door fmeeken, of aanbieden van geld, iets meer dan een teug water van de armoedige vrouw bekoomen konden. Eindelijk haar man, in den namiddag om vier uure , t'huis koomende, onthaalde deeze ons op oudbakken wittebrood en eijeren , waardoor onze nuchtere maagen ongemeen ^efterkt werden; hij gaf ons ook een teug wijn, want geen boer is, hier zoo ainV^ of hij drinkt zijnen wijn. Hier na bragt hij ons Weer op. den weg naar S. Germano terug, waarop wij onze Veturino. van verre, te paerd, zagen aankoomen, welken ons berichtte, dat hij in S. Germano aangehouden was, omdat hij, bij onzen intrek in het Napelfche Rijk, verge-etenhad, teFondi, een brief jen te haaien, ten bewijze dat hij de inkoomende rechten betaald had. Nu waren, wij genoodzaakt naar S. Germano terug te keeren. Aldaar gekoomen zijnde, moeften wjj in een allerellendigst Logement, even buiten hec ftadje gelegen, ons verblijf houdaji. Wij vonden hier  TWINTIGSTE BRIEF. 13 hier een merkwaerdig gezelfchap , beitaande in eene bende Sbirri of Land - foldaaten; deeze Sbirri zijn gefteld om de land - ftraaten en wegen vrij te houden van Rovers en Moordenaars; maar deeze Beveiligers der wegen zien 'er zoo vreeslijk uit, dat de eerfte befchouwing van dezelven elk een fchrik moet aanjaagen. Verbeeld u mannen, welker, door de zon verbrandde, aangezichten, de allerwreedfte trekken hebben, met zijdgeweeren, fnaphaanen, en gordels met piftoolen om het lijf, gewapend; benevens rottingitokken in de handen, waarmeede eikenflag doodlijk zijn kan: en die eene taal fpreeken, welke meer gelijkheid heeft met het gebas der honden, dan met het geluid van een mensch. Het aanzien van ónzen Waard was niet beter; ja zelfs fcheen het nog wreeder, dan dat van de wreedfte Sbirri. Bij onze intreede in het huis was hij bezig zijn Wijf te kloppen. Het kleen vertrekje , dat hij ons aanwees om te flaapen, had geeen glazen vengfteren, en was met een deur voorzien zonder flot. Hierom verlieten wij dit Logement en zochten een beter verblijf, en wel in de zoogenaamde Osphio van de Abdij; want de Abdij van Monte Casfino geeft niet alleen vrij verblijf aan de reizenden , die den Berg beklimmen; maar heeft daarteboven aan de eene zijde van S. Germano een bijzonder Gebouw, meest gefchikt om de daar koomende vreemdelingen in teneemen. en een ieder naaf  $4 ÈPvIEVËN over tTALÏEN. naar zijnen ftaat, om niet, te herbergen. De Abt van het Kloofter houdt in .den zomer hier meest zijn verblijf. Wij werden daar zeer wel ontvangen, en van alles zoo goed verzorgd, als wij wenfchen konden. Wij bleeven daar twee nachten, in welken tijd onze voerman zijne zaaken weêr iri orde gebragt had. Nu nioeften wij onze reis zeer verhaaften , om ter regter tijd in Rome te zijn. Wij pasfeerden «erst Aquino, de geboorteplaats van Thomas van Aquino, daarna Trojïnone, en eindelijk kwamen wij, des avonds, in Ceperano, de eerfte ftad in het Pauslijk gebied. Van daar vervolgden wij onzen weg, op Fiorentino, en lieten Anagni, voorheen eene rijke ftad, maar thans een arm plaatsje, ter rechter zijde liggen, en zoo kwamen wij, op den volgenden dag in Rome aan. Van S. Germano tot hier toe heb ik geene bijzondere merkwaerdigheden aangetroffen; de wegen zijn 'er ongemeen Hecht, waardoor 'er zoowel, als voor dat wij te S. Germano kwamen, telkens iets aan ons rijdtuig brak, 't welk ons noodzaakte de eerfte nacht in het open veld doortebrengen; daarbij zijn de ftrecken niet aangenaam, en men heeft op verre na die fraaije afwisfeling niet, welke men op den anderen weg, voor de Pomptinifche Moeras jen, aantreft. Men vindt nog wel vrugtbaare velden, en fchoone Olijvenbosfchen, bijzonder omtrent Fio- re&  TWINTIGSTE BRIEF, rentino , waar ook de Zijde-bouw zeer fterk fcheen gedreeven te worden; maar het bergachtige en ruuwe fteekt overal uit, en is meestal gepaard met armoede.'Wanneer men Fiorentino gepasfeerd is, worden de ftreeken evenwel van langfaamerhand beter, en men ontmoet 'er een en andere plaats, welke overheerlijk gelegen is. EEN-  i€ BRIEVEN over ITALIEN. EENENTWINTIGSTE BRIEF. Over de Ligging, Luchtsgefteldheid,. en het getal der Inwooners van Rome. J^indelijk zijn wij nu in het beroemde, en in veele opzichten merkwaerdige , Rome teruggekeerd; en wel op eenen dag, welke, voor deeze flud, een der merkwaerdigfte dagen van het geheele jaar is; te weeten op dien van den £>8rten junij, wanneer des avonds, in de St. Pieters Kerk, met ongemcene plegtigheid, het heest der Chinea gevierd wordt; dat is, de overgave van het Witte Paerd, met een zak vol Ducaaten, welke de Koningen van Napels, jaarlijks, den Paus, als een teeken van zekere rechten, welke deeze over het Koningrijk beweert, op dien tijd nog plegtig betaalden. Maar hoe groot, hoe heerlijk ook die pracht bij deeze verrichting zij, zoo is dezelve echter niet te vergelijken , bij de verrukkende fchoonheid der Illuminatie, waarmeede op dien zelfden avond de St. Pieters Kerk verlicht was. Gij kent, mijn Heer! uit de voortreffelijke Plaaten, welke ik, in verfcheideneReisbefchrijvingen, in uwe rijke Bibliotheek gezien hebbe , dit Gebouw ten vol-  EENENTWINTIGSTE BRIEF. ïf Vollen; dat is te zeggen, in zoo verre het mogelijk is, zoodanig een Gebouw uit Plaatert en Reisbefchrijvïngen te leeren kennen: een Gebouw dat door zijne onvergelijkelijke pracht zelfs den ongevoeligften Reiziger, bij deszelfs befchouwing, doet Verbaasd ftaan. Stel u dit Gebouw, op eenen alleraangenaamftert zomer-avond, op de fierelijkfte Wijze mét duizënde lampen , van het kruis der Coupel tot beneden toe, verlicht, Voor; en wel zoo, dat door de verlichting alle de fieraaden dei: Bouwkonst op het allerfchoonst voor ieders oog prijken. Deeze plegtigheid duurt niet langei' dari één uur; want zoo dra de klok één, of naar onze tijdrekening negen, flaat, dan wordt dit tooneel oogenblikkelijk veranderd: en in plaats van doof lampen ziet men het géheele Gebouw door fakkelen verlicht, welke door haaren glans het licht der lampen zoo verduifteren , dat zij bijna niet meer gezien worden; dewijl döor het grooter licht der tweede Illuminatie de eerfte verdoofd wordt. — Hierna volgt de aflteeking vati een prachtig Vuurwerk, 't welk gefchied op de Engelenburg, dat voornaamelijk door zijne grootte merkwaerdig is. Eenige duizendë Vuurpijlen , die ik tegelijk op één oógenBlik in de huogte zag' ftijgeri , herinnerden mij den avond, dien ik op den top Van deti Vefuvius, omtrent veertien dagen te voofen, had doorgebragt; want nooit heb ik èene uitbraaking tl» de ei*. B Vari  18 BRIEVEN over ITALIEN. van dien Berg zoo eigenaartig zien nahootfen, als bij dit, door konst gemaakt, vuur. — Met meer fieraaden, maar minder prachtig, was het Vuurwerk , 't welk één uur daarna, voor het Paleis van den Vorst de Collonna, die de overgave van het PVitte Paerd verricht had, werd afgeftooken. Op den volgenden avond werden alle deeze heerlijke vertooningen weer herhaald; maar ik houde •mij te kng bij deeze plegtigheden op, en vreeze daardoor U te zullen v.'rveeien; des wil ik 'er affïappen, en met ftrzwijgen voorbijgaan de pracht, die wij op den volgenden dag, in de St. Pieters Krk, bij den Kerkdienst, beichouwden, en tot die berichten van deeze Stad overgaan, welke meer tot ons oogmerk dienen kunnen. Om hierin gevoeglijk te werk te gaan, dien ik eerst van de Luchtsgefteldheid en de Ligging der ftad te fpreeken. • Het Climaat van Rome wordt gemeenlijk als zeer nadceling voor de gezondheid befchouwd: en wel zoo, datveele vreemdelingen,rlleen om dit voorgeeven,in dfn zomer naar Napels of elders reizen ; ja de Romeinen zelfs, hoe trotsch zij anders op hunne ftad zijn, fpreeken, om die reden ,• met verachting van dezelve. Wanneer ik dit tegenfpreek zult gij mij mogelijk voor verwaand houden , en evenwel is het zeker, dat de ongezondheid der zomer-lucht te Rome op verre na zoo. groot niet is, als gemeenlijk wordr  EENENTWINTIGSTE BRIEF. 19 wordt voórgegeeven ; en ik zoude durven ftaande houden, dat, jndien Rome en het omliggende Land* met betrekking der. luchtsverbetering, zoo beftuüfd wierden als zeer ligtelijk te doen was, het Climaac als dan onder de gezondfte zou kunnen gerekend Worden. Het onbebouwde Land, waardoor Rome omringd wordt, en de veele Moerasfen in dien om* trek , zijn veelal oorzaaken der ongezonde Luchtsgefteldheid.; hierbij komt nog, dat de zindelijkheid meer in acht zoude kunnen genomen worden v bij wen! — Wat heeft het den Romeinen niet gekost om dezelven uit Egypten tot in Italien en Rome overtebrengen! — Ik zwijge van de andere Obelisken , als bij Maria maggiore, voor de Kerk alla Minerva en op de Piazza Navona; als meede van de verdere överblijffelen der oude Bouwkonst, als Ruïnen van Tempelen, Graflieden, Poorten, W aterleidingen, Triumphboogen enz. die men hier nog overal rr.eenigvuldig aantreft. Ik wil u liever iets aangaande de fchoonheden van het nieuwe Rö- (*) Om deeze reden heeft Hij ook een Werk in F», uitgegeeven, waarin alle, bij deezen arbeid gebruikte, Werktuigen in Koperen Piaaten gefneéden zijn ; onder den xTytul: Della Transflifttation: dtll' Öbiliscd Viticano. km; I590.  TWEEËNTWINTIGSTE BRIËF. 33 Rome melden; hoe zeer ik vreeze dat U H. G. L. wel ligt verveelen zal, dat ik mij zoo lang ophoude bij zaaken, welke geheel tot ons oogmerk niet behooreh, ën die door zoo veelen, in de Bouwkunde geöeffende, Mannen, met de grootftenaauwkeurigheid befchreven en afgebeeld zijn. Ik ontkenne dit geenzins; maar wie is'er zoo ongevoelig voor de fchoonheden der kunst, dat hij brieven aan eenen Vriend, over Rome, fchrijven zoude, zonder van het merkwaerdigfte der ftad gewag te maaken — zonder van de heerlijke Bouwkonst der St. Pieters Kerk te fpreeken ? Laat een Londeflaar de Paulus Kerk als een meesterftuk roemen ; een ParyZenaar St. Genoveva door alle loffpraaken verheffen , wanneer zij de St. Pieters Kerk befchotiwen, zij zwijgen en ftaan verbaasd; want zij is het Meesterftuk van alle Gebouwen in Italien en gevolgelijk van geheel Europa. Pracht en fmaak zijn zoo veréénigd , dac men dergelijke aan geen GebouW zoo fraai zal aantreffen. De voornaamfte Meesters^ welke Italien in de Bouwkonst gehad heeft, hebben alle vlijt op dit werk aangewend; en het heeft meer dan een' tweehonderd jaarigen arbeid gekost, eer het zelve voltooid was. De onkosten, welke aan dit Gebouw bedeed zijn, zijn ongelooflijk; ten tijde van Sixtus den Vdcn reekende men dezelven reeds op veertig milioen Romeinfche Scudi: en men mag, na dien tijd, ten minften nog eens zoo veel ÏÏ0' dseu C Tgs;-  34 BRIEVEN over ITALIEN. reekenen; zoo dat men de onkosten vrij zeker over de tweè honderd milioen Hollandfche Guldens fchatten kan. Paus Junus de IId» heeft, in den jaare 1506, den eerden ftcen gelegd: en in 1721 werd, onder Clemens denXIden, de prachtige Galderij, die aan beide de kanten de Pieters plaats omringt, als het laatfte , tot deezen Tempel behoorende , ftuk , voltooid. Maar de tegenwoordige Paus, Piüs de VIdc, ziende dat de Sacrifly deezer Kerk met derzelver pracht niet evenredig was, heeft eene nieuwe doen oprichten, welk werk in den jaare 1776 werd aangevangen en thans geheel voltooid is; een Gebouw 't welk overheerlijk prachtig is, en eene geheele befchrijving voor zich alleen verdiende (*); zoo dat, als men de Sacrifly meede reekent, men met recht zeggen kan, dat de St. Pieters Kerk eerst in deeze laatfte jaaren is voltooid geworden. Hier wenschte ik een Bouwmeefter te zijn, om de fchoonheden deezer Kerk naauwkeurig te kunnen befchrijven ; maar U H. GL. kent dézelve genoegzaam uit de koperen Plaaten , daar van in het licht gegeeven. Hoe fchoon vertoont zich niet het Voorportaal, met zijne, groote Corinthifche Pijlaaren, waar boven van verre de Coepel zich luisterrijk (*) Evenwel worden op httzélve, door verfcheiden iri de Bouwkunde ervaareu Mannen, aanmerkingen gemaakt,  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 35 rijk verheft. De voorzijde der Kerk heeft; eene breedte van driehonderd zesenzestig voeten, en geeft: een groot denkbeeld van het binnenwerk. Wanneer men binnen de Kerk treedt, die eene breedte heeft, de muuren en't voorportaal meede gereekend,vanzes honderd zesenzestig voeten , dan valt daadlijk de aandacht op de metaalen Troon - Hemel, bovenden hoogen Autaar , dien op vier als geflingerde Colommen van metaal rust; welke , van den grond afgereekend tot het Kruis dat bovenop geplaatst is, eene hoogte van honderd tweeentwintig voeten bereiken; gevolgelijk vierentwintig voeten hoogerdan de Spits van den Gével aan de Louvre in Parys. Hieruit kan men de hoogte der Coepel afneemen: dezelve is het grootfte Meefterftuk dat de Bouwkonst ooit heeft uitgevonden; een onkundige in de Bouwkonst moet zelfs verbaasd ftaan,bijde befchou» wing van dit Pronkftuk. De hoogte, Van den grond der Kerke tot het bovendfte einde, bedraagt vierhonderd en agt voeten. Om de bouwkunst beter gadetefiaan en te kunnen bewonderen, moet men deeze Coepel en het Dak der Kerk beklimmen, ton welk een einde 'er zeer gemaklijke trappen zijn. Boven op het Dak koomende, is het even of men zich in eene kleine ftad bevindt: men treft daar veele kleine Coepelen, Torentjes, Wooningen Voor de arbeiders en dergelijken aan; Zoo dat men zonder Wegwijzer niet wel in ftaat zoude zijn om dert Ca' |f:  BRIEVEN over ITALIEN. terugweg weder te vinden. Men gaat door vief deuren op den Omgang , die van binnen rondom de Coepel loopt; hier kan men van nabij het Mofuïc werk befchouwen , waarmeede deeze Coepel verfierd is; Steenen van verfcheidene kleuren, van grootte als duiveneijeren, verbeeldt men zich zonder orde vastgemaakt te zien ; maar wanneer men van beneden uit de Kerk in deeze Coepel naar boven ziet, dan fchijnt het een overfchoon Schilderfluk te zijn, zonder dat iemand bemerken kan dat het fteenen zijn. Befchouwt men verder deeze Kerk van binnen , dan vertoont zich overal konst en pracht: hoe veele Meeftcrltukken der Bouwkunde vindt men hier niet onder de menigte, deels metaalen, deels marmeren Beelden, welke allen eene Colosfale grootte hebben ! Kleine Schilderijen van Mofaïc werk, worden in andere landen , als groote zeldfaamheden , in Konst-kabinetten bewaard; maar hier ziet men bijna alle Autaar-Schilderijen van ongemeene groote ftukken Mofaïc werk, zoo fchoon als in deeze konst kunnen vervaerdigd worden; ja zoo, dat men', op eenen kleinen afftand, zich niet anders verbeelden kan, dan de fchoonfté Schilderftukken te befchouwen. De kostbaare fchat van Goud en Zilverwerk is aan het overige evenredig. Eri om kort te zijn, de St. Pieters Kerk is een'Gebouw,dat alleen overwacrdig is eene reis naar Rome te doen, om hetzel?en te befchoi*. wen. fe„  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 3? Benevens de St. Pieters Kerk vindt men het Vaticaan , de eigenlijke woonplaats der Pausfen, een Gebouw dat, naar zijn grootte, meer aanzien konde hebben ( *); maar het welk , met betrekking der daarin bewaarde fchatten, het merkwaer-r dig'de is. Hierin vindt men de grootfte Meesterftukken in de Schilderkunst, welke de Waereld ooit ge-? zien heeft: als het laatfte oordeel van Michel Angelo, en de vier befchilderde Zaaien van R ap h a ë l , die het non plus ultra van deeze konst zijn. Hier kan men zien wat de Beeldhouwkonst in ftaat is voordtebrengen. Wanneer men in het zoogenaamde Belvedère koomt,ziet men een Laocoqn in volle fmerten: men ziet hem lijden, terwijl men als 't waare eene pooging doet om hem te verlosfen; men wil de Slang vernielen , en met verbaasdheid bemerkt men dat het een ftppnen Beeld is. Naauwljjks heeft men de oogen van dit Meesterftuk afgewend, of men ontmoet weer een ander, paamelijk de Apollo, niet minder fchoon dan het yoorige: hij fchijnt zich te haasten [met zich van de plaats te begeeven. Deeze Apollo, zegt Win- kel- (*) De grootte van dit gebouw overtreft a^Ie andere Gebouwen in Rome: de breedte van het zelve is duizenden tachtig, en dc diepte zevenhonderd en twintig voeten. Men lelt in hetzelve over de elf duizend vertrekken, C 3  38 BRIEVEN over ITALIEN. k e l m a n , overtreft alle andere Beelden zoo Verre, als de Apollo van Homerus dien, welken andere Dichters voorftelden. Deeze zijn de voornaamfte itukken in het Belvedère, en welke de meefte vreemden, bij de befchouwing daaraan, in verrukking brengen; maar niet de eenigfte ; want werwaard men zich ook keert, treft men fchoonheden der Ouden aan, welke de grootfte opmerking verdienen. Verder gaat men in het Mujeufn Clementinum, dat vol is van de edelfte en fchoonfte Meesterlïukken deezer konst. In het, daaraan gebouwde, Mufeum Pium, 't welk de tegenwoordige Paus laat oprichten, vindt men de oude Helden, naar den tegenwoordigen besten fmaak, geplaatst. Hoe heerlijk heeft men de Mofdicke Vloeren weeten te leggen. Hoe fchoon zullen zich de Antike Beelden vertoonen, als dezelven hier welvoegelijk gerangfchikt zijn! Van de Bibliotheek des Vaticaans zal ik in een mijner volgenden fpreeken. Van het Vaticaan gaat men in het Capitolium, daar weleer , voor de geheele bekende Waereld, Wetten gegeeven werden , daar het lot der Landen beflist werd; daar Ju pi ter zijn voornaamfte Tempel had; daar Scipio Africanus zijn Triumphboog toont; alwaar de Caria Calabra, de dagen der maanden vastgefteld werden ; alwaar men de misdaadigen van de Tarpejifche Rots naar beneden Hortte. Van deeze 'merkwaerdigheden is bijna niets  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 39 niets meer dan de plaats, die dikwijls nog twijfelacb* tig is, overgebleeven. Het eenige wat het tegenwoordige Capitolium nog met dat der oude Romeinen gemeen heeft, is, dat hier de Raad nog vergadert: en dat het op dezelfde plaats, daar voorheen het zoo beroemde Capitolium ftond, is opgericht, en dit alleen maakt het merkwaerdig. Daarbij heeft ook het tegenwoordige een verheven aanzien. De fchoone Trap, welke men tegen den Capitoïïfchen Berg opklimt, geeft daadlijk een edel denkbeeld, en is met eene menigte overblijffelen der oude Romeinen verfierd. Het Gebouw beftaat uit een middenftuk en twee vleugelen, en heeft een zeerfchoon aanzien. Het beroemde Standbeeld van marcus aurelius, van metaal gegooten,zittende tepaerd, zet aan het vierkante Plein eene overheerlijke pracht bij. Het middenfte van het Gebouw is het Paleis van den Senatore di Roma; de rechtervleugel het Paleis der Confervatori of Raadsheeren , en de linkervleugel bevat een Kabinet van Antiken, waarin een ongelooflijken fchat derzelven bewaard wordt; men noemt het il Mufeo Capitolino. Hier vindt men de volleedigfte verzameling van Borstbeelden der Griekfche Philofophen , en Romeinfche Keizers; eene gefchikte School voor die geenen, welke de Phyfiognomie willen beftudeeren. Ook vindt men hier eene menigte , zoo wel Egyptifche als Griekfche, Godheden. Voor die geenen, welke de SchilderC 4 kunst  40 BRIEVEN over ITALIEN. konst willen beöeffenen, is op het Capitolium eens Academie, met eene ongemeene verzameling van Schilderijen, aangelegd, welke in het Gebouw der Conferyatori geplaats is. Van den Capifolifchen Berg gaa ik tot het Qjfirinaal over, thans Monte Cavallo genaamd, welk een der aanzienlijkfte deelen van Rome uitmaakt ; hier heeft de Paus zijn Zomerverblijf, 't welk in grootte voor het Vaticaan wel wijken moet; maar door zijne fchoone ligging meer aanzien heeft. Door eenen fchoonen , met twee marmeren Colommen vërfierden, ingang , koomt men in den Voorhof, welke drie honderd drieëndertig voeten lang , honderd vierenzestig breed, en met eene heerlijke Colonade omringd is. Het gehecle Gebouw heeft een verheven aanzien. De Tuinen leveren eene ruime wandeling op. Jammer is het, dat dezelven niet in eenen beteren fmaak waren aangelegd; want buiten eene fchoone Grot, die rijkelijk met Waterkonstwerken verfierd is, hebben dezelven weinig of niets, dat boven andere Tuinen uitmunt. Voor het Paleis ftaan twee fchoone marmeren Groepen ; twee Paerden, welken door Jongelingerj getemd worden, in Colosfale grootte, die men voo? de werken van Phidias en Praxiteles houdt. De tegenwoordige Paus, die een groot beminnaar der oude Konstftukken is, laat, midden tusfchen deeze Paerden , eene groote Obeliske oprichten, waar-  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 4i waaraan men bezig was te arbeiden; hierdoor zal deeze plaats ongemeen in fchoonheid aanwinnen. Wenschlijk ware het ,|dac hij op de gedachte kwam, om de Obeliscus Solaris of Horarius, die voorheen in de Campus Martius de grootfte fieraad maakte, enthans, als een verachtelijken klomp fteen, achter St. Lorenzo in Lucina ligt, weer op eene der aanzienlijkfte piaatfen deezer Stad te doen oprichten ! In den zelfden omtrek , waarin Monte Cayallo gelegen is, waarbij ook de Lange ftraat, il Corfo, wegens het Koetsrijden zoogenaamd, ligt, vindt men nog eene menigte andere merkwaerdige Paleizen, als dat van Barberini, een def grootften van Rome, waarvan eenigen willen, dat in hetzelve vierduizend vertrekken te vinden zijn, welker verzameling van Schilderftukken merkwaerdig is. Die yan Colonna, Rondini, Bracciano, Pamfili of Doria geeven de fehqonfte fieraad aan de Ccrfo en andere, benevens de Franfche Schilder-Academie en verfcheidene Kerken, waaronder die der Apostelen de yoornaamfte is. In dit kwartier is ook de Fontein de Trevi, waarvan het kwartier zijnen naam heeft. Deeze behoort onder de fchoonfte der ftad: het zoogenaamde Aqua vergine, dat agt mijlen van Rome, tnsfchen Tivoli en Paleftrina, door eene, van A grip pa aangelegde, Waterleiding her waard gevoerd wordt; geeft haar overvloedig water. Het Gebouw der Fontein is edel: de grond ftek o.ngeC 5 re-  4a BRIEVEN over ITALIEN. regelde Sreenrotze» voor, door welken het.water averal doordringt, en dan in eene groote Kom of Ë&sfin, met gedruis nedèrflort Op deeze Rots (tasteen focrt van Triumfboog, van CorintifcheColommen, waaronder het Standbeeld van NEPTUNus,uitmarnrer, in eene Schulp, die van Zee-Paerden getrokken wordt, geplaatst is. Diergelijke Fonteinen vindt men in Rome verfcheidene: als Fontana P'aollna ,in 't kwartier, Taf ever e; Bi Termine, in 't kwartier De' Monti. De 'Watérleiding van deeze heeft over de tienmaal honderdduizend Scudi gekost. Men vindt nog overblijffelen van de Ouden, welke Caligula begonnen en Claüdius voltooid heeft, Ket water werd door dezelven zesenveertig mijlen ver gevoerd; maar Sixtus de Vdc, die de Waterleidingen vernieuwd heeft, kon van de oude overblijffelen weinig gebruik maaken, en dit was oorzaak, dat de onkosten zoo hoog liepen. De Fontein is ongemeen fchoon, van Travertijnfleen opgericht en met Marmer en Graniet opgefierd; zij heeft drie Nisfen , in welker middenfte Mpzes flaat , flaande het water uit eene Steenrots. De Fontein, welke in het midden der Piazza Navona eene heerlijke Obeliske draagt, verdient boven allen eene bijzondere opmerking: het water ftort, aan vier zijden, van eene Rots, welke vierentwintig voeten'hoog is, naar beneden. Door deeze Steenrots kan men van alle vier de zijden zien; op dezelve  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 45 ye is de Öbeliske geplaatst, welke eene hoogte van vijftig voeten heeft. Rondom zijn vier Watergodheden geplaatst, welke de vier voornaamfte Rivieren der viër Waerelddeelen verbeelden: als de Donatiy de Nyl, de Ganges en la Plata: de overigen, di Ponte Sifto, delle Qiiattro Fontane en andere kleinere, zijn minder raerkwaerdig. Maar ik ben hier door de Fontein de Trevi van mijn verhaal der Kerken en Paleizen afgebragt. Het Lateran of Giovanne di Later-om, de eerfte Kerk in Rome, reeds onder Constantin denGroo"ten aangelegd, heeft, tot heden toe, boven alle andere Kerken van Rome den voorrang. De facade van deeze Kerk valt, bij de eerfte befchouwing, door haar verheven aanzien, ongemeen fchoon in het oog; ja zelfs, indien ik naar mijne gedachten zal oordeelen, bijna beter dan die der St. Pieters Kerk , hoewel zij, naauwkeurig befchouwd zijnde, zoo wel in de manier der Bouwkonst, als goeden ftijl verre wijken moet. Binnen getreeden zijnde ziet men hier ook eene ongemeene grootte in alles; men telt in dezelve driehonderd vijfendertig Pijlaaren, waaronder eenigen van bijzondere kostbaarheid zijn. Twee, die het Orgel draagen, zijn van het zoo edele Marmer Giallo Atitico, over de zevenentwintig voeten hoog : en van Verde Antico telt men 'er vierentwintig. De Troon-hemel des Autaars rust op viev  44 BRIEVEN over ITALIEN; vier metaalen Colommen, welke van de tijden der Romeinen zijn overgebleeven, en hebben , zoo eenigen voorgeeven , ten fieraad van den Tempel des Capitolinifchen Jupijers verftrekt. — De Beeld? tenisfen der Apostelen van Marmer, de veele fchoone Schilderiiukken, en voornaamelijk de pracht in de Kapelle van Clemens den XIIden welke geheel met Basreliëfs verfierd, met Marmer gevloerd, met Albast ingelegd, met traliën en deuren van verguld Metaal voorzien is; die met twee Pijlaaren van ver de Antico, vier van Porphyr en de fchoone Graf.naald van Clemens den XIIden pronkt, geeven genoeg gelegenheid om van de pracht deezer Kerk te oordeelen. Op het Lateran volgt in pracht de Kerk, Maria Maggiore genaamd , welke in de vijfde eeuw gebouwd werd; maar daarna in verfcheidene deelen veranderd is. Men vindt hier ook eenen overvloed van Marmer, andere kostbaarheden en Schilderijen van de beste Meesters. Maar ik wil U H. GL. door het lang verhaal van de kerkelijke fieraaden niet verveelen; daar ik bijzonder , omtrent de prachtigheden van Rome, npg van eenige Paleizen fpreeken moet. Onder deeze zijn, benevens de bovengenoemden, wel de voornaamfte, het Paleis van Albani, Orfmi, Borghefe, 'Giufimani, Ramfli, Corfini, Rofpiglicfi, Far-  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 4§ Farnefei het kleine zoo wel als het groote, Mattei, Lancelotti, Masfimi, Ruspoli twVerospi die alle aanmerking verdienen. In het Paleis van Albani vindt men, benevens eene fchoone verzameling van Schilderijen, van de beste Meesters, verfcheidene merkwaerdige Antiken. De Cardinaal Alexander Albani was de grootfte beminnaar der Oudheden, daarom zocht hij deeze, zoo veel hem doenlijk ware, te vermeerderen. Zijne Antiquarifche Bibliotheek bevat eene menigte van meer dan twintig duizend Banden. In dat van Or/ini zijn nog verfcheidene Oadheden, die merkwaerdig zijn. De verzameling van Schilderijen is zeer verminderd. Het Paleis van Borghefe heeft een edel aanzien , en is, om de verzameling van Schilderijen, het merkwaerdigfte in Rome. Dertien groote vertrekken zijn met bijna zeventien honderd origineele Stukken verfierd, waaronder verfcheidene van zoodanige fchoonheid zijn, dat zij zelfs aan onervaarenen in deeze konst verrukkelijk voorkoomen ; wat moet het dan niet voor eenen Schilder zijn, welke hier het Puik der beste Italiaanfche Meefterffukken bijéén veriameid Ziet! De Heer Ferbér maakt dit Paleis ook, voor ëenen Natuurkundigen, zeer merkwaerdig, wegens eenen Elaftiken Steen [Pietra Elaflica~] zijnde oud wit Marmer, dien hij hier ge-  A6 BRIEVEN over ITALIËN. gezien heeft (*}; maar wij deeden vergeeffche moeite om dien te zien. Of hij niet meer voorhanden is, of dat de Opziener niet goed vond, ons denzelven te toonen, weet ik niet: althans ik was begeerig om denzelven te befchouwen, ten einde het onderfcheid te zien tusfehen deezen en dien , welke thans, door den Heer Dantz, in veele Kabinetten is bekend geworden. In het Paleis Giuftiniani, vindt een Schilder weer overvloedige gelegenheid om zijne weetgierigheid te kunnen voldoen; daarbij praalt het met eene verzameling van Antiken, die, zoo men het Mufeum Pium Clementinum en 't Capitolinum uitzondert, de talrijkfte in Rome is. Maar voor Italiaanfche Schilders is het Paleis van Corfini niet minder merkwaerdig, terwijl men daarin eene fchoone verzameling der beste ftukken, van Nederlandfche Pvieesters aantreft, dat in Rome zeldfaam is. Hier heeft men gelegenheid om de manieren van Rubbens, Rembrand, Teniers en andere Nederlanders, van die van raphaël, Guido,Titian en andere Italiaanfche te onderfcheiden. Daarbij munt dit Paleis uit door eene verzameling van koperen Plaaten, welke geen an* (*) Eïiefe aus Wdschland pag. 110.  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 4? ander Vorst in Rome zoo fraai en menigvuldig bezit. Er is ook eene uitmuntende groote Bibliotheek» welke voor elk ten gebruike openftaat, waarover de Vorflen van Corfmi eenen Bibliothecarius hebben aangefield. Het Paleis van Fdrnefe is, met betrekking der Archkecluur , het fchoonfte van Rome , en geeft aan het Plein, waarop het ftaat, eene onge-* meetle fieraad : zoo dra men Op de Binnenplaats treedt, moet men de konst der Ouden bewonderen. Hier ziet men in de, met Jonifche Pijlaaren verfierde , Arcaden , eenige der fchoonfte Standbeelden. Hier bewondert men den Hercules door de naeefterlijke hand van den Athenienzer Glycok, onverbeterlijk uit Marmer voordgebragt: men ziet hem altijd omringd van Teekenmeesters uit de afgelegendfte plaatfen der Waereld, die allen hunne vermogens in het werk fiellen, om dit Wonderwerk der konst van alle zijden op het papier te brengen, ten einde daardoor, zoo na mogelijk., de Natuur zoo natebootfen, als het den Meefter van dit Beeld gelukt is. Men ziet dat de Meefter van dit Konstftuk eene Godheid, of ten minften iets, meer dan een Mensch, heeft willen voorftellen: en daarbij een Held ; een Held welke niet in beweeging is om heldendaadcn uittevoeren; maar die rust, waarin de meefterachtigfte konst van den Farnefifchen Hercules , naar mijne gedachten, beflaah Behalven dee- 'zen  43 brieven over italien'. zen Hercules ziet men eene Flora, welke niet minder merkwaerdig is, met nog verfcheidene andere der fchoonfte Beelden; maar alle deeze ftukken verdienden eene aanzienlijker plaats , die zij , waarfchijnlijk in Napels thans gekreegen hebben C*)'i want deeze plaats is, zoo als de meefte Binneplaatfen in de Romeinfche Paleizen, naar maate van het Gebouw, te kleen, waardoor dezelve geen vrolijk voorkoomen heeft: en het verwekt eene treurigheid in de harten der Oudheidbeminnaaren , wanneer zij gewaar worden, dat de fteenen, welke men tot deezen opbouw gebruikt heeft, van het Vespafiaansche ! Amphitheater en van dat van Marcellus genomen zijn. IVlen verwoede deeze zoo heerlijke Gedenkftukken, om (*) De Koning van Napels, thans Heer zijnde van de Famef.fche goeieren, heeft alle Oudheden en losfe Schilderijen naar Kipels doen vervoeren; men was hier reeds meede bezig toen ik in Rome was, zoo dat wij het Paleis ongemeubileerd vonden. De Standbeelden en de Arcaden op da Binnenplaats ftondea nog op hunne plaats: ook was deFirneffche Os of Toto een der beroemdfte Groepen , waarvan Plinius reeds melding maakte, nog in Rome; wij vonden hèm, in eene houten hut, achter het Paleis geplaatst Men moet verbaasd ftaan bij de befchouwing van dit ftoute fliik werks, benevens over veele kleine figuuren, leevens gToot. fé, welke uit eenen Marmeren ftéen gehouwen zi:n,  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 4* óm. flechts geringe kosten ivoortekoomen. De Gallerij van dit Paleis is door Hannibal Caracci in Fresco gefchilderd , en dit maakt hefi voor eenen Schilder zoo merkwaerdig als de Hercules voor den Antiquarius. Even zoo merkwaerdig voor den Schilder is het kleene Farnefïfche Paleis , 't welk aan de andere zijde des Tybers gelegen is, waar de groote Raphacl zich, door de afbeelding van de vergadering der Goden, en de Bruiloft van Pfyche vereeuwigd heeft. In de Paleizen van Lancelotti , Verospi en Mattei vindt men merkwaerdige Antiken: en de twee laatfte verdienen zoo wel , als dat van Rospigliofi, om het voortrefiijk fchoon Schilderwerk, bezien te worden. In dat van Ruspoli, zijn niet alleen de Antiken merkwaerdig, maar ook de Trap van Parysch Marmer verdient opmerking. Het Paleis Masfini en dat van Spada zijn, voor Architekten , het eerfte door zijne ongemeene fchoone, en het andere door zijn bijzondere bouwaart, zeer bevallig; beide zijn met fchoone Antiken verzien ; waaronder in het eerfte een zeer merkwaerdig Standbeeld, verbeeldende ^Esculapius, te vinden is. Aan fchoone openlijke Markten en Plaatfen ontbreekt het in Rome met: de St. Pieters Plaats en de Piazza Navona zijn onder deeze wel de fchoonII. ÜEEt. D fte,  50 BRIEVEN over ITALIEN. fte, hoewel de Piazza di Spagna, door de Fontein en fchoone Trap, welke naar de Kerk S. Trinita dt Monti leidt, zeer verfierd wordt-, verder de Piazza Colonna, di Pietra en andere verdienen ook bezien te worden. Weinige van deeze pkatfen of ftraaten vindt men, welke niet met Fonteinen, Obelisken of StandbeelI den , pronken, hierin is Rome rijker,dan alle andere fteden ; want wanneer men alle Standbeelden, welke op verfcheidcn plaatfen en ftraaten zijn opgericht, alle Paleizen, Tuinen enz. deezer Stad te famen optelt, wordt het getal begroot tot over de zestigduizend. Maar ik moet eindigen, om niet door het optellen der pracht verveelend te worden : en omdat ik niet voor een Loffpreekcr deezer Stad, welken al het fchoone opgemerkt en het onaanzienlijke of onaangenaame voorbijgezien heeft, wil gehouden worden , meet ik ook volmondig bekennen , dat het oordeel van den Heer Arciienholtz over deeze Stad in het geheel niet ongegrond is , wanneer hij zegt: Dat Rome bij alle deeze pracht, in 't algemeen genomen, toch geene verrukkelijk fchoone ftad rnag genoemd worden: dat dezelve alleen in haare deelen merkwaerdig is (*). De oof- (*) Itaiien $. 7.  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 5» oörzaaken hiervan zijn bijzonder deezen: dat veelal bij de fchoonfte Gebouwen zeer onaanzienlijke huizen ftaan, waardoor de eerscgemelde een groot gedeelte van hunne fraaiheid verliezen. De fchoonfte Markten worden door verkoopers van oude lompen, uitdraagers kraamen, koopvrouwen in fruit, warmoeziers en dergelijken zoo bezet, dat, men dikwijls moeite heeft.om.'er doortedringen. Hoe veel heerlijker zoude de Piazza Navona zich niet vertoonen, als dezelve rondom met zulke Gebouwen , als het Paleis van Pamfili en de Kerk St. Agnefe, omringd was! 'Er zou geene plaats der waereld bij die van St. Pkter kunnen evenaaren, wanneer de flegte hutten, welke aan het einde derzelver ftaan, ën aan elk, die uit deeze fchoone Kerk treedt, een armoedig denkbeeld geeven, verwisfeld wierden met Gebouwen, welke eenigzinsmetde fchoone Colonade overeenkwamen! Veele fchoone Paleizen en Kerken, ftaan aan de afgelegendfte einden der ftad; zelfs eerder pp een veld dan op eene aanzienlijke ftraat: en de Ruïnen, kenmerken des ouderdoms, welke toch, wegens hunne waarde, door fchoone Gebouwen verdienden omringd te wezen, moet men op de vuilfte plaatfen zoeken. Het voorheen zoo fraaije, zoo merkwaerdige , Forum Romanum vindt men in eene gemeene koeijenmarktveranderd;waarom het ook tegenwoordig Campo Vaccino genaamd wordt. Hoe heerlijk zoude het zijn, als men den d' i  5a BRIEVEN over ITALIEN. Tyher op die wijze had weeten te ombouwen, gelijk ' de fchoone grachten in de Hollandfche lieden! Bij donkere avonden is het in Rome zeer moeilijk rond te loopen; terwijl men tot verlichting der ftraaten in 't geheel geene lantaarnen vindt: en het volk fchhVtdit te beminnen; want wanneer iemand met eene lantaarn over'de ftraat gaat, heeft een ander, hem tegenkoomende, het recht om te gebieden , ■dat hij dezelve moet omkeeren-of weghouden, in •dien hij niet wil gezien worden. De Poltcie van Rome heeft gevolgelijk hierin iets, 't welk geheel tegenftrijdig is met de Politie van andere plaatfen. Of zulks tot ecnig nut verftrekken kan, wil ik niet onderzoeken. Maar nu ook geen woord meer van de Stad. Ik gaa over om iets van het karafter en de levenswijze der Romeinen te zeggen. Het Romeinfche Volk heeft nog, in veel opzichten , het karafter zijner Voorouderen behouden; men zegt gemeenlijk van hetzelve, dat het geene zucht naar roem heeft, dat het vrees - en flaafachtig is; maar zoo het mij voorkomt, gefchied dit meer uit vooroordeel dan ondervinding. Dat de hoogmoed, een der voornaamfte beheerfchers der oude Romeinen, de tegenwoordige lnwooners van Rome even fterk aankleeft, kan in geen twijfel getrokken worden: de een zoekt den anderen daarin voorbijteftreeven. 'Er is geen Vorst of rijke Ade-  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 53 Iijke zoo klein , of men noemt zijn huis een Paleis; daarbij heeft ook de minfte zijne Hofhouding. Het gebruik der Bijfchriften hebben de tegenwoordige lnwooners deezer ftad zoo van hunne Voorouderen overgeërfd, dat men nooit behoeft te vraagen, wie dit of dat heeft laaten oprichten. 'Er is bijna geen aanzienlijk Huis, geen Standbeeld, geene Fontein enz., waar de naam of ten minften het wapen van den Stichter niet voorftaat; ja zelfs wordt daaraan geene reparatie van aanbelang gedaan , of de naamen der geenen, die zulks laaten doen , worden daarbij gemeld. Is dit nu iets anders dan een zucht na roem? jlk voor mij wil gaarne bekennen, dat ik mij geen denkbeeld van Hovaardij maaken kan, welke zonder zucht na roem beftaan zou. Roemzucht kan wel zonder Hoogmoed, maar deezen niet zonder Roemzucht beftaan. De voortreffelijke verzameling van Antiken, Konstwerken en Schilderijen, kunnen genoeg ten getuigen verftrekken van de Roemzucht der Romeinen. Ik wil niet ontkennen, dat lust tot konften en weetenfehappen hieraan veel hebbe toegebragt; maar even zoo houde ik ftaande, dat dezelven , zonder Roemzucht, niet lang in dien ftaat zouden kunnen blijven, waarin die thans zijn. Dat de tegenwoordige bewooners van Rome zulke Helden niet meer zijn " als hunne Voorouders waren, kan ik niet tegenfpreeken; maar om hunne dapperheid te toonen, ontbreekt hen ook de D 3 ge-  54 BRJEVEN over ITALIEN. gelegenheid, en hierom komt het mij voor, dat men hen onrecht doet, wanneer men hen als vreesachtig en laag befchouwt. Wat de flavernij betreft, ben ik van een geheel tegengeweld gevoelen; want, indien zij zich eenigzins, door nieuwe wetten, verbeelden bezwaard of onderdrukt te worden, hoort men niet zelden van oproeren: en zij durven vrijer van hunne Overheden fpreeken, dan eenig ander Volk. Indien men de dappere Duitfche Volken wilde doorzoeken, zoude men, geloof ik, 'er veelen vinden, welken voor de flavernij ongevoeliger zijn, dan de tegenwoordige Romeinen. Dat deeze geneigdheden eenigzins door de luiheid, welke niet alleen in Rome, maar bijna in het geheele zuidlijk gedeelte van Europa, is ingeworteld, onderdrukt worden, is niet te ontkennen: ook ftem ik geredelijk toe, dat dit kwaad, in deeze Stad, grooter is, dan wel in andere Heden, 't welk gedeeltelijk zijn oorfprong heeft uit eene verkeerde P.olicie, en deels door kwalijk begreepen medelijden, 't welk grootendeels zelf door den Hoogmoed cnderfteund wordt; veele duizenden vinden hunnen onderhoud in de aaimoesfen, welke zeer menigvuldig in de Kloosters, Confervatorlen, IJroederfchanpen en in rijke huizen, niet alleen naar verdiende, maar dikwerf naar gunst en zonder onderfcheid, uitgedeeld worden. Deeze mildaadigheid houdt veclen van ógti, in warme landen, moeilijken arbeid af, en trek;  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 55 trekt niet zelden, (gepaard met andere oorzaaken, te breedvoerig om hier te melden ) den Landman, yan den bezwaarlijken Akkerbouw tot het gemaklijk bedelaarsleven, naar de Stad; 't welk oor. zaak is, dat men eene menigte van dat foort van menfchen in Rome aantreft. Men ontmoet verfcheide gezonde jonge lieden op de ftraaten, die, in plaats van te arbeiden, den tijd mep kinderfpelen doorbrengen; andere zingen liedjes., waardoor zij kleine verdienden trachten te verwerven. Aan deeze oorzaaken moet men ook de luiheid onder het vrouwlijk gedacht toefchrijven , 't welk langs deeze en andere wegen zich meede van den arbeid weet te onthouden. De veele Stichtingen, waardoor aan meisjens een Bruidsgift ten huwelijk gegeeven wordt, veroorzaaken gemeenlijk, dat zij, zich daar op verlaatende, weinig op huishoudelijke en andere zaaken, voor dit gedacht zoo noodzaaklijk, zich toeleggen: hierin fchikt deeene zich naar de andere, en hierdoor is het, dat Luiheid en Hoogmoed, bij de Romeinfche Vrouwen, zoo algemeen wordt aangetroffen; dit gaat zelfs zoo verre, dat zij zich bijna met de huishouding geheel niet bemoeijen, maar zulks aan den man alleen overlaaten: deeze moet de marktgang doen, en het eeten klaar maakcn; ja zelfs niet zelden de wooning fchoon houden enz. terwijl de Vrquw bezig is, met zich te D 4. klee-  56* BRIEVEN over ITALIEN. kleeden, en alles in orde te fchikken, wat tot haar fieraad behoort. Voor het overige zijn de Romeinen zacht van aart, en zeer vriendlijk tegen eiken vreemdeling, welke in alle gezelfchappen en openbaare plaatfen voor de lnwooners wordt voorgetrokken. De wantrouwigheid fchijnt bij hen echter grooter, dan bij de Napolitaanen, waardoor 'er nog wel eens een moord gefchied, gelijk ik reeds in een der voorigen gemeld heb; echter is in dit ftuk de Policie zeer opmerkzaam. Diefftallen worden zeer zelden gepleegd, terwijl het gemeene Volk van de aalmoesfen leeven kan, en met weinig te vreeden is. De Trasteyeraners, welke aan de andere zijde van den Tyher woonen, worden voor onbefchofter, dan de anderen, gehouden; of dit algemeen waar zij, heb ik geene gelegenheid gehad te onderzoeken. De Romeinen zijn maatig in het eeten en drinken; zich dronken te drinken is hunne gewoonte niet; ook zijn de gelegenheden bij hen daartoe zoo gefchikt niet, als wel in andere landen; men houdt ook hier geene openbaare famehkomften in Herbergen, waar het gemeene Volk zich des Zondags met dansfen en drinken vrolijk maakt, gelijk in Duïtschland en elders gebruiklijk is. Ook zijn bij hen de Gastmaalen niet gemeen, en zelfs worden die door de voornaamfte zeer zelden gegeeven. Zij bemin-  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 5? nen liet thuis zitten meer dan het wandelen; want offchoon deeze Stad zoo wel van binnen als buiten, meer dan andere fteden, met heerlijke Tuinen verzien is, welke, voor elk die lust heeft 'er in te wandelen, open ftaan, vindt men echter dezelven, en wel op de aangenaamfte zoomeravonden, meestentijds eenzaam. De eenigfte wandelplaats, die nog wel eens des zondags bezocht wordt, is de Tuin van de Villa Medicis, welke midden in de Stad, bij de Kerk St.Trinita de1 Monti, gelegen is, zelfs de voornaame Romeinen, welke eigen Buitenplaatfen hebben, vindt men maar zelden op dezelven wandelen; liever rijden zij des avonds in hunne koetfen, door de ftraat U Corfo. Van den Burgerftand en ook wel van den Adel, vindt men bij zomeravonden , of liever des nachts, dikwijls verfcheide gezelfchappen op de Piazza di Spagna wandelen: en voornaamen geeven wel kleine Soupées in de daaromtrent gelegene Logementen. Na den middag, voor vier of vijf uur, vindt men zeis den eenig ordentelijk mensch, uitgezonderd vreemdelingen, op de ftraat; want de mode, om na den eeten te fiaapen, is zoo wel hier als in andere plaatfen van Italim algemeen. Adelijke Dames, of zelfs aanzienlijken van den Burgerftand, gaan nooit alleen uit: voor een ongehuuwd meisje, al is zij van de laagfte clasfe, zoude het fchande zijn, indien zij alleen op ftraat wierd D 5 -aaa-  58 BRIEVEN over ITALIEN. aangetroffen; zij gaat, of met haare ouders, of met een ander uit haare familie. Hoe veel zulks tot verhindering der openbaare vermaaken toebrengt, is ligt afteleiden; evenwel ftrekt dit weinig ter beteugeling van de buitenfpoorigheden in Rome; want deeze Stad is daarvan zoo min bevrijd als andere Heden. Die zich aan den Wellust willen overgeeven, weeten, buiten dat, daartoe de wegen wel te vinden. Suszmilch begroot het getal der openbaare Hoerhuizen op zeshonderd ( * ); maar zoo het mij voorkomt, kan deeze opgaave, voor den tegenwoordigen tijd, niet zeer naauwkeurigzijn: hij heeft dezelve uit desseines befchrijving genomen, welke reeds over de honderd jaaren oud is. Of men in dien tijd openlijke Bordeelen en Hoeren in Rome heeft toegelaaten, is mij onbekend; en daar deeze thans hier geheel verboden zijn, weet ik geen middel, om het getal van dat foort van menfchen te bep aaien. De kleeding der Vrouwen is, bij de yoornaamen, geheel naar den franfchen trant; echter vindt men de ftijve keurslijven 'er vrij meer dan in Frankryk. Die van den Burgerftand draagen meestal zwarte fluiërs, gewoonlijk van gaas, over 't hoofd. Onder V*) Gottliche Ordnung, I. Theil, pag. 105 en 378.  TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF. 59 derde meiden en gemeenen is de kleeding der Vrouwen van Erascati zeer gewoon. In de manlijke kleeding js n;ers bijzonders, als dat die van den Burgerftand hier, zoo wel als in de meeste plaatfen van Italten, bijna altijd de haren in een netje gebonden draagen. Aanzienlijke Fabrieken zijn in Rome weinig, en in \ algemeen genomen is de Koophandel van gering aanbelang. Welriekende Esfenzen, Pomade, Hairpocijer, verfierde Bloemen, welke hier hst fchoonfte vervaerdigd worden, en bij ons, onder den naam van Italiaanfche Bloemen, genoeg bekend zijn, de Aluin, de Chocolade, de Boekhandel, die nog zeer gering is, het Plaatfnijden, Schilderftukken en Antiken zijn de eenigfte artikelen, weiJen de Stad nog eenig voordeel aanbrengen. De vreemden geeven het meeste tot onderhoud deezer Stad. De Mp/aïc Fabriek, waarvoor een fchoon Gebc u v is opgericht, is éénig in haar foort, en is wa , ,r eiken reiziger bezien te worden. Het is w hoe ver men het in deeze konst hier gebr eit. ,üon mij, mijn Heer! dat ik U in deezen met .veest bekende en bij de VQornaamfte Rejsbefchrijvers aangemerkte zaaken, onderhouden heb; ik koti dezelve niet wel geheel met ftüzwijgen voorbi ^ \ dien  éb BRIEVEN over ITALIÉN. dien het waarheid is 't geen men mij gezegd heeft i zouden de krankzinnigen zeer goed behandeld worden, en aan de zorg der Medici overgelaaten zijn; maar terwijl ik hetzelve niét bezocht heb; kan ik U daarvan geen verder bericht geeven. Voor de Weezen zijn in Rome verfcheidene Hospitaalen ; maar ik wil alleen het voornaamfte van dezeiven , naamelijk het Ospizio 'Apbstolko noemen. Sïxtus de Vde liet het Laleraanfi.hr Paléis weêr op nieuw opbouwen; maar Iwxocêntius iJr XIJ  U BRIEVEN over ITALIEN. ontwerp te maakcn ligter vallen, dan hetzelve uittevoeren. Maar het wordt tijd dat ik af breeke. Mijne aanmerkingen omtrent de Academie en Geleerden van Rome zal ik U met den volgenden toezenden.  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 83 VIERËNTWINTIGSTE BRIEF. Over de Academie, Geleerden, en verzamelingen* van natuurlijke Zeldzaamheden in Rome. j£)en eerden oorfprong der Hooge fchoole ïii Rome moet men in de oudde tijden zoeken. Tusfcheri den tweeden en derden Punifchen oorlog begon men in Rome reeds onderwijs in de fchoone konden té geeven , hoewel zulks niet openlijk gefchiedde , en op geene door de Overheid gegecvene wetten gegrond; want eerst in of op 't einde der eerde eeuw, en wel onder de regering van den Keizer DomTi aan werden in Rome openlijke Schooien aangelegd, en Quintilianus was de eerde, wdke als openbaar Leeraar betaald werd. De Keizer HaD'rÏ anus, een beminnaar der weetenfehappen zijnde , volgde hierin de voetdappen van Domitiaan, en liet de Geleerden zeer wel beloonen; elk wie de Weetenfehappen beminde begaf zich naar Rome, tot dat, omtrent in het midden der tweede eeuw, onder de regeering van Antonius Pius , Ook in andere plaatfen van het Romeinfche Rijk openbaare .Leeraaren werden aangedeld. Niet tegendaandë F a dit,  Sf B&Efif over ITALIËNa d&c, hegm 4e roem der Romeinfche Hoege Schoolse- dagelijks toeteneemen: en zij was, omtrent de s/krdeeeaw, inden bloeijendftea flaat; zij kreeg de toeloop xür jalie Romeinfche Pro vinden, en niet alleen int Europa, maar voornaamelijk ook uit Afrlca. Men trachtte ook de Leeraaren op eene redelijke wijze belooisen; en opdat in alles eene goede orde mogt fland grijpen , werden 'er aan de Studenten wetten voorgefchreven, zoo als blijken kan uit de Wet van Valentïanus^ in den jaare 370 gegeeven Uit bet .getal der Profesforen kan men afleiden, hoe groox de menigte .toehoorders geweest is; men telde om dien tijd eenendertig openlijke Leeraaren in deeze Stad, en benevens deeze nog verfcheïde anderen, welke, in ftflte, afzonderlijke lesfen gaven; maar her geen wel het meest de Studenten naar Rome trok, waren de lesfen over het Romeinfche Recht, die alleen in deeze Stad gegeeven werden, en waarvoor twee Profesforen gefield waren. Dat 'er om deezen tijd nog geene openlijke Leeraaren in de Genees- of Heelkunde gevonden werden. (*) Herm. Conringius heeft over deeze Wet eene merkwaardige Disfemtie uitgegeeven , onder den tijtel; Disfertat. ad Libr. I. Codicïs Tkndtfimi de ftudiis liberalibiii uriit Rornu & Conjlantinopolis.  VIERENTWINTIGSTE BRIEF- S& den, is bijna buiten allen twijfel;: want©raaentfezzen tijd begonnen deeze weeter.fchappeni zees te dasr ïen, byzondeï in bet Westen, zijnde haare voc®-naamfte fchoole in Akxandria? echter, is. het zeer waarichijnlijk, en bijna buiten tegenfpcaak,dai.hier;s in vroegere tijden, en wel in de eerfte m tweede eeuw, na de geboorte van Christus,, toew. Rmn$ verfcheide Geleerden in deeze- weetenfchap bezat, alss Corn. Celsus, Cassius;, Scktbonios. Lakgus^ Ant. Castor, Marinus, Martiamsus;, PkïïtKrs,, Satyrüs, Feccianus, Heracuakü9 > Galesus m andere, wier naamen tot heden toe nog; beroemd zijn y heimelijke lesfen in de Genees- Heel- ea Ontleedkunde gegeeven zijn. Maar de bloei der Hooge fchoofe t& Rorm was van geen langen duur; de volgende eeawen feragtaa over alle weetenfehappen eene dikke dnHsterois ^ veroorzaakt door de oorlogen , bij welke® het geheeïe Keizerrijk door de Noordfche Volken ©vervallen werd, en alles ten gronde ging. En offebooa 'er nu en dan al eens iemand zich opdeed, die, in deese donkere tijden, de Romeinfche Hooge fchoole trachtte op te houden, waren echter die poogïngeo. bijna geheel vrugteloos; en 'er wordt zelfs nog getwist, of niet, in deeze eeuwen, deeze Stad een geruimen tijd zonder Hooge fchool geweest is. Innocentios de IV*f vernieuwde de Hooge fchoole te Rsme in den jaare 1144, en beval, dat F 3 daarin  86 BRIEVEN over ITALIEN, daarin zoo wel het kerkelijke als civile recht moest onderwezen worden; maar door Bonifacius den VlHft.en heeft eerst deeze Academie haaren ouden roem eenigzins wedergekreegen, doordien zij eene nieuwe inrichting, nieuwe wetten en voorrechten, verkreeg, bij eene Bul van den jaare 1303, die door deezen Paus uitgegeeven werd, na' dat hij in den jaare 1*95. hec Academie - gebouw, op die plaats, waar het zelve thans nog flaat, had doen oprichten. Clemens de Vdf vermeerderde, in den jaare 1310, het getal der Profesforen , bijzonder ter bevordering der Taalkunde; bevelende dat 'er voor de Hebreeuwfche, Griekfche, Arabifche en Syrifche taaien Leerftoelen moeiten opgericht worden, welke tegenwoordig nog plaats hebben, maar de liefde tot deeze weetenfehappen is onder de ftudeerende jeugd thans zoo groot niet, dat zij deeze taaien volkomen zoeken magtig te worden; men moet zich daarom niet verwonderen, wanneer men , bij voorbeeld , de Leeraar der Griekfche taaie, de geleerde A madutius, in plaats van eenen ouden Dichter uitteleggen, het Verbum" tw« hoort conjugeeren; maar de fchuld hiervan- is meer aan de toehoorers, en andere omftandigheden, toetefchrijven, dae wel aan de Leeraaren, waaronder'in de daad zeer grondige Taarketmeren gévondèn- worden. ÊOTHMüs pb- IVd.e fehbnk, ter goedniaaking van de onkosten ,  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 87 ten, aan deeze Academie, de inkomften van den col der vreemde wijnen: en daarna werd de accijs van het hooi 'er nog bijgevoegd. Leo de Xd.e gaf eenenieuwe Bul uit, aangaande hetampt, aanzien en de privilegiën, van den Retlor magnificus, als ook van de Profesforen en Studenten. Clemens de VIId.e beveiligde de, van de voorigePausfen gegeevenc, Privilegiën en (telde de Academie onder het opzicht van de Cardinaa'len. Maar merkwaerdiger voor onze weetenfchap is de Bul, door Junus den Ul^a in den jaare 1553 gegeeven, waarin de Promotien deezer Academie, in de Medicijnen, vastgefteld worden; waarbij breedvoerig over het ampt van den Protomedicus gehandeld is, die ongemeen veele Rechten geniet. Omtrent deezen tijd werden in Rome verfcheide goede inrichtingen , met betrekking tot de Genees- en Heelkunde, gemaakt. De Wetten voor de Apothecars en Drogisten zijn van dien aart, dat men dezelven , voor die tijden, zoo goed niet zoude verwachten. Men ftelde' vast, welke Geneesmiddelen elk Apothecar in voorraad moest hebben: en jaarlijks werd, door het Collegie der Geneesheeren, onder de voorzitting van den Protomedicus, eene bepaalde prijs voor elk geneesmiddel vastgefteld. Gregorius de XIIId.egaf, in den jaare tS?S, Cene Bul uit, waarin hij beval dat geen Medicus in F 4 ' R viïQ  8S BRIEVEN over ITALIEN. Rome mogt praftizeeren, offchoon hij gepromoveerd ware, voor dat hij nog een bijzonder Examen,voor her. ColJegie der Geneesheeren, onder voorzitting van den Protomedkus, hadde afgelegd. Sixtus de Vd.e ftelde het Collegie der Confiiroriaal Advocaaten tot Oppercuratooren der Academie aan; deeze maaken in Rome een der aanzienlijkfte Collegien uit, beftaande uit twaalf perfoonen, die het recht hebben alle geheime Confidorien bijtewoonen, en in dezelven voordellen te doen. De Doftoren in de Rechten worden door dit Collegie, in den naam des Cardinaals Camerlingo, gepromoveerd: en die in de Godgeleerdheid en Medicijnen door de Profesforen. Tot dus verre uwe aandacht met de gefchiedenis der Academie beziggehouden hebbende, zal ik nu overgaan tot den tegenwoordigen {laat derzelver, bijzonder in de Medicijnen, benevens de inrichting van het Gebouw, dat waerdigisin aanmerking genomen te worden, en bij liefhebbers der Bouwkunde zoo veel aandacht verdiend heeft, dat men'er een werk in Folio over gefchreven, en met veele fraaije koperen Plaaten uitgegeeven heeft ( * ). Men (*) La Chiefa e fabriea della Sapiema di Roma, con le vedute in prespettiva, e con la Jludio delle proporzione geomeirhhe, piante, alsate, projlli efpaccati, in Rfima 1720.  VIERENTWINTIGSTE BRIE7. 89 Men beweert, dat op de plaats, waar thans het Academie-Gebouw ftaat, in den jaare 598 het Collegie der Confiftoriaal-Advocaaten, door Gregqxius Magnus, gefticht is. Leo de Xde, die een groot beichermer der Weetenfehappen was, liet, tot het tegenwoordig Gebouw, volgens het plan van den vermaarden Michel Angelo, den grond leggen. Sixtus de Vde en Urbanus de VIII1}15 zetteden den arbeid voord: en Alexander de VIId.e bragt het Gebouw met de Kerk, volgens het plan van Boromini, tot ftand; zoo dat'er toch over de honderd jaaren werden doorgebragt, eer dit werk voltooid was. De Romeinen noemen dit Gebouw, La Sapienza of Archiginnafio della Sapienza, waarfchijnlijk om het opfchrift dat boven den ingang ftaat: Initium Sapientia eft Timor Domini. Het gebouw is langwerpig vierkant, rondom met vengfteren, en heeft eene goede, fchoon eenvouwige, Architectuur. Van buiten is het met geene Pylaaren verfierd; maar de fchoone langwerpig vierkante Binnenplaats heeft aan drie zijden twee rijen Arcaden boven elkander, waarvan de onderfte met Dorifche en de bovenfte met Jonifche Colommen praalt, onder welken fchoone breede gangen loopen. De vierde zijde, die tegen over den ingang ligt, maakt de Kerk uit, en if in een halfrond geF 5 bouwd,  <)q BRIEVEN over ITALÏEN. bouwd, met nisfen, vengfteren en pykarqn, van ' dezelfde bouworde als die der Arcaden. Deeze Middenplaats geeft het Gebouw een ongemeen fchoon aanzien. De. Bouwkonst deezer Kerk behoort onder de zonderlingfle van Rome. Bernini heefc de form van eene driehoek, tot een zinnebeeld der Drieëenheid, verkoozen tot de grondteekening. De Koepel is fchoon; maar het bovenfte gedeelte des torens fchijnt,. om zijne fpitfe gedaante, meer zonderling dan fchoon. 1 Het Schilderij boven het Autaar verbeeldt S. Yvo, de Patroon der Advocaaten, en is van Cortona meesterlijk gefchilderd. Openlijke verdedigingen worden in deeze Kerk gehouden. Op deeze Academie worden openbaare lesfen inde Godgeleerdheid-, Rechtsgeleerdheid, in de meefte takken der Geneeskunde, als Piactijk, Kruidkunde, Ontleedt en Heelkunde, Schei- en Vroedkunde, m de Philofophie, Mathefis, Rketorie, Waereldcn Kerkelijke Gefchiedenisfen, en in de Oofterfche taaien, voornaamelijk in de Hebreeuwfche, Griekfche , Arabifche en Sirifche, gegeeven > door daartoe gefielde Profesforen. Onder de Profesforen heeft men ten allen tijden mannen van groote kundigheid gevonden.; echter móet ik bekennen, dat, wat- onze weetenfehapbetreft, dee,ze Academie zoo veel beroemde mannen niet heeft ■opgeleverd, dan wel die van Padoa yBologna, en an<: de-  VIERÊNTWNTIGSTE BRIEF. 9i dere: daarom zoude , het der moeke niet waerdig zijn mij hierbij lang optehoudenv flechts wil ik u eene lijst der naamen opgeeven van de tegenwoordige Profesforen in onze ftudie,. Men verdeelt dezelven in Ordinarii, Supra Numerarii, en Jubilati. Tot de. Jubilati behooren Natalis Salicetus, die Lijfmedicus, van den Paus is, en de beroemde Pater Franciscus Jacquier, uk.Frankryk, die de Proefondervindelijke Wijsbegeerte in vroegere tijden met yeel lof voordroeg. Dc Pr ofesfor es Ordinarii zijn de volgende: Sigismundus Toncius, geboortig uit Siena, leest de Inftitutiones Medicina Theoretici. Leopoldus MicheliusdelnfïitutionesJna- tomicie. ' . Joseph. Micc.i-ari, geboortig uit Mes/ma, leest de Inftitutiones Botanica en een Collegie de llumoribus. Johan Maria Vulpius, geboortig uit Rome, leest de Medicina Pratlica de Morbis pectoris &? Cordis Vitiis. Pasciialis Adinolfi de Scheikunde. Georg. Bonelli Medicina Practica de Morbis particularibus, de Morbis abdominis. Petrus Angelus Rotundus, geboortig uit Rom&, leert de Medicina Theoretico -practica de Methodo mcJendi cum auclor. & Commem, in Jpiwr. Hippocrctis. '. ' j 0 s,  5* BRIEVEN over ITALIËN. Jos. Siscos een Corfïcaaner, geboortig uk Ba(tia, is Profesfor in de Heelkunde en ProfeétOF. Hij geeft lesfen in de Chirurgifche Operatien. Nicolaus Martelli is Profesfor in de Botanie en leert te gelijk Materia Medica. Pater Hieron. Maria Fonda, een Venetiaan, geeft lesfen in de Proefonderlijke Wijsbegeerte. Pater Franciscus Maria Gaudio, leert de Maihefis, Hydrometria, en Hydrodynamia. De Profesforen Supra rtumerum zijn: Josefh be Rossi en Alexander Checconi. Indien U Hooggel. de hier boven gemelde Coflegien, welke ik naar een gedrukte lijst van de jaaren 1784 en 1785. heb afgefchreven, aandachtig overweegt, zal U Hooggel. daaruit kunnen opmaaken,in welken ftaat de Academie van Rome zich bevind, en hoe veel 'er nog aan ontbreekt, eer men zeggen kan, dat hier de lesfen in de Geneeskunde zoo geregeld zijn , als bij dat getal van Profesforen zoude kunnen gefchieden. Zij leezen geene aan eikanderen hangende Iesfèn voor: de eene geeft uitleggingen van de ziekten der borst, daar weer een ander die van het onder-lig- chaam behandelt. Elk maakt zijne voorleezingen door bijzondere briefjes bekend, waarvan 'er mij eenïgen ter hand gekomen zijn, waaruit ik bijzonder over den flegten famenhang oordeelen kan. Zookondigde, bij voorbeeld, een zeker Profesfor, door een aangeplakt briefje, aan; dat hij de eene week over  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 5,3 «ver de Fiftula ani, de tweede over de Inenting der Pokken handelen zoude: en dat de derde les zou 2ijn: de Amputatione Penis!!! De Collegien worden allen in het Latijn gegeevem, Nu moet ik nog fpreeken over de inwendige inrichting van het Academie-Gebouw, waaromtrent ik aanmerk, dat het Anatomisch Theater 'er ftegt uitzag, en, voor fijne bewerkingen, veel te weinig lichts had. Het Chemifche Laboratorium was redelijk; maar voor zulk een fchoon Gebouw, als deze Academie ïs, niet evenredig aan hetzelve. In vroegere tijden werd de Scheikunde hier geheel verwaarloosd, tot dat eindelijk de Cardinaal Valentin , een beminnaar deezer konst, voor dezelve, zoo wel als voor de Proefondervindelijke Wijsbegeerte, zorgde, door voor dezelve Leerdoelen te doen oprichten. In het Laboratorium was eene aanzienlijke verzameling van Chemifche Preparaten voorhanden. De Bibliotheek is boven in dit Gebouw geplaatst, en met veele der zeldzaamfte Werken voorzien; echter veel rijker in Theologifche, Juridifche en Philofophifchev dan in die geene, welke tot onze weetenfchap behooren. Evenwel vond ik in- dezelve een en ander merkwaerdig ftuk: bij voorbeeld: alle de Werken van Ulysses Aldrovandus met afgezette Plaatenp en hoe zeer de couleuren derzelver wel beter haddem kunnen zijn, zoo blijft het echter altijd een, bij uk-  $4 BRIEVEN over ITALIEN. uitneemendheid, fchoon Exemplaar. Een ander Werk kwam mij nog onder 't oog, waarin tweehonderd agtënzestig viervoetige dieren, benevens eene menigte Vogelen, door een meesterlijke hand zeer fraai op Pergament gefchilderd waren; bij elk derzelver was de naam bij gefchreven. Onder de Dieren was 'er een, 't welk in de Natuur niet gevonden wordt, maar door de verbeelding gefchilderd en uit de Fabulen genomen was. De Vogelen zijn ongemeen fchoon, achter welke gemeenlijk de eene of andere Plant gefchilderd was. Aan het einde ftond: Fufatto a Tempo di Francesco Maria Primo Duco di Urbino. De eerfte Stichter deezer Bibliotheek was Paus Alexander de VHS?, welke aan dezelve te gelijk eene aanzienlijke rente, jaarlijks, maakte. Daarbij kwam nog d§ Bibliotheek van den Hertog van Urbino. Men berekent thans het getal der Boeken over de vijftig duizend. Dat in dezelve de nieuwfte Auteuren, bijzonder onze ftudie betreffende, onrbreeken, behoeve ik u niet te melden. De Biblotheek is alle dagen, uitgezonderd des donderdaags, open. Onder deeze Academie behoort ook nog de Kruidtuin, welke in 'c kwartier di Traftevere, achter de Fontein Acqua Paola-, gelegen is. Deeze Tuin is ook door den Paus Alexander den VIIIften aangelegd; maar het daarin ftaande Tuinhuis, Waarin de Collegien gegeeven worden, heeft Clejiens de Xl*f doen  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 95 doen oprichten: en ook voor eenen Profesfor in deeze weetenfchap gezorgt. Wanneer men naar het verhaal van den Heere Volkman zal oordeelen, zoo fchijnt het, dat deeze Tuin weleer in flegte omftandigheden geweest is: en ik bevinde dat veele nieuwe reizenden met hem van dezelfde gedachten zijn; evenwel.kan ik U verzekeren, dat ik hem zoo rijk in Planten gevonden heb, dat geen beminnaar der Kruidkunde zich beklaagen zal, denzelven bezocht te hebben. Indien men hier eene menigte Oosten West-Indlfche Gewasfen wilde zoeken, van die foorten, welke zoo min des zomers als des winters buiten de open lucht moeten gehouden worden, van welke de Hollandfche Tuinen dikwijls zoo rijk voorzien zijn, dan zou men zich bedrogen vinden; maar men vindt 'er alleen die foorten, welke des winters binnen gezet en tegen de koude beveiligd moeten worden, menigvuldig, en in zulke grootte en fchoonheid, dat zij die in onze Tuinen verre overtreffen; daarbij ziet noen hier Planten, welke jaarlijks bloemen en vrugten draagen, die bij ons met veel moeite daartoe moeten gebragt worden. Zoo zag ik hier de gemeene Pasfiebloem Pasfiflora Coerulea die bij ons wel in de open lucht bloeit, maar niet dan zeer zelden ééne enkele vrugt geeft, met honderde rijpe vrugten belaaden. Even zoo de Tucca Gloriofa, welker vrugten zoo rijp waren, dat ik dezelven zeer aangenaam van fmaak vond. In  96 BRIEVEN over ITALIEN. In Inlandfche Planten is deeze Tuin zoo rijk, dat men duidelijk ziet, dat de Opzichters van denzelven geene moeite fpaaren, om alles te bezitten, wat voor hun te bekomen is: en zulks niet alleen in Plantgewasfen, maar ook in Struiken en Boomen. Ik beken 'er veel te hebben leeren kennen, welken mij, bij gebrek der bloemen, op den weg, waren onbekend gebleeven. De Tuin is in twee dêelen afgedeeld, en dit beneemt hem veel van zijn aanzien; daarbij moet ik bekennen, dat eene Syftematifche inrichting geheel aan denzelven ontbreekt;men vindt dikwijls de eene foort aan de eene, en de andere foort aan de andere, zijde van den Tuin, 't welk ongetwijfeld veel moeite aan de Leerlingen veroorzaakt, bijzonder daar bij de planten geene naamen ftaan. Voor de Waterplanten is een redelijk grooten Vijver, echter ontbreeken hierin de meeften; maar het is aan elk Beminnaar der Kruidkunde bekend, hoe veel moeite het kost, Waterplanten te teelen. Het Tuinhuis, waarin Collegie gehouden wordt, heeft twee verdiepingen , en geeft aan den Tuin een zeer goed aanzien. Boven was eene verzameling van Zaaden, zoo rijk, dat ik bijna nooit eene rijkere , en in zoo eene goede orde zijnde, gezien hebbe. Men heeft hier in de Kruidkunde lang het fyftema van Tournefort gevolgd. De Heer Bonelli, die voorheen lesfen in de Kruidkunde gaf, zal mis- fchien  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. sf, fdiien hiervan wel oorzaak geweest zijfi; want hij fchijnt geen groot voorilander van LinNaeus, waarom hij het lft* Deel van het kostbaar Werk, Hortus Rómanus, haar het fyftema van Tournefort uitgaf maar Martelli dit ambt övergènomen hebbende, fchoon den geheelen tijtel des Werks niét willende verwerpen , zettede echter de Chara&eres van Linnaeus 'erbij, en gaf de volgende Deelen uit onder den tijtel van: Hortus Romemus Secundum Syftema Toürnefortu d Nic. Martellio Doclore Linneanis Chardbleribus expo/ttus; fpecies fuppeditabdt h. Sabbatus. Thahs worden de voorleezingen doof herrij Volgens (*) Dit Deel weid in den jaare 1772. in foliö uitgegeeven j onder den Tijtel: Hortus Romanus juxta Syji. TourBefortii diftribütus jGeobó. Bonelli Monregalehs* Publ. Med. Prof. 'Er was reeds lang aan hét Werk gearbeid, eer men hetzelve, om de grooté onkosten,-' ter Drukpers gaf, tót dat het eindëlijk door aanfpooring van Cl e méns den XI VJe» gedrukt is geworden. Ieder Deel bevat honderd Plaaten in gr: föl. en kost, afgezef met couleuren,- vijf en onafgezet twee ducaaten. In het zelve zijn de voornaamfte Planten uit deezen Tuin afgebeeld. Ferber heeft daarop aangemerkt, dat men niet oplettend genoeg geweest is in'het afbeelden van de TeeldeeleS der bloemen. IL JDeei,. G  oS BRIEVEN over ITALIEN. gens het Syftema van Linnaeus gehouden; er* de Zoon van Liberato Sabbati, welke de goedheid had van ons den Tuin te laaten zien, is een zeer goed Kruidkundige, die het Syftema van Linnaeus in den grond verftaat. Liberato Sabbati is. eigenlijk een Heelmeefter, die alleen het opzicht over den Kruidtuin heeft. Het fchijnt, dat de Heer Ferber, in zijne Brieven, zich met de naamen vergist heeft, neemendehijJoH. Franciscus Maratti als Profesfor der Kruidkunde en Aufteur van den Hortus Romanus; daar deeze, voor zoo veel ik weet, geen deel aan heeft, hoewel hij in Rome voor eenen goeden Kruidkundigen bekend ftaat, en een klein Werkje, van dertien Paginaas, in 8T0 heeft uitgegeeven , onder den tijtel: Defcriptio de verafiorttn exijlentia, vegetatione & forma in plantis ddrfi&is fivè Epiphylofpermis vulgo Capiïïaribus Romae. 1760. Dit Werkje met een plaat verrijkt is ongemeen zeldzaam, daar 'er flechts honderd Exemplaaren op gedrukt zijn. Hij beweert in 'tzeive, dat hij de Bloemen, ja zelfs 'tzaad, in die foort van Planten, met behulp van een Mikroskoopr duidelijk zoo gezien heeft, als het in 't Werkje afgebeeld is. De Heer Adanson in Parys maakte hem eenige tegenwerpingen, die éen vriend van Maratti, in het XX»e Deel der Nova Raceolta d'opw  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 99 iopufcolifilolegici, die in Venetien, bij S. Occhi, uitgegeeven worden, trachtte te wederleggen, onder het Opfchrift: Botanophili Romani, ad Cl. virum J. C. Amadutium Arimïnsnfem Epijlola, qua Cl. virum j. F. Marattium ö£ Adanfonii Cenfuris vindicat. Het Werkje van Maratti is in deeze Raccoüa ook weêr herdrukt. Behalven deSapienza heeft Rome nog eene andere Academie, die eigenlijk niet voor onze weetenfchap gefchikt is; maar waarin, zoo als men zegt, de Collegien veel beter en regelmaatiger gehouden worden dan hier: zij is in het zoogenaamde Collegium Romanum, waar de mindere Schooien met de Academifche verbonden zijn. De Jefuiten hadden hier, voor hunne afzetting, hunne Leerftoelen en zorgden, dat zij altijd dé geleerdfte Mannen uic hunne orde hadden. Onder dé tegenwoordige Profesforen vindt men nog verfcheide Exjefuiten. Bij deeze Academie is eene ongemeen fchoone Bibliotheek, Waarin veele Handfchriften zijn, en die over de zeventig duizend Banden bevat; daarbij behoort ook het Mufeum Kircherianum, waarvan ik U hierna een bericht zal geeven. Ik hebbe mij voorgefteld U Hooggl., aangaande de Weetenfehappen 'mRome, geene andere berichten te geeven, dan eigenlijk die geene, welke tot de Geneeskunde behooren. , Van den tegenWoórdigen ftaarder Schilder- Beeldhouw-en Bouwkunst za! G : 3k  ioo BRIEVEN ovér ITALIËN. ik niet fpreeken; ook niet van de Dichtkunst, mc*r alle haare zoogenaamde Academiën, als: Humo~ rifii, Imperfetti en die der Arcadiër; daar dit alles breedvoerig, en beter dan ik in ftaat ben te doen, door anderen befchreven is. . De Academie der Lincei, welke in het begin der voorleedene eeuw, onder befcherming van den Prins Frederic Cesi, voor de Natuurlijke Hiflorie werd opgericht, ftond in den beginne in een goeden naam; maar is tegenwoordig bijna geheel van haaren luifter beroofd,, althans van zeer weinig, aanbelang. Men heeft onlangs in de ftad Cornctto eene Maatfchappij voor den Akkerbouw opgericht, onder den naam van: Spcieta Gecrgica Tarquinien* ft, die ook, onder opzicht van eenen Cardinaal, in Rome, haare vergadering houdt ; deeze was fiog in haar eerfte beginfel: en het is te wenfchen, dat, door dezelve, in deeze zaak eenige verbetering te weeg gebragt worde, welke in de Romeinfche Staaten zoo noodzaaklijk is; maar ik- twijfel 'er zeer aan, terwijl ik, na mijn vertrek uit Rome, niets meer van dezelve vernomen heb; offchoor» men ons in Rome de eer aandeed, ons als Leden deezer Maatfchappij. aanteneemen. De Secretaris, derzelver, de Abbate Filippo Gilij, een bijzonder vriendlijk en kundig man,. welke zich door bet uitgeeven van een Kruidkundig Werk heeft be-  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. ioi beroemd gemaakt (*), bragc ons de Diplomaca een bewijze van ons lidmaatfchap, toen wij nog pas den naam deezer Maatfchappij hadden hooren noemen. Belangende de voornaamfte Geneesheeren en Heelmeefters, welke zich thans binnen Rome bevinden, zal ik U Hooggeleerde wat breedvoeriger berichten; voornaamelijk omtrent die geenen, welke Ik bezocht en perfoonlijk heb leeren kennen. De voornaamfte Medicus in Rome is Natale Saliceti, een Man van hoogen ouderdom , welke Lijfmedicus van den Paus is. Hij is geboren in de ftad Nebio, op het eiland Corftca. Zijne wooning heeft hij in den winter in bet Pauslijk Paleis in het Vaticaan: en des zomers gaat hij met den Paus naar Monte Cavallo, Hij heeft eene uitgebreide Praftijk, die hem jaarlijks eene fchoone menigte fcudi opbrengt. Ik moet u zijne manier van leeven, met weinige woorden fchetfen: 's morgens opgeftaan zijn- (*) OJfervaiitmi fifiologifche Jopra alcune piante ezotichtintrodotte in Roma fatte nel anno 1788, fatte dagli AbbaTE Lüigi Gily & Gaspare Xuarez. Rom. 1789. 4t0waarin eerst eene Verhandeling over de ftudie der Kruidkunde te vinden is, welke dan van eenige merkwaardig» $n naauwkeurige proeven gevolgd wordt. G 3  10a BRIEVEN over ITALIEN. zijnde, neemt hij zijn ontbijt in haast: gaat dan zijne bezoeken bij de zieken afleggen, als meede bij den Paus: ten twaalf uur is hij thuis, om het middagmaal te houden: om twee uur legt hij zich te ilaapen, en doet, opgeftaan zijnde, zijne avofidvifiten af, befteedende den nog overigen tijd tot zijne Studie, avondmaaltijd en dergelijken. Nu blijft 'er, tot het ontvangen der bezoeken van vreemden, geen tijd over dan den middag; wij kwamen gevolglijk dus de eerlïe keer te vergeefsch om hem een bezoek te geeven; maar men berichtte ons, dat de Heer Sa&iceti geene bezoeken dan op den middag ontving, zoo dat w;j ons bezoek moeiten hervatten, het geen wij, na daar toe vrijheid gevraagd te hebben, deeden; maar de wijze waarop hij ons ontving, was-zeer zonderling: wij kwamen des middags om één uur bij hem. Hij had reeds te vooreu zijn Neef, die bij hem woonde, gelast, om ons in de Voorkamer te ontvangen; waar eene tafel met de kostbaarfte en zeldzaamfte werken der Anatomie en Natuurlijke Hiflorie in gereedheid Hond, ten einde de jonge Saliceti ons, bij het bezichtigen van dezelven, den tijd zoude korten. Na dat wij een en andere van deeze werken hadden opengeflagen, trad SaLiceti binnen, en bragt ons vervolgens in eene andere kamer, waar de tafel voor één mensch gedekt ftond, waarop alles in zilver was aangericht. Hij verzocht ons op eene  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 103 Cannapé plaats te neemen, terwijl verfcheide andere Heeren, tegen ons over, op eene andere geplaatst werden. Hij zette zich aan de tafel, en nam ondertusfchen het middagmaal. Onder het%elve onderhield hij ons zeer vriendelijk over verfcheide zaaken, voornaamelijk over zijne manier in 't behandelen der zieken, waarbij hij ons toonde, dat hem het middagmaal zeer wel fmaakte. Nu begreep ik wel dra, waarom in de Romeinfche Apotheeken de Kina molens zoo algemeen zijn; want hij verhaalde ons, dat hij, in de tusfchenpoozende koortfen, bijzonder in die foort, welke in Rome dikwijls door kwaade dampen veroorzaakt wordt, de lijders drie a vier, ja nog meer, oneen, op éénen dag, liet gebruiken. Even zoo overtollig fcheen hij in het aderlaaten te zijn, waaromtrent hij ons verhaalde, dat hij, bij de waare longontfteekingen, het bloed bij ponden liet aftappen: en dat hij geene deezer genas zonder, in weinige dagen, zes k zeven en meerder ponden bloeds te doen aflaaten. Voor het overige fcheen hij een rechtfehapen Man, vriendlijk in gezelfchap en tegen vreemden, en in de Medicynfche Litteratuur in 't geheel niet onkundig. Zijne Bibliotheek is mogelijk eene der aanzienlijk(le van alle Medifthe Bibliotheeken; men fchat derzelver waarde over de twintig duizend fcudi. Om zich zeldzaame Werken aantefchaffen ontziet hij geen geld; dit bleek G 4 toen  lof BRIEVEN over ITALIEf* toen hij het raare Werkje van Johan Bapti«? Can anus MufculorumKhumam Corporis piclurata Defcriptio, kocht, waarvoor hij zeventig fcudi betaald heeft. Hij verhaalde ons, dat van dit Werk flechts vier Exemplaaren zouden bekend zijn; doch ^hieraan twijfel ik zeer, terwijl 'er Haller twee in zijne Bibliotheek bezat. Ik weet niet, dat Salicsti zich door eenig Werk heeft bekend gemaakt; maar als Leeraar der Ontleed- en Heelkunde, welk ampt hij veele jaaren bekleed heeft, is hij de Romeinfche Academie niet zonder nut geweest, Fulvio Filipani, een der vqornaamfte Geneesheeren van Rome, is, door het Schinipfchrift van Sarcone , tl Cafe, waarvan ik voorhaen melr ding gemaakt hebbe, niet tot zijnen roem bekend; echter ftaat hij hier in een goeden naam, en bekleedt het voornaamfte ampt, 't welk een Geneesheer in Rome bekleeden kan ; hij is Priore dei Collegio de' Medici di Rowa, e Protomedko generale di Roma e dello ftato Ecde/ïa/lico. Jos. de Rossi i» de tweede Lijfmedicus van den (*) Saliceti is den ziften February, in den jaare ?789, overleede.n in het tweeëntachtigfte jaar zijnes ou. derdoms. jos. b e Rossi is hem, als Lijfarts vaa den Paus, opgevolgd.  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. iq5 ( den Paus, en een der beroemdfte Geneesheeren deezer Stad, die wel de meefte Practijk heeft. Sigismond, Tonci is een bejaard Man, welke reeds veele jaaren de Theorie der Geneeskunde te Rome heeft voorgedragen. Hij heeft het opzicht over de Medici van het Hospicaal di S. Spirito, zoo wel als ook over die van S. Gallicano, Johan. Hieron. Lapi is een beminnaar der Natuurlijke Hiftorie en Phy/ica: hij bezit eene aan^ zienlijke verzameling van Naturalien: hij verdient, om zijne Verhandeling over de zomerlucht in Rome, welke ik U te vooren genoemd hebbe, de achting der Romeinen. Buiten dit zijn nog eenige andere kleene Werkjes van, hem bekend, als een over de Vulkaanen: een ander onder den tijtel: L\e Curatione flranguriae contumacis frequentem malequt tra&atam gonorrhoeam virulentam confequentis Rom. 1751. 't welk weer herdrukt is in Haller Differt. Pra&.. T. IV. Hij prijst in dit geval bijzonder de olieachtige infpuicingen. Hij heeft ook eene befchrijving gegeeven van de miueraale wateren, Aqua Acidula» welker bron buiten de Porta del Popoio gevonden wordt (*); hoewel naderhand Massimi hierover beter gefchreven heeft. GlOR- (f) ~De aqua acidula ad vpm Tybtris, epijltla, Romae Ï749. 4°- 9 5  ïor> BRIEVEN over ITALIEN. Giorgio Bonelli is in zijne manier een 'ge* heel bijzonder Man; ik heb hem niet flechts perfoonlijk leeren kennen, maar ook nog een zijner lesfen in de Sapienza bijgewoond. Hij was zeer fpraakzaam, en wist zijne verdienften op eene kluchtige manier, die hem niet kwalijk ftond, zoo voortedraagen, dat hij, die aan alles geloof wilds fiaan, hem voor den geleerdften in Rome zoude aanzien; echter was uit alles afteleiden, dat hij een Man van verdienften is, en weetenfchap bezit; hoewel hij, in zijne voorleezingen, waarin hij juist bezig was aan de Atra bilis, nog een geruimen tijd, omtrent de tegenwoordige ftellingen, ten achteren is. Buiten zijnen arbeid aan den Hortus Romanus, waardoor hij aan alle Kruidkundigen is bekend geworden, heeft hij in den jaare 178*, eene kleene Verhandeling, over het oleum Ricini, uitgegeeven ( * ), in welke hij niet alleen over het Geneeskundig en Huishoudelijk gebruik van deeze Olie handelt, maar ook de Scheikundige onderzoekingen, zoo wel van de Olie, als van het uitgeperfte fap der Plant, het zaad en derzelver fchillen, en de Plant zelf, door twee Scheikundigen, Petrus! con- (*) Mmoria intorno all' Olio di Rieino volgars da G*  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. 107 Conti en Laurentius Ballarti, gemaakt, naauwkeurig befchrijft. Achter zijn Werkje heeft hij eene Italiaanfche Vertaaling van het Werkje van P. Canvane (*) en een nieuwe druk van Hungerbyhlers Inwijdings Difertatie over deeze Oüe (**) doen plaatfen , met de daarbij behoorende Plaat, door Cassini gefneeden. Joseph Flajani, een man die Rome eer aan doet, doordien hij in de Ontleed - en Heelkunde, boven anderen, uitmunt, vonden wij ziek op zijn kamer; hij had de vijt aan zijn vinger, waaraan hij veel fmerte leed. Hij is Heehr-efter bij den Paus, en eerfte Heelmeefter en Steenfnijder in het groot Hospitaal: zijn omgang is zeer vriendelijk en onderhoudend ; en hij fpreekt zoo goed Fransch als Italiaansch, dat hier onder de geleerden zeldzaam is. Hij heeft eene fchoone Bibliotheek, die door verfcheiden ongemeen zeldzaatne Werken merkwaardig is; onder anderen vond ik in zijne verzameling het zeer aartigWerk van CasperTorella, Tra&a- tus (*) Deeze Vertaaling is gevolgd na de Franfche van Hamart de la Chapelle. (**) Differt. de Qleo Ricini medieamento purgante &? Anthelmintico Praejlantisfimo. Friburg. Deeze drie Werkjes zijn bij malkanderen gedrukt onder den tijtel: OpuJciU Jnl Ricino wlgars ejuo QHt.  io8 BRIEVEN over ITALIEN. tus cum Confiliis contra pudendagram feu morbum Gallkum. Romae 1497. Hij meende in hetzelve iets geheel nieuw gevonden te hebben, verwerpende den Americaanfche oorfprong der Venusziekte, rerwijl deeze Schrijver zegt, dat deeze ziekte in den jaare 1493. in Frankryk zijnen aanvang genomen heeft. Deeze meening was in Rome geheel nieuw: en Henslers werk moet daar zeker weinig in handen gekomen zijn. Flajani fchijnt een vlijtig leezer der Ouden te zijn, en kende ook de nieuwen; Hij was juist bezig met het fchrijven van zijn Werk: Nuovo metodo di Medicare alcune malattie fpettanti alla Chirurgia in quattro dijfertationi, 't welk bij u genoegzaam bekend is, waarom ik 'er verder niets van zegge. Heelmeefiers van zoodanige kundigheid, als Flajani, heeft men in Rome zeker weinig. Alle kleene Operatien in deeze Weetenfchap, als aderlaaten , koppen zetten, kleene wonden, fchurft, kwaad zeer geneezen, en foortgelijke dingen, worden in Rome door de Paruikraaakers verricht: die ook meestal Badkamers in hunne huizen hebben; waarom ook het uithangbord van een Paruikmaaker in Rome, in plaats van een Paruikenbol, een arm of voet is, waaraan men bezig is eene aderlaating te doen. Of het nu verachtelijker voor de Chirurgie is, dat een Paruikmaaker eene Chirurgifche Operatie op zijn fchild laat zetten, of dat een Chirurgijn een fcheerbekken «Ui  VIERENTWINTIGSTE BRIEF".- 109 uithangt, wil ik niét beflisfea. Dat echter het eerfte fchadelijker is, is zeker, terwijl daardoor veele misbruiken gebeuren, en door onweetende dik-* werf zaaken ondernomen en bedorven worden, die een verftandig Heehneefter met weinig moeite zou geneezen hebben. Dan laaten Wij ons niet te veel over deeze flegte gewoonte in Rome verwonderen* 'er zijn meer plaatfen waar de Paruikmaakerij nog met de Heelkunde veréénigd is. Onder de Geleerden, welken ik in Rome heb leeren kennen, moet ik nog Petr. Orlande noemen, die Geneesheer der Princen van Burghefe is, een vriendelijk en kundig Man, welke zich, door eenige kleene Werkjes, als over het uitdroogen der Pomptinifche Moerasfen, over de heerfchende ziektens in Rome, in de jaaren van 1778* tot 178a (*), over de ziektens der Borst, welke hij in den jaare 1779. waargenomen had (**), bekend gemaakt heeft. . In verzamelingen van Naturalien is Rome niet zoo (*) Petri Orlandi Rorriani de exfkcandarum paludum Pontinarum utilitate Diflèrtatio cui altera accedit de morbis ab anno 1778. ad 82. Romae obfervatis. Rom, X783- (**) Diflèrtatio Medico-Praftica de morbis Pe&oris is HJraae praefentis anni 1779- obfervatis,  SteS BRIEVEN over ITALïEN, 20b rijk, al s^ wel andere fieden van die grootte % men is meer voor de verzamelingen van de overbiijffelen der Oudheid, terwijl hiertoe de beste gelegenheid is, en zulke verzamelingen van alle vreemden het meest bewonderd worden, daar zij nergens haar gelijken vinden. Wanneer de lust tot verzamelen in Geleerden , in onze weetenfchap, gevallen is, zoo betreft zij meest al zeer zeldzaame Boeken, waarom men wel zeggen kan, dat men in de Bibliotheeken der Romeinfche Geneesheeren niet zelden groote fchatten vindt. Ik heb in Rome Hechts twee Naturalien Kabinetten gezien , zijnde het beroemde Mufeum Kircherianum, en dat van den Cardinaal Ce la da. Het Mufeum Kircherianum, 't welk de, in vroeger tijden, zoo beroemde Jefuit Athanasius Kirchekus verzameld heeft, is eigenlijk het eenige openbaare Naturalien Kabinet in Rome, alhoewel men hetzelve in de daad niet met recht openbaar noemen kan, terwijl het niet aan een ieder, ria willekeur, geoorloofd is in het zelve te gaan. Het beftaat niet alleen uit Naturalien, maar voornaamelijk ook uit Antïken en konstwerken, welke, in waarde, de Naturalien verre overtreffen. Men heeft 'er verfcheiden befchrijvingen van: eene van Phil. Bonanni onder den tijtel van Mufeum Kircherianum 1709. Amaduzzi en J. A. Batarra in Rimini gaven de befchrijving van de Na-  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. m* Naturalien bijzonder uit, onder den tijtel: Rerum Naturalium Hijloria, in twee deelen in folio, welk werk men ook met afgezette Plaaten bekomen kan* Dit werk is bij mij niet bekend; maar volgens-het oordeel van anderen vindt men in hetzelve niet veel van dat geene,- 'twelk een Natuurkundige, in onzen .tijd, zoude kunnen aanfpooren, om zich hetzelve aantefchaffen. Van meer aanbelang is het. werk, dat P. Contucci, zonder zijn naam, over de verzameling van Bronzen, uitgegeeven heeft, onder den tijtel: Mufei Kircheriani in Rom. Collegia aenea tmis illuflrata 1763. 2 Tom. De verzameling onder deezen naam is niet geheel van Kircherus: na zijnen dood zijn nog verfcheide zaaken 'ef bijgevoegd, als bij voorbeeld: de verzameling van den Marquis, Alexander Cappo.ni,. die zijn geheel Mufeum , voornamelijk uit Antiken beftaande, aan de Jefuiten maakte. De Koning Augustus de IIde fchonk ook eene verzameling van Saxifche Mineraalen, en zoo werd dit Kabinet van tijd tot tijd aanzienlijker. Van de Antiken, Kameën,- Mofaïken, oude Schilderijen, Indiaanfche Kleederen, Wapenen en Modellen van Werktuigen ,. 'door K1r c h e r u s uitgevonden , welke men hier aantreft, zaljk niets melden; maar omtrent de Naturalien alleen in 'tkort aanmerken,, dat deeze verzameling, voor zoo verre als dezelve door KirübiRus gemaakt is,, ten zijnen tijder' ze-;  'Ui BRIEVEN over If ALIË& zeker merkwaerdig geweest is-, maar in deezen tijd^ met alles wat dezelve vermeerderd heeft j niet genoegzaam is, om bij kenneren verwondering te verwekken. De verzameling van Lava en Petrefa&en is aanzienlijk, eh maakt het voornaamfte uit het Rijk der Delfftoffe'n uit; hoewel onder dè andere fteerien en mineraalen nóg verfcheiden gevonden worden, die opmerking verdienen. Het geen mij hec mèrkwaerdigfte voorkwam, was een menfchen ligchaam, dat in de Teverone geheel geincrufleert was. Het iïlufeum is nog niet geheel in ordegerangfchikt; evenwel is 'er hoop dat deHeerPiEtro Schilling een Man van weetenfchap,welke thans het opzicht daarover heeft, hetzelve fpoedig in eenen beteren ftand zal brengen.' Het Naturalien Kabinet van den Cardinaal Cé* IiADA is, met betrekking tot de Naturalien, rijker dan (*) De Heer Feeber leerde deezen Heèr Schel.' l in Gin Napels kennen,, zoo als uit zijn IXden brief blijkt,' waar hij in Naturalien handelde; deezen handel zet hij in Rome nog voort: ik heb zelf verfcheidene Hukken bij hem voor eenen zeer billijken prijs gekocht. Hij was bezig «iet een Werk over de Zeeappelen (Echini) ulttegeeven, met agttien afgezette' Plaaten in folio. De Plaaten, die ik tï van gezien heb, zijn wel gelukt. Of dit werk naderhand" tut ftand gekomen is, zou ik niet kunnen frepaalen.  