Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3341 7790    D E GOEDHARTIGE LIGTZINNIGE B L T S P E L, I N V Y F BEDRYVEN. Te AMSTERDAM, 3 y H. BRONGERS,' 1793-   D E GOEDHARTIGE LIG TZINNIGE B L Y S P E L. I N V T F BEDRTVEN. Y  PERSOO^l^. Julia li&thait. een Jonge Weduwe. Mevrouw Pron k, Julia's ovërlei.ne Majts Zuster. Charlotte, vtrtrtuwde Vriendinvan Julia, Wal berg, dejor.ge: Minnaar var. Julia. Walburg, de oude Oom1 e Baron Lilla, een jong Officier. De Graaf Flinsteï, een vreemden gelukzoeker of valfchenjpeder. Tiif.rese, Kamenier van Mevrouw Pronk. Clarissa, Kamenier van Julia, Ztistir van Fr koe rik. Knecht van Walberg de jongen. Een Klerk van j u li a's Advocaa:. .Eer. Knecht van. j u 1.1 a. Een Knecht van Mevnuw Pronk. h'ei Syeelt.hf.tu het Huis van Mevrouw Pronk , en begint ':mortens om tien uur en einaig'. 's c.vund.  Hier n- derde Compliment...!   D E GOEDHARTIGE LIGTZINNIGE. EERSTE B E D RT F Het Tooneel is in een Kamer van Mevrouw P r o n k. EERSTE TOONEEL. Mevrouw Pronkt Thesïse. Mevrouw P K o n k, zit in volle order ge. kleed aan een Tafel en beziet zich in een Etiii* Jp tegeltje. i herefe ik waarfchuw ó ! vind ik nog een- tm.ü zoo veel ftof op de Spiegels dan kunt gij u van een' anderen dien-t voorzien. Theeese, die met een doek de Spiegels in het vertrek afveegt. Mevrouw, hoe is hef mooglijkdat 'er weèt Y 3 ftof  335 gokdhartigb LlOTZINHICie. fiof op de Spiegels is, 't is nog geen halfuur geleden dat ik ze nog allen afgeveegd heb. Mevrouw Pronk. Zonder tegenfpreeken Therefe, gij weet dit ik het neten zindelijk wil hebben. Hier, liet eens in dit fpiegelrje, hoe glad er. wit is hier mijn vel in , en daar in dat morsige glas, '/ie ik 'er uit, zoo geel als veasch, vol zomervlekken én kleine blaArtjes . • • Wel foeiikfchrikfe van jnii zelve ( zy beziet zich weder met cm zoortvan welgevallen in haar Etüifpitgeltjti) t h e r e s e, l ziet over haar' fchuder mcd'in het Etüifpiegeltje.) b Ja Me vrouw heeft daar wel eens zoo liefeea Miniatuur gezichtje in — mij dunkt iklijkna ook wel eens zoo mooi als anders; ik heb al dikwijls bij mij zelve gedacht, dat men die enbehouwe fpiegels, die ons zoo grof en groot voor ftellen, maar moest af fcha ten. Mevrouw P k o n k- Pi? gedachten is zoo onaartig niet. . .maar w .ar zijn m jne handfchoenenenmijn' Waaijer < The-  Eïrst» B t d « t y. 33. Mevrouw Pronk. Dat is xoo veel te beter, een'iongen boom is ligt te buigen, the leid men zgj als men wil. TWEEDE TOONEEL. Mtvrouw Pronk, Mevrouw Ligt hart, e T h k r e ( e. Mtvrouw Ligt hart, (in 't nachtgewaad kimtfckieiyk in.) Goede morgen lieve Zusrer! hebt ge wel gtr rust" reeds zoo vroeg in volle order gekleed! waar moet dat zoo vroeg heen ( tegen Therefe, die ze xagtjes op de wang jlaat) eu hoe maakt gij het lieve kldnc t Y s T n e"  3|i goedhahtige L i g t z t nKt g 3. T h t r e s e , zich buigende.) Tot uwen dienst Meviouw. Meviouw Pronk, (keel.) Ik hou mij aan mijne gewoonten: maar gij zult mooglijk wel weder de halve nacht in het labeuren geweest zijn ? Mevrouw LlGTHABT. Nergeraaden . . . 't was drie uureneerikop mijn bed kwam, ha, ha, ha, ik moet u de klucht vernaaien die Chariotte en ik gehad hebhen. Mevrouw Pronk. Laat eens hooren, 't zal zeker weêr wat klumtigs wezen- Mevrtuw Ligtha»t>(' tusfchenbeiden lagchende.) 't Is om je dood te lagchen. Gij ken1" ha are invallen 't is toch een aardige meid; gis eren avond roen wi: gedaan hadden met eeten, gij waard gaan flaapen, zeide zij tegen mij'. het is nog kermis en overal word gedanst, wat dunkt u Julia as wij ons eensin'tmeidenpak ftaaken en eerige Jpeelhuizen gingen be- zoe-  Eessti B « d r y y. 31» goeker, geen mensch. kent ons, wij zullenon* koning-lijk vermaaken. Ik ftemde bet toe , e» zij trok de klcèren van haar en ik van mijn Kamenier aan , wij flxeekenzoo de deur uit en lieten ons van een' knecht volgen, ook buiten iie» verij gekleed. op de eerfte danszaal liep het ftilletjes af met een ftuk twee, drie hollandfche Conterdansfen, waar bij Lotje haan hanöfchoenen en zakdoek verloor, en ik een knappe fcheur in mijn tafieboezclaar kreeg» raakten wij daar van daan. — Maar in d* tweede danskamer daar wachtte ons het geluk zoo bij het inkomen loopt 'er één op Charlotte aan, vat haar in zijne armen —— "zo» mijn lieve Meid benje daar" en hij knoffeldo en drukte haar zoo hartelijk dat ik 'er noft om moet lagchen ha, ha, ha. Mevrouw Pronk. Vatte hij haar in zijne armen, wel dat wal heestachtig. Mevrouw L i g t n a r t« Ja, Ja en hij gaf haar nog wel eenbaPduï» zend kusfen daar bij. " Mijn fchat, mijn En„ gel (zei hy) waar drommel hebt gij zoo lang „ geweest? hebt ge de Kermis al tor deeg be» kr<  843 Goedhartige LJi'gtzinstge. „ keken?" en hondert zink' fc oo.e vragen deed hij haar meer in eene.. adem. Char- lotte wierd boos, fret hem van zich en zei, onbefchaamde kaerel laat mij met vrede, zijn hartelijkh'-id veraiide'de in woede en hijwierp haar de fchandelijkfte benramingen naar het hoofd, anderen ramen het voor Ch r Otte op, men doeg, vloekten en raasden onder malkander, zoo dat Charlotte en ik beefden als een riet, en den Hemel weet hoe het zou afgeloopen zijn; maar tot ons geluk kwam Flinfter uit een zijkamertje fchieten, die ons uit het gedrang hielp en op ftraat bragt. Mevrouw Pronk", Fiinfter in een fpeelhuis ? Mevrouw L i g t h a r t. Ja, en wel in z'.jn Japon, met nog twee andere mansperfoonen, welken ik niet kende, die hen. zekir daarin gebragt zullen hebben. Mevrtuw Pronk. Welk eene onzinnigheid, a's gijlieden daar eens een orge;uk gekreegen had , gij hebt 'er zeker naderhand berouw over gehad T Mi-  Eerste Bediyï. 34+ Mevrouw Ligthart. WaaromT wanneer het voorbij is, lacht men 'er om, men kan 00!; altoos het hoofd niet lasten hangen , 'er moet o< k etns een grap',e wezen. Als ik zoo zou eeven als gij Zuster, Ja dan verkoos ;k liever in een Klooster te wezen. Alles zoo juist, zoo netjes, gebaar enen kleeding mogen niet eei)3 uit hunnen plooi (tomen, op het bepaalde minuutje moet men opftaan, al waren je oogen nog zoo digt van de ilaap als een pot, na het kleeden ditekt aan het ontbijt, honger hebben ot niet, 'savonds met kiokflag van tienen naar bed; wanneer men anders met plaizier nog eens een dansje of wandelingetje zou gaan doen. Thees s e. Ja maar Mevrouw Ligthart door zulk eengezet leven behoud men zijne fehoonheid. Mevrouw Ligthaet,( lagchende.) Schoonheid ? nu ik kan nog wel een weinigje misfen. ( zy beziit zich in den Spiegel) zoo ras als ik mei kt- da ze afneemt, zal ik ook beginnen, wat gezelter te leven. Af»-  345 Goedhartigs Ligtzinnige. M vrouw Pronk, (met Jlatighsid.) Het zou beterzijn dat mijne Zuster, nu reeds vat bedaarder wierd, zich van die wolpfche zoitiu Charlotte en" haare ligtvaard:ge uiifpannirger on deed , en wat meer wijs op haare zaaken ftelden , haar proces wat fpoediger voortgang deed hebben, het kon al lang uit de waereld weezen. Mevrouw Ligthart, (fcherzende zich buigende ) Dat wil op zijn goed hollands zoo veel zeggen als dat, daar ik mijn Zuster thans wat over de hand ben. zij gaarne zou zien dat ik haar huis verliet zeg bet maar voor de tuist weg Zuster , ik neem het u niet kwalijk Wanneer men zelve eene liefdens zaak aan de hand heeft, dan heef men niet gaarne iemand die ons zoo op de handen ziet, ja bet word dan gevaarlijk een meededingfter onder zijn dak te hebben. Mevrouw Pronk, ( ep eene honende wyze. ) Men heeft van dien kant zoo zeer geen gevaar te vieezen, een gezet wezen, goede order, en verftandigen ommegang boezemen meer hoog-  Eerste B e d r y f. 3^6 oogachting in, als zekere onbedwongene en wulpfche manieren. Mevrouw Ligthart. ö Ja dat is waar, zeer veel hoogachting, zeer veel eerbiediging, maar mijn allerlieffte Zuster bitret weinig liefde. En evenwel, wij Vrou • wen willen toch bemind worden, daar voor pronken wij ons zoo op, daarom maaken wij zulk eene uirfteekende vertooning van goede order: niet waar Zuster? door een' kleinen aartigcn Baron Lilla, laat gij uw humeur nog al eens verzetten, die geeft ons nogal eens een vergenoegden en opgeruimden avond , nu hij verftaat zich ook het kunstje, en hij heeft ge* lijk! maar was ik een mansperfoon en een 1'choone dame vorderde van m j, dat ik haar als eene godin, van verren op gebogen kniën zou aanbidden, fpoedig was de zaak tuslchen haar en mij afgedaan, n ik ging mijn fortuin bij een die wat minder vorderden, zoeken. DER-  347 Goedhart!ci Ligtzinniqe. DERDE TOONEEL. Mevrouw Pronk, Mtvreuw Ligthart, Baron LiiLAfliTiiUEii. Mevrouw Ligthart, C loopt'.fchielyk naar Liila toe en vat hem by de hand. ) Ha wellekom Liila! zoo eren fpraken nj van u , toe fpoedig, maakt uw nedrig Compliment (zy voett hem een voet/lap of twee voort) hier weder een (xy leid hem voor Mevrouw Pronk) hier het derde. Nu op uw knië'n («rwyi zy hem nederdrukt} uwe Godin aangebeden , en wanneer gij het waagen durft, haare hand gekust, of andeis de zoom van haar kleed ha, ha, ha. Mevrouw P s out, (tegen Liila, terwyl hy haar de hand kust.) Sta op (tegen Mevrouw Ligthart) uw* uitgelatenheid gaat te ver. Mevrouw Ligthart. Mijne uitgelatenheid . . . welk eene beledi. gende nitdmkking! gij zoud mij wel haast moei-  Eerste B k n r r f. 948 moeilijk maafcen, rmav neen d*i zal ik voo-uw p)a,Zier nie: worden. Hoor eens Liila mijne Zuster begeert welgepaste deftigheid , nu weet gij uwe zau gevaarlijk kunnen zijn of zou ten mirïften kwalijk urgelegt kunnen WO-den: gij weet niet mijn lieve Liila , noe ergdenkeni de waereld is, en hoe zich eene jonge Weduwe behoord in acht te nemen. Z % Be-  35i Goedhartige Ligtzihnigk. Baron L i l l a. o Mevrouw denkt daar omtrent ook al te naauwgezet Mijne hoogachting voor u blijft borg .... Mevrouw Pronk. 