HET Leven / VAN faE RUITER;   h e t LEVEN en BEDRYF VAN DEN HEERE MICHIEL de RUITER HERTOG, RIDDER, &C. LIEUTENANT ADMIRAAI, VAN HOLLANDT EN WEST-VRIESLANDT , BESCHREEVEN DOOR GERARD BRANDT» MET PLAATEN. OP NIEUW UIT GE GE EVEN DOOR e- m. engelberts, PREDIKANT TE HOORN. vyfde deel. te AMSTERD AM, by jqhannes allart, MDCCXCVII,   het leven van den heere MICHIEL de RUITER* Hartog, Ridder &c. L. AdmiraAl Ge-' neraal van hollandt en WeSTvrieslandt. ZESTIENDE BOEK. Tervvyl meh, naa vcclcrlcy aanbiedingen, 1074; wegens den Staat der vereenighde Nederlanden aan zyn Majcfteit van Grootbritanje ge-.daan, om de vreedc te bekoomen ,nuteLoi> den , 'door den Heer Peter Fernanden , de Jouar de Velasko, Marquis de.-Frefno, Gezant van den Koning van Spanje aan den gemelden Koning van Grootbritanje, onder de handt zonder ophouden arbeidde , om dat langhgewenfchte werk ten einde te brengen j werdt ook de toerufting ten oorlogh te lande en te water met geen minder yver behartight. _ Den derden van Februarius des jaars ^eVaat mdclxxiv , werdt de (laat van uitrufting fyan etjuitot tnegentig fcheepeh en fregatten van oor- ragieeenet logh , vierentwintig branders , en 't andcroorioghskleen vaartuigh daar toe behóorende, by hun-vl°ot *ord ne Hoog. Moog. de Heeren Staaten Generaal^a F vaftgeftelt. Doeh terwyl men bezigh waa*/ff. met alles daar toe te vervaardigen, en 't volkoe vreedé te werven, quam fchielyk de tyding, dat detuflehen Vreede tuiïchen den Koningh van Gröotlnl- en^onin£ V; Deel, A tnn-  britanje ei de Staatei der vereenighdeNederlanden word geflooten. l^Feb. Aanmerke lyk getuigenis van een Ea- gelfch Schryver, «ot lof van de Ruiter, ter gele^entheit■van de geilootenevreede. 7be Life oj Sldmirall de Ruiter, printed London for Horman Neuman, s Het LEVEN van den tarrje en de Staaten der vereenighde Nederlanden , den negentienden van Februarius, tot Weftmunfter was geflooten. DeMarquis de Frefno, Gezant van Spanje, hadt van de Heeren Staaten lafl: en volmaght gehadt om te ; handelen en te fluiten, en door zyn bemiddeling en aanhouden werdt alles afgedaan, en de leflre handt aan 't werk gelek. ZeekerEngelfch Schryver verftondt dat de L. Admiraal de Ruiter wel diep deelde in d'eere van deeze vreede, als hy zyn lof op deeze wyze ophaalt: De zonderlinge voorzichtigheit en V be* lelt van den Admiraal de Ruiter, in verfchei' de gelegentheden van deezen oorlogh getoont, maakte hem zoo nut voor zyn Vaderlandt^veiker vervallen /laat hy als een Atlas J'clieenfon* derfteunen en te bewaar en, en zoo beroemt by zyne vyanden, die door ondervinding hadden gdeerdt, dat hy niet licht was t'overwinnen, niet tegenftaande zy daar toe veel weers had* den gedaan, in voegen, dat dhdtflagh der zaaketi aan wederzyde in balance of wederwicht ftondt: zoo dat d^eene geen reeden hadt om van de vreede te wanhoopen, en d''ander om de voor' faagen daar toe te verachten. Dit baande den wegh tot den vrecdehandel 7net Engelandt, en de Staaten van Hollandt naamen de gelegenthelt waar, om zich van de bemiddeling van de Kroon en Staatsbedienaars van Spanje , en andre goede vrienden in Engelandt, te dienen, die dit vreedewerk, als een zaak van groot bejang, zoo kraghtig voortdreeven, dat de Koning van Grootbritanje zich doordemeenigerliy aanzoekingen en beden van den een en den ander liet beweegen om tot een vreede met ds  L. Admiraal DE RUITER; i de Hollanders te hoornen, die te Weflmunfter werdt geflooten, tot een onuitfpreeklyke vreughde voor de Staaten , en een altydt duurende glory voor de Ruiter: in zulk een henaauwden tydt, dat de Hollanders gewichtige reden hadden om zich over zulk een redelyk verdragh te bedanken. Wat de voorwaarden deczcr vreede aangaat, alle