over de i BOTBSBOjLMEID De prys is 10 ftuivers.     VERHANDELING OVER DB HONDSDOIJOEÏD DOOR W. GREVE, m.d- Ord: Do&or en Examinator by den Ed: Have en Hooge Vierfchaar van ~" Scbieland. üC"" Te ROTTERDAM, I: I: MEYNEKEN, Boekverkooper,  1  AAN DEN WEL-EDELEN HOOGGELERDEN HEERS DEN II E E R E EDUARBUS S-ANDUFOÜT M.D. HOOGLEER AAR IN DE ONTLEED- GENEES- EN HEELKUNDE AAN '3 LANDS HOOGE SCHOOL T E L E Y DEN, LID VAN DE MEESTE GELEERDE GENOOTSCHAPPEN IN EUROPA.  WORDEN DEEZE MYNE EERSTELINGEN, TEN BLYKE VA N ZUIVERE HOOGACHTING EN TER DANKBAARE ERKENTENIS VOOR VEELE NUTTIGE ONDERRIGTINGEN EN GENOTENE WELDAADElf EERBIEDIG OPGEDRAGEN door Zyn Wel-Eds. D. W. DienaaS WILHELMUS GREVE.  manier omkoomen. Daar nu deze ziekte in onze nabuurfckap, binnen weinig Jaar en, nu en dan zich openbaarde, en ongelukkige geyolgen na zich jkepte; vond ik tny door het een ander opgewekt, deze verhandeling (*) in onze taal in het licht te geeven. Verhoopende dat dezelve, vooral by dezulken welken ten platten Lande de Genees- en Heelkunde beoejfenen, met genoegen zal ontvangen worden. Ik heb my vooral toegelegt, om, deze ziekte in ' djrzelver aart, ovrzaaken, eigenfehappen en gevolgen, zo duidlyk my r'oenlyk was, voortefiellen, en *vervolgens, de meest in gebruik zynde geneeswyze vpte geeven, ten einde men naar omftandigheden van zaaken, de best voorkomende zoude kunnen te werk /lellen. 'Mag deze mynen Arbeid, onder 's hoogften zegen dienstbaar zyn, tot bevordering of herfielling der Gezondheid van mynen medemensch, ongelukkig geworden door eene ziekte, meer dan de dood zelve te vreezen; myne moeite zal dubbel voldaan, enmyn genoegen volkomen zyn Vaart wel Rotterdam 29 Juny 1793. (♦) I» denjaare 1787 fetareef ik dezelve in'tLatyn , ter voldoening ann de Academie Wetten , toen ik aia 'i Laids Hoogefchool te Lsyden, tot Doaor inde Geneeskunde bevorderd wierd. VER-  VOORREDEN. Aan de Genees- en Heelkundige Lezers, vooral ten Platten Lande. e Hondsdolheid, eene vreeslyke ziekte, en de Watervrees een van der zeiver alleryslykfte gevolgen, ontdekken hun nu en dan (en God verhoede dat zulks niet menigvuldiger gebeure ) voornaatnlyk op 't platte Land. Men vind in onze taal zeer zveinige verhandelingen; deze ziekte, benevens derzelver oorzaaken^ aart, eigenfchappen , gevolgen, voorzegging en geneezing, opzetlyk behandelende. In groote Nederduitfche Geneeskundige Werken , word ook dezelve doorgaans maar even aangeroerd. Dan dit gebrek word ruim vergoed, door een aantal fchoone werken in de Latynfche Taal gefchreven, in welken, den Onderzoeklievende, zyne weetlust; ook met betrekking tot deze Ziekte, overvloedig kan voldaan vinden. Intusfchen veele Dorps drtzen der Latynfche Taaie niet mag tig zynde, blyven buiten de mooglykheid, eene genoegfaame kennis van deze ziekte en derzelver behandeling op te zamelen. De hier door veroorzaakte onkunde, en niet minder het driefie vooroordeel, doet fomtyds in dit geval den Ongelukkigen Lyder aan zyn lot overgeeven; of ('t geen nog yslyker en den Chriften Geneesheer geheel onwaardig is) den Ellendeling jammerlyk tusfchen bedden ver [moor en, of op eene andere ma-"  GENEESKUNDIGE VE1HANDELING oves. de HONDSDOLHEID. Eerste Hoofdstuk. Behelzende de naam en bepaaling dezer Ziekte. ■^CT"ondsdolheid by de Grieken Kvrr*\ in 't La-»*-*'"• tyn rabies canina> by de Fransfchen la rage genaamd, noemd men ook, wanneer men een gedeelte voor het geheel neemd, Watervrees in het Grieks Hydropbobia, 't famengefteld uit twee woorden, waar van 't eerfte («&>f) water, en het tweede (Po£eV) ik vreeze beteekend. Word Dolheid genoemd, om dat er de woede doorgaans by plaats heeft. Word Hondsdolheid genoemd, om dat, vooreerst, het geflagt der honden, boven alle andre dieren, (weegens eene byzondre eigenfchap en geneigtheid) fchynd vatbaar te zyn tot het kryA gea  co gen dezer ziekte. Ten anderen, om dat doorgaans door de beet der honden dit venyn aan den mensch word medegedeeld. Word Watervrees genoemd, om dat de vrees voor het water, het voornaamfte, en kenfchetzend toeval is van deze , inzonderheid reeds verre gevorderde ziekte, dat is: al wie tot de hoogfte trap van Hondsdolheid gevorderd is, ontvlugt al wat wat water of vogt is, of blinkt. Zy is eene fcherpe ziekte, welke gemeenelyk door de beet van een dol dier word voortgebragt. Met Aurelianus, Acut: Morbor: l. 3. c. ,21 p. 222, tel ik ze liever onder de langduurige ziektens, om dat, wanneer het venyn in beweging word gebragt, 't binnen weinige dagen zyn treurrol uitfpeeld, offchoon hetzelve (gelyk naderhand zal worden aangetoond) zig zeer lang in het hghaam kan verbergen. Zy is eene zeer 't zamengeftelde ziekte , hebbende iets in zig van de rafemye, iets van de raaskoorts, en veel van de ftuiptrekkingen. Alle dieren en menfchen leggen voor dezelve bloot, het welk ik tegen Voltairt, Mem: de l'Acad: Royal de med: 3777 &'78p, 542, welke van oordeel was dat herkauwende dieren nooit dol wierden, ftaande houde, in de Alg: Vaderl: Letter oef: 1792 Meng: p. 105 &c. leest men ook van rundvee en fchapen, die door betten van razende dieren dol wierden. Tweede  (3) Tweede Hoofdstuk. Gefchiedverbaal van 't beloop dezer Ziekte* TXeze ziekte loopt gemeenlyk op de volgende wyze af. De lyder klaagt eerst over pyn in het gewonde deel, (gelyk Aurelianus, h c*h 3 c- *4 p. az6, zegt, dat, dat gedeelte, 't weSk gebeeten is, 't meeste lydt, want niemand zal ontkennen dat hier de ziekte zyn oorfprong nam) 't zy de wonde nog versch en open of reeds genefen zy, gelyk Schenk, Geneesk: waarn: J boek ^.848, verhaald, dat de lidtekens der wonden door de beet van een dollen hond'veroorzaakt, naar verloop van een half jaar begonnen blaautu te worden, waar op de Watervrees volgde; deze pyn kruipt langfaam voort tot de naaste deelen, (door eene diergelyke opflurping, als by de inenting der kinderpok) es plaats heeft; dewyl het zeer waarfchynelyk is, dat het ontvangen venyn in die geheelde wonden tot die tyd toe ftii zig heeft verfchoolen gehouden) vervolgens over vermoedheid in alle A % zync  (4) «ynê ledematen klaagende , herdenkt hy zyn, reeds lang vergeeten, ongeluk, van door,zodanig een dier gebeten te zyn, (welke herdenking de ontwikkeling van het venyn verhaast) waar door hy droevig, vreesagtig en toornig gemaakt, zyn voedzel verfuimd te gebruiken, hier uit vloeid wederom voort, dat hy met een verloorcn eetlust, walging, kortaademigheid, een beroerde, ongeruste, door fchrikken afgebroken flaap, met ftuiptrekkingen gepaard, geplaagt, dikwils met vrees wakker word, ên gelyk veel maaien gebeurd de eenzaamheid zoekt, dit alles kan men uit een beroering van 'tzenuwgeftel afleiden. Dit eerfte tydperk koomt volkomen overeen met het eerfte tydperk dezer ziekte by de honden, 'er is geen koorts by tegenwoordig, en wanneer men aderlaat, is het afgelaaten bloed in allen opzigte goed. Alle deze toevallen worden langzaamerhand zodanig vermeerdert, dat er eerst koorts by komt, met droogheid der keel, moeielykheidin het flikken in zonderheidvaavogten, tusfenpoozende posflag, moeielyke ademhaling, vreesfelyke benaauwdheid voor het hart, opftoppingvan den afgang en pis-losfing; fomtyds word een zeer klein gedeelte pis, maar met groote moeite en pyn geloost. Dezelve is nu eens dun, wateragtig, zonder coleur, dan eens dik, troebel, en zwart, [naauwlyks kan ikintusfchen geloven, dat  (5) dat de gebetenen foms zouden kwyt raken, zo. danige pis,, waar in zig wondre dingen ophouden , gelykende als het ware naar kleine hond" jes, gelyk Avictnna^ cap: 4. dip?: 6 tracl: 4. c. 7., en Abenjoar, 1. r. tracl: 11. e. 16, vernaaien.] Men vergclyke hier mede Sennertus t. 1. p. 41, dit is het tweede tydperk. Vervolgens vermeerderd de koorts, niet tegenftaande de lyder met groote dorst gekweld word, heeft hy echter een afkeer van drinken, geen vogt hoegenaamd kan hy door kiygen, zo hy er alle moeiten toe aanwend, is hy in gevaar om met groote pyn te flikken; op't gezicht of hooren noemen van een waterkruik, van water, van blinkende zaaken, als fpiegels, witte tegeltjes enz., op 't aanraken van eenig vogt, voornamelyk met tong of lippen, word hymetongelooflykebenaauwdheid, beving, ftuiptrekkingen en vreeslyke woede aangedaan, indien 'er water of ander vogt in zyn kamer zelfs buiten zyn weetengeplaastword, word hy (mogelyk wegens zyne verfynde reuk) zoo lang met zwaare ftuiptrekkingen afgepynigd, tot dat hetzelvé wederom word weggenomen. Zo het gebeurd dat zuigelingen deze ziekte krygen, verfmaden zy de borften van de moeder of -min: of fchoon de lyder, onmooglyk eenig vogt kan doorzwelgen, flikt hy nogtans gemaklyk vaster voedzel door, ja zelfs eethy zeer gulzig A 3 ys  co ys en fneeuw op. Volgens getuigenis van Lan. gius, t. ap. 123. Beving en uitrekking der zenuwen komen 'er by, de ftuiptrekkingen nemen zoodanig toe, dat de lyder als t' faamengerold , en fchoon van fterke keerels vastgehouden, tot op eene verre afftand weggefmeten word, Ridky obf:p. 110. In het derde of laatfte tydperk neemt boven en "behalven, de reeds opgetelde, nog de volgende verfchynfelen waar; als een overvloedig, lymig Eweet, braaking van taaije, lymige, geel en galagtige ftoffe; onwillige roedeftand, en zaadfchieting (van de ftuipagtige trekkingen in delpieren die de roede öpligten (mufculi ercclores penis) afteïeiden) gelykBonetus,Sepulc:anat:t.tp. 2169 verhaaid van een man van feeventig Jaaren, die door een onwillige roedeftand aangeprikkeld, geduurende het beloop van deze ziekte, zyn egtgenoot bekende : Lister (door van Swieten, Verklaringen der korte ftellingen van Boer have §113 ^aangehaald) denkt, dat dit verfchynfel zynen oorfprong verfchuldigtwas, aan een Ipaanfche vlieg, die menhad aangelegd ; maar Aurelianus, /. c. 1.2,-c.