690 O 62 5549   ai . " 11,1,1»III 81 1233 586* UB AMSTERDAM   F 94     E L I Z E.   E L I Z E, T R E U R S P E L. DOOR A. A. GAIGNAN DE VAML Te AMSTELDAM, by PIETER JOHANNES UYLENBROEK, WDCCLXXXVIII.   VOORBERICHT» Dit ftukje, op verzoek van -eenigen myner goede vrienden ter drukperfe o'Vergegeeven, heeft, weezentlyk, met dit oogmerk , zyn aanzyn niet verkregen: en is derhalve, mogelyk , niet gefchikt om onder het oog van geoefende letter - en tooneelkundigen te verfchynen : dan , ik waag liet, met voorneemen, * om , uit de aanmerkingen, die waarelyk kundige en hierdoor bevoegde lieden op dit ftukje zullen of mogten manken , tnyn voordeel te trekken, en dus in het vervolg in ftaat te zyn om volmaakter blykeiz van myne zucht voor de letter- en tooneelkunde aan den dag te brengen. Hoewel dit ftukje, gelyk ik gezegd heb, niet faamengefteld is , met oogmerk om het uit te gceven , komt het my echter voor , dat, daar de zucht tot zang/pellen thans vry al* 3 ge-  VOORBERICHT. gemeen is, en het vertoonen van eenigen derzelven ccene groote voorfpellen toelaat; waarom men zich, in dit gez'al, met kleine blyfpellen of kluchten behelpt, die zeer weinig te beduiden hebben, of voor den kundigen aanfchouwer van geen belang zjn; dit ftukje met meer anderen, in navolging, niet ondienjtig , zo voor liefhebbery, als openbaare tooneelen, weezen kan. Hoe dit zy, men heeft my de eere aangedaan hetzelve in een befloten gezclfchap van tooneelminnaaren, waan-oor het eigenlyk gefchikt geweest is, te verioonen; en ik heb het genoegen gehad, dat het, ten minste daar, aan het bedoelde oogmerk heeft voldaan. Ik verwacht niet, dat me/i my cenige aanmerkingen omtrent de weinige perfoonaadjen , die in het ftukje voorkomen, maaken zal, alzo verfcheiden kundige fchrj vers my daarin  VOORBERICHT. in zyn voorgegaan, en de deugd van een ftuk zeker niet van de veelheid der perfoonaadjen afhangt. Meer acht ik niet noodig by de uitgaave van myne Elize te zeggen. Mag zy flêchts de goedkeuring van eenige kenners wegdraa* gen, en den gevoelvollen leezer een' traan, van aandoening ontrukken, dan zal ik my geenszins over den yver van myne vrienden, beklaagen, om eene eigenvinding in het licht te zien, die wellicht veele berisping heeft te wachten.  PERS OONAADJEN. EDUARD. ELIZE. KAREL. SOFIA. Het toneel verbeeld een vertrek, in het hun van Elize. Op eene tafel flaat een karaf met water en een glas.  E L I Z E, T R E U R S P E L. EERSTE T O O N E E L. ELIZE, SOFIA. SOFIA. G elukkige Elize, hoe verheugt my uw lot! ELIZE. Vriendin, de vreugd treft u meer dan my: ondanks alle de toebereidfelen tot mynen echt, dien ik met blydfchap te gemoet moest zien, kan ik my van geen heimelyken fchrik ontdaan: een voorgevoel ... SOFIA. Is harfenfehim, vriendin; gy zult deezen dag de gelukkigfte aller vrouwen zyn; en, met uw' Eduard voor altoos vereenigd, altoos... ELIZE. Ach! hou op, Sofia! hoe meer het uur van A 5 on-  lo E L I Z E, ze vereeniging nadert, hoe ineer ik vrees dat zy nooit gefchieden zal. ó Myn Euard! God bevvaare u! SOFIA. Hoe! daar de regtmaatigfte vreugd u thans bezielen moest, daar Eduard het geluk van uw leven uit zal maaken, bedroeft gy u; en dat waarom? om een niets beduidend voorgevoel; om zekere benaauwdheid, die jonge meisjes, ais wy zyn, by de aannadering van het huwelyk, altoos gevoelen; doch door de reden licht verdreven worden. ELIZE. Het kan wel zyn, vriendin, dat uwe gedachten hier omtrent niet ongegrond zyn; maar ik kan u verzekeien dat myne aandoening van zodanig een* aart is, dat ik niet gerust zal zyn , voor dat dees dag gelukkig ten einde is geloopen, en ik myn' Eduard geheel bezit. SOFIA- Wel zo, wel zo! is dit de reden van uw'fchroom? waarelyk, zy is wel ongegrond. Binnen weinig uuren z-al uw echt voltrokken zyn, en ik ftaa u voor zyne liefde borg; geen fterveling zal u die ooit ontrukken.  