VERHANDELING OVER DE OORZA AKEN DER MENIGVULDIGS BREUKEN IN DE EERSTGEBORENE KINDEREN.   VERHANDELING OVER DE OORZAAKEN DER MENIGVULDIGE BREUKEN IN Dl EERSTGEBORENE KINDEREN; BENEVENS / een vervolg op die verhandeling, BEIDEN DOOR P ET RUS CAMPER; Opgehelderd met zeer uitvoerige, en fraai in 't loper gegraveerde KUNST PLAATEN, van de beroemde j. van der schley, en j. c. philips. Et Te A MS TE LD AM, bij J. B. E L W E, M D C C C.   VOORREDE. ' Tis niet te betwisten dat de nuttige HeeU kunde, in onze dagen, een aanmerkelijk hoogen graad van volkomenheid heeft bereken, dank zij den onvermoeiden ijver van zoo veels waardige mannen, als zig, federt eenige jaaren, op dezelve toegelegd hebben, en onderwelken wij niet weinige Land- en Stad-ge' noot en van ons aantreffen: ter nadere heves~ tiging van die voor ons flreelende waarheid, dat Nederland, hoe kleen in des zelfs bevang, met betrekking tot andere Staat en, niet alleenlijk voor geen' van deezen behoeft te wijken, in het opleveren van uitmuntende lichten in Kunst en Weetenfchap; maar ook dat Ne* %  vi VOORREDE. derland des-aangaande alle andere Staatert overtreft ongetwijfeld zal men de zotte befchimpers des Nederlandfchen Volks doen bloozen , wanneer men hun flschts- bij de Heelkunde doet fiiljlaan, en hun een oog doet vestigen op de breede naamlijst van uitmuntende Heelkundigen welken in de agttiende eeuw in Nederland geboren zijn, geleefd hebben, of nog leeven; en nog veel gloejender zal hunne befchaamdheid worden, wanneer tnen de verhouding van het getal dier beroemde mannen tegen het getal des Nederlandfchen Volks,in yergelijkinge brengt met dezelfde verhoudinge onder eeneandere Natie, welke ook; want dan zal aldra onbetwistbaar blyken dat hier geene gelijkheid beflaat; dat de Nederlanders , in deezen,boven alle andere Volken uitmunten, ' Het wenjcheUjk gevolg van de gemelde waarheid doet zig niet alleenlijk op in dg  VOORREDE. viï veels wonderbaare Heelkundige geneezingen , welken binnen het boven bepaald lijdsbeflek, onder ons, zijn daar gefield, en de oneindige reeks van hoogstnuttige waarneemingen uit die genezingen geboren, en -welken, op zig zeiven, zoo veele bewijzen van de fchranderheid der bedoelde vernuften, en van de doordringende kracht huns verlichten oordeels zijn; maar ook laat dat wenfchelijk gevolg zig op de fchitterendfle wij. ze zien, in het breed getal van Heelkundige gefchriften, met welken de Nederlandfche boekerijen, in de tegenwoordige eeuw, en wel voomaamlijk in de laatfie helft van dezelve, aangevuld zijn; immers hebben de minërva. rene Heelmeesters in dat tijdsverloop, eene cnbetaalbaare fchat van onderwijs ontvangen, en zijn de leerlingen in de loflijke Heelkunde in fiaat gefield om zig, langs den gemaklijk'ften weg, en op de voardeeligfie wijze, te bêiwaatnet.\ '4  vin VOORREDE. Eén der gcwigtige onderwerpen, met Welken de Heelkunde zig bezig houdt, is de gevaarvolle breuk, en dat onderwerp kan, met opzicht tot ons Nederlanders , zelfs allergewigtigst genoemd worden, dewijl wij meer dan eenig ander volk aan dat geducht toeval onderworpen zijn; geen wonder derhalven dat onze Nederlandfche Heelmeesters zig ook met nadruk daarop hebben bevlijtigd, en waardoor ons de middelen aan de hand zijn gegeven, om ons , maar voornaamlijk om onze kinderen, voor breuken te behoeden, of wanneer werkelijk breuken aanweezig zijn, de gevaarlijkheid derzelven , binnen enge paaien te houden, zoo niet geheel wegteneemen, of ook om de breuken zeiven volkomen te heelen — wijle onze Landgenoot, de zoo beroemde Hoogleer aar camper , heeft ook dat onderwerp, met een brandenden ijver voor ,s menfchen welzijn, ter hand genomen , en hetzelve zoodanig behandeld, dat de lofwaar-  VOORREDE. ix digeHollandfcheMaatfchippij der Weetenfchap- pcn , opgericht te Haarlem, niet heeft kunnen nalaat en ,s mans arbeid, dienaangaande, eens plaats in haare ■werken te geeven, en alzoo het oogmerk van den Hoogleeraar te helpen bevorderen ; de verfpreiding van dien arbeid was te noodzaakelijker, daar de werkzaams camper zig, in de bedoelde Verhandeling, bepaalt bij de breuken in de eerstgeborene kinderen ; daardoor tog werden nu de minervarene Heelmeesters voorgelicht in eene zaak, zoo belangrijk als dezelve dikwijls, duister is; maar ook werden daardoor tevens de JVederlandfche moeders, en allen welken het behandelen van eerstgeborene kinderen toevertrouwd wordt, in pa at gefield om over den toefland dier wichtjens, met betrekking tot de breuken, te oordeelen, niet alleen, maar ook om dezelven, zoo veel mogelijk, voor dia toevallen te behoeden — dan, gemelde loflijks pooging der Hollandfche Maatfchappije is aan * 5  x VOORREDE. eene gewigtige zw narigheid onderhevig, daarin bejlaande, dat zeer veele onzer Landgenooten, bij den inhoud der gezegde Verhan deling van den Hoogleer aar camper belang hebbende, niet vermogend genoeg zijn om zig de Werken der Maatfchappije aantefchaffen.: ter wegneeminge van deeze aanmerkelijke zwaarigheid dient de tegenwoordige afzonder, lijke uitg'savc dier Verhandeling, over de oorzaaken der menigvuldige Breuken in de eersrge= borene kinderen , met welke uitgave den tijdgenoot dsrhalven zekerlijk geen geringen dienst gedaan wordt: zijnde voords een en ander opgehelderd met uitvoerige afbeeldin' gen, in V koper gebragt doorden beroemden van der schley en philips. Ziet daar u, oefenaars en kweekelingen in de fchoole der loflijke Heelkunde; gij, wier geldmiddelen niet toereikende zijn tot den inkoop van kostbaare werken, ziet daar  VOORREDE- xi li de gelegenheid verfchaft om bezitters te kunnen worden van een voornaam gedeelte des arbeids van uwen roemrijken voorganger , wijlen den Hoogleer aar camper ziet daar, Nederlandfche moeders, u , in deeze weinige bladen, en die gij u, tot welken levens ft and gij ook moogt behoor en, ligtlijk kunt aanfchaffen, ziet daar u voorgeïiclit ten aanzien eens toevals, aan V welk uwe kinderen onderworpen zijn, en dat, zoo het hun daadlijk getrofen heeft, u zeer ligtlijk, van wege uwe onkunde, aan V vreezelijkst verzuim fchuldig kan doen weezen: dit Heelkundig Gefchenk welk u, bij deezen, wordt aangeboden, waarborgt u voor dat verzuim, zoo gij deszelfs geleide, {het geleide van den beroemden camper,) volgt: hier wordt u geleerd welke de duidelijke kenmerken van breuken in eerstgeborene kinderen zijn , en hoe gij u omtrent dezelvcn moet gedraagen, ten welzijn der jonge lijdertjens , welken,  xn VOORREDE. helaas! maar al te dikwijls, voor geheel hun leven, de flagtoffers van de onkunde hunner moeders, Minnen of bakers zijn; voegt gij deeze Verzameling bij des meergemelden Hoogleeraars Verhandeling over het beduur van kinderen, in andwoord op eene desaangaande uitgefchrevene Vraag, door de Hollandfche Maatfchappij der Weetenfchappen , meergemeld, van welk andwoord, (door de Maat' fchappij met eenen medaille bekroond^) mede eene afzonderlijke uitgaave het licht ziet, en gij zult u, door middel van een en ander, ligtlijk bekwaamen, om uwe hooge waardigheid van moeder , met allen mogelijken lof, te kunnen bekleeden; als dan zult gij gezonde en fterke kinderen hebben, en der famenleevinge leden fchenken die wegens hunne aangenaams lèfchaafdheid bemind, en wegens hunne bekwaamheden geacht zullen weezen. DE UITGEEVER.  