HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN. DOOR GERRIT JAN VAN WY, LECTOR IN DE GENEES- HEEL- EN VROEDKUNDE, TE ARNHEM; LID VAN HET PROVINCIALE UTRECHTSCHE GENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WEETENSCHAPPEN, ENZ. TWEEDEN DEELS TWEEDE STUK. MET DE NOODIGE AFBEELDINGEN OPGEHELDERD. Te AMSTERDAM, by W. HOLTROP,   Voorrede, üS/e daar goedgunftigeLeezer\ het flot van bet tweede deel myner, (aan uwe leergierigs jongelingen, inzonderheid;, opgedraagen: en toegeweide a) Heelkundige Mengeljiofén ■■- ," • Ik heb gerykhalsd naar de voltoojing, deezes, op ondervinding ge» gronde werks; niet zo zeer, om eenige andere nuttige bezigheden deszelfs plaats te doen vervangen, als wel, om na eenen aanhoudenden lust tot het te boekftellen en -waarneemen van de nut tig/Ie zeldzaamheden der Natuur en Kunst, ulieder kundigheden ie verreken, op zodanig eene wyze, als my meest duidelyk, Vatbaar en leerzaarii toegefcheenen beeft: — den last der uitvoering, zal my dubbèld vergolden worden, en mis- fcbiè.  VOORREDE. fchien ter voordzettinge van deeze gtmengde /loffen, hoe gebrekkig ook, aanfpooren konnen; indien betzelfde vonnis, en de'weetgraage yver van vlieden, zo wel els de gunfiigt beoordeeling van doorkneedt Heelkunstkundigen , my daartoe aanleiding geeven. AL-  ALGEMEENE • INHOUD VAN HET TWEEDE DEEL, TWEEDE STUK, D E E Z E S M ENGE L W E R K S. EERSTE WAARNEEMING, Wegens het gebruik der Spirit. Sal. ammon. cura c. Viva, tegen een Ulcus Phagadenicum Bladz. i. TWEEDE WAARNEEMING, Wegens het gebruik der Sp. SaLamm. c. c. v. tegen verouderde Zweeren aan de beenen. . 3* DERDE WAARNEEMING, Wegens eene Venerifche Neus- en Lipzweer. '. •* * VIER-  1 N H O u ü VIERDE WAARNEEMING, ^g™ bet nutloos gebruik van de Zweer °' V* tegeh een Ve««he ' • • Bladz. 8, gegroeid, aanmerkelyk Onder ka aks geWaarneeming, wegens eene af Leiding ; • lp. - VYFDE WAARNEEMING,- Of, Infpe&io Anatomico PathoWica' zsld van Pojypus Uteri. . Brief, den Eeerp Cl r»„ Jt Scads HeT^it^ meester ** Utrecht; wegens onverwacht zo wel als gewoone omftandhheden wel \?JrW/e» d' ^nelde^ breuken n tpreukjnydmgen verzeilen. . £;l feT, /"/P^io-anatomico- Chirur- ^' gicu betrekkelyk bet zelve onderwerp fchryvwg w// ^ y/ eeniaJ Jf' *rmbeendere% 5 ger Zleke 49* HeeL  INHOUD. Heel- en Ontleed-kundige Onderzoeking, van den Staat, eener ongelyk en onvergeldbaare vriendfchapsgenietingen vanUWEds., in myne jeugd, ter my* 4 n^r e  w O P D R A G T. ner aankweekiuge in de Heel- en Vroedkunde , doen my thans erkentelyk, my^ nen pligt herinneren, en aan [IWE^ doorzichtige oogen, ongeveinsd, en fchran der oordeel, deze heelkundige mengeliloffen , (wel met oogmerk om anderen van nut te zyn, gefchreeven , maar niet minder, om hierdoor gefchikte gelegenheid te hebben, voor het oog der gantfche wereld, aan UWE^ plechtig hulde te (Joen) opdraagen, en daarmede betilgen, dat ik ben. aWel Edele Heereaf UWEds, Onderdaanige, Dankbaars tn zeer D, V. Dienaar, G. J, VAN WY, VOOR-  VOO RREDE. J Jad ik myne land- en kunst- genootcn, voor eenigen tyd, toegezegd, wegens de hinderpaalen, vel= ken zig kunnen opdoen, in de bewerking van het iteenfnyden in twee tyden, door de Heeren m aret, louis, camper, en anderen, aangepreezen , myne aanmerkingen en waarneemingen mede tedeelen; en hebben, inzonderheid onpartydige, kunst- en andere goede vrienden, hier naar verlangd, en my daartoe aangefpoord, ik heb zulks om geene andere, dan gewigtige redenen, niet eer kunnen volbrengen, en hoop dat niemand my deswegens , ongegrond , van traagheid zal befchuldr gen, dewyl meer gewigtige bezigheden my verhin. derden, om het gemaakte plan in orde uit te voe • ren. Het vertraagen in dé uitvoering en volbrenging van myn belofte, en voorneemen, héefc aanleiding gegeeven tot eenige verandering in de zamenftelling dezes werks, zo,dat ik eindelyk befloten heb, andere heelkundige gevallen en waarnee. mingen, hier by te voegen, €n dus een Heelkundig Mengelwerk zamenteftellen, of het misfchien behaagen mogte, en het tydverlies hierdoor vergoed worden. • 3 Hec  vi V O O. R R E D B. Het eerfte Hoofdftuk dezes Mengelwerks, bevac eenige oordeelkundige aanmerkingen , over de voordeden van het fteenfnyden in twee tyden: — Het tweede, de hinderpaalen, welken zig in de heelkundige bewerking van den (leen, kunnen opdoen, en welken by veelen vreemdfchynende vertoningen zyn , alhoewel dezelven allergemeenst waargenomen worden , en by kundigen overbekend zyn. Het derde Hoofdftuk, handelende over de verichillende manieren van fteenfnyden , van rau, le dran , mor e a u , en n i e r o p, benevens de bewyzen, gevolgtrekkingen en befliiït, tot ftaaving van ons gevoelen , en bevestiging van de re. gelmaatig gehoudene handelwyze, in de opgegeevene gevallen, heb ik vrymoedig, onpartydig, en meest op eigene ondervinding rustende, beoordeeld , en opgefteld. Het overige gedeelte dezes werks, waarom hetzelve byzonder den naam van Mengelftoffen verdient, en waarmede hetzelve eindigt, is zo wel als het voorgaande onöpgefmukt, en zo als- de gevallen zig opgedaan hebben, en afgeloopen zyn, zamengelleld ; dit immers behoort het oogmerk te  VOORREDE; vri te zyn tot voldoening van, en aan, kunstgenooten, welken meer de waarheid , dan zwier opgedischt verlangen,het welk ik my voorgefteld heb,te moe» ten in 't oog houden. • Ten vollen overtuigd* van het zekere , of ten minden waarfchynelyke myner Hellingen , gevolgtrekkingen , of handelwyzen, welken in dit werk aangeboden worden , oordeel ik het onnoodig, verfchooning wegens eene vrye denk- en fchtyf'» wyze te verzoeken : de waarheid is myne befchutfter, en deze maakt ons allen vry van alle overtollige pügtpleegingen, wanneer men haar alleen hulde doet , en heil voor het menschdom , door heelkundige waarneemingen en waarheden , tracht te helpen bevorderen. Dan, de toegeevendheid en infchikkelyke verfchooning wegens ongelyke fpelling , (zo dezelve plaats mogte hebben) en drukfeilen, is eene andere meer noodzaakelyke toegeevendheid, welke ik van myne leezers verzoek, en welke zy my., zo ik vertrouwe, gaarne zullen toeftaan, zo dra zy myne meer noodwendige bezigheden, welken my geenen genoegzaamen tyd tot noodige oplettendheid vergund hebben, en onvolkomene kennis in de taalkunde, in aanmerkjng neemen. * 4 Mog-  vin VOORREDE, Mogte het heil van onzen noodiydenden evenmensen, door dezen mynen arbeid, tot Iuifter def Heelkunst, eenigzins bevorderd worden , en de waarheid, boven de onrechtmaarige ontluistering der heelkunffige poogingen, tot redding der elendigen zegenpraalen , dan zou' ik voor mynen arbeid voldaan zyn, A E»  A L GE M EENE INHOUD DEZES MENGELWERK S. EERSTE HOOFDSTUK. Over de voordcelen van het fteenfnyden in twee tyden. . • • Bladz. I. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de hinderpaalen, die zig in de heelkundige bewerking des fteens,kunnen opdoen. . . . . 18. I. De grootte des ft eens, is betrekkelyk tot de grootte van de wond. . a2. u. De xvond in de blaas moet groot gemaakt worden ,■ en op welke wyze zulks best uitgevoerd wordt. . jbid. /3. De ft een moet, ten tyde der operatie , niet met geweld afgehaald , maar het rechte tydftip ? wanneer de wonde door vcrcttering genoegzaam verwyd is, afgewacht worden. . . , . .26. * 5 y- Een  k 1 N II o u D. r Een tangte verkiezen, tot hetuithaalen der fteenen gefchikt, & fa fom. meegevallen allernoodzaakelykst. Bladz. sa" II. ü/m de aigemetnt V0Gr_ zorgen, fa acht neemen : *. Bat de aitdryvfag des fteens, door tnfpuitfagen bevorderd worde. « 0. Wanneer de infpuitingen niet helpen, of alleen voldoen, dan moet het mes, de tang, of beiden te hulp ge. roepen worden, lil. Daar zyn gevallen waarin deze hulp. middelen byna niets afdoen, endaar de lyder bezwyken moet. . . ^ I. Eerfle waarneeming. . Onderzoek des gevals, en onderwerp dezer waarneeming, na den dood. ?« Aanmerkingen betrekkelyk deze waar. neeminn. II. Tweede waarneeming. . , g^, III. Derde waarneeming, ten bewyzedat de natuur hinderpaalen ter afdryvinge des fleem kan ontmoeten, welke voor haar onherflelbaar , maar voor de kunst, tot behoud des levens, enherfïelling der gezondheid, mogelyk zyn, uit den weg te neemen. . . . po Op'.  INHOUD. xï Ophelderingen tot de voorgaande waarneemingen betrekkelyk. . . Bladz. 124. DERDE HOOFDSTUK. Ophelderingen zvegends de verfcbillende manieren van fteenfnyden, van rau, LE DRAN, MOREAÜ, £8 NIïROP. . I43, I. Bewys dat men zig niet altyd aan éêne manier van fleenfnyden houden moet. 168. II. . dat men niet altyd bepaalen kan of 'er meer dan één /leen in de blaas zy, en of ze groot, dan klein zyn. . . . 177, III. ■ Dat de verbetering van de fieenfnytafel noodzaakelyk is. , 181; IV. -—Dat de methode £.yz#flurant, in fommige gevallen, boven het fieenfny den te verkiezen is. . 183. V. Gevolgtrekkingen en befluit der ft eenfnykundige verhandeling. . .186. Waarneeming, en volkomene geneeswyze, eener zeldzaame, en verouderde breuk. zc6. Befchryving eener aanmerkelyke hoornachtige uit'joasfing van de huid, op bet hoofd; en derzelver geneeswyze. , zij^, Brief, over de noodzaakelykheid der kunstbewerkinge , in de knoest- kreeft* of kan.  si! I N H O U D, kanker-gezwellen; of, beste en beproef, de geneeswyze dezer ongemakken: aan eerf vriend, en kunstgenoot, in Noordholland. . . . Bladz. 91$. Brief, of bericht, wegends de afzetting eener vrouwe borst; aan den Heere g. greeve, overgenomen uit de algemeene Vaderlandfcbe letteroefeningen, zesde deel,N°. 3. Mengelwerk bl. 100. tot 110. dienende tot een ricbtfnoer, medeantwoord , en vervolg van voorgemelden brief, ter beantwoordinge aan den bovengemeld den vriend en kunstgenoot , in Noordholland. . . a^ Zeldzaame waarneemingen, van geheele, en ten deele ontlaste , en weder aangegroeide onderkaaken. . a6f,- ü I T-  UITLEGGING VAN DE PLAATEN, DER STEENEN, WERKTUIGEN, BLAAS, BREUK, HOORNACHTIG UITWAS , EN AFGESCHEIDENE EN UITGENO M ENE HALVE ONDERKAAK, Waarvan in deze Heelkundige Mengelfloffen melding gemaakt is. Plaat I. Fig. I, vertoont den fteen van nanninc hui« jiaN; waarvan gefproken wordt van Bladz. 33. tot Bladz. 75, geplaatst tusfchen de tang, welke inzonderheid ter afhaalinge beproefd is : de fteep en tang, beiden ter juifte grootte afgebeeld , worden van ter zyden vertoond ; de (leen, van ter zyden, in opzicht van de, na den dood, in de blaas bcvondene plaatfing: d:e afftand van A. tot B. is circa anderhalf duim; de langte van C. tot D. is ruim i\ duim. De onderlinge, aanmerkelyke afftand der 00gen, eener gevvoone gebogene tang, van E. toe F. zynde ruim 3 duim. G G, de te weinig hol gebogene lepels dezer gewoone tang, ongefchikt ter aanvattinge op hen mid-  *iv UITLEG GIN G middengedeelte en de bekwaamde plaats dezes èi. vormigen fteen; niet in (laat dezelve in zig te cfrnfluiten, bet welk blykt, dewyl de uitëindens der lepelsH, H,te reeht ftaande, van den fteen afwyken ; waaruit noodzaakelyk volgt, dat men met dezelve nimmer in ftaat is, dezen vastbekiemden en omflotenen fteen, afcehaalen, maar dat eene affchuiving der tang, gebeuren moest, zo dra men ze toeneep, en men den fteen tot zig trekken wil» de , waardoor gemelde uitëindens derzelve op een te laag ,en fmalst gedeelte van den fteen affchuivende,belandden,enovermogend weiden teraHiaalinge, alleen door fterke toenyping inftaat, den buïtenften fchors der fteen te verbryzelcn, enten laatften geheei af te fchieten. 0,0,0,0, bpondere indeuking,enone^Fene, kar* lige oppervlakte, ter linkerzyde des fteens, waarin de blaas a!lernaauwst,en vezelachtig gehecht was. Fig. II, vertoont een lbortgelyken fteen A, A, en tang BB, B B,als de voorgaande, en welken fteen men ook niet heeft kunnen af haaien, maar die om de zelfde redenen achtergebleven, en na den dood des lyders uitgehaald is. Ik heb deczelyen geplaatst in deze gewoone tang , welke men in foortgelyk voorwerp zoude moeten gebruiken; om het gebrek der meest gebruikelyke tangen, (gelyk in myn geval te Purmerende) j*an te toonen, 'c welk op 'c zelfde uitkomt. Deze fteen is ook aan het onderfte en fmalstegedeelte afgefchilferd, of de buitenfte ' ichors, door de affchieting der tang verbryzeld, zo als by Fig. IV. ec V. lett. a ,tot //, en y, afge- beeld  van de PLAATEN. Xv beeld wordt: ziet van dezen fteen melding gemaakt bl. 30. wegens 't geval te Gcrm:hem. Fig. III, verbeeld^ denzelfden fteenen tang van fig. L dan, hierin ziet men de tangverbuiging, en ver' betering, welke ik na den dood des lyders, (het. gebrek der tang fig. I. hebbende leferen kennen,) gemaakt heb. Hier uit blykt, dat men ter afhaalingevan zulke eivormige iteenen, eene meer gebogene tang, die om het midden derzei ven fluiten kan ,benoodigd is , waardoor de affchieting belet zal kunnen worden. A,A, toont de juiflé plaats, aan den voor- en achter-kant,(want dezelve wordt van ter zyden vertoond) tot hoe verre de vruchtloos gebruiktctang, fig. I. afgefchoven is, gekneld, en de buitenfte fchors verbryzeld heeft; daar dezelve tot aan B B, had behooren te omvatten, zoude een foortgelyke Steen, (wanneer hy in de blaas los lag,) afgehaald worden. Fig. IV, verbeeldt denzelfden fteen fig. I. er, III. afzonderlyk,van den achterkanttezien ,in zyne natuurïyke grootte, van A tot B. byna 2 duim breed , welke de afftanden zyn die door de blaas-wonde, behalven de dikte der tang zoude hebben moeten doorpasfeeren , en waaruit blykt, de voiftrekte onmogelykheid,terafhaalinge, zonder aanmerkelyke verfcheuring, volgends de berekening der mogelyke blaasfnede, die Profesfor camper, in zyne Mengelftoffen, ons opgegeeven heeft. a, b, c,d, e,ƒ, g, h, h, Omtrek der afgefchilferde, buitenfte fchors, of afgejbrokene fteenlaagen , wel-  fvi UITLEGGING welken zig alhier veel verder, voorde tang vatbaar cn van de wrong der blaas ontbloot, aangeboden hebben, dan, aan den voorkant. Zie fij. V. —— y, Byzondere en diepere uitb: eeking der fteenlaagen, door de affchieting eener kleinere tang , insgelyks vruchtloos beproefd. 2,2, Z, de binnenfte fteenfehors, door verbreeking der buitepfte, ontbloot. Fig. V, verbeeldt denzelfden fteen, fig. I-III. en IV. van den voorkant befchouwd. a,b, r, d, e, ƒ, Afgebrokene en afgefchilferde omtrek, van den fteen, door de afflipping der tang, welke alhier, minder van de wrong des byzonderen zaks ontbloot, door de tang minder, of niet zo verre geneepen zynde, ook minder uitg-rftrekc zig vertoont. gj g->g'g> Byzonder, verder uit, en doorgeneepen gedeelte, van den fteen, en een zelfde arïchilfering , door het toenypen en afflippen eener kleinere tang, 't welk aan de tegengeftelde zyde fig. IV. y. insgelyks vertoond wordt. t,z,K,%, de binnenfte fteenfehors, door verbreeking der buitenfte, ontbloot. Fig. VI, vertoont den fieen, van lucas van der woude,van welken gefproken wordt van bl. po. tot 124. De lengte van A tot B. is u duim,de breedte van Ctot D, 7*. lyn. Fig. VII. en VIII, zyn die fteenen, waarvan camper , in zyne Mengelftoffen, ten voordeele der fteenfnydinge in twee tyden, wegens myne operatien, melding gemaakt heeft, zicbl. 183 tot 188 aldaar. De  van de PLAATEN. xvii De dikte van den gemelden fteen,fig. I.III.IVenV, was if duim; en hieruit, en uit 't geen wy wegens den omtrek, en bygeplaatfte tang, gemeld heb. ben, blykt klaar, dat de af haaling volgends cam. per's berekening, onmogelyk ware, alfchoon de fteen niet byzonder omkleed geweest ware. AANMERKING EN Op de eerjte Plaat. De te rechtftaande ftangen der gewoone tangen , zo ais die fig. I en II. afgebeeld zyn , maaken verbyftering in de beöordeeling, wegens de grootte van den fteen in de blaas, wanneer die omvat is door foortgelyke tang; want de afftand van deoogen derzelve,van Ltot M. Fig.I. verwekt een alleryslelykst vooruitzicht wegends de grootte van den,nog in de blaas verborgenen fteen, indien men hier op niet bedacht is. Het zoude derhalven niet ondienftig zyn, dat men deze ftangen, zodanig liet verbuigen, dat de oogen nader tot elkander komende, men uit den afftand derzei ven, wanneer men den fteen tusfehen de lippen gevat had, konde afmeeten , de hoegrootheid derzelvcn , om daaruit vooraf, met een enkel opflag van 't oog te kunnen weeten, of een buitf-ngewoone groote fteen, by mogelykheid, en zonder gevaar,kan afgehaald worden. Een lyn, getrokken over de geheele fteenslen^te, in deszelfs geheele omtrek, fig. I. IVen V. is ruim 6 duim. ** Eei;  SfVlII UITLEGGING Een lyn getrokken in (Jen omtrek van de breeds te deszelven fteens, welke,als hinderpaal in de afhaaling , in 'c oog gehouden moet worden , is 5J duim. De afftand der lippen van de tang fig. I. van I tot K. (indien de fteen afgehaald zoude worden, behoorden dezelven op eene zodanige wyze hoog geplaatst te zyn) is ïf duim; en een lyn in de groot» fte, en meest hinderende omtrek van dezen fteen en tang, aldus getrokken, is byna 6 duim. Indien men nu dit alles zamen neemt, en daar mede vergelykt, dat geene 't welk Profesfor osm-ter , in zyne Mengelftoffen , bl. 68 en 69 ons medegedeeld heeft, naamlyk, dat in een bejaard maatig groot man, de geheele afftand van de bulbus urethra;, tot ten einde den voorftaander groot is, j| duim, óf al lynen paryfche maat, dat is, van den waterweg. zo verre die zonder bulbus is, en den voorftaander te zamen, en daar by in aanmerking neemt,dat men volgens de fteenfnydings methodens van le dran, le cat, en anderen, niet in ftaat is, grooter wond te maaken dan io| lyn,ry'nl.m. de lyn op van een duim gerekend, dan beprypt men ligt)yk,deonmogelykheid der afhaalinge, van zulke fteenen, in foortgelyke gevallen. Plaat II. Fig. I, is een zeer dikke , flaauw gebogene , korte fnyftaf, fonde, of , conductor, ter juifte lengte en dikte afgetekend, voornaamlyk dienende ter onder-  .van de PLAATEN. xiï derzoekinge van de grootte, plaatzing, en vorde. ring des fteens, na de operatie, door de gemaakte wond , ingevalle der fteenfnydinge in twee tyden. Wy hebben in dit Mengelwerk, niet alle de voordeden, welken men van dezelve hebben kan, aangehaald, noch ook niet, in welke andere gevalle j dit werktuig kan te pasfe komen , en my reeds dikwyls gediend heeft , mogelyk Zal hiertoe eene nadere gelegenheid , zig zelve aanbieden. Deze korte fnyftaf is het, welke ik opzettelyk en veiligheidshalve héb uitgedacht, om aan 't oogmerk van Profesfor camper, (zie zynËd. Menge1 werk, bi. 177.) te voldoen: van dit werktuig hebben wy inzonderheid melding gemaakt op bi. 103. aantekening, N°. 16. Fig. 11, dezelfde Tonde óf conductor, over deszelf* convexe gedeelte befchouwd, teneinde de lleuf, Van A tot B. te zien. C, Is het handvat, 't welk tot aan D plat is; vandaar tot aan A , is hetzelve rond. Fig. IH, is de fieenfny tafel waarvan ik my federd eenigen tyd, in 't Gasthuis alhier bediend heb, van ter zyden befchouwd: deze tafel is zo wel als de voorkant dérzelve , fig. IV, en de grondvlakte, fig. V, verkort afgetekend, dan , om hieraan te vergoeden, hebben wy eene verkorte voetmaat, hier onder geplaatst, ten einde dezelve tafel daarna te kunnen maaken. A tot B ,is de verkorte lengte,' van het blad, waarop de lyders gelegd worden. ** 2 A toe  UITLEGGING ' A tot D, en B tot C, is de verkorte lengte der vier voeten , of ftylen waarop het blad A B. rust, E E, een byzonder, door middel van hengzeis, aan de ftylen der groote fnytafel beweegelyk vastgemaakt^ en vooruit fpringend blaadje, rustende op twee yzèrene ftyltjes F,welke fcharniersgewys beweegelyk, aan den onderkant van het blaadje E, moeten vastgemaakt worden, en met haare uitëindens , fchuins rusten in uithollingen aan den voorkant der ftylen, a, a, fig. IV, en aldaar door wervels verzekerd, en voor uitwyking belet worden. Fig. IV, verbeeldt dezelfde tafel van den voorkant te zien. Fig. V, verbeeldt de grondvlakte der tafel, door de het onderst bovengekeerde voeten derzelvefl,*,^. Fig. VI, de afbeelding der blaas, welke na de doorfnede omgekeerd, of het voornaamst gedeelte binnenst buiten gekeerd, vertoond wordt, en waarvan gemeld is, van bl. 130 tot bl. 134. A A; een gedeelte van het buitenfte van den bodem der blaas. «,a,a,«,a, Het binnenfte vlies der blaas. b, b, b, Sterke colommen en plooijcn,welkt n men allerwegens aan de inwendige oppervlakte dezer blaas aantreft,en die ik menigvuldig in de blaazen van Iyken heb waargenomen , fchoon van menfchendie nimmer eenig ongemak,of vreemd lichaam in dezelve gehad hadden.  