d é STRÜIKROOVERS van KALABRIEN* o f DE ONVEILIGE WILDERNIS. TOONEELSPEL. Gevolgd tiaar het Franfche van J. M. LOAISEL — TÉOGATÉx door M» C. ENGELMAN» Te AMSTERDAM h. van KESTER.EZ*» t 8 0 9»   AAN D £ VERDIENSTELYKE NEDERLANDSCHE ACTRICE, MEyUF?RO UW werd deeze vertaaling vam LA FOK ET PERILLEUSE, o u les BRIGANDS de la CALABRE, pi? aanmerking van haare zonder' linge bekwaamheden, OPGEDRAAGEN door M. G. ENGELMAN. A% PER'  PERSOON A.AD JEN. co li san, een jong Officier, in dienst des Konings van Napels. 6kMille, Minnares van Colifan. fresco, Knecht van Colifan. de kapitein der s t r 171 kr00 ver s, m0r0an, 1 erIsemont, >Struihoovers. l'ardent, j struikr00vers. Het Stuk fpeeld in een Bosch, in Kalabrien. NJ3. De Struikroovers moeten wel gekleed zyn, doch evenwel een verfchriklyk voorkomen hebben; nis : knevels, dikke rosachtige en zwarte baarden enz. D E  -de STRUIKROOVERS van KALABRIEN, O F DE ONVEILIGE WILDERNIS. TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld ,een digt Bosch; aan de eene zyde is een vervaarlyke rots , aan de andere zyde ziet men ftruiken en ki eupelbosfchen; alles kondigt eene akelige Wildernis aan. E ER.ST E TOONEEL, colisan, fresco. f resco, niet een mand tnder den arm. Ik heb het u wel gezegd, myn Heer, dat wy eindelyk zouden verdwaalen. Nu zyn wy mooi in het midden van een Bosch, zodanig door ltruiken en doornen omringd, dat het moeite zal kosten om een' uitgang te viudeu. colisan. Geduld flechts, wy zullen 'er wel uitkomen. fresco. En wat nog erger is, het word donker, de nagt zal ons overvallen, en wy zyn vreeslyk moede. colisan. Wy hebben, 't is waar, fterk geloopen. Laat ons hier ?eu po^enblik rusten. a 3 ?keï«  é DE STRUIKROOVERS van KALABRIEP?» fresco. Gaarne, want ik fterf van honger, (zy gaan zitten) Onze kleine voorraad is gelukkig nog niet geheel verteerd. Welaan, myn Heer, eet een weinig. colisan. Eet, eet, waarde Fresco; wat my betreft, ik heb niets Èodig. ' fresco, wyn en gebraad uit de mand haaiende. Zedert deeze raorgea hebt gy nog niets gebruikt ,• drink Éert minften eens. colisan. Ik heb noch honger, noch dorst. fresco. Des te erger, myn Heer, dit doet U een groot vermaak misfen. Wanneer men na eene ongemaklyke tocht te gelyk hevige honger en zwaare dorst gevoeld, ó! dan is eeten en drinken onuitfpreeklyk aangenaam!... QHy eet in drinkt greetiglyk) Neem my niet kwalyk, myn Heer, het is misfehien Hecht van my vermaaken te genieten, die gy niet met my kunt deelen; (hy houd'in de eene hand een ftuk koud wildbraad, in de andere een glas wyn) maar hoe Jt.an ik de reuk van deeze fpys, de geur, de zachte tinteling van deeze verfrisfehende drank wederftaan. (hy eet en drinkt) Myn lieve meester, ik deelde in uw' verdriet, en 'doe het nog 'met al myn hart, maar 'er moet een einde aan komen; het leven is veel te kort, om 'er een zodanig gebruik van te maaken. colisan. Om myn verdriet te vefgeeten, moet ik niet meef aan het voorwerp denken» en gy wilt dat ik de herinnering aan Camille verliezende!... fresco. . Camille was een' volmaakt meisje, dat (tem ik gaarne toe, ten boogüen bevallig, voorzien met een uitmuntend ■verftand, vuurig verliefd op-uw' perfoon, £a*geieed om doof  T O O N E E L S P E L. ? door hnare hand uw gehik te volmaaken; dit alles billykte uwe liefde, toen zy u eensklaps door het zonderlingfte toeval ontroofd wierd; maar, helaas! myn Heer, zedert vierdagen zend gy Bodens op alle de wegen, terwylwy «elfs het omliggende land doorkruisfen; zedert vier da'gerr vorderen uwe zuchten van de gantfehe natuur uwe minnaresfe terug, en geenerley teeken kon u.iets van haar noodlot ontdekken. COLISAN» , ó Camille iCa-milIe! heeft een wreed toeval ons voor 'altoos gefchéideu ? FRESCO. Openhartig gefproken, myn Heer, ik vrees het. COLISAN. Toen wy beiden, op de vleugelen der liefde gedraagen, in het Kasteel kwamen, daar ons Huwelyk moest gefloten worden, was het verre van my te denken, dat de gelukkigfte dag van myn leven voor my in een dag van rouw zou veranderen. FRESCO. ■ Maar, 'herhaal my nogmaals de ómftandigheden van deeze fcheidhag, die my altoos onbegiypelyk voorkomt. COLISAN. Na een fogt van drie iniren bereikten wy het einde onzer Reis. Dé dag liep ten einde, en de avond was rtil en aangenaam; wy fmaakten in een teder en vuurig gefprek het voorgevoel van ons geJnk, wy hoopten een génoeglyk leeven te zullen leiden, toen Camille plotslings bemerkte, dat zy een arm-cieraad, van myn hair ^gemaakt en met myn paurtrait voorzien, verloren hadt. Dit verlies 1'cheen haar levendig te treffen,- ik verzocht hna'r my aan de voet van een boom te blyven wagten, haastte my om de weg. van waar wy gekomen waren, terug te gaan, en vond het cieraad weder. Verrukt van vreugde ylde ik.naar de boom» onder welte ik het voorwerp myner tederheid gelaten Iradj A 4 maar,  f DB STRUIKROOVERS van KALABRIEN, maar, ó vreeslyke herinnering! ik vond geene minnaresie, geene Echtgenoote meer: Camille was verdweenen. fresco. Was ik daar geweest, zo ware het niet voorgevallen. . colisan. Is zy gefchaakt? door een wild dier wfcheurd? Myne. vermoedens zyn vreeslyk. 'fresco. Uw' ongeluk is, zonder twyfel, groot; maar ik ri,erhaa,l het, myn Heer, gy moet 'er uwe gedachten van aftrekken , de Reden raad en vordert het. colisan. De Reden ! wilt gy dat ik naaf de Reden luisden zaj? fresco, Ja, myn Heer. colisan". Ach! gy hebt nimmer de liefde gekent, fresco. Verfchoon my, tot myn leedwazen, wat al te veelf de liefde baarde my, zoo wei als u, groote zorgen; doch, thans overtuigd dat het verdriet de treuriglte gedaanteverwisfelingen bewerkt; een beminlyk mensch in een beer, «n een' verftandig mensch in een dom-oor herfchept, -ftel, ik 'er my tegen, myn Heer, en overwin altoos. •colisan, met een flaauwe glim lageh, . En welke middelen gebruikt gy daarto.e? fresco. Slechts een, dat onfeilbaar eu voor een yder te beko-. men is, de wyn. colisan. foeij:  T O Q N E E L S P E L. y tres co. Ja, myn Heer, de wyn; drink, geloof my, drink fterk„ en gy zult tioost vinden. Maar, wat zullen wy eindelyk bef] ui ten? colisan. Ik weet het niet. fresco. i De zon gaat onder, gy wilt zekerlyk niet, dat wy deezê nacht het luchtgewelf tot het verhemelte van ons ledikant zullen hebben? -colisan. Wy moeten het eerfte pad , dat wy aantreffen , maar. |nflaan. FRESCO. Ik zie 'er geen, colisan, Wel nu, laaten wy dan deeze weg vervolgen. r r e s c o. Zonder te weeten waarheen? colisan. Zonder te weeten waarheen; wy zullen altoos ergens komen, fresco Het geval geleide dan onze fchreden, en mogt het ons, zonder eenige ongelukkige ontmoeting, een* goed verblyf aauwyzen! (zy willen vertrekken; Fresco blyft ver' fchrikt fiaan.'j Myn Heer, ik zie veel volk. colisan. Aan welke zyde? fresco. (Jriius ver, tusfchen die boomen. Ziet gy het ook? A 5, c<*  ia DE STRUIKROOVERS van KALABRIEN, colisan. Ja, ik zie het. fresco. Ze zyn gewapend! colisan. Denkelyk uit voorzorg. Het zyn Reizigers. • fresco. Dat geloof ik niet. Ziet eens, hoe veel'er zyn. Myn Heer, laat ons hen ontwyken. colisan. Zult gy dan altoos een bloodaart zyn ? fresco. Het is geen blohartigheid, het is voorzorg. 'Er gebeu. ren vreemde zaaken in de Bosfchen, als men op Reis is: i:i dit vooial loopt men duizend gevaaren; gy weet het, ' men heeft'er ons den gahtfchen weg voorgewaarfchouwd.... Verbergen wy ons. colisan. Gy hebt gelyk, die menfchen konden wél kwaaddoeners zyn. ; > fresco. 