die uitfpoorige en hooghgaande eifchen, in 't jaar mdclxxii van de zyde van Engelandt voorgeftelt: als onder anderen, van het overleveren van 't eilandtvan Walcheren, de ftadt en 't kafteel van Sluis, het eilandt van Kadfand, het eilandt van Goereê, en het eilandt van Voorne, in handen van zyn Majefteit van Grootbritanje, en voorts van 't opbrengen van een millioen ponden fterlings, tot vergoeding van zyn Majeiteits onkoften in den oorlogh gedaan, en 't betaalen van een jaarlykfche giftevan tienduizendt pondt fteerlings voor altydt, wegens 't verlof dat de Koning den Nederlanderen zou geeven tot de haaringhvanghft op de kuilen van Engelandt, Schotlandten Yrlandt,dit alles liet men vallen, of men ging 't ftilzwygendevoorby. 'T is wel waar dat van de zyde van Engelandt te deezer tydt een artykel was opgei'telt, aangaande de viffchery of haaringhvanghff., en daar by geëifcht,^ ff onder daanen van de Staaten Generaal zich voortaan' onthouden zouden van te viffchen op ds kaften \ en banken van zyn Majefleits gebiedt, zonder alvooren verlof en pafpoort f daar toe verkree- 1 gen te hebben. Doch de Heeren Staaten wei-1 gerden ontrent dat purit iet in te willigen:de-} wyl hunne onderdaanen de vryheit der vis- 1 A % fche- Aanmerking op dë voorwaarde en arty£e!en der vreede. D'eifch migaande & viUcne» y. Hef. /orde niet igewiüigt.'  1674. Het artykei aangaande de vlagh vaftgeitel:. 4 Het LEVEN van dei* fchery eenige eeuwen Iangh, zonder ftèütfusj hadden genooten, en zonder dat daar uit eenigh verfchil was gereezen, 't welkde vriendtfchap tuflchen beide de volken hadt veranderdt. Ook liet men van de zyde van Engelandt dat artykel vaaren , zonder in 't traflaat van vreede daarvan te reppen. Maar aangaande het (luk der vlagge , 't geen de Heeren Staaten veritouden dat een punt van heusheit en beleefthcit, of een eerbewys was, 't geen ze eenen gróoten Koning, zonder nadcei van den Staat of des zelfs onderdaanen, konden toeftaan, werdt het volgende artykel valt geilek: dat alle de fcheepen of vaartuigen toebehoorende de vereenighde Provinciën, 't zy fcheepen van oorlogh of andere, V zy bezonderlyk of in esquadres verdeelt, in eenige zeën, van dê kaap Finisterre genoemt, tot aan V midden van V punt gezeit het Staaten eilandt in Noorwegen, alle de fcheepen en vaartuigen, zoo veele zyn Majefleits wimpel voerden, ofte het zeil, gezeit Jak, ontmoetende, dat in zulk een geval de fcheepen of vaartuigen der bovengemelde vereenighde Nederlanden haare topw'im* pel van de groote maft neemen, en het topzeil zullen laat en vallen, in diervoegen, en met ge* lyke eerteekenen, als ooit feeniger tydt in eenige plaatzen hier bevoorens, jegens eenige fcheepen van zyne Majefleit van Grootbritanje , ofte van des zelfs voorzaaten , ten reguarde van eenige fcheepen van de Staaten Generaal , ofte van der zeiver voorzaaten, zouden moogen zyn gebruikelyk geweefl. Voorts, ten einde dat alle aanleidingen.cn oorzaaken van nieuwe gefchillcn,pretenfien enaftien,t'ccne-; maal  L. Admiraal DE RUITER. 5 maal moghten uitgeroeit worden, van watnatuur die ook moghten weezen, of onder wat naam of voorwending aangevaart, en op dat de gronden daar die op fcheenen te ftcunen geheel vernietight moghten worden en weghgenoomen,zoo beloofden de Heeren Staaten, m een der- artykelen, aan zyn Majefleit van Grootbritanje te zullen betaalen achtmaal honderdtduizendt ryksdaalders, of 2000000 guldens, of twee millioenen: het vierde gedeelte te betaalen naa d'onderlinge uitwifielinge van de ratificatie, en d'andre gedeelten Hfiï n'en den tydt van drie jaaren, naad daar aan volgende. Dees belofte fproot uit een aanbieding, die van der Staaten zyde, door den Marquis de Fresno, eenigen