Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 2746 2026    ü E KUIPER.   D Ë X V 1 P E JL, KLUCHTSPEL, MET ZANG; Gevolgd naar het Fransch Proza. door A. SOULAGE, Junior. Te AMTELDAM, Bij J. B. EL WE en D. M. LANGE VELD. MDCCiXXXV I.  Ccene Exemplaar en zijn echt, dan dus getekends  T O E ¥ IJ D I N G,   DEN HEERE DIRECTEUR, EN VERDERE HEEREN LEDEN, VAN het tooneel -lievend genootschap, TER ZINSPREUK VOERENDE: OEFENING KWEEKT KUNST, VERGADERENDE BINNEN AMSTELDAM; WORD DIT KLUCHTSPEL MET ZANG, De KUIPER, toegewijd DOOR DERZELVER KUNSTVRIEND, A. SOULAGE, Junior. BESCHOUWEND LID.  PERSOONEN. martin, Kuiper en Voogd van fakchet-je. FAKCHETTE, cene jonge Boerin, bemind door martin en verliefd op colin. colin, jong afgedankt Soldaat, Kuipers Knecht bij martin en verliefd op fanchette. sep, Wijngaardenier. sERVAAs, Molenaar en Oom van colin. Het Tooneel is ineen Dorp, in de winkel van Martin; net /pel begind twee uuren na den middag, en eindigd te acht uuren.  D E KUIPER, KLUCHTSPEL MET ZANG. EERSTE TOONEEL Met Tooncel verheeld een Kuipen Winkel, aan het einde maar van, aan eene der zyden, de Deur van de Straat en daarover de Deur van ecne Kamer is ; voor op het Tooneel, ter linker zijde, flaat eene Kuipers Schaafbank , wat vei der een Vai en iusfchen de Schermen een Kuip, die maar half gezin: word. COLIN, FANCHETTE. • DUO. FANCHETTE. ]Meen , 't is niet in mijn macht. A c o-  2 DE | U'J P E 5, c o l i k> Maara maar wat eigenzinnigheden! Waarom een hart, dat u fteeds acht, Met zo veel onrecht dus beftreeden? fanchetTe. Houd toch op Colin. colin. Geef mij dan uw hand. ianchette. Neen, neen , houd (och on Colin, colin. Ja , ja , geef mij dan uw hand. te zaamen. ïanchetiEi Laat mij met vreên> colin. Neen, neen, neen. (ancheiii, Laat me in vreên. colin. Neen. C o l i h. 'k Bemin u, en ik zal u daar bewys van gesven. fanchette. ARIA. Colin, men moet voorzichtig wezen. Q>  KLUCHTSPEL. $ COLI N, Maar hoe! wat drommel ik bemin~; Ja, zonder uw verbod te vreezen, Is dit te zeggen fteeds myn zin. Mijn hart zal onder uw Banieren. Daar 't als een overwinnaar treed. En rlan , en rlom, ■Als held roemruchtig zegenvieren. En rom, dom , dom , Tambour fla reed. panchette; ARIA. Gij fpreekt altoos als een Soldaat. COLIN. Dit komt dat wij den dienst niet treczcn. Heb ik in militairen ftaat, Myn land geen drie jaar dienst bevveezen ? FAHCHETTE. Men dankte u echter sf. C O L l N. Wie kan bet lot weêriïreeven ? Ik wierd misfchien te groot; dit ftak hen in 't gezicht. FANCHETTE. Pas maar wat op; gij krijgd uw tweede paspoort ligt. A 2 «o.  4 DE KUIPER, colin. Mijn tweede paspoort? hoe! wat wilt gij daarmee zeggen? fanciiette. War [ik hier meê bedoe!, is maklijk uit te leggen. Hebt gij dan niet bemerkt, dit onze baas Martin, D n;et anders doed dan knorren, En hij u niets beveeld of't :s verzeld door morren? colin. Dat 's waar, maar'kb eb hem nooit heel vriendelyk gezien. franc ii ette, Nog gistren in de tuin, daar ik hem kon befpiên, Terwij; hij mij niet zag, fchccn hij op u te onvreden, 'c G^en ik befpeuren kon uit zijn vergramde reden. D.s guit, Colin! — fpnk hij: tn irampte met zijn voet, — MishaagJ mij; hij is lui en nergens meer voor goed; Hij is een fpotter, dis Fanchette zal verleiden ; *t Is best voor mij, dat ik hem wegjaag, zonder beiden. colin. Maar hoe.' denkt gij dat hij u liefde draagd, daar hij Zo oud reeds is ? fan-  KLUCHTSPEL, 5 FANCHETTE. ê Ja, voorzeeker. COLIN, 'k Bid, zeg mij, Wat blijken hebt ge 'er van? FANCHETTE. Zeer veel. ARIA. Een oogwenk, een verliefd gefprek, Dat ik toevallig wel ontdek. Maar, ondanks zijn verliefde reen , Belach 'k de zuchten , Die hem ontvluchten, Door tederheen. Wanneer ik loop, haast hij zich vaak Het eerst, alleen tot mijn vermaak. Maar zijnen ijver op dat pas, Daar de oude ja&ren , Zijn drift bedaaren , Bezwijkt wel ras. Zo dra ik eea nieuw liel begin,' Mengd hij terftoijd zijn ftem daar ülj Maar ons Duet bewijsd reeds voort, Dat 't oude hemmen, A 3 b')  e DE KUIPER, Bij jonge ftemmen , Geeft geen accoord. COLIN. Kan 't moogüjk wezen! Durft etn verminkt foldaat, en zonder mij te vreezen, Mijn territoir beireên, gelijk een fcbobbalak? Bij duizend helbaardiersJ verdord! ili zal zo ftrak..., fanci-iette, hem tegen houdende. Wat wilt gij doen ? martih, tusfchcn de fchermen. Ja, ja, ik weet.... Me aau 't werk begeeven. HKCHEl TE. Dat 's goed. Daar is de Baas; al maakt hij nog zoo'n leven 7^ ma.tr mnr vnnrt Pnlin _ f»n sritwrinvA hnmnipf irppi- En zo hij u bekijf .1, zwijg dan voor deze Keer, colin. Vrees niet, laat mij begaan, TWEE  KLUCHTSPEL. f TWEEDE TOOKEEL, m ■ r t i n, met een bos hoepels en teen en. colin, Fanchettg. martin, knorrende, Ik zie hier niets verrichten. ARIA, op een zachte toon. Ik vind Franchette altoos tot wérken vaardig. fanchette. Gij doed niet wel, als ge ons van luiheid wilt betichten. Gij weet niet met wat drift wij werken zij't gij uit. martin. Dat is heel wel gedaan.... maar wat hakt toch die guit colin. Een hoepel, meester, die heel moeilijk om te dwingen ... martin. Zwijg (lil! Be Aria vervolgende, 't Beminlijk kind ! wat is zij lief en aardig! A 4 co-  8 DE KUIPER» colin, werkende, vervolgd de Aria. Maar 't is geen kluifje voor zoo'n oude bloed. martin. Wat zegt ge? colin. Ik zing. Hij eindigd de AriaIeder fhg doed goed, Aan mijn vatje, mijn vatje, Ja, ieder doed goed , Aan mijn vatje , goed, goed. U i r t i n. 