51 Zy naderen; ik bezweer het u, myn Heer, laatan wy ons niet blootllellen, colisan. Wel nu, waar zullen wy oiis verbergen? fresco. Achter deeze itruiken? COLISAN. Ik ftera het toe,, welaan :. van déar kunnen wy alles tten,. zonder gezien te worden. ar w e e-  • T ö Ö N E E L S P E L, n T W E EDE TO O NE E L. ïsisemomt, t'iEDEHT, Een bende Struikroovers. B R ISEMO N X* 'Waar is de Kapitein ? l*a rdent" Hy volgt ons. ffitlSEMONÏ. Hebt gy niemand ontmoet? L*A R D £ N T. Zelfs geen (legt voetganger; nooit waren de wegen zoo eenzaam; BRISEMONf. De Heeren Ryken worden loom en vadfig. l'ardent. Ja, zedert eenigen tyd is het hen te veel moeite om op Reis te gaan. BRISEMONT. Ondertusfchen bewaaren wy, door onze menigvuldige Verfchyningen op de we^eii, en door de zorg die wy dra,gen, om van tyd tot tyd kleine onfchuldige grapies uittevoeren, de Reizigers voor de eenzelvigheid en het verdriet, die maar al te dikwils hunnen reisgenooten zyn. l'a r o e N T. Zekerlyk. BRISEMONT. Het is, voor 'c overige, onze eerfte togt; de tweede 2al misfchien gelukkiger zyn. Daar is de Kapitein. DEK*  -W DE STRUIKROQVERS-van-KALABRLEN, DERDE TO O NE E L. ■ pe voorigen, de kapitein der struikr o o v £ r s. i de kapitein. "Xv^eet men ook iets van Crac, onze Kameraad, die zot genoeg was om zich te laten knippen? brisemont. Ja, Kapitein, hy is verhoord, gevonnisd.., l'a r d e n t> En geftraft. I Dï kapitein. Zeg dat hy zynen loopbaan voleindde: met de wapens jn de hand, op een bed, of op het fchavot te fterven, is en blyft derven; groten en kleinen, zotten en wyzen, en zy, die men firuikroovers noemd; hebben een' en het zelfde lot. Allen, deeze vroeger, de andere iets laater, moeten de aarde voeden, af het bloeddorflig gedierte ten prooy verftrekken; doch genoeg hier van: waar is Morgan? brisemont. Hy verliet ons tot eene byzondere onderneeming. de kapitein. Dat is my bekend; maar hy kon reeds terug gekomen zyn. Kameraden, 'er is heden nacht, twee uuren van hier, een fchoone vanirst te doen. Wy zullen op nieuw' vertrekken. Zy.» wy allen hier? brisemont. fa, Kapitein, allen, uitgenomen Morgan en de beide Plannen > die in het Hol bleeven, om bet Avondmaal gereed te maaken. DE kapitein. Doe hen komen; de geheele bende is niet te talryk tot dl  • T Ö O N È Ê L S P E L. 13 de ftoute onderneeming, die ons verwacht. (Hy gaat met »plettenheird het looneel rond.') (Brifemont nadert de Rots, trekt een (luk Jleen, het welk met geweld op tén fpil draait, naar zich toe, en ver ■ toont eene opening, die met een deur gefloten is; hy /leekt de jleutel in het jlot, die daar in driemaal moet omdraai' jen. De deur gaat open; hy klimt in het Hol.) VIERDE T O O N E E L. de vooRiGEN, behalven brisemont. de kapitein, (na dat hy hetTooneel is rónd gegaan.) Ik hoor de bladen ruisfchen, luister, (met levendigheid) Iemand nadert ons. (zy trekken allen de fabels. Na eenig ftilzwygen) Ha, 't is Morgan. FT F D E T O O N E E L. (Ceduurende dit Tooneet word het alleitgskens donker, en op het einde geheel nacht.) MORGAN, de KAPITEIN, strdikroovers. DE KAPITEIN. "^/at brengt gy daar? morgan, iets, dat naar een valies 'gelykt, op de grond leggende. ó, Dit is van weinig waarde; maar ik heb iets kostely< kers mede gebracht. de kapitein. Waar in beftaande?  74 DE STRU1KR00VERS van KALABRIEN, morgan. In een zestal moedige en doorliepen mannen, dien ik u zal aanbieden. de k a pi te in. Waar zyn ze? morcan, naar de zyde, van welke hy gekomen is, gaande. Treed nader,. myn vrienden- (Hier verfchynen zes mannen , die een gaauwdiefachtig voorkomen , zoo in kleeding als gelaat, hebben.) de kapitein. Zy hebben een veelbeioovend voorkomen. morgan. Dac ongeveinsd is. de kapitein. Zyri ze in de geheimen van ons beroep ingewyd ? morgan. Zedert vyftien jaaren beoefenen zy het. de kapitein. Dat is nog al iets. Zyn ze dapper? morgan. Zy vreezen gevaar noch dood; ik fta voor hen in als voor my zelve. de kapitein. Uwe kloekmoedigheid en trouw .zyn my bekend , ik omring hen op uw woord. Die kiejne verfterkifig komt ons juist van pas; maar, de tyd eisqht fpoed, Brifemont komt niet. (de deur van het Hol naderende) Brifemont i  T Q O NE EL SP E L. 3$ ZESDE TO O N E E L. de voorigen, brisemont, Twee andere struikroovers. brisemont, uit het Hol komende. Hier zyn wy, Kapitein. (Hy vergeet de deur te fluiten, en maakt Jlechts de fteen toe.) de kapitei ». Hoe langzaam!... (Na eenig (lilzwygen) Kameraden, ons wacht eene onderneeming die kloekmoedigheid vordert, ik zal altoos aan uw* hoofd zyn; maar worden 'er onder u lafhartigen gevonden , die üdderen of aarzelen om my byteftaan , zo zweer ik by alle de magten der helle , dat zy myn eerfle flachtoffers zyn zullen. Volg my. (Zy vertrekken , terwyl door het Orchest een Marsch word uitgevoerd.) ZEVENDE TO 0 NE E L. colisan, fresco. fresco. Oun... Myn Heer, is dit onze fchuiiplaats niet wat te vroegtydig verlaaten'? — Gerechte Hemel! wat hebben wy daar gezien i colisan. Een bende ftruikroovers. fresco. Hadden zy ons ontdekt, zo ware het niet ons nit ge« weest. colisan. 'Er is alk reden om dit te denken. fresco, Welke afgryzelyke fchelmen' ■ Md  X6 DE STRUIKROOVERS van KALABRIEJNT, "*v colisan. i De cagt is donker; gy hebt de lantaarn? fresco. Ja, myn Heer. c o l i s a Ni ^ Zo maak dat wy licht krygen. , ir es co. Gy hebt gelyk. In zulk een gevaarlyk verblyF is dit hoogst noodzauelyk. (hy haald een vmtrflag en een dieven-lantaarntje uit zyn zak, en ontfteekt een waskaarst die hy in de lantaarn zet) Dit klein huisraad is van het grootfte nut, wanneer men, zo als wy, in de nagt door bosfchen reizen moet. Gaan wy nu ,• myn Heer. De ftruikroovers gingen dien weg op, laaten wy langs dit pad vertrekken. colisan. Eén oogenblik. Geef my het licht, (de rots naderende") Onder onze voeten is een' hol, het welk de Roof» bende ten fchuilplaats verilrekt. fresco. Daar is niet aan te twyfèlen. colisan. En hier is de opening. fresco. Hé ja, myn Heer ; doch verwyderen wy ons: mea ademt hier een moorddadige lucht in. colisan, zonder op het gezegde van Fresco te letten. Wie zou zeggen dat deeze Rots op een' fpil draaide. (Hy trekt aan de fleen , en doet die even zoo , als hy van Brifemont heeft gezien, omdraai jen) Fresco, Fres. col zy hebben de deur open gelaten. fresco. Wat raakt ons dat, wy hebben ons al lang genoeg by die «oord-hol opgehouden. LaaÖNi wy gaan, c«-  TOONÈELSPEL. i? colisan. Neen, ik moet in deeze fchuilplaats dringen, met.myne eigen oogen zien wat dezelve bevat; en na hier bet een of ander teken ter herkenning geplaatst te hebben, my morgen by de Regeering vervoegen , verkiaaren wat ik gezien heb, en iets toebrengen, om, zo het zyn kan, dit land van een zoo nadeelige zamenrouing te verlosfto. fresco, ten uitterflen verwonderd. Hoe, myn Heer, wilt gy in dit.Hol treeden? colisan. Ja, zonder twyfel. fresco. Uw oogmerk is meer als vermetel. colisan. Wanneer zich eene gelegenheid voordoet, om de Maat* fchappy een dienst te bewyzen, zoo is een eerlyk man verplicht die niet nutteloos te laten voorbygaan. fresco. Maar zy kunnen terugkomen eft ons verrasfchen. colisan. Stel ü gerust: ik heb hun gefprek beluisterd; zy gaan twee uuren van hier. Niemand is in dit Hol gebleeven, volg my terllond. fresco, op eer! fmeekende toon. Waarde Heer! ik bid u, zie van dit rampzalig voornes. inen af. colisan. Zoo gy