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. ïï% dm het voorigei De Heer Schilling heeft ook over dit het opzicht, en was nog bezig, mét hetzelve in orde te brengen. De Colleétie der Producten uit de Middellandfche Zee is ongemeen groot, en alleen waerdig, dat vreemden uit onze landen dezelve naauwkeurig koomen bezien. MeA zal er menige Visfchen en tweefiachtige dieren aantreffen, die bij ons zeer zelden in Kabinetten te vinden zijn. Zulks kan men ook zeggen van diê foort van Wormen, welke Linnüius Vermes mollusci genaamd heeft ; en onder deeze vindt men hier de rijkile verzameling van dat gedacht, 'twelli onder den naam van Zeejiarren [Afteria] bekend is. De viervoetige dieren, zoo wel als de vogelen zijn van weinig aanbelang, en nauwelijks der opmerking waerdig. Onder de Delfitoffen verdienen deOsfd fosfilia alle oplettendheid: ik heb die in geen Kabinet in Italien zoo heerlijk gezien, en nergens in zulk eene menigte. Keurlijk was een groot Been, dat men voor een Dijbeen van een Oliphant hield; echter fcheen het mij daartoe te groot te zijn. De verzameling van Vulcaanfche Producten uit den Vefuvlus , Solfat ara, Etna, en andere om Rome liga gende Bergen, waren zeker met die van minërvino, in Napels, niet te vergelijken ; echter vindt men onder deeze zeer zeldzaame en leerrijke (tukken. Zoo was ook de verzameling van Petré- II. Deel. H f4* J  (i4 BRIEVEN over ITALIEN. fa&a en Mineraalen in eenen redelijk goeden (Iaat. De edele Gefteenten waren nog niet in orde gefchikt. Aangaande de fierlijkheid in dit Kabinet vindt men iets bijzonders, 't welk naar den kiesfchen (maak van den Heer Schilling is; hij tracht, als het doenlijk is, de Dieren ©p die Planten te plaatfen, waarvan zij hun onderhoud hebben. Zoo waren, bij voorbeeld, onder de glazen kleene Tuinen van papier , glas of iets dergelijks, gemaakt , waarin verfierde bloemen (tonden , op welke de (lakken gezet waren; maar dit valt al te popachtig in het oog. Eene andere uitvinding van deezen Heer vond ik, voor de kennis der Schulpdieren, zeer fchoon, naamelijk: om niet alleen het huis, zoo als gemeenlijk gefchiedt, maar ook het daarin woonend Dier zelve te kennen, had hij een begin gemaakt met deeze Dieren in hunne fchulpen zeer natuurlijk in wasch te doen nabootfen. Hoe fchoon zoude dit niet zijn, indien de onkosten niet te groot, en alle Dieren genoeg bekend waren, om zulks door alle foorten re vervolgen. Het was hier wel de plaats om U nog iets over de openlijke Bibliotheeken in Rome, en voornaamelijk over de Vaticaanfche, die niet zoo zeer om de menigte Werken als om de zeldzaame Manufcripten merkwaerdig is (*), te zeggen; maar ter- \*) Mén berekent de Vaticaanfche Bibliotheek niet vsel  VIERENTWINTIGSTE BRIEF. iï§ terwijl hierover anderen beter gefchreven hebben; dan ik mij in ftaat bevinde te doen, wil ik hiervan liever geheel zwijgen, en deezen langen brief hier, afbreeken. veel boven de dertigduizend Werken; maar met de Ma-j nufcripten kan men dezelve op veertig duizend fchatten. Ü * VIJF-  116 BRIEVEN over ITALIËN. VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. Over de (ïreeken om Rome. Reize naar Tivoli en Frascati. Jk heb U Hooggeleerde in mijnen voorigen, al het geene ik in Rome merkwaerdig -gevonden en aangeteekend hebbe, meedegedeeld. In deezen zal ik U nog kort over de itreeken om deeze Stad, en van onze reisjes naar Tivoli en Frascati onderhouden. Rome is bijna geheel omringd met BuitenplaatTen, waarvan verfcheiden ongemeen fchoon en groot zijn, en door de verzamelingen van Oudheden merkwaerdig worden. Zeer voortreffelijk is de Villa Borghefe, zoo wel om haare fchoone Tuinen, Bosfchen, en Gebouwen, als om de Verzameling van Oudheden, welke men hier aantreft. Zoo aangenaam is ook de Villa Albani, waar men den nieuwen fmaak met de Oudheden veréénigd ziet. Hoe treffend fchoon is het uitzicht van hier naar Frascati! Ik heb menig aangenaam uur in het bezoeken der Romeinfche Buitenplaatfen doorgebragt, en de voornaamfte met opmerking gade geflagen; maar ik wil  VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. \i? wil U hierbij niet ophouden, terwijl van deeze fchoonheden , door andere'Reisbefchrijvers, zoo veel gezegd is, dat ik niet meer zou kunnen doen, dan hunne woorden herhaalen. De Tuinen der meefte deezer Buitenplaatfen zijn nog naar den ouden fmaak zeer eenvouwig. De Waterkonstwerken maak en, buiten de Standbeelden, de meefte fieraad uit,endoordeBosfchen worden de wandelwegen, bij, heete zomerdagen, aangenaam; maar men vindt daar geene Bosfchen van vreemde ftruiken ofboomen, die thans de engelfche Tuinen zoo veel verfraaijen: buiten de Platanus Orientaüs en de Qjiereus Ilex zijn de meefte boomen geene andere, dan die men bij ons menigvuldig aantreft: als Populieren, Berken, Elzen, Eiken, wilde Kastanjes en dergelijken. De Quercus Aegylops en Suber vindt men zelden op eene der Buitenplaatfen: op eenige plaatfen ziet men verfcheiden Pijnboomen, bijzonder de Pinus fylvestris en Pinea zeer hoog boven alle andere uitfteeken, die, door hunne breeduitgebreide kruinen , eene geheel andere figuur hebben , dan de Pijmboomen in Duïtschland. Deeze Buitenplaatfen zijn meer voor de pracht dan het vergenoegen; want zelfs genieten 'er de Eigenaaren weinig vermaak van; zij beminnen het eenzaam buitenleven niet: en deeze fchoone landgoederen worden meestal Hechts door de Opzichters derzelven bewoond; de Eigenaars zijn welteH 3 vree-  Ii8 BRIEVEN over ITALIEN. vrceden, wanneer hunne plaatfen door vreemdelingen vlijtig bezocht en bewonderd worden: het is veel, wanneer zij eenige dagen, in de maanden Mei] en September, op hunne buitengoederen doorbrengen, en dit verblijf heet dan: la Villeggiatura. Aangaande de {treeken in en om Rome kan ik U niets melden, 't geen door den Heer Ferber niet naauwkeurig befchreven is. Rome is grootendeels op Vulkaanfche afche gebouwd, en de ftreeken om Rome zijn meestal, ten minde in haare oppervlakte , van deezen aart, tot dat men aan die plaatfen koomt, waar zich de kalkfteen, als een voordbrengfel van het Apenninifche Gebergte, vertoont. De ftreeken om Rome kpomen hierin met die van Napels zeer overeen; maar hoeveel verfchillen dezelven, wanneer men die 3n vrugtbaarheid vergelijkt : hoe bloeijend, hoe vrugtbaar, vertoont zich alles in den omtrek van Napels! Hoe is alles aldaar bebouwd, en wordt de aarde als 't waare genoodzaakt driedubbel vrugten te draagen! Hoe vermaakelijk is daar door de weg naar Pozzuoli, Capua, en naar alle omliggende plaatfen! Maar rondom Rome ziet het, in dit opzicht, 'er geheel anders uit: treurig en eenzaam is de weg naar Tivoli. Naauwlijks is men eenige Buitenplaatfen voorbij gereeden, of het is even of men uit den zomer in den winter wordt overgezet. Porre heiden^ die zich uuren verre uitbreiden, wel-  VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. 119 welke flechts eenige niets beduidende planten voordbrengen , maaken den eenzaamen weg, waarop men bijna niemand ontmoet, zoo onaangenaam, dat, indien een vreemdeling niet door de fchoonheid der Watervallen van Tivoli bekoord wierd, het weinigen in den zin zoukoomen, deezen weg teneemen; daarbij is niet alleen de befchouwing dier droevige Landftreek verveelend voor het gezicht; maar de nabij deezen weg gelegene Moerasfen en Meiren, Lago dë Tartari en Lago di Zolfo of Lago dë Bagni bederven door haare zwavelachtige uitwafemingen de lucht in dier voegen, dat men op eenen verren aftland de onaangenaame dampen reeds ontwaar wordt. Deeze wateren zijn echter voor Natuurkundigen zeer merkwaerdig, en verfcheiden Geleerden hebben proeven daarmeede in het werk gefteld. De Heer Fougeroux de Bondaroy heeft eene Verhandeling daarover uitgegeeven ( *). Deeze wateren hebben niet alleen zwaveldcelen in zich, maar zijn daarteboven met kalkdeeltjes gevuld , waardoor zij alles wat 'er in komt incrufteeren, en de zoogenaamde Confetti di Tivoli maaken , welke niets anders zijn, dan geïncrufteerde gras- (*) In de Hift. de FAcademie Royale des Sciences Anatée 1770. H 4  |2o BRIEVEN over ITALIEN. grasfpieren, Hengels, bladen enz. van Planten, die men bieromConfetti noemt, dewijl zij door de witachtige korst, waarmeede zij overwogen zijn, iets dat ais gefuikerd is, vertoonen. De drijvende Eilanden, die in de Lago di Zolfo gevonden worden, en van welken veele Reisbefchrijvers grooten ophef maaken, vinde ik naauwlijks opmerking waerdig. Losfe aarde, met het daarop groeijende gras, vrordt door het water geincrufteerd en naderhand langzaam .voortgefpoeld; twee, drie of meer, zulke grasbosfchen ftooten aan malkanderen, hechten zich vast, of worden door de kalkachtige ftoffe famen veréénigd en drijven, door den wind, heen en weêr. Dit is het geheele werk, waarvan zoo veel ophef gemaakt wordt. Daarbij vond ik 'er weinige, die Vit zoo veele gedeelten famen veréénigd waren, dat die eenige voeten in den omtrek hadden. Ik zoude de grootte derzelver niet naauwkeurig meer kunnen bepaalen, maar dit durve ik wel vastftellen , dat 'er geene waren, die meer dan één halve roedo an het vierkant bedroegen: de meeue waren van twee grasbollen aan elkander. Meer merkwaerdig is het borlen, 't welk dit water doet, en voor ?eker door geen visch veroorzaakt wordt; bij het werpen van eenen fteen in het zelve ziet men deeze borreling ongemeen Merk. Het water is niet warm, en naar de proeven van Nollet flechts vier graaden warmer dan de lucht; men kan daarom wel vast».  VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. iai vastzeilen, dat dit borrelen alleen van de onder het water opgefloote lucht voordkomt of veroorzaakt wordt; van welken aart echter deeze lucht is, kan ik niet bepaalen : het was der moeite waerdig, dat hieromtrent nadere onderzoekingen gedaan wierden; ons ontbrak hiertoe tijd en gelegenheid. Deeze Hinkende Moerasfen waren reeds bij de oude Romeinen bekend. Wij reeden vanhier naar de Villa Adriana, om de overblijffelen van dit, in oude tijden zoo groot en prachtig Landhuis te bezien: en van daar, langs eenen allerflegtlen weg, dien wij geheel te voet doen moeiten, mat Tivoli, het, bij de Ouden zoo beroemde, en, om de fchoone ligging, zoo beminde Tibur, dat thans een kleen arm ftadje, zonder de minfte bevalligheid gebouwd, vertoont. Ik weet niet, hoe men het getal der lnwooners op achttienduizend kan berekenen; ik houde mij verzekerd , dat, indien men eene naauwkeurige opgave van het getal der lnwooners had, het op verre na dit getal niet zoude bedraagen. De ligging is op eenen Berg van kalkfteen, en heeft in natuurlijke fchoonheid een voorrecht boven andere fteden, naamelijk: door den grooten Waterval, welken de Rivier Teverone veroorzaakt, zoo wel als door verfcheidene kleine, zoogenaamde Cascatdle, wordt de natuurlijke fchoonheid zoo aanmerkelijk verfraaid, dat men weinig plaatfen vindt, die Tivoli H 5 hierin  isa BRIEVEN over ITALIEN hierin evenaaren. Wel is waar, dat de Waterval bij Term , om zijn ongemeene hoogte, waarin hij alle anderen in Europa overtreft, ook veel boven deezen vooruit heeft; maar befchouwt men de andere omftandigheden, welken de Cascada van Tivoli veraangenaamen, als, de fchoone overblijffelen van den daarbij ftaanden Tempel der Sybille, de Grotte van Neptunus, en de ligging in eene zoo heerlijke ftreek, dan zalmen in twijfel ftaan, wie van beide den voorrang verdient. Het is fchadelijk, dat men dit voortreffelijke werk der Natuur hier zoo weinig acht, en het zelve door Moestuin nen, die 'er rondom liggen, voor een gedeelte van zijne fchoonheid beroofd. Hoe veele onkosten worden niet aangewend, om in de Tuinen van den hedendaagfchen fmaak Ruïnen, Tempelen, Steenrotfen, en Watervallen, op de gevoegelijkfte wijze, te plaatfen en aanteleggen: en hier is dit alles, deels toevallig, en deels door de Natuur zoo bij één gevoegd, dat geen Konftenaar in ftaat is, dit te verbeteren ; en met dit alles men acht het niet. Ik wil niet, dat men dit Pronk ftuk der Natuur door konst zou poogen te verfraaijen; maar dit alleen is onverantwoordelijk, dat men deszelfs glans, door het aanleggen van Moestuinen, verduiftert. Hier moest aan de Natuur een vrijen loop gelaaten, en deeze door menfchen handen niet veranderd worden. De kleine Watervallen, die aan de rechte  VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. iaj te zijde van den groeten zich bevinden, zijn niet minder fchoon, bijzonder als men de vrugtbaare ftreek, waarin die zich bevinden, befchouwt. liter is niets meer van het dorre, dat men op den weg van Rome aantreft; alles is om Tivoli bebouwd, en niet alleen om Tivoli, maar langs den geheelen weg taaiPakftrina, Frascati, Marino en vervolgens. Men vindt hier fchoone, door den Teverone bevochtigd wordende, Wei-enKoornlanden, Olijvenbosfehen in menigte, en verfcheiden Struikelen Planten, welkende oplettendheid verdienen. 2ioo is bij voorbeeld om Tivoli de Storaxboom [ Styrax oficinalis. Linn.] zeer menigvuldig aantetreffen, offchoon ik hem op andere plaatfen van Italien niet gevonden heb. Hij fchijnt ook den Kruidkundigen nog niet ten vollen bekend te zijn , hoe zeer men hem in verfcheiden Kruidtuinen van Europa aankweekt. Dieterich befchrijft hem als een der fchoonfte boomen (*), van middel* maatige grootte. Dit mag in Afien waar zijn; maar die, welke om Tivoli groeijen, zijn eerder onder de ftruiken, dan onder de boomen, te tellen, Einn/eus heeft hem onder de Xde Clasfe, Decandria in zijn iamenftel gebragt; maar de Heer Ca- •(*) Pflanzennich. Tom. II. pag. 133^  i»4 BRIEVEN over ITALIËN. Cavanilles fpreekc die tegen, brengende deezen boom onder de X Vide Clasfe, Monadelphia (*). Ik heb geene gelegenheid gehad, om de bloem te onderzoeken, want om dien tijd, dar ik in Tivoli was, den 7ita Juli}, waren de bloemen reeds allen afgevallen, en de vrugten volkomen gezet, zoo als ik U nog zou kunnen toonen met een takje, dat ik in mijn Herbarium bewaare. Het was wel waerdig, dat men in Tivoli wat meer moeite deed, om deezen boom aantekweeken; want zoo als men zegt, zoude hij hier eenen ongemeenen goeden Storax opleveren (f), en daar door eenen aanmerkelijken tak van negotie kunnen uitmaaken; maar men betracht die nuttigheid niet, en gebruikt flechts het hout van denzelven in den winter, om in de kamers te branden, terwijl het eenen aangenaamen reuk heeft. Het inzamelen van Manna is in deeze ftreeken en bijzonder om Frascati meer gebruikelijk, waar men bijna in alle Esfenboomen [Fraxinus ornus L i n n. ] , die daar menigvuldig zijn , fneeden vindt, om het Manna te doen uitvloeijen, offchoon dezelve in deeze ftreeken niet zoo goed is, dan die, wel- (*) Sexta Disfertatio Botanica. Parif. 1788. (t) Murray Appar, Meiicam. Tom. II. pag. 81.  VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. Ia5 welke in de beneden deelen van Italien verzameld wordt. Voor het overige vindt men hier aan het gebergte, naar de zuidzijde, ja zelf in Rome, op plaatfen , waar de koude niet fterk kan vatten, verfcheiden Planten en Struiken, die in het beneden deel van Italien gevonden worden; de Capparis Spinofa ftaat hier zoo fchoon op de muuren in den bloei, als aan de Bergen bij Terracina. In de ftreek van Aqua Paola, in Rome, pronkten de muuren met de bloemen van het Trachelium Coeruleum. Op het Gebergte vindt men verfcheiden Rhamnu In de Tuinen Cypresfen, Laurieren, en verfcheiden foorten van Eiken, welke de voornaamfte fieraaden der Rotfen uitmaaken. Op den Berg achter Frascati, waar het Tusculum van Cicero voordeezen geweest is, vond ik de Statice Armeria overal bloeijen. Den in den voorigen brief reeds genoemden Profesfor Maratti heeft in en om Rome twee nieuwe Plantgeflachten ontdekt en afgebeeld Q * ), die ik tot heden in geen Syftema van Kruidkunde aangehaald vinde; mogelijk omdat het kleene Werkje van Maratti te weinig is bekend ge- (* ) Plantarum Romuleos et Stturnice in agro Romano exiflentiumfpecificas notas deferibit mentor Jo. Franc. Maratti Romae 1772, 8vo.  l%6 BRIEVEN over ITALIEN. geworden , waarom ik U hiervan eene kleene befchrijving geeven zal. De eerfte heeft hij Romulea genoemd, oordeelende, dat terwijl den Romeinfchen bodem het vaderland van deeze Plant was, dezelve behoorde naar den Stamvader van het Romeinfche volk genaamd te worden. Zij behoort onder de III',e Clasfe van Linnaeus, en men kan er de volgende korte befchrijving van geeven: Cal. bpathae durf. Co rol. monopet. tubo brevijfimo limbo fexpar~ tito erecto. Laciniis cvato oblongis concavis cequa» libus. Stam. filament a tria fiubulata, corolla dimidio breviora, pet aiorum bafi inferta. Antiierje, Sagittata. Pist. Germen ovatum infierum. Stylus filiformis eretlus petalis longior in fummitate trifidus. Stigmata /ex. Per. Capfiula oblonga, fiexlocularis, trivaMs. Se mi na. plurima orbiculata. Radix. Bulbus fiolidus. S c a p u s teres unifiorus. Folia linearia. Waaruit blijkt, dat dit Plantgeflacht de meefte overeenkomst met de Crocus heeft; en, zoo het mij toefchijnt, welligt voor eene Species daarvan kon doorgaan. Het onderfcheid van andere Planten , als van het Colchicum, Sifiyr nchum, Bulloco-  VIJFËNTWINTIGSTE BRIEF. l5? codium en Ixia, welke de Schrijver hier allen opnoemt, is zoo duidelijk, dat het onnodig is', daarbij te blijven ftilftaan. De Romulea bloeit in de maanden February en Maart in verfcheiden kleuren: men ziet geele, witte, blaauwe enz. Zij groeit in de Circus van Caracalla, aan den Berg Testaceus, en op verfcheiden andere plaatfen om Rome. De tweede is Saturnia genaamd, om dat de Heer Maratti dezelve het eerfte in Monte aureo, waar Saturnus weleer zijne Colonie aanlegde, gevonden heeft. De befchrijving is deeze: Calyx nullus. Coroll. Petala Sex oyata. Stam. filament a [ex er eet a, petalis triplo • breviora. A n t h e r m reniformes. Pist. Germen ovatum. Stylus (implexlongitudine fiaminum perfiflens Stigma fubro- tundum planiusculum, in medio umbilicatum. Per. Capfiula rotundafiexlocularis trivalvis. S e m i n a plura triangularia. Radix. Bulbus fiolidus. C a u l i s multiflorus pedunculis curvatis. F o l i a Cinearia lanceolata ciliaca ( f ). Hier- (*) Stylus IreviJJimus zegt Maratti , dat echter uit 2)jne afbeelding niet blijkt. (f) Ik heb uit de befchrijving en afbeelding van Maratti geene klaarder befchrijving kunnen maaken.  i»8 BRIEVEN over ITALIEN. . Hieruit blijkt genoegzaam, dat ook dit gedacht van het Allium, Ornithogalum enz., waarmeede het Maratti vergelijkt, verfchilt. Of het echter een nieuw gedacht uitmaakt, laat ik onbedist. De Heer van den Heuvel, aan wien ik de befchrijving van Maratti toezond, twijfelde of men deeze Plant niet voor een fpecies van Antherinam houden moest. Zij vertoont reeds in de maand January haare witte, met eene groene ftreep geteekende, bloemen. Maar ik ben door deeze Botanifche aanmerkingen geheel van mijn reisverhaal geweeken, daar ik nog over onze reis naar Frascati een en ander te melden heb. Men zou deezen weg het gevoeglijkfte van Tivoli over Palejlrina kunnen neemen, maar hij is zoo verbaazend degt, dat ik niemand aanraaden wil, denzelven met een rijdtuig te onderneemen. Uit deeze oorzaak reeden wij van Tivoli weder op Rome, en verkoozen eenen anderen dag, om Frascati te bezichtigen, op welken wij 's morgens om vijf uur uit Rome reeden, en om agt uuren in Frascati aankwamen. De fraaije ftreeken, de ongemeene fchoone ligging deezer plaats tegen eenen berg, de heerlijke Buitenplaatfen, de onvergelijkelijke uitzichten, dit alles vereischt, dat men Rome. niet verlaate, zonder Frascati gezien te hebben. De voornaamfte Lusthoven van Frascati zijn: de Villa Pamfili, Ludovifi en Mondragone. De  VIJFENTWINTIGSTE BRIEF* ti$ De Villa Pamfili. of ook Aldobrandinigenaamd , draagt met recht den naam il Belvedère; want van de Terasfen deezer Buitenplaats heeft men een def fchoonfte gezichten, zoo dat mogelijk het geheel Romeinfche Gebied geen beter heeft. Voor zich ziet men, overeen ruim veld, de Scad Rome: ter rechter zijde heeft men een gezicht tegen vrugtbaare groene Bergen, terwijl ter linker zijde het oog zich, over de fchoonfte ftreeken, eindelijk in de Middel* landfche Zee verliest; en waarop men van hier, indien de iucht helder is, de fehepen ziet zeilen. De Tuinen en Bouquetten van deeze Villa j zijn, hoewel nog naar den ouden fmaak, echter zeer verrukkelijk ; bijzonder door de fchoonheid der Grot* ten en Waterwerken. Hier blaast een Centaur op zijn' hoorn; daar fpeelt Pan op zijne fluiten en diergelijken-meer; zoo dat men hier een, geheel door water gedirigeerd, Concert kan hooren, waarbij het opfpringend water der Fonteinen, door zijn bijzonder geluid, duidelijk den kiank der Pauken doet hooren. Het Gebouw heeft niet veel bijzonderheden , als eene groote pracht van Marmer en Schilderijen. Ik zoude nog met het befebrijven der Waterwerken der Villa Ludovifi en den wijdloopigen omtrek der Villa Mandragone uwe aandacht lang kunnen bezig houden ; maar dit zoude met mijn voorgefteld plan niet overeenkomen. II. Dl EL. 1 Wij  i3b BRIEVEN over ITALIEN. Wij deeden van hier eene wandeling langs la Ruffinella, waar de verblijfplaats der Romeinfche Exjefuïten is, naar de plaats waar Cicero zijn Tusculum gehad heeft, en befchouwden met eerbied de Ruïnen, welke daarvan nog zijn overgebleeven, die door het Gemeen Grotte di Cicerone genaamd worden. De kleeding der Vrouwen in Frescati is zeer beroemd, waardoor zij niet alleen fchoon genoemd worden, maar ook dit Stadje den naam fchijnt gekreegen te hebben, dat in rt zelve de fchoonfte Vrouwen van het geheele Land te vinden zijn echter kan ik U verzekeren, dat ik 'er, onder die geenen, welke mij ontmoet zijn, geene gezien heb, die, wat haare aangezichten betreft, boven het middelmaatige kunnen gerekend worden. Dus, als men van de fchoonheid der Frescatifche Vrouwen fpreekt, denk ik, dat zulks van haare kleeding te verftaan zij; want deeze verdient, in bijzonderen fmaak , den fang voor alle andere nationaale dragten. Het buitenfle hair draagen zij in ééne krul opgeftoken, die als een kroon rondom het hoofd heenloopt; het overige wordt gevlochten, en dan in de midden deezer krul op de kruin in malkander gedraaid, en met groote zilveren of koperen fpelden vastgemaakt. Wanneer zij uitgaan , hechten zij op het midden deezer vlechten een fijnen witten doek. Deeze doek bedekt het voorfte gedeelte des hoofds niet, ook  VIJFENTWINTIGSTE BRIEF. 131 ook niet de zijden van het hoofd; maar alleen hes achtergedeelte en hangt tot over de fchouderen aft Zij draagen ook Keurslijven, maar van een bijzonderen aart, en die zoo fchadelijk voor de gezondheid niet zijn,als die, waarmeede zoo menig Hollandsen, meisjen haare gezondheid verliest. Deeze zijn van vooren overgeboogen, en aan de beide zijden met veterfnoeren onder de armen gereegen. De mouwen zijn los, en worden met eene menigte linten, van allerlei kleuren, aan dit keurslijf vastgemaakt. Deeze dragt heerscht niet alleen in Frescati, maar met eenige weinige verandering ook in alle omliggende plaatfen, als, Albano, Caftel Gandolfo, Marino enz. Zelf de adelijke Dames in Rome beminnen deeze dragt in zoo verre, dat zij die tot haare Balkleederen verkiezen. Ik meen nu alles, wat ik van Rome en de omliggende ftreeken merkwaerdigs hebbe aangeteekend, u gemeld te hebben; en zal U in, mijn volgenden van onze verdere reis verflag geeven. I a ZES-  132 BRIEVEN over ITALIEN. ZESËNTWINTIGSTE BRIEF. Reize van Rome naar Siena. moge deezen brief wel met dewoorden van Ovidius beginnen: Cum fubit Illius triflijjima noctis imago Qua mihi [upremum tempus in urbe fuit. want eene Stad, als Rome is, waarin men dagelijks dingen gezien heefc, die men honderdmaal wenscht weder te zien , waarin nog zoo veel onbezien is overgebleven, 't welk de tijd niet toeliet te onderzoeken, zulk eene Stad te moeten verlaaten , en dat met de bewustheid van derzelver grond nooit weder te zullen betreeden , wie kan dit zonder aandoening doen? Nu, voor het laatst, den Tyber, over Ponte motte, pasfeerende, zagen wij nog eens na de Stad terug en zeide haar treurig: vaarwel! — Wij namen onze reis over Monte RoJJi, Ronciglione , Viterbo , Monte Fiasconi, Aquapendenter Tornkri en Buonconvento naar Siena. Naauw-  ZESENTWINTIGSTE. BRIEF. ^33 Naauwlijks is men eenige mijlen van de Stad verwijderd, of men bevindt zich in een der droevgfte ftreeken, in dorre woeilijnen, waar men niets dan hei befchouwt: hier en daar ziet men een kwijnend hoorntje voordkoomen: geen Oüjvenboschen , geen Dorpen en zelden eene armoedige hut, waarin de uitgeteerde, meer door ellende dan door den arbeid afgematte, Landman, zijn zuchtend leven ten einde brengt. Dit is de fchilderij der ftreeken, zoo kort bij Rome, van een Land, dat zoo mild door de Natuur gezegend is. Zoo veel is 'er aan gelegen op welk eene wijze een Land beftierd wordt. Wie zou kunnen gelooven, dat die Landfchappen, welke weleer zoo vrugtbaar, zoo rijk in alle voordbrengfelen der Natuur, waren, thans in dorre velden veranderd zijn? En deeze dorre woeftijn breidt zieh zoo verre uit, als het oog befchouwen kan. Bij Roncigüone beginnen de Landsdouwen zich eerst weêr vrugtbaarer te vertoonen. Daarbij is de weg, die ten deele over de oude Via Flaminia gaat, niet overal even aangenaam. liet Stadje Roncigüone is redelijk bevolkt, en de, aan derzelver zijde, loopende Beek, houdt veele Papiermolens en Smederijen aan den gang; hetwelk aan deëze plaats eenigzins een goed voorkoomen geeft. De ftreeken om het Stadje leveren verfcheiden fchoone uitzichten op, welke overwaerdig zijn, door de Schilderkonst bekend te worden. 1 3 Na  I|4 BRIEVEN over ITALIEN. Ni du wij in Roncigüone overnacht hadden, vervolgden wij onze reize des morgens tot Aqua* pèHdeiïte. Zoo aangenaam deeze weg, door de veele afwisfelingen, voor reizenden is, zoo merkwaerdig is hij voor den Natuurkundigen. De Heer F e r b e r noemt hem een der aanmerkelijkften van geheel ^ alten en geeft van de Mineraalifche Produf en eene voldoende befchrijving, die, gevoegd bij de Mineraalogifche reizen van Scipiq Brei slak (f), in ftaat is om den beminnaar der Natuurkunde een goed denkbeeld van deezen weg te geev'-n. Ik wil de aanmerkingen van deeze Schrijvers hier niet herhaalen: en om nieuwe naauwkeuriger onderzoekingen te doen , was de tijd veel te kort; ik zoude echtef misfehien in ftaat geweest zijn, om over deonderfcheiden foorten van Steenen iets naders te melden, indien ik niet, door een ongelukkig voorval, van mijne geheele verzameling, welke ik maakte, beroofd was geworden. Het berouwde mij zeer, dat ik in en om-Napels niet vlij* (*) Zie deszelfs XVIIde Brief. (f) Van dit kleine, maar voor de Natuurlijke Hiftorie van Italien, zoo merkwaerdig Werkje van B reis lak hebben wij thans eene goede Hoogduitfche vertaaling, ineen Werkje dat, onder den tijtel: Beitrage zur.Mineralogie van Miert, ja den jaare 1789. te Frankfort ultgekoomeö is.  ZESENTWINTIGSTE BRIEF. 135 vlijtiger de voordbrengfelen der Natuur verzandd had, en dat mijne verzameling nu uit zoo weawg Hukken beftond, fpeet mij zeer: ik dacht, het verzuimde hier weer te vergoeden, en had reeds, met veel moeite, geduurende deezen weg, een fchat van Lava en vulkaanfche voordbrengfeien verzameld; maar onze onbefchofte voerman, welke buiten dat al zeer verdrietig was, dat hij zoo dikwijls ftilhouden en naar ons wachten moest, verbeeldde zich dat ik, hem tenfpijt, den wagen zoo zwaar met fteenen laadde, en wierp dezelven des avonds, terwijl wij ons ter rust begeeven hadden, allen weg; zoo dat ons niets van de voordbrengfeien der Natuur uit deeze ftreeken is overger bleeven. Ik wenschte wel op deezen weg eenige dagen gebleven te zijn; want de veele Vulkaanfche voordbrengfeien, de verfcheiden Zeen, die allen Craters van uitgebluschte Vulkaanen zijn, de mineraale W.iteren bij Viterbo, de Solfat ara di Viterbo, de zwavelachtige Putten, tusfchen deeze S:ad en Monte Fiasconi, Pantanelli di Viterbo genaamd, en bijzonder de Bafalt Colommen, bij Bolzena, maaken deezen weg zoo leerrijk, dat hij den opmerkenden reiziger niet minder bezig houdt, dan de ftreeken om Napels; daarbij is dezelve, om de veele afwisfelingen, zeer aangenaam. Vaa iisnclglione naar Viterbo reizende, koomt 1 4 men  136" BRIEVEN over ITALIEN. men door een fchoon groot Woud, meest uit Kas* tanjen- en Eikenboomen beftaande, 't welk aan den vermoeiden reiziger eene aangenaame fchaduw geeft, He: geheele aardrijk bewijst, dat hier, in vroeger tijd, brandende Bergen geweest zijn. Onder de Vulkaanfche voordbrengfelen; die de Heer F er b er hiér vond,' komt mij een P'iperir.o zeer opmerkingwaerdigvoor: onder deeze Piperino, die uit witte Pozzolaan aarde met' zwarte Schörlft raaien en Schörlglimmer heiraat, onder deeze vond hij eene fpan lange, en vierkantige colomvormige Cryftallen, die zeer na Ba/ah geleeken; zoo dat hier zelfs de Piperïno eene regelmaatige crystallifehe ge daante begon aanteneei-nen.- Zoo mij toefchijnt is dit een flerk bewijs voor die geenen, welke beweereh , dat de Bafalt onder de Vulkaanfche Producten behoort gerekend te worden. De Stad Viterbo is redelijk aanzienlijk, fraai gebouwd; echter naar haare grootte gering bevolkt; want men telt 'er naauwiijks tien duizend lnwooners. De mineraale Wateren zijn door geheel halten beroemd, en trekken verfcheidenen vreemdelingen derwaards. Zij liggen ééne mijl van de Stad, en worden zoo wel om te drinken als te baden gebruikt. 'Er zijn voornaamelijk twee fprongen, fan een verfchillenden aart: de eene is rijk in ijzerdeeltjes en heè'ft een vitrioolfmaak: de andere rs zuurachtig en wordt voornaamelijk om te drinken ge*  ZESENTWINTIGSTE BRIEF. 137 gebruikt. Niet verre van deeze'Baden is eene kleine Zee, of Poel van warm zwavelachtig water, Solfat ara of Buücami di Viterbo genaamd: het water fchijnt te kooken, het welk door de, onder het zelve opgefloten, lucht veroorzaakt wordt; want de warmte, die het heeft, is verre beneden die van kookend water; zelfs is het niet mogelijk een ei 'er gaar in te krijgen; evenwel zegt men, dat een ftuk vleesch, daarin geworpen, de gedaantevan gekookt vleesch aanneemt; men wil dit van de corrofive kracht des waters afleiden; echter is de oorzaak nog niet duidelijk, en deeze wateren verdienen naauwkeuriger onderzocht te worden. Ook vindt men drie mijlen van Viterbo eene hut, waarin de beroemde Romeinfche Vitriool gewonnen wordt: Brei slak geeft van dezelve een zeer goed bericht. Op den weg naar Monte Frasconi vindt men nog twee merkwaerdige Putten, waarvan de een een koud zwavelachtig water en de andere een warm in zich bevat. De Lava rondom dezelven ondergaat, door de opftijgende vitrioolzuure dampen, bijna dezelfde veranderingen als in de Solfitara bij Napels: en het zoude der moeite waerdig zijn, om ook pp deeze plaatfen eene Aluinfabriek opccrichten (*). Bei- (*) Zie hierover Ferber op de aangehaalde plaats, I 5  $38 BRIE VEN over ITALIEN, Beide deeze Putten worden Pantanelli di Viterb» genaamd. Monte Fiasconi is een (legt ftadje, dat voornaamïijk om den goeden wijn, en door de geichied( nis vaneenen Joanues Fugger (*), welke zich aan denzelven doodgedronken heeft, beroemd is. Men verhaalt van deezen, dat hij, op reis zijnde, altijd zijn knecht vooruitzond, om te onderzoeken, ■waar de beste wijn te bekomen was, en deeze, dien gevonden hebbende, op het vengfter moest fchrijven: Est. De wijn fmaakte in deeze plaats den knecht zoo goed, dat hij op het vengfter fchreef: Est, est, est. Zijn Heer, wiens fmaak met dien van zijnen knecht overeen kwam, dronk van denzelven zoo veel, dat hij door eene heete koorts werd aangetast, en het met den dood bekoopen moest; waarom men hem het volgend Graffchrift in eenen fteen heeft uitgehouwen: Est est est Prcpter nimium est Hic Joannes de Fugger Doiuinus'tneit$ Mortuus est! het (*) Het is onduidelijk, wie deezen Fugger geweest zij, wanneer men uit het Wapen zal oordeelen, fchijnt hij Biet tot de Augsburgfche Familie van Fugger te hehcKVzen.  ZESENTWINTIGSTE BRIEF. 139 het welk men nog in de Flavians kerk, voor de ftad, onder het hooge Autaar, zien kan, waar deeze Fugger, in Bisfchoppelijk gewaad, mettwee wijnromers om den hals, op den fteen is uitgehouwen , zoo als ik zelf gezien heb. De beste wijn heeft door deeze Gefchiedenis den naam van Lst verkreegen. Hij kost drie Paoli of vijftien ftuivers Hollandsch de fles. Het is een zeer aangenaamen wijn,en heeft eenen muscadelachtigen fmaak. Op den weg van hier naar Aquapendente heeft men aan de linker zijde de groote zee Bolzena of lacus Volfinus: aan de rechte zijde de beroemde Bafalt Colommen, welke een der fchoonfte tooneelen der Natuur daar ftellen, en door Ferber (*) en Breislak (t) zoo volkomen befchreven worden, dat ik onnodig acht 'er verder iets van te melden. De Zee Bolzena heeft dertig Italiaanfche mijlen in den omtrek, en men heeftin dezelve drie bewoonde Eilandjes: hieruit kan men afleiden, van welk een ontzachlijke grootte de Berg moet geweest zijn, wiens Crater zij is, en welke vreeslijke verwoeftingen in aloude tijden door denzelven moe- (*) Zie bladz. 237- en 282. (f) 8'adz, 69. in de Duitfche vertaaling.  i4o BRIEVEN over ITALIEN moeten ontdaan zijn; echter is hij reeds zoo lang uitgebrand geweest, dat men bij de oudfle Gefchiedfchrijvers niets van hem aangeteekend vindt; daarom fpreeken thans eenige Natuurkundigen tegen, dat de Zee van Bolzena een Craier zoude zijn; maar willen , dat het een overblijffel van de Zee is, welke hier weleer zou gedaan hebben, en dat de omliggende p-a..:fen, benevens de genoemde Eilandjes, Vulcaanfche heuvelen zijn, welke zich uit de zee om hoog begeeven hebben, zoo als men thans meer Bergen en Eilanden door onderaardsch vuur, uit de zee heeft zien oprijzen. Bolzena is een degt plaatsje, 't welk nabij de ruïnen van het oude Volfmium gebouwd is. Het zoude der moeite niet waerdig zijn van Aqua* pendente iets te melden, indien het de geboorteplaats van den grooten Hieron. Fabricius niet ware. Het is een jammerlijk degt dadje, met zeer naauwe draaten. Volkmann verhaalt, dat hier een merkwaerdige Waterval zijn zoude, welke van den berg, waarop het Stadje gelegen is, naar beneden dort. Wij zochten te vergeefsch denzelven te zien; want niemand wist ons dien aantewijzen, waaruit ik bedoot, dat hij niet zeer merkwaerdig zijn moet, en naar mijne gedachten is het flechts eene niet noemenswaerdige Beek , die wij van den Berg naar beneden zagen vloeijen. Van Aquapendente tot Buonconvento reeden wij op  ZESENTWINTIGSTE BRIEF. 141 op édnen dag, meestal door woefte en bergachtige ftreeken, bijzonder omtrent Radicofani, eene Stad, grenzende aan het Toscaanfche gebied, die men ter rechte zijde, op eenen Berg, laat liggen. Men ziet hier bijna niets dan dorre rotfen, met zeer weinig boomen beplant; de Planten allen kleen en treurig; onder dezelven vond ik hier menigvuldig de Riantago Alpina, en de Tusfilago Alpina, die beide in den bloei waren. Echter vindt men in de dalen vrugtbaare ftreeken, en indien men meerder vlijt aanwende, is het zeker, dat deeze Bergen vrugtbaarer zijn konden; ten minfte zouden zij ten deele tot boomgewas, ten deele ook, gelijk in Zwitzerland, tot onderhoud van het vee kunnen dienen, offchoon de koude hier zoo ftreng, en de lucht door de hoogte zoo fcherp is, dat men fchier zoude vergeeten, dat men zich in het middenfte gedeelte van Italien bevindt. Deeze Bergen behooren onder de Apenninen. Eigenlijk mag men hier den grond nog Vulkanisch noemen; want de hoogfte Bergen zijn van deezen aart, offchoon zij grootendeels, bijzonder in de laagtens, met mergel overdekt zijn. Achter Radkofani , naar Siena, neemt het Vulkanisch meer en meer af, en de grond is kalk- en deels mergelachtig. De tijd liet niet toe om de warme Baden Bagni di 5. Filippo, die aan den Berg S. Fiora gelegen zijn, te gaan bezoeken. Leonardo  i4* BRÏEVËN over ITALIË N. Vegni heeft dezelven, in eenen brief aan den Profesfor Gaetano Alonti, befchreven (*). De wateren deezer Baden zetten eene kalk of Gijpsaartige itoife af, welke de Heer Vegni geleerd heeft konftig te gebruiken, om afdrukfels van Medailjes, Basreliëfs enz. te vervaerdigen (f) Profesfor Baldassari verzekerde den Heer Perber, dat hij in eene fpelonk des Bergs, niet verre van deeze Baden, een natuurlijk wit vlokkig zout gevonden heeft, het welk hij voor een, door de Natuur geconcentreerd, vast vitriool zuur houdt, het welk geheel zuiver eenvouwig en zonder eenige brandbaare ftoffe is. Hij noemde het Oleum V\> trioli glaciale naturale. Naderhand heeft hij in de Atti delf Academia di Siena daarover eene Verhandeling gefchreven , welke hij de goedheid had mij, toen ik hem bezocht, te vereeren (§). De Grot is van binnen ten deele met zwavel geïncrufteerd; en zelfs vindt men 'er verfcheiden bladen, hout, beenderen enz. met een korst van zwavel overtogen, welke daarin geworpen zijn. Aan het eene einde deezer Grot doen zich warme zwavel- dam- (*) Bologna. 1761. 4tO. (t) Zie hier over Ferbi k, bladz. 292. (§) OsjervazioniJapral'acido Vitrialka travata noturaimtUt furo, concrsto e non combinato.  ZESENTWINTIGSTE BRIEF. 143 dampen op, die voor alle dieren doodlijk zijn, waarom hij' verfcheiden doode vliegen en andere infecten hier aantrof. Al het zilver werd 'er zwart in, en gekoleurde papieren of zijden lappen veranderden van verw. Een Thermometer van Reaumur, met kwik gevuld, die buiten de Spelonk op twaalf graaden boven het vriespunt ftond, rees in deeze dampen tot op twintig. Niet in alle plaatfen deezer Spelonk geeft deeze damp zwavel van zich, maar op andere plaatfen wordt de kalkaarde door het vitrioolzuur verzadigd, en 'er ontftaat uit deeze vereeniging een fekniet; en, terwijl 'er meer vitrioolzuur voorhanden is, dan ter verzadiging deezer kalkaarde nodig is , zoo zet zich het overige verder aan deeze Sekniet vast, in de gedaante van zeer fijne wolachtige Cryitallen. Dat deeze Cryftallen zuiver Vitrioolzuur zijn, wordt door den Heer Boldassari, uit de volgende proeven bewezen. i. Door den zuiveren zuuren fmaak. 2. Zij bruifchen fterk met het Oleum tartari op. 3. Zij trekken vochtigheid uit de lucht, 't welk zij niet doen zouden, indien het Vitrioolzuur met eenige andere ftoffe veréénigd ware (deeze proeve, dunkt mij, gaat niet door). 4. In blaauw papier bewaard, wordt dit rood, zoo dra de Cryitallen eenige vochtigheid uit de lucht tot zich getrokken hebben. 5. In regenwater ontbonden, krijgt dit den fmaak van  Ï44 BRIEVEN over ITALIEN. van Vitrioolgeest: en 6. zoo men het water weer' uitwaasfemt, blijft 'er een zwart zout over, dat geheel zuur en op de tong onverdraaglijk is enz. De Heer Baldassari meent dit zuivere Vitrioolzuur nog op twee andere plaatfen van Italien gevonden te hebben, echter niet in zoo eene menigte als in deeze Grotte. Twee mijlen van S. Quirico heeft men weer andere warme Baden, die even zwavelachtig zijn, en zoo als die van S. Filippo eene kalkaartige ftoffe opleveren: zij worden Bagni di Vignone genaamd, en zijn reeds lang door Grifoni befchreven (*}. Het was des avonds laat toen wij in Buonconvento aankwamen. Dit Stadje is fraai en gelegen in een der fchoonfte ftreeken. Den volgenden morgen zetteden wij onze reis voord naar Siena. (*) Osfervazieni intorno all' acque del Bagno di Vigiumi fatte dal D. Theofil. Gbifohi. Siena 1705. Z Zi  ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF. 145 ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF. Over Siena, de Academie en Geleerden deezer^ Stad. \^iena is eene der aanzienlijke fteden van Italien^ ih het Toscaanfche gebied, welke, in vroegere eeuwen, onder de merkwaerdigften van Europa behoorde , en op zich zeiven eene vrije Republiek uitmaakte. Zoo men zegt beftond zij voorheen wel uit bijna honderd en vijftig duizend lnwooners; maar dit getal is zoo zeer verminderd, dat men wel een nul van hetzelve kan aftrekken. Men rekent derzelver omtrek op vijf Italiaanfche Mijlen. Dei ligging is fchoon en gezond, aan het afhangen van eenen Berg , welken niet uit Dufdeen , zoo als VotKMANN zegt, maar uit mergelaarde, met -tüsfchengemengde kalkaarde , beftaat (*), Waarom de ftraaten grootendeels zeer fchuins loopen, en ' deel» (*) Ferbëk Pag. 295. II. Dkll. K  i4ö BRIEVEN over ITALIEN. deels mee op de kant gezette bakfteenen, deels me: groote viersanre fteenen , belegd zijn. De breedte der ftraaten is onderfcheiden; echter zijn zij alle, door de hooge ligging, gezond en luchtig. Waar toe veel toebrengen eenige groote Pleinen, voornaamelijk dat over het Stadhuis, Piazza del Campo genaamd, 't welk oyer de vijfhonderd fchreeden in den omtrek heeft, dat van eene fchulpvormige gedaante is, en in de midden eene fchoone Fontein heeft. Buiten deeze Fontein heeft Siena 'er nog eenige anderen, die zeer aanzienlijk zijn, en die eenen overvloed van ongemeen zuiver water geeven. Hoe zeer de ftreeken, op eenigen afïTand van. Siena, niet overal de gezondfte zijn, zoo zijn echter die, welke nabij de ftad zijn, niet alleen zeer verrukkelijk maar ook van eene zeer gezonde lucht; 't welk men ook van de ftad op zich zei ven zeggen kan, en door de fterkte en gezonde kleur der lnwooners bevestigd wordt. Het vrouwlijk geflacht van Siena heeft reeds lang den roem van verrukkelijk fchoon gehad, waarom Nath. Chyt r je u s deeze vrouwen den bijnaam Pulchra geeft (*), welke aan deeze vrouwen, over het aï- (*) Zoo als ik aangeteekend vinde in het koddige Werkje van H. K o r k m a ■ * , de Virgiaitatis Jure.  ZEVENENTWINTIGSTE BRtËF. Ï4? •algemeen genomen, boven andere italiaanfche vroü-, wen toekomt; want nergens j in geheel Italieni zag ik zoo veel fchooné vrouwen, als in deeze ftad» Men zegt evenwel, dat zij zeer aandoenlijk en bij bet minfte voorval geraakt zijn; hoe zeer zij ook anders door haar vriendlijk gelaat aart ieder bevallen. De mannen zijn ook meest allen van eene fterke en kloeke geftalte, daarbij bezitten zij doorgaans Veel geest, waardoor zij in de Dichtkonst zeer uit* munten. De Koophandel was in vroeger tijden, in deezie ftad, van veel aanbelang; thans heeft dezelve nog eenige Lakenfabrieken. • De Domkerk is een groot Gottisch Gebouw 9 dat van buiten met zwart en wit marmer * verwis* felende, belegd is, 't welk een zeer ongemeen aart* zien geeft. De vloer van binnen is, voor eik beiminnaar der konst, zeer merkwaerdig; daar in èe^ Zelve veele Gefchiedenisfen uit het oude Testament ingelegd zijn, en dezelve daar door in geheelItalien beroemd is. Tot het inleggen van deezen vloer heeft wit, zwart, en graauw marmer gebruikt, welke kleuren fchoon gefchakeerd zijn. Men ziet 'ef Abrahams Offerhande , en den doortocht doof dg roode Zee, afgebeeld, die zeer merkwaerdig zijn. Een gedeelte deezes vloers Werd reeds in den jaare 1424 vervaerdigd. Men vindt daarvan eene fchoone befchrijving en af beelding in Giov. Ant. V&cd K a R*?  *48 BRIEVEN över ITALIEN. Relazione della co/è piu notabili in Siena. 17-52.— Maar ik wil mij bij de befchrijving der Kerken , Paleizen, en andere Gebouwen, deezer Stad niet ophouden; terwijl ik in andere opzichten, meer betrekkelijk tot mijn voornaarofte oogmerk, overvloedige ftoffe vinde,om uwe aandacht te onderhouden. De Academie van Siena is in den jaare 1321 opgericht , en ftond in vroegere eeuwen in groot aanzien. Thans heeft dezelve, ten minfte in onze weetenfchap, nog Mannen, welke door geheel Europa beroemd zijn. Keizer Karel de Vde verleende aan de Duitfchers, welke in Siena iludeerden, veele voorrechten. Het Academie-gebouw, la Sapienza genaamd, is redelijk groot en fchoon, en heeft in het midden eene aanzienlijke open plaats. De Bibliotheek is in hetzelve, welker verzameling men eerst voor ruim twintig jaaren begonnen heeft, en voor dien korten tijd is zij redelijk talrijk; hoewel dezelve tot nog toe onder de talrijke van Italien niet te rekenen is. De Heer Jos. Ciaccari is Bibliothecaris. Van de maand November tot April ftaat deeze Bibliotheek , des morgens van negen tot twaalf uur, voor eiken ftudeerenden open; van April tot aan de groote vacantie des morgens van zeven tot twaalf uur, uitgezonderd des donderdaags, alle feestdagen en de geheele maand Oclober. Benevens deeze Bibliotheek vindt men in de Aca- de-  ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF. 149 demie eene aanzienlijke verzameling van Munten, en andere Antiquiteiten , waaronder verfcheidene Etrurijche uitmunten. In een ander boven vertrek, is een fchoon Kabinet met Naturalien, dat voornaamelijk rijk is in inlandfche Produclen. De beroemde Profesfor Jos. Baldassari is de Verzamelaar van hetzelve, door wien het ook aan deeze Academie is vereerd geworden. De Heer Ferber geeft van verfcheidene in h.tzelvegevondene merkwaerdige Hukken een bericht (*)• Het voornaamfte, wat men 'er in vindt, behoort mees;al tot het Rijk der Delfftoffen. Van ontleedkundige Praparaaten is de huid van een Moor bijna het eenige , dat merkwaerdig is. De aan het Academie-gebouw behoorende Kerk wordt Maria della Mij er icondia genaamd, en is met veele marmere Betlden verfierd. De Profesforen deezer Academie in de Medicijnen en Philofophie zijn de volgende: Blasius Bartalini, geboortig uit Siena, leest de Phyfica Experimentalis, Chemie en Botanie. Hij is een jong Man van veele kundigheden, wiens vriendlijke omgang ons in Siena menig .nuttig en vermaakelijk uur verfchaft heeft. Hij bezit eene verzameling van Naturalien, die zeer aanzienlijk is, en (*) In zijne XVIIde Brief pag. 297, * 3  150 BRIEVEN over ITALIEN. en bijzonder voor een reizenden, welken hier do inlandfche voordbrenfelen der Natuur, waarmede de ftreeken om Siena zoo rijkelijk voorzien zijn, grondig kan leeren kennen. Van Lava en andere Vulkaanfche voordbrengfels, die tusfchen Rome en Siena zeer overvloedig gevonden worden, is zijne Verzameling eene der volledigfte, die ik nog gezien heb; maar ook in uitlandfche Naturalien is zijn Ka* binet merkwaerdig. Onder anderen zag ik hier on-> gemeen fchoone ftukken Feldfpath, gecryftallizeer^ de Yzerftoffen uit Corfica enz. Hij had eene fraaija verzameling van, in Aluin veranderde, ftukken Lava, die duidelijk bevestigden, dat men in de VuU kaanen, hieromtrent, even zoo wel Aluinfabrieken zoude kunnen oprechten, als in de Solfatara bij Napels. Zijne verzameling van inlandfche Planten is fchoon , en voornaamelijk verdienen die, welke tot de Grasfoorten behooren, bij hem gezien te worden. Hij bepaalt de Grasplanten, in den omtrek van Siena, maar op tachtig foorten, hetwelk, in vergelijking met andere Landen, niet veel is. Zijne Cryptogamia, die hij met onge* meen veel moeite verzameld heeft, zullen door den tijd eene niet minder aanzienlijke verzameling uitmaaken. Eartalini heeft zich ook , door het fchrij% yeq eener Flora der ftreeken om Siena, bekend  ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF. 15* gemaakt (*), achter welke hij eene korte befehrijving aller verlleeningeri, welke zich in deeze plaats bevinden, gevoegd heeft; In zijne Flora volgt hij Wel de orde van Toirneforï, echter is bij elke Plant den naam van L1n tï a. u s niet ver'geeten. Hij is een Discipel' en Vriend van den ouden J o s. Baldassari, welke, om zijnen ouderdom en ziekelijkheid, thans als Profesfor Emeritus zijne dagen in ftilte doorbrengt, terwijl Bartalini als Zijnen opvolger is aangefteld. Wij bezochten deezen beroemden Grysaart, maar zijne zwakheid verhinderde hem, ons te kunnen ontvangen, 't geen mij 2eer fpeet; echter liet hij ons, door den Heer Bartalini, zijne verzameling van Natüralien zien. Men vindt in dezelve veele zeldzaame en leerrijke ftukken (f); maar zij was door de ziekte van den geleerden Bezitter zeer in wanorde geraakt. Ik zag hier den verfteenden Wenteltrap , Turha Scalaris, voor de tweede maal. Férber maaikt 'er gewag van bij de befchrijving der Verzameling van (*) Catalogo delle Piante, che nascono fpontamente intorno alla citta di Siena. Coll' aggiunta d'altero Catalogo dei corpi marini'fosfili, che fi trovano in detto Luogo di Biagio BisTalini. in Siena 1776. (f) Zie hierover Fjjrber Pag. 298. en Verv. K 4  «5* BRIEVEN over ITALIËN, yan Calüri (*), welke ons deeze ook toonde; zoo dat het fchijnt, dat de verfieende Wenteltrappen in Toscaha zoo zeldzaam niet zijn: meo Vindt ze op eenen, met klei gemengden, zandheuvel bij Monte Algino. Dit Kabinet zal bij het overlijden van den Heer Baldassari aan de Academie vervallen. De Bibliotheek van Baldassari is rijk in Votanifcheen andere Werken, en met zoo veel fmaak uitgezocht, dat men bij het onderzoeken derzelve aanftonds de verftandige werkzaamheid in den Bezitter erkennen moet. Hij heeft zich door verfcheidene geleerde Werkjes beroemd gemaakt, alsook door cenige Verhandelingen (|) welke in de Att{ fel? Academia di Siena zijn gephaCat, van welken (*) Pag- 3C3- (t) Onder deezen zijn voornaamelijk dp volgende merkwaerdig : Zijne aanmerkingen over de natuurlijke Voordbrengfelen bij Prata en andere Zeeplaatfen in de Maremma Van Siena. — Over de Aiiueraale Wateren bij Siena Jmm JBorra genaamd. - Over een verfteende Kaak van een groot dier. — Over een vloeibaar Middelzout, ineen Topkus bij Siena gevonden, dat van eene Anneniacaale natuur is • men vindt het niet in Cryrtallen; maar het zand is door hef zelve bevochtigd.