'k wil niet dat gij zult zingen,. colin, Hoe.... martin. 'k Wil niet dat gij fpreekt. colin. Niet fpreeken, en daar o j Niet zingen ook, dat is een harde post voor mij. mar-  KLUCHTSPEL. 9 martin. Neen, 'k wil dat gij maar werkt. colin, zingende. Laat ons aan 't werken gaan met nieuwe lusten. MARTIN. Gij fchijnt de gek te fcheeren? tanchette, ter zyde. Houd toeh uw mond. martin, Maar wacht, ik zal u anders leeren, Wat hebt gij uitgevoerd, zints ik ben uitgeweest ? Laat zien: het oxhoofd van Jacot, jou luie beest, Ts dat gtdaan ? colin. Gewis, het zal haast wederkomen. martin. (men, De Tobbe van Jinnet?... gijmoogt mijn gramichap tchiooAls die niet is bezorgd. As SAS-  lo D E K U I P E R, fanciiette. Ik bragt hem weêr. martin. Die Guit.' Waarom heefc hij dat niet gedaan ? colin. Wel dat 'svubuid! Ik deed het winkel werk. martin. Wis kan zijn drift bedwingen! Zie daar dan, Luiaar.l! die niet anders dost dan zingen , De kuip van vader Sep, die kuip die men verwacht,, Die men my heeft gevraagd al voor een dag of acht,; Daar is niets aan gewerkt; dan durft men nog doenhooren: lk deed het winkelwerk; dus gaat de tyd veriooren. Die kuip die... die... waarom die niet gedaan ? fpreek op! colin. Ik bid vermoei u niet zo veel, ik zie uw krop Zweld door uw drift; die drift doed uwe leden tiillen. fanchet t e, ter zijde. Hij zal niet zwijgen, neen. Tei  KLUCHTSPEL. Ir Tegen martin, met haare hand over zijne kin Jlt ij"her,de. Ik zou wel wedden willen, Dat gij gefchooren zije van daag. martin. En waarom dat? fanchette. Uw baard die is zo zacht. martin, lachende en de hand van fanchette neemende. Is 't waar mijn lieve fchat? colin, zingd op een fpotter.de wijze. Wat lieve vogel is dat! martin. Alweer! zie daar een fchurk , die 't fchriklijk moet vermaake^ Als hij maar zingen mag. fanchette. Wat kan zijn zang u ranken? Laat hem maar zingen, kom; maar gij zijt fteeds zo goed, Werk wat met or,s, dit geefcons weder nieuwe moed. m a k.  12 DE KUIPER, M A R T I N. Zou 't u ver maak en? TAN CHETTE. COLIN. Wilt ons een aiit'e geven, Mijn lieve Baas! £ï] die zo dikmaals van uw leeven, Des zondags 'smorgens hebt gezongen in de kerk. MARTIN. Kunt gij niet zwijgen, zeg? dat is een drommels werK. FANCHETTE, tegen MARTIN. Hij heeft gelijk, gewis; kom zing het een of 't ander; Ik zeg oprecht, dat al het fpeeltuig met malkander, Mij zo veel niet behaagd, dan uwe ftem alleen. MARTIN. Hoe, wilt gij dat ik zing? Ik, ik? FANCHETTE. Gewis met réén. Wij zingen 't Chorus. MAR.  KLUCHTSPEL. 13 martin, zijn rok uittrekkende , blijft in zijn camizool om te werken. Kom, ik zal 'er mij toe zettei ARIA. 't Is voor den God der wijn', Dat wij thans werkend zijn Begeeven wij ons aan 't werk met moed, Tot dat een uur van vreugd verzoet, Le moeite die ons 't werk kan geeven. Ieder ilag, Doê deez' dag, Onze moed op nieuw herleeven; Dan neemd de min, Weer haar begin. TRIO. FANCHETTE. MAKTIN. j COLIN, Werken wij, Werken wij thans j Werken wij thans maar Werken wij thans maar maargoed. | goed. goed; Goed, goed,goed,i Thans maar goed, Dan neemd de min, Soed. | thans maargoed; Weer haar begin. Da". neemi de Dan neemd de min, ,t,™"! ' . I Weêi haar begin. 1 Weer haar begin. I 9JU  i4 DE KUIPER, martin, alken. Climeen vond eens heel vroeg, Haar minnaar in de kroeg; Het meisje wilde aan het kijven gaan., Maar Colin liet haar niet lang ftaan; Hij zei: en deed liaar 't glas aaanvaarde. Drink ik hier, Zomtijds bier, 't Is op uw welzijn mijn Waarde. Dan neemd de min , Weêr haar begin. Te zaamen. Werken wij thans maar goed Dan neemd de min, Weêr haar begin. martin, na de Trio. Dit ging heel goed, niet waar ?'t is nu uw beurt Franchette. Zing eens een liedje van die gjj wel onder 't groen „ Met uw cornuitjes zingd, fanchette. Dat zal ik willig doen. Welk lied hebt gij het liefst? welk kanu'tmeest bekooren? m a r-  KLUCHTSPEL. 15 MARTIN. Dat gij zo dikmaals zingd en ik zo graag mag hooren; Waar in komt... ja,het icbijnt, als gij het zingd, fteeds nieuw* JANCliETTE, zingd. Daar was reis een jong meisje, dat eer en deugd bezat,. . MARTIN. Dit's ook mooi, maar niet dat, daar 'kftaag zo veel van hieuw, Waarom ik u, Fanchett', zo dikmaals hebgepreezen; 't Is nog veel nieuwer^ famchetti, hard zingende. Al de vogels dezer bosfchen MARTIN. Neen dit kan het ook niet wezen . Daar komt geen vogel in het liedje dat ik meen... 'tBegind met druiven... en met Hef de,., en dan ook een Tuin ... een boomgaard... een lief meisje... fanch ette, goed zingende, ROMANCE. In een tuin zag Colinette, Eei:s een druiftros, fchoon voor 't oog;  té DE KUIPER, Denkend dat haar niets belette, Plukte zij die van omhoog ,' VVeest voorzichtig Colinerte, Als de liefde u eens bedroog! In een hoekje zat hij neder, En het guitje deed aldaar, Op zijn boog een nieuwe veder. En hier mede trof hij haar; 't Meisje hier toe al te teder , Gaf een fchreeuw en zuchte zwaar. Ha', ha! zeide h'j : lief feisje.7 Gij waard om te plukken klaar, Maar dit roekloos eene reisje, Toond u meer dan al te waar: Dat een minlijk plukkend meisje, Loopt fteeds meer als één gevaar. MARTI N. Dat heet eerst zingen! Het raakt mij aan het hart! ik kan mij niet bedwingen; Dat ik tot loon hier van u in mijne armen druk. Waarde Fanchette"... Hij loopt met geopende armen naar haar toe. c o-  KLUCHTSPEL. ï? c O L 1 x, zich tusfchen beide feilende. Baas, mijn hamer is aan ftuk. martin, hem toornig te rugJlootende. Loop voor den duivel met uw hamer; Iaat hem maaken. FANCHETTE. Wij gaan op morgen naar het feest, niet waar? en haaken M A R T i Ni Ja, ja, wij gaan daar vast, wij beide alleen Fanchett'.... Maar zie dien guit! FANCHETTE. 