6 Op deze borg is bij verliefden nier veel te Tertrouwen . . . dat was eene hartelijke zucht Liila! . . daar ziet gij het nu zelf reeds, o: het geen gevaar in he^ft, wanneer men het waagt om met u alleen te zijn (zy veriergt haar gezicht agter haar' IVajè'r) hoe verleidelijk! . . Baron Lilla. (ij kust haar de hand.) Zou het wel mooglijk zijn om in het gezelfchap van Mevrouw ongetroffen te blijven ? .. doch op dit oogenblik vermeerdert nog eene bijzondere omftandigheid, mijne beklemdheid. Mevrouw Pronk. Eene bijzondere omftandigheid? ontbreekt u dan iets mijn lieve Lilla ? ontdek aan mij uw hart? Baron Lilla. Ik kan niet, ik durf niet ( hy Jlaat zich voor het hoofd) ik had moeten zwijgen. Me-  Eerste Bedryp. Mevrouw Pronk. Zeg het mij! uwe toegenegene, utve beste vriendin? (zy bedekt eenigzints vreesagtig haar gezicht) welk een woord ontviel daar mijn mond! Baron Lilla, (kuscht met eene gemaakte hattelykheid haare hand. ) Een woord dat mij verheugd; dat ik nog duizendmaal uit zulk eenen fchoonen mond wenschte te hooren maar dat ook te gelijk mijne verlegenheid vermeerdert. Mevrouw Pronk. Nog vermeerdert Ik begrijp u niet; nu fpreek op, of vind gij 'er vermaak in, in mij verlegen te zien ? Baron Lilla. Na alles wat Mevrouw Pronk aan mij reeds gedaan heeft .... zou ik het nog eens durven waagen. Mevrouw Pronk. 6 Waag het . . . zeg het mij mijn lieve Lilla, vordert men iets van u ? Z 3 Ba.  353 Goedhartige Llgtzinnige. Baron Lilla,' kuscht w aer kaarde hami.) Welk eene engelachtige toegefelijkheid!., en 'en zou unie- hoogach e , u niet aanbidden! . . M*aar zal Mevrouw her niet euvel opBe.nen ? Ik handelde tegen her verbod. Mevrouw Pronk. Tegen het verbod? . , Mijn Heer heeft mooglijk, weer hoog gefpeeld? Mijn Heer heeft mooglijk wéér verlooren ? Baron L iLt a. Et lebaam mij over mij zelve. Mevrouw Pronk. Hoe veel bedraagd de fom? Baron Lilla. Honderd dukaten , en wanneer ik voor morgen deze fchuid niet af doe . loept mijne eer gevaar , ik zal uwe hoogachting verliezen, mijne vuungtre wenfehen veriedeld zien. Dat, dat alleen maakt mij het meest veileegen . . . Mevrouw P r o n k , ( aangcaaan ) Uwe oprechte bekentenis, en ongeveinsde hitflelijkheid treft mij . . . Nu mijn lieve Lilla,  Eerste bedrtf. §54 ia, ftel u te vreeden, ik zal u de hondertdukaten geven, volg mij in de andere kamer; maar na deze reijze niet weer, gij moet zoo hoog niet fpeelen, dat zult gij mij wel willen belooven? Baron L 1 t, l a, ( kuscht haar geknield da hand.) Ja dat bezweere ik u, engelachtige Mevrouw: dat bezweere ik u aan uwe voeten; wanneer ik weder dat vervloekte dobbel, dat Pharo lbeel dan . . . Mevrouw P * o *r k. Zweer niet. Ik geloof ukoom aan, koom met mij. ZESDE TOONEEL. T h e r E S e. Hoe! niemand hier? beiden in Mevrouws kamer, ik wed Lilla heeft weder geldnoodig; ó! ó! die jonge Minnaars kosten wat! ZEVENDE TOONEEL. Therese, (s Mevrouw! mijne zaken roepen mij thans . . • . ( hy vtrirtkt.') De Graaf Flinstek Ja, Ja men wagt al reeds naar het geld mijn goed • man, 't is goed dat gij zoo een goed comutoir hebt. NEGENDE TOONEEL. Mevrouw Pronk, de Graaf Flinster. Meviouw P 1 o » k. Flinfter! Fiiniter! gj blijft nog altoosdenouden . . gij hebt een tong als een eist. Graaf Flinster. Mevrouw maakt mij dit verwijt . . . doch wie heeft meer bewijs van mijne ftilzwijgendheid als Mevrouw V Herinne/t gij u nog de ge* fchiedenis van dien rirg, welken uw Man zaliger, bij ongeluk aan des Muzikants vinger ontdekte, dat tot een gevolg had, dat uwe muzicaale zamenkomften met hem geftoord wierden, en hij geen les meer bij u mogt komen gecTen ... als ook van dien anderen welbekenden ,  359 Goedhartige Ligtzinnige. den, die zich in de gezelfchappen dorst beroemen, de hoogfte gunften van u te genieten, waar voor hij overal den gebraaden haan konde fpeelen die op uw naam in de winkels kogt wat hij wilde... en duizend andere geheime Hukken meer waar van ik vertrouweling ben geweest. Mevrouw Pronk. Zwijg verrader! gij bewijst nu immers met de daad, dat uwe tong een' moord priem is .... en daar bij verwijt gij mij grootendeels onwaarheden. Graaf Flinster. Grootendeels onwaarheeden ? geen onwaar woord! doch het is wel te begrijpen, dat door de menigten voorvallen 'er u eenigen ontglippen . . . maar hoe drommel koom ik op deezen text . . . kom aan laaten wij den vreeden fluiten fchoone weduwe (hy kuscht haar de hand.) onder ons behoorden geen twist te zijn: wij hebben toch een zelfde belang . . . Lilla is voor u een weinig eenvoudig, nu dat kan te pas komen, en zijne fterke drift voor 't fpel, zult gij hem wel afleeren, wanneer gij hem maar eerst onder den duim hebt ... En ik ben fmoorlijk op Julia verzot en daarenboven zal  E e j " t i B e d R y ff. 36» zal haar geld mij ook zeer van pas komen .— daarom moeten wij haar huwlijk met kracht en geweld zoeken te verijdelen. ——. Mevrouw Proïi Ja maar zoo Julia haar Proces verliest, dan bezit zij niet meer dan veertig duizend guldens. De Graaf F l i n s t e k. Laat datzoo weezen, veertigduizend guldens, zijn voor iemant die niets en heeft geen rotte appelen, bij eene ongelukkige Schipbreuk vat den drenkeling naar het eerfte wrak dat hem voorkomt- Mevrouw Pronk. Walbergs huwlijk hangt alleen van de toeftemming van zijnen Oom af, die zeer rijk is van zich zelf bezit hij niets, dan het inkomen zijner affaire. De Graaf Flinster. Weet Mevrouw of zijn' Oom tot dithawlijk genegen is? Mc  GoïDHAlTIGï LlöTZlKHIüE» Mevrouw P r o n k. Hij kent Julia nog in perfoon niet; doch gisteren is hij in de Stad gekomen, en van daag zal zijn' Neef zijne Minnares aan hem vertoooen. De Graaf Flinster. Het was niet kwaad, dat men haar bij dien Ouden zco zwatt ais roet afmaalden. Mevrouw P i o k %» Goed, dar aeeme ik op mij. De Graaf Flinster. En ik zal Julia zoo veel belagcheliïks van dien Oom vertellen, dat deze vifiten kJugtig af zal loopen. Mevrouw Pronk. Daar in kunt gij goede dienst hebben van Charlotte , die zij geheel vertrouwt. De Graaf Flinster. d Ik heb meer als een Canaal. —— doch ik diende eerst te weeten hoe ver Julia met Walberg ftaat. Mevrouw Pronk. Zij acht hem hoog, maar of zij wel eigenlijk  Ekssïk Beokyf. géa lijk gezegd liefde vonr hem gevoeld, dat geloof ik Biet lk geloof, dat zij nog voor ieder Mansperfoon even onverfchillig is, zij is veel te onbeftendig, veel te ligtzinnig, dat geeft tusfchen Walberg en haar dikwijls woorden, meer dan eens heeft hij haar zijne genegenheid ontzegt , maar hij is zoo fterk aan haar verkleeft, dat hij dan van zelf weder aankomt, en één vriendelijken lag, éénen geestigen trek, ziedaa leid hij weêr als een Os. De Graaf F l i n s te*. Wij moesten zien te maken dat zij Walbergs achting geheel verloor dat hij haar zijne verkeering ontzeide. Mevrouw Pronk. Ik ftem u dit toe . . . Maar het is een kwaad* aartigen rol die wij beiden moeten fpeelen, valt ze eens kwalijk uit, ontdekt men eerst dat ik tegen mijne Zuster zaamen fpanden V 'er doen zich zulke onoverkomelijke zwarigheden in mij op. De Graaf Flinster. 'Er doen zich bij mij ook zoo zekere op, namelijk om het ongelijk huwlijk tusfehen Lilla eu u te helpen bevorderen. Ik zou wel een an-  363 Goedhartig k L i gtzin n i gh. ander huis weten daar dien fchoonen jongeling ooi aangenaam en wellekom zou weezen. Mevrouw Pronk. 6, Doortrapte guit! Gij kent mijne zwakke zeide en daar maakt gij gebruik van: Maar wel aan! het blijft dan bj onze «ffpraak wij zijn genoodzaakt den een, den ander te moeten helpen. Wij beiden moeten dan zien, hoe wij ( wyzende ep haar hart) het best vreden houden. De Graaf Flinste e. Ik ben voor mijn klappermannetje niet be. vreest ... Nu zoo als gezegt is . . . ik vliege naar Julia. (heiden vertrekken door onderfcheide deuren.) Einde van het Eerfte Bcaryf, TWEE  Twhdï B E d r T f. 364 TWEEDE BEDRYF, Het Totneel verbeeld eene kamer van Mevrouw Ligthart. EERSTE TOONEEL. De Graaf Flinster, mKlieisii. De Graaf Flinster. -t-rfou de bedienden van Walberg ook iets van ons gefprek hebben kunnen hooren 'è hij was in de voorkamer en de deur ftond open. Klarisse. Dat geloof ik niet en J wij fpraken zeerftil. Het was met onzen aanflag gedaan, zoo men bemerkten, dat gij mijn broeder waard. De Graaf Flinstbr. Zoo ras het huwlijk met Walberg aan een kant is, en wanneer wij getrouwt zijn, dan zal alles zich wel fchikken, en flaagen wij in dit plan niet, dan dienen 'er andere middelen A a be-  365 G* OEDII AST! GE LlÖTZIMNIGE. bedacht. • Gij weet immers, waar uwe Me vrouw 's efibclen zijn, en waar eij haar gercede geld bewaart? K l a r i s s e. ö Ja d*ar kan ik gemakkelijk bij koomen, en waart gij op haar niet zoo verzot, zoo zouden wij ons geluk zeer ligt op eene andere wijze kunnen maaken. —— Hoe ligt kan uwe waare ornftandigheid, door één of ander mid» mei aan den dag komen! De Graaf Flinstek. g Daar heb ik niet voor te vreezen, mijn gewaande afkomst en ftaat, is al te kunftig verzonnen , als dat 'er iemand erg in zou hebben. Heb ik niet reeds bijna een jaar mijn rol als Edelgeboorene Graaf gefpeeld ? men weet dat ik geene middelen heb, doch dat mijn geluk in het fpel, mij nog al eenig inkomen maakt, 'er zijn meer Graaven die hier van leven .... ja ik geloof dat zoo iemand mijn' waaren {baat eens wilden operbaaren, dat een ieder onzer bekenden mijne pattij zou opvatten.  Twibdj Bnitr, 3ÖÖ K l a r i s s e. Nu ik mag het wel lijden, maar gij waagd veel. De Graaf Flinster. Tut, tut, maakt gij maar dat ik agter alle geheimen koom, en laat mij dan maar voorde rest zoigen. ( hy vertrtkt.) TWEEDE TOONEEL. Klarisse, en Walberg. Klarisse Ik kan het niet helpen, maar zijn plan leid mij als lood op het hart, het mijne was zekerder. W a l b e e g , ( die dezelfde deur in komt aie Flinjler is uitgegaan. ) Flinffer zeide mij daar dat Julia zoo ftondofl> te rijden. K l a a 1 s s s. Mevrouw heeft dit ook voo/geromen, maar Aaa mijn  «Ó7 Goedhartige Ligtzinnïge. mijn Heer weet ook hoe veranderlijk haar voornemens zijn, Mevrouw laat dikwijls de koets infpannen, en wanneer zij met den eenen voet op de treê is, bedenkt zij zich, en blijft weder thuis. W A l b 116. Waar is uw Mevrouw? Klarisse. Mevrouw is in haar Kamer, en zit te fchrijven. Walberg. Ik koom daar van Charlotte, die flaapt nog, ik heb vernomen, dat zij van nacht met uw Mevrouw op een Bal geweest is. Klarisse. Op een bal? verfchoon mij mijn Heer! neen zij zijn in de fpeelhuizen geweest en de Graaf Fiinfter heeft haar daar in rond geleid. Walberg. Fiinfter! heeft die hen dan dat tijdverdrijfaan de hand gedaan? Kt A«  TwiEDE BeDRYF. 