HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN, DOOR GER RIT JAN VAN W Y\ L E CT O R IN DE GENEES- HEEL- EN VROEDKUNDE* TE ARNHEM; LID VAN HET PROVINCIALB UTRE CHTS C'H'E GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WEETENSCHAPPEN, ENZ. EERS T-E DEEL. MET DE NOODIGE AFBEELDINGEN OPGEHELDERD. Te AMSTERDAM, bj W. HOLTROP, I7i?I«   HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN. verhandeling, over de hinderpaalen, welke zig in de heelkundige bewerking van den steen kunnen opdoen: WAAR BY GEVOEGD ZYN, Ophelderingen over de verfchillende -vuyzea van fteenfnyden van rau, le dran, moreau, etl nierop. EERSTE HOOFDSTUK; Over de voordeden van het fteenfnyden in twee tyden. "Van alle de heelkundige bewerkingen is 'er geen, voor zo veel my bekend is, welke van de vroegfte tyden af, tot heden, aan zo veele verdrietelykhe. den en veranderingen, in de behandeling onderhevig geweeft is, dan de fteenfnyding. Ieder heeft gemeend, nuttige en noodzaakelyke verA be.  2 heelkundige beteringen te hebben gemaakt; ondertuflchen, heC zy zy hier in geflaagd, en hun oogmerk bereikt hebben, dan niet, dit is ondertufichen zeker, dat zy zulks noodigen noodzaakelykgeoordeeld hebben, zo om reden der hinderpaalen in de uitvoering ee. ner in alle opzichten voldoende infnyding, als om reden der beletzelen in de afhaaling van den fteen uit de blaas. Hetlaatfte, dat,in fommige gevallen, de grootfte oplettenheid , en beft gedaane infnydingen te leur ftelde, gaf al vroeg aanleiding aan den oplettenden tranco, om de werking der natuur, na gedaane infnyding te beproeven; deze beantwoordde aan zyne gedachten, en bragt den fteen, na verloop van eenige dagen te yoorfchyn, ten minften zodanig, dat ze gennklyk , met de pis naar vooren gedreeven, zonder hinder konde afgehaald worden. Een tyd lang fcheen deze loflyke handelwys als in vergetenheid geraakt, zodanig dat niemant aan dezelve dacht, althans niet in ons land, voor dat de Hoogleeraar p. camper, onze landgenooten de handthvyzen van den beroemden p. franco, maret, louis, en anderen, met zyne eigene gedachten en aanmerkingen verrykt, mededeelde, waarvoor wy zyn Ed. veel dankerkentenis verfchuldigd zyn, het welk ik ook van myne zyde,by deze ge* le.  MENGELSTOFFEN. J iegenheid, met de meed mogelyken eerbied voor zyne verdienften in de heelkunst, betuige. Het is ondertusfchen niet in alle gevallen, dat de fteenen, eenige dagen na de operatie, zig zo gunftig voor de wonden aanbieden, integendeel, daar doen zig fomwylen hinderpaalen op , welke deze handelwys niet begunftigen, maar ons in de noodzaakelykheid brengen,dezelven,na te vergeefsch de werking der onvermogende natuur, offchoon men haar al eenigzins behulpzaam geweest zy,afgewacht te hebben, met de tang op te fpooren, en indien mogelyk, uit te haaien; dit zyn inzonderheid , de gevallen van te groote fteenen, en die welke byzonder omkleed, of niet los in het hol der blaas zyn gelegen: wy zullen in deze verhandeling de gemelde hinderpaalen wat nader onderzoeken, en de handelwys, welke my de beste gebleeken is in die gevallen, opgeeven. Met het een en ander bedoel ik geenzins alleenlyk myne gelukkig uitgevoerde fteenfnydingen, tot myn eigen voordeel, of om vertoonfng te maaken, voor te draagen % het heil der maatfchapye, en het voordeel der heelkunde in 't byzonder , in 't oog houdende, zal ik,zonder opfmükking, die gevallen inzonderheid, breedvoerig melden, welke my veel moeite gebaard hebben, en ook ten deele onher» fleibaar voorgekomen zyn. A a Schaam-  4 HEELKUNDIGE Schaamde zig niet eenen hippocrates, (om van anderen te zwygen), wiens doorkneed verftand uitblonk, en wiens wonderfpreuken , tot nog toe, weinigen hebben kunnen doorgronden, zyne mistastingen, tot leering van zyn nakomelingfchap aan den dag te leggen; waarom zou ik, wiens verdienften oneindig minder zyn, fchroomen, even openhartig te werk te gaan, in het vernaaien van enkelde gevallen, die my onherflelbaar voorgekomen zyn, en welke uit den aart, de mislukking , of vertraaging in geneeswyze, ten gevolge moesten hebben, gelylc aan oordeelkundigen blyken zal. Zodanig voetfpoor te drukken, dacht my, konde leerzaam en nuttig zyn voor anderen, en de gevallen , naar waarheid op te geeven, en my op getuigen te beroepen, kwam my voor de allergefchikfte borstweering, tegen den laster, welke ten dezen opzichte, door nyd en zelfbelang, in den boezem van 't gemeen mogte uitgeftort en ingedrongen zyn. Misfchien zullen anderen uit de mededeeling dezer gevallen leeren kunnen, hoe zig in foortgelyke gevallen, op eenen beteren voet, te redden, en beter, dan dat ik verfcheidene omftandigheden verzweeg, en fommige opfmukte: althans, ik rekene het de pligt van alle weldenkende heelkunstoeffenaaren, tot heil van onzen evenmensch, de waarheid  MENGELSTOFFEN* 5 heid onveranderd, naakt, onopgefmukt, en zoals ze zig aanbiedt, mede te deelen: dit ook was eene der drangredenen , welke my opwekte , de fteenihyding in twee tyden, naar waarde , en volgens de uukomftige blyken , te beoordeelen; zo om het te veel fchynfchoone 'er van weg te neemen , als om het wezenlyk nut, 't welk men 'er van verwachten kan, aan te toonen, en voor te liaan: zie onze aantekening letter, x. Was het voor eenigen tyd, in de verloskunde iets vreemds, en beyverde men zig zeer, tegen het oordeelkundig befiuit, op de ondervinding gegrond , om de nageboorte niet dan in fommige , en de noodverëifchende omftandigheden, af te haaien, en aan de natuurs uitwerpende vermogens toe te betrouwen; het fchynt de wereld niet minder ongerymd toe, dat men thans de uitdryvende kracht van dezelve, om een'fteen uit de blaas, na verloop van eenige dagen, aan dit vliezig lichaam durft toevertrouwen ; en niettegenftaande de fraaije verhandeling des Heeren camper, welke gebouwd is op de waarneemingen en redenkavelingen van anderen, het ligt ziet; zo vindt men,evenwei dagelyks nog veele tegenkantingen, en verdrietige vervrytingen tegen deze,in fommige gevallen zo pryslyke, handelwyze, die by de uitkomst zo dikwyls gebleeken is, allervoordecligst , en eenigfte toevlucht in Aj* moei'-  6' HEELKUNDIGS moeijelyke gevallen, te zyn: tegenkantingen waar» lyk die ongegrond zyn, hun die ze in de weg werpen, niet veel roems byzetten , en die, indien ik dezelve in het waare daglicht ftelde, wel de gemoederen van hun , welke deze handelwys zonder recht, en onkundig veröordeelen , zoude gaande maaken, maar geenzins, het voordeel 't welk men in fommige,(niet in alle) gevallen daarvan te wachten heeft, zoude kunnen betwisten , in tegendeel allerduidelykst aantoonen. Ondertusfchen fcheen de vooringenomenheid tegen deze wyze van fteenfnyden nog dezelfde te zyn en te blyven, zonder de gevallen, waarin deze alleen de eenige toevlucht is, in aanmerkinge te neemen; veelen willen, zullen zy over het handwerk gunftig oordeelen , den fteen terftond, en in weinige oogenblikken, het koste wat het wil, afgehaald , en voor de aanfchouwers vertoond hebben; dit alleen kan hun behaagen, en hy die by zig zeiven overtuigd is, dat men meer dan te dikwyls, dit dwaaze genoegen, om alleenlyk de aanfchouweren te voldoen , en zyne gaauwhandigheid ten dezen opzichte te verwonen, in 't oog houdt, een kosten van'slyders dierbaar leven, de blaas genoodzaakt is geweld aan te doen, en déerelyk te teifteren, dus liever befluit, zig zeiven, en zyn ge weeten, die kalmte en gerustheid van het heilbedoelend oogmerk, het  mengelstoffen: 7 behoudzynslyders naamlyk,te gevoelen, door Hechts eene geringe, en zachte pooging te doen, om den fteen te vatten, en uit te haaien, wanneer dezelve zig achter de gemaakte wond, vry en los in de blaas aanbiedt, en op den grond en athterften wand derzelve vatbaar is, en in gevalle hy hierin niet Haagt, de natuur alleen behulpzaam is, in haare uitdryvende vermogens, ofwel, in het geheel geene poogingen met de tang, ten tyde der operatie doet , maar terftond, na de blaasfnede gedaan te he ben, de lyders ter ruste bezorgt, op het voetfpoor zo veeier beroemde, en in de kunst van fteenfnyden ervarene mannen, naarvolgt; moet evenwel maar al te dikwyis ondervinden, dat onkunde en eigenbaat, deze goede inzichten en oogmerken in een valsch licht ftelien, en zig ten voordeele zoeken te doen gedyen. Ik heb ondertusfchen meer het heil myner lyderen, dan mynen roem , by het doen myner fteenfnydingen,in 't oog gehouden; wel indachtig, wat, naar verdienden geachte mannen, inzonderheid Profesfor camper, in zynen brief, zie, Hedend. Vaderl. Letteroeffen. VI.Deel, Mengelw. bi. 451. enz., als mede in de Mtngelftoffen, over deSieengroeijing, en derzelver heelwyze, BI 102. te vinden, gezegd heeft, met deze woorden : „ De'ma„ nier van franco, door louis , weder op A 4 » «ieuw  8 heelkundj GE „ nieuw geoefend, beoogt meer het waare geluk „ deslyders, dan den roem des Heelmeefters, om„ trent zyne gaauwhandigheid: zy fchynt my even „ daarom toe in alles de voorkeur te verdienen:" verder zegt zyn Ed.: „ Moest ik my ooit in de „ noodzaakelykheid bevinden, om deze kunstbewer„ king zelf te doen, ik volgde voorzeker de uitmun„ tende voorbeelden van r ranco ,en van mynen „ waarden vriend louis , om dat zy, en op ondervinding, en op de natuur zelve gegrond zyn." cel sus, zelf, begreep reeds de noodzaakelykheid, om in fommige gevallen van deze handelwyze gebruik te maaken: hy zeide immers met zo veeIe woorden in zyne guldene leerflellingen (a), „ wan„ neer 'er verfcheidene fteenen zyn, moeten zy een „ voor een uitgehaald worden; zo evenwel , dat „ men een kleine, zo 'er die nog overbleef, zit„ ten laate, om dat zulk een bezwaarlyk in de blaas gevonden wordt, en, gevonden zynde, ligt we„ der ontflipt. De blaas wordt door het lang zoe„ ken gekwetst, en baart doodelyke ontfteekingen, „ zo dat fommige, fchoon van hunnen fteen niet „ ver- (a) Lib. VII. Cap.25. §. 3. p. 480. Ed. Leid. i746. Omtrent de behandeling, als verfcheidene fteenen zig in de blaas bevinden, zie de Mengelfroffen vau j>. camper, welke wy hierin woordlyk navoigen.  mengelstoffen. 9 „ verlost, door het lang en vergeefsch behandelen, „ met de vingeren, geftorven zyn, enz." celsus leerde, ingevalle de fteen klein ware, denzelven met den vinger af te haaien 5 (dit is zekerlyk zeer aanneemelyk , en 't minst beledigend werktuig,") hoe veel meer moet dan niet het wroeten met een yzeren werktuig nadeeligzyn, en naar celsus raad gemeid worden? En myne ondervinding zelve, om die van den beroemden ten haaff, en anderen niet by te brengen, ftaaft deze leerftelling van cel sus op het allerduidelykfte getuigen zyn myne waarneemingen, welken de Heer camper, in zyne Mengelftoffen, Bladz. 18 1 tot 188 , geboekt heeft. — In het eerfte geval immers, ligtte ik den fteen, die reeds inde lippen der wonde gedrongen was, op den zesden dag na de bewerking, gemaklyk uit; daar de natuur in het andere, op den zelfden tyd na de operatie, den fteen uitgedreeven had in beide gevallen, waren de fteenen te klein , om door eene tang gevat te kunnen worden, (zie celsus, 1. c; camper 1. c.)' Dan niettegenftaande dit alles waarachtig zy , niettegenftaande de poogingen van een' Heelmeefter, dietentyde der operatie,den fteen, in alle gevallen, om zynen naam en achting te behouden, ten koste deslyders afhaalt, verfoeijelyk zyn, zo is het echA s ter  XO HEELKUNDIGE ter zeker, en her. verdient geen tegenfpraak, dat het genoegen en de hlydfcrap des lyders , zig verlost ziende van dat vreemde ftchaan, 't welk hem de woedendfte pynen veroorzaakte , en het leven verdrietig maakte , op het zelfde oogenblik, 'twelk beftemd is, en den weg baant, tot zyne redding , groot zynde, zeer veel toebrengt, tot zyne bedaarde gerustftelling, en vleiend vooruitzicht, van eerlang volkomen herfteld te zullen worden ,• dit vindt in fommige opzichten zelfs plaats by kinderen ; en dat dit ongelooflyk veel toebrengt, tot afwending van toevallen, inzonderheid die door angst ontftaan,, en welken zo menigmaal, door verdrietelykheden en ongerustheid van den geest ontfpruiten ; te meer, wanneer men eenige dagen na de operatie, eens, of meermaalen verpligt is, onderzoek en poogingen tc doen, het zy ter af haalinge van den fteen , of om de natuur in haare werking te hulp te komen is eene ontegenfpreekelyke waarheid. Best derhalvea komt het my voor, dat men, na de tang ingebragt, en den fteen gevonden te hebben, denzelven, indien het zonder te veel te waagcn, en gernafelyk gefcbicden kan , af tc haaien ; maar, kan men hierin nier flaagen , dan zal men veiligheidshalve, de werking der natuure afwachten; en het is hieromtrent, dat men zig moet verwonderen , waarom veele fteenfnyders niet bedacht geweest zyn, op deze kans , wanneer zy geen fteen vin-  mengelstoffen. II vinden, of af haaien konden, de wonden flooten , en de lyders aan het geval, en noodlot overlieten; immers hiervan zoude men verfcheidene voorbeelden kunnen bybrengen : daar behalven anderen , l e dran in zyne handwerken der Heelkunst, Bladz. S32 en 233, zig deswegen zo duidelyk heeft verklaard, als hy zegt: „ alhoewel 'er niets is dan het „ uitnaaien van den fteen , 't welk den lyder vol„ doet, en het handwerk volkomen maakt, is het „ echter fomtyds beter, hem te laaten blyven, dan „ de blaas door veele vruchtlooze poogingen teont„ ftellen: men zal na verloop van vyf of zes dagen „ hem gemaklyk kunnen uithaalen, om dat hy zig „ aan den hals van de blaas zal voordoen, zynde daar „ heen gefleept door de pis of door een foort van „ flym, dat uit de inwendige zyden van dit inge„ wand lekt;" en om dit zyn gezegde meer krachts by te zetten, vervolgt hy: „ al het geen ik voora, draag, is zo wel om de blaas te fpaaren, als om „ den fteen te vatten en regelmaatig uit te haaien, „ want de blaas verdient onze grootfte oplettend„ heid: een blaas tot een zekeren trap beledigd , „ wordt ligtlyk ontfteeken, en haare ontfteeking „ zoude waarfchynelyk den lyder doen fterven, die „ zig niet laat fnyden,dan omgeneezen te worden, „ Indien het de eer van een Heelmeefter is, den „ fteen uit te haaien, zyn eer is nog meer verknocht „ aan  12 HEELKUNDIGE „ aan de geneezing var. den lyder: wat zoude men „ kunnen denken van een' fteenfnyder, dienimmej miste den fteen uit te haaien, maar van wien alle „ de lyders door de ontfleeking in de eerfte dagen, „ na het handwerk, ftierve.n? " De Heer Louis, die groote fteenfnyder, zelf, begryprduidelyk, wat het aangenaame vooruitzicht van herftel, by den lyder vermag; wanneer men hem in een oogenblik van de oorzaak zyner fmarten, te gelyk met de fmarten zei ven verlost: dan, hy ziet ook aan den anderen kant, de.gevaaren in, welken van het wroeten met een yzeren werktuig , in een gevoelige blaas, kunnen veroorzaakt worden: hy doet dus, ook ten tyde der bewerking , ligte poogingen om den fteen af te haaien; dan, wanneer deze niet flaagen, zo laat hy de uithaaling des fteens tot eene betere gelegenheid blyven, en hoe vreemd dit ook fchynen moge aan fommigen , welken van gedachten zyn, dat de Heer louis de bewerking, in alle gevallen, in twee tyden deed, zo is het echter zeker, dat beroemde Paryfche Heeh vieejïers, die louis meermaalen deze bewerking, en wel zyne Jaatfte fteenfnydingen, hebben zien oeffenen , de waarheid van deze handelwyze bevestigen. Een zeer kundig, ervaaren en voornaam Heelmeetter, de Heer eiquem, welke.my in het jaar 1783, met een bezoek vereerde, verhaalde my, in  mengelstoffen. 13 in tegenwoordigheid van den Hoogleeraar bonn, en de zeer geleerde Heeren van euichem, en michell, dat gemelde beruchte Steenfnyder, nimmer , voor zo veel hem bewust was, de fteenfnydingin twee tyden gedaan had, dan, ingevalle de fteen, ten tyde der operatie, niet, of ten minften niet gemaklyk, konde afgehaald worden; maar nimmer had de Heer eiquem, de inbrenging der tang, ter beproevinge om aanftonds den fteen af te haaien , door den grooten louis, zien nalaaten, althans niet in de gevallen welken eiquem zegt bygewoond te hebben. Geen wonder dus dat laatstgemeldeHeelmeefter, geheel vreemd was van die handelwyze, welke alhier zo veel geruchts gemaakt heeft, als of de Heer louis, altoos, en in alle gevallen de fteenfnyding in twee tyden deed; integendeel, zyn Ed., naamlyk eiquem, was zeer verwonderd, toen ik hem verhaalde, op aanraaden van den onvergelykelyken camper, den grooten Panjchen Heelmeefier hier in, 20 ik meende, nagevolgd te hebben, met alleenlyk de infnyding te doen; myn lydertje (waarvan ik nader fpreeken zal),zonder eenige beproevingen om den fteen af te haaien, te bed te laaren leggen, om den fteen verder geheel en al , zonder eenige onderzoeking meteen tang, aan de natuurwerking over te gt even, dewyl hy nimmer iets dergelyks van den Heere louis, gehoord, veel min gezien had. En  14 HEELKUNDIGE En dit bericht verdient zo veel te meer geloof dewyl niet lang daarna, my hetzelve door Profesfor suë, zoon van den beroemden Franfchen Heelmeefter suë, die zig over onze dwaaling niet minder verwonderde, bevestigd is - doch in die gevallen verdient de fleenfnyding in twee tyden de voorkeur,alwaar men,door weinige poogingen,het onvermogen der kunst beproefd heeft, offchoonhet waarzy, dat men gezien heeft, beletzelen,welken de werking der natuur verydelden, of geheel buiten ftaat fielden om ooit den fteen te voorfchyn te brengen; want deze zelfde beletzelen, zyn het juist dikwyls, zo niet meest, of altyd, welke de afhaaling derzelven, terftond by de operatie, ondoenlyk, en meestyds hoogstgevaarlyk maaken. Immers heeft de toeleg, om de te zamengevloeide aanfchouweren, by het doen der fteenfnydingen, met het vertoonen van den fteen te verrasfchen en te vreden te ftellen, menigmaal den weg tot roekeloosheid gebaand , en de Steenfnyders aangefpoord tot te grootere ftoutmoedigheid, door gloriezucht aangeprikkeld. Stoutmoedigheid is eene noodzaakelyke vereischten in een Steenfnyder, dan, ze moet "de grenspaalen van een goed geweeten, en de eer der kunst nietoverfchreiden: het behoud van het leven des lyders, moet't zwaarst weegen, het doelwit onzer daaden zyn, en de uitvoeringen regelen. Thans  MENGELSTOFFEN. 15 Thans meer en meer overtuigd, dat de werkzaame natuur, in het uitdryven van den fteen, zeer vermogend is, behoort men niet meer alle moeiten en krachten aan te fpannen, om onze gedienftigheid , tot vergenoeging der aanfchouweren, (een ydele glorie!) te vertoonen , wanneer men hinderpaalen aantreft, die ons te kennen geeven, dat het af haaien des fteens, niet gemaklyk zyn zal, en te veel vermoeijende, te pynlyk, gevaarlyk, of om reden der te grootheid, of byzondere omkleeding, onmo. gelyk zyn zal. In deze gevallen echter, pleeg men fomtyds alle moeite aan te wenden, en de lyders af te matten : veeftyds was men verpligt, naar veele vruclulooze poogingen gedaan te hebben, wegens de onmogelykheid, geheel en al, zonder vrucht, van de uit. haaling des fteens af te zien, en de lyders aan hun noodlot overtelaaten. Zo herinner ik my, (niet zonder afgryzen) een geval, alwaar de lyder,kort na de operatie, ftierf; men had eenen ongehoorden langen tyd, met tangen in de blaas, naar den fteen vruchtloos rondzoekende, gewroet, weinige uuren daarna, het flagtoffer overleden zynde, vond men den fteen in eenen byzonderen zak,en zag de onmogelykheid om den- zeiven terftond af te haaien men zoude, en met reden, deze befchuldiging daar tegen inbrengen kun-  i6 heelkundige kunnen: waarom ging men niet geduldig en voorzichtig te werk, evengelyk le dran,en anderen gedaan hebben ? misfchien was de fteen van zeiven, door de gedienftigeen behulpzaame natuur,voor de wond gekomen, men had gelegenheid verkreegen, denzelven weg te neemen, en den lyder te behouden: immers van foortge'yke gevallen, zyn voorbeelden. Ondertusfchen zoude men zeer on- redelyk handelen, met den fchuld der mislukking dezer bewerking, op rekening van den Operateur alleen , (die anders zeer beroemd en gelukkig was), te ftellen ; misfchien was hem de handelwys van franco, die van le dr an, en anderen,onbekend; ten minften in ons land, was men voor het fteenfnyden in twee tyden nog niet zo duidelyk, en met gezach aangeprezene voorfchriften uitgekomen, en derhalven, fchoot hem , volgends zyne verkregene kundigheden tot dien tyd, geene andere uitzichten tot redding overig, dan, alle poogingen tot af haaling des fteens aan te . wenden , ten einde denzelven te kunnen vertoonen, immers, zyn Ed. wist, dat daarmede de aanfchouwers alleen en best voldaan waren; want, om het 'er op aan te laaten komen, met eenen tweeden tyd af te wachten, zoude men onvergeevelyk onachtzaam , zotte nieuwigheid, ongehoord, en dwaas genoemd hebben, offchoon men al eens voorönderftelde , dat de bedoel-  ÈiBNGELSTÖFFfcN. if doelde Steenfnyder, dit noodzaakelyk geoordeeld had, en bekend ware: immers deze gevolgtrekking is gegrond , en duidelyk gebleeken juist te zyn , in een' tyd toen men beter behoorde overtuigd geweest te zyn, van de gegrondheid eens vertrouwen op de altoos medewerkende natuur, uit eene laatere beöordeeling myner naarvolging van le dran^e-n anderen. Zy derhalveh die eenen ongelukkigen uitflag hadden , in gevolgen , en na veele vruchdooze wroetingen met de tang in de blaas, moet men in zo verre veröntfchuldigen, als zy door het dwaaze omringzel van fchyngeleerde aangefpoord zyn, om hunnen goeden naam te behouden, en in den fnlaak hunner tydgenooten te vallen, dewyl zy fomtyds gedwongen waren, tegen hunnen zin cn beter weeten, alleenlykom des goeden naams wille,zó veel in hun vermogen ware, te waaken, voor de ongunftige beoordeelingen van hun , die de bekwaamheid des fteenfnyders waardeeren, niet naar de regelen eener gezonde oordeelkunde $ en den gelukkigen uitflag deiverrichtingen , maar, naar maate hy meer of min fpóedig, en, gelyk men het noemt, handig, dea fieen afhaak , al ware het ook met veel gewelds. Dan, dewyl wy nu gelukkiger tyden be'eeven , waarin men het heil des lyders , boven eene ydele glorie fielt, waarin de beroemdlte Heelmeeflers zelB ven*  18 HEELKUNDIG!! ven, het nut der bewerkinge ia twee tyden begry» pen, en in hunne bewerkingen aantoonen, zo is het de pligt van ieder Heelkundige, welke tegenkantingen ook door onkundigen mogen worden te berde gebragt, eene wyze tot heil des lyders uitgevonden, boven eene ydele waan van handigheid te fchatten, wanneer hunne eerfle poogingen ten tyde der bewerkinge vruchtloos zyn: en dit zy ons genoeg aangemerkt te hebben , daar de Hoogleeraar camper, het nut dezer tweetydige. fteenfnywyze in zyne verhandeling, geheel voldongen heeft. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de hinderpaalen, die zig in de heelkundige bewerking 'des Steens, kunnen opdoen. Alhoewel de vermogende krachten der natuur , fomwylen genoegzaam zyn, om den fteen, uit de geopende blaas des lyders uit te dryven; alhoewel myne waarneemingen my duidelyk geleerd hebben, dat de natuur, in die gevallen, waarin den fteen los in de blaas, doch te klein is, om met de tang gevat te kunnen worden , dikwerf alleen de uitdryving ten einde brengt; zo zyn 'er echter gevallen , ivaarin zy niets vermag, ten zy zy door de kunst on-  en6elst0ffes, bnderfteund worde; -ja, waarin de kunst zelve met alle haare vermogens niet in ftaat is, iets tot het nut des lyders aan te wenden. Sommigen echter zyn van gedachten, dat men een' lyder", na de infnyding gedaan te hebben, Hechts ter ruste behoeft te leggen; dat de natuur in meest alle gevallen genoegzaam vermogen heeft, tot uitdry ving des fteens; dat de ettering der wonde, de uitwerping van dit lichaam, al ware het in een zak, of in eene bvzondere holligheid befloten , begunftigt, en dat "dus de Heelmeefter, zig als bloote befchouwer, in dit tydftip der bewerkinge, behoeve te gedraagen. En och of dit wezenlyk plaats hadde! de onuervinding, helaas l toont het tegendeel op het allerdui- delykfte aan: zy leert ons, dat de natuur in weinige gevallen genoegzaam is tot de uitdryving des fteens; dat de kunst,in veele gevallen, de natuur onderfteunenmoet, en dat 'er nog veele overigblyven, die noch door de natuur, noch door de kunst, noch door beiden kunnen gered worden ;, neen maar, daar de lyders, niettegenftaande de be?jfe poogingen, tót hunne redding aangewend, be7,wy. ken moeten. Men is hieromtrent in een geheel verkeerd denkbeeld geweest; immers zo dra men in ous land de Verhandeling van den Heere camper, over dit B s 9rt*  2ö heelkundige onderwerp in 't licht gegeeven, geleezen had ; zo dra men den lof, welke maret, voornaamlyk aan deze wyze van fteenfnyden had toegezwaaid, on* partydig overwoog, zo ismen in de gedachten gekomen , dat deze wyze van fteenfnyden alleen genoeg was om alle gevaarlyke toevallen, welken zig in de operatie konden opdoen, te vermeiden en te boven te komen: een Operateur zeicfe men, had Hechts de fnede in de blaas groot genoeg te maaken, zoude hy gelukkig zyn ; de natuur alleen was het, die den fteen uitdreef; alle verdere künstgreepen waren nutloos, ja fchadelyk voor den lyder: de gevallen waarin de fteen in een byzonderen zak , in de blaas was ópgefloten, waren zeldzaam, en in die zeldzaame gevallen zeiven, was de bewerking in twee tyden, het-een-'gst middel om den lyder te behouden : rrien moest dus in alle gevallen de bewerking in twee tyden de voorkeur geeven; doch nu men ondervonden heeft, dat zig ook in deze bewerking hinderpaalen kunnen opdoen, die de afhaaling des fteens voor den Heelmeefter moeijelyk , ja fomwylen onrfiogelyk maaken, zo verwerpt men die handelwyze tot in den afgrond, men verfoeit deze kunstgreep, als eene zonder grond in de kunst ingevoerde nieuwigheid, zonder te onderzoeken, of deze bewerking niet in veele gevallen, boven die geene waarin men den fteen, ten tyde der infnydinge , van den  MENGELSTOFFEN*' St .. . . lyder afhaalt, de voorkeur vercuent; en dit is met alleen omtrent onze landgenooten , maar ook omtrent de buitenlandfche Heelmeefters zei ven, waar, Immers leezen wy, fen dit ftrekt ten bewyze dat fomwylen,noch natuur, noch kunst, noch beiden tezamen, in ftaat zyn, de (leenfny dingen gelukkig te doen uitvallen,) in het derde deel van smückers, Vermiscbte Cbirurgifcbe Schriften , een geval van eene bewerking van den fteen, welke de fchryver meent, allerfterkst tegen het nut der bewerkinge in twee tyden te pleiten, waaruit men duidelyk afneemen kan , hoe ongegrond men uit byzondere gevallen, omtrent de nuttigheid, of gevaarlykheid dezer handelwyze redenkavelt: men fneed een man van 70 jaaren van den fteen , na dat men de tang veerden maaieningebragt; den fteen gebroken, en een gedeelte van denzelven uit de blaas gehaald had, was men genoodzaakt, nog een groot ftuk van denzelven daar in te laaten,'de Heelmeefter liet dus van verdere poogingen af, en wachtte tot den zevenden dag na de operatie , wanneer de koorts, die zeer aanmerkelyk geweest was, en de overige toevallen, bedaard waren, en de wond reeds goed etterde,met 'er de tang in te brengen: dit gefchiedde niet zonder pyn en fmerten van den lyder; de bloedftorting begon weder van nieuws, en de koorts verhefte; en fchoon hy den fteen afhaalde , verB 3 zwak*  ft3 PEEL KUNDIGE zwakte de lyder zo ftert, dat hy binnen drie dagen daarna ftierf: de Heer schmucker, zegt, dat hy vry zeker was, dat zo hy den fteen, in de eerftemaal had afgehaald, de lyder zeker het leven 'er afgebragt zoude hebben. Zonder nu alle deze hinderpaalen, dje zjg in het afhaalen van den fteen kunnen opdoen, en menigvuldig by de fchryvers gevonden worden , te willen aannaaien , zullen wy ons Hechts bepaalen tot de overmaatige grootte dezes , en tot byzondere holligheden , welken in de blaas aanwezig , denzelven kunnen ingefloten houden, en dus de afhaaling verhinderen, ja onmogclyk maaken. I) En wat ten eerften de grootte des fteens betreft , deze is betrekkelyk tot de grootte van de, Wond; men moet dus voornaamlyk letten: ».j> om de wond in de blaas groot te maaken;. immers het komt 'er zeer op aan, ten einde gelukkiglyk te flaagen, dat men eene ruime wond in de blaas maake, en meer, dan op de wyze hoe men die doet, indien men dezelve maar regelmaatig , oordeelkundig, en op de ontleedkunde gebouwd, uitvoert: om hierin gemaklyk te flaagen, heb ik lay best bevonden by eene hooge plaatzing des lyders, en eenen fnyftaf, voorzien van een flaauwen bogt: van deze twee voorzorgen hangt heel veel af her  mengelstoffen 53 het gemak, om vervolgends een' fteen te kunnen uitnaaien: allen die dit oogmerk hebben kunnen beryken, zyn goede fteenihyders geweest; allen ook hebben meest gelukkig gewerkt, ten opzichte van de uithaaling des fteens in mogelyke gevallen , zo dikwyls zy voldoende openingen gemaakt hadden. Zo in myne oefeningen op lyken, als herhaalde ryzen aan myne lyders, heb ik my in het doen der fteenfnydinge bediend van meer dan gewoone dikke fayftaven, volgends nannoni , gebogen naar die van moreau; dan, na een roondlings en leerziam gefprek met den Hoogleeraar camper, heb ik de gebreken van te veel gebogens fnyfhven, meer vannaby leeren kennen , en na de uitgaaf zyner Mengelftoff2n, aanftonds volgens zyn Eds. voor. fchrift,en aanpryzing, hieromtrent zyne gedachten gevolgd, en 'hierdoor ben ik in 't maaken eener groote wonde , uitdekend gemaklyk en wel gedaagd. De beroemdde Steenfnyders hebben menigmaalen ondervonden, dat het noodzaakelyk ware eene ruime wond te maaken , en om dit met een voorbeeld op te helderen, en te doen blyken, heeft men maar noodig le oran te raadpleegen ; die wil dat men tot dat einde de prodata wederzyds dwersch zal doorklieven; het is waar,RAu, deed geene zydelingfche dwerfche infnyding in dit klierig lichaam , en evenwel B 4 heeft  #4 heelkundige beeft hy aanmerkelyke fteenen gelukkiglyk afrebaald; dan, deze fteenfnyder, begon zyne infnyding laager dan le dran , alwaar het hol der bisas meer dan de urethra geopend kan worden, en ftrekte dezelve verder naar achteren, naar het ruimere gedeelte der blaas uit, en hierdoor waren zyne fcbuiofche infnydingen, aldaar, grooter dan die van le nRAN:ondertusfchenis de wyze van rau ook gantsch niet volkomen vry van gebreken,ten dezen opzichte; althans ik heb dit menigmaalen op lyken nagefpoord en ondervonden ; meestyds befpeurde ik eenige moeijelykheid in het afnaaien van den fteen, die my toefcheen te ontdaan, door eene te kleine wond in de blaas, welke den doorgang des fteens en tang weerhield, en dezelve ntet doorliet dan naar eene genoegzame rekking, en fomwylen verfcheuring; ten minftenzo ik, vddr myne bewerking, geenen zeer klynen fteen in de blaas geie-d had. ö Soortgelyke hinderpaal , door te weinig ruimte ter afhaalinge des fteens°, kan in het doen der fteenfnyding aan leevenden , ook plaats hebben , door eene krampachtige toetrekking der blaas, en blaaswonde zelve, het zy men op deze of geene wyze zyne infnyding gedaan hebbe. Zo kan het ook geheuren, dat men ondanks alle oplettendheid eene te kleine wond maakt, om eenen aanmerkelyken fteen £e kunnep doortrekken; immers de blaas fchuift on- der  mengelstoffen. q§ der de infnyding min of meer, fbmwylen aanmerkelyk, langs den fnydaf naar achteren, het mes onti wykende, zodanig dat men de grootte der wond,na de operatie onderzoekende, dezelve ongeloovelyk kleiner bevindt, dan men gedacht had, en meende te kunnen opmaaken u^t den weg, welken het mes langs den fleuf des fnydafs, had afgelegd; ik meen, ondervonden te hebben, dat men althans hierin misleid wordt, wanneer de blaas, kort voor de operatie, niet van 't water geledigd, maar zeer opgevuld is; iets 't welk men anders zo om eene goede infny» ding te doen, als om de aanfchouwers, van het doorklieven der blaas ten vollen te overtuigen, (wan» neer aandonds na de infnyding 4 of ten minden by het inbrengen van het Gorgeret, een droom pis. naar buiten komt) zeer gundig acht. Kort voor het doen eener myner deenftydin- • gen, was de blaas van het kleine lydertje geheel geledigd, en floot zig als een kleine bal, om den fnyftaf toe, zodanig dat ze by de infnyding niet verfchuifbaar, maar voor het mes gemaklyk verdeelbaar was, ten minden voor zo verre men, om eene re? gelmaatige groote wond te maaken, begeeren konde , gelyk by onderzoek gebleeken is: zie onze jDerde H^aarneeming. Wanneer ik ondertusfchen, op de wyzen van lb dran, MOREAU, HAWKINS, ofNIEROP, op B 5 ly  2 a HEELKUNDIGE Jyken gefneeden had, vond ik altoos meer gemaks in hec uithaalen des fteens, dan op die van rau.