— Over den Amiant en deszelfs beftandileelen.  ZEVENENTWINTIGSTE BRIEF. 153 ken ik U reeds ééne in den voorigen brief genoemd heb. Buiten dit heeft men van hem de volgende Werkjes: io Osfervazioni fopra U fala della creta 1750 in 8V0. a». Saggio di Pfoduzzioni Naturali dello ftato fanefe, che fi trovano nel mufeo del Sr. Car Giovanni Ventori Gallerani. Siena 1750. 't welk tot het voorige behoort,, zoo als uit den Tijtel te zien is. 30. Belle Acque mfa nerali di chianciano Relazione. Siena 1756.4°. 4». Osfervazioni ed Esperienze intomo al Bagno di MontaiiBo. Siena 1779. 8VQ, met twee Plaaten,op welken die baden verbeeld worden. Hij befchrijft, in dit Werkje, niet alleen de beftanddcelen van de wateren deezer Baden, met de proeven, welken hij daaromtrent genomen hecfc; maar voegt 'er ook eene korte gefchiedenis derzelver bij , ten einde daaruit den roem te bewijzen,welken deeze Baden, in oude tijden, gehad hebben. Deeze Wateren, voor zoo veel uit de proeven van Baldassari blijkbaar is , bevatten geene ijzerdeelen in zich ; maar hun grootst vermogen beftaat voornaamelijk in de daarin op^eflootene vaste lucht. Zij behoeren aan het huis Borghefe. Deeze Werkjes zijn thans zeldzaam, omreden, dat 'er weinige afdrukken van zijn. Ik bezit dezelven door de goedheid van den Aücteur, die mij dczelven vereerd heelt. Ook bewaare ik nog onder K 5 Wij-  f54 BRIEVEN over ITALIEN. mijne Verzameling van Naturalien een weinig vari zijn Sal Cret7ó%3  ACHTENTWINTIGSTE BRIEF. i# 1776, veranderd, met dien gelukkigen ttitflag, dat thans het gecal der in het Hospitaal ftervende kinderen met grooter, ja zelfs bijna kleinder is, dan in dc Stad. De zwangeren bevinden zich tegenwoordig in een dor beneden vertrekken, en de Minnen met de kinderen boven dezelven; omdat daar alles drooger en de lucht gezonder is; daarbij is 'er een ruim. Bakon, 'gefchikt voor de Minnen, om daar met de kinderen te wandelen, ten einde de verfche lucht te genieten. De Wetten, bij deeze goede inrichting gevoegd, Zijn grootendeels in het bovengemelde plan begreepen, en deels op 't volgend terug gebragt. Eerst. De Minnen mogen niet tot allerhanden arbeid gebruikt worden. Ten tweeden. Zij mogen niet uitgaan, ten zij dat ze vooraf daartoe, van de over haar gefielde Opperminne, verlof gevraagd hebben. Ten derden. De Opperminne moet bij de bezoeken, welken' de Genees- en Heelmeellers aan de kinderen doen, tegenwoordig zijn, en deeze ontvangt van hen de orders, welke zij door de Minnen doet uitvoeren. Ten vierden. Worden verfcheidene nuttige Wetten voorgefchreven, die, bij de verkiezing der Minnen , moeten in acht genomen worden. Ten vijfden. De Héelmeefler moet de borilen II. Deel. M der  i>3 BRIEVEN over ITALIËN. der Minnen onderzoeken, en indien aan dezelven een ongemak komt, hetzelve geneezen; ook is hij verpligt, de ingebragte kinderen te onderzoeken, of dezelven ook eenig, tot de Heelkunde beboerend, gebrek hebben. Ten zesden. De Geneesheer, zoo wel als dc Heelmeefler, moeten beide een dagboek over de Kinderen en Minnen houden, en dit alle drie maan,den voor de, tot opzicht gefielde, Geneesheeren openleggen. Ten zevenden. De Opperminne moet niet alleen op de Minnen acht geeven, maar de zorg voor het linnen is haar al meede aaabevoolen, zoo wel voor dat geene, wat tot de luijermand behoort, als het overige; ook is haar pligt een oplettend oog over de fpijs te houden. Ziedaar, mijn Heer! een kort uittrekiêl van de Wetten, gefchikt voor dit Vondelingshuis, 't welk ïk hier voornaamelijk heb willen neêrflellen, om ü een des te beter denkbeeld van het zelve te geeven. Ik heb mij over het geheel bij het Hospitaal van Siena wat langer, dan bij anderen, opgehouden, cn vinde het niet ondienftig zulks omtrent dat van Florence weder te doen, terwijl deeze in zoodarngenftaat zijn, dat zij verdienen als voorbeelden aller anderen voorgefteld te worden; waarom ik hoop uwe aandacht hier meede niet te zullen verveelen. Be-  ACHTENTWINTIGSTE BRIEF. i?$ Belangende het Vondelingshuis van Siena* moes ik U nog melden, dat de kinderen, eenige jaaren verkreegen hebbende, naar de dorpen gezonden worden. De boeren, welke zulke kinderen tot zich neemen, worden daar voor betaald, tot dat de kinderen den ouderdom van tien jaaren bereikt hebben. Hoe ouder zij worden, hoe minder hec kostgeld i3; terwijl men veronderfteld, dat een Landman van een jongen van negen of tien jaaren reeds eenigen dienst kan hebben. Na het tiende jaar geeft het Hospitaal niets meer dan de kleederen. Naderhand krijgen zij ook geene bijzondere giften of Huwelijksgaven, die in de Vondelingshuizen van Rome en Napels dikwijls zoo rijklijk zijn. Ik heb U beloofd eene befchrijving van de Mdremma di Siena te geeven, welke niet wel bij eene Genees- en Natuurkundige befchrijving deezer plaats kan gemist worden; maar terwijl ik deeze niet zelf bezocht heb, en gevolgelijk daar niets van zeggen kan, wat niet reeds door anderen befchreven is* zal ik hieromtrent zoo kort zijn als mogelijk is. Deeze Maremma is een ftuk lands, liggende, van Siena getekend, naar het Zuiden, tusfehen het eiland Elba en de Stad Orbitello, in de Stató degll Prefidii, dat, volgens de berekening van Patef Ximenes, achttien duizend Italiaanfche QuadraaC mijlen bedraagt. Het is geheel moerasfig, en iri de zomermaanden zoo ongezond, dat de bewooners M s hei  1S0 BRIEVEN over ITALIEN. het niet zelden met den dood moeten bekoopen; doordien zij van die ziekte, welke ik U bij de befchrijving van het Hospitaal van Siena befchreven heb, worden aangetast. De Rivier Ombrone en de Zee Castiglione zijn de voornaamfte oorzaaken van de ongezondheid van dit land; terwijl 't zelve door het water uit de gemelde Rivier en Zee als overftroomd wordt, en daar door eene moerasfige gedaante aanneemt. Indien men een middel tegen de overftroomingen kon vinden, zouden deeze moerasfen wel haast in vrugtbaare ftreeken verwisfelen; want niettegenftaande deeze fchadelijke moerasfen, heeft de Maremma echter nog goede weigronden, waarop zelfs die van Parma, Modena enz. hun vee weiden, 't welk den Hertog jaarlijks wel vijftig duizend Lire opbrengt. Maar dit vee verlaat uit zich zei ven, in de maanden Meij, Junij enz. deeze moerasfige landen, en beklimt het gebergte; daar bij zijn de heuvelen genoegzaam met hout bezet, hoewel hetzelve door de Hechte lucht niet hoog opgroeit. Men heeft ook, federd eenige jaaren, in deeze Maremma begonnen Manna te verzamelen. Het meest, dat deeze plaatfen opbrengen, zijn de Zoutwerken te Castiglione, aan welker verbetering, federd eenige jaaren, ongemeen groote onkosten gefchied zijn. Men heeft, federd het jaar 1765. met ernst aan de verbetering deezes lands begonnen te arbeiden. De  ACHTENTWINTIGSTE BRIEF. 181 De bovengenoemde Pater Ximenes werd het opzicht over dit werk gegeeven. Hij fchreef dienaangaande een Werkje, onder den tijtel: Relazione fifica della Maremma di Siena. Men zocht, het karaal S. Giovanne te verwijden, en terfcheepvaart bekwaam te maaken: de Oevers der Rivier Ombrone wierden met dijken voorzien, en voor de Zee Castiglione een kanaal tot aflooping van het water aangelegd; en om den aanbouw van het land te bevorderen, deed men al wat mogelijk was om hetzelve te bevolken. Men geeft aan allen, welke zich hier nederzetten, hout om huizen op te rigten, benevens een ftuk lands ter bebouwing, en twintig jaaren vrijheid van allen impost; want het is zeker, dat gebrek aan volk en eene goede beftuuring, veel tot de ongezondheid deezer plaatfen heeft toegebragt. In de oude tijden der Romeinen was dit land geenzins in eenen zoo Hechten ftaat; het was zelfs toen zeer fterk bevolkt; en men vindt nog op verfcheidene plaatfen overblijfielen van hun-, ne Steden, van welke nog eenige puinhoopen te zien zijn; echter heeft men het tot nu toe nog zoo verre niet konnen brengen, dat deeze ftreeken thans van haare ongezonde uitwausfemingen gezuiverd zijn, zoo als uit de ziektens blijkt, welke zich daar nog jaarlijks opdoen. 'Er zijn, federd dien tijd, dat men begonnen heeft op verbetering bedacht te zijn, eenige fchriften over deeze plaatfen M 3 uit-  $8* BRIEVEN over ITALIEN. uitgekomen, onder welken die van Band in i (*) en Becci (f) verdienen in aanmerking te koomen. Buiten deezen. kan de Reisbefcbrijving van Targioni hierover geleezen worden, die niet alleen over de Maremma, maar ook over de andere ftreeken om Siena, die zeer vrugtbaar zijn, zoo als over de Natuurlijke Hiftorie van geheel Toscanen wijdloopig gehandeld heeft (§), Maar ik wil mij hierbij niet langer ophouden, en deezenhier afbreeken: terwijl ik in den volgenden onze reis van Siena naar Florence, benevens eenige merkwaerdigheden, die Stad betreffende, U melden zal. (*) Discorfo economico Julia Maremma di Siena. Opera postuma dell' Arcidiacona Sallustio Ant. Bandini. Tirenze 1775- (|) Efame di un libro fopra la Maremma Senefe 1774. 8voï (5) Targioni Tozzetti Relazioni d'alcune viaggi fatti in diverzeparti dslla Toscana. Fior. 1751, enz. N E  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. 183 NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. Rcize van Siena naar Florence, en over het merk' waerdige deezer Stad. O nze reize van Siena naar Florence hebben wij in twee halve dagen afgelegd, terwijl wij de vrugtbaarfte ftreeken, die overal door onvergelijkelijk fchoone Landfchappen worden afgewisfeld, befchouwden. Dat Latten Landsdouwen heeft, welke in natuurlijke vrugtbaarheid die van het groot Hertogdom Toscanen verre overtreffen, kan niet tegengefproken worden; maar met dit alles vindt men geen land in Latten, dat, over het algemeen genomen, zoo menigvuldige voordbrengfelen, en elk derzelver in eene zoo groote menigte, oplevert, als wel dit. De oorzaak hiervan is geene andere, als dat men hier eene goede beftuuring heeft, en bij de vrugtbaarheid allen vlijt aanwendt. Toscanen levert Olie, Tarwe, en andere graanen, Wijnen in overvloed, welke in finaak onder de besten en eerften verdienen gerekend te worden. Hoe heerlijk en verkwikkend is die van MontepulM 4 cia*.  *$4 BRIEVEN over ITALIËN. ciano. Het gebergte geeft overvloed van hout. De Weilanden voeden eene menigte vee. De Moerbeziën boomen geeven aan veele milioehen zijwormen onderhoud. In de bosfchen groeijen de Kastanjeboomen zeer weelig en geeven voedfel aan menfchen en vee. De Pijnboomen (Pïtius Pinea) geeven een overvloed van Pijnkernen, welke bij ons als lekkernijen in de fpijzen gebruikt worden, maar in Toscanen niet zelden van den gemeenen man onder het brood worden gebakken. De Tuinen pronken overal met het fchoonfle fruit en de malfche groenten. De Meloenen zijn zoo menigvuldig, dat men dezelven op de groenmarkt in Florence tot groote hoopen op malkanderen geftapeld vindt, en voor twee Huivers het nuk koopen kan, die echter in fmaak. alle foorten, die wij bij ons in de broeibakken trekken, zeer verre overtreffen* Veele landen zijn ook verfierd met eenen rijkdom van Saffraan. Niet minder merkwaerdig zijn de onderaardfche. voordbrengfelen, welke, indien men meer vlijt omtrent dezelven aanwende, nog veel rijker inkomften zouden kunnen geeven. Men vindt 'er verfcheiden Metaalen, zelfs op eenige plaatfen ook zilver. Men bearbeid 'er ook fleenmijnen van Albast, Porphyr, en verfcheiden foorten van het fchoonfle Marmer. De Zoutziederijen van Castiglione heb. ik U in mijn voorigen befchreven \ het water be- va$  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. 185 vat daar één tweeëntwintigfte deel zout in zich, x daar het in Frankrijk niet meer'dan één tweeëndertigfte deel bevat; waaruit jaarlijks veele milioenen ponden zout gemaakt worden. De Aluin zoude men in Toscanen in veel grooter menigte kunnen winnen, dan om Napels, indien men alle de daartoe gefchikte plaatfen wilde bearbeiden. Dat het der moeite waerdig zoude zijn, hier Borax- Fabrieken aanteleggen, is door den Heer Hoef er, van wien ik in eenen volgenden Brief U nader melden zal, beweezen. De zee en rivieren leveren een overvloed van visch op; zoo dat men zeggen kan, dat het groot Hertogdom Toscanen een land is, dat aan niets, van het geene tot 's menfchen onderhoud nodig is , gebrek heeft. De Hoofdltad Florence is in eene der aangenaamfte ftreeken van dit vrugtbaar land gelegen, en mag, onder de Steden van Ballen, met recht de fchoonfle genoemd wordera. Zij was in vroegere eeuwen fterk bevolkt, en telde verre over de honderd vijftig duizend Inwooners: thans kan men het getal derzelven niet boven de vijfëntachtig duizend rekenen.' Indien de bevolking zoo voordgaat, als in de laatfte twintig jaaren, dan zal Florence in de volgende eeuw weêr dat geene zijn, wat zij ondef de eerfte regeering, uit den huize van Medicis, geweest is. In 'tjaar 1761. beliep het getal der Xnwooncrs flechts op vijfënzestig duizend: en in M 5 den  t86 BRIEVEN over ITALIEN. den jaare 1766. rekende men zesenzeventig duizend; terwijl het volgend jaar reeds achtenzeventig duizend zes honderd vijfendertig bedroeg; gevolgelijk zal het getal der Inwooners, in den tijd van twintig jaaren , bijna metéén vierde vermeerderd zijn; doch het getal der geborenen is thans weêr eenige jaaren vrij evenredig geweest (*). Baumann zegt: dat een, uit zes jaaren getrokken, middenfte getal der geborenen drie duizend twee honderd zesenzeventig bedraagt (f). In den jaare 1788. werden in Florence drie duizend zes honderd kinderen ter waereld gebragt, waaronder men negenendertig adelijken en twee honderd vierenveertig vondelingen telde. Over de bevolking van Florence , zoo wel in vroegere als tegenwoordige tijden, heeft men een fchoon werk van M,arco Castri (§> Het getal der huizen in Florence rekent men ten naaften bij op negen duizend, waaronder eene menig- (*) Hamburger Politifches Journal. ( f ) In zijne Aanmerkingen op Suszmikh. Zie die Gottliche ordnung in veranderung des menschlichen Gefchlegts. T. HL pag. 765. ( 5 ) Ricerche Juli' anticha e moderna popolazions della Citta ii Fiorenza per mezzo di registri del Battesterio di S. G10YiHsi 0 Fiorenza dal 1451. 311774. 1775- 4tQ*  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. 187 hïgtezeer aanzienlijken zijn; maar Florence heeft, dit met Rome gemeen, naamelijk, dat 'er zoo veele Hechte huizen tusfchen de aanzienlijken ftaan, welken veelal de fchoonheid der ftraaten verminderen. Men ziet onder deezen nog verfcheiden, die, naar het oude gebruik der Italiaanen , nog met papieren vengfteren pronken , 't welk zeer flordig is. De ftraaten zijn redelijk breed en van groote vierkante fteenen belegd. Deeze fteenen zijn geen Lava, zoo als in Napels, maar kalk- of liever mergelaartig: deels geelgraauw, deels blaauwachtig van kleur , en onder den naam van Pietra forte bekend. In veelen deezer fteenen vindt men glimmer, en niet zelden zijn dezelven met eene dunne korst van gecryftallizeerde kalk-fpath overroogen , zoo als ik U met een ftuk, 't welk ik daarvan bewaard heb, nog zou kunnen toonen. Uit deeze foort van fteen beftaat groatendeels het gebergte om Florence, en dezelve wordt in menigte kort bij de Stad uitgebroken; maar ik wil U bij de befchrijving niet ophouden, terwijl de Heer Ferber deeze fteenen, zoo wel als het uitbreeken van dezelven naauwkeurig befchrijft (*). De Stad wordt door eene fchoone Rivier de Arno (*) Ia zijn IXden Bri*f.  i8ft BRIEVEN over ITALIEN. ito in tweeën gedeeld, die met vier ongemeen fchoone bruggen veréénigd zijn. Dit zuiver loopend water, zoo wel als de veele marktplaatfen ( want men telt hier zeventien opene marktplaatfen ) geeven aan dezelve eene verfche lucht. Veelen derzelven zijn met Standbeelden, Fonteinen, Colommen enz. verfierd, welken niet weinig tot luifter der ftad toebrengen; maar het zoude nog fchooner zijn, indien de meefte deezer plaatfen wat ruimer aangelegd waren. De plaats, voor het Palazzo Vecchio, Piazza del Gran Duca is onder deezen de voorn aam fte. Onder de menigte Kerken, die hier wel een getal van honderd tweeënzeventig uitmaaken, verdient de Domkerk voornaamelijk in aanmerking te koomen, welke in het jaar 1296. gebouwd is. Deeze Kerk is, zoo wel om haare ongemeene grootte en hoogte, als om het bijzonder aanzien, dat zij heeft, voor elk aanfchouwer bevallig. Zij is van buiten geheel met wit en zwart Marmer bedekt. Om de fchoone ligging van Florence naauwkeurig te kunnen befchouwen , kan men niet beter doen, dan den toren of de koepel deezer Kerk te beklimmen. Hierop treft men een der verrukkelijkfte gezichten van hallen aan. Het Gebouw is in den Gottifchen fmaak, de toren ftaat nevens de Kerk, en is, even als'dezelve, met wit en zwart Marmer bedekt; maar hij is zoo hoog niet als de Koe-  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. 189 koepel. De vloer der Kerk is met Marmer ingelegd, naar de teekening van M1 cha ël Angeho. Maar de menigte gebrande glazen leveren geen aangenaam gezicht op. Na de Domkerk verdient de Begraafniskapel van de Mediceefche Famielje, die achter de Si. Laurentiuskerk is, door elk reiziger bezichtigd te worden, om den grooten rijkdom van kostbaare fteenen. De muuren van deeze Kapel, die achtkantig is, zijn zesëntachtig voeten breed en honderd zevenëntachtig voeten hoog, en met verfcheiden edele gefteenten, als Jaspis, Agaat, en veele anderen ingelegd, 'twelk zulk een rijk aanzien geeft, dat men dergelijke in geheel Itatien niet meer zal aantreffen. Jammer is het intusfchen, dat dit werk, 't welk reeds voor meer dan honderd tachtig jaaren, onder de regeering van Ferdinand den Pea, begonnen werd, nog niet voltooid is; want de Koepel is nog niet bekleed. De Battisterio of Doop-kapel, in welke alle kinderen, in deeze Stad geboren, gedoopt worden, behoort ook nog onder de aanzienlijke Kerken van Florence geteld te worden; bijzonder verdienen de deuren derzelven eene aandachtige befchouwing, daar die geheel van metaal gemaakt zijn, en in dezelven gefchiedenisfen uit het Oude en Nieuwe Testament verbeeld worden, die door eene meefterlijke hand gemaakt zijn. Van binnen rust  ioo BRIEVEN over ITALIEN rust het gewelf op zestien groote Colommen van graniet. De Franciscaner-Kerk, S, Croce, wordt door alle Reizigers bezocht om de menigte Graflieden der beroemde Geleerde Mannen, welke dit land voordgebragt heeft. Hier liggen P. A. MicheLi, wiens verdienllen in de Kruidkunde onvergelijkelijk zijn: en A. Cocchi, welken bij U Hooggeleerde door zijne voortreffelijke befchrijving over de Baden van Pifa genoegzaam zal bekend zijn. Men ziet deszelfs Borstbeeld, van metaal gemaakt, op zijn graf praaien. De fchoone Grafnaald van Michacl Angelo Büonaroti, de grootfte Meefter in de Bouw- en Schilderkonst, verfiert ook deeze kerk. Verder vindt men alhier de Graflieden van den Oudheidkundigen Phil. Buonaroti, van den Hiftoriefchrijver Leonardo Bruni, van den Dichter Franciscüs da Barberino en verfcheiden anderen; maar laat ik mij niet langer bij het befchrijven der Kerken deezer Stad ophouden, daar zulks tot mijn oogmerk niet behoort. Van den beroemden groote. Hertoglijke Gaiderij zoude ik U gaerne een breedvoerig bericht geeven, indien ik niet wist, dat dezelve U uit veele befchrijvingen over bekend zij. Nooit zal ik de aangenaame uuren, welke ik hier doorgebragt heb, vergeeten; nog herinner ik mij menigwer- ven,  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. i9l ven, de heerlijke befchouwing, welke ik bij de intreede van de zoogenaamde Tribun genooten heb, zoo dik wils ik aan deeze kunstverzameling denke. Deeze Tribun is een achtkantige Zaal, waarin de kostbaarfte Konstftukken bewaard worden. In het midden ziet men de beroemde Mediceefche Venus ( Vernis Anadyomene ), welke de volmaaktfte afbeelding aller vrouwelijke Schoonheden verbeeldt. Geene Venus der oude Kunftenaaren kan bij die vergeleeken worden, men ftaat als verftomd, terwijl men dezelve als opgetoogen blijft befchouwen. Nevens deeze ftaat ter regte zijde de Groep der beroemde Vechteren. Ter linke zijde de Slijper: daar nevens de danfende Faunus en een Apollo, welke Mcefterftukken der Beeldhouwkunst allen om den voorrang dingen. De ftandplaats zet aan deeze voortreffelijke ftukken eenen ongemeenen luifter bij: het gewelf der Zaal is van Paerlamoer: de muuren zijn met rood Fluweel bekleed, welke vervolgens deels met uitgezochte Schilderijen van de beste Meefters, en deels met Antiken verfierd zijn. Uit deeze Tribun treedt men weer in andere Zaaien, welke allen met Oudheden, gefneeden Steenen, kostbaare Schilderijen enz. gevuld zijn, die eenen onberekenbaaren fchat uitmaaken. Aan de andere zijde der Galderij vindt men de kamer, waarin de.Beelden der Famielje van Nio ES  \9i BRIEVEN over, ITALIEN. be geplaatst zijn, welke meede, met betrekking der konst, niet minder zijn, als die in de Tribun. Het zijn dezelfde, van welken Plinius twijfelde, of zij het werk van Scopas of Praxiteles waren (*). Aan dezelfde zijde, in eene andere kamer, vindt men het Beeld van eenen Hertnaphrodiet, welken eenigen den voorrang geeven, boven dien, welken men in de Villa Borghefe heeft. In deeze kamer ftond ook de Venus Urania, die anders haare plaats in de Tribun had. Nog een ander vertrek is gevuld met bijna tweehonderd en vijftig Pourtraiten van Schilders, door hen zelf vervaerdigd. Niets kan voor eenen Konstminnaar aangenaamer zijn, dan eene verzameling van dien aart, in welke hij niet alleen de werken der IMeefters, maar te gelijk den Meefter zelf kan leeren kennen. De Galderij, uit welke men in alle deeze Zaaien gaat, beftaat uit twee lange gangen , welke ieder tweehonderd en twaalf fchreeden in de lengte hebben, en zijn door eene kortere van zeventig fchreeden met malkander verbonden. Deeze (*) In 't Vde Hoofdfluk ran 't 36fte Boek zegt hij: Pat haefitatio eft in Ttmplo Apollinis Sofiani Nkitn cum Werft morienttm Scopas an Praxiteks ficerit.  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. 19% ze Galderijen zijn geheel met kostbaare Standbeelden, Busten, Schilderijen enz. verfierd, welken allen door kunstminnenden niet hoog genoeg kunK nen geroemd worden. In hetzelfde Gebouw, waarin de Galderij is, is in de beneden verdieping eene groote Zaal, in welke de Bibliotheek van den beroemden Anton. Magliabecchi bewaard wordt, die naderhand nog door anderen vermeerderd is; bijzonder doolde Gaddiaanfche en Lotharingifche. Men kan alle dagen tot dezelve toegang hebben. Aan den anderen kant, tegen over deeze Bibliotheek, is de werkplaats voor den zoogenaamden Florentijnfchen arbeid, of de konst, om Schilderijen van edele gefteenten inteleggen. Deezen zijn de kostbaarfte ftukken, die gemaakt kunnen worden, om den ongelooflijken langen en moeilijken arbeid; en men vindt 'er in Florence, welken'er zoo natuurlijk uitzien, dat men dezelven, bij de eerfte befchouwing, voor waarlijk gefchilderde ftukken zoude aanzien. Die Hechts een weinig natuurlijk zijn, worden met vijf ducaaten, ieder vierkante duim, betaald; echter als het op het fijne' en natuurlijke aankomt, zijn dezelven met het Mofaïc-werk in Rome niet te vergelijken: en het zoude onmogelijk zijn, om een Mofaïc ftuk, gelijk die in de ÓV. Pièters kerk in Rome, op de Florentijnfche wijze na te maaken: Bloem- en Fruitftukken vindt men, in deeze II. Deel. N foort  fp4 BRIEVEN over ITALIEN. foort van arbeid, al vrij fchoon. Johan BianChi bragc deeze konsc, in den jaare 1580, uit Müaanen naar Florence. Men noemt deezen arbeid ook nog Pietre Commesfe. Men maakt hier ook nog een ander foort van werk, dat Lavoro c.i ScGglivola genaamd wordt. Een fteene tafel wordt ten dien einde met fteenlijm overfixeeken, in deeze wordt de teekening ingehouwen, en daarna met eene foort van de fijnfte gips gevuld, welke met onderfcheiden kleuren geverwd is, en daarna, hard gedroogd zijnde, eene fchoone fchilderij verbeeldt. Men ziet van deezen aart zeer bewonderenswaerdige ftukken in het Paleis Pitti. Aan de Galderij ligt het oude Hof Palazzo Feechio, en door eenen bedekten gang is het ook met het Palazzo Pitti verbonden, het welk de wooning van den Groot Hertog is, offeboon hij zich den meeften tijd in Poggio Imperiale ophoudt, zijnde dit een Lusthuis, gelegen voor de poort van Florence , werwaard eene fchoone Alleé van Cypresfen en Italiaanfche Eiken QQuercus Ilex~) geplant zijn; maar ik wil U alle deeze Paleizen en andere merkwaerdigheden, welke Florence oplevert, niet befchrijven, terwijl anderen hierover genoegzaam gehandeld hebben. Van de levenswijze, kleeding enz. der Florentijnen, moet ik U nog iets melden. Daar het Climaat hier niet meer zoo heet is, als in  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. 105 jn het beneden gedeelte van Italten, zoo zijn ook hier de ftreeken meer overeenkomende met die van kouder Gewesten, en, zoo het mij toefchijnt, bijzonder met die der Franfchen. Het gemeene Volk is vriendlijk , meer vernuftig en arbeidzaamcr, dan in Rome of Napels. De gezelfchappen der voornaamen zijn ongedwongen, lustig, en voor vreemden zeer bevallig. Ongehuuwde vrouwlieden worden nog zeer in den teugel gehouden; echter begint men omtrent dezelven iets toegeevender te worden. De Wandelplaatfen worden niet zoo menigvuldig bezocht, als zij wel verdienen. Men kan de geheele ftreeken om Florence als de fchoonfle natuurlijke Tuinen aanmerken; daarenboven is de Tuin, welke aan het Paleis Pitti ligt, en Boholi genaamd wordt, zoo verrukkelijk, dat hij met de fchoonfle Italiaanfche Tuinen kan gelijk gefteld worden: hij- is vijftienhonderd fchreeden lang, en met de fraaifte afwisfelingen aangelegd, hoewel nog wat naar den ouden fmaak. Maar de Florentijnen hebben de gewoonte, die door geheel Italien zoo gemeen is, nog niet afgelegd, dat zij liever de fchoone zomeravonden voor de Koffij- of IJshuizen doorbrengen , dan in de Tuinen, en openbaare Wandelplaatfen. 's Avonds van negen tot twaalf uuren, is de groote Arno brug, Ponte della Trinita, de algemeen beminde Wandelplaats. Maar de fchoonfte WandelN 2 plaats,  ip6 BRIEVEN over ITALIEN. plaats, die hallen in deezen (baak. bijna niet beter heeft, is het Caseïne, dat uit de vrugtbaarfte weilanden beftaat, die' met het fchoonfte vee pronken, en met Alleen en kleine Boschjes doorfneeden zijn. Hier kan men wijn, melk, boter en allerlei ver* verfching koopen: en deeze plaats is Hechts één en één halve mijl van de Stad. De winter duurt hier niet langer, dan drie maanden, van December afgerekend, en is zelden zoo koud, dat men dagelijks vuur behoeft aanteleggen. De Dames warmen zich aan zilveren vuurpotten, welken zij aan de armen draagen. De leevensmiddelen zijn tot eenen redelijk maatïgen prijs te bekoomen, terwijl het land alles zelf opbrengt, wat tot onderhoud noodig is; echter is het in de Logementen, voor reizenden; veel duurder , dan in Napels of Rome. De kleeding der voornaamen is naar den Franfchen en Engelfchen trant. Burgervrouwen draagen om het lijf enge toegeknoopte lijfjes. Jonge dochters hebben fluijers over het hoofd. Veel bevalliger is de dragt der Landmeisjes, welke korte rokken draagen, van blaauwe of roode kleur en lijfjes, zonder mouwen; zoo dat het bovengedeelte der armen alleen bedekt is; op de fchouderen hebben zij eene menigte loshangende linten. Het hair is rondom het hoofd faam gerold, en een kleenen ftrooijen hoed, welke naar de eene zijde fcheef ftaat,  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. 197 ftaat, bedekt het hoofd. De Florendjnen zijn groote liefhebbers van openbaare fpelen: het wedrijden met paerden, met koetfen, het vaaren met fchuitjes op den Arno, als ook het balflaan; dit alles wórdt met veele plegtigheid verricht. Het paerdrijden en het wedvaaren op den Arno, heb ik bijgewoond; de paerden loopen los, zonder iemand 'er op, naar het-bepaalde doel: dezelven zijn fchoon verfierd met linten, pluimen enz. De ftraat, waarover zij loopen moeten, is meer dan een half uur lang, en meer dan een hand hoog met zand beftrooid. Ook heb ik balflaan gezien: de ballen zijn van leer, ten minden tweemaal zoo groot als de ballen in Holland: deezen worden met den arm, welken met een houten ring, met veele fpitfen voorzien, bekleed is, voordgeflagen; een werk, waartoe veel kracht en gefchiktheid vereischt wordt. Bij alle deeze fpelen is de toeloop des volks zoo groot, dat de huizen, tot op de daken, als opgepropt met menfehen zijn, en men plaatfen voor geld moet huuren, indien men iets zien wil. Dikwijls is de Groot Hertog met zijn geheele Famielie daarbij tegenwoordig, voor wien eene afzonderlijke, met rood fluweel behangen, zitplaats gefchikt is. Florence was reeds, van de oudfle tijden af, eene zetelplaats der Geleerdheid. Cosmas de Meyicis, bijgenaamd, de Vader des Vaderlands, N 3 die  i98 BRIEVEN over ITALIEN. die omtrent de helft van de XVde eeuw leefde, was een groot Befchermer van alle Konften en Weetenfchappen, en trachtte, zoo veel in zijn vermogen was, Geleerden naar deeze zijne Woonftad te trekken: hij was de eerfte, welke den grond lag ter oprichting van een geleerd Genootfchap, waardoor, niet lang na zijnen dood, de eerfte Maatfchappij der Geleerden, onder den naam: Academia Platotiica tot ftand kwam. De roem van deeze Maatfchappij wierd niet weinig vermeerderd door den Geneesheer Marsilius Ficinüs, die zich door zijn werk de Vita (*) een' grooten naam gemaakt had Maar het is hier de plaats niet, om U Hooggeleerde verder van deeze en andere geleerde Genootfchsppen, te Florence, verllag te doen, in eenen volgenden Brief zal ik mogelijk beter gelegenheid vinden, daarvan iets meer te zeggen. Op den eerften dag, toen ik in deeze Stad kwam, zag ik eene geheel bijzondere ftraf, aan eenen moordenaar , uitoefFenen; hij werd niet ter dood veroordeelt; maar één uur voor de aanfchouwers ten toon gefteld, en vervolgens naar eene der ongezondfte plaatfen in de bovengenoemde Maremma gevoerd, waar (*) Ik kan U onder mijne verzameling van Boeken eene zeer zeldzaame Hoogduitfche vertaaling van dit werk too! nen, welke met het DUtelierbuKh van Hier. B r u n s c 11jvück te Straatsburg, in't jaar 1521. in Folio gedrukt is.  NEGENENTWINTIGSTE BRIEF. i9? waar hij waarfchijnlijk, in deeze zomermaanden, üiet lang in het leven zal kunnen blijven, of ten minften door zwaare ziekte aangetast worden. De ftraf is in zoo verre maatig,. dewijl de misdaadige, ten nutte der menschheid, kan gefpaard worden, omdat'er mogelijkheid is, dat hij 'er het leven bij behoudt; echter maakt deeze Rechtspleeging geen den minften indruk op de harten tot een affchrik van het kwaade; want in het uur, dat hij ten toon gefield werd, zag ik niet Hechts door een deel der aanfchouwers allerlei baldaadigheid pïeegen; maar zelfs de misdaadiger fcheen in de vreugde des volks deel te neemen, lachte met hetzelve, en maakte allerleifiguuren, even als iemand, die betaald wierd, om voor het volk grappen te maaken. Ik heb Uwe aandacht mogelijk in deezen Brief wat al te lang bij allerlei kleine zaaken opgehouden, die U welligt van weinig aanbelang zijn ; maar dit zal ik vergoeden, met in den volgenden alleen van het Hospitaal en de Geleerden, welken ik in Florence heb leeren kennen, te fpreeken. N 4 DER-  :»oo BRIEVEN over ITALIEN. DERTIGSTE BRIEF, Oyer de Hespitaafan en Geleerden in Florence, n oe zeer het getal der Hospitaalen in Florence niet zoo groot is, als in Rome, durve ik U echter verzekeren, dat hier beter voor het lijdende Menschdom gezorgd is, dan in gemelde Stad. Het groote Ziekenhuis in Florence, Arcïspedak di Santa Maria Nuova, verdient, dat ik mij, bij de befchrijving van hetzelve, wat langer ophoude, dan bij een der voorigen. Dit fchoone Ziekenhuis is zijn eerfte oorfprong aan een Florentijnsch Edelman, Folio di Ricovero Portin ari, in den jaare 1288, verfchuldigd. Het werd, kort na deszelfs aanleg, reeds vergroot; in den jaare 1312. werd het Kloofter en de Kerk van St. Egidius aan hetzelve, getrokken, na dat dit Kloofter, 't welk reeds zestien jaaren te vooren, door den Rector des Hospitaals, gekocht was, geheel was uitgeftorven. In vervolg van tijd werden, deels door den Raad der Stad, deels door rijke  DERTIGSTE BRIEF. 2oi ke weldenkende burgers, en deels door de Hertogen van Medicis zelf veele gefchenken en voorrechten aan dit Ziekenhuis gegeeven. In den jaare 1575. werd het gebouw, waarin de Mannen hun verblijf houden , zeer veel vergroot: en in den jaare 1657. dat van de Vrouwen van den grond af geheel vernieuwd, en, door eenen onderaardfchen weg, met het daar tegen over liggend Nonnenkloofter verbonden; opdat de Nonnen uit dit Kloofter, die de Zieke vrouwen in dit Hospitaal verpligt zijn optepasfen, bij nacht en dag uit en in dit Hospitaal zouden kunnen gaan, zonder dat zij de ftraat behoeven te betreeden. Deopperfte beftuuring van dit Hospitaal was, van zijnen oorfprong af, aan de Famielie van Portinar 1 toevertrouwd, en deeze "heeft het opzicht over hetzelve behouden tot inden jaare 1617, wanneer de Regeering van Florence zulks op zich genomen heeft. In den jaare 1688. werd in dit Hospitaal eene verblijfplaats voor de Krankzinnigen vervaerdigd; daar deezen te vooren in andere ongefchikte plaatfen en Hechte gevangenisfen bewaard werden; maar toen men ondervond, dat deeze plaats, uit hoofde van haar kleenen omtrek, ook onbekwaam was voor de menigte krankzinnigen, die dezelve bevatten moest, zoo werd in den jaare 1750. beilooten, voor deezen een nieuw Hospitaal opterichten, onN 5 der  5202 BRIEVEN over ITALIEN. der den naam: Spedale di S. Doroiea, waarin de krankzinnigen, in den jaare 1754. werden overgebragr. Het Hospitaal had voor deezen van binnen, op eene opene plaats, welke tusfchen het Mannen- en Vrouwen - Hospitaal gelegen was, een Kerkhof, waarop allen, die in het Hospitaal overleeden, begraaven werden; maar toen men naderhand begon intezien, dat begraafplaatfen in Steden, en dus veel meer binnen de Hospitaalen, door derzelver fchadelijke uitwaafemingen, zeer nadeelig waren, beval Keizer Franciscus de Ifle, toen Groot Hertog van Florence, in 'tjaar 1745, deeze plaats te veranderen, en voordaan de dooden buiten de Stad, voor de poort a Pinti genaamd, te begraaven. Om dit bevel meer uitvoerelijk te maak en, fchonk hij aan dit Ziekenhuis eene fomme van achtentwintig duizend Florentijnfche gulden of Li* re (•> Buiten deeze Wet maakte Keizer Franciscus verfcheiden anderen, welken voor dit Ziekenhuis zeer nuttig waren; onder welken voornaamelijk moet gerekend worden die van den negenden Sep- (*) Dertien en een halve Lire maaken omtrent eene Holiandfche Ducaat aan waarde uit.  DERTIGSTE BRIEF. S03 September 1756, door welke het getal der Geneesheeren en Heelmeefters, zoo wel als dat der Giovani, benevens andere, tot het Hospitaal behoorende perfoonen, bepaald wordt, en de pligcenderzelven, als ook die der Profesforen van het Hospitaal, duidelijker worden aangeweezen. Het opzicht over dit Hospitaal is aan vier Geneesheer ren toevertrouwd, die van alles, wat'er voorvalt, aan den Opperbeftuurer des Hospkaals, il Spedalingo of Commisfario dello Spedale, welk ampt altijd door een Florentijnsch Edelman bekleed wordt, moeten kennis geeven. In 't jaar 1762. werd hier eene fchool, ter beöefFening der Vroedkunde, opgericht, waarin zoo wel Vroedvrouwen als Vroedmeefters onderweezen worden. Bij deeze gelegenheid begon men met meer gezetheid aan de goede verzorging der zwangeren en kraamvrouwen te denken. Reeds lang te vooren werden zwangeren in het Hospitaal genomen en verlost; maar het ontbrak daarbij aan goede orde en behoorlijk opzicht; het welk voornaamelijk hierin gelegen was, dat deeze zwangere vrouwen, bijna zonder onderfcheid, tusfchen de andere zieke vrouwen geplaatst worden. Om dit ongemak voortekoomen, was men naderhand bedacht, om een afzonderlijk vertrek voor zwangeren en kraamvrouwen interichten; maar vermits veele zwangeren, gelijk niet zelden het geval is, be- fchroomd  svi BRIEVEN over ITALIENf fchroomd waren, om op eene openbaare plaats haare "kraam uittehouden, zoo werd goedgevonden, dat de arme zwangeren, welke niet zieklijk waren, of die ongaarne buiten haare huizen, van heur vrienden gefcheiden, haar kraambed hielden, in haare huizen konden blijven woonen, en daar, door de Vroedvrouwen of Vroedmeefters van het Hospitaal , om niet konden verlost worden. Bij alle deeze fchoone wetten en rijke inkoomllen, begon echter voor eenige jaaren dit Ziekenhuis eenigzins in verval te koomen, waarvan de duurte in den jaare 1767, door welke te gelijk veele ziekten, bijzonder onder het gemeene volk, ontflonden, eene voornaame oorzaak was. De kas begon zeer te verminderen , en was niet meer toereikende, om de onkosten te draagen; en hierdoor moest noodzaaklijk de goede orde, welke tot dus verre had iland gehouden, zeer veel lijden. Echter werden, door de goede voorzorge van den Groot Hertog Peter Leopold, naderhand Roomsch Keizer, alle deeze zwaarigheden wel haast uit den weg geruimd. 'Er werden twee nieuwe Commisllen aangefleld, eene uit vier bekwaame Mannen, om al het geene wat tot de Oeconomie van het Hospitaal behoorde, te regelen: de andere beflond uit drie Geneesheeren en twee Heelmeefiers, om alles wat daarin, ter behandeling der zieken zoo wel in de Genees- als Heelkunde, behoor-  DERTIGSTE BRIEF. =05 hoorde, te onderzoeken en op een goeden voet te brengen. Het Hospitaal te Pifa, Spedak di & Chiara, dat federd den jaare 1545. onder het Flo. rentijnfche geftaan had, en daarmeede verbonden was, werd in 't jaar 1771. daarvan afgezonderd, en verkreeg jzijn eigen Spedalingo of Opperbeftuurer. Hetzelfde gefchiedde, in 't jaar 1778, met het Spedale del Ceppo in Pistoja, 't welk reeds federd den jaare 1537. met dit veréénigd was. Daartegen werd in den jaare 1777. het Spedale di S. Eufebio, gelegen bij Florence, voor de Porta al Prato, met dit Spedale di S. Maria Nuova veréénigd. Het Hospitaal di S. Paolo, dat ingericht was voor die geenen, welke aan de beterhand waren , als ook het Spedale della S. Trinita degli Incurabili, werden in het jaar 178Ï; vernietigd, en de zieken uit dezelven eene plaats in dit groote Hospitaal aangewezen. De Archiven, benevens alles wat tot de Secretarij, van het Spedale di S. Maria Nuova behoorden, werden in een, daartegen over gelegen, gefchikt gebouw, geplaatst: alle Papieren en Diplomaas nagezien en geregistreed; zoo dat alles, binnen korten tijd, in eene behoorlijke orde geraakte. Het Collegium Medicum der Stad Florence, 't welk voorheen onder de Camera delle Arti behoorde, werd daarvan afgezonderd, en verkreeg zijne zitplaats in dit Hospitaal, onder de beftuuring van den  ao6 BRIEVEN over ITALIEN. den Hertoglijken Lijfarts. In 't kort, alles werd veranderd, en wel naar de beste ontwerpen: het Gebouw werd vernieuwd en verkreeg eene geheel andere gedaante; vervolgens werden nieuwe Ordonnantiën, voor allen, die tot het Hospitaalbehoorden, gegeeven; zoo dat hierdoor hetzelve in dien voortreffelijken ftaat kwam, in welken wij het, in den jaare 1785, gevonden hebben, en zoo als ik U hetzelve nu befchrijven zal. Het Spedale di S. Maria Nuova beftaat uit twee groote Gebouwen, welke door de tusfchenbeide doorloopende ftraat, di S. Egidio, van malkander gefcheiden worden. Het eene is het eigenlijke Hospitaal, en het andere, dat veel kleener is, wordt il Confervatorio delle Oblate, of woonplaats der Nonnen, genaamd. Het eigenlijke Hospitaal heeft een verheven aanzien, bijzonder bij den hoofdingang, die tegen het zuiden gelegen is. De Gevel, welke volgens het plan van den Bouwmeefter Buontalenti gemaakt is, heeft een fchoone Galderij van veertien Boogen, welke op groote pijlaaren van eene faamgeftelde bouworde rusten. In het midden is de Kerk, die het Hospitaal in twee gedeelten verdeelt, waarvan het grootfte, aan de oostzijde, het Hospitaal der Mannen, en het kleinere gedeelte, aan de westzijde, dat der Vrouwen uitmaakt. Het  DERTIGSTE BRIEF. 