36$ Klarisse. Hij bragt haar ten minften thuis. —— ln waarheid mijn Heer, ik beklaag u dat uwe liet', de zoo liegt beloond word. W a l b E 1 c. Ik heb geen de minfte reden om mij over uw Mevrouw te beklaagen, zij betoond zich omtrent mij altoos even beicheiden, Klarisse. Dit is iets dat mijn Heer met alle Hecren, die met mijne Mevrouw omgaan gemeen heeft hoe kort ik hier ook geweest ben, heb ik dit reeds bemerkt — en wat rekening mijn' Heer op haar ook maakt, ik weet niet of 'er niet wel een ander nu en dan welkomer bij haar is. Walberö,( driftig.) lk wenschte u wel wat eerbiediger om' trent uwe Mevrouw, zij heeft buiten haarligtzinnigheid, waar in zij door anderen medegefleept word de deugdzaamfte geroelens, en bezit een uitftekend goed hart. Aas DIS-  369 Goedhartige Ligtzinnïge. DERDE TOONEEL. Mevrouw L i g t ii a h t, Walberg, en K l a r i s s e. Mevrouw Ligthart, (met eenige verzegelde brifjes in haar hana,) Ha welkom Walberg! ik wilde u zoo eea verzoek briefje toezenden ; Maar nu gij 'er zelfzijt, zal ik het u zelve overhandigen ( zy geeft JValberg het briefje dat can hem ingelicht is) zie daar Klarisfe, laat de Knecht op "t oogenblik de andere beftellen, opieder van dezelve Haat het Adres. ( Klarisfe vertrekt. ) Walberg. Zonder cat ik nog den inhoud van het zei* ve weet , dunk ik u mijn fchoone Julia, dat gij aan mij bebt wdlen denken. Mevrouw Ligthart Ts dat ernst Walberg , of is het een klein verwijt? gij zoud geloof ik wel willen hebben, dat men altoss aan u alleen dacht, is dat evenwel niet wat te veel begeert? ik moet ook eens aan mijne andere vrienden derken, hoe meer  twsede B e d r v f. gtO meer zielen hoe meer vreugd. Ik bid u hoor eens mijnen inval. Ik ben door Charlotre onderricht, dat onze Lucia met Schopnveld en Betje Zantkamp ook met baar Ivlinnaar van daag naar 't buiten van Lucia's Vader zullen rij ■ den, om daar onder haar viertjes, een* aangenaamen Gillen dag door te brengen , nu dunkt mij, moesten wij die vier ge.ieven, van daag eens gaan opzetten, wij zullen ze geen oogenblik hunne vrijheid laaten, ha, ha, ha, wat zullen ze bij haar ftaard rond fpringen.— wel deftigen Man, zou dat een mooije klucht zijn? Walberg. Ik moet bekennen, dat den inval vrolijk is , maar zullen zij', welker genoeglijke voornemens wij ftooren, dien ook zoo vinden ? zou het indien men de uitvindfter daar van ontdekte , geen oorzaak tot ongenoegen en yijandfchap kunnen geven ? Mevrouw Ligthart, Daar hebben we onze oude Zedemeester weêr, tot u ftraf zult gij nu niet mee -— maar ja gij moet toch, ik weet wel waar gij bang voor zijt . . . Voor de wet der wedervergelA a 4 dirg,  «571 Goedhartige Ligtzinni ge. ding, niet waar? Nu ik beloof u , dat wanEeer wij eens zulk een galante uitfpanning zullen nemen , ik wel zorgen zal, dat 'er geen moederziel één Jota van gewaar word. Nu, zijt gij nu nog bevreesd ? Walberg. Ik volge u overal mijne beminde Julia . . , maar herinnert gij u niet dat gij had voorgenomen om wegens uw proces een vifiten te gaan afleggen, ik heb 'er reeds ettelijke kecren voor u mijn werk van gemaakt, maar wanneer Julia *er zelve eens op aandrong, wie zou voor u niet, gaarne alles willen doen ? Mevrouw Ligthart. Eene voortreflijke Eere voor u Mannen, dat een paar fchoone oogen, en een'fraaijen mond meer uit kunnen rechten, dan al uwe deftige voorftellingen. neen Walberg ik heb 'er van daag geen zin in, onmooglijk niet, om mij r.u met die groote pruiken en ftofnge papieren tebemoeijen — ö die enkelegedachten maakt mij al zoo droefgeestig, neem gij de moeiten ma r oog eens u; doch dat komt 'er immers van daag nog 200 niet op aan? ik hebveel te  Tweede B e d r v r. 373 te graag uw gezelfchap, wanneer gij niet meê ging, dan was de geheele pret uit. Walberg,C zter vriendelyk.) Gij zijt al te verplichtende mijn'lieve Julia! Maar nog eene herinnering . . . zij rust op eigen belang, doch gij zult dezelve zoo ik hoop verfchoonen . . . mijn' Oom is in de Stad gekomen , hij zal zeker nog deze voor den middag zijne opwachting bij u komen maken, en gij weet, dat Lieden van den ouden tijd, zoo naauw gezet zijn, zoo gaarne alles in order vinden, en wanneer hij'dan hoord, dat gij heden uit de Stad zijt gegaan, dan zal hij het mij zeker zeer kwalijk nemen, en mooglijk zijn goedheid omtrent mij veranderen. Mevrouw Ligthart. Keen dat begeer ik niet Walberg1, maar wat zal ik beginnen? . . mijn bedienden is reeds met de andere briefjes weg. Walberg. Zou men hem niet fpoedig naar kunnen rijden en 't hem afzeggen laaten V Aas VIER-  gj3 Goeditaktig e LiGTzrn» i c;e. VIERDE TOONEEL. Mevrouw Ligthart, Walser g, en C ii a r l o t t e. Ciiarlotte, (fckielyk inkomende, ) Zoo Kindertjes, zijt gij al bij malkander 1 mST het is of 'er een zedepreek voorgevallen is, fbei, foei, na «1 zoo diep in de liefde verwart, waar toe nu al beraauwde gezichten? ko-a lieve kleine laat ik u eens kusfen, ( sv emlekt Julia) hondertmaal kusfen voor uwen iüeenen inval. Dat zal een fchooue Come♦Be geven, ik kan het mij reeds voorftellcn, hoebefchaamd onze kleine Lucia, cn hoe bO;)s onze Frednk Schoonveld zal wezen, ha| ha, ia, ik verlang al na die pret. Mevrouw Ligthart. Mijn lieve Lotje , ik vrees dat 'er niets van ons plaifierreisjt» zal worden. C ii a r l o t t e. Wat! krabt ge al agter uit? welk een zotskap heeft u die verandering in 't hoofd gebragt. W a L-  Twkidi Bidïyit. 374 Walberg. Ik ben u zeer verplicht voor dat Compliment, ik was het om u te dienen. Ikheb Mevrouw herrinnert dat zij een noodzaakljke Tifiten te doe" heeft. — en eene viliten op moet wachten, ik nam ook de vrijheid de gevaaren, die 'er v it zulk eene klacht voort kunnen komen , Mevrouw voor te (lellen- Charlotts. Ik vind u al zeer bijzonder, mijn heer Walberg, maar dat woo;d is 'er uit, 'tlag mij op 'thart, maar dat gij ook ons genoegen wilt ftooreu kan ,er niet door. Mevrouw Pronk zullen uwe redevoeringen beter bevallen, dat gij daar ook meê bij jonge Vrouwen voor den dag komt. — Een bezoek gaan afleggen —— en dat bij v ? bij Heeren met zulke groote pruiken en donkere gezichten, dat men 'er Kinderen meê naar bed zou jaagen, die moeiten konde gij Julia wel uit de hand nemen. —• En dan bezoek afwachten. Ik wed, dat ik het raade wie het is —— 't is uwen aanftaanden Heer Oom: Julia, gij zult uover de man verwonderen —— Een gezicht en een pruik van de voorige eeuw, een ouderwedfche rok met frijve panden, een paar fchoenen met platte neuzen.  375 Goedhartige Ligtzinmig'e, zen, roodekouzen en een grooten Hoed met een Gouden kreel en roode veeren veriïert, een liefelijke Stem even als een nac.it wacht ( sy maakt eene buiging ) ó mijn lieve Oompje gij kunt uw bezoek nog wel tot morgen uitfïellen. Figuuren van uwe zoert, ziet men altoos vroeg genoeg ( zy neemt Julia by de hand en wil haar voorttrekken) kom Julia, gij moet met mij gaan —- Eer wij uitrijden, zullen wij nog eerst eens bij onze franfche winkelkraamfter aangaan. Mevrouw LiöthaRt, ( rukt zich van haar los. ) Gaarne zoude ik mede van de partij willen zijn, maar ik heb aan Walberg mijn wooid gegeven. En 't is ook nog tijdsgenoeg dat wij het weder kunnen afzeggen. Charlotte. Hoe kruipt gij nu al voor de voeten van uwen toekomenden Monarch! foei, welk eenefchande! En gij Walberg behoorden u te icbamen, dat gij ü oppermacht reeds zoo vroeg laat blijken, gij zult het nog met alle Vrouwen te doen krijgen zij zullen zich allen moeiten geven, om .dat goede jonge mensih, van uwe  Tweede Bedrit. 376 nweTitamnij te verlosfen. — Hoe! die vrolijke Julia zou zich met haar twintigfte Jaac reeds laaten opfluiten en een uitgeftreken, defbge matrone worden ? Neen Walberg, neen dat zal ik nooit gedoogen. Walberg. Gij kondigt mij aldus den Openbaaren Oorlog aan Charlotte? Charlotte. Ja, en gij Julia wanneer gij uw geflacht, die fchanden aandoet en u nu al onder het Juk brengen laat, zal men u tot eene openlijke beipotting maaken, zoo dat gij u zelf uit de waereld zult trachten te verbannen. Mevrtuw Ligthart, (hotrt gtdruir.) Daar hoor ik ze reeds .... Walberg wat zal ik doen ? V Y F-  377 Goedhartige Ligtziüuige. V Y F D E TOONEEL. Mevrouw Ligthart, Charlotte. 9 Walberg, Baron Lilla, Therese. Klarisse. De Baton Lilla verzoekt zijn Compliment te mogen komen maken. (zy vertrekt weêr jpotdig «Lilla komt in.) Charlotte. Overheerlijk! ( zy gaai Lilla te gemoet) gij komt als of gij geroepen waard Lilla; wij hebben een plaiiierreisje voorgenomen nu zijn al de Perfoonen gepaard, Walberg blijft thuis, gij moet zijn plaats bij Julia bekleeden; maar zijt gij ook al te bevreest voor Mevrouw Pronk, wij weten dat pij onder eene (cherpe Tucht flaat, maar wij zullen het voor u wel weder goed maaken, ik zou U wel tot mijn geleider verzoeken, maar ik heb Doornhaag, mijn woord reeds gegeven. Baron Lilla, (tegen Mevrouw Ligthart.) Eene groote Eer voor mij waarlijk, die ik niet verwagt hadde, is het met 'uwe toeftemming Mevrouw? Char}  Tweede Bedeyf. 37S Charlotï e. Daar ziet gij nu Walberg, Lilla is een gx?ant Heer, hij vliegt op de wenk van eene Dame, en gij > £ij wild al reeds bevelen. V/ a l b e r g. Wie heeft ü dat gezegt Charlotte! De Minnaar , de tederlievende Man zelf, beveeldniet, maar hij vetzoekt, geeft raad, en zet zijn verzoek en raadgevingen, wezenlijke gronden bij, en zijn deze gronden gewigtig, zijn zij overtuigend , zoo zullen ze altoos ingang vinden. Mevrouw Ligthart. Wèl vriendelijken, verftandigen Man! wie nóüd uwe gronden niet voor gewigtig. Charlotte, ( omhelst JuMa. ) Bravo Julia! nu gevalt gij mij betar, zoo krijgt gij uwe eer weêrom, wij zullen onze rechten tegen die vermetele Heeren wel Arende houden, Lilla voegd zich aan onze zijde, dat weet ik zeker Ee Baron Lilla, Ik ben altoos voor de Dames. Wal-  379 GoiD hartige LlG tzijïni G e. Walberg, Maar mijn' goeden Lilla'. ik moet bekennen, dat gij bij een Strootje te'leiden zijt dit plaifierreisje kan gevaarlijke gevolgen hebben, gij dient u ten minften van een paar goede Piftoolen en een' fcherpen Degen te voorzien. Baron L i lla,( getroffen, ) Een Degen! Pistoolen: en dat voor een plaifierreisje? ik bid u verklaar mij dit geheim? Charlotte. Kom, kom Lilla, gij behoeft niet te vreezen, wij nemen u in onze befcherming, kom Lilla, kom Julia ( zy neemt Julia by de eene en Lilla by de andere hand. ) Mevrouw Ligthart. Men dwingt mij Walberg! maak mijne ontfchuldigiBg bij uw* Oom? ik zie u ipoedig weder, fpoedig wij komen zoo ras moog- lijk is terug. Chailotie,'( die hun beiden voorttrekt. ) En als ik mijn ein heb, niet voor midder- nacht  Tweede Bedetf. 