van de PLAATEN. xxi c, c c c,c,c,c,c, Zakjes of celletjes welken men aller» wegens in deze blaas aantreft , uit de in één plooijing der colornmen geformeerd. d, d,d, Aanmerkeljker colommen in het meer bovenft en boderngedeelte. e, Byzonder gat, van het hol, of zak, in he» puntig, boven het fchaambeen opryzend, bodemgedeelte der blaas. ƒ, Het uitwendige, puntig, boven, of bodems, uitpuilende gedeelte der blaas; of byzonderzaksgewyze aedeelte, welk van het gat in het midden der inwendige oppervlakte, e, begint. g, g,£,g, Rand> of wrong, rondom het gat van den zak, welke met meer fterke fpierachtige vezeïen dan gewoon, voorzien is. AANMERKINGEN Op de tweede Plaat. De tafel welke alhier afgebeeld is, is zyne verandering, en verhooging,' zo aan myne ondervindingen,wegens het gemak der hooge plaatzing des lyders.tot het doen der operatie, gedeelteljk verfchuldigd, als gedeeltdyk, en wel eerst,en voor» naamlyk aan de mededeeling, wegens de gemaklykheid,en zekerheid ter ruime openinge der blaas, des Heeren camper. Naderhand, en wel by gelegenheid eens heelkundigen gefpreks, met den Heere j. martens, werd ik meer tot de verbetering opgewekt , in** 3 zon-  xx'i UITLEGGING zonderheid wegens hetgemak,'t welkzynEd.te recht voorönderftelde, dat men in de bewerking hebben konde, indien men de hand, welke het mes beftiert, tegen een ander vast lichaam konde (leunen .waartoe zyn Ed. daarenboven htt overeind flaande poftuur des heelmeefters, verkoos; doch 't welk ik wel dra bevond, niet wel uitvoerlyk te zyn , toen ik zulks aan lyken beproefde» behalven dien, zo moet in dat geval de fnytafel veel hooger zyn dan onze afgebeeldde, en dit maikt te veel verhindering in de afhaaling van den fteen, dewyl men als dan met de tang, door de handen opwaards te heffen, in de blaas moet zoeken, dat zeer ongemaklyk en hinderlyk is; want om aan het oogmerk van camper, te voldoen,en deinfnyding als naar de navel te richten, moet men het perineum des Iyden, zo niet hooger, ten rrtinften met ons oog,in hoogte,gelyk ftellen. Ondertusfchen maakte my deze zamenfpraak, op middelen bedacht, ten einde den uitvoer dezer bewerkinge, alle mogelyk gemak by te zetten; hier van daan is het,dat de tafel met een laager, en beweegelyk vooruitfpringend blaadje, waarop de arm onwankelbaar rusten kan, voorzien is: dit fteunpunt bevyligt den fteenfnyder, tegen den aanval, of drang, der, fomwylen , menigvuldige, en hinderende aanfehouwers; - men is hierdoor in ftaat den arm zodanig vast te zetten, dat men veilig infnyden kan, offchoon men al eens door onmiddelyke aanraaking van helpers,of aanfehouwers, gehinderd werd. Op  van de PLAATEN. xxiit Op deze manier is men even veilig , als den Heere de wenzel , in hec doen der hoornvlies doorfnydingen: deze, voorzichtige oculist plaatst zyn knie, door den voet op den ftoel des lyders te zetten, zodanig , dat de elleboog van dien arm, welke het werk doen moet, op de zelve kan rusten, en de hand op een bekwaamehoogte om het mesje te beftuuren, geplaatst hebbende, ftelt hy dezelve hierdoor, niettegenftaande geringe aanroeringen, of beweegingen des lyders,vast, en veilig. Indien men op foortgelyke tafel fnydt, zonder gemelde fteunpunt, gelyk men doet, als men zulk eenen niet by de hand heeft , dan is men nimmer in ftaat voor den arm eenige onderfteuning te vinden : hec is waar, en ik moet bekennen,dat ik zonder gemelde voorzorg, nimmer eenige hinder, in het doen myner infnydingen ontdekt heb, ook dat ik altoos inftaat ben, om myne hand onwankelbaar te houden , dan dewyl men nimmer te veel voorzichtigheid gebruiken kan, ende-zwaarigheden niet ongegrond, en 't gemak zeker verkiezelyk is; zo heb ik hiervan reeds verfcheidene maaien met een goed gevolg , gebruik gemaakt.— Op deze wyze, kan ik, onverfchillig, op een of beide knieën rustende, my zo gemaklyk voor den lyder plaatzen, en de operatie uitvoeren, als ik zelf begeere. Plaat IH  XXIV UITLEGGING Plaat III. Fig. I. Afbeelding der zeldzaame en verouderde breuk, zie bl. 206 tot 213. A. de verouderde breuk zo als de lyderes dezelve verfcheidene jaaren lang gedraagen heeft. B. de rand van het darmbeen- C. de buik. EE. de linker dye. F. het byzonder uit de breuk uitgezakt en ontbloot darmgedeelce, over de dye nederhangende, of op dezelve rustende ,gelykende naar een roode vleezige klomp. a, a, a, Eene geëxulcèreerde oppervlakte der bekleedzelen. b, b,b,b, De uiterfte rand dezer exülceratie. c, c,c, De benedenfte rand derzelve. a,é,c,Maaken zamen een foort van ring of koord, waardoor de darm F, dikwyls bekneld werd. Deonderfte rand, c,c,c was met de breukF,verëenigd, en hierdoor is het ingebogen of ingetrokken Jidteken na de geneezing ontdaan. d, Een fistuleus gat , waardoor zig veel drekftoffen ontlastte. Fig. II. B, Verbeeldt de verouderde breuk, na de geneezing, zie bl. 210. A,A, Het lidteken, van het gat, waardoor het byzonder darmgedeelte fig. I, lett. F, is binnen gebragt. C, Het darmbeen. D, De dye. Plaat IV.  van de PLAATEN. xxv Plaat IV. Fig. I. A A. De byzonder van de EuropeaWen zeer verfchillende hoog opryzende gedaante, dezes vrouwenhoofds, benevens het korte agterhoofdB. CCCCC, het hoornachtig uitwas , byna op het midden gedeelte des hoofds, van eenen breeden grond, puntig opwaards ryzende: zie dit geval befchreeven,van bl. 214, tot 218. Fig. II, Het byzondere hoornachtige en overlangs doorfnedene uitwas, van het Cranium afgefchild. a, a,a, Het Pericranium. b, bt De cellulofa tusfchen deze en decutis,wel« ke in c,c, vernietigd is, zodanig dat a en c met de huid een lichaam geworden is, uit welke laatfte de tepelachtige uitgroeizeis voordkomen. ƒ,ƒ,ƒ, De wortels van dit hoornachtig uitwas, ■waren dus ook alleen gehecht in de huid , even gelyk dat van den Heere <;. greeve, medegedeelt in 't Zeeuwsch Genooffchapyg. Deel bl. 242. d, d, Het middengedeelte dezes uitwas, is weeker dan het overige, en eenigzins mergüchtig. e, e, Het bovenfte of uiterfte gedeelte , is het vaste en meest in een gedrongene, alleen, gelyk ook de buitenfte omtrek dezes uitwas, C. fig. I, ■ hoornachtig hard. Fig. III. De uitgenomene linker helft der onderkaak, van jan roezinic, zie bl. 265. tot 268, van de buitenfte oppervlakte te zien. at Het ongefchondene knokkelachtige uitfteekzel. b. Het kraaijefibekswyze uitfteekzel,het welk door afbladering gefchonden is. f, c,c, Soortgelyke af bladeringen. 9»% didydyd^dydydi  xxvi UITLEGGING van de PLAATEN. dfdtdfdjdfdyd. Gecariëerdeplaatzen,aande buitenfte oppervlakte der kaak. % IV. Dezelfde linker helft der kaak, maar van de binnenfte oppervlakte te zien. e,e,e,e,e. Gecariëerde plaatzen aan de binnenfte oppervlakte. ƒƒ,ƒ. Dezelfde afbladeringen als aan de buiten■ fte oppervlakte. g, De binnenfte ongefchondene oppervlakte , van het knokkelachtige uitfteekzel. h, Het afgebladerde kraaijenbekswyze uitfteekzel.  DRUKFEILEN. Bladz. 43. reg. ao.fiaat,vaders; few, vader. —— 84 — 16. dat ik iets — dat ik iets doch met, met. ——- 115 — 7 hebben. —— hebben? ■ 119 — 6 23 en 24 22 en 23. , 144 — 5 aan 'c eind der parag, moet bygevoegd worden , de zinfluitingj is ontwyfelbaar. —— ïj8— 8J1Mj:Rau, lees mokeau. ■ 162 — 13 *— a ■— en. ■ 163 — 22 <— vermeid — vermeldde. • wordt, • • 168 —— 17 —— hier — hierom. ■ 224 — 8 vleeschjyke— vreeslyke. ■mi 243 — 1 —— op verhard — of verhard» De Plaaten moeten achter deze Mengelftoffea geplaatst worden.  Natuur, ook Kunst, en Staal; Gewezen menig Kwaal.  H E E L K U N D I G E MENGELSTOFFEN. EERSTE WAARNEEMING, Wegens bet gebruik der Spir. Sal. ammon. c. c. viva, tegen een Ulcus phagadenicum. ^rm, « . ♦ j.... van Gouda , oud 23 Jaaren, kwam den i5den November, 1783, in ons Hospitaal, met een Ulcus phagadenicum aan het linker been, welke het vel, vetvlies, een gedeelte van de kuitfpier, en de geheele Pees van achilles vernield had —— alle aangewende en meest in die gevallen gebruiklyke middelen, waren vooraf, en ook fommigen onder myn opzicht, vruchtloos beproefd —— Het DecoSl. cort. peruv. en een foortgelyk afkookfel van den willigenbast, uitwendig aangelegd, en dat my anders, in zeer vet le gevallen, van uitfteekenden dienst geweest is, was nu alleenlyk in ftaat de pynen draagelyker te maaken, maar niet vermogend genoeg om te beletten, dat de verdere ornvreeting en vergrooting der zweer geenen ftand hield. A Het  BÏBtKtï»BIGl Het inwendig gebruik van de Cort. peruv. met Opium , offcboon in eene genoegzaame hoeveelheid , en van langzaamerhand opgeklommen, baatte niets, en noch de in- noch de uit- wendige hulp. middelen hadden den X5den December, iets voordeeiigs ten gevolge : hierom verbond ik de Lyderes , tweemaal daags, met het water van m. martinet, en daarna bevond ik haar den 16den en 17den dito iets beter: de zweer zag minder miskleurig, en in het midden derzelve befpeurde men, een meer naar zuivere etter gelykend vocht, het welk naar het inwendig gebruik der Sp. fal. amm. c. c. viva in eene goede witte welgebondene etter veranderde. De Lyderes klaagde dat dit hulpmiddel , tot ruim een uur na de verbinding , zeer veel pyns verwekte, welke echter daarna verdween , en geene verdere onaangenaame aandoeningen meer veroorzaakte. De omftandigheden van het zorgelyk ongemak fcheenen my toe te vëreifchen, dat de hoeveelheid van Spir. fal. ammon. cum c. v. vermeerderd werd , en het was ook hierdoor dat ik een ge» Wenscht gevolg ondervond , zonder dat de pynen verzwaarden ■ ■ Ondertusfchen was ik genoodzaakt , den 2yften December, na dat ik reeds een deel Sp. /. a. c. e. v. tegen drie deelen regenwater ingelegd had, met bet gebruik deezes middels opte-  mengelstoffen. 3 tehouden, niettegenftaande de uitwerking allerge. wenscht was, om dat de klagten der Lyderesfe, wegens de koude aanlegging, zo dringend waren, dat ik niet voorby konde haar verzoek ter aanlegginge van een minder fchrikverwekkend middel, toete» ftaan , en hiertoe verkoos ik weder het Deco&, cort. fa/icis, Haare zieklyke omftandigheden verergerden, €n niettegenftaande het gebruik der Kina vermeerderd werd, namen haare krachten in korten tyd zodanig af, dat zyden 8ften January, 1784, overleed. TWEEDE WAARNEEMING, Wegens bet gebruik der Spiritus falis ammoniaci cumcalce viva parati, tegen verouderde zweiren aan de beenen. J" n ...., tusfchen^oenöojaaren oud,had, federt eenige jaaren , aan pynen in armen en beenen, welken uit onbekende oorzaaken ontftonden, doch die voor het meerendeel van eenen jichtigen aart fcheenen te zyn, gefukkeld. Vier jaaren vóór dat zy op het verband ïn ons ziekenhuis geplaatst werd, f17 December 1784,) was zy aanhoudend, regelmaatig, en op verfchilA a len-  HEELKUNDIGE lende wyzen behandeld, door een'Heelmeeffer, die geene middelen onbeproefd gelaaten had, om verfcheidene vuile , fpekkige zweeren, aan beide de beenen, met verharde eeltige randen rondsom voorzien, inzonderheid een aan het rechter been, ter plaatze en in den omtrek van de Malleolm internus osfts tibi<$, ter grootte van eenen handpalm, te geneezen. Ik oordeelde den ss^January, 1785, na haar insgelyks tot aan dien tyd, op de gewoone en bekende wyze, zonder eenige verbetering, behandeld te hebben, de Sp. fal. amm. c. c. v.p. ter beproevinge tot de geneezing over waardig, en wy begonnen dezelve te gebruiken, op de wyze waarop m. mar tinkt, dit middel tegen den kanker aangepreezen heeft, naamlyk, de plukfelwieken en compresfen daarin nat te maaken. Tot aan den o^n April was ik genoodzaakt, met het gebruik deezes middels, (langzaamerhand verüerkt, tot één deel Sptriius tegen twee deejen waters,; aantehouden, eer de zweeren volkomen gezuiverd, en met de oppervlakte van het vel, in den omtrek, gelyk begroeid waren, en ik gefchikte gelegenheid had, om de velmaaking met hetvelmaakend middel schligting te beproeven; oiftchoon verfcheidene kkj^ zweeren, hiermede, in grootie reeds vèel verminderd waren, en het groot-  MENGELSTOFFEN. g grootfte Ulcus aan hec rechter been, veel verkleind was. Sommige kleine zweeren aan 't linker been, Waren vroeger geneezen, alleenlyk door het aanhoudend gebruik van gemelden gedilueerden geest, met die oplettendheid, dat ik de Sp. fal. amm. c. C. v. in minder hoeveëlheids gebruikte, naar maate de geneezing naderde, of de vel maaking vorderde. Staande den tyd dat deeze Lyderes in ons ziekenhuis was, werd er naauwkeurig achtgegeeven op de toediening der inwendige geneesmiddelen, welken in den beginne beftonden, uit een gewoon Decotl. cort. peruv. eerst met twee dragmen Sp, fat. amm. c. c. v.p. 's daags; vervolgends,(den 2often December, 1784,) met een half unce; den 26fteii dito met zes dragmen, en den 31^ met één unce, Waarmede zy aangehouden heeft , tot den aóftea April des volgenden jaars» Staande de gemelde behandeling, en geneezing der zweeren, had onze Lyderes plaatslyke pynen, en knobbelige zwellingen in de onderarmen, waartegen een koude ftooving , van gelyke deelen Sp. f. a. e. c. v. en water, met goed gevolg en herftelling gebruikt werd. Vóór het begin van de maand Mei,i7&5, was onze Lyderes volkomen geneezen , en verliet oni Hospitaal gezond, A 3 DER.  HEïLRÖSDlfl! DERDE WAARNEEMING,. Wegens eene Venerïjche neus- en Up-zwetr. jftk, . de Vs- had langen tyd aan Lues venerea, en eene kwaadaartige uitwendige, voordvreetende neus- en lip-zweer gefukkeld, eer zy, den csftea Fehruary, 1785, tot ons ziekenhuis toevlucht nam. De rug, en vleugels van den neus, zo wel als de bovenlip, waren geheel ge'èxulcereerd, zeerpynlyk en door veele mercmïale fmeeringen, pleister» enz. vruchtloos behandeld. De gewoone inwendige middelen tegen de venusziekte, baatten niets tegen gemelde zweeren, zo min als de uitwendige plaatsmiddelen van denzelfden aart, voor en alëer ik tot de Sp. fal. amm. c. c. v. toevlucht nam ; dan van toen af veranderden dezelven zodanig ten goede, (offchoon ik niet meer dan de voorgefchrevene hoeveelheid van M. marti NEt gebruikte, ter bevochtiginge van plukfelwieken en compresfèn , waarmede het ongemak gedekt werd,) dat de volkomene geneezing, van den *aden tot den 2 6ften Mei voltrokken werd, en zy,kort daarna, zonder eenig venerisch overblyvend kenteken, volkomen gezond, ons ziekenhuis verlaaten konde» pee»  MENGELSTOFFEN» f Deeze Waarneeming bewyst mede ons aangenomen gevoelen, (zie myn 2de Deels ifte Stuk ^inzonderheid wegens veele uitwendige ongemakken, overblyffels van venerifche befmettingen , welken niet door die fmet, maar door eene zuure verbastering der vochten onderhouden, ongeneezelyk, en fomtyds doodlyk gemaakt worden, indien men dezelven als venerifche blyft befchouwen en behande* len , zonder daartegen Akalia volatilia, aantewenden: ondertusfchen kan ik niet voorby, hier aan» temerken, dat men in fommige gevallen van zweeren, en andere nagebleevene ongemakken, na eene langduurige venusziekte, met het evengemelde middel, alzo weinig ter volkomene geneezing flaagen kan, als door het aanhoudend gebruik van in- en uitwendige kwikmiddelen ; het zyn die gevallen weiken by den uicflag leeren, dat de venusziekte verzeilende, of alleenlyk nog overgebleeveneontaarting der vochten, van geenen zuuren aart is, en des door geene Akalia, gepaard met Mercurialia, of alleen, kan weggenomen en geneezen worden5 maar dat er eene ontaarting der vochten van eenett anderen aart , by voorbeeld Scorbutique bygeko» men of overgebleeven is, welke door zuure plaats* middelen en inwendige toediening van Kina mee Sp. vitrioli, of iets dergelyks , moet overwonnen wor den;vpor het uitwendig gebruik, heb ik insgelyks de Sp. vitrioli, met water verflapt, en A 4 in  8 heelkundige in die hoeveelheid aangelegd dat het eene draagelyke prikkeling, maar geene pynen van aanbelang, verwekte, allervoordeeligst bevonden ; en daarna veele geneezingen zien gebeuren, naar bevinding der gevallen, met, of zonder byvoeging van kwikbereidingen , inwendig. _ VIERDE WAARNEEMING, Wegens het nutloos gebruik van de Spiritus filig amm. cum c. viva tegen eene venerifche zweer. p J- m. ... was aan verfcheidene hardnekkige en verouderde Sipbilitifcbe ongemakken onderhevig geweest , eer by, (den sa*™ Maan, 1785,) zig ter onzer hulpe begaf. Rondsom den Anus was eene pynlyke ontfteeking welke zig uitbreidde naar de rechter bil , alwaar eene aanmerkelyke vuile, rottige zweer, ter grootte van eenen handpalm gevonden werd, welke op onderfcheidene wyzen, door verfchillende kwikzalven, en andere plaatsmiddelen, (taande den tyd dat hy inwendige kwikbereidingen gebruikt had was behandeld, en nietalleenlyk blyvenftandhouden maar,  MENGELSTOÏFfcN. p maar, desnicttegenftaande , van tyd tot tyd verergerd. De Sp. fal. amm. c. cake viva, met welke ik ten dien tyde bezig was in verfcheidene gevallen proeven te neemen, fcheen my toe een gefchikt middel tegen dit uitwendig ongemak te zyn, althans ter beproevinge tot de radicaale geneezing, achtte ik het dubbel waardig, ter oorzaake van veele weluitgevallene geneezingen, met deezen Alcalifchen geest. Dan, ondanks de trapswyze vermeerdering van denzei ven , onder het water waarin de wieken en hec overig verband nat gemaakt werden, tot dat men eindelyk Spir. f. a. c c. v: aq. comm. a. p aeq gebruikte, nam de zweer in grootte niet alleenlyk toe, maar het was daarenboven niet mogelyk, den voordkruipenden, gangraeneufen kring, paaien te ftellen, veel min te doen affcheiden. De Heer van ericiem , oordeelde met my dit geval van dien aart, dat de falivatie onöntbeerelyk was , waarin wy ons oogmerk bereikten , door eene meer dan gewoone ingeeving van kwikmiddelen, én uitwendige kwikfmeeringen; terwyl ik imusfchen het Ulcus gangraenofum ex caufa yenerea, liet bedekken, of alleenlyk verbinden, met gort, die zeer lang, en met eene ruime hoeveelheid Aq. phagadenica gekookt, eo tot pap A 5 be-  10 HEELKUNDIGE bereid was, en welke in zeer veele Venerifche zweeren van uitfteekenden dienst is , als men ze enkeld om of over het deel en de zweeren legt, zonder dezelven met iets anders te dekken: de be« kleedzelen van 't hoofd , door huidziekten , van eenen venerifchen aart, aangedaan, heb ik menigvuldig, onder het gebruik van deeze pap, om en over hec geheele hoofi gelegd, zien geneezen. Met de kwyling en gemelde uitwendige behandeling, gingen wy voord, van den 13*»» April tot den 7den Mei, in welken tyd de pynen, de verftorven rand , en ontfteeking in den omtrek van den Anus, verdweenen waren , en de zweer kleiner begon te worden. Na dat de zweer gezuiverd, en aangevuld was, formeerde zig het lidteken van dag tot dag aanmerkelyker , naarmaate de kwyling verminderde , en eindelyk geheel ophield — Ik had geene andere middelen dan gemelde pap noodig, om de volkomene geneezing, welke den 1ften Jurjy piaats had> uitcewerken. N Hec blykt dunkt my van achteren, dac de Sp. f. a. c. c. v. in die geval van geenen dienst geweest is, om reden dat hetzelve alleenlyk van eenen ve. nerifchen aart was, en geene andere verbastering der vochten van eënen zuuren aart daar by plaats had m welk geval anders, dit middel te ltade komt; doch  MENGELSTOFFEN. lï doch 't welk, vooral in de meeste gevallen, niet kenbaar te onderfcheiden is. Soortgelyke gevallen, heb ik flaande de beproeving der Sp. f. a. c. c. v. meermaals aangetroffen, doch welken ik, om reden dat ze minder aandacht dan 't gemelde verdienen, achterwege gelaatehheb, ten einde niet onnoodig tyd te verfpillen •, genoeg is het, dit geval opgegeeven te hebben, om aantetoonen dat dit middel niet in alle, maar alleenlyk in die gevallen flaagt, alwaar de ongemakken, of geheel of ten deele door eene tegenftrydige vochtsverbastering voordgebragt zyn, of gaande gehouden worden, en wel door zulke, tegen welken Alcalia tegengiften zyn. INSPECTIO ANATOMICA. Van een nieuw aangegroeid, aanmerkelyk onderkaaksgedeelte. rjfjs er ooit eene ontleedkundige onderzoeking ter mededeeling eener Heelkundige waarneeming, ten einde het ongelooflyk heelvermogen der wonderbaare Natuur, zelfs in het voordbrengen en wederaan* vullen van nieuwe deelen, in vollen glans, ten toon te  12 HEELKUNDIGE te (preiden, het licht gezieü heeft, bet geval % welk wy thans mededeelen zullen , verdient, zo wy vertrouwen, niet onder de minst aanmerkel'yke, gerangfchikt te worden; althans dit is het gevoelen van veele der beroemdfte Ontleed -Genees -en Heel. kundigen , welken reeds deeze Ontleed-efl heel-kundige waarneeming, vóór de gemeenmaaking, gekend hebben. Deelde ik in het eerde deel myner Heelk. Mengel. 