bang zyt om my te volgen, blyf dan hier. fresco, verfchrikt. Ik bier alleen blyven! colisan. Gy kunt doen wat gy wilt.  18 DE STRUIKROOVERS van KALABRIEN, ■ FRESCOi De Hemel bewaare my. Ilc ben uw* dienaar, uw* vriend. Ik zal u tot in het btnnenfte der aarde volgen. colisan. Koomdan, zonder verder overleg. Neem de lantaarn •en gaa vooruit. fresco, met veel fchrik. Myn Heer! .COLISAN. Treê dan binnen. fresco. Neen, myn Heer, ik weet al te wel wat ik u verfchut» digd ben, gy moet voorbaan. (Colifan treed in het Hol.) Welaan, dewyl dit ons ijraf'is, moeten wy 'er met onder werping in trachten nedertedalen. (Uy volgt Colifan, en (luit de Rots achter zig toe'.') ACHTSTE TO O NE E L. brisemont, alleen. Welke losheid! Ik heb ver^eeten de deur te fluiten, maar het Is ook de fchtild van den Kapitein, hy beeft my ZOO gejaagt. Gelukkig dat ik 'er aan dacht, toen wy nog niet ver waren , ik haast my dien inisll^g ie herlkllen. Het is waar, dat, indien wy niet verraaden worden, mén nooit een'deur achter deeze Rots zal vinden; maar de zaak is mogelyk, en in ons beroep is de minlle onvöor. zichtigheid niet zonder gevaar, (hy opend de Rots, fait de deur op het nagtflot, en brengt de Rots in zyn vo rige /laat) Goed, alles js bezorgt. Nu naar ons volk; want bleef ik van myn post, zo zou de Kapitein, dié geen fpot 'terny verftaat, myue verfchonningen alleen met zyn fcherp. fnydend zwaard beantwoorden, waar mede hy ever* gemalikelyk het hoofd van een' mensch afflaat, als ik'met bet mynen een flaapboi ter hedter kan vellen. Einde van hst Eer/Ie Beénf. TWEE-  t >fc> Ö N É É L S P È L. it> TWEEDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld het binnenfte van een Hol, 'dat }A 'eeii' hóóg gewelf is uitgegraven ; het word dóór een" groote Lamp, die in het midden hangt, verlicht, en. is van Stoelen, eenig Huisraad en een Giiitarre, die aan de wand hangt, voorzien. Aan beide zyden zyn Kotzen. In 't verfchiet ziet men een tamelyk ruim gevangenhok in de Rots vitgehouwen, en gelyk-vloers met het Hol. De opening , groot genoeg om ''er doorte zien , is door een yzer traliewerk ge/loeten. Een groot Gordyn , aan een" roede hangende , bedekt het traliewerk en de opening. Men ziet een" jleutel aan de naaste Rots hangen. Aan de zyden en in dé hoeken in het verfchiet zyn onderfcheidene uitgangen* EERSTE TOONEEL. colis"an, fresco» fresco» ik ohgeiyk, myn Héér, mét té zeggéri dat wy iïi ons verderf liepen? Na dit Hol, dat zo groot is, dat het misfchien tien anderen in zich bevat, doorkruist; na met verbaazing de groote rykdommen deezer ftruikroovers geZien te hebben, willen Wy vertrekken; maar, helaas! te vergeefsch. De deur, met een driedubbeld (lot gefloten, wykt niet meer voor onze aanhoudende poogingen..ü colisan. Wy zyn, ik beken het, in een* zeer netelige omiiandi»', heid. Alle hoop is eckter nog niet verloóren: de Hemel heeft des menfchen leven zodanig gerangfchikt, dat een* groot ongeluk zeer dikwils door .een' groot geluk geyolgd wordt. fresco. Aeh, myn Heer! waarom u met valfc-he.hoop gevleide; B 2 wy  ts DE STRUIKROOVEKS van KALABRIEN, Wy kunnen niet als door een wonderwerk otufnappen; eö God zal dat zekerlyk voor ons niet doen. colisan. Het is alleen om u, dat het oos dreigend noodlot my doet ftdderen , want voor my is het even veel, of de fuurr' of den dolk van een roover myn leven eiudigt. fresco. My dankt ik zie reeds hoe die wreede monfters als woedende tygers op ons aanvallen, ons misfchren verfcheureti en verflinden zullen; ja, myn Heer, verilinden. Veete . van die roovers voeden zich met m?rrfchenvleesch, dit heeft men my honderdmaal gezegd. Ik heb daar binnen groote fpeten 'en'groote kookketels gezien, wy zyn nog al tamelyk lyvig. zo zy eens 'ust kregen o.n ons te braden, of'even als fïroekeri op een rooster te leggen. colisan. Matig uw' vrees. , fresco. Ik kan niet. colisan. Indien gy moed bezat. fresco. Waartoe zou die ons dienen? colisan. Om ons leven ten duurften te verkopen. Had gy ten minden moed genoeg om wanhopig te zyn, zo zouden wy, dervende, het genoegen hebben , om veele van de'eze ftruikroovers de aarde te doen kusfchen. fresco. Een fchoone troost! Wachten wy ons om hunne woede door vergeeffche tegenftand te tergen. Geloof my, latere wy geduldig een lot ondergaan, dat wy niet kunnen ontkomen. (Camille , dis ia het gevangenhok is opgefloten, doet  T O O N E. E L S P E L. ar ëoet hier klagten en afgcbi okene toonen hoeren, volfehrik) Myn Heer, wy zyn hier niet alleen. {Colijan Juisterd.) Hoort gy wel, myn Heer? colisan. Ik hoor zuchten. t FRESCO» ' Wy zyn verlooren. colisan. Zwyg, luister.... Het zyn (flikken, gefmoorde Wachten, èenig flachtofFer, zonder twyfel.... fresco, beevcnde. Een ongelukkige,, die men. om het .leven brengt. colisan. Poogen wy het te ontdekken. fresco, buiten zig zelve van fchrik. . Waar gaat gy heen, myn Heer? colisan, zoekt en luisterd. Van dddr komt het gekerm. (Hy trekt met geweld het tordvn. dat de traliën bedekt. oten.\ TWEEDE TOONEEL. Men ziet het gevangenhok van binnen. Camille zit blootshoofds, met verwilderde hadren , en in een wanheopende houding, half leggende op een' foort van rustbank. Een lamp Jlaat by haar. colisan, fresco, camille. colisan. d Hemel! eene vrouw! camille, haar hoofd opheffende* Welk eene ftem! B 3 co-  82 DESTRUIKROOVERS van KALAfiRIEN, colisan. "Vrees niets, Mevrouw, hy, die zich bier aan u vertoont Alraagtige God! het is Camille. (hy roep: luid) Camille! camille, met een" gil. Colifan! (Zy vliegt naar het traliewerk.') colisan. Dierbre Camille! (Hy vat haare hand door de traliën,, en bedekt die met kusfchén.) fresco. Camille hier! colisan, met hevigheid aan de traliën (rekkende, levendig. Kan men deeze yzere ftaaven niet..., fresco. Gy ziet wel, myn Heer, dat deeze traliën met een flot geflooten zyn. colisan, hevig. Men moet ze omverwerpen, verbryzelen. Is hier niefj een werktuig daartoe te vinden? fresco , overal rondziende, ziet de fleutel aan den, Rots hangen. Myn Heer, deeze fleutel, misfchien. colisan, lévendig. Geef. (Hy fieekt de fleutel in het flot, en opend het traliewerk. fresco, vrolyk. Juist, het is de fleutel. Welk geluk! (Het traliewerk geopend zynde, vallen de twee gelieven > • -ti-^j-ï °........ , ~., .,„,-.,/,/nv>«c nf> den in emanaei s ai men . &j n.i/n»w. ju'»^»»- -tr voorgrond van het Tooneel.)  