380 nacht ( tegen Walberg ) zoo moet men thriumpheeren, ha, ha, ha, (zy gaat lagchende weg.) ZESDE TOONEEL. W a L u e 1 o, alleen. Onzalige gevolgen eener fiegte ommegang Julia, de goedhartige Julia! die bij het leven haares overledenen Mans een voorbeeld vooralle Vrouwen, de ingetogenheid zelve waart, gij laat u door een» wulpfche zottin verleiden, Woré met haar Ligtzinnig! begaat buitenfporigheden die u tot eenen fpot en fchanden maaken, ja u in 't grootst gevaar ftellen! haar Charafter blijft evenwel nog goed", haar hart blijft nog aandoenlijk, haar verftand alleen word door deze Hechte verkeering beneveld Dit doet mij nog hoop op haar behouden. ZEVENDE TOONEEL. W a L b b x g, Mevrtuw P a o n k. Mevrouw P a o e k. Julia met Charlotte vertrokken en gij alleen hier? » b Wal-  gSl Goedhartige Ligtzikkig« W A L B K R O. lx wacht van mijn' Oom bericht, of mooglijk hem zelve. Mevrouw P E o N K. Hij koomt een bezoek bij Julia afleggen; dit Weet zij, en gaat uit. W ilBt Jt ter word door Nijd bezield. — Vrouwen van haare zoort kunnen niet lijden dat jongere Per-  Tw nu» B * d 11 r. 35» Perfoonen haarer kunne worden gediend, vereerd, geacht, zoo lang zij zelve nog op daliefkozingen der Mannen verzot zijn veel- ligt heeft deze lasterzieke kwaadfpreekfter zich zelve wezenlijker verwijtingen te doen. Walberg rfj Oom. Waarmede kunt gij Julia's uitgang, op een tijd dat zij wist dat ik komen z/mM verontfchuldigen ? W a l b e k s. Met niets anders, als haare al te groote toegeeffelijkheid omtrent eene onwaardige vriendin , die haar met geweld mede fleepten! Doch het is nog tijd, ik zoek ze beiden op, en ik ylije mij Julia ras terug te zullen brengen. —. WaarJfte Oom hebt zoo lang geduld. Walberg de Oom. Nu ik zal dan ten uwen gevallen zoo lang wachten. —— De verachtende aanklagten van haare Zuster fpreken voor haar bij mij. — Dat  gOI G0*D«A*TIGI LIGT2INKISH. — Dat Vrouwiperfoon ziet mij naauwlijks of fchrijft mij al de Les voor: Maar Walberg heeft haar raad niet noodig; wanneer men vijf en zes» tig jaaren op deze waereld rond gezworven heeft, kan men eidlijk uit zijn eigen oogen zien en dat ^ wil ik nu ook doen, kom zoek haar dan op, dan zal ik met baar fpreken, tinie vta htt Twcyli Btdrtf* DER'  DlSDI BlDïtï. JJQ1 DERDE BEDRYF. Het Tooneel is in een bestek vertrek. EERSTE TOONEEL. Mevrtuw Ligthart, Baren LivtA, dis haar by de hand binnen leid. Mevrouw L i fi t I a i t. -LSfiemand is, geloof ik, blijder tlsgij Lilla dat 'er van ons voornemen niets geworden is ? Baron Lut a Als ik 1 is mij bier door het geluk niet benomen, de aanbiddelijke Julia te geleiden? Mevrouw Ligthaet. Maar daar en tegen loopt gij ra» geen gevaar een onfchatbaar leven te verliezen . . . maar ik wenschte wel te weten waarom de gelieven van plan verandert zijn*  «593 Goedhartigs: Ligtziknige, Baron Lilla. Mooglijk hebben zij wel iets van de zaak vernomen. Mevrouw LiGthAït. Ja iemand van ons heeft het vast verklapt . . . Heeft Lilla ook? Bartn Lilla. O Neen! van mijne ftüzwijgenheid kan men verzekerd zijn . . en daarenboven omtrent Dames . . . Mevrouw LlöTHABT. Nu triumpheert Walberg. Baron Lilla, ( zuchtende.) De Goedhartige Walberg kan op nog grootef fiiriumph trotsch zijn . . . . Mevrouw Listhaxt, Op welk? Baron L i 11 a.' Op de zegenpraal welke hij op het hart van de fchoone Juli» behaald heeft. Ut-  DllDI B ï D I Y F. Mevrouw Ligthart, (fchalks.. ) Wie zeide u dat ? ( ay art a»VA t>/> rm* Stoei rfie voor oj> Aef Tooneel aan de rechterhand Jlaat) laat ons gaan zitten. Boren LuiA,f neemt een' Stoel en zet zich aan de linkerzydc van Julia. ) Vraapt men mij van wien ik het geluk van Walberg weet? — is hij niet de vertrouwde van de beminnelijke Julia? heeft zij hem niet de bezorging haarer zaaken opgedragen ? Noemt hem niet reeds ieder een uwen aanftaanden Echtgenoot ? Mevrouw Ligthart. Maar dit alles is nog geen volledig bewijs van Walbergs thriumph. Den eenenPer- foon ontmoet den ander, men gaat lang met elkander om, men ontdekt eenige overeenkomst in de onderlinge gefteldheden en neigingen ... en evenwel is het in den grond, niets anders als koele vriendfchap. ( met eene gemaakte fchaamte ) Maar 'er verfchijnd een ander voorwerp, de oogenblikkelijke indruk, welke die op ons hart maakt, opend ons de oogen, ( Mevrouw Prtnk befpiet hun am een aer zy- de-a*  $95 Goedhartigs LlGTZIHWIG*. deuren, Mevrouw Lichthart bemerkt haar, doch vermyd naar dien kant heen te zien, Baron Lilla die met zyn' rug naar die deur zit, woi d Mevrouw Pronk niet gewaar. ) Baron Lilla. Waare het mooglijk aanbiddelijke Julia I daï gij u nog in dit geval bevond! Mevrouw Ligtha»t. Welk deel neemt Lilla daar in T Lilla dié zoo fterk aan mijne Zuster verbonden ii ? Baron Lilla. 6Die banden zou ik wel weten te verbreeken, zoo ik dorst hoopen . . . Mevrouw Ligthart. Die Gouden banden ? Baron Lilla. Geen Wasch kan zoo fpoedig voor de heeten ftraaien der middagzon verfmelten, als deze banden zouden verbreken . . . Mi-  Derde Bkskïe, 396 Mevrouw Liothabt. Hoe Lilba! eene liefdensverklaaring in zulk eenen Dichterlijken Stijl'. . . ógij word gevaarlijk ... ik beklage evenwel de arme Mevrouw Pronk . . . bedenkt eens hoe veel kost g$ haar. Baren Lilla. Ben ik haar daar voor niet ree<Ï3 dankbaar genoeg? wat kan zij meer vorderen? . . . Mevrouw Ligthart. Ook geen weinigje liefde? mijne Zuster is immers ook nog wel eenigen aandagt waardig. Baron Lilla. Zoo lang nevens haar geen Julia verfcbiint —— een onderfcheid als de glans der Maan» bij die der Zonne. C c Ms.  J97 GoEDHABTIG» LlGtZIIfNIGE* Mtvrouw Ligthart. ( vleyende. > Gij hebt zulke zekere ftreeknde gelijkenisfen, Lilla! — doch gij begaat ontrouw —* en ongetrouw mag men niet zijn. Baron Lilla. Ontrouw', nimmer heb ik haar eenigebeloften gedaan, ( hy ku.cht in verrukking Julia': hand. ) fchoonfte Julia, wanneer gij uw hart aan Walberg nog niet hebt gefchonken, of wanneer het weder vrij mogt zijn . . . kunt gij Lilla den' gelukkigften der ftervelingen maken. Mtvrouw Ligthart, (fiaat op.y Zeide ik u niet dat gij gevaarlijk waart? Ik durf niet langer bij u blijven .... bat mij ©enigen rijd tot beraad f zy vertrekt zoo dat zy yermyd Mevrouw Prenk te zun. ) Baron Lilla. Nu nog één woord! nog één woord ilechts dat mij kan doen hopen ? ( hylyril haar volgen. ) TWEE-  Debob Bedryf. 398 TWEEDE TOONEEL. Baron Lilla,™ Mevrouw P r o n k. Mevrouw P r o n k, ( treed fcliclyk in. ) Ondankbaare! erkend men zoo het goede ? beloond men zoo de weldaaden ? fl-haam u over uwe beledigingen, fchaam u voor uw zelve, verberg u zoo gij kunt, onder den grond, welke gij met neërgeflagene oogenbefchouwd. Baron L 1 l l a Mevrouw ...» Afevmw Pronk. Uwe banden wilt gij verbreken, al* Wasch zullen ze verfmelten ... gij beloüfden niets.... * Baron Lilla. Mevrouw Pronk. € e 3 Jjft.  599 Goedhartigs Ligtzinkige. Mevrouw P r 0 h k. Uw hart geroeid haat tegen mij, daar uwen bedviegelijken mond mij uwe liefden bezwoer .... Baron Lilla. Beminnelijke Mevrouw Pronk . . . Mevrouw P»o» k. Zwijg valfchen verrader! beminnelijke Pronk? wier glans is als de Maan, daar Ligthart als eene Zon in uwe oogen fchittert. Baron Lilla. Mevrouw ik bid u hoor mij. .. Mtvrouw Pronk. Gij laat u van dien trotfehen befpotten, terwijl zij mij ziet, zet zij evenwel haare onderhandeling met u voort, om uwe beledigende antwoorden, u uit den hals' te wringen ( aangedaan ) en Lilla, de onbezonnen Lilla, but zich verlokken, vergeet zijne eeden, vergeet  O e 31 15 * BlBHt,, 400 «eet zoo veele toezeggingen van hartelijk» liefde voor mij! foei ondankbaaren! Baron L i tl x, a. Mijn berouw ( hy valt voor haar neder en grypt haare hand. ) Mevrouw P r o w k. Ik moest onverbiddelijk zijn , met verachting eenen trouwloozen beftraffen, ik moest hem te vergeefsch aan mijne voeten als eenen worm laar en kruipen . . . Maar ik ben ai te goed... eene inwendige ftemme (preekt voor den trouwloozen . . . ( zy wend als iefchaamd haar gezicht van Hem «ƒ, ) Baron LuL a.( kuscht haar de hand. ) Vergeving! Engelachtige Pronk vergeving! Mevrtuw P » e n k. Het gevoeligst hart zoo te grieven . . . zoo fterk te beledigen, neen ik kan het o niet verbeven I C c 3 f«.  $01 Goedhartige Ligtzinniqe'. Baron L h l a. Dan blijft voor mij niets over als da dood! Mevrouw Pronk. Als de dood? gij wilt dan ilerven Lilla? Baron L i l l a. Ja wreede! bier aan uwe voeten, op het oogenbliK, hier aan uwe voeten! ten zij gij mij vergeving fchenkt ( hy haald zyn' Neusdoek uit, zyn S?iuifdoos valt met een op den grond welke hy opneemt en weder in zyn' zak /leekt, ) Mevrouw Pronks ( die hem opricht. ) Ik kar, het niet weaerftaan. Nu, ik vergeve het u dan Lilla! maar onder dit beding, dat gij gsen woord weder met Julia, zultfpreken, haar niet weder zien. Morgen moet zij uit mijn huis, haar proces zij uitgewezen of niet. Baron Lilla. Ik bezweere het u . . . • ik zal met de daad betoonea . . . . Me-  D e r » e bede? f. 40a Mevrouw Pronk. Nu dan zult gij mij bevallen , dan kunt gij Eiooglijk ook ( zagtjes ) op mijne bano .... Baron Lilla, f kuscht haar de hand ) Geen mooglijkheid Mevrouw! geen moogeïijkheid . . . zeker! Mtvrouw P ! o n k) ( zagtjes als voorheen. ) Nu hoop dan! ... maar Lilla welk een Snuifdoos ontviel u daar zoo even , waar Ls uw" Gouden, die ik u onlangs .gekogt heb ? Baron Lilla, (eenigzints verlegen.) Die is bij de Goudfmit, ik heb dezelve laaten vallen waar doer ze wat befchadigt is. Mevrouw Pronk, (haalt een Gouden Snul/hoos uit haar zak. ) Hier veré'ere ik u eene andere, die gij gebruiken kunt, wanneer 'er aan uwe andere iets C c 4 ont  403 Goedhartige Ligtzibnige. ontbreekt, ze is zoo fraai niet, maar eveuwel van meer waarde. Baron Lilla, ( kuscht haar de hand. ) Hoe zal ik alle uwe weldaaden .... Mevrouw Pronk. Geen dankzegging ... nu getrouw en hartelijk en dan heb ik niets waar op gij geen aanfpraak kunt maaken ( zy gaat Jchielyk heen als of zy het niet waagen durft om meer te fprèr hen, noch zich by Lilla durft vertrouwen. ) DERDE TOONEEL. Baron Lilla. Dat heet ik'er eerst gelukkig door tekomea ... zij is raazend op mij verliefd . . . maar eou Julia met mij gefpot hebben? dat kan ik naauwlijks gelooven. Ik ben jonger als Walberg ( hy beziet zich in een' Spiegel) ook fchoner ... zij heeft een' goeden fmaak, mooglijk meent zij het . . . men heeft veel zeldzaamet zaakea zien gebeuren . . . maar ik deed evenwel  Deidï Bn.ot.tr. 404. wel beter dat ik mij bij Pronk hield . . . doch wanneer ik aan Julia's fchoonheid denk, dan gevoel ik ( hy wyst op zyti kart ) hier 200 iets: Maar ( Jlaande op zyne geldbeurs ) dit gaat boven alles ( hy vertrekt door dezelfde deur waar Mevrouw Pronk is uitgegaan. ) VIERDE TOONEEL. Graaf Flinster,Klarisse, C komen beiden door de middel deur in, zy zien gedurendt haar gejprek dikwyls tm of haar tok ie. mand ziet. ) Klarisse. Wat ik u beloofd heb, zal ik naarkomen — maar Walberg's Knecht heeft iets van ons plan vernomen, hij heeft ons beluiftert. Graaf Flinster. Hoe weet gij dit ? Ces Ku«  405 Goedhartige Ligtzinnige" Klarisse. Van hem zelve hij bragt zoo even een' brief van zijn' heer aan Julia, en hij verweet ifcjj dat gij en ik elkander zoo vertrouwelijk bij de naam noemde, — Hij moet nog meer gehoord nebben, dewijl hij op uw {'maalden, 't was als of hij iets van uwen waarea ftand vernomen had. De Graaf Flinster. Niet alleen dit, maar ook nog andere omftandigheden noodzaaken mij een fpoedig befiuitte nemen. Alles is gereed deze nacht moet ik Julia fchaaken gij volgt ons en neemt alle de Effeften, Juweelen, en wat maar Geld waardig is, mede. Klarisse. Mij dunkt aan hetlaatfte hadden wij genoeg; Wat behoeven wij Julia mede te voeren . . . ïk bid u nogmaals Broeder, laat u waarfchuWen, met uwe blinde genegenheid zult gij nog alles oeuerven. Me  Derde B e d r y f. 406 De Graaf Flinster. Ik meet Julia bezitten, al zon het mij het leven kotten. Klarisïe. IToe wilt gij haar vervoeren? waar heen Wild gij haar brengen? en wat zal het u heipon wanneer gij haar al eens in uw geweW hebt ? De Graaf Flins ter. Laat aan mij de uitvoering maar over, ik heb medehelpers genoeg. In tweemaal vier-entwintig uuren zijn wij op een vreemd grondgebied, en daar kunnen wij ons veijlig neêr zetten — wat wil Julia doen ? zal zij zich na zulk een geval weder in de waereld duiven vertoonen ? zij houd mij voor een' Officier, dit Maske zal ik niet afleggen. Mijne liefde voor haar, aal mijue handelwijzeontfchuldigen : zij zal in die omftandigheden begrijpen, dat 'er niets anders voor haar overfchiet, dan mij haare hand te reiken. Kla-  47 GoiBHAITIöl L'ÖTÏINNiuï. K l a r I s s *. Wanneer zij evenwel niet is te bewegen ? wanneer wij op een vreemd grond gebied niet meer zeker zijn? De Graaf Fltxstbr, Als dan zullen wij overleggen wat wii te doen hebben : thans zijn ons alle oogenblikken dierbaar; kom over een uur in dat Wijnhuis, waar gij mij eergisteren fprak, bij mij: daar zult gij eenige bekenden aantreffen, en wij zullen alles nader overieggen. ( hy vertrekt.) VYFDE TOONEEL. Mevrouw Ligthart, Klarisse. Klarisse. Ik hoop dat het gelukkig af mag loopen.... maar ik weet het met, ik yreeze 'ervoor. Me-  Dekdk Bioitt, AXj Mevrouw L i g i k a k ï, ( dit vit kaar Kamer komt.) Hoorde ik daar de öem van de draaf fiinfter niet? Klakissk. Hij is bij Mevrouw Pronk in kaar kamergeweest, en heeft mij verzogt zijn compliment aan Mevrouw te maken. Mevrouw Ligthaet De Heer Walbergs Oom koomt nog deze voormiddag, hij zal mooglijk fpoedig komen, zet de ftoelen wat in order. Charlotte zaloak welras komen, zij blijft dezen middag bij ons eeten. ( na dat Klarisjs bet etn en ander in order gebragt heeft vertrekt zy. ) ZES-  409 Goedhartige Ligtz im ige. ZESDE TOONEEL. Mevrouw Ligthart, Charlotte, Charlotte. Het had weinig gefeheeld, mijn lieve Julia, dat ik mijn woord iïiet had kunnen houden; maar gij zoud het mij vergeven hebben, zoo gij de reden geweten had ha, ha, ha. Het zal u al u leven rouwen dat gij 'er niet bij zijt geweest. Mevrouw Ligthart. Welke vrolijke ontmoeting hebt gij dan gehad. Charlotte. Ja wel vrolijk ( zy lacht weder ) hoor ik liet mij 'bij van Schoonhoven brengen. Deze was van voornemen met een gezelfchap eene ileedevaart te gaan doen, 'er zaten zes fuperbe Dames, en zes zeer net uitgeftreken Heertjes , die na de fleedevaart bij hem zonde blij* ven eeten. Me-  D E E D E B E D B Y F. 5 Goedhartige Ligtzinhige. ve wel, dat mijne jonkheid, mijne lig:zinnigheid ïulk eenen geleider noodig heeft, waar vind ik een edelmoediger hart, waar een voorwerp dat mij tecderer bemind? DERDE TOONEEL. Mevrouw Ligthart, Charlotte. Charlotte. Wat fcheeld uw Walberg toch ? hij gaat mij koeltjes vooibij en maakt een Compliment of hij mij nooit gezien heeft, zond :r twijffel is hij n )g boos om het geval met zijn' Oom. Nu dat verwonderd mij ook niet, hij word nog met ter tijd het waare evenbeeld van dien Ouden geldzak. — Hoor na de wijze raaddieMevrouw Proök en ik u geef, laat die beide Spaanfche Gouverneurs vaaren. Een Vrouw heeft 'er waariijk genoeg aan één, en gij zoud u nog aan twee verbinden. Wlevreuvs Ligthart. Zij zijn ons fomtijds noodig. C 9 H>  Viiïdï Bijiïï, 4j9 Charlotte. Hoe Julia, nu al zoo kle'.n ? zit gij nu al onder het Juk? gij zijt waarlijk het zelfde mensch niet meer, zedert Walberg hier is» zelf binnen weinige üuten befpeur ik zuik eene verbazende verandering in u: van dezen mo' gen waart gij nog zoo opgeruand ... en nu, en n i vertoond gij gelaadstrekken , als of gij een' dooden begraven had; biegt eens op heeft Walberg u niet weèr braaf de Mette voorgelezen V ik zou 'er wel op durven wedden, dat Charlotte de hoofdperfonagie in dat Treur, fpel geweest is. Mevrouw Ligthart ( lacht. ) Gij erkent het dus zelfs, dat wanneer'ervan Ligtzinnige gelproken word, ik en gij natuur* lijk tot voorbeelden worden bijgebragt. Charlottk. Den Hemel zij dank ! eindelijk wederom een lachje — ó mijn' goeden Walberg! gij zegepraald nog niet geheel, wij maken u uw E e 5 Dis-  437 Goedhartige Ligtzinstig s. Discipel nog eens afhandig, dat zult gij wel zien. Mevrouw Ligthart. Wanneer ik mij evenwel niet laat bepraten . . . Charlotte. ö Gij moet . . . VIERDE TOqNEEL. Mevrouw L i gth ar t, Charlotte, De Graaf Flinster. Charlotte, tegen Fl instel Koom toch Fiinfter, cn help mij deze fchoone Princes uit de handen van haren vervoerer rp«M„n. «jie kaar lü ^ Slot op fluiten wil. Ut  V i E R d e BXBIYT. 43g De Graaf Flinstek, (tegen Julia.) Hoel men ontvoerd u aan ons? Mevreuw Ligthart. De omftandigheid is noch zoo gevaarlijk niet, Hiniter gij Kent Lotje. Charlotte. Gevaarlijk genoeg; Walberg en zijn Hoog Wijze Oom, willen baar geheel bemagtigen, zonderden raad van dezebeire Mentors, durft zij in het toekomende niets doen, zelf niet eens lagchen. De Graaf Flinster, En ik koom nit mijn' adem loopen, om eene aangename tijdpasfering voor t» flaan. Charlottx. Wat is die, zeg op, fchielijkl De  439 ClOIUHAKTiei LlGTZINNTGS. De Graaf Flinster. Een halfuur van deze Stnd, Zil van avnnd in een fatfoenhjk Log 'men eene fraaiie ('om. nr'die vertoond worden, men heeft'er mij de Wonderlijkste dingen van verhaald, de held is een Mannetje van naauwbjks vier voeten boog en di- fchnone een Vrouwsperfoon als < en Beusin, en de overige perfonagien zullen niet minder belagchelijk zijn. Charlotte. Ha, ha , ha, nu dat moet een faa: fink wezen , dat moeten wij zien ( tegen Julia \ ^jj zult mooglijk net durver, willen wij aan Walbeig vei lof voor u vragen. Mevrouw Ligthart. Dat is niet noodig, maar ik moet van avond gm mijn Proces zeer noodzaaklijk uit zijn. Charlottb. Dat krnt gij morgen ook wel doen, den Hemel weet wanneer uw Piocesop het Tapijt komt,  Vl«»di B e d r y f. 440 komt, gij weer zoo wel ais ik, dat die lieden eich met overnaasten. Mevrouw Ligthart. Het is mij ook te ver, en met diergelijke vermaakelijkhtden word het doorgaans zeer laat, en men heeft btfiten reeds van aanranden gehoord. Di Graaf Flinster. Voor al het gevaar fta ik in, wij zullen iö het na huis rijden bij uwen wagen blijven. Ch aklotte. ö Doe het, gaat maar mede? laat uverbid» den, Graaf Flinstek. Mijn Rijtuig (laat voor de deur, bedien n daar van om >ijd te winne;. Mevouw: ik zal mij m„ar verkieeutD, eu volgen u d..dehjk te Paard. Chae-  i44 Goedhartige Li gtzimkige. Charlotte. Voortreffelijk! Mevrouw Ligthart. Zoo ÏK al mede ga, dan blijve ik niet tot het emden, ik moet ten minften twee vifites" afleggen. Charlotti. Laat uw rijtuig dan na komen. Mevrouw Ligthart Ik zal mij dan gereed maaken: ik doe het evenwel niet volkomen met mijn' zin. ( zy vertrekt. ) V y F-  - Viiidi BiDiïr, V Y F D E TOONEEL. Graaf Flinster, Charlotte. Charlotte. Kunnen wij haar maar eens van Walberg afkrijgen, dan zullen wij haar beter vasthouden, dat huwlijk moet afgedaan zijn, en gij Fiinfter moet zijne plaats vervangen. De Graaf Flinïter. Daar heb ik weinig hoop op. Charlotte. Hebt haar al eens van uwe liefde voor haat gefproken 1 De Graaf Flinster. Meer als eens, maar zij neemt de zaak voor fchers op. ZES-  443 Goedhaitigi Ligtzinnioe. ZESDE TOONEEL. Graaf ïlinster, Charlotte, Een Bediende. Di Bediende Een Billet van de Heer Walberg. Charlotte- Geef het mij maar, ik zal het wel aan Mc vrouw bezorgen. De Bediende. 