'Poffen, bladz. qói, tot 205 , eene waarneeming mede , ten bewyze dat de Natuur beelkracbtig is, wanneer de Kunst bezwykt, niet weinig fmarts had ik, te laat te verneemen, dat de man vanwien ik de waarneeming mededeelde, ia het begin van % jaar 1785, aan eene ziekte van weinige dagen, overleden zynde, zonder ontleedkundige onderzoeking van zyn lyk en nieuwaangegroeide kaak , ten graave belïeld was: immers voor my in hec byzonder, en om de aangelegenheid der Heelkundigen in het algemeen, ware het der moeite overwaardig geweest, dit geval natefpooren , en het der wereld medetedeelen. Thans evenwel heb ik het genoegen, 't gemelde verlies eenigzins vergoed te zien, door het geval van jan roezink, zie gemelde Heelk. Mengelft. bladz. 265 , m a(58 , volkomen, en na een ontleedkundig onderzoek na den dood, te konnen mededeelen. Ge-  mengelstoffen, ij Gemelde roe zink, leefde' tot aan den io(1e» Maart, 1786, in zulk eene volkomene gezondheid, als een man van zyne jaaren immer verlangen konde, en had zyn post, als nachtwacht, tot dien tyd, zonder hinder waargenomen. Den 11 dito daaraan volgende, werd hy ziek, en nam,in korten tyd, zodanig in krachten af, dat hy den 20(len overleed. Den aiften dito bekwam ik deswegen bericht, en, na veel moeite, de gelegenheid, om de kaak van deezen mynen Lyder, uitteneemen. Ik had hierby het voorneemen, om zulks naauwkeurig en ontleedkundig te doen; dan, er deeden zig omftandigheden op, welken my, onder de uitvoering, fpoedig van voorneemen deeden veranderen, en alleenlyk gelegenheid verfchaften om met verhaafting, de kaak, zonder te fchenden , uictefchillen; waartoe ik niet weinig moeite had, om dat het aangezicht in die gedaante moest bewaard worde, als of er de kaak niet uitgenomen was, temeer dewyl de tendineufe aanhechting aan het ProceJJus eoronoideus ongemeen fterk.en meer dan natuurlyk met dit uitwas verbonden was, zo dat ik ongelooflyk veel moeite had, om deeze vasthechting te ontwikkelen. Gaarne had ik eene anatomifche nafpooring gedaan, ten einde eene naauwkeurige afbeelding en befchryving der fpieren, en van de geleding met bet  *4 WEBLKUNDJGK het flaapbeen medetedeelen ; dan, dewyl het wonderbaare heelkrachtige der Natuur, alleenlyk in den nieuwen aangroei der kaak doorftraalt, en de Heelkunst het meest belang heeft in het veel vermogen der Natuur, boven dat der Kunst, het welk voor het minst de Heelkundigen bedachtzaam maakt, om foortgelyke gevallen niet roekelooslyk en wanhoopig voor ongeneezelyk te verklaaren, en het ongemak 't welk deLyder geleeden had, alleenlyk tot het beengeftel, en wel byzonderlyk tot de onderkaak behoorde, zo dacht ik dat deeze waarneeming niets van haare waarde verloor, offchoon ik niet in ftaat ware, de fpieren, en andere belendene deelen, in die van den natuurlyken veranderden ftaat, te vercoonen; maar desniettegenftaande overwaardigbleef, medegedeeld te worden. Na eene voorzichtige uitfchilling en verdere nafpooring, vertoon Je zig de kaak PJ. I. fig. I. en II, in deezer voege. Fig. I: de kaak is tot deeze tekening aldus geplaatst, dat de inwendige zyde van de oude kaak gezien kan worden , terwyl men het nieuwe kaakgedeelte van de uitwendige zyde befchouwt, waartoe het gewrichtsgedeelte k. k. k. k. of uiteinde, ter aftekeninge plat en uitgeftrekt is nedergelegd.. a. b. c. d. e.f: het rechter gedeelte van de onderkaak , het welk na de affcbeiding van de linker helft  MENGELSTOFFEN. 15 helft overgebleeven was, en met het laatstgemelde op de hoogte van d. g. h. b. weder zamenvereenigd is, van de inwendige zyde te zien, en waaromtrent niets byzonders aantemerken is, dewyl. dit gedeelte zig in volkomen gezonden ftaat bevindt; alleenlyk oncbreeken er eenige kiezen en tanden, 't welk niet vreemd is by eenen man van die jaaren. De vereenuing van het nieuwe linker kaakftuk met het voorgemelde, is zo naauwkeurig, dat er geen ander kenteken van aangroeing te vinden is, dan de aangetekende lyn of ftyl,£. b,en 'tknobbelachtig uitfteekfel y\ voor het overige fchynt het, als of het nieuwe linker kaakftuk,;. ii i. i,een waar verlengfel of vervolg van het rechter gedeelte is£ terwyl k. k. k. k., een byzonder los ftuk been zynde, een verlengfel fchynt te weezen van een vast, band, leder, of peesachtig wezen, /. /. 1.1.1.1. 't welk tusfchen het fpitfe uiteinde /. i. en't puntig beginfel van het gewrichtsgedeelte k. k. gevonden wordt, het welk de Natuur, (door welke oorzaaken is onbekend,) ter beenwordinge meer begunftigd en voltooid heeft, dan het gemelde weekere middenge» deelte. m: het Procesfus coronoideus , eenigzins langer en breeder dan natuurlyk. ».• het onregelmaatige Procesfus condiloideus , het welk met eenen aanmerkelyken cartilagineufen korst bedekt was. 01  ld HEKLRUNDIÖR o: de halfmaanswyze uitfnyding tusfchen de twee gemelde gewrichcsuitfteekfels, welke eenigsins vati de gezonde zyde j>, verfchilt. q: een kleine verhevene beenige uitgroeing. r: een fleuf, of onvolmaakt gat, waarin de bekende vaten en kaakzenuw geplaatst geweest zyn, of doorgang gehad hebben. /. /. /. /. / /; het band, leer of peesachtig wezen, of de plaats alwaar de Natuur, zo het fchynt, te kort gefchoten is, om de beenwording verder voordtezetcen, dan tot den ftaat van lederachtige vastheid, is in zynen natuurlyken ftaat naauwkeurig bewaard, en zo naauw verbonden en vastgehecht met de fpitfe beenige uiteinden, ;. i, k. k.óat dit alles zamen één lichaam fchynt te zyn: ondertusfchen is het geheele gewrichtsftuk of uiterfte helft des nieuwen ftuks , door gemelden band , pees, of lederachtige verëeniging, zodanig los, dat hetzelve, wanneer men- de kaak by het oude ftuk opligt, flip nederhangr. s: een klein lcherp uitfteekfel. Fig. II. a a.a.a.a: de uitwendige oppervlakte derzelve kaak , of van dat rechte halve kaaksgedeelte, het welk, na de affcheiding van het linker gedeelte , (zie Pl. IV. Fig. III, iv. van myne Heelk. Mengelft. i. DJ overgebleeven, en met het nieuwe ftuk by weder vereenigd is. Ten  MENGELSTOFFEN. Ten opzichte van dit beengedeelte vallen geene dan ontleedkundige, aanmerkingen te maaken, des zullen wy ons daarmede niet ophouden, vooronderflellende dat onze leezers geene bekende ofteologifcbe aantekeningen noodighebben; alleenlyk merken wy aan , dat dit kaakgedeelte rqeer dan gewoon breed js» inzonderheid vooreen' man van die jaaren, Alles wat zig van b, tot c. d9 bevindt, is dezelfde nieuwaangegroeide linker helft der kaak, welke wy fig- befchreeven hebben. e.f.g. b. I. m: het lederachtig, tusfehenbeenig, taai weeffel , waaraan vastgehecht, of zamangegroeid en vereenigd is, het uiterfte of bovenöuk e. d. i. L het welk alhier van de inwendige zyde vertoond wordt. v: het meer dan natuurlyk lang en breed ProcesJus coronoideus. d: het onregelmaatige en tegennatuurlyk kort en klein gewrichtsknobbeltje, Procesfus condiloideus, met deszelfs kraakbeenige vlakte, n. k: de tegennatuurlyk korte afftand van de twee gemelde gewrichtsuitwasfen. o: het gat, alwaar de Natuur een begin fchynt gemaakt te hebben om dat bekende onderkaakskanaal te maaken, het welk, in den gezonden en natuurlyken ftaat, eindigt in het Foramen menti. p. hier ondertusfehen, daar de Natuur in gebreken geB blee:  |t» HEELKUNDIGE bleeven is, deeze helft der kaak volkomen te voltooien , eindigt hetzelve aan de buitenfte oppervlakte in een fleuf, Fig. I. r. alwaar de vaten en kaakzenuw doorgingen,, verder in de (trekking des nieuwen kaaksftuks afdaalende. q. q: het linker kinftuk, het welk in g. h. met het lederachtig weeffel vereenigdis, en met hetzelve ée'n lichaam maakt; van den bovenkant, en uitwen* dige zyde te zien. 2ie daar, zo wy in onze meening niet bedroogen 1 zyn, een allerzeldzaamst geval, 't welk niet nalaaten kan, by veele kundigen, verwondering te baaren, zo r.aauwkeurig als mogelyk was, medegedeeld — veele foortgelyken by de fchryvers van waarneemLngen optefpooren en te vinden , zal voor het minst allermoeielykst zyn: misfchien is er geen, volkomen gelyk, te vinden, althans niet zulk een waarvan het bewys, van den nieuwen aangroei der J.en fcheenen eene wenschte uitwerking te hebben} immers de bioe- ding  MENGELSTOFFEN. ^5 ding verminderde van dag toe dag, en de eetlust werd merkelyk opgewekt, zo wel als de krachtea gradaiim toenamen. De pynen in den onderbuik bleeveri ondertus* fchen onverminderd aanhouden, ook viel haar fom» tyds de waterloozing zeer moeielyk,zo zelfs, dat ik eens genoodzaakt was de Catheterimus in 't werk te (tellen, offchoon ik èr weinig waters door ontlastte : in deezen toeftand bleef onze Lyderes eenigen tyd , tot dat eindelyk alle aangewende vlyt, door inwendig toegediende hulpmiddelen, vruchtloos bevonden werd, wanneer zig op nieuw eene he« vige bloedftorting verheftej eene bloedftorting welke in korten tyd meer krachten wegnam, dan mea door toegediende geneesmiddelen, en krachtopbeurend voedzel, had konnen winnen; temeer, dewyl ct zig by deeze bloedloozing eene (terke diarrbxa voegde, verzeld van walging en afkeer van fpyzen —in deeze omftandigheid appliceerde men, by aanhoudendheid, op den onderbuik en over de fchaamdeelen, doeken, nat gemaakt in koude azyn, en gaf haar, op aanraaden van bovehgemelden Genees, heer-, de genoemde inwendige geneesmiddelen * hierna werd de bloeding minder, echter hield dezelve niet geheel op, het welk van dat gevolg was, dat door de aanhoudende, fchoon geringe bloedloozing , de krachten byna geheel bezweeken — de bloedftorting verhief zig, den iad«a December, verzeld B 5 van  van hevige pynen in den onderbuik, zodanig, daê de ruime toediening van het Opium, onzen Geheesheer aliernoodzaakelykst toefcheen: de bloeding ondertusfchen fcheen hierdoor eer vermeerBerd dan verminderd te worden, zo dat de Lyderes,1 den is^en, in eenen gevaijr]vk£n en zorgelvkeQtoefrand geraakte. In deeze omftandigheid fchoot nïets beters, ter bloedftelpingè, over, dan eene zachte, echter genoegzaam fieunende opvulling der Vagina, of infpuitingen te doen met Alcohol vini: het eerfte oordeelde ik best te zyn; ook had ik meermaalenhiervan het gewenschte gevolg gezien, fchoon het by fommigen, inzonderheid wanneer de Vagina zeer verzwakt is, en de bloeding lang geduurd heeft, wel eens wat pynlyk, althans zeer ongemaklyk valt j ik ben zelfs eens, in foórtgelyken gevalle, genoodzaakt geweest, Da vier-en-twintig uuren, eene, naar de ruimte en iangte der Vagina gerichte fpo'ns en ïngebragt plukfel, om reden der hevige fmarcen, wegteneemen: de bloeding ondertusfchen, die vee. le jaaren nu min, dan meer, aangehouden had, en vdór deeze behandeling geweldig en allergevaarlyLst geweest was, was geheel opgehouden; keerde niet dan na veele dagen weder, en maakte een einde aan het leven der Lyderesfe, dewyl zy tot geene nieuwe opvulling der Vagina, fchoon met zacht Haarlem-  MEN SE I. STOFFEN. c-7 lemmer plukfel, te beweegen was', en niettegeni ftaande alle aangewende vlyc, van den kundigen Geneesheer broekman» De Hamorrbagia uteri van eerstgemelde Lyderesfe in het Buiten-gasthuis, kwam my voor, tot' foortgelyke behandeling gefchikt te zyn, en tot dat einde vervaardigde ik eene' langwerpige rónde, za^ mengeperfte fpons, die de geheele ruimte der Va* gina vulde, tot aan en tegen het Orifitium uteri, terwyl ik de nog overgebleevene ruimte beneden de* zelve, en in den mond der fchede, zo wel als tor aan en buiten de Labia pudend ftorven, en naar het een of ander geval, kunstmaatig behandeld is, het zal ten minften konnen zyn, mej^de doorfnydinge des darms, wegneeminge des verftorvenen gedeelte, en vasthechtinge in de wond, ter daarftellinge van eene Anus artificialis, om ten minften het leven des Lyders , ware 'i mogelyk, te fpaaren, enz. : dan, van wegen deeze en andere ge gronde tegenwerpingen, heb ik niet voorgenomen thans te fpreeken, maar bewaar dit tot eenen anderen tyd en gelegenheid: het zyn alleenlyk byzondere gevallen, die men ziet gebeuren, en waarover ik meer-  MENGELSTOFFEN. 3; meermaalen myne gedachten heb laaten gaan, welken ik Uw Ed. thans wilde mededeelen, zonderverder in onderzoek te treeden, wac men in dit en andere gevallen, vroeger en beter behoorde te doen. Ik heb my menigmaal die gevallen voorgefteld, waarin de Natuur, tegen alle verwachting, en niettegenftaande de voorfpelling der kundigfte Heelmeefteren,van eenen gewisfen dood,die volgen zoude, kart na hec ukftel der zo noodzaakelyke breukfnydinge, de doorbooring der huid en ontlasting der drekftoffe , op eene tegennatuurlyke plaats, met behoud van het leven des Lyders, werkftellig maakte ; of gevallen waarin de Heelmeefters tot het doen der bewerkinge te befchroomd waren, en waarop deeze gelukkige, (echter zeer zeldzaame,) uitflag volgde; of daar de raadpleegende Artfen hec niet ééns waren, ten opzichte der vyligheid, of noodzaakelykheid der kunstbewerkinge; en daar het gezwelmaakend ingewand, 't welk incusfchen het verwylen, verftorven zynde, geen gelegenheid heeft, naar buiten doortebreeken, en bygevolg, zeer dikwyls naar binnen openbersc, met gevolg van uicftorcing der drekftofF-: binnen de holligheid van den buik, 'c welk noodzaakelyk den dood ten gevolge moet hebben; en hieruit met verwondering myzel. ven gevraagd — waarom befluit men in die gevallen, daar de operatie tog vruchtloos, of ondoenlyk geC 3 oor'-  38 HEELKUNDIGE oordeeld wordt, niet even zo gereed , als in andere heelkundige gevallen, daar men de natuursaanwyzingen volgt, en daar deeze, anders getrouwe dienaaresfe, te traag, of niet genoeg in ftaat is, of geheel krachtloos bevonden wordt , tot eene ruime infnyding ? Immers , my dacht niets gemaklyker te zyn, dan, in die gevallen, waarin de ukftorting der drekftoffe , en affcheiding van het verftorvene in» gewands gedeelte, 't welk binnen de holligheid van den buik uitgeftort wordende, gelyk gezegd is, niet dan den dood ten gevolge kan hebben,eene voldoende opening door de bekleedfelen, breukzak en darm, in het werk te ftellen, ten einde, de ontlasting naar buiten te bezorgen, en op dusdanige wyze eene Anus artificialis te maaken: althans in die gevallen, welken ik my hier voorgefteld heb, en van dien aart zyn, dat er eenige tyd verloopt eer het leven des Lyders, door de beklemming van een darmgedeelte, in gevaar geraakt, heeft men daartoe gelegenheid genoeg; want in die omftandigheden is de ontfleeking en toetrekking van den ring der buikfpieren, of poupartfcben band, niet meer zo aanmerkelyk, dat de uitlogt der drekftoffe, en ontlasting van het verftor. vene darmgedeelte, hierdoor verhinderd zoude worden, dewyl ik hier alleenlyk die gevallen bedoel, waarin de toevallen van beklemming reeds eenige dagen, ten minften die tydperken, doorgeduurd hebben, in welken de ftaat der ontfteekinge reeds zodanig  mengelstoffen; 39 nig veranderd en verergerd i?,dat de zamentrekking van den buikring, of knelling van denpoupartfcben baud, zo niet geheel ophoudt, ten minften zeer aanmerkelyk verminderd en verflapt is: daarenboven heeft men op deeze infnyding geen gevaar te verwachten ; integendeel, het vooruitzicht begunfligt deeze onderneeming , en men heeft , (aangezien de gevallen waarin de Natuur'zig zelve fomwylen zodanig redt,) gegronde hoop, dat de ver worging, of beklemming, en ontfteeking, het ingewand op deeze plaats zo niet heeft doen aanplakken, ten minften eenigzins bepaald, en de terugwyking in den buik en hierop volgende uitftorting van drekftof, in deszelfs holligheid, verhoed zal hebben , en dat dus, na de affcheiding van het verftorvene darmgedeelte , het overige aan den omtrek der infnydinge zal konnen aanhechten en vastgroeien. Ik ben eerst op die gedachten gekomen , na ik, voor eenige jaaren, een allerbedriegelykfte breuksbeknelling behandeld had: zekere vrouw ? ruim 50 jaare» oud , had veele jaaren een rechter lieschbreuk, die aanhoudend uitgeweest, en waarfchynelyk vastgegroeid was, gedraagen: eindelyk deeden zig toevallen van beklemming op, en dewyl er duidelyke kentekenen van eene waare ontfteekings (en niet fpasmodifcbe) conftriStie van den ring der buikfpieren, als onder anderen, hevige pyn by het aanraaken der zwellinge en plaats van denaanC 4 we-  4° HEELKUNDIGE wezig waren, drong ik zeer op de breukfnyding aan; dan alle moeite hiertoe was vruchtloos, en de Lyderes ftierf, niettegenftaande alle andere bekende hulpmiddelen, en fchoon zy tusfchenbeiden verligting van toevallen had gehad, en de ontlasting van drekltof door den anus weder te voorfchyiv gekomen ware, in die tusfchenry.den dat de drekbraakingen ophielden: by de opening van haar lyk, vond ik de beknelling door den buikring aan die zyde, alwaar de breuk tast-en zicht-baar was, niet zeer aanmerkelyk ; de beknelde darm was niet meer dan oncftoken, en hier en daar aan den breukzak vastgegroeid; dan, geene oorzaak en van den dood openbaarden zig aldaar, maar eene verdere navorfching deed my dezelven vinden — binnen de holligheid' van den buik was een menigte drekftof uitgeftort, eaik vond een zeer klein darmgedeelte in den linker buikring beklemd, zo gering, dat het hol van het darmkanaal maar zeer weinig verengd was, en volftreko lyk geen uitwendig tumor gemaakt had;ook had de Lyderes nimmer over eenige hinder in de linker lfesch geklaagd; het darmkanaal was, van de beknelde plaats af, ten minften een half el lang, geheel ver. ftorven, en ter plaatze van de beknelling, was dit darmgedeelte met een gat,ter ondastinge der drekftoffe, doorboord: voorzeker zoude in dit geval de breukfnyding vruchtloos gefchied zyn , dewyl het niet mogelyk was, vddr de ontleding na den dood , eene.  MENGELSTOFFEN. 4Ï eene darmbeknelling aan de andere zyde te vermoeden — Ik dacht toen reeds, by het vinden van de uitgeftorte drekftof in de buiksholligheid, dat men, in gevallen van een tast- en zicht-baare, althans aanmerkelyk uitgezakte en beklemde darmbreuk, welke niet fpoedig doodlyk wordt, om reden dat de toeworging van den ring niet van de fterkfte foort is, of dat dezelve reeds eenigzins begint te refolveeren, en des alleenlyk doodlyk wordt, om dat de drekftof en afgefcheiden gedeelte des darms, zig in den buik nitftorcen, als een uiterst middel tot behoud van het leven, de doorfnydirg van het gezwel zoude kon* nen beproeven. Ik weet wel dat tegen deeze bedenking zeer veele en gegronde tegenwerpingen gemaakt kon? nen worden, maar, men moet zig voorflellen dat het alleenlyk als «en hulpmiddel wordt opgegeeven, om het leven des Lyders, ware 'c mogelyk, te fpaaren, in gevallen welken anders volflrekt doodlyk zyn, of die ten minften niet zeer waarfchynelyk door de werking der Natuur konnen geholpen worden, het zy om reden dat er zig geen uitwendig abces, of doorbooring der huid , kan, of wil opcnbaaren, of wat ook anders de hinderpaal in de poogingen der Natuur *zyn moge: zie hier welk genoegen ik yoor my zeiven, uit deeze gedachten getrokkea heb, voor zo verre hec, ten minften, de goedkeuring van oordeelkundigen weggedraagen heeft, C 5 Een  4& HBBLKUNBIGE Een zeer kundig Heelmeefter, anders gancscb niet befchroomd om de breukfnyding uictevoeren, maar die, integendeel, dezelve, herhaalde ryzen, zeer wel en met gewenschten uitflag gedaan had, bevond zig in geval van eene beklemde en verouderde breuk te behandelen, alwaar en de omftandigheden tot het doen der fnydinge , en de ongenegen^ heid der Lyderesfe , benevens andere beletzelen, zamenliepen, hem in de uitvoering te verhinderen , zo dat hy genoodzaakt was den uitflag, die niet dan doodlyk te gemoet gezien werd, aftewachten : tien a elf dagen na de beklemming der breuk, en aanhoudende drekbraaking, zonder eenige ontlasting door den Anus, fprak de Heer d. van erichem, die in dit geval Geneesheer was, met my, Wegens deeze ongelukkige Lyderes; ik gaf zyn Ed. bovengemelde gedachten in bedenking, welke na rype overweeging en goedkeuring , aanftonds daarvan gebruik maakte, en den voorgemelden Heelmeefter daartoe bewoog , die ook den volgenden dag ,den 24ften Mei, deezes jaars, 1786, dit voordel, zonder eenige bedenking, en overtuigd van deszelfs gegrondheid, zoude ter uitvoer gebragt hebben, had niet de dood deeze beproeving te leur gefield. Voor ditmaal zal ik, (wat de beknelde breuken betreft,; eindigen ; doch eer ik deeze draad afbreeke, Uw Ed. nog een ander geval, wegens eene ver-  MENGELSTOFFEN. 