TREURSPEL. u ken. In waarheid, ik wenschte wel dat ik zo fterk van myn geluk verzekerd was, als ik het van het uwe ben; maar Karei mint my flechts uit dwang, en zyne liefde voor u is gantsch niet uitgedoofd: doch ik ho >p alles van uw' echt. ELI ZE. Ik ook, vriendin: Karei is vatbaar voor de in. drukfelen der deugd, en deeze word altoos door de reden beftierd; waare hy maar reeds voltrokken , die echt, die zo veel heils te weeg moet brengen H Ach! indien Eduard eens wist dat Karei my bemind heeft... ik vrees, ik vrees... SOFIA. Nog eens, vriendin, bedwing uw' fchroom. Ik zie Karei hier naar toe komen : ontwyk zyn byzyn. Wellicht vermeerderde zyn onderhoud uwe ontftcltenis. 6 lk heb maar al te wel geraaden, wyl gy pp zyne aankomst reeds verbleekt. ELIZE. Ach! denk nooit dat ik zyne deugd verdenk; een onwillige fchrik dwingt my, zelfs in myn eigen huis, zyn byzyn te ontvlugten. TfVEÈ'  12 ELIZE, TWEEDE T O O N E E L. SOFIA, KAREL. KAR EL. JlLlize ontvlugt my ! God ! ben ik dan een booswicht, of zo haatelyk in haare oogen? Spreek, Sofia, waardoor, waardoor verdiende ik dit?... gy zwygt... wat doet haar my ontwyken? SOFIA. Een heirnclyke fchrik, eene felle ontroering].. KAR EL. Brengt myne komst die te weeg? SOFIA. ó Ja; maar zy acht u, en fchat uwe deugdea hoog. KAKEL. My achten, myne deugden hoogfchatten, en my outvlugten!.. Welk eene tegenftrydigheid! Voorzeker , gy misleid my. Sofia, ach! zeg my toch waardoor.. ? SOFIA. Waarelyk, Karei, door niets; het was onwillig: ik verzeker u, men acht u. KA-  TREURSPEL. 13 KAREL Men acht n:y!... en alle myne vrienden zyn voor my beangst... SOFIA. Ik beken het, Karei, het is vreemd. Maar verlaat u op het geen Ik zeg. Wellicht ziet gy binnen kort, mogelyk eer dces dag ten einde is, In dit alles klaarder, en ondervind dat alles, wat u nu zo fterk tegen fchynt, ten uwen voordeele geftrekt heeft. Het geluk van uw' vriend, zyne blyde hnwelyksvoltrekking, zal alle deeze nevelen wel op doen klaaren. KAREL. Ach, Sofia! gy doet my daar eene aangenaame herinnering ; het geluk van myn' vriend!... ja dit zal, dit zal myne fmart wegneemen; en zyn echt, Sofia, zyn echt, zal ook ons heil volmaaken; ik befchouw dien als den grondflag van den onzen... ik bemin u... en voor Elize gevoelt myn hart niets meer dau achting. SOFIA. - Bedrieg u niet, Karei: de vriendfehap zal zelden de liefde vernietigen; ja het is byna onmogelyk; on-  i4 E L I Z E, onderzoek uzelven hier omtrent naauwkeurig', want, zo het eens anders waare, zouden wy beiden onherftelbaar, ja voor eeuwig, rampzalig zyn. KAREL, ter zyde. Ach! het is maar al te waar; fchrikkelyk vooruitzigt!.. indien ik my bedroog! maar , neen, dit kan ik niet. Overluid. Sofia, verlaat u op my, ik bemin u; ik bemin het menschdom te veel, om door myn gedrag ongelukkigen te maaken. Wanneer ik eens een befluit neem, is het onwrikbaar. SOFIA. Dat dit zo zyn moog, verlangt myn hart oprecht.. KAREL. Het is zo, Sofia, het is zo, en ik zweer... Hy wil kaar te voetvallen; doch zy belet het hem, SOFIA. Niet te vermetel, Karei! Eene zaak van dit gewigt beflist zich zo ras niet. De mensch verbeeld zich fomtyds op zyn zwak gezegepraald te hebben , wanneer hy ten fterkften daaraan overgegeeven is. Ik laat u alleen , om dit nader te over-  TREUR SPEL. iS everweegen, en zal intusfchen my tot het huwelyksfeest vaardig maaken. Vaar wel. DERDE T 0 0 N E E L. KAREL, alleen. Neen, het is niet noodig dat ik overweege; de reden zegepraalt, en de liefde vestigt zich op het voorwerp dat de pligt ons beveelt te beminnen. Ja, Sofia! gy zult de myne zyn, en ik geheel en al de uwe ; geheel en al de uwe !.. kan dit zyn ?... 6 Ja, het moet, het zal zo zyn. Ach! vlied, vlied eeuwig van my weg, rustverftoorende gedachten , die my het tegendeel zoud willen doen gelooven!.. Ja! de mensch is meester van zichzelven. Hy moet, hy kan zyn hart bedwingen. VIERDE T O O N E E L. EDUARD, KAREL. KAREL. Kom, kom, myn Eduard'! wensch my geluk. Ik zegepraal! ik bemin Sofia; en zy, voor wie ik blaakte, bezit niets meer dan myne achting. Maar ik vergat zelf, nu gy hier uwe bruid afkomt haaien, om haar naar 't echtaltaar te geleiden, u ge-  iö ELIZE, geluk te wenfchen ; doch dit is ook niet noodig: gy kent myn hart, en weet hoe veel deel het ia «w heil neemt. EDUARD. Myn Karei! myn hartvriend! de blydfchap overfielpt my; ik kan van vreugd niet fpreeken; wy zullen dan alle vier op deezen dag gelukkig worden! KAREL. Ja, gelukkig. EDUARD. ó Myne Elize!... KAREL. Sofia!... EDUARD. Welke zalige oogenblikken zullen de onzen zyn! KAREL. Gy, met Elize... EDUARD. En gy, met uwe Sofia! KAREL, met minder drift. 