01 1765 3550 UB AMSTERDAM  het LEVEN van de RUITER.   het LEVEN en BEDRYF van den heere MICHIEL de RUITER, hertog, ridder, &c. ueutenant admiraal van hollandt en west-vrieslandt, beschreeven door GERARD BRANDT, met plaaten. op nieuw uitgege even # door e. m. eng elb erts, predikant te hoorn. tweede deel. te amsterd am, b y johannes allart, M d c c x c v,   HET LEVEN van den heere MICHIEL de RUITER, Hartog, Ridder &c. L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt. VYFDE BOEK. D e Hecren Staaten der vereenigde Nederlanden, weetende wat 'sLandts ingezetenen aan 't beveiligen van de Straat en der Middelandtfche zee (daar men den handel dreef op Spanje, Sicilië, Italië, de Griekfche eilanden, Smirna, Alexandrie, en andere havens onder 't gebiedt van den grooten Heer of Keifer van Turkyen) geleegen was: voorts de groote fchaade die ze leeden door d'Algierfche en andere Turkfche rooffcheepen, beflooten in den jaare mdclxi den Viceadmiraal weer met een oorlogsvloot derwaart te zenden. Tot dien einde werden t'Amfterdam de volgende fcheepen toegeruft. Bevelhebbers. Schcepen Hukken, mann. De Viceadmiraal tie Ruiter. Se Liefje. . 60 - 270. De Kommandeur de Wilit. 'T Geloof.. . . 58 - 260. Kap. Willem van der Zaan. Middelburg. . . 42 - 190. Jan van Kampen. De Muiltromp. . 42 - 190. Jakob van Meeuwen. De Vroede. . 42 - 190. Hugo van Nybof. Doesburg. . . 42 - 190. Jakob Komeliszoon Smart. Afperen. . . 32-130. Atlfiri MattbyszooB. Edam, of de Bul. . 32-120. Jooft Ferfchv.ur. de Starre. . . 32 - 120. Enno Doedes Star. de Beboeftfluit de groene Kameel. II. Deel. A De 1661. De Hee- ren Staaten beduiten deRui" ter weêr met een vloot naar de Middelandtfchezee te zen-< den. Lyft det oorlogfcheepenten dien einde t'Ainfter<. dam toe; geruft.  2 Het LEVEN van den 1661. Daar noch andere fcheepen by quaamen. De Ruitei onunoet d'Ooftin- difche vloot. De Viceadmiraal de Ruiter, in 't einde van May met de meefte der Amfterdamfchc fcheepen uit Texel in zee geloopen, zette ecrft zyn koers naar 't Doggers Zandt: laft hebbende zich tuffchen dat Zandt en 't Landt al kruiffèndc, of ten anker, t'onthoudcn, d'andre oorlogsfcheepen uit de Maazc, Noordthollandt, en Zeeland*?, daar te verwachten: en geduurende dat wachten 'sLandts ingezetenen tegcns alle roveryen en overlaft te befchcrmcn, een. waakendc ooge op de viffchcry te houden, en alle roovers te vervolgen, te bevechten en te veroveren. Hy hadt ten dicnft der fcheepen ook cttelyke galjoots, om tot jachten te gebruiken. Daarna werdt de vloot op verfcheide tijden, hierna aan te wyzen, noch met negen fcheepen vcrflerkt : te wceten drie van Rotterdam, drie uit Noordthollandt, en drie uit Zeelandt: van Rotterdam met de Kapiteincn aart van Nes, Jan de Liefde, en Marinus de Klerk; uit Noordthollandt met dcnVi^ ceadmiraal Jan Korneliszoon Meppel, cn de Kapiteinen 'Kornclis Jakobszoon de Boer , en Evert Nachtglas ; en uit Zeelandt met den Kommandcur Kornelis Evertszoon, en de Kapiteinen Adriaan Bankert, cn Kornelis Evertszoon de Jonge. Tcrwyl de Viceadmiraal de Ruiter, volgens zyn laft, omtrent het Doggers Zandt kruifte, ontmoette hy den zesentwintighften van Junius zeven Ooftindifche fcheepen, en een Weftindifchvaarder , verzelt met tien oorlogfcheepen, vyf van Amfterdam, een uit de Maaze, twee uit Noordthollandt, en twee uit Zeelandt, die naar Hitlandt waaren uitgezonden om op hen te kruiflen, hen op te  L. Admiraal DE RUITER? 3 te wachten, te geleiden, en te befchermen Hy voegde zich by deeze vloot, by haai blyvende tot dat d'Ooftindifche fcheepen . die in Zeelandt en in de Maaze t'huis hoorden ,, van d'Amftcrdamfche fcheidden. Dt Kapitein Pieter van Braakel ftelde met zeven ooglogfcheepen, en vier Ooftindifchvaarders, te weeten, 'T waapen van Amfterdam, Malakka, en Amersfoort voor de kamer van Amfterdam, en de Nagelboom vooi de kamer van Hoorn , zynen koers naar 't Vlie. De twee Zecufche oorlogfcheeperi bleeven by de twee Ooftindifchvaarders, die te Middelburg t'huis hoorden , naamelyk , het Hof van Zeelandt, en 't fchïp Oranje: het Rottcrdamfch oorlogfchip geleide 't fchip de Maaze, dat te R.otterdam moft zyn. De Ruiter zeilde tu'fichen beide , en braght de drie fcheepen , die naar Zeelandt en in de Maaze wilden, als'minft met gelei verzien, een ft.uk weeghs bezuiden Texel. Hy liet te dier tydt den Kapitein 'van der Zaan , ten opzicht van een aanhoudende ziekte, met een galjoot, nevens van Braakel, naar 't Vlie zeilen; om zich naar Amfterdam te begeven, op hoope van daar fpoediger zyn gezondthcit te bekoomen , en tot 'sLandts dienft weer bequaam te worden. Ook bleef hy niet lang uit de vloote. Den volgenden dagh quam de Ruiter, buiten Texel voor het Spanjaardts gat ten anker. Hier verftondt hy dat de Gemaghtigden van den Raadt ter Admiraliteit met hun jacht in Texel waaren, en kreeg laft dat hy met de fcheepen binnen Texel zou koomen: daar hy ten A 2. 2el- 1661. 29 Jum Van der Zaan worde om zijne ziekte cp« gezonden. 3° Juni De Ruitet  4 ■Het LEVEN van den 1661. komt vveêr in Texel, t 3° Jun. f Ammunitie. Gaat weêr t'zee en raar Span je. 4 21 >/ Ordre in 't zeilen. %9 M De Ruiter verdeelt de vloot in drie fmaldcelen, cn ftelt ordre op den rang die men hou- zeiven daage f in liep. Toen ontfing hy ordre om zich op 't fpoedighfte naar de Middellandtfche zee te begeven: ten welken einde hier etlykc fcheepen met lyftoght, oorlogsbehoefte f , en waater gereedt laagen, om de vloot van alle noodtwendigheden te verzien. Alles werdt toen fpoedig klaar gemaakt, maar 't liep noch, door tegenwindt of ftilte, tot den zeventienden van Julius aan , eer de vloot t'zee raakte. Zevenentwintig koopvaarders begaven zich onder haar geleide. De Viceadmiraal de Ruiter verdeelde daarna \ de vloot in drien, en gaf elk zyn ordre daar hy zich naar hadt te richten. Hy zelf zeilde, als Admiraal, met vier oorlogfchcepen voor uit, de Kommandeur cle Wildt, als Viceadmiraal, met gclyk getal in 't middc, en de Kapitein van der Zaan, als Schoutbynacht, met zync onderhebbende drie oorlogfchcepen hicldt zich achter in de'vloot: om alzoo te beter alle onheilen van vyandtlykc ontmoeting te konnen verhoeden. Op de Noorder breedtte van zesenveertig graden gekoomen , beriep de Viceadmiraal den Krygsraadt en al de Kapiteinen, nevens de Schippers der koopvaardyfeheepen, aan zyn boordt, om 't overleggen hoe men zich draagen zou in gevalle men d'Engclfche en Portugeefche fcheepen voor Kadix moght verneemen, die hun 't inkoomen moghtcn willen beletten : want Portugaal, van Engelandt begunftight, was toen noch met Spanje in oorlogh. Men befloot te dier tydt de vloot in drie fmaldeelea te verdeelen , om eikanderen in noodt by  L. Admiraal DE RUITER. 5 by te ftaan : dat de Viceadmiraal de Ruite door de Kapiteinen Ewout Jeroenszoon d Mooy, Jakob van Meeuwen cn Joolt Ver fchuur: dat de Kommandeur de Wildt doo de Kapiteinen Hugo van Niehof, Alder Matthyszoon en Jakob Kornelifz. Swart: ei dat de Kapitein van der Zaan, als Schout bynacht, door de Kapiteinen Niklaas Mar revclt, en Jakob Andricszoon Swart zoudcr worden bygeftaan: voorts dat ieder, als mer in gevecht quam, zyn eer en eedt zou betrachten , en betoonen een liefhebber des vaderlandts te zyn. De Kapiteinen de Mooy. Marrcv'cldt, cn Jakob Andricszoon Swari waaren toen wel by de vlagh, maar gcfchikt om etlyke koopvaarders naar Mallaga, en verder te geleiden. Twee daagen daarna quam de Hollandtfche vl'oot by vyf Engelfche Konings oorlogsfchcepen en twee koopvaarders. Van de Konings fcheepen voerde Huig Hyde de vlagge als"Admiraal, Eduard Wye als Viceadmiraal, en Willem Fink als Schoutbynacht, die door den Viceadmiraal de Ruiter, den Kommandeur de Wildt, en van der Zaan, als Schoutbynacht, in rang met het ftryken der vlagge, en ettelyke eerfchooten, werden begroet: daar d'Engelfchen tot dankzegging met gelyk getal van eerfchooten, doch zonder ftryken, op hebben geantwoordt. Toen zonden de drie Hollandtfche Opperhoofden elk een floep aan 't boordt der gemelde drie Engelfche Bevelhebberen, om hen mondeling te begroeten. D'afgezondenen werden van hun heufchelyk bejegent, en verftonden, dat ze A 3 naar r 1661. 2 den zou. de in ge". valls van \ gevecht. • 29 Jul. Komt by een vloot van vyfEngelfcheoorlogsfcheepen. 31 Jut. Onderlinge begttre:ing.  6 Het LEVEN van den 166*1. 6 Aug. De Kapiteinen van der Huift, de Vries , de Haan, en Fabriciuskoomeuby de Rui ter. 8 Aug. De Wildt werd* met zes fcheepen naar 't naau van Gibraltar gezonden. 12 Aag. naar Lisbon wilden, en daarna ontrent Sint Vincent zouden kruinen, om den Admiraal Montagu, die met achtien oorlogsfcheepen en twee branders voor Algiers was, en op ontboodcn wierdt, te verwachten. Niet lang daarna zaagen de Hollanders ontrent Lagos vier fcheepen, daar vier andere fcheepen cenigh fchutgevecht met hielden, en dat d'cerite het op een loopen fielden. 'T waaren Turkfche roovers, daar de Kapiteinen Abraham van der Huift, Ysbrandt de Vries , Jan de Haan en Thomas Fabricius jacht op hadden. Deeze , na den Viceadmiraal de Ruiter uit Texel geloopcn , met laft om hem op het fpoedighfte te volgen, quaamen daarna by zyne vlag, en verhaalden , dat ze tegens de vier Turken, om hunne bezeiltheit, niet konden verrichten. Toen' werdt goedtgevonden, (naa dat men uit een Spaanfch karveel hadt verftaan, dat voor Kadix geen Engelfche of Portugeefche fcheepen laagen) dat de Kommandeur de Wildt, nevens de Kapiteinen van der Huift, Nyhof, Jakob Korneliszoon Swart, en Verfchuur , zich aanftondts, zonder te Kadix binnen te loopen, zouden vervoegen tot voor of ontrent het naau van Gibralter, om daar, tot afbreuk der Turken kruiflende, het yaarwaater te veiligen : met laft van met d'aankoomende nieuwe maan en fpringty te Kadix te koomen , en daar hunne fcheepen op 't fpoedighfte fchoon te maaken. Dees ordre werdt gevolght zonder Turken t'ontmoeten. Den twaalfden der maandt quam de Kommandeur Kornelis Evertszoon, met de Ka-  L. Admiraal DE RUITER. f Kapiteinen Adriaan Bankert en Kornelis E vertszoon de Jonge, uit Zeelandt gezonden te Kadix by de vlagge : daar ook in 't kort dt kapiteinen Aart van Nes en Jan de Liefde var Rotterdam by quaamen. Hier fteldc de Ruiter ordre, dat ettelyke fcheepen, by beurten, zouden fchoonmaaken , en d'anderen onderwyl op de Turken kruiflen. De Kapiteiner de Liefde, Aldcrt MatthyszooncnVerfchuur, die den vierentwintighften van Kadix waarer gezeik, om den Viceadmiraal de Ruiter, toer hy m moghten zyn, te befchermen: dat hy, om zulks te beter te konnen doen, met den Hartoge de Medina Celi in V heimelyk verjlandt zou houden , over de tydt en plaats daar de gemelde vloot zou konnen bejegent worden, om te konnen dienen tot narichting.. Voorts , dat hy van deeze geheime ordre aan niemant kennis zoude geven, dan aan den Viceadmiraal Meppel, en den Komman deurs Kornelis 'Ev ertszoon en de Wildt, onder belofte van V by zich te houden op den eedt by hen aan V Landt gedaan. De Viceadmiraal de Ruiter quam daar op den vyfden van September, met zyn byhebbende fcheepen, weer voor Kadix, en voer terftondt naar de ftadt Puerto of Haven van Sinte Maria, om daar met den Hartogh van Medina Celi, aangaande de zilvre vloot, te fpreeken. De Hartogh zeide, uit brieven van zyn Majefteit van Spanje, zyn ordre verftaan te hebben , en gaf hem een beflooten brief, waar in gemeldt werdt waar hy de verwachte vloot zou kunnen bejegenen, met laft van den brief niet te openen, voor dat hy, met zyne vloot, omtrent de Kaap of uithoek van Sinte Maria, by de Zuidtkuft van Portugaal, zou zyn gekoomen. De Viceadmiraal Meppel, met de Kapiteinen Kornelis Jakobs de Boer en Evert Nachtglas, wegens d'Admirali-1 teit in Noodthollandt naar de vlagh van den Viceadmiraal afgezonden, quaamen den vierden in de Baay van Kadix. De Nederlandtfche oorlogsvloot was nu fterk zeventien oorlogsfcheepen, die door ordre van den Viceadmiraal de Ruiter en zyn Krygsraadt in vier fmaldeelen werdt verdeelt, in maniere als volght: A 5 I. Ds • irjfji. ! fchermen . der zilvere , vloote. Meppel komr te Kadix.  io Het LEVEN van den 16*6*1. Verdeeling der Nederlandtfchevloote. i. De Viceadmiraal de Ruiter. 'Tfckif Van der Zaan. Jan van Kam: en. Jakob van Meeuwen. Jooft Verfchnur. lï. De Viceadmiraal Meppel. Aart van Nes. Kornelis Jakobszoon de Boer. Evert Nachtglas. iii. De Schout by nacht Kortlelis Evertfz.. Kapitein Achiaan Bankert. Kornelis Evertzoon do Jonge. Jan de Liefde. JV. De Kommandeur de JVildt. Kapitein I/ugo van Niehof. Jakob Korneliszo'in Swart. Aldcrt Malthyszoon. Een Engelfchfcheepken zonder volk gevonden. loSept. De Ruiters me- De Liefde. Middelburg. Do Muyliromf. De Vreede. De Starre. Wefhrieflandt. Priures Lonife. De Hollandtfche Tuin. 'ï' JVaapen van Alkm. VI ifin p en. Ter Veert. Delf. Do fladt Uitrecht. - T Geloof. Doesburg. Afteren. Edam of de Bul. By decze fcheepen voegden zich de Kapiteinen Abraham van der Huift, Ewout Jeroenszoon de Mooy, Ysbrandt de Vries, Jan de Haan, en Thomas Fabricius, die gcfchikt waaren om 't verwachte zilver, voor zoo veel het in Ncderlandt t'huis hoorde , derwaart te geleiden. Den achtiïcn der maandt vertrok de Nederlandtfche vloot (behalven de fcheepen van Meppel, de Boer en Nachtglas, die noch mollen vertoeven om fchoon te maaken) uit de baay van Kadix , om op de zilvre vloot te kruiffen, waar toe de noodigc ordre werdt geftelt. Dan beweften de kaap van Sinte Maria koomende , vondt de Kapitein de Haan een Engelfch fcheepken, genoemt de Duif, dryven , zonder volk. Doch men hadt het te vooren tweemaal zien wenden: waar uit men vermoedde, dat d'Engelfche Schipper, op het naajaagen van de Haan, zyn fcheepken, hem voor een Turk aanziende, hadt verlaaten. De Viceadmiraal de Ruiter ,• zyn' Krygsraadt by een roepende, verftondt dat men  L. Admiraal DE RUITER. n pjen 't fcheepken door de Haan naar Kadix behoorde te zenden ; op dat het weêr aan den rechten eigenaar moght werden gelevert: oordeelcnde dat de Chriftelyke medoogenthcit dit behulp vereifchte ; om dat het verlaatcn van 't fcheepken door 't jaagen van zyne oorlogfchcepen, die Turken zochten, cn van den Schipper voor Turken waaren aangezien, was veroorzaakt. Zyn voorftcl werdt goedtgevonden. Daarna kreeg hy bericht hoe d'Engelfche Schipper met zyn boot en volk tot Ayamonte was aangekoomen, cn liet hem ftraks met een' brief weer ten , dat hy ten eerften naar Kadix zou reizen , om daar zyn fcheepken kofteloos en fchaadeloos t'aanvaarden. Doch zes daagon daarna quam de gemelde Schipper, genoemt Jan Stook, nevens zyn volk, met een Spaanfche bark aan dc Ruiters boordt: zeggende, dat hy op den achtften deezes by de kaap Sint Vincent met den Engelfchen Admiraal Montagu hadt gefprooken, cn uit hem verftaan , dat hy zich voor de Turken hadt te wachten; naadien d'Engelfchen met hun in oorlogh waaren: en dat hy door die waarfchouwing, en zyne al te groote vrceze, zyn fcheepken zoo tydelyk en te vroeg hadt verlaatcn: verzoekende de Ruiters voorfchryven om 't fcheepken, met zyn laading, met meerder zekerheit te konnen eifchen. Dit werdt terftondt ingewillight, en brieven naar Kadix afgezonden, met laft aan den Viceadmiraal Meppel, en aan twee Nederlandtfche koopluiden, aan wien het fcheepken was verfchreeven, dat ze 't zelve onbefchaadight, zon- 1661, doogencheit en trouwhertigheit,om dat fcheepken den eigenaar weder te leveren.  ia Het LEVEN van den 1661. 28 Sept Meppel komt met drie fcheepen by de Ruiter. Die op de zilvrevloot te vergeefs kruift. Tyding van de zilvre vloot. 3 Oëieb. Ordre by de Ruiter desaangaandegeftelt. zonder daar van cenigh berghloon re genieten , aan den Schipper zouden overgeven. Daarna quam de Viceadmiraal Meppel, met de Kapiteinen de Boer, en Nachtglas, ontrent de kaap van Sinte Maria by de vlagge: zoo dat de vloot, met dc fcheepen van Van der Huift, de Mooy , de Vries, de Haan , en Fabricius, toen fterk was tweeentwintig fcheepen van oorlogh. Ondcrtuffchen hadt dc Ruiter, met zyne fcheepen op behoorlyke wydtte van elkandéren verfpreidt, etlyke wecken, volgens het fchriftclyk bericht van den Hartogh van Medina Celi, op de zilvre vloot, tufichen dc kaap van Sint Vincent cn de kaap van Sinte Maria gekruift: tien, twaalf, vyftien cn twinnigh mylen zuidelyk aan, zonder die te konnen aantreffen. Maar den tweeden van October veritondt hy uit elf Franfche fcheepen, die, van Kadix koomende, hem by de kaap van Sint Vincent bejegenden , dat de lang verwachte Spaanfche galjoenen, den vyftienden der vcrleede maandt in dc haven van Korunna, een ftadt in Gallicic, waaren gekoomen, en dat zevenentwintig Nederlandtfche koopvaardyfeheepen, die derwaarts wilden gaan, ontrent acht of tien mylen Ooftwaart van hun waaren. Op die tyding heeft de Viceadmiraal terftondt met zyn Krygsraadt beflooten, dat de Schoutbynacht van der Zaan , en de Kapiteinen van Meeuwen, Swart en Verfchuur aanftondts zouden zeil maaken om de koopvaarders t'ontmoe-r ten: dat ook de Kapiteinen van der Huift en de Haan, als de beft bezeilftc fcheepen heb-  L. Admiraal DE PvUITER. 13 hebbende, voor uit zouden zeilen, en dat ze by de Nederlandtfche koopvaarders koomen de, alle de Nederlandtfche koopluiden, daa toe genegen , zouden overnccmen, en me hun naar de Corunna zeilen, ten fpoedighfti dat ze zouden konnen; om in tyds, en vooi alle anderen, by de galjoenen te zyn, en ooi de Franfche fcheepen, ftraks gemeldt, di( derwaarts wilden, waar 't moogelyk voor t< koomen. Daarna gingen de Nederlandtfch( Spaanfchvaarders met veel zilvers naar 't vadcrlandt, onacr 't geleide van de vyf oorlogfchcepen, boven gemeldt f, die zich nu eenigen tydt onder de Ruiters vlagge hadder onthouden. Den vyfden van Oftober quam de Viceadmiraal de Ruiter met acht fcheepen weer in de baay van Kadix; daar de Viceadmiraal Meppel, de Kommandeur de Wildt, en de Kapiteinen van der Zaan, Swart en Verfchuur daaghs te vooren waaren aangekoomen. Hier werden de fcheepen op nieuw ichoongcmaakt, en van waater, lyftoght en andere noodtzaakelykheden, voor den tydt van vier maanden , verzien. Dit kortte ontrent acht daagen tydts eer de Ruiter weer met zyn fcheepen in zee raakte: met mecning om kruiflende Straatwaart in te zeilen, en de Turkfche roovers op te zoeken. Hy beval den Kommandeur de Wildt, met de Kapiteinen Niehof, Swart, en Aldcrt Matthyszoon, voor uit naar Mallaga te zeilen, daar eenige lyftoght (die men daar te vooren hadt gebraght) in te neemen, en hem dan al kruifTende ontrent de kaap van Molina in te wachten. Den negentiende quam de Wildt met zyne fcheepen ontrent » 166*1, r f p. 10. De Ruiter, komt weêr te Kadix orn zyn fcheepen fchoon te maaken en van noodtwendighC'den te voorzien. Zeilt weêr Straatwaart in. 19 OSlob. De Wildt  14 Hét LEVEN van den 166i. ontmoet vyf Engel fche Konings ' fcheepen , met onderlingebegroeting. £0 Ottob. De Ruitei komt voo Mallasa , daar hy den Engel fchcn ViceadmiraaJohanLau ïon vimit. Onderlinge beleeft beidt elkanderenbetoon:. De Ruite gaat weêr t'zeil om trent Molina by vyf Ellgelfche Konings fcheepen , daar onder een was. die de vlagge van boven voerde, waar op de Wildt en de zynen naar gewoonte hunne vlaggen ftrceken, en hun mctetlykcecrfchooten verwellekoomden: daar d'Engelfchen hen mét gelyk getal van fchooten voor bedankten, zonder hunne vlaggen te roeren. Des anderendaaghs quam de Viceadmiraal de Ruiter ontrent de kaap van Molina, daar hy de Kapiteinen Verburg cn Schey met acht koopvaardyfeheepen, die van Smirna en andere plaatzcn quaamen, cn naar' Amfterdam wilden, ontmoette. Hy zeilde voort naar de reedc van Mallaga , om daar ■ lyftoght van landt te haaien. De Wildt quam • met de zynen op de zelve reedc by hem ten anker. Hier vondt dc Ruiter den Engclfchen Viceadmiraal Johan Laufon, met vier Konings fcheepen: cn men zagh d'Oppcrhoofden van de Nederlandtfche en^Engelfchc fcheepen el- 1 kandcren met verfchcidc eerfchootcn begroeten. Laufon zondt zynen Schoutbynacht aan dc Ruiters boordt, om hem te groeten en te verwcllckeomcn: en de Ruiter zondt den Kommandeur Kornelis Evertszoon, om Laufon met gelyke beleeftheit te bejegenen. Dit gefchiedde met groot betoog van genegentheit ter weder zyde. Ook verzocht Laufon het Nederlandtfch fein te weeten, om clkanderen by dagh en nacht, in 't vervolgen der Turken, te konnen kennen. Doch of dit verzoek werdt ingewillightismynietgcbleeken. Korts r daarna ging de Viceadmiraal de Ruiter met zyne vloot van zeventien fcheepen, in drie fmaldeelen verdeelt, met de behoeftfluit de Groe-  L. Admiraal DE RUITER. f$ Groene Kameel, weêr van Mallaga t'zeil, en deê groote neerftigheit, met de zee te kruiffen, om eenige Turkfche rooverst'achterhaaien, ofte bezetten. Hy kreeg bericht, dat drie Turken tegens twee Hollandtfche koopvaardyfchecpen, ('t eene genoemt Joffrou Anna, gemonteert met dertig Hukken en vyftig mannen, en 't ander de Tyger, gemonteert met veertienftukken) en een Engelfchen koopvaarder waaren flaaghs geweeft f: dat d'Engelfchman naa een lang gevecht was-gevlucht en ontkoomen: maar de Tyger in den brandt gcfchooten, en dat het volk van de Joffrou Anna, ten leften met de boot vluchtende, de londt by 't kruidt hadden geleidt, daar 'tfchip door in brandt fprong. Zulke tyding verwekte te grooter yver in den Heer de Ruiter om die algemeene vyanden der Chriftenen op te doen en te bevechten: maar meeft vergeefs. Want in 't groote vak der ongemeete zee zyn geene weegen gebaant of beperkt, of kenbaar door fpoor of voetfhrppen, en de vlieder vindt hier duizenderley weegen voor zich open. 'T is dan konft, of liever groot geluk, dat d& vervolger uit ontelbaare koeriten juift den rechten treft, om jacht op zynen vyandt te maaken. Ook quam hier de fnelheit in 'c zeilen, daar veele rooffcheepen, door hunne lichtheit en rankheit, de meefte Hollandtfche oorlogfcheepen in te boven gingen, wonderlyk te ftaade. Hier kon ook d'ongeftaadigheit der winden groot belet geven. Men hadt zomwijlen, in een kleene tufTchemvydtte van een myl of anderhalf, op d'eene plaats voorwindt, op d'andere tegenwindt, en op d'eene plaats i66t. op de Turken te kruilTen. 2- osioi. Kryght tyding van een gevecht van irie Turken tegens drie koop. vaarders.  r6 Het LEVEN van den 166*1. De Ruiter maakt jacht op zes Turkfche roovers. 37 OÜob. 7 NtrV. Een Turks roofTchip verovert. plaats ftyve koelte, op d'anderc doodtfche ftilte: 't geen zoo wel tot voor- dan tot naadeel der gejaagden kan ftrekken. Daarenboven willen de roovers zich meefterlyk te dienen van 't voordeel des windts, of van hunne riemen, in tydt vanftike, en van de duifternis des nachts, om zich met wankoerffen t'ontdonkeren en wegh te maaken. 'T was dan geen wonder dat 'er zoo weinig rooffcheepen werden verovert. Den zevenentwintigften van Oélober, met dcndaage, zagh de Ruiter ontrent de kaap de Gata, of van Agatcs, zes fcheepen uit het Ooft koomen, daar hy met zyne andere fcheepen, de windt Noordtnoordtooft, met topzeils koelte, terllondt jacht op maakte, haaft merkende dat het Turkfche roovers waaren. Maar tegens de middagh werdt het zoo ftil, dat de Ruiter met tien riemen uit het fchip, cn met de floep voor 't hooft, liet rocijcn, en hun, met de Kapiteinen Aart van Nes, en Kornelis Evertszoon de Jonge, tot op anderhalf myl naaderde, ja dc Schoutbynacht van der Zaan quam hun zoo naa, dat hy hun kon toefchieten. Dit vervolgen met zeilen en roeijen' duurde den gantfchen dagh en een ftuk van den nacht. De Turken lieten niet ongedaan om van de Hollanders af te koomen, en verduifterden zich des nachts ten elf uuren uit hunne oogen, zoo dat ze hen daarna niet meer zaagen. Dan eerlang kreeg de Ruiter noch jacht op twee Turken, en quam den eenen zeer na, doch hy ontquam 't in de duifternis der nacht. Maar de Kapitein van der Zaan onderhaalde en veroverde, ten zeiven daage, den tweeden Turk, genoemt den Eenhoorn,,  L. Admiraal DE RUITER. 1661. 9 Afov. 9 Zkc hoorn , die tweeëntwintig Hukken voerde , en hondert vyftig man, verloflende zesen dertig Chrifte flaavcn. Korts daarna quam de Kapitein Marinus de Klerk met het fchip de Vreede, te Rotterdam toegeruft, by de vlagge, zoo dat de vloot toen uit achtien oorlogfcheepen beftond. In 't begin van December zond de Viceadmiraal de Ruiter den Kommandeur de Wild, met de Kapiteinen van Meeuwen , Niehof en Aldert Matthyszoon naar 't eiland Minorka, of Minorika, om hunne fcheepen in de haven van Mahon te laaien kielhaalen en fchoonmaaken, en daarna al kruiflende naar 't eiland Majorka, tot voor de ftad van dien naam, en van daar naar Alikante te zeilen, daar zy naader ordre zouden vinden. Hy zond ook andere fcheepen ten gemelden einde naar Kadix , en andere Spaanfche havens, met-laft, dat ze daarna de vlagge by Sardinië zouden opzoeken. Anderen beval hy etlyke koopvaarders te Kadix en te Ahkante leggende, van daar Straatwaart in, oi naar Genua enLivorno te geleiden,en hem daarna, of zyne ordre, ter plaatze by hem genoemt te vinden. In 't begin van Januarius des jaars m dc lxii quam de Ruiter met vyf fcheepen, en den Turkfchen prys den Eenhoorn, te Minorika, in de haven van Ma-1 hon ten anker, hunne werpankers uitbrengende, en daar mede binnen kortende tot by de fcheepen van den Kommandeur de Wild, 1 daar te vooren gekoomen. Daarna o-af hy aan de Wild laft, met vier fcheepen naar Sardinië, tot voorde hooftfrad Kagliari, of Kalan , te zeilen, en een beflooten brief aan den II. Deel. B On- 1662. Komt te Minorika. 3 Jan. 19 Jan.  i8 Het LEVEN van den 1662. 1 En daarna voor Kagliari.27 Jan. Begeeft zich, op de noodigiiig vandenOnderkoning,aan land. d'Onderkoning vaart aan zyn boord Dnderkoning van dat eiland over te leeveren, /oorts naar de Turkfche roovers, cn hun verblyf, te vernccmen, cn aldaar zyne komft af te wachten. De brief, ftraks gemeld, vVas door den Hartog van Medina Celi gefchrecven, en behelsde een verzoek, om den Nederlanderen alle gun ft te bewyzen, en hun behulpzaam te zyn. De Ruiter daarna voor Kagliari gekomen, Mierde den Fiskaal Vianc aan land, om den Onderkoning Don Francifcus de Mora en Kortereal, Markgraaf van Kallelrodrigo, te begroeten. Dees zond daar op terftond een' eedeling, zynen neef, aan den Viceadmiraal, om hem al wat hy, en zyne fcheepen, van nooden mogten hebben van 's Konings weegen aan te bieden , met verder verzoek, dat hy by hem aan land zou koomen, dewyl hy zyn bezoek voor een groote eere zoude achten. Hier op begaf zich de Ruiter, ten vollen geruft in de vriendfehap, toen tuffchen den Koning en den Nedcrlandfchen Staat blocjende, naa den middag, met eenige Bevelhebberen cn Jongelingen van goeden huize , die" als vrywilligen met hem voeren , om den zeekryg te leeren, naar 't land, daar twee karoffen gereed ftonden, die hem met zyn gevolg naar 't Hof van den Onderkoning bragten. Hier heeft hy zyn' plicht van begroeting heufchelyk afgeleid, en, na eenig vriendelyk gefprek, voer d'Onderkoning, nevens eenige Edelen , met hem naar zyn boord, en was daar vier of vyf uuren 'met hem vroolyk, totdat hy 'savonds, wel voldaan, weêr naar het land keerde. De Heer de Ruiter liet de zynen, geduurende hun ver- blyf  L. Admiraal DE RUITER. "ï£ blyf ontrent deeze ftad, veelerley lyftogt va: tarruw, brood, fpek, azyn, en andre nood \vendigheden inkoopen, en beval hun, ziel van water te verzien. Verfeheide fcheepen van de vlag afgezonden , quaamen hem liie vinden. Hebbende toen dertien fcheepen bi een, verdeelde hy die in drie fmaldeelen, of de volgende wyze: het eerfte beftond uit de fcheepen van den Viceadmiraal de Ruiter, ét van de Kapiteinen van der Zaan , van Kampen, van Meeuwen, enVerfchuur: het tweede uit de fcheepen van den Kommandeur Kornelis Evertszoon, en van de Kapiteinen Banken, Jan de Liefde, en Kornelis Evertszoon de Jonge : cn 't derde uit de fcheepen van den Kommandeur de Wild, en van de Kapiteinen Niehof, Swart, en Aldcrt Matthyszoon. Men bciloot, dat de Heer dc Ruiter met zyn esquadre om de Zuidooft zou zeilen, naar de Barbarifche kuft en Tunis: maar dat hy, Ooft aan kriiiffcnde, het eiland Malta zou aandoen, om daar naarder kennis van de Tripoleefche roovers te bekoomen. De Kommandeur Kornelis Evertzoon zou met zyn esquadre van Kagliari Ooft aan, ter halve zee tuffchen Sardinië en Sicilië, tot aan't Zuidoofteind van Malta kruiffen, en aldaar de Ruiter, of nader ordre vinden. Den Kommandeur de Wild werd bevolen , met zyne vier fcheepen van Kagliari , al kruifTendc , Ooft aan, naar't Zuidwcfteind van Sicilië, en van daar Ooft aan tot het Zuidoofteind van Malta te zeilen, daar men eikanderen zou inwachten : doch die daar eerft aanquam zou iemand met een floep aan land zenden, en den GrogtB 2 mee- i 1(56*2. ï , *9 Jan. r Verdeel Ifng zyner 1 vloot. DeRuiter ftelt or Febr, \ 11 Febt. •Verandert d'ordre vin 'tkruiflen. 13 Febr, De Wild leefc ver;eefs jacht >p twee oovers. 5 lebr.  22 Het LEVEN van den 1662. De Ruiter krygtjacht op acht Turkfche roovers. 16 Febr. 5vcr hand veel afwonnen. Ten laatfte lieten % een roode vlag van achteren waajen , en Ichooten een fchoot, als of ze zeggen wilden, wy lachen met 'ww zeilen. Doch in 't loopen hadden ze een polakker, dat 's een foort van vaartuig, by zich, die ze hadden genoomen, cn nu, na dat ze 't volk daar uit haalden, lieten dryven. Dc Kapitein Aldert Matthyszóonzond zyn floep met eenig volk, om 't fcheep-' ken, dat half met tarruw was gclaadcn,' te bcwaarcri. Maar men vond 'er niemand op, noch iet daar men uit kon wectcn wie d'eigcnaars waaren geweeft. Tegens den avond Haakte de Wild zyn jacht, cn draaide op de ly, om 't verlaatcn fcheepken in te wachten. De Viceadmiraal dc Ruiter werd den volgenden morgen met het aanbreeken van den dag, ontrent het eilandeken Pantalarca, by d'ouden Koffyra genoemt, tuffchen Sicilië cn de Barbarifche kuil, drie zeilen in 't Zuidweft gewaar, daar hy met zyn vyf fcheepen ftraks jacht op maakte, doch zy ftelden \ op 't loopen. Tegens den middag zag hy noch vyf andere fcheepen uit het Zuiden van onder de kaap Bona (een uithoek van Afrika, in Barbarye , ten Noordooften van de ftad Tunis) öpkoomen, die zich by de drie andere voegden. 'tWaaren alle acht Turken, die hy lang vervolgde, cn allengs naaderde, inzonderheit van der Zaan. Dees was hun wel een mars-' zeil te kloek in Yzeilen , en deê verfcheide fchooten op hen, en zy op hem. Midlerwyl nam de koelte toe , en de Hollanders quaamen hun nog naader. In dat najaagen zeilde een der rooffcheepen, genoemt Paftaffa, dar van  L. Admiraal DE RUITER. 23 van Tunis was , en gcvoert werd door den Kapitein MuftafFa Rcys Rodeslee, zyn groote Iteng af. d' Admiraal der roovcren meende hem een kabel te geven , om te fleepen, maar maakte hem noch meer reddeloos, zoo dat zyn fokkemaft en boegfpriet over boord vielen. Al de zeven roovers zeilden by den reddcloozen Turk, en meenden de Hollanders door hun groot getal te vervaaren; maar ziende dat. ze dicht op hen aanquaamen, verlieten ze hunnen makker , daar de Schoutbynacht van der Zaan naait was. De Turk, geert ontzet voorhanden ziende, ftreek zyne vlag, en van der Zaan zond zyn floep en boot met ecnig Volk aan zyn boord, om de Turken af te haaien. Ook beval de Ruiter den Kapitein Verfchuur, dat hy by van der Zaan en den Turk zou blyven. Hy zelf, met de Kapiteinen van Kampen, en van Meeuwen, vervolgden hunne jacht op de zeven andere Turken, hun zoo naa koomende , dat zy ze zekerlyk zouden hebben achterhaalt, indien hen de donker niet had overvallen. Hier door geraakten de Turken in dc baay of haven van Farina, ontrent vier mylen ten Noordweiten van 't oude Karthago, of des zelfs overblyfzels en puinhoopen. De Ruiter vervolgde hen tot in de haven, en quam met zyn drie fcheepen ontrent een groote fchoot, om dat hy daar geen gronden noch diepten kende, ten anker. Hier lag hy een' donkeren nacht over, hebbende drie floepen op de brandwacht; op dat ze tusfehen 't landen de Hollandfche fcheepen niet zouden doorzeilen. Doch zoo haait de dag aanbrak, weeken ze, B 4 zon- 1662. Een djr rooveren zeilt zyn Iteng af, en verlieftzyn fokkematr, en boegfpriet. Geeft zich over. DeRuiter vervolgt d'andere roovers. Die zich in de haven van Farina bergen. Daar by ze bezet.  »4 Het LEVEN van den 1662. 17 Febr. Het verovert fchip werd verhaten. En komt noch in de baay van Tunis. 17 Febr. DeRuittrs zonder dat het de Ruiter met zyn fchieten kon beletten, onder drie fterke kafteelen, daar zy zich met kabeltouwen aan vaft maakten , en hen niemant kon deeren. Ontrent ten tien uuren voor den middag quaamen de Kapiteinen van der Zaan en' Verfchuur weêr by de Ruiter. Zy hadden van 't verovert fchip Paftaffa drie-entnegentig Turken, en eenentwintig Chrifte flaaven in hunne fcheepen overgenoomen. Doch 's nachts ontftond 'er eenonftuimig weder, dat ze 't fchip lieten dryven. 't Was een groot verzuim, dat zy 't niet eerft in den grond hakten, of 'er den brand in ftaaken: dan 't fchynt dat ze, zich in 't harde weder zoo naa op 's vyands kuft vindende , in de duifternis zyn verbaart geweeft, en tefchielyk van 't fchip af moeiten : of dat ze niet meenden, dat dit reddeloos fchip ooit te recht zou raaken : doch het quam noch den volgenden dag in de baay van Tunis dryven, daar 't werd gebergt. Ook waaren daar eenige Turken, die zich hadden verfchoolen, in geblecvcn. Dit fchip voerde zeventien Hukken en honderdentien Turken , bchalven de Chrifte flaven. Onder de flaven waaren zeven Nederlanders, uit Holland en Vriefland. De Kapitein der gevange Turken MuftafFa Reys, en zyn Schryver, verzeekerden de Ruiter; dat die van Tunis de gevangens wel man voor man zouden wiffèlen , te weeten , de Turken voor Chriftenen. Zy zeiden, dat te Tunis, en in de fcheepen van Tunis, ontrent honderd Nederlandfche Chrifte flaaven waaren. Hier op befloot de Ruiter, (die met de zynen voor de baay van Farina bleef leggen) aan  L. Admiraal DE RUITER. 25 aan den Koning van Tunis, Mahomet PafTa, en aan den Bafïa Dublet Lie Hadsje MuftafFa zoodaanig een wifTeling der gevangenen met een' brief aan te bieden: daar by voegende, dat men bereid was, indien ze naa die wifTeling noch meer Nederlandfche flaaven hadden, de zelve tot een redelyke prys voor geld te loffen,- en voorts in onderhandeling van vreede, vrye zeevaart, en ouderlingen koophandel, met hun te treeden: met verzoek, dat men op dien voorflag in 't Latyn, Franfch of Ncderduitfch zou antwoorden. Hy fchreef ook een' brief aan een' Chriften flaaf, die men wift dat te Tunis woonde, hem zyn voorneemen, aangaande de wifTeling en loffing der Nederlandfche flaaven , bekent maakende ; en verzoekende, dat hy op het fpocdigfte, zonder moeite of tvd t'ontzien, naar 't getal cn dc naamen der Nederlandfche flaaven zou verneemen,en hem hunne naamen ten ccrfle overzenden: inzonderheit de naamen van de Hollanders, Zeeuwen; en Vriezen; op dat hy die voor al mogt loffen. Om deeze brieven, den zeventienden geteekent, te beftellen , werd de gevange Turkfche Schryver afgezonden. Men liet hem binnen de baay van Farina, met de floep, opeen plaats daar ze niet kon bezet worden, aan land zetten, en naar Tunis reizen. Den volgenden morgen vertoonden zich eenige Turken met een witte vreedevlagophet ftrand , daar de Ruiter zyn' Kapitein , en zyn Stuurman Jan Leendertszoon, met den Turkfchen Kapitein MuftafFa naar toe zond. De vier Turken begaven zich ftraks in de floep, en l voeren naar de Ruiters bobrd. 't Waaren twee 1 B 5 Ka- 1662. fchryven aan den Koning eti den Baiïa van Tunis, 17 Febr. Vier Turen kooaen aan  2ó Het LEVEN van den 1662. '. zyn boord. li Febr. Ij) Febr. Brief van denSchouc kapiteinen, en twee andere Bevelhebbers. De voornaamfte was een EnkhuizcrRenegaat, genoemt Gerrit Jakobszoon Admiraal, of op zyn Turkfch Jofef Reys , die 't gebied had op 't Admiraalfchip van Tunis. Deeze Turken beweezen de Ruiter groote eereenvriendfchap, cn baden God dat 'ze met de Hollanianders een goede vreede mogten maaken: hun aanbiedende, dat ze vry aan land mogten koomen, en alle vervcriching, en water haaien. Zy toonden zich ook zeer geneegen tot de wifTeling der gevangenen , cn verzochten drie daagen tyd, op dat de Koning en de Basfa de zaak mogten overwecgen. Dit werd hun ingewilligt. ' Den volgenden dag qnaamen ze weêr op 't ftrand, cn werden door de (loep. van land gehaalt. Zy bragten twee fchaapen, eenige verfchc vifch, twaalf hoenders, veel ialade en andere groente: deeden de groetenis van den Admiraal van Tunis , en zeiden, dat men wat gedult moeit, necmen, dewyl de Koning tyd vereifchte om tot de vreede te befluiten. Tcrwyl men hier op wachtte , fchreef de Schoutbynacht van Algiers, Sulleman Basja Reis, (die, nevens d'andere Turkfche roovers , binnen de baay van Farina lag) den twintigften der maand, zeekeren brief aan de Ruiter, dien hy, geduurende d'onderhandeling met die van Tunis, door den Kapitein Jofef Reys aan zyn boord zond, in welken hy deeze taaie voerde: -Myn Heer, Hoewel ik uw, wegens den Godsdienft, geheel tegen ben, evenwel verhoop ik, dat gy myn  L. Admiraal DE RUITER. 27 myn verzoek znlt toeflaan. Gy hebt my tot drie togten vervolgt by Malta, by Sicilië, en\ nu by de haven van Farina, daar gy my hebt' ingejaagt. Ik nam felkens de vlucht, nictby'' gebrek van moed, maar door ongelykhcit van, magt; wam ik heb flechts een bark tegens uw kajieel. Daarom doe my d'eere, en zend tegens1 my, ah Schoutbynacht van Algiers, uwenHollandfchen Schoutbynacht, om fchip tegens fchip myn fortuin en V geluk van den oorlog te beproeven , en my te weeren als een foldaat. Worde ik overwonnen, ik zal uw (laaf zyn. Win ik, V zal my eere zyn. Geef hier toe verlof, en indien ik dan niet uitkom , zoo' ben ik als de bloodfle vrou in Holland. Myn Heer zyt gegroet van my uwen dienaar. SULLEMAN .BASJA REYS, Schoutbynacht van Algiers. Op deezen brief antwoordde de Ruiter, naa eenig overleg, noch ten zclven daage, dat hy zyn verzoek met aangenaamheit had verftaan, en toefïond: en dat. zyn Schoutbynacht alleen met zyn fchip, zoodaanig als hy hunne Hoogmoogentheden daar meê diende, hem met zyn fchip, op zulk een plaats, en uur, als hy zou goedvinden , zou verwachten: hem verder by zyne mannelyke waarheit belooven.de, en verzekerende , dat de Hollandfche Schoutbynacht van hem, noch van d''andere Kapiteinen, V zy met fcheepen, boots, floepen, of volk, V zy voor of in V gevecht, de minfle hulpe niet zou worden gedaan. Ook verzocht hy, dat d''Admiraal van Tunis Rechter van dit gevecht zou zyn. Doch op dit fchryven volgde geen gevecht. De 1662. by «acht van Algiers aan deRui- ter, met aanbieding van een kamp-en .fchipge, vecht. 20 Febr. l iDe Ruiter ftaat zyn , verzoek toe. 1 P t f f l  ü8 Het LEVEN van den 1662. d'Enge fche Kon ful komt aandeRui ters boord 20 Febr. Twee Gemagtigdenvan Tunis treeden metdeRui ter in onderhandeling. Verdrag over de wifTeling der flaaven. soFebr. t 22 Febr. De Schoutbynacht van der Zaan quam wel in zee , en verwachtte den Turk ter beftemde plaatze, maar de trotfe uitdaager en grootfprceker had geen hard genoeg om uit te koomen. Hy bleef by zyne makkers onder de veilige hoede der kafleelen leggen. Ter zelvcr tyd lieten de Turken een witte vlagge aan land waajen. De Ruiter zond zyn floep aan land, en l-de Heer Thomas Broun Konful derEngelfchen te Tunis, die zich gewillig en trouhertig tot middelaar liet gebruiken, quam met noch een ' Engelfch koopman aan zyn boord, hem aandie' nende, dat daar twee Gemagtigclen van den Koning en van den Bafla van Tunis waaren gekoomen, om met hem over het wiffeien der Christe en Turkfche flaaven tefpreeken: verzoekende, dat hy drie Kapiteinen in hunne plaatze als gyzelaars aan land zou zenden; op dat ze onbefchroomt aan zyn boord mogten koomen. Hy ftierde de Kapiteinen van Meeuwen en Verfchuur, met noch eenige vrywilligen, aan land. Waar op de twee Turken aan zyn boord quaamen, zeggende, dat de Koning en BafTa hem hertelyk lieten groeten, en gencegen waaren om hun volk te loffen. Naa eenige onderhandeling werd onderling verdraagen, dat al de Nederlandfche flaaven , die onder 't gebied van Tunis waaren of behoorden, hooft voor hooft, voor zoo veele Turken of Mooren zouden geloft worden. Ook werd bedongen, dat men d'overige Turken ieder voor hondert flukken van achten zou los laaten. Met dit befluit voeren de Turken naar land, en de gyzelaars quaamen weer aan boord. Niet lang daarna f werd de boot van de Ruiter,  L. Admiraal DE RUITER. 29 ter, met die van den Kapitein van Meeuwen, aan land gezonden, om water te haaien: maar dc roovers van Algiers hadden 't verfch water in zee laaten loopen, zoo dat ze leedig te rug moeiten keeren. Daarna quam d'Engelfche Konful weêr by de Ruiter, hem bekent maakende, dat 'er vyf afgezanten van Tunis gereed Honden om aan zyn boord te koomen, mits dat hy drie als gyzelaars aan land zou zenden. Men was hun te wil. Toen zyn in zijn fchip drie Mooren verfcheenen: d'Admiraal, met de Schoutbynacht van Tunis, en de twee voorgaande Gemagtigden, die ftraks te kennen gaven, dat men met het verdrag niet te vreede was. Zy zeiden, dat de Koning en de Baffa van Tunis bereid waaren hunne eige Christe flaaven voor zoo veel Turken te wifTelen; maar dat ze d'andere flaaven, die byzondere burgers of ingezetenen toebehoorden , niet man voor man konden leveren; dewyl zy die ten minfle op vierhondert Hukken van achten waardeerden. Naa veele woorden werd hun ingewilligt, dat men , de Chriflenen voor Turken wiiïèlende, zes Turken, of Mooren, op den hoop zou toegeeven. Hier op beloofden ze, dat ze den volgenden dag de Nederlandfche Chrifle flaaven, die by der hand waaren , zouden leveren. Daar op volgde een florm uit den Noorden, en zoo haafl de wind wat flilde, liet de Konful Broun aan den Viceadmiraal de Ruiter met een' brief weeten, dat het den Koning en den Baffa van Tunis aan-: genaam zou zyn, dat hy met twee of meer oorlogfcheepen voor Tunis zou koomen, om alles te eerder te verrichten, en ten einde te brengen. l6Ó2r Vyf afgezanten van Tunis koomen aan de Ruiters boord. 24 Febr: Nader ver« drag over de wifTeling der flaaven. z^Feir. 25 Febr. Oe Ruiter werd verzocht voor Tunis te koomen.  30 Het LEVEN van den i4&\ Hy befluh derwaart te zeilen. 25 Febr. 26 Febr. Een Turkfche roo ver word bezet, en bevochten. uóFebr. Hy zet het tegens de wal. Verweeri zich dapper. gen. Hier op befloot de Ruiter, met zyn fchip, en dat van den Kapitein Vcrfchuur, derwaart te zeilen; en zyn Schoutbynacht van der Zaan, met de Kapiteinen van Kampen, en van Meeuwen, noch ettelyke daagen voor de haaven van Farina te laaten. Den zesentwintigften der maand nevens Verfchnur ontrent twee mylen beneden de kaap van Karthagokoomende,zaagenze te windwaart van hun (de wind wasZuidzuidweft) een Turkfch rooffchip, de drie halve Maancn genoemt , dat naar dc baay van Farina zeilde: doch die zeeroover werd door de Schoutbynacht van der Zaan , cn de Kapitein van Kampen, en van Meeuwen, den pas afgcfnecden: dies moe ft hy wenden, en quam tegens den Viceadmiraal dc Ruiter, cn Vcrfchuur, die hem zochten, aan. Dc Ruiter quam hem zoo naa, dat hy hem meende aan boord te klampen: doch het rooffchip was te ras in 't draajen, en liep ontrent een vaam in ly van de Ruiter voorby, die hem dc laage gaf vanonder en boven, daar des roovers gefchut niet op zweeg. Toen wendden de Ruiter en Verfchuur met den vluchtenden roover Zuid over, hem naa. Ook liepen ze hem min of meer in, totdat hy,geen andere uitkomft ziende, ontrent den middag, vier mylen beooftcn van Tunis, tegens den wal aanzeilde. De Ruiter heeft het by hem op drie vadem waters gezet, en had ook byna aan den grond gcklemt. Daarna fchoot hy met Verfchuur het rooffchip in den grond. Doch dewyl het tegens 't land zat, kon 't niet diep zinken. OndertufTchen quamen de Kapiteinen van der Zaan, van Kampen, en van Meeu-  L. Admiraal DE RUITER. 31 Meeuwen, van de baay van Farina by de Ruiter en den roover, dien men met al de boots cn floepen niet kon veroveren: want de Turken hadden acht vaaten met buskruid, toen k fchip aan 't zinken was, boven gehaalt, en gaaven zoo vinnig vuur, met gefchut en musketten, dat het kleen vaartuig moeftafwyken. De Ruiter beval toen dat Verfchuur, als'heb- , , bende het lichtfte en vlotgaande fchip, byhem' op zyne zyde zou zeilen: 't geen hy deê op een halve kabel lengte. Dus leggende, en zyn gefchut op hem los brandende, rpeiden' en vielen de matroozen met de boots en floe-1 pen, onder dat fchieten, gelykelyk op den roover aan: maar vonden gèene kleene tegenweer. De Turken en Mooren verweerden zich dapper, en hielden hun fchip als mannen in. Zy floegen 't bootsvolk weêr af: doch naa een hard gevecht kreegen de Hollanders het bovenfehip in: dan het duurdenoch weieen groot uur eer zy om laag konden meefter worden.' Men haalde ten laatften ettelyke granaaten van' dc Ruiters fchip, en wierp 'er drie op den 0vcrloop van den roover, die zoo vecle Turken om hals bragten en quetften, dat d'overigen 't fchip ftraks opgaven. De Hollanders verlooren in dit gevecht elf mannen , en zy hadden ontrent dertig zwaare gequetftcn. Onder de dooden was ook de Luitenant van den Kapitein van Kampen, 't Verlies van de Turken was veel grooter. Een boot vol volks, die in 't eerft naar land vluchtte, werd in den grond gefchooten. d'Andre Turken7fprongen meeft in zee, en zwommen aanland, behalven vyftig of zeftig, die met den Kapitein Hafan 1661. Verfchuur :eild op :yne zyde. En men lervat den Lanval. Het bo» renfehip vord verneeftert.  32 Het LEVEN van den 1662. 't Schip word ver~ brand. ajFebr De Ruiter komt voor Tunis. fan Reys en zyn' Onderkapitein werden gevangen : ook bequara men veertig Chrifte flaaven, en daar onder acht Hollanders. Al wat los was werd uit het verovert rooffchip gehaalt; maar het gefchut kon men niet mede nèemen, dewyl de groote maft overboord was. De Ruiters fchip lag in het gevecht op drie vadem water, en korte op vier en een halve vadem, maar Verfchuur raakte aan den grond: doch werd met groote moeite 'snachts los gewonden. Voorts dcê elk zyn beft om van't land te raaken, daar men geen musketfehoot afwas. Des anderen daags liet men de fokkemaft en boegfpriet van 't rooffchip aan ftukken hakken, en ftak toen het fchip op drie plaatzcn in brand, dat tot het water toe afbrandde. De Mooren fchooten toen met musketten fel van 't land. Dit fchip, gclyk gezeit is, de drie halve Maancn genoemt, was van Algiers, en 't voerde twintig ftukken gefchuts, en twee metaale haffen, 't Was met tweehondert en tien Turken, en veertig Chrifte flaaven bemant. Daarna zeilde de Ruiter naar Tunis, daar hy ontrent den middag ruim een kanonfchoot van 't kaftcel Goletta ten anker quam. Hy begroette 't Kafteel met zeven eerfchooten, die met gelyk getal werden beantwoord. Hier kreeg hy ftraks een Turkfche bark aan boord, met een Overfte, die hem weegens den Koning van Tunis verwellekoomde , en bekent maakte dat alle de Hollandfche flaaven in de Kafteelen waaren, en dat men geneegen was om de Turken te loffen. Daarna zond de Viceadmiraal dc Ruiter den Fiskaal dervloote Viane (na dat hy twee Turken tot gyzelaars aan  L. Admiraal DE RUITER. 33 aan zyn boord had gekreegen) aan land, om met den Koning daar over mondeling te handelen. Ook liet de Ruiter den Koning met een brief weeten, dat hy daar niet langer op de reede kon blyven dan tot "anderendaags's avonds, en verzocht tegens dien tydonverwylt antwoord. De Fiskaal Viane quam met den Koning en Baffa te woorde, en men werd der zaake, op den voet die alreeds met den Engelfchen Konful Broun was beraamt, eens. De Koning zoude de Chrifte flaaven den zeiven dag hebben overgelevert, maar dewyl de Fiskaal Viane de naamen van de eigenaars, daar de Nederlandfche flaaven by woonden, niet wift, kon men die in dien korten tyd niet opzoeken. Dan evenwel zond de Koning, om vaft een begin der wifTeling te maaken, terftond elf Chriflenen, die zyn eigc flaaven waaren geweeft, aan dc Ruiters boord: begeerende, dat hy daar voor elf Mooren, welker naamen hy opgaf, aan land zou zenden: dat ftraks werd gedaan. Den eerften en tweeden van Maart quaamen noch dertig Nederlandfche Chrifte flaaven aan de Ruiters boord, en daarna noch anderen, tot vicrenvyftig in getale. - Noch zes andre flaaven, die te landwaart in waaren, zyn daarna overgezonden, en een {laaf van Hoorn werd uit de fcheepen voor Algiers voor hondertenzevenendertig ftukken van achten vrygekocht. Hier tegens leverde de Ruiter aan die van Tunis, boven 't getal van zeftig gevange Turken of Mooren, noch acht Mooren: zoo dat hy, op 't aanhouden van die van Tunis, in plaats van zes, gelyk eerft bedongen was, acht Mooren op den hoop II. Deel C moeit 1662. Onderhandeling mee den Koning. if»i Maart. Seltig flaavea by wiffeling geloft.  3+ Het LEVEN van den l66a. t Audiëntie. Vriendfchap, by die vanTunis aan de Hollander; beweezen. I Blaart. s Maart. Stilflam van wnpe n ^n, met bun gefiooten. moeit toegeven. d'Overige gevange Turken, werden met geld gcloft, die van Tunisgaaven voor yder man honden ftukken van achten. Zy zeiden , dat ze by menfehen geheugenis nooit fl'aav'éri hadden ontflaagen dan voor geld, en nooit man voor man, gelyk nu ten gevalle van de Hollanders was gefchied: dat die daar uit konden afnecmen, hoe zeer dat ze genee- • gen waaren om in goede vreede met hun te leven. De Franfchc Koningsfcheepen, zeiden ze, waaren op hunne reede geweeft, om hun volk te loffen, en haddenmeermaalen verzocht met hun in onderhandeling van vreede te treeden, maar zy hadden hun geen gehoor f willen geven. Ook beweezen ze de Hollanders, 'tcrwyl ze op hunne reede laagen , groote vriendfehap. Zy lieten hen met de boots water van land haaien, cn gedoogden dat de Fiskaal Viane eenige pypen oly, cn veel Terneuffche vifch, ofbakkcljau, te Tunis opkocht, cn aan de Ruiters boord liet brengen. Men zond hem ook veel ververfching, en de zoon van den Baffa vereerde hem een Embdcr flaavc, die vierentwintig jaaren in flaaverny was geweeft. Voorts betuigde des Konings Gezant, die den tweeden van Maart aan zyn boord was, dat de Koning en Baffa geneegen waaren om met den Ncderlandfchen Staat vreede te fluiten, cn dat op dc voorwaarden van 't ver1 drag met d'Engelfchen gemaakt. Naa eenige onderhandeling werd met deeze Turken, den zevenden van Maart, een ftilftand van wapenen beraamt: te wecten, voor den tyd van zes maanden, cf tot zoolang, dat hunne Hoogmoogentheden de Hceren Staaien der vereenig-  L. Admiraal DE RUITER. 35 nigde Nederlanden iemant zouden magtigen, om zeeker ontwerp van vreede, by die van Tunis opgeflclt, aan te necmen of af te (laan. De Heer de Ruiter oordeelde , dat d'opgeftelde vreedepunten goede en voor den Staat voordeelige voorwaarden behelsden. Hy gaf oók aan die van Tunis ettelyke bevelbricven, om door hunne Kapiteinen aan de Nederlandfche Bevelhebbers, in zee, vertoont te worden: waar by hun belaft werd, d'onderdaanen van den Koning en Baffa van Tunis, geduurende den itilftand, niet te befchaadigen, maar hun in tegendeel alle vriendfehap tebewyzen. Deeze brieven werden niet alleen door de Ruiter, maar ook, op zyn verzoek, van den Engelfchen Konful, Thomas Broun, als getuige en borge, tot verzekering van die van Tunis, onderteckent. Dc Heer dc Ruiter had zich in de verhaalde vrcedehandeling met die van Tunis dus verre ingelaatcn, zonder byzondre ordre der Hccren Staatcn: doch hy vondgeraaden zich van de gclegentheit, die hemvoorquam, cn de genegentheit der Tunctaanen tot de vreede, te dienen, op vertrouwen, dat hunne Hoogmoogenthcden zyn doen zouden goedvinden: te meer, om dat hy, laft hebbende met die van Algiers van vreede te handelen, oordeelde, dat die vreede onnut zou zyn, 't en waar men zich ook met Tunis verdroeg; dewyl het te duchten ftond, dat., indien men met die van Algiers vreede floot, zich dan al d'Algierfche roovers naar Tunis zouden begeevcn, en van daar op roof vaaren. Hier toe zou de haven van Farina , meende hy, hun konnen dienen: welke haC 2. ven, 1662. Bevelbrief, door de Ruiter aan die van Tunis, ter zaake van de ililftand van wapenen , gege^ ven 7 Maart.  36 Het LEVEN van den 1662. P» Ruiter gaat van Tunis l'^eil. 8 Maart. K imt in de baay tri. * t Maart. i ven, daar men wel honderdenvyftig fcheepen in kon bergen, in zulk een gevalle, een quaad röofneft zou konnen worden. Want men kon daar de fcheepen onder de drie kafteelcn, door die van Tunis, federt datd'Engelfchen, zes jaaren gclceden, daar hunne fcheepen verbrandden, aldaar gebout, veilig befchermen. Dit alles, en 't geen ontrent dc vcrwiffcling cn lofling der Chrifte flaaven, inboorelingcn van den Staat, was voorgevallen, fchrcef de Ruiter daarna aan de Heeren Staaten, hun de vreede met die van Tunis aanraadende: cn daar by voegende , dat te Tunis noch veele andere Chrifte flaaven waaren, wel buiten de Nederlanden gebooren, maar nochtans onder de vlag van hunne Hoogmoogentheden genoomen, Franfchen, Zwceden, Decnen, Lubckers, Hamburgers en Noorluiden, die jammcrlyk klaagden over hunne flaaverny, en baadendatmen ze ook zou loffen. Deeze zou men, fchreef hy, indien hunne Hoog Moog. met diejvan Tunis vreede maakten, hooft voor hooft voor hondertenvyftig Hukken van achten konnen los krygen. De Ruiter meende terftondnaar het teekenen van den ftilftand met de zynen van Tunis t'zeil te gaan: maar de wind liep Weftnoordwcft, dies bleef hy leggen tot middernacht, en ging toen met beter wind onder zeil; Hellende eerft zyn koers naar de haven van Farina, en van daar naar de baay van Kagliari in Sardinië, (te vooren tot een vcrzaamelplaats geftelt) daarhy den elfden van de maand den Viceadmiraal Meppel en den Kommandeur de Wild met hunne fcheepen vond. De  L. Admiraal DE RUITER. 37 De Kommandeur Evertszoon was 's daags te vooren vertrokken , om omtrent Majorka. Ivica, en Alikanten te kruiffcn. Hier heeft de Ruiter zich met de zynen van brood, water, en andere behoefte, verzien. Hy zond ook een felouk of bark naar Livorno , om van daar 't ontwerp van het vreeverdrag, met die van Tunis beraamt, nevens zyne brieven aan de Heeren Staatcn, naar Holland af te zenden. Daarna ging hy met eenige zyner fcheepen naar Algiers onder zeil: maar hy werd ettelyke daagen door tegenwind, ftorm, en andere beletfelen opgehouden, en quam eerft den vyfden van April met neegen fcheepen van oorlog, die witte vlaggen van achteren lieten waajen, op de reede voor de ftad Algiers ten anker. De Ruiter vereerde de ftad, als Admiraal, met elf, de Viceadmiraal Meppel met negen, de Kommandeur de Wild met zeven, en d'andere Kapiteinen elk met vyf eerfchooten. Daar de ftad niet op antwoordde. Hier op zond de Heer de Ruiter den Fiskaal der vloote, Gilbert de Viane, en Jonker Reinout van Koeverden, die als vrywillige met hem voer, met zyne floep naar land, om een' brief, door deRuiter aan den Koning en de hooge Regeering van Algiers gefchrce ven , over te leveren, van den volgenden zin: Dat hy met eenige fcheepen der Hollandfche vloote daar op de reede was gekoomen, en had goedgevonden hunne Doorluchtigheden een wis- ■ Jeling van eenige Turken van Algiers, by Tunis hekoomen, tegens gelyk getal van Chrifte flaa- • ven voor te jtellen: voorts, dat hy door ver- \ fcheide perfoonen, en andre geruchten, had C 3 ver- 1662. Verziet zich van lyttogt Komt voor Algiers, 5 April. Zyn brief ian rien Koning en ïooge Rejeeriog'an Al;itrs.5 April.  33 Het LEVEN van den 166-. j Antwoord van die van Algiers. Daar groote fchrik was voor de Ruiter. f 6 April, Drie Gemagtigdenvan Algiers koomen aan deRuiters boord, en treeden in onderhandeling. Verdrag op het ftuk 'ferflaan, hoe hunne Doorluchtigheden Wel gt~ neegen waaren om een yajle vreede en yriendrchap met hunne Hoogmoogenthcden de Heeren Staaten te fluiten; en dat hy, vertrouwende iat hunne Hoog Moog. daar toe ook gezint waaren , bereid was met hunne Doorluchtigheden daar over in onderhandeling te treeden: verzoekende op die twee punten fpoedig antwoord. Op dit fchryven werd terftond van den Koning m den gantfehen Raad der ftad Algiers geantwoord, dat ze al voor vyf of zesjaaren gewenfcht hadden met hunne Hoogmoogentheden vreede te maaken. Men verftond daarna van goeder hand, dat de Ruiter met zyne fcheepen een groote fchrik onder d'Algierfche roovers had'gebragt; want al waaren Hechts weinige van.hunne rooffcheepen door hem genoomen, hy had hun tot verfcheide maaien het pad zoo naau en bang gemaakt, dat zy 't moede wierden: jaa 't was tot Algiers zoo verre gekoomen, dat de foldaaten en Mooren niet langer in zee wilden, of d'Overften moeiten hun verzekeren, dat ze hen, genoomen wordende, zouden loffen: wcshalvennu ook twee rooffcheepen biceven.leggen. Den volgenden dag f quaamen drie Gemagtigden van Algiers aan de Ruitere boord, die, terftond in onderhandeling treedende, voor eerft. toeftonden , dat d'Algierfche Turken , onlangs by Tunis, op 't fchip de drie halve Maanen' gevangen, tegens zoo veel Chrifte flaaven, onderdaanen van hunne Hoogmoogentheden, zouden worden gewiffelt. Ten tweede, dat alle andere onderdaanen van hunne Hoog Moog. die t'Algiers in flaaverny waaren, voor  L. Admiraal DE RUITER. 39 voor den'cerften inkoop zouden worden geloft, zonder dat men ze zou mogen vervoeren. Dit verdrag werd terftond door dc ftad alom- ' me afgekuudigt cn bekent gemaakt. Daarna quam rnen tot den vrecdehandel, en werd het in de tnccftc punten wel haaft eens, bchalycn in twee: te wectcn,hetdrie-entwintigftepunt van 't vreeverdrag, in den jaare zeftienhondcrtcntwaalf met den Turkfchcn Keizer, en een ander verdragpunt, in den jaare zeftienhonderf pn cenpnvyftig met die van Salcé ge-, fjootcn: bedingende, dat de goederen, andere volken , met dc Turken in vyandfehap ftaande, toebchoorendc, niet uit de Nederlandfche fcheepen mogten genoomen worden : rjoch dat men eenige perfoonen, koopluiden, of anderen, uit de landen van vyanden koomende, .uit de Hollandfche fcheepen zouvermoogen tc lichten , of hunne goederen tot buit te maaken. Tot het inwilligen van deeze twee punten wilden ze gantfeh niet verftaan: zeggende, indien wy dat zouden toeflaan , dan zouden wy onze fcheepen wel moogen verbranden, en ons volk la at en bee delen. Maar wy willen liever eerlyk in den oorlog (dus noemden ze hunne zeeroovery) fleryen, dan beedelen. Zy verftonden, dat ze de vyanden , of vyandlyke goederen, die ze in de Nederlandfche fcheepen zouden vinden, daar uit zouden neemen, mits betaalende den Schipperen hunne vrachten. Eindelijk werd den zeften bcflooten, dat tufTchcn hunne Hoogmoogentheden cn die van Algiers voor zeven maanden ililftand van wapenen zou zyn : en dat eenige punten van vreede, by die van AlC 4 giers 1662. Ier gevan.' ;enen. 6 Api il. Siilitanr* vsn wapelen met fie van Algiers geflooten. 6 April,  4o Het LEVEN van dên 1662. 8 4p U. t De Le vant. Zes A'gi rfche rooffcheepen , van d'En gelfcho-n vervolgt, koomen binnen Algiers. Zeemügt van Algiers. giersopgeftelt, aan de Heeren Staaten zooden worden gezonden: op dat hunne Hoog Moog. die gezien hebbende, daar op verder befluit mogten neemen, 't zy tot vreede, of tot oorlog. Op dit verdrag en Ililftand van wapenen fchoot dc ftad, met haare kafteelen, al haar gefchut, tot een reeken van vreugde, los * daar de Ruiter en zyne fcheepen met etlyke fchooten op antwoordden. Daarna werden ontrent veertig Chrifte flaaven by wifTeling voor zoo veel gevange Algierfche Turken of Mooren geloft, en etlyke anderen voor het geld van den cerften inkoop vrygekocht. Korts daarna zaagcn de Hollanders zes Algierfche fcheepen , die met foldaaten uit het Ooft f quaamen, cn van zes Engelfchc oorlogfchcepen, onder den Viceadmiraal Laufon, werden vervolgt, doch hun ontzeilden. De Ruiter had hun den weg wel konnen affnyden, maar hy wou cle {lil(land van wapenen, twee daagen te vooren geflooten , niet brecken. Dies moefl hy ze, tot zyn lectweezen, zien inkoomen. Des anderendaags quam Laufon met zyne fcheepen by dc Hollandfche vloot ten anker, zendende een floep met een vreêvlag aan land, om ook in handeling te treeden, maar zyn afgezant moefl onverrichter zaake vertrekken. Dit was, zeit men, de vyfde maale, dat d'Engclfchen, federt het brecken der vreede, den pais met die van Algiers tevergeefs zochten te hermaaken. Die van Algiers hadden te deezer tyd vyftien fregatten , en daar liepen, terwyï de Ruiter op de reede lag, noch drie van de helling, en noch vier Honden op flaapel, die binnen een maand  L. Admiraal DE RUITER. 41 maand konden in 't water zyn. Invoege dat ze in 't korte twee-entwintig rooffcheepen in zee zouden brengen, en in ftaat waaren om 'sLands ingezeten , indien de vreede geen voortgang had, noch veel afbreuks te doen. Zy hadden daarenboven noch drie galeijen: ën waaren van meening, noch zes'fregatten óp te ftellen, en in 't kort te bouwen. Ook waaren hier te dier tyd etlyke honderden, eenige rheenen ontrent duizend, gevangenen, die genoomen waaren, vaarende onder de vlag van hunne Hoog Moog. en daar onder ontrent tweehondert inboorelingen. Weshalven die van Algiers op de Ruiter verzochten, dat men daar ter fteede een' Konful zoude laaten, om de naamen der gemelde flaaven op te zoeken, en 't belang van hunne Hoog Moog. waar te necmen. Tot dien einde werd Andries van der Burg van Alkmaar, Bevelhebber over de foldaaten op 't fchip van Verfchuur, door de Ruiter, en zyn' Krygsraad, by maniere van voorraad, en totnaader ordrederHceren Staaten, tot Konful aangeftelt. Den achtften van April ging de Kommandeur de Wild, met de Kapiteinen van Meeuwen en Niehof, door laft van de Ruiter, naar Mallaga t'zeil, met ordre, dat ze daar eenige lyftogt zouden inneemen, en hem verwachten. Ook liet hy zyne brieven aan de Heeren Staaten en de Raaden ter Admiraaliteit door de Wild over Mallaga afvaardigen. Hy zelf moeft noch tot den dertienden der maand voor Algiers vertoeven , eer hy de punten van 't verdrag, dat men met den Staat zocht te fluiten, van den C 5 Ko- 1662. 't Getal der Nederlandfcheflaaven. Konful t 'Algiers geflelt. 6 April. De Wild vertrekt laar Malaga. 8 April.  42 Met LEVEN van den 10 62. De Ruiser gaat van A'giars t'zeil. 13 April. Komt te Mallaga. f2i April. Laft, cp het ftuk van de vreedehandeling met die van Algiers, aan deRuiter gezonden. Koning cn de Heeren van de Douane van Algiers kon bekoomen. Hier op ging hy dien zeiven dag, tegen den avond, met d'andere fcheepen onder zeil , ftellendc zynen koers naar Mallaga: doch de wind dreef hem naar Alikantc. Van waar hy ftraks vertrok naar Mallaga, daar hy den cenentwintigfr.cn aanquam. Hier vond hy de Kommandeurs Kornelis Evertszoon , en de Wild, met hunne fcheepen. Hy ontfing toen f eenige brieven uit het vaderland, als ook dc vrcedepuntcn, met den Keizer van Turkyenin het jaar zeftienhondert en twaalf, en met clie van Salcé daarn-a geflooi'cn, cn daar by zekeren laft van hunne Hoogmoogenthedcn, getckent den zescntwintigftcn van November des voorlccdcn jaars: uit welken hy kon afneemen, dat de Heeren Staaten, hem bcvcclende met die van Algiers een verdrag tcmaaken, overcenkoomende met het verdrag over vyftigjaaren met den Turkfchcn Keizer gcflooten, daar door verftonden, dat men moefl: handelen naar den regel vry fchip yry goed, en dat hun dienvolgens den voordel, of't ontwerp, by die van Algiers opgeftelt , niet zou behaagen. De gemelde laft luidde gelyk als volgt: De Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden allen den geenen die deezen zullen zien ofte hooren leezen , faluit. Doen te ■weeten , alzoo federt eenige jaaren herwaarts tujfchen deezen Staat ter eenre, en de Heeren Baf a, Aga, en Douane van Algiers verf heide misverfanden, en onruften zyn opgereezen en ontflaan , en dat wy van goeder hand  L. Admiraal DE RUITER. 43 hand bericht zyn en verzeekert van de goede inclinatie die. by de zelve Heeren, en der zeiver ingezetenen , zonde wcezen , om in vreede en vrnndfchap mei deezen Staat te leven , correfponderen, en traffiqueren, zoo te water als te lande, i;it een vreedelieyend gemoed, tot nederlcgginge en bejlijjinge van de voorfchreeve misver/landen en vnluflen, zoo is V, dat wy, ons volkoomentlyk betrouwende op de wysheit, ervarentheit en getrouwigkeït van den edelen , erentfeflen , manhaften , vr.oo:nen , onzen lieven getrouwen Tuichiel de Kuiler , als Admiraal en Opperhooft van een confulerable vloote oorhgfcheepen , tot weeringe der rooveryen gezonden in de Middelandfche zee , denzeiven hebben gecommiltert ende geaulhorifeert, conimitteeren en authorifceren mitsdeezeu, omme door zich zeiven , ofte door anderen , by hem daar toe te authorifceren, met de welgemelte Heeren Baffa , Aga en de Douane van Algiers te maaken en te f uiten een traciaat van 'vreede en vrundjchap, gefundeert op redelyke en wederzyds lydelyke conditiën , over een koomende met het traciaat met den grootmachtigjlen Keizer van Turkyen, tot Koupantinopclen, ontrent vyftig jaaren geleeden, gemaakt , en tfedert onverbreekelyk gehouden , daar door de opgereeze onluflen ter neder geleit , en verdere bloedflorlinge voorgekoomen moogen worden. Ende weet ende, dat de zelve onze gecommitteerden en gefubftitueerden, omme te faciliteeren haare negotiatie en handelinge, en op dat die ten gewenfchten einde mag werden gebragt, van nooden hebben onze fpe- ifjóa..  i66i. 44 Het LEVEN van den fpeciale procuratie, volkoomen magt, authorifatie en bevel, omme alle fcrupulen, die diesaangaande zouden moogen gemoveert werden, weg te neemen, hebben haar gegeven, gelyk wy hun geven, in krachte deezes, volkoomen magt en authorifatie, omme te moogen tracteer en , accordeeren, en bef uiten met de meerwelgemelte Heeren Baffa, Aga, en Douane yan Algiers het voorfchreeven traciaat van yreede en vrundfchap , volgens de inflru&ie by ons daar toe gegeeven ; ende van alle V geene alzoo beraamt, gearrefleert en beflooten zal weezen, te maaken en te pajjeeren zoodaanige inflrumentcn, contracten en beloften, in alzulken goeden en behoorleken forme als tioodig zal weezen, en generaalyk in^ V geene voorfchreeven is , ende wes daar aan en af dependeert , te verrichten en te hctnclelen, gelyk als wy, zelfs prcfent weezende, zondert doen, beloovende fïnceerlyk , 'oprechtelyk, en ter goeder trouwe te zullen houden voor aangenaam, vafl, bundig, en van waarden alle geene by de meergemelte onze Gecommitteerde , ofte gefubflitueerden, in de zelve qualité zal zyn gedaan , belooft, geconfent eert, en geaccordeert, V zelve onverbreekelyk naar te koomen, f onderhouden en obferveren, zonder daar tegens iet te doen ofte laaten gefchieden, directelyk of indireclelyk, in wat manieren het .ook zoude moogen weezen, maar alles te ratificeren en approberen: ook des nood wezende daar van te verkenen brieven en inflrumenten in der befler forme. Gegeven in den Haage onder onzen grooten zegele, paraphu- re,  L. Admiraal DE RUITER. 45 re, en ftgnature van onzen Griffier, op den zesentwintigften van November, zejiienhondert een en feflig. M. STAVENISSE. Vt. Ter ordonnantie van de Hooggemelde Heeren Staaten Generaal. N. RUYSCH. Met het afhangend groot zegel in rooden waflche. Doch daarna gaven hunne Hoogmoogentheden in de volgende brieven noch klaarder te kennen, dat ze aan die van Algiers het onderzoek def^Nederlandfche fcheepen, cn 't uitlichten der goedcren of perfoonen, in de Landen van hunne vyanden t' huis hoorende, niet begeerden toe te laaten: met laft, dat de Ruiter, geduurendc den itilltand van wapenen, alle vlyt zou aanwenden, om die van Algiers tot affland der gemelde punten te beweegen: of dat hy hun, daar toe weigerende te vcrftaan, als vyanden zou bejegenen. Dat hy ook met alle moogelyke neerft'igheit die van Tripoli hunne zeeroovery zou trachten te beletten: dat hy hun, ter plaatze daar ze zich zouden moogen onthouden, alle afbreuk ter zee zou doen, om hen daar door tot onderhandeling en vreede, op den voet als men met die van Algiers had te fluiten, te dwingen; of dat men, zulks niet konnende uitwerken, liever in oorlog zou blyven: dewyl 't van te fchaadelyken gevolg, voor 't aanzien van den Staat on- 1662, De S:aaten weigeren't onderzoek der fcheepen, en 't uitlichten van goederen of per* foonen, toe te ftaan. Naarder laft, op dat punt, aan de Ruiter gezonden*  4ó Het LEVEN van den Ï6Ö2. \ Vifitalie. De Ruiter komt te Kactix. 28 April. Eenige fcheepen vertrekken naar 't vaderland. % i May. t 5 Ma-]. onlydelyk, en by de naabuurige Chrifle Koningen en Prinfen niet te verantwoorden zou. zyn, indien men aan die Barbarifchc roovers, tegens den inhoud der verdragpunr.cn, van hunnen Overheer, den Turkfchen Keizer, bedongen, een forme van onderzoek f ter zee, die ten opzicht van de naagebuuren niet werd geleeden, zou gedoogen. Ondertusfchen waaren d' Engelichen met eenige fcheepen , onder 't gebied van den Ridder Laufon, weêr voor Algiers gekoomen, en hadden eindelyk op den tweeden van"May de vreede met de Regeerjng van die ftad gefiooten. Weinig daagen te vooren quam de Ruiter, met den Viceadmiraal Meppel, den Kommandeur dc Wild, en de Kapiteinen Aldert Matthyszoon, Joost Verfchuur, Adriaan Banken, Kornelis Evertszoon de jonge, de Turkfche prys den Eenhoorn, en de behoeftfluit den Kameel, met ongeftuimig weder binnen de baay van Kadix: "daar ook in 't kort noch meer Kapiteinen, die onder zyne vlagge behoorden, aanquaamen. Hier leggende werd ordre geftelt, om dc fcheepen der vloote te kielhaalen en fchoon tc maaken. Ook ging de Kapitein van Meeuwen, met het fchip de Vreede, en de Luitenant van den Kapitein van der Zaan, met de Turkfche prys den Eenhoorn, in'tbegin van May % naar 't vaderland t' zeil. Korts daarna f zyn ook de Kapiteinen van Kampen, Aldert Matthyszoon, cn Joolt Verfchuur (nevens de Kapiteinen van Braakel cn van Reedc, met eenige Smirnaasvaarders en andere koopvaardyfeheepen) dcrwaart vertrokken. Van Meeuwen, van Kampen, Aldert Matthyszoon  L. Admiraal DE RUITER. 47 zoon, en Verfchuur, waaren door de Heeren Raaden ter Admiraalitcit t'Amfterdam op ontbooden, en in hunne plaatze werden de Kapiteinen Ifaak Sweers, Joris deKaulery, Albert de Graaf, en Gcrbrandt Boes, met de fcheepen Kampen, het Raadthuis van Haarlem, Ylft en Wulpenburg, (alle met lyftoght voor den tydt van twaalf maanden verzien) derwaart gezonden. Deeze quaamen den vyfentwintighftcn dermaandt, met twee fcheepen, die lyftoght en andere behoefte voor de Ruiter, de Wildt en d'Amfterdamfchc Kapiteinen inhadden, te Kadix onder de vlagge. Den tweeden der volgende maandt ging de Viceadmiraal de Ruiter met de vloot onder zeil: eerft naar Mallaga, en van daar naar Alikante Hier ontfing hy f het befluit van hunne Hooghmoogentheden de Heeren Staaten, den zevenden van Junius, aangaande de vreedehandeJmg met de Turkfche roovers genoomen: bevelende, gantsch niet te gedoogen dat de lurken eenig onderzoek, veel minuitlichting van goederen, aan of uit de fcheepen der onderdaanen van hunne Hoog Moog. zouden doen. Ook werden hem de punten van'tvreeyerdragh, met den Turkfchen Keifer Achmet m den jaare zeftienhondert en twaalf geflocrten, waar op hy met de roovers de vreede zou moogen maaken, toegezonden. Töen ftelde hy met het meefte gedeelte zvner vloote zynen koers naar Algiers. Hy hadt te vooren de Kapiteinen de Graaf, de Klerk, de Boer en Boes, met hunne fcheepen, tot gelei van ettelyke koopvaarders, naar Toulon en de kaap dellc Mele gezonden; met laft, dat ze daar- l66, Sweers, Kaulery, de Graaf en Boes, koomen in hunne plaatze on« der de vlag. 25 May. 2 Jun. De Ruiter gaat met syn vloot 'zeil. 1 3° >»♦ 1 Jul. 17 May.  Komt voor Algiers. 6jul. Begroet de ftadt met eerfchooten. Zendt Viane en Koe verden aan landt. De vreede. handel w^rdi her vat. j.8 Het LEVEN van den daarna naar Yvica zouden zeilen, om daar nader ordre te vinden of af te wachten. Daarna liet hy door andere fcheepen, naar Formentera en Yvica om brandthout gezonden, tot Yvica brieven aan landt brengen, by welke de gemelde Kapiteinen werdt bevoolen, dat ze, laar koomende, de vlagge voor Algiers zouden opzoeken. De Heer de Ruiter , door veelc tegenwinden verhindert, quam eerft den zeilen van Julius met elf fcheepen van oorlog op dc reede voor Algiers ten anker. Hy en de Viceadmiraal Meppel hebben delladt, volgens het befluit te vooren by den Krygsraadt genoomen, elk met dertien eerfchooten begroet : de Kommandeurs Kornelis Evertszoon en dc Wildt fchooten elk elf, dc Schoutenbynacht elk negen , cn d'andere Kapiteinen yder zeven fchooten. Ten zeiven daage zondt de Ruiter den Fiskaal Viane, nevens Jonker Rcinaut van Koeverden, naar landt, daar zy zyne volmaght, en de verdraghpuntcn, met den Turkfchcn Keifer weleer geflooten, door zynen laft in 't Spaanfch en Franfch vertaalt, met zyn' brief, den Koning en de Heeren der regeering ter handt Helden. De Ruiter verzocht in zvn' brief, dat ze de gemelde verdraghpuntcn zouden overwcegen, om op dien voet in onderhandeling te treeden. De Turken naamen de fchriften belcefdclyk aan, en beloofden daar s'anderendaaghs op te antwoorden. Doch als zv verftonden, dat men, volgens de verdraghpuntcn boven gemeldt, geen cmdcrzoekyan fcheepen, noch uitlichting van goederen wou toeftaan, toonden ze zichten hooghften ontitclt, cn zeiden, dat ze dan geen a vree-  L. Admiraal DE RUITER. 49 vreede met hunne Hoog Moog. konden mas ken Maar niettemin beloofden ze de ver draghpunten te zullen naazien, en daar'san derendaaghs op te antwoorden. Den volgen den morgen quaamen dc Nederlandtfche Ge maghtigden weêr methuningefprek, aan wie. zy rondelyk te kennen gaven, dat ze op d< punten , met den Grooten Heer geflooten geen vreede konden maaken; dewyl die ondei anderen medebraghten , dat men de Nederlandtfche flaaven zonder losgeldt zou moeter ontflaan, en dat men niet meer dan drie ten honden voor tol van de koopmanfchappen zou betaalen. Hier op werdt geantwoordt, dat het op die twee punten niet zoudeaankoomen, dat men eikanderen daar over wel zou verdaan. ■ Doch over 't onderzoek der fcheepen, en t uitlichten der goederen en perfoonen, vielen veele woorden. Hier over hadt men groote moeite, zonder iet te vorderen. •Ue Gemaghtigden voeren dagh op dagh aan andt, en hadden in de Douane, cn daar buiten, veele byzondere gefprekken met de Turken die ftip op den eifch van 't onderzoeken d uitlJchting bleven ftaan. Korts daarna had- trJl^a■ rIa"dtfche Gemaghtigden gehoor in de Kaflavo of groote Vergadering, daar dit punt met grooten ernfr, en niet zonderheviheit werdt betwifh De Turken waaren 'tzelf niet eens: eenige wilden d'onderhandeling' ftraks af brecken: andere zochten iet toe tf geven; zoo dat ze met onderling misnoegen zyn gelche.den. Den volgenden dagh werd" door de Heeren van de Douane aangebooden a dat men t oude vreêverdragh van't jaar zef> EEL> O rien. - ic5(5a, - ? >/. i Gefchil óver 't onderzoekder fcheepen en 't uitlichten der goederen. 9 Ju!. Tvvift onierdeTur:en. Hunne inbietog.  Het LEVEN van den ï66i. ti t Zie 't S groot Plakr^ kaatboek. 1 titel. ƒ. ~ 2290. * Twee Ge- z magbtig- ( den Uoo- , men aan de * Ruiters boordt. ' 11 Jul. ! Hun voor- ( flel en aanbieding. DeRuiters antwoordt, li Jul. Groote meei.ighte van gefchut i'Al> gieis. :ienhonderdt tweeëntwintig \ met de Heerefi Staaten zou vernieuwen: of dat men de verdraghpuntcn en voorwaarden , die zy , den tweeden van May, lcftleden , met d'Engel[chen hadden geflooten, zouaanneemen. Ook zonden die van de Douane vim Algiers twee Gemaghtigdcn aan de Ruiters boordt, die de o-emclde aanbieding vernieuden, en 't in alle vaaten zochten te gieten, om 't gefchil by te leggen. Zy gaven fchoonc woorden ,^ met groote beloften, zeggende, dat men in \ onderzoeken der Hollandtfche fcheepen heuflchelyk zoude handelen: en dat men de Schippers, als ze hunne zeebrievcn toonden, cn zeiden , dat ze voor rcekening van d'onderdaanen van hunne Hoog Moog.'waaren gelaaden , terftondt vry en onverhindert zou laaten hcenen vaaren, zonder eenige dwang te gebruiken: daar by voegende, dat ze iet maften doen om 1 hunne gemeente te /lillen en te voldoen. Maar • de Ruiter antwoordde, dat men zonder bewimpeling of bepaaling vry goedt vry fchip mof hebben, of dat men anders tot geen verdragh kon koomen. Hier op zyn ze bedroeft van zyn boordt gefchciden , doch met eenige hoope dat men elkandcren in hunne groote vergadering, die den vyftienden der maandtflondtgehouden te worden, nader zou verftaan. Ier zclver tydt hoorden eenige Bevelhebbers den opperftcn Konftapcl, of Geichutloffer der Turken, die nevens de Gemaghtigdcn op de Ruiters fchip was gekomen, verhaalen, dat de ; ftadt Algiers, met haare waterkafteelen, (be, hjflvcn de twee kafteelen op den berg) met ze" venhondertenvyfentachtig ftukken gefchius,  L. Admiraal DE RUITER. 5» die alle naar de zeekant gekeert Honden, tc Jaare befcherming was verzien. Den volgen den dagh ontfing de Ruiter 't affchrift van ' vreeverdragh, dat ze met d'Engelfchen had den geflooten, en den Nederlanderen aanbooden. Dit verdragh behelsde acht punten, er t zevende, van woordt tot woordt vertaalt, was van deezen inhoudt. Indien eenive Allerfelle kaapers d'Engelfche koopvaarders in zee ontmoetten, dan zullen de zelve kaapers hunne floepen met twee mannen, behalve de roeijers aan het boordt van d'Engelfchen moogen zenden, welke twee mannen alleen zullen vermoogen over te koomen, en den Schipper te vraagen, ofhy ook eenige Spanjaarden , Genueezen, of Portugeezen , of hunne goederen inheeft, en zal de f chipper dezelve goederen, of perjoonen, aan den voorzeiden kaaper moeten overleveren; mits hem zyne vracht bet aaiende tnaar de voorfchreeve kaapers zullen den Schipper, of zyn volk, niet met (lokken, dreigementen, of flaagen, moogen dwingen om zulks tezeggen. Dievan Algiers verzochten, dat men dat verdragh zou aanneemen, en hun den dertienden der maandt befcheidt laat'en weeten De Ruiter liet het terftond uit het Turks in 't Nederduitfch vertaaien, en zondt eenio-e affchriften aan de Heeren Staaten. Doch aan de Douane of hooge Regeering van Algiers lchreef hy den dertienden den volgenden brief. -Doorluchtige, hooghgeboore Heeren, Ik bedank uwe -Doorluchtigheden'voor de gunft, my door 'jf overleveren vandevreedepunD r> ten t ï66u - ! 2 Jul. I De Ruiter , ontfangc het verdragh met I d'Engelfchen geflooten.Hetzeven» de punt van 't verdragh raakendehetonderzoeken hunner fchee» pen en 't uitlichten deronvrye goederen. Brief van de Ruiter  \66i. aan dc H^e ren van d« Douane van AlgiersJ3 Mi Bt Het LEVEN van den ten , onlangs tuffchen den Koning van Enge* landt en uw Doorluchtigheden geflooten \ beweezen : welk verdragh ik met myne Krygsraaden wel heb overwoogen. Doch lettende op het zevende punt, en daar by ziende, dat 3Engel[fchen het onderzoek der fcheepen en V uitlichten der goederen , die d'uwen verboode of onvree noemen, onderworpen zyn, moet ik uwe Doorl. bekent maaken, dat hunne Hoog. Moog. dat zevende verdraghpunt, om hoogdringende redenen, niet konnen noch moogen aanneemen: te meer om dat hunne Hoog. Moog. met alle Chrifte Koningen, Prinfcn, en Moogentheden, in zoodaanige vreede en verdragh ft aan, dat vry fchip, vry goedt, plaats heeft. Hier komt * noch by, dat onder fchyn van onvrye goederen te lichten, gemeenlyk vrye en onvrye goederen worden weghgenoomen; waar door de koopluiden merkelyk worden befchaadight, en de^ Schippers in hunne reizen verachtert. Indien duin . uwe Doorl. een goede en beftendige vreede met hunne Hoog. Moog. genegen zyn te fluiten, zoo zouden uwe Doorl. dat zevendepuntmoetenveranderen, Ondertufchen zyn wy van onzent weegen bereidt, om alle andere redelyke voorwaarden en verzoeken aan uw Doorl. toe te ft aan. Waar op ik een fpoedig en gunftig antwoordt verwachte. Hier mede eindigende, beveele ik uwe Doorluchtigheden de Goddelykegenade, en blyve, Doorluchtige, hooghgeboore Heeren, 1» *» fchip de Liefde Uw ootmoedige dienaar. ■voor Algiers, den 13 vanJiilinslC6i. MlCHIEL ADRIAANSZ. DE RUITER. On-  L. Admiraal DE RUITER. 53 Ondertuffchen vernam de Ruiter uitdeTu: ken, die zomwylc aan zyn boordt quaamen dat men in de ftadt ten hooghff.cn genegen wa om met de Hollanders vreede te hebben, e dat zelf 't gemeene volk daar om riep. De vyftienden der maandt quam de groote vergaa dering der regeering t'Algiers by een , daa zich ook wederzydts Gemaghtigden lieten vin den. Hier verklaarden dc Turken, dat veel< van hunne Overflen met het leger te velde waa ren , in wiens afzyn zy 't vreeverdragh nie; volkoomentlyk dorften fluiten. Zy verftonden, met reeden, dat al die deel aan de regeering hadden, ook gekeot moffen worden ontrent de beraadtflaagingen cn 'tbefluitovcr groote zaaken. Dus werdt do vreede, die d'Algierders noch niet konden of wilden aannecmen, niet verworpen, maar alleen noch uitgeftelt, en, naa eenig verder gefprek, beflooten, de ftilftandt van wapenen, in April gemaakt, ter wederzyde, dc volgende vier maanden , gctrouwelyk uit te houden. Dit werdt vaft geftelt, onder beding, dat iïJbtUrfche rooffcheepen, geduurende dien tydt, geen'Hollandtfche koopyaardyfcheepen zouden moogen onderzoeken , noch daar eenige goederen, ofperfoonen uitlichten. Dat ook de Hollanders zulks aan die van Algiers niet zouden doen, maar' dat men eikanderen alle yriendtfehap zou be•wyzen: voorts, dat de Viceadniiraa), de Ruiter onderwyle aan de Heeren Staaten zoude fchryven , en daarna'weêr voor Algiers koo^ men, om met eikanderen in nader onderhand:-, ling te treden, op hoope van dan wel over een te koomen, en een goede vafle vreede te tref en. P 3 P«- - 1662. s 1 1 Nadere - handelin^a P in de groote vergadering van ' Algiers. ■ .5 M De (li|. (tandt van wapenen werdt be« vefright, O'ider beïmz, vsrt ny fchip, vry goedt, ^ry volk.  54': Het LEVEN van den ■1662. I ( i a- 'iii: Jïiükd De Ruiter gaat van Algiers t'zeil, 18 Jul. 4IQ »Q nc''r:it{ Romtvooi Majorka. 20 Jul. Je Viceadmiraal de Ruiter vondt geraadéndit verdragh in te willigen: niet twyffelendc, of de volkoome vreede zou daar, op billykevoorwaarden , zei fs met beding van vry fchip, vry goedt, vry volk, op volgen; gemerkt de gemeene zucht tot vreede. Naa dat de zaak met die van Algiers dus verre wasgebraght, werdt de Viceadmiraal de Ruiter door de hooge zee belet onder zeil te gaan, tot den achticnden der maandt, toen raakte hy met ettelyke fcheepen buiten de baay : maar de Viceadmiraal Meppel bleef in de kalmte leggen, en moft weêr ten anker koomen. De Ruiter beval, dat de Kapiteinen Aart van Nes en de Liefde by.hem zouden blyven, cn ftelde met de zynen zvn' koers Noordt'aan, naar Majorka, daar hy zyne andere fcheepen zoude vinden. Hy hadt dc Kapiteinen Kornelis Evertszoon de Jonge cn Jakob Korneliszoon Swart naar Alikante gezonden, om daar zyne brieven, aan de 'Heeren Staaten cn dc Raadcn ter Admiraliteit gefchrecven, over Madrid te laaten beftcllen , dc brieven, die daar moghten bè- ruften, tc vorderen, en dan de vlagge te Majorka op te zoeken. Den twintighften der maandt zagh hy dat dc Viceadmiraal Meppel, cn de Kapiteinen van Nes en dc Liefde hem ■ volgden, cn quam dien zeiven dagh met hun, r en zyn andere fcheepen, voor de ftadt Majorka, daar hy de Kapiteinen de Graaf en Boes vondt leggen. 'Hier werdt by hem en den Krygsraadt goedtgevonden , den Kommandeur dc Wildt, cn den Kapitein de Liefde, met brieven aan hunne Hoogmoogcntheden , en de Raadcn ter Admiraliteit, naar Livort - no  L. Admiraal DE RUITER. .55 no te zenden, op dat die van daar met de pof] naar 't vaderlandt moghtenafgevaardightworden. Dit fchryven diende om 't geen t'Algiers was verricht, ook langs dien wegh, bekent te maaken. Den volgenden dagh weêi onder zeil gaande, quam hy den tweeden dei volgende maandt voor Kagliari, daar zich de vloot van verfch water verzach. Daarna met den Viceadmiraal Meppel, den Kommandeur Evertszoon, en noch zeven Kapiteinen, voor Malta koomende, verftondt hy, dat 'er twee Tripoleefchê roovers in zee waaren. Hier heeft men een' dagh of twee doorgebraght met dc fcheepen in der yl, zoo men beft konde, fchoon te maaken, cn de vaaten weer met water te vullen. Toen Helde hy zynen koers naar Tripoli, daar hy den zeventiende met tien fcheepen op de reede ten anker quam, vereerende de ftadt met elf fchooten. Hy zondt ftraks twee van dc zynen, Van Koever*den en Nicvcldt, met de floep, die een witte vrecdcvlagh liet waaijen, naar landt, o,m den Koning de vreede uit den naame der Heeren Staaten met een' brief aan te bieden ! doch niet dan op lydelykc voorwaarden, volgens het vreêvcrdragh weleer met den Grooten Heer, daarna met die van Saleé geflooten, en by den brief gevocght; of op'den voet van 't beftandt, met die van Algiers left beraamt , daar hy hem een affchrift, in de Turkfche taaie gefchreeven, van toeftierde. Dees brief werdt by den Koning ftraks beantwoordt. Hy zondt ontrent den avondt een Gezant, met een Noorman tot tolk, aan de Ruiters boordt, die 't antwoordt in gefchrift over-* O 4 gtfl 1662. 2 Aug. Te Malta, Voor Tripoli,17 Aug. De Ruiters Briefen voordel aan den Koning van Tri, poli.  56 Het LEVEN van den 1662. Des Konings antwoordt,waar by de vreede werdt af geflagen. De Tripoleezentoonen groote afkeer van de vreede. 18 Aug. gaf: betuigende , dat hy ten hooghfte genegen •was om met hunne Hoogmoogentheeden , de Heeren Staaten, vreede te hebben, gelyk zyn Heer de groote Keizer met hun in vreede en vriendtfehap leefde: maar dat zyne onderdaanen , inzonderheit de foldaaten en zeeluiden, geene vreede begeerden, dan zoodanige als zy met d' Engelfchen hadden, dat is, met onderzoek der fcheepen, en uitlichting van vyandtlyke of onvrye goederen en perfoonen. Dus werdt d'onderhandelingafgewéezen. Ook verhaalden Van Koeverden en Nieveldt, die aan landt waaren geweeft, dat al 't volk zich tegens de vreede kantte. Zy wiften dat eenige voornaame Tripolcezen den Admiraal van Tripoli, poogende den Koning, die voordevrêe was, voor te fpreeken, en zeggende, dat het goedt was in vreede te leven, fchendig hadden overgehaalt, hem tocfnaauwende , zyt gy bevreefl om in zee te gaan, wy zullen wel een ander voor u vinden. Den volgenden morgen werdt de vreede plat afgezeit. Daarna zondt de Koning zynen Gezant , met den Noorman, een Renegaat, noch eens aan de Ruiters boordt, hem naadcr vraagendc, op wat vpet men zou willen handelen? Hy antwoordde, dat men voor eerft mof vafl feilen, dat de koopvaardyfcheepen van d"onderdaanen van hunne Hoog, Moog. geen onderzoek, noch uitlichting van goederen of volk, mof en onderworpen zyn. Waar op zy ftraks zeiden, dat ze zulks niet konden , noch wilden toeflaan. Doch zy waaren bereidt op de voorwaarden, die ze ten tyde van Kromwel met d'Engelfchen hadden gemaakt, (over ccn komende met  L. Admiraal DE RUITER. ^ met het. vreéverdragh, onlangs tufTchen die van Algiers en den Koning van Engelandt o-cflooten) de vreede met de Hollanders terftondc te fluiten. Maar de Ruiter volgde zvn laft en bleet itip liaan op den cifch van vry fchïb yry goedt, vry volk. Zyne Gemachtigden voeren twee of driemaalen aan landt! zonder iet te verrichten. De Tripoleezen bleven by hun opzet. Maar dc Koning van Tripoli toonde, niet tegcnftaande dat afflaan der vreede dat d edelmoedigheit en heusheit ook by Turken plaats vindt. Hy liet den Viceadmiraal de Ruiter aanzeggen, dat hy hem al wat hy ■ en zyne fcheepen, moghtcn van noodcn heb- > ben, gaarne wpu laaten volgen: en op woor- 1 den die licht gefprooken Worden, volgden l werken. Hy zondt dertien offèn, vvftigfchaapen, en veel groenteen andereververfchin^ tot een gefchenk, aan de Ruiters boordt: cn als de Ruiter den broeder van een' zyner ma- 1662. Groote heusheit van den Koning van 1 ti. poli. 18 /fug. IV Aug. Zeemsght van 'iripoli. - troozen, te Tripoli in flaavemy freraafct znrhr te loffen, fchonk hem de Koning den flaaf zonder eenig geldt te bcgeeren. &Ook ftelde de koning alle de Hollandtfche flaaven , dte onder zyn gebiedt waaren, yder optweehondertenvyfentwintig ftukken van achten vry uit- het landt: maar de Schippers en Stuurluiden op dr.ehondert ftukken van achten. Hy zondt ook een lyft.van aller naamen, tót ontrent tachtig toe, aan de Ruiter, met aanwyoerf Tl™ 1 huishoordc"^n^etwatSch1ppcis zy genoomen waaren. De Tripoleezen hadden te dier tydt zeven kloeke rooffchee- « den ' i„Ie/Tgen 'f errtukkengefchutsvoer- I den, m de haaven leggen. Twee van hunne D 5 fchee-  •58 . Het LEVEN van den ióYJi. * 3 Aug. \ Zie den llollandtfchen Merkuur.13 deel p. f Uit de Isveint. DeRuiter brief aan den Kosiing van Tripoli. fcheepen waaren in zee: maar men verftonch daarna, dat het eenc ontrent de kaap van Spartivento t- met den Hollandtfchen koopvaarder, Julius Ccfar genoemt, in een fcherp gevecht was verbrandt | : dat toen hondertendrieenvyftig Turken aan landt raakten, _cn tot flaaven werden gemaakt: dat men uit het Hollandtfch fchip drieëntwintig mannen, en uit het Turks rooffchip drieënveertig Chrifte flaaven hadt geberght. D'andere fcheepen, die voor de ftadt laagen, konden ze toen niet uitruften, by gebrek van kabels en wandt. Ook wift men dat een van hunne fcheepen, uit de Middelandtfche zee * koomende, en veel hennep en gefponnegaareninhebbende, zoo haaft als 't op de reede quam, door een kaars by avondt was aan brandt geraakt , en tot het water toe afgebrandt. Dit braght hun in groote verlegenheit, en evenwel verwierpen zede vreede. Straks na 't af breeken der handeling nam de Ruiter zyn affchcidt van den Koning, hem, door den volgenden brief, voor zyne heufche weldaadigheit bedankemde, Doorluchtige, hooghgeboore Vorft en Koning, , Naa wenfehing van veele gelukzaalige jaa~. ' ren, en een voorjpoedige regeering, dient deeze om uwe Koningklyke Majefteit voor alle be-i keft heit en hcitsheit ,en voor 7groot gefchenk, dat uw Majefteit my heeft gelieven te vereeren, te bedanken: wenfehende het zelve te konnen verf huldigen. Wyders, naadien Uw Makfleits onderdaanen geen vreede met hunne  L. Admiraal DE RUITER, 55 Hoog. Moog. begeer en, zal ikmetvriendtfchap van uwe Majefteits reede vertrekken, op gelyke wyze als ik daar gekoomen ben; laat ende het recht der zee, en de fortuin des oorlogs . haar en loop neemen naar de be (lier in ge des aller-hooghft'en Godts, die uwe Koningïdyke Maje feits in langduurige gezondtheitwifjpaaren.. Hier mede eindigende, zal ik blyven, Doorluchtige, hooghgeboore Vorft 1 en Koning, Ial^iu!:fit Uw Koningklyke Majefteits 19 van Augujins zeer genegc en ootmoel66" . dige dienaar. MlCHIEL AüRIAANSZ. DE RuiTER. Terwyl de Ruiter voor Tripoli ten anker lag, nam hy naaukeurig acht op degelegentheit der ftadt, en oordeelde, dat men dehaaven met twee of drie zinkfeheepen zou konnen bederven, zoo dat 'er niet een fchip zou konnen uitkoomen. Maar hy bevondt ook dat de ftadt, behalven d'oudc fterkten, met een nieu vaft kaftcel, federt twee jaaren gebout , was verzien : en men zcy dat op dat nieuw kafteelvierenvyftigzwaaremetaale ftukken laagen. Naa 't afzenden van den ftraksgemelden brief, ging de Ruiter , toen de windt, ontrent middernacht, Zuidtwcft uit de wal quam, met de zynen onderzeil. Daarna f zondthydenSchoutbynachtvan der Zaan,en den Kapitein Swart naar Malta, en van daar naar Alikante, en Kadix, om naar brieven te verneemen, en dan fchoon te maaken. De 1662, Ge!eg«ntheit en freriite van Tripoli. De Ruiter gaat van Tripoli on. der zeil. Eenige fcheepen worden van da vioot afgezonden,t 21 Aug.  6o Het LEVEN van den 1662. De Ruker De Viceadmiraal Meppel, met dc Kapiteinen de Boer en Nachtglas, uit Noordthollandt, waaren bvna ten einde van lyftoght : en op het fehryven van Meppel, aan de Heeren Raadcn ter Admiraliteit van Noordthollandt, verzoekende ordre om zich verder van lyftoght te verzien, of naar 't vadcrlandt te keeren, quam geen antwoordt. Dies verzocht hy zyn affcheidt, om met deNoordthollandtfchcichecpen naar Hollandt te moogen zeilen. Doch hy dc Ruiter, en zyn Krygsraadt, werdt vérliaan, dat de Heer Meppel met de gemelde fcheepen zou verzeilen naar Livorno; om te zien of daar geen nader ordre was aangekoomen; doch daar niet vindende, zoude hy voort verzeilen naar Alikante, en van daar naar Kadix , ten einde als vooren: cn dat hy, op geen van die plaatzen eenige nader ordre, om ee fcheepen op nieu met lyftoght te verzien , be-. koomende, dan zvnen koers naar'tvadcrlandt zou moogen Hellen. Tcrzelver tydt bcfioot de Ruiter met zyn' Krygsraadt , dat hy met zyne overige fcheepen ten cerften naar Tunis zou zeilen ,, om d'aangevangc vredehandeling, waar \ moogelyk, te voltrekken: en dat men daarna de fcheepen der vloote zou trachten fchoon te maaken , om tegens den tydt van 't eindigen van den ftUftand? van wapenen met fchoonc fcheepen naar Algiers te zeilen, en daar te verneemen wat ze van zms waaren te doen of te laaten. Met den Viceadmiraal Meppel werden ook brieven aan de Heeren Staaten, en de Raadcn ter Admiraliteit, raakende de zaake van Tripoli, over Livorno afgezonden. De Ruiter quam den ne~  L. Admiraal DÈ RUITER. èi genentwintighften der maandt, met den Kommandeur Kornelis Evertszoon, den Kapitein Aart van Nes, (die de vlag voerde als Schoutbynacht) en de Kapiteinen Boes, Sweers, de Graaf, Niehof, deKaulery, de Klerk, Banken en Kornelis Evertszoon de Jonge, (doch d'cen wat laater dan d'ander) voor Goletta, het kafteel dat aan de mondt der haven van Tunis leit, ten anker. Doch de meefte waaren do or een' ftyven Noordtweftcn windt vry reddeloos geworden, en hadden fchaade aan zeilen cn touwen gelceden. De Fiskaal Viane en Jonker Reinout van Koeverden werden tegens den avondt, met een brief, door den Viceadmiraal dc Ruiter aan den Koning, Baffa en d'anderc Heeren der hooge regeering gefchreeven, naar landt gezonden. De gemelde brief gaf te kennen, dat hy nu een volkoome volmaght en bevel van de Heeren Staaten op het ftuk der vrcedehandeling hadt ontvangen, en bereidt was met hun te fluiten. De Koning, de Baffa, en Douane toonden over zyne komfte groote blydtfchap , zeggende, dat de Hollanders mannen van hun woordt waaren; om dat ze noch voor 't einde van dengeftelden tydt, en van den ftilftandt van wapenen , wederkoomende , 't werk der vreede zochten ten einde te brengen. Ook hadt men over de voorwaarden en verdraghpuntcn geen twift noch woordcnflrydt. Men was 't haalt eens, en den volgende dagh werdt de vreede,! volgens den laft cn het voorfchrift der Heeren s Staaten, met beding van vry fchip, vrygoedt, | vry volk, geflooten. Hier op zagh men van 't kafteel een witte vlag waaijen. Toen zondt de 1662. !?omt mee elf icrKjtfpsn voor Tunis. £p Aug. Zyn fchry. jen aan den Koning, BafTa en andere Heeren der regeeripg, sp Aug. ~>e vreede net die Jn Tunis fordt gflooten.30 Aug.  g2 Het LEVEN van den 1662. Rober: R.ouk tot Konful geilek. 31 Aug. Het vree. verdragh wordt we derzydts getekent. 