43 verouderde breuk, na den dood waargenomen,mededeelen; niet twyfelende, of het zal uwe aandacht waardig zyn , en iets nieuws, dat niet geheel nutloos geoordeeld kan worden, konnen tcedraagen. INSPECTIO- ANATOMICO- CH1RURGICA. JE^n Man, oud 84 jaaren, ftierf, den g^n Mei, deezes jaars, 1786, in ons ziekenhuis;en dewyl hy veele jaaren een aanmerkelyke Hernia fcrotalis, die nimmer ingebragt was, gedraagen had, en ik bezig was myne leerlingen in hec doen der heelkun. dige bewerkingen op lyken te oefenen, verkoos ik dit Cadaver tot de breukfnyding te gebruiken: vooraf ontdekte ik aan den onderkant der breuk, boven en vóór den linker bal, een kleinder en zachter, eenigzins afgezonderd gezwel, dan dat van de breuk, doch zo digt aan deeze aangehecht, dat het een vervolg van dezelve fcheen te zyn, alleenlyk byzonder afgedeeld op eene byna onmerkbaare wyze: bet was hierom dat ik voornam , de infnyding by de operatie wat laager dan anders noodzaakelyk, tot ontblooting en binnenbrenging des darms, te verlangen, ten ein-  44 HEELKUNDIGE einde te konnen nafpooren, van wat aart deeze fcyzondere zwelling, weike ik vooraf voor 't naast tot de waterbreuk forteerende, befchouwde , zyn mogt. Ik vonden de doorfnyding van den breukzak, geen vocht, tusfchen deeze en den darm, welke geheel los en vry, zonder aangegroeid te zyn, bevonden werd; en dit was de reden dat toen ik eenige diepe tendineufe vezelen,en de bovende vliezige lagen van den breukzak, op de Sonde doorfneed, zo verre, dat de ondergelegene darm eenigzins doorfcheen, en ik de fnede iets laager dan de darmbreuk nitftrekte, met gevolg van ontlasting eener bruine, naar het zwarte hellende, fmeerige, klyachtige doffe, welke, op het eerde oogenbiik, niet veel van drekdof verfchilde , dat eenige myner leerlingen dachten dat ik den darm, aan 't onderde gedeelte, by ongeluk doorfneeden had; dan, zy werden aanftonds van het tegendeel overtuigd, zo dra ik den breukzak zeiven opende; na vooraf, op raad van den grooten richter, deezen met een we!vattend Pincet opgeligc, en in denzelven , met een platliggend Bifiorie, met de fnede naar my toegekeerd, eene kleine opening gemaakt, en na , vervolgends, den geheelen breukzak, door middel van eenfchaar, op eene myner ingebragte vingeren geleid, doorfneeden te hebben 5 want toen bleek dat de geheele uit-  fBÉNG'BI. STOFFEN. 45 Uitgezakte darm, gezond, niet vastgegroeid, en niet gekwetst, maar geheel was, en na de terugbrenging deezes ingewands, zag men de gladde oppervlakte van den breukzak van binnen volkomen afgezonderd, van eene byzonder laagere holligheid, (zie Pt I. Fig. IV. u p. q. r. s. t. waarin nog een gedeelte van gemelde- donkerbruine en fmeerige ftof, bevat was, welke ik ontlastte , en waarna bleek dat dit byzondere hol, volkomen afgezonderd was, van dat van den breuk* zak, en dat de randen deezerbyzondere fmeerbeurs, kraakbeenig waren, welken my in de doorfnyding veel moeite verfchaft hadden Ik wil wel bekennen, dat de vertooning der gemelde ftoffe, my, onder het doen der kunstbewerkinge, vóór ik hetzelve nader onderzocht had, zeer bedenkelyk voor* kwam, en my in 't |erst deed denken, dat misfchien het laagfte kleine gezwelletje een afgezonderd gedeelte darms, door eene fcheur in den breukzak doorgedrongen, en 't welk ik hier toevallig doorfneeden bad, zyn konde, gelyk ik eenmaal waargenomen heb; of dat er iets foortgelyks, 't welk men vooraf niet konde bepaalen, plaats had, en dat de gedachten van myne leerlingen niet geheel-en-al ongegrond waren, fchoon ik te vooren wel overtuigd ware,dat dit niet aan onoplettendheid, maar aan eene zonderlinge omftandigheid, die by de ontleeding zou-  4°" HEELKUNDIGE zoude moeten blyken, moest toegefchreeven worden. Vanwaar dan deeze ftof gekomen, en van wat aart dezelve geweest is, zal ik niet bepaalen, dewyl alle bedenkingen deswegen onzeker zvn: bet geene ik met deeze Infpetlio anatomico cbirurgica bedoelde, zoude daardoor niets bevoordeeld worden, alleenlyk kan ik zeggen dat de ftof, welke ik uit deeze beurs ontlast heb, in 't geheel geene dreklucht van zig gaf, en dat het alierwaarfchynelykst, eene verzameling van verdikt kliervocht, afgéfcheiden door kleine ftneerkliertjes, welken aan de binnenfte oppervlakte van de meefte holligheden gevonden worden, geweest is. Men ziet hieruit hoe dikwyls men in het doen der Heelkundige operatien, op het alleronverwachtst, zaaken aantreft, welken in ftaat zyn jonge Heelmee' fiers aftefchrikken, om, inzonderheid zulk eene gewigtige operatie, onverfcarokken te voltooien. Hoe noodzaakelyk is het niet, dat men geene gelegenheid laate voorbygaan, om zig in het doen der Heelkundige operatien "op lyken te oefenen, en die lyken inzonderheid, aan welken heelkundige gebreken plaats hebben, heel en ontleedkundig te onderzoeken! hierom heb ik den breukzak met den bal én. zaatvaten uitgefchild, en binnen den ring der buik. fpieren afgefneeden. De  MENGELSTOFFEN. 4f De Tunica vaginalis van den bal, vond ik,voor een gedeelte, van den bal afgezonderd, maakende eene byzondere ontaarte holligheid , welke door een kraakbeenigen fchors omkleed was,zynde,vóór de doorfnyding, met gemelde (toffe zacht opgevuld. Fig. IV. a. b. c. d. s.f. g: de uitwendige oppervlakte van den breukzak. • h: de inwendige of achterfte oppervlakte van dea breukzak. is de grond van den opengefneedenen breukzak. k. k: de zaadvaten achter den breukzak liggende, en door denzelven heenfchynende , aan deszelfs onderkant, inzonderheid, tegennatuurlyk verwyd, of uitgezet. /. /. I: de rand van den doorgefneedenen breuk-; zak, aan deszelfs voorkant. m: de rand van den afgefneedenen breukzak aan de achterzyde, zo als dezelve boven den Annulus afgefneeden is. n. n : het vervolg van denzelfden rand, aan den voorkant van den breukzak. o. o. o : de bal in zyne natuurlyke ligging en vliezen beflooten. p. i: de langte der doorfnydinge van het byzon-] dere bedriegelyke hol, hetwelk zig uitbreidt in den omtrek van i. p. q. r. s. t. welks byzondere diepte in v, gezien wordt. De  HEEL KUNDIGE De omtrek i. p.q.r.s.t, is met eenen kraakbeèbigen rand voorzien, voornaamlyk u. u. duidelyk zichtbaar. ik achtte deezen inhoud niet geheel onwaardig, ter uwer beoordeelinge zamenteftellen, en Uw Ed. op deeze wyze te doen toekomen, ten einde het nuttige, hierin vervat, hoe gering ook, ten algemeetien welzyn , toetedraagen ; dewyl ik door menigvuldige gevallen , al te wel overreed ben van de noodzaakelykheid , om alle aanmerkingen en waarneemingen , welken iets ter ophelderinge in duiftere gevallen toedraagen konnen , medetedeelen; vermits de leerlingen der Heelkunde, inzonderheid om reden der verfchillende leerftelzels, de onderrichting, aandacht en leiding waardig zyn en noodig hebben, zo om by hen het denkbeeld van zeldzaarne noodzaakelykheid der breukfnydinge , en den {chroom tegen deeze kunstbewerking, weg- teneemen; als om hen, in gevalle van aanftaande onderneemingen, tegen onverwachte verfchynfelen te wapenen' en te verftouten. Aan het eerfte oogmerk heeft Uw Ed. met vrucht, (ten minften, volgends de gedachten van onpartydig kundige, Genees- en Heel- meefters,) in gemelden brief, voldaan; aan het tweede oogmerk heb ik met deeze ontleed en heel kundige onderzoeking, getracht eenigzins nuttig ie zyn, en te voldoen. Ik ben, enz. j^.  MENGELSTOFFEN.' 49 Ontleedkundige bejcbouwing, en lefchrijving van den. ftaat eeniger zieke armbeenderen* Jsaük voorhout, oud 55 jaaren, werd den 5den April 1780 , onder de zieken in het buiten» gasthuis geplaatst; herftelde van zyne ziekte, doch bleef tot hulp, van eenige huishoudelyke bezigheden, inzonderheid tot het doen van handreikingen by het dagelyks verband, in het huis vertoeven , als mede om te beproeven, of het mogelyk ware, hem van eene fiftuleufe zweer aan de linkerzyde der borst, welke na eene verzweering, die zig kort vóór zyne ziekte geopenbaard had,en nagebleeven was, te geneezen, waarin ik echter myn oogmerk niet heb konnen beryken, om reden dat er zeer waarfchynelyk aan eene der ribben , Cariei plaats bad ; onze Lyder had zeer weinig hinder vandeezenHftul9en leefde voor 't overige gezond, tot dat hy den i4dei> April, deezes jaars, (i/BiS,)na eene ziekte van Weinige dagen, overleed. De zeldzaamheid zyner armen, met betrekking tot de elleboogsgewrichten, wekte, ftaande zyn verblyf in ons Hospitaal, geduurig onze aandacht cp, D en  5* HEELKUNDIGE en baarde niet weinig verwondering by alle Ontleedzo wel als Genees- en Heel- kundigen,.die van tyd tot tyd, deezen man met naauwkeurigheid bezichtigd en onderzocht hebben: ieder was verwonderd, hoe het mogelyk was, dat hy veele dingen, waartoe gezonde armen en aanmerkelyke krachten vereischt worden, konde uitvoeren. De verwondering van ons, zo wel als van veele beroemde mannen, wegens deeze zeldzaame geledingen, ftaande den tyd van zyn leven, beftonden hoofdzaakelyk hierin: de rechterarm, die het fterkfte en minst naar alle zyden beweegelyk was, konde zeer fterk gebogen, doch veel weiniger dan natuuriyk, uitgeftrekt worden: op het uitwendig aanvoelen fcheen het, als of aan het onderfte van het Os bumeri, het Olecranum van de Ulna aangegroeid was; voor het overige was er wegens de onregelmaatigheid deezes beengeftels , even zo min, ah van den linkerarm , iets met zekerheid optemaaken. Den linkerarm kon men allerwegen ontwrichten, zonder dat de Lyder eenigen hinder had; ontwricht zynde hong den onderarm flap, en aan den opperarm heen en weder flingerende, by het lichaam neder, zonder dat de Lyder eenig vermogen had, als dan, eenige fpierbeweegingeta te maaken; in deeze omftandigheid herftelde hy, met zyne rechterhand  • .. , . . . ü MENGELSTOFFEN* 51 ïiand, op eenê zeer gemaklyke wyze, dcezen ontwrichten onderarm, welken hy daarna, zodanig ert tot eenen zekeren hoek wist te buigen eh te vestigen , dat de fpieren van opper- en onder- arm een aanmerkelyk vermogen uitoefenen konden : althans ik heb hem, met deezen arm, geholpen door den insgelyks gebrekkigen rechter, iemand van 150 ponden zwaar, zien omvatten en, eenige fchreden ver, wegdraagen. Op het uitwendig aanvoelen kon men niets zekers, wegens de gewrichtsuitfteekfels van deeze drie beenderen opmaaken; het fcheen, wanneer men den onderarm ontwrichtte, (die zig ver Volgends buitenen binnen, waards tweemaalen liet omdraaien ,J of wanneer de arm herlleld en gevestigd was, als of het onderfte gedeelte van bet opperarmbeen , aan de Ulna vastgegroeid ware j terwyl men voor het overige niet anders dan onregelmaatige oneffenheden ontdekce. De verwohdering van ieder werd grooter, toen men vernam, dat hy nimmer eenig ongemak aan zyne armen , waardoor zulk eene gedaanteverandering en mismaaktheid konde bekomen worden, onderhevig geweest was; integendeel berichtte hy ons, dat zyne ouders de zeldzaamheid deezer elle. boogsgewrichten , van zyne vroege kindsheid af, zonder dat er ooit eenig uitwendig geweld, of anD s der  5* HEELKUNDIGE * der ongemak aan voorgevallen was, befpeurd hadden ; dat zy er daarom ook geene de minfte hulp voor gezocht, noch zig immer anders deswegen bekommerd hadden, dan zorg te draagen, om hem tót geen zwaar handwerk, maar tot het paruikenmaaken, waarin hy ook geflaagd was, en waarmede hy zyn kost gewonnen had, aantëleggeri. Wat hier van zy, men heeft nimmer eenige twyfeling, wegens zyne berichten hieromtrent konnen maaken, maar, het eenige dat in dit geval, en na de befchouwing, in bedenking kan komen, is, dat misfchien zyne armen door hec een of ander geweld, ten tyde der verlosfing, op deeze plaatfen gebroken; of liever, dat de nog kraakbeenige gewrichtsuitfleekfels deezer beenderen, van de Diaphyfcs afgewrongen zyn, en dat deeze naderhand op zulk eene onregelmaatige wyze hebben konnen vastgroeien, en met het overige der beenderen zodanig gelyk vereenigen; fchoon het waar zy, dat uit de ondervraagingen, en berichten, voor zo verre hy ons, van wegen zyne ouders, konde mededeelen, geen de minfte grond tot deeze gedachten gelegd is. Na het zeldzaame, het geen in zyn leven plaats had, en befpeurd konde worden, kortlyk medegedeeld te hebben, zullen wy nu overgaan tot de befchryving van het geen na den dood waargenomen is, en hiertoe de nevensgaande afbeeldingen, (PI. II. Fig. I. IIIII. IV.) verklaaren. F>>  MENGELSTOFFEN. 5$ Fig. I. II: de linker armbeenderen, wier uiteinden , z. z. z. z. z z. afgezaagd zyn, om reden dat hec ondienftig is , de gezonde gedeelten aftebeelden: deeze beenderen zyn, ter aftekeninge, zodanig nedergelegd, op dat het aanmerkelykfte, met betrekking tot het gewrichtsgedeelte, in 't oog vallen zoude : hierom vertoont zig Fig. I. die zyde van het opperarmbeen , welk naar de borst gekeerd is, de Ulna naar boven en vooren, en de Radius naar achteren gedraaid. Fig. I. a: het opperarmbeen, het welk, naar beneden, puntig uitloopt, b. e: een ongelyke kraakbeenige rand, aan het onderfte uiceinde van hec opperarmbeen, welke zeer los in d. d. d. de diepe gewrichtsholte van den Radius,e, en Ulna,ƒ,gearticuleerd was, (wélke holte insgelyks met eenen ruwen kraakbeenigen fchors bedekt was, en waardoor eene aanmerkelyke kraaking in de beweeging gefchiedde,; allerwegen ronddraaide , en geraaklyk buitenflipte, door geene andere banden bepaald, dan door het Ligamentum capfulare, hec welk ongemeen dikker en fterker dan natuuriyk was, aan beide elleboogsgewrichren, maar inzonderheid aan dit; en döor drie bandachtige koorden,g. h. i. van welken g.h. beginnen van eene kleine verhevenheid, aan het onderfte en binnenfte van het opperarmbeen , £;terwyl i. van de uitwendige zyde va,n eenfcherpeji rand zynen oorfprong neemt. E> 3 k  HEELKUNDIGE i: plant zig in het bovenfte en gewrichtsgedeeke van den Radius, aan een kleine uitpuiling in w. g: plant zig in aan een klein byzonder los been» tje, aan de ruwe oppervlakte, of rand, van dat uit» fteekfel van de Ulna, dat in den gezonden en na«< tuurlyken ftaat, Okcranum genoemd wordt, en bandachtig daarmede vereenigd is, %, b: hecht zig in aan de inwendige zyde en top van laatstgemelde uitfteekfel, y. I: een byzondere band, welke zyn begin neemt van het binnenfte gedeelte en rand van het bovenfte gewrichtsuitfteekfel van de Ulna, en zig vasthecht aan een byzonder beenig by was, m j het welk even als de Patella voor de knie, beweegelyk op een oppervlakte van den Radius, welke daartoe eenigzins eene bolle vlakte heeft, gearticuleerd is: dit uitfteekfel heeft de plaats en dienst van het Okcranum waargenomen. n: het gewrichtsuiteinde of uufteekfel van den Radius, welke zy waards met de Ulna, o. o, vereenigd is, en eene zeer geringe draajing toelaar. p.p.p: gewrichtsuitfteekfel, of uitwendige ru. we, knobbelige oppervlakte, aan de Ulna; in den gezonden en natuurlyken ftaat, Okcranum genoemd. q, q: ongelyke puntige uitfteekfels aan den achterkant van de £//»#. Fig*  MENGELSTOFFEN. $$ Fig. II. Het Os bumeri, Radius en Ulna het onderfte boven gekeerd. a: het opperarmbeen: d. e. f. de banden, die Fig. I. g. h. i. insgelyks vertoond worden ,en welken, in plaats van de Ligamenta lateralia, welken aan beide de armen ontbreeken, fchynen daargefteld te zyn. g: de inwendige zyde van het onderfte opperarmbeensgedeelte, welke met eenen ruwen kraakbeenigen fchors bedekt was, en welks rand , het onderfte beengedeelte (Zie Fig. 2. c.) omvattede. h: het byzonder los en beweegelyk beenig bywas van de Ulna: (Zie ook fig. I. x.) i: een knobbelachtig uitfteekzeltje van de Ulna. bi de Radius van deszelfs achterfte en buitenfte oppervlakte te zien. c: de Ulna. k: een klein fpitsuitfteekfel van deUlna. I: de band Fig. /. /. afgebeeld, van den achterkant te zien. m: het zelfde kniefchyfswyze beentje, (zie Fig. I. *».) op den radius. n: het puntig uiteinde van den Radius. o: de elleboogsknobbel van den Radius, gelykende naar een Okcranum van eene gezonde Ulna. Uit deeze afbeelding blykt, dat degewrichtsuitfteekfels van deeze beenderen,veel van hunne natuurlyD 4 ke  5^ HEELKUNDIGE ke gedaante verfchillen, en om die naauwkeurig te ontdekken en de wonderbaare afwyking offpeeling der Natuur nategaan, kan men niet beter doen dan hiertegen een gezonde ontleedkundige befchryving en afbeelding naar te zien : alles zamengenomen, komt het verfchil tusfehendit, van de Natuur afwykende, en gezonde ejleboogsgewricht des Jinkerarms, hoofd» zaaklyk hierop neder; dat deeze beenderen, in plaats van eene Ginglimus diartbrofeos zamen. te ftelkn , veeleer, eene Enarthrofts diartbrofeos formeeren • ten minften, de Radius enUltia, maaken hier veel meer een Acetabulum, of diepe pan, dan wel eene Cavitas glenoidea, en met dat o.nderfcheid, dat het hoofd, aan den onderkant van hec opperarmbeen daartoe ontbreekt, alleenlyk aan zynfpits uiteinde tot eene foortgelyke, fchoon meer vrye, beweeging, naar alle zyden, met eene kraakbeenige oppervlakte gedekt; althans van dat foort van geleding, 'cwelk anders tusfehen opperarm en ellebeen plaats vindt en Ginglimus angularis, of ook by fommigen Ginglimus proximus, genoemd wordt,is geen fpoorte vinden, even min als er eene Cavitas glenoidea aan de bovenfte oppervlakte van den Radius , ter gele. dinge met den ronden knobbel van het opperarmbeen, gezien wordt Fig. UI. IV: van.de rechter artnbeenderen wier ujt«j  MENGELSTOFFEN. §f uiteinden z z z z z z. afgenomen vertoond worden , en, ter aftekeninge, zodanig geplaatst zyn, dat de voornaamfte, van het natuurlyke verfchillende, zaaken, duidelyk zichtbaar zouden worden, zyn Radius en Ulna geheel en al geancbylofeerd. Fig. III. de arm been deren, Zo veel mogelyk ge« bpgen, a: het opperarmbeen, van achteren eenigzinszywaards gedraaid b; het glad uitfteekfel aan den onderkant, van 't opperarmbeen, het welk volkomen overeenkomst heeft, en denzelfden dienst doet ,als Okcranum., en het welk natuuriyk en in den gezonden ftaat aan de Ulna moest gevonden worden, doch hier inzonden heid met zyn uiterfte punt, c, (waaraan een peesachtige band, d, die zig aan een uitfteekfel van de Ulna,c vasthecht,ingeplant is,) een uitfteekfel van den Radius omvat. a g: de knobbelachtige verhevenheid aan den onder-i kant van het opperarmbeen , zywaards eenigzins zichtbaar, welke, ter geledinge, in eene Cavitas glenoidea van Radius en Ulna , fluit. h: de Radius van de buitenzyde te zien. i:. de Ulna van den onder- en binnen- kant zichtbaar. k : een uitfteekfel aan den boven- en binnen-kanr i% D 5 va$  53 HEELKUNDIGE van de Ulna, dienende om de Cavitas .glenoidea, welke voornaamlyk door den Radius gemaakt wordt, Cter ontvanginge van een hoofd, aan den onder-en voor-kant van 't opperarmbeen gefchikt,) te helpen yergrooten. /; uitwas van den Radius, mede dienende ter voltoojinge der gemelde Cavitas glenoidea. m : knobbelachtig uitwas aan den onderkant en buitenzyde van den Radius, tot evengemelde einde inzonderheid dienende. e Fig. IV. dezelfde armbeenderen, doch omgekeerd, en zo ver mogelyk , van elkander afgezonderd , ter naauwkeuriger befchouwinge afgebeeld. a. a : het opperarmbeen van den voorkant te Zien. b: een rond glad hoofd, aan den onderkant van het opperarmbeen, eenigzins kleiner dan men natuuriyk en in den gezonden ftaat aan deszelfs bovenfte gedeelte , t»r geledinge met het fchouderblad, ontdekt: dit hoofd was met een gladde , dikke, kraakbeenige plaat overdekt. c: het byzonder uitfteekfel, (zie deszelfs achterkant b. Fig. III,) het welk de Natuur in plaats van het Okcranum, dat aan de* Ulna ontbreekt, hierin de plaats fchynt gevoegd te hebben; terwyl hetzelve, door eene byzondere verdieping, offleuf, d, yan het hoofdje, b, afgefcheiden is.  