6 Ja, ik wensch het. IDU-  TREURSPEL. 17 E DUARD. Gy wenscht het? het zal zo zyn. Gy bemint Sofia? KAREL, zuchtende. Ik geloof het. EDUARD. Hoe! gy gelooft het flechts? KAREL. Ondanks myzelven, voel ik my op nieuw aan de wrecdfte twyfeling overgegeeven. EDUARD. Gy waart nog ftraks zo fterk. KAREL. Helaas! EDUARD. Gy zucht. KAREL, na alveorens zyne oogen hemelwaards geflaagen te hebben, drukt hy Eduard de hand. 6 Myn vriend ! myn hartvriend!... EDUARD. Spreek, fpreek toch; was zy dan weezentlyk zo fchoon, waar de pligt u noodzaakt van af te zien? B Waar-  i8 ELIZE, Waarom hebt gy my nooit by haar gebragt ? Wie is zy? mogelyk zoude ik een middel kunnen vinden , zo ik haar kende , om uw' vader te beweegen; maar gy zwygt ? ach! dat uwe oprechte vriendfchap my hierin geen voldoening geeven wil. Nog eens, myn Karei! waar, wie is zy ? KAKEL. Ach ! dit kan, dit kan ik u niet zeggen. EDUARD. Gy moet; de vriendfchap vordert het. Ik zal u mogely/k dienst kunnen doen. KAREL. Ach! hou op, hou op; gy moord my! EDUARD. Hoe verkeerd, hoe verkeerd valt dan de pooging van myne vriendfchap uit. Is 'er dan niets, niets, myn Karei! waardoor uwe fmarr. verlicht kan worden ? KAREL, zich geheel aan zyne droefheid overgeevende. Niets, myn vriend, niets. Een/'gszitis bedaarder; echter met drift. Wat zeg ik, Bduard! ik weet het niet; mogelyk Jsicéft de Hemel wel iets, om my aan myn en ramp(poed te onttrekken, over my befloten. £ D V-  TREURSPEL. 19 EDUAHD. Ach, of hy uitkomst zond, en uwe deugd be < loonde! Indien het in myn vermogen waare, ik offerde alles op om u gelukkig te zien ; maar, helaas ! dit is zo niet; en gy zegt, dat ik niets voor u doen kan? KAREL. Neen, niets: ook hebt gy genoeg gciaan. Ter zyde. Maar, Hemel! ik zie Elize: ik moet "vertrekken. Tegen Eduard. Vaar wel, Eduard. EDUARD. Hoe! zo fpoedig? neen, blyf. Elize nadert ons: mogelyk zal zy , myne pooging onderfteunende , de kalmte aan uwe ziel hergeeven. KAREL, ter zyde. De kalmte!... Ja, eene kalmte, zo verfchrikkelyk als de onverwachtfte orkaan. Hy blyft, in eene peinzende geflalu, als in zyne gedachten verzonken, een weinig ter zyde Jlann. B s FT F-  20 ELIZE, V X F D E T O 0 N E E L. ELIZE, EDUARD, KAREL. EDUARD. ÏLlize, lieve betninnelyke bruid! kom, help my myn' vriend aan zyne zwaarmoedigheid onttrekken. ELIZE. o Myn Eduard ! hoe gaarne wilde ik dat myne poogingen hiertoe met een' gewenschten uitflag bekroond wierden ! liet geluk van uw' vriend te bewerken , daar hy u zo dierbaar is, word my , nu ons lot welhaast onaffcheidelyk aan elkander zal zyn gehegt , een der eerfte pligten , die uw genoegen bevorderen moeten. KAREL, ter zyde. Zy haat my... Rampzalige !... ELIZE, tegen Karei. Mynheer, uwe droefheid treft myn hart. Niets zou my aangenaamer zyn dan u gelukkig te zien, en gy kunt verzekerd weezen, dat alles wat de vriendfchap, deugd en achting vermag, door my zal aangewend worden, om uw geluk te bevorderen. K Sr  TREURSPEL. 21 KAREL. Ik weet, mejufrer, wat ik van deeze verzekering denken moet, en ben u hoogst verpligt. EDUARD. Maak vry op onze oprechte vriendfchap ftaat; ontlast uw hart; zeg ons alles... maar mogelyk vermag eene vrouw meer op hetzelve dan ik: welaan, ik verlaat u: myne Elize zal mogelyk het heil befchoren zyn van u tot uzelven weder te brengen, en u met een vergenoegd gelaat op myn huwelyksfeest te doen verfchynen. Karei tracht Eduard tegen te kouden , doek hy vertrekt met fpoed, en zegt in het heen gaan tegen Elize. Nu, geliefde, tracht myn' vriend te redden: het zal my een dubbel genoegen zyn de rust en het geluk van mynen vriend aan het voorwerp myner liefde te danken te hebben. Vaar wel. B 3 ZES'  Ï3 E L I Z E, ZESDE T O O N E E L. ELIZE, KAREL. 