VERHANDELING OVER DE OORZAAKEN DER MENIGVULDIGE BREUKEN INDE EERSTGEBORENE KINDEREN. Onder de gebreken van ons lichaam zijn er mij geene voorgekomen, welken van meerder bekommering waren, en derhalven naauwkeuriger onderzoek vorderden, dan de Breuken: onder de bejaarde mannen , im mers, vindt men er zeer veelen, welken eene uitgezakte darmbreuk alleen, met het netA  2 VERHANDELING over vlies, met een water- of vlees breuk gepaard, omdrangen, of met eenen band inhouden: niet zeldzaam ontftelt dit ongemak de liezen aan beide de zijden, belettende den arbeidsman zijne kostwinning, den rijken het genot zijns overvloeds. De vrouwen, offchoon minder in getal, zuchten echter , zoo veel de natuur haarer deelen toelaat, onder dezelfde fmarten: de eerstgeborene kinderen zelfs zijn niet uitgezonderd, maar brengen de breuken als ter wereld mede: zoo algemeen is dit beklaagelijk ongemak! De oorzaaken fchrijft men, zonder onderfcheid, toe aan hevig torfen , tillen, fchreeuwen: vallen, ftooten, veel vet eeten,een vadzig leven, enz-, zonder aangemerkt te hebben het groot getal jongens, welken in de wieg met breuken vvorfteien : deezen nogthans ver-  de BREUKEN. 3 dienen de grootfte oplettendheid , om dat de uitzettingen van het peritonaum, noch de zwakheid der ringen, veroorzaakt worden door geweldig fchreeuwen, perfen, of dergelijke hevige buiksbeweegingen, gelijk in bejaarde menfchen. De breuken in bejaarde mannen, of vrouwen, geneezen nooit, dan bij een enkel toeval un de kleene kinderen, integendeel, houden ze fpoedig op, indien ze behoorelijk bezorgd worden; maar aan zig zeiven overgelaten, onkundig of met dofheid behandeld, blijven ze altoos duuren, en veroorzaaken dikmaals eene ontijdige, onverwachte, en allerfmartlijkfte dood. Sedert veele jaaren heb ik mij reeds bijzondere moeite gegeven, om deeze elendige ziekte in verftorvenen naatefpeuren, en de lij. ders zelf te behandelen , banden van voorA %  4 VERHANDELING over naame Meesters te beproeven , te veranderen, enz. met geen ander inzicht, dan om van nader bij te kunnen opletten, en leeren, wat er vereischt wordt tot het inbrengen van breukenj welk eene foort van banden, en hoe gevormd, tot het inhouden de besten waren; en, eindelijk, welke middelen de herftelling bewerkten. De uitgeftrektheid van deeze ftad verfchafte een groot getal bejaarden, welken, fchoon door andere ongemakken, echter met breuken, geftorven waren; en naar evenredigheid eene gelijke veelheid van kinderen , welken, of vóór, of in de geboorte geftorven, nog niets geleden hadden, 't welk zulk een gebrek voordbrengen konde. De Burgemees. teren begunftigden mijn oogmerk , door mij de vrijheid te verleenen, om, met bewilliging der Regenten, alle lichaamen te openen, welken in het algemeen ziekenhuis, met dee-  D! BREUKEN. 5 ze of geene kwaaien van gewigt, bezocht geweest waren : aan hunne voorzorg en goedheid mijwaards betuige ik verpligt te zijn de waarneemingen en ontdekkingen, die ik mij verbeeld omtrent jde oorzaaken van de menigvuldige breuken in de eerstgeborene kinderen, en vel meest jongens, gemaakt te hebben, en welken ik de vrijheid neem der Maatfchappije toetezenden: het onderwerp zelf fcheen mij toe van te veel gewigts, om niet aan onze Landgenooten medegedeeld te worden: hoe konde ik gunftiger gelegenheid verlangen , dan, dat deeze waarneemingen , onder de fdiriften van zoo veele beroemde Mannen van ons Vaderland, als deeze Maatfchappij verderen, te voorfchijn kwamen ? hoe graa ger doen aangenomen worden, dan met hei gezach, en onder de befcherming van zoo veele edele en aanzienlijke Geleerdheidsminnaars , als deeze Maatfchappij beftuuj jen'? A 3  6 VERHANDELING over Om een weinig meerder klaarheids aan de nieuwe ontdekking te geeven , heb ik er eenige aftekeningen bijgevoegd, welken ik zelf met de pen, naar de voorwerpen, getekend heb; en welken ik geenzins twijfel, of zullen door de Maatfchappij dienftig, en onaffcheidelijk van deeze Verhandeling , geoordeeld worden. Voor eerst dan, zal ik aantooneu, op welk eene wijze de liesbreuken zig in de kinderen opdoen; daarnaa hoe zij gevormd worden. §. i. In het zakjen van eerstgeborene jongens, wier ballen nog niet geheel doorgezakt zijn, wordt veeltijds een waterzucht waargenomen, welke van eene lilachtige ftoffe is die zig in het vetvlies onthoudt. Dit kleene ongemak wordt meest overwonnen, en genezen met doordringende, ver-  de BREUKEN. ? Herkende en verwarmende middelen, van allerleien aart, gelijk cumijnzaad op brandewijn getrokken , en met doeken aangelegd, enz. pleisters worden, om-het geduurig nat zijn der kinderen, ten eenenmaale onnut. Wanneer zulke kinderen , ook de meisjens, het beginfel krijgen van breuken, ontdekt men, naa voorafgegane perfmgen, boven het fchaambeen twee harde gezwellen, als duiven-eieren, welken zig niet.gemaklijk laaten wegdrukken: deeze gezwellen verdwijnen, nu en dan, geheel van zeiven; blijven fomwijlen eenige dagen, weeken, of maanden naëen weg, en komen ook weder te voorfchijn: dit weggaan en opkomen beangst de moeder, en verbaast den Heelmeester., om de onzekerheid, daar hij door deeze verwisfeling in gebragt worde: fomwijlen wordt,hierdoor, de breuk door een' kundig Heelmeester tegengefproken, welke kort te vooren, A 4  3 VERHANDELING over duidelijk, door een' ander' waarlijk gezien is geworden. In de jongens, wier balletjens natuurlijk doorgezakt zijn, vindt roen de breuk meest in de rechter, fomwijlen in beide de liezen; en fommige eensklaps tot in het ondereinde van het zakjen: in de meisjens doen zij zig zeldzaam verder dan in de lies op; enkele reizen zakken ze tot in de lippen der na. tuurlijke deelen, en worden uit ter maate groot: een warme doek, rust, en ftilte doen deeze breuken fchielijk verdwijnen, en, zoo wel als de kleenen, eenige weeken wegblijven. Eenig gerommel wordt men in de meesten, bij het inbrengen van het gedarmte, gewaar; enkele maaien echter gebeurt het, dat het geene men inbrengt, zoo dun fchijnt, als of het alleenlijk lucht ware, 't welk tot het ver»  de BREUKEN. 9 keerde denkbeeld van lucht- of wind-breuken gelegenheid gegeven zal hebben. §. 