2 Sept. Vreeverdrag!) met de reueering van Vreedcarcykclen, gemaakt door den edelen Heer Michicl dc Ruiter, Viceadmiraal van Hollandt en Weftvrieflandt, kommandercndc een vloot fcheepen van de ver- de Ruiter zyne floep naar landt, om Viane en Koeverden af tc haaien. Zy quamen, nevens twee Gemaghtigdcn van den Koning, Baffa, en regecring, aan zyn boordt, wenfehtenhem veel geluks met de gefloote vreede, en vertoonden hem de verdraghpunten, die ftraks in 't Franfch werden vertaalt. Maar men moft, op 't aanhouden van den Koning en regeering, daar een Konful laaten. Hier toe werdt, door dc Ruiter en zyn' Krygsraadt, eenen Robert Ronk, van Bergen op den Zoom, verkooren, doch by maniere van voorraadt, tot nader ordre der Heeren Staaten. Des anderendaaghs voeren de Nederlandtfche Gemaghtigdcn met de Gemaghtigden van Tunis en den Konful Rouk weer naar landt, om d'onderteekening van 't vreeverdragh te vorderen. Dc Koning zondt toen eenige ververfching aan de Ruiter: en den tweeden van September quam de Geheimfchryver van den Koning en den Baffa, met verfcheide luiden van adel, aan de Ruiters boordt, die hem 't vreeverdragh overleverden, op dat hy 't zou teekenen. Hy 011■derfchrcef 't, nevens den Fiskaal der vloote Viane, Jonker Reinout van Koeverden, cn den Konful Rouk, en 'sanderendaaghs werdt het by den Koning, den Baffa, en de Douane dqr ftadt Tunis onderteekent. Het beftondt uit dertien punten, luidende van woordt tot woordt als volgt,  L. Admiraal DE RUITER. 63 vereenighde Nederlanden in de Middelandtfche zee, uit laft en van wegen de Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden , met haare Exeellcntien Mahomet PafTa, de Douane van de voortreffelyke en wydtberoemde Hadt van Tunis, en Haga Muftafa Dey, den Generaal van al de ruitery en 't voetvolk der ftadt en 't ryk van Tunis. Eerflelyk, dat alle voorige accoorden, pretentien, en vrundfehappen tuffchen beide partyen en natiën zullen zyn nul en van geender waarden, en zal van nu af een vafle en bondige vreede voor eeuwigh onderhouden worden, en wyders naar dato dezes gepermitteert zyn, een vrye negotie, tuffchen de onderdanen van haare Hooghmoogenden ter eenre, en de onderzaten des ryks van Tunis ter andre zyde: dat de zelve mogen komen vry en vrank, en keer en in alle zeen , revieren, havenen, en flroomen van yder een, met haare fcheepen en koopmanfehappen , de zelve koopmanfehappen overvoerende waar het haar zal gelieven, zonder dat iemant, ten weder zyden, d'een d''ander zulks zal konnen beletten, betalendealleenlyk tol voor 't geene zy zullen hebben verkocht, en zullen alle laatfl gezette exatlien, ofte impojlen, op de ladinge ende ontladinge van de goederen en zyde tot Golette worden gereduceert en ge fielt in allen deelen naar ouder gewoonten , kofluimen en tol. Item, en zal men geene fcheepen van beyder .zyden yiflteeren of bezoeken, V zy in zee ofte in 1662. Tim is ge[looien. I. 2.  64 Het LEVEN van den 1662. 34- in havens, maar yder, zyn vlagge tronende, zullen den anderen zonder eenige moleflatie ofte interruptie laten pafleren, en voor zoo veele de fcheepen van Tripoli, met ons inoorlogh, een en de zelve vlagge als die van Tunis zyn voerende, zullen, om alle inconvenienten te verhoeden , de gezeide fcheepen van Tunis hebben zeekere certificatie, getekent van den Konful der vereenighde Nederlanden , aldaar refideerende, dat ze van die plaatze zyn, welke certificatie getoont zynde, zal men de zelve onbefchadight laat en paflferen. In tegendeel zullen de onderdaanen van haare Hoogmoogenden toelaten, dat vier ofte vyf perfoonen aan boort komen , om aan de zelve te verzekeren, door haare zeebrieven, dat ze zyn onderdanen van haare Hooghmoogenden, en dat haare fcheepen daar zyn fhuys hoor ende, en fchoon eenige vreemde koopluiden enpaflagiers, ofte eenige koopmanfehappen, toebehoorende eenige andere natie , aan boordt waaren, V zy ook wat natie het moghte zyn, zoo zal echter het zelve fchip, perfoonen en al V geen daar in is, vry en liber zyn, en zonder eehigh molefl moogen pajfeeren. Item, de onderdanen van de vereenighde Nederlanden , aan haar boordt ontfangende eenige paffagiers, ofte goederen, toebehoorende de ingezetenen van het Koninkryk van Tunis, zullen zy, voor zoo veel in haar is, gehouden zyn, dezelve te defenderen, en niet overleveren in de handen van haare vyanden. Item, zoo eenige fcheepen van beide de par■ tyen , per accident, door ftorm of ander fins, quaamen fchipbreuk te lyden op eenige derzel- ver  L. Admiraal DE RUITER. 65 ver kaften , zullen de perfoonen vry zyn, en de goederen geberght, en den eigenaars geleverd worden. Alle onderdanen van haare Hooghmoogenden, woonende in de ftadt en V Koninkryk van Tunis zullen vry zyn, zoo nu als hier naa, en zullen moogen vertrekken met haare goederen, familien, en kinderen, fchoon die daar waren gebooren, wanneer het haar ook zal gelieven. Item, en zullen geene der zelve natie lyden eenige woorden van injurie, maar zullen in zulken gevalle de offènfeerders naar meritegeftraft worden. De Konful, ofte eenige onderdaanen van haare Hoogmoogenden, tot Tunis in verfchil zynde, en zullen niet gehouden zyn haar tot eenige rechtbank te begeeven, als voor den Dey, onder den Koning, van den welken zy alleen f ent ent ie zullen ontfangen. De Konful van haare Hoogmoogenden, nochte eenige der zeiver onderdaanen en zullen niet aanfpreekelyk zyn voor de fchult van eenighparticulier perfoon, ten waare door obligatie onder de handt daar toe waaren verbonden. Item, dat de oorloghfcheepen van beide de partyen zullen moogen koomen in yder des zelfs havenen, en, den Gouverneur advertentie gevende , haare fcheepen aldaar fchoon maken , repareren , en reftclualieeren , koopende alle vivres, leevendt of doodt, alles tot zoodanigen prys als dat op de markten en by de ingezetenen wordt verkocht en betaalt, zonder daar afimpoft te betaalen. Wyders, zoo een oorlogfchip van Tunis, onder zyn eige vlag een fchip, zynde onderdaan II. Deel. E Vm 1662. 5- 6. 7- 8. 9> 10.  66 Het LEVEN van den 1662. 11. 12. 13 van haare Hooghmoogenden, onder een andere vlagge als zyn eigen, yechtenderhandt quam te ver mee ft er en, zal in zul ken geval, niet tegengaande onze vreede, hetgezeidefchip, zynde onderdaan van haare Hooghmoogenden, goede prinze zyn. By aldien eenige ftaaf in dit Koningryk van Tunis, V zy van wat natie het ook zoude moogen zyn, het quam te ontvluchten ofte aan boordt te zwemmen van eenigh fchip , zynde onderdaan van haare Hooghmoogenden, zoo zal de Konful van de zelve haare Hooghmoogenden niet gehouden zyn zyn rantfoen te betaalcn, V en ~z.oonnaar Oiar:, 68 . Het LEVEN van den zy dat vryelyk van landt moghten haaien. Hier verftonden de Nederlanders, dat d'Algierfche roovers acht Hamburgers of Duitfche fcheepen hadden genoomen: doch niet dan 't volk van twee fcheepen gekreegen: dat daar vyf Hollanders onder waaren, die zy aanftondts op vrye voeten, en in handen van den Hollandtfchen Konful hadden geftelt: dat d'andere zes fcheepsvolken met de boots op d'eilanden, die men de Barrels of de Barlengas noemt, waaren gevlucht, zonder een fchoot voor hunne fcheepen te fchieten: dat ze noch vier Franfchen, een' Genuees, en een Portugees hadden genoomen en opgebraght, en een' Biskaajer in den brandt gefchooten : en dat ze noch vyftien kloeke fcheepen in zee hadden. De Ruiter liet al de boots water van landt haaien , en ging noch 's avondts met de vloot weêr onder zeil. Hy verdeelde daarna zyn elf fcheepen in vier fmaldcclcn. De Kapiteinen Kornelis Evertszoon de Jonge, Sweers en de Graaf zondt hy naar Alikante, om van daar brieven naar 't vaderlandt te zenden: en af te haaien : ook ten zeiven einde naar Mallaga, en voorts naar Kadix te zeilen, om daar fchoon te maaken. De Kapiteinen de Klerk en Kaulery beval hy recht toe recht aan op Kadix te zeilen, zonder eenige plaatzen aan te doen. Ook werdt goedtgevonden , dat de Kommandeur Kornelis Evertszoon, met de Kapiteinen van Nes en Bankert , de ftadt Oran, op de Barbarifche kuft, indien't windt en weder zouden toelaaten, eens zouden aandoen: om t' onderzoeken, dewyl die ftadt on-  L. Admiraal DE RUITER. 09 onder 't gebiedt der Spanjaarden ftondt, oi daar goedt water en een goede reede was • op dat men by noodt, indien men met Algiers moght afbreeken , de fcheepen daai met water moght verzien, en 't volk ververfchen. De Ruiter hieldt in zijn fmaldeel de Kapiteinen Niehof en Boes , en quam den veertienden voor Alikante , daar ook korts daarna de Schoutbynacht van der Zaan, en de Kapitein de Liefde by hem quaamen. Daarna met eenige zyner fcheepen op de reede van Mallaga koomende , heeft hy zyn fchip, dat binnen zeven daagen tydts zoo begroeit was, dat het onmoogelyyk fcheen, gekrengt, en met 'er haaft fchoongemaakt. Dit deeden ook de fcheepen die hy by zich hadde, en men ging den volgenden morgen weêr 't zeil. De Ruiter was naaulyks in zee, of zeeker Schipper van Hoorn quam aan zyn boordt: verhaalende, dat hy by drie Algierfche roovers was geweeft, en dat die hem alle vriendtfehap hadden beweezen. Hy voerde 't fchip de gekroonde Leeu, verzien met vierentwintig ftukken, en gelaadenmetNoordtfchedeelen, vraagende, of hy vryelyk naar Algiers moght zeilen.' De Ruiter antwoordde , dat hy dat veilig kon doen , maar dat hy te Tunis beter markt zou bezeilen, en verzagh hem met brieven van voorfchryving aan den Konful Rouk. Daarna vorderde de Ruiter zyne reis, met veel tegenwindt em onweer, en quam eindelyk den leften dagh der maandt alleen met zyn fchip voor af in de baay van Kadix, daar ook den volgenden morgen de Kommandeur Kornelis Evertszoon E 3 en 1662. Komt voor Alikante. 14 Sept. Daarm te Mallaga. 19 Sept. Eneindeyk te Ka. lix. 30 Sept.  fo Het LEEVEN van den 166*. 30 Sept. 3 OStobr. f 3 Maart Aart van Nes, verkooren tot Schoutbynacht van Hollaudt, wordt beèedight.3 Oétob. Eenige fcheepen toopen in en d'andere fcheepen aanquaamen. Hy vondt hier , behalven de behoeftfluit den groene Kameel, noch vier fcheepen van zyne vloote : te weeten den Kommandeur de Wildt, en de Kapiteinen Kaulery , de Klerk , en Swart , die alreedts hadden gekielhaalt en fchoongemaakt. Men hadt hier nu vyftien oorlogfchcepen der vloote by een, en aan de vloot ontbraaken nu alleen de drie Noordthollandtfche fcheepen, onder den Viceadmiraal Meppel, die men van Livorno verwachtte. De Ruiter liep ftraks naar het Puntaal om ook te kiclhaalen en fchoon te maaken. Hier leggende quam de Prins van Montefarchio, met etlyke Spaanfche Kapiteinen, en daarna de Hartogh van Albuquerque, Admiraal van Kaftilje, met den Viceadmiraal Don Paul Kortera , hem aan zyn boordt begroeten. Te dier tydt ontfïng hy brieven uit Hollandt, meldende hoe de Heeren Staaten van Hollandt den Kapitein Aart Janszoon van Nes f tot Schoutbynacht onder 't Kollegie ter Admiraliteit tot Rotterdam, in de plaatze van wylen jan Aartszoon Verhaaf, hadden verkooren. Ook werdt den Heere de Ruiter zynen laftbrief toegezonden, met verdre laft, van hem, in den naame van hunne Ed. Groot Moog. de Staaten van Hollandt, daar op te beëedigen, en denzelven laftbrief ter handt te Hellen. Hier op heeft hy den gewoonlyken eedt in handen van den Viceadmiraal, ten overftaan van den ganfehen Krygsraadt, afgeleidt. Ondertusfchen werdt groote vlyt aangewendr om al de fcheepen aan de grondt te zetten, en fchoon te maaken: doch den elfden der maandt  L. Admiraal DE RUITET. J\ maandt liepen de fcheepen van de Ruiter den Kommandeur Evertszoon, den Schout bynacht van Nes, en den Kapitein Bankert. die achter 't Puntaal op zyde laagen, grooi gevaar, door een ftorm uit den Ooftnoordtooften, om in den grondt en aan ftukker te ftooten. Dit onweer hieldt drie daager aan, eer het bedaarde. Doch 't liep noch ai zonder groote fchaade. Dan het fchip van Bankert is door den windt zoo hoog op 't landt gewaait, dat men daarna al zyn ballail molt lichten om 't weer vlot te krygen. Door dat harde weder brak het tuytou van de Wildts fchip, cn d'ankers van eenige Spaanfche fcheepen gingen door. Korts te vooren vertrok de Kapitein Kornelis Evertszoon de Jonge naar 't vaderlandt. Hy was door dc Raaden ter Admiraliteit in Zeelandt op ontbooden, uit vreeze dat zyn fchip, met geen dubbelen huidt verzien., vermits de langduurigheit der reize, door de worm t'eenemaal zou bedorven worden . De Viceadmiraal Meppel quam ter zelve tydt , met den Kapitein de Boer, op de reede voor Kadix. Hy hadt, door laft van den Zecraadt in Noordthollandt, den Kapitein Nachtglas van Livorno naar Alexandrie gezonden, om den Konful Joan Theyls de Jonge, die te Groot Kairo , in Egipte , zou leggen , derwaart te brengen. De Ruiter omring toen een' brief van de Raaden ter Admiraliteit in Noordthollandt, waar by hem werdt aangefchreeven, dat ze den Viceadmiraal Meppel, met de Kapiteinen de Boer en Nachtglas, om redenen hen daar toe beweegende, hadden t'huis ontbooE 4 den. , \66i. . depaay van Kadix gevaar door ftorm. 11. oa»b. 7 OElob. Kornelis Evertszoon de Jonge vertrekt. Meppe! komt te Kadix. 7 Oüob. Wast'hui» ontboden.  72 Het LEVEN van den 166*2. Zyn verZoek aan de Ruiter, De Rui ters antwoordt. Meppel gaat t'zeil naar Hollandt. 17 Ottob. De Wildt werdt met vyf fcheepen voor uit naar Mallaga en Alikante gezonden. xi oa*b' De Ruiter gaat t' zeil. i ga O£lob. den. Hier op quam Meppel aan de Ruiters boordt, verzoekende fchriftelyk verlof en laft; om volgens zyne ordre naar huis te moo' gen keeren. De Ruiter vondt toen zwaarigheit om daar verlof toe te geven: dewyl het twee kloeke fcheepen waaren, en te meer om dat de Viceadmiraal Meppel zelf zou gaan, en dat Nachtglas, te Kadix koomende, ftondt te volgen. Hy overlei dan de zaak met den .Krygsraadt, en gaf den Viceadmiraal Meppel tot antwoordt, dat hy en de Boer op d'ordre van hunne Ed. Moog. de Raaden ter Admiraliteit in Noordthollandt, naar 't vaderlandt moghten zeilen : doch dat hy en de Krygsraadt niet van meening waaren om daar fchriftelyk verlof toe te geven: te meer, om dat hunne Ed. Moog. niet fchreeven, dat ze andere fcheepen in hunne plaatzen zouden zenden. Dan echter ging de Viceadmiraal Meppel , nevens den Kapitein de Boer, eenige daagen daarna, op d'ordre van den Zeeraadt in Noordthollandt, ftraks gemeldt, met twee koopvaarders, naar Hollandt t' zeil. Weinig daagen te vooren beval de Heer de Ruiter den Kommandeur de Wildt, en de Kapiteinen de Klerk, Kaulery, Swart, en Boes, die eerft; klaar waaren, naar Mallaga te zeilen, en van daar naar Alikante , en daar de vlag af te wachten; neemende alle de Nederlandtfche koopvaardyfeheepen, die 't derwaart hadden gemunt, in hunne befcherminge. Dan 't onweer, ftraks gemeldt, hieldt hem drie of vier daagen op, eer hy t'zee raakte. Den tweeëntwintigften ging de Ruiter, met zeven fcheepen, naar Mallaga t'zeil: maar den eer* ften  L. Admiraal DE RUITER. 73 ften nacht mille hy den Kommandeur Kornelis Evertszoon, enden Kapitein Niehof. De Kommandeur verloor door hardt weder zyn tokkeftag, en liep naar Tanger, daar hy vier daagen , geduurende 't hardt weder, in dc baay bleef leggen. De Kapitein de Graaf zeilde zyn groote maft boven de mars af, en molt te rug naar Kadix keeren. De Ruiter, van al de fcheepen door den itorm afgeraakt, hieldt zee, en quam den derden daghalleen te Mallaga: daar ook de Schoutbynacht vah Nes, en de Kapiteinen Sweers, en de Liefde den zeiven dagh aanquaamen. Hier ontfing de Viceadmiraal de Ruiter 's anderendaags brieven van hunne Hooghmoogentheden , en van de Raaden ter Admiraliteit t'Amfterdam, den negenentwintigften derverlede maandt, en den zeften van Oktober geteekent. Het fchryven der Heeren Staaten behelsde een nader ordre , onderfcheidelyk en klaar geftelt, daar hy zich in de vrcedehandeling met die van Algiers, en andere roovers, naar hadt te richten: met byzonderen laft, dat hy in 'tvreeverdragh den eifch van vry fchip, vry goedt, vry volk, en andere voordeelige punten f , by hen opgeftelt, zou bedingen, of anders geen ver-: dragh met hun aangaan. Ook werdt hem aangefchreeven , dat hy , indien de vreede geen voortgangh hadt, na den vyftienden November, een derde van zyne vloote, dat is zes van d'onbeqaamfte of onbezeilfte fcheepen , naar 't vaderlandt zou zenden: te weeten, drie fcheepen voor 't Kollegie ter Admiraliteit t' Amfterdam, 'een voor RotterE 5 dam, 1662.,- Komt te Mallaga. 25 O£tob. Ontfangc brieven, metnaarder ordre uit het vaderlandt. 26 Oéltb. \ Zie AU. :ema xlu. ?45«  74 Het LEVEN van den 1662. Ordre voor den Kapitein Nachtglas, waar byhem bevoolenwerdt by de vloot te blyven. s Nov, dam, een voor Zeelandt, en een voor Noordthollandt. Hier op bevaalen de Raaden ter Admiraliteit, dat hy voor hun aandeel de Kapiteinen van der Zaan, Niehof, en Swart, ter gefielde tydt zoude opzenden. Maar de Ruiter fchrcef aan hunne Hoog. Moog. de Heeren Staaten , en aan de Raaden ter Admiraliteit t' Amfterdam , dat de Raaden in Noordthollandt hunne drie fcheepen hadden opontbooden , dat dc Viceadmiraal Meppel en de Kapitein de Boer, op hunne ordre, alree waaren vertrokken, en dat hy 't derde Noordthollandtfch fchip, gevoert wordende door den Kapitein Nachtglas, zou by dc vlag houden. Ten dien einde liet hy te Mallaga en elders ordre aan landt, die men den gemelden Nachtglas, als hy op een van die plaatzen zou aankoomen, ter handt zou {tellen , waar by hem belaft werdt, zich terftondt van lyftoght , water en anders , te verzien, en de vlagge t'Alikante op te zoeken, of aldaar nader ordre te vinden; zonder dat hy zich naar d'ordre van hunne Ed. Moog. de Raaden ter Admiraliteit in Noordthollandt, noch naar d'ordre van den Viceadmiraal Meppel, hem beveelende, zichten fpoedighfte naar 'tvaderlandt te begeven, zoude richten; dewyl die ordre door hunne Hoog. Moog. met hun aanfehryving van den negenentwintigften September werdt vernietight. Hy veerde ook den Heeren Raaden ter Admiraliteit t'Amfterdam te gemoet, dat van der Zaan en Swart (die ze nevens Niehof t'huis ontbooden) de bequaamfte fcheepen hadden om indatgeweft dienft te doen: doch dat hy alleen den Kapitein  L. Admiraal DE RUITER. 75 tein Swart, op hoope dat het hunne Ed. Moog. zouden goedtvinden , by zich zou houden, cn in zijne plaatze Kaulery, wiens fchip allerflcchtft bezeilt was, zou opzenden. Te dier tydt voeren de Nederlandtfche boots en floepen daagelyks aan landt, om lyftoght en andere behoefte af te haaien : daar toen iet voorviel, dat niet wel luidde. Eenige Spanjaardts quaamen t'eenen daage f by de floep van den Schoutbynacht van Nes, die toen aan landt was, daar zy 't volk metblootedeegens, en louter geweldt, dwongen hen aan 't boordt van hun kaapfchcepken , niet ver van landt leggende, te roeijen. Doch dees Spanjaardts waaren zoo haaf! niet in de floep, of zy naamen de Staatenvlag, die ze door 't water fleepten, en daarna onder hunne voeten traaden. De Schoutbynacht van Nes maakte dees moetwil den Viceadmiraal de Ruiter ftraks, aan zyn boordt, bekent, die daar over zeer .ontftelt, in der yl naar de gemelde kaaperliet verneemen: maar hy was, zoo draa de baldaadigen aan boordt waaren, geweeken, en t'zeil gegaan. Men liet aan landt over hen klaagen, en ter zaake van de geweldenaary en vlagfchending recht eifchen: ook werdt d'aanklaght door bewys van getuigen , daar een Spanjaardt onder was, bekraghtight: metaanwyzing en overlevering van de naamen der moedtwilligen,die de vlagge van hunne Hoog. Moog. hadden gefchonden , en met voeten getreden. Men beloofden recht te zullen doen. Doch de Ruiter, die dit voorval den Heeren Staaten, ook hunnen Gezant te Madrid, met brieven verwittigde , liet het vervolgen van dat t 1 Ar/. fche Schipper , tegens den raadt van zynen Stuurman, (die dit zelf betuigde) de vyandtfchap eerft hadt begonnen, en, buiten noodt, op den Turk gefchooten, daar dat gevechten ongeluk op volgde. Men tradt ten eerften tot d'onderhandeling. D'opgeftelde en geëifchte verdraghpunten werden aan den Overfte der Douane Sjabanninga overgelevert, die al de punten, door de Ruiters laft in 'tSpaanfch vertaalt, eerft wel overzagh en overwoog. Den volgenden dagh liet men de Nederlandtfche Gemaghtigden in de Douane roepen , daar de gemelde verdraghpunten, in'tTurkfch vertolkt, openbaarlyk werden voorgeleezen. Over dit ontwerp viel veel te zeggen. Verfchcide punten werden betwift: inzonderheit het punt van vry fchip, vry goedt, vry volk: en 't punt daar men by wou bedingen, dat de Nederlandtfche fcheepen geen onderzoeking zouden onderworpen zyn: en 't punt, dat geen Turkfche kaapers eenige pryzen of flaaven in de Nederlandtfche haven zouden moogen brengen, of verkoopen: maar dat alle Chrifleflaaven , dieze daar braghten, zouden vry zyn, V zy van wat volk dat ze ook waaren, zonder eenig losgeldt te betaalen. De Turken vonden zich met deeze punten verlegen, en zochten ze aan een zyde te zetten. Maar de Hollanders verftonden dat men ze moft inwilligen , of den handel afbreeken. Dus tegens eikanderen ftaande, naamen de Turken uitftel tot 'sanderendaaghs. Toen zyn de Heeren van de hooge regeering weêr by een gekoomen, en de Hollandtfche Gemaghtigden verfcheenen ook in hunne vergaderinge: daar men, na  L. Admiraal DE RUITER. 79 na veel woordenftrydts, hun afvraagde, Oj V niet moogelyk was iet van V punt dat het onderzoek der fcheepen verboodt , af te doen; Hun antwoordt was, dat ze daar niet eentittel moght en afdoen. De Turken dit hoorende, en hunne beftendigheit ziende, gaven in dit punt toe, en op den zeiven voormiddagl] werdt men 't ook over d'andere punten eens. en de vreede t'eenemaal geflooten f. Den volgenden dagh heeft de ftadt Algiers met haare kafteelen zesendartig fchooten, tot een teeken van vreughde over de gcfloote vreede , gcfchooten : daar de Nederlandtfche vloote op antwoordde met het gefchut alom los te branden : eerft de Viceadmiraal de Ruiter , daarna de Kommandeurs Kornelis Evertszoon en de Wildt, de Schoutbynacht van Nes en van der Zaan, en voorts de Kapiteinen de Liefde, Sweers, Swart, Kaulery, Niehof, en Bankert. Ook liet men toen, ten verzoeke der Turken, een Staatenvlagge op het huis van den Nederlandtfchen Konful ftellen. Terwyl men in de ftadt bezlch was met de verdraghpunten te vertaaien, en in 't net te ftellen, om wederzydts onderteekent te worden, quam d'Engelfche Viceadmiraal Laufon (die niet alleen met Tunis, maar ook met die van Tripoli vreede hadt geflooten) met ettelyke fcheepen op de reede by de Hollanders ten anker: eikanderen op de gewoonelyke wyze begroetende. Hier verfcheen ook een En-1 gclfch fchip met veel geldts , om flaaven te Jollen: tot dien einde quaamen met dat geldt twee kerkelyke perfoonen ; om toe te zien dat het wel befteedt wierde. Ter zelve tydt f werdt 1662. De vreede met die van Algiers wordt geflooten.t ' 6 Nov. Vreugdefchootenover de vreede. 17 Nov. Laufon kornt met :enige Enïeïfchecheepen foor Alvers. 17 Nov. \ 18 Nov.  8o Het LEVEN van den 1661. Hy gaat by de Ruiter, en de Ruiter by hem ter maaitydt, Van der Zaan wordt naar't vaderlandgezonden. ao Nov. Eenige Turken weigeren de vreedepuntente teekenen. D'Overfte Sjabanninga yvert werdt dc Viceadmiraal Laufon aan de Ruiters boordt, en twee daagen daarna de Ruiter aan Laufons boordt (nevens eenige Engelfche en Nederlandtfche Bevelhebbers en Kapiteinen) op 't middaghmaal onthaalt. Dit geichiedde wederzydts met groote hertelykheit, en betuiging van onderling goedt vertrouwen , en ongeveinsde vriendtfchap. Midlerwyl zondt de Ruiter zyn Schoutbynacht van der Zaan, met eenige brieven, en een affchrift van de vreedepunten, naar Mallaga, met laft daar zyn lyftoght in te neemen en zich dan op h fpoedigfte naar 't vadcrlandt te begeven, de brieven aan de Heeren Staaten, en de Raaden ter Admiraliteit, over te leveren, en ten eerfte verflag te doen van 't geen op de reize, inzonderheit t'Algiers, was voorgevallen en verricht. Hy ging den twintigften der maandt t'zeil. Ten zeiven daage quaamen de Nederlandtfche Gemaghtigden in de Douane om d'onderteekening te vorderen: doch zy vonden de gemoederen der hooge regeering zeer verandert. Eenige voornaame Turkfche Bevelhebbers, die de Nederlanders Houtebaffen noemen , riepen als dulle menfchen in de Douane, wy willen zulk een vreede niet fluiten. Wy willen niet toelaat en, dat de Hollandtfche fcheepen 'zonder onderzoek zullen vaar en, en dat alle koopmanfehappen, en menfehen in hunne fcheepen vry zullen zyn. Ook riepen eenigen: indien men dat toelaat, dan zullen alle andere volken onder de vleugelen van de Staaten en van de Hollanders fchuilen. Hier op ftondt d'Overfte der Douane Sjabanninga ettelyke maaien uit zyne zitplaats op,  jj 35 STAD ALGIERS. r t, > Z m a.-JI^Xr-ri^^^.Iti Jt^vikr e.Of,t 1/2*1 J^cers . i\ fyfjüyc ren ÏTyfcf-   L. Admiraal DE RUITER. 8i 1662. voor de vreede. op, fprak den een en den ander aan, en onderrichtte de zwaarhoofdigen met goede redenen. Hier op werden al d'Overfte weêr in Het vreërerdraghvordt in't rurkfch >ndertee:ent. 20 Nov. Wordt in Franfcb. ertaalt. «e uouane geroepen, en op nicu geraadtflaaght. Elk dreef zyn meening met groote hevigheit, D'Overfte Sjabanninga yverdevoor de vreede, beweerende dat men 't gemaakte verdrag behoorde t'onderteekenen, en te voltrekken. Ja men hoorde hem in de volle Douane zeggen, dat de eifch der'Heeren Staaten, van vry j'chip, vry goedt, ten hooghfle reedelyk was: dat de Hollanders mannen van hun woordt waaren: en dat; indien d''onderdaanen der Heeren Staaten oorzaak moght en geven tot het verbreeken van V vreeverdragh, hy dat dan alles op zyn hooft, en tot zynen lafte nam. Op dit zeggen ontftondt een groote ftilte in' de Douane, de hevigheit bedaarde, en in't' kort werdt beflooten, dat de vreede inGodts ' naame zou voortgaan: waar op de Turken ter- \ ftondt op hunne wyze hun gebedt deeden , Godt dankende voor de gefloote vreede. Toen werdt het verdrag by de Turken ondertee-'' kent, en aan de Ruiters boordt gebracht 'T v was in het Turkfch gefchreeven, enhy <^af itraks laft dat men 't in 't Franfch zou vertaaien; op dat zy 't noch eens zouden teekenen : want de voornaamften onder hen verftonden de Franfche taal. Men moft zich dan van 't I ranfeh dienen; nadien de Turken het Hollandtfch al zoo weinig verftonden, als de Hollanders het Turkfch. De Franfche vreede- E punten, van de zyde der Hollanders onder, Ichreeven, werden den tweeèntwintigften aan1 de Douane overgelevert, en ten zeiven daa- 11, Pjcel, F gg En ten we» >ndertee< (ent.  8a Met LEVEN van den 1662. •J- 22 NoV £33 Nov AfTcbrlft V.ui 't vreévtrdraghmet die van Algiers geflooten. ge f, of's anderendaaghs |, by.de Turken onderteekent , en aan de Ruiters Gemaghtigden overgegeven. Door ai dat overzetten en overgieten van d'eene taaie in d'andcr^ vondt men in eenige affcliriften wat verfcheidenheit van woorden, die nochtans den zeiven zin, doch in 't eene affchrift klaarder da» in 'tander, uitdrukten. ITeerfte opgcftelde punten waaren in 't Holïandieh .gefchreevènJ cn uit den Haage gezonden. Deeze hadtmen, gelyk boven is" gemeldt, in't Spaanfch voor de Turken vertaalt, die de zelve in'tTurkfch hadden gebraght, en daarna waaren ze uit het Turkfch in 't Franfch, eneindelyk, naad'ondertcckening, weêr uit het Franfch in't Hollandtfch overgezet. Dan door d'onkunde van de vertaalders hadt men van quaadt Franfch Hecht Duitfch gemaakt. Een van die Nederduitfehc affchriften , onder de papieren van den Heere de Ruiter gevonden, luidde gelyk uit dit volgende is te zien. Artykelen van vreede, geflooten tuffchen dc Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden, onder het beleidt van hunnen Generaal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, ter eenre, en de regeerende Heeren des Koningkryks van Algiers ter andere zyde. In V jaar duyfent drientfeventigh, den tweeden dagh van de maane Rabié el agher, van weegen de Heeren Staaten Generaal (om vreede te maken met ons) gezonden haar Generaal de Ruiter met elf fcheepen voor Algiers, al. . waar  L. Admiraal DE RUITER. ' 83 waar hy is ten anker gekomen, en heeft ons toegezonden eenige perfoonen om te handelen van goede vreede , en hebben ons uw voomeemen doen ver ft aan, en wy hebben generaal raadt gehouden in V huis van den Koninak met al onze Kapiteinen, zoo wel te water als te lande, ahvaar de brief, die gezonden is van wegen dl Heeren Staaten Generaal, naar dat wy die hebben doen overzetten in de Turkfche taal, hebben, wy die doen overleezen, en, naa aan .ons veel recommandatien cn getuigendfen van vrundtfchap gedaan te hebben, hebbengezeght, dat ze in den zin Kadden met ons te.mmken een goede en vaftc vreede, voor eeuwigh , zonder voornemen om die te breekcn. Indien daaf hyverfcheide Hamburger fcheepen vondt, die zeebrieven hadden als of ze t'Amfterdam t'huis hoor- 1^ H lemam hy uit eetlige Hamburgers, dat de Hamburger Schippers t'Amfterdam lui-1 oen willen te vinden, die om een ftuk geldts 1 & 2 den Men geeft ''•un verlof om n::ar 't vaiierlaniit te kt eren. ic563i De Ruiter komt voor Mallaga. 2° Jan. Vindt daar Hamburger Schip. »ers met  1 1663. 1 Hóiun,*. ; fohe zee , b:ie behieldt de lieer dc Ruiter noch zevenfcheepen onder zyne vlagge cn gebiedt. Vier dei zelve , te weetcn van Nes , de Liefde , de Graaf, en Boes, met de bchoeftfluit dc Kameel , zyn ontrent het midden van Maart % voor Kadix gekoomen. Hier hadt dc Vicead. miraal de Ruiter (die federt den zesentwmtigftcn van Oktober geen brieven van hunne Hoogmoogentheden , noch van dc Heeren Raa darter Admiraliteit t'Amfterdam, hadt ontfano-cn) nu meer dan zeven weeken naaelkan. dere, niet zonder groot verlangen, met elke 1 poft brieven uit het vadcrlandt te gemoet ge" zien, en ftondt verwondert en verzet, dathy taal noch tecken, noch eenige ordre, om zich naar te richten, vernam. Hier door vondt hv zich met de zynen in groote verlegenthcit; cn befloot eindeïyk, met zynen Krygsraadt, dat hy noch ettelyke daagen op de poft, die 3' den twintigltcn der maandt werdt verwacht, zou vertoeven, en dat men, indien men dan geen  ' L. Admiraal DE RUITER. 103 geen naader ordre bequam , zyn berichtfchrift zou achtervolgen. Dit was den zevenden April, des jaarszeiticnhondertcneencnfeftiggeteekent, en beval, dat men 'sLandts fcheepen, eerft voor vyftien, en daarna noch voor negen maanden, dat 's t'zaamen twee jaaren van lyftoght zou verzien, die op den zevenen twmtighften van April toekoomende zouden teneinde loopen: derhalvcn was men van meemng naa den twintighften gelvkelyk naar 't vadcrlandt te keeren: naadien de lyftoght ter naamver noodt zoo verre zou konnenftrekken; en dat men zonder ordre zich niet voor langer tydt dorft verzien. Men ftondt, to dit uiterlle gebraght, zeer vcrftcldt. Maa den zeventienden der maandt omfyig de Vice admiraal de Ruiter het befJuit en d?ordre var hunne Hoog. Moog. den drieentwintighfter van Januarius, en een' brief van denZeeraadi t Amfterdam, den tweeëntwintighftenvan Februarius geteekent, die hem, over Madrid, door een boode, daartoe alleen afgevaardio-ht werden toegezonden. Hier by werdt hcm°belafl dat hy zich, nevens den Kommandeur ff r ' °P het Sezicht des briefs, naar Hollandt zou begeven: met verdere ordre daar zich d'andere Kapiteinen naar zouden richten Om die naa te koomen, beval hy den Kapiteinen Sweers, de Graaf, en Boes, naar Mallaga en voort naar Alikante te zeilen, en daar oen Schoutbynacht Tromp, en den Kapitein , Schey, op te zoeken: en daar by koomende ' zou zich Sweers vervoegen onder 't gebiedt van den gemelden Tromp, en de Kapiteinen de Graaf, en Boes, zouden naar de reeden G 4 van t De Ruirer " ontfangt . eindeïyk brieven, en ordre uit Hol- landr. 17 Maart. Wordt t'huis ontboodea. 1 Laft aan Sw<=e s ,de Saaf en Soes, ge;even.8 Maart.  1663. ' / Brief aan die van Algiers gezonden. Ordte om den Schoutby nacht Tromp he gebied over te geven. 104 Het LEVEN van den pan Alikante, Mallaga, en Kadix zeilen; om van daar alle gereedtweezende Nederlandtfche koopvaardyfcheepen naar 't vaderlandt te geleiden : doch by aldien de gemelde Sweers den Schoutbynacht Tromp niet quaame aan te treffen, noch te verneemen, dan zou hy, nevens de Graaf cn Boes, den tydt van een ïnaandt daar ontrent blyven kruiffen: ook van Alikante naar Algiers zeilen, om de brieven, hem ter handt te Hellen, aan de hoogc Regeering en den Nederlandtfchen Konful overtelcveren. De brief aan die van Algiers diende om 't lang achterblyven der Hollanders te verfchoonen: want men hadt tyding dat de Turken naar hunne wederkomfte, en 't loffen der flaaven zeer verlangden: ook hadt men bericht, dat ze de meefte Nederlandtfche flaaven niet t'zee lieten gaan, maar t'huis hielden; op dat ze, als men quam om ze te loffen , by der handt zouden zyn. Volgens d'ordre der Heeren Staaten werdt de Ruiter bevoolen, 't gebiedt over de zcemaght, die in t de Middelandtfche zee zou blyven, aan den Schoutbynacht Tromp overteleveren, en dat hy tot dien einde zyne ordre en laft, voorzoo veel daar aan noch flondt te verrichten, aan den gemelden Schoutbynacht zou overgeven; daar byvocgende een verhaal van !ï geen 'er gedaan was, en een bericht van 't geen noch te doen flondt. Om dit te beter t'achtervolgen, zou hy den Fiskaal Viane, hebbende alle d onderhandeiinge met de Turken bygewoont, in 't fchip van Tromp, t'zyner hulpe, doen overgaan. Ook werdt bcvoolen, dat Tromp over zyn eigen fchip, en de fcheepen  L. Admiraal DE RUITER. 105 pen van Schey en Sweers, en noch drie fchee pen, een van Rotterdam, een uit Zeelandt en een uit Noordthollandt, bevel zou voeren Maar de fcheepen uit Zeelandt en Noordthollandt waaren alrcê vertrokken, en de Liefde van Rotterdam, was t'huis ontbooden: die cheen het lot van te blyven, op den Schoutbynacht Van Nes te zullen vallen. Maar hv vertoonde, dat zyn fchip oudt en af was en door lekkagie, gebrek van zeilen, touwen' en andre oorloghsbehocfte , t'ecnemaal onbequaam, om in dat geweft langer dienft te doem Dcrhalven werdt, op zyn verzoek, by den Krygsraadt bcflooten, dathy, nevens Kapitein dc Liefde , en Enno Doedeszoon *tar, voerende de behoeftfluit den groenen kameel, noch twee daagen, tot den twinugniten der maandt, zou blyven leggen, en dan met de gcreedtleggende koopvaarders naar t vaderlandt zeilen. Dc Viceadmiraal de Ruiter het de Fiskaal Viane op't fchip van Sweers gaan, om zich daarna by Tromp te vervoegen , aan wien hy met een' brief 't gebiedt overgaf: hem met eene 't befluit der Heeren Maaten van den negenentwintighften van September leftleden, toezendende, om tot zyne naarrichtinge te dienen. Mier op ging hy 1 noch den achtienden van Maart, met den Kom- ' mandcur de Wildt, van Kadix naar 't vader- ' landt t zeil. Fïy was ontrent een maandt op f'6"1!™ ^n negentienden van April met I de Wildt binnen Texel. Daarna heeft hy in « den Haage aan hunne Hooghmoogentheeden verfiagh f van zyne verrichting gedaan , en t G 5 een " 1663, , Scheepen . onder 't . gebiedt vanTromp, | Settelt. ! Vertoog ■ van Van ' Nes, Befluit daar op genoomen. De Ruiter vertrekt /an Kadix. tornt binien Texel. Raport.  io6 Het LEVEN van den 1663. Verflag van zyne reize. I. 2. 34- een kort begrip van 't zelve fchriftelyk oveigelevert, luidende gelyk volght. Memorie van het gepafleerde op myne lede voyagie , federt den jaare mdclxi en mdclxii, tot den jaare mdclxiii den negentienden van April. Foor eerft, referere ik my aan myne voorgaande brieven, die ik van tydt tot tydt, aan )iaare Hoog. Moog. gefchreeven heb, en al het gepafleerde zyn inhoudende. Dat die van Tripoli gantfrh geene genegentheit hadden om van vreede te handelen , als met die conditie, dat onzeNederlandtfche fcheepen, zynde onderdaanen van haare Hoog. Moog. de yifite zouden moeten fubjecl wezen. Dat die van Tunis met goede genegentkeit de vreede aannaamen, conform den laft van haare Hoog. Moog. die zeer verzochten, dat haar twaalf of zeftien yzere ftukken van achtienpondt yfers, met haar toebehooren moghten gezonden werden, voor Kaar geldt; om op haarekafteelen te leggen, en dat haare Hoog. Moog. een goeden Konful geliefden te ft ellen. Dat die van Algiers de vreede met haar Hoog. Moo- perbooft en Admiraal der vloote. Be Spiegel. De Kommandeur de Wildt, alsVicead- ■ r,""i'l""-" ■ -,„■„ . De Provincie vanUitrtcbt, De Kapitein Willem van der Zaan, als Schoutbynacht der vloote. 'y Geloof. De Kapiteinen Ifaak Sweers. Middelburg. Hendrik Adriaansz. Damiaten. Jakob Kornelisz. Swart. Edam. Enno Doedesz. Star. He groene Kameel f. Het tweede esquadre. De Viceadmiraal Meppel, als tweede Opperhooft, en Admiraal. 'T Noorderqnarlier. De Schoutbynacht Aart van Nes, als Viceadmiraal. De Princes Louife. De kapitein LeendenHaaxwandt,als Schoutbynacht. Rotterdam. De Kapiteinen Jan van Nes. llardei •wvk. Dirk Gerritsz. Pomp. De Rood'e Leeuw. Covert l Hoen. Kalcb. Ontrent deezen tydt lagh de Viceadmiraal dc Ruiter in een bekommerlyke ziekte , hem' den tweeden der maandt f aangekoomen , die1 hem hardt trof, cn ontrent tweeëntwintig daagen, met fterken bloedtgank , by bleef: in-' voege dat veele aan zyneopkomft twyffelden, H 5 en De Viceadmiraal Meppel, als tweede Opperhooft, en Admiraal. De Schoutbynacht Aart van Nes, als Viceadmiraal. De Kapitein Leendert Ilaaxwandt, als Schoutbynacht. De Kapiteinen Jan van Nes. Dirk Gerritsz. Pomp. Covert 'i Hoen. I664. Verdeeling der vloote. f De be. hotfifluit. 3e Ruiter 'ervalt in ■en gevaaryke zieke. I" 2 >»,  122 Het LEVEN van den 1664. 13 Uy komt by d'Engelfchevloot, onder den Vi ceadmiraal Laufon. Onderlinge begroeting, doch van d'En gelfche zyde alleen met eerfchooten,zonder ftryken. Laufon heeft ordre voor nie■sant te ftryken. +_ Repubfy ken. sn weinig (laat maakten op zyn leven. Doch men zagh hem, niettegenftaande deeze krankheit, de welftandt van 's Landts vloote , zoo veel hem mooghlyk was , bezorgen, en op alle voorvallende zaaken ordre Hellen. Den dertienden der gemelde maandt zeilde de vloot voorby de ftadt Kartagena , en ftelde haar' koers naar Alikante. Hier kreeg men naa den middagh, tuffchen 't eilandt Sint Paul en Alikante, jacht op acht zeilen, doch laat in den achtermiddagh daar by koomende , bevondt men dat het d'Engelfche Viceadmiraal Johan Laufon was , die met zeven oorlogsfcheepen en een kits van Algiers quam. De Ruiter met de Hollandfche vloot begroette hem met twaalf eerfchooten en 't ftryken der vlagge, daar Laufon met gelyk getal van fchooten op antwoordde, doch zonder vlag te ftryken. Hier op zondt de Ruiter zyn Kapitein du Bois, en den Fiskaal Viane, met zyn floep aan Laufons boordt, om hem mondeling te begroeten. Zy werden minnelyk bejegent, en d'Engelfche Viceadmiraal verzocht, dat men V hem ten goede moft houden dat hy de Koningklyke vlag niet hadt geftreeken, nadien hy van zynen Koning laft haclde voor geen Koningen , Prinfen, noch vrye Staaten te ftryken. Hy liet ook de plichtpleeging der mondelinge begroetinge door twee van zyne Bevelhebbers aan de Ruiters boordt afleggen. Deeze verhaalden , dat ze t'Algiers hunne aangehaalde fcheepen en volk hadden bekoomen en gelolt, maar dat de roovers de goederen , die uit de fcheepen waaren gelicht , hadden geweigert weêr te geven: en dat daarover d'Engelfchen, naa  L. Admiraal DE RUITER. 123 naa veel woordentwift, hun den oorloghhad den aangezeit. Doch dat de roovers den En gelfchen Konful, en eenige Engelfche koop luiden, aanlandt, en vaft hadden gehouden Dat ze hunne rooffcheepen hadden onttaakelt die achter de moelje laagen , uitgenoomei eenige weinige fregatten, die noch in zee waaren , van welke d'Engelfchen drie in de baaj van Bogia, ruim twintig mylen beooftcn Algiers , hadden gejaaght , daar ze die nocr. bezet hielden. Ook klaaghden ze, dat mer hun t'Alikante , van waar ze nu quaamen . prattika, of vrye landing, hadt geweigert. en zeiden , dat ze £e wil hadden naar Mallaga , en miflehjen ook naar Tanger. De Viceadmiraal de' Ruiter was niet wel te vreede, ter zaake dat Laufon, op zyn ftryken der vlagge , niet wederom hadt geftreeken , en befloot dat hy d'Engelfchen voortaan ontmoetende wel alle beleeftheit zou bewyzen, maar voor hun niet wederom eerft ftryken. Hy zeide,, dat hy mondelinge laft hadde, diehemniet toeliet zulks te doen. Doch hier over fchreef de Heer Johan Bartram de Mortaigne , Kommiffaris van hunne Hoog Moog. tot d onderhandeling met die van Algiers, en over'tlosfen van 's Landts ingezetenen uit de flaavernye van Barbaryen , die^zich-toen op de Ruiters fchip onthielt, aan den Heer Johan de Wit, Raadtpenfionaris van Hollandt, verhaalende wat in de ontmoeting tuffchen de Viceadmiraalen de Ruiter en Laufon, den dertienden van Junius, was voorgevallen , en de Ruiters voorneemen van niet wederom eerft te ftryken. Hiar op maakte de Raadtpenfionis dit voorval aan ' 1664, 1 De Ruiters misnoegen ter zaake dat Laufon op zyn ftryken niet we* deromhadt geftreeken , en zyn befluit daar op genoomen.  124 Het LEVEN van den 1664. aan den Heeren Staaten van Hollandt bekent, en fchreef daarna aan Mortaigne dit volgende antwoordt, dat ik, om 't gewicht der zaake, en 't bericht daar in vervat, neodig acht hier in te voegen. Myn Heer, denRaad" - ^ hebbe aan de Heeren Staaten van Hollandt Penfiona- en Weftvricflandt gecommuniceert uwEd. mijfirisvanHol. ve van den achttienden der verleede maandt, landt, lp inhoudende onder andere V geene tuffchen den aanaand"' Viceadmiraal de Ruiter en den Viceadmiraal het ftryken Laufon, in de jonghfle ontmoetinge , is gepasder vlagge [eert, ontrent het ftryken van de vlagge , en in 'tont- dat de Viceadmiraal de Kuiter gerefolveert moeten zoude weezen, in V toekoomende aan de Engelfthetf61" fcnen we^ a^e beleeftheit te doen , maar voor haar niet wederom eerft te flryken, uit oorzaahe dat de Viceadmiraal Laufon in gebreeke was gebleven de contrafalutatie in gelyke wyze te doen. IVaar op haar Ed. Groot Moog. aangezien hebbende het tiende artykel van *t Tractaat, den veertienden van September des jaars zeftienhoudertentweeëntfefiig met den Koning van Grootbrittannie gemaakt, daar van ten overvloedt copie , met het tvanfiaat van dien, hier in geflooten is, zoo hebben de zelve geoordeelt, dat het voor een Offcier en Dienaar van \t Landt , die meermaalen fchriftelyken lafl ontfangen heeft, om zich naar V voorfchreeven en alle andere traclaaten van den Staat te reguleeren , zeer bekommerlyk en geenzins geraaden is zich zeiven daar van te difpenferen op V fondament van eene mondelinge ordre, waar by de te doene falutatie aan eene contrafuluta- itc  L. Admiraal DE RUITER. 125 tie zoude weezen gereftringeert en gebonden: daar van, gelyk haar Ed. Groot Moog. geen kennis hebben , zoo moet ik ook bekennen nooit van zoodaanigen mandelingen laft iet te hebben geweeten of gehoort. Ende hebben de voorgeniete Heeren Staaten my derhalven geordonneert-, uw Ed. op des zelfs mijjïve te refcribebere-n , dat de meergemelde Viceadmiraal de Auiter wel zal doen. alle ontmoetinge van de Engelfchen , zoo veel de .gelegentheit zal toelaaten, 'te vermyden , en haar echter rencontrerende , van zyne zyde als noch in V ftryken van de vlagge-, als naar gewoonte, te continueren: edoch in gevalle de voornoemde Viceadmiraal Laufon, ofte eenigh ander Opperhooft van de Engelfche vloote , buiten vermoeden , andermaal in gebreeke moghte blyven de contrafalutatie als boven te doen : dat hy Viceadmiraal voornoemt in zulken cas daar op zal dienen te verzoeken fpeciale refolutïs en ordre van d& Heeren Staaten Generaal, om zich daar naar onbekommert en veilighlyk te moogen reguleren. Uw Ed. gelieve te noteren , dat alhoewel het ingeleide- tiende artykel van V contracl uitdrukt de Brittannifche zeen , daar onder de Middelandtfche zee notoirlyk niet en is begreepen, echter de intentie van den Staat altydt is geweeft ? daar ontrent geen onderfcheidt van plaatzen te maaken, maar in alle geweften indiftinüelyk op eene en dezelve wyze de falutatie te laaten doen : op dat d'Engelfchen , by contrapraclyque, daar uit in tyden en wylen niet zouden koomen te allegeeren haar eenigh meerder recht over de Britannifche zee, als elders, in eenige afgelegene quariieren te competeren, en  12(5 Het LEVEN van den ir564. en dat het ftryken van de vlagge in de zelve zee voor haar zoude gefchieden uit erkentenijfe yoor haare gepretendeerde eigendom over dezelve zee , daar men van deezer zyde ver/laat voor de Engelfchen en voor alle andere Koningklyke vlooten 'te ftryken uit refpebl voor haare refpeclive Heeren en Mee fiers , als fouveraine Monarchen , welk refpecl dan in de oope zee, niet wel binnen zeekere limiten bepaalt , maar alomme zonder onderfcheidt van plaatzen gedraagen dient te worden. Ik bidde dan dat uw Èd. het bovenflaande, nevens myne dienftige gebiedeni/fe , aan den meergemelten Viceadmiraal de Kuiter gelieve te communiceer en, ende beveele uw Ed. beide hier mede in de befcherminge des Allerhoogften, verblyvende, Myn Heer, In ien^Haageden Uy> Ed. dieilJlwUUge Johan de Wit. Het gemelde tiende punt van het verdragh des jaars zeftienhonderdttweeëntfeftig, indien brief geflooten, luidde als volght. Item , dat de fcheepen en vaartuigen der vereenighde Nederlanden, zoo wel van oorlooge, en om de maght van den vyandt af te weeren uitgeruft, als andere, dewelke eenigh fchip van Grootbritanje in de Britannifche zeen zullen koomen te ontmoeten, de vlagge van den top van de maft zullen ftryken cn het marszeil laaten vallen , invoegen gelyk als ooit in voorige tyden gebruikelyk is geweeft.  L. Admiraal DE RUITER. 12; Dan eer de gemelde brief tot kennifle van den Viceadmiraal de Ruiter quam , hadt hy noch tweederley ontmoeting met Laufon, hier na te melden. Uit het misnoegen dat de Ruiter tegens Laufon hadt, over'tniet ftryken , kan men afneemen, dat d'Engelfchen als de Hollanders eerft voor hun hadden geftreeken , dan daarna gemeenlyk desgclyks ftreeken , en beleeftheit met beleeftheit erkenden. Dus ziet men ook daagelyks dat zelfs groote Koningen en maghtige Vorften, als zy , in eenige ontmoeting , van perfoonen , die zy hunne mindere achten, met ontdekking des hoofts, of anderszints werden hegroet en vereert, dan daarna desgelyks den hoedt zullen lichten , en de beleeftheit van hunne minderen met heusheit bejegenen, zonder zich daarom, of daar door, te verkleenen. De Viceadmiraal de Ruiter quam den veertienden der gemelde maandt1 niet de Hollandfche vloot voor Alikante, daar' hy eenige lyftoght zocht aan landt te brengen en te bergen; op dat men de fcheepen te be-e ter zou konnen gebruiken. Doch men wei-1 gerde den Hollanderen prattica, of verlof omv aan landt te koomen, uit vreeze van de be-1 fmettelyke ziekte: dewyl de meefte fcheepen8 van Amfterdam quaamen , daar men hielde dat de peft, ten tyde van hun vertrek, noch woedde. Maar men hadt hun nochtans te Kadix en te Mallaga de vrye landing, naa 't derzoek der gezondtheit, ingewillight. Dan die van Alikante beriepen zich op het verbodt, hun door den Onderkoning van Valentia , op peene des doodts, aangefchreeven. Naa 1664.. De Ruiter tornt voor Alikante. 14 Jul. Daar men ie Holandtfcherloot prat* ika wei;ert.  i28 Het LEVEN van den .1^64. 1 De Ru'ter 1 komt 12 et ( de vloot j voor Algiers. 1 19 Jun. flo "jv.ii. 'Men wil niettce'.aaten dat de Hollandtfche Konful aan de Ruicrs boordt vaare, ten zy dat een KapitL in in Zyne ris & ze aan landt koome. 20 Jun. Naa veel vergeefs aanhouden gaven ze noch /erlof, dat men de watervaatcn aan landt zoude brengen: doch eerft mollen ze voor hunne Dogen onder 't water door getrokken worden. Daarna lictcnze die door hunne flaaven vulcn, en , op koften van dc Hollanders : op le moelje brengen. Door dit middel verzagh dch de vloot van water , en ging daar op :'zeil naar Algiers, daar zy den negentienden Ier maandt op de reede quam. Hier vernam 1c Ruiter, dat men den Ncderlandtfchen Konui , Andries tan den Burg , vyftien daagen n des Konings hof gevangen hadt gehouden, ander dekfel dat hy in gebreeke bleef van etyke Hollandtfche flaaven te loflen. Men hadt iiem op d'aankomft der Hollandtfche vloot wel naar zyn huis laaten gaan, maar met vachten bewaart. De Ruiter verzocht met ;cn' brief aan de Douane, of hooge regeering van Algiers, dat men den Konful zou toelaaten aan zyn boordt te koomen, om met hem te fpreeken, ten einde dat men daarna tot de vreedehandel moght treden. De Dou- ■ arte gaf den brenger van den brief mondeling antwoordt, zeggende , dat de Konful wel naar boordt moght vaar en, mits dat men een Kapitein in zyne plaats , als gyzelaar , aan landt zou zenden. Hier tegen beweerde de Ruiter met een tweeden brief, dat de Konful geen krygsgevangen , maar een vry perfoon en Dienaar van den Staat was, en dat men 't zenden van iemant anders in zyn plaats, als in gyzeling , voor de Heeren en Mee/Iers niet zou konnen verantwoorden. Aly Aga, die toen d'Oppcrfte van de Douane was, zocht  L. Admiraal DE RUITER. 129 zocht te weeg te brengen, dat men den Konful ontfloege, en naar de Ruiters boort liet' vaaren; maar de Houtebaiïen ftelden zich daai hardtnekkig tegen, en Aly Aga wendde alk middelen aan om hen tot .reeden te brengen: maar vergeefs. Daarna liet Aly aan de Ruiter verzoeken, dat men hun te wil zou zyn;op dat d'onderhandeling niet langer uitgeftek wierdc. Dit liet dc Konful aan den Viceadmiraal met een' brief wcetcn. Dees ontboodt den lieer Meppel en al de Kapiteinen aan zyn boordt, las hun des Konfuls brief voor, en verzocht,- dat elk in zyn fchip zou verneemen, of men nietjemaut zou konnen vinden, die uit vrye wille in plaatze van den Konful aan landt zou willen gaan, en daar afwachten alles wat voor moght vallen, in gevalle de Konful zich niet weêr willig naar landt zou begeven. Dit werdt op al de fcheepen voorgeftek, doch daar was niemandt,- die zich, als borge voor den Konful, in de handen der Barbaren, wou ftellen. Ten zeiven daage ontfing de Ruiter een fchriftelyk antwoordt van de Douane op zyne twee. brieven, daar zy in zeiden, dat het gebruik van hun landt vereifchte, dat men den Konful niet toeliete aan zyn boordt ie vaaren, voor dat een ander in zyneplaatzó aan landt quaame, die zyn ampt waarnaame. Voorts dat ze bereidt waaren met hun vreede: te houden, en met hun als broeders te leven: dat hunne woorden waaren vafte woorden, en hunne verbonden vafte verbonden: dat men^ vreede begeerende, f echts iemandt aan landt ■ zou zenden; en dan zou men ftraks beginnen U handelen. Men hadt hun aangaande derf II. Deel. I Kor-- 21 jtilh De Riiheti voorltel om een gy«' zeiaar te vinden.  130 Het LEVEN van den Gyzelaars. by de Ruiter geeifcht. 22 Juli- Antwoordt van de Douane ol Regeering van Algiers.23 >»• De vtee dehande! wordt be gonnen. £3 Jun. Voorftt van den Kommifla ris Mortaigne. vonful te gemoet gevocrt, indien gy in tydt vim vreede met onzen Konful dus vremdt handelt , wat zondt gy dan wel doen in tyde van wrlogh? Op dit zeggen hadden ze dc 1'chouders opgetrokken en gezweegen. Als men hen niet verder kon brengen, verzocht de Ruiter, om d'onderhandeling niet langer uit te ftellcn, dat de Douane eenige voornaame perfoonen uit de hunnen aan zyn boordt zou zenden, om aldaar te verblyven, geduurende den tydt dat de KommifTaris Mortaigne, en de Fiskaal Viane, by de Heeren Staaten afgezonden om met hun te handelen. aan landt zouden zyn. De Douane, of regeering, fchreef ftraks tot antwoordt, indien gyluiden de wil hebt met ons in vreede te handelen, gy zult in alle zekerheit op ons woordt aan landt moogen koomen, zonder de minfte achterdocht of bekommering daar over te hebben. Die met een witte vlagge aan landt komt, zal zoo wel hier als door de gantfche werelt vryheit genieten; want zulks komt met onze wet overeen ^ daar niet aan te twyjfelen is. Onze woorden ■zyn waarachtigh. 'Op deeze fchriftelyke verzeckcring voer de Kommiffaris Joan Bar' tram van Mortaigne, verzelt met Jonker Reinout van Koeverden, des anderen daaghs, den drieëntwintighften van Junius, aan landt. De Fiskaal Viane werdt door zyne ziekte 1 verhindert dc handeling by te woonen. Mortaigne zocht, volgens zynen laft, te weegh • te brengen, dat men een' aanvang zoude maaken van V lo ffen der gevangenen, volgens het laaft gemaakte vreeverdragh: en dat men daarna zou handelen van eenige punten, raa- ken-  L. Admiraal DE RUITER, .tv kende het volbrengen van V verdragh. Op dit voordel antwoordde de Douane, dat zy tot het wiffelen der gevangenen, en V loffen der oude flaaven niet kondén treeden, voor dat ze wijlen op wat voet de vreede zou worden geflooten of voltrokken. De KommifTaris M&h taigne zeide, dat zulks op zyn tydt zou gefchieden, maar dat men de handeling met het loffen der gevangenen wel kon beginnen, en dat op dat goedt begin wel een goedt einde zou volgen. Naa veele woorden en weerwoorden bcflooten die van de Douane,hunne mecnirtg op het Huk der vreedchandeling fchriftelyk aan de Ruiter te zenden. In dat gefchrlft gaven ze hun oogmerk op deeze wyze te kennen , Indien gyluiden met oprechter harte genegen zyt vreede met ons te maaken, zoo lang ' als de werelt zal ft aan, zal ook de vreede adn onze zyde beflendig blyven: maar by aldï'eh \ uwe fcheepen d'onze in zee bejegenen, en dat < uwe fcheepen met verboode f goederen gelaaden c zyn, dan zullen uwe Schippers daar niet van v verzwygen, maar alles openbaar en, en zy\ zullen tot Algiers opgebraght, ontlaaden, en tot onzen voordeele verbeurt gemaakt worden :\ maar de vrachten zullen den Schipperen, ry- b' kelykerdan hun deChriflenen belooft hadden, betaalt worden. In gevalle ook d'onzen eenig (chip ontmoeten, daar een of twee Hollanders op moghten zyn, en dat het een Staaten vlagge liet waaijen, en, door d'onzen verovert wordende, f Algiers wier de opgebraght, dan zal de Nederlandtfche Konfuldezee-envraghtbrieven van V fchip onderzoekenden bevindende dat ze valfch zyn, zal V fchip aangehouden I a wor~ \ Antwoordt van de Douane. fVI nalgrie drinyht op 't lotfen ^er yevangenen. Brief ca 'oorüel an die van Ugiers, angaande len voet aar ze rêe op 'ilden aaken. *3 Jun. Cont ra mde.  I 3 .1 I 34 >»■ Beraad flaging o ver d'aa komft v twee fcheepet p, Het LEVEN van dén >orden, e# prys zyn. Indien ook door de rachtbrieven beweezen wordt, dat in J zelve 'chip eenige Hollandtfche goederen zyn gelalen, dan zullen die by ons niet aangeroert, naar in handen van den Konfulvrygefleltworïen ■ en wy zullen ons hier in naar de verklaanng van den Konful draagen, en vrienden blyven als te vooren. Maar •waarom of uit wat reeden hebt gyluiden twee van onze fcheepen genoomen, en twee pryzen uit onze handen ontzet? Indien gyluiden moght zeggen, dat liet is nefchiedt ter oorzaake dat wy t flmtjclup den Tyger hebben genoomen, dan antwoorden wy, dat wy dat fchip hebben opgebraght om dat daar een Venetiaanfche vlagge, en l enetiaanfche brieven in zyn gevonden, waar uit bleek dat het fchip te Venetië t'huis hoorde , en dat de Kapitein daar vrou en kinderen hadde. Op de boven verhaalde voorwaarden zyn wy cezint vreede te maaken, daar wy nu antwoordt op verwachten. Van dat vreebejlmt zullen twee brieven gefchreeven worden, waar van d'eene in uwe, en d'andere in onze handen zal blyven: op dat zoo lang de weerelt weerelt is, de vreede onverbreekelyk en vafl magh blyven , en dat wy , zoo 't Godt belieft, altoos als broeders met elkander e moogen omgaan. Met dit gefchrift quam dc KommifTaris Mortaigne 'savondts aan de Ruiters boordt; doch als hy 's anderendaaghs gerecdt ftondtommetlchritc"telyk antwoordt aan landt te vaaren, zagh ' men twee zeilen ooftwaart van dc Hollandt]a fche vloot. Waar op de gantfche krygsraadt terftondt by een werdt geroepen, en in be• raadt geleidt, of men met de onderhandeling ° zou  L. Admiraal DE RUITER. 133 zou voortgaan, dan of men op die fcheepen. op't onzeker, jacht zou maaken, en de ham deling afbreeken. Doch men beftoot, dat men zich ftil zou houden, en voor al op de loffing der flaaven arbeiden. Korts daarna zeilden twee Turkfche roovers binnen de moelje, en tegen den avondt noch een, dat de Hollanders met groot leedtweezen moftcn aanzien. Het antwoordt dat de KommifTaris Mortaigne ( die nevens Jonker van Koeverden weer naar landt voer) ten zeiven daage aan de Douane, ofte aan de Heeren Aly Aga, Tiahia Ojahia, Bachalas Maful Aga, Bulkebaffen en OdebafTen, overleverde, was van deezen inhoudt, Alwaar V dat wy de reeden < van onze kom ft e voor deeze ftadt langer ver- ' zweegen, echter houden wy voor gewis, daty met alleen uwe Heerlykheden en d'ingezetenen \ van Algiers, maar ook een groot deel van de wereltmet onbewuft is, uit wat oorzaak wy nier uit den naame en van weegen de Hoog. Moog. Heeren Staaten, onze Heeren en Meesters , verfchynen. Want wie heeft geen kennis van het vreêverdragh, den twintighften van November in den jaare zeftienhonderttweeentfeftig, tuffchen de hooghgemelde Heeren Staaten en deeze hooge Regeering van Al* giers, door den Viceadmiraal de Ruiter gejlooten ? /Wie weet ook niet, dat het gemelde verdragh zyn begin neemt met de belofte, dat indien uwe oorlogsfcheepen onze koopvaarders moghten ontmoeten, zy de zelve geen leedt zullen doen, maar alle hunne ingelaadene goederen en perfoonen, van wat natie die moghten zyn, vry en onverhindert laaten pafeeren? I 3 En 166$, Int woord >p het ■oorftel an de >ouane. 24 Jm*  i'<5Ó4. Bekbgh over't verbreekender vreede, en dt fchaade 's Landti ingezetenen aan\ gedaan. ;34 Het LEVEN van den En dewyl dit eerfle punt uwe Heerlykheden niet min dan de geheele werelt bekent is, zoo konnen hunne floog. Moog. de Heeren Staaten niet bevroeden , onder wat dekfel, of fchyn van reden, uwe Heerlykheden hebben konnen gedoogen, dat hunne onderdaanen dat gegeven woordt Ct welk tot die tydt toe zoo hoogh werdt o-eachO zoo weinig ontzielt hebben gedraagen, dat ze onze koopv aar dy fcheepen met alleen hebben berooft, maar eenige der zelve aliner fAlners opgebraght, de goederen prys gemaakt , en de perfoonen tot flaaven verkocht, zonder dat men opdemeenighvuldigeklagtiten, door den Konful van den Burg over the mts* handelinge gedaan, de minfle voldoening of vergoeding heeft willen doen. Ditftrekt met olleen tot fmaadt van hunne Hoog. Moog.maar ook tot groote fchaade van hunne onderdaanen. Be Staaten der vereenighde Nederlanden hebben dat derhalven niet langer konnen gedoogen, zonder zich daar over gevoelig te tomen, en dienvolgens aan hunne Schoutbynacht1 romp ordre gegeven, dat hy niet alleen onze koopvaarders met de flerke handt zou befchermen, maar ook de verbreekers der vreede aj breuk doen. Dit zyn de redenen waarom de gemelde Schoutbynacht twee Algierfche rooffcheepen heeft genoomen, en met het zelve recht twee pryzen, by duwen t"onrecht genoomen, ontzet. Ook hebben uwe rooffcheepen, zonder eenige reeden, en met groot onrecht, hetje/up den Tyger genoomen,en f Algiers opgebraght, als of''datfchip, ter oorzaake van de vlagge en eenige brieven daar in gevonden, denj/enetianen toequam: daar nochtans klaarlykkan  L. Admiraal DE RUITER. i35 beweezen worden dat het zelve fchip aan Hol landtjche reeders toebehoort, die, zoo wel al de Schipper in Hollandt woonen. Doch dewy de Hoog. Moog. Heeren Staaten vaftelyk vertrouwen, dat uwe Heerlykheden door de Temelde mishandelaars verkeert bericht zy %& daan, en dat daar uit de misverjlanden zvn gereezen, zoo hebben hunne Hoog. Moog., als vredelievende Overheden, ons, om verder onheil voor te koomen, aan uwe Heerlykheden, en deeze doorluchtige vergaaderinge willen afzenden , omme als noch vergoeding en voldoening van de fchaade, den hunnen door de roofje heepen van Algiers, tegens het meergemelde vreeverdragh, aangedaan, afteeiffchen. Zulks doende, zyn wy gemaghtight niet alleen V gemelde vreêverdragh te beveftigen, maar ook, des noodts, tot wederzydts geruft heit, verder te verklaar en, en te verbeteren; op dat het in der eeuwigheit vaft en onverbreekelyk magh blyven. Dit fchriftclyk voorftel was door den Viceadmiraal de Ruiter, en voorts door Mortaigne en Viane onderteekent. Over den eisch der vergoeding van 't geen die van Algiers, federt den twintigflen van November des jaars zefHenhondertentweeentfeftigh tot op deezen dagh toe, hadden gerooften genoomen, ftondt men verftelt. Daarover vielen veele woorden. De Turken zeiden, dat ze dc Hollandtfche fcheepen op zee* wilden onderzoeken, en de vreemde goede- ê ren tot prys maaken: dat men de fchaade, wederzydts gedaan en geleden, tegens den anderen Hellende, en eikanderen quytfcheldende, daar op de vreede kon fluiten. MorI 4 taig- • 1664. r Eifch vaa vergoeding der fchaade , met aanbiedingvan vreede. Woorden lar over :val.en.  ï3».  140 Het LEVEN van den 1664. De Turken verdraaijen het eerrte Artykel van het vreéverdragn.ab Jun. 1 En begeeren geen vreedcon der beding van vry fchip, vry goedt. £9 Jun. i Patroonen. Hun brief aan deRui ter. 29 Jun. ons wilt maaken, dan kont gy uwen Konful, dewyl gy hem in vreede hier hebt gebraght, ook vry en in vreede met u neemen, mits dat hy zyne fchulden betaale. De Ruiter cn Mortaigne hunnen brief geleezen hebbende, konien zich niet genoeg verwonderen, dat ze meiden dc vreede te willen houden, cn dat ze t eerfte punt van 't vreeverdragh met het Dnderzoeken der fcheepen en 't uitlichten Ier vreemde goederen wilden breeken: ook ■oonden ze in hun antwoordt, met het zenden van het affchrift van dat cerile punt, en ran 't eigen verdragh, in 't Arabifch gefchreevcn, het tegendeel, en bleeven aanhouden op den voorgaanden eifch. Doch de Turken verklaarden cindelyk aan den Konful van den Burg, dat ze zulk een vreede, zonder onderzoek van de fcheepen en verbeurtmaaking van vreemde goederen, niet begeerden: daar by voegende, dat ze de flaaven voor den eerften inkoop niet wilden laaten volgen, maar dat men met hunne eigenaars of meefters f over den prys zou moeten verdragen. Zy fchrceven toen ook een' brief aan de Ruiter cn zyne Kapiteinen, die dus luidde, De groetenis aan den Heere Generaal, en alle Kapiteinen, groot en kleen. IVy hadden met u luiden fiilftaudt gemaakt voor zes maanden, en in die zes maanden is niemandt van u luiden by ons verfcheenen, en yqfgens daffpraak hebben wy dien tydt verwacht, zonder eenige van uwe fcheepen aan te roeren, nochte eenige der zeiver goederen daar uit te lichten: en dewyl gy luiden in den beflemden tydt niet zyt gekoomen, hebben wy dt  L. Admiraal DE RUITER. i4ï de vreede daar door ah voor gebrooken gehouden. Waar van gy luiden de fchuldt hebt, en niet wy. Dus pooghden ze de fchuldt van 't verbreeken der vreede, of ftilftandt van vyandtfchap, van zich af te wenden. Daar noch byvoegende, Indien gy luiden dan nu geen vreede wilt maaken, in voegen als wy u fchriftelyk hebben opgeflelt, zoo zullen wy uwen Konful hier houden, tot dat gy luiden onze gevangens aan landt zult hebben gezet, en dan zullen wy uwen Konful desgelyks aan boordt zenden. In vreede zyt gy gekoomen, in vreede kont gy aan. Maar indien gy onze flaaven niet aan landt wilt zenden, zoo zal uw Konful hier blyven zitten. Dit ftreedt tegens hunne eige aanbieding, 'sdaags te vooren by gefchrift gedaan. Maar deeze Barbaaren maakten zoo weinig werks van hun woordt, als van 't gemeene recht deivolken. De Konful verzocht en badt, met verfcheide brieven, aan de Ruiter gefchreeven, dat mén hem doch onder die Barbaren niet in flaaverny zou laaten. Dc Krygsraadt der vloot werdt hier over vergadert. Men overwoog zyn verzoek, en verftondt, dat het fmaadelyk voor den Staat zou zyn, indien men den Konful daar in de banden liet blyven, met gevaar van door de Barbaren mishandelt te worden, gelyk d'Engelfche Konful. Dees hadt de fteenkar, als een paardt, moeten trekken, en werdt van dc jongens met vuiligheit en ftccnen zoodaanig bcworpen, dat hy in onmaght viel. Daarna hadt men hem met fjaagen weêr opgejaaght, 1 en met een yzre keeten van vyftig ponden ! 1664. Hunne Jiiredelyke eifch, en dreiging ran den Konful te '-uilen honden. Verzoete,' 'an den vonful. 20 Jun. Men hadt l'Engelche Konal wree-  142 Het LEVEN van den 1664. delyli. mis-1 handelt. ZieAitze., ma xuv. 130. i j Beraadtflaging van de Ruiter met zyn'Kiygsraadt over het loffen van den Konful. 29 Jun. zwaaftë geboeit. Voorts liet men hem met :eni»6 Engelfchc koopluiden in de banger: rari °de Douane gekectent bewaaren, en gaf ïem zoo weinig brood: cn water dat hy van ■jonger en dorft zou hebben moeten vergaan, ndien hem de Hollandtfche Konful in zynen loodt niet hadt verzorght. Ook hadt men tfè furken te deczer tydt hooren zeggen, indien rÈngëlfchen met hunne vloote wederom voor ie ftadt Algiers koomen braveeren, en hunnen Konful begeer en, dan zullen wy hem in een luk gefchut fieeken, en fchieten hem naar hunne vloot toe. Dewyl men dan van hunne wreedtheit en trouloosheit niet dan quaadt verwachtte, Was men te meer voor den Nederlandtfchen Konful bekommert. Ook hadt men laft, dat men hem, (volgens den inhoudt van het berichtfehrift f, by de Heeren Staaten aan de Ruiter, Mortaigne, en Viane gegeven) indien men de handelingatbrak, op de belle en bequaamfte wyze moft' zien aan boordt te krygen. Hier by werdt aangemerkt, in gevalle men hem, met zynen Schryver en drie dienaars, daar liet blyven, dat dan de Heeren Staaten hem, en de zynen, daarna tot veel hooger prys zouden moeten loffen,dan de begeerde Turken waardigh waaren. Men oordeelde dat de KonfuL, met zynen Schryver, en zyne drie dienaars, (die vrygekochte flaaven waaren, en dertienhondert cn vyfentwintig ftukken van achten hadden gekoft) t'zaamen, als men den Konful met zyn' Schryver op vierdinzendt ftukken van achten reekende, op vyfduizendtdrichondert en vyfentwintig van zulke  L. Admiraal DE RUITER. 143 ke ftukken zouden ftaan, en dat d'aanftaande teerkoften van den Konful en zyn gezin in 'l jaar wel tweeduizendt ftukken van achten zouden beloopen: zoo dat de Staat ten lede wel zeven of achtduizendt ftukken van achten voor hem, en de zynen, zou moeten betaalen: daar noch byquam 't gevaar van defteenkar te moeten trekken, en in zwaare keetenen geflooten te worden, tot groote fmaadt van de Heeren Staaten der vrye Nederlanden. Hier tegens werdt uitgereekent, dat de zevenendertig geëifchte Turken in Spanje, als men ze zou verkoopen, niet meer waardigh zouden zyn dan yder tzeventig van zulke ftukken, dat niet meer zou bedraagen, voor den gantfehen hoop, dan ontrent dricduiz.endt ftukken van achten, 't welk veel verfcheelde van zeven of achtduizendt van de zelve ftukken, die men daarna voor den Konful, en de zynen, zou moeten opbrengen. Üerhalven werdt by de Ruiter, Mortaigne, en den gantfehen Krygsraadt eenpaariglyk1 goedtgevonden en beflooten, de gevange^ Turken en Mooren tot verloffing van den , Konful aan landt te zenden. Den volgen-1 den morgen liet men achtentwintig van de gevange Turken met twee floepen naar Al-' giers brengen: ook zyn toen noch twee Tur-' ken, die anderen toebehoorden, fteelsgewys* in de floep geraakt, zoo dat 'er dertig aan * landt quaamen: tewecten, vyfentvving door Tromp en Schey genoomen, en noch vyf anderen. Doch de Turkfche Kapitein, die onder dat getal was, gaf, voor de Douane koomende, te kennen, dat de Ruiter noch zeven , ! 1664. [ 1 Men be< (luie hem voor de furkfche [laaven ie svifTelen, Dertig lurken worden tan lande rebraght, 30 Jun.  De Turken eiffchen noch zeven flaaven. Die mei hun toezendc. De Kor lui wordi los gelaa ten. 144 Het LEVEN van den ven, zoo Turken als Mooren, in zyn fchip hadt. Hier op befloot de Douane, den Konful zoo lang te houden, tot dat men ook die andere zeven flaaven aan landt zou zenden. De Ruiter hadt die aan boordt gehouden, om dat Ze den Staat niet toebehoorden, cn meeft in Spanje op dc vloot waaren gebraght, op dat men daar Spaanfche Chrifte* nen voor zou wiffelen: dan toen hy zagh dat de Douane, tegens alle reeden, daar op ftondt, en dat 'er des Konfuls vryheit aan hing, befloot hy, met den Heer Mortaigne, ook dit over te Happen, om den Konful te vcrloflcn. Hy zondt ze dan ten zeiven daar ge naar de ftadt, daar men toen den Koniul ftraks ontfloeg, die tegens den avondt metde floep, die dc lefte Turken hadt aan landt gebraght, nevens de zynen, aan de Ruiters boordt quam, tot geen kleene blydtfchap des verloften, en van zynen veldoffer, die hem met zeven eerfchootcn verwellekomde. De Ruiter hadt, toen hy de lefte flaaven zondt 4 met een beleefden brief verzocht, dat de Douane, dewyl hy zoo veele flaaven, (en daar onder eenigen die anderen toebehoorden) op hunne begeerte, voer den Koniul, dien ze met geen recht konden houden, vry liet, ook den Schipper van den Tyger, en ■ ettelyke Hollandtfche flaaven,uitbeleeitheit, zouden ontflaan. Maar dat verzoek floegen ze in den windt. Daarna werdt een aanvangk o-emaakt van 't lolfen der Chrifte Hollandtfche flaaven. De Konful van den Burg hadt federt het maaken der vreede op zyn geloof dertien flaaven geloft, welker losgeldt naa daan-  L. Admiraal DE RUITER. 143 a aankömft van de Ruiter was betaalt. Voort zyn er den eerften, tweeden enderden var Julius noch ontrent vyfenvyftig flaaven vrygekocht. Onder dié gelofte flaaven was ook een Alkmaarder , Evert Gerritszoon , een jongeling van drieëntwintig jaarërij die, toen eenige van zyne makkers met blydtfchap naai de Nederlandtfche fcheepen voeren , aan landt bleef ftaan, daar men niet goedts uit vermoedde. Ook vonden hem de lofiers der volgenden dagh noch in de ftadt, en pooghdenhem, eerft met goede woorden ; endaarna met geweldt, aan boordt te brengen; Maar hy nep eenige Turken en Mooren te nulp, die hem ftrax by ftonden* en in 's Konings huis braghten, daar hem, als een verloochenaar van den Heere Chriftus, en zynen godtsdienft, de kruin Werdt geichooren. Geduurende dat loffen, werdt in de Douane beflooten, en vaftgeftelt, dat de Hollanders vier flaaven tot een hoogen prys zouden los-, ien: en als men daar toe niet wou verdaan, en zich over hunne önbillykheit beklaagde, eifchten zy h loffen van drie vreemdelingen van Lubek Hier voor begeerden ze veel geiots, en lieten de Ruiter aanzeggen, dat men die moft vrykoopen, of dl? ze niet zouden toelaaten dat 'er meer Hollandtfche ilaaven zouden worden geloft, noch aan boordt gebraght. Ook zagh men dat de prys der flaaven daagelyks meer en meer rees, zoo dat men nu geen Chriftenen zou konnen iosi koopen dan voor driehonderdtenvyfti> ftukken van achten het ftuk, 't welk wel honden ftukken van achten boven den eers- i IÓ64; ! Vyfenvyftig flatven geloft. Een gelofte flaaf blyft aan landt, erl verloochentChriftus en zyn' godt*. dier.fl. GrootÉ onbillykïeit van iie van Ugiers. 3 JWi  Waar over beflooten word.t, het lollen der gevangenen tefhaIten, en hun den oorlogh arui te zeg gen. 4 Jul. Brief tot dien einde aan de Douane gezonden [46 Het LEVEN van den ten inkoop was. Dies werdt eindelyk by de Ruiter en zynen Krygsraadt verftaan, duif men die van Algiers niet langer in hunne onredelyke begeerte zou te wil zyn: .maar de loffing ftaaken, aan die van de Douane hunne önbillykheit by gefchrift voor oogen ftellen, en htm den oorlog aanzeggen. Dit gcfchicdde den vierden van Julius met een brief, dooide Ruiter cn Mortaigne onderteckent, in welken zy die van Algiers aanweczen, hoe ze het gemaakte vreeverdragh eerft hadden gebrooken: en wat 'er van der Staaten zyde o-cdaan was om de vreede te herftcllen: hunne önbillykheit ontrent den Konful van den Burgh, tegens het recht der volken, geplecght: ook ontrent het loffen der Hollandtfche flaaven, en den drang, die men pooghde te gebruiken om hen te dwingen dat ze flaaven zouden loffen, die van hun volk piet waaren. Al die geweldenary, zeiden ze in 't Hot van den brief, was [trekkende tot oneere yan den Staat der vereenighde Nederlanden, en tot [chaade van hunne goede onderdaanen, die by hunne Hoog. Moog. de Heeren Staaten niet langer kon geleeden worden. IVaar o-yer zy Kommifarifen, uit den naame van hunne Hoogmoogentheden, hunne Heeren en Meefiers, aan die van de Douane en .hooge regeer ring te Algiers de vreede en yriendtjehap opzeiden, en den oorloghverklaarden: voor Godt en de werelt betuigende, dat ze onfchuldigwilden zyn van al het bloedt dat daar over kon •worden vergooten. Deezen brief, met noch een' anderen brief, tot naarichting en ver«roofting der Hollandtfche flaaven, die men niet:  L. Admiraal DÈ RUITER. i47 ;l"lV1UMUe "oognmoogentheeden - en d Raaden ter Admiraliteit t'Amfterdam de mtflagh van d'onderhandeling met die van Ai giers te verwittigen, en naar brieven uit he Vaderlandt te verneemen. De Viceadmiraa Meppel zeilde met den Schoutbynacht Aart en den Kapitein Jan van Nes, gebroeders naar de kaap van fint Martvn en Valentia, on zich van water te verzien. De Kapiteir Haakswant, als Schoutbynacht, werdt, nevens de Kapiteinen Pomp en t'Hoen, naaj Majorka gezonden, om daar eenige lyftoghi af te haaien. Daarna zouden Meppel, er d andere Bevelhebbers, den Viceadmiraal de Ruiter tuffchen Sint Martyn en Yvica al kruislende verwachten. Den zevenden der maandt quam de Ruiter met zvne zes fcheepen voor Alikante, daarhy ten zeiven daagezynebrieK 2 "yen | t 1 » • t i ( De Ruiter komt voor Alikante. 7 niet kon loffen, liet de Heer de Ruiter, doe een floep-, aan een vaartuig, dat achter d moelje lag, hertellen, en de blaauwe vlagl waaijen, om t'zeil te gaan: doch 't werd zoo ihl dat men moft blyven leggen. Dei volgenden nacht waaghden vyf Chrifte flaa. ven hun leven, om vry te\Worden. Zy begaven zich te water, en zwommen naar de icheepen. Een Venetiaan, doch t'Amfterdam woonende, quam *s morgens vroeg aan't boordt van den Viceadmiraal Meppel, en twee Hollanders, een Noorman, en een Spanjaardt, raakten aan 't boordt van den Kapitein Sweers. De Hollandtfche vloot ging den zeiyen morgen van Algiers t'zeih De Ruiter ftelde zynen koers met de zes Ami erdamfche fcheepen naar Alikante, om van r 1664. 1 t , Vyf flaaven ber' gen zich met zwemmen aan de fcheepen. De vloot iaat t'zeil, 5 Ju!.  1664. De Ruiter ©ntfanght een' blief van de Raaden ter Admiraliteitt'Amfterdam, heir verwittigende var de zwevende on hiften me d'Engelfchen , me laft van zich vrier delyk en voorzichtig omrei r48 Het LEVEN van dén ven afvaardigde; Met eene zondt hy de lyit der verlofte flaaven, en 't geen datze hadden geboft, zoo wel de geene die door den Konful van den Burg, voor zyne komft * waaren vry gekocht, als die men gcduurende zyn ver* blyf voor Algiers hadt geloft: te weeten, dertien door den Konful, die met d'onkoften boven de kooppenningen vierduizendt eenhondert en veertien ftukken van achten en twee reaalen hadden gekoft: en noch vyfeiv vyftig flaaven, door d'ordre, by hem en den Kommiifaris Mortaigne gegeven, geloft, die gekoft hadden veertienduizent negenhondert en taghtig ftukken van achten en vier reaalen, tezamen negentienduizendt envierentnegentig ftukken van achten en zes reaalen, 't welk tri Hollandtfch geldt ontrent vyfenveertigduizendt achthondert en vyfentwintig guldens bedroeg. Op den zeiven dagh dat de Viceadmiraal de Ruiter voor Alikante quam, ontfing hy 'savondts een' brief van de Heeren Raaden ter'Admiraliteit t'Amfterdam , gcfchreeven den zesentwintighften van May, dienende om hem bekent te maaken, rtto d'Engelfchen onluften opwierpen tot lafle van den Staat: doch dat men vertroude dat de beduchte ongemakken zouden weghgenoomen worden, en dat daar toe by en van weegen hunne Hoog. ■ Moog. alle noodige voorzieningen werden ge1 daan. Dat men derhalve noodigh hadt geacht, hem daar van te verwittigen; op dat hy 1 door byzondere tydingen niet zon worden mis. leidt f, of buit en zyn plicht t vervoert: en hem te beveelen, met d'Opperhoofden, Kommandeun en Kapiteinen van V Éngelfche volk Irt n die  L. Admiraal DE RUITER. i49 die geweflen, tot naarder ordre, het noodt onderling verftandt, en behoorMe vriendt Jchap, volgens zyn berichtfchrift\, f onder houden \: nochtans met zoodaanige voor-en om zichtigheitf, dat hy zich buiten gevaar zoud, houden van verrafl oft overvallen te worden, h gevalle de zaake, buiten hoope, tot meerde, verwydering en vree debreuk* moght komen uh te bar/ten, V welk van die zyde zoude moeten beginnen, en van dezer zyde niet eerft aangevangen worden: daar van men hem vervol* gens, en des noodts, by een by zonder en boodeL zoude verwittigen: waar naar hy zich in '/ verdoelen ofte byeenhouden van de esquadres zou konnen richten: ook in V geeven van kennijje, door een poft, aan hunne Ed. Moog. in gevalle hy zoude verneemen dat de ViceadmU raai Laufon, met zyne geheele vloot, diegewe ft en jchielyk zoude koomen te verlaatcn. Ten welken einde hy des zelfs bedryf, zoo yeel domtyn was, zoude doen waarneemen en naafpeu* ren i belaft ende ook alle zyne ouder hebbende bevelhebbers en Kapiteinen, zich daar naar ts rtcfiten, en, om de voorfchreeve redenen, wel op hunne hoede te zyn, zonder ietwesdaar van aan de voorfchreeve Engelfchc Bevelhehèeren te laaten hlyken, ofte eenige redenen tot aanjtcot te geven s en dat hy ook onder de handt alle voorbyzeilende koopvaardyfcheepen deezer Landen zou doenwaarfchouwen. UitditrenrV' * en kan men afneemen, hoe te deezer tydt'de vonken valt Irneulden, die eerlang tot een grotTOmen brandt van oorlogh tuOchca Engelandt en de vereenigde Nederlanden Si. povlten. \Vat naayver van ltaat, wat op.» K 3 r 1664. - hen in die , geweften te dragen, t Geabu' feert, f i; Devoir. ■ \. In/lruc' tie. t Confer* verent t Circumfpe&ie,* Rupture. \ Ëxprefe,  1664. t Zie Ait zema. xli. 756. xui. 902 XLiii.1117. 1118 1119 xl1v 64. 65. 6* 78. 79-84 86.90-95' 99> 150 Het LEVEN van den gevatte wederwil, wat ingebeeldt ongelyk, wat geheugenis van ouden fmaadt, wat vergeetelheit van verfche weldaaden, wat begeerte om zich tot naadeel der naagebuuren te verryken, zich de meefterfchap der zee aan te maatigen, en aan yder de wet te zetten, daar oorzaak toe gaf, zal ik hier niet ontvouwen , om niet te verre van *t ooghmerk deezer Hiftorie af te treeden. Doch die daar breeder bericht en klaarder opening van be-r geert, leeze de Hiftorien van Staat en oorlogh, die de voorvallen van dezen tydt befchryven f. Naa dat de Ruiter het gemelde aanfehryven hadt ontfangen, en den inhoudt aan zyne Kapiteinen bekent gemaakt, ging hy met zes fcheepen, die zich met water, cn ververfching, zoo veel doenlykwas, (want men kon hier geen vrye landing bekomen) hadden voorzien,den elfden weêr onder zeil, . om den Viceadmiraal Meppel, den Kommandeur de Wildt v en den Schoutbynacht Aart van Nes, met d'overige fcheepen, by de kaap van Sint Martyn op te zoeken. Hy zondt zyn Schoutbynacht van der Zaan, met de Kapiteinen Ifaak Sweers, en Jakob KorneliszOon Swart, om twee koopvaardyfcheepen tot ontrent Yvica te geleiden, en dan weêr by de vlag te koomen. Daarna Meppel ontmoetende , verftondt hy dat zyne fcheepen te Valentie vrye landing en goedt water hadden bekoomen. Waar op hy goedt vondt ten eerlten derwaart te zeilen, en zyne fcheepen beter te voorzien: want het water dat men t'Alikante hadt gehaalt, was zoo brak en falpeterachtig, dat men 't naaujyks kon gebruiken  L. Admiraal DE RUITER. 151 ken om te drinken, of te kooken, 't welk een groot gebrek is voor een vloot van fcheepen. Den vyftienden der maandt quam de vloot in 't gezicht van Valentie, by de mondt yan de ftroom Turias, weleer Guadalaviar genoemt, op de reedc, voor het dorp Grao, ten anker; en men verkreeg 'sdaaghs daar aan niet alleen 't verlof der vrye landing, maar verfcheide Spanjaarden van naame quamen den Viceadmiraal dc Ruiter op zyn fchip begroeten. Ter zelve tydt is ook de Schoutbynacht van der Zaan, met dc Kapiteinen Sweers en Swart, op de reede van Graö aanr gekoomen. Den volgenden dagh liet de Markgraaf van Sint Roman, Onderkoning van Valentie, den Heer de Ruiter, nevens zyne andere Bevelhebbers, ter maaltydtnoodigen. Hy ging met de zyrïen by het dorp Grao aan landt, cn d'Ondcrkoning zondt drie karoiïen, om hen af te haaien. In d'eerfle . karos zat de Heer de Ruiter, de Stadtvooght fvan Valentie, de Kommandeur de Wildt, de Kapitein van der Zaan, Jonker Engel de Ruiter, en Jan Pauluszoon van Gelder, voorzoon van de Ruiters huisvrouw; de tweede karos voerde den KommilTaris Mortaigne, en eenige Bevelhebbers: en in de derde koets was 't ander gevolg. Zy reden langs een vermaakelyke wegh met fchoone lulthoven beplant, en zaagen de zywormen by duizenden in de moerbefieboomen zitten. Buiten het dorp Grao koomende, werden ze mee het losbranden van 't gefchut, en in de ftadt, voor het paleis van den Onderkoning, met trompcttcklank en fchalmeyfpel vereert, K 4 iVOir. 1664, Oe Ruiier tornt voor Valentie 15 M Wordt vats len Onlerkoning:er maal. ydt geïoodi^ht. f Gouve?' tair.  152 Het LEVEN van den 1664. Fn Ko- aingklykonthaalt,t Bakt. I D'Onderkoning, hun daar verwellekomende, hadt een bril op de neuze, naar 't gebruik der Spanjaarden , tot betoog van deftigheit. Toen ging men ter taaffel, daar veele Graven met de Hollanders aanzaaten, en de fpyze in 't zilver werdt opgedifcht. 'T onthaal was koningklyk. Naa de maaltyd danften eenige Edelen en Joffrouwen een dansfpelf, met kaftiljetten, dat is Spaanfch fpeeltuig daar men meê op de vingers klonk, en twee jonge maagden ipeelden op de harp. De Heer de Ruiter bedankte den Onderkoning, met beleefde woorden, voor de vriendtfchap en gunft, aan de Hollandtfche oorlogs vloote, door 't vergunnen der vrye landing, be-? weezen. Daar d'Onderkoning op zeide, dat hy daar toe laft hadt van zynen Koning, en zelf wel wift wat zulk een vloot van noode hadde: dat ze geen goedt water kon ontbeeren. Geduurende de maaltydt toonde d'Onderkoning zich zeer genecgen om 'sLandts vloot te zien. Hier op noodigde hem de Viceadmiraal tegens den volgenden middagh aan zyn boordt. Hy beloofde te koomen, doch tegens den avondt, als de meefte hitte der zonne zou voorby zyn. Daarna braght men de Ruiter ontrent den avondt met zyn gezel-* fchap, onder 't geley van vyftig ruiters, en 't losbranden van 't gefchut, daar t'Admiraal[chip op antwoordde, met de karoffen weéT jaar 't dorp Grao, op het ftrandt. Doch de ;ee brandde zoo hardt aan, dat de floepen jyna in de grondt raakten. Dies begaf zich ie Ruiter in een Spaanfche bark, die hem :>uiten de barning braght, en raakte rnet derj don-  L. Admiraal DE RUITER. 153 donker aan boordt: maar d'andere Bevel hebbers moften om 't harde weder in he: dorp Grao vernachten. Des anderendaag; quaamen veele menfchen de Hollandtfche oorlogfcheepen bezien: ook voer d'Onderkoning, met den Stadtsoverfte, en andere Grooten, 'savondts ten vyf uuren aan de Ruiters boordt, die hen met veel bewys van eere omring, en beleeft onthaalde. T'zyner aankomit vereerden hem alle de fcheepen der vloote, elk naar rang, met eenige eerfchooten: en op de zelve wyze voer hy ook 'sa-, vondts, ontrent het ondergaan der zonne, onder 't losbranden van 't gefchut, met groot genoegen weêr naar de ftadt. Ondertufichen hadden zich de fcheepen van water, dat daar zeer verfch en zoet valt, voorzien; en de Ruiter ging den negentienden weêr onder zeil, quam ontrent den avondt by den Vice. admiraal Meppel, en den eenentwintigften voor Alikante, daar hy een brief ontving, van gelyken inhoudt als de voorgaande van den zesentwintighften May^ Daar op werdt by den Krygsraadt goedt gevonden, met de vloot Welt aan te zeilen, tot voor Malaga wel verfpreit: te weeten, de Ruiter met de zes Amfterdamfche fcheepen naar de Barbals -i" ?n Meppel met d'andere zes naar de Chrifte kuft: voorts dat ze alle Nederlandtfche koopvaardyfcheepen, hun ontmoetende, onder hunne befcherming zouden nee200 ve?1 als d°enlyk was, geleiden. Men vernam midlerwyl, al kruiiTende, naar de toeftandt en 't bedryf der Engelfchen W dat gewen, die noch niets ondernaamen, K 5 Daar ■ 1664.. i D'Onder- 1 koning komt aan de Ruiter» boordt. tjut. De vloot gaat weer t'zeil. 19 Jat. Komt voor Alikanre. 21 JuL Ordre op de verdee» ing en koers der 'loote.  ig4 HET LEVEN van den 166*4. De Ruiter komt voor Malaga. 29 Jul. De Koning van Spanje verbiedt de Hollandtfchevloot vrye landing toe te laaten. Daar was toen ter tydt t'Alikante en in andere Spaanfehe tteeden een groot geroep van oorlogh, die tuffchen d'Engelfchen en de Hollanders zou ontftaan. De Ruiter geleidde te dier t;ydt, lavecrcnde en kruiiTende, drie Amfterdamfche koopvaarders tot Malaga toe, daar hy den negenentwintigften der maandt aanquam. Doch toen hy zyn floep met de gezondtbrieven van Valentie en Alikante naar landt zondt, hadden de Spanjaarden eenige foldaaten aan flrandt geflelt om 't landen te beletten. Men weigerde de gezondtbrieven aan te neemen, of te hooren leezen. Zy zeiden, dat de Stadsoverfte op nieuw brieven van den Koning hadt ontfangen, met ftreng bevel, dat men de Hollandtfche oorlogsvloot in de Spaanfehe havens geen vrye landing zou vergunnen. De Ruiter liet hun vraagen, hoe lang dit verbodt zou duuren? daar op geantwoordt werdt, dat zy V niet wijlen. Het quam hem vremdt voor , dat men hem en de zynen te Malaga de vrye landing weigerde, en te meer toen hy verflondt dat men d'Engelfchen, onder den Viceadmiraal Laufon, die zoo wel van Algiers, daar de peft was, quaamen dan dc Hollanders, te Kadix vryheit van landing gaf, en gedoogde dat ze hunne fcheepen daar fchoonmaakten, Hy verflondt ook dat d'Engelfchen daar noch, laagen, cn uitflrooidcn, dat ze met de Hollanders eerlang in oorlog zouden zyn. De Ruiter meende, dat men hem en de zynen ettelyke lcgdaagcn behoorde te Hellen, en naa 't verloop van dien tydt, vryheit van landing te geven, zeggende, dat men, dat weige-.  L. Admiraal DE RUITER. 155 gerende, met hem en de zynen harder handelde, dan met de fcheepen, die uit d'allerbefmetfle en pefligfte fleeden van Italië quaamen, Hy vertoonde ook dat in de gantfche.vloot by* na geen zieken waaren, en niet een die de peft hadt, maar 't moght niet helpen. Den lesten dagh der maandt ging hy weêr onder zeil haar de kaap van Molina, daar men eenig water haalde. Toen hieldt hy zich ettelyke daagen al kruiiTende af en aan tuifchen de kaap van Molina en de Barbarifchc kufl. Korts daarna quam hy ontrent Molina by Meppel en d'andere fcheepen. Hy liet toen den Krygsraadt by een roepen, daar overleit werdt wat men met de vloot zou doen. Men vondt zich zeer verlcegen. De fcheepen waaren in vyf maanden niet fchoongemaakt, en zeer vuil, en des Konings verbodt belette hun de vrye landing. Doch dewyl Laufon en d'Engelfchen te Kadix hadden fchoonge- j maakt, en zich daar noch onthielden, werdt verftaan dat men naar Kadix zou zeilen, en alle vlyt aanwenden om desgelyks verlof van landing te moogen krygen. Dit werdt te meer goedtgevonden, dewyl de Heere de Ruiter laft hadt ontfangen, om een waakende oog op d'Engelfchen tc houden, en op hun bedryf te letten. Dit kon hy niet doen, of hy molt ontrent hen zyn, Dat paffen op d'Engelfchen verhinderde hem naar Tunis te zeilen, daar zyn laft uit te voeren, en daarna op de Turken van Algiers te kruiffen. Hy hadt te deezer tydt groote moedt om de roovers , als zyne fcheepen fchoon zouden zyn, l'achterhaalen en aan te treffen; ter zaake dat 4? 1664. Gaat wéér t'zeil. 3- >/. Komt by Meppel. 2 Aug. Befluit laar Kuctix e zeilen,  156 Het LEVEN van den 1664. Beit.'iUheit der Amfkrdami'clie lchee pen. De vloot komt weêr voor Mala? 4 Aug. Tyding van de toesufting der Engelfcuen. DeRuiters asumertciyk antwoordt.4 **t> de zes Amfterdamfche fcheepen nu onge» meen fnel zeilden, inzonderheic het fchip Edam, dat gevoert werdt door Kapitein Swart, daarna de fcheepen van de Wildt, van der Zaan, de Ruiter, en Sweers. Maar 't fchip van Henrik Adriaanszoon, Damiaten, was wel 't flechtfte, doch het zeilde nochtans veel harder dan de befte fcheepen uit de Maaze, of uit Noordthollandt, Den vier? den van Auguftus quam de vloot weêr voor Malaga, daar men te vergeefs naar brieven uit het vaderlandt vernam. Doch men ver» ftondt hier" dat d'Engelfchen noch te Kadix laagen. Derhalven bleef de Ruiter by zyn befluit van op het fpoedighfte derwaart te zeilen, en nam acht Nederlandtfche kpop-. vaardyfeheepen, die hfer-klaar laagen, pil"» der zyn geleide. Ten zclvcn daage, ontung hy een' brief van den Nederlandtfchen Konful Drillenburg, uit Malaga, die hem te ken-r nen gaf, dat d'Engelfchen, zich daar ont* houdende, tyding uit hup landt hadden, meldende, dat men daar met de toerufting der fcheepsvloote fterk voortging; dat ze wel vyftien duizendt foldaaten ge-reedt hadden; en dat de Hartogh van Jork daar zelf mee in zee zou komen. Hier op fchreef hy dit antwoordt, Uw brief ', met de tyding uit Enge-? landt, is my wel ter handt gekomen, verhaaiende hunne groote toeru/lhfg, endai de Hartogh van Jork zelf in zee komt: Maar gaar it met aan gelegen, nadien 't f echts een menjc's is om in, den'flrydt te /laan, en niet meer da* een ander. Doch die voor dreigen %ervaart is, moet niet in den eorlogh komeih IFy zullen,  L. Admiraal DE RUITER. 157 (lilzwygen\ en zien wat Godt zal geven. Dat indien gy iet byzonders verneemt, laat my dai ten eerfien weeten, zoo wel over Gibraltar ah over Kadix. Daarna den zevenden der maandi voor Kadix koomende kon hy noch geen vryheit van landing, noch verlof om fchoon te maaken, cn zyn behoefte vair landt te haaien, bekoomen. Hy verftondt toen dat d'Engelfchen twee daagen te vooren, naa dat ze d'een naa den ander hadden gekielhaalt, naar Tanger waaren verzeilt, en men hadt geen nader kennis van hun voorneemen , nochte hoe de zaaken tuffchen hunnen Koning cn de Staaten Honden. Hy vondt hier ook een groot getal van Neêrkmdtfche koopvaardyfcheepen, die, nevens etlyke Smyrnaasvaardcrs, onder 't gelei van dc Kapiteinen Verburg, en Ooms, Straatwaart in wilden: desgelyks den Kapitein Blok, uit Zeelandt, die 't met een'koopvaarder naar Malaga hadt gemunt. Men ley toen in beraadt wat men met's Landts'vloot zou ter handt neemen, en oordeelde dat men de gemelde koopvaarders door 't naau van de Straat in goede verzeekering zou brengen, en tegens alle en een ygelyk, die de zelve zouden willen befchaadigen, befchermen. Dit werdt vaftgeftelt , met onderlinge belofte, dat men eikanderen, in gevalle van gevecht, uit geen reden ter werelt zou verlaatcn, maar trouwelyk byftaan. Den elfden der maandt* riep de Ruiter al de Kapiteinen en dé Schippers der koopvaarderen, met het feyn der witte vlagge , aan zyn boordt: daar bcflooten werdt, dat men niet by nacht, maar by daagh door 'tnaau zou loopen; op dat d'Engelfchen, die ; 1664. Ily komt voor Kadix. 7 *>S? Beraadt- flaging o. ver 't be- dryf der vloote. Men bafluit eenige koopvaardersdoor 't naau te geleiden. 9 en 10 Aug. * 1; Aug. De Ruiter komt met ie koopvaardersin 't ge-  158 Het LEVEN van öen 1664. zicht van Tanger ei d'Engelfche vloot 12 Aug Wordt van den Viceadmiraal Laufon met eerfchooten begroet. Komt ontrent Mortil by zes fcheepen. 13 Aug. Keert te rug, en komt voor Malaga. Daar hy acht Neêrlandtfchekoopvaarders met twee geleifcheepen vindt. Ook ell Engel lenen on- die noch voor Tanger laagen, niet zouden' denken dat men hen ontzagh. Des anderendaaghs quam de NedcrlaiSdtfche vloot, met de koopvaarders tweeëndertig zeilen llerk , voor 't naau van de Straat, en liep in 't gezicht van Tanger, cn d'Engelfche vloot, die uit dertien Koningsfcheepen bcllondt. De Nederlandtfche oorlogfcheepen lieten 't door dryven tot dat de achterfte man by hen was, cn toen wederom af haaiende, gingen hunnen koers Ooft ten Noorden aan. Toen begroette de Viceadmiraal Laufon den Viceadmiraal de Ruiter, en de Hollandtfche vloot, met elf eerfchooten, daar de Ruiter metelf, en Meppel met negen fchooten op antwoordde, zonder vlagge te ftryken. Den dertiende ontmoette de Ruiter in 't gezicht van den Granaatberg, by Modril of Mortil, tuffchen Vele» Malaga en Almeria, den Kapitein Jan de Liefde, met vier Nederlandtfche koopvaarders, en een Engelsman, koomende van Sicilië cn Sardinië, met kooren gelaaden, die naar Kadix cn voortnaarliollandtwilden. Dicsvondc hy geraaden Verburg en Ooms met de Smyrnaasvaarders en d'andre fcheepen, dewyl die nu door 't Naau en buiten gevaar van d'Engelfchen waaren, voort te laaten zeilen, cn Jan de Liefde met zyne byhebbende fcheepen inwaart te geleiden. Daarna ontrent Malaga koomende, kreegh hy tyding dat daar acht rykgclaade Nederlandtfche koopvaarders op de reede laagen, met de Kapiteinen Jan van Amftel cn Adriaan van Reede tot hun geley, koomende van Livorno en Genua, en de wil hebbende naar Texel. Hy verflondt ook dat dc  L. Admiraal DE RUITER. 159 de Viceadmiraal Laufon daar met elf fcheepen voor de waterplaats, onder de kaap van Molina, lagh, dien hy, derwaart zeilende, en tuffchen de gemelde waterplaats en de ftadt Malaga ten anker koomende , met elf eerfchootcn begroette, daar Laufon met gelyk getal op antwoordde, zonder dat van d'eene of d'andere zyde eenige vlagge werdt gettreeken._ Daarna liet hy den Ëngelfchen Viceadmiraal Laufon, die de vlag van boven voerde , door zyn' Kapitein de Böis, uit de floep, by zyn boordt roeijende, mondeling begroeten: ook zondt Laufon zyn' Kapitein aan de Ruiters boordt om de zelve plichtplceging waar te neemen : zoo dat men wederzydts'tcekencn van vriendtfehap toonde: doch geen van beide de Kapiteinen quaamen in des anders fchip ; om dat de Nederlanders geene vryheit van landing hadden, en op dat d'Engelfchen de hunne door 't onderling bezoek niet zouden verliezen. Laufon liet te dier tydt zyne boots en floepen (dewyl die aan landtf moghten koomen) den Viceadmiraal de Rul-] ter aanbieden, om voor zyne fcheepen water en andere vervarfching te haaien. Voor dee-f ze heusheit werdt hy beleefdelyk bedankt.' D'Engelfchen geheten zich als of zy ontrent! Algiers zouden kruiffen, doch onder zeil gaan-1 de zagh men dat ze hunnen koers Zuidt aan < fielden, zoo lang men die kon beoogen, 't' welk de Ruiter quaadt vermoeden gaf, deniende dat ze 's nachts wel moghten zien Welt -te bekoomen, om alzoo de gemelde koopvaarders ontrent Tanger, of voor Kadix, een ■voordeel af te zien: dit was tc meer waar- fchyn- 1664. I der Lau. föri. Onderlinge begroeting.18 Aug. Laufons beleefde aanbieding. D'Ëngelfchen gaan wéér onder zeil. De Ruiters gedenken op hunnen koerj.  1664.' Hy geleidt de acht koopvaarders naar Kadix. £26 Aug. Zie Ai/zeDia XL1Y. p. 1774. s8 Aug. Kruift op de Smyrnifche vloot. ï6o Het LEVEN van dèn fchynlijk, om dat d'Engelfchen een' breeden Wellen windt hadden om Oofl aan te zeilen. Hier op werdt in de Hollandtfche vloot beflooten, dat men de gemelde tien fcheepen door 't rtaau van Gibraltar, voor'by Tanger, • én voort tot voor Kadix zou geleiden. Dit oordeelde de Fluiter met d'andre Bevelhebbers der vloote voordien tydt ten meeften dienvan den Lande te ftrekken; alzoo zy geftaadig op de pollen moften wachten , om te weeten wanneer 's Landts vloote zich zou moogen verfpreidèn; want zoo lang zy hun oog op het doen der Engelfchen mollen houden, moghten zy niet verder Straatwaart in zeilen. Hy braght dan de acht koopvaarders tot voor Kadix * buiten 't gevaar. Hier heeft men de fcheepen gekrcnght, in deryl wat fchoon ge- ' maakt, en met de boots eenig water gehaalt. Daarna ging men weêr t'zeil, Straatwaartinj., naar Malaga en Alikante; om te zien of men de Smyrnifche keopvaardyvloot, die onder 't geley van de Kapiteinen van Braakel , ert van Meeuwen , verwacht werdt, zoü konnen aantreffen, met voorneemen die desgelyks een ftukweegs te geleiden, en voor alle overlall te bevryden. Midlerwyl hadden de Spanjaarden d'Engelfche oorlofcheepen ook te Malaga vrye landing verleent, daar mende Hollanders afwees, hoewel tuffchen beide geen onderfcheidt was. Dit werdt zommige bewindtsluiden der Spaanfehe regeering geweeten. Men gaf voor, dat de Hollanders < eenige goederen, koomende uit ongezonde plaatzen, zochten aan landt te brengen, daar niet aan was: en onder dat dekfel werden ze over  L. Admiraal DE RUITER. 