ïip, 220, die onder de gewoone toevallen dezer ziekte ook de onwillige roedeftand en zaadfehieting ppteld, maakt geen hec minfte gewag van fpaanfche vlieg plaasters.] de tong hangt zeer lang uit den gapenmond, gelyk by hygende en vermoeide honden; hy heeft eene heefche ftcm, hy knerst op de tan- ': den,  (?) den, terwyl, volgens getuignis van Daduc, zie Sauvages Nofol: method: t. 2. p. 237, de oogen van den lyder des nagts lichten, gelyk de oogen van een kat; het fchuim word in den mond vergaderd, enhy word met eene heevige onbedwingbare onwillige begeerte aangedaan, om de omftaanders te befpuwen, ja zelfs tebyten, hy begint ylhoofdig te worden, zoo dat die ellendeling fomtyds met eene verfchrikkelyke dolheid en raferny, hoewel ook fomtyds zonder dezelve (waarom Sahus Diverfus, de Febre Peft: p. 335, zegt, dat onder de onaffcheidelyke en kenlchetfende tekenen dezer ziekte de ylhoofdigheid niet moet worden gerekend) den dood afWagt, zig tot denzei ven toebereid, onder een gèduurige waarfchouwing aan de omftaanders, om zig te wagten, dat hy hun geen leed toebrenge. Eindelyk word de ademhaling 'hand over hand korter, en de ongelukkige fterft byna altyd voor het einde van den vierden dag, onder hevige ftuiptrekkingen; en dus eindigt het derde of laatfle tydperk. De lyken van lyders aan deze verfchriklyke ziekte geftorven, ftinken vreeslyk, de buik is door wind fterk opgezet. Wanneer men ze ontleed, ziet men doorgaans de volgende verfchynfelen. De werktuigen ter doorflikking zyn eenigfints ontftooken, de tusfehenruimtens tusfehen de kraakbeen-agtige ringen der lugtpyp zyn zeer A 4 rood,  (3) rood, Bonetm l. c. t. i p. 34a> de krop der maag is met eene -groenagtige flym bezet, de flokdarin en maag zyn met zwarte roodagtige Vlakken gefpikkeld, idem l. c, de galblaas is vol met zwarte gal, het hartezakje is droog, idem f' 212» de longen zeer met bloed opgevuld, het hart dikwils zeer vol met droog bloed, idem p. 34a, iveinig en vloeibaar bloed vind men ïfl de aderen, de flagaderen zyn vol, de fpieren, ingewanden, de hersfenen, het rugmergzyn alle drooger als gewoonlyk is, in de hersfenen zyn fomtyds wormen gevonden, idem p. 211 & 212. Men n?oet egter niet denken dat alle deze verfchynfelen aan deze ziekte byzonder eygen zyn en met dezelve altyd gepaard zullen gaan, want fomtyds is 'er in 't geheel geen dorst, fomtyds geen ylhoofdigheid, (Salius diverfus /.c.) fomtyds ook geen Water-vrees by tegenwoordig welke laatfle anderzints voor een zeker en kenfchetzend teeken dezer ziekte gehouden word, zoo als F. Hildanus, verhaald uit de waarnemingen vsn Abel Ros* eius, IJls Uonderttal Aanmerk: 86. Derde  C S> ) Derde HoofdstukHandelende over de oorzaaken dezer Ziekte. f~\& met order voorttegaan, zal ik eerst over de Hondsdolheid, naderhand over de Water vrees handelen. De Hondsdolheid, komt voort, uit eene inwendige of uitwendige oorzaak. I. Uit eene inwendige oorzaak , dat is, indien ze door eene van zelfkomende ontaarting, zonder voorafgaande befmetting , in het ligchaam word voortgebragt. De voorfchikkende oorzaaken zyn, een galagtige, heete gematigdheid, manlyk geflagt3 flerkte. De toevallige oorzaken zyn, een zeer heete of zeer koude landftreek; eene zeer drooge, koude, of zeer heettelugtgefteldheid; (* ) eenefchielyke verandering (*) Waarom het myns bedunkens biilyk was , dat de regeering ia ons vaderland zorge droeg , dat de bonden, zo wel by fterke vorst als zwa»re bette wierden vastgelegd. A5  andering van 't weder (van heer in koud, droog invogtig, en omgekeerd): Grootte dorst, gemis van drinken, voedzeJ uit rot, ffinkeud en wormagtig vlees; belette ontlastingen; heevige beweeging, of van het geheele ligchaam, of alleen van de keel; aandoeningen des gemoeds; verfcheide vergiften. Deze brengen in het bloed eene rotting en fcherpte, (BotterElem:Pbyf:t.a.p.Zs,) waaruit eene hevige, brandende,uitteerende koorts, (Benetus L c. p.ais.^ die alle vloeiftoffen uitdroogd, ontftaat; deze fcherpe ftof, hier en daar ontfteekingen en verftoppingen, verwekkende, blyft eenige tydt ftil ftaan, tot dat ze nog fcherper geworden zynde, uit zyne fchuilplaatfen uitbreekt, en met het overige bloed rond gevoerd wordende door zyne prikkeling wondre beroeringen in den bloedftroom voortbrengt, en door de kleinfte vatjens niet kunnende doorgaan, aldaar nieuwe verftoppingen en ontfteekingen veroorzaakt. B. V. In de herfenen, en derzelver vliezen, waar uit eene raaskoorts; in de fpieren van het ftrotten hoofd, en flokdarm, waaruit eene moeilykheid in het ademhalen en flikken voortkomen, zie va n Snikten l. c. p. 1142. INademaal de honden deze ziekte zeer onderhevig zyn , en in ons vaderland deze ziekte door derzelver beet by de menfehen veel al veroorzaakt en voortgeplant Word; achte ik het niet ondienstig ,  (II) dienstig, hier in re voegen, de oorzaken welke de dolheid by hun voortbrengen. Behalven alle die oorzaken welken zy met den mensch gemeen hebben, komt in aanmerking dat veelt, ja zelfs de meeste bonden niet zweeten; wyl deze noodzakelyke ontlasting by hun ontbreekt, kan de hond, de gisting (welkefomtyds in zyn bloed ontftaat) langs de oppervlakte van zyn ligchaam niet ontlasten; waarom het nodig is, dat alle die kwaadaartige deeltjes door een grootere affcheiding en toevloed van fpeekfel naar de keel en lippen worden gebragt, zoo nu hier gemis van drinken, eene fterke beweging van het lighaam en de keel (als fnel loopen en fterk blaffen) en hevige gemoedsbewegingen bykomen , is het dan wel wonder dat hier uit eene keelontfteeking voortkomt, welke door de pyn in het doorflikken, het drinken verhinderende en hier door van kwaad tot erger overgaande, de Dolheid en Watervrees voortbrengt? Ph. I. Loofleid de Horsdolheid af, van eene wederopneeming van de zaadftof in den bloedftroem, 't geen veroorzaakt word door een fterke drift ter voortteling waar aan de rekeïa niet voldoen kunnen by mangel van eene loopfe'teef, zie de Verh: van 't Genoodfebap : Servandis Civièus 7 d. p. 547 en deNatuurk: Verh: 5 d.p. 583 &1 584. De gwoteBoerbaveftdde, dat de wormen, die men in de herfenen der honden vind, de Hondsdol-  C ) dolheid kunnen voortbrengen, zie deszelfs Geneeskundige fpreuken % li34, maar andere hebben dit gevoelen verworpen, van Smeten l. c. § 1134. Stap: v. d. Wiel, Genees- en Heelk: waarneemingen. I hondertt: waarn: 100. Het gemeene gevoelen, dat honden met zogenaamde St. Huberts klaauwen voorzien nooyt dol zouden worden, komt my belachelyk voor. Andreas Julius Augustus Loof, praclifeerend geneesheer te Rotterdam, myn waardigen amptgenoot, heeft my een geval verhaald van een groten hond, die dol wierd en aan de Watervrees flierf door het eeten van kraanoogen die men neergelegd had om de rotten te vergeeven, waar uit fchynt te kunuen worden afgeleid, dat de vergiften ook in voorgefchikte onderwerpen kunnen medewerken ter voortbrenging van deHonsdolheid. Uit eene uitwendige oorzaak, onder welke ik optelle. A. De beet, welke is, een fcheiding des geheels in de zagte deelen, gemaakt door indrukking der tanden. De beet onderfcheide ik wederom, a. In eene beet van een niet rafend mensch of dier; de wonden door dezelve voortgebragt moeten volgens F. Hildanus, l. c.waarn: 86, onder de gekneusde geteld worden, en ze brengen volgens Celfus, l. 5 de Med: c. 26 n. 1 veele onheilen voort. Dat  C 13 ) Dat de Honsdolheid uit zodanigen beet kan worden voortgebragt getuigen veele waarnemingen , onder anderen verhaalt Unfer, Artz: of Geneesheer 289, van eene vrouw welke van een kwaadaartige haan, en van een jongeling, welke door een kalkoenfche hen, die over 't afnemen haarer kuikens woedende was, gebeten wierden, en aan de Hondsdolheid ftierven. De beroemde Malpighius, NatuurtVerh. 5 deel 5 ft. p. 483, heeft ons de historie van een vrouw nagelaten die even eens Dol wierd en de Watervrees kreeg in gevolge van eene beet haar door haare dogter in een overval van vallende ziekte toegebragr. b. In eene beet van een waarlyk dol mensch of dier; de Hondsdolheid word, gelyk de droevige daaglykfe ondervinding leerd, daar door voortgeplant; veele waarnemingen des aangaande vind menby v.d. Wid9 Tulp: F. Hildanus en veele andere fchryvers. Tot de beet kan men ook brengen het krabben van een dolle kat, zie F. Hildanus, l. c. B. De befmetting, door welke op zeer verfchillende wyzen, het venyn word medegedeelt, en wel a. Door  Ci4) a. Door de waasfem van een dol dier, zie Aretaeus Cappadox , de fignis &. eau fis morborum acutorum c. 7., en Calius Aurelianus, l. c. I. 3. 0. O. b. Door inademing der lngt, welke een razend lyder ukademd, dit Meld Cardanus en eenige andere fchryvers. v.d.Wiel, l.c. ontkend het, tot redengevende, dat, diegeene welke met eenen razenden omgaan, of denzelven bewaaren door — c. Het eeten, of behandelen van eenige dingen die door den razenden befmet zyn, befmet worden. Hier toe behoort het geval 'c welk Dioscorides, de Mat: Med: l. 6 caP' 35 3 verhaald van den geneesheer Tbemifo welke dol wierd, door zynen vriend die dol was, te willen genezen. Aurelianus9 l.c. eap. 9, maakt gewag van eene nayfter, welke dol wierd door het af byten van een draad van de zoom van een kleed door een dollen hond verfcheurd, zie Hildanus> l. c. men heefc te denken, dat een gedeelte fchuim in die draad gedroogd is geweest, Bonetus l. c. § 1156, hier toe kan men ook brengen het kusfehen, gelyk by Palmarius en Cardanus, /. 