MENGELSTOFFEN. 59 e; de Radius. g: opryzcnd knobbelachtig uitfteekfel aan de buitenzyde van den Radius, ter verdiepinge van de holligheid, waarin het hoofd, b, gemaklyk draait. h: de eigeniyke holligheid, of Cavitas glenoidea , welke byna alleen, door het bovenfte gedeelte van den Radius gemaakt wordt. t; een bandachtig lichaam,zig van het uitfteekfel g, tot in d, in een fleuf uicftrekkende, en vasthechtende. k: halfmaanswyze fcherpe rand, aan den voorkant van den Radius, de befchreveneholligheid,h bepaalende. ƒ.- de Ulna van deszelfs onderkant te zien. /; het uiteinde of bovenfte gedeelte van deUlna, het welk in den gezonden en natuurlyken ftaat Okcranum zyn moest; van deszelfs voor- ofbin' nen-kant te zien,mede behulpzaam tervergrootinge van gemelde holligheid, h. gelyk mede gefchiedr, door een ander hyzonder uitfteekfel , m. van dit zelfde been. n: een fterke band, vastgehecht, inzonderheid aan den rand der geledingsholligheid, en ook gedeeltelyk aan het uitfteekfel van de Ulna, ^plantende zig zeer fterk in een pet, ter zyden het hoofdje, b. U/it de afbeelding, en befchryving deezer arm- been«  HEEL KUNDIGE beenderen, blykt niet minder als uit die van den linkerarm , de ongemeen wonderlyke omkeering welke in deeze natuursfpeeling plaats heeft - De wegen welken de Natuur beeft ingeflagen, om het gebrekkige te vergoeden, en eenen ongewoonen rol te fpeelen, en evenwel, (fchoon iets minder volkomen,) aan het oogmerk, waartoe deeze armbeenderen gefchikt zyn, te beantwoorden, zyn zo overtreffelyk en fraai, dat het der moeite waardig is, hierby natuurlyke en gezonde armbeenderen te vergelyken. De byzondere' gewrichtsonderfcheidingen , ko. men hoofdzaaklyk hierop uit : I.) Dat er in 't geheel geene Ginglimus angularis of Proximus, zo als in den natuurlyken ftaat plaats heeft, gevonden wordt: het byzonder uitfteekfel van het opperarmbeen het welk voor Okcranum zoude konnen aangezien worden, indien men dit been alleen en afgezonderd van den Radius en Ulna befchouwde, kan voor zo verre het 't uitfteekfel van den Radius omvat' en in dit uitfteekfel fluit, eenigzins overèenkomuV befchouwd worden met de natuurlyke Ginglimus, welke gemaakt wordt door de onderlinge ontvanging en inleding van het Okcranum der Ulna, in het hol aan den achterkant van het Oskumeri, en langs de katrolswyze oppervlakte, aan den onderkant va* t gemelde opperarmbeen. m  MENGELSTOFFEN» <*l * II.) Dat hec kleine ronde, oppervlakkige, natuurlyke hol, aan den bovenkant van den Radius, in den gezonden ftaat gefchikt ter ontvanginge van een daaraan beantwoordend knobbeltje aan den onderkant van het opperarmbeen, zodanig uitgebreid, vergroot, en dieper is, en daarin geholpen wordt, door zydelingfa verhoogingen van uitfteekfels van de Ulna 9 dat het byzondere ronde hoofd aan den binnen-en onder- kant van het opperarmbeen, daarin, even als het natuurlyke hoofd, deezes beens aan deszelfs bovenfte uiteinde, in de Cavitas glenoidea van het fchouderblad, per Artrodia diarthrofeos, gearti. culeerd is, en daarin gemaklyk beweegen kan: die elleboogsgewricht, was, even als het linker, met een ongemeen dikken Herken beursbatid omvat, (#), én alle de gewrichtsuicfteekfels , zo wel, als de . holten , waren gedeeltelyk band, gedeeltelyk kraakbeenig bekleed; daarenboven was deeze gewrichtsholligheid, met ongemeen veel fynovia voorzien, het welk natuuriyk fmeerig, maar anders Veel meer overeenkomftig was, met fpeekfél: de gladheid welke die frneerfel aan de gewrichtsuit- fteek- (a) Welken ik, van beide de armen, noodig geoordeeld heb, te moeten wegneemen, vermits er voor het overige niets zonderlings aan 't zelve plaats had, en het gewricht zelf, waarop het inzonderheid aankwam, anders niet vo!> komtn konde afgetekend worden.  6a heelkundige fteekfels bezorgde, was qorzaak, dat de beweeging deezer beenderen , of onderlinge tegen elkander wryving, geene kraaking veroorzaakt had, zo als by de beweeging van het linker elleboogsgewricht befpeurd werd. De fpieren van deeze beide armen, waren, over het algemeen genomen, fterker dan men in zulk'een teder lichaam zoude verwacht hebb?n ; de buiken der tweehoofdige fpieren waren ongemeen dikker dan gewoonlyk, zekerlyk doordien ze, meest altyd,in eenen zamengetrokkenen ftaat geweest waren. Ik heb alleenlyk het hoofdzaaklyke, ten opzichte der fpieren in acht genomen, en het er niet op toegelegd, om eene naauwkeurige myologifche befchryving hier by te voegen, dewyl het my toefcheen, dat het hier inzonderheid aankwam, op het beenkundige in 't oog te houden : de volgende aantekeningen dacht ik , zouden genoegzaam zyn. Ten opzichte der eenigzins veranderde liggirg der fpierlagen , is niets aanmerkelyks medetedeelen , dit kan men gemaklyk opmaaken ,■ met woorden zulks te befchryven is niet wel mogelyk, zonder tot verveelens toe uittewyden; en om er aftekeningen van te laaten maaken,achtte ik te kostbaar,om reden dat men daardoor niets meer, althans met betrekking tot het heelkundige, leeren konde, dan met  MENGELSTOFFEN. 63 met eenvoudig de inplantingen en aanhechtingen der fpieren optetekenen. De inplanting van de tweehoofdige fpier was aanbeide de armen aan de bovenfte knobbelachtige verhevenheden van den Radius, De Bracbiaus internus was met zyn onderfte ge. deelte gehecht aan het beweegelyke beentje, aan den linkerarm,CFig. I.#.) en aan den rechterarm (Fig.IV.) ter plaatfe van G, aan een uitfteekfel van de U/na, het welk zig achter om den Radius vertoont. De Triceps brachii, was met zyn dikke ongemeene fterke pees, aan den linkerarm,aan het kniefchyfswyze, losfe uitfteekfel van den Radius (Fig. I. II. m.~) vastgehecht, en aan den rechterarm aan het Okcranum van den opperarm, (2%. III. IV. cc): het peezig uiteinde deezer fpieren, breidde zig langs de onderarmen, een klein emd wegs, peesvliezig uit, zig, ten einde, vasthechtende aan het vel. Van de Anconeus, heb ik aan geen van beide de armen eenig fpoor konnen vinden. De Supinator longus en brevis, namen hun begin aan den linkerarm, van het bovenfte gedeelte van den Radius, (Fig. II. «.) de eene boven den anderen, en aan den rechterarm van de buirenzyde des opperarmbeens, (Fig. III.) op de hoogte van g, op dezelfde wyze. De Prenator Rotundus, nam, aan den linkerarm,  6 4 heelkundige arm, zyn begin van het bovenfte gedeelte van de Ulna, Ql'ig. I.) op de hoogte van y; en aan den rechterarm van het bovenfte uitfteekfel van den Ra*, dius. (Fig. III. k. en Fig, IV. m.) De Radialis externus en Ulnaris externus, be» gonnen aan den linkerarm van het onderfte uitwendige gedeelte des puntigen armbeens, en aan den rechterarm van het buitengedeelte des armbeens, (Fig. III.) onder g. De Radialis internus en ulnaris interims, namen hunnen oorfprong aan den linkerarm, aan den binnenkant van 't opperarmbeen, ter plaatfe van D; (Fig. /.) en aan den rechterarm (Fig. IV.) boven het hoofd, b, ter plaatfe van E. De Palmaris longus, en de fublimus, begonnen aan den linkerarm onder de voorgaande , en aan den rechterarm insgelyks onder E, {Tig. IV.) doch een weinig meer binnenwaards: de Profundus had, ten opzichte der aanhechtinge van zynbeginfel, niets byxonders , ter aantekeninge waardig. De Extenfor digitorum Communis, begon aan den linkerarm aan de uitwendige zyde des armbeens1 van dien ruwen kraakbeenigen rand, (Fig;i.) tusfchen c. en b; en aan den rechterarm van de uitwendige zyde des opperarmbeens, ter plaatfe van T. en hieronder nam zyn begin de Extenfor proprius digiti minimi , welke aan den linkerarm insgelyks oorfbronp'vk was, onder den voorgemelden. Toé  MENGELSTOFFEN. Of Tot dus verre de {pieren naauwkeurig vervolgd hebbende, oordeelde ik met de verdere aantekeningen meer te zullen verveelen, dan nuttigheid voor myne Lezers te zullen konnen aanbrengen, en derhalven heb ik geoordeeld het hierbij te konnen laa» len berusten. Heel en ontleed-kundige onderzoeking,van den (laat, eener ongelijk geneezenefcheen en kuit-beensbreuk ; èriefswyze medegedeeld, aan den Wel Edelen Zeef Geleerden Heere, den Heere m. s. du pui, A. L. M. Ph. & Med. Doet. Anatomias Chirurgise et Artis Obftetricise Lector, enz. enz. te Campen. WEL'EDELE ZEER GELEERDE HEER! iZl'e hier de bewuste Injpe&io Anatomico Cbi* rurgica, omtrent welke Uw Ed. aanmerkingen van geen geringen dienst, ten algemeenen nutte, geoordeeld werden , toen wy onderling, deswegen, E briefi  66 heelkundige briefwisfelden, en ik betuigde te zyn, gelyk ik thans herhaal, WEL edele zeer GELEERDE HEEr! Uvj Ed. Zeer D. V. Dienaar., g. j van wy, Amjleldan} .... i?6 < I^J V..... oud 53 jaaren, had federd veele jaaren, eene moeielyk te geneezene zweer, van eene zeer aanmerkelyke grootte, Cdikwyls van verderving in den omtrek, die dezelve geduurig deed vergrooten, .verzeld,) aan het linker been gedraagen. Verfcheidene jaaren te vooren, eer hy den orfeB April 1784, om geneezen te worden, onder myn opzicht kwam, en eer hy gemelde zweer gekree* gen had, was zyn linker Tibia en Fibula, door een' val gebroken, en door een zeer kundig Heelmeefter, behandeld en geneezen. De geneezing ondertusfchen was langwylig ge« weest, en in zo verre ongelukkig uitgevallen, dat de zamengroejing, gelyk uk de afbeelding, (Plaat 1L Fig. V. VI.) blykt, zeer ongelyk en waarfchynelyk oorzaak was der moeielyke geneezing, van de naderhand hierop volgende zweer? dewyl het vcor^  Éï E N O E r. S T O F F E N. &f vooruitfteekend fcheenbeenftuk, ( Fig. V. a.) 'ge* duurige knellingen en drukking tegen de dekkende deelen of bekleedfelen veroorzaakte, en het achter* uicwykend bovenftuk, b, niet minder prikkelingen, kneuzingen en andere nadeelige gevolgen ten wege brengen konde. Niet voor den ai^n December van *t gemelde jaar, konde onze Lyder, van zyne zweer geneezen zynde, tot zyn handwerk wederkeeren. Het leed niet lange, ofby was genoodzaakt zig weder onder myne behandeling, en in veel Hechter omftandigheid dan te vooren, te begeeven; de* wyl riet alleenlyk de zweer ter zelfde grootte en kwaaden aart, zig vertoonde, maar dat daarenboven zyne krachten , door aanhoudende koortfen, zeer onderdrukt waren. Zyn zeer kundige Geneesheer, wendde alle mogelyke moeke, met de toediening van inwendige geneesmiddelen, inzonderheid de Kina, ter zyner herftellinge aan, even als ik, met d« uitwendige behandeling, moeite had, om in myn oogmerk te flaagen. Wy hadden eindelyk hierdoor jj een' tyd lang, het genoegen te zien, dat de koorts verdween, en de krachten zig, fchoon langzaam, heifteldén, de Zweer zuiverder werd, en ter geneezinge helde: dan, niettegenftaande alle zorgen ter volkomene geneezinge, E a kon  S« HEELKUNDIGE kon ik het van den i4den January 1785, tot in diezelfde maand van het jaar 1786, niet verder brengen , dan tot een zweertje ter grootte van een' duiver ■ dit zweertje was plat, zuiver, en beloofde in kort eene volkomene fluiring, te meer dewyl onze Lyder, nu voor het overige zeer gezond fcheen te zyn. Op het alleronverwachtst, en zonder dat hy van eenig ongemak geklaagd had, ftierf hy, den 6denFebruary van laatstgemeide jaar, aan een onverwacht toeval, waarvan men de oorzaak , na den dood, niet konde ontdekken. In verwachting dat eene ontleedkundige nafpooriog van de breuk deezes beens, ten opzichte van het heel- en ziekte- kundige, eenig voordeel doen konde, wilde ik deeze gelegenheid niet laatenvoorbygaan, en ik zal my gaarne aan het oordeel van kundige rechters onderwerpen , om te oordeelen of ik hierin geflaagd ben; althans voor my zeiven, heb ik, uit dit geval, verfcheidene nuttige aanmerkingen konnen maak en Ik zal alleenlyk weinigen daarvan, na de verklaaring der afbeeldingen , mededeelen. Plaat H. Fig. V: het linker fcheenbeen, zywaards g< keerd, ten einde de voorbyelkander fchuiving der Hukken, verkorting van het been, en uit» pufe  MENGELSTOFFEN. 6$ puilende voorpunt, a , van hec onderfte gedeelte der gebrokene Tibla en achteruitpuilende puist', b, van hec bovenfte gedeelce deezes beeris, duidelyk te konnen zien. c: het Tuberculum tot inplanting van het Liga. tnauum patella, b. d: de aanmerkelyke hoek, gemaakt door de nederzinking van het bovenfluk, en opligiing van het benedenfte gedeelte deezes beens. e. e. a. e: de ongeiyke, hoekige en afgebrokene Linea afpera Osfis tibiz. Fig. IV: het zelfde linker fcheenbeen, eerigzins binnenwaards gedraaid afgebeeld; om ook de ongelyk geneezene breuk des kuiibeens te konnen zien. f. f.f.f: de inbuiging van het kuitbeen. g: de zamengroejing der Fibula met de Tibla 9 door tusfchenkomende Callas. h, b: twee gaten tot ingang van bloedvaten. i. i. i: een ongelyk knobbelig en beenig uitwas, aan het kuitbeen , door onregelmaatige uitftorting, en begroejing van Callas. t: de bultige bogt des fcheenbeens, welke gemaakt wordt door het nedergezonken bovenftuk. k'. de vooruicfteekende fcherpe punt, die de LiHea afpera in tweeën verdeelt, en door de voorbyE 3 fchie-  f9 HEELKUNDIGE fchiering van het onderfiuk gemaakt wordt; In deeze plaatzirg of houding des beens fLauwlyk te zien. Uk deeze verklaaring der afbeeldingen , zoude men in deezen verlichten tyd, veelligc op de ge? dachten konnen komen, dat de Heelmeefter, aan wien de geneezing deezer beenbreuk was toevertrouwd geweest, geene genoegzaame zorg ge ■ draagen had, of te onkundig geweest ware, om de doorzakking van het bovenfte fcheen- en kuit-beensgedeelte, en opügting van de onderfte {tukken, door eene gebogene plaatzing des lids te verhoeden — dan, ik zoude, ten bpwyze van onfchuld, ten deezen opzichte, en van bekwaamheid des Heelmeefters, aan wien althans de behandeling der beenbreuken, zeer wel toevertrouwd was, niets anders noodig hebben, dan deszelfs naam te noemen ; ten minften om de beenbreuken op de algemeen gebruikelyke wyze, in dien tyd in Amflsldam alleen bekend , te behandelen; ik zeg in dien tyd nog alleen in gewoon gebruik , want ik heb naderhand denzelfden Heelmeefter, het eerst,de beenbreuken,op de. wyze van de beroemde Heeren sharp en pott, met veel beter gevolg, zien behandelen. Het mangelde derhalven alleenlyk daaraan, dat hy van laatstgemelde betere handelwyze, niet vroeger geweeten had, veelmin dat reeds h.fabricius ab aquapendente,inde zestiende eeuw, de fchuinligging de? gebreken? beenen?"in de volgende  MENGELSTOF FE N. ~r de algemeene bewoordingen, als de beste behandeling ter geneezinge, reeds aangetekend heeft: zie hier met welke uitdrukkelyke woorden, volgends de vertaaling van een beroemd geneeskundige. ' Hieronym. Fabricius ab Aquapendente, Oper. Chïr. L. B. 1723. L. 4. de iractur. C. 5.0. 334. ,, Praeterea, in poft- ,, Daarenboven moet iione, fieut etiam in ex- men by het leggen, als tenftone, et deiigatione, ook by het ui tft rek ken en oportet congruam mem- verbinden van het gebrobrifigurationemcorifede- ken deel, wel acht geerars; quae fcilicet dolo* ven, om hetzelve in eene re vacat, etmusculosin- behoorelyke richting te tegros fervat ex utra- plaatfen; zo eene naam* que parte; haec autem lyk, welke geen pynvereft figura media , in wekt, en de fpieren van qua, dum otiamur, fin- beide zyden niet hindert; aula membra continere dat is, die half gebogen confuevimus • utincubi- richting, waarin wy onze to, figura angularis; in ledemaaten, wanneer wy carpo recta, & ea nimi- ljdig zyn , gewoonlyk rum quae hter extre- houden; als b. v. in den ■mos cujusqus membri onderarm, eene hoekige; motus intermedia eft, in de voorhand, de uitree figura nifi obfer- geftrekte houding, enz. vetur, exigtio post tem- die naamlyk het midden porc me'.hbrum doler e houdt tusichen de twte Jvlit. tegenovergeftelde bewee¬ gingen van ieder lid: verzuimt men dit in acht te neemen, als dan begint het deel in korten tyd pynlyk te worden. E 4 En,  7* HEELKUNDIGE En, C. Hii de Chirurgie. Operat. p, 693. et feqq. alwaar hy, fpreekende over het behoorelyk plaatfen van een gebroken lid, het volgende, dien aangaande, aanbeveelt. Ut autem ex hoe quoqne exaële intelü.aiis , videlicet , cur membri figu rat toni profpicien dum , et quae f-quat:ur abjurda, fi des iciatur, p< ius quid co^g, ua menbri c nfiguratio ï;t,pnemittere op-rtet; et quomodo in omnibus opera tiombus fit obi'e van da, et ut ita diram con fummanda Congruam memb i figuraiionem du plicitei intelligere posfu. mus; vel qua: pas firn a galen o media cujus' que mtmbri figura aicitur, quae ad articu. los pertinet ; vel eam membri figurationem, quae ad musculos fpectai. Utramque deelaro. 1U Om nu ook wel te be- grypen , waarom men voor de plaatzing van hec deel zorg moet craagen, en war kwaade gevolgen het na ?M fleept, wanneer men dezelve verzuimt,is het noodig vooraf te bepaaien, wat eene behoorelyke plaatfing van hec deel zy ,* en op welke wvze dezelve altoos moet waargenomen, en om zo te fpreeken , volbragt worden: men kan de behoorelyke plaatzing van een deel op tweederleie wyze veriïaan , of de zodanige, welke gewoonlyk door galenus( a) de middelplaatzing van ieder deel genoemd wordt, en die haare betrekking heeft op de gelt. 00 Welke 131 jaaren na Christus geboorte leefde.  MENGELSTOFFEN. 73 lila dicitur media figura cujusque membri a galen o pasfim, et articulis competit, quae fine dolore, et in qua, cum otiamur , fingula membra continere confmvimus , et in qua prteterea musculi nulli agant, et in fummam, eft ïlla, quae aequaliter diftat ab extremis articidorum mottbus, id eft, fiexionibus et extenfionibus , quae in omnibus articulis uniformis non eft, et una, quin imo varia, et multiplex, et quidem penes figuras angulares , reclas , et curvas, adquds prona, et fupina reducuntur ; quant fane mediam cujusque membri figuram non difijiculter deprebendemus , et obfervabi mus, fit onnes cujusque articuli extremos mo tüs7 videlicet fïexiones* et, ledingen; of die plaatzing van het deel, welke toe de fpieren behoort: die beiden zal ik uitleg, gen. De eerde wordt meestal de middelhouding van ieder deel, doorGAL&NUS genoemd , ten opzichte van de geledingen, welke geen pyn verwekt, en waarin wy, wanneer wy rusten gewoon zyn onze leden te houden . en waarin ook daarenboven geene fpieren werken • kortom het is die houding, welke even ver af is van de tegenovergellelde beweegingen der geledingen s dat is, de buiging en uitllrekking, die in alle leden niet even eens, maar zeer verfchillende en onderfcheiden is, en wel hoekig, recht en krom, naar maate de deelen voor- en achterover geb::gen worden; en men kan deeze middelplaatzing van ieder deel, zonder veel moeite, opfpooren en ontdekken , indien men de twee te- E 5 gen-  14 .HEELKUNDIGE et extenfiones moliamur, et deinde pun&um medium in ter eas confiituamus e ver bi gratia, in cubito media figura angularis eft anguto fere reclo, quia fac'tis extremis cubiti motibus, hec eft. fumma (ui flexionc, turn ext.enfione. et pur.cto i:i iis conftituto , fi in medio (patio extremorum , moti'um punctum fimiliter confthuamus, et cubitum ad hoe punctum trans (eramus, tnvetiiemus angularem angulo re&o esfc cubiti media m figuram. In cargo autem diverfa efi; nam facits extremis raotibus, ut di£ïum efi, et notatls tribus punSiis , re&am esfe medium carpi figuram invenicmus, Ingetiu Vei o eadem eunmadterftonc ufi, reptiicmus, medium figuram angularem esje an*i/!o obtufo; fimv.iicr in jttgttif. Jn dorjo vero crit curva. Nam fi txtremos fpinae inotus wJianiur , videlicet cur* genovergeftelde bewee» gingen van ieder lid, te weeten de buiging en uitftrekking, tracht daarteftellen, en dan het middenpunt tusfehen dezelve bepaaien; dus is b. v. in den onderarm de middenplaatzing byna rechthoekig, dewyl men de 'wee tegenovergeftelde bewee. gingen van den onderarm, dat is, fterkftebuiging en uitftrekking, verrichtende , en het middenpunt tusfehen die beiden zoekende, en den onderarm op dit puntplaatfende, bevinden zal, dac de middenplaatzing van den onderarm een rechten hoek maakt; doch in de voorhand is deeze plaatzing verfchillende ; want zo men dezelve, gelyk gezegd is, in de tegenovergestelde beweegingen brengt,en het middenpunt tusfehen die beiden zoekt, zal men zien, dat de uitgeftrekte richting de middenplaatzing van den Car pus uitmaakt : doet men het ■ zelf-  MENGELSTOFFEN. f5 curvos, proj'plc:smus mo jorem motum esje cavum, quam curvum , qüia animal omne anterius magis infleStitur quam exterius retro inourvetur; pmiliter et homo « et pc de fmgulis dicendum eft. haque media cujusque membri figura ep itta quae cequaliter ab extremis cuj-tsque articuli fiexionibus, et extenjhnibus dlpat ; quae etiam illudproprium ac peculiare habet, quod pne dolore , cum otiamur\% diutisfime fingula membra continere in ea confuevimus. Quae omniafunt ögaleno deprompta, cum ex Lib. de mom tmscul ÊrVi* zelfde mee de knie, dan vindt men dat de middenrichting gebogen moet zyn tot een Hompen boek", en dus ook in de vingers: in den rug zal dazelve gekromd zyn; want zo men de twee tegen' overgeftelde beweegi.igen der ruggraat , naamlyk de krommingen, in acht neemt, zil men bevinden , dat de beweeging naar vooren vry fterker is dan naar achteren , om dat alle dieren zig fterker naar vooren dan naar achteren konnen buigen , gelyk die ook by den mensch plaats heeft: op gelyko wyze moet men ook de overige geledingen onderzoeken; derhalven is de middenplaatzing van ieder deel die geene, welke op een gelyken afftand van de twee tegen» overgeftelde buigingen en uitftrekkingen van ieder lid gevonden wordt; en die ook dit byzonder en eigen heeft, dat wy- ge*  HEELKUNDIGE . gewoon zyn onze ledemaaten, wanneer wy rusren, in dezelve , larg n • tyd, zonder eenige pyn, te houden: dit alles is naar het vooïfchrift van galenos, in zvn boek De motu muscul. <$rV." Voorts geeft fabricius nog eene nadere opheldering en verklaaring deezer aangehaalde plaatzen uit galen us: vergelyk ook ibid. p. ?02, en yl%x Uit dit een en ander blykt ten klaarden, dar de gebogene ligging, niet alleenlyk de verkiezelykfte en beste is, voör fommige gebrokene leden, vooral het been, maar ook dat de oudfte grondleggers der Heelkunde, welken meest op ondervinding bouwden, hetzelve reeds aangetekend hebben. Even zo min als ondertusfchen den bovenbedoelden Heelmeefter van l.... v. .. deeze uitdrukkeiyke woorden fchynen beke»d geweest te zyn, even zo mift •was hy toenmaals bewust, dat de Heeren sharp en pott, hunne methode, op menigvuldige ondervindingen gegrond, volmaakt, en lang vóór den tyd , dat gemelde l.... v.... zyn been gebroken had , naauwkt'jrig befchreeven en medegedeeld hadden — Ik heb ten minften reden om te gi?fen, dat het hem in dien ryd, even zo min als my, bekend was, en derhalven heeft by geenzins verdiend, na zynen dood,  MENGELSTOFFEN. 