'Er is ook een Klerk van denAdyocant, die een brief komt brengen. Charlotte. Laat hem hier komen. ( de Knecht vertrekt. ) Z E-  V t E R Ü K B E 0 R Y f. 4-U ZEVENDE TOONEEL. Charlotte, Graaf Flinster, tlt K L E R K. Charlotte, ( Jleskt de -brief van Walberg by zich. ) Gij zijt in goede handen, Julia zal u niet voor van avond te zieu komen ; die Klerk van den Advocaat zullen wij ook wel afrechten, mooglijk ziet hij mij voor Julia aan. De K i. e r k , ( met\ eene nederige buiging 'Vjor Charlotte. ) Fkb "ik het geluk Mevrouw Ligthart t* Zien ? Charlotte. Ja mijn goede vriend, Ff m  445 (Soedharttg s Ligtzinnioe. De Klerk. Mijn Patroon, heefc mij bevolen, dezen brief Mevrouw zelve ter hand te {tellen. Charlotte, neemt de brief aan ■ Zeer goed vriend, ik zal uw' heer fpoedig antwoord zenden. De Klerk. , Hij zeide mij, de zaak leed geen uitftel. Charlotte. Het zal op een paar uuren niet aankomen. De Klerk. Mijn Patroon is driftig, hij zal mij niet gelooven, dat ik Mevrouw zelve de brief overhandigt heb, zoo ik niet aanftonds antwoord mede brenge. Ciia r-  Charlotte, Ntt zoo als ik gezegt hebbe. De Klerk. Mijn Patroon Charlotte. Uw Patroon, uw Patroon, her zal niet anders wezen, als ik gezegt heb, hjj moet geduld hebben. Be K l e r k. Mijn Patroon .... Charlotte, ( kia hem de Ka* mer uit. ) Al weder uw Patroon, kom, kom al lang genoeg, doe gij uw boodfchap maar, jongman. F fa AGT-  447 Goedhartige Ligtzinnice, AGTSTE TOONEEL. Charlotte, Graaf Flinster, ( en na eenen korten poos Mevrouw L'-gthart met de handje hoen , en Waaijer in de hand, ) Charlottf,C fltekt den lnkf van den Advocaat by zich.) Zie, zoo kuur gij elkander gezelfchap houden, dat had verbruid ge Wee t, zoo Juli.', dien Knaap aangetroffen had Ik hoor haar reeds. Mevrouw Ligthart. Ik weet niet Wat mijn K me iier uitvoerd: zonder mij verlof te vragen, gaat zij builen 's buis eeten, zij kwam voor een half uur t'huis er ging aanftonds weèr uit. Ik heb daar zelve mijne iiandfchoenen en Waaijer moeten zoeken. C ii a e-  Vierde B e d r y f. 448 CflAR LOTTE. Het g at mij niet veel beter, maai breek daar OW < d a niet mede,- Klarisfe knnt gij van avoi.d wel beftniffen, De Graaf Flinster. Zfo als ik gezegt beb Dames! ik volg uzoo te Paard, ik moer mijn Compliment nog aan IVevrouw Pronk gaan maaken: mijn bediende weet net huis. ( Julia en Charlotte vertrekken. ) NEGENDE TOONEEL. De Graaf Flinster, f alleen, ) Gij zult 'er niet komen, mijn Volk wacht u onder weg. Mijl Paard, en alles is gereed, ik moet met voordacht nog wac agrer blijven, dan zal de gedachten te minder op mij va den, ik moet het Lilla op den hals zien te fchuiven en wanneer wij in zekerheid zijn, laten ze mij dan na fluiten. Ff 3 rIEN-  449 Goedhartige Ligtzinkige. TIENDE TOONEEL. De Graaf Flinster,*» Mevrouw P r o n k. Mevrouw P r o'n k. Ik zag Julia en Charlotte op uw Rijtuig flappen: waar gaat die reis naar toe? Graaf F l i n s t er» Ik verhaalde hun dat 'er buiten de Stad eene bebgchelijke Comedie zal gefpeeld wo;den, Charlotte had hier aauftonds zin in, en Mevrouw Ligthart moest met haar: om fpoed tc maken gejruiken zij mijn Rijtuig. Mevrouw P r o n k, Naauwlijks heeft Walberg Julia de les voorgeleden , of zij laat zich door Charlotte weder verleider, ik heb een gedeelten van die redevoer ing in mijne Kamer gehoord —— ik zal 'er miju gebruik van maken. Nu wenschten ik wel  Vierde B e d s y f. ^q wel dat Walberg en zijn' Oom hier kwamen. Graaf Flinstek. Wat zou dat helpen? Men verzoent ras weder: ik geef alle hoop verloren. Mevrouw Pronk. Zoo fpoedig niet, Julia heeft van daag nog een ftukje uitgevoerd dat üegte gevolgen kan hebben. Gij weet dat zij Lucia Schoonraad en Betje Zoutkamp van daag overvallen wilde. Graaf Flinstek. Maar van dien aanflag is niets geworden. Mevrouw P e o n k. Evenwel is dien aanflag niet verborgen gebleven en Julia heeft niet gedagt dat Mejuffrouw Schoonraads Vader Prefuient is, en dat die over haar Proces, mede moet Voonisfen. F f4 ELF-  451 Goedhartige I, i gtzisnub, ELFDE TOONEEL. Mevrouw P n o n k, G:a:f Flinster, T b e r e s e. T h e i e s e. De Heer Walberg vraagt na Mevrouw, Hij is in Mevrouws jvamer. Mevrouw Pronk. Weet gij ook Therefe of hij Mevrouw Ligthart uit Heeft zien rijden 1 T ii e r e s e. Ja» hij heeft mij reeds gevraagd, waar zij heen reed, ik konde het niet zeggen. Mevrouw Pronk, tegen T-h e r e s e , Verzoek mijn Heer hier te komen? ( Therefe gaat in Mevrouw Pronks Kamer. ) Graaf  Vierde Bedryf 45a Graaf Flinster. Ik ga, ik mag met Walberg niet gaarne te doen hebben, en hij mag mij ook niet zetten. ( hy vertrekt door de Middeldeur. ) Mevrouw Pronk. Geen wonder een medeminnaar! TWAALFDE TOONEEL Mevrouw Pronk, Walberg, komt uit haar Kamer. Walberg met drift. Het is nog geen quartier unrs geleden, dat ik Julia meldde, dat ik haar met mijn' Oom een bezoek zou komen geven zij zelve ontfing mijn briefje ik vlieg vooruit om bJeE eer dan mijn' Oom te zijn, en toen ik bij het huis koom, zie ik dat zij met Charlotte in Flinfters Wagen de Poort uitrijd. F f 5 Mi-  453 Goedhartige LigtZinnige. Mevrouw Pronk. Verwonderd gij u daar over, na alle proeven die zij u van hare Ligtzinnigheid gegeven heeft 'i W a l b i r g. Ik zou minder getroffen zijn, zoo dit tourtje niet inïlinfters waagen gefchiedde: mijne vermoedens omtrent den Perfoon van Fiinfter, die van tijd tot tijd gevestigd worden, maken mij ongerust. Mevrouw Pronk. Vermoedens omtrent den Perfoon van Fiinfter? Walberg. Reeds voor lang twijffelden ik aan omftandigheden , die ik nu niet melden kan, of hij wel die geen is, voor wien hij zich uitgeeft—— deze dag vernam mijn' Knecht, dat Klarisfe de Kamenier van Julia en Fiinfter, elkander familiaar bij de naam noemden; zelf noemden Kla- ris-  Vierde Büontr, 45$ risfe hem tusfchen beiden Broeder zij fp aken van voornemens, waar toe Fiinfter haar hier in huis gebragt had, en dat hu zich wel van andere middelen, als een huwlijk kon bedienen . . . Mevrouw P a o n k. Va n een huwlijk ? dat verfta ik niet. Maar fiinfter 70u de eetfte niet zijn, die doo'. zijne Creatuuren in een huis te brengen, zijnoagmerk zoekt te bereiken ... de heeren Officiers zoeken doorgaands door de Kamenier! ingang bij hunne Mevrouwen te krijgen . . . Maar andere middelen! en dat omtrent Julia! uw bediende hoorde mooglijk niet wel. W a l b e K G. Neen, Klarisfe fprak hard genoeg, en de deur van de Kamer ftond open. Fiinfter en zij hadden op niemand vermoeden ; en Klarisfe verfchrikte, toen zij bij het uitgaan der kamer, mijn' bediende zag: Mijn Knechts nieuwsgierigheid wierd hier door aangezet, om hieret» daar naar Fiinfter te vernemen, en hoorden toen dat hij zich met onbekende en flechte li*  455 Goedhartige Liotztnnioe. Leden ophoud, waarmede hij zonder ge vol iY, in gemeene huizen gingeeren, en de üech'iïe jfpe '.luizen bezoekt, waar hem Klarisfe ook nu eu dan komt fpreken. Mtvrouw P r o k ic. Paf zijn zeker omftandigheden, die naden- ker. verwekken. Maar wat belluiton Wij uit dit alles? Walberg Ik zelf fcarik voor de gedachten die in mij opkomen. Ik beve voor Julia? Mevrouw Pronk. Charlotte is bij haar. Walberg. Wat kan die uitrechten? DER-  VlERDË B e D r Y F. 456 DERTIENDE TOONEEL. Mtvrouw Pronk, Walberg,*/» T h e r e s e. Therese ( tegen Watberg ) Uw' Oom, mijn Heer! Walberg. Ik buide u Mevrouw van het geen voorgevallen is, niets aan mijnen Oom te zeggen? Mevrouw P r o n k. Zeer goed, ik laat u dan alleen. ( zy vertrekt uit haar kamer. ) VEERTIENDE TOONEEL. Walberg de jonge, Walberg de Oom. Walberg de Oom, ( ait de Mid. deldeur inkomt.) Dat is nu reeds de derdemaal, dat ik op uw aanhouden uwe Julia naar loop; men moet maar zoo goedhart.g in de waereld zijn als ik tot mijn grooti'te leerwezen ten, om na alle tb-eken die men mij gefyeeld heefr, weder te tornen. Maar om dat gij mij verzekerde da- zij ge-  457 GoEDHARTTGE LlGTZINNIGE. geheel verandert was, dat zij met die dolle Charlotte breken wilde , zoo verfchoon ik haar nog voor deze keer. Walberg, verlegen. Ja mijn waarde Oom zij zal het doen. Walbeko de Oom, Koom aan dan, laat ons naar haar toegaan, het zou haar niet bederven zoo zij mij te ge. moet kwam. Walberg. Zij acht u zeer hoog. Walberg de Oom. Daar heb ik nog weinig proeven van ondervonden. Walberg. Mijn julia zal al het verzuimde, dubbelvergoeden. Walberg. Nu wat talmt gij dan nog ? moet ik zelve de deur open gaan maken ? Wal-  Vierde B e d r y f. 458 Walberg. Wat zal ik zeygen mijn waarde Oom . . . mijn Julia .... Walberg de Oom ( ongeduldig. ) Nu ! uwe Julia .... Walberg, (levreest. ) Is niet thuis. Walberg de Oom, ( toornig. ) Wat, niet thuis? niet thuis? ... zeg mjj bedrieger of gij 'er ook op uit zijt om mij te befootten . . zij *n dan mij niet opwachten, goed, dat kost u, uwe Erfenis . . kruii' uwe zottin na, gij hebt geen Oom meer, ik zal m,j wel eenen anderen Neef verkiezen d.e meer achting, en ontzag voor mij betoond als gij ondankbaren! W a l b r r q. hoÜvdb'idde " t0Ch Verö0rdeel «S «iet onver. Walbero de Oom. Onverhoord! wat behoef ik u aan te hooren? fpreekt de daad zelve niet? waar is zi]7 zij heeft metu, of Iaat ik liever zeg- Sen, glj beiden hebt.met mij weder gefpot. Wal-  +59 Goedhartige Ligtziüsig£; Walberg. Schreef ik het briefje aan haar niet in uwe tegenwoordigheid? en wierd mij niet her antwoord gebragt, dat het befteld was? is het niet mooglijk dat het niet te recht befteld is, dat het haar niet ter hand' gekomen is? zij was mooglijk reeds uitgereden, veelligt om over haar Proces te gaan fpreken. W a l b e r g de Om. Zoo dat waar was, dan zoude gij mij dit wel ten eerften gezegt hebben, gij waart hier lang voor mij, neen, neen, daar fteekt wat anders agter. VYFTIENDE TOONEEL. W a l b e b g de Oom, W a l b e r g. T h e r e s e , een Bediende van Mevrouw Ligthart. T h e r e s e, (komt fchreeuwende deMid' aeideur in. ) Zij is vervoerd, zij is vervoerd! welk een ongeluk. W a l-  Vierde B e d r y f. 453 W a l b e r 0 de Oom, en Walberg, de jonge te gelyk. Wie is vervoerd. T h e r e s é. Mevrouw Ligthart! daar is haar bediende* die ser bij tegenwoordig geweest is, die 'et ter naanwernood het leven afgehaald heeft. W a l b e r ö. o, Hemel! dat ik vreesde is gebeurd, ( tegen de Bediend» ) meld or s fchielijk de om» flandigheden van dat ongeluk. De Bediende, Naauwlijks waren wij een endweegs bul. ten de Poort aan eene eenzaame plaats gekomen, of'er vielen eensklaps vier verkleede Kaerels ons rijtuig aan, den eer nikten den Voerman het Lijdzel uit de hand en zette hem het Pistool op de borst; een ander dreigden op gelijke wij^ede Bediende van Charlotte me het P;stool in de eene, en een Degen in dean-t dere hand; twee fcegen fchielijk van hunne G s Paar-  459 Goedhartige Li gtzinnigk. Paarden af, trokken Mevrouw Ligthart uit den wagen en fleepten haar in eene rijskoets die daar gereed ftond, waar in een Vrouwsperfoon zat, 't welk Klarisfe was, of zeer veel naar haar geleek, Charlotte vliegt uit de wagen, en wil beginnen te fchreeuwen; een der roovers gaf haar eenen vreefelijken fl?g in 't gezicht en wierp haar in een naastgelegen floot: zoo ras Mevrouw Ligthart in de rijskoets was, reden zij allen op een gallop voort, wij hadden zeer veel moeiten, Charlotte uit de floot te haaien, welke zonder fchoenen, zeer bemoddert en bebloed inflinfters wagen naar huis gebragt wierd. Walberg de Oom, Flinflers wagen? De Bediende Ja mijn Heer, hier mede waren de Dames uitgereden. WALBERötf* Oom. Kende gij niemand van dat Volk? D x  Vierde Bedryf. 