1. tracl: 5. contrad: 9, te zien is.) Als ook het behandelen van gereedfehap waar mede een dol dier  ( i5) dier doorftoken of gedood is, zie Z. Lufttananum Prax Admir L 4 dbf: 87. Sommige noemen het een zeer onvoorzigtige daad, de lyken van menfchen aan de watervrees geftorven, te ontleden; te meer daar de waarnemingen fchynen te bevestigen , dat in dusdanige lyken iets kwaads fchuild. Een zeker heelmeester, zodanig een lyk ondedende, had het ongeluk zyn vinger even met het mesje te kwetzen, en ked veel grooter pyn, dan hy van zoo een klein wondje kon verwagten, van Smtten l. c. % 1140. Een ander, die twee dagen te vooren een wond aan zyn vinger bekomen had, verloor (tei wyl hy met zyne handen in het doorfnuffelen der ingewanden bezig was) de plaaster die op de wond aan zyn vinger lag, hier door wierd die wond met het vuil en etteragtig bloed van het lyk bevogtigd; niet lang hier na kwam 'er roos aan de geheele hand met groote Ipanning en pyn. Nogtans weet ik niet, dat 'er in de gefchiedboeken der Geneeskonst voorbeelden voor handen zyn, dat iemand ooit dol is geworden door 'tontleden, van zoodanige lyken: d. Dit zoo zynde, moet men zeer twyffelen of door de uitwaasfemtnde uitvheifch uit een  ( i6 ) een lyk aan de Hondsdolheid geftorven en verrot zynde, de befmetting wel kan worden voortgeplant, daar andre ontleedkundigen ook dezelve ongemakken, als daar zo eeven van gefproken is, hebben ondervonden by het ontleden van verrotte lyken, ja dit moet alleen aan de fchielyke verrotting worden toegefchreven, wyl het bekend is, dat lyken van zodanige menfchen, zelfs in't midden van de winter, binnen den tyd van 15 uuren, byna volkomen verrot waaren, zie van Smeten l. c. e. Door het eeten van vleesch van een dol dier, zie Platner 3 Handleiding tot de heelkunde § 523; Bauhinus verhaald uit Lycosthenes van een fchelmfchen waard, welke zyne gasten fpek van een fwyn, 'c welk van een dolle hond gebeten was , ,. voor zette; door 't eeten daar van wierden fe alle rafende. Sauvage ontkent het, /. c. p. 234, en fteld, dat het eeten van het vleesch van dolle dieren (uitgenoomen de keel) geen dolheid veroorfaakt. Om zyn gevoelen ftaande te houden, brengt hy als een voorbeeld by, dat de geneeskundigen van vroeger eeuwen, als een geneesmiddel voorgefteld hebben, het eeten van gebraade lever van een dol dier; en  èn befluit hier uit dat het vleesch van dolle dieren veilig kan gegeeten worden. Maar 'i fchynd dat dit bewys van valschheid niet kan worden vrygepleit, zo wegens het zoo eeven aangehaalde voorbeeld, als om dat het zeer waarfchynlyk is, dat, door het open vuur, waar mede men de lever braadde, al het venyn wierd uitgedreven. De gefchiedenis van een hond die dol wierd door 't lekken van bloed , dat men een water - vreezend mensch had afgelaa. len, vind men befchreven in de Verb: van de Acad: des Sciences, 1707. Hifi: 31 Iernelius de Morbis cont agio fis. cap. 14. f. Door 'tbyfiaapen. Degroote F. Hofman zie Med\rat: fysth. t.a.p. 178.heeft, in zyne waarneemingen aangetekend, dat eene vrouw door plegen van 't minnefpelmet haarman, (welke door een raazenden wolf gebeten zynde, en de wonde daar door veroorzaakt verzuimd had,) de Water-vrees gekregen heeft. Het tegengeftelde heeft Dekkers Geneesk: oefeningen. C. 7. p. 665' waargenoomen, maar men neeme in aanmerking dat, dit zes dagen voor zyn overlyden gefchiede, en, dat hy, binnen twee dagen, na dat hy door de watervrees bevangen wierd, ftierf, en dus niet met zyn vrouw heeft te doen gehad, toen B het  C 18 ) het venyn werkzaam wierd, maar toen het zelve nog ftil in het lighaam verborgen zat- Uit dit alles ziet men, hoe nodig het is, als 'er 't minste kwaad vermoeden voor befmetting is, op zyne hoede te zyn, om deze doodlyke en tenens verfchrikkelyke ziekte te ontgaan. Een geneesheer zy indagtig, terftond na de pols van den lyder onderzogt te hebben, de handen met zuiver water, ter deegen af te wasfchen. Insgelyk is het nodig, al wat eenig vermoeden van befmetting onderhevig is, 'thuis,'t hui sraad? en de kleederen van een mensch aan de water vrees geftorven, te doen verbranden. Uit alle deze opgetelde oorzaaken word de Ziekte welke wy thans behandelen voortgebragt,en wel, nu eens fchielyk na de befmetting, dan eens lang daar na, zelfs zo, dat ze zig een jaar lang verfcholen houd gelyk Galenus Comment: 2. in lib: pradicl: Hipp: cbart: t 3. p 735 heeft opgemerkt. Mead de venenis. p. 101. heeft ze zien voortkomen na elf maanden agterblyvens. . Haguenot (zie de natuur- en geneeskundig Bibliotheek van deHoogl: Sandifort 9 d.p. 573) zag ze na 13a dagen te voorfchyn komen: Maar als het venyn in werking!word gebragt, brengt het eene zeer fcherpe en doorgaans voor den vierden dag doodlyke ziekte voort. Dit groot verfchil in werking fchynd af te hangen. 1. van  C 19) 1. van den aart van 't venyn. Want tot hoe grooter trap van woede of hoe nader het dolle dier by zyn dood, komt, hoe'gevaarlyk het venyn is, dat hy mededeeld. Hier van komt 't, dat, gelyk de Baron van Stoidten l. c. § 1137. aanmerkt, de beet van een dolle wolf zoo gevaarlyk is; want de dolle wol* ven komen niet uit de bosfchen of randen andere dieren aan, voor dat ze geheel en al razend zyn, voorts is ook de beet van een Dollen hond gevaarlyker dan die van een water -fchuwend mensch; Sauvages. Disf: fur la rage p: 7. 2. Vandegefteldheidvan denbefinette. Dit venyn werkt langfaam en zagt by kinderen en zodanige menfchen welk eene goede en zedige opvoedinggehad^ en eene goede inborst hebben, daar het in tegendeel zeer fchielyk en met geweld by boeren en andre ruwe menfchen zyn uitwerking voltooid ; die menfchen, welke de watervrees zonder voorafgaande beet of befmetting krygen, fchynenmeer gefchikt te zyn tot het overerven van dit venyn , hier om ftelle ik, dat zo dezelve op eeniger handen wyze befmet wierden, zy ook heevigeren fchielyker dol zouden worden. Cocchius zie v. Swieten l. c. heeft opgemerkt, dat van een groot aantal menfchen, alle op eene eri dezelve tyd, door een en dezelve hond gebeeten» zommigen, of fchoon zy alle mogelyke middelen hadden in 't werk gefield, de watervrees kregen Ba en  ( 20 ) en aan dezelve ftierven; anderen geen het minfte letzel ondervonden, of fchoon zygeene geneesmiddelen hoe ook genaamd hadden aangewend. 3°. De tyd van het jaar, boven (*) hebbe ik de heete en defzeer koude luchtsgefteldheid onder de toevallige oorzaaken opgeteld. Het komt my allerwaarfchynlykst voor, dat het venyn, zo het op eene gematigde tyd van *t jaar is medegedeeld , kan verholen blyven tot dat het zeer heet of zeer koud weder word; trouwens de ondervinding bevestigd het; een man door een raazende kat, in den herfst van 't jaar ï68i gebeten, ftierf aan de watervrees op den : 7 Mey 1682, zie St. v. d. Wiel. I. c. 4°. De aart van het gewest. De honden worden op het getuigenis van Aurelianus l. c. /• 3« !£• F- 229- °P de eilanden Caria en Creta, fof fchoon die voor 't grootfie gedeelte van alle andere venynige dieren bevryd zyn, dikwils dol: in de Bibliothéque raifonne 1770 Avril, May, Juin p. 422, lezen wy, dat in geheel ZuidAmerica de honden nooit dol worden. Zo men op deze fchryvers kan ftaat maken, zou men dan niet wel mogen onderftellen: Dat, indien iemand hier of elders» door dit venyn befmet wierd, en daarop na Creta of Z. America vertrok, dat hy, indien hy op de eerfie plaats aan kwam, terftond dol en waterfchuwende zoude C *) Zie psg. 9-  (21) de worden, doch zo hy in tegendeel, opdelaatfte plaats aanlandde, zeer lang van de uitwerkfels van 't venyn zou bevryd blyven? 5. Van de verfcbillende plaats van liet lighaam daar het venyn in is ingelyft. Uit de waarnemin, gen fchynd 't te blyken dat de water-vrees fchie. lyker volgt indien 't fpeekfel onmiddelyk word aangedaan, en dit is ook de tweede (f) reden waarom de beet van een raazenden wolf gevaar/yker is als die van een ander dier, dewyl de wolven, op hunne agter pooten ftaande, de menfchen aanrandden, en dus gemaklyk het aangezigt beledigen kunnen: Indien eene zenuw of flagader beledigd word, kan langs deze deelen fchielyker en binnen korter tyd aan de edeler deelen het venyn worden medegedeeld, dan wanneer een minder, en met de edelfte deelen des lighaams, zoo grooten verwantfchap niet hebbend deel, ge-, beeten was. zie Sennert: Oper: t. 2. p. 159. 6°. Van dc gefteldheid van de Maan. Mead. I. c. p. 116, field dat de zieken met de volle maan zwaare ftuiptrekkingen krygen, waarop dan de watervrees volgd. 7. van de beftiering der niet natuurlyke \ zaa* ken. (*) Hiertoe behoord het verfchriklyk geval- 't welfe Cf) De eerfte rsden hebben wy op pag. 19 opgegeeven. (•) Zo worden door Ziekte-kundigen, genoemd die verwderiogen, welke den mensch onderga», doot oorzaken B 3 weIke  C 22) *t welk de zelve Engelfche geneesheer Meadvex* haald/. c.p. 113 adnot. Een zeker jongeling, had 't ongeluk, van op den zelfden dag, dathy zig in den echt begaf, -door een dollen hond gebeten te worden. De dag en een goed gedeelte van den nagt wierd onder vreugde bedryven, eeten, drinken en dansfen, gelyk 't gewoonlyk op bruiloften gaat, doorgebragt, doch helaas! des morgens daar aan volgende vond men den Bruidegom in volkomen rafernye, de Bruid naast hem dood in het bed» hebbende hy met zyne tanden haar den buik ppengefcheurd, en haare ingewanden om zyne met haar bloed bezoedelde handen geflingerd. De meer dan overvloedige beweging, het al te veel inzwelgen van den wyn: misfchien de al te groote blyken van brandende liefde drift tusfchen die twee gelieven, en de hier uit voort* gekomen gisting des bloeds en andere omloopende vogten, waaren buiten allen twyffel zodanig behulpfaam tot ontwikkeling van dit venyn, dat het binnen zeer weinige uuren tot die trap van woede kon de uitberffen, waar toe anders verfcheide dagen worden vereischt. Hier welke baken hem beftaan; zy zyn 7 in getal i Pe luchr. * fpys en drank. 3 de oeffsning des lighaams en rust. 4 Slapen en waken. 5 Geme-eds aandoeningen. 6 Uitwerpfeïer- en'cgeen ingehouden word. 7. Al wat uitwendig met her lighaam ia aanraking komt, 't zy geneesmiddelen *t jy srergiftea, kleederea &c.  q**) Hier toe fchynd ook te behooren, 't geen Guainerius, de Venenis c. 12 verhaald, naame< lyk, dat zo de befmettede onder de fchaduw van den Cornoelje boom flaapt, of den zeiven aanraakt, het fchuilend venyn word opgewekt, en hyinrafernye vervalt; Matthiolus in Librumó. Dioscor: c. 39 getuigd 't zelfde» ' I Vierde HoofdstukVan den Aart en Natuur dezer Ziekte. Uit de opgetelde toevallen, vergeleken met de verfchynfelen welke men in de lyken der water-fchuwenden, gevonden heeft, fchynt te blyken, dat vooreerst de ziekte beftaat, in eene aandoening van het zenuwgeftel, waaruit een geftoorde en afgebroken flaap, ftuiptrekkingen, droefheid, vrees en pynen in het beledigd deel ontftaan. Ten tweede m eene ontaarting van het bloed, ontftaande uit een verlies van vogten, want daar 'er geen, of ten minften zeer weinig vogt kan wordeu ingeflikt, moet het lighaam B 4 uit-  (*4> nitdroogen, koorts en ontfteking worden voortgebragt, welke ras, wegens boosaartigheid van het venyn, of gemis van 'tzoo nodig drinken, in een doodlyk koud vuur en verrotting overgaan. Vvfde Hoofdstuk. Van de Watervrees. Gsneesheeren van vroege en latere eeuwen," hebben de nstuur, noch de reden der Watervrees tot heden roe niet kunnen uitleggen. Dzt zeohdertusfchen den ouden reeds is bekend geweest blykt duidelyk, wyl de bekende dichter 0yidiu5/« zyne Brieven uitPontus,i boek.