207 Het Hospitaal der Mannen heeft de gedaante van een kruis, ter lengte van twee honderd zestien ellen , waarvan de armen honderd éénentwintig ellen bedraagen: de breedte der gangen is zestien ellen. Het Hospitaal der Vrouwen heeft, gelijk dat der Mannen, de gedaante van een kruis, alleen met dit jonderfcheid, dat het kleener is. Benevens deeze groote Ziekenzaalen, zijn 'er nog verfcheiden kleenere, die voor bijzondere zieken of ziektens gefchikt zijn. Bij voorbeeld: voor degeenen, welken aan de venusziekte liggen, is een bijzonder vertrek ingericht, dat, voor de Mannen, met honderd bedden voorzien is, en Quartiere di S. Augustino genaamd wordt; zoo ook voor de aanzienlijke perfoonen, welke zich hier voor hun geld verkiezen te laaten geneezen, is een verblijf met dertien bedden voorzien, 'twelk Ca-, mera Nobili genaamd wordt. De, tot het Hospitaal behoorende perfoonen, worden, als zij ziek zijn, ook in een bijzonder vertrek geplaatst. De Chirurgifche Patiënten zijn ook van de andere afgezonderd; ook diegeenen, welken ijlende ziekten hebben, bevinden zich in afzonderlijke vertrekken, opdat de andere zieken door dezelven niet zouden ontrust worden: voor de zoodanigen zijn in het Mannen Hospitaal zes, cn in het Vrouwen twaalf, bedden. Het getal der bedden van het geheele Hospitaal bedraagt duizend vier-  to8 BRIEVEN over ITALIEN. vierendertig; onder welken niet gerekend zijn, die geenen welken voor de Reconvalefcenten gefchikt zijn; waarvan 'er vijfhonderd negenentachtig voor de Mannen, en vierhonderd vijfenveertig voor de Vrouwen, zijn. Onder deezen zijn twintig bedden voor zwangere zieke Vrouwen, in de Camera S. Fi~ lippo: vijfenzestig voor de Chirurgifche Patiënten, in de Camera S. Maria degli Angioli, en vijfënveertig in de Camera S. Maria Maddalena. Voor de ziektens tot de Heelkunde behoorende, is in het Mannen Hospitaal het getal der bedden honderd vijftien. De Priefters en Giovani, welke in dit Hospitaal de zieken bedienen, hebben ook huane wooningen in hetzelve. Het Hospitaal heeft ook zijn eigen Bakkerij en Slagthuis; echter zoo aangelegd, dat het verre genoeg van het verblijf der zieken afgezonderd is, en op geene wijzen, noch door den onaangenaamen reuk, noch door het gedruisch der arbeidenden, eenig nadeel kan veroorzaakt worden. Men vindt hier in elk Hospitaal, zoo wel in die der Mannen als Vrouwen, bijzondere gemakken, waarin de aankoomende zieken ontkleed en gereinigd worden. De Apotheek, in het Hospitaal der Mannen, ter zijden, geplaatst, is met een ongemeen fchoon Laboratorium en Droogerijkamer voorzien. Voor  DERTIGSTE BRIEF. «09 Voor het gereed maaken der Medicijnen is eéne btj«ondere plaats, op welke verfcheiden af kookfels tegelijk; door één vuur , kunnen gekookt wordern De inrichting is ongemeen fehoon; op de Simplicia, die alle naar de orde gerangfchikt zijn* Vindt men niét alleen de ojpcinecle. naamen gefchréven, zöo als men gemeenlijk in de Apotheéken vindt, maar overal ook die van Linneus bijgevoegd ; 'c welk verdiende in alle Hospitaal - Apotheéken nagevolgd te worden; want hier door genieten dc leerlingen een bijzonder onderwijs; voornaamelijk als in de Apotheek zelf, zoo als hier gefchiedtj de lesfen in de Pharmaciè gegeéven worden. De Heer Profesfor Giuntini hééft hét opzicht over deeze Apotheek. Na deezen volgt de Apothecar, die vijf Gezellen onder zich heeft , benevens een Clisteerder en den Oppasfer. Gelijk in andere Hospitaalen van Italien gebruikelijk is, dat de Giovani in de Weétenfchappèu der Genees-, en Heelkundè onderricht worden, zoo was dit voorlang ook hier gebruikelijk; want reeds m't jaar 1654'. beval de Opperbeltuurer Ricasoei, dat men voor de Giovani lesfen in eenige takken der Heelkunde geeveft zoude: en irt 't jaar 1727. wérd het Theatrum Anatomïcum, vóór de eerftemaal, onder den Opperbefluurér MartEC» l 1 n 1, geopend; maar die onderwijs w^as Vérre be- lïi De Et", O ne-  • io BRIEVEN over ITALIËN. neden het' tegenwoordige, dat de Giovani genieten. Men kan, na de laatfte verbeterde inrichting defchool der Geneeskunde, in dit Hospitaal, met verfcheiden der beste Academiën gelijk Hellen; want, in alle takken van onze Weetenfchap, worden, door zeer kundige Mannen, lesfen gegeeven. Alessandro Bicciiierai, die te gelijk eerfte Pra&icus van het Hospitaal is , leert de Practijk; eigenlijk behoort Hij onder het getal der Profesforen van Pifa; maar terwijl 'er zich geen overvloed van Leeraaren op deeze Academie bevindt, zoo heeft de Groot Hertog bevolen, dat Hij zijne •voorleezingen in dit Hospitaal houden moet. Hij is in Florence zeer beroemd, en heeft in de Stad eene uitgebreide Practijk. Men heeft van Hem, voor zoo veel mij bekend is, geene bijzondere Werken; echter is Hij thans bezig een Werk uittegeeven, ten tijtel voerende: Delle acque minerali de Monti Cattini. Wichel Angelo Gianetti leert de Ontleedkunde. Angiolo Nannoni, een Man, zeer beroemd in de Heelkunde, leest nog, in zijnen hoogen ouderdom, over de Chirurgifche Operatien, en verricht zelf de meelte operatien in het Hospitaal , die van eenig gewigt zijn. Men heeft van Hem verfcheiden geleerde Verhandelingen, als de Me-  DERTIGSTE BRIEF. ut Medicamentis Exficcantibus, Cauflicis (*). Hij heeft aan zijnen Zoon Lorenzo eenen waerdigen Opvolger, die reeds Profesfor in 't Spedale degli innocenti is. Deeze heeft zeer fchoone geleerde reizen door Frankrijk, Engeland en Hol' land, gedaan. Men kan met recht van Hem nog verfcheiden Verhandelingen, in het toekomende, verwachten; want Hij fchijnt zeer genegen om tot verbetering der Geneeskunde in Italien al het mogelijke van zijnen kant toetebrengen; ten dien einde was Hij reeds bezig met een Werk over de Heelkunde uittegeeven, dat in Italien veel roem verwierf, en Uw Hooggeleerde genoegzaam bekend is (f). Giuseppe Cavallini leest de Pradlijk der Heelkunde; Hij heeft zich door zijne Collezione iflorica di cnfï Chirurgici, bekend gemaakt (§). Franciscüs Valli is Leeraar der Vroedkunde, zoo wel voor de Vroedvrouwen, welke een bijzonder uur hebben, als voor de Giovani. Pe- (*) Prix de VAcadémie Royale de Chirurgie Tom. II, pag. 605. (t) Trattato di Chirurgiae di refpettive opcrazioni di Lorenzo Nannoni in Siena 1783— 1786. 6 Tom. 8vo. (§) Het eerfte Deel van dit-Werk werd in den jaare 1762. uitgegeeven in 4to. 0 %  s 12 BRIEVEN over ITALIEN Petrus Giuntini, de eerfte Opziener over de Apotheek, leert, de Scheikunde, de Pharmack en Matjena iïledka. Ottaviano Targioni Tozzetti geeft onderwijs in de Kruidkunde (*). Petris Pal-lus Visconti is Bibliothecarius, maar daar boven geeft Hij ook lesfen ia verfclieiden takken van onze Weetenfchap. De Profeclvr is Tomaso Bonicoli. Het Thcatrum Anatomkum, in dit Hospitaal, .welk door eene kleene middenplaats van de kamer, waarin de Chirurgifche Operatien verricht worden (Stanza del Taglio') afgezonderd is, is ongemeen fchoon en helder, naar het plan van Giovacchino Massellt aangelegd, en met veele fchoone afbeeldingen verllerd. Tegen over den ingang ftaat het Borstbeeld van den Groot Hertog Peter Leopold, met deeze woorden: Praesidiltm et Decus. Bo- (*) 'Er zijn in Tlorerxe verfcheiden Targioni Tozzetti, deeze Ottavio meet riet met Giovakx. Targioni, die de reizen door Toscana befchreven heeft: of ook niet met Giov. Luis Targioni, welke eer.e fchoone verzamelir.g van Conchüien heeft, verwisfeld worden. Of de drie genoemden van ééne Famillie zijn, zov. ik niet kunnen bepaaien.  DERTIGSTE BRIEF. 213 Boven de pijlaaren zijn Medailjons, verfierd met de beeldtenisfen van Hippocrates, Galenus, Erasistratus, en vier der voornaamlle Italiaanfche Geneesheeren, als Bellini, MoRgagni, Malpighi en Coccm. De muuren zijn met Basreliëfs, die Anatomifche en Phijftologifche zinnebeelden verbeelden: aan de eene zijde ziet men een Kindje, dat het hart van eenen geöpenden hïjas beziet, met dit onderte hrife: Principiam fermonis Medici Anatome eft. Aan de andere zijde onderzoeken eenige Kindertjes verfcheiden deelen van het menschlijk hoofd; onder deezen leest men: Phyftologia eft anhnata Anatmne,, In het midden is eene fchoone marmeren tafel geplaatst, om de lijken op te leggem Voor het overige is dit vertrek zeer helderen goed, om ontleedkundige onderzoekingen te doen. Vervolgens is achter het Theatrum Anatomicum eene fchoone zaal, voor de overige lesfen in de Genees- en Heelkunde: men vindt in dezelve verO 3 fchei-  214 BRIEVEN over ITALIEN. fcheiden fchoone Waschpraeparaten, bijzonder van Baarmoeders, en eene menigte tot de Heelkunde behoorende Inftrurr.enten en Verbanden. Onder anderen zagen wij hier bijna alle foorten van Breukbanden , welke gebruikelijk zijn; als ook een zoogenaamd Clauftrum Virginale en Claiiftrum Viri' Ie, twee Inftrumenten, die men zegt, bij de Italiaanen nog wel eens gebruikelijk te zijn. Op-de banken der toehoorers zijn overal inktkokers geplaatst, opdat een ieder al het merkwaerdige, dat bij het geeven der lesfen gezegd wordt, kan opteekcnen. Toen het Tkeatrum Anatomicum voor de eerftemaaj geopend werd, heeft de Leeraar der Ontleedkunde, M.ich. Ang. Gianetti, eene plegtige Oratie gedaan (*). De Bibliotheek van het Hospitaal is in eene groote bovenzaal geplaatst; zij behoort zekerlijk nog onder de grootfte niet; maar beftaat meestal in uitgezochte Werken; en zelfs de nieuwfte uit vreemde landen, dat men anders in Italien zelden vindt. Zoo zag ik onder dezelven, bij voorbeeld, eeni- (*) Orazione per l'Apertura degli Scudi Medfco-Chirurgie* fatta nel Nuovo Theatro Anatomico del Regio Arcispedale di S. Muia Nuova dn M. Giaketti in Firenze 1783.-41.0,  DERTIGSTE BRIEF. 215 eenige der Werken, door U uitgegeeven, de Defcriptio Thefauri osfium morboforum Hoviani, van Profesfor Bonn , benevens andere dergelijke Werken meer. De Heer Visconti toonde ons alles met zeer veele blijken van vriendfchap aan; en wij ondervonden wel haast, dat hij in de Litteratuur der Geneeskunde in 't geheel niet onkundig was. De Hortus Botanicus, bij het Hospitaal, is redelijk groot, in de beste orde, en zeer rijkelijk met Planten voorzien; bij ieder derzelver is een bordje geplaatst, waarop de naam der Plant te leezen is. Benevens den Hortus Botanicus, heeft men binnen het Hospitaal nog twee groote Tuinen; ook op verfcheiden plaatfen kleine Bleekvelden, om het gewasfchen linnen te bleeken enz. De Baden zijn, in de beide Hospitaalen ,• nevens de Keuken, die aan beide aangrenst, en in het midden gelegen is, aangelegd; maar hetgeen nog bijzonder verdient opgemerkt te worden, is de haardftede in de Keuken, die van zoodanigen aart is, dat hij verdiende in alle Ziekenhuizen nagemaakt te worden. Hij is onder het opzicht van Profesfor Giuntini vervaerdigd. Deeze Haard ftaat geheel vrij, in het midden van de Keuken, zoo dat men rondom denzelven gaan kan. Hij heeft de gedaante van een zevenhoekig Fornuis, waarvan de twee vaorfte hoeken weggenomen zijn, en gevolO 4 8$  fid BRIEVEN over ITALIEN. gelijk vijf overblijven: in elk van deezen zijn dna, gaten, één gro.ot en twee kleine, en'dus kunnen 'er. vijftien potten te gelijk gereed gemaakt worden. Boven aan het verwelf is eene bijzondere Machine vastgemaakt, met katrollen en twee haaken, welke zoo ingericht zijn, dat zij aan allen de ooren der groote pqtten kunnen vastgemaakt worden: en zoo worden de zvvaarfte potten, met zeer weinig moeite, van het vuur genomen en 'er weêr opgezet. Onder de potten zijn de ovens om te braaden en te bakken. Op eiken hoek ftaat een pijlaar, die deels tot een fchoorfteen en deels tot een waterbak dient, want in elk deezer pijlaarcn zijn t.vee kopere pijpen gemaakt, welken den rook. naar boven voeren; dus heeft deeze Haard tiert pijpen, welke allen boven in eenen fchoorfteen eindigen. Benevens deeze pijpen is in deeze pijlaaren het water opgeflooten, 't welk door hetzelfde; vuur en de hitte der fchoorfteenpijpen altijd aan het kooken blijft. Deeze waterbakken zijn, doormiddel van boden pijpen, allen met malkandcren.vcrcénigd; maar kunnen ook, door kraancn afgeflooteu worden. Zij worden, boven aan de pijkaren, weêr door dwarsloopende pijpen, vcréénigd, ver? warmen daar de Badkamers, en bevatten eene genoegzaame hoeveelheid waters, zoo wel voor de warme Baden, als voor het wasfehen van het linnen. Onder aan de pijlaaren zijn kraanen, door, welken men  DERTIGSTE BRIEF, ai? men het kookende water, dat in de Keuken, of elders noodig is, aftapt, Het is eene bijzondere fchoone inrichting, dat deeze waterbakken en pijpen altijd met kookend water gevuld blijven; en zoo dra dit door de eene of andere kraan afgetapt wordt, dat dezelven dan, door het van boven afloopend water, van zelf weêr gevuld worden. De Mechanismus , door welke zulks gefchiedt, is ongemeen aartig door eenen, aan eene balans vastgemaakten, bol, welke door het water in evenwigt gehouden wordt-, en zoo dra het water valt, ook zakt; waardoor den tegengelïelden arm der balans in de hoogte gaat, en daar. eene pijp opent, waardoor het water, in gelijke hoeveelheid, in de bakken loopt, als het beneden wordt afgetapt. Deeze Haard wordt met weinig vuur, 't welk ia het midden van deezen vijfhoek, weêr in eenen kleeneren vijfhoek, op eenen rooster met hout geftookt, heet gemaakt. Onder den rooster, waarop het vuur geftookt wordt, zijn luchtgaten, door welken de lucht direct in beide Hospitaalen komen kan; waardoor deeze Haard, buiten de andere voordeden, qok dat vermogen heeft, dat hij de luch; der Hospitaalen zuivert. Ik zoude Uw Hooggeleerde nog gaerne deezen Haard, benevens de Keukeninrichting, wat naauwkeuriger befchrijven; maar ik vreeze, dat reeds mijne befchrijving wat onduidelijk zijn zal; daar het O 5 al-  sj8 BRIEVEN over ITALIEN. altijd zeer moeilijk valt, van dergelijke dingen, zonder teckening, den Leezer een recht denkbeeld ie geeven. Veele regeerende Voriïen, welke door Florence reizen, laaten zich het model van deezen Haard, in het klein, namaaken, om van hetzelve, bij dergelijke gelegenheden, gebruik te kunnen maaken. Zoo zag ik een model van denzelven'gereed, voor den Hertog van Courland, welke om deezen tijd in Florence geweest is, en bij die gelegenheid dit had doen vervaerdigen. In vroeger tijd ontbrak het in dit Hospitr..-! aan goed water; maar ook is thans hier voor gezorgd; 'er zijn, ter verbetering daarvan, bijzondere waterleidingen aangelegd, die het beste water, dat Florence heeft, in het Hospitaal brengen. Tot geneezing der zieken zijn achtentwintig Geneesheeren, als: Twaalf Medici curanti"flipendiati. Twaalf Softituti: en Vier Aftanti. De twaalf Softituti hebben geene andere belooning, als dat zij, volgens hunnen ouderdom, wanneer 'er eene plaats open is, opvolgen. Zij wisfelen alle vier maanden af, zoo dat 'er altijd twaalf Medici zijn, ter verzorging van het Hospitaal. De Pra&ifeerende of jonge Geneesheeren, zijn hij  DERTIGSTE BRIEF. 219 bij herdoen dervifites tegenwoordig, en verdeden zich onder deeze twaalf Medici curanti, die verpligt zijn,'hun uitlegging te doen over de zieken, di. zij behandelen. Even zoo wisfelen ook de vier AJlanti dagelijks af; van welken 'er altijd één) in het Hospitaal moet tegenwoordig zijn; zoo wel bij nacht als bij dag. Het is deezen zijn pligt, zoo dra 'er een zieke in het Hospitaal gebragt wordt, den zei ven te onderzoeken. Voor de verzorging der Heelkunde in dit Ziekenhuis, zijn acht Heelmeefters, welke alle vier mannden, gelijk de Geneesheeren, afwisfelen; zoo dat 'er altijd vier verbonden zijn ter behandeling der zieken. Deeze acht Heelmeefters hebben niet allen eenen rang; twee van dezelven zijn de Primarit, welke daarom ook den tijtel van Litotomi e. Siringatori voeren; terwijl het fteenfnijden, en het ftellen van den Catheter alleen aan deezen wordt toevertrouwd; en dit voorrecht wordt niet volgens den rang des ouderdoms, zoo als bij de Geneesheeren, gegeeven; maar deeze worden hiertoe verkoozen. Buiten deeze acht Heelmeefters, welke allen van het Hospitaal jaarlijks betaald worden, zijn'er nog twee Soflituti. De bediening en oppasfing der zieken gefchiedt, bij de Mannen, door de zoogenaamde Giovani; echter zijn deeze Giovani niet over het algemeen zul-  22o BRIEVEN over ITALIEN. zulke, welke naderhand Heelmeefters worden, gelijk in Rome en Napels, maar zij krijgen hunne bijzondere belooning. Het getal der Giovani is tachtig, waaronder twintig Giovani Studenti di Chirurgia, en zestig Serventi Stipendiati zijn. De Giovani Studenti zijn in vijven verdeeld, die Guardb genaamd worden; gevolgelijk zijn in elke verdeel ing of Guardia vier derzelven, een Giovani Corporale, een Sotto Corporale en twee dsfiflenti. Deeze Guardie worden elke zes uuren verwisfeld. De Serventi zijn in vieren verdeeld, zoo dat in elke verdeeling veertien Serventi zijn; en de vier, welke overblijven, zijn tot anderen arbeid beftemd. Deeze veertien Serventi wisfelen, gelijk de Studenti, elke zes uuren eikanderen af: zoo dat dag en nacht altijd achttien Giovani, to; waarneeming der zieken, beftemd zijn. De Vrouwen worden, deels door Nonnen Oblate, deels door andere Vrouwen, opgepast. Onder deeze Nonnen zijn 'er verfcheiden, welke bijzonder goed met zieken weeten omtegaan; zelfs, de wonden weeten te verbinden, en zoo goed aderlaaten, als de beste Chirurgijn. Het getal der Nonnen, die de zieken bedienen» is éénenzestig, en dat der andere Vrouwen, Donne Serventi, veertig. De eerfte deezer Nonnen heeft den tijtel van, Prima Infermiera: en de tweede, Sotto Infermiera* Zes  DERTIGSTE BRIEF. caf ' Zes deezer Nonnen zijn tot het verband en verzorging der zieken beftemd: deezen moeten bij de vifites tegenwoordig zijn j de zieken op den gezetten tijd de Medicijnen geeven, en het linnen, dat tot de verbanden nodig is, verzorgen. Twee zijn gefteld tot het ontkleeden; en eene is Prefidente ■alla Credenza, die het opzicht over eeten en drinken heeft. De overige vijftig zijn in vijf Guardie verdeeld, en wisfelen eikanderen, gelijk de Giovawi, elke zes uuren af. De veertig Donne Serventi zijn meede in vier clasfen verdeeld, en wisfelen eikanderen af op die wijze, als boven gezegd is. v De zwangere, en zieke Kraamvrouwen, worden . door Weduwen opgepast. De bediening van alle deeze gefchiedt met zoo .veel orde, als in een Hospitaal mogelijk is: elk weet zijn pligt, en opdat niemand gelegenheid zou hebben, zich hierin te verontfchuldigen, is 'er een groot Werk in Quarto gedrukt, waarin de pligten van allen, tot het Hospitaal behoorende, perfoonen, voorgefchreven zijn. De Commisfaris van het Hospitaai, Marcus Covoni, heeft hetzelve doen drukken ( *). Dit (*) Regolamento del Regio Arcifpedale di Santa sta Nuova di Firenzt. Firenzt 1783.  BRIEVEN over ITALIEN. Dit, Werk wordt aan eiken Giovani, en voords aan allen, tot het Hospitaal behoorende, perfoonen uitgedeeld. Wanneer vreemden dit Hospitaal kooroen bezichtigen, worden deezen niet zelden een Exemplaar daarvan vereerd; welke eer ons ook aangedaan werd. In Florence was dit Werk . niet voor geld te bekoomen. Men vindt in hetzelve ook een plan van het Hospitaal, de befchrijving der'Keukeninrichting, met de daartoe behoorende Plaaten; als ook een Scheikundig onderzoek van het water, dat in hetzelve gebruikt wordt. De zindelijkheid wordt in dit Hospitaal omtrent op dezelfde wijze in acht genomen, als in dat te Siena. De zieken worden daadlijk bij hunne komst in hetzelve, als de om Handigheden zulks toelaaten, ontkleed, gereinigd, gewasfchen , en dan met fchoon linnen en overige kleeding van' het Hospitaal , verfchoond. De bedden worden alle zes uuren, een uur voor dat de Guardia verwisfeit, onderzocht, en die niet in de beste orde gevonden worden, worden op nieuw weêr gefpreid of verbeterd, zoo als het behoort. Het linnen, zoo wel de hembden als de bedlaakens, worden ten minften tweemaal in de week fchoon gegeeven: en nooit wordt een zieke in het bed van eenen anderen zieken overgebragt, voor dat alles gelucht en gezuiverd is. Wat het eeten aanbelangd, daar omtrent heeft dezelf-  DERTIGSTE BRIEF. zelfdeorde plaats, als die, waarvan ikU, bij de befchrijving van het Hospitaal van Siena, gemeld heb. Over het geheel genomen, kan men zeggen, dat het Hospitaal te Siena in een klein bellek voorfielt^ dat men hier in 't groot aantreft; evenwel zou ik, alles naauwkeurig onderzocht zijnde, het Hospitaal - van Siena boven dit den voorrang geeven; want eensdeels is de lucht, door de ongemeen fchoone ligging, veel verfcher dan in dit Ziekenhuis, 't welk in het midden der Stad gelegen is; anderdeels kan ook in een klein Hospitaal de zindelijkheid en zorg der zieken beter in acht genomen worden, dan in een groot. De Geneesheeren en Heelmeefters zijn in de behandeling der zieken zoo eenvouwig als mogelijk, bijzonder de-laatfte:' ik heb geene wonden, zweeren, of wat het ook zijn moge, anders als met droog plukfel zien verbinden, waarover bij de meeften eene pap van melk en wittebrood gelegen werd. Even zoo is ook de behandeling der Doétoren, en mogelijk wel al te eenvouwig, daar men foms al te veel aan de Natuur overlaat, wanneer men met werkzaame middelen zekerer zou flaagcn; echter komt mij voor, is dit minder fchadelijk, dan de fout, welke fommige Geneesheeren begaan, door meer op hunne middelen, dan op de werkzaame Natuur, te vertrouwen.  c»4 BRIEVEN over ITALIEN. wen (*). De meeste der overige. Ziekenhuizen deezer Stad zijn thans, of'met dit veréénigd, of ftaan onder deszelfs beftuuring. Zoo wierd nog onlangs het Hospitaal van S. Bonifacius met dit veréénigd. Dat het Hospitaal di S. Eufebio, 't welk buiten de ftad gelegen is, en wegens zijnen ouderdom -dat van S. Maria,Nuova nog overtreft, en thans ook onder hetzelve behoort, heb ik U reeds boven gemeld: het dient ten-behoeve der geenen , die door fchurft of andere huidziekten, die men voor befrriettelijk houdt, aangetast zijn, welken daar geneezen worden, en ten behoeven van deezen worden vierentwintig bedden onderhouden. Dit gebruik komt met de eerfte ftichting van dit Hospitaal zeer wel overeen; want hetzelve werd in den jaare 1186; door eenen zekeren Vinciguerra, voor de raelaatfchen geftieht: en na dat deeze ziekte in Europa begon optehouden, werd het ter geneezing van an^ dere huidziekten gefchikt. Maar om niet al te wijdloopig te worden, zal ik met de befchrijving der Ziekenhuizen moeten afbreeken, om Uw Hooggeleerde nog iets over de Geteer- (*) Van het Vrouwen-Hospitaal, met den daarbij ge. legen Tuin, vindt men een plan in Howards Account of tht Principal Lazarettos, op zijn XVilde Plaat.  DERTIGSTE BRIEF. 225 leerden, welke ik hier heb leeren kennen, meederedeelen. Buiten de geenen, welken ik U, bij de befchrijving van het Hospitaal, genoemd heb, leerde ik hier 'nog den Lijfarts Lagusi , den beroemden Felix, Fontana, den Apothecar Höfer, en den Profesfor Mascagni , welke zich op dien tijd hier bevond, kennen. Lagusi is een Duitfcher van geboorte; zijn eigenlijkenaam is Hasenöhrl; maar deeze naam door geene Italiaanfche tong kunnende uitgefproken worden , werd hij naar de griekfche woordbeduiding ge» metamorphofeerd, enthans teekent hij zich: Jo. Georg. Hasenöhrl Lagusi. Hij is met den Heer Störk, een Broeder van Ant. Störk te Weenen, Lijf-arts van de Groot-Hertoglijke Famielje, welke zij beide bij beurten, bedienen (+). Hij is een groot •aanzienlijk man, die elk, wien hij ontmoet, door zijne vriendelijkheid inneemt. Hij verdient onder de beste Italiaanfche Geneesheeren eene der eerfte plaatfen. Zijne Practifche kennis is boven die der gewoone Italiaanfche Artfen. In vroeger tijd bediende hij, te Weenen, als Arts, het zoogenaamde Spaanfche Hos- (*) Indien ik mij niet vergis, zijn zij, beide thans in Weenen. II. Deel. P  **6 BRIEVEN over ITALIEN. Hospitaal; waar hij zich door eenige fchriften, bijzonder deEpidemifche ziektensbetreffende, beroemd maakte (*)-. ook is het werkje, onder den tijtel: Reïazione delle Febbri,che fifono provate Epidemiche in diverfe parti dellaToscana F anno 1767. grootendeels door hem gefchreven. Ik verheuge mij nog altijd, wanneer ik aan de uuren denke, welken ik bij deezen man, met een bijzonder genoegen, heb mogen doorbrengen; hij was verblijd, met ons Duitsch te kunnen lpreeken , bewees ons veel vriendfchap, en gaf ons van menige zaaken, betreffende dit Land, een bericht. De Heer Störk was op dien tijd aan het Hof,' waarom wij hem niet konden fpreeken. Felix Fontana, een der waerdigfte mannen, welke Florence ooit in onze weetenfchap gehad heeft,en die gemeenlijk de Abt Fontana genoemd wordt; offchoon hij eigenlijk geen Abt is, is van geboorte uit het gebied van Trient. Hij heeft eene bijzondere begaafdheid , om zich in zijne weetenfchappen, boven anderen, te doen uitmunten; Hij geeft daadlijk, door zijne houding, te kennen, dat hij een Man is, die men voor iets meer, dan een ge» woonen Geleerden, houden moet. Wij hadden met Hem (*) Hijl. Morb. Epidem. qui 1757. Pïennts grasfai futtt. WJlor, trim Morboruw, qui 1760. concurrerunt.  DERTIGSTE BRIEF. jM Hem een wijdloopig gefprèk over verfcheiden ftukken der Chemie en Natuurlijke Historie, waarin zijne antwoorden op onze tegenwerpingen ons niet altijd voldoende voorkwamen. Bijzonder zwak waren zijne bewijzen, waaraieede Hij de Proeven van Vairo, over de verandering, welke de Lava in de uitgebluste Vuïkaanen, bijzonder in de Solfat ara, door de Vitriooldampen ondergaat, trachtte ö'rh verre te werpen. Proeven hi't werk teftellen, bijzonder omtrent zaaken, welke veel opfpraak verwekken , en daarbij nuttig zijn, is zijne meeste bezigheid en grootfte liefhebberij. Zijne ontdekking van den Eudiometer alleen is van dien aart, dat Hij daardoor dert lof* van alle Natuurkundigen ten vollen verdiend heeft. Zijne Werken zijn U Hooggeleerde te wei bekend, dan dat ik mij bij dezelven lang zoude ophouden (*). Hij was juist bezig met proeven te doen over (*) Pp Wf.rkpn van Fontana, welke bij mij bekend . 2ijn, zijn de volgende: Over den. Eudiometer (hiervan weet ik den tijtel niet). Ricerche Fifichefopra ü Veneno della Vipera. Lucca. 8vo. Osferv. fipra le Ruggine del Grano. Lucca. 1767. 8vo.' Dei Moti dell'Irids. Lucca. 1765. ?vo. Nuove Osfervazioni fopra i globetti rosji del Sangue. Lucccsi ï7Cö. 8vo. Pa J3e  238 BRIEVEN over ITALIEN. over de Terra ponder ofa; en 'er gaat geen dag voorbij , op welken hij niet tracht, om de Natuurkunde door nieuwe ontdekkingen te vermeerderen; maar of zijne proeven wel altijd dat geene bewijzen, wat Hij door dezelven wil beweezen hebben, is eene andere vraag. Hij heeft het opzicht over het Kabinet der Natuurlijke Historie, en kan alle proeven voor rekening van den Groot-Hertog in't werk (lellen: en hij is daarbij een Man, welke in deeze zaak een buitengemeen groot talent heeft. Het is daarom niet te verwonderen, dat Fontana zich in Natuurkundige .Weetenfchappen eenen bijzonderen roem verworven heeft; want wie zoude met zoodanige begaafdheden verrijkt, en met de gelegenheid ter uitoefening voorzien, geen beroemd Man kunnen worden ? daarom koomt mij het oordeel van Jagemann, omtrent dee-> zen Geleerden, partijdig, en al te haatlijk voor,dan dat ik daarvan gewag zoude maaken. De Heer Hubertus Franciscus Hoeker , een Keu- De Irritabilitatis legibus , nunc trimüm f»n(itis;inTom; 3. Act, Sienenf. Di Tejliculi humani fabrica. Ibid. Traüé fur le Venin de la Fipère, fur les Poijhu Amértcains, fur le Lmrier Cerife , £f autres Poifons vtgétaux, £? fur la Jlru&ure primithe du Corps Animal. flor. 1785. Tom. 410.  DERTIGSTE BRIEF. 229 Keulenaar van geboorte, welken de Groot-Hertog met zich naar Weenen genomen heeft, heeft het in zijne weetenfchappen zoo verre gebragt, dat hij thans de plaats als Opzichter over de Hof-Apotheek in Florence bekleedt. Hij is een Man, die even zoo zeer om zijne goede denkwijze, als om zijne uitgebreide weetenfchappen, bijzonder in de Chemie en Kruidkunde, verdient geacht te worden. Hij is het, die het Sol SedatlvumNaiurale, 't welk bij MonteRctondo en Caftelnuovo, in het gebied van Siena, menigvuldig gevonden wordt, het eerfte ontdekt heeft. In November van het jaar. 1777. deed Hij de eerfte proeven met het water, dat bi] Monte Roiondoopwelt',en zes maanden daarna ontdekte hij duidelijk in hetzelve het Sal Sedativum: waarna hij zelf eene reis naar deeze plaatfen deed, en bevond, dat het der moeite wel waerdig zoude zijn, om aldaar Borax Fabrieken aanteleggen. Ik heb een gedeelte van dit natuurlijk Sedath Zont meedegebragt, 't welk ik U in mijne verzameling van Natuuralien nog kan töonen. De Heer Hoefer fchreef over deeze ontdekking een kleen Werkje, onder den tijtel: Memoria fopra il Sale Sedativo Naturale della Toscana, e del Borace, che con quello fi compone. Firenze \ 778. 8v. Van Mascagni heb ik U Hooggeleerde in eenen mijner voorige brieven gemeld ; wy leerden Hem eerst in Florence kennen, alwaar Hij het opP 3 zicht  *3o BRIEVEN over ITALIEN. zicht over de Waschprjeparaten had, welke voor' de Keizerlijke >ïilitaire Academie vervaerdigd werden. Hij is een jong Man, die 'er zeer wel uitziet : Hij ontving ons zeer vriendelijk, en deelde ons zijne aanmerkingen over de Watervaten, met een bijzonder genoegen, meede. EEN-  EENENDERTIGSTE BRIEF. W EENENDERTIGSTE BRIEF. Over de Academie, het Natuur allen-Kabinet, en de Kruidtuin van Florence, Florence behoort thans niet meer onder die plaatzen , welke eene Academie hebben, olïchoon in vroeger tijd de Univerfiteit van Florence geene der minften was. Toen Pifa en Florence nog onderfcheiden Republieken uitmaakten, fchitterde de roem der Academie van Pifa den Florentijnen zoo in het oog , dat zij in den jaare 1348 beflooten, ook eene hooge Schoole in hunne Hoofdftad opterichten, welke in den jaare 1349 door Paus Clemens den Vden, en in 1355 door Keizer Karel den lVden is bevestigd geworden, Deeze hooge Schoole was met de geleerdfte Mannen van die eeuw voorzien; en tot herftelling der vervallen weetenfchappen , bijzonder Griekfche Litteratuur, heeft mogelijk geene Academie zoo veel toegebragt, als de Florentijnfche; waarom zij ook eenen ongemeenen grooten toeloop had. Voltaire P 4 telt  £3* BRIEVEN over ITALIEN. telt vier gelukkige tijdperken der Weetenfchappen, en noemt onder deezen die, waarin de eerfte Regenten, uit de Mediceefche Familie, in Florence het beftuur hadden. In den jaare 1451 telde men in deeze Stad tweeënveertig Profesforen. Ondertusfchen raakte de Academie van Pifa, welke Stad in den jaare 1406 door de Florentijnen verooverd was, geheel in verval, tot dat de Florentijnen begonnen te begrijpen , dat Pifa, beter dan Florence, tot eene Academie -ftad gefchikt was; om deeze reden kwam men in den jaare j 472 overeen, de Academie van Florence naar Pifa te verplaatfen; echter behield Flêrence van dien tijd af nog altijd geleerde Maatfchappijen, als: de Academia Platonica, del Cimento, della Crusca,enz. welke altijd de beroemdfte Mannen onder haare leden konden tellen , en door geheel Europa bekend waren; maar alle deeze Maatfchappijen zijn niet in ftaat geweest, om die nuttigheid voor het algemeene best te weeg te brengen, bijzonder met betrekking tot de .Phy/ïca en Natuurlijke Historie , welke men van de voortreffelijke inrichtingen, onder de regeering van den Hertog Peter Leopold gemaakt, verwachten kon. Hij liet het Paleis Torregiani, 't welk bij het Paleis St. Felice in Piazza, en nog eenige daaraan grenzende gebouwen, tot een TSIufeum inrichten, 't welk voor alle, tot de Natuurkunde betrekkelijke, weetenfchappen dienen zoude. Pit werk werd in den jaare 1771 begonnen, en  EENENDERTIGSTE BRIEF. 233 in 1775 waren reeds vijfentwintig vertrekken met de tot dit Mufeum behoorende zaaken gevuld. In den jaare 1785, toen wij het genoegen hadden dit te zien, was het tot op zesendertig vermeerderd; thans beflaat het reeds negenëndertig vertrekken. Deeze verzameling beftaat uit eene aanzienlijke Bibliotheek, uit eene menigte Phyfifche en Astronomifche Inftrumenten,Natuuralien uit de drie Natuurrijken , Anatomijche Prceparaaten, zoo natuurlijke, als ook op eene heerlijke wijze in wasch nagemaakte. De Bibliotheek is nog niet zeer groot; maar in dezelve zijn verfcheiden uitgezochte Werken. Alles wat men in feMagliahecchifche 3ibliotheek, tot de Phy/ica of de Natuurlijke Historie behoorende, heeft gevonden, is herwaard gebragt, door welke vermeerdering deeze Bibliotheek eenigzins aanzienlijk geworden is. De verzameling van Phyfifche en Astronomifche Inftrumenten zal zeer fpoedig onder de aan zienlij kften, welke men ergens vinden kan, kunnen gerekend worden. Die geenen, welke uit de Galderij van de Academie, del Cimento, hier gebragt zijn, maaken het kleinfte gedeelte uit; echter verdienen dezelve alle oplettendheid. Alles is ongemeen kostbaar en fchoon , en 'er ontbreeken zeer weinigea, tot de Phyfica behoorende, Inftrumenten; evenwel verwonderde het mij zeer , nog geenen volftandigen toeftel, ter vervaerdiging en onderzoeking der' verP 5 fchei-  ê3+ BRIEVEN over ITALIEN. fcheiclen foorten van lucht, hier aantetreffen, die ik zeker in een Mufeum , waarover Fontana het opzitht heeft, zoude gezocht hebben. Het Natuur aiien Kabinet is van zulk eene uitmuntende fèhoonheid en pracht, dat ik wel zou durven vastfleiien, dat geen Natuuralien Kabinet in Duitschland daarmeede kan vergeleeken worden : in eenige ftukken overtreft het zelfs het Prinslijk Kabinet in 's Graavenhaags. UctNatuuralien Kabinet is uit drie verzamelingen te famen gefield, als: uit die, welke voorheen in de Galderij bewaard wierd : uit die van Spreckel , welke de Groot Hertog van de Erven van Spreckel, in Livorno, gekocht heeft, en uit die van Romphius; deeze kocht de Groot Hertog Cusmas de lilde, en liet dezelve van Amhoina naar Livorno overvoeren. Alle deeze verzamelingen zijn thans veréénigd, en, omtrent alle fluk&en, zoodanig vermeerderd, dat zij wel de helft grooter zijn, dan toen zij aangekocht wierden. Maar ik achte het nodig, U Hooggeleerde met deeze verzameling wat nader te doen bekend worden, waarom ik alle clasfen, zoo kort mogelijk, zal doorloopen. De verzameling van viervoetige Dieren is niet zeer uitgebreid : onder de voornaaraflen behooren de Hippopotamus en de Oliphant ; welke beide, wegens het opzetten, weinig lofverdienen: ais meede eea  EENENDERTIGSTE BRIEF. 235 een Luipaard, dar. hier met den naam van Tijger genoemd wordt. Het Scelet van eenen Oliphant is fchoon, en maakt een der kostbaarfte ftukken uit. In Vogelen is het Kabinet redelijk rijk; maar deezen zouden veel meer fieraad kunnen geeven, wanneer dezelven anders gerangfchikt waren; want men is hier op eene aartige gedachte gekoomen , naamelijk, om alle Vogelen in verfcheiden zeer groote glazen kasfen, op gefchilderde groene takken, te plaatfen; en opdat deeze kasfen 'er regt fierlijk bont zouden uitzien, moest alles door malkander gezet worden; zoo dat niet alleen de genachten niet bij malkanderen bleeven, maar zelfs de ordines met elkaêr verward werden; zoo dat men met veel moeite een Vogel, welken men zoekt, vinden kan; offchoon men bij allen de naamen, volgens het fystema van Linnaeus , gefchreeven vindt. Het grootfte getal der Vogelen beftaat wel uit inlandfche, echter vindt men 'eronder de vreemden nog verfcheiden, die ongemeen zeldzaam zijn. Wat aangaat de Amphïbia repülia en Serpewia, munt dit Kabinet geenzins boven anderen uit; hier omtrent ontbreekt zeer veel, en veele foorten zijn dubbeld. Dezelven zijn, volgens de benaaming vaa Linnaeus in Liquor, zoo als gemeenlijk gebruik!ijk ïs, gezet; bij de meesten ftaat ook de Italiaanfche naam. In het vertrek, waar deezen geplaatst zijn, ft.iat  236 BRIEVEN over ITALIEN. ftaat in de midden, op eene tafel, een, in meer dan' [ natuurlijke grootte, ongemeen fraaije, in wasch na-, gebootften, kop van een Adder (Vipera) om deszelfs maakfelj en voornaamelijk de tanden, waaruit het vergift komt, duidelijker te kunnen leeren kennen. Wat het Kabinet van Slangen en Hagedisfen minder heeft, vindt men aan de Amphibiu Nantia en Visfchen weêr meer, en wel in zoodanigte menigte, en verfcheiden foorten, dat geen Kabinet hierin met dit in vergelijking komen kan. Het meeste van hetgeene de Middellandfche zee, welke in deeze clasfe zoo rijk is, oplevert, vindt men hier bij malkander; en buiten deeze nog zoo veeJen uit de Rivieren en Zeeën van andere Gewesten. Deeze foorten van Dieren worden niet, zoo^als gewoonlijk, in Liquor bewaard , maar opgevuld en gedroogd \ dezelven zijn tegen over de Vogelen geplaatst. De verzameling van Infeiïcn is ongemeen groot, en bijuitftekfchoon: en ik vond hier eene inrichting, welke mij bevalt; men heeft elke foort in een klein kasje bijzonder, achter glas, geplaatst: dit is van eene dubbelde nuttigheid , eensdeels om de orde te houden, ten anderen kunnen de verdervende Infecten daaraan zoo veel fchade niet toebrengen, alswanneer men 'er veelen achter één glas geplaatst heeft. Deeze goede inrichting voor de Injetlen vond ik naderhand nog eens, in het Kabinet van G i g o t d'0 r c y te Pa-  EENENDERTIGSTE BRIEF. 237 Parys, dat onder alle private verzamelingen, welke ik ooit gezien heb, de volkomenlie en kostbaarse is. Bovenal munt het Florentijnfche Kabinet boven anderen uit in de verzameling van Dieren, welke Linnaeus onder de clasfe der wormen rangfchikt. De menigte der Vermes Intestinaks is zoo groot, dat zij , op zich zeiven genomen , eene kostbaare verzameling uitmaakt. Vermes Mólusci heb ik nog nooit zoo fchoon, in zulk eene menigte, aangetroffen. Onvergelijkelijk fchoon zijn de Ploloturia: en nergens heeft men zoo veele Thetydes in haare verfcheidene fchaalen, die zij bewoonen, als hier. De Zee-appelen en Zee-Jlarren zijn niet minder menigvuldig, en uitgezocht. Dat de Hoorens en Schulpen onvergelijkelijk zijn, ïs bekend, daar zij de beroemde verzameling van den vermaarden Rumphius(*) uitmaakten; echter moet ik herinneren, dat deRumphifche verzameling u-koku. Everh. RuMfH was een Duitfcher, uit Hanau van geboorte, een groot beminnaar der Natuurlijke Historie, waartoe Hem zijn beroep de fchoonfle gelegenheid aanbood, terwijl Hij naderhand als Raad of Gouverneur op het Eiland Amloina, door de Hollanders» gefield werd.  S38 BRIEVEN over ITALIEN. lïng hier niet geheel bij malkander gebleeven is; want daar 'er in dezelve zoo veel van ééne foort dubbeld waren, ja niet zelden tot twintig in getal, werden veelen van dezelven, door den Groot-Hertog, aan den Baron Baillou en aan den Lijfmedicus Gualteri , die zich door zynen heerlijken Index Testarum & Conchyliorum, Flor. 1742. fol. beroemd gemaakt heeft, vereerd: en verfcheidene ftukken > raakten door het Hecht opzicht, weg. Niettegenftaande dit alles, blijft deeze verzameling van Schulpen eene der voornaamfte van die, welke bekend zijn.' Maar boven alles verdient de laatfte orde der Wormen in aanmerking genomen te worden, naamelijk de Lhhiphyta en Zoophyta. Hierin, geloof ik ,' overtreft de Florentijnfche verzameling bijna alle anderen. Om deeze maar met een weinig bedachtzaamheid te befchouwen, heeft men eenige dagen nodig. Allen zijn zeer goed geregeld,en met de naamen van Linnaeus en Paixas voorzien. Deeze goede inrichting heeft men aan den Heer Fabroni te danken; een man, die het in de ftudie der Natuurlijke Historie zeer verre gebragt heeft, en het geluk hadde van in gezelfchap van Fontana 'cJ« reizen te doen. De verzameling van Delfftoffen beflaat weêr eenige vertrekken; men zegt, dat deeze geheel naar Cronstedt gerangfchikt is, waaraan ik echter zeer twijfele; ten minften, toen ik die gezien hebbe, nog niet  EENENDERTIGSTE BRIEF. g39 niet, althans niet algemeen, en de meeste ftukken hadden nog hunne Italiaanfche naamen, die zeker niet bepaald genoeg waren; want dikwerf waren die zoo onduidlijk, dat men niet wist, wat dezelven beteekenen moesten , en gevolgelij k zeer verre van Cronstedt verfchillende. De Metaalen zijn zeer fchoon, en menigvuldig ; me,n vindt onder dezelven keurlijke ftukken, zoowel in grootte, als in fchoonheid. De Halfmetaalen beftaan op zich zeiven een geheel vertrek. De edele Gefteenten vond ik met de overige verzamelingen niet evenredig. Dezelven zijn meest klein , en veelen daaronder zijn flecht, zoo dat ik die wel eens in private verzamelingen zoo goed, als hier, heb aangetroffen. De verzameling der Anatomifche Praeparaten zoude niet merkwaerdig zijn, indien dezelven niet door de Praeparaten der Vafa Lymphatica van Mascagni vermeerderd was; deeze maaken waarlijk eenen fchat uit, welken men nergens vindt. Dezelven zijn in Liquor gezet, en zoo gelukkig opgevuld, dat ik wel durf zeggen , dat Mascagni in deeze konst, tot dusverre, alle andere overtroffen heeft. Ik weet, dat eenige geleerde Ontleedkundigen de echtheid der afbeeldingen, welke deeze Man ons van de opflorpende Vaten gegeeven heeft, hebben in twijfel getrokken; ja, 'er zijn 'er, die ftout durven zeggen, dat Mascagni Watervaten afgebeeld heeft, die Hij zelf  a4o BRIEVEN over ITALIEN. zelf nooit gezien had; maar al wie deeze Praeparaten zelf met opmerking gezien heeft, zal met mij geen oogenblik twijfelen, om te verzekeren, dat deeze groote Man geene andere afbeeldingen in zijn Werk geplaatst heeft, als die, welke volgens de Natuur zijn afgebeeld. Ik heb in Siena zijne Werktuigen gezien , welke zeer eenvouwig zijn, en alleen uit glazen Tubi beftonden. Hij verzekerde mij, dat hij met Haaien buisjes nooit zoogoed zou gedaagd zijn, als op deeze allereenvouwigfte wijze. Over de Praeparaten zelf zoude ik U breedvoeriger kunnen fchrijven; maar daar U Hooggeleerde de Werken van Mascagni zelf bezit, en ook eenige praeparaten van hem ontvangen heeft, zoude ik niets anders dan bekende zaaken moeten verhaalen. De uit Wasch vervaerdigde Anatomifche Praeparaten beflaan eene groote plaats van ókMttfeum, en verdienen allen lof. Alles is in natuurlijke grootte, en in zijn eigen kleuren; zoo dat men zich niet anders verbeeldt, of men ziet het natuurlijk Praeparaat voor oogen. Ik weet geen beter middel, om de Ontleedkunde te beftudeeren, als bij de befchouwing deezer ftukken. Cadavera kan men niet altijd bij de hand hebben, zij worden dikwijls fpoedig bedorven, en het praepareeren neemt veel tijd weg. Hier ziet men alles op eens bij elkaér, zoo goed, ja beter dan in eer  EENENDERTIGSTE BRIEF. 241 een Cadaver.- Hier worde elk tot de dudie der Ontleedkunde uitgelokt ; ëène weetenfehap, welke niet alleen voor den Geneesheer j maar voor ieder mensch zeer belangrijk is; daar integendeel de onderrichting in de Jndiomle, aan doodë ligchaamën, aan veelën, deels om den oriaangenéamen reuk eri deels om het treurige, bij de befchouwing van eenen doödën', aaklig voorkomt, en Zij dus daardoor afgefchrikt worden, om zich in deeze weetenfehap te befféneh; maar de kosten, welke met het aanleggen van zoo eene verzameling vérbonden zijn, maaken het ónmogelijk, dit op alle plaatfen natevolgen. Men vindt hier geheele Caddvera van Wasch, waaraan de fpieren, de zenuwen, dé watervaten, de bloedvaten enz. iri 't geheel zoo voortreffelijk zijn voorgédeld; dat nien niet vinden kan, dat het minde 'ér aan ontbreekt, of tegennatuurlijk is. Zoo een geheel CadaVér vindt men in het midden van ieder der vertrekken; waarin deeze verzameling geplaatst is. Aan hét eene ziet men de Spieren, aan een ander de Bloedlaten enz. De Cadavera liggen, leevensgrootte, op groote blaauwe fatijnen kusfehs, die rondörri met zilveren franje behangen zijn, ieder bijzónder, en zijn met. glazen kasfen overdekt, waardoor zij tegen- dof en bederflijké aanraakingen van onkundigen beveiligd zijn. De kasfen zijn van roozenhout, en de glazen , zoo Wel bóvën als rondom aan de zijden, van het fijnst geli. De Ét. Q! fleè-  943 BRIEVEN over ITALIEN. fkepen glas, zoo dat men daar door bij de befchouwing in Jj minfte niet verhinderd wordt. Het is ongelooflijk, welk een prachtig aanzien zulks geeft. Deeze kasfen zijn op laage tafels geplaatst, zoo dat rren dezelven zeer gemakkelijk kan overzien. Rondom langs de muuren ftaan de Praeparaaten van enkel Je deelen; want men vindt hier niet alleen de nabootfing van geheele Cadavera, maar zelfs bijna alle deelen bijzonder; elke Spier, zoo als zij met de Vaten, Zenuwen, en het been verbonden is, is bijzonder voorgefteld, en wordt op dezelfde wijze als de Cadavera, op een fatijnen kusfen, achter glas bewaard. Dit maakt deeze verzameling zoo uitgebreid, dat zij thans zestien kamers geheel inneemt. Boven elk deezer Praeparaaten hangt eene goede afbeelding van hetzelve, op welke ieder deel van het Praeparaat met een nommer geteekend is; onder is eene laade gemaakt, waarin eene duidlijke befchrijving van het Praeparaat te vinden is, met de uitlegging der op de afbeelding ftaande nommers. De verzameling van zwangere Baarmoeders mag wel klcener zijn dan die in Bologna; maar dezelven zijn oneindig veel beter gewerkt. Deeze verzameling vangt met de uitwendige Schaamdeelen, in den maagdelijken ftaat, aan, en gaat dan vervolgens door alle veranderingen voord, die men, in elke maand der zwangerheid, aan de Baarmoeder en den mond derzelver, waarneemt; als ook die, wel-  EENENDERTIGSTE BRIEF. 