— By nader onderzoek bleek ook, dat deze wyzen, inzonderheid die van moreau, hawkins, en nibrop, de beiie en voldoendfte waren, ten einde zig van een ruime worjd, zo veel mogelyk zy, te kunnen verzekeren. /3) Om den fleen niet ten tyde der Operatie door geweld aftehaalen, neen , maar het rechte tydftip af te wachten, wanneer de wond door ettering ge. noegzaam verwyd is. Het is te verwonderen, dat een fteen in de blaas, met eenig werktuig, of met 'één der vingeren doer de vyond ingebragt, wel gevoeld, maar niet met de tang afgehaald kan worden ,zeggen veelen van hun, die nimmer de moeijelykheden welken men in deze handgreep fomwylen aantreft, endervonden heb. ben, — Gelukkig , waarlyk , dat men thans door den uitflag van verfcheidene gevallen, reeds zo verre gevorderd is, dat veele weidenkenden overtuigd zyn, dat het fteenfnyden in twee tyden, althans dit groot voordeel heeft j dat men, de krachten des lyders befpaarende, doorze ten tyde der bewerkinge geen geweld aantedoen, wanneer men niet gemaklyk den fteen vinden, of afhaalen kan, de kunstpoogingen, indien ze vereischt worden,in onderfcheidene tyden, en op dc gemaklykfte wyze kan  M ï S G E !. SJ O F F ï M. flj? kan hervatten, ten einde het bedoelde oogmerk % dat is ongehinderd den fteen af te haaien, te bereiken , indien 'er mogelykheid, is tot de afhaaling des fteens, zonder levensgevaar: -—- en dit alleen is reden genoeg, om wegens de afhaaling des fteens, in den tweeden tyd, gunftiger te denken, dan'men tog nog toe gedaan heeft; ook, alfchoon het zo ware, (gelyk wy niet twyfelen, en 't welk blykt uit het aangehaalde van den Heeren eiquem,enProfesfor stë,zie bladz. 12cnz.)dat de Heer louis, nimmer by wyze van voorverkiezing de fteenfnyding in twee tyden ondernomen heeft, dan alleenlyk in die gevallen van noodzaakelykheid , wanneer deze beruchte en waarlyk yerdienftelyke heelmeefter, ten tyde der operatie, piet , of ten minften niet gemaklyk , en zonder gevaar van te groote belediging, in ftaat is den fteen met de tang te vatten , en af te haaien, -— En al ware het ook dat zyn Ed., de moeijelykheid dezes werks voorziende, of ondervonden hebbende , zig tegen den laster gewapend, , en befchermd heeft, met eenen geoorloofden, uitvlucht te gebruiken, voorgeevende,dat hy deze wyze van behandelen , om reden der veiligheid, toegedaan was; dewyl tog alleen het behoud des lyders, en de eere der kunst, zo vyel als zyn eigen roem, die  20 HEELKUNDIGE die men anders genegen mogt zyn te bevlekken, daar door bedoeld wordt. Althans zy, die, zo wel als ik , dat geene het welk in de blaas van een levend mensch, ten tyde van zulk eene bewerking gebeurt, ondervonden hebben , kunnen best oordeelen of onze Hellingen waar, dan valsch zyn. — Ik twyfel geenzins aan hunne toeftemming tot het eerfte: , immers, het is geheel iets anders , ten voor- of na-deele over eenige operatie van aanbelang te vonnisfen , dan wel, dezelve bewerkingen uit te voeren. Wanneer men fpreekt, en oordeelt, over het afnaaien van den Heen, uit de blaas, vertegenwoordigt men zig in den geest, meestal, een in de blaas los liggend lichaam, zig zeiven ter afhaalinge aanbiedende ; dan, hoe dikwyls wordt men niet te leur gefield, zelfs wanneer men gunHige gedachten wegens de mogelykheid van den fteen te kunnen vatten en aftehaalen , had opgevat, als men ogenbliklyk daar na, ondervindt, dat door een byzondere omkleeding, of andere omftandigheden, dezelve wederhouden wordt, en wegfchuit'tV Wie weet niet hoe na'deeiig het is, ten tyde der operatie, veel ge weids te doen, wanneer de Heen zig niet gemaklyk, of in 't geheel niet aanbiedt ; en hoe weinig het fomwylen baaten kan, offchoon men ee.  MENGELSTOFFEN. a want van den beginne af, na gedaane infnyding, vond ik telkens den fteen linkswaards de blaas, of zywaards afhellende, en had dus even veel rechts als le dran, den fteen in den Urether geplaatst te vooronderftellen , immers zyne gisfing ileunde op geene betere gronden, dan de myne, dewyl zyn geval na den dood niet bekrachtigd gevonden wordt: althans in deze vooronderfteiling, en offchoon ook de fteen op eene andere wyze ingekast zyn mogt, dacht ik geen veiliger weg in de behandeling voor mynen lyder te kunnen vinden, dan deze; wach- „ pis zoude uitkomen. — Be operatie werd niet ge,, volgd van eenig nieuw toeval; maar die, welke van het „ aanwezen van den fteen afhingen, bleeven duuren. On„ dertusfchen kwam de wond in volle füppuratie: ■ « „ alstoen gebruikte de Heer le dran verzachtende in„ fpuitingen in de blaas, door middel van eene Vrouwe „ Catheter, die door de wond werd ingebragt, en om„ trent den twaalfden dag vónd liy een zeer kleinen Stëen in het verbandi maar de fonde weder ingebragt heb„ bende, vond hy op dezelfde plaats de fteenachtige ftip „ weder, die hy verfcheidene mnalen gevoeld hadt. Hy „ befloot uit eene aanmerking, Bladz. 42, gevoegd by „ de vastheid van de fteenachtige ftip, die in dit geval „ niet van plaats veranderde, dat de fteén in den Pisleider „ b»vat was."  MENGELSTOFFEN» jjjj Wachtende ondertusfchen met geduld,naar den goeden uitflag zeiven; immers met réden, want gemelde Steenfnyder ondervond dat deze behandeling allergelukkigst flaagde (ƒ>). ——— De verzachtende mfpuitingen bragten eene verflapping te wege, eh de loswording des fteens, werd 'er door bevorderd: — men gebruikte in het geval van le draN) gemelde blaasfpoeling, geduurende den tyd van één maand, en zy verfiapte inderdaad de Opening van den pisleider, en deed het foort vart kas, daar de fteen in gevat was, fuppureeren; want het vocht keerde dikwyls, met kleine draad* athtige deelen bezet, te rüg. Dit hulpmiddel had in myne behandeling dezelf- . de uitwerking, dat is te zeggen, de zak, waarin de fteen vöor het meerdergedeelte verborgen Was, vetflapte, hetwelk bleek door de meerdere loswording van denzelven; en de draadachtige deelen, door de fuppuratie los geworden, keerden insgelyk's mei: dé fpoelingen door de wond naar buiten. Voor het overige droeg ik, ftaSnde den tyd myner behandeling, zórg, dat de wond niet te eng Werd, mede op 't voetfpoor van le dRan {q)i doof middel van tangen, van tyd tot tyd, in de blaas (p) Ibid. pag. 42. in gemelde verh; (?) Ibid/ pag 43.  HEELKUNDIGS, Waas te brengen, om de afhaaling des fteens te be« proeven. Lang2aamerhand puilde de fteen meer en meer door den wrong, in het beneden • hol der blaas,suit; dan, daar le dran, ten einde van zes weeken,na de operatie, den fteen met een koren-tang vatten en uithaalen konde, zonder eenigen tegenftand en gemaklyk, had ik zulks veel vroeger, althans den i8den dag na de kunstbewerking, kunnen uitvoeren, waren 'er geene andere en meerdere hinderpaalen in den weg geweest, ten minften, (fchoon niet zo gemaklyk, dewyl 'er na den dood nog vasthechtingen van den zak aan den fteen gevonden zyn^, ik had dit vreemd lichaam kunnen opruimen , dewyl hetzelve genoegzaam konde aangevat worden; maar zo wel de grootte, als de gedaante des fteens, waren tot dien einde onöverkomelyke beletzelen, zo wel als de beklem» ming, die door meergemelden wrong ontftond: althans het verfchil in gedaante en grootte, tusfchen dien van le dr an,en den onzen, is zo aanmerkelyk, dat men daaruit gemaklyk de reden kan opmaaken, waarom 'er zo veel onderfcheid in den uitflag tusfchen de twee gevallen a welken wy alhier vergele. ken hebben, plaats gehad heeft. Immers de fteen, door le dran afgehaald, was veel kleiner (r), dan (r) Gelyk men zien kan, ibid. tab. 3. fij. 5.  mengelstoffen. 5t dan de onze (f): de eerstgemelde had de gedaante van een Augurk, de onze daarentegen eene eiwyze: die van le dran, was twee duimen lang» daarentegen die van mynen lyder 2^ duim, en verfchilde van de voorige aanmerkelyker in breedte, zynde 2 duim breed, en i£ duim dik, kbynl. Maat. Le dran , hield zig in zyn geval verzekerd, dat de kas, waarin de fteen befloten geweest was, verzworen was, anders had hy zig niet kunnen verbeelden, (zegt hy) hoe hy dezen fteen zo gemaklyk had kunnen afnaaien; Ik hoüde my insgelyks verzekerd, dat de kas, of liever de omfluitende en vastgehechte blaas aan den fteen, door verzweering in zo verre is los geworden, dat dezelve daardoor gelegenheid bekomen heeft, om te kunnen afzakken, anders kan ik my niet verbeelden; hoe ik, benevens anderen, in ftaat geweest ben, om hem in een laater tyd;, door den endeldarm, met eenen ingebragten vinger' duidelyk te kunnen voelen,'t geen men nooit vóór, noch kort na de operatie, had kunnen ontwast worden. De natuur, derhalvert, talmde even zöminin't onze, als m 't geval van le dran, om zig be- hulp- (s) Zie onze Plaat h fig. 4 en 5. D 2  ££ HEELKUNDIGS hulpzaam te toonen, en het bleek ook hieruit , dat dezelfde redenen, welken my in vroeger tyd, en ook . nu, rot het doen der fteenfnyding in twee tyden, ingevalle 'er geen uitzicht of kans is, om den fteen aanftonds en met gemak aftehaalen, aangefpoord hadden, niet ongegrond waren, althans niet ontkracht werden. Immers, zulk eenen te grooten, ingekasten en vastgehechten fteen,kan men niet onder de gewoo* ne gevallen rekenen, althans niet onder die, waarin men eenen niet bovenmaaten grooten, los en vry liggenden fteen in de blaas aantreft; en derhalven vraag ik met reden, wat toch zoude men op de zogenaamde oude manier uitgevoerd hebben, daar het geval zig zodanig bevond, dat eene volftrekte onmogelykheid om den fteen aanftonds aftehaalen aan ie. der bleek, en van alle oordeelkundigen als zodanig erkend werd? (f) Im- (7) Dat dit zodanig gefteld was, en den fteen, pl. i.fig. 4 en 5 , ingekast of byzonder omfloten was, fcheen my, vóór de operatie, reeds duidelyk , of te» minden meer dan waarfchynelyk, toe; dewyl de lyder te voóren meermaalen aan bloedwatering, inzonderheid wanneer hy op rytuigen gefchokt werd, onderhevig geweest was; en dat dit een figmtm charaüeriflicum daarvan is, kan men, onder anderen, by l e d r a n , in de Verh. van de Handwerkeo der Heelkunst, Bladz. 304, bevestigd vinden.  MENGELSTOFFEN. 53 Immers, in gevallen daar de fteenen te groot waren, om, zonder gevaar, van het leven te veel gewelds aan te doen, en te waagen om aftehaalen, heeft men dezelven dikwyls, ten tyde der operatie, niet kunnen of durven uittrekken: fomwylen heeft men, of de wond geneezen , den fteen verder ongemoeid in de blaas gelaaten, en den lyder aan zyn noodlot overgegeeven; of zy zyn, zonder de geregelde en veilige behandeling, om den fteen in den tweeden tyd te doen verfchynen, aan veele fmartlyke toevallen gefneuveld («). Mogt men boven dit alles, en na alle deze paralellen ingezien te hebben, nog niet volkomen te vreden en overtuigd zyn van de gewisheid onzer Helling, dan voegen wy 'er by, dat 'er eene andere, niet min gewigtige reden aanwezig is, en waarop men minder bedacht is, welke de onmogelykheid der afhaaling van fommigen, in verfcheidene gevallen, allerduidelykst bekrachtigt, indien men al (fchoon ongegrond ) vooronderftellen mogt, dat die fteen, wiens onmogelyke afhaaling wy thans voor hadden te bewyzen, niet te groot was om veilig afgehaald te kunnen worden, wanneer dezelve niet omkleed (k) Deswegen zouden wy verfcheidene voorbeelden, wel • ken wy alsnog, om gewigtige redenen, achterlaaten, kunnen bybrengen. D 3  54' K E B t, K V 1? D I P E kleed geweest ware; en deze is eene ongefchlkt= ' heid der gewoone fteentangen, om fteenen van eene ei wyze gedaante te kunnen af haaien (f J, gefield dat de afhaaling geoorloofd, en wegens de mogelyke grootheid der wond doenlyk ware; hec welk ondertusfchen uit de berekening des Heeren camper, in voorgemelde Mengelftoffen, niet blykbaar is. Wy meenen dus veilig te mogen vooronderftel= len, dat de tot hiertoe gehoudene handelwyze met mynen lyder, naar omftandigheden, regelmaatig geweest is, gelyk nog verder blyken zal. De wond bleef door de gezegde handelwyze genoegzaam open, zonder als nog genoodzaakt te zyn, eenig vreemd lichaam in dezelve te brengen, ten einde eenen vryen toegang tot de blaas te hebben; de behandelingen, en de poogingen der natuur ter uitdryvinge des fteens, verhinderden de zamenplakking genoegzaam. Den aiften van voorgemelde maand, na eenen gerusten nacht doorgebragt te hebben, bevond myn lyder zig naar omftandigheden zeer wel, en had zig, door eenen fmaaklyken maaltyd, tegen eene nieuwe beproeving, welke ik ftond te onderneer men, gefterkt. Hier» (v) Zie Bladz. 31.  MENGELSTOFPEN. 55 Hiertoe bragt ik myn' vinger, meer dan te vooren, zeer hoog door de wond in de blaas, en als achter het fchaambeen, en ik befpeurde dat de gemelde zak een weinig losfer den fteen omvattede. Meer genegen om de werkzaamheid der natuur te laaten voordgaan, tot dat 'er meer ruimte gemaakt was, vond ik echter goed en raadzaam, om iets te beproeven , dewyl ik verpligt was te erkennen, dat dit geyal niet door de natuur alleen, maar ook door kunsthulp gered zoude kunnen worden, en het verlangen zo wel des lyders, als van zyne nabeftaanden, om den fteen ontlast te zien, van tyd tot tyd, fterker aangroeide. Eene zeer dunne, genoegzaam lange, en byzonder gefchikte tang,om tusfchen de verwydering,of den losgewordenen rand van den zak en den fteen in te brengen, voerde ik in de blaas; dan, de bovenmaate gevoeligheid van mynen lyder, zo dra ik de tang,' fchoon met de meest mogelyke voorzichtigheid, ingebragt had, verhinderde my , om met vrucht iets te kunnen uitvoeren , dewyl de pyn en het geweldig nederwaards persfen zo aanmerkelyk was, zelfs op de minfte aanraaking met den vinger, dat ik, zonder te veel te waagen, niets uitrichten konde. De fchaaving en prikkeling van den fteen, op de bloote wanden van de blaas, veroorzaakten niet alD 4 leen  HEELKUNDIGE leen die wreede pynen en persiingen, maar ook was dar de reden, waarom de blaas, door de prikkeling aangefpoord wordende, zig zo naauw om den fteen voegde en toeneep, dat ik daardoor buiten ftaat gefteld werd, denzelven, zonder te gelyk het vliezig ingewand te beknellen, en misfchien teverfcheuren, te vatten. Den fteen, derhal ven, was ik gedwongen alsnog achterwegen te laaten, en in deze, voor my onaangenaame , en voor den lyder allerbeklaagelykfte omftandigheid, fchoor, veiligheidshalven, niets overig, ten einde het leven niet te veel in gevaar te (tellen, dan tot hiertoe van alle verdere beproevingen aftezien, en eene betere gelegenheid intewachten, dewyl de fteen zig alsnog niet dan door den vinger ontdekken Het; want zo dra ik een tang aan denzelven toebragt, floot, naar voorige gewoonte, de wrong volmaaktlyk digt, en ik voelde met dezelve niets, dan de zachte wanden van de blaas, welke in dit geval, als in twee zakken verdeeld zynde, in haar onderfte niets deed gewaar worden. Men ging met infpuidngen in myne afwezigheid voord,en deze bevorderden de loswording langzaamerhand, in zo verre', dat ik den lyder by myne wederkomst, den agften, by de aanraaking des fteens minder pyn verwekte. De nadering des fteens naar de uitwendige wond, kwam  MENGELSTOFFEN. 5? kwam my aanmerkelyk voor; dan, de blaas was, zo'tfcheen,metdenzelven naar beneden gedrongen, en werkte op haar zo Merk, by de minfte aanroering mee den vinger, dat eene geheele omkeering fchynbaar te duchten was. Thans evenwel, na eene geringe tusfehenpoozing, konde ik den fteen met verfchillende tangen, welken ik ter afhaalinge beproefde, vatten, maar alsnog niet genoeg los of ontbloot, om zonder de blaas mede te beknellen, poogingen ter afhaalinge te doen: blaas en fteen fcheenen thans één lichaam, 't welk zo geweldig en ftuipachtig nederwaards gedrongen werd, dat ik niet in ftaat was myn werktuig, zonder veel moeite, binnen de nog geringe overgeblevene holte der blaas te houden, en derhalven was het in deze omftandigheid alsnog niet raadzaam, iets ter afhaalinge te beproeven; te meer, dewyl by onderzoeking toefcheen, dat de fteen, door de aanhechting aan de wanden van de blaas, zo wel als door de byzondere omkleeding, even zo geweldig achter het fchaambeen wederhouden, als dezelve door de pooging der natuur naar beneden gedrongen werd (w). Vdór (w} Myne gedachten, ten opzichte van de vasthechtiug des fteens aan de wanden der blaas, behoeven niemand vreemd D 5  5'3 HEELKUNDIGE Vóór mynen aankomst, had de aller medelydens* waardige jongeling, geweldige pynen in de penis gehad, doch was anders voor het overige re'delyk wél. Des lyders krachten, door een' dronk wyns,waarnaar hy begeerig was, opgebeurd hebbende, deed ik herhaalde en gewoone infpuitingen, en terftond fcheen de fteen, met geweld, onder een beklaagenswaardig gekerm over pyn in de fchaft, naar buiten te willen komen: de wond van de blaas voegde zig zeer fterk tegen den fteen, en myn' vinger, tegen den laatften gebragt zynde, werd met een ongemeen geweld terug gedreeven; dit ondervonden anderen, welken, benevens my, zulks meermaalen onderzocht hebben. Ik poogde andermaal, doch te vergeefsch, den fteen met eene gewoone, en ook met eene andere daartoe, zo ik dacht, byzonder gefchikte tang, te vatten: niets konde ik ondertusfchen ten dezen opzichte uitrechten, telkens flipte dezelve af, en deze be- ' vreemd toetefchynen, zo min als de pla,atilng boven en achter het fchaambeen, binnen dezelve, de\Vyl dit naderhand genoegzaam gebleeken is, en overeen (temde met 't geene ik, lang vóór het doen der operatie, vermoed en te ken-, nen gegeevenhad,aan denProfesfor bokn, en de Heeren J>. van erichem en j. van heymenberg, WelkC dit ook met my opgemerkt hadden en inftemden.  MENGELSTOFFEN. 59 beproeving eindigde gelyk de vooiïge, met uitzicht op eene betere, en onderrichting, hoe, en wat men in myne afwezigheid in 't werk {tellen zoude, tot bevordering van 't gewenschte oogmerk. Den sneuwas myn lyder, volgends bericht,wél gemoed, en den esften ondervonden anderen,welken zulks onderzochten, met my,dat de fteen iets meer gezakt was dan by myne voorige tegenwoordigheid, drukkende als't ware op den,endeldarm; dan,van rondsomme,fchoon fchynbaar meer ontbloot, voelde men nog zeer duidelyk meergemelde wrong. De koorts en andere toevallige omftandigheden , welken door de langduurige ongemakken en prikkelingen des fteens toenamen, en 't leven des lyders met meer gevaar dreigden , deeden my al weder op nieuw tot poogingen ter afhaalinge befluiien. Het geduld en de manmoedigheid des lyders waren mede redenen tot befluit, om aan zyne begeerte ook deze reize te voldoen , ter beproeving of het nu mogelyk zyn zoude, hem van zyn ongemak te verlosfen; daarenboven waren de aanmoedigingen des jongelings tot dien einde zo fterk, dat het voor niemand, ten minften niet voor my, mogelyk was zulks van de hand te wyzen, om, gelyk te vooren, allen vlyt aan te wenden. Verfcheidene maaien deed ik weder vruchtlooze poo-  hïilrbndice poogingen, ik konde evenwel nu den fteen met de tang vatten, en eenigzins tot my trekken; dan, dezelve werd zo geweldig wederhouden en teruggetrokken, dat ik niet in ftaat was, deze tegenwerking, zonder al te wreed, en misfchien doodlyk geweld te gebruiken, te kunnen overwinnen: — daarenboven flipte de tang geduurig van den fteen af, hetwelk afhing van de gedaante des grooten fteens, met deszelfs fmaller gedeelte benedenwaards gekeerd, en voor zo verre ter aanvatting met een tang, ontbloot: dan, geenegewoone tangen waren in ftaat den fteen vast te houden, zonder aftefchieten; ook dewyl dezelve alsnog niet genoegzaam van zyne zaksvvyze omkleeding ontbloot was: wy zullen dit nader en duidelyk aantoonen by de verklaaring van de eerfte plaat. De aföippingen der tang hadden den buitenflen fchors van den fteen verbreïzeld, hetwelk gruiswyze, of zandachtig, met eenige vliezige of veilige vezelen , misfchien gedeeltens van de aanhechtzels van de blaas, welke aan den fteen geplakt of gehecht waren geweest, zig ontlastte. Eenige uuren na dit tentamen , toen de vermoeijing des lyders voorby was, eh my zyne krachten en moed wederom genoegzaam fcheenen, hervatte ik het handwerk op nieuw, na vooraf de blaas,door middel van infpuitingen, van een menigte gruis gele* digd  RiE-NGELSTOFFEN. 6ï d/gd te hebben, doch alles was vruchtloos, geene rechte noch kromme tangen konden iets ter afhaalinge uitwerken. Ik ontdekte, dat een meer groot gedeelte des fteens , door geene der tangen kon omvat worden, zonder benedenwaards aftefchieten. De Heer van erichem , en ik, begreepen duidelyk, dat de byzondere gedaante des fteens grootendeels hier van de oorzaak zyn moest, eh dat hiertoe eene byzonder gefchikte tang noo» dig ware, dan» wie kon zulk een benoodigde tang uitdenken, daar men onzeker was van de gedaante des fteens, vóór den dood des lyders ? Zo dra ik de onmogelykheid om den fteen aftehaalen befpeurde, was mynen toeleg, ware het mogelyk, dit vreemd lichaam in de blaas geheel en al te verbreizelen , en door infpuitingen verder te ontlasten ; dan, hier toe was ook geene volkomene mogelykheid, evenwel ontlastte ik een menigte brokjes en gruis, het welk, verzameld zynde, een half once zwaar was; behalven nog een aanmerkelyk gedeelte, 't welk met de infpuitingen wegfpoelde (*). Ik (*) Door de verbreeking van een gedeelte des fteens, fcheen het, met den vinger onderzocht, als of 'er niets dan een klein ftuk van denzelven overgebleeven ware, zodanig krampachtig floot de blaas zig om den fteen, en verborg ze aekerlyk achter het fchaambeen, gelyk wy naderhand by de ope-  t 62 HEELKUNDIGE Ik beval den lyder ter ruste te leggen, en gaf hem verder over aan het geneeskundig beftuur des Hee- ren opening des Iyks hebben kunnen opmaaken. Voor zo verre men in dezen krampachtigen ftaat de* blaas derzelver hoi onderzocht, voelde men niets,dan een ftuk fteen, naauwlyks ter grootte eener nootmufcaat, het welk gemaklyk door de werking der natuur alleen naar buiten gedreeven konde worden, indien dit in de daad beftaan had —•— Aanmerkelyk was het, dat door de infpuitingen bp dezen tyd, geene pynen, welken te vooren zo geweldig waren geweest, verzeld van perfingen, welken den fteen op de uitwendige wond aandrongen, veroorzaakt werden j — het was hierom ook, dat ik de terugwyking van den fteen poogde te beletten, door den bodem der blaas naar beneden te laaten drukken, door eene, eens helpers fteunende hand, boven het fchaambeen, op den onderbuik geplaatst, zo dikwyls ik ter afhaalinge des fteens aanzoek deed. —— Hier door ondervond ik in het aanvatten met de tang zeer veel gemaks, en zo dra dit nagelaateri werd, konde ik den fteen door de terugwyking, niet vatten. Ik had te vooren verfcheidene maaien vrucht. loos beproefd, den raad van mynen waarden vriend, den beroemden j, van der haar, fchoon Zyn Ed , 't is waar, my dit in een geheel ander geval ter beproevinge aan de hand gegeeven had v alleenlyk om niets onbeproefd te laaten, te meer, dewyl de toeftand des gevals onzeker was, want anders kon ik in dit geval hiervan dat geene niet verwachten, 't welk in het opgegeevene begeerd kon. de worden, eii waaraan ik, ten opzichte van den goeden uit. flag, aan den Heere van der haai, ingevalle van ee. nen  mengelstoffen. 63 ren van erichem, welke my in gemelde onderneeming trouwhartig tevens en kundig byfland geboden had. Den aöften fcheen zig alles, niettegenftaande het geleden ongemak, gunftig optedoen ; men befpeurde geene koorts, de eetlust was goed, en dé jongeling voor het overige wel te vreden. Door middel van infpuitingen , ontlastte men nog at greinen gruis of af breekzel van fteen, in de blaas den voo- nen kleinen fteen, dankbaarheid fchuldig ben. - Den gemelden raad kan alleenlyk te pas komen, wanneer, om reden der kleinheid des fteens, of om dat dezelve geplaatst is in één der plooijen van de blaas, welke fomtyds gemaakt worden in die oppervlakte , die met den rechtendarra, verbonden is, en door denzelven als overdekt wordt, zodanig , dat een tang, over het vliezig omvouwzel heenglei jende , den fteen niet ontwaar wordt. In die gevallen wil Zyn Ed., en met reden, dat men den onderbuik boven het fchaambeen zal laaten optrekken, ten einde de plooijing of omvouwing der blaas, door uitrekking te ontwikkelen , wegteneemen en dezelve gelyk te maaken, opdat de fteen zig, ontbloot, zoude kunnen aanbieden, en met de tang ontdekt en afgehaald worden. ———. Deze handgreep verhaalde my gemelde fchrandere Heer, meermaalen met voordeel aangepreezen te hebben, en zelf in een dergelyk geval met eenen goeden uitflag gevolgd te zyn, in zyne tegenwoordigheid, zodanig dat de Steenfnyder terftond den fteen, die te vooren verfchoolen was, gemaklyk konde ratten en uithaalen. o  «H heelkundige voorigen dag terug gebleeven, en de fteen was door de laatfte poogingen ter afhaalinge zodanig van plaats veranderd en gedaald, dat de ontlasting van water door de penis, behaiven die uit de wond, zonder pynen gefchiedde. . Ingevolge deze plaatsverandering , bood de fteen zig zo gunftig aan, dat de Wel - Eerwaarde Heer volkersz, om my hiervan mondling bericht te geeven, was aangemoedigd geworden, ten einde my aantefpooren , mynen lyder zo fpoedig mogelyk met hem te gaan bezoeken, om te zien of't mogelyk ware den fteen aftehaalen. Zyn Eerw. verhaalde my, met den vader des lyders naauwkeürig waargenomen té hebben, dat dezelve niet meer dan een vingerlids lengte van de uitwendige wond naar beneden ingedrongen was; oordeelende derhalven, niet zonder reden, de afhaaling mogelyk. Begeerig om aan *t verlangen des lyders, zo wel als aan die des trouwhartigen volkersz te voldoen , befloot ik terftond met gemelden Heere naar Purmerende te vertrekken; dan, by myne aankomst en onderzoek, vond ik den fteen niet, gelyk men te vooren meende ontdekt te hebben, als in de wonde zelve geplaatst te zyn, maar echter zeer laag in de blaas, hangende als 't ware nog in het zelfde omkleedzel, en niettegenftaande het verlies , nog zo groot, dat ik my deswegens niet wei0 'Ml  MENGELSTOFFEN. 65 Tiïg verwonderde Den jongeling hadden voorigen nacht zo geweldig als eene baarende vrouw , ter ontlastinge van den Heen nederwaards geperst, en het fcbeen hieruit, dat de natuur alles aanwendde, en niet langer eene plaats aan dit vreemde lichaam gedoogen wilde. Ten einde voor my zeiven alle befchuldigingen van fchroomachtigheid , of nalaatigheïd te ontdui* ken , poogde ik de natuur, in 't geen zy te kort fchoot , de behulpzaame hand te bieden. lk bragt wederom een tang in , vattede den fteen, en haalde dien tot tweemaalen naar my toe, dan telkens verbryzelde dezelve , en de tang fchoot af. — Ik vergruisde den fteen zo veel ik konde,en de krachten des lyders my toelieten te waagen, zonder hem te veel aan doodiyk gevaar bloot te ftellen, en ehv digde myne vruchtlooze bedryven, met infpuitingen. Het is ontwyfelbaar zeker, dat men voor den lyder geene verdrietiger omftandigheid konde uitdenken; den fteen zig aanbiedende, kon zonder doodiyk gevaar, ter afhaalinge niet ver genoeg met de tang gevat en afgehaald worden, anders dit vreemde lichaam kwyt zynde, had hy zelf veel tnoeds zyner volkomene herftelling ; maar zo dikwyls ik den fteen aanvattede, zo verre de ontblooting my toeliet, en hem poogde naar my toe te trekken, of volE gends  66 HEELKUNDIGE gends den as van het bekken uit te haaien, fchoot de tang uit, en vergruisde denzelven, aan deszelfs onderfte en fmalst gedeelte, voor zo verre men zien kan in de aftekening op de eerfte plaat fig. IV. V. van a tot h. en van a tot f. Hoe werkzaam en gewillig ook de natuur in dit geval voordging, (bewyzende hoe vermogend zy is, om zig van iets 't geen de gezondheid en 't leven aanrandt te ontdoen, en aantoonende hoe gemaklyk zy eenen losliggenden fteen in de blaas, uit dezelve zoude gedree -'en hebben> althans indien deze geene onoverwinbaare grootheid noch ongefchikte gedaante bezat, dan zoude zy dezelve zodanig gefchikt, en gemaklyk voor de uitwendige wond gebragt hebben, dat de afhaaling met een tang, veilig en allergemaklykst zoude geweest zyn;) zo fchooten de krachten des lyders in dit zeer zamengefteld geval te kort , en noch die getrouwe dienaresfe de natuur , noch de kunst, waren in ftaat 't zelve gelukkig ten einde te brengen: integendeel, beiden werden zy, ondanks alle aangewende moeite, en welgepaste werkingen, te leur gefteld. (j) Den Ö) Soortgelyke onöverkomelyke en onaangenaame hinderpaalen , kan men, myns erachtens onmogelyk zeker, of duidelyk genoeg voorzien, anders- ware het beter dergelyke lyderen aan hun noodlot over te geeven, ten einde de kunstnyd, welke aan eene welberedeneerde uitvoering  MENGELSTOFFEN. 67 Den 3often van de maand Maart, naderde den fteen, meer en meer naar de uitwendige wond,zo, 0 dat ring een valfchen fchyn geeft , en eenen welmeenenden heelkunstoefienaar, alle lust en vordering poogt te ontneemen, te ontwyken ; ten einde onze handwerken aan geene veroordeeling, tot ontluistering der kunst,bloot te nellen. Niemand denke dat ik my. deswegen zeer bekreune , het tegendeel is waar , de waarheid aan myne zyde hebbende, zal ik voordgaan de gevallen op te geeven , zodanig , dat ze van ieder gemaklyk kunnen beoordeeld worden. En wat hun, die ware het mogelyk myne uitvoeringen allerwegen bits aanranden ('t welk ik niet vertrouwe) of in een haatelyk ligt ftellen mogten, belangt; zy kunnen volkomen verzekerd zyn, dat ik hierom niet afgefchrikt zal worden, om evenwel alle myne poogingen tot vordering der heelkunst, en myne eigene oefening in dezelve in 't werk te ftellen; overtuigd zynde, dat zulke kunstnyd, indien dezelve onverhoopt mogt plaats hebben, door geduurige ontmoetingen, evenwel eindelyk, op mynen geest weinig gevoeligheid, of befchroomdheid te wege brengen zoude, te wel overtuigd, dat de beoordeeling van verftandigen , en onbaatzuchtigen hiernaar hunne oordeelvellingen niet richten zullen. Soortgelyke hinderpaalen , nog eens, moet men niet aanmerken als tegen de operatie in twee tydenfpreekende;integendeel, zy toonen veel meer denoodzaakelykheid dezer handelwyze in dergelyke gevallen aan: immers, toen de fteen, ten tyde der bewerking, en zelfs nog langen tyd na dezelve, zeer hoog, en onvatbaar, ingek'ist en opgefloten was, was geene afhsaling, zonder verfcheuring, omkeering der blaas, en doodlyk gevaar moE 2 Se-  6% heelkundige dat men , toen ik met den Heere van erichem, mynen iyder kwam bezoeken, den fteen, door al« leenlyk gelyk ; ten minnen welk gemoedlyk heelmeefter zoude zulks met een goed geweeten kunnen onderneemen? Integendeel dit geval leert ons zelfs ten klaarften.de noodzaakelykheid om eenen gunftiger tyd , dan die van de bewerking af te wachten, ter beproevinge van onze handgreepen, indien de natuur (gelyk in dit geval) in gebreken blyft.het geheele werk alleen te voltooijen;en het is hierom temeer dat ik een omftandig verhaal van ons tegenwoordig geval mededeele, en 't welk ik meerder had kunnen bekorten, ware het niet dat ik voor had, duidelyk aan te toonen de' dienstvaardigheid der natuur, ter uitdryving, ten minften, ter aanbiedinge des fteens; en te bevestigen dat ze genoeg in ftaat zoude geweest zyn, om de bewerking met eenen gelukkigen uitflag te doen triumpheeren, ware niet de fteen te groot, en vastgehecht geweest. Althans ik vertrouwe dat als dan de deelen, waar langs dit vreemd lichaam pasfee. ren moest, genoegzaam, door verftapping, ingevolge van de verëtteriBg , daartoe uitgerekt zoude geworden zyn , waren niet de krachten des lyders te veel verlooren ge' raakt door zynen hebbelyken buikloop, zie Bladz. 