161 over al op de Spaanfehe kuit, met groot on gerief en ongemak, voor 't hooft geftooten Ondertuifchen vielen elders zaaken voor di de Ruiter, met de vloot, naar een ander ge weft der werelt riepen. In de maanden vai May f en Junius quam in Hollandt tyding da d'Engelfchen, onder 't gebiedt van Kapiteit Robert Holmes, by KaboVerde zeker fchip dc Bril genoemt, en het jacht de Neptunus toebehoorende de Nederlandtfche Weftindifche Kompagnie, in de maandt van Januarius leftleden hadden genoomen: dathct'Engelfch fchip, 't welk den Neptunus nam, eenStaatenvlagh van boven voerde: dat ook Holmes den eenendertig-liften van die maandt de fterkte van Kabo Verde, op het eilandt Goerede, hadt opgeëifcht, daarna befchooten, en gedwongen zich den eerften van Februarius, met het jacht den Krokodil, over te geven : dat hy 'savondts te vooren noch twee fchecpjens, de Vifchkorf en den Vilfcher, hadt vermeeitert: dat het volk der Nederlandtfche Kompagnie, ontrent hondert cn veertig man fterk, van Holmes hadt bedongen , dat hy hun het genoome fchip, de Bril, zoude geven, om met het zelve naar 't vaderlandt te keeren: maar dat hy, ziende de mecnighte der goederen, die daar gereedt laagen, om naar Hollandt gevoert te worden, het fchip weigerde te geven: zeggende, dat hy 't van doen hadt om die goederen naar Siërra Liona te brengen. Doch dat hy eindelyk den Nederlanderen, op hun aanhouden, hadt toegeftaan, dat ze op een Portugeefch fchip, dat aan Kabo Verde lagh, zouden overgaan. II. Deel L Uit - 1664. 1 : t Zie 4it> 1 zema xliv. In Hol1 landt komt tyding van de vyandtIvkheit by d'Engelfchen op de kuft van Afrika, door 't neemen van ettely. ke fcheepen en 't veroveren van een (terkte, gepleeghc.  i6a Het LEVEN van den 1664. t '9 Jun. ï Notaris. Maarder tyding van de vyandf fchap der Engelfchen op de kuit van Afrika en GuineaZie Aitzc» ma xuv. 135- ze den volgenden nacht met elf floepen, en drie groote boots, vier fcheepen, voor del Mina leggende, meenden af te loopen, maar dat ze ontrent de barning koomende, en ziende dat de Nederlanders wel op hunne hoede waaren, te rugh keerden. Dat ze daarnaaan den Generaal Valkenburgh fchrecven, dathy de Uit dat Portugeefch fchip waaren onder anderen twee van de gemelde Nederlanders, op een ander Portugeefch fchip overgegaan, en eindelyk over de Vlaamfche eilanden in Hollandt gekoomen. Dees waaren Jan Jakobszoon Buis van Amfterdam, die op 't gemelde jacht Neptunus voor Stuurman , en Lieve Zierx Inftma, die op 't zelve jacht voor matroos hadt gevaaren: welke beide korts daarna f in den Haage voor denBeamptfchryvert Johan Beekman en twee getuigen verklaarden, dat ze 't boven verhaalde met oogen gezien en met ooren gehoort hadden. Daarna kreeg men in de maandt van Julius noch naarder bericht van 't vervolg der vyandfehap opdekuft van Guinea: dat d'Engelfchen den ecnentwintighften van April het fort Takorary vyandtlijk en ftormenderhandt hadden verovert, het volk gevangen genoomen, en zichmeeftergemaakt van alles wat daar in was. Dat ze den drieëntwintighften der zelve maandt met elf fcheepen, en daaronder twee groote Konings fcheepen, die des Koningsvlagge lieten waaijen, onder 't gebiedt van den Kapitein Holmes, voor het kafteel van Sint Georg del Mina waaren gekoomen: onder welke elf fcheepen drie Nederlandtfche genoomen fcheepen waaren, de Bril. de Krokodil en Walcheren: dat  L. Admiraal DE RUITER. x6$ de gevange Nederlanders (die ze meert in 't fchip Walcheren en 't fort Tokorary hadden bekoomen) zou laaten af haaien: dat men uit dat volk verflondt hoe d'Engelfchen voorgaven, dat de geheele kuft van Afrika hun, uit een gift des Konings van Portugaal, toequam, en dat zy in 't kort hunnen ftandaart op 't kafteel del Mina meenden te planten: dat 'er noch elf fcheepen, t'hunner hulpe, en afloffing , uit Engelandt werden verwacht, om zich meefter van de geheele kuft te maaken. Dit alles verklaarde Andries Korneliszoon Verthoolcn, Schipper van 't fchip d'Eendraght, onder eede, voor den Heer Willem Goes, Raadt in den Hove van Hollandt, en Willem van Alphen, Geheimfchryver in den zeiven Hove, zelf gezien en gehoort te hebben : daar by voegende, dat d'Engelfchen, voor zyn vertrek, van del Mina naar Kabo Kors waaren gezeik, en dat ze daar wel duizendt fchooten met grof gefchut op fchooten : en dat hy daar op, door ordre van den Generaal en den Raadt, van del Mina met zyn fchip naar Nederlandt was vertrokken: met laft van zyn water onder wecgen te Axem in te neemen, en aldaar een' brief van den Generaal af te wachten. Doch dat hy aldaar vier daagen gelegen hebbende, twee Engelfche fcheepen hadt vernoomen, die, buften de voorzeide elf fcheepen, verfch fcheenen aan te koomen: en dat een der zelve naar hem toe zette, hem najoeg, en naar hem fchoot, maar dat hy, naa twee etmaal en een half jagens, hem ontzeildc, en, niet weêr konnende opkoomen, genoodtzaakt was, hebbende den loef van den Engelfchman gekreegen, I* 2 naar 1664,  ï64 Het LEVEN van den 1664. Beklagh der WeitindifcheKompagnie aan de Heeren laaten met verzoek van huip. 7Je Aitzema xliv. ï35« Men klaagt daar over aan \ Hof van Engelandt. Antwoordtvan Douning.6 Aug. Die de naar 't vaderlandt te zeilen. Dit alles werdt aan hunne Hoogmoogentheit van weegen de Wcftindifche Kompagnie bekent gemaakt, en in 't breede vertoont, dat de geheele goudtkuft , dat koftelyk juweel voor den Staat, in gevaar ftondt van door d'Engelfchen t'eenemaal vermeeftert te worden; ten waare hunne Hoog. Moog. daar in vaardighlyk, en zonder verzuim van tydt, met zoodaanige behulpmiddelen, als de zelve daar toe beft en noodig zouden oordeelen, geliefden te verzien. De Heeren Staaten Generaal zonden de blyken en bewyzen der gepleegde vyandtfehap aan hunnen Gezant in Engelandt, met laft, dat hy aan den Koning van Grootbritanje over de daatelykheden, by zyne onderzaaten tegens d'onderdaanen van den Nederlandtfchcn Staat geplecght, uit hunnen naame zou klaagen, en verder verzoeken, cn aanhouden, ten einde dat alles herftclt of wedergegeven, en de fchadc vergoedt moght worden: voorts dat men naauwe ordre zou ftcllen tot verhoeding van diergelyke in 'ttoekoomende. Op deeze klaghte, en 't verzoek daar by gevocght, werdt wel met beleefde en goede woorden geantwoordt, doch zonder uitdrukkelykc beloften van vergoeding. De Gezant Douning gaf in den Haage aan dc Heeren Staaten te kennen, dat zyne Majefteit ordre hadt geftelt om de klaghten, raakende 't geen op de kuft van Guinea was gefchiedt, t'onderzoeken; en dathy, na ingenoome bericht van wederzyden, daar in zoodaanig zou handelen, als naar recht en reden zou bevonden worden tc behooren. Doch de Heeren Staa-  L. i Admiraal DE RUITER. 165 Staaten konden gantfch geene geruftheit in jdie woorden vinden: dewyl des Konings onrierzaatcn niet min dan eeno'penbaareoorlog,; in dat gewcft derwerclt, tegens den Neder■landïfchen Staat, door het befchietcn cn vyandtlyk inneemen van fterkten, het neemen van fcheepen, en 't rooveir van goederen, hadden aangevangen. Zy verftonden dat dit maaken waaren die met geen fchyn van recden g'cbïllykt.konden worden, daar men niet onweecendt van kon zyn, nocht die men kon ontkennen: dat ze derhalve van des Konings rechtvaardigheit niet anders hadden konnen verwachten dan voor eerft en voor al een vafte en zeekcre belofte van herftelling cn vergoeding. '.Maar in plaats van zulk een toezegging te bekoomen, vernaamen ze, dat men noch meerder maght uit Engelandt naar die geweften zondt, of zou zenden. Dc Heeren Staaten hadden over die werk het goedtdanken * cn den raadt der Gemaghtigden uit •dc Kollegien ter Admiraliteit willen wee ten. •Dees oordeelden f, dat zoodaanige geweldenaarven t niet konden geleedcn worden, •maar dat die kloekmóediglyk en met kracht moften worden tegengegaan engeftuit, zoo om 't gevolg'dat daar in ftak, ten aanzien van andere, .vergelecge geweften en bezittingen, als anderzints. Dies verftonden ze, dai men de Wcftindifche Kompagnie (die deiStaat in verfcheidc gelegenthedcn groote orlogh;heepenhunner u!pe toe e ruiten. 9 Aug. f Confenin. \ Petitie.  i68 Het LEVEN van dén 1664. derhal ven meenden ze, feunen en d'ordre, hem toe Verde en te ffden, geheim te houden; op dat d'EnGuinea te 8wlvfl.eö, daar kennis van krygende, hem zenden. ( dewyl het zyn tydt moft hebben, eer hy.die laft kon ontfangen, en zich tot de reize bereiden) met geen meerder maght moghten voorkoomen, of het hooft bieden. Hier vondt men zich wat vcrleegen: 'want zulk een voorflagh in de volle vèrgaderinge van hunne Hoog. Moog. te doen, cn daar befluit op te neemen, kon onder zulk een groot teée • Middel , Van Perfoonen' vanallerley aardt cn zfn, gebruikt 'bezwaarlyk verborgen blyven. Men moft omdezaak °?.n ÜK "uk door eenige weinigen beleiden. geheim te Hier toe zocht men of vondt men bequaame houden, gcleegeinheit. Eenige Heeren, en daaronder de Raadtpenfionaris van Hollandt, Johan de Wit, quaamen, volgens het befluit van hunne Hoog. Moog. den vyfden van Augultus genoomen, zeven in getaale, byecn, om den inhoudt van den brief, door den Viceadmiraal dc Ruiter en den KommifTaris Mortaigne,den zevenden derverledemaandt raakende 't verhandelde voor Algiers, geIcnreeven, naa te zien en t'overweegen. By deeze zeven Heeren werdt den voorflag, van de Ruiter naar Kabo Verde cn naar Guinea te zenden, niet alleen goedtgevonden, maar ook by forme van refolutie op 't papier ge, fteJt,  L. Admiraal DE RUITER. 169 Helt, en daarna ter vergaadering van hunne Hoog. Moog. op Maandagh, den elfden van Auguftus, als wanneer, onder andere zaaken, ook de refoluticf, op Saterdaghte vooren, den negenden, (aangaande het toerullen van de twaalf oorlqgfchcepen) genoomen, in refumptie \ werdt gebraght, niet ecnen daar van rapport 4 gedaan, en 't opgellelde gclcczen. Doch men hadt de zaak zoo peleidt, dat men eenige Heeren, dien men 't geheim niet toebetroude, met behendigheit belette naar 't rapport cn 't leezen te hiiileren. Eenige Heeren hielde men aan 't glas van een venïler, cn elders, aan de praat; andere hraght men onder 't een of 't ander voorwcndtfel uk dc yergaadering: ook werdt, zeit-men,. het ontwerp der refolutïe zoo ras gelcczen, dat zeif de Prefident f der vergaadcringe, daar iemant,. meent men, in. gefprek mee was geraakt, den rechten inhoudt niet merkte. Dus werdt, volgens dien voorflagh, beflooten, de. Ruiter naar Kabo Verde', cn Guinea te zenden, cn met ecnen goedtgevonden, dat men .dees'refolutie (ais een ampliatic f van de voorgaande) zou brengen onder de Notulen, of aanteekeningen, der refolutien op ^Saterdagh, den negenden, genoomen. Hier op Haat aan te merken, dat eenige Heeren, die op Saterdagh, den negenden, in de vergaadering tegenwoordig waaren, en zelf de Heer, die op dien dagh Prefident, en op Maandagh, den elfden, niet tegenwoordig was, van de zaake, en 't geheim geen kennis hadden, en dat de Heer, die op Maandagh Prefident, en L 5 op 1664. ■} Het le(luit. \ In naader over•meeging. . | Ver [lag. t Voorzit* ter, die d'eerfie plaats be • kleedt. Heimelyk befluit om de Ruiter na Kabo Verde en Guinea te zenden, t Verbreeding, vermeerdering, 0f vitbrei ■ ding.  17° Het LEVEN van den 1664. Zie Wik heforts Memoires touchant les Am baf jadeurs. ƒ». 197. & fan Hi Jioire. Hv. X IV. < ] ) 1 t f Extraól op Saterdagh niet tegenwoordig was, niet anders meende, dan dat dees' refolutie, die by de refolutien van den negenden werdt gevoeght, ook op Saterdagh, den negenden, was genoomen. Waar op dan volgde, dat d'affchriften, die aan den Viceadmiraal de Ruiter werden gezonden, door den Heer, die op den negenden Prefident was, onder veele papieren werdt ondertekent. Dit teekenen gefchiedde met 'er haaft, zonder de refolutie naa te leezen. Want het gebeurt veeltydts in de vergaaderinge van hunne Hoog. Moog. dat 'er veele refolutien te teekenen zyn, welke dan tevens door den Griffier aan den Prefident worden ter handt geitel t, die ze dan, als geruft op de trou van den Griffier, meelt altydt zonder naa te leezen teekent, Van zommigen werdt federt aangemerkt, dat dit behendig beleidt, noch dit geheim befluit niet fireedt tegens het eerfte befluit, door hunne Hoog. Moog. op den neegenden genoomen,- ftrekkende om de Weftindifche Kompagnie met twdalf fcheepen by te Haan : maar diende alleen om zulks met andere twaalf fcheepen, door de Ruiter, wat vroeger te loen: en dat men 't voor eenige weinigen 'want de meefte Leeden der vergaaderinge ïadden kennis van de zaake)geheim hieldt, ïadt geen ander oogmerk, dan om de meeïing der Heeren Staaten te zekerder te beeiken, en te beeter uit te voeren. De genelde refolutie, daar feedert zooveel op te eggen viel, luidde van woordt tot woordt ;elyk volght,  L. Admiraal DE RUITER. 175 Extract uit het Regifter der fecrete Refolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden. Sabbathi \ den 9 Augufti 1664. Is gehoort het rapport van de Heeren van Brakel, en andere hcfare Hoog. Moog. Gedeputeerden , hebbende, ingevolge en tot voldoeninge van der zeiver refolutie commijforiaal, in dato,den vyfden deezer hopende maandt, geviflteert en geëxamineert de mijfive by den ^Viceadmiraal de Ruiter, en den Kommiffaris Mortaigne, te zaamen aan haare Hoog. Moog. gefchreeven, uit 'sLandts fchip de Spiegel, leggende op de reede voor Alikante, den zevenden der verleede maandt. Waar op gedelibereert zynde, is goedtgevonden en verftaan , dat, tot prompter en vigoureufer uitvoeringe van haare Hoog. Moog. goede nieeninge ontrent het gepleegde van de Engelfchen aan Kabo Verde, Takorary, Kabo Kors, en andere plaatzen in die geweften, vervat in haare Hoog. Moog. refolutie over V zelve fub-1 jecl, en op V equipeeren van twaalf fcheepen en fregatten van oor hoge, huiden genoomen, den voornoemden Viceadmiraal de Ruiter, tegenwoordig en chefkommanderende over twaalf. V Landts oorlogsfcheepen, kruiffende in de Middelandtfche zee, ofdengeeneu, die, by overlyden en andere ongelegenheit van den zeiven, de voorfchreeve vloot ftaat -te kommanderen, van weegen den Staat gelaft en geordonneert zal worden, gelyk den zeiven gelaft en geordonneert wordt mitsdeezen, zich met alle zyne on~ 1664* \ Op Saterdagh. Secreete •efolutie ier Heeen Staaten Geneaal, byde yelke de kuiter be« aft werdt ïich naar iabo Ver. ie en de tuft van 3uinea te >egeven, :n te herleemen 't reen d'Enjelfchenie WeitiniifcheKompagnie nadien beïoomen.  1664. 17.2 - IBSi LEVEN VAN DEN onderhebbende maght op V allcrfpoedighfle in ftilligheit en fecreteffe te begeven naar Kabo Verde, en. aldaar, onder Godts zégen en toelaatinge, te hermeniën het fort ofte forten, tslH0chen onlem& ~ deezen. Staat ende Wejtmdijche Kompagnie in de zelve by furprife en met geweldt afhandig gemaakt hebben; mitsgaders ook te likererèn alle alzulke fcheepen van de gemelde Kompagnie, of andere ingezetenen van deeze Landen , .als by -de voorfchreeve Engelfchen oft iemundt anders zouden moogen weezen genoomen, en by hem aldaar of elders bejegent, ofte geattrappeert konnen worden: met.fpeciale authorifatie en expres bevel om alle de geenen, die zich tegens dfuitvoering van V geen voorfchreeven is zouden moogen koomen f.oppafeeren, ofte 'hem daarin11e hmderlyk te zyn, met vigeur aan te tallen, te veroveren of te ruineren, plegende in alles fldaat-en zeemanfehap, zulks en in diervoegenals hy t zelve in tyden en wylen zal willen en konnen verantwoorden: dat wyders hy Viceadmiraal ..vóór-noemt, V xgeem voorfchreeven is omtrent.Kabo Ver de. verricht hebbende, de voorgeroerde fort ofte forten behoorlyk verHen en verzekert laaiende, zich verders met zyne onderhebbende magkt zal hebben te vervoegen naar en langs de gantfche kuft van Guinea * enaldaar uit de bedienden van den Staat, en van de gemelde Wcftindifche Kompagnie, ofte anderfmts, verneemen wat verdere feitelvkHedenby d'Engelfchen aldaar, V zy op de for, ten, t zy op fcheepen van den Staat, en van de meergemelde Kompagnie, ofte van andere ingezetenen deezer Landen, moogen weezen ge-  L. Admiraal DE RUITER. 173 gepleeght, en fpecialyk in wat ftaat Takorary en Kabo Kors t'zyner aankomft aldaar zal werden bevonden: ten welken einde hem brieven van addres aan den Gouverneur Generaal Valkenburg zullen toegezonden worden, en een open patent met laft aan alle Mini ft er s van de gemelde Weftindifche Kompagnie, om den. voornoemden Viceadmiraal van alles pertinent bericht te geven, en hem, zoo veel in haar is, in d'uitvoeringe van haare Hoog. Moog. ordres behulpzaam te weezen. Ende zal de voornoemde Viceadmiraal', ten aanzien van de voornoemde forten, en van alle andere kafteelen, ft er kt en en fcheepen van deezen Staat, en van de gemelte Weftindifche Kompagnie, ofte andere ingezetenen deezer Landen, die d'Engelfchen insgelyks geoccupeert, genoomen, ofte geincommodeert moghten hebben, procederen of doen procederen even en in zulker voegen als ten aanzien van Kabo Verde in 't particulier, en van de fcheepen die d'Engelfchen,- als boven, moghten hebben genoomen, in 't generaal hier vooren breeder ftaat geëxpreffeert; trachtende in alle manieren volkoomentlyk te herftellen, te libereren en te verzekeren 't geene bevonden zoude moogen worden deezen Staat en de Weftindifche Kompagnie, of andere ingezet enenvan den Lande, by weegen van feiten en met geweldt ontnoomen, bezet, oft anders fins in eeniger manieren geincommodeert te weezen. Ende zal hy voorts, volgens de generaale ordre, doorgaans aan alle Kommandeurs en Kapiteinen ter zee gegeven werdende, hebben te veroveren of te ruineren alle zoodaanige fcheepen, als d''ingezetenen van deezen Staat hebben be- fchaa- 1664.  1664. . i 174 Het LEVEN van den fchaadight, befchadigen, oft zulks poogen té doen; zonder anders fins de fcheepen ofte fubjeclen van de Engelfchen, ofte andere geallieerden , die zich op de voornoemde kuft,' en in de voorfchreeve geweften zouden moogen bevinden, öf aldaar noch koomen f arriveren, voor zoo veel en zoo lange de zelve geen fchaade o ft Ongelykaan de forten, fcheepen ofte onderdaanen van deezen Staat hebben toegebracht ofte koomen toe te brengen, eenighfms te molejleren,ofte tn hunne trafycque aldaar te beletten of t mcommoderen. Ende in gevalle hy eenhe zoodaanige fcheepen, die dingezetenen vin deezen Staat hebben befchadight, befchadigen, ofte zulks poogen te doen, komt te veroveren, zal hy de zelve by zich en omtrent de vloote hébben te houden, tot nader ordre;edoch wat de perfoonen belanght, die hy, V zy op de voorfchreeve forten, V zy op de voorfchreeve fcheepen, zoude moogen koomen maghtig te worden, de zelve zal hy voor eerft met zich hebben te voeren, en daarna aan landt te zetten aan Kor mantin, oft eenige andere plaatze , die d Engelfchen in de voorfchreeve gewesten wettelyk zouden moogen bezitten; met alle doenlyke zorghyuldigheit belettende, dat nie~ mant van de zelve moogeefchapperen, ofte naar buropa overkoomen, om eenige tydinge van V vepaffeerde in Engelandt te brengen. Dat wyders het Kollegie ter Admiraliteit tot AmHer dam by aanfchryvinge zal worden aanbevolen, de bovenftaande ordres aan den voornoemden Viceadmiraal, of den geenen die by ïyn overlyden, of andere ongelegentheit van ien zeiven, de voor geroer de vloot zoude moogen  L. Admiraal DE RUITER. 175 gen commanderen, in alle fpoedt, fecreteffeen zekerheit toe te zenden, ook den zeiven tot zy' ne naarichtinge f informeren van alle kundt* fchappen, die men alhier van de voorfchreeve geperpetreerde feitelykheden, en van de verdere toebereitzelen der Engelfchen albereits heeft ontfangen en fuccefftvelyk noch zoude moogen bekoomen, ook voorts alles te bezorgen en te verrichten V gunt tot uitvoering van de bovenflaande ordres zoude moogen weezen gerequireert: bevelende den meergemelden Viceadmiraal dat hy de zelve ordres aan niemandt ter werelt, zelfs niet aan zyne by hebbende hooge ofte mindere Officieren, zal hebben bekent'te maaken voor en aleer hy Straatwaart uitgezeilt zal zyn, en zyn koers in de ruime zee naar Kabo Verde voornoemt gezet zal hebben. JOHAN van REEDE. Vt. Accordeert .met het voorfchreeven Regifter. N. R U Y S C H. Het patent of d'ope brief, in deeze Refolutie gemeldt, was van den volgenden inhoudt, De Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden laflen en ordonneeren mitsdeezen allen Overften, Kommandeurs, Kapiteinen, Be- \ velhebberen en Officieren der zelve Landen en L van de Geoclroyeerde WeftindifcheKompagnie, \ te water en te lande, zich bevindende op, voor, en ontrent de kaften van Afrika en Guinea, als 16*6*4» Brief aan ille Overten op de uilen van Jrika en guinea.  ï/6 Het LEVEN van dén 1664. Brief aan den Gene raai Valkenburg. 9 4i/g. als elders, dat ze den Viceadmiraal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, en zyne onderhebbende vloote, allehulpe, byfiandt, en adreffe zullen hebben te doen en te geven, in V uitvoeren van de ordres en beveelen by ons aan hem gegeven, zonder van des te doen eenigh fins in gebreeke te blyven: want wy zulks ten dienfte van den Lande hebben bevonden te behooren. Aldus gedaan onder onzen cachette, paraphure van den Heere prefiderende in onze Vergaderinge, en de fignature van onzen Griffier, in den Hage den 9 Augufti 1664. JOHAN van REEDE. Vt. Ter ordonnantie van de hooghgemelte Staaten Generaal. N. R U Y S C H. Hier by was ook een brief, aan den Heer Johan Valkenburg, Directeur Generaal over de Noordtkuft van Afrika, en over Guinea, gevocght, waar by hem uit den naame van hunne Hoogmoogenthecden desgelyks werdt belaft, den Viceadmiraal de Ruiter, en zyne vloote, alle hulpe, en byitandt te doen. D'affchriften van dc gemelde refolutie, met den brief aan Valkenburg, en den open brief aan allen Overften en Bcvelhebberen op de kuiten van Afrika en Guinea, behoorlykonderteekent, werdt uit den naame van hunne Hoogmoogentheden ten zeiven daage aan de Heeren Raaden ter Admiraliteit t'Amfterdam gezonden, met verzoek en begeerte, dat ze -1 zelve, op de fpoedighfte, geheimfle cn zee-  L. Admiraal DE RUITER. 177 zeekerfte wyze5> aan den Viceadmiraal dé Ruiter zouden afzenden, en hem aanbeveelen, den inhoudt van dien, naar zyne forme en inhoudt, ten fpoedigfte in 't werk te Hellen. De Heeren Raaden ter Admiraliteit, C of de geenen die onder hen kennis hadden van 't geheim) by de meergemelde refolutie gemaghtigt, om de Ruiter over deeze zaak, cn 't geen tot uitvoering van zyn'laft werdt vereifcht, nader te berichten, fchreeven aan hem een brief van den volgenden zin, Edele, manhafté, vroome discrete s U. L. ^ zal voor den onifang van deezen apparentelyk door fchryvens van particulieren verjladn hebben, in welker'voegen d'Engelfche Royale Kompagnie, geafjifleert met eenige Konings oorlogsfcheepen , in het einde van January , jong/llcdèn, hebben bemaghiight het fort oft de forten aan KaboVerde, mitsgaders eenige fcheepen van de Weftindifche Kompagnie dezer Landen, aldaar negotieer ende s en vervolgens gezeilt waren naar de kaften van Guinea, om ook aldaar de forten van de gemelde Kompagnie, mitsgaders haare fcheepen te bemagtigèn, gelyk daar vangnet de verovering van het fort Takorary, en "t fchip Walcheren, een begin gemaakt hadden, wyders attacquerende Kabo Kots, daar van U. L. de particulariteiten uit de by lagen zult vernemen. Het welke de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal in dier voegen ter herten genoï* men en geapprehendeert hebben, dat haare Hoog. Moog. den negendén dezer hopende II. Deel. M maandt, Naader' inftruftie van de Heeren ter Admirali teit t'Afflfterdsm de Ruiter toe* gezonden.  i/3 Het LEVEN van den 1664. maandt t goedtgevonden en gerefolveert hebben, de gemelde Kompagnie te affijteren met een fecours van twaalf goede fcheepen van oorloge , die hier te lande in aller fpoedt zullen worden geëquipeert, en naar de voorfchreeve quartieren af gevaar digt, met apparentie van in 'f begin der aankoomende maandt te zullen vertrekken. Edoch, om middelerwyle de zaken aldaar te her/lellen, aan U. L. te ordonneren 't gunt by der zeiver refolutie, mede ten dage voorfchreeve genoomen, hier nevens gaande, punctueelyk, en in wel klaare termen , zult vinden geëxpreffeert, dewelke om U. L. ten allerfpoedigjlen over te zenden , Qgelyk huiden op Kadix, Malaga en Alikante per exprejfe gefchiedt) met by voeging van '? gunt tot U. L. nader injlruclie wordt gerequireert, ons aanbevoolen is. Dienvolgens dan U. L. zonder van den inhoude van dien in 't minfle niet iemant te melden, voor en aleer U. L. buiten 't naau van Gibraltar in de ruime zee gekoomen zult wezen, deszelfs byhebbende fcheepen rejpeclivelyk, onder eenig ander pretext, naa gebgentheit van zaken te bedenken, al fzamen tot twaalf in getaale, ten minften voor twee maanden van water zult doen voorzien, en voor acht maanden viclualieeren, van alles compleet, om de reize naar Kabo Verde en de kufl van Guinea voorfchreeven te konnen doen, en zoo al haar vitlualie, van hier medegenomen, zoudt konnen bergen, zoude des te beter en ons aangenaam zyn, ladende zoo veel doenlyk in het fluit fchip van den Kapitein Enno Doe de szoon, die nevens U. L. reizen zal, en het overig in de  L. Admiraal DE RUITER. i|| de Zuidt-en Noordthollandtfchë oorlogfcheepen, 2öo rfej rcWig mogAte wensen, en gebrek zouden hebben, dat anders niet gefuppleert zoude konnen worden, het welk ander szints liever tot haaren lajle van landt af, zult doen gefchieden, alwaar 't dat tot dien einde haar met eenig credit zouden verflerken , alleenlyk bezorgende dat de zaake daar door zoo weinig als moogelyk worde geretardeert, en in allen gevalle niemant occafie en worde gegeven, van dë aanjlaande reize iet zekers te b e fluit en, ten welken einde op de uitreize, eenige fcheepen op dees zyde van de Kanarifche eilanden bejegenende, door de Kapiteinen, die ze verfpree ken, zult doen voorgeven derwaart te gaan, om ëenige Turkfche fcheepen te vervolgen, die zich naar de voorfchreeve eilanden zouden hebben begeven, en zich daar ontrent onthouden, oft iet anders dat beter dienflig zult oordeelen. Op alle welke zaaken in diervoegen goede ordre gejlelt hebbende, zult van den ontfang van deezen, noch van het gunt U. L. dienvolgens ter handt zidt neemen, geen refcriptie doen^ noch aan de hooghgemelde Heeren Staaten Generaal, noch aan haare Ed. Groot Moog. noch aan ons, oft aan eenig ander Kollegie, maar alleen aan den ondergefchreeven onzen Secretaris , met Ü. L. eigen handt, met weinige en generaale woorden, naamelyk, dat U. L. de voorfchreeve haare Hoog. Moog. refolutie hebt ontfangen, en zult achtervolgen, die daar van t'zyner tydt wel kennijfe geven zal ter plaatze daar het behoort, op dat het voorneemen niet ruchtbaar werde. Ma Zo$ ióo*4.  1604- 180 Het LEVEN van den Zoo dan in Godts naame, reize vorderende , zult U. L. reguleer en als vooren verhaalt is, naar de voorgemelde haare Hoog. Moog. refolutie en ordres, en met goede correspondentie en onderlinge intelligentie van den Generaal Valkenhurgh, op de kuft van Guinea ageren , de Officieren, matroozen en foldaaten, buiten aclie van oorloge, oft om wat-er te halen, zoo veel mogelyk, van landt afhoudende , om door de landtziekte niet geinfecleert of bef net te worden; afwachtende alzoo de komfte der voorfchreeve twaalf fcheepen op de kufte van Guinea, ontrent del Mina; naar het arrivement van de welke, U. L. met overleg van den Generaal Valkenhurgh, met U. L. by hebbende fcheepen wederkeer en zult naar Kadix in Andalufta, om haare Hoog. Moog. oft onze ordre aldaar te vinden, latende de aangekoomen fcheepen op de voorfchreeve kufte, om haare ordre te volgen, ten ware U. L. prefentie voor een korten tydt aldaar noch wierde gerequireert, in welken geval U. L. zich aan twee of drie weeken uiterlyk niet en zal binden , obferverende en conftdererende de gelegentheit en proceduuren der Engelfchen, die, buiten en behalven de fcheepen albereïts op de kufte zynde , in de voorfchreeve bylage geëxpreftfeert, (beftaande uit twee Konings fcheepen, en de reft veroverde en gemonteerde koopvaar dy fcheepen, te zamen elf in getale) zoo de jongfte advyzen uit Engelandt melden, noch met twee Konings oorlogfcheepen, en tien gemonteerde koopvaardyfcheepen , om de voorgaande te vervangen , in Duins zeilvaardig leggende, verfterkt zullen worden: doende aan den voornoem-  L. Admiraal DE RUITER. 181 noemden onzen Secretaris, tot Kadix gekoomen wezende, by exprejjen, daar toe af te fluuren, omftandig bericht van al het gepaffeerde, journaals wyze, om te dienen naar behooren. En hoewel in de meergemelde haare Hoog. Moog. refolutie in generale termen wordt'gefprooken van het aan landt zetten van het volk, dat by de jcheepen van U. L. efquadre, in kas van rejcontre, verovert mogte worden, zult de kommanderende Officieren behouden en feilen in bewaringe van den meergemelden Generaal Valkenburg, ter difpofitle en tot nader ordre van haare Hoog. Moog. Waar toe ons verlaatende, Edele, manhaft e , vroome, difcreete, Beveelen U. L. in Godes heilige protexie, In Amfterdam den 14 Augufti, anno 1664. D. van LEEUWEN. Be Gecommitteerde Raaden ter Admiraliteit , en f hunner ordonnantie. J. de WILDT. P. S. Oft, naa de redu&ie oft verovering van Kabo V?rde, in de Forten eenig kargefoen moght worden gevonden, zult het zelve lichten, en, mder pertinenten inventaris, in U. L. onderhebbende fcheepen verdoelen, om aan den Gefier aal Vdkenburg tegens recepijfe over te leM 3 ys- 1664.  i§2 Met LEVEN van den 1664. D. van LEEUWEN. De gemel de refolutiernet de bylaagen worden te port aan de Ruiter gezonuen, f Expreffeu. Doch onder een pmilag.om alles geheim te houden. \ Couvert. veren, daar inne laaten.de alleenlyk volk, amonitie en vivres tot bezetting van de plaats, met ordre U. L. te volgen naar de kuft, zoo wanneer de bovengemelde twaalf fcheepen daar aankoomen zullen, en de bezetting door volk van de Kompagnie afloffcn, V welk tot dien einde met de bovengemelde fcheepen gezonden zal worden. Datum als boven. Ter ordonnantie van de zelve J. de WILD T, Daarna werdt door eenige Heeren, met naame den Secretaris der Admiraliteit t'Amfterdam, bezorght, dat drie affchriftcn van de gemelde refolutie en brieven (met dc bylaagen van de getuighfchrifr.cn, aangaande 'tgeen d'Engelfchen ontrent Kabo Verde, cn op dc kuft van Guinea, tegens de Nederlanders hadden gedaan) door een of meer loopbooden f, daar toe alleen afgevaardigt, naar drie ftecden in Spanje werden gezonden : te weeten naar Kadix, Malaga, en Alikante ; op dat die aan den Viceadmiraal de Ruiter, op een van die plaatzen aankoomende, moghten worden ter handt geftelt. Doch alles werdt voorzichtelyk onder een omflagh % gezonden, om de Ruiter voor het openen van die bezcegelde fchriftcn te waarfchouwen, ten einde, dat hy die papieren (dit werdt hem in den omflagh bevoolen) niet dan by zich zeiven, en alleen zoude openen en  L. Admiraal DE RUITER. 183 en leezen, zonder aan iemandt, het zy hooge of laage Bevelhebberen f, den inhoudt bekent te maaken*: bcveelende ten tegendecle 4 aan de Bevelhebberen, die by geval!, of op den ontfang des briefs, tegenwoordig moghten zyn, of anderen, die daar van iet moghten verneemen, op den eedt by de zelve aan het Landt gedaan, van den ontfang van zoodaanige geheime aanfchryving, en veel min van d'ordre dienvolgens in tyden en wylcn te bckoomen, in 't minftc aan iemandt anders iet bekent te maaken, of te openbaaren, veel min daar van eenigh vermaan te maaken, door fchryvens aan hunne vrouwen, oft anderen, op pecne van te vervallen in de hooghfte ongenade van den Staat. Dit fchryven was desgelyks den veertienden van Auguftus geteekent. Hier by voegde ook de Gehcimfchryver der Admiraliteit, de Wildt, een' bezondren brief, in welken hy fehrcef, te hoopen dat Godt in alles goedt geluk I zoude geven, daartoe, menfchelyker wyze, het naafte en eenige middel de geheimhouding f was, waar toe men goede ordre hadt geilek, cn dat derhalven ook aan" geen van der Bevelhcbbcren en Kapiteinshuizen van 't afgaan der loopbooden £ kennis was gegeven. Dat hy Viceadmiraal, om de zaake voor de Bevelhebbers en anderen, ook de Spaanfchen geheim te houden, zich zoude veinzen ordre te hebben, om met de geheele vloot naar Kadix te zeilen, en, daar ontrent kruiffende op de Turken, naadcr ordre te verwachten: onder welke voorwending f hy ' de lyftoght van landt aan boordt kon doen M 4 haa- 1664. t Officieren* Te com- municeeren. | Ter contrarie.% Cafueel. Brief van Jen Secre- :aris de Wildt ten zeiven ein. .ie. { Succes. ■ Secretef- 7. X Expref' 'en. ' Pretext.  184 Het LEVEN van den 1664. f Ombragie. Voorbereiding ten porlog in Hollandt. Zie Aitzema xi.'.v. ?l. $4-86 130. 13Ö 162. 179 180. 19Ï. 392.193. I99.207. Toerufiing van d'oorlogfcbeepen naar Guinea. Zie Ait zema XLIV, 377. 180. 181.182. haaien, de gebrekkige fcheepen van alles verzien, de behoeftfluit medevoeren, en genoeghzaam water inneemen; ten waare hy iet beters zou weetérj te bedenken, dat aan hem werdt toebetrout en aanbevoolen : Voorts, dat hy verdacht zou zyn, door deeze verandering der reize, den Kommiflaris Mortaigne, Graaf Johan van Hoorne, noch niemant anders der ophebbende Adelborltcn, of diergelyke perfoonen, van de vloote te laaten afkoomen, en naar 't vaderlandt reizen, om geen achterdenken f te geven; daar toe hy, ontrent Kadix koomende, noodige ordre op tille de fcheepen hadt te Hellen. De Heeren Staaten der vercenigde Nederlanden, hoorende d'ongemcene toerufting ter zee, die in Engelandt op *t yvcrighfte werdt gedaan en voortgezet, hadden ook te dcezer tydt eenige voorbereiding ten oorlog gemaakt, om van d'Engelfchen niet overvallen te worden. Men hadt een oorlogsvloot van dertig fcheepen, onder 't gebiedt van den Heer van Waffcnaar, L. Admiraal van Hollandt, toegeruft, die zich meeit op de Zeeufche kuft, in Schooneveldt, onthieldt, zonder dat men zc verder liet uitgaan, om d'Engelfchen geen gclegenthcit tot misnoegen te geven. Ook werdt de toerufting der oorloaichccpen, die men, volgens het'befluit vkn den negenden Auguftus, van meening was naar Guinea te zenden, met ernft by der handt genoomen. By d'Admiralitcit in de Maaze werden twee fcheepen toegeruft, t'Amfterdam vier, in Noordthollandt twee, en ook twee in Zeelandt, Maar in Vriefiandt heeft men zich in dit  L. Admiraal DE RUITER. 18, dit werk niet ingelaaten t: zoo dat, in plaat ze van twaalf, niet dan de gemelde tien fchee pen werden klaar gemaakt. Maar toen zi gereedt waaren om onder 't gebiedt van dei „Kapitein Johan van Kampen zee te kiezen werden ze in 't eerft ettelyke weeken dooi tegenwindt belet uit te zeilen , en daarns door andere tuffchenkoomende verhinderfliffe geheel opgehouden. Dc Viceadmiraal de Ruiter was, gelyk verhaalt is, van Kadix weêr Straat'waart in gezeilt, met meening om Malaga en Alikante aan te doen, op het bedryf der Engelfchen acht te geven, en ondertulTchen nader laft en ordre van den Staat af te wachten. Dus kruiffende , en ettelyke daagen in ftilte dryvendc , quam hy, den eerften van September, voor Malaga, en ontfing daar ten zeiven daage de geheime refolutie van hunne Hoog. Moog. met d'andere brieven en bylaagen : 't welk zoo ftil niet toeging dan het ooghmerk van de zenders fcheen te vcreifchen : doch buiten zyne fchuldt. Want toen hy iemant met de floep naar landt zondt, om naar brieven te verneemen, vondt d'afgezondcn eenige koopluiden en Schippers op het ftrandt, zeggende, dat 'er een byzondere poft f aan den Viceadmiraal was gekoomen, en dat het over-, 'zulks oorlogh was tulTchén de Hollanders en de Engelfchen: te meer dewyl d'Engelfche koopluiden zeiden, dat d'Engelfchen drie van de verwachte Oollindifche fcheepen hadden genoomen: weshalven d'Engelfche en Nederlandtfche koopluiden ten hooghften waaren ontftelt, Eenige andere floepen der Neder-1 M 5 kndt- • 1664, ■ i Zie Ait> semaxLiv, ( 181.191. / De Ruiter ontfanght te Malaga de fecrete Refolutie. i Exprefe. Gerucht aldanr uit d'asnkomfl: /an den joodeontïaan, als afmen met ïngelandt n oorlogh vas.  ï86 Het LEVEN van den 1664. De Vice achtmaal Meppe! ti a! de Kapiteinenvraagen d( Ruiter naar tyding. Zyn ant woordt. Syn fchry ven aan de Déeren Staaten, en Raaden ter Admiraliteit tot landtfche oorloghfcheepen, desg.elyks aan landt gezonden, om ook naar brieven te ver■neemen, hoorden diergelyke tyding. Waar over dc Viceadmiraal Meppel, met al deKa1 piteinen, in deryl aan de Ruiters boordt roeide, hem vraagendc, wat tyding de brieven, ■ die hy hadt ontfangen , medebraghten , en wat van dc zaak was, weegens den oorlog tuffchen den Staat en Engelandt? üc Ruiter, ten hooghften verlegen over 't gerucht dat d'aankomff. van den loopboode hadt veroorzaakt, antwoordde voonichtclyk, dat de brieven van hunne Hoog. Moog. en van de Heeren Raaden ter Admiraliteifydaar niet een woordt van vermaanden, en dat men noch hoopte de wederzydtfche gefchillen in der minne te zullen byleggen. Dit ftrekte om alle gedachten van oorlogh wegh te nemen. Hy yoeghd' 'er by, dat men ftraks onder zeil zoude gaan naar Alikante, om 't fluit fchip van Kapitein Enno Doedes van daar af te haaien. Ditwashooghnoodig, want men zou te Kadix niet konnen fchoonmaaken zonder dat fluitfehip by zich te hebben; dewyl het alle dc zaaken, daartoe dienende, ook de lyftoght van den Kommandeur de Wildt, (wel voor.zes of zevenmaanden) en alle de behoefte van de Ruiters fchip, in haddc. Ten zeiven daage fchreef de Ruiter aan hunne Hoog. Moog. en de Raaden ter Admiraliteit t'Amfterdam,. dat hy de Refolutie , den negenden van Auguflus in denHaage genoomen, en de brieven van den veertienden der zelve maandt, zoo daatelyk hadt ontfangen, en den inhoudt met alle neerfligheit zoude waarneemen, en, zoo veel als moogelyk was,  L. Admiraal DE RUITER. 187 was, achtervolgen, Hy ging'savondts noch t'zeil naar Alikante, daar hy, door ftilte en tegenwinden verhindert, eerft den achtften van de maandt aanquam, en desgelyks de meergemelde geheime refolutie ontfing. Hier zocht hy eenigh broodt, ten behoeve zyner fcheepen, te bekoomen, maar te vergeefs; naadien de bakkers voor de Franfche vloot, die toen in de Middelantfche zee was , bakten. Derhalven werdt■ hy te raade deswecgen aan zeeker Nederlandtfch koopman te Kadix over landt te fchryven; hem verzoekende (onder dekzel dat 'er veel broodt in de vloot verdorven was) ettelyke duizenden ponden broodt tegens zyne komft aldaar te doen bakken: ook gaf hy hem ordre, dat hy etlyke booten met azyn, cn pypen met oly, en eenige duizenden ponden ftokvis, ten behoeve der vloot, zou koopen; dewyl men t'Alikante en in de Straat niet wou toelaaten dat zyn volk aan landt quam: hem verder belaftende nicmant te laaten weeten voor wien hy die dingen kocht, en alles zoo ftil te houden als doenlyk was. T'Alikante vondt hy zich met negen fcheepen , en liet toen de Kapiteinen aan boordt koomen , hun aanzeggende , dat zich yder moft gereedt houden, om met 'sLandtsvloot weder Weft aan naar Malaga te zeilen: doch zy klaagden alle dat ze ten einde van brandthoudt waaren. Waar op de Krygsraadt verflondt, dat men 't naar't eilandt Formentera zou wenden , en daar brandthoudt haaien : voorts dat men zich dan zou begeven naar Malaga, en van daar naar Kadix: daar zou men de vlagge afwachten, zich van alles dat noo- dig 16Ó4. Amfterdam. Hy zeilt naar Alikante. Stelt ordre om de vloot van alle noodtwendigheden te verzien. 9 Sept.  i88 Het LEVEN van den 1664. Komt voci Malaga. Zyn verzoek aan den Gouverneur. dig was verzien, en zyne naadcr ordre, op aanfehryving van hunne Hoog. Moog. die gaf de Ruiter voor, ontfangen. Voor't eilandt Formentera gekoomen voer men met de boots en Hoepen der gantfche vloote aan landt, en men kapte en haalde brandthoudt voor al de fcheepen. Daar op ging men weêr't zeil, en quam den achtienden voor Malaga. De Ruiter zondt terftondt een floep aan landt, met verzoek aan den Stadtsoverlle, dat men de Hollandtfche vloot prattica, of vrye landing, zou vergunnen, ofte ten minften dat ze hunne lyftoght door 't fcheepsvolk uit de pakhuizen moghten haaien: daar by voegende, dat de Stadtsoverfte door wacht van foldaaten alle gemeenfehap tulfchen 't Hollandtfch volk met die van de ftadt konde beletten; om daar door alle befmetting, daar men voor vreesde, voor te koomen. Doch alles werdt afgcflaagen. Men liet dc lyftoght door Spanjaarden en Mooren op demoelje, of aan brandt brengen, daar de matroozen die afhaalden, ook eenig broodt, te Malaga, op de Ruiters ordre, gebakken. Dit ging langzaam toe: want de Spanjaarden en Mooren quaamen eerft 's morgens ten negen uuren aan 't werk, en fcheiden daar ten twaalf uuren uit. Daarna begoften ze weêr 'savondts ten vier uuren te arbeiden, en ten zes uuren ftaakten ze hun werk. Zoo dat men wel vyf daagen bcezigh was, eer men al de lyftoght en behoefte t'fcheep kreegh, daar de Hollandtfche matroozen, hadt men 't willen toelaaten, wel alles binnen twee daagen zouden aan boordt hebben gebraght. Ter-  L. Admiraal DE RUITER. 189 Terwyl de vloot hier moft wachten, zeilde d'Engelfche Viceadmiraal Johan Laufon, den drieëntwintighften, des avondts, met twaalf Konings fcheepen, die van Algiers quaamen, voorby de reede van Malaga. De Ruiter gaf toen laft, dat men hem met het ftryken der vlagge, en eenige eerfchooten zou begroeten, daar hy met gelyk getal van fchooten op antwoordde, doch zonder vlag te ftryken. De Schoutbynacht van der Zaan werdt dooide Ruiter aan zyn boordt gezonden, om hem mondeling te groeten, dien hy heufch bejegende en onthaalde: hem verhaalende, dat hy in elf daagen van Algiers quam: dat hy de vreede niet hadt konnen treffen, dewyl de roovers de fchaade, die zc d'Engelfchen federt het lefte verdragh hadden aangedaan, weigerden te vergoeden. Ook hadt hy den Engelfchen Konful niet konnen verloffen , hoe wel hy daar dertigh Turkfche flaaven, en eenigh geldt voor hadt geboden. Hy zeide ook dat al de roovers binnen de haven waaren. Voorts toonde Laufon groote begeerte om te weeten wat ordre de lefte loopboode f aan de Ruiter hadt gebraght, hebbende t'Alikante verftaan dat hy innegen daagen was overgekoomen. Van der Zaan antwoordde , dat de Hollandtfche vloot naar Kadix ging om fchoon te maaken, en dat men dan voort Straatwaart in zou zeilen. Laufon zeide, dat hy met d'Engelfche vloot naar Tanger wilde, en daarna voortzeilende, gaf hy de Ruiter, tot zyn affcheidt, zeven eerfchooten , daar met gelyk getal op werdt geantwoordt. Des anderendaaghs ging de Ruiter 1664. De ViceadmiraalJohan Laufon met d'Engelfche oorlogsvlootzeilt daar voorby. 23 Sept, . Onderlinge beleeft' heit. De Ruiter \m hem door den Schoutbynacht Vau der Zaan begroeten. Laufon tracht te weeten wat ordre de Ruiter hadt ontfangen. Van der Zaan» antwoordt. De Ruiter komt voor  ioö Het LEVEN van den 1664. Kadix.daar men zyn volk verbiedt aan landt te koomen, en de fcheepen fchoon te maaken. s6 Sept. Beklagh Aer Hol- ter onder zeil naar Kadix ^ daar hy den zese*itwintighftcn in dc baay ten anker quam Doch terftoudt quam iemant van Don Autony Pimentel de Prado, Gouverneur der ftacit, afgezonden, hem aanzeggen, dat zyn v.-ik t de boots of floepen niet aan landt zoüde I >men, veel min dat de fcheepen achter het puntaal zouden zeilen, om daar te kiclhaaleri en fchoon te maaken. Dit hadt men verzocht, dewyl de fcheepen, hoewel men ze om de acht of tien daagen hadt gekrenght, en gevarkent, zoo vervuilt waaren, dat het onmoogclyk was, zonder ze te kielhaalcn^ daar veel mee te verrichten: ook werden ze door de wormen zeer gefchonden. Voorts zocht de Ruiter een nieuwe groote mail in te zetten, dewyl d'oude niet langer kon dienen. Hy hadt hier ook voorgefiagen en verzocht, dat de Spaanfchen, tot koften van de Hollanders, wachten zouden ftellen, om de gemeenfehap der matroozen, die aan landt zouden koomen, met d'ingezetenen te verhinderen. Doch d'Overfte der ftadt, noch de Hartogh van Medina Celi, Stadthouder van Andaïuzic, wilden nergens naa hooren, en beriepen zich op d'ordre en 't bevel des Konings. Het ongerief, ongemak en verhindering, dat uit dit verbodt ontftondt, was grooter dan men kan zeggen; ook braght het de Hollandtfche vloot in merkelyke verlegen theit, en 't verwekte veel gemors onder de Bevelhebbers, die zich over de Spaanfehe bewimksluidcn, door welker beleidt zulks fefchiedde, hooghlyk beklaagden. In dc lollandtfche vloote, zeiden eenigen, waaren  L. Admiraal DE RUITER. 191 ren meelt al de matroozen en foldaaten kloek en gezondt: men wift byna van geen ziekte, veel min van peft. 'T was meer dan elf weeken gcleeden dat deeze fcheepen van Algiers waaren vertrokken, en hadt men derhalven geen rceden om voor de befmetting zoo beducht te zyn, als men voorgaf. Du waaren, fchrecf toen de Ruiter (in zeekeren brief aan den Heer Hcnrik van Reede van Rcnswonde, Gezant der Heeren Staaten aan 't Hof van Madrid) ftechte belooningen voorde goede dienjlen die de Hollanders den Spanjaarden in die geweften hadden gedaan, waar door de Spaanfehe kujlen nu zoo veylig door hunne jcheepen, fatys en barken werden gebruikt, als of men geen Mooren noch Turken meer uit Barbaryen hadt te wachten of te vreezen. Het Duitjch oorloghsvolk, uit Italië naar Spanje gezonden, zou moogelyk zoo geruft niet zyn ov er gekoomen, indiende Hollanders de Straat zoo met gevaaght en gevrydt hadden van de roovers. Doch de tydt zou konnen koomen dat de Spanjaarden de Hollanders, die ze nu zoo afweezen, wel gaarne in hunne havenen zouden ontfangen, als zy kun daar niet om zouden bidden, noch zich op hunne kaften zoo dikwils laaten zien. Doch dat klaagen kon niet baaten. Zy moften gedult neemen en zich behelpen zoo zy konden. De Ruiter Helde terftondt ordre dat de boots zich naar de waterplaats zouden begeven en water haaien: doch daar quaamen zoo veel boots van Spanjaarden en Engelfchen ten gelyken einde, dat de Hollanders zomtydts in een geheel etmaal maar ^tweemaal water konden bekoomen. Men 1664. anders o'er 'c on;erief der Spanjaarden. 28 Sept.  102 Het LEVEN van den 1664. De Hul. landtfche vloot word te Kadix doot verfcheide beletzelen opgehouden. Men zagh zomwylen achtien of twintigboots aan de waterplaats leggen, en yder moft zyn beurt afwachten, daar veel tyds mee door liep. Inzonderheit gaven de Spaanfehe galjoenen, die reisvaardig naar Indië laagen, veel belets: ook braght het hardt wéér, met donder en blixcm, veel verhindering by. De Ruiter hadt groot verdriet in al dat zukkelen: doch daar was niet tegen te doen, noch met geldt noch met naarftigheit. Om d'andre behoefte van broodt, en meer noodtwendigheden aan boordt tc krygen, werdt geen kleene vlyt aangewende. De koopman Gysbrecht Mels, te dier tydt KommifTaris van hunne Hoog. Moog. hadt het inkoopen van de mcefte leeftoght, voor een redelyke prys bezorght. Doch zommige dingen waaren om geen geldt tebekoomen, en andere quaamen byna de helft meer te kollen, dan of men ze zelfs hadt moogen koopen en afnaaien. De fcheepen uit Noordthollandt mosten zich met tarruw behelpen tot hun potagie, cn die tot gort maaien. Om't gebrek zoo veel doenlyk was te vervullen, moft men zich van verfeheidc perfoonen dienen, en 't gekochte t'fcheep zenden; 't geen zoo ftil niet toeging, of 't gaf by zommigen achterdocht van eenigen toght en aanflagh. D'Engelfche oorlogsvloot', onder Laufon, lagh den derden van Oclober, fterk dertien fcheepen, tuffchen Rota en de baay van Kadix ten anker, en de Ruiter verflondt uit eenige koopluiden, dat d'Engelfchen zeekre kennis meenden te hebben van d'ordre hem toegezonden. Doch men zocht hun een' anderen tocht  L Admiraal DE RUITER. 193 tocht in 't hooft te brengenden fprak ycrfcheidelyk van zyne reize. D'eene zeide, dat men eenig gefchil hadt met Portugaal, en dat hy zou kruiffen op de Brazilfche keryloot; een ander, dat'hy naar nieuw Ne-, derlandt zou gaan; een ander naar de kaap de bona Efpcranca, of het Hooft van goeder Hoope, den Zuidciykften en uiterften uithoek van 't Zuider deel van Afrika, om daar d'Ooftindifche fcheepen t'ontmoeten. In die tydt vondt zich de Ruiter in geen klccne bekommernis. Hy moft zyne ordre geheim houden-, en hy wift niet of hy Stuurluiden in de vloot hadt, die in de geweften, daar 't op gemunt was, bekent waaren, en of men wel genoegzaame boeken en kaarten van die kuften by der handt hadt. Hy hadt daai1 hooit gevaaren, en hy kon ? zonder 't geheim van den toght en toeleg in gevaar te Hellen, en eenigzins t'ontdekken, niet verneemen of er anderen van zyne zeeluiden waaren geweeft. Daar was in die onkunde, verftondt hy, wel kans om die landen te vinden, maar niet met zoodanige verzekertheit, veiligheit, vertrouwen en voordeel, dafi of men op die kuften was bedreven. Dat zyn zorge niet ongegrondt was, heeft d'ondervinding m t kort beleerd. Te deezer tydt werdt by den Krygsraadt, eer men noch t'zeil ging, om te beter ordre en tucht op de vloot te houden* o-oedtgevonden, iemant in de plaats van den Heer Viane, voor Algiers overleden* tot Fiskaal over de vloot te kiezen, en werdt Johan de - Witte, de Ruiters fchoonzoon, by manieré van voorraadt, en op goedtkenIL Deel. N «in§ 1664; VerfcbeiJe fpraak jan de Ruiters óghti Zyn be« kommering. 28 Septt  1664» Hy gaat met de vloot van Kadix t'zeil. 5 Otïob. \ 194 Het LEVEN van dèn ning van hunne Hoog. Moog. de Staaten Generaal, en de Ed. Moog. Raaden ter Admiraliteit te Amfterdam, in dat ampt geitelt. Hy hadt eenigen tydt te Kadix gelegen, om zyn uitftaande fchulden in te vorderen: doch toen hy weinig kon krygen, begoft hem dat te verdrieten, en befloot derhalven een toght met zyn' fchoonvader en 's Landts vloot te doen, Voorts gaf de Viceadmiraal de Ruiter ordre, zorgende voor de gezondtheit van't volk, dat men etlyke duizenden limoenen zou opkoopen, en liet aan elk man vyfentwintig fluks tot een ververfching uitdeden. Den vyfden van Odtober dreef de Hollandtfche oorlogsvloot, nu van alles, zoo veel als men hadt konnen bekoomen, verzien, uit de baay van Kadix: beftaande, gelyk mcermaalen is gemeldt, in twaalf oorlogsfcheepen, en de behoeftfluit de groene Kameel. De Ruiter zeilde dien zeiven dagh voorby den Engelfchen Viceadmiraal Laufon, die toen met dertien Konings fcheepen voor de baay, of tuffchen Rota en de baay, ten anker lagh, hem vereerende met het vlaghltryken en neegen ecrfchooten. Ook zondt hy den Kapitein du Bois aan Zyn boordt om hem te begroeten. Laufon beantwoordde d'eerfchooten met gelyk getal, en Het ook de Ruiter door den Engelfchen Kapitein Klerk van zynent wegen zynen dienft beleefdelyk aanbieden. Men meent, dat Laufon toen geloofde dat de Hollandtfche kdoot naar Saleé ging. De Ruiter gaf dien zeiven dagh aan de Bevelhebbers en Kapiteiïen der vloote de noodige ordre, aangaande den  L. Admiraal DE RUITER. 195 den koers * dien men voor eerft hadt te houden: hun beveelende dat ze* indien ze van eikanderen moghten geraaken, de vlagge drie mylen beweften Saleé zouden opzoeken. Nar twee daagen zeilens, werdt, ten derden daage, tulTchcn de kaap van Sint Vincent en de kaap van Kantin, op de hooghte van vyfendertig graaden, een bark verpreit, die de Spaanfehe galjoenen (twee daagen voorde Ruiter t'zeil gegaan) tot de Kanarifche eiJanden toe moft volgen. Waar op dc Ruiter èyn' koers Weft ten Noorden ftelde, om den bark, die Zuidtweft aan zeilde, te mompen, en de gedachten te beneemen als of de Hollandtfche vloot naar Kanaria en verder zoude zeilen. Tegen den avondt liet hy de witté vlag waaijen, op welk fein alle d'Opperhoofden en Kapiteinen aan zyn boordt quaamen, dien hy te dier tydt het geheim befluit* by hunne Hoog. Moog. den negenden van Auguflus genoomen, ontdekte. Toen werdt by den gantfehen Krygsraadt beflooten, dat men met 'sLandts vloot den koers zou Hellen naar 't eilandt Groot-Kanaria, bcoofteh tuffchen 't eilandt Lancerota en Kanaria door.! Maar of 't gebeurde dat de fcheepen door, ftorm, mift, of andre toevallen van eikanderen afdwaalden, dan zou de verzamelplaats zyn tuffchen Kanaria cn Lancerota, dichft by Kanarie, op de breedtte van Groot-Kanaria. Daar men eikanderen vier daagen zoude inwachten. Doch men zou alle vlyt aanwenden om by clkanderen te blyven. Indien men eenige vreemde fcheepen vernam of fprak, dan zou men zeggen dat de vloot van Na de 1664. 7 Otïob. Verpreit een bark, en verandert zyn' koers. Ontdekt defecrete Refolutie aan de Opperhoofden en Kapiteinen. Ordre op len koers, liep men ou houten.  196 Het LEVEN van den 1664. De Ruiter zeilt voorby wrootKanaria. 13 Oéïob. Zoekl naar luiden, die kennishad' den van de gelegentheit van Kabo Verde. 14 Oüob. Voorzich. tigheic en de Weft quam, om zeftien Turkfche roovers , die ontrent Kanaria waaren, te vervolgen. Daar op zeilde de vloot weêr Zuidtwcft aan met goeden voortgangk. Des anderendaaghs zaagen de Hollanders de Spaanfehe galjoenen in 't Zuidtwcft, zoo ver als ze van de ftengen konden zien, en zy zeilden, op de Ruiters ordre, eenigen tydt Zuidtooft op, om uit hun gezicht te blyven. Den elfden Ocfobcr raakte de vloot voorby Groot-Kanaria, cn liep tuftchen dat eilandt en Lancerota door, vervolgende haar' koers naar Kabo Blanko, (een uithoek in Afrika, op deWeftkuft van 't landtfehap Arguyn, tuffchen de Kanarifche eilanden en Kabo Verde) die men den dertienden in 't gezicht kreegh. Weêr en windt dienden naarwenfeh, en men zeilde, behoudens koers, met ongelooffelyke fpoedt. Ondertuffchcn liet de Ruiter op al de fcheepen onderzoeken oft men geen Bevelhebbers, Stuurluiden, matroozen, en foldaaten, of iemant anders kon vinden, die goedt bericht konden geven van dentoeftandt van Kabo Verde; op dat men zoodaanigeperfoonen daar over naader moght ondervraagen. Maar naa dat men eenige zeeluiden, door welke men kennis van die geweften verhoopte te bckoomen, hadt ondervraaght, vondt men niet dan een' Quartiermeefter, dienende onder den Kapitein Pomp, die iet wift van de gelegentheit der fterkten, op het eilandt van Goereede gelegen. Doch men vondt geen Stuurluiden, noch andere zeeluiden, die op die kuften waaren bevaaren, of de waare gelegentheit van die landen willen. Dat te ver-  L. Admiraal DE RUITER. 197 verwonderen was, ten aanzien van het groot getal der zeevaarderen, die zich hier by een1 vonden. In deeze verlegcntheit werdt op ] d'ordre van de Ruiter groote voorzichtigheit( en vlyt gebruikt, om zich, in 't opdoen der kuften, buiten gevaar te houden. Hier moft men eveneens te werk gaan, gelyk d'ontdekkers en vinders van nieuwe Landen gewoon waaren te doen. Men zondt dikwils floepen voor uit, en wierp het dieploot, om te weeten of men grondt vondt, en op hoe veel vadem ; ook of 'er geen verborge zanden, of blinde klippen laagen: men nam naukeurig acht op de ftrekking of 't vallen der ftroomen, en 't geen wyders vereifcht werdt om onbekende kuiten aan te doen, en vremde havens in te loopen. Gelyk een blinde op het gevoelen den wegh zoekt, en naar dep muur taft, zoo moften de Leidts-en Stuurluiden deezer vloote, in de blindtheit hunner onkunde, naar vaarbaare diepte cn goede havening zoeken. Wyders werdt ook onder 't zeilen bcraadtflaaght op wat wyze men het bevel der Heeren Staaten zou uitvoeren. De Krygsraadt verzocht f den Kommiffaris Johan Bartram van Mortaigne, dat hy zich tot Kornel en Opperhooft over de foldaaten en matroozen, die men zou moeten landen, om de genoome fterkten te herneemen, zou laaten gebruiken, 't geen hy aannam. Daarna } werdt beflooten hoe men zoude voortzeilen, en dan den aanval doen: Bat men^ eerft zoude zeilen naa •/ eilandt Goereé, aan Kabo Verde. Bat men dan met hond er t en aehtien matroozen en tweehondert en zesenN 3 twin- 1664. iyt ,aan« ;ewendt in t aandoen Ier kuiten. 115 Odtob. De KommifljrisMortaigne Wordt tot Kornel ge(lelt. Ordre beraamt. I.  ïo8 Het LEVEN van den 1664, 4f6. 7- 8. 9- twintig foldaaten, onder den Kornel Mortaigne , en d'andre Bevelhebbers, fzaamen jlerk driehondert en vyftig mannen, met boots en floepen zou landen, en d'Engelfchen aantasten. Doch of V gebeurde dat daar eenige maght van Engelfche fcheepen lag, dan zou men voor eerft niet landen, maar de fcheepen gezaamentlyk aantaften, en, waar 't moogelyk, veroveren, of'vernielen, zonder daarvan in gebreeke te blyven, op de peene daar toegeftelt. De zeemaght der Engelfchen zou men in goede ordre, alwaar 't onder de Forten, of Sterkten, aantaften. De Viceadmiraal Jan Korneliszoon Meppel zou met zyn' byftander den_ voortoght hebben : de Viceadmiraal de Kuiter zoude met zyn byftander den tweeden inval doen, daar 't de meefte noodt zou vereh fchen: de Schoutbynacht Aart van Nes zou met zyn' byftander den derden, de Kommandeur Gideon de Wildt met zyn' byftander den vierden, en de Kapitein LeendenHaakswant, als Schoutbynacht, met zyn' byftanderdenvyfden inval doen, en men zoude eikanderen daar i noodt deedt te hulp koomen. Indien ze, voor 't eilandt Goereê gekoomen, zouden zien, ddt eenige Engelfche 'fcheepen zochten t'ontvluchten, dan zouden de Schout enbynacht Van der Zaan en Haakswandt, en de Kapiteinen Pomp en Jakob Korneliszoon Swart, hen terftondt volgen, doch niet verder dan dat zy oor-deelen zouden dien dagh, of te middernacht, weêY by de vlagh te konnen koomen; ten waare zy vry naa by^ de vluchtige» quaamen, en oordeelden die in 't kort te konnen veroveren: doch cm geen reden zich langer dan vierentwintigh uuren  L. Admiraal DE RUITER. 109 uuren van de vlagge afhouden. De buit, lyftoght en handt geweer dat by de vier jaagende fcheepen, oft 'f geen op het eilandt Goereé, oj elders, zou moogen verovert worden, zou over de geheele vloot, naar gelang van V volk,verdeelt werden. De mannen die vierwerken oj graanaten in de forten zouden werpen, zouden met vereeringen, ter befcheidenheit van den Krygsraadt, en naar de ver dienfte der perfoonen beloont Worden. Alle Kapiteinen zouden zorge draagen om hunne kabeltouwen, paarm delynen, en werpankers wel gereedt te houden, met de boy en boyreeps, om des noodts de fcheepen , die aan den grondt, oft andre ongelegen^ heit moghten raaken, met de boot, of des noodts met verfcheide boots en floepen, nevens het werptuig, te konnen redden. Die in zulk een noodt zou vervallen en hulp van nooden hebben, zoude zyn vlagge van achteren in een fjouw laaten waaijen, en fomtydts een fchoot met fcherp ontrent de naaftby leggende fcheepen fchieten: in welken gevalle dan die Kapitein oft Kapiteinen alle vlyt zouden doen, om V fchip, dat in noodt zou zyn, te helpen. Te dier tydt werdt het gebiedt over de matroozen, ^ie in de landing de voortoght zouden hebben en den eerften aanval zouden doen, aan de Kapiteinen Jakob Korneliszoon Swart cn Johan van Nes opgedraagen. Men hadt ook noch eenige Bevelhebbers over de foldaaten geftelt, Johan duBois, Kapitein op de Ruiters fchip, en Graaf Johan van Hoorne, die onder de vrywilligen voer, werden tot Steedehouders van den Kornel verkooren, Eenige anderen zyn tot Kapiteinen, LuiteN 4 nan- 1664.. 11. 12. '3- 14. Men ftelt noch eeni» ge Bevelhebbers Over de matroozen en foldaaten Jie men zou laaten landen.  soö Het LEVEN van den 1664. De vlooi vordert reize. 17 Qcïob, Kryght lande in 'ï gezicht. «0 OSlob. Si Oilob.; De Ruiter |omt voor namen, en Vendrighs gemaakt. Onder an-. deren gaf men ook een vendel aan dés Viceadmiraals zoon, Jonker Engel 'de Ruiter. Toen werdt ook laft gegeven dat men op al de fcheepen der vloote eenige ftórmladdersen granaatriïfen zou maaken, en alles vervaardigen dat tot een ftorm zou konnen dienen. Dat bevel werdt met vlyt verricht, en de vloot vorderde reize: by dagh en nacht het dieploot dikwils werpende, om t'aller uure den grondt te peilen. Dit duurde tot den zeventienden der maandt, op den middagh, toen draaide de Ruiter óp de ly, en liet de Staatenvlag van de kampanje waaijen, tot een teeken dat men landt zagh: waarop al d'andere fcheepen byftaaken. Men wierp toen 't dieploot • op achtenveertig vaadem kleigrondt, en zagh het landt in 't Ooften tulfchen de ftroom Senega en Kabo Verde. 'T was laag landt, en dninig als Hollandt. Ten zeiven daage liet de Heer de Ruiter al de Kapiteinen aan zyn boordt koomen, en gaf aan elk zyn ordre by gefchrifte. Daarna vóortzeilende kreeg men den twintighftenKabo Verde in 't gezicht. Dit's een uithoek van Afrika, op de Weftkuft van 't Koningkryk Jaloffi, ten Noordtweften van de riviere van Gambia, Kabo Verde, of de Groenkaap genoemt, weegens het groene landt dat men daar zagh. 'T leidt' op de Noorderbreedte van vyftien graden. Des anderendaaghs 'savondts ten negen uuren zeilde de vloot voorby het Witte Vogeleilandt ,-zoo genoemt om dat de zeevogels daar veele yerenleggen, en dat het wit is'van vogeldrek. 'Men quam 's mor»  L. Admiraal DE RUITER. 201 's morgens ten drie uuren by 't eilandt Goereê, 't welk ontrent een gooteling fchootvan 't vafte landt van Kabo Verde leit, ten anker. Met den dagh zagh de Ruiter negen Engelfche- fcheepen dicht onder 't benedenfte kasteel leggen, en daar onder eenKoningsfchip met de'wimpel van boven. Op beide de kafteelen of fterktcn liet men de vlagh van d'Engelfche Kompagnie waaijen. Eenige van de Hollandtfche fcheepen konden in 't eerft door ftilte niet opkoomen, maar men kreeg ftraks daar aan een kleene koelte, zoo dat 'd'achterfte by d'andere quaamen, en d'Engelfche fcheepen werden in een halve maan' bezet. Toen werdt by de Ruiter en zynen Krygsraadt beflootc-n, d'Engelfchen met die ordre, en op zulk een wyze als te vooren was vaftgeftelt, aan te taften, doch indien 't door ftilte en andere ongelegenthee^ den moght werden verhindert den aanval op die wyze te doen, dan zou men gezaamentlyk aanvallen, daar. men de meefte afbreuk zou konnen doen. Ten dien einde mollen de lichtlle fcheepen d'Engelfche lichtfte fcheepen , 't zy by of aan 't landt, daar ze die zouden konnen aantreffen, met kracht bevechten: en d'Opperhoofden zouden de wimpel 'van de bezaansroede laaten waaijen, tot een fein of teeken van den algemeenen aanval. Maar d'Engelfchen, door de Ruiters komfi zeer verfchrikt, en zich niet in ftaat vindende van hem te konnen afweeren, zonden twee Gemaghtigden aan zyn boordt, te weeten Ifaak Teyler, Kapitein of Schipper op het fchip de Victorie, en Gillis Toorenburg, N 5 Schip- 1664. 't eilandt Goerée by Kabo Velde. 2 a Oftob. Hy befluit d'Engelfche fcheepen aan te tallen. D'Engelfchen zenden twee Gemaghtigden aan de Ruiters boordt.  1664. rruti gefprek met de Ruiter en zynen Krygsraadt. 1 j 1 f i ï h c V d z, Zt 202 Het LEVEN van den Schipper op het fchip de Martha, hem vraagende, Tot wat einde hy, zoo gewaapent, zoo naa aan hunne fcheepen en .fterktenquam? 'iVat dat te zeggen was? Hy en zyn Krygsraadt gaven tot antwoordt, Gy kondt weldenken tot wat einde wy zyn gekoomen, en wy meenen, zoo haaft de koelte komt, u nochhaader te koomen, om de fcheepen en fterkten aan tetajten en door Godts hulpe te vermeefleren. Engelfchen vraagden, of de Hollanders dan geen vreede met Engelandt hadden? Men antwoordde, Ja wy hebben vreede met Engelandt, maar niet met zulk een volk, fmeenende d'Engelfche KoningklykeAfrikaanfche Kompagnie) dat de Hollandtfche JVeflindifchs Kompagnie haare fcheepen en forten zoo onrechtmaatig en met bedrogh heeft benoomen, Wy zyn nu gekoomen om alles teherneemen, :nons te {lellen tegens al de geenen die d''onzen * tulk ongelyk deeden, of noch trachten te doen. Vlet ■ dit befcheidt vertrokken d'Engelfchen jaar hun boordt. Hier op zondt de Ruiter len Heer Mortaigne, den Schoutbynacht an der Zaan, en den Kapitein Jan van Nes, aar 't Engelfch oorlogsfchip, daar de Gouerneur van 't eilandt en de Schippers der oopvaardyfeheepen aan boordt waaren, den .apitein van 't oorlogfchip afvraagende, of y ordre hadt de forten op het eilandt te be* ■hermen? Hy zeide, alleen laft te hebben m de fcheepen te befchutten, indien ze 'ïlden vechten, en met de forten niet te pen hadt. Hem werdt aangezeit, dat hy ch terftondt van d'andere fcheepen zoude afmderen, en de Hollanders in 't aantaften der fchee-  L. Admiraal DE RUITER. aö3 fcheepen en forten niet verhinderen.- Maar 1664, d'Engelfche koopvaarders zonden ten eenten Voordel drie Schippers aan de Ruiter, zeggende, ^van.de ze wel goederen van d'Engelfche Koningklyke ^'j^eL Afrikaanfche Kompagnie inhadden, maar dat fche koopze van de Kompagnie waaren bevracht: met vaardyverdre aanbieding, dat ze alle die goeder-enfcheepen, Zouden overleveren; mits dat men hunnefchee- 2an°>edenpen zoude vry geven, en de bedonge vrachten |°re" betaalen. Dit werdt hun ingewillight. De Engelfche Ruiter en zyn Krygsraadt beloofden, dat de AfrikaanSchippers, naa dat men de goederen, d'En-io,i, - . . j . Deeze fcheepen waaren hier voor acht of tien daagen uit Engelandt, met het gemelde oorlogfchip, aangekoomen, cn zouden de Nederlandtfche Weftindifche Kompagnie, buiten twyffel, veel afbreuk hebben gedaan, indien 't de Ruiter met de Hollandtfche vloot niet hadt belet. Doch het geen ontrent die Lngellche koopvaardyfcheepen werdt gedaan, ten aanzien van 't ontlofTen der koopmanfehappen cn anderfins, gefchiedde met groote bekommering en ongeruftheit; want men twyffelde of de Ruiters laft wel zoo ver gmg: dewyl die medebraght f, dat hy de fcheepen van de_ Engelfchen, die zich op de'kuften van Kabo Verde en Guinea moghten bevinden, voor zoo veel en zoo lang de zelve geen fchaade of ongelyk aan de forten, fcheepen, of onderdaanen van den Staat hadden toegebraght, o f quaamen toe te brengen, ge en fins zoude queïlen, ofte m hunnen koophandel aldaar Metten. Doch hier tegen viel te bedenken, dat deeze fcheepen, met gefchut voorzien, in ftaat waaren gevonden om 't eilandt Goereê , 't welk de Weftindifche Kompagnie was benoomen te befchermen;dat ze de Hollandtfche vloot, indien 't hun aan geen maght hadt ontbrooken, zeekcrlyk zouden hebben tegengeftaan: en dat ze, ten ^dienfr van d'Engelfche Afrikaanfche Kompagnie (die zoo groote vyandtrchap pleegde tegens de Hollanders) gehuurt,  L. Admiraal DE RUITEPv. 205 huurt, veel meer voor vyanden dan vrienden waaren te houden. Ook hadt men hunne .aanbieding van de goederen, die .d'Engelfche Kompagnie toebehoorden, over te leveren, niet konnen afflaan; gemerkt de Hollandtfche Kompagnie, door d'Engelfche te vooren ten hooghften was verongelykt en befchaadight. Maar ten quaadtfte genoomen, alwaar 't dat men hier te haaftig hadt toegetalt, dat zou men met weêrgeven konnen vergoeden: doch indien men die fcheepen onbefchadight hadt laaten vaaren, en dat daarna verftaan wierde, dat men ze hadt moeten neemen, of dat de laft zoo vcrftrckte, dan hadt men dat verzuim niet konnen verbeteren. Ook heeft de tydt korts daarna geleerdt, dat men ontrent dit ftuk niet hadt gedaan tegens de meening van den laft, en 't oogmerk der laftgeveren. Naa dat men 't gemelde verdragh met d'Engelfche koopvaarders hadt geflooten, kon men, vermits het vallen,van den avondt, en de duifternis des nachts, niet meer verrichten. Doch d'Overfte van 't eilandt Goereê vondt zich ten einde raadt, oordeelende dat 'er met vechten niet 1 viel te winnen; dewyl hy geen byftandt van1 "t Koningsoorlogfchip, noch van d'Engelfche koopvaarderen hadt te verwachten. Dies' zondt hy noch 'savondts laat, ten tien uu, ren, iemandt met een' brief aan de Ruiters boordt, waar by hy aanboodt, het eilandt, met de fterkten, op eenige voorwaarden, die hy den Heer de Ruiter toezondt, over te geven. Hy verzocht ook vry geley voor eenige Gemaghtigdcn, om over d'opgeftelde pun- 1664» De Gou. 'erneur ran 'c eiandt tracht net de iluiter in wderhanJeling te reeden. 22 Otïob:  3ö6 Hét LÈVËN van dén ié>64. 23 Oclob. Twee En gelfche Gemagh" tigden koomen aan deRui tersboordi en in gefprek ove de voorwaardenby hun voorgefielt. Hun ver. zoek wordt afgeflaagen. De Ruiter Helt hun andere verdraghpunten en voorwaarden ter handt. punten in onderhandeling te treeden. Dar. verzoek werdt toegedaan , en 's anderendaaghs ■beriep de Ruiter zyn' Krygsraadt by een: met wien hy zich over de gemelde voorwaarden beriedti Ook quaamen toen twee Engelfche Gemaghtigden aan zyn boordt. Doch ■ als men de punten,by henvoorgeftelt, over» woeg, bevondt men dat eenige der zelve 011. billyk en onaanneemelyk waaren : onder anderen eifchten d'Engelfchen, dat ze al de goederen en flaaven der Engelfche Afrikaanfche Kompagnie zouden moogen afvoeren. Ook verzochten ze tien daagen tydt, om te zien of 'er ondertuflchen geen hulpe eri ontzet uit Engelandt zou koomen. Doch de Ruiter, en zyn Krygsraadt, floegen die twee punten af. Zy verftonden, dat d'Engelfche Afrikaanfche Kompagnie te vooren de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie t'onrecht hadt befchadight, toen ze haar haare goederen en flaaven met geweldt ontnam, en dat men daarom nu de goederen en flaaven van de femelde Afrikaanfche Kompagnie moft aanouden. Ook zeiden de Hollanders, dat ze hun den tydt van tien daagen uitftel om byftandt uit Engelandt te verwachten niet konden noch wilden toeftaam Over deeze punten was men den meeften dagh in gefprek, en, naa veel woordenftrydt, werden by de Ruiter, met kennis van zynen Krygsraadt, eenige andere punten van verdragh op papier gebraght, die men den Engelfchen Gemaghtigden ter handt ftelde: hun aanzeggende, dat ze de ftadt op die voorwaarden hadden over te leveren, en dat men hun geen tydt van  L. Admiraal DE RUITER. 20? van uitftel wilde geven, dan dien dagh, to den volgenden morgen ten acht uuren: daa by voegende, dat men hunne fterkten, in dienze zich voor dat uur niet opgaven, me alle kracht zou aantallen: maar zich tot diei tydt toe van alle vyandtfchap onthouden Met dit befcheidt voeren de Gemaghtigdei weêr naar landt, daar ze de punten, by d< Ruiter opgeftelt, aan den Overlte behandig den. Doch daar was niemant onder d'En gelfchen die dat fchrift, in 't Nederlandtfcl geilek, kon verftaan en vertolken. Dan mei vondt een' van de acht Schippers der Engel fche koopvaarders, die 't Hollandtfch ver itondt, en 't ontwerp van de voorwaarden ir 't Engelfch vertaalde. Hier meê liep dier dagh ten avondt. Geduurende dees onderhandeling ging de Kapitein van het Konings oorlogfchip onder zeil, meenende naar zyn welgevallen door te gaan: maar de Heer de Ruiter, dat gewaar wordende, deê hem dooi een fchoot met fcherp weder zetten. Daai op quam d'Engelfche Kapitein, Jakob Reinolds Kulpeper, noch 'savondts aan de Ruiters boordt, hem met hooge woorden verklaarende, dat hy geen laft noch ordre hadt om eenige fterkten of fcheepen, die de Hollanders of de Weftindifche Kompagnie toebehoorden, aan te taften; of eenige andere onderdaanen van hunne Hoog. Moog. te befchaadigen, en verzocht derhalven verlof om te moogen vertrekken. De Ruiter hieldt zyn verzoek in bedenken, en liet hem weer naar zyn fchip vaaren. Men hadt dien dagh, om zich van d'Engelfche koopvaarders te vet- t 1664. r En wil dat - ze zich t daar op, den volgenden■ dagh, zul1 ten overigeven. (let Engels oorlogfchip tracht t''.eil te gaan, maar wordt belet. Dé Kapi, tein Kulpeper komt aan de Ruiters boordt, en verzoekt verlof om te moogen vertrekken. D'Engelfche koopvaarders  ao8 Het LEVEN van den 1664. worden met Hollandtfchvolk verzekert,■ Menleidt brandtwachtenrondtom 't eilandt. D'Engelfche Gemaghtigden koomen weêr aan de Ruiters boord, en neemen de voor» gefielde verdragpuntenaan. 24 Qtïob. verzekeren, irt yder fchip dartig Hollandt* fche matroozen, en daar onder twee Bevelhebbers, gezet, en ontrent zoo veel Engelfchen daar uit in de Hollandtfche fcheepen gebraght. Den volgenden nacht liet de Ruiter eenige gewaapende boots cn floepen rondtom het eilandt op de brandtwacht leggen; op dat 'er niemant op zou koomen, en om te verhinderen dat men ook geen goederen van 't eilandt naar 't vafte landt van Kabo Verde zou vervoeren. Met het aanbreeken van den dagh quamen d'Engelfche Gemaghtigden met een vaartuig, ophebbende een witte vlag, weer aan de Ruiters boordt, verklaarende dat d'Overfte Van 't eilandt en zyne andere Bevelhebbers d'opgeftelde verdraghpunten aannaamen, en bereidt waaren 't eilandt Goereê met zyne fterkten, en de goederen der Koningklyke Engelfche Afrikaanfche Kompagnie, op d'aangeboode voorwaarden, aan den Viceadmiraal de Ruiter en de Nederlandtfche Weftindifche Kompagnie over tc geven. Hier op werden de verdraghpuntcn in de Hollandtfche, en ook in d'Engelfche taaie, terftondt in 't net geftelt, uitgefchreeven, en noch ten zeiven daage onderteekent, op den volgenden voet, Artykelen van accoort, gemaakt en gefloo-» ten, op huiden den xxiv October mdclxiv, tuffchen den weled. Heer Michicl Adriaanfz. de Ruiter, Viceadmiraal van Hollandt en Weftvrieflandt, uit den naam en van wegen de Geoctroyeerde Weftindifche Kompagnie ter eenre,  L. Admiraal DE RUITER. 2op re, en den Heer Kapitein Sint George, Gouverneur van de forten op 't eilandt Goereê, uit den naam en van wegen de Koninglyke Engelfche Afrikaanfche Kompagnie ter andere zyde, rakende de overleveringe van 't voorfchreeven eilandt en de forten. I. Dat het voorfchreeve eilandt, met alle de fterkten daar op ftaande en behoorende, zullen oyergeleevert worden in handen van den voorfchreeven Heer Generaal de Ruiter, ten profyte van de voor gementioneerde Hollandtfche IVeftindifche Kompagnie, met d'ammonitie van oorloge, wapenen, en voort alle koopmanfehappen , en goederen, jegenwoordigh op 1 V voorfchreeven eilandt, en de reforten van \ dien zynde, de voor gementioneerde royale Engelfche Kompagnie toebehoorende, behalven alzulke ftukken, ammonitie en wapenen, als onder breeder in de volgende Artykelen geëxpreffeert, mitsgaders de maniere, en geftemde tydt der voorfchreeve overleveringe. II. Dat het kafteel, op den bergh gelegen, op morgen de klok acht uuren, zynde den vyfentwintigften dezer, by die van de voorfchreeve royale Engelfche Kompagnie ontruimt, ende by die van de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie in poffeflfte genoomen zal werden, met alle de artillerye en ammonitie van oorlogh daar op zynde. III. Dat het fort beneden, den dertigften dezer mede by die van de voorfchreeve Engelfche ^ Kompagnie ontruimt, en by den Heer de Ruiter, ten profyte van de voorfchreeve Hol- II. Deel. O landt* 1664. Voorwaarden van 'c verdragh net den EngelchenGou»femeur ;an 't eïand Goeeê geflocen.  2io Het LEVEN van den landtfiche Weftindifche Kompagnie, in pofte file genomen zal werden, met alle de artillerie, en ammonitie van oorloge, vivres, en voorts alle goederen ende effetlen die de voorfchreeve royale Engelfiche Kompagnie toebehoohn: en zullen wederzydts interim geene aclien van hofiiiiteit noch violentie gepleeght worden, en op morgen, den vyfientwintigften dezer, de kiek acht%uren voor middagh, door den voornoemden Heer de Ruiter, met een kompagnie van vyftig koppen, de poort van V voorfchreeve fort in zeekere bewarinse senffomen worden. IV, Dat de voornoemde Heer Generaal de Ruiter op morgen, den vyfientwintigften dezer , van weegen de voorfchreeve Hollandtfche Kompagnie committeeren zal twee perfoonen, om binnen V voorfchreeven fort te i?%v ent ar iforen alle de artillerye, ammonitie van oorloge, vivres en koopmanfehappen, als anders, de voorfchreeve royale Engelfche Kompagnie toebehoorende, uit genoomen de navolgende artillerye, ammonitie van oorloge, cn particuliere goederen, in de naavolgeude Artykelen, den Heer Gouverneur, Officieren, fi'oldaten, en inwoonderen toegeftaan* V. Dat de voornoemde Heer Kapitein Sint George, Gouverneur op 't voorfchreeven eilandt, mitsgaders alle zyne Officieren en zyne foldaten zullen uit het voorfchreeven fiort, en van V voorfchreeven eilandt trekken op den voorfchreeven dertigften dezer, met trommelflagh, vliegende vaandel, koegels in de mont, brandende lonten aan beide de einden, mufiquetten en pieken op fichouder, zydtgev/eer, de ban-  L. Admiraal DE RUITER. 211 èandeliermaaten vol bufpoeder, en koeeels in de tas. VI. Dat de voornoemde Heer Gouverneur zal vry flaan de keur van twee ftukken, uit ■de geene, die hy met zich uit Engelandt gebraght heeft, met haare afuyten, lepels, wij]ers, aanzetters en lonten naar behooren, mitsgaders twaalf fchooten buskruidt, twaalf koegels, twaalf boutkoogels, met twaalf zakjes fchroot. VII. Dat alle inwoonders, zoo mans als vrouwspersonen, mitsgaders Officieren en foldaten zal toegelaten worden, onverhindert en vry met zich te voeren alle haare kleederen, meubele f goederen van wat natuure die moogen zyn. VIII. Dat de voornoemde Heer Generaald& Kuiter, aan den Heer Gouverneur, Officieren, foldaaten en inwoonderen, zal verzorven vivres en drank, yder naa zyn qualiteit ,%it het magefijn van "t voorfchreeven eilandt, van den vyfentwintigften dezer tot den dertigften duo incluis, en voorts bequaame vaartuigen , mitsgaders vivres tot haar tranfport naar Gambia, Kormantyn, ende Siërra Liona, mits dat den geenen, die in Gambia landen snoeten, vivres voor een maandt aan landt mede gegeven zal worden. IX- F>M den Heer Gouverneur, Officieren y foldaaten en inwoonderen van V voorfchreeven eilandt, vry zal ft aan met zich te voeren alzulke liques, offtarke drank, en eetbareprovifte, als haar luiden eigen is, als mede den Chirurgyn zyne medicamenten oft zynen kift. X Of het gebeurde dat eenigh perfoon of O 2 per- t RoerenIe.  aia Het LEVEN van den 1664. perfoonen, Officieren of foldaaten, oft burgeren, van wederzyde deeze boovengefchreeve Artykelen quaamen te infringeren, of te breeken, zal daarom dit accoort niet gealtereert, ?naar alleen de contrayenteurs geflraft worden. XI. Eindelyk zullen deze bovengefchreeven Artykelen, in beide de talen gefchreeven, onderteekent en bezegelt worden door den voor-, noemden Heer Generaal de Kuiter., met zyne Krygsraaden, van wegen de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie ter eenre, en door den Heer Kapitein Sint George, Gouverneur, met zyne Krygsraaden, van wegen de royale Engelfche Afrikaanfche Kompagnie ter andere zyde, en puntuelyk en heilighlyk geèxecuteert.. Aclum in 'sLandtsfchip den Spiegel, op dereede onder V ey landt Goereê, den 24 Oclober. 1664. Was onderteckent, Michiel Adriaanszoon de Ruiter. Jan Korneliszoon Meppel. Aart van Nes. Gideon de Wildt. Leenden Haakswant. Willem van der Zaan. Ifaak Sweers. Dirk Gerritszoon Pomp. Govert V Hoen. Jan van Nes. Hendrik Adriaanszoon. Jakob Korneliszoon Swart; Ter ordomiantie van de voorfchreeve Krygsraaden , Paulus Adriaanszoon Klerk, als Secretaris. De verdraghpunten, in 't Engelfch vertaalt, werden ondertekent door Sint George, an-  L4Admiraal DE RUITER. 213 anders Aberkromby, Andrics Milles, Huigl Aberkromby, Eduard Fitch en Johan Harington. Naa d'onderteckening van 't verdragh deeden dc Hollanders eenige vreugdefchooten. Op den zclven dagh viel iet voor dal waardig is verhaalt te worden: een wonderbaare ontmoeting. Eenige van de Hollandtfche fcheepen verzeilden beooften het eiland; Gocreê, en hunne boots voeren aan de kaar. of het vafte landt om waatcr. Onder anderen begaf zich de Schoutbynacht van dei Zaan aan landt, daar hy een' ouden Negei vondt, die Neêrduitfch verftoiidt en fprak, en hem vraagde, wie als Admiraal V gebiedt hadt over de Hollandtfche vloot ? Van der Zaan zeide, Michiel de Ruiter, De neger daar op, Michief Michiel, Michiel de Ruiter, ik heb, ontrent vyf- of zesenveertig jaaren geleden, te Vliffingen een bootsmans jongen gekent, die Michiel de Ruiter heette. Waar op van der Zaan hem verzekerde, dat die zelve Michiel nu Admiraal van de vloot was. Maar de Neger kon't bezwaarlyk gelooven, zeggende, Michiel, toen Bootmans jonge, en nu Admiraal, dat kan niet zyn. Als van der Zaan by zyn zeggen bleef, verzocht de Neger, Jan Kompany genoemt, dat men hem aan de Ruiters boordt zou brengen; op dat hy zyn' ouden makker en fpeelgezel, met wicn hy gevaaren hadt, noch eens moght zien en fpreeken. Men was hem te wil, en de Ruiter hem, naa 't verloop van zoo veele jaaren, ziende en hoorende fpreeken, llondt niet min verwondert dan de Neger, over die zeldtzaame ontmoeting. Hier zagh de Neger dat de O 3 Boots- 1664. Wonderbaare out. moeting van een' Neger, die met de Ruiter, zesenveertig jaaren geleden hadt gevaaren.24 O£lob. De Neger, jan Kompany,wordt aan de Ruiters boordt ge-^ braght.  1664. Zyn gefprekmetde Ruiter i t t { 4 1 t t \ 214 Het LEVEN vabj den Bootsmans jongen, eertydts zyn mede-maat, een Admiraal van deeze Hollandtfche vloote was geworden; en hy vertelde, dat het geluk hem, weleer een'armen flaaf, ook hadt begunftigt, en tot een' Onderkoning over eenige Negers van dat gcweft verheven. Daarna begoft hy te fpreeken van d'oude tydt hunner kindtsheit, en toonde een fterke ja byna ongelooffelyke geheugenis te hebben. Hy wift al de naamen der bruggen, ftraaten en kaajen te Vliffingen onderfcheidclyk te noemen: en men hoorde hem veele voorvallen van zyne jeught, en al wat hem in 't gczclfchap van de Ruiter, te waater ofte iandt, was bejegent, omftandighlvk vernaaien. De Ruiter onthaalde hem vriendelvk, en hadt groot vermaak in zyn gefprek, dat hemd'onnoozele geneughten van zyne kommerlooze aaren in de gedachten braght. Hy vraaghde ien Neger naar verfcheide zaaken , en onder anderen, of hy noch een Chriften was; dewyl p weleer te Vliffingen was gedoopt. Hy zeiIe , dat hy als een Chriften V Geloof en V Onze Vader noch hadt onthouden, maar dat zyu kinden, en anderen, als hy van den Chriselyken godtsdienft fprak, niet hem lachten : at hy daarom alleen by zich zeiven een Chriten bleef, en Godt naar zyne kennis diende. Vlen^ vraagde, of hy niet liever in Zeelandt tan m dit landt wou woonen? Maar hy ant- TO/°Idde' \k y 'ü l'lever ™ dit landt, zoo ar'telyk als V is, woonen en leven. Hy was oen ontrent tfeftig jaaren oudt geworden, en adt, geduurende zyn verblyf in dit geweft, cn, Hollanders en Zeeuwen, by alle gelegene-  L. Admiraal DE RUITER. 215 gentheden, groote genegenthcit getoont, en de Weftindifche Kompagnie veele dienften gedaan. De Ruiter, hem eenige kleederen en andere dingen, die in dat landt van waarde zyn, vereert hebbende, liet hem, met eenige eerfchooten, ten hooghften vernoeght en voldaan, aan landt brengen, daar hy 't alles vervulde met den naam van de Ruiter , cn den lof zyner heusheit en goedtdaadigheit. Ook beweezen de Negers van dielandtftreeke den Nederlanderen veel vriendtfehap: maar d'Engelfchen moghten ze niet lyden, en verheugden zich over hunne tegenfpoedt, en vertrek. Den volgenden morgen heeft men hondert en acht foldaaten met zes floepen naar 't eilandt Goereê gebraght: daar men ze onder vier vaandelen fchaarde, en in flagordc ftcldc. Dees werden van d'Engelfchen met het losbranden van 't gefchut verwellckomt. Daarna deelden ze zich in twee hoopen, d'eene onder 't gebiedt van Graaf Johan van Hoorne, en d'anderc onder 't bevel van den Kapitein du Bois. Graaf Johan trok met viercnvyftig man in 't kafteel Oranje, dat aan 't Noordtwefteinde van 't eilandt op een berg was gelticht. D'Engelfche bezetting begaf zich naar het kafteel, dat beneeden in de laaghte leit,Naflaugeheeten, wiens poort op den zeiven tydt aan de Hollanders, volgens het verdragh, werdt ingeruimt, en door den Kapitein Johan du Bois met d'andere viercnvyftig mannen bezet. Toen heeft men de Staatenvlaggen op beide de fterkten geplant, en de musketten, tot een reeken van vreugde, driemaal losgefchooten. De O 4 Rui- 1664. Het feafteel Oranje, erl de poort van de IterkteNaffau, wordt aan deHollanders ingeruimt.25 Otlob,  i66"4. Aanteeke Hing va'.i ' gefchut et andere krygsbehoefte en goederen op de twe< karteelen gevonden. De Ruiter laat het Engell'ch oorlogfchip vertrekken.85 Oüo/j. 916 Het LEVEN van den Ruiter liet terftondt alle de goederen der Engelfche Kompagnie door twee Gemaghtigden aantekenen. Men vondt toen instbo. venkafteel, Oranje, acht ftukken gefchuts in 1 hunne roopaardcn, fchietende vier en zes 'pondt yzer, en vier ballen met een kleen ftuksken op den toorcn: voorts tien vaaten buskruidt, yder naar giffing van hondert pondt, drie vaaten met musketkoegels, een ton met lont, en andere oorlogsbehoeften. In 't onderfte kafteel Naflau laagen eenentwintig ftukken gefchuts, fchietende twee yder zesendertig, twee andere yder vierentwintig, en d'andere twaalf, zes, en vier pondt yzer. De kruidtkamer was met ontrent drie duizendt pondt buskruidt, en tien vaaten met musketkoegels verzien. In dc twee pakhuizen bequam men negenentwintig vaaten met broodt, met meer andere lyftoght,en veelerleykoopmanfehap; ook vyf flaaven, vier mannen en eene vrou, die de Weftindifche Kompagnie toebehoorden. Op de plaats van 't kafteel laagen eenentwintig vaaten met kalk, en elf vaaten met londt. Buiten 't kafteel werden in zeker huis duizendt en achtennegentig drooge huiden gevonden. Ten zelvcn daage heeft de Ruiter, met göëdtvinden van zyhVKrygsraadt, den Engelfchen Kapitein Kulpcper tocgeftaan, dat hy met zyn oorlogfchip werwaart dat hy wilde zou moogen zeilen. Men vondt te minder zwaarigheit in zyn vertrek, om dat d'aankomft der Hollanders nu genoeg was ontdekt: want men wift dat ze aan de r£ viere van Senega van drie Franfche handelaars waaren gezien, en dat meneenEngelfch fre-  L. Admiraal DE RUITER. 217 fregatken van Gambia naar de Goudtkufthadt afgevaardight , om d'Engelfchen van hunne komft te verwittigen. Het Engelfch Koningsfchip ging ftraks t'zeil, en wilde, zoo de Kapitein voorgaf, naar Sint Jago, het grootftc der Zoute eilanden. Dus liet men dit fchip vaarcn; dewyl het zich ftil hadt gehouden, en dat men noch geen'uitdrukkelyken laft hadt om 's Konings fcheepen aan te taften. Ten zelvcn tyde, ontrent den middagh, ontltoiidt in 't kafteel Naflau een groote beroerte onder d'Engelfche foldaaten, door den drank veroorzaakt; dewyl zy 't geen hun voor den gantfehen dagh was gegeven, teevens uitzoopen, en de Hollandtfche foldaaten, die de poort inhadden en bewaarden, den fterken drank met kalebaffen, onder fchyn van waater, toebraghten: zoo dat ze ook dronken wierden, cn de Bevelhebbers genoeg te doen vonden om alle uitfpoorigheit voor te koomen. Maar aan d'Engelfchen was geen houden. Zy braaken 't ontzich, ftonden tegens hunnen Overfte op, en dreigden hem doodt te flaan: jaa 't muiten liep zoo hoog, dat hy, geen andere uitkomft ziende, zich genoodtzaakt vondt de Hollanders te hulp te roepen. Eenige der Hollandtfche Bevelhebbers, die by dc poort ftonden, Helden terftondt ordre, en dienden zich van eenige hunner foldaaten, die meelt by zinnen waaren. Men greep de baldaadighften der Engelfche muitelingen by 't hooft, benam hun 't geweer, en zondt ze, met een boot, en floep, tot zesentwintig in getaale, aan de. Ruiters boordt; daar men ze, om hunne on-l 0 5 ge-] 1664. 25 Oclob. D'Engelfche fol daaten in 'c kafteel NalTau raaken door dronkenfchap aan 'c muiten. D'Overfle roept de Hollanders te hulp. De moedt- iviiüghlte nuiters vorden mtwaalent en laar de  2l8 Het LEVEN van den 1664. P.UltClS boordt ge zonden. 'T groc gevaar da de Hollar dus zouden hebben geloo pen, indien d'En gelfcben hadden weêr ge boden. gevalligheit, armoede en naaktheit, metmeêdoogende oogen aanfehoude. De Ruiter liet 'zes van deeze Engelfchen op zyn fchip blyven, en d'overige twintig op d'andere fcheepen der vloote, tot naader ordre, verdeden. !Te dier tydt werden de Hollandtfche Opperhoofden der vloote, en andre Bevelhebbers gewaar, dat het overgeven van 't eilandt en der fterkten hen van een groot gevaar, en byna zekere neerlaag hadt bevrydt. Men hadt, op het verkeert bericht van twee matroozen, die voorgaven dat ze op 't eilandt hadden gewoont en dc gelegentheit kenden, voorgenoomen, indien d'Engelfchen zich ter weer hadden gcftelt, by nacht met vyf hondert mannen op zekere plaats tc landen. Maar nu bcvondt men dat die plaats, door dc klippen, cn barning der zee, ongenaakbaar was: invoege dat men al de boots en floepen, met volk met al, zou hebben verlooren, indien men daar by nacht waar aangekoomen. Voorts was daar 't landt fteena-chtig, cn zoo fteil om op te klimmen, dat een leeg menfeh, zonder ladder of geweer, het quaadt genoegh hadt om op te ftygen: ook ftondt daar een boom in de weeg, wel vier vadem dik. Op zulk een plaats aanvallende, hadden d'Engelfchen met weinig volks een groote maght konnen keeren. Maar hunne vertfaaghtheit ftrekte tot geluk der Hollanders, en gaf hun een onbloedige overwinning: ook was de verbaafthcit onder d'Engelfchen , op de Ruiters onverzienfche komft, zoo groot, dat zeker Engelfch koopman van loutren fchrik te bedt viel, en ten zeiven daage, toen 't kafteel op den  L. Admiraal DE RUITER. 219 den berg werdt overgelevert, den geeft gaf Den zesentwintighften verflondt men uit d< boots, die om water aan landt waaren gevaa ren, dat de Negers al de pakhuizen der En gelfchen, die onder Kabo Verde laagen, pry: hadden gemaakt, en pionderden. Op der zeiven dagh flelde de Ruiter ordre dat mende goederen der Engelfche Afrikaanfche Kompagnie uit de acht koopvaardes zoulofTcn, en in d'oorlóghfcheepen laaden. In den Krygsraadt werdt beflooten dat de zes Amfterdamfche fcheepen de goederen van vier koopvaarders zouden laaden: dat de drie Noordthollandtfche twee , en de drie Rotterdamfche fcheepen d'overige twee koopvaarders zouden ontloffen, en de goederen inneemen. Doch dewyl de Rotterdamfche fcheepen geen ruimte genoeg hadden om zoo veele goederen te bergen, werdt verftaan, dat men het achtfte Engelfch fchip gelaaden by zich zou houden, en met zich voeren, tot dat men' Plaats en gelcgentheit zou vinden daar men 't zou konnen ontloffen. Met dit loffen en laaden was men beezigh tot het einde der maandt. Midlerwyl zondt de Ruiter den KommifTaris Mortaigne en den Fiskaal Johan de Witte met eenig volk naar Refusko, een groot, dorp, op 't vafle landt, drie mylen beooflen 1 het eilandt Goereê gcleegcn, om naar eenige \ huiden, die d'Engelfche Kompagnie daar in een pakhuis hadden, te verneemen. Zy vonden het pakhuis met twee Negers , wegens den Koning, of Alkayer, bezet, beweerende dat als eenig vyandt het eilandt inneemt, dan de goederen van den overwonnen aan den Ko*. . 1664. : De Neger» . pionderen de panhui. ' zen derEn' gelfchen. 26 Oftob. De goederen der AfdiaanfcheKompagnie worden in de Hollandtfchefcheepen geladen. Mortaigne :n deWit;e worden taar Re'usko geonden.  220 Het LEVEN van den 1664. Hun ge fprek met ri'-n Koning of Alkayer, 37 Ocïob. Zy bekoomen elf hondert dertig huiden , 30 oetob. En deitig ollen. gC- Koning vervallen, die 'c voor zyn plonderagie houdt. Zy gingen by den Alkayer, zeggende, dat de Heer de Ruiter, Admiraal der Hollandtfche vloote, hem liet groeten: en dat die van de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie , zyn oude vrienden, nu meefter van V eilandt waaren geworden: en weêr met hun handelen wilden als vrienden, gelyk voor heenen. Hy zeide, dat hem zulks lief was te verftaan, en dat 's landts inboorlingen gaarne met de Hollanders zouden handelen. "Maar als men te kennen gaf, dat men quam om de huiden der Engelfchen, die in 't pakhuis werden aangehouden, af te haaien, toonde zich d'Alkayer met zyne P.aadtsluidcn zeer ontftelt ; want dat volk is vafthoudende van aardt. Hy zeide , Het dunkt my vreindt, dat gy komt om vrindtfehap met ons f onderhouden, zonder gefchenk of gifte. Daar op gaf men hem een vaatken brandewyn van vier Hoop. Maar hy verzocht ook iet voor zyne Raadtsluiden. Toen beloofden Mortaigne cn de Witte dat men hun desgelyks vereeringen zou geven, indien ze de huiden wilden overleveren. 'T gevolg van die belofte hadt kracht, en men bequam korts daarna door dat middel elfhonderdt dertig huiden , die, ten behoeve der Hollandtfche Weftindifche Kompagnie, in 't Engelfch fcheepken, de Spion, ('t welk nu Goereê werdt genoemt, en prys was verklaart, om dat men naa 't lollen hadt bevonden , dat het d'Engelfche Afrikaanfche Kompagnie toequam) werden ingeladen. Men hadt toen ook op de Ruiters ordre, met kennis van den Alkayer, dertig offen, in of ontrent hetgcmelde dorp, voor eenige waaren gehadelt en  L. Admiraal DE RUITER. 221 geruilt, die aan de Bevelhebbers en Kapiteinen , ten behoeve van de fcheepsvolken, werden uitgedeclt: welke ververfching zy tot hun • ne verquikking ten hooghften van nooden hadden. Den dertighften der maandt quam de Viceadmiraal de Ruiter op 't eilandt Goeree, om op d'uittoght van d'Engelfchen ordre te Hellen. Hy liet den Kapitein en Overftc Sint George , met tfeftig mannen van zyn volk, van landt haaien, en op het ontlofte Engelfch koopvaardyfchip de Hoopwel brengen, daar men ook de twee ftukken gefchut met hun toebehooren, by 't verdragh bedongen , hadt ingefcheept. Met dit fchip ging de gemelde Overfte nevens dat volk naar de riviere van Gambia: onder belofte dat de Schipper Steven Nordts daar voor van de Weftindifche Kompagnie in Hollandt zou ontfangen de waarde van twintig daagen, of twee darde deel van een maandt fchecpsgaadje, boven de vracht die hy van d'ontlofte goederen hadt bedongen. Men heeft ook dit volk met genoeghzaame lyftoght, volgens den inhoudt van 't verdragh, verzorght. Ter zeiver tydt werden noch tfeftig Engelfchen over de Hollandtfche fcheepen verdeelt, om die ter gelegener tydt op de kuft van Guinea te Kormantyn aan landt te zetten. Toen heeft men ook het vaandel der Engelfche Afrikaanfche Kompagnie, dat, ter aankomfte van de Hollandtfche vloote, van 't bovenkafteel woey,den Engelfchen afgevordert. ' Daarna voer de Ruiter, onder 't losbranden van 't gefchut der kafteelen , weêr naar boordt, ook werden al de musketten tot driemaalen t'zyner eerenen tot een tee- ken 1664. De Ruiter komt op 't eiland. 30 OtHob. D'Engelfche Overfte wordt met tfeftig man van zyn volk i'fclieep ge» braght. Vertrekt laar Gambia. Noch treftig Engelfchenworden op de vloot verdeelt.  1664. Alles word vervaardigt om weêr t'zeil te gaan. Twee Engelfchekoopvaarders ontilaagen. De kaltee-1 len op 't eilandt Goereê worden van alles verzorght. 1 Bezetting; der kaftec-. len. ^ Johannes1 Cellarius ] wordt tot ] Gouver- ( neurover . 't eilandt ' en de Merk < ten geflelt.i 31 Üclob y en 4 Nov, j 222. Het LEVEN van den ken van vreughde geloft. In deezen tydt verzaagen zich al de Hollandtfche fcheepen van waatcr, en alles werdt tot het vertrek vervaardight. Men hadt beflooten de gelofte Engelfche fcheepen, met Hollandtfch volk bemant, noch by de vloot te houden, tot naader ordre. Doch toen 't fchip de Hoopwel, met ie helft der Engelfche bezetting, naar Gambia vertrok, werdt ook toegedaan, dat de schippers Benjamin Simons, en Jan Komes, net de fcheepen Afrika en de Voorfpoet, laar 't eilandt Barbades t'zeil gingen. In t begin van November werden de kafteelen net alle krygsbehoefte verzien. Men braght laar veel fteen, pannen, kalk en tras, uit ten Engelfch fchip geloft, en eenig timmerïout, om de vervalle muuren op te rechten, :n de huizen te hermaaken. Eenige ftukken refchuts, die uit de roopaarden laagen, werlen in goede ordre geftelt, en op de noolighfte plaatzen geplant. Ook braght men :enige lyftoght aan landt, cn liet honderdt in tweeëndertig mannen, zoo foldaaten als natroozen, tot bezetting der twee fterkten: tl t'zaamen gezondt rullig volk, en meeft 'rywillige, behalven eenige weinigen, met iet lot daar toe gekooren. Johannes Celarius, Fiskaal over dc fcheepen vanNoordtïollandt, werdt geftelt tot Gouverneur en gezaghebber over 't eilandt en des zelfs kateelen. Otto van Nieveldt, te vooren Alelborft, werdt tot Kapitein, Antony Koridiszoon tot Luitenant, Johan van Beek tot Vaandrig, en Marren Wouterszoon van PoTandt tot Majoor of Wachtmeelter over 't volk  L. Admiraal DE RUITER. 