TO ONEELSPEL, 2* camille. ü Colifan! zyt gy het ? c q.l i s a n. Ja. ó. Myne tedergeliefde! myne.gantfche ziel is. doordrongen van de ouuiifpreekly ke vreugde van U weder're zien. camille. ó Keten der menfchelyke lotgevallen.... En gy, Fresco, gy ook hier! f r e s c o. Zoo als gy zift, Mevrouw, en ik kan het niet ontveinzen, ik ben 'er ontroostbaar nver. c a m i l l f. Door welk toeval!... ik beef.... De ftruikroovers,... colisan. Zyn vertrokken. camille. Dat weet ik; maar dit is het uur.... colisan. Zy zyn op een" verre onderneeming uit, dat weet ik met zekerheid. camille. Wie heeft u in dit verfchrildyk verblyf gebragt. colisan. Een' ingeeving der liefde. fresco. Zeg liever uwe rampzalige nieuwsgierigheid, myn Heer. Wy zyn hier wel gekomen, maar, helaas! met weinig hoop op uitkomst. Ik weet niet welke naar ons verderf haakende duivel de deur achter ons toegefloten hééft. ' B 4 CA*  #4 DE STRUIKROOVERS van KALABRIEN, camille. Hy döet my Adderen. fresco. De Hemel bereenigt ons, om ons de treurige troost te verfchafferi van met elkander te kunnen fterven. camille. ' Het is maar al te waar, dat gy aan de wreedheid myner ontvóerers niet ontfnappen kunt. colisan. Ik vrees weinig voor de dood, meer wreeder plaagen éefïórmcn myn hart in dit ogenblik. Camille , zedert wanheer zyt gy in de macht' deezer ftruikroovers? camille. * Van het uur ortzer fcheiding af. colisan. Zints vier d?g ho3 m ,jj . /. '_: CAMILLE. Deeze zelfde Nacht. • ■ COLISAN. Vergeef het my, dat ik u alle deeze vragen doe, zy zyn nodig. Zeg my nog eens, bid ik u! Is dit de plaats waar de ftruikroovers eeten? *'■ • CAMILLE. ' Neen, maar in'een' ander Hol, dat ik nog nooit gezien heb, doch het welk door een van deeze uitgangen met dit gemeenfchap heeft. * COLI-SAW. Ik vorm een' ontwerp. Camille , gv moet veinzen, veinzen dat gy deezen man met minder afkeer befchouwr., Gy fidderc, ik begryp dat de fclirik, die een fchelm inboezemt, niet gemaklyk te overwinnen is; maar welk befluit kan men niet tegens een wreedaartig vyand neemen? Doe u zelve geweld aan, het is alleen door be* drog, dat gy hem kunt ontfnappen. camille, ontroerd. Verklaar u. ; co»  s! DE STRUIRROOVERS van KALABRIEN, colisan. Gy moet den Kapitein , by zyne verfchyning , meer vrtendeiyk, zonder gemaaktheid of bedwang cntfangen. Geef hem behendiglyk te verflaan, dat gy, eindelyk voor uw'noodlot bezwykende, aan zyne lusten voldoening gee» ven zult; en, om hem te meer van uwe oprechtheid te overtuigen, zoo verzoek hem om hief alleen met u het avocdmsal te komen houden. Luister wél, lieve Camille: zedert mv' verlies was my myn aanzyn tot last. (een klein doosje uit zyn zak haaiende') Het poeder, in dit doosje befloien, is een' zeer fterk vergift, dat ik by my droeg, met oogmerk om my te dooden, indien alle myne' pogingen om u weder te vinden vruchteloos waren ge«•eest. A!s gy aan tafel zit en de wyn uwen vreeslyken gast begint te vervrolyken, neem dan een ogenblik waar dat by u niet bemerkt, en flort dit poeder in zyn glas; hy zat, nauwelyks gedronken hebbende, gevoelloos ter sarde Önlteri. Vrees niet, het poeder werkt zoo fchielyk, dat hy geen tyd zal hebben om u in het minst te verdenken. Na zyn dood, en terwyl zyn volk zich met drinken vermaakt,.neemen wy de fleutels en verlaten deeze afgrond van verderf. camille. , Gy verfchrikt my! Zal ik kunnen befluiten om een' mensch te dooden 1 colisan,. O! dit mensch is een' verfchrikïyk monfter, op wiens hoofd- een prys gefield is; door hem te dooden word aan de ftera van recht én menschlykhe.d voldaan. camille. Maar de zwakheid myner kunne? colisan, levendig. Moet gy overwinnen. Het gevaar is groot; rwe eer, Tnyn leven, bet uwe, en, misfehien, dat van duizend anderen, hangen van uw' befiuit af. Neem.deeze doos. ca»  T 0 0 N E EL S ? EL. - camille» Geef. Moge' de Hemel- myne fchroomvallighe'td over. winnen en myne hand verlterkenl Ik hoor een dof ge. druis.... Gerechte Hemel! het zyn de .truikroovers. fresco. Welaan, ons uur is gekomen. colisan, met levendigheid tegens Camille. Keer in het hok terug. (Camille treed in het hok; hi fluit het traliewerk achter haar toe, fc Huift het gordyri digt, en hangt.de fleutel op aj« plaats.) Koom, Fresco, achter deeze Rotzen. fresco. *• Welaan', myn'Heer, dewyl het voor Uw' oogmerk dicnuig is; maar.'.by het doorkruisfen van dit Hol, nebik een' zekerer fchüil'piaats als deeze is omdekt, vergua dat ik die den voorrang geeve. colisan. Doe wat gy wilt, vertrek. (Hy verbergt zich achter de Rotzen. Fresco vertrekt door een uitgang in het verfchïtfp aan de overzyde van die door welke de roovers komen.) DERDE T O O N E E L. • de kapitein, morgan, brisemont, alle de stbuikroovers. (Brifemont geeft een' groote fleutel aan den Kapileim* namentlyk die van den ingang van het Hol. I)e Kapitein bind die aan zynen gordel.) de kapitein. D e onderneeming is mislukt. brisemont. Tot onze groote fchade, Een zoo ryk Conyoej0 si  Sb DE STRUrKRÖOVERS van KALAfiRIEWj de kapitein. Het Detachement Ruitery, dat ten geleide diende, waj zodanig op zyn hoede, verdedigde zich met zulk een* goed-gevolg, toen wy het aanvielen, dat, byaldien ilt niet van de trouw onzer geheele bende verzekerd was, ik deuken zou dat onder ons een' veirader fchuilde. brisemont. Gy had al uw' tegenwoordigheid van geest hodi°-, ord ons uit deeze netelige zaak te redden. d e k a p ï t e.i n. Het is waar dat wy afgefheden zouden geworden zyn* indien ik niet eene veel fpoediger en bekwamer beweeging tegens de hunne in het werk gelteld hadt. morgan. Op myn eer jat niemand van ons zou het ontkomen zyn. de kapitein. Hoe het zy, zy hebben ohs uit het oog verlooren. V7y zyn te huis, het gevaar is voorby, en moet ver^eetefi worden. Thans, myne vrienden, denke men aan de rust. morgan. Die ons ten hoogden nodig is. de kapitein. En'hoe hebben zich de zes mannen, die gy my 'brafft. gedragen? 6 ' , morgan. " Zy allten hebben de aanval van vyftien Ruiters doorge. daan. de kapitein. Genoeg. Wat zullen wy eeten? brisemont. Een fchaap, drie jonge geitjens, en twee wilde zwyns Soppen. de  TOON BEL SPEL. al de kapitein. Dat men die gereed maake. Is 'er wyn? brisemont,' Zes volle vaaten. de kapitein. Goed. ■ brisemont. En het vaatje Rum, deeze morgen in het bosch vero« verd, en dat hier gebragt is. de kapitein. Gaat heen, vrienden, verheug u daarmede; ik zal, op het Avondmaal wagteade, myne fchoone gevangene eens aanfpreeken. VIERDE T O O N E E L, de kapitein, camille. de kapitein, neemt de fleutel, die aan de R«t% hangt, opend het gordyn, vervolgens het traliewerk, en geleid Camille op den voorgrond des 'Iconeels. We, nu, myne fchoone, heeft het overleg uw'ongehoorzaam hartje redelyker gevoelens ingeboezemt if fpreek op$ camille. Myn Heer!' de kapitein'. Gy herinnert u wel dat' deeze nacht de eindpaal vaa myn geduld is? camille. Ik heb het my honderdmaal herinnert. de kapitein. Gy moet u verklaaren. . . ,, . CA.'  • DE' STRUIKROÖVERS Van KALABRtEN. camille. ; Zonder uitftel ? . de kapitein. Geen oogenblik langer. .". c a;mille. Kunt gy dan niet begrypen, dat het geweld niets op de wil eener vrouw vermag <• de kapitein. Wat raakt my haar' wil, mits dat zy de myne gehoorzaaine? Welaan, neem een bcfluit. , camille. Gy zyt zeer voertvaarende. de kapitein. Dat ben ik niet. Zedert vier dagen, dat ik bier een*" voorbeeld van bedaardheid geef, Waar over ik zelfs verbaasd ftaa, zoud gy de blyken van afkeer, die gy my betoonde, reeds met uw' leven hebben moeten betalen , in. dien uwe bekoorlykheden geen byzondere indruk op my gemaakt hadden. Of het fmaak, luim of liefde is: dit ge voel,-geheel nieuw in myn ziel, weerhield myne billyke wraak; maar bedenk dat dezelve Hechts uitgelteld is. camille. ■ ■. Zoo s^. in myn hart leezen kondet, behoefde gymy niet te ftrafFen voor de haat, die gy in my voorondersteld. de kapitein, verwonderd. Gy haat my dan niet? camille. . Ik was verontwaardigt, dit beken ik, over het geweld, waarmede men my naar dit verblyf lleepte; doch hoe ongunftig dit gevoel ook voor u zy, het is.'er ver af vau haat te weezen. de kapitein, met levendigheid. Zou het waarheid zyn? ca-  TOONEELSPËL. 