2jl bijven beiden een- geruimen tyd fpraakeloos, zien elkander met de vercisckte aandoening aan, die de or.iftandigheid, waarin zy zich bevinden, medebrengt. KAREL. -Helaas! hoe rampzalig voert ons het lot by een! ik moest deeze plaats ontvlieden, mejufïer! gy haat my! E LI ZE. Ik u haaten ? neen , gy zyt beklaagenswaardig: uw lot treft my; ö kon ik het verzachten ! KAREL. 'Er was een tyd, mcjulfer, dat dit in uw vermogen was; dan die tyd is nu voorby, en alles is verloren. .. ELIZE. Nimmer, nimmer ftond het in myn vermogen; 'er is eene Magt, die al het aardfche beftiert: myn hart kon door dezelve nooit voor uwe liefde vatbaar zyn. De  TREURSPEL. 23 De ontdekking uwer liefde deed my traanen ftorten, traanen van medelyden en beklag. KAREL. 6 Hoe bedroog ik myzelven toen! ELIZE. Dit vermeerderde myne fmart; doch , wilde ik u niet hoonen, dan moest ik myn' afkeer, onder een diep ftilzwygen , verbergen. KAREL. Afkeer, afkeer ! groote God!... ELIZ E. Afkeer voor uwe liefde, maar niet voor uw' perfoon. KAREL. Hoi vreemd !. .. ELIZE. Als vriendin, droeg ik u achting toe; uwe deugd verdiende het: als minnaares, was myn hart heimelyk reeds gefchonken , gevoelde ik niets voor u. KAREL. En waarom, waarom verzweegt gy dit ? ELIZE. Om u, om myne deugd: myn Eduard, onbewust B 4 hoe  s<5 ELIZE, hoe dierbaar hy my was, had wellicht zyne kiesheid hierdoor gehoond gevonden: de maatfchappy heeft de neiging der vrouwen hier omtrent een' onbillyken dwang opgelegd, en in de famenleeving is -de zelve zodanig geëerbiedigd , dat, als men zich het niet in acht neemen van dien dwang^vermeet door zyne liefde te doen kennen, men het als eene inbreuk op de deugd befchouwt. Voorts wat u betreft , ik hoopte dat de tyd u van eene neiging zou geneezen, die gy , zo dra de ontdekking van myne liefde voor Eduard plaats vond, moest ondervonden hebben dat u fchadelyk waare: ook hoopte ik, dat de begeerte van uw' vader, om Sofia te trouwen, hierdoor by v volbragt zou zyn geworden. KAREL. Gy hebt dan als het behoort gehandeld, mejuffer! aan myne dwaasheid moet ik alles wyteu. ó Liefde, liefde , hoe rampzalig maakt gy my! ELIZE. Myn hart beklaagt u , en fmeekt den Hemel om h te onderfteuneu. KAREL. Ja , die alleen kan het nog doen... Gy haat my niet, Elize? eli-  TREURSPE L. a5 ELIZE. Neen , ik haat u niet... KAREL. -Genoeg, ik trouw Sofia, of fterf nog deezen dag. Hy vertrekt met drift. ZEVENDE T O O N E E L. ELIZE, alleen. H oe woedend neemt hy zyn befluit!... ó Hemel ! doe toch alles ten beste keeren. Welke naare , welke droeve omltandigheden verzeilen den blydften dag van myn leven. Eduard verfchynt op het tooneel. Maar, wat deert myn' Eduard? de verbaasdheid draalt uit zyn gelaat: ik moet van ter zyde de oorzaak hiervan zien te ontdekken ; wellicht verzweeg hy ze anders uit tederheid voor my. Zy begeeft zich ongemerkt ter zyde. B 5 ACHT-  t6 ELIZE, A C H T S T Ê T O O N E E L. EDUARD; ELIZE, ter zyde.) EDUARD; hy heeft een' brief in de hand, welken hy, van tyd tot tyd, met aandoening befchouwt. Is het mogelyk'. Karei is myn medeminnaar! en hy verzweeg voor my zyne liefde; hy overwon dezelve; ó hoe edelmoedig! ELIZE, ter zyde. Hemel! wat hoor ik ? EDUARD. Maar gy, die my deez' brief zond, hoe laag, hoe laag zyt gy? Hy gaat naast de tafel zitten en ziet in den brief. Welk een monster! gelukkig dat ik u niet ken; neen , myn vriend is tot geen gruweldaaden bekwaam. Hy ziet in den brief en leest. „ Wacht u voor hem: hy is uw medeminnaar." Hy is myn medeminnaar! dat kan zyn; maar hy is deugdzaam, hy is edelmoedig, en wie dit is, is nooit gevaarelyk. Doch hoe zal ik met myn' vriend nu handelen? de reden van zyne fmart is my bewust ,  TREURSPEL. 