tydt te vooren was overgelevert. D'andre artykelen waareu van minder gewicht, en zyn in de Hiftorien van dien tydt te leezen. Den zeden van Maart werdt de ratificatie der vreede in den Haage uitgewifielt, en de vreede ten zeiven daa«-e aldaar afgekondight. Ook werdE den veer-' tienden der maandt dank- en bedcdagh in de vereenighde Nederlanden gehouden, en al-' omme teekenen van vreughde , over 't ver-! krygen van de gemelde vreede , betoont. < Korts daarna werdt ook de vreede in Enge-1 landt verkondight, met geen minder teeke-. nen van blydtfchap over de herMelde vviendtfchap tuflchen de twee nabuurige volken, Nu* juichte 't vereenigh.t Nederlandt van vreugh-( de, om dat een der vyandtlykeKoningenmetv de vyandtfehap de wapenen, afley, en dat de* Staat nu beter beftandt was om. zich tegensis Vrankryk te vervyeerea. D'inwoöiidöis vaaA a Eur. 1674* Twee millioenenguldens, of :wintig onnen s;oudts, ian denKo-, ling van arootbrianje be- ■ ooft. De vreede net Engeandt afge=. ;ondight. Dankdagh laar over ;ehoudeH, ■n vreughletekenerj,ecoont. Hydtfchap, iver de reedeine ereenigJiE^ [eder«, ' ndt.  Advys v»l den i.. Adgiraal de é Het LEVEN van den Engelandt hadden geen minder ftof totblydtfchap, nu z' ontflaagen waaren van een ocn> logh, die elk tegens de borft was, daar alleen Vrankryk 't voordeel van trok, en zy fchaade by leeden: die in de vier bloedige zeeflaagen , in twee jaaren tydts, zoo veel vrouwen tot weduwen, en kinderen tot wee-, zen hadt gemaakt : die hunne zeevaart en koophandel in alle zeën, naby of ver gelegen, alomme hadt verftoort; en dat door de meenighvuldige kaperye der Zeeuwen en Hollanders : die zoo ver ging , dat men in zeekrc Hiftorie vindt aangeteekent, hoe te deezer tydt, toen men de ratificatien over de vreede wiflelde, in den Haage een lyfl: werdt vertoont van 2863 veroverde en opgebraghte fcheepen, onder welke alleen 160 Franfche, en al d'andre Engelfche waaren. De Nederlanders leeden minder fchaade, om dat men alle zeevaart in tydts by plakkaat hadt verbooden. Naa 't fluiten der vreede met Engelandt, werdt by den Staat overwoogen, of men de toerufting ter zee niet zou konnen verminderen: waar op de L. Admiraal de.Ruiter, ter begeerte van zyn Hoogheit de Prins van Oranje, zyn advys en raadt op 't papier ftelde, welk gefchrift, den zevenentwintigh-. #en van Februarius geteekent, van deezen jnhout was. Doorluchtige, Hooghgebooren Vorft en Heere, 1 De Ondergefchreeven L. Admiraal de Ruiter, achteryolgem en in cqnformité van Uwe Hoog-  L. Admiraal DE RUITER. j Hoogheïts ordre, overwoogen hebbende de verander inge van zaaken,gevallen door d'onlanghs getroffen vreede, tuffchen den Konink en %et Ryk van Engelandt ter eenre, en deezcn Staat ter andere zyde, zoude (onder corre&ie') van advys zyn, dat de flaat van equipagie, op den 3 February 1674. by haar Hoog. Moog. gearrefleert, zoude konnen worden gediminueert, en gebraght op 42 fcheepen van oorlooge, gemonteert door den anderen van 50 tot ito /lukken , en daar boven, ieder met matroozen bemant, als in den voorfchreeven flaat werdt geexpreffeert. 6 fregatten van oorloge, mede gemonteert en bemant, als in den zeiven /laat is gemeldt. 