33 cami li. e. Neen, ik haat u niet. Het voegt my niet om de beweegredenen , die u het gevaarlyk beroep, dat gy uitoeffent, deeden omhelzen, te beoordeelen; maar uw' buitengewoon beftaan, gy moet dit zelfs gevoelen, beeft, op het eerile voorkomen, een jong meisje, dat in de grond, beginzelen van onfchuld en deugd wierd opgevoed, verbaazing, ja fchrik moeten inboezemen. de kapitein. ó, Zwyg van deugd, dat woord is niet in het woordenboek van een' ftruikroover te vinden. Het is waar, wy hebben onze zeden, onze byzondere gebruiken, die u, dat begryp ik, verwonderden; maar binnen kort zult gy 'er meer gunftig over denken. camille. Ik begin het te wenfchen. de kapitein. Ik voer hier een onbepaald gebied; als myne gezellinDe zult gy dat met my deelen. Rykdom, opfchik, heerlykewyn, een goed onthaal, luidruchtige en beftendige vermaaken zullen u een geluk verfchaffen, dat zoo veel te wezenlyker is, daar, niets u verpligtende om uwe lusten te bedwingen, gy u aan dezelve vrywillig, en met al het vuur, waar voor gy vatbaar zyt, kunt overgeeven. Verkies dan een waarlykgelukkigleven te leiden, en terflond aan myne wenfchen te voldoen; of, door halftarrig wei. geren, u de wreedfte foltering op den hals te haaien. camille. Terwyl myn noodltff my noopt om alle veinzery te verbannen, zoo weet dat ik , myne oogen op u (laande, niets in u befpeurde, het welk myn verdriet en wanhoop bevestigen kon. Geloof zelfs dat ik, uw' gelaat met meer aandacht befchouwende, buiten ftaat was een ongunlti* denkbeeld van u te vormen, een belang.,.. ° de kapitein. Ter goeder tyd, deeze taai verzoent ons. G r A«  34. DE STRUIKROOVERS van KALABRIEN, camille. En is my ontfnapt, doch het berouwd my niet. de kapitein. Ik beken zelfs dat dit gefprek my u meer en meer doet beminnen.. Dit zweer ik, op myn ftruikroovers woord. ■ camille. Deeze verzekering is zeer vleijendc; maar hoe zal ik u kunnen gelooven, na de wreede behandeling, dien ik van u heb moeten ondergaan? d e kapitein. Waar over beklaagt gy u? camille. Zedert myn aankomst in dit verblyf bewoon ik dit hok, gy koomt my flechts éénmaal daags zien , het overige van den dag ben ik alleen, aan myn verdriet ten prooy gegeeven; hebt gy my nog wel eens aan uwen tafel toegelaten? de kapitein. Ik beken dat ik dit verwyt verdien. Schryf evenwel deeze geltrengheid alleen aan u zelve toe. Gy bekeerd u, wel nu, myne fchoone, van dit oogenblik zyt gy vry in dit oord, en wy zullen te zamen het Avondmaal houden. (Camille naderende') Welaan, maar geen tegenftand meer. camille. Heb ik my niet duidelyk genoeg verklaard? de kapitein. Spreek, ik wil uit uwe mond hooren, dat myn' geluk niet langer uitgefteld zal worden. camille. Is het dan door woorden dat eene vrouw haare nederlaag blyken doet? Laat ons eeten , en geloof dat myn gedrag u zal overtuigen, dat ik geene andere begeerte heb dan die het u zal behaagen my voortefchryven, . I de  T&ONEELSPEL. 3S de kapitein, met verrukking. Gy betoverd my door zulke zachte woorden. Ik Item in alles, wy moeten met het Avondmaal beginnen. Het fchelmpje weet dat de wyn onze hartstogten ontvlamt, en dat de vrolykheid aan tatel een fcbroomvallige liefde moed inboezemt. VY F D E T O O NE E L. de^kapitein, camille, brisemont, fresco, lardent, twee andere s t r ui k r o o vE r s. brisemont, Fresco by de keel houdende. Kapitein, deeze man vonden wy in een hoek van het Hol verborgen. de kapitein. Een man J fresco, knielende. Genade, genade, heer Kapitein. de kapitein» Wie zyt gy? fresco. Een arme drommel, zonder geld of Credie(. de kapitein. Wie heeft u hier gebracht? FRESCO. Het geval, heer Kapitein. de kapitein., Het geval? fresco. Ja: in het bosch verdwaald, zocht ik een' nachtverblvf; een openftaande deur tusfchen de Rotzen tertoonde zich C 2 Vpor  36 DE STRUIKROOVERS van KALABRIEN, voor myn gezicht; in vertrouwen dat dit het verblyf vart even zulke menschlievende en liefdaadige meufcben was, als gy zyt, trad ik vrymoedig binnen, om gastvryheid te verzoeken. Niemand vindende, wierp ik my in een hoek, zonder eenig ander oogmerk, dat zweer ik u, als om ecu weinig te rusten, tot dat liet dag wierd. de kapitein. Spreekt gy'waarheid? fresco. Zou ik zulke eerlyke lieden, als ik hier zie, bedriegen? de kapitein. Tk weet dat men inderdaad onvoorzigtig genoeg was, .maar ik ken u niet. Elke onbekende is voor my Hechts een' gevaarlyk dier, en om 'er my van te bevryden, is de dood zyn lot. (Hy trekt zyn fabel.) camille, ter zyde. Ik fldder. fresco, door fchrik getrofen. Eén oogenblik, één aogenblik, heer Kapitein, het medelyden, de menschfievendheid! de kapitein. Het medelyden is onbekend olider ons. fresco. Ik weet wel dat- gy boven dierjrelyke beuzelingen verheeven zyt. Gy wilt my vermoorden, niets is inder. daad billyker: het natuurlyk recht leert ons onze naasten te dooden, op deeze wyze handeld men door de gantfche waereld» maar, Heeren, wilt gy uwen vriend opofferen, het bloed van uwen broeder doen flroomen? / de kapitein. Onzen vriend, gy ? fbesco. • . - Niemand kan u meer beminnen of eerbiedigen als ik. DE  ■ T O O N E E L S P ï L. 3? de kapitein. Weet gy dan wie of wat wy zyn? ; f e e s c 0. Zyn zulke b-flve lieden als gy, myn Heeren, niet arm liurne uiterlyke gebaarden kenbaar? Als ik aan het grdot getal uwer vyanden, aan alle de lüten, en aan de moed, die gy beziiten moet om hen te ontkomen, denk, dan ben ik overtuigd dat gy groote mannen zyt; ik zeg dat men ongelyk, groot ongelyk heeft, om u in de uitoefening van zulk een' roemryk beroep te.ltooren, en de groodbeginzeien van het openbaar recht, der zeden en der wetten, zyn u al te wel bekend , om geen genade te fchenkeu de kapitein, hem in de reden vallende. ~Gy vleid u ons te zullen beweegen, maar te vergeefsch. {/fy heft zyn fabel op,~) camille, op een1 fmeekende toon. Myn Heer! fresco. Dood my niet, Ik bezweer het u, heer Kapitein, dood de vierigfte van uwe bewonderaars u'et. de kapitein, de fabel opfteekende. Gy zyt wel bang voor uw'.leeven? fresco. Ik-beken het, ik ben voorniets banger als voor den dood. brisemont. Deeze fchobbejak 'is van een tamelyk groote doffs laf. hartigheid voorzien. r fresco. Ja, myn Heer de roover, zoo is myn' karakter. de kapitein. Hy verdiend niet door onze handen te fterven. *~ ï fe es-  13* DE STRUIKROOVERS van KALABRIËN, fresco. Neen, Heeren, het ware fchande vóór u, een zoo ver», achtelyk bloed, als dat van uwen dienaar, te doen ftroomeih, CJMIIU, ' Deeze man is niet gevaarlyk. de kapitein. Dat denk ik ook. camille. Laat hem leeven: ik fmeek genade voor hem. de kapitein. Gy fpreekt. en het leeven zy hem gefchonken. Staa 'op, (Fresco ftaat op) Maar wat zullen wy met hem beginnen ? brisemont. Hy kan ons verraden, zoo wy hem laaten loopen. fresco. Ik menfchen verraden, die met eene edelmoedigheid, die alle eeuwen door zal gepreezen worden, my het vermaak vergunnen, om nog langer te blyven leeven; ach!' myn Heeren, gy beledigt my! brisemont. Om van zyne befcheidenheid zeker te zyn moet hy by ons blyven; hy is jong en fterk, Kapitein-, vorder eenlgé 'dienst van hem. de kapitein. Gy hebt gelyk. Wat is uw' beroep? Kunt gy kooken ? fresc o. Dat is juist myn zaak. Daar ben ik een held in. de kapitein. Wel nu, dan blyft gy in myn* dienst; gy zult de keuken Waarueemen en ons oppasfen, Hoe is uw' naam? tres-  TQONEELSPEL. 