27 wust, ik ken de waarde van myne Elize, en ik ken de hevigheid der liefde. Ontdek ik Karei, het geen hy zo zorgelyk voor my verborgen heeft gehouden, gewis zyne finart vermeerdert hierdoor; hy zal my ontwyken, en ik verlies een' dierbaar' vriend; neen, hier dient gezwegen, en dit noodlottig fchrifc voor eeuwig vernietigd. Hy word Elize gewaar. Hoe, Elize! gy hier? ELIZE. Ja, myn Eduard, reeds federt dat gy hier zyt; ik hoorde alles, en deeze ontdekking doet my beeven; zo Karei... EDUARD. Ach! verdenk myn' vriend niet; ik weet wat de deugd op zyn hart vermag; ik weet wat het hem gekost heeft zyne liefde te overwinnen, fchoon ik nimmer heb geweeten dat het voor u was dat hy blaakte. Ach! waarom verzweegt gy voor my zyne liefde! ELIZE. Kunt gy dit vraagen ? daar ik zag dat hy dezelve voor u verborgen had gehouden, en waarfchynelyk nim-  fi8 ELIZE, nimmer ontdekken zou , zo had ik u beiden hierdoor maar in grooter onheil geftort, en dit denk ik is de reden ook van zyn fülzwygen. EDUARD. Voorwaar een fterk bewys van zyne vriendfchap. Hy was rampzalig : de minnaares zyns vriends beminde hy, en hy bevordert haar' echt met hem, die de oorzaak van zyn lyden was. 6 Myne Elize! welk eene foltering voor zyn hart! Hoe gedroeg hy zich by u? ELIZE. Toen hem onze liefde onbewust was, gelyk een hart , door liefde en deugd bezield, gewoon is, en toen hy onze min ontdekte, als een vriend, die zyn geluk ter bevordering van zyn' vriends heil gaarne wil opofferen. EDUARD. ó Nooitvolpreezen deugd! Geliefde vriend, hoe fnood zyn uwe belaagers! Maar gy, myne Elize , waarom ontrust u deeze brief? gelooft gy dit lasterfchrift, en moet ik hem ontvlieden? hoe! gy ftort traaneu! is myn vriend een booswicht? ELI-  TREURSPEL. 29 ELIZE. Neen , Eduard ! zyne deugd, zyn gedrag verzekert ons dat hy het niet kan zyn, en echter vernieuwt die brief in my eenen angst, daar ik my naauwelyks van kan ontdoen... Ach! waare onze echt reeds voltrokken. EDUARD. Nog maar één uur, vriendin, en voor eeuwig zyt gy de myne; ik verlang niet minder dan gy naar dien gewenschten ftond. Niets kan myn geluk in deezen opweegen; indien myn vriend nu ook maar gerust kon zyn; gy moet my hier de behulpzame hand in bieden: ik voor my zal alles trachten toe te brengen , wat my hiertoe maar mogelyk is. Ach! kon het zyn dat hy Sofia beminde! zy heeft waarelyk ook verdriet. ELIZE. Toen hy my den laatften keer verliet, fprak hy van haar te trouwen; doch eenige onverflaanbaare woorden verzelden dit gezegde, terwyl hy met drift vertrok. EDUARD. 6 Kon hy dit; welk eene blydfchap voor ons allen! zyn  So E L I Z E, . zyn vader begeert het; Sofia bemint hem, en haare deugd, gevoegd by haare bevalligheden, zou welhaast zyne geheele liefde tot haar trekken. Maar hy komt; verbergen wy hem onze aandoening, en trachten wy hem tot het huwelyk met Sofia nu een vast befiuit te doen neemen. NEG E N D~ E T O O N E E L. ELIZE, EDUARD, KAREL. KAREL, ter zy cis, in Int opkomen. Zïy zyn 'er nog': ach! wat zal ik hen zeggen? d Vriendfchap, gy noodzaakt my tot veinzen in deeze kommerlyke oogenblikken. Tegen Eduard en Elize. Het uur van uw geluk nadert, geliefde vrienden! hoe deelt myn hart in uwe vreugd ! gy zult volmaakt gelukkig zyn. EDUARD. En gy, myn vriend? KAREL. Zo veel het mogelyk is. ELI-  TREURSPEL. 3i ELIZE. Gy trouwt Sofia? KAREL. Dees dag zal het beflisfcheu. EDUARD. Myn vriend, niets komt my beter tot uw geluk voor dan dit. KAREL. Ook zal myn hart wellicht... Ter zyde. Hou ftand, ontroerde ziel. ELI ZE. Durf ik Sofia met uwe neiging vleijen? KAREL, ter zyde. Hoe ysfelyk is myn fiaat! Tegen Elize. Ja, me'uffer, ik acht, ik fchat haar hoog. EDUARD, ter zyde, Kareis ontroering gadejlaande. Ily doet zichzelv' geweld. Tegen Karei. ó Edelmoedig vriend! hoe treurig is uw lot! KA-  34 ELIZE, KAREL. Myn lot... ja, hei is rampzalig; doch nu nadert het oogenblik dat het in eene eeuwige kalmte veranderen zal. ELIZE. Myn God! wat wil deeze taal? KAREL. Niets, mejuffer ; Sofia zal hiervan de oorzaak zyn. EDUARD. De Hemel zy gedankt! uw zeggen deed my beeveu. Wy kunnen dan Sofia van haar heil verzekering geven? haar zeggen..? KAREL, in diepe mymering verzonken. Ach ! zeg haar wat gy wilt. ELIZE, ter zyde. Ik dacht het wel. EDUARD. Wat zegt gy toch, myn vriend! gy zyt geheel verftrooid. KAREL. Ach! vergeef my!.. waarelyk myne gedachten waa- ren  TREURSPEL. 