7? dood, met zulke hoonende verwytingen, als ikmenigmaalen uit den mond van fommige onkundigen, tegen deeze behandeling, van den anders waarlyk kundigen en beroemden Heelmeefter, gehoord heb, befchimpr te worden. Het lydt geen tegenfpraak, dat foortgelyke fcbuinfe breuken van fcheen- en kuit-been, zeer moeie» lyk recht te geneezen zyn; inzonderheid wanneer ze in het midden gebroken zyn, en ftaande de geneezing, het been op de kuit geplaatst wordt; te meer wanneer de Lyder zwaar van kuit is, en men het been de behoorelyke rust niet kan doen behouden , maar zig in de noodzaakelykheid bevindt, om hetzelve nu en dan opteligten. Verfcheidene van deeze en andere omftandigheden, hadden in den tyd der geneeziage van gemelde beenbreuk plaats gehad, en het is daarom, en om voorgemelde redenen, dat de kromgroejing deezer beenderen niet geheel en al op rekening der behandelingswy>:e van den Heelmeefter moec gefield wor. den; te meer, daar foortgelyke beenbreuken , dikwyls, tegen onzen dank,kwalyk uitvallen. 'i e recht verdient hier een gedeeke eens briefs van den groocen richter, in een ander geval, den i8den April, 178Ó, aan my gefchreeven, geplaatst te worden — zyn Ed. Hoog Gel. zegt —■ 3, Die , welke om reden der niet gantsch naar „ wensch  7* H K K L K (J N ü i S B wensch geflaagde kuur der breuken van Tibla en Fibula, tegenwerpingen maakt, verraadtonwee„ tendheid en een boos hart" enz. C*). „Ook „ daarin «erraadt hy onweetendheid, indien hy niet „ weet, of weeten wil , dat de geneezing eener „ breuk aan eenig lid dat uit twee beenderen be» ftaat, ook by de beste en zcrgvuldigfte behandeling, dikwyls niet naar onzen wensch uit„ valt." enz. Onze Lyder was 5 ten tyde zyner beenbreuk, zwaar van kuit, derhal ven was het noodzaakelyk, het dunnere onderfte gedeelte des beens, ter rechte uitgeftrekteplaatzinge, tusfehen de kuit en hiel, met een aanmerkelyke hoeveelheid zacht linnen, totgradueele compresfen gevouwen , aanrevullen , vervolgends de hiel op zachte fponfen te leggen': ondertusfehen , niettegenftaande alle mogelyke voorzorgen van de zyde des Heelmeefters, ook ten opzichte der (*) De woorden in gemelden brief hierop volgende, heb' ik hier boven, om dat ze aldaar niet te pas kwamen, 'weggelaaten, dewyl ze noch op onzen bedoelden Heelmeefter3 noch op het geval, volkomen toepasfelij'k zijn; ze zyn dé volgende: „Onweetendheid, indien hy niet weet dacdego„ 'bogene ligging des Iids, hoofdzaakeiyk by zwaarlyvi„ gen, niet alleen van den Heere pott, maar veele ar',, dere beroemde Heelkundigen aanbevolen en dagelyk„ van ieder vernuftig heelarts aangenomen wordt."  MENGELSTOFFEN. f9 oer fpalken, welken hy zeer lang en wederzyds het been geplaatst had, en offchoon hy zo veel moge* lyk door vaste doch zachte kusfens, de doorzakking en voorbyelkanderfchieting der ftukken, had getracht te beletten, zo was dit toeval evenwel gc* beurd. Het is natuuriyk eigen aan alle fchuinfe breuken , van Tibia en Fibula, dat de ftukken voorby elkander fchieten, en alle omftandigheden loopen zamen , om hec been zodanig krom , als onze af beeling vertoont, te doen geneezen , als men niet weet, of in ftaat is, om de zamentrekking der fpieren aan den achterkant van het been, zo niet geheel, ten minften voor het meerdergedeeke te beletten , dat is door hec been tusfehen buiging en uicftrekking te plaatzen, en in die fuuatie te bewaa* ren, tot aan de volkomene geneezing. —— Dit alchans konde geen plaats hebben by onzen Lyder; de ligging op, en drukking tegen de kuit, hoe zacht ook, wekte de zamentrekking der fpieren ,van tyd tot tyd, meer en meer op; hetfeheen- enkuitbeen, aan den voorkant minst gefteund wordende, moeften aanhoudend voorby elkander gedrongen worden en zo geneezen, en wel het onderfte gedeelte, meest door compresfèn gedrukt, moest meest opgeligt en voorby het bovenfte gefchoven worden, het welk uit den aart der breuke, en aanhechung en  HEELKUNDIGE en werking der fpieren, gemaklyk te verklaa< ren is. Alle deeze hinderpaalen zouden meer dan waarfebynelyk de geneezing deezer beenbreuk niet zodanig gedwarsboomd hebben, noch ongelukkig hebben doen uitvallen, zo, dat de Lyder, na de geneezing, niet dan zeer moeijelyk en mét behulp van eene handkruk gaan konde, en aan aanhoudende ongemakken , lange jaaren naderhand, onderhevig bleef, had men toen ter tyd geweeten, 't geen naderhand van de beroemdlle en kundigfte Heelartfen, wegens de fchuinligging waargenomen en aangetekend, is bekend geworden; onder anderen van den beroemden Profesfor richter. Ten bewyze van ons gezeg. de, zullen wy, om alle wydloopigheid te vermeiden , alleenlyk aanwyzen een plaats in het werk van een niet minder groot, Hoogduitsch Leeraar der Heelkunde, naamlyk den Heere plenk, in zyne vertaalde korte leerftellingen der Heelkunde bl.315» enz. alwaar men met korte en bondige woorden, de nuttigheid der fchuinligging, op ondervinding gegrond, met de verdere daarby behoorende behandeling opgegeeven en beoordeeld vindt. „ De boekband van sharp, is in alle breuken „ deezes beens verkiezelyk voor alle andere toeftel; „ vooral, wanneer deeze gefteund wordt door de „ fpalken van denzelfden Heelmeefter; het deel 0, moet  mbnösi-stofïe.n.- 81 ^ moet in een gebogen ftandenop zyde gelegd vvor* den, op een vast ku.-ien." Wy zullen het geene één der beroemdite en km> digfte hollandfche Heelartfen, de in ondervinding grysgeworden Heer , j. van der haar, my ia een' brief, wegens een foortgelyk geval, even voor dien des Heeren richter, mededeelde, alleenlyk nog hier by voegen, offchoon wy in ftaat zouden zyn, meer andere foortgclyke oordeelvellingen, van niet min beroemde hollandfche Heelkundigen , te berde te brengen; £yn Ed. zegt." De „ doorzakking, opligtingen en fcheefwording des „ beens, kan veeleer aan de rechte, dan gebogene „ ligging van het been, toegefchreven worden „ Immers by het gewoone gebruik van korte fpal„ ken, en hec recht liggen van het deel op de kuic, „ ziet men niet zelden dezelfde omftandigheid ; „ vooral zo, men de hiel, zo als dikwyls gebeurt , „ niet dan op eene pydyke wyze, genoegzaam ,, onderfteunen kan r en die zou by de gewoa- „ ne handelwyze nog vry wat meer plaats hebben, j, indien niet veelmaalen, het onderfte fehuinfe „ ftuk beens, achter of onder het bovenfte geweev ken ware. „ Ik heb nog onlan s;s in den Heer , te , „ daarvan een doorflaand bewys gezien: deesHeer, „ door twee kloeke Heelmeesters, op de gewoone *> wys,"(naamlykmet een rechcliggend been,),, be» F ,, ban-  82 HEELKUNDIGE „ handeld, kwam negen weeken na de breuk by „ my: ik vond het onderfte fchuinfe ftuk van de Tibia, een vinger breed over het bovenftuk, en ,, met een punt zodanig tegen de huid fteeken, ,, dat wy vreesden, dat het de huid doorbooren „ zou; vooral, wanneer hy de teenen rechtuit (lak, en de hiel niet gefteund werd; ja het fcheen „ dan, of de breuk, die waarlyk vast zat, nog „ los ware," ,, Welk heil en gemak in het gebruik der Engel,, fche fpalken (*) plaats heeft, behoeft men niet te „ bewyzen, dewyl hun gebruik in Europa thans vry algemeen en bekend is, enz." De ongelyke geneezing der Tibia en Fibula, van onzen Lyder, is nog daarenboven zeer begunftigd , doordien de aanmerkelyke ontftee ung van *t vel, en pyn op de fcheen, ter plaatze van de breuk, en alwaar het onderfte afgebroken ftuk tegen het periostium en uitwendige bekleedzelen fcbaafde, eene aanhoudende bevochtiging, met eene oplosfende ftooving vereischt had ; waardoor het vel, («) Welke de Heer van der haar, van fligt hout, die, volgends de ondervinding, van denzelfden dienst zyn, heeft laaten maaken, en die, volgends getuigenis van beroemde Heelkundigen, met even het zelfde voordeel, als die der Engelfchen van leer, gebruikt zyn, en verkiesbaar, om reden , dat men ze gemaklyker en voordeliger bekomen kan.  mengel stoften. 83 vel, weekwordende, van de kuic en op fommige andere plaatfen losgegaan en afgefcheiden was, en fchrëinende pynen, die de anders zo nadeelige opligcing des beens, Maande den tyd der geneezing, dikwyls noodzaakelyk gemaakt had —- Ondertusfchen zal niemand, die genoegzaam kundig en geen vreemdeling in de heelkunst is, dit ten verwyte van den Heelmeester konnen ftellen -— Immers tegen gemelde pyn, ontfteeking van *tvel,en gevaar van doorfteeking van de punt des afgebrokenen fcheenbeens, door het vel, na eene dreigende verzweering, was niets anders aantewenden, en hy had genoeg by ondervinding, hoe veel voordeels zulks doen konde, en noodwendig was tegen dreigende gevaaren; behalven dat hy tot dit zyn doen , by de beste fchryvers en waarneemers der Heelkunde, genoegzaame verdediging konde vinden : immers, om van geene anderen, welken in zynen tyd aanwezig waren, melding te maaken, vinden wy het nog dagelyks, by hen, die gelegenheid gehad hebben, veele beenbreuken te behandelen, aangeprezen; onder anderen met korte woorden , by d. van gesscher, in zyne Hedend: Oefend-' Heelk: I d, bl. 247. $ 1126. en 1127. alwaar wy ' deswegen het volgende aangetekend vinden. „ Het is bezwaarelyk te bepaalen hoe dikmaals „ de verbanden der beenbreuken moeten veranderd „ worden; vermits zulks meestal afhangelyk is van Fa „ ee.  ft HEELKUNDIGE „ eenige bykomende toevallige omftandigheden: in „ 't algemeen echter, moet deeze verandering nimmer „ gefchieden buiten noodzaakelykheid,- en deeze „ heeft plaats, ak het verband meer of min ontwikr „ keld wordt; als het lydend deel zeer pynlyk is; „ -of wanneer deszelfs bovenfte en onderfte uiteinde ,, merkelyk gezwollen zyn: buiten deeze omftandig. „ heden waarlyk, daar men nog eene zeer lastige „ jeukte, ontvelling en aanmerkelyke kneuzing kan byvoegen, is het best dat men zeer zeldzaam ver,, binde, om te minder gevaar te loopen van de herftelde beenëinden te verplaatzen. „ pe behandeling der gewoone toevallen, moet ,, aan de verfcheidene hoedanigheden van deezen be», antwoorden, en kan derhalven tot geene algemee?, ne regelen gebragt worden; gelyk echter dezelven -, meerendeels beftaan in pyn, fpanning, onftee„ king, koorts, ftuipachtige beweegingen, inzon, derheid in den flaap, flaaploosbeid, en dergely„ ken, kan men deezen dikmaals.te hulp komen, door ontlastende , verkoelende, en rustverwek,, kende geneesmiddelen; gelyk ook door verzachv tende, oplosfende, verkoelende, of zachtlyk za- mentrekkende vochten, met welken het verband „ by aanhoudendheid moet belproeid worden." • Zie daar dunkt my, de onfchuld, in de ongelyk geneezene beenbreuk, alhier medegedeeld, met betrek-  MENGEL STOFFEN.' 85 trekking tot de behandeling des Heelmeesters, iri den tyd waarin hy leefde, klaar en duidelyk aangetoond , en tevens , 'dat hy even zo wel als de beste Heelkundigen in deezen tyd, zoude geflaagd hebben door het been in eene fchuine of gebogene ligging, rtaande 'den tyd dergeneezinge, té bepaalen, ware hy zo wel als onze tydgenooten vari de nuttigheid sn voortreffeiykheiddeezer handelwyzë onderricht geweest. De eenige zwaarigheid welke nog fchynt opgelost te moéten worden , is deeze — toen de Heelmeester jn de noodzaakelykheid was, het been, ter verbindinge der ontvellingen, te ontblooten, konde het immers niet misfen de fcheefgroejing, of doorbuiging van hetzelve te ontdekken; waarom dan, dewyl de Callus, op dien tyd, nog niet vast was, niet het een of ander hulpmiddel, ter nederdrukkinge van het vooruitfteekende ftuk van het onderfte gedeelte des fcheenbeens, aangewend? Hierop ant' woorde ik kortlyk: dat er volftrekt tot dit oogmerk niets vyligs uitcedenken mogelyk is, en dat onze vrygefproken Heelmeester, ook ten deezen opzichte , met betrekking tot den tyd waarin hy de .beenbreuk behandelde, volkomen te verontfchuldi» ,gen is; dewyl hiertoe niets in ftaat was, zonder , veele en gevaarlyke toevallen ten wege te brengen s ■alleenlyk in laater, of deezen tegenwoordigen tyd, zou- f 3 " -Ar  86 heelkundigs de men misfchien dit 'toeval hebben konnen verhelpen, wanneer men het been eersc weder op nieuw uitrekte, de ftukken der gebrokene beenderen gelyklyk by elkander voegde, en de rechte plaatzing des deels, in die der gebogene, veranderde: of wanneer men het been m eenen rechten uitgerekten ftaat, waarin hetzelve al den overigen tyd der geneezinge konde blyven, bevestigde; even als men doet, wanneer een aanmerkelyk gedeelte beens uitgenomen is, om de verkorting des lids voortekomen, en welk niet beter, dan door het werktuig des fchranderen HeereA. balthazaar. (Zie Genees-Nat: en Huishoudk: kabinet 3. d. bl- 518 enz.; uitge/oerd kan worden; (een werktuig, het welk waarlyk ook ten deezen opzichte niet genoeg bekend is, doch 't welk alle aanpryzing verdient, en aan den uitvinder, om des eenvoudigheids en volkomenheids wille , veel eer aan doet:) dan, door drukking op den rand van het fcheenbeen te maaken, door eenig werktuig, hoe ook genaamd, ter plaatfe van de breuk en nederdrukkingvan hetopryzend gedeelte des fcheenbeens, kan dunkt my in het brein van een oordeelkundig Heelmeester niet opkomen; althans ik heb reden om niet te twyfèlen, dat indien zulks al eens by hem in bedenking kwame, terwyl hy in zyne eenzaamheid op het heil van zynen Lyder zat te peinzen, de uitoefening, hem, vóór de applicatie, ondoenlyk, pynlykengevaarlykzou toefchynen, enbewee- gen  MENGELSTOFPEN. 8; gen ter befpaaringe van het uitgedachte en zamëngeflelde werktuig, tot een ander gelegenheid en geval. Is het de pligc van ieder Heelkundige, zo veel in zig is, ter opluifteringe der Heelkunde, alle poogingen aan te wenden ? ik achte my om dies wille verpligt, allen blaam, of fchoon ten laste van een niet meer aanweezig Heelmeester, tegen te gaan, dewyl de waarheid hulde te doen myn grootfte vergenoeging is. Ik ben, enz. WEL EDELE HEER! anneer ik met eene nauwkeurige oplettendheid overweege de ontleding van het been des Lyders, welke onder de gevolgen van eene ongelyk geneezene fcheen- en kuit-beensbreuk gefukkeld had, en welke Uw Ed. my de eer aan doet, van briefsgewyze medetedeelen, kan ik gereedlykin Uw Ed. gevoelen komen, en toeftemmen, dat de ten dien tyde in gebruik zynde manier van beenbreuken te behandelen, en des door den Heelmeester, aan wiens zorg deeze geneezing is aanbetrouwd geweest, gebezigd, voor oorzaak der wanftaltige hereeniging der beenderen, en der daarop gevolgde ongemakken te houden zy; F 4 en  83 Heelkundige en dat meer dan waarfchynelyk het een en ander zou-» de zyn voorgekomen geweest, indien men van die fchuinfe ligging van het deel, waarinjde breuk voorgevallen, en van welke, wel is waar, fabricius ab aquapendente in de XVÏden Eeuw (zie Lib. IV. c. v. in fir.e ,) in algcmeene bewoordingen gehandeld heeft, doch welke voorzeker de Heeren w". sharp en p. pott uit gezonde befpiegeling en daarop verzekerende ondervinding , in een helder daglicht hebben gefteld, had gebruik gemaakt. Ik heb zo veel te meer reden óm hieraan myne toeftemming te geeven, als ik van te vooren van de behandeling der beenbreuken van die Heelmeesters onderricht, in dén jaare 1778 gelegenheid had van in St. Bartel's Ziekenhuis te London, den Heer pot t veelvuldige beenbreuken te zien behandelen, en des in uitoefening onder de hand van dien zelfden grooten Heelmeester bevestigd te zien, het geen my uit ?yne fchriften voorheen reeds zo aanneemelyk was voorgekomen. Men moet gelegenheid gehad hebben, zal men over de voordeelen der gebogene en zywaards geplaatste ligging der gebrokene ledemaaten met grond konnen oordeelcn, van deeze behandeling, zo als zy thans in gebruik is, en die, welke een vroeger tydvak der Heelkunde, en waaraan, helaas! en nog aanzienlyk deel uitoefenaars, by mangel van  MENGELSTOF FE M. van bewüscheid der vorderingen in de Heelkunde. Of door vooroordeel verkleef: is, gezien en dezelve onderling vergeleeken hebben , en men zal weldra, bedrieg ik my niet , wanneer men onzydigaan de waarheid alleen wil hulde doen, het befluit konnen opmaaken, welke de voorkeur verdiene vak iemand * welke ongelukkig genoeg is van één zyner ledematen djor eene beenbreuk te verminken , onder het befluur van eenen, die zig van de verbeterde wyze van beenbreuken te behandelen bedient, hy zal het genoegen hebben, van, terflaaking zyner pyne, en ongemakken, gemaklyk in zyn bed geplaatst te zyn, zig oncheeven te zien van die .wreede behandeling, welke onder den naam van Extenfie en Contra Extenfie welëer by den Heelarts bekend was, en daarentegen ondervinden, dat men zulk eene plaatfing aan het gebroken deel geeft, welke de eigene ingeeving den lydenden, op het oogenblik, wanneer het ongeval voorvalt, doet uitkiezen; eene geboogene plaatfing naam* lyk, en eene zy waardfe ligging van het gebroken deel, byzonderlyk zo het de onderfte ledemaaten betreft: door zulk eene plaatfing, als het waare, de fpiervezelen het vermogen benomen zynde, om nadeel te konnen doen, zal het den Heelmeester gemaklyk zyn, om de verbrookene, of voorby elkander gefchoovene beeneinden in hunne natuurlyke plaatfing wedertebrengen; en de fpieren door eene F 5 zelf-  o© HEELKUNDIGE zelfde plaatfing; geduurende den tyd, welke de natuur vordert, om de gebrokene beenen te hereenigen , in dien zelfden ftaat van weereloosheid bly 'vende, er alken!