2. Men befpeurt deeze liesbreuken in de allerfterkfte kinderen , welken niet dan eene enkele reis fchreiën, zoo dat men het naauwlijks daaraan kan toefchrijven: ook vallen de breuken zoo plotfelijk tot onder in den balzak, dat het tegen de waarfchijnelijkheid ftrijde zouden, indien men bevveercn wilde, datze door eene langzaame uitzettig, en rekking van het buikvlies (peritonawn) voordgebragt waren: in tegendeel, ziet men in zeer tedere, zwakke, en altoos fchreiënde kinderen, veelmaalen geenigen fchijn van breuk: weleer heb ik, met d'arnaut, gemeend, datze ervelijk konden zijn, gelijk wij fommige plaatslijke zwakheden van andere deelen des lichaams van de ouders op de kinderen zien overgaan ; doch federt de ontdekkingen, in het vervolg te melden, cn A 5  io VERHANDELING over verfcheidene andere waarneemingen , ben ik geheel en al uit deeze dwaaling geraakt. De groote breuken in de kinderen konde ik niet aan fcheuringen van het peritonaum toefchrijven, om dat die nooit beweezen zijn, van de kundigfte Ontleders ontkend, en door mij nooit gevonden zijn geworden. De oorzaak, dan, fcheen mij toe natuur* lijk te moeten zijn, en het geene mij uit galenos, en laatere Schrijvers omtrent de viervoetige dieren bekend was , deed mij oordeelen, dat alle zwaarigheden opgelost zonden zijn, indien de kinderen ter wereld kwamen met eene opening in de buik, en koker om den bal, van het peritonaum gemaakt, gelijk de viervoetige dieren. $.' 3. Galenus heeft deeze holte of koker  de BREUKEN. ii allerduidelijkst befchreven, in zijne Adm% Anat. Lib. 6. cap. 13. Charter. Tom. IV. p. 145: hij noemt ze tWfec, meatus: nuck befchrijft deeze in zijne Adenograph. Cur. Cap. XI. p. 131, en geeft hem den naam van diverticulum: in honden, paarden, maar inzonderheid in verfcheidene aapen, heb ik den meatus naagefpoord, en altoos de befchrijving van galenus bewaarheid gevonden. Het peritonaum of inwendig buikvlies maakt, juist daar de zaadvaten naar buiten gaan, eene ronde opening, welke in aapen , en honden een fchrijfpen, in een paard twee vingeren gemaklijk doorlaat; langs welke het buikvlies,met een dunnen hals, buitenwaards, door de ringen heenloopt, vormende eenen langwerpigen zak, of koker, geduurig wijder wordende, omvattende de zaadvaten en den geheelen bal tevens: de zaadvaten liggen binnen in de verdubbeling van dit vlies  12 VERHAKDELING over en hangen los in deezen koker, even als de darmen in het verdubbeld peritonceum , 't geene men mefenterium noemt: de bal en epididymis liggen bloot, dat is, hebben geen bijzonder vlies, gelijk in welgemaakte menfchen gevonden wordt. Deeze koker is dan het peritonaum zelf, 't welk als uitgegroeid, of uitgefchoten , deeze holte maakt: galenus noemt daarom uitdrukkelijk dit gedeelte «'f*!**** «Üw»i», propago peritoncei, en niet «V.^Ws, procesfus: het uitwendig vlies van de maag, en het gedarmte , het mefenterium, door de verdubbeling van het buikvlies gemaakt, onderfcheidt hij met den naam van procesfus, en is, in het vervolg, altoos zeer oplettende omtrent deeze benaamingen: zie ib. Adm. Anat. Cap. 6. Lib. 5. p. 120, 134. &>c: vervolgends befchrijft hij uit de cynocephali, welke wij baviaanen noemen, de nt(it met  de BREUKEN. 13 zulk eene netheid, dat men verwonderd zijn moet, wanneer men dit dier met zijne fchriften vergelijkt. Nuck dwaalt met alle de laatere Schrijvers omtrent de bepaling van de procesfits perito~ ncsi; de meesten houden dien te zijn eene verdubbeling van het buikvlies, welke van achter en onder plaats heeft, daar de vafa fpermatica uitloopen : en indedaad is er zulk eene verdubbeling, tusfchen welke die vaten inloopen, en van vliezen voorzien worden. De verdubbeling van het peritonaum, de procesfus bij meest allen genaamd , is een celluleus vlies gelijk ze winslow noemt, Traité du bas ventre §. 30. p. 500; en cowper, Expof. Tak 32. fig. 3: ruysch verklaart zig op dezelfde wijze, Thef. Anat. VII. p. 14. §.51. Ut. c. sermes is er zoo  14 VERHANDELING over nadrukkelijk over, dat ik niet voorbij gaan kan zijne woorden hier ter neder te ftellen: Verhand, over eene nieuwe manier van fieenfnijden, Bladz. 211. „De fchede der va« fa fpermatica, onder den naam van pro„ cesfus peritoncei bekend, wordt geformeerd „ van de buitenfle plaat, of lammella pe„ ritonai, de binnenfle zakt door en maakt ,, den breukzak.'''' Galenos erkent een zeker vlies, 't welk afgefcheiden van het inwendige buikvlies, de zaadvaten bekleedt ; niet tegenftaande hij Lib. 5. Cap. 6. p. 120. ib. E. uitdrukkelijk beweert, dat het peritonceum flechts een enkel vlies is: men kan evenwel zien dat het denkbeeld van de zoogenaamde procesfus uit zijne fchriften genomen is; galenüs drukt zig dus uit: Chart. Tom. IV, p. 145. B. C. Anat. Adm. Lib. 6. Cap XIII. Itaque meatus ad teftem pertinens, exigua magni  de BREUKEN. 15 in Abdomine peritonai Soboles, i*^**^?» eft; qui autem ambit arterias venafque ad tefticulos procurrentes , non fane ab altera magno in lumbis peritonao procedit, vafa quidem, te/les alentia, ut di&um , complectens, coeterum cum ipfis ibidem peritonai propago per meatum denfum commeans. Proinde duplex efficitur, altera ad meatus generationem, ac fi vas nullum effet dedu&u* ra; altera vero, ut fit indumentum va forum, qune tiftem nutriunt. „ De ko» „ ker derhalven tot den bal behoorende, is „ eene kleene uitfchieting, of uitwas, van „ het groote buikvlies; maar die , welke „ de aderen en flagaderen tot den bal voord,, loopende , omvat, komt indedaad , van „ het groote, in de lendenen beginnende, „ peritonceum, niet af; ze omvat wel, ge„ lijk reeds gezegd is, de zaadvaten, voor „ het overige loopt ze met dezelven langs „ den keker nedervvaards, zoo dat er twee  i6 VERHANDELING over „ uitwasfen zijn van het buikvlies; het eene „ om den koker te maaken, als of er geen „ een vat langs loopen zoude ; het andere „ om een bekleedfel te zijn van de vaten, welke den bal voeden, dat is de „ zaadvaten." Uit de Schriften van vesalius , riolaNus,DiEMERBROEK,en eene menigte anderen, kan men niet dan zeer duistere begrippen krijgen van dit gedeelte des buikvlies; echter dunkt mij, als men het geitel der dieren met hunne befchrijvingen vergelijkt, dat zij den meatus wel gekend, en fomtijds in bejaarden , zoo wel vrouwen, als mannen, gezien hebben; gelijk blijkt uit falloppius , Obf. Anet. apud Vefal. Edit. boerh & albin. p. 738. uit riolanus Anat. Lib. 2. Cap, 8. iidlo, en cowper Tab. 32. fig. 4. Op het gezach van winslow, welke van dee-  de BREUKEN. 17 deezen meatus in menfchen geen het minfte gewag maakt, en op de bevestiging van eouglas , die opzettelijk over het peritonaum gefchreven heeft, en uit de groote menigte bejaarden door mij ontleed , heb ik altoos geloofd, dat het buikvlies rondom de zaadvaten , als met een' band, of franum gefloten was: om, gelijk douülas zig uit: p. 34, breuken voortekomen: ik maakte ook geene zwaarigheid om te ftellen, dat dien in de kinderen , even zoo weinig als in de bejaarden, gevonden wordt: in het begin van het jaar 1756% was ik zoo fterk tegen deezen meatus, of koker,ingenomen, dat ik denzelven in mijne openbaare lesfen niet alleenlijk tegenfprak, maar,in een eerstgeboren kind5 aantoonde,dat ze er niet waren: zoo ligt worden wij verleid, wanneer men uit te weinige voorbeelden belluit: van achteren immers is mij gebleken, dat de meatus beiden, in dit jongetjen, als bij toeval gefloten waren. B  i3 VERHANDELING over In dien zelfden winter ontdekte ik, tot mijne groote verwondering, den meatus in de rechterzijde van een eerstgeboren jongetjen, op dezelfde wijze, als ik dien bij galenus befchreven gevonden, en in aapen gezien had : vervolgends noodzaakelijk oordeelende, om veele .eerstgeborene kinderen te openen, vond ik die kokers dikmaals, 't welk mij te fterker aanporde om deeze waarneemingen met ijver te vervolgen. ïri het begin van dit jaar 1760, heb ik den meatus in zeven eerstgeborene kinderen, waar onder vijf jongens waren, openlijk in mijne lesfen aangetoond, en mijn voorig gevoelen herroepen: eindelijk heb ik aantekening be- „ -n te houden : verfcheidene evenwel gonne" zijn. door menigvuldige bezigheden verflöft en achter gebleven: het volgend getal zal nogthans genoeg voldoen om er uit te befluiten. Van November 1758 tot den  de BREUKEN. a April 1760, zijn mij de volgende eerstgeborenen voorgekomen, hebbende den meatus gelijk in de lijst aangetekend is: LIJST der MEISJENS. Meisjens. Rechter zijde* 1. 