223 volk der bezetting verkooren: en dat alles by maniere van voorraadt, ter tydt en wyle by de Heeren Staaten, of de Wcftindifche Kompagnie, daar anders in zou worden verzien. By dit volk liet men de vyf flaaven, die de Kompagnie toebehoorden. De Heer de Ruiter'vermaande den Gouverneur Cellarius, met d'andere Bevelhebbers, en al 't volk, voor zyn vertrek, met een ernftige aanfpraak, dat ze met eikanderen ingoede vrindtfehap zouden leven: dat de minderen hunne meerderen zouden gehoorzaamen: en dat ze 't eilandt, met deszelfi ka ft celen, ten dienft des vaderlandts* en voorde Hollandtfche Weftindifche Kompagnie, tot de komft e van de twaalf fcheepen, die men uitHollandtverwachtte, met mannelyke dapperheit tegens alle en yder, volgens hun eer en eedt, zoudenbefchermen. Weinig tydts te vooren, toen men noch bezich was met water te haaien, was de Ruiters floep met den Kapitein du Bois, den Schryver van de Wildts fchip, Joris Andringa, en andere Heeren en vrienden, aan 't vafte landt van Kabo Verde , ontrent de waaterplaats , om met de zeege te viffchen. Men ving een groote meenighte viffchen, daar de Negers 'zich over verwonderden. Zy gingen achter de zeege ftaan, cn vingen de fpringende viffchen in hunne kleedtjes of klecnc fchepnetfes, of fchooten ze met pylen in 't water, als ze die zaagen zwemmen. Naa 't vilfchen ging men de neegery, of het dorp der Zwarten, bezien, dat uit veele huiskens beftondt, die de gedaante van biekorven hadden, D'ingangen van die wooiiingen waaren zoo laag, dat 1664. De Ruiter» vermaaning aan deü Gouverneur , Bevelnebbers en al 't volk. 5 Nov. Kapitein du Bois, en anderen, vaaren naar het dorp der waterplaats aan Kabo Verde. 4 Nov. B?fchry-; ving van de Negery of het dorp der Zwarten.  De Hollandersvindeii Jan Kompany in zyn huisken. Die hen op zyne wyze onthaalt. 224 Het LEVEN van den dat men der in moft kruipen, en daar in zynj ie, kon men niet over endt ftaan, maar moft Dp matjes nederzitten. Ook waaren deeze huiskens zoo vremdt omheint, dat, als men van 't een tot het ander, of tot een derde ging, men daar niet weêr wift uit te koomen, en als in een doolhof verdwaalde: op de wyze van het dorp Molkwcrn, in Vrieflandt, daar de vremdelingen in de ftraaten, fteegcn, en gangen, verdoolen. Maar de heiningen van dit dorp der Zwarten waaren niet hoog, zoo dat de Hollanders, met daar over te ftappen, weêr te recht konden koomen. Hier zaagen ze te dier tydt een groote meenigte van kleene zwarte kinderen, die door de gantfche neegery in 't zandt kroopcn als jonge biggen, en de zwarte moeders laagen daar by als zoggen: daar 't uit bleek dat die landtftreek vruchtbaar van zwarte menfchen was. Terwyl de Hollanders dus alles doorwandelden, vonden ze eindelyk den ouden Neger Jan Kompany, weleer de Ruiters fpeelmakker, boven gemeldt, in zyn huisken zitten. Doch hy, hoorende dat 'ervrienden van de Ruiters fchip waaren, oordeelde dat zyne wooning voor hun te klcen was, kroop daar uit, ging hun te gemoet, cn ontfing zc vriendclyk: hen leidende onder een palmitboom, daar hy zc in dc groente deê nederzitten. Hier gaf hy hun zecker gedampt zaadt, dat de Negers in plaats van broodt gebruiken, en onthaalde hen verder met wyn van palm, en zoetemelk: want in dit geweft heeft men veele koebeeftcn. De Hollanders hadden broodt en kaas, cn wyn by zich, ook brau-  L. Admiraal DE RUITER. 225 brandewyn; daar Jan Kompany, met zyne zwarte vrienden en vriendinnen , wel de befte fmaak in vonden. Dus waaren ze met eikanderen vroolyk. Tegens den avondt zag men een Neger met zyn geweer naar al de wyken van 't dorp gaan, roepende,- met luider fterome, dat men goede wacht zoude houden. Toen voeren de Hollanders weêr naar boordt. Daarna werdt by de Ruiter en den Krygsraadt goedtgevonden * dat het Engelfch fcheepken de Spion, nu Goereê genoemt, tendienftc en tot voordeel der Hollandtfche Weftindifche Kompagiiie zyn handel langs de kuft zou dryven, ftellende tot dien einde eenen Simon Klein van Vliffingen, Stuurman van den Schoutbynacht van' Nes, daar op tot Schipper, die toen den eedt van getrouheit afley, cn werdt hem van yder. der twaalf oorlogfcheepen een mart bygevoeght. Ten zeiven daage liet de Ruiter door den Predikant Flokkenius op 't eilandt een affcheidtpredikatiedoen: daar hy zelf, met de Heeren van den Krygsraadt cn dc Kapiteinen, tegenwoordig was. De Leeraar predikte over de woorden van Mofes, Verheugh u Zebulon ever uwen uittoght, en Ijjcifchar over uwe hutten: en hy badt Godt vieriglyk om zynen verderen zeegen over 't bedryf van 'sLandts vloote. Daar op ging de Viceadmiraal de j Ruiter den zeften van November met zyne \ twaalf oorlogfcheepen, den behoeftfluit, en' 't jacht Goereê, onder zeil. Hy hieldt ook vier Engelfche koopvaardyfcheepen , de Viftorie, de Sinte Martha, endenDolfyn, die ontlaft waaren, en 't Advys, dat noch II. Deel. P vol- 1664. 5 iWp, AfTcheftfÉ. predikatie. Deut. XXKIII. 18. )e Ruiter raat wéér 'zeil. 6 Nov.  2*6 Het LEVEN van den 1664. Zend. het :acht Goereê naar Kafa Manco* f Coiwoy. Rïen krygt vollaaden was, onder zyne vlagge. Tegens den avondt zondt hy 't jacht Goereê naar de riviere van Kafa Manca, ettelyke mylen bezuiden Gambia, met een' beflooten brief aan den Schipper Kornelis Jol, van wien hy verftaan hadt dat hy zich daar met een fchip van de Weftindifche Kompagnie onthieldt: dienende om hem bekent te maaken, dat het eilandt Goereê wèêr onder de Kompagnie was gebraght, en dat de Hollandtfche fcheepen veilig derwaart konden zeilen. Men ftelde toen Siërra Liona tot een verzaamplaats, indien de vloot by ongeluk moght verftrooic worden. Terwyl de Ruiter in dit geweft alle vlyt aanwendde om den laft,hem gègeven, uit te voeren, werdt in Engelandt verfcheidelyk van zyn toght gcoordcclt en gefprooken: want daar quam geen tyding, dat hymet 'sLandts vloot in de Middclandtfche zee, of op de kuft van Barbaryen, ontrent Algiers, Tunis, of Tripoli werdt gezien , of iet verrichtte. Ook was de Viceadmiraal Laufon met d'Engelfche vloot uit de Middelandtfche zee in Oétober te Portsmuiden gekoomen : verhaalendc dat toen de Ruiter te Kadix zyn affcheidt van hem nam, men voorgaf dat hy naar Saleé ging, en dat hy zich voor veele maanden van lyftoght hadt verzien, zender dat men federt iet van hem hadt vernoornen. Hier uit, en dat de Kapitein Jan van Kampen, die men meende dat met twaalf oorlogfchcepen naar Guinea zoude gaan, om eenige fcheepen der Weftindifche Kompagnie tot geley f te dienen, (daarmen toen veel van fprak, om d'Engelfchen alle ge-  L. Admiraal DE RUITER. 227 gedachten van de Ruiters tocht te beneemen) niet vertrok, begoft men in Engelandt achterdenken te krygen, en te vermoeden dat de Ruiter naar Guinea was. Ools was moogelyk in Hollandt iet van den toeleg uitgelekt; want een geheim, daar meel dan een of twee perfoonen kennis van hebben , kan zelden zoo dicht worden gehouden, dat men daar, op d'eene of d'andere wyze, geen lucht van kryght. Maar d'Engelfche Afgezant Georg Douning, die zich te dier tydt in den Hage onthieldt, hadt-den Koning en 't Hof altydts verzeekert, dat daar niet' aan was, en dat de Staaten zulk een befluit niet konden necmen, of hy zou daar kennis van hebben: mcenende dat in hunne vergadering niet gefchiedde, of 't werdt hem ontdekt. Doch deeze verzeekering kon den Koning en 't Hof hun ongeruftheit niet beneemen. Dies werdt hem ernfte^ lyk aangefchreeven, dat hy alle middelen zoude aanwenden om de waarheit deezer zaak uit te vorfchen. Hier op befloot hy den Raadtpenfionaris de Wk daar zelf over aan te fpreeken: niet twyffclcnde of hy zou uit zyn antwoordt, hoedaanig 't ook moght zyn, wel eenigh licht fcheppen. Hy ge-: bruikte dan de ftoutheit van den Raadtpenfionaris af te vraagen, of de Ruiter laft hadt naar de kujl van Afrika te gaan? Hem voorts met hooge woorden verzoekende, dat hyhem in oprechtigheit en als een eerlyk man zou zeggen, wat van 't gerucht was dat daar af liep De Heer de Wit, daar men van zeit, dat hy nooit werdt bcdroogen, dan in de P 2 keur 1664. in Enge» landtach- terdenken aanpaanda de Ruiters toght. Donnïng» vraage daar over aan den Raadtpenfionarisde Wit. TVikkefort ?k fon Hi* (loire liv. civ.  228 Het LEVEN van den 1664. De Wits antwoordt. Zie les Memoires toucbant les Ambaffadeurspar IVikkefort. p. 397-198. in is. Da Ruiter vindt zich verlegen met de drie Engelfche fcheepen , die hy by de vloot hielde. Geeft hun verlof om keur van vrienden, antwoordde op deezen zin: Ik kan u verzekeren, dat de Staaten van Hollandt aan de Ruiter geen laft hebben gegeven, daar de Koning uw mee ft er ongeruft over behoeft te zyn: en wat de Staaten Generaal aangaat, daar van behoef ik u niet te zeggen; dewyl daar niet omgaat V geen gyniet uitvorfcht: zoo dat gy V uit my niet behoeft te hoor en. Op dit zeggen verzeekerde Douning, die in Engelandt den naam hadt dat hy geheel Hollandt regeerde, aan zynen Koning, dat de Ruiter niet naar Guinea was gezonden. Doch toen 't anders bleek, klaagde hy, dat de Wit hem hadt bedroogen, en met klaarc woorden verzekert, dat men zulke ordre aan de Ruiter niet hadt gezonden: want hy vondt geen ander middei om zich t'ontfchuldigen, weegens 't onwaarachtig bericht dat hy den Koning hadt overgefchreeven. Dan 't liep zoo lang aan eer men in Engelandt dc rechte zekerheit kreeg van dentoght naar Guinea, dat het te laat werdt om daar tegens te voorzien. Maar laat ons de Ruiter weêr volgen, die, gelyk verhaalt is, van Kabo Verde, oft eilandt Goereê, naar Guinea was t'zeil gegaan. Naa vier daagen zeilens, vondt hy zich met de drie gcballafte Engelfche koopvaardyfcheepen, die hy met zich voerde, de Victoria, de Sinte Martha, en de Dolfyn genoemt, verleegen; dewyl ze zoo flecht by zeilagie waaren, en de Hollandtfche fcheepen, die hen dikwils moften inwachten, in hunnen voortgangk verhinderden. Derhalven werdt, met kennis en toeftemming van den gantfehen Krygsraadt, goedt-  L. Admiraal DE RUITER. 229 goedtgcvonden, hen af te vaardigen en verlof te geven om huns weeghs te zeilen. Men gaf hun brieven met bevel aan alle Kommandeuren, Kapiteinen, en Bevelhebberen tei zee, in dicnft van hunne Hooghmoogentheden, of de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie, dat ze hun op de kuft van Aftikt zouden laaten handelen en zeilen waar 't hun zou believen; ten waare de gemelde Kommandeuren en Kapiteinen bewuft waaren dai tuffchen den Koning van Engelandt en hunne Hoog. Moog. oorlog was ontftaan. Ook werdt bedongen, en belaft, dat ze niet zouden handelen daar de gemelde Kompagnie haare komptoiren, of pakhuizen hadde, en dat ze d'onderdaane-n der Heeren Staaten, nocht der voornoemde Kompagnie,'niet zoudenbefchaadigen: op verbeurte van de vrachten, die zy, volgens st verdragh met hun aangegaan, hadden te eifchen. De Ruiter oordeelde dat het toen noch niet geraaden was hun affcheidtbrieven aan de Weftindifche Kompagnie in Hollandt te geven, ten einde dat die hun de gemelde vraghten van d'ontlofte goederen zou bctaalen: maar verplichtte hen, dat zc hunne vrachtbrieven voor het kafteel del Mina zouden af haaien, die men hun daar ter goeder trouwe beloofde te zullen behandigen. Des anderendaags, op de hooghte van elf graden gekomen, werdt nieuwe ordre beraamt op het ftellen van den koers, en vaftgeftelt, dat men met alle moogelyke fpoedt naar de kaap das Palmas, op de Greinkuft, zou zeilen, maar of'tgebeurde dat de vloot, doorftroom, mift, of onP 3 weêr» 1664. hunnes weeghs te vaaren. 10 Nov. Ordre geftelt op den koers. 11 Nov  230 Het LEVEN van den 1664. M tkleene vordering. Dies werdt 'beflooten naar Siërra Liona te zeilen. 27 Nov. weêr, van elkanderen geraakte, dat dan de vergaarplaats zou zyn voor *t kafteel del Mina:' dat ook elk by dagh en nacht zoo veel zeil zou voeren als hy kon, maar in alles zeemanfehap gebruiken. Doch de Zuidtzuidtwefte winden, en de daagelykfche ftilte, waaren hun zeer tegen, zulks dat ze in tien dagen tydts weinig of niet vorderden: ja zy bevonden, dat ze federt den drieëntwintighften tot den zevenentwintighften van November, alle daagen aan de bekoome breedste hadden verlooren, fchokkende geduurig naar 't ooft. Derhalven werdt by de Ruiter en den Krygsraadt der vloot beflooten, dat men den koers zoude ftellen naar Siërra Liona: om daar het volk, dat ten meeften deele, geduurende de gantfche reize, niet aan landt was geweeft, eenige daagen te ververfchen, de fcheepen fchoon te maaken , water in te necmen, en zich van brandthout te voorzien: en dat te meer om dat men van daar langs de kuft naar del Mina geen bequaame ververfchplaatzen meer zou vinden; ook om dat 'er Hechts voor vyf weeken water in de vloot was, en dat men 't ondertuffchen bczwaarlyk zou konnen bekoomen. Sedert zukkelde de vloot noch eenige daagen door ftilte, tegenwinden en tegenitroomen, niet zonder bekommering, door d'onkunde en onervarentheit der Stuurluiden in dat geweft. Doch zy werden naa eenigen tydt zeilens gewaar, dat het alle glaazen by voeten drooghde, 't geen hunne omzichtigheit vermeerderde. Daar quaamen daagen dat men alle glaazen het dieploot wierp om den grondt te  L. Admiraal DE RUITEPv. 231 te peilen: en dat men alle uuren den floep op zyn dregh ley, om te verneemen hoe de ftroomen vielen, en daar uit gilling te maaken, Den cerften December waaren de Hollanders dwars van 't Noordtwefteinde van de Baxos, of klippen van Sinte Anna, een groote bank of ondiepte, op de kuft van Siërra Liona: en den tweeden meenden zy in de rivier van Siërra Liona te zeilen, maar zy quaamen vyf mylen bezuiden de rivier, in een inham, die naar de mondt der riviere geleek: doch merkende dat ze zich vergiften, (want ze waaren tuffchen de drie eilanden van Madre bombe), laveerden ze weêr uit den inham, en quaamen den vierden ter rechter plaatze, daar ze de rivier van Siërra Liona inzeilden. Dit Siërra Liona leit in Afrika, op de Weftkuft van't landt der Negers, tuffchen Gambia en de grenzen van Guinea: en niet alleen de rivier, ftraks gemeldt, maar ook een kaap, uithoek, of een berg als een hooft in zee uitfteekende, en aan den mondt der riviere leggende, draaght ook dien naam, insgelyks een gantfeh Koningryk daar in 't landt gelegen. De Ruiter de rivier een ftuk weegs op zeilende, bevondt dat ze hoe langs hoe drooger werdt,en de floepen zochten vergeefs naa water: tot dat eenige voornaame Negers aan boordt quaamen, en hem zeiden, dat de fcheepen wel anderhalf myl voorby de rechte waterplaats waaren gezeik. Met het krieken van den volgenden dagh krengden eenige fcheepen om fchoon te maaken. Daarna quaamen de Negers, die 's daags te vooren met de Ruiter hadden gefprooken, P 4 weêr 1664. i Dec. De vloot komt in de riviere \an Siërra Liona. 4 Dec. De Ruiter bekomt vryheit van di Negen jm water cn brandt»  &3* Het LEVEN van den 1654. hout te moogen baaien. 5 Dec. Eenige Hollanders vaaren aan hndt. 6 Dec. weêr aan zyn boordt. Met deeze luiden floot hy toen een vricndelyk verdragh: op dat men al de fcheepen vryheit gave van water en brandthout te haaien. Ten dien einde vereerde hy aan de Negers een half oxhooft brandewyn, twee roers, twee deegens, twee kardoezen met buskruidt van twaalf pondt, vierentwintig meffen, twee oude laakens, twee halffleete hoeden, twee dasjes, en een leêge kift. Korts daarna dreeven de fcheepen met de voorebbe den ftroom af, naar de Waterplaatzen, die wel drie in getaale by elkanderen laagen. Hier quaamen ook de fcheepen die wat achterlyk waaren, en elk haalde terftondt water. Doch men ftelde op de boots en floepen, die derwaart voeren, eenige foldaaten met hunne wapenen, tot verzeekering en befcherming der matroozen. Eenigen zondt men aan landt met zaagen cn bylen om brandthout te hakken, dat men daar wel kon bekqomen, dewyl den oever alom met boomen ftondt bezet. Dc Kommiifaris Mortaigne, de Fiskaal dc Wit, Kapitein Pomp, en eenige vrywilligen, die op de vloot waaren, te wecten, de Jonkers Panhuizen, Bellechere, en Bielke, voeren den volgenden morgen met de Ruiters floep de riviere een ftuk weegs op, naar de Noordtzyde: om te zien of zy eenige ververfching konden bekoomen. Doch d'inwoonders naamen, toen ze aan landt quaamen, ftraks de vlucht. Maar bemerkende dat men hen geen leedt zocht te doen, keerden ze weederom. Dok hadt de Ruiter bevoolen, dat men de § wanen met alle vriendtfehap zou bejegenen.  L. Admiraal DE RUITER. 233 Zy raakten toen met de Hollanders in gefprek en eenigfins verftaande wat zy zochten, braghten ze hen by een' Koning der Negeren, die hen op 's landts wyze beleefdely k ontfing, maar daar was weinig te krygen. De Koning verhaalde , dat d'Engelfchen daar ontrent, op een eilandt, daar etlyke lootfen of pakhuizen op ftonden, een'Hollander met zyne vrou, en twee dochters gevangen hielden, en dat zy hen handelden als flaaven. Men zondt daarna van dagh tot dagh noch meer floepen uit om ververfching, die zomtyds etlyke limoenen, oranjeappelen , bananaffen , ananaffen , en hoenderen bequaamen. Ook begaf zich Jonker Engel de Ruiter, in 't gezelfchap van etlyke Kapiteinen, ten zeiven einde naar den gemclden Koning, die hen met zyn twee dochters, Dona Klara en Dona Philippa , heufchelyk onthaalde. De dochters , zoo wel als d'andere Negers, door denbrandewyn vrolyk geworden, danften naar 'slandts wyze, en trommelden op een uitgeholde bak, daar zy twee- of driederley toonen op konden flaan, daarna brieden zy hoenderen aan een houtte fpit, daar men hun boter toe gaf, om ze te droopen, en aaten met hunne gaftcn , die, met verlof van den Koning, tien oranjeboomen, by zyn huis ftaande, leêgh plukten, en hem met een half anker brandewyn, een. roer, drie flaaplaakens, en eenige koraalen befchonken. Midlerwyl waaren al de fcheepen beezich met fchoon te maaken, water en 1 brandthoudt te haaien, en zich tegens de rei-1 ze te voorzien. De limoenen en andere vruch- < ten, die men hadt bekoomen, werden onder1 P 5 't 1664, Koomen by een Ko» ning der Negers, die hun bericht dat d'Engelfchen. eenige Hollandtfchegevangenen op hun eilandt üelden. De Koning onthaalt Jonker Engel de Rui«y ter en etlyke Ka. aiteinen. 8 Dee. Mea naakt de eheepen choon,en erzietze J  *34 Het LEEVEN van den 1664. mee water en hout. De Ruiter kryght kennis van de vyandtfchap der Engelfchen in de Siërra Liona tegens de Hollanders ge. pleeght. 8 Dec. Befluit daar op genoomen.8 Dec. De Ruiter vaart met vier fcheepen naar't Engelfch «ilandt. 9 Dec. 't volk ukgedeelt. Men begoft ook het Engelfch fchip, 't Advys, dat van Kabo Verde met de vloot was gezeik, t'ontladen. Te dier tydt kreeg de Ruiter noch nader kennis van 't aanhouden en mishandelen dervier Hollandtfche gevangenen op 't Engelfch eilandt in Siërra Liona. Hem werdt wyders door eenige Negers aangedient, dat het volk der Engelfche Afrikaanfche Kompagnie zekeren Hollander, Bremer genoemt, die op de rivier van Siërra Liona als koopman wegens de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie hadt gelegen, en den koophandel gedreven, grooten overlaft hadt gedaan : dat d'Engelfchen de Hollandtfche logie, of 't pakhuis der waaren , hadden verbrandt, en de koopmanfehappen en goederen wegh genoomen,ofgeplondert: dat ze ook ontrent zes weeken geleden een Hollandts fchip, koomende om water en brandthoudt te haaien , hadden genoomen. De Ruiter, een aartsvyandt van alle ongerechtigheit en geweldenary, befloot hier op met zyn Krygsraadt, de gemelde gevangenen, indien men die niet goedtwillig wouontflaan, met geweldt te verloflen: doch d'Engelfche Logie voor eerft niet aan te taften, maar de zaaken, tot nader ordre, in ftaat te laaten, en ondcrtulïchen de waarheit van 't misdryf t'ondcrzoeken. Daar op werdt goedtgevonden, dat men met vier van de lichtfte fchee¬ pen de riviere op, en naar 't Engelfch eilandt zou zeilen, Zuidtooft hecnen, van daar d'andere fcheepen laagen. Hier toe heeft men zich gedient van de fcheepen der Kapiteinen Henrik Adriaanszoon, Swart, Jan van Nes, en  L. Admiraal DE RUITER. 235 en Pomp. De Ruiter met zyn' zoon en behoudtzoon, en andere vrywilligen, vervoegden zich op 't fchip van den Kapitein Hcnrik . Adriaanszoon, dat toen de vlag van de groote fteng lietwaijen. Meppel ging aan 't boordt van Pomp, en Aart van Nes op zyn broeders fchip. Ook begaf zich van der Zaan op een van deeze fcheepen, die met de vloedt naar boven laveerden. Maar men moft een myl bezuiden dat eilandt ankeren, dewyl men, om de ftilte en drooghte, niet verder kon koomen, en dat het fchip van Henrik Adriaanszoon aan de grondt raakte. De Ruiter zondt toen den Schoutbynacht van der Zaan, en den Fiskaal de Wit, met Graaf Jan van Hoorne, Jonker Reinout van Koeverden, en' zyne zoonen Jonker Engel de Ruiter, en Jani Pauluszoon van Gelder, naar 't gemelde eilandt. Maar toen dit gezelfchap met de floep, en eenig handtgeweer van musketten en pieken, doch met de witte vreedevlagh, by't eilandt quaamen, riepen d'Engelfchen, Hollet , komt niet naader, en fmyt de dreg in den grondt. Sy Honden met vier Hukken gefchuts, tuflehen vier bolwerkskens, op een elfen vlakte , ontrent een vadem dik, van boomen t'zaamen gezet, en in 't midden met aarde gevult, gereedt om vuur te geven, en konden de floep van alle kanten befchieten. Men wierp dan de dregh in den grondt. Toen quam een van d'Engelfchen met een kano aan hun boordt,' vraagende, wat zy daar hadden te doen? Zyj zeiden, Wy koomen u bezoeken, en u zal van daagh geen leedt van ons gefchieden, maarwy verzoeken aan landt te koomen, en met hei Op- per- 166*4» Zendt vin terZaan en :enige anleren aan 1'Engelchen.p Dec. Hun ge- prek met l'Engelchen.  Zy vraagen naar de Hollandtfchegevangeoen. En eifchen dac men ze hun terftondt overlevere. *3ö Het LEVEN van den perhooft te fpreeken. Dat werdt toegeftaan. Het Opperhooft der Engelfchen, genoemt Abraham Hodge, bragt hen in zyn huis, een boeren fchuur. Zy vraagden hem, of daar Hollanders onder hen waaren? Hy bekende, dat 'er een man was met twee dochters, maar zeide , dat zyne vrou, drie weeken geleden, was geftorven: daar by voegende, dat de man met zyne dochters de rivier wel drie mylen op waaren gevaaren, uit vreeze voor d aankoomende fcheepen, en dat ze met hunne vrye wil by hen waaren gebleven. Doch men verftondt daarna, dat men ze met geweldt de rivier hadt opgebraght; op dat ze met zouden befpieden waar d'Engelfchen hunne koopmanfehappen begroeven. De Hollanders zeiden, dat de Generaal de Ruiter , die hen hadt gezonden, die gevangenen terftondt wou hebben, het zy met vriendtfehap of met geweldt: en dat, ten dien einde, vier oorlogsjcheepen opquaamen: dat ze terftondt moften zenden om ze te haaien. Dat men aU leen^ om die gevangenen quam, en dat men t, indien ze die niet overgaven, op hen zou oerhaalen, en alles aantaften en bederven. tfodge gaf goede woorden, beloofde de gehangenen vry te leveren, en zondt terftondt een kano om ze te rug te brengen. Men aadt hen, vyf dagen geleden, aan een' Koning der Negeren gezonden, die hen weigerde op d'eerfte boodtfehap te laaten volgen maar daarna, door een tweeden poft bewoo' KB, liet hy ze gaan. De Hollanders, met Je floep tot den avondt vergeefs gewacht iebbende, voeren weêr te rugh naar de vier fchee»  L. Admiraal DE RUITER. £37 fcheepen: zonder voor dien tydt iet meer te eifchen: want zy dachten dat zy den Hollander met zyne dochters verlolfende, dan wel klaar befcheidt van't bedryf der Engelfchen zouden bekoomen. Des anderendaaghs ging de floep met de gemelde afgezonden weêr naar 't eilandt, om den gevangen, met zyne dochters, af te haaien, die men toen gewillig overgaf. Dees by de Ruiter gebraght, verklaarde,dat hy uit den lande van Uitrecht was, genoemt Gysbert Hendrikszoon van Weftbroek: dat hem d'Engelfchen zeer quaalyk hadden gehandelt: dat hy door den Kapitein Holmes by 't eilandt Goereê, nevens zyne vrou en dochters, met het fchip de Bril was genoomen, en denvaart vervoert: dat hy by de Negers, daar hy laatft was gebraght, niet wilt of hy een uur levens hadt; zulk een geraas maakten ze, en daar ontrent waaren ook menfeheneeters: dat d'Engelfchen hier op 't eilandt twee Hollandtfche ftukken gefchuts hadden, die Holmes van Kabo Verde, of van't eilandt Goereê, hadt gebraght: met veele goederen, de Weftindifche Kompagnie toebehoorende: dat een Engelfch fchip met twaalf ftukken, ontrent zes weeken geleeden, een Hollandtfch fchip, dat te Lisbon door de Portugeezen was bevracht, en naar Sint Thomeé wilde, hier op de waterplaats, onder fchyn van vriendtfehap, met vuil bedrogh, hadt vermeeftert. Op dit bericht befloot de Ruiter d'Engelfche logie op 't eilandt aan te taften, en alles, ten behoeve van de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie, aan te Haan. Ten dien einde zondt hy 1664.- 10 Dec. De gevart» gen worden vrygelaaten. 10 Dec. Bericht van 'tbe" dryf der Engelfchen. De Ruiter sefluit 1'Engelfche goederen op 't eilandt  s38 Het LEVEN van den 1664. aan te (as. ten. 10 Dec. Zyn gefprekinecden koopt man Hódge. Goederen der En gelfchen op 't eilandt gevonden en t'fcheep gebraght. hy etlyke floepen wel bemant naar 't eilandt. Men zagh toen twee kanoos, met Negers van 't vafte landt, hun te hulp koomen: maar beide werden ze door de Hollanders genoomen. Hier verdronken twee of drie Negers, en ontrent twintig werden gevangen. De Hollanders, zonder verder tegenftandt landende, maakten zich terftondt meefter van 't gefchut. Waar op eenige Negers, en de flaaven der Engelfchen, mét hun geweer in 't bofch vlooden. De Ruiter, die ook zelf aan landt was, om ordre te ftellen, zeide tot den Engelfchen koopman Hodge, dewyl men hier veele Hollandtfche goederen heeft gebraght, en ook gefchut en goederen van Kabo Verde, zoo koomen wy hier om de goederen, die in de pakhuizen der Engelfche Afrikaanfche Kompagnie leggen, aantetafen en na ons te neemen; op dat de Hollandtfche Kompagnie daar haar verhaal aan magh vinden. Daarna werden de pakhuizen gcopent, alles daar uit gehaalt, cn in dc boots en floepen gelaaden. Een van de dochters van den verloftcn gevangen ontdekte aan de Ruiter, dat d'Engelfchen vyftienhondcrt yzere flaaven in een put hadden begraven, die men daar terftondt uithaalde. De matroozen, die overal liepen, en alles doorzochten om te pionderen, zaagen in 't bofch een grootekaale plek, daar ze naar groeven, en vonden daar tweehondert tfeventig groote olyfantstanden, Ook werden uit de pakhuizen noch elfhondert vyftig kleender olyfantstanden gehaalt : t'zaamen veertienhondert en twintig tanden. Men bequam ncch op dat eilandt nc-  t. Admiraal DE RUITER. 23-9 negenhonderdtvyfenfeventig kooprc ketels , en bekkens: eenige kaften, kiften en vaaten met faaijen, bombazynen, pietzen, klcedtjens, Haarlemer Holten , pakdoek , koraalen, kleene yzere kettingen, meffen, en fpykers: voorts ettelyke tinne kannen, eenige musketten, drie yzere ftukken, en twee metaale ballen, tweeduizendt zeshondert en negenentachtig pondt rys, etlyke vaaten en zakken met grein, dertig zakken met zout, en andre koopmanfehappen. De gevluchte Negers of zwarten fchooten ondertuffchen fel met vierroers uit het bofch. Waar op de Ruiter een' van de Negers, by de Hollanders gevangen, een Konings zoon, by hen in 't bofch zondt, om hun van zynent wegen aan te zeggen, dat indien zy een van de Hollanders quetften, hy dan al de gevange Negers zou laaten doodt/laan. Dat dreigement braght 'er de fchrik in, en zy hielden op van fchieten. Het Hollandtfche volk bleef den gantfehen nacht aan landt in 't volle geweer, en 's morgens met den dagh werden de goederen voorts gelaaden, en daarna aan de fcheepen gebraght. Doch de Ruiter beval dat men eenige goederen aan landt zou laaten; op dat d'Engelfchen, naa zyn vertrek, daar medej koophandel zouden dryven, en daar van le-f ven. Hy liet hun tweehondert flaven yzer' behouden, twee killen met meffen, twee' kiften met koraalen, twee halve oxhoofden* Spaanfehe wyn, twee halve oxhoofden bran-j dewyn, vyf vaatjes fpykers, dertig laft fout,i een party deelen, fteen, kalk en tras, metl andre kleenigheden meer: zonder hunne huizen .1664. De gevluchteNegers fchietert uit het bofch: 'T welk Joor drei;en werdt ;eftuit. II Deel [>e Ruiter landelt 1'Engelchen met xoote >ermherigheit,huaenige ;oederen aatende in van té even 11 Dec  •fi4=ö Het LEVEN van dén 1664. Het En* gelfch fchip, van Kabo Verde gekoomen,wordtontladen en ontflagen. < 13» '4 en iSDecemb. zen ofT>oomen in 't minde te befchadigen. Zoo goedertieren e.n bermhertig handelde de Ruiter niet deeze Engelfchen: hoewel hy Wid dat hunne landtsluiden met de Hollanders in deeze geweden anders hadden gelecft. Hy nam den koopman Abraham Hodge, en zynen makker Richard Wicht, met zich aan boordt, om dc lyd van 't geen uit hunne pakhuizen gehaalt," en van 't geen hun gelaaten was, t'overzien ell Wondertekenen; op dat men in tyde en wyle den Hollanders d'aangehaalde goederen, indien men, by verdragh, wederzydts fchaade moght vereffenen, niet te dier noch te hoog zou konnen dellen, ofaanreekenen. Ook liet de Ruiter d'olyfantstanden en 't kooper in alle de fcheepen weegen: alle de kaden met goederen naazien, en alles voorzichtelyk aantekenen; om den buit te zyner tydt bchoorlyk te konnen verantwoord den. D'olyfantstanden woegen zedienduizendt negenhondert en negenenvyftig, en de keetels, bekkens, en ander kooperwerk, drieduizent hondert en vyfendertig pond. Ter zeiver tydt werden de gevange Negers ontflagen. Ook gaf de Ruiter lad, dat men met het ontlaaden van 't Engelfch fchip, het fpoedig Advys, voort zou gaan, en de goederen der Engelfche Afrikaanfche Kompagnie in een der oorlogfcheepen laaden: 't welk met groote vlyt werdt uitgevoert. Daarna werdt het gemelde fchip geballad, en vrygelaaten. De Ruiter gaf den Schipper, Timotheus Leeuwis, twee brieven aan den Secretaris der Admiraliteit t'Amderdam, David de Wildt; behelzende een verhaal van zy-  L. Admiraal DE RUITER. 24 ï • II. Deel. HET zyne verrichting by Kabo Verde en in d Mcrra Liona; met belofte, dat indien dei leden brief in de maandt van Maart des vol gendcn jaars door zyne ordre wierdebedcldt hy daar voor duizendt gulden zou genieten doch de brief laater ter handt koomende. zoude de brenger ter befcheidenheit van de Heeren Raaden ter Admiraliteit worden betaalt. Den vyftienden van December ginfl dc Ruiter met dc vloot weêr t'zeil uit de Siërra Liona naar de kud van Guinea. Den volgenden nacht ontrent drie uuren zagh men daar een dar met een' ftaart/die inst oogh zoo lang fcheen te zyn als een Noordtfche deel, cn met den dagh ontrent het zuiden onderging. Dees fcheen daar na noch verfchcide nachten. Naa veel dilte, en tegenwmdt met onweêr, quam de vloot den achtentwintighden van December in 't gezicht van de Greinkud, zoo genoemt wegens zekere vrucht of graan, by de Hollanders, grein, cn by anderen malegette of raanigettc, en ook paradyskooren geheeten; 't welk op deeze kud in overvloedt en meer dan elders wad. Den volgenden dagh zagh men Kabo das Palmas ontrent vyf mylen noodtnoordtwed van zich leggen, en vervolgde den koers naar de Goudtkufl - 1664. 1 De Ruitei gaat met dc vloot uit de Sierra Liona t'zeil. Staartftar gezien. De vloot komt op de Greinkuft van Guinea. 28 Dec,  HET LEVEN 10*6$. De Ruiter vcrvolght zyne reis.. En komi by de kaap de Tres puntasop cie Goudt« kuft. 4 Jan. van den heere MICHIEL de RUITER, IIartog, Ridder &c. Li Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt. ZEVENDE BOEK. De Viceadmiraal de Ruiter, met de Hollandtfche vloot voorby de Grcinkuft zeilende, liet de Kapitein Henrik Adriaanszoon en Jakob Korneliszoon Swart daagelyks een myl of anderhalf te landtwaart van de vloot zeilen , en 's nachts zoo verre dat ze die bequaamelyk konden zien: om te verneemen, ot tuffchen hen en 't landt geen vreemde fcheepen laagen: met laft dat ze die zouden trachten te verfpreeken, en onder de vlagge te brengen. Hy beval hun ook, het dieploot geduurig te laaten werpen, en op vyfentwintig vaam koomende by nacht een fchoot met grof gefchut te fchicten, en by daagh een Staatenvlagh te laaten waaijen. Men kon te dier tydt "met geen hondert vaam lyn grondt krygen. Dus zyne reize vorderende, quam hy den tweeden dagh desjaars zellienhondert vyfentfellig met de vloot ontrent de kaap van Sinte Appolonia, een uithoek op de Quaquakuft van Guinea, en den vierden by de kaap de Tres Puntas op de Goudtkuft, zoo genoemt  L. Admiraal DE RUITER. 243 noemt wegens den goudthandel die daar valt Hier dreef de vloot langs het landt: en mei was noch t'eenemaal onkundig van den toehandt der dingen in dat geweft, tot dat de Kuiter twee kanoos met Negers (die by een der oorlogfcheepen quaamen, om tc handelen; met de floep aan zyn boordt liet brengen, hun vraagende, waar d'eerfte Hollandtlche logie daar ontrent was. Zy zeiden, dat het kafteel-by 't dorp Bottrou, Bateftein genoemt, door veertien Hollanders bezet, een weinig voor uit lag: op een berg aan itrandt, vier mylen beweften Takorary. Hy zondt terftondt een floep naar landt, om iemant van de Hollanders aan zyn boordt te haaien; op dat hy verneemen moght in wat Haat de zaaken van vrienden en vyanden daar ontrent ftonden, en wat plaatzen d'Engelfchen de Weftindifche Kompagnie hadden ontweldight. Maar voor 't aankoomen der floep, quam de Kommies ofBewindtsman van Bottrou, Bartholomeus Rietbeek, met een' kano van zelf aan zyn boordt, hem verwellekoomende, en berichtende dat d'Engelfchen het kafteel Witfen, dat ook Takorary, naar het dorp daar 't by leit, wordt genoemt, noch mhadden: cn dat d'Engelfche fcheepen, elf in getal, die groote vyandtfehap tegens de Hollanders hadden geplecght, vier daagen geleden, op de tyding van d'aankomIte der Hollanders, van Kabo Kors waaren vertrokken. Dit lefte was hem leedt te hooren: want hy zocht de vyandtlyke fcheepen op te zoeken en aan te taften. Maar nu vondt hy, dewyl hem die fcheepen waaren ontweeQ a ken. . 1665. 1 ' Laat twee kanoos met ! Negers aan ■ boordt • brengen* Hy kryglit nader be-. richt van zaaken.  i 1665. 1 Zyn fchry-' ven aan den Gene raai Valkenburg.4 Jan. Hy zendi een floep naar landt om 'c kafteel Wit fen met een* brief op te eifchen. Men w den brief 44 Het LEVEN van den een, geraaden, dat men ten cerften het kateel Takorary zou trachten tc herneemen. [dier op liet hy zvnc komft in dit geweft aan len Generaal johan Valkenburg, (die zich op het kafteel Sint Georg del Minaonthieldt, en wegens de Weftindifche Kompagnie 't oppergezagh in deeze landen hadt) met een brief weeten, verhaalendc in 't kort wat hy by Kabo Verde en fri Siërra Liona hadt verricht, en voorts verzoekende dat men eenige plaatskundige luiden, tot zyn raadt en hulpe, om zich daar van ontrent Takorary tc dienen , zoude afzenden. Den zelvcn dagh, maar op den avondt, en met den donker, quam hy noch met de vloot voor Takorary ten anker, en zondt terftondt Jonker Reinout van Koeverden met een floep naar landt, om 't kaltecl Witfcn, door een' beflooten brief, op te eifchen. In dien brief, op den naam van de Viceadmiraalen de Ruiter en Meppel, enden gantfehen Krvgsraadt, gefchreeven, werdt den Engelfchen aangezeit, dat ze het ka/teel, met al zyn gefchut, krygsbehoefte en koopmanfehappen , en al wat die van d'Engelfche Afrikaanfche Kompagnie de Hollandtfche Wefhndifclie Kompagnie zoo onrechtmaatig, en tegens alle reden, hadden benoomen, weder ■hadden over te leveren: of dat men hen, in geval van weigering, met alle kracht zoude aant aften, en in de hitte van V gevecht niemant fpaaren-.dat ze derhalven fpoedig zouden antwoorden; V geen men wenfehte dat ten gemeenen befte en f hunner behoudeniffe moght 1 ftrekken. 'Doch d'Engelfchen weigerden den brief t'ontfangen, of den afgezonden te fpraak m  L. Admiraal DE RUITER. 245 te ftaan, roepende, Komt morgen vroeg. Me den daage voer Jonker van Koeverden met di floep, en een witte vree vlagge, weer naa 't kafteel, om den gemcldcn brief over te le veren. Maar dicht aan landt koomende, werd van dc Negers, die in groote meenighte ach ter hunne kanoos, met zandt gevuldt, ver borgen laagen , zoo fel met musketten op dc floep cn Hollanders (hoewel men wenkte dat ze aan landt zouden koomen) gefchooten, dat de koegcls rondtom de floep vlogen, zonder nochtans icmant tc raaken. Dai fchietcn op een floep, die dc vreêvlag liet waaijen , by geen Chrifte menfehen ten oorlogh gcbruikelyk, gaf genoegh te kennen, dat men naar geen woorden zou luiftcren. Hier op riep de Ruiter den Krygsraadt by een, daar beflooten werdt;, tot het'uiterfte te koomen. Men beval vyf van dc lichtfte oorlogfchcepen, dat zc 't kafteel aan de waterkant zouden naaderen cn befchietett: cn ter zelvcr tydt braght men vierhonderdt en veertig mannen, en onder de zelve ontrent twee honderdt matroozen, met hunne wapenen in de boots cn floepen, die men met kleene ftukskens gefchut hadt verzien. Over de foldaaten hadt Graaf Johan van Hoorne het gebiedt, en de matroozen ftonden onder de Kapiteinen Jakob Korneliszoon Swart, Jan van Nes, en Jan du Bois. Doch eenigen melden dat het oppergebiedt den Graaf van Hoorne werdt opgedraagen. De Ruiter beval, dat ze met hun volk zouden landen, het kafteel met ftormladders beklimmen, daar handtgranaaten in werpen, en alles doen wat Q 3 moo- c 1.6-65. :niet out- fangen . 5 Jan. t : De Negers befctiieten de floep, die men met vreêviagh hadt afgezonden. Ordre geftelt op het aantallen van 't kafteel Takorary of Witfen. 5 "Jan.  2146 Het LEVEN van den 166$. Het Itaftee wordt befchooten,en 't ro.i gelaadt. De Negers deen groote tegenweer. Vluchten Het Ka Heel Tako rary of Witfen verovert. raoogelyk was om het te bemaghtigen. De gemelde fqheepen liepen binnen een gooteïingfehoot onder 't kafteel, daar ze hunne tankers lieten vallen. Toen ging al 't gefchut los cn men gaf geweldig vuur, fchietende kruifleling op de Kerkte, Onder dit fchietcn werden dc foldaaten en matroozen aan landt gezet. Die van 't kafteel deeden eenige fchooten om 't landen te verhinderen, doch vergeefs. De Hollanders, die, op den voorgang van den Graaf van Hoorne, cn dc Kapiteinen Swart, van Nes, en du Bois, als mannen aanvielen, hadden feller ftrydt met de Negers dan met d'Engelfchen, die hunne vlagge op 't kafteel haaft ftrecken, cn een witte vlag lieten waaijen, tot een teeken dat zc van zins waaren zich over tc geven. Doch dc Negers, die zich bcnccdcn op 't ftrandt hielden, cn wel vier-of vyfhondert fterk waaren, met musketten cn vierroers (daar ze zich wel van wiften tc dienen) verzien, deeden groote tegenweer, cn dreven eenige Hollandtfche foldaaten en matroozen, die op het ftrandt ftonden, naar hunne vaartuigen. Doch toen begoften de boots en floepen met hunne ftukskens, die men met fchroot hadt gelaaden, onder de Negers te fpeclcn. ' Waar op ze in onorde raakten, en ftraks de vlucht naamen. D'andcre Hollanders by 't kafteel gekoomen, vonden dc poort, of ingang, met fteenen toegewerkt. Dies waaren ze genoodzaakt met ladders over de 1111111ren te klimmen, cn een granaat naar binnen tc werpen. Daar op maakten zc haaft ope< ning , en 't volk trok, zonder verder tegen- ftftndt,  L. Admiraal DE RUITER. «47 ftandt, naar binnen. Een van dc Ruiter: matroozen, Laurens Tcuniszoon genoemt. haalde d'Engelfche vlagge van 't kafteel, er Gcrrit Jakobszoon , een matroos van den Schoutbynacht van ' Nes, was d'eerfte die daar de Hollandtfche vJag op plantte: weshalvcn zy daarna elk met .een vereering van vyfentwintig gulden werden befchonken. Men vondt op 't kafteel zeven yzere ftukken gefchuts, fchietende zes cn acht pondt yzer, en niet dan elf Engelfchen. Het Opperhooft lagh maghteloos cn kreupel met twee krukken in een kribbe, de Koopman, nevens noch vyf of zes anderen, waaren ook ziekelyk. Maar men meent dat eenige van de bezetting zich, met ettelyke Negers, over de muuren hadden geberght. Ookhadden d'Engelfchen alle hunne koopmanfehappen cn lyftoght, vier daagen te vooren, naar'tbofch en naar Kormantyn gebraght. Straks naar 't bemaghtigen van 't kafteel moft men al 't Hollandtfch gelande volk weêr tegen dc Negers in ordre ftcllen, die toen, wel duizendt , mannen in getal, in 't geweer waaren, enden ' ftrydt zochten te hervatten. Maar men boodt1 hun 't hooft met groote dapperheit, dreef ze ten tweeden maale op de vlucht, en drong met eene tot in hun dorp, of Negery. Dcczc was veel grooter dan de Ncgcryen aan r Kabo Verde, of in Siërra Liona, en werdt d (op het aanraaden van eenige Negers, die by § dc Hollanders waaren) in brandt geftceken; om dat zich de vyandrlyke Negers daar in verborgen, en daar fterk uit fchooten. Zonder dat verbranden der Negery zou men zich Q 4 van ; 16-65. De Nepers weêr op de been. Worden veêr op de rluclu geIreven. DeNege/ wordt in e brandt ïiteeken.  i665. Gelegent heit en fterkte var 't kafteel. over 248 Het LEVEN van den van de vyandtlyke Negers niet hebben konnen ontdaan ; dewyl ze t'elkcns op nieu uitvielen. Maar ziende het dorp van Takorary in den brandt, vermeerde hunne vlucht, en elk liep zyns weeghs, landtwaart in, of in boffchen. In 't gemelde gevecht met de Negers werden acht of tien Hollanders gequetll, zommigen doodclyk, cn een Het 'er 't leven.' Een der Negers, een' Hollander, Markus Gerritszoon van Amfterdam, die in de Negery liep fneuffclen, onverziens overvallende, ftak hem 't mes tot het hecht toe in den buik, cn liet het daar in fteeken. Maar.de gequetfte rukte 't mes weêr uit dc wonde, en dreef het den Neger in 't lyf, tot dat hy onder zyn handen ftierf: doch de Hollander, meent men, dat genas, en in 't leven bleef. Van d andere gequetften zyn daarna noch etlyke geftorvcn. Dc Negers vcrlooren in den itrydt tien mannen, en twee vrouwen. Naa dat de Hollanders op 't kalled waaren gekoomen, ftonden zy verwondert over de fterkte van 't gcbou:want het hadt drie muuren, van eikanderen afgefchciden, elk veertig of tweeënveertig voeten hoog. Men 'hadt daar wel zeshondert fchooten uit de fcheepen op gefchooten, zoo dat men daar Heen en kalk zagh afihiiven, en meende dat men 't zeer hadt befchadight: maar nu bevondt men alles in zyn'geheel, cn dat het niet anders was dan of men Hechts met fneeuwballen hadt geworpen. Het werdt voor eerft met Vyftig Hollanders bezet. Den zeiven dagh zagh men een vremdt fchip, een weinig opwaart boven de Hollandtfche vloot: waar  L. Admiraal DE RUITER. 249 over de Heer de Ruiter den Schoutbynacht van der Zaan denvaart zondt, met laft om 't zelve onder de vlagh te brengen. Daar by koomende was 't een der Engelfche fcheepen, by Kabo Verde ontloft, genoemt de Victorie, dat op deeze kud handelde. Dit werdt noch 'savondts by dc vloot gebraght, cn tot nader ordre aangehouden. In de voornacht vaardigde de Heer dc Ruiter een' verwonden'.Neger met een' brief aan den Generaal Valkenburg over landt af: verhaalcndc, op wat wyze dat men 't kadee! Takorary hadt bcmaghtight: met verder verzoek, dat hy, zonder uitdel, eenig Jandtkundig volk in de veroverde fterkte zou zenden; dewyl men niet een' man in de vloot hadt, die ooitin dit landt was geweeft. Ter zeiver tydt ontfing de Viceadmiraal de Ruiter antwoordt op zyn eerfte fchryven, aan den gemeldcn Heer gezonden. In dees brief betuigde Valkenburg zyne blydtfchap over d'aankomftc der Hollandtfche vloote: en gaf voorts te kennen, dat hy van de Ruiters verrichtingen al voor drie weeken tyding hadt ontfangen, en dat toen d'Engelfche fcheepen, die voor del Mina laagen, verbaasdclyk waaren geweeken: maar dat zc niettemin den Hollanders te vooren leedts genoegh hadden tocgebraght. Ook liet hy de Ruiter weeten, dat hy den brief der Heeren Staaten, den negenden van Auguftus desvcrlccdcn jaarsgefchrceven, hadt ontfangen: en dienvolgens, om zynen toeleg op Takorary te vorderen, hem eenige maght van Negers of S war ten te hulp zou zenden. Hier op quaamen 'sanQ 5 de- 1665. Het Engelfch(chip de Victorie wordt aangehouden. 5 J»n. De Ruiters fchryven aan den Generaai Valkenburg. 5 Brief van Valkenburg aan de Ruiter. Ziep, 176.  &5o Het LEVEN van dn 1665. Gage donk en Smit koomen met duizendt Negers b; de vloot. 6 Jan. Befchry ving der Mynfche Negers. Zy vaaren^ aau landt. j derendaaghs d'Opperkommyzen, of Ilooftbcwindtsïuiden, Hubcrt van Gageldonk, en Samuel Smit, met ontrent drie hondert kanoos, of kleene vaartuigen, uit een' boom gehouwen, en wel duizendt Negers naar de , vloot. In elke kano zaaten drie of vier Negers. Deeze voeren achter elkandcrcn in een Jangen ftreek, zoo dat men van d'ecrfte tot de lefte naaulyks kon zien, als een hoop fwarte mieren in 't waatcr, dat een vermaakclyk gezicht gaf. Men hadt hun onder drie vaandelen der Weftindifche Kompagnie verdeelt. 'T waaren kloeke mannen, met musketten, vierroers, afïagayen, boogen cn pylen gewaapent, en naar 'slandts wyze op zyn krygsmans toegemaakt. Zy hadden mutfen op 't hooft als ftormhoeden, met vederen verciert, in plaats van pluimaadjen; endaar voor twee of vier hoorens van heeften. Op hunnen buik droegen ze zwaarden, aan welker geveftcn, van hout gemaakt, de muil en 't gebit van leeuwen, tygers, en andere wreede dieren, werdt gezien. Zommigen hadden 't aangezicht, cn eenigen ook het lichaam, met roodc, geele, en blaauwe verf beftrceken: dat zich als een vremdc fchildery in d'oogen van de Hollanders opdeedt. Men hadt dit volk mee ft. gezonden Dm zich daar van tegens de Negers van Takorary, terwyl men 't kafteel zou beltonnen, :e dienen, en Swartcn met Swartcn te beIryden. Doch al was 't kafteel verovert, zy roeren evenwel naar landt, en'de Takorarifche Negers, die weer in hunne Negery beloften te ncftclen, hen ziende naderen, be- gaa-  L. Admiraal DE RUITER. 251 gaaven zich alt'zaamen op de vlucht, bofchwaart in. Toen vielen de Mynfche Neger; in de verbrande Negery van Takorary, of ir de huiskens of hutten, die de brandt nocl niet geheel hadt vernieldt, neemende al wai hun dienen kon, van mille, een foort van graan, en 't geen ze noch van andere vruchten in voorraadt op de zolderkens vonden: ook al de kanoos, die ze aan ftrandt konden bekoomen, en die hun te groot waaren hakten ze aan Hukken. Den Neger, die, gelyl verhaalt is, van een' Hollander was doodt gefteeken, vindende, hieuwen ze 't hooft af, en zoo mishandelden ze ter zelvcr tydt een doode Negerin. Daarna fpeeldenzc hun fpcl met dc twee hoofden en bedreven'cr veel moedtwil mee. Zy fmecten ze in "t zandt, veegden hunne voeten aan 't aanzicht, en braghten ze met veel gefchreeu en gebaar in hunne kanoos, om ze'naar del Mina te voeren, Dc Kommyzcn Gageldonk en Smit, den Heer dc Ruiter begroetende , braghten hem een' brief van den Generaal Valkenburg waar in hy beweerde, dat het beter waare^t kafteel van Takorary of Witfcn, indien men't veroverde, geheel te Hechten en te bederven, dan het te bezetten cn in te houden: om dat de voordeden, die men daar van hadt te wachten, d'onkoften niet konden opweegen; dewyl de Weftindifche Kompagnie uit dat gé-i weft weinig winft kon trekken, wecgcns'de vyandtfehap der Takorarifche Negers, die 't altydt meer met d'Engelfchen cn Dcenen hadden gehouden, dan met de Hollanders. ' Op dit VOorftel werdt by de Ruiter en zyn'Krygsraadtt '■ 166$. ; Piouderen de Negery van Ta- 1 korary. Hun on- menfebelyk fpel met alge* hou we hoofden. Valkenburg raadt dat men 't kafteel Tatorary zou lechten.  25*1 Het LEVEN van den 1665. Men laai het door buskruidt fpringen. 6 Jan. De Ruiter gaat weêr t'zeil. Zeilt voorby Snma. Komt voor del Mina. 7 J*"'- raadt bcflooten, dat men 't kafteel met buskruidt zou laaten opfpringen. Ten dien einde heeft men 't gefchut en 't volk daar afgehaalt, en twaalf vaaten buskruidt, elk van hondert pondt, in 't hart oft binnenftc der fterkte geleit: daar men toen den brandt in ftak , waar door 't gemelde kafteel met een groot gedruis in de lucht vloog, en als tot een molshoop werdt. Daarna liet men 't voort tot d'aardc toe Hechten. Te dier tydt hadt men groote moeite om d'Engelfche gevangenen , die men van 't landt moft haaien, aan boordt te krygen, cn hen tegens dc Mynfche Negers te befchermen: want die woefte woedende menfehen, ten hooghften op hen verbittert, wilden hun met gcwcldt den kop affmytcn, gelyk zy drie Engelfchc Negers deeden. Daarna braght men 't gefchut en eenig yzerwerk t'fchcep, cn de Heer de Ruiter ging noch ten zeiven daage met de vloot onder zeil naar Sama, een Negers dorp met een kleen kafteel van dien naam, onder 't gebiedt der Wcftindifche Kompagnie, dat hem met vier cerfchootcn, in 't voorbyzcilen, begroette, daar hy met drie op antwoordde. Den volgenden dagh, den zevenden der maandt, quam hy ontrent den middagh met de vloot, de behocftiluit, en 't Engelfch fchip de Viétorie, voor het kafteel Sint Georg del Mina, op de Noordcr breedtte van vier graaden en zesenveertig minuten gclecgen , ten anker. De Viccadmiraalcn de Ruiter en Meppel hebben toen 't kafteel met elf eerfchooten (d'andere ;i met negen, zeven en vyf fchooten) 5egi oe , daar 't kafteel alleen met negen fchooten  L. Admiraal DE RUITER. 253 ten op antwoordde, 't geen naar 't oordeel van zommigen der eere niet genoegh was; want men moft de Ruiters fchooten ten minde met gelyk getal hebben bejegent. Men vondt hier twee jachten der Weftindifche Kompagnie op de reede leggen, 't eene genoemt d'Eendraght, en 't ander de Neptunus. Ter zeiver tydt quam d'Oppcrkoopman DirkWilree, met den Fiskaal PieterBaut, den Heer de Ruiter aan zyn boordt vcrwellekoomcn, en nevens d'andere Opperhoofden der vloote, uit den naame van den Generaal Valkenburg, aan landt noodigen. Eenigen verftonden, dat zulks niet betaamde, cn dat Valkenburg zelf in perfoon by den Viceadmiraal de Ruiter, als die 't oppergezaghhadde over de Hollandtfche oorlogsvloot in dit geweft, behoorde te koomen. Maar de Ruiter nam 't zoo hoogh niet op: oordeelende, dat men om 't punt van eere den dienft van 't Landt nietmoft verzuimen; dewyl de tydt kodclyk was, ende zaaken, die men met Valkenhurghmodoverleggen , geen uitdel leden. Hy ging dan met den Viceadmiraal Meppel, denSchoutbynacht van Nes, en den Kommandeur de Wildt, gevolght van zyn' zoon Jonker Engel de Ruiter, en anderen, aan landt; daar al't volk, met veele honderden van Mynfche Negers en Negerinnen, groote vreught over zyn komd toonden. Al de Hollanders aanfehoudeh den Heer de Ruiter als hunnen verl offer, ter goeder uure van dc Heeren Staaten naar de Guineefche kud gezonden, om hen van'tgeweldt en den overlad der Engelfchen te bcvryden. Op 't kafteel koomende, werdt al't gefchut rondts- Wordt aan syn boordt Degroet. Vaart met i'andere Opperhoofdenlan landt. Werdt met /réught en bewys van eere in 't kafteel ontfangen. Gelegentheit en ïerkte van t kafteel Sint Georj del Mina.  Hét LEVEN van den 1665. Gefprek Van Valkenburgmet de Ruiter. 7 Jan. D'Engelfche goederen worden uit d'oorlogsfcbeepengeloft. rondtsom losgebrandt. Die 'sde hooftveftmg van al de fterkten, die de Nederlander? op de goudtkuft van Guinea bezitten: zeer fterkvan gelegcnthcit en werken, 'T leidt op dc grenzen van 't Koningkryk Fetu, in Guinea, op een uithoek der zee, die 't aan twee zyden omringt. T is op een' rotsfteen gebout met dubble veften en dubblc muuren, die tendeele uit de rots zyn gehouwen, cn voorts met groote fteenen, daar op geleidt, beflooten, 'T heeft vier bolwerken, twee aan de zeekant, en twee aan de landtzydc met vier bateryen, en tweeëndertig metaale ftukken gefchuts. De Generaal Valkenburg den Viceadmiraal dc Ruiter met zyn gczelfehap ter maaltydt onthaalcnde, verhaalde, dat d'Engelfchen op Kormantyn wel vier of vyf weeken gclccden al tyding van de komft der Hollandtfche oorlogsvloote, van 't veroveren van 't eilandt Goereê by Kabo Verde, en der acht fcheepen hadden gehadt, en dat hy op 't kafteel del Mina, naadien 't by d'Engelfchen Was uitgelekt, zes of acht daagen daarna kennis van die zaak hadt bekoomen. Hy fprak verder van Kabo Kors, zeggende, dat de Negers van die landtftreek met eikanderen overhoop laagen: dat het eenige met de Hollandets en andere met d'Engelfchen hielden. Maar dat hy onder de handt liet arbeiden om die van hun af te trekken: daar men den uitflag van moil afwachten. Daarna werdt ordre geftelt, om al d'Engelfche goederen, die men by Kabo Verde, en in Siërra Liona, in d'oorlogsfchccpen hadt gelaaden, aan del Mina t'ontloffen , 't üeon veel moeite koike; want  L. Admiraal DE RUITER. 255 want alle killen en kallen moft men openen, naazien , aantekenen en weer pakken. Dit ontlolfen duurde wel tien daagen , naadien men met de boots cn floepen niet dan met hoogh water in de riviere en aan 't kafteel del Mina kon koomen. Terwyl dc Hollandtfche fcheepen hier laagen, quaamen veele Negers met hun kanoos aan boordt, die den matroozen hunne rokjens en andere dingen voor goudt afhandelden: maar eenige Hollanders vonden zich bcdroogen: want het geen ze voor goudt omringen, was op den toets Hechts kooperof verguldt zilver: dies leerden ze die bedriegclykc menfehen kennen. Den negenden zagh irfen een fchip met een boot, die voor uit quam, 't was d'Engelfche Kapitein Toorenburg met het fchip Martha, te vooren onder Kabo Verde aangehouden, ontloft en daarna ontflagcn. Dc Kapitein was krank, en zondt de boot om een' Genees- of Heelmeeder te verzoeken; dewyl de zynegeftorvenwas. Des anderendaaghs ontrent den avondt quam een klccn fregat of jacht, de vergulde Tyger genoemt, met den Schipper Govcrt Hermanszoon, op dc reede, die in elf weeken uit Hollandt tot. in Guinea was gezeilf hebbende in de Noordtzce een zwaaren ftorm uitgedaan, cn in Engelandt moeten inloopen. -Hy zeide, dat de Kommandeur jan van Kampen met twaalf oorlogsfchcepen in zee was gewced , m naar Guinea tc zeilen, doch dat hy door onweder in Gocrede hadt moeten inloopen: maar dat men hem haad hadt te verwachten. Voorts verhaalde de Schipper, dat hy in Engelandt de vloot van koopvaardy- en oorlog- fchee- 166$, Bedde* gery der Negeren. 9 Jan. Hei Engelfchfchip Vfar:ha komt antrent del Mina. 10 Jan. ■ Het frepat de vergulde Tyger komt uit Hollandt. Bericht '/an den schipper.  256 Het LEVEN van den f605. Brief van de Heeren Raaden ter Admiraliteit t'Amfterdamaan de Ruiter toegezondenj Zie Aitzema.xuv.I«5. j i fcheepen, die onder 'tgebiedt van Prins Robert naar Guinea zou gaan, hadt zeilreede zien leggen. Dit fcheepken was alleen afgezonden om pan den Heer dc Ruiter den volgenden brief, nccvens een nader verklaaring van zynen lalt, tc behandigen. Edele, manhaftc, vroomc, difcretc, Op den eerften dezer hopende maandt hebben de Heeren Gecommitteerden uit onze vergaaderinge, wezende in *i Gravenhaage, tot beet er verftandt van de inftru&ie \, by haar Hoog. Moog. den zevcnentwintigften September jongftleden gearrefteert, voor den Kapitein en Kommandeur Jan van Kampen, ge formeert en U L. toegezonden zeekere memorie omme te dienen tot U L. narichtinge, zoo wanneer de voornoemde van Kampen onder U L. kommando op de kuft van Guinea gekoomen zal wezen , en fpeciaal in kas door hem tydinge moght koomen f ontfangen , dat dezen Staat met den Koning van Grootbrit tan je (des Godt verhoede) in rüpture oft oorlogh geraakt moght wezen, zynde de voorfchreeve memorie geformeert naar de gelegenthei t van dien tydt, daar toe wy ons, behalven het gunt hier by verandert wordt, als noch gedraagen: doch alzoo hdert advyfen ingekóomen zyn, dat d'Engel'chen met haare begonnen hoftiliteiten op de kuft >an Guinea al vorder en vorder continueren, iok zoodaanigen ërhft plegen om de zelve te vervolgen , dat nu genoeghzaam zeilvaardigh leg%en acht Koninks oorlogfcheepen, en tien kant aale gehuurde fcheepen ten oorloge toegeruft, als  L. Admiraal DE RUITER. 257 als broeder te zien by de hier nevensgaande lyfte, die ons in bekómmeringe brengen, dat, geconjungeert wezende met de fcheepen van dié natie, eenigé weeken voorheden naar de voorfchreeve klif gezeilt, U. L. byhebbende maght niet alleen zoude konnen esgualeren, nemaar koomen te prevaleren, daar toe zy luiden gelegentheit zouden verkrygen, in cas haar by abu/ive interpretatie van haar Hoog. Moog-, refolutie van den negenden Augufli jongftleden , by U. L. hier bevoorens ontfangen, toegelaaten wierdt met den anderen te conjungecren, en op haar advantagie te ageer en; temeer , dewyle, de vloot onder den meergemelden van Kampen, nu wel een maandt vaardigh gelegen hebbende, en door contrarie winden tot noch toe in het uitzeilen belet weezende^ het- onzeeker is, welke van beide de vloot en eerft op de kuft aldaar zal verfchynen, hebben wy, in gevolge van de authorifatie; ons by de voorfchreeve haare Hoog. Moog. refolutie van den negenden Augufli leftleeden gegeven , tot confervatie van het int ere ft, en reputatie voor dezen Staat, en verhoedinge vanalle beduchte misverftanden over den rechten zin en meininge van de voorfchreeve haare Hoogi Moog. refolutie i en inftrublie, in fubftantie overeenkoomende goedtgevonden en gerefolveert te formeren, en U L. by deezen expreffen toe te zenden een naader memorie van illucidatie of verklaringe, in duidelyker termen als in de voorfchreeve eerfte memorie op '£ zelvè fubjeEl.ftaat geëxprejfeert, by de welke zult bevinden geauthorijeert te weezen, alle gemonteerde Engelfche fcheepen, die op de II. Deel. R nor- 1665.  258 Het LEVEN van den 1665. voorfchreeve kuft van Afrika of Guinea zult aantreffen, V zy ten oorloge of koopvaardye uit geruft, te bevechten, veroveren of ruineren, en zoo doende der zeiver conjun&ie naar uitterfte vermoogen te verhinderen, en haar quaadt voornemen te beletten, wel zeeker wezende dat geen Engelfche gemonteerde fcheepen derwaart gaan als met intentie om de ingezeetenen dezer landen in die geweften te befchaadigen. Ende by zooverre het geluk U L. moghte dienen om eenige der uit ge-zeilde fcheepen te veroveren, gelyk wy verkoopen, voor en aleer de voorgemelde achtien fcheepen, die onder Prins Robbert ft aan te volgen, op de kuft zullen weezen gekoomen, zal U L. verdacht weezen , door bezettinge der prinfen, oft oyerneemen van goederen uit de zelve, UL. onderhebbende fcheepen van volk niet te verzwakken of te belemmeren, maar die geftadigh te houden in goedt poftuur en ordre om een naader refcontre uit te ftaan, dat zekerlyk te verwachten zal wezen, in allen gevalle de voorzichtigheit plegende, dat in cas van een quaaden uitftagh, des Godt verhoede, de veroverde fcheepen oft goederen aan partye advers niet weder in handen komen te geraaken, of iet' wes f hunnen nutte koome, verhoopende dat Godt de Heere de rechtmaatige proceduren van dezen Staat, ontrent de voorfchreeve zaake , zal zegenen, en op dat ook geene middelen daar toe gerequireert naagelaaten oft verzuimt en worden, zal U L. met correfpondentie van den Direcleur Generaal Valkenburg, door alle bequaame wegen, zoo aan Axem en andere plaatzen te lande, als door kanoos en an-  L. Admiraal DE RUITER. 259 tender e advysbarken te waaier, bezorgen, dat dé meergemelde Kommandeur van Kampen, op de kuft koomende te arriveren, pertinentelyk moóge wezen gedient van de noodige kondtfc happen, raakende de conftitutie der zaaken aldaar, en waar naar hy zich zal hebben te gedraagen, om U L. aan te tref en, en met U L. op de zeekerfte manier e te conjungeren; waar toe ons verlaatende, Edele, manhafte, vroome, difcreete, Beveelen U E. in Godes heilige protexie; In Amfterdam den xxj O&ober mdclxiv. JAKOB LIEFTIN K. pe Gecommitteerde Raaden ter Admiraliteit ende tliunncr ordonnantie. J. de WILDT. De lyft der Engelfche oorlogsfcheepen, in den brief gemeldt, was van deezen inhoudt; Konings fcheepen gaande naar Guinea. Schecpen. De llenriette. De Roos van Mcria. De J^erzeekeriiiF. D* Beer. t De Portlandt. De Refervi. De Konvcnhie. De Kolehefler. ftukken. 60 60 40 . 4« 50 48 5° 30 R 2- manning. . ■ n50. • Lyft der - 250. fcheepen, J7o. in Enge- " :o°-landt toe200. _ - 200. geruft om 200. naar Gui- - 160. nea te zen¬ den. Ce- 1665. t  i6o Het LEVEN van dei* 1665. Verklaaring van eenige paffagicn in den laft den negen den van Auguftus aan deRui ter gegeven. Gehuurde fcheepen, ten oorlog toegeruft, gaande naar Guinea. Schecpcn. ftukken. Schecpcn. ftukken. De goeie Hoop. - 40 De 'Èarbarijcte Koopman. - Z-' Be Arent. - - 40 De Johan en Katbarine. - o". VQojlinMfche Koopman. 42 De Koning Ferdinand. - - 4°- De Beurs. - - 33 De JSlateras. 9» De Samfon. - 36 De Marylaiuhfcbe Koopman. 38. De Nader verklaaring, by den brief gevoeght, luidde gelyk volght. Metnoire. voor den Viceadmiraal de Kuiter, tot beter verftandt van eenige pajfagien in den lafl hem den ix Augufti mdclxiv by de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal gegeven. Nademaal in de refolutie, by haare Hoog. 'Moog. op den negenden Augufti genoomen, on-. der anderen gezeit wordt, dat hy met vigeur zal aantaftcn en trachten te veroveren oft ruineren : Eerftelyk alle de geenen die zich tegens ' de uitvoering van zynen laft zouden moogen koomen te oppoferen: Ten tweeden alle de geenen ■ die hem daar innehinder lyk zouden zyn: Ende ten derden alle de geenen die de ingezetenen van deezen Staat hebben befchaadight, befchaadigen oft zulks poogen te doen ; zoo zal tot zyne harichtinge dienen, dat, federt weinig dagen herwaarts, op nieuws advyzen ingekoomen zyn, dat de Engelfchen op dc kuft van Guinea haare begonnen act en van hoftiliteit, met het befchieten en innemen van forten , noch al vorder en vorder gecontinueert hebben. Ende zal hy vorder tot beter verftandt van  L. Admiraal DE RUITER. 261 van de voorfchreeve pajfagien van zynen lafl moeten weeten, dat alle de Engelfche fcheepen, het zy van den Koning, het zy van de Royale Kompagnie, of'in dien ft van de zelve, die hy op de kuft van Afrika zoude moogen vinden , voor zoo veel de zelve met eenig kanon gemonteert , of anderfins bequaam zyn om eenige ojfenfie oft afbreuk te konnen doen, verfilaan moeten worden begrecpen te zyn onder de geene , die hem in de uitvoeringe van zynen laft hinderlyk zyn, en die ook aangezien moeten worden als poogcnde de ingezetenen van deezen Staat te befchaadigen: en dat hy dienvolgende, tot nakoominge van de voorfchreeve twee Artykelen, alle zoodaanige Engelfiche ficheepen , V zy van den Koning, V zy van de voorfchreeve Royale Kompagnie, of in dienft van de zelve, die hy op de voorfchreeve kuft zoude moogen aantreffen, en die hy bevinden zal met eenig kanon gemonteert, of anderfints bequaam te weezen om eenige offienfie, of afbreuk te konnen doen, zal hebben aan te tafien, te veroveren, of te ruineren, even gelyk de Engelfchen aangetaft, en verovert hebben verj'cheide fcheepen van de Weftindifche Kompagnie deezer landen, zonder dat zich in eenigt twyjfeling zal laaten brengen door de volgende pajfagie van zynen laft, medebrengende, dat hy de fcheepen van de Engelfchen, of andere Geallieerden van deezen Staat, geenzints zal hebben te befchaadigen, of in hunne traffyque te beletten; dewyl het zelve exprefifielyk wordt bepaalt met de volgende woorden, Voor zoo veel en zoo lang de zelve geen fchade en ongelyk aan de forten, fcheepen oft onR 3 der. 1665.  262 Het LEVEN van den J. de WILDT. De derdaanen van deezen Staat hebben toegebraght oft koomen toe te brengen: V welk dan wederom op een uitkomt met de voorgaande pajfagie, te weeten, die de ingezetenen van deezen Staat hebben befchadight, befchadigen, oft zulks poogen tc doen: ende dienvolgende by hem alleen zal moeten gepaft worden op eenige ongemonteerde koopvaardy fcheepen , die geen fchaade oft ongelyk aan de forten , fcheepen oft onderdaanen van den Staat zouden kennen toebrengen, of hem in de uitvoerïnge van zynen laft hinderlyk zyn, in gevalle hy eenige zoodaanige fcheepen op de voorfchreeve kuft zoude moogen koomen te bejegenen, mitsgaders ook op alle andere, hoewel gemonteerde fcheepen, zoo van de Engelfchen als van andere 'Geallieerden, die hy in Europa ofte anderfints buiten de voorfchreeve kuft van Afrika zoude moogen ontmoeten, en die'de ingezetenen van deezen Staat niet hebben befchaadight, befchaadigen, oft zulks poogen te doen, maar geenfins op Engelfche gemonteerde Jcheepen, tot offenfie bequaam, die hy op de voorfchreeve kuft zoude moogen aantreffen ^elke hy alle, als boven, zal hebben aan te taften, en, onder Godts toelaatinge, te veroveren, of te ruineren. Aclum ter vergaaderinge van de Ed. Moog. Heeren Gecommitteerde Raaden ter Admiraliteit, refiderende binnen Amfterdam , den xxj Oclober, mdclxiv, JAKOB LIEFTIN K. Ter ordonnantie van de zelve  L. Admiraal DE RUITER. 263 De Ruiter de gemelde verklaaring, en den brief van de Raaden ter Admiraliteit'geleezen hebbende, was over den inhoudt verblydt, cn de bekommering over 't ontladen der acht Engelfchc koopvaarders ontrent Kabo Verde ltreck van zyn hert: dewyl 't nu bleek dat het geen hy toen met eenige twyffeling hadt gedaan f met de meening en wil van zyne Heeren en Meefters over een quam. Ook verflondt hy daarna van goeder handt, dat de gemelde Engelfche fcheepen, by Kabo Verde aangehaalt,uitdrukkelyken laft hadden om de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie alle moogelyke afbreuk te doen: cn dat ook 't Engelfch Konings fchip, 't welk hy van 't eilandt Goereê (naa dat de Kapitein ireermaalcn hadt verklaart geen laft te hebben om eenige fcheepen of fterkten der Hollanders in dat geweft tc befchadigen) hadt laaten vertrekken, naderhandt een Hollandts fchip op de kuft van Guinea hadt genoomen. De Ruiter dan, het oogmerk van zyn laft nu klaarder ziende, befloot met zyn' krygsraadt, het Engelfch fchip de Victorie, dat gevoert werdt by den Kapitein of Schipper IfaakTeyler, weinig daagen geleeden op nieuw aangehaalt, en met hem voor del Mina gekoomen, aan te taften. Hy liet'er dien volgens d'Engelfchen afneemen,die hyopzynefchce-' pen verdeelde, braght 'er Hollandtfche ma-! troozen op, en verklaarde 't voor goeden( prys. Dit was 'tAdmiraalfchip der acht'* koopvaarders, die men by Kabo Verde hadt aangehaalt. Hy liet ook den Schoutbynacht van der Zaan en Kapitein Jakob Korneliszoon R 4 Swart 1665. De uvyiFe» ling die de Ruiter hadt over'c aanhaalen der Engelfche koopvaarderswordt wegh genoomen.t Zie p, 204. Zie p. 207, Het fchip Ie Victorie irordt roor goe!en prys erklaarr. II Jan.  a64 Het LEVEN van den 1665. Ook word bet fchip de Martha aangehaalt, en bemsghtigfitï De Ruiters gefprek en overlegging met Valkenburg.,11 Jan. Lyftoght bedorven. 12 Jan. Onderhandeling met de Fetu- Swart met hunne fcheepen onder zeil gaan, en drie mylen naar de Weft laveren, om 't boven gemelde Engelfch fchip de Martha, dat daar lagh, desgelyks te bemaghtigen, 't welk terftondt werdt in 't werk geftelt, en 't genoomen fchip 's anderendaaghs tegens den avondt by de vloot gebraght. Midlerwyl voer de Ruiter, met den Viceadmiraal Meppel, en den Schoutbynacht van Nes, aan landt, den Generaal Valkenburg bekent maakendc, dat nu 's Landts fcheepen van d'Engelfche koopmanfehappen en goederen waar ren ontlaft, cn gereedt om dienft te doen. Hier verftondt hy dat men 't met de Fetufen, of Negers van \ Koningkryk Fetu, in welk geweft Kabo Kors was gelegen, niet hadt konnen eens worden: en dat men tegens den wil der Fetufche Negers daar ontrent niet kon onderneemen. Te dier tydt bevondt men op de Ruiters fchip dat wel tweeëntachtig fakken met erruwten gantfeh bedorven waaren, die men overboordt moft ftorten: 't geen eenige bekommering gaf ontrent de lyftoght: maar hier tegens werdt dc voorraadt van broodt, en andere lyftoght, uit dc twee aangehaalde Engelfche fcheepen, de Vidtorie en de Martha, gelicht, en op de vloot verdeelt. Ondertuffchen liet de Generaal Valkenhurgh niet ongedaan wat dienen kon om de Fetufen op de zyde der Hollanders te krygen, ook met uitbieding van veel goudts, maar tot noch vergeefs. Daarna werdt hem bericht, dat ze begeerden dat de Hollanders eerft Kormantyn zouden aantallen en veroveren, belovende dat ze zichinzulketi ge~-  L. Admiraal DE RUITER. a6g geval ftil zouden houden; ook zeiden ze, dat ze, naa 't veroveren van Kormantyn, vry zouden zyn van den ecdt of belofte aan d'Engelfchen gedaan, en alsdan de Ruiter en den Generaal Valkenburg in alles behulpzaam zyn, en 't aantallen van Kabo Kors begivnftigen. Maar de Viceadmiraal de Ruiter vondt in't aantasten van Kormantyn, de hooftfterkte der Engelfchen op de kuft van Guinea, in 'tKoningkrykFantyn, groote zwaarighcit: dewyl de laft, hem gegeven, alleen fcheen mee te brengen, dat hy de fcheepen en fterkten, die ze den Hollanders hadden benoomen, zou herneemen, en niet den Engelfchen het hunne te beneemen. Doch als hy hier over met twee Gemaghtigden van den Generaal Valkenburg, in 't byzyn van zyn gantfehen Krygsraadt, in onderling gefprek was getreeden, werdt by de meeften verftaan , dat men redenen genoeg hadt om Kormantyn aan te taften; gemerkt al "t leedt, qngelyk en fchaade, die d'Engelfchen uit dat kafteel de Hollanders hadden aangedaan. Dit kon evenwel den Heer de Ruiter niet ten vollen geruft ftellen. Hy ftondt noch in twyffel wat hy moght doen, of moft laaten, en verzocht, in deeze gelegcntheit, dat de Generaal Valkenburg (die bekent was voor een Heer van groot verftandt, kenniiTe, voorzienigheit eii ervaarenheit in de zaaken van dit geweft) hem zyne inzichten en raadt op dit ftuk, en 't bedryf van de vloote, by gefchrift zou hekent maaken. Hier op fchreef de Heer Valkenburg een wydtluftigen brief, waar by hy den Viceadmiraal de Ruiter van R 5 den 1665. Diebegee» ren dat men Kormantyneerft zal veroveren. De Ruiter maakt zwaarig» heit in 't aautaften van Kormantyn. Beraadrflaaging aver .dat ftuk. 13 'Jan. Men Ter. ftaat dat er reedenen zyn om Kormantyn te veroveren. De Ruiters rerzoek jan Valkenburg.  l665, Brief van den Generaal ValkenburgaandeRuiter, verVfatendeeen bericht over den toeftandt der zstak^n,en zyn gevoelen, ■ inzichten en raadt op 't geen verder te doen ftaat. t Aftc■vaardigen. Bericht van *t vy- j sndtlykbe dryf der Engel- ; ühen in ' Guinea, 266 Het LEVEN van den den fhandt der dingen in dit geweft, zoo tea aanzien van 't vcrleede als van 't tegenwoordige, omftandiglyk berichtte, en'met eene zyn gevoelen, inzichten en raadt, op al de punten die overlegvereifchtten, en 't geen te doen ofte laaten ilondt, onderfcheidelykontvoude : welk gefchrift, om 't gewicht van zynen inhoudt, waardt is hier geleezcn te worden, en dus luidt, Edele geftrenge Heer, Aangezien het haare Hoog. Moog. by miftïve van den negenden Augufti des voorheden jaars, goedertierentlyk heeft gelieft ons aanmelding te doen in wat voege U Ed. met des zelfs onderhebbende vloote goedtgevonden hadden herwaart te depecheeren f, en, tot uitvoering van haare gegeve ordres en beveelen, ons wel exprefclyk te ordonneeren, dezelve ontrent zulks van alle bericht, hulpe, adrefifeen byftandt te dienen, en het U Ed. mede heeft gelieft ons de voorfchreeve zyne van haare Hoog. 'Moog. ontfangen laft, tot naarichting, tekommuniceren, zoo hebben wy U Ed. verzoek, om de hooghgemelde haare Hoog. Moog. beveelen 'n alle punten en deelen promt en onderdaanig ip te volgen, conform onze fchuldigenplicht, ■liet konnen onderlaaten U Ed. ons gevoelen op 't een en V ander by het volgende oprechtelyk nede te deelen. De zaak is zulks, dat die van d'Engelfche natie, onder V beleidt van eenen Majoor Ro'icrt Holmes, wegens den Heer Koning van Groot-  L. Admiraal DE RUITER. 26*7 Qrootbritanje, en Jofef Kublt, Kommandeur over de navale maght van de Royale Kompagnie , mitsgaders Francois Selwyn, Agent wegens de voorfchreeve Kompagnie, rcfideerende te Kormantyn , tfedert April des voorheden jaars, in deeze quartieren, zonder gegeveoorzaake of reeden , niet alleen publyke oorlogh hebben aangevangen en geëxerceert, door '£ weghneemen der fcheepen en goederen van de Weflindifche Kompagnie, (als haar, volgens hunne ongefondeerde fuflenue, tot zulks reeden en oorzaak hebbende gegeven} maar ook by gevolge tegens den Staat van den Lande zelfs , door de vyandtlyke occupatie i van Takorary, Kabo Kors, Ad ja , en Annemabo, mitsgaaders zulks als ontrent de plaats van Sama te vergeefs is ondernoomen, en bovendien door het vyandtlyk neemen van alle fcheepen en goederen , ook builen de Weflindifche Kompagnie, toebehoorende aan andere haareHoog. Moog. onder-, daanen, als blykelyk by V fchip de Bril, en 't jacht de Viskorf, ontrent Kabo Verde, en het Groeninger Waapen , hier op de kufl genoomen, welk voorfchreeve Groeninger 'Waapen, een onbevrucht en leedig fchip weezende, gaan-, de om de gevangenen, by haar gerelaxeert, naar V vaderlandt over te voeren, en de IVjiindifche Kompagnie in geenen -deele betref Inde , noch aan de voorfchreeve Engelfchen eenige dien ft konnende doen, zy echter liever hebben willen ruineeren, als deszelfs reize laaten vorderen, gelyk de waarheit van zulks by het mafleloos en halfgefloopt fchip, noch voor Kormantyn leggende, klaar confleerende f is: zonder hier te willen roeren van zoodaanige als die uit 1665, t Tnnceming.  i665. i Onder daanen, * Onder fcbeiding, | Ver- Volgbt. Welke vy. andtfchap niet alleen gcpleeght is van de Royale Kompagnie, maar ook by de fcheepen 268 Het LEVEN van den uit onze Landen naar Sint Thomeé bevracht, o re van Sint Thomeé naar herwaart waaren f leert, en by haar zyn genoomen , om om alle negotie en toevoer aftefnyden, gelyk TJTffZ el!Uk d£eZe f^dtewatel-met naarjcheepen continucel hebben getracht beflooten te houdenden voor zoo veel in haarwas niet toegelaaten zelfs eenig kano, of boot tot ons te moogen koomen zonder daar tegens met alle ern/t de grootfte vyandtfchap tebetoonen, die ooit van des Landts bitterfte vyanden tegens der ■ welver Jahjecten .j m eenige quartieren der wereit zoude moogen zyn geëxerceert: 't welkU 44. dan gelieve op te neemen voor een waarachtig bericht van het quaadt V geen ons in ' 23?- qVa-P^' Zonder ^nigediflinStie *van Weftindifche Kompagnie, of andere onderdaanen van den Staat, in >t algemeen met verlies Zkolmen ** kM'* " aan&edaan en Zynde dan aangeweezen en vertoont in wat voege de Engelfchen den Staat, zonder aanzien van de Weftindifche Kompagnie, of andere van der zeiver onderdaanen, in haare perjoonen en goederen hebben geprofequeert f en vyandtlyk beledight, zoo zullen w\ U Ed. verder niet onthouden dat zoodaanige vyandtJchap met alleen is gepleeght van de Royale Kompagnies daar toe herwaarts gezonde makt, maar ook by alle anderefoor tevan Engelfchen, en fpeciaal mede by de fcheepen van den tleere Konmg van Grootbritanje, onder het beleidt vandengemeiden Majoor Rob er t Holmes, de welke Kabo Verde, V fchip de Bril, de jachten den JSeptunus, Viskorf, en Krokodil, mits-.  L. Admiraal DE RUITER. 269 kaders mede V fchip Walcheren , in perfoon heeft aangetaft en verovert 4 e» verder alle de op deeze kuft bedreeve vyancltlyke a&ien helpen by woonen en bevorderen ; gelyk met des zelfs onderhebbende fchip, nevens de fcheepen van de Royale Kompagnie , op Kabo Kors meer dan iweehondert kanon fchooten heeft gedaan, tenaanzien van ons allen, die hier te lande leven: zonder dat diergelyke vyandtfehap alleen zoude zyn begaan by eenige fcheepen door den Heer Koning van Grootbritauje, of de Royale Kompagnie , tot zulks feparaat \ uit Engelandt herwaart gezonden, maar ook by alle andere hier vooren Qp de kuft, nevens ons, negotieerende Engelfchen, en in V byzonder mede by die van het fort Kormantyn: gelyk zulks uit de geannexeerde \. beWyzen ten overvloedt is confleerende * , dat de geene die aldaar noch tegenwoordig voor de Royale Kompagnie is tefideerende, en het gezagh voert, zich in alles als een eerft e beleider heeft gedraagen, en in die qualiteit met het Kabo Korfche garnifoen gecapituleert, en mede van binnen, of uit des zelfs onder hebbende voorfchreeve fort te Kormantyn, de vaftigheden van Adja en Annemabo doen fommeeren en opeifchen, gelyk hy ook van daar, om de Voorfchreeve vaftigheden te attaqueeren , uitgemarcheert, en met de verkreege gevangenen en roof weder naar de zelve plaats is te rug gekeert , zoo als ik U Ed. zulks genoeghzaam in V breede mondeling hebbe gededuceert. Maar dewyl UEd. deeze zwaarighe'it voorwendt, dat haare Hoog. Moog. by hunne gegeve ordre fchynen te verbieden iet tegens de forten of vaftigheden welke de Engelfchen oorfprong- ke- 1665. van den Koning. + Afzonderlyk. Inzonderheit ook by d'Engelfchen van Kormantyn. f Aangehechte.*Blykende.  2;ó Met LEVEN van den 1665. $ Begeer. t /lanvect tende. * Verwet rende. f Uitbrei den. Zyn be richt aan gaande Kabo Kors, en d'enge' negentheit der Fetufeu. Wat met de Fetulen was gehati- deiu kelyk hebben geboiït, of buiten de Weflindifchi Kompagnie zyn poffedeerende, fonderneemen, en derhalven ons gevoelen daar over wel fpeciaal '•defideieert i, mitsgaaders wat met des zelfs , onderhebbende maght, tot uitvoering van haare ''Hoog. Moog. bevel, offenfiye f of defenfive *, .ten eerflen behoort te worden gedaan, voornaamelyk by de apparente komfle van een confiderable Engelfche vloote, onder 't beleidt van den Prinfe Robert, als mede een aanzienlyk fecours tot maintenue van des Landts en Kompagnies bezit hier te lande, zoo zullen wy, tot voldoening van U Ed. begeer en, ons wyders eslargeren f, en zeggen, dat die van den landtfchappe Fetu, waar onder Kabo Kors is forterende, hier te lande koomende, met die van des Kom~ pagnies dienfle in groote onluften heb gevonden j welke , of fchoon toenmaals door onze voorzeide komfte in een goede vriendtfchap is verwijfelt, en de reductie van Kabo Kors met genoegen daar op gevolgt, zoo heb ik nochtans den haat en afkeer tegens onze natie , zoo haaft de ongele* gentheit met de Engelfchen (in manieren als vooren ageerende) haar daar toe aanleidinge beeft gegeven, onuitwijjelyk en als zonder einde gevonden: want zy terftondt op de komft der voorfchreeve Engelfchen met de zelve zyn aangebannen , om den Staat en de Kompagnie wederom van 't voorfchreeven fort te ontzetten, gelyk door den verraad erfchen daadt van ons eige guarnifoen ongelukkig is gevolght: waar van zy, door de verzwakking der Engelfche maght, en als voor eenig fecours duchtende, zich naaderhandt wel hebben gelaaten eenig berou te too- nen ,  L. Admiraal DE RUITER. 271 tien, en dienvolgende ten diverfche tyden aan zoek te doen, om ons, by voorval, tot de re duSlie van het voorfchreeve Kabo Kors, volgen, den gedaanen eedt, lang voor U Ed. kom/ie, niet zonder koflen, aan ons op nieu geprefleert. wederom behulpig te weezen, gelyk ook naa L Ed. arrivement, daar toe aangemaant zynde 't zelve mede niet geweigert, maar door dwan^ van eenen, onder haar den meefler f peelende. en zynde de derde perfoon in de re geering, welke het met de Engelfchen is houdende, hebber, geè'xcufeert, voorgevende f onzer hulpe niet te konnen doen: zonder dat de gemelde perfoon, naar zyn ampt genoemt. de L>ahy, fchoon hem zoo veel is aangebooden als zelfs zou defidereren f, f onzer devotie te hebben konnen brengen, als^ verklaarende met eede verplicht te weezen d'Engelfchen aan Kabo Kors zoo lang te zullen mainteneren als zy Kormantyn zullen bezitten, prefenteerende daarentegens met eede te fterken, dat ze, naa d'occupatie i van het voorfchreeven Kormantyn, tegens ons over de rcduftie van Kabo Kors in geen oppofitie zullen komen : met byvoeging, fchoon ook henderdt bezendingen over deeze zaake meer zouden moog'n worden gedaan , geen ander antwoordt te zullen geven: waar door de voorfchreeve reductie van Kabo Kors, daar de landing ontrent zeeker dorpjen, Biemba genoemt, in volle branding, tegens een vlak ftrandt zoude moeten gefchieden, als elders geen bequaamer noeh voordeeliger plaatze tot zulks uit te vinden zynde, door tegenftandt van zoo veele gewaapende Swart en, niet weinig difficil f en zal vallen, te r ■ I Zy hon. den hun 'woordt niet. t Begieren. Hunne aanbieding. % Inxeeming. Men kan Kabo Kors :egens ïunnen wil niet aanlaften, dan met zeer »root gevaar. t Béiwaanyk.  z?z Het LEVEN van den 1665, t Ernftig, i Optehow den. te meer ah de voorfchreeve Swart en zich ter voornoemde plaatze, door onderwys van de Engelfchen, berecdts zouden hebben begraven: en dat men overzulks geen kleen perykel zal loopen om ontrent het uitvoeren van diergelyke zaak een groot affront te lyden: niet alleen tot groote disreputatie van den Staat en natie, nemaar ook tot verzwakking van de vloote, om het bezit van den Staat en Kompagnie, gelyk haare Boog. Moog. voor een oogmerk hebben, tegens alle aan- en van buiten koomende maght, als die van den gemelden Prins Robert, welke wy van uure tot uure hebben te gemoet te zien, té mainteneeren naar behoorèn. Waar tegens dan mede confedererende het langverwachte fecours onder den Kommandeur Jan van Kampen,, tot bevrydinge van de kuft naa herwaart gedeflinetrt, voorhanden te wee-" zen, in deeze dringende ongehgentheden van de ongenegehtheit der Naturellen, en apparente kom/Ie der Engelfche maght, en mede of uit de beveelen en ordre van haare Hoog. Moog. aan U Ed. gegeven, met glimp of fchyn eenig fondament zoude konnen worden gevonden om daar op tegens de Engelfchen te Kormantyn te ageeren, en de zelve vafligheit te bemaghtigen, alvooren alle drukkende zwarigheden ferieux f overwoogen, en naar ons kleen begrip aan haare Hoog. Moog. ordre en goede meeninge heb. bende getoetjl, ook ingezien de weinige viclualie waar mede de vloot zich vindt verzien, en onze onmoogelykheit om de zelve, zonder zulks, te retardeeren % en ontydig iet te beginnen, waar door hier naa meer ongehgentheden zouden moo-  L. Admiraal DE RUITER. 273 moogen overkoomen, of ook wel op een onzeket flil te leggen en niet te verrichten, beide dinger, zyn, daar, naa den uitftagh, wel of qualyk van zal of kan worden geoordeeli, zonder dat evenwel te gelyk het eene gedaan oft ander kan werden gelaat en, maar dat van twee quaaden het erghjle moet worden verworpen, zoo zoude, onder correctie, naar ons arm en gering oordeel, van gevoelen zyn, d'attaque op Kabo Kors, aangezien de zelve zonder openbaar hafard van een quaade rescontre niet toe zal gaan, op hoope van de fpoedige komfie van 't fecours onder den Kommandeur Jan van Kampen te dilaijeeren 4 : niet zoo zeer om zulks met geconjungetrde maght te onderneemen, aangezien wy in hoope leeven 't zelve alsdan zonder rescontre of difpuit zal volgen, als wel om bequaamer te worden, indien 't vereifchte 't zelve op andere wyze te doen, en mede met eenen de komfl van Prins Robert af te wachten: te meer, om dat uit de vivres van den Kommandeur van Kampen de vloot voor twee maanden zou konnen worden verzorght, binnen welke tydt zich de zaake zonder twyffel ten eenen of ten anderen einde met de komjl van Prins Robert zal moeten ontdoen: daar ter contrarie iet wordende ondernoomen, by een quaade resc ntre ontrent Kabo Kors, de vloote van Prins Robert zich voor 't arrivement van den Kommandeur van Kampen opdoende, U Ed. onderhebbende vloot tot des zelfs defenfie, door verlies en apparente ziekte des . volks, onbequaam zou konnen^worden gemaakt, waar door onvermydelyk in openbaar prykel zou Jlaan, niet alleen 't geen de Staat hier bezit, maar ook II. Deel, S zulki i66g. Ontyuig iet te beginnen , of ftil te leggen , beide opfpraak onderworpen. Hy raadt den aanval op Kabo Kors uit te (lellen. Reedenen van dien -aadt. \Ui:teftel. len.  .ï66S. *Aanvecb tende. % Af wee rende. Hy ver- ftaat dat men Kormantynwel zou moogen bemaghtigen , en dat zulks niet ftrydt tegens d'ordreder Heeren Staaten, bekleedende zyn gevoelen met verfeheide reedenen. - 274 Het LEVEN van den .: zulks als tot behoudt van zelve aldaar noch wordt verwacht: om welke redenen, by de komjie van Prins Robert, indien des zelfs maght onze verre moghte overtreffen, tegens de zelve dan, onzes oordeels , ook niet offenfive * maar defenfive £ zou behooren te worden gegaan ,aan■ gezien by verlies van de vloote niet alleen gantfch apparent het bezit te lande ('t geen Godt verhoede) zoude moeten volgen, maar ook de Kommandeur van Kampen, gelyk voorheene geroert is, het zelve prykel loopen, die anders , boven windt, van den toejlandt hier ontrent geadvifeèrt zynde, volgens d'ordre bereedts aldaar gejlelt, zich , tot ruine van een gemelden Prins Robert, zeer licht met U Ed. vloote zoude konnen conjungeeren. Ondertuffchen aangaande de plaats van Kormantyn, of die, in gevolge van haare Hoog. Mcog. ordre of intentie, aangedaan of bemagh'tight zou moogen worden, zyn wy van opinie dat zulks wel vermagh te gefchieden, fchoon 't zelve niet publyk of fpeciaal by de hooghgemelde haare Hoog. Moog. ordre wordt geëxpreffeert, en dit uit reedenen, dat haare Hoog. Moog. voorfchreeve ordre genoeghzaam fchynt mede °te brengen, of der zeiver meening te weezen. alle zoodaanige te befchaadigen en te beleedigen als die^ haare goede onderdaanen befchaadight cn behedight zouden moogen hebben: of gelyk de 'woghgemelde haare Hoog. Moog. by zeekeraanrchryven, van dato den negentienden Augufli des verheden jaars, aan ons zelfs hebb'ên gelieft te notificeren, onder andere haar fecours mede te zullen zenden, om te bekoomen redres  L. Admiraal DE RUITER. 275 dtes cn reparatie van het gepafleerde door d'Engelfchen ontrent d'eene of d'andere plaatze op deeze kuft ondernoomen, welke reparatie niet kennende worden gevonden ofverkreegen ontrent de pla itzen den Staat afhandig gemaakt , zoo acht ik niet dat iemandt met goeden moedt zoude derven zeggen, dat daarom Jlil geZeeten, of zoodaanige reparatie niet elders zou moogen gezocht, maar de aangewende kojlen van zoodaanig fecours zoude moeten worden verydelt: hoewel U Ed. naar zyne gewoonelyke i'oorzichtigheit gelieve te judiceeren 4, hoeverre die van Kormantyn zich tegens den Staat en de Kompagnie, volgens de bewyzen aan deezen geannexeert, hebben verhopen, en leflelyk ook met geene bedenkelyke reedenen daar inne eenige zwaarigheit komende zien, of vinden, aangezien de Ed. Moog. Heeren ter Admiraliteit, % geen vry verder ziet dan de attaque op Kormantyn , uit authorifatie van haare Hoog. Moog. bereits hebben believen te beveelen, niet alleen alle weerbaare fcheepen, zonder 'onderfcheidt of die de Royale Kompagnie of den Koning van Grootbritanje zoude moogen aangaan, aan te tajlen, te vermeefleren of te ruineeren, maar ook zelfs buiten reguard of die de ingezetenen van den Staat zo'tden moogen hebben belèdight of niet, alleen uit apprehenfie fvan het quaadt, dat ze , zich voegende met de maght van Prins Robert, tot ruine * van de zaak hier te lande, zouden moogen ondemeemen. Welk quaadt van Kormantyn, en den aankleeven van dien, niet minder Zynde te duchten, ja zelfs zoo onmoogelyk weezende de redu?l\e van Jnnemabo en S % Ad- 1665'. \ Oordce. len. \ Schroom. \ Verderf.  27<5 Het LEVEN van den 1665. X Onweerbaar heit. J. Nabuurfchap. * Twyfelen. t Verwcr< ven. Jdja te vorderen, gelyk haare Hoog. Moog. ordre exprejjelyk en ontwyffelbaar medebrengt, als zejfs met de handt de Jterren van den hemel te neemen: aangezien de zelve plaatzen, om haare indefenfibiliteit % en viciniteit \, die ze met het voorfchreeven Kormantyn zyn hebbende , in geene pofj'effie konnen worden gehouden, zoo valt derhalven niet te dubiteren * wat ontrent het zelve Kormantyn, by gevolge van de leflbc~ koomen ordre, behoort te worden gedaan, en waar toe met alle yver en deligentie , zonder eenige koften f ontzien, ontrent de Naturellen een veilige paffagie zullen zoeken te obtineeren f en verkrygen, om, indien 't moogelyk zy, zelfs voor de komft van den Prinfe Robert, het doen of laaten van zulks, gelyk het in ejfecle is, aan U Ed. difpofitie te ftellen: daar wy ook andersfins van gevoelen zyn, indien tevergeefs op de vloot van den gemelden Prins Robert , mitsgaaders die van den Kommandeur van Kampen, zoude worden gewacht, en Vgebrek van vivres U Ed. vertrek uit deeze quartieren quaame te vorderen, en indien het werk van Kormantyn, of door onwille der Swarten, of om dat de voorige reeden voor infuffifant zoude moogen worden gehouden, geen voortgangk en quaame te neemen, en dienvolgende Kabo Kors in der minne tot onze devotie niet konden brengen, 't zelve alsdan voor 't left, zoo \ beft doenlyk zou zyn, op het onverzienfte te attaqueeren en te bemaghtigen. Dit is het geene dat ik U Ed. over den toeJlant van de gelegemheit waar in wy ons bevinden, en 't geen wy onzes oordeels, tot ver heets-  L. Admiraal DE RUITER. 07? tering van dien, noodig achten gedaan of ge'laaten, zoude konnen mededeelen: met aanprefentecring van onzen gewilligen dienfl, om den zeiven verder naar onze geringe kennis, weegens 't geene de zelve zoude moogen voomeemen of doen, met goeden raadt en addreffe f, volgens onzen fchuldigen plicht, tot bevordering van 't gemeene beft, trouwe lyk te affifteeren, fchoon ook U Ed. befluit en voomeemen tegens ons gevoelen moght koomen te ftryden, gelyk ons mede niet anders is bevoolen, en overzulks, zonder ons iet meerders aantemaatigen, in 't een en 't ander gantfchelyk aan U Ed. geroemde voorzichtigheit zullen verblyven, om ontrent 'f geen voorfchreeven zoodaanig te difponeeren als des zelfs goede raadt zal gedraagen, waar toe wy Godt willen bidden uw perfoon en uw byhebbende Officieren met den geeft van wysheit, beleidt en couragie, ten befte van den Staat, en van alle die daar particulier aan gelegen is , te infpireren, en tot intooming van de vermeetelheit onzer trouwelooze vyanden te verleenen profpre fuccejfen J. Ondertuffchen zal ik blyven in 't kafieei st. Gorg jj ^d. Dienftwillige die-' iel Mina, deezen . , ° 17 jan. 1665. riaar en vriendt J. VALKENBURG. By deezen brief waaren eenige bewys- en betuigfehriften gevoeght, raakende de vyandtfehap, die d'Engelfchen tegens de Nederlanders uit Kormantyn hadden gepleeght. In deeze betuighfehriften f werdt gemeldt, i S 3 hoe' 1665. f Janwyzing. t Foorppoem iige uit. 'omjten. Attefiar ié».  •278 . fl Het LEVEN van den 1665. Bewys van de vyandt. ichap by die van Kormantyn tegens de Hóllanders gepleeght.t 12 Jun. 1664, i Ontrent het veroveren van Adja. i - i 1 < t r £ Ontrent 1 Annemabo. t «9 Jun. IÓ64. ( c i; ft 6 hoe d'Engelfchen van Kormantyn de fterkte n Adja hadden bemaghtight f, daar veel wreedt: heit werdt bedreeven: inzonderheit door den Neger Jan Kabeffe, met zyne Swartcn, die, 't met d'Engelfchen houdende, huntendienft 9 ftonden, en, naa dat men den Hollanders het ■lecven hadt toegezeit, op hen aanvallende, acht mannen, met zes flaaven, op een Bar.barifchc wyze ombraghten: onder anderen hadden ze een Sergeant, een Konftapel, cn een foldaat onmenfchelyk mishandeldt: den eerftcn de vingers en de neus, en voorts het hooft, den tweeden neus en ooren, endaarna ook 't hooft afgefheeden en afgehouwen; en den derden met een verroeft bootsmans mes, crbcrmclyk om hulp fchreeuwendc , den hals afgezaaght. Ook werdt verhaalt, dat jan Kabeffe daarna denOnderkommysvan -Adja, Johannes vanlleeden, met zyne handen, noch bloedig en rookende van die verlche moorden, by den mouw greep, om hem, gelyk den anderen, 't hooft af te Haan: doch dat het Francois Selwyn, d'Overfte dér Engelfchen, belette, die van Heeden naar Kormantyn voerde: van waar Selwyn eérft gekoomen was om Adja te veroveren. Voorts werdt betuight, hoe d'Engelfchen van Kormantyn ook de fterkte van Annemabo hadden verovert f: daar de gemelde Jan Kabeffe met zyn' aanhang, de veroverde goederen, met verlof van Selwyn, af haaiende, d'algeftorvc en begraave lichaamen der Hollanders uit d'aarde rukte, en de hoofden afloeg, met de welke hy al danfende en fprin^ende naar Kormantyn keerde. Dat ook Sel-  L. Admiraal DE RUITER. wyn, als daarna die van Kabo Kors een dilftandt van waapenen voor vierentwintig uuren verzochten, dat affloeg, zeggende dat in dien tydt van vierentwintig uuren te groote verandering zou konnen ontdaan: dat hy ook aan Paulus Morgendal, Vaandrigh van de Hollandtfche foldaaten, die den düdandtyerzocht, met eigen monde verklaarde, dathy de fterkte van Kabo Kors moft hebben, al zoude alles f onder ft e boven keeren: cn, dat hy daar toe laft van den Koning van Engelandt hadt bekoomen. Dat Selwyn zich te dier tydt ontrent het dellen der bateryen, het planten van 't gefchut, en 't oprechten van des Konings vlagge, als Opperhooft droeg, cn de verdraghpuntcn, daar die derkte op overging, zelfs inftclde en allereerd ondertcekende. Ook liet de Generaal Valkenburg den Hccrc dc Ruiter het affchrift van de verdraghpunten, met die van Kabo Kors geflooten *, cn van den brief daar men de derkte van Adja meê opcifchte f, ter handt dellen: het eerde door Francois Selwyn, Jofef Kubit, Pictcr Bony, en Karei Talbot, en het tweede door Selwyn en Kubit onderteekent. De gemelde getuigeniffen werden door Johan van Heedcn, Jakob Bronkhord, Jan Bailliuw, en Paulus Morgendal, in 't byzyn van den Kommys SamuclSmit, den Fiskaal Pictcr Baut, cn van Andries Korneliszoon Vertoolen, onderteckent f; en daarna X, ten' overdaan van den Generaal Valkenburg, en' dc Raaden over de Noordtkud van Afrika, tc weeten, den Opperkommys Wilree, en den Fiskaal Baut, met eede bevedight. S' 4 Ter 1 i<5<55. O urenr. KabaKors, * 12 May. [664. r 11 Jun. 1664. - 14 Jan. : 17 Jan,  1665. Dc Kuu en zvn Krvfrsraa< bef] uiten oat men voor eerft noch geei landing za doen. 4 /* goede pofluur. t Rescontre. Maar zich bereiden tegen.' Prins Robertskomft. ■\Defenfi ' te. I Ordre tot \ dien einde' beraamt. 1 '7 yen. i t t C fl 280 HET LEEVEN van den Ter zeiver tydt liet de Viceadmiraal de Rui:' den f ntfchen Krygsraadt op nieu aan 1,2,;°°? r°epen: daar aIIes ryPeIyk werdt overwoogen, en eenparig verftaan, dat men, naadien Pnns Robert met zyne vloot van aclitien fcheepen alle uure werdt verwacht, eenige fterkten aantallen. Want men was beducht, dat men, landende, de Hollandtlche vloot van te veel bequaam volk zouontblooten, en dat dan Prins Robert de Hollanders met te veel voordeel zou konnen aantalten. Ook was in 't lefte fchryven van de Heeren Raadcn ter Admiraliteit aan de Ruiter bevoolen dat hy de vloot geftaadig in goeden ftaat 1 en ordre zou houden, om een naadere vyandtlyke ontmoetinge f te konnen mtftaan. Men befloot dan zich tegens de komfte van den gemelden Prins en zyne vloot wel te bereiden, en alles klaar te maaken, om hem t hooft te bieden. Tot dien einde werdt goedtgevonden, dat men de vloot in goede ordre beooften het Kafteel del Mina ;ou leggen, om zich daar voor eerft verweerder wyze f t'onthouden, tot dat menrech:e kennis van de vyandtlyke maght zou krvjen, en dan naader befluit neemen. Hier .Oü men de vloot in zulk een ordre plaatzen, ia het kah.eel VOQ1. de y]oot d,En* £ n ?4- Zyï} Sefdluc zou konnen fchieen De Viceadmiraal Meppel zou de boenfte naar de Weft leggen, met de Kapieinen Pomp en 't Hoen. Daarna zou de Vieadmiraal de Ruiter zyne plaats kort beooen van Meppel hebben: de Schoutbynacht van  L. Admiraal DE RUITER. 281 van Nes zou achter de Ruiter leggen; de Kommandeur de Wildt achter den Schoutbynacht van Nes; de Schoutbynacht Haakswandt achter de Wildt;en de Schoutbynacht van der Zaan achter Haakswandt: doch zoo dat ze uit elkanders gefchut zouden blyven. De fregatten onder de Kapiteinen Sweers, Jan van Nes, Henrik Adriaanszoon, en Jakob Swart, zouden met hun vieren recht beweften de vloot geplaatft worden, en als de vyanden met branders daar op afquaamen, hen met fchieten ( het zy onder zeil of ten anker leggende, naar dat de gelegentheit des tydts zou medebrengen) poogen af te wenden en af te weeren. Ook werdt beflooten twee brandtfcheepen klaar te maaken, en daar toe 't jacht de Neptunus, de Weftindifche Kompagnie toebehoorende, en 't Engelfch fchip de Martha, onlangs aangehaalt, te gebruiken; om de zelve, in gevalle van gevecht, tot afbreuk der Engelfchen te befteeden. Korts daarna zondt de Heer de Ruiter eenige floepen naar landt, die den Generaal Valkenburg, met den Opperkoopman, den Fiskaal, en andere Bevelhebbers, van 't kafteel afhaalden, en onder 't loflen van 't gefchut aan zyn boordt braghten, daar ze met d'Opperhoofdcn der vloote het middaghmaal hielden, en van zaaken fpraakem, die tot wclftandt van 't gemeen ftrekten. Hy voer tegens den avondt weêr naar landt, en werdt in 't affcheidt met negen fchooten vereert. Terwyl men d'Engelfche zeemaght nu daagelyks te gemoet zagh, was men drok doen-, de, om alles tot tegenweer te bereiden. Al S 5 de 16*65. Men be-' fluit twee brandtfcheepenklaar te maaken.' De Generaal Val. kenburg komt aan de Ruiters boordt. 