39 en 40, en welke nu door geledene, onvermeidelyke fmarten, opgewekt, vermeerderd , en doodlyk werde. Want niet tegenftaande het geneeskundig beleid, en de toediening van geneesmiddelen , door de zeer geleerde Heeren van inichem, en michell , dit toeval telkens geftuit werd, zo werden hunne poogingen vruchtloos gemaakt, zo dra de jongeling, op 't einde van den soften Maart' alle toegediende geneesmiddelen weigerde.  MENGELSTOFFES. immers, zal „ de etter wording den ingang tot de blaas gemak' lyker maaken, en de ftuiptrekkende beweegingen „ van dat deel zullen geheel opgehouden zyn — „ daar is behalven dat, geene drangreden om de „ afhaaling des fteens te verhaafbn; de pynen, irn„ mers, die den lyder bewogen hadden om zyne „ toevlugt tot deze fmartlyke kunstbewerking te „ neemen, verdwynen, zo als wy te vooren reeds „ aangemerkt hebben, te gelyk met de moeijelyk- ,, heid (7) Zie m ar et, by camper, Bladz. 134F %  84 HEELKUNDIGE heid van het water maaken, zo dra 'er eene ge-*, „ noegzaame wonde in de blaas is". „ Niets verbiedt ons derhalven , de manier van „ franco, te volgen, zo dikwyls als 'er fteenen ingekast gevonden worden ; integendeel , alles s, begunftigt haar, en alles loopt te zamen om haa„ re noodzaakelykheid in alle deze omllandigheden „ te bewyzen". Derhalven, of fchoon ik ook door andere geval» len ondervonden heb, dat men het 'er niet op aan moet laaten komen, om eenen ingekasten fteen aan de werking der natuur alleen over te geeven, en te wachten tot hy voor de wonde gebragt worde , en het dus niet eens ben,met hun, die willen dat men zo lange wachten zal, zonder iets te doen; zo was doch het gemelde geval niet zodanig, dat ik iets doch met het mes, binnen het hol der blaas, en met voordeel uitvoeren konde; integendeel het was ongeoorloofd, behalven onuitvoerelyk. Eindelyk, het blykt genoegzaam, en het za! in volgende gevallen gemaklyk zyn, redenen te vinden , waarom ik die gevallen , voor fteenen in byzondere zakken geplaatst, gehouden, en ze dus ingekaste fteenen genoemd heb; ook waarom ik op 't vermogen der natuur betrouwd heb, om te zien of zy door behulp der verëtteriog , meer dan de kunst zoude kunnen uitwerken. ' Wy  mengelstoffen. 85 Wy houden het voor beweezen, dat foortgelyke gevallen als wy mededeelen, ook door maret,(8j en anderen (o) , gekend en befchreeven zyn : m a r e t , laat zig hier omtrent aldus uit: „ De „ aanhoudenheid der fmerten, het weinig water, teb^ kens geloosd , en de etter, daar het mede ge„ mengd is, geeven genoegzaam aan den fteenfnys, der te kennen, dat de blaas niet gezond is, en dat hy haar met voorzichtigheid moet behande„ len, welk middel zal by dan kiezen, bid ik, 't „ welk gevoeglyker is dan ik voorftelle ?" hy had te vooren gezegd, dat de Heeren le dran, en littre, door de Heeren hollier, a. paré, en de fonseca, onderricht zynde, wegens het gevaar der vastgegroeide fteenen, gebruik gemaakt hadden van verzachtende infpuitingen, en by die gelegenheid het voorbeeld en den raad van covillard, gevolgd hadden, die daartoe afkookzel van koepenfen, of koemaagen aanbeval: „ dit middel", zegt maret, „ behoort men ook niet achter te laaten, wanneer „ de blaas verhard is, of de harde wanden, en inge. „ krompene holligheid, een' tegenftand aanbieden , „ die moeijelyk te overwinnen is in de eerfte oogen„ blikken". " „ Men (8) Bladz. 137. (9.) behys, Bladz. 59. tab. 7. fig. 10. F 3  pö HEELKUNDIGE „ Men zoude mogelyk ook onder het getal der „ ingekaste fteenen", zegt maret, „dezulke tel-r „ len kunnen, die gelegen zyn in biaazen, door af„ fcheiding in tweeën gedeeld, of die de gedaante „ hebben van een calabas". „ De aart der verhinderingen, die zig by de af„ haaling dier fteenen opdoen,maakt dat zy 'er zeer „ naby komen; doch zonder dezelve in denzelfden „ rang te willen plaatzen, zal het genoeg zyn aan „ te merken, dat zy gemeenlyk, indien niet altoos, „ vereifchen, dat men de afhaaling der fteenen uit„ ftelle tot de etterwording toe: wanneer men het „ vlies, 't welke de affcheiding maakt, moet door„ fnyden , heeft men alle dezelfde redenen om voor „ de kwetzing der blaas te vreezen, als by de inge,, kaste fteenen:moetmen den zak verwyden.die de ge„ daante der calabas maakt, zo is bet niet dan ten „ tyde van de etterwording, dat men die verwy„ dingonderneemen kan; want alsdan iaat de flin„ king alle gemak toe, om vryheid te vinden voor „ de beweeging der werktuigen. De verflapping „ derlialven, welke men verkrygt door de afwach„ tende manier, heeft 'er alle de verdienften van „ ook is men in de volftrekte noodzaakelykheid om „ het afhaalen van een' fteen onmiddelyk na de in» „ mede uit te ftellen, wanneer men eene pypzweer ent-  mengelstoffen. «7 „ ontdekt in de bilnaad," (io):De Heer maret, (laaft dit met een voorbeeld van co lot: te vooren had zyn Ed. reeds gezegd (u): „Zo dikwerf „ derhalven , als by een lyder aan den fteen, zig „ pypzweeren inde bilnaad voordoen,zal heefteen* „ fnyden in twee reizen de voorkeur verdienen". TWEEDE WAARNEEMING. ' Om te bewyzen, dat 'er meer gevallen zyr.,wiarin het vermogen der kunst, en die van de natuur onvolkomen zyn,en de lyders bezwyken moeten^nlet'.egcn(laande de gepaste wegen ingeflagen worden. Een jongeling had alle kentekenen van fteen in de blaas te hebben; ik had hem benevens andere kundige Genees.en Heel-rneeftêrs negenmaalcn, in on. derfcheidene tyden, en met de vereiscb te oplettendheid, inverfchillendepoftuuren, vruchtloos, zonder fteen te ontdekken, gefondeen: uitgeput van krachten, na langen tyd aan de onlydelykiïe pynen getokkeld te hebben,ftierf hy, den loden Octoberi783, na (10) Vergelyk hiermede myn medegedeelde waarneeming van lucas v. u. woude, (zie Bladz. 91.) en dan zal men zig gemaklyk kunnen verbeelden, waarom ik te meer aan camper, gehoor verleende, om de manier van haiet, louis, en anderen te volgen,dewyl myn lydertjetevoo* ren abces in perineo gehad hebbende, aldaar fiftel nabehou•den had. (11) Mengelftoffen van camp kb, Bladz. 129. F 4  88 HEELKUNDIGE na eenige dagen te vooren,door eenen buikloop,en bloedwateringen, tot op 't einde zyns levens afgefolterd te zyn. Het lyk geopend zynde vond men de blaas uitwendig, en in derzei ver bodem ge-* ëxulcereerd; en opengefneden eenen zeer aanmerkelyken grooten fteen, in derzelver bodem opgefloten, en een anderen laager naar het collum veficae zig ophoudende. De blaas niet alleen, maar ook de cellulofa tusfchen deze, en den rechtendarm, was met etter gevuld, en een' fnyftaf door den urethra ingebragt wordende , pasfeerde gemaklyk door een gat, 't welk inden hals der blaas, beneden de bulbus urethrae gevonden werd, en waarfchynelyk door de etter doorvreeten was; voords zag men, dat het onderzoek met den fnyftaf, en te vooren met catheters, onzeker geweest was, om redenen dar men zonder in de blaas te zyn, rondom dezelve heen dwaalde, en by geene mogelykheid in ftaat was de fteenen onmiddelyk aan te raaken: niettegenftaande nu by des lyders. leven alle kentekenen van fteen klaarlyk ontdekt werden , zo kon men dezelven echter niet gewaar worden , om voorgemelde redenen; men verbeeldde zig in het hol der blaas te zoeken ,daar men ondertusfchen in de cellulofa, zo even gemeld, rondom de blaas dwaalde: had men by dezen lyder, door een enkel geluk, door den natuurlyken weg, de catheter in de blaas ft  • MENGELSTOFFEN. gebragt, en de fteenen gevoeld; in een laater tyd de fteenfnyding ondernomen; en was men ten tyde de? zer kunstbewerking, ongelukkig buiten den urethra, jn den dwaalweg of etterholte, met dên fnyftaf geraakt , hoe ongelukkig zoude de operatie niet uitgevallen zyn! noch natuur, noch kunst, waren in ftaat geweest dit geval gelukkig te doen aflocpen, en wat zou de nyd niet een ruim veld tot onverdiende lastering gevonden hebben, terwyle men de blaas , ongeopend zynde , van haare vreemde lichaamejgniet konde ledigen, zo min, ten tyde der kunstbewerkinge, als in eenen volgenden, of na verloop van eenige dagen, (12), DER- (12) Menigmaalen is liet de allerkundigfte en beroemdfle fteenfnyders gebeurd, dat zy zeer veel moeite hadden, om eenen vooronderftelden, en aanwezigen fteen te ontdekken: fomtyds hebben zy denzelven niet gevonden, voor en al eer men een wond I11 de blaas gemaakt had, en dat de fteen zig zeiven aanbood, of fchoon men geene opening gemaakt had, met oogmerk om eenen verdachten fteen af te wachten: hiervan zal het volgende geval allerduidelykste blyken geevenj le dran, en biemond, bragten in den tyd van 18 maanden, meer dan vier-en - dertig maaiende fonde in de blaas, zo wel overeind ftaande, als liggende, en vonden geen' fteen; uit de omftandigheden maakten deze Heeren op , dat de blaas zweerde, en daaraan fchreeven zy alle de toeTallen toe; men oordeelde,om deze ongefteldheid,noodig, F 5 c>  9° HEELKUNDIGE • DERDE WAARNEEMING, Ten béwyze, dat de natuur hinderpaalen, ter af dryvin ge des fteens kan ontmoeten, welke voor haar onhtrflelbaar, maar voor de kunst, tot behoud des levens en herftetting der gezondheid, mogelyk zyn uit den weg te neemen, Iri het begin van de maand February, van 'tjaar -7^3 > werd ik geraadpleegd over een kind van twee de blaas te openen, gelyk lk dran, in zyne wyze van fteenfnyden, deed, om de etter te ontlasten, en door infpuitingen tegeneezeu, zonder het oogmerk te hebben tot het af haaien van eenen fteen; hierna, en in den tusfehen tyd van twaalf dagen , veranderde de blaas zodanig, dat zy de gelegenheid gaf om door middel van een fonde, een fteen te ontdekken, welke le dran, meteen fteentangafhaalde, en zo groot was als een erwt: drie dagen daar na, voelde hy een anderen, welken insgelyks uitgehaald, de grootte van een kastanje had. De lyder ondertusfehen, niet tegenftaande allemogelyke oplettendheid, in het toedienen der meest vermogende geneesmiddelen, ftierf di ie maanden daarna, aan eene volkoraene uitteering; 't gevolg van eene fleepende koorts , huikloop , en volkomene afkeer van fpyzen : na den dood, vond men nog zes, of zeven kleine Jteenen, zo groot als gierst korrelen; en men zag uithaare binnenfte zyden , wanneer men haar aanraakte, een menigte kleine fteenkorreltjes van gelyke grootte als de voor-gaande , uitkomen , als of ieder van dezelve uit een byzonder hol kwam ; daar waren 'er meer dan vyftig, alfe zeer klein: zie le dsan, Handw. der Heelk. Bladz.206 . - tot  mengelstoffen. 9Z fwee en een halfjaar oud, genaamd lucas van der wou de , aan fteen in de blaas , zo men vermoedde, fukkelende: by het onderzoek met een catheter, ontdekte ik denzelven, alleenlyk dan, wanneer ik dit werktuig als onder , of achter het fchaambeen bewoog; op geene andere wyze, of in den grond der blaas, konde ik eenen losliggcnden fteen ontwaar worden; dan genoegzaam van de aanweezigheid overtuigd, verzekerde ik de ouders van 't kind hiervan, en dat'er geene andere hulp dan de kunstbewerking voor handen was. Naderhand fondeerde ik, benevens Profesfor uonn, en mynen kundigen vriend den heelmeester j. van hymenberg,dit lydertjc , in drie onderfcheidene tyden , zonder den fteen te kunnen ontdekken, eindelyk, voor de vyfde maal, dit weder op eenen anderen dag herhaalende, ontdekte gemelde Hoogleeraar, met my, denzelven, terwylmenondertusfeher^ niet meer dan eene voorbyfehaaving met den fneiftaf, hier toe gebezigd, konde gewaar worden. Ik voorbelde een moeijelyk geval, in navolging van tot 210 : deze waarneeming kan ftrekken tot leering voor hen , die anders te vermetel, en onbezonnen zouden kun. nen waanen, dat men in alle gevallen, terftond, door het fondeeren , de begeerde kundigheden der vermoedelyk aanweezige fteenen in de blaas , kon verkrygen ; daar dit onderzoek aan de allerkundigfte zo dikwyls bedriegelyk is voorgekomen, en door de ondervinding als zodanig is bevestigd geworden.  92 HEELKUNDIGE van dat van garengeot , (waarvan nader gefproken zal wordenden herdenkende mynevooiïge ontmoeting, welke my mee dic,in opzicht van de plaatzing des fteens, overeenkomftig toefcheen, en hierom richtte ik myne voorzegging daar naar in; dan, vertrouwende dat deze fteen, aangezien de minderen tyd dat dezelve in da blaas gegroeid had, eenen zo grooten hinderpaal in het te voorfchyn komen, in den tweeden tyd der operatie, niet zyn kon, werd ik aangemoedigd, de kunstbewerking, fchoon niets gunftigs voorfpelleade, te onderneemen. Den sden April fondeerde de Heeren, amptshalven, door Heeren Burgemeesteren in commisfie ge» Held, om hun Wel Edele Groot Achtbaare, vooriif van bericht te dienen, den patiënt, en betuigden air len , den fteen bloot gevoeld te hebben, doch flaauw- Jyk , en als wegfchuilende; ik bragt toen , gelyk ik ook reeds te vooren gedaan had, een' vinger in den Anus, doch kónde hierdoor wederom geene de minfte hardheid ontdekken, maar ik deed gemelde Heeren iets opmerken en onderzoeken, 't welk ik insgelyks te vooren reeds waargenomen had; naamlyk tusfehen den Anus, en den knobbel van bet Zkbeen, vond men een lidteken, even als of dit kind in vroeger tyd, van den fteen gefneden was, en in ?t midden van 't zelve eene kleine Fistuleufe opening, welke den toegang, aan een dun ftilet, zeer hoog op waards, vergunde, en uit het welke een  MENGELSTOFFEN. 9| een dun waterachtig vocht uitvloeide: —* dit verwekte eenige bedenkingen, of 'er misfchien op deze plaats, een vreemd lichaam tot in de blaas ingedrongen ware, en dat dit naderhand met fteenachtige bekortingen bezet geworden zynde, thans het vreemde lichaam in de blaas zyn mogt, en de gewoone toevallen van fteen veroorzaakte, waarvan verfcheidene aantekeningen gevonden worden (&3>) dan dit is na de afhaaling des fteens, niet alzo bevonden. Ik (15) In sandiforts, Natuur - en Genees - kundige Bibliotheek, bladz» 232 , vinden wy onder anderen, in een'brief van j. b. morgagni, aan schröckius in'tjaar 1716, Teeds het volgende , mede gedeeld , van een meisje het welk een hairnaalde, uit geel koper gemaakt, in de blaas geftoVen had, en naderhand met eene ongelooflykepyn, en moeijelykheid in het loozen van haar water geplaagd werd, en waar door zig een gezwel in de eene liesch openbaarde , het welk ryp geworden , en opsn gebroken zynde , een pypzweer naliet, waardoor eene grootte quantiteit rottige pis ontlast werd, zo dat zy door dtn gewoonen weg, bynaar niets meer loos.'e, en eindelyk uitgeteerd, ftierf. Hetlyk in by weezen van morgagnus, en vallisnerius, geopend zynde, von d men geen uitgeftort vocht in den buik , zo dat men de blaas zeer duidelyk zien kon.- men fcheidde echter de twee fchaambeenderen van elkander, en zocht een provet door de pypzweer, en eenen anderen door den pisweg in de blaas te brengen; doch zulks werd belet door een zeer hard lichaam, het welk men, na het open;n van de blaas,  HEELKUNDIGE Ik gaf myne bedenkingen, ten opzichte van de ongunfiigheid des gevals, uit het een en ander op- geblaas bevond te zyn.een groote en langwerpige fteen,den pisweg fluitende, en de blaas, welke zaamengerrokken en evenals verdikt was, vullende: de naaide was echter niet in de langte in den fteen bevat, maar zat in deszelfs punt, en voor een gedeelte over dwars, zynde de twee andere deelen met den knop bevat in de pypzweer, dewelke zig op zyJe der blaas opende. — In de blaas was veel etter, die door het drukken op de buiksingewanden, in dezelve, in groote hoe. veelheid vergaderd werd,door de pisleiders, welken zo uitgezet waren, dat zy aan de groote flagaderen evenaarten ; deze pisleiders en de nieren, waren met deze ftoffe gevuld en hadden eêne zwartachtige kleur, waarmede het inwendige der blaas en pypzweer ook voorzien was, In de Hist. de 1'Acad. R. des fciences 1759, vindt men gewag gemaakt van een' fteen uit de blaas van een vrouw gehaald, welke geformeerd was, om eene yvoorene naaide, die drie duimen en agt lynen groot was, en één duira en zes lynen uit den fteen ftak. enz. Deze lyderesfe konde zig niets anJers herinneren, op welke wyze de fteen met deze naaide in de blaas geraakt was 5 dan dat zy, zestien jaaren te vooren, foortgelyke naaide had doorgeflikt, waarmede haar broeder haar had wilen verlosfen, van den graad van een visch, welke in haar keel zat. Men vindt nog een foortgelyk voorbeeld in de Philofophical Tranfac tions, van een' fteen om een naaide gegroeid, gelyk ook nog in gemeldeHift.de 1'Acad. R. des fc.1735. doch deze bekende oprecht hoe dezelve in de b'aas geraakt was. Een fteen om eene lange yzerene naaide gegroeid, vindt men ook aldaar aangetekend, ibid. 1750.  mengelstoffen. 95 gemaakt, aan meergemelde Heeren, andermaal te kennen; te meer om redenen dat het kind meermaa* len te vooren aan bloedwatering, onderhevig geweest was, welk toeval, alle beroemde fteenfnyders, voor een zeer ongunüig kenteken, zo niet meestal voor een bewys, dat de ileen in eenen byzonderen zak in de blaas», of in eene der uretheres geplaatst is, hebben opgegeeven, en waargenomen: dan, met dat alles nam ik voor, myn l^dertje te behandelen naar bevinding van zaaken: ik gebruikte debehoorelyke voorzorgen,ten opzichte van de zuivering der eerfle wegen, en wat men verder vóór het doen van zulk eene gewigtige heelkundige bewerking behoort in acht teneemen,en deed de operatie den 1 aden April, na vooraf aan het daar by tegenwoordig zynde en aanzienlyk gezelfchap, gezegd te hebben, dat ik de wyze des Heeren louis , .(welke ik vooronderlielde altoos zo te handelen) op 't gezach, de aanraading en aanpryzing des Heeren camper, als de besteen veiligfte methode, volgen zoude. Ik was hierby wel overtuigd van de bevreemding en verwondering van eenige bejaarde, en in de kunst grys gewordene mannen, dat ik voor dc derde maal aan die zelfde plaats, inzonderheid nu opzetteiyk, voornam, eene zo 't fcheen nieuwe manier te volgen , die te vooren nimmer alhier beproefd was; en  merende. Ik heb by het doen dezer kunstbewerking iets op» gemerkt,'t welk ik in het voorige geval niet ontdekt had; naamlyk, zo dra ik myn' fnyftaf inbragt, waterde het kind zeer veel, ontledigende de blaas geheel en al van pis, zo dat myn fonde door derzelver zamentrekking zeer nöauw omvat en bekneld werd, en hierdoor was het dat ik ondervond, dat dit glibberig, en anders over den fhyftaf ligt verfchuifbaar lichaam, niet te rug week, of medegaf, maar,naar begeerte, zig liet openklieven; en het was hierdoor, dat ik eene wond maakte, veel ruimer dan ik my had kunnen voorlieden , in zulk een jong kind te kunnen maaken; dan, ik had my toegelegd, ten einde de uittogt des fteens in den tweeden tyd gemaklyker te maaken, denzelven zo verre benedenwaards uit te ftrekken,adradicem coxae, als in zuMte kinderen, wier blaas nog hoog, in, of om zo te fpreeken, boven het bekken gelegen is, mogelyk zoude zyn (14), en dit (14) Het zal niet ondienftig zyn hier op aan te merken , dat het vvenfchelyk ware , dat alle aanfchouwers in G der-  9& HEELKUNDIGE dit was my te gemaklyker uit te voeren, zo wegens de hooge plaat zing des kinds, op eene meer dan ge- dergelyke gevallen , hieromtrent bedacht waren, ten einde te ligtvaardige veroordeelingen , ten opzichte van te hooge infnydingen vóór te komen , wanneer zy dit meenen te ontdekken. — In jonge kinderen immers is men gedwongen , en kan men niet anders , dan de wonden (evenwel meer in fchyn dan in de daad) hooger te maaken , dan by volwasfenen: de blaas hooger in, en boven het bekken liggende , kan geene voldoende wond ter afhaalinge van den fteen toegebragt worden, wanneer men zolaagals by volwasfenen, of by dezulken welken boven de kinderjaaren gevorderd zyn , wilde fnyden : men zoude, hieromtrent onachtzaam zynde, niet dan eene onvoldoende kleine wond in de blaas, en eene uitgeftrekte , niets baatende doorklieving van de cellulofa, tusfchen de blaas en endeldarm, maaken: wat baat toch meer bewys aan te voeren, immers men opent de blaas daar, en genoegzaam op die plaats , alwaar de fleuf van 'den fnyftaf zig aanbiedt , en men kan hier in niet zo willekeurig als men zig wel verbeelden zoude , te werk gaan. Hoe kan men daarenboven dwaalen, om te hoog te fnyden, indien men voorzichtig, en in den beginne langzaam fnydt, ten einde de bulbus urethrae , welke een kundig fteenfnyder altoos vermeiden moet,te ontdekken; daar onder, vervolgerrds, het mes in de blaas voert, en dezelve naar beneden, zo verre men kan , doorklieft? althans niet zy,die met de vereischte omzichtigheid , daarin hunne eer en handigheid poogen te doen doordraaien, dat zy naar de regelen eener goede ontleedkunde, de vermeidinge dier deelen , welker kwet-  MENGELSTOFFEN, 99 gewoone hooge tafel, als wegens den zamenge* trekkenen ftaat der blaas; want eene met water gevulde blaas gefneeden wordende, verfchuift met het mes langs den fnyftaf naar achteren, en misleidt ons ten opzichte der uitgeftrektheid van de wond, zo, dat men zig zoude verbeelden, eene groote varëenfcheiding te maaken, en dezelve zoude zeer klein kunnen uitvallen, indien men hierop niet bedacht ware. Myn lydertje werd eenvoudig, met droogplukzel tegen de wond te leggen, bezorgd, en voor het overige met geen hinderend verband behandeld, volgends den voorzichtigen raad van den Hooggeleerden Heere camper Ci5). De toevallen van den fteen hielden aanftonds op , en niets dan de fchreining der wonde hinderde het anderzins wel te vreden kind : de koorts was weinig van aanbelang; alles ging gunftig voord, zo dat kwetzingen door de beste ontleed - en fteenfhy kun,digen , fomtyds gevaarlyk bevonden zyn , in h;t oog houden; ten minften meer dan om te toonen, dat men in ftaat is, met het mes fpoedig de blaas te openen; immers dit zoude het alleronkundigst mensch , den besten ft.enfnyder kunnen nadoen. (15) Zie zyneMengelftoffenoverdefteengroeijing,enderzelver heelvvyze, Bladz. 185. G a  IOO heelkundige dat de verëttering der wonde naar behooren, ten gewoonen tyde, en zo goed men na eene welgelukte bewerking verwachten konde, gebeurde. Schoon alles voor het overige, ten opzichte van de wond, zig gunftig opdeed, zo begon de trek tot eeten , den I7den , geheel te verdwynen, en de koorts werd aan merkel yker. — Ik oordeelde, op 'c voorbeeld van le dran, en myne eigene ondervinding te Purmerende, noodzaake'yk, de verzachtende infpuitingen in 't werk te Heller, en bragt daarroe myn'vinger door de uitwendige wond, zeer gemaklyk, om reden der ruimte, in de bhas; langs dezen de lange pyp eener fpuit, en fpande, door de invoering van 't vocht, dezelve eenigzins uit; dan hierna konde ik nog geen fteen ontdekken, even zo min als den iSden dito, in twee onderfcheidene tyden, terwyl de zamengetrokkene blaas,-om den ingebragten vinger , en fpuit, de melk met een' ftraal, door de penis uitwierp; naderhand, niettegenftaande het water ook uit de wond vloeide, waterde hy geduurig door de fchaft: hy werd van tyd tot tyd onrustiger, en zwakker, en zo dikwyls als ik infpuitingen op voorgemelde wyze deed, vloeide dezelven door den gewoonen waterweg beftendiguit, Telkens bragt ik na de inlpuitingea myn' vinger, zo hoog ik konde,in de blaas, en achter,ja boven het fchaambeen, en ontdekte als toen, in den bodem der-  -mengelstoffen. 101 derzelve, zekere fronfelingen, die my vreemd toelcheenen, en op eenen zamengetrokkenen zak bedacht maakten: —— ik drong eenigzins daar op aan , en vond een gat dat zeer eng , en als men een fluitfpier voorzien was; want de top van myn' vinger daar in raakende, werd bekneld, en doof; ik kon niets dan gisfen , dat dit de ingang tot den zak , waarin de fteen verborgen lag, zoude zyn , dewyl ik als nog geen fteen konde ontdekken. Ik nam voor, in deze omftandigheid, om langs myn' vinger, welken ik in den ztk met eenig geweld vooraan indringen konde, deze holte, door middel van infpuitingen, verder uit te fpannen, ten einde te beproeven, of ook de wrong ruimer wordende, en ontfpannende,den uittogt van den fteen in het ruimer benedenhol der blaas, bevorderen konde : dan vooraf deed ik mynen waardigen Leermeefter, den Ileer bonn, naar den ftaat des gevals onderzoek doen, en deze riaauwkeurige waarneemer ontdekte dat myne opmerking juist was, en geloofde met my, dat de fteen in dien zak, door den bodem der blaas zelve gemaakt, achter en boven het fchaambeen, en binnen, en boven gemelde wrong gelegen was; terwyl by elke zamentrekking der geheele blaas ,ock deze byzondere mond gefloten werd , en dus den G 3 fteen,-  HEELKUNDIGE fteen, vermoedelyk, nimmer van zelf zoude kunnen doorkomen, Ik geloof, . dat men in foortgelyke gevallen als dit, en anderen, indien men den uitpuilendenring van affcheiding, op hetoogenblik der operatie ontdekken kan, gerust, mits voorzichtig, de verwyding, en afhaaling des fteens,* indien mogelyk,kan, en mag onderneemen: dan, by ondervinding kan ik ook verzekeren, dat de zamentrekking der blaazen, over het geheel genomen, ten tyde der kunstbewerking, in fommigen zo geweldig is, dat men moeite zoude hebben om de plaats van den ring of opening, welke men zig moet verbeelden in dien tyd toegeneepen te zyn, te ontdekken, dewyl de blaas zig op deze plaats, even zo glad als op alle anderen doet gevoelen: daarenboven wordt de ruimte van den onderften zak der blaas, na de doorfnyding, te meer, wanneer men of met den vinger, of met een tang indezelve zoekt, zo eng, dat men naauwlyks gelegenheid heeft, om behoorelyk onderzoek te doen: voor zo verre dan , en in die gevallen alleen, daar men te veel gewelds zoude moeten gebruiken, om den tegenftand te overwinnen, en daar men noch den ring van den zak, noch den fteen ontdekt, is het zekerlyk zonder eenige bedenking, de veiligfte weg ,den tyd der verëttering en verflapping der blaas, af te wachten, eer  MENGELSTOFFEN. lO^ eer men verdere poogingen met eenig werktuig onderneemt. Ik verzocht vervolgends den kundigen en handigen Heelmeefter, den Heere h'össem, mee myn' vriend van hymen berg, ,dit zeldzaam geval te onderzoeken. Ik bragt daartoe een flaauw- gebogen, dikken fleuf-fonde, door de wond in de blaas (16); de Heer hussEM, vond mede terftond den fteen; dan, den vinger in de blaas brengende, kon zyn Ed. wederom geen' fteen ontdekken, niettegenftaande hy de blaas van alle oppervlaktens onderzocht: ik verzochc dezen Heer,_rtaauw- keurig acht te geeven op die wrong, in den grond der blaas, achter en boven het fchaambeen, zo ver zyn vinger by mogelykheid zoude kunnen beryken, en tevens, ware het mogelyk,daar in te dringen, ten einde den fteen weder te vinden; dan, zyn Ed. voelde (16) Dezen fnyftaf had ik my vooraf, voor foorrgelyke gevallen , zie pi. H. «g. 1. 2. door den kunstryken en bekwaamen Heer gobels, doen vervaardigen, zo dra de Heer camper , de noodwendigheid in zyn aangehaald Mengelwerk, Bladz. 