2. 34»56. 78. 9' 10. 11. J2. 13. '«4. Slinker zycta B a Tot het os pubis. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen, Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geens Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. Geen. OverblijfifeL Geen. Geen. Tot het es puhis.  zo VERHANDELING over LIJST der JONGENS. Jongens. i. s. 34- 56. 78. 910.11. 12. 13. 14. 1516. 17. i Van de zeventien jongens , derhalven , hadden er zeven den meatus aan beide de zijden ; Np. 1. 2. 4 en 5 kunnen er met recta Rechter zijde. Geheel. Geheel. Geheel. Tot den bal toe. De bal binnen. Geheel. Geen. Geen. Tot den bal toe. Geheel. Overblijffel. Tot buiten d' annut Geheel. Geen. Geheel. Geheel. Geheel. Slinker zijde. Tot den bal toe. Tot den bal toe. Geheel. Overblijffel. Geheel. Geheel. Overblijffel. Geen. Geen. Geheel. Geen. Geen. Geheel. Overblijffel. Geheel. Geheel. Geheel.  de BREUKEN. si bijgevoegd worden; N°. 9, 11, en 12 wa« ren voorzien van den meatus, voor een groot gedeelte, aan de rechter zijde; N°. 7 en 14 van overblijffels aan de flinker zijde. N°. 3 was de eenigjle in de zeventien, welke de beide meatus volkomen gefloten hadt. ■ Ten opzichte van het verfchil tusfchen rechter en flinker, blijkt, dat N°. 7. 8. en 14. aan de rechter zijde gefloten waren; en N°. 8. 9 11. en 12 aan de flinker: in het algemeen, dat de flinker zijde zig eerder toefluit. Onder de meisjens waren alleen N°. 1, en 12. welken de meatus aan ééne zijde hadden. De Heer 6. coopmans , beroemd Geneesheer te Franeker, heeft mij onlangs medegedeeld, de flinker zijde van een eerstB 3  22 VERHANDELING over geboren rneisjen, met eenen volkomen mea* tus, tot het fchaambeen toe, gezien te hebben: ik heb dit voorbeeld geteekend *i4, Van de veertien waren er derhalven elf geheel vrij. §. 4. Het is nu der moeite waardig gewor* den om de gefteldheid te zien van deeze kokers, of meatus; ik ga derhalven over tot de uitlegging der afbeeldingen. JDe eerjle afbeelding toont het onderlijf van N°. 2., den 5 Jan. 1750 geftorven, eer de navelftreng afgevallen was: dit voorbeeld fcheen mij toe het bekwaamfte, omdat er een verfchil tusfehen de twee zijden was: het vel van den onderbuik is geheel weggenomen dat van het zakjen open gemaakt, cn ter zij., de geplaatst.  de BREUKEN. 23 AB is de meatus der rechter zijde, opgeblazen ; C is eene vernaauwing, welke waarfchijneiijk in anderen geheel toegroeit. D. F. de koker der flinker zijde, welke van D tot E met lucht gevuld is: E F is de eigen■ fchede van den bal, de tunica vaginalis tefiis propria, bezet met een helder, bloederig, lilachtig vocht, in kinderen niet ongemeen. II G. IG, de musculi pyramidales. KL, het vel van het zakjen: het overige is van zelf klaar. In de tweede afbeelding is de koker van de rechter zijde volgends de langte geopend; men ziet duidelijk dat de holte doorloopt, tot onder in B. . B4  84 VERHANDELING over De bal a, epididymis b, en de zaadvaten c, krijgen hun uitwendig bekleedfel van den meatus, of uitwas van het peritonaum, en liggen bloot, De derde afbeelding vertoont den koker der flinkerzijde D, E, F, loopende tot digt aan den bal i E: de meatus is op die plaats geheel gefloten om de zaadvaten , en des gedeeld in twee bijzondere holten, in de bovenfle, D E i, welke met de holte van den buik gemeenfchap behoudt, en in de onderfte , i E F, welke de tunica vaginalis teflis propria uitmaakt, gelijk die in de bejaarde mannen gevonden wordt. 1 e Is de bal: ƒ de epididymis : f g de zaadvaten, ƒ h het zaad afleidend vat. Binnen in den buik wordt men eene half. maanfche opening gewaar, duar de zaadvfc»  de BREUKEN. *5 ten buiten den buik zullen uitloopen, welke, wanneer men het peritonaum een weinig naar het os Mum verfchuift, geheel rond wordt; en gefloten , wanneer men het naar het fchaambeen beweegt: dikmaals vertoont het zig, als een halfmaanswijs klapvlies, door een plooi van het peritonaum gemaakt. In gevalle men den gantfehen meatus tot in den buik toe geheel open legt, ziet men duidelijk dat deeze koker een afdaalerd deel is van het groote buikvlies, even als in de viervoetige dieren, en door galenus be-' fchreVen is. . De mond van deezen koker laat gemaklijk een blaaspijp, van drie lijn over kruis, door; ver volgends wordt de koker wijder, gelijk in de afbeeldingen te z'tn is; in welj ten echter de wijdte door het opb aazen vergroot is. B 5  z6 VERHANDELING over §. 5- Uit de gefteltenis deezer deelen §. 4, gevonden in N°. i. 2. 4. o en 12, onder de jongens, en verfcheidene anderen, blijkt duidelijk: 1°. Dat deeze meatus als natuurlijk, in de eerstgeborenen behooren befchouwd te worden; JI°. En, als gefchikt, om, door de vernaauwing, en fluiting boven den bal, de tunica vaginalis te/lis te maaken, overlaatende een fchede, of koker' om de zaadvaten : 111°. Dat deeze koker zig langzamerhand om de zaadvaten heen fluit, en begroeit tot binnen in den buik; even als de eanalis arteriofus, vena umbilicalis enz. zig geheel toefluiten en inè'en groejen:  de BREUKEN. 27 IV9» Dat er overblijft in den buik eene foort van toomtjcn, een wondteken, of gerimpeld plekjen , gelijk in alle welgeftelde bejaarde m nncn en vrouwen gevonden wordt: V°. Eindelijk, dat daarom in fommige flechts een overblijffel gezien wordt, welke het geheele leven door kan duu:cn; met zekerheid immers kan ik zeggen, in verfcheidene bejaarden, zoo wel vrouwen als mannen, zulke kokertje.ns gezien te hebben ; didigende even voor de annuli der buik* fpieren. §. 