33 ren wat ingewikkeld; doch thans kan ik u zeggen, dat Sofia, zo de Hemel het duld, deez' dag myne bruid zal zyn. .. ELIZE. Welaan, ik ga haar dan die blyde tyding brengen. Ter zyde. Ik geloof niets van deeze verzekering. Tegen Eduard. Maar laat ons zien hoe verre hy haar ten uitvoer zal brengen. TIENDE T O O N E E L. EDUARD, KAREL. KAREL. u w befluit, myn hartvriend , verheugt my ; en welk een treffend voorbeeld verfchafc gy het menschdom! KAREL. Men is verpligt alles aan de deugd en zyne vrienden op te offeren;'er kan geen geluk op de aarde zyn, wanneer men dit vergeet; ook heb ik het fteeds betracht, en hoop dat de Hemel my hiervoor genadig weezen zal. C E DU-  34 ELIZE, eduard. Voorzeker; doch dat uwe ziel thans in onze blydfchap, gelyk wy in uw geluk, deel neeme; bereid u tot de vreugd en vermeerder hierdoor ons heil; want het zou onvolkomen zyn, zo gy, myn Karei, 'er niet in deelde. karel. Beste vriend. Ter zyde. Hoe verlang ik alleen te zyn! eduard. Sofia nadert; laat my zo gelukkig weezen haar uwe hand te fchenken. karel, ter zyde. Myn lyden verdubbelt. Hemel) wat hebt gy met my voor? ELFDE T O O N E EL. sofia, eduard, karel. eduard. M ejuffer! eindelyk geniet ik het geluk van u myn'  TREURSPEL. 35 myn' vriend tot echtgenoot te mogen aanbieden: ontfang hem van myne hand. Eduard neemt Karei by de hand, en bied dezelve Sofia aan; Karei tracht een vernoegd gelaat aan te tieenien, en zegt zeer fchielyk; KAREL. Ja, Sofia! het oogenblik is geboren dat myn lot voor eeuwig beflist. SOFIA. Het veinzen zou in deeze oogenblikken my weinig voegen; ik aanvaard uwe hand, en ik hoop daarby uw hart! KAREL. Ik zal u nooit misleiden; nimmer zal ik met u in den echt treeden of myn hart zal wel het uwe weezen. SOFIA. Ik verlaat my dan hierop, myn Karei; uw geluk is al myn heil. EDUARD. Al het onze, Sofia! Waar blyft nu myne Elize? SOFIA. Kom, laat ons gezamentlyk tot haar gaan en C a haar  36 ELIZE, haar myn geluk mededeelen: zy wilde , fchoon zy my Kareis befluit zelve kwam melden, daaraan geen geloof hechten ; maar laat ons haar nu overtuigen. KAREL. Ja, laat ons dit doen ; maar gun my vooraf eeuige oogenblikken voor myzelven; ik zal u zo fpoedig mogelyk volgen. SOFIA. Ik verlaat u met moeite; maar myn wil zal aan den uwen altoos onderworpen zyn. EDUARD. Nu, myn vriend, wy verwachten u; kom toch fpoedig. TWAALFDE T O 0 N E E L. KAREL, alleen. Cxy verwacht my; maar ik zal u in de eeuwigheid verwachten; de dood waart reeds om myne fchreden , en dit oogenblik voert haar tot my. Gelukkig befluit! hoeveel, hoeveel hebt gy my gekost? maar het moet zo zyn; ;k kan Sofia niet beminnen; haare deugd verdient niet dat ik haar misleide... Door den onverbreeke'ykei: band des echts voor  TREURSPEL. 37 voor eeuwig aan my verbonden, zou myne koelzinnigheid , dewyl ik voel die nooit te kunnen overwinnen , haar in het graf ftorten; neen, veeleer zelf geftorven... Elize word de echtgenoote van myn' vriend... Zy is niet voor my beftemd geweest; ó fmart! maar zy maakt myn' vriend gelukkig. Ach, dit troost my nog in 't rampvol uur dat de vcrflindende dood my ten afgrond flcepen zal. Ysfelyk denkbeeld! maar het denkbeeld van te leeven is nog ysfelyker. Ik min Elize. Zy de eigendom van myn' vriend! Welk eene misdaad! ik kan niet nalaaten, ik kan niet ophouden haar te beminnen! Zie daar verdubbeling van myn' gruwel!.. Neen, derf, onzalige ! uw leven is, en veroorzaakt, een' jammerpoel van elende... maar kan men my befpieden. Hy ziet het vertrek rond, ontdekt de tafel, waarop de karaf met water en het glas ftaat. Neen... ó Nu is het zeker; het lot voert alles hier, wat ten uitvoer van myn doel dienstig is. Hy giet water uit de karaf in het glas en Jiort 'er eenige druppelen vergif in, uit een vlesje dat hy hy zich heeft. Zie daar het einde. C 3  38 ELIZE, Hy vat het glas op, en wil drinken, doch na een weinig toeyens , waarin hy, door tekenen, de ysfe-lykheid van den zelfmoord doet blxken.zet hy het glas weder op de tafel neder, en roept verfchrikt, met eene luide Jl^m uit: 6 Hemel! vergeef! Waar berg ik my ? DERTIENDE T O O N E E L. KAREL, SOFIA, ELIZE. De laat ft en zyn op het gerucht dat Karei gemaakt heeft op het tooneel gekomen. Elize is doodeiyk ontjleld, Karei is byna raadeloos, en Sof.a zegt: SOFIA. f Iemel! wat komt ons over!... Myn Karei ! KAREL. Ontvlugt, ontwyk my... ik ben een monster! ELIZE. Ach! wat deed gy? KAREL. Niets! maar fchrik voor my... ik fchrik voor Hiyzelven. Hy  TREURSPEL. 