177. met de volgende woor* den aangemerkt had: „ Men konde (veiligheidshalve) daartoe eenen klyneren fnyftaf, met eenen flaauwen bogt, "„ gebruiken; het was zelfs zeer goed, wanneer men op. „ zettelyk 'er een toe hield". G 4  I04 HEELKUNDIGE de wel gemelde plooijing, maar betuigde gulhartig geen fteen in de gehede blaas re kunnen ontdekken, en nam op zig, zonder daartoe door my aangefpoord te worden, dit geval tegen de aanvallen van vooroordeehng wegens eene anders wel gedaane operatie, »aarbevinding, te zullen verdedigen-want, voegde zyn Ed. volmondig en ongeveinsd daar by, de wond in de blaas is zeer ruim, en overvloedig groot, om eenen maatig grooten fteen, door te laaten; ik vind nergens in de blaas fteen, met den vinger; ik heb hem evenwel met den fnyftaf ontdekt, en dus is 'er een aanwezig, die misfchien in eenen byzonderen zak huisvest; althans dit is zeker, dat in dit geval iets zonderlings plaats heeft,en men zal moeten afwachtten, wat de natuur vermag, dewyl het af haaien van den fteen, in zulke duiftere gevallen, onmogelyk is: ik bragt op zyn Ed. aanraaden, de tang in de blaas, doch te vergeefsch, wy ontdekten den fteen niet, en verlieten in deze omftandigheid onzer lyder tot eenen anderen tyd. De Heer hussem, berichtte my vóór onze vanëenfcheiding, dat Profesfor camper, in de ftad gekomen, en door zyn Ed. van het tegenwoordig geval reeds bericht was; gaarne had ik, met myn vriend hussem , den Hoogleeraar gaan bezoeken, om zyn Ed. omftandig te verhaalen, wat wy gezamentlyk ondervonden hadden; dan de eerstgemelde Heer, den tyd daar toe ontbreekende, konde myri  mengelstoffen. ioj myn verzoek niet inwilligen; weshalven ik befloot, en ook 't geluk had, den Heer camper , te bezoeken in afwezigheid van den Heere hussem. Veel op de voorige vriendelyke ontmoetingen vertrouwende, dacht ik in ftaat te zullen zyn,zyn wel Edele Hof>ggeleerde van de waarheid des tegenwoordigen gevals te overtuigen: — dan, niet weinig was ik verwonderd wegens de eerfte ontmoeting : zyn wel Edele Hooggel. fcheen geheel onkundig van gemelde geval, en in 't geheel niet gedisponeerd om over zulk eene harde zaak, als de fteen, zig met my in te laaten: dan, niet gewoon my met veinzery op te houden, deelde ik zyn Ed. het getuigenis van bewustheid, door den Heere hussem my medegedeeld , mede: ik voer voord, verder zyn Ed. te vraagen, of myne fteenfnyding te Purmerends ook aan zyn Wel Edele bekend ware, dan,een, zo het my toefcheen verontwaardigend, neen , was het antwoord, en verkeerde in eene wedervraag: vanwaar zoude ik zulks vernomen hebben ? Immers myn antwoord, „misfchien van den Heere hussem," was niet ongegrond of ftraffchuldig, dewyl het laatfte geval, niettegenftaande de ontkennende bewustheid , zyn Ed. echter reeds door gemelden Heer was medegedeeldiik konde zulks bygevolg.te vooren niet anders gisfen, en wat lag 'er toch aangelegen, als gemelde heelmeefter een foortgelyk, nog verfch en aanmerkelyker G 5 ge-  ioö heelkundig» geval, aan Profesfor camper medegedeeld had, terwyl hy hier van niet onkundig konde zyn ? ondertusfchen, de groote camp er, hield zig ten dezen opzichte vreemd: ■■ ik deed moeite zyn Hooggeleerde attentie op te wekken, met bedaarde en vriendlyke ontmoeting, ten einde myn kort verhaal gun- fiig te doen aanhooren: immers tot wien anders konde ik my om goeden raad in dit geval begeeven, en op wien anders , dacht ik, zoude ik veiliger, ten opzichte van hulp vertrouwen kunnen? —— het was ook van dat gevolg, dat ik eenige oogenblikken , een voor my zeer leerzaam gefprek met zyn Ed. houden konde: — dan, noch de naauwkeurige aftekening, van den te Purmerende , na den dood, uitgehaalden fteen , door den bekwaamen houtman vervaardigd; noch het zuiver afgietzel van denzelfden fteen door den kunftigen sartori, hoe volkomen gevolgd, konde zyn Ed. Hooggel. behaagen: Het tekenkundige was ondertusfchen geen reden van myn bezoek, ik verlangde veel meer, myn lydertje, door goeden raad en hulp,gered te zien van den fteen, en uit den voorraad en het vermogen, tot dat einde, van den by ,my hooggeachten camper, voordeel, zo niet daadlyke hulp te erlangen: immers, konde ik wel iets anders verwachten, daar ik zyn Ed. zo juist in voorfchrift opgevolgd ware, en . op  mengelstoffen. ïc£ op zyne aanmoediging en aanpryzing alleen, eene bewerking ondernomen, en gewaagd had, dienim- * mer alhier in gebruik geweest was, en van ieder als eene fchynfchoone nieuwigheid veroordeeld werd? konde ik wel anders dan hulp verwachten, al ware het maar alleen te doen geweest om 't geen zyn Ed. aan het algemeen,alsvoordeeüger, voorgefteld had, te handhaven? De aftekening van den fteen, in de door my gebruikte tang geplaatst, en die ik met opzet had laaten vervaardigen, om het gebrek der gewoone tangen aan te wyzen, en hoe dezelve behoorden verbeterd te worden, gaf aan zyn Ed. aanleiding zig terftond deze tangverbetering toe te eigenen, en poogde my,in 't byzyn zyner tekenkundige vrienden— Dan, eer wy tot de verdere behandeling des gevals overgaan,kunnen wy niet voorby,nog de volgende aanmerkingen, ten opzichte van den Heere camper, te maaken : hoe is 't mogelyk , vraag ik, en met reden, dat Profesfor camper, zig onttrokken, en zo het fcheen te onvreden getoond heeft, wegens zyne ongegronde ftelling, van myne te klein gemaakte wond in de blaas? want gefteld , dezelve ware te klein geweest,hoe kon zyn Ed. zig deswegen te onvreden toonen, daar hy veel meer verpligt was, my tegen zulke befchuldigingen, indien ze van andere onkundigen vernomen werden, vry te ipreeken? immers was zulks om zyns zelfs gevoelen niet allernoodzaakelykst ?want tog zyn Ed. had, zo kort te vooren, duidelyk gezegd: (22) „ Deze fnede moet vooral sï groot genoeg zyn,ten minften van 10 lynen,*aan„ gezien de verdere gelukkige uitfihg van deze in„ fnede, niet te onrecht van fommigen, de meefterly ■ ke Zie meergem. Mengelw. Bladz. ioj, H |  Jl8 heelkundige „ ke fnede genaamt, geheel en al afhangt. Ook fchynt „ bier in de grootfle moeijelykheid te beftaan, an? ders zou men nimmer op zo veele byzondere en „ verfchiüende werktuigen gedagt hebben, om die „ waterwegs - en blaas- fnede , te verwyden ,° „ welke verwyditg, (,let wtl)geen der grootfte „ meefters in deze konst hebben konncn ontbeeren „ ,, eeniglyk en alleen, om dat zy die wonde altoos „ te klein maakten om 'er de ftéentang in te bren,3 gen. Geen een fteenfnyder beeft-tot nog toe,uk „ de beweeging van zyn hand, de grootheid van die „ meefterlyke fnede konnen beoordeelen, de voor„ naamfte reden is,om, dat gelyk ik reets eldersaan3, gemerkt hebbe , en door p> franco, zo uit„ neemend, uitgedrukt is , de voorftaander, een ii taaylighaam zynde, door het mes, zonder gefne- den te worden, langs den fnyftaf word opgefcho„ ven. De andere, niet minder aanmerkelyk,is, „ dat de fnyftaven , vooral op ra u's model ge„ maakt, te krom gebogen ftaan, en met de punt v in de blaas te veel opwaarts fchietea. De fny„ ftaf, dien p. franco, bezigde, en welke door „ sharp, gevolgd wierdt, is door my, Dem. anat. „ pathol. lib„ II. tab, III. fig. V. en VI. met t. ©, afgebeeld, en is daarom beter, om dat de punt „ korter, en de bogt flauwer zynde, de proflata, ,? of voorftaander 3 daardoor meerder naars buiten ge. „ drukr  mengelstoffen. i'j „ drukt, en derhalven gemakkelyker gefneden wordt", cnz. . Wat nu den fnyftaf van sh&rp, betreft, hiervan was zyn wel Edele Hooggeleerde, reeds door my onderricht, dat ik my van dien, op zyn Ed. voorftel, aanftonds voorzien , en bediend had, zie Bladz. 23. en 24. en dus de bedenking deswegen, al reeds te vooren weggenomen. Den a iften April, in tegenwoordigheid der Heeren boddaer.t, van erichem, en van hymenberg, myn lydertje bezoekende, vonden wy hem in eenen maatigen goeden ftaat,en na eeni- ' ge gedaane infpuitingen konde ik hun berichten, dat de wrong, of opening van gemelden zak, eenigzins ineer verwyd was; dan, als nog, myn' vinger daar ingebragt, werd dezelve door de zamentrekking naauw pmfloten, zodanig dat hy daardoor doof te rug keerde. Ik vond goed met den Hoogleeraar b o n n , te raadpleegen; zyn wel Edele gaf my in bedenking, of ik inflaat zoude zyn, om zodanig als ik te Tut-merende fchoop vruchtloos beproefd had , een byzondere lange en fmalle tang, welke allerwegen tusfchen de bladen derzelve , een' maatig grooten fteen kan vatten,en welke zyn Ed. vanmy, tot foortgelyke gevallen beftemd, gezien had, langs mynen in de wrong ingebragten vinger van de linker hand, binnen den ring in te voeren, ten tyde, en oogenbliklyk op dat moment, wanneer ik eenig* Li 4 gas  Ï2Ö heelkundige' zins verflapping van denzelven zoude ontwaar worden ; want op de minfte aanraaking, had zyn Ed. zo wel als ik, de fluitlpiersgewyze toetrekking befpeurd; dan, dewyl het gevoel aan zyn Ed. ook geleerd had, dat deze toenyping beurtgewyze, en als ftuipachtig gefchiedde, zo dat er fommige tusfchenpoozen waren, wanneer 'er een weinig mee* ruimte voor den vinger ter indringing toegelaaten werd; zo waren vervolgends zyne gedachten, dat ik in dat geval veel voordeels zoude kunnen doen, door de oogen dertange, wel verzekerd zynde dat dezelve binnen de wrong, en den zak van den fteen ware, van eikanderen te verweideren, en dus de tegenkanting, door de toenyping, te overwinnen; in den byzonderen zak verder in te dringen, en té zien of 't mogelyk ware den fteen te heryken, te vatten, en uit te haaien. Den 3aften, in tegenwoordigheid van zyn Ed. beneffens de Heeren van alphen, boddaert, van erichem, timmer, j. mariens, h. schouten, en j. van hymenberg, myn lydertje bezoekende, vonden wy hem koortzende, en zeer afgevallen, kortom zodanig, dat het fcheen tyd te worden, om het voorgeftelde van den Heere bonn, te beproeven, eer meer verlorene krachten, alle heelkundige poogingen, tot redding uitgedacht, zouden verbieden. Da$  SIïNOELSÏOFFEH. Ï2Ï Dan vóór dat ik iets tot redding ondernecmen wilde, oordeelde ik *t allernoodzaakelykst, in tegenwoordigheid van gemelde kunstgenooten, omreden der veroordeeling des Heeren camper, algemeen onderzoek naar den ftaat des gevals te laaten doen, zo ten opzichte van de hoegrootheid der wonde, als ten opzichte der fteenverfchuiling: allen berustten zyin het onderzoek, door den fchranderen, en oordeelkundigen Heere j. mart en s, welke in aller tegenwoordigheid getuigde , eene aanmerkelyke , en genoegzaam ruime wond , in de blaas, voldoende ter afhaalinge van eenen inaatig grooten fteen, te ontdekken, en ondertusfchen, fchoon van alle zyden de blaas inwendig betastende, denzelven niet te kunnen vinden. Een verder oplettend onderzoek bragt zyn Ed. tot de gemelde wrong, waarin zyn vinger als door inzuiging omfloten werd, cn welke hem ook or.twyfelbaar toefcheen, den toegang tot de yerblyfplaars van den verhoolenen fteen, te zyn, fchoon ze zig toen aan zynen vinger niet opdeed. —[—- Voor 't overige was zyn Ed ,en met reden, van gedachten, dat buiten dit zeldzaam geval , dezen fteen zig gemaklyk van zeiven voor de wond zoude aangeboden hebben. Hierna plaatfte ik het kind op eene bekwaams hoogte voor my op een tafel, bragt myn voorften vinger van de linkerhand hoog in de blaas, en bin" 5 n en  ISl HEELKUNDIGE nen de wrong; ontdekte aanftonds den fteen, dia• op den top van denzelven aanftiet, en langs dezen met de rechterhand, de tot myn oogmerk gefchikte tang, zo ver in den zak, door het geopende gat des* zeiven, dat ik my in ftaat ftelde, den zamentrekkenden tegenftand te kunnen overwinnen, door langzaam , en voorzichtig de ftangen van eikanderen te verwei deren, met byde de handen, en na den ingebragten vinger zachtjes naar buiten gehaald te heb" ben, fchoon dezen geen geringen tegenftand ter ont* kominge gewaar werd. Het boven of zakgedeelte der blaas, kantte zig niet weinig tegen de beweegingen der tang aan, en het zamen trekkend vermogen was genoeg in ftaat om eenmaal , myn eenigzins geopende tang, met geweld te doen toefluiten; dan myne poogingen langzaam hervattende , overwon ik met geduld deze tegenkantingen , raakte ver genoeg binnen den zak,zonder denzelven te beknellen,zodanig zelfs, dat de opmerkende Heer van erichem, (welken ik verzocht had, om door zyne hand, boven het fchaambeen, op den onderbuik nederwaards fteunende , de blaas eenigzins tot my te doen naderen, en het overhellen , over het fchaambeen te beletten,}de tang zeer gemaklyk tegen zyne hand, in de blaas bewogen wordende, getuigde te kunnen ontdekken. — Twee k drie maaien ont*  MENGELSTOFFEN. |ag> omflipte my de fteen , als ik ze dacht te zullen vatten; dan daarna, gelukte het; ik haalde denzelven voorzichtig naar my toe, doch ontmoette eenen ongeloovelyken tegenftand, zo dra ik door meergemelde wrong doorpasfeeren wilde 3 zodanig zelfs s dat ik door de aanmerkelyke fluiting der tang, welke hier noodwendig opvolgen moest,bevreesd was? den fteen, die naderhand bleek zeer broos te zyn, te zullen verbryfelen ; ondertusfchen dit gebeurde niet, de fteen kwam ongefwhonden uit , wegende vier fcrupels en vyftien greinen (23"). Eene eenvoudige behandeling ten opzichte der wonde, en welke tot aan 't einde der geneezing werd aangehouden, deed deze bewerking eindigen. De fteen was, van alle oppervlakten befchouwd, ruw, en fcheen aan de inwendige oppervlaktens der blaas vastgehecht te zyn geweest: althans was zulks gisfelyk,uitde bloeddruppels; welken byna op iedei' ruw ftip gezien werden. Het kind, vergenoegd op 't zien van den fteen, welke hem meer dan ik immer gezien heb, dooi? woedende pynen afgemat had , en hem aanfpoorde tot geweldige kneuzende drukkingen met- de handen boven het fchaambeen; ging, na zyne onbegrypelyke- groote begeerte om den fteen te zien, vol- (23) Zie de afbeelding va» den fteen, Plaat 1. fig. g.  124 HEELKUNDIGS voldaan te hebben, zig bedaard, en gerust neder* leggen , en Hiep den geheelen volgenden nacht door: vergelyk hiermede, Bladz. 10. Alles fchikte zig toe eene fpoedigegeneezing,den GOlten^ kwam 'er reeds geen pis meer door de wonde, en den r^flen Mey was de geneezing volkomen voltrokken, het kind zeer wel, gelyk het nog heden zig zonder eenige hinder bevindt, te gelyk van zyne voorige fistel geneezen. 0 0 ® Om deze gevallen op te helderen, en de waarheid der aanwezenheid van byzondere holligheden, tot .verfchuiling , of ophouding der fteenen, middagklaar aan te toonen, zal het noodigzyn ,fommt« ge getrouwe waarneemingen van anderen, benevens die van my zeiven, hiertoe by te brengen. Het bovenfle gedeelte of het hol van den zak der blaas, zo wel in het geval te Purmerende, als in het laatstgemelde, ruimer zynde dan de ingang tot dezelve, welke (althans in den beginne) zeer naauw was, konde de fteenen daar binnen befloten, niet dan eene kleine oppervlakte aanbieden ; waaruit klaarljkblykt, hoe deze fteenen door tangen, en dep vinger, in den beginne konde aangeraakt worden, zonder dat ik dezelven nogthans tusfehen de lippen van  MENGELSTOFFEN. l2«j van de tang konde vatten. De waarneemingert van hoüstet, bevestigen dit ten klaarften, in zo verre zy met de mynen overeenftemmen (24);hy zegt: „ik „ bewaar een gedroogde blaas, waar in drie onder ,, fchyde zakken zyn, welkers ingangen zeer naauw, „ en de grond zeer ruim is; men ziet nog in een „ van deze zakken een fteen, die zo groot is, da; „ bet onmogelyk is geweest, die in de tyd van de „ operatie te vatten, zo wynig evenredigheid is 'er „ tusfchen de opening van deia zak, en het volumen „ van den fteen". En zo immers ooit een geval, althans in veele opzichten, zyns gelyken gehad heeft, zo geloof ik da: inzonderheid het eerstgemelde , van my, met dat van bouquot, waarvan wy het volgende zullen mededeelen,en 't geenwy verder op dezelfde plaats aangetekend vinden , gelyk ftaat, immers de Heer houstet, zegt: „de voorleden lente was ik by „ eene operatie op den fteen, die de Heer Chirur„ gyn Majoor van het Gasthuis der verminkten, „ deedt aan een man van zestig jaaren, die zeer ver,, magert was. De Heer de la peyronie, „ eerfte Heelmeefter van den Koning, de Heeren „ guerin, de vader, perron , guerin, de „ zoon, (24) Verh. van de Koningl. acad. der Heelk. vert. door j. trout, 2de d. Bladz. 23.  ïa5 heelkundige „ zoon, waren getuigen van deze operatie. Den Heef „ bouquot, vondt te veel moeite om den fteen ,, te vatten, de "Heer de la peyronie, zyn vin„ ger irt de blaas brengende, vond mede de onmo„ gelykheldt om den fteen af te haaien, het welk „ den Heer bouquot, mede in 't vervolg gewaar wierd, waarom hy den fteen verliet,' den „ lyder ftierf eenige dagen daar na. By de opening „ van zyn lyk vond men een fteen, van gedaante „ als een peer, en ter grootte van een klein hoen„ dery; deze fteen was in een holligheid geplaatst, ,, als in een kas, die geplaatst was boven in de blaas „ onder het welfzel van het fehaambeen. Deze „ holligheid had dit byzonder: i°. dat zy de fteen byna over deszelfs geheele oppervlakte naamvkeu,, rig omvatte: a°. dat deszelfs inwendig vlies uic,, fteekzels afgaf, die zig in holtens en ongelykheden van den fteen vasthegtten; zo dat het inwendi„ ge vlies van deze holligheidt, door middel van ,, deze uitfteekzels, zo vast aan de fteen gehegt „ was, dat men die daar niet als met moeite van „ konde affcheiden. Eindelyk men zag dat deze „ holligheid een opening hadt, die na de grond van „ de blaas toelag ; maar deze opening zeer eng „ zynde, konde men niet als een klein gedeelte van „ den fteen bloot voelen; het geen, gevoegt by de n naauwkeurige hegting van het vlies aan den fteen , „ een  mengelstoffen» 157 „ een volftrekte onmogelykheid maakte dezelve af te haaien". Wie ziet niet duidelyk en overtuigend, de overeenkomst dezes gevals, met het myne. In 't zelfde aangehaalde werk, (25) vinden wy daarenboven gewag gemaakt van fteenen, welke bevat werden in holtens, die insgelyks veel ruimer waren, als de ingang tot dezelve: „ Indien de ftee„ nen in cellen blyven, en dat zy, groorer worden,, de, den grond van den zak genoegzaam verwyden, ,, zo dat de middelyn van den fteen grooter word als „ die van den mondt van den zak, als dan kan de Heen „ door de tang niet afgehaald worden, en de Heel,, meefter zoude kwalyk doen, daar op te blyven 9, ftaan. Men begrypt de ongemakken ligt, die ,, door zodanig geweld zoude kunnen voortkomen : „ Het beste middel om dezelve te vermeiden, is, ,, de voorfte vinger langs de conductor , of het „ gorgeret zagtjes in de blaas te brengen Men „ maakt met de vinger een ligte ver weiding, en de blaas door de ontlasting van de pis ledig zyn„ de, nadert deszelfs grondt na de krop; als dan „ heeft men gelegenheidt de inwendige wanden van „ de blaas te bevoelen, waar te neemen de plaats daar de fteen vast zit, de groote van de opening 9, van den zak te onderzoeken, en de gedaante erj »» groot. (25) Bladz- 29. enz.  iê» heelkundige „ grootheid van den fteen te kennen; waar na mea „ tragt,dezelve indien het mogelyk is, met de viri,, ger los te maaken,en zelfs meteen fnydend weik,, tuig, indien de gelegenheid van den fteen dittoe- laat", dit heeft de Heer garengeot, met fucces gedaan , dan in myne gevallen, was zulks onveilig en onmogelyk. Soortgelyke cellen, en byzondere holten,hebben meer heelkundigen in de blaas waargenomen, zo wel daar fteenen in gevonden werden,als daar dezel ven ledig waren; fomtyds alleen door zig op de eene ot andere plaats, door middel van zamentrekking, te verengen; fomtyds door het formeeren van zekere maazen, verdubbelingen , of plooijen, der inwendige rok van de blaas, gclykende naar de vleezige colommen van 5t hart. —— Om dit met een énkeld voorbeeld op te helderen, komt het ons genoegzaam voor de ondervinding van le dran, en die van ons zeiven mede te deelen. le dran, f26) zegt: „ Daar zyn blaazen , die natuurlyk zeer er.g zyn, ter „ plaatze daar de twee pislyders zig in haare holte ,y openen, en die daar boven heel ruim zyn. De- ze, wanneer zy eenigen tyd,door de tegenwoor» „ digheid van een' fteen veel hebben geleden, worj, den lömtyds op die plaats zo naauw ,dat dit twee ,, blaa- (26) Verh. van de Handw. der Heelk. Bladz. 200.  MENGELSTOFFEN. *29 blaazen fchynt te maaken, die te zamen de ge „ daante van een kalabas uitmaaken, namelyk eene klyne blais, daar de mond gevonden wordt, en 3, eene groote, welke daar aan verknogt is. Na- demaal het agterfle gedeelte van de blaas, dat is „ te zeggen, 't welk naar de zyde van den regten darm is, het meeste lydt, wanneer 'er een fteen „ is, zo gefchied deze verenging, in ditagterftege„ deelte "t welk den ingang van de twee pislyders „ van eikanderen fcheidt. De blaas word daar dik, gelyk de vliezen die ontfteking krygen, en zy „ maakt een foort van dyk, in dier voege, dat de lyder op den rug liggende, een (leen van een „ middelmaatige groote, zig daar agter zou kunnen „ verbergen, zonder dat de fonde door den hals en tot by den fteen ingebragt zynde, hem kan „ raaken". Daar zyn voorbeelden dat foortgelyke verengingen , hooger dan de inplantingen der pi.-lyders, plaats hadden, en dus de bovenfte holte kleiner dan de benedenfte maakten, zo wel als dat'er zig groeven,' en celletjes in de blaas opdoen, by den bodem en hals derzelve, waarin zig fteenen verfchuilen en ophouden kunnen (27). De ondervinding van ons zeiven, eindelyk, be« wysc (27)Verh. van de Handw. der Heelk. van le Dtuiï.Bladz. 2 00,  13° heelkundige wyst allerduidelykst, dac men het niet voor zeldzaame gebeurtenisfen kan houden, wanneer men meent redenen te hebben om te vooronderftellen, dat de fteenen, in byzondere cellen , maazen, of zakken aan den bodem der blaas , opgehouden worden ; voor zo veel wy uit gevolgtrekkingen meenen te mogen opmaaken, dat, indien men iets dergelyks aantreft in een blaas, zonder inhoudende fteenen, men althans in gevalle dezelve plaats hebben, zulks minder zeldzaam moet ontmoeten. In *t begin van de maand Mey des voorgaanden jaars, 1783, kwam onder de behandeling van den Heere van erichem, en my, een'man in ons buiten ziekenhuis, welke federt langen tyd aan eene incontinentia urinae gehakkeld had. Of- fchoon deze lyder nimmer pynen in het wateren gehad had, kwam het ons uit fommige omftandigheden evenwel bedenkelyk voor, of'er niet misfchien fteen in de blaas ware, en hierom vonden wy goed hem te fondeeren. Onder het doorpasfeeren met den catheter door den urethra , meende ik waarlyk iets dat hard en fteenachtig fcheen te zyn, te voelen; dan, in het hol der blaas gekomen zynde, ontdekte ik niets tegennatuurlyks: nog twee maaien heb ik hem naderhand, en de Heer van erichem, ééns, doch vruchtloos, zonder fteen te vinden, gefondeerd, Het  mengelstoffen. 131 Het onvermogen om de pis eenigen tyd op te houden, werd beter; doch zyne zieklyke gefieldheid verërgerde, en hy flierf den a/ften van dezelfde maand. De buik geopend zyndé, zagen wy eene byzonder kleine, ronde blaas, of byzondi rlyk omfchrevenen zak, boven den bodem der pisblaas uitpuilende, op Wiens midden den urachus , of blaasband gezien werd. — Ik herinnerde my terftond het denk- beeld, dat ik my had gevormd, wegens de blaazen van die lyders, welken ik kort te vooren van den fteen gefneeden had; inzonderheid, de laatfte, van welken ik den fteen uit den zak gehiald had: hierom oordeelden wy het der moeite wel waardig dit geval verder na te fpooren, waartoe ik de blaas uit het bekken losmaakte, en uitnam. Ten einde dit te fiaauwkeuriger te onderzoeken , verzocht ik den Hoogleeraar bonn, my hierin ter hulpe te komen: na dat gemelde Heer de blaas geopend had, zochten wy te vergeefsch naar fteen, die 'er niet opgehouden werd; dan, meteen tubus op de verdikte, ontaarte, en zeer verharde, fcirrheufe voorftaander flaande , gaf dezelve een dof geluid, doch geen klank, zo als men anders by het aanbonzen van fteen gewaar wordt: toen ik te vooren de blaas uit het lichaam genomen had, dacht ik, op het gevoel tusfchen de vingeren, dat deze klier I a Ver-  13* HEELKUNDIGE verfleend was, of dat men op deze plaats, eerieri omkleeden fteen zoude aantreffen: Profesfor bonn , was,vóór de opening, ook niet vreemd zulks te denken: ondertusfchen dezelve van den buiten - en achter- kant, op drie onderfcheidene plaatzen, met moeite doorfnee • den zynde , vonden wy niets dan eene geheels ontaarting van dit klierwezen, aan het mes zo fferk wcêrfland biedende , dat de doorklieving knarfende was, en met gekraak verzeld ging, gelyk menbyde doorfnyding van vast en taai kraakbeen waarneemt. Op fommige plaatzen vonden wy in de doorfnydingen, kleine mondjes, of openingen , waaruit eene dikke, witte, echter fcherpe, melkachtige floffe, gedrukt konde worden. Het is niet zeker te bepaalen, van wat aart de ontaarting van deze klier geweest is; het naauwkeurig onderzoek,Staande het leven des lyders, en deingetogene levenswyze vóór zyne ziekte, gaven geene bewyzen althans, om het ongemak als venerisch te behandelen, ten minden uit het een en ander was eerder eene kankerachtige verbastering gisfelyk, fchoon ik wel wil toeftemmen, dat men nimmer volkomen zeker is, wegens den aart van foortgelyke ongemakken. De urethra was door de gezwollene, en verharde proftata, zeer eng toegedrukt, en liet de pis, welke nog in de blaas was, niet ukvloeijen, voor dat men ze met een tubus ontlastte. De  MENGELSTOFFEN. 133 De Waas van derzelver inwendige oppervlakte befchouwd, na dac men haar het binnenst buiten gekeerd had, vertoonde veele colommen (28^, gelyk men foortgelyken in 't hart aantreft: tusfchen deze colommen zag men zakjes, of celletjes (20), welken zo veele maazen verbeeldden, en welken zeer dui» delyk aantoonden, op wat wyze 'er fteenen, in byzondere zakken kunnen geboren worden : immers een fteen in één dezer holtens nestelende, verlengt door zyne zwaarte dit hol , en doet, gradatim, de opening vernaauwen; ten minften, deze verwydt niet naar evenredigheid van gemelde holte, maar wordt door de trekking, ingevolge de zwaarte van den fteen , in deszelfs rondte, geduurig tot toefluiting aangefpoord; daar komt nog by, dat de colommen inde rondte van den zak fterker wordende, ook meer en meer vermogen tot toetrekking der wrong verfchaffen, maakende de afhaaling des fteens, ten tyde der operatie,in die gevallen,moeijelyk, zo nietaltydonmogelyk. Soortgelyke aanmerkelyke colommen vonden wy ook in den bodem der blaas (30), welke van het zplfde maakzel, fchoon aanmerkelyker waren, dan alfs 8) Zie pl. II. fig. 6. lett. b, (29) lbid Iett. c. (30) lbid lett. d, ï 3  ¥34 HEELKUNDl GS alle de overigen; naamlyk, de binnenfte vliezen van de blaas, waren, zo'tfcheen, door ombuiging, verlenging, of oprolling, van de buitenfte afwykende, rnaakende het byzondere hol of den zak in den bodem der blaas uit C30»hier van werden wy overtuigd , door een' vinger in dezen zak te fteeken, wanneer men het verdunde gedeelte (32) ontdekte,- het welk nog aanmerkelyker befpeurd werd, zodra men, met een' vinger, van het uitwendig gedeelte der blaas, dit dunne vliezige gedeelte, of den top van den zak, naar binnen inwaards drukte, en dan althans voelde men ook zeer duidelyk gemelde wrong (33). De vergelyking van deze blaas, met die gevallen welken wy mede gedeeld hebben, en ons toefchynen door foortgelyke tegennatuurlyke holtens, en omftandigheden , het handwerk niet begunftigd, maar rnoeijelyk gemaakt te hebben, is zekerlyk, in zo verre deze geen' fteen bevattede, niet gelykvormig, dan ze kan ftrekken tot duidelyk bewys van de mogelyke inkasilng van eenen fteen, allerwegens, en ook byzonderlyk in het boven- en bodem - hol der blaas zelve; en daarenboven bevestigt het dat geene *t wel ik ten opzichte eener wrong aangetekend heb, Veel- (31) Zie pl. II. lett. e. (32) lbid lett. f. (33j lbid lett. g.  mengelstoffen. 135 Veelal verbeelde men zig de inwendige oppervlakte der blaas, glad te zyn, dan geheel anders ondervindt men zulks by onderzoeking in lyken, althans van die, wier blaazen te vooren ongefteld waren, fchoon by den eenen meer dan by den anderen (34). Of nu tot formeering van dezen zak, in den bodem der blaas , de urachus of blaasband , door trekking, verwyding , of iets dergelyks, kan aanleiding geeven, zullen wy thans niet op ons neemen ïe vcrklaaren, of op te losfen. Ten laatften zullen wy nog mee waarneemingen van anderen allerduidelykst aantoonen , dat men het niet voor zeldzaame gebeurtenisfen kan houden , wanneer een fteenfnyder meent redenen te hebben , om vooraf te ftellen , dat de fteenen in byzondere cellen, maazen, of zakken opgehouden worden. Men kan met den catheter, of fnyftaf, op 't gevoel, vóór de operatie, indien andere kentekenen, welken den aart des gevals aanduiden, 'ten minften waarfchynelyk maaken, veeltyds zeer gegronde voorzeggingen doen; by voorbeeld, dat het fteenfnyden, of af haaien van den fteen, niet gemaklyk zal kunnen gefchieden, en dat de gevallen,over het geheel genomen , zeer ongunftig zyn; zo als ik insgelyks voor- " (34) Vergelyk hiermede Bladz. 75; I 4  '50 HEELKUNDIGS vooraf, van beide gemelde lyders gedaan had. Soortgelyke voorzeggingen zyn immers niet vreemd,maar ftéünen op de waarneemingen van anderen, inzonderheid die van garen ge ot.(35j, welks geval zo veel niet van het onze vërfchilt , behalven dat ik geen fnytuig ter ontbreideling van de kasfen, zakken, of beurzen, (hoe men die ook b^geere genoemd te hebben,) konde in het werk Hellen. * „ In 't jaar 1723. verzocht de Heer quesnay, „ die te INantes woonde, en verlangde de zydelyke „ operatie te zien, den Heer garkngeot, om „ aldaar de operatie te doen, op den zoon van een „ wyrgaardenier, tien of elf jaarefl oudr. De V. Hcer Quesnay, die den lyder geduurende twee » maanden, tot de operatie beryd had, en dezelve >, verfcheide reizen gezondeerr, had nooit den fteen =, gevoelt, die agter het fchaamheen geplaatst was, >, als met de holte van de zonde daar over ftryken„ de, in dezelve tydt dat deszelfs bek in de blaas „ kwam; deze fteen was altyd zodat:ig geleegen, ,» dat hy die niet meer voelen konde, wanneer hy „ in de holligheid van de blaas gekomen was; maar „ hy merkte wel. dat de bek van zyn zonde in een », zeer groote blaas was; waar van hy nog verze- s> kert f35) Verh. van de Koning!. Acad, der Heelk, vertatfi door J, tkout, ade deel Bladz, 30 enz,  bib ngklstoffbn. 1^ kert was, door de menigte van pis die dezelvebe* vatte, want hy haalde telkens als hy zondeerde, ?, daar drie vierde van een Paiyfche pint, en zom„ tyds meer, af." De Heer garengeot, die den lyder zon» deerde tot de operatie, merkte mede, dat zo haast de bek van de zonde, de krop van de.blaasvoor-9 by was, en naar maate dat dezelve in de hollig,, heid van dit ingewand kwam, hy, fchuivende, een 3, fteen raakte, die agter het fcbaambeen lag; maar „ wanneer de zonde ver in de blaas was, voelde hy ,, den fteen niet meer, hy vond mede de blaas zeer ,, groot, en dit dezelve veel pis behieldr; de plaats „ en vaste legging van den fteen voorfpelde hem „ niet veel goed. Als doen zyde hy aan een Ge,, neesheer van de Faculteit van Parys, in die ftadt „ woonende , en aan verfcheide heelmeesters die „ daar tegenwoordig waren, dat deze operatie niet „ zo fpoedig zoude gaan, als die, welke zy hem het „ jaar te vor.n hadden zien doen, om dat de fteen „ in een plaats van de blaas fcheen vast gehouden te „ worden, het zy door eene ongeregelde gedaante van de fteen, of van de blaas, of door vliesachti„ ge banden, of mogelyk door een byzonderen zak, „ die dezelve op en agter het fchaambeen vast 3, hielde." „ Dit zyn,zegt de Heer garengeot, het ï 5 jj zoorc  i38 HEELKUNDIGE s, zoort van fteenen die de ouden genoemd hebben, „ aan de blaas gehegte fteenen, aanhegtingen welke „ zy in de opening van lyken gevonden hebben,die „ de hedendaagfe ontkennen, en die ik zelf in de „ eerfte druk van myn operatien, ontkend heb, en ,, die ik mogelyk in de tweede druk, nog zouae heb9, ben tegengesproken, indien beroemde voorbeel- den, my niet zo zeer onderrigt hadden, dat ik: niet konde twyfelen aan deze verfcheide aanhegs, tingen. Onder deze voorbeelden, heb ik in de „ verzameling van waarneemingen gezien, twee ge* „ vallen, waar in men den fteen niet konde ef haaien door de operatie: de lyders ftierven, men opende „ haare lighaamen,en men vond de fteenen in een 9, byzonder vlies beftoten, dat aan de blaas gehegt s> was. Maar het voorbeeldt, dat my in deze gele,, gemheid: gelukkige overweegingen heeft doen „ maken, is de memorie welke de Heer houstet, aan de Academie heeft voorgeleezen, en de blaas ,, vervult met in vliezen befloten fteenen, die hy ons „ heeft doen zien. In een lyst van een groot getal j5 fteenen, op verfcheide wyzen aan de blaas gehegt, , dat het onderwerp van zyn memorie is, fpreekt ,i hy onder anderen van een officier onder de ver, mmkte (ifte Waarn.) wiens blaas hy aan de Acade, mie bragt: wy zagen dat zy nog drie groote ftee„ nen bevatte, die in drie byzondere zakken beflo < « ten  mengelstoffen. I39 as ren waren; deze zakken hadden een breeden grondt, 3, die een zelfde lighaam met het binnenlte vlies van 3, de blaas fcheen te maaken , en eindigde met een 3, opening, die veel naauwer was, van gedaante als j. een ring, waar in zig een van de hoeken van de s, fteen vertoonde, zo dat de zonde dezelve bloot sj konde voelen." Het geheugen van dit voorbeeld, gaf den „ Heer garengeot, eenige denkbeelden op , „ niet alleen over het geen dat de fteen dus konde „ vast houden, in een zekere plaats van de blaas ? „ van een lyder die hy zondeerde, maar ook over het middel om het byzondere vlies of zak te ope* „ nen, ingeval hy het zelve ontmoeten mogt, en over de manieren om de nodige operatien te doen." ,, Na een niet zeer voordeelige voorzegging ge- daan te hebben, en zig te hebben herinnert de 5, moeijelykheden die hem toefcheenen te zullen voorkomen , ondernam hy nogtans de operatie." ,, De Heer garengeot, vertrouwde in dit ,, geval zyn fneiftaf niet door een ander te laaten „ vast houden, gelyk hy anders, op 't voorbeeld van ,3 cheselden, en morand, deed, maar hield ,, ze zelve, om naauwkeurig te voegen naar zyn 3, oogmerk, en deed op zyne wyze de operatie. s> Hier na bragt hy lajigs een gorgeret, zyn vinger in,  140 heelkundige », in, en vond agter het fchaambeen, het eindt van „ twee fteenen, die waterpas lagen. Dit gemak om ,, de fteenen te voelen, deedt het denkbeeld verdwynen van de moeijelykheidt die hy voorzien hadt, en hy dage niet als om een tang in te brengen, », om de fteenen af te haaien; zoo haast by de tang ingebragt had, haalde hy terftond een fteen af, ter „ groote van een kleine olyf, en een half dragma „ zwaar." „ Hy wilde vervolgens de tweede af haaien, maar „ na die zeven of agt maaien met de tang gevat te „ hebben, zonder die te kunnen verplaatzen, nam „ hy een kromme tang, en ftak die diep in, voors, neemens zynde den fteen in deszelfs midden te ,, vatter. Op het minfte geweld dat hy deedt, om „ deza tweede "fteen af te haaien, voelde hy een „ fterke tegenftandt, en de lyder gaf een groote ,, fchreeuw. Ter zeiver tydt merkte de Hoer g a- rengëot, dat de buik introk, waarom hy best ,, oordeelde, de tang te rug te haaien zonder meer „ geweldt te gebruiken." „ Om te weeten, wat de fteen dus konde vast j, houden, en zig tegen de uithaaling ftellen, bragt ,, hy een vinger zeer ver m de blaas, en merkte, „ dat de fteen in een byzondere zak, bevat wierdt, u die een opening aan deszelfs onderfte deel hadt, waar door de punt van de fteen uit kwam. Het ,, eindf  MENGELSTOFFEN. 