^briefv. reeds fpreekt van bcvreesden voor water. Op verfchillende wyzen heeft men getragt dit vreesIyk toeval der Hondsdolheid uitteleggen. Want geneeskundigen en andren verwonderen zig, dat, daar by zodanige zieken zulk eene vreeslyke dorst plaats heeft & groote poogingen om te drinken worden aangewend, zo verwondert, men zig, zeg ik, dat die ellendelingen wanneer j, - Zy  ( »5 Ï zy pogen te drinken, of maar met hunne tong of lippen het vogt zoeken aan te raken oogenblikiyk in de hevigfte ftuipen vervallen. Ja zelfs dat ze op 't gezigt, of hooren noemen van eenig vogt, met de allergrootfte vrees en benaauwheid, ja fomtyds met eene heevige woede worden aangedaan. Aëtius Lib: 6 Cap: 24 p 107. tekent aan, dat zommige met de watervrees aangedaan zynde, gezegt hebben dat ze de beeltenis van de Hond, (die hun gebeten had) in alle vogteri zagen. Rhafes zie Freynd Hiftoire de lamed: 2. p. 81.' verhaald van een man, die, gebeten zynde, geen water hoe fchoon en helder ook wilde drinken, voorgeevende, dat het met vuil van honden en katten was bezoedeld. [Het komt my ten uiterften waarfchynlyk voor,dat men dit moet toefchryven met Marker in zyne Comment: adInflit: Bosrh: §. 583. aan eene zieklyke inbeelding , welke niet van onzen wil afhangt, maar uit natuurlyke oorzaaken, in ons lighaam fchuilende, en hetherfen-geftel aandoende, voortkomt; dit word opgehelderd door een geval 't welk door den vermaarden i/tf/^r zie Comment: ad lnftit: Boerh: §. 583. verhaald word. Hy heeft naamlyk een jongeling gezien, welke , mymeragtig geworden was door zig te fterk op de wetenfchappen toe te leggen, dezen jongeling was eens een groote en kwaadaartige hond B 5 tegen-  tegengekomen, de beeltenis van dezen hond was in de verbeelding van dezen jongeling zodanig ingeprent, dat hy telkens in zyne mymeringen aan de omftaanders, op 'r allervriendelykst verzogt, dat ze tog dat leelyke dier zouden wegjagen, ja wat men ook deed en fprak men kon het het niet uit zyne gedagten krygen, dat die hond geduurig voor hem ftond.] Laatere waarneemers getuigen dit nooit te hebben waargenomen, maar hebben door hunne proefnemingen overvloedig bewezen, dat mende vrees voor het water, niet moet af leiden, uk de beeltenis van den hond, die zulke lyders in de vogten, zeggen te zien. Want of fchoon men, den lyders, het vogt in vaten, met dekfels of pypjens voorzien, of door middel van een fpuit, om hun het bezien, van het daar in zynde vogt, te beletten, toediende, hadden zy evenwel een afkeer van het water: Elie Col de Vilars, Kweekfchool der Heelk: i d. p. 137. denkt, dat, wyl het water, de, aan de binnen zyde der keel en flokdarm, vastzittende fcherpe zoutdeeltjes ontbind, de lyders hier door zo een onaangenaame en verfoeijelyken fmaak bemerken, dat ze in 't geheel niet kunnen drin. ken, wanneer ze dien fraaak zig te binnen bren. gen. De  ( 27) De byzondre gedagten, van alle andre geleerden aan zyn plaats latende, ben ik het met den zeer geleerden en meer genoemden Mead, /. c. f.i\i volkomen eens; welke field; dat de water-vrees eigentlykis; een plaatslyke ftuiptrekking van die deelen welke tot de flikking dienen, en dat dit een uitwerking is die aan dit venyn byzonder eigen is (Want ieder venyn, doet zyne byzondere uitwerking.) Gelyk het byzonder eigen is aan een Franfche flang, welke Aspis word genoemd, door het venyn 't geene hy mededeelt, flaap te verwekken; aan een oosterfche, Cer«/?wgenaamt, kramp te doen. ontftaan, aan den Adder de geelzugt voortebrengen, aan een andre, Seps genaamd, verfierving te veroorzaaken; zoo brengt ook de Americaan-• fche flang Dipfas, dorst voort; een Padde doet door zyn fenyn den mensch tot berftens toe opzwellen : en veroorzaakt ftuipen- de Scorpioen doet zwaare koortfen met ftuipen gepaard ontftaan , wanneer men met Spaanfche Vliegen 't lighaam hier of daar beftrykt of dezelve inneemd doen zy de piswegen geweld aan volgens het getuignis van Halier Comment inBoerh: inftit%\\^ Opzodanigen wys, fchynd het venyn, van een dol dier, die plaatslyke ftuiptrekking in de werktuigen der fiikking voort te brengen. Mtadzegt, Lep. nodatde koorts, met welke deze lyders gekweld worden, behoord töt de zenuwen  ( *8) en ftuipkoortzen, want alle zenuwen worden door ipanningen aangedaan, de fpieren die 't werk der flikking verrigten, worden ftuipagtig t' famengetrokken, zy verliezen haare beweging en hier door is 't den lyders onmogelyk iets door te krygen. Zodanig een lyder te gebieden dat hy zal drin* ken, iseeven het zelve als of men hem gebood dat hy zig zou verworgen. Want hy de zaak aldus bevindende, vreest eeven zoo fterk voor het aangeboden vogt, als voor een mes op zyne keel gezet, én doet alle mooglyke moeite, om het zelve van zig af te weeren. Vloeibaare dingen worden moeielyker als vastere lighaamen doorgeflikt, om dat de werktuï. gen der flikking, welke voornamelyk zyn het agterfte gedeelte van de tong, het agterfte van het verhemelte, en hetbovenfte van denflokdarm gemaklyker, metvereenigdekragten vaste lighaamen kunnen drukken en omvatten, als vloeibaare. Het ftrotklepje behoort ook naauwkeurig neder gedrukt te worden, 't zelve gefchied gemaklyker door een vast dan door een vloeybaar lighaam. De vereenigde kragt dan dier werktuigen door de ftuiptrekkingen verbrooken zynde, moet noodzaaklyk volgen , dat 'er eenig vogt in de lugtpyp zal ftorten, 't welk eene onvermydlyke ftikking zal te weeg brengen. In de watervrees moet men twee tydperken in acht  (»9> acht neemen, waar van ik de eerjle, met den geleerden Mead, Lep. tin ftelle te zyn, de moeielyke doorfiikking, de tweede, afkeer en vrees voor vogt. Wanneer de lyders tot die onoverwinlyke Watervrees gekomen zyn, zo is 't juist zo vreemd niet, dat zy op het enkele gezigt of hooren noemen van water trillen: nademaal ook gezonde menfchen op 't gezigt of hooren noemen van walglyke dingen, kwalyk worden en beginnen te bra* ken» Blinkende zaaken zyu voor den Lyder eeven verfchrikkelyk, om dat zy hem het denkbeeld van water hernieuwen. Gelyk wy op pag. 8. gezegt hebben, dat de watervrees, anderfints hetkenfehetzend teeken dezer ziekte', in 't beloop van deze ziekte zomtyds is agter gebleeven, zoo heeft men ook de watervrees waargenomen, niet alleen zonder Hondsdolheid of razernye, maar ook zonder voorafgegaane beet of befmetting. Wy lezen dat dezelve voortgebragt is door toom, zoo verhaald [de beroemde van Swietin L c. § 1130. van een jongeling 29 jaaren oud, van eene heete en drooge gefteldheid, (*) welke zodanig in toorn uitberftede, dat hy in zyne eigene vinger beet en 24 uuren daar na aan de watervrees overleed. De onftervelyke Boehhave Z. c. Hal- kr: C~) Temperament.  El: phys: t 2. p. 85. teekend aan dat ze is voortgebragt, door eene fterke lighaams beweging, by zeer heet weder. Elders (Comment de Rebus. (. it p. 55. Platerus obs: l: 1.) leest men dat ze ontftaan is uit eene bloote Ichrik; Uit eene onfteking van de va.zng(Geneeshproeven en aanmerkingen van een genoodfchap in Eden' burg id: § 29 p. 174.) uit het gebruik van fterke drank (Stalp: v d: wiel. I. c.p. 414.) Door het eeten van de vrugt van den Beukenboom (geneesk: Cour: p. 343J men verhaald van een meisje, welke ■razend geworden zynde, door het eten der besfen van de groote Nagtièhade (Belladona) door brandende dorst wierd afgepynigt, en hoewel ze om drinken verzogt, niet konde drinken (Nova acl: Phys: Med: 2. p 2.16.) Er iseenexvaarneemmg (Journal de med: & chirurg: 1762 janvier 1762. pag 30.J van eene vrouw welke om de twee jaaren zwanger wierd ,'t geen elf maaien gelchied is, altyd geduurende de 4 eerfte maanden van haare zwangerheid aan de watervrees in de boogften graad fukkelde, maar, die vier maanden om zynde, van zelf wierd genezen. Meer voorbeelden van watervrees, zonder voorafgaande befmetting ontftaan, kan men by Schenk vinden /. 7. obs: med: p. 852. (*) (*) In de Vetb: det Natuuronderzoekeren vind men zoodanig eene Watervrees geëindigt te zyn in eene doodlyke hondshonger: zie Kltynii lnttrpr: Clin: pag. 13. Zesde  ( 31 ) Zesde Hoofd-stuk. Over de Voorzegging. Om eene volmaakte voorzegging in deze ziekte te doen, is 't niet genoeg alle oorzaaken die dezelve kunnen voortbrengen, alle toevallen, welken by gebeetene of op eenigerhande manieren befmette, zig opdoen te weeten; derzelver, aart en wyze van werken te kennen; maar het is ook hoogst noodfaaklyk kundig te zyn in die teekenen, waar uit men kan weeten, of het dier, 't welk gebeten of agterdogt tot befmetting heeft gegeven, dol zy; (of het zelve reeds van kant gemaakt zynde, gelyk foras gebeurd, dol geweest is,) of niet. Eer ft e proeve omtrent een nog levend dier; het zelve is dol: by voorbeeld een hond: zo hy fpys en drank verfmaad, hygd: deszelfs oogen rood en ontftooken zyn, een wreed gezigt vertoond, bedroefd zy, zig verfchuild, niet blaft, maar al brommende knort, op alle onbekende aanvalt, doch omtrent zyn meester nog kennis en achting betoond, evenwel [den ftaart tusfchen de agterpoo- ten  Cl* ) ónder den buik heen draaid, en met neergeflagen oogen als een dronkaart waggeld. Dit zyn de tekenen van eene aanvangkelyke dolheid, alle opgetelde tekenenr worden vervolgens veel gedugter, hy begint méér en meer te hygen, de faffraan-rood, of zwartkleurige tong hangt hem ter bek uit, en fchyndalsmetgalgeverwd te zyn, 'er loopt veel flym uit deneusgaten, en 't fpeekfel dat hy wegens de ftuiptrekkingen, op de minften poogingen van flikken niet door krygen kan, ontloopt hem, hy raakt buiten adem, dikwyls loopt hy zeer fnel, hoewel altyd niet in een volkomen regten lyn, (gelyk het neuswyze gemeen elkander zoekt diets te maken) hybiyft ook wel eens plotslyk ftil ftaan, en valt regts en links op al wat hem in de weg is, vriend of vyand, ja zelfs op de boomen &c. aan: zyn meefter nog des^elfs huisgenoten kend hy niet meer, met Zuipende oogen en een leelyk aankyken gaat hy vreeslyk te werk: zo lang tot dat onder zeer zwaare ftuiptrekkingen, eene wreede dood de laatfte treur-rol fpeeld. Wanneergezonde honden zodanige, en maar van verre'tegen komen, zettenze het, onder een yslyk getjank op de vlugt, gelyk de ondervinding leerdTweede proeve. Om te weeten of het reeds dood geflagen dier dol geweest zy , moet men die proefneming welke de beroemde Franfche heelen handartz Petit eerst uitgevonden en bekend ge-  (33) gemaakt heeft, in 't werk ftellen, zie \Acad: des Sciences, 172.