4oa De Bediende. Zij waren allen verkleed, fpraken weinig en zij hadden ook gezegt wat zij wilden Wij zouden door den angst niets verftaan nebten , doch wij hoorden twee of driemaal hard op de naam van Lilla noemen. Walberg de Oom. Wat! zou Lilla die verfoeilijke daad gepleegt hebben ? Walberg, ( geheel huiten zichzelven.) Neen dat geloove ik niet, ik heb andere vermoedens, zij zullen mij niet bedriegen. Ik vlieg- met onze bediendens de Roovers na, ik zal nog twee mijner vrienden medenemen. Ik zal Julia redden of door de handen van die fchejmen iierven. ( hy vertrekt fchielyk. ) Wal b e r g de Oom. Blijf Neef! Hij hoord mij niet —— ik vlieg hem naar om hem behulpzaam te zijn. ( allen vertrekken zy. ) Einde van hst Vierde Bearyf. G g a V Y F-  461 Goedhartige LigtZtïïnige. V Y F D E B E D R Y F, Hst Tooneel verbeeld tot aan het vyfde Tooneel, het vifiten Vertrek. EERSTE TOONEEL. Therese, Fredehik. T H E r E S K. 11 L JLet was dan, Mevrouw Ligfharts geluk dat het Rad van den Wagen brak 1 Frederik. Dat was het, zonde- dit toeval was al on« ze moeiten, om ze te agïcrhaa'len, te vergeefsch geweest. De fchakers hadden hunnen aanflag zeer goed en zeker gemaakt, maar dat hunne Paarden fchuuw zouden worden, enden wagen daar dcor tegen een' boon zoude flinge* ren , zoo dat het Rad 'er affcoof, hier op hebben zij gcene rekening kunnen maken. The-  Vyïde B e d r y j?. 4fi3. T H i t i i i, Het is pnbegrijplijk ftout, bij lichten, klaaren dag, geen half uur van de Stad . . . F r e o e r i k. Juist dit ontnam haar ook den moed, want naauwiijks kregen zij ons in 't oog, of zij pakten hunne fpdlen en zette het op een vluchten : maar wij waren ook tien tegen vijf. T ii E r e s e. En Frederik onzen grooten Held was daar bij. Frederik. Wel zeker, ik bad wanneer hetnoodig geweest was, zoo goed mede gefchüten, als esn andar. T h e r e s e. En om geen vuur te zien uwe oogen toe geknepen. Frederik. Dar- behoef; gij niet mede te fpotten Therefe, wij hebben wonderen gedaan. GSS Thi-  463 Goedhartige L i gtzinnig e. Tbiiiii, Gij hebt zelf het Kameniertie gevangen mede gebragt. Dat is een Karonje van een meid, en datze nu alles zoo vrijwillig bekend heeft .... F rrderik. De eerfte ontfteltenis liet haar geen' tijd van bedenken. T h e r e s e. En Fiinfter een bedrieger'. Klarisfe zijne Zuster, men moest hem ook re aar bij de kladden gekregen hebben. Frederik. Men is nog bezig met hem naar te jagen : hij heeft eenen anderen weg genomen. T h e h e s e. Het is goed dat het Geld en de Juweelen weder te recht gekomen zijn. Frederik. Klarisfe had alles bij haar. The-  Vtfde Bedbyf. t ii e b e s e. 4*4 Een ding kan ik nog niet begrijpen, Mevrouw Ligtharts bediende verhaald, dat hij de Baron Lilla's naam door een der fchelmen had hooren noemen. Ik kan evenwel niet gelooven dat de Baron deel aan deze fchaking kan hebben, Feede rik. Ik heb Klarisfe niet anders hooren roepen, als, mijn' broeder! t h e r e s e. Ik geloof het ook niet, maar mijn Mevrouw is evenwel zeer ongerust, zij laat overal naar Lilla zoeken. TWEEDE TOONEEL. Therese, Frederik, Mtvrouw P r o h k. Mevrouw Pronk, ( komt uit haar Kamer. ) Waar is uw Heer? G g 4 Fn-  4^5 Goedhartige Ligtzin.ntige. F r e d e r i ic Hij legt een bezoek af bij Mevrouw Ligt' hart: ik heb order om mijn Heer hier te wachten. Mevrouw P r o n k. Al mijne bediendens zijn thans van huis, zoud gij den Ouden Heer Wa'berg voor mi-I Wel eens verzoeken willen, bij mij te konen? Frederik. Ik ben tot uwen dienst Mevrouw. ( hy vertrekt. ) PERDE TOONEEL. Mevrouw Pronk, Theresa- Mevrouw Prok k. Mjjn ongerustheid vermeerdert alle oogenblikken; Lilla is nergens te vinden: men heeft hem uit de Stad zien rijden. * ,. .* .' ■ ■ n^33oa Ti-;-  VyïD! B i D i ï I, T h e r e s K. 40 5 't Is onbegrijplijk! na alles wat Mevrouw aan hem gedaan heeft. Mevrouw Pronk. ö Therefe ! gij kent nog weinig de ongctrouwheia der mannen. Heb ik hem van daag niet nog aan de voeten van Julia veirast? ° T h e r r s e. En Mevrouw heeft het hem wederom vergeven ? Mevrouw Pronk. Wat zoude ik doen ? wat kan men met zulke ligtcinnige fchepfels uitrechten? gij weet mijn geheim Therefe . . . Mijne zwakheid voor de Baron Lilla is al te groot, ik zou hem nog duizendmaal taeer kunnen vergeven. £ g S The-  76-t G©EOMARTIGE Ll'dTZlSMI GS. T H E R E S E. Mooglijk nog, wanneer hij Mevrouw alles afhaalden en naderhand daarenboven verrachtte? Mevrouw P b o n k. Dat laatfte geloof ik van hem niet, met al zijne zwakheden, heeft dien jongman evenwel het beste hart, gij zult het eens hooren, me»; welke vleijende woorden hij zijnen misftap weet te verontfchuldigen: men kan ze niet wederftaan. T H E R E S E. Ik wil ook welgeloven, dat wanneer de Ba« ron hier aan medeplichtig is, hij 'er door Fiinfter tce verleid is geworden. Mevrouw P r o n k. Ik vreefe maar, dat hem iets overgekomen zal zijn, dat hij om Julia te redden, Fiinfter na« gejaagd heeft, dat zij handgemeen zijn geworden, en dat zijn' dienst hem zijne gezondheid of zijn leven zal kosten. ( zy droogt mtt een doek hare togen af. ) Thjs-  VïFBI B E B R Y F. 468 T h e R e s E. Neen Mevrouw! ik denk niet dat het zoo ver zal gekomen zijn, daar voor zou ik u, dunkt mij, wel durven iuftaan. Mevrouw Pronk. Dat geef den Hemel! T b II 1 s 1, Maar van Mevrouw Ligthart moest Mevrouw zich dunkt mij ontdoen die doet niet veel goeds aan uwe zaak. Mevrouw Pronk. Dat is vast bij mij befloten, ik heb het haar reeds gezegt, dat zij zich tegen morgen van eene andere wooning moet voorzien. Ik heb den Ouden Heer Walberg bij mij laten verzoeken, om hem te verhalen hoe liegt zij hare zaken behandeld, en haar' Advocaat in zijne goede dienften vóórhaar teleur fteld. Haar Proces is hier door zoo goed als ver ior«n« The-  469 Coeoha:tige Ligtzinnigi. T h > 1 I s 1 If har.r' Ad.oc at daarom zoo evcp hier geweest ? Mevrouw Pronk. Om die reden, hij heeft haar gefchreven dat haar Proces morgen, roorkwam, en dat iiet waarfbhijnelijk tot haar nadeel zou uitgefproken worden, waarom hij haar partij een vergelijk voorgeflagen hadde , welken i:ier in genoegen nam, maar 'er binnen drie uurexi antWeord op wilden hebben: Julia ontfangt zijn briefte 'uier over eigenhandig van zijnen Klerk, zend den jongman zonder het te lezen weder heen en gaat met Charlotte op het plaifierreisje waar hun nu dit ongeluk is overgekomen. T h e r e s e. Wanreer den Ouden Heer dat hoord, dan is hèt geheel afgedaan, en zijn' Neef moet op 't oogenblik mede, of hij is .neen duit van zijn" Oom bevoordeeld. VIER-  V ï F D I B E D R T F. VIERDE TOONEEL. Mevrouw P r o n k , T h e r e s e , Baron Lilla, gtlaarst en gefpoort. Mevrouw P r o n k, (sw verblyd.) Lilla, Lilla! zijt gij daar, ik vreesde dat ik u nooit weder gezien zoude he^Le' Baron Lilla. Ik zelf, om u de waarheid te zeggen Me* vrouw, maakten 'er weinig rekening op. Mevrouw Pr o n k. Gij zelf? ( ernflig ) Koe is de ver¬ voering afgeloopen? Baron Lilla. Heeft Mevrouw 'er dan van ge'.oord? ha, ha, ha, onvergelijkelijk. Mevrouw Pronk. Gij laat, over zulk eene ernftige zaak!  47i Goedhartige Ligtzinnige. Baron L H L i. ' Ernftig Mevrouw? — Nu ja als het zoo heeten moet, ten minften alles was zeer potfierlijk. De Minnaar, d de Minnaar, ——— ( hy lagt weder. ) Mevrouw Pronk. Wie meent gij, u zelf of Fiinfter? Baron Lilla. Fiinfter Was 'er niet bij, ten minften ikheb hem 'er niet bij vernomen . . . maar die gefchaakte Princes, die fchoone Helena, gij moest hetgezien hebben Mevrouw! ha, ha, ha. Mevrouw Pronk Hoe! achte gij haar dan fchoon of niet, hoe moet ik het vatten? Baron Lilla. Een Reuzin zou in mijne oogen fchoon Wezen. Ha, ha, ha . . . . toen zij in den wagen getild wierd, ftiet zij met haar hoofd tegen  VïïDI B E D R Y F. 47» gen den Hemel, tot geluk was hij maar van bruin gefchildert Papier. Mevrouw Pronk. Hoe begrijp ik dat, Julia in een papieren wagen, ik geloof dat gij gedroomd hebt en het nog doet. Baron Lilla. Ik fpreek niet van Mevrouw Ligthart, die is immers geen Reuzin, die heeft immers geen rol mede in die Comedie vervuld? T h e r e s e. Nu dat is zoet, de Baron fpreekt van eea Comedie. ( zy lagt. ) Baron Lilla Waar anders van? In een Logement niet ver van de Stad wierd heden een Comedie, de fchaking van Helena gefpeeld, hier van had men mij de belagchelijkfte befchrijving gedaan, maar de uitvoering overtrof dezelve zeer verre; het was eene ellendige vertooning en zoo laf dat ik niet in ftaat was, het tot het einde toe 'er uit te houden.  