141 s, eindt van zyn vinger in den omtrek van deze ope3, ning omdraaijende, kwam dezelve in de plaats daar .> de kleine fteen gelegen hadt; het geen hem de s, vryheid gaf van des te beter de tegenftandt van de „ zak te voelen." De Heer garengeot, zegt dat de memo,j rie van hoüstet hem toen in den zin kwam, „ en hem een gedagten ingaf', die hem gelukte: hy „ bragt de voorfte vinger van de linker handt in de „ blaas, en ftak deszelfs top tusfchen de randt van dc „ zak, en de fteen die daar in beflotenwas;vervol„ gens bragt hy een bistouri langs deze vinger tot op 5, den fteen, by drukte de fnee van dc bistouri, door de vinger begeleidt, op de randt van de zak, en „ hy merkte dat hy in dit drukken, een vlies door» „ fneedt, dat zoo veel tegenftandt deedt als nat ge„ maakt parkement doen konde: na van beneden na ,, boven gefneden te hebben, byna volgens deszelfs ,, geheele lengte, trok by de bistouri te rug, om mee „ de nagel van de voorfte vinger van de regter hand, „ de lippen van de zak los te maaken, die hy een weinig aan den fteen gehegt vondt, waar van de „ agterfte oppervlakte, die hy ontdekte, als gecha„ grynt was ;hy bragt vervolgens een tang in de blaas, „ en haalde zonder veel moeite een fteen uit, ter grootte van een hoender ei, en zestien en een half , dragma zwaar." » De  14* HÈELKUNDIGB s, De langduurigheid enmoeijeïykheid "andeope„ ratie en nog geduurende veertien dagen veel uit„ ftaans des lyders, heeft egter de volmaakte genee„ zing, onder opzicht van qüesnay, niet belet. '» Indien men door behulp van den vinger „ (zegt deze groote heelmeester, Bladz. 36 ; ontdekt ,, dat 'er onoverkomelyke beletzeis zyn, is het van „ de voorzigtigheid van den heelmeester, dit zoort „ van fteenen te verlaaten, en te zorgen voor de „ geneezing van de wondt, die eenvoudig verbin„ dende; onderftelt zynde, dat men door menigvul„ dige infpuitingen, en veroorzaken van overvloej, dige fuppuratie,geen gelegenheidt tot het losmaa„ ken en uitdryven van den fteen, heeft kunnen be„ komen." Wy meenen uit het een en ander veilig te mogen befluiten, dat onze waarneemingen, door andere, zo wel als onze eigene experimenten, ten klaarften opgehelderd zyn, en gegronde redenen te hebben, om te begeeren dat ze daarom ook, voor regel maatig behandeld, aangenomen mog«n worden. Wy gaan dan over tot het derde Hoofdfluk, waarin wy de byzondere manieren van fteenfnyden van fommigen, zullen onderzoeken , en daarna bewyzen: I. Dat men zig niet altyd aan ééne manier houden moet. II. Dat  mengelstoffen; 143 li. Dat men niet altyd bepaalen kan of 'er meer dan één fteen, in de blaas zy, en of die groot,dan klein is,. III. Dat de verbetering in de fteenfnytafel noodzaakelyk is. IV. Dat de methode van , flurant, in fom. migegevallen,boven het fteenfnyden leverkiezen is; eindelyk ten V. Zullen wy onze geheele verhandeling, wegens het fteenfnyden, met gevolgtrekkingen, en beiluiten, eindigen. DERDE HOOFDSTUK. Ophelderingen wegens de verfchillende manieren van Steenfnyden , van rau, le dran, iöoreau, en nierop. Manier van Seeenfnyden volgends, rau. M en is het nog niet eens, omtrent de manier van fteenfnyden, welke rau gevolgd heeft; ondertus. fchen wordt ze in het algemeen, en zeker met reden, zeer gepreezen, en «au, wordt voor een ge» iukkig fteenfnyder gehouden; dan, dat hy even. wel,en gelyk alle andere fteenfnyders, in kater tyd, ver-  144 H E E l K ü w £> i g E verdrietlyke en onhelpbaare gevallen ontmoet heeft, welken ons, by onze tydgenooten, tegen den laster van onkundigen, zo veel ce meer vryfpreeken, als ze ondervonden zyn, door een waarlyk met reden zo beroemd, en groot man. Zyne fteenfnydingen immers waren, even zo wel als die van anderen, aan toevallen onderhevig, en hy heeft, zo wel als onze tydgenooten ,dikwyls den fteen niet kunnen uithaalen, volgends getuigenis van den grooten c a m p*e r Q 36 ), _ waaraan derhalven niemand twyfeien zal; en dat 'er veele van zyne ly. deren moeten geftorven zyn, heeft insgelyks Profesfor camper, zeer wel afgeleid , uit het zeggen van eller, (37) , welke buiten dien niet zeg. gen konde, lang de Profcclor van rau- geweest te zyn , en dat hy veele lichaamen geopend had, als mede die van jonge lieden, die aan den fteen geftorven, of van de zulke,die na het fteenfnyden ftier- ven, de nieren tevens bedorven waren. . Dan, het is ook waar, dat rau, veelmaalen gelukkig gefneeden heeft, en dat zyne wyze van fteenfnyden, niet verwerpelyk, (doch wy oordeelen daarom niet de beste) is. rau, leefde in eenen tyd, toen men (36) Zie Mengelftoffen Bladz. 56 (37) lbid Bladz 57.  mengelstoffen. I45 ïiien veel meer menfchen met fteenen in de blaas aantrof, en had dus zeer dikwyls, en menigvuldiger gelegenheid dan wy tegenwoordig , om de kunstbewerking te doen ; gelyk hy 'er dan ook een zeer aanmerkelyk getal gelheeden heeft: het kon derhalven niet misfen dat men een aantal wèl geflaagde,en gelukkig uitgevallene fteenfnydingen konde optellen; maar wie zal dit aan zyne byzondere werkwyze, als boven anderen in veiligheid en geluk uitmuntende ,toefchryven? integendeel de gelukkige uitflag hangt van meer, en verfcheidene omftandigheden, inzonderheid van, tot de kunstbewerking gefchikte voorwerpen, blaazen, en fteenen, af, dan alleenlyk van . de kunde des fteenfnyders , en zyne verkozene, en best geoordeelde methode.. Indien aan de manier van fteenfnyden alleen de gelukkige uitflag verbonden ware, dan heb ik alle recht om te ftellen, dat die van mor eau, althans geene der minfte is, dewyl ik vier maaien deze behandeling gevolgd heb, zonder één van deze lyders, alle kinderen, te verliezen, en 'er zo veele andere beroemde heelkundigen, den Heer moreau , op eene zelfde gelukkige wys, gevolgd hebben. In alle myne overige en laatere fteenfnydingen, heb ik den Heere nierop, gevolgd réén van deze lyders, te Put merende, is, fchoon lang na de operatie, geftorven , gelyk een ander te Amfterdam ,eeK ni-  I46 heelkundige nige dagen na de bewerking f38): de overigen zyn zeer wel geneezen. Zoude men nu wel eenig recht hebben, om te befluiten, dat de methode van nisrop , minder aanpryzing verdiende , dan die van more au; alleen, om dat 'er twee kinderen, na de uitvoering dezer handel wyze, geltor ven zyn, al waren 'er zelfs meer foortgelyke gevallen op elkanderer? gevolgd , die uit haaren aart zeiven, zulke ongunflige uitflagen, moesten hebben? nog eens, zoude men daarom mogen befluiten, dat de fteenfnyding van nierop, onveilig, niet goed, of niet wel uitgevoerd ware? dat zoude althans al te buitenfpoorig, • verkeerd , zo niet dwaas geoordeeld zyn. (39) On- Cs8) 't Geval van dezen zullen wy nader mededeelen. (39) Ik weet zeer wel, en fpreek by ondervinding, dat, niettegenftaande zulke beoordeelingen ongegrond zouden zyn, men evenwel dezulken aantreft, die om belanglyke redenen , enkelde ongunl'tige uitflagen , aan den fteenfnyder en zyne handelwyze wyten , en ze, ten koste der waarheid, veel vergrooten: dan, dezulke behooren niet tot die welke wy voor genoegzaam oordeelkundig, waardig, en met een edelmoedig en eerlyk hart bezield, erkennen , om ons hunner veroordeelingen te bekreunen. Ondertusfchen , ten blyke van de waarheid myner gezegdens, zal het niet ondienftig zyn, myne ondervinding deswegens mede te deelen. ——— De Weduwe jin de graaf, verkoos, en had reeds toeftemming van de Wel Edele Groot Achtbaars HeerenBurgemeefteren dezer liad,om haaren zoon door my van den fteen te doen fnyden, toen men alle moeite aanwend-  mengelstoffen. 14? Ondertusfchen is het onbetwistbaar, dat rau, een zeer kundig fteenfnyder geweest is, offchoon hy zo wel als anderen , de ongunftige ui'flagen zyner bewerkingen niet heeft kunnen ontwyken. Sommige meenen dat de manier waarop rau, fneed, nog niet volkomen bekend is, om dat hy, altoos geheim genoeg, daar toe, zyne wyze van doen verborgen gehouden heeft; ja zelfs verbeeldt men zig, dat hy nimmer in de fleuf van den fnyftaf maar ter zyden dezelve, de blaas, die door dit werktuig uitgefpannen gehouden werd, eene voldoende wond toebragt: het zy hier mede zo het wil, en daar is weinig aangelegen, als men gezien heeft, dat anderen, de fleuf van den fnyftaf gevolgd hebbende, even zo gelukkig als rau, gedaagd zyn, alfchoon zy dan al eens misleid zyn geweest. Volgends getuigenisfen van veele en getrouwe waarneemers, hellen wy meer over om te denken, dat wendde om dezen lyder, tot een ander oogmerk beftemd, uit myne handen te wringen, en haar poogde af te fchrikken, met te zeggen, dat ik van zes gefnedene lyders, vier verlooren had, aan toevallen van de operatie: de moeder van 't kind, wel verre van hier aan gehoor te geeven, verwittigde my zulks, zy werd van het eerlooze, en logenachtige, door my overtuigd, en zo doende werd de bedoeling verydeld ; ik deed de operatie, en deze jongeling is herfteld, gelyk nog nader blyken zal. K s  14* üïukusdicj dat rau, zyne fteenfnydings methode, de volgende was. „ Den fnyftaf in de blaas gebragt zynde, vat men „ het handvatzei met de linker hand,draaid het een „ wynig, na de zyde van den buik, en de rechter „ liesch, op dat zyn bocht die in de blaas is, naar -., by.haaren mond geplaatst is, zig voegen zoude „ aan de linker zyde, op de plaats welke moest „ geopent worden. Deze plaats is ter zyden den „ mond,ftrekkende naar het onderfte, agterfte, en „ zydelyke gedeelte". „ Men drukt de bocht van den fnyftaf zagtjens, „ om de blaas zo veele het doenlyk is, naar de tus. „ fchenruimte van den aars, en den knobbel van „ het zitbeen te doen naderen. Voorts brengt men „ den duim van de regter hand, tusfchen deze twee „ deelen, en tragt den bocht te ontdekken, druk„ kende den fnyftaf tegen den vinger, en den vin„ ger tegen den fnyftaf. Men maakt eene genoeg. „ zaame groote infnyding op deze plaats, van bo„ .ven naar beneden, naar de zyde van de bil zig „ uitftrekkende, alleen tot in het vet doorgaande, „ niet digt by den anus, ook niet te digt by den „ knobbel van het zitbeen". „ Men haald het fteenfnymes te rug, en hebben„ de de bogt voor de tweede maal gevoeld, ver„ volgt raen met oplettenheid de fnede aan die zy- ' « de.  MENGELSTOFFEN. 140 „ de. Men voeld voor de derde maal (40) met „ den vinger naar de bogc van den fnyftaf". ,-, Dan neemt men het fteenfnymes van zes lynen t ,3 of daar omtrent breed, en vyf a zes lynen lang, „ leggende het handvatzei in het binnenfte van de „ hand. Men brengt in den grond van de wonde „ den voorden vinger van de regter hand, langs de„ welke het fteenfnymes in dervoegen is geplaatst, „ dat deszelfs punt, met het uiteinde van den vin* „ ger gelyk is, en de bogt van den fnyftaf door de „ dikte van de blaas gevoeld hebbende, brengt men „ -de punt van het fteenfnymes, zo verre in de fpleet „ van den fnyftaf, dat dezelve daar alleen ter lengte ,, van twee of drie lynen diepte doorgaat. — Ver„ volgens dien zeiven vinger, van boven naar be» „ neden , langs den doorgang van de bogt, van „ de fnyftaf gaande, doorfnyd het mes , dat de„ zen vinger beftuurd, de blaas zonder moeite , „ en zo verre als men zulks nodig oordeelt. — Men haalt het fteenfnymes uit , en onderzoekt door het inbrengen van den vinger , op den „ fny- (40) Hier blykt althans, dat de beroemde fteenfnyder en Hoogleeraar rau , zorgvuldig en voorzichtig was, in het doen zyner infnydingen , welke voorzichtigheid , op ontleedkundige kennis , om gevaarlyke kwetzingen vóór te komen , gebouwd was. Vergelyk hier mede onze aante-kening Eadz. 07. tot 99, K 3  15© heelkundige 9, fnyftaf, naar de grootte van de wond : Daa ,, brengt men in de groef van den fnyftaf, den „ bek van een gorgeret ,• en vervolgens in. de ,, blaas ; men neemd den fnyftaf uit , en brengt „ langs het gorgeret , (of conductor) den fteen- tang, gefchikt naar de grootte van den fteen m, en;". Wy oordeelcn hier, ten opzichte der maniere van fteenfnyden van den grooren rau, genoeg gezegd te hebben, en vooronderftellen, dat ieder de werktuigen, ten minften die welken ons daar voor opgegeeven zyn , zullen bekend wezen : althans tot ons oogmerk, om 'er vervolgends onze aanmerkingen op te maaken , fchynt het ons toe breedvoerig genoeg te zyn geweest : indien men omftandiger hieromtrent begeerig was, kan men de vertaaling, van de vergelyking der' verfcheidene tvyzen om den fteen uit de waterblaas te haaien, door h. f. le dran, vertaald door den waardigen en fchranderen Heelmeefter, swagerman, hier over nazien. Om naderhand te beter van het wezenlyk onderfcheid, tusfchen de manieren van fteenfnyden volgends den met recht beruchten nierop, en die van den onvergelykelyken rau en le dran, te kunnen handelen, is het ook noodig, dat wy het eigenhandig voorfchrift, mede door beroemde Hollanders K 4 ver*  mengelstoffen. I5» vertaald, als door den Heere h. korp, en den zo even genoemden swagerman, fchoon verkort, mededeelcn, Manier van Steenfnyden volgends, h. f. le dran. „ Men laat de knieën van den lyder van elkande- „, ren voeren, door twee helpers. Aan de „ zyde van den lyder is een derde helper, die op „ een Moei ftaat; men ligt het zakje op, en geeft „ het dezen om met byde zyne handen te hou„ den". Men plaatst de twee voorfte vingers van dezen „ zeiven helper aan weerkanten van de plaats, daar „ men de infnyding doen moet:De eene vingerrust langs de rand van het fluicbeen, de andere rust „ op de naad, om de huid te fpannen, en te bevesw tigen". „ De fnyftaf die men vooraf ingebragt heeft, „ moet men in dezen tusfehentyd niet loslaaten , „ maar zo houden"(let wel) „dat hy eenen regten „ hoek met hetlichaam maakt. Men drukt vervolgens „ den bek van den fnyftaf op den regten darm, en „ men voelt met den voorften vinger zyn bogt door de bilnaad". „ De fnede die men met het mes maakt, moet K 4 „ an-  >5» heelkundige ' anderhalf duim laager eindigen, dan men de bogt „ van den fnyftaf voelt. Men begint de infnyding „ op de hoogte van het onderfte van het fchaam" becn> en dezt-i]ve vervolgd men van boven naar j, beneden tot op de gemerkte plaats: Men fteekt „ vervolgens de punt van het fteenfnymes tot in de „ groef van d;n fnyftaf, en van beneden naar bo„ ven fnydende, fonder dat de punt uit de groef „ komt,klieft men het voorfte deel vandenpisweo-, ,, tot op de hoogte van de fnede, die in de huid is. „ Men ligt de bek van den fnyftaf, die op denreg„ ten darm ruste, op, en drukt hem tegen het „ fchaambeen. Men draayt op denzelven tyd „ zyn handvat naar de rechter liesch, op dat de groef die in zyn bek is, tegen over de plaats mag „ komen, die tusfehen den aats en de verhevenheid „ van het ftuitbeen is, aan de linker zyde. Als dan „ de punt van het fteenfnymes langs de groef neer„ daalende, doet men haar langs den bek voort^ gaan, terwyl men de fneede van het mes zo be„ ftuurd, dat zy gekeerd is, naar de plaats, die „ tusfehen den aars, en de verhevenheid van het „ ftuitbeen is". „ De bol van den pis weg, word door deze fnee„ de volmaakt doorgefneeden. Dan brengt men het „ fteenlhymes weder in de bogt van den fnyftaf, „ tot op de plaats daar hy eene uitpuiling maakt in •j de  MENGELSTOFFEN. I53 }> de bilnaad, en men laat het daar, door den knegt die het zakje houd, vasthouden Dan neemd men „ de fonde a Becq, laat die langs het lemmer van ,', het fteenfnymes tot in de groef van den fnyftaf gleiden, men neemt het fteenfnymes weg; langs ,, de groef van den fnyftaf, gaat de fonde a Becq, in de blaas, den fnyftaf word vervolgens uitge- haald". „ Men zoekt met de fonde' a Becq, naar den „ fteen, en onderzoekt deszelfs grootte , om daar na rangen uit te kiezen. Dan draaid men de „ groef van de fonde a Becq, naar de tusfchenruim= j, te welke 'er tucfchen den aars, en de uitpuiling ,, van het ftuitbeen is; alzo houd men dit inftrument , vast, en dan brengt men in deze fleuf, een cou,, teau en rondache, en men vervolgt de fneede in den pisweg, fnydende de voorftaander aan de zyj, de, als ook de mond van de blaas geheel door. „ Vervolgens dient de groef van de fonde, om de „ gorgeret tot in de blaas te geleiden. Langs de gor„ geret brengt men zyn voorfte vinger in, en ver« ,, weidert den weg voor den fteen, naar maate van „ zyne grootte , die men heeft onderzogt. Dan ,, haalt men den vinger te rug, en brengt den fteen- tang, om den fteen uit te haaien, in de blaas". Ten opzichte des fteens afhaaling met de tang, benevens fommige andere omftandigheden , welken K 5 nood-  154 Heelkundige noodzaakelyk-by deze kunstbewerking vereischt worden, acht ik het niet noodig, le dran, of eenig ander Autheur, uit te fchryven; zy komen tog allen in' het wezen der zaake overeen, en het is om dat men by een aantal derzelven, zig deswegens kan onderrichten, dat ik zulks voorbyga: maar,ten opzichre der fnyding, cf grootte der wond, is het, dat wy nog iets van den Heere l e dran, hadden mede te deelen: zyn Ed. oordeelde, en befloot, na veele ondervindingen, dat de reeds befchrevene behandeling onvoldoend zyn kon, en dat men dan, ten einde de wond in de blaas te vergrooten, of liever de proflata ter overzyde te fnyden, een ander klyn befehutmesje moet inbrengen, op de volgende wyze: „ Men brengt den voorften vinger van „ de rechterhand in den hals van de blaas, vervol„ gens langs dezen vinger het klyne mes met de „ linkerhand : Terftond haald den voorften vinger „ van deze hand, geplaatst op den knop, die aan „ het onderfte van de buis is, dezelve naar hethand„ vat te rug, dan is de fneede ontbloot: Vervolgens „ de voorfte vinger van de rechterhand, die in den „ hals van de blaas is, op den rug van het mes drukkende, beftuurd deze hetzelve, en maakt zo in „ de voorftaander, als in de hals van de blaas ter „ rechter zyde, eene infnyding, gelyk aan die ter „ linker zyde." dan*  mengelstoffen. •$5 Aanmerkingen op de manier van Steenfnyden volgends, mor eau, Wy treeden thans in geene byzondere, noch naauwkeurige befchryving der methode van fteenfnyden volgends moreau , dewyl door een ander beroemd Genees-en Heelkundige, den Heer m. s. du pui, hieromtrent breedvoerig melding gemaakt is,in het tweede deel van het Provinciaal Utrechtsch genootfchap,Bladz. 313 enz. alleen het zaaklyke, ter ophelderinge van deze voordeelige, gemaklyke, en veilige manier van fteenfnyden, (voor eene geoefende hand,) zuilen wy, by wyze van aanmerkir.» gen, kortiyk mededeelen ; en daarin voornaamlyk, de korte, dochnaauwkeurige befchryving des Heeren p. m. n iel en, zie Heelkundige Mengelwerken, door c. pouteau, Bladz. 221. enz. volgen. Wat belangt deze fny wyze - op lyken, welken ik zo menigvuldig volgde , hieromtrent kan ik getuigen , veel meer , dan wegens eenige andere , voldaan te zyn, ten opzichte van het gemak met welke ze uitgevoerd kan worden, niet alleen, maar ook boven dien , bleek naderhand uit de naauw keurige en anatomifche navorfchingen , door den Hoogleeraar bonn, zo wel, als door my zeiven gedaan, dat de wonden in de blaas, niet minder aanmerkelyk groot, en voldoende waren, ter af- haa-  ï5^ heelkundige haalinge van groote fteenen, die ik vóór het doen der kunstbewerking in de blaas gelegd had; als die, gemaakt volgens le dran , hawkins, en anderen : daar en boven zagen wy (uit de ontleeding, door gemêlden Hoogleeraar,) dat deze infnydingen juist gefchikt waren, om, althans de aanmerkelykfte flagaderen te ontwyken, en dus gevaarlyke bloedftortingen voor te komen, welken anders, naar die van le dran, indien men dezelve juist volgt, niet ongewoon zyn te verfchynen : daarenboven , fcheen het my toe, dat de klieving van den voorftaander, waarop het zo zeer fchynt aan te komen, ten einde genoegzaame ruimrl^ter afhaalinge van eenen grooten fteen, zonder de blaas te fcheuren, te hebben,veel zekerder konde uitgevoerd worden, dan door het induwen van het couteau en rondache,van le dran, of met de fnydende gorgeret van ha WKiNs;want hier door, deze werktuigen van buiten naar binnen inbrengende, word de blaas langs de fonde a becq, of door het gorgeret alleen, eenigzins te rug gefchoven,zo dat men minder den voorftaander klieft, dan men denkt te móeten opmaaken uit den weg, welke laatstgemelde mes, en fnydend gorgeret, afJegt: immers, het mes van moreau, ter klievinge van dit klierachtig lichaam, uit het hol der blaas waarin het zelve ter genoegzaame ontbreideling ingevoerd was, tot dat einde, fnydende naar buiten ge- haaldj  mengelstoffen; 15*? haald wordende, kan niet misken^ alle gemak aar* den operateur te geeven j om, naar maate zyne bedrevene, kundige, en wel beltuurde richting , de Proftata, willekeurig,van binnen naar buiten door te fnyden , om redenen dat dè fterk zamentrekkende blaas, by levendige menfchen, zig voegt om het mes, 't zelve beknellende, niet los laat, dan voor dat de fnydende terugtrekking deszelven, dezen tegenftand overwonnen heeft, en derhalven deze klier wel degelyk gekliefd zy, Zal men genoegzaam overtuigd zyn,van het waa» re dezer laatfte aanmerking, dan behoorde men zulks, (indien men de getuigenisfen niet voldoende achte) by levende, zelve ondervonden te hebben: befpie«> gelende redeneeringen van het tegengeftelde,baaten zonder dat niets. Uit de nafpooringen des Heeren bonn, bleek allerduidelykst,dat de bulbus urethrae,zo wel als in de manier van rau, gemeid wordt, immers dat is ook om der veiligheidswille, de toeleg van more au,omdoor het herhaald voelen met den vinger, even gelyk rau, deed, de kwetfing, om gemelde redenen, te vermyden, zyn mes daartoe met deszelfs punt, daar onder, in de blaas te fteeken. Alleen in die gevallen, met uitzondering, alwaar men gisfelyk kan vooronderflellen , dat de, in de blaas bevattene fteenen klein, of ingekast zyn, heb ik,  158 Heelkundigs ik, gedeeltelyk op ondervinding, gedeeltelyk door overweeging en beredeneering beftuurd, opgemaakt, dat misfchiert de wyze van le dran, of hawk i n s , beter is, om dat de fteen in die gevallen, de blaas door de eigene zwaarte van denzelven, niet,gelyk in het andere géval, op den rechtendarm uitgerekt, of om zo te fpreeken uitgefpannen houd , maar by het infleeken van het puntig mes van rau, ^de blaas zig zamentrekkende) ontvlugt, of van het fnytuig zig zodanig verwydert, dat men niet in ftaat is, eene genoegzaam voldoende wond te maaken, en den voorftaander te klieven, dewyl door geene genoeg* zaame zwaarte de terugtrekking van dit glad vliezig lichaam weêrhouden wordende, het zelve door de te rugtrekking,en achterwaardsinkorting langs defleuffonde, het mes ontduikt, terwyle wy intusfchen ons verbeelden de blaas te fnyden, niet,dan het vetviies verdeelen, en fomwylen misfchien in 't geheel niet in ftaat zyn den voorftaander geheel te klieven, of ten minften genoegzaam, aan te raaken. In dit gevoelen ben ik te meer bevestigd geworden door de aanmerkingen des Heeren c a mper, (41) en dit was de reden, waarom ik wel beredeneerd voornam, om in foortgelyke,ongunftige gevallen , in de plaats van moreau's handel- (41) In zyne ineergem. MengelftofFen, Bladz. 187, 188.  mengelstoffen. I53 de!wyze, die van den Heere nierop . gebouwd op die van le dran, en rau, te volgen. Zy, die de byzondere wyzen van fteenfnyden , zo wel aan levende menfchen, alslyken, dik wy Is geoefend hebben, kunnen, dunkt my, van de voorof na-deeligheid, best oordeelen, en naar de verfchillende gevallen , de gefchiktste handelwyze uitkiezen. Hierom rekende ik het ook van mynen pligt, ten einde niet fleurig te werkte gaan, maar 't geene ik meene waargenomen en nadeelig bevonden te hebben, ten nutte te doen ftrekken, te moeten mededeelen, enaantoonen, in welke gevallen en omftandigheden, ik my verpligt vond, eenen anderen , dan mynen gewoonen weg in te flaan ; proefondervindelyk, en geenzins op eenen losfen voet van de noodzaaklykheid deszelfs, overtuigd, en zie daar de redenen waarom ik in volgende tyden en gevallen , welken my tot de manier van nierop, beter gefchikt voorkwamen, ook daar toe overhelde. Manier van Sieenfnyden volgends, nierop. Zo veel ons bekend is, heeft niemand, tot nog toe, de manier van fteenfnyden naar nierop's methode, gemeld; veel min dezelve, als verfchillende van alle anderen, en om die redenen waardig geoordeeld, byzonder genoemd te worden, met den naam  l6o heelkundige naam van (leenfr.ydings methode van zyn Èd.i,éd ik meen dat zyne gelukkig gedaane bewerkingen, voor een groot gedeelte, zo niet geheel,afgehangen hebben, van eene wyze van fteenfnyden, welke zyn Ed. na zynen dood, fchoon hy 'er nimmer gewag van gemaakt heeft, veel eer aandoet ; zy was gebouwd op, en gevolgd naar die van le oran, maar verfchilde van dezelve, in min omflagtigheid, en haar het my voorkomt, meest, zo in veiligheid, als meer gemak , verzeld van minder gevaarlykheid. De zoon van gemelden Heer, thans een even be-5 roemd geneesmeefter , als de vader een goed, en uitmuntend fteenfnyder was, heb ik tot myne meerdere overtuiging, deswegens nader ondervraagd; en uit't geene zyn wel Edele zeer Geleerde, daarvan by overlevering kundig was, bleek, dat ik geenzins in myne denkwyze, van de behandeling der operatie, welke ik voorgenomen had mede te deelen, dwaalde. De Heer nierop, in zynen ouderdom, deberuchtfte fteenfnyder, die ooi- in Amfterdam be. kend gewetst is, fneed gedeeltelyk op de wyze van rau, en gedeeltelyk op die van le dran, hy had dus eene byzondere zamengeftelde manier van behandeling uitgedacht , en derhalven is het ook billyk, dat wy zyne handelwyze, als van hem afkom-  MENGELSTOFFEN. lÖ"ï komftig erkennen, en met den naam van nierop's , fieenfnydings methode, benoemen. Menigrcaalen heb ik, van naby, dezen waarlyk handigen en onverfchrokken fteenfnyder , met de meest mogelyke oplettendheid, zyne wyze van doen in acht genomen, en dus blykt hieruit vooraf, zo , wel als uit het voorgaande, dat ik geenzins ongegrond, nog op eenen losfen voet, onderneeme, de befchryving daarvan mede te deelen. •* Eer ik echter hier toe overga, zal ik nog vooraf aanmerken , dat, zo menigmaalen ik my op lyken, in navolging van zyn Ed. oeffende,by de uitkomst bleek, dat de afhaaling des fteens, even gemaklyk was, als op de wyze van hawkins, en moreau; daarenboven leerde de verdere ontleedkundige nalpoo» ringen, dat men op deze wyze, indien ze met de vereischte oplettendheid gefchiedt,(en niet warneer men voorneemt, om,onberedeneerd zonder, op de ontleedkunde te denken, in twee trekken met het mes in de blaas te zyn ) den bol van de pisfchaft, niet doorfnydt; ook, dat de geheele uitvoering,allezins aan de goede verwachting, dezer vylige handelwyze, beantwoordde. Nierop's, fteenfnydingen hebben my altoos toegefcheenen, zeer veel van die, van le dran, te verfchillen, doch uit deze en die van rau, zamcnL ge-  heelkundigs gefteldtezyn.le dran, kliefde met het mes,van ofr deren naar boven, opwaards fnydende, de bulbus urethrae, en her voorfte deel van den pisweg,totop de hoogte van de fnede die in de huid is, het welk zekerlyk niet alleen ondienlhg is, dewyl dit althans . geene ruimte ter uithaalinge des fteens, te wege brengt; maar daarenboven, kan de klieving van den bol van den pisweg, wegens bloedingen van aanbelang , welken veeltyds daarop volgen, gevaarlyk zyn, en het is mogelyk hierom, dat de Heer nierop," verkoozen heeft zyne infnydingen liever te richten naar die van rau, en 'er de zylingfche infnyding met het couteau a rondache , 0p geleide van de fonde a becq, naar le d« an, by te voegen, om zig dus van eene ruime wond, zo men kan, te ver. zekeren. Ten opzichte der werktuigen, welken nierop, ter fteenfnydinge bezigde, zyn geene andere aanmerkingen te maaken, dan dat zyn fteenfnymes zeer zwaar was, anders, voor het overige, 't zelfde, 't welk over genoeg bekend is. De fnyftaven van zyn Ed. waren,voor zo veel ik onderricht ben, en gezien heb, na genoeg voorzien met den gewoonen bogt van die des Heeren le dran, niet meer dan gewoonlyk dik* Die ondertusfchen welken ik ter navolging gebruikt heb, waren dikker, en dezelven waarvan ik reeds mei-  mengelstoffen. Ï6$ melding maakte, doch voor het gebruik op lyken, gebogen naar die van mor eau. Voorgemelden fnyftaf ingebragt hebbende, voerde de Heer n Ier op, denzelven terftond naar de rechter liesch over, zódanig dat de fleuf deszelven geplaatst werd, tusfehen den knobbel van het zitbeen» en den aars: met gemelde lythotome, naar vooraf zig, door't gevoel met den vinger, van den fleuf des fnyftafs verzekerd, en de gefchiktfte plaats uitgekozen te hebben , deed zyn Ed. eene ruime infnyding door de bekleedzelen; onderzocht vervolgends met zyn' vinger, langs deze infnyding pasfeerende, zyne verdeeling; bragt daarna de punt van het mes door, tot in den fleuf der fonde, om de blaas te verdeelen onder de bulbus urethrae, tot zo verre als 't hem toefcheen mogelyk, en noodzaakelyk te zyn, en naar de omftandigheden, en den ouderdom der lyderen ingericht r althans zodanig volgde ik zyn Ed. en Haagde gelukkig in de uitvoering. Hieruit blykt ten klaarften, dat in deze doorfnyding, in zo verre rau gevolgd wordt, als den Heer nierop , gemelde bol van den pisweg vermeid wordt; dan,de infnyding, fchoon by herhaaling, ging fpoediger voord,zonder zo menigwerf met den vinger te voelen. Voor het overige eindigde gemelde Heer» zyne L 2 kunst-  164 heelkundige kunstbewerking met het mes en verdere werktuigen, even gelyk le dran, gedaan heeft. Nierop, derhalven, maakte eene wond volgends rau, dan,hy achtte dezelve Cwaarfchynelyk) niet voldoend ruim, om fcheuringen van belang voor te komen; verbeterde hierom dezelve, anders verkiezelyke methode, door 'er de zydelingfcbe infnyding by te voegen , het welk de reden was dat hy» veilig, gelukkig, en gemaklyk geflaagd is, en bovendien den verdienden roem heeft verworven. Laaten wy nu nog onderzoeken, in hoe verre de zyne van die des Heeren le dran, verfchilde, en voor het overige een ieder vry laaten oordeelen, en gevolgtrekkingen maaken, welken van deze twee de voorkeur verdient, en of onze aanmerkingen gegrond zyn, dan niet. De fnyftaf, ingebragt zynde, moet, volgends de wyze des Heeren le dran, met het liggend lichaam , eenen rechten hoek maaken. ——- nierop, ondertusfchen bragt dezelve aanftonds in dienftand, dat men hem met den vinger, ter zyde den knobbel van het zitbeen, konde gewaar worden , door het handvat naar de rechter liesch te doen overhellen. De bekleedzelen en het vet doorfneeden zynde, ver-  mengelstoffen. 