18 Jan. Alle? wordt tot egemveer. eervaarügc  v.8z Het LEVEN van den Selwyn d'Overfte van Kormantyn,verzoekt dat men d'Engelrchcn van Takorary fintflaa.' "T welk óe kuiter afilsat.20 Jati, dc Timmerluiden werden tc werk geftelt om dc brandtfehecpen toe re maaken. De Ruiters fchip, cn meer andere fcheepen, werden gekrengt, en in der yl fchoongemaakt, om te beter te zeilen, cn flaghvaardig te zyn. Men haalde het meefte gefchut uit dc twee Engelfche fcheepen, de Victorie cn de Martha, cn verdeelde die op de vloot: ook 1 verzagh zich elk van waatcr. Het Opperhooft der Engelfchen te Kormantyn, Francois Selwyn, verzocht tc dcczer tydt met een' brief aan den Heer de Ruiter, dat hy d'Engelfche gevangenen, op 't kafteel van Takorary bekoomen, elf, .of zoo anderen melden dertien in getal, zoude ontdaan, en gedoogen dat hy ze zou laaten afnaaien. Doch de Ruiter, weetendc hoe hardt Selwyn met de Hollandtfche gevangenen hadt gehandclt, fchrcef hem tot antwoordt, dat hy die gevangenen niet by verdragh, maar ftormender handt hadt verkreegen: en dat men geen recht hadt om hem die zoo af te vorderen. Hy doeg dan zyn verzoek af, en verflondt, dat men in deezen ftandt der zaaken noch voor eerft geen van die Engelfchen moft loslaaten, veel min naar Kormantyn laaten gaan. Ten zeiven daage ftclde hy met zyn Krygsraadt cenen Tyrnen Symenszoon Rot, Luitenant van Kapitein Swart, tot Kommandeur op het brandtfehip den Neptunus, en Jakob Jakobszoon van Hoorn, Oudt Luitenant by den Viceadmiraal iVIeppcl, tot Kommandeur op het brandtfehip le Martha. Ook werdt belooft dat de Bevelhebbers en matroozen op de branders dubr bic  L. Admiraal DE RUITER. 283 ' ble gaadjc zouden genieten; als pok hc recht der loongelden, by de Heeren Staaten. in den lellen Engelfchen oorlog, op hei verbranden van een vyandts Admiraal, Viceadmiraal, Schoutbynacht,en andere fcheepen , geftelt. Daarenboven beloofde dc Ruiter, met goedtvinden van den Krygsraadt, om 't volk te meer tot dapperheit aan te moedigen, dat ze, met d'Engelfchen in gevecht raakendc, een vrye plondcring zouden hebben: doch onder beding, dat het gevecht eerft zou moeten gedaan'zyn, eer men zou moogen plondcrcn: dewyf het ras cn heevig pionderen weleer tot groot onheil, ja tot verlies van veroverde en cige fcheepen, hadt geftrekt. Dit heeft men met aanplakking van briefkens op de ftuurplechten van ieder fchip aan al 't volk bekent gemaakt. Ook werdt den Bevelhcbberen bcvoolen, dat ze in zulke gelegentheeden de fterke drank m goede bewaaring zouden neemen, of, die niet maghtig konnende worden, de vaaten den bodem inflaan, cn uit laaten loopen ; omd'onorde, die uit de'dronkenfehap ontftaat, voor te koomen. Voort werdt belaft dat elk Kapitein op 't fchip, dat hy in 't geVecht byftaan moft, zou hebben te paffen •1 cn dat de Schoutbynacht en de Kommandeur de Wildt, zoo haaft als ze zien zouden aat de vlaggen te fel, of boven hun vermoogen, werden bevochten, dan de zelve of icmant anders die den mceftcn noodt zou hebben, getrouwelyk zouden te hulp koomen, zonder eikanderen om eenige reden te verhaten; op de peenen en ftraffen by hunne Hoog. : i665. De Ruiter belooft het volk vrye plondering, indien men. met Prins. Robert in gevecht . tnogt raa-, ken. 20 en 2\ Jan. Naarder ^rdrehoe sien zich n den , lagh zoui. ie dragen.  284 Het LEVEN van den 1665. Het volt «!er vloott is tot ver wondeling toe gezondt en vol Bloedt» De lyf toght van broodt wordt aan ieder man een half pondt ter week vermindert. 25 Jan. f 26 Jan De Ruiter zendt eenige fcheepen af, om op alle Hoog. Moog. daar op geftelt: ten laatften, dat ook niemant zich zou vervorderen aan boordt te klampen, voor dat men den vyandt eerft met fchieten zou hebben gemattcert: en dat dan de twee Opperhoofden, de Ruiter en Meppel, een Prinfewimpel onder de vlagh van booven zouden laaten waaijen, tot een teeken dat yder zyn beft zou doen om t'abboordeeren. In deezen ftand der zaaken toonden zich de matroozen en foldaaten,die, in dit fmoorheet en ongezond geweft, zoo dicht onder de Linie gelegen, op de gantfche vloot, tot verwondering toe, kloeken gezondt waaren,ten hooghften wel gemoedt, om d'Engelfchen, onder Prins Robert, met al hunne maght te verwachten, en onder d'oogen tc zien: daar de hoop van 't beloofde loon veel toe hielp. Om te beter te konnen uithouden, en de lyftoght te ftrekken, werdt ook goedtgevonden, dat men voortaan aan ieder man, vaarendc op de vloot, niet meer dan drie en een half pondt broodt ter week zou laaten uitweegen: maar dat men dat gekorte half pondt broodt met geldt of broodt, naar tydts geleegenthcit, zou betaalcn. Doch ter zeiver tydt f heeft de Generaal Valkenburg tachtig zakken gort, en honderdt zakken boonen, aan de vloot overgedaan ; op dat ze te beter zou konnen beftaan. Korts daarna krecgh men bericht, dat men tuffchen Battrou en Takorary een vremdt zeil hadt gezien, 't welk men vermoedde een Engelfch fchip te zyn, en werdt daar op goedt gevonden/zes fcheepen, onder van der Zaan, Zweers, Swart, Henrik Adri-  L. Admiraal DE RUITER. 285 Adriaanszoon, Jan van Nes en Pomp, af te zenden, met laft, dat ze wel verfpreidt zouden kruiden, eenige wedvvaart drie of vier mylen van de vlagge, en van daar anderhalf myl t'zeewaart in, en twee fregatten dwars van de vloot, twee of drie mylen in zee: hun bevelende alle aankoomende fcheepen, die ze kruidende moghten ontmoeten, by de vlag te brengen, maar eenige merkelyke vlooten ziende dan zouden ze terftondt naar de vlag keeren. Doch indien ze de komft van Prins Robert, met zyne vloot, konden bemerken, dan moften ze, voorloopende, fein van onraadt doen, met alle glaazen een fchoot te fchieten. Ook moften ze niet langer van de vlag blyven dan tot den volgenden dagh, tegens den avondt. Dit werdt achtervolght, zonder dat de kruidende fcheepen iet vernaamen. Dies quaamen ze 's anderendaaghs weêr te rug. Toen beval de Ruiter den Kommandeur de Wildt, met Kapitein Hendrik Adriaanszoon , drie of vier mylen in 't zuidtweften te kruiden, en den Schoutbynacht Haakswant, met Kapitein 't Hoen , drie of vier mylen dwars van de reê, en zoo naar Kabo Kors, om goede opzicht op alle aankoomende fcheepen te neemen. Ter zeiver tydt ging ook het jacht d'Eendraght, dat de Weftindifche Kompagnie toer behoorde, van 't kafteel del Mina onder zeil, om in zee op d'Engelfche vloot, onder Prins Robert, of op de Hollandtfche, onder van Kampen, te kruiden, en, daar iet van verneemende, op het fpoedighde te rug te keeren. Naa dat'de Wildt met d'andere fchee- lankoomendefcheepen ontrent de kuft te truiffen. 27 Jan. 28 Jan. 3' Jan.  aSrj Het LEVEN VAN DEN .3 Febr. Prins Ro berts togh naar Guinea wordi geftaakt. fcheepen, zonder iet op te doen, weêr by dc vlagh was gekoomen, liet de Heer de Ruiter de Kapiteinen Sweers, Jan van Nes, cn Jakob Swart, op gelyke wyze kruilfen; en daarna werdt ook de Schoutbynacht van der Zaan, met den Kapitein Pomp, op.de brandtwacht gezonden: met laft, dat ze niet verder dan een myl twee of drie Weftwaart dwars van de reede zouden zeilen, doch niet ■ buiten 't gezicht. Dan 't was vergeefs gekruift :en gewacht op Prins Roberts komft, want zyn reize ging niet voort: het zy dat men daar nu zekerheit hadt bekoomen van de Ruiters toght naar Guinea, cn vreesde dat hy te laat zou koomen om veel te verrichten; of dat men die fcheepen van noode hadt om de groote zeevloot, die men in Engelandt toeruftte, te verfterken. Dan hoe 't zy, 't is zeker, dat men noch voor dc winter des verleden jaars de waaren en behoeften, tot de Guinccfche reize noodig, uit de fcheepen, die men met Prins Robert derwaart zou zenden, hadt beginnen t'ontlaaden, en dat men die fcheepen desgelyks ten oorlog toeruftte. Doch de Ruiter, die in Afrika niet kon weeten watin Europa gefchiedde, hadt evenwel reden om op zyne hoede te zyn, en dc meening, of tyding, dat Prins Robert zou koomen, deedt noch zoo veel fchaade , al bleef hy achter , dat men, met op hem te wachten, twee of drie I weeken tydts fpilde, zonder iet t'onderneemen of te verrichten. Ondertulfchen verminderde de lyftoght der vloote, en dc Ruiter begoft het wachten zoo te verdrieten, dat hy den tweeden van Februarius mctd'Opper- hoof- ;  L. Admiraal DE RUITER. zt? hoofden van den Krygsraadt aan landt voer, cn den Generaal Valkenburg , die ziekelyk was, vertoonde, hoe de tydt valt vruchteloos verliep, en dat men niet langer ftil kon leggen , zonder iet te doen. De Generaal bleef by zyn oude mcening, cn beweerde dat het ongeraaden was Kabo Kors aan tc tallen: op nieu vertoonende,- dat men daar niet kon landen dan dicht onder 't kafteel, cn met het hooghfte- gevaar, wegens de branding van de zee:' dat ook dc landingplaats door de Fetufche Negers, wel drie- ofvierduizendtfterk, was bezet: dat ze daar kanoos vol zandt, en drie dwarsfehanffen, of afgravingen van wallen, boven den anderen hadden, daar ze wel gewaapent achter lagen, met een vaft voorneemen om d'Engelfchen te befchermen. Dcrhalvcn verftondt hy dat men 't geluk op Kormantyn moft' verzoeken. De Negers of Swarten van 't Koningkryk Fantyn, daar Kormantyn, gelyk voorheencn gemeldt is, onder behoort, hadden, eenige daagen gclecden f, den Generaal Valkenburg aangebooden, dat zc den Hollanders de fterkten van Adja, Annemabo, cn zelfs Kormantyn, zouden laaten winnen, zonder daar iet tegens te doen: dat ze hun niet alleen vry zouden laaten landen, maar hen ook met water, en de vruchten van hun landt verzien, en den toeleg in alles begunftigen: doch hier voor eifchtcn zc vyf hondert en vyftig benden goudts,, .of in Hollandtfch geldt eenenveertigduizendt tweehondert cn vyftig gulden. Maar gelyk de Heer de Ruiter eenigzins bezwaart was om Kormantyn aan te taften , dewyl dat in zyn' laft f] 2 gin;: met den Gtoeraa? Valkenburg.2 Febr. -ns^fl WhT}0& Qn&rlianJeling met leN«^ri /an Eim:yn. Zy belogen de Elolia'ndérs :e begunftigen.t 3 2 en 33 jan. Maar ïifeben iaar voor reel roudts.  288 Het LEVEN van den 16-6*5. Zy vermin' deren hun uen eifch. 3 Febr. Bezending daar over aan de Ruiter. Hy ver« ftaat dat men d'aan* bieding der FantynfcheNegers zal aanneemen. En befluit Korman- laft en berichtfchrift niet klaar ftondt uitgedrukt, zoo maakte de Generaal Valkenburg ook zwaarigheit om zoo groot een fomme geldts uit te fchieten. ' Dan nu verftondt men dat ze hun eifch verminderden , en dat de Braffo, of Overfte, met de Kabofcros, of Hooftluiden en Raaden van Fantyn, de gunft en hulpe der Fantynfche Negers tot den gemelden toeleg voor tweehonderdt en vyftig benden goudts toezeiden, dat 's in Hollandtfche munte achtienduizendt zevenhonderdt en vyftig gulden: doch daar quaamen zoo veel koften by, dat alles op ontrent vierentwintigduizendt gulden zou beloopen. De Generaal Valkenburg zondt den Fiskaal Baut en den Kommys Smit aan de Ruiters boordt , om hem den eifch en d'aanbieding der Fantynfche Negers te kennen te geven, en zyn goedtdunken te verftaan. Toen liet de Viceadmiraal dc Ruiter den Krygsraadt by een koomen,- daar verftaan werdt, dat men d'aanbieding der Negers zou aanneemen. Men zondt drie Gemaghtigden naar landt, om den Generaal Valkenburg aan te dienen, dat de Ruiter en zyn Krygsraadt, zoo veel hun aanging, hadden goedtgevonden, dat men, op die aanbieding , met de Negers 't verdragh der vriendtfehap zou fluiten. Daar op werdt men 't, op den gemelden voet, haaft met hun eens: want men oordeelde, dat men, zon< der met dees Negers van Fantyn in vriendtfehap te ftaan, geen volk ontrent Kormantyn zou konnen landen, veel min water haaien, of eenigen aanval doen op 't kafteel. De Heer de Ruiter verftondt en befloot nu met zyn'  L. Admiraal DE RUITER. 289 zyn' Krygsraadt, dat men op Kormantyn zou los gaan: dewyl d'Engelfchen van dat kafteel de Hollandtfche Weftindifche Kompagnie meer hadden befchadight, dan alle d'Engelfche fcheepen (die men, volgens den laft der Heeren Staaten, en van de Raadcn ter Admiraaliteit, moght veroveren) met eikanderen. Men quam te eer tot dit befluit, om dat het ongeraaden was dat 's Landts vloot daar langer vrugtel00s zou.hlyven leggen, of,zonder iet meer tc verrichten van de kuft fcheiden: want men zoude by gebrek van lyftoght haaft moeten vertrekken: te meer, om dat nu verfcheide fcheepen een deel van hunne patagie of kookfpyze, die door de groote hitte bedorven was, over boordt moften werpen. Op dat befluit werdt het beloofde goudt aan de Negers van Fantyn betaalt. Hier tegen leverden ze eenige perfoonen van aanzien uit de hunnen aan den Generaal Valkenhurgh, en aan de Ruiter, tot gyzelaars en verzekerpanden van hunne trouw. Toen werdt ten zeiven daage vaftgeftelt, dat de Schoutbynacht van der Zaan, en de Kapiteinen Sweers, 'tHoen, Jan van Nes, Swart, en du Bois, de matroozen zouden aanvoeren ; doch dat van der Zaan het opperbevel over 't zeevolk, en Graaf Johan van Hoorne over de foldaaten zou hebben. Tegens den avondt quaamen de Kapiteinen Sweers, van Nes,en Swart, weêr. by de vloot, verhaalende, dat ze al boven Takorary waaren geweeft, zonder vriendt of vyandt te verneemen. Den volgenden dagh beriep de Viceadmiraal de Ruiter al d'Opperhoofden en Kapiteinen aan zyn boordt, hun II. Deel. T be- 1665. tyn aan to taften. 4 Febr . Ordre gelelt op de landing en den aanlag op Korman:yn. 4 Febr. Bevelhebbers op Jen toght.  1665. De Ruitei vsart aan landt om li; et Valkenburg te beraadtflaagen. I>e vloot gaat onder zeil. 290. . Het LEVEN vam den bevcelende, dat men de matroozen en foldaaten, tot den togt gefchikt ontrent negenhondert of duizendt in getal, behalven eenige vry willigen, op de fcheepen zou aantekenen , met laft, dat ze hun geweer zouden klaar maaken, en houden. Daarna voer hy met den Viceadmiraal Meppel, en den Schoutbynacht van Nes, aanlandt, om by den Generaal Valkenburg te verneemen of alles gereedt en beftcldt was, dat tot den aanflagh diende: inzonderheit aangaande de Negers van de Mina en Moureé, die dc Hollanders in den toght zouden verzeilen. Hier werdt alles met dön Generaal Valkenburg op nieuw overleidt, en van al wat ontrent den aanflagh te betrachten ftondt gefprooken. Daarna nam men affcheidt van elkanderc, en 't kafteel gaf de Ruiter vyf cerfchooten, waar op uitzynfchip met drie werdt bedankt. Den volgend'cndagh werden dc lefte beveelen tot uitvoering van den aanflagh gegeven: men gaf toen laft, dat de handtgranaatcn door konftapels ofbusfehieters zouden worden geworpen: cn dat de itormkdders door matroozen zouden worden aangebraght, die met piftoolen en houwers den cerften aanval zouden doen: daar dan d'algeraeene ftorm op zou volgen. Hier op ging de vloot noch vroeg voor "den middagh onder zeil: maar men liet de behoeftfluit, met de twee brandtfeheepen, voor de Mina, tot nader ordre , leggen. De Generaal Valkenburg beval den Opperkommyzen Gageldonk en Smit, dat zc zich aan de Ruiters boordt zouden begeven , om hem op den toght te ifergezelicluippen, en ontrent zaaken, die ontrent  L. Admiraal DE RUITER. 29» trent de Negers moghten voorvallen, met hun bericht en raadt te dienen; dewyl ze, in dit geweit lang verkeert hebbende , widen hoe men met dit volk mod handelen. De windt was toen Wedtenzuiden, en de Ruiter met de vloot langs de wal loopende, zeilde eerd voorby Kabo Kors, en de Deenfche derkte Frcdriksburg, op den berg Monfro gedicht. Dus quam hy ontrent den middagh voor Moureé, of 't kafteel Naflau, dat noch Mollandtfch was, en hem met elf eerfchooten begroette, daar hy met zeven op antwoordde. Naa den middagh raakte de vloot ontrent Adja, en Asjan of Anchiang, tot by de derkte van Annemabo: van waar eenige fchooten op de vloot werden gedaan, die ook ettelyke koegels liet overwaaijen, zonder veel fchaade te lyden, of te doen. 'S avondts ten vier of vyf uuren quam de vloot niet ver van Annemabo ten anker, ontrent een kleen half myl van Kormantyn. Een fluitfehip, weleer door d'Engelfchen van de Hollanders genoomen, ' dat voor Kormantyn lagh, genoemt de Maaght, van Enkhuizen , ziende de Hollanders koo- ( men, kapte zyn anker, en zette het tegens 1 het ftrandt, daar 't met'er haad aan dukken 1 ftiet, en vol waater liep. Toen beval de Heer de Ruiter zyne Bevelhebbers en Kapiteinen, dat ze 't volk gereedt zouden homden om met den dagh te landen. De Negers van Fantyn hadden den Generaal Val-rJ] kenburg verzekert, dat ze op de geflechte£' derkte van Adja een Prinfevlagh zouden del- f len, tot een fein en teeken dat ze gereedt g waaren onj de landing te begundigen. Maar T 2 men 166*5-. Komt by Annemabo :en anker. Een fluit'chip, vaor Cormanyn leg- ' ;ende, zet iet tegens' y een moghten hebben om hem 't hooft te bie-  L. Admiraal DE RUITER. S97 bicden. Daarna liet men 't gebedt doen, en de kok fchafte tydiglyk om 't volk kracht en moedt te geven. Met den dagh werden de matroozen cn foldaaten in floepen en boots gefcheept, die by 't fchip van de Ruiter verzaamelden, en van daar in goede ordre naar Annemabo roeiden. Ook lieten de Fantynfche Negers een PrinfTevlagh, het beloofde fein, van 't gefpronge kafteel waaijen. De gemelde Negers hadden zich derwaartbegeeven om noch iet te pionderen, en de Moureefche Negers, die deezen morgen weêr van Moureé waaren gekoomen, daar alreê poft genoomen: daar zich de Negers van de Mina, die met dc Hollandtfche matroozen en foldaaten quaamen, ook by voegden: want die wiften met hunne kanoos veel vaardiger door de barningen aan landt te koomen, dan de Hollanders met hunne boots en floepen. Daar op volgde de landing, die wel in goede ordre gefchiedde, maar met het uiterfte gevaar, tuffchen twee klippen, daar de zee zoo over brandde, dat het afgryfTelyk was te zien; ja 't fcheen gefchaapen dat 'er niet een floep geheel zou zyn afgekoomen. Sloepen en boots werden door de harde ftorting der zee in groote onorde, hol over bol, onder eikanderen gefmeeten. Eenige raakten vol waater, andere in den grondt. De floep der Weftindifche Kompagnie, door den Generaal Valkenburg van de Mina gezonden, quam eerft aan landt, en werdt met eenen dwars tegens 't landt vol waater, en voorts de kiel uit en ftukken geflaagen. AI 't ander vaartuig ftondt in vreeze van een gelyk lot. T 5 Dan 1665. Het volk wordt in floepen en boots gefcheept. 8 Febr. j De landing jrefchiedt met groot gevaar.  :r6-65. 'T meefk volk, en 't geweer, kruidt en lont, nat geworden. Men zendt om ander kruidt en lont. Joor.. ~ • t I 298 Het LEVEN van dén I Dan de floepen hadden hunne dreggen t'zee gelaaten. Hier mótten de matroozen en foldaaten tot den middel toe door 't waater, en1 quaamen zoo te lande. Zommige waaren tot over 't hooft toe nat, doch zy hielpen el-, kanderen, het beft dat ze konden, en't was wel negen of tien uuren eer ze alle te lande raakten. Toen moften de mcefte hun geweer droogen, en ander buskruidt in de bandeliers, en ander lont op de musketten doen.' Want al het kruidt en lont was nat geworden, en 't vuur uitgedooft. Men zondt dan in der yl den Fiskaal Johan de Wit, de Ruiters fchoonzoon, aan zyn boordt om ander buskruidt en lont te haaien. De wateryaatkens met drank voor 't volk waaren ook meert alle door de zee aan ftukken geflaagen, zoo dat hun alles gebrak, en wel twee uuren voorby liepen eerze ander kruidt en lont kreegen. Het koftte dan veel tydt en moeite eer men 't volk in ftaat en ordre kon brengen om tegens vyanden te konnen ftaan, of vechten: én hadden -d'Engelfchen toen maght of moedtgehadt, 't waar om allerleien gewedt geweelï. Ook heeft men dc Ruiter toen hooren zeggen, dat indien ze Hechts het twechonderdt man klaar en vechtvaardig aadden geftaan, cn ten cerften op de gelande rïollandcrs-waaren aangevallen, zy die on2;etwyrTclt zouden hebben geflaagen, maar iat Godt hen met verbaaftheit floeg. Dan mderen mecnen, dat het groot getal^ei-Fanynfchc Negers, die toen de Hollanders be£unftigdcn,_ hen de handen bondt, en dat ze :e zwak van volk waaren om 't gelande volk op  L. Admiraal DE RUITER. 299 óp 't ftrandt tegens tc gaan: ook ontbrak't hun miflchien aan goedt bericht van d'ongelegentheit hunner wederpartyen, daar in den oorlog veel aan gelegen is. Straks naar 't landen quam d'Opperfte der Negeren, die '"sdaaghs te vooren de Hollanders tegenftonden, en nu omgezet waaren, hen verwellekoomen. Eenige verhaalen, dat d'Engelfchen van Kormantyn wel dertig duizendt gulden aan goudt onder de Fantynfche Negers hadden gefpilt, om ze van de Hollanders af te trekken: maar dat ze 't goudt van d'Engelfchen naamen, en evenwel hun woordt aan de Hollanders hielden. Midlerwyl hadt de Ruiter met zyn Krygsraadt den volgenden brief aan Francois Selwyn, Agent, of Bewindtsman der Engelfchen in Guinea, en Opperhooft van 't kafteel Kormantyn, afgezonden, dienende om 't kafteel op te eifchen, en reden te geven van zyn beftaan , Myn Heer, Aangezien ons by U Ed. eigen fchryven en onderteekening is gebleeken, dat de zelve iHl het voorfle van den leftleden jaare, niet te- *j genftaande de goede alliantie waar in onze we- a derzydtfche natie hier te lande leefde, op een c onwaarachtige en gantfeh frivole pretenfie %," als of de Fantynfche f randt aan de Engelfche f natie, met uitfluitinge van ff onze, opgedraa-cf gen en ioebehoorigh was, niet alleen en heeft c ondernomen de forten of vaftigheden van Adja k en Annemabo, welke onze Staat en der zeiver h IVeftindifche Kompagnie mede »p dtvoorfchree^\ vel Brief van ie Ruiter :n zyn' Krygsraadt tan Francois Selvyn, OpJerhooft * Ier Engelchen, by ien weiten het tafteel van Cormanyn wordt  %665. opgeè'ifcht. $ Tdele ei ongegrond voorwen ding. * Verhree hing. -} 4/gryfelyke. *Pbrderen, X Oordee. fen. t Wreedtbeeden, \ 300 Het LEVEN van den ve ftrandt waren poederende, tot rupture * van alk goede vreede en vrindtfchap, vyandelyker wyze te attaqueeren en vermeefteren , maar ook de bezettelingen van dien op een execrable | manier-e te mishandelen, en ons bevolen zynde op een billyke en betamehke wyzebe■hoorlyke reparatie en fatisfaclie te procureei en , zoo hebben wy niet konnen judiceeren 1, dat ons rechtmatiger of in beter voegen elders dan aan U Ed. perfoon zouden moogen addresjeeren, als uit welkers voorfchreeve fortrefte en door wiens fpeciale ordre zoodanige ongehoorde fchade en afronten, onder eenfolemneele vreede aan d'onze zyn toegebraght: temeer om dat de voorfchreeve U Ed. onderhebbende fortrefte ook zelfs gelegen is onder dejurisdiclie van de Fantynfche ftrandt, waar af U Ed. ons ,met uitroeyinge van den Staat en der zeiver IVe ft mdtfche Kompagnie, uit haare aldaar gefttueerde vaftigheden troulooslyk hebben verft oot en ,jchoon de voorfchreeve ftrandt ook zelfs voor de komfte van U Ed. natie in deeze quartieren aan onze natie en Staat, met uitfluitinge van alle andere, den left en Maart des jaars zefhenhondert vierentwintig was opgedragen en gecedeert: overzulks dan nooit reden of recht hebbende ontbrooken,om op UEd toe te brengen V geene dezelve met ongehoorde cruehteiten f aan den onzen heeft lat en wedervaar en, zoo en vertrouwen wy niet dat U Ed tegenwoordig vremdt zal oor deelen, zoo van onzer zyde, door de wet van vergeldinge ^ voorzoodanige fchaade en afromen, de noodige reparatieen fatisfaBie, gelykmaatigh met de eekede mishoydeliuge, zoude voorderen, die'on\ ' z:s  L. Admiraal DE RUITER. 301 zes oordeels te dezer tydt daar in conftfteert%, dat U. Ed. ons des zelfs onderhebbende fortreffe, en 7 geen daar aan en van is dependeerende, tot gebruik van de geenen, door UEd. in manieren als vooren beleedight, op goede en billyke conditie, voor des zelfs perfoon en volk, zonder eenigh dilay j zal hebben over te leveren, gelyk by deezen exprejfe vereifchen, of by weigeringe van dien protefteeren aan alle exceffen onfchuldigh te weezen, zoo wy tegens onzen wille gedwongen zullen worden daar toe te employeeren * de middelen die Godt en denatunr ons tot zulks heeft in handen geftelt, of óm beter te zeggen, zoodanige als waar toe door des zelfs perfoon eerft aanleidinge gegeven, en den wegh is geweezen, welkes kategoris f antwoordt hier opkort en fpoedigh zullen verwachten , V geen achten zoodanigh zal weezen, dat wy altoos gelegentheit zullen hebben U Ed. te dienen, die wy Gode beveelen. Gedaan en gere folveert in V fchip den Spiegel, voorat fort Kormantyn, den 8 Februarii mdclxv. Michiel Adriaanszoon de Ruiter, J. K. Meppel, Aart van Nes, Gideorïde Wildt, Leenden Haakswandt, Willem van der Zaan, Ifaak Sweers, Dirk GerritszoonPomp, Govert 'tHoen, Jan van Nes, Hendrik Adriaanszoon, Jakob Korneliszoon Swart. Ter ordonnantie van de voorfchreeve Krygs-, raaden. Paulus Adriaanszoon Klerk, als Secretaris. Op 16*65. £ Bejiaat. \Fertoeft of uitftel. */»V werk te flellen. \OnbevAnpeU,met ja of neen.  $02 Het LEVEN van den 1665. Het gelati' de volk be. gint voort te trekken. D'ordre van den toght. 1 Op wat wyze die brief werdt overgelevert, en of daar eenig antwoordt op te rug quam, is my niet gebleeken. Dan 't is zeeker dat Selwyn niet gezint was voor woorden te zwichten, maar alles te hoop haalde omzichtever■weeren. Men moft hem dan met kracht aantallen. Ten dien einde begoft het gelande volk, toen fterk elf hondcrdt man, ontrent den middagh in goede ordre langhs het ftrandt gang te maaken, zes in 't gelit. De foldaaten, geleidt door Graaf Johan Belgicus van Hoorne, als Kornel, hadden de voortoght. Daar op volgden de matroozen , onder den Schoutbynacht van der Zaan als Opperhooft^ en de Kapiteinen Ifaak Sweers, Jan van Nes, Jakob Swart, Govert't,Hoen, en Jan du Bois, Kapitein op de Ruiters fchip. Eenige bootsgezellen van elk fcheepsvolk , daar hunne Luitenanten 't bevel over hadden, droegen elk een ftormlccr. De matroozen en foldaaten hielden in 't trekken het ftrandt, of do rechterhandt. De Negers van de Mina en Moureé, hulpelingen en vrienden van de Hollanders, die desgelyks ontrent elf hondert man uitmaakten, hadden elk een ftuk doek, of een das, van Slefiger lywaat om den hals; op dat men hen door dat teeken van de vyandtlyke Negers zou onderfcheiden: en trokken ter zyde van de Hollanders aan de (linkerhandt, ioor een kreupelbofch: dewyl ze, dat geivelt kundig, daar beter willen door te. raaken, en Hechts twee en twee in 't gelidt achter eikanderen gingen. Ook hadden ze de >efte kennis om de hinderlaagcn der Korman^ tynfchc Negers t'ontdekken. In deeze ordre - ' trok  L. Admiraal DE RUITER. 30' trok men op het heetfïe van den dagh voort cn zocht d'Engelfchen, met hunne Negers t naaderen, die al fchietende weeken, en vai de Hollanders voet voor voet werden gevoh'ht Sommigen meenden dat men in en ontren Adja moft vernachten, of ten minden 't vol] daar wat doen ruden. Midlerwyl zag mei zes van 'sLandts oorlogfcheepen, te weeten dc fcheepen van den Schoutbynacht van Nesi den Kommandeur de Wildt, en de Kapiteinen Sweers, Jan van Nes, Swart en Pomp, op de Ruiters ordre zeil maaken: en binnen fchoots van Kormantyn loopen, daar ze 'taiir ker in den grondt fmeeten, en op 't kadee} begoden te fchieten. Hun was belad, met gedaadig en voorzichtig fchieten, aan die van Kormantyn, cn de Buitennegers, die 't met hun hielden, alle moogelyke afbreuk te doen: ctoch 't Hollandtfch volk te myden, en onder 't dormen draks op te houden. Zy volgden hunnen lad, en befchooten 't kadeel met al hun gefchut, zoo dat m"er de dukken zagh ai nu 1 ven, zonder het nochtans zeer te befchaadigen. Van der Zaan ondertulfchen met :hct volk ontrent Adja koomende, vondt daar alles gevlucht, en geen zoet waater. Men •hieldt daar een weinig halte, en Krygsraadt. locn werdt, naa kort beraadt, beïlooten. voort te trekken tot aan den naaden berg voor c kadeel, en daar achter te blyven daan, tot het aanbreeken van den dagh. Daar ondejr koomende, ging de Kommvs Hubrecht van1 ^-ageldonk, Opperhooft van 't kadeel Naf' t' "ev1ens een,'ge vry willigen , daar zich ! -Joris Andnnga, te dier tydt Schryver op het fchip » . 1665. 1 i I Koomen- ontrent Adja. Houden iialte en KrydSraadc. Koomen mfier de aafte^berg oor Korlaniyn.  304 Het LEVEN van den 1665. Eenige gaan derwaarts om kundtfchap. Men tracht zich meefter van 't gefchut op den berg re maaken. 'T welk verlaaten wordt. fchip van den Kommandeur Gideon de Wildt, by voegde, ter zyden op den bergh, om te zien hoe 't daar geftelt was. Hier wierden ze de vyanden terftondt gewaar, die vuur op hen gaven, en zy op hen: ook begoften de Hollandtfche Negers van de Mina enMoureémet hun te fchermutzeeren. Te dier tydt zag men dat d'Engelfchen met hunne Negers drie veldtftukken, twee metaale en een van yzer, boven op den berg, ontrent een halve gootelingfchoot van 't kafteel, hadden geplant , daar ze fterk uit fchooten, niet zonder eenige Hollanders te quetzen. Hier op werdt, naa eenige beraadtflaaging,- by van der Zaan, en d'andre Bevelhebbers beflooten, dat men den Engelfchen dat voordeel noch dien zeiven avondt zou trachten tebeneemen, en zich meefter van 't gefchut maaken. Iemant in dat geweft kundig, riedt den Graaf van Hoorne, dat hy met de foldaaten het ftrandt zou verlaaten , en wees hem een' binnenwegh, door 't kreupelbofch, daar ze van 't gefchut minder konden worden befchaadight. Hy dien wegh intrekkende, liet dat van der Zaan, door Andringa, aanzeggen, met verzoek,dat hy met de matroozen den zeiven wegh zou inflaan, 't geen hy deê. Ondertulfchen zochten d'Engelfchen en hunne Negers met geduurigh fchieten de Hollanders op te houden: maar die gingen, al fchermutzeerende, zonder ophouden voort, gevolghtvan de Mynfche en Moureéfche Negers, die ook dikwils fchooten. Doch op den bergh koomende, en op d'Engelfchen toezettende, werdt het gefchut, zonder merkelyke fchaade %  L. Admiraal DE RUITER. 30; de, voor 't left op hen geloft, en daar op ftraks verlaaten. D'Engelfchen weeken onder 't kafteel. Maar toen ftonden de Hollanders op dien bergh in 't gezicht van die van Kormantyn, die met al hun gefchut op hen fterk begoften te fchieten, doch vooi 't meerendeel te hoogh over hen heenen. Dan dit was echter geen plaats van verblyf: ook hadt men in de byzynde laaghte geen verquikking voor 't volk te verwachten. Derhalven vondt men noodig, dat men terftondt zou voorttrekken, en den zeiven avondt noch een proef neemen om 't kafteel met ftormen te bemaghtigen. ■ Men beval den matroozen die de ftormladders droegen, kort op elkander te volgen, om hen, als 't op een ftormen ging, by der handt te hebben. Dus voort gaande, vonden ze op den wegh groote tegenftandt, inzonderheit van de Kormantynfche Negers, aangevoert door hunnen Overfte Jan Kabeffe, dien feilen vyandt der Hollanders, een dapper oorlogsman. Zy laagen verfpreidt in de valey, en 't kreupelbofch, gelyk men in 't kooren leit, daar ze, zonder ophouden, met musketten uit fchooten. Doch de Mynfche en Moureéfche Negers bekroopen hun, gelyk men een vogel bekruipt, om hen te verjaagen: en de Hollandtfche foldaaten en matroozen drongen zoo fterk aan, dat ze zich eindelyk in hunne Negery begaven. Van waar ze, zonder dat hun de moedt bezweek, t'elkens uitvielen. Maar eindelyk, toen hun d'aanvechting te zwaar viel, moften ze wyken, en de Mynfche en Moureéfche Negers vieII. Deel. V le-rj i665. Men befluit voort te trekken En vindt groote tegenftandt. Inzonderheit by de KortnantynfcheNegers , onder 't beleidt vati Tan Kabefli. Die einda. yk wyken,  3Q*5 Het LEVEN van den i665. De Negen wordt ia brandt ge ftceken. Dapperheit der Nederlanders. Die onder 't kafteel koomen, en trekken ten flora.. D'Engelfchen roepen om quartier, en geven 't over. i < ( len daar op in de Negery, of het dorp, dat •onder 't kafteel lag, en llaaken der aan alle hoeken den brandt in. Dit gaf den aanvechteren groot voordeel,nadien de vlam en rook hunnen vyanden 't gezicht benam. Het kafteel gaf toen van alle kanten vinnig vier, en fchoot met koegels en fchroot op d'aankoomende Hollanders, die zich in al't gevecht zoo manlyk droegen, dat d'Engelfchen en Swarten zich ten hooghften over hunne onverfaaghtheit verwonderden. Zy trokken toen, bedekt cn begunftight van de rook, in der yl onder 't gefchut en de nuturen. Van waar ze geduurig met hunne musketten op d'Engelfchen, die op de muuren ftonden, om weer te bicden, fchooten, onder welk fchieten dc ftormladders wierden aangebraght cn opgerecht. Maar zoo haaft als de matroozen begoften op te klimmen, en met handtgranaaten te werpen, ontzonk den Engelfchen demoedt, en zy riepen, zonder meer weêr te bieden, om quartier, of lyfsjenadc. De roode bloedtvlagh, die op de rooren ftondt, werdt geftreeken: en -men ftak /erfcheide witte vlaggen uit, tot een teeken iat men zich ter befcheidenheit vandenovervinner opgaf. Dan dit gefchiedde zoo laar, lat de Hollanders al by'meenighte over de nuuren in 't kafteel waaren geraakt. Ook badt zeekre matroos van de Ruiters fchip, symen Roelofszoon genoemt, d'Engelfche dag, die op 't kafteel woey, daar afgehaalt: !fl Gerrit Simonszoon de Graaf van Ènkhui:en, een van Kapitein Pomps matroozen, !aar d'eerfte Staatenvlag op geplant: waar over  L. Admiraal DE RUITER. 30; over zy elk daarna met vyfentwintig gulden werden befehonken. Hier op werden de poorten ftraks geopent. 'T was toen ontrent vier uuren tegens den avondt. Jan Kabeffe, bet hooft der vyandtlyke Negeren, hadt met de zynen ten uitterfte gevochten, en daarna, Ziende dat de Hollanders d'overhandt kreegen, zocht hy den brandt in 't buskruidt te fteeken, en door dat middel zich zeiven, vrienden en vyanden, met een gemeeneneêrlaag te verdelgen. Maar Selwyn, 't Opper"hooft der Engelfchen, zoekende zyn eigen 'leven te bergen, belette dat wanhoopend voomeemen. Toen liep Kabeffe, die, met een' doodelyken haat tegens de Hollanders •Ingenoomen, zyne handen meermaalen met Hollandtfch bloedt hadt bezoedelt, en de "verdiende ftraf vreesde, naar de batery: daar 'hy zich bloot gaf, ten doel der musketkoegelen, op hoope van getroffen te worden. Doch hier de gezochte doodt niet vindende , dreef hem de.fpyt, toorn, en wanhoop, tót hct^uiterfte. Hy fnee, toen dc • Hollanders op 't kafteel quaamen, zvn' eigen zoon,twee flaaven, cn zich zeiven den hals af, en wierp 1 zich van de bstery. Zyne Negers, hem in" dien ftaat vindende, braghten hein naar Groot- \ Kormantyn, daar hy eindelvk den geeft gaf. 1 Dit was het einde van den moedigen en 011vertfaagden Kabeffe, die onder de zynen en d'Engelfchen, ook by de Hollanders, om zyne ftrydtbaarheit, een'grooten naam hadt verworven, maar wiens onmenfchelyke wreedtheit den luifter van zyne daaden met vuile bloedtvlekken befmette. Hy hadt zyn V s huys, 166$. Jan Kabeffes ver» woede wanhoop, Hy fi y.fr :yn' zoon, svee (lasren, en lich zeiren den als af.  3o8 . Het LEVEN van den 1665. notulering in 't kafteel. De Ruiter laat een dankzegging doen. Hypooght vergeefs paar 't kafteel te vaa na. huys, dat overal met roodt laaken was behangen , en op welks plat vier ftukskens gefchut lagen, onder 't kafteel, en plagh zich gemeenlyk in zilver te laaten dienen. De Hollanders vonden op het kafteel, dat van fteen gebout was, en vier bolwerken hadt, achtentwintig ftukken gefchuts, en daar onder drie van metaal, en vier die van hunne roopaarden laagen, met achtenvyftig Engelfchen, behalven hunne flaaven. Eenige van hunne Negers waaren in 't gevecht, en twee of drie Engelfchen op dc batery doodtgefchooten, en etlyke gequetft. Naa 't overgaan van 't kafteel vielen d'overwinners ftraks aan 't pionderen, en bequaamen eenig goudt, ftoffen, klcedcn? kooperwerk, en van all's. D'Engelfchen werden in 't hemde gezet, en de buitzucht was onverzaadelyk. Ter zeiver uure keerden de boots cn floepen, die ontrent Adja (uit voorzorge, om 't volkandien de toeleg mislukt waar, in te neemenen te bergen) dus lang hadden gewacht, met de roeijers weêr naar boordt. De Ruiter, Gode d'eere der overwinning toefchryvende, liet ten zeiven daage, 't was op een ^011dagh, die ten godtsdienft werdt geheilight, terftondt op zyn fchip door den Predikant een hertelyke dankzegging doen, en erkende dc goddelyke hulpe ontrent den verkreegen zeegen. Daar op voer hy met den Viceadmiraal Meppel, en eenige anderen, naar't kafteel, om ordre te Hellen $ maar hy kon door de felle branding van dc zee niet landen. De Schoutbynacht Aart van Nes zocht ook met zyn floep naar landt te vaaren; maar daar  L. Admiraal DE RUITER. 309 daar by koomende was 't eerft heel flecht waater, doch daarna verhief zich de zee zeer fchielyk, fmeet de floep vol waater, en met eenen 't onderfte boven. Van Nes, niet konnende zwemmen, liep groot gevaar,van te verdrinken, maar een zyner matroozen , hem vaft houdende, holp hem boven op de floep, doch hy was de klem al quyt. Toen quam zyn Schipper, met zyn broeders floep, die zyn lyf en leven bergde, en hem buiten zyn kennis aan boordt braght. Al zyn roeijers quaamen aan landt, maar zyn Quartiermeefter verdronk, en dc floep ftiet tegens de klippen aan ftukken. Van Nes bequam allengskens, maar, zich quaalyk bevoelende, moft eenige daagen 't bedt houden. Binnen 't kafteel ontftondt ondertulfchen een groote verwarring cn onorde. 'T gemeene volk was zoo heet naar den fterken drank als naar den buit, en 't zoop zich vol en dul aan moutbrandewyn, dien men daar kilduivel noemde , daar men hen niet af kon houden: hoewei de Bevelhebbers alle vaten van zulken drank, die ze in 't oogh kreegen, in duigen lieten flaan. Door al dat drinken raakten veelen aan 't krakkeelen. Het fmyten, flaan en fchieten onder elkandercn, ging zoo ver, dat men vyf mannen uit de vloot in 't kafteel zagh doodt leggen. Men hadt ook groote moeite met de Mynfche en Mourecfche Ne- ( gers, en genoegh te doen om d'Engelfche 1 gevangens, dien ze de hoofden wilden afflaan, by 't leven te behouden. Ook krakkeelden ze met de matroozen en foldaaten om den buit. Den volgenden dagh liet de RuiV 3 ter 1665. Aart van Nes in groot ge. vaar van verdrinken. Verwarring en onorde op 't kafteel. 9 Febr.  3io Het LEVEN van den 1665. De Ruitei komt San landt. Veifchil met de Fantynfche'Negers. 'T welk byge'eit werdt. De Ruiter keert mer geva ii aan boordt. Eenigen verdrinken. 10 Febr. ' Een j;e- I deeite van! ter s morgens vroegh al de boots en floepen naar landt roeijen, om 't volk af te haaien: maar de zee brandde zoo aan, dat hy met den Viceadmiraal Meppel, den Kommifiaris Mortanje zyn' Predikant, en zyn' zoon Jonker ^ngef, ter naauwcr noodt by Adja aan landt raakte. Zy gingen langs ftrandt naar Kormantyn. Daar koomende vonden ze de Fantynfche Negers in groote meenighte rondesom t kafteel, dat ze als bezet hielden, begeerende de helft van de plonderaadje, zoo dat de poorten tot twee uuren naa den middagh geflooten biceven: toen maakte de Ruiter met hun eenig verdragh. Men heeft hun ettelyke ftukken karfey, voor hun deel in den buit toegeftaan. In 't kafteel zagh men toen verfcheide menfehen leggen, zonder hoofden die de Negers in hunne woede hadden afgekapt. 'S avondts meende de Ruiter met het volk weêr naar boordt te vaaren, maar de zee was zoo groot, dat ze meeft al de floepen vol water kreegen. Doch hy raakte met zyn fioep-door de branding, en zyn zoon, die dc floep in een kano volgde, quam desgelyks, maar met groot gevaar van't leven, aan boordt. Eenige matroozen en foldaaten verdronken, met al hunne plonderaadje, en de reit yan 't volk moft met den Viceadmiraal Meppel, en den KommifTaris Mortaigne, aan ;andt blyven flaan. Toen zeilden al d'oorlOgslchecpcn wat nader aan 't kafteel, om te lichter by der handt te zyn, en 'sanderentaaghs braght men een gedeelte van 'rvolk, levens d'Engelfche gevangenen, ên hunnen Merite francois Selwyn, met de floepen aan  L. Admiraal DE RUITER. 311 aan boordt. Maar tien of twaalf raakten aan landt om hals, ten deele door hunne dronkenfchap, waar door ze oneenig werden, en eikanderen doorfchooten: ten deele door de gierigheit der Fantynfche, en Oudt-Kormantynfche Negers, die zich daagelyks by honderden voor de poort van 't kafteel onthielden; en den matroozen cn foldaaten (die zich, tegens de waarfchouwing hunner Bcvelhebberen, met den bckoomen buit zoo hadden overlaaden, dat ze niet bequaam waaren om hun geweer te gebruiken) in 't trekken naar de boots en floepen hun buit of geweer pooghden t'ontwcldigen: zoo dat eenigen, met den buit te zeer belemmert, en geen behoorlyke tegenftandt konnende doen, hun plondering en geweer quyt raakten, of om hals gebraght of gequetft wierden, of verdronken. Dit bewoogh de refè van 't volk dat ze hunnen gemaakten buit, ten overftaan van Jonker Reinout van Koeverden, die ook aan landt was, aan de Kommyfen der Weftindifche Kompagnie, Gageldonk en Smit,verkochten: 't welk voor de twaalf fcheepsvolken geen tien duizendt gulden uitmaakte, hoewel men meende dat de Kommyfen wel voor honderdtduizendt gulden aan goederen omringen. Deeze dingen, hoe wel vair kleenen gewichte fchynende, dunken my verhaalens waardig; om te toonen hoe veel moeilykheden aan zulke aanflaagen valt zyn: en dat 'er veele zaaken konnen voorkoomen, die men niet voorzien kan, en daar meii zich, als zè opkoomen, moet door redden, of men loopt gevaar van in groote zwaarigV 4 he- 1665. 't volk wordt aan boordt gebraght.  312 Het LEVEN van den 1665. De kof! ters bekommering. II Febr. Dereft van 'e volk wordt var 't landt gehaalt. heden te vervallen. De Ruiter, ziende dat hy 't volk zoo bezwaarlyk aan boordt kon krygen, vondt zich in geen kleene bekommering; want hy wift niet beter of Prins Robert was met een oorlogsvloot, ongelyk maghtiger dan de zyne, op wegh: en dat hy alle uur en oogenblik (terwyl men daar lagh met de vloot, ontbloot van 't mcefte en befte volk, 't welk noch op 'é landt, en in Kormantyn was) te voorfchyn kon koomen. Derhalven vermaande hy de Bevelhebbers, die op 't landt waaren, dat ze geen tydt zouden verzuimen, maar de zaaken in ordre brengen, en 't volk aan boordt zenden. Ook zondt hy ten derdemaale al de boots en floepen naar landt, om de reft van 't volk af te haaien. Doch de Negers maakten veel moeite, en waaren zoo baldaadig, dat men etlyke fchooten met loos kruidt uit het gefchut en met de musketten op hen moft fchieten. Waar op de Ruiter zelf befloot aan landt te vaaren, om daar redding te maaken. Ook braght zyn gezagh zoo veel te weegh, dat dc Negers 't volk met beleeftheit lieten gaan, en naar boordt vaaren. Het kafteel liet men met tweeënvyftig mannen uit de vloot, en tien uit het volk der Weftindifche Kompagnie, en noch tien Negers, t'zaamen tweeëntzeventig mannen, voor eerft bezet: ter tydt toe dat de Generaal Valkenburg dit volk zoude alioffen, en daar andre bezetting zenden. In de vloot werdt voort alles vervaardight om weêr naar de Mina te keeren. Den twaalfden ging men onderzeil, met meening om in 't voorbyzeilen het Engelfch ka-  L. Admiraal DE RUITER. 313 kafteelken Asjan, dat ook Inasja enAnichan, of Anchiang, wordt genoemt, tuffchen Annemabo en Adja gelegen, aan te taften. Maar om de hooge zee liet men 't leggen, niet geraden vindende daar veel tydt te fpillen: nadien men vertroude, dat het, indien men Kabo Kors kon bemaghtigen, van zelf wel in handen zou vallen. Den dertienden quam de Ruiter met de vloot voor de Mina weêr ten anker: daar ook dien zeiven dagh, of op den avondt, een puy, of doghboot, met Schipper Jakob Rochuszoon Jongerheldt, uit de Maas, op dc reede verfcheen, die in zeven wecken en vyf daagen was overgezeilt, en twee brieven van hunne Hoog. Moog. de Heeren Staaten aan de Ruiter overleverde. D'eene was gefchreeven den tweeëntwintighften van November, en d'ander den twaalfden van December des verledenen jaars f'. In den cerften brief werdt hem verftendight, dat federt het vertrek van het jacht den gouden Ty-" ger f. den vierentwintighften van October" uit Texel gezeik, het Gode niet belieft hadt," tot op dien dagh toe, eenigen bequaamen " windt te verleenen: zoo dat de tien fchee-" pen .j., onder den Kommandeur van Kam-" pen gereedt leggende, om naar Guinea te" zeilen, en zich onder zyne vlagge te verr" voegen, hunne reize, 't zy binnen deur," 't zy achter om, niet hadden konnen aan-" vangen, of voortzetten: niet tegenftaande", dat daar alle wakkerheit f toe was gebruikt," en tot zeer groote kofte en lafte een aanzie-" nclyke zeeinaght van den Staat, onder den" Heer van Waffenaar, tot geleide der voor-" V5 fehree-" 1665. De Ruiter komt met Je vloot wéér voor de Mina. iZFebr. Ontfanght brieven uit het va' 'ieriandt. t 186. Inhoudt van den eerften brief. t Zie p. 255. ■I- Zie p. 184. De tien fcheepen snder van Kampen ioor tegenwindtapgehou» jen. \ Vigilante.  p 'c ftuk 'an't zeien, en 't lezuinigen !er lyfJght. 2, Maart.  33° Het LEVEN van den \ Rende veus. Koers van de vloot, 6 Maart. Zie H. de Groots Hifi. Ut. vji. p. Z77- en C. Barhei Hifi. rerum in Brafil. geftar. p. 212. 213. 000. 210. dewyl den dienft van 't Landt daar ten hooghiten aan was gelegen. Ook was dit byeenblyven der fcheepen te meer van nooden, om dat men op deezen toght geen vafte of zekre verzaamelplaats f kon ftellcn, cn zyne aardlagen moft belcidcn naar dat de gelegentheden voorquaamen. Ter zêlver tydt werden de Kapiteinen vermaandt, dat ze de lyftoght en 't waater wei zouden bezuinigen, om te langer te konnen uitharden: en voorts beflooten, dat men voortaan voor yder man een kan van acht mutskens water 'sdaaghs zou uitdcelen, en dat de Kapiteinen, die minft voorzien waaren,metdriepondtbroodts ter week aan yder hooft te geven zouden moogen volftaan ; mits dat men al 't geen te kort zou gegeven worden daarna aan't volk dcughdelyk zou betaalen. Den zeilen paneerden sLandts fcheepen de Linie, en komende bezuiden de zelve, zeilden ze, zonder de kaap of uithoek van Lopo Gonzalves te zoeken, boven Sint Thomeé en Annobon hecnen. Dit zyn twee eilanden in d'Ethiopifche zee, en t eerfte recht onder de Linie gelegen, dat weleer tweemaal door dc Hollanders werdt verovert, maar door d'ongemaatightheit en t vergift der lucht zyne overwinners verflondt: een graf verftrekkende van veele doorluchtige mannen; met naamen van den Generaal Pieter van der Does, en den grooten zeeheldt Kornelis Iöl, of Houtebeen, die mer, met veele anderen, hunne daagen eindigden. Den twaalfden der maandt kreeg de vloot, op de hooghte van drie graaden bezuiden de Linie, de windt zuidelyk, en zeilde  L. Admiraal DE RUITER. 331 de Wefttenzuiden, en Weftzuidtweft aan. Maar gcduurcndc het zeilen zagh men dat etlyke fcheepen dikwils zeer achterlyk waaren, die men dan moft inwachten, 't welk veel tydts koftte. Dit ging zoo ver, dat de Viceadmiraal de Ruiter, ziende op een morgen de fcheepen t'eenemaal verfprcit, op den middagh den Krygsraadt by een riep, en de geenen, die hy meelt fchuldig oordeelde, over hunne onorde, naalaatigheit, of achtloosheit, ernftig beftrafte: zeggende dat zc d'orde verbraken, die ze zelfs hielpen maaken , en anderen een quaadt voorbeeld f gaven. Ook eifchte de Fiskaal desweegen van hun de boete, die ze zelf op zulk verzuim hadden helpen ftellcn. Den vierentwintighften van Maart begoften ze den koers Weftnoordtweft te ftellen, en zeilden den derden van April weêr door de Linie benoorden, hebbende toen de Soute eilanden, of Sint Jago, benoorden van hun, vervolgende hunnen koers Noordtwefttcnweften. Den tienden riep de Heer de Ruiter den Krygsraadt aan zyn boordt, met hun overleggende, of de lyftoght door de gantfche vloot beftandt zou zyn, om, volgens d'ordre der Heeren Staaten, naar de Barbados, en andere Karibifche eilanden te zeilen. Hier op werdt verftaan, dat men, alhoewel de lyftoght fchaars om quam , den koers naar de gemelde eilanden zou ftellen: op hoope van een goeden buit, en dat men daar wel lyftoght zou bckoomen: of zulks mifTende, dat men dan de behoefte aan Martinique, Gardeloupe, en andere eilanden, die de Franfchen in dat geweft bezitten, voor 1665. Onorde in't zeilen. Door de Ruiter be« ftrafjt. \ Exempel. Overleg of men de lyftoght zou konnenj ftrekken. io April.  33a Het LEVEN van den 1665. Ordre op "r, aantallen en verove ren derEngelfchefcheepen beraamt. io April. 93 April. voor geldt zou zien te bekoomen. Wyders heeft men in den Krygsraadt eenige punten beraamt, waar naar dat men zich in 't aantasten van alle Engelfche, Schotfche cn Yrfche fcheepen zou richten. Dat men al hunne fcheepen, die men kon aantreffen, kleen en groot, zou trachten te neemen of te bederven: ook aan de Franfche eilanden, als ze niet lagen onder de kafteelen. Dat de vrye plondering, te vooren aangaande Prins Roberts verwachte vloot beraamt, nu zoude ophouden: doch dat de Bevelhebbers, matroozen, en foldaaten , de plondering, die van oudts was toege flaan, zouden hebben, zonder V ruim der fcheepen te moogen openen, of daar goederen trit te haaien. Dat ook niemant in des anders entering zou enteren, ten waare dat men eenig fchip of fcheepen met geweldt quam fabboordeeren, in welken gevalle ieder zyn beft zou moogen doen: doch dat men daar zoo haaft zou moeten affcheiden, als moogelyk zou zyn, en nog andere pryzen trachten te bekoomen: Dat men de genoomen pryzen, waar V moogelyk , ftechts met een half quartier volks zou bemannen; op dat elk zyn volk tot dien ft van den Lande by den anderen moght houden, om by verdre voorvallen gebruikt te worden: en eindelyk, indien eenige Engelfche Konings oorlogsfcheepen wier den verovert, dat dan de vrye plondering voor de veroveraars zou zyn, volgens V gebruik der zee, en naar ouder gewoonte: en dat men ook voor V af haaien dervlaggen , naar d'oude wyze, zou worden beloont. Etlyke daagen daarna werdt noch naader overwoogen, by wat middelen men den En-:  L. Admiraal DE RUITER. 333 Engelfchen aan de Barbados de meefte afbreuk zou konnen doen, en voorts bekent gemaakt, in wat orde en rang elk zyn plicht zou betrachten. Den negenentwintighften kreegen ze de Barbados, een der Karibifche eilanden, in Noordtamerika, op de Noorderbreedte van dertien graaden en twintig minuten gelegen, ontrent den middagh, in 't gezicht: maar nadien het te laat was om op dien dagh iet te verrichten, werdt goedtgevonden, dat de vloot zich het overige van den dagh, enden aanftaanden nacht, buiten 't gezicht der Engelfchen zou houden, en met den dagh by de werk trachten te weezen; op dat men hen met te meer kans moght overvallen. Den volgenden dagh quam de vloot in goede orde tegens den middagh voor en in de baay van 't eilandt Barbados. De Ruiter laveerde met het fchip den Spiegel, gevolcht van den Viceadmiraal Meppel, en den Kapitein Sweers, tuffchen de twee kafteelen,eerft in de baay, tot dat hy.mct zyn boegfpriet geen vier vademen van hunne fcheepen af was. Dus opzeilcnde begoft het Zuider kafteel ontrent ten half twaalven op de Ruiter en d'andre fcheepen te fchieten: cn daarna al d'Engelfche fcheepen, vier- of zesendertig in getale, en ook het Noordcr kafteel. D'Engelfche fcheepen, die van de komft der Hollanders in tydts waaren verwittight, laagen onder 't landt, dicht by den grondt gekort, tuffchen de twee kafteelen, die, dwars achter hun om, op de Hollanders zydeling uit met geheele vluchten koegels fchooten, insgelyks de fcheepen : waar door de voorfte Hol- 1665. De Ruiter komt met de vlootby 't eilandt Barbados. 29 April. Laveert in debaayvan de Barba« dos. 30 April.  i665. De Ruiters fchip werdt zeerred deloos gefchooten. 334 Het LEVEN van den Hollandtfche fcheepen zoo getroffen werden, dat ze hun opffaande en loopcnde wandt, noch hun zeilen niet konden gebruiken. De Ruiter, d'Engelfchen zoekende te naderen, raakte byna aan den grondt. Dewyl men dan tegen al het Engelfch gefchut moft oplaveeren, werdt men in't kort gewaar, dat het onmoogclyk was in een baay, zoo naau en zoo droog, tegens zoo veel gefchuts, met zoo zwaare fcheepen in tc koomen, en iet te verrichten. Het Engelfch Konings fchip, dat dc Ruiter by Kabo Verde in zyn maght hadt gehadt, cn toen liet vaaren, vocht hieronder d'Engelfche fcheepen: doch dc Ruiter hadt het met fchieten zoo moede en mat gemaakt, dat het geen weer meer deedt, en hy meende het aan boordt te leggen: maar werdt van alle kanten zoo reddeloos gefchooten , dat 'hy van befluit veranderde. Al zyn zeilen, en loopend wandt, zyn braffen, boelyns, draayreeps, fokkeflagh, en tien hooftouwen werden ftukken gefchooten. Aan ftuurboordt kreegh hy drie of vier fchooten onder water, :wee fchooten door de groote maft, en de sefaansmaft was wel half af. Daar quam een toegel, die zyn' Opperfchryver PaulusAdriïanszoon Klerk, een' Adelborft Bellechere, net een' matroos te gelyk wegh nam, en zyn' frommelflager doodtlyk quetfte. D'opperchryver Klerk was gewondt, zonder bloedt :e laaten, en ftorf ettelyke uuren naa 't gehecht. De Heer de Ruiter ankerde onder 't gefchut der Engelfchen, en deê wat hy konie om tot zyn voomeemen te koomen. De Schoutbynacht van Nes, d» Kommandeur de  L. Admiraal DE RUITER. 335 de Wildt, cn anderen, raakten wel een halve fchoot beneden d'Engelfche fcheepen, die geduurig vuur gaven: maar men kon hun niet genoegh genaaken; ten deele om de fdhaade die men leedt in zeilen en touwen, ten deele om de droo^hte; zoo dat meeft al de Hollandtfche aan den grondt ftieten. 'T gevecht was kort en fcherp, niet langer duurende dan anderhalf uur, tot dat de Hollanders, toen hunne zeilen en touwen meest ftukken en t'onbruik waaren gefchooten, tegens hunnen wil van d'Engelfchen afdreeven, en buiten fchoots ten anker moften koomen. De Ruiter hadt acht dooden, en vyftien gequetften, endaar onder eenige, die d'armen of becnen quyt of aan ftukken waaren. Kapitein Sweers verloor zyn Schipper, en nog een man. D'andre fcheepen hadden geen dooden, maar etlyke gequetften. Eenigen mecnen dat de Hollanders al d'Engelfche fcheepen zouden hebben genoomen, indien ze aan hunne zeilen zoo niet waaren befchaadight: dan die fchaade was niet voor te koomen, en zonder behoorlyke zeilaadjekon men hun niet genaaken: ook gaf de drooghte, gelyk gezeit is, groot belet. De Ruiter, oordeelende dat de voorzichtigheit van foldaaten zeemanfehap niet toeliet hier iet verders t'ondernecmen, ontboodt den Krygsraadt aan zyn boordt, daar men terftondt befloot de befchaadigde fcheepen op te redden, de lekken te floppen, 't wandt te fplitfen, en alles, zoo veel mogelyk was, weêr klaar te maaken, om zonder uitftel naar Matanino of Martinique te zeilen: dewyl de noodt hen daar toe dwong; 1665. Men kan :f EngelIchen niet genoeg naderen. Dies moeten de Hollanders afdryven. Men houd? krygsraadt, en befluit mar Martinique te z?ilen, en üch daar van water  336 Het LEVEN van den 1665. en andre behoefte te verzien. 30 April, De vloot komt voor Martinique 1 May. De Gouverneurwerdt begroet. 1 dwong; want eenigen hadden groot gebrek van lyftoght en water; jaa daar waaren fcheepen die fiechts drie daagen waters, en eenige die gantfeh geen water'hadden, en van d'andere mollen worden verzorght. Ook kon men in al, d'omleggendc eilanden geen water genoeg bekoomen, behalven aan Martinique en Gardeloupe. Men vondt dan niet geraaden die waterplaatzen voorby te loopen: en zocht, zoo haaft men zich daar hadt voorzien, op het fpoedighfte d'andre Engelfche eilanden aan te doen, en daar 't geluk te verzoeken. Dit beftuit werdt ftraks te werk geileldt, en de vloot quam den eerften May des avondts voor Martinique ten anker. Men begroette zekere batery of fterkte, die in 't Noorden van hun lag, met eenige eerfchooten, daar naar behooren op werdt geantwoordt. Daarna zondt de Heer de Ruiter Graaf Jan van Hoorne, Jonker van KoeverJen, en den Fiskaal de Witte met de floep jan landt, om den Franfchen Gouverneur Jen Heer Klodore mondeling te begroeten, met verzoek dat men eenige lyftoght ten behoeve van de vloot zou moogen opkoopen. Dit werdt toegeftaan, en de Gouverneur liet er zelve tydt de Ruiter door eenigen van de tynen aan zyn boordt verwellekoomen. Hier /erflondt men, dat de Franfchen een Ameriiaanfche Kompagnie hadden opgerecht, en laar door den koophandel met andere volken, :ot groot verdriet der inboorlingen, verbooden. Men zagh hier nu eenige praauwen met Wilden aan boordt koomen, welker liciaamen roodt waaren geverft, die koopere plaat-  L.-Admiraal DE RUITER. 337 plaatjes door hunne ooren, ringen door hun ne neus, en lang zwart hair hadden. Dee gingen, zoo wel vrouWen als mannen, moe dernaakt, Des anderen daaghs braght me; hier acht dooden, die voor de Barbados waa ren gefchooten, onder 't loffen van eenig] gefchut en musketten, ter aarde, en men be zorgde terftondt dat 'er een groot deel kaffav voor de vloot werdt gebakken. Dees kaffavi werdt gemaakt of getrokken uit de worte van een houtftruik, Manyok genoemt, die eerft gefchilt, en daarna tot meel werdt gerafpt, daar men dan 'tfap, dat een fel vergift is,,in zakken uitperft. Dan werdt het. zonder 't zelve met eenig vocht te mengen. in een platte aarde pan, daar vier onder leit; gebakken, en naa 't bakken in de zongeleit; op dat het te meer drooge en te harder werde, om te langer te konnen duuren. Men maakt of kneedt het niet dikker dan ecn.klccne vinger, of noch dunner, en gebruikt het voor broodt, dat zeer fmaakelyk is, en niet ongezondt voor die 't zich gewendt te eeten. Ook liet men toen ten behoeve van de vloot veele boorten tot meel dorfchen. Ter zeiver tydt verzocht de Gouverneur zeer ernftelyk, dat men hem zeshondert pondt van 't Landts buskruidt zoude overdoen, 't honderdttegens "vyftig guldens.te betaaleni.'t welk de Ruiter , met toeftemming van zynen' Krj'gsraadt, inwilligde; dewyl men noodtwendig" lyftoght van 't landt moft hebben, daar hy hun hinderlyk in kon zyn. Ook beloofde hy vyftig, tonnen fpek en vleefch voor de vloot te leve--* ren. Voorts werdt etlyke daagen alle vlyt< II. Deel. Y aan-^ * 1665. s 1 Acht doo. den begra. ven. Verzor' ging van ; lyftoght. ! Bei'chry! ving van de , kafi'ave.het broodt der karibifche 1 olken. Zie Roehe& fort in zytt ■iiftorie van de AntiUes p. «04.407. 49s. Eenig buskruidt aan Jen Gou/erneuravergeiaana Mxy. Die eenig pek en leesch aan Ie vloot leert.  33§ Het LEVEN vak den 1665. De fcheepen worden fchoon gemaakt, en van behoeftevoorzien. 4 May. D'Engel fche gevangenen, beïalven Stlwyn, worden onrttagen. 5 May aangewendt om water re haaien, de fcheepen te krengen, te varkenen en te harpuizen, en elk kocht zoo veel lyftoght als hy kon bekoomen. Geduurende dit verblyf der 'vloote aan dit eilandt, quam de Gouverneur met zyne echtgenoot, en veel eedelen aan dc Ruiters boordt, die hem wel onthaalde, en in 't koomen en gaan met eerfchooten vereerde. Ook ging de Ruiter den volgenden dagh met d'andere Opperhoofden en ettelyke Kapiteinen by hem ter maaltydt, daar men hem groote eer en vriendtfehap bewees. Hier leggende liet men de gevange Engelfchen,1 die in Takorary, te Kormantyn , cn op d'Engelfche fcheepen van Tyier en Toorenburg waaren bekoomen, en op de vloot verdeelt, op hun verzoek, aan 't eilandt Martinique aan landt zetten, uitgezonden den geweczen Bevelhebber op Kormantyn Selwyn. Dit werdt te eer toegedaan, dewyl men vreesde, 3at men zich, indien de reis wat lang moght ioüreni met dit volk, door fchaarsheit van lyftogt, zou verlegen-vinden. Den vyfden ttui May raakte de Ruiter met zyn fchip, en rte fcheepen van den Viceadmiraal Meppel, zn de Kapiteinen Sweers, Jan van Nes, Swart, Hendrik Adriaanszoon, en de behoeftfluit van Etftio Docdeszoon Star, klaar en vaardig. Maar de fcheepen van den Schoutbynacht Aart van Nes', van den Kommandeur de Wildt, de Schoutenbynacht van Jer Zaan en Haakswant, mitsgaders van de Kapiteinen Pomp cn 't Hoen, moden noch naar hunne kalfave, of broodt, boonen en vleesch, wachten. Dcrhalven befloot de Ruiter,  L. Admiraal DE RUITER, 339 ter, (weetende hoe veel aan de fpoedt, ontrent zeeaanflaagen hing, en achtende dat dc tydt hier dierbaar was) met de gereede fcheepen vooruit te zeilen, en d'andre té laatef volgen. Hy noodde den Fraïrfdien Gouverneur, met zyn gemaalin en gevolg, nocli eens op zyn fchip ter maaltydt^ nam van hen zyn affcheidt, cn ging den zeilen der maandt'. vereerende het Franfch kafteel met etlyke eerfchooten, daar ook op geantwoordt werdt, met de gemelde zes oorlogsfcheepen, cn 't fluitfehip van Enno Doede's, t'zeil. Hy ftèh de zyn koers naar de lywaartfte Engelfchc eilanden; om te zien of hy daar eenige Engelfche fcheepen zou konnen aantreffen, cn veroveren. Den Schoutbynacht van Nes werdt belaft, met d'andere fcheepen, den volgenden dagh de vlag naar de reede van 'r eilandt van Sint Chriftoifcl, aan de haven van Baxïlarre, te volgen; daar men clkanderen tot den twaalfden cn dertienden der maant zou inwachten. Tegens den avondt zagh men ecu Hollandtfche fluit, doch in Franfchen dienft, die van Rochel quam, en , verpreidt werdende, tc kennen gaf, dat de Hollanders met d'Engelfchen in oopenbaaren oorlog waaren, doch dat de vlootcn noch niet aan clkandere waaren geweeft. Den volgenden dagh verftondt de Héér de Ruiter, uit een Hamburger boot, dat aan 't eilandt Nievés negen, en aan 't eilandt Montferratte vier Engelfche fcheepen in laading laagen. Daarna ontmoette hy een Franfche boot, naar Sint Chriftoffel zeilende, dién hy by zich hieldt; om hem de gelegentheit te beneemen van d'EngelY a fehen ■ 1665, 6 May* De Ruitér zeilt mer zeven fcheepen voor uit naar d'andre Engelfche eilan' den. Tyding van den oorlog roet Engelandt, 7 May. 8 May.  34° Het LEVEN van den 1605. Komt aan 't eilandt lVloritferratte.9 May, Daar vyf fcheepen en drie boots worden verovert. Van daar 2eilt de Ruiter naar Nieves. Twee fcheepen verovert. fchen te waarfchouwen. Den negenden quarrï hy aan Montferratte, ftaande onder't gebiedt der Engelfchen, een der Amerikaanfche eilanden, die men Karibes of Antillcs noemt, ten Zuidtweften van 't eilandt Antigoa, ên ten Noordtweften van Gardeloupc gelegen. Hy zeilde mét zyne fcheepen 's morgens met den dagh ten Zuidtooft baay in, genoemt Haftens baay: daar de Kapiteinen Swarts en Enno Doedes, zonder een fchoot te fchieten, het Engelfch fchip Afrika naamen, dat twintig Hukken voerde, en met fuiker en tabak was gelaaden. Dit was een der acht koopvaardyfcheepen, tc vooren aan Kabo Verde aangehaalt, ontlaaden, en daarna ontflaageii. Van daar zeilden de Hollanders naar de Gouverneurs baay, daar ze noch vier fcheepen, en drie boots veroverden. Toen hier niet meer te doen viel zeilden ze ftraks naar 't eilandt Nieves, 't welk anderen Mewis noemen, en ook een der Karibifche eilanden is, dat van d'Engelfchen werdt bczeeten, daar ze ten zeiven daage ten drie uuren na den middagh by de zuidthoek aanquaamen. Hier laagen vier kafteelen, een met acht, een met zes, een met vier, en een met twee ftukken gefchuts verzien. Zy zaagen zes Engelfche fcheepen onder twee kafteelen, twee voor de Gouverneurs baay, en een groot fchip met een kaper in Mortons baay leggen. Kapitein Swart nam de twee fcheepen voor de Gouverneurs baay, naadien daar al 't volk uit vluchtte. De Ruiter en Kapitein-Sweers zeilden naar Mortons baay, daar 't groot Engelfch fchip, met de ka-  L. Admiraal DE RUITER. 341 kaper, onder 't kafteel met vier ftukker lagh: 't welk op de Ruiter en Sweers, dewyl ze naar de fcheepen moften oplaveeren, fel en zonder ophouden, fchoot: maar zy gaven op de twee fcheepen zoo dapper vuur, dat ze insgelyks van 't volk werden verlaaten. De Ruiters floep roeide terftondt, wel gemant, naar 't groot fchip, daar ze niemandt vonden. Doch nadien men 't fchip tegens 't landt en dicht onder 't kafteel op den grondt hadt gehaalt, en dat 'er veel waters in liep, (dewyl 't door 't fchieten vry doornagelt was, en etlyke fchooten onder water hadt) zoo werdt het van 't Hollandts bootsvolk, geen harts genocgh hebbende om de lekken, zoo dicht by 't kafteel leggende , te floppen, en 't van de grondt af te haaien, na dat ze daar wel anderhalf uur waaren in geweeft, en al geplondert hadden wat ze bekoomen konden, fchandelykjverlaaten: dc Ruiter, toen ze weêr aan boordt quaamen, met een loogen paaijende, en zeggende, dat ze alle vlyt hadden aangewendt van 't fchip los te krygen, maar dat het vol water liep, en voorts geheel op den grondt zonk. Maar d'Engelfchen quaamen 'er 's nachts weêr op, pompten 't water met kracht uit, flopten de gaaten, kreegen 't vlot, en gingen eerlang daar meê t'zeil. De kaper: werdt door 't volk van Sweers genoomen. i Geduurende dat vechten werdt ook het kafteel door de Ruiters gefchut zeer reddeloos gefchooten ,maar 't hadt ook zyn fchip niet weinig getroffen. Zyn Bootsman, en noch een matroos, werden doodtgefchooten, en et^ Y 3 jyke 1665. Een groot fchip genoomen,en verlaa. ten. ïen kaper ;enoomcn.  Hèt LEVEN van den i66$. fJöih ze? fcheepen van 't landt gehaalt, en vetovert. De tluitet Zeilt naar Sint Chriltoffel. En torn' te Baxitafre» 10 May lyke gequetft. Ondertuffchen waaren de Viceadmiraal Meppel, de Kapiteinen Henrik Adriaanszoon, Jan van Nes en Jakob Swart, met d'andere zes fcheepen, die onder twee kafteelen laagen, doende, Zy befchooten de kafteelen, en haalden, onder dat fchieten, met hunne boots en floepen, de zes fcheepen binnen een piftoolfchoot van 't landt. Dan een van de fcheepen, door Meppels volk genoomen, werdt bevonden een Franfchman van Sint Malo te Zyn, en terftondt ontflagen. Voort werdt al het kleen vaartuig dat d'Engelfchen daar hadden in den grondt gehaakt, en niet overgelaten van 't geen men bekoomen kon. Toen zeilden ze tot onder de zoutpannen van 't eilandt Sint Chriftoffel, en quaamen daar 's avondts ten tien uuren ten anker. Dit 's een van de voornaamfte der Karibifche eilanden, dat ten deele by de Franfchen cn ten deele by d'Engelfchen werdt bezeeten, ontrent een myl van Nieves gelegen» Met het aanlichten van den dagh gingen ze onder zeil naar Baxftarre, daar ze ten acht uuren, nevens hunne pryzen, met d'En* ' gelfchc vlaggen achter uit, ten anker quaamen: vcreerende de kafteelen met etlyke fchooten, daar met gelyke beleeftheit op werdt gcantWoordt. De Franfche Gouverneur La Zale quam den Heer de Ruiter zelf begroeten. Daar laagen vier kleene Engelfche fcheepen aan de groote ree onder de twee kafteelen, maar zy hadden alle hunne ïaading aan landt gebraght: zoo dat men t onnoodig hieldt hen op de reede met gewcldt aan te taftcn. Ter zeiver tydt ftelde de Ruiter  L. Admiraal DE RUITER. 343 ter ordre, dewyl men hier, om de zes andre oorlogsfcheepen in te wachten, moft blyven leggen, dat men de goederen uit dc pryzen zoude overhaalen. Alles werdt naagezien, aangeteekent, en in twee fcheepen gelaaden; op dat men de buit, die meeft in fuiker en tabak beftondt, min verfpreit by een hadde. Twee daagen daarna zagh de Ruiter op den middagh twee Engelfche fcheepen onder 't eilandt Nieves koomen, daar hy 's avonts de Kapiteinen Sweers, Henrik Adriaanszoon, Swart, en Jan van Nes, met hunne fregatten naar toe zondt, om hen by nacht by te koomen; op dat zy 't niet zouden ontloopcn. Hy verftondt toen ook van goeder handt, dat het groot Engelfch fchip, 't welk hy onder Nieves meende in den grondt te hebben gefchooten, (volgens't bericht dat zyn volk, 't welk in 't fchip was geweeft, hem hadt gedaan) door d'Engelfchen was geredt, en dat ze, de lekken hebbende geftopt, naar Jamaika waaren gezeik, om daar 't fchip weêr klaar te maaken. Daar op ontboodt hy zyn Stuurman, Schieman, en den Quartiermeefter, die als Bevelhebbers over 't bootsvolk met zyn boot en floep aan 't fchip waaren geweeft, en dat eenigen tydt hadden ingehadt,, hun aanzeggende wat hy daar van hadt verftaan. Zy poogden hun verzuim met den fchyn van noodt te dekken, en hielden noch ftaande, dat het fchip geheel in de grondt was, toenzy daar af moften vluchten. Doch hy zeide, dat d'uitkomft der zaak het tegen-1 deel toonde: hen beftraffendc, als onacht-' zaame luiden, die hun ccr weinig hadden Y 4 be- 1665. Ziet twee fcheepen onder Nieves, daar hy vier fregatten naar toe zendt. is Mat. Kryght bericht dat het fchip, 't welk hy meende by Mie/es in de grondt »efchooen te.hebjen , danr» ia was ge« edt. Beflraft laar over ;enige van syn volk, iie 't had»  344 Het LEVEN van den 166$. den verlaa ten, en hein met valfcri bericht misleidt. f 13 May Dat zelv< fchipwerdi door Sweers er ?t Hoen veroverr. De Ruite verkoopt of verhau delt eenig pryzen voor fuiker. betracht, en 't gewonne fchip uit vertfaaghtheit, buiten noodt, verlieten: daar by voegengende, dat indien zy hem maar te kcnne'n hadden gegeven, dat het fchip niet gezonken was, hy daar met zyn fchip op een kabel lengte hadt konnen by koomen, om daar een tou aan te brengen, en 't af te fleepen. Maar nu hadden ze hem met hun onwaarachtig bericht misleidt. Des anderendaaghs f zagh men met den dagh de vier afgezonde fregatten dicht onder Nieves, en kort daar aan d'andre zes oorlogsfcheepen met het brandtfehip de Sinte Martha, die van Martinique quamen. Op den zeiven dagh kreegh Kapitein Sweers het Engelfch fchip, boven gemeldt, dat de Ruiter voor Nieves zqo lek hadt gefchooten, en van de veroveraars was verlaaten, in 't :gezicht, en maakte daar jacht op. D'En? gelfchen zochten hun t'ontzeilen, maar werden in 't kort achterhaalt, cn door Sweers en 't Hoen verovert, die noch 's avondtsmet den prys op de reede van Baxftarre by de Ruiter quamen. Dit fchip, Nieves en Antigoa genoemt, was een pynas, groot ontrent tnegentig laft, gelaaden met fuiker, tabak, rolyfantstanden en indigo. Ter zeiver tydt verkocht de Heer de Ruiter, met goedtvin den van den Krygsraadt, ettelyke Engelfche " genoome fcheepen (om door de zelve op de verdre reize te min belemmert te zyn) aan de Franfchen, voor een party fuiker: te weeten , de fluit de Samuel, door Kapitein Swart verovert, groot ontrent tzeventig of tachtig lallen, voor twaalf duizendt pondt fuiker; den pynas Bonayontura, van gelyke grootte, door  L„ Admiraal DE RUITER. 345 door den zeiven Swart genoomen, insgelyks voor twaalfduizendt pondt, en.den pynas Patentie , door Kapitein Sweers genoomen , groot ontrent vyfenvyftig lallen, voor vyftienduizendt pondt fuiker. Den veertienden der maandt ging de Ruiter met de meefte fcheepen t'zeil naar Sjnt Euftache, daar hy tegens den avondt ten anker quam. De Viceadmiraal Meppel bleef met vier fcheepen op de reede van Baxftar leggen, om'noch eenige fuiker voor de verkochte pryzen t'ontfangen, en de vlag ten eerfte te volgen. Het eilandt Sint Euftache, tuffen Sint Chriftoffel en Saba gelegen, wordt ook onder de Karibes of Antilies getelt, ftaande onder 't oppergebiedt der Heeren Staaten der vereenigde Nederlanden, die den Heer Pieter van Ree, en zyne medeftanderen, vóortreffelyke koopluiden te Vliffingen, den eigendom van dien toeftonden, dewyl ze daar een volkplanting t van Zeeuwen cn Hollanders hadden opgerecht. Op dit eilandt vondt men 't alles in rep enroere; want de Zeeuwen, die hier 't bewindt hadden, de Hollandtfche fcheepen ziende, meenden dat het Engelfchc waaren, en dat ze 't op hen gemunt hadden. Men ftelde hier terftondt ordre om zoo veel boonen op te koopen als men kon bekoomen. De Heer de Ruiter voer zelf met eenigh gczelfchap aan landt, en bevondt dit eilandt, 't welk maar vyf mylen in zynen omring groot was, flecht van vruchten verzien, en zeer droog: want men hadt daar in vier maanden geen reegen gehadt. D'Opperbevelhebbcr yan '{ ejlapdt Pieter Adriaanszoon, en zyne Y 5 " Ra*:' i665. De meefte HollandtT fclie fcheepen koomen voor Sint Euftache. 14 May. X Colotiie. De Ruiter traart aan andt. 15 May, De Gou? rerneur  34<5 Het LEVEN van den 16-65. verzoeiu buskruidt 't welk her werdt toe gedaan. 15 May. Meppel komt by dc vlagh. 16 May. Een Engelfchfcheepken om zyn rankbeit verbrandt 16 May. Refchry- j wing der orkaanen. ; Raadcn, vertoonden te dier tydt aan den Heer de Ruiter en zynen Krygsraadt, dat ze zich gantfeh zonder buskruidt bevonden, cn daa'gelyks den aanval der Engelfchen te verwachten hadden: verzoekende met eenig kruidt uit de vloot geholpen te worden. Hier op werdt goedtgevonden, hun zevenhonderdt pondt, tegens vyftig gulden 'thonderdt,over te doen, om zich tegens d'Engelfchen te konnen verweeren. Dit gefchiedde op een wilfelbrief, by den Heer Ree te Vliffingen te betaalen. Den volgenden dagh verfcheen de Viceadmiraal Meppel, met de Kapiteinen Sweers, Swart, Jan van Nes, en 't Hoen, de behoeftlluit, het brandtfehip Martha, en vyf Engelfche pryzen, die men voor Sint Chrifloffel hadt gclaatcn, voor Sint Euftache. Het fcheepken Sint Joris, te vooren door Kapitein van Nes by Nieves genoomen, groot ontrent twintig laften, doch ontiaaden, dreef van de reede, en kon, om dat het tc licht geballaft en te rank was, niet op laveeren : dies liet men 't volk daar af haaien, en 't fcheepken, als onnut, in den brandt fteeken en dryven. Het begoft den volgenden nacht fterk te koelen, met grooten blixem en ;waaren reegen, en men zagh een orkaan té üjemoet. Dit onweer, by d'inboorlingen 3er Karibifche eilanden Ouragan genoemt, 'is het fchrikkelykfte dat iemant in dit geweft tan overkoomen. 'T is een felle t'zaamenfpanning en worftcling van alle de winden, iie in een etmaal, en zomWyl in minder :ydt, al de ftrceken van 't kompas omloopen, :n tegens elkandere aanwaaijen en uitberlten, met  L. Admiraal DE RUITER. 347 met zoodaanig een ongeduimig geweldt, dat hemel en aarde fchynen te vergaan. Die vreeflelyke ftorm rukt de boomen met wortel met al uit d'aarde, bederft geheele boffchen, fcheurt de rotfen van de bergen en werpt ze in de daalen, floopt de gebouwen, verwoed de velden; en beroert de zee, der maate, dac ze zich met de lucht en heemel fchynt te vermengen: daat de fcheepen op de kuden aan dukken als of het fpaanderen waaren, of dingert ze in 't midde der zee tot dat ze berden en verzinker). Deeze orkaanen, die in 't gemeen in de maanden van Julius, Augudus, of September ontdaan, en om 't zevende jaar plaghten te komen, werdt men nu, federt eenigen tydt, tweemaal, ja zomwyle driemaal, in 't jaar gewaar. Dies hadt men groote reeden om voor zulk een dorm, daar nu de gantfche vloot aan hing, te vreezen; te meer om dat de windt den volgenden morgen noch meer opdak: dan op den dagh ging ze leggen, en 't weêr bedaarde. Toen liet de Heer de Ruiter drie pryzen tegens den wal haaien: eerd een duit, groot ontrent tzeventig laden, door Kapitein Henrik Adriaanszoon verovert; daarna een pynas, door Kapitein Swart genoomen, groot honderdt laden; en noch een fcheepken, groot twintig laden, door den zeiven Henrik Adriaanszoon vermeedert. Deeze fcheepen waaren leedig en gantfeh onbruikbaar. Op dien zeiven dagh verkocht hy noch drie pryzen: het fluitfehip de Joffrou Anna, groot ontrent tach-! tig laden, door den Kapitein Sweers by Nieves verovert, voor twaalfduizendt pondt fui- 160*5, Drie pry; zen tegen Je wal gebaalt. 17 May. 1 Noch drie iry?en rerkocht 17 May.  348 Het LEVEN van den De vlooi gaat t'zei. naar Tein Neuf. 17 May. Ordre in 't zeilen. ' 'ijj May. 1 Een Engelfcheprys, om zyn flechte' zeilaadje, J voor sf fuiker: de boot, genoemt Hartenvreê, groot tien lallen, door den Kapitein Henrik Adriaanszoon onder Montferrattegenoomen,voor duizendt pondt katoen: cn t Spaanfch fregatje, dat d'Engelfchen voor een kaaper gebruikten, groot twintig lallen, door Kapitein Sweers onder Nieves vermeellert, voor drie duizendt pondt fuiker. Daarna werdt bcflooten, dat men Nieu-Nederlandt, door de fchaarsheit der lyftoght, niet zou aandoen , maar den koers Hellen naar Terra Nova, gemeenlyk Terre Neuf genoemt, om daar dTrgelfche fcheepen op te zoeken, te verover of te vernielen. Ten dien einde ging de vloot ontrent den avondt onder zeil, nu llerk twintig zeilen: te weeten de twaalf oorlogsfchcepeïi, de bchoeftfluit de Kameel, dc brander Martha, en vyf pryzen: d'Afrir. ka, dc Nieves en Antigoa, Sinte liarbera,'t Wapen van Engelandt, en de Koning Jakob, met noch een Rotterdammer koopvaarder, het Hart genoemt, die zich onder zyn geleide begaf. Men Helde op nicu ordre, daar zich elk naar zoude richten, om op de vlag te paffen: en of iemant by ongeluk quam af te dwaalen, dan zou yder zyn beft doen om Terre Neuf aan te doen, en de vergaaierplaats zyn op de breedtte van KaboRolfo, if de Raze, den zuidelykllen uithoek van 't dlandt Terra Nova in Noordt Amerika, twee mylen buiten 't landt, Op de hooghte van >yna eenentwintig graaden gekoomen, werdt joedtgevonden, het Engelfch fchip, by Ka)itein van Nes genoomen, genoemt het Wa3en van Engelandt, om dat het ilecht bezeilt was,  L. Admiraal DE RUITER. 349 was, voor af naar 't vaderlandt te zenden. Men beval den Kommandeur van 't fchip, Andries Pieterszoon de Windt, den koers, achter Schotlandt oin, naar Noorwegen tot voor Bergen te ftellen, daar te verneemen hoe de zaaken met Engelandt ftonden, en,' oordeclende de zee voor hun veilig te zyn, dan d'eerfte haven de befte van Hollandt te neemen; maar indien de zee onveilig waare, dan zyn beft te doen om tot Hamburg of Embdcn ' te geraaken. Met dit fchip zondt de Heer de Ruiter eenige brieven af, met een kort verhaal van zyne verrichting in Amerika. De vloot vervolgde haaren koers, met veel tegenwinden, ftilte en milt, tot op den elfden van Junius, op welken dagh de Ruiter, beducht dat de fcheepen door de dikke milt van eikanderen zouden raaken, den 'Krygsraadt aan zyn boort liet koomen, daar op nieu beflooten werdt, dat men alle vlyt zoude aanwenden om Terre Neuf aan te doen, en daar d'Engelfchen aan hunne fchee-\ pen, kafteelen, en goederen, alle moogelyke afbreuk te doen; mits hun zoo veel vaartuigen en lyftoght te laaten behouden, of te be-1 ftellen, dat ze in Engelandt of Nieu-Enge-y landt konden koomen. Foorts werdt vaftge-' fielt dat yder naa V uitwerken van den toeleght zich van water zou voorzien, om de reize, < achter Schotlandt en benoorden Hitlandt om,1 naar V.vaderlandt te bevorderen: maar indien rhen door ftorm of mift, of \t breeken van maften, en rees, van eikanderen moght geraaken, dat dan de verzaamelplaats zou zyn aan het zuidtoofteinde van Fero benoorden fflt- 166$. naar Hollandt gezonden.20 Maj. 11 Jun. Naardef ardre by len Krygs•aadt beaamt, daar lich de cheepen , an elkariieren afIwaalenle, naar' ouden ichten. 11 Jun.  i66$. De vlooi komt by Kabo Ra ze, en Terre Neuf. 13 .?»». 350 Het LEVEN van den Hitlandt: daar ff eerft aankoomende fcheepen yyf dagen naar d''afgedwaalde zouden wachten: doch indien d^eerftaanksomende Kapiteinen daar verftonden, dat in de Noordtzeegeen gevaar waare, ten aanzien van ff Engelfchen, dan zouden ze hunnen koers in aller haaft naar 't Vlie oft Texel moogen (lellen, en daar verft aande dat het voor de Maaze veilig was, dan zouden de fcheepen, daar t'huis hoorende, derwaart, of naar Goerêe mogen zeilen: doch indien men aan Terre Neuf, of elders onder weegh, moght verftaan, dat d Engelfchen met groote maght op de Noor dtzee, of op de Hollandtfche kuft waaren, dat men dan den koers van Fero een graadt benoorden Hitlandt om zou ftellen, naar den hoek van Stadi, en zoo voort langs Noorweegen, tot buiten het Liedt van Bergen in Noorweegen, en daar trachten f onder ft aan of d'Engelfchen zich met zoo grooten geweldt op de Hollandtfche kuft onthielden , dat die de maght van deeze vloot zou overtreffen: in welken gevalle men zich met alle fpoedt naar Bergen zou begeeven, daar zich van nooddruft voorzien, en dan naader overleggen wat men hadt te doen. Den dertienden der maandt quam de vloot op de hooghte van zesenveertig graden, en men kreeg eenig landt, naar giffing beweften Kabo de Raze, in 't gezicht. De Heer de Ruiter riep den Krygsraadt by een f, en onderftondt, of iemant in dat geweft bekent was, maar hy vondt niemant. Men moft dan in 't zeilen met het peilen der gronden, en anderfms, zich voorzichtig voor banken en drooghtcn wachten. Hier zeilende, zaa- geo  L. Admiraal DE RUITER. 351 gen ze meenighte vaii groote vinvifTchen,nis Noordtkaapfche walvilfchen, en men ving veel kabeljauwen: doch men zagh op 't landi geen rook noch 't minfte teeken van volk, Den vyftienden vermoedde de Ruiter benoorden den kaap of uithoek van Raze te zyn, en zagh een baay, die diep in 't landt liep, daar hy zyne floep met volk liet inroeijen, maar zy vonden daar geen fcheepen. Hy beval Kapitein Swart langs de kuft te zeilen, die wel haaft fein deed, en met zyne floep een vitTchers boot nam. De Ruiter zeilde toen derwaart, ontrent een myl bezuiden de baay van Bulft, en verftondt uit den Meefter of Schipper van de vifchboot, door Kapitein Swart aan zyn boordt gezonden, dat in de baay van Bulft twee Engelfche fcheepen laagen. Ontrent die tydt kreegen de Hollanders zomWylen hooge ysbergen in 't oogh; want het was hier in den zoomer zoo koudt, als by wintertydt in Hollandt. Dit groote eilandt van Terre Neuf, dat zeer vifchryk is, en gantfeh Vrankryk, Spanje, Italië, en andere landen van baakeljau verziet, Ieit in 't Noordtoofterdeel van Amerika, ontrent de kuft van Nieu Vrankryk, en Kanada, aan den zeeboezem van Sint Laurens, op de Noorder breedte van achtenveertig graaden: en 't heeft, behalven de baay van Bulft, ftraks genoemt, noch verfcheide baaijen en groote havens: onder anderen dePrctybaay, ende Baay van Sint Jan: daar, volgens 't bericht van den viffcher, drie of vier Engelfche fcheepen laagen. Hier op verdeelde de Ruiter de vloot in dry en, en beval den Kapiteinen 16Ö5. De Ruiter kryghc bericht vaa d'Engeltehe fchee* pen. 15 Jun. Verdeelt de vloot ia dryen. 15 Ju**  i66$. TweeEngelfcliefcheepen in de baay van Bulft verovert. En noch een fchip in Pretybaay. 16 Jun. De Ruiter zeilt met vier fcheepen in Sint Jans baay. 16 Jun. Daar twee fcheepen worden verovert. 35ï Het LEVEN van dén nep Sweers en Swart in de baay van Bulft te zeilen, en Pomp en Jan van Nes in de Pretybaay. Hy zelf, met Meppel, Aart van Nes^ de Wildt, Haakswandt, en van der Zaan, zette den Koers naar Sint Jans baay; met laft dat hem d'andre fcheepen daar zouden volgen» Sweers en Swart naamen in de baay van Bulft twee Engelfche fcheepen, 't een genoemt de Morgenftar, met fout, olie en wyn gelaaden, en 't ander de Maria Dione, t'eenemaal leedigh. In Pretybaay werdt door de Kapiteinen Pomp en Janvan Nes een Engelfch fchip, doch zonder volk, en mee weinig laading, genoomen. De Kuiter quam den zeftienden 's morgens met zyn fcheepen ontrent den uithoek, die ontrent een myl bezuiden Sint Jans baay leit, en raakte nevens de Wildt, Haakswandt, en van der Zaan,« boven dien hoek: maar Meppel en Aart van Nes, 't Hoen, Henrik Adriaanszoon en Enno Doedes Star konden den hoek met de pryzen niet te boven koomen, en mollen wenden» De Ruiter raakte met d'andre drie fcheepen ontrent den middagh binnen de baay met groot gevaar: want het gat was maar twee fcheepsIengten wydt, aan beyde kanten met klippen bezet: ook hadden d'Engelfchen een kabeltou in 't gat gefpannen om de roers der fcheepen daar in te vangen. Maar de Ruiters floep roeide voor uit , die het touwvifch:e en brak. Hy veroverde hier een Engelfch fregat fchip, genoemt de Jonathan, groot antrent tachtig laft, met wat fout geladen, 't velk voor zes weeken uit Engelandt was gefeilt. Van der Zaan nam een leedig flukfehip van  L. Admiraal DE RUITER. 35j van tfeftig laftj genoemt het zwarte Paardt! doch 't volk was uit beide de fcheepen landtWaart in gevlucht* Barent Hom, Luitenant van den Kapitein en Schoutbynacht Haaxwandt, haalde d'Engelfche vlagh van'tlandt, en werdt deswegen met vyfentwintig gulden vereert. Men vondt in dit eilandt niet dan arme ellendige menfchen», maar veel vifch^ doch niet geheel droogh, daar men een deel van aan boort haalde: ook fchoot het volk, dat van de Ruiters fchip aan landt voer om te pionderen, twaalf verkens,. en ving vyf of negen koebeeften. Den volgenden morgen zondt de Ruiter zyne floep met twee Stuurluiden in zee, om den Viceadmiraal Meppel met d'andere fcheepen in te lootfen. Zy quaamen korts daar aan binnen met twee pryzen , het een genaamt de Willemyne, groot vyfentwintig laft> door Kapitein Henrik Adri^ aanszoon, het ander de Barbera, groot twintig laft, door den Schoutbynacht Aart van Nes ten zeiven daage genoomen., beide met lyftoght gelaaden, en onlangs uit Engelandt gekoomen. D'Engelfchen, die op deeze fcheepkens waaren, zeiden, dat men in Engelandt d'aangehaalde Hollandtfche fcheepen hadt ontflaagen, en dat 'er noch goede hoop was om de gefchillen met de Hollanders by te leggen: doch dit was een valfch bericht, en fcheen aangeleit op dat de Ruiter hen ook ontfloege. Maar men verftondt uit andre Engelfchen, die op 't landt waaren, dat men, in Engelandt alle fcheepen hadt beflagen, om te meer volks ten oorlog te konnen preffen, 't Welk oorzaak was dat men nu aanTerII, Deel* Z re I Meppel komt met d'andre fcheepen en noch twee genoomepryzen irl de baay, Vaifch jericbt van i' Engel, rchen. Ander lericht.  354 Het LEVEN van den 1665.- D3 vloot bekomt eenige lyftoght; Men is mtt het groot getal der Engelfche gevangenenverlegen. re Neuf zoo weinig fcheepen vondt: dat de Kapitein Jan Bankert, met drie fcheepen uit Zeelandt gezeik, van d'Engelfche Konings fcheepen, naa een lang gevecht, was genoomen: dat men den gemelden Bankert, ter zaake van voorgaanden dienft, aan den Koning gedaan, zyn vrydom hadt gefchonken, cn naar Zeelandt laaten vertrekken: maar dat het ander volk gevangen werdt gehouden: dat Thomas AÏlin, Bevelhebber over d'Engelfche.vloot in de Straat, de Hollandtfche Smirnifche vloot voor Kadix, eenige tydt naa dat de Ruiter van daar was vertrokken, hadt aangetaft, een fchip in den grondt gefchooten, cn twee fcheepen vermeeftert. Door 't neemen der bovengemelde Engelfche fcheepen bequam men nu een goedt deel lekker Engelfch broodt, eenig vleefch, erweten, en oly, en aan 't landt vondt men goedt waater, ertovervloedt van vifch: ook vong men daagelyks veel kabeljauwen in zee, en eens tweehondert in twee uuren tydts. Dit alles ftrekte tot groote verfriffing van 't volk der vloote. Te deezer tydt vondt men zich met het groot getal der Engelfchen, dien men hunne fcheepen hadt benoemen, ontrent driehondert fterk, verleegen; dewyl 't niet zonder gevaar was zoo veel vyandtlyk volk op de vloot te houden. 'T geen hier over voorviel ftaat hier t' ontvouwen: te meer, om dat d'Engelfche Schryver, die de Ruiters Leven in 't kort befchreef, zich niet ontzagh dat met de volgende woorden te verhaalen, de Ruiter van de Barbados naar het Nieu gevonde Landt \ zei-  L. Admiraal DE RUITER. 355 tzeilende, nam verfcheide koopvaardyfcheepen , beroofde de menfchen, en liet ze zonder lyftoght; een daadt onwaardigh voor den naam van zoo braaf een' man. Doch de liefde tot de waar-heit, de ziel der Hiftoric, noodÈzaakt my, (op dat men den Heer de Ruiten niet t'onrccht laake daar men hem met recbi heeft te pryzen) het affchrift van 't befluit', dat onder anderen op het ftuk van die gevangenen den zeventienden van Junius werdt genoomen, en, door hem, en andere leeden van zyn' Krygsraadt, te dier tydt met eigen handen onderteekent, noch in weczen is, hier van woordt tot woordt in te voegen, luidende als' volght, Michiel Adriaanszoon de Ruitèr, Jdiï Korneliszoon Meppel, Viceadmiraaien, Aart van Nes Schoutbynacht van Hollandt en Weftvrieslandt, de Kommandeur Gideon de Wildt, de Kapiteinen als Schoutenbynacht Leendert Haaxwandt en Willem van der Zaan, mitsgaders de verdre Kapiteinen en Krygsraaden, Hebben op heeden gerefolveert envaflgeftelt, gelyk de zelve doen by deezen, dat men alhiet tn Sint Jans baay aan Terra Nova niet za< brandtftichten, alzoo d'inwoonders zeer armelyk leeven, jaa zoo armelyk als menfchen konnen leeven: maar dat zich yder van vifch en brandhout zal verzien, en ook van water: dai 'men het befte Engelfch fchip den Jonathan ifr der yl klaar zal maaken, om met ons te neemen: als mede dat men den Engelfchen gevangenen drie kleene fcheepen, een van Pleymuiden, een van Dartmuidcn, en een van Barnftable, zal laaten behouden, om hen (nadiefi Z a q 16Ö5. | Terra Nova. Onwaar-' heit de Ruiter nagegeven. The Life of de Ruiter, p. 42. Affchrift vanhetbefluir, by hem en den Krygsraadt genoomen, daar het tegendeel uit blykt. 17 Ju», t  35<5 Het LEVEN van den 1665. f Lyftoght zy over de driehondert fterk zyn) naar Enge* landt, of Nleu-Engelandt, over te voeren, • 'Dat men hun ook voor vyf weeken viflualie \ zal medegeeven: te weeten, vyf duizendt vyfhonderdt pondt broodt, dryentfeftig fakken erweten , vierentwintig oxhoofden mout, om bier te brouwen , met twee groote ketels; noch twee oxhoofden fpek, vier tonnen vleefch, een oxhooft brandewyn, en twintig vifchlynen met haare haaken, en eenige netten: V welk alles aldus is gerefolveert, om de behoeftigheit. en armen ftandt dezer menfchen. Aldus gedaan en vaftgeftelt in V Landts fchip den Spiegel, in de baay van Sintjan aan Terra Nova, den xvij van Junius, mdclxv. en was-onderteckentMichiel Adriaanszoon de Ruiter, J. K. Meppel, Aart van Nes, Govert V Hoen, Henrik Adriaanszoon. Laat nu al de werelt uit dit affchrift vry oordeelen, of men dus doende met d'Engelfche gevangenen niet handelde naar den regel der reedelyke liefde, die van dc menfchen afvordert, dat ze anderen zullen doen gelyk. ze wenfehen dat men in gelyke gclegcntheit met hun moght doen: jaa dat meer is, en verder gaat, en den Chriftenen betaamt, of dit niet was de vyanden in hunnen noodt fpyzen: want dewyl de Ruiter uit hunne eige getuigenis eenigszins wilt, wat vyandtfehap d'Engelfchen, zelfs in Europa, door bevel des Konings, tegens de Hollanders pleegden, zoo moght hy 't gantfche Engelfche folk, volgens 't recht des oorlogs, voor vymden houden. Doch al waaren deeze luiden  L. Admiraal DL RUITER. 357 den vyanden, men hadt evenwel reeden om zich over hunne ellenden t'crbermen. Des anderen daaghs liet de Ruiter fes ftukken gefchuts, fchietende acht pondt yzer, die d'Engelfchen op 't landt hadden, van daar haaien, en in een der genoome fcheepen, tot ballaft, laaden. Ter zeiver tydt was men vlytig bezich om al de fcheepen klaar te maaken, en brandthout en water te haaien: ook beval dc Heer de Ruiter zynen Bevelhebberen en Kapiteinen, zich gereedt te houden om te zeilen. Den volgenden dagh liet hy, volgens 't befluit den zeventienden genoomen, drie fchcepkens aan de gevange Engelfchen overleveren, om zich daar mede naar Engelandt of Nieu-Engelandt te begeeven: te weeten, de Barbera, door den Schoutbynacht van Nes; het fwarte Paardt, door den Schoutbynacht van der Zaan; en de Willemyne., door den Kapitein Henrik Adriaanszoon, gelyk verhaalt is, verovert: ook werden ze met de lyftoght, boven gemeldt, tot hun genoegen verzorght, en daarna ontflaagen. De Ruiter meende 'smorgens t'zeil te gaan: doch het werdt ftil, en kort daarna quam de windt uit der zee, en men moft blyven leggen. Naa den middagh verfeheenen de Kapiteinen Jan van Nes en Pomp in de Sint Jans baay by de vloot, verhaalende, dat ze 't Engelfch fchip, by hen in de Pretybaay genoomen, naa dat ze daar alles hadden uitgelicht, hadden verbrandt, dat ook de matroozen op 't landt eenige huiskens hadden geplondert en in brandt gefteeken. Des anderendaaghs, den twintighften der maandt, Z 3 deê x66Sv Gefcnut var.'t landt gehaalt. 18 Jm. Alles toe het venrek vervaardigt. Drie Engelfchefcheepkens worden aan de gevane Engelfchen overgegeven. Ook worden ze met lyfioght verzorght. 19. Jun. De Ruiter vertrekt met de  166$. vIqüc uic Siiit Jans baay. 20 'Jun. TVee Engelfche icheepen , om haar onbezeiltheit, verbrandt. 21 Jun. Pe vloot vordert reis. Overlegging hoe jnen zich ontrent 358 Het LEVEN van den deê de Ruiter fein om onder zeil te gaan, en raakte gelukkclyk buiten de baay, Rellende den koers naar de baay van Built, om naar de Kapiteinen Sweers en Swart te verneemen. Daar koomende vonden ze geen fcheepen, maar met het krieken van den volgenden dagh zaagen ze vier zeilen, wel vier mylen verre in zee, daar ze jacht op maakten, 't welk d'afgedwaalde fcheepen van Sweers, en Swart, en hunne twee pryzen waaren; deeze Engelfche fcheepkens, de Morgenftar, en de Maria Dione, in de baay van Bulft by hen genoomen, bevondt men gantfeh onbequaam en onbezeilt te zyn, 't grootfte was wel vyfentwintig jaaren oudt, en hadt niet dan oude zeilen :, dies werdt by den Krygsraadt beflooten, dat men ze beide, om de vloot van die belemmering t'ontflaan, in den brandt zou Iteeken: 't welk terftondt, naa dat men uit het eene eenige laading van zout, olie en wyn hadt gehaalt, in 't werk werdt geftelt. Sedert zocht de Ruiter met de gantfche vloot, nu fterk negentien of twintig zeilen, (het Rotterdamfch koopvaardyfehip, boven gemeldt, daar onder gereekent) zyne reize naar dc eilanden van Fero, en voort naar 't vaderlandt te vorderen. Hy ftelde zyn'koers Oofttennoorden aan, en Ooltnoordtooft, zeilende met redelykenvoortgang. Den leften dagh der maandt vondt hy zich op de hooghte van zesenvyftig graaden en een half, en beriep toen, terwyl het ftil werdt, den Krygsraadt aan boordt: met hun overleggende hoe men zich, binnen de paaien van Europa koomende, ontrent d'on- der-  L. Admiraal DE RUITER. 