39 -. the sco. Ik heet Dapper. brisemont, lagchende. Zyn' naam zal hem niet verklikken. de kapitein. Brifemont, gy zult deeze man in zyn nieuwe post inwyden: ik wil dat hy ons, nog deeze nacht, aan talel bediene. fresco, ven blydfehap opfpringende. ó, Heer Kapitein, waarmede zal ik u bedanken? de kapitein. Door fteeds uw' plicht te doen;-want om de minfte misflag zullen wy u naar de andere waereld, om een dienst te zoeken, zenden. Brifemont, laat hier een* tafel, twee borden, lekker eeten, en alle Zoorten van wyn brengen. Zal het Avondmaal haast gereed zyn? brisemont. Binnen het uur op zvn hoogst; maar ik zal ons volk gaan afvaardigen, (regens Fresco) Volg my, Dapper, ik aal u aanwyzen wat gy te doen hebt. ZESDE TO O NE E L, de kapitein, camille. de kapitein. Wel nu, beminlyk meisje, wat zegt gy van mvne goed. hartigheid? Deeze man is u zyn leven verfchuldigd; gy ziet hoe groot uw' vermogen reeds is; het hangt alleen van u af om'er een duurzaam gebruik van te maken ; maar uw' naam is my nog onbekend. Hoe heet gy? camille. 'Camille, C 4 ' Dl  fo DE STRUIKROOVERS van KALABRIEN, de kapitein. Welaan, fchoone Camille, poog dan een vrolyk gelaat te vertoonen, he: welk nog door eenige wolkjes benevel! is. Gy verbeeld u, misfchien, hier in een klein, duister verblyf te zyn, doch gy bedriegt u: dit gewelf is groot én in verfcheiden vertrekken verdeeld. Aan het einde is een groote zaal, waarin zich gewoonlyk al myn' volk ophoud. Wat verder dienen ons andere vertrekken tot magazynen, want onze fchatten zyn ontzagchelyk groot. Gy zult'er zelve over oordeelen: ik zal u voor den eeten dit verblyf laten zién. Welaan, reik my uwe hand. ZEVENDE TOONEEL. colisan, zich op de punt van een Rots Avertoonende. lies fchikt zich naar myn ontwerp. Algoede Hemel laat uwe Gerechtigheid uitblinken. * (Hy verbergt zich weder.) Einde van het Tweede Bedryf. DER.  T O & NEELSPEL. +t DERDE BEDRYF. Het Tooneel tlyft onveranderd. 'Geduurende het tusfchenBedryf word het Hol verlicht ; men brengt eene wel aangerechte Tafel, met twee Couverts, en plaatst die dicht aan den voorgrond. EERSTE TOONEEL. ïiissMok t , brengt een mand vol flesfen, en fresco eenige fchotels. brisemont. na dat hy zyn' mand in een hoek heeft nedergezet, tegens Fresco. Zet dit'liier. (Fresco zet de fchotels op de tafel.) Goed. Geef my die wyn; neen, ik zal hein zelfs gaan krygen. (hy neemt de flesfen uit de mand, en zet die op de tafeF} Ik beveel u bovenal voortvaarende te zyn,- want loomheid is een' groote misdaad onder ons. Ha, daar is de Kapitein. TWEEDE TOONEEL. brisemont, fresco, de kapitein, camille, _ de kapitein, ter zyde tegens Brifemont. Is het volk gereed? brisemont. ■ Ja, ejt wacht flechts op het teeken, de kapitein. Goed. Qegens Camille) Schoone Camille, nu hebt frv ons verblyf gezien. Het is, ziet gy, zoo vreeslyk niet als gy wel dacht. Ik heb u onze rykdommen vertoond, C 5 thans  42- DE STRU1KR00VERS van KALABRIEN.', thans zal ik u een denkbeeld van myn' vermogen geeven. (Hy blaast op een hoorn. De ftruikroovers verfchynen onder eenjierk oorlogsmuzyk ; zy gaan het 'iooneel rond, en plaatzen zich vervolgens aan beide zyden van het zelve. Het iiiuzyk houd op.) DERDE TOONEEL. de voorigen» alle de s tr ui k k o o v e r s. de kapitein. D appere fpitsbroeders, gy hebt my In alle myne verrichtingen kloekmoedig bygeftaan; doch zonder my, ik durf dit zeggen, was uw noodlot uwer moed onwaardig geweest. Gy zyt aan my bekwaamheid, overvloed en het genoeglyk leven, datgy, in deeze onbekende fchuilplaats, ]yd, verfehuldigd. Het gezag, my opgedragen, is dus de billyke belooning voor myne weldaaden. Ik verwacht van u een nieuw' blyk van onderwerping, of liever van dankbaarheid. Tot dus verre zaagt gy verfcheide vrouwen in myn'bezit: zommigen verkreeg ik door geweld, anderen fchouken my vrywillig hun genot. In hen niets dan domme vooroordeelen, of de walgelykfïe laagheid van inborst aantreffende, heb ik hen allen verscht en vervolgens aan mynen rust opgeoffert: dit jeugdig voorwerp, dat uwen aandacht tot zich trekt, boezemt my verhevener en uw' opperhoofd waardiger denkbeelden in. Ik verbind haar aan my door onverbreekelyke banden; en dit doende, eisch en begeer ik, dat zy het gezag, aan my opgedragen, deele. Zweer dan, haar niet alleen als met my te gelyk te eerbiedigen, maar in alles als uw' opperhoofd te gelioorzaameu. alle de struikroovers. Wy zweeren het. de kapitein. Zoo iemand onder u, het voorfchrift van myn' wil vergeetende, zich vërftoiute myne Camille of door woorden m  :tooneelspel. 43 of door daden te beledigen, zoo (ïdder voor den eed, die ik doe! Ik zal zyn hoofd tegens de rotzen verbryzelen; zyn hart verduiden, en zyn ligchaam.zal, aan (tukken gehouwen, tot een onthaal verflrekken voor hem, die 'er tegens dorst tè morren. Onderwerpt gy u allen aan deeze ltraf? alle de struikroovers. Ja' brisemont. Leeve de Echtgenoote van onze Kapitein! alle de strui kro over s. Leeve de Echtgenoote van onze Kapitein! (Een nog fterker muzyk ah het eerfte doet zich hooren.) de-ka piteïn, na dat het muzyk opgehouden is. Kameraden, ik ben voldaan over dit vernieuwde blyk' van uwe genegenheid. Thans wil ik alleen zyn. Welaan j dappre vrienden, dat het overige van deezen dag, dat de dag van morgen aan rust en vreugde geheiligd zy! Groot feest, brasfery en wellust! (De ftruikroovers vertrekken, onder het gemelde oor* logsmuzyk; Fresco volgt hen.) vierde tooneel, de kapitein, camille. de kapitein. Gy ziet, fchoone Camille, dat niemand zich hier tegvz my kan verzetten. De fterkte van myu karakter, de fchrik die myn moed inboezemt, geeven my het recht van leven en dood op myn volk. Myne wenfchen zyn zoo veele bevelen, en myne begeertens naauwelyks bekend of worden reeds voldaan. Laat ons gaan zitten. — Eerst een' glaasje wyn gedronken, (hy fchenkt mn in haar glas') Drink, (zy drinkt) Hoe vind gy de wyn? CA>  44 »DE STRUIKROOVERS van KALA3RIEN, camille. Volmaakt. de kapitein. Het is Proveneefche ; een Kommandeur, die in dat gewest zyn verblyf houd, heeft ze my gezonden. Alle Abdyen en nabuurige Kasteden hangen van my af De ryke lieden, van meer dan twintig mylen in den omtrek Zyn myn leenmannen, en betaalen my fchatting; zV zvn het, dit beken ik, door het recht derflerkte; 'maar worden drie vierde gedeeltens van het aardryk niet door dat zelfde recht geregeert? camille. Gy hebt gelyk. de kapitein. Gebruik toch iets. (hy dient haar voor) Wy drinken (zy drinkt) Wat zegt gy 'er van? camille. Het is nectar. de kapitein. En verkrygt door nwe goedkeuring nieuwe volmaaktheid. y T F D E TOONEEL. de vooeigen, fresco, met het nagerecht. _^ de kapitein. xJeeie jongman kwyt zich nog al wél van yvn ni,v^ (.tegens Fresco) Niet kwaad, Dapper?k Jeloo?d« w» met u te vrede* zullen zyn.' WaTdoet ons volk? ' fresco. Het drinkt op het welzyn van Mevrouw, en on dar «»n &annea Kapheiu.. Her vaatje Rum fa b^a ?edfg. " de  TQONEELSPEL. 