165 vervolgde laatstgemelde zyne infnyding, van boven naar beneden, zonder den bulbus urethrae aan te raaken; daar le dran, wel degelyk het tegendeel belast, als 'er gezegd wordt: de infnyding moet begonnen worden op de hoogte van het onderfte deel van het fchaambeen, en vervolgends de punt van het fieenlhymes gebragt worden, in den fleuf van den fnyftaf, ter plaatze daar ze meest uitpuilt, (4a) om, van beneden naar boven opfnydende, de bulbus urethrae , benevens het voorfte deel van den pisweg, door te klieven. Le dran, tot hier toe gevorderd zynde, ligtte zyn' (42) Dit is, wanneer men de fnyftaven van le dran, in de blaas plaatst, al zeer hoog, en ver van den grond der blaas, daar het 'er juist in tegendeel op aankomt.de infnyding laag te doen, ten einde in ftaat te zyn, genoegzaaine ruimte , ter afhaalinge van groote fteenen, zonder p-eweld,te kunnen maaken. De ondervinding oplyken,zo wel als by levende menfchen , heeft my het zegpen van Profesfor conn, bevestigd, waar te zyn: naamlyk, dat die manier, op welke men de grootfte wond. willekeurig, en zonder hinder in de blaas kan maaken, de beste is; en ik heb geleerd dat de fnyftaven van sharp, wel degelyk de aanpryzing des Heeren camper, verdienden ; om dat dezelven, veel meer dan anderen, van de blaas, en wel op de ruimfte plaats voorbrengen, aller noodzaakelykst tot Jiet bedoelde oogmerk. L 3  4öü heelkundige zyn' fnyftaf op, en voerde dien als dan eerst, naat; de rechter iiesck over; vervolgende zyne infnyding door de blaas naar beneden, en zie daar het aanmerkelyk verfchil, zo het my voorkomt, tusfehen deze twee fteenfnydings methodens, en de redenen welken my bewogen hebben , die van nierop, boven die van le dran, te waardeeren en te volgen ; behalven nog om te ontwyken eene meerdere omflagtigheid in le o r a n's werkwyze; want deze heelmeefter zyne infnyding volbragt hebbende, ftak weder de punt van zyn lythotome in den groef van den fnyftaf, daar dezelve meest uitpuilde; aldaar gaf hy het zelve aan den helper, ter vasthoudinge over, welke het zakje opwaards trok, ten einde verzekerd te zyn, dat hy zyn fonde a becq, wel in de groef van den fnyftaf, en langs dezen in de blaas bragt, waarna hy als dan eerst, zyn mes wegnam. Eene omflagtigheid waarlyk , welke niet dan de operatie kan doen vertraagen, en voor kundige, en bedrevene handen, welken 'er immers toe vereischt worden , overtollig en hinderlyk is; want tog, niets is voor een goed fteenfnyder gemaklyker, dan de gemelde fonde, zodanig in de hand, en langs den voorften vinger der rechter hand geplaatst, dat deze.voor het werk tuig uitfleekt, door het gevoel van dezelve, in den fleuf van den fnyftaf in te fchuiven, veel zekerder als langs een mes, het welk zeer ligtlyk verplaats kan worden  mengelstoffen; \6f den door den helper, en ons doen dooien: men kan op niets beter, err veiliger betrouwen, dan op zyn eigen gevoel. Nimmer eindelyk, voor zo veel my of anderen bekend is, en ik deswegen onderricht ben, heeft nierop, ooit het kleine fnymes.om den voorftaander ter rechter zyde te klieven,noodig gehad, ten einde genoegzaame ruimte te maaken, om eenen grooten fteen af te haaien : zyn.Ed. had door zyne infnydingen laagèr te maaken, ook het voordeel, in ftaat te zyn om dezelven ruim genoeg, in dat gedeelte der blaas 't welk de minfte tegenftand biedt,te maaken. Niemand ondertusfchen verbeelde zig, dat ik van gedachten ben, als of men alleen met de manier van nierop, te volgen , gelukkig flaagen kan; even als of het gelukkig en gemaklyk afhaalen van den fteen, alleen daarvan afhong; integendeel, ik ben te wel overtuigd, dat men my de gevallen, waarin zyn Ed. ,zo wel als alle andere fteenfnyders, gemist heeft, in de mogelykheid om den fteen te vinden, of te kunnen afhaalen, zoude kunnen aantoonen; maar het is alleen , dat ik deze manier van fteenfnyden, zo als zyn Ed. die oefende, om derzei ver voordeelige gevolgen, heb willen mededeelen, op dat ook anderen daarvan een nuttig gebruik zouden kunnen maaken. Lj Na  ï53 HEELRTJNDI GE Na onze gedachten wegens fommige fteenfty-, dings methodens medegedeeld re hebben, gaan wy vervolgends tot onze rangfchikking over,-vooreerst, tot het bewys dat men zig niet altyd flaafs, aan ééne manier van fteenfnyden, kan, noch moet verbinden te volgen; maar dat men zig vooraf in ftaat moe? ftellen , om ingevalle de omftandigheden zulks fchynen te vereifchen, eene andere, dan onze gewoone manier te gunnen uitvoeren; of ook wel,uit de een of andere methode, iets tot onze gewoone volgwyze toe te doen, ten einde dezelve,in gebreke zynde, te vokooijen, om beter aan het oogmerk te voldoen. L Het is zeker, dat de eene manier van fteenfnyden, zo in veiligheid, en gemaklykheid als anderzins, verre boven de andere te vvaardeeren is, en dat het hier niet onverfchoonelyk is,dat men zig tot deze of geene bepaalt, en gewent, welke ten cien einde best toefchynt; dan, het komt my ongegrond voor, dat men zig hier aan al te ftreng verbindt;en wanneer men geen genoegzaam onderfcheid maakt naar de voorkomende gevallen, welke dikwyls,onderling, zeer verfchillen. Het is een aangenomen gevoelen van veelen,dat zulk eene manier van doen, welke men eens aangenomen heeft, en gewoon is, moet gevolgd worden; en het is waarfchynelyk hjer van daan, dat ie- óei  &IENGELSTQFFE.M. 1% der voor zyne manier, als de beste, om dat ze hera door de oefening gemaklyk valt uit te voeren,pleit, en dezelve voor de beste keurt, fomwylen, of meestal uit vooringenomenheid, of om dat men niet genoeg in ftaat is om over de waarde van andere methodens, te oordeelen, dewyl men ze niet genoeg van paby befchouwt, en geen gelegenheid heeft, of die voorbygaat, om ze, en op lyken, en aan levendige menfehen te beproeven. Hier van daan kan het niet mislen, dat een jong heelmeefter, dikwyls in zyne keuze geflingerd wordt, onzeker wat te verkiezen, aangezien hy van allen, verhevene denkbeelden heeft, gelukkig°waarlyk,indien hy hiervan niet afgetrokken worde, maar zig om die reden gedrongen vindt, alles na te rpooren, zig op alle methodens vlytig toeteleggen, zo dat hy in geene verlegenheid ftaat, om ze naar 'c voorfchrift aan levendige menfehen, in 'twerk te kunnen ftellen; dan zal hy van zei ven de beste manier kiezen, zig die eigen maaken, en niet verlegen ftaan, om ingevalle hy van zyne gewoonte moet afwyken, fpoedig eene betere hulp uit te denken: want, het is best dat men, met aflegginge van alle vooringenomen denkbeelden, en zonder zig re laaten wegfleepen, door de bazuin, dat deze of geene zo veele gelukkige fteenfnydingen alleen aan zyne byzondere wyze van doen, te danken heeft; dat men zelf ziet, en naar L 5 de  ï?0 heelkundige de beste en vyligfte manier zoekt; inzonderheid komt het 'er op aan, dat men in de beöordeeling, pntleedkundig te werk ga. Laat een le cat, hawkins, nannoni, en andere beroemde mannen , wegens hunne wel uitgedachte fteenfnydings methode, met reden gepreezen worden ; wy hebben als nog geen recht althans , om eene derzelven te verheffen boven den roem welk eenen le dran,moreau, en nierop, door hunne gelukkige fteenfnydingen verdiend, en behaald hebben; en derhalven blykt, dat men vei^ lig, en van de eene, en van de andere methodens, kan, en ma*g gebruik maaken, als men zig daartoe rnaar wel geoefend heeft,' en de gevallen, waarin de eene boven de andere te verkiezen is, kent. Immers daar kunnen zig fomtyds gevallen op doen, waarin de een of andere methode onvoldoende, ongemaklyk, of onveilig zoude kunnen bevonden worden, en waarin het noodzaaklyk is,iets van eene andere te ontkenen, ten einde de reeds begonnene, of nog aanftaande bewerking, naar de omftandigheden , te verbeteren en gemaklyk te maaken; of geheel met eene andere te verwisfelen. De waarheid hier van,heb ik allerduidelykstwaargenomen, en zal,om die reden, de gebeurtenis kor- telyk mededeelen, Den ioden Oclober van ft voorleden jaar, fneed ik in ons gasthuis drie kinde-  mengelstoffen. ï^ï deren van den fteen: ik had een voorneemen om in die gevallen nierop's, methode te volgen, en volbragt dit ook aan den zoon van de weduwe de graaf (43);dan, de doorfnyding gefchiedde met oneindig veel moeite en geduld, dewyl de voorftaander, zodanig ontaart, en verhard bevonden werd, dat ik denzelven niet dan met moeite konde doorfnyden, althans de knarfing van het mes, toonde my genoegzaam duidelyk, de ontrtarting dezer klier aan, en ik betuige nimmer eenig vast, kraakbeenig lichaam met meer moeite doorfneeden te hebben; aanftonds werd eenen klynen fteen ontlast, dan na tusfchentyd van eenige dagen , bood zig een aan > merklyk grooter, van zeiven in de wond aan, dien ik met veel gemaks wegnam; de geneezing ging zeer traag, en gebeurde niet dan na eene lang aangehoudene , en buitengemeene fterke verettering, waardoor waarfchynelyk de ontaarte klier , geheel en al , of ten minften voor een groot gedeelte vernietigd is geworden: althans de blaas, aan den achterkant, door den rechten darm gevoeld wor« dende, ontdekt men thans niet meer, dat verharde lichaam, 't welk ik zo menigmaalen te vooren gevoeld heb. Hy is, niet tegenftaande dat, nog he- (43} Dezelfde waar van gemeld is, in onze aantekening, Biadz. 146 en 147. Nota 3p.  W* HEELKUNDIGE heden gezond, en van dat ongemak,zo wel als van zyne fteenfmerten, geneezen. In dit geval althans, aoude de manier van mor eau, niet zo wel hebben gedaagd, want de punt van het fteenfnymes, tot dateipde langs den fleuf van den fnyftaf inde blaas gevoerd wordende, zoude voorzeker, om eene voldoende blaaswonde te maaken, in het achterwaards voeren, wcderhouden zyn geworden;men zoude zig door de voorwaards overbuiging van den fnyftaf, ( welke beweging het mes zoude gevolgd hebben ) veelligt misleid hebben; zig verbeeldende eene genoegzaame ruime wonde te hebben, die misfchien, ten hoogften, twee a drie lynen lang bad kunnen zyn; behalven nog, dat men in het terug haaien van dit faymes, den voorftaander onmogelyk eene voldoende dwarsfnede had kunnen toebrengen; en dus had men waarfchynelyk nimmer.den fteen,noch in den eerften, noch in den tweeden tyd kunnen afhaalen , of immers van zei ven verwachten uit te komen. De twee volgende kinderen, waren beide aan uitzakking van den endeldarm, onderhevig. Dit ongemak zig onder de bewerkingen vertoonende, maakte de infnydingen moeijelyk, zoniet gevaarlyk, althans by den laatften. Hierom veranderde ik aanftonds van voomeemen, en volgde (zo veel ik konde, en , ten opzichte der mogelykheid eener laage infnyding, by kinderen, doenlyk is) in fom. mi-  mengelstoffen. lf$ mige opzichten, de methode van NaNnonï, naamlyk met myne fnede te richten ad radicem coxe, ten einde de doorfnyding Van den rechten darm te ontwyken; want,dit ingewand,drong zeer fterk te-; gen het mes aan. De tweede , een kind van byna drie jaaren, was het minfte aan dit toeval onderhevig, en baarde deswegen ook minder moeite: dan, de fteen, die op den dag van de operatie niet ontdekt konde worden, om reden dat het geval eenigzins overeenftemde met dat van lucas van dek wou de (44 \ konde niet voorden 2den November afgehaald worden, wanneer ik met een lapidil den fteen ontdekkende, als fchuivende, dit werktuig ho« ger opwaards, en binnen de wrong, en achter den fteen bragt, 't zelve opheffende dezen naar benedan haalde: aldaar, of in den grond der blaas nedergedrukt zynde, konde ik denzelven niet uitbrengen met dit werktuig, om dat hy wegflipte, maar zeer gemaklyk met een tang vatten, en uithaalen, zynde van eene platte byna ronde gedaante. Dit kind, fchoon lang aan intermitteerende koorts gefukkeld hebbende, heeft tog, volkomen herfteld en geneezen, het gasthuis verhaten. By den derden en laatflen lyder, oud omtrent negen jaaren, had ik inzonderheid veel moeite den uit- ge- (44) Zie Bladz. go. enz.  *74 heelkundige geperften rechtendarm teontwyken; men had, ftaande myne infnyding door vel en vee, tegen myn gedachten, én waarfchouwing,onverwachts, alleenlykmet een goed oogmerk, den uitgedrongenen darm, zo men dacht tot myn gemak, door den anus, weder ingedrukt, en de uitfehieting belet, door de vingeren tegen deze opening te plaatzen, dan dit verwekte veel ongemak : hoe gaarne ik ook den binnen gebragten darm weder door den anus verlangde te zien uitkomen, zo gebeurde het tegendeel; geneegen tot uitdringing, vond hy nu eenen minderen tegenftand • door de wond, welke haar van vel en vet, het natuurlyk fteunzel, beroofd had, en flipte daardoor zodanig heen, en zettede door de lucht zo geweldig uit,' dat het gebruik van 't mes, ter verdere voltooijng van de operatie, alleronveiligst, en gevaarlyk werd. Dit noodzaakte my om niet alleenlyk met veel moeite, myne infnyding laager te vervolgen, ten einde de blaas genoegzaam, zonder den darm te kwetzen,te openen, maar bovendien, moest ik, ten einde veilig te werken, mynen fnyftaf aan den voorzichtigen ^ en in deze kunst ervarenen Heere l a b e e , ter be * ftieringe overgeeven , welke ook zodanig door zyn Ed. gehouden werd, dat ik in ftaat was, met twee vingeren van myne linker hand, den rechten darm te rug en opwaards in de wond bevestigd hebbende, de  mengelstoffen. if§ dé blaas , voldoende $ doch meer dan gewoonlyk laag, te openen. My dunkt uit het verhaalde blykt zeer duidelyk ,* dat hetnóodzaakelyk is, zig aan alle methodens te gewennen , en dat het zeer nadeelig kan zyn, indien men geene, dan eene aangenomene en aangewende manier van fteenfnyden voorneemt tedoen,nochkanuitvoeren. Is het niet duidelyk kenbaar, dat, indien ik niet op foortgelyke merklyke veranderingen bedacht geweest ware, deze operatien nimmer wel uitgevoerd hadden kunnen worden? en dat althans de laatfte, by welken ik my door den Heere labee, onder* fteund vond, eene onvermeidelyke doorfnyding van het inteftinum rectum , ten gevolgen had moeten hebben? Dat dit ondertusfchen, door voorgemelde zamengeftelde bewerking verhoed is, bleek, dewyl de afgang onder de kunstbewerking, niet door de wond, maar door den anus vloeide, zo wel als de infpuitingen, van laauwe melk in den anus, drie dagen na de zelve, en in tegenwoordigheid van fommige aanfchouwers, benevens den vader van hen kind, welke door den zelfden weg, zonder in de wond bemerkt te worden, te rug keerde. Dit Iydertje ondertusfchen , overleed omtrent den vierde dag na de operatie, aan ftuiptrekkingen (zekerlyk ingevolge van ontfteeking der blaas) welke by hem zeer dikwyls , reeds voor de operatie, waargenomen waren. —'  Ï76 HEÏLKUHDIüE ren. « ■ Den 14 den van voorgemelde maand ,on; derzochc ik de wond van dit lyk, met myn' vinger, voelde den fteen die ik achter gelaaten had* zeer naby de lippen van de uitwendige wond zitten , en haalde denzelven uit met een lapidil; ik bragt weder myn' vinger in, voelde een ander , en haalde dien insgelyks naar buiten, zynde beiden van eene middelbaare grootte, en zeer onregelmaatig van gedaante, weegende zamen een unce. Het gedeelte darms, het welk in de wond, onder de kunstbewerking beklemd geraakt was, had zig, na verloop van twee dagen, ingekort, en was langzaamerhand binnen gekeerd. De terugbrenging van dezen darm, kort na de operatie, baatte niets, alzo dezelve, tot aan gemelden tyd, beftendig , en met geweld , door de wond naar buiten drong, en geweldig uitzettede. Het blykt derhalven klaar, dat men niet altyd in ftaat is, een en dezelfde manier van fteenfnyden te volgen, ten minften dat het in fommige gevallen gevaarlyk zoude zyn, indien men die bewerking, welke men gewoon is te volgen, en door onvoorziene omftandigheden onvoldoende bevonden wordt, halftarrig, of om dat men in geene andere bedreeven was, evenwel ten uitvoer wilde brengen: daarenboven blykt de noodzaakeiykheid, zig te gewennen aan alle methodens, ten einde in voorkomende ongewoone , of byzondere gevallen, van de eene of  mengelstoffen. 'l?? of andere,of van verfcheidene t'zaam, onverfchillig, naar vereisch, gebruik te kunnen maaken. II. Thans gaan wy over om te bewyzen, dat men niet altyd in ftaat is, om te kunnen bepaalen, of 'er meer dan één fteen in de blaas zy, en of ze groot dan klein zyn; of liever, wy zullen aantoonen dat men nimmer door het fondeeren, deswegen, iets met zekerheid kan Ontwaar worden. Le dran ,45}, immers, om uit veele anderen j en myne waarneemingen, maar één aan te haaien, fondeerde verfcheidene maaien, zelfs zonder fteen te ontdekken, veel min, het getal te kunnen bepaalen; eindelyk,hy meent'er een die Jdein toefcheen te ontdekken; by de uitkomst bleek zyn misfl.ig, want daar kwamen 'er twee, in onderfcheidene ty. den, eenigen tyd na de operatie, te voorfchyn : men zoude my kunnen tegenwerpen, dat die kleine fteen welke het eerst, en den 1 aden dag na de operatie te voorfchyn kwam , misfchien die geene geweest is, welke le dran, gevoeld heeft, 'en dus iets voaronderfteld heeft, het geen naderhand alzo bevonden werd: maar deze tegenwerping is ongegrondalzo hy zelf zegt, dat die zelfde fteenachtige ftip, welke, en door de fonde vóór de operatie, en naderhand door (45^ Zie onze aantekening van le dran, Bladz. 47. M  HEELKUNDIGE door de geknopte fonde, zo menigmaalen van hem gevoeld was geworden,nog naderhand,na het ontlasten van den kleinen fteen, ontdekt werd; en dat deze niet zo klein was, blykt, om dat 'er gezegd wordt, en ook uit de aftekening blykt, dat hy de gedaante en grootte van een augurk had. Zo 'er iets is het welk ons eenigzins in ftaat kan ftellen , om de hoegrootheid der fteenen, vooraf, eenigzins, en gisftlyk te bepaalen, het zyn die fnyftaven welken ?iofesforcamper,zo zeer aanprysr, en welken ik ook gebruikende,- eenigzins met reden meende te kun'en gisfen, dat de ftetn van den lyder te Purmertjtde groot zoude zyn, dewyl gemelde Hoogleeraar gezegd heeft, dat de misgisfing gedeeltelyk kan afhangen van den te grooten bogt, en langte der fnyftaaven, en ik met deze den fteen voelende zu'ks eenigzins meende te ontdekken, behalven dat de lyder reeds van zyn zevende jaar af, ken- tekenen van fteen gehad had: • ondertusfchen heeft men als nóg geen een voldoend kenteken, om met volkomene zekerheid , de waare groorre des fteens te kunnen bepaalen, even zo min als het getal derzelven ( 46 ). Ondertusfchen komt het ons voor, dat, in zo verre men door de ondervinding gerechtigd is, gewigtige (46) Zie camper, MengeiftofFen, Bladz. 74. §. 10.  mengelstoffen. 179 ge vraagen te beantwoorden, wy eene zulke vancamper: (47) „Zal den fteen groot zyn, wan„ neer die alleen door het opwaards bewegen des , „ fnyftafs gevoeld word"? met ja, ten minften in de meefte gevallen, beantwoorden kunnen, als men hetgeen ik deswegen van nanning hulman, aangerekend heb, en de aftekening (48), nagaat. Wat belangt 't geen zyn Ed. laat volgen; „ zal de fteen klyn zyn, als men denzelven met het nedeniooten des fnyftafs voornamelyk gewaar 3, word" ? het komt my voor dat die gevallen vau my , waarvan Profesfor camper, zig ter medeftaavinge zyns gevoelen en leerwys, ten opzichte van het fteenfnyden in twee tyden, bediend heeft, en andere laatere, eenig recht geeven om insgelyk te • antwoorden ; althans in dezelve vermoedde ik oni die redenen kleine fteenen; gaf myne gisfing aan verfcheidene genees- en heel- kundigen te kennen, en by de Uitkomst werd myne gisfing in 't zekere bevestigd : wy willen om het een en ander geenzins, dat men vooronderftelle, als of wy meenden dat deze vraagen volkomen daardoor opgelost waren; integendeel , wy gelooven dat *er nog veelmeer, door j-^ meerbekwaame fteenlnyders, toe vereifche wordt waar ié (47) ,Zie camper Mengelftoffen, Eladz. 75. (48) PI. I. fig. 4 Ten 5. M 2  iSc^ HEELKUNDIGE te neemen: — dan,wy zullen nog deze aanmerking hier by voegen, ten einde onze gisfing meer waarfchynelykheids by te zetten: als men niet gemaklyk, en aanftonds, by het inbrengen van dert catheter in de blaas, (voorönderfteld geene buitengewoone gevallen, van fteenen in byzondere hol* tens , of iets dergelyks) den fteen, voornaamlyk met het nederftooten van gemelde werktuig, of liever een' fnyftaf van sharp, gewaar wordt; en dat men denzelven oogenbliklyk daarna weder verliest, en ook weder ontdekt, dan kan men met recht gisfen dat de fteen die men afhaalen moet, klein zal zyn, ten minften de ondervinding heeft myne gisfingen hieromtrent bevestigd: maar, men kan door het nederftooten van het werktuig, fomwylen ook eenen grcoten fteen voorfpslien, en wel dan, wan«. neer men, althans in verfcheidene tyden, en in ver« fchillende houdingen met den fnyftaf, allerwegens fteen aantreft, of, denzelven langs de oppervlakte van dit vreemd lichaam voerende, eenen grooten omtrek meent te befpeuren, en derhalven blykt hier uit, dat men alleenlyk in de meefte gevallen, en niet, alleen, in die, (maar ook in de laatsrgemelde) alwaar men door het opwafirds bcweegen van den fnyftaf den fteen voelt , eenen grooten fteen kan voorönderftellen, of gisfelyk voorzeggen. Ten opzichte van het getal der©fteenen, kan men voor-  mengelstoffen. l8i vooraf, weinig of niets opmaaken, de gisfingen des« wegen zyn zeer feilbaar; die ondervond ik ook by de fteenfnyding van het kind wan de Wed. de graaf, immers, daar had ik vooraf in 'c geheel geen denkbeeld van twee fteenen te zullen aantroffen, gelyk bleek by de uitkomst; dezelfde misgisfing had plaats, by eenen anderen ( 49 ), alwaar ik, vooraf, ook op niet meer dan één' fteen gegist had. ill. Dat de verbetering der fteenfnytafel, zo als' dezelve op onze plaat, en uitlegging derzelve, medegedeeld wordt , noodzaakelyk is, is onbetwistbaar beweezen. Pr. camper, vernieuwde aan ons geheugen, iets deswegen, ?t geen cheselden, reeds duidelyk, ten opzichte der gebreken van de gewoone fteenfnytafels, gekend, en medegedeeld had, doch ?t welk in vergetelheid geraakt was. Over het algemeen heeft men in vroeger tyd te onverfchilligen te weinig bedacht geweest, op de noodzaakelyke drie voets hoogte der tafels; althans die , welken men in Amjieldam pleeg te gebruiken, waren onmogelyk , voor dat ik één derzei ven had laaten verhoogen, gefchikt, (50 J en veel te laag, om ia de fnyding met de hand die opwaardsbui- g'"g5 (49} Zie Bladz. 176. (50) Mengelftoffen van camper, Bladz. 194. M 3  heelkundige ging te doen, zo noodzaakelyk om eene ruime wond iq de blaas te kunnen maaken, veel min gemaklyk om, zulks uit te voeren: althans in den tyd toen Profesfor camper met my onbevooroordeeld verkeerde, de^ed zyn Wel Edele Hoogel. my de gebreken der te laage tafels duidelyk kennen; en voegde 'er by, dat men in de infnydingen, het mes, door de hooge plaatzing des lyders, zo moest kunnen richten , dat men als 't ware naar de navel fneed. —— .Hierop onderzocht ik onze fteenfnytafels in het gasthuis, met meer naauwkeurigheids dan ooit te vooren, en ik bevond , de gemelde opmerkingen cn medegedeelde onderrichtingen , waardig dankbaar te erkennen, en tot heil der lyderen genoeg van aanbelang, om de duidelyke ia 't oog loopende gebreken te verbeteren , zo dra ik daarenboven, in myne oefeningen op lyken gezien had, dat ik op foortgelyke te laage tafel , nimmer in ftaat was , eene zo groote wond aan de blaas toe te brengen, dan wanneer ik het denkbeeld van camper, volgde. Het fcnynt my toe, dat de meefte fteenfnyders, het voornaamlyk daar op toegelegd hebben , om voor hunne fteenfnydingen, zulke tafels, welken met hunne groote óvereenkomftig waren, om, knielende, de elleboog op de gebogen rechter knie, tot vastheid der hand, te doen ruften, ten minften, als men  mengelstoffen. 183 men de nog aanweezige laage rafel, in 'c gasthuis, wel befchouwt , en nagaat, fchynt my die niet onduidilyk, ten minflen meer dan waarfchynelyk toe. Althans men is op foortgelyke tafel niet in ftaat om naar vereisen, te fnyden, maar gedwongen, in eene omgekeerde richting, yan de navel af, te werk te gaan. Hier van daan verwondert het my,'dat men niet dikwyls misleid is, (niet in ftaat om naar behooren de blaas te klievend met een al te kkin gat in de blaas te maaken, en voer 't overige alleen de cellulofa tusfehen deze en den rechten darm te verdeelen, zo doende met een ingebragte, en afdwaalende tang, buiten de blaas, en te vergeefsch, naar den fteen gezocht heeft. IV. Dat de mankr v.in flurant, in fommige , fchoon in zeer weinige gevallen , boven het fteenfnyden te verkiezen is, zouden wy nu aantoo» nen. Verfchillende zyn de wyzen waarop men de lyderen, die met de fmartlyke, en afmattende toeval* len van den fteen fukkelen, getracht heeft te hulp te komen: de geneeskunst heeft tot nog toe alles vruchtloos aangewend om door inwendige oplosfènde middelen den fteen afredryven: ■ de Heelkunst poogde al vroeg door kunstbewerking hen daar van te verlosfen, en den fteen door een gemaakte wond, af te haaien; of ten nünften door zulk M 4 een  1^4 heelkundigs een wond, geduurende het leven opengehouden , de ontlasting der pis, op eene min pynlyke wyze te bevorderen, en de kwaal der lyderen, draagelyk te maaken. Deze laatfte wyze, met een goed oogmerk voorgefteld, en vooral in hoog bejaarde lieden, en wanneer* eSn te groote fteen niet afgehaald kan] worden, en niet te onrecht door avicenna, s. pïe,van swieten, douglas, collet, en anderen, de voorkeur gegeeven j * zoude in foortgelyke gevallen ten minften aanpryzing waardig zyn,federt men naar de wyze vanflurant, volgends pouieau , in zyne Melanges de chirurgie , de blaasfleek door den endeldarm verricht, en hier door het leven der lyderen, ook in andere gevallen van wateropftopping verlengd, en behou* den heeft. De prikkelende oorzaak der fmart, de fcherpte naamlyk van den bygeblevenen fteen, zoude door gemelde pypzvveerige opening, v/el niet weinig weg genomen worden, maar de om den fteen meerder zamengerokkene blaas, des te meerder aandoening ondergaande, hebben ook des te heviger aandoeningen en uitdryvende poogingen der Natuur , die niet zonder toevallen gepaard gingen, doen ondervinden. Geen wonder derhalven, dat men aan de uit. haa-  mengelstoffen. 1 - §5 haaling van den fteen, door eene gevoeglyke grocte gemaakte wond, de voorkeur gegeeven heeft, te me^r daar dezelve, op zo menigvuldige, en verfchillende wyzen, met goed gevolg, is in 't werk gefield geworden. Konde men foortgelyke gevallen, als dat van nanning hulman voorzien, (het welk echter niet wel mogelyk is), dan zoude misfchien de fteek volgens f l u r a n t , de voorkeur verdienen, zo wel als in gevalle van te hoogen (anders de operatie verbiedende) ouderdom , en omftandigheden; ten einde deze doorbooring der blaas, als een hulpmid» del,ter ontwykinge der fomtyds gevaarlyke kunstbewerking van het fteenfnyden, te meiden, en het leven draagelyk fo manken. M 5 GE-  ,ötj heelkundige V. GEVOLGTREKKINGEN EN BESLUIT,DEZER STEE NS N YKUNDIGE VERHANDE. . LING. Uit het geene wy, ten opzichte der fteenfnydmgen in tweê tyden, uit onze eigene ondervinding opgegeeven hebben, blykt, dat hoe 2eer men anders het voorfchrifc van le dran , met voordeel in 't werk kan ftellen , wy echter geoordeeld hebben eenigzins van zyn Ed. te moeten verfchillen, en geen pyp in de wonde gebragt hebbende , evenwel geflaagd zyn. Het fchynt ons toe, dat zulk een vreemd lichaam , om de wonde der Blaas open te houden, niet alleenlyk overtollig is , maar ook nadeelig zoude kunnen zyn; want hierdoor wordende wonden der geopende blaas geprikkeld, het welk niet alleen pynlyk en ongemaklyk zyn moet, maar daarenboven, entftaan daardoor krampachtige zamentrekkingen , welken veel meer in ftaat zyn den fteen te rug te houden , dan dat daardoor eenige gunftigè uitwerking , ter ondastinge deszelven zoude kunnen verwacht worden. Immers, indien men vooiönderftelt, en 't geeri niet  H E S 6 E L S T O F f B H, ifi^ siiet ontkend kun worden, dat zulk een vreemd lichaam , by aanhouding de blaas aan derzelver onderkantprikkelt en tot zamentrekking aanfpoort, dan begrypt men ook ligtlyk dat die zamentrekking tot de afdryving des fteens niet kan medewerken, maar hinderlyk zyn moet, omdat ze op de tegengeftelde plaats beginnende, de uittogt verengt, daar dezelve, wanneer men de natuurs-poogingen nietftoort, van den bodem derzelve, trapsgewyze naar beneden zig toetrekkende, en achter den fteen zacht toefluitende, het vreemde lichaam gemaklyk uitwerpt, of ten minften zodanig voor de wond dringt, dat het met gemak kan uitgenomen worden. Het inbrengen van een pyp in de wond , ten einde dezelve open te houden, wanneer men met opzet , of uit noodzaakelykheid, de fteenfnyding in twee tyden doet, is derhalven gemaklyk te ontbeeren , en beter nagelaaten ; en behalven dien zo twyfel ik zeer, of men in de meefte gevallen wel in ftaat zal zyn om ter openhoudinge van de wond, de pyp genoegzaam zeker binnen de blaas te kunnen houden , en of dezelve niet veel al , als een vreemd lichaam , zo dra ze prikkeling maakt, door het zamentrekkend vermogen der blaas zelve, zal uitgedreeven worden, en fomtyds inde cellulofa,tusfehen dit ingewand en den endeldarm, eenen  I88 HEELKUNDIGE eenen valfchen weg baanen, althans tot verzweering aldaar, aanleiding geeven. Alle vreemde lichaamen , konsttuigen , of wat het ook zyn moge , zyn, zo dra ze in gebruik overtollig moge gerekend worden , nadeelig , en het is hierom ook , dat ik de infpuitingen in de blaas, om de loswording der fteenen te bevorderen , niet langs eene vrouwe catheter invoerde , maar daartoe myn' vinger, zachdyk binnen de wond derzelve gebragt hebbende , beftierde ik de pyp der fpuit zodanig dat ze niec beledigen konda. Van achteren leert men, en uit het verhandelde wegens onze fteenfnydingen in twee tyden, is genoegzaam duidelyk gebleeken, dat in ge/alle men den fteen, ten tyde der operatie, niet aanftonds afhaalen kan, men dan in den tweeden tyd evenwel niet in alle gevallen werkeloos zyn moet, en alleen op de werking der natuur vertrouwen. liet zoude onvoorzichtig zyn , indien men het altyd daar op wilde laaten aankomen, tct dat de fteenen van zeiven zouden te voorfchyn komen, zo als my eens gelukt is (51); dikwyls is zy niet in ftaat, om op zodanige wyze te flaagen, en dus heeft men geen reden althans om haar alleen te laaten begaan; voor (51) Zie Mengelifoffen van camper, Bladz. 186.  • mengelstoffen»' l2$ vöor my, ik ben verzekerd, dat zonder myne ge*duurige poogingetf, tot redding van nannino hulman , en lucas van der. wouds, deil fteen van den eerften nimmer door de werking der natuur alleen, zo verre gevorderd zoude zyn geweest, en dat die van den laatften nooit uitgeworpen zoude geworden zyn, wanneer men de natuur alleen meefteres'fe gelaaten, en de befchrevene kunstgreepen en handelwyze achrergelaaten had; door foortgelyke gevallen leert men , dat natuur en kunst eïkanderen, de behulpzaame hand, tot redding der elendigen, bieden moeten, en dat zy beiden niet veronachtzaamd moeten worden. Was de fteen van n. hulman, vroegtydig genoeg, door natuur en kunstvermogen , los gegeraakt , en buiten zynen zak, in den grond der blaas, van alle kanten, met eene tang, vry, en vatbaar geweest, dan hadde ik even zo wel dezen elendigen geholpen, (indien ik door de grootheid des fteens niet verhinderd ware geworden) als dat meisje van 16 jaaren, waarvan in de Hifloire de la foclété Royale de r.iedecine (52), gemeld wordt, door den Heer beau» vais de PRéAU, welke door een jong heelmeefter, onder opzicht-van den Heere monnier, den derden dag na de operatie,toen de fteen zig reeds aanbood, ge- (2)^Tom. 2, Pag. 248,  190 Heelkundige gelukkig afgehaald werd, zyn Je van eene ei wyze gedaante; waarna de geneezing volgde. Deze fteen konde men ten tyde der kunstbewerking, volgends verhaal, niet gemaklyk afhaalen, om redenen dat deszelfs grootfte gedeelte, in een' zak befloten was, maar dezelve plaatfte zig op gemelden tyd reeds zo gemaklyk ter afhaalinge vóór de Wond , dat deze daardoor zelve vervvyderd werd. Wanneer men bedaard inziet en nagaat, alle de gevallen betrekkelyk het fteenfnyden, en ze van de vroegfte tyden af, tot op heden overweegt , dan dunkt my dat het meer dan waarfchynelyk toefchynt, dat het fteenfnyden in twee tyden toevallig is ontdekt, en in gebruik geraakt, en wel dan, wanneer men niet in ftaat was, de fteenen aandonds, na de gedaane kunstbewerking, af te haaien: althans zo wel in den opbouw der heelkunst, als nog tegenwoordig, heeft men gezien, dat de natuur ter uitwerpinge van fteenen inflaat was , wanneer de kunst dezelve *te vergeefsch had opgezocht, en het is dus niet vreemd, dat dit verfchynzel aan den op. lettenden v franco; en anderen, aanleiding gegeeven heeft, om die groote meefteresfe, de natuur, hier in kunstmaatig naartebootzen , en eene handelwyze, (ten minften in moeijelyke gevallen,) uit te kiezen , op haaren leest gefchoeid. Eindelyk befloot men, ten tyde der operatie, weinige, of  mengelstoffen. Jjt Of geheel geene poogingen ter afhaalinge des fteens te doen, en deze onderneemipgen zyn ten deele ge» flaagd, ten deele veroordeeld, fchoon ze van alle weldenkende, zo wel ten opzichte van de goede inzichten, als wegens de» gelukking,allen lof behaald hebben, en waarlyk pryzenswaardig zyn. Het is derhalven ook niet vreemd, dat p. franco, colot, en anderen, in gevallen daar zy in het afhaalen der fteenen, verhinderd werden, dezen weg ingeflagen hebben, ter befcherminge van hunnen goeden naam, en kunstvertrouwen, zo wel als om de ontluistering der heelkunst voor te komen, en eene anders welgedaane operatie, tegen den aan. val van de altoos waakzaame nyd te befchutten: de natuur is hun hierin gunfb'g geweest, en heeft ze daartoe de behulpzaame hand geboden. Het is eene zeer veilige, en thans door ondervinding ook in ons land, goedbevondene toevlucht, wanneer men op den dag, en 't oogenblik der operatie, niet, of ten minften niet dan met veel moeite, en gevaar voor den lyder, den fteen kan vatten, en af* haaien, dat men zeg ik , dan eenen gunffiger tyd afwacht :doch, hoe het ook zy, de te recht beroemde ten iiaaff, vond aan den anderen kant, niet goed, te lang op de poogingen der natuur te betrouwen, tot dat de fteen van zei ven "uit de  195 HEELKUNDIGE de wond zoude komen rollen (53 ) , en gelyk nïy eens, mee een zeer kleinen fteen gelukt is f54)" neen, zyn Ed. nameen welberoaden befluit, ten einde het kunst ver trouwen te befchermen en den lyder te helpen, den fteea met den agtften dag af te haaien (55) » en hierom is het noodig, zal de fteenfnyding in twee tyden, welke men niet dan in geval van nöodzaakelykheid, fchynt te mogen onderneemen, wel gelukken, dat geene dan bekwaa» me, en oordeelkundige fteenfnyders, deze bewerking onderneemen, dewyl daaruit blykt, dat de natuur onvermogend kan zyn, om het ondernomen werk wel te doen gelukken, en de hulp van oordeelkundigen behoeft. Reeds waren deze Heelkundige Mengelfloffen, tot dit blad afgedrukt, toen ik het eerfte deels tweede ftuk, der Geneeskundige Bibliotheek des Heeren joh. friedr. blumenbach, Pfoffi. 01'd. te Göttingen, in handen kreeg: aldaar vond ik onder verfcheidene andere nuttige uittrekzels, uit de Ge* nees en Heelkundige Waarneemingen van joh. hunczousky, op zyne reizen door Engeland en Frankryk, byzonderlyk over de Hospitaalen, in het C53) Zie camper Mengelftoffeu,'Bladz. 199. (54) lbid Bladz. 186. (55) lbid Bladz. 176. enz.  mengel stoffen. 1^3 riet jaar 1783 uitgegeeven, op pag. 364. liet volgende , aldus door my vertaald: Ten laatjien voegt by "er nog eene verhandeling by, wegens ds fleenfnyding, en de voordcelen t wanneer bet uit? baaien des fteens uitgefteld wordt \ hy zag zelf den Heer louis, op deze wyze zeer gelukkig opereeren : dit kwam my zeer vreemd te vooren , en in liet onzekere of de Heer hunczousky, den grooten Paryfcben Heelmeefte'r, louis, de • fteenlhydirg in twee tyden had zien doen , by ver * kiezing, zonder ten tyde der operatie eenige pooging ter afhaalinge des fteens te doen; dan of zyn Ed. deze fteenfnydings methode by toeval, wanneer de Heer loüis vruchtloos de fteers'afhaaling beproefde , had zien volgen; dacht ik , indien het eerfte waar is , hoe zal dan hét getuigenis van de Heeren sue en eiquem, zie bl. is tot 14. bier mede ftröoken? te meer, wanneer men in aanmerking neemt, dat het getuigenisfen zyn wegens de laatfte fteenfnydingen, door den Heere louis gedaan ; want federt eenige jaaren heeft deze Heelmeefler de fteenfnyding zelve niet meer verricht, gelyk niet alleen deze , maar ook andere Paryfcbe kunstgenootcn my verhaald hebben: ik zocht derhalven met reden naar gelegenheid, om de JVaarmemingen van den Heere hunczousky zelve, in te zien, endezen bekomen hebbende, vond ik N ten  J94 HEELKUNDIGE ten dezen opzichte het volgende, het welk volgends Pag. 317. vertaald, aldus luid: „ louis, een van de beroemdfte mannen onzer ;, eeuw, heeft veel tot volmaaking dezer operatie bygebragt, en fchoon veele hedendaagfche Heel„ meefters in Frankryk op deze wyze zyn te werk » gegaan , fchynt het echter , dat niemand deze „ operatie, zonder hem eerst om raad gevraagd te ,, hebben, behoorelyk verricht, en met een geluk„ kig gevolg herhaald heeft; en indien men de waar„ neemingen van andere Heelmeefters onderzoekt, „ zal het blyken, dat 'er geenen deze operatie uit „ verkiezing gedaan hebben, ten zy ze door onöver„ komelyke hinderpaalen hiertoe gedwongen wa« ren. Ik zal hier niet wydloopig nagaan, welke „ omftandigheden den Heelmeefter verpligten, op „ zulk eene wyze te werk te gaan,als daar is eene ,, verharde proflat a, eene zweer in \perinamm, „ bloedfloning,eene aangroeijing des fteens aan de „ blaas, enz. in welke gevallen de voortreftelykheid „ dezer behandeling ten duiddykften blykt." Dit „ alleen, onderfteund van den zeer geleerden ener„ vaaren louis,dien men hier als een waar richt„ fnoer volgen kan, zal ik trachten te bewyzen, „ dat men deze manier (met welk een werktuig , ,, of op welk eene wyze,ook de blaas geopend worj- de,)altoos moet volgen, wanneer de fteen, van 3, wel-  MENGELSTOFFEN. ifjg 5, welke gedaante, of grootte hy ook zyn moge, £ zig niet van zeiven vertoont, om hem gemak- lyk te kunnen uithaalen. En waarlyk die bewyst 5, volkomen den toeftand, waarin de lyder zig vóór „ en geduurende de bewerking bevindt. Immers », zyn die omftandigheden van dien aart, dat' ze de „ blaas krampachtig doen zamen trekken, zo dat de beroemde loüis, my verzekerd heeft, dat j, de blaas niet zelden dusdanig verhaauwd wordt , „ dat een vinger door de wond ingebragt, door „ dezelve geheel omvat wordt. In zulke gevallen derhalven kan de tang, om den fteen uit te haaj, len, niet zonder groot geweld ingebragt, en, zon» „ der de blaas te kwetzen, niet uitgehaald worden, „ waardoor veele kwaade gevolgen en de dood zelfs veroorzaakt wordt." Voords,de gevallen, door welke oorzaaken ook, wanneer de blaas door prikkeling zig zo fterk zamen trekt, dat de aanvatting en uittrekking des ftefcns , niet zonder kwetzing en doodlyk gevaar gefchieden kan, pleiten voor de fteenfnyding in twee tyden, volgends den Heer Hunczousky, en ten bewyze hier van , haalt onze geleerde Schryver, overtuigende bewyzen, zo van een beroemd als vafl een onvoorzichtig Steenfuyder, aan, zie Pag. 33© en 321. Het overige welk men in deze lezenswaardige N a fFaar-  I?» HEELKUNDIGE Waarnemingen, betrekkelyk ons geval, aantreft* behelst geene andere, dan onze reeds verhandelde ei bekende omftandigheden; wy zullen echter nog her. volgende mededeelen.. „ Die alles heeft men by de andere manier van i, bewerking niet te vreezen: de ontfteeking gaat niet wyder, als de lippen van de wond : de ette„ ring is in evenredigheid van de ontfteeking: de „ blaas ontlast zig van de pis door de wond , „ zonder dat ze zig zamentrekt, en by gevolg „ niet op den fteen werkt: de pyn , die de lyder „ te vooren by de pisöntlasting gevoelde, verdwynt ,, geheel, en eindelyk kan in den tusfchentyd, „ naamlyk van de infnyding, tot dat de ontfteking „ volgt, 'tgruismetde pis geloosd worden, en de „ fteen met zyn kleinfte diameter in de wond ko,, men, waardoor het uithaalen zeer gemaklyk wordt; ,, doch indien de fteen van zeiven zigniet vertoonr, „ zal men met mindere moeite de tang kunnen in„ brengen, den fteen vatten, en met geen groote ,, pyn uirhaalen , dewyl de deelen door de ette„ ring verflapt en by gevolg hu min gevoelig zyn. „ Deze' voordeeien nu moet de Heelraeefter, den ., lyder en de vrienden, vooraf zoeken te doen begry„ pen. Ook wordt deze geneeswyze door de on,, dervinding van veele kundige mannen bevestigd." Uier volgen de waarneemingen van dechann en maret. die op deze wyze allergelukkigst gefneéden hebben, Pag. 323 en 324. Aan  mengelstoffen. Aan het einde der verhandeling over het ifeenfnydcn , enz, zegt onze Sehryver : „ Geduu» rende myn verblyf in Parys, was ik zo gelukkig, „ den beroemden en zeer ervaarenen louis, tot „ mynen leermeefler en vriend te hebben, en hy ;> liet geene gelegenheid voorbygaan, die iets toe-r „ brengen kon,om my te vormen en myne kernisfe in n ^e Heelkunde te vermeerderen; dus was ik van „ verfcheidene operatie i, die hy volgends deze met, ,., bode verrichtte, oogetuige. enz. Ik zal op het een en ander geene aanmerkingen maaken, dan de volgende, op het geen den Heer huncz'ousky, met deze woorden zegt: Indien men de waarneem'wgen van andere Heelweefiers onderzoekt, zal het blyken, dat 'er geene.n aeze operatie uit verkiezing gedaan hebben, ten zy ze door onöverkomelyke hinderpaalen hiertoe gedwongen waren, Hieruit zoude het fchynen te blyken, dat men> mqest vooronderttellen dat niemand buiten den Heer Louis, maar dezen * al tyd by voorverkiezing, de Steenfnyding in twee tyden, (welke onze ichryver vóór heeft boven de gewoone methode aan te pryzen ) gedaan heefr. Ondertusfchen is dit zo niet te verdaan, integendeel zyn Eds. gevoelen des wegen , ftrookt volmaakt met het onze, en bevestigt het ge< tuigenis des Heeren eiquem en sue; want niet in aUe gevallen, en vdór dat de blaas geopend is, N 3 wil  Sj>8 JIEELKUSDl ü E wil de Heer hunczoüsky, dat men begrype, dac louis, alzo te werk gaat; men moet deze manier altoos volgen , wanneer de fteen , van welke gedaante, of grootte hy ook zyn moge , zig niet van zeiven vertoont , om hem gemaldyk te kunnen utthaalen : zyn zyne woor • den; gevolglyk, de Heer louis, dit alles niet vooraf, voor en al eer de blaas geopend is, volkomen zeker kunnende weeten, fpreekt het van zeiven , dat deze groote heelmeefter volgends onze gedachten, en getuigenis van den Heer h u n c z o u k y en zo als gemelde Paryfche kunstgenooten ons ver. haald hebben, te werk gegaan heeft; althans niet gezegd kan worden, by voorverkiezing, en in alle gevallen de fteenfnyding in twee tyden gedaan te hebben, zo als Profesfor camper , gewild heeft, dat men hem volgen zoude. Want het geen de Heer hunczoüsky, tenbefluite,met deze woor* den zegt, dus was ik van verfcheidene operatiën, die hy volgends deze methode verrichte, ooggetui* ge, bewyst niets anders, dan dat deze Heer, in die gevallen, alwaar de Heer louis, (na de opening der blaas, het zy door eenen ingebragten vinger, of zacht onderzoek met eene tang, of 'er mogelykheid ware om den fteen aanftonds af te haa» len) de veiligfte en beste party koos, wanneer by te leur gffteld werd om aanftopds gemaklyk  MENGELSTOFFEN. 109 lyk den fteen af te haaien, als dezelve om zyne te grootheid, of ongeregelde gedaante, als anderzints, zig niet naby de wond aanbood. Na aldus alles a Pofteriori wel doordacht, en overwogen, en na veel in myne gevallen, ten dezen opzichte, waargenomen te hebben, befiuitik; dat een fteen, die ten tyde der kunstbewerking gemaklyk afgehaaild kan worden, niet achterwegen moet gelaaten worden, om dat men zig dan aaiftonds op de geneezing der blaaswonde, die in bet andere geval, traager gefchiedt, kan toeleggen; daarenboven, 20 worden de lyders door het zien van den afgehaalden fteen vervrolykt, waardoor veele toevallen afgeweerd , en voorgekomen worden, naar maate het verlangen, om van den fteen ontlast te worden, gipoter is; vergelyk hier mede Bladz. 12. Dan, evenwel in die gevallen, daar men, het zy om de grootte des fteens, verfcheuring vreest, of daar ze byzonder omfloten zyn, en 'er althans geene mogelykheid is, om dezelven te vinden, het zy door krampachtige zamentrekking van de blaas, als anderzins; of om dat de byzondere fteensgedaante belet, dat hy met eene tang behoorelyk ter afhaalinge kan gevat worden, 'twelk men uit de mislukking en afflipping kan ontdekken, en gelyk uk myne gevallen gebleeken is, dan moet natuur , kunst, en evd de gevallen beüisfen. N 4 Nim*  203 heelkundige Nimmer althans, moet men foortgelyke, als onze twee gevallen , van nanking hulman en lucas van der woude, alleen aan de natuur, ter beflisfing overlaaten, want in de zulken zonden de fteenen niet dan door eene trapsgewyze zamentrekking, van den bodem der blaas beginnende, nederwaards, vóór, of uit de wonde gebragt kunnen worden,en dit is in zulke gevallen voltirekt onmogelyk, vermits de ringwyze vezelen, van den zak,pl. 2,% 6. lett,g. zig hier tegen kanten,juist wanneer de blaas poogingen doet om dit vreemd lichaam uit teftuwen; dewyl zy, zig insgelyks, en fterk zamentrekkende, het gat lett. e., (zie dezelf. de pl en figuur; digt fluiten, dus den uittogt naar beneden beletten. Wy vraagen, na zo veele ondervindingen; verT dient het onze aanpryzing aan anderen, ftoutmoedig Lec voorfchrift van zulke kunstgenooten te volgen , welken, offchoon men hunne aanpryzingen eerbiedige, en hunne raadgcevingen aanneême, ten kosten van veele veröordeelingen opvoige, zfg' aftrekken, en gelyk men zegt, fchoot vry"zoeken te houden, wanneer zy beginnen tewanhoopen, dat de proefneemingen, hun fysthemata om verre werpen zullen? Voor my, ik acht het allergevaarlykst, immer foortgelyke aanpryzingen, om het alleen op de na- tuurs-  MKNOELSTGPF'EN. 2Q£ tuurswerking, zonder onderzoeking naar den ftaat der gevallen, en zonder eenige beproeving aan te laaten komen, andermaal op te volgen,tot dat men betere overtuiging van de gegrondheid der ftellinge, zal bekomen hebben. - Veel meer verdient het onze aanpryzing, om terftond na de infnydinge der blaas, de fteentang, ter afhaalinge des fteens, in te brengen, en vindt men het alsdan te moeijelyk, te gevaarlyk, of onmogelyk, denzelven , om welke redenen ook , te vatten, en uittehaalen, dan zal het veiligst zyn, den tyd der verëttering af te wachten, en dezelven indien ze zig als dan niet voordoen, of uitgeworpen worden, met eenig werktuig opzoeken, en zig ia ftaat vindende , afhaalen , en nimmer zachte en voorzichtige beproevingen met de tang geheel achter wege laaten, dewyl men ze tog naderhand benoodigd is, en te meer, om redenen dat my zulks nooit, met irjachtneeminge van gemelde voorzorgen, zo zeer fchadelyk als het wel toefchynt, gcbleeken is, Zy ook, die toegefiemd, goedgekeurd en aan« gepreezen hebben, ten tyde der fuyding, geene tange in de blaas te brengen, maar den fteen van zeiven af te wachten, wankelende, en niet onduidelyk te kennen geevende, dat zy zeiven twyfelen ofwel de uitkomst aan hunne verwachting zal beantwoorden, geeven, behalven de ondervinding, aanleiding N 5 I0E  HEELKUNDIGE tot gemelde gevolgtrekkingen , althans dan, wanneer men zulks bevestigd ziet, ingevalle zy anderen de tegengeftelde handelwyze aanpryzen, of ten minften zulks goedkeuren, en tot de afhaaling indien maar immers mogelyk is, aanfpooren: gelukkig dan voor hunne bedoelingen, wanneer ze de gevallen aantreffen en opfpooren kunnen, waarin men zulks doen kan, en welke door het fondeeren , vooraf daartoe gunftig genpeg kentekenen , ten minften veel hoop geven. Maar ik vraag, en met reden , moet men dan daar uit niet opmaaken , dat men aan den goeden uitflag van de operatie in twee tyden, getwyfeld heeft; of', te eigenzinnig aan de gewoonte gebonden, dezelve heirr.ejyk veroordeeld heeft, en van de waarheid, of zekerheid ten minften niet genoeg overtuigd was; althans twyfelde, dat dit de beste manier van fteenfnyden ware? Uit dit alles blykt, dat ik (voor my, en alle kunstgenooten , zo wel als voor de noodlydenden,j door ondervinding geleerd, den besten weg,tot nog toe bekend in te flaan , medegedeeld heb,- en het is uk .'t een en ander niet onduidelyk te zien, dat ik even gelyk alle andere fteenfnyders vó\5r my, in het vooren na- deel, geluk en tegenfpoed in deze heelkundige bewaking, deele, en ik getroofte my om dies wil«  mengelstoffen. 293 wille de verkeerde uitleggingen myner daaden, en, pnderwerpe my zo wel, en gelyk alle andere gedaan hebben, fchoon in minder graad, dan den ongelukkigen Heer de chaüx, wiens Hiftorie,wel der moeite waardig is, ook hier uit cahpe k's , Mengelftoffen (56) over te neemen. —>—- „De Heel? ,, meefter moet niet waanen, dat 'er zyn roem me„ de gemengd is, om altoos in eene reize den fteen ,, te fnyden, en het gemeen behoord te leeren, om „ zyn voorbaarig oordeel op te fchorten over zaa,, ken, die geheel en al buiten het bereik van zyne ,, kundigheden gaap, enz." en om de gevolgen van onkundige, en baatzuchtige veröordcelingen, bene* vens de gevaarlyke uitwerkingen derzelve te fchetzen , en aan te toonen, zegt hy verder: „de Heer hel„ lot te, oud 70 jaaren, had zedert langen tyd een „ fteen in de blaas. De Heer de chaux, myu „ konstgenoot, werd gekozen om 'er hem van te „ verlosfen; dog des lyders Proftatae waren door „ een knoestgezwcl (fcirrhus) aangedaan. Da Heelmeefter vergenoegde zig, na de blaas geopend te hebben, met flegts eenige kleine poogin* „ gen te doen om den fteen uit re haaien, en hier „ mede niet konnende flaagen , wagte hy de etter„ wordjng, en eene verfmcking van een gedeelte 3, van (56) Bladz. 151. enz.  *H heelkundige „ van die klier af, om dus zyne kunstbewerking ge? „ maklyk ten einde te brengen. Een alier volmaak, ,, fte uitftag rechtvaardigde de voorzigtigheid van „ den Heer de chaux, want, ten einde van drie « weeken, haalde hy met gemak een zeer grooten ii fteen af, en zyn lyder genas volmaakt, en leeft nog „ heden , fchoon meer dan 90 jaaren oud ! de „ kwaadfpreekenheid evenwel nam de overhand by ,, allen, die de uitfteekende gaaven van den Heer „de chaux, benydden. 'Eenige zyner mede„ kunstgenooren,onwaardig zulk een naam re draa» gen, hadden reeds in den geest van 't gemeen de? frj zelve zoeken te bezwalken, door openlyk den weg af te keuren, dien hy zo voorzigtig.irjgeflaageu ;5 hadde, door de afhaaling van den fteea, uitte ,s ft -Uen. Zy ontzagen zelfs niet voor te geeven, „ d; heet, pynlyk en miskleurig, en werd door beroemde heelkundigen , voor waare kanker verklaard. De * bekende bagyntjes appliceerden tot tweemaalen haar middel , zonder goed gevolg, en verklaarden het ongemak, zonder de afzetting ongeneeslyk. In dezen toefhnd bleef het ■, tot aan den winter van 't voorgaande jaar; toen, uitgeput wordende in krachten, door verlies van veel bloeds per menftrua, welken zeer lang aanhielden,en telkens binnen 14 dagen wederkeerden, en hierdoor ongefleld, en meer en meer kwaadsappig geworden, nam haar ongemak hand over hand toe de geheele borst vertoonde een pynlyk, miskleurig kankergezwel, het welk eindeJyk, ter plaatfe van een paarfche kneukelachtige knobbel , openbrak , en haar aanfpoorde , om, in de voorgaande maand Maart,by my om hulp te komen vraagen. Ik vond haar borstgezwel te zyn eene waare kanker, en kon haar,om reden der zwakheid, exülcerade als anderzins, de afzetting, toen ter tyd, niet aanpryzen , offchoon voor het overige haar ongemak, da eene naauwkeurige onderzoeking, plaatslyk bevonden werd. Indien zy anders niet te veel verzwakt, en ongefleld geweest ware, de kanker niet reeds losgebroken was,en eene kwaadliamge zweer vertoond had,dan zou  mengelstoffen. 231 zoude ik, voorzeker, de afzetting aangepreezen en ook waarfchynelyk met een goed gevolg uitgevoerdhebben. Dan, in dezen toeftand vond ik raadzaam allcenlyk haare vochten te vei beteren , de krachten op te beuren,en de plaatslyke kanker te pallieeren : hierdoor is zy zo verre gevorderd, dat zy thans gezonder en fterker is, en de kankerzweer • door de aanlegging van het middel van m. martinbt, ( doch met eenig onderfcheid vm aanbelang) zodanig bepaald wordt, dat ik federt eenigentyd, weinig of-geene vergrooting heb kunnen befpeuren, en de pynen draagelyk geworden zyn: voor 't overige heeft zy thans haare periodique zuiveringen minder, en cp den gewoonen tyd. Ik vlye my deze lyderésfe op zodanige wyze nog lange te zullen kunnen behouden , althans indien 'er anders geene onverwachte en nadeelige omftandigheden bykomen. Hter uit ziet gy, dat ik, even, als UEd., van gedachten , en -wel verre ben van te ftellen, dat 'er geene tot kanker gedisponeerde geitellen aanweezig gyn; dlleétrlyk ontkenne ik, dat dezelven altoos voorönderfteld moeten worden,vooraf plaats gehad te hebben , offchoon zy te vooren , vóór het ongemak , gezond fcheenen te zyn , en niet tegenftaande zy meenen wei degelyk bewust te zyn, van vóór de eene of andere beledigende uitwendige oorzaak, geene klierige öngefteldheid gehad te hebben: wie toch zou P 4 het  a3- heelkundige het getuigenis van menfehen die een gezond oordeel hebben, en geene reden ter misleiding gegeeven wordt, altoos wantrouwen en hunner waarneeming het geloof ontzeggen? Maar, de tot kanker gedisponeerde geitellen, kunnen ook door eene uitwendige oorzaak op de eene of andere plaats kankergezwellen verkrygen, zelfs kan hiertoe, in den beginne, ter plaatsbepaalinge,door eene fchrik,aanleiding gegeeven worden; dan,niet lang daarna zullen verfcheidene andere klieren door het zelfde fmet, en 't zelfde ongemak aangedaan worden: deze zyn noli me tangere, waartegen de kunst niets vermag, en dieevenwel zouden ontdaan zyn, zonder eenige uitwendige belediging , en zeer kort na de geboorte dezer kankerftoffe in het lichaam , welke ontftaat door eenen, voor ons als nog onbekenden, zekeren graad van verbaftering, ontaarting, of vergiftiging onzer vochten: hier van hebben wy in ons ziekenhuis, in het laatfte van 't voorgaande jaar, een aanmerkelyk voorbeeld gehad. neeltje van campen, oud 64 jaaren , Weduwe federd weinige jaaren, kwam , den 2q(ren November, onder behandeling van den Heere van erichem , en my; wy vonden een afgryzelyk verzworen kankergezwel in de linker man, en bevonden te gelyk eene geheele kankerverbastering haarer vochten aanweezig, dewyl niet alleen de rech¬ ter  MENGELSTOFFEN. ter mam daar benevens, verhard en opgezet was, maar ook de glandulaeaxillareswederzyds, gelyk ook de fubmaxillares, waren aangedaan; in één woord, allerwegens, daar uitwendig voor 't gevoel de klieren tastbaar zyn, waren ze opgezet en ontaart. De tunica adnata van beide de oogen was geel; de buik hard en gezwollen, en zo wel als de borden op de minfte aanraaking pynlyk; daarenboven was zy zeer benaauwd van borst, en kortademig: hieruit kunt gy gemaklyk omtrent het inwendige kliergeflel oordeelen, en opmaak en, dat 't zelve even kankerachtig ontaart geweest is. Het geheele lysthema glandularum dezer vrouwe, was trapsgewyze beginnen te verharden, te ontaarten,pynlyk te worden, en te woeden ; zelfs wist zy niet te recht, in welke borst zy het eerfte zwelling en pyn gewaar geworden was; of welk gedeelte van haar lichaam, daar klieren gevonden worden, haar 't eerst gehinderd had. Dan, zy was verzekerd dat haar deernis waardige toeftand, niet van eene uitwendige belediging afhong, en dat het zelve omtrent haar 5ofte jaar begonnen was, na dat zy eenigen tyd te vooren , en aanhoudend, aan eene onbekende zieklyke gefteldheid gefukkeld had; gevolgd na de terugblyying haarer maandlykfche ontlastingen. Dit allervreeslykst kankergeftel, fcheen ons terftond hulploos en doodlyk toe , en wy achtten het P 5 niet  ^3* HEELKUNDIGE niet raadaamiets anders, dan verzachtende en pyn-, ftillende middelen, om, ware het mogelyk het oyerige leven eenigzins draagelyk te maaken, aan te wenden; ook oordeelden wy, het uit- en in- wendiggebraik,van het middel tegen de kanker, van m martïnet , niet ondienftig te zyn. Zy werd van haar fmartlyk leven, het welk by haare aankomst in ons hospitaal, reeds zeer onderdrukt, en byna vernietigd was., den Silen December verlost. . Laat ik u ten laatften, en tot te meerder verfterking uwer gevoelens, dat naamlyk, eene woedende, waare, en opene kanker zelve, alleen plaatslyk zyn kan , nog het volgende mededeelen , en hierin myne laatfte waarneeming, by eene myner iyderesïèn, laaten volgen. Het kankergezwel na eene geweldige fchrik, in de mam eener, anders in fchyn gezonde vrouwe ontiiaan,werd,korten tyd daar na, eerst door pyn,en vervolgends door eene kleine verharding , welke fooedig in.grootte toenam, voorafgegaan. Eenige maanden laater veranderde dit ongemak in eene omvreetende, diepe, rottige, en bloederige kankerzwecr , de helft der borst, naar de oorscbeens- zyde inneemende, juist zo verre zig uitft-ekkende, als het kankergezwel zig te vooren vertoonde : toen werd de kankerzweer niet grooter in  mengelstoffen. «35 in omtrek, maar in de diepte hield de wegknaaging aan. * . . In de voorgaande maand July, kreeg zy, in dezelfde borst, naar de armzyde, ingevolgeeeaer kneuzinge, ontfteeking , zwelling, verëttering en doorbraak van het ettergezwel , ontlastende eene menigtea witte, zuivere, welgebondene etter; en niettegenftaande de nabuurige kankerzweer, door dit nieuw en tergend toeval verergerd was, bedaarde evenwel alle toevallen van ontfteekinge,by de doorbraak des ettergezwels. De borst welke ten tyde der ontfteekinge , en vóór de doorbreeking des ettergezwels, zodanig gezwollen was, dat de arm van die zyde , .niet dan prj eenen merkelyken afftand van 't lichaam, geplaatst konce worden , verminderde weder tot de voorige grootte,en gaf weder vryheid aan den arm, ter onhinderbaare beweeginge, en op het einde van' gemelde maand, was deze nageblevene zweer des ettergezwels, volkomen geneezen. Het kankergezwel bleef hierna in denzelfden toeftand als te vooren, en heeft beftendig eene fcherpe, ftinkende ichor, zeer verfchillende by gevolg van het vocht uit gemelde ettergezwel, ontlast. Indien 'er nu nooit eene plaatslyke kanker gevonden werd, of't geen 't zelfde is,indien 'er altoos, vóór dat eene uitwendige belediging, fchrik, of iets desge-  S36 HEELKUNDIGE gelyks plaars grypc, het kankerfmet onder de vochten verborgen is, hoe kan dan in het zelve klierwezenen vetvlies, van dezelfde borst, een goediiartig ettergezwel voorvallen ? en, 't geen derker fpreekt, hoe kan de verzweering zo naby en naast het woedend kankergebrek, zonder hinder geneezen wörden ? zie daar derhalven een duidelyk bewys, dat zelfs eene opene, kwaadaartïgë kankerzweer, in een gedeelte der klieren, welken de zogenaamde borstfehyf zamenftellen, benevens de cellulofa, kan plaats hebben, terwyl het overige gedeelte onbefchadigd blyft. Hoe zoude men toch, zulk een verfchynzel kunnen verklaaren , indien 't waar was, dat 'er altoos eene inwendige • kankergefteldheid in de vochten, voor dat de kanker zig, óp de eene of andere plaats, openbaart, plaats heeft, zonder dat eene uitwendige belediging, fchrik, of iets dergelyks, daar toe aanleiding zoude kunnen geeven ? Immers indien foortgelyke nieuwe fysthemata op de ondervinding gebouwd waren, dan zoude moeten volgen, dat door de minde aanleiding geevende oorzaak , (die in ons geval, eene goedaartige verzweering ten gevolge had) de uitbreiding en woede van de kankerzweer begundigd moest worden, of ten min. den dat op die plaars, alwaar het ettergezwel zig opende, eenongeneeslyke verzweering,zoniet eene nieuwe kankerzweer zig vertoonen moest. Het  MENGELSTOFFEN. 237 Het is dus wel verre van ons, dat wy het tegengeftelde van ons fystbema zouden kunnen omhelzen, te meer, daar ons foortgelyke gevallen meer be> kend, en voorgekomen zyn. Aanmerkelyke gevallen, tot ftaaving van ons leerftelzel, worden ons van anderen, beproefde, en beste heelkundigen, verhaald; en heb ik, behalven de gemelden, waargenomen. Kene bejaarde vrouw, werd haare, op fcirrhus gevolgde borstzweer, door de beroemdlïe Geneesen Heel - kundigen, voor eene kankerzweer, waar tegen niet dan de cura palliativa dienftig geoordeeld werd, gehouden. — Een kwakzalver, het ongemak niet kennende, beloofde haar de geneezing; hy leide tot dat oogmerk prikkelende middelen aan; daar ontftond eenè toevallige, doch gewoone ontftee king, die hem niet weinig bekommerde: — hy gebruikte hiertegen gortpappen, en zie daar, eene goedhartige verëttering, welke de vernietiging van een groot gedeelte der borstfchyf ten gevolge had,doch welke na verloop van eenige maanden, met een goed vel-teken gedekt werd, was het einde dezer heelwyze - De kankerzweer was ondertusfchen in dezelfde ongunftige omftandigheid gebleeven, en liet niet na, naderhand, in woede aan te houden, zodanig, dat de lyderesfe, drie jaaren na de mislukte geneezings onderneeming, aan haar ongemak , welk  heelkundigs mengelstoffen. 'twelk zy door eene uitwendige belediging, naamlyk door den flag eener vuist, bekomen had, overleed. Was deze vrouw niet aan haar kankerzweer geftorven, misfchien zoude men tegenwerpen, dat haar ongemak, van geenen kankei achtigen aart geweest Ware, en dat gemelde Genees - en Heel kundigen ïn de benoeming des ongemaks, gedwaald hadden. Dan, de dagelykfche ondervinding, heeftunshier ïn zodanig voorgelichr, dat wy foortgelyke aanmerkingen krachtloos achten: en wat belandt de waarneemingen van myne zo even genoemde iyderesfe, hieromtrent kunt gy u volkomen van de waarheid verzekerd houden, en ten befluite gebruik maaken, van myn aanbod, vene et vide. De tyd en plaats vergunt my niet, op uwen, anders veel aandacht waardigen brief, langer te blyven ftaan,veel min zo omftandig als anders mogelyk zoude zyn te antwoorden : zyt voor dit maal vergenoegd, met de volgende overneeming, en zyt verzekerd dat ik altoos zyn zal, Uw zeer Dienstvaardige Dienaar en Vriend, G. J. van WY. Amfteldam den Suften Jury 1784. BRIEF o  BRIEF of BERICHT, WEGENS DE AFZETTING EENER VROUWE BORST; AAN DEN HEERE G. G R E E V E, Beroemd Stads Heel-en Vroed-meester enz. ie Utrecht. DOOR g. j. VAN w y: Overgenomen uit de algemeene Vaderlandfche Letter ■ Oefeningen , zesde deel, No. 3, Mengelwerk, hl. 100 tot 110.   