18 branders, ïzfnaauwen ofte lichte vaartuigen, die dicht onder de wallen konnen loopen, en onder faveur van haar kanon het kleine vaartuigh de militie doen landen, ia kleine galjoots, om de militie aan landt te zetten. i\ groote galjoots, tot tranfport vanvivres, bier en water. Deeze vloot zoude alleen geëmployeert konnen worden tot afbreuke, en op de kuften van Vrankryk, voor, in, en buiten V Kanaal, conform zeekere in/lruclie, daar toe te formeren en farre/leren. Aldus geadyifeert in 's Gravenhage, den 27 Feb. 1674, Doch dit advys werdt niet gevolght, maar een grooter getal van fcheepen toegeruft, ge-c lyk daarna zal worden verhaalt. Op den zel-e ven dagh heeft de Heer de Ruiter den eedt/; van getrouwigheit, als L. Admiraal Généraal^ van Hollandt en Weftvrieflandt , in handenc van zyn Hoogheit den Heere Priniïe vanOran-v A 4 je 1674. Ruiter, aangaanda het verminderender equipagis of LiUruftinge. DeRuiter oet den edt van etrouweitalsL.dmiraal Jeneraal an Hol-  J0f4- Jandi en Wettvrieslandt, tot welken flaat bem zyn Hoog Jeir. de Prinfls van Oranje hadt verkoeren.ï Den 21 m.1673. 8 Hex LEVEN van de* je afgelcght, toe welke flaat en waardighek zyne Iïoogheit hem meer dan een jaar geleeden f hadt verkooren, gelyk uit de daghteekening van zyn commifiie oflaftbricf, die dus lang fchynt opgehouden, en hier nu Haat iu tc yoegen, luidende gelyk volght. ' WILLEM HENRIK, by der gratie Go.des, PriniT'e van Oranje en NafTau, Grave van Katzenellcbogen, Vianden, Dietz, Lingen, Meurs, Buuren, Leerdam, &c. Marquis van der Veere en Vliffingeh, Heere en Baron van Breda, deröadtGrave, en Lande van Kuik, Dielt, Grimbergen, Herftal, Kranendonk, Warcefton , Arlay, Noferoy, St. Vyt, Daasburgh, Polaanen, Willemftadt, Nyervaart, Yflelftein, St. Martensdyk, Steenbergen, Geertruidenbcrg, de hooge en laage Swaluwcn, Naaldtwyk, &c. Erfburgh-Grave van Antwerpen en Befancon, Erfmaarfchalk van Mollandt, Gouverneur en Stadthouder van Hollandt, Zeelandt, en Wek-Vricilandt, Kapitein Generaal en Admiraal der vereenighde Nederlanden. Alzoo tot vorderinge van den dien ft der getfteene zaaken van de Admiraaliteii, voorvallende in de Kollegien refidcrende in Hollandi en IVeftvrieflandt, en onime goede ordre over de fcheepen , galeyen, jachten, eenzaamentlyk het krygs- en fcheepsvolk, die by de voor^ Zeide Kollegien tot der Landen dlenfte, op onze beftellinge, aengenooincn. zyn, en. tiaawofit  L. Admiraal DE; RUITER. 9 aangenoomen zullen werden , noodig is. , dat de flaat van L. Admiraal Generaal, over de quartieren , ge/lelt onder de Kollegien voorfchreeve , by ten bequaam perfoon werde bekleedt ; SOO IS 'T, dat wy , om de goede kenniffe die wy hebben van de perfoon van MICHIËL ADRIAANSZOON DE RUITER, en van zyne getrouwigheit, vroomigheit ,neerftigheit en kloekmoedigheit, in V ftuk van den oorloge, den zeiven MICHIEL ADRIAANSZOON DE RUITER onthouden, ge/lelt en gecommitteert hebben , onthouden , feilen en committeeren mits deezen, in den vooi fchreeven flaat van onzen L. ADMIRAAL GENERAAL van Hollandt en JVcftvrieflandl voorfchreeve, gevende hem volkoomen maght, aut thoriteit, en fpeciaal bevel, den zeiven flaat te aanvaarden en te bedienen , over alle de fcheepen, galeyen, en jachten ter oorloge, on■der V beleidt van de Kollegien in Hollandt, IVeftvrieflandt , en atiderszints ioegeruft , en die naamaals loc geruft zullen werden, te gebieden, deezer Landen en onze vyanden te vervolgen , krenken en befchadigen, by alle midr delen en manieren hem moogelyk zynde , goede ordre op de voorfchreeve fcheepen, galeyen en jachten van oorloge te houden, en doen houden., mitsgaders goede toezicht te hebben , dat de zeerivieren, en binnenwateren vry en veiligh gebruikt moogen worden , goede wachten te doen houden tegens. alle invaften en toghten, die eenige vyanden op ofte in de voorfchreeve Landen zullen willen doen : met dat Heeren ■Staaten deneraal, Ons , en de Kaaden van d-er /lilmiraliteiten in Hollandt en ('Feftvries* A 5 landi\ 1674.  