359 derdaancn van den Koning van Engelandt zou draagen. De laft der Heeren Staa'ten, van den twaalfden December des voorieeden jaars, braght wel mede, dat men den Engelfchen alleen afbreuk zou doen buiten Europa: maar men hadt nu uit d'Engelfchen aan Terre Neuf zelfs verftaan, dat zy d'onderdaanen van hunne Hoog. Moog. aller weegen namen, daar ze die konden aantreffen, en 't was zeker dar. de Heeren Staaten hun geen nader ordre'op de reize konden toezenden: doch dc wet der natuur leerde hun, verftonden ze, klaar genoeg, dat men de geenen, die 'sLandts ingezeetenen en onderdaanen befchadigen, met kracht moght tegengaan, waar men die kon aantreffen: cn op dien grondt werdt by den ' Krygsraadt verftaan, dat men met V Landts vloot den onderdaanen van den Koning van Engelandt alle moogelyke afbreuk zou doen, zoo wel binnen als buiten de paaien van Europa ; dewyl zy luiden de Hollanders overal naamen: maar dat men eenige Engelfche fcheepen neemende die zoo weinig zou befchaadigen als moogelyk waar, en zoo opbrengen: opdat de Heeren Raaden ter Admiraliteit daar over nader moghten oor deelen. Voorts werdt beflooten, dat de vcrzaamelplaats, indien men door ftorm, mift, of 't breeken van maften of rees, van elkanderc moght raaken, zou zyn aan het Zuidtoofteinde van d'cilandenvar Fero. Ter zeiver tydt werdt Kapitein Jakot Swart, voerende 't fregat Edam, en der Luitenant van Kapitein Jan van Nes, die bevel hadt over 't Engelfche fchip Sinte Bar bara, de beft bezeilfte fcheepen der garitfch< Z 4 vloot 1665. d'Engelfchen binnen de paaien vanEuropa zal draagen. De Puiter befluit met zyn Krygsraadt hun ook binnen de paaien van Europa afbreuk te doen 30 Jun. , Laat twee van de be» 1 zeilfte c fcheepen - een ftuk ; weeghs voor de ^  1665. vloot zei len, om kondtfchap te bekoomen.30 Jan. HET 360 Het LEVEN van den vloot, verlof gegeven, dat ze by dagh oft •nacht, by klaar weêr, een ftuk weeghs voor de vloot zouden zeilen, doch niet verder dan dat ze by miflig weder bequaamelyk by de vlag konden koomen: hun verder bevelende, alle Engelfche fcheepen, die ze konden bezeilen, by de vlagh te brengen, en, by d'eilanden van Fero koomende, alle vlyt te doen om kondtfchap van den toeftandt der zaaken, tuffchen Engelandt en Hollandt, van 't landt te bekoomen. Ook werdt ordre o-eftelt, nadien men eenige lyftoght uit d'Engelfche fcheepen by Terre Neuf hadt bekoomen, dat men voortaan, naar ouder gewoonte, weêr driemaal 'sdaaghs voor't volk zou fchaffen. Dit vondt men noodig: op hoope dat de reis niet lang zou duuren, en op dat de matroozen en foldaaten te beter gehardt en gemoedt zouden zyn, om de langduurige ongemakken der zee uit te flaan, en den vyanden, indien men ze moght ontmoe^ ten, 't hooft te bieden,  HET LEVEN van den he ere MICHIEL de RUITER, TTervvyl de Viceadmiraal de Ruiter in Afrika aan Kabo Verde, en op de Goudtkuft van Guinea; in Amerika aan de Karibifche eilanden, en aan Terre Neuf, den laft der Heeren Staaten gelukkig uitvoerde, vielen ontrent het vaderlandt verfcheide zaaken voor, betreffende de twift met d'Engelfchen, ( hier boven f ter loops aangeroert) die zoobloedigen oorlog baarde als ooit by menfchen gedenken ter zee werdt gevoert: en daar te deezer plaats iet van ftaat te melden, om dat bij die gelegentheit de Ruiter eerlang tot den hoogen top van 't gebiedt of bellier over 'sLandts oorlogsvloot werdt verheven. D'Engelfchen hadden een groot getal Nederlandtfche fcheepen in zee aangehaalt, of in hunne havenen (daar ze van zelf, van geen vyandtfchap weetende, waaren ingeloopen) beflaagen, en verklaart verbeurt te zyn: zonder te vooren eenige aankundiging van oorlog gedaan, of brieven van reprefalie, of fchaaverhaaling, uitgegeven te hebben t. Aan de zyde der Heeren Staaten Z 5 hadt Hartog, Ridder &c. L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt, ACHTSTE BOEK. 166$. Verhaal van zaa. ken, geduurendede Ruiters tocht ontrent het vaderlandt en Enge" landt voorgevallen,f P- '58Veele Hollandtfche~cheepen by d'Enjelfchetangehaalt, 5e(laagen :n verbeurt reraaakc. \ Aitzema tuv. 351,  3f5a Het LEVEN van den 1665. Aanbiedingen der Heeren Staaten om den oorlog voor te koomen. i Zie Aitzema xliv. 78. \.Zie Aitzema xlii. \ Aitzema xLii, 911. 9*7' * Poterint li/em inceptam pro frqui. $ Zie Ait zema Xtiv. 95- 7<5.72. 72> f Zit Aih zema xliv 70. * Zie Ait zema xliv fli<9. xlv. 373- 3*>6 % Juftitie hadt men, om den oorlog voor te koomen, oï in zyne geboorte te fmooren, meer dan ;ens aangebooden, dat men al d'Engelfchen, iie op hunne ingezeetenen iet te zeggen of te ïifchen hadden, door de gewoone rechtbanken en Gerechtshooven goedt en kort recht zon laaten genieten. Een van de voornaamrte klaghten der Engelfchen raakte de fcheepen genoemt Henry Bonavontura en Bona Esperance f :een zaak die men over lang hieldt afgedaan te zyn j. Doch dewyl eenigen dit werk, ten tyde van het lefte verdragh, met den Koning in 't jaar zeftienhonderdt tweeëntfeftig geflooten, weêr ophaalden, was men, om zyne Majefteit te believen, in het vyftiende punt t over een gekoomen, dat de geenen, die zeiden in de gemelde twee fcheepen fchaade geleeden te hebben, hun begonnen proces vermoghten te vervolgen. * Maar nu viel 'er verfchil over de Latynfche woorden Poterint litem inceptam profequi. De Heeren Staaten verftonden I, dat d'eifchers zich behoorden te richten aan de gewoone rechtbanken, en het proces in de gewoone formen te vervolgen : doch d'Engelfchen poogden die woorden eenen anderen zin te geven, en eifchten, dat de Staaten die zaak zelf zouden afdoen, zonder hen aan de gewoone rechtbanken te wyzen f. Hier over hadt men vcelwoordenftrydt: maar om dit gefchil ten einde tc brengen, hadden de Heeren Staaten by gefchrift aangebooden * , dat ze dees zaak wilden ftellen en verblyven aan 't oordeel en d'uitfpraake van het Parlement van Parys, of van eenig ,ander onzydig Hof van rechte t. Doch naar dit  L. Admiraal DE RUITER. 3<*3 dit voorftel werdt niet geluiftert. Ontrent andere verfchillen kon men elkandcren al zoo weinig verftaan. Ook weet men, dat wegens de Heeren Staaten werdtvoorgeflaagenen aangebooden, dat men, om de vreede te houden of te treffen, al wat men wederzydts van elkandere hadt genoomen zou wedergeven : of indien Engelandt meende, dat het daar zyn reckening niet by zou konnen vinden, dat men dan aan d'eene en aan d'andcre zyde zou behouden al wat men hadt genoomen. Dit werdt aangebooden eer men noch kon weeten, wat men in de vergelege geweften moght hebben verovert. Doch alle voorflaagen werden afgeweezen, en 't befluit van oorlog te voeren fcheen onveranderlyk. Ten bleef niet by 't geen in Afrika en in Amerika (daar men den Hollanderen de Hadt Nieu Amfterdam , en geheel Nieu Nederlandt, hadt afgenoomenf) was gefchiedt , men heeft hun ook op de Spaanfehe kuil vyandtlyk bejegent. De rykgelaade Hollandtfche koopvaardyvloot, die men van Smyrna verwachtte, werdt voor Kadix in Spanje door zeven Engelfche oorlogsfcheepen, onder 't gebiedt van den Kommandeur Thomas Allin, den negenentwintighften van December des vcrlecden jaars, onvoorziens befp rongen: toen de Kapitein Pieter van Brakel, Kommandeur der drie oorlogsfcheepen, die de vloot geleidden, in'tbegin van't gevecht werdt doodtgefchootcn. Hier was 't dat de Schipper Jan Reilofszoon van Hoorn, ('t welk hier ingelafcht zy tot roem van des mans dapperheit, tot noch toe in geen Hiftorie naar waarde gemelde) voerende het koop- vaar- 1665. Verdere aanbieding Jer Heeren Staaten Uit eetC brief aer Staat en,in December aan den Koning van Crootbritanjegefebreeven, f Zie Ait. zema xliv. 64- '93- D'Engelfchen befpringenda HollandtfcheSmyrnifche vloot voor Kadix.29 Dec. 1664. Zie Ait ze' ma xlv. 353. Groote dapperheit van Jan  3^4 Het LEVEN van den 1665. Reitotszüoii , die zleh met zyn koopvaardyfchip tegens vier KoningsJcheepenverweert, tot dat hy Zinkt. 1 J 1 j t Zie Aitzema xlv. ' 173-386. 1 vaardyfchip den Koning Salomon , zich alleen tegens vier Konings fcheepen, die hem omcingelden en van alle kanten met geheele laagen befchooten, een geruimen tydt, met groote onvertfaaghtheit, hoopende op ontzet , verweerde, zonder dat 'er een eenig fchip het roer wendde om hem te hulp te koomen, tot dat hem, genoeghzaam in onmaght leggende, (want alles was reddeloos gefchooten) een der Engelfche Konings fregatten aan boordt klampte en veel volks overfmeet,die, naa een lang gevecht, alles aan ftukken kapten. Doch toen 't bovenfchip al verovert was, weerde hy zich noch lang uit den overloop, maar hy moft zich , eenige fchooten onder water hebbende, eindelijk opgeeven. Dan 't fchip (door dien men etlyke gefchutpoorten, die ftukken gefchooten waaren, niet toe kon krygen) zonk terftondt, met wel honderdt Engelfchen, die ten grooten deele verdronken. Jan Reilofszoon bergde zich met eenige weinigen in de floep, (want 'er was geen kans om dc groote boot over boort te krygen, dewyl de groote ree met het zeil daar op was gevallen,)cn quam ternaauwernoodt in een Engelfch fregat. Dus ontfonk denEnrelfchen de buit van dat ryke fchip: en zy beluaamen van de gantfche vloot niet dan twee cheepen, die, buiten ordre, voor uit waa-en gezeik. Dit alles gefchiedde buiten aantunding van oorlogh, en evenwel werdt de schipper Jan Reilofszoon naar Engelandt geroert, en daar jaar en dagh gehouden |. Op ie tyding van dat befpringen der Smyrnifche floot, den vierentwintighfien van Januarius ter  L» Admiraal DE RUITER. 365 ter vergadering van de Heeren Staaten Gene raai , door 't leezen van zekeren brief, bekent gemaakt, werdt by hunne Hoogmoogentheden (gemerkt de meenighvuldige vy andtfchap by d'Engelfchen, eerft in Afrika en Amerika, en nu ook binnen de paaien van Europa, tegens hunne onderdaanen gepleeght^ eindelyk beflooten, dat ook d'oorlogsfcheepen van den Staat alle Engelfche fcheepen, het zy ten oorlogofterkoopvaardy toegeruft, zelfs mede binnen de paaien van Europa, desgelyks zouden aantallen, vermeefteren en opbrengen; ter tydttoedatdeKoningvanGrootbritanje de gepleegde vyandtfehap zou hebben doen vergoeden, of dat daar over eenigh verdragh zou zyn getroffen: beveelende aan d'Admiraalitelten ettelyke lichte fregatten in der haail in zee te zenden, en alle d'Engelfchen dieze konden aantreffen te bevechten en te veroveren» Ondcrtusfchcn werdt zoo wel in de vereenighde Nederlanden als in Engelandt een maghtige oorlogsvloot toegeruft. De Heeren Staaten van Hollandt, te dier tydt verfchcide punten overweegende , raakende 't gebruyk f en verfterkingvan 'sLandtsvloote , tegens 't voorjaar in zee te brengen, en 't geen tot goedtbeleidt over de zelve zoukonnen llrekken, hebben, om gewichtige redenen, goedtgevonden en verftaan, dat de vloot met meerder cn achtbaarder Hoofden dan voorheenen zoude worden beftelt: en dat men tot dien einde drie L. Admiraalen zou verkiezen, een onder 't Kollegie ter Admiraaliteit op de Maaze , een onder dat van Amfterdam , en een onder dat van Weftvrieflandt en 't Noor- der- ■ 1665. De Heerea Staaten befluiten dat hunne ooriogsfehepen ook d'Engelfchen aiie afbreuk Zouden doen. De Staaten van Hollandt vinden goedt dat men 's Landts vloote met achtbaarder Hoofden zal voorzien. 34. Jan. f Employ.  S66 Heï leven van den J665. 09 'Jan. Kortenaar, de Ruiter en Meppel worden door de Staaten van Hollandt tot L. AdmiraalenverKooren Die van Zeelandt neemen in 't aanflellen van drie L. Admiraaien geen genoegen. Hunnere : rijnen. j Zie Aitze. \ ma xlv. < 4*» ! Inzichten, der Staaten van : Hollandt. 1 1 1 ] < derquartier. Volgens dat befluit verkooren de Heeren Staaten den Viceadmiraal Egbeft Meeuszoon Kortenaar tot L. Admiraal onder 't Kollègiè ter Admiraaliteit van de Maaze , den Viceadmiraal Michiel de Ruiter tot L. Admiraal onder 't Kollegie van Amfterdam, en den Viceadmiraal Jan Korneliszoon Meppel tot L. Admiraal onder 't Kollegie van WeftVrfeflandt en 't Noorderquartier. Dus werdt dc Ruiter buiten zyn wccten, en in zyn afweezen, (want hy was te dier tydt noch op de goudtkud van Guinea) van 'sLandts hoo*e Ov'ér'heït voor zyne trouwe dienden betóónt , en tot het L. Admiraalfchap gevordert. De Heeren Staaten van Zeelandt naamen in dat aanftellen van drie L. Admiraalcn geen genoegen. Zy fpraaken daar van als van ;en nieuwigheit, die men niet kon invoeren dan met gemeene toeftemming van al dé Provinciën. Ook vertoonden ze dat de Staat t'alEé» tyde niet dan een L. Admiraal hadt geïadt, en dat men gemeenlyk die waardigheit tan den Viceadmiraal van Hollandt hadt op;edraagen, en verftonden, dat, by 't afzyn )f fterven van den zeiven, de Viceadmiraal ?an Zeelandt' zyn navolger in dat ampt moft wn, en 't gebiedt hebben over de gantfche )orlogsvloot. De Staaten van Hollandt daar:n tegen vonden niet geraaden , dat het gesiedt over de vloot by een Zeeuw zoude worlen gevoert, zoo lang als 'er eenHollandtfch ^. Admiraal, die 't gebiedt kon hebben, zou werigh zyn: met dat ooghmerk hadden zc Irie L. Admiraalen in hunne Provincie geftelt. De krftbrief voor de Ruiter tot het L. Admiraal-  L. Admiraal DE RUITER. 367 r*alfchap, den negenentwintighlf en van Janu arius getekent, daar hy nochin etlyke maanden geen kennis van hadt, was van deezen inhoudt. De Staaten van Hollandt enWeftvrieftandt. Alzoo wy om goede en [eer pregnante redenen, den dien ft van den Staat in V getier aal, en van deeze onze Provincie in 't particulier \ zonderlinge in deeze conjun&ure van tyden en zaaken, ten allerhooghflen betreffende, goedt gevonden hebben te procederen tot eleclie van een Luitenant Admiraal der voorfchreeve onze Provincie , onder \t Kollegie ter Admiraaliteit , refiderende tot Amfterdam, Doen te weeten: dat wy, om de goede kenniffe die wy hebben, en getuigeniffe ons gedaan van den perfoon van Michiel Adriaanszoon de Kuiter, Viceadmiraal onder het voorfchreeve Kollegie, en van zyne getrouwigheit, vroomigheit , naarftigheit en kloekmoedigheit in 't ftuk van den oorlooge te water, den zeiven onthouden, geftelt en gecommitteert hebben , onthouden , ftellen en committeren mits dezen tot onzen Luitenant Admiraal van Hollandt en Weftvrieftandt, onder het Kollegie ter Admiraaliteit voornoemt. Gevende hem dienvolgende volkoomen maght , authoriteyt en fpeciaal bevel, den voorfchreeven ftaat als Luitenant Admiraal voortaan te houden, te exerceren en te bedienen, deezer Landen en onze vyanden te vervolgen, krenken en befchaadigen, by alle middelen en manieren-hem moogelyk zynde; mitsgaders, zoo veele in hem is, goede toezicht te hebben, dat de zee, rivieren en binnewateren vry etide veylig gebruikt moogen werden, goede wachten ie doen hm- ■ 1665, Kommifïïe voor de Ruiter tot L. Admiraalonder't Kollegie ter Admiraliteit te Amfterdam.  368 Het LEVEN van dèiï 1665. Door houden tegens alle invaften en toghten, die eenige vyanden op ofte in deeze Landen zouden 'willen doen; en voorts in Vgeneraal en parti* culier alles te doen, dat een goedt en getrouw Luitenant Admiraal van den voorfchreeven Lande fchuldig en gehouden is te doen. Waar. op, en van zich wel en getrouwelyk te quyten, de voornoemde de Ruiter gehouden wordt den behoorlyken eedt in onze handen te doen: wel' ken eedt gedaan zynde, verzoeken wy alle Koningen, Vorflen, Prinfen en Heeren, haare Admiraaien , Stadthouderen , Gouverneurs, Officieren , Magiftraten van de Republyken, fteeden, en andere onze ofte deezes Staats Geallieerden en goedtgunftigen, den meergemelden de Ruiter in 't geene deezen zynen laft en commiftie aangaat, alle goede bevorderinge, hulpe, en byftandt te bewyzen; ordonneren en beveelen ook allen Officieren , Bevelhebberen, en allen andere krygsluiden, te water en te lande, onder onze gehoorzaamheitftaande, den meergemelden de Ruiter voor onzen Luitenant Admiraal voorfchreeven te erkennen, houden en refpecleren, zoo dat behoort, op depeeneu en ftraften daar toe ftaande, ende werdt ons V zelve aangenaam. Ende dit alles by provifie en tot onzen kennelyken we der zeggen. Gegeven in den Haage, onder onzen grooten zegele hier aan doen hangen, den negenentwintigften January, in V jaar onzes Heeren en Zaligmakers duizendt zes hondert vyfentfèflis, J. DE WIT. "Vt. Ter ordonnantie van de Staaten, HERBERT VAN BEAUMONT,  L. Admiraal DE RUITER. 369 Door 't verkiezen van Kortenaar, de Ruiter en Meppel tot L. Admiraalen, viel ook eenige verandering onder, d'andre Bevelhebbers der vloote. De Schoutbynacht Aart van Nes werdt tot Viceadmiraal onder 't Kollegie ter Admiraaliteit van de Maaze verkooren , en dc Kapitein Jan de Liefde tot Schoutbynacht. De Schoutbynacht Kornelis Tromp werdt Viceadmiraal onder 't Kollegie van Amfterdam, en de Kommandeur de Wildt werdt geftelt tot Schoutbynacht in de plaats van Tromp. Kourt Syverts Adelaar, door zyne manhafte daaden tegens de Turken vermaardt* en nu in dienft van den Koning van Denemarken, werdt tot Viceadmiraal onder't Kollegie van Weftvrieflandt en 't Noorderquartier verkooren : doch hy bedankte den Heeren Staaten voor d'eere, door die verkiezing aan hem beweezen, en daarna bequam de Schoutbynacht Volkert Schram het Viceadmiraalfchap, en den Kapitein Frederik Stachhouwer het Schoutbynachtfchap van Weftvrieflandt en 't Noorderquartier. Daarna gaf men ook den Viceadmiraal Johan Evertszoon den tytel van Luitenant Admiraal van Zeelandt. Maar de Heer van Waffenaar, L. Admiraal ' van Hollandt en Weftvrieflandt , werdt by hunne Hooghmoogentheeden, in deezen toght, tot L. Admiraal Generaal, of Opperhooft, over de geheele zeemaght van den Staat aangeftelt, met ordre, dat by zyne aflyvigheitof ziekte, hem de L. Admiraal Kortenaar in 't oppergebiedt zou volgen. Te deezer tydt, heeft men in de verecnigde Nederlanden den* ingezectenen alle vaart by plakkaat verboo-denf: op verbeurte van fchip cn goedt, of II. Deel Aa de 1665. D'anure Opperhoofdenover 's Landts vloot. De Heer fan Waffenaar tot L. Admiraal jeneraai )ver de doot van len Staat reffelr. )e Heereu itaateu 'erbieden e vaart, j Zie bet  i665. Groot plak kaatbtek 3 deel p, I. 26 Jan q. 26Jan 3.. I4£»3< Maart. 4. 2/ipril. iZieD.i. P- I2t. Groote belooninien op het veroveren der Êngelfche fcheepen en *t af haaien der vlagden geftelt. Zie bet Grootplak . kaatboek 3 deel. p. 223. en Ait&ema 1 xi-v. 355- 1 ( ] i 1 370 Het LEVEN van den de waarde van dien: 't zy dat het fchip moght genoomen worden, of behouden t'huis koomen l. In 't byzonder verboodt men den uitvoer van allerley gereedtfehappen en vifch, tuig tot den walvifchvangft vereifcht 2, en al de vaart en viifchery op Groenlandt s f desgelyks de groote en kieene viffchery, cn'tmbrengen van haaring of gezoute vifch,. Dus zocht men te meer volk voor d'oorlogsvloot tc bekoomen, en de Nederlandtfche fcheepen buiten gevaar te houden. Ook werden om 't volk tot dapperheit aan te moedigen veel grooter belooningen en pryzen op het veroveren der Engelfche fcheepen en 'tafhaaien der vlaggen geilek, dan ooit voorheenen f. Men beloofde by plakkaat, den tienden van Maart geteekent, dat niet alleen de geenen, die een Engelfch oorlogfchip, in een ontmoeting of gevecht van wederzydts. vlooten, zouden veroveren, -het veroverde fchip met het gefchut, touwerk, en ankers, en al het vorder gevolg en aankleven van dien, zouden hebben en behouden: maar dat ook de geenen, die het fchip van den eerften Engelfchen Admiraal zouden veroveren, boven het fchip en den aanklee/en van dien, tot een belooning van hunne lapperheit zouden genieten de fomme van vyf:igduizendt gulden; voor ieder fchip van 1'andere Admiraalen dertigduizendt gulden ; 'oor ieder fchip der verdere Opperhooflen twintigduizendt gulden; voor alle d'anlere oorlogfcheepen, voerende veertig Hukten en daar boven, tien duizendt, en voor eder minder oorlogfchip , kitfen en jachen daar onder niet begreepen, zesduizendt ;ulden. Voor 't afhaalen van de vlag- ov» ö1-  L. Admiraal DE RUITER. 371 ge van boven , van den eerften Admiraal, zou men tot een loon genieten tweeduizendt ryksdaalders, of vyfduizendt gulden; voor dc bovenvlaggen der andere Admiraalen duizendt ryksdaalders; voor de vlaggen der voorHengen vyfhondert ryksdaalders; voor de vlagge der bezaansmaft driehonderdt ryksdaalders; en voor de vlagge van achteren honden ryksdaalders. D'aanvoerders der branders, een vyandtlyk oorlogfchip vernielende , zouden daar over een gerechte derdepart van de belooning aan 'sLandts oorlogfcheepen, gelyke vyandtlyke fcheepen veroverende, toegevoeght, tot een loon genieten. Byzondere perfoonen, op hunne koften eenige branders uitruftende, werdt gelyke belooning toegezeit. Die een'vyandtlyken brander , in portuur zynde om eenig oorlogfchip van den Staat te befchadigen , zou vernie, len, werdt daar voor zesduizeudt gulden tot een belooning toegeleit. D'ingezetenen en liefhebbers des vaderlandts, die ten dienft. van 't Landt, fcheepen ten oorlog zouden toeruften , om zich onder 'sLandts vloot te vervoegen, en den vyanden afbreuk te doen, zouden voor het veroveren van fcheepen en 't af haaien der vlaggen, en anderfins, tot een belooning van hunne genegentheit, getrouheit en kloekmoedigheit, over yder voorval noch eens zoo veel genieten, als ten aanzien van 'sLandts oorlogfcheepen was vaftgeftelt. Ook werden byzondere belooningen belooft aan de geenen, die eenige oorlogfcheepen, in gevaar wezende , zouden ontzetten , of verovert wordende herAa 2< nee- 1665.  37* Het LEVEN van den 1665. Straffe, geftelt over de kleenmoedigen, en verlaaters der vlagge. Nieuwe neemen: ook aan de geenen die buiten een algemeen gevecht een Engelfch oorlogfchip zouden veroveren. Voorts werdt belooft, dat de weduwen en kinderen der gefneuveldcn, tweemaal zoo veel als hunne mannen en vaders zouden hebben genooten, zou worden toegeleit, en dat ze in de buit en belooning zouden deelen met een dubbele handt. Ook zouden de gefielde belooningen worden betaalt , al waar 't dat de veroverde fcheepen moghten koomen te zinken ofte vergaan, en niet binnen de havenen opgebraght te worden. Hierentegen werdt tot meerder verzekering der dappere Helden, en tot affchrik der kleenmoedigen vaftgeffelt , dat al de geenen , die eenig oorlogfchip van den Staat aan d'Engelfchen zouden overgeven , by den Scheepskrygsraadt, en alle andere Rechteren , met der doodt, zonder eenige genaade of verfchooning, zouden worden geftraft: dat ook al de hooge of mindere Bevelhebbers, die met hunne fcheepen, buiten vermoeden, zonder verlof of bevel van den Admiraal, van de vlag moghten afloopen, desgelyks met der doodt, zonder verfchooning, geftraft zouden worden. Korts daarna werdt ook by plakkaat van hunne Hoog. Moog, den zeventienden van Maart geteekent, een nieuwe lyft van de belooning voor de geenen die in 'sLandts dienft moghten verminkt worden, bekent gemaakt , op de volgende wyze: J Guld. 1 Voor het verlies van beide d? 00gen. 1500. Voor  L. Admiraal DE RUITER. 373 . Foor het verlies van een oogh. 350. 2 Foor het verlies van beide d''armen. 1500. Foor het verlies van den rechter arm. 450. Foor het verlies van-den flinker arm. 350. 3 Foor het verlies van beide de handen. 1200. Foor het verlies van de rechter handt. 350. Foor het verlies van de [linker handt. 300. 4 Foor het verlies van beide de beenen. 700. Foor het verlies van een been. 350. 5 Foor het verlies van beide de voeten. 450. Foor het verlies van een voet. 200. Voor andere verminkthcden zou men iet genieten ter befcheidenheit van de Kollegien ter Admiraaliteit. Ook werdt belooft, dat de geenen die iri 's Landts dienft zoodaanig zouden worden verminkt, dat ze onbequaamzouden zyn om zich te konnen geneeren, of iet te doen tot hun eigen onderhoudt, een zilvere dukaton tet weeke , t'hunner begeerte , hun leeven lang geduurende, zou toegevoeght worden: en dat andere mindere verminktheden naar gelang zouden worden betaalt. Verfcheide andere plakkaaten (aangaande het verbodt van 't inbrengen der Engelfche waarent; den handel van d'onderzaaten der Bondtgenooten en vrienden, op de havenen van Engelandt J, en over andere zaaken) zyn ontrent deezen tydt uitgegeven, die ik korthcits halven voorby gaa. In deezen ftandt der dingen liet dc Koning van Grootbritanje den vierden van Maart ouden, of den veertienden nieuwen ftyl, door zyne Herauts of Wapendraagers en Krygsbooden, met groote pleghtigheden, by trompettengeklank, in de voorAa 3 naam- 1665. ordre en lytl aangaande de belooning der verminkten. Zie het Groot plak' kaathoek 3 deel ƒ>. 226. t 25 Jan. % Zie Ait. zema xlv. 42a. Verklaaring des Konings van Grootbritanje tegens de Staaten der vereenigde Nedetlan-  374 Het LEVEN van den 1665. den, en hunne on derzaaien Aitzem XLV. 303. 3-0. t Agrej feurs. % Schaver haaling * CommiJ fie. \ l'erloodi waaren. f Zie AitZema xlv. 360. 36Ö. 3Ö7. De Staaten zenden die verItiaaring naamfte ftraaten van Weftmunfter en Londen, zekre verklaaring af kundigen, by welke onder anderen bekent werdt gemaakt, dat de ^Staaten der vereenighde Provinciën, ten aanzien van hunne ordre aan de Ruiter gegeven, _ deer ft e aanvecht er s '\,ofploegers van vyandt•fchap, -waaren: en dat zw -wel d'Engelfche vlooten en fcheepen, als andre fcheepen, die ■hy brieven van Marqué t van den Hartogh van Jork, Hooghadmiraal van Engelandt, •laft * zouden ontfangen hebben, met de fcheepen der vereenigde Provinciën, ofte van eenige hunner onderzaaten', wettelyk zouden moogen vechten, en de zelve vcrmeefteren, en neemen. Vlorts verbiedende aan alle volken, geene goederen van contrabande 4. in de vereenigde Provinciën te brengen: met verdre verklaaring , dat alle fcheepen, van -wat volk het zou moogen zyn, eenige goederen of perfoonen der zelve Provinciën in hebbende, ontmoet zynde, en genoomen -wordende, verklaart zouden -worden prys te zyn: ook alle goederen ,van wat volk het zou moogen zyn, die in eenig fchip ,toekoomende de gemelde Staaten, of hunne' onderzaaten, zou* den gelaaden zyn. Uit dit fchrift kon men zien hoe hoog de Ruiters tocht (die de Heeren Staaten op rechtmaatige redenen hielden gegrondt te zyh, en by alle gelegenthcden hadden verdaadight f) in Engelandt werdt opgenoomen. Het affchrift van de gemelde verklaaring en afkunding, te Londen gedaan, zonden de Heeren Staaten aan alle Koningen, Republyken, Prinfen, rVloogentheeden |, en fleeden in Europa, die belang hadden in fiüt ftuk van den koophandel; met een brief, die-'  L. Admiraal DE RUITER. 37 dienende om te toonen dat die verklaarin^ ten hooghften onrechtmatig en van quaader gevolge was, ftrekkende tot een gehfeel verderf van den koophandel: nadien men zoo doende alle fcheepen zou aanhaalcn en opbrengen , onder tytel • en dekfel van te willet onderzoeken, of daar ook Nederlandtfche goederen in waaren gelaaden; waar doormen nergens met vreede zou moogen vaaren: derhalven hadden ze die onrechtmaatigheit met kracht tegen te gaan, en men vertroude, dat ze niet genegen zouden zyn om zich, uit vrecze van de maght der Engelfchen, tot zoodaanige onverdraagelyke lydtzaamheit te voegen, en alzoo hunne onderzaaten oók aan de zyde der Nederlanders t'onderwerpcn 't geen zy van d'Engelfchen alrcedts hadden geleeden, of noch zouden lyden: want als men de Nederlandtfche oorlogfcheepen, of kaapers, diergelyken laft gaf, dan zouden ze wel haaft verneemen wat ongemakken en fchaade zy daar over zouden hebben te lyden. .Daarna werdt tegens den negenen twintighften van April in de vereenigde Nederlanden alomme een vaft- en bededagh gehouden, om Godt voor den welftandt des vadcrlandts- te bidden. Ook zyn daarna, op het voorftel der Heeren Staaten van Hollandt, weckelyke bededaagen beraamt: met laft om een frichtelyke predikatie en een yvcrig gcbedt te doen: ten einde dat Godt alle onheil en ongeval, 't welk deeze landen, vermits den droevïgcn oorlog, waar in de Staat met de naagebuuren was ingewikkelt, fcheen over 't hooft te hangen, genaadiglyk geliefAa 4 de ï l 1665. met een' brief aan alle Koningen , Repubiy» ken, Vorilen en fteeden. Zie Aitzema XLV. 37'- 4 Potentaten, Vaft- en bededagh, en daarna weekelyke bededaagen , in de vereenigde Provinciën gehouden.  376 Het LEVEN van den 1665. t Contiapeeren.De Nederlandtfchevjootkomi in zee. Zie Aitzema XLv.| 443- Desgelyks d'Engelfche. Zie Aitzema XLV. 382. 444' Wikkefort-. Hifi. liv. xv. Zie eok Aitzema xliv. 95. t Qcrefol veert. i lecondeereit. de af te wenden*, en de'beraadtflaagingcn der geenen, die iet tot verderf of naadeel der vereenigde Nederlanden moghten trachten tondernecmen, te fchande te maaken, en voorts zynen zeegen over den Staat en des zelfs inwoonderen, tot noch toe zoo overvloedig beweezen, goedertierentlyk te ver-; lengen f. In 't einde, van May liep de Nederlandtfche vloot, onder den Heer van Waffenaar, in zee, fterk over de hondcrdt ooi> logfcheepen, behalven de branders, jachten en galjoots. De vloot der Engelfchen, die weinig daagen te vooren in zee raakte, ber ftondt uit zeveneritnegentig, of, zoo anderen zeggen, honderd t en vyftien fcheepen van oorlog, met ontrent twintig branders, •en veele kitfen. Zyne Koninghlyke Hooghcit, : de Hartog van Jork, Hooghadmiraal ■van Engelandt,. die . "t oppergebiedt over d!Engclfche vloot was opgëdraagen, hadt men, niet lang geleeden, tegens deri Heer Michiel van Goch, Gezant der Heeren Staaten aan 't Hof .van Engelandt, hooren zegr gen, dat hy h was, die zelfs over d'Engelfche zeemaght *.t gebiedt zou voeren: en dathy gemoe/dight f was, om voor d'cer-e- van ,'Vvolk en V recht -der kroone tegens de Hollanders te vechten: dat hy d'yver, die al 't ryk daar voor betuigde,- met zyn bloedt en leven zou fly-yen$, en de fortuin waagen. Prins Robert, Eduardt.Montagu, Graaf van Sandwich, de ■Viceadmiraalen Johan Laufon, Chriftoffel •Mings, Georg Askue, en andere vermaarde Zeeoverften verzelden hem op deezen toght. Jn de Hollandtfche vloot hadt de Heer van Waf-  L. Admiraal DE RUITER. 377 Walfenaar ook verfcheide mannen van groote ervaarentbeit en kloekmoedigheit onder zyne vlagge: de L. Admiraalen Kortenaar, Johan Evertszoon , en Stellingwerf, ook den Viceadmiraal Kornelis Tromp, en andere Bevelhebbers van naame. Nu kom ik tot den bloedigen zeellag, die tot naadeel van de Hollanders en hunne bondtverwanten uitviel. Den veertienden van Junius, raakten wederzydts vlooten, ontrent tien Duitfche mylen Noordtoofttennoorden van de ftadt Leftoffe, in dc Noordtzee, aan elkanderc. Zommigcn melden f dat dc Hollanders twee daagen te vooren, den windt, die in de zeeflaagcn veel kan geeven of neemen, van d'Engeffchen hadden, zonder zich daar van tc dienen. Maar nu liep de windt Zuidelyk, en hun tegen. .Dit gaf den Engelfchen merkelyk voordcel, dat ze niet verzuimden waar te nemen.: 'T gevecht begon met het aanbreeken van den dagh, en eenige Neêrlandtfche fcheepen queeten zich manlyk. Anderen hielden zich buiten 't gevaar, en fchooten flechts van verre. Doch ontrent twee uuren naa den middagh fprong de Heer van Waffenaar, L. Admiraal Generaal van de vloot, met zyn fchip d7Eendraght, dat vierentachtig metaale Hukken, en vyf honden mannen voerde, door zyn eigen buskruidt in de lucht,- zonder dat men weet of het door 's vyandts vuur, of door 't verzuim der zynen werdt veroorzaakt. De L. Admiraal Kortenaar, dien 't gebiedt over de vloot, naa Waffenaars doodt, toequam, was in't begin van 't gevecht, 'smorgens ten vyf uuren, aan Aa 5 eet 16-65. Zeeflagh tulfchen de Hollanders en d'Engelfchen.Zie Aitzema xlv. 379-3Ü4. 446-448. f Zie Ait* zema xlv. 448. De Heer van WalTenaar,L.Adm'naal Generaal, fpringc met zyn (chip in de lucht. Kortenaar doodtgefchooten.  378 Het LEVEN van den 166*5. Memoire. ly DaUeyd, p. 105. 678. 648. Ait. ~~zenia xlv 382. een kanonfchoot gefneuvelt, en zyn fchip dreef daarna, gelyk als zonder roer, door de vertfaaghtheit van den Stuurman, dien 't gebiedt was toebetrout, van den vyandt .af. Dit, en inzonderheit het fpringen van Waifenaar, (met zulk een' afgryllblyken donder en blixem van buskruidt, dat de heemel fcheen tc kraaken, en d'afgrondt zich te openen ) veroorzaakte zulk een fchrik en onorde in 'sLandts vloot, dat de meefte fcheepen de vlucht naamen, en d'andere volgen mosren: en 't gaf zommigen vremdt dat zich d'Engelfchen van dat voordeel niet meer dienden, twyffelende, of 't hun aan kennis of beleidt ontbrak. Drie Nederlandtfche fcheepen, aan clkandercn verwardt, werden door een' Engelfchen brander aangeftecken, cn te gelyk verbrandt. D'Engelfchen veroverden ook etlyke fcheepen, en zommige naa groote tegenweer, en bewys van dapperheit: zoo dat den Engelfchen 't voordeel dat ze bevochten dier flondt. Zy verlooren in deezen flagh hunnen Viceadmiraal Johan Laufon, en den Schoutbynacht Sanfum, mannen van dapperen bedryve, en noch vyf perfoonen van hoogen ftaat cn waarde, te weetcn, de Graaven van Falmouth, Portlandt, Marleborough, den Baron Muskerry, en den Heer Boyle, tweeden zoon van den Graaf van Burlington. Ook werdt een van hunne fcheepen, de Charity of de Liefde genoemt, met zesenveertig Hukken verzien, door den Kapitein johan de Haan verovert, en in Texel opgebraght. Behalven den Heer van Walfenaar, en Kortenaar, ineuvelden ook de  L. Admiraal DE RUITER. 379 L. Admiraal van Vriesland^ Auke Stellingwerf, de Kapitein Johan. Bankert cn eenige andere Bevelhebbers van naame. Ontrent achtenvyftig of tfeftig fcheepen, weeken naar Texel, en quaamen, met den Viceadmiraal Tromp, ( die zich in 't gevecht dapper hadt gequectcn) door d'Engelfchen van verre gevolght, daar binnen. Zeventien of achtien fcheepen liepen in 't Vlie, cn noch twaalf :of dertien in de Wielingen, in de Maaze en in Goerec. Uit welk getal men licht kan afneemen wat fcheepen in de handen der Engelfchen waaren vervallen: derhal ven werdt van zommigen geoordcclt, dat d'onorde* in de vloot grootcr was geweeft, dan de: nederlaage, en dat de vermindering van achtbaarheit meer fmertte dan 't verlies van fcheepen en menfchen. De L. Admiraal van Zeelandt, Johan Evertszoon, die met zyn fchip in de Maaze was ingekoomen, werdt in den Briel, door 't graauw, dat gemcenlyk naar d'uitkomft der zaaken, cn niet naar waarheit, oordeelt, hem befchuldigende van klccnhcrtighcit,'in 't water geworpen, en liep groot gevaar van te verdrenken, tot dat hy door ettelyke foldaaten werdt ontzet. Ook verantwoordde hy zich zeiven, eerft voor dc Heeren Staaten indenHaage, en daar naa voor de Gemagtigden en den Krygsraadt in Texel, dermaatè, dat men zich genoodtzaakt vondt zyne kloekmoedighcit en beleidt, in den flagh betoont, te pryzen f. Daarnaa begoft men onderzoek te doen op de5 Kapiteinen en andere Bevelhebbers, die' d'eerfte in 't vluchten waaren, ende meefte ram- 1665. Het groot* lle gedeelte van's Landï vloot wykt naar Tex« el , en andere fc*reepen naar 't Vlie, de .Vlaas, en Zeelandt. t Zie Ait^ erna xt.v. 53- 460.  380 Het LEVEN van den 1665. ■Eenige Kapiteincr en anderei worden ter zaake van kleenhertigheit, oi püchtverzuirn, ge ftraft. Zie Aitzema xlv. 460-455. Trptfe woorden. rampen, en 't binnenloopen der vloote veroorzaakten. Zommigen hadden op hunne fcheepen noch dooden, noch gequetften, noch fchooten onder water, noch fchaade aan rondthout of anderfms. Hier over werden eenige in hechteniife genoomen, en eindelyk drie Kapiteinen, ter zaake vain vertfaaghtheit, ter doodt verweezen, en met musketten doórfchootcn. Drie andere Kapiteinen werdt den deegeh, door beuls handen, voor de voeten gebrooken, en men verklaarde hen eerloos en onbequaam om 't Landt ooit dienft te doen, twee werden van hunnen dienlt gezet. D'Opperftuurman van wylen den L. Admiraal Kortenaar moft met den ftrop, om den hals de ftraf der anderen aanfehouwen: voorts werdt hy eerloos verklaart, en gebannen, zonder ooit weer in 't landt te moogen koomen, ,op peene van de galg. Dus ftrekte de ftraf van weinigen om al d'anderen tot het betrachten van kunnen plicht te beweegen.' D'uitkomft van 't gemelde zeegevecht baarde in de Vereenigde Nederlanden droef heit en rouw, en in Engeland groote blydtfchap. De hoop der vreede liep nu meer en meer te rug, en de voorfpoedt fcheen groote zaaken te belooven , en voor te hebben. Ook dorft zeeker Engelfch Heer (die toen noch zyn verblyf in den Haage hadt) korts naa den zeeflagh, in een vol gezelfchap, deeze taal voeren, Eer twee jaaren ten einde loopen, zal men meteen fchip meer uit Hollandt zienv aar en. Doch ik weet van goeder handt dat de Heer Pieter de Groot, te dier tydt Raadtpenfionaris der ftadt  L. Admiraal DE RUITER. 381 ftadt Amfterdam, die zyne woorden hoorde, daar ftraks dit antwoordt op gaf, Koninghryken en Republyken te veranderen, of uit te rosijen, is een werk dat Godt, d'Opperheer, alleen aan zich behoudt. Men zag ook in Engelandt eenige penningen, die in dit jaar, 't zy voor of naa den zeeflag, gellaagen werden, waar op aan d'eene zyde des Konings afbeelding ftondt, met dit omfchiïft, CAROLUS A CAROLO. mdclxv, dat is, Karei Kareis zoon, 1665. en aan de d'andere zyde het beeldt van Britannia, of Engelandt, met dit byfchrift, Q UAT UOR MARIA VINDICO, welke woorden eigentlyk beteekenen, Ik befcherm vier zeen, of, zoo 't zommigen uitleggen, Ik eigene my, vier zeen. Op een ander penning, wat vroeger gellaagen, ftondt des Konings beeldt, met dit fèhrift, CAROLUS II. D. G. M. BPv. FR. ET. HIB. REX. dat is, Karei de tweede, door Godts genaade Koning van Grootbritanje, Vrankryk, en Trlandt. en op d'andere zyde een groot toegeruft fchip, zeilende in de zee, met dit byfchrift, NOS PENES IMPERIUM, dat is, By ons is het gebiedt. Hier by quam noch een derde gedenkpenning, vertoonende aan d'eene zyde des Konings aangezicht, naam en tytels, en aan d'andere zyde zyne beeltenis op een' zeegenwaagen met vier zeepaarden voortgetrokken, en een vloot in 't verfchiet, daar deeze woorden onder ftonden, ET PONTUS SERVIET. mdclxv, dat is, Ook zal hem de zee ten dienft flaan, 1665. In Hollandt toonden de Heeren Staaten 166$) Wys antwoordt. ■Penningen in Engeland gellaagen.  38a Het LEVEN van den ï66$. De vlooi werdt op nieu toegeruft. Beraadtflaagingover den perfoon, dien men 't opperbevel over de vloot zou betrouwen. Den ViceadmiraalTromp daar toe voorgefiaaaen. * mtke forti Hifi. liv, kv, en ten een wonderbaare ftandtvaftigheit, en odgekneusden mocdt, in dc gemeene .verflaagentheit over de tegenfpoedt. Men heeft, zonder uitftel, in al de Zceprovincien met ongemeene y ver en vl y t gearbeidt om 's Landts vloot weêr te herftellen, en te verfterken: te meer, om dat men wilt dat d'Engelfchen zee hielden, en op de Ruiter, dien men daagelyks te gemoet zagh, paften. In Texel, daar de meefte fcheepen laagen, werdt de toerufting der vloote door dc Heeren Gemaghtigden van hunne Hoog. Moog., inzonderheit door den Raadtpenfionaris van Hollandt, Johan de Wit, met groote wakkerheit, en onvermoeide naarftigheit, bevordert: daar 't anders gefchaapen ftondt dat ze noch langen tydt aan de wal, of binnen de zeegaaten zou blyven leggen. Maar terwyl men hier mee bezich was, viel 'er eenige bcraadtflaaging over den Gebieder, dien men over de vloot zou ftellen. Veele wierpen 't oogh op den Viceadmiraal Tromp. Maar eenige misverftanden, tuffchen de Heeren Staaten, of hunne Gemaghtigden, en hem gereezen, (toen hy, naar den flagh, met het grootfte gedeelte der vloote, niet tegenftaandc hunne aanmaaning van zee te houden, binnen Texel liep, en daarna over de Kapiteinen, op zyn aandryven gevangen, als rechter weigerde te zitten) en 't onderling ongenoegen, daar opgevolght, en by anderen genocgh gemeldt*, braght zommigen in twyffel of men hem 't gebiedt over de vloot in handen zou geven, of niet. Men hadt groot betrouwen op zyne onvertfaagde kloekmoe-  L. Admiraal DE RUITER. 383 moedigheit, en wift hoe zeer hem de matroozen beminden: doch eenige Heeren, inzonderheit in Hollandt, waaren zwaarhoofdig: uit reedenen van ftaat, meenende dat hy zynt Hoogheit, clen Heere Prinfe van Oranje, die toen uit alle hooge bedieningen werdt gehouden , te veel genegentheit toedroegh. Maar de verftandighllen verftonden, dat men geen' ander boven zyn hooft kon ftellen, zonder hem gevoelig' ongelyk te doen. Om hem dan tot geen vertwyffeltheit te brengen, en echter de geheele vloot niet in zyne maght te laaten, werdt eindelyk goedtgevonden, dat men drie Gcvolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. in zee zou zenden, met volle maght om 't oppergebiedt in de vloot te hebben: en dat men den Heer Tromp, (die nu f ook door de Heeren Staaten van Hollandt tot L. Admiraal onder 't Kollegie ter Admiraliteit van de Maaze, in de plaats van Kortenaar, was verkooren) onder 't opperbeleit van de gemelde drie Gevolmaghtigden, 't gebiedt over de vloot zou geven. De drie Gemaghtigden, die met volmaght over de vloot werden geilek, waaren de Heeren Rutger Huigens, Gedeputeerde in de vergaadering der Staaten Generaal wegens Gelderlandt,een Heer die den ouderdom van achtentzeventig jaaren bereikte; Johan de' Wit, Raadtpcnfionaris van Hollandt, en( Weftvrieflandt; en Johan Borecl, Burger-( meefter der fladt Middelburg. Deeze dries Heeren lieten zich gewillig tot dien gevaarlyken laft gebruiken, en toonden zich bereidt om hun leven ten dienft van 't vaderlandt, 1665. Aitzema xlv. 447. 454- 457. Inzichten op zy n peifjon. Men befluit drie Gevolmagtigdenvan den Staat met rein in zee :e zenden. t 23. fut, Hy wordt L. Admiraal onder t Kollegie van de Maaze. De H/. De vloot mflchen Hitlandt en Noorweegen, 22 jut: De Ruiter ontmoet een galjoot, afgezonden om al le koopvaarders t waar- Krygsraadt een ordre beraamdt, daar elk zien, indien men met d'Engelfchen in gevecht moght raaken, naar zoude richten. Onder anderen werdt beflooten, dat men eenige Engelfche Konings fcheepen veroverende, de zelve, indien ze reddeloos wierden gefchooten, 't volk daar uitneemende, in brandt zou fteeken; op dat men zyn eigen volk by een zou houden, en de genoomene fcheepen niet weêr in handen van d'Engelfchen laaten yer-^ vallen: voorts dat men, in gevalle van zwaar gevecht, als 'er geen kans was om d'Engelfche pryzen te laaten ontvluchten, en dat men die niet kon befchermen, dezelve, op een fein daar toegeftelt, desgelyks in den brandt zou fteeken. Den eenëntwintighften paffeerden ze beooften Hitlandt,. met groo-. ten raift, en den volgenden dagh waaren ze tuffchen Hitlandt en Noorweegen. Derhalven vonden ze geraaden , dewyl de windt Noordtweft woey, hunnen koers naar 't Jutfche rif en 't oofteindt van 't Sandt te ftellen , op hoope van daar eenige viffchers, oft andre fcheepen in 't vaarwaater te vinden; en tyding te bekoomen. Maar dien zeiven dagh ontmoette hun een galjoot van Huisduinen, de Verloore zoon genoemt, dat gevoert werdt door den Schipper Simon Janszoon, die door de Gemaghtigden der Heeren Staar ten over de zeezaaken, leggende in't nieuwe Diep, ontrent den Helder, met brieven van den vyfentwintighften Junius was afgegezonden, ftrekkende om alle aankoomende ; Hollandtfche koopvaardyfcheepen, met naamen die uit Ooftindie werden verwacht, voor  L. Admiraal DE RUITER. 387 voor d'Engelfchen te waarfchouwen: hun beveelende, dat ze in Noorweegen zouden! inloopen. De Schipper verhaalde aan deRuiter , hoe de zeeliagh met d'Engelfchen op den dertienden van Junius was afgeloopen: dat de Heer van Wailënaar was gefprongen , Kortenaar gefchooten, drie fcheepen vairü brandt, drie of vier, of meer, genoomen, de reft gevlucht, ert dat veele Kapiteinen zich gantfeh quaalyk hadden gedragen. Op dees gewichtige tyding riep de Heer de Ruiter zyn' Krygsraadt by een, en ley terftondt in beraadt WcrWaart men zon zeilen: Hier werdt verftaan, dat d'ordre van den Galjootfchipper, in een'open brief begrecpen, alleen fprak van de koopvaarders te waarfchouwen , en geen gewagh maakte van d'oorlogfcheepen: daar men nochtans wel wift'Wat fcheepen uit Guinea werden verwacht: dat derhalven de Heeren Gemaghtigden van meening fcheenen te zyn, dat alle oorlogfcheepen zich op de bette wyze naar huis zouden begeeven. Ook verftonden ze, dat men, in deeze gefteltenilfe van tyden en zaaken, de fcheepen, Bevelhebbers, matroozen en fok daaten van deeze vloote, in 't vaderlandt ten hooghftën van nooden zou hebben. Dies werdt góedtgevonden en vaftgeftelt, dat men de ftevens derwaart zou wenden, en, iiaader koomende, dan verder overleggen Wat haven men zou trachten in te loopen. Ter zeiver tydt vermaande de Heer de Ruiter al de Bevelhebbers, dat ze, ter zaake van d'ontfange tyding, geen verflaagentheit aan hun fcheepsvolk zouden laaten Wyken, maar Bb 2 h chouweil. 22 >/. En verIraat de ramp 's Landts vloot Dvergekoomeri. Beraadtflaagingdaar over gehouden'. 22 Jul* Men befluit echtef n*ar 't vaderiandt te zeilen.  383 Het LEVEN VAN DEN 16Ó5. Brief van de Heeren StaatenGeneraal aan de Ruiter, belangende den zeeflag met d'Engelfchen, tot zyne naarictatinggefchreeven. in 't tegendeel hun een hart in 't lyf fpreeken : op dat ze zich in alle voorvallen moghten quyten naar behooren. Daarna werdt den Heer de Ruiter een' brief, door de Heeren Staaten Generaal den achtienden van junius gefchreeven, ter handt geftelt, (doch 't is my niet gebleeken op wat tydt, noch door wat middel) dienende tot zyne naarichting. Uit deezen brief kan men afneemen op wat wyze haare Hoog. Moog. ter zeiver tydt van den ongelukkigen zeeilagh fpraaken, te weeten, op den volgenden zin. De Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. • Wy vinden ons verplicht U mits deezen bekent te maaken, dat op den dertienden van deeze hopende maandt, de vloote van deezen Staat met die van Engelandt in eene generaale batalje geraakt wezende, het Godt den Heere Almacht.igh belieft heeft V werkzoodaanigh te laaten uitvallen, dat de vyandt continuelyk den windt van de onzen gehadt heeft, en dat, naa een gevecht van ontrent de twaalf uuren, de Heere van Waffenaar, Admiraal van de vloote van deezen Staat, in de lucht is opgefprongen; en naademaal de perfoon van Egbert Meeuszoon Kortenaar, die by overlyden van den voornoemden Heere van Waffenaar het opperkommandemem mof hebben, al in de eerfle charge was doodt gebleeyen, en dat vervolgens met -zyn onderhebbendt fchip, V welk ie vlagge bleef voeren , niet zoodanigh wier de \eageert, als by zyn leven, en onder des zelfs be-  L. Admiraal DE RUITER. 389 beleit, naar alle apparentie wel zoude weezen gefchiedt, zoo is daar door de goede ordre eenighfins gebrooken geworden, in dier voegen dat de voorfchreeve 's Landts vloot, met verlies van eenige weinige fcheepen, wederom in Texel en 't Vlie is binnen gekoomen, bchalven twaalf of dertien fcheepen, die in deWiclinge, in de Maaze en in Goereê zyn ingevallen. Van alle 't welke wy niet hebben willen afweezen U kennijfe te geven tot des zelfs naarichtinge. De Engelfche vloot heeft zich naa de voorfchreeve batalje twee daagen alhier voor den wal blyven onthouden, doch is voorleede Woensdagh den zeventienden deczcr weder in zee gefleeken met een Ooflelyken windt. Zoo dat wy daar uit prefumeeren dat ze haar koers wel naar dehaavenenvan Engelandt zoude moogen gezet hebben, zonder dat wy echter zulks perfecJelyk konnen weeten; aangezien de galjoots, ten dien einde op kondtfchap uitgezonden geweeft zynde, daar van niet zeekers hebben weeten te rapporteren. Wy hebben den brenger deezes gelaft om de Noordt wel toe te •zien of ook de Engelfche vloot zich in die quar- . tieren ergens moghte vertoonen, en U daar van perfècl bericht te geeven, om zich daar ■naar te konnen fchikken, waar mede eindigende , beveelen wy U in Godes heilige prote&ie, in den Haage den 18 Juny 1665. B. vam VRYBERGEN. Vt. Ter ordonnantie van de Hooghgemelde Heeren Staaten Generaal. J. SPRONSSEN. Bb 3 Den 1665  lóós. Komt ot trent Ber. gen in Noorwee gen. *3 Jvl. Hem worde bericht dat d'Engelfchen op hem kruillen. t =6 > Hy laat d fcheepep krengen e fchoonmaaken. Naader tj ding van d'Engelfche vloo 28 Jul. Befluit daar op g( aoomen Naarder bericht. 30 Jul. 390 Het LEVEN van den Den drieëntwintighften der maandt quam -de vloot dicht onder Noorweegen, ontrent vier mylen van Bergen: daar vier Noorlui. den, met een jol aan dc Ruiters boordt koomende, hem desgclyks verhaalden, dat d'Engelfchen in den zeeflagh eenigh voordeel op de Hollanders hadden bevochten: daar noch byvoegende, dat ze, ontrent vier daagen geleeden, daar ontrent zeftien Engelfche Konings fcheepen hadden gezien, en gefprooken: die zelfs zeiden,dat ze op de Hollandtfche vloot, die men uit Guinea verwachtte, ' kruiften. Niet lang daarna f was het op een e morgen gantfeh ftil, en toen deê de Heer de 3 Ruiter fein, dat al deKapiteinen hunnefcheepen zouden krengen en fchoonmaaken, om te beter flaghvaardig te zyn, indien hun eeni- ge vyanden moghten ontmoeten. Naa twee daagen zeilens, quaamen ontrent het Rif van Jutlandt acht fcheepen van Hamburg by de vloot, en een Schipper en Koopman aan de Ruiters boordt: verhaalende, dat de Hol-landtfchc oorlogsvloot weêr klaar lagh om uit te loopen, maar dat d'Engelfche vloot, . fterk tfeftig of tzeventigh zeilen, den zeventienden van Julius weêr voor 't Texel en 't Vlie was gezien. Hier op werdt verftaan, -dat men d'Engelfche vloot, dewyl men zich te zwak bevondt tegens zoo groot een maght, zou zoeken te fchuwen, cn alle vlyt aanwenden om in d'Oofter of Wefter Eems in te koomen; ten waar dat men nader bericht kreeg, dat d'Engelfchen van 'sLandts zeegaaten waaren afgeweeken. Daarna werdt de Ruiter door een Schipper, koomende met een fluit-  L. Admiraal DE RUITER. 391 fluitfchip uit het Vlie, bericht, dat d'Engelfchen noch den drieëntwintighften voor 't Vlie, en daarna ontrent het Sandt waaren gezien: zoo dat men meende dat zy naar de Noordt waaren gezeik. Uit dat verflagh kon men genoeg afneemen hoe hachelyk dat het met dees vloot ftondt, en 't was zeeker dat d'Engelfchen daar op paften. Den eerften yan Auguftus zagh men een Vlaamfche puy, die uit Noorweegen quam, en aan de Ruiters boordt zeilde,( zeggende, naar Ooftcnde te willen: doch dewyl hy 't al Zuidtzuidtweft aanwendde, vondt de Ruiter met zyn' Krygsraadt niet geraaden, dat hy van hun zou zeilen; op dat hy d'Engelfche zeemaght geen kennis van hun gaave. Men quam met den Schipper over een dat hy voor de fomme van dryhonderdtvyftig gulden by de vloot zou blyven, tot voor 't Vlie: dat hy twee of drie mylen voor de vloot zou hcenen zeilen, om te zien of hy geen maght var Engelfchen kon ontdekken , en dat hy daai van feinen zou doen. Men nam den Vlaamfchen Schipper over, en zette eenigh Hollandtfch volk tot verzeekering in de puy, die voor zeeverfpieder zou dienen. Niet lans daarna verftondt men uit zeeker bericht, dai d'Engelfche oorlogsvloot zich noch op dier zeiven dagh op de kuft van Noorweegen, ontrent Bergen, onthielt: en 't was waarfchynlyk dat ze zich daar ontrent etlyke daagen had den onthouden. Doch de Ruiter hadt geei Engelfchen vernoomen. Maar in 'tfcheemer licht van den volgenden morgenftondt werd men twee zeilen gewaar, een fchip en eei Bb 4 gal 1665. 1 Aug. De Ruiter bewillight een Vlaam fche puy om voor de vloot te zeilen en d'Engelfchen t'ontdekken.'< Twee En' gelfche . fcheepen in 't gezicht van de vloot. 2 Aug. 1 5,.v.i'iv c" l  m Het LEVEN van den 1665. De Ruiter flipt metdt vloot voor' by d'Engelfchevloot heehe. The Life 0/ de Ruiter P- 43- Door de goddelyke voorzbrge oogenfchyntykbewaart. j De vloot, komt by '1 , heilige \ Landt. S Aug. j galjoot. Het fchip fchoot drie fchooten, al« om fein te geven, en toen 't helder opdaaghde zagh men dat het Engelfche fcheepen waaren, Noordtnoordtoost overwendende, zonder dat 'er meer op volgde, 't welk verwonderens waardig was: want gelyk de Ruiter zich met zyne vloot voor hun zocht t'ontdonker ren, en hun t'ontzeilen , zoo pooghden ze hem op te zoeken en aan te treffen. Maar hy flipte, getuight een Engelfch Schryver, ftil voorby d'Engelfche vloot heenen, (die als in een mift lagh benevelt) gelyk luiden die langs den wegh gaan, met hunne mantels om d'oorcn geftingcrt, om 't gezelfchap der geenen, die ze niet gaarne willen ontmoeten, te myden. Doch de mantel, die de Ruiter en de vloot bedekte: was de goddelyke voorzorgevan boven, die hen behoedde: diededuifterheit by nacht, en de mift by daagh, als een kleedt gebruikte, dat hen voor d'Engelfchen onzichtbaar maakte: die de veranderlyke winden uit zulke hoeken liet waaijen, lat zy den Engelfchen cn d'Engelfchen hun telkens mis zeilden t en die hen eindelyk , door de zelve winden, beter dan door de belle ootsluideri, langs den ftreek, die hen terbeïoudenis leidde,' voortdreef. Ook plagh de luiter Gode altydts d'eere van zyne behoudens te geven, zeggende, T is Godt alleen, ite ons, buiten V gezicht van onze vyanden, releidde. Den vyfden van Auguftus vondt hy lich met de vloot ontrent drie mylen van 't ieiiige landt, een kleen eilandt, inde Noordt:ee, ontrent zeven mylen ten Weftcn van de iolfteinfehe kuft, en van d'Eiderftroom gelee-  L. Admiraal DE RUITER. 393 ieegen. Hier quaamen drie Lootsfchuiten in de vloot, en een aan de Ruiters boordt, vertellende hoe 't met den Mag was afgeloopen, en hem waarfchouwende voor d'Engelfchen. Toen werdt by den Heer de Ruiter met zyn' Krygsraadt overleidt, of men zich niet naar d'Elve zou begeven. Doch 't werdt toen ftil, en weinig tydts daarna kreeg men wat koelte uit den Ooftelyken hoek. Waar op beflooten werdt dat men 't noch wat zou aanzien. Men liet de Lootsfchuiten weêr naar landt vaaren, met ernftig verzoek, dat ze naarftig zouden oppaflen, en, als de windt omliep, weder keeren, om de vloot op d'Elve te brengen. Men verftondt eenpaariglyk , dat men op hetallerfpoedighfte d'eene of d'andere haven moft zoeken : niet alleen om 't groot gevaar der Engelfche maght, die men zeide dat voor Texel en 't Vlie lagh: maar ook om dat de fcheepen der gantfche vloote geen tien daagen lyftoght hadden, jaa eenige geen vyf daagen, inzonderheit quam 't water fchaars om. Dies werdt vaftgeftelt, dat men, indien d'Oofte windt frifch doorkoeldc, voor eerft den koers naar de Wefter Eems zou ftellen , maar indien de windt tegen liep, en dat men d'Eems niet kon krygen, dat men dan naar d'Elve, tot voor Gelukftadt, zou zeilen, en daar de vloot trachten te bergen. Maar Godt gaf noch 'savondts een Noordelyken windt, en men ftelde den koers naar de Wefter Eems. Dus den gantfehen nacht zeilende, met een Weftnoordtweftenwindt, buijighweder, zwaare deyningen en reegen, kreegen ze den volgenden dagh het eilandeken BorBb 5 kum, 166$, De Ruiter kryïht Lootsl uiden aan ' zyn boordt. Beraadtflaagingjover den koers dien men hadt te houden. De vloot zeilt naar ie Wefter ïems.  394 Het LEVEN van den 1665. Kryght Borkum ii 't gezicht. 6 Aug. Raakt bo ven 't Jui fleren Borkummerrif. Komt in *t gat van de Wefter Eems. • ' 1 Loopt met; groot gevaar van fchip en leven bin- ■ uen *t gat. 1 kum, ontrent twee Duitfche mylen ten Noorden van de kuft van Groeningerlandt aan den mondt van d'Eems gelegen, van verre in 't gezicht. De todren van Borkum lag Zuidtzuidtooft van hun, en ze bevonden zich beooften d'Oofter Eems. Zy hadden toen den windt Noordtweft, zoo dat ze Hechts Weftzuidtweft konden zeilen, en zeer op 't landt bezet waaren. Maar de windt liep t'alleu geiukke Noordtnoordtweft , en zy zeilden toen booven het Juifter rif of zandt heenen. Ook krecgen ze de eb onder hunne ly, raakten met die ebbe boven het Borkummer rif, en waaren ten tien uuren in 't vatten van 't gat der Wefter Eems. Zy gyden hunne zeilen op, en heten 't met de eb dryven (om eenige van hunne verachterde fcheepen en traaghfte zeildersin te wachten) tot tegen den voorvloedt, die men ontrent den middagh zou krygen. Ondertuffchen woey de witte vlag, en de Krygsraadt quam aan de Ruiters boordt, daar eenpaarig werdt verftaan, dat men hier zou trachten in te loopen. Kort naa den middagh gingen ^ ze met den voorvloedt, inwaart aan , t'zeil: maar met groot gevaar van al t'zaamen fchip en leeven te verliezen: want zy hadden ?een lootsluiden, en al de tonnen enbaakens, merkteekenen om naar te zeilen, en de drooghen te myden, waaren door laft derHooge O/erheit opgenoomen ; op dat d'Engelfchen liet binnen gaats zouden koomen. Zy zeillen dan (want nicmant van hun was daar ooit :e vooren geweeft) op Godts genaade, die len ftierde, en op den hals, dien zy waaglen, naar binnen. De Heer de Ruiter zeilde  L. Admiraal DE RUITER. 395 de zelf met zyn fchip vooruit, hebbende, voor zich aan de ftuur- en bakboordts wal een der Engelfche pryzen, en den Vlaamfchen puy, die geduurig het dieploot wierpen, en nu loei aan, cn dan hou draagende riepen, of wuyiden, daar al d'andere fcheepen opvolgden: ook hadden ze 't oog op de merken, die op 't kleen eilandt Rottem Honden. Dus liepen ze met een fty ven Noor dtweften windt en hoo-, ge zee in 't gat der Wefter Eems, en quamen 'snaamiddaghs ten vier uuren voor de veiling van Delfzyl, ontrent drie mylen van Groenino-en, fterk negentien zeilen, ten anker: te weeten, met twaalf oorlogfcheepen , de behoeftfluit de Kameel, vyf Engelfche pryzen, (waar van ze d'eene tot een brander by de vloot hadden gehouden) en 't Rotterdamfche koopvaardyfehip het Hart. Zy vonden hier een kaaper van Amfterdam op de reede, en drie van Vliffingen, met vier Engelfche pryzen. De vloot werdt met het losbranden van 't gefchut verwellekomt, en de Bevelhebber f van Delfzyl, Schay genoemt, quam met eenig gezelfchap aan de Ruiters boordt, hem begroetende over zyne gelukkige wederkomft. Ook zondt de gemelde Bevelhebber te poft een brief af naar Groeningen, aan de Heeren Gedeputeerde Staaten van Stadt en Ommelanden, waar by hy hunne Ed. Moog. de Ruiters aankomfte verwittigde f. Hetaffchnft van dien brief werdt in der yl naar Texel aan de Gemaghtigden der Heeren Staaten gezonden. Zoo groot als de vrees was geweeft, dat de Ruiter, met zyne vloot, in de handen der Engelfchen zou vallen, zoo groot was nu 1665. En komt roor Delf- :yi. ( 6 Aug. \Kommandeur. \Zie Aitzema XLV. 469. Groote blydtfchap over de Ruiten komft.  1665. i 1 396 Het LEVEN van den ' de blydtfchap over huiine behoudenis. De menfchen , mannen en vrouwen , quaamen by I onderden, ja by duizenden, van uur rot uur, in de vloot, en op de Ruiters fchip, (daar veele Engelfche vlaggen, tot eerteekencn van overwinning, achter uitftaaken) om hem te groeten en te verwellekoomen. Men voer van 's morgens vroegh tot 'savondts aat etlyke daagen naa elkandere, aan zyn boordt uit'fteden, uit dorpen, en van 't platte landt. Edel en oneedel, burger en boer, quam te yoorfchyn, en poogde de Ruiter en de vloot t'aanfchouwen, met ongelooffelyke betooning van gunlt. De harten gingen open van vreughde: de blydt- S5*?i u u*!,- aanfchy» uit> ongelukkig hie dt zich die hem genaaken moght. Meenighte van deftige en eerlyke vrouwen vielen hem om den hals, en kuften hem, naar slandts wyze, als of ze hunnen vader, of broeder uit gevaar des doodts ontkoomen, bewellekoomden: en een yder viel zyn deel te kort in 't aanfehouwen des mans, dien ze voor een der grootfte zeehelden zyner eeuwe hielden. Al de verflaagentheit, die de , gemoederen der ingezetenen, federt de ramp /an ^Landts vloot, hieldt beklemt, ftreek ran t harte, en men fchepte nieuwen moedt. Want dat wonderbaar ontzeilen, daar d'Engelfche zeemaght de gantfche zee gelyk als beflaagen cn bezet hadt, indien ze bezet kan vorden werdt opgenoomen als een blykelyk Jewys dat de goddelyke voorzienigheid noch 'oor sLandts behoudenis waakte: nadien ze ie Ruiter, dien men verlooren hieldt, ter be-  L. Admiraal DE RUITER. 397 behoude haven braght. Toen verwachtte elk iet groots van dien Fieldt, en de vreughde over zyn aanlanding lloegh voort van provincie tot provincie, en vervulde 't gantfche landt. De Ruiter voor Delfzyl aangekooracn, verftondt, dat d'oorlogsvloot noch in Texel, maar genoegzaam klaar lag. Hy maakte ten zeiven daage, met een' brief aan de Heeren Staaten Generaal, zyne komft in d'Eems, en 't geen hy aan de Karibifche eilanden, en aan Terre Neuf, hadt verricht, bekent. Hy zondt ook brieven aan de Heeren Raaden ter Admiraaliteit t'Amfterdam. aan de Heeren Staaten der naaftgelege Provinciën: naamentlyk, aan die van de ftadt Grocningen cn d'Ommelanden, en aan de Heeren Staaten van Vrieslandt; op dat hy hunne Éd. Moog, desgelyks kennis gaave van zyn gelukkig aankoomen. De tyding van zyn inkoomen quam des nachts, tulfchen den zevenden eh achtftcn van Auguftus, in Texel: waar op de Raadtpenfionaris van Hollandt noch dien zeiven nacht, in 't afweczen van zyne Medegemaghtigden, in der haaft aan den Heer de Ruiter een brief afzondt, hem verzoekende, dathy, door den brenger van den brief, ten fpoedighlten zou berichten, met hoe veel'sLandts, cn andre fcheepen, hy ontrent Delfzyl was aangekooinen: of hem iet en wat hem. in zee moght zyn ontmoet en bejegent: of hy noch eenige fcheepen hadt achtergelaaten, en voortal 't geen hy zoude oordeelen tot naarichtilig.der Heeren, in 't Texel leggende, te konnen dienen: hem met eene bekent maakende, dat De Ruiter' 'maakt zyne komft aart de Heereui SiaatenGeneraal bekent. De Raadtpenfionarisvan Hollandt zendr; een' brief af aan de Ruiter, uit den naaine van de Gevol inaghtigdenvan haare Hoog. Moog,  393 Het LEVEN van den 1665. t Cenfiderable. \Ptfiuur De Ruiters antwoordt «an de Uevolmaghtigden. 9 Aug. Zie Aitzema XLV. dat zich aldaar wederom een aanzienlyke f vloot van den Staat, ten getaale van ontrent de tnegentig goede oorloghfcheepen, in ftaat t bevondt om binnen weinig daagen te konnen zee kiezen. Dit fchryven quam den Heer de Ruiter den negenden, tegens den avondt, ter handt, daar hy terftondt met een' brief aan de Heeren Gevolmaghtigden van hunne Hoog. Moog. die in Texel laagen, op antwoordde: hunne Ed. Moog berichtende, op wat wyze hy met de vloot was binnen geraakt: dat 'er in de vloot noch negen fcheen pen van oorlog waaren, bequaam om dienft te doen: te weeten, de zes fcheepen van Amfterdam, en de fcheepen van Meppel, en van Aart en Jan van Nes; maar dat de fcheepen zeer vuil waaren, en alle nieuwe zeilen moften hebben, yder een ftel: dat het volk wel gezondt maar krachteloos was, door de lange reis; zoo dat het wel noodig waare, dat men ze eens aan landt liet gaan, om zich te ververfchen: maar dat hy en al d'Opperhoofden, en Kapiteinen, frifch en wel waaren; en, daar men Godt voor hadt te danken $ noch bequaam om 't vaderlandt dienft te helpen doen: doch dat de Kommandeur de Wildt langen tydt ziekelyk was geweeft: dat ook Kapitein Pomp niet wel was, en de Schoutbynacht Haaxwandt oudt en afgeleeft. Voorts dat hy vyf pryzen by fcich hadt i dat twee Engelfche fcheepen , met fuiker geladen, van-hem waaren geraakt, waar van het een te Bergen in Noorweegen lag, daar hy hoopte dat ook het ander zou lyn gekoomen. Hv verhaalde ook wat afbreuk hy den Engelfchen in deKaribifcheei- lan*  L. Admiraal DE RUITER. 399 landen en aan Terre Neuf hadt gedaan: wat olyfantstanden en goudt hy van Siërra Liona, en van de Mina medebraght: dat hém op de t'huisreize geen ongemak was bejegent; en dat hy met de vloot zonder of met zeer weinig lyftoght t'huis quam. Dit was in 't kort d'in houdt van zyn fchryven. Hy hadt in alles (behalven de acht fcheepen ï, by Kabo Verde aangehaalt, ontlaaden, en daarna, op een fcheepken naa f, weêr ontflaagen) ontrent zesentwintig fcheepen , zoo groot als kleen , van d'Engelfchen genoomen : twee Op de kuft van Guinea, zeventien in Amerika, onder d'cilanden van Montferatte en Nieves: en «even aan Terre Neuf. Van deeze fcheepen hadt men een in Guinea voor een fieet aan den wal gehaalt: zes aan de Karibifche eilanden voor fuiker verkocht: twee in den gront gehakt: een om zyne rankheit aan brandt gefteeken: drie als onnut tegens den wal gezet: drie aan Terre Neuf verbrandt, en drie aan d'Engelfche gevangenen, om daar meê te vertrekken, gegeven. Vyf pryzen, en daar onder drie met fuiker, hadt men, gelyk gezeit is, in 't vadcrlandt gebraght,-daaf men noch twee, met fuiker gelaaden , verwachtte. Ook hadt men in de behoeftfluit de Kameel eenige fuiker van de verkochte pryzen gelaaden. Daarenboven braght de vloot zestienduizendt pondt olyfantstanden , en zeshonderdttweeëntachtig mark goudtsf, in Hollandt, welk gouclt inHollandtfchgeldt ontrent tweemaal honderdt negenentwintigduizendt en honderdtentweeënvyftig 'gulden bedroeg. In de Ruiters fchip hadt men twee- hon- 1665. X Zhp. 103. 221. 229. 240. t p. alp. Het getal der fcheepen by de Ruiter in Afrika en Amerika verover!. f Zie Aif* zema xlv. 47o. 473*-  4co Het LEVEN van den 1665. $ p. 326. Selwyn werdt naar Amlterdam gebraght. ia Aug. honderdtvyftig mark, en in 't fchip van den' Heer Aart van Nes vierhonderttweeëndartig mark gelaaden, 't welk hier aangeroert zy,om dat hiér boven t, door verkeert bericht, is verhaalt, dat van Nes alleen driehonderdt mark goudts.in zyn fchip hadt ontfangen. De Heer de Ruiter braght ook een Koninglyke kroon van de kuft van Afrika, met roode en groene esmerauden bezet, die van den Hartog van Jork, met een' brief, tot een gefchenk aan den Koning van Ardea, ofAndra, werdt gezonden, en uit een Engelfch fchip was gehaalt. ' Weinig daagen naa d'aankomft deezer vloote werdt de geweeze Engelfche Bevelhebber op Kormantyn , Francois Selwyn , door den Geweldige der Admiraliteit t'Amfterdam van Delfzyl afgehaalt , en naar de gemelde ftadt gebragt, om daar, tot naarder ordre, in een eerlyke plaats bewaart te worden. De Heeren Raaden ter Admiraaliteit fehreeven korts te vooren aan de Ruiter, dat hy en d'andre Bevelhebbers noodtzaakelyk by de yloot dienden te blyven, om 't volk by elkander , en aan boordt te houden, tot dat de fcheepen in Texel of in 't Vlie zouden binnen zyn: doch zy gedroegen zich aan d'ordre, die de Heeren Gevolmaghtig'den van hunne Hoog. Moog. ook de Gemaghtigden van hun Kollegie, die in Texel waaren, hem zouden toezenden. Terwyl men hier op wachtte, kon men uit de Sterkte van Delfzyl weinig ververfching en lyftoght voor al 't volk der vloote bekoomen. Derhalve sondt men de Kapiteinen van Nes en'tHoen, tnet den Schryver van den Heere Aart van Nes, N  L Admiraal DE RUITER. 401 Nes, naar Groeningen, oin daar fpyze er ververfching op te koopen; Maar 't volk. door zoo lang een reis zeemoede geworden, wou enkel aan landt. DAmftcrdamfche fcheepen hadden nu een gantfch jaar en drie maanden, min twee daagen, in zee geweeft, en eenige der andere, fcheepen noch langer. Dies riepen. ze als uit eenen mondt dat ze naar huis wilden; Elk verlangde naar vrou -, naar kinderen; en vrienden. Dan korts daarna quaamen drie Heeren, door laft der Heeren Gevolmaghtigden van hurtne Hoog; Moog. en met goedtvinden der aanweezende Heeren Gemaghtigden ter Admiraaliteit, die in Texel waaren, te Delfzyl, om 't volk te monfteren, en op alles ordre te ftellen: te weeten <, de Heeren Gaal wegens het Kollegie van de Maaze; Koltenhan en Hoornkens wegens het Kollegie van Amfterdam, en Roos wegens dat van Noordthollandt. Den volgenden dagh gefchiedde de monftering, of volkfchouwing, om 't getal van 't fcheepsvolk te weeten: en al 't volk werdt aangezeidt, dat men de fcheepen in V Texel of V Vlie moft brengen: met belofte, dat men dan eenieder naar de zynen zou laaten vertrekken; doch dat men ze, op maandelyke gaadje, tot naader ordre en trom/lag, in dienft hieldt. Op 1 deeze aanzegging toonde zich 't volk der! Amfterdamfche fcheepen vry gewillig, be-' halven op 't fchip van den Kapitein van der c Zaan, daar men naar landt wilde. Ook1 fjoeg het volk der Rotterdamfche enNoordt-c hollandtfche fcheepen aan 't'muiten. Zee-' ker matroos Jan Janszoon de Werelt van II. Deel. Cc Delft, 1Ö65. Al 't volk: van de Rul. ters vloote wil naar huis. Drie Gemaghtigden der Admiraliteit koomen te Delfzyl. ia Aü$i üdirery ea inwilligleit onder ; volk, at niet inger fcheep n\ blyven.  402 Het LEVEN van den Meert al 't volk loopt van rfeNoordihollandticbe fcheepen. Delft, vaarende op bet fchip de Princes Louife, hadt dit vier van wedervvilligheit en oproer aan meeft al de fcheepen geftookt. De Heeren Gemaghtigden begaven zich ftraks naar 't fchip van Van der Zaan, daar zy 't volk met goede woorden ftilden. De matroozen zeiden, dat men ze hadt opgeruidt, en beloofden t'fchecp te zullen blyven, en voort te toonen, dat ze eerlykc luiden waaren. Op dc Maasfcheepen hadt men groote moeite om 't volk tTcheep, en in orde te houden. Doch op de Noordthollandtfche fcheepen hielpen woorden noch reedenen, en meeft al 't volk ging door. De matroozen hadden eikanderen dictsgemaakt, dat men ze in Texel op d'oorlogsvloot zou brengen , daar ze zich te zwak toe kenden. Dat gerucht hadt de muitmaakcr,boven gemeldt, onder 't volk geftrooit: ook werdt hy korts daar aan in een floep gevonden, vaft gezet, en eindelyk te Rotterdam opgehangen. Dat dit volk een affchrik hadt van weêr ftraks in zee tc gaan, met gevaar van in een tweede zeegevecht doodtgefchooten of gevangen te worden, was gantfeh niet vremdt: te meer om dat men daagelyks hoorde hoe quaalyk dat de Nederlandtfche gevangenen, in den leften zceflagh en te vooren uit veele aangenaaide en genoome fcheepen bekoomen, in Engelandt werden gehandelt. Door al dat /erloop van 't volk uit de Noordthollandtfche fcheepen heeft men daarna eenige ma:roozen uit d'Amfterdamfche fcheepen moeren lichten, om hen in 't Vlie te brengen. Vlen moft de fcheepen van Pomp en'tHoen, om  L. Admiraal DE RUITER. 403 bin hunne lekhcit, naar Emden laaten zeilen ; op dat men ze daar zou verzien. Midlerwyl werdt in Hollandt beraadtflaaght over 't verkiezen van een L. Admiraal van Hollandt en Weftvrieflandt, in.de plaats van den Heere van Waffenaar. Veele leeden der Staaten van Hollandt toonden zich in 't midden van Julius al genegen, om den Heer de Ruiter, toen hy noch in zee zworf, tot die waardigheit te verheffen: doch op de tyding dat hy te Delfzyl, met zyne vloot, was aangekoómen, werdt deeze zaak met ernff by der handt genoomen. Inzonderheit zochten de Heeren Burgcmeefteren der ftadt Amfterdam dit uit te werken, die desvveege den tienden van Auguftus aan de Vroedtfchap in bedenken gaven, of men, in deezen ftandt der zaaken, (dewyl men weêr een L. Admiraal over de Maaze hadt geftelt, die den rangh heeft boven den L. Admiraal van Amfterdam) niet van ftadts weegen ter vergadering der Heeren Staaten zou konnen voorftellen, dat de Heer de Ruiter tot L. Admiraal, in de plaatze van den Heere van Waffenaar, moght worden verkooren; op dat hy, in zee gaande, uit dien hoofde het oppergebiedt over de vloot moght hebben, nadien hy tot dat ampt ten hooghften bequaam was. Hier op werdt by de Vroedtfchap verftaan, dat men 't zelve ter Vergadering van hunne Ed. Groot Moog. zou helpen bevorderen. Den volgenden dagh braght men dit ftuk ter vergadering der Heeren Staaten op het tapyt , en de Heer de Ruiter werdt by hunne Ed. Groot Moog. tot L. Admiraal van Hollandt en Weftvrieflandt, in Gc 2 de 1665. Beraadt* flaaging over 't verkiezen van een L Admiraal van Hollandt ia de plasts van Walfenaar. Vooiftel der Burgermeellereavan Amfterdam in de Vroedfchap gedaan. De Ruiter worat door de Heeren Staaten van Hollandt tot L. Ad»  4°4 Het LEVEN van den 16-65. miraal van Hollandt, in de plaats van den Heer van Walfenaar, verkooren. 11 Aug "} Exempel. • II Aug f Commiffie. \ Funclie. cf employ. • De/ere- De Heeren SiaatenGeneraal befluiten de Ruiter te ftellen tot eerfte perfoon en Opperhooft over 'sLandts vloot. II Aug. de plaatze van den Heere van Waffenaar , verkooren: en met eenen beflooten, dat men die verkiezing ter Generaaliteit ftraks bekent zou maaken; ten einde dat den Heer de Ruiter het gebiedt over de gantfche vloot van den Staat, nu zeilreede leggende, by hunne Hoog. Moog. naar 't voorbeeldt f van de voorgaande L. Admiraals van Hollandt en Weftvrieflandt, moght opgcdraagen worden. Ook werdt goedtgevonden *, dat de zaake ter Generaaliteit daar hcene zou werden beftiert, ten einde dat de Heeren hunne Hoog. Moog. Gemaghtigden in Texel moghten worden verzocht, en gelart, om den Heer de Ruiter, Zonder uitftel, in Texel, of elders, by zich te befchryven, en den zeiven opzoodaanigen laft f te becedigen, en in zoodaanige bedieninge { te ftellcn, als hunne Hoog. Moog. aan den zeiven zouden goedtvinden op te draagen*: dat ook den gemelden Gemaghtigden zou worden gelart,' om met kennis van de Gemaghtigden ter Admiraaliteit, eenige of alle de verdere Opperhoofden, en zoodaanige Kapiteinen als zy zouden goedtvinden, die met den Heer de Ruiter waaren ingekoomen, ten fpoedigfte t'ontbieden, en op 'sLandts vloot, naar gelegentheit van hunnen ftaat en dapperheit, in dienft te brengen. Hier op werdt noch ten zeiven daage in de vergadering van hunne Hoog. Moog. beflooten en vaftgeftelt, dat de L. Admiraal de Ruiter, geduurende d'aanftaande tocht, als eerfte perfoon en Opperhooft over 's Landts vloote zou gebieden, doch onder 't oppergezag!) , beftiering en beleidt van de Heeren Rut-  L. Admiraal DE RUITER. 405 Rutger Huigcns, Raadtpenfionaris de Wit, en Johan Borccl, hunne Hoog. Moog. Gevolmaghtigden op de vloot, gelyk te zien is uit het volgende befluit, Extract uit het Regifler der refolutien van de Hoog, Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden. Martis f den xj Augufli 166$. In deliberatie geleidt zynde, is goedtgevonden, en verftaan, dat onder de furintendentie, directie , beleidt, en conduite van de Heeren Huygens., Raadtpenfionaris de Wit, èn Johan Boreel, haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden op s Landts yloot, als eerfte perfoon, en Opperhooft over de zelve vloote, geduurende daanftaande expeditie , kommanderen zal de perfoon van Michiel Adriaanszoon de Ruiter, L. Admiraal van Hollandt en Weftvrieflandt, de welke gehouden werdt tot dien einde den eedt, vervat in haare Hoog. Moog. refolutie van deirtweeden deezer, afteleggen: en voorts als Hooftofficieren Kornelis Evertszoon, Luitenant Admiraal van Zeelandt, de L. Admiraal Kornelis Tromp, L. Admiraal Meppel, Tjerk Hiddes, L. Admiraal van Vrieftandt, de Viceadmiraaien van Nes, van der Huift, Bankert, en Koenders, en de Schoutenbynacht de Liefde, Kornelis Evertszoon de Jonge, en Brunsvelt; doch of V gebeurde dat den gemelden L. Admiraal de Ruiter iet menfchelyks moghte overkoomen, of wel by ziekte, of anCc 3 & 1665. fOpDi/igsdagh.Refolutie by haare HoogmoO" genden tot dien einde genoomen.  4oö Het LEVEN van den t Vermengt. dere ongelegentheit, het kommando over da voorfchreeve vloote niet zoude konnen exerceren , zal by des zelfs affterven, des Godt verhoede, of in cas van voor gezeide ongelegentheit, of abfentie, de voornoemde vloote als eerfle perfoon, ofte Opperhooft, onder de furintendentie, endire&ie, als vooren, kommanderen de voorgenoemde L. Admiraal Kornelis Tromp: des zal de meer gezeide L. Admiraal de Ruiter, en d'andre Hooftofficieren refpelftivelyk, zoodanige ordre feilen by haare onderhebbende^ Scheeps-officieren, dat in cas van zoodaanige voorkoomende ongelegentheit van af ff erven, ftaande het gevecht, en gemefleert t weezende onder 's vyandts vloote, geene de minfte teekenen van zoo droevige toevallen, ofte eenige de minfte veranderinge in 't beleidt der zaaken werde gefpeurt, maar alles in ftaate gehouden, omme by verwiffelinge van den koers der refpe&ive vlooten, of dier gelyke bequaame occafien, daar van notificatie te 'werden gegeven aan de fuccederende Hooftofficieren, ten einde als vooren gemeldt: en zal deeze haare Hoog. Moog. refolutie gezonden worden aan den gemelden L. Admiraal de Ruiter, met ordre omme zich aanflondts naar 'sLandts, V-loote in Texel, en by de Heeren haare Hoog. Moog. gezaamemlyke Gedeputeerden en Geyolmaghtighden aldaar, te vervoegen, ook met zich neemen den L. Admiraal Meppel, en den Viceadmiraal van Nes , mitsgaaders zoodanige andere Officieren, en bequaame perfoonen, ^ als^ hy zal oor deelen op de aanftaande expeditie dienft te konnen doen: mits dat zulks gefchiede piet zoo weinigh ondienfl van zyne. 3 1 ■ - 'on-  I. Admiraal DE RUITER. 407 enderhebbende vloote, jegenwoordigh in de JVejler Eems leggende, als eenighzins doenlyk zal zyn; met dien verftande, dat hy, L. Admiraal de Ruiter, mitsgaaders de voorfchreeve L, Admiraal Meppel, Viceadmiraal, van Nes, en andere Officieren en perfoonen, zoodaanige ordres zullen hebben te volgen, als hun refpeëtivelyk by de gedachte Heeren Gedeputeerden en Gevolmaghtigden gegeven zullen worden: zullende tot dien einde deeze haare Hoog. Moog. refolutie aan de zelve Heeren Gedeputeerden gezonden worden, om te ftrekken tot haar E. naarichtinge, als ook omme aan yder der bovengeroerde Hooftofficieren een extracl te behandigen; en worden de zelve Heeren Gedeputeerden en Gevolmaghtighden mitsdeezen geauthorifeert, om de zelve refolutie in alle zyne deelen ter executie te ftellen, voor zoo veel als daar door het uitloopen van V Landts vloote, en d'aanftaande expeditie niet verachtert zal worden. Eindelyk is gerefolveert, dat deeze haare Hoog. Moog. refolutie ook gezonden zal werden aan alle de Kollegien ter Admiraaliteit, om te ftrekken tot haar E> naarichtinge. G, V. H O O L K. Vt. Accordeert met het voorfchreeve Regiftcr. N. R U Y S C 3. Dus werdt de Heer de Ruiter, zonder zyn verzoek of toedoen, jaa buiten zyn weeten, eerft door de Heeren Staaten van Hollandt Ce 4 tot  06$. Brief van de Gevol maghtigden der Heeren Staaren Generaal aan deRur ter uit Te> xel gezon dsn. 408 Het LEVEN van den tot den hoogen ftaat van L. Admiraal van Hollandt en Weftvrieflandt, in de plaatze van den Heere jwin Walfenaar, verheevcn; en ftraks daarna door hunne Hoog. Moog. tot eerften perfoon en Opperhooft over de vloot van den Staat, geduurende den aanftaanden toght, en onder 't gezagh der drie Heeren Gevolmaghtigden, verkooren.' JDen dertienden der maandt quam h befluit van hunne Hoog. Moog. aangaande het gebiedt. over 'sLandts vloot, ftraks gemeldt, met noch een' brief van de Heeren Gevolmaghtigden, door booden, uit den Haage en Texel, in der yl afgezonden, hem voor Delfzyl ter handen. De brief, ftrekkcnde om zyne reize naar Texel te verhaaften, was van deezen inhoudt.' Edele, geftrenge Heer, Alhoewel wy geenzins twyfelen of uw Ed. • zal zich aanftondts op den 'ontfangh van haar Hoog. Moog. refolutie, daar van een extra® hier nevens gaat, en uw S. directelyk toegezonden is, herwaarts op reize begeven, en by ons vervoegen, ten einde als in de zelve refolutie ftaat uitgedrukt, zoo hebben wy nochtans, ' in conftderatie van de importantie van de zaake, die geen uit ft el kan noch magh lyden, zonder merkelyken ondienfl van den Lande ,hooghnoodigh geacht uw Ed. daar toe op het alferernftighfte te verzoeken en aan te maanen, en dat de zelve zyne reize herwaarts, over nacht en dagh, zonder tydt verlies, wil vervorderen ; op dat de goede ineeninge en intentie van, d4  L. Admiraal DE RUITER. 409 de hooghgemelde haare Hoog. Moog. hoe eer hoe liever in dien deele magh worden achtervolght en geeffe&ueert. Wy hebben in de voor* fehreeve refolutie onder anderen aangemerkt, dat de zelve dicleert dat uw Ed. met zich zoude neemen den L. Admiraal Meppel, en den Vi-, ceadmiraal van Nes, mitsgaders zoodaanige andere Officieren en bequaame perfoonen, als uw Ed. zal oor deelen op de aanftaande expeditie dienft te konnen doen, welke periode wy met de PÏeeren alhier aanweezende Gecommit- . teerden, uit alle de Kollegien ter Adniraali-< teit, geexamineert hebbende, en geconftdereert weezende, dat haare Hoog. Moog. daar nevens. verftaan dat uw Ed. mitsgaders de voorfchreeve L. Admiraal Meppel, Viceadmiraal van Nes, en andere Officieren en perfoonen, zoodaanige ordre zullen hebben te volgen, ah hun refpedtivelyk by ons gegeven zullen worden, hebben, naa ingenoomen advys van de gemelde Heeren Gecommitteerden, hoognoodigh geoordeelt uw Ed. mitsdeezen aan te fchryven, en fordonneeren, dat de zelve den voornoemden L. Admiraal Meppel aldaar zal hebben te doen ver blyven, om over ,s Landts fcheepen en pryzen, met de welke uw Ed. jongft ingevallenis, te kommandeeren, en die buiten om herwaart aan te conduifeeren f, cn daar ontrent den gerequireerden dienft teprefteeren, gelyk wy hem dat toe vertrouwen, pellende en laatende aan uw Ed. keure en difpefitie om den voorfchreeven Viceadmiraal van Nes, herwaart meede te brengen ofte niet, zoo als de zelve dat raadtzaamft en dienftighft vinden zal, en voorts by uw Ed. nèemende zoodanige Cc $ (in- 1665. \Cekidea. ♦  4ïo ' Het LEVEN van den 1665. t Ocgen lik, andere van uw Ed. eige onderhebbende Scheepsofficieren , en bequaame perfoonen, als de zelve zal oor deelen op d'aanftaandeexpeditie dienft te konnen doen: zullende voorts tot .uw Ed. naarichtinge, en om de zelve des te beter te doen begrypen dat zyne fpoedige overkom ft e alhier ten hooghflen noodig is en vereyfcht wordt, dienen, dat }s Landts vloot, op de reede van Texel leggende, t'eene maal zeilvaardigh en gereedt is, nergens naar wachtende als alleenlyk naar windt en weder, en dat wy van meining en gerefolveert zyn, de voorfchreeve vloot met den aldereerften te doen zee kiezen, zelfs met zuidelyke en zuydtweftelyke winden, het Span]'aarts gat uit, zulks dat wy van uw Ed. gewoonlyken 'yver en befcheidentheit verwachten, dat de zelve in V herwaarts - koomen geen tydt, jaa geen moment f, zal willen verzuimen; waar meede eindigende, en uw Ed. komfte met verlangen te gemoet ziende beveelen den zeiven in Godes heilige prote&ie. Gefchreeven in 's Landts jacht, leggende in. V Nieuwe Diep, ontrent den Helder, den scij Augufti, 1665. B. VAN VRYBERGEN, Vt, Uw Ed. goede vrienden De Gedeputeerden en Gevolmachtighden van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden, Ter ordonnantie van de zelve J. SPRONSSEN. Op  L. Admiraal DE RUITER. 411 • Op den ontfang van dien brief, en 't befluit der Heeren Staaten, daar by gevoegbt, quaamen de Heeren Gemaghtigdcn der Ad-r miraaliteiten, Gaal, Kolterman en Hoornkens, die zich noch te Delfzyl onthielden, den volgenden morgen den Heer de Ruiter, over zyne verkiezing tot de waardigheit van E- Admiraal, en van Opperhooft over 'sLandts vloot, begroeten, en gelukwenfchen. Hy befloot terftondt (hoewel hy naa dien langen toght van vyftien maanden wel ruft behoefde, en pas acht daagen uit der zee was geweeft) dc beveelen van hunne Hoog, Moog., cn der zeiver Geyolmaghtigden, tc gchoorzaamen, en zich naar Texel op de vloot te begeven. Hier op liet hy ftraks den .Krygsraadt aan zyn boordt by een koomen, 'daar het befluit der Heeren Staaten, met den jbrief van hunne Gevolmaghtigden, werdt geleezen. Men ftelde toen ordre dat .het goudt, uit Guinea gebraght, naar Amfterdam zou gezonden worden, als ook eenige kiften met het overfchot van 't geldt, tot iofling der flaaven, in Barbarye gevangen, hem medegegeven f. Het bevel over de vloot yoor Delfzyl werdt aan denL. Admiraal Meppel opgedraagen, en de Heer de Ruiter begaf zich ontrent den middagh, met den Viceadmiraal van Nes, en ontrent achtendertig yrywilligen, zoo Bevelhebbers als matroozen, naar Delfzyl, om van daar zyne reis naar Texel voort te zetten. Onder de gemelde vrywilligen, die zich bereidt toonden j pm weêr t'zee te gaan, en hun leven voor 't1 vaderlandt met hem te waagen, was Graaf' 1665. 14 -lag* i Zie p„ iao. De Ruiter 'ei ft naar Fexel. 14 Aug. Vrywilli;en die met lem verrekken,  4i2 Het LEVEN van den tS^ug. 12 Aug. 1 Johan Belgicus van Hoorne; Jonker Relnout van Koeverden, in zyn afwcezen tot Kommandeur op een fchip verkooren; Paulus Auguftyn, Bevelhebber over foldaaten; Jan Bondt, Jan van Lier, Willem van Kuilenburg, Panhuizen, Suis, Meefter Reinier Janszoon Witte, en Joris Andringa, Schryver op het fchip van den Heere de Wildt, die daarna het ampt van Sekretaris by den Heer de Ruiter bediende. Toen de gemelde L. Admiraal van zyn boordt voer werdt hy van al de fcheepen met eerfchooten vereert: ook vondt hy te Delfzyl de foldaaten in de waapenen, en 't gefchut werdt te zyner eere geloft. Hy nam zyne reis, met twee trekfehuiten, op Groeningen, en van daar, over dagh eu nacht, op Dokkum, voorts op Leeuwaarden, Franiker en Harlingen, daar hy den vyftienden der maandt naa den middagh aanquam, In al die fteeden werdt hy met grooten toeloop, en vroolyk gejuigh des volks, ontfangen, en van de Wethouders, voor zoo veel zyn haaft in 't reizen toeliet, vei> wellekomt en onthaalt. Tegens den avondt fing hy te Harlingen, onder 't losbranen van 't gefchut, met een wydtfchip t'zeil, en ftelde zyn'koers naar Texel. Ondertuffchen hadden de Heeren Gemaghtigden in Texel het befluit, by hunne Hoog, Moog. ten aanzien van den dienft des Heeren de Ruiter, op den elfden genoomen, 's anderendaaghs % den Opperhoofden van 's L,andts vloote bekent gemaakt, die alle goedtvillig aannaamen zich daar naar te richten: ïitgezondert alleen den L. Admiraal Tromp. Dees  L. Admiraal DE RUITER. 41 g Dees verklaarde, dat hy onder den L. Admiraal de Ruiter niet begeerde te flaan, en dat hy niet van meening was in zee te gaan; dewyl hem een ander, nu hy de vloot ingoede ordre en flandt hadt gebraght, boven Vhooft Was geftelt. Oók heeft hy den volgenden dagh |, als men over het uitloopen van de vloot in zyne tegenwoordigheit raadtfiaagde, de verklaaring, 'sdaaghs te vooren gedaan, met behoorlyke en eerbiedige woorden f op nieu hervat, en daar benevens verzocht dat hy voor deezen toght * van den dienft \ moght Worden ontflaagen: dewyl hy doch den toght met geen tuft noch genegenthelt zou konnen doen: daar by voegende, dat hy zich in andere gelegenthedcn den dienft van V Landt niet zou ontrekken. De Heeren Gemaghtigden voerden hem, naa dat ze zich met d'aanwee2ende Gemaghtigden van de Kollegien ter Admiraaliteit hadden beraaden, eenige redenen te gemoet, Waar by zy beweerden, dat hy den aanftaanden toght, ortbezwaart, en zonder krenking van zyne eere, kort bywoö-( nen, hem vervolgens vcrmaanende tot zynen; plicht. Maar dewyl hy des niettegenftaande op 't verzoek van ontllag bleef aanhouden , werdt hem eindelyk geantwoordt, dat zy Zich niet bevoeght vonden om hemzoodaanig ontflagh, tegens den inhoudt van 't befluit, by hunne Hoog. Moog. op den elfden der maandt genoomen, te konnen inwilligen: maar in gevalle hy immers by zyn voorneemen wou blyven, dat hy dan zyneontflaaging van hunne Hooghmoogentheden zelfs met een brief zou moeten verzoeken: dat zy in zulk 1665. De L. AdmiraalTromp weigert ortier de Rut;er te (taan. [• '3 Aug. Zie Aitzena xlv. t78. \ Termen. Zyn verwek. * Expedh 'ie. % Empley, Gefprefc laar over ;evallenr.  4 H Het LEVEN van den i665. \Permijpe. \ Comwan dement. Continueren. zulk een gevalle daar over gaarne, hem ren1 gevalle, aan hunne Hoog. Moog. zouden fchryven. Maar dat hy genoodzaakt was dat befcheidt, of immers dathunneHoog.Moog. aan hün, Gemaghtigden, byzondere maght gaven om in dit ftuk ordre te moogen ftellen, af te wachten: dat hy ook zelf naa' 't verkreegen verlof f van daar niet behoorde te fcheiden, dan naa 't aankoomen van den L. Admiraal de Ruiter in de vloote: dewyl het gebiedt $, dat hem, by maniere van voorraadt y door hunne Hoog. Moog. was aanbevoolcn, zoo lang bleef duuren \. Hier mede is de Heer Tromp van de Heeren Gemaghtighden gefcheiden, zonder zich ten vollen te'verklaaren of hy daar over aan hunne Hoog. Moog. zou fchryven of niet. Voorts verHonden de Heeren Gemaghtigden, dat men met het in zee brengen van de vloot moft voortvaaren, hoedaanigh zich die zaake ook, :er eener of ter andere zyde, zou moogen [chikken: zonder daarom 'twerk op te houden; dewyl d'ervaarenheit hadt geleerdt, dat men, met marren eenige goede gclcgentheden verwaareloozende, de zelve dikwils in weeken of maanden niet wederom kon aantrclfen: voornaamelyk als men zou wachten naa ooftelyke winden om 's Landts vloot door 't Nieuwe Diep in zee te helpen. De Heeren Staaten van Hollandt, uit zeeker fchryven van de Heeren Kornelis Witfen, Oudtburgermeefter der ftadt Amfterdam, en den Kaadtpenfionaris de Wit, hunne Hoog. Moog, Gemaghtigden in Texel, verftaan he'bbende, iat de L. Admiraal Tromp zwaarigheitmaak. " té  L. Admiraal DE RUITER. 41$ te om onder den Heer de Ruiter te ftaan, of in zee te gaan, fchreeven daar op hunne meening aan de gemelde Heeren in den volgenden brief, De Staaten van Hollandt cn Westvrieflandt. Edele, erentfefte, höoghgeleerde, wyze, voorzichtige Heeren, Wy verneemen met misnoegen en yerwonderiug, dat de Luitenant Admiraal Trompr uit onze difpofttie, ten aanzien van de qualiteit en V commandement gedeferee'rt | ctan den L. Admiraal de Ruiter, occafte genoomen heeft van tergiverfatie % in de uitvoeringe van des Landts dienft, hem aanbevoolen, ook zoo verre dat hy weigeren zou te ft aan onder 7commandement van den voornoemden de Ruiter, en vervolgens omme voor des Landts dienft in de aanftaande expeditie \ zich te laaten employeren *, vertrouwende niettemin dat hy zyne gedachten over eene zaake van zoo grooten gewiekte voor den dienft van den Lande in V gemeen, en de refletlie die over het voorfchreeve doen tegens zyn perfoon in 't particulier gemaakt zoude moeten worden, nader hebbende laaten gaan, zich beter zal beraaden hebben: ende hoe het zoude moogen weezen, dewyle door zoo onberaaden voornoemen des Landts dienft in geenen deele magh verwaarlooft worden: zoo begeeren wy dat gy luiden de zaaken by alle manieren, doenelyke en bedenkelyke weegen, daar heenen dirigeren zult, dat, zonder aanfchou op den per joon van den voornoemden Lui- 166$. Brief der Heeren Staaten van Hollandt aan de Heeren Wittenen de Wit aan. gaande de weigering van den L. AdiniraalTromp."tOpgedragen. t Achtervit'deizihq , 0/ fcboorvoeting. | Tocht. * Gebruiken.  4iö Het LEVEN van den 1555. t Volharden. \ Verach tert. Vier Kapiteinen afgezet. Zie Aitzema XLV. 47». tenant Admiraal Tromp, en 'tzy hy zich beter bedacht hebbe, ofte by zyn onbevoeght en onvoorzichtig opzet zoude moogen per ft ft er en f, daaromme het uitgaan van de vloote ingeener- ley wyze opgehouden, ofger et ar deert ±, nemaar zonder eenig verzuim van tydt of occafte geavanceert en geëfe&ueert zal worden. Ende onder des niet te min verwachtende U. Z. advertentie over den finaalen uitftagh van de refolutie, de welke by den meergemelden Tromp noch op date deezes zal weezen genoomen, omme de mefuren van onze nadere deliberatien over het voorfchreeven zyn doen daar naar te moogen dirigeer en, en ons voorts gedraagende tot U. L. goeden yver en wyze diretlie over het fpoedig uitbrengen van de voor zeide vloote, beveelen wy U. L. in de befcherminge Godes. Gefchreeven in den Haage, den dertienden Augufti, zeftienhondert vyfentfeftig; Ter ordonnantie van de Staaten. HERBERT van BEAUMONT. D'inhoudt van dit fehryven werdt achtervolght: doch de Heer Tromp, zich naader bedenkende, of laatende overreeden, en op de vloot blyvende, voegde zich naar de meening of ordre der Heeren Staaten. Ontrent deezen tydt zyn noch vier Kapiteinen, wegens hun plichtverzuim in den leftcn zeeflagh, door den Schecpskrygsraadt van 1 hunne dienden gezet, en al d'andere befchuldigde Bevelhebbers en Kapiteinen vry. . ^ g  L. Admiraal DE RUITER. 41? gefprooken. Men hadt, eenige weekéh géleeden, goedtgevonden, dat men eenige perfoonen , in de zaaken van 't zeemanfchap en 't oorlog te waterwel ervaaren, met dë drie Heeren Gevolmaghtigden van hühne Hoog. Moog. over 't bedryf van 'sLandts vloote^ zou laaten in zee gaan, om de gemelde Heeren in alle voorvallende gèleegentheden; als Zeeraaden, van raadt te dienen. Hier toe' waaren eenige matineri, die geacht werden tot dien dienft nut en bequaam te zyn, voor-^ geflaagcn, als naamentlyk, de perfoonen van Jan Korneliszoon Vrek, Burgermeefter van Monnikendam ; Dirk Pieterszoon Roodthooft, Burgenieefter van Purmereinde; Kornelis Kruik, Raadt en Vroedtfchap van Schiedam; Dirk Duizendt en Douwe Aukes, beide koopluiden tot Amfterdam; Jakob Muts, koopman te Schiedam; Adriaan Bras, koopman te Hoorn; Klaas Adriaanszoon Bakker, Equipagiemeefter te Deifshaavert, en Simon Willemszoon, koopman te Middelburg. Doch naa eenig overleg lieten zich de^ Heeren Vrek en Simon Willemszoon tot' dien lalt gebruiken: ook gaf meh hert een, acte van indemniteit, of fchaadeloöshou- 't ding, om hen buiten fchaade te houden, in-1 dien ze, buiten vermoeden,- in 'svyandts handen moghten vervallen: met verdre toezegging, dat hen, naa 't eindigen van de toght, zoodanige eergift f ert gedachtenis' zou toegevoeght worden, als naar gelegent-' heit van tydt en zaaken bevonden Zoii worden te behooren. Men heeft ook^ om te-t beeter ordre op de foldaaten, die op devlootli II. Deel, D d waa- 166$. Perföonerj tot Zeemden der drieGevolmaghtigden voorgeïlaageno l K. Vrefe :n Simon Willems:oon daar oé aaf)ge=. telt. Hohora* iutn. ïevelheB^ ers der itlJtfoh  4i 8 Het LEVEN van den 16-6-5. chaten in cc vloot. Het in zee gaan der drie Gevjitnaghtigdenwordt tegen gefprooken.•J- Zie Altzema xlv. 468. De tocht werdt de Wit afge» raaden. Wkieftrt Hifi. Hv. xv. Zyn ant woordt. waaren, te houden, eenige voornaame Bevelhebbers van landtfoldaaten belaft in zee te gaan, en den gemelden Heeren Gevolmaghtigden van hunnen raadt te dienen: te weeten, de Kornellen Dolman, en van Mauregnault, de L. Kornellen van Gent cn van Santen, en de Sergeant Majoor van Wynbergen. Ter zclver tydt viel veel te zeggen over 't aanftellen van de meergemelde drie Gevolmaghtigden, die met de vloot ftonden in zee te gaan. Zommige oordeelden, dat men 't beleidt der vloote behoorde te laaten aan de gewoone Zeeoverften f. Zommigen was 't inzonderheit tegens de borft dat de Raadtpenfionaris van Hollandt, Johan de Wit, zich zelvcn tot dien gevaarlyken dienft genoeghzaam vry willig hadt opgeofrert, zonder te zien op 't gevaar van ftormen en vyanden, noch 't belang van zyn gezin en vrienden: jaa eenigen meenden dat hy door zyn afweezen den gemeenen ftaat, zulk een Stuurman mhTende, in groot gevaar ftclde, en zyne vyanden veellicht gelegenthcit zou gecven om alles overhoop te werpen. Dit vertoonden ze hem, met al 't gevolg dat te duchten ftondt. Maar zy konden zyn opzet niet verzetten. Hy gaf hun tot antwoordt, dat ' de behoudenis van zyn perfoon, en zyn geluk, aan de behoudenis van den Staat hing: cn dat de goede of quaade uitkom/I van een'1 tweeden zeefagh beide zou behouden, of bederven. Dat in de vloot eenige mannen waaren, die moedts genoeg hadden om te vechten, maar dien ,t 'aan beleidt ontbrak om den ftrydt tot een goeden nitgank.te.be/lieren: dat hy zich verplicht vondt  Li Admiraal DE RUITER. 419 vondt om de drift der dapperheit, ah ze te ver ging, te helpen maatigen. Voorts gaf hy in 'deeze daagen een treffelyke proef van zyn aluitvoerend verftandt, met den vaderlandje .een dienft te doen, dien de naakoomelingen niet licht zullen vergeeten, ten aanzien van 't nut dat 'er uit volgde. Dit gefchiedde toen hy 'sLandts vloot, tegens het gevoelen van de Lootfen en zeevaarende luiden, uit Texel met Zuide, Zuidtwefte, en met Wefte winden in zee heeft gebraght. Voor deezen -werdt by al dc Lootsluiden geoordeclt, en voor zeker gelooft, dat maar tien ftreeken van 't kompas aanleiding gaaven om uit Texel in zee te koomen, en dat'er tweeëntwintig ftreeken, die in dit geweft meeft waaijen, de fcheepen binnen hielden: maar nu heeft de Raadtpenfionaris de Wit, door naaukeurig onderzoek, zelfs in perfoon bevonden, ('t geen ook door de daadelyke uitwerking werdt beveftight) dat de fcheepen van de reede van Texel, door het Landts Diep, ofte uit de Slenk, oft uit het Spanjaardts gat, metachtentwintig onderfcheide ftreeken van 't kompas in zee konden fteeken: invoege, dat niet meer dan vier ftreeken het uithoornen konden beletten; te weeten, Weftnoordtweft, Noordtwefttenweften, Noordweft, en Noordtwefttennoorden. D'oudtfte cn ervaarenfte Peillooten, of Lootsluiden, dreeven ftyf en fterk, dat het onmoogelyk was met zwaare fcheepen door 't Spanjaardts gat in zee tc loopen. Doch de Raadtpenfionaris de Wit bleef hier aan de dwaaling der verouderde waan niet hangen, noch liet zich door de Dd j waar- De Wit arbeidt om de vloot, tegens het gevoelen der Lootsluiden , .in zee te brengen. Uit de 'MiT(ive en de bjlaagen van d'expcdiiie ter zee des jaars 166", gedrukt tot Delft 666: Bevindt, door nyver onderzoek, dat men uit Texel met achtentwintig ■ ftreeken van 't kompas kan in zee loopea.  42© Het LEVEN van den 4%. Onderzoekt en peilt het Spanjaart» gat. Bevindt dat het met een' gemeenenvloedt waters genoeghheeft om zwaare fcheepen in zee te 1 brengen. • j Helpt óe '. •loot mee ] 2uide, ■ waarfchynlykheit van de redenen der Lootsluiden niet paajen: maar hy voer met floepen en ettelyke Lootsluiden in 't Spanjaardts gat, om de gronden, daar men de meefte ondiepte waande te hebben, zelf met peilen t'onderzoeken, en ondervondt, dat het gemelde gat, een groote myl lang, inwaart aan, op laagh water genoeghzaame diepte hadt: ten minfte van tweeëntwintig, vierentwintig en meer voeten, tot zeekre plaats of drooghte, genoemt Kaap in tooren: welke plaats een groot vierendeel myls wel doorgaans de zelve diepte hadt, doch dat daar verfcheide ribbekens of rifkens in den grondt gevonden worden, vier of vyf roeden breedt, die by laag water niet meer dan twintig, negentien , achtien, of fchaars achtien voeten diep waaren: en dat voorts het einde van 't gat, t'zeewaart aan, tot in de ruimte toe, by 't laaghfte water een bequaame diepte hadt, ten minfte van een- twee- drie- en vierentwintig en meerder voeten. En dewyl een gemeene vloedt het water in 't Spanjaardts gat ruim vyfdehalf voet deê hoogen, zoo bleek daar uit, dat in 't ondiepfte van't gemelde gat, met een' gemeenen vloedt, ten minften tweeëntwintig voeten waters wordt gevonden. Op dees ondervinding ftelunende, Ireef de Raadtpenfionaris door, dat men de .doot door 't Spanjaardts gat (want de windt iet niet toe door 'sLandts Diep, of de Slenk, uit te loopen) in zee zou brengen. 