$ p. 39; Verzameling van Genees-, Heel- en Artzenyk: Waarnemingen 2 p. 54a. Men neeme, naamlijk, een ftuk gebraden of gekoofcc vleesch, en wryve hier mede de tanden keel en 't verhemelte van den dooden hond, nogtans zorgdragende dat hier geen bloed, van denzelve, aankoome: Dit werpt men aan eenen gezonden hond voor, hy zal het met een ysiyk gehuil en getjenk weigeren, indien de doode Hond dol is geweest, maar zo hy niet dol is geweest, zal hy het met fmaak oppeuzelen. Met deze komen overeen die Proefnemingen welken door Rhafes en anderen in het werkgefteld; en by Sennertus. t 2. p* 159. befchreven zyn. Er is in het voorzeggen dikwerf, ja byna altyd; vooral in deeze ziekte, iets twyfelagtigs: om dat er geene teekenen zyn, welke ons zeggen dat het venyn reeds uit het ligchaam is gedreven, of ten minsten zodanig beteugeld, dat het geen fchade meer toebrengen kan. Om dat het venyn, gelyk wy te vooren zagen,1 zonder zich te vertoonen, in het lighaam zich kan verfchuilen, is de Geneesheer zeer in het onzekere, wegens de mooglykheid, (daar hy reeds de beste hulp middelen heeft aangewend) of het venyn niet nog in werking zoude konnengebragtwor. den en daar uit deze doodlyke ziekte konneit «ntftaan. C Maar  (34) Maar het past intusfchen een voorzigtig Geneesheer, dit, zynen Lyder niet te openbaaren; om dat, gelyk wy te vooren zagen pag. 4, de vrees voor het toekoomende, en de herdenking van 't voor byzynde kwaad, hoogst-fchadelyk is. De voorzegging is ook twyfelagtig, zo men niet zeker weet, of het verdachte dier, waarlyk dol geweest zy of niet. Edoch den Artz, geroepen by iemand dooreen hond gebeten, zal, zoo hy.uit de reeds opgegeven teekenen befpeurd, dat de hond dol is ge. weest, gevaar aankondigen; doch zo de uitwerkfelen van het venyn zich nog niet vertoonen, zal hy, om dezelve voor te zyn, de voorbehoedende geneeswys in het werkftellen; maarzo de uitwerkfèlendes venynszich reeds op doen, zal hy wel een groot er gevaar voorfpeïlen, hoewel de zaak nog niet buiten raad is: indiende ziekte reeds zoo hoog geklommen is, dat de watervrees zich ontdekt, dan is er weinig hoop meer over, wegens het gering getal van voorbeelden , dat menfchen de watervrees, als een gevolg der Hondsdolheid gekregen hebbende, nog gered zyn: en daarom laat een geneesheer dan ligtelyk den moed zakken, en voorfpeld het alkrgrootfte gevaar. , Hy lette in 't voorfpellen, op in- en uitwendige, voorfchikkende en toevallige oorzaken, naar welkers verfchil hy meer of minder hoop zal geeven. Het  Het is een zeer kwaad voorteeken, dat de Lyder zy van een heet en galachtig temperament, van de manlyke fexe, een boer, een bewooner van eene of zeer heete, of in tegendeel zeer koude landftreek, dat de Lugtsgefteldheid plotslingsvan van koud in heet, of van heet in koud verandere» dat hy van een wolf, of van een dier dat reeds tot de hoogfie trap van dolheid gevoorderd wasj gebeten zy. Het is een beter voorteeken, dat de Lyder.zy van een koud en flymzugtig temperament, van de Vrouwelyke fexe, of nog een kind, van een goede opvoeding, woonende in een land daar de lugtsgefteldheid zeer gematigd is, zoo de beet toegebragt zy door een hond of ander dier, en nog beter door een mensch die nog lang, na dat ze de beet hadden toegebragt, in hec leven zyn gebleven; en dus, nog niet tot de hoog" fte trap van dolheid gevorderd waaren. Het is ook een zeer gewenschte zaak, zo deri geneesheer ontdekt, dat de Watervrees niet door Hondsdolheid, maar door een ander oorzaak word yoortgebragt. van Smet l.c, §1130. CO (*} lk heb dezelve, gepaard met hevige ftuiptrekkingea; waargenoomen in 't zaamenvloeycnde teruggellagene Fokjes, doch ze wierd gemaklyk door eene gift van 't Wonderpoedeï van den Heer v. d. Bosch overwonnen» £4 B*t  Zevende Hoofd-stuk.' Van de Geneószvyzen. D eze verfchriklyke ziekte behandeld men doorgaans op twederlei wyze, door dezelve voor te komen, of reeds plaats grypende, daadlyk te genezen. Men komt ze voor, door te beletten dat de Honds-dolheid (die men uit het medegedeeld venyn, buiten allen twyffel te verwagten heeft, ) uitberste. Dit gefchied op een tweevoudige manier, namelyk, I. door zoveel mogelyk is den ingang van het venyn in 't lighaam te verhinderen. II. het reeds ingeflopene te verdryven of te verbeteren. Aan beide deze oogmerken, voldoed men door in-en uitwendige geneesmiddelen. Door uitwendige middelen houd men de Wonden zeer lang open; zoo zy reeds genezen zyn, doed men ze 'er weder door open gaan, of men maakt 'er nieuwe openingen mede, om het venyn te doen ontlasten. Wonden door razende verwekt, moet men langen tyd open houden, om het venyn te verzwakken en de qpflorping van het zelve te verhinderen. Hiarom  ( 17 ) Hierom moet men die wonden, uitwasfchen ZieHeyfterHeelbonderwyzingen, lp. 188; Sandr fort Nat: en Geneesk: Bibliotheek a. p. 491» Par fon in de Vaderl: lett: oef: z.p. aSh met zee water, met peekei, met zuuren, met rotting weêrende middelen; men moet ze prikkelen met keukenzout &c. Hier in beftond ook het middel van Figg, welke aanraad een pond keukenzout in een mengelen regen water te finelten, en daar de wond een uur lang mede te knijpen en te behandelen, vervolgens eenig droog zout op d« wond te leggen, en twaalf uuren 'er op te houden. Hy was zo overtuigd van de onfeilbaarheid van dit middel, dat hy,om zynelandgenootente overtuigen, aanbood, zich door een dollen hond voorbedachtelyk te laten byten, 't geen tot zes malen toe met een gewenscht gevolg door hem in't werk gefteld is. zie Chomelwoordenboek Letter H. By aldien ze niet genoeg open zyn, moet men dezelve openvlymen, dit gefchied zynde, moet men er fterktrekkende kopglazen op piaatfen, ze vervolgens befmeeren met Koninglyke zalf, (*) gemengt met een weinig roode neergeplofte kwik, (f) (zie- Mead de Fenenis,p. n8J om ze te doen etteren, of men moet groote fpaanfche vüegplaasters op de beledigde deelen piaatfen. De (*) Ung: Bafilictn. (t) Mercur, r» ca  ( 38 > De openingen die men maakt om het venyn te doen ontiasten, zyn fontenellen, of etterdragten, de volgende etterdragt word zeer aangepre? 'zen. Ltntfrink Geneesk'- tydfchrift, i p. 124. Neem (*) Beste Muscus een half vierendeel loods. Campher tien greinen. Copyven Balfem twintig droppels. Of men brand met een gloeijend yzer de beledigde deelen, en dit is door veele met een allergewenscht gevolg gefchied, gelyk men by Hildanus, /ianm: over de Genees en Heelk: 1 Hond: 26 Waar:, zien kan, welke alle Heelartzen aanraad, dat wanneer ze in dit geval het brandyzer willen gebruiken, liever te veel dan te weinig te branden, wyl zagte Heelmeesters hier fthakende wonden (volgens 't aloude fpreekwoord ) zoude maken. Trouwens, tot een harde kwast word een fcherpe beitel vereischt; — zwaare ziektens vorderen de fterkfte hulpmiddelen. Metzier Mem: de la Societé Royal de Med: 1783 p. 2. p. 335. acht, alle voorbehoedende middelen, buiten een diepe branding, welke met het brandyzer, terftond na het ontvangen van de wond gefchied, onzeker te zyn en onnuttig. De .(*) ~Bf Mtfcbi Opt. 33 * Ca*>pb. gr. x. falf. Copaiv. gt. xx,'  ( 39 > De Roomsch Katholyken, fchryven op eene Godvrugtige en niet min by-geloovige wyze,veel toe aan de branding, welke getchied, met een gloeiend gemaakte fleiitefcvan Sint Hubert: (j) dit fchynt my toe eeven belachlyk te zyn als het gevoelen daar wy op Pag: ia van fpraaken: Nogtans kan een Geneesheer die alleen zynen Lyder met eene vaste hoop zoekt op te beuren, zich dit ten nutte maken, door hunne dwaze inbeelding te koesteren Journal de med 1786. M:Mars9 p. 51a. Een mensen gebeeten of op eene andre wyze befmet zynde moet men onverhoeds in het water fmyten, of plotsling met water overflorten, en dit gefchied met oogmerk of hem hevig te doen fchrikken. (*) Want Cf) St. Hubert, is door St. Lambert Bisfcbop van Maaftrigt geordent en in deszelfs plaats in den Jaare 708 verkooren, in *t Jaar 721 veste hy zynen biaicboplyke zetel in *t dorp Luik; en ging hy in bezending naar de Atdennea, daar by veele ongelovig» bekeerde. Hy ftierf 30 Mey 727 in een dorp tuifchen Leu-. ven en Brusfel, zyn Lighaam wierd te Luik begraven in eene Kapelle St. Albinns genoemd; hy is federt de XI Eeuw in *c byzonder aangeroepen tegen de Rafernyof Hondsdolheid, men plagt zyn feest den 3 Kovemb. te vieren. Soeg/lratc* Wow denb: Letter H. < * ) Hier omtrent moet men aanmerken, dat by aldien de Lyder daar door flaauw word en langzamerhand bykomt, hy in 't vervolg 't wajei zonder ichrlk zal kannen verdragen, Klein l. c. C 4  (4o) Want zo het ooit te pas komt, om iemand, door hem een fchrik op 't lyf te jagen te willen genezen, dan is het hier de plaats, om dat veele waarneemingen ons leerentl dat men hier door eene, reeds als 't waare voor de deur ftaande-watervrees heeft afgewend. Zie onder andre de waarneming van Helmont, Dageraad der Geneeskunst pag. 336 órV. Dat men intusfchen dooreen fchrik iemand kan genezen, getuigt Unzer, /. c. 2. a p. 93 & 94, welke evenwel aanmaand, hier voorzigtig mede re werk te gaan. Het komt op 't zelfde uit of het Zeê- of Rivierwater zy, want de waarneemingen bevestigen, dat, de verkregen genezing niet van de kragt van het water, maar van de aangedaane fchrik afhangd. Tulp, Genees- en Heelk: Waarn: 1 boek, 21. Hoofd: verhaald ons't volgende geval, een Schipper zeventig jaar oud, wierd van een dollenhond gebeten, om zynen ouderdom wierd hy van zyn kinderen zeer zacht behandeld, doende hem zachtjens in 't Y zakken, even als of ze alleen zyne opperhuidwilden afwasfchen, doch dezen is ook naderhand aan de watervrees geftorven, 'twelkten bewyze ftrekt dat niet de indompeling maar de fchrik, het bedoelde geneesmiddel is. Ridley, de Asthihate & Hydrophobia obs. 25. verhaald van een man, welke na dat hy door een dol-  (4i) dollenhondgebeten wavS, fchipbreukleed, zodat hy ten minsten een plas van 3 mylen ver moest overzwemmen, des niet tegenftaande is hy naderhand aan de watervrees overleden. Erman Inftru&ion concernant les perfonnes morduespar les bêtes anragèesp. 