I6>4. ïo Het LEVEN van den landt, cn allen der Landen, en onze Gouverneurs, Overflen, Viceadmiraalen en Kapiteinen, te water en te lande, dien zulks aangaan zal, goede correfpondentie te houden, om goedt tydts des te beter op alles, tot der Landen dienft en des vyandts afbreuk, verzien te moogen werden: en'voorts alles te doen, ach* tervolgende d''artykelen , ordonnantiën en inflrntlien, op V beleidt van den krygshandel te water gemaakt, en als noch te maaken; zoo wel der vereenighde Nederlanden en ons part en gerechtigheit in alle buitten snprinfen, als alle andere zaaken, den krygshandel te water aangaande. Alles op alzu'lke gagien, tracle-ment en , eer en en emolumenten , als tot den yoorfchreeven flaat geaccordeert zyn, ofte noch geaccordeert zullen worden. Waar op, en van hem wel en deughdelyk te quyten , de voornoemde MICHIÈL ADRIAANSZOON DE RUITER gehouden wordt den behoorlyken eedt te doen : welken eedt gedaan zynde, verzoeken Wy allen Koningen, Vorften, Prinffen en Heeren, haaren Admir aaien, Stadthouderen , Gouverneurs, Officieren, Magiflraaten van de Republyken, Steden, en anderen onze Geallieerden en goedtwilligen, den voornoemden MICHIEL ADRIAANSZOON DE RUITER , in V geene der voorfchreeve Landen en onzen dienfl, mitsgaders deezen zynen laf en commifjïe aangaat, alle goede bevorderinge, hulpe en byflant te bewyzen. Ordonneren en beveelen ook allen Gouverneurs, L. en Viceadmiraalen , Overflen , Kapiteinen, Bevelhebberen ', foldaaten , bootsgezellen, en ah len anderen krygsluiden te water en te lande, on-  L. Admiraal DE RUITER. 11 tnder- onze gehoorzaamheid ftaande, den gemelden MICHIEL ADRIAANSZOON DE RUITER voor onzen L. ADMIRAAL GENERAAL voorfchreeve re/peblivelyk te hou-, den, kennen en refpecleren, zoo dat behoort y op de peenen en flraff'en daar toe geordonneert. Ende werdt ons V zelve aangenaam. Desfoirkonde hebben wy deezen met onzen naame on-. derteekent, en ons zegel daar onder doen hangen. Gedaan in h Grayenhage, den si Fe-, fyruary 1673. Was onderteekent, G. II. PRINCE d'ORANGE, Ter ordonnantie van zyn Voorts Wng daar aan zyn Hoozhelt , Hoogheus groot zegel, 0 in rooden waflche. C. H U I G E N S, De zelve comraiffie werdt korts daarna door den Heer L. Admiraal Generaal de Ruiter voorgcdraagen ter vergadering van de Heeren Raaden ter Admiraaliteit te Rotterdam, cn ter Secretarie van hunne Ed. Moog. te bock geilek f: als ook daarna 4 ter vergadering van 't Ed. Moog. Kollcgie ter Admiraaliteit tot Amlterdam. Te deezer tydt liet de Heer de Ruiter, dewyl de geiteltenilTe der zaaken zoo was verandert, zyn gedachten gaan om den Koningk van Vrankryk, of zyne onderdaanen , afbreuk te doen. Hy gaf zyn Hoogheit den Prinfie van Oranje op den [674, InH 7 'tnoal.fot. Maart. 74> 1674, emo'al. fol. Maart. 74- 1674. f 7 Memo'iaal. fol. '9- f. 8 Maart. 1674.  IÖ74' VoorÏLgU Tan den L. Admiraal de Ruiter aan zyn Hoogheic den tJri;;s van Oranje gedaan,om ctcFianfche Karibeicfie eilanden te verruetlkjen. i i i i i l i J 1 \ 1 ( I t \ t t Q ia Het LEVEN VAN den zeiven zevenentwintighflen van Februarius toen hy zyn eedt aflcy als L. Admiraal Generaal by gefchrift te bedenken, of niet een goedt esqiiadre van oorlogfcheepen, voorzien met landtfoldaaten , op het fpoedighile zou konnen en behooren toegeruft, en gezonden te worden naar deKaribefche ofvoorcilanden van Amerika, die onder de maght van Vrankryk Honden: met ordre, om de zelve, met tarnen Martenicque, Guardeloupe, deGraiades en Nantes te vermeeileren, te bezetten :n m te houden. Hy vertoonde wat nut het Landt en des zelfs ingezetenen daar uit zouten trekken, wat waaren daar te lande vic:en, en wat koopmanfchappen dat men uit Jeeze landen derwaarts zou konnen voeren, in met groot'e winft vertieren. Voorts gaf hy c kennen, wat getal van fcheepen en fregaten yan oorlogh, branders en fluiten, en wat aaght van landtfoldaaten daar toe, zyns oorleels, zouden van nooden zyn. D.ees voorragh