3it werdt den veertienden van Auguftus, net een Zuiden en Zuidtweften windt, in c werk gefteldt. Hy zelf nam met den Heer van  L. Admiraal DE RUITER. 4a1 van Haaren aan,voor de twee grootftefcheepen, 't Huis te Swieten en Delflandt, te zorgen , en 't ongemak dat 'er van koomen zou op zich te neemen. Ook raakten die twee fcheepen, alhoewel zeer inwaart gelegen, d'allereerfte van al de fcheepen met gemak in zee: en indien men ten aanzien van alle d'andere fcheepen gelyke vlyt hadt betoont, zoo zou milfchien de gantfche vloot met het zelve gcty in zee zyn geraakt: maar nu bleeven eenige, men houdt door d'onkunde of traagheit der Lootfen, leggen, die den volgenden dagh, den vyftienden, met een Weftelyken windt meelt, uit raakten. Dus braght men 'sLandts oorlogsvloot (behalven eenige van de lefte fcheepen, die den zestienden, toen de windt Noordtooft liep , door 't Landts Diep uitzeilden) door het Spanjaardts gat, zonder ongemak of grondtroering, in zee: en de Heer de Wit meende dat men ter naauwer noodt, 'al was de windt Wefttennoorden, door dat gat, by handtzaam weêr en effe zee, zou konnen uitloopen, 't geen men te vooren, uit onkunde, onmoogelyk achtte. Hier uit ontftondt dat veele zeevaarende luiden dat zeegat, ter gedachtenilfe van de Wits ondervindinge, in plaats van 'tSpanjaardts gat, Heer Jan de Wits Diep noemden: welke benaaming noch in zommige kaarten van Hollandt, federt uitgegeven , wordt gevonden. Naa 't uitloopen der vloote onthielden zich de drie Heeren Gevolmaghtigden, voor eerft op het fchip de Liefde, dat door den L. Admiraal Tromp werdt gevoerdt, Zy hadden tweeëntnegenDd 3 tig 16-65. iuidweft* :n Wede winden toor 't Spanjaarts gat in zee. 14 Aug. Miffive e» bylaagen i666 ge* drukt. 15 *4«i* 16 Augi Tan de Wits Diep. Lyfwachi derdrieGe*  42a Het LEVEN van den 1665. volmagh» tigden op de vloot. t Guardt Llai itime. * «4 Aug \ Difcipli rte. t Advys Befluit dei Stajten Generaal aangaande den L.Ad miraal Tromp. 15 Aug. tig matroozen tot een lyfwacht ter zeef, daar zy den perfoon van Steven Korneliszoon, burger van Rotterdam, rot Kommandeur over ftelden*; met maght en bevel, om de zelve, onder twee Quartiermeefters, ingoede ordre en tucht j te houden, en daar over te gebieden zoo als hy, naar zyne befte wetcnfchap en kennis, ten meeften dienfte van den Lande zou bevinden noodigtezyn. Daarna zochten de gemelde Heeren met den Krygsraadt op alles goede ordre te ftellen: ook hebben ze met eenpaarigheit en goedt verftandt, tegens alle voorgaande misflagen, zoo veel moogelyk was, voorzien. Aangaande het misnoegen van den Heere Tromp, hadden hunne Hoog, Moog. volgens het gocdtvinden f van die van Hollandt, beflooten, dat ze den Heeren hunne Gevolmaghtigden iaTexel, indien de L. Admiraal Tromp noch binnengaats moght zyn, of ander fins den Heeren Huigens, Raadtpenfionaris de Wit, en Boreel,. hunne Hoog. Moog. Gevolmaglitigden op 'y Landts vloote, maght zouden geven '^omme , noopende het in zee gaan van den L\ Admiraal Tromp, zoodaanige ordre te / .. % als de zelve ten befte van de voorfchreeve vloote, en ten meeften dienfte van den Lande, bevinden zouden te behoor en: mits dat in den rang en ordre van de Hooftbevelhebberen over de wemelde vloote (gelyk die by hunne Hoog. Mo% vaftgeftelt en uitgegeeven: alles ftrekkende op dat zich elk inzynenplichtnaar behooren zou quyten. Dc Heer de Ruiter was ondertulfchen op den zeiven dagh, toen de lefte fcheepen der vloote in zee rtaaken. (waar van twee elkandere in 't Landts Diep befchaadigden, en te rug moften keeren) ir Texel gekoomen ; daar men drie lichte fregatten hadt laaten leggen, om hem naar dc vloot te brengen. Hy vondt hier eenige Gemaghtigdcn der Heeren Staaten in 't 'sLandt; jacht in 't Nieuwe Diep, van de welke h} zynen laftbrief omring: waar op hy den eedi van getrouheit, niet alleen als L. Admiraal van Hollandt en Weftvrieflandt, maar ook ah Opperhooft en Admiraal over 'sLandts vloote, onder 't oppergezagh der drie Heeren Gevolmaghtigden , voor d'aanftaande toght, in bun- 1665. Artykelssrief. t Zie V Greotplak' kaatboek. 2 deel. p. 3'75Aitzema XLIV. 137» t 4 d»SNader ordre. t 27 >B De Ruiter komt in Texel. 16 Aug. Doet den eedt van getrouheitt  i66$. En ook den eedt tan zuive ring. "f Zie de Refolutien der Staaten van Hollandt 1679. ge. drukt, p. i6l, 263. Inhout van den eedt, door de Kuiter, als Opperhooft der vloote, gedaan.Zie Aitze ma xlv. ' 474Gaat met drie fre- , gatten ■ t'zeil. ' 17 Aug. < I f C c n v \ Komt in 1 de vloot, r ttAng. j 428 Het LEVEN van den hunne handen afley. De Heer Aart van Nes deedt toen ook den eedt, als Viceadmiraal onder 't Kollegie ter Admiraaliteit van de Maaze. Daarenboven deeden ze den eedt van zuivering f, dien men in Hollandt gewoon is den geenen, die ampten ofwaardigheedenverkrygen, af te eifchen; om alle onbehoorlyke amptkoopingen voor te koomen. D'eedt, die ten dien daage door den Heer de Ruiter, als Opperhooft der vloote, werdt gedaan, beftondt uit de volgende woorden, Ik belooveen zweere naar myn uiterfte vermoogen te zullen naakoomen en executeren den inhoudt van de inftru&ie , en ordres, my albereits gegeven, en die my voorts, raakende myn jegenwoordig smploy, van tydt tot tydt, by of van weegen ie Hoogmoogende Heeren Staaten Generaal zouden moogen worden gegeven, ofnaagezonien. De L. Admiraal de Ruiter meende dien welven dagh t'zee te gaan, en de vloot op te roeken, maar de windt liep hem tegen, en le vloedt was in 't water, zoo dat hy moft )lyven leggen. Den volgenden morgen zeille hy met den Viceadmiraal van Nes, en zyn nder gevolg, met twee fregatten tot in den tiondt van 't Spanjaardts gat, daar het fregat ichiedam, dat vyfentwintig ftukken, en eenntachtig man voerde, op hem wachtte. Hier p overgaande, en zee kiezende, raakte hy och 'savondts laat in 't gezicht van de vloot: weshalve de Heeren Gevolmaghtigden laft gaen , dat men kleen zeil zou maaken, op dat iy te beter en te eerder by hun moght kooien. Dus quam hy den volgenden morgen, ort naa 't opgaan der zonne, aan het boordt vaa  L. Admiraal DE RUITER. 429 van 't fchip de Liefde, daar hem de Heeren Gevolmaghtigden, Huigens, de Wit, enBoreel, verwellekomden. Men befpeurde toen alomme onder al de Bevelhebbers een algemeene vreugde, over zyne komfte, in de vloote : ook droeg zich de L. Admiraal Tromp, t'zyner aanzien, met alle gemaatightheit: zoo dat de Heeren Gevolmaghtigden hoope fchepten, dat zich alles tuflehen beiden wel zou fchikken. Doch de Heer Wikkefort geeft in zyne Hiftorie te kennen, dat het verdragh, 't welk de Raadtpenfionaris de Wit tuffchen hen beide maakte , wel eenigen fchyn hadt van vreede, maar hen in der daadt niet vereenighde : dat daar door 't ongenoegen van den eenen , en d'ongeruftheit, of bekommering, van den anderen niet geheel werdt weghgenoomen: dat Tromp de zaak wel liet zakken, maar met groote wederwilligheit; invoege dat zommigen op hunne vriendtfehap geen grooten ftaat dorften maaken: maar anderen vertrouden 't befte. In 't eerfte gefprek dat men met den L. Admiraal de Ruiter hieldt, begoften de Heeren Gevolmaghtigden, in 't byzyn van den L. Admiraal Tromp, terftondt met hem over al de verandering, die, vermits zyne aankomfte, in de voorgaande gefielde ordres noodtwendigh moft gefchieden, te handelen. Toen werdt by de Heeren Gevolmaghtigden , met eenpaarige ovcreenftemminge van alle de Opperhoofden, goedtgevonden, dat hunne Ed. Moog. nevens den Heer de Ruiter, van 't fchip de Liefde op het fchip Delflandt, te vooren den grooten Spanjaardt genoemt, zouden overgaan, en Jfich 1665. Ifikkafort Hifl. liv. '5. Men 5a- luit dat de jevolmag:igden met de Ruiter souden avergaan }p 't fchip Delfland.  16-65. Dat uitck drie esquadres noch een vierde zou geformeert wor den. fTroupede referve. Ordre op het voeren der vlagge. jGeredreffeert. Ordre aangaande het \ vierde esquadre ou-' derdeRui- 1 ter. i 18 Aug, t - s i Corps de i referve. t 1 430 Het LEVEN' van den zich daar voor een tydt onthouden. Voorts dat men uit yder van de drie esquadres der vloote zeven kloeke fcheepen en fregatten van oorlogh, en Branders naar gelang, zou neemen, en daar uit een vierde esquadre, of een hoop van toeverlaat f, voorden L. Admiraal de Ruiter zou by een brengen: waar over, als Viceadmiraal, de Heer Aart van Nes, Viceadmiraal van de Maas, zou gebieden, en als Schoutbynacht Fredcrik Stachouwer, Schoutbynacht onder 't Kollegie van 't Noorderquartier. Ook werdt beflooten, dat het esquadre van den L. Admiraal de Ruiter den wimpel voortaan zou voeren van de groote fteng: het esquadre van den L. Admiraal Kornelis Evertszoon van de voorfteng; het ïsquadre van den L. Admiraal Tromp van de miisfteng, en dat van den L. Admiraal Tjerk tiiddes de Vries zou een geus voeren op de oocghfpriet. Op dien zeiven dagh werden al de voorige befluiten, ordres enfeinen, naaide tegenwoordige gclcgentheit verfchikt f. Dok werdt verdaan, om de minfte verande•ing in d'ordre van den vyftienden van Auguftus te maaken, dat zoo lang de vloot koers zeilde, het nieuwe esquadre van den L. Admraa.1 de Ruiter den voorrang zou hebben, m d'andre drie zich richten naar de gemelde irdre: doch wanneer de vloot met den vyandt n 't gevecht zoude koomen, dat dan het nieuve esquadre van den L. Admiraal de Ruiter gebruikt zoude -worden als een lichaam van oeverlaat, 1 en dat de drie andere, tegens len vyandt aangaande, zich richten zouden mar 7 vooifchrifi in de voorzeide ordre veri . ; vat:  L. Admiraal DE RUITER. 431 vat: dat dus het zelve vierde esquadre van den L. Admiraal de Ruiter het oogt zou houden op het bedryf van een ygelyk der andere esquadres: maar befpeurende dat iemant in te zwaaren noodt zou moogen geraaken, en van den vyandt te veel overmant worden, dan zoude hy den zeiven aanfiondts, of met zyn geheel esquadre , of met een genoeghzaam gedeelte , geleidt door den eenen of den anderen van zyne Opperhoofden, helpen * of doen helpen, en in allen gevalle voor 't eindigen van '£ gevecht met zyne gantfche onderhebbende maght mede een uiterfle pooging f op den 'vyandt doen; om in diervoegen cVoverwinning onder Godts genadigen zeegen des te beter en te zeekei der te moogen bevechten en weghdraagen: en dit alles behoudens en onvermindert den rang en ordre die hunne Hoog. Moog. by der zeiver befluit van den elfden van Auguftus, hadden verftaan dat onder de gemelde Opperhoofden zoude worden gehouden. Daarna nebben de Heeren Gevolmaghtigden al de Kapiteinen der vloote aan boordt gefeint, en hun den perfoon van den L. Admiraal de Ruiter, als Opperhooft van de vloote, volgens het befluit van hunne Hoog. Moog. van den elfden van Auguftus, voorgeftelt, en ecnen ygelyke bevoolcn hem in dien ftaat t'erkcnnen en te gehoorzaamen: ook dienvolgendehet ooge op dc feinen te houden, die voortaan uit het fchip Delflandt zoitden worden gedaan, en zich daar naar te richten. Voorts werdt den Kapiteinen al de geltelde en beraamde ordres door de Heeren Gevolmaghtigden bekent gemaakt, cn wel in- > ••, "3■ ■ 1, e 3.HeldenDavids 48. 150. 10. 64. Jan Tandt. Zeelandia. 36. 83. 20. 36. Jakob Pcteys. De Fafint. 38. 118. 15. 17. JVw Krynszoon. Scbaaker/oo. 24. 81. -- 31. Sjjbc« Lonke. Spbxra mundi. 40. 140. - - 60. Adriaan de Haaze. Dordrecht. 49. 145. 15. 50. Willem Boudewynsz.vanEyk.Scbiedam. «5. 71. -- i0. Jakob Centen. DeH0llandtf.Thuin.4S. 164. -- 50. Jakob Pcnfeu. Middelburg. 46. 138. 17. 56. Engel Janszoon. De Vlasblom. 46. 171. -- 42. Klaas Valchen. 'TWapenvanHoorn.ZO. 120. 10. 18. taurens de Bruin. DeMaagt van Enkb. 38. 122. 12. 3c. kloris Blom. Dc groote Harder. 38.134.17. 5. ddriaan van Krniningen. Der Goes. 34. 96. 20. 38. Marinisz. De Zeeridder. 34. 101. 2-2. 44! 999-3323.3u.ySI HL Esquadre onder den L. Admiraal Kornelis Tromp. t. Admiraal Tromp. De Liefde. 70. 338. 24. 48. lakob A. Swart. Krniningen. 60. 236. JO. 38. lenrik van Tol. Duivenvoorde. 52. 176. 38, 27. 'ernilis Muts. He Beurs v. Amflerd. 52. 190. -- 45, Idi taan 'Feeding Berkhout. Dt Princejfe Royal». 40. 146. 36. 20. J°°F  L. Admiraal DE RUITER. 435 Jooft Verfchuur. Zuiderhuis. 56. 186. ao. 18. Klaas Anker. DeHollandf.Tbuin. 56. 184. 10. 58. Jan van Blankenburg. Overyjfel. 36. 140. -- -- ViceadmiraalvanderHulJl.Amfterdam. 68. 246. 52. 41. Henrik Vroom. Tydtverdryf. 60. 249. -- 51, Niklaas Marreveldt. Staveren. 52. 172. 10. 42. Pieter Uitenbout. Groeningen. 50. 168. - - 30. Nikolaas Naalhout. Batavia. 44. 148. - - 45. Jooft Herman Klant. St. Pieter. 40. 153. -- 29. Lieve Hazeveldt. De Harderin. 40. 126. 13. 17. Jan Blankaart. De Viffchers Harder. 26. 70. --26. Schoutbynacht de Liefde. Groot Hollandia. 68. 267. 44. 70. Dirk Schey. Oofterwyk. 68. 242. 22. 35. Jakob Willemsz. Broeder. De DomvanUitrecbt.SQ.. 165. 9.28. Jakob Wiltfchut. Harderwyk. 46. 170. IO. 29. Kornelis Thomasz. St. Paulus. 40. 146I 48. Laurens Davidsz. Gornicbem. 36. 98. 27. 21. Pieter Karffeboom. De Munnik. 30. 130. -- 23. II 78.4146.315.800. IV. Esquadre onder den L. Admiraal Tjerk Hiddesz. de Vries. L.Admiraal TierkHiddesz.De Steeden. 57. 231. 14. 47. ViceadmiraalRudoIfKoenders.Stadt en Landen. 54.215. -- 42. S.bynacbt HenrikBrunsveldt.Albertina. 54. 205. -- 61. Bar ent de Vries. De Zevenwolden. 54. 160. 29. 48. Jan Jansz. Vyzelaar. Weflergo. 54. 196. 14. 36. Albert Pietersz. de Boer. Oftergo. 63. 216. 54. 31. Jooft Micbielsz. Hollandia. 40. 136. 33. 30. 'ï~de Hilkesz. De Poftiljon. 38. 170. 2. 29. Jan Vinkelbos. Frifia. 40. 116. 40. 30. Kornelis Allardtsz. Ooftrum.Omlandia. 48. 144. 28. 22. Willem Kanter. Groeningen. 44. 150. 13. 29. Karften de Rechtere. 'T Huis te Zwieten. 70. 246. - - 77. Arent Simonsz. Vader. De wakende Boey. 52. 176. IO. 35. Jan Adelaar. 'TRaadbniSv.Haarl.S2. 178. 18. 31. Eland dn Bois. De Vreede. 40. 127. -- 18. Herrit Boos. 'Tkaftce! v.Mcder.bl. 30. Hó. 17. 9- Henrik Vollenhoove. De Zon. 50. 152. 23. 26. Heyn Brouwer. De kleent Harder. 36. IlS. 5. IS. VTsbrandt de Vrits. Doesburg. 50. 174. 22. 26. Jan Raap. St. Paulus. 44. 155. -- 35. Kornelis Viktol. De witte Eenhoorn. 31. 123. 18. 17. Simon Janszoon. De Hoope. 44. 150. -- Jo. Pieter Klaasz. Ifynberge». Weftvricflandti 50. 144. 27. 42. Jtlkob Pbilipsz. Zutfen. 38. 120. - - 35- 1138.3918.365-801. Ee 2 Ook 1665.  43^ Het LEVEN van den 1665. Vaft-en bededagh over de Nederlanden uitge fchreven. 18 Aug. % Dit zag op den vyandtlyken toeleg Ook waren by deeze vloot elf of twaalf branders, ettelyke behoeftfluiten, en meer dan twintig galjoots, jachten, en ander kleen vaartuig, om af en aan te zenden. Bovendien hadden de Heeren Staaten noch verfcheide fcheepen in 't Landt: onder anderen twaalf, onlangs uit Guinea gekoomen, waar van men negen in 't kort kon in zee brengen; en noch een goedt getal groote fcheepen van den nieuwen aanbou, die byna gereedt waaren om dienft te konnen doen. Weinig daagen naa dat de vloot hadtzeegekoozen, werdt by de Heeren Staaten, om Godts zeegen té . verwerven, een algemeenen vaft-en bededagh over alle de vereenigde Nederlanden uitgefchreeven, in welke uitfchryving hunne Hoog. Moog. te kennen gaven, dat het Godt door zyne rechtvaardige oordeelen geliefde de Nederlanden met den zwaaren oorlog te water ( waar in de zelve, door d'onrechtvaardige pretenfien van hunne nagebuuren, belydenis doende van eene en de zelve Gereformeerde Religie, •waaren ingewikkelt) te bezoeken: dat daar door de zeevaart en koophandel der ingezetenen (een van de voornaamfie zeenuwen van den Staat) genoegzaam ftil flondt, en dat de wapenen van den Staat zoodaanig geluk niet gehadt hadden, als wel van Godts onverdiende genade was verhoopt en verwacht, en dat daarenboven de zelve Staat met een tweeden oorlog aan de landtzyde werdt gedreigt X: alles ongetwyffelt ter oorzaake van de zwevende zonden in den lande, waar uit gemerkt kon worden dat Godts toorn over 't vaderlandt was ontfleeken: en  L. Admiraal DE RUITER. 437 en dat desniettegenftaande het zyne Goddelyke Majefteit, naa zyne oneindelyke bermhertigheit, gelieft hadde, federt eenige daagen herwaart, een aanzienlyke fcheepsvloot\, gekroont met zegen en overwinning, gelukkig als met zyne handt binnen deeze Landen te geleiden: dat wyders, tot afkeering van 't gedreigde geweldt en onheil te water, weder een fcheepsheir \ was toegeruft, ook te lande zoodaanige voorzieninge gsdaan ais by menfchelyke weegen en middelen wegens den Staat behoorde gedaan te worden: maar dat van 't een en 'f ander niet te verwachten ftondt zonder des Heeren zeegen: dat zy daarom hadden goedtgevonden, volgens het oude Chriflelyk gebruik, een algemeenen vaft- en bededagh , tegens Woensdagh, die den tweeden September zou weezen, over de vereenigde Nederlanden uit te fchryven: op dat een yder zich ten zeiven daage voor Godt den Heere vangantfcher harten zou vernederen, en, met-oprecht berou over zyne misdaaden, voor Godts aangezicht verfchynende, zyne Goddelyke Majefteit van herten over zyne onverdiende genade loven en danken, van dat het den zeiven gelieft hadde , onaangezien de voorfchreeve meenigvuldige zonden, zyn aanfchyn wederom over den Staat te wenden, en de gemelde fcheepsvloot voorfpoedelyk in '£ landt te laaten aankoomen: en voorts den zeiven Godt vieriglyk bidden, ten einde het zyne Goddelyke Majefteit moght gelieven 'sLandts ingezetenen, door Chriftus Jefus, en het bloedt des nieuzven Verbondts, wederom met zich te verzoenen, en vervolgens alle vordert plaagen en welverdiende ftraffen af te wen-. Ee 3 den\ 16-65. van den Bijfchop van MunIer. \Te weeten de vloot onder de Ruiter uit Guinea gekoomen.1 Scbeepsarmaie.  438 Het LEVEN van den De biddag werdt misbruikt.Zie Aitzema XLV. 483. * Odieufe. 1 Termen. $ Comparaticn,4 Te taxeren. * Üisrefpt£t. 3 \ZiedeRe. felutien der Staa- ' den: den Staat en d'ingezetenen van dien te kroonen met vreede , voorfpoedt en heil, alle lijtige aanjlaagen, die tegens den Staat moghten ondernoomen worden, te niet te maaken, en de Folmaghtigden, Hoofden, Krygsbevelhebbers, en het gantfche zeeheir, te neemen en te houden in zyne dlmaghtige befcheminge, en de zelve te kroonen, en te laaten wederkeeren met een gezeegende overwinning over de vyanden van den Staat; en voort zynen zeegen te verbenen over het algemeene vaderlandt: alles tot grootmaaking van zynen heiligen naame, voortplanting van de waare Chriflelyke Gereformeerde Religie, behoudeniffe der zoo diergekochte vryheit. en aller zielen zaaligheit. Doch op dien zeiven vaft - en bededagh beftondt Jakobus Sceperus, Predikant ter Goude, ten aauhooren van de Heeren Wethouderen der ftadt, niet alleen zaaken op den predikftoel te brengen die buiten zyn ampt waaren, en de regeering raakten: maar ook de Regeering met haatelyke * woorden f en vergclykingen J over te haaien \: 't welk verftaan werdt, tot onftichting en ontrufting der gemeente , en zelfs tot kleenachting * en ondienft der regeering, te dienen. Waar over ie Wethouders beflooten, dat de gaadje, die iy van de ftadt genoot, van dien bededagh if zoude ophouden, tot dat anders zou worlen goedtgevonden. Ter zaake van dierge■yken yver toonden ook de Heeren Staaten m\ Hollandt te vooren hun misnoegen over jranciscus Ridderus f, Predikant te Rotteriam, en daarna tegens Tadeus de Landt- man £,  L. Admiraal DE RUITER. 439 man + , Predikant in den Haage. Ook werdt, ter gelegentheit van zulk beftaan, ten lefte * by hunne Ed. Groot. Moog. beflooten, en bevoolen, dat de Bedienaars des goddelyken woordts zich zouden hebben f onthouden van alle verftandthouding f buiten 'j Landts in zaaken [toffe van ftaat raakende: dat ze ook buiten 's Landts geen ver/tandt zouden houden over kerkelyke zaaken, dan met kennifte en volgens d'ordre van de regeeringe: van gelyke, dat ze zich zeiven zouden hebben fonthouden van zaaken, de policie of regeering betreffende, in hunne predikatiën of gebeden op den predikftoel te brengen: ook werdt vaftgeftelt, dat, of moogelyk hier naamaalseenige Predikanten de beraadtftaagingen j en beftuiten * der regeeringe in V openbaar t van den ftoel voor de gemeente moghten koomen over te haaien f, en de Overhelt by de onderdaanen verdacht te maaken, of, door V verhandelen van ftaatzaaken op den Predikftoel, of verftandthouding buiten V Landts, het verbedt aan hun gedaan f over treden, dan zoodaanige Predikanten, zonder eenige verfchooning, d'oeffening van V predikampt feenemaal { zou verboden, en zy lidden nooit tot het zelve toegelaaten worden. Dus zochten de Heeren Staaten de tweedraght en wederfpannigheit te ftuiten. Doch van zommigen werdt ontrent dit ftuk aangemerkt, dat zelden een ongeval alleen komt. Men hadt in deezen tydt den oorlog van buiten, en binnen 't Landt twift. Veelen waaren var verftandt dat het niet wel kon gaan, ofmer moft zyne Hoogheit den Prins van Oranje ir Ee 4 di 1665. ten van Hollandt op den 94 Jan. en 6 Feh. 1665. \ Zie de Refolutien der Staaten van Holl. op den 5. 6. 7. 13. Nov. en den 1 . en 4. Dec- 1665. en Aitzema xr.v. 502-504. * 7 Nov. en 5 Dec. 1Ó65. Zie de refolutiender Staa. ten van Holl. 1672. gedrukt, p, 787.788. | Corre; fpondentie. X Delibe. raticn. * Refolutien. t Publyke* hk. \ Te tradueeren. 4. Perem* toirlyk. t  t66S. \Zie Ait. u,ema xlv 483.504- 11 Aug. Zie Aitze v;a xlv. Verfcheide zaaken door de 440 Het LEVEN van den de hooge ampten en bedieningen van zyne door-: luchtige voorvaderen Hellen, en eenige Predikanten konden zich, ontrent ditftuk ,quaalyk inhouden f. Ook hadt men in de vloot, toen ze noch in Texel lag, gezien, hoe de gemeene matroozen op het fchip van denL.AdmiraalTromp gaande wierden, en dat 'er een geheele oploop ontftondr over 't winden van 't anker, 't welk zy niet wilden winden, dan in den naame van den Prins van Oranje, zonder op hunne Overheden of Bevelhebbers te willen paffen: daar, toen dat oproer wat ter neêr geleitwas, meer moedtwil op volgde, als ze met het geen de kok hun fchafte niet te vreede waaren, en met de bakken naar de kajuit loopende, daar veel geweldts bedreven. Dan korts daarna werden eenige van de voornaamfte oproermaakers gevangen, en, by den Krygsraadt te recht gefteldt. Twee moften trekken om gehangen te worden, en die de galg trok werdt ftraks aan de nok der ree vaft gemaakt en gehangen \: d'ander ftrengelyk gegeeffelt, gebrandtmerkt, en voor fchelm aan Tandt gezet. Anderen werden gegeeffelt of gckielhaalt. Maar 't is tydt de vloot in zee te volgen. Men hadt die zoo haaft niet in vier hoopen verdeelt, of de drie Heeren Gevolmaghtigden , met naame de Raadtpenfionaris de W it, toonden dat men hun 't beleidt der zaakea niet vergeefs hadt aanbevoolen en toebetrout. Zy waaren met den L. Admiraal de Ruiter geduurig bezich om op alles goede ordre te ftellen, niet alleen voor den tegenwoordigen, maar ook voor den toekoomenden tydt. Dus hebben ze verfcheide zaaken in trein en ge, bruik  L. Admiraal DE RUITER. 441 bruik gebraght: die ook in de volgende tyden, en zeetoghten, tot dienft en nut des vaderlandts ftrekten, of konnen ftrekken en hier kortelyk ftaan aan te roeren: als naamentlyk het oeffenen van krygstucht op de vloot, en het fpoedigh ftraffen van d'overtreders der ordre, van wat foorte en ftaat die ook waaren; dat voor deezen, tot merkelyken ondienft van den Staat, meeft altydt was verzuimt: mitsgaaders het beraamen van goede en heilzaame middelen tot onderhoudt van een vertroude vriendtfchap, onderling verftandt, en volkoome eenigheit tuffchen de Scheepsbevelhebbers, en d'Overften der landtfoldaaten: het aanftellen van meer Heelmeefters op de fcheepen, tot troofl: der gei quetften: het invoeren van krygsoeffeningen tuffchen de fcheepen, om 't beleidt en bedryf van den oorlogh te waater te beter gewoon te worden. Daar benevens hebben ze noch verfcheide ordres ontworpen, die ir het toekoomende ftonden waargenoomen, er tot onbegrypelyken dienft van den Staat op nieuws ingevoert te worden: ftrekkende niei alleen tot onderhoudt van een goede cecononomie, of, om zoo te fpreeken huishouding, in 's Landts vloote, maar ook inzonderhef tot naauwe naarkooming van 't geene by dei Staat ontrent het fchaffen van goede fpyze en de verdeeling van de lyftoght, alreedt was vaftgeftelt, en daar by noch naader zoi gevoeght worden; zoo verre, dat in'ttoe koomende daar door alle klaghten, die b; veele matroozen, niet zonder reden, tegen verfcheide Kapiteinen werden ingebraght Ee 5 zou 1665. Gevolnaghtigien en de Ruiter in de vloot in trein gebraght. > 3 I 1 S j  i665. Men hadt van deeze vloot groo te verwachting,maar 'tvie anders uit. Aanmerking aangaande de goddelyke beftieringe die de welbeleide menfchelyke aanflaagen zomwylen verydelt. * Refolutien. "\ProjeCttn, 44ft Het LEVEN van den zouden moeten ophouden: en dat bovendien ook de vloot eenige ververfching zou tocgevoert werden, om de matroozen en foldaaten by alle moogelyke middelen te verquikken, en in goede gezondtheit te behouden. In voege dat de Heeren Gevolmaghtigden van den Staat, met hunne tegenwoordigheit op 'sLandts vloot, ongelyk meer dienft deeden, dan veelen zich daar van uiterlyk konden inbeelden. Door hun wys beleidt werdt alomme op de vloot een goede overeenkooming en eendraghtigheit befpeurt onder alle foorten van menfchen, tot verwondering toe. Men verwachtte en verhoopte nu van deeze zeetoght, onder 't beleidt van de Ruiter, dien grooten Admiraal, gellerkt met den Wyzen raadt van zoodaanige Gevolmaghtigden , iet goedts en groots voor 't vaderlandt, maar ten viel naar die gefchepte hoope niet uit: want d'ingebeelde of verwachte voorfpoedt kan door de menfchclyke wysheit en voorzichtigheit alleen niet worden bereikt; dewyl de zeegen van Godt moet afdaalen: en gelyk de goddelyke beftiering daagelyks in alle gelegeritheit oogenfchynlyk en handttastelyk wordt befpeurt, zoo kan men de zelve in en geduurende de zeetoghten op een byzondere wyze gewaar worden; naadien daar de minfte toeval kracht genoegh heeft om zelfs de heilzaamfte befluiten * in rook te doen verdwynen, en aan alle goede ontwerpen f> en toeleggen, een verkeerden uitllagh te geven. Waaruit danonwederfpreekelykvolght, dat ook de genoomen befluiten geenfins voor iienftig oft voor fcliaadelyk moeten worden ge-  L. Admiraal DE RUITER. 443 gehouden, naar dat d'uitkomft daar opt voorspoedig of ongelukkig is, maar dat de fchaadelykheit of voorzichtigheit van de zelve alleen geoordeck behoort te worden naar de hoedaanigheit van de zaake zelve, en d'oraftandigheden, die zich, ten tydc van'tneemen van zoodaanige befluiten, openbaaren, waar op alstoen noodtzaakelyk moft worden gezien. Doch laat ons voortgaan tot het verhaal van deeze zeetoght, en de verfcheide toevallen, die 's Landts vloot in de zelve was onderworpen, en 't geen van tydt tot tydt daar ontrent werdt ondernoomen. Het ooghmerk der Heeren Staaten in 'tuitzenden van de vloote kan men zien uit het volgende befluit, den dertighften vanjulius, voorde Ruiters aankomfte, genoomen. Is ter vergaaderinge nochmaah voortgebraght het advys van de Heeren Gecommitteerden uit de refpe&ive Kolkgien ter Admiraliteit, geformeert alhier in den Haage, den yyfentwintighjlen deezer, tot voldoening van haare Hoog. Moog. refolutie van den achtienden der zelve maandt, raakende onder anderen V ernploy van VLandts vloote, waar op gedelibereert zynde, hebben haar Hoog. Moog. verklaart, gelyk de zelve verklaaren mitsdeezen, haar yoornaamjle oogmerk ontrent het aanfraande ernploy van de voorfchreeve vloote te beftaan in de twee navolgende punten. Eerfielyk, dat de vloote van den L. Admiraal de Ruiter, d'Ooftindifche retourfcheepen, en andere koopvaardyfeheepen deezer Landen, idt de Noordt verwacht werdende, alhier behouden moogen inkoomen: en ten tweeden, dat de En- 166$. Refolutie derHee» ren Staaten Generaal, raakende 'c ernploy van'sLands vioot, en dienende tot een generale inftmdie  444 Het LEVEN van den 1665. voor de Gevolmaghtigden op de vloot, Galjoots uitde vloot gezonden, otn d'OoftJndifchefcheepen en andere koopvaarders op te zoeken, en van de komfte van. 's Landts. 1 Engelfche vloote, die haar in V voorfchreeve vaarwater zoude moogen bevinden, zoo ten zeiven einde, als tot afbreuk van den vyandt, onder Godes zeegen mooge -worden geruineert, of uit der zee geflaagen. En is dienvolgends goedtgevonden, dat V geene voorfchreeven is aan de Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden in de vloote zal dienen voor generaale inftru&ie, tot aanwyzing van de intentie en V oogmerk van haar Hoog. Moog. blyvende aan der zeiver conduite en difpofitie, om tot uitwerking van dien, en wyders op alle voorkoomende gelegentheden, zoodanig te rejolveren, en te doen, alszy luiden, naar de occurrentien, en de ontfange kondtfchappen, ten mee ft en dien fte van den Lande, en tot meeften afbreuk van den vyandt, zullen be^ vinden te behooren. Accordeert met het voorfchreeven Regifier. J. SPRONSSEN. Om het eerfte lidt van dit befluit, en den laft daar in begreepen, te voldoen, werden al den zeventienden van Augüftus verfcheide galjoots uit de vloot uitgezonden, teneinde dat ze d'Ooftindifche fcheepen, en andre koopvaarders, uit de Noordt verwacht wordende, zouden opzoeken: hun beveelende den koers te neemen over het Doggers Zandt, naaft aan de kuft van Engelandt, op dertien af veertien vadem , naar Bergen in Noorveegen: en onderweegen, of aldaar, d'Ooftndifche fcheepen, of andere fcheepen, hier te  L. Admiraal DE RUITER. 445 te lande t'huis hoorende, vindende of ontmoetende, hun bekent te maaken, dat men van mcening was met 's Landts vloot den! zeiven koers teneemen, en voorts de Schot-' fche kuft naaft te zeilen, om zoo eindelyk over te fteeken naar Bergen in Noorweegen , en de voorzeide fcheepen af te haaien, en naar 't vaderlandt te geleiden: hun waarfchouwende dat de jongde tydingen medebraghten, dat d'Engelfche vloot zich noch den eerften van Auguftus ontrent Bergen had onthouden. Aan andre Galjootfchippers werdt belaft, dat ze, de gemelde Ooftindifche fcheepen te Bergen niet vindende, zonder tydtverzuim van daar zouden vertrekken, en tuflchen de Kimmen en Hitlandt op de zelve fcheepen kruifien, tot half September toe: en, hen gewaar wordende, de voorfchreeve bekentmaaking en waarfchouwing» doen: ook aan alle fcheepen deezer Landen, die ze in dat vaarwater zouden bejegenen. De Gevolmaghtigden, de L„ Admiraal de Ruiter, en d'andre Opperhoofden, verftonden, dat de vloot over het Doggers Zandt naar d'Engelfche en Schotfche kuft zou loopen: want men verwachtte dat d'Engelfche vloot, door eenig gebrek genoodtzaakt wordende naar Engelandt te keeren, of d'Ooftindifche fcheepen, daar ze meeft op toeleiden, bekoomen hebbende, ongetwyffelt, naar gewoonte, dicht langs de gemelde kuft zou houden, en by gevolg's Landts vloot ontmoeten. Dit befluit fteunde dan op voorzichtige inzichten, maar de toeleg gelukte niet: uit oorzaake dat de windt, weinig 1665. /loot ken* lis te ge« ren. 17 Au§. Befluit op Jen koers der vloot.  16-65. Veertien fcheepen tfermift, en opgezocht. 19 Aug. Zie Ait&ema xlv. 481. Vier Zweed tfche fcheepen isngehouden.t «o Aug. Verzuim ▼an Kapitein Nie«lek. 446 IÏET LEVEN VAN DEN nig opkoelendc, en van de Schotfche kuft afwaaiende, de Nedcrlandtfche vloote niet toeliet de zelve naar wcnfch te konnen naaderen: m voegen dat d'Engelfche vloot daar door gelegentheit bequam om dicht langhs de gemelde kuft, buiten 't gezicht der Hollandtfche vloot, haare havens, zonder eenige ontmoeting, te bezeilen. Sedert den achtienden 'savondts hadt men in de vloot alle vlyt aangewendt om Noordtnoordtweft over 't Ztmdt te zeilen. Den negentienden werden 's morgens wel veertien zeilen van de vloot vermift, die ontrent vier mylen te ru"-fi moft loopen eer zy die vonden. Dit was ten deele veroorzaakt uit onachtzaamheit, ten deele overmits eenige koopvaardyfeheepen, zich by de vloot bevindende, een verkeerden koers hadden gezet, en 'snachts een vuur opgeftecken, ('t welk niet dan by de L. Admiraalen van d'esquadres moght gefchicden) waar door verfchcide fcheepen waaren verleidt. Korts daarna f werden vier Zweedtfche fcheepen, met pik, teer, en yzer geladen, uit de Sont koomende, aan* gehaalt, en naar Texel opgezonden: drie door den Kapitein Niedek, en een door den Kapitein Boos. Maar federt verftondt men, met misnoegen, dat Niedek twee van die fcheepen-, de Zweedtfche fchippers daar af lichtende, yder met een Nedcrlandtfche Loots, van de vloot hadt laaten affteeken: niet ■ tcgenftaandc hy, volgens zyne ordre, die fcheepen/ten minfte met twee derde doelen van zyn volk, moft bezet hebben, en W hy wederom, by overzetting, met ander  L. Admiraal DE RUITER. 447 der volk uit de vloot zou worden voorzien. Hy zeide tot zyne verfchooning, dat het, zoo haaft hy laft hadt ontfangen van de voorfchreeve fcheepen naar Texel op te zenden, zoo hardt begoft te koelen, dat het hem onmoogelyk was volk in de gemelde fcheepen over te zetten. Doch hy werdt niettemin by den Scneepskrygsraadt, om dat verzuim, in de boete van honderdt ryksdaalders verwcezcn. Sedert zyn noch verfcheide fcheepen van onzydige volken door de buitenwachten aangehaalt, en de Schippers aan, boordt gebraght, doch men liet ze, geen re-] den vindende om ze aan te houden, weer vaaren. Een Franfch fcheepken, genoemt het Schilt van Vrankryk, door een Engelfch Fregat genoomen, werdt ontjaaght en vry gegeven: doch men nam een fchriftelyke verklaaring van den Schipper, Abraham Kokquet, meldende hoe men hem hadt verloft en ontflaagen; op dat hunne Hoog. Moog. daar door aan den Gezant van Vrankryk, den Graave van Eftrades, en door den zeiven aan den Koning, moghten vertoonen, op wat wyze, en met wat onderfcheit, zyne onderdaanen van d'Engelfchen en van den Nederlandtfchen Staat werden gehandelt. _ Men vernam nu daagelyks wat onvoorzichtigheit zommige Kapiteinen, of hunne Stuurluiden, in 't zeilen pleegden, waar door ze elkanders fcheepen befchaadigden. Hier door moft men een Zceuwfchen Brander naar Texel opzenden. Ook heeft de Krygsraadt zeeker Kapitein, en een Kommandeur van een Brander, die ejkanderen merkelyk hadden be- fchaa- 1665. Zerfcheide langehaalle fchee>en onc» laagen. Een Franfch ebeepken Jen Engelfchenontjaaght en vry gc« geven Ordre tei gens het on voorzichtig zei* len.  44§ Het LEVEN van öèn t66S. Berichtfcbrifc daai zich't esquadre van de Ruiter, in geval van gevecht, naai zou richten. 21 Aug. fKt-acht. fchaadight, elk verweezen in de boete van vyftig gulden. Den eenentwintigden der maandt werdt by de Heeren Gevolmachtigden, en den Krygsraadt, de volgende ordre, door den L. Admiraal de Ruiter beraamt, geleezen, goedtgevonden, en vaft geftelt, Inftru&ie voor den Viceadmiraal Aart van Nes i waar naar hy met zyn byhebbende geordonneert appart esquadre zal ageren, zoo •wanneer wy by den vyandt zullen koomen, en de L. Admiraal de Ruiter zal oordeelen, dat hy Viceadmiraal van Nes met zyne byhebbende zes 'sLands fcheepen fuffifant genoeg zat zyn, om d'onze, die mee ft bevochten -worden, met alle zorgvuldigheit te fecondeeren en by te ftaan. Dan zal de Schout bynacht Stachouwer zich altydt -wel gereedt houden om den Viceadmiraal van Nes wel te volgen, en wat yerfcheiden in te breeken, daar hy ziet ien meeften dienft van den Lande te konnen bevorderen : doch altydt zoo veel den loef van den vyandt zien te houden als V moogelyk zal zyn; ten waare dat een gedeelte van V Landts fcheepen in het midden van den vyandt fterk wier den bevochten, dan zal de Viceadmiraal en Schouihynacht wel paffen op de feinen van den L. Admiraal de Ruiter, diehy zaldoen, wanneer hy zal oordeelen raadtzaam te zyn, dat de voor' zeide Viceadmiraal van Nes en Schoutbynacht Stachouwer met alle vigeur f en naarftigheit 'iy de meeft bevochtenen zal inbreeken. Eerftelyk, indien de L. Admiraal de Rutter tal goedtvinden, dat de Viceadmiraal van Nes net zyne zes byhebbende V Landts fcheepen zal in  U Admiraal. DE RUITER. 449 in den vyandt inbreeken, dan zal hy L. Admiraal een Delffche witte geus, met een zwarte ftreep in het midde, aan zynkruisjlenglaaten waaijen, en dan zal de Viceadmiraal van Nes met alle zorgvuldigheit den geenen die van der Staaten zyde meeft bevochten wordt, met alle vigeur en couragie by (landt doen en te hulp hoornen, als een Uefhebbendt dienaar van het Ueve vaderlandt fchuldig zal zyn te doen, ew zal tot zyne byhebbende feconden hebben deeze naavolgende perfoonen. De Viceadmiraal' van Nes. - *t fcfiip Rotterdam. Chriltiaan Eldertsz. - - Uitrecht. JanKrook. - - - Jephta. David Vlug. - * 't wapen van Naliau. Thomas Fabricius. - • Jaarsveldt. Otto van Treslong. • - Gou4a. Willem van Bergen. - - Popkenslntrg. Komelis Klopper. - - Een Brander. Ten tweeden, zal de Schoutbynacht Stachouwer wel letten op- het fein dat de L* Admiraal de Ruiter zal doen, wanneer hy zal oordeelen, dat hy Schoutbynacht den Viceadmiraal van Nes zal volgen, om te fecondeereit die mee ft bevochten worden, en dat ontrent den Viceadmiraal voornoemt, doch zoo naa, als hy Schoutbynacht zal oordeelen den mecflen dienft aan den Lande te konnen doen: en zal hy L. Admiraal tot zyn fein dan doen een wimpel onder de Delffche geus van de kruis-' ftenge, waar op dan de Schoutbynacht, voornoemt , met alle vigeur, en naarftigheit, denViceadmiraal van Nes, en die geenen die meeft bevochten worden, zal fecondeeren, als eert Uefhebbendt dienaar van V lieve vaderlandt II. Deel. Ff zd 16651  1665. 45°. Het LEVEN van den zül toeflaan, zonder daar van te blyven in gebreeke, en zal tot zyne byhebbende Kapiteihen hebben de volgende. De Schoutbynacht StachoUtver. ' V DTendrtHit Kornelis de Boer. - . Gelderlandt.' ' Adnaan van Veen. - . Afperén harent Hals. . . 'T Waapen van Leiden. fatoor1""-- ' . " '^apcnvauMedcabUk. Willem , de Bly. „ - Een Brander. De L. Admiraal de Ruiter zal wel letten op den geenen die allerzwaarft werdt bevochten, dien hy L. Admiraal met alle naarftigheit zal oppafen, of doen oppafen, en die dan jecondeeren,als liefhebbende dienaars ::ivrienden variy lieve vaderlandt ,\n zullen by den L. Admiraal deeze navolgende Kapiteinen tot zyne feconden werden geëmployeert. Pietersalomonsz. I . Ka JanvanAmne,. 1 . ^SSS? .fan de Haan . . Stade eri Landen, ïtópr* Gotskens. - . De Vreede. Hennk Haakroo. - . Vollenhov'e. Jan van Braakcl. - . Ëen Ëmldc^ • ' A&um in 'tfchip Delflandt, zeilende tufjchen het Texel en V Zandt, den xxj Au- gUftl MDCLXV. R. HUI GE NS. Vt. " Ter ordonnantie van de Heeren haare Hoo'eei t. \ 6 Sept. Ordre. Jie men 'va t zeilen sou houten.  4f54 Hèt LEVEN vAVt den Aanwy- zing hoe men de vloot .wanneer die door flora, of anderfins, moght verftrooijen, zou opzoeken. 8 Sept. % Rende- VfUS. De Hollandtfchevloot gaat van voor't landt van Doch in gevalle van gevecht zouden d'OO" ftindifche en andere koopvaardyfeheepen zich uit het gedrang, en zoo veel loefwaartop begeven, als naar gelcgentheit van de plaats, en van weer cn windt, raadtzaam en docnlyk zou zyn. Men fteldeookverzaamelplaatzen , daar men elkandcre, in gevalle dat de vloot door ftorm, mift, of andere ongelegentfaeit, moght verftrooit worden , zou trachten te vinden. Voor eerft zouden de verdwaalde fcheepen de vloot, daar zy zouden oordeelen dat die, naar beloop van weer en windt, haar koers zou hebben gcftclt, opzoeken , en die niet konnende aantreffen, zouden ze de voorfchrceve vloot voor het Texel zoeken: neemende haaren koers doorgaans Zuidtwelttenzuiden, zoo veel de windt zou toelaaten, en trachtende het Doggers Zandt ontrent op vyftien vadem te paiTccren: doch zy moftea niet te veel vaart maaken, om niet voor de vloot ontrent het Landt te koomen, en zoo in gevaar, ten aanzien van den vyandt, die zich daar moght onthouden , te vervallen. De vloot voor Texel niet vindende, zouden ze dezelve daar inwachten, of, vernemende dat ze voorby was, haar volgen, en voor't Goereefche gat opzoeken, daar d'algemcene verzaamelplaats $ zoude zyn. Naa 't vaftftellen van decze ordre, den achtlten der maandt, ging de vloot, (die ontrent zes mylen, Welhvaart van Bergen, in zee was) noch voor 't vallen van den avondt, onder zeil, en ftelde haaren koers Zuidtvveft aan. Doch in de voornacht, tuffchen den achtlten en negenden van September, begon? de  L. Admiraal DE RUITER. 465 de windt uit den Noordtweften en Noordtwefttennoorden hardt op te koelen, en veranderde, geduurig toeneeraende, den volgenden dagh in een' geweldigen en verfchrikkelyken ftorm. De L. Admiraal de Ruiters fchip bleef d'eerfte nacht, toen de ftorm opftak, met kleen zeil dryven; op dat een ygelyk, en inzonderheit de fcheepen,die in zulk een onweer geen zeil konden voeren, by de vlagh moghten blyven, en de vuuren in 't oogh houden. Maar den dagh f aankoomende kon hy, mits het hardt, deizig, en regenachtig weder, flechts weinig fcheepen in 't gezicht krygen : doch den Bevelhebber of Admiraal der Ooftindifche vloot met het fchip Walcheren noch konnende beoogen, hieldt hy zich geduurig by hem: dan toen men zagh dat het fchip Walcheren, niettegenftaande den lichten .dagh, by den windt bleef leggen, vondt de Heer de Ruiter, met de Heeren Qevolmaghtigden, geraaden, (om hem en eenige anderen met zynen voorgang te toonen hoe men reis moft vorderen) het eenigen tydt met een huikende fok voor de windt te laaten loopen. Hy liet de vlag achter van de kampanje waaijen, tot een teeken dat men koers zou gaan. Maar toep niemant volgde, en dat het fchip Walcheren noch al by den windt bleef leggen, ftak de Ruiter, ziende dat op dien dagh wel' tachtig fcheepen van de vloot waaren ver 1 fteeken, weder by, om Walcheren en ande-' re fcheepen in te wachten, dryvende in den hardtften windt, die toen uit den Noordtnoordtweften fchoot, met een zeil. Hy II. Deel. Gg hadt 1665. rs >en t'zeil. 8 Sept. Er, wordt door een Tvvaare ftorm belo pen en ver* ftrooldt. f o Sept. De Ruiter Jooght in Jen ftorm toers te louden. Moet bybeken,>ra d'acherb yvenie feheeK'ii in te vachten. s  466 Het LEVEN van üen 1665. Men ka maar ach cnveertig fcheepen tellen, 10 Sept. De Ruite iaat het ii den ftorm \ oor de windt hee Eenioopen hadt toen noch van de Hoofden der vloot« vier fcheepen ontrent zich: te weeten, de L, Admiraalen Kornelis Evertszoon en Tromp j de Viceadmiraalen van Nes en Koenders, en den Schoutbynacht Kornelis Evertszoon de Jonge. Dus dreef men den gantfchen nacht, en de ftorm bleef even fel uit den nNoordtnoordtweften. Den volgenden morgen was 't weder even zwaar, en men kon niet meer dan ontrent achtenveertig fcheepen rondtom de vlag tellen. Toen was de windt Noordttenweften, en de L. Admiraal de Ruiter verftondt, dat men noodtwendig moft draagende houden, en met dien feilen voordewindt, en ftorm, den koers naar 't vaderlandt ftellen. Hier over werdt met de Heeren Gcvolmaghtigden ftraks beraadtflaaght, en zyn voorftel toegeftemt. Hy ftelde dan ontrent ten negen uuren zyn' koers Zuidt'zuidtweft aan, en liet het weer voor de 'windt, met een huiken de fok, heenen loopen: temeer, naadien men meende., dat de koopvaarders, en de meefte Ooftindifche fcheepen (daar men maar twee van kon zien) al verre vooruit waaren: ook was men beducht, dat hun, indien ze voor de vloot by 't Landt quaamen, daar weieenig ongemak van d'Engelfchen moght ontmoeten. In dier voege liet het de Ruiter, dien d'Admiraal der Ooftindifche fcheepen toen ook volgde, dien dagh doorftaan, terwyl de windt noch even hardt uit den Noorden en Noordtweften woey. Maar tegen den avondt minderde hy zeil, d'achterfte fcheepen inwachtende , en met de fok lenfende tot naa mid-  L. Admiraal DE RUITER. 46; fniddernacht: toen werdt het fchooverzei bygemaakr. Dit vreeflyk onweer hadt nt van den achtften 'savondts tot den elfder September 's morgens, zoo veel meer dan twee etmaalen, meelt uit den Noordtnoordttoeften, geduurt, en de Heeren Gcvolmaghtigden vonden zich, nevens den L. Admiraal de Ruiter, op een rank, en in dat harde weder zeer afvallig fchip ,naamentlykDelflandt, gefcheept: doch zy toonden zich in deezen grooten noodt kloekhartig: inzonderheit de Raadtpenfionaris de Wit, die geduurendeden ilorm mede hielp uitzien, en zelf, in 't allerhardtfte van 't onweder, wel drie uuren naa den anderen, in reegen en windt, en zeewaater, boven op het fchip frondt: om , zoo veel doenlyk was, door minderen of meerderen van zeil, en 't zetten van den koers, naar gelegentheit, of naar 't geeh men met het gezicht ontdekte , alle verdere verftrooijinge te helpen voorkoomen. Den elfden der maandt bevond.t zich de L. Admiraal de Ruiter, op den middagh, op de hooghte van vyfenvyftig graaden en een half, en men wierp grondt op achtien of twintig vadem: waar uit men afnam op de Noordtkandt van het Doggers Zandt te zyn. Hy hadt nu niet meer dan vyf óf zesendertig oorlogfcheepen , twee branders, en de twee Ooftindifche fcheepen, Walcheren en Brederode, met noch zes anderó koopvaarders, onder zyne vlagge, t'zaamen ontrent zesenveertig zeilen : doch men verhoopte, dewyl de windt ftilde, en 't weder met een klaare lucht handtzaam werdt, daÉ het getal der fcheepen meer en méér zóu aan Gg 2 groei 'f I 16-65. i De Kaadf- penfioraris Jan de Wit» wakkerheit en vlyt in den ftorm, D? Ruiter 1 mn met een t;e iedte van de vloot snirent het Doggeri Zandt. tl Sept,  468 Het LEVEN van den 1665. Viyt aan gewendt om de ver firooide fcheepen by de vlag f e te verzaainelen. groeijen. Zommigcn meenden te dier tydt, dat eenige koopvaarders, en moogelyk ook etlyke oorlogsfcheepen, voor uit waaren geloopen. Voorts werdt alle vlyt aangewendt, zoo met het verfpreiden der fcheepen , die ■zich by een vonden, als door het uitzenden van al 't kleen vaartuig dat men kon bekoomen, om de verftrooide fcheepen by de vlagge te verzaamelen. 'T was, hieldt men, te dier tydt een groot ongeluk voor de vloot, dac veele fcheepen, in dat harde weder, aan den windt bleven leggen, en overzulks van een' voorwindt een bylegger hadden gemaakt: daar het in deezc zoo veel gemakkelyker, en voor de fcheepen draagelyker viel met een huikende fok voor windt te lenfen, dan met een zeil by den windt te leggen dryven: gclyk de Heeren Gcvolmaghtigden, en de iluiter, met het fchip Delflandt, en al d'anderc die de vlagge volgden, met 'er daadt bevonden, dat zy, met een huikende fok voorwindt allenfende, veel minder de flagh van 't water tegens het fchip gewaar werden, en 't met veel minder pompen cn balien konden gaande houden, dan als ze byftaaken. Indien ook d'andere Ooftindifche fcheepen 't fchip Walcheren, hunnen Admiraal, hadden gevolght, zy waaren naar alle menfehelyke waarfchynlykheit met hem by de Ruiter gebleven en behouden geweeft: en indien ook alle de fcheepen, van den beginne aan, het ter lens voor de windt, of ruim fchoots, hadden laaten afloopen, dan zou miiTchien de gantfche reize met den ftorm zyn gewonnen, en de geheele vloot waar, naar gis- fing.  L. Admiraal DE RUITER. 469 {ing, al den twaalfden voor 't Landt geweeft, gelyk ook op dien dagh al eenige fcheepen behouden in 't Vlie waaren gekoomen. Maar 't kon zyn dat hen eenige gewichtige inzichten hadden weerhouden, als de vreeze dat hunne fpiegels door de zet zouden ingeflaagen worden, of iet diergelyks, In deezen grooten zeeftorm hadt men twee brandtfcheepen zien zinken: het eene genoemt de Schrik van Amfterdam, onder den Kommandeur Henrik Bokhoven, daar men niet wift dat iemandt van afquam: het ander uit Vrieflandt, genoemt Abrahams offerhande, onder den Kommandeur Olivier Aggesz. daar niet dan drie man van werdtgeberght: een ander van Rotterdam, genoemt de Zwaan, gevoert by den Kommandeur Jan van Braakel, hadt men zien dry ven zonder maften. Het oorlogfchip groot Hollandia raakte zyn voorfteng quyt. Veel andere fcheepen leeden insgelyks merkelyke fchaa-. de, maar bleeven zee houden. Hier verftrekte nu d'ongeftuime zee ars tot een ver» anderlyk toonneel der menfehelyke zaaken , daar men de goddelyke beftiering met opmerkende oogen op kon aanfehouwen. Hier zag men nu hoe Godt, d'Opperbeftierder deidingen, al de raadtflaagen en voorneemensi der menfehen, hoe voorzichtelyk dat men ze ook beleit, en al hunne naarftigheic, wakkerheit, en voorzorge, in korten tydt kan ftuiten en vernietigen. Al de groote gedachten, die men van deeze vloot hadt gefchept, al de welberaamde ordren, by de drie. Heeren Gevolmaghtigden, de Ruiter, Gg 3 en. 1665. Scheepe» in den ftorm vergaan , en befcbaciigt, Aanvvyzingvan de sroddelyke >eftiering.  47<» Het LEVEN van den DeRuiter Verdeelt zyne by bt biende fcheepen in tw ee quadres 13 Sept. Eerfte es* en d'andre Opperhoofden, uitgegeven, al het verftandt en dapperheit van den eenen en van den anderen, dit alles werdt hier door de beftiering des Allcrhoogften, en den enkelen adem zyner ftormwinden, over ftaagh geworpen; de hoop in bekommering verkeert; en een merkelyk gedeelte van den rykdom, die men in behouden haven zocht te brengen, in de handen der Engelfchen gegeven; voorts d'ontmoeting van beider zydts ylooten, en wyder bloedtftorting, voor dit jaar belet, gelyk het vervolg van dit verhaal zal aanwyzen. Naa dat de L. Admiraal de Ruiter, gelyk gemeldt is, naa den ftorm by of op het Doggers Zandt was geraakt, en Hechts zesendertig oorlogfcheepen by een hadt, üep hy dat Zandt langs, genoeghzaam van de Wcftpunt af tot niet verre van de Ooftkant toe, om d'afgedwaalde fcheepen op te zoeken: en dat op den zeiven dagh, op welken ('t geen hy federdt vernam) dEngclichen twee Ooftindifche fcheepen en drie of vier oorlogsfcheepen aan de zelve Weftpunt naamen: zonder echter iet te hooren, of iemant aldaar aan te treffen. Ter zeiver tydt heeft hy, bezuiden 't Zandt kooiende, de zesendertig fcheepen, die hy by zich hadt, in twee esquadres, tot dat de vloot weer by élkandere zou zvn verzaamelt, verdeelt, op de volgende wyze, Eerde Esquadre. Bevelhebbers. . Schccpen. De L. Admi,:al de Rniter Delf.and' D« PUemiMrédl van der Huift. Amfttrdam. Oe Scbtutiineeit de Liefde. Groot Hollemdla. De  L. Admiraal DE RUITER. tfi De Schoutbynacht Brunsvelit. Jan de Haan. Henrik Gotskens. Simon Blok. - - Olto van Treslong. Chrijliaan Eldcrtszoo». * Pieter Salomonszoon* * Jakob Boom. David Plug. - r Jan Krook. Kornelis Muts. Pieter Uitenhoat. - - Jotft Verfgbttur. - • Jan Adriaanszoon Blanken. Albertina. Stadt en Landen. De Vreede. Vlifiv.gen. Gouda. Vitrecht. Kampen. rijf. 'T Ifapeu van Kaffa», Jupiter. De Beurs van Amflerdam. Groeningen. Zuiderbuis. De ViJJlbers Harder. Tweede Esquadre, De L. Admiraal Kornelis Evertszoon. De Viceadmiraal Kosnders. De S. by nacht Korn.Evertsz. de Jongt Adriaan de Haaze. Adriaan van Kruiningen. Jan Qtiirynszoon, Fhris Floriszoon Blom. Philips van Almonde. Gerrit Klaaszoon Pojlhoom. Kornelis Slord. Simon Lonke. Jakob Adriaanszoon Pen/en. Jakob Andrieszoon Sivart. Niklaas Marreveldt. - Henrik van Tol. T.brandt de Vries. ' Jan Adelaar. Pieter Brotifer. Willem Mariniszoon. - Toen werdt ook beflooten, dat de fcheepen van het eerfte esquadre den wimpel zouden laaten waaijen van de groote Heng, en die van het tweede esquadre van devoorfteng. Eenigen dacht het vremdt dat men zoo veeh» fcheepen van de vloot mifte; dewyl men te vooren verzaamelplaatzen hadt beraamt, daar men elkandcre , by geval van verftrooijinge 'oor onweer, zou opzoeken. Doch die otv Gg 4 dre, 'r Hof van Zeelandt. Stndt en. Landen? Vitrecht. Dordrecht. Der Goes. S.chaakerloo. De groote Harder, Dordrecht. D'Agatba. Jof.a. Sphj:ra Mundi. Middelburg. Kruiningen. Staveren. Duivenvoorde. Doesburg. ,T Raadthuis van Iharltn De drie Helden Davids. De Zeeridder. 166S. Tweede esquadre.  472 Het LEEVEN van den 1665. De L. Ad miiaal Tjerk Ilid des komt mot drie fcheepen en een brander by de vloot Was van vier EngeTchengejaagt, En hadt d'Engelfche vlooi gezien 13 Sept- dre hadt men aan d'Opperhoofden des esquadres bekent gemaakt, met laft om ook den Kapiteinen daar van kennis te geven: dat echter eenigen, door 't haaftig opkoomen van den ftorm, niet konden in 't werk ftellen. Hier door waaren veele Kapiteinen, die 't onweer wydt en zydt hadt verftrooit, onweetendevan den koers dien zy, om by de vlag te koomen, hadden te houden , 't geen de verzameling merkelyk vertraagde. Dan weinig uuren naa de nieuwe verdeeling der vloote in twee esquadres , zagh men tegens den avondt acht zeilen beooften de vloot: daarvan ten negen uuren zich vier by de vlagh vervoegden: te weeten, de L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries, met noch twee oorlogfcheepen, en een'brander. De Vries, aan de Ruiters boordt koomende , verhaalde , dat hy met zyn fchip , bezuiden het Doggers Zandt, ten zeivendaage, 'smorgens, eerft van twee, en daarna van vier Engelfche fcheepen was nagejaaght, zoo verre dat zy ontrent binnen fchoots van hem waaren:. maar dat hy naa den middagh noch twee andere fcheepen van oorlog by zich krygende, en ook in 't gezicht der Hollandtfche vloote koomende, de vier Engelfchcn, (die men op de Ruiters fchip hadt gezien) naa dat ze de Neêrlandtfche vloot onderfcheidentlyk in 't gezicht hadden, in 't vallen van den avondt weer te rug keerden, Ooft oploopende, naar een vloot fcheepen, die te voller gezicht van hem was, doende door fchieten en anderfins haare beraamde feinen: daar by voegende, dat hy d'Engelfche vloot, vermits het wat duifter weder was, niet wel hadtkon- nen  L. Admiraal DE RUITER. 473 nen tellen, maar dat zyn volk van de fteng tot tfeftig zeilen in getaale hadden konnen bekennen. Op deeze tyding verftondt de L. Admiraal de Ruiter, dat men, onaangezien de geringe maght die men by een hadt, en nu, naa d'aankomft van den L. Admiraal de Vries, Hechts uit negenendertig fcheepen en fregatten van oorlog beftondt, den Engelfchen 't hooft behoorde te bieden. Dit werdt van de Heeren Gevolmaghtigden toegeftemt , en alles kant cn klaar gemaakt. Ook waaren niet alleen de Bevelhebbers, maar ook de matroozen vol moedts, en door'tafweezen van zoo veele fcheepen, als men federt den ftorm noch mifte, gantfch niet verflaaut. Men zeilde den gantfchen nacht Ooft ten Zuiden aan, langs welken koers de L. Admiraal de Vries oordeelde dat men d'Engelfche vloot zou konnen aantreffen. Den volgenden mornen dacht men de vyanden in 't gezicht te krygen, maar men vernam niemant; hoewel een der buitenwachten fein deedt als of hy vreemde fcheepen zagh, daar men vergeefs naar liet uitzien. De vloot zeilde noch al Ooft aan, en quam 'snaamiddaghs by een' Zeeufchen kaaper. De Kapitein van dat fchip, Boudewyn Keuvelaar genoemt, verklaarde, dat hy ten Ooften van 's Landts vloot by een Engelfch fregat was geweeft, 't welk voor hem vluchtte en Noordtoofttenooften aan liep. De gemelde kaaper bleef by de vloot, die haar'koers vervolgde, tot 'savondts toe, zonder iet t'ontdekken. Toen vonden de Heeren Gcvolmaghtigden, met den L. Admiraal de Ruiter en d'andcre Opperhoofden, Gg 5 de- 166$.. De Rauer befhiic met negenendertigfcheepen -i'Engelfche vloot tè bevecht ten. '3 Sept, 'T volk is voltnoeucs. Men zet den koers om d Engelfciievloot op te zoeken. 14. Sept. Maar vergeefs.  474 Het LEVEN van den 115 Stpt De v!oo wordt in drie esqua dres verdeelt. 15 &pu croote jorgvul* ük heit on Op alle toe va,len or« dcwyl men geen Engelfche zeemaghc vernam, geraadcn, dat men 't weer over den anderen boeg Weitvyaart, of Zuidweft zou overwenden, en het Doggers Zandt op die ftreek langs loopen. Dit werdt 's nachts te werk geftelt, zonder dat men 's morgens f d'Engelfche kon aantreffen, of eenige Hollandtfche oorlogfcheepen of koopvaarders ont1 moeten. Op dien volgenden dagh werden d'Opperhoofden en Kapiteinen aan de Ruiters boordt beroepen, daar men de vloot (vermits d'aankomft van den L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries) in drie esquadres verdeelde: het eerfte onder den L. Admiraal de Ruiter, het tweede onder den L. Admiraal Kornelis Evertszoon, en 't derde onder den L. Admiraal de Vries. De gemelde vloot was nu, met den Zeeufchen kaper, die in een der esquadres werdt gevoeght, fterk veertig fcheepen van oorlog. Voordts werdt beflooten, dat men voor of ontrent Texel zou zoeken te koomen, om daar d'afgedwaalde fcheepen te verzaamelen, en de vyanden, indien men kon, te bejegenen. Doch de daagelykfche toevallen in 't onzeeker clement der zee verwekten t'elkensnieuwe zorgen, of vereifchten het beraamen van nieuwe bcfluitcn ; want het minfte verzuim, daar ontrent, kon, by fchielyke ontmoeting van den vyandt, groote verwarring veroorzaaken, cn by gevolg 's Landts vloot in 'tuiterfte gevaar van een tweede ramp brengen. Maar in zulke toevallen, die de beraamde ordres wat van haar flel hielpen, was men ftraks in de weer,, cn men ruftc niet voor dat men alles wederom • ' ■ . fa  L. Admiraal DE RUITER. 475 in ordre hadt gebraght, en een yder zyn bequaame poft aangeweezen. In welke bezorging de wakkre vlyt van den Raadtpenfionaris de Wit uitmunte. Den zestienden der maandt Was 's Landts vloot tuflchen het Doggers Zandt en 't Witte water, zestien of achttien mylen Noordtnoordtweft van het Texel, en de windt Weftelyk fchietende tot Zuidtweft, en zomwylen tot Zuidtwefttenweften toe, quam men eindelyk in de nacht voor den zeventienden voor 'tLandt cn 'tgat van der Schelling. 'Tl Werdt toen zoo loof ftil dat men zich genoodtzaakt vondt het anker in den grondt te fmyten, om niet met de ftroom vervoert te worden; met meening om, zoo haaft de windt wat zou opkoelen, de vloot wat verfpreiclt van den anderen te leggen, en voort al de galjoots en jachten, die men kon maghtigh, worden, alomme op kondtfchap uit te zenden. Maar met den florm was al 't kleen, vaartuigh van de vloot afgedwaalt, of hier en daar heen gezonden. Doch men hadt den Kommiflaris Knyf, leggende op Texel, aan-?, gefchreeven, dat hy al de galjoots die binnen waaren, of noch moghten invallen, aanftonds zou buiten gaats zenden, flechts een vaartuig aan den wal houdende, om de brieven van den Staat aan de Gevolmaghtigden te brengen. Met het aanbreeken van den dagh was de vloot ontrent vier mylen Wefttenzuiden van Eyerlandt en Vlielandt, cn men zagh in 't Weften^j veertien zeilen op de vlag af koomen: te weeten, de L. Admiraal Tromp, en de Viceadmiraal Bankert, met acht oorlogfchecpen, & twee fregatten,' en vier koopvaarders. D't: Ooft-.* 1665. irï te itel« [en. \6 Sept, De vlooi tornt voor iet Schel-, ing. '7 Sept. En daarna ntrent 'lielandt. Tromp omt met ei- fcheeen by je  vloot, en twee Oofl indifcbe fcheepen metettely. ke koop. vaarJers loopenin 't Vlie. De vloot werdt weêr in vier esqtjadrosverdeelt. Men be fl.m dit de vloot zich tul) enen bet Texel en 't Vlie zal ontbuuden. 4?6 Het LEVEN van den 'Ooftindifche fcheepen, Walcheren en Brederode , zeilden dien dagh naar 't Vlie, daar zy -npch dien avondt, met eenige koopvaarders, binnen raakten. Hier waaren te vooren noch twee- of drienëntwintig koopvaarders naa den ftorm ingekoomen. De Zeeufche.kaapvaarder, boven gemeldt, die eenige daagen onder de vlag was geweeft, fcheidde toen ook van de vloot, en ftelde zyn' koers naar Zeelandt. De vloot was negenenveertig fcheepen flerk, die men weer in vier esquadres verdeelde. Met eene werdt overleit en beraamt op wat wyze dat men den vyandt, indien men den zeiven bejegende, 't hooft zou bieden: daar toe niet alleen aan d'Opperhoofden, maar ook aan alle de Kapiteinen, hooft voor hooft, de beraamde ordre mondeling werdt ingeprent, en fchriftelyk ter handt geftelt. Naar verdre beraadtflaaging is by de Gevolmaghtigden, de Ruiter, en i'andre Opperhoofden, goedtgevonden, dat ie vloot ziqh zou blyven onthouden tuffchen het Texel en 't Vlie, en, naadicn de windt Noordelyk en Noordtooftelyk woey, doorgaans het Vlie naait; om, zoo veel mooge|yk_ en doenlyk was, d'achtergebleve Ooftindifche en andre fcheepen tegens alle overval te helpen befchermen. Want men hicldt voor zeeker dat de verftrooide fcheepen het eerfte en naafte gat zouden kiezen, om in behouden haven tegeraaken; en men vermoedde, dat d'Engelfchen, zulks wel gifTende, de zelve fcheepen ontrent het Vlie, of een weinig benoorden 't gat, zouden zoeken t'onJerfcheppen, Toen werden ook aan aïtè ocx-  L. Admiraal DE RUITER. 477 oorden van de vloot brandtwachten uitgezet, en galjoots uitgezonden, zoo om de vermifte fcheepen op te zoeken, als om den vyandt t'ontdekken. Men zagh den achtienden des morgens noch dertien reezeilen haar koers 't Vlie in zetten, en verhoopte dat daar onder ook eenige van de vermifte Ooftindifche fcheepen zouden zyn. Voorts werdt ten zelvcn daage valt geitelt, dat, ingevalle de vloot door ftorm, met een Noordtweften of Noordelyken windt, bezuiden het Texel werdt ge-' dreven, en niet weêr voor 't Vlie of Texel, kon koomen, dan de verzaamelplaats f, indien men geen nader kennis van den vyandt kreegh, voor Goereê zou zyn, in 't gezicht van't Landt: en men delde de feinen, die de L. Admiraal de Ruiter by daagh of nacht zou doen, op welke een yder de vlagge tot voor Goereê zou hebben te volgen. Te dier tydt was men in 'sLandts vloot verwonderde dat d'Engelfchen tot noch toe niet op hen afquaamen, en hielt men zich daar tegens geftaadig gereedt: niet alleen door 't (tellen van alle bedenkelyke ordre by monde en op 't papier, gelyk meermaalen is gemeldt: maar ook zelfs (op het voordel der Heeren Geyolmaghtigden, en 't aanraaden van deni Raadtpcnfionaris de.Wit) met het oeftenen f' der vloote in allen fchyn, als of men met den vyandt flaaghs waare, om met der daadtte' ondervinden, of een ieder de gegeve ordre wel begreep, en bequaam + was om die naa te koomen; om zoo doende hun het werk wat levendig in te prenten, cn wat beter gewendt te maaken. Dit gefchiedde, tegens el- 1665. 18 Sept. Verzaanelplaa;sn gevalle ran ftorm. \ Rende- 10US. Krygj. Jeffenin;en in de 'loottuffchen de fcheepen. "t Exerceren. t Capabel.  478 Het LEVEN van dek eikanderen aanzeilende, met op de feinen te wenden en te keerenj zoekende eikanderen den windt af te winnen en voordeel af te zien; op dat men, met den vyandt in gevecht raakende, dan met der daadt in 't werk zou ftelJen 't geen men met zulk fpiegelvechtert leerde: eveneens gelyk men te lande de foldaaten oeffent, met zich, op het woordt en bevel der Overften, rechts en flinks te keeren, de geleeden en flaghordens naar eyfch van voorvallen te veranderen, te openen of te fluiten, en af en aan te trekken; ten einde dat een ieder, als 't 'er op aan komt, met te beter ordre zou vechten. Doch zulke krygsoeffeningen tuflchen de fcheepen ter zee waaren zoo wel niet te doen als d'oeffening der foldaaten te lande: dewyl de fcheepen in 't zeilen zoo zeekeren koers niet konnen houden, gelyk de foldaaten hunnen tredt ftellen te lande: want het eene fchip is beter ter zeilaadje, of met meer bevaaren matroozen Voorzien dan 't ander, waar door 't lichter voor uit raakt, en gezwinder keert of wendt: ook kon de verandering van weer en windt in een groote vloot, die een groot ftuk vaa elkandere in haare esquadres is verdeelt, daar de windt zomwyle in den eenen hoek opkoelt en in den anderen flapt, groote verhindering ontrent het nakoomen der ordre veroorzaaken. Men bevondt toen, geduurende die krygsoeffeningen tuflchen de fcheepen, dat aan zommige Kapiteinen vry wat gebrak, maar de Raadtpenfionaris de Wit verflondt, dat men 't zelve door geftaadige ©effening, zoo veel als moogelyk was, en de  ' L. Admiraal DE RUITER. 479 de tydt zou toelaaten, moft verbeteren. Den negendenden van September werdt den Heeren Gevolmaghtigden en den L. Admiraal de Ruiter, door drie Galjootsfchippers bekent gemaakt, dat zich een merkelyk getal van Engelfehe oorlogfcheepen benoordtweften van 't Vlie onthieldt: te weeten, op of ontrent de Staart of d'uiterfte punt van de Breeveertien, en juift in 't vaarwaater, daar naar alle fchynbaarheit d'achtergeblevè Ooftindifche, en andere afgedwaalde oor-' logs- en koopvaardyfcheepen ftonden te pasfeeren. De drie gemelde Galjootsfchippers verklaarden alle, dat ze van d'Engelfche brandtwachten waaren gejaaght, en een van hun was zoo dicht by d'Engelfche vloot geweeft, dat hy vierendertig van hunne fcheepen hadt konnen bekennen. Op deeze tyding werdt by de Heeren Gevolmaghtigden, den L. Admiraal de Ruiter, en d'andere Opperhoofden der vloote, noodtzaakelyk geacht, en dienvolgens be» flooten , dat men met een manlyke dapperheit , hoewel de vloot niet fterker was dan negenenveertig fcheepen van oorlogh, en dat men van elf branders noch maar twee by zich hadt gekreegen, derwaart te zeilen, en d'Engelfche vloot, die veel fterker was, aldaar op te zoeken, om die, onder Godts zeegen, te liaan, of van daar te verdry ven, en alzoo den wegh voor d'achtergeblevè Ooftindifche, en andere verftrooide oorlogs- en koopvaardyfcheepen , te openen en te veiligen. Men ftelde dan den koers naar de Bree veertien Noordtnoordtweft aan. Maar aangezien dat men 1665. ia Sept. Tyding van d'Engelfchevloot, die zich ontrent de Bre«ve«rtien onthielt. Men befluit die met ongelyke maght op te zoeken en te bevechten»  486 Het LEVEN van den i665. De vloo komt omtrent de Breeveertien. Een koop. vaarder van d'Enge'fchenbcrnoo» mui. men dus doende zich aftrok van den poft , dien men voor eerft tot een verzaamelplaats hadt geftelt: en dat het, op't onzeker werwaart men verder den koers zou moeten zetten , al te gevaarlyk zou zyn de laater aankoomende fcheepen de vlag te doen volgen: zoo Werdt goedtgevonden, dat men ontrent of op den poft, dien men verliet, een galjoot zou laaten blyven: met laft om zulke aankoomende fcheepen bekent te maaken, werwaart zy zich voor eerft, tot nader ordre, zouden vervoegen en onthouden. Ook heeft men gelyke ordre aan d'andre verftrooide fcheepen, door andere galjoots, in 't vaarwaater daar men meeft vermoedde dat men ze zou konnen aantreffen, te gemoet gezonden. Ten zei ven daage quaamen noch twee fregatten, heteene genoemt het Waapen van Leiden, onder Kapitein Barent Hal, en 't ander Popkensburg, onder Kapitein Willem van Bergen , die ettelyke daagen ontrent het Texel hadden gezworven, weêr by de vloot. De tvloot zeilde den gantfchen volgenden nacht wel zeven mylen Noordtnoordtweft aan, zonder iemant ontrent de Breeveertien te vinden. Doch 'sdaaghs daar aan braght Kapitein Adriaan van Kruiningen, een der buitenwachten, zekere Hollandtfche koopvaardyfluit, genoemt Sint Michiel, te Lisbon met fuiker, oly en zout gelaaden, (die, ook van Bergen koomende, door d'Engelfchen, naa den ftorm, was genoomen, en door hem hernoomen) in de vloot. In dat fluitfchip hadt men den Luitenant van 't Engelfch oorlogfchip d'Avontuur gevonden,  L. Admiraal DE RUITER. 4S1 den, uit wien men verftondt, dat d'Avontuure niet alleen de gemelde fluit Sint Michiel op. den dertienden der maandt hadt genoomen; maar dat d'Engelfche vloot, of vyi fcheepen uit de zelve, ten voorfchrecver daage ook het Ooftindifche fchip den Fenix. en noch drie oorlogfcheepen, hadden vermeeftert, onder:anderen een fchip daar eer fwarte dubbelde Aarent achter ftondt, dai ook noch een ander Ooftindifch fchip dooi d'Engelfchen was genoomen. D'Engelfche Luitenant fcheen van 't vierde oorlogfchip;, dat toen ook werdt verovert,.- geen keunis te hebben. Dit- was d'cerfte tyding die men in 'sLandts 'vloot van die ontmoeting bequam. D'Engelfche vloot3 die, uit Hitlandt koomendê, was. ingevallen, hadt zich in Soulsbaay met' ongemecne fpoedt van alles voorzien, en was den achtilcn en negenden van September -, onder den Graaf van Sandwich , weer in zee geloopen. -Ook was de verhaalde ftorm, die te dier tydt opftak, in dit geweft zoo zwaar niet geweeft dan om de Noordt: zoo dat d'Engelfche vloot geen ramp of ongemak hadt geleden, dan dat een van haare fcheepen, de Diamant genoemt, zyne fokkemaft en boegfpriet hadt yerlooren. - D'Engelfchen, dus zee houdende, quaaincn op den dertienden van Sep-r tember op 't Wefteinde van't Doggers Zandt, < op den zclven dagh dat de Hollandtfche 2 vloot, gelyk gemeklt is f, langs dat Zandt -was gezeik: en op dat Wefteinde vervielen r ■ten zeiven daage de twee Ooftindifche fchee- * pen, de vergulde Fenix en 't Slot van Ho-" IL Deel. H h ' nin-v 166$. Tyding van'c nee•tnen van twee Ooftindifche en andere fcheepen. Na der baricht van't oedryf der Ergelfche vloot, die in den ftorm weinig fchaa'dé ,eedt. D'Engelchen kooien op het )oggers landt, ï p» 470. laar ze de vee Ooftidifche eu ier oor»  loglcneepen veroveren.13 Sept. i Zie j 461. 482 Met LEVEN van den ningen, ( het eene Viceadmiraal, en 't ander Schoutbynacht der Ooftindifche vloote) met noch vier Staatfche oorlogfcheepen, tc weeten, Weftvricfiandt, Groeningen, de Zevenwolden , en de Hoop, door den ftorm van de vlagh afgedwaalt, in hunne handen. Eenigen, met naame de Kapitein op 't fchip Weftvrieflandt, Pieter Klaaszoon Wynbergen, verweerde zich dapper. Plet Engelfch fregat de Hektor, den Fenix aan boordt klampende, werdt afgeflaagen, en, hem voor den boeg koomende, in den grondt gezeik, zoo dat 'er weinig meer dan twintig of dertig man van werdt geberght. Daarna werdt de Fenix door 't Engelfch fchip d'Avontuure bemaghtight. Het Slot van Honingen moft zich, dewyl 't fchip log, en de matroozen door de lange reis afgemat en flaau waaren, toen 't door d'Engelfche fregatten Pleimuiden en Milfort werdt bevochten,desgelyks in 't kort overgeven. Dit was het fchip dat, ten tyde toen de vloot van Bergen onder zeil zou gaan, tuflchen de klippen, ontrent Bok op raa, ettelyke daagen door tegenwindt werdt opgehouden. Ook hadt men (toen men meende dat het voor eerft niet zou konnen uitkoomen) den Kapiteinen Quiryn van den Kerkhove en Jakob Centen bevoolen daar op te paften f: doch 't was noch, eer die Kapiteinen daar by quaamen, op den achtften van September, door het Zuider gat, Kruisfioert, in zee, en daarna by de vloot geraakt. Men wift nu ook uit het verhaal van den gevangen Engelfchen Luitenant, ftraks gemeldt, dat d'Engelfche vloot  L. Admiraal DE RUITER. 483 vloot in de tnegentig fcheepen van oorlog fterk was, behalven 't kleen vaartuig: dat ze met het fchip den Souverain en vier gehuurde fcheepen was verfterkt: doch dat men acht fcheepen, die te Bergen met de Hollandtfche koopvaarders hadden gevochten, reddeloos hadt moeten opzenden. Weinig uuren naa dat de Kapitein van Kruiningen de verhaalde tyding aan de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter hadt gebraght, quam de Kapitein Jakob Wildtfchut, voerende het fregat Harderwyk, met twee galjoots, naa den middag in de vloot. Hy en de Galjootfchippers deeden 't volgende verflag, dat de Viceadmiraal van Nes, met noch dertien oorlogfcheepen, en eenige koopvaarders, en daar onder een Ooftindifch fchip, 'sdaags te vooren" wat beooften de plaats, daar zich de vloot nu bevondt, was geweeft, zettende zyn' koers Zuidtwaarts aan haar den wal, en dat de gantfche Engelfche maght dien zeiven dagh naa den middagh ten drie uuren zich daar dicht ontrent bevondt, loopende voort Weftwaart aan: zulks dat zy toenmaals tegens den anderen aanliepen: doch dat de grootfte hoop f van d'Engelfchen wat lywaarder was, dan de fcheepen onder van Nes: maar dat eenige van de loefwaartfte Engelfche fcheepen boven de Hollanders paneerden, en alzoo zeilende op elkanderen fchooten: doch dat ze niet wiften of d'Engelfchen hun wederom waaren naar gewendt, of niet. Doch een van de Galjootfchippers verklaarde, dat hy den Viceadmiraal van Nes met zyne byhebbende Hh 2 fchee- 1665. Men krygt tjding dat de Viceadmiraal van Nes gifteren by d'Engelfche vloot en in noodt was. I" Het gros.  484 Het LEVEN van öen 1665. il/en befluit terug te zeilen om van Nes t'ontzeuen. flo Sep. T 26 Aug. Verhaal van 'tgeen - den Viceadmiraalvan Nes in den fiorm, en; daarna was bejegent. • Kryght naa den flcrm het Ooftindifch fchip 't Wapen 1 vanHoorn, 1 en andere j fcheepen by zich. j \ I c t I fcheepen een uur voor 't ondergaan derZonnc* noch in 't gezicht hadt gehadt, zonder toenmaals d'Engelfchen te hebben gezien, of te hebben hooren fchieten. Op diekondtfchappen werdt verftaan dat men zich met de vloot weer tuflchen het Texel en 't Vlie zou vervoegen, om te zien of men den gemclden van Nes, met d'andre fcheepen, daar niet zou konnen aantreffen en ontzetten. Hier op ftelde den L. Admiraal zyn koers naar Texel. De Viceadmiraal van Nes, die, ettelyke weeken geleeden f, van 't fchip Rotterdam op het fchip kleen Hollandia was overgegaan, raakte in den ftorm, 'snachts tuflchen ien negenden en den tienden van September, van de vloot; dewyl zyn fchooverzeil en bezaan met een fmak water aan ftukken werdt ;eflaagen, waar door hy zoo veel water in 't ichip kreeg, dat men den geheelen nacht ^een lens kon krygen. Ook werden al de ruften aan ftukken gefmeeten, zoo dat de naften zeer los ftonden. Toen verloor hy xhielyk al de vuuren uit het gezicht. Daar1a toen de ftorm op den elfden wat begoft te ninderen, zach hy in 't eerft maar vier of vyf cheepen, en korts daarna heeft hy ontrent wintig fcheepen, onder anderen het Ooftndifch fchip het Waapen van Hoorn, by ich gekreegen, met veel galjoots, en ander :leën vaartuig, en den brander de witte 'waan zonder maften, die hy door den Kan'tein Laurens Davids liet flecpen. Ontrent en avondt kon men wel zevenendertig zeilen illen. Hy beval al de galjoots, die hy beoomen kon, rondtom te zeilen, en de ver- ftrooi-  L. Admiraal DE RUITER. 485 ftrooide fcheepen te vcrzaamclen. Ook liet hy den brander met (lompen, in plaats van maften, voorzien. Hy hadt den volgenden dagh twaalf oorlogfcheepen byeen: het zyne, en de fcheepen van de Kapiteinen Fabricius, Kornelis de Boer, Blankenburg, Laurens Davids, Klant, Wildtfchut, Karsfeboom, Jan Matthy'szoon, Albert Pieterszoon de Boer, Boos; en Viktol. Hy (lelde zyn koers Ooft aan, en kreeg daarna ook de Kapiteinen Niedek, Vyzelaar, en Ooftrum onder zyne vlagge. Niedek verhaalde, dat hy, den tienden der maandt, den Schipper van 't Ooftindifch fchip Nieuwenhoven, Pieter Kooker, hadt geberght, die, uit wanhoop, of mistrooftigheit, meenende dat zyn fchip zou zinken, nadien 't al zeven voet water in 't ruim hadt, in zee was gefprongen, en zich met zwemmen naar Niedeks fchip hadt begeeven. Den achtienden hadt van Nes, behalven de vyftien oorlogfcheepen, en 't Ooftindifchip 't Wapen van Hoorn, noch over de dertig koopvaarders onder zyne vlagge. Op dien dagh liet hy den Kapitein Niedek voor uit zeilen), en zondt de galjoots rondtom uit, om de zee t'ontdekken: en korts daarna zagh hy vier zeilen, 't waaren Engelfche oorlogfcheepen, te loefwaartvoor uit, en feinde al de Kapiteinen aan boordt. Toen werdt beflooten, de vyftien oorlogfcheepen in drie esquadres te verdeden, en dat van Nes over 't eerfte als Admiraal zou gebieden, Kapitein Kornelis de Boer over het tweede, als Viceadmiraal; en Kapitein Albert de Boer over het derde, als SchoutHh 3 by- 1%. Heeft twaalf oorlogfcheepen byeen, daar noch drie by koomen, Kryght vierEngelfche fchee" pen in 't gezicht. .iSSept. Verdeelt zynvyftien 001 Iogfc hepen in drie esqua» dres. Beiooven slkanderen trouwelyk by te flaan.,  486" Het LEVEN van den 1669* Krygen d'Engelfche vlooi In 't gezicht. Het Ooft indifch fchip d'Oyevaai komt by van Nes. t «9 Sept D'Engel fchen koe men op hem af. bynacht: belovende eikanderen getrouwelyk by te ftaan, en dat daar d'eene bleef ook d'ander zou blyven; dewyl d'Ooftindifchyaarder, noch zy 't niet konden ontloopen; indien 't d'Engelfche vloot was daar zy eenige fcheepen van zaagen. 'S avondts quaamen eenige galjoots, die voor uit waaren geweeft, aan van Nes boodtfehappen, dat zy veele fcheepen hadden gezien: en 's nachts kreeg hy verfcheide ty dingen van de galjoots, eenige zeiden, dat d'Engelfche, anderen dat de Hollandtfche vloot in den windt van hun was. Van Nes wendde dien nacht om de Weit, om 's morgens niet te vroeg by d'Engelfchen te zyn, en op dat elk tydt'had^ de om zich klaar te maaken. Met het aanbreeken van den volgenden dagh f zagh men d'Engelfche vloot. Ter zelve tydt quam noch een Ooftindifch fchip, d'Oyevaar, dat •zonder roer was, by van Nes, die ontrent een myl waters boven 't Engelfch esquadre van de Witte vlagge heene liep, tellende ontrent tachtig vyandtlyke fcheepen. Acht of negen der loefwaartfte Engelfche fcheepen ■ en buitenwachten deeden eenige fchooten naar de Hollanders, die ook op hen fchoo^ ten, zonder elkander te konnen bereiken: ook konden de Hollanders hun lyfchut niet gebruiken. D'Admiraal der Witte vlagge dee toen een fein, waar op uit ieder esquadre der Engelfche vloote zes fcheepen by eikanderen quaamen, en veel feinfehooten ".deeden. Maar met Zuidtzuidtoofter zon quaamen d'Engelfche buitenwachten, fterk twaalf fcheepen, naar van Nes toe, houden-  L. Admiraal DE RUITER. 4^7 dende eenige fchutgevecht niet de Hollanders, die hun, dewyl ze aan ly waaren, niet irenoeg konden naderen: doch kort naa den iniddagh liepen vier Engelfche fcheepen achter van Nes om, naar de twee Ooftindifche fcheepen , die zy meenden te ncemen : maar van Nes dat ziende hieldt op hen af, waar op de vier Engelfchen van d'Ooftindifchvaarders afweeken. Van Nes ftak toen weer by den windt over, en de vier Engelfchen voegden zich by d'andere acht Toen quaamen ze naar van Nes toe, en hielden weer fchutgevecht. Maar ontrent ten vier uuren wendden al de twaalf Engelfchen van de Hollanders af, cn liepen naar hunne vloot: doch twee van hun hadden geen ftengen \ en op twee laagen de groote reen van boven neder, en een ander was zyn bezaansmaft quyt, zoo dat ze vry reddeloos waaren gefchooten. Daarna zag men de boven gemelde achtien Engelfche fcheepen naderen, daar men weêr op eikanderen fchoot: maar 't en duurdeniet lang of zy liepen voor van Nes over, cn leiden 't op d'Ooftindifche fcheepen toe; die ten tweeden maale door van Nes werden ontzet, daar men toen weêr fterk op elkanderen fchoot, wel twee uuren lang. De Schoutbynacht der Witte vlagge volgde de Hollanders met ettelyke fcheepen, zonder hun te konner. opzeilen, en keerde, toen de donker begofl te vallen, weêr naar hunne vloot. Eer fregat van de Blaauwe vlagge fcheen noch wat te willen volgen: maar de Kapitein Laurens Davids van Konvent wendde naar hem toe, waar op het fregat ftraks afweek, en lih 4 zï" 1665. Poogen de twee Ooftindifchefcheepen teneeiïien JievanNes antzet. Hun tweede toeleg op de twee Ooftindifche fcheepen , door van Nes beiet. D'Engelfchen keeren te rug.  488 IÏET LEVEN VAN DÉN I665. Van Net werdt dooi Wildtfchut enOoftrum verlaten. t Zie P- 483. Aanmerking op het bedryf der \ Engelfchen. 3 c 2 h ne zyne makkers volgde. Op deezen dagh werdt de Viceadmiraal van Nes door de Kapiteinen Wildtfchut en Ooftrum verlaaten: want toen zy d'Engelfche vloot zaagen naderen, hebben ze zich van de vlag afgezonden, en zyn opgeloeft, en doorgeloopen. Wildtfchut zey daarna tot zyne verfchooning, dat zyn volk, ziende dat 'er negentig Engelfche fcheepen ontrent hen waaren, tegens hem Zeiden, dat ze tegens zoo groote maght met geen vyftien fcheepen konden vechten: maar met de zeilen behoorden t'ontvluchten, en dat ze, achterhaalt wordende, zich dan ter doodt toe zouden verweeren: 'dat hy op die aanraading haddc opgeloeft, en was 't met de zeilen ontkoomen: ook bekende hy, dat hy een zeer bezeilt fchip voerde. Dees braght, gelyk ra-haalt isf, daarna in 'sLandts vloot kootnende, den Heeren Gevolmaghtigden, en ie Ruiter, de tyding, dat vanN.es by d'Engelfche vloot, en in noodt was. Ook hadt nen aan de zyde der Engelfchen (volgens t geen de Viceadmiraal van Nes daarna verlaaide) op deezen dagh niet veel ernft bepeurt: dewyl 'er wel veertien of vyftien Engelfchen voor hem over konden loopen, die :chter zoo veel draagende hielden, dat ze Dened'en hem pafleerden, cn dat toen flechts icven of acht fcheepen op hem en de zynen yat fchooten: dat ook de mcefte hoop der Engelfche vloote wat min dan een myl beneen hem verby zeilde: dat d'andere En;elfche fcheepen op hem en de 'zynen niet eer aanvielen, maar alleen wat naar d'Ooftidifche fcheepen taalden, en als hy niet zy-  L, Admiraal DE RUITER. 489 ne oorlogfcheepen hun naderde, terftondr. wederom af hielden: dathy, zyn'koers vervolgende, van den Schoutbynacht der Witte vlagge, op zceker fein van den Engelfchen Admiraal, alleen met zeven of acht fcheepen tot den donker toe werdt gevolght, maar dat d'Engelfche vloot hem niet nawendde: zonder te konnen bedenken uit wat redenen zy hem verlieten. Ten dien tyde was hy ontrent twee mylen van 't Landt, en liep zoo naa aan de wal als hy kon, maar wendde 'snachts weêr om de Zuidtweft, cn vondt zich 's morgens ontrent het klecn eilandt Schiermonikoog, tuflchen de Wefter Eems en Amelandt, Toen liet hy 't Ooftindifch roerloos fchip door den Kapitein Laurens Davids naar de Eems fleepen: doch 't raakte noch in 't kort binnen *t Vlie. Het ander Ooftindifch fchip , 't Wapen van Hoorn, was 'snachts van hem afgeraakt, en liep naar d'Elve, daar't zich voor Gelukftadt bergde. Ook werdt het daar ontloft, en men liet d'ingelaade goederen met Wadtvaarders binnen deur, of over't Wadt, naar Hollandt brengen. Ontrent den middagh verftondt de Viceadmiraal van Nes uit Kapitein Tandt, dien men hadt afgezonden om hem op te zoeken, dat hy 's Landts vloot tuflchen het Texel en 't Vlie zou vinden, Hy ftelde dan zyn' koers derwaart, en hadt 's nachts een ftorm uit den Noordtnoordtooften: doch liet het met een fok en bezaan doorftaan, cn quam den volgenden dagh met elf oorlogfcheepen by 's Landts vloot, die,, gelyk verhaalt is, op de tyding dat hy in noodt was, 's daaghs te Hh 5 voo- 1665, Het Ooftindifchfchip d'Oyevaar werdt binnen ge» fleept. En 't Wapsn van Hoorn bergt zich op d'Elve, Van Nes komt met elf fcheepen by 's Landts vloot. 21 Sept,  16-65. En wordi voor zynen dienfl bedankt. 52 Sipf. 22 Sept. Den L'Ad- rairaalen Evertsz. Tromp en de Vries,' werdt magt gegeven, om, ais zy de Ruiter? feinen niet zouden konnen zien, zelf iïin te Bioogen 4po Het LEVEN van den vooren den koers naar 't Texel en 'ï Vlie hadt geflelt, om hem aan te treffen én te hulp te koomen. Hy voer daarna aan de Ruiters boordt, daar hem de Heeren Gcvolmaghtigden, en de Ruiter, met vreugde verwellekoomden, en naa 't hooren van 't verflag zyner verrichting, in 't byzyn van al de Bevelhebbers en Kapiteinen, hoogelyk voor den dienfl:, dien hy aan 't vaderlandt hadt gedaan, bedankten. Maar de Kapitein Wildtfchut, die hem in den noodt hadt verlaaten, werdt op het fchip Delflandt in verzeekering of hechtenis gehouden. De Neêrlandtfche vloot vondt zich op den cenentwintigften, 's avondts,dwers van 'tNoordteinde van Texel, en zeilde dien nacht zeven of acht mylen Noordtwen: in zee, op hoope van d'Engelfchen 's morgens vroeg te zien : maar de zon opkoomende zagh men niemant. Ten zeiven daage werdt, naa eenige beraadtflaaging met den L. Admiraal de Ruiter, en andere Hoofden van 's Landts vloote, dit volgende befluit genoomen, en onder de Ruiters handtteeken uitgegeven, Dat naademaal, wanneer men met de vyanden in gevecht zou zyn, de feinen die by de L. Admiraal de Ruiter, als Admiraal van de vloote, om tegens den vyandt aan te wenden, of and er fins, uit oorzaake van den rook, of andere ongelegentheit, wel licht niet wel zouden konnen worden gezien, 'in zulk^ een ongelegentheit de L. Admiraaien Kornelis Evertszoon, Tromp en de Vries, maght werdt gegeven, als zy zouden bevinden of oordeelen, met tegens den vyandt aan te wenden, eenig merkelyk voordeel te konnen heb-  L. Admiraal DE RUITER, 491 hebben, dan in zulk een gevalle het gewoonlyk fein om te wenden te moogen doen: mits dat zy dien onvermindert altydt op de beraamde feinen, die uit het fchip van den L. Admiraal de Kuiter gedaan zouden worden, het ooge zouden hebben te houden, en daar, zoo veel doenlyk zy, op te letten, en die konnende bekennen , zich daar ftip naar te richten, en voorts altydt op de vlagge te paffen, en de voorige beraamde ordres in alles naar vermoogen naa te koomen. Te dier tydt gaf men den Kapitein Jan Matthyszoon verlof dat hy met het fchip Delft, ten aanzien van 't groot getal zieken dat hy hadt, cn andere ongelcgentbeden daar hy in was, naar de Wielingen zou moogen zeilen, om zich met kloek en frifch volk, en andere behoefte, te verzien, en dan weêr naar de vloot te koomen. Korts daarnaa werdt den Heeren Gevolmaghtigden door een Hoeker Schipper bericht, dat hy d'Engelfche zeemaght 's daaghs te vooren ontrent het ondergaan der zonne Noordtnoordtweft van de Hollandtfche vloot, en even buiten haar gezicht, hadt gezien, waar uit men gifte dat het dien dagh licht tot een hoofttreffen zou aangaan. Op deeze tyding werdt terftondt een brief aan de Gemaghtigden van hunne Hoog. Moog. die zich toen in Texel onthielden, afgevaardight: ten einde dat men d'oorlogfcheepen, die daar binnen laagen, en in ftaat waaren om dienft te konnen doen, terftondt in zee zou preffen. Ook hebben toen de Heeren Gevolmaghtigden hunnen Zeeraadt Simon Willemszoon aan de gemelde, Gemaghtigden binnen Texel gezonden , 1665. ioen om te wenden: mits dat ze de Ruiters feinen ziende zich daar naar zouden richten. jan Matthyszoonwordt opgezonden. Tyding van d'Engelfchevloot. De Zeeraadt Simon Willemszoonwordt bin-  492 Het LEVEN van den 1665. nen Texel gezonden. De Neerlandtfchevloot op nieuin vieren verdeelt. 22 Sept. Befluit der Heeren Staaten om de vloot te verlterken en van alles te voorzien. f 17 Sept. De vloot zeilt naar Goereê. DeVicead miraal van Nes wordt naar Rotterdam gebonden , ' den, om hen van den toeftandt der zaaken mondeling t'onderrichten; op dat de gemelde fcheepen ten eerften moghten uickoomen. Ten zeiven tyde werdt de Necrlandtfche vloot, nu fterk tuflchen de tfeftig en tzeventig fcheepen en fregatten van oorlogh,' op nieu in vier esquadres verdeelt, en de L. Admiraal de Ruiter ftelde zynen koers Noordtweft aan, by den' windt overloopende tot ten twee uuren naa middernacht, toen hy weêr naar den wal wendde, zonder vyanden of Engelfchen te zien. Korts te voorenf hadden de Heeren Staaten Generaal beflooten, dat men al d'oorlogfcheepen , voor Hellevoetfluisenin Texel leggende, zonder tydtverzufm zou doen uitloopen, en zich voor gaats houden, om zich by 's Landts vloot te voegen: dat men ook al de behoeftfcheepen, met bier, water en andere levens- en. krygsbehoefte geladen, zou uitbrengen; ten einde dat men de vloot van alles zou voorzien. Midlerwyl werdt de Ruiter met 's Landt vloot door deNoordtooftewinden van ontrent Kamperduin Zuidtwaart aangedreven, en derhalve goedtgevonden, zich van dien windt te dienen, om voort naar Goereê, de beraamde verzaamelplaats, te zeilen, en de gebrekkelyke fcheepen te voorzien. Daarna werdt Jen Viceadmiraal van Nes door de Heeren Gevolmaghtigden gelaft, dat hy een keer naar Elotterdam zou doen, om met het oorlogfchip, lat in de Maaze voor hem gereedt werdt gemaakt, of anders met zyn lyf alleen, zich :en fpoedigfte weêr onder de vloot te vervoegen, Hier op werdt hy met een galjoot te  L. Admiraal DE RUITER. 493 te Scheveningen aan landt gezet f. De Zeeaaadt Simon Willemszoon vertrok ook te dier tydt uit de vloot. Hy hadt, ontrent Scheveningen koomende, zyn affcheidt ver-1 zocht, te kennen gevende, dat hy tot zyn groot ongemak, merkelyk naadeel, en ver1 achtering van zyne byzondere zaaken , en grooten koophandel, dien hy daaghlyks dreef, niet langer uit zyn huis kon blyven. De Heeren Gevolmaghtigden op 's Landts vloot, in zyn verzoek bewilligende, gaven hem een fchriftelyk affcheidt, van deezen inhoudt, dat hy hun, als Zeeraadt, den tydt van zes weeken, op de vloot met zynen raadt getrouwelyk hadde bygevoont, en den Lande in veele zaaken goede dien ft en gedaan: dat ze hem nu, op zyn verzoek en ernftig aanhouden, hadden ontjlaagen, om aan landt, en naar zyne woon* jleede te moogen opgaan: hem bedankende voor den dienfl, dien hy den Staat der vereenighde Nederlanden, en hun, geduurende de tegenwoordige toght |, in verfcheide gelegentheden, met allen ernft, vlyt en wakkerheit f, hadt gedaan en beweezen: en hem verzeekerende, dat ze zulks by hunne Hoog. Moog. de Heeren Staaten Generaal, en elders daar V behoorde , zouden roemen, en van hem altydts, als eengoedt en getrou liefhebber des vaderlandts wel getuigen. De Heer Jan Korneliszoon Vrek, Burgermeefter van Monnikcdam, die ook den Heeren Gevolmaghtigden, om zyne kennis en ervaarentheit in 't zeemanfchap, en 't oorlog te waater, tot Zeeraadt was bygevoeght, hadt het ongeluk gehadt van zich in 't begin der toght aan zyn flinker been zwaar- t lï Sept. De Zeeraadt Simon Willemszoonvertrekt \iit de vloot, naa dat by daar" toe verlof hadt bekoomen. 24 Sept. Loflyk affcheit hem by de Heeren Gevolmaghtigden gegeven. { Expeditie. t Pïgilan* tie. f Patriot. De BurgermeefterVrek, zyn been bezeert hebbende, was ook aan landt ge gum.  494 Met LÉVEN van den 1665. 4 17 Sepi. * i OStob. Getuigenis t'nunner «ere % 10 Dec. Gift van eere hun coe^eleit. j. 6 Auz. De vloot komt voor de Maaze. De Krygs. raadtwerdt ter zaake van den Kapitein WildUcbui zwaarlyk te bezeeren, zoo dat hy, toen de vloot naa den ftorm voor 't landt quam 4,5 genoodtzaakt wierdt zich naar huis te begeven, en de gemelde wonde daar met beter gemak te laaten geneezen. Dit maakten de Heeren Gevolmaghtigden aan hunne Hoog. Moog. met een brief bekent *, met by voeging van deeze getuige nifTe, dat de Heer Burgermee fter Vrek en Simon Willemszoon, beide , en een yder van hun, hunne yver en volvaardigheit om V Landt dienfl te doen hadden betoont, en naar de geringheit van de gelegent heden , die daar toe noch voor hun vertrek waaren voorgekoomen, V zelve ook met 'er iaadt hadden beveflight. Ook werdt daarna i ter vergadering van de Heeren Staaten van Hollandt, t'hunnen aanzien, goedtgevonden en verftaan, dat van weegen hunne Ed. Groot Moog. de zaake ter Generaaliteit daar heene sou werden beftierdt, ten einde aan ieder van hun, voor vergelding en tot erkentenilTe van ie goede dienlïen, geduurende de laatfte :oght ter zee gedaan, een fomme van twaalfrionderdt Kareis guldens moght toegevoeght worden: en dat boven en behalven zoodaalige achthonderdt guldens, als ieder van de zelve, by voorgaande befluit 4., tot verval van hunne uitrufting, was toegezeit. De vloot was nu den vierentwintighften van Scp:ember dwers van de Maaze gekoomen, daar nen,^ vermits het flil werdt, en om door de vloeat niet te rug gedreeven te worden, het inker moft werpen. Hier leggende lieten de I IeerenGevolmaghtigdendcn hoogenScheepskrygsraadt by een roepen, toen beftaande uit den  L. Admiraal DE RUITER. 495 den L. Admiraal de Ruiter, de drie andere L. Admiraalen Evertszoon, Tromp en de Vries; de Viceadmiraalen van der Huift, Bankert en Koenders, en de Schoutenbynacht de Liefde, Kornelis Evertszoon de Jonge, met den Kapitein Pieter Salomonszoon, die te dcezer tydt, in 't esquadre van den Ileere de Ruiter als Schoutbynacht de vlag voerde. Hier werdt niet alleen beraadtflaaght over de zaak van den Kapitein Jakob Wildtfchut r die den Viceadmiraal van Nes op den negentienden der maandt hadt verlaaten; maar ook over het misdryf van eenen Jan Boogaardt, gewcezen Luitenant van den Kapitein Kommer Gerritszoon, op het fchip de Luipaardt. Dezen werdt te laft geleidt, dathy in't gevecht op den dertienden van Junius de lyzeilen buiten laft van zynen Kapitein hadt laaten byzetten, en, toen de Kapitein beval de zelve weêr af te neemen, tegen zyne ordre bevoolen, die te laaten ftaan: dat hy ook den Quartiermeefter, tegens d'ordre, wil en dank van den Kapitein, hadt bevoolen draagende te houden, en overzulks oorzaak was geweeft dat het gemelde fchip van den vyandt afhieldt. Zy'werden beide in hunne verweering gehoort, en de vonniften t'hunnen lafte, volgens de meerderheit van Memmen ingeftelt en daarnaa r geleezen, vaftgeftelt en uitgevoert. De Krygsraadt oordeelde aangaande den Kapitein Wildtfchut, dat hy zyn eer en eedt niet hadt betracht, maar het Admiraalfchap, 'twelk men onder den Viceadmiraal van Nes hadt gemaakt, fchandelyk verlaaten, hem derhalve van zyn ampi er 1665. en den Luitenant Bogaardt by een geroepen. ƒ i 26 Sept. Vonnis over den Kapitein Wildtfchut uit^efprookenen uitgavoert.  490 Het LEVEN van den 1665. Vonnis tegens den Luitenant Bogaart. Vonniffen over Rem 't Hoen en anderen gevelt. t a; OSiob. en bediening afzettende, en hem vcrklaarendc eerloos èn onbequaam om ooit of ooit in dienfl: van den S taat meer gebruikt re worden: beveelcnde, dat zyn zydtgeweer door den Scherprechter voor zyne voeten zou worden aan ftukken gebrooken, met verbeurtmaaking van alle zyne gaadje, die hy ter zaake van de tegenwoordige toght moght te goede hebben. De Luitenant Bogaart werdt toen by vonnis van den Krygsraadt, ter zaake van zyn misdryf, niet alleen van zyn ampt afgezet cn eerloos verklaart, maar van den Scherprechter weghgefchopt , of voor fcheJm wegh gejaaght. Beide die vonniflen werden ftraks in 't werk geilek en uitgevoert, en men liet hen daarna met een vaartuig aan landt zetten. Eenigcn tydt daarna $ werdt ook Rem 'tHoen, tweede Luitenant van den geweezen Kapitein Wildtfchut, (om dat hy zich in de beraadtQaaging, waar by men riedt den loef te houden, by den windt te fteeken, en met het fchip t'ontvluchtcn, by onderteekening van zeeker fchrift hadt ingelaaten) afgezet, eerloos verklaart, en voor fchelm wegh gejaaght: houdende zyne gaadje voor verbeurt. Maar Hubrecht Schooneveldt, den cerften Luitenant , die by de gemelde beraadtflaaging wel tegenwoordig was, doch den Kapitein van geen' quaaden raadt hadt gedient, heeft men alleen in een boete van drie maanden gaadje verweezen. Doch de Luitenant Verfteeg, Bevelhebber over de foldaaten op 't gemelde fchip, die zich ook in die beraadtflaaging hadt gemengt, werdt van zyn ampt afgezet , en  L. Admiraal DE RUITER. 497 eri^ verklaart onbequaam te zyn om ooit ol ooit ten dienft van den Staat in krygsampten gebruikt te worderi, met verdreverbeurtmaaking van zyne gaadje. De Kapitein Kornelis Ooftrum, die ook op den negentienden der maandt den Viceadmiraal van Nes hadt Verhaten, werdt, naa'toverWeegen van'tgeen hy t'zyner verfchooning bybraght, door den Krygsraadt voor den tydt van een jaar in dé bediening van zyn ampt gefchorftf, en de gaadje, die hy in de toght hadt verdient, voor verbeurt gehouden, Terwyl zich de vloot, naa d'aankomft van den Viceadmiraal van Nes j voor 't Landt onthield, ontfingen de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter twee zeer verfcheide tydingen f ,< waar van d'eerfte tot droef heit, en de tweede tot blydtfchap ftrekte: d'eertc aangaande 't verlies, en d'andere raakende de bchoudenifie van zommige fcheepen', die men federt den ftorm noch mifte, en daar men in 'tkort noch nader befcheidt van kreeg, dat hier op uitquam: de vier oorlogfcheepen, genoemt het huis te Zwieten, de Gelderfche Ruiter, dé Sint Paulus van Zeelandt, en de Sint Paulus van Enkhuizen, die gevoert werden door de Kapiteinen Karften Krynszoort de Pvechtere, Evcrt van Gelder, KornelisThömaszöon, en Jan Raap, waaren den achtienden der maandt, naa den zwaaren ftorm, met twee branders, vyf of zes behoeftfluiten, een Engelfche kits, te \ vooren op de kuft van Schotlandt genoomen, 1 een Engelfche prys, door de Ruiter in Ame-1 rika verovert, (die voor uit was gezonden, 1 en eenigen tydt te Bergen hadt gelegen) *en 1 II. Deel, li noch! 1665. Kapitein Ooftrum wordt voor een jaar in de bediening van zyn ampt gefchorft. +" Ceflt. fyendeerti t ?3 ett 26 Sept, Bericlit tangaande t verlies /an eenige cheepen. Zeventien >f achtiea cheepen oomen laa den torm op iet DogletiZsjjdï,  ■498 Het LEVEN van den 1665. Onrmoe ten een' Bceémer Schipper. Op wiens quaaden raa it zy hun koers veranderen. En vervs'len onder d'Rngelfchen19 Sept Die vier oorlogfcheepenen noch etteiyke an dere vero veren. noch drie of vier koopvaarders, t'zaamen zeventien af achtien zeilen, op het Doggers Zandt gekoomen, en Zuidt aanleggende, om de Hollandtfche vloot, daar ze van afgedwaalt waaren, op te zoeken, ontmoette hun een Breemer Smakfchipper, dien zy vraagden of hy geen Engelfchen hadt vernoomen? Hy antwoordde, dat hy tachtig Engelfchen fcheepen had gezien, en by zeven der zelve was gewecft, die hem hadden toegeroepen, dat ze eenige Ooftindifche fcheepen hadden verovert. Men vraagde toen den Breemer, wat koers dat men dan beft zou neemen, om d Engelfchen t'ontgaan? Hy riedt hun dat ze Óoftzuidtooft zouden aanzetten. Dus gaf hy hun, het zy uit onverllandt en onkunde, of, gelyk zommigen mecnen, willens enweetens, een' quaaden raadt: want hadden zy hunnen koers Zuidt aan vervolgt, zy zouden niet alleen boven d'Engelfchen, maar ook verre boven de Hollandtfche vloot geloopen hebben, en waaren buiten twyfFel behouden voor 'tLandt gekoomen: maar nu, hunnen koers veranderende en Óoftzuidtooft voortzeilendc, vervielen ze in den donker, ten twee uuren naa den middernacht, vy f mylen buiten 't landt van 't Vlie, ontrent de hooghte van Amclandt, in 'tmidde der Engelfche" vloote, die hen omringde, cn met den dagh op hen begoft te fchieten. Hier werden de vier oorlogfcheepen, naa een uurvechtens, verovert. Het ïluis te Zwieten, dat tzeventig ftukken voerde, zeit men dat flechts negen fchooten deedt, en ftraks werdt overgegeeven: maar de Kapitein Even van Gelder, fchoonbroe- der  L. Admiraal DE RUITER. 490 der van den Heer de Ruiter, voerende het fchip den Gelderfchen Ruiter met zesenveertig ftukken, hadt zich treffelyk géqueeten. Ter zeiver ftonde zyn noch eenige van hunne byhebbende fcheepen genoömen: te weeten, de kits, en' d'Engelfche prys, boven gémeldt, voorts drie öf vier behóeftfluiten, twee of drie koopvaarders, en twee branders. Het brandtfehip de witte Zwaan, dat zyn maften hadt verlöoren, en door van Nes met ftompen was verzien, was ook ontrent deeze fcheepen geraakt, en de Kommandeur, Jan van Braakel, Hak 'er den brandt in, op dat het niet in handen der Engelfchen zou komen; en bergde zich, met zyn volk, met de floep öp 'teilandeken 't Heilig Landt. Dus zyn van achtien of -negentien fcheepen weinig ontkoomen: onder anderen raakte een behoeftfluit noch in d'Oofter Eems, een ander in 'tgat van Amelandt, en een koopvaarder in 'tVlie. Deeze tyding ging den Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter buiten hunne gilling : nadien ze te vooren door eenige galjoots kondfehap hadden gekreegen, dat de gemelde fcheepen den achtienden der maande het Doggers Zandt op vyftien vadem waaren gepaïïeeft, en hunnen koers Zuidt aan "naar het Texel fielden. Waar uit de gemelde Heeren afnaamen en vertrouden, dat ze in benoude haven waaren geraakt: maar *tontmoeten van dien Breemer Schipper was hun ongeluk, en 'tveranderen van koers, op zynen quaaden raadt, hadt hén onder de vyanden, en in hunne handen gebraght. Doch hier tegen gaf het gelukkig geval van een merkelyk geIi 2 tal  500 Het LEVEN van oen 1665. Vernaai van 't we dervaaren van den Kapitein en Schout by nacht Houttuin, t 11 Sept, Hy komt naa den ftorm by tien oorlogfcheepen eri drie Ooftindifchvaarders. Zy koomen op het Doggers Zandt. ia Sept. tal der andere vermifte fcheepen weêr ftof tot vreugde. De Kapitein Adriaan Dirkszoon Houttuin, die, in 'tafweezen van Stachouwer, de vlag als Schoutbynacht voerde, zagh, toen de ftorm, die de Hollandtfche vloot hadt verftrooit, wat bedaarde, 'smorgens, den elfden der maandt f, eenige fcheepen aan ly, daar hy naa toeliep, verhoopende 's Landts vloot te vinden. Daar by koomende waaren 'ttien oorlogfcheepen, en drie Ooftindifche fcheepen, te weeten de Jonge Prins, de ryzende Zon, en de Kogge, of 't oude Wapen van Amfterdam, met een fluitfchip de vergulde Dolfyn genoemt. D'elf oorlogfcheepen, die zich hier by een vonden, waaren de volgende, Bevelhebbers. Scheepen. Airiaan Houttuin, als Schoutbynacht. 'T Wapen van Medenblii. Jakob Broeder. - - De Dom van Utrecht. Adriaan van Veen. - Afkeren. Elandt dn Bois. De Vreede. Jakob Philipszoon. - - Zutfen. Jooft Michielszoon. - J!,./landia. Willem Boudeinynszoon. - Schiedam. Henrik Brouwer. - De kleene Harder. Adriaan Teding Berghout - De Priuces. Engel Janszvon. - De Vlasblom. Xde llilkes. - - De Pofliljon. Deeze fcheepen liepen met eikanderen ter lens af tot tegen den avondt, toen zaagen ze vyf of zes zeilen achter uit, en fmakten 't op de ly, om die in te wachten, maar zy verlooren ze door de duifterheit dernacht. Daarna hunnen koers tot den twaalfden vervolgende, quaamen ze op het Doggers Zandt, op twintig vadem waters. Toen liet Houttuin de witte 'vlag waaijen, en men be-  L. Admiraal DE RUITER. 501 beraadtflaagde over den koers dien men zoi houden, om 'sLandts vloot aan te treffen Men befloot den koers Zuidt aan te ftellen Dit werdt terftondt in 't werk geftelt, to den dertienden 'smorgens, toen werdt hei ftil, en daarna kreegen ze den windt uit der Zuidtzuidtooften, met mottig buijig weder, Zy liepen te dier tydt Zuidtweft aan , tot dal ze, naa den middagh, bezuiden 't Zandt gekoomen, eenige zeilen, te loefwaart voor uit, in 't oog kreegen, die zy meenden 's Landts vloot te zyn: ook zouden ze daar dwers in gezeik hebben: indien hen zeeker Huisduiner galjoot, en de Schipper van den vergulden Appel , die hun al vluchtende voorby zeilden, niet gewaarfchout hadden; zeggende, dat het de geheele Engelfche vloot was, beftaande in meer dan honderdt zeilen. De Huisduiner Schipper riep het volk van 't Ooftindifch fchip de Ryzende Zon in 't voorbyzeilen toe, Hey vrienden hou, rukt al uw zeilen by, en vaardig in den top. Zoekt den vyandt f ontvluchten. 'T is de geheele Engelfche vloot. Zy jaagen ons naa, en zullen ons in een uur of twee onder haaien. Dus verre ben ik 't ontkoomen: maar myn andere makkers zyn mcefi verovert. Wy waaren met een kleen getal verf rooide fcheepen , door V bedroch der Staaten vlaggen, die d'Engelfchen lieten waai jen, onder hen vervallen. De Fenix en 't Slot van Honingen zyn voor myn oogen weghgenoomen. Nu vervolgen ons de vyanden met al hunne maght, en haaien ons handt over handt in. IVy moeten als de donker valt flraks van koers verandeli 3 reni 1 1(365. , Zetten den koers . Zuidt aan. ; 13 Sept. 1 Zien eenige zeilen, en vervallen byna onder d'Engelfche vloot. Worden door een Huisduiner galjoot ïewaarrdiout.  502 Het LEVEN van den 16-65. De drie Ooftindifche fcheepen neeBien de vlucht en laaten *t voor windt afJpopen. Houttuin Volgt ze piet kleen ieil. D'Ooftin-'. djfcbe 1 fcheepen ■ veranderen hunnen i foers. 1 ren: of wy zullen voor middernacht alomcingelt, of licht wel eer in ''svyandts handen vallen. Ik zal uw twee makkers (dees waaren wat voor uit) ook gaan waarfchouwen. Op deeze tyding en waarfchouwing viel niet te vechten : 't was onmoogelyk met elf oorlogfcheepen cn drie of vier koopvaarders tegens zulk een ovcrniaght te beftaan. Men vondt nergens hoop van behoudeniftb dan in 't vluchten. De drie Ooftindifche fcheepen fpilden geen tydt van doen met beraadtflaagen, maar ftelden, alles byzettende wat goedt kon doen, hunnen koers Noordtnoordtooft of Noordt aan, en lieten 't, nevens het fchip den Dolfyn, voor de windt afloopen. De Schoutbynacht Houttuin verpreidde de Kapiteinen der andere oorlogfcheepen , in der yl overleggende wat men in deeze gelegentheit ten meeften dienfte van den Lande zou doen. Toen werdt goedtge-: vonden, dat men d'Ooftindifche fcheepen met kleen of opgegydt zeil zou volgen: op dat d'Engelfchen, zulks ziende, niet'denken zouden, dat het getal van deeze fcheepen zoo kleen was. Dus liepen ze Noordt aan, tot :egens^dcn avondt, toen mollen ze, dewyl aen d'Engelfchen fterk vervolgden, meer ;eil maaken , verhoopende d'boftindifche cheepen te bezeilen. Maar 's morgens waa•en ze uit het gezicht, ook zagh men geen Engelfchen. Houttuin ftelde toen verfcheile koerflen aan, om d'Ooftindifchvaarders^ vaar 't moogelyk, te vinden. Zy hadden :oq haaft als 't donker werdt hunnen koers ^d?*V en leiden eerft Noordtoolt, cn daar--  L. Admiraal DE RUITER. 503 daarna in de voornacht Ooftnoordtooft aan, loopende dwers voor d'Engelfche ooftclykiïc fcheepen over, om hen te misleiden, en ontrent middernacht recht Ooft aan. Het fchip de Ryzende Zon, in de duillerheit der nacht van d'andere fcheepen afgeraakt, vondt zich 'smorgens | alleen, kreeg daarna een Hollandtfch galjoot by zich , en zette, naa veel fukkelen, en 't ui titaan van veel gevaar, den koers naar den Orefondt. Doch 't werdt noch cenigcn tydt van een Engelfchen kaaper gevolght, en raakte daarna $ op de Jutfche kuil by twee kloeke Engelfche oorlogfcheepen , die drie koopvaarders by zich hadden. Waar door een gedeelte van 'tvolk, vreezende voor d'ellcnde der Engelfche gevangkenifTe, de boot begoll loste maaken, om die in zee te zetten, en naar landt te vluchten. Dan d'Engelfchen zochten hen niet. Zy zaagen den Ooftindifchvaarder voor een oorlogfchip aan, en lieten hem zyn' koers ongemoeit vervolgen. Dus raakte dit fchip noch eindelyk f in den Söndt,èn quam ■ voor 't Slot Kroonenburg, en by de zes fcheepen van den Schoutbynacht Stachouwer, ten anker. + De Kapitein Houttuin, die, gelyk gemeldt is, alle vlyt tevergeefs' hadt aangewendt, om de drie Ooftindifche c fcheepen op te fpeuren, verftondt 'savondts*! door den Schipper van den Dolfyn, Juriaan I Juriaanszoon Poel de Jonge, dat de twee1; fcheepen de Jonge Prins en de Kogge hunnen' koers naar het Zoenwater in Noorweegcn z hadden gcftelt: doch dat de Ryzende Zon met noch een galjoot van hun was geraakt. \ li 4 Toenc 1665. DjRyzen- loopt naar de Zonde. | 14 Sept. j: 17 Sept. ■ 20 Sept. Houttuin :rygflt tying dat e Jonge 'rins en de ^ogge aar 't loenwater rasren geuit. Hy zendt /illem oude-  5°4 Het LEVEN van den wynszuon derwaart * 14 Sept Krui ft ontrent Vlekkeren. Tyding van een Ooftin^ifphfchip.J7 Sept. i r Verhaal j fan Y j Toen zondt hy den Kapitein Willem Boude. wynszoon van Eik, met het fregat Schiedam, naar 't Zoenwater, om te verneemen of daar Ooftindifche en andere fcheepen waaren ingevallen: met verderen laft van ten ccrfte te rug te koomen, en hem voor of in Vlekkeren te vinden. Hy liet ook een galjoot naar de voornaamfte havenen van Noorweegcn zeilen, ten einde dat men alle Hollandtfche fcheepen voor d'Engelfchen zou waarschouwen:'(lellende hunne verzaamelplaats voor Vlekkeren; daar hy met zyne fcheepen tot den zeventienden der maandt kruide, Toen werdt hem door een Noorman, die met een Jol aan zyn boordt quam, bekent gemaakt, dat binnen Vlekkeren verfcheidc fcheepen waaren ingekoomen, en onder anderen een Ooftindifchvaarder. Hier op werdt goedtgevonden derwaart te loopen: ten deele om rechte kennis van zaaken te bekoomen, ten deele om zyne fcheepen, die in den voorgaanden ftorm zeer lek waaren geworden, wat te voorzien. Daar binnen koomende, vondt hy 't Ooftindifch fchip Nieuwenhoven, en de twee oorlogfcheepen de Vlasblom m de Poftiljon, (die'snachts van hem waaren afgeraakt, en, met d'Ooltindifchvaarders voor uitloopende, en daar van afdwaalende, bier waaren ingeloopen) met noch twee koopvaarders, en een galjoot. Hier verftondt iy uit den monde van den Stuurman van 't chip Nieuwenhoven, Markus Janszoon, in vat ongelegentheit en uiterfte "gevaar dat ze net dat fchip waaren vervallen. Zy waaen, verhaalde hy, den achtften der maandt on-  L. Admiraal DE PvUITER. 505 ontrent Bergen by 's Landts vloot gekoomen: en moften den negenden f in den fchrikkely-i ken ftorm geduurig pompen; en den tienden' nam de ftorm zoo toe, dat zy 't met geen twee pompen konden gaande houden; naa-1 dien die door de peeper gantfch onklaar waaren. Toen vielen zy met alle man aan 't baalien, en zochten 't water met baalien (dat zyn wyde en platte fcheepstobben, of' bakken) uit te fcheppen, doch't water wies daar tegens aan. Zy maakten toen de fok by, om voor windt af te loopen, maar konden 't groot zeil niet inkrygen, en verJooren in dat werk twee kloeke matroozen. Daar was toen al vyf voet water, dat geduurig aanwies, in 't fchip, en drie voet op den onderften overloop, 't welk het fcheepsvolk ten hooghften ontftelde: niet anders dan 't verlies van fchip en leven voor oogen ziende. Toen liepen ze een oorlogfchip ('t was 't fchip den Briel, daar Kapitein Niedek op geboodt) onder de ly voorby, om 't zelve met toe te roepen, dat ze zonken, tot hulp te beweegen: maar 't kon hen niet helpen, noch redden. Hier op fprong de Schipper Pieter Kooker, die nu ten einde van alle hoopewas, vreezende elk oogenblik met het fghip te verzinken, buiten boordt, in zee, poogende naar 't oorlogfchip te zwemmen, en werdt, dat wonder was, in dien ftorm noch geberght j. Al 't volk, ziende dat de Schipper hun uit wanhoop begaf, ontviel toen de' moedt, en 't fchip ftondt, by gebrek van tegenweer, op't punt van te zinken; want met, het verminderen der hoope verflaauwen ook U 5 d(? 1665. chrikkeyk en uierrte gezaai-, dac iet Oofïiniifch fchip Vieuwenïoven in kn ftoim nadt uitgelaan. f 9 Sept, Daar komt zeel water in 't fchip. De Schipper fpringt, in zee. I Zie p. 't volk vordc aoedeoos.  I 1665. De Scuu man fpreekt hun een hart in. Groote ar beidt om 't water quyt te worden. * II Sept 'T water mindert. \ 12 Sept Het fchip bergrit zieh bin- ( nen Vlek- ■ keren, doch zeer befchaa i digt en 1 reddeloos £ i \ 1 506 • Het LEVEN van den de krachten, Doch de Stuurman fprak den ••matroozen weêr moedt in, en gaf hun hoope van noch landt te zullen bezeilen. Zy vielen dan op nieu aan 't baalien, liepen Ooftzuidtooft aan, en twee of drie uuren daarna zagh ■men dat het water niet-meer toenam. Waar op hen de Stuurman te*meer aanmaande, om t'hunner behoudenifle te arbeiden : zoo dat ze een geheel etmaal zonder de minde verpoozing baa'ieden, en den volgenden morgen * begoft het water wat, te minderen en 't onweer af te necmen. Ontrent den middagh kreeg men 't water gelyks het zaadthout. Men maakte toen d'ondcrzeilen weêr by. De Stuurman ftelde 't volk daar op voor, dat men met den goeden windt, dien men hadt, naar Hollandt zou overftecken: doch zy begeerden in 't tegendeel, dat men zich met het fchip naar de eerde haven,' die men bezeilen kon, zou begeven. Ook waaren ze t'eencmaal afgemat van al den arbeidt.' Men hadt toen de breedttc van ruim zevenenvyftig graaden, delde den koers Noordtood aan, en ?agh 'sanderendaaghs | het landt beooden Ier Neus. Daarna wat nader onder den wal toornende, kreeg men een Loots aan boordt, :n quam noch 'savondts behouden binnen Wekkeren, onder het kadéel, ten anker. Vfaar 't roer van 't fchip was ftukken, en 't chip zoo onderftallig van de pceper, dat nen geen pomp kon klaar krygen: de legh;aaten waaren door de peeper verftopt. T ;eheele fchip was uitgevaaren, zeil en treil eroudt en vergaan 5 de boot verlooren ; veel i'ftoght in den ftorm overboordt gei-aakt. met  L. Admiraal DE RUITER. 507 niet veel peeper, die met het water ook te yoorichyn quam. Hier by hadt men gebrek van kabels en ankers. De Schoutbynacht Houttuin was bereit 0111 't gemelde fchip naar 't vaderlandt te geleiden: maar naa dat men ;it door drie Kapiteinen hadt onderzocht, werdt het, ter zaake van zyne lekheit, geoordeelt niet bequaam te zyn om zee te bouwen, en men verftondt, dat men de goederen-, om 't verder verderf voor te koomen, zou ontloffen, en in 't fluitfehip den Dolfyn Jaaden. Voorts werdt bcflooten, dat men 't fchip zou zoeken te herfrellen, en dat de Kapitein Engel Janszoon, met hot fchip de Vlasblom, daar, t'zyner hulpe, by zou blyven , tot nader ordre. Daarna verzocht Houttuin aan den Overfte van 't kaftcel te Vlekkeren, dat hy 't Ooftindifch fchip, 't welk men daar liet, en alle andere Hollandtfche fcheepen, daar aankoomende, naa zyn vertrek,'' zou byftaan, cn de behulpzaame handt tegens d'Engelfchen bieden. D'Overfte beloofde, dat hy de Hollandtfche fcheepen naar veriiioogen zou befchermen, en Houttuin liep den twintigften der maandt met zyne negen oorlogfcheepen weêr in zee, kruiflènde voor Vlekkeren tot den tweecntwintighlten, toen be.floot hy naar 't vaderlandt te vertrekken. Dit1 liet hy den Kapitein Engel Janszoon binnen Vlekkeren, met een brief, weeten: hem be-| veclende, den Kapitein Willem Boudewyns-fc Zoon (als hy daar uit het Zoenwater zou aankoomen) kennis van zyne vertrek te geven. Ter zeiver tydt verftont hy, door een Noor-] man, koomende uit het Zoenwater, dat de; twec. 1665. Men oor- 3 eelt het iwbfi- ■ ]uaani om seete bouten. Kn befluit ie goede, ren in een luit te laaien. iouttuins zorg lot jewaarni* van 't chip. Zyn ver;oek ann ien Overfte van /"lekkeren, ly befluit iaar 't va. eriandt te ercreken. ^ryghtbe- cht dat e Prins en  i66g. de Kogge in 'tZoer water üyn sangekoo men. Het Ooft indifch fchip Am ftellandt was weêr te Bergen gekoomen. jo Sept. Tyding van den Kapitein Kerkhove. Het ver. mift Ooftindifchfchip Die* mermeer komt te Bergen. \9>l t 27 Sept. 508 Het LEVEN van den twee Ooftindifche fcheepen, de Jonge Prins en de Kogge, in 't Zoenwater voor Chrifti-aanftadt, ofAnflo, behouden waaren aangekoomen. Hier op ging hy met zyne bvhebbende negen fcheepen naar't vaderlandt t'zeil. -Daarnaa kreeg men bericht, dat het Ooftindifch fchip Amftellandt, naa den ftorm, op ■ den zeftienden der maandt, zonder eenige fchaade geleeden te hebben, weêr te Bergen was te rug gekeert; en in de haven aldaar ingekort. Ook kreeg men tvding, dat de Kapitein van den Kerkhove zich met het fchip Rotterdam by Bergen, voor Bok op raa, onthieldt. Hyhadt, gelyk gemeldt is, laft gehadt, om, nevens den Kapitein Jakob Centen, 0p het Ooftindifch fchip 't Slot van Honingen, dat men meende dat noch ontrent Bok op raa lag, te paften. Maar 's avondts van de vloot zeilende, met meening om 's anderendaags binnen te loopen, werdt hy door den ftorm uit den Noorden overvallen, die hem wel dertig mylen om de Zuidt dreef! Daarna was hy, de windt Zuidelyk fchietende, den veertienden binnen geraakt, en voor Bok op raa ten anker gekoomen, zonder daar t gemelde fchip te vinden. Niet lang daarna quam noch een ander Ooftindifch fchip, genoemt Diemermcer, (weleer van d'Ooftindifche vloot, voorhaare aankomft te Bergen, door ftorm afgedwaalt f, cn tot noch toe vernuft) ontrent Bergen, en werdt eindelyk ui de haven gebraght %• hoewel zich zes Engelfche oorlogfcheepen daar ontrent lieten sien. Ook hadt de Bevelhebber van 't kaSeelte Bergen, Cicignon, zoo met foldaa-, ten  L. Admiraal DE RUITER. 509 ten te zenden, als anderfins, groote vlyt betoont, om 't gemelde fchip te bcfchermen, en te redden. De voorfchrecve twee Ooftindifche, met noch eenige andere fcheepen, daar insgelyks ingevallen, verzochten aan den Kapitein van den Kerkhove, dat hy niet zou vertrekken, maar daar t'hunner befcherming noch eenigen tydt verblyven, tot dat ze naarder ordre uit Hollandt zouden hebben bekoomen. Hy was hun te wil: eensdeels dewyl hy die koftelyke fcheepen geen behulp dorft weigeren: en ten deele wegens de ziekte, die in zyn fchip d'ovcrhandt fcheen te neemen; want meer dan de helft van zyn matroozen laagen in de kooyen, met brandende en dulle koortfen bevangen: zoo dat hy naulyks met het gezondt volk een anker kon lichten, en niet wift hoe hy 't fchip zou overzee konnen brengen. Dus kreeg men met 'er tydtkenniftè van eenige fcheepen, die door den leften ftorm waaren verftrooit. Korts naa 't neemen der Hollandtfche fcheepen, boven gemeldt, zette d'Engelfche vloot hunnen koers naar Engelandt, en de Graaf van Sandwich quam'snachts voorden cenentwintighften der maandt met achtien zeilen, de twee Ooftindifche en andere veroverde fcheepen, binnen Sowoldsbaay, of Soulsbaay , ten anker: daar noch meer fcheepen op volgden, gelyk de volgende brief, te dier tydt aan den Generaal Monk, Hartog van Albemarle, door hem gefchreeven, nader aanwyft, Ge- 1665. Ziekte op 't fchip van Kerkhove.  2665* Brief va den Graai van Sandwich aan den Gene raai Monl gefchreeven. f 15 Sept nieuwen % 19 Sept nieuwen t In andere af leb rif ten fiaat met So zeilen, J 510 Met LÉVEN van den Genadige Heer, ? Ik verhoope dat myn laatfte, van den vyftien f deezer, u wel ter handt zy gekoomen : waar by ik u V neemen van den Viceadmiraal en den Schoutbynacht dér Ooftindifche vloote wet vier oorlogfcheepen, en drie of vier koopvaar dy fcheepen , verwittigde. Sedert zyn ons op Saterdagh nacht ^den negenden % deezer noch achtien zeilen ontmoet, die wy meeftnaamen, en daar onder een oorlogfchip niet tzeventig ftukken, en andere met veertig en vieer ftukken, ook eenige uit ïVeftindie koomende, en andere met oorlogs- en 'levensbehoefte voor ae yhot gelaaden. Maar van dit lefte voorval kan ik uw Genaade geen volkoomen befcheidf geven: nadien V weder dkn nacht begoftfontfteeken en buijig te worden, V geen ons van eikanderen heeft verftrooit. Maar niettemin quam ik, Godt zy gedankt, hier den verheden nacht met achtien f zeilen ten anker. Ik heb den Souverain, met twee Ooftindifche fcheepen, en eenige der veroverde oorlogfcheepen, by my: en wy zien fcheepenrondtom ons in zee, die hunnen koers 'herwaart aan [lellen; zoo dat ik niet twyffel of alle onze fcheepen zullen hier met^ Godts hulpe behouden aankoomen, alhoewel ik al de vlaggen van het witte enblaauwe esquadre miffe, uitgenoomen den Schoutbynacht der blaauwe vlagge. Ik ben voorneemens het groote fchip , nevens de pryzen , naar de riviere van Chattam te brengen, en tmaefte deel dier fregatten in Hartly-baay en tiarwich te laaten, daar mm ordre magk tellen tot hun verblyf. JVy hebben hier ontrent  L. Admiraal DE RUITER. 511 trent duizend gevangens inde lefte ontmoeting* bekoomen. Ik beveele uw Genade in de hoede des Allerhooghflen. Soulsbaay den xij | September mdclxv. Uw Genades ootmoedige dienaar SANDWICH. Dus raakten d'Engelfchen met den vero verden buit in hunne havenen. Doch 'twas aanmerkelyk, en by veele onbegrypelyk, dat de twee vlooten geduurende de verhaalde zeetoght, inzonderheit naa demleften ftorm, meermaalen dicht by een waaren geweeftf: dat d'Engelfche brandtwachten verfcheide reizen, niet alleen door de Hollandtfche buitenwachten , maar ook zelfs uit het fchip van den L. Admiraal de Ruiter t, waaren .gezien: dat men ook d'Engelfchen t'elkens zocht aan te doen*, zonder dat nochtans wederzydts vlooten in gevecht of aan eikanderen quaamen. Dit fcheen te vreemder, om dat d'Engelfchen, na den ftorm, altydts ongelyk fterker van fcheepen waaren en naaulyks kon vermoedt worden, dat ze d'ontmoeting zochten te fchuwen. Men moft dan ontrent deeze zaakGodts zichtbaarc beftieringen wil erkennen : zonder dat des aangaande eenige waarfchynlyke reden kon worden gegeven, als alleen dat veellicht d'Engelfchen, vlammende op den ryken buit, en geduurig jacht hebbende op eenige der verftrooide fcheepen, daar door te gelyk zeer fchielyk van d'eene plaats naar d'andre, t'elkens met onverwachte 1665. * ReecoHtre. 4. 22 Sept: naar den nieuwen 'T is aan- merkelyk Jatdetwee vlooten oieermaaa ten dicht by een quanien, zonderelkanderenaan te treffen. t Zie p. 453- % Zie p. 472. * P- 473. 474- 479. 484. 493.  512 Het LEVEN van den i6{5. Valfche geruchten tot naadeel der Heeren Gevolmagtigdendoor 't Landt geftrooit. t Harmanie. te verandering van koers, zyn verzeilt, en' dat ook daar door t'elkens d'ontmoeting en 't aantreffen werdt belet: of ten waare dat eenige andere onbekende toevallen d'Engelfchen moghten hebben verhindert, of afgefchrikt. Ook kon 'tmiflchien zyn dat ze, hu meert toeleggende om te winnen, en minft om te waagen, niet geraaden vonden de Hollandtfche vloot te zoeken en flag te leveren. Zy dienden zich dan van de gelegentheit die hun voorquam: het ongeluk van den ftorm ftrek* te tot hun geluk, en joeg hun zoo veel fcheepen in den mondt. De tyding van dat verlies in Hollandt ruchtbaar wordende, veroorzaakte groot gemor onder 'tvolk: want fmert baart klaghte. Het onverftandig graau, dat gemeenlyk naar d'uitkomft der zaaken oordeelt, gaf de wyt van al de rampen, de vloot overgekoomen, aan 'tquaadt beleit der Heeren Gevolmaghtigden: daar ook eenigen, die verandering Zochten, fcheenen onder te roeijen. Men hoorde overal quaade geruchten, en onder de gemeente werdt uitgeftrooit, dat de Gevolmaghtigden, die men in zee hadt gezonden, zich zoodanig niet haddengequeetcn, als men van hunne wysheit en befcheidenheit hadt verwacht, maar dat in't tegendeel groote misflaagen, zoo Wel ten aanzien van 'tfoldaat- als van 'tzeemanfchap, hadden begaan: dat tuflchen de gemelde Hoeren de vereifchtc overeenkooming f en onderlinge eendraght niet was geweeft, en vooral niet tuflchen den Raadtpenfionaris Johan de Wit en den L. Admiraal de Ruiter, waar uit veel ongemakken waaren ontitaan, die ook fcbaa- de-  L. Admiraal DE RUITER. 513 Öëlykö gevolgen hadden veroorzaakt, Doch of die uitftrooijingen op redenen waaren gegrondt, kan men uit het verhaal der voorgaande zaaken, toevallen, en befluiten, voorts uit het geen Van tydt tot tydt werdt ter handt genoonlen, genoeg afneemen. 'Twas ook zeeker dat zich geduurende deeze zeotocht nooit de minfte oneenigheittufTchen de Gevolmaghtigden onderling, of tuflchen den Raadtpenfionaris de Wit en den L. Admiraal de Ruiter in 'tbyzonder, hadt geoopenbaart: en dat in 't tegendeel by de gemelde Gevolmaghtigden en den L. Admiraal de Ruiter en yder van de zelve in 'tbyzonder, niet alleen een vertroude en volkoome vriendtfehap met elkandere geftaadig en onderling was onderhouden , maar dat bovendien, tot elks verwondering, in de gewichtighftè beraadtflaagingen, die meermaalen in verfcheide gelegent* heden voorvielen, zelfs nooit eenige verfcheidenheit van gevoelens tuflchen de zelve Heeren en den L. Admiraal de Ruiter werdt befpeurt: hoewel ook zulke verfcheidenheït van gevoelens met de naauwfte en befte vriendtfehap wel kan beftaan. Daarenboven gaf de L. Admiraal de Ruiter naderhandt een loffelyk getuigenis van den Raadtpenfionaris de : Wit. Hy prees zyne wakkerheit en onvermoeide arbeidtzaamheit, zeggende, dat zy-; ne zorghvuldigheit en naarftigheit hem on- j trent de laflige bediening van zyn ampt tót 1 groote verlichting hadt geftrekt: dat zyn wyze raadt in alle de beraadtflaagingen, met hem en d1 Opperhoofden gehouden, hem altydts dienftigen nut was geweejl: en .dat 'er niet II- Deel. Kk was Groote eendraght tuflchen dé 1 Ieeren Gevolmaghtigden en de Ruiter. MiJJive met de bylaagen1666 geimkt.t> A. 4. Zie ook rlitzema SLV. 652; 3e Ruiters getuigenis 'an den laadtpen- ionaris ohan de Vit.  514 Het LEVEN van oen t66s- ' 35 Sept. Refotutie der Heeren Staaten van Holiandt, by dewelke den Raadtpen« fionaris de Wit werdt bedankt, en de tegenfpoedtter zee aangemerkt als een tuchting, die Godt den Staat, en deszelfs in gezetenen heeft wiU vas V welk zyn ver/landt, als het zich daar 'n wou oefenen, niet kon bereiken; zelfs ontrent zaaken daar hy te vooren weinig of geen kennis van hadde. De gemelde Raadtpenfioiaris fchreef, toen de vloot den drieëntwin:ighften der maandt voor Kamperduin was gekoomen , en naar Goereê zeilde, een' langen brief aan den Heer Niklaas Vivien, (die, als Raadtpenfionaris der ftadtDordrecht, in zyn afweezen zyn ampt bekleedde) behelzende een netverhaalvan 'tvoornaamfte datgeduurende de zeetocht was voorgevallen: welke brief ter^vergadering der Heeren Staaten vm Holiandt den vyfentwintighften werdt geleezen, en daar op ten zeiven daage by hunne Ed. Groot Moog. het volgende befluit genoomen. De Pen fionaris Vivien heeft ter Vergaadederinge gecommuniceert een mijjive van den Heere Raadtpenfionaris de JVit, een van haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden over Vernploy van 'sLandts vloote, gefchreeven in V fchip Delflandt, dendrieëntwintighflen deezer hopende maandt, en, onder particulier addres aan hem, Penftonaris voornoemt , de Regeering toegekoomen, inhoudende een fommier verhaal van de ordres, met den aankleven van dien de welke fuccejfivelyk in 's Landts vloote waaren gegeven, federt dat dezelve zee hadt gekoozen, nevens verfcheide particulariteiten daar ontrent, zoo in het heenen zeilen, als zonderling in het wederkeeren van de voorfchreeve vloote, ten opzichte van den ge heden ftorm voorgevallen. Waar op ' gedelibereert zynde, hebben haare Ed. Groot Moog.  L. Admiraal ÜË RUITER. 51 5 Moog. den voornoemden Raadtpenfionaris voor des zelfs zonderlinge vigilantie f , yver, directie % en goede conduite % ontrent het ernploy | en fecuriteit % van rs Landts vloote, van tydt tot tydt toegebraght, bedankt, en zich alle het zelve wel laaten gevallen, gelyk haate Ed. Groot Moog. den zeiven daar voor ah noch bedanken, en de gefielde ordres, mïtsgaaders de gepleegde conduite, zich in alles wel laaten gevallen by deezen; met betuiging dat haare Ed. Groot Moog, de geleede rampen en fchaade ter zee geenfins aanzien ofconfidereren als effecten van eenige de minfle difordre, verzuim ofte quaade toezicht, die by de Heeren haare Hoog. Moog. Gedeputeerden zouden weezen gepheght, maar alleen en puir als een kaflyding, die de goede Godt deezen Staat, en den ingezetenen van dien^ weegens haare meenlghvuldige zonden, oogenfchynlyk heeft gelieven toe te zenden. Ontrent deezen tydt hadden zommigen ecnig bedenken of men de vloot niet zou moogen opleggen. Doch de Raadtpenfionaris voerde daar op den Penfionaris Vivien in zeekeren brief* dit volgende te gemoet: op de vraage, in V einde van uw Ed. brief van den twintigften deezer gedaan, zoude ik van gevoelen zyn, dat de Staat wel zonder ondienft van V gemeen, en zonder difreputatïe \, hadt konnen refolveren de'vloot op te leggen, by zoo verre het Godt belieft hadde de zelve vloot met de byweezende Ooftindifche en andrekoopvaardyfcheepen behouden in V vaderlandt te laaten koomen; maar nademaal het zyne goddelyke wille is geweefi de zaake nu anders te laaten Kk a uit* en toezenr» jen. 35 Sept. \ IVakkcr. 'jeit. % Beftie- ring. * Goedt be. 'eidt. + Beirsf. % Fergéi* kei tng, VoörfiagJi van de vloot op te leggen. * 25 Septt f Oneere* De Raadt* penfionaris de Wit is yan gevoe* ien dat men d'EngelrshevlooS  5ifS Het LEVEN van den noch eerft zat trachten te.bevechten.$ Verzoek. * Zie p 443- \Vtrflerkt \ Uitermaate. $ Een goede uitkom'fit Groot gebrek in Zommige fcheepen. uitvallen, zoo zoude ik oordeelen dat het voof den dienft en d'eere van den Staat beft geraaden zal zyn noch een tentamen * te doen, en onder Godts zeegen, hoe eer hoe lieverhet tweede lidt van haare Hoog. Moog. refolutie *, van den dertighften July leftleden, te? executie te ft ellen, eer en bevooren d'Engelfchen haare vloot door den genoomen rykdom van d''ingezetenen, en door de veroverde oorlogfcheepen van den Staat, zullen hebben gerenforceert f, en dat wy haar derhalven met den alleerften moogen gaan opzoeken: Daar noch byvoegende, dewyl Godt den Staat dikwils meer met kleene of middelmaatige, dan met exceffive \ groote maght heeft gezegent, en dat men tegenwoordig wederom tweeëntzeventig zoo fcheepen als fregatten en jachten van oorlogh by een heeft, zou men, de zaake daar mede waagende, ook geenzins behooren te wanhoopen, maar met een va ft betrouwen een goedt fucces X van Godt af te wachten. Dit gevoelen werdt gevolght, Maar de vloot moft van verfcheide noodtzaaklykheden worden verzorght. Ook zocht men ze met d'oorlogfcheepen, in het Texel en de Maaze gereedt leggende, te verfterken. Eenige Kapiteinen hadden zich niet naar behooren voorzien, om, volgens de gegevene ordre, drie maanden zee te houden: ook waaren etlyke fluiten, die de Vriefche oorlogfcheepen voor magafyncn dienden, eerft door ftorm van de vloot verdwaalt, en daarna in Ts vyandts handen vervallen. Uit dit illes ontftondt groote verlegentheit en onarde. Zommige fcheepen waaren geheel ten ein-  L. Admiraal DE RUITER. 517 einde van water, zoo dat men daar in twee of drie daagen geen gekookte fpyze kon fchaffen: eenige konden maar weinig daagen uitharden : en indien de Gevolmaghtigden niet met hun gezagh ontrent die gebreklykheit, door 't overneemen van water, of andere levensbehoefte, van 't eene fchip in 't ander, by forme van leening, hadden verzien, de geheele vloot waar binnen weinig daagen met onorde verftrooit, en ftuksgewys in' t een en 't ander zeegat ingevallen. Dan uit dat voorzien van 't eene fchip by leening uit het ander, 't welk zomwylen ook uit fcheepen van 't eene Kollegie ter Admiraliteit in fcheepen van andere Kollegien moft: gefchieden, hadt men te verwachten dat zulks wel eenige oneffenheit, en ook zommige klaghten van cttelyke Kollegien zou veroorzaaken: maar om de vloot by een te houden, en zwaarder onheilen voor te koomen, moft men zulke ongewoone middelen gebruiken, en 't zwaarft meeft laaten weegen. Deeze voorvallen toonden klaarlyk dat men, ten aanzien van 't verzorgen van zulke groote vlooten, (op dat ze genoegzaame lyftoght moghten hebben, om de vereifchte tydt te konnen zee houden) eenigeandremiddelen moft beraamen en in 't werk ftellen: ten welken einde de Raadtpenfionaris de Wit eenige bequaame voorflaagen deê, om voor de toekoomende tydt te konnen dienen. De vloot, nu tuflchen de Maaze en Goereê gekoomen, en daar ten anker leggende, werdt eerft door te veel en daarna door te weinig windt verhindert en opgehouden. Den vyfKk 3 en- 1665. Daar in voorzien *erdt by een in g van t eene fchip aan t ander.  %\% Het LEVEN van den De vloot Jydt voor Goereê, door ftorm, groote fchaade. 29 Sept. entwintighften begoft het ftyf te waaijen, zoo dat het overneemen der behoefte daar door werdt belet. Maar den zeven- en achtentwintighften ftak de windt uit denZuidtzuidtweften, en daarna uit den Noordtnoordtwesten, meer en meer op: en op den negenentwintighften hadt men een hooge zee, met een zwaaren ftorm uit den Noordttenweften, en uit den Noorden, die de vloot, hoewel de meefte fcheepen den zevenentvvintighften hunne ftengen by tydts fchooten en de rees ftreeken, zeer befchaadigde. Ettelyke fcheepen fpoelden van hunne ankers. Het fchip van Kapitein Schey, Oofterwyk genoemt, hadt te vooren door den ftorm onder Noorweegen eenig lek gekreegen, en men hadt het federt, fomtydts met een en fomtydts met twee pompen, noch konnen gaande houden: maar nu begoft het water, door't hardt waaijen, tegens al wat men met drie pompen kon pompen, zoo fterk aan te groeijen, dat een groot deel van 't buskruidt nat werdt. Hier op dcê Schey een nóotfein, maar men kon hem niet helpen; dies kapte hy, geen andere uitkomfte ziende, zyn anker, en zeilde naar Zeelandt; daar hy ten zeiven daage voor 't kaftecl Rammekens ten anker quam, en wel ncgenduizendt pondt kruidt, dat nat was geworden, aan landt moft brengen. Kapitein Jan van Amftel werdt ook van zyn anker gefmecten, en verloor derdehalve kabel en een anker. Kapitein Jooft Verfchuur moft voor den Schoutbynacht de Liefde kappen, en verloor drie kabels en twee ankers, Kapitein de Vries 11 ver-  L. Admiraal DE RUITER. 519 verloor twee kabels en een anker. De Kapiteinen Klaas Anker, en Gerrit Boos werden, om 't verlies van ankers en kabels, naar Goereê opgezonden. De Viceadmiraal Banken en deTCapitein Swart fpoelden ook van hunne ankers, en dreeven zeewaart in. De gantfche fchildt (dat is de borft weering achter 't galjoen ) van 't fchip Delflandt werdt door de zee ingeflaagen, en beide d'overloopen ftonden vol water. Kapitein Jan Vyzelaar, voerende 't fchip Weftergo, verloor al zyn ankers en touwen, zyn roer werdt onbruikbaar, en de kracht der zee fmeet vier balken aan ftukken, dies moft men hem naar Texel laaten opzeilen, om zich weêr te herftellen, en op 't fpoedighfte te voorzien. Kapitein Frans van Niedek werdt naar de Maaze opgezonden; dewyl zyne ankers en touwen meeft wegh waaren, en dat hy bovendien zoo veel zieken op zyn fchip hadt, dat het overigh getal der gezonden niet beftandt was iet tegens den vyandt te doen, jaa zelfs niet om zyne ankers te lichten. In deezen ftorm werden niet alleen veele kabels en ankers, maar ook verfcheide galjoens verloeren. De L. Admiraal de Ruiter, gantfeh geen gevallen hebbende in 't fchip Delflandt, "t welk zoo rank was, dat het met de minfte koelte zyn onderftc gefchut niet kon gebruiken, beiloot, naa 't lefte onweêr, metgoedtvinden van de Heeren Gevolmaghtigden, nevens hunne Ed. Moog. op het fchip Stadt en Landen, dat gevoert werdt door den Kapitein Johan de Haan, over te gaan: te meer, om dat het fchip Delflandt met veele zieker Kk 4 was 1665. De Ruiter gaat op't (chip Stadt en Landen» i Otlob.  520 Het LEVEN van den 1665. t 7 Sept Hem wai de keur gegeven van twee nieuwe Admiraalfcheepen. De Boer fin Klant loopen zonder verlof naar Texel. i 5 Otlob. Houttuin i twmcmet j was bcfmet; die men daagelyks moft opzeil, den. Hunne Hoog Moog. hadden, eenige wecken geleeden f, goedtgevonden, dat men aan den L. Admiraal de Ruiter, als Opperhooft van 'sLandts vloote, de keur zou laaten van de twee nieuwe groote Admiraalsfcheepen, de Zeven Provinciën en Hollandia: 't eeriïe by 't Kollcgic ter Admiraaliteit op de Maaze, en 't tweede by 't Kollegie ter Admiraaliteit t'Amfterdam gebout, en in 't water gebraght. Ook hadt de Heer de Ruiter daarna 't gemelde fchip de Zeven Provinciën voor zich zeiven vcrkoorcn, en ordre geitelt, dat het, ten dien einde, van zy-r nent wegen metde vereifchte zaaken en noodtwendighcden zou worden verzorgt. Maar tot noch toe hadt men 't fchip niet buiten gaats konnen brengen. Te deezer tydt was men in de vloot naarftig bcezig om water, bier, en andere behoefte, uit de fluiten, die daagelys aanquaamen, over te ncemen. Doch niet lang te vooren liepen twee oorlogfcheepen, ('t eene Ooflergo genoemt, onder den^ Kapitein Allardt Pieterszoon de Boer, en 't ander Sint Pieter, onder den Kapitein Jooft Herman Klant) zonder verlof, en buiten kennis van de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter, uit de vloot, en naar Texel: zy zeiden dat Zy uit gebrek waaren ingevallen. Maar by den Scheepskrygsraadt werdt beflooten f, dat men de gemelde Kapiteinen in hechtenis zou neemen, en, wecgens dat ïfloopen van de vlag zonder verlof, te recht lellen. Den vierden van Oktober quam de Capitein Houttuin, met acht fcheepen, weêr by  L. Admiraal DE RUITER. 5*1 by de vloot: het negende, onder Kapitein Adriaan van Veen, was ontrent Texel ten anker gekoomen, zonder dat men wilt of't naar binnen was geloopen. Ten zeiven daage zagh men 't groot Admiraalsfchip de Zeven Provinciën ontrent Goereê onder zeil, maar 't werdt voor den middagh zoo ftil, dat het den vloedt niet kon verzeilen, en by den quaaden hoek ten anker moft koomen: en des niet tegenftaande raakten op dien zeiven dagh de drie nieuwe groote oorlogfcheepen, by 't Kollegie ter Admiraliteit t'Amllerdamgebout,(tc weeten,Hollandia, Gouda, en Deventer) uit het Texel in zee: 't welk te meer te verwonderen was, vermits, het gety in Texel noch laater koomende, by 'taanhouden en vermeerderen der zelve ftilte te beduchten ftondt, dat de gemelde fcheepen daar noch minder zouden uit raaken: maar de Bevelhebbers over die fcheepen, noch indachtig, dat 's Landts vloot, of een gedeelte der zelve , in May leftleden, met een vallcndt water uit het Landtsdiep was uitgezeilt, hadden 't zelve mede ondernoomen; aangezien het onmoogelyk was met zoo weinig windts den vloedt doodt te zeilen: doch in 'tgat koomende, was 'tvoort doodt ftil geworden, zulks dat zy eigentlyk met de ebbe niet waaren uitgezeilt, maar uitgedreeven; jaa de fcheepen hadden met hunne floepen moeten boegzeeren, om de zelve in dwang te houden, en niet buiten het rechte diep tegens het drooge te dryven. Dit was, meent men, te vooren met zoo zwaare fcheepen nooitgefchiedt. Met die drie groote fcheepen raakten noch Kk 5- vier 1665, ichi lctiee)en by de vloot. 4 Oclok. Drie nieuwe zwaare 3orlog« fcheepen raaken op een aan» nsrkelyke ivyze, met t'ebbe en groote ftilte, uit het Texel in zee. 4 Ofiob.  i665. De vloo gaat naar Texel t'zeil. 5 Oclob. Ontmoei de fcheepen uit Texel gekoomen. 6 Oliob. De Ruiter begeeft zich, met de Gevolmaghtigden, op het fchip Hollandia. 52a Het LEE VEN van den vier oorlogfcheepen, men een jacht, en et-, telyke fluiten en galjoots, buiten gaats. Ondertuflchen ging de L. Admiraal de Ruiter met 's Landts vloot den vyfden van voor Go*reê onder zeil, met meening om naar Texel te loopen, daar ontrent de verwachte fcheepen te vinden, en naa t'inneemen der verdere behoefte, naar d'Engelfche kult over te fteeken: doch den zeilen voor Zandtvoort koomende kreeg hy achtien zeilen in 't gezicht, die zich by de vloot voegden: te weeten, de ftraksgemelde fcheepen: 'tfchip Hoilandia, onder de Ruiters Kapitein Jan Willemszoon , 't fchip Gouda onder den Kapitein Willem van der Zaan, 't fchip Deventer onder den Kapitein IfaakSwcers; voorts de fcheepen Haarlem, de Star, de Schagerroos, Zeelandia en Sinte Anna, onder de Kapiteinen Jakob Korneliszoon Swart, Kornelis de Bruin, Jakob Binkes, Anske Fokkes en Dirk Weifels: met tien zoo fluiten, galjoots als boots, met water en andere lyftoght geladen, daar noch twaalf galjoots op volgden. Hier op begaven zich de Heeren Gevolmaghtigden met den L. Admiraal de Ruiter (dewyl men 't Admiraalfchip de Zeven provinciën tot noch toe niet uit het Goereêfche gat hadt konnen brengen) noch den zeiven dagh op'tnieu Admiraalfchip Hoilandia, dat van alles volkoomenwasvoorzien, en over de tachtig ftukken gefchuts, met vierhonderdt en tfeftig matroozen en foldaaten voerde. Hier werden de gemelde Heeren met zeven eerfchooten verwellekomt, en de L. Admiraal de Ruiter liet voortaan de Vlag, met den wimpel daar onder, op dit fchip  L. Admiraal DE RUITER. 523 fchip waaijen. Het fchip Stadt en Landen, daar hy zich etlyke daagen op hadt onthouden, hadt toen veele zieken niet grootcn flank: gelyk ook verfcheide andere fcheepen met dat quaadt werden befmet. Dies moft men eenig volk opzenden, en gezonde matroozen en foldaaten in de vloot brengen. Ook werdt men tedieroorzaakegenoodtzaakt etlyke fcheepen binnen Texel te laaten opzeilen. Te deezer tydt was, door een'brief van den Raadtpenfionaris de Wit aan den Heer Vivien, ter kennifle van de Heeren Staaten van Holiandt gekoomen, op wat wyze de Heeren Gevolmaghtigden op 's Landts vloote, ten tyde als men, door 't lang vertoeven en achterblyven van de fluiten en galjoots met lyftoght, in gevaar ftondt, dat de vloot, door dat gebrek, met onorde en ftuksgewys, in 'teen of 'tander zeegat zou moeten invallen, daar tegens hadden verzien: toen ze met hun gezagh ordre ftelden, dat men de lyftoght, uit het eene fchip in'tander, elkandere by forme van leening zou overdoen*. Hier op werdt by de Heeren Staaten goedtgevonden en verftaan 'tgeen met de volgende woorden ftaat aangeteekent f, Dat de Heer Raadtpenfionaris voor zyne goede voorzorge , yigilantie 1 en conduite 2, met en nevens d''andere Heeren mede Gedeputeerden, ontrent de voorfchreeve en andere zaaken, concernerende 's Landts vloote, geadhibeert 4, zal worden bedankt, gelyk de zelve daar voor werdt bedankt by deezen , mitsgaders ook verzocht omme met den zeiven yver, goede dire&ie 5 en promptitude $ daarinnetendienfleyandenLan- ds 16-65. Ziekte op ie vloot. t Zie p. 517. t 6 Otlab. De Raadtpenfionariswordt door de Staaten van Hol landt, ovet zyne goede beftiering in 'sLandts vloot, be-* dankt.  Ï665. 1 Wakker beit. a Bcleidt 3 Betref fende. 4 Bygebraght. 5 Beftiering. 6 Vaardig beit. Van der Zaan, mei zwaarmoe digheit be zocht, verzoekt te moogen Opgaan. Zyn verzoek wordt toegeftaan- Stachouwer komt met zes fcheepen onder de Vlagge. 9 OÜQb. 5*4 Het LEVEN van den de te 'willen continueren. Korts naa dat de bo- ' -vengemelde fcheepen uit het Texel by de vloot waaren gekoomen, gaf de Kapitein Willem 'van der Zaan te kennen, (die met het nieu fchip Gouda, voerende tweeëntzeventigftukken, in zee was gekoomen) dat hy meteen zwaarmoedige ziekte werdt bezocht, dat ook klaar bleek. Derhalve verzocht hy, zelfs oordeelende dat hy zyn ampt niet wel zou konnen bedienen, dat hem de Heeren Gevolmaghtigden verlof zouden geven, om, tot herftelling van zyne gezondtheit, voor een tydt aan landt zyne rufte te moogen neemen. Dc L. Admiraal de Ruiter, met wien over zyn verzoek werdt geraadtilaaght, gaf toen goedt getuigenis van zijn voorgaande leven, en van den yver en kloekmoedigheit, die hy voorheene en doorgaans ten dienile van den Lande hadt betoont: waar op de gemelde Heeren Gevolmaghtigden hem toeftonden dat hy aan landt zou gaan. De Viceadmiraal van der Huift ging daarna over op het fchip Gouda. Sedert den zeften lagh de vloot dvvers van Zandtvoort met een ftyven Noorden windt ten anker: zoo dat men geen werk noch reis kon vorderen. Het onftuimig weer en de hooge zee verhinderden het water en lyftoght over te fcheepen. Maar op den tienden was 'twat handtzaamer, en toen heeft men veel lyftoght en behoeften overgenoomen. 'S daags te vooren quam de Schoutbynacht Stachouwer, met de Kapiteinen Haazevelt, Valehen, de Bruin, Vollenhove, en Vinkelbos, uit den Orezondt weer onder de vlagge: naa dathy 't Ooftindifch fchip de Ryzende Zon enettelyke koop-  L. Admiraal DE RUITER. 52$ koopvaarders uit de Zondt voor 't landt hadt gebraght. De Ryzende Zon was den acht-: ften met eenige der koopvaardyfchecpen binnen Texel behouden ingekoomen: zonder dat men. op die reize eenige Engelfchen hadt gezien; behalven een kaaper, die 'snachts te vooren een van hunne byhebbende koopvaarders onverziens hadt bcfprongcn en in 't duifter weghgenoomen. Op den elfden der maandt lichte 's Landts vloot 's morgens haare ankers, dreef met de ebbe Weftaan, en noch voor den middagh quam de Viceadmiraal van Nes met het groot Admiraalsfchip de Zeven Provinciën, eu 'tjacht van Kapitein Pieter Wynbergen, en noch drie buiskonvoycrs, onder de Kapiteinen Job Aartszoon Loffer, Adriaan Laurenszoon Poort, en Pieter Janszoon Klein, by de vlagge. De L. Admiraal de Ruiter ging 't gemelde groot Admiraalfchip, met de Heeren Gevolmaghtigden, naa den middagh bezichtigen, en vondt het in goeden ftaat, met veel gefchut en kloek volk verzien: doch dewyl de Heer de Ruiter aireede op 'tAdmiraalfchip Hoilandia was, werdt goedtgevonden dat de Viceadmiraal van Nes op de Zeven Provinciën, tot nader ordre, zou blyven. Men hadt 's daaghs te vooren, ingevalle de vloot door ftorm, mift, of ander ongemak, 'met een' Noordtweften windt, en voorts met alle winden van het Weftcn tot het Noorden toe, het Weft daar onder begreepen, moght worden verftrooit, de verzaamelplaats voor de Wielinge geftelt: doch indien ze met een Zuidtweften windt, en voorts met alle winden 1665. in de Ry:ende Zon in Texel. 8 Oftob. De vloot gaat onder zeil. Het fchip ie zeven Provinciën tornt by de vioot. Rendé/ous inge*t valle van verftrooijing doof ftorm, of ander ongemak.  52ó Het LEVEN van den 1665. t Zie p 448. 449 Men poogt met de vloot naar Engelandt over te fteeken. 4 Zie Aitzema xr,v. 655. Galjoots naar d'Engelfchekuft gezonden. Kundtfchap aan.gaande'd'Engelfchen.12 Olioè. De Hollandtfchevloot komt op d'En¬ den van het Weften tot het Zuiden toe, vaneen raakte, zou men voor de Maaze, en 't Goereefche gat verzaamelen, zonder dat iemant zou moogen binnen loopen, dan door hooghdringenden noodt, die voor denKrygsraadt zou moeten blyken. Ook werdt op nieu bevolen in wat ordre elk, als men met de vyanden flaags raakte, zou vechten, en op wat feinen men hadt te letten. Het esquadre van den L. Admiraal de Ruiter werdt weêr in drie fmaldeelen verdeelt, en men vernieudc d'ordre, die men op den eenentwintighften der vcrleede maandt hadt beraamt [. Men zocht nu met de vloot, die weêr in de tnegentig fcheepen van oorlog beftondt±, al kruifiende en laveerende naar Engelandt over te fteeken, en d'Engelfchen te Soulsbaay, voor Harwits, voor de Riviere van Londen, en zelfs in Duins op te zoeken. De Heeren Gevolmaghtigden hadden, eenige daagen geleeden, ettelyke jachten of galjoots naar Soulsbaay, Harwits, en andere Engelfche havens, gezonden, om, zoo veel moogelyk was, t'onderzoeken of daar eenige fcheepen laagen: en een van die jachten, met een galjoot te rugh koomende, ontmoette de vloot den twaalfden der maandt op de hooghte van 't landt /an Schouwen, zeven of acht mylen van ien wal: verhaalende, dat zy achter de banken van Harwits verfcheide Engelfche fcheepen hadden gezien, d'eene hadt 'er zeventien :n d'ander tweeëntwintig getelt: ook hadien ze uit eenige Franfche vilTchers verftaan lat d'Engelfche vloot noch binnen was. Hier  L. Admiraal DE RUITER. 527 Hier op quam de Ruiter met de Hollandtfche vloot den vyftienden naa den middagh op d'Engelfche kuft, tuflchen Jarmuiden en Leftoffe, of Leyftaf, daar een Engelfch buisken of vifchfcheepken werdt genoomen. In dit fcheepken vondt men negen man en twee jongens, die men op alles ondervraagde. Maar zy wiften weinig zeeker befcheidt van zaaken: zeggende, gehoort te hebben dat de grootfte Engelfche fcheepen waaren opgeleit : en dat 'er geen fcheepen om de Noordt waaren: ook zeiden ze, dat te Londen ontrent negenduizendt menfchen in de verleede week van de peft waaren weghgerukt: en dat ook andere groote fteden van Engelandt met die plaage waaren befmet. Hier op werdt goedtgevonden , dat men , zeven viiTchers in de vloot houdende , 't gemelde fcheepken met vier man, (daar onder een die ziekelyk was} zou vrylaaten, en naar Jarmuiden opzenden : doch dat men door de vrygelaate viiTchers met een brief 4 den Wethouderen der ftadt Jarmuiden zou aanbieden, d'andere zeven viflchers desgelyks los te laaten: indien ze te weeg konden brengen, dat men in Engelandt gelyk getal van Ncderlandtfche viflchers, of andere gevangens , ontfloege. Doch op dat fchryven quam geen antwoordt. Ter zeiver tydt, ofskorts daarna, zyn noch drie Engelfche viflchers genoomen: een var Jarmuiden, een van Sowowlde of Soulds, er een van Aldebrough of Aldburg, die op gelyke wyze zyn gehandelt. Doch eenige var die viflchers zeiden, dat te Londen in delefte week geen negen, maar zeven duizendt men- fcheri 1665. ?elfche {iift. 15 OStob. Een Engelfchvifchfcheepkengenoomen. Het fcheepken vrygela*. ten. 16 OStob. Aanbieding aan de Wethouders van Jarmuiden. I Zie Aitzema. xlv. 438. De Hoflandtfchevloot loopt naar Soulsbaay.16 Öcts-b.  ( Alarm or. d'Engelfche kuft. 17 om. De vloot komt voor de riviere van Londen. ji7 Ocïob. $28 Het LEVEN van den ■fchen door de peft waaren omgekoomen. 'Savondts quam de vloot twee ert een half myl beooften van Leftoffe ten anker, en liep den volgenden dagh naar Soulsbaay, daar men geen fcheepen vondt. Doch hier werdt een Deenfche fchoet, die by Engélfchen werdt gevoert, en met kooien van Nieukafteel quam, door de gewapende kits, die by de Hollandtfche vloot was, genoomen : daar men Ook een Hollandtfchen gevangen viflcher Op vöndt, die, tot zyne groote vreugde, werdt verloft. Door dit vcrblyf der Hollanders op de kuil Van Suffolk, ging de waapenkreet door 'c gantfche landt op, en men zagh twee nachten naa elkandere alomme groote vuuren langs de zee ontfteeken, tot teekens van waarfchouwing, en aanmelding dat 'er vyanden op de kuft waaren. De fchoet werdt naar Texel gezonden. Zeftien Konings fcheepen waaren ten zeiven daage, op d'aankomfte der Hollandtfche vloot, van voor Harwits gewecken, en liepen naar de riviere van Londen. Den zeventienden was men voorneemens verby Orfordncs tuflchen de banken naar Harwits te zeilen: Maar 't werdt door een' Weftelyken harden windt verhindert; want men vondt niet geraaden met de vloot daar in te lavceren. Toen ftelde de vloot haaren koers, buiten de zanden om, naar de riviere van Londen, daar men dertien Konings fcheepen het Konings Diep zagh inlaveeren, die men, dewyl ze wel drie mylen in den windt voor uit waaren, niet kon inzeilen. Men meende dat het de fcheepen waaren die van Harwits waaren  L. Admiraal DE RUITER. 5^ rên geweeken. Den volgenden nacht lagi de vloot voor de Riviere ten anker, ei ging den achtienden 's morgens t'zeil me een' Weftzuidtweften windt Zuidt aan: all< vlyt aanwendende om voor, of in Duin: te koomen, Men meende beide d'inkom ften van Duins te bezetten, en, ingevalk daar eenige Engelfche fcheepen laagen,var wederzyden daar op in te vallen. Maai een zwaare ftorm uit den Zuidtzuidtweften iioodtzaakte de vloot ten zeiven daage weêi voor de Rivier .ten anker te koomen. Den negentienden hadt men noch een' harden ftorm, en de vloot moft blyven leggen. Maar tegens den avondt kreeg de L. Admiraal de Ruiter, met een fchoot te fchieten, een Hamburger Boeyerfchipper, genoemt Hans Karftens, met moeite aan boordt. Dees verklaarde, op de vraagen die men hem voorftelde, dat hy dien zeiven dagh van Douveren was gezeik: dat in Duins vyf Engelfche oorlogfcheepen, en drie of vier kaapers, eenige daagen hadden gelegen, en noch dien voormiddagh laagen. Hy klaagde, dat hem d'Engelfchen, hoewel hy een Hamburger en vry was, hadden genoomen, en t'eenemaal geplondert, jaa zelfs zyne ankers en kabels afgenoomen: en dat hy, naa dat ze hem vyf wecken hadden op- en aangehouden, en zyne voorgenoome reize zoo lang verachtert, noch eindelyk zyn fchip voor t'zeventig ponden fterlings hadt moeten vrykoopen, eer zy hem wilden ontfiaan. Maar geheel anders handelderr de Heeren Gevolmaghtigden met deezen Hamburger, II. Deel. Ll hy 1 1665. 1 '■ IS Oöofo Een Ham« burger aangehaaltDoor vvlen men kundtfchap kiyge aangaande eenige Engelfchefcheepen if> Duins. 19 Ocïob. Klsghte van den Hamburger. My wr r h < .ritfl&fcgcn.  53° Het LEVEN van den 1665. Toeleg o] Duins. j 23 Oclob. Door tegenwindtvei hindert. 84 Otftó. hy werdt iïraks, naa dat men zyne zeebrieven en bejcheiden hadt doorzien, ontflaagen. Doch de kundcfchap die men van hem hadt ontfangen werdt by de Heeren Gevolmaghtigden en de Ruiter wel in acht genoomen. ■ Men overley op wat wyze dat men d'Engel • fchcn in Duins zou aan tallen, en d'ordre, daar zich d'Opperhoofden in 't uitvoeren van dien toeleg naar zouden richten, werdt ten zeiven daage beraamt cn vailgeftelt. Doch het harde weder nam noch toe, het ftormde dagh 'Op dagh uit den Noorden, Noordtnoordtweften en Noordttenweflen. Dus moft de vloot, het Noordt Voorlandt Zuidtwelltenweilen vyf mylen van haar af, vier of vyf etmaalen blyven leggen , lydende groote fchaade aan ankers en kabels, tot den drieëntwintighften van de maandt. Toen f heeft men 't anker gelicht, en den Opperhoofden d'ordre van den toeleg op Duins bekent gemaakt. Men hadt voorgenoomen den aanflagh met een' Noordelyken of Noordtwestelyken windt in 't werk te Hellen. Maar de windt eerft Weft fchietende, en vervolgens meer en meer naar 't Zuiden loopende, konden de fcheepen, die zich, onder't beleidt van deL. Admiraalen de Ruiter en Tromp, buiten de Gocijing om, naar het Zuider gat van Duins zouden begeeven, om dat te bezetten, noch ook de fcheepen, die zich, onder de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon en de Vries, voor het Noorder gat mollen vervoegen , in den volgenden nacht zoo veel niet vorderen, noch zoo hoogh opkoomen, dat ze zich in den morgenftondt ter bellemde plaat-  L. Admiraal DE RUITER. 531 plaatzen konden laaten vinden: 't geen anders, indien de Noordeiyke windt, daar mede zy onder zeil gingen, hadt doorgewaait. bequaamelyk hadt konnen gelchieden. Maar door den tegenwindt nu te traagh bykoomende, kreegen d'Engelfche fcheepen, die in Duins laagen, gelegentheit om t'ontwyken. Want toen de Hollandtfche vloot, die mits de gemelde tegenwindt, en opkoomende ftiltc, verre beneden de Goeijing in de Hoofden was Vervallen, Duins van verre naderde, zagh men drie Engelfche fcheepen het Noorder gat uitloopen: eer noch de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon en de Vries zoo verre hadden konnen oplaveeren: en noch een vierde fchip, of oorlogsfregat, laveerde of dreef met de ebbe het Zuider gat uit, te windtwaart van de Hollandtfche fcheepen: zulks dat men 't niet kon achterhaalen. D'andre vlotgaande Engelfche fcheepkens, tot zes of zeven in getaale, weeken in de rivier van Sandwich, of hebben zich in andre kreeken ingekort, en op of ach:er de drooghten begeeven. Toen oordeelden de L. Admiraal de Ruiter en d'andre Opperhoofden, dat 'er, vermits dien toeval van tegenwindt, geen dienft voor den Staat in Duins viel ce doen: derhalven keerde de vloot weêr naar de riviere van Londen. Daarna werdt by de Heeren Gevolmaghtigden, en den L. Admi-, raai de Ruiter, goedtgevonden en beflooten , dat zich de L. Admiraalen Kornelis Evertszoon en Tjerk Hiddes de Vries, met hunne' esquadres, voor of by Mafigat zouden blyven onthouden, 't zy onder zeil of op anker,, LI 3 naar 1665. De vloot teert weer 'aar de ri« 'iere van -onden. Ordre getelt op het >e«etten ran . 443«  1 Geextet deert. 2 Intentie 3 Explica tie. 4 SeritL- 5 o«r- 6 Attaque. 'ï welk den Staaten van Holiandt vremt voorkomt. 1 Confidetatien. 2 Gemovcei t. 3 Z)/#cfiie 4 Ernploy, 5 Ged-efereert. 6 Ample. 7 Ongelimiteerde. 8 Authori. \ fat ie. j 9 Occur- ] rentieH, , 1 336 Het LEVEN van den ken 1, en of dienvolgende de meeninge ? van -hunne Hoog. Moog. aan de zelve ""Heeren niet by forme van verklaaring 3 behoorde te worden toegezonden: welke meenin? zy meenden hier in te beftaan, dat d'Engelfche vloot alleen, behoorde aangetafl te worden , als die zich in of ontrent het vaarwaater zou bevinden, waar de koopvaar-dy- en Ooftindifche fcheepen zouden moeten paft eer en: hierop haddep niet alleen de meeftè der andere Provinciën getoont van 'tzelve gevoelen + te zyn, maar ook eenige daarenboven gedreeven S, dat de vloot van den Staat behoorde te worden opgeleit, om 'tkrygsvolk op de grenzen, tot tegenweer van den vyandtlyken aanva des Biflchops van Munfter, te moogen gebruiken. Maar de Heeren Staaten van Holiandt vernaamen met bevremdingdatzoodaamge inzichten ! by eenige Provinciën waaren aangeroerd, om de vloot van den Maat teneerften te doen invallen: of de Heeren Gevolmaghtigden in de vrve maght■> over t gebruik 4 van de vloot, aan hun opgedraag gen. , te befnoeijen, daar nochtans het eerfte idt van de zelve hunne Hoog. Moog. refolutie geenfins was voldaan,'bovendien ook den zeiven Heeren een breede 6 en onbepaalde 7 maght 9 was gegeven, om op alle voorkomende gelegentheden zoodaanig tcbefluicen en te doen, als zy naar de voorvallen9, ïn ontfange kundtfchappen, ten meefte dicn^ te van den Lande, en tot den meeften afbreuk van den vyandt, zouden bevinden te >ehooren; invoege dat de voorfchreeve reoiune van den dertigften Julius geenfins kon.  L. Admiraal DE RUITER. 537 kon of moght aangezien worden als een fpcciale inftruétie, waar naar zich de gemelde Heeren Gedeputeerden puntuelyk gehouden zouden zyn te reguleeren, maar alleen als een model in genere '° tot aanwyzing van d'intentie en 't oogmerk van hunne Hoog. Moog. Ook verftonden hunne Ed. Groot Moog. dat, als de voorfchreeve zaaken wederom by de Provinciën moght en worden gedreeven , van hunnent weegen, met vertoonjng van de redenen - daar toe dienende, alle krachtige debvoiren 3 en middelen zouden worden aangewendt, ten einde de zelve buiten beraadtflaaging 4 moghten blyven, , en de vloot van den Staat niet alleen in zee gelaaten worden, immers en in allen gevalle tot der tydt en wyle toe dat het eerfle lidt van de voorfchreeve hunne Hoog. Moog. refolutie volkoomender 5 voldaan zynde, daar ontrent by hunne Ed. Groot Moog. zou moogen worden gedifponeert, maar dat ook fpecialyk de conduite 6 en direclie 7 over de zelve ter difpofitie van de welgemelde Heeren hunne Hoog. Moog. Gedeputeerden abfoluit en zonder eeni- fe limit atle 8 moght ver blyven p. De vloot evondt zich toen noch fterk tzeventig fcheepen en fregatten van oorlog; 't esquadre van den Lf Admiraal de Ruiter beftondt uit twintig, dat van den L. Adpiiraal Kornelis Evertszoon uit zeventien , dat van den L. Admiraal Tromp desgelyks uit zeventien, en dat van den L. Admiraal de Vries uit zeftien fcheepen, Men hadt, gelyk verhaalt is, zes fcheepen naar Noorweegen, en tien naar spLandts havenen gezonden: ook werden fetl 5 den 1665, IO Ontwerp in V 'U1», Befluit by die van [Iollandt op dat ftuk genoomen. 15 Octob. 1 Gepoufreert. 2 Efficaci- eufe. 3 t'¥' 4 Deliberatie. 5 Completer. 6 Het be* leit, 7 Befliering, 3 Volkogmentlyk,9 Bepaling. De vlooc beftaat noch in t'zeventig fclieepen. 27 OÜob,  538 Het LEVEN van den Vyl ichet pen naa den ftorm veimift. | 87 Oclob. De ziekte op de vloot neemt toe. Tyding van de toerufting der Engel» fchen. % 8 Oclob. I dert den leften ftorm, dien men ontrent de -rivier van Londen uitftondt, noch vyf fcheepen gemift: te weeten, de Kapiteinen Niklaas Marrevelt, Kornelis Viktol, Jakob Centen, Kornelis de Bruin, en Jakob Pictersz. de Swart, met de fcheepen Staveren, den witten Eenhoorn, den Hollandtfchcn Thuin, de Starre, en den gouden Ruiter, die daarna weêr te voorfchyn quaamen : zoo dat de Staat naa het opzenden der gemelde tien fcheepen, noch eenentachtig oorlogfcheepen in zee hadde. De Heeren Gevolmaghtigden oordeelden de vloot noch in zoodaanige ftaat te zyn, dat het, indien de vyanden uitquaamen, geen vermetelheit zou weezen hun 't hooft te bieden; en wenfehten , dat daar toe noch eenige gelegenthelt moght voorkoomen. Doch men vernam geen Engelfchen in zee, behalven eenig kleen vaartuig van geringe waarde. Onder anderen werdt in deezen tydt een kleene kaper met dertien man en een jongen, door den Kapitein Adriaan Jakobszoon Ruiter, voerende 't fchip den Eikenboom, genoomen {. Midlerwyl nam de ziekte inde Hollandtfche fcheepen daagelyks toe, 't welk de Heeren Gevolmaghtigden pooghden te verbergen; op dat het gerucht den vyanden niet moght terooren koomen, Ontrent deezen tydt verftonden ze uit een brief van de Raaden ter Admiraaliteit In Zeelandt, hoe men uit zeeker bericht kennis hadt bekoomen, dat d'Engelfchen hunne toerufting ter zee over nacht en dagh zochten voort te zetten: dat op de riviere van Londen intrent tfeftig kloeke oorlogfcheepen meeft  L. Admiraal DE RUITER. 539 géreedt lagen om uit te loopen; met meening om zich, zoo veel doenlyk was, by andere ie voegen, de vloot van den Staat flag te leveren en van hunne kuft te dryven. Deeze tyding werdt den L. Admiraal de Ruiter en den anderen Opperhoofden der vloote bekent gemaakt, Waar op men d'esquadres dichter py een trok, en zich ingoede ordre gereedt hieldt om de vyanden tegen te ftaan. De L. Admiraalen de Ruiter en Tromp hielden zich met hunne esquadres bezuiden het Konings Diep, in 't gezicht der fcheepen, die, onder de L. Admiraal Evertszoon , voor, of ontrent Marigat laagen, Men liet den Kommandeur Chriftiaan Eldertszoon weeten, dat hy, volgens zyne voorige ordre, hetKonings Diep zorgvuldigh zou befpieden: en met alle vlyt acht doen neemen, of ook eenige oorlogfcheepen, door het zelve Diep, uit de riviere van Londen zouden moogen uitkoomen: houdende of zendende ten dien einde geftaadig eenige fcheepen in dat Diep, hoe hooger hoe beter: vcortsdathy, desnoodts, als'er meerder maght mogt uit de riviere koomen, zich met alle zyne twaalf onderhebbende fcheepen ten fpoedighfte naar de vlagge zou begeven. Op den leften dagh der maandt begaven zich de Heeren Gevolmaghtigden, met den L. Admiraal de Ruiter, op het fregat Gornichem, en zeilden met drie galjootsin 't Konings Diep: daar hun de twee esquadres van de Ruiter en Tromp van verre volgden,, Zy voeren met die vaartuigen wel een myl op-; waart aan, bevonden dat het gemelde Diep wydt en 4iep was, en quaamen 'savondts,, naa 16651 Drdre daar tegens ge* [telt. De Cevotnaghtigien en de kuiter zeien in 't lonings Diep, om lat te be:ichtigen.  54=> Het LEVEN van den De ziekti op de Hol landtfche vloot neemt meer toe. i A'ov. i 77 Octob. Het getal der doo- . den op de to^ht geHorden, en der zieken, die opgezondenwaaren, of' die men i naa dat ze alles hadden bezichtight, weêr in de vloot, en aan boordt. Doch men wachtte vergeefs'op 't uitkoomen der Engelfchen. Ook verftondt men dat'de peft, die te Londen en elders in Engelandt no -h fchrikkelyk woedde, in hunne fcheepen was, cn dat ze in vyf van hunne grootfte fregatten veele menfchen hadt weghgenoomen. Ook genaakte de tydt van 't winterweder, dat met zyne onioimrgé winden en ftormen krachts genoeg zou hebben om de Hollandtfche vloot de zee te doen ruimen. Men hadt nu eenige daagen naa eikander* zacht cn lieffelyk weder gehadt, en daar uit hoope gefchept, dat dit de zieke matroozen en foldaaten wat zou verdikken: maar men vernam in 't tegendeel dat de ziekte, des niet tegenftaande, meer en meer hadt toegenoomen. De Heeren Gevolmaghtigden hadden, vier daagen geleeden \, den Heeren Staaten een lyft der tzeventig fcheepen, die toen onder de vlag waaren, gezonden: met uitdrukking van 't getal der dooden en zieken, ook der gefteltenifïe van ieder fchip, ten aanzien van de lyftoght, touwen en ankers , met verzoek dat men die lyft geheim zou houden. Volgens deeze lyft waaren gebaurende deeze toght honderdtenveertigmenibhen geftorven. Men hadt alreê driehonderdt/yfenvyftig zieken opgezonden, en men bevondt nu nochnegenhonderdtentzeventigzieken op de vloot. Onder anderen hadt de L. Admiraal Tromp op zyn fchip dertig zieken, ?n drieëndertig opgezonden; de L. Admiraal kornelis Evertszoon vyftien, en twintig opgezonden; de Viceadmiraal van Nes twintig; de  Li Admiraal DE RUITER. 541 de Schoutbynacht de Liefde tzeventig, en veertien opgezonden; de Kapitein Pieter Sa.-; lomonszoon veertig, cn vyftien opgezonden; j juriaan Poel dertig, en negenentzeventigopgezonden; Jan van Amftel veertig; Huibrecht Jakobszoon Huig veertig; Pieter Klein zesentwintig : Simon Blok vierentwintig; Jakob Pcnfen veertig, en elf opgezonden; Henrik van Tol veertig, en vyfentwintig opgezonden; Reinout van Koeverden veertig, en acht opgezonden; Henrik Vroom vyftig, en twaalf opgezonden; Kornelis Muts dertig; Pieter Thomaszoon honderdt, en zesendertig opgezonden ; en Henrik Haakroo vyfentwintig. .Op de fcheepen der andere Kapiteinen was 't getal der zieken minder. Maar weinig daagen daarna moft men 't fchip Duivenvoorde, y bevonden, op te zoeken, en van'tvertrek ier vloote kennis te geven. Ook werdt goedtevonden, dat noch achtien van de verfchfte :heepen, minft met ziekte befmet, met een ;aljoot en een brander , noch drie weeken aa 't invallen der vloote in zee zouden lyven. DenHeere Ifaak Sweers, Schoutbynacht  L. Admiraal DE RUITER. 543 nacht onder 't Kollegie ter Admiraliteit t'Amfterdam, (tot welk ampt hy, vermits het overlyden van den Schoutbynacht Gideon de Wildt, weinig daagen geleeden |, door de Heeren Staaten van Holiandt was verkooren) werdt het gebiedt over deeze fcheepen gegeven: met laft, dat hy zich met die fcheepen zou vervoegen naar of ontrent het Doggers Zandt, en zich daar ontrent kruiiïende onthouden tot in 't begin van December: dat hy d'Ooftindifche fcheepen, die men noch uit Noorweegen verwachtte, zou poogen t'ontmoeten, en de zee voor hun veilig te houden; ten einde dat ze te beter behouden in 'tvaderlandt moghten koomen: dat hy ook het ooge op zoodaanige Engelfche koopvaardyfcheepen zou houden als uit de Zondt, of van Hamburg, naar de riviere van Londen moghten koomen, of van daar derwaart zeilen: en dat hy de zelve, en alle andere Engelfche fcheepen, zou trachten te veroveren óf te vernielen. Ten zeiven daage, naa den middagh, ging de vloot, wel verfpreidc, t'zeil: de L. Admiraal Kornelis Evertszoon ter rechter zyde, of aan de Zuidt; en de L. Admiraal de Vries ter flinker zyde, of aan de Noordt; en d'andere twee esquadres, onder de L. Admiraalen de Ruiter en Tromp, in 'tmidden: Hellende hunnen koers Ooft aan. 'S anderen daags f, ter halver zee gekoomen, ontfing men een brief van den Kapitein Engel Janszoon, gefchreven -1- in 'tfchip de Vlasblom, op het Doggers Zandt: berichtende, dat hy met het ö Ooft- 1665. $ 2208oh De Schout» bynacht Sweers wordt naar t Dogger» Zandt gezonden,net laft om loch drie veeken zee te houten.1 Nov» De vloot ?aat van 1'Engelfene kuft f zeil. \. 28 oaob, Tyding van'tOoit-  i665. Indifch fchipNieu wenhoven f Zie f, % In OStob. 1665. De Ruitet doet hst fcheyfein. 2. Nov. 544 Het LEVEN van den Ooftindifch fchip Nieuwenhoven, ert de fluit den Dolfyn, (daar de rheefte laading van ' 't Ooftindifch fchip in was overgefcheept) 'met noch een' Straatsvaarder, en een fluit met maften, te Gottenburg geladen, den vyfentwintighften van Oktober van Vlekkeren was vertrokken, om zich naar 'tvaderlandt te begeeven: en dat ze den achtentwmtighften op het Doggers Zandt waaren aangekoomen. Ook raakten de gemelde fcheepen korts daarna behouden binnen 't Vlie. D'andere vier Ooftindifche fcheepfen* die ook in Noorweegen waaren ingevallen f, quaamen (behalven 't fchip Amftellandt, dat onder 't eilandt der Schelling ftrande en verongelukte t) in de voortydt van 't volgende jaar behouden in 't vaderlandt. Op dien zeiven dagh, ftraks gemeldt, werden de fcheepen, die onder den Schoutbynacht Sweers noch in zee zouden blyven, met eenige lyftocht, bier, water, en andere behoeften, uit andere fcheepen verzien: en daarna liet de L. Admiraal de Ruiter een witte vlag van de voorfteng waaijen, en drie kanonfehooten doen. Dit was 't beraamde fein, 't welk te kennen gaf, dat de vloot zou van een fcheiden. De L. Admiraalen Evertfen, Tromp, en de Vries, fchooten toen, ('volgens d'ordrc te vooren geilek) tot een teeken van goede reiswenfehing, yder zeven fchooten, de vier Viceadmiraalen yder vyf, en de vier Schoutenbynacht yder drie: waar op de L. Admiraal de Ruiter erf ie gemelde Opperhoofden t'zaamen met negen fchooten uit halve kartouwen beantwoord-  L. Admiraal DE RUITER. 545 Wöordde. Dus fcheidde de vloot ter halvei zee van een: zoo dat de fcheepen, in de Maaze t'huis hoorende, hunnen koers naai Göereê en de Maas begoften te zetten, die van Zeelandt naar de Wielingen, en de L. Admiraal de Ruiter met d'overige fcheepen naar het Texel en 't Vlie. Hy quam den volgenden dagh niet drieëndertig fcheepen door het Landtsdiep behouden binnen Texel. De L. Admiraal Tjerk Hiddes de Vries hadt buiten gaats Zyn affcheidt genoomen,' om met de Vriëflehe fcheepen naaf 't Vlie te zeilen.' Den volgenden dagh werdt het vonnis,te vooren \. by den Krygsraadt tegens 't volk van den geweezen Kapitein Wildtfchut,vaarende op het fchip Har'derwyk, (ter zaake dat zy hem bewoogen hadden de vlucht te necmen) geweezen, uitgevoert. D'OnderIhiurman^ de Hooghbootsman, en de Konilapel, mét eenige van de matroozen en foldaaten, die zeeker fchrift .f., daar toe ftrekkende, hadden geteekent, liet men driemaal van de rêe vallen, en elk met hondërt flaagen laarflen: doch den anderen werdt de" llraf quytgefcholden. Ten zeiven daage quaamen ook de Kapiteinen Jakob Centen, Kornelis Viktol; en Klaas Anker, uit Goereê binnen Texel. De Heeren Gevolmaghtigden begaven zich 's morgens^ naa dat ze hun affcheidt van den Heer de Ruiter hadden genoomen, met een galjoot naar den Helder*,1 en vertrokken over landt naar den Haage, daar zy den zeften der maandt ter vergaade-i ringe der Heeren Staaten Generaal een kort verflagh deeden van 't geen in de toght was < II. Deel. Mm voor- 166$. De vloot fcheidt van een. ,. a Novi De Ruitet komt binnen Texel; 3 Novl | 28 Öclob. Krygsrecht over 't volk var* 't fchip Harderwyk. 4 Nov. .f Zie />« 496. De Heeren Gevolmagtigden vertrekkenïaar den tlaagé. 1 4 Nov. Doen ver* lagh. Worden au de ; ca «en Ga-  546 - Het LEVEN van den 1665. neraal bedankt. 6 Nev. •f Toght. % Wakkerheit. * Goede beleidt. De Raadt< penfionaris de Wit doet ook verflsg aan de Staaten van Holiandt. Refolutis der Staatet van Holiandt, by de welke de Raadt- voorgevallen: waar op zy van hunne Hoog. Moog. op de befte wyze werden bedankt, gelyk lik het volgend affchrift blykt, De Heeren Huigens, Raadtpenfionaris de Wit, cn Johan Bareel, haare Hoog. Moog. Gedeputeerden en Gevolmaghtigden, jongft veweeft zynde op 'sLandts vloot, hebben fommier rapport gedaan van V geen haar op de jongft e expeditie f wedervaar en, en voorgevallen is. Waar op gedelibereert zynde, hebben haare Hoog. Moog. de zelve Gedeputeerden en Gevolmaghtigden, over en ter zaake van haare zonderlinge vigilanlie $, moeite, arbeidt , voorzichtigheit en goede conduite *, uit liefde tot het vaderlandt, in het uitvoeren van haare Hoog. Moog. beveelen,en het bevorderen van den dien ft van 't Landt, zoo veele als door Godts toelaating menfchelyker wyze heeft konnen gefchieden, over nacht en dagh in deezen gehadt, gebruikt en aangewendt, in de befte forme bedankt, verklaarende daar inne ten vollen vernoeght te weezen. De Raadtpenfionaris de Wk ten zeiven daage ter vergadering der Heeren Staaten van Holiandt verfchyncndc, deedt daar een omftandig verflag van de zeetoght, en werdt van hunne Ed. Groot Moog., met betuiging van zonderling genoegen, desgelyks bedankt, volgens eten inhoudt van d'aanteekening die toen te boek werdt geftelt, cn dus luidt, ! De Heer Raadtpenfionaris de Wit heeft ter vergaderinge omftandig rapport gedaan van het geene geduurende de \ laat ft e expeditie ter zee van conftderatie was voorgevallen: waar op gedelibereert zynde, hebben haare Ed. Groot  L. -Admiraal DE RÜITER. 547. Groot Moog. zich ten hooghften vergenoeght en voldaan gehouden wegens de voorzichtige conduite \, wyze direclie X, en couragieus * heleit, Zoo ontrent het ernploy van 's Landts vloote in V generaal, als ten opzichte van alk d'onderfcheïde voorvallen in het particulier, by den gemelden Heer Raadtpenfionaris, nevens de Heeren des zelfs Medegedeputeerden, geduurende dé voorfchreeve expeditie, gebruikt en in V werk gepelt; mitsgaaders ook ten reguarde f van den zonderlingen yver, vigilantie, en onvermoeijelyke naarfiigheit, daar inne de zelve van den beginne af tot het laatfte toe heeft gecontinueert. Ènde is wyders goedtgevonden en ver/laan, dat de gemelde Heer Raadtpenfionaris, tot betuiginge dat de voor-, noemde dienfl haare Ed. Groot. Moog; zonderlinge aangenaam is geweeft, uit der zeiver naame in de befie forme zal worden bedankt^ gelyk de zelve daar voor ook expreffelyk bedankt wordt by deezen. 'T is aanmerkelyk dat de Raadtpenfionaris de Wit voor al zyne genoomene moeite en uitgeftaane gevaaren helder noeh penning heeft genooten, of willen genieten: ia dat hy in tegendeel, wanneer by eenige Leden van hunne Ed. Groot Moog. vergaderinge voorflaagen tot belooning -|- wierden gedaan, die heeft geweigert, en buiten omvraage of overlegging X gehouden. 'T was', verftonden eenigen, een groot geluk voor den •Heer de Ruiter, en 't viel wel voor hem uit, dat de Raadtpenfionaris de Wit cn d'andere twee Heeren Gevolmaghtigden rnet hem op de vloot waaren geweeft. Dit Mm a ftrek- penfionaris de Witi wordt bedankt. 6 Nov. \Beleidingi t Beftiering.* Kloekmoedig. t TenaaA' zien. Zyne edej« tnoedig- heic. J. Recompenfe. % Delibe* ratte.  54? Het LEVEN van den 1665. t Zie 1 52e. ftrekte tot zyne verlichting en cntlafting. Zy hadden hem in de gewichtighfte beraadtilaagingen, en ontrent de zwaarfte zaaken van zyn iaftig ampt met hunnen raadt onderfteunt. Maar zy deeden niet zonder eerft zyn raadt en goedtdunken daar op te hooren. Meelt alle zyne voorfiaagen (temden zy toe , en gaven die kracht en naadruk. Doch dewyl alle d'ordres op hunnen naam werden uitgegeven, en alles onder hun oppergezagh beltierdt en ondernoomen, quaamen de rampen, en d'ongelukkige toevallen, die men gemeenlyk den Overfte wyt, t'hunnen lafte. D'onverltandigen gaven hun de fchuldt der mislukte voorneemens, die hy anders veellicht alleen hadt moeten draagent en door 'tloffelyk getuigenis, dat de drie Heeren van hem,en van zyn kloek beleidt en rustige kloekmoedigheit, gaven, werdt hy van een yder gepreezen: 't welk ook de Heeren Staaten in 't goedt gevoelen, dat ze van zyne bequaamheit hadden, te meer verfterkte. Hy bleef naa hun vertrek noch ettelyke daagen" in Texel, om, nevens andre leden van den Scheepskrygsraadt, de vierfchaar over etlyke weêrfpannelingen te helpen fpannen. Het volk van 'tfchip Ooftergo, buiten ordre, gelyk gemeldt isf, in Texel gekoomen, hadt geweigert weêr in zee te gaan, voorgevende dat het fchip te lek was. Eenige Heeren van den Raadt ter Admiraaliteit in Vrieslandt, ook de Heeren Gevolmaghtigden der Heeren Staaten, die zich op den Helder onthielden, hadden hun meermaalen tot hunnen 3>lieht vermaant: hun voor oogen ftellende wat  L. Admiraal DE RUITER. 549 wat ftraf zy ter zaake van hunne wederfpannigheit te verwachten hadden. Doch de muitzucht hadt geen ooren. Derhalven moft men zich nu dienen van de fterke handt, en 't recht ging zyn' gang. Vyf hoofden van 't oproer, en een matroos, werden ter doodt verweezen, en met de koorde geftraft. Dus liep de lefte zeetocht van dit jaar ten einde: naa dat de Neêrlandtfche vloot in September door ftorm verftrooit, weêr in ftaat was gebraght dat ze naar d'Engelfche kuft overftak: zich daar achtien daagen vertoonde, de riviere van Londen floot, en d'Engelfche zeemaght, met het uit- en invaaren te verhinderen, als ten ftryde daaghde. Met dees eer was men, toen de wintertydt niet toeliet langer zee te houden , t'huis gekoomen. De L. Admiraal de Ruiter begaf zich ontrent "het midden van November naar den Haage, en nam zyn verblyf ten huyze van den Raadtpenfionaris Johan de Wit: willende, door dat betoogh van vriendtfehap, d'onwaarachtige geruchten, die tot de Wits naadeel liepen , als of hy met hem op de lefte tocht in groote twift hadt geleeft, opentlyk wederleggen. Ook heeft de Heer de Ruiter, den achtienden van November tervergadering der Staaten Generaal verfchynende, en zyn verflagh doende, aan hunne Hoog. Moog. betuight, dat 'er tuflchen hem en de Heeren Gevolmaghtigden in 't gemeen, en den Raadtpenfionaris de Wit in 'tbyzonder, geduurende de toght, een volkoome en vertrouwde vriendtfehap was onderhouden. Ter vergadering van hunne Hoog, Moog. werdt ht Mm 3 mc 1665. Eenige ivederfpanïigen gekaft. De Ruiter komt in den Haage. 18 Nov.  i66$. Doet verflag van zyne twee togluen aan de Staaten Ge neraal. \Joumaal. % Comntift fie. De Staaten verklaaren, dat zynbeleidtenwakkerheit hun aangenaam is. * Acte van commifjie. \ Ter griffie. X Geregifireert. f Gefepo-, «eert. 4 35 Nov. Hy wordt ook van de Siaaten van Holiandt bedankt,f Tegbte»: 55° Het LEVEN van den met groot bewys van hooghachting bejegent. Men liet hem 'tverflagh doen op een' ftoel gezeten , en met gedekten hoofde. Eerft fprak hy van zyne toght naar Guinea, en daarna van de toght met de geheele vloote naar Noorweegen: overleverende een dagh■ verhaal f van 'tgeen was voorgevallen, en eenige vonnhTen, door den Schcepskrygsraadt uitgefprooken; ook zynen laftbriefj, hem by de Heeren Staaten van Holiandt, als L. 'Admiraal van de zelve Provincie verleent. Hier op verklaarden hunne Hoog. Moog., dat het goedt beleidt en de wakkerheit, by hem in d'eene en d'andre toght gebruikt, hun aangenaam was, en dat ze zich de zelve wel lieten gevallen. Voorts is goedtgevonden en verftaan, dat de voorfchreeve laftbrief * ter fchryf kamer \. van hunne Hoog, Moog. zoude worden te boek gefchreeven +: en werdt hem met dat ampt geluk gewenfcht. Ook verironden hunne Hoog. Moog. dat het voornoemde daghvcrhaal, met devonniflen, ter gemelde fchryf kamer zou worden weghgeleit f of bewaart, om te zvner tydt te dienen zulks en daar- 't zou behöoren. Weinig daagen daarna J heeft hy ook de zelve plicht ter vergaadering der Heeren Staaten van Holiandt en Weftvrieflandt afgeleit, die hem op gelyke wyze bedankten, cn de volgende aanteekening lieten te bock ftellen. De L. Admiraal de Ruiter heeft ter vergaaderig rapport gedaan van 'j geene in zyne expeditien f, zoo met een esquadre van twaalf fcheepen naar de kuft van Guinea, als jongft met de gantfche vloote in de Noordtzee, van \ con-  L. Admiraal DE RUITER. 551 smifiderotit was gepafjeert en voorgevallen: waar op gedelibereert zynde, hebben haare Ed. Groot Moog. den gemelten Luitenant Admiraal voor zyne goede debvoiren, met zonderlinge vigilantie, conduite en courage, geduurende de voorjchreeve expeditien aange■■• wendt, bedankt, gelyk de zelve daar voorenfpecialyk bedankt wordt by deezen. Den ecrftcn van December vcrfcheen 'hy ook in de vergadering ter Admiraliteit t'Am- 1 fterdam, daar hy, op een ftoel gezeeten,' den Heeren Raaden de vlaggen, op de kuft, van Guinea van d'Engelfchen verovert, aan-; boodt en overleverde: en daar by ook den ftandaardt van 't kafteel Kormantyn, door1 den Kapitein Willem van der Zaan in 't inneemcn van die fterkte bckoomen, en aan hem overgebraght: ook de kroon f, gevonden in een Engelfch fchip, met een' brief van den Hartogh van Jork, by welken hy ze tot een gefchcnk aan den Koning van Ardra, of Andra, hadt gezonden. Hier op werdt by de Heeren Raaden, naa dat de Heer de Ruiter was afgetreeden, goedtgevonden en beflooten, hem voor de goede dienften, geduurende de gemelde toght gedaan, te bedanken, en, tot erkenteniffe der zelve, met een zilver lampet, ter waaide van vyftienhonderdt gulden, te vereeren. Ook werdt toen met eenen beflooten, den Kapitein van der Zaan, tot erkentennïe van zyne dapperheit, en tot zyne aanmoediging, met een goude kceten en gedenkpenning, zeshonderdt gulden waardig, te befcheniken. Niet .lang daarna f verklaarden de Heeren Staaten Mm 4 van 1665, >üiob# tui iab Verfchynt er vergalering va.n i'Admirai;eit t'Am* ïerdem, ^aar hy eeiige ÈUt jelfche . vlaggen, afet een Isndert, en kroon overlevert. t Zie p» 40:. Wordt bedankt , en met een zilvere lampet be-. fchonken. En van der Zaan met een goudekeeten en pen* uing. \.. | t 10 Deci  55- Het LEVEN van den 1665. Refolutie der Staaten van Holiandt, by de wel ke den L. Admiraal de Ruiter gel aft werdt in d'Admiraaliteken te prefideeren, < 1 f Inbreuk, j Z van Holiandt op wat wyze en met wat gezagh de L. Admiraal de Ruiter in de Kollegien ter Admiraliteit binnen de Provincie van Holiandt en Weftvrieflandt voortaan zou verfchynen, gelyk het volgende befluit, ftaatsgewys genoomen, aanwyft. Zynde teryergaderïnge vaorgedraagen, daT de L. Admiraal de Ruiter gaarne zoude gedient zyn van de intentie en refolutie van deeze vergaaderinge, waar naar hy zich zoude hebben te re guleer en in V re gard van de admifpe van zyn perfoon in de 'Kollegien ter Admiraliteit, binnen deeze Provincie refiderende; is, naa voorgaande deliberatie, eenpaarlyk verft aan en verklaart, dat, volgens het geene by de inftruclie van de gemelte Kollegien originelyk is bedongen, de Provincie van Holiandt en Ï*V'.ftvrieftandt \ competeert het indïfputabel recht, dat de L. Amiraaien van de zelve Provincie, in de gemelte Kollegienverfchynende, hun aldaar de prefidiale poel moet worden ingeruimt, tot zulken efecle, dat hun aldaar dienvolgende toekomt, 'niet alleenlyk ftem als d'andere Raaden, maar ook de propofitie ,  L. Admiraal DE RUITER. 55? legien ter Admiraaliteiten den elfden van November opgedekt, toegezonden. Volgens dat advys was 't voorncemen, (alzoo men beducht was dat d'Engelfchen tegen 't voorjaar noch met meerder maght in zee zouden koomen dan dit jaar was gefchiedt) tegens half Maart of het begin van April twceëntzeventig zwaare oorlogsfchcepcn, cn twaalf fregatten in zee te brengen. D'eene helft van die tweeëntzeventig fcheepen van oorlogh zoude gemonteert worden van tzcftigtct tachtig ftukken , en bemant met drie tot vyf hondert koppen , zoo met foldaaten als matroozen: d'andre helft gemonteert van veertig tot tzeftig ftukken, en bemant met tweehonderdt tot driehonderdt koppen. De twaalf fregatten zouden gemonteert zyn met vierentwintig tot dertig of vierendertig ftukken, en bemant met hondert tot honderdtdertig koppen. Hier zou men twaalf branders by voegen , van vafte en hechte fcheepen toe te ruften, yder gemant met twintig koppen: twaalf advysfregats, gemonteert met acht, tien en twaalf ftukskens, en yder gemant met twintig koppen: noch twaalf advysgaljoots, en vierentwintig groote galjoots tot navoering van water, bier en andre fcheepsbehoetten, die in de fcheepen van oorlogh niet bequaamclyk konden geftuwt worden. By deeze vloot moeft d'Ooftindifche Kompagnie, volgens 'tverdingf tuflchen den Staaten haar gemaakt, noch twintig oorlogsfcheepen voegen. De gemelde Gedeputeerden der Admiraaliteitcn hadden ook, door laft van hunne Hoog. Moog. een overflagh van kgeen d< ge. i665> t Ceformeert. Uit wat fcheepen de vloot zou beItaan. ■f ContraS Zie Ait zema xlv 409. 41 i-  i66S. Hoe veel die in twaalf maanden zou kuiten. Munter-' fche oor los 4; Zie Aitzema. xlv. 639. 640 645. 648. 653. 655» 666' 659. 660. 517526. * 2Q Oclob. Aitzema XLV. 50 t. Zie ook P- 596. • 597- Honores mutant tnores. I i 558 Het LEVEN van oen gemelde toerufting, in den tydt van twaalf maanden, zou koomen te koften, gemaakt; enuitgereekenc, dat de zelve (behalven de twintig fcheepen, die op koften van de Ooftindifche Kompagnie zouden toegeruft worden) in den tydt van twaalf maanden ter zomme van elf miilioenen zeshondert en achtenveertig duizendt zeshondert en veertig gulden zou beloopen. Hief uit kan men afneemen met hoe zwaaren laft de Staat der vereenigde Nederlanden te deezer tydt, door den oorlogh ter zee, werdt gedrukt. Daar d'oorlogh te lande, met den Biffchop van Munfter^, noch byquam: die ook door den Koning van Engelandt werdt gevoedt; want men hadt de gemelde Koning onlangs*, in zekere reede \ aan 'tParlement, opentlyk hooren zeggen, dat hy de Prinfen die, zoo hy zeide, door de Duitfchen (dus noemde hy de Nederlanders) verongelykt waaren, hadt aangemoedight, om het hunne met geweldt wederom te krygeu: cn dat hy den ■Biffchop van Munfler met een groote fomme geldts hadt reholpe/i, en noch zou helpen. Te deezer tydt zagh men ontrent den L. Admiraal de Fluiter (die de ftraksgcmclde beveelen van hunne Hoog._ Moog. zocht naa te koomen, 81 de toerufting der oorlogsvloote naar vernoogen te bevorderen), dat d'oude fpreuk, iie- te kennen gaf, dat d'eerampten de zelen veranderen », op hem niet kon gepaft worden. Want al was hy nu tot de waardigïeit van 't L. Admiraalfchap van Holiandt, juiten zyn toedoen, gevordert, die verhefrag blies zyn hart niet op, Hy hieldt zich ec h-  L. Admiraal DE RUITER. 559 echter binnen de paaien van zyne oude zedigheit en godtvruchtigheit. Ook weet ik, dat hy ontrent deezen tydt, ofwatlaater, te R.otterdam koomende, en in zeekere herberge, op de Haaringvliet, t'huis leggende, op een morgen in zyne flaapkaamer, (meenende van niemantgehoort te worden) Godt, naar zyne gewoonte, met vicrigen gebeede aanriep, en zich onder andere van deeze, of deezen gelyke, woorden diende, Geef my, Heer, een" deemoedigen geeft; op dat ik my op riyne verheffing niet verhoovaardige. Sterk my in V bedienen van myn hoogwichtig ampt. Verleen my eenheldenhert, en laat my zoo deerlyk niet [heuvelen, als myn^ voorzaat: maar [paar my ten dienft eji nut van V vaderlandt. Dit bidden werdt toen van iemandt, uit wiens mondt ik dit fchryve, die toen in de herberg en ontrent zyne kamer was, by geval gehoon. De Heeren Staaten (ook genoeg weetende, dat men met legers noch vlooten, zonder de goddelyke hulpe, niet kan verrichten) hadden, gelyk boven is gemeldt f, bevoolen, dat men Godt op alle Woensdaagcn voor den welftandt des vaderlandts zou bidden: maar daarna, ziende dat d'yver in die weekelyke gebeeden fcheen te verflaauwen , vonden ze eindelyk geraaden, dat men dat weekelyk gebedt in een maandelyken vaft- en bededagh zou veranderen: mei bevel, dat men op den eerften Woensdag!] in de maandt niet den halven, maar den geheelen dagh daar toe zou gebruiken Dit werdi op den eeriten Woensdagh van November begonnen, en voort van maandt tot maandt ver- volght. 1665. De Kuiters jeedigheit, ?n godtYruchtigïeit. Zyu gebedt. t Zie p. 375- Het weekelyk gebedt wordt in een maandery» ken vatten bededagh verandert.  ■f 31 Dec Plakkaat ftrekkende tot beter bezorging van'Landts vloote. Zie het Grootplakketatboek.3 deel. p. 210. en Aitzema ' xlv. 509. 1 1 §60 Met LEVEN vak den volgt. Men beraadtflaagde in deezen tydt tcf vergaadering der Staaten van Holiandt over de voorflaagen van den Raadtpenfionaris de Wit, aangaande de toekoomende bezorging van 'sLandts vloote met allerlcy lyfto"ht en andere behoefte , tot noodruft en verquikking; om te beter beftandt te zyn, en te lan-» ger zee te konnen houden. Ook werdt het bericht en 't gevoelen van den L. Admiraal de Ruiter over eenige punten, die men desaangaande op het papier hadt gebraght, gehoort en overwoogen. Dit zyn de punten die daarna f ter vergaadering van hunne Hoog. Moog. met eenige kleene verandering en vermeerdering werden goedtgevonden , vaftgcftelt, en by plakkaat onder den volgenden ty-tel uitgegeven, Punten dienende tot beter be* (tandt en obfervaiie van goede (economie van en in "Lands vloote. In dit plakkaat werdt den Kapiteinen op zeekere peene belaft;* zich voor zeven weeken van bier, water, en brandthoüt, en voor drie maanden, buiten Duins uit te houden, van alle lyftoght te verzien. Voorts werdt ordre geftelt dat de vloot noch roor zes wceken water, bier , en brandtliout, zou uagevoert worden : mksgaaders loch een goedt deel andere lyftoght, ennoodiruft, ook pyen, hoozen, fchoenen, hem3en en kombaarzen, met eenige ververfching /anköol, peen, raapen, pruimen, appelen^ ijuin en diergelyke. Ook werdt aangewee:en met hoedaanige galjoots die toevoer zou ^efchieden; hoedaanig het bier op den duur noft zyn gebrouwen; en op wat wyze en in vat ordre de vaaten moften worden geftuwt, het  L. Admiraal DE RUITER. 561 het bier voor en 't water achter; op dat men altydts zoo van 't een als van 't ander zonder belet zou konnen uitlichten: hoe de Kapiteinen, die gebrek moghten hebben, uit de verzorghde voorraadt, met boete over hun verzuim, en aanteekening van hun genot, zouden worden gerieft: daarenboven hoe de vloot, naa 't verloop der drie maanden, in of voor de Wielinge op nicu zou werden vefzicn: wat voorraadt van ankers en touwen de Kollegien ter Admiraliteit ten behoeve van hunne fcheepen zouden infeheepen: met verder bevel, dat ze ook altydt goede voorraadt van ankers, kabels, mailen, ftengen, cn diergelyke behoefte, zouden gereedt houden; om de fcheepen, die reddeloos moghten invallen, ftraks te konnen voorzien: dat de Kapiteinen altydt cenig geldt zouden binnen fcheepsboordt medevoeren, om by noodt buiten 's Landts eenige noodtzaakclykheden in der haait te konnen doen inkoopen: dat de matroozen en foldaaten, om vuilighcit, frank, en befmetting voor te komen, by ziekte eikanderen ten dienlt zouden liaan: dat men de fcheepen alle daagen, ten minfte driemaalen ter weeke, zou reinigen met fpoelen en fchrobben , ook fomvvyle met azyn befproeijen, cn daar in geneverbezyen laaten branden, en diergelyke middelen tegens de quaade lucht by tydts in 't werk Hellen. Niet lang te vooren beflooten de Heeren Staaten van Holiandt een regiment zee foldaaten op te rechten, naa dat ze d'inzicb ten van den L. Admiraal de Ruiter daar oj hadden verftaan. Dit regiment zou beftaai II. Deel. Nu ui 1665. » F en regU 1 wenuee» t  foldaaten opgerecht. Bevelhebbers over dat regiment. 1 ï8 Dec ) < i ] ] t t I De KomKiflïevaar- j ders wordt toegeftaati § uit te loo- b pen, en d Vier nnanden lang iij a, zee te blyven. ,T > ïi Ncv. a: 5<& Het LEVËN vAn HÉ uit négentien kompagnien, en uit bequaame zeeluiden, die alréede eenige töghten ter zee hadden gedaan. Deeze zonden tot den dienft der zee en der vloote zyn geëigent, èn nief alleen gehouden fcheepswerk, maar ook by gelegenthëit te lande dienft te doen. In plaat* van musketten met lonten, die op zee niet dienftig zyn, zouden ze met geweer van fnaphaanflooten worden verzien. Willem Jofeph van Gent, Luitenant Kornel over 't Walfch regiment, en Kommandeur te Hellevoetfluis» werdt tot Kornêl van 't regimentzeefoldaatert verkooren f; Francois Palm, Kapitein én Kommandeur op de fchans de groote Warande , by Breda, tot Luitenant Kornel; ?n Graaf Johan Belgicus van Hoorne tot Majoor. Tot Kapiteinen zvn verkooren leinier Pauw Jan de Pois, Hügo van AlTen* [ * „ ft Knoppen, Geraardt Krabbet, ohan Sixty, Henrik Antony van Nispen .ornelis de Wit, Francois Brouwers, Henik van Padberg, Kornelis Dedel, Kornelis ompe, Adriaan van Gieken, Johan de Wit» e, fchoonzoon van den L. Admiraal de Ruisr,_ Simon van Panhuizen, en Alexander ienioiia. De Kornels kompagnie zou beaan in honderdtentzeventig, en d'andere elk i honderdtcntwintig koppen. Weinig daaen naa 'tinvallen van 'sLandts vloote werdt y de Heeren Staaten Generaal goedtgevorren en beflooten, dat men aan alle byzonsre kommiffievaarders of kaapers zou toekan, ged uurende de vier eerftkoomende aanden, tot het einde van Februarius des nitaanden jaars, te moogen uitloopen en in  L. Admiraal DE RUFTER. in zee blyven, om hun avontuur op den vy andt te zoeken: mits borge Hellende, dat z< £ich voor het einde van Februarius wederon 'binnen de zeegaaten van den Staat zouden begeeven, of dat men ze anders als zeeroovers zou aanmerken. Ook hebben de Heeren Staaten toen de vaart op Noorweegen, en naar Ooflen, voor eenereize toegeflaan; doch met beding en onder borghtoght van ten eerften •Weêr naar't vaderlandt te keeren,zonders elders aan te vaaren, of laft te breeken, veel minnaar eenige andre gewefien te verzeilen. Doch de vaart en viffchery op en ontrent-Groenlandt, en «t'u-itvoer van alle gercedtfchap en behoefte tot de walvifchvanfl, werdt in 'tmidden van December f voor het aanftaande fayzoen en :het geheele toekoomende jaar van zeflienhonderdt zesentzefiig, by plakkaat den ingezcetenen, op verbeurte "der fcheepen cn goedereu, ftrengelyk verbooden. Dat men de kapers onder borghtoght verbondt voor 't cm-' 166*? Verloflïng wan zommige Ne. ierlandtfche geirangenea.  483. einde van het tweede deel. 5<& Het LEVEN va» de* gen i êie met het fchip Weftvrieflandt in • September f was genoomen, en, door de goede voorfpraak van den edelmoedigen Engelfchen Kapitein Gay, die zyn fchip hadt verovert, op zyn woordt buiten hechteniflë gelaaten, die vryheit ten goede van die veriege menfchen gebruikte; dewyl hy groote ■vlyt holp aanwenden, ten einde dat men hen met het eene of 't ander vaartuig a£fcheepte, en, over Vlaanderen, naar 't vaderlandt liet reizen. Doch midlerwyl bleven •de meeften in hunne ellende zitten: verlangende met fmert naar verandering van zaafcen, of voorfpoedt der Hollandtfche wapenen, daar hunne verloflrog, naaft Godt, aan Iwng.  i DE HAAN, 1 Boekbinder, g Looierstraat '2b g