4% de kapitein. Dat is my aangenaam; doch wy moeten *er ook van proeven. Zeg aan Brifemont dat hy my twee flesfen brenge. fresco. Ik zal, heer Kapitein. (Hy vertrekt.') ZESDE TOONEEL. be kapitein, camille. de kapitein. Eet toch, gy eet niet. camille. Vergeef het my. d e' kapitein. Een tweede glas. camille. Zeer gaarne. de kapttein. ïk zie dat onze fmaaken overeeuftemmen. (hy fchenkt beide de glazen vol) Zingt gy? > camille. Nooit. de kapitein. Dat is jammer, ik hou veel van zingen. Gy fpeeld» toch wel op eenig inftrument i camille. Zomtyds op de Guitarre. de kapitein. Bravo, vereer my met een klein flukje op ^.Guitarre: ik heb 'er hier juist een; (llyftaat op 01$ dé Guitarre te krygen.) c a-  46 DE, STRUIKROOVERS van KALABRIEN, camille, Verfchoon my. de kapitein. Geen regenfpraak, die kan ik niet verdragen. (k, traafde Guitarre, die in een hoek hangt, haaien. Camille neemt dit oogenblik waar, om het poeder in zyn ela> te ïVeVr dU haat' Van te>' Wde gadeflaar, bemerkt net. Met de Guitarre terugkomende, ter zyaffZv heeft iets in myn glas geworpen! Vreemd vermoeden'! ... (Hl geeft haar de Guitarre, en gaat weder aan tafel zitten) Zy heeft een kwaad oogmerk! veinzen wy. camille, 'de Guitarre gefield hebbende. Voor dat ik begin, moet gy my vergunnen- u een veiwyt te doen. de kapitein, koel. Wat kunt gy my ce verwyten hebben? camille. Zedert dat wy aan tafel zitten hebt gy nog niet eens op myn welzyn gedronken. " de kapitein, droogjes. Gy hebt gelyk, ik zal deeze misfiag hertellen; maar ik bedenk iets, datuniet dan aangenaam kan weezen, indien uwe gevoelens voor my dezelfde zyn ais gy zegt. Ik heb hooren zeggen, dat het voor twee gelieven, die te zaaien ipyzen , een groot vermaak is om van glazen te veranderen, en aldus op elkanders welzyn te drinken: ik zal het beproeven, (zyn glas voor Camille plaatzende.) Zie daar het myne, geef my het uwe. (hy neemt het driftig 0p; Jchempende) Op uw welzyn, Camille. (op een fierketoon] Neem toch dit glas. Aarzelt gy om met my te drinken? Gy verbleekt, uwe handen beeven, wat deert u? camille, radeloos. Veifchooning: een plotzelyke onpaslykheid. (Colifan verfchynt op d* Rots.) DE  T O O N E E L S P E L. 47 de kapitein. Ik ben wantrouwende, dat zeg ik u. camille, ter zy4e. Ik bezwyk. de kapitein, op een' vree'lyke toon. Drink, drink van deeze wyn, ik beveel het u. (Colifan wil van de Rots klimmen.') camille. Rechcvaardige Hemel! de kapitein, het glas op de tafel zettende. Maar neen, i't moet het vermaak hebben haar te overtuigen : men neeme op een'ander de proef van deeze drank. (Colifan verwydert zich.) ZEVENDE TOONEEL. de.kapitein, camille, brisemont. de kapitein. Het is Brifemont, moet ik?.... Ja, hy of een' ander, wat zegt dar,! Brifemont! brisemont, de twee flesfen Ram brengende. Kapitein. de kapitein. Drink dit glas wyn. ., a brisemont. Gaarne. Op uwe gezondheid, Kapitein. (Hy heeft naauwelyks gedronken of zygt op de grond\ en flerft in fluiptrekkende beweegingen.) de kapitein. Dus zie ik myn vermoeden in zekerheid veranderd» Trouw*  4« DE STRÜIKROOVERS van KALABRIEN, Trouvvloozet wat hebt gy in de wyn gedaan? Geef antwoord. camille. Ik fterf. de kapitein. Dit was dan de prys met welke gy myne goedheden beIoondet. (hy trekt ae fabel, vat haar met hevigheid by den arm, en werpt haar tegens de grond) Gy zult voor du verraad boeten. (Colifan verfchynt met de degen in de hand, werpt zich tusfchen Camille en de Kapitein, die hy ter zyde floot.) de kapitein. Wat zie ik! (Hy valt woedende op Colifan aan , die hem met dezelfde woede ontfangt. Het gekletter der degens doet de llruikroovers verfchynen.) ' AGTS T E TOONEEL. colisan, de kapitein, MORGAN, zyn nieuwe Medgezellen, en eenige andere Struikroovers. Deeze laat/te zyn weinig in getal, waar op men wel moet letten. (Zy omringen en vatten Colifan. Men fleept het L. naam van Brifemont weg.) * de kapitein. uVenTaptin/"26 **** 'fl°üd ™' het *« moroa». Wat hoor ik ? de kapitein. * Deeze man, die, ik We* niet hoe, biet ingekomen is, fcliyn*  T O O NE E L SPEL. 4a fchynt my toe haar medeplichtige te zyn, men breng hem in het hol der itrafoefening, om doodgefchoten te worden. camille, den Kapitein te voet vallende. Druk duizendmaal dit ftaal in myn borst; maar fpaar het leven van een' ongelukkige, die niets misdeed, als dat hy het myne wilde verdedigen. colisan, hevig, Camille, rys op, verneder uwe onfchuld niet tot zoo verre, om de genade van eenen ftruikroover aftefmeeken. Vleid gy u een tyger te vertederen ? , de kapitein. Ha, hat zy kennen elkander. colisan. Ja, het is myne minnaresfe, myne echtgenoote, waartoe dient h$t veinzen, wanneer niets ons aan uwe barbaarfche woede onttrekken kan? Gy wilde haar lot met het uwe, de onfchuld aan het misdryf verbinden. Gaat, wreedaartig monfter, in de bosfchen eene gezellinne onder de wilde beesten, uw's gelyken, zoeken, tot dat de wraak der wetten, die vroeg of laat de fchelmen bereikt, u eindelyk een licht, wiens zuiverheid gy door uw vloekwaardig Ievensgedrag bevlekt, kome ontrukken. de kapitein. 4 Men breng hem ter dood. Morgan, u en de zes man» nen, zedert gister aangeworven, zy de uitvoering van dit bevel opgedragen: dit proefftuk zal ons over hunne bekwaamheid doen oordeelen. Ik zal intusfchen , om de argwaan, die my de verfchyning en de oogmerken dezes mans veroorzaaken, te verdryven, den omtrek van dit Hol befpieden. Deeze vrouw vertoeve hier tot myne terug., komst; ik wil zelfs dat men haar heure minnaar weder geeve; dat men hem herwaarts terug brenge. (met bitter, keid) Ja, getrouwe fchoonheid, gy zult het voorwerp uwer tederheid wederzien, na dat hy het loon zyner ftoutmoedigheid zal ontfangen hebben, (tegens de ftruikroovers) Gy hoort het, Hal ik vergat iets: de man.,, die ik D by  «50 DE STRUIKR00VERS van KALABR1EN, ' by ons hield om ons te dienen, komt my ook ten hoosden verdacht voor. morgan. My niet minder. de kapitein. Het is voorzichtig zich van hem te ontdoen; doch vooraf wil ik hein ondervraagen. Breng hem na de volvoering van het vonnis tot my. MORGAN. Genoeg, Kapitein, uwe bevelen zullen volbracht worden. NEGENDE TOONEEL. de voorigen, behalven de kapitein. camille, de armen naar Colifan, die weggefleept word, uittrekkende. Dierbre Gemaal.' colisan. - ■ ' < Camille, volg myn voorbeeld, en vrees den dood niet. (Zy vliegt in zyne'armen : men fcheid hen van elkander. Morgan en de zes andere ftruikroovers vertrekken met Colifan , die zy met zich voeren. De andere ftruikroa. vers vertrekken langs de overzyde.) TIENDE TOONEEL. camille, alleen. Zy voeren hem weg.... Welke akeligheden omringen my? De booswicht zegepraalt, zyne handen roken van het bloed des braven mans, van dat myns Echtgenootsl.. ó God I door welke daaden verdiende ik in deeze draaikolk van rampen te ftorten? Colifan! gy gaat derven, derven zonder my! (met hevigheid) Neen! ik wil in zyn draf deelen.... (zy loopt buiten zig zelve naar het einde % > ,v des  TOQNEELSPEL. 51 des Tooneels) Zyn ftraf! reeds, misfchien.... Een koud zweet.... (men hoort fnaphaanfchoten achter in het Hol. Met een doffe flem) Hy is dood! (Zy bezwykt.) ELFDE TOONEEL. (J)e zes nieuwe ftruikroovers brengen Colifan , op een Rosbaar, op het Tooneel, hy is met een purperkleurig laken bedekt. Zy plaatzen hem in het verfchiet op een hoogte en vertrekken. TWAALFDE TOONEEL. camille, bekomen zynde, flaat op, en wandelt over het Tooneel. Myne oogen zyn als door een wolk bedekt.... Waar ben ik? (vel fchrik) nog in deeze fchuilplaats des misdryfs! — Welk een fchouwfpel! (zy nadert, doet het laken met een bevende hand ter zyde, en treed gillende vol fchrik en afkeer terug. Colifan, die, in dit oogenblik, door alle de aan/chouwers moet gezien worden, vertoond het afbeeldzel des doods._Zyn verwilderde hairen hangen over zyn aangezicht;' 'voor zyne oogen is een doek, geheel met bloed bevlekt, gebonden. Camille nadert hem op nieuw moedig.) Doch waartoe deeze moedeloosheid: men zy kloekmoedig genoeg om dit tafereel te befchouwen , en 'er de oogen op te vergasten. Dierbare Echtgenoot! thans fmaakt gy de rust van den dood; wel nu, wy zullen die te zamen fmaaken. Neen , aangebedene