243 welke men aan de teedere vrugt, zoo wel in de grootte, als in de ligging, ontdekt; en zoo wel in de natuurlijke, als in de zwaare en tegennatuurlijke, verlosfingen; zoo dat geene verkeerde ligging der kinderen, bij de geboorte, is uittedenken, die hier niet nagemaakt is; en dat nog met aanwijzingen, hoe men in deeze en geene voorkoomende gevallen, het zij door de hand of Inftrumenten, de vereischte hulp moet toebrengen. Elk, die ooit bij eene tegennatuurlijke geboorte zelf hulpe heeft toegebragt, zal ligt inzien, hoe nuttig en leerrijk zoodanig een natuurlijk onderwijs, voor elk, die zich in de Vroedkunde oeffenen wil, zijn moet. Evenwel moet ik bekennen, dat deeze nagemaakte Baarmoeders, in vergelijking met de andere Waschpraeparaaten, eenigzins in fchoonheid en naauwkeurigheid wijken moeten; men ziet het aan eenigen al te duidelijk, dat zij naar afbeeldingen, en niet volgens de Natuur, vcrvaerdigd zijn. Deeze Praeparaaten zijn in Florence gemaakt: ik heb de Fabriek bezocht, in welke men juist bezig was de Praeparaaten, die naar Weenen moeftcn gezonden worden, onder het opzicht van Fontana, te vcrvaerdigen. Hét voornaamfte werd naar de Praeparaaten van Mascagni gevolgd. De eerfte, welke in Florence deezen arbeid begonnen heeft, was Ferrini; of deeze nog in leeven is, zou ik niet kunnen bepaalen; ten minfte hij arQ 2 beid  »44 BRIEVEN over ITALIEN. beid thans niet meer. Men moet Fontana ds etr geeven, dat Hij de eerfte geweest is, welke deeze korst tot die groote volkoomenheid gebragt heeft, waartoe zij gefleegen is. De eerfte ftukken hebben nog op verre na die fchoonheid niet, waarmeede delaatften prijken. Zoo ziet men, bij voorbeeld , in de eerften de Watervaten op de lever of andere deelen der ingewanden nog gefchilderd, naardien het zeer moeilijk was, deeze, om derzelver fijnheid, en veele klapvliezen , in wasch na te maaken: tegenwoordig worden deezen, zoo wel als de kleine zenuwen, door dunne draaden garen, welke met wasch bekleed zijn, afgebeeld. De kleuren worden allen met vaste verwen gemaakt, zoo dat dezelven door den tijd verbleeken noch veranderen kunnen. Om de naauwkeurigheid te betrachten ■> wordt eerst het been, bij ieder Praeparaat, geheel klaar gemaakt, en vervolgens hetzelve met de Spieren, zooverre als zulks nodig is, bedekt. Wij vonden in deeze Fabriek zoo wel Vrouws- als Mansperfoi-nen in den arbeid bezig; maar men arbeidt thans niet altijd meer naar Cadavera; dikwijls wordt het eene Praeparaat naar het andere, of ten minden in 't ruuvve, bearbeid, en dan volgens een natuurlijk in 't nette gebragt. Wie de eerfte uitvinder van dit foort van arbeid geweest is* weet ik niet. Eenigen houden den Profesfor Jo. Ant. Galli, van welken ik U Hoog- ge-  EENENDERTIGSTE BRIEF. *45 geleerde, bij de befchrijving van het Injliuiut van Bologna, gemeld hebbe, voor den nicvinder daarvan; echter is Hij, zoo min als de bovengenoemde Ferrini, de eerfte uitvinder; want men had reeds lang voor hen in Florence eene foort van Waschpraeparaaten, die de verrotting van het menschlijk ligchaam verbeeldden. Dezelven zijn in het klein gewerkt, maar met ongemeen veel konst. Zij werden voorheen in de Groot Hertoglijke Galderij bewaard; maar thans is de Lijfmedicns Lagusi de bezicter van dezelven, welke die van den Groot Hertog, als een gefchenk, ontvangen heeft* De Meefter in deeze Fabriek is een Sicüiaan van geboorte, met naame Cajetano Summo, van welken ik ook een nagebootften kop, met de Spieren en GlandidaParotis, zeer fchoon vervagrdigd, bij Lagusi gezien hebbe. Even gelijk de deelen van het rnenschlijk ligchaam in Wasch nagebootst zijn, zoo heeft men ook in Florence begonnen de Planten natemaaken, welke verzameling reeds twee kamers beflaat. Voor eerst vindt men die Gewasfen, w.lke zelden in Kruid - tuinen kunnen voortgcteelt worden, en die Linnaeus onder de orde der Fungi begrijpt, hjer op het voortreffelijkst in Wasch nagemaakt. In den Botanifehen Tuin. te Parys, vindt men veelen deezer Gewasfen op hunne behoorlijke plaats ftaan, allen uit lood gegoQten^ maar dezelven zijn zeer; veel on,Q 3 der-  246 BRIEVEN over ITALIEN. derfcheiden van de Florencijnfche Waschpraeparaaten, en het is ook ligt te begrijpen, dat dezelven met zoodanige naauwkeurigheid niet kunnen vervaerdigd zijn. De Florentijnfche zijn zoo, dat als de kundigfte Kruidkundige dezelven ziet, zonder aantevatten, hij deeze van de natuurlijke niet onderfcheiden kan. Dezelve worden allen in laaden bewaard. Maar hetgeen veel meer bevallig en kostbaarer is dan de Fungi, zijn de andere Planten, welke zoo heerlijk in Wasch nagemaakt zijn, dat men zich niet anders verbeeldt, of men ziet dezelven geheel in haaren natuurlijken bloei. Men heeft alhier tot dat einde de zeldzaamfte Planten genomen, welke dikwijls in eenige jaaren, in de Kruidtuinen, niet in den bloei koomen, of de zoodanigen, die, geflorven zijnde, niet ligt weêr te vinden zijn; deeze zijn, wanneer het eenigzins mogelijk is, levensgrootte, zoo als zij met haare bloemen prijken, nagemaakt. Elke Plant ftaat in een bijzonder fraai porceleine potje, waarop de naam der Plant, volgens hetfyflema van Linnaeus, gefchilderd is. En opdat de ontleeding der Planten, en de kenteekenen derzelver, op deeze wijze niet zónde verzuimd worden, is onder ieder potje een bakje of fchulp van Porcelein zeer fierlijk gemaakt, waarin men eene ontleede bloem vindt. Men verbeeldt zich waarlijk, als men jn deeze vertrekken treedt, dat men  EENENDERTIGSTE BRIEF. = 47 men zich in een Stookhuis bevindt, waar alle vreemde Planten, gelijktijdig, allerfchoonst in den bloei ftaan: niets ontbreekt aan dezelven, dan alleen de reuk. Buiten deeze in Wasch gemaakte Planten, vindt men hier ook nog eene groote verzameling van natuurlijke, welke op eene voortreffelijke wijze gedroogd zijn. Zie daar, mijn Heer! hebt gij de geheele befchrijving van het Groot Hertoglijk Naturalien Kabinet van Florence, voor zoo veel ik daarvan aangeteekend heb. Ik zoude mogelijk wel wat breedvoeriger aanmerkingen daar bij gemaakt hebben; maar bij de befchouwing van hetzelve heeft een algemeen misbruik plaats, naamelijk,' dat men zich na genoegen in elke kamer niet lang genoeg kan ophouden; men gaat alle morgen om tien uure om hetzelve te bezichtigenmen wordt door een der Opzichters rond geleid, welke daarmeedc veel fpoed maakt, en men moet voor den middag de negenendertig kamers rond zijn; foms heeft Fontana zelf wel de goedheid meede te gaan, welke eer Hij ons eens beweezen heeft. Voor het overige heeft elke vreemdeling den toegang tot hetzelve, zoo dikwijls hij zulks verkiest; waartoe hij niets meer behoeft, als aan de beftemde Bureau daar toe een gedrukt billet te haaien. De Kruid-tuin is thans nevens het Natuuralien Ka • binet, en ftaat onder opzicht van den Heer Su- q 4 c ag-  S48. BR{EYEN over ITALIEN- cagni, welke denzelven aangelegd heeft; hij beftaat uit vier Tuinen, die te famen een Amphitheater uitmaaken; men gaat uit den eerften met een trap in den tweeden, en zoo uit den tweeden in den derden. De vierde is van deezen, door middel van eene hegge, afgezonderd. Allen zijn met veel finaak aangelegd, eh rijkelijk met Planten voorzien. Bij allen is de naam, volgens het fyjïema van Linnaeus, bijgezet: en opdat men niet ligt eene foort der Planten verliezen zou, zoo vindt men de meeften dubbeld, eens in een pot gezet, en eens in den grond. Voor de Waterplanten is een kleen Beekje, 't welk door deeze Tuinen flingerend loopt; en voor die, welke de opene lucht ten allen tijden niet kunnen verdraagen, zijn de nodige broeikasfen voorhanden, en in zeer goeden ftaat» De middenfte Tuin is voor de officineele Planten alleen, en daarojn is bij deezen niet alleen de offici* veele en andere naam bij gefchreven, maar ook; zijn de bijzondere krachten derzelver daarbij gemeld,; zoo dat die geenen, welke een kort begrip van dè Materia Medica uit het Plantenrijk begeeren, hier, al wandelend, zonder Boeken of Leermeefter , aan hunne begeerten voldoen kunnen, 'i TWEE*  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. aA§ TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. Retze van Florence mar Pifa,, over het merkwaerdige van deeze Stad, de Academie, Geleerden, het Ziekenhuis enz, _|_)e weg van Florence naar Pifa is een der ajllerfc hoonden , die men in het geheel Groot Hertogdom aantreft, men doet denzelven gemeenlijk; eji met de minfte onkosten op den Arno; maar vermits 'er op, dien tijd te weinig water was, waren wij genoodzaakt de reis te land te doen. Men rekent deezen weg op veertig Italiaanfche, mijlen, welke men zeer gemakkelijk op eenen dag met rijtuig kan afleggen, naardien de weg ongemeen goed is. Men vindt hier de aangenaamlte afr wisfelingen, welke eene Lapdltreek kan opleveren. Men treft bijna elk kwartier uur een Lusthuis., Dorpje, of kleen Stadje, aan, welke hier allen zeer net gebouwd zijn. In de kleenlte Steedjes, in deeze ftreeken, zijn de ftraaten, zoo als in Florence, met groote fleenen belegd, en de huizen Q 5 vaQ  «5o BRIEVEN over ITALIEN. van een bevalligen bouwaart. De weg Iigc meesral langs den Arno: dan eens worde het gezicht bepaald door nabij gelegen Bergen, dan ziet men weêr over vrugtbaare Velden heen, welke een onoverzienbaare lengte hebben, die deels met tarwe waren bezaaid geweest, en deels nog met turks koren (ZeaMays Linn.) en Holcus Sorgum, dat ongemeen weelig groeide, praalden. Dan werden deeze door Wijngaarden afgewisfeld, welke dan ook weêr door Olijvenboschjes afgebroken werden. De Bergen waren wit door de fchoonfle Mirtenbloemen, welke de voorbijreizenden door haaren lieflijken reuk verkwikten. Deeze Bergen beflaan uit kalkfteen, dat deels zwart, en deels blaauwachtig graauw is (*). Pifa is eene der oudlte Steden van Italien, die tot het einde der XlIIde eeuw altijd eene ongemeene fterke magt en rijkdom bezat. Men telde in dien tijd wel honderd vijftig duizend Inwooners in deeze Stad; daar men 'er thans niet meer dan twintig duizend rekenen kan; echter heeft Pifa, federd eenige jaaren, weêr in bevolking toegenomen. De Stad is ongerreen groot en wel gebouwd; zij wordt, zoo als Florence, door den Arno in twee (*) Zie Fesbsk, XXIfte Brief pag. 34g.  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. 251 twee deelen gedeeld: de breede ftraaten geeven haar een fchoon aanzien; maar liet kleen getal der Inwooners geeft weinig leevendigheid aan dezelven. Onder de merkwaerdigfte Gebouwen van Pifa behooren de 'Domkerk, de beroemde Scheen Toren en de Campo Santo. Be Domkerk is een oud Gebouw,, dat met zeventig antike Colommen van Granit verfierd is. Zij verdient voornaamelijk om de menigte fchoon Marmer en Porphyr bezien ,te worden. Men heeft daarvan eene zeer kostbaare befchrijving, door Jos. Martinius vervaerdigd (*> Bij den Dom is het fchoone Battisterio gelegen. De Campo Santo, of Kerkhof, waarop zoo wel de voornaamen als de gemeenen deezer Stad begraven worden, wordt door elk reiziger bezocht. De aarde op dit Kerkhof hebben de Pifaners van Jeruzalem meede gebragt, en men verhaalt, dat deeze, in vroeger tijd, de eigenfehap had, dat alle de daarin begraven lijken, in den tijd van vierentwintig uuren verrotteden; maar dat deeze eigenfehap in een pesttijd is verlooren gegaan, door dat de aarde, wegens de groote menigte van lijken, al te vet geworden was. De Schilderijen, in den omgang van dit Kerk- (*) Theatrum Bafilicac Pifanae. Romae 1705. Fol.  ijf BRIEVEN over ITALIEN Kerkhof, zijn meer door hunne oudheid, dan door de kunst, merkwaerdig. Veele verbeelden belachlijke voorwerpen. Hier ziet men, bij voorbeeld, de dood , afgebeeld in de kleederen van eene oude Vrouw; daar kloppen de Engelen en Duivelen elkander om de ziel van eenen overleedenen, en dergelijke dwaasheden meer. De beroemde hangende of fcheeve Toren (Torre pendente) heeft eene cylindrifche figuur van acht rijen marmeren Colommen boven malkanderen, welke eene hoogte van honderd tweeënveertig Paryfche voeten uitmaaken. Hij fchijnt ten val te nijgen; want hij hangt zoo verre over, dat, als men een lijn van boven naar beneden laat, dezelve twaalf voeten van den benedenmuur afwijkt. Het wordt nog betwist, of dit werk opzettelijk zoo gemaakt is, of dat de Toren aan de eene zijde verzakt is. Een Duitsch Bou wmeefter, Wilhelm genaamd, heeft in den jaare 1174. den grond van dit Gebouw' gelegd. 'Er reist bijna geen vreemdeling, door Pifa, welke denzelven niet beklimt; want men heeft boven op dien Toren een overheerlijk gezicht. Maar het geene voor ons merkwaerdiger is, is de. Academie deezer Stad, die haaren oorfprong rekent van den jaare 1339. Zij was in vroeger tijden zoo beroemd, dat zi} onder de voornaamften van Europa geteld werd; zelfs in haaren eerften oorfprong had zij ztiïken toeloop, dat haar roem den Elorentjj- ner3i  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. 253 ners zeer in de oogen fchicterde, zoo als ik in een der voorigen gemeld heb. De Groot Hertog, Cos mus de Ure, maakte deeze Academie beroemd, door dat Hij verfcheiden vermaarde Geleerden derwaard beriep: en men kan rekenen, dat Pifa, van dien tijd af, altijd van groote Mannen, in alle Weetenfchappen, is voorzien geweest. Ik behoeve Hechts Vesalius* Fallopius,Columbus,Niphus, Caesalpinus, Borellus en Bellinus, in onze Weetenfehap, op te noemen, welke allen, langer of korter, de waerdigheid van Profesforen, aan de Academie te Pifa, bekleed hebben, om U den bloei deezer Hooge Schoole, in vroeger tijden, te herinneren; maar ik wil mij hier bij niet langer ophouden, en U Hooggeleerde liever den tegenwoordigen ftaat deezer Academie wat breedvoeriger befchrijven. Het opperbeftuur deezer Academie is opgedraagen aan den Curatore of Proveditore generale de lïudi, welke waerdigheid de Groot Prior van de St. Stevens Ridderorde altijd bekleed; zijnde dit tegenwoordig Anoelo Fabroni, een Man van groote kundigheden, bijzonder in de Latijnfche Philologie, die zich door eenige Werken beroemd gemaakt heeft. Hij is Voorzitter in den Rechterftoel der Academie, in civile en crimineele zaaken; die Profesforen en Studenten betreffen. Dé  554 BRIEVEN over ITALIEN. r De Academie heeft goede inkomften, welke jaarlijks van vijftien tot zestien duizend Scudi bedraagen, en door deezen Curator e geadminiftreerd worden : deeze inkomften kcomen meest uit de tienden, die hun .door de Paufen, in vroeger tijden, gefchonken zijn. Het getal der Profesforen bedraagt meer dan vijftig, welke van twee tot zeven honderd Scudi, jaariijks, inkoomen hebben; maar, na het getal van Profesforen gerekend, is het getal der Studenten kleen; indien men alle de tot het Academie behoorende perfoonen telt, kan men het getal derzelver pas op duizend berekenen, en deezen zijn nog grootendeels Inborelingen, en uit de nabuurige Landen, als Genua, Lucca, Corfica, benevens eenige weinige Grieken. Niettegenftaande heeft de Academie eenige rijke Stichtingen voor Studenten, als: il Collegio di Ferdinando, waarin veertig Studenten onderhouden worden; en in het Collegio della Sapienza ftelt de Groot Hertog negenendertig Studenten. Ik weet geene Academie, waar de Profesforen zoo gemaklijk hun geld verdienen als te Pifa. De geheele pligt van een Profesfor aan deeze Hooge Schoole is Hechts daarin gelegen, dat Hij verbonden is zeventig openbaare, en honderd private lesfen in het jaar, om niet, te geeven. Deeze lesfen, ten minfte de openlijke, worden in het Latijn gegeevcn; en zij zouden van zeer weinig nut  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. 255 nut zijn, indien niet eenige Profesforen bijzondere Collegicn hielden. 'Er zijn4 nog verfcheiden der Hoogleeraaren, welke het bij de zeventig openbaare lesfen laaten; ja zelfs eenigen, die in Florence ampten hebben, vertoonen zich bijna in een geheel jaar niet eens in Pifa, terwijl dezelven van den Groot Hertog gedispenfeerd zijn. Zoo zijn, bij voorbeeld, de Lijfmedicus Lagusi, en Doctor Bicchierai, te Florence, meede onder het getal der Hoogleeraaren deezer Academie. Men kan hieruit afneemen, dat de Studiën deezer Stad nog groote verbeteringen nodig hebben, eer zij tot dien trap van volmaaktheid koomen, tot welken het eenige Duitfche, Hollandfche en andere, Academiën gebragt hebben. Het is echter meest aan de Hechte inrichting gelegen, die op zoo veele Italiaanfche Academiën nog plaats heeft; want geleerde Mannen vindt men in alle takken der Weetenfchappen : en wat de Rechten betreffen, wil men beweeren, dat Pifa de voornaamfte Academie van Italien is. De lust tot Weetenfchappen is hier zoo groot niet, als in andere landen; en een Student acht zich geleerd genoeg, wanneer Hij zoo veel weet, dat Hij zijn brood kan winnen; echter vindt men nog al veele Studenten in de Medicijnen, die vlijtig ftudeeren : en daar 'er door de voorzorge van den Groot Hertog zoo veel tot verbetering der Toscaanfche Academiën gedaan is, twijfele ik niet, of de  25ó BRIEVEN over ITALIËN. de zaak'cn zullen wel fpoedig veranderen, gelijk reeds in Pavia gefchied is. De Promotie van Pifa, zoo als die nog Vöor weinig jaaren geweest is, en mogelijk nog is, verdient, dat ik U die kort verhaale, zoo als mij die van eenen Profesfor aldaar zelf verhaald is. Hier wordt geen Examen rigorofum vereischt, om Döctor Merdktnae te worden; veel minder is eene Disfertatie nodig. De Medicijnfche Faculteit vergadert; Aristoteles en Hippocrates worden te voorfchijn gebragt: men neemt eene naald en fteekt dezelve tusfehen de bladen deezer Werken, en over het Capittel, dat zoo bij toeval getroffen wordt, moet de Dotlorandus, op een of anderen dag daar na, eene uitgebreide uitlegging döen. Dikwijls zou de Man verlegen raaken, éii zich hiertoe niet in ftaat bevinden , vvanneer hij zulks op het oogenblik moest doen; maar door dien hij één of meer dagen tijd heeft, vindt hij ligt eeti vriend (niet zelden een der Profesforen ) die voor hem de uitlegging geheel gereed maakt; die hij vervolgens vlijtig van buiten leert, eh op den gelteideh dag, als eene les, opzegt. Hierna wordt geballotteerd, en het zoude iets buitengèwodns zijrj, wanneer de Dotlorandus niet, mét eenpaarigheid van ftemmen, tot de Promotie toegelaaten werd. Na de Promotie wordt de beker met ballotteerboonen op een tafelbord uitgeftort, en men toont tóB, dat  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. dat alle Profesforen hem, eenftemmig, de waerdigheid van Doftor toekennen. Eindelijk gaat de Pedel naar buiten, blaast op eenen hoorn, en verkondigt aan het volk, dat de Doftor plenisvotis verkoorcn is. De deuren worden geopend; het volk dringt met geweld in het Academie-vertrek. De Promotor zet den Dotlorandm den Doftors hoed op: fteekt hem, met alle gewoone plegtigheid, den ring aan den vinger, en leest openlijk zijne loflijke levensbefchrijving den volke voor. De nieuwe Doftor betaalt zijne dertig Ducaaten, welke de Promotie kost, en hiermeede heeft deeze plegtigheid een einde. Het is gelukkig voor de Inwooners van Pifa, en andere omliggende plaatfen, dat zoodanig een Doftor niet praftizceren mag, dan, na dat hij eenige jaaren, in een Hospitaal, de Praftijk geöeffend, en op nieuw een Examen ondergaan heeft. Boven andere Academiën, heeft die van Pifa eene bijzonderheid, welke hierin beftaat: dat de Profesforen, flechts voor drie jaaren, door den Groot Hertog worden aangefleld. Deeze tijd verloopen zijnde, worden zij gemeenlijk bevestigt, en hunne jaarwedde verhoogt. Wij hebben in Pifa met weinige Geleerden kennis gemaakt; door dien het juist in den tijd der Var cantie was, waardoor zich de meefte Profesforen op hunne Landgoederen of elders begeevcn had- II. Deel. R den-,  958 BRIEVEN over ITALIEN. den; daarbij was ons verblijf in deeze Stad zeef bepaald; echter, om U Hooggeleerde in 't kort een denkbeeld van deeze Academie te geeven, zal het niet ondienftig zijn, dat ik U een affchrift van de lijst der Collegia (van den jaare 1784 tot 1785) geeve, welke ik voor mij hebbe, voor zoo verre die tot de Medkijnfche Faculteit behoort; dezelve luidt aldus: Petrus Leopoldus Regius Hungariae et Bohemiae Princeps, Archidux Auftriae, Magnus Etruriae Dux, pro fmgulari fuo erga Sapientidm, atque optimas Disciplinas, Studio , vertente jam Anno MDCCLXXXIV. die Academiae Pifanae folemni, atque anniverfario, fuisqiie rite Aufpiciis confecrato lil. Idus Novemï?ris, initio a re divina atque a precationibus dutlo, Templum veluti Sapientiae Pifanae publicorum Studiorum vacatione interclufum referari jubet, et mnuum omnium Doclrinarum ' curriculum de more repeti, doHotque rurfus VIros, flrenuosque Sapientiae Seclatores, ad Etrui iae felicitatem, et gloriem in illud defcendere, Aufpice Illuflrisfïmo ac Reverendisfimo D. Angelo Francefchi, Archiepiscopo Pïfano, infülarüm Corficae, et Sardiniae Primate, ac Eluftrisfïmo D. Angelo Fabronio , Patricio Piflorknfi, Equ'ite Ordinis S. Stephani P. et  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. ^ M. Eccïefiae Conventuslis ejüsdem Ordims Priore, Academiae Pifanae Curatore. Est autem Mc Profesforum Academiae Pifanae Catalogus, quibus fua quaeque munera, et praeleclionuni publicarum tempora, diflinclè asfignantun Ordinarii Medlcinae PraRicae. Ext. D. Johannes Georgïus Lagusius^ Vindobonenfis Regii Magni Ducis Confiliarius et Archiater. Exc. D. Josephüs de Petris, de Monte Carolo, aget de Febribus. Hora i. Antemerid. Exc. D. Franciscus Torrigiani, Pifcienfis, aget de Morbis Capitis usque ad Cor. Hord s. Antemerid. Exc. D. Angelus Gatti, Mugellanus, Regis Christianisfimi a Confiliis Medicis, Regiiqm Ordinis S. Michaëlis Eques, Emeritus. Extraordinarius Medlcinae Pratlicae^ Exc. D. Alexander BicchièraI, Fiofeft* tinus, ex Mandato R. C. docebit Florenttaet Ordinarius Profesfor Anatontes. Exc. D. Dominicus BrogtaNi, FlorentiR s nüs%  3öo BRIEVEN over ITALIEN. mis, aget de Infimo Ventre, hora 2. Pomerid. In Theatro Anatomico exponet Anatomen totius corporis humani post horam 3. Antemerid. Extraordinarius Profesfor Anatomes. Exc. D. Antonius Catellacci, a S. Cas- fiano, in eodem Theatro Anatomico oflendet Anatomen totius Corporis humani post horam 3. Pomeridianam. ' Ordinarius Profesfor Botanices, Hifloriae Naturalis et Chemiae. Exc. D. Georgïus Santi, Senenfis, tradet Injiitutiones Hifloriae Naturalis, experimentis Chemicis exomatas, hora 3. Pomerid. Et confueto tempore Plantas in Horto Botanico ad Linnaei nortnam demon'flrabit. Exc. D. Johannes Laurentius Tilli, Pifanus, Adjutor. ' Ordinarius Profesfor Chhurgiae Theoreticae. Exc. D. Franciscus Vacca, Berlinghieri a Ponte Sacco, aget de Fraciuris, et Luxationibus, hora 2. Pomerid. Domi verö tradet Inflitutiones Medicas. Ad  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. 261 Ad Artem Obftetriciam. Exc. D. Josephus Vespa, Flor ent. Medic. Chirurg. R. C. Emeritus. Ordinarius Profesfor Phyfices. Exc. D. Bartiiolomaeus Bianuccius, de Monte Carolo, aget de Corporibus Coeleflibus ae Meteoris, hora 3. Pomerid. Extraordinarii Profesfores Phyfices. Exc. D. Andreas Ostili, Florentinus, ad Inflituendos Philofophia et Mathefi RR. Archi- duces Praeceptor. Exc. D. Felix Fontana, Roboretanus, Flo~ rentiae addi&us Regio Phyfico Mufeo Palatino. Exc. D. Laurentius Pignotti, Arreii- nus, aget de Corporibus terreflribus inanima- tïs, hora 2. Pomerid, Ordinarius Profesfor Phyfices Experimentalis. Exc. D, Carolus Alphonsus Guadagni, Florentinus, aget de Fosfilibus, torumque ufu in Arte Medica, hora 1. Pomerid. dieb. Merc, et Sat. In Theatro Experimentali exhi-. R 3 k'  •rjft BRIEVEN over ITALIEN. iebh Phy/ïca Experimenta, quae ad Staticam , Hydrcflat. Pneum. et Optieam pertinent, dieb. Lun. et Jov. post horam 3. Antemerid. Exc. D. Franciscus Pietri a Fozzano, Adjacienfis Adjutor, Ordinarius Profesfor Chemiae. Exc. T>. Antonius Nicolaus Branch! de Turri , Florentinus. Exponet in Labera. terio Chemico proprietates nee non partes conftituentes nonnullarum fubflantiarum ad Vegetahiiium ac Animalium Clasfem pertinentium, ac experimentis demonfirabit dieb. Mart. et Ven. post horam 3. Antemerid. In eodem Laboratorio Subftantias Vegetabiles ac Animales exoticas ad Materiam Medicam perttnentes defcribet &c ofiendet dieb. Merc. et Sat. post horam 3. Antemerid. Ad Secliones Atiatomicas. Exc. D. Venanttus Nisi, Sophienfis. Lector es quatuor Juris Canonki, et Civilis, Medlcinae, ac Philofophiae ex univerfo Scholajiicorum ceetu eletli, docebunt diebus Fefiis et jtvis. Hier-  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. 263 Hieruit zal U Hooggeleerde ligt kunnen afleiden, op welken voet de Academie van Pifa thans gevestigd is. Veelen deezer Profesforen zijn Geleerde Mannen, veelen zijn U, door hunne Werken, bekend. Bijvoorbeeld, het Werk van Brogian 1, over de verfcheiden foorten van dierlijk vergif ( * ), is alöm beroemd. Angelus Gatti is in de gefchiedenis der Inenting der Kinderpokjes zoo vermaard, dat het overboodig zou zijn van Hem verder melding te maaken. Vacca heeft een kleen Werkje, over de morbi putridi, gefchreven , waarin Hij eene nieuwe Theorie deezer ziektens voordraagt (\): en een ander over de Ontfteekingen, 't welk mij niet ter hand gekoomen is. Of Pignotti iets over de Natuurlijke.Hiftorie gefchreven heeft, is mij onbekend. Zijne Italiaanfche Fabelen worden voor een Meefterft.uk gehouden. Van Lagusi, Bicchierai en Fontana, heb ik in mijn voorigen melding gemaakt. De (*) Be Veneno Animantium, Flor. 1755. 8vo. (f) Confiderazioni iniorno alla Malattie dette volgamente Futride, del Dr. Franc. Vacca in Lu;ca 1781. 8vo. R 4  36*4 BRIEVEN over ITALIEN. De Academie van Pifa heeft van haar eigen inkomften een zeer goed Astronomisch Obfervatorium, benevens eene aanzienlijke Bibliotheek, aangelegd. De Bibliotheek bevat reeds over de twintig duizend banden, en volgens getuigenis daarvan, zou men in dezelve de beste en uitgezogtfte Werken aantreffen; terwijl dezelve jaarlijks nog vermeerderd wordt. Ik heb het genoegen niet kunnen hebben, die te zien, zoo min als het binnen gedeelte van het Academie gebouw; doordien, uit hoofde van de tegenwoordigheid van den Koning van Napels aldaar, in de Academie, ter eere van dien Monarch, plegtige maaltijden gegeeven werden, waardoor veele zaaken niet in orde waren, en waarom ook, op dien tijd, aan alle vreemdelingen den toegang in de Academie verboden was.. Van het Naturaliën Kabinet geeft de Heer Ferber een kort bericht (*). Hetzelve heeft, door "de verzameling van Hoorens en Schulpen, die het beroemde Kabinet van Gualtieri uitmaakten, eene rijke vermeerdering gekreegen. De Academie heeft deeze verzameling, van de Erven van deezen Geleerden, gekocht. Daarbij zullen van alle ftukken, van welken 'er in het Groot Hertoglijk Ka- bi- (*) In zijnen XXIfie Brief.  TWEEËNDERTIGSTE BRIEF. ae% binet twee zijn, één aan dit vereerd worden. In den Gang, door welken men inden Hortus Botanicus gaat, vond ik eenige fchoone-Walvischbeenen, welke eene betere plaats verdienden. De Kruidtuin van Pifa wordt voor den oudften in Italien gehouden; hij is groot en fchoon, en volgens het fijstema van Linnaeus aangelegd. Men vindt in dezelve zeer veele vreemde Planten , benevens eenige vreemde Boomen van eene ongemeene grootte. Het is reeds lang, dat deeze Tuin beroemd is, zoo als de Catalogus Plantaruni Horti Pifani, in den jaare 1723, door Tilli uitgegeeven , genoeg bewijst. De Heer Geor. S anti, die tegenwoordig het opzicht over denzelven heeft, is een Man van groote kundigheden, en ontziet geene moeite, om den Tuin, zoo wel als het Naturalien Kabinet, in den besten ftaat te houden. Bij het Hospitaal van Pifa, denk ik, zal het onnodig zijn, uwe aandacht lang optehouden; ik heb dat van Siena en Florence breedvoerig befchreven; en in het Hospitaal van Pifa heeft bijna dezelfde goede inrichting plaats: het is ruim, luchtig en zindelijk, drie hoofdzaaken, waarin de Hospitaalen, in Toscana, tegenwoordig, alle anderen, welken mij zijn voorgekoomen, overtreffen. Wij woonden de Chirurgifche vifiten, van Dr. Gerhardi, bij, die even zoo eenvouwig te werk ging als de Heelmeefters in Florence. R 5 Voor  «56 BRIEVEN over ITALIEN. Voor den ingang van het Hospitaal leest men: Proyidentia Leopoldi Patris pauperum. een opfchrift, Hem volmaakt waerdig; want Tos* cana heeft de goede inrichting der Ziekenhuizen alleen aan Hem te danken. DRIE-  DRIEËNDERTIGSTE BRIEF. %ty DRIEËNDERTIGSTE BRIEF. Over ck Baden van Pifa en de Republiek lucca, J3e Baden van Pifa U£%m drie °f Wel Vief Ita" Iiaanfche mijlenx buiten de Stad, aan de Noordzijde. Wij beflooten, eene wandeling derwaards te doen, welke ons verder bragt, dan wij vermoedden; want langzaam voordwandelenden, kreegen wij, zonder opzettelijk voorneemen, Lucca in hez oog. De Baden van Pifa zijn de voornaamlte in Italien , zij waren reeds in de oudfte tijden beroemd; want Plinius maakt al melding van dezelven; ets men wil, dat zij, reeds lang voor de tijden der Keizers, door zieken bezocht zijn. Naderhand vindt men geene verdere berichten van dezelven bij eenige Schrijvers, tot in de dertiende eeuw; maar omtrent deezen tijd fchijnen de Baden van Pifa weêr |n eenen goeden naam gekoomen te zijn; terwijl men  £t58 BRIEVEN over ITALIEN. men Wetten gevonden heeft, in de dertiende eeuw gegeeven, betreifende de goede orde, verzorging der ziek,en enz. bij deeze Baden. Zij worden thans niet alleen van Inborelingen, maar ook menigvuldig door vreemdelingen bezocht; hierom heeft men geen vlijt gefpaard, om alle mogelijke aangenaamheden voor de gasten te verzorgen. De Keizer Franciscus liet daarom, onder de befluuring van den Graave van Riciiecourt, in den jaare 1743, hier ruime Gebouwen oprichten, waarbij naderhand nog verfcheiden gekoomen zijn. Het voornaamile Gebouw (jlCafino de Bagni} is in de midden gelegen, en tot een verblijf voor allerlei perfoonen van rang ingericht, zelfs voor de zoodanigen, welke een aantal bedienden en hunne eigen keuken meedebrengen; ook kunnen geringeren, die zonder gevolg koomen, een bekwaam verblijf vinden. Dit Gebouw ligt op eene groote, met'twee Fonteinen verfterde, plaats: aan beide da zijden van hetzelve zijn de Gebouwen, waarin de Baden zijn, welke zesendertig in getal zijn. De inrichting is zoo voortreffelijk, dat men niet zeggen kan, dat iets aan dezelve ontbreekt. Ieder Bad ontvangt zijn water bijzonder van de Hoofdbronwel, ook is bij elk een afzonderlijk kamertje met een fchoorfteen, waarbij men zich warmen, afdroogen, enaan- klee-  DRIEËNDERTIGSTE BRIEF. *td9 kleeden kan. Veele deezer Baden zijnkleen, en voor één perfoon alleen gefchikt; andere kunnen weêr door meerder te gelijk gebruikt worden. Dezelven zijn niet zeer diep; Want om zich geheel te baden moet men zich nederzetten. De Dropbaden zijn zeer goed ingericht, en de pijpen met de kraanen op de beste wijze aangelegd. Men vindt daar ook twee Zweetbaden, waarin de waasfemvan het heete water, door in de plankenvloer gemaakte gaten, indringt; zelfs heeft men de inrichting zoo gemaakt, dat zich de zieken, in eenige Badkamers, zelf, met het water, alleen door het openen van eene kraan, klisteeren kunnen. Het water , dat gebruikt wordt om te drinken, vloeit uit eene in de midden gelegene bron, het is niet boven maaten warm; althans niet boven de honderd derde graad der Thermometer van Fahr e n h è i t. Het heeft ook geen bijzonderen finaak ; men kan het zonder afkeer drinken, en behoeft niet te vreezen, dat het walgingen of braakingen zal veroörzaaken. Voor de geenen, welken dit water drinken, is een lange overdekte wandelweg gemaakt , opdat men bij onguntHg weêr de nodige beweeging zou kunnen genieten. In het middenfte Gebouw is eene groote Zaal, gefchikt om een Bal te geeven, benevens nog vier groote Vertrekken, voor andere Gezelfchappen en 'tSpel. Door de konst aangelegde wandelwegen zijn  t7« BRIEVEN over ITALIEN. zijn hier eigenlijk niet; maar alg men de fchoon* ligging befchouwt, zoo kunnen alle de omliggende ftreeken als de aangenaamfte wandelwegen aangemerkt worden; zelfs is de weg naar de Stad Pifa zoo aangenaam, dat veele, bij andere Baden, door de konst gemaakte wandelwegen, daar voor wijken moeten. Men betaalt, voor zich ééns te baden, ééne Lire; maar vreemdelingen, welke zich daar eenigen tijd ophouden, betaalen voor de maand twee Florentijnfche Ducaaten. Bij S. Giuliaw fpringt het warme water uit twaalf pijpen, van welken ieder een bijzonderen naam, na Heidenfche Godheden, heeft. De warmte in verfcheiden deezer, is verfchillende, van honderd tot honderd en zes graaden, naar de Thermometer van Fahrenheit; het heeft eenen, iets, vetachtigen en zwavelachtigen, reuk; die echter op verre na zoo fterk niet is, als in de wateren van Aken, Wïsbaden, en anderen in Duitschland. Het heeft eenige zouten in zich; echter in eene geringe hoeveelheid; 'er zet zich op hetzelve een witachtig vlies; en door een Loogzout, bij voorbeeld, door het Oleum tartarï -per deliquiumy wordt deeze witachtige ftof geprecipiteerd: dezelve is naar de verfcheiden Wellen verfchillende; en eenigen houden in de twaalf ponden honderd dertien greinen, anderen honderd negen en nog minder,  DRIEËNDERTIGSTE BRIEF. «71 der. Deeze ftof heeft geen finaak; maar gecalcineerd zijnde, vindt men 'er eene kleine hoeveelheid vitrioolzuur* Potasch in. Eenigen der Wellen bevatten in zich eene geringe hoeveelheid vitrioolzuure Magnepa. Eenige meenen in dezelven Aluin ontdekt te hebben; doch weder anderen fpreeken dit tegen. Dat in dezelven veel vaste lucht opgeflooten is, is buiten 'tegenfrjraak; dus is het ook zeker, dat het water eenige ijzerdeeltjes in zichheeft. Om hetzelve naauwkeurig te onderzoeken, lieten ons tijd en omflandigheden geenzhtt toe; ech«er zoude ik wel durven verzekeren, dat de Baden van Pifa voor onze Duitfche warme Baden verre zouden moeten wijken, wanneer men de beftanddeelen derzelver, volgens het voorfchrift der nieuwfteChimisten, wat naauwkeurig onderzoekt. De voornaamfte befchrijvingen deezer Baden, als van Ant. Cocchi (*), Giov. Bianchi (t)> en Bart. Messy (§) zullen U waarfchijnlijk bekend zijn; waarom ik het overboodig achte, mij verder hierbij optehouden. / Na- (*) Di Bagni di Pifa. Firenze 1750. 4to. (t) Di Bagni di Pifa, posti a pie del Monte di San Giuilia' tio. Firenze 1757. 8vo. (5) Analyfi dell acque di Bagni di Pifa. Firenze 1758.8vo.  27* BRIEVEN over ITALIEN Nadat wij de Baden van Pifa bezichtigd hadden'* beklommen wij het Gebergte, achter dezelven gelegen , en deeden eene kleene reize van zeven Italiaanfche mijlen naar de Stad en Republiek Lucca, welke ons, wegens de groote hitte, meer moeilijk dan aangenaam was. Wij vonden hier op den Berg, welken geheel uit Kalkfteen fcheen te befiaan, zeer weinig Kruiden en Gras; maar de geheele Berg. was met fchoone bloeijende IMyrteflruiken. Qiïlyrtus C&mmun. Linn.) .bedekt. In het afklimmen vonden wij hier en daar Struiken vande Ulex Europeus, groote. ileekende Brem. Het gezicht boven op den Berg is verrukkelijk fchoon, en van daar kan men niet alleen de Stad, maar ook het groocfte gedeelte der Republiek Lucca, overzien. Deeze geheele Republiek is niet grooter dan veertig Italiaanfche mijlen in de lengte en vijftig in de breedte; echter rekent men in dien kleenen omtrek honderd twintig duizend Inwooners; gevolgelijk achttien honderd drieënzestig op eene Franfche quadraat mijle: en zoo men de Bergen, Zeeën, en andere onbewoonbaare plaatfen, hiervan aftrekt, zou men op elke» quadraat mijl wel vijf duizend rekenen kunnen. Dit maakt ook dat alles zoo voortreffelijk aangebouwd is. In de Dalen draagen de Koornlanden wel twintigvoud vrugten, Het Gebergte is met  DRIEËNDERTIGSTE BRIEF. 273 met Wijngaarden, Olijven, Kastanjes, Muurbeziën , en andere nuttige vrugtboomen, zoo beplant, * dat men bijna geen plekjen gronds in de geheele Republiek vindt, dat niet, door den onvermoeidert vlijt der Inwooners, op de beste wijze, bezaaid of beplant is. Het volk, over het algemeen genomen, is vrolijk, terwijl het geen gebrek lijdt, en de lasten, welke het aan den Staat betaalt, zijn niet hoog; waardoor de gemeene man tot den arbeid aangefpoord wordt; waarom ook deeze Republiek den naam van Lucca mdufiriofa gekreegen heeft. Men vindt hier minder bedelaars en leediggangers, waarmecde andere Italiaanfche plaatfen zoo opgevuld zijn; echter is de Republiek daarvan ook niet geheel bevrijd. Uit het bovengemelde zal U Hooggeleerde ligt kunnen afleiden, hoe heerlijk de Wandelwegen, door zoo eene vrugtbaare ftreek, naar de Stad, moeten weezen, en 't geen deezen weg nog verrukkelijker maakt, zijn de veele, om de Stad gelegen Buitenplaatfen. De Stad zelfheeft drie Italiaanfche mijlen in haaren omtrek: en men rekent het getal der Inwooners op dertig duizend. Wat de fchoonheid der Stad op zich zeiven betreft, behoort zij onder de middelmaatige; zij heeft veele kromme en fmalle ftraaten, welke door de II. Deel. S hoo-  174 BRIEVEN over ITALIEN. hooge huizen geen aanzienlijk voorkoomen hebben, hoe zeer dezelven, gelijk in Florence, met groote fteenen belegd zijn. i De Stad is door fchoone wallen omringd; die met Alleen van boomen beplant zijn: dit is de voornaamfte wandelplaats der Inwooners, en wordt Ook, om derzelver fchoon uitzicht, van elk bemind. Voor de Poorten zijn verfcheiden Valbruggen: en bij den ingang der Stad, alsmeede op veele hoeken der ftraaten, leest men, met groote gouden letteren een woord, dat in onze tijden zoo veel veranderingen voordbrengt, zoo veel bloed kost,, en waarvan debeteekenis op onderfcheide wijze uitgelegd werd, naamelijk, het woord: Libertas. Of de Inwooners van Lucca reden hebben om op hunne vrijheid trotsch te zijn, weet ik niet; indien men aan eenige Schrijvers geloof zal geeven, dan zou dit hier,'gelijk op veele andere plaatfen, meer in de verbeelding, dan in de daad, beftaan. In de St:d koomende, vervoegden wij ons naar het Paleis van den Gonfaionier e, welke den tijtel heeft van Principe della Republica, welke rang omtrent met den Doge in Venetien overeenkoomt; maar zijne regeering is van eenen korten duur; want alle twee maanden wordt 'er een ander Gonfaloniere verkooren. Voor het Paleis, waarin Hij zijn verblijf houdt, ftond eene wacht van eenige Zwitfers, met groote wit met blaauw geftreepte broeken. Dir  DRIEËNDERTIGSTE BRIEF. 575 Dit is het Paleis der Republiek , waarin ook verfcheiden Rechts -Collegien vergaderen. De vöor' naamfte Zaden zijn met rood Damast behangen; en men vindt in dezelven eenige zeer goede Schilderftukken, onder welken ele Samaritaanfene Vrouwe, door Guercino; een Concert, dóór Tiz 1 a n : en Hercules met Omphale, door Luccas Giordano, wel de voornaamften zijn. Onder dé vertrekken vond ik 'er twee, welke mij zeer merkwaerdig feheenen: voor het eene ftond gefchreven, Abondanza; en voor het andere, Sanïta. Het Collegie, dat in het eerfte vergadert, moet acht geeven, dat nöoit gebrek aan brood in het land is; eene zaak, die van de grootfte nuttigheid is, en in andere landen verdiende nagevolgd te worden. Aan het Collegie delta Sanita is de zorg voor de gezondheid der Inwooners aanbevolen: en hierin zijn ook in dit kleine Gemeenebest voortreffelijke inrichtingen, welke menig grooter kunnen befchaamen. Als 'er Epidemlfche ziekten heerfch-m, worden Doftoren op het land gezonden, Ziekenhuizen aangelegd , en alles in acht genomen, wat den voordgang der ziekte beletten kan. De PoMcy is zeer ftreng in Lucca; niemand mag met een degen gaan : en de Nobili durven zicfil niet anders dan in het zwart kleeden; alleen de Got?faloniere heeft het recht, eenen rooden damasten of S 2 fiV  276 BRIEVEN over ITALIEN. fluweelen rok, mee een gegallonneerd kamizool, te draagen. Ik zoude U nog meer omtrent de Regeeringsvorm van deezen Staat kunnen zeggen, die in de daad merkwaerdig is, en in veele opzichten navolging verdient; maar het grootfte gedeelte is aan U Hooggeleerde uit andere Reisbefchrijvingen bekend; ook behoort dit tot mijne bedoeling niet. Van het Paleis gingen wij de Parade bezien, waar wij eenige zeer goed gedresfeerde Soldaaten zagen paradeeren; en van daar in de Domkerk, die, fchoon in eenen ouden Gottifchen fmaak gebouwd, echter overvvaerdig is bezichtigd te worden. Wij verlieten vervolgens deeze Stad, en kwamen nog denzelfden avond in Pifa terug. VIER-  VIERËNDERTIÖSTE BRIEF. 277 VIERENDERTIGSTE BRIEF. Reize van Pifa op Livorno , en Befchrijving van het merkwaerdige deezer Zee-Stad. f)e reize van Pifa op Livorno , deeden wij men het gemeene fchip of de fchuit, die eiken morgen van daar vaart; dit Vaartuig heeft veel overeenkomst met de Duitfche Llarktfchepcn, welken men op den Rhijn vindt, ook is het vrachtloon met deezen bijna egaal; want elk perfoon betaalt Hechts zes Craziën (omtrent vier Huivers) en daarvoor heeft men eene lange onaangenaame vaart; want deeze fchuiten worden door menfchen voordgetrokken, welken daarmeede zes a zeven uuren doorbrengen, om vijftien Italiaanfche mijlen (den afHand van Pifa met Livorno.} afteleggen. Ik raade daarom eiken Reiziger, deeze reize te land te doen: en voor eenen beminnaar der Natuurlijke Hiflorie kan het niet dan aangenaam zijn, deeze reis te voet te volbrengen; nimmer zal hem de weg verveelen ; S 3 want  s~3 BRIEVEN over ITALIEN. wam men kan dien gemakkelijk in vier uuren afleggen, terwijl die ftreeken de allerfchconfte uitzichten opleveren. Livorno, in oude tijden Porttis LibttXMU genaamd, is wel de voornaamfte Koopftad in geheel Italien', en komt mij voor als een klein Am f erdam. Men vindt hier allerlei.Natiën, zoo wel uit Europa als Jfia en Af. ica. De Jooden en Turken maaken een groot gedeelte der Inwooners uit. Allen hebben volkoomen vrijheid van Religie; zelfs Ver haaien eenige Reisbefchrijvers, dat hier de Turken zoo wel hun Bloské hebben, gelijk andere Gezindheden haare Kerken en Vrïjpkatfen, waarin zij hunnen Godsdienst oeflenen ; echter geloove ik niet, dat zulks waaiheid zij; ten minften zjn dezelven dan r.ict cpcnlijk; want begeerig zijnde om deeze te zien, wendden wij daartoe alle moeite aan, maar vrngtcloos, daar niemand ons dezelven wist aantev.'i-zen, en men verzekerde ons, dat zulks bezijden de waarheid was. D»| deeze buiten de Stad hunne eigen begraafplaats hebèen, is waar; want wij bebbsn die bezocht, maarniet het minfte merkwaardigs daar gevonden. De Synagooge der Jooden is de fchoonfle van allen, die ik ooit gezien heb; zij is met marmere pijharen en z'lvere kroonen verfierd. Men heet Livorno het Partijs der Jooden; want toen zij uit Portugal en Spanje gebannen werden, nanen de Groot  VIERENDERTIGSTE BRIEF. 279 Groot Hertogen dezelven, voor een groot gedeelte, hier in, en gaven hun bijzondere voorrechten, die zij in geene andere plaatfen genieten. De Stad heeft geene bijzondere fchoone Monumenten der Bouwkonst; echter is zij, over 'talgemeen genomen, wel gebouwd, en haare volkrijkheid veroorzaakt bij de Vreemdelingen, die door Italien reizen, en aan minder bevolkte Steden ge-woon zijn, bij derzelver intreede in deeze Stad, een goed denkbeeld van dezelve. Het gewoel van het volk aan de Haven is waarlijk verwonderenswaerdig. De "ligging der Stad is moerasfig, en dit is oorzaak, dat het water meestal flecht is, waarom de voornaamen het water voor zich uit Pifa laaten haaien. De Zuidenwind veroorzaakt dikwijls in Livorno eenen Herken nevel, die foms zoo zwaar is, als die, welken men wel eens nu en dan in Holland gehud heeft. Men houdt de uitwaasfemingen der zee, die door den wind der waard gedreeven worden, als de oorzaak daarvan. Deeze nevel komt altijd t-wee uuren voor zonnen ondergang op, en wordt door de Inwooners Spolverino genaamd, als of dezelve door het Mof veroorzaakt werd. In den Zomer waait dagelijks, van den middag tot den avond, een Noordwestewind, waardoor de groote hitte zeer veel verminderd wordt, lnS 4 dien  $8d BRIEVEN over ITALIEN. dien de Noorde- of Westewinden eenige dagen aanhoudend waaijen, kunnen zij de zee eenige vaademen, dikwijls wel tot tien toe, van de Stad afdrijven, De ebbe en vloed is hier klein en niet fterker dan in Verletten. De Schippers twijfelen hier geenzins, dat de maan de oorzaak is van de ebbe en de vloed; zij noemen daarom den vloed Ac qua pietia della Lima. De levensmiddelen zijn in Livorno zoo duur, door de menigte van het volk, dat ik in geheel Italien geene Stad gevonden heb, waar alles in zoo eenen hoogen prijs is: en indien de Vischvangst, op de Kusten deezer Stad, zoo rijk niet was, dan zouden dezelven neg veel hooger in prijs zijn; maar de groote menigte der verfcheiden foorten van goede visfehen, welke hier tot eenen middelmaatigen prijs te tekoomen zijn, veroorzaakt dat de overige, tot onderhoud nodige, fpijzen ook naar evenredigheid daalen moeter. Het Olie - magazijn is waerdig gezien te worden; het behoort aan den Groot Hertog. Men bewaart daarin eene ongelooflijke hoeveelheid olie, in gemetfelde bakken, waardoor de Kooplieden veel geld, dat anders aan vaten moet hefteed worden, uitwinnen, Onder de voornaamfte Fabrieken, welke Livorno, boven andere plaatfen, heeft, behoort voornaamelijk de Roode Koraal Fabriek i deeze is het ei-  VIERENDERTIGSTE BRIEF. 