'k Iltb werk dat ik mijn vreugd belet. Wat zal 't vermaaklijk zijn! Ik wil wel alles geeven, Als ge ooit nog zu!k een pret gehad hebt van uw leevcn. 'k Verlang al naar den dans/k zal zingen... maar komaan, Laat ons een rigaudon beginnen, om hoe *t gaan Z d, eens te zien. Zy neemd hem bij de hand en zingt. Kom laat ons danfen onder 't groen.., Martin. Ja, ja, mijn kind! wij danfen morgen. Ik heb van dezen dag wat am ers te bezorgen. Door  18 DE KUIPER, Door al uw beuzlarij vergat ik het welhaast, Dat ik ilraks heb-beloofd aan Baurman van hier naast, Om, wijt hij 't mij verzocht, een oxhoofd op te fteeken. 't Zal in die tusfrhen tijd u aan geen werk ontbreeken. Ga, brei wat in de Tuin; ga heen, mijn kind! ga heen. fanchette. Maar waarom dat? ik ben hier immer wel? martin. Neen , Neen. Doe 't geen ik zegFanchett',ik heb hier toe mijnreden. Ga heen, mijn poesje lief! ftel mij hierin te vreden. lselet het wroeten van de Kippen die daar zijn. tegen c o l i n. En gij, werk ras of vrees.... colin, zonder naar hem te luisteren. Ja , Iaat ons danfen onder 't groen .. • En als wij zijn van danfen moe. Doen we een wandling lieffte ... Doen we een wandling toe .... DERDE TOONEEL. colin, fanchette. fanchette. Is hij al weg, Colin? co'  KLUCHTSPEL. ?9 colin. Ja,kom maar hier, FANCHEl TE. Zie hier iets 't geen ik u wil geeyen , Terwijl we op morgen gaan ter feest, als wij 't beleeven. Daar, neem dit Lind, *c is mij door eene Dame uit Stad Onlangs vereerd, alzo zij 't niet meer nodig had. Ik nam 't alleen om u daar mede te bebaagen; "Wilt'tdus,als gij mijmind,tot mijn vermaak ook draagen* c o l i n, op een jaloerfche toon. Maar is 't wel waar dat dit van eene Dame is? fanchette, met drift. ó Ja', dit kan ik u verzekren voor gewis. Het is van die Mevrouw, daar ik zomtijds wel vruchten Ureng. COLIN. HoorFanchett', 't is om..., FANCHETTE. 'tls om?..., wat doed u duchten? Nu al jaloers? colin, Geenzints ;'t was enkel door uw reên,  ao DE KUIPER, Zo ze in mijn hartontftond. fanchette. Maar, wijl wij zijn alleen, Colin, zeg eens hoe wij 't met trouwen zullen maaXen? colin. Wel als een ander doed; dit z'ja geen groote zaaken. fanchette. »ê Is maar om dat mijn voogd het nimmer toe zal ftaan» c o L 1 n. Maar komt het hier wel eens opzijn toeftemming aan? En buitendien , is hij uw Vader of uw Moeder? fanchette. Neen, maarzints 'k dieverloor» was hij alleen mijn hoeder. Ik heb geen moeds genoeg, dat ik zijn wil weêrfla. colin. Ik zie het wel, 't is tijd dat ik hem fpreeken ga; Laat mij begaan. fanchette. Colin, Ach! gij zult alles waagen. Gij overtuigd hem niet. c 0-  KLUCHTSPEL. Ai colin. Kan 't u dan meer behaagen, Als hij u trouwd ? fanchette. o Neen! c o l i n. Wel nu.' kom laat ons dm Beproeven, al het geen wat zulks beletten kan. Gij zegd dat hij van u in 't kort zijn vrouw wil maakenj Gij wilt mij huwen, en 't fchijnt u aan 'thart te raaken, Te doen dat hem mishaagd. Fanchette. Men vinde een middel uit, Colin, dat hem kan doen verandrcn van beiluit; Maar zonder dat die proef door ons fchijnt ondernomen. colin. Wacht eens; gij doed een zaak in mijn gedachten komen, Die ons wel dienen zou. fanchette. Wat dan? colin, Weet dat Servaas, B 3 Mijn  22 DE KUIPER, Mijn Oom, een fomme gelds moet hebben van de Baas. Gij weet hij is met ons. FANCHETTE. Wel nu? COLIN. Wel nu?... 'k zal zorgen Voor't overige... ik zeg u thans niets meer, maar morgen... FANCHETTE. En 't eerst dat hij mij weêr, dat ik u fpreek, verbied, Zal 'kzeggen wat ik denk; ik vrees hem langer niet. COLIN. En ik ga zo mijn Oom.... FANCHETTE. Neen, 'k zou u dit niet raaden; Maak eerst uw dagwerk af. Maar echter kon 't ons fchaaden , Indien hij kwam als wij hier bij elkander zijn. •tls best dus dat ik ga. Vaar wel, vaar wel Colin! C O L I N. Adieu, Fanchett'! laat ik alleen uw hand dan kusfchen. FANCHETTE. Strak, ftrak, Colin; denk op uw werk maarondertusfchen.  KLUCHTSPEL. 23 colin. Wat is zij lief! wat fmart wanneer zij mij verlaat! VIERDE TOONEEL. colin, alken. ARIA. Ben ik by Fancliette, Een zeeker 'k weet niet hoe, Maakt mij fteeds blij' te moe. 't kan mijn V reugd belette, Als 'k Fanchette, Niet ftaag den heelen dag, Van mijn min fjpreeken mag- Het fchoonst dat ons kan ftreelen, Is een lieve oogenftraal. 't Gezicht zal niet verveelen, Al ziet men 't honderdmaal. By een min'.ijk Meisje, Een reisje Te zijn,is vaak, Eene zaak, Die ons hart geeft vermaak. Ben ik bij Fanchette, enz. B 4 V Y F.  «4 DE KUIPER, VYFDE TOONEEL. martin, colin. martin, titsfchen de fcherm?n. Fanchette.' colin, ter zijde, werkende. Hoor, altoos Fanchett',daar hij-van praat. martin- Colin, waar is Fanchette? c o l i n, ter zijde. Ik zing, om hem te plaagen, Hy begint weder het voorgaande Couplet. En als wij zijn van danfen moe.. . Doen we een wandling liefde.. ■ Doen we een wandling toe .... martin, na hem met ongeduld te hebben aangehoord. Cjlin! Colin! c o l i n. Loop naar de hel! Het couplet vervolgende. Ik ontmoette, enz : MAR»  KLUCHTSPEL. 