overblyfzelen, voortaan zy niemand in ftast om óns te febeiden. (Zy ■werpt zich op Colifan en omhelst hem met hevigheid. Colt. fan ryst driftig op, en drukt haar in zyne armen.) camille. ó Wonder i.... colisan. Camille, verban deeze fchrik. camille. Zyn wy in het verbiyf der dooden hereenigt? of beert D 2 my-  Si DE STRUÏKROOVERS van KALABRIEN, myne ziel, door een wonderwerk der liefde, de uwe terug geroepen? colisan. Uw minnaar leeft. (hy fpringt van de Rosbaar af, en na de band van zyne oogen te hebben afgeworpen , en rond gezien of iemand naderde, vervolgt hy) Bedaar, myne beminde, en hoormy: ln een kleinderHol als dit gebracht zynde, deed men my knielen. Een der ftruikroovers, toe de uitvoering van myn doodvonnis beftemd, naderde my en fluisterde my in het oor,na vooraf deeze bloedige doek voor myne oogen te hebben gebonden: „Wy zullen vein. „ zen op u te fchieten, zo dra gy fnaphaanfchoten hoort „ moet gy plotslings ter aarde vallen, en even onbewee„ gelyk als een dood mensch blyven liggen, tot dat eene ,, ftem u zegge: ftaat op, en verlaat dit verblyf." Op deeze woorden vervoegde hy zich by de bende, die achter my gefchaard ftond. Het moorddadig lood gonsde my over het hoofd, zonder my eenig kwaad te doen: ik volgde het bevel van deeze man; ylings wierd ik opgenomen, op deezen Rosbaar gelegd, en in dit Hol gebracht. camille. Die geheimvolle raad overtuigd my, dat deeze ftem dezelfde is die my, in het hok , hoop inboezemde. Zou de een of andere roover inet ons ongeval begaan zyn?... Men komt, boots nog, terwyl het u is voorgefchreeven, de houding van een ter dood gebracht flagtoffer naa. • (Colifan doet de doek voor zyne oogen, werpt zich op de Rosbaar, en neemt zyne voorige houding aan. Camille bedekt hem met het laken.) DERTIENDE TOONEEL. de kapitein, camille, colisan Op de Rosbaar leggende. de kapitein legt twee pist ooien op de tafel.- •Aklles is ftil rondom ons verblyf, en niets doet my ver. moe-  TOONEEL SPÉL. 53 inoeden dat wy ontdekt zyn, dus alle fchrik verdreeven. (de Rosbaar ziende, vrolyk) Ha, myne bevelen zyn volvoert! (jegens Camille') Wel nu, gevoelige fchoone, gy zwygt, gy bedankt my niet voor myne edelmoedige zorgvuldigheid , my, die goed genoeg ben om u nog het byzyn uw's minnaars te doen genieten, en u het genoegen verfchafte om alleen met hem te zyn. Ziet hier dat waardig voorwerp ! fpreek nu met hem van uwe tederheid; fchenk hem uwe omhelzingen en verrukkingen ; het is waar, hy zal, met twaalf kogels in het hoofd, meer moeite hebben om 'er aan te beantwoorden ; maar de verbeeldingskracht van eene vierige minnares.... camille. Weg, moordenaar, laat my derven. de kapitein, woedende. Gy zult derven, zonder twyfel, dat is juist myn oogmerk; maar vooraf wil ik my in uw lyden vermaaken, het door myn byzyn verlengen; ik begeer zelfs.... (hy neemt haar by den arni) Welaan, volg my. camille, hem afweerende. Vloekwaardig monder! de kapitein, op een verfchriklyken toon. Volg my, zeg ik u. (Colifan ftaat zagtjes op, vat de pist ooien van den Kapitoin, die op de tafel leggen , en fchiet hem voor de kop. Zoo de pist ooien weigeren, dood hy hem met de fabel, om het uitwerkzel van dit Tooneel niet te verliezen. De ver* fchrikte Camille geeft een gil.) colisan. Bedaar, lieve Camille, deeze roover heeft veel kwaad gedaan, maar is niet meer in Haat om iemand te beledigen. camille. En zyn volk!.... (men hoord een flerk gedruis achter de fckermen) Ik hoor hen; zy komen.... Wy moeten dart voor ons verfchriklyk noodlot bezwyken, D 3 (C*  <4 DE STRUIKROOVERS van KALABRIEN, (Colifan verwacht hen met de onverzaagd/le houding, aan de eene hand houd hy Camille, en in de andere zin degen.) J VEERTIENDE TOONEEL. de voorigen, morgan. morgan, met de bloote fabel in de hand. "Vv^aar is de Kapitein ? colisan, bedaard. Hier is hy. morgan. Hy is dood! colisan. Ja! .VM Blo» lÖMteW ' \ . v morgan. Wie heeft hem gedood? colisan. Ik. " :y)' " "■ *? • m o r g a n , de armen naar hem nitfreikende. ' Koom, dapper jongeling! dat ik u omhelze. colisan, terug treedende. Wat'zie ik! MORGAN. Gy fhm verbaasd, dat kan ik begrypen. (naar de achterjte uitgang gaande) Nader, myn vrienden. (De zes mannen, door Morgan aangebracht, verfckitten met twee door hun geboeide /Iruikroevers: Fresco volgt hen, met een fabel in de hand.) V T F-  T O O NE ELS P E L. 35 VTFTIENDE TOONEEL. colisan, camille, morgan, de zes mannen, twee geboeide Struikroovers, fresco. morgan, tegens zyn volk. (jy hebt der waereld van fchelmen, die deszelfs oppervlakte verpesten, verlost;maar de eer, om hun opperhoofd te verdaan, was voor deeze jongeling bewaard. (op het lyk van den Kapitein wyzende) Daar legt hy. (tegens Co. li fan) Uwe verwondering vermeerderd: weet dan dat noch ik, noch deeze zes mannen, ooit Struikroovers waaren. Verontwaardigd over de diefttallen en menigvuldige moorden, door deeze bende fchurken , die men piet op het fpoor kon komen, gepleegd, befloot ik het land van dat gebroed te zuiveren. Met toeftemming van de Magiftraat ondernam ik het; voorzien met de macht, om van alle mid. delen, die ik tot hun verderf mogt nodig achten, gebruik, te maken, gelukte het my, onder deeze vermomming, hun 'verblyf ie ontdekken, my by hen iniedringen, en, bovenal , het vertrouwen van hun opperhoofd te winnen. Voor dat ik iets begon, wilde ik hem het geheim zyner talryke 'medeplichtigen, die hy overal had, ontlokken. Zy zyn my bekend, en zullen morgen allen in de macht der Wet ten zyn. Gister bragt ik deeze zes dappre mannen, wier braafheid en moed ontwyfelbaar zyn, als fchelmen, die galg en rad verdiend hadden, en door my aangeworven waren, hier. Ons voorneemen was eene gelegenheid af. tewachten, om het rot te overvallen eu uitteroeijen; dee. ze heeft zich thans aangeboden. Door zwelgeryen afgemat, en door het onmatig, ja zinneloos drinken van Rum, als dooden op de grond leggende, kosten het ons weinig moeite om hen allen omtebrengen, colisan. Zyn ze dood? fresco, Allen! m o r c a n. Allen, behalven deeze twee hoofden, die nog niet voor deq  56 DE STRUIKROOVERS van KALABRïEN, den drank bezweeken waren, en door ons geboeid wierden , op dat hunnen ftraf anderen ten voorbeeld verftrekken zoude camille. ó Voorzienigheid! morgan. Deroovers poogden deeze nacht een ryk Convoy, voor het leger beftemd, opteligren; ik deed dit ontwerp mislukken; ik was het, Mevrouw, wiens ftem, de doodfche liilte van uwe gevangenis verbreekende,u de hoop op een beter lot inboezemde; ik ben het eindelyk, brave jongeling, die tot u fprak in het Hol, toen gy den dood verwachtte. colisan, hem omhelzende. ó Myn redder! camille. ó Myn Heer! hoe zullen wy u voor zulk een' dienst beloonen1 morgan. Gy zyt my niets verfchuldigd, Mevrouw, ik deed myn plicht; ik heb het menschdom gewroken. colisan. En Fresco, wat deed gy geduurende het gevegt? Uit deeze heldhaftige houding moet ik opmaken, dat gy die dappere lieden kloekmoedig byftand verleendet. fresco. Dat kan ik u verzekeren, myn Heer. Van de punt van een' Rots, op welke ik geklommen was , moedigde ik hen aan. colisan. Met de mond? fresco. Neen: door oogen en gebaarden. colisan, lagchende. Deeze daad is uwer moed waardig. Welaan, waarde Camille, en gy, braave vrienden, verlaaten wy dit afichuwlyk verblyf, om den Hemel te danken , die het misdryf geftraft en de onfchuld gered heeft. Einde van het derde en laatjle Bedryf.