6. De Natuur bewerkt, zoo'het fchijnt, niet altoos gelijkdjdig met de geboorte, de volmaaktheid van alle deden te/.;;.s, en geeft door het geheel, of ten deele openlaaten der kokers van Lu " luik v. lts, gelegenheid tot  28 VERHANDELING over de menigvuldige breuken in de kleene kinderen. De allerfterkften zijn daarom even bloot gefteld aan dezelven, als de zwakken: welk een wonder dan, dat in de laatften, indien de meatus gefloten zijn, geene breuken gezien worden? dat in dezulken, wier kokers geheel om den bal open zijn , de breuken, zonder merkelijke uitwendige oorzaak, tot onder in den balzak nederfchieten ? in anderen tot aan den bal; half weg den ftreng, of even in de lies, naar maate dat deeze meatus meerder of minder toegegroeid is ? Stel, dat in een kind met den geheelen meatus geboren , de breuk verfloft wordt; zal dan het gedarmte niet onmiddelijk tegen den bal aanleggen, ook vast groejen, zonder dat er ooit fcheuring plaats gehad heeft,  de BREUKEN. ao gelijk fommige der beroemdfte Heelmeesters ftellen? Zoude van het overblijven van den meatus, en vernaauwing van deszelfs mond, binnen in den bu;k, niet kunnen afgeleid worden zekere foort van breuken, welken door fterk persfen zig geweldig laaten uitzetten , en met geen' band, hoegenaamd, kunnen ingehouden worden ? Een man van naam, N. N. hadt aan de flinker zijde eene kleene darmbreuk , welke gemaklijk ingehouden werd met een flijven breukband \ maar , persfende, floop er iet, echter geen net, of gedarmte, uit in het fcrotum, zoo dat het als een kinderhoofd opzwol: alle deze uirgeflopene ftof, konde men weder naar binnen drukken , fchoon de band ombleeve : bevestigt deeze waarneeming het laatfte vraagftuk niet ? Uit de lijst mijner waarneemingen $. 3.  30 VERHANDELING over fchijnt de koker eerder foetegroejen aan de flinker, dan'aan de rechter zijde; en dat daarom de kinderen meerder aan de rechter dan aan de flinker breuken onderhevig zijn;'t welk reeds van aetius , Tctrab. IV. ferm. 4. Cap* 101. opgemerkt is, en nog dagelijks bewaarheid wordt Htpocrates fielt, dat de kinderen meest des winters brëóken krijgen, en laat er op volgen, dat die geenen ligtlijk aan dezelven onderhevig zijn, welken allerhande water drinken , uit groote rivieren, poelen enz. de Aers & locis Foes. torn. 1. fect. 3. p. 284, 286: het eerfte fchijnt geen den minften grond te hebben; uit het laatfte zoude men, mogeli.k, kunnen befluiten , dat daardoor eene algemeene zwakheid in het geitel, en eene onvolkomenheid in deeze deelen in het bijzonder overbleef, dat is, bij voldragene kinderen, een meatus.  de BREUKEN. 31 Wij weeten zeer weinig hoe het met andere volken gelegen is; in ons vochtig Land is het zeker, dat de meeste jongens gebroken zijn in hunne kindsheid: de gewoonte zelf heeft dit ftuk zoo gering gemaakt, dat er noch de Geneesheeren noch de Heelkunftenaars over geraadpleegd worden, en geheel en al aan de behandeling van oude vrouwen overgelaten is: de uitmuntendfte Schrijvers over de ziekten der kinderen, gelijk harris, en de groote boerhaave, reppen geen enkel woord van derzelver breuken, en vergenoegen zig met over het zuur, tanden en kiezen krijgen, en over de wormen der kinderen te handelen: hoe gemaklijk dan kan dit ongemak bij andere natiën, door de Geneesmeesters, over het hoofd gezien worden , en wij .dus verftoken blijven van de nette omftandigheden te weeten? De weleer zeer heroemde Heelmeester  s4 VERHANDELING over purman, in zijne Chir. Curiof. P. i. Cap. 12. p. 374. beweert, dat breuken meest aan de rechter zijde voorvallen, omdat men den rechter voet, in het gaan, eerst voordzet: verdier, in de Memoir. de TAcad. R. de Chir. Tom. 2. p. 40, brengt eene dergelijke reden bij, dat de breuken meest aan die zijde gezien worden, op welke men zig nederlegt, en derhalven aan de rechter. Geen van allen zouden zulke redenen bijgebragt hebben, indien zij kundig geweest waren van den meatus, en van de veranderingen , welken omtrent denzelven in de kinderen voorvallen. §. 7. Breuken nogthans moeten niet allen, op éene en dezelfde wijze, gehouden worden, voor den dag te komen, of van dezelfde oorzaaken aftehangen : het gedarmte valt niet altijd in den meatus; fomwijlen vormt  3de BREUKEN $ Voi'mt het peritonaum eenen bijzonderen zak tusfchen de overgeblevene meatus en de linea &lba in: de beroemde heister bevestigt dit Aclis Pkyf. Med. Nat. Curiof. vol. 10. Obf. z. p. 4. met eene waarneeming uit eenen koordendanfer, wiens lichaam hij ont. leedde: onder andere zeldzaamheden, vond hij de breuk niet begonnen te zijn, waar de zaadvaten het peritonaum verlaaten ; maar door eene, ongehoorde, op nieuw gemaakte opening bezijden den, annulus, niet verre van de linea alba-: hij beroemt zig de eerfte te zijn, welke dit opgemerkt of befchreven heeft. De Heelmeester dringenberg , in den Haag, vermaard wegens zijne kundigheid en uitmuntende handigheid in de opefatiën van breuken, verzekerde mij, in het Jaar 1754, breuken gezien te hebben, welken niet in de zoogenaamde pocesfus peritonai liepen, C  S4 VERHANDELING over maar bezijden, zelfs bezijden en buiten den ercmafterz een bewijs dat de breuken, op deeze wijze voorkomende, niet zeldzaam zijn. In het jaar 1759 opende ik, op bevel van den Hoofdofficier , het vermoorde lichaam van N. N. met de Heeren hanedoes en van der duyn ; wij zagen een tamelijk wijd en groot overblijffel van de meatus in de rechter zijde, en tevens een' breuk of breukzak , welke tusfchen de meatus en linea alba zijnen oorfprong nam: het fcheen ons echter toe, dat deeze zak door de ringen der buikfpieren heen liep: de tijd liet ons niet toe, dit ftuk verder te vervolgen. Met deeze waarneemingen oordeel ik, onbetwistbaar,bewezen te hebben, dat in be. jaarden het peritoneeum , langzaamerhand , zig tot een' zak kan uitzetten in de liezen, zonder juist in de meatus te vallen.  'de BREUKEN. 35 De meatus, o£ kokers zijn, derhalven,wel oorzaaken van de breuken in kinderen, ook in bejaarden, wanneer ze verfloft zijn; maar niet altoos het beginfel van breuken, in bejaarde menfchen: ik moet hier nog bijvoegen, dat de Natuur het wondteken, of gerimpeld plek jen, zoo wèl 9 en digt fluit, dat de breukzakken, door uitzetting veroorzaakt, altoos aan de zijde van dit wondteken gevonden worden. § 8. Verfcheidene maaien heb ik in dit vertoog gezegd, dat de meatus de gevolgen waren van de groejing der natuurlijke deelen in de kinderen, met dit in een klaarder dag. licht te ftellen zal ik eindigen: De kokers dan, of de meatus, worden reeds in kleene kinderen van vijf, zes en zeven maanden dragts, en in fommige eerstgeborenen, doch zeldzaam omgekeerd ge- C s  36" VERHANDELING over vonden, hoog op in den buik: te weeten; het periton) Bladz. 13.  44 vervolg van de VERHANDELING heid konde hebben , om het boek zelf tc leezen. Uit mijne verhandeling zal daarenboven blijken, dat ik van November, 1758, tot den 2 April, 1760, reeds een zeer groot getal waargenomen, en in het openbaar in het Theatrum Anatomicum, te Amjleldam, getoond, ook de gevolgen daarvan, en de toepasfmg op de Breuken, den Heelkunftenaaren met nadruk aangewezen had, waarvan, behalven dit, zeer veele getuigen zijn: da^sr blijft dan geen twijfel over of ik heb dezelfde ontdekking gedaan, gelijktijdig met den beroemden p. pott; doch uit een gantsch ander grondbeginfel. Voorbeelden van deezen aart hebben dikmaals plaats gehad, en moeten dagelijks gebeuren, wanneer men de Natuur naarftig onderzoekten naauwkeurig gadeflaat: de  over de BREUKEN. 