1$ Mar tin, hem de hand voor de Mond houdende. Wie kan 't verdraagen! Vervloekte zanger, noord gij niet ? colin. Zijt gij het Baas? Gij fchreeuwd als was ik doof. martin. Jou regte Galgenaas! Waarom antwoord gij niet , wanneer ik fpreek?laathooren. colin. En waarom komt gij mij, wanneer ik werk, verstooren? 'kWas in een drift Ja, nog éénflag, en 'knadu daar Een Duigje klaar gehad, zo mooi,... martin. 'k Vraag daar niet naar. colin. Had ik die Duig naar myn genoegen mogen maaken, 'kGaf wel een dubbeltje; en of gij het wilt iaaken... martin. Ik zeg nog eens, ik vraag u daar niet naar. B s co-  eg D E K U I P E R, colin, Hoe fraai Boog hij zich reeds, zie eens, wat overfchoone draai Hij nam, wat edle zwier.... martin. Ik vraag of gij zult zwygen? colin. Parbleu! Gij kunt hierna mij nooit aan 't werk weêrkrygen. Ik fmijt mijne arbeid voor den Duivel. Hij fmijt zijn werk op de voeten van Martin. martin. Ai! .. die Guit! Mijn Been!... colin. Vergeeft het mij! waarom gingt gij niet uit Den weg ? 't was nog iets van mijn drift,'k kou 't niet belette. martin. De Duivel haal die drift! Zeg my, waar is Fanchette? colin. Zij is hier niet. mar-  KLUCHTSPEL. s/ MARTIN. Dac weet ik wel. COLIN. Waarom vraagd gij Hat dan, wanneer gij 't weet ? dat 's raar. Ik bid Iaat mij Met vreden en gerust en flil mijn werk voltrekken. MARTIN. 'k Geloof dat die Schavuit met mij wat zoekt te gekken, 'k Vraag in wat Huis, bij wie en waar is zij gegaan ? Druk ik mij nu wel uit? kunt gij mij nu verftaan? C O L I N. Gewis. Weet gij de Tuin van Meester Pieterfelie ? M A R T i N. d JaJ Colin. Daar is het niet; maar aan het eind bij Relie; Gi daar maar eensjes heen, die zal u op een prik Doen weeten, het voor ons gelukkig oogenblik Van uwen dood; Zij is daar wondar in bcdreeven, En weet fteeds opening van ieders Lot te geeven. Wel nu! daar is het > is 't nu wel ? mak.  DE KUIPER, MARTIN. Voorzeeker, ja, Indien ik maar alleen de aanmerking overfla, Die mij beledigd. Maar dit aan een Zij gelaaten. 'k Heb een verzoek aan u, laat ons daar wat van praaten. COLIN. ARIA. Wij, wij Makkers met elkaar.... Wel nu, laat zien! wat is't? MARTIN. Dat gij terftond vertrekt. Dat is 't. COLIN. Wie? MARTIN. Gij COLIN. \. Wie ? Ik ? kom, kom; ik denk gij gekt Daar mêe? MARTIN. ó Neen! het is wel ernst. c o-  KLUCHTSPEL. 2p COLIN- Het kan niet wezen; Gij lacht terwijl gij 't zegd. MARTI N. Gij zult mij niet beleezen, Door al uwe aartigheid; ik lach niet maar, lk meen 't Gewis in goeden ernst. COLIN. Wel nu, ik ben te vrtè'n; Het is gezegd; ik ga; wij zullen onze zaaken En Reekening hier na, te zamen effen maaken , AIS 't u behaagd. Maar fchoon wij van elkander gaan, Belet zulks echter niet, dat wij van nu voortaan, Toch goede Vrienden zijn, niet waar? MARTIN. 't Kan mij niet fcheelen, Als 't maar van verren is. COLIN. Veel min zal 't u verveelen, Mij een gering vermaak te doen? MARTIN. Wat dan? c o  3o DE KUIPER, colin. Dat Gij Te bruiloft komt. martin. Van wie? colin. Wel van Fanchette en mi]. Martin. Hoor eens Colin ; ziet gij deez' arm wel ? colin. Ja, voorzeeker; 't Lijkt wel 't gereedfchap van een ouden apotheker, Hij beefd. M a e t i n. Raad gij niet reeds ten naasten bij van wat Gewicht hij wezen zal, als hij een ftok bevat? c o l 1 n. ê Neen! martin. Wel als 't gebeurd dat, tegens mijn begeeren; pij met Fanchette fpreekt, zal ik het u wel leeren. c o-  KLUCHTSPEL 31 colin. Kom, kom. DUO. Martin. colin. Vrees, vrees, dat gij' Hoe! dreigd gij mij! Mijn Toorn zult voên ; Wat woud gij doen? Ik zweer deez'hand zal u verflaan. Dat zal niet maklijk gaan, colin. Ik zeg u geen vaarwel voor deze keer; Maar hoor Baas, binnen kort kom ik bier wel eens weerTot weêrziens dan, ik ga. Hij gaat zingende heen. En als wij zijn van danfen mSe.... ZESDE TONEEL. Martin., alleen. Het altoos fpottend wezen, Van deze fchobbejak, doed mij met reden vreezen, Dit hij zich met Fanche't' verftaat. Ik zal terftond, Daar onderzoek naar doen, en weeten tot den grond , Wat zij voor hem gevoeld. Maar laat ons ondertusfehen,' Zien  32 DE KUIPER, Zien met een teugje Wijn mijn heete drift te Lrusfcberfé Ei zie 'k heb bij geluk Janetje juist op zak. ARIA. Toen mij geen zorg noch angst beftreeder>; De vreugd alleen mijn hart bewoog; Was 't dat met veel bekoorlykheden, De Wijn zich opdeed aan mijn oog. Als 'k door een vrolyk lied te kweeien, 't Heil vierde van een lot zo bly ; Dan mengde , op dat het meer zou ftree'.en , Wijn flesje zijn, klok , klok, daar bij. Thans heeft de üod van 't teder minnen, Des Wijn Gods heerfchappij belet, Hij wist mijn flesje te overwinnen, En deed mij buigen voor zijn wet. ZEVENDE TOONEEL. martin, fanchette, fanchette, verheugd, Gij zijt verheugd, en wel veel vrolijker dan Strak, Gij zongd; ik hoorde u reeds van vtrr'. martin. Dat olijk Guitje!  KLUCHTSPEL. 