39 Hy gaat woedend van het tooneel, en laat het glas met gif op de tafel Jlaan. VEERTIENDE TOONEEL. ELIZE, SOFIA. ELIZE. Helaas! vriendin!... welk een ramp is ons befchorenl ik beef; myne omfteltenis... SOFIA. Ik kan naauwelyks ademhaalen. Maar hoe! gy verbleekt? ELIZE. Ik ben doodelyk gefchrikt; ach! geef my drinken; daar Haat water. SOFIA geeft in de uiterfte ontroering haar het glas . jgf Karel heeft laaten ftaan; Elize drinkt het met drift, en gelyke verwarring, uit; waarna zy zegt: Bekomt gy wat? ELIZE. Een weinig. C 4 Z}  40 ELIZE, Zy blyven geduurende eenigen tyd fpraakeloos, waarna Elize zegt: God! wat felle pyn. SOFIA ziet Elize aan en roept, verfchrikt: Help! help! ach! Hemel! help! VTFTIENBE T O O N E E L. ELIZE, EDUARD, SOFIA. EDUARD. .Hemel! wat is het?... SOFIA. God weet het... EDUARD. Myne Elize! ach! wat is u overgekomen ? ELIZE. Het is my onbewust: doch ik voel, ik voel dat myn einde nadert, ö Myn Eduard! ED UARD. Ik zal ras om hulp zenden. Heengaande , tegen Karei, dien ?iy ontmoet. ó Myn Karei! zie myne Elize! in welk een' doo-. delyken toeftand is zy onverhoeds gebragt! Spoed u met my tot haare hulp. ZES-  TREURSPEL. 41 ZESTIENDE T O O N E E I. ELIZE, SOFIA, EDUARD, KAREL. KAREL, woedend op liet tooneel gekomen, ziet naar liet glas dat hy heeft laaten Jlaan, en het ledig ziende, zegt hy met eene beangfie Jlem: w ie dronk het gif, dat in dit glas geweest is ? SOFIA, fterk ontroerd. Elize!... ó Ramp ! was het vergif? KAREL. God !... Elize ! EDUARD, geheel buiten zichzeiven. Hemel! heb ik wél gehoord 1... KAREL. Ja, Sofia! het was vergif... vergif, voor my beftemd; doch, door den vloek, die my verzelt, het geliefdfte voorwerp van myn leven toegebragt. EDUARD, als vooren. Wat hoor ik! monster! gy zyt dan de oorzaak van haare. dood! De hel verdelge u... Ach! myne Elize! welk een trouwdag! C 5 ^  4» ELIZE, Hy werpt zich aan de voeten van Elize ; doch ryst welhaast weder van haare zyde op, en grypt met woede Karei hy de borst. Ontaarte! geef my Elize weder. KAREL. ó Gruwelyk, vervloekt, helsch voornemen! Hoe duur, hoe duur betaal ik u! Tegen Eduard. Ik ben rampzaliger dan gy. Tegen Elize. Elize! Hy, die alles ziet, weet hoe fchrikkelyk myn noodlot is. Gy flerft, en fterft onfchuldig; maar ik, ik alleen gevoel de fmart der helle; ach, Elize! uwe dood is voor my de felfte blikfemfchicht... ó Wee ! EDUARD. Ja, onzalige! beef, beef voor myne wraak; gy zult het bloed, dat gy vergoot, ten zoen ftrekken. KAREL. En gy , ■ gy ook, myn vriend ! gy verdubbelt de maat myner elende, door eene verdenking, die my de ziel doorgrieft ! Ach! ik ben wel de oorzaak  TREURSPEL. 43 zaak van haare dood; maar geen fchuldige oorzaak; hoor myne onfchuld en fidder! EDUARD. Hoe! KAREL. Zy dronk het gif, het geen ik drinken wilde: zie nu de ysfclykheid van myn noodlot en hoor de oprechtfte ontdekking van myn leven. Ik beminde uwe Elize ... Maar hoe! wekt deeze ontdekking U geen verwondering? EDUARD. ö Neen, ontaarte! het was my reeds bewust; maar, vaar voort met uw verhaal; de tyd is te kostlyk in deeze oogenblikken, om dien met lastige verklaaringen te verkwisten. KAREL. Ik had gehoopt haar tot mynen echt genegen te vinden, ik bedroog my; ik ontdekte dat zy u haare liefde gefchonken had^ ik trachtte my van eene zo rampzalige neiging te ontdoen, en (telde al myn geluk in het uwe; myn vader dwong my Sofia te beminnen; haare deugd droeg myne achting weg; ik dacht het te kunnen doen; dan, helaas! toen ik my  44 E L I Z E, my naauwkeurig onderzocht, bevond ik zulks onmogelyk te zyn. Tegen Sofia. Vergeef my, Sofia! ik zie my gedrongen deeze noodlottige waarheden aan den dag te brengen. Tegen Eduard. En nog beminde ik Elize: niets dan de dood kon my van deeze zondige hartstogt bevryden. Ik befloot dan my dezelve te verfchaffen: reeds had ik het vergif voor myne lippen, toen my een onwillige fchrik wederhield, en eene luide kreet deed geeven ; Elize kwam: fchaamte en wroeging deden my op dat oogènblik vlugten: het gif bleef (laan... ELIZE, de rede van Karei afbrsskende. En ik dronk het, om mynen fchrik te ftillen: ik dacht... EDUARD. Niets meer, Eiize! het verfchrikkelyk geheim is reeds ontwonden; ik bezef alles, ó Noodlot! ELIZE. Ach! myn Eduard! eerbiedig, in myne dood, het eeuwig befluit des Allerhoogflen. so- *  TREURSPEL. 