} k ter zyde, door het aanleggen van genoegzaam lange fpalken, welke van den eenen tot den anderen beenknokkel gaan, voldoende fteuning noodig zyn, ter weeringe van doorzakking, of afvvyking der beeneinden; om de geneezing, doch niec alleenlyk de geneezing, maar te gelyk zulk eene, welke noch ontfiert, noch ongemakken, als gevolgen eener kwaade behandeling, achter wegen laat, te bewerken. Hoe gunftig eindlyk wordt nog het gemak, het welk men den Lyder door deeze handelwyze aandoet, bevorderd door het verband, van het welk men in beenbreuken, 't zy enkelvoudig0- 'c zy zamengeftelde, thans gebruik maakt! daar voorheen de rondgaande en kruisgevvyze zwachtel het verband uitmaakte, en, by vernieuwing, telkens vorderde, dat het gebroken been werd opgeligt, en in gevaar gefield van verplaatst te worden, of pyn te veroorzaaken, geeft nu eene verbeterde handelwyze, een eenvoudig agtienhoofdig verband aan de hand, wiens infnydingen met den draad van 't linnen eenen hoek maaken, het welk door éènen fpclde wordt vast gehouden, en 't geen, geduurende al den tyd der geneezinge. naar goedvinden en noodza-kelykheid telkens kan veranderd worden, zonder dat het gebroken been eenige plaatsverandering be-  mengelstoffen; 0,1 behoeft te ondergaan: de eenvoudigheid pleit der* halven voor haare voordeden, en 't is hierom, dat ik my wederhoude van in tegenoverftelling hiervan eene befchryving te geeven, der wyze waarop men voorheen de bsenbreuken behandelde , en eene fchildery optehangen der folteringen, welken, ter geneezinge eener beenbreuke, de reeds pynlyke Lyder nog daarenboven ondergaan moest de fchadelyke leerftelfels daaromtrent, zyn maar al te dikwerf geboekt, en, als 'c waare, zonder medelyden van de oudheid, tot op byna deezen tyd tot ons overgebragt. Ey deeze gelegenheid kan ik niet voorby aantemerken, (en ik weet niet, dat het onder iemand zyn aandacht gevallen is,) dat het niet om 't even is, welke fchuinplaatfing, ter gelukkige geneezinge van het fcheen- en kuit-been, aan het gebroken been gegeeven worde, maar dat men op de plaatfing van den voet te gelyk wel degelyk behoort acht te geeven; te zorgen, naamlyk, dat de voet niet te veel naar binnen, noch naar buiten in de fchuinfe ligging geplaatst worde; immers, in't eerfte geval, zullen de beenen, door beenweer zamen gegroeid zynde, den voet te zeer naar binnen doen wyzen en te weegbrengen, dat de voet in het vervolg in den gang hinderlyk zy, of, het laatfte plaats hebbende, de voet te zeer naar buiten gekeerd zyn, en daardoor den Lyder de ftevig. heid • KL  ■i2 E E L K li N D I' G E heid in hec gaan benomen worden; gelyk iemand gemaklyk kan begrypen, wanneer by overweegt, dat om hec ftevigst te ftaan en te gaan, het niet om 't even is, welk eenen hoek de voeten in het ftaan en gaan maaken, met de lyn, die uic de punten der beide hielen tot elkander getrokken worde. Wil men dan eenen regel, (en ik heb deezen, wanneer ze in achc genomen, of verwaarloosd, werd altyd ten fierfel der geneezinge, of ten ver» wyte van den Handarcz bevestigd gezien,) men draage zorg, dac in breuken van het fcheen. en kuit-been de fchuinsligging van het been zodanig eene. plaatfing, en de voet met hetzelve zodanig eene bepaalde richting boude, dat eene rechte lyn, getrokken uit het middenpunt der onderfte knobbels van hec Dyebeen, te gelyk het middenpunt van den greoten teen doorloope. Indien hec noodig ware, zoude ik hier veele voorbeelden van konnen aanhaalen; dan ik houdé my verzekerd, dac ie:Jer, die er de proef van iïeemc, hier van zig een vollen overcuigen zaï — die in hec voorby gaan. Daar nu de voordeden deezer eenvoudige behandeling zo grooc zyn, hebben wy reden om' verwonderd ce weezen, (gelyk ik niec weinig verwonderd was, toen ik in' den jaare 1779, iri Frankrijk , alwaar men de Heelkunde volmaaktst  MENGELSTOFFEN, 9\ tnaaktst vermeent uitgeoefend te worden, en alwaar men reeds door de vertaaling der werken yan den Engeljcben Heelmeester, i>oTT,van deeze verbeteringen kennis droeg, de beenbreuken op den ouden voet behandeld zag, en de lydende Lyders door hinderende ligging, pynigende zwach. rek, kwalyk gevormde fpalken, ftroarmen, beenladen, en welke werktuigen niet meer, als gekluis* terd hield;) dat deeze verbeterde handelwyze niet meer in'talgemeen gebruik is, en als 'c waare, nog verzuimd wordt; en daar het in deezen opzicht Uw Ed. voornaam doelwit, gelyk ik begryp, fchynt geweest te zyn, om door deeze ontleeding de gebreken van de voorheen gehoudene behandeling der beenbreuken, en de voordeden der verbeterde aantetoonen , zal het ter voldoeninge zyn, zo de gemeenmaaking van dit geval hiertoe iets medewerkt, en anderen aanzet, om by voorvallende gelegenheid de oude en min' gepaste behandeling voor eene nieuwere en betere te verwisfelen. |k heb de eer van te zyn, enz. M. S. DU PUI. (UAB-  heelkundige raadpleeging, wegens eene Kanker des aangezicht s, door een* Heelmeester in Gelderland. D e lip van zekere vrouw, wegens welke ik Uw Ed. by deeze raadpleege, is byna geheel en al vernietigd, en de linker wang mede zeer aangedaan, door eene Kankerzweer, welke haaren oorfprong genomen heeft uit een klein knobbelachtig gezwel, het welk zig blaauwachtig en pynlyk, in het midden der onderlip, zonder eenige bekende uitwendi» ge oorzaak opgedaan heeft. Het is reeds vier jaaren geleden dat deeze beklagenswaardige vrouw, myne hulp verzocht, en dewyl ik haar voor het overige zeer gezond befpeurde te zyn , raadde ik de wegneeming, boe eer hoe beter, aan, welke in de daad op dien tyd ook zeer gemaklyk , maar 't my toefcheen , had konnen uitgevoerd worden dan, niet tegenftaande ik geene de minfte zwaarigheid ter uitvoeringe deezer operatie maakte, maar dezelve allergemaklykst voorftelde, kon ik echter de Lyderesfe, tot dezelve niet beweegen; zy nam het beiluit, zig naar A , ter raadvraaginge , te begeeven , en te verneemen, of de wegneeming van het ongemak noodzaakelyk wa-  mengelstoffen; 95 ware, om eene te vreezene, ongeneezelyke knnkerzweer voortekomen, gelyk ik haar gezegd had, en deed zulks eenige maanden daar na: te rug komende was al haare zorg verdweenen; zy zeide my, dat beroemde Heelkundigen, haar in zo verre gerust gefield hadden, dat haar ongemak althans oogfchynelyk tot nog toe niet kankerachtig was,* dat zy ter geneezinge niets beproeven moest, want dac daardoor het ongemak zoude konnen getergd en kwaadaanig gemaakt worden; en belangende de wegneeming, welke ik voorgefteld had, deeze was wel mogelyk, doch niec noodzaakelyk, vooral niec aanpryzenswaardig; wanc indien hec ongemak van geenen kankerachtige^ aarc ware fgelyk hun, die haar ongemak gezien hadden, meesc waarfchynelyk toefcheen,) dan was de kunscbewerking overcollig; en indien het onverhoeds en cegen gedachcen van eenen kwaaden aarc ware, dan zoude de wegnee» ming cog niecs baacen, in cegendeel het gebrek zoude te woedender wederkomen, op dezelfde , of eene andere plaats. Myne Lyderes leefde hierop gerust voord, offchoon haaf ongemak crapswyze in grootte toenam, tot dat zy in het begin van dit jaar, door heviger pynen en openbarfting van het gezwel, benevens zwelling en verharding van de geheele on* derlip en een gedeelte der wang, aan de linkerzyde, gedrongen werd, by my om hulp te komen — Ik  jjS heelkundige Ik vond alle kentekenen van eene befl nene kanke? aan de onderlip» verzeld van verharde en opgezette onderkaaksklieren, en ontvelling, gepaard met pynlyke huidpntfteeking, aan de wang — Hoe fmartlyk my deeze vertooning ware, kan U w Ed. gemak, lyk nagaan, te meer, dewyl myne waaifchouwing en raadgeeving , als niets beduidende, veroordeeld, by de uitkomst myne voorfpelling, van eene te gemoed ziende vcnielende kanker, welker ftandgryping men, naar myn inzien, had konnen voorkomen, wettigde. In deeze omftandigheid fchoot niets ter haarer hulpe overig, dan zulke middelen die eenigzins ia ftaat tvaren de pynen te verzachten, en den fchielyken voordgang te bepaalen, of liever het leven der Lyderesfe eenigzins drasgelyker te maaken: ondertusfchen noch uit.vendig Saumina, noch Aluminofa, hebben iecs gebaat: eindelyk befloot ik, op uwe aanpryzing, in het eerde ftuk van het tweede deel uwer Mengelftoff-n, .de kina met Spirit, fal. amm. c. cake vivat inwendig, en in eene ruime hoeveelheid toetedienen , en de lip-kanker, benevens de wang met het water van m. martinet, te verbinden: van toen afzag jk merkelyke verandering in de kankerzweer, en ik verblydde my zeer met een gebondene etterachtig, in plaats van kboreus vocht, voor den dag te zien komen. Da»  MENGELSTOFFEN. f)f • Dan, hoe ongelukkig voor de Lyderes , en alleronaangenaamst voor my ! er deed zig, in de maand juny, iemand van haare naastbeftaanden op, die haar aanraadde en befluiten deed, een middel, thans in Gelderland zeer beroemd, te beproeven, gelyk zy reeds, (na my hiervan verwittigd, en verzocht te hebben, om haar, in gevalle zy niet (hagen moge, weder ter hulpe te komen bezoeken,) daarmede begonnen is: onlangs heb ik vernomen, dat haar ongemak in den beginne iets fcheen gebeterd te zyn —* voorleden week ondertusfchen, haaren man ontmoetende , verhaalde deeze my, dat zy zwaklyk en ziek werd; dat de pynen vermeerderden; de onderkaaksklieren in groote toenamen een menigte bloederig fcherp vocht zig uit de zweer ontlastte,' dat er een aanmerkelyk gat in de wang gevallen was, en dat ik misfehien kortlings weder ter hulpe geroepen zoude worden. Hoe komt Uw Ed. dit geval voor? en hoe zal het best zyn, my in de behandeling van dit, (waarfchynelyk ongeneezelyk,) ongemak , te gedraagen, indien myne hulp weder gevorderd werd ? Ik ben, enz. 17 $86 G ANT-  9$ HEELKUNDIGE Antwoord en raadgeeving aan den Gel, derfchen Heelmeester, wegens de voorgemelde lip- en aangezicht s-kanker. O m uwen veelbeduidenden en algemeen aangelegenen brief „ wèl te beantwoorden, en op dat gy voor u zei ven eenig nut, en uwe Lyderes, ware het mogelyk , zo niet geneezen, echter in haare^zorglyke omftandigheid en pynen, eenigzins verligt mogce -worden , heb ik noodig geoordeeld , denzei ven, (doch kortlyk,) in negen afdeelingen te be= handelen, en daarin ten I. ) Aancoonen, dat de wegneeming van bet knobbelig gezwel, noodzaakelyk was, en de woede- des gebrek, (waarop nu misfchien de dood, in gevolge van dien, niet zal konnen voorgekomen worden,) zoude voorgekomen hebben; te meer, dewyl de Lyderes, volgends uwe melding, toen* maals gezond was. II. ) Bewyzen de ongeoorloofdheid der gerustftellinge aan foortgelyke Lyders , waardoor gelegenheid tot zorgeloosheid, in het waarneemen der bykomende toevallen; verergering en ongeneesbaarheid van het ongemak, gegeeven , en de Lyders eene onvergeevelyke en verkeerde ftoutmoedigheid, om.  mengelstoffen; 99 om de gevaaren onverfchrokken te geme-et te zien, ingeboezemd wordt. III. ) Zal ik aantoonen dat de opzetting der klieren in de nabyheid der kankergebreken, niet altyd een verbiedend kenteken is ter wegneeminge, veel min een aanduidend kenmerk van ongeneesbaarheid der kankerzvveeren, of algemeene vcchtsverbastering. IV. ) Zal ik bewyzen, dat de gemelde fmartlyke ontmoetingen , van een kundig en gemoedlyk Heelmeester , in het meesterachtig veroordeelen van zynen góeden raad, door andere Heelkundigen, meest nadeelig zyn voor de Lyders, maar geenzins in ftaat zyn, den moed van een ervaaren en kloekmoedig Heelarts uittedooven; het zy in de uitvoering van Heelkundige handgreepen, of in de aanlegging en toediening van plaarsmiddelen. V. ) De nadeeligheid van het zo algemeen aangenomen gevoelen, om de kankergebreken te Pallieeren, zonder eenige geneezingsbeproeving in 't werk te ftellen, aanwyzen. VI. ) De voordeeligheid vmAlcalia, in- en uitwendig gebruikt, nader ophelderen. VII) De ongelukkige beproeving van het Geldersch middel, met myne ondervinding overeenkomftig, ftaaven. VIII.) Opgeeven wat te doen ftaat, als eenë nieuwe hulpvranging geëischt wordt. G a IX.)  "ÏOO HEELKUNDIGE -', - IX.) Aantoonen dat in laatsgemelde geval, een co t nog toe onbekend iïhatiscb kankermiddel, beproevenswaardig zyn zal, waartoe de waarneemingen, dewelken hierop volgen zullen, ten richtsfuoer ftrakken konnen. «*.) Uit de befchryving van hec ongemak, is, vermoedelyk, en niec onduidelyk optemaaken, dat de lip van uwe Lydcresfe, toen gy haar voor het eerst on. 'derzocht, alleeniyk plaatslyk door eene kleine kankerachtige lipknobbel aangedaan was, zónder dat er eenig vermoeden van eene algemeene kankerbefmetting der vochten, konde llandgrypenblykens haare anders gezonde gefteldheid, en onaangedaane ■feelendene; of afgelegene klieren : immers van dk laatfre maakt Uw Ed. geene melding: de plaatfing der lipknobbél was allergefchiksc eer wegneeminge^ en zoude by uwe Lyderesfe, juisc om redenen haa« rét ahdèrs gezonde gefteldheid, meer dan waarfchynclyk, van eenen gunfligen uitflag geweest zyn 5ten minften, (zo ménuic fpreekende bewyzen, welken alle aancehaalen overtóllig zyn zoude,) gevolgtrekkingen mag maaken; ik zwyge van gevolgtrekkingen, uit waarneemingen van meer aanbelang, onder anderen die van de Wedwe. w. sterk, welke vrouw., (Zie myne Mengelftofen i dsel. bk 141. enz.) niec tegenftaande de omftandigheden niet zögunihg waren, evenwel door de. wegneeming der borst- en oxel-klier gered is, en thans nog volkomen gazond, en zonder eenige hinder van haare borst»  M ENGELSTOFFEN. IÖt borstkanker herfield blyfc — Uweaanpryzing ter wegneeminge was gebouwd op de beste Heelkundige grondbeginfelen; wenfchelyk ware het voor de Lyderesfe, dat zy uwen heilbedoelenden en wyzen raad niet gewantrouwd en van de hand geweezen had; dan had zy, ("even zo zeker als men van meest alle de Heelkundige handwerken voorfpellen mag,) eenen thans zeer waarfchynelyk fpoedig aanftaanden dood, ;afgekeerd; het ongemak; toenmaals plaatslyk, bepaald zynde, offchoon er geene uitwendige belediging vooraf plaats gehad heeft, zonde, geheel en al uitgeroeid zynde, geene nablyvende kankerftof fchuil gelaaten hebben;want zondar op de eene of andere plaats eenige kankertekenen daar te ftellen; en zonder de gezondheid eenigzins te benadeelen, kan men Zig geene verborgene kankerftof verbeelden. /3.) Het blykt uit het geval van u've Lyderesfe, zo wel ais uit honderden anderen, dat ook de Lip•knobbels even zo als ScirrM in de mammen, verkeerdlyk voor niets beduidende ongemakken, of verhardingen van een goedaartig foort, aangezien worden; terwyl dezel ven zeer gemaklyk, met'gewenscht gevolg, en zonder eenig gevaar konnen weggenomen worden; daar ze integendeel door eenige bykomende omftandigheid, of uit haar eigen aart,enlangzaamerharid,kwaadaartig worden,de bélendene klieren aandoen, en veelal in eene' ótfgeïïeezelyke, ja doodlyke kanker ontaarten. —- fs' hec G 3 " ifier'-"  102 HEELKUNDIGE b>rom niec zeer te verwonderen en ongeoorloofd, dac zelfs beroemde Heelkundigen, (die ongetwyfèlcj zeiven dikwyls hierin misleid geweest zyn,) in hunne raadgeevingen, de wegneemingen der lipknobbels, of Scirrbi, op andere plaatfen, zozeer veroordeelen, offchoon zy zeiven niets ter geneezingsbeproevinge aanraaden; maar alleenlyk om de aanwakkering van de woede des gebreks, of om den overgang der Scirrhi in Carcinoma lang tegen te houden, eene, in fchyn veelbeduidende, echter in de daad weinig betekenende, raad, om niets te doen, en alleenlyk aanfchouwer te zyn, aan de hand geeven j voorfpellende dat buiten dien, de ongemakken kwaadaartig, gevaarlyk, ja doodlyk worden zullen; daar ze anders jaaren lang zonder hinder konnen gedraagen worden ! deeze raadgeeving, hoe heilzaam in fommige gevallen, daar volftrekdyk geene wegneeming in 't werk gefield kan worden, of raadzaam is, komt echter zeldzaamer te pas als men wel voorgeeft, en zoude misfchien in de meeste gevallen van raadpleegingen, als onder anderen in het geval van uwe Lyderesfe,een meer foortgelyken, verfchoonlyk zyn, ware het niet dat de ondervinding leerde, welke flechte gevolgen de raadgeevingen van beroemde Heelkundigen hebben konnen, in gevallen van zulk een aanbelang, en wanneer zy, uit fchroom voor den Hechten uitflag van eene of andere operatie dezelve niet durven aanpryzen, veel min eigenhandig  MENGELSTOFFEN.' to3 dig uitvoeren; alleen, om dat haar de eene of andere ongelukkige uitflag bekend is; of, om dat het tegen hun aangenomen gevoelen, gebouwd op foortgelyke. ongelukkige, (fomtydsonkundige,) uitvoeringen , ftrydig is. Ik zoude de ongeoorloofde vrypostigheid van fommigeHeelkundigen,welken den raad en hulp van andere,kundigeHeelmeesteren, als nadeelig, ja zelfs hoogst gevaarlyk doen befchouwen , en den hulpzoekenden Lyder eene onvergeevelyke en misleidende floutmoedigheid, om de gevaaren onverfchrokken te gemoed te zien - inboezemen, uit eene menigte waarneemiagen, van eenen zelfden aart als die van uwe Lyde- resfe, konnen bewyzen dan ik acht zulks onnoodig, om dat het hun die van ons tegengefteld jrevoelen zyn, niet overtuigen zoude, dewyl men valsch vooronderfteld, dat de waare kanker altoos zyne plaatsbepanling verfchuldigd is aan een voor-'' afgegaane befmetting inde vochten, en derhalven nimmer uitgeroeid kan worden, zonder dat hetzelfde ongemak op de eene of andere plaats zig Weder openbaart; dewyl volgends die vooronderflelling, de vochten algemeen befmet zyn, en altoos nog fmetftof ter wedervoortbrerging bevatten, zonder dat men zelf weet, wat eigenlyk kankerfmët is, en even als of er nimmer eene plaatslyke kanker gevonden werd; want- offchoon men gevallen van gelukkige wegneemingen tegenwerpt, en ze zelve in hunG 4 "e  heelkundi6e ne tegenwoordigheid, tegen de voorfpellingen van eenen flechten uitflag, uitvoert, en de volkomene geneezing daarop volgf, zo fchynt evenwel hun vastgeflelde Systhema daardoor niet veranderd te konhen worden: immers het geval van de Wedwe w.sters, voorgemeld, werd vdór de kunstbewerking even zo wel door andere en beroemde Heelkundigen, als doormy, voor kanker aangezien; men raadde, als vruchtloos, de wegneeming af; ik deed desniette. genflaandede operatie; men was beducht dat de aangedaane oxelklieren, indien ze niet naauwkeurig weggenomen werden, (waarvoor ik zorg droeg,) *eer fpoedig in een zelfde ongemak, als dat der mam, zoude overgaan: niettegenftaande alle deeze ongunfhge voorzeggingen, is de Lyderesfe, (zie bovengemelde MengelftoffenJ niet alleenlyk volmaakt geneezen maar zy leeft thans nog zeer gezond. BiUyk zoudeüwEd. vertrouwen, dat dit geval flerk genoeg overtuigen zoude, dat kanker, tydig wegee«omen, geneezen wordt, indien ze plaatslyk zyn kan het welk immers duideiyk gebleeken is; en du het kanker ware, ,lydt immers geene tegenfpraak, waarom had men anders de operatie afgeraaden * immers niet om dat de pynlyke verharding in de borst en oxel, van eenen anderen dan kankerachtigen aart ware, die geene kwaade gevolgen hebben *onde, want dan had men niet zo zorgvuldig behoeven te zyn, om toch niets van de oxelklieren', die me-  MENGELSTOFFEN; I©5 mede aangedaan waren, door het mes ongemoeid te laaten; en evenwel is het er wel verre van daan tdatjfommigen thans niet zouden durven ftellen, dat het ongemak van myne Lyderesfe, nimmer van eenen kankerachtigen aart geweest is; zo anderen niet tot nog erger dwaaling overhellen, met nog heden de radicaale geneezing te wantrouwen , als of de kankerftof, nog in 't lichaam omzwervende, den eenen of anderen tyd, nog eens zal losbreeken, op eene plaats die nog nader bepaald ftaat te worden. Hoe belachlykUwEd.dit ook voorkomen moge,en hoe wei* nig ik my des bekreune, genoeg voldaan zynde, dat ik dan ten minden myne Lyderesfe, tot hier toe, voor het gevolg van zulk een kwaakaartig ongemak bevryd hebbe, zo bewyst het evenwel genoeg, dat de verkleefdheid, van fommige beroemde Heelkundigen zeiven, aan een, hoe zeer ook wankelend leerftelfel, door hunnen invloed op de gemoederen van hulpzoekende noodlydenden, zeer veel nadeels doet,, gelyk gy maar al te duidelyk ondervonden hebt : voor het overige kan ik ter antwoordinge van uwen brief hieromtrent kort zyn, dewyl gy voor u zeiven het beste gevoelen aangenomen hebt, ten einde zonder huivering, alle plaatslyke kankers door het mes uit uitteroeien. y.) Het is, gelyk wymeermaalen gezegd hebben; G 5 by  IOfj HEELKUNDIGE by fommigen een 'algemeen aangenomen gevoelen , dac de geheele masfa van 'c bloed door kankerftof aangedaan is, wanneer eenige klieren, in de nabyheid van eenig mee kanker aangedaan deel, opgezec en verhard zyn, en dac in die gevallen de weg. neeming zeer gevaarlyk is, en nimmer door eene gelukkigeen beftendige geneezing achtervolgd worde. Onder veelvuldige waarneemingen door de beroemdfte Heelkundigen, kan ook myne van de Wed^e w. sterk, weder gerangfehike worden, een bewyze der ongegrondheid deezer Helling: het is veelmin altyd een genoeg voldoend bewys, of kenmerk van ongeneesbaarheid der kankerzweeren, of van eene algemeenevochesverbastering; dewyl fom. naige kankerzweeren geneezen, niec cegenftaande de aangrenzende klieren opgezec zyn; dit zal in eene volgende waarneeming, wegens eene lipkanker, duidelyk blyken; behalven andere gevallen waarin ik hec tegendeel gezien heb; zelfs by de allerkwaadaartigfte borstkankers, daar de oxelklieren eenen tyd lang verhard en opgezet bleeven, en eindelyk toe goedaartige verzweeringen overgingen, die gemaklyk en als van zeiven genazen, offchoon de borst-kankerzweer aanhoudend voordwoedde, ten bewyze, dat deeze klieren per Confenfum aangedaan zynde, opzette, ontftoken raakten, en tot verzweering overgingen, zonder dat evenwel de kankerftof der-  mengelstofpen. 