473 Goedhartige L igtzinnige. Mevrouw Pronk. Weet gij dan niet dat Julia, geichaakt is geworden ? Baron LtLtA, ( verjchrikt.) Mevrouw Ligthart gefchaakt/ van wie? welk ongeluk 1 Mevrouw Pronk. Lilla, Lilla! gij neemt toch altoos zeer veel deel in mijne Zuster, en weet gij wel dat men uw' naam door den fchaker heeft hooren noemen? men verüenkt ü Baron Lilla. Mij! ik zweer u Mevrouw, ik ben onfchuldig. t h e r e s e tegen Mevrouw Pronk. Ja dat is de Baron ook, de Baron zal zulk een' gevaarlijken ftap niet ondernemen, Mevrouw zal zien dat het een listige ve: zinning van Flinilet is, om de Baron verdacht te maken. Ba*  V ï f fi e Bédryf» 4*^. Baron L n. i a. Hoe Fiinfter begit g dan zulk eene affchuwélijke daad? Mevrouw Pronk. Maar bet is hem niet gelukt, Walberg heeft Julia weder bevrijd. Ba>on Lilla. Dat is mij lief! Is zij in hare Kamer? ik haaste mij haar geluk te wenfehen. Mevrouw Pronk. Hoe vergeet gij weder war gij mij belooft hebt? mjne Zuster gaat u niet aan. Volg mij in mijn Kamer, wij hebben over onze eigene zaken te fpreken, het moet eenmaal ernst worden. ( zy vertrekken in Mevrouw Pronks Kamer. ) T ij e r e s e, ( na dat zy vertrokken zyn.) Nu komt hij niet weder uit hare handen, mooglijk houden wij morden Bruiloft. H h y YI.  47+ GOEDHARTIGE LlÖTZTNHIGE0 V Y F D E TOONEEL. Het Ttanttl word verandert en verbeeld de Ka* mer van Mevrouw Ligthart. Mevrouw Ligthart, Haar Bediende. Mevrouw LiGT n art, ( met een' brief in hare hand gaat mar de deur en jé»! roept.) de Knecht. Wat is 'et van Mevrouws bevelen? Mevrouw Ligthart, Loopt zoo fchielijk als gij kunt naar mijn' Advocaat cn brengt hem dit antwoord, zoo hij nist t'huis is zoekt dan zoo lang tot gij hem vind, wanneer gij bet alleen niet afkunt neem «dan rcg iemand die u helpt zoeken, 'er legt zeer veel aan de fpoedige verzoiging van dit briefje gelegen. ( de bediende vliegt fckielyk heen. ) ZES.  V ï ï o e Bedryf. ZESDE TOONEEL. Mevrouw Ligthart alleen, in diep gepeins. V/elk een geluk, dat die drie uuren nog niet verloopen zijn', zoo op het oogenbliK zond mij Charlotte eerst het briefje van Walberg en mijn' Advocaat, dewelken zij onderfchept had, doornat, half verfcheu- d en bijna onleesbaar! wat zal mijn'Advocaat, wat Waiberg en zijn* Oom van mij denken V om een kortiiondig vermaak fielden zij mij in gevaar, mijne Goederen en mijne Vrienden te verliezen ï . . . . maar zij is 'er zwaar voorgef.raf: . . mishanueld, gewond en half dood vat; fchrik . . ( na een langê tusfchen poos) Wel aan! mijn befluit is genomen, voor eeuwig zwere ik alle ligtzinnigheid en ommegang met ligtzinmgé lieden af . . . fchrik overweldigd mij wanneer ik nadenk, hoe onbedacht ik mij in gevaar f.elde . . . niets minder als mijne ge> zondheid, vermogen, eer en leven ... en hoe veel heeft mijnen goeden naam,' dooc mijne levenswijze geleden', mooglijk ligt dezelve voojr eeuwig in "c vortzand! mooglijk heb ik de Vijandfchap van alle braven mij op den hals gehaald 1 . - . Neen ik benWalH h z berg1  47l> GOEDHARTIGE LlGTZISNf'öE. berg inet meer waardig . . . zoo ras het vergelijk tot ftand gebragt is, keere ik in ftilte naar mijne woonirg terug - en begrave inij zelve in de vergetelheid, om rouwe te bedrijven, over mijn levensgedrag. ZEVENDE TOONEEL. Mevrouw Ligthart, en haren Knecht. Mevrouw Ligthart. Gij zijt reeds bij mijn' Advocaat geweest? De Knecht. Mevrouw ik trof hem , aan de deur van ons huis aan , hij kwam Mevrouw zelve fpreken, maar toen ik hem het briefje gegeven had' beval hij zijn* Koetzier aanftonds om te keeren,' en zeide mij Mevrouw te melden, dar hij binnen een half uur alles in order zou brengen. Mevrouw Ligthart, Dien goedhartigen man, hoe ieyrjg is hij voor mijne zaak! Di  Vïïdi BiD«Yf. 477 D JE K s i C II t. f Ik zng ook de H°er Walberg naar ons huis toe komen ihy zi-.t na de deur) daar is hij: l (De Knecht vertrekt en Walberg treed binnen.') AGTSTI TOONEEL. Mevrouw Lichthart, Wa l b e r g. Wa l b E r G. Is mijn fchoone' Julia thans. geheel weder herlteld. (Hij kuscht haar de hand) Mevrouw Lichthart. Nog duizendmaal zegt Julia u dank, voor bare redding, uit het grootfte gevaar, waar in ik mij ooit heb bevonden. Wa l b E r g. En Walberg dankt het gunftige Lot, dat het hem dit geluk veifehafte, mogt dir. de grond tot een nog grooter geluk leggen!... Ach Julia hoe hard , hoe onrecht handeld u mijnen Oom. H h 3 Me-  473 Goedhartige Ligtzinniqe' Mevrouw Ligthart. Dat doet hij niet Walberg! hij houd u Hechts te rug van eenen ftap die u berouwen zou. Een voorwerp dat zich door eene menigte begaan- Ligrzinnigheden tot hét fpreekwoord der Stad gemaakt heeft, kan de Echtgenoot van Walberg niet Zijn , zoud gij hem onder de oogen durven treden die getuigen van h.ire dwaasheden waren, of die door haar beledigd Wierden?... Neen alles gebied mij, mij ta verwijderen, mij te verbergen, tot de'tijd ec-n donker kleed over het vcovg.ar.de gespreid heeft . . En u daar en tegen Walberg, gebied uwen Ceboortenftand en Eer eene waa-digere partij te kiezen. Walberg. Ach Julia! gij verdedigd 3au n^g mijn' Cnm, die u bekdigd, hoe hard zijt gij tegen uw zelf! wat deed gij? waar in niet honderd an- e en, u zijn voorgegaan ? en wien heeft he: hun ooit verweten? den veruandigen, den dcugdzamen zal dit ook noch de-en, deze herinnert zich zijne eigene misflagen, zij weten de losheid der jeugd, enden h\lo d va» voorbeelden, van een verdolven hait te onJeifciieidvn, wis  V y F D E B E D R V F. 497 wie bli'ven 'er c!an overig? dwaafe en moed« willige kwaadfprekers, die uit nijd en vreugde ow th gebreken van e'en ander, hunnen evenmensen l ,i ..-caeabenadceien, cndszen vvru,-..j.. uw- ve.r.chLing. Mevrouw L i o t h a r t. Uwe redenen hebben veel fchijn Walberg! maar gij vergeet dat gij een' Qoa heb:, van wieii al uw geluk afhangt, die u met eene onterving d.egt, zoo gij met -.ij trouwt. W\ l b e k ö. Ach beminnelijk f.e Julia! erlang ik uw hart en uwe hani, zoo mag mijn' Oom met zijne fchatten leven zoo als hij wil, Julia zal al mijnen Rijkdom zijn. Mevrouw Ligthakt aangedaan. Gij treft mij Walberg'.. . . naar . • % H h 4 N En  4Ro Goedhartige Ligtztnnige. NEGENDE TOONEEL. ' Mtvrouw Ligthart. Walberg, Mevrouw Pronk en Baron Lilla. Mevrouw Pronk t'gen Walberg. Het is eoed dat ik u hier aantref'; mijn Heer u.v' Ooai zal ook daadeliik hier komen (tegen Mevrouw Ligthart terwijl zij een' Bri'.f uit haar zak haalt en haar overgeeft) H ter, ziet mijne Hift rie, de gevolgen van haren voorti effeJiïken aanflag, o i Mejunrouw Schoonveld en Zoutkamp net hare gelieven te verfchalken, êe/e- Briefvan MejnfvrouwElizabethZoptkamp diend om de aanvoerdfter dezer aanflag , te melden, dat haar' minnaar, niet ongevoelig over dezen hoon , den minnaar van Julia Ligthart wie het dan ook wezen mag, Walberg. Fiinfter of Lilla uitdaagt en van henv revenfie van eer eischt. Baron Lilla, Hoe koom ik mede in dat fpel f tegen Julia) Mevrouw weet hoe onfchuldig ik hier in ben. Wal-  Vv t D e B 1 d b y f. 481 Wa l b e 1 o (toornig.) r Die onbefchaamde ! wie dreigd zij. wie kent Betje Zoutkamp niet? maar zij bewaarlieid het fpreekwoord dat men eer door een Mistkar dan donr een Koets word overreden. — gen Julia) ftoor' u ni^t aan hare bedreiging, zij is, mijne Juüa beneden uwe verachting, gij zijt boven hare lasteringen verheven, i Mevrouw Ligthart (tegen \ Mevrouw Pronk wlen zij den Brief weder overgeeft. )l Ik heb gedwaald , Betje Zoutkamp heeft reden geftoord te zijn , dit zal ik haar zelve bekennen , fchoon ik niet kan ontkennen dat hare gevoeligheid wat verre gaet. Baron Lilla. Ik zou niet hopen dat men mij in dit gefchil betrok ? Wa l b e r g lagchende. Mijn'goeden Lilla, gij behoeft het u immers niet aan te bekken, de minnaar van Julia, H h 5 ' is  4§2 GOEDHARTIGE LlGTZINNIGE is immers alleen in gevaar ([Mtvrouw L'gthart Wiendtlyk aanziend:) ik Wil al dat gevaar zeer gaarr.c op mij alleen nemen. Mevrouw Pronk. Zult gij dan Julia altcos verdedigen , en n als haaren Rjdder aanbieden? Het verlies van haar Proces kunt gij toc'a wiet weten , en uw' Oom . . . ha daar komt hij: TIENDE TOONEEL Mevroitw Pronk, Mevrouw Ligthart, Walberg de Oom, Yalherg dt Jonge, e:i de Baron ^/Illa, Walberg de Oom, tegen Mevrouw Pionk. Zonder uw verzoe1: Mevrouw, had ik hier geen voet weder in dit huis gezet, ten minften niet in deze Kamer. — Wat is uwe begeerte?— (tegen zyn' Neef) gij ook hier, en dat tegen mijn bevei. Me-  V T F D E B E D R \' F. 4S3 Msyrcuw Pronk. Ja, nog immer ce aanbidder van mijne Zuste-, tik ocgenblikken gereed cm voor haar te firijden. — Niettegenllaande ik hem zoo eveil verhaalden dat haar Prcces ook verloren was. Walberg de Oom. Haar Proces verloten? Mevrauw Pronk. Ja, en wel doerhaar eigen fchu'd, haar Advocaat brafit een vergelijk teweeg; geeft ter haar bericht van en zij verwaardigd zich niet eens, hem antwoord te geven, dat was het, wat ik u te zeggen had, op dat gij 'er awe maatregelen na zcud kunnen nemen. Walberg de Oom. En Üs laat mij fchriftelijk door mijn* Neef bij haat aanmelden, en wanneer ik koom is Bij in gezelf.hap van het dolle Vrouwsperfoon met welke zij beloofd had te zullen breken, uitgerede;:, om gefchaakt te worden, (toornigtegen zijn  48* Goedhartige Ltgtzinnige zijn' Neef) Verklaar mij op dit oogenblik uwe Verkiezing ... of Julia of uwe Erfenis Tan mij, Wa l b e B o de Jonge: (tegen Juli*) Wanneer Julia mij hare hand waardig keurd, dan is mijn befiuit genomen. Mevrouw Ligthart. Neen Walberg! overijl u niet, de zaak vereischt een rijper neraad .... maar laat mij tegen mijne nieuwe aanklachten mij verantwoorden. ( zij hatild dt n Brief van den Advocaat en Walberg uit haar zak en geeft ze aan Walterg de Oom) Mijn Heer hier ziet gij uw Neefs- en hier des Advocaats Brief, in eene omitand;gheid,zoo als mi, Charlotte dezelve eerst voor een half uur zond , zij waren beiden van haar onderfchept en den Klerk zonder antwoord te rug gezonden. Ik had wegens derzelver verzu.m dieihalven geen fchuld Tot geiuk is 'er omtrent het vergelijk nog niets verzuimd, ik ontfing zoo even bericht van ' •mijn' Advocaat, dat hij nog beden alles in order zou brengen. Wal-  VïIDE B'üDRYF. Walberg de 0