45 naaijver onderwijlen, gemeen en tevens noodzaakelijk bij lieden van geleerdheid, onttrekt gaarne eens anders roem : hoe men daar over ook oordeele, ik zal mij vergenoegd houden met het zeggen van den beroemden steno, in eenen brief aan thevenot, wanneer hij befchuldigd werd zig de ontdekkingen van anderen eigen gemaakt te hebben: Mild gratulor me non ab Mis momturn, eadem, qua Mi , obfervajfe: nee me movet, poft alios, me hac vidijje, tnodo ab aliis eadem habuiffe non accufer (c), „ Ik „ vergenoeg mij, " dus luidt het, „ zon„ der van hun onderricht te zijn, het „ zelfde, als zij, waargenomen te hebben: „ ook fpijt het mij niet, dat ik het naa an„ deren gezien heb, indien men mij flechts „ niet befchuldige , die ontdekkingen van „ anderen overgenomen te hebben." (O Myohg. Spec. pag. 63.  46 vervolg van de VERHANDELING B. eustachius, de grootfte van alle bekende Ontleeders , beroept zig omtrent de ontdekking der ftapes omtrent even eens op zijne onverfchilligheid, en zegt (d): Refe. rat inveritïónts laudem, quisque cui mavult, acceptam ego quidem fcio, me neque edoclum, neque monitum ab aliqito, multo anteqüam ipfi fcribant, id 'ojjtculum novijje: dat is: „ Laat men de eer d t ontdekkinge toefchiïj. „ ven dien men wil; ik weet voorzeker, „ dat ik noch gelezen, noch van eenig „ mensch verwittigd, lang vóór zij gefchre„ ven hadden , dit gehoorbeentjen gekend „ heb." Onderwijlen heb ik het vermaak, dat onze Landslieden, te Parijs, om hunne ftu^iën te volbrengen, zig ophoudende, door mijne ontdekkingen, dat beroemde fchool verlicht hebben : de zeer geleerde Heer a. p. nahuis, 00 Opafc. Anat. de Auditus Organis, pag. 13:.  over de BREUKEN. 4? fchrijft mij uit Parijs, den 25 April, 1762: „ Ik heb het genoegen gehad deezen winter „ in een eerstgeboren kind die fchede, „ waarvan UE. de befchrijving in de Hol„ landfche Maatfchappij e gegeven hebt, ,, zeer diftinct te vinden, en wel aan beide „ de zijden: ik heb hetzelve aan den Heer „ sabatier, Chir. Major van het Hospital „ des Invalides, laaten zien, en Zijne Ed. „ was zeer in zijn fchik over deeze ontdek. „ king, waarvan hij nog geen kennis hadt, „ enz." De beroemde m. van geuns, van Groningen, fchrijft mij den 16 Junij, 1762, het zelfde naaricht uit Parijs gekregen te hebben. Thans word ik meer en meer overtuigd, dat deeze fchede of koker van ouds bekend, en, gelijk in meer Weetenfchappen plaats heeft, uit de mode geraakt is; het getal der boeken is zoo aangegroeid, dat er  48 vervo g van de VERHANDELING geene mogelijkheid overblijft, hoe veel men ook leeze, allen te doorbladeren: kleene werkjens hebben daarenboven het lot, fchoon fraaje zaaken behelzende, van verloren te gaan i wie zoude denken, dat die koker reeds in den jaare 1^9, niet Hechts in Holland, maar wel in Haarlem, in het Nederduitsch befchreven, en door den druk gemeen gemaakt was? De Heelmeester jan van der hulst heeft dit gedaan, met het overzetten, en uitbrei. den van eene kleene verhandeling over de breuken, uit het Latijn, van m. lud. reneaulme, Profesforin de Heelkunde, in dat Parijs, waar men thans mijne ontdekkingen voor iet nieuws aanneemt: dit kleen boek. jen, naauwlijks bekend bij de Geneeskundige Schrijvers, werd mij aan de hand gegeven door den zeer kundigen , en onvermoeider* Heelmeester jan de reus, te Harlingen, en  over de BREUKEN. 49 en zie daar, wat reneaulme daarvan fchrijft: Ter plaatfe daar de zaadvaten uit den buik loopen, vindt men in fommige kinderen een aan één eind opene pijp, of blinden zak, van de dikte eener fchrijfpen, en bijna een duim lang, even gelijk eenige Ontleeders, onder anderen de graaf , in honden hebben opgemerkt (e'): deeze aanduiding is buiten tegenfpraak zeer onvolkomen, en oppervlakkig; echter blijkt er uit, dat reneaulme de fchede in kinderen gezien heeft, ook dat hij dezelve niet als natuurlijk heeft aangemerkt: in de Latijnfche verhandeling (ƒ) immers fïaat uitdrukkelijk: Hi du&us in hominibus pravte funt conformationis morbus: 't welk van der hulst heeft overgezet, dat men deeze verlenging voor een natuurlijk gebrek moet houden r de Schrijver fchijnt gemeend te hebben, dat deeze ver- O) Bladz 128. CO;**. =72. D  i 50 vervolg van de VERHANDELING lenging eene ziekte was, of gebrek, veroorzaakt door de kwaade voordgroejing der deelen. Hoe het ook zij, het is zeker, dat blancard (g) deeze kokers in menfchen uitdrukkelijk ontkent; en hoe weinig geloof men er aan geflagen heeft, in de vruchtbaarde eeuw van ontleedkundige ontdekkingen, blijkt uit den onftervelijken swammerdam, welke, in het jaar 1672. met zeer veel naadruks tegenfpreekt, dat de zaadvaten in menfchen , gelijk in honden, met eene verlenging van den penszak uitloopen (li): de groote haller (i) ontkent duidelijk deeze kokers , niettegenftaande hij in den jaare 1735, en 1742 , zulken in eerstgeborene kinders gezien hebbe; ook flaat hij geen geloof aan de kokers of diverti- C?) Infl- Chir. Part. II. Op. omnia, pag. 385. (k) Mirac. Nat. pag. 7. (0 F)OEshaave 1 rakel. Acad. Tom. V. Part I. pag. i£o. 0.  over bfe BREUKEN. 51 tuta j door nuck befchreven , produ&iones periioncei, quas nuckius feminis tribuebat apud me fidem non inveniunt: Indien inen al het geene daarvan rriogt békend geweest zijn j vergelijkt met mijne ontdekkingen, zal men bevinden j dat niemand met dezelven iet overeenitemmende uitgegeven heeft, uitgenomen de beroemde percivaix pott , in zijne Account of a particular kind of RUPTURE, frequently attenèant upsn new-born Children j and fometi* mes met with in Adults, Lond 1757. 8°^ Van welke ik hier eene korte fchets zal bijvoegen i i, P. pott ontdekte in fommïge breuken •5, de ingewanden onmiddelijk tegen den bal, „ dat is, om alle duisterheid te vermijden, }> den bal zonder bijzonder vlies, maar han5, gende in den breukzak: de beroemde D »  52 vervolg van DE VERHANDELING „ sharp , welken ik zonder te noemen, „ beoogde in mijne verhandeling (k), heeft „ dit ook ondervonden ; doch, onkundig van deeze nadere ontdekkingen, bewijst „ hieruit liever de mogelijkheid der fcheu„ ringen van het peritontezim." „ P. pott ijverende om de oorzaak hiervan „ in de natuurlijke gefteldheid te vinden, „ opende daarom eerstgeborene manlijke kin« „ deren, ook misdragten, tot dat hij flaag„ de, en het geheele geheim der Natuur ont- dekte. Allereerst befchrijft hij de wijze, ,, op welke de ballen binnen in den buik „ liggen, naauwkeurig genoeg met betrek„ king tot zijn ' oogmerk , doch niet klaar „ voor die geenen welken dit niet zeiven ge- „ zien hebben" „ „ But they are fo „ „ loofe , and fo dependent from a kind „ „ of flalk, formed by the infertion of the (k) boerhaave, Prueka. Acad. Tom. VI. Part. I.  over de BREUKEN. 53 „ .