BRIEF of BERICHT, WEGENS DE AFZET T I N G EENER VROUWE BORST; AAN DEN HEERE g. g r e e v e, Beroemd Stads - Heel - en Vroedmeester enz. te Utrecht. WEL-EDELE HEER! GEACHTE VRIEND! Beloofde ik UWEd. op uw verzoek, den uicflag eener thans zo zeldzaame als gevreesde kunstbewerking , (ik meen de afzetting eener vrouwe borst) welke ik op den Aden van de maand Augustus 1783 ,alhier volbragt, te berichten; zo voldoe ik deze belofte te gereeder, dewyl de geneezing zo volkomen, als gelukkig , berykt en uitgevallen ; als om dat een zeer ongunltig verfchynzel, na de operatie, de geneezing weerftreevende , afgewend en te boven gekomen is; het welk my heeft doen denken, dat het niet geheel onwaardig zoude geöorQ deeld  H2 HEELKUNDIG» deeld worden, dit antwoord op uwen Brief, in dit maandwerk, te plaatzen. De Weduwe w. sterk, oud42 jaaren,kreeg, na dat zy negen maaien gekinderd had, een ftoot tegen de rechterborst, en ingevolge hiervan, eene kleine fcirrheufe verharding , welke, van tyd tot tyd grooter wordende, eindelyk de geheele borst fchyf innam, en pynlyk werd, 't welk haar aanfpoorde naar hulp omtezien, na dat zy haar ongemak reeds drie jaaren gedraagen had. Hiertoe raadpleegde zy de bekende, (en te onrecht beruchte^ bagyntjes, zonder hulp te erlangen; integendeel, deze gceftlyke dochters befchouwden haar ongemak van dien aart te zyn , dat de aanlegging rnars middels niet baaten zoude, en lieten haar ongetroost, order het veel beduidende fchouder optrekken, (toen de lyderes verlangde te weeten, of haar ongemak hulploos en gevaarlyk was) vertrekken. Niet te vreden met de afwyzing van gemelde meederetfen, kwam zy den 1 aden July mynen raad er. hulp verzoeken. Ik vond de geheele borst- fchjf knobbelachtig en zeer hard, of fcirrheus, en de lyderes, op de eerfte voorftelling, tot de weg» neeming , zeer genegen : . zy was, bui¬ ten dit ongemak , gezond, en op dezen tyd ontdekte ik geene andere, van de borst afgelegene klie-  mengelstoffen. 243 klieren, opgezet op verhard, althans geene inwendige aangedaane borstklieren, waaromtrent men zeer * naauwkeurig onderzoek, wil men de afzetting der borften, volgends den voorzichtigen en verftandigen raad van Profèsfor c amp er , met gewenschten uitflag in 't werk ftellen, behoort te doen, kwamen in bedenking. Een zeer ongunftig kenteken, (fchoon niet in ftaat my af te fchrikken,) vertoonde zig echter, en verwekte by my eenige bedenking: daar ontlastte zig uit den tepel geduurig eene bruine, en fomwylen bloederige, fcherpe ftof. — Volgends het gevoelen van de beste en beroemdfte Heelkundigen, wordt dit verfchynzel niet, dan in die fcirrhi, welke op 't punt ftaan van kwaadaartig te worden, en eerlang in eene opene en woedende kanker uit te barften, waargenomen. Althans le dran, aan wiens getrouwe en echte waarneemingen, niemand, zo min als aan zyne ongemeene kunde, twyfelt, zegt hieromtrent: — Het gebeurt veelmaalen, dat 'er uit eene kwaade „ borst, verfcheide maanden lang, uit den tepel, „ of zelfs uit de huid rondom den tepe' , eena dun„ ne bloederige ftof, of eene etteracntige wei , „ zweet. Het ongemak der berst neemt daar door „ niet af, maar wanneer deze mtlekking ophoud, », neemt het gebrek (hy bedoelt de kanker,; heel „ fchieiyk toe.'^ Q 2 Hier-  H l HEELKUNDIGE Hierom fcheen het my toe, dat de afzetting, de eenige kans ter herftellinge, en voorkominge van eene woedende kanker,was, en dat dezelve, tydig i gefchiedende, gewenschte gevolgen hebben konde; indachtig het geen de kundige a. balthasaar, in zynen Brief, aan Doftor. j voegen van engelen , in het Genees-natuur- en huuboudkundig kabinet geplaatst, zegt: - „ Indien de kanker kan en mag weggenomen worden, dan fpreekt het van zelfs, dat de afzet. „ ting de kortfte en veiligfie weg is;" te meer,dewyl de klierige borstfchyf, fchoon geheel en al ontaart, voor 't overige van de borstfpier los was en de beroemdfte Heelkundigen, in foortgelyke gevallen, indien men ze niet alle van onkunde en ontrouw befchuldigen mag, veelmaalen geflaagd zyn; ook vond ik my verpligt, liever dit hulpmiddel te beproeven, dan haar aan het dreigend noodlot over te geeven; want, alfchoon men al eens vastftelde, dat de afzetting een onzeker hulpmiddel ware, zo blyft het ondertusfchen, naar celsus wyze fpreuk, zeker, dat het beter is een onzeker hulpmiddel te beproeven, dan de lyders hulploos aan hun noodlot over te geeven; te meer, indien dat hulpmiddel, door getrouwe en kundige waarneemers veelal goed bevonden is. Op zodanige gronden ftelde ik myne lyderes, de weg-  mengelstoffen. 245 wegneeming van de geheele borst, zo gemaklyk. en aanneemelyk voor, als mogelyk, en geoorloofd Was, .ten einde haar niet aftefchrikken. Na eenigen tyd, en na vooraf ook den raad van den Hoogleeraar b o n n, welke met de myne volmaakt ftrookte , ingenomen te hebben , befloot zy tot deze heelkundige bewerking zeer kloekmoedig. Onverwachts, en even vóór ik gereed ftond het handwerk te beginnen, befpeurdemen eene verharde klier onder den arm, welke noodwendig geoordeeld werd, (zoude de operatie wel flaagen,) weggenomen te moeten worden: hierom zag ik van de gewoone wyze van afzetting, die ik my had voorgefteld te zullen volgen, af; beginnende de incifie van onder den arm, ten einde wel verzekerd te zyn , gemelde klier, aldaar wegteneemen, of het reeds daar heen verfpreide kankerg'ift geheel en al te ontwortelen, het welk my, om hierin door de bloeding als anderzirs niet verhinderd te worden,best toefcheen Deze incifie vervolgde ik zo verre, als ik noodig en veilig oordeelde, om niet te vroegtydig de mam-flagader van een te fcheiden, welke my, buiten deze voorzorg, hinderlyk had kunnen zyn. Hierom, tot op die hoogte genaderd zynde , vertoonde zig ook geene bloeding van aanbelang, althans geene zodanige die in flaat was my in het handwerk te kunnen hindeQ 3 ren,  24» heelkundige ren, en derhalven was ik in ftaat, om gemaklyk en op de gewoone wyze, de borst op nieuw, met myne vingeren, van de ribben af, en tot my, trekkende, van de borstbeenszyde eene tweede incifie te beginnen, dezelve te doen doorgaan tot in de eerfte, en aldus de operatie te voltrekken. Door foortgelyke voorzorg, had ik het genoegen te zien, dat de mam- flagader, niet, dan op 't einde der kunstbewerking, doorfneeden werd, en gelegenheid verfchafte, (door de kundige hand van den Heere labee, welke dit vat volmaakt digt floot, onderfteund,) om het verband genoegzaam droog aan te leggen, zodanig daardoor aanplakkende, dat 'er naderhand geene bloeding weder verfcheenen is. In het doen der kunstbewerking, had ik, ten opzichte van het kankergezwel, en 't geene daaraan vermaagfchapt was, niets gefpaard, dan wat het vel aanbelangde; hieromtrent had ik, zo veel my mogelyk was, en veilig toefcheen, de fpaarzaamheid in 't oog gehouden, ten einde eene fpoedige geneezing, naar kunstvermogen, te bevorderen. Zodra de verëttering der ontbloote deelen genoegzaam fcheen, bevorderde ik dit oogmerk verder, door de randen van 't vel, met ftrooken kleefpleifter, en een voegelyk verband, tot eikanderen te doen naderen. - ■■■ - De geneezing vorderde , fchoon  MENGELSTOFFEN. fti.7 fchoon langzaam, tot aan den loden Oébober, en werd zekerlyk zeer begunftigd door de toediening van de Cort. Peruvian. Dan, niettegenftaande afie tiangewcnde zorgen, en alhoewel de zweer plat en zuiver was, niets dan een weinig vel behoevende , zo hield de heeling op , en dezelve bleef onveranderd tot den 5den November; maar, den óden derze've maand het verband afneemende, zag ik, met verwondering en leedweezen, het reeds byna voltrokken vel-teken, ter grootte van een gulden, losgebroken ; laager in het zelve vel- of lid-teken, ontdekte ik twee kleine zwarte flipjes , of verftorvene huidplekjes. Gemaklyk befeft UWEd. welken uitflag ik my toen van deze kunstbewerking konde belooven: waailyk, ik vreesde niet weinig dat de weg tot my» ne veröordeeling, ten dezen opzichte, gebaand was, en eene op nieuw uithardende en moordzieke kankerwoede myne lyderesfe verflinden zoude ; althans , toen ik den volgenden dag befpeurde dat ook gemelde zwarte dippen, ieder in gaten, ter groote van een hollandfchen duiver, veranderd waren. Den 7den van bovengemelde maand, was ik reeds bedacht, en herinnerde my,'t geen ik in myQ 4 ne  *4® HEELKUNDIGE ne prysverhandeling f58) aangetekend heb: „De ,, afzetting zal altyd gelukkig flaagen, indien men t, dezelve tydig genoeg doet, vooral wanneer de ,, kanker door eene ifitwendige oorzaak voortge,, bragt is, of haaren eerflen oorfprong genomen „ heeft, volmaakt los ligt , en de lyders voor 't „ overige gezond , middeljaarig, althans niet te „ oud nog verzwakt zyn. Dog in ongunflige voor„ werpen, of gevallen, die uit eene inwendige oor. ,, zaake voortgekomen zyn, de afzetting doende , „ kan het gebeuren, dat de kanker, na de weg„ neeming , met des te grooter woede wederkee,-, re , het zy op dezelfde, of op eene andere „ plaats." „ Men zal dit toeval evenwel veel kunnen ver„ hoeden , en eene welgedaane afzetting te hulp „ komen, door een cauflicum op eiken arm te „ plaatfen, om , wanneer de verè'ttering van de „ wonde begint op te houden, door de verëttering „ op de armen, de kankerachtige floffen, welke met „ de vochten vermengd zyn , af te leiden, le n dran heeft dit, in zyne Raadpleeg, pag. 60. na „ het wegneemcn der kankerachtige borften, zeer „ goed gevonden, en zeer goede gevolgen daarvan » ge- (58) Zie hetGeneesk. Genootfcha'p, Servandts Civibus IV. D. bl. !8p, enz.  MENGELSTOFFEN.' <2ty ,, gezien. Mogelyk zoude de fchil van het Bois de „ Garou , niet minder dienflig zyn : althans l e „ dran heeft de afzettingen, onder foortgelyke „ voorzorgen, zeer.goed bevonden." (59) Dit gaf my aanleiding de fchil van het Bois de Garou, aan den arm van dezelfde zyde des gebreks, ter beproevinge, aan te leggen; dan, zo lang deze geene genoegzaame afleiding maakte, veranderde de miskleurigheid niet, en het reeds vernietigde vel-teken werd dagelyks grooter; zynde de omtrek der zweer, die zo wel in diepte als omtrek toenam, op de minde aanraaking, allergevoeligst. Niet zonder redenen vreesde ik een geheel ongelukkigen uitflag van dit handwerk te zullen ondervinden , terwyl ik myne lyderes , op alle mogelyke wyzen, in haare opgevatte hoop van herftellinote gemoed kwam, en flerkte, zonder iets van wegen gegronde vrees voor het tegendeel, te laaten blyken. Niet weinig was ik verwonderd en te vreden , over eene, even fpoedige omkeering van zaaken, welke weder nieuwe hoop, ter gclukkinge van myneo-e. neezings-intentien opleverde, toen ik den nden No- f59) Zie Mem. de lAcadem. R. de Ckir. Tom. VII. fag. 128. Q 51 1  S$9 HEELKUNDIGE November befpeurde, dat de ontvelling, door de fchors van de Gar >u am den arm, eene ruime hoeveelheid ichor geloosd had. Van dien' dag af, ontdekte ik geen fcherp vocht meer, uit de borstzweer vloeijende: integendeel eene goede, witte, balfemachtige etter bedekte dezelve, en begunfligde derwyze de hecling, dat deze, den loden van laatstgemelde maand, reeds volnokken was. Niettegenftaande de herftelling haarer volkomene gezondheid,en een zeer fterk en duurzaam belovend lidteken, vond ik, veiligheidshalve, raadzaam, de etterdragt aan den arm beftendig te doen aanhouden, om dezelfde redenen als ik zo even gemeld heb. Nog een zeer geruimen tyd, en in eene ruime hoeveelheid, liet ik met het gebruiken derCort. Peruv. aanhouden,- althans myne lyderes verzekerde my onlangs, hiermede tot aan het laatfte van December voordgevaaren te zyn. Den aoften en suften van Slagtmaand, werd zy door verfcheidene beroemde Genees- en Heel-kundigen befchouwd, en voor volkomen geneezen erkend: dan, deze geneezing was ook onbeftendig, zy trof, den Aden December, het ongeluk van te vallen; één der voorbygangers rukte haar in eens, by den rechter arm aanvattende, op , en hierdoor werd  MENGELSTOFFEN,; werd het lidteken, het welk zig van de borst tot onder den arm uitftrekte, van één gereeten. Den sden der zelfde maand, haar weder ziende, vond ik eene ontvelling, ter grootte van een twee. Huivers ftukje. Eene eenvoudige en zachte behandeling heeft haar, (niettegenftaande deze tergende beproeving, gelyk men het zoude kunnen noemen,of de geneezing duurzaam zyn zoude,) ook van dit toeval gered: zy was den li den derzelfde maand weder volkomen geneezen. Niets kan men, onzes bedunkens, voor zekerder bewys, van eene geweezene plaatslyke kanker, door de afzetting, houden, dan wanneer'er foortgelyke omftandigheden, als in ons geval, plaats hebben; en wanneer nog daarenboven, het gemaakte lidteken , het zy door toevallige of andere omftandigheden beproefd, en getergd wordende, desniettegenftaande weder te recht gebragt kan worden, en beftendig geneezen blyft. My dunkt ik hoor UWEd. deze opmerking of vraag reeds vóórhellen: Zoude men niet te recht twyfelen, aan een gelukkigen uitflag,in foortgelyke omftandigheden en toevallen, als.'er in gemelde geval getoond zyn,indien de etterdragt aan den arm verzuimd was? althans uit het voorgevallene, tusfehen den 6den en nden No-  2£2 HEELKUNDIGE November, fchynt zulks gemaklyk en duidelyk opgemaakt te kunnen worden! Zie daar W.Ed. Heer! reeds verfcheidene vraagen van UWEd. beantwoord, de overigen zal ik, zo kort mogelyk, oplosfen. Eerfte: Is de beweeging of fpanning der borstfpier met telkens binderlyk,en een beletzei geweest, om de volkomene fluiting der wonde te voltrekken? Voor zo verre de verhindering in de geneezing, door de beweeging van den arm, en dus door de fpannmg derborstfpier, kon te wege gebragt worden, heb ik zulks door de rust aan te beveelen en,zoveel kunst- mogelyk waS,de beweeging te beletten, met den arm aan die zyde, en 't bovengedeelte met het windzel 't weJk voor 't overige de borst bedekte, te omvatten, e„ tegen het lichaam aan te fluiten , met gewenscht gevolg voorgekomen. ° Tweede;Cin eenen laater tyd;ishet lidteken ook zodanig mgetrokken, en de huid op de borstfpier Srenl ^ ^ ^ l0°Pt' VaD weder °P * Door voorgemelde hechtpleifters, waarmede het • V\" Óeru0nUrek ^ W°nde> ftaande de ge~e«ng, by^efthoven en bepaald werd, is de wond, en  MENGELSTOFFEN. 253 en dus ook het lidteken, zeer verkleind geworden, en biedt weinig oppervlakte ter openfcheuringe in de gewoone beweegingen aan, en derhalven de borstfpier, voor het grootfte gedeelte met ongefchonden vel gedekt, heeft 'er geene merkbaare fpanning, maar gemaklyke glying in de beweeging, plaats. Derde: Befpeurt men ook op andere plaatzen ver» fchyn zelen van fcirrhi of kanker? Een naauwkeurig onderzoek, eenigen tyd na de volkomene geneezing gedaan, doet my des wegen volmondig , neen , antwoorden ; want, alle die plaatzen, alwaar men uitwendig aan 't lichaam klieren ontdekt, en daar men bygevolg zodanig kenteken zoude moeten "gewaar worden, zyn tot heden niet opgezet, nog fcirrheus , veelmin kankeiach. tig, ontaart,' maar in tegendeel zacht, en op het aanvoelen onmerkbaar. Die plaatzen, welken niet voor het uitwendige gevoel vatbaar zyn, kan men veilig welgefteld voorönderftellen ; dewyl de lyderes nog geene ongemakken of pynen , waaruit eene ongefteldheid van het klierwezen op te maaken is, heeft waargenomen. Vierde en laatfte: Mag, en moet men, in eene enkelde plaatslyke fcirrhus of kankergezwel, die de geheele borst beflaat, met aandoening der oxelklieren, in zo verre die voor het mes vatbaar zyn, om weggenomen te kunnen worden , onaangezien de  *54 HEELKUNDIGE de twyfelachtige oorzaak van'in-of uic-wendig, volgends eene goede heelkunde, hec handwerk ter uitroeijinge beproeven ? Volgends goede heelkundige waarneemingen van de beroemdfle mannen, in de fchriften der ouden, volgends hec getuigenis der nieuweren , de proeven der tydgenooten , en onze eigene ondervinding, kan, mag en moet, een fcirrhus , (60) ook die kankerachtig genoemd kan worden , of liever het kankergezwel zelf, weggenomen worden ; onaangezien de aangedaane oxelklieren, zo lang ook dezen , veilig, en gelreel met de aangedaane borst kunnen medegenomen worden, en in die gevallen, inzonderheid, alwaar eene uitwendige klierbelediging gelegenheid gegeeven heeft, tot eene plaatslyke kankerverbastering: en , wat aanbelangt uwe meerdere gewigtige bepaaling tot die gévallen, alwaar de oorzaak van het kankergezwel onbekend , of twyfelachtig is; hieromtrent be- (60) Immers dit ftrookt met uwe eigene denkbeelden volmaakt ; dewyl gy my zelf verklaarde, „dat, onaangezien onze hedendaagfche Heel Huldigen van andere gedachten „ waren, gy evenwel verzekerd waart, dat de uitroeijing ,, door het mes alleen, met voordeel, ter uitroeijinge van „ fcirrhi konde in 't werk gefteld worden, en dat deze „ werkwyze de zekerfte was."  MENGELSTOFFEN. 255 beken ik gaarne, dat eene zeer naauwkeurige op. lettendheid en oordeelkunde te pas komt, ten einde foortgelyke Heelkundige bewerking aan te pryzen, bovenal uittevoeren, aftewyzen , of te veröordeelen. Voor my, zo lang ik niet beter onderricht worde, niets van het eigenaartige gift kenne, of voor zo verre de oorzaaken eener kankerachtige fcirrhus ons onbekend zyn,en eene kankerachtige ontaarting ' der klieren plaatslyk is, geloof ik voor zéker, dat de geheele ontworteling, door middel van het mes, het eenige zekere geneesmiddel zyn kan ; en het fchynt my toe, uit het geen anderen, en my zeiven, meermaalen gebleeken is, eveneens te zyn, of eene uitwendige belediging eenig klierwezen , aanleiding tot foortgelyke kankerachtige ontaarting gegeeven heeft; dm , of eene kankerachtige gefteldheid, in het lichaam aanweezig, door eene ons on. bekende oorzaak , zig in de mam of elders plaatst en openbaart, indien maar de geheele masfa des bloeds niet met het kankerfmet vergiftigd voorönderileld kan worden ,* het zy door eene algemeene kankerachtige verbastering der vochten, of door verbreeking van die bekende blaarachtige bewaarplaats van het kankergift, in het midden van fommige plaatslyke kankergezwellen huisvestende, het welk gelegenheid geeft, dat deze fmetftof, onder de vochten opgenomen en  25 HEELKUNDIGE en medegevoerd wordende, het handwerk verbiedt, door veele klierige ongefteldheden allerwegen, kennelyk, te vertoonen. Indien de kankerachtige ongefteldheid der klieren, altoos afhing van eene algemeene befmetting of kankerachtige ontaarting der vochten, en dat die altoos vooraf plaats had, eer 't zelve in eenige klier zig openbaarde, en dat dus, de kanker nimmer afhing ' van eene uitwendige belediging, of plaatslyk zyn kon; dan zoude de wegneeming in geen geval, hoe ook genaamd, flaagen kunnen, en men zoude aan alle waarneemingen, welken het tegendeel bewyzen, met reden twyfelen, zo nier het geloof ontzeggen kunnen; ook zoude daaruit noodzaakeiyk volgen, dat de uitflag eener gelukkige geneezing doet blyken, dat het kliergebrek, 'c welk men weggenomen heeft, geen kanker, maar eene verharding van eenen anderen aart, moet geweest zyn. Dan, wie zal zo dwaas zyn, zulk eene theorie, die de beste en getrouwfle Heelkundige waarneemingen den bodem inflaac, te omhelzen, en zyne lyders op dien voet de mogelyke hulp ontzeggen? Wat recht toch, hebben wy verkreegen, of zouden wy ons aanmaatigen , om de beroemdfte mannen, door verdienden geëerbiedigd, ten dezen opzichte, van ontrouw, of onkunde, te befchuldigen, daar wy niet beter a misfchien minder , de kanker ken-  MENGELSTOFFEN. &5f kennen , dan de oudfte Heelkundige Leermeesters. Immers, dezen hebben hunne theorie op menigvuldige ondervinding gegrond , en dat is de rechte weg, om op zekere gronden, a pofteriori, gevolgtrekkingen te maaken , en een leerflelzel aan te bieder. Zulk een leerftelzel kan,mag.en moet men omhelzen , in plaats van zulk een , daar de ondervinding gewrongen , en verklaard wordt, naar eene theorie die men uitgedacht heeft, en voor nieuw en beweezen wil opdisfehen: is dat niet tegen alie regelen eener gezonde oordeelkunde? Niet in alle gevallen, het is waar, zal de afzetting altoos flaagen; maar, heeft aren daarom.het recht om te ftellen, dat, by alle mislukte bewerkingen alleen, en niet by de welgeflaagde, vooraf, een kankergezwel plaats had? Is dat wel iets anders, dan den uitflag eener kunstbewerking bcöordeelen , naar eene theorie, welke men gedacht heeft met de gezonde reden overëen Ee ftemmen, daar die op geene andere dan wankelbaare gronden fteunt, en gebouwd is op die enkelde ongelukkig uitgevallene handwerken , welken , kort na derzelver uitvoering, door eene woedende kanker, op dezelfde, of eene andere plaats, gevolgd zyn? " " Hoe heeft men toch kunnen opR rnaa-  25S HEELKUNDIG! maaken, dat, by gevolg, de wegneeming der vroüwen borden, in alle gevallen van kanker, altyd afgeraaden , en veroordeeld behoorde te worden ? mdien dit doorging , dan zouden wy immers zeer veele andere kunstbewerkingen op denzelfden prys waardeeren , en zeer veele menfchen onze hulp ontzeggen moeten, om reden dat men nimmer zeker is van eenen gelukkigen uitflag onzer uitvoeringen.- Om dit met een voorbeeld op te helderen, zoude men kunnen vraagen : wanneer een arm of been , om reden van een aanmerkelyk beenbederf, of koudvuur, noodig en noodzaakelyk geoordeeld werd aftezetten , en zulks met een gewenschten uitflag uitgevoerd werd; maar dat, kort daarna, het koudvuur aan den ftomp, of op eene andere plaats , door verborgene oorzaaken, weder verfcheen,en den lyder deed derven i zoude men daarom de afzettingen voor altoos , en in alle andere gevallen , veröordeelen en afkeuren ? om te bewyzen, dat dit het zelfde en niets anders gezegd is, zoude zeer weinig moeite kosten; en dat zulk eene veröordeeling van foortgelyk heelkundig handwerk ongegrond zoude zyn , zal ieder heelkundige gemaklyk befeffen, en door allen aangenomen worden. Ik vlei my uwe vraagen, voor het tegenwoor- di-  MENGELSTOFFEN. 259 dige , voldoende beantwoord , en uwe gegronde bedenkingen opgelost te hebben : met reden derhalven zoude ik hier eindigen kunnen , dan , ik vind het noodig , den toelland van myne lyderes, tot op heden , nog korrlyk te moeten mededeelen , dewyl daaruit te meer de volkomene en welgeflaagde kunstbewerking, en de duurzaame geneezing, blyken zoude. De maandlykfche ontlasting verfcheen, by myne lyderes, op den gewoonen tyd, agt dagen na de operatie, en , van dien tyd af tot op heden , houdt dezelve eenen geregelden loop. Van den nden December tot op heden , heb ik haar van tyd tot tyd gezien , en bevonden, dat het lidteken, zo wel op de borstfpier, als onder den arm , volmaakt wèl blyft , fterk genoeg om de bewegingen te kunnen verdraagen. ———• Op myn aanraaden, niettegenftaande zig.alles gunllig opdoet, draagt zy nog aanhoudend den etterdragt op den rechter arm, welke zeer aan het oogmerk voldoet. Heb ik voldaan aan uwe begeerte, met de me' dedeeling des gevals, kort, echter r. aauw keurig , wat de omftandigheden belangen , op te ftellen ; ontvang dezelve met die toegenegenhei 1 en zucht om nuttig te zyn aan 't menschdom, u byzonder R 2 ei-  '2$0 HEELKUNDIGE eigen , van uwen welmeenenden vriend , die met waare hoogachting wegens uwe verdienden , onderlinge , hardyke , en gulle vriendfchap , zig noemt, Wel Edele Heer! Geachte Vriend! UWEd. zeer D. W. Dienaar Amlteldam den giften February, 1784. ZE LD-  MENGELSTOFFEN. ' 2.61 ZELDZAAME WAARNEEMINGEN, VAN GEHEELE, EN TEN DEELE ONTLASTE, EN WEDER AANGEGROEIDE, ONDERRA AKEN. De waskzaame, werkzaame , en getrouwe dienaaresfè , voor het behoud en het leven des menschdoras , de Natuur, coet ons menigmaalen wegens haare wonderbaare werking, in verwondering meer opgetoogen zyn, dan over de voornaam* fte en gewigtigile bedryven , en best uitgevoerde handwerken der gantfche heelkunde. Zo (hekken de volgende waarneemingen, onder het oog van verfcheidene der bekwaamde kunstgenooten voorgevallen , ten bewyze dat Natuur heelkrachtig is, wanneer de kunst bezwykt , en niets vermag, dan hinderpaalen, die de eerstgemelde in haare werking kunnen ftooren,uit den weg te ruimen. Aanmerkelyke bedorvene gedeeltens der onderkaak , tusfehenbeiden de geledings uitfleekzels, zo wel, als van de bovenkaak, heb ik menigmaalen zien uitvallen, en door de werkzaame Natuur , herftellen : maar een geheele loozing der ondefR 3 kaak,  262 HEELKUNDIGE kaak, met de geledings uitfteekzels, ter wederzyde, zo wel, als de feparatie van de helft eener onderkaak, met het kraaijenbekswyze en gewrichtsknokkelachrige uitfteekzel, met gevolg eener volkomene herftelling, door eene nieuwe beweegbaare kaak, en'aanvulling eener verlorene helft, in een jong, en een oud man van 70 jaaren , fcheen my zeldzaam, en genoegzaam waardig toe, ter mededeelinge, en bewys, van het vermogen der heelkrachtige Natuur. In de maand Augustus van 't voorgaande jaar, 1783, kwam in ons ziekenhuis een man, oud 38 jaaren, welke federt eenigen tyd te vooren ziek geweest was, en fterk gekwyld had, zonder eenig ge. neesmiddel gebruikt te hebben. Alle de tanden en kiezen had hy uit de onderkaak reeds verloren, cn zyne kwyling, die vermoedeiyk door eene verborgene beenbederving, op de eene of andere plaats veroorzaakt was, wilde voor de gewoone gebruikeïyke middelen , daar tegen , niet wyken. Het tandvleesch der onderkaak alleen, was zeer gezwollen, ligtbloedend, en pynlyk , en over het geheele boven en middengedeelte vanéén gefcheiden, zodanig dat de geheele kaak, met haar kasboogsgedeelte eindelyk ontbloot raakte. . De vanéénwyking des tandvieeschs, werd aanmer- ke.  MENGELSTOFFEN. 263 kelyker-, en zelfs de grond der kaak geraakte voor het gezicht bloot , zo dat men met reden de af. fcheiding van een aanmerkelyk gedeelte te gemoec zag; maar in geenen deele, op het verlies der geheele onderkaak,met de gewrichts uitfteekzels, bedacht was. De lyder zelf wist zig in 't 'geheel niet te herinneren, ooit eenig bederf aan zyne tanden, of kiezen, welken hy ftaande den tyd der kwyling verloren had, gehad te hebben; ook geene plaatsly» ke pyn , ontfteeking , verzweering, of iets cerge • lyks, had hy immer aan zyne onderkaak befr urd; dus was ook deze kaaksöntblooting, toen hy onder onze behandeling was, zonder eenige andere pyn, dan die, welke men gewoonlyk ontdekt, by hun, die ten tyde der kwyling gezwollen en ontveld tandvleesch hebben, en deze pyn verdween ook, zodra gemelde zwelling bedaarde, en de ontvellingen geneezen waren. In gemelden toeftand bleef onze lyder eenigen tyd, doch eindelyk raakte'er een aanmerkelyk ftuk, • van het rechter zydelyk kaakgedeelte van hec overi. ge los, en werd gemaklyk uitgenomen, en korre dagen daar na, gevolgd door een ander , meer midden en kleiner gedeelte: ——. Toen fcheen het, als of de natuur eenigen tyd werkeloos was, ja zelfs was het zeer twyfelachtig,af het hier by blyven R 4 zou  2Ö4 HEELKUNDIGE zoude, dan of 'er meer feparatie te wachten ware. Ondertusfchen hield men met de ge¬ nees- en heel - kundige toedieningen , in zo verre die noodzaakelyk waren , en van dienst konden zyn, aan: eindelyk, de poogingen der Natuur hervatteden zig, en zy fcheen met vernieuwde'krachten haar begonnen werk te willen voltooijen ; want, men zag van tyd toe tyd, dat andere gedeeltens der kaak opgeligt, en vöoi'dgeftuwd werden, en zo verre losgemaakt', dat de lyder dezelven , op de allergemaklykfte wyze, konde uimeemen, zodanig dat hy in den tyd van drie maanden, zyn geheele onderkaak, doch ftüksgewyze, met de wederzydfche knokkelachtige , en kraaijenbekswyze uitfteekzels, byëengezameld had. Intusfchen de feparatie, ontdekte men den nieuwen aangroei eener andere kaak , de vorm der voorige volgende, zynde in den beginne lederachtig op 'c gevoel, en naderhand (de behoorelyke hardheid verkreëgen hebbende) konde de lyder dezelve behoorelyk beweegen , en tot de kaauwing gebruiken. De nieuwe kaak verfchilde aÜeenlyk in breedte van de voorgaande, ook was het kinfluk korter en ronder , waardoor dit gedeelte, ver onder de bovenkaak, by de fluiting des monds, zig infehoof. Deze lyder is van November 1783. tot Mei 1784.  mengelstoffen. 26*5 1734. in ons ziekenhuis, (herfteld van zyne gemelde kwaal,) om andere redenen, gebleeven,en hecfc toen, volkomen gezond, hetzelve verlaaten. De onregelmaatigheid , der ftuksgewyze kaaksioozing, is de réden, waarom ik geene voldoende aftekening heb kunnen laaten vervaardigen. Hec naauwkeurig medegedeelde geval, hoop ik, zal ge, noegzaam voldoende zyn aan ons oogmerk., om naamlyk te bewyzen, dat Natuur nog heelkrachtig is , wanneer de kunst bezwykt : om hiertoe een tweede bewys by te brengen, zullen wy een foortgelyk geval, van eenen anderen lyder hier by. voegen, en de aftekening van de helft, zyner geloosde kaak, op de vierde plaat,fig. Itl,en IV, mededeelen. jan roezink, oud 70 jaaren, werd ter her. ftellinge , den I4den January 1784. in het buiten gasthuis , ons toegezonden. j Hy had federt langen tyd, aan eene diepe pyn, zwelling en ont. fteeking aan de linker zyde van het aangezicht, in. zonderheid langs de onderkaak, zo hy zig verbeeld • de, ingevolge eener bedorvene kies, welke uirge» vallen was, onderhevig geweest: deze verfchynzelen, fcheenen na de uit- en in- wendig toegediende hulpmiddelen, eenigzins te verdwynen, althans de ontfteeking,zwelling, en pyn waren,tegen hec ein- • de van gemelde maand, zodanig verminderd, dat wy geen de minfte gedachten althans, op Caries aan de onderkaak, maaken konden. R 5 Oa.  266 HEELKUNDIGE Ondertusfchen vernieuwden zig de pynen er) ver* heften zodanig, darde ontfteeking, allergeweldigst, toeneemende, in het midden van de maand February,reeds tot abfees aan den rand,*en hoek der onderkaak, overging. Het ettergezwel geopend , en de etter ontlast zynde, konde ik dit gedeelte der kaak, met een fonde , ontbloot voelen , evenwel maar voor een klein gedeelte, waarom men ook de aflehyding van een klein gedeelte te gemoet zag .- dan. niettegenftaande hierna de ontfteeking en zwelling bedaarden, zo verminderden ondertusfchen zyne pynen geenzins; integendeel, dezen verheften zig, en 'er volgde eene aanmerkelyke kwyling, welke niet verhinderd konde worden , noch te fluiten mogelyk was. De kwyling had het zelfde gevolg, als van onzen voorgemelden lyder,het tandvleeschnaamlyk,fcheidde van elkander , en de geheele linker helft, of de bovenrand der onderkaak tot aan de kin , geraakte ontbloot, en wy verwachtten, eene ibortgelyke uitwerking der Natuur, als in her eerstgemelde geval, in 't jaar 1783, en hierom was onze behandeling, ten einde de Natuur behulpzaam te zyn, ook dezelfde. De affcheiding ondertusfchen ging zeer langzaam voord, en verfchilde van de voorgemelde in zo verre,  MENGELSTOFFEN. 367 re, dat dit ontbloote kaaksgedeelte, niet ftuksgewyze, maar verëenigd, en gelykerhand opgeheven, en uitgefloten werd. Naar maate de vordering der feparatie, kon men duidelyk de invulling van een ander nieuw kaakftuk gewaar worden, het welk ook in den beginne, op het aanvoelen, lederachtig vast, vervolgends vaster, en eindelyk beenachtig hard, is geworden. De affcheiding was moeijelyk, en pynlyk, tot dat dezelve,na verloop van vyf maanden,volkomen was, wordende zeer gehinderd en lang vastgehouden, door de vaste, om- en in- hechting, van de pees der flaapfpier , aan het kraaijenbekswyze uitfteekzel; zodanig dat, offchoon dit geheele kaakfluk , zeer hinderlyk, en ver buiten den mond , opwaards uitftak, hetzelve hieraan alleen, omtrent een maand lang, bleef vasthangen; doch eindelyk, den i8den July,vattede onze lyder het buitenwaards uitfleekende gedeelte aan, en haalde het zelve langzaam, voorzichtig, en gemaklyk uit. De nog overgeblevene geringe zwelling , en ontfteeking waren , den 22ften, geheel geweeken: de nieuwe helft der kaak is,van tyd^tot tyd, vaster geworden,met de oude overgeblevene helft volkomen verëenigd, en onze lyder kan alle noodt ge beweegingen met zyne half vernieuwde kaak ver-  £68 Heelkundige mengelstoffen. verrichten , alleenlyk kan hy niet zo wyd als te vooren de neder waards beweeging, of gaaping, uitvoeren. Ondertusfchen heeft hy tot den i8den Augustus eene volmaakte gezondheid genooten, cn zoude ons ziekenhuis hebben kunnen verhaten, ware het niet, dat hy, den aoften, door eene, fchoon geringe, feiris intermittens, verhinderd was geworden.