10/ derwanrds verfpreid was: immers in die geval zoude anders, geen goedaartig ettergezwel, veel min de volkomene geneezing gevolgd zyn. Het is heel iets anders in die vergevorderde kankergebreken, welken hun gift, door middel van de watervaten, als waar tegen ons de beroemde camper waarfchouwt, naar afgelegene of nabyzynde klieren verfpreid hebben; of alwaar het algemeen verfpreide kankerfmet, door knobbelachtige en pynlyke opzettingen, langs de verfpreidingen der water' vaten, zig openbaart; of daar, volgends de waarneemingen van den beroemden en kundigen schmucker, eene algemeen verfpreide kankerbefmetting, door de ontftokene oogranden, of zelvige ontaartingen der Glandula meibomii, kenbaar is, en alle handwerken ter ontwortelinge verbiedt; dit alles kan met geen oppervlakkig oog befchouwd worden, zullen er nuttige gevolgtrekkingen uit opgemaakc worden; maar hiertoe behoort Ontleed- en Heelkundige kennis, met veelvuldige ondervinding, onbevooroordeeld gepaard te gaan. Even zo min als men,by voorbeeld, in gevalle van zenuw-'of pees-kwetzinge, panariiium, of andere ongemakken van dien aart, aan de vingeren, waar by niet alleenlyk de oxelklieren, maar ook den geheelen arm pynlyk aangedaan en opgezet zyn, ons doen denken, dat de geheele masfa van 't bloed met eene ontfteeking veroorzaa- ken-  ioö HEELKUNDIGE kende ftof aangedaan is, en alle hulp, door middel tan infnydingen, enz. verydelen zal; maar deeze door ondervinding noodzaakelyk bevondene geneeswyze, ons, in tegendeel, met een goed gevolg, daartoe aanfpoort; even zo min kan men, zeg ik, in alle gevallen van kankergezwellen of verzweeringen, alwaar de nabygelegene klieren gezwollen verhard, of ontftoken zyn, befluiten, dat daarom het kankergebrek niet plaatslyk zyn kan; volftrekr, om de algemeene kankerverfpreiding, ongeneezelyk is, en de wegneeming, door middel van het mes, verbiedt. $0 Het kan niet dan onaangenaam en fmartlyk zyn voor Uw Ed, by den uitflag te zien, dat uwe goede, fchoon afgekeurde raad zo noodzaakelyk door daadlyke uitoefening, had moeten achtervolgd worden ; dewyl het meer dan waarfchynelyk is, dat uwe Lyderes in haare toenmaals gunftige en gezonde omftandigheid zoude geneezen. zyn geworden: dan voor u zelve ondertusfchen, kunt gy reeds de grootfle voldoening vinden in de overtuiging van misleiding, waarin uwe Lyderesfe en haare naastbeftaanden van nu af aan geraaken, en nog verder geraaken zullen, ten minften in zoverre, dat zy den gefchikten tyd ter wegneeminge en door deeze de geneezingsbeproeving met zulk een Hecht gevolg, roekelooslyk,ten minften vruchtloos heb»  MENGELSTOFFEN. IOQ hebben laaten voobygaan: geene van hun, welke haar de ontworteling afgeraaden hebben, zullen die zelve konnen ontkennen. Met welk een ingebeeld en onverdiend recht, fomrnige beroemde Heelkundigen, maar al te dikwyls zig by den raadpleegenden Lyder ook doen gelden, om'het vertrouwen, op den raad en hulp van cmderen, te doen wankelen, zo niet geheel te ontrooven is overbekend; dan, de tyd en gévallen geeven genoegzaame gelegenheid aan de hand, dat ieder op zyn beurt, middagklaar, (zelfs van het algemeen) kan beoordeelt worden: ongelukkig! wel is waar, voor die noodlydenden, welken niet zelden het flagtöffer van valfche leerflelfels zyn moeten, maar echter voor veele anderen zeer gelukkig, voor zo verre zy, door voorbeelden, het waare van het valfche lëeren ondericheiden, blykens uwe Lyceres, welke reeds van haare dwaaling, (doch, helaas! misfehien te laat,) te rug keert, waardoor het vertrouwen ten opzichte uwer kunde, by haar en de haaren, aanmerkelyk zal aanwinnen, en hierin zult gy uwe vertroosting vinden, en de poogingen, welken gy in het toekomende ter haarer hulpe mogt in het werk ftellen, al konnen ze nu maar alleenlyk dienen ter verzachtinge en afwendinge van eene haastigen dood, zult gy onverhinderd met een geheele toevertrouvvinge van uwe Lyderesfe, konnen aanwenden: alchans dit heefc de ondervinding my v/el eens geleerd, en ik heb my nimmer aan ves:  IIO HEELKUNDIGE veroordeelingen myner, (zo ik dacht,) goede raadgeevingen geftoord; ook zal ik nimmer by hun, die myne raadgeeving niet wantrouwen, en zo lange ik niet beter van het tegendeel overtuigd worde de aangeprezene handwerken, tegen dit boosaartb ge! brek, nalaaten; maar zo dikwyis in 't werk lleilen, als ik, op gronden der'ondervindinge, van de beroemdfte en in de daad kundige Heelartfen, en myne eigene onderzoekingen, zulkstydig en noodk oordeele. s.) Het is even ongeoorlbofd als onverantwoordelyk , geene onfchadelyke beproevingen tegen kankerzweeren aantewenden, maar in tegendeel, zo dra men op zekere, onzekere kentekenen meenr te mogen befluiten, dat de lip- of borst-zweeren .(inzonderheid) , van dien aart zyn, van alle geneezingsbeproevingen afziet, niet alleen, maar zelfs den fpoc dryft, met alles wat hiertoe aan de hand gegeeven wordt, al is het wel beredeneerd uitgedacht, en door beroemde Heelkundigen aan de hand gegeeven en zig te vreeden houdt met het ongemak, zo niet openbaar, ten minften by zig zeiven voor volftrekt ongeneezelyk te verklaaren, en hierom alleen en geheellyk toevlugt te neemen tot de, in fommige gevallen, zonadeelige cura Palliativa: immeis daar het dikwyis de allerkundigften gebeurd is, dat zy in de beoordeeling der fchynbaare kanker misleid geweest zyn, zo zelfs, dat onkundigen foorrgelyke on-  MENGELSTOFFEN. III ongemakken naderhand zeer voorfpoedig en volkomen geneezen hebben, zo blykt, dat het altyd on* verfchoonelyk onvoorzichtig is, te fpoedig tot de ongeneesbaarheid te befluiten , dewyl bierdoor geneesbaare ongemakken, integendeel getergd worden , voor zo verre men ten minften de waare geneesmiddelen onbeproefd laat, en den gunftigen tyd laat voorby gaan; terwyl intusfchen zeer dikwyis andere ongeteldheden in het lichaam plaats grypen, die de vochten zodanig verbasteren, dat de kankerzweeren, of zeer daarnaar gelykende ongemakken , hierdoor alleen ongeneezelyk gemaakt worde. £,) In die gevallen althans alwaar men eenigzins reden heeft te gisfen, dac het ongemak van geenen fcheurbuikigen aart is, maar ontftaat uit eene ontaarting der vochten van eenen zuuren aart, het welk men,\ndien andere tekenen ter onderkenninge ontbreeken, uit de ongunftige beproeving van zuure geneesmiddelen kan ontdekken , zullen alcalia altoos best aan het oogmerk voldoen ; want uit veele waarneemingen fchync het my meer dan waarfchynelyk toe, dat de kanker altyd van dien aart is, en dat zo men ooit dit woedend ongemak in alle mogelyke gevallen radicaal geneezen zal, het op deeze gronden, en door alcalia zal moeten gefchieden; immers de ondervindingen in veele gevallen hebben reeds getoond, dat deeze den meeften dienft doen; piet nalaaten fommige kankers te geneezen, en an- de-  JI3 HEELKUNDIGE dere meer dan gewoone hulp aanbrengen, ter afwendinge van toevallen en fpoedige toeneeming van de woede des gebreks: want offchoon men al, in alle gevallen, de volkomene geneezing hierdoor niet ten wege brengen kan, zo zal men immers hierom geen recht althans hebben, om te ftellen, dat juist in die gevallen alwaar dit middel geflaagd heeft, het ongemak geen kanker geweest zy, maar dat zulks alleenlyk gebleeken is, in dezulken, alwaar ook de beproeving van dit middel ter volkomene geneezinge vruchtloos bevonden, of waarop de dood gevolgd is; zonder acht te geeven, of het ongemak reeds te vooren al te aanmerkelyke voordgangen gemaakt had, of andere by gemengde lichaams ongefteldheden, het ongemak onherftelbaar gemaakt hadden, zodanig dat de dood noodwendig daar op volgen moest, en niet voorgekomen kon worden. Zo zulk een vreemd fyftema doorging, dan valt het even gemaklyk te-ftellen en ftaande te houden, dat de beste heelkundige handwerken, of plaatsmiddelen, volftrekt geene geneesmiddelen zyn , als by toeval, in die gevallen, alwaar men dezelven tegen een anders, niet gevaarlyk of buiten dien doodlyk ongemak, als men zig, voorgefteld heeft, aanwendt: by voorbeeld, en om uit veele gevallen maar één op te noemen,zo kan ik even gemaklyk ftellen dat de breukfnyding geen aanpryzenswaardig Heelkundig handwerk is, en nimmer den dood afgekeerd heeft.  MENGELSTOFFEN heeft, in die gévallen, alwaar eerie waare bekleni» ming plaats bad \ maar dac alle welgeflaagde breukfnydingen bewyzen, dat de toevallen; welken men dacht Uit beklemming van ingewanden ontftaan të zyn, en de Operatie vorderen ; geene echte bewyzen 'daargefteld hebben j óm reden dat de bewerking geflaagd is,' maar dat alleen die gevallen, in welken de Lyders ,;niertegenftaande deeze kunstbewerking, fterven, den waaien ftaat der beklemming aanduiden, en derhalven, dat de breukfnyding, eene onnoodige zo niet nadeelige kunstbewerking is, in het geval, waarin men zig voorftelt, dac dezelve noódig is, dewyl fommlgen, riiettegenftaande deeze operatie behoorelyk en tydig gefchiede, daaè na evenwel, en in gevolge derbreuksbéknellinge, (offchoon dool- bykomende toevallige oraftandigheden,) fterven. Ondertusfchen hoe dwaas én ongerymd*1 foortgelyke ftelüngen zyri, eri hoe weinig dezelven dén tóets der ondervinding doorftaan konnen, zal ik ü zeiven laaten beoordeelen. Ik zal rekenert genoeg voldaan te hebben, met Uw Ed. dé Verdere beproevingen , ter overtuiginge vari het vermogen der alcalia, aanteraadèn, verzekerd! zynde dac gy er u wel by bevinden zult. y. Heel dikwyis heb ik gezien dac de applicatie van een nieuw middel eenige fchynbaare verandering teh goéde iri de kankerzweeren ten wegë H bragt^  114 HEELKUNDIGE bragt, dan hec was van korten duur: de kankerzweeren raakten fpoedig weder aan hec woeden, en verergerden crapsgewyze, naarmaace men langer met zulk een middel aanhield: dit was ook het lot van het Hinkend en kostbaar geldersch middel, (het welk in veele opzichten overeenkomt, met dat van de beruchte Bagynen, en even ondienftig is,) althans in verfcheidene gevallen, en op den duur, zyn myne proefneemingen hiermede, mislukc, en derhal ven verwonderc hec my niet, dat hec zelve ook in het geval van uwe Lyderesfe, myne en andere waarneemingen bekrachtigt. 6, Myne raadgeeving betrekkelyk uwe vraag: „ hoe komt Uw Ed. dit geval voor ? en hoe zal hec „ besc zyn, my in de behandeling van dit, (waar„ fchynelyk ongeneezelyk,) ongemak te gedraagen, „ indien myne hulp weder gevorderd werd ?" be« ftaat hoofdzaakelyk hier in. ?0 Dac gJaI,e mogelyke moeite aanwenden moec om, zo dra uwe hulp weder gevraagd worde, de Lyderes,duidelyk te doen begrypen,welken eigenlyk deaanleidinggeevende oorzaaken haarer deertaiswaardigen en nu zo fpoedig verergerden coeftand zyn; de bronnen waaruit die onheilen gefprooten zyn, aan haar en de haaren duidelyk kenbaar gemaakt zynde, zult gy eenen volgenden misftap voorkomen, en 'uwe beproevingen tot nut van haar zeiven, en herftel van vol- ko-  MENGELSTOFFEN. ll£ komen vertrouwen; ten opzichte van uwe bekwaamheid, ongeftoord in het werk ftellen konnen. 2.) Zal het nodig zyn, de zieklyke en zwakke gefteldheid te herftellen, en de krachten optebeuren, door zodanige inwendige geneesmiddelen , welken in ftaat zyn de vochten te verbéteren, en de vaste deelen te verfterken; Waartoe waarfchynelyk geene anderen, dan de Cort. peruv. c. fpir. fal. amm, c. c. v. waarvan gy in vroeger tyd gebruik gemaakt hebt, zullen noodig zyn. S ) Noodzaakelyk zal het zyn, allerfpoedigst; het thans gebruikt twordende geheim , wegtelaaten, indien het nog werkelyk gebruikt wordt, en een ander beter alcalisch middel, (waarvan nader,) in deszelfs plaats aanteleggen, door welk een en ander de pynen, indien ik my, volgends myne ondervindingen ,niet geweldig bedriege,bedaaren zullen; de ontlast wordende Ichor, in goede etter veranderen zal; hec woeden en vergrooten der kankerzweer tot ftaan en bedaaren gebfagt, en ten minften het leven der Lyderesfe, aangenaamer en draagelyker gemaakt zal worden; zo zy niet tot die gelukkigen behoort, welke nog tydig gered en geneezen worden , en zo niet andere ongefteldheden, welken eenen onvermeidelyken -dood ten gevolge hebben moeten; reeds aanweezig zyn, of de kanker zelve, even gelyk by alle andere ziekten kan plaats hebben, te veel in woede gevorderd is, en het levensbegin fel te fél Öa . ge.  H6 HEELKUNDIGE gefchokc heeft, zo dat geen geneesmiddel in andere gevallen, alhier baaten kan; doch even daarom zult gy, zo ik vertrouwe, al zo min aarfelen als de Geneesheeren, op goede gronden voordgaan, den koortsbast toetedienen , offchoon zy. dikwyis ondervinden, dat ook derzelver geneeskracht bepaald is , en fommige Lyders, door bykomende omftandigheden, niettegenftaande de naauwkeurigfte oplettendheid in de toediening, bezwyken. ,.) In laatsgemelde geval, wanneer naamlyk. uwe behandeling met volkomen toevertrouwen, weder aanvang neemt, geloof ik dat het niet ondienftig zyn zal, den aanleg van een tot nog toe onbekend alcaliscb raiddel te beproeven, dewyl ik hiermede, in hooplooze gevallen, wel eens eenen gelukkigen uitflag ten wege gebragt heb; en ten einde Uw Ed. hier van een volkomen denkbeeld te geeven, zal. ik u, myne hiermede genomene proeven , mededeelen ondertusfchen denk ik dat gy het niet overtollig achten zult, dat ik voorafxlaat gaan, op welke wyze ik de voordeeligheid van hec bedoelde middel, 'toevallig ontdekt heb. Na zeer veele gelukkige geneezingen, van verfchillende ongemakken, met de Spir. fal. amm. c. c. v. van welke ik fommige reeds medegedeeld had, uitgevoerd te hebben, was ik ook begeerig te beproeven, of het Succus gastricus, volgends de veel beloovende berichten, in fommige gevallen, vol-  mengelstoffen. Hf voldoender zyn zoude, of ten minften even goede uitwerking hebben «—— Tot dat einde onderzocht ik vooraf, wat hieromtrent in het hoogduitsch medegedeeld was, het welk hoofdzaakelyk hierop uit komt. Juvine, Heelmeester in Gerieve, heeft het eerst beproevingen met het Succus gastricus in 't werk gefield; vervoJgends aan s e n e b i e r , medegedeeld, die terftond deeze beproevingen aan den Graave Morozzo, in f?  Il3 heelkundige aan —— De voortreffelyke nuttigheid des rnaagfaps, wordt door veertien zyner genornene proeven en waarneemingen bevestigd. By het gebruik deezes middels deed zig in weinige dagen eene betere etter in de zweeren op ; dezelve zuiverde zig fpoedig en de volkomene heeling was meeftendeels in twee a drie weeken voltooid. Onder veele anderen werd dit middel in de kanker des aangezichts, fpoedig werkzaam bevonden Zonderling was het dat de Heer carminati door zyne proefneemingen ontdekte, dat het maagfap van vleeschvreetende dieren, (waar toe hy de voorgemelde verkoos) zulke voordeelige uitwerkingen had, daar dat van grasvreetende niet zo goed bevonden werd; integendeel by etlyke proefneemingen verergerde de ongemakken, als men ze met het laatstgemelde verbond —r De Heer carminati oordeelt,' dat men in de meefle gevaüen dit middel met behoedzaamheid, en in den beginne verdund, moet gebruiken, vooral wanneer er onfteeking by de ongemakken plaats heeft. Het door kunst nagemaakte fap van vleeschvreetende dieren, en waardoor byna dezelfde uitwerkingen gezien werden in fommige kwaadaartige zweeren, wordt gemaakt, volgends voorfchrift van denHeere carminati, door versch vleesch in water te digereemi, en mee keukenzout te vermengen; bier-  MENGELSTOFFEN. 119 hierdoor bekomt men een vocht, dat het maagfap byna overeenkomftig is in uitwerking. Het maagfap van vleeschvreetende dieren verkrygt men doorze een fpons te laaten doorzwelgen , welke, een draad daaraan vastgemaakt zynde, de terughaaling met maagfap toelaat, na dat dezelve eenigen tyd in de maag gebleeven zynde, met het maagfap doortrokken is. Dit maagfap moet zo veel mogelyk versch,en niet lang bewaard aangelegd worden; des is het noodzaakelyk, dat men ter verzamelinge van eene genoegzaame hoeveelheid, en geduurige verversfching van gemelde Succus gastri' cus, een menigte vleeschvreetende dieren by elkander heeft. Het baart derhalven niet weinig moeite, in allen opzichte naar vereisch deromftandigheden, in de aanwending deezes geneesmiddels te handelen, cn hec is misfchien om redenen der moeielykheid ter verkrygingehiervan, dat de proefneemingen zo weinig nagevolgd worden. Alle onderzoekingen van gemelde maagfap komen hoofdzaaklyk daarop uit dat hetzelve van eenen zuuren aart is: de fmaak was zout en bitter; doch de reak was niet ongemeen, maar de uitwerkingen krachtig antifeptisch. Wat deszelfs vermogen inwendig ingegeeven , tegen veele inwendige ziekten betreft, hiervan zullen wy, als buiten ons beftek, niet melden, maar aan de beoordeeling der Geneesiundigen overlaaten. H 4 Niet  HEELKUNDIGE Niet in de gelegenheid zynde, Succus gastrkui van leevende vleeschvreetende dieren te konnen bekomen , dacht ik hec ten minflen niet ondienitig te zyn , natefpooren, welke uicwerking hec maagfop van doode grasvreecende dieren op fommige uitwendige ongemakken hehben zoude; toe dat einde gaf ik ter iezorginge aan een' osfenflager Jast, om my duvocht, van tyd tot tyd, uit de maagen der pas geflagce o§fen en kalveren, versch te bezorgen; dan, men flelde my geduurig een bloederig vochc eer hand \ volgends berichten uic de maagen der o.sfen gezameld J offchoon ik dikwyis myne cwyfeling om, reden der kleur, en hunlieder verzinning ce kennen gaf In deezen cweeftryd fchoot er voor my niets an hem eindelyk volkomen geneezen te zien : cerwyl ik dit fchryve, vrees ik dat zyne armoedige ftaat en leevenswyze , die niet te verhelpen is, wederom flegte gevolgen hebben zal. De gelukkige uitflag van dit geval, bevestigt niet alleenlyk de getrouwe waarneemingen, en het daaropgebouwde Systhema, dat de kanker des aangezichts, die der onderlip zelve, offchoon met aandoening der nabuurige klieren, locaal zyn kan; maar kan ook ten hewyze (trekken ; dat de waare kankers der onderlip, {offchoon misfchien niet alle,) doorplaats. mid*  HEELKUNDIGE MENGELSTOFFEN. I4I ' middelen en behoorelyk verband kan geneezen worden. Ik zwygé thans van den voortreffeyken dienst en nuttigheid, welke ik by ondervinding van het Sanguis bovinus, gezien heb, ook in andere gevallen; inzonderheid tegen fommige verouderde zweeren aan de beenen — Verdere proefneemingen zullen misfchien anderen, of my, by gelegenheid in (laat ftellen, hieromtrent byzondere waarneemingen medetedeelen. Zo heb ik insgelyks, als niets ter zaake doende, voorby gegaan, de onlangs, met het Sanguis buvinus, nauwkeurig genomene fcbeikundige proeven, welken de bekende beftaandeelen, niet dan nader konnen ophelderen, terwyle ik dit befpaar, tot dat ik in andere gevallen, des noodig oordeelende, hetzel» ve mededeelen zal. Zie daar, Mynheer,hetrichtfnoer terbehandelinge uwer Lyderesfe, door voorbeelden bekrachtigd ,naar myn inzien duidelyk en klaar opgegeeven; maak er een nuttig gebruik van, tot heil van de ongelukkige ; flaag in de geneezing volgends den wensen cn bedoeling van hem die is, enz.     2>Z.ir.       i      i I 1