„ fpermatick vejfels into them(f).,'!" ., De '- Schrijvers van de Commenp. de reb. in ,, Scientia Nat. & Mei. Gefïis, fchijnen in „ 'hunne overzetting dit niet duidelijk be,, grepen te hebben; zij brengen het dus .,, over (jn): Infantum tefliculi — a va/Is „ fpermaticis tanquam peduncuïo dependent: „ Ik gis, dat het moet verftaan worden: Formed bij , dat is, near the infertion of the „ fpermatick vejfels into them; en dan luidt „ het dus: „ „ De balletjens liggen, „ „ binnen in de holte des buiks, buiten „ „ het pcritonaum; doch hangen los aan „ eene foort van fteel , welke gemaakt „ ,, wordt digt bij de plaats, daar de zaad„ vaten in den bal gehecht zijn."" „Met dit „ alles kan men niet recht duidelijk hieruit begrijpen, dat die fteel van hetperitonautn of buikvlies gemaakt wordt op de wijze, (/) boerhaavePraktt.Acad. Tom.Yl. Pa'r.lpag.g, (lil) Fel. IX. Part. I. pag. 55. E> 3  J4 vervolg van de VERHANDELING f, als ik dien fteel of Cylinder (») befchrsven heb." n P' pott befchrijft vyijders den koker „ zeer uitvoerig; doch, vergenoegd zijn ftuk ,, ontvouwd te hebben, bekreunt hij zig „ weinig, of deeze kokers in alle kinderen „ gevonden worden, ook niet in welk eene „ evenredigheid: hij zegt immers (o), in j, moft of the foetufs, which I have exami* „ ned, It has appeared to me, that the lit„ tle facculi were parts originally formedy hut wether it is conflantly and invari* „ a&ly fo, I will not pretend to fay. Dat s> is*" 5? s? In de meeste kinderen, welken „ „ ik onderzocht heb, fcheen mij toe, dat „ „ die kleene kokers deelen van den oor„ „ fprong, of dus gevormd waren, maar „ „ of dit ftandvastig en onveranderlijk 00 Vol. !x. Part. i. pag. 262. CO 1 os-  over de BREUKEN. 55 „ „ dus is of niet, durf ik niet bepaa- „ De kokers heeft hij in meisjens niet nagegaan; het kwam in zijn beftek niet te „ pasfe; hij zoude anders waarfchijnelijk htèis in dezelfde naauwkeurigheid gebruikt heb* „ ben." Al het overige is volmaakt overeenilemmende met mijne befchrijving", en vóórnaamlijk de befluiten, welken hij maakt op de 15 en volgende bladzijden in zijne tweede Afdeeling: wij hebben beiden, met oogmerk om de Heelkunde dienst te doen, alles toegepast op de ziekten van dat deel: hij verdient , niet minder dan ik, voor Ontdekker van dit gewigtig ftuk gehouden te worden. Behalven deeze verdediging, vind ik noodig nog eenige waarneemingen, federc door D 4  56* vervolg van de VERHANDELING mij gedaan, hier bij te voegen; en mij duidelijker te uiten omtrent het ontleedkundige : ik gebruik derhalven de vrijheid de Maatfchappije toetezenden eenen afdruk van de elfde plaat, welke tot mijn, onder handen zijnde werk over de Liesbreuken gefchikt is, met verzoek de kleene figuuren naauwkeurig te laaten naagraveeren' om hier bijgevoegd te worden. Zjj behelst de aftekening van het bekken van de misdragt van zes maanden, daar ik in de eerfte Verhandeling bladz. 37, gewag van gemaakt heb, en beeldt den cylinder van het buikvlies , welke uitzakkende den koker maakt, op het allerklaarfte af. In de eerfte, en tweede afbeelding, zijn AB. de afgefnedene pfoce. CD. de doorgefnedene lendenwervel. E F. de buikfpieren , even boven den rand der darmbeenderen weg-  over de CRE U K E N. 57 genomen ; y z. de buikfpiercn, met het buikvlies bedekt, zijdelings en voor over het fchaambeen gefchikt. G, H. I, K, L, M. de dikke darm vol met donker groen meconium opgevuld: welke ik geloof niet van de doorgeflikte ftof afkomftig te zijn; maar van de afgekleihsaê vochten uit de klieren der ingewanden, gal, levergal, en al-vleesch-fap. N, O. Mefocolon. P. de flinker pisleider; Q, R. de roede, en balzak. a, b, c. De rechter bal; c d, het afleidend vat; e,f, de zaadvaten; ;;. c. Epididymis. • b, c, p, d. De cylinder, of fteel, gemaakt van het oprijzende peritonaum. h, i, k. De flinker bal; g, h. de kzaadvaten; k, L het afleidend vat. D 5  53 vervolg van de VERHANDELING i,m, o. De cylinder van het peritonaum reeds voor een gedeelte ingezakt, en daarom kleener dan de rechter; de lijn o + is om die reden zwarter getekend. Begrijp nu, dat het buikvlies, of peritonaum, niet alleen die kokers maakt, nu zig als cylinders vertoonende , maar over de zaadvaten, en het vas deferens, of afleidend vat, heen loopt, zoodanig, dat die waarlijk achter het peritonaum gelegen zijn, en ook altoos buiten hetzelve blijven; op dezelfde wijze, als de darmen eigenlijk buiten het peritonaum geplaatst zijn, gelijk ik duidelijk genoeg gezegd heb , in de Verhandeling, pag. 14; doch, als men flechts eene figuur geeft, kan men dit niet volmaakt vertoonen, omdat men het doorfchijneude in de graveerkunst niet dan gebreklijk kan volgen. De bal wordt ook met het peritonaum be-  over de BREUKEN. 59 4ekt, 't welk zig met het dikke vlies van den bal zoo naauw vereenigt, dat het er niet wel afgefcheiden kan worden. Wanneer ik zeg, dat de koker de tunica vaginalis der zaadvaten maakt, fpreek ik in eenen Heelkundigen zin, omdat men fomwijlen waterzucht vindt in eenen zak, loopende van den buikring tot den bal, gelijk ik in een bejaard mannen-lichaam in het Theat rum Anatomicum, te Amfteldam, getoond heb: deeze zak is de overgeblevene meatus% of van nieuws af'aan door het infijpelendQ vocht verwijderd. De derde en vierde afbeelding, vertooneil den flinker bal, een weinig voorwaards gekeerd, en vergroot, om der duidelijkheids wille: A, B. de bal; C, D. epididymis, E, F, C. De zaadvaten met het verdub*  6o vervolg van de VERHANDELING beid peritonaum, als of het een msfenteriolum ware: G. H. de cilinders. Deeze afbeeldingen heeft de beroemde Kunftenaar van der scuLErj, reeds in het jaar 1758, gefneeden. De befchrijving door p. pott gegeven, zal door deeze afbeeldingen bij ieder verfïanbaarer zijn. ' Sedert de gegevene lijst, heb ik in het jaar 1761, den 15 Januarij, openlijk in het Theatrum Anatomicum, te Amfteldam, den koker geheel open, dat is den blooten bal aan de rechter zijde bevattende, in een eerstgeboren kind getoond, welke geheel geen meatus aan de flinker zijde hadt. In het zelfde jaar, den 10 Maart, twee eerstgeborene meisjens , waarvan de eene,  over de BRE'UKEN. 61 nog niet geademd hebbende, .den meatus open had aan de rechter zijde. Den 26 van dien maand , nog twee jongens , waarvan de een de twee kokers volkomen hadt, de ander een' bal met den cilinder , binnen in den buik, waarmede ik toen mijne bel'chrijving op dat beroemd Theater verklaard heb. Ik toonde wijders den 30 Blaart, van dat jaar, daags voor ik de eer had openlijk af. fcheid te neemen, in een bejaard mannenlichaam het overblijffel van den meatus aan de rechter zijde, tot den ring toe: dergelij. ke heb ik in meerder lichaamen gevonden-, onder anderen in eenen ouden man, wiens lichaam ik opende, op verzoek der naastbeftaanden, welken mij verzekerden dat de man nooit aan eene breuk gekwijnd had.  6z vervolg van eë VERHANDELING Het blijft dan zeker, dat zulke kokers gestie gevolgen zijn van breuken , gelijk de meesten , welke ze eene enkele reize gevonden hebben, meenen. Verfcheidene maaien heb ik in vrouweiïlichaamen zulke kokertjens gevonden, inzon-* derheid van die, welken ik opende, kort naa dat zij gekraamd hadden: ook bewaar ik zulken in mijne verzameling. Deeze zijn de diverücula van nück, en die procesfus peritonai, welke swammerdahï Q) zegt, in verfcheidene, zoo wel mannen-, als vrouwen• lichaamen gevonden te hebben; doch niet verder voordloopende, dan tot de liezen: ik heb deeze reeds afgefchetst. in mijne verhandeling. () Mirac. Natura pag. ?. Q?) Bladz. 27.  over de BREUKEN. 