6^ O 62 5277   690   LEÊR. OM LEÈR, KLUCHTIG BLTSPEL. IN ÉÉN BEDR.YF. d u o h. K. F. H E N S L ER. Te AMSTERDAM, by HENDRIK van RESTEREN. 1800.  PERSOONEN. van wallner, Ritmeester by de Dragoniers. melko, Trompetter by de Hufaar en. eva, zyne Vrouw. spek, Waard in de Herberg de vergulde Ster. roosjen, zyne Vrauw. el eek er, Dragonder. twee bedienden. Het Stuk [peelt te Of en.  LEER OM LEER., KLUCHTIG BLTSPEL. EERSTE T O O N E E L. Het Taoneel verbeeldt eene Kamer by Melko. Eva zit aan eene tafel te firyken. Zy is in eene bevallige Soldaten - vrouwen - kleding. EVA. Ik mag ftryken en ftryken zoo als ik wil, ik kan toch dien mooijen Ritmeester niet uit myn hoofd ftryken; hoe iief zou dat niet weezen, zoo ik hem dat fchoone goed zelf mogt brengen; maar neen! naauwlyks ben ik 'er mede gereed, of myn oud trompetters-gezicht Haat reeds klaar, om het weg te brengen, (zy vouwt het hembd toe} ]a! ja! trouw maar, en gy kunt uwe vryheid voor altyd goeden nacht zeggen! ik weet ook niet wat ik misdaan heb, dat ik zulk een boeboe -gezicht tot man heb gekregen. Hy is zoo lomp als een ezel, en met zyne trompettcry loopt het ook langfamerhand op 't laatst. A a TWE£~  4 LEÉR OM LEER, TWEEDE T O O N E E L. eva, melk o, die e enige oogenblikken tc voaren aan de deur heeft geluisterd, treedt in volle uniform op het Tooneel, met de trompet in de hand. melk o. \^ at? — ik zoo lomp als een ezel! — en loopt het r,vt myne trompettcry op 't laatst ? — (de armen tn de zyden zettende") Wie kan zeggen, dat ik een Hecht; trompetter ben — he? eva, ter zyde. Nu is goede raad duur! (luid) Maar zie (-leijendé) manlief! dat koomt 'er van, als men luistert, en in huis fluipt, als een vcs in "t kippenhok. — melk o. Wat? — Melko een flecht trompetter? ik dien myn koning; (den hoed afneemende) twee en twintig jaaren — heb voor deezen menigen graaf en edelman eetlust in dc maag in geblazen, en zou myne eigene vrouw my nu ten toon fielten, en met myne trompettertkunst niet te vrede zyn ? eva, hem aan den kin flreelende. Jk zeg u immers, manlief! dat gy my niet begrepen hebt; ik fprak immers in t geheel niet van u — 'er zyn immers nog meer trompetters by de armée. — melko, opvliegende. Gy hebt met geen trompetters hoegenaamd iet te  KLUCHTIG B L T S P E L. g maaken, als met my, verftaat ge? Melko is uw maö, en — fakkerlöot! zoo een ander zich hier in huis wil trompetten, zal ik hem 'er uit blaazen, dat hy 'er over verwonderd zal ftaan — Qy wyst als of hy klappen uitdeelde?) eva, veinzende te fchreijen. 't Is — 't is ook waar — terftond vliegt gy op als buskruid — had ik toch maar nooit een trompetter genomen , hi! hi! hi! (zy doet fpoedig het fihoone goed by elkander) Ik zal maar maaken dat ik uit uwe oogen koom, dan is 'cr toch rust in huis. melko. Nu — nu — wat moet dat betekenen! Eva — lieve Eva! eva. Ik zie buiten dat wél dat ik u te veel ben. melko. Neen — lieve Eva! fakkerloot! gy zyt my niet te veel; wat voert gy uit, waar wilt gy heencn? eva. Ik zal den Ritmeester het fchoone goed brengen —« Wyf maar hier, Melko! ik koom terftond weder. — (Zy wil gaan.) melko, haar weerhoudende. Wat? gy by den Ritmeester? nu dat zoude wat liefs wcezen! (hy neemt haar het goed af) Laat het maar leggen, ik zal het wel brengen. ' 15 V Ai En waarom ik niet? A 3 x-iel*  6 LEER, OM LEER, melko. Alles in de wacreld heeft zyne reden; kyk, Eva, de jonge heercn zyn dikwyls zoo taar; als zy iet aan 't goed misfen, of 'er iet van gefchcurd is, dan vloeken cn raazen ze, dat het zonde en fchande is. eva, ter zyde. Wacht, flauwe vos! ik zal u toch wel in 't net lokken; (luid) net goed — dat hembd — met een vier gemerkt — (zy fidat eenig goed open.) melko, ter zyde. Die heb ik afgefchrikt, die heb ik afgefchrikt! eva, ter zyde. Dat hoor ik. Het andwoord op dien brief zal hy-zelf brengen, (zy /leekt in eene der hembden een brief met een fpeld rast) melko. Wel! wat is 'cr dan aan dat hembd? eva, verlegen. Hm! — ja — juist dat hembd met die vier — kyk eens hoe flordig dat het genaaid is. (zy trekt het boord half 'er af) melko. Wat doet gy toch ? gy fcheurt het boord 'er af? Ziet cy nu niet zelf, dat ik gclyk heb ? de Ritmeester is een mensch als een duivel; hy zou u half vermoorden, zoa hy u op zyne kamer had. eva. Gy behoeft hem maar te zeggen, dat hy dat hembd met  KLUCHTIG B L ¥ $ P E L. | met die vier naauwkeurig nazie, (zy doet het goed we* 4er by elkander?) melko. Ik zal het hem wel zeggen, maar wie kan helpen dat het zoo Hecht genaaid is ~ geef hier, het wordt buiten dat haast donker, ik zal het hem maar fpoedig brengen. eva. Neem dan dit mandje maar — {eenig zwygen) zoo gy liever niet gingt — ik zal het wel doen. melko. Koom koom! ik had in dien tyd al terug kunnen zyn. De hemel zy met u, vrouwlief! wees vlytig en redeneer niet meer over de trompetters; hebt gy my begrepen? eva. Denk maar aan de vier! melko. ö Die zal ik niet vergeeten , zeker niet! (in 't heen gadn) dat zoude wél uitkoomen, zoo men zulk een jong wyfjen by een officier op de kamer zond — de trompetter zou, op de fchoonfte wyze, zwa"ger van het gantfche regiment worden! (Hy vertrekt?) DERDE T O O N E E L. eva; alleen. ïs hy weg? is hy waarlyk weg? (zy ziet hem na) Ja! hy doet reeds de deur achter zich toe ; (zy lagcht) Ha, ha, ha! wees maar eens listiger dan eene vrouw? als de Ritmeester myn brief maar zeker bekooniepik zou hem A 4 ZOO  8 LEER OM LEER, zoo gaarne eens fpreeken — ik heb hem gefchreven dat myn man dcczen avond — (zy hoort eenig gedruis'), wat3 — hy zai toch niet wederom koomen ? gaauw in cle kamer , en de trompet opgehangen , want als hy iets mcrke, dan is de duivel gaande. (Zy vertrekt?) GIERDE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt een kamer in de herberg. wallner verzegelt een brief, net licht Jlaat voor hem op de tafil. bleeker jlaat in 't verfchiet. Ter weerszyden van 't vertrek zyn twee zyddenren. wallner. JJleeker! breng deezcn brief naêr de post, bezorg hem wel — hy is aan myne bruid — bleeker. Aan uwe bruid ? wilt gy waarlyk trouwen! wallner. Trouwen? ik? myn lieve Bleeker! gy weet dat ik daarmede geen haast maake, ik leef gaarne onafhanglyk — de hardite fatigues, waar aan de foldaat in den zomer is blootgefteld, worden door een goed winterkwartier weder verzoet — inzonderheid hier in Ofcn. Bleeker! hier zyn kii dertjens — allerliefRe kindertjens' — bleeker. V\ a: gceven wy om de kinderen? wallner. Gek! de kinderen van zeventien tot twintig jaarenmeen ik —  KLUCHTIG B L T S P E L. j, ik — allen zoo lief en aartig — Bleeker! ik zal van dit winterkwartier eens recht party trekken. BLEEKER. Gy hebt toch in de weinige dagen, die wy hier zyn, eene nieuwe verovering gemaakt; de vrouw van den hospes, een lief wyfjen — W ALLNEH. Ziet ge 't nu 3 overal waar wy koomen, worden wy wél ontvangen — BLEEKER. 