17. zegt, dat uitwendige wryvingen met kwikzalf, yan een goede uitwerking bevonden zyn. Door inwendige middelen word het venyn uitgedreven, en te gelyk verftompt. Uitdryvende middelen zyn,allerlei ontlaflingbevorderende middelen, buikzuiverende, boven en onderwaards, clyfteren, zweet, pis, enkwyldryvende. Verftompende middelen zyn zodanigen welke het waare tegengift tegen dit venyn uitmaken, door onderfcheide geleerde mannen, zyn 'er een aantal der zulke^ ontdekt, en in gebruik gebragt maar volgens het getuignis yan den onflerflyken Boerhave, in deszelfs kortbondigefpreuken § 1147 en yan Swieten l. c. is 'er nog geen bekend waar op men zoo volkomen kan ftaat maaken (*)dat men 'er (*) De beroemde Rotterdamfcbe Geneesbeer L. Bieker, in zyne Aantekeningen op *t Werk van den grooten Tisfot, Raadgeving voor de Gezondheid van den Gemetnen Man • iegi: daar zyn in ons Land verfcbeide afkook/els van Kruiden bekend, twee zelfs door de Hoogt Regeering bekend gemaakt , va» wier vermogen om de konisdolbeid te genetzen, C 5  (40 9er }t ieven van een in zo groot een gevaar ver. keerend ellendeling aan toevertrouwen kan: nademaal er nog geen een, ooit of ooit bevonden is volftrekt zeker te gaan, maar, of door fyne befpiegelingen in de Harsfens der geleerde gefmeed zyn, of dat de een ze zich van den anderen, als gangbaare munt laat in de hand floppen, daarom acht ik het nuttig, dien geheelenrommelzoo van Theriaken en Tegengiften aan zyn plaats te laten. Proefnemingen nogtans leeren, dat men hier van, eenige weinigen moet uitzonderen: en dewyï men de kragtdadige uitwerking van zommige niet moet verachten zal ik van dezelve, nog het een en ander, aanffippen, en wel voor eerst van het. i. Aschkleurige Aardmosch (*) een foort van mosch dat in zeer groote menigte op onze Duinen gevonden word. Deze Mosch fyn geftampt, en met peper vermengd zynde word van fommigen genoemd, Poe- men zeer boog opgeeft, edeéb ik heb vau geen van dezelve ttnig gegrond btrigt kunnen krygen, waarom ik raadt, dat men Utver gebruik makt van de middelen dit dt Autbtm gaat aanviyzen, om den nieuwsgierigen lezer gelegenheid te verfchaffen, de genoemde afkookfels en nog andere middelen eld;rs in gebruik, te leeren kennen , zal ik dezelve agter dit werkje als een toegift mede deelen. ^ O) Licbtn Cintreus Ttrrt/lris.  (43) Poeder tegen de Honds-dolheid'(O of by anderen Poeder van Dampier, van dit Poeder geeft men 3 dagen lang agter denandren, 4fcrupels of 80-grein. Mead deVenenis, p. 124, verheft dit middel hemel hoog. 2. De Spaanfche Vliegen (*) die van fommige ook op zich zelfs gebruikt zyn geworden, door ze, name. lyk 24 uurenlang te laten trekken inKaarnemelk, daarna gedroogt zynde, met boonen, meelenwyn te vermengen en tot koekjens ter zwaarte van een fcrupel of 20 greinen te maken. Hier van lieten ze 'er dagelyks een op eeten. Door welk middel Baccius de venenis pag. 80. ver. gekken met Bonetus Polyalthes. 3. p. 595 & verh: van 't Geneest Genoodfchap Jervandis Civibus. 10. d. p. 66. getuigd, dat zo 'er bloedwatering door ontflaat, 't geen men door rykelyk melk te drinken kan matigen; men de Watervrees gelukkig kan voorkomen. 3, De Meykevers. (f) volgens onderrigtingvan SauvagesyCvaoonmen de zelve in honing, en men geeft 'er aaneen volwasfene een fcrupel van daags. ibid p 235Zy verwekken op dezelve wyze als deipaanfche vlie- (4.) Pulv. antilysfus vel Dampierii. (•) Cantharide!. ( f ) Permes Majalts, ook Ueloë Sf Profcarabeus genoemd.  (44) vliegen het bloedpisfen, en weeren op dezelve wyzè de watervrees af. Op gezag van Frederik den Grooten, Iaast overleden Koning van Pruislèhen is in't Jaar 1777. een geheim geneesmiddel dat in Silefien veel gebruikt wierd, weereldkundig gemaakt. Deszelfs voornaamfte ingrediënt waaren de Meykevers. 4. De Muscus (*) by de Chineefen worden de Cobbs Poeders voor een onfeilbaar middel gehouden. Men field ze op de volgende wys toe, daar toe neemende Cf) Beste Muscus, zestien greinen. Gemaakte Vermilioen. Natuurlyke van elk twintig greinen. Deze wryft men tot een poeder, en men geeft ze mét een flok Arak in, na verloop van 2 of 3 uuren volgt er een zachte flaap, en dit niet gefchiedende», herhaald men dezelve gift, en de genezing volgt zeker, de lyder word van de watervrees 30 dagen lang bevryd, zo men hem terftond, na dat hy befmet is, dit middel ingeeft en dezen tyd verftreken zynde, dezelve gift herhaald. Maar (•) Mofebus. ( t ) *itfcbi Opt. gr. xvi. Clnnab. fuS. Nativ.ea gr. xz. t  (45) Maar by aldien, de watervrees zich reeds geopenbaard heeft, moet de gift herhaald worden, 3 uuren na dat de eerfte is ingenoomen, wanneer men verzekerd kan zyn van genezen te zullen worden. Volgens het getuignis van veele fchryvers is deze geneeswys dikwerf van goed gevolg geweest. 5. Het Heuïfap (*) Whyt pryst dezelve, voornamelyk wanneer een groote gift van dezelve by wyze van Clyfteer word ingefpoten, Verh ever de Zenuwziekten, en Verh: van'tGenoodfchap, Serv: Civibus. 10. d.p. 359. 6. De wortel van de groote nagtfchade (f)deze wortel word door verfcheide fchryvers zeer geprezen , ibidp. 243-252. Boekzaal 1 ?%6Juny, p. 634: 7. 't Middel van Loof, 't welk hier in beftaat: Men neemd drie eier-doyeru En drie halve eierfchalen vol boom-oly deze mengt en bakt men al roerende in een koekenpan, tot dat het een zachte deeg worde. Men geeft dit den befmette twee dagen achter een in, mits dat hy zich zes uuren voor, en zes uuren na het inneemenvan het zelve van alle Ipys en drank onthoude, en zorg drage dat zyne hem (*) Opium. (t) /Ui?** BttMonei  ( 4*) hem toegebragte wonden negen dagen lang open bly/re verh: vant Genoodfcb:ferv: civibus 7 d:p. 555. '8. Het Kwikzilver 9(?)£chynende het zelve,het waare tegengift tegen de Hondsdolheid te zyn. Om 't inwendig te gebruiken heeft men aan de hand gegeven \ gr. bytend opgeheven kwikziU vgr>(X) i» een half onceBrandewyn te ontbinden Memoire de la focieté Royal: de Med: 1777 en 78. Men pryst ook het Mynftoflyk Turbith Comment: de Rebus 22. p. 220. om 't op de volgende wys te gebruiken. t CJ-) Mynftoflyk Turbith twaalf greinen. Tegengift Wortel een vierendeel Loods, Theriakelvan Andromachus, zoo veel genoeg is. Om het tot 3 flikbrokken te maken, waar van tien Lyder ér alle avonden een moet inneemen, 4 fpyslepels van 't volgend drankje 'er op toedrinkende. O Neem (*) Mercuriur Vimiï (f) Sftrcur. s£= Corrof. gr. (3. ! C + ) 3$o Turpttb. min. gr. xii. Pulv. Rad. Contraj. 3i Tkeriac, Andr. §. s. ». /. tolt Ni. iil.  ( 47 ) (*) Neem Water van Wynruit zes Oneen* 'tfamengefield Theriakelwater tivee Oneen] Siroop van Poeonie drie Lood. Aftrékfel van Bevergyl: een half Lood» 9. Het middel van de Poolsch Koninglyken Lyfartz, de Moneta, beftaande, in 't in- enluitwendig gebraik van bierazyn met verfche boter, waar van men een uitgebreid verflag vind in het Mengelwerk der Alg: Vaderl: Letteroeff: 1792 p: 102&C. 10. Hier moet ik nog byvoegen hoe Baudot) en Erman deze ziekte genezen. Baudot zegt, door eene driejaarige ondervinding geleerd te hebben, dat zyne behandeling boven anderen te verkiezen is. Hy laat op alle wonden, hoe oppervlakkig ook een plaaster van Sp. Vliegenzalf plaatzen, en dezelve ia uuren leggen; daar na 's morgens en 's avonds de wonden \ uurs lang, met olie wasfehen, dit eenige tyd geduurd hebbende, moet de zieke zelfs de wond, geduurende 12 da* gen 2 maals daags f van een uur lang; fchuure» met gekampherde Kwikzalf. Zo (*) $0 | vi. — Tbericc. e. % ilV Sjrop. Pêton. £i |3 Ti.* Cgitor 3ii.  C43 } Zo de wonden zeer groot zyn, Iaat hy ze openvlymen. - By aldien 'er reeds toevallen van watervrees zig beginnen op te doen, laat hy, behoudens dezelve geneeswys, eens of tweemaal, een ader openen, en geeft tegen den avond een flikbrok uit Heulfap en Campher. Hy waarfchuwd, dat men zig intusfehen niet genoeg voor gemoeds beroeringen kan wagten. Mem: de la fociete Royale de Medicine. 1776 p. 135- Erman laat de wonden terflond met het brandyzer Ichroeyen, en ter deeg open vlymen, daar na een fp: vliegplaajler veel grooter als de wondis, op den zeiven leggen. Hy iaat ze beftryken met het volgend zalfje. Neem. (*) Levend Kwikzilver een once men dood het zelve door zoo veelVenef.Therehtntyn als genoeg is, men doed 'er een loot of anderhalf Varkens-reuzel by. Dit laat hy in drie dagen verfmeeren: op den 'derden dag en vervolgens alle dagen geeft hy 's mor- C') Herc. Vivi depur. |f. Exting. Tbtrtb. Vtntt. q. 1. adde Axung. Porei ZfivtlZ vl.  (49) fs morgens en 's avonds, den zieken in 3 greinen van het algemeen Geneesmiddel, uit KwikziU vtr (*) hy verminderd of vermeerderd, na dat zich de ziekte toedraagt, de gift. Indien de lyder treurig en benaauwd begint te worden, geeft hy een Poeder in, beftaande uit (f) Gemaakte Vermilioen tien greinen., Camphor vier greinen. Muscus zes greinen. Heulfap een grein. Indien de Watervrees zich opdoet, moet men de fmeeringen , voornaamlyk aan den hals en aan de borst vermenigvuldigen, Erman Inftru&ion, l. c. De nuttigheid van het kwylen, vind men ook befchreven in de Mem: de l'Acad: Royal: de Med: 1777 & 78, pag> 495- De voorbehoedende géneeswys Jeischt ook dat men alles, wat maar eenigfints befmet fchynt te zyn,gelyk voorheen reeds gemeld is, verbrande, dat men dikwerf de handen wasfche en de mond fpoele. De daadlyke geneezing, is meest altydvrugtei 1 loos, hoe wel men ze niet moet verwaarfoozen. ■ Zo de Dolheid en vooral de Watervrees reeds tegenwoordig zyn, heeft men weinig hulp van de Konst te wagten. Men moet hier zyn uiterfte kragt inlpannen om den Lyder te genezen, want 'er niets wreder onmenfchelyker, en der edele Geneeskunde onwaardiger kan 'worden uitgedagr, dan zodanigen Ellendeling aan zyn droevig lot over te laten, of tusfchen bedden te verfmooren. Men kan van alle opgenoemde, of foortgelyke middelen gebruik maaken. Men wagtezich van alle heete tegengiften welke het zenuwgeftel, te heftig aandoende hier als waare vergiften, zoude werken. Men moet de ontfteking tegen gaan door herhaalde aderlatingen, zoute clyfteeren; door verdunnende dranken, met falpeter, en zuurachtige middelen vermengt, in groote menigte te drinken te geven, Sp: Vliegplaasters of een plaaster uit de Galbanum en Opium gemaakt, op de keel leggen. Verh van het Genoodfchap Serv. Civib. 89 P> 359- Men moet den zieke zo lang hy het maar immer kan uit houden, onder water houden zelfs tot op fmoorens toe (*) of hem aan een paal gepon. C*) Zie de Aanmerking op pag. 30,  (5i ) bonden zynde, met water begieten, kortom, rriefi moet alles in 't werk ftellen om die Ellendigen » van deze verfchriklyke ziekte, die veel yslykerdari «|e dood zelf is, teverlosfen. En wanneer alles te vergeefs in *t Werk gefteld is, dan zal binnen korten tyd, het fpreekwoord der Grieken Omtrent wanhoopige ziektens, voor welken zy geen raad wisten, aan den Lyder worden bewaarheid. De dood zal hier voor Artz fpeelen; dat is: De dood zal een einde yan alle z$ne rampen maken. Ook is er niets waarachtiger, dan het geen de Larymche Puikdichter Ovidius zong, toen hy op Pontus Kust verbannen was, zie Brieven uit Pontus i Boek 3e Brief y in eéne vrye trant in Nederduitfche Verfen aldus gevolgd: $ ® Een Artz, fchoon in dé Kunst Volleerd, ziet foms zyn beste poging faléti. En 't kwaad (trotsch al zyn kunde en vlyt) op 't heilzaamst' middel zegsnprale». $ ® Ziet ge immer, dat de teere long, zich zelv' ontlaat van bloed, 't Is onbetwistbaar zeker, dit de lyder derven moet. " D 2 W**  (50 Wyk .ffisculaap! — Uw beste kruiden met al wat ge immer heilzaam vond, Om ziekte of kwaaien te geneezen, zyn kragtloos in een h«rtewond. $ © Wat nut Geneeskunst immer wrocht, Hoe hoog haar glorie rees; Nooit v«nd zy hulp voor knodd'ge jigt, of dolle Watervrees. •• TOE-  BYLA G E N.   (53): TOEGIFT en BYLAGEN. * Behelzende eenige byvoegzelen tot de voorgaande verhandeling: als mede, opgaave van eenige middelen tegen de Hondsdolheid, door fommigen aangepreezen, en op hooge order bekend gemaakt, of anderfints, door de ondervinding goedgekeurd en beveiligd; voornaamlyk ingericht, voor de zulken welken geene bezitters zyn van zodanige groote werken, waar in de gezegde middelen worden aan de hand gegeeven: hoedanige ik (door ondervinding geleerd) meest al ten platten lande vooronderftelle. BYLAGE Iv Uittrekfel uit de Verhandelingen van 't Geneesk. Genootfchap: Serv. Civib. i D.pag. zal. nemedie voor Menfchen en Beeften, die van razende honden gebeeten zyn of den Adem van eenig fchepzel, dat de Razerny in 't bloed heeft, ingeademt hebben, welke zedert eenige Jaar en herwaar ds met goed fucces gebruikt is; voortyds gedrukt door Ordre van de Ed. Mog. D g Heeren  'Jfteeren van de Reekenkamer in Gelderland, op Speciale Authorifatie van de Ed: Mog: Heeren Staaien derzelver Provintie. Dezelve beftaat uit deeze navolgende Kruiden.' (O Netgekragt of Meeftermrteh Roode Byyoef Betome Averuit fVynruu 'Self ' fïuislook Wilde Kaarden Lubfleek of de Wortel daar van Men moet van elk dezer bovengaande Kruiden een goede hand vol neemen; waar toe men doet 6 kannen water, 't zelve in een Ketel wel toege^ dekt tqc op twee kannen laatende verkooken, waar na men het zelve" koud geworden zynde doorgaat, en op de volgende wyze inneemt. - ' J " Eer- ImperatorJs; $rtemifia. , Betonica. Abröraaam. feata. . i U, Salvia, Semper ylvun| njsjas, Cardaos Fuilouum. Levisticum. ••  C55) Eerftelyk word het gebruikt zoo wel vanMer> fchen, als vanBeeften; alleen dat Menfchen eene, en Be'eften (tot welk geflacht ook behoorende) twee kannen daar van drinken, moetende een Mensch van de eene, en een Beest van de twee kannen negen agtereenvolgende dagen inneemen, yder dag tweemaal; dus verdeeld men d'eenekan voor een Mensch, en de twee voor een Beest in agtien deelen, men moet het inneemen, des morgens nugteren en twee huren daar op vasten, dan wetjerom des namiddags om 4 uuren, en insgelyks 2 uuren daar op vasten, twee uuren van te vooren ook niets genuttigd hebbende. Menfchen die gealtereert zyn worden niet beter gedaan als aderlaaten, kleederen, die door een razend dier bezoeteld zyn, moeten opgekookt en klaar gewasfchen worden. Zoo ook de Beerten, daar men van twyffelt dat een hond onder geweest is, daar van ze met fchuim beimet waaren, moeten zoo mogelyk in vlietend water, of anders in een diepe kolk over hals en kop twee of 3 maal gedompelt worden. Den drank moet zuiver blyven, zonder ergens mede gemengt te worden, zoo een Mensch of Beest gebeten is, doet men niet anders, dan zoo dikwyls alszy van den drank drinken, de wonden met dezelve drank tewasfchen, maar hiertoe moet men zoo veel meer drank hebben die men byzonder doet, om dat den drank door de wonden onD 4 rein  (50 tón, en om te drinken onbekwaam en fchadelyk gemaakt word. Men moet de wonden zoo lang open houden als mooglyk is, en zoo dikwyls men dezelve wascht, met een houtje daar een doekje om is, openmaa' ken, en de roof afligten, by een mensch legt men drie of 4dubbeld geflagene doekjes daar op, die in den drank gedoopt zyn, met eenige blaadjes van de kruiden; maar men moet zich voor al wagten de drank met welken men wascht, niet te vermengen met die welken men drinken laat; zoo de menfchen of Beeften reeds mogten raazen, moet men haar den drank tusfchen beide, als zy een weinig bedaard zyn, tragten in te geeven. " i Men moet wel toezien dat 'er niets van gefiort worde. i . Men mag ook niet verzuimen met in nemen of men zoude wederom op nieuws negen dagen van den drank moeten drinken. Al die met befmetten omgaan moeten mede van dezen drank gebruiken, BY-  BYLAGE II. Uirtrekfel uit het Woordenboek van M. N. Chomei. i D. pa'g. 559- Mededogen, tedere liefde en vaderlykezorgi voor 't heil hunner Ingezetenen, heeft de Heer en Staaten van Friesland bewoogen, om 't volgende middel, tot nu toe altoos met gewenscht gevolg gebruikt, aan 't algemeen bekend te maaken, en deszelvs uitvinderes, eene Hyke Bot es, te Ferwert in Friesland woonachtig, een Jaarlyks penfioen toe te leggen. Zie hier de wyze op welke dit middel bereid word. Neem O Bladen of kruiden van wilde Kaarden. Hondsribbe. Wynruit. Averuit. Waalwortel. Huislook. Steenruit, of duizendblad van elks een kleine hand vol. In C * ) Cardui FuIIonum vel Dipfaci. Plantag. Maj. Ruts. Abratani. ConfoJidae Maj. Sedi Maj. Rat* Marari» vel millefol. aa manip. paiv. D5  C 5 .8 ) Indien de een of ander dezer kruiden mogt ontbreken, neemt men van de andere zoo veel meer, vooral Wilde Kaarden of Huislook, men doet deze kruiden, groen en versch zynde, in een Vyzel of Mortier, waarin men dezelve {tampt, en daarna 't fap door een doek doorwringt; en met beste wynazyn vermengt, een deel fap en twee deelen wynazyn tegen elkander gerekend wordende (_*) In 't gebruik voegt men by zes fpyslepels van dit gemengde vogt, een lood fyne Theriadk, en dus'toebereid, gebruikt men 't zelve, öp twee agtereen volgen de dagen, in dezer voege; 's avonds te vooren moet men vasten, en niet de minfte fpys gebruiken, daar op fmorgens drie lepels van dit bovengemelde vogt koud innemen, 'en 's daags daar aan weder drie lepels, den voorafgegaanen avond insg'elyks gevast hebbende; een half uur na het nuttigen van dit middel, mag men wel een halve roemer Brandewyn, Genever of Anyswater gebruiken, en 's middags matig eeten; de beste fpys is dan, eene goede kalvere foep, waarin eene tamelyke dofis Crem: Tart. of (*) Dewyl men *s Winters onmooglyk verfche Kruiden kan bekomen , welker fap echter in dit geval noodwendig vereischt word , zal men zorge dragen, dit altoos in voorraad te hebben, kunnende 't zelve, twee Jaaren en langer goed gehouden worden*  (59 > of Wynfteen gemengt is,, en hier in beftaa* dö geheele inwendige Cüur. De wond zelve, moet van tyd tot tyd, met wynazyn uitgewasfchen en zuiver gehouden, en daar na met een plaafter Diachylon Cum Gurr'n; overdekt worden. Indien een Vrouwsperfoon, door een dollen hond, of eenig ander woedend dier gebeten zy, moet men iets minder Theriaak onder 't vogt mengen, doch voorts in alles dezelve behandeling in acht neemen; en mede by een Jongeling of Kind, na deszelfs jaaren en Lichaamsgefteldheid, van 't een en ander minder quanriteit gebruiken. Dit middel word met best gevolg gebruikt, binnen negen dagen, van de tyd der verwonding afgerekend; — oppasfers, en anderen die met den lyder omgaan, dienen 't mede tot een behoedmiddel te gebruiken. Het zelve word aan Paarden, Hoornvee &c. met een gewenschten uitflag gegeeven, voor een Koe mengt men onder den drank, een' en een lialf lood, voor een Paard een lood, voor een Windhond een half lood, voor een zwaare Hond óf Dog een lood Theriaak; en men geeft hun na 't gebruik van 't middel zuurbier te drinken. De honden worden geneezen door hen tewryven, met driemaal zooveel zalf als men voor ' men-  <6o) «enfchen gebruikt, en hun een Gikbrokuitz«»«j greinen Mynfioflyke Turbitb met broodkruim te laten doorzwelgen. (*) ?) I^o Turpeth Min. gr. vii. Micse Panis q. f. ». f. Bolus. BY-  (61 ) BYLAGE I IL Inhoudende opgave vau Remediehl onder de Koninglyke Pruififche Ja* gers in gebruik —1 Deze Remedien langen tyd geheim gehouden zynde, wierden na het overlyden van de uitvinders wereldkundig gemaakt. Dezelve worden zeer geroemd, en bynaonfeilbaar gerekend; ik zal dezelve mededeelen, zo als die my zyn ter hand gefteld; zynde L Een drank voor Menfchen en Vee, dooreen dollenhond gebeten zynde; 'c famengefteld uit (*) Calmus Alantswortcl, Betome. rjop. Smalle Salie, van elk twee lood. Een Roode Pier of Aardworm. Dit gemaakt zynde tot een zeer fyn poeder; neemt men hier van voor een volwasfen rnensch twee (*) Ttp R»d- Cahm. AronW Heleaii. Herb. Betoo. — Hyafopi. Salvis Min. aa ^ I* Lumbric. Terreft. N: i. dj: f: pulv;  ( 6i ) twee loot, en laat het zelve, in eene nieuwe pot wel digt geflopt zynde, in drie kannen oud biet drie uuren kooken, tot dat het vogt, tot op de helft verminderd is, als dan doet men 'er nog by. (*) Roode Bolus twee lood Poeder van Eenhoorn een agtjle lood Dit wel onder elkander gemengt zynde, is den drank gereed. Na voorgaande aderlatingen, geeft men hief van aan fterke mansperfoonen, 's morgens nugteren, en 's avonds twee uuren na het eeten, telkens vier lepels vol, houdende hier mede drie agtereenvolgende dagen aan. Vrouwsperfoonen doet men drie, en kinderen twee Lepels, op de* zelve wyze gebruiken. Men onthoud den Lyder onder 't gebruiken van dit middel, van allerley dierlyk voedfel, vooral melk en Varkensvleesch — Een Paard geeft men een mengelen, een Veulen of Koe de helft, een hond of fchaap drie lepels vol, men houd hier mede ook drie dagen aan, en doet telkens in den drank voor deze die" ten, nog een weinig poeder van Eenhoorn. H C') Boli Arm- f'* Pulv. Monocerot. m: f; polv.  ( «3 ) A By aldien een dollen hond onder eeh drift fchaapen geweest is, zonder dat men weet welk fchaap gebeeren zy, vergenoegd men zich, met zes of agt fchaapen, yder drie lepels van dezen drank in te geeven, vervolgens al de fchaapen, in de ftal digt óp elkander te Jaagen, met oogmerk om de reuk van den drank onder alle de fchaapen te verlpreiden, men laat dezelve dus drie of vier uuren ftil ftaan, en dtie dagen met het gebruiken van dit middel aanhouden. [Cothenius, beroemd lyfartz van wylen Koning Frederik den ze, heeft te Potsdam verfcheiden menfchen, door dolle honden gebeeten zyn, de, geneezen met kopervylfel, waar van hy tien greinen op een boterham liet ftrooyen, en drie dagen agter den anderen gebruiken, 't welke ruime ontladingen van floelgang, Pis en fpeekzel te weeg bragt, zonder 't minfle nadeel te veroorzaaken. Veertien lyders dit als een behoedmiddel gebruikende, hadden geen nadeel van 't byten; twee gebeeten zynde, wierden hier door geneezen, doch by verfcheiden anderen, ( het middel te laat gebruikt hebbende) was 't vruchtloos. Zie Löscke abhandlung der Auferlefensten arfeney mittel &c: pag: 389.7 Hier aan is misfchien deszelvs oorfprong verfchuldigd', een tweede middel, by voornoemde Jagers in gebruik; zynde 11, Een poeder, welks bereiding dus word op. ge-  ('64) opgegeeven; Neem de bodem van eene oude geele kopere Ketel, vyld die met het roest en vuil dat 'er aan is, geheel fyn; geeft yder mensch daar van zoo veel als een Goudgulden zwaar is, met zo veel poeder van Eenhoorn, als op de punt van een mes leggen kan, des morgens nugteren op een boterham te gebruiken; en hiermede, drie dagen agter een te blyven aanhouden. Men doe vooraf den lyder eene ruime aderlating, en onthoude hem geduurende 't gebruik, van alle dierlykvoedfel, de boter op de boterham met welke 't middel toegediend word, moet ongezouten en zeer dun gefineerd zyn. Is ymand zwaar gebeeten, dan moet hy ook des avonds dit middel gebruiken, en daar op vasten. Voor Zwynen, word dit middel niet dienftig geöordeelt, wyl zy 'tzelve weder uitfpu wen; doch in tegendeel voor menfchen, en ander Vee zeer fterk aangepreezen. , Evenwel zoude ik yder aanraaden, veel liever gebruik te jnaaken van het voorfchrift van den zoo even genoemde Lyfartz , dan van deze (fchoon hoog verhevene) plompe en gevaarlyke Jagers remedie. £ Y-  3 Y L A G E IV. By 't overlyden van den Koninglyken Pruisfi. tónen Jager J. Hafe, is 't volgend raiddeJ algemeen bekend geworden. Neemt (*) Grove Majolyn Oregoi Duivelsbeet. RoodVrouwenhatr. \ Hondsdraf. Leeuwenbekken. Jans Kruid. Duizend Gulden Kruid van elk een halVA hand vol. Zwart Komynzaad een agtjle lood. Wortels van Sc- Joris Kruid een vierde lood, gedroogt, en tot een poeder; gemaakt. Hier (*) Herb. Origani. Saccife vel morf. diaboli. Adianthi rubr. HedrE Terr. -— Anthirrhini. _— Hyperici. Centsurii aa maoip. Sem, Semin Cumini 30# Rad. Valerian. Sylv. 5i. m. f. pulv. E  (66y Hier van laat meri om de twéé dagen, in den vroege morgen , oude en jonge menfchen, tot drie reizen toe, driemaal zo veel gebruiken, aW op de punt van ee-n mes leggen kan, met gezegende Diftel of Melisfen Water. Zo ras ymand gebeten is, moet hy worden adergelaaten, de wond in vlietend water üifgewasfehen, en daar op de volgenden dag 't genoemde middel gebruiken, Honden, Paarden, Hoornvee, &c. worden op dezelve manier behandeld, uitgenomen dat men hun 't poeder met zoete melk ingeeft,  < «7 ). BYLAGE V, Betreffende 't middel van wylen den Wel Ed. zeer Gel Heer Pa J. Looff, in leven M. D. te Groningen. Hier omtrent vind men (behalven in de Verhandelingen van 't Geneesk: Genootfchap Serv: Givib: en in 't mengelwerk van de Vadert; Letteroeff. 5 D: pag: 37O een breedvoerig verflag, in 't nafchrift van een werkje, getyteld: 'Verhandeling ever de Hondsdolheid door mynen reeds genoemden. Vriend, den Heere A. J. A'Looff, Med. Doctor alhier-, in het begin dezes Jaars uitgegeven; 't welk ik den Lezer, tenfterkfte aanpryze, voor zoo verre men daarin, de voornaamfte oorzaak dezer Ziekte (volgens des fchryvers gevoelen , van 't welk ik ook ziehier voor pag: 11 niet vreemd ben ,) breedvoerig behandeld, onderzocht, en met proeven geftaafd vinden zal. — E 2 BY-  X SS) B Y L A G E VU : Behelzende eene nadere opgave van 't middel, door den Kon: Poolfchen Lyfartz de M on eta hekend gemaakt. Na dat zyn Ed. alle de middelen, doorgaans aangewend wordende, zonder vrucht gebruikt had; kwam hy eindelyk op het in-en uitwendig gebruik van Bierazyn met Boter, 'tvyelk zyn voormaalige Leermeester Doéior Thiefen te Koningsberg, reeds in den Jaare 1768, had aangepreezen. — Zyne geheele behandeling komt hier op neder. 1 Moet men zo ras ymand gebeeten is, aarde, zand, /lyk of tabak, 't geen 't eerst voorde hand komt, op de wondfchudden, teneinde het fpeekfelgift daar in trekke, alvorens het zich met de fappen vermengd; daar na de wond met fchoon water uitwasfchen. a Maakt men wat Bierazyn warm, en doet op een vierde, een half pond Boter; hiermede Word de wond eenige dagen belegd; en by aldien dezelve op deze wyze , binnen de negen niet geneest, legt men daaropLoodwitzalf overdekt met Neurenburger plaaster. 3 Inwendig gebruikt de Zieke drie of viermaal daags, drie lood Bierazyn met wat verfche Boter, voor gewoonen drank geeft men Wa-  Water met wat Azyn, Bier, Limonade, of Water met een weinig Wyn: en hier mede moet men, ten miriften veertien dagen aanhouden. 4 In 't begin moet men'zich Vooral van vleesch onthouden, en niets eeten dan Fruit, Groenten, en Schil vruchten. Sterk Bier, Wyn, en alle verhittende Dranken, moeten vermyd worden : hevige gemoedsaandoeningen kunnen oogenbliklyk den Dood veróorzaaken.. 5 By fterke volbloedige Menfchen kan men wel eene aderlating doen, doch dit is niet volftrekt noodzaaklyk, devvyl veele, zonder aderlaaten zyn geneezen geworden. Het uitfnyden, het branden der wonden en de Spaanfche vÜegplaafters, zyn onnut. Den Heer DeMóneta deze geneeswyze te werk Hellende, ftbnd verwonderd over den ge wen senten uitflag. Sedercdien tyd, heeft h'y.meerdanzestig» van ^oue Dieren gebeeten perfdonén,. zonder ée'n eenigen.te verliezen,geneezen, en meer dan honden anderen zyn daar door gered geworden; en zelvs de zulken die reeds de watervrees hadden, wierden wederom herfleld. — Deze geneeswyze is in Warfchauw zo algemeen bekend, dat men het aldaar niet meer noodig oordeelt, by zodanige Zieken een Geneesheer te roepen. — zie verder Algem: Vadert: Letteroeff: 179a N° 3. E 3 Ter  ? 70 f Ter nadere bevestiging van de heilzaame uitwerking van den Azyn, in deze doodlyke ziekte, diend het volgende geval, zie algtm. Karnt en Letterbode No. 192. '„ Een arme Vrouw te üdina, Hoofdftad van 'Trioul, een kleine Provincie in de Republyk van Venetien: van eenen dollen hond gebeten zynde, en reeds de beginfels der Watervrees hebbende, was volkomen geneezen door het drinken van Azyn, welke men haar by vergisfing, in plaats van eenen haar voorgefchreeven drank gegeeven had. De Graaf Leonisfa, Geneesheer te Padua van dit geval onderrigt zynde, beproefde het zelve geneesmiddel , by een dergelyken Lyder in 't Hospitaal te Padua, geevende hem 's morgens en ■s avonds een pint Azyn te drinken; met dit gevolg, dat hij zeer fpoedig van de Watervrees geneezen wierd. Dit middel i$ derhalven zoo eenvoudig als krachtig. {iét fchynt uit de goede uitwerking van het zuur in deze gevallen, dat de ftoffe welke door de beet word medegedeelt, een alcali is, 't welk door het fpeekfel van het Dier, even gelyk door inenting aangebragt, en door de Watervaten die op de plaats,der beet zyn, ppgeflorpt word.'- •; : in  In de Memoires de la Soeieté Royale deMedicine 1777 en 1778 p: 473, word een dampbad van Azyn tegen deze Ziekte aangepreezen. In de verhandeling over de Azyn, door myne Geachten Leermcefter , den beroemden Hoogleeraar TM. G. Oosterbyk; word ook dezelve, als een , middel dat allerlei Venyn en Vergift beteugeld, aan de hand gegeeven. By Unser Geneesk: Handboek door B. Ter sier 1773 te Amfterdam in 't Licht gegeeven, wprd -irisgelyks van Azyn met Boter, als een middel tegen'de Hondsdolheid melding gemaakt. E 4 BV»  B Y L A G E VII. "p: G: Hensler, Koninglyk Deenfche Phyficus X te Altona, (Zie de Natuur en Geneest Biblio, theek van mynen nooit volpreezen Leermeefrer den Hoogleeraar E: Sandifort io? d: p: 408) vereenigt, in zyne behandeling dezer ziekte verscheidene Genees wyzen, door anderen afzonderlyk kenbaar gemaakt. Wanneer ymand door een dollen hond gebeeten, en de wond daar door veroorzaakt, klein en weinig bloedende is — maakt hy dezelve wond grooter en meer bloedende; wascht ze vervolgens (uitgebloed hebbende) met pekel, en eindlyk dekt hy dezelve door een klein Zakje met Zout. 't Geheele Lid, waar in de beet is toegebragt, word met Iyn of boomoly gewreeven, en gewonden in een Huk flenel in dezelve oly ingedoopt. Inwendig gebruikt men aanftonds, van drie tot vyf greinen Campber, met een weinig honing of Conferv van Vlier; een teug pekel daar op toedrinkende; het zelve herhaald men des Avonds naar bed gaande; gebruikende intusfchen den gantfchen dag door, thee van Vlierbloemen en Melisfen. Den volgende dag maakt men aanvang met het geeven vau Kwikmiddelen, tragtende tevens eene over-  I 73 ) overvloedige Etterloozing uit de Wonde te verwekken. h4*V. a */ a a j a Laaten de bezigheden deze behandeling niet toe, dan vergenoegd men zich met'het geeven van een braakmiddel, uit anderhalve dragma van den braakvetwekkende'zvynfëeen: over dag in twee of drie giften doende gebruiken, tien greinen Campher vermengt met Conférv van Vlier. rytuj bffsern oh n.; (i..::::ui-:;'. 1 : ■ •. . 1 ji'v 1 ■> 1 h 'io ..>■ i"b»--; •■■ / 'v.>. ."■■ "l .J■ E 5 iW-  /C 74 ) B Y L A G E VIII. ■ Betreffende 't middel door BucHNER bekendgemaakt: zie N: AlgekuVaderl:Letteroeff:3-i •t-qjadM 'goovr sj ïoob isiri ^cnsc'.: c^i&itrisg, 5 7/iiu'9b''i'iva t^uoJi9y noorfcjlno-.» zasvznvió gNiivl9^ir'''jb' eèftl9rs ósob' ni lorJ-.im tib mrv ,s*o^v>9$ ni ris.'ii hriivjoidrjbbc eb asm ftfefteb BY-  O) B Y L A G E IX. Nopens de vlugge Loogzouten. In'tEngelsch Maandwerk Gentlemans Magazin Juny 1768, vind men een brief van Wolf aan Becker, waar in de Schryver getuigd, verfcheiden middelen by elf menfchen, door eenen razenden Wolf gebeeten, beproefd te hebben; als Muscus, Campher, vlugge Geest yan Ammoniac Zout (*} &c. doch dat. de dierïyke Oly van Dippel (f) verre de voorrang voor die allen verdiende. Hier by komt ook nog in aanmerking, het Eau de Luce, een uitvoerig bericht van eene gelukkige geneezing hier door te weeg gebragt; benevens een fchoon vertoog, over de uitwerking van dit middel in deze ziekte, uit vergelyking derzelve met de adderbeet vind men in de Uitgez. Verh. 9 D. p. 538. (') Sp: Sal. Ammoa. vol. Ct) 01 • Animal Dippelii.  '