6*3 Behalven deeze aanmerkingen, heb ik in dezelve beweerd, dat de.openingen toegroejen, naa dat de kinderen twee , drie , of meerder jaaren oud waren, om dat de blaas, naa de geboorte, langzamerhand in het bekken vallende , het punt van drukking der buikfpieren, en middenrif verandert. Uit de I en H Figuur, nu medegedeeld, kan duidelijk gezien worden, hoe de geheele blaas, boven over het fchaambeen liggende, tot halverweg den navel, en hooger opklimt: de blaas zakt, om dat het bekken ruimer wordt: de perfing der buikfpieren enz. fchuift het peritonaum, 't welk met eene losfe celluloftt aan de onderliggende deelen gehecht is, in het bekken, de mond van den msatus wordt dus verplaatst, en niet langer zoo naabij de ringen zijnde, groeit toe: fchoon ik dit dikmaal gevonden hebbe, is mij nooit de waarheid fterker hiervan gebleken, dan toen ik in het jaar 1761, den 7 Februari], het ge-  64 vervolg van de VERHANDELING ftorvene dochtertjen opende van den Wel Ed. Geftr. Heer in bijzijn van den Heelmeester, welke dit kind,van de geboorte af, met een' band, tot het inhouden van eene breuk, aan één van beide de zijden, voorzien hadt: het kind was vijf jaaren oud geworden, en de breuk zoo wel genezen, dat aan geen der beide zijden, binnen in den buik, eenig overblijffel te vinden was. Wanneer de Heer p. pott opmerkt, dat de fluiting niet altoos op den zelfden tijd gefchiedt, moet verftaan worden , dat de darmen, geduurig hangende in den meatus, dit beletten, ook het vormen van den tunica vaginalls teftis , en daarom tegen den blooten bal, zelfs in bejaarden, kunnen aanliggen , 't welk zijn voornaamfte. oogmerk was te bewijzen. De voorbeelden van zulke breuken in be- jaar-  over de BREUKEN. 65 "aarden door p. Pott bijgebragt, moeten een iegelijk overtuigen; ik kan echter fchoon mijn gezach het zijne niet kunne vergrooten, niet voorbij, zijne waarneemingen met eigene ondervinding te ftaaven. Ik onderzocht den 20 Augustus, 1755, in het Gasthuis te/ Amfteldam , de verftropte breuk, waaraan dien dag een bejaard man geftorven was. Zij was aan de rechter zijde, en niet alleen in den ring verftropt, maar daarenboven nog drie vingeren breed laager buiten den ring, door eenen bijzonderen band, gemaakt van het ingetrokken peritonaum, gelijk meermaaien gebeurt: ik bewaar alle de tekeningen, welken ik daarvan maakten. Een gedeelte van den dunnen darm en het netvlies was daarin bevat; wanneer ik den E  66 VERHAND: over de BREUKEN. breukzak geopend had, vond ik het omentum onmiddelijk tegen den bal, zoo dat zelfs een kuil gedrukt was in het opeen gepakt vet van dat vlies. Ik heb mij toen Hechts verwonderd, zonder doorzicht te hebben in het geene ik zag thans bevestigt het de waarneemingen van p. pott, en van het geene ik reeds in de voorige Verhandeling aangemerkt heb, dat deeze omftandigheid in van kindsbeen af verflofte breuken plaats kan hebben, zonder dat het peritonaum gefcheurd zy. KLEIN LANKUM, den 28ften Juuij 1762. c0    Bij den Uitgever deezes is mede te bekomen. P. Camper, verhandeling over het Beduur der Kinderen./o: 1" '-O Catechismus der Apothecars kunst. i • i6Xff Aanhangsel tot de Catechismus der Apothecars kunst. 0:12:0 y. P.Mkhell, over de Zenuwziekten der NcJerlanderen. 2 : 8:0 L. Bicker, over de Zenuwziekten der Nedei hinderen. 2: 14:0 — over het 20g der Vrouwen. 1 : 5 :0 J. Veirac, over den Kinkhoest. "'■ 4:° —— over de Engelfche Ziekte. 1 : 12:0 J. J. van de Wynperfe, over den Kinkhoest. 1 • J. C. Rougtmont, over de dolle Hondsbeet. 2: »ö: o A. J. van Graeuwen, over den Kinkhoest. 2: 0:0 y. F. Ackerman, over de Engelfche Ziekte. 1:16:0 Ewald, Oplettende Natuurbefchouwer, 2 delen. S: 1(5 :o — Volksverlichting. i: -:° De ontleedkundige Tafelen van Eustachius, met de verklaring en verbetering, Voorrede en Tyttl door den Hoogleeraar A. Uo»n, geheel compleet. !2: 0:0 F. Snip, afbeelding eener bezwangerde Baarmoeder, in 4. lieelc veis Plasten; met eene Befchryving, door O. van Gesfcher. 5'- 5 '•0 y. van der Haar, uitgezochte Genees- en Heelkundige Mengèlfchriften met plaaten\ 2 delen. 4: '*: •—— Aanmerkingen over het 20 fcbadelyk, als gevaar- lyk afha.ilen der nageboorte. °' 8:0 Wi\van Lis, Pharmacopoea. 3: D. 'van Ge felier, Heelkundige Mengelftoffen, 1: ö:o ■' ■ over de afzetting der Ledemaatcn. o: 18:0 ■ Beginfülen der Ottfehende Heelkunde. 1: lö : o —- — Heelkunde van Hipp'ocrates. 3: 0:0 ■ over de Wangeftalien der Ruggegraat. 1: °:o Manier om Geneeskundige Vobrichfifteu voor te fchryven. 1 •• 5:0 — Algemeene Heelkunde, % deelen , metplaaten, portiaic en register, compleet. 27: 0:0 —— over de Gezwellen. 1:16:0 A. Tlieden, Gewees- en Heelkundig Ondenvys, voor Land- en Zee - Chiuirgyns , venaalddoor A. Schrage. t:i6:o A. Schrage, Genees en Heelkunde. o : \6:o ■ Geneeskundig Zakboekje. | 0:16:0 Unfer, Arts der Moeders. o: ió : -> Vtenck, Ontleedkunde, 2 deelen, 3de druk. 2:1 :o ■ Verhandeling öVef'de Gezwellen. t: 5:0 ■ — over de Venusziekte, 1:10:0 ■ — over de Huidziekte. o: 16:0 . Heelkundig Mengelwerk, 2 deelen. 2: 12:0 — over de Oog-Ziekten. ' 1:10:0 ! Algemeene Heelkunde. 1,: 16: o  J.Ba.It'haxatiT, Heelkundige W.nrueemingen, 2 deelen./2 : rö:o* - Chirurgia Practica of Oeffenende Heelkunde. 1:16:0 __ over de voornaumfle Gedrochten. o: 6:0 ■1 1' Heel- en Geneeskundige Verhandeling over de Zalven en Pleisters, met het Portrait» 0:16:0 , het Portrait afzonderlyk. o: 6: cr* Catechismus der Heelkunde. r: 2:0 Heelkundig Mengelwerk. 1: 8:0 Verkorte Materia Medica. 1: 2:0 -Metholus Concinnandi. o: 6:0 Sabatier, Ontleedkunde, 2 deelen. 5: 0:0 Pringle, over de Legerziekten, 3 deelen. 5: 8:0 Hoogvliet- Konst om Wonden te Schouwen. 1:10:0 Pelit, Ziekten der Beenderen , 2 deelen. 3: 0:0 Heyster, Kort Begrip der Heelkunde, met pi. 1:16:0 Verhandeling over de Ziekten der Oogen, niet een afgezette Plaat. 1 : 5 : ° Richter , over de Breuken , 2 deelen. 3 : 4:0 Paifvn, Ziekten der Beenderen. 1:16:0 Onfeilbare Geneeswyze der Jicht. 0:14:0 Slkhtinch en Verbrugge, Land- en Zee-Chirurgic. 1 :j6:o J.e Febure, Venusziekten, 2 deelen. 3:12:0 Ainflerdamsch Heelkundig Gcnootfcliap, 5 deelen met plaaten 14 : 10:0 Prysverhandelingen van dito, 3 deelen. 5: 2:0 liecker, over de Witte Vloed, 2de veel verbeterde dr. 1: 0:0 Meyer, Scheikundige Proeven, door/>. Ka'lelyn, 2 deelen. 3 :12:0 Cutliberfon, overde Eleclriciteit, 3 deelen metpl.gr. 8vo> 9: 0:0 Verzameling van eenige fraaie Proeven met de Tafel-Luchtpomp. 0:16:0 • Verzameling van eenige Electrifche Proeven, 0:12:0 .. Brief van den Heere Cuyp'rs, over 't Vermogen der Hedetidaagfcbe Ekcirifeer- Machines. 0:10:0 Tourcroy, Scheikundige Wysbegeerte. 1: 2:0 Marfchal, Geneeskundig Volksboek. r:ifi:o ,&r*ff»7eW,Geneeskundige Electiïciteit, 3 deelen met platen. 4: 8:0 . over het Planten van Boomen. 1:10 :o Le Blanc, Heelkundige Operatien, 2 deelen met pinten. 4:16:0 Natuurkundige Bel'chouwing van den Man en de Vrouw in den Huwclyken Staat, 2 deelen, met pl. 3:12:0 Logger, over de Liesch en Balztks Gezwellen. 1:12:0 Kragtingh, over het Juiste Tydltip der Breukfnyding. 0:12:0 Tisjot, over de Vallende Ziekte. 1: 8:0 Deiman, Geneeskundige Proeven der Elektriciteit. 1:16:0 ■ en Troostwyk, over den Groei der Boomen en Planten. c;° Prietiley, over verlchiUende foorten van Luchi, 2 deelen met plaaten. 4: 0;0