281 eigendom van eenige Joodfche Familien; in dezelve ziet men Koraalen van de grootfle waerde en kostbaarheid. Men toonde ons een fhoer Koraalen , waaraan 'er omtrent honderd en twintig gereegen waren, welken men over de twaalf duizend ScUdi waerdig fchatten. De Koraalenboompjes (I/is Nobilis van Linn,) waarvan deeze Koraalen gemaakt worden, worden aan de kusten van Sardinien, Corfica en Afrka opgevischt; en de grootfte verzending derzelven is naar Oostindkn, China, Jfrka en America; in Europa worden die het minfte gezocht. Volgens de fchoone roode kleur worden deeze Koraalen verdeeld in veertien foorten, als: i. Schiuma di Sangue. 2. Fior di Sangue. 3. Primo Sangue. 4. Secondo Sangue. 5. Terzo Sangue. 6. Stramoro. 7. Moro. 8. Nero. 9- Strafine. 10. Soprafine. 11. Carbonetto, 12. Paragone. 13. Ejlremo. 14. Pasfa-eftretno. Men vindt in deeze Fabrieken een groot aantal menfchen in den arbeid, en ieder weet zijn werk. Eerst worden de Koraalen, naar hunne onderfcheiden kleuren uitgezocht; dan gefleepen, geboord en weêr naar hunne grootte geforteerd; vervolgens gepolijst, dat op eene bijzondere wijze gefchiedt. De Koraalen worden, met poejer van Puimftecn, in eenen leederen zak gedaan, en zoo lang gefchud, tot zij hunne vereischte gladheid hebben. De Ziekenhuizen in Livorno zijn in eenen goeS 5 1 den  28a BRIEVEN over ITALIEN. den (Iaat; echter bij die van Siena en Florefice niet te vergelijken. Voor zoo veel ik weet, zijn 'er twee, die ik beide gezien heb; het eene bij de Bermhartige Broederen S. Gioyanne di Dia, waarin de Mansperfoonen genomen worden: en la Mifericordia, dat voorde Vrouwen is ingericht. Dit laatfte wordt in alles door Nonnen bediend; deeze pasfen de zieken' op, zij verbinden de wonden, en Ordonneert de Doétor eene aderlaating, oogenbliklijk is eene deezer Nonnen bij de hand, om dezelve tc verrichten ; zelfs in de Apotheek, welke in dit Hospitaal is, vonden wij geert Apothecar, maar twee Nonnen, die alle Recepten wisten gereed te maaken, en voor zoo veel wij, in den korten tijd van ons verblijf, hebben kunnen verneemen, waren zij ook niet geheel onkundig in de Vharu.a Ja. Zij houden het Hospitaal zeer zindelijk. Voor dé flaapplaatfen waren geene gordijnen: waarin zij met dat van S. Gioyanne di Dio verfchilden; maar nevens ieder bed had de zieke een kleen kastje, ter bewaaring van zijne zaaken; ook was bij ieder bed een kleen tafeltje geplaatst, alsmeede een nachtltoeltje. Deeze inrichting heb ik in weinige Hospitaalen gevonden; maar wat het laatfte betreft, dit kan ik geenzins goed vinden, omdat het bijna onmogelijk is, dat daardoor geen onaangenaame reuk zou veroorzaakt worden. In de Apotheek van het Hospitaal der Bermhar- ti-  VIERENDERTIGSTE BRIEF. 283 tïge Broederen, heeft men een middel of Arcanum dat, als een zeker tegengif, tegen alle dierlijke vergiffen, daar bekend is, en waarvan veele Doctoren in Livorno een grooten ophef maaken. Zij geeven daarvan één Drachma pro dofi. Of het dien roem verdient, weet ik niet; ten minften hoort men in andere plaatfen van Italien 'er geene melding van maaken. Zij noemen het Sal della Te~ naglia; een bijzondere naam, die ik, tot nog toe, nergens van weet afteleiden. Toen wij in Livorno waren, was de Stad vol van Makhezer Ridders, welke daar de komst van den Koning van Napels, die nog te Genua was, vertoefden, ten einde denzelven weêr, over de Middelandfche Zee, naar Napels te begeleiden. De Gallei van den Grootmeefter, een ongemeen fchoon gefierd Vaartuig, dat onze nieuwsgierigheid opwekte, lag niet verre van de Stad voor anker; wij bezochten hetzelve, en bij die gelegenheid ontdekten wij nog een Hollandsch Oorlogfchip, dat iets verder in zee lag; het was het Schip van den Schout bij Nacht Kinsbergbn; wij lieten ons der waard brengen, en bragten op hetzelve, onder onze Landslieden, een paar aangenaame uuren door, offchoon het ons fpeet, dat wij den Heer Kinsbergen niet zelf aan boord vonden. Aan de Haven van Livorno, ziet men een fchoon marmeren Standbeeld van den Groot Hertog Fer- di-  ï84 BRIEVEN over ITALIEN. din and den Iften. Het ftaat op een Piedeftaï, om het welk vier Slaaven, meer dan levensgrootte, van Metaal gegooten, geboeid liggen. Het is gemaakt door Giovanni dell' Opera. Ik zoude U nog veel meer van de Havens, Koophandel enz. van Livorno, kunnen vernaaien; fnaar dit wil ik liefst voor anderen overlaaten. V IJ F-  VIJFENDERTIGSTE BRIEF. iSj VIJFËNDERTIGSTE BRIEF. Reize van Livorno op Genua, en Befchrijving van het merkwaerdige deezer Stad. j£Jet was des avonds ten acht uuren, toen wij van Livorno naar Genua fcheep gingen. De wind was zoo voordeelig, dat wij konden hoopen, binnen twintig uuren de reis te zullen afleggen; maar, nadat wij even in ruime zee gekoomen waren, hield onze Schipper weer op de Kust aan, waar wij ook tot na middernacht bleeven ftil liggen. Wij konden hiervan de waare oorzaak niet ontdekken. De Schipper gaf voor, dat, indien hij bij den nacht te verre in zee ging, wij de Africaanfche Zeeroovers te vreezen hadden, welke in deeze ftreeken menigvuldig rond zworven. Bij het aanbreeken van den dag bevonden wij ons nog niet verre van de Kust, die wij altijd zoo nabij bleeven, dat wij dezelve nooit uit het oog verlooren. Verre in 't verfchict, ten zuiden, zagen wij de Eilanden Elba en Corfica. Wij  a86* BRIEVEN over ITALIEN. Wij zouden zeer gemaklijk dien avond in Genua hebben kunnen koomen, indien onze Schipper zulks had goedgevonden; maar na den middag tegen de Golfo della Spezza koomende, hield onze Schipper regelregt op deeze Baai aan, en bleef voor Lerici, een zeer gering plaatsje, ten anker liggen, voorgeevende, dat de wind niet voordeelig genoeg was, om de reis verder voordtezctten. Om in het fchip den tijd niet vrugteloos coortebrengen, gingen wij aan land, en deecen eene aange* naame wandeling over het gebergte deezer Baai, dat overal met Olijven beplant is, en ongemeen fchoone Landgezichten oplevert. De Olie, welke hier wast, is de beste van geheel Italien, en worde met die uit Provence gelijk gefield. De Waard uit ons Logement, te Lerici , was zelf onze Leidsman, en vermaakte ons met zijne grappen; hij fprak Latijn, Fransch en Engelsch, zoo goed als Italiaansch; eene bekwaamheid, die men in Italien maar zelden bij een Profesfor aantreft. Wij bleeven dien nacht in Lerici, en vertrokken eerst den volgenden morgen cm half vier uuren met volle zeilen uit de Baai, en wel zoo fnel, dat wij binnen weinige minuuten Capo Venere, een zeer aartig Steedje, aan het einde eler Baai gelegen, gepasfeerd waren. In het voorbijvaaren zagen wij het Lazaret of de Genuëefche Oi:a-ar.taine van f arignano, waarvan ons Howard eene heerlijke af- beel-  VIJFENDERTIGSTE BRIEF. 287 beelding gegeeven heeft ( * ) ; maar het duurde niet lang, dat onze reis zoo voorfpoedig ging. De winden zijn aan deeze Kust zoo onbeftendig en verwisfelend, dat wij den geheelen morgen, bijna elk half uur, eenen anderen wind hadden; en dit was oorzaak, dat wij eerst des avonds, om zes uuren , in Genua, aankwamen. De tijd zou ons ondraaglijk lang gevallen zijn, indien de fchoone gezichten van de Kust, die wij den geheelen tijd niet uit het oog verlooren, alwaar altijd de heerlijkfte Marmer Klippen (f)» mQt Olijven en ander groen beplant, dooraartige Steedjes en Dorpen afgewisfeld wierden, ons niet onderhouden hadden. Eindelijk vertoonde zich Genua op eene prachtige wijze. In de gedaante van een Amphitheater, dat de halvemaansvormige Baai omringt, fchijnt de Stad uit de zee langzaam optcklimmen, aan den voet van een Gebergte, dat, met de fchoonfte Buitenplaatfen en Tuinen praaiend, alles toebrengt om de lig- (*) In zifn voortreffelijk Werk: an Account of the principal Lazarettos in Europe. IVarringt. 1789. 4to. op de vierde, vijfde en zesde Plaat. (t) Zie over deeze Marmer-bergen F er b er, in zijne XXIMc Brief.  ft88 BRIEVEN over ITALIEN. ligging van Genua te verheerlijken; die waarlijk niet beneden die van Napels is. Wat de Stad zelve betreft, is Genua de fchoonfle van geheel Italien; waarom haar den naam van Superba, met recht, gegeeven wordt. Zij heeft eene menigte van fchoone Gebouwen; en daarbij heeft men hier veelal de Paleizen bij malkander gebouwd, en niet, zoo als veel in .Remplaats heeft, metflechte huizen 'ertusfchen beide gemengd; daarom mag men welzeggen: geen Napels, geen Florence, geen Rome, met al haare pracht der Bouwkonst, kan ééne ftraat opleveren, welke bij de eerde befchouwing zoo verrukkelijk voorkomt, als de Strada Balbi en de Strada Nuova in Genua. „ Wilt gij de fchoonlte Straat in de Waereld zien," zegt de Prefident Dupaty (*), „ ziet dan de Nieuwe Straat in Genua. Twee lange rijen van „ Paleizen, op een vloer van Lava, flrijden met „ eikanderen om den voorrang, en praaien met , „ hunne hoogte, met hunnen omtrek, met alle „ fieraaden der Bouwkonst; Facaden, blinken„ de Gaanderijen van witten , zwarten , duis, zendverwigen Stucco; dan meent gij maar ééne „ Schil- (*) Brief e uier Italien vom jahr 1785. aus dem FranzojiJchenvon Giosg, Forster. Mainz i?8p. T. I. pag.3i,  VIJFENDERTIGSTE BRIEF. ify „ Schilderij te zien; en het is in de daad maar één, „ hier neêrgetoverd, Paleis. " Ook in de andere ftraaten vindt men ongemeen fchoone Gebouwen, die door de platte daken een aartig aanzien geeven, en veelal geheel van Marmer opgetrokken zijn ; maar eene der grootfte gebreken der Stad is, dat veele ftraaten al te fmal zijn, die dan, door de hoogte der huizen, treurig en donker worden. De bergachtige ligging der Stad heeft niet zelden noodzaaklijk gemaakt, tot bevestiging van den grond, hooge boogen te metfelen, die boven op met Oranje en andere Boomen bezet, in de lucht zweevende Tuinen verbeelden, en op eenen verren afftand eene bijzondere fchoone vertooning maaken. De Haven maakt een fchoonen hal ven Cirkel, die door twee kostbaare Dijken omvat is. Het eenige, waar over de Schippers klaagen, is, dat deeze Dijken de Schepen , tegen de ftormen, die uit het Zuiden koomen, niet verzekeren. Aan de Haven ftaat een Pharüs of Lichttoren, la Laterna genaamd, die eene hoogte van-clrie honderd zesenzestig trappen heeft, waarin alle nachten zesendertig lampen branden, als een teeken voor de nabij in zee liggende Schepen. Zoo dra de Wachter op den toren een Schip van verre gewaar wordt, hangt hij één kogel, en koomen 'er twee Schepen, twee kogels, naar buiten, en zoo vervolgens tof II. Deel. T vijF  aoo BRIEVEN over ITALIEN vijf toe; vertoonen zich meer dan vijf Schepen, dan fteekt hij eene Vaan uit. Op deeze wijze weeten de Genuëezen altijd, of'er Schepen in aantocht ■zijn. Van de Paleizen heb ik 'er twee van binnen gezien, die met ongemeen veel fmaak gemeubileerd waren, waarin zij alle andere Italiaanfche overtroffen. Onder de Schildcrftukken vindt men in de Genuëefche Paleizen verfcheiden, die merkwaerdig zijn; zelfs eenigen van Rubbens, van Dyk en andere beroemde Nederlandfche Meefters, die anders in Italien zeer zeldfaam zijn. Het Paleis van den Doge is een prachtig nieuw Gebouw, waarin men door de menigte van Marmer geheel verbaasd ftaat. De beide Raadzaalen, de kleene zoo wel als de groote, zijn geheel in eenen nieuwen fmaak. In de groote Zaal zijn de Pilasters aan den muur, naar de Corintifche bouworde, van fchoon geel Marmer; de Plafon is met veel fmaak aangelegd, en men was bezig met dezelve te befchilderen. Rondom in de Nisfen ftaan de Standbeelden van verfcheiden Dogen, leevensgrootte, van wit Marmer. In de midden is een Troon, als dienende tot eene zitplaats voor den Doge; om welken de Raadsheeren op kleene Leuningftoelen zitten. Wij zagen nog eenige vertrekken, die den Doge ter wooning dienen; allen waren op het kostbaarfte, en naar den nieuwften fmaak, ge-  VIJFENDERTIGSTE BRIEF. apt gemeubileerd; het eenigfte, wat op dezelven zoude aantemerken zijn, is, dat men het eenvouwige fchoon 'er te veel mist, en het oog door al te veel verfieringen verblind wordt. Van de Regeering, karaéter der Inwooners, en Policie, heb ik weiniger kunnen verneemen, als ik gewenscht had, naardien de tijd van ons verblijf te kort was, oin hiervan iets te kunnen onderzoeken; ook heb ik 'er te minder werk van gemaakt, omdat anderen hierover breedvoerig gefchreven hebben; voor zoo veel ik 'er echter van gezien heb, kan ik U zeggen, dat in Genua zoo veel bedelaars zijn, als in eene Stad van Italien. Slaaven van de Africaanfche Kust, ziet men veelen, twee aan twee, aan elkander geketend, door de Stad loopen. Het was op een' morgen, omtrent zes uuren, toen ik even was opgeftaan, dat ik een ijslijk gerammel van ketenen, op de trappen in ons Logement, hoorde; ik fchrikte, niet weetende, wat'er gebeurde, en luiftcrde, dewijl het gerammel nader kwam; 'er wierd vervolgens aan de deur van mijne kamer geklopt, en eer ik nog geantwoord had, opende zich deeze, en waarlijk, ik verfchrikte, toen ik een Algierfche Slaaf, met een rood baaije Wambuis aan, met een dito mutsje op het hoofd, zijn, met een' halven voet langen knevelbaard verfierden kop, zag binnen fteeken. Ik vroeg hem driftig, wat hij begeerde? waarop T s hij  spa BRIEVEN over ITALIEN. hij mij verzocht, een paar turksleedere muilen van hem te koopen. Hij was met eenen langen keten aan zijnen makker, die voor het vertrek ftaan bleef, vast geboeid. Men rekent, in het geheele Gebied van Genua, omtrent viermaal honderd duizend Inwooners, waarvan men zegt, één vierde gedeelte in de Stad te woonen. De omtrek der Stad wordt op twaalf Italiaanfche mijlen begroot. Hieruit kan U Hooggeleerde de bevolking ligt afleiden. In vroeger tijden fchijnt echter de bevolking grooter geweest 'te zijn ; want in den jaare 1657, toen de pest in Italien zoo hevig woedde, ftierven in Genua alleen zeventig duizend menfchen. De ftaat van Genua is arm; maar onder de Inwooners , bijzonder onder den Adel, vindt men lieden van grooten rijkdom. Men moet hier den Adel in een geheel ander opzicht befchouwen, als in andere plaatfen, zoo wel Italien als Duitschland; want deeze beftaat hier meest uit Kooplieden ; en het gaat in Genua even als In Holland, waar de eerfte beftuurders van den Staat voornaamelijk hun geluk aan den Koophandel te danken hebben; en dit zal wel ligt de oorzaak zijn, dat de Staat zelf, met dat geene, welk het noodzaakelijkst voor herleven is, den handel drijft. Brood, wijn en olie, is niet anders dan bij de Republiek te koop. Zij hebben niet alleen hunne Kelders en Magazijnen, maai  VIJFENDERTIGSTE BRIEF. 293 maar ook hunne eigen Bakovens. De Magiftrati deW Jbondanza, moet en zorgen, dat aan deeze zaaken nooit gebrek is. Eene fchoone inrichting, die in alle Staaten verdiende nagevolgd te worden, als daarbij maar geen woeker plaats had, en alles zoo verzorgd wierd, dat 'er geene klagten konden ingebragt worden. De levensmiddelen, over het algemeen genomen, zijn hier zoo hoog niet in prijs, als in de Zeeplaatfen van het Groot Hertogdom Toscana; en wij verteerden hier dagelijks één derde van dat geene, wat wij des daags in Livorno geeven moeiten. De Visch, die in andere Zee - Heden zoo menigvuldig is, is hier flecht en fchaars; want tot groote fchade der Republiek is de Kust niet vischrijk. Wat hiervan de oorzaak zij, is, voor zoo veel ik weet, nog niet bepaald. In Fruit heb ik geene Stad in Italien zoo rijk gevonden als deeze. De Perfiken, die wij hier aten, gingen alles in fmaak te boven, en waren zoo laag in prijs, dat wij voor een Lire (welke niet meer als eene Hollandfche Schelling uitmaakt) zestig fchoone Perfiken, van verfcheiden foorten, kochten. Het gemaatigde Climaat, en het Gebergte , dat de vrugten tegen den Noordenwind beveiligd, veroorzaaken, dat het Fruit tot eene ongemeene rijpheid komt; daarom is ook de Confituurenhandel zoo aanmerkelijk in Genua. Ook zegt T 3 . men,  S94 BRIEVEN over ITALIEN. men, dat de Champignons en Truffels eenen aanzienlijken tak van den Genuëefchen Koophandel uitmaaken. De Cicisbeen zijn nergens in Italien in zulk eene menigte, ais in Genua; het zou eene fchande zijn, als een Man van rang met zijne Vrouw wandelde of naar Gezelfchappen ging. Na het trouwen wordt daadlijk de Cicisbeo verkooren, en deezen blijft altijd ; zelden verandert men van Cicisbeo. Zeer weinig gaan de Dames van rang alleen te voet, en wanneer zij zulks al eens doen, dan laaten zij gemeenlijk een Portechaife achter zich nadraagen, dat een zeer koddige vertooning voor eenen vreemdeling geeft. Bij de Burgers is de mode van de Cicisbeen nog niet in gebruik. De dragt der kleederen, bij de adelijke Dames, in de Stad, is zoo als in Lucca, altijd in het zwart; andere kleeding is haar verboden. Ook mogen hier de Heeren met geene degens verfchijnen. Z E Si  ZESENDERTIGSTE BRIEF. 295 ZESENDERTIGSTE BRIEF. Over de Geleerden en Hospitaalen van Genua. \/oor zoo veel mij bekend is, heeft Genua drie Ziekenhuizen, van welken het eerfte Mlbergo genaamd worde; dat eigenlijk voor oude en ongeneeslijke zieken, voor kreupelen, die buiten ftaat zijn om hun eigen brood te verdienen, gefticht is. Het is een groot en prachtig Gebouw, dat groote fommen gelds gekost heeft. De eerfte Stichter van hetzelve was een Genuëesch Edelman, uit de Familie van Brignole. Na hem volgden veele andere rijken; en de een zocht den anderen in milde giften te overtreffen; zoo dat het ongelooflijk is, hoe dikwijl* 'er groote fommen aan dit huis gefchonken zijn. Maar de Genuëezen hebben, zoo wel in dit Ziekenhuis als in het groote Hospitaal, een goed middel uitgevonden, om de rijken tct milds giften aantefpooren; en dit beftaat hierin , dat T 4 roe»  *96 BRIEVEN over ITALIEN. men aan de voornaamfte Weldoeners, Marmerc? Scandbeelden, bij den ingang en in de voorzaalen deezer Ziekenhuizen, laat oprechten. Degeenen, welke hun geheel vermogen aan dit Huis gefchonken hebben, zijn zittend afgebeeld; degeenen, die meer dan honderd duizend Genuëefche Lire aan hetzelve gemaakt hebben, worden geheel afgebeeld; en die meer dan vijfentwintig duizend Lire fchenken, krijgen een Borstbeeld. Dit gaat zoo verre, dat Howard, een Beeld befchouwende, welks eene voet onder den ftoel verborgen was; en de reden daarvan vraagende, tot antwoord kreeg: dat de Weldoener, wiens Beeld dit was, flechts negentig duizend Lire gefchonken had (*). Dit is dan oorzaak, dat de Godshuizen in Genua zoo rijk zijn. Het getal der ellendigen, dat in dit Ziekenhuis, ÏAlbergo, onderhouden wordt, bedraagt over de duizend, zoo Mannen als Vrouwen te famen genomen. Die geenen, welke nog eenig vermogen bezitten , moeten eene kleinigheid voor hun onderhoud betaalen; maar de meeften genieten alles om niet. De Vrouwen zijn geheel van de Mannen afgezonderd; zelfs zijn de Zaaien, waarin zij eeten, bijzón der. In (.*) Zie in het bovengenoemde Werk, pag. 57.  ZESENDERTIGSTE BRIEF. 297 In dit Hospitaal worden ook de Krankzinnigen onderhouden: en de Vrouwsperfoonen, die de Regeering laat opvatten, vinden hier ook eene plaats, waarin zij opgeflooten worden. Het tweede Godshuis in Genua is het kleine Hospitaal, dat alleen voor de Genuëezen is ingericht. Ik heb het niet gezien, en kan'er daarom ook verder niets van melden. Maar geen reiziger moet Genua verlaaten, zonder het Groot Hospitaal bezien te hebben. Welk een Paleis ! dat van alle kanten een vorstlijk aanzien heeft. Wanneer een vreemdeling voorbij dit Huis treedt, moet hij verwonderend uitroepen: „ hier zijn de armen zoo „ goed als de Doge zelf gelogeerd!" Een prachtig Voorportaal verfiert het Gebouw van buiten, en de Binneplaats heeft eene Colonade van de fchoonfle Marmeren Colommen, naar de Corinthifche bouworde, die achttien voeten hoog zijn. Men koomt in eene heerlijke Voorkamer, en van daar klimt men langs eenen breeden witten marmeren trap, die zijnen Bouwmeefter veel eer aan doet, naar de eerfte verdieping, waar de zieke Mannen hun verblijf hebben. De bovengenoemde Standbeelden, zoo wel als andere toepasfelijke fieraaden, zijn overal op eene welvoegelijke wijze geplaatst. Het is nog niet zeer lang geleeden, dat dit Hospitaal vergroot is; en deeze vergrooting koste over de vijftig duizend Lire, die echter wel T 5 fpoe-  208 BRIEVEN over ITALIEN. fpoedig, door de milde giften, zullen vergoed worden. Maar hoe is het met de inrichting, omtrent de zieken, gelegen ? verbeeld ik mij te hooren vraagen. Is die met de pracht van het Gebouw evenredig? „ Hier in dit Hospitaal," zegt de meergenoemde Prefident D upaty, „ heerscht devoor„ treffelijkfte órde, de volkoomenfte zindelijkheid „ en de uiterfte zorg, ter geneezing der zie„ ken (*)•" Evenwel zijn niet alle reizenden met Hem van 't zelfde gevoelen; want een ander reizend Geneesheer (f) beweert juist het tegengeftelde, daar Hij zegt: „ Het Hospitaal is vorfrelijk „ van buiten; maar van binnen is het met onze „ vecftallen niet te vergelijken. " Wie van beide zal men nu gelooven? Om U dit te kunnen btöntwoorden, zal ik^ü eerst van alles eene befchrijving moeten geeven, zoo als ik het gevonden heb. De Zaaien zijn groot en breed, en loopen, in het vierkant, om het Gebouw *r ook is de lucht in dezelven niet bedorven, maar redelijk goed; ten minllen op dien tijd, toen wij het bezochten, vonden wij geene bedompte lucht, of onaangenaa- men (*) In zijne Brieven, pag. 35. (t) Hecker Archivsn der Algemeine Heilkmdd.  ZESENDERTIGSTE BRIEF. 299. men reuk in hetzelve. Indien ik eene aanmerking maaken moet, is het deeze: dat de bedden al te digt bij eikanderen geplaatst zijn, en altijd twee, ja zelfs drie, aan een; zoo dat ééne Zaal vijf rijen bedden bevat, op die wijze, gelijk ik U bij het groote Hospitaal te Rome, befchreven heb. In eene der Zaaien vonden wij zelfs zeven rijen bedden , waarvan echter de twee onderfte voor kinde-! ren waren. Nevens de bedden zijn Nisfen in de muuren, waarvoor gordijnen hangen, en in elk van deeze is een nachtlloeltje, of ftilletje, geplaatst; zoo dat vier a zes zieken daarvan gebruik kunnen maaken. Tafeltjes voor de bedden, gelijk in het Hospitaal te Livorno, waarvan ik U gemeld hebbe, zijn hier niet. Voor de bedden hangen geene gordijnen, en de bedfteeden zijn allen geheel vanijzer gemaakt, om daar door het ongemak, van door weegluizen geplaagd te worden, voortekoomen; hoewel die voorzorge echter aan de verwachting niet beantwoord; want men is hiermeede in den zomer zoo geplaagd, dat men dikwijls hetflroo, dat. onder de matrasfen ligt, verbranden moet, omlangs dien weg dit ongedierte te dooden. De matrasfen zijn redelijk goed; maar het linnen zou weL wat zindelijker kunnen zijn: en over het algemeen genomen, vindt een vreemdeling, die uit Toscana liomt, een groot onderfcheid, met betrekking tot  3oo BRIEVEN over ITALIEN. tot de zindelijkheid, tusfchen de Hospicaalen van dat Land en van Genua. Om U Hooggeleerde een denkbeeld, omtrent I de goede orde van het groote Genuëefche Hospitaal, te geeven, zal het genoeg zijn, dat ik U één geval verhaale, waarvan ik zelf ooggetuige geweest ben. Toen wij langs de bedden omwandelden , hoorden wij een gedruis op de trappen, even of'er wel vijfentwintig perfoonen te gelijk naar boven kwamen; wij verbeeldden ons, dat het de Doétor van het Hospitaal was, verzeld van zijne Adfiftenten; maar hoe verwonderden wij ons, toen wij eenen Ezel, belaaden met melk, zagen op koomen, die tot op de tweede verdieping klimmen moest, en langs de bedden der zieken gedreeven werd, om aan hen de melk te verkoopen. De zieken liggen niet allen door malkanderen, maar hierin heeft eenige orde plaats, die in groote Ziekenhuizen zeer noodzaaklijk is. Degeenen, welken aan koortsziekten liggen, zijn van de anderen afgezonderd, en voor de reconvalefcenten is eene bijzondere plaats gefchikt. i Van het Hospitaal der Mannen gaat men, langs eenen anderen marmeren trap, in dat der Vrouwen, waarin de inrichting even dezelfde is, als bij de Mannen. De Vrouwen worden 'er door Nonnen opgepast. Dit zal genoegzaam zijn, om U te doen zien, dat  ZESENDERTIGSTE BRIEF. 301 dat de beide genoemde Schrijvers niet onzijdig gefchreven hebben. De eene gaat te verre, en meet den lof te breed uit: terwijl de andere het te veel veracht, en het erger affchetst, dan het in de daad is. Buiten het Hospitaal van Padoa, heb ik'er in Italien geen gevonden, dat zoo flecht was, dat het met eenen Veeftal kon vergeleeken worden. In dit Hospitaal worden allen, die maar ziek zijn, aangenomen: men vraagt niet, van welke Natie, of Religie, zij zijn, het is genoeg, dat zij arfn en ziek zijn. Dit veroorzaakt, dat het getal der zieken zelden beneden de duizend is. Volgens de opgaave van den Heer Volkmann, waren 'er in den jaare 1775. zes honderd tachtig zieke Vrouwsperfoonen, drie honderd Mansperfoonen, en zeven honderd kinderen. Toen wij het bezichtigden, waren 'er zeker veel minder; maar dit was ook in den zomer, en dit Hospitaal is des winters altijd Merker met zieken bezet, dan des zomers, 't geen in andere plaatfen van Italien zoo niet is. In dit Hospitaal worden ook Vondelingen genoJ men, en op kosten van hetzelve onderhouden. Men rekent het getal derzelven op twee duizend.' Als zij twaalf jaaren bereikt hebben, worden zij in een bijzonder daartoe ingericht Confervatorium gebragt, waarin de Jongens zoo lang blijven kunnen, tot dat zij bekwaam zijn, om hun bellaan te winnen;  s02 BRIEVEN over ITALIEN. nen; maar de Meisjes genieten daar, indien zij niet huwelijken, geduurende haar leven, onderhoud. Ook worden de zwangere Vrouwen in dit Hospitaal aangenomen, en geduurende den kraamtijd verzorgd. : De tot dit Hospitaal behoorende Apotheek wordt door de Capucijnen beftuurd; zij is groot en fchoon; maar nog met zoo veele ouderwetfche, onnutte, Praeparaaten gevuld, dat men zich verbeelden moet, wanneer men dezelven naauwkeurig beziet, eene geheele eeuw ten achteren te zijn. Dit Hospitaal heeft ook een Theatrum AnatO' tnicum, alwaar de lesfen in de Ontleedkunde gegeeven worden, dat in eenen redelijken goeden ftaat is; maar de Praeparaaten, die in een ander vertrek bewaard worden, zijn van geene uitmuntende fchoonheid; ik heb 'er ten minften geene onder gevonden, die bijzondere aanmerking verdienden. De Kruid-tuin is nog in eenen Hechter ftaat; zonder orde ziet men eenige, meestal zeer bekende, Gjficinalia, en dit is alles. Men kan daaruit ligt afneemen, hoe het met de onderrichting in de Kruidkunde hier moet gefteld zijn. Het Hospitaal heeft acht Geneesheeren: vier I>rimarü en vier Secundarii, welke laatfte hunne wooning in het Hospitaal hebben: even zoo is het met de Heelmeefters. De lesfen, welke in dit Hospitaal, in verfchei- de  ZESENDERTIGSTE BRIEF. 303 de takken der Genees- en Heelkunde gegeeven worden, zijn voornaamelijk voor de Giovani, maar kunnen ook van anderen, welken zich in deeze Weetenfchappen oeffenen willen, bijgewoond worden. De Doétoren Petr. Francisc. Pizzorno, Montiverde en Pratoluongo, leeren verfcheiden takken der Geneeskunde, en de Heelkunde wordt door Lanzeffe en Brusiche voorgedraagen; evenwel zijn alle deeze lesfen niet zoo voldoende, dat zij genoegzaam zijn tot onderwijs in de Geneeskunde; maar de Doctoren van Genua hebben meest allen, op andere Italiaanfche Academiën, hunne Itudien volbragt. Echter kan men niet ontkennen, dat onder de bovengenoemde Profesforen Mannen van verdiende en kundigheid zijn. Pizzorno, welke de Phyfiologie voordraagt, is een Man, die in Genua eene groote achting, wegens zijne kundigheid, verworven heeft (*); men heeft van Hem: Ifioria delle malap- (*) Pizzorno is thans overleeden, en de Raad van Genua wendt alle moeite aan, om deeze plaats op de best mogelijke wijze te vervullen. Men is over het geheel in Genua bedachf, om de beöeffening der Geneeskunde op eenen beteren voet te brengen, en reeds heeft men, daar?  3o4 BRIEVEN over ITALIEN. ïattie di Sarzana e luoghi adjacemi. Genov. 1784. 4to. Giuseppe Pratolungo is een eerwaerdig } Grijsaart, die zich door zijne befchrijving der Rotkoortfen en Epidemifche ziekten van Genua, welke in de jaaren 1741, 1742. en 1743. regeerden, zeer beroemd gemaakt heeft. Dit Werk is voor eenen reizenden zeer merkwaerdig en nuttig; terwijl men in hetzelve eene korte Topographie van Genua vindt, die elk met nuttigheid leezen zal (*;. Deszelfs Zoon, Giovan. Battist. Pratoluongo^ heeft een Vroedkundig Werkje, voor- daaromtrent, met de Academie te Pavia geraadpleegd. Ook is de Heer OLivAEr, een Man van veel verdienften, tot Hoogleeraar in de Pra&ijk beroepen, die, op dezelfde wijze, als in Weenen en Pavia gefchied, lesfen aan de bedden der zieken geeven zal; en in 't geheel zal alles zoo ingericht worden, dat de Studenten voordaan niet nodig zullen hebben, om, ter volmaaking hunner ftudien, buiten Genua te gaan. Zie Algemeens Kunsten Letterbode, No. 76. (*) Delle febbri, che ji dicono putride di G. Pizzorno, feguito da due Differtazioni fulle febbri, che furonc Epidemiche nella Citta e Territerio di Genova 1'Anno 17,41, J742, 1743- 1736. 8vo.  ZESENDERTIGSTE BRIEF. 305 Voornaamelijk over de doorfnijding der Schaambecnderen , uitgegeeven ( f >. Pietro Bonomi arbeid aan een Werk over de Tanden, waarin Hij de leerftellingen van Munter verder poogt natefpooren. Dit is alles, wat ik U van de Geleerden in Genua melden kan; want deezen zijn hier, zoo het toefchijnt, gansch niet menigvuldig. % (f) Discorfo Julia Symfyfiotomia, peceduto da m pren 'faggi° ful jnecbanimo del Parto. Genov. 1783. U. DeeL V ZE-  3o5 BRIEVEN over ITALIEN. ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. Reize naar Pavia;. befchrijving deezer Stad, en Academie. f)e ftreeken rondom Genua, op eenen sange-, rsaamen zomeravond, te doorreizen, is iets, dat zeer verrukkelijk is; en ik reken dien avond, toen wij van Genua naar Pavia op reis gingen, onder een der aangcnaamften van mijne geheele Italiaanfche reize. De Stad is rondSm zoc met huizen ombouwd, dat men deeze als eene Voorftad zoude aanzien, waar men een geheel uur nodig heeft, om door te pasfeeren. Langzaam neemt het getal der huizen af, die nu en dan door Tuinen en fchoone aangebouwde Landerijen verwisfeld worden. De Bergen zijn met Buitenplaatfen als bezaaid, welke in fchoonheid met de Paleizen in de Stad om den voorrang ftrijden. Elk deezer Buitenplaatfen heeft haare Tuinen, Boschjes, Wandelwegen enz. Welk eene heerlijke vertooning, wanneer men zoo een Berg in \ verfchiet befchouwt! ' De  ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. 307' De Landdraat zelf is verrukkelijk fchoon; alcijd inec honderde menfchcn en rijtuigen voorzien; bijna elk kwartier uur koomt men in eeil fraai Dorp, waarin geene armoede, maar rijkdom, fchijnt te heerfchen. Alle deeze Dorpen zijn door fchoone Alleen, deels van witte Moerbeziën, deels van Ohnboomen, aan malkander gehecht. Zoo gaat deeze weg eenige uuren vöord, tot hij eindlijk meer bergachtig begint te worden; maar zelfs in het Gebergte heeft men fchoone. afwisfelingen ; dan pasfeerden wij aangenaame Kastanjewouden , dan vrugtbaare Dalen, welke door de klaarde Beeken en Rivieren doorfneeden worden; en weêr met Dorpen afwisfelden. Dan ontmoet men woede Rotzen, die haare kaale kruinen boven alle anderen Verhieven, waar dikwijls de Weg fmal en moeilijk was, bijzonder omtrent Bochetta. Het Stadje Novi doorgereisd zijnde, dat aan den voet van.eenen Berg, dertig mijlen van Genua, gelegen is, zeiden wij het Apenninïfche Gebergte het laatst vaarwel. Het overige van den weg tot Pavia is effen, en de ftreeken zijn vrugtbaar. Wij pasfeerden Tortona, een klein Stadje aan de Rivier Serivia, in het Piemontefche gebied, en hielden ^n Voghcra ons tweede nachtverblijf. Vogaera is een klein, echter niet onaartig, plaatsje, dat door het daarin liggend Guarnizoen vrij levendig is. V 2 lil  3o8 BRIEVEN over ITALIEN, In deeze ftreeken worden ongemeen veel Zijwormen geteeld, die hier aan de Landlieden bijna meet opbrengen, dan al het overige van hunnen landbouw. Den volgenden morgen begaven wij ons weêr zeer vroeg op reis: pasfeerden den Po, bij Porto di Rea, en daarna het kleine Riviertje Gravelone, dat het Piemontefche van het Milaanfche gebied affcheidt, en het was nog geen negen uuren, toen wij in Pavia aankwamen; gevolgelijk hadden wij omtrent anderbalven dag doorgebragt, om zesenzestig mijlen, den affland van Genua tot Pavia, afteleggen. Indien men extra post wilde neemen, zoude het niet zeer moeilijk vallen, om op één dag van Genua tot Pavia te reizen. Pavia is eene groote ouderwetfche Stad, gelegen aan de Rivier Ticino, waarvan de Latijnfche naam Ticinum is afteleiden. Zij was in de Oudfle tijden, en reeds lang voor Milanen, vermaard. Zij is flecht bevolkt: het getal der Inwooners kan men niet wel boven de dertig duizend berekenen, welk getal niet toereikende is, om de Stad, naar derzelver grootte, levendig te maaken. Dan, dit veroorzaakt weêr , dat zij, voor eene Academieplaats, des te beter gefchikt is. Haare ligging, op eene vrugtbaare vlakte, is fchoon, en de in het verf'chict liggende Bergen veraangenaamen de ftreeken om Pavia nog meer. De Stad, op zich zelf be-  ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. 309 befchouwd, heeft geen vrolijk aanzien, door haare korte, kromme, ftraaten, welke daarbij veelal nog fmal zijn; want, uitgezonderd de Strada Nuova, zijn de overige meest allen in eenen Hechten ftaac en onaanzienlijk. Zoo dat het der moeite niet waerdig is, uwe aandacht bij de befchrijving deezer plaats bezig te houden. Maar hoe flecht ook deeze Stad is, zoo moet ik evenwel bekennen, dat zij, ten minften voor onze Weetenfehap, de merkwaerdigfle in Italien is; ja ik durf zeggen, dat Pavia eene der voornaamfte Academieplaatfen van geheel Europa is. Voor honderd jaaren was zij dit zeker niet; want om dien tijd zeide een Reiziger, van de Academie te Pavia, fpreekende, dat dezelve op fterven lag; maar thans heeft zij haaren ouden roem, dien zij. in de eerfte tijden gehad heeft, herkreegem De Academie van Pavia rekent haar begin van Ca rel den Grooten af, omtrent den jaare 792, toen deeze Keizer een der beroemdfte Mannen van dien tijd, Joannes Scotus., der waard zond, om in de fchoone Konften en Weetenfchappen lesfen te geeven; men bereidde voor Hem eene woonplaats in het Kloofter der Augustijnen., en langs dien weg werd deeze Hooge School van langzaamerhand opgericht. Zij werd naderhand, door Carel den lVden, vernieuwd, en verwierf overal V 3 groo-  3io BRIEVEN over ITALIEN. grooten roem , door dat zij in alle takken van Weef tenfchappen van de beroemdfte Mannen voorzien, was; en ofichoon zij, in de Geneeskunde, zoo veel geleerde Profesforen, van de voorige eeuwen, niet kan optellen, als wel de meefte andere Italiaanfche Academiën, zoo kan men echter Jac, Berengarius, Hier. Cardanus en Case. Asellics, niet met llilzwijgen voorbijgaan. Dan, langzaamerhand verminderde weêr de roem deezer Academie; en zij was bijna te niet gegaan, indien niet de voorige Keizcrinne, Maria Theresia, een nieuw leven in haar verwekt hadde. Zij zag duidlijk in , dat de ligging en alle omftandigheden deezer Stad van dien aart waren, dat dezelve bekwaam was, om de bloeiendtte Hooge Schoole van Italien te bevatten. Zij {telde daarom alle poogingen in het werk, ten einde den ouden roem deezer Academie weêr te herftellen; ea Keizer Josephus drukte, in dit opzicht, ook haare voetfiappen. Men trachtte de plaatfen der Profesforen met de Gelecrdlie Mannen te voorzien: men richtte eene Bibliotheek op: men bouwde een Astronomisch Obferyatorium: alle nodige Phyfifche en Mathsmatifche Inftrumenten werden aangefchaft, benevens ook een fchoon Naturaiiën Kabinet aangelegd; en zoo begon deeze Hooge Schoole op nieuw weêr te bloeijen. Men zag Spalanza- ni,  ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. 311 Ni, Scopoli en Tissot, als Leeraaren in Pavia, en honderde Studenten, bijzonder in de Geneeskunde, begaven zich derwaard. Maar, om den roem van Pavia geheel te herftèllen, was nog de tegenwoordigheid van eenen doorgeleerden Jqman Peter Frank noodzaaklijk; nooit heeft deeze Stad aan eenen Geleerden meer verpligting gehad, als aan deezen Man, die ten volle getoond heeft, wat één enkelde Geleerde al nuttigheid kan te weeg brengen, als Hij daartoe van den Vorst gemagrigd is. Maar wij willen den tegenwoordigen ftaat deezer Academie wat nader befchouwen. Offchoon de Heer Bal ding er met deeze befchrijving mij reeds is voorgekoomen, zoo zal het echter niet ondienftig, of U Hooggeleerde onaangenaam zijn, dat ik U mijne aanmerkingen, daaromtrent, meededeele; ik zal dat geene, wat ik overgeflagen heb, met de berichten van den Geheimraad, Baldinger (*), trachten aantevullen. Ik maak met de lijst der Profesforen eenen aanvang. Jacobus Rezia, voorheen Profesfor der Ontleedkunde , geeft thans les in de Phyfiologie. Zijne Qbfervationes Anatomico-Pathologicae zijn ü ze- (*) Mcdicir.ifches Journal, XXfte Stuk, pag. 16. V 4  312 BRIEVEN over ITALIEN. zeker bekend. Buiten deeze, heeft men van Hent nog eenige Disfertatien, die mij niet allen bekend zijn. Onlangs ontving ik zijne Dhfertatio de Ra* tione Sanguims molm per Arterias. Bassianl s Carminati, is Profesfor derTherapia en Mat er ia Medica; Hij brengt ook zijne Studenten, in het Hospitaal, aan de bedden der zieken. Zijne proeven, over het Maagfap roonen zijnen onvermoeiden ijver tot vermeerdering der Weetenfchappen: en zijne Opuscula Therapeutica , worden van elk met nut geleezen. Jozephus Nessi, geboortig uit Como, is Profesfor det Heel- en Vroedkunde (f). Zijné Wer- (*) Ricerchc Julia Natura. e fugli ufi del fuco Gastrico in Medicina e in Chirurgia, Mitano 1785. 4to. Waarvan in 't zelfde, jaar, te Weenen, eene Hoogduitfche vertaaling.ia uitgekoomgn, (f) Jozephus Nessi is niet meer in Pavia, Hij bekleedt thans de plaats, als Directeur van het Hospitaal, te Como, In zijne plaats is Vinzenzo Malacarne, van Turin mar Pavia, beroepen. Deeze Man is een envermoeidc arbeider in zijne Weetenfch?p. Buiten de ver» fcheide geleerde Verhandelingen, die Hij in de Atti dell* Academia Italiana di Verona, gegeeven heeft, heeft men van Hem: Tupografia Fifico - Medica della Citta d'Aqui TJ&S. Belle Osfervazioni in Chirurgia trattaie, Turino 1784. Belle opere de' Medici e de' Cervfici, che nacqueror.o 0 jW»Ve-  ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. 313 Werken, die Hij over deeze Weetenfehap heeft bekend gemaakt, zijn ongetwijfeld in uwe handen. De Ridder Joseph de Ramponi a Ro> senhof, een Edelman uk Trient* is Profesfor der Pathologie. Anton. Scarpa, uit Friaul, geeft niet alleen les in de Ontleedkunde, maar doet ook da Chirurgifche operatiën in de lijken; Hij is U Hooggeleerde zoo wel bekend, dat het overboodig zoude zijn, U, van zijne (tellingen en uitgegeeven Werken, eenig verflag te doen. Wij kunnen vaa Hem hog veele nieuwe ontdekkingen, in de Ontleedkunde, verwachten; want zijn ijver is onvermoeid. De beroemde Jo. Ant, Scopoli, uk Trient geboortig (*); die Profesfor in de Kruidkunde en Chemie was, is thans overleeuen, en wel op deti 3den Mey 1788, in het vijfenzestigile jaar zijnes ouderdoms. Hij werd, in den jaare 1777, uit Schemnitz, als Profesfor > naar Pavia beroepen. . . Zij- no prima del fecolo XVI. negii Stati diSavtya Mon:msnti, Turino 1786. 4'o. (*) Gruner zegt, dat Scopoli, uit Fleinfthal, ia Tirol, geboortig is. Zie Jllmanach j'ur Aerz'.e, 1789. pag. ï_78- V 5  Si4 BRIEVEN over ITALIEN.' Zijne Werken zijn zoo menigvuldig, dat ik, als ife die allen wilde opnoemen, daaxmeede een. geheel blad zoude kunnen vullen. Ds. Tiss ot, die reeds deeze Academie weêr verlaaten hcefc, Haat, als Profesfor Emeritus, op de lijst der Profesforen. Door Hem kreeg Paviaeenen grooten toeloop, en eenige willen bewee. ren, da: in de eerfte jaaren, na zijn vertrek, het getal der Studenten, wel twee honderd verminderd wss ( *) ; evenwel is deeze opgave zeker te groot: Zoo veel is 'er van, dat men het afltaan van zijnen post zeer misprees; daar Hij fl . chts twee jaaren als Leeraar, aan deeze Hooge Schoole, gebletven is. Niettegenltamde zijn vertrek zeer onaangenaam was, bewees men Hem echter dankbaarheid; want men liet Hem, in het Hospitaal, het volgend op-, fchrifc, in eenen Marmeren Steen, uithouwen: S. A. D. de Tissot Domo Lofanna in Helvetiis Confumatae Peritiae Medico Studiorum in univcrfitate hocque Nofocomio per Biennium Sur4". (*) Zie Teutjehe Merkur, Junius 1789» pag- 293*  ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. 315 Summa cum laude medendi artem profesfa honesta impetrata misfono Patriam remeanti TlCINA urbana ClINICA PüBÈS Tanti viri aemulata ftudia Jitulum feut. CIDIDCCLXXXIII. Loens Gratis datus Curatorum Decreto. Tot de Philofophifche Faculteit behooren: Lazarus Spalanzani, uit Reggio, die zich, door zijne ontdekkingen in de Phyfologie en Natuurlijke Hiftoriën, eenen onflerfelijken roem verworven heeft. Hij is Profesfor der Natuurlijke Hiftoriën, en Opzichter van het Naturaliën Kabinet. Zijne meefte Werken zijn, door de overzetting van Se ne bi er, zoo bekend geworden, dat 'er bijna geen Geleerde is, welke dezelve niet geleezen heeft. Hij had reeds zijne reis naar Griekenland en Conftantinopolen aangenomen, dus Ipcet het ons zeer, deezen Man niet te kunnen leeren kennen.' Pater Petr. Carol. Barletti, uit Griïnalda, leert de Phyfïca generalis. Pater Gregor. Fontana, uit Rovcredo, in  jiéf BRIEVEN over ITALIEN. in Tirol, een Broeder van den beroemden Fon« tana , te Florence, is Profesfor in de Mathefis, en geeft ook lesfen in de Phyfica. Hij is te gelijk ook Bibliothecarkts, en wordt zoo wel om zijne geleerdheid, als bijzondere denkwijze, zeer bemind ; maar Mij bevond zich, wegens den ftaat zijner gezondheid, in geene gunftige omftandigheid. Alexander Volta, Raadsheer der Stad Como , aan wien wij zoo veele nieuwe ontdekkingen in de Natuurkunde te danken hebben, is Profesfor der Phyfica Experimentalis. Terwijl het Vacantie was, waren bijna alle deeze Meeren uit de Stad, waardoor ik geene derzelven in Pavia heb kunnen fpreeken, uitgezonderd den Meer Frank, die nog maar federt eenige maanden daar woonde, en bezig was met de Academie, zoo wel als het geheele Medicinaal wezen, in eenen beteren ftaat te brengen; want hierin was neg veel te veranderen. De voorleezingen waren nog flecht ingericht: deVacantien te groot, en veele andere misbruiken haddtn'er plaats; ja zelfs was de voordragt nog niet altijd zoo, als men-die van zulke Mannen verwachten zoude. Ramponi houdt zich nog te veel aan de oude gewoonte, en is met de nieuwe ontdekkingen weinig bekend. Spalanzani is beter gefchikt voor Geleerden te onderrichten, da» cerstbegicnenden; zijn voordragt is overheerlijk, ea  ZEVENENDERTIGSTE BRIEF. 