't Is waar — 't is als of de vrouwen door eene uniform geëlectrifcerd worden; als zy een knap officier zien..., WALLNER. 't Is om te lagchen. Ha ha ha ha ! BLEEKER. Niet waar ? het ftaat u aan, dat gy overal zulke gosds vriendinnen aantreft ? WALLNER. Waarom niet? gy weet dat ik een liefhebber van vrolykheid ben? en zouden wy wd regt vrolyk kunnen zyn, zoo 'er geene mooije vrouwen in de wacreld waren? Bleeker! ik heb voorgenomen, deezen avond een hcerlyk ontwerp ten uitvoer te brengen ■— BLEEKER. Een ontwerp — ? WALLNER. Gy kent immers dat lieve trompetters-wyfjen wel, dal voor my wascht. • A § BLEE*  ïo L E Ê R OM LEÊR, BLEEKER. Wel zeker! gy wilt immers niet — Heer Ritmeester! de trompetter is zoo jaloersch als een kalkoenfche haan. WALLNER. Gek! myn oogmerk is, om my met die twee mannen te vermaaken, waarvan de een den ander' uit afgunst zoekt te bedriegen — BLEEKER. Maar de hospes ? men kan zyne vrouw naauwlyks aanzien , of hy is al jaloersch. WALLNER. En toch wil ik wedden, dat hoe jaloersch hy ook moge zyn, hy my, uit eigenbelang, gelegenheid zal bezorgen , den trompetter te foppen <— BLEEKER. En de trompetter — WALLNEB. Zal my behulpzaam weezen om den heer Spek te ftraffen over 't vermaak dat hy vindt, in anderen te bedriegen. BLEEKER. Ik ben begeerig te weeten hoe gy dit zult beginnen. WALLNER. Ik zal hun deczen avond allen vier, den hospes met zyne vrouw, en den trompetter met de zyne, op een fouper verzoeken — BLEEKER. Allen vier? op een fouper? cn zullen de mannen daarby zyn? WALL-  K L U C H T I G B L T S P E L. u wallner.. Gy befteld een fouper by den hospes,zonder het oogmerk aan hem te ontdekken—zy zullen allen vier, zonder dat de een van den anderen iets weete, myne gasten zyn.— BLEEKER. Zoo gy dit wél ten uitvoer brenge,dan kunnen die twee hceren van wonderen vertellen, zoo zy heelshuids 'er van afkoomen! maar de vrouwen ? WALLNER. Zyn immers verliefd — en kan ik het helpen dat zy zoo ligt op de uniform verzot worden? 't zy genoeg dat de twee vrouwen ons flechts tct hulpmiddel dienen om de twee jalocrlche zotten tot beterfchap te krygen •—■ gy weet' dat ik veel van vrolyke gezichten hcude, en gaarn my vermaak, zonder deezen rok van eer fchande aan tedoen. Zoo gy van myn plan ftil zwyge,^an zullen wy een vrolyken avond hebben — feil — ik hoor Roosjcn —i V T F D E T O O N E E L. DE VOORIGEN, ROOSjSN. Roos jen, met eet! fchinkbord, ivaarop een fles en twee glazen. Hier ook niet? waar of die godlooze vent nu weer zit? (met het hoofd knikkend) Neem niet kwalyk , mynheer! ik kwam maar eens even zien , of myn man niet — het past zeker niet dat ik zoo regt toe regt aan in de kamer —- WALL-  14 LEÊROMLEËR, Wallner haar by de hand vattende. Wat zegt dat, myn lief wyfjen! zulk een onverwagt bezoek is des te aangenaamer voor my — Bleeker! bleeker. Keer Ritmeester. wallner. Breng dien brief naêr de post — (Hy [preekt zacht' hens met Roosjen?) bleeker, in V heen gaan. Ik zoude wel eens willen weeten, hoe veel harten mynheer heeft ? men zegt dikwyls van de foldaaten : een ander guarniiben een ander meisjen — maar van hem zou men kunnen zeggen, zoo veele knoopen aan de uniform, zoo veele meisjens in 't hart. (Hy vertrekt?) ZESDE T O O N E E L. wallner, roosten, roosten. JLJe hemel ftaa my by! nu befpeur ik eerst dat ik alléén by u ben. — Vaarwel, Ritmeester! tot op een' Rnder tyd. (Zy wii gaan?) wallner. Waar wilt gy dan hcencn , liefkind! waarom wilt gy my dan zoo fnel verlaaten ? r o os] en. Ach — zoo myn man wist dat ik hier zoo alléén by oen vreemd heer — en nog daar te boven by een of- fi- f  KLUCHTIG B LTS P E L. i3 fkicr — op de kamer was, — neen — ik moet gaan — gy gelooft niet hoe lastig hy zy , wanneer hy my nut een knapper man ziet fprceken, dan hy is — (be~ fchaamd) en gy — gy zyt immers een fraai beleefd man — ik kan het myn man maar votörekt met bedui, don, dat ik beleefd jegens de gasten moet wcezen. wallner. Is hy dan jaloers, die heer Spek? roosje n. 6 Myn tyd, dat zoud ge niet geloven — een vreemden | pasfagicr mag ik naauwlyks aanzien — en lieve hemel! men kan niet altyd de oogen digt doen , 'als men iemand ontmoet. wallner, Dat is natuurfyk! roosjen. En luister , heer Ritmeester, als men al tien jaaren getrouwd is geweest, dan is het toch geen wonder, als men zulk een daaglyksch gezicht, als dat van myn man, moede wordt. wallner. • Dat fpreekt van zelf — t is geen wonder, wyfjen lief! daarom wenfche ik ook, dat gy regt vriendlyk jegens my zult weezen, ik houde ook zoo veel van u — | zoo veel — knypt haar zachtkens in de wang.-) roosjen, zich daar tegen verzettende. Koom loop — ik weet wel beter van wien -gy veel houd ; ja indien ik zoo mooi ware als de trompette», vrouw - vraag het uwen ouden Bleeker maar, ba ha ha T w all»^ 1  14 LEÊROMLEÊR, wallner, ter zyde. ö Die fchobbcjak — by heeft gebabbeld. (Men hoort Spek achter het tooneel de bedienden beveelen de gasten wel te bedienen. Ropsjen ontftelt zeer.) h oosten. Och lieve, beste heer Ritmeester! zoo myn man hier koome, dan is 't uit. Help my deezc keer uit de verlegenheid. — spek,- opent de deur. WALLNER. Wees bedaard, best wyfjen! alles zal wel gaan. — (Hy gaat met mden rug neer de deur ftaan. Spek zet zyn groen mutsjen af, en luistert.) ZEVENDE TOONEEL. de vooricen, spek. wallner, op een barfchen toon. Zoo als ik gezegd heb, juffer! ik verzoek een andermaal beter te worden bediend, of, de duivel haale! ik pak myn bocltjen op, en vertrek. — spek, ter zyde, Te weergaê! wat kan dat nu weder wezen — dat mensch vloekt erger als een Turk. — wallner. Wat ? my dien wyn voor te zetten , die voor myn koetzier te Hecht zou weczen, ik heb den duivel van uw mooi gezicht — verftaat gy my, ik wil beter wyn hebben, of ik gaa heenen. spek.  KLUCHTIG B L TS P E L. 15 spek, kaamt met veele komplimentcn, en zyn mutsjen onder den arm, nader. Maak u toch niet driftig, mynhcer! ik verzoek u vriendlyk — Zoo als ik hoor , heeft 'er misfchien een klein abuis plaats gehad omtrent den wyn — (hy proeft ' dien) wy zullen (zo dikwyls Spek den wyn proeft, ■ kuscht Wallner Roosjen de hand) terftond zien — juist — mynhcer heeft gelyk — de keldcrknecht , die lompert, heeft weder eene verkeerde fles gekregen. —• wallner. Ik zal 't dcezc keer nog haten pasfecren, maar dit Zeg ik u , laat het niet meer gebeuren, of — of (hy kuscht Roosjen weder de hand.) spek. Het zal nooit weer gebeuren, heer Ritmeester, wees daar van verzekerd! (zacht tegen zyne vrouw.) Hoe konde gy ook zoo dom weezen. — wallner. En daarenboven zoude ik ook gaarne hebben dat een knecht my bediende — ik ben trouwer.Is geen vrouwenhater — (op Roosjen ziende) neen — dat ben ik Liet —. (ter zyde) ik zie u van daag nog wel, wyfjen lief... dan — (zacht tegen Spek) ik heb zoo iets zekers hier in de ftad — gy verftaat my wel ? spek. Volmaakt, heer Ritmeester! volmaakt \ (tegen Roos/en) marsch ! nacr beneden in de keuken. Heb ik u niet reeds dikwyls gezegd, dat gy met de bediening op de ka-  16 LEÊR OM L E Ê R, kamers niets te maaken hebt — maar de jonge vrouwtjens meencn dat zy haare blanke gczicbtjcns, eiken pasfagier als 't ware te koop moeten bieden; gy hebt uwen verdienden loon — he! he! he! hoe zou ik my verblyd hebben , zoo mynhcer u nog beter de waarheid had gezegd. ROOSJEN. è Ik ben voor ditmaal 'er mede te vrede — maar ik zal my ook in myn leven niet meer op decze kamer laaten betrappen. (Zy vertrekt?) A G T S T E T O O N E E L. WALLNER , SPEK. f WALLNER. INLi is ook alles vergeven en vergeetcn, myn lieve Spek. (Jiy gaat zitten.) SPEK. Gy zult geene reden meer tot klaagen over my hebben ,— de kelderknecht — die lompert — WALLNER. Herinner my niet meer 'er aan — misfehien is die fles ook niet voor my beftemd geweest; het verheugt my, myn lieve Spek ! dat ik myn winterkwartier in uw huis — SPEK. 't Verheugt my ook ongemeen, u by my te zien, ik heb reeds aan uw vcld-cquipagie belpeurd, dat gy van eene  KLUCHTIG B L rs P, EL. x\ eene voornaame en ryke familie zyr. Vooreerst uwe twee engclfchc paarden, met het zilveren tuig — dan uw wldtuig —' en dan uw lyfkoetzier. — wallner, hem vriendlyk op den fthouder kloppende. Wy zullen deczen winter eens heel \ rolyk doorbrengen. spek. ' He he he! mynhcer. is al te goed! ik ben geheel en al tot zyn dienst. wallner. Wy zullen te faamcn mcnigcn grap hébben, 't zy op' bals of redoutes. spek. Vricndlykst verzoek ik u my van het danfcn te verfchooncn; myn corpus wil zoo niet meer voort : maar ik ben toch gaarne 'er by, als men vrolyk is, inzonderheid by de hccrcn officieren, die zich gemcenlyk'swinters fchadcloos fteljen, voor 't geen zy in den zomer hebben moeten misten. wallner. 'Er is immers hier in huis wel gelegenheid tot gy bcgrypt my wel, heer Spek. spek. Ik bcgryp u , ik begryp u! mynhcer zal kostlyk bediend worden; 'er zyn tegenswoordig aUerlieffte Wezenwens in de Stad. wallner. Myn lieve Spek! kent gy het möoijc vrouwtjen' van dien trompetter niet; haar man is by de Sikfche huzaaren. B spek."  18 LËÊR OM LEÊR, SPEK. De — de trompetters-vrouw? heeft zy voor deczen niet zyden kousfen gewastenen — zy woont hier digt by , naast den vergulden karper ? WALLNER. Dezelfde — SPEK. Of ik — he he he! of ik. haar kenne — ik heb immers eens over haar gevreid; men heette haar overal door de wandeling het mooiie waschvrouwtje. — he he he ! WALLNER. Luifter eens — vriend Spek! ik heb zin in dat wyfjen. SPEK. Dat wil :k wel geloven , he he he! zy behaagt my ook, 't is een knap wyfjen, dat trompetters-vrouwtjen! WALLNER. Was haar man maar zoo jaloersch niet — ik zou haar zoo gaarne eens fpreeken. SPEK. Laat my maar eens begaan — ik zal dat wel bezorgen; he he he! 't is eene goede vriendin van myne vrouw! WALLNER. Volftrekt niet, myn lieve Spek! gy moet uwe vrouw geen woord 'er van doen blyken. (Men hoort Melko achter het tooneel.) Ik hoor den trompetter. Gaaheen, maar laat uwe vrouw niets blyken : zy mogt ons verraden. SPEK.  kluchtig bl<ï spel. ^ SPEK. Daar zou de duivel mede moeten fpcelen, zoo wy den trompetter geen rad voor de oogen konden draaijen. He he he ! Niets ter waereld is my liever , dan zulk een' jaloerfehen gekken man, te kunnen foppen — he! he!he! (Hy vertrekt?) negende t o o n e e l. Wallnek. , een weinig daarna melko. WALLNE R. w acht ■—■ man lief! dat foppen zal ik u verleeren, dat gy 'er zelf over verwonderd zult weezen. Zoo ik den trompetter even zoo genegen vinde den waard te bedriegen, als den waard het hem te doen, dan zullen ze beiden voor hunnen boozen wil geftraft worden. melko, binnen tredende. Gafdcn avond, heer Ritmcefter! hier breng ik uw linnen — myn vrouw doet u zeggen dat gy het hembd n°. 4. eens terdccg zoud nazien. wallner. Het hembd n°. 4. — (hy Jlaat het open , en vindt htt brief jen) wat wil dat zeggen? melko. Mynhecr moet niet denken, dat myne vrouw het gefeheurd hebbe, zy gaat te voorzichtig met het goed om. wallmer, ter zyde. Allerliefst! 't is om zich dood te lagchen. Konde il£ 't maar terftond leezen «* B 3 • MEL-  fc» LEER OM L E Ê R, M ELK0. Niemand heeft zich nog over haar beklaagd. Gykunt het navraagen by ondeffcheiden hccren officieren van het garnifocn voor welken zy wascht. wallner, lagchende. Ha ha ha! — en uwe vrouw heeft dat terftond gezien. melko. Zoo als ik u zeide, myne vrouw heeft arcnds-oogcn — zy ziet het oogenbliklyk, zoo 'er maar iets aan 't goed ontbreeke. wallner. Ik hoor, myn vriend ! dat gy een jong cn mooi vrouwtien hebt. melko. Jong, mooi — mynhecr ftcekt nu den gek met my. Myn wyf ziet 'er uit als een halve duivel. wallner. Waarlyk ? ha ha ha ! melko. Zy is zoo mager als een hout — heeft korte beentjens, ioopt als een vetten gans — (hy aapt haar na) en heeft van achter en van vooren nog daar te boven een lelyken bogchel. wallner, ter zyde. Hoort den fchobbejak dat 1'ieve wyfje eens haatlyk affchilderen. melko, ter zyde. Ik moest gek zyn als ik myne vrouw prees — de Rit-  KLUCHTIG B L T S P E L. ci Ritmeester zou my ligt een bezoek kunnen gceven, en dan v/are de duivel los. wallner. Dat moet een waar nionfter wcezen — ik zou dat lelyk wyf toch gaarne eens willen zien; zond gy ze niet eens willen hier brengen. melko. Dat is my niet mooglyk, heer Ritmeester! zulke meubelen hebben de meeste waardy als zy ftii t'huis blyven, op dat zy geenc contrab ndc worden. wallner, ter zyde. Kon Je ik het bricfjen maar leezen. (Zuid) Luister, Melko! gy zoudt my een grootcn dienst kunnen doen — gy zult geen fchadc 'er by hebben — ik bcloovc u zes dukaatcn, zoo gy my 'er in behulpzaam zyt — Gy kent de fraaije vrouw uit dit huis immers? melko. Mynhcer is zeker op haar verliefd — dat kon ik wel denken; 't is ook geen wonder, 't is in 't geheel gecne vrouw om 'er voor weg te loopcn. w a ll ne r. Als haar man maar niet — melk o. Wat ? koom, koom gekheid! maak 'er in 't geheel geen confcicntic-wcrk van, om dien vent te bedotten — 't zal ook zoo veele moeite n;ct kosten. De kaerel is zoo dom als een os. B 1 wall--  ö4 l é è r om l e ë r, wallner. Ik heb zoo op 't oogenblik een briefjen van haar ont-t vangen. melko. Van haar ? van de waardin ? een briefjen ? (ter zyde) ö ondeugend wyf! wallner. En 't fraaiftc is, dat— ha ha ha! haar eieen man — ha ha ha! haar eigen man het my in de handen heeft geftopt. — melko. Haar eigen man ? heeft zelf het briefjen gebragt ? van zyne eigene vrouw? zeide ik 't niet — een ezel van de cerfte foort! wallner. Hoor eens, wat zy fchryft. (Hy leest) „ Lieve f, fchoone heer Ritmeester i" melko. Geen kwaad begin! 't is der vrouw niet kwalyk te necmcn. Waarom is de vent zoo gek. wallner, leest. ,, Uw brief heeft my ook zeer verheugd, maar ik had ., my omtrent bloedig aan uw fpcld geftoken —" melk o. Wat? wat? heeft zy zich bloedig.geftoken? Gy hebt hem het briefjen zeker op den rug gefpeld. wallner. Juist — juist — luister verder, (hy leest) Gy fchryft dat gy my gaarne zoud fprceken •— MEL-  KLUCHTIG B L T S P E L. 03 MELKO. Nu dat is immers zeer gemaklyk, gy woont by haar in huis —i wallner. Maar buiten de keuken mag zy zich nergens doen zien — uit hoofde van haar man —■ gy begrypt my — MELKO. Ik bcgryp het al, ik bcgryp het al, het is een lummel van een kaerel. wallner, leest. „ Zoud fpreeken; ja dat zal nijt gemaklyk weezen: de iompert laat my nimmer alleen. melko. Hoe heb ik zoo gek kunnen zyn! — wallner. St. (Hy leest) „ Zeker zoo ik gelegenheid had het goed op uwe kamer te brengen — melko. Wat? wat? het goed? wat is dat? wallner. Ja, daar ltaat het: „ Zeker zoo ik gelegenheid had het „ tafelgoed op uwe kamer te brengen —> melko. Zoo, dat is wat anders— het tafelgoed. wallner, leest. „ Dan konde ik doezen avond tusfehen zes en zeven „ uuren {zacht en al zachter. Melko wordt fleeds „ nieuwsgieriger) aan myn huis —■ myn man — in de B 4 „ her-  4 LEÈR.OMLEÊR, ?, herberg'? — (luid) ö dat is een heerlyk denkbeeld! Luister eens, myn lieve Melko! wilt gy zes dukaaten verdienen ? MELKO. Met al myn hart, ik verheug my altyd als ik zulke dwaazen om den tuin kan leiden. WALLNER. Gaa dan naêr huis, leen kleêren van uwe vrouw, en breng die hier. MELKO. Kleêrcn? — van myne Eva? WALLNER. Die vrouw fchryft daar, dat ik haar, uit hoofde van de jaloersheid van haar man, op eene derde plaats zoude kunnen fprceken — wat dunkt u — zoo dit in uw huis ware, op eene van uwe kamers — ik zal een klein fouper daar doen brengen. MELK O. . In myn huis — op myne kamer een klein fouper doen brengen. — WALLNER. Gy zoudt zeker zoo goed moeten zyn, uwe vrouw midlerwyl ergens hccr.cn te zenden. MELKO. Dat fprcekt van zelf — ik zal myne vrouw by haarc zuster zenden, dan kunt gy 'er alléén blyven, zoo gy yerkieze ; 'er zal in 't gantfche huis geene muis riti'elen. — WALL-  KL U C II T I G B L T S P E L. 23 wallner. Gy hebt 'er dus niets tegen? — Goed, dan zal ik klarigheid maaken — ik zal door Bleeker een klcèn fouper by Spek doen bcftellcn; wy gebruiken dit in uw huis. Breng de kleêren fpocdig — maar den mond toegehouden, Melko! gy hebt wél gehoord dat de man «00 brutaal is. (Jiy vertrekt?) . melko. Die brutaliteit zal wel overgaan, ha ha ha ! Die wordt gefopt, die wordt gefopt! TIENDE T O O N E E L. melko, spek. spek. U w dienaar, uw dienaar, heer trompetter! melko. Insgelyks. Serviteur, heer Spek! (Jer zyde glimlagchendé) My dunkt ik zie den dikpens al gekroond rond wandelen. spek, ter zyde. Het is zyn verdiend loon; die gek! waarom trouwde die oude vent ook zulk een jong mcisjen ? (luid) zoo geheel alleen hier, heer trompetter? melko. Geheel alleen. Ik heb den Ritmeester dat fchoon goed gebragt. B 5 SPEK,  öö L E È R OM LEER, spek. Schoon goed? he he he! dat is toch uwe zaak niet. Waarom kon uwe vrouw dat niet brengen; ei ei! daar moeten toch redenen voor weezen. He he he! melko. Dezelfde redenen, waarom hospes-vrouwen met hunne gasten by briefwisfcling moeten fpreeken. (ter zyde') Dat is een lummel, ik geloof dat hy my foppen wil. spek. Die kaerel denkt dat ik hem niet bcgryp —he he he! maar die wordt mede genomen, die wordt mede genomen! (luid) Hebt gy den Ritmeester gefproken? he? melk o. Net zoo, dat is alles reeds in orde. spek, ter zyde. ö Domkop! die gy zyt! melko. Deezen avond niet waar ? tusfehen vyf en zes uuren. (ter zyde) Nu heb ik 't hem gezegd — maar bycaêr zoude ik my verfproken hebben. spek. Hoe? weet gy alles? melk o. Dat fpreekt van zelf, dat ik aües weet; ik weet meer dan gy. ■— spek. Van — van — Dat is een ezel! KEI»  KLUCHTIG B L T $ P E L. 27 melk o. Van — van — een knap vrouwtjeü. (Jagchf) Dat is een domme os! spek. Van een knap vrouwtien , en hebt gy daar niets tegen? melko. Zeker niet; waarom zoude ik daar iets tegen hebben? ik ben blyd als zulke kaercls ter deeg getopt worden. Vaarwel heer collega! (hy vertrekt lagchende,) ELFDE T O O N E E L. spek, alleen. E wallner, Dat heeft geen nood. Daarom juist zondt hy u naêr uwe zuster, wyfjen lief! ten einde ik haar in uw huis zoude kunnen fpreeken. eva. In myn huis? de waardin? nu ziet gy zelf, welk een tuindief dat hy is. Hy zal zelf er mede gediend zyn; want hy ziet de waardin gaarne. bleeker, in de deur. Retireer met den buit! 'cr rukt nieuwe manfehap aan. (zacht) de waardin koomt! KVA.  3a L B È R O M L E È R, EVA. Hemel! heer Ritmeester, zoo men my hier ontmoet.... WALLNER. Gaa maar hier aan de linkerhand in dit kabinet, wyfjenlicf! wy zien elkander terftond weder. (Eva gaai aan de linkerhand in 't kabinet. VEERTIENDE TOONEEL. DE VOORIGEN , ROOSJEN. ROOSJEN. y Zwyt gy alleen, heer Ritmeester! och hoe blyd ben ik dat gy my ftraks zoo uit de verlegenheid hebt geholpen. WALLNER. Bleeker! op den voorpost! BLEEKER. • Ik ftaa reeds als eene muur. (Hy gaat voor de deurl) WALLNER. Wy zullen heden eens recht vrolyk te faamen weezen, lief wyfjen! De heer Spek was zoo goed, en gaf my verlof, u doezen avond te traktceren. ROOSJEN. Wat? gaf hy u daar toe verlof? 't is een wonder dat hy zoo beleefd is. WALLNER. Voor als nog maghy niet wcetcn, dat gy hier waart, my dunkt — SLEE"  KLUCHTIG B L T S P E L. 35 bleeker, de deur openen dt. Op den po=t. De vyand Spek rukt aaoi wallnfs. Spoedig, hierin. Ter rcgterhar.d in dit kabinet. roosjen. Maar waarom dan in dat kabmet? wallner. Dat zult gy wel hooren. Gaauw 'er in! {Roosjen vertrekt.) V f F TI END E T O ONE EL. de voorigen, spek, met eenige kleêren onder den arm. H a ha ha! Dat zal een grap geevcn, met dien trompetter. Ily zou my byzonder lief hebben, zoo hy wist dat zyn vriend Spek hem zoo fopte. wallner. Hebt gy de kleêren, heer Spek? spek. Ik heb ze. He he he! ik zou my baast dood lagchen over dien trompetter. Ik ben van jongs af aan gaarne by ZL'.lke dingen by geweest. wallner, luistert Bleeker iets in 't oer. Bleeker! breng die kleêren in 't kabinet, en doe het geen ilc u belast hebbe. bleeker, neemt de kleêren. 't Zal alles bezorgd worden. (Hy vertrekt.) C SPEK,  |f L E Ê R OM LEER, spek, gemeenzaam. Wel, wanneer koomt ze? wallner. , zacht. Sr.!... zy is 'er al. spek. Is zy 'er al — misfchicn in een der kabinetjens, ha ha ha! ö arme trompetter ! wallner. Daar, aan de regterhand! Gy zult dus zoo vriendlyk weczen, dat lieve wyfjen naèr huis te brengen? spek. ö Gaarne, myn waarde heer Ritmeester! {ter zrdj) Ik kon misfchicn, by die gelegenheid — hehe he! 'tis een mooi vrouwtjen — wallner. Maar gy moet my beloven, haar niet verlegen te zullen maaken, 't zy door vraagen, als anderszins. spek. Dat verftaat zich. By diergelyke rehdez-vous blyvcn de vrouwen gaarne incognito. wallner. Ook moogt gy haar Hechts tot aan de deur van baar luns brengen; de weg naar haare kamer zal zy zelf wel vinden. spek. Dat geloof ik ook. He he he! ZES-  KLUCHTIG B L TS P E L. 3$ ZESTIENDE T O O N E E L. de v00rigen, bleeker. bleeker. A.fgelost! de trompetter rukt aan. wallner. Spoidig, maak dat gy weg koomc, op dat hy niet3 vermoede. Maar, geen woord te fpreeken, vriend bpek. spek. ö Neen. Maar 't is eene klucht met dien trompetter , waarover ik nog op myn doodbed' zal lagchen. He he he! Qly vertrekt.) ZEVENTIENDE TOONEEL. de voorigen, een weinig daarna melko. bleeker. W elhaast kunt gy met elkander in den donker brommen, zoo lang als ge het goedvindt. Was de trompetter nu ook maar bezorgd! wallner. ö Dat zal wel gaan — daar koomt hy a!. melko, niet de kleêren onder den arm. ITee: Ritmeester! alles is bezorgd. Daar zyn de kleêren. wallner. Zy heeft immers niets gemerkt? melko. Laat my daar voor zorgen. Ik had in myn leven niet Ca ge-  j& LEÉR OM LEÈR, gedagt, dat myne vrouw zoo onnozel was. Zy heeft my in 't geheel niet gevraagd, waarom dat ze weg móest. wallner, geeft Bleeker de kleêren. Maak terftond alles gereed, en bezorg dan het cetcn. bleeker, neemt de kleêren. Zeer goed. Ha ha ha ha! zulk een paar gekken heb ik nimmer gezien. (Z/y vertrekt.) AG TT TEN DE TOONEEL. wallner, melko. wallner. iVTaar, als ik 't wel overleg, dan beklaag ik uwe vrouw toch, dat gy haar het huis hebt uitgezonden, melko. Dat wil niet zeggen. wallner. Gy hadt haar toch wel kunnen t'huis laaten, dunkt my. melko. Ei! en als ik dan naderhand met Roosjen was komen aanzetten Ze is buiten dat zoo jaloersch, als.... wallner. Waarlyk ? is zy zoo jaloersch ? Nu zy heeft ook reden. melko. Ik ben maar blyd dat ik my aan dien dikken lummel , dien Spek kan wreeken. wallner. Spreek toch zoo hard niet, Roosjen is 'er reeds. Kit  KLUCHTIG BL-T SPEL. 37 MELKO. Reeds — reeds hier — en waar? wallner, zacht. Hier in *t kabinet ter linkerhand. melko. Is de vogel reeds in den knip 6 arme hals van een man! wallner. Stil toch! NEG ENT/END E TOONEEL. de voorigen, bleeker. bleeker. N"u zyn wy gereed. Ritmeester! wees zoo goed ». ooruit te gaan! ik zal het ceten bezorgen, geef ons den fleutel van üw huis. melko. Daar. (Hy geeft Bleeker een fleutel.) wallner. Gy brengt haar dus tot aan uwe huisdeur? melko. Tot aan de huisdeur. wallner. Maar volftrekt niet verder, dat zeg ik u. Het zou tegen het akkoord zyn. melko. Ik weet wat order zeggen wil. Zodra de ammunitie C 3 ter  33 L E Ê R OM LEER, ter plaatfe is, retireert zich de refervc, en ik gaa myncn weg.... wallner. Maar dat zeg ik u, breng de vrouw niet in verlegenheid, dat zy zich verraade met u antwoord te gcevcn. melk o. Geen woord. Wat my betreft, kan zy zoo ftom weezen als een visch. Ik weet immers wien ik voor nebbe I wallner. Koom dan, Bleeker! de trompetter koomt binnen bet kwartier — vergeet de zes dukaaten niet — (Hy vertrekt.) melko. Die vergeet ik in 't geheel niet. Gaa maar vooruit, ik volg u daadlyk. bleeker. Geen woord, en maar tot aan de huisdeur, ver.lsat gy my. (Hy neemt de kaars en vertrekt?) TWINTIGSTE TOONEEL. melko, daarna eva en roosjen. melko. w at zyn 'er omwegen nodig eer zulk eene kleene feheLmery is ten uitvoer gebragt. Myn vriend Spek kan zich over de prefenten verheugen, welken zyne vrouw mede t'huis brengt, 't Is zyne eigen fchuld, waarom is hy zoo jaloersch. Dus, daar hecnen , links! fakkerloot! zoo myne Eva dergelyke fxatfen begon, dan zou ik haar een  KLUCHTIG B LT SPEL. 39 een marche voorblaazcn, welke haar zoude geheugen. (Hy gaat naar het kabinet) Ha ha ha! hoe raar worde ik! het klopt hier, als of' 'er een dozyn tambours allarm in floegcn. (Hy opent 0 deur en roept) Hei! hei! fchatjen ! liet' Roosjen ! (de andere 'kabinetsdeur gaat ook open, Roosjen kjht 'er uit.) roosjen. Goede hemel! wat hoor ik, nu is de trompetter aan de verkeerde deur gekoomen. MELKO. Maak toch geenc kromme Iprongen, ik weet immers van de gantichc historie af. Koom 'er maar uit, ik zal u wegbrengen. Wees niet bang , myn v.yf is uit — (hy gaat binnen) de duivel weet waar tf Leenen is — ik moet toch eens zien. roosjen, koe air even buiten. Dat is een lompe kaftel! ped pst.' a!s myn man nu maar niet koome.' — pst! pst] wat zie-ik? me: wie koomt hy dür? (zy gaat terug.) melko, trekt'E--a buiten de deur. Maak maar geenc l.ompllmenten, ik weet immers van ce zaak.' 1 v a , in de Meeding van Roosjen, HK4 een langen mantel. Wcu: is de Ritmees:er (feta ! Hy zal my taeh niet verklapt hebben! melko. Koom met my, nr ne Üeve vrouw ! (hywil haar den ' C 4 arm  40 LEÉROMLEÉR, arm geeven) ik breng u tot aan myn huis; het overigegaat my niets meer aan. roosjen, opent de deur. Wat zie ik? dat is de trompetters-vrouw immers? eva, de handen wringende, ter zyde. Ha! dit geval zal my voor altyd voorzichtig maaken. melko. Geef my uw handjen. (Hy kuscht haar de hand herhaalde maaien) Welk een lief fluweel zacht handjen is dat. Ja, had ik zulk een lief wyfjen, ik zoude haar anders in waarde houden. (Men hoort Spek; Eva gaat fpoedég in den grootften angst terug, in 't Kabinet.') eva. Hemel! nu ben ik ontdekt! EEN-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. melko, spek, met eene kaars. ' ' melko. Dat de duivel nu juist dien wolbaai hier fluurt! spek. Ha ha ha! 't is om te barsten van 't lagchen! wat voert gy hier uit? zoo gantsch alleen? wat koomt gy hier doen, heer veldtrompetterI weet gy wel, dat gv dat gy thans zeer ongelegen koomt. (/leeds nair de regter kabinetsdeur zienae) Weet gy dat wel, he? melko. Ja, ja! net zoo! gy neemt my dê woorden uit den mond.  KLUCHTIG B LT S P E L. 41 mond. Op ongelegener tyd had gy niet wél kunnen koornen , heer Spek! (Hy houdt altoos het oog op de linker kabinetsdeur) spek. En hoe dat? he! waarom? weet gy wel, dat ik hier ic:s te doen hebbc? melko. Ik juist ook. Wees dus zoo goed heencn te gaan, 't zou u ipyten, zoo gy langer hier blceft. spek. Wat? ik hccnen gaan? kyk , daar heeft de timmerman een gut gemaakt, dus marsen! vooruit! heer trompetter ! melko, memt een fioel en gaat zitten. De trompetter gaat niet! spek, ter zyde, Dat is een brutaale rekel! (luid) maar ik wacht ie-, mand uit dit kabinet, dien gy niet moogt zien. melko. Ik ook; daarom ben ik hier. spek. Heeft de Ritmeester u iets ontdekt? melko. Dat fpreckt van zelf. Alles. spek. Alles, wegens het kabinet? melko. Juist, wegens het kabinet! c 5 »ï«i  4a LEER. OM L E È R, spek, lagcht hem uit. Dat is een domme kaerel! MELKO. Dat is een uilskuiken! spek. Daar, regts... ha ha ha! in 't kabinet. melko. Daar, links in 't kabinet! spek, tsr zyde. Die laat zich foppen! (II: memt het licht op. 7 welk uitgaat. Luid) 6 Wee! daar gaat het licht uit! nu kan elk zynen weg t-aan. Ik gaa den myncn en wil wei eens zien, wie de b;s:e vond zal doen. Ha ha ha! melko, ter zyde. Die vent is ongeoorloofd gek. (luid) Ik gaa links. (Heiden vertrekken te gclyk, elkander uitjouwende. V li geheel denker) TWEE-EN- TtVINTI GS TE TOONEEL. eva, welke mello te gemoet koomt. melko. f^-:t gy al reisvaardig? fpoedig dan, eer die reve haan terug komc! maar enkel tot aan de huisdeur, dat ze* ik vooraf. (Zy weigert met hzm te gaan. men '. ... Spek achter hel tooi teel) SékkeriooU ('.aar koomt .iy al — (J-ly trek; haar met geweld voort) Dat js een gekke vent! zich zyne vrouw zoo voor den r.eus te-baten weg haaien! (Zy vertrek', t. D li JE-  KLUCHTIG B L T S P E L, 43 DRIE-EN- TWINTIGSTE TOONEEL. spek, roosjen. spek, die Roosjen gekijf. IVoom dan, myn engeltjen! ik heb al lang gewenscht, u eenmaal alleen by m/ :e zien. roosjen, ten zyde. Wat moet van dat alles worden? kon de Ik maar weg koomen! spek. En thans, thans ben ik zoo gelukkig, der fchoono trompetters-vrouw cer.cn kusch — (Roosjen geeft hem eene ojnyf) die brutaliteit moet eene familie-kwaal weezen! de vrouw is 't c\ en zoo zeer, als de man. — Al hadden deezc Ichoone handen my ook gewond, dan, kan ik toch niet nalatten, dczclvcn met myne vuuriglto kusfehen te bed-.kkai. roosjen, ter zyde. Ik zal den hemel danken, zoo ik hier onbekend weg koomc. (Zy reikt Spek haart hand urn te kus'j'ehen, en is vrieudlyk jegens hem.) s p ek , uitgelaten. Welke lieve klecnc vingertjes zyn dat! dames-vingcrtjens in vergclyking met die van myn wyf. — Ach, daf. ik dit kleinood niet by my houden kan! dat ik, oude kacrcl! dit onnozel Lara moet verleiden! koom, myn fcbail koom! wy zullen, zoo ik hoope, nog naderLcrmismaa- kem  44 L E Ê R OM L E É R, ken. Een andermaal meer; fleebts nog één kuschjen op dit bandjen! (in V heen gaan) dal fmaakt! dat frnaakt: (tér zyde) Zoo myn vrouw dat zag, dan zon de beer los zyn! ha ha ba ! Ik heb het ai meer gezegd: 't is verdiend loon, waarom is hy zoo jaloersch! (belden vertrekken.) VIER.-EN- 77/ -EVT/GSTE TO ONE EL. Sen bediende met wyn, een tweede bediende met borden, brood, enz. eerste bediende. f~ïoe zit dat? 'er is wyn beftcld, en niemand is 'er om te drinken. De trompetter heeft ons toch niet zoo gefopt, denke ik. tweede bediende. Hy is 'er gek genoeg toe. Welke vrouw mag hy toch ftraks weggebragt hebben 0 eerste bediende. Luister, kameraad! ik zal my in myne meening niet bcdroogen hebben, denke ik! tweede bediende. 1-.: wie meent gy dan, dat het was. i i.kste bediende. ïk ben een fchelm, zoo 't onze jufvrouw niet was. tweede bediende. Olzo jufvrouw, dat zou de duivel!.. ftii! men koomt. / 'i  KLUCHTIG B LT S P E I. 4S VTF-EN- TIFINTIGSTE TOONEEL^ de v00rigen, melko. melko. Zie zoo! dat is bezorgd: nu worden de dukaaten verbrast. Hebt gy wyn? dat is keerlyk. Waar is uw beer? Iaat hem hier koomen! de bedienden', te geljk. Terftond! (Zy vertrekken.) melko. Ik moet hem hier houden, want zoo hy zyne vrouw misfe, is hy in iiaat, een leven te maaken, dat de buurt "er van waagt. — Dien heb ik fchoon beet gehadï Ha ha ha! ZES-EN-TWINTIGSTE TGONEEL. spek, melko. spek. Daar ben ik van myne expeditie terug. — Wé moge die luidjens het eeten bckoomen ! maar, wat duiver! zeg eens vriend, trompetter! wat maakt gy hier ? melko, legt de dukaaten op de tafel. Ik wil dat geld by u verteeren, en gy zult my behulpzaam daartoe zyn. spek. He he he! dat is raar! (//>< legt de zynen ook op. de ta-  *S L E Ê R OM LEER, tafe,) Ik heb 'er juist ook zes. 't Is als of ze van eene fa.Rilie waren. melko. Dat is waar. De eene zoo fraai als de andere, ik kreeg ze fluks van den — spek. Ritmeester ? Ik heb ze ook van den Ritmeester, die ■dukaaten. m n l k o. Ook van den Ritmeester? spek. Gy ook van den Ritmeester? melko. Voor eene expeditie? spek. Voor eene expeditie. melko. Diar links in 't kabinet? spek. Daar regts in 't kabinet. melk o. Eene vrouw t'huis gebragt? spek. Eene vrouw t'huis gebragt. melko. Dat mag de duivel wecten, wat dat SfOCt betekenen. spek, ter zyde o Zot! mel-  KLUCHTIG B L T S P E L. 47 Melko, ter zyde, terwyl hy infchenkt. Triend Spek! uwe fchoone vrouw zal leeven. ITa ha ha! (Hy drinkt?) 't Is jammer dat zy tniéthoorenkan. spek. Heer trompetter! de uwe ook —hehehc! zylcevc — (hy drinkt) liet is jammer dat zy niet hier is. melko. Heer Spek! ik wed om die zes dukaaten wiens vrouw 't eerfte hier zal weezen. spek, naar zich Jlrykende. 't Is gezegd. Ik heb 't gewonnen. (Hy roept) Jakob! Picter! ZEEËN-EN- TWINTIGSTE TOONEEL, de voorigen, de twee bedienden. spek. 7 dLdQg aan myne vrouw, dat zy boven koome! melko, lagcht. eerste bediende. Mynheer! ik geloof niet dat de juffer in huis is. Misfchicn zal dc trompetter het best weetcn, waar neenea hy haar heeft gebragt. spek. Wat? is de trompetter met myne vrouw uitgegaan? melko. De dukaaten zyn de mynen. Be heb ze gewonnen. spek,  48 LEÈR OM LEER, spek, driftig. Melko ! waar is myne vrouw ? Sakkerloot! waar is myne vrouw ? MELKO. Een kwartier geleden was zy daar in 't linksch kabinet. spek. In 't linksch kabinet? en in dit, regts, was uwe vrouw. mplko, opvliegende. Wat? wat3 myne vrouw? myne lieve Eva? en, Waar is zy — fakkcrloot en duivel, waar is myne vrouw? spek. Zeg my cers' waar de myne is. melko. Ik heb haar by den Ritmeester gebragt. spek. En ik heb dc uwe 'er ook gebragt. h e l k o. Ook by den Ritmeester ? dan 'dcelcn wy 't geld weder. (Hy geeft hem weder zes dukaaten.) spek. Ik heb nog kleêren van myne vrouw moeten leenen. melko. En ik ook! ö vervoerde fchelmen ! spek, half huilende. Wat zullen wy aanvangen, heer trompetter! me lko. Daar komt my iets te binnen, ik heb den fleutel van myne fl aapkamer — laat ons 'er heenen gaan. SPEK,  KLUCHTIG B L T S P S L. m spek , luid weenende. Myn Roosjen by den Ritmeester! eerste bediende. Wil ik nog eens infchenken, heer trompetter ? (Hy eemt de flesfen enz. weg) melko. 't Zou my onmooglyk zyn cénen droppel meer te rinkcn. (Hy neemt Spek onder den arm) Vriend ! voor oo veel ik nu kan merken, waren wy beiden groote laizcn. spek. Ik zelf zou het haast geloven. Wy waren ellendige ilzen! (beiden vertrekken, benevens de Bedienden?) AGT-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. Het tooneel verbeeldt het woonvertrek van Melko, met eene zyddeur, waar boven een ordentlyk groot vengfter is. De tafel jiaat„gedekt. wallner, bleeker, eva en roosjen. wallner. waarom zoo bedrukt ? dames! weest vrolyk! 't is nmers nu alles het zelfde! Eet en drinkt met fmaak, a laat de rest maar aan my over. eva. Ik vergaa van angst. Als myn man my by myne uster zocke — D roos-  jo LEER OM LEER, ROOSJEN. En de myne my niet t'huis vinde — bleeker. Koom, koom! gekheid! laat ons drinken! de twe« echtgenooten zullen leven! (Hy drinkt.') NEGEN-EN-TWINTIGSTE TOONEEL. Het v eng ft er boven de kamerdeur gaat open. en melko ensvuKkyken'erdoor. de VOOrigen. melko, zacht. jDaar zitten ze beiden, die ondeugende wyvcn! spek. Trompetter! trompetter! wat waren wy gek! wallner, tegen Eva. Nu, lieve Eva! wees wel te vrcden! zoo wy muziel hadden, zouden wy heden eens te faamen danfen. melko. Wagt! dan"zal ik de trompet blaazcn. eva. Och, lieve Ritmeester! als ik openhartig moetfprce ken, dan heb ik in 't geheel geen trek tot danfen. roosjen. De fchrik zit my door alle de leden. wallner. En waarom, dames? zyt gy hier niet wel bewaard drinkt eens! de Trompetter en de vriend Spek zulle leeven. 5PEK  KLUCHTIG B L T S P E L. 5i spek, zacht. Gratias! kon ik maar beneden koomen! bleeker. Wel, rriynheer? zoude het thans niet het gunstigst oogenblik zyn om eene kapitulatic voorteflaan? melko. Sakkerloot! wat hoor ik ? kapitulatic! wacht, ik zal u den aftogt blaazen. {Hy haalt zyne trompet?) spek. Ik zou van ergernis willen fterven. wallner, ter zyde. Wy zullen toch eens zien hoe ver of zy 't laaten koomen. (luid) Wat dunkt u, lieve dames! wilt gy 'er Wel om trekken, wie van u beiden my »t eerst eeri kusch zal geevén? (De eene ziet de andere aan.) roosjen. Ik niet. EVA. Ik ook niet. wallner. Gy hebt toch beiden gezegd dat gy my lief hebt. eva. Ja, maar — roosjen. Ja, maar wallner. Ik maake een prefent aan de geëne (zyne beurs op tafel werptnde) die my vrywillig een kuschjen geeft; Da (Hy  £3 LEÊROMLEËR, (Hy verfchuift zyn ftoel zoo dat hy in 't midden koomt.) eva. Eén' kusch, maar één' kusch! spek. Ik ftaa op heete kooien. roosjen. Eva! kusch niet. Zoo uw man het zag... eva. Ei wat, 't is immers maar een kusch — (zy tril Wallner een kusch geeven, Melko opent de deur, Haast op de trompet; allen zyn verbaasd.) DERTIGSTE TOONEEL. de voorigen, melko, spek. melko, loopt naèr de tafel en krygt een fles wyn. Zie zoo! bleeker. Wat doet gy daar, heer trompetter. melko. Uc deel den buit, (de beurs in de hand neemende) dien een goed vriend van my op een vyandlyken Ritmeester veroverd heeft, juist toen hy de vesting Belgrado wilde beftormen. spek. Niet waar, de vyand mïl-  KLUCHTIG B LT S P E L. 53 melko. De trompetter heeft zoo even den aftogt geblaazen. wallner, tegen Melko. Myn vriend! het was Hechts eene valfche attaque; den buit kunt gy met uw' goeden vriend dcelen. Gy hebt zelf uwe Eva, in plaatfe van de vrouw diens braaven mans, by my gebragt. melko. Helaas! ik weet het maar al te wel. wallner. En gy, vriend Spek! bragt uw Roosjen, in plaatfe van uwe vriendin Eva. spek. Ja, zoo gek ben ik geweest! 't is onvergecflyk van my. eva, tegen Melko. Maar de liefdeverklaaring, welke gy my als gewaand Roosjen deed — ha ha ha! melko. Stil, ftil! ik wil in 't geheel 'er niet meer van hooren. roos jen , tegen Spek, En hoe behaagde uw de oorvyg, die de lieve Eva u gaf? ha ha ha ha! spek. Geen woord meer 'er van. Wy waren beiden als met blindheid geilagen. wallner. Heeren en dames! gy blyft heden avond by my. De D 3 gant-  54 LEER. OM LËÊR. gantfche klucht moet Hechts bewyzen, dat hy, die voor anderen eenen kuil graaft, dikwyls zelf 'er in valle. MELKO. Of met andere woorden: 't was leêr om leêr, SPEK. Leêr om leêr.  ?y HJ Zt1* KE STÈREN, in de Lanecbmetltu teJmfteldam, zyn de volgende Tooneelftukktn gedrukt' en te bekomen ; j. a. backer , Do Mocrbezicnboom, Zanefocl f-- r ■ w- bingley, Dc Loterybricfjcs, Blyfpel j. d. e. buzaglo, Dc cdclc Hartstochten, o'f do " ' zonderlinge Ruiling, Blyfpel . . g. m. g. engelman, Het Magnctismus ,'Blyfpel, naar A. Ifland, met zyn Pourtrait . --■ 8 . ~ ~ De, Dragonders en dc Bcncdic- tyncr Nonnen, Blyfpel, naar Pigauk le Brun. - - ■ 8 • - r , . " „Do Toveres Sidonia, Toonccl- lpei, door den Schryvcr van Aballino . la . „ ~—- De oude Lyfkoctzicr van Peter den Derden , Tooncclfpcl, naar Katzebue, fflet zyn Pourtrait ~~7~, — Dc Struikrovers van Kaiabri'ën, of de onveilige Wildernis, Tooncclfpcl, naar het Fransch van ƒ. M. Loaifel Téogate. - - • 6 • . ~77 ~ ~]$oland d<= Monglavc , of'dc Zegepraal der Onfchuld, Tooneclfpel, naar denzelvcn . f ( . ■ 8 • — ] — Charlottc Blanford , óf dc 'wc- dergevonden Vader , Tooncclfpcl . . - - • 6 • - ~~~ ■ Middennacht, Blyfpel . - - - 6 : - " , . t '—TrC,énila' of het Kind dos Geheim»; iQoncclfpel, naar het Fransch van Pixericourt wit*en ™ysbeek, D= Weduwe en het " " : 10 : " Rydpaard, Blylpcl, naar Kotzebu:, met zyn Pourtratt 1 . , ■n, r , j — Dc verwarde Schaking, "de Druk"" dcnzelvcn' nin z>'n Poumau, ' u, r , T~ ; De Bloedverwanten , üiylpel, naar dcnzclven, met zyn Pourtiait. . -- : ia : Tïv [ ~7T~T~. René Dcscartes te Utrecht, of de bckoorlykhcdcn der Gastvrvhe>'d Het Pourtrait van a. von kotzebue . .' - - :' 4 • - .Weiden apart om voor hunne Werken te kunnen nlaatfen ' cc. de greuvk Dc Vinuofcn, of het Leevend " Testament, Blyfpel - . . Ia . . ' " ~ DcVrccsachtigcuitVooroordcel, wegens zyne Geboorte op Zondag, B'yrpcl --: 8:- j': t  j. c mever , Dc Vcrlooving , of hoe deed de Oom in de Comcdie? Blyfpel . . . ƒ - : 13?- t. pvpers, Pcpvn, Koning der Frar.fchcn , Treurfpcl , met de Plaat - - : 14 : - c. a. van rav, Dc Weldadige Rechter, Tooncclfpcl , naar het Fransch van Puyfegur . - - : 10 : - Mr. j. c. v. s. Dc Echtfchciding, Blyfpel, naar Dumouftier . ■ . ■ ■ ■ - -: 6: - c. sauËr, Eugcnius, Erfprins van Dalmatiën, Tooncclfpcl, naar het Hoogduitsch yan HcnP.er. - - : 12 : - J. de veer, Doriman en Melanide, Tooncclfpcl, met pl. — : 8 : - Dc Sriyder en zyn Zoon, Blyfpel, 2de Druk - - : 8 : - Dc Braave Zoon, Tooncclfpcl, van Florian . — : 8 : - Kwaade Luim, Tooncclfpcl, naar Kotzebue, met zyn Pourtrait — : 14 : " Juliüs van Sasfcn, Trcurfpel, door den Schryvcr van Aballino — : 12 : - Dc Repetitie van het Lief hcbbcry-Tooncel, Blyfpel - -: 6 : - Leer om Leer , Kluchtig Blyfpc'l . . - • ! 6: - De Gelukkige Morgen , Tooncclfpcl . . - - : 6 : - D • Knovcrs , Trcurfpel , van Fredrik Schiller - - : 16 : - Het Wvvengcklap, of dc Wcderkaatzing, Tooncclfpcl , naar het Hoogduitsch, met dcPlaat, 2de Druk - - : 12 : - D * Edelmoedige Generaal, Tooncclfpcl, naar het Hoogduitsch . . ■ . . • - - : 10 : - Dc YVedcrzydfcheProef,Tooncclfpcl, naar 't Fransch en Hoogduitsch . . . . . — : : 6 - D- Vlugt van Stamjlaus Leczinsky, Koning van Polen, Tooncellpel, naar het Hoogduitsch, met de Plaat - - : 12 : - Van de meeste dcezcr Tooncclftukkcn zyn nog eenige weinige op groot papter voorhanden. Ooi: zyn by hem alle foortcn van oude en dagelyks uitkomende Tooncclftukkcn te bekomen. Parodie , of boertige Weerklanken op de tusfehenk met Gysbrecht van Amjiel en den Boode, waarin het verhaal, betreffende het omkomen en mishandelen van Klarisfe, op eene fnaakfche en geestige manier word voorgcftcld, door het breeËcn van dcszelfs Pispot . . . . - - : 4:-