33 verfloord. Zeg eens, waar komt gij nu van daan? fanchette, verlegen. Daar gints van Truitje. M a r t i n. Wat hebt gij daar ? fanchette. Een koek, die zij mij gaf, voor mij En voor Colin. martin, Zeer goed. Maar zeg mij eens, zaagd g;j Colin? fanchette. ö Neen , zo waar. martin. Wild mij ter deeg aanfchouwen, Op dat ik zie of gij ook liegd. fanchette, bevende. Gij mnogt vertrouwen, Dat ik niet lieg. Gij kunt het zelv gaan vraagen... C m a ft.  M D E K U I P E R, martin, op een zachter toon» Hoor, Fanchette, weest genist j weet dat al wat ik voor U heb verricht tot nu, is tot uw best bedreeven. Ik heb Colin daar ftraks, zijn paspoort ook gegeeven. Hij is een kwaade fcimrk, een ligtmis die misfebien... Beloof mij dat gij nooit dien guit zult wederzien. Een Mei.-je is ligt verleid ; Colin is meer te vreezen, Dan de allerergfte Dief. Wild gij gelukkig vezsn.... fanchette. Gij joeg hem weg ? waarom ? wat kwaad heeft hij gedaan! martin. Voor eerst is hij te jong; en 't Haat mij niet wel aan, Dat hij zo lui is ban ik t'huis; en voor het tweeden, Is hij mij al te gauw, wanneer ik pas mijn fchreden Maar keer. Kortom, hij is me een walg, dit zeg :k u. fanchette. Maar hij is vol van zorg voor mij. martin. Jou prij! wel nu l Zo veel te flimmer is 't; dit is no hij mijn zooien, Het grootüe kwaad. e a n-  KLUCHTSPEL. jg FANCHETTE. Wat kwaad legd hier dan in verhooien? ARIA. Altoos van den vroegen morgen. Kan men ons zamen werkend zien; Daar na zal Colin fteeds zorgen, Om me in het tuinwerk hulp te biên, Zomtijds gaan wij met ons beiden , Als den avond neemd begin, In de groente fpeelen meiden; Zeg wat kwaad vind gij ddar in ? MARTIN, Dit kan mijn verdriet bewerken ; Veel zijt gij in de Tuin alleen; Dan, op dat hij 't zal bemerken; Roept gij, hem! hem! Colin! hier heen! Hij komt dan ; gij beiphouwd ham teder,Wat volgd daar uit toch naar uw zin ? FAN CHETTE. 'kBen verrast; hij zet zich neder; Zeg wat kwa.id vind gij daar in? A's ik mij alleen bevinde, Komt gij dan niet ieder uur , C 3 Aan  35 DE KUIPER, Aan mij zeggen mijn Beminde, 'k Brand voor u van liefde vuur. Colin fpreekt mij ook van liefde ; Kan ik boos zijn om zijn min ? Hij ze^d ook dat ik hem griefde; Zeg wat kwaad vind gij daar in? martin. Het is genoeg; ik wil dat gij hem niet meer fpreekt, Doed mij dit klein vermaak, eer gij mijn toorn ontfleekt. fanchette, verftoord. En als hij hier aan Huis eens komt om mij te fpreekenï martin, Sluit hem de Deur dan voor de neus, wat felleweeken! fanchette, nog weer verftoord. Maar als ik hem op ftraat ontmoet, wat dan gedaan? Martin. Keerd hem den rug dan toe en ziet hem niet eens aan. Doe 'tgeen ik zegFanchett'; voorkom mijn billijk vreezen, Dan zult gij binnen kort mijn lieve vrouwtje wezen, 'k Beloof dat 'k al zal doen wat u behaagen kan. 'k Zal u beminnen, u liefkoozen en u dan..... Gij lacht ? fan"  KLUCHTSPEL. 3/ fanchette Maar apropos. martin. Wat is 't ? FANCHEl te. 'k Zou 't haast vergeetenj Baas Pieter zond zijn knecht, om u te laaten weeten .... «Martin. Wat dan ? fanchette. Wel dat zijn Heer van Avond komt, en d:C H:j om die reden ook uw reekning nodig had, Van 'r geen gij maakte voor de tuin. Martin. Naar mijn gedachten. Heeft hij mij ook alreeds verdord lang laaten wachten, fanchette. Gij moet van avond daar nog heen. martin. Van avond? goed, C 3. V«.  3S DE K U I P E R, Verliezen wij geen tij Ij 't is geld dat 'k hebben moet. Heiinnuri ge u ook nog hos vtei 't wel aal beloopen? fanchette. ó Neen! gij fcureeft bet aan de balk. martin. Heel goed; 'k zou hoopen, Dat deze reekning haast gemaakt zsl zijn, wel aan? fanchette. 't Zou in uw Kamer naar mij dunkt veel beeter gaan. martin. Neen, neer1 houd u maar ftil, ik zal het hier wel klaaren. Hij neemd een Duig en gaat zitten. Vier vaten we! gekuipt om warer te bewaaren; Zij waren bijna nieuw; vier gu de:is ieder... wacht; Dat maaltc ...laat zien. . vieren vkr is acht; acht en acht... Hoe veet maakt dat te zsam ? fanchette. Acht en acht; Ik zou gisfen, Dat dit net zestien is. martin , haald een Stuk Krijt uit zijn zak en rekehd op de Duig. Ja, Ja, dat kan nietmisfen; Pafs  KLUCHTSPEL. S9 Dat's zestien guldens net; van zestien een, dan fchiet 'Er over eenmaal zes . Neen, neen liet is zo niet. Fanchette. Voorzeker is 't zo niet. martin. Is't niet om del te raaken? Acht en nog acht, moet naar uw zeggen zestien maal.cn, jeriet waar? fanchette, Gewis. martin. Nu acht en acht maakt... dat's verbruid; Hij gooid de Duig op den grond. Die fchelmfche Militair, die ongebonde Guit, Verbijsterd mij 't veriland en maakt mij dof van zinnen. fanche tte. ik zeg het u nog eens; ei laat u toch verwinnen, Gij zult geruster in uw Kamer zijn, en daar Hebt gij Papier en Inkt, en Pen en alles kbar, martin. Ik ga, gjj hebt gelijk, ik zal 't daar fpoedig rooien, C 4 Om  4» DE KUIPER, Om dan daar na die kuip van daag nog te voltooien, Op dat ik onderwijl met u een uurtje flyt. FANCHETTE. ó Ja, dat's goed. ter zyde. Ligt komt Colin wel in die tijd. Marti N, ter zyde. Ja, zegd ze; 't lieve Kind bemind mij altoos teder. overluid. Zoek maar wat bezigheid, ik kom hier daadlijk weder. Fanchett'! berg onderwijl 't gereedfchap aan den wand; Veeg deze krullen we,;; maak alles hier aan kant. Gij moet aan 't Huisbeftuur u reeds a! vroeg gewennen*, Men leerd een braave Vrouw hier aan het eerste kennen. FANCHETTE. Denk op uw Reekening, ga heen, ik bid verfpil Geen tijd. MARTIN. Als iemand hier komt die mij fpreeken wil, Zeg dan maar dat ik ilaap en hem dus niet kan hooren; Of ziek ben, op dat men mij heden nie: komt itooren. ACHT.  KLUCHTSPEL. 41 ACHTSTE T O O N E E L. FANCHETTE, alleen. RECITATIF, Wijl hij bezig is, laat ons gaan zien , Of Colin hier niet wel is misfchien. Wat doed hij? is mijn hoop gegrond, Dat ik hem zien zal op deez' ftond f Ik hoor gerucht... men opend ... myn Benrnde! 't IsjColin; wat vreugd dat ik u wedervinde? Colin ! Colin ! Maar 'k hoor geen meer gerucht; Ach ! 'k roep hem zonder vrucht. ARIA. Wat zal 'k mij onderwinden , Om u te zien Colin! Kom, zeg aan uw Beminde , Wat toch uw lot mag zijn. De Hoop verfterk mijn harte; Zij leide uw fchreên naar mij; Op dat na zo veel fmarte, Geluk mijn wellust zij. Zo ons de min vergaarde; Befchermde hy ons wit, Zo hij ons zamen paarde; Welk een geluk was dit! Das  r DE KUIPER, Dan zouden onze zielen, Gelouterd door den druk, Voor 't outaat nederknielen ; Van blijdfchay en geluk. WEGENDE TOONEEL. colin, fanchette. fanchette, verftoord. Hij komt voorzeker niet. Indien hij wist dat ik Hem hier verwacht, hij kwam gewis op *t oogenblilc. Hoe zeg ik hem zulks best? Ik weet niets aan te vangen. Waar L hij ? c o l 1 n, die fiil agter haar gekomen fty Hier. fanchette verheugd. Wat vreugd! Ik wachtte u met verlangen. W:,ar is uw Oom ? colin, met drift. Hij komt. Maar zeg waar is Martin? fanchette, met drift. Hij fchrijft een reekïr.in?. c o-  KLUCHTSPEL. 43 colin. Zeer goed. Terwijl wij zijn Alleen, zo hebben wij de tijd om wat te praaten. Ik heb veel nieuws. fanchette. En ik, daar kunt ge u op verhaten, Veel vreugd door u te zien. colin. Wat fmart zoo 'k u verloor! Maar zeg eens.hoord hij ons hier ook Fanchett'?'t gehoor Van een jaloerfche is fcherp en Jigtlijk te beweegen. fanchette. o Neen! zijn kamer is hee! agter afgele-eer; En zo hij komen m ent, hij loopt geweldig zwaar; Wij worden aan 't gerucht wel ras zijn komst gewaar. Hebt gij gegeeten, zeg Colin ? c o l 1 n, Wel neen, Fanchette, Ik had iets in mijn hoofd.dat mij zulks wel belette. fanchette. Zie hier een koek en een vies wijn, die Trui vereerd Heeft voor ons tweên j proev eens. C O;  Ben jijlui wakker, niet? FAN"  KLUCHTSPEL. m FANCHETTE. Wij zullen niets verwerven, Op dit onheblijk rrensch; hij deed van vrees mij flervertJ c o L I N. Wel nu, vond gij alreeds het geen gij zeggen woud? Is 't niet uw Kuip ? SEP. Mijn kuip ? we! r.een / naar mijn onthoud, I? die... maar ja, 't is waar; wie heeft zijn levendagen Ja, 'k weet het nu, het is mijn kuip daar ik naar kom vraagen. COLIN. Wel nu! gij kriigd hem vast, als gij tot morgen wacht. Laat ons met vrede en ga wat flaapen ? goede nacht. SEP. Hoe! goede nacht! ik zou gaan fbapen? weet gij tegen Wie dat gij fpreesfct? ik ga, wanneer het mij gelegen Komt, C O L 1 Ni Ais 't u blieft. S E P*  4» DE KUIPER, sep. En ik zal blijven als 't mij lust. tanchett x. Gij hebt gelijk. Ter zij Je. Hij laat ons zeeker niet met rust. sep. Ditis een vreemie klucht! wie hoorden zulks ooit zingen ? Dat men een man als n: ij tot ilaapen tracht te dwingen. Een overman van 't Gild; de Koster van de kerk; Een die bedreeven is in al dit nuttig werk, En dat nog *t flimften is , een braaf man , die zijn zaaken... Tegen fanchette,' Kom,geef me een zoen klein ding, om weêrde pus te maaken. fanchette. Ga, vader Sep, ik zal dit op een andre keer Wel met u vinden; ga, gij komt hier wel eens weêr. sep. Gij wilt niet? nu, kom aan dan. vrijheid libertatenl Tot wederziens, adieu; ik zal u dan verlaaten. heengaande.  KLUCHTSPEL. 40 colin. Het is een groot geluk, dat hij nu heenen ging. fanchette. Wat is een dronk mensch toch een Hecht onheblijkding. sep, weder komende. Zeg, kindren van de vreugd, gij zult mij, naar ik reken, Wel toefhan, aan uw vuur mijn pijp eens op te fteken? fanchette, Gij fptaakt te vroeg;daar is hij weêr, die dronke vent. colin. Schreeuw toch zo hard niet, bid ik u. sep, heel hardfpreekende. Wet feldrement Is dat.' fpreek ik dan nu zo hard naar uw gedachten? 'kDoe immers alles, om mijn woorden te verzachten. fanchette. Hij fcheid niet uit; ik ga. sep, haar tegenhoudende. Blijf hier mijn zoete kind; Ga niet om mijnent wil; ik zou.,.. de vies ziende. Maar hoe ! wat vind Ik daar? Een vies met wijn ? zeg, is hij goed, mijn kindren? Laat mij eens proeven, kom; maar zie 't moest u niet hindren; Ik heb een duivel van een dorst! D hij  5° DE KUIPER, hij drinkt. Gij wilt 't, hoop 'Jc, wei? hij drinkt. coLiN, tegen fanchette, die ongeduldig word. Wat wilt gij toch, Fanchett', dat ik hem zeggen zei? tls beeter ftil te zijn, dan hem te wederfpreeken. Wel nu, Patroon, is thans uw groote dorst geweeken? sep. Nog niet geheel en al, maar 't zal in 't kort wei gaan. Maar wat ik zeggen wil... gij moet... ja... denk daar aan .,. 'k Ga zachtjes naar mijn huis. COLIN. Waar wilt ge u heen begceven? Gij loopt verkeerd. sep, met zijn jlok {tampende. Hola! Martin ! Tegen colin en fanchette, dit hem beletten willen te /lampen. Gij maakt een let ven, Dat gij daar door uw Baas ontwaakt. Hola! Martin: fanchbtte. Daar is hij al. Ach! ga toch fchielijk heen, Colin. colin. (zen . 'kGa naar mijn Oom, Fanchette, ik bid wilt maarniet vreeIk zal zo dadelijk met hem hier weder wezen. Hij  KLUCHTSPEL 51 Hij gaat heen; fanchette neemd een Be. zem en veegd de Winkel aan. ELFDE TOONEEL. martin, fanchette, sep. martin. Wie roept mij? ho! zijt gij bet, Vader Sep? sep. Ik ben 't. 0 ja> martin. Wel nu, hoe gaat bet oudje ? sep. Hoe 't gaat?...ba... Mijn kuip. ... martin. Juist kom ik naar beneên ora die te maaken; Vraag 't aan Fanchette. Fancette. ó Ja! SEP. Gij moet voor alle zaaken U daar meê fpoên; ik zal terwijl bij onze vrind Hier naast eens tappen doen; ik geef van daag e^n pint Voor elk van ons. Da mar.  52 DE KUIPER, MllTt I. ó Jaj dit's goed, laat maar eens tappen. SEP. Waar fop me niet Compeer. MARTIN. Neen, neen, ga jij maar flappen, Mijn vriend, ik kom zo ftraks u bij. TWAALFDE TOONEEL. MARTIN, FANCHETTE. MARTIN. Kom aan Fan?bett'; Ei help mij eens, dat ik die kuip hier neder zet; En die van binnen maak; dan ben ik van dat plaagen Welhaast bevrijd, want Sep komt hier meest alle dagen. Hoe net is alles hier; hoe keurlijk wel gefchikt! Dat's regt huishoudlijk zijn. Ik V02I mijn hart verkwikt, Door 't denkbeeld dat gij haast mijn lieve vrouw zult wezen. FANCHETTE. Wij zijn zo ver nog niet. MARTIN. Neen, maar mijn uitgeleezen. 't Gebeurd toch wel in 't l ort. FANCHE TTE. Misfchien. MAR'  KLUCHTSPEL. Si MARTIN. Waarom, mijn fchat ? Ben ik niet mooi genoeg? Fanchette. 6 ja! marti n. Of woud gij dat Ik jonger was ? fanchette. 6 Neen ! martin. Streeld rijkdom ook uw zinnen? fanchette. Zie daar, ik zou da.ir om u geenzints meer beminnen. martin. Dit is eerst fpreeken! ja, een wel te vreên gemoed, Streeft rijkdom ver voorbij; unar beide zijnze goed. Kom weest maar wel gerust, al wat u ooit kan ftreelen, En Rijkdom en vermaak, zult gij fteeds met mij deelen. Maak op mijn woorden ftaat. Hij gaat in de Kuip, DERTIENDE TOONEEL, martin, fanchette, colin, colin. Fanchett', waar is Martin? D 3 FAN-  H DE KUIPER, FANCHETTE. Uier in. MARTIN. Ik heb heel wel gedaan, dat ik Colin Maar weg Joeg. FANCHETTE, En uw Oom? COLIN. Dis komt, wilt maar niet fehroomen, M A R T I N. 'k Zal wel beletten dat hij ooit hier weêr zal komen. Gij fpreekt geen woord Fanc'iett'; vertel mij dit of dat; k Zaj ondertutfchen 't werk voleinden in mijn vat. Of zing het een of 't aar, dit zal mij meerder ftreelen. FANCHETTE. Ik weet wel een nieuw litd, maar 't zal u wis vervcelen- MARTIN. Waarom ? FANCHETTE. Om dat het op een Kuiper is gemaakt. MARTIN. Ho ! ho! dat's niet met al, wijl't een Confrater raakt. Zing maar. FAN-  KLUCHTSPEL. 55 fanchette. VANDEVILLE. Een Kuiper oud jaloers van zin, Beminde een Meisje jong en teder; Hij zecht haar tot zijn Bed vriendin, Maar zij beminde hem niet weder. Lubin, een Herder mooi en jong , Was het die haar tot liefde dwong. Kuip jij maar, kuip jij maar mijn goede bloed, Maak uwe vatjes digt en goed. MARTIN én FANCHETTE. Kuip jij maar, kuip jij maar, enz. martin. *t Is op mijn ziel heel mooi; wilt verder zingen. fanchette. Eens op den Bodem van een vat, Zat de oude Bioed heel drok te werken ; Terwijl Lubin ftil binnen trad , Het geen de grijn niet kon bemerken; En door een taal vervuld van min, Bekoorde hij zijn hartsvriendin Kuip jij maar enz. martin, lachende. Ha! ha! heel goed.'Ha! ha.' ik kan mij nauw bedwingen. Zing voort, zing voort. fanchette. De grijsaard had geen achterdocht; D 4 Niets  ï<5 DE KUIPER, Niets kon hem in zijn werk verftooren ; Maar Lubin deed al wat hij mocht; Geen oogenblik ging hier verlooren; En op de hand van zijn vriendin , Gaf hij een kusch ten blijk van min. Kuip jij maar enz. martin. Maar hoe! gij zingd niet meer Fanchett; Of is het uit ? fanchette. 6 Neen! mar tin. Wel zing dan voort, beget. fanchette. Dit ftond dien minnaar heel wel aan; Die kortswijl kon hem zeer behaagen; Ja met een handkusch niet voldaan, Dorst hij ftoutmoedig meerder waagen , En daar de gnjn 't niet kon beyroên, Gaf hij de lieve meid een zoen. Kuip jij maar enz. Hier (leekt mak tin zijn hoofd uit de kuit. terwfi colin fanchette vit omhelzen. M AR T I |r. Wat doed gij daar Schavuit. colin, hem naardoende. Zing, zing. MAR  K L U C H T S P E L. 57 MARTIN. Ik wil u zweeren,. Verraadcr, dat ik u terüond zal zingen leeren. VEERTIENDE TOONEEL. SERVAAS, MARTIN, FANCHETTE, COLIN. S E R V A A S. Hoe! wat is hier te doen? MARTIN. Helaas? mijn vriend Servaas , Ik ben vermoord! uw Neef, dat regte galgenaas, Spand alles aan van daag, om mij verdriet te brouwen. Hij is een fchurk; help mij om hem wat af te touwen. Die groote Deugeniet, die lang getracht heeft mij Fanchett' te ontrooven, is wel dubbeld waard dit gij S E R V A A F. Zacht, vriend Martin,Iaat ons nietaües zaam vermengen, Maar geeven alles tijd. Wilt dus vooreerst geheugen, Dat ik met eene zaak, die mij betïeft, begin; En dan volgd uw gefchil. MARTIN. Zeer goed, ik volg uw zin. S E R V A A S. Gij weet, gij zijtaan mij nog honderd gulJen fchuldig. D 5 MA R'  3* DE KUIPER, MARTIN. Dat's waar. ter zijde. Waarom vraagd hij die nu? overluid. Hoord eens geduldig, Naar 't geen uw Neef, die Guit.... S E R V A A S. Uw Ilandfchrift, ais gij weet, Is lang verftreeken; 'k wil betaald zijn. M A R T I N. 