D E VERLOSSING DER S L A A V E N, DOOR DE FRANSCHEN. TOONEELSPEL, IN VIJF BEDRIJVEN. ONDER DE SPREUK! Pro virtute et rmribus IN 'sGRAA^ENHAAGE, BIJ J. C. LEEU WESTIJN. .1794.   VOORBERICHT. J^e wreedheden , welke ons de meesten reisbefchrijvers mededeelen, die de ongelukkige Negers door hunne barbaarfche meesters aangedaan worden: en het menschlievend decreet van de Nationaale conventie waar door de flaaven zijn vrij gemaakt; troffen mijn hart, en, deeden mij bejluiten om hier pan een Tooneeljluk te ontwerpen , en, mijne landgetiooten aan te bieden. Het zal misjchen bij fommigen te fferk ten voordeele der Franjchen fpreeken; dan, daar mijns bedunkens, het fraaije van een Toonee/Jluk daar in beffaat, dat het natuurlijk is, zal men met mij wel willen inflemmen , dat tk de vreugde der Negers en het enthufiasme der Franjchen P niet te Jlerk heb kunnen fchetfen. A a '  4 'VOORBERICHT. Moogelijk is het niet gefchikt voor ons Nederlandsen Tooneel; —— dan, ik vletje mij het de leeztng aan weidenkenden wel waardig zal zijn. De andere 'er in voorkoomende pasfagien van hervinding, fchaaktng, opjlanden minnaarijen, zijn loutere epizoden, die ik, om het fluk op den duur belangrijk te houden, 'er heb ingelascht. Men leeze dan mijn ftukjen , en verplaatje zich in de perfoonen die ik /preekenden heb aangevoerd. Verder betuige ik , dat bij het fchrijven van dit Jlukjen, mijn voorneemen niet is geweest om iemand te beleedigen, noch tets te fchrijven, dat mijns bedunkens naa het leezen deezer -voorreden ten kwaade kan geduid worden.  AAN M IJ N E VRIJHEID LIEVENDE LANDGEEJOOTEN, eids minnaars, ecdle Belgen/ , Vloekers van de dvvinglandij! Gunt dat ik, ö Bato's zoonen ! Aan u mijn Tooneelftuk wij". Zij, die dit Tooneelftuk doemen , Zijn den naam van Belg onwaard. Immers, Neêrlands vaJren voerden , Tegen Spanje 't oorlogszwaard. Vrijheid was de prijs der zege, A 3 Hoe  6 O P D R A G T. Hoe veel bloeds heeft zij gekosti Dan de braave Franfchen hebben, Zon.ier bloed den fJaaf verlost. Vrijheidsminnaars! dit mijn ftukjen, Biedc ik u welmeenend aan. O ! verfchoont dan, taal, en feilen , Die 'k onweetend heb begaan. 'K fchetHe u 't lot der arme flaaven. In hun jammervolle post, Die, door Franfche Vrijheids vrienden , Edelmoedig zijn verlost. Pro Virtute et Moribus. Men  Men kenne dan den Haaf, den prooi dei ( dwinglandij. Die van de Franfchen hoorde: omhels ons! Cglj zijt vrijl Eerzang voor het franfchè volk , bij gelegenheid dat het den Jlaavenhandel afgt" [chaft en de Jlaaven vrij verklaart heeft.  VERTO O NERS. BONCCKWR, Capitein van een fransch fregat en vader van Charlme. Charles L'humain, zyn Lieutenant en broeder van J. l'Humain. joseph L'HUMii», broeder van C. l'Humain en minnaar van Therefe. s E v b r e , buurman van J. l'Humain. Charlotte, dochter van Bontneur, gehuwd aan Severe. There se, dochter , -n la garde, of ziener der Jlaaven, j zalmida, Slaavinf j l'active, bootsman van Bontaur. Een menigte Matroofen en Negers Het Tooneel verbeeldt een bosch, tusfchen de plantagiën van Severe en J. l'Humain. Het Jluk /peelt op een der Franfche west indifche eilanden , begint des morgens en eindigt -in den naamiddag.  D E VERLOSSING DER S L A A V E N. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRIJF. EERSTE T 0 0 N E E L. ZAMOR f» R O S A. Zittende te /amen op een heuveltjcn. ZAMOR. Cjij wilt het dan, jongeling? —. welaan! ik zal aan uwe begeerte voldoen. Sints twaalf jaaren ftortte ik geene traancn meer, dan bij het herhaalen mijner lotgevallen. O! — Iaaten zij dan nog eenmaal ftroomen. R o S A , deelneemcnd. Lieve Zamor! het is niet om uwe fmart te A 5 ver-  io De VERLOSSING der SLAAVEN, vernieuwen, dat ik verlang om dezelve te weeten, — neen! — het is om u des te beter te kunnen troosten! zamor. Troosten ! zijt gij meer dan een mensch ? ■ geef mij dan weder 't gene voor eeuwig voor mij verlooren is, dan kunt gij mij troosten. ro s a. Lieve vriend! dat is onmooglijk! zamor. Even onmooglijk is het dan ook mij te troosten ! echter, zal ik aan uw begeerte voldoen. ■ Mijne geboorteplaats is St. Jago, een fpaansch eiland, mijne ouders waren (haven , doch Hechts in naam; een edelmoedig Hollander was hun meester; hij behandelde zijne, flaaven als zijne kinderen, nimmer zag ik er hem een ftraffen, oflchoon zij het verdienden ; ■ wanneer een flaaf van hem iets misdeedr dat ftraft'cnswaardig was, dan verkocht hij hem, en , dat was ftraf genoeg; want het was •onmooglijk weder zulk een' meester te krijgen. r o s a. O! hoe veel verfchilt decze fchilderij bij dié van onzen tegenwoordigen meester ? zamor. Even zoo veel als zijn buurman l'Humain met hem verfchilt. ■ Van myn' kindsheid kan ik u  TOONEELSPEL. n u bijna niets zeggen, dan, dat ik tusfchen mijn vijf en twaalf jaaren , beide mijne ouders, en op mijn vijftiende jaar mijn dierbaaren meester verloor. Hij ftierf zonder kinderen, dus wierdt zijne naalaatenfcbap onderzijn' erfgenaamen verdeelt; bij gevolg ook zijne Jlaaven. Ik in den ouderdom van bijna zestien jaaren viel ten deel aan een' neef van mijn' geweezen meester, een Engelschnian, die juist het waare evenbeeld van onzen meester Severe was. — Deeze verandering was te groot om te verdraagcn ; op zekeren morgen dat hij op de plantagie kwam en vondt dat ik niet genoeg na zijn' zin gewerkt badde, nam hij een' vervaarlijken knuppel, dien hij altoos bij zich hadt, en beukte mij daar mede op hoofd, rug en armen, tot dat ik bijna levenloos nederviel; hij, denkende mij dood geflaagen te hebben, liet mij opneemen en een eind wegs in het bosch nederwerpen ; hoe lang ik daar gelegen heb, weet ik niet, maar wel, dat toen ik bij mij zeiven kwam ik mij in de armen van een jonge Negerin bevondt, die mij als uit een doodilaap hadt opgewekt, van dit oogenblik af kreegen wij zin in elkander, en eenige maanden daar naa voltrokken wij op onze wijze ons Huuwlijk. R O S A. Hoe zijt ge dan weder in flavernij gekomen ? Z A'  ia De VERLOSSING der SLAAVEN, zamor, Op zekeren morgen, met mijn boog uit jaagen gegaan zijnde, om dus voor mij en mijne zwangere vrouw de kost te zoeken , kwam ik tegen den middag weder in mijne hut, waar ik mijne vrouw vond, met een eerstgebooren kind in heure armen, waar van zij, terwijl ik uit was, verlost was. — O ! met welk een vervoering, omhelsde ik die beide panden mijner liefde! — toen gevoelde ik den grootften wellust dien ik immer noch voor noch naa gefmaakt heb J ORofa! Rofa , deeze gelukkige oogen- blikken heb ik duur moeten boeten! binnen weinige dagen was mijn vrouw herftelt, en ik zag mijn zoontjen in gezondheid opgroeijen. — Omtrent een jaar daar naa weder op de jagt zijnde, zag ik een' man naar mij toetreeden, en nader bijkomende, herkende ik hem voor mijn' geweezen meester, — ik fidderde op dat gezicht! — nam ijlings de vlucht naar mijne hut! — hij vervolgde mij! en — floof met mij bijna gelijktijdig de deur in. Hier is het Rofa! dat mijne fmerten begonnen; bereid u, vriend! —— bereid u om de'gruwlijkfte wreedheden te hooren die men zich immer kan verbeelden. ros a. Arme! ongelukkige, lieve Zamor/ z a-  TOQNEELSPEL. 13 ZAMOR. Het eerfte dat de beul dcedt was, mij op deallerwreedfte wijze met zijn gewoone knuppel af te beuken, onder de zwaar fte vloeken en ver- wenfcningen die men zich verbeelden kan. ■ Mijn zoontje begon op eene erbarmelijke wijze te fchreijen, in plaatfe dat dit den beul zoude getroffen en vermurwd hebben , diende het alleen om zijne woede nog verder aan te ilookcn, en — zijn houwer trekkende, bragt hij het ongelukkig fchepfel een houw in den rechter fchouw- der toe_ Op dit gezicht viel zijne moeder geheel fpraakeloos buiten zich zelve neder. — ik ontwrong mij zijne handen, nam het lieve wicht op in mijne armen, en liep er mede naar een goed vriend van mij, een vrijgegeeven flaaf, dien ik het,half zieltoogende, overgaf! — mij weder naar huis fpoedende, was ik aldaar getuige van een wandaad zonder voorbeeld , — die mij het bloed in de aderen deedt verftijven! — de fchurk hadt zich de bedwelming mijner vrouw ten nutte gemaakt, en — boete zijne verfoeijelijke lusten, met een bijna levenloos ttghaam! 9 O-  14 De VERLOSSING der SLAAVEN, r o s a , die ge duur en de dit ver' haal alle tekenen van onrust heeft gegeeven, Jiaat op en vraagt : Hoe heete uw vriend dien gij uw zoonbragt ? zamor. Zimeo. r o s a , voor de voeten van Warnar vallende. O! mijn vader ! Zamor verwondert. Hoe.' uw vader ? r o s a , een Jluijer van zijne fchouwders rukkende. Ja! ik ben de ongelukkige vrucht uwer lmw- lyksmin! twijffelt gij nog? daar! zie, zie den wond, zie het lidteken van den houw welken die beul mij toebragt. zamor. Mijn zoon! ros a. Mijn vader.' Zij omhelzen elkander. zamor. Heb dank! Hemelfche goedheid! ro s a. Maar, mijn vader! wat is van mijne moeder geworden ? CA*  TOQNEELSPEL. zamor. Die dierbaare overleefde die gruweldaad niet, «—- zij bleef liggen ——- en ilondt nooit weder op! 10 SA. O mijne moeder! zamor. De wreedaart maakte zich op nieuw meester van mij, fleepte mij met zich, en verkocht mij eenige dagen daar naa aan een Franschman die mij herwaards voerde. Maar mijn lieve zoon, hoe is het u gegaan ? r o s a. Lieve vader, tot mijn tiende jaar was ik in de verbeelding dat ik het leven verfchuldigd was aan den braaven Zimeo, doch op dat tijdpunt mijns levens, fprak hij mij aan, en verwittigde mij van de ongevallen die mij zoo jong overgekomen waren , hij zeide mij veel moeite gedaan te hebben om u en mijne lieve moeder uittevinden; doch vruchteloos. Zijne woorden drongen mij in het hart, en, of ik het eerstgister gehoord had zijn zij er nog in te vinden. Twee jaaren daar naa ftierf die edelmoedige befchermer mijner jeugd, ik viel in handen van een' planter die mij tot flaaf maakte. Ik had het redenlijk goed, doch, ik miste de dierbaarfte fchatten — de vrijheid! ——. en —» mijne ouderen !  J6 De VERLOSSING der SLAAVEN, ren ! — bij dien meester bleef ik, tot nu omtrent een jaar geleeden, toen ik, benevens eenige andere fjaaven en flaavinnen door hem verkocht , en op een fchip gebragt werd dat herwaards beftemd was, alhier komende verkocht men mij, benevens Zalmida, mijne minnaaresfe aan Severe, — gij gevoelt best hoe wij het hier hebben, — dan nu, nu beklaag ik mij mijne ongelukken niet meer, ik vinde mijn' vader! mijn' vader! dien ik nimmer weder dacht te zien. C zij omhelzen elkander weder, terwijl Severe op het Tooneel komt.} TWEEDE T O O N E E L. De voorige, severe. s e v e r £. IJoe J verachtelijke flaavcn, (laat gij hier ledig f z a mor, knielende. Mijn meester! severe. Niet aan uw werk ? luiaarts ! wacht honden ! ik zal u vaardig maaken. (hij Jlaat hen met ten' Jlok-Ï r o s a , knielende. O mijn meester} wees menschlijk! deze grijsaart  TOONEELSPEL. 17 aart — is mijn vader! — wij erkenden ons op het oogenblik dat gij hier kwaamt. SEVERE. Zo zat de fchurk zijn loon krijgen , van een ezel als gij, het leven te hebben gegeeven. («« gen Rofa.") gij hondekind! fpoed u naar uw werk, (.tegen Zamor.~) en gij oude ichoelje ! maak u gereed om de ftraf te ontvangen, die gij verdiend hebt, met dien fchurk alhier op te houden. ZAMOR. Ach! mijn lieve meester! . fchoon wij niet blank z;jn als de Europeaanen , wij zijn echter Menfchen , en onze zielen zijn even vatbaar voor aandoeningen als de hunne, ftel u in onze plaats, hoe zou.1t gij .u gevoelen bij het hervinden van een' zoon dien gij in geene drie en twintig jaaren gezien hadt? SEVERE. Oude fchoelje! dat raakt u niet! gij zijt (laaf, cn gij moet werken, en voor niets anders vatbaar zijn (hij Jlaat hem~) zo leert men zulk een ouden gaauwdief zwijgen. R 0 S A , zich tuffchen beide fiellende. Ach! mijn waarde meester! —— ontzie toch een ouden afgewerkten grijsaart! zoo ie- mant misdaan heeft, ben ik het! — draf mij, > maar laat mijn ouden vader vrij! B s ï-  i8 De VERLOSSING der SLAAVEN, severe. Nog tegenfpraak? —- wacht ik zal u helpen Chij roept*) la Garde! la Garde! ik zal u leeren, honden J zamor. O Hemel behoed ons! DERDE T O O N E E L. De voorige, la garde. severe, tegen la Garde. Breng deze fchurken naar het cachot, heden nog zullen wij hen ftraffen. Rosa, Severe te voet vallende. Heb medelijde met mijn ouden vader! severe, hem tegen het aangezicht Schoppende. Weg hondekind ! la Garde doe uw last. zamor, tegen la Garde. O! wees menschliiker dan uw meester! la garde. Voort, voort zwart ge/puis ! ( hij Jleept hen van het Tooneel.} VIER-  tooneelspel. IQ vierde t O O n e e l. SEVERE. H oe! die honden zouden nog; willen redenee- ren p . ik zal hun dat verleeren, die oude fchurk is de kost niet meer waard, hoe kom ik van hem af? want geld zal men er mij niet meer voor geeven hij is niets bijna waardig , — ik zal hem maar dood laaten kloppen, dan kom ik er nog op een fatfoenlijke manier van af, en dat jonge hondekitid, zal ik maar hoe eer hoe beter verkoopen , want daar is geen zijde meê te fpinnen; men heeft met dat vee wat te doen, gister avond nog, deeden mij de armen zeer van het rosfen; — ik kan het mij niet begrijpen , nog doet dat vervl tuig mijn' zin niet, en mijn buurman l'Humain die om de drie jaaren een losfe klap uitdeelt, wordt naar de oogen gezien; 't is mij onbegrijpelijk, maar, wie daar? B 2 vj&b  20 De VERLOSSING DER SLAAVEN, V IJ F D E T O O N E E L, severe, charlotte, zalmida. charlotte. -A.ch mijn dierbaare echtp-enoot! ik zie daar twee uwer flaaven door la Garde weg brengen, wat is hun misdaad? s e v F. r e. En wat doedt u met zo veel ijver vraagen , na een paar zwarte honden ? charlotte. De menschlievendheid. severe, haar naapr aaiende. De menschlievendheid! cn hoe veel geld is die mooije menschlievendheid wel waar i? —. fpreek mij nooit van mijn flaaven, — ik laat u immers vrij over uwe flaavinnen? charlotte. O ik behandel hen ook menschlijk, een van die ongelukkige dien gij weg hebt laaten brengen , is de minnaar van deze flavin. (zij wijst op Zalmida*). zalmida, knielende. O.' mijn waarde meester! ftraf tog Rofa niet! heb medelijde met mij! ach.' ik bemin hem zo! s  TOONEELSPEL. 21 severe, lagchende. Ha, ha, ha! wat verheelt zich dat vee niet al, een minnaar en een minnaaresfe, ha, ha! even als de menfehen, (tegen Zalm,ida\) ik zal hem de liefde wat uit de huid laaten kloppen, hoor! charlotte. En gij geeft hem op de bede van uw vrouw ook geen vergiffenis? (Severe jchudt het hoofd.]) •—■ wreedaart! die de menschheid onteert, wat baat het u, u te bader, in de traanen aier ongelukkigen , die, zelfs order de zachcfte behandeling, ongelukkig blijven, is het niet genoeg hun de vrijheid te ontneemen ? — hun voor u onophoudelijk te doen werken ? hun half genoeg van het flechtfle voedfel ie geeven ? moeten zij buiten dien nog daaglijks gemarteld worden ? ■ severe. Ik draf hun niet dan na verdienden. z a l mi d a , ter zijde. „ Na verdiensten! — 6 mijn Roia heeft vast geen ftraf verdiend ". charlotte. Na verdiensten? beul!— hadt de ongelukkige dien gij gisteren bijna dood hebt laaten geesfelen, en de wonden met citroen laaten vrijven, zulk een behandeling verdiend ? B 3 se»  De VERLOSSING DER SLAAVEN. severe. Hadt hij dan niet een fchotel laaten vallen dat de ftukken in de rondte vloogen? en dat een fchotel die mij twee livres gekost heeft. charlotte. En daar voor laat gij een mensch flaan dat hij voor dood nedervalt ? severe. Een mensch ? een mensch ? — het was maar een Neger. gharlotte. Maar een Neger? — is een Neger dan geen mensch? — hunne couleur is zwart, maar hunne ziel is veeltijds blanker dan de onze • zalm] da. Nog eens mijn dierbaare, lieve meester! ftraf Rofa niet! vergeef hem zijne misdaad! ik kenne hem te wel, hij zal niets doen dat onvergeeflijk is. se v k re. Vrouw ! zo gij die platneus niet doet zwijgen, zal ik het haar op mijn manier leeren. charlotte. Zwijg Zalmida! hier is niets te doen. severe. Juist vrouw! hier is niers te doen , ik ben verheugd dat i>ij dit begint te begrijpen, dan zal ik in 't vervolg van uwe lastige bezoeken wat bevrijd blijven. ZES-  TOONEELSPEL. 23 .ZESDE T O O N E E L. CHARLOTTE, ZALMIDA. ZALM I D A. O mijne dierbaare meestresfe! wat is onze meester een onverbiddelijk man» — zoude mijn Rofa niet aan de ftraf te onttrekken zijn? CHARLOTTE. Niet door mid iel van mijn' man te vermurwen. — Doch, Zalmida! mij is iets in den zin gefchooten dat moogelyk van nut zal kunnen zijn, ca, Zalmida.' roept mijne dochter, ik moet haar fpreeken, ZALMIDA, heengaande. O denk toch cm mijn Rofa! CHARLOTTE. Elendige fchepfels! — groote weldoener! wat is de reden dat deze ongelukkige, die zo wel fchepfels uwer almagt zijn als wij, die zo wel den edelen naam van mensch toekomt, als ons, en die zo veel aanfpraak op" uw goedheid hebben als wij, wat kan toch de ondoorgrondelijke reden zijn, dat zij het grootite goed, de dierbaare vrijheid , moeten misten ? — fchiep uw goedheid niet alle menfehen gelijk yi waardij ? hoe kan het met uw wil zijn, dat den eene natuurgenoot B 4 over  24 Ds VERLOSSING der SLAAVEN, over den andere heerfche? 6 almacht! geef het menschdom meer gegronde reden, en minder gouddorst! — red die ongelukkigen! ten minsten , maak hun lot draaglijk! ZEVENDE TOON E EL. charlotte, therese. therese. Gij hebt mij laaten roepen ? mama! charlotte. Ja Therefe! ik heb u laaten roepen , ik wenschte u te fpreeken mijn dochter! over een zaak, Waar in gij mij van veel dienst kunt zijn. therese. O mijn mama heeft flechrs te beveelen. charlotte. Hoe ftaat het met l'Humain ? thekesi, Mama! char lottf. Veins niet meisjen, ik heb reeds lang gezien dat er iets fchuilde, gij hebt niet wel gedaan, gij hadt mij moeten waarfchuwen. therese. Ach mama! CH A R-  TOONEELSPEL. 2S CHARLOTTE. Nu, nu, dat gedaan is, is gedaan en niet te verhelpen. Op wat voet ftaat gij met l'Humain? THERESE. Lieve mama! —— omtrent drie maanden gelee" den , wandelde ik alleen door het bosch, toen de heer l'Humain mij ontmoete en met mij wandelde, wij raakten in gefprek, en eer ik er om dacht was ons discours op de liefde gekomen; hij zeide mij te beminnen, — en zwoer mij, zonder mij niet te zullen kunnen leeven. CHARLOTTE. En deze redenen waren mijne dochter niet onaangenaam? THERESE. Ach mama! CHARLOTTE. Bloos niet, mijne dochter! de man is uwer waardig, ik heb niets tegen uwe liefde, en wanneer uw vader in dit fi.uk met mij eensdenkend is, zal een gelukkig huuwlijk uw liefde bekroonen; doch Therefe! uw moeder heeft u een verzoek te doen. THERESE. Spreek, fpreek, lieve mama! CH A RL O T TE. Het is u niet onbewust, lieve Therefe! hoe het mij grieft, wanneer die ongelukkigen, die ons B s die-  2ö De VERLOSSING der SLAAVEN, dienen, door uw vader kwalijk behandeld worden ? therese. O ! hoe dikwerf Treur ik om hun lot! charlotte. Heden zijn weder twee dier rampzaligen door uw' vader veroordeeld, tot het ondergaan van een zwaare ftraf; ten minden ik heb hun door den bloedhond la Garde zien voortfleepen naar het gewone kot, waar zij tot het oogenblik hunner foltering bewaard worden; een van hun is Rofa, de minnaar van Zalmida , het arme meisjen is in doodsangst; gij bemint ook Therefe! gij weet wat het te zeggen is een geliefd voorwerp te zien lijden. therese. Ten minden mama, ik kan het mij voordellen. charlotte. Gaarne zag ik hen bevrijd, ik weet geen middel hier toe, want fmeeken helpt bij uw' vader niet; . het eenige dat mij dunkt daar toe in fiaatte zijn , is, dat l'Humain hun voor dat de tijd hunner ftraf daar is, van uw' vader kocht. therese. O dat zal hij! — ik zal hem fpreeken — hij zal het mij niet weigeren. charlotte. Doe dat Therefe! doe dat en geef dus een minnaar  TOONEELSPEL.vt naar we 'er aan een verliefd meisje; wanneer 1'H imain hun in zijn magt heeft , zijn zij zo goed als vrij, want flaavcrnij is bij hem alleen in naam bekend: ik geef mijne Zalmida de vrijheid, — en hoe zullen wij ons verheugen in het geluk dier rampfpoedigen! therese. Ach! was mijn l'Humain rijk genoeg! dan zagen wij binnen kort alle flaaven vrij! charlotte. Zie eens Therefe! wie komt daar? therese. Ach! hij is het! ACHTSTE T O O N E E L. De voorige, l'humain, en eenweinig daarnaa zalmida. l'h u m a i N , met vuur opkomende, doch op het zien van Charlotte zich weerhoudende. M evrouw! uw dienaar! (zich tot Therefe kei' rende.") uw onderdaanige mejuffer ! charlotte. Uw dienaarcsfe mijn heer! ik was juist bezig om met mijne dochter over u te fpreeken. l' hu-  a3 Db VERLOSSING der SLAAVEN , l'humain. Over mij ? mevrouw! wat kan daar toe de reden geweest zijn ? charlotte. Dit zal mijne dochter u beter kunnen zeggen dan ik mijn heer! — uw dienaaresfei zalmida, Charlotte tegenhoudende. Ach mijn waarde meesteresfe! de rijfen worden reeds gefneeden voor mijn Rofa! l'hu m ain. Zo zal er weder ftraf geoeffend worden mevrouw! vergun mij te gaan, dit kan ik niet zien. charlotte. Toef mijn heer! een oogenblik! 't zal nog zo fchielijk niet zijn, (tegen Zalmida*) ftel u gerust Zalmida \ ik zal doen wat mij moogelijk is , kom volg mij (tegen VHumain*) mijn dochter zal u fpreeken mijn-heer l l'humain. Uw ootmoedige, mevrouw! zalmida, in het heengaan, O mijn Rofa! NE-  TOONEELSPEL. 29 NEGENDE T O O N E E L. therese, l'hum ain. l'humain, w at moet ik denken, lieve Therefe! dat uw moeder u door mij laat fpreeken ? therese. O ik hebbe u veel te zeggen. l'humain. Spreek mijn dierbaare! raakt het onze liefde ? therese Ja ook! doch, eerst het belang van ongelukkige , en dan onze zaak. l'humain. Het belang van ongelukkigen ? —— Hemel! waarom zijn zij in uwe fchepping te vinden ? therese. Gij hoorden daar even dat er weder een flraPoeffening zoude plaatshebben , deze betreft inzonderheid den minnaar Van de flaavin dien gij oogenbliklijk gezien hebt; mijn hart bloedt bij het zien lijden van een vreemden, hoe veel te meer dan daar de ongelukkige mij bekend is ! l'humain. Rampzalige natie! t he-  30 De VERLOSSING der SLAAVEN, therese. Mijne m ima heeft een plan bedagt om hen te redden, doch hier in dient gij ons de hand te leenen. l' h u m a i n. Beveel Hechts mijn dierbaare! therese. Gij weet hoe mijn vader door de geldzucht Wordt beheerscht ? — wel nu — vraag hem om die twee ongelukkigen te koopen — en, >ed hen dus van de pijniging dien zij te wagten hebben. l'h u m a i n. Gaarne! — doch mijne Therefe fprakdaar even van een zaak welke onze liefde betrof? th e r es e. Ja l'Humain ! mijne mama weet alles. l'humain. Alles! hoe! — wie heeft haar daar van onderricht ? therese. Ik l'Humain! — kom wandelen wij deeze laan in; dan zal ik het u zeggen. l'humain. Moet ik mijne Therefe, nog mijn arm aanbieden? — (zij gaan de laan in~). Einde van het eerjle Bedrijf.  TOONEELSPEL. 3r TWEEDE BEDRIJF. EERSTE TO O N E E L. therese, en l'humain, komsn de laan weder uit. l' h u m a i n. O ! mijn dierbaare! dacht uw vader ook zoo over ons, hoe gelukkig zoude ons lot zijnl therese. Ik zal mijn Mama verzoeken om met Papa er over te fpreeken. l' h u m a i n. Zoo hij eens bewilligde! therese. Stel u dat zoo vlot niet voor I l'humain. O ik ken zijn karacter, —— hij is uw vader —— doch Therefe! hij behandelt u en zijne vrouw bijna als zijne flaaven. therese. Ja! dat ondervinden wij daaglijks. l'humain. Spoedig hoop ik u daar van te verlosfen. the-  3a 3De VERLOSSING der SLAAVEN, therese. glimtagchende. Of tnisfchien waaneer ik uw echtgenoote ben, mij opdezelfde wijze behandelen. i'humain. Dat kan u onmooglijk ernst weezen, Therefe ! therese. Nu dat daar gelaaten, het wordt tijd dat ik ga. l'humain. Ware het niet best, mijn lieve dat ik hier bleeve? dewijl hier de gewoone ftrafplaats is, om juist die twee te koopen , anders hoe weetik dat 'er misdaadigen zijn ? therese. Zeer goed l'Humain! wacht hier de ongelukkigen af en, red hen! l'houai n. Wanneer zie ik mijne Therefe weder ? therese. O nog heden ik zal er bij zijn als gij die ongeIukkigen red. l'humain, O doe dat niet! gij maakt u altoos af- weezig wanneer er ftraf zal geoeffend worden , dus kunt gij er nu niet bij zijn zonder achter docht te verwekken. the-  TOONEELSJPEL. 33 therese. Dus zal ik het genoegen niet hebben van hunne vreugde te zien? l'humain. Begrijpt gij zelfs de kracht van mijn gezegde niet? 11i e r e s e. Nu, adieu! dan. l'humain , kaar naaloopende en omhelzende. 0! zö komt gij niet weg, nu tot wederziens lieve Therefe! therese, geeft hem een klap en loopt weg. Daar (loutert! TWEEDE T 0 0 N E E L. i'humain. Een Engel is zij! zo veel fehoonheid! , - zo veel deugd! in één m.'nscl* ver- eenigd? waarlijk! bijna een wonder! l'Humain zult tiij immer zo gelukkig worden - an dien fchat te bezitten ? O dan ware de aarde een paradijs voor mij. —— Dan neen! . kan l'Humain volkomeu gelukkig zijn als hij nog ongelukkigen om zich heen ziet ? ■ zoude C niet  34 De VERLOSSING der SLAA.VEN, niet elke teug uit den beker des vergenoegens bitter worden? ,— Wanneer ik op Je rmp;n zie die den ongelukkigen Neger treffen! zoude het bloed en de traanen dier rampzaligen niet elke beete broods bennetten? . ■ ■ Ach groote weldoener-' red die elendigen ! wat is hun misdaad , waar voor zij geilraft worden ? hoe is-tet moogüjk dat uwe menschlievendheid die monlters niet verdelgd? die zich baaden in het bloed hunner rampzalige medemenfchen, — 6 geef! geel-' dat zij vaders over hunne flaaven worden, - doch geene beulen —— vorm hunne harten dat zij vatbaar voor medelijden worden , —— of zend uwe donders en verplet over al de dwinglandij! ——— O! dat de menfch.cn eens den naam van menfcben waardig wierden, dat zij de wreedheid en rirannij van zich verbanden! Ach! hoe lijde ik , bij het herienken dier gruuwelen die ik, geduurende die zes jaaren dat ik hier ben, gezien heb? ■ en juist die man, dien ik het meest moest beminnen om zijne dochter, moet ik het meest haaten om zijne wreedheden. ( hij gaat eenige reizen in gedagten het Tooneel op en neder ). Hoe fpreek ik hem best aan' dat hij geenè achterdocht krijge; — want kenne ik hem regt, zo zoude hij, wanneer hij begreep dat de reden dat ik zijn ilaaven kocht was, om hen van de ftraf te be-  T O ONEELSPEL. 35 bevrijden , mij dezelve niet verknopen, ——» alleen om het helsch genoegen te fmaaken van hen te (laan, en mij te zien weenen. . Hemel daar komt hij. algoede! beftuurmijn tong op dat mijn oogmerk gelukke! DERDE T O O N E E L. severe, l'humain. severe. EL —— goede morgen , mijn heer l'Humain nog welvaarend? ■■ l'humai n. Tot uw dienst, mijn heer! " eenig nieuws? severe. Niets —— als ja! —— 'er is een fchip in 't gezicht, —— men denkt een Fransch. l' h u m a i n. O dat hoop ik, —— in geen drie jaaren heb ik tijding van mijn familje gehai, ik hoop op brieven en tijding van mijn vaderland. severe. Ot familje heb ik niet, buiten mijn vrouws vader, zoo hij nog leeft, en die ik nooit C a ge-  De VERLOSSING der SLAAVEN, gezien heb, en mijn vaderland • 6 ! dat ben ik al vergeeten. l' h u m a i n. Vergeeten ? uw vaderland! mijn heer Severe! ■. ■ ■ kunt gij lat vergeeten? O al Ware ik het vergeeten geweest, het zoude mij nu als lood op het hart drukken in zijne tegenwoordige omflandigheden. severe. O ! O ! dat zal zich wel fchikken buiten ons , —— hoe gaat het met het gewas? mijn heer l'Humain! t'hum a in. Redenlijk wel, ten minden ik heb geen reden van klaagen. severe. Ik waarachtig wel, dat verv.... te flaavcntuig wil niet werken, die honden! l'hümain. O •' bij mij wel. severe. Ja! het zal wat zijn, dat hondevee is te lui dat het op hun pooten loopt. l'humain. Ik heb alle reden om te vreden te zijn , over mijne flaaven. severe. Nu ik dan niet. l'hu-  TOONEELSPEL. 37 l'humain. Ik heb er thans weinig, hebt gij er niet een paar te misfen ? severe. Dat zoiüe wel kunnen gebeuren. l* h u m a i n. I': heb een paar noodig wilt gij 'er twee aan mij verkoopen ? severe. Wat voor foort zoekt gij? l'humain. Een dien ik te hebben voor mijn huiswerk; hier voor kun ik wel een ouden die bij u niet meer van dienst is gebruiken: —— doch de andere dient een frisfehe knaap te zyn. severe ter zijde. „ Zo kan ik mij van beiden ontdoen" (overluid') Ei, ei, mijnheer l'Humain ! dat komt goed ik heb juis: zulk een paar knaapen te misfen; l'humain Welam, gaan wij om hen te zien? s e v e r e. Zij komen (traks hier, heb maar wat geduld. ( men hoort eenigi kanonfchooten\) ha ! ■■ daar zal het fehip zijn waar ik u van zeide. 1 l'humain. O mijn vaderland! hoe verlang ik naar tijding van u! C 3 se-  38 De VERLOSSING der SLAAVEN, severe. Kom.' komj dat zal wel komen — maar hoe veel zoud gij voor de zwarten wel willen befteeden ? l'homair. Ik moet hen eerst zien severe. Zij zijn thans duur, er komen er weinig hier. l'hu main. O er zijn er nog genoeg, er is geen gebrek. severe Het zal toch niet lang lijden of wij zullen er te kort komen. l'humain. Ja! als er wat veel woricn dood geflaagen. severe. Ha! daar komen zij. VIERDE T O O N E E L. devoorigen, la garde, geleidende Z amor en rosa met de handen op den rug gebonden , tusfehen eenigeJlaaven. severe. tegen la Garde. .Zo zijt gij daar met de fchoeljes? l' h u-  TOONEELSPEL& l' h u m a i n. ter zijde O Hemel? zier neder cp uwe fchepfels! • en doe mijn aanttag gelukken j severe, tegen l'Humain. Hier heb ik een paar zo als u net zoude gelijken, (tegen la Garde) Ontbind de honden en breng hen hier. l'humain (_ ter zijde ). Hemel! ongelukkige, arme fchepfels! la garde, Zamur en Rofa ontbindende brengt hen voor Severe, en zegt op Rofa wijzende,hij: Die fchurk wilde mij beletten den ouden loeris te binden. severe. Wij zullen hem wel vinden. l'humain. Hoe '■ mijn heer! — brengt gij uw flaa¬ ven gebonden ter verkoop? severe. Niet ter verkoop maar wel ter ftraf. l'humain. Ter ftraf? s e v e r e. Die honden zijn door mij veroordeeld om gegeesfeld te worden. C 4 l'hu-  40 De VERLOSSING der SLAAVEN, l'humain. Wat is dan hunne misdaad ? SEVERE. Luiheid! nu wilt gij hun hebben? l'humain, C °P Rofa wijzende'). Wat vraagt gij voor dee^en ? Op het hoeren dat VHumain de flaaven wil koopen , ziet men alle kentekens van vreugde en blijdfehap op het gelaat van Zamor en Rofa. severe. Drie honderd livres. l'humain. Dat is veel! SEVERE. La Garde doe hem eens loopen. la garde, doet een touw om den hals van Rofa, dwingt hem eenige reifen het Tooneel rond te locpen , terwijl hij hem eenige Jtreeken met een lange zweep geeft, roepende : Voort fchoelje, rep je wat handekind! l'h v-  TQONRELSPEL. 41 L'HUM AIN. Ik zie het hij is vlug. — houd op bid ik u, ik zie het reeds.... severe. Hij is gaauw niet waar? l'humain. Ja dat gaat wel, nu mijn heer Severe, twee honderd livres. severe. O dat lijkt er niet na nu de oude. l'humain. Hoe veel ? severe. Laat hem ook eens loopen , Ia Garde! l'humain. O! dat hoeft niet, severe. Maar dan kunt gij beter over hem oordeelen. l'humain, Ik heb hem maar tot huiswerk noodig. severe. Nu dan, zo als gij verkiest —— honderd livres. l'humain. Drie honderd voor beide ? severe. En vijftig. C 5 i'hu-  42 De VERLO^SfNG der SLAAVEN , l'humain tegen Rofa. Hoe is uw naam ? rosa. Rofa? l'humain. Hoe oud zijt gij ? rosa. Vier en twintig jaaren l l' h u m a i n: Van waar zijt gij geboortig ? rosa. Van St. Jago. L'humain tegen Zamtsr. En gij, oude man, van waar zijt gij geboortig ? zamor.' Oolcvan St. Jago. l'humain. Hoe oud? zamor. Bijna vijftig jaaren! l'humain, Uw naam ? zamor. Zamor! l'humain, tegen SevereNu mijn heer! tusfchen beide door ? ss-  TQONEELSPEL. 4$ severe. Hoe! dan ? l'humain, Drie honderd vijf en twintig livres voor beiden? severe, Drie honderd dertig? l'humain, Ziet gij op vijf livres ? severe. Nu dan honderd vijf en twintig livres voor beide top! l'humain, Nu geef mij dan iemand mede dien ik het geld geef. severe. O dat zal ik wel krijgen als ik ze u zend. l'humain. Ik zal hen wel meed* neemen. severe. Zo als gij verkiest! belieft gij hier zoo lang te wachten ? of wilt gij in huis gaan ? l'humai n. Neen mijn heer, ik ga naar mijn huis. Kom Zamor en Rofa volgt mij. severe. Hoe mijn heer! neen.' . ■ eerst moe* ten zij hun ftraf ondergaan. ho-  44 De VERLOSSING der SLAA.VEN , rosa. O ! Hemel! mijn vader. l'humain. Wat hun ftraf! . ik heb hen u immers afgekocht ? severe. Dat baat niet. l'humain, Hoe! dat baat niet ? severe, op de andere flaaven ■wijzende: Die fchurken moeten eerst zien hoe ik die fchoeljes hun luiheid verleer. l'hum ai n. Mijn heer Severe, zij behooren thands aan mij ■ en mijne flaaven wilt gij immers niet flaan ? severe. Zij behooren nog aan mij! gij hebt hen nog niet betaald. l' h u m ai n. Gij kunt uw geld direct krijgen. severe. Ik wil het nog niet hebben, eerst moeten zij hun ftraf ontvangen, l'humain ter zijde. „ O Hemel! (overluid) Maar mijn heer wat baat het u die arme ongelukkige fchepfels te doen  TOONEELSPEL. 4$ doen lijden ? . . daar zij niet in uw dienst blijven ■ severe. Die flraf verdient moet ftraf lijden. Een Jlaaf komt met twee bundels rijfen , en een mand met citroenen op het Tooneel, en legt beide neder voor de voeten van la Garde. L'H U M A I N. Dan zal ik hen ftraften, mijn heerj severe. Neen mijnheer! ik ftraf zelve. La Garde! maak een begin. La Garde vatJZamor aan , Jleept hem naar een'boom en bindt hem daar aan, met de armen om den boom gejlaagen, terwijl werpt zich Rofa voor de voeten van Severe, en roept: ROSA. O Hemel; mijn meester; zoo een hand vol bloeds u kan bevredigen doe dan uw toorn op mij alleen vallen, en bevrijd mijn ouden vadert severe, Hondekind; u beide zal ik leeren werkzaamer te zijn, (hij fchopt hem weg.) r o-  4<5 De VERLOSSING der SLAAVEN, rosa. blijvende liggen. O fchop mij, flaa mij Ja Jood mij, heb Hechts medelijden met mijn ouden vader* severe, hem nog meer fchop' pende. Weg hond! l'hïïmain. Hemel welk een wreedheid ! zamor, met moeite zijn hoofd omkeermde. Zoon! fmeek dien tijran niet langer. severe. O, ik Zal u beide leeren zwijgen, La Garde! haast u wat. Men hoort van verre een verward ge rucht, dat van tijd tot tijd nadert. l'humain. Een oogenblik La Garde! — maar mijnheer Severe, zij zullen mij zo veel niet waard zijn, wanneer zij door u zo mishandeld zijn. severe. Dan kunt gij hen aan mij laaten mijn heer! Onder dit gefprek Jleept La Garde Rofa naar een" anderen boom, en bindt hem even eens als Zamor —— maakt de riffen los, tn fnijdt de citroenen. l' hu-  TOONEELSPEL. 47 l'humain. Maar mijn heer! ik zal u dan vier honderd Livrei geeven. severe. Al gaafc gij mij er duizend, mijn heer! l' h u m a i n. Is er dan niets aan te doen? severe. Niets! —— maar wat wil dit gefchreeuw ? l'humain. Mogelijk een opftand onder de Negers; severe, in angst. Hoe! een opftand? La Garde; een opftand. l'humain. Een gevolg van de dagelijkiche wreedheeden door u en anderen gepleegd. severe. Ach Hemel; het komt nader! Een op¬ ftand, ö! ■■ ui. daar zijn zij!  48 De VERLOSSING der SLAAVeN, V T F D E T 0 0 N E E L. de voorigen, bonc03ur de l.ieutekant l'aCTIVE; vevolgi van een menigte matroofen en Negers, die alle bij het opkomen van het Tioneel, roepen: Vivat de Vrijheid! Vivat de Franfchen! EONCceuR, loopt naar Zamor. de LIEUTENANT, naar Rofa Zij ontbind.-;, hen, vallen hen in de armen en roepen : Omhels ons ! gij zijt v:ij[ AU.- de matroofen en Negers: Vivat de Vrijheid! Vivat de Franfchen! De Matroojen en Negc s omhelzen elkander , Severe en La Garde /taan als verjiomd. L'Humain toont alle blijnen van vergenoegen, doch is in onzeekerheid wat het is , eindelijk herfteld hij zich. severe, zeggende tegen Boncaur. ^Xijn heer! wie geeft u het recht om mijn flaaven te ontbinden? BON-  TOONEELSPEL. 49 tONCCCUR. De menschlievendheid! en —— deze order van de Nationaale Conventie. ( hij geeft een pafier aan Severe ) De Franfchen zelf vrij zijnde, kunnen geen flaavernij op hun gebied dulden. C op de Negers wijzende. ) Deze ongelukkige llaehtoffers der dwinglandij, zijn menfchen! ■ zijn onze broeders ! ik omhels hen in den naam der gantfche Natie I — en fpreck tot hen als hun vriend! als hun medemensen! als hun Broeder; ja! —- als hun verlos- Omhels ons gij zijt vrij! Hij omhelst op nieuw een der Negers , dit voorbeeld wordt door alle de Ichepelingen Gevolgd , zij roepen weder alle , behalven Severe en La Garde: Vivat de Vrijheid! Vivat de Franfchen! l'humain, knielt neder. Heb dank, H.melfche goedheia! —nu toont gij dat alle menfchen uwe kinderen zijn! B O n c cc U R , tegen l'Humain. Mijn heer gij zijt een planter , en verheugt u in der flaaven vrijheid? D l' n (/-  50 De VERLOSSING der SLAAVEN , ,l' h om a 1 n. Ja, mijn heer! ik ben een planter maar ik ben een mensch! en, dat meer zegt, ik ben een Fransch vrijheidlievend mensch ! lONCfflüK, Zo zijt gij mijn Broeder-' —— Vergun mij uw' naam te vraagen, op dat ik dien de Natie bekend maake. l'hummn, Mijn naam, mijn heer! is i'Humain. de lieutenant. Hoe! mijn heert l'Humain? l'hiimm n. Ja, mijnheer! dat is mijn naam. de lieutenant. Zie dan in mij uw' broeder. l' hu ma in , ziet hem eenige oogenblikken aan. Hoe! —— gijj mijn Charles-' de lieutenant. Ja, Joleph! die ben ik. De broeders omhelzen elkander, terwijl de Matroofen en Negers weder roepen: V ivat de Vrijheid! Vivat de Franfchen! l'humain. Hoe bevinden zich onze Ouders? de  FOONEELSPEL 51 de lieütenant. Zeer we!! — doch ik hebbe u veel te verhaaien , — hedew middag fpreeken wij nader. L'humain, tegen Boncceur. Mijn heer! — de vreugd overftelpt mij, ik zie mijne landgenooten! — ik zie hun een groote daad, hunner waardig , verrigten! —en ik vinde mijn broeder onverwagt in mijne armen! . vergun mij u te vraagen , zijt gij reeds hier naast op mijne plantage geweest? bon c 03 u r. Neen , mijn heer j L' H U M A I N. O ga dan met mij» — wees getuige van de vreugde mijner flaaven wanneer ik zelf hunne banden breek! — gij zult mij de eer aandoen en eeten heden middag met mijn broeder bij mij ? e o n c 03 u r. Gaarne, mijn heer! l'humain, tegen de Matroofen en Negert. Komt landgenooten \ komt lang verdrukte broeders I gaan wij uwe medemenfchen verwittigen van hun geluk i ■ komt vrienden! 1 volgt mij! D 2 jut$  52 ;De VERLOSSING der SLAAVEN, Alle de Matroofen en Negers gaan heen, en roepen in het heengaan; Vivat de Vrijheid! Vivat de Franfchen! Severe en La Garde blijven onbeweeglijk voor zig zien tot dat het gordijn valt. Einde van het tweede Bedrijf. DER-  TOONEELSPEL. 53 DERDE BEDRIJF. EERSTE TO O N E E L. ZAMOR, ZALMIDA, en ROSA. zitten op boomjironkcn en heuvels. ROSA. Ja, vader ! dit is het meisjen mijner keuze. Zalmida, Zamor omhelzende. O gij zult immers ook wel mijn vader willen zijn? ZAMOR. Mijn Rofa heeft u gekoozen! ——. wees mijne dochter. ROSA en ZALMIDA. Werpen zich voor de voeten van Zamor, en roepen : O mijn vader ZAMOR, legt zijne handen op hunne hoofden ; jlaat zijne oogen ten Hemel en zegt: O gij die thands op ons neder ziet , gij die ons heden met uwe andere kinderen hebt gelijk gefield, gij die een etnde aan onze rampen D 3 hebt  54 De VERLOSSING derSLAAVEN, hebt gemaakt! verboor de bede van een' vader! . Zegen mijne kinderen! geef dat hunne Echt in uwe goedkeuring worde vol- trokke )! behoed hen voor alle onheilen ! ichenk hen lieve kinderen, die die de oo- gen van hunnen grootvader nog kunnen (luiten! — en — ontruk mij dan aan deze waereldj — ROSA, en Z a l M I D a. Slaan hunne handen ten Hemel en roepen: Zegen! zegen onze va er! . ZAMOR. Nu mijne kinderen, zijt gelukkig in uw trouw en blijf deugdzaam •' ROSA. Vader! wij zijn dan beide uwe kinde¬ ren ? ZAMOR. Ja gij zijt mijne kinderen. ROSA. O mijne Zalmida! ZAL M i d A. Mijn Rofa! Zij omhelzen elkander. ROSA. Welk een heil! welk een overmaat van geluk valt ons ten deel! — ik vinde mijn vader , —- men fchenkt mij de vrijheid! — en u mijne  TOQNEELSPEL. 55 ne Z4mida> — Hemel; heb dank voor alle deze wel laaden.' Z A t. M I D A. Doeh Rofa! waar zullen wij heen gaan? ROSA. Niet verre, mijn Zalmida ! ZAMOR. Zoon wat is uw oogmerk? ROSA. Om den edelmoedigen menfchenvriend, de braave l'Humain, die heden zo veel moeite heeft aangewend om ons aan de pijniging te ontrukken, onzen dienst aan te bieden. ZAMOR. Goed mij l zoon! dan ga ik met u, en fmeek den edelen man die mij als (laaf heeft willen koopen, om mij nu als mensch niet te ver- fm iaden. Z A L M I D A. Ei wanneer hij ons niet hebben wil? ZAMOR. O dan ben ik buiten raad! ROSA. Li.ve vader, hij heeft immers volk noodig? Z A M O R. Ja , Rofa! dit doet mij ook hoopen, z A L I' 1 D A. O daar komt de goede man!" D 4 jto-  56 De VERLOSSING der SLAAVEN, ROSA. Met onze edele juffer. TWEEDE T 0 O N E E L. DEVOORIGE, L'HUM AIN en THERESE. ZAMOR, ZALMIDA, en ROSA. Gaan hun te gemoed, vallen voor hunne voeten en roepen: \^aardige menfchenvriend; . ontvang onzen dank I —— L HUMAIN, heft hen op. O mijne vrienden! knielt nieti . knielt niet voor uw medemensen! knielt voorden almigtigedie de Franfchen tot uwe hulp heeft gezonden. ZAMOR. Dien hebben wij onzen dank reeds opgezonden; doch u, — u, die ons zoo veeie blijken van menschlievendheid gegeeven heeft u hadden wij nog niet gedankt! ZALMIDA, tegen Therefe, En gij die met onze fmarren altoos weende , • die met ons leed altoos bewogen waart ro-  TOONEELSPEL. S7 ROSA, op een' fmeekenden toon. Edele menfchenvriend! een bede? l'humai», Spreek Rofa! wat wilt gij? rosa. Gij hebt ons willen koopen ? l' hu ma in. Nu ja! zamor. Wij zijn nu vriji wilt gij ons nog heb¬ ben? wij geeven u ons! l'humain. Neen, mijne vrienden , het oogmerk der edele Franfchen was, u vrij te maaken om vrij te blijven. ROSA. O bij u kent men geen flaavernij. Zalmida, tegen Therefe. O mijne meestresfe ! therese. Mijn vriendin! noem mij niet meer uw meestresfe. zalmida. O fpreek voor ons! therese L'Humain» —— immers hebt gij volk noo- dig? D 5 l'hu-  52 De VERLOSSING der SLAAVEN, l'huwain. Wel volk, mijne Therefe! maar geene flaaven. rosa. O neem ons! ——- onder wat naam gij verkiest. l'humain. Welaan wilt gij mij dienen * mijn vrienden! voor de kost en twintig livres 'sjaars elk —— buiten het geen ik u nog zal toevoegen ' ' z amos. Voor de enkele kost, gaarne! gaarne ! — l'Hüi/.i n. Nu dan mijne kinderetï komt als gij wilt. — op den dag dat gij komt gaat uw huur in. r o sa. Morgen i —— morgen komen wij." zamor. Rofa! eerst overmorgen Rofa! rosa. Nu overmorgen komen wij. l'iidmai n. Daar hebt gij iets bij voorraad om in dien tijd , dien gij van uwe vrijheid gebruik wilt masken, u mede te voeden (hij geeft hem eenig gild.~) zalmida. Heb dank! waardige weldoener-' s o-  TOOKEELSPB L. S9 rosa. Ontvang de belooning uwer deugden daar bo~ ven! zamor. Ook in onze harten. l'humaiw» O mijne vrienden ! t h e k 15 s (. Zij treffen mijn hart. l' hum ain. Nu, mijne Therefe ! ik ga, dewijl ik den capitein en mijn broeder verwagt. therese. Vaar wel, l'Humainj l' h u m a in. Heden middag zie ik u nog f therese. Tot ftraks dan. DERDE TOON E EL. therese, zamor, zalmida ia 10.sa, therese. Oude man! gij fchijnt belang te Hellen ln deze jonge lieden? za-  6o De VERLOSSING der SLAAVEN, zamor. Zoude ik niet, mejuffer t -g— deze is mijn lang verlooren zoon, dien ik heden heb wedergevonden, en deze is zijn meisjen ; hun Huwlijk ftaat morgen voltrokken te worden. rosa. Oordeel over ons geluk mejuffer! zalmida, Gij zucht, mejuffer! t h e r es c. Ach vrienden — ik benijde uw heil niet ! ■ ( ter zijde. ) Hemel! was het mijne zo groot! rosa. O dat weeten wij, dat weten wij. therese. Daar kinderen, daar, neem aan daar hebt gij iets voor uwe aan mij lang bewezene dienften ■ ook om u wat te vervrolijken op uw "bruiloft. zalmida. Heb dank, edele juffer! zamor. Komt kinderen! laat ons gebruik maaken van onze vrijheid , -wandeien wij het bosch in om onzen fchepper te looven , (tegen Therefe) God loone uwe weldaaden ! De Negers gaan boschwaards. the-  TOONEELSPEL. 6t therese. Algoede! welk een heil hebt gij op deeze thands gelukkige fchepfels neder gedort! O ziet ook neder op mij! geef dat de edelmoedige denkwijze der braave Franfchen ook werke op mijn vader' mogt zijne ziel nu vatbaar worden voor menschlijkheid , — ö dat hij nu [het geluk van zijn eenig kind wilde volrooijen! met haar te geeven aan den Draafden der mannen. ( men hoort achter het fcherm eenigeJiemmen ) wat wil dit gerucht? het komt nader. delieutenant, nog achter de Schermen: Ziet gij hem Jacques ? een Stem. Neen | Lieutenant. l'acti VI, Wij zijn het fpoor mis. de lieutenant. Zo laat ons dan wat rusten. therese. Het fchijnen fchepelingen te zijn. VIER-  63 De VERLOSSING der SLA.AVEN, VIERDE T 0 O N E E L. therese, de lieutenant, l'active, en twee Matroofen met Jachtroers. delieutenant, gaande zitten. Ik ben moede. l'acTiv e , ook gaande zitten. Ik waarachtig ook. therese. Gaan wij. delieutenant. Hoe! ■- een meisjen ( naar haar toegaande") Mejuffer! vergun mij u te vraagen of gij de goedheid wel aoudt willen hébben om mij een teug waters te doen bezorgen ? ( ter zijde. ) Hemel! wat is zij fchoon !. - therese. Water? mijn heer! zult gij niet liever wijn verkiezen ? de lieutenant. O Mejuffer! water uit uwe handen , zal nectar worden! therese. Mijn heer wanneer gij Oechts water verkiest, kunt gij aan gindfche put te regt komen. D 9  TOONEELSPEL. 63 de lieutenant. Atlons Jacques! haal mij wat water, (een Matroos vertrekt, en de Lieutenant vervolgt teven Therefe. ) Van de jacht wat vermoeid zijnde Mejuffer.' is het mij aangenaam in uw bijzijn te kunnen rusten, therese. Wanneer gij de rust zoekt, mijn heer! zult gij die beter op gindfchen heuvel kunnen .vinden dan hier. de lieutenant, vat een heurcr handen. O Mejuffer! verzei mij daar en wij zullen bei<üe rusten. therese, heur hand terug wil. lende trekken. ' Laat los mijn heer! mijn tijd roept mij. de lieutenant, haar vasthoudende. O mijn fc'ioonc' voeg toch bij al die aanvalligheeden de wreedheid niet van mij uw bijzijn te onttrekken. therese. Mijn heer! laat mij gaan. de lieutenant, heur hand willende kusfchen. Niet zofpoedig, mijn fchoone! the-  64 De VERLOSSING der SLAAVEN, THER ESE. Laat mij gaan, mijn heer! Iaat mij gaan! . DE LIEUTEN ANT. O blijf nog wat, mijn Engel! THERESE. Ach , mijn heer! laat mij los! Iaat mij los! —— DE LIEUTENANT. O mijn dierbaare! laat mij eerst van die fchoone kaaken een' kusch fbelen. Therëse, zich los wringende, loopt weg. Ach , help ! help! De Lieutenant loopt haar na, onderwijl komt de Matroos terug met een kruik water, dien hij aan l'Active geeft, deeze neemt een teug, ftaat op en oogt den Lieutenant naa , de Matroofen drinken ook, onderwijl zegt 1'Adive: Waarachtig! een moni ding ook. Verdord wat is zij kittig, kijk kijk! ha daar heeft hij ze, neen mis! knap de deur in, en voor zijn neus toe. Ha, ha, ha! mijn lieve Lieutenant dat is mis (tegen de Matroofen ) de duivel jongens! zulke hagjens moesten wij aan boord hebben ik zoude nooit aan den wal willen zijn, vervl. ..t het was een lekker beetjen van een meisjen. VIf F-  T002TEELSPEL. 6s V IJ F D E T O O N E E L. de lieutenant, l' active, en twee Matroofen. de li euTenant. L/'Aétive! ■ hebt gij dat huis gezien Waar dat meisjcn is ingevlucht ? l'active. Ja, Lieutenant! de lieutenant. Zoude 'er geen moogelijkheid zijn om het meisjen 'er uit te krijgen? l'active. Hm , hm , 'er uit krijgen ? de lieutenant. O hoe fchoon! — hoe aanvallig! L' A c t i v e. Ja , waarachtig, ze is mooi. de lieutenant. Ze is Goddelijk! l'a ctive. Maar gij vat ook ten eerften vuur mrjn Lieutenant! de lieutenant. O ik bemin haar! E l'a c-  66 De VERLOSSING der SLAAVEN, l'act ive. Ja! dat begrijpt zich, het is het eerfle vrouwmensjen dat je in drie maanden onder je kluiven krijgt. de lieutenant. ]a maar met een vuur l'act ive. Vuur, vuur? wacht eens —jacques! geef de kruik eens. (jacques geeft de kruik) daar, daar Lieutenant! blusch gaauw! blusch gaauw. de lieutenant. Hebt gij daar water? (hij drinkt ) l'active. Het is een knap ding, dat moet er van gezegd worden. de lieutenant. O ik aanbid haar! l' a cti ve. Nu ze is het ook waard. de lieutenant. L'aftive! tien Louis als gij ze mij van avond bezorgt. l'active. (ter zijde ) Goed, goed, best, de lieutenant. Nu wat zegt gij ? l'ac-  TOONEELSPEL. 67 l'activi. Ik kan. het alleen niet doen, mijn Lieutenant! de lieutenant. Nu deze twee Matroofen. l'a c ti ve. Ja maar! —— de lieutenant. Wat maar? t'act iv e. Het oude Hollandfche fpreekwoord! de lieutenant. Wel nu? l' a c t i v e. Daar de varkens veel zijn wordt de fpoeling dun. de lieutenant. Oh! is het dat? nu tien Ecut voor u, en nog tien voor uw helpers. l'a c ti v e. Zie zo, dat laat zig hooren. de lieutenant. Nu , zult gij ze mij bezorgen ? l' a c t i v e. Geeft gij mij verlof om met deze twee matroofen , tot van avond aan den Wal te blijven ? de lieutenant. Tot zonnen ondergang. e 2 lv c-  68 De VERLOSSING der SLAAVEN, l'active. Nu, een half uurtjen onder of over? de lieutenant. Ik neeme alles op mij. l'active. Dan hebt gij van avond ook uw Godinnetjen in uw armen. de lieutenant. Ik maak ftaat op u, l'active. Laat mij maar zorgen. de lieutenant. Nu dan, ik ga naar mijn broeder. ZESDE T 0 0 N E E L. l'active, en twee Matroofen. l'active. 33ravo ! Bravo! Lieutenant! dat is weder een goed bradjen — ha, ha, ha, ha! waarachtig wij komen zelden of nooit op een reê of 'er zit wat op. Hij is een best officier, maar hij kan dan maar geen mcisjen met vrede laaten, maar hoe nu best gedaan? Schaa- ken'. — ja dat fpreekt van zich zelvcn , maar hoe? — (hij denkt een poos.) Hoe best zonder  TQONEELSPEL. 69 der veel gerucht te maaken ? —— want het dient in ftilte te gaan — hier dient krijgskunde gebruikt te worden —— wagt eens —— ik dien posten uitte zetten (■ maar waar? — daar zijn zo verdompeld veel toegangen naar deze plaats, en ik heb maar twee man, onder mijn commando —i—"wagt, ik weet al — (hij roept) hei! jongens! heb je gehoord wat de Lieutenant gezeid heeft? (hij wijst of hij geld tetd. ) Monnij. Monnij. mmmm he ! daar zit weer wat op, nu dan jijjacques! ga jij daar om den hoek achter dien boom zitten, en kom mij ten eerften waarfchuwen als je het meisjen ziet, maar de duivel haal je als je niet oppast. En jij Pierre! jij aan dien kant en zo dra als jij iemand ziet moet je me ook komen waarfchouwen. C de Matroofen vertrekken ~) Nu dien ik ook wel hier of daar op post te flaan. —— Maar neen ! doet dat een Generaal wel? ik geloof dat die voor 't naast maar thuis blijft om zijn fles te drinken , en zijn jongens of iemand er op af ftuurt, maar kijk, ik heb nouw geen zeuns, ik dien het zelf wel te doen. Maar dan hoef ik juist niet op post te flaan, als ik nu een tent had, dan ging ik er wat in zitten flaapan tot dat men mij kwam raport doen dat de vijand in aantocht was. — Maar die heb ik nu bij ongelak niet — wagt, dien boom zal ik maar E 3 voor  70 De VERLOSSING der SLAAVEN, voor een tent aanzien , en leggen mij daar wat onder neêr. (Hij gaat liggen) Mijn posten heb ik uitgezet, dus is er geen gevaar. Ja, ja! een generaal heeft al wat te doen, dat weet niemand als die geen die het ondervonden heeft, ik heb nu maar twee man te commandeeren maar er is moeite aan vast. —— Nu ik geloof dat ik er wel toe in ftaat ben, ik zou 20 goe.1 een leger kunnen commandeeren als Du- mouriez Ten minften ik zoude geen ver- raa.ier zijn. ( Hij begint afgebroken te fpreeken. ) En ik —— heb — wel zo veel kunde ■ als de Prins van ( Hij valt in Jlaap.) Intusfchen komt JPierre zachtjens op het Tooneel en roept: Boo'sman: Bootsman ; —- waar is hij? (hij ziet in het rondt,) ha! daar leid hij. (hij gaat naar hem toe, maakt hem wakker en zegt:) Bootsman! ■ de Capitein. l'acti ve. Als de duivel! hier achter de boomen. Zij verbergen zig achter eenige boomen, onderwijl komt Boncteur in een zwaarmoedige houding op het Toontel. ZE-  TOONEELSPEL. 71 ZEVENDE TO O N E EL. BON CCSUR. H ier is het dan dat men mij gezegt heeft dat ik mijne dogter zoude weder vinden? • O hoe klopte mij het vaderlijk hart bij het naderen dezer kust •' ■ Hoe ontroer ik bij het ontmoeten van ieder blank vrouwsperfoon! — zoude ik haar nog kennen ? ja vast! het beeld van heure moeder is mij in het hart gedrukt en 1 zoude ik dan haar die volmaakt haar geleek niet kennen ? O Hemel! Doe mijne poogingen gelukken geef dat ik die geliefd: we- dervinde dat ik haar weder aan mijn hart mag drukken of ■ is zij reeds door de alvernielende dood afgemaaid? — goede God! zoude uw toorn zo zwaar op mij rusten? dat ik arme ongelukkige grijsaart nog deze tijding zoude moeten hooren ! — O ! laat dan dezelfde mond die mij daar van verwittigt mij door zijnen adem vergiftigen — ruk mij dan van hier!—— dan — gij zijt een weldoenend opperwezen , mijn hart zegt het mij! ik zal haar weder zien! — haar omhelfenl — en alle fmerten vergeeten ; maar kom laat ik gaan, — mooglijk dat dien braaven broeder van mijn LieuE 4 tenant  72. De VERLOSSING'der SLAA.VEN, tenant mij eenige onderrichting kan geeven. ( Hij gaat heen.) ACHTSTE T 0 0 K E E L. l'active, en pierre kamen *m den hiek kijken. l'activi. Is hij weg? pierre. Ja' hij is de hoek al om. l'acti ve. Nu dan ga naar uw' post en als gij iets ziet waarfchuuw mij dan. (Pierre gaat wég.*) Ei, ei, die post is daar heel goed uitgezet, hoe mooi zou de oude mij verrascht hebben, maar de duivel daar heb ik op gepast. — Verdompeld je moet toch op je hoede weezen als je rommentom in de vijand legd , want lings en regts, voor en achter dien je te kijken , en als je het van den eenen kant vracht, dan komt het fomtijds van den anderen. Ik ben er van vcricbrikt, wacht we zullen eens drinken. (Hij drinkt) kijk, water is wel goed voor den dorst, maar Bourgogne wijn zou toch beter aan een' generaal yoegen. -— Nu ja! zij drinken wel eens water ook  TOONEELSPEL. n ook, als ze op de vlucht zijn. — Wel Jacques? jacquïs. Bootsman! daar komt zij. l'active. Best, nu op gepast hoor! val jij ze van achteren aan , en grijp heure armen, en houw die ter deege vast. Terwijl zal ik haar een neusdoek in de mond ftoppen, en dan roep jij Pierre om ons te helpen om ze naar boord te draagen. jacques. Bravo! bravo I de Ecus zijn ons ! l'active. Stil ichreeuw zo niet! ze moet ons niet hooren. NEGENDE T O O N E E L. be voorige, therese, pierre, zamor zalmida, rosa. en twee Negers. therese, komt opliet Tooneel, Jacques valt haar van achteren aan waarop Hzij gilt : emel! wat is dat! E s Doch  74 De VERLOSSING der SLAA.VEN, Doch, VA&ive belet haar verder te fpreeken, doorhaar een' neusdoek in den mond te floppen, onderwijl komt Pie r r e en zegt: Bootsman! daar komen Negers. l'active. Hier help maar eens , —— gaauw anders is het mis. Zij voeren haar weg, terwijl Zamor en de andere Negers op het Tooneel komen. rosa. Ach! i onze dierbaare juffer] zamor. Wat? zalmida. Wat is het ? l'active, tegen de Matroofen. Rep je watl rosa, vat een jachtroer dat tegen een boom ftaat, vliegt op de Matroofen aan en fchreeuwt; Laat los fchelmen! laat los zeg ik! l'ACTIVI, laat Therefe in de magt van de Matroofen , wenkt hen voort te gaan, trekt zijn fabel en Zegt: Wat gaat het u aan zwartfmoel. L'Ai-  TOONEELSPEL. n V'Atlive valt op Rofa aan, intusfchen loopen JZamor, Zalmida en de twee Negers naar Therefe en doen moeite om haar uit de handen der Matroofen te krijgt®, ZAMOR. Schurken! laat los! JACQUES. Bootsman ! je moet ons helpen ! of waarschtig Wij krijgen het niet gedaan. Rofa brengt VA&ive een flag tot waar door hij valt, hij 'ontwapent hem, valt met de fabel van l'A&ive in de vuist ep de andere Matroofen aan, die Therefe los laaten, zich een poos verweermn, doch een der Negers vat het jachtroer en helpt Rofa, waar door de Matroofen gedwongen worden te vluchten. R O S A. Voort fchelmen pakt u weg! ( hij gaat naar Therefe haalt haar den neusdoek uit den mond en vraagt: ) Hoe hebt gij het mejuffer ? ( doch krijgt geen antwoord.') ZAL*  76 De VERLOSSING bek SLAAVEN, zalmida. Ik geloof dat zij in flaauwten is, door de fcbrik. rosa. Kom , brengen wij haar t' huis! Pc Negers draagen Therefe weg en het gordijn valt. Einde van het derde Bedrijf. VJERDE  TO0NEELSPEL.il VIERDE BEDRIJF. EERSTE TO O N E EL. eonccbur, de lieutenant en l'humain. b o n coe u R. O hoe aangenaam is het werk der liefdaadige natuur, in vergelijking van die gedwongen kunstgewrochten die men ons in Europa als iets fchoons doet befchouwen. l'hu m a in. Ja! de natuur ftreeft verre de kunst te boven. de lieute.nant. Echter broertjen! de wijn die gij ons heden gegeven hebt zoude op verre na niet zo goed zijn geweest, als de kunst de natuur niet wat te hulp ware gekomen. l'humain. Maar Lieutenant! het geenc gij kunst noemt is niets anders dan natuur, de ingreduntm die de kunst moet te baat neemen tot het verbeteren van uw' wijn, zijn reeds voortbrengfels der natuur. d e  7$ Dl VERLOSSING dsr SLAAVEN , de lieutenant. En de wijze om die voortbrengsels der Natuur te appliceeren is dat dan ook liet werk der natuur? b o n c ceu r Neen Lieutenant! dat is kunst, maar, wat is de eerfte aanleg? ku it gij door kunst Wijn maaken ? of — moet gij de gaven der milde natuur afwachten ? de lieutenant. Neen Capitein! ■ ik (tem u toe dat niets ionder de natuur befiaat. Doch gij, hoop ik, zult mij ook wel toeftemmen, dat er bijna niets is of het Wordt door kunst verbeterd. l*h um ain. Bijna niets? ja broeder, doch zonder de natuur beftaat niets , hoe ook genoemd. b o :\ cceu r. Die jonge Heertjens zijn zulke liefhebbers van ol het gemaakte fraaije, en befchouwen de werken der natuur met zulk een onverfchillig oog, dat ,'er niets mede aan te vangen is. — Dus ftaaken wij dit gefprek. Mijn heer l'Humain! zou& gij mij wel een' dienst willen doen ? l' h u m a i n. O zeer gaarne, mijn heer! Bon-  TOONEELSPEL. 79 b ONCCeUR. Kunt gij mij ook zeggen of hier iemand van de familje van Boncceur op dit eiland woont? l' h u m a 1N. Boncceur; Die naam dunkt mij heb ik meer hooren noemen; doch waar weet ik niet. bonc03ur. Hemel! dus ook vergeefsch! l' h u m a i N. Mag ik vraagen, mijn heer! wat u met zo veel drifts naar dien naam doed onderzoeken? EONCffiUR. Het is mijn dochter welke ik zoek, en die men mij gezegd heeft hier te zijn. Geduurende dit gefprek, zoekt de Lieutenant naar VAdive en de Mjtroofen. L' H U M A IK. Uw dochter! — en gij weet niet zeeker of zij hier is? b 0 n C02 u r. Gij fchijnt mij een braaf man te zijn, ik wil u mijne gefchiedenis vernaaien. Van mijn tien jaaren af ben ik in dpn zeedienst* geweest; alle rangen heb ik doorgeloopen; op mijn rwintigfte jaar was ik tweede Lieutenant, toen ik op een meisje zonder middelen verliefde; wij zagen elkander dikwerf, en, — onze driften zegepraal-  Ro De VERLOSSING der SLAAVEN . praalden over ons verftand! — Tweede Lieutenant zijnde, begrijpt gij ligt dat mijn gage niet toereikende was om mij met een vrouw en kind te onderhouden ? dus dwong mij de nood om naar zee te gaan , echter was ik te eerlijk om het voorwerp mijner liefde , dat door mij ongelukkig was geworden, te verlaaten, zonder heure eer, voor zo verre mij moogelijk was te herftellen. —- Ik trouwde haar! en vier weeken daar na moest ik naar boord, om een reis naar de Oost-indiën te doen: — verbeeld u hoe ik fcheide van een hoog zwangere vrouw die ik in mijn ziel beminde. l'humain. Waarlijk een zwaarc post. de lieutenant, ter zijde. Onbegrijpelijk! — ik vind niemand en ik zie de jachtroers nog fiaan. b o n c oe u r. Ik bezorgde mijne vrouw bij een bloedverwant van mij, op wiens trouw en vriendfchap ik volkomen ftaat konde maaken, en ging naar boord. ■ Naa eenige dagen op de reê te hebben gelegen wierd de wind gunflig, wij ligten het anker, en liepen in zee, nog nooit was mij dat gebeurd of, ik was blijde in het ruime fop te zijn; doch nu, — nu ik een vrouw achterliet, — nu! — Ach! vriend! — hebt gij ooit bemind ? l' h u-  TOONEELSPEL. 81 l'humain. Of ik beminne? — O Hemel 1 b o n c ce ur. Zo kunt gij u verbeelden boe ik was. — Dan hoor verder. — Naa verloop van bijna twee jaaren kwam ik terug — en vond •- niet mijn vrouw, maar een dochtertjen het waare evenbeeld van hcure moeder, die — toen dit wichtjen het eerfle licht zap; , voor eeuwig heure oogen gefloten hadt. O met welk een vuur omhelsde ik dit pand onzer liefde — en — met welke heete tranen bevochtigde ik heure wangen op het booren van de dood heurer moeder! l'humain. Nog weent gij er om? — O hoe flerk is uwe liefde geweest! bon cccur. Mijn dochtertjen groeide in gezondheid op, terwijl ik van tijd tot tijd eenige reizen deed en tot Capitein bevorderd wierdt. Eindlijk kreeg ik weder ordre om met mijn fchip na-ir de kust van Guinée te ftcvenen; ik verliet mijn dochtertjen in den ou.lerdom van bijna zeventien jaaren, Naa vcrf iop van vijftien maanden kwam ik terug en vond ■ en vond haar niet i F l' h u>-  82 De VERLOSSING der SLAAVEN, L'h U m A I n. O welk een oogcnblik voor een liefderijk vader! bonc03ur, Geduurende mijne afwezigheid, hadt zij kennis gekreegcn aan een'jongeling en deeze kennis werdt liefde. —- Mijn neef, waar bij zij woonde en dien ik tot voogd over haar had aangefleld, wilde om eenige gegronde redenen hun huwlijk niet toeflaan. Dit hadt ten gevol¬ ge dat zij ftil waren voortgegaan, zonder dat men wist waar heen. Naa dien tijd heb ik nooit van haar gehoord, als nu omtrent een half jaar geleeden, wierdt mij door een zeeofficier gezegd , dat hij hier een vrouw hadde gefproken die van heur zelve Boncceur heette , en gehuwd was aan een' planter doch wiens naam hij . vergeeten was. l'h u m a in. Wist gij dien, dan ware er meer mogelijkheid om haar uittevorfehen. b o n c ce ü r. O, ik geeve niet alle hoop verloren! l' h u m a 1 n. Daar fchiet mij iets te binnen , ik heb een' vriend die omtrent dertig jaaren alhier gewoond heeft, mooglijk zal hij ons er iets van kunnen zeggen. bon-  TOOKEELSPEL. E3 b o n cce u r. O wanneer kunt gij dien vriend fpreeken ? l'humain. Oogenblikkelijk wanneer gij 't verkiest. b o n c ceü r. Kom gaan wij dan! — Lieutenant! gaat gij mede ? de lieutenant. O jal Capitein. l'humain. Wel aan dan! TWEEDE T O O N E E L. severe, charlotte. severe. JL-/aar ziet gij nu die edelmoedige irJenfchenVrienden; waarachtig het is zeer menschlievend' om een meisjen te vervoeren tegen heur wil. charlotte. Het is (legt; doch, fcheer hun niet alle over eene kam. severe. Wat! het eerde bewijs van hunne edelmoedig-" heid is een fchaak partijtjen. F 2 CHAR**  84 De VERLOSSING der SLAAVEN, charlotte. Maar ik zeg u zij zijn zo niet allen , en wanneer ik er hun opperhoofd van fpreek, die zal ons wel degelijk vergoeding verfchaffen. severe. Vergoeding? — Ja, dat denk ik, wie weet of het niet op bevel van hun opperhoofd is ? charlotte. Op bevel van hun opperhoofd? — en gij zegt mij dat het een oud man is. severe. Oud of jong, wat weet ik wat de reden is? - het kan wel een haat op mij zijn, zo wel als liefde voor Therefe. charlotte. Een haat op u ? wat kan de reden zijn dat hij een' haat op u zoude hebben ? severe. Wat weet ik het! charlotte. Wees maar voorzichtig, om zoo niet te fpreeken , bij iemand die er hun kennis van zoude kunnen geeven. severe. Hoe! zouden die vrijheidsvrienden mij de vrijheid van fpreeken beletten? een mooije vrijheidj charlotte. Zij zijn vrijheidsvrienden; maar, zij zijn geen vrienden van lasteraars. se-  TOONEELSPEL. SEVERE. Lasteraars is het lasteren, dat een vader klaagt dat men zijn kind heeft willen vervoeren? CHARLOTTE. Neen! maar het is lasteren een onfchuldigen te befchuldigen, of de zaak aan een verkeerde oorzaak toetefchrijven. SEVERE. Nu ik fchrijf het dan toe, waar ik het aan toefchrijf, de zaak blijft dit en dat's Hecht. • verfta je ? CHARLOTTE. Dat ftem ik u toe. SEVERE. Het is maar waar ook. DERDE T O O N E E L. DEVOORIGEN, THERESE. CHARLOTTE. JiNIu mijn kind! hoe hebt gij het? THEHÉSE, Nu weder wel Mama! ach! ik was zo .on> field. CHARLOTTE. Dat geloof ik wel, mijn kind! F 3 THE-  86 De VERLOSSING der SLAAVEN, therese, ter zijde tegen Charlotte. Mama! hebt gij Papa rceUs gefproken over l'Humain ? charlo r.iï. Neen Therefe ! — ik w s het voorneemens; doch het is niet goed dat gij er bij zijt. therese. Nu , ik ga dan het bosch eens in. (overluid) ik ga eens wanuclcn , Mama! severe. Waar naar toe ? therese. Deze laan in , Papa ! seve re. Blijf hier! of ga naar huis, die menfch- lievende Matroofen mogten u weder eens willen fchaaken. charlotte. Ga naar huis, mijn kind! THERESE. Ik ga, Mama. FIER-  T0O2TEELSPEL. $7 VIERDE T O O N E E L. severe, charlotte. charlotte. Ja Severe! onze Therefe begint in die jaaren te komen dat diergelijke gevallen ons meer kunnen gebeuren. severe. Daarom moet zij in huis blijven. charlotte. Of zoo er zich eens een goede partij voor haar opdeede.... sïv(ere. Wat! een kleuter van zeventien jaaren, charlotte. Hoe oud was ik toen gij met mij van mijn neef weg vluchte? severe. Nu ja! dat was ook de gekfte ftap, dien ik ooit gedaan heb. charlotte. Nu, dat daar gelaaten, ik meen iets befpeurd te hebben, waarover ik u wilde fpreeken. severe. Ei? —— wel nu? charlotte. Aangaande onzen buurman l'Humain. F 4 ss-  88 Ds VERLOSSING der SLAAVEN , severe. Wel nu? charlotte. En onze dochter. severe, ongeduldig. Wel nu? cha rlotte. Zij beminnen elkander. severe. Wat? een dochter bemint zonder voorkennis van heur' vader ? charlotte. Zij geeft u, door mij er kennis van. SEVERE. Zij moest niet beminnen , als dien gecnen dien ik haar zei Ie te moeten beminnen. charlotte. Nu zij vraagen uwe toi Remming. severe. Ei? — Nu ik geef dien niet. charlotte. Waarom ? severe. Om dat ik niet wil. charlotte. Is l'Humain niet rijk genoeg? s e v ere. Ja' dat gaat wel aan. CHAR-  T002TEELSPEL. %9 charlotte. Hebt gij iets op zijn character te zeggen ? severe. Niets! charlotte. Hebt gij een perfoneelen haat tegen hem? se VER e. Neen! charlotte. Nu dan wat is de reden ? s e ve r e. Dat ik niet wil, charlotte. Zonder reden te geeven ? severe. Zonder reden te gecven! charlotte. Dwingeland! gij hebt 'er ook geene. severe, in drift. Wat ? heb ik geen reden ! die mijn heer l'Humain is een broeder van een' ciier officieren die mij mijne Üaaven ontnoomen hebben, en zulke fchepfels wil ik niet aan mij vermaagdfchapt hebben. charlotte. Beul! i Nu gij die ongelukkige fchepfels niet meer kunt plaagen zult gij het uw vrouw en kind gaan doen. (zij vertrekt) F s ss-  9Q Da VERLOSSING der SLAAVEN , SEVIRB, Waarachtig mooi! Men zal mij dwingen mijn dochter aan iemand te geeven dien ik niet tot fchoonzoon wil hebben. Ha, ha, hal doch ik zal haar fpreeken. V X F D E T O O N E E L. SEVERE, ZAMOR, ZALMIDA, ROSA, ZAMOR.' Kkomt kinderen resten wij wat. SEVERE. Daar zijn die vervloekte honden, ROSA. Mijn heer Severe! wij zijn niet meer flaaven wij zijn vrij ! wij zijn u gelijk! wij bieden u de hand van broederfchap aan ; wij vergeeten alles. —— alles. - behalven de weldaaden door uw vrouw en dochter aan ons beweezen. ZAMOR. Wij willen uw vrienden zijn, en hebt gij ons tot uw dienst noodig wij willen u gaarne helpen, ZALMIDA. Wij hebben ons reeds bij den braaven heer l'Humain verhuurd; doch in onzen eigen tijd willen wij al wat wij kunnen voor u doen. ZAMOR. Wees onze vriend! s E-  TOONEELSPEL. 91 SEVERE. Ik heb u niet noodig. (Hij gaat het bosch in). ZESDE T O O N E E L. ZAMOR, ZALMIDA, ROSA. ROSA. Gfa verachtelijke laage ziel, den naam vaa mensch-onwaard. Nog behandelt gij ons met uw woorden als uwe flaaven, daar u de magt benoomen is om het met uwe daaden te doen. ZAMOR. Laat hem gaan Rofa! hij heeft onzen dienst niet noodig zegt hij. God dank! wij den zijnen ook niet. ZALMIDA. Heeft hij onze hulp niet nocdig; wie heeft zijne dochter gered ? ZAMOR. O, mijn kind, gedaane dienfien worden niet erkend. R 0 SA. lWooglijk niet bij de blanken. Doch mijn hart gevoelt alle dankbaarheid voor hun die mij wel gedaan heoben. ZAMOR. Blijf die gevoelens koesteren , mijn zoon 1 zoo zijt gij den naam van mensch waardig. 80-  92 Ds VERLOSSING der SLAAVEN, rosa. Vader, de tijd verveelt mij, ik wenschte reeds bij den waardigen l'Humain te weezen. zalmida. Ook mij verveelt de leedige tijd. zamor. Mijne kinderen, is het niet het verlangen naar uwHuwlijk? nu, nu, morgen wordt gij echte Meden en overmorgen gaan wij bij den Heer l'Humain. Men haart achter de fchermen een verward getuid , en eenige /temmen, roepende : Vivat'de Vrijheid! Den dood aan de dwinglandij! Sla dood den tijran. ROSA. Hemel; wat is dat ? ZEVENDE T O O N E E L. de vooRlGEN. severe komt het Tooneel opleopen, gevolgd van een menigte negers alle met /lokken, bijlen , oude /abels , enz. gewapend.' severe. A ch! Hemel! help! help! eenige Negers. Sla dood den dwingland! z a-  TOONEELSPEL. Ql zamor, zich tusfchen beidt Jlcllende. Wat wik gij ? broeders! Een Neger. Den dood van dien wreedaart! zamor. Hoe broeders! naauwlijks vrij zijnde ff at gij uit in ongeoorloofde losbandigheid? Alle de Negers. Sla dood! f]a dood den fchurk; zamor. Wel aan gij begeert zijn' dood; voldoet uw begeerte, (een jdchsroer opneemcnde) Doch ik zal hem verdeedigen. De Negers deinfen wat terug, doch eenige roepend Sla dood! zamor. Eerst mij! Een Neger. Hoe Zamor! gij ? zamor. ja ik! • zijn dood zult gij niet volvoeren, voor dat ik levenloos aan uwe voeten lig. Een Neger. Gij Zamor!'gij? gij verdeedigt den tij- ran! za-  94 De VERLOSSING der SLAAVEN, Zamor, met nadruk. Ja vrienden ! ik ver 'eedig hem. ( Eenige Negers laaten hunne wapens vallen.]) Wat was het oogmerk der Franfchen met u vrij te maakenf niet anders, dan om u gelijk te (lellen aan de andere menfchen! en nu, nu wilt gij u den naam van mensch onwaardig maaken, met,, even als de wilde dieren , in een' dolle woede op uw' natuurgenoot aan te vallen. Een Neger. Heeft de fchurk niet den dood verdiend? Zamor zamor. En fchoon genoomen hij hadde den dood verdiend , (laat het dan aan u om hem dien te doen imaaken ? Eenige Negers. Weg met hem, (la dood, (la dood!' f]a dood!' den tijran! zamor, heft het jachtroer op. Welaan! doch eerst mij. Een Neger. Ach! Zamor! ZAMOR. Heeft zijn vrouw en dochter ook den dood verdiend ? De Negers. Neen! Neen! wilt  TOONEELSPEL. QS zamor. Wilt gij hen berooven van man en vader? De Negers gooijen hunne wapens weg. Neen! Neen! zamor, het jachtroer neder zettende. Zo omhelst dan uw medemensch! Eenige Negers met verachting. Hem omhellen, den dwingeland! zam o r. Uw medemensch. De Negers. Den tijran * zamor. Mijn heer Severe, pij ziet hunne woede; doel» tevens hunne vatbaarheid voor reden. severe. Ja! Zamor! ik zie het! ■ omhels mij en wees mijn vriend! severe, en zamor, omhelzen elkander. zamor tegen de Negers. Nu broeders » gij ziet mijn voorbeeld ! Een Neger. Den wreedaard omhellen? zamor. Den mensch i De  0(5 De VERLOSSING der SLAAVEN , De Negers. Omhels ons broeder! Severe en de Negers omhelzen elkander, terwijl zij roepen : Vivat de Vrijheid I Vivat de Franfchen ! Vivat Zamor! zamor , zijn hinden ten Hemel ftaa; de: Hemel! laat deze omhelfing uwer fchepfelen , van een eeuwig duurende vriendlchap achtervolgd worden ! severe. Broeders! nu leer ik u kennen; vergeeft m^ wat ik u gedaan heb.' en wees mijne vrienden. z a m o r. Zo fpreekt de Franschman. De Negers. Vivat de Franfchen ! SEVERE. Vivat de braave Negers! Einde van het vierde Bedrijf. V IJ F-  T002TEELSJPEL. g? V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TO O N E E L. bonc03ur, de lieutenant, en l' h u m a i n. b o n c 02 u r. Hes vruchteloos 1 —— alle poogingen voor niet! O het valt hart voor een' ouden vader. l'humai n. Mijn heer, alle moeite wil ik voor u aanwenden , mooglijk, mooglijk lukt het mij nog. de lieutenant. Mooglijk is het bericht valsch geweest, Capitein I b o n coeu r. Dus zoude al mijn poogingen voor niet, alle mijne vreugde ij del geweest zijn. l' h u m a i n. Men weetniet, mijn heer, het zijn gisfingen « komt Heeren ! komt laat ons tot mjuent wat gaan uitrusten. G TWEE-  98 De VERLOSSING der SLAAVEN, TWEEDE T 0 0 N E E L. de voorigen, charlotte komt met drift op het Tooneel, en valt voor de voeten van Bonte ur. charlotte. .Ach! mijn heer! befcherming! befcherming voor mijn kind ! of zij is verboren. boncccür. Hemel, welk een item! Q hij heft haar op.~) God! —— flaap ik, of waak ik, —— Charlotte! —— zijt gij het? charlotte, Jlaart hem een piot aan, valt neder en gilt: Ach! mijn vader! l'humain, die met den Lieutenant reeds achter de fchermen was, komt terug , en zegt: Hoe, mijn heer! zij uwe dochter? eo n cceu r. Ja mijn heer! zij is het. charlotte. Ach vader! red mijn kind ! l'humain. Uw Therefe! wat deert haar f char-  T002TEELSPEL. 99 charlotte. Men voert haar weg. l' h ü m a i n, Hemel! mijne Therefe! de lieutenant, ter zijde. „ Wel vervloekt! " b o n c ce u r. Wie mijne dochter! wie voert haar we»-? charlotte. Matroofen! b o n c 03 u r. Matroofen! hoe? welke weg zijn zij gegaan ? charlotte. Ach vader, die weg! het bosch in. e o n cceu r. Lieutenant! vlieg de booswichten naa, en breng het meisjen hier. de lieutenant. Ik ga Capitein , ( ter zijde ) „ Welk een fchoone gclegendheid. " Hij gaat heen en l'Humain volgt hem. G 2 D E li-  ico De VERLOSSING der SLAAVEN, DERDE T 0 0 N E E L. boncoïur, charlotte. bon cceur. O mijn lieve Charlotte! ik vinde u dan weder, hier in mijne armen vinde ik u weder! charlotte. Ach, mijn vader-' ' b o n cce u r. Nu , nu reeds deze zilvere hairen toonen hoe de dood mij met ongeduld verwagt! — wreed meisjen! hoe kondet gij mij vergeeten? charlotte, Vergiffenis, mijn vader! b o n c02ur. Die geeve ik u, mijn kind! doch zeg mij Charlotte, waar is hij dien gij volgdet om mij, uw' tederlievenden vader, te ontvluchten? heeft hij u ook verlaaten? charlotte. Neen vader, neem hij is mij trouw gebleeven, ik ben met hem gehuwd en mijne Therefe is de eenige vrucht onzer liefde. b o n c ce u r. Hoe heet uw echtgenoot? char-  TOONEELSPEL. 101 CHARLOTTE. Severe! —— het is de planter dien gij zijne flaaven alhier ontbonden hebt. BONCCEUR, Die wreedaart? CHAR LOTTE. Dat was hij! doch nu niet meer, • hij is getroffen door den menschlievenden aart der Negers. E o NCCB UR. Misfchien een valsch berouw. CHARLOTTE. Neen vader! hoor mij. Heden morgen reeds wilden die fchurken mijn dochter vervoeren, dit werdt hun belet door eenige Negers , heden middag werdt mijn echtgenoot door een troep Negers overvallen die hem om zijne gepleegde wreedheden wilden dooden, toen hij door dezelve Negers die Therefe verlost hebben werdt vrij gefprooken en met de andere verzoend ; dit trof hem, te meer, dewijl het dezelfde waren die hij heden morgen wilde laaten geesfelen, hij -werdt menscb! ■ en erkende in de Negers zijne medemensfchen en broeders. BON CffiUR. Zo moge zijn berouw dan duurzaam zijn! CHARLOTTE. Ach! daar komt hij. riER- G 3  102 De VERLOSSING der SLAAVEN, VIERDE T 0 0 N E E L. devoorigen, severe komt met rosa, vertrouwlijk wandelende de laan uit. char l otte. tTier Severe! - werp u voor de voeten van mijn' vader! severe. Uw vader Charlotte? —— Hemel! (hij valt voor Boncwur neder.) Ach! vader mijner Charlotte! vergiffenis! vergiffen'.*! boncceur. Gij Heeft haar getrouw! ( hij heft hem op. ) Wees mijri zoon! severe Zo zijt gij ook mijn vader 1 Charlotte welk een heii! CHASLOn e. Ach Severe! zie , zie die vreugde traanen op dat eerwaardig gezicht. b on cce u r. Mijne oogen zijn aan traanen gewoon , dochter! doch dit zijn de eerfte in twintig'jaaren die de vreugde mij doet ftorten. charlotte. Zulk een' vader konden wij bedroeven. s £•  TOONEELSP EL. 103 SE VERS. Waar is Therefe ? Charlotte! hebt gij uw vader al over l'Humain gefprooken ? CHARLOTTE. Ach mijn waarde! hadden wij haar maar eerst weder in onze magt. SEVERE. Hoe! CHARLOTTE. De fchurken hebbe.i haar op nieuw van mijne zijde gerukt en weg gevoerd. SEVERE. Hemel! B ONC03UR. Stel u gerust mijne kinderen, gij zult haar weder hebben , ik fla u borg. SEVERE. Lieve Rofa! uwe hulp heeft dus niet gebaat. ROSA. O deze braave officier zal ze u weder bezorgen. BONCffiüR. Wat is het mijne kinderen van uw dtichter en den heer l'Humain ? SEVERE. Zij beminnen elkander, en nog lieden wil ik hunne liefde bekroonen , door toeflemming in hun Huwlijk, indien de vader mijner Charlotte er niets tegen heeft? G 4 BON-  io4 De VERLOSSING der SLAAVEN, CONCCeUR. Dien braaven man noem ik gaarne mijn fchoonzoon, nog heden wil ik hun zien verbinden. ROSA. Gaan wij.dit mijn' vader melden.. V IJFD E T O O N E E L. bonc02ür, charlotte, severe. severe. w aar is l'Humain ? charlotte. Hij is, met zijn brueder, mee, om Therefe terug te brengen. B o N c 03 U r . O deze dag weegt twintig jaaren van verdriet op, SEVERE. Gij veigeeft ons dus, mijn vader-' b o n c 03 U R. Ja! mijne kinderen , ik vergeeve u de traanen die gij mij hebt doen Horten! God , hoope ik, vergeeve u ook. charlotte, O wat zal onze Therefe zich verblijden. bon-  TOONEELSPE L. IOJ e o n c oeu 1 li zij mijne liefde waard? severe. Zij is een Engel. b o n cce o r. Daar komt de Lieutenant. severe. Met Therefe. charlotte. En l'Humain. ZESDE T O O N E E L. de voorige, therese, de libuts» .nant, l'humain. therese. ^Lch, mijn Mama; charlotte. Mijn kind! s e v e üe. Mijn dochter! charlotte, op Boncceur wijzende. Therefe!... ziet gij dien man ? omhels hem het is uw grootvader! th e r ese. Mijn grootvader? Mama! G 5 bom-  10(5 De VERLOSSING der SLAAVEN, » ONCCeUR. Ja miju dochter! ik ben uw grootvader! .. kom in mijne armen. Boncceur, fluit haar in zijne armen, onderwijl zegt charlotte tegen den Lieutenant: Heb dank, mijnheer! voor de aangewende en gelukte moeiten. de lieutenant. O Mevrouw, dank mij niet. Verfoei! — veracht mij! l'humain. Hoe! . i mijn broeder; de lieutenant. Noem mij niet uw broeder! ■■ — op mijn last werdt uw minnaares gefehaakt! l' hu M ain. Hemel! op uw' last! severe. En gij brengt haar terug? charlotte. En gij zijt haar redder ? boncoeus. Lieutenant.' —— zijn dit uwe pligten? gij ftrijdt met mij voor vrijheid en menschheid! —— Vervoert een meisjen tegen heur' wil, en fchendt dus beiden ! de lieutenant. O mijn Capitein! zie mijn berouw! — de lief-  TOOKEELSPEL. 107 liefde overheerde mij op het gezicht van Mejuf- {er» ik ëa! gehoor aan mijne driften, en liet mij er door voort floepen , ik beloofde 1'Ac- tive eenig geld om haar te fchaaken. Gij gaaft mij last om haar te rug te haaien, dit fcheen mij een gefchlkt middel om heure gunst te verkrijgen ; ik doe het, en vinde in haar, de minnaaresfe \an mij 1 broeder! mijn lief¬ de verdwijnt.' — maar mijn berouw en achting zijn gevestigd (tegen Therefe) u Mejuffer, cue ik zo zwaar beleedigd heb, fmeek ik om vergirTenis, en vriendfchap.' wees gelukkig, met mijn broeder, en vergeeft mij mijne misdaad. BONCffiUR. Eraavc jongeling! de lieutenant; Zo fchenkt mijn Capitein mij ook zi;n vergiffenis ? en gij mijn broeder ?. l'humain. O mijn Charles! fpreeken wij er niet meer van. (tegen Boncceur. ) Vader van de ouders mijner Therefe ! u achte ik reeds onbekend, ó hoe bemin ik u nu. b o n c 03 u r. Ook u ac'ite ik reeds braave man! kom, kom in de armen van uw' grootvader! l'humain. Gij geeft mij haar dan ? —- en gij mijn heer Severe? SJS_  io8 De VERLOSSING der SLA.AVEN, severe. Ik noeme u mijn' zoon, wilt gij mij uw' vader noemen ? l'humain. O hoe gaarne! Men heort wtder eenig gerucht van binnen. b o n c ce u r. Wat is dat weder5 ZEVENDE T O O N E E L. de voorigen, zamor, zalmida, en rosa. rosa, treedt naar Severe. M ijn heer! deze dag is voor ons allen een dag van vreugde' — gij noemde ons uw medemensfehen; deel in ons heil, gelijk wij ons in het uwe verblijden. zamor, op Rofa en Zalmida wijzende. Ziet mijne kinderen die gereed flaan om morgen hun Huwlijk te voltrekken. b o n c 02 u r , op l'Humain en Therefe wijzende. Oude man! zie daar de mijnen tot het zelfde oogmerk bereid. severe, tegen de Negers. Vrienden! ons geluk is zonder onderfcheid. Gij zijt heden door de Franfchen als menfchen er-  TOONEELSPEL. 109 erkend en ik ik gevoel heden voor het eerst menfchelijke aandoeningen, (jegen Zamor.') Gij verheugt u in het geluk uwer kinderen, ik in de mijnen.- BONCCet/R, neemt de handen van Therefe en l'Humain en legt die in een. Kinderen ! u voeg ik te famen! niets verbreeke uwe liefde! zijt gelukkig in uwen Echt! 1 teelt braave kinderen en vergoed de traanen die uw grootvader om uwe moeder geftort heeft; door hem eeuwig te beminnen. ZAMOR, tegen Rofa en Zalmida. U zegende ik reeds mijne kinderen ——• dan nog dit zeg ik u, bemint eeuwig de Franfchen! ■ en god zal u beminnen. SEVERE. Hemel ! in uwe goedkeuring worden deze huuwlijken geflooten! CHARLOTTE. Almachtige! bekroon hun met uw' zegen! ZAMOR , gaat aan 't einde van 't Tooneel en zegt : Komt vrienden! ACHT-  iio De VERLOSSING der SLAAVEN, ACHTSTE T 0 0 N E E L. de voojioen, «s menigte Negers kernen op het Tooneel, waarvan eenige bloemkrans/en draagen , en een ander een lauwrier krans. Een der Negers wendt zich tot Boncceur en den Lieutenant , en zingt op de wijs van de Marfeiliaanjche Marschl Rechtaarte Franfche Vrijheids vrinden! Die 't oog van meêlij op ons lloeg, Die onze banden kwaamt ontbinden, Die dwinglandij van hier verjoeg! — bit. Gunt dat de Negers , vrij van banden, U hunne hulde biên. Gij deedt hun fmerten vliên : Ontvangt de^e eerkrans uit nun handen. Deez Lauwer licre uw hoofd! In u zelv 't heele volk! Dat ons , dat ons Het juk ontnam, en dwinglandij den dolk. Alle de Negers. Dat ons , dat ons • Het juk ontnam, en dwinglandij den dolk! Bij  TOoNEELSPEL. ui Bij den agtften regel neemt hij de lauwer krans van den anderen Neger over , en bij den negenden drukt hij hem op 't hoofd van Boncceur. Een Negerin, zingt op de zelfde wijs : Aan u ö eedle Echtelingen ! Zijn onze zangen ook gewijd. Gij hielpt ons mee den dwang ontwringen. Gij zijt met ons van 't juk bevrijd. —— bis. Ontvangt dees bloemen, braave lieden! Als 't teken onzer vreugd. Wij kunnen uwe deugd Geen beter eeretekens bieden. Verfmaadt dees bloemen niet! Ontvangt hen van een volk! Dat de eedle frank , Het juk ontnam, en dwinglandij den dolk. Alle de Negers. Dat de eedle frank Het juk ontnam , en dwinglandij den dolk. De derde regel is aan l'Humain en Therefe gericht. De vierde aan Rofa en Zalmida. Bij den vijfden Jlrengelen zij de bloemen om di beide paar en; naa het zingen van het laatfie Couplet roepen alle de Negers :  na De VERLOSSING der SLAA.VEN, enz. Vivat de Vrijheid! Vivat de Franfchen! De Europeaanen benevens Zamor, Zalmida en Rofa, plaatfen zich ter zijde van het Tooneel en de Negers danfen een ballet. Einde van het vijfde en laatfte Bedrijf.