45 SOFIA. BeklagenswaardigeJ ach! ELIZE. Beklaag, beklaag my niet; gy allen zyt meer beklagenswaardig dan ik: ik fterf, en zal u in het verblyf der onfchuld wachten. Kom, nader my, myn Eduard! nadert my, ongelukkige vrienden! ontvangt myn jongst vaarwel. EDUARD. Codi! kan ik nu nog leeven ? KAREL. Onzalig fterveling ! ach! waar, waar zal ik vlieden! SOFIA. Myne ziel bczwykt door fmart... Zy knielen allen rondom Elize: deeze richt zich zo veel op als de omstandigheid het toelaat, en zegt, met eene verflaauwende Jlem : ELIZE. Vaar wel, Karei! vaar wel, Sofia ! vaar wel, myn bruidegom! God onderfleune u... omhelst my... ach!... ik fterf... Aik de perfoonen geeven op deeze woorden tekenen van de uiterjli droefheid. K A-  46 E L I Z E. KAREL, driftig opryzende, met verkropte woede. Gy fterft!... gy zyc geweest!... en ik, elendige! ik zou leeven! alles moet my vervloeken; ik vervloek myzelven; en ik zou leeven! Neen! ik wil my aan deeze helfche folteringen ontrukken. Hy trekt zyn" degen , om zich te doorfteeken ; doch word daarin door Eduard en Sofia belet. EDUARD. Wat wilt ge, onzinnige ! KAREL. De aarde van den elendigften der menfchen verlosfen: de vermoorde onnoozelheid op haaren rampzaligen moorder wreeken... Laat los! Zyn degen word hem ontweldigd. EDUARD. Wilt gy de ysfelykheid van deezen dag nog vergrooten? Gy hebt geen recht op uw eigen leven. Laat den Hemel de wraak bevolen. Helaas! moet ik, ikzelf u nog behoeden, en u beklaagen? Om" wyk my: aan de hevigheid myner taarten ten prooije gelaaten, weet ik niet tot welk een woedend befluit ik mogelyk in ftaat zou zyn. EINDE.  Lyst van nieuwe tooneelftukken, zo als die af- zonderlyk by den boekhandelaar Pieter Johannes Uylenbroek, te Amfteldam, in de Nes, te bekomen zyn. W. Bilderdijk, Edipus, treurfpel, en brief over denzelven . . ƒ1:4:- ■ Deukalion en Pyrrha , too- neelfluk . . . * -: 1 5 : - I. de Clercq, H. Z. Meriones, koning van Krete, treurfpel . . . „ . • g •. . Eduard en Eleonora, treurfpel . . . * -: 8 :- M. A. de Clercq, Montrofe en Araelia, too- neelfpel . . . . t -: 8 : - A. A. Gaignan de 1'Ami, Elize, treurfpel * .: 6: O. C. F. Hoffham, Al ftond 'er de galg op ! blyfpel . . . 0 . ■. 18 : - ■ De Broek, voorfpel a -: 6 : - J. Houtman,Thz. Irene, treurfpel . 6:■ ■ Montrofe en Amelia, too- neelfpel. . . . . j -: 8 :- J. Hugli , Willem Teil, of de grondlegging der Zwitfcrfche vryheid, treurfpel . * .: 8 : W. Imme , Delia en Adelaïde, tooneelfpel » --. 8 :- ■ De Weldadige , tooneelfpel . » -: 6 : - P. J. Kasteleijn, De Marquis de Bouillé, hel- denfpel . ■ . . » -: 6:DeJufferlijke Kamerdienaar, blijfpel . . .. . „ -: 6: - —■—■ Elfride, treurfpel . 8:- • ■— Codrus , treurfpel . # - : 8 : - L. J. Lavnaifon, Clementine en Desonnes, tooneelfpal . . . * -: 8: - J. Luu  J. Lu:keman, Codrus, treurfpel . f-: 8 : . Canut, treurfpel . » -: 8 : P. F. Lynflager, Zoé, tooneelfpel . "-: 8- J. Xom.;z, De Graaf van Warwik , treurfpel * - : 7- Bajazeth , treurfpel . * - : 7 : . De Cid , treurfpel . ' - : 7 : Athalia, treurfpel . . 7: . Amelia, treurfpel . « - : 7 : — Soliman de tweede, blyfpel 8 : , .— Cora, of de Peruanen , treurfpel , pl. . . . o - •■ 12 : , De Hertogin van Coralli, treurfpel, pl. . • . * -: 12 : H. Ogelwigbt, Jun. Men doet wat men kan, niet wat men wil, blyfpel . * -: 6: De Verbeterde Dwaas, blyfpel . . . * - : 6: P. Pypers, Merinval, of de gevolgen der wraakzucht, tooneelfpel • . 10: De Graaf van Comminge, of de ongelukkige gelieven, tooneelfpel . . : 10: J. Starrenburg, Apollo in Dordrecht, en De Zangberg, twee divertisfementen . r - : 6 : P. J. Uylenbrpek, Meropé, treurfpel, pl. * -: 1 2 : N. S. v. Winter, Menzikoff, treurfpel . » -: 8 : L, w. Louize d'Arlac, treurfpel # -: 8 : Sebille van Atvou, treurfpel » -: 8 : I Gelonide, treurfpel . * - : 8 : Kon datur admufas, &c. Esther, treurfpel, * -: 7: Vlijt doet vorderen, De Gewaende Philofooph, blijfpel . . . . 6: