D E ADEMHALING.   D E ADEMHALING, VOLGENS HET NIEUWE SCHEIKUNDIGE LEERSTELSEL proeföndervindelyk verklaard, en het nut derzelve voor de DIERLYKE HUISHOUDING NAGESPOORD. Voorheen in het Latyn befchreim DOOR H. W. 3R. O U P P E, Med. DoBor, en Lid van het Bataafsch Genoodfchap der Proeföndervindelyke IVysbegeerte te Rotterdam. En nu met merkelyke Vermeerderingen door den zelfden in *t Nederduitsch overgebragt te HAAR LEM, n £• LOOSJES, Pz. M D C C X C 111.   INLEIDING. Daar gene vloeiftof zo algemeen verfpreid is, noch zo menigvuldige en verfchillende uitwerkfelen voortbrengt, als onze dampkrings-lucht, zo is 'er ook gene wier nuttigheid en noodzaaklykheid dagelyks meer ena meer bevestigd word. In deze vloeiltof is 't dat wy als 't ware omzwem. men, leven, en zy is 't die wy onöphoudelyk moeten inademen: geen dier immers , voornaamentlyk onder de warmbloedige, is 'er, 't welk 't leeven kan genieten,ten zy 't zelve van tyd tot tyd dit heilzaam voedzel tot zich neme, 't welk tot onderhoud en handhaving van 't leven deimeeste, zoo niet aller dieren, ten uiterfte noodzaaklyk is. Dat niet alleen de warmbloedige dieren, maar ook de meeste koudbloedige, ja zelf de planten den vryen toevoer der lucht vereifchen, leerde de gryze ondervinding, wordende zulks daarenboven ten duidelykfte door de nieuwere proeven , voornamentlyk die genen , die met de luchtpomp in 't werk gefield worden, bevestigd. Aldus zienwy, dat *lle dieren geplaatst  ft INLEIDING. onder ene klok, waar uit de lucht voor een gedeelte uitgepompt is, meer of min fchielyk, in evenredigheid van het werktuiglyke geftel dier delen, die aan de ademhaling of den omloop des bloeds toegewyd zyn , 't leven met den dood verwisfelen. De warmbloedige dieren wier hart met twee holligheden voorzien is, door't welk al 't bloed van 't dier moet vloeijen, bezwyken in 't luchtledig zeer ras,zijnde dit een natuurlyk gevolg der geheele beletting van den omloop des bloeds; daar in tegendeel de koudbloedige dieren, in dewelke alleen een gedeelte bloeds den omloop der longen verrigt, 't leven langer behouden } ja de Infecten die alleen door zydelingfche gaatjes, Stigmata genaamd, de lucht inademen, en de wormen, aangaande Wier manier van ademhalen wy onzeker zyn, zien wy zeer lang in 't luchtledig levend blyven. Deze Proeven toonen genoeg, hoe noodzaaklyk de lucht zy, voor alles wat leeft, ten opzichte echter der uitwerkzelen ,en der oorzaak en, waarom de lucht zo onontbeerlyk voor het dierlyk wezen bevonden word, vinden wy de gevoelens der geleerden zeer verdeeld: kunnende met deze gevoeglyk tot twee foortcn brengen, waarvan de eene hier in beltaat; dat de lugtdeeltjens zelve, 't zy derzelvef groffte famenftel, 't zy alleen een fyn gedeelte van dezelve, 't geen zy met vcrfchillende namen bcftempelcn , ons ligchaam zoude 'voeden en verkwikken , gelyk hïppocrAïes reeds vermoedte ; of dat de lucht in onze lou-  INLEIDING. | Iongen opgenomen aldaar enige fchadelyke zelfftandigheden oplosfe, die de voorzigtige natuur zoekt aftefcheiden en uit te werpen, en deze mec zich uit de longen voere: welk laaste gevoelen de meeste hedendaagfche natuurkundigen toege daan zyn, die fteunende op de proeven van Dr. priestley en anderen, aan de lucht een voorheen onbekend vermogen hebben toegefchrc- ven. , Aangaande de wijze nu op welke deze kracht zyne uitwerking uitoeffene, mitsgaders de natuur der voortgebrachte uitgeademde vloeiftoffe, vinden wy insgelyks enige verfchillen, welken te onderzoeken geenzins ons voornemen is, daar wy alleen zullen trachten natefpooren, de wyze, op welke de lucht door de longen opgenomen , aan het bloed die eigenfchappen mededeelt, dewelke 't zelve tot onderhoud van het leven bekwaam maken: weshalven, wij, (zonder gewag te maken van twee zeer aanneemlyke gevoelens, dat de lucht gedeeltelyk door de poriën van 't dierlyk ligchaam, en wel door de zoogenaamde lymphatifche vaatjes opgeflorpt, of uit de fpyzen in de eerfte wegen ontwikkeld, door middel van 't chyl in 't bloed gevoerd word) alleen zullen bybrengen dat gene, 't welke de nieuwfte proeven ons aangaande den aart en eigenfchappen der luchtbeleerd hebben, en dan dadelyk overgaan om 't waare gebruik der ingeademde lucht te bepalen. Om nu in dit onderzoek enige orde in acht te nemen zullen wy: A a i°. Zo  4 INLEIDING. i°. Zo kort mooglyk, zo veel tot ons oogmerk vereischt word, het werktuigkundige van de ademhaling befchryven. a°. De natuur en eigenfchappen der damp- krings-lucht openleggen. 3°. Onderzoeken van welken aart de uitgeademde lucht zy. En eindelyk zullen wy de eigenfchappen der ingeademde en uitgeademde lucht onderling vergeleken hebbende, hieruit enige gevolgtrekkingen afleiden, en kortelyk het nut en de uitwerkzelen der ademhaling zoeken aan te toonen. In welk alles wy, wat de Theorie der Scheikunde aanbelangt, den nieuwen weg zullen inflaan , welken de Franfche geleerden , door overtuigende proeven overgehaald, 't eerst geopend hebben , en op welken zy tot navolgers niet alleen de eerfte geleerden van Europa hebben mogen rekenen, maar ook dagelyks derzelver getal zien aangroeijen; zo dat wy in ons onderzoek de werking en uitwerkzelen der ademhaling op Lavoifeeriaanfclie gronden proefondervindelyk zullen trachten te verklaren, en hieruit verfcheide, voor de famenleving nuttige gevolgen afleiden. EER-  EERSTE AFDEELING, Over het Werktuigkundig gejlel der Ademhaaling. De ademhaling is ene beurtelingfche, voor het leven vooral noodzakelyke opflorping en uitdryving der lucht, in en uit de longen, wier inhoud door de werking der omliggende beenderen en fpieren vermeerdert is: het eerfte tydperk, geduurende 't welk de lucht opgeilorpt word noemt men inademing, 't tweede waar 'in de lucht uitgedreeven word uitademing. §• k De werktuigen die onmiddelyk dezer verrichting toegewyd zyn, zyn de longen ; twee groote, doch derzelver uitgebreidheid in aanmerking genomen ligte ligchaamen, die uit een fponsachtig en met veele holtens vervuld, doch echter vast en fterk famenweefzel beftaan: — tusfchen deze twee ingewanden ligt het hart van zyn hartezakje omringd, als 't ware opgefloten. A 3 §. 3»  6 DE ADEMHALING. §. 3- Deze twee longen vervullen de beide borstholtcns, rakende aan de zakken van het borstvlies, in de welke zy, gelyk ook ten opzichte der overige borst-ingewanden plaats heeft, als in een vorm pasfen, en zich na derzei ver gedaante fchik- ken (V). De Pkura of 't borstvlies neemt zyn begin aan de rugge-weevelbeenderen, verfpreid zich tegen de ribben, tot onder 't borstbeen , van waar de twee vliezen der rechter en flinker zyde verëenigd naar achter zichbegeeven, tot dat zy op de vaten der longe en de long zelf ibuiten, aan welke zy zich vasthegten, en het buitentte bekleedzel dezer ingewanden uitmaken, komende verders, na de longen omgeven te hebben, weder in aanraaking, ftrekkende zich na de wervelbeenderen der rug, van waar zy haren ooribrong genomen hebben;de eerfte fcheiding door de aanraking van 't regter en flinker borstvlies gevormd word mediaflinum antcrius, de achterfte mtdiaftinwn pflerius genaamd. In de meeste gevallen is de rechter long in drie, en de flinker in twee lobben verdeelt, deze lobben nu beftaan wederom uit kleindere en zeer kleine lobben, en eindelyk uit luchtblaasjens, die zich aan deuiterfte einden der luchtvaten bevinden. S- 4- {a) Blumenbach inftitut. Phyfiol. Cött. 1786. Van dit Werk hebben wy ene zeer goede Nederduitfcb» uitgave, die in 't jaar 1791 te Harderwyk is uitgegeven.  DE ADEMHALING. J % 4« De longen hebben tweeërly foort van vaten, te weten lucht en £/o&/.vaten,behalven de lympatifche vaten, roet welke zy zeer vervult zyn, en die gemeenfchap met een ontelbaar aantal lymphatifche kliertjes, die ten onregte van fommige met de glandulce. bronchiales verward zyn (b"). — De luchtvaten nemen hunnen oorfprong aan 't ftrottenhoofd, dat verlengt word in eene buis afpera eirteria genaamd, ver deelende zich in twee takken, voor ieder long één, die bronchia genaamd worden, dewelke allengs weder in andere takken overgaan, die hoe langer hoe fyner en zagter worden, en eindelyk eindigen in de holte zelf der opgenoemde luchtblaasjes. Deze luchtblaasjes zyn onderfcheiden van elkander afgezonderd, gelyk de Heer b l u m e n ü a c h te regt aanmerkt, die waarnam, dat de lucht in een zeer teder takje der luchtbuisjes ingeblazen, de plaats van ieder luchtbelletje deed opzwellen, doch geenzins uit dit belletje of blaasje in een naastby gelegen, of in het tusfclien beiden liggende celweefzel over. ging- §•5- Door 't zeer teder celweefzel het geen deze luchtte Zie dien aangaande, 't geen door den Heere d u portal in de Memoires de fJcad. Royal. des Scienctt i?8o, is bygebiagt, A4  8 DE ADEMHALING. luchtblaasjes omringt, verfpreiden zich de vaten van den tweeden rang,te weten de flag- en bloedaderen, voortbrengzels der longe aderen. De flagüderen brengen het bloed aan uit de regter holte van 't hart, verdeelen zich op eene by uitftek fyne wyze, in de wanden der luchtblaasjes, en gaan door middel van eenonnoemlyk getal fyne mondingen over, in de bloedaderen, die het bloed weder uit de longen voeren. De op deze wyze door de vaten gevormde netvormige zelfftandigheid, omvat zeer digt deluchtcelletjes, zoo dat eene gantfche menigte bloeds, die geftadig deze vaten doorloopt, niet dan door een zeer dun vlies, van de zich in de blaasjes bevindende lucht, afgezonderd zy. Uit deze kleine takjes nu der aderen ontdaan grootere, uit deze takken die eindigen in de vier groote longaderen, dewelke in den flinker hartsboezem 't bloed uitftorten, dat door de flagaderen uit de rechter hartsholte was aangebragt, % 6. Behalven deze bloedvaten, ook wel grooté va. ten genaamd, die alleen gefchikt zyn om den doorloop van 't bloed uit de eene hartsholte na de andere te bevorderen, ontvangt de long nog van achteren de arteria en vena bronchialis, die dckleinfte takjes der longvaten verzeilen, der voeding van de long toegewyd zyn, en een flymachtige ivaterdamp afzondcien,die zich in de celletjes bevind, en de fyne waasfem uit de lucht opflorpt.  DE ADEMHALING. 9 i ?• De zenuwen der long komen van het agtfte paar, als mede van de nervus recurrens en de hart-zenuw. Dat deze klein en gering waren , hebben vesalius,bartholinus, ii a ll e r u s en andere ons opgegeeven; het tegendeel echter word na vieussens en winslow' door den geleerden wrisberg bewezen, die te regt aanmerkt, dat de longen zeer overvloedig met zenuwen doorweeven zyn (/). $. 3. De holte die de Iongen bevat, beftaat uit een been en knorbeenachtig famenftel, en werd Thorax genaamd. — Het beenachtige gedeelte be. ftaat van agteren uit twaalf vaste rugge wervelbeenderen , ter zyden uit twaalf ribben, waarvan zeven onmiddelyk met het borstbeen verknogt zyn; 't cartilagineus gedeelte der overigen, uitgenomen der twee onderfte, verëenigt zich met dat der zevende ribbe, en word op deze wyze aan 't borstbeen, dat 't voorfte gedeelte der borstholte uitmaakt, vastgehegt. —De bovenfte dezer ribben is het onbeweeglykfte, de overige echter nemen, na mate zy dalen, in beweegbaarheid toe,en vormen bogen, wier helling hoe langer hoe fch.uin- fer (O Comment. ad Hallent prim.lin. pbyfiol. No. 75. A 5  ïo DE ADEMHALING. fer is. — Tusfchen de randen nu dezer ribben liggen twee beddingen fpieren, die eene verfchillende richting hebben, en dienen om in den ge_ zonden ftaat de ribben tot elkander te doen naderen. — Het onderde gedeelte van den Thorax is gefloten door een zeer aanmerkenswaardige fpier, die in rang na 't hart de eerde genaamd moet worden; deze met agt hoofden van de lendenwervelbeenderen voortkomende, hegt zich aan alle de onderde ribben tot de zesde toe, en eindigt in 't zwaardvormig aanhangzel van het borstbeen, zo dat deze fpier eene geheele fcheiding uitmaakt tusfchrn de buik en borstholte, hebbende eene gewclfsgewyze gedaante, wier holle zyde na den buik gekeerd is: verders is 't midden dezer fpier, die diaphragma of middenrif genaamd word, peesachtig, hebbende twee openingen die aan de holle ader en den flokdarni den doortogt geven. §• 9- De op deze wyze famengeflelde borstholte word by ieder inademing uitgezet, doch by de uitademing krygt dezelve eene mindere ruimte; by de inademing dringt de lugt door derzelver zwaarte tot in de luchtblaasjes , zet ze uit, en doet derwyze de long eene grootere ruimte innemen: op denzelfden tyd trekt zich het na boven bol ftaande middenrif famen , zo dat de borstholte regtflandig vergroot word ; door de werking der  DE ADEMHALING. ir der tusfchenribbige fpieren, worden de onderfte ribben tot de bovenfte zydelings opgetrokken, worden langer, ronder, en vermeerderen derhalven den affland van de wervelen tot het borstbeen: op deze wyze word de long die het borstvlies nimmer verlaat, door de zelfde middelen, die de borst doen uitzetten, zeifin alle rigtingen vergroot , en groeit tot eene grootere , doch in gedaante gelykblyvende ruimte, aan. Volgens 't gevoelen van den Heere halleRj zouden de bloedvaten noodzaaklyk door 't uitzetten der wanden der luchtblaasjes uitgerekt en ontdaan worden van de kronkelingen, tot welke deze vaten in den kleinften ftaat der long zig famengetrokken hadden; waar door die genen, die digt op elkander leggen hunne onderlinge aanraaking verlaaten, en de hoeken der verdeeling der vaten grooter werden , en dus grootere tusfchenruimten veroorzaaken. Om deze reden zoude de omloop des bloeds door de longen zeer bevorderd worden en vry gemaklyk uit de regter hartsholte tot dé flinker overvloeijen ; daar in tegendeel by de uitademing, de long van alle zyden geprangd, en tot een kleinder omtrek famengeperst zynde, de bloedvaten , te gelyk met de lugtvaten korter worden , en aldus door derzelver meerdere kromte de doortogt voor het bloed belemmert word (V). De Heer goodwïn, een Engelsch geneeskun- di- (i) Hal lek, E!em. Phyfiolog. Iib. vin. f©ft. 4.  ia DE ADEMHALING. dige, beweert ingevolge zyne genomene proefnemingen, dat in den ftaat van uitademing de blaasjes der longen zoo zeer niet famangevallen, noch de vaten dervvyze ineengeward zyn, dat de geheele omloop des bloeds belet konde worden, alzo 'er nog een aanmerklyk gedeelte lucht in de longen overblyft, en derhal ven de doortogtvan het bloed door dezelve , niet alleen door de beletting der ademhaling kan weggenomen worden (O- §. 10. Hoewel ons oogmerk alleen is, de Scheikundige uitwerkzelen der lucht, op 't menschlyk ligchaam natefpooren , en aldus niet meer dan noodzaaklyk is, aangaande het werktuigkundige der ademhaling by te brengen, vordert echter de natuur der zaak , dat wy kortelyk opgeven de manier op welke men 't aanzyn der lucht en de longen, na de volkomene uitademing, heeft zoeken te bewyzen. Ten dezen einde nam de Heer g o o d w y n een lyk, bond om 't bovenfte van den onderbuik een fluitdoek , om door middel van deze drukking 't middenrif in deszelfs plaats te houden, vervolgens maakte hy ter wederzyde in (e) Men ziehier van meerder in de nederduitfche vertaaling van 't werk van Doftor goodwitn onder den naam 't Verband tusfchen leven en ademhaling, Dordreclii 1702. pg- 45. eng.  DE ADEMHALING. 13 in de borstholte, op eene verheevene plaats eene opening:op dit ogenblik vielen de longen neder, doordien de lucht uit dezelve gedreeven wierd, waarna men door de opgenoemde gaaten water in de borstholte bragt, gevende 't volumen van't water dat men ter vervulling der borstholte gebruikte , volgens 't gevoelen van den Heer GOODWYNte kennen, hoeveel lucht 'er na eene volkomene exfpiratie in de longen aanwezend was geweest, welke menigte hy, uit enige proeven een midden genomen hy een volwasfen mensch op 109 taarlingfche duimen bepaalde. — Geduurende enigen tyd en nog heden word deze theorie door veelen aangenomen, zelf hebben wy dezelve in de latynfche uitgave, van deze verhandeling omhelsd; nieuwelings echter heeft de zeer geleerde Heer sandberg, enige zwarigheden opgegeeven nopens de manier om op de opgegeevene wyze de hoeveelheid lucht, die na de uitademing in de longen overblyft te bepalen, alzo .hem voorkwam dat 't opgegeevene getal van 109 duimen niet zeer naauwkeurig met de natuur overeenkwam, ten welken einde hy de navolgende proef in het werk ftelde. — Hy fneed van een fchaap, 't welk door de werking der zogenaamde vaste en (tik-lucht gedood en nog warm was, de luchtbuis onder het ftrottenhoofd af, en verbond zeer naauwkeurig met deze eene gebogen glaze buis, die in een klok met water opgevuld en op den gewonen luchttoeftel geplaast, eindigde, waarna een band om den buik van het dier gebon-  14 DE ADEMHALING. bonden,en 't borstvlies aan beide zyden tusfcherl de tweede en derde ribbe bloot gemaakt wierd. Dit alles aldus geplaast zynde, maakte men een gat aan beide zyden in 't borstvlies, de long zakte neder door de drukking der buitenlucht,waardoor, de lucht die in dezelve bevat was, genoodzaakt wierd, door de glazen buis,in de klok met water gevuld over te gaan: om alle lucht echter uit de longen te drukken , liet men voorzigtig door de gemaakte gaatjes water in de borstholte lopen, 't welk de ruimte innam, die de longen te vooren befloegen, en veroorzaakte dat nog enige blaasjes lucht in de klok ovetgingen. Op deze wyze verkreeg men al de lucht, die na den dood in de longen van het dier overgebleven was, zynde in deze proef zo veel als 9 oneen water konden verplaatfen; het in de borstholte gegoo- tene water beliep echter op 17 oneen. Uit deze proeven nu leid de Heer sandberg de volgende gevolgtrekkingen af. i°. Dat de hoeveelheid der lucht die na den dood in de longen overblyft, niet door 't ingieten van water in de borstholte kan bepaald worden. — 2,0. Dat ingevolge zyne proef de hoeveelheid lucht na den dood in de longen aanwezig veel minder is als g o o d w y n opgeeft, en op omtrent 36 taarling. fche duimen of | dient gefchat te worden.— 3°. Dat by de inademing van een levend dier, de inhoud der longen veel meer vermeerderd word als de Engelfche geleerde opgeeft, want indien wy met hem ja taarlingfche duimen voor ieder ademhaling ft ellen,  DE ADEMHALING. 15 len, en dat die tot 14 taarlingfche duimen in de Jóngen door de warmte uitgezet worden, zal de uitzetting der longen by de inademing niet zyn als 109 tot 123, gelyk de Heer goodwyn ftelt, maar als tot 36 tot 50. 4*. Dat by gevolg na eene volkomene uitademing de overig zynde lucht, ter doorlating van eene hoeveelheid bloeds, die tot onderhoud van het leven voldoende is, de luchtblaasjes niet genoeg uitzet,zo dat, wil 't bloed vryelyk lopen, 'er ene grotere hoeveelheid luchts vereischt word, en derhalven dede uitzetting een der voornaamfte vereischtens der ademhaling zy (f). I 11. Indien wy naauwkeurig den ftaat der ingewanden van de borst gadeflaan, zo vinden wy, zo lang de borstholte gefloten is, dat de long aan alle zyden tegen de pleura is aangedrukt, alzo 'er in deze tusfchenruimte gene lucht gevonden word; de lucht nu tusfchen de twee Mediaftina befloten, zet zich door derzelver veerkracht uit, de dampvormige vloeiftof in het hartezakje neemt, om dezelfde reden in ruimte toe, en doet dit (/) Meerder dien aangaande, als mede eenigeandere aanmerkingen nopens de Theorie van goodwyn ten opzigte der ademhaaling, is te vinden in de fraaije verhandeling van den Heere j. o. sandberg, wier titel is Animadverfiones fa placita recentiorum, inprimis Goud■wint de refpirationis utilitate, Trajeïï. ad Rhen, 1792.  16 DE ADEMHALING. dit ingewand na den kant der longen uitzetten het diaphragma word hoger opgedreven, en alle vaten hoe ook genaamd die zich in dit luchtledig bevinden zyn opgefpannen en uitgezet, en brengen het hunne ter vermindering der borstholte toe. — Zodra echter eene opening in de borstholte gemaakt, en bygevolg 't luchtledig in dezelve vernietigd word, vallen de longen neder, en verminderen in ruimte , de mediaftina, het pericardium en het diaphragma ftaan minder bol, en op deze wyze word de holte der borst van alle kanten vergroot. Zeker brengt 't aanleggen van een fluitband, waardoor de ingewanden van den enderbuik geprangd worden , veel toe om het middenrif meer gefpannen te houden, de drukking echter door dit middel veroorzaakt, is geenzins beftand om het middenrif zulk enen gefpannen (laat te geeven, als de onmiddelyke perfing van den dampkiing voortbrengt, en derhalven moet 'er noodzaaklyk eene groote verflapping in de verheevenheid van dit deel ontdaan: Uit welk alles wy genoegzaam kunnen opmaken , dat de hoeveelheid der lucht die by 't openen der borstholte uit de longen word gedreven, in verre na niet gelyk kan zyn aan die gene, welke door de borstholte word verplaast, naardien 'er in deze behalven de longen, verfchillende delen zyn die ïn grootte afnemen. Nog meer zal deze evenredigheid verbrooken worden, indien men water in deze holte brengt; wel is waar,dat dit door deszelfs zwaarte het overige gedeelte lucht uit de Ion-  DE ADEMHALING. i? longen zal dryven, maar ook om dezelfde reden, zullen de opgenoemde deelen, ja zelf de bloedvaten famengeperst worden,'t diaphragma vooral zal nederzakken, en al was de fluitband nog zo fterk aangelegd, zullen de ingewanden van den buik medegeven, en de in hun bevatte lucht zal of van plaats veranderen, of famengedrukt worden, ofwel ergens eene uitkomst zoeken: hierby komt nog dat de borstholte geheel met water gevuld zynde, dit water door deszelfs gewigt de ribben van plaats zal doen veranderen, en door dezelven te doen opryzen de borstholte vergrooten, zonder dat zulks enige betrekking hebbe op de hoeveelheid lucht te voren in de longen bevat; uit welk alles men te regte befluiten moet, dat de omtrek van 't water na den dood in de borstholte gegooten,. geenzins tot een maat kan dienen, om aan te wyzen hoeveel lucht 'er in de longen bevat was. §. ia. Of nu wel de hoeveelheid lucht, die na den dood in de longen overblyft, juist maar een derde beloopt van die gene, die door den Heercooc wyn vastgefteld is, kunnen wy noch bepalen noch verzekeren; wel is 't waar dat de proef van den Heer sandberg ons aantoond, dat in 't gebruikte herkauwende dier, dit onder eeniVe omftandigheden plaats heeft, dan wy kunnen niet ©vergaan hiervan op 't menschlyk ligchaam enige B toe-  18 DE ADEMHALING. toepasfing te maken. Zoude 't verfchil tusfchen 't volumen der verkreegenc lucht en het ingegooten water niet vergroot zyn geweest, doordien, 't dier nog warm zynde, eerst alle in zich bevatte vloeibare delen en de lucht in dezelve, uitgezet waren, dat deze na verloop van tyd en de verdere verkoeling, door 't ingieten van 't water , ingekrompen zynde , van alle zyden eene vergroting in de borstholte hebben te wege gebragt, daar ook de lucht uit de warme longen in een kouder ruimte overgaande in omtrek verminderd moet zyn? —> Wat hiervan zy zullen nadere proeven met de uiterfle zorgvuldigheid op doode ligchaamen genomen, verder moeten beflisfen; — daar eene proef echter in navolging van den Heer sandberg, door my en mynenzeer geachten vriend de Heer Dr. e y c k m a op een hond in het werk gefield, ons overtuigde dat het volumen, der uit de longen van dit dier voortgekomene lucht, ftond tot het volumen van 'tingegootene water, als 7: n, kan ik nog niet overgaan om 't volumen der lucht na eene volle uitademing op 36 kubiekduimen te bepalen, en zal derhalven myn oordeel opfchortcn tot deze hoeveelheid door regelregte proeven nader bevestigt word, kunnende men volgens myn gevoelen vryelyk deze hoeveelheid op omtrent 60 taarljngfche duimen begroten. — Wat nu aangaat de vermeerdering van 't volumen der longen by iedere inademing, deze word door den Heer goodwyn op 14 taarlingfche duimen begroot; andere verfchillen hierin  DE ADEMHALING. i9 in, vooral de Heer menzies die een geheel verfchillende weg infloeg.om de hoeveelheid der by iedere inademing opgeflorpte luchtte bepalen, ftcllende dezelve by een volwasfen perfoon, wiens borst drie voeten en drie duimen omtrek had op 46 taarlingfche duimen : (g~) de manier echter van dewelke hy gebruik maakte, wees hem alleen aan, hoeveel 't geheele ligchaam by iedere inademing in omtrek toenam, zonder dat zulks nog naauwkeurig dit volumen konde aanwyzen ; te meer is het geheel niet waarfchynlyk, dat een mensch van eene middelmatige grootte, zittende of in een ftaat van rust, zo veel lucht by elke ademhaling tot zich neme; ik zegge een zittend mensch dat zich niet vermoeid, want in den genen die zich oeffent, of die met opzet proeven over de ademhaling wil doen, of wel in een diep flapende, zyn de ademhalingen gelyk men weet zeer verfchillende. Weshalven wy by een wakker rustend mensch met den Heere de la metherie en anderen, de hoeveelheid der lucht die, by iedere inademing,in de longen aangenomen word, zullen ftelleu op 14 taarlingfche duimen , welke evenredigheid, ik in de meeste proeven voldoende bevonden hebbe. §• 13- Eindelyk merke ik nog aan, dat men geenzins den (g) R. menzies, tentamen phyfo. de refpiratione , Edingbttrg 1790. B a  2o DE ADEMHALING. den ftaat der longen in een natuurlyken geftorvenen, voor zulk een kan houden,als by 't zelve voorwerp na eene volmaakte uitademing plaats heeft; het aanfchouwen alleen der verfchynzelcn die den dood vergezellen, geven ons enig vermoeden, dat 'er behalven ene volle uitademing, nog enige lucht meerder uit de longen word gedreeven, ten minfte zien wy dikwyls, dat by de laatfte oogenblikken van het leven, een zugt gegeven word, waarby de ribben door de geheele werkloosheid van de tusfchen ribbige fpieren, dieper als in den natuurlyken ftaat nederzakken, en bygevolg de borstholte tegen natuurlyk verminderen, waardoor nog een gedeelte lucht uit de longen gedreven word: dit dan doet my enige bedenking opvatten , dat men aangaande de aanwezendheid van 't volumen der lucht in de longen van een dood ligchaam, geen directe bepaling kan maken, ten opzichte van dat gedeelte dat na een gewone volle uitademing in de longen enes levenden overblyft. $• 14- Uit dit alles nu befluiten wy, dat noch door de uitademing de vrye doortogt van 't bloed zoodanig verhindert word, dat hetzelve geheel belet zy, naar de s'linker harts holte door te lopen; noch, gelyk goodvvyn vastftelt,in dezelfde omftandigheden deze weg zo vry open zoude zyn, dat het bloed ongehindert dien doortogt volbrengen konde; maar dat beide deze omftan- dig-  DE ADEMHALING. at digheden famenlopen, dat het bloed na de exfpiratie wel doorloopt,doch veelmeer belemmerden langfamer; dat by de daarop volgende infpiratie de doortogt geheel vry is, ten zy,deze al te fterk zynde , gelyk by hevig blazen plaats heeft, de vaten weder gedrukt en de omloop verhindert word. mm ^Z^^SRSi^^^Z De dampkrings-lucht nu, door de longen ingeadcmt, kan niet lang in dezelve behouden worden , gedeeltelyk uit hoofde van derzei ver fcherpte, gedeeltelyk door de in haar opgeloste en uit het bloed opgenomene koolftofFe: na dat dan deze lucht enigen tyd in de longen vertoeft heeft, fpringcn de tot een gctrokkene ribben door derzelver veerkracht neder; de buikfpieren haare volle uitwerking uitoefFcnende, dringen de ingewanden des onderbuiks tegen 't nu verflapte middenrif, en doen dit hoger in de borst opklimmen; op deze wyze wordt de holte van de borst aan alle zyden verkleind, en dus vermindert noodzaaklyk de inhoud der longen, tot welk laatfte de famentrekkende kracht van de fpierachtige vezelen der luchtvaten insgelyks medewerkt. Op deze uitademing volgt dadelyk weder eene inademing, zo dat beide de tydperken der ademhaling binnen den tyd van 6—8 polsllagen volbragt worden , en dat een mensch in evenredigheid van zyne verfchillende gefteltenis van 15—18 keren in een minuut ademhaalt. B S §• 16.  aao DE ADEMHALING. Indien wy nu deze lucht die uitgeademt is befchouwen, bevinden wy, dat het 'er verre van daan is , dat de dampkrings-lucht onverandert uitgeblazen word; deze héilzame vloeiltoffe, is na enige tyd in de longen vertoeft te hebben , niet alleen ter ademhaling onbekwamer, maar brengt zelf na enige keren ingeademt te zyn, den dood aan het dierlyk leven toe. Aangaande de natuur dezer verandering, en de werking der lucht op de levende ligchaamen hebben de natuurkundigen van verfchillende tyden hunne gevoelens geöpenbaart, gelyk men dienaangaande verfchillende gisfingen kan vinden by hip- pocrates, galenus, helmontilts stevenson,malpigius,vieussens, lower, boekhave, hales en anderen, welke wy ftilzwygend voorbygaan, zullende ons alleen bezig houden, met de natuur van deze verandering natefpeuren, ten welken einde wy een aanvang maken, met het onderzoek der lucht, die ter ademhalinge moet dienen, waarna wy op dezelfde wyze de eigenfchappen der uitgeademde lucht zullen openleggen en met die der eerfte vergelyken, 't welk ons zal aantonen welke veranderingen de lucht in de longen ondergaa , en welk nut het menschlyk ligchaam in het byzonder uit de ademhaling trekt. TWEE-  DE ADEMHALING. 23 TWEEDE AFDEELING. Bevattende de algemeene eigenfchappen van onze Dampkrings-lucht. —««ÜP»»— j. 17- D e Dampkringslucht waar in wy leven, is eene onzichtbare, van reuk en fmaak beroofde, zeer beweegbare, zware, veerkrachtige vloeiftof, die door koude of perling tot eene kleindere ruimte gebragtkan worden,en onzen aardbol tot op eene zekere hoogte omringt. §. 18. Zonder uit te weiden aangaande de onzichtbaarheid of fmaak der lucht, welke laatfte in eene zuivere lucht geen plaats heeft, merke ik alleen aan, dat, uit hoofde van de byzondere fa. menvoeging der luchtdeeltjes, of wegens de gemaklykheid waar mede deze zich van een laten fcheiden, en de eigenaartige beweegbaarheid der deeltjes zelve, de lucht by uitftek vloeibaar is; zynde derzelver beweegbaarheid zoo groot, dat zy voor de geringde drukking wykt, van plaats verandert, en de poriën veler ligchamen doordringt. B 4 Hier  24 DE ADEMHALING. Hier van daan de vervvonderlyke fnelheid met dewelke de winden bewogen, en de in de lucht omzwevende ligchamen voortgedreven worden. Aldus Helde mariotte den weg door den fterkflen wind in eene feconde afgeleid, op 32. voeten; berham nam een florm waar van 66 voeten in een feconde, waar door eene fleenen colom van twaalf voeten hoog, vyf breed, en twee voeten dik, omver geworpen wierd; eene andere keer bevond hy de fnelheid 85 voeten. De Heer lulofs bepaalde de fnelheid der lucht op 115* voeten in eene feconde, by gelegenheid van een zeer fterken wind (ft). De Heer krafft CO nam den 24 Maart 1741 te Petersburg een orcaan waar, die in eene feconde iooT| Rhynlandfche voeten, en op een' anderen tyd één die 123 voeten afliep. — Volgens de opgave van den Abt rochon, rekende men de fnelheid des winds by een ongemeen hevigen orcaan aan de kust van Isk de Francc, op 150 voeten in eene feconde (£). — Een veel treffender voorbeeld levert ons eene proefneming op, die in het jaar 1790, door het Natuurkundig Gezelfchap te Wormerveer wierd in het werk gefield: een luchtbol, met ontvlambare lucht gevuld, en door deze Heren opgelaten, leidde in den tyd van 70 Duit^O Verhandelingen der Hollandfche Maatfchappya. van Haarlem, IXde Deel, 3de Stuk, pag. 230. (z) Commentar. petropol. torn, 13. pag. 380. (k) kochüSs Reize na Madagasw,  DE ADEMHALING. 25 minuten een' weg af van 50 Duitfche mylen, en kwam binnen dezen tyd by de ftad Hamburg neder; zoo dat, dezen afftand in aanmerking genomen, de tusfchenruimte door deze bol afgelopen, te begroten is op 286 Rhynlandfche voeten in den tyd van eene feconde, eene verbazende fnelheid, die meer dan eens die gene overtreft, dewelke de Heer kraïft had waargenomen. §• 19- Hoewel de lucht ons zeer ligt voorkomt, zo heeft zy dit met alle bekende vloeiftofFen gemeen, dat zy eene bepaalde en aanmerklyke zwaarte bezit, welke eigenfchap de Natuurkundigen door veele proefnemingen bewyzen. — Het enkeld ophouden der kwik in een barometerbuis , en de kracht met dewelke de klokken van de luchtpomp, de lucht uit dezelve gepompt zynde, aan de plaat vastgehegt worden , zyn genoegzame bewyzen van deze zwaarte der lucht: naauwkeuriger echter kunnen wy deze bepalen, door een glaze bol met eene kraan voorzien luchtledig te maken, en dezelve aan eene fyne balans te weegen; waarna men de lucht weder in deze bol laat, die ons, door de toeneeming in gevvigt zal te kennen geeven, hoeveel de zwaarte der lucht, onder dezen bepaalden omtrek, beloopt. Aldus ftelt de Heer srisson CO de zwaarte der lucht, Cde Baro- me- (0 BsrssoH traité elementaire de Phyfique, Paris 1789. iom. 2. pag, 95. B5  s.6 DE ADEMHALING. meter ftaande op 28 franfche duimen, en de Thermometer op 10 graden van reaumur) tot die van het water, als 12,3235 tot 10000,0000, waaruit volgt dat men een taarlingfche duim lucht 0,46 grein en één taarlingfche voet \ j: dr. iij en 3 greinen weegt: dit gewigt echter verfchilt aanhoudent, in evenredigheid van den verfchillenden graad met dewelke de lucht in reden van hare hoogte, warmte, en vogtigheid drukt, tot welke uitwerkfelen de winden niet weinig toebrengen. §. *o. Behalven deze zwaarte, bezit de lucht eene zeer groote veerkracht, dat is dat zy zich in eene veel kleindere ruimte laat famenpersfen, en dat, de kracht die haar famenperste ophoudende te werken, zy de ruimte die zy te vooren befloeg, wederom inneemt. Eene opgeblazene varkensblaas ? door enig vermogen gedrukt, zal eene kleindere ruimte beflaan, doch deze kracht niet meer werkende, zal de blaas haar gewoon volumen weder aannemen: veel treffender is deze kracht by het gebruik der lucht fnaphanen, uit welke de lucht, die 'er te vooren in famengeperst is geweest, met een groot geweld losbreekt, om eene digtheid te verkrygen, die gelyk is aan die des dampkrings. Verwonderlyk is zeker deze eigenfchap der lucht, om zich te laten famenpersfen, aldus zegt boer.have dat de lucht 16 maal, ha-  DE ADEMHALING. 2? hales dat dezelve 38 maal, boile dat zy 40 maal in dezelfde ruimte kan famengeperst worden ; anderen zyn nog verder gegaan , gelyk kürsten meent dat de lucht tot rlöO^i en fourcroi dat zy tot jj^fte gedeelte van hare vorige ruimte kan gebragt worden («). Deze opgaven fchynen echter vry groot, noch is my geen werktuig bekend, door 't welk men deze hoeveelheid beproeven kan, ook komt het my niet onwaarfchynlyk voor dat de Heer fourcroi, deze bepaling ontleend heeft uit de tafel die boer have in het ifte Deel, pag. 447, zyn er Scheikunde opgeeft, alwaar deze geleerde uitrekent, dat men in een buis, die een vierkante voet oppervlakte of bazis had, 260336 ponden waters zoude nodig hebben om de lucht tot T^fte gedeelte van zyn omtrek famen te perfen; merkende hy te regt reeds aan, dat 'er geen middel gevonden word om zelf de lucht tot Byic gedeelte van haar vorig volumen famen te perfen, alzo eene buis zeer fterk zoude moeten zyn, en eene groote lengte zoude moeten hebben om 135168 ponden waters te verplaatfen. — Niet alleen door de werktuigkundige famenperfïng, maar ook door de koude word het volumen der lucht merklyk vermindert, en daar en te- ()») Lehbuch der gefamtten. Matliefis, Cter theiL, Ster abjnis. (11) f 0 u !tc r 01, Elements d'Hijloire' naturelle £f CS*. mie, Paris 1791, torn. 1. pag. 158.  £8 DE ADEMHALING. tegen ziet men de omtrek der lucht door de warmte verwonderlykvermeerderen,en by gevolg derzelver digtheid verminderen , zo dat alleen door de warmte van kokend water,de omtrek der luchtis, tot die gene, die dezelve op het vriespunt innam als 1,83 tot 1: ja zelf door eene warmte gelykaan die, van een gloeijend yzer, neemt de lucht een viermaal grootere ruimte in (p). Aangaande de. ze vermeerdering der lucht dient men evenwel in aanmerking te nemen, dat de uitzetting ten op. zichte van de verfchillende digtheid en by iederen graad van warmte gantsch niet gelyk is, gelyk de Heer roï reeds had opgemerkt en de Heer du vernois met proeven nader heeft bevestigd O). Eindelyk voege ik hier nog by, dat de dampen de eigenaartige veerkragt der lucht vermeerderen, zo dat van den overgang der volmaakte droogte, tot de grootfte vogt, de lucht om ^gte gedeelte in veerkracht toeneemt De hoogte van den -dampkring, of de lengte der colom lucht die op onze aarde drukt, Was zeer gemaklyk te bepalen, indien de lucht op verfchillende hoogten dezelfde digtheid bezat, in welk ge- (0) Robin s, new principles of Gunnery, cap. f. prop. 5. pag. 12. -(ƒ>) Amales de Chemie, vol. I. pag. 229. (j) SAUSsuRfi, Esfay d' Hygromeirie, §. 110.  DE ADEMHALING. 39 geval men alleen de hoogte van de kwik in de barometerbuis had te vermenigvuldigen met een getal het welk te kennen gaf hoe veel maal de kwik eigenaartig zwaarder dan de lucht ware. Daar echter de digtheid der lucht na mate van de -hoogte afneemt, zoude 't einde des dampkrigs onbepaald zyn; dit nu geen plaats kunnende hebben , zo is 't algemeen gevoelen dat de lucht zich tot een' bepaalden graad laat verdunnen, en aldaar eindigt, waar zy dezen graad, volgens de wet van mariotte, verkreegen heeft. Aldus vind de Heer picard door middel van de Theorie der fchemering, voor de hoogte van den dampkring 4075ahalve roeden (tcifes), of io\ Franfche mylen. En de Heer de luc, gebruik makende van zyne formule, dewelke hy opgegeven heeft, om door de hoogte des barometers verfchillende hoogtens te meten, fteld het einde des dampkrings op een hoogte van \7\ Franfche mylen (ƒ)• — Alle deze bepalingen wel ingezien zynde, zyn geheel willekeurig , en leeren ons niets beflisfende, alzo de uiterfte grenzen der verdunning van de lucht door gene proeven bevestigd kunnen worden, zo dat wy ons te vreden moeten Hellen met dat gene wy aangaande de natuurkundige eigenfchappen der lucht bygebracht hebben; uit welke wy gemaklyk zien, dat het gewigt van den dampkring verfchillende is , na mate van de hoog- (0 de luc fur les Modijkations de fatmosphere, Tom. 4- P»S' 7- 5- 74». ƒ.  So DE ADEMHALING. hoogte en veerkracht der lucht in welke wy verkeeren, en aldus door deze oorzaak verfcheidene uitwerkfelen op de dierlyke oeconomie moeten voortgebragt worden, welke alle wy op eene onnavolgbare wyze afgefchetst vinden by den grootften Ziektekundigen , den Heere g a uïiüs $. 23. By deze opgenoemde eigenfchappen der dampkrings-lucht, voegden de vorige Schryvers nog deze , dat zy der verbranding en ademhaling dienftig was, alzo zy wisten dat zonder het bykomen der lucht geen dier kon leven, nog enig licht branden: daar zy echter befpeurden dat niet alleen in het luchtledige, maar zeifin de dampkrings-lucht die opgefloten en niet vernieuwd was , dezelfde verfchynzelen plaats hadden, zo fchreef men dit toe aan eene onbekende oorzaak, aangaande welke men geen nader onderzoek deed. Na dat echter de Scheikunde tot een volmaakter trap kwam, en meerder op de natuur en geneeskunde wierd toegepast, zag men ras, dat 'er, behalven de opgenoemde phyftfche eigenfchappen der lucht, nog andere Scheikundige hoedanigheden waren , die deze vloeiftof zich toeeigende. Tot deze ontdekking brachten de waarnemingen Van helmontius, boile, hales en anderen niet weinig toe, die ons leerden dat uit al- (s) Injlitutiints pathologie*, J. 442—445,  DE ADEMHALING. 31 alle ligchamen veerkrachtige vloeiftoffen kunnen ontwikkeld worden ; daar zy echter de natuur dier vloeiftoffen niet onderfcheidden, zyn wy den lateren Scheikundigen, voornamentlyk den Heer lavdisier, de ware kennis van de natuur der lucht, waarin wy leven, verfchuldigt gelyk genoegzaam uit 't volgende zal blyken. S- 33. Een aanvang makende met de Scheikundige eigenfchappen der lucht, zo befchouwen wy eerst de dampkring-lucht als beftaande uit ftandvastige delen, en uit vreemde zelfftandigheden die in dezelve omzwerven; daar deze laatfte echter in ons vak niet te pasfe komen , zullen wy alleen aanmerken, dat onder de bykomende delen van den dampkring, voornamentlyk dient aangemerkt te worden het kolenzuure gas (vaste lucht), het welk op verfchillende plaatfen uit de onderaardfche holen voortkomt, en aldaar, uit hoofde zyner grootere zwaarte, digt by den grond gevonden word: Hiervan zy tot een voorbeeld de zogenaamde grotto del Cane by Napels, en een nog aanmerkelyker ftreek by Salernum , dewelke de Heer co mi ontdekt heeft, die 75 voeten lang en 30 voeten breed is, zynde met zeer zuivere kolenzuur lucht bedekt (f). Dit zelfde foort van Gaz vind men by de Pyrmontee- fche (t) zi mm er man, Annalen der Geographifchen unil Statiflifchen fVisfenfchaften, i7$o. 9Ur Stuck.  33 DE ADEMHALING, fche gezondheidsbronnen, en op zeer veele andere plaatfen, blyvende altyd op de oppervlakte van den grond, gelyk de Heer seip reeds had aangemerkt (it). Daar nu de opgenoemde luchtaartige vloeiflof, onzen dampkring naby den grond onzuiver maakt, zo komt het niet minder waarfchynlyk voor, dat zich in de hogere gewesten eene andere vloeiftof vergadert, die onze lucht in ligtheid overtreft, te weten het water/lof gas of ontvlambare lucht, en dat deze, derzelyer vermoogen om te ontploffen in aanmerking genomen, de vorming der vuurige in lucht-verfchynzelen kan bevorderen.— Behalven deze luchtfoorten, van welke kleine hoeveelheden , meer of min op zommige plaatfen, met de dampkrings-lucht vermengt kunnen zyn, bevat de lucht geen gering gedeelte water in zich ©pgelost, hangende dit af van de meerdere of mindere hoeveelheid warmte ftofFe Qcalorique) die in den dampkring is opgelost, zo dat een Cubic voet lucht dikwerf ia greinen water met zich Scheikundig verbonden heeft. — Verders mengen zich nog vele ligchamen met de dampkringslucht , als verfchillende Gas foorten , dagelykfche voortbrengzels der Scheikundige bewerkin gen , verfchillende uitwaafemingen van planten en dieren, en de fmetfloffen van verfcheide ziektens : Eindelyk bevat zy de eijertjes van vele Microscopifche diertjes, die byna hun geheel le- (ti) SEH'j von Pyrmtmts gefundlteitsirunnen. p. 53.  DE ADEMHALING. 33 leven in de lucht vliegende doorbrengen, als mede de zaden van vele planten, mosfen, zwammen en diergelyke ; welk alles wy by den groten boerhave in deszelfs verhandeling over de lucht, die een gedeelte zyner Scheikunde uitmaakt, fraaijelyk aangetekend vinden. §. H' Eene beftendige en wezentlyke eigenfchap der dampkrings-lucht beftaat hierin, dat dezelve famengefteld is uit twee onderfcheidene luchtaartige vloeiftoffen , te weten uit het zuurjlof-gaz (Gaz Oxyge'ne') 't geen tol voeding van het dierlyke ligchaam gefchikt is ; en uit de Jliklucht. (fiaz Azotë) die het leven niet kan onderhouden en by de ademhaling dodelyk is, zo als wy door de analytifche en fynthetifche handelwyze zullen zoeken te bewyzen; waaruit zal blyken dat onze lucht in plaats van een eenvouwig wezen te zyn, famengefteld is uit twee luchtfoorten die van elkander in allen opzigte verfchillen. Om van de ontleding der dampkrings-lucht ccnig begrip te geven, zal ik de proeven door den Heer l a v o i s i e r in het werk gefteld, zelve bybrengen. Deze deed in eeneu glazen kromhals, inhoudende 36 taarlingfche duimen lucht, aan welke hy eene gebogene glazen buis gecementeerde, die in een klok gedeeltelyk met lucht gevult en op kwik geplaatst, eindigde, vier oneen zuivere kwik, dewelke hy geduurende twaalf C da-  34 DE ADEMHALING. dagen aan eene warmte van 600 graden van Fahrenheit blootftelde. Geduurende deze tyd, vormden zich roode deeltjes die op de Kwik dreven, en eene waare Kwikkalk (oxyde de Mercurc per fe) ter gewigte van 45 greinen daar fteldeu; de dampkrings-lucht, die voor de bewerking in de klok en de retort 50 taarl. duimen innam, was nu op 4a a 43 gebragt, en vertoonde gantsch verfchillende eigenfchappen (v): Deze nu in een glas op den waterbak overgebracht, gelyk men gewoon is met de kunstluchtcn om te gaan, kon noch der verbranding noch der ademhaling dienen, een diertje ftierf ogenbliklyk in dezelve; — Een brandend licht wierd 'er, als in water uitgedooft; — Met de Salpeterlucht vermengd,bragt zy gene roode dampen te voorfchyn, en verminderde niet in volumen; — Zy wierd door 't water niet opgeflorpt, noch maakte het kalkwater troebel, twee eigenfchappen die haar van de koolzuure lucht onderfcheidden. — Uit welk alles blykt, dat deze luchtaartige vloeiftof, die het grootfte gedeelte van onzen dampkring uitmaakt, zeer van onze lucht verfchillende is, en met regt Gaz Azote, ftiklucht genaamt word. — Wil men zich deze lucht voor eenige proeven op eene gemaklyke wyze bereiden,zo plaatfe men een glimmende turfkool in eene klok die op water geplaatst (v) lavotsier, Traité e'em. de Chemie, Tom I. l>ag. 35, £5? Memoires de l'Acad. Roy. d. Je. 1777. pag. 186 £f 187.  DE ADEMHALING. 35 plaats* is, waardoor een gedeelte lucht opgeflorpt word, blyvende 'er niets dan GazAzote over, die des te zuiverder zal zyn, indien men de lucht eenigen tyd op water laat ftaan, alzo 'er by de verbranding der kool eene luchtfoort gevormt word, die in water oplosbaar is, gelyk wy in't vervolg zullen aanwyzen. §• 35- Vervolgens nam de Heer iavoisier, de 45 greinen roodpoeder, dat zich op de kwik gevormt had, deed dit in een glaasje, voorzien met eene kromme buis, die eindigde in een tobbe met water, gcwoonlyk by het voortbrengen der luchten gebruikt, terwyl boven den mond va» de buis, die in de tobbe zich bevond, een omgekeerd molglas vol water gefield was. Het flesje by dezen toettcl in een kroes met zand geplaatst, en tot gloeijend werden toe geflookt zynde, verminderde de hoeveelheid roode (toffe, en 'er vormde zich, (na dat de dampkring-lucht van te voren uit 't flesje gedreven was) eene zekere menigte lucht: de toeftel verkoeld zynde, vond hy in het flesje en in de buis 41! greinen levende kwik, en in het molglas agt taarlingfche «duimen eener luchtdaantige vloeiftoffe, die de dampkrings-lucht verre in zuiverheid overtrof. Deze lucht nu door fommige gedephlogijlecrde, vuur lucht, levenslucht doch beter zuurfl of-gaz (Gaz Oxygene) genaamt, is zeer bekwaam'om het dierC a lyk  36 DE ADEMHALING. lyk leven te onderhouden, en om aan het vuur* tot onderhoud van de vlam, voedzel te verfchaf- fen. . Een dier geplaatst onder een klok met deze lucht gevuld, zal zesmaal langer leven, als een ander dier van dezelfde foort, in eene even groote hoeveelheid dampkrings lucht geplaatst (w). — Indien men een brandend waschlicht in dezelve plaatst, zal dit met een' grooten glans en geweld branden. Een gloeijende houtkool zal met een foort van ontploffing fchielyk verbranden. — Met Niterlucht vermengt, word de levenslucht geheel opgeflorpt en maakt een zeer roden damp met hette gepaart. In . deze laatfte proef zien wy dat de roode kwikkalk1 die lucht weder uit zich gaf, met dewelke zich de kwik verëenigd had; in de daad, indien wy de 8 kubiekduimen Gaz Oxygene voegen byde 42 duimen Gaz Azote of ftiklucht, hebben wy 50 duimen, te weten de hoeveelheid lucht die tot de proef genomen was; waar uit blykt, dat de dampkrings-lucht beftaa uit twee verfchillende luchtdaantige vloeiftoffen, van een' gantsch verfchillenden aart uit zuurflof-gaz en ftiklucht, Gaz Oxygene en Azote. .$• 26. "[r ' Gezien hebbende welke vloeiftoffen onzen damp. (w) Onder andere Proeven verdienen genoemt worden die geene, dewelke de Heer blumenbach opgeeft. Mdicinifche BMioth. vol. I. pag. 116.  DE ADEMHALING. 37 dampkring famenftellen , zoo valt 'er niets gemaklyker dan deze famenftelling nader te bewyzen: Indien wy volgens de door den Heer lavoisiêr bepaalde evenredigheid 73 delen ftiklucht vermengen met 2,7 delen Gaz Oxygéne (V), zullen wy eene vloeiftof verkrygen, die in allen delen aan onze dampkring-lucht gelykend, die der verbranding en ademhaling dienftig is , doch minder, als de Gaz Oxygénc op zich zelve; die met de niterlucht een' roden damp uitmaakt, en eene bepaalde vermindering ondergaat in evenredigheid van de meerdere of mindere hoeveelheid der aanwezend zynde levenslugt, — die noch het kalkwater nederploft noch van het water opgeflorpt word. ■—Derhalven maken deze twee luchtfoorten , onder de opgenoemde evenredigheid vereenigt de ware dampkrings-lucht uit, en bygevolg beftaat deze uit Gaz Oxygéne en Gaz Azote, het geen te bewyzen was. $. 0.7. Indien wy de bygebragte proef nader befchouwen, vinden wy dat de lucht behalven de eigenfchap die zy bezit om der ademhaling en verbranding dienftig te zyn, nog het vermogen bezit om de metalen te oxideeren, of tot zogenaamde Metaalkalken te doen overgegaan, welke bewerking al- (x) lav01 sier Traité de Chemie, Tom. I. p, 49. C 3  38 DE ADEMHALIN C, alleen afhangt van de vereeniging van het Gaz Oxygéne met het metaal zélve. De kwik had in deze proef een gedeelte der gebruikte lucht tot zich genomen, en Uit deze vereeniging kwam eene roode Metaalkalk voort, zoo dra echter de zuivere lucht, door de warmte weder uit de Kwikkalk gedreven was, veranderde deze in lopende Kwik, welke juist zo veel minder woog als 't gewigt der verkreegene lucht bedroeg. — Dit geeft ons vooreerst een middel aan de hand, om de Gaz Oxygéne te bereiden, te weten door volgens de opgegeevene wyze in eenen bekwamen toeftel eenige Metaalkalken, als roode bytendc kwik, of magnefium (bruinjleen) aan een hevig vuur bloot te ftellen, of wel door op dezelfde wyzen de middenzouten te behandelen, waarvan het Salpeterzuur of met zuurftof overladen Zeezoutzuur (acide muriatïque Oxygéne) een beftaandeel uitmaakt: ten tweeden leren wy,dat de zuivere lucht de metalen tot eene metaalkalk doet overgaan; indien wy, by voorbeeld, een yzerdraad in de gedaante van een fpiraal oprollen, deszelfs eene einde aan een kurk vastmaken, en \ ander met een ftukje zwam verbinden, *t welk men,aanfteekt en vervolgens den gehelen toeftel, in een fles met Gaz Oxygéne gevult overbrengt, derwyze dat de kurk de opening der fles fluite, zo zal men de zwam met eene levendige vlam zien branden, delende *t vuur mede aan het yzer, 't geen insgelyks vlam zal vatten, onderwyl hetzelve zeer gloeijende vonken van zich zal werpen,  DE ADEMHALING. 39 pen, die zich op den bodem van de fles in de gedaante van ronde bolletjes zullen verzamelen. — Deze bolletjes nu, geven eene zwarte yzerkalk (oxide de fer noif) of Aethiops martis, wordende 'er op deze wyze uit honderd delen yzer 135 delen kalk verkregen, daar het yzer 35 delen in gewigt toeneemt, en aan den anderen kant de hoeveelheid Gaz Oxygéne juist zo veel afneemt; derhal ven hebben 35 delen van de grondftof van het Gaz Oxygéne zich met het yzer vereenigt, om dit tot een oxyde of metaalkalk te doen overgaan fffi — Deze toeneming aan gewigt, dewelke niet alleen by het yzer, maar ook by alle andere metalen plaats heeft, was in de voorgaan, de eeuw reeds bekend aan j. rey, die van gevoelen was dat de digtfte delen der lucht in het verkalkte ligchaam indrongen, en dat de fynfte delen vlugtig wierden (2). Hedendaags echter zien wy door zeer veele proeven bewezen, dat deze vermeerdering in gewigt by de metaalkalken , alleen afhangt van de bykomst van 't zuurmakend gaz, krygende men op dezelfde wyze uit 100 t? lood iso tg menie a), welke menie indien zy van 20 ponden Oxygéne beroofd word, we- (y) lavoisier, /. c. pag' 42 feq. (3) rey, Esfay fur la Recherche de la cauje par la\ qu'elle de plomb l'Etain augmentenl de poids quand 011 les calcine, Bazel 1630. (a) wallerius, Phyf. Chem. II. cap, 23.^.348. Jn. 1. C 4  40 DE ADEMHALING. weder tot lood in den metaalachtigen ftaat overgaat. §. 28. Eene zaak dient echter, aangaande alle verbindingen van het Gaz Oxygéne met de eene of andere grondftof, in aanmerking genomen te worden; namentlyk dat, wanneer dit gaz uit den luchtaartigen in den verbonden ftaat overgaat, hetzelve een gedeelte verliest dier fyne vloeiftoffe, aan 't welke het zyn luchtvormige ftaat verfchuldigd is , te weten de warmte ftoffe, of cahrique, welke in de gedaante van licht en vlam verfchynt. 'Er word dus by deze verbindingen veel warmte ftoffe in den vryen ftaat gefield, of het geen op hetzelfde uitkomt, de met de Gaz Oxygéne verbondene warmte word -ontwikkeld , en hierdoor de temperatuur der omliggende delen vermeerderd. Dat de luchtvormige vloeiftoffen der warmte ftoffe haren veerkrachtigen ftaat verfchuldigd zyn, bewyst uit veele proefnemingen de navolgende ; men behoeve alleen in een' gepasten Juchttoeftel eene zekere hoeveelheid Jether te verwarmen, of wy zullen Gaz Hydrogene of ontvlambare lucht zien geboren worden; vercenigende zich in dit geval de warmteftoffe met die vloeiftoffe, waardoor dezelve een' luchtaartigen ftaat aanneemt. — Aan den anderen kant levert ons de verbranding een voorbeeld op, van de i ver-  DE ADEMHALING. 41 vermenging van de grundftof (bazis) van 't Gaz Oxygéne met de koolftof en de ontvlambare lucht, by welke vermenging de warmte ftoffe vry word, en door middel van eene levendige vlam, na mate van de zuiverheid of hoeveelheid der byftroomende lucht, deszelfs aanwezen genoeg te kennen geeft. §. 29. Indien men in het Gaz Oxygéne of zwavel, of phosphorus verbrand, zal men ras dit gaz zien verminderen, verëenigende zich deszelfs grondftof, onder het vry worden der warmteftoffe met de opgenoemde lichaaraen, vormende in het eerde geval zwavel of vitrioolzuur, in het andere phosphoruszuur. — Vermengt men echter zeven delen Gaz Oxygéne en drie deelen ftiklucht, en bevordert men de fcheikundige vereeniging door middel van de eleEtrique vonk, zo zal men, met by voeging van een weinig water, niter-zuur zien geboren worden, gelyk de Heer cavendish ontdekt, en de Heer van marum door herhaalde proefnemingen bewezen heeft C£). Hoewel nu deze twee luchtfoorten onder de bepaalde hoeveelheden verëenigt het niterzuur uitmaaken, zoo is dit de eenigfte evenredigheid niet, Q) Zie PUI. TranfaU, 1785. vol. 75.pt. 2. pag. 277. en Verhandeling van teylers tweede Genoodfch. 6e ftuk.bl.195, C 5  42 DE ADEMHALING. niet, onder welke zich deze twee vloeiftoffen la* ten vermengen, aldus vinden wy het naaste aan het niterzuur eene vermenging van ftik-en levenslucht, in welke de laatfte in eene mindere hoeveelheid dan in het niterzuur voorhandenis, te weten de niterlucht. Wil men zich van deze luchtfoort voorzien, zo vermengemen eenig metaal als koper, kwik, of eenige zelfftandigheid, die veel verwandfchap met 't Oxygéne bezit, by het niterzuur in een' lucht-toeftel, en 'er zal zich by eene geringe warmte veel lucht ontwikkelen, welke wy Gaz nitreux noemen. — Alle brandende ligchaamcn worden in deze luchtfoort uitge» dooft, en de dieren fterven in dezelve; met gene der luchtfoorten, behalven met het Gaz Oxygéne ■> ondergaat dit gaz eenige vermindering; hoe groter echter de hoeveelheid Gaz Oxygéne in eene lucht, (by voorbeeld in die des dampkrings) is, des te meerder vermindering zal zulk een lucht met de niterlucht ondergaan, en indien in eene buis op het water,devermengingderdampkringsen niterluchten in eene behoorlyke evenredigheid gefchied, zal de ftiklucht, het andere beftaandeel des dampkrings alleen overblyven, 'tgeen, zo alswy §. 24.- reeds aangemerkt hebben, gene vermindering met de niterlucht ondergaat. De geleerde Abt fontana ftelde volgens dit grondbeginfel een werktuig famen, door het welk men, by iedere proef konde bepalen, hoe veel de vermindering der dampkring- en niterluchten beliep, noemende hy dit een Eudiometer of  DE ADEMHALING. 43 of luchtgefteldheids-meter, zo als ook dit werktuig opgegeeven word, om de verfchillende graden van de gezondheid des dampkrings te be" palen (c): daar hetzelve echter alleen de hoeveelheid Gaz Oxygéne, die in een' bepaalden omtrek lucht aanwezend is, aantoont, en daar en boven verfcheiden ziekteftoffen de lucht kunnen befmetten , zo heeft dit werktuig aan het oogmerk niet voldaan, en is alleen gefchikt voor der natuurkundigen, om de hoeveelheid zuivere lucht die met eenige luchtfoort phyfisck verëenigdis, te ontdekken. §. 30. Gelyk nu het niterzuur door beroving van een gedeelte Oxygéne tot niterlucht overgaat, zo word wederom deze niterlucht na het verminderen van de Gaz Oxygéne in eene veerkrachtige vloeiftoffe veranderd, die in velen opzichte en van het niterzuur, en van de niterlucht, en van de dampkringlucht verfchilt. De niterlucht geduurende eenigen tyd verëenigd met een ligchaam, 't welk dezelve berooft van zyn Gaz Oxygéne , zal in volumen verminderen, en ons eene geheele nieuwe luchtfoort opleveren; ten dezen einde plaatfte men in eene klok gevuld met niterlucht, een fchaaltjen met natte zwavellever, die het opge- noem- (0 tngenhousz Experiencesfurlesvegetaux,Tom. f, pag- 334.  44 DE ADEMHALING. noemde uitwerkzel zal voortbrengen. Wil men zich echter direft van deze veerkrachtige vloeiftoffe voorzien, dan dient men zulk eene vereniging te maaken, dat de niterlucht na mate zy voortgebragt word, als 't ware eene ontleding en verlies van Oxygéne ondergaat, waar door wy de nieuwe luchtfoort verkrygen. Aldus levert ons de oplosfing van zinc in niterzuur, in 't begin der werking eer het mengzel bruin word, deze luchtfoort op; insgclyks verkrygen wy dezelve door in een flesje met eene glazen buis voor. zien, falpeterzuur ammoniac zout Qüirate dAmmoniac) met drie deelen zeer zuiver zand vermengd, aan eene groote warmte bloot te ftellen; de byvoeging van 't zand is alleen om te verhinderen dat de ontwikkeling van de lucht niet eensklaps en al te fchielyk voor den dag kome. Deze foort van gaz wierd door den Heere priestley gedephlogifteerde niterlucht genaamd, gevende zo veel te kennen als niterlucht met overvloed van Gaz Oxygéne; daar zy echter minder Gaz Oxygéne als de gewone niterlucht in zich bevat, noemen de nieuwere fcheikundigen dezelve Oxyde gazeux d"Azote. Derzelver eigenfchappen nu zyn deze: i°. dat zy noch met de niterlucht noch met de Gaz Oxy-géne eenige verandering ondergaat; 20. dat het water deze lucht, op een klein gedeelte bygemengde ftiklucht na, geheel opflorpt; — 30. dat qene kaars in dezelve met eene levendigere vlam brand dan in de dampkringslucht; — 4% dat de ont-  DE ADEMHALING. 45 ontvlambare lucht met deze vloeiftofte verëenigd, met een flag ontploft; 50. dat een brokje phosphorus of in deze lucht verwarmd, of brandend in dezelve gebracht, in 't eerfte geval niet ontvlamt, in het tweede geheel uitdooft,een kaarsje echter brandende gebragt, in een klokje waar in de phosphorus onderfcheiden keeren uitgedooft is geweest, zal, als na gewoonte, met eene levendige vlam branden; — het zelfde had ten opzichte van de zwavel plaats. 6e. Een ftukje brandende houtskool in deze lucht geplaatst, wierd op. het oogenblik uitgedooft, insgelyks zien wy een dier zeer ras in dezelve omkomen. Hier nu hebben wy een gaz in welke eene waschkaars met een helderer vlam brand, dan in onze dampkringlucht en die echter de ademhaaling v/andig is; — een geheel nieuw verfchynfel! — daar die vloeiftoffen die der verbranding dienftig zyn, altyd de ademhaling der dieren bevorderen. — Indien wy nu eenigzins achtflaan op de opgenoemde verfchynfelen, zo bemerken wy ras, dat in ons geval de niterlucht van een gedeelte Gaz Oxygéne, dat met dezelve fcheikundig verëenigd was, beroofd, de Oxyde gazeux d'Azote uitmaakt, en dat by gevolg deze lucht minder Oxygéne dan de niterlucht bezit, beftaande 100 deelen van dit gaz uit 63 deelen ftiklucht, en 37 deelen Qaz Oxygéne. — Verders zien wy dat de verwandfehap van de Oxygéne met de Azote, in deze vereeniging zo fterk is, dat dezelve noch door koolftof, noch door zwa-  4S DE ADEMHALING. zwavel en phosphorus kan ontleed worden; en dat het de onvlambare lucht alktn is, als fterker verwandfchap voedende met de Oxygéne,als deze met de Azote, die in deze lucht kan ontploffen; dienende men vooral optemerken, dat de kaars alleen in de Oxide gazeuxdAzote brand, om dat de bazis der ontvlamb2are lucht in 't vet derzelve bevat is, nemende zy, uit hoofde der grootere verwandfchap van deze ontvlambare lucht met het Gaz Oxygéne der opgenoemde lucht, in glans toe. Eindelyk zullen wy in het vervolg zien, dat, zullen de dieren in eenige lucht ademhalen, het vooral noodzaaklyk zy, dat de in het bloed der longen bevatte koolftof, Gaz Oxygéne aantreffe, om zich met deze te verëenigen en't bloed te verlaaten ; daar nu in onze luchtfoort het Oxygéne meer verwandfchap heeft met het Azote als met de koolftof, zo befluiten wy dadelyk, dat het dierlyk bloed van zyne koolftof niet bevryd kan worden, en dus aan 't voorwerp den dood moet toebrengen: lerende ons dit daar en boven, dat de kaars als veele onvlambare lucht in zich bevattende, altyd niet gefchikt zy, om by het onderzoek eener luchtfoort te bepalen, of deze der ademhaling dienftig zy of niet, zynde in dit geval geen beter kenmiddel als een brandende houtskool, die door deszelfs meerdere of mindere gloeijing, ons de meerdere of mindere gefchiktheid der lucht, ten opzigte van de ademhaling, zal aïuitonen. — Dit zy voor ons  DE ADEMHALING. 47 ons genoeg aangaande de Oxyck gazea-x d'Azote, wie echter aangaande dit ftuk meerder verkiest, leze de uitmuntend fraaije verhandeling over dit onderwerp befchreven door de geleerde Heerea deiman, paats van troostwyk, nieuw land en bondt, onder den titel: Recherches Phyjice-Chemiques, fecotid Cahier. §• s*. Niet minder aanmerkenswaardig is eene verbinding, die het volumen in aanmerking genomen, uit een deel Gaz Oxygéne en twee deelen Gaz Hydrogene of ontvlambare lucht beftaat: of volgens het gewigt uit 85 deelen Gaz Oxygéne en 15 deelen Gaz Hydrogene; indien men beide deze luchtfoorten onder de opgenoemde evenredigheden in een klok op kwik geplaatst verbrand, zal men aanftonds de wanden van het glas met waasfem bezet zien, waarna zich allengs water op de kwik zal verzamelen, 't welk in gewigt gelyk zal zyn aan 't gewigt der beide gebruikte luchtfoorten te famengenomen. Dezen weg is het, die de Heer lavoisier infloeg om te bewyzen , dat men door de verbinding der opgenoemde luchtaartige vloeiftoffen water konde voortbrengen ; tot ftaving echter van dit leerftelzel, onderzogt deze geleerde of 'ergeenmooglykheid ware om 't water weder tot deze twee iuchtfoorten te doen overgaan: ten dezen einde Vulde hy een klokje met kwik,plaatfte hetzelve  48 DE ADEMHALING. in een bakje met dit metaal gevuld, waar na hy een mengzel van zuiver yzer en water in hetzelve liet opryzen, en den toeftel aan het licht bloot ftelde; na verloop van eenige tyd wierd 'er uit het water lucht afgefcheiden, de ontvlambare lucht een beftaandeel van hetzelve wierd vry,terwyl de bazis van het Gaz Oxygéne zich verëenigde met metaal, en yzerkalk vormde. Deze proef nu geeft ons eene manier aan de hand, om uit water Gaz Hydrogene af te fcheidcn, daar deze bewerking echter zeer langduurig is, zo hope ik mynen lezeren geen ondienst te doen met eenen gereederen weg by te brengen; ten dien einde menge men, in een gewoon lucht flesje, by een gedeelte yzer, een vitrioolzuur, dat met drie deelen water verflapt is, dadelyk zal 'er eene opbruifching plaats hebben, en men zal een aanrnerklyk gedeelte ontvlambare lucht verzamelen, wordende in dit geval het gebezigde water even als in de vorige proef ontleed. De voor- naamfte eigenfchappen der ontvlambare lucht-zyn deze, dat dezelve zonder aanraking der dampkringslucht nooit, doch met dezelve vermengt, met een grootcn flag ontvlamt, indien de kleinfte vlam of eleStrique vonk dezelve aanraakt. . Dat zy tienmaal ligter is alsdedampkrings-lucht, zich niet door het water laat opflorpen, en der ademhaling niet kan dienen. — Verders is haare reuk verfchillende, na mate der ligchamen die derzelver ontwikkeling bevorderd hebben; de zuivere ontvlambare lucht, van dewelke ik al-  DE ADEMHALING. 49 alleen gebruik make, is zonder reuk, en word verkreegen indien men zuiver water door gloeijend yzer ontleed, van welke bewerking wy tot verder bewys der famenftelling van het water, nog iets zullen by brengen. $• 3* Daar de opgegevene manier, om door yzer, zonder zuur, het water te ontleden, zeer langwylig was, zo heeft de Heer lavoisier ten dien einde een anderen en bekwameren toeftel uitgedagt: deze beftaat uit eenen glaze buis met een wel hegtend lutum omgeven; aan 't eene einde van deze buis was een kromhals met water gevuld, vastgehegt, het andere eindigde in eene flangvormige buis, die in een koelvat met water gevuld, geplaatst was; het einde van deze flan» had gemeenfchap met eene fles met twee halzent uit welker anderen hals eene kromme buis voortkwam, die in den waterbak eindigde Qd). Deze toeftel aldus naauwkeurig verbonden zynde, maakte hy dat de bekleedde horizontaal liggende buis geheel gloeide, door dezelve in een gepast fornuis, aan de warmte van houtskolen bloot te Hellen, veïvolgens liet hy het water in hetretortje kooken, het welk al in de gedaante van waasfem door OQ lavoisier, Traité Elem, de Ckmie, Tm. I.p, 8Ï, **&• 7- fig- «• D  5o DE ADEMHALING. door de buis heen ging, en als water, gelyk m gewigt aan het gene, dat in de retort gedaan was, in de fles met twee halzen vergaderd wierd. —Uit deze proef blykt, dat het water op deze wyze door de werking der warmte niet kan ontleed worden; ftelt men echter aan dit zelfde water, onder dezelfde omftandigheden een ligchaam bloot, dat eene grootere verwandfchap heeft met het eene beflaandeel van het water, te weten de Oxygéne, zo zal hier eene verbindingen affeheidingplaats hebben, en 't water zal ontleed worden. Om dit oogmerk tè bereiken, deed de Heer i/AVOisiER in de opgemelde glazen buis 1174 greinen week yzer, tot een fpiraal gedraaid; en alles gelyk te voren geplaatst hebbende, liet hy de buis glocijen, en 't water in de retort kooken; nu ging de waasfem door de yzeren fpiraal, en wierd op deze wyze ontleed, krygende men door de kromme buis die aan de fles vastgehegt was, en met de waterbak gemeenfehap had, 15 greinen, of 416 taarlingfche duimen gaz Hydragenc oï ontvlambare lucht. —— Insgélyks vond men een gedeelte water in de fles met twee halzen , 't welk vcrgeleeken zynde met het gedeelte dat men in de retort gebezigt had, zo bevond men dat dit laatfte om 100 gr. verminderd was; daar aan de andere zyde, het yzer in de glazen buis bevat 85 gr. in gewigt had toegenomen,vertoonende zich niet meer.in de gedaante van zuiver yzer, maar als een zwarte yzerkalk, die volmaakt dezelf-  D E A D E M HALI N G. p zelfde eigenfchappen bezat als die door AtOxydering of verbranding van het yzer in de Gaz Oxygéne verkreegen word 27.). Indien wy nu "eene optelling maken eensdeels van de winst in gewigt der yzeren fpiraal, die gloeijcnd aan den waterdamp was blootgefteld geweest, ten anderen van het gewigt der verkreegene veerkragtigevloeiftof, zo hebben wy 85-15 0f 100 greinen, zynde gelyk aan het gewigt van het water dat in deze proef ontleed was: by gevolg beftaat het water uit Gaz Oxygéne en Hydrogene en wel in eene evenredigheid van 85 tot 15 deelen. Nog meer word deze ontleding van het water bevestigd door de proefneeming van de Hceren heiman en paats van troostwïk, die, door eene gebogene glazen buis, met twee op een' zekeren afftand gcplaatfte gouden draadjes, voorzien, en met water gevuld, by herhaling electrique fchokken lieten doorgaan, wordende by den overgang van iedere fehok een weinig fticMc geboren, die uit zuivere en ontvlambare lucht was famcrrgcfteld, gelyk [dit lucht-mcngzel ook, zo ras de vonk de lucht zelve aanraakte, weder tot water" overging (e). Om eindclyk aangaande deze aanmerliingswaardige ontdekking, wier nuttigheid ten opzigtcvan de dierlyke huishouding niet te' betwisten is , nog een treffend bewys by te brengen, zo make (e) JournaldePhyfyue, i7Sp. Tom. II.p. 364. ƒ Hetzelfde vind men door middel van een'anderen toeftel bevestigt gr e n, Journal da Phyfick, 2ter band. p. i64..m.  5a DE ADEMHALING. ik gewag van de proefneming der Heeren fourcroi, seguin en VAUQUEUN, die 25582 taarlingfche duimen ontvlambare, en 12457 taarlingfche duimen zuivere lucht in een' behoorlyken toeftel verbrandden, zynde het gewigt dier vloeiftoffen f.ia. dr. 14. 49 gr.: na het eindigen der verbranding bedroeg het verkregene water § 12. dr. 4. en 45 gr.; dus op 4 gr. na het gewigt .der gebruikte luchtfoorten» een verfchil het geen op zulk een menigte voor niets te houden is, en gcmaklyk kan afhangen van een' geringen misflag, in het bepalen van het gewigt der luchtaartige vloeiftoffen begaan (ƒ). Volgens deze proef ftaat het gewigt van de Gaz Oxygéne, tot de Gaz Hydrogene als 85! tot 14^, het welk niet verre van de bepaling van den Heer LAVOisiER afwykt, zynde het verkregene water in dit geval in allen opzichte zuiver, zonder eenig teken van zuur te openbaren; ja zelf kwam deszelfs eigenaartige zwaarte, met die van zuiver gedistilleerd water overeen. Niet alleen is het den Natuurkundigen in Frankryk gelukt op deze genoemde wyzen het water famen te ftellen en weder te ontleden, maar verfcheiden geleerden hebben in andere landen dezelfde uitkomst verkregen, als by voorbeeld de Heeren are ju la, girtanner, tacquin, en onder onze landgenooten de ' Hee- (ƒ) Jnnales & Chemie, vol. 7.,pag. 257.  DE AD.EMHALING. 53 Heeren nahuis (g), en vooral de fchrandere van marum, die ons een byzonderen toeftel heeft medegedeeld, om naauwkeurig de verfchillende hoeveelheden der gebruikt zynde luchtfoorten te bepaalen (h). §• 33- 'Er blyft ons nu nog over melding te maken van eene aanmerkingswaardige verbinding, van het zuivere gedeelte des dampkrings, de Gaz Oxygéne met de Koolftof, te weten het Koolflof-zuure gas, Gaz Carbonaceum, gewoonlyk Air fixus, of vaste lucht genaamd; welker kennis in debefchouwing der ademhaling, ten uiterfte onöntbeerlyk is, en aangaande welke wy ons wat breedvoeriger zullen uitlaten, om dat de eigenfchappen dezer lucht bekend zynde, men zich zeer ras een denkbeeld Qj Men zie nahuis de Aquts origine, ex bafxbus ai-fis puri et inflammabilis, TrajeS. ad Rb en. i7go. In welke Verhandeling, behalven degefchiedenis dezer'fchone ontdekking,.de 'er tegen opgeworpene zwarigheden, met eene byzondere klaarheid, ontzenuwd worden. (/O ZieAlgem. Kunst en Letterbode, 1792. No. 190, pag. 50 enz. en No. 210. pag 4. - Welke befchryvinJ in de Annales de Chemie .Joumal dePhyfauevan als mede in dat van denHeere gr en is overgenomen Wie meerder aangaande de famenfrelling van het Water begeert, leeze de fraaije Verhandeling dien aangaande door den kundigen Heer w. barweveld in het licht gegeven. D3  54 DE ADEMHALING. beeld kan vormen, wegens de voornaamfte werking der ademhaling, en het nut dat door dezelve aan het dierlyke wezen word toegebragt. Door kool verftaat de Heer lavoisier, dat wezen, het geen in de dagelykfche famenleving bekend is onder den naam van houtskool, een ligchaam, famengefteld uit koolftof, ontvlambare lucht, een weinig aarde en loogzout; doch koolftof noemt hy kool van haare ontvlambaare lucht, aarde en loogzout berooft. De Heer van marum merkt echter te recht aan, dat het geenzins bewezen is, dat de kool alle zyne ontvlambare lucht, of liever 't grondbeginzel dezer lucht door eene lange glocijing verliéze, fchynende volgens zyn gevoelen, de koolftof met de ontvlambare lucht, eene zekere tot nu toe onbekende overeenkomst te hebben: derhalven noemt hy koolftof, die ftoffe, welke de houtskolen behalven aarde en loogzout in zich bevatten, na dat zy door gloeijing vanlucht , zo verre doenlyk, gezuiverd zyn, en welke }ie£ voornaamfte beftaanded der kolen uitmaakt (f). Indien men eene glazen klok op kwik geplaatst met Gaz Oxygéne vuile, en in dezelve eenige greinen houtskool aanfteeke, zo zal deze met eene hevige vlam branden, daar 'er veel warmteftoffe vry word, ondertusfehen dat de bazis van het Gaz Oxygéne zich (») teïlej! tweede Genootfchap, vol. 6. pag. 241 in bet Aanhangzel; ais mede cbjpial's Afavgsgmuden u?r C!;a.iie, uLerjltzt ven ft wolft,, jflet Tlteil,  DE ADEMHALING. 55 zich verëenigd met de koolftof, en kolcnzuure . gas (vaste luclit) voortbrengt; een gedeelte zuiver (caufticq) .loogzout in water gefmolten, aan deze lucht blootgefteld, zal deze ras opflorpen, en 'er zal, indien de bewerking naauwkeurig gefchied is, weinig Gaz Oxygéne overblyven. Geno- mene proeven leeren ons,-dat de houtskool byna geheel in deze lucht verbrand, zo dat 'er van <■}?■ i?t5 greinen geen T§ greinen asfche overblyft: insgelyks dat het Gaz Oxygéne indien hetzelve in koolenzuur-gaz door het verbranden van houtskool veranderd word, zo veel in gewigt toeneemt, ajs de gebrande kool bedroeg ; beftaande het kolenzuur volgens de proeven van den Heere lavoisier, 't gewigt in aanmerking genomen , uit a8 delen koolftof en 72. delen bazis der zuivere lucht (k). Dezelfde fchrandere fcheikundige bewyst nog op eene andere, doch niet min voldoende wyze, dat uit-de vereeniging van de koolftof met de Oxygéne, koolenzuure lucht geboren word. Gedaane proefneemingen hadden hem overtuigd,dat een once roode kwikkalk 97^ taarlingfche duimen Gaz Oxygéne opleverden, die in gewigt 37^ greinen bevatten. In een toeftel als wy in §. 25. befchreven hebben, ftelde hy een once van dezelfde kwikkalk bloot aan 't vuur, en herftelde deze tot levende kwik, met by voeging van 24 greinen houtskool, (*) Mem. de fJcad. Royale des Sciences, 1781. p. h3* D4  56 DE ADEMHALING. kool, en verkreeg 75Ï taarlingfche duimen lucht, die in dit geval uit het Oxygéne van de kwikkalk en de koolftof gevormd was: het gewigtdezer lucht was $i\ gr., en by gevolg was deze lucht I4r|g gr. zwaarder, als de Gaz Oxygéne, die men zonder byvoegzel uit de roode kwik zoude verkregen hebben; zynde dit overwigt volkomen gelyk aan het gedeelte kool dat in de bewerking verbrand was, want van de 34 greinen die by de kwikkalk gevoegd waren, bleven 'er omtrent 9 greinen onverbrand over (/). — Deze proef nu, bewyst volgens de wyze van famenftelling, dat de koolftof by het Gaz Oxygéne gevoegt koolzuurc lucht uitmaakt,en te gelyk toont zy ons aan, wat 'er in de verbranding gefchied; als men namentlyk aan de vryë lucht een ligchaam verbrand, verëenigd zich het Oxygéne uit den dampkring met de koolftof, en indien het ligchaam zulks bevat, met de ontvlambare lucht van de verbrandende ftof, waardoor koolftof-lucht en water gevormd word, terwyl de vrygewordene warmte zich door de vlam openbaard. §• 34. Geduurende een' geruimen tyd was de fynthetifche handelwyze de eenigfte uit welke men de beftaandeelen van het kooienzuur-gas konde aan- too- (7) Memoires de rAcademie Royale des Sciences 1781. )eS. 463 et 464.  DE ADEMHALING. s? toonen, tot dat het den Heer tennant ge Iukte,om in de phosphorus zulk een ligchaam aan te trefFen, 't welk meerder verwandfchap met een der twee beftaandeelen van het koolenzuur had, als deze onderling: ten dezen einde vermengde hy de phosphorus met marmer, en ftelde dit mengzel aan eene grootte hette bloot; in welk geval 't koolenzuur van het marmer, ([door de vereenigde verwandfchappen tusfchen de phosphorus en het Oxygéne, van de koolenzuur-lucht uit de kalkaarde, en tusfchen het gevormde phosphorzuur, en dezelfde aarde,) van zyn Oxygéne beroofd Word, blyvende alleen de koolftof over, die in de gedaante van een zwart poeder by de phosphorzuure kalkaarde gevonden wierd t» Deze proef wierd door veelen tegengefproken , daar zy ftelden dat dit weinigje kool of van te* vooren in de phosphorus aanwezend was geweest, of zich door bykoomende onreinigheden gevormd had; ook had men daar en boven het zwart poeder niet onderzogt, zo dat men niet ftellig konde bewyzen, dat 'er wezenlyk, door de koolenzuurlucht van haar Oxygéne te beroven, hooi geboren wierd: dit dan gaf den Heer j! iearson aanleiding om de proeven van den* Heer tennant naauwkeurig na te doen. Hy nam ten dezen einde, eene dikke glazen buis* (m) Philojophical trmsatïions of the Rey al Society. 1791, -Wf. 81.  58 DE ADEMHALING. buis, drie voeten lang, die aan de eene zyde toe en tot op 9 duimen van deszelfs bovenfte einde met lutum omgeven was; zynde krom gebogen, en eindigende onder een omgekeerd glas met kwik; vervolgens deed hy in deze buis aoo greinen doorfchynende phosphorus , drukkende op dezelve 800 greinen luchtzuur mynftoffelyk loogzout, hetwelk van zyne waterdeelen, doch niet van deszelfs kolenzuur beroofd was. Nu verwarmde hy het bekleedde gedeelte, alwaar het Alcali was, zo dat dit gloeide, waar na de plaats van de phosphorus insgelyks verhit en geduurende twintig minuten rood gloeijend gehouden wierd; In het begin der bewerking klom de kwik in de glazen buis, naderhand fublimeerde'er een weinig phosphorus, 'er wierden ao droppen waters en twee oneen maatjes Gaz Azote, met een weinig Gaz Oxygéne vermengd, op de kwik verzameld. Na de verkoeling de buis gebrookenzynde,vond men eene zeer los famenhangendezelfftandigheid, zoo zwart als houtskool, wegende 418 gr., en behalven deze eene gryze raas/a die gedeeltelyk famengefmolten was, en met het aanklevende glas 558 greinen Woog. — De 428 greinen zwarte ftoffe leverden in kokend hete azyn opgelost, 25 oneen maten koolenzuure lucht, dat is ioq gr. der zwarte ftoffe leverden omtrent zes oneen maten dezer vloeiftof. Deze oplosfing nu wierd doorzygd, en 't, op het filtrum overblyvende zwarte poeder, wierd met kooieend water uitgeloogd en gedroogd, wegende 321% greinen. Dit  DE ADEMHALING. 59 Dit was zonder fmaak of reuk en zeer ligt; verbrandde byna geheel op een gloeijend yrer; ont plofte op gloeijende falpeter, latende na zich een wit, geheel in water fmeltbaar zout; met Tartatus Vitriolatus gaf dit zwarte poeder, by eene matige warmte zwavellever, en leverde met phosphor-zuur phosphorus op; -— met een woord, deze 3a delen waren zuivere kool. Uit het bovengemelde gefiltreerde vogt, plofte men door middel van de zoutzuure kalk 130 gremenphosphorus-zuure-kalk, en het vogt waar in deze nederploffing gefchied was, bevatte zee-zout, azynzuure foda, azynzuur, en wat phosphor feleniet. De gryze zelfftandigheid met de ftukjes gefmolten glas, gaven met het bydoen van azynzuur 41 once maten koolenzuur-lucht, en lieten op het fihrum een overblyfzel van 44 gr. dat gedroogd zynde, weinig met nitrum ontplofte, en omtrent f gedeelte onoplosbaar poeder overliet; en het gefiltreerde vogt gaf ai9 gr. phosphoor feleniet. Om zich nu nog meer te overtuigen dat in deze proef het koolenzuur ontleed wierd verzadigde de Heer pearson 400 gr. mineraal loogzout met azyn, en kreeg 104 oneen maten lucht, of 26 maten van de 100 greinen. Dit getal vergeleeken by het geene ons de voorgaande proef opgeleverd heeft, te weten 6 oneen maten, zien wy dat in de genome proef de vermindering van koolenzuure lucht ao oneen maten voor de  6o DE ADEMHALING. de 100 gr. bedraagt, en dat 'er zo veel phosphoorzuur gevormd is, als 30 greinen phosphoor feleniet in zich bevatten; beftaande deze uit 5 gr. phosphorus, 10 gr. Oxygene en 15 delen kalk. Daar nu de proeven van den Heer lavoisier bewyzen, dat houtskool met Oxygéne koolenzuur, en 't zelfde Oxygéne met phosphorus phosphoor zuur vormt,en daar in de befehrevene proef geen andere bronnen zyn om houtskool en zuivere lucht te vormen, als het in het Alcali bevatte koolenzuur, zo blykt het zeer klaar, dat deze twee ligchaamen aan dit koolenzuur hun oorfprong verfchuldigd zyn, wordende in dit geval dit zuur ontleed ,• alzo door de meerdere verwandfchapping, van de phosphorus, met de Oxygéne van 't koolenzuur gas, deze ftof in phosphoruszuur veranderd word, blyvende het andere beftaandeel de kool vry, gelyk dezelve ook vry met *t Alcali gemengd was. — Wordende dit nog meer bevestigd door de befchouwing der gryze ftof die wel kool, maar veel minder als de zwarte ftof in zich bevatte, en daar en tegen weder meer koolenzuure lucht opleverde («). Zie hier dan Analyticé en Syntheticê bewezen dat het koolenzuure Gas beftaa, uit de bazis van het Gaz Oxygéne, en de koolftof, of dat.kool/lof by Oxygéne gevoegd, koolenzuure lucht uitmaakt. , . . S- .35- («) Philof. Tranfa.3. 1732. pt. 2. p.ag* 289. enz.  DE ADEMHALING. 6r $• 35- De eigenfchappen nu, waarmede de koolenzuure lucht, Gaz Carbonaceum zich van onze dampkringlucht en andere gas-foorten, onderfcheid, zyn zeer merkbaar en beftaan hier in. — Vooreerst dat dezelve veel zwaarder als dedampkrings-lucht is, zo dat men deze luchtaartige vloeiftoffe als water van het eene glas in het ander kan doen overgaan; zynde deszelfs eigenaartige zwaarte tot die der dampkrings-lucht als 151:100. — Het dierlyk leven word zeer ras in deze lucht vernietigd, een warmbloedig dier fterft oogenbliklyk in dezelve, en eene kaars word dadelyk uitgebluscht. — Verders geeft deze lucht klaarblykelyke tekenen van een* zuuren aart: — indien men in een wyde glaze buis met dit gas gevuld eenige droppen verdunde lakmoes tinctuur laat vallen, zal deze fchielyk rood worden; een met een weinig Alcali groen gemaakte vioolen-fyroop zal door, de vermenging met deze lucht zyn vorige blaauwe coleur weder krygen. Gelyk den fcheikundigen bekend is, dat alle zuure luchten zich door water laten opflorpen, zo zien wy het zelfde, hoewel in een" minderen graad in deze luchtfoort plaats hebben, zynde 'er verlchillende middelen uitgedagt om water met deze lucht te bezwangeren, welki water in.sgelyks alle kenmerken van zuur oplevert, en een zeer prikke. lenden fmaak, zeer gelykende na die van het feller -  6a DE ADEMHALING. ferwater bezit. —■ Een niet geringer bewys van den zuuren aart dezer luchtfoort, is, dat zy die ftoffe nederploft, die in een alcalyvogt opgelost zyn; indien wy namentlyk het kolenzuur door eene oplosfing van zwavel in zuiver loogzout laten gaan, zal dit zuur zich met het Alcali verè'enigen en de zwavel zal nedergeploft worden, even eens als wy by de vermenging van het vitriool, zee-zout en andere zuuren zien plaats hebben. i 36. De kenmerken door welke dit koolenzuur zich van andere zuuren onderfcheid, en die vooral in aanmerking dienen te komen, zyn deze: A. Dat dit zuur, 't zy in den luchtaartigen ftaat, het zy in Water Opgelost, door deszelfs aanraaking het kalkwater aanftonds troebel maakt, vallende de kalk neder, in de gedaante van eene koolzuurekalkaarde, die met de zuuren opbruischt, en op deze wyze de opgenomene koolzuurlucht weder uitgeeft. B. Het water fterk met dit zuur bezwangerd, heeft de eigenfchap om kalkaarde, magiie. üa, kleiaarde, yzer en meerdere zelffb.n' digheden op te losfen. C. Indien het koolenzuur met verfchaalde wyn. bier, of bedorven mineraale wateren verëenigd, en geduurende eenige dagen wel ' be-  DE ADEMHALING. beflóten bewaard word, krygen deze vloeiftoffen hunne vorige kracht weder. D. Indien deze lucht in aanraking gebracht word met de oplosfingen der zuivere vaste loogzouten of met het vlugge loogzout, zo verëenigt zyzich met dezelven, en doet ons eene regelmatige kryftalvormige zelfstandigheid, wier fmaak veel zagteHs, ten voor. Tchynkomen : om deze eigenfchap kenbaar te maaken, giete men in een lang glas met koolzuurgas gevuld, eenig zuiver vlug loogzout, men fluite dit dadelyk met eene blaas, en men zal, door 't inzakken van deze, bemerken, dat 'er een lucht ledig gevormd word, en dat het vogt, tot fchoone agtkante kryftallen met vier geknotte hoeken zal aanfchieten, zynde dit een waar koolzuur ammoniac , of Alcali volat. concret. E. Verders belet de vaste lucht de verrotting; vlees blyft lang in dit gas zonder rotten, ja zelf melk, met deze lucht bezwangerd, zal langer goed blyven, en niet dan ongemaklyk, deze lucht van zich geven. Eindelyk is de eigenjlartige warmte, of de byzondere hoeveelheid warmteftoffe met deze luchtfoort verëenigd, vergeleeken met die, welke met de dampkrings-lucht fcheikundig verbonden is, minder als in de laatfte; hebbende wy, indien ivy de eigenaartige warmteftoffe van het water als  64 DE ADEMHALING. als de eenheid aannemen, volgens de opgave van den Heer crawford (V), in de volgende luchtfoorten deze evenredigheid : Eigenaartige warmte van de dampkrings* lucht = 1,7900 Gaz Oxygéne . 4,7490 Azote . . 0,7936 Koolenzuur lucht. 1,0454 Waterftof lucht . 21,4000 (0) cr awford Experim. and ObfervationsonAnimaV. Heat. ftconi edition. DER-  DE ADEMHALING. 65 DERDE AFDEELING. Bevattende de eigenfchappen der uitgeademde Lucht. $• 37- Na in de vorige afdeeling, zo verre ons noodzaaklyk fchcen, de eigenfchappen der dampkringslucht nagegaan te hebben, zullen wy nu overgaan om die veranderingen op te fpeuren, welke deze lucht, indien dezelve in de longen opgehaald word, en eenigen tyd in deze vertoefd heeft, van de voorige onderfcheiden. Eer wy dan tot dit onderzoek overgaan, merken wy aan, dat reeds mayow ontdekt had, dat 7J gedeelte der lucht, in dewelke hy een muis geplaatst had, was opgeflorpt. — Boile bemerkte insgclyks dat de lucht, wat het volumen aangaat, door de ademhaling om ,| verminderd wierd Hales bewees het zelve door eene proefneeming, 'er by voegende, dat hy zelf door een gedeelte lucht uit eene blaas, tot ftikkens toe in en uit te ademen, dezelve om deel verminderd had gevonden. — E Schee-  66 DE ADEMHALING. Scheele konde, by gelegenheid dat hy een rot in eene bepaalde hoeveelheid lucht liet fterven, geene merkbare vermindering gewaar worden. —— Priestley echter bevond, dat onder dezelfde omftandigheden de vermindering der lucht tot § of £ gedeelte opklom. Indien wy echter in aanmerking nemen, dat de veerkrachtige vloeiftof, die geduurende de ademhaling word voortgebragt, zich gemaklyk met het water vermengt, en de meeste proeven op de laatfte vloeiftof zyn in het werkgefteld, zoblykt ras, dat zy van alle mistasting niet bevryd zyn ; het welk den Heer lav qisier aanzette, om aangaande deze vermindering eenige proeven werkftellig te maaken. Ten dezen einde floot hy een musch in een klok, waar in 33 taarlingfche duimen lucht waren, en zag dat deze om 5| gedeelte verminderd wierd. — Daar echter andere fcheikundigen deze vermindering nog minder ftellen, zoo kan men dezelve wel op ?§ gedeelte bepalen, hebbende de overblyvende lucht eenige eigenfchappen waar door zy zich aanmerk lyk van de dampkrings-lucht onderfcheid, 't geen wy nu gaan onderzoeken. S- 38. Wat de Phyfifche eigenfchappen der uitgeademde lucht aangaat, zo komt dezelve volmaakt ten opzichte der onzichtbaarheid, beweegbaarheid, en zoo veel my bekend is, in veer- U.racli*  DE ADEMHALING. 6? kracht met de dampkringslucht overeen; derzelver eigenaartige zwaarte fchynt echter iets groter te zyn, want daar één taarlingfche duim ingeademde lucht 0,46 greinen weegt, zo vinden wy 0,51 voor het gewigt der door de ademhaling bedorvene lucht, en wel dient deze vermeerdering in zwaarte in aanmerking genomen te vvorden, alzo dezelve de reden is dat een dier, in een befloten glas geplaatst, eerder in 't onderfte gedeelte zal fterven, als dat het in 't bovenfte zich bevond, om dezelfde reden zal op eene plaats, waar veele perfoonen byê'cn zyn, of waaf veel kooien ftaan te glimmen, de lucht by deri grond minder zuiver zyn, dan op eene zekert hoogte. Verders heeft deze uitgeademde lucht, behalven een' waterachtigen damp, met denwelken zy bezwangerd is, en zich reeds van verre op eert goeden vogtmeter kenmerkt, eene grootere ge* voelbare warmte (chahur fehfible) als de dampkringslucht, kunnende men deze vryë warmteftoffe, welke de lucht van de Iongen ontleed , gemaklyk gewaar worden : men dient echte? in acht te nemen, dat zy minder warmteftoffe met zich fcheikundig verbonden hebbe, of dat haare eigenaartige warmte geringer is als die van de ingeademde lucht. E z J. 39.  68 D E ADEMHALING. §■ 39- Laten wy nu de fcheikundige eigenfchappen, van eene geheel door de ademhaling bedorvene lucht, eens nagaan, om des te beter te zien» welke veranderingen 'er wezenlyk plaats gehad hebben.— De ontleeding moet ons alhier weder de beste leidfter zyn, en dit gefchied op eene eenvoudige wyze, gelyk wy, door de verdere befchouwing van de proef van den Heer lavoisier. (§. 38.) nader zullen bemerken. Deze Heer nam twaalf taarlingfche duimen van de lucht, in dewelke de vogel geftorven was, en ftelde dezelve op kwikzilver in een afgezonderd glaasje, vervolgens liet hy in hetzelve een zeker gedeelte zuiver, van alle koolenzuur beroofd, fcaufticq) Alcali opryzen, 't welk 1 gedeelte van de bedolven lucht in zich nam. — Uit het geen vry §. 36. gezegd hebben, geeft deze vermindering ons dadelyk eenig vermoeden van de aanwezendheid van het koolenzuur (vaste lucht), het geen voor dat de lucht door de ademhaling bedorven was, niet te vinden was ; befchouwen wy nu verder dit zuiver Alcali, na dat het een gedeelte der uitgeademde lucht opgeflorpt heeft, bevinden wy,dat het zelve veel minder bytend is, en dat het nu eene eigenfchap bezit, welke het te voren, niet had, van met het bydoen der zuuren, fterk op te bruisfchen, eene eigenfchap die wy zegden, dat de loogzouten van het kolenzuur al-  DE ADEMHALING. tfp alleen verkreegen; kunnende men om in het zelfde geval te blyven, op deze wyze twee taarlingfche duimen koolzuur - lucht uit dit Alcali affcheiden. §. 40. Onderzoeken wy nu de tien taarlingfche duimen, die, na dat de koolzuur-lucht opgeflorpt was, overig zyn ; zo bevinden wy dat een lichtje in dat zelve ras uitgaat; dat een dier 'er oogenbliklyk in fterft, en dat dezelve noch het kalkwater troebel maakt, nog eenige tekenen van zuur opgeeft, met een woord dat deze ware Gaz Azote genaamd (moet worden. —— Deze door de ademhaling bedorvene lucht beftaat by gevolg uit koolenzuur en ftiklucht, twee vloeiftoffen die geenzins der ademhaling of verbranding kunKen dienen; zo dat dit mengzel veel moet verfchillen van de dampkrings-lucht, die wy gezegt hebben uit zuur [lof of zuivere lucht en ftiklucht te beftaan. Men dient echter op te merken, dat een zeker gedeelte dampkrings-lucht, door ^ademhaling niet geheel en al bedorven word, zoo dat zy nog der ademhaling kan dienen, om reden dat al de zuivere lucht, die ingeademd word, niet geheel tot koolenzuure lucht veranderd is, blyvende 'er(nog altyd een gedeelte Gaz Oxygéne, over, dat geene verbinding heeft ondergaan. U Dus word in de longen de hoeveelheid Gaz Oxy. verminderd, endie van de koolenzuure lucht L 3 ver-  ■ fo DE ADEMHALING. vermeerderd, waar door de evenredigheid der ftiklucht met betrekking tot de zuivere lucht» meerder als in de dampkrings-lucht is. — Indien wy, volgens den Heer goodwyn, de Atmosfphaerifche lucht ftellen te beftaan uit 80 deelen ftiklucht, 18 deelen zuivere, en a deelen koolenzuur-lucht, vinden wy volgens zyne bepaling dat deze lucht na de inademing beftond uit 80 deelen ftiklucht, 5 deelen • zuivere en 13 deelen koolenzuure ■ lucht. Zoo men aangaande dit onderwerp eenige proeven gelieft in het werk te ftellen, plaatst men het uitgeademde gedeelte lucht in een klokje op de kwik, brengende alsdan een gedeelte zuiver loogzout in hetzelve, hetwelk de koolenzuur lucht tot zich zal nemen; na dat men het volumen dezer opgeflorpte lucht bepaalt heeft, zo vereenigtmen met de overblyvende lucht, een gedeelte natte sixavcllever of brandendende phosphorus welke de Oxygéne die in het mengzel aanwezig is, tot zich neemt, blyvende 'er op deze wyze niets antlers als de Gas Azote over; indien wy nu eene berekening maken, van de door 't loogzout opgeflorpte koolenzuure lucht, van de Gaz Oxygéne door de zwavellever vernietigt, en van- het overblyvende Gaz Azote kunnen wy dc evenredigheid bepalen, onder welke de koolenzuure lucht toegenomen is. Het ter uitvoer brengen dezer proefneming is. altyd aan veele verfchillen onderworpen , die van de gefteldheid des geenen die de proef osder-  DE ADEMHALING. 71 derneemt; de manier op welke zy in het werk gefteld word, en van de evenredigheden der gebezigde lucht veel afhangt. Onderfcheidene proefneemingen die ik ten dezen einde in het werk ftelde, gaven my, een middengetal uitveelen genomen,voor de beftaandeelen der lucht,na eene volmaakte inademing van een ftilzittend mensch, Gas Azote of ftiklucht . . 74 deelen. Oxygéne of zuivere lucht 14 . Koolzuurc lucht . . . . 10 . Wordende 'er ruim twee deelen opgeflorpt. §• 41. Na een aanhoudend ademhalen in eene bepaalde hoeveelheid lucht, zal natuurlyk de menigte van Gaz Oxygéne hoe langer hoe geringer worden, en het koolenzuur zal by gevolg aangroeijen, tot al de zuivere lucht (Gaz Oxygéne) in koolenzuurlucht verandert is. Om dit te bewyzen, plaatfe men in een klok, gevuld met Gaz Oxygéne, en op kwik geplaatst, 't een of ander diertje, by voorbeeld een rot. — In den beginne zien wy dit dier vryëlyk ademhalen, na eenigen tyd echter word de ademhaling by trappen moeilyker en fchielyker, en het dier fterft met angst. Neemt men weder het dier van onder de klok, en brengt men eene oplosfing van zuiver Alcali onderdeze, zo zal het loogzout zeer veel koolenzuure lucht, door de ademhaling van het dier gevormd, tot E 4 zich  7a DE ADEM HA Lfï N G. zich nemen, blyvende 'er in dit geval zeer weinig zuivere lucht, met een gering gedeelte Gaz Azote over. De lucht die eens ter ademhaling gediénd heeft, hoewel onbekwamer tot deze bewerking, en veel onzuiverer, kan evenwel nog zonder groot ge. vaar ingeademt worden, aldus vulde de Heer f o n t a n a eene blaas met 350 taarlingfche duimen lucht, ademde de lucht uit dezelve, en was alleen na 40 in- en uitademingen genoodzaakt van dit werk af te zien Cj>): in dit geval echter hangt de hoeveelheid der ademhalingen in eene bepaalde menigte dampkrings-lucht voornamentlyk af van de hoeveelheid lucht, die 'er by iedere ademhaling gebezigd word,daar by groote in- en uitademingen, het getal der mooglyke ademhalingen in evenredigheid der grootte derzelve moet verminderen: verders fchynt het vermogen om de luchtte bederven, onderfcheiden in verfchillende onderwerpen, wordende door Zieken, en vooral die genen, die aan een gebrek der longen lyden, de lucht veel fnelder bedorven; 't zelfde heeft ook by oude lieden meer dan by jonge plaats, en volgens het gevoelen van den Heere la metherie zouden groente eetende dieren, minder dan vleesëetende de lucht bederven l- 42' (p) Philof. Tranfaiï. vol. 69 No. 24. (q) Esfayfur VAlr pur, feconde edition,vol. i.f, 15.  DE ADEMHALING. 73 §• 4 a. Indien wy in 'eene door ademhaling bedorvene lucht een kaars brengen, gaat deze fchielyk uit. Dieren fterven zeer ras in dezelve: een klein vogeltje geplaatst in een glas met lucht, die ik door herhaalde ademhalingen bedorven had, haalde zeer moeilyk adem, en ftierf met hevige fluipcn Marien den tyd van twee minuten : op dezelfde wyze zag men een konyn, hetwelk in een klok, waar in 289 taarlingfche duimen lucht, door een ander dier bedorven waren, binnen den tyd van ■drie miimuten ter neder vallen. Dat deze lucht den mensch insgelyks fchadelyk zy, word ons genoeg door de proef van den Heer fontana aangetoond; zynde dit insgelyks de reden, waarom , wanneer veele perfoonen zich ophouden, of in een naauw befloten vertrek, of op eene plaats waar brandende kooien ftaan te glimmen, zy, indien niet fchielyk den vryè'n doortogt aan de lucht gegeven word, als bedwelmd en fchynbaar geftorven ter aarde vallen; wordende in beiden gevallen niet alleen koolzuurlucht geboren, maar daar en boven al de zuivere lucht vernietigt. Nu leren ons de proefnemingen dat niet alleen, de vermeerdering van de koolenzuure, maar ook de vermindering van de zuivere lucht, de lucht ter ademhaling onbekwaam maken; dat echter het koolenzuure gaz hier om alleen doodelyk zoude •zyn, om dat hetzelve wegens zyne grootere E 5 zwaar-  74 DE ADEMHALING. zwaarte het indringen der zuivere lucht in de longen zoude verhinderen, kan ik niet gemaklyk toeftaan, alzo vooreerst deze zwaarte die, der bygemengde dampkrings-lucht, zo zeer niet overtreft, en dien aangaande in 't werk geüclde proeven, ons veel eer doen geloven dat de vaste lucht door derzelver prikkelend vermogen eene krampachtige famentrekkiug der luchtaderen te wege brengt. Onder 't weinige dat wy van de niterlucht bygebragt hebben, merken wy aan, dat deze luchtfoort, gevoegd by de Gaz Oxygéne, eene zeer groote vermindering onderging , zo dat twee maten, de eene met niter-, de andere met zuivere lucht vermengt,houdende ieder 100 deelen, na de vermenging, in plaats van 200, ruim 60 deelen uitmaakten ; zynde deze vermindering groter na evenredigheid van de hoeveelheid zuivere lucht in eene luchtfoort bevat: beroofd men nu de dampkrings-lucht van een gedeelte derzelver Oxygéne, zal "dé vermindering minder zyn, hetwelk ons een middel aan de hand geeft, om te bepaalen, of eene gegeevene hoeveelheid, lucht veel of weinig Gaz Oxygéne in zich bevat. Ik deed om dit te beproeven 15 taarlingfche duimen dampkrings-lucht in een glas, liet van deze in een goeden, door j. adams te Londen vervaardigden, Eudiometer, na de manier van fontana, eene maat opgaan , en voegde by dezelve eene maat uit zuiver niter-zuur be-  OE ADEMHALING. 75 bereidde niter-lucht, en het volumen dezer aoo deelen was 1,18 Na een zelfde volumen van deze lucht ingeademd en op den gewoonen tyd weder uitgeademd te hebben, onderzogt ik deze lucht, mengende eene maat van dezelve met eene maat niterlucht, en de vermindering was 1,29 Na zulk een volumen lucht twee keeren ingeademd te hebben, vond ik de twee maten verminderd op . . . . , Na de derde ademhaling . . 1,43 Na de vierde . , , 1,45 Na de vyfde . . . 1,46: Het welk ons genoeg aantoond dat de Gaz Oxygéne geduurende de werking der ademhaling verminderd werd, hebbende zulks voornamentlyk in het begin der bewerking plaats, daar op het laatst de hoeveelheid dezer lucht fteeds verminderd zynde, 'er zo veel niet van kan gebezigd worden. S- 43- Indien wy in eene buis met uitgeademde luchfc een weinigje kalkwater gieten, of alleen door middel van een glazen pypje, onzen adem door een glas met kalkwater blazen, zal dit vogt troebel worden, en de kalk zal met koolenzuur verzadigd nederzakken; op dezelfde wyze zullen wy de lakmoes-tinctuur eene roode coleur zien aannemen, en de zwavel uit deszelfs oplosüngin zui-  76 DE ADEMHALING. zuiver Alcali nederploffen. — Zo men een gedeelte dampkrings-lucht, door dikwerf in- en uit te ademen bederft, en deze lucht of op water laat ftaan, of in eene glazen buis gedeeltelyk met water gevuld fchud, zal men zien dat 'er een gedeelte lucht door 't water word opgeflorpt,waardoor het water de eigenfchap verkrygt om de lakmoes-tinctuur rood te verwen, en de kalk uit deszelfs oplosfing in kalkwater neder te ploffen.— Eindelyk heeft de lucht het vermogen, dat zy de bytende loogzouten die geene opbruisfching met de zuuren ondergaan veel zachter, en bekwamer maakt om met de zuuren op te bruisfchen. Vergelykt men nu deze eigenfchappen, met die geene die wy §. 35. van het koolenzuur hebben bygebragt, zo zal men aanftonds zien, dat de uitgeademde lucht beftaat uit Gaz Oxygéne, Gaz Azote en Koolzuur-lucht, en dat wel in verfchillende evenredigheid, zo dat eindelyk de geheel door ademhaling bedorven lucht byna alleen uit Gaz Azote en kelenzuur-lucht is famengefteld, kunnende men dit leerftelfel nog meer ftaven door by de Gaz Azote een evenredig gedeelte koolzuurïucht te voegen, welk mengfel eene Iuchtaartige vloeiftof voortbrengt, die in alles, aan de door ademhaling bedorvene lucht gelyk is. VIER-  DE ADEMHALING. 77 VIERDE AFDEELING. Behelzende eenige gevolgtrekkingen uit de vorige proeven afgeleid. §• 44- Indien wy nu de verfchynfelen die de uitgeademde lucht verzeilen, een weinig naauwkeurig gadeflaan, zien wy aanftonds dat de Gaz Azote of ftiklucht in de longen geene veranderingen ondergaat, en het alleen het zuivere gedeelte des dampkrings de Gaz Oxygéne is, die de nodige uitwerkfelen voortbrengt. — Daar ons nu de voornaamfte verbindingen van deze ftoffen bekend zyn, zullen wy des te gemaklyker aangaande derzei ver werking kunnen oordeelen, en befluiten wat 'er geduurende de ademhaling plaats hebbe; het welk hier op uitkomt: Vooreerst, fchynt het gevoelen van den Heer girtanner, in eenigen opzicht wel met de proeven overeen te komen, te weten dat een klein gedeelte van de Gaz Oxygéne, geduurende deszelfs verblyf in de longen opgeflorpt word; indien men namentlyk versch bloed, in een glas met Gaz Oxygéne gevuld,, laat vloeijcn, zal de lucht  78 DE ADEMHALING. lucht merklyk verminderen, 'er zal kooljlof-gaz geboren worden, en eenige droppen waters zullen zich aan de wanden van het glas verzamelen ; uit welke proef de Heer girtanner afleid, dat het Gaz Oxygéne gedeeltelyk door het aderlykebloed opgeflorpt word. —> Zo wy echter het geen by deze proef plaats heeft van nader by befchouwen, zo ontwaren wy ras, dat, hoewel wy de opflorping van het Gaz niet ontkennen, dezelve echter niet zo groot zy, als de vermindering der lucht aanduidt, alzo de in ons geval gevormde koolzuure lucht, zich voor een gedeelte kan vereenigen met den watcrachtigen damp die het bloed van zich afgeeft, en door dezelve kan opgeflorpt worden; zo dat het ons voorkomt dat de vermindering die het Gaz Oxygéne in deze bewerking ondergaat, niet alleen aan de opflorping in het bloed toe te fchryven is. Ten tweede. Onder alle de famenvoegingen van het Gaz Oxygéne in de werking der ademhaling is 'er geene, dewelke grooter en van meerder belang is, als die geene, by welke dit zuiver gedeelte des dampkrings zich verëenigd met de koolftoffe , die in het bloed aanwezend is. Wat wy door koolftof verftaan, hebben wy §. 33. te kennen gegeeven, op welke wyze deze koolflof zich met de zuivere lucht verëenigd, en welke vloeiftof hier uit geboren word, was het onderwerp der volgende regelen ; aldus beweezen wy op de fynthetifche en analytifche wyze, dat het Qaz Oxygéne by koolftof gevoegd, koolenzuur gaz, QfOS-  DE ADEMHALING. 79 (vaste lucht) vormde, verders zagen wy,in de derde afdeeling, de eigenfchappen van een gedeelte der uitgeademde lucht, in allen deelen overeenkomen met die der koolzuure lucht, gelyk de enkele befchouwing der 39 en 40^ §§ genoeg aanduid, zo dat wy hier volftaan met te befluiten dat de Gaz Oxygéne van de dampkringslucht, zich in de long verëenigt met de koolftof, die in ons bloed op eene zeer fyne wyze verdeeld is , dat de bazis der zuivere lucht wegens hare grotere verwandfchap met deze koolftof koolenzuur vormt, daar aan den anderen kant deszelfs warmteftof vrygemaakt en aan het bloed medegedeeld word. Ten derden. Indien geduurende de ademhaling de zuivere lucht alleen tot koolzuur-gaz veranderd wierd, zoude deze lucht in het gewigt niet verliezen , wel te weten indien men acht flaat op het gewigt der koolftoffe en der gebezigde lucht;het geen echter in allen deele niet plaats heeft, gelyk uit de volgende proef kan blyken. De Heer iavoisier ftelde een Oosffndifche rat in een klok, die 248 taarlingfche duimen lucht bevatte, en op kwik geplaatst was; na dat het dier vyf vierde uurs in de klok vertoefd had, haalde hy hetzelve 'er uit, en ging tot het onderzoek der lucht over. — Laten wy nu om des te duidelyker te zyn, en de rekening bevattelykervoor te ftellen, de hoeveelheid gebezigde lucht op een taarlingfche voet of 1728 taarlingfche duiSQjcn bepalen: na dat het dier uit de lucht genomen  %o DE ADEMHALING. men was, had deze 55^ in omtrek verloren, of was gelyk = 1672,5 duimen, geduurende den zelfden tyd waren 'er 229I taarlingfche duim koolenzuur-gaz geboren, het geen doormiddel van bytend loogzout onderzogt wierd, en de overblyvendc lucht was zuiver Gaz Oxygéne; derhalven was het gewigt der lucht, die in de klok overbleef l^\CAmmenGazOxygéne fj — dr.ij — gr. r| s,n,c)lC.clmmtnkoolzuurelucht .... dr.ij — gr.15 ! 6-, o l overig zynde lucht 5 j — dr.iv—gr. 16\ In dit geval nu, was de lucht om fgb gedeelte verminderd: indien wy nu ftellen dat 1728 taarlingfche duimen Gaz Oxygéne f j. dr.iv. gr. ia wegen, zien wy ras, dat het eigenaartige gewigt der lucht vermeerderd is, moetende men zulks toefchryven aan eene zelfftandigheid die zich in de longen affcheid, welke ftoffe by het Oxygéne cevoegd, koolftof-lucht gevormd heeft, gelyk 't zuiver Alcali te kennen heeft gegeven, toonende al weder dat het koolftof is, die uit den boezem der long word voortgebracht. — Indien wynu in aanmerking nemen, dat het koolzuurgas beftaa uit 72. deelen Oxygéne en 28 deelen koolftof zullende 229! taarlingfche duimen kool. 9 Gaz Oxygéne g. 114,84. zuure lucht beftaan uit _ gr. 44,66. ï 14,84 gr. Gaz Oxygéne hebben een volumen, gelyk '229^ duimen; indien deze nu tot geen ander «ebruik gediend had als om koolzuurlucht te vor-  DE ADEMHALING. 81 vormen, dan zoude de vermindering na de bewerking zyn 1728-229!= i498» taarlingfche duimen , daar wy echter alleen 1443I duimen gevonden hebben j blykt het dat 'er 54I duimen ontbreeken (r).— Behalven dat deze ■proef de vorming van het koolenzuur in de longen bevestigd, toont zy op eene klaare wyze de vermindering in den omtrek der lucht, daar het Gaz Oxygene [gedeeltelyk word opgeflorpt, eii gedeeltelyk met eene kleine menigte Gaz Hydrogene (ontvlambare lucht) die in het bloed aanwezig is, tot water overgaat. Deze proefneemingen nu heeft de Heer lavoisier niet alleen ten opzichte der ligchaamen der dieren bepaald: maar volgens zyne waarneemingen zoude een mensch vyf taarlingfche voeten lucht nodig hebben om het leven geduurende een uur te onderhouden, wordende 'er geduurende dezen tyd 2160 taarlingfche duimen zuivere luchtgebezio-d", Avaarvan alleen 1646' ter vorming van het koolenzuur het haare toebrengen, zoo dat de overige 514 taarlingfche duimen gedeeltelyk door het bloed worden opgezogen, gedeeltelyk met het watcrftof-gaz tot water overgaan. Ten vierden is het niet onwaarfchynlyk dat een zeer gering gedeelte Gaz Oxygene zich verëenigd, met de koolftof der flym die het binnenfte der luchtpyp bezet en de luchtblaasjes bekleed,gaan' de dus tot koolenzuur over. ■ $• 45* CO Annales de Chemie, tam. 5. pag. 261. F  §3 DE ADEMHALING. $• 45- Uit dit alles blykt zeer duidelyk, dat in de ademhaling de zuivere lucht gedeeltelyk in het bloed werd opgenomen, gedeeltelyk tot een waterachtigen damp overgaat, doch voor verre het grootfte gedeelte in koolenzuure lucht veranderd, die, gelyk wy bewezen hebben, met de ftiklucht uitgeademd word; de warmteftoffe echter, word by deze verbindingen vry, en voegt zig voornamentlyk by het met oxygéne beladene arterieele bloed, het welk eene grootere gefchiktheid verkreegen heeft om de warmteftoffe in zich te nemen, en dit is dereden dat de hoeveelheid verbondene of verborgene warmteftoffe in het flagaderlyke bloed, die van het aderlyke overtreft, bewyzende de proeven van den Heer c r a wt o rd, dat [de eigenaartige warmte van het water gefteld op 1,0000, die van het aderlyke bloed bloed was = 0,8928, en van het flagaderlyke = 1,0300.0)» §. 12. De uitv/erkfekn nu der ademhaling zyn deze, dat het aderlyke bloed het welk eene donkere coleur heeft, deszelfs koolftof met een weinig (t)- Exper. and Qbfeivations en animal. Heal. Lond. 17SS. t*£- 348.  DE ADEMHALING. 83 Hydrogene verliest, en gedeeltelyk door het bygekomene Gaz Oxygéne, en de meerdere hoeveelheid warmteftoffe eene helderder couleur, en eene grootere hoeveelheid eigenaartige warmte verkrygt. Om dit gezegde dan nog meerder te bevestigen, zal ik uit de proeven door den Heer girtanner (O in het werk gefield, deze alleen bybrengen, welke ik gewoonlyk met denzelfden uitkomst bewaarheid heb gevonden. — Hy ftelde zes oneen aderlyk bloed in aanraking met het Gaz Oxygéne, 't bloed kreeg eene fchoone vermillioen coleur, de thermometer in hetzelve geplaatst, rees een weinig, doch daalde ras, en de proef voleind zynde, had het bloed iets in gewigt aangenomen Verders vong hy het bloed uit de arteria carotis van een fchaap, in eene fles met ftiklucht gevuld, de fles tot op de helft gevuld zynde wierd gefloten, het bloed ftolde en wierd veel donkerder van coleur; daar men daags daar aan de fles opende, vond men de Gaz Azote met een klein gedeelte Gaz Oxygéne vermengd, zo dat de kaars 'er nu eenigen tyd in brandendekon blyven. Met regt befluiten wy met den Heer girtanner , dat een gedeelte van het Gaz Oxygéne zich in de longen met het bloed vereenigt, en dus oorzaak is van de roode coleur van het arterieek bloed, zynde dit laatfte veel minder ge- fchikt (0 jfourn. de Phyfique, 1790. Aant. pag. j43, enz. F *  8r D E ADEMHALIN G.' fehikt om zich met de koolzuure lucht te vereenK. gen, als 't reeds met koolftof bezwangerd bloed;1 indien wy namentlyk het artcrkeh bloed aan de koolzuurlucht blootftellen, zal deszelfs coleur fchielyk niet veranderd worden, het aderlyke bloed < echter, zal in deze lucht eene donkerer verw aannemen; zynde dit een klaar bewys dat de verwandfchap van het flagaderlyke bloed zeer ge-, ring, ja niets is, ten opzichte van de koolftoffe,, daar integendeel het aderlyke bloed veel meerder-. geneigdheid heeft om zich met dezelfde ftoffe te. vereenigen. • Ik plaatfte verders zulk een door koolenzuure t lucht verduisterd bloed onder eene klok met zuivere lucht gevuld, en zag dat het bloed zyne vorige roode coleur aannam, de overblyvende luchtnu gaf door het troebel maken van het kalkwater zeer duidelyke kenmerken van koolenzuurlucht.; Uit dit alles kan men gemaklyk opmaken, dat '-1°. De heldere coleur van het flagaderlyke bloed, zyn oorfprong verfchuldigd is aan het Oxygéne, het geen zich in de longen met het bloed: verëenigd* . - a°. Dat de donkere fchyn van het aderlyke, bloed, indien niet -geheel, ten minften voor een groot gedeelte, aan de koolftof toe te fchryven is^ - 3°. Dat de ademhaling der verbranding en verkalking der metaalen evenaart, daar in beide de. zè bewerkingen het Gaz Oxygéne zich met.een. ligchaam verëenigd, en de warmteftoffe vry gemaakt word. 4°. Dat  'DE ADEM H A L. ING. 85 +. Dat in den omloop van het bloed, dit zyn Oxygéne verliest, en bezwangert word met kool, ftof met een weinig grondbeginzel van het watermakend Gaz verëenigd. 5°. Schynt het niet onwaarfchynlyk, gelyk wy •nog door eenige proeven zullen zoeken te ftaven, • dat in den omloop des bloeds door de verdeeling •en vereeniging van het Oxygéne de warmteftoffe vry word gemaakt, het geen niet weinig tot de •voortbrenging der dierlyke warmte bybrengt. ; Ten laatften merken wy aan, dat de meerdere bekwaamheid van het bloed om de warmteftoffe als 't ware met zich te verbinden, veel afhangt ,van deszelfs vereeniging met de Oxygéne. i 47. Ingevolge deze daadzaaken zien wy genoeg dat liet eerfte en voornaamfte nut der adcmhaling^er in beftaa, dat het bloed door deze werking be. vryd word van die deelen,die der dierlykq mcono'. nomie ftrydig zyn, en dat de warmteftoffe vry gen-orden zynde, de dierlyke warmte vermeerderd: deze laatfte eigenfchap doet de Heeren crawford, lavoisier, girtanner en anderen overgaan om te ftellen dat de long als 'z ware de algemeene haardftede van het inenschlyk ligchaam was, in welke het dier voorzien w ierd van al de vrye warmteftoffe'die het nodig had: verre van dit toe te ftemmen, merkten wy F 3 , reeds  86 DÉ ADEMHALING. reeds in de latynfche uitgave dezer verhandeling aan,dat zulks met de genomene proeven en degewoone verfchynfelen der natuur tegenftrydig was, en dat het ons zeer waarfchynlyk voorkwam, dat 'er in de uiterfte eindjes der vaatjes iets diergelyks plaats greep, merkende de groote Phyfiologist BLUMENBACHte regt aan, dat de klein/Ie vaatjes ook geenzins van een zeker vermogen ontbloot waren, 't welk, of aangezet, of in zyne werking vertraagt dit grondbeginfcl, Qn ons geval het Oxy géne) veranderd; en waardoor by gevolg de dierlyke warmte vermeerderd of verminderd word (u). De Heer seguin was van gevoelen dat het bloed in deszelfs omloop door ligchaam, hetwelk hem voorkwam altyd in een' meer of minderen rottingaartigen ftaat te verkeeren, een gedeeltemet koolftof bezwangerd waterftof-gaz in zich nam, dat hier door deszelfs vermogen om de warmteftoffe in zich op te houden, verminderd wierd, en 'er aldus een gedeelte warmteftoffe verloren ging, die zich aan de omleggende deelen mededeelde: daar echter dit gevoelen, hoe wel ook uitgedacht, in geenen deele met de waarnemingen overeen komt, zullen wy ons vergenoegen met van hetzelve alleen gewag gemaakt te hebben. Van meerder aanbelang was de aanmerking van den Heer la grange, te weten, dat indien al de warmte die in het dierlyke ligchaam verdeeld wierd, in de longen moest gevormd (») blumekbach, Iiijlit Phy/iohg. J. 166.  DE ADEMHALING. 87 vormd worden, deze ingewanden derwyze in warmte moesten toencemen, dat men voor derzelvcr gehcele vertcering te vreezen had; hetwelk hem aanleiding gaf te onderftellen, dat 'er eene groote waarfchynelykheid zich opdoet, dat de dierlyke warmte niet alleen in de longen, maar in alle deelen, door welke het bloed liep5 gevormd wierd. Nemende hy ten dezen einde aan, dat het bloed in de longen een gedeelte Oxygéne. opflorpte, en met zich omvoerde, dat in dezen omloop het Oxygéne allengs vry wierd om zich te vereenigen met de koolftof en waterftof van het bloed, en op deze wyze koolenzuur en water te vormen , welk eerfte zich in den doortogt des bloeds door de longen zoude ontwikkelen. De Heer de la place nam de tegenwerping door den Heer la grange ontworpen, in aanmerking, en zogt dezelve te ontwikkelen door te onderftellen dat het Gaz Oxygene zich vereenigende met het bloed, alleen een gedeelte zyner warmte als gevoelbaare warmte (chakur fenfiblè) los liet, dat het meeste gedeelte als chaleur latente, verborgene, of liever verbondene warmte met het bloed medegevoerd wierd, en zich niet openbaarde, dan door de verfchillende verbindingen die geduurende den omloop des bloeds plaats hebben. Daar nu deze twee laatfte gevoelens 't meeste met de natuurlyke verfchynfelen fcheenen overeen te komen, doch nog door geene proeven beF 4 ves-  &8 DE ADEMHALIN G, vestigd waren, die ons konden aanwyzen welader beiden 't naast aan de waarheid kwamen, z» nam de Heer hassenfratzop zich, om dien aangaande regelregte proefnemingen in het werk te ftellen, die hy, in eene verhandeling den 28, january 1791 voor de Koninglyke Academie geleezen, wereldkundig maakte, en welke wy Voor een gedeelte hier zullen overnemen (v). S- 48. Twee daadzaaken zyn 'er, welke door verfchillende Geleerden zyn waargenomen, die ik meer dan eens beproefd hebbe, en die den Heer fourcroi op eene zeer duidelyke wyze bevestigd heeft; voor eerst, dat het aderlyke bloed gemengd met Gaz Oxygéne , eene fchoone roode coleur aanneemt; laat men nu dit bloed geduurende een' zekeren tyd met dit Gaz in aanraaking, zo zal men deze roodheid trapsgewyze zien verhoogen, ja zelf tot purper overgaan; fchoon het bloed geftadig aan de Gaz Oxygéne word bloot gefteld, en men door omfchudden de vereeniging nog meer bevorderd: ten tweede, dat het arterieele bloed blootgefteld aan alle luchtfoorten die geene zuivere Gaz Oxygéne in zich bevatten, eene purpere coleur aanneemt, gelyk de Hecr cirtanner insgelyks heeft waargenomen. Dit gaf aan den Heer hassenfratz aan- lei- (y) Jnnales de Chemie. Juin.\ 1751.  D. E A DE M HALI N G. % leiding om te vermoeden dat de roode coleur, liet uitwerkfel was van de vereeniging van het Gaz Oxygéne met het bloed, en dat de purperen coleur voortgebragt wierd door de fcheiding van het Oxygéne uit het bloed om zich te vereenigen, met de Hydrogene en de koolftof. Om dit verders te bewyzen, nam hymet zuurftof overladen zeezout-zuur, (acide muriatique Oxygéne) deed dit by het aderlyke bloed, en zeer ras was dit ontleed en bruin. — Een gedeelte zeezout-zuur yerfiapt, in die evenredigheid als hetzelve zich in het overzuure zeezout-zuur bevond, by eene gclyke hoeveelheid bloeds gegoten, bragt geene verandering te weeg.— Hier uit befloot hytdaar het verfchil tusfchen de bewerking van het Gaz Oxygéne in het overzuure zeezout-zuur en die van de Gaz Oxygéne op zich zelve hier in beftaat, dat, liet eerfte zich aanftonds met deHydrogene enCarponevmi het bloed kan verëenigen,enbydelaatftc deze vereeniging moeilyk gefchied; dat hier uit yolgde dat de coleur die het bloed in het eerfte geval fchielyk aanneemt, dezelve is, die het vau de Gaz Oxygéne door lengte van tyd moest aanneemen, en dat derhalven de bruindere coleur van het bloed afhing van de innerlyke vereeniging van het Gaz Oxygéne met de koolftof en de Hydrogene van het bloed: brengende hy, om dit gevoelen nog meer te bevestigen, hier by eene proef van den Heer girtanner, die vermil hoen rood bloed, in verfchillende glaze buisjes die toegeblazen waren, aan het licht en aan de F 5 duis-  9o DE ADEMHALING. duister blootftelde, in welke allen hy na verloopvan eenigen tyd het bloed zwartachtig vond. Hieruit nu befluitdcHeer hassenfratz ten voordeele van *t flelzel van den Heer la Grange, te weten, dat het bloed door het opflorpen van *t Gaz Oxygéne, in onze longen rood word, dat geduurende den omloop van het bloed dit Oxygéne zich allengs verëenigd met bet Hydrogénc en de koolftof van het bloed, dat wanneer het bloed door de aderen wederkomt als dan alle deze vereeniging gefchied is, dathetkoolftof-gaz, zich dan afzonderd en 'er weer op nieuw Gaz Oxygéne opgeflorpt word: redeneerende hy verders op deze wyze. — Nademaal 'er warmte geboren word door de vereeniging van de Gaz Oxygéne met de Hydrogene en koolftof, en de warmteftoffe (calorique') de dierlyke warmte onderhoud, en de vereeniging van het Oxygéne en het Hydrogene en de koolftof 'in groote menigte geduurende den omloop van het bloed word verrigt, zo volgt dat 'er by deze bewerking warmte geboren word die de dierlyke warmte uitmaakt. §• 49- Hoe waarfchynlyk nu dit ftelfel zich ook moge opdoen, zo fchynt het gevoelen van den Heer la place doch evenwel in aanmerking te moeten komen, te meer daar de theorie van den Heer hassenfratz niet in allen opzigte aan de werking der natuur voldoet. — Om hier van  DE ADEMHALING. ot van kortelyk cenig denkbeeld te geven zullen wy beginnen met te onderzoeken wat 'er in de proef van den Heer fourcroiplaats heeft? dat het bloed in het Gaz Oxygéne eerst rood, en naderhand zwartachtig zoude worden, is eene bcweezcne zaak, die door veele Geleerden met dezelfde uitkomst gezien is; vestigen wy echter onzen aandacht op het geen deze verandering helpt bevorderen, zoo zien wy ras dat uitditverfchynfél zulk eene beflisfende gevolgtrekking niet kan opgemaakt worden. — Het flagaderlyke bloed zal, aan het Gaz Oxygéne blootgefteld , in de eerfte oogenblikken, zoo lang hetzelve het naaste by zyn' natuurlyken ftaat is, eene fchoone vermillioen coleur aanneemen; na lang ftaan echter ziet men dat dit levende vogt, allengs zyne natuurlyke eigenfchappen verliest en zwartachtig word; het Gaz Oxygéne is verminderd, en doet het kalkwater vooral in de eerfte beginfelen der vermenging troebel worden, een klaar bewys dat 'er zich eene koolzuure lucht gevormd heeft. Wat gefchied 'er nu in deze proef? Het bloed nog levend zynde, verëenigd zich een gedeelte van deszelfs koolftof met de Gaz Oxygéne, maakt koolzuure lucht, die gedeeltelyk op de oppervlakte van het bloed zich bevind, van hetzelve naderhand word opgeflorpt, en niet weinig ter verduistering van de coleur bybrengt; geduurende deze bewerkingen fterft het bloed, verwyderd hoe langer hoe meer van defzelfs gezonden ftaat het fcheid zich, en word door het fchudden on-  92 D E A DEM II. A L I N G. gelykaartig en tegennatuurlyk vermengd, 'er worden verfchillende producten ontwikkeld, de grondbeginfels van .verfchillende beftaandeelen worden als 't ware verbroken, en maken verfchillende ligchaamen uit, onder welke de op het punct der ontwikkeling zich bevindende luchtfoorten het haare toebrengen om in dit nu dood ligchaam, die veranderingen voorttebrengen die wy zien dat door de luchtfoorten waar in 'geen Gaz Oxygéne is, worden veroorzaakt, en waar van de tweede proef van den Heer fourcroi ons een voorbeeld opleverd. — Wat de proef van den Heer hassenfratz aangaat, met het overzuure zeezout-zuur by het bloed te gieten, zo merken wy aan, dat ons dit middel niet gefchikt voorkomt [om de innerlyke vereeniging van 't Oxygéne met het bloed te bewyzen, wie immers kan toeltaan dat levend bloed, door de werking van een [allervergiftigst zuur gedood, vergeleeken kan worden by de zachte werking die de lucht op dit vogt uitoeffend. —— Gaan wy dit ftelfel verder na,bevinden wy dathetG«.s Oxygéne met Hydrogene zuiver water moet voortbrengen, zulk water is ook in het bloed aanwezend, maakt een beftaandeel van hetzelve uit en veroorzaakt deszelfs vloeibacrheid; koe kan men nu begrypen dat. een gering gedeelte water by het bloed gevoegd, deszelfs coleur dusdanig zoude veranderen, te meer, daar het bewezen is, dat zulk een gering gedeelte waters,op de zelfde temperatuur, als het bloed, met. dit  DE ADEMHALING. 93 dit vogt vermengd geene verandering te weeg brengt. — Te onderftellen dat het Hydrogene niet genoeg met het Oxygéne verëenigd was, en de Hydrogene de zwarte coleur des bloeds kondeveroorzaaken, kan geenzins voor bewezen aangenomen worden; het levend bloed aan zuivere Gaz. Hydrogene blootgefteld, veranderd geenzins van kleur, gelyk ik dikwerf hebbe waargenomen, en daar en boven door den Heer gren (» insgelyks bevestigd word: dus kan het Gaz Hydrogene alleen deze werking niet voortbrengen. — • Indien wy de werking der ademhaling befchouwen, bemerken wy ook dat de long zulk eene menigte van Gaz Oxygéne niet opflorpt, en er zo veel koolenzuure gaz niet uitgelaten word, als de Heer hassenfratz onderfteld. Voor eerst zyn ons de wegen onbekend, door welke zulk eene aanmerklyke opflorping en uitblazing zoude gefchieden; ten tweede zoude na myne gedagten, indien werklyk zulk eene affcheiding van koolenzuure lucht plaats had, deze ook moeten gefchieden indien wy zuivere Gaz Hydrogene iiir ademen, deze lucht echter word, gelyk de proeven zulks opleveren, weder zuiver uitgeblazen . Verders leeren ons directe proeven van den Heer ï>a metherie in 't werk gefteld, door 't bloed in glazen , zonder de bykomst van dè dampkrings-lucht bloot te ftellen, dat dit vogt op zich zelf geene lucht van zich geeft. - Ein- ' (w) Gren, Journal ie Phyftck 2ter band. pag. 514.  94 DE ADEMHALING. Eindelyk merke ik nog aan, dat de Heer kassenfratz het bloed alleen befchouwd als eene vloeiftoffe, die van de eene hartsholte, door het ligchaam na de andere vloeid, zonder acht te geven op de verfchillende deelen door welke dit bloed doorvloeid, op de verfchillende betrekkingen en verwandfchappen van dit vogt met de vaste deelen en de onderfcheidene verandering die hetzelve ondergaat, zoo wel by de byzondere affcheidingen als de bymenging van andere zelfftandigheden: moetende, indien ik my niet bedriege, het bloed befchouwd worden als een levend vogt rondloopende in een levend ligchaam, welk laatfte door het bloed gevoerd word en wederom verfchillende veranderingen aan het bloed doet ondergaan; zynde de proeven, die op een nog eenigzins levend bloed verrigt worden, in allen opzichten niet te vergelyken met die werkingen, die in het levend ligchaam plaats hebben, nog minder die geene die na den dood en de gantfche verandering van dit vogt in 't werk gefteld zyn. §• 5°- Met ons verder aangaande de verfchillende Theoriè'n, betreffende de ademhaling, uit te laaten, zouden wy nutteloos ons plan vergrooten, genoeg zy het ons bewezen te hebben, dat 'er in 4e longen koolenzuure lucht gevormd word; weshalven wy alleen kortelyk onze gedachte, aan-  DE ADEM HA L I N G. 95 aangaande de ademhaling en derzelver uitwerkfelen zullen bybrengen. Door de geduurige nuttiging der fpyzen, word 'er in de darmen een vogt afgefcheiden, het geen wy Chyl noemen; dit vogt beftaat of uit de dierlyke deelen, en wel die geenen die het meeste met onze actnomie overeenkomen, of uit plantaartige, die eenigzins een beginfel van asfimulatie hebben ondergaan, dat is, die door de werking der opflorpende vaatjes, met medehulp van de Oxygéne- voor een groot gedeelte van hunne kool* ftof beroofd zyn, en door byveeging der Azote en Hydrogene nader aan den dierlyken ftaat grenzen O): deze Chyl nu word in het bloed geworpen door de Chylbuis, die in de flinker on- derfleutelbeens-ader eindigt. Eer de Chyl echter in de zogenaamde Cyfterna lumbaris, of 't begin der Chylbuis word gebracht, word dit vogt, door de innerlyke vereeniging van het Oxygene als 't ware, meer geanimalifeerd, en bevryd van die ftoffen, die deszelfs vermenging met het blóed zouden kunnen verhinderen; de opflorping nu dezer fchadelyke deelen gefchied gedeeltelyk door de aderen, takken der algemeene poort-ader, die op deze wyze beladen word met een bloed dat veel koolftof en Hydrogene in zich bevat, en wel in die mate dat het door de enkele ademhaling niet zoude kunnen gezuiverd worden; dit bloed nu daar en boven bezwangerd met (jc) Annales de Chemie, vel. 11. pag. 158.  96" DE ADEMHALING. met de koolftof uit de fpyzen in de maag en in het begin der darmen ontwikkeld, verdeeld zich in de lever, alwaar hetzelve veel der opgenoemde fchadelyke deelen verliest, die weder aan de vorming van de gal zeer dienftig zyn, als bevattende deze vloeiftof veel koolftof en Hydrogene; het bloed nu in de lever gezuiverd zynde, komt na dit tydftip in de onderfte holle ader, die te gelyk met de bovenfte die het bloed met de Chyl vermengd aanvoert, in het rechter oor van het hart zich ontlast, i— ' Het door de aderen aangebrachte bloed word vervolgens in de longen geworpen, 't Oxygéne yan de dampkringslucht verëenigd zich voor een gering gedeelte met hetzelve; het grootfte gedeelte Oxygéne verëenigd ziek met de kool/lof, die in het aderlyke bloed aanwezig is, en word koolenzuuee lucht uitger •worpen, wordende geduurende deze bewerking een gedeelte warmteftoffe vry, die misfehien de vereeniging bevorderd van een gering gedeelte Azote, en dus de Chyl nog meer animalizeert; daar liet grootfte gedeelte dezer warmtefto ffe zich filmkundig verëenigd met het bloed dat met Oxygéne beladen en van zyne vrye koolftof ontdaan is. — Dit zuivere bloed het geen eene fchoone vermillioen coleur heeft, is zeer gefchikt om alle deelen die ter affcheiding van verfchillende vogten beftemd zyn, behoortyk te prikkelen. In de uiterfte uitëindjcs der vaatjes echter word liet Oxygéne ontleed, het verëenigd zich aldaar met prikkelbare vezelen der fpier en en de verfchillende beftaandeelen der vogtcn, 'deszelfs warmteftoffe gaat uit den' ver- bon-  BE ADEMHALING. 9? honden in den yryen ftaat over, en vormt de dierlyke warmte, wordende 'er te gelyk door de werking der kleinfte vaatjes een gedeelte koolftof afgefcheiden, of in dien ftaat gefield dat dezelve eene groote geneigdheid heeft om zich met het Gaz Oxygéne te verëenigen, welke ftoffe met het bloed verbonden, na het hart word gevoerd, om op de reeds gezegde wyze weder in de longen gezuiverd te worden. Na dat wy nu gezien hebben welke uitwerkfelcn, en wat nut de ademhaling voortbrengt, zo kan men ligt begrypen, dat zo dra deze werking of verhinderd, of geheel geftremd is, het bloed altyd zwartachtig moet zyn, \ geen de leden is, dat de coleur der genen, die aan eene belette ademhaling geftorven zyn, op de plaatfen , waar de bloedvaatjens digt onder den huid leggen, als op de wangen, lippen, onder de na. gelen enz. zich violet of donkerblaauw vertoond, By perfoonen derhalven, die veel Oxygene in, de ademhaling tot zich neemen, of in een zuivere lucht leven, zyn die plaatfen fchoon rood, H tegendeel Zien wy by die geenen, die aan een longkwaal laboreeren, plaats hebben, alwaar deze deelen geel, loodkoleurig en violet zich vertoonen. Om uit veele voorbeelden van één gewag te maaken, zal ik alleen bybrengen het geval van een eerstgeboren kind, in 't welk /de ■Q ,long  93 DE ADEMHALING. longen flag-ader geheel vergroeid was, en al* leen een klein gedeelte bloeds, door eene om» gekeerde beweeging van den duEtus arteriofus ia de long-flag-ader en de long konde komen, dit kind zag over het geheele ligchaam zwart, had hevige hartkloppingen, en ftierf ineeneftuipO> Dit geval leerd ons,dat het bloed vryelykdoor de ovaale opening van het hart liep, zonder dat het leven kon onderhouden worden, om reden, dat het bloed niet aan de werking van de lucht wierd blootgeftelcl: wordende zulks nog meer bevestigd door een ander geval, in hetwelk omtrend dezelve omftandigheden plaats grecpen, en de Zieke dertien jaar leefde, en zwart vancoleujp was (2). 5. 52. Daar wy nu zien dat de ovaale opening van hei! hart, by den mensch geen nut heeft, om denzei* ven in het leven te houden, indien het bloed iq de longen aan de lugt niet word blootgefteld,zoo. is de vraag: hoe kan eene vrucht, zwemmende in deszelfs lamsvogt, (liquor amniï) en befloten binnen een Zuchtdigt vlies, binnen de wanden der baar* moeder zyn leven behouden P Deze vraag heeft ten onderwerp, een der merkwaardigfte verfchynfe? len in de dierlyke «conomie, en verdiend eenige na* ■ (óO Medical Obfervat. and Enquires. vol. 6. pag. 2£)i. (•s) Idpa), pag. 2991  ï> E ADEMHALING. 99 nadere befchomving, alzo de long in dit geval buiten het ligchaam der vrucht geplaatst is, en door de placenta vervangen word. . Geene Natuur-of Geneeskundigen hadden zich toegelegt noch op dit verfchynfel, noch op dathet geen de ademhaling in een Ey betroft. De eerfte echter die dit ftuk, volgens de nieuwere ontdekkingen in de fcheikunde,behandeld heeft» is de Heer g ik. tan nek. (V), aan wien wy verfchillende vorderingen in de Natuur- en Scheikunde verfchuldigd zyn, en wiens gevoe. voelen, aangaande deze onderwerpen wy byna woordelyk zullen laaten volgen. Dat het bloed, hetwelk na de moederkoek uit de üag-aderen van den uterus loopt, zich door de celletjes van het eerfte ligchaam verfpreid, en tvcder door deszelfs aderen na de moeder terug gevoerd word, js eene zaak, aangaande welke alle Natuurkundigen het eens zyn: gelyk ook, dat het bloed van de vrugt door de navel flagaderen in de placenta gebragt word, en zich verfpreid om de celletjes van het fponsachtig gedeelte van dit ligchaam, die met de te vooren Opgenoemde bloedvaten als in verbinding ftaan, en dat dit bloed door de navel-aderen weder na de vrugt gebragt word (by. De fa) Men zie dienaangaande zyne Atifangsgründe dm Antiphlogijlifihen Chemie, pag. 236 en vervolgens. (b) hun ter, Obfenations 011 Certain paris- '&f tH Animal (Economy, pag. 134. G 3  zoo DE ADEMHALING. De placenta beftaat derhalven alleen uit zulke celletjes, die gedeeltelyk met de moeder,gedeeltelyk met de vrugt verbonden zyn, lopende de vaten van de moeder in dat deel der placenta dat aan het kind toekomt, of waar in zich de vaten van het kind verfpreiden, zo dat beide de bloedvaten naast elkander lopen, het geen aanleiding gegeven heeft om de menschlykc placenta als eenvouwig te aanfchouwen, hoewel dezelve in de daad dubbeld is: fpuit men eenige ftoffe in de moederlyke flag-aderen, die m de placenta gaan, komt het uit de moederlyke flag-aderen terug ; dryft men in tegendeel de ftof door de bloed-aderen zien wy dezelve door de flag-aderen wederkomen, een bewys dat de aderen geen klapvliezen hebben, en de arteriën eindigen in celletjes gely* kende die van het manlyk lid, met welke de aderen in verbinding zyn: geene opfpuiting echter kan tot in de navelftreng komen, of het een of ander vat moet gebarsten zyn. ■ Spuit men nu de navel-arterie op, zo zwelt insgelyks de moederkoek, en de infpuiting komt door de navel-ader wederom, zonder in de vaten der moeder door te dringen. Dit alles toond ons genoegzaam, dat de vrugt om zoo te fpreeken, zyn eigen leven leid, en 'er geen directe omloop van bloed tusfchen dezelve en de moeder plaats heeft, zoo dat alleen een gedeelte van het bloed na de moederkoek gaat, om aldaar eenige verandering te ondergaan, gelyk wy zien dat zulk eene gedeeltelyke rei-  DE ADEMHALING. 101 reiniging by de kikvorfchen en eenige koudbloedige dieren plaats heeft. — Op deze wyze fterft insgelyks het kind , als geduurende de geboorte de naveiftreng gedrukt, en de omloop van het bloed na en van de placenta verhinderd word, gefchiedende dit ongemak niet van wegens eenige uitftorting van bloed of van wegens de drukking van hetzelve op de hersfenen, of uit gebrek aan Moed, dat na het hart vloeit,doch alleen wegens gebrek aan ^o^/jarnrterieel bloed, dat door de naveiftreng moet aangebracht worden. — De befchouwing daarenboven van het bloed het geeri van de moederkoek komt, en dat, hetwelk na dezelve toevloeid, bevestigd ons nog meer in dit gevoelen, hebbende het eerfte eene fchoone vermHlioencoleur, daar het laatfte na het zwarte overhelt. Uit dit gezegde volgt dat het bloed van de vrugt in de placenta, die de plaats der long bekleed, gezuiverd werd: de bloedvaten der moeder verfpreiden zich in de celletjes, het tot het leven gefchikte arterieele bloed van de moeder komt zeer dicht in aanraking met 't bloed dat in de vrugt rondgelopen heeft, en ingevolge eener dubbele verwandfchap, verkrygt het bloed van de vrugt een gedeelte van de Oxygéne, die het arterieele bloed der moeder in zich bevat, en het bloed der moeder neemt daar en tegen een gedeelte koolftof en Hydrogene uit het bloed van het kind tot zich • het op deze wyze gezuiverde, en met Oxygéne beladene bloed, gaat nu weder terug, en loopt rond by de vrugt, tot welkers voeding het nu G 3 ge-  %m DE ADEMHALING. gefchikt is, terwyl het bloed der moeder door dfi vena caya weder ter reiniging na dé long vloeid. ik Nu is de vraag: geeft eene zwangere vrouw by de ademhaling meer koolenzuur van zich , als zulk eene die niet draagt? — of word Jer byhaar meer gal afgefcheiden ? en zoude deze laa word 'er alleen zo veel Gaz Oxygéne verteerd als 'er nodig is om de behoorlyke warmte aan het bloed mede tc deelen, en hetzelve in ftaat te ftellen om deze in de uiterfte eindjes der vaatjens te onderhouden. Alle overige prikkels echter die de vezelen of in het geheele ligchaam, of in eenig derzelver deelen prikkelen, het zy zy de levenskragten vermeerderen of verminderen, moeten derhalven eene meerdere of mindere warmte voortbrengen: om deze reden is het, dat de gevoelbare warmte van ons ligchaam in den gezonden ftaat altyd 06 graden beloopt; » den zomer immers zien wy deze warmte niet vermeerderen, öm dat de warmte van buiten aan het ligchaari aangebragt de levenskrachten vermindert, en een groot gedeelte der warmte ftoffe zich met de waterdamp vereenigt, en als zweet ons ligchaani ver-  io8 DE ADEMHALING. verlaat. In de drooge winterkoude zien wy de kracht des ligchaams als verflikt zynde, hetzelve meerder lucht tot zich nemen, waardoor meerder warmteftoffe word voortgebracht, en de temperatuur van het ligchaam, niettegenftaande de uitwendige koude des dampkrings, dezelfde blyft: welk gevoelen nog meer bevestigd word, indien wy in aanmerking nemen dat de innerlyke warmte van het ligchaam fomtyds groter word, indien men hetzelve in koud water dompeld (Y)* Dit nu toond ons genoeg, dat ingevolge de verfchillende warmte waar in wy leeven de werking der kleinfte vaatjens verfchillende is, of dat door iedere byzondere prikkel, en verfchillende gefteldheid der kleinfte vaatjens, een onderfcheiden uitwerkzel in dezelve word voortgebracht, zo ten opzigte van He ontleding van het Oxygéns als aangaande de affcheiding der warmte(tof. <— Dit is de oorzaak, dat door de eigenaartige gefteldheid by de Amphibien geene grotere warmte plaats grypt, al is het dat zy Gaz Oxygéns inademen, en hier van daan kan men den verfchillenden ftaat van warmte afleiden, die in verfchillende deelen van een onderwerp plaatsheeft, als by voorbeeld de koude in den neus der honden, en meer diergelyke verfchynfelen. — Om dezelfde reden zal, een deel gewreeven zynde, piet alleen door de fchuuring der deelen, maas voorte.) pickei,, Experimenta Phyjlco Medica de Ele&rititate cakre Animal. IFirceb. I778; pag. 81. pia.  DE ADEMHALING. 109 Voornamentlyk door den prikkel die de vaten aanzet en de beweging in dezelve verfnelt, tekenen van grootere warmte van zich geven. Hier van daan is by de kinderen, wier omloop des bloeds zeer fnel is, wier vaten met eene grotere irritabiliteit behebt zyn, de gevoelbare warmte aanmerklyker als by oude lieden. —- Hier van daan moet men het afleiden, dat, indien een deel van ons ligchaam door een prikkel aangezet word, de warmte in zulk een deel toeneemt, gelyk wy by het toedienen van Spaanfche vliegen, of het gebruik der verwarmende kruiden zien plaats hebben. • Dit ook is de reden, dat de fynfte vaatjes door eene koortsachtige kramp famengetrokken zynde, 'er eene felle koude geboren word, alzo de omloop van het bloed, en by gevolg de ontwikkeling der warmteftoffe uit hetzelve belet word; eene niet mindere koude, doch van eene verflapping en krachteloosheid der vaste deelen afkomftig,zien wy de verlammingen vergezellen.— Ook kunnen wy, volgens het geene wy opengelegd hebben, reden geven, waaromeenig gedeelte van het famenftel des omloops van het bloed geprikkeld, of de werking der vaste deelen veranderd zynde, in zulk een deel de omloop verfneld en de warmte vermeederd word, gelyk wy zulks in de plaatslyke koortfen en ontfteekingen ondervinden, in welke laatfte wy voornamentlyk door den grooteren aandrang van het bloed, de meerdere ontleding van het Oxygéne, en daar de op volgende ontwikkeling der warmteftoffe, eene grotere ge-  no D E A D E M H A L I N G. gevoelbaare warmte ontwaar worden; gelyk ook deze omftandigheden lang aanhoudende, de geheele omloop des bloeds verfneld word, over het geheele ligchaam de genoemde verfchynfelen voortbrengt, en eene met groote warmte gepaard» gaande ontfteekingskoorts voortbrengt. Eindelyk zoude men hier eenigzins reden kun-? hen geven van de felle warmte, die wy zeer dikwerf in de palmen der handen van de teeringach* tige lieden waarnecmen, alwaar het vel den post der longen fchynt te vervangen, en van welk verfchynfel de Heer reid de remisfie der heete koortfen door het zvveeten der teeringachtige lie? den wil afleiden (d). Een zeer merkwaardig geval vinden wy dienaangaande befchreeven dooiden Heer tacconi(«). Een meisje, oud 15 jaaren, was reeds van haar vyfde jaar, na eenen zwaaren val, en daar op gevolgden fchrik, in eenen zeer zwakken ftaat, zynde altyd byna ftervende en zonder eenlg teken van ademhaling, zy zag over het geheel ligchaam geel, haare lippen, haare nagels, ja de conjuncla van het oog hadden deze coleur; zy ging zeer langzaam, en was genood ' zaakt by den derden tred ftil te ftaan; had onophoudelyke hartkloppingen, kondc niet dan met groote moeite flikken, en was byna altyd hardlyvig; de pols ging fnel en klein, en haar bloed ver^ (d) ried an Esfay on the Nature and cttre of the Pthyi fis pulmonaris. : (e) TAceoKi,w Cwnment. Inflit. Benon. v, 17-p.iijl  DE ADEMHALING. jH Vertoonde zich zwartachtig; in den winter, en voornamentlyk by een' noordenwind, namen alle deze toevallen toe , zoo als zy ook in een dezer ftierf, Na de dood het ligchaam geopend zynde» Vond men de longen famengedrongen en verdroogt, het hart had de gedaante van een' taarling, zynde de flinker halsholte zeer groot; de groote takken der Iongvaten waren byna geheel famengegroeid en.' van bloed beroofd, doch het ovaale gat was opeq en grooter als het in ccn jonggeboren kind pleeg te zyn. — Hier zien wy nu het voorbeeld van een mensch, dat, zonder het gebruik der longen te hebben, evenwel, hoe gebrekkig ook, leefde# en warmte bezat; ja zelf brengt de Heer elu, menbach veele voorbeelden by van teeringachtigen, die, na dat beide de longen ten naastenby verteerd waren, niet alleen nog leefden, maar in welke de dienykc wamue zelf meerder als natuurlyk was. Moetende men dit, volgens myn gevoelen afleiden van de groote overeenkomst die 'er plaats heeft tusfchen de werking der longen en die der huid, daar beiden de ongevoelige uitwaasfeming zyn toegewyd, zynde de uitvvaasfeming der longen, volgens de proeven van den Heer lavoisier zoo veel, dat van de drie ponden die een mensch daaglyks perfpireerd, 'er' een pond alleen door de longen uitgeworpen word. Daar nu by de teeringachtigen de werking der longen allengs vermindert, zoekt zich de natuur door een' anderen weg te helpen, te weeten door de oppervlakte van het ligchaam zelve, in welk  na DE ADEMHALING- welk geval de huid aan de long gelyk word, deze de Oxygéne opflorpt, ontleed, en op deze wyze de dierlyke warmte voortbrengt, waardoor de geheele mensch van buiten als't ware in eene luchtademende long veranderd, wordende wy nog meer in dit gevoelen bevestigd door de overeenkomst der uitgeademde lucht en de ftoffe die wy door de ongevoelige uitwaasfeming uit de huid affcheiden, gelyk de Heeren millv en la voisier bewezen hebben, aangaande welke wy by eene andere gelegenheid eenige proeven zullen trachten mede te deelen, befluitende nu deze Verhandeling met het geen de groote blumenbach reeds van dezelve gefchreeven heeft: Deze luchtaartige vloeiftofc, (de SANCTORIAAnsche uitwaasfeming), zegt hy, is beftendig veerkrachtig, en zeer gelyk aan die geene, die wy door de longen uitademen: eveneens is dezelve met phlogiflon, (nu in ons geval koolenzuure lucht) bezwangerd; eveneens ploft zy de kalk uit het kalkwater neder; eveneens is zy der verbranding en ademhaling vyandig. EINDE,