3i? en zijne Italiaanfche fpraake fierelijk; maar hec ontbreekt Hem aan Litteratuur, en Hij is te weinig bekend met de Daitfche Geleerden. In veele Collegien ontbreekt de goede order en oplettenheid. De Academie heeft weinige inkomften, en daanom worden de Profesforen flecht betaald; gemeenlijk bedraagt hunne jaarwedde naauwlijksi duizend Gulden: en dit is alles, wat zij verdienen kunnen; ten zij men eenigen, om bijzondere oorzaaken of buitengemeene kundigheden, bijzonder beloond; zoo als bij Sc opoli-, T i ss o t enz. gefchiede. De Promotie te Pavia is niet zoo gemaklijk, als op andere Italiaanfche Academiën. De Studenten defendeeren Thefet, die op groot papier gedrukt worden, maar het Examen is zeer flreng. Het Hospitaal was nog in de beste orde niet; maar het zou geheel nieuw herbouwd, en op eenen geheel anderen voet ingericht worden; 't welk ook nu reeds gefchied is. Het is, volgens alle berichten, in den besten ftaat, en de zindelijkheid wordt omtrent alles met de meefte zorgvuldigheid betracht. De Bedfteden zijn van ijzer, met kopere fieraaden, en ftaan op rollen, door welken zij zeer gemaklijk naar andere plaatfen kunnen vervoerd worden. De Vrouwsperfoonen worden door vierentwintig Nonnen opgepast., en de Mannen door Mansperfoonen. C ar-  gig BRIEVEN over ITALIEN. C arm in at ii Rezia en Ragi, zijn Doctoren van het Hospitaal, en de Heer Frank heeft de direétie over hetzelve, ook houd hij zijne voorleezingen aldaar. Hij had die op denzelfden voet ingericht, als Stoll, in Weenen, Hij heeft zesentwintig bedden voor de zieken, waarover Hij Collegie houdt: twaalf voor de Mannen, twaalf 'voor de Vrouwsperfoonen, en twee voor buitengewoonen ziekten. De lijst van de zieken, welke in het Hospitaal zijn, welker getal gemeenlijk op vier honderd komt, moet Heni altijd gegeeven worden, en uit deeze kiest Hij die geenen uit, welken Hem voor zijn Collegie het dienftigst zijn. Hij leest dagelijks twee uuren: en een getal van meer dm honderd Candidaaten, waaronder niet zelden over de twintig gepromoveerde Doctoren zijn, volgt Hem van bed tot bed„ Gemeenlijk doet Hij des avonds, voor zonnen ondergang, met zijne Candidaaten, nog eens de ronde bij deeze zieken. Een van zijne toehoorders fchrijft de ömftandigheid of toedragt der ziekte, •van dag tot dag, in het Latijn, op; Hij corrigeert dit affchrift, en is voorneemens dezelven naderhand door den druk bekend te doen worden. Hij las ons een en ander deezer Hifloriae Morborum voor^ die gewis van dien aart waren, dat men na derzelver bekendwording met recht verlangen mag, om een Werk te krijgen, dat waerdig is, nevens S toll'S  ZEVENENDERTIGSTE BRÏEF. 315; Stoll's Ratio Medendi, geplaatst te worden. Tot het voorfchrijven der Geneesmiddelen, hebben de jonge Doétoren weinig vrijheid; de Heer Frank doet dit zelf', en toont altijd zijnen toehoorderen, dóór redenen, aan, waarom Hij dit of een ander middel gebruikt. Zoo dat zijne lesfen dikwijls verre in de Materia Medica uitloopen. De Chirurgifche Operatien worden nog door Sc ar pa, - in het Hospitaal, zelf gedaan; maar hier voor zal-eene bijzondere Zaal gebouwd worden. De Levensregeling der zieken is in vijf af ieelingen gedeeld, om op die wijze des te beter dezelve te kunnen veranderen. En voor een Hospitaals Dispenfatorium is reeds gezorgd, waarin veele onnutte zaaken zijn weggebleeven. Bij ieder bed is eene tafel, op welke het voornaamfte, tot de ziekte behoorende, gefchreven is, om door dien weg de onderzoeking der zieken, Voor de jonge Doétoren, gernakh<,ker te maaken. ' De dooden uit het Hospitaal koomen allen op de Anatomie, waardoor 'er altijd gelegenheid is, om de oorzaak der ziekte, na rdt: en dat men dezelve zoo wel in het Hospitaal te U^enen, als in Milanen, waargenomen heeft. Ik zoude te breedvoerig worden, indien ik U eene befchrijving van zijn gevoelen wilde geeven, mogelijk heeft U Hooggeleerde zijn Werkjen zelve geleezen. De ' (*) Onder deezen is voornaamelijk Jo. Videmarius, die mij hierover , in 't voorleeden jaar, eenen brief fchreef en mij zijn Werkjen: De quadam Impetiginis jpecie morb* opud nos in rusticis nunc frequentiori, vulgo Pellagra nuncufato, Disquifitie. Midiolani 1790. toezond.  VEERTIGSTE BRIEF. 355 De Do is een zeer gedienftig Man, die ons, in alles wat tot deezë ziekte behoort, op het vriendelijkst toelichtte, en aan de bedden der zieken rond leidde. Hij heeft naderhand de Ptlagra naaüvkëurig befchreven; maar ik heb tot ftog toe vergeefsch getracht dit Werkjen in handen te krijgen. Het derde Deel daarvan fe reeds uitgekomen (f). In Legnano nam ik affcheid van mijne Vrienden, deHeeren Dr. Droffel en Hollenhagen', die van hier over 'lurïn naar Frankrijk zouden vertrekken, terwijl ik mijne reize door Zwitzerland neemen wilde; De laatfte avond was voor ons zeer aandoenlijk. De gedachte van een Land; waar- (*) In mijne Verhandeling over de Pelagra, ftaat opi verfcheide plaatfen Stramki voor Strambi, welk eetie drukfeil is. (t> Het eerfte Deel heeft den tijtel: Caj. Strambh, de Pslagra Objervationes in Regio Nofocomio faïïae a talendis Junii 17F4 usque ad finem arini 1785. Naderhand heeft hij het onder den volgenden tijtel voordgezet: De Pelaira A^nus Secundus Jive Objervationes, quas in Regio Nbfocomio, quod in oppido Lignani Pelagrae morbo laborantibus Augusta pietas conftituit; Caj. Stbambi callegit. Anna Jï86. Medielar.i 1787.  356 BRIEVEN over ITALIEN. waarfchijnlijk voor akijd, te zullen verlaaten, waarin wij zoo veele fchoonheden gezien, zoo veele vermaaklijkheden genooten, en zoo veel nuttigs vergaard hadden, vervulde onze harten met treurigheid. Het was des avonds omtrent zes uuren, toen ik Legnar.o verliet, en te paerd naar Sesto vertrok, waar ik om tien uuren aankwam. De weg was ten deele niet onaangenaam, langs wegen, met fchoone Kastanjeboomen beplant, ook treft men hier en daar een armoedig Dorpje of Stadje aan. In Sesto het avondmaal genomen hebbende, zocht ik daadlijk een vaartuig om over de Lago Maggiore, naar Bellinzona, te vaaren. Men eischte voor hetzelve drie^Ducaaten; echter werden wij het eens voor éénentwintig Lire, iets meer dan zeven Hollandfche Guldens. Omtrent middernacht begaf ik mij in het vaartuig. Wij pasfeerden Arona, waarbij het merkwaerdige Standbeeld van Carolus Borromeus, van Metaal, dat eene hoogte van vijfendertig ellen heeft, geplaatst is. De wind was (til, en de twee Bootsmannen moeiten geftadig roejjen, terwijl ik mij op een bos fixoo te rusten had gelegd, waarop ik eene zoo goede rust genoot, als of ik op het beste bed gelegen had. Allerheerlijkst was de befchouwir.g van den vroegen morgenftond, toen ik met den opgang der zon ontwaakte. Toen zag ik eerst, dat ik mij op eene der  VEERTIGSTE BRIEF. 357 der fchoonfte Zeeën van Europa bevond, welke door de vrugtbaarfte bergen omringd is; Deeze zijn met Kastanjebosfchen, Wijngaarden en andere fchoongroenende Boomen, beplant; overal met Dorpen en Huizen doormengd, die wederom met vloeijende beekjens doorflingerd worden. Het was omtrent zes uuren, toen wij de fchoone Borromeifche Eilanden naderden. Ifola Madre aan de rechter zijde, Ifola Bella aan de linker, en Ifola Piscatoria iets verder gelegen. Ik liet mij aan de Ifola Bella aan land zetten, om dezelve wat naauwkeuriger te bezien; want al heeft men de fchoonfte uitzichten, die Italien oplevert, nog versch in 't geheugen, zoo hebben deeze Eilandjes echter iets verrukkelijks; ja zij mogen met de fchoonfte werken van dien aart gelijk gefteld worden. Verbeeld U eene dorre rots, in het midden van eene kleene Zee of Meir, die door overheerlijke ftreeken omringd wordt; daar thans niet alleen de fchoonfte Tuinen zijn aangelegd , maar die ook met een Kasteel pronkt, dat eene zeer verheven bouworde heeft. In het Kasteel vindt men eenige fchoone Schilderijen; maar voornaamelijk zijn de vertrekken merkwaerdig, die zoo laag aan het water gelegen zijn, dat de vloer derzelver weinig boven hetzelve verheven is. Deeze vertrekken, GrotteTerrene, zijn geheel met Mosfelfchelpen, Zeegewas'Z3 fen,  358 BRIEVEN oter ITALIEN. fen, Glas, Steenen enz., op eene eenvouwigej echter op eene aartige wijze, bekleed,,en maaken het verblijf aldaar, in de heete zomerdagen, alleraangenaamst. Maar het allerfchoonüe van Ifola Bella zijn de Tuiren, welke uit tien, boven elfcandcren ttaande, Terrasfen beftaan, en zich, op eenen afflard, als eene Piramide verto men; men gaar langs fcnoone trappen van den eenen Tuin in den arceren, en elke 1 i in heeft icrs bf.zonders, dat hen- aapgeniam maakt. Zoo vindt men in den eenen fra-'iie hagen van Oranjtboomen, in andere fchoon Fruic; dan weêr bloemen; wederom hebben ai. de re klcere bosch es van zeer groote Lauv>'ri<.r^r>men, en zoo vervolgens. De Tuinman Icheen ijverig in het beüeffenen zijner konst te zijn, bijzonder bevlijtigde hij z;ch, om boomen te b^b' en, die verfcheidentrlei vru^ten voordbragten. Hij t> onde mij een Oranjeboom, die met Ro< zen, Druiven en Oranjeappelen tegelijk praalde, en eer. ;men_r droeg zelis Oranjeappelen en An* gelieren. P eze Tninen liggen geheel in het Zuiden, zoo, dat zij door de hitte der zonneftraakn even zoo verwar.i d worden, als de '1 uinenin de ureeken van I\:ptis; want ui het Fruit, en bijzonder de Granatiup^eien, koomen hier zoo vroeg en even goed mi rijt I eid, als in i et beneden gedeelte van lioikn. De hooge lieigen, die hier om de Zee leg- Sen>.  VEERTIGSTE BRIEF. 359 gen, verftrekken deeze Tuinen ter befchntting tegen de fcherpe winden, en maaken dezelven, als 'c ware, tot broeikasten; zelfs zijn deeze Bergen , aan de Zuidzijden, zoo vrugtbaar, dat men hier de Mijrthe en diergelijke Planten, ja zelfs de Agave Americana, in 't wild ziet groeijen. Het Wfn zicht van deeze Tuinen is zoo Ichoon, dat het de fchoonfle gezichten der Italiaanfche Tuinen kan evenaaren. Ik had hier eenige vermaakelijke uuren doorgebragt, toen ik mij weêr in 't vaartuig begaf, en met beteren wind tot Magadino zeilde, waar ik des avonds om zes uuren aankwam, en nog te paerd naar Bellinzona reed. Kluchtiger reis dan deeze hebbe ik nooit gehad; mijn Leidsman of Wegwijzer was een Heelmeeiler, eigenlijk Baardfchrapper uit Bellinzona; die mij, met vrij langdraadige vertellingen, den weg nog verdrietiger maakte, dan hij was; in den beginne ging alles nog goed; maar een halfuur gevorderd zijnde, bleef hij achter, en als ik wat langhamer voordreed, om hem te wachten, deed hij een vlugge fprong en zette zich achter mij op het paerd; maar dit vond hij dan weêr te lastig, fprong 'er fpoediger af dan op, waarna mijn Chirurgijn in den drek lag; echter dit fchrikte den Ruiter niet af, om een tweeden fprong te waagen; en offchoon ik hem, deels met goedheid, en deels met ernsr, Z 4 tracht-  36o BRIEVEN over ITALIEN. trachtte te beduiden, dat zijn pligt was, te voet te gaan, dit alles was te vergeefsch: en wilde ik naar Bellinzona koomen, zoo moeiten wij te famen rijden , zonder dit had mijn Leidsman belTooten, weêr naar Mcgadir.o terug te keeren, en mij, op eenen onbekenden weg, die zoo gemaklijk niet te vinden was, vooral tegen het vallen van den avond, alleen te katen. Hij trachtte mij zijn gezelfchap zoo aangenaam, te maaken, als mogelijk was. Zijn voornaamfte gefprek was over het Baardfcheeren, en over de verfcheiden Baarden, die hij in Bellinzona te behandelen had; alles in eene taal, die bijna onver* ftaanbaar was. Op deeze wijze kwamen wij dan eindlijk des. avonds nog in Bellinzona, waar- ik in gezelfchap van eenige Duitfche Kooplieden eenen aangenaamen. avond doorbragt. EEN-  EENENVEERTIGSTE BRIEF: 361 EENENVEERTIGSTE BRIEF. Reize van Bellinzona over den S. Gothards Berg9 door Zwitferland naar Straatsburg. J Jet Is mijn voorneemen niet, U Hooggeleerde eene befchrijving van Zwitferland te geeven, vermits daarvan zoo veel gefchreven is, dat, althans bij eenen vluggen doortocht, men bijna niets kan aantcekenen, 't welk niet voorlang door anderen opgemerkt is, zoo wel in de natuurlijke hiftorie van dat Land , als omtrent de verdere merkwaerdigheden; en daar in verbeteringen te willen maaken, zou meer tijd en vlijt vereifchen, dan ik daar aan befleeden kon. Het zou overbodig zijn, al de Werken optenoemen, welke mij hieromtrent bekend zijn. Ik zoude deezen Brief geheel hebben kunnen, weglaaten, maar terwijl ik verneeme, dat U Hooggeleerde mijne voorige Brieven, waaronder ook verfcheiden zijn, die meestal bekende zaakcn bevatten, echter met genoegen gelcezen heeft, zoo vertrouw ik, Z 5 dat.  $6* BRIEVEN over ITALIEN. dat de berichten van mijne terugreize door Zwitferland met geen minder gunst zullen ontvangen worden, offchoon dezelve zeer beknopt zijn. Bellinzona is een aartig plaatsje, in Zwitferfche Landvoogdij, dat onder de Cantons Uri, Schweits en Unterwalden, behoort; ik heb mij daar Hechts ééne nacht cpgehouden, en zettede den volgenden morgen mijnen weg naar den Gothardsberg te voet voord. Het begin van den weg liep grootendeels. do)r fchoone groene velden, die meest met heerlijk gras begroeid waren, waar tusfehen hier ea daar de Veronïca Spicata Linn. nog met haare fierlijke bloempjes pronkte. Het middagmaal namen wij in Beleggio, een kleen Dorpje, en keerden des avonds in het zoogenaamde Tolhuis, dat uegen Zwitferfche mijlen van Bellinzona gelegen is. Na den middag was de weg meer bergachtig en veeltijds door ftreeken, die ongemeene Zwitferfche gezichten opleverden, met ruifchende Beekjes en kleene Watervallen, die dikwijls met groot geruisen over de Rotfen heen iTroomden, en ons niet zelden eenige minuuten deeden flilftaan, om haare fchoonheden te befchouwen. Omtrent een half uur van het Tolhuis heeft men eenen vreeslijken weg, langs hooge Bergen, met overhangende Rotfen, welke den voorbijgaanden elk oogenblik dreigen te verpletteren. Door het fchriklijk geruisen, dat de voordrollende Beek maakt, wordt het akelige  EENENVEERTIGSTE JBRïSFï 3<*3 ge van deezen weg vermeerdert, die daarbij zeer faal,, en tusichen twee Bergen gelegen is, waar tuslchen ook 8e fnelvlietende Beek doorftroo ut. Hier vonden wij bijna geene andere ftruiken als Lijsterhesfen (Sorbus Auwparia, Linn.), en de Sa.nbucus liacemo/a , welker faesfen hier veelen voor vei gif houden. Den volgenden dag begaven wij ons, met den ppg.ng 4er zonne, weder op weg, en werden door de koude zeer gehinderd; want zoo heet als de Voorige dag was, zoo koud was deeze; dat echter niet alleen door het weer veroorzaakt wierd, maar veeleer aar, de hoogte, op welke wij ons bevonden, toetefchrijven was. Na acht uuren doorgereisd te hebben, kwamen wij in Airoio; van hier loopt de weg veel fleiler tegen den berg am, en men rekent nog twee uuren nodig te heboen, eer men den boveniten top van den *Gothardsberg bereikt heeft. De weg is wel fleil, en dikwijls ziet men in diepe afgronden neder ; maar daar hij geheel gellraat is, is hij echter zoo moeilijk niet, als men zich wel voorilelt. Hij is alken voor voetgangers, of voor hen die te paerd rijden: met rijtuigen kan men hier niet reizen, "tr viel een digten liofregen, waardoor wij ons als in eenen dikken nevel bevonden, die ons van alle uitzichten beroofde a zoo dat wij den top des  364 BRIEVEN over ITALIEN. des Bergs niet zien konden voor dat wij bijna boven waren. De Boomen, die men hier vindt, zijn meest Pijrboomen (Pinus Abies Linn.), echter is het getal van deezen niet groot % want het bovenite des Bergs is eene kaale Rots, die, uitgezonderd eenige Alpenplan ten, niets voórdbrengt; maar deeze verfchaften mij juist de meefïe tijdkorting, daar ik 'er onder hen veekm vond, die ik nog nooit gezien had, en welke niet dan met veel moeite in de Tuinen kunnen aangekweekt worden. Ik heb 'er verfcheiden , die men anders zelden ziet, op den weg vergaard, en gedroogd: de anderen, voor zoo veei het regenachtig weêr toeliet, Hechts opgeteekend. Zie hier de lijst derzei ven: Ssmpervi'tnn Montanum, Veratrum Album, Euphrafia Officinalis zeer menigvuldig; Enphrafia Lutea fpaarzaamer; Achillea Millefolium op. verfcheide plaatfen; Achillea Clavennae zeldzaamer; Viola Biflora, Soldanella Alpina, Saxifragd Cotyledon. De Parnas/ia en Caltha Paluflris zeer menigvuldig aan moerasfige plaatfen; Alchemilla vulgaris, Alpina en Pentaphylla. Verfcheiden foorten van Campanulae. En op de andere zijde des Bergs, het Rhododendron Ferrugi, eum, dat nog fchoon in den bloei ftend. Gemiam Purpw rea, Carolina acaulis., en dieper naar beneden Ato-  EENENVEERTIGSTE BRÏEF. 365 'éconitum Napellus en Luteum. Maar ik zoude wel een geheelen dag nodig hebben, indien ik da menigte Planten, welke hier groenen, had willen opteekenen. Zoo veel kan ik er van zeggen, dat» als men de Planten van den Gothardsberg allen wilde verzamelen, deeze op zich zei ven al een aanzienlijk Herbarium zouden uitmaaken; en zoo denk ik zal het met de andere Bergen in Zwitferland eveneens zijn. Nevens den weg lagen nog verfcheiden fneeuwhoopen, welke, reeds op 't einde van de maand Augustus, door de ftraalen der zon nog niet gefmolten waren. Het was omtrent middag, toen ik boven op den Berg kwam. Hier woonen twee Capufijnen, die daar alle vreemdelingen moeten herbergen, niet flechtsvan fpijs en drank, maar ook nachtverblijf, verzorgen; tot welk einde aartige vertrekjes zijn ingericht. Een van deeze Capufijnen had reeds negentien jaaren op den top deezes Bergs doorgebragt. Ik nam bij hen het middagmaal, dat, fchoon niet zeer kostbaar, echter zeer goed voor eene graage maag, en na zoo eene afgelegde reize zoo fmaakUjk was, als ik immer in een der beste Logementen genooten heb. Het was mij zeer aangenaam, dat deeze Paters den Kagchel vrij warm gefiookt hadden ; want offchoon het nog in de hondsdagen was,  gf5r5 BRIEVEN over ITALIEN. Was, was de koude echter boven op den Berg bijna ondraaglijk. • Het uitzicht van den Berg was ons geheel benomen; want hij was rondom als met eenen dikken nevel omgeeven, die tegen den avond in fneeuw veranderde. Om deezen tijd van het jaar is het doorgaans hier zoo nevelachtig: en de Paters verhaalden ons, dat zij de helderlte dagen in den Winter hebber, wanneer de fneeuw gevallen is; maar dan zijn zij, om zoo te fpreeken, als gevangen ; Want door de n enigte fneeuw is het dikwijls niet mogelijk, zonder levensgevaar, van den Berg aftekoomen. ' De Gothardsberg is een der voornaamfte en beroeirdfre Bergen van geheel Zwitferland': hij heeft eene zeer uitgebreide grootte: ik zoude eenige bladen , met de befchrijving van denzelven, kunnen vullen; maar terwijl men daarvan zoo veele Befchrijvingen, benevens Afbeeldingen en Knrten, heeft, die U Hooggeleerde bekend zijn , wil ik mij tffiarkij r iet laffg ophouden. Vijf' merkWaerdige Rivieren neemen op deezen Berg haaren aanvang. De Rhijn, de Reus, de Rhone, de Aar en de Tefln. Men vindt op denzelven verfcheiden kleine Zeeën of INieiren, van welke ik eene der aanzienlijkfle, niet verre van de wooniug der Paters, voorbij ging. D*  ■EENENVEERTIGSTE BRIEF. %6f. De weg, bij het afgaan van den Gothardsberg, was merkwaerdiger, dan bij het opklimmen. Toen wij een paar uuren voordgegaan waren, kwamen wij in het beroemde Urfener Dal, dat zeker een der fchoonlten in Zwitferland is. Aan den weg lag een Gemfe Jager, flaapende, die een gedoodde Gems (Capra RupicapraLityta.') nevens zich liggen had; dit was de eerfte, die ik in mijn leeven gezien heb, en ik verheugde mij dit zeldzaame Dier, dat, voor zoo veel ik weet, alleen op de hoogde Bergen van Zwitferland zich onthoudt, te befchouwen. In het Urfener Dal verandert de taal, en men ontmoet naauwlijks één mensch, die Icaliaansch fpreekt. Het Dal is rondom met hooge, meestal ontoeganglijke , Bergfpitfen ingefloten , waarvan eenigen haare altijd met fneeuw en ijs bedekte kruin irt de wolken verheffen. Op anderen vindt men verfcheiden Herdershutteu, die van hout gebouwd zijn , waarin de Veehoeders hun Wooning en Kaasmaakerijen hebben; want de Weigronden in de Dalen, hoe heerlijk die ook zijn, worden niet met Vee bezet, maar afgemaaid: en men was juist in het Urfener Dal bezig, toen ik 'er mij bevond, met van de fchoonfte gronden het gras aftemaaijen. Het Vee wordt in het voorjaar op de Bergen gedreeven, en blijft daar tot in den Herfst, terwijl het op dezelven een heerlijk voedfel vindt in de menig-  368 BRIEVEN over ITALIEN. nigte welriekende kruiden, welke deeze Bergen als bedekken. De Zwitferfche Boer leeft hier in zijne eenzaamheid vergenoegt; hij melkt zijne Koeijen en Schaapen, maakt zijn Kaas, terwijl hij vrolijk zijne Herdersliederen zingt. Hij maakt zijn bed van kruiden en zijne gereedfehappen van hout (*); zijn voedfel is het allereenvonwigfte; nergens kan men zich het vergenoegd eenzaam leeven der menfehen, in de eerfte eeuwen, beter verbeelden dan hier. Hoe weinig heeft men toch tot zijn onderhoud nodig! De Kaasmaakerijen zijn een der voornaamfte Handeltakken van Zwitferland-, Het kleene plaatsje Urfera heeft elf Senten of Veekudden, die jaarlijks omtrent voor twaalf duizend Guldens aan Kaas opleveren. Wij pasfeerden in het 'Urfener Dal eerst Hospital, een kleen aartig Dorpje, en daarna Urfera; zelve beide plaatfen hebben, buiten het geen de Veehudde opbrengt* haar voornaamfte onderhoud van de Reizigers; want het is ongelooflijk, hoe veelen 'er over den Gothardsberg naar Italien reizen. Men rekent het getal der Paerden, die jaarlijks langs deezen weg koomen, op negen duizend. Voor het overige heeft (*) Zie de Afbee'dingen daarvan in G. G. Scheuch^ SSeri, ltinera A'.pijia) Jkb. 7, 8, 9 et 10.  EENENVEERTIGSTE BRIEF; 36^ Reeft die Dal niets dan fchoone Weigronden; men kan 'ef geen Fruit aankweeken: door de hooge ligging isde lucht te koud; eenige groenten, als Erwten, Boonen en bijzonder Aardappelen, koo-> men in de Tuinen nog tot rijpheid. Gaarne had ik in deeze ftreeken een paar dagen willen vertoeven j om de fchoonheden der Natuur; dieniet verre van hier zeer menigvuldig zijn, wat naauwkeuriger te onderzoeken; ook zou ik een kleen reisje naar de Furka gedaan, en de beroemde Rhonegletfcher befchouwt hebben, waar deezè Rivier» onder de fchoone hemelsblaauwe ijsgewelven , haaren aanvang neemt; als 'hetongunrtige weêr, bij eenen aanhoudenden regen, mij dën lust om •langer te vertoeven, n-iet benomen had; bijzónder daar ik de reize alleen met mijnen Wegwijzer moest doen. Des befloot ik mijne reize mar Jliorf voordtezetten , en verliet het Urfener Dal, langs-eenen weg, die zeer merkWaerdig is, naamelijk, het zoogenaamde Urnerloch ( Urner gat) dat met de Vofillppifche Grot, bij Napels; veel gelijkheid heeft; hoe zeer het, -wat de fchoojrihéidt grootte en diepte, betreft, verre daar voor Wijken moet. Hier doorgetrokken zijnde, koomt men in ftreeken, die onder dë allerwoestften behooren, Welke de Natuur misfehiert oplevert, hooge fteilë Steenrotfen, die bijna aan geen Plantje het léven II. DiiELs A a fcheri-  1 3/q BRIEVEN over ITALIEN. fchenken, aan de beide zijden van de Rivier, de Rus of Reus genaamd, als op eikanderen geftapeld, zoo dat Hechts een fmalle weg langs dezelven overblijft, maaken het akelige van deeze (heek uit; de huilende winden en aanhoudende regen veroorzaakten, dat deeze plaatfen mij nog veel verfchriklijker voorkwamen, dan mogelijk wel aan andere Reizenden. Hemel en Aarde fcheenen zich veréénigd te hebben , om mij een voorbeeld, ja bewijs, te geeven, hoe verheven en magtig de Schepper is, in de verbaazende tooneelen der Natuur! Echter zouden, bij die alles, deeze ftreeken zoo verfchrikkelijk niet zijn, indien niet de overhangende Rotfen, die elk oogenblik dreigen neêrteitorten, als't ware, boven het hoofd zweefden. En erinnert men zich de groote fneeuwklompen, welke zoo menigvuldig naar beneden ftorten, vergezeld van een fchrikbaarend gedruis, die geheele ftukken aarde en fteenklippen met zich wegrukken, en zoo den voorbijreizenden verpletteren, dan befeft men het gevaar, dat op deezen weg te duchten is. Nergens op den geheelen weg van den Gothardsberg heeft men zoo veele fneeuwklompen als hier. Dikwijls in den Winter en het voorjaar gebeurd het, dat, binnen den tijd vanéén uur, acht zulke klompen op den fmallen weg nederftorten. En opdat men vooral het gevaarlijke van deezen weg niet uit  EENENVEERTIGSTE BRIEF. 371 uit het oog zoude verliezen, zijn overal kruisten opgericht , welke aankondigen, dat op die plaatfen menfchen, door zulke nederftortende klompen, zijn verpletterd geworden. Op deezen weg vindt men de beroemde Duivelsbrug, door welke twee Rotfen met elkander veréénigd zijn. Onder dezelve Hort de Reus van de Steenklippen naar beneden, zoo dat het fchuim des waters zich verre boven de brug in de hoogte, even als ftof, verheft. Ik achte het onnodig U Hooggeleerde een verdere befchrijving deezer brug te geeven; men heeft van dezelve zoo veele afbeeldingen, dat U Hooggeleerde zich uit dezelven deeze brug beter kan voorlïellen dan uit mijne befchrijving (♦). De nacht bragt ik in het Dorpje Wafen door, vanwaar ik den volgenden morgen mijne reize naar Altorf voordzettede. Altorf is een kleen, maar aartig, Stadje; eigenlijk de Hoofdllad van het Canton Uri, waar de Landsregeering haare zitting heeft, niet verre van de Lucerner Zee gelegen; het (*) Onderandere in Scheuchzer, Itinera Alpina Iter ghiartum Tab. $. en C. Muneks, Brieveuber die Schveiz. Aa a  37* BRIEVEN over ITALIEN. het is rondom met Bergen omringd, 'die op den volgenden morgen geheel met fneeuw bedekt waren, 'c weik met het groene Dal, voor het oog van den Reizer.den, een wonderlijk contrast maakte. Ik had mijn intrek genomen in het Logement de zwarte Leeuw, dut wel het beste in Altorf is, waar ik het genoegen had, Doétor Girtanner aantetreffen, met wien ik een zeer aangenaam onderhoud had. Den volgenden dag voer ik over de Lucerner of zoogenaamde Waldfladien - Zee , naar Lucern. Deeze Zee is, om de gefchiedenis van Zwitferland,'<\e beroemdlle in dit Land; men toont daar de plaats nog, waar de famenzweering tegen den Landvoogd Gesler, in het begin der veertiende eeuw, gemaakt werd; zijnde deneerften grond der Zwi ferfche Republiek, tot welker gedachtenis eene kleene Kapel op die plaats is opgericht, in welke men de voornaamfte gefchiedenislèn van dien tijd op den muur vindt afgefchilderd. Niet verre vandaar toont men de plaats, waar Willem Tell, toen men hem in eene eeuwigduurende gevangenis wilde brengen, uit het fchip fprong, en den Landvoogd, met zijn gezelfchap, aan den ftorm overliet. Maar ik wil mij hierbij niet lang ophouden, terwijl U Hooggeleerde deeze plaatfen, zoo wel als de gefchiedenisfen derzelver, uit an-  EENENVEERTIGSTE BRIEF. 373 andere Reisbefchrij vingen ten vollen bekend is (*). In Lucern bezag ik de nabootfing van het fchoonfte ftuk van Zwitferland, dat de Generaal Pfeifer, met zoo veel moeite als konst, zelf vervaerdigd heeft. Het i3 op eene groote tafel geplaatst, en heeft, na mijne rekening, twintig voeten lengte en veertien in de breedte. Hier overziet men het voornaamfte gedeelte van Zwitferland v\ eens, het geheele Canton Lucern, Zweits, Unterwalden enUri, tot aan den Gothardsberg. De Generaal heeft de afmeetingen zelf gedaan, en alle Bergen, die men hier ziet nagebootst, zelf beklommen; alles is in de juifte proportie, geen huisje is zoo klein, dat men hier niet vindt, de wegen worden door ftnalle lintjes verbeeld; 'er reist geen vreemdeling door Lucern, die de vlijt van deezen Konftenaar niet bewondert. Merkwaerdig. zijn in Lucern de lange Houten Bruggen: op de eene zijn Bijbelfche Gefchiedenisfen, op de andere de beroemdfte Slagen en Heldendaaden der Zwitfers, en op een derde den Doodendans op eene koddige wijze gefchilderd. Van (*) Onder dë Heerlijke gezichten van Zwitprtarui ', welke de Heer He ntzï in het- licht geefc, vindt men ook óptwee bovengemelde, Aa 3  374 BRIEVEN over ITALIEN Van Lucern deed ik mijne reize weêr te voet naar Aran, waar ik mijn Vriend, Dr. Lmhof, bezocht, bij wien ik een vriendlijk onthaal genoot. Van Aran reed ik op Baden, eene kleine Stad, Welke om de Baden dus genoemd wordt. Het is merkwaerdig hier buiten de Stad de arme lieden in openlijke Baden te zien zitten, en dat zoo wel Vrouwen als Mannen. Eenige Baden het geheele ligchaam: andere wasfchen zich, en weêr andere laaten zich koppen zetten, dat hier met eene bijzondere vaerdig'.ieid gefchicdt; men gebruikt hiertoe geene kopglazen, maar afgefneden osfenhoornen, die boven met een kurk toegeftopt zijn. Cucurbitularum duo genera fiat; aeneum et cortieum, zegt Celsus. Van hier ging ik te voet naar Zurich, eene der fchoonfle Steden van Zwitferland, die in eene alleraangenaamfte landflreek gelegen is. Ik nam aldaar mijn intrek in het Logiment: het Zwaerd, bij den Heer Ott, dat niet alleen om de goede bediening, maar ook voornaamelijk om de fchoone ligging, aan de Zurichir Zee, het voornaamfte is. Het merkwaerdigfte van Zurich gezien hebbende, zocht ik mij met de Geleerden deezer Stad bekend te maaken, echter was ik hierin ongelukkiger, dan  EENENVEERTIGSTE BRIEF. 375 dan ik tot nog toe geweest was, daar ik de meefte niette huis gevonden heb. Do&or Lavater, een Broeder van den beroemden Phyfionomist, bewees mij veele vriendfchap, en toonde mij z.jne verzameling van Naturaliën, die, om de fchoone Rrijstallen, bijzonder merkwaerdig is; men ziet die nergens in zulk eene menigte, en met zoo veele afwisfelingen als hier. Dan verdienen ook zijne Petrefacla, bijzonder uit den Oehninger Berg, in aanmerking genomen te worden. Onder deeze tfjn Visfchen van eenige voeten lengte; onder anderen is 'er eene die krom ligt, die men, volgens het verhaal van den Heer Lavater, anders in den Oehninger Berg niet vindt. De verzameling van" verfteende Vliegen, en andere gekorven Diertjes, is zeer ongemeen. De Heer Lavater had de goedheid 'er mij eenigevan te fchenken. Zijn Broeder kwam dien dag, na dat ik vertrokken was, eerst in de Stad, en ik heb hem onderweeg, te Baden, fiechts in het voorbijgaan gezien; want hoe gaerne ik ook deezen beroemden Geleerden Man meer van nabij wenschte te leeren kennen, kon ik mij echter te Zurich niet langer ophouden. Maar ik leerde hier nog eenen anderen Geleerden kennen, wiens vriendfchap mij niet minder aangenaam was, naamelijk den Choorheer Joh. GesAa4 nu,  BRIEVEN over ITALIEN. *er, een bijna tachtigjaarige Grijsaart (*), erf een Man die alle hoogachting verdient; ik bragt bijna een geheelen namiddag bij hem door; Hij toonde mij zijne verzameling van Naturaliën, die in alle Hukken voortreffelijk is; en zijne Bibliotheek over de Natuurlijke Hiflorie is, onder allen, die ik gezien htb , de rijkfle en volmaaklte. Hij vroeg mij over verfcheiden zaak en, betreffende de Leydfche Academie, alwaar Hij, in den jaare 172.6, onder den grooten Boerhave, geftudeerd had. Deeze Man houdt in zijnen hoogen ouderdom niet op met zijne kunde nog te vermeerderen. Zijne Teekeningen van Planten zijn uitmuntend fchoon, aan welke Hij geene kosten gefpaard heeft. De overige merkwaerdigheden van Zurich hebbe ik met een vlugtig oog befchouwd: zij zijn U Hooggeleerde uit Zwitferfche Keisbefchrijvingen beter bekend, dan ik U die zou kunnen befchrijvem Ik deed mijne reize van Zurich door verfcheiden zeer aangenaame ftreeken, tot Rheinfeld te voet, en. (*) Deeze waerdige Grijsaart is den 6den Mei 178.9, in het zevenëntachtigfte jaar lijnes puderdcms, overleeden.  EENENVEERTIGSTE BRIEF. 377 en vandaar met een klein fchukje op den Rhijn, in eenen dag, tot Straatsburg, 't welk zevenentwintig uuren ver is. U Hooggeleerde begrijpt ligt, dat ik mij in Bazel niet lang heb kunnen ophouden: ik fpoedde mij zoo veel mogelijk ware, daar mijn Vriend van den Heuvel, die den tijd, onderwijl ik door Italien reisde, in Straatsburg had doorgebragt, zeer na mijne terugkoomst verlangde, ten einde met mij naar Parijs te vertrekken. ^ Hiermeede heeft U Hooggeleerde alles, wat ik op mijne Italiaanfche reize hebbe opgemerkt en aangeteekend. Indien ik andermaal deeze reize hervatte , zouden mijne berichten waarfchijnlijk volkomener en merkwaerdiger wezen. Neem nu dezelven, zoo als die zijn, voor lief, en verfchoon alle ingefloopen mistellingen. Ik heb de eer met bijzondere hoogachting te zijn. Hooggeleerde Heerï Ww H. G. L. Dienaar W. J. JANSEN. Aa 5 AAN-   AANHANGSEL.   AANHANGSEL* bevattende EENIGE BIJVOEGSELS EN VERBETERINGEN OP HET EERSTE DEEL DEEZER BRIEVEN. J3iadz' io« aa°het einde van den ^ res*En dikwijls, gelijk de Heer Zimmermann in zijne Kecenfie deezer Brieven herinnert, loopt het water van de Cirknitzer Zee niet voor de maand Augustus af. Annalen der Geographifchen und Statiftifchen Wisfenfchaften. Er/Ier Jahrgang. 1790. 12. St. pag. 526. Bladz. ii- reg. 3. Als ook de Heer Hacquet in Oryctographia Carniolica oder phyjtcalifche Erdbefchreikung des Herzogthums Krain. Wien. 1778 —1789. ^Theile 4to. , — 12. Teg. 3. Ten minften is in dezelven niets , dan het geen tot eene flaapplaats vereischt wordt, als ook een tafel en een ftoel. «i . 12. reg. 13. In deèzé Stad. I. in dit Hospitaal, reg. 16. ook. L ook heeft het. reg. 19. 'er liggen, 1. alhier te buis hooren. Bladz.  382 AANHANGSEL. Bladz. 12. reg. 12, De Heer Howard geeft van dit gebouw eene korte befchrijving, en heeft ook den platten grond laaten aftekenen, in zijn uitmuntend Werk. Account of the principal La* zarettos in Europa. f Var rington 1789. pi. 13. „ 19. agter reg. 19. Intusfchen zijn deeze onderfcheiden Bibliotheeken in Venetien niet overal in de beste orde, en dat wel voornaamelijk uit dien hoofde, dat het bij de Heeren Bibliotheca* rii aan de nodige kennis ontbreekt. Wij vroegen eens in eene derzelven na de Hoogduitfche Schrijvers, de Bibliothecarius gaf ons ten antwoord , dat zij van de meeften de beste uitgaven bezaten, en, om ons daar van te overtuigen, kreeg hij Shakefpear's works bij de hand! . 20. achter reg. 13. Het getal der inwooners van Venetien rekend men te zijn, honderd en vijftig duizend, en jaarlijks thans ten minden, fterven 'er meer, als "er gebooren werden. Het midden getal der geboornen is 5168, terwijl dat der dooden bedraagt 6155. Het fpreekt van zelve, dat dit niet altijd zoo is. In 1724. bij . voorbeeld, was het getal der geboörnen 5046. en der geftorvenen 4590. In 1725. het getal der geboornen 4836. en der geftorvenen 4816. . si. reg. 5. van onderen. Tweemaal honderd duizend 1. honderd en vijftig duizend. —. — 26. aan het ebde. Eenige der Hospitaalen in  AANHANGSEL. 383 in Venetien zijn met marmer bedekt, het welk ik daarom niet voor goed houde, dewijl deeze fteen bij nattig weder de vogtigheid uit de lucht tot • zich trekt, daar integendeel de gebakken fteenen droog blijven. Bladz. 29. reg. 9. De Academie te Padua heeft: dit bijzondere, dat zij uit twee andere beftaat, uit de Academia Artiftarum en Jurhprudentium. Tot de eerfte behooren de Lesfen in de Godgeleerdheid, Geneeskunde, en Wijsbegeerte. Tot de tweede alleen de Lesfen in de Rechtsgeleerdheid. Beide hebben zij bijzondere wetten en voorregten. . 30. reg. 15. De Heer Caldani geeft Lesfen in de Anatomie en Pny/iologie, doch in dit laatfte vak worden ook Voorlezingen gehouden door den Heer Melchior Capovilla. . 30. reg. 19. Men liet ter eere van den Graaf Marcos Carburi in 't jaar 1772. een Gedenkpenning Haan. g!, reg, 13. De Lesfen in de praktijk der Geneeskunde worden te Padua gegeeven door Joseph Bertorsi, Jacob Maggioni, en Andr. Comparetti, wiens werk Occurfus medici devagaaegritudine infirmitatisnervorum bekend is. De Ziektekunde wordt behandeld door Homobonus Pison uit Cremonavan geboorte, en den Graaf Antonius Pembiolo. Bladz.  384 AANHANGSEL, Bladz. 33. reg. .7. Albertus Zaramellinus geeft Lesfen in de algemetne Natuurkunde; Pu trus JüLIANI en HlERON. PoN- ti in de bijzondere. Hoogleeraar in de Wiskunde is Sim. Stratico. m—— 35. reg. 23. In het NJbcomium Pratli* eum te Padua, vindt men hier en daar bedden zonder eenig linnen, zoo dat de zieken onder de wolle dekens moeten {kapen* ■mm—- reg» 12. van onderen, op het einde. De Geneesheeren van dit Hospitaal moeten noe weinig kennis hebben van de werken van Stoll, of van hem in gedagten verfchillen-, want aan veele Bedden ftaat nog het woord befmettend (at(acativio'), fchoon 'er niets befmettends in de ziekte is. Zeker Reiziger merkt niet onaartig aan, dat het beter ware geweest, dit woord op alle de deuren van het Hospitaal te zetten, want, zegt hij, reeds in den tuin, ruikt men den flank. Zie Baldingers Journaly 20. oV» pag. 29. < 36. reg. 20. In dit Hospitaal worden ook Lesfen gegeeven door Camillus Bonioli, een Man van groote geleerdheid in de Geneeskunde, doch die door zijne prakdjk zoo bezet is, dat hem voor de ftudie weinig tijd overfchiet. . 39. reg. 10. gebruikt I. geteelt» m 1 40. reg. 10. Kcorn , druiven en vrugten. Blad&  AANHANGSELi 385 Bladz. 47. reg. 7. van onderen, verlies L verkoopen. _ 57. reg. 6. Men heeft, behalven dit, nog eenige andere Werken van den Heer Rosa; als Saggio di Osfervazioni fopra alcune mallattie particolari e fopra i methodi di medicarle. Ve- nez. 1766. 8vo. De Epidemicis et conta- giofis Acrodfis; acces fit Scheda ad catarrhum feu tusfim, quant Rusfam nominant. Modenae. 1782. 8vo. Disfertationes Epifiolares de purpura et vefiiariis antiquorum. Modenas 1786. 8vo. n 56. reg. 12. Namelijk den Generaal Giaroini, aan wien ik ook vermaagfehapt ben. Deeze Familie heeft haar oorfprong uit het Kleeffche, alwaar men dezelve onder den naam van Hoffmann gekend heeft. Van deeze Familie ging 'er een rwax Italien, maakte aldaar zijn ' ■ fortuin, en veranderde zijn naam in G1 a r d i n r; Onder de nakomelingen van deezen behoorde de genoemde Generaal, dien ik in Mak»* aantrof, en deeze heeft zich door het verbeteren der wegen in dit Hercogdom zeer verdiend gemaakt. , <5i. reg. 6. van onderen. In het jaar 1(757. telde men in Bologna negenenzeventig duizend achtënrwintig Inwooners, daar 'er zeventig jaaren te vooren, 1587- nog meer dan eellënnegantig duizend gevonden wierden: de groote II, Deel. B b «on-  386 AANHANGSEL; hongersnood van 1598. was de oorzaak van die fchielijke vermindering. Bladz. 65. reg 7. • Vooral wa9 deeze Academie van Bologna wegens het jus Canonicum beroemd, waarvan ook het Motto, Bonoma docet, welk men op de meefte Munten van Bologna vindt, zijnen oorfprong heeft. . 65. reg. ia. Onder welke Studenten dan nog gerekend worden alle, die in onderfcheiden Stads-Collegien zich ophouden, want, die tot de Academie alleen behooren, kan men nauwelijks op honderd rekenen. Munter zegt, dat alle de Studenten in de Rechtsgeleerdheid en Geneeskunde niet meer dan zeventig of tagdg zijn. Nachrichten von Ncapel und SLilian. Kopenhagen 1790. _— 68. reg. 9. Favorinlts. . 69. reg. 7. Bontius is een groot vriend van Caldani te Padua, en een der eerfte Geneesheeren in Bologna. Hij hoort ook tot het Hospitaal, en hij is het, die voornamelijk voor de zindelijkheid van het Hospitaal zorgt. —— 70. reg. 53. Galvanus heeft zich ook voorkorten tijd een'grooten naam gemaakt, door zijn Werk de viribus eletlricitatis in tnotu mufculorum. Bon. 1791. 4to. waarvan J. Mayer eene Hoogduitfche Vertaaling gegeeven heeft. Bladz1.  AANHANGSEL; $3? Bladz. 75. reg. tl. 7& re°' ^ reS' C lemens den Xlde. . pj. r€g. ,8. in dit Kabinet zijn wel eenige ftukken door de bijgevoegde naamen van Linn aeus onderfcheiden, doch veelen hebben oude, onduidelijke, naamen, en de meefte in het geheel geene. Daarenboven zijn 'er veele ftukken zoo -c a.r bedekt, dat een liefhebb,r der Natuurlijke Hiftorie zich over de flegte oppasfing bedroeven moet. , p6. reg. 5. Ik bezit thans in mij"e VerM" meling'de witte Naja, en nog twee variëteiten van die foort van Slangen: ik vermoede, dat de witte het wijfje is. Men vindt hier verders twee Acgyptifche Mumien, die zoo fraai zijn, dat ik zulke nog nergens zoo gezien heb. , . 97. reg. 14. L>e boeken ftaan in deeze Bibliotheek& meest zoo onder elkander, dat men, na het een of ander vraagende, een' geruimen lijd wachten moet, eer men het gevonden heeft. 99. reg. 4. van onderen. Het fchijnt mij eene groote ongefchiktheid in dit Hospitaal te Bologna te zijn, dat alle flaapplaatfen vast ftaan, en niet konnen verzet worden. Hier door verzamelen zich onder dezelven allerlei onreinighe- < den, die men niet kan weg doen. Om deeze reden is het, dat men thans, in de nieuwe HosB b a P**  588 AANHANGSEL. pitaalen de flaapplaatfen beweeglijk maakt, of wel op rollen zet. Bladz. lóo. reg. 3. Ik weet, dat andere reizende Geneesheeren anders daar over oordeelen; doch ik beroep mij op de beflisfing van hun, die dit Hospitaal koomen bezoeken. Wie zal ontkennen , dat hier , even als op andere plaatfen, zoo wel in het behandelen der zieken, als in 't geen verder tot de zorg voor een Hospitaal behoort, misdagen begaan worden? doch daarom alles te verachten, is onbillijk. Wil men alle de Hospitaalen van Italien met dat van Florence vergelijken, dan moeten zij alle daar bij te kort fchieten. 103. reg. 5. Fiunucino. iog. reg. 15. en 27. Comero, 122. reg. 13. De Heer No se geeft daarvan eene naauwkeurige befchrijving in Beitrdgs zu den vorftellungsarten über vulkanifcher gegenflande. pag. 248. 1 162. reg. 3. van onderen. Volgens eene, in den jaare 1782. gedaane telling, bedraagt hei getal der Inwooners van Napels, drie honderd tachtig duizend negen honderd drieëntwintig. * Ï7!• reg. £. Tweeëntwintig duizend banden. ■ 174. reg. 5. Even aanmerkelijk zijn de Waarnecmingen van Cotujjni over den omtoep  AANHANGSEL. 3S9 loop van het bloed in de vaten der hersfenen, welke hij aan de Academie der Weetenfchappen te Napels in den jaare 1782. heeft meedegedeeld, en thans gedrukt zijn in het eerfte Deel der Verhandelingen van deeze Academie: Jtti della Reale Jcademia delle Scienze e belle lettere di Napott. 1788. 4to. pag. 197- Bladz. 183* reg. **• Ook verdienen zijne aanmerkingen over de Salicornia in de Verhandelingen van de Academie te Napels geleezen te worden. . 184. reg. 17. degl', reg, ai. Giannua- ria. „ in de noot. Bosso Bossi. Voeg achter deeze noot. De Heer No se in Elberfeld, die eene verzameling van produ&en uit vuurfpuwende Bergen van Va l e n z i a n i gekocht heeft, heeft daar over de allergewigtigfto aanmerkingen gemaakt, in zijne Beitrdgen, hier boven aangehaald, pag. aai —r 280. ——m 188. reg. 14. Zonder tegenfpreeken. , ». !^8. reg. 21. Onder deeze kinderen zijn 'er veele, die aan kliergezwellen zukkelen. . 212. reg. 6. Het getal deezer Waschprae- paraaten is negenenvijftig. Onder deeze vindt men een gêheel mensch, waar aan de fpieren van het hoofd, den hals, de borst, buik, en lendenen aan de rechter zijde ontbloot zijn: een ander, waar aan men niet alleen de fpieren, maas B b 3 ook  39© AANHANGSEL. ook den loop der Aderen en Slagaderen zienkan : verfcheiden handen, waar aan de Spieren zoo gepraepareed zijn, als men in de afbeeldingen van den grooten AlbInus, in zij ie Hiftoria Mufcikrum gegecven, ziet: eerige voeten, zoo als die door Courcklles zijn voorga field : verfcheiden Praeparaaten van het hoofd, ten einde de fan- cnvoeging van de beenderen teleeren kennen: een hoofd, waarin men het binnenfie van den neus, mond en hals kan zien; een zeer goed Praeparaat, om de waare geiteldheid van óefitius frontales en antra Highmori, als ook de uitgeflrektt.eid van de membrana Schneideriana te leeren kennen. 2i2. reg. 7. Michel Anna Drou- - ART. 214. reg. 11. SrMcNTiNi is ook bekend door zijne aanmerkingen over de fluitfpier van de blaus, inde Verhandelingen van de Academie te Napels. ; 216. reg. 7, Ook vindt men alhier veele, die de longte. ring hebben, welke zij, gelijk het fchijnt, deels van hunne Ouders overerven, deels door befme-ting van andere krijgen. * 241. reg. 6. Tarent0. 24^. reg. 3. van onderen, met 1. of uit her. . 2' 6. reg. 4. Bocca. —— 268. reg. 17. latten L flaaven. Bladzs  AANHANGSEL. -391 Bladz. 271. reg. 6. van onderen. Nog een ander, merkwaerdig Dier vindt men op den Fefuvius , naamelijkeen Hagedis, welke -.nen tot hiertoe nog nergens anders gevonden heeft. De Graaf de Mail Li was de eerfte, die deeze Hagedis ontdekte, en de Graaf de la Cepede geeft daar van eene Befchrijving en Afbeelding in zij. ne Hijïoire naturelle des quadrupedes ovïpares et fes ferpens, onder den naam van La trois dolgls. Doch dezelve behoort onder de afdeeling der Salamanders, en is daar aan kennelijk, dat zij aan de voörpooten maar drie vingers heeft. Wie zoude zoo een fchepfel tusfehen de heete Lava zoeken? Had ik toen ter tijd ge veeten, dat zulk een dier aldaar zich ophoudt, ik zoude het gezocht, en waarfchijnelijkgevonden hebben. „ 304. reg. 5. Ook nog in onze dagen worden deeze Baden in den omtrek van Napels in tusfehenpoozende koortfen met veel voordeel gebruikt, gehjk blijkt uit de Verhandeling van den Hoogleeraar Stat. LsTtibri, de remedio febrifugo noflrata, cortici peruviano pari, vel forfan eo praeftantiori, en deeze houdt het daar voor, dat in alle gevallen, waarin de koortsbast te pas komt, deeze Baden altijd deszelfs plaats konnen bekleeden.