't Doed mij leed, Maar 'k heb geene enkle duit. of Heintje mag mij haaien. S E R V A A S. Rigt u hier naar: gij moet mij nog van daag betaalen, Of morgen ga at uw goed. MARTIN. Nog eens ik heb geen duit. S E R V A A S. Zo veel te flimmer is 't; dat ziet 'er leelijk uit; Men zal uw Huisraad dan verkoopea doen op morgen, Zorg dus dat gij betaald, ik wil niet langer borgen. Adieu! MARTIN. Maar hoor. SER-  KLUCHTSPEL. 59 s e r v a a s. Wat wilt gij dat ik hoor ? 'k wil geld. Martin. Wij worden 'tlut wel eens, gebruik toch geen geweld; ik ben een eer!:;k Man. servaas, heengaande. Dit zal in 't kort haast blijken. colin, tegen servaas. Ik weet een middel, Oo.n, datu gewis zal lijken, Ei ook Martin, Hj zegd: hij is een eerlijk man, Maar heeft geen geld,- dat's waar, hier zijn de blijk en van. D >ch menig eerlijk Man, die 't daar aan komt te ontbreeken, Hij is vast de eerste niet, dit üj.l geen tegenfpreehen ; D'e zaak is heel gemeen. MaarKom zie daar; doen wij Een keuz', befchouw Fanchett'; zij flrtk ten borg voor mij Dat Baas Mart n haar zil aan mij ten huwlijk geeven, En ik itd i.j voor 't geld. martin. Wie hoorde ooit van zijn leeven!... Schavuit 3.... servaas. HOU 1 (1:1, Martin. Die voorflag fchijnt mij toe, Heel redelijk te zijn. Martin. Wat zou hij reedlijkl hoe! Gij  63 DE KUIPER, Gj wilt dan dat ik zal, Fanchett', mijn fchat, verliezen. SERVAAS. Wilt gij dan naar 't Cachot? het (laat aan u te kiezen. Maar ik bedenk mij weêr, ik heb veel liever geld. CANON. martin. Wacht gij nog korten tijd , servaas. Neen , neen ik geef geen tijd; C0LIN- Geeft gij hem nog wat tijd, fanchette. Zie eens wat koppigheid! martin. 'k Wed gij te vreden zijt. servaas. Geen oogenbük relj>ijt ; COlin- Ban zijt ge uw geld vast kwijt; fanchette. Wat lot is ons bereid ! martin. Ik bid gtbruik toch geen geweld; servaas. ]k wil dat gij mij fchijven teid , C0LIN- HiJ zij geen uur meer uitgefteld. fanchette. Wij blijven fteeds door hem gekweld, MARTlN 'k Kan niet betaaten zonder geld. servaas. Of gij word in 't Cachot bekneld. colin. Ten zij hij tot ons overheid. fanchette. Wind zijn verzoek maar eeuig veld. MARTIN. 'kBen woedende van fpijt| \ zis mij /„ hun gewe!JI Zn fpeelen mij een trek.. Hoe kwam't ook in mijn zinnen , Dat ik uon denken, dat dit kleuter mij zou minnen s>.. . Haar trouwen, daar 'k niet weet of zij 't begeeren zal, Dit bragtmij mogelijk in eennj ongeval... En  KLUCHTSPEL. Ci En dan... Neen, neen ...Servaas laat ons niet meer krakeelen, Maar vrienden zijn. servaas. Stemd gij 't dan toe? Martin. Ja, wat kan 't fcheelen, 'tWin honderd guldens, door geen dwaasheid te begaan; Vtiftand te krijgen tot dien prijs, flaanniij wel.aan. servaas. 'k Ben blijde dat ge in 't eind u reed! ijk wilt betoonen. VYFTIENDE en LAATSTE TOONEEL. sep, servaas, martin, col1 n, fanchette. sep, dronken. Het is heel mooi, Martin, een man als mij te hoonen! Een braaf Man, in de kroeg te laaten gansch alleen Twee pinten zuipen, als een Dronkaart; 'tls gemeen. martin. Wij zullen met elkaar die dadelijk gaan drinken. Zijn zij getapt ? sep. Getapt.' Ik heb ze reeds doen zinken,; MAR.  62 DE KUIPER, MARTIN. Wel nu, wij drinken dan tw.e andren, ofwel zes. SET. Die gij* betaalen zult? MARTIN. 'k Betaal nu wel een fles, Wijl 'k honderd guldens heb zo dadelijk gewonnen. SERVAAS. Hij heeft gelijk , gewis; dat is heel wel verzonnen. Ik drink ook meê. SEP. 'kZ;t! dan voor honderd guldens wijn Dóen tappen. MARTIN. Keen, dat niet. SERVAAS. 't Zal vcor inijn reekening zijn; Laat hem begaan. MARTIN. Heel wel; ik houd mij daar dan buiten. SERVAAS. Op morgen zullen wij, mijn Kindren, 'thuwlijk fluiten. VAUDEVILLE. C O L I N. Bij een jong Meisje op uwe dagen, Daar  KLUCHTSPEL. 63 Daar vind de blijdfchap zelden (maak ; Het huisbeftuur valt zwaar te draagen; Dus band de kwelling het vermaak. Mair voor mij,die nooit zorg kan hindren, Daar de Ouderdom voor bukt, zal vaak, Het ftug verdriet heel ras vermindren; Dus blijft niets over als vermaak. s b r v a a s. Wanneer ik , bij gebrek van water, Het werken met mijn moolen ftaak, Dan gromd mijn wijf en roerd haar (hater; Haar kwelling band dan haar vermaak. Maar als ik weêr aan de arbeid raak, Dan grunnikt ze als een oude fater ; Dus blijft niets over als vermaak. FANCHETTE. Ik wil een hart dat ongefchonden, Mij trouw blijft, mind en acht; want va:ik, Wanneer me in 't huwlijk is varbonden, Band veeltijds kwelling het vermaak. Maar na een weinig ongenuchten, Heeft ook de liefde meerder fmaalc. Wanneer men mind moet kwelling vluchten; Dus blijft niets over als vermaak. sep, dronken. Mijn wijf is een der booste wijven ; 'k Moet alles goed doen in den haak, En hoor dan nog fteeds fchelden, kijven ; Dus band de kwelling haar vermaak, Maar  6-i D E KUIPER, Maar 'k drink zomtijds; geen mensch kan 'tlaaken, Doch ziet Margo 't, dan is 't mijn zaak , Door ftreelen haar weer goed te maaken; Dus blijft niets over als vermaak. MARTIN. Wanneer een Dichter, om te flaagen, Zijne arbeid inricht naar den fmaak , En toch 't publicq. niet kan beiiaagen, Dan band de kwelling zijn verm ak. Maar hier, daar hij zich fteeds kan ftreelen , Dat gij ter gunste van zijn taak , Hem in uw Handklap zult doen deelen; Daar blijft niets over als vermaak. C H O O R. Wanneer 't verdriet u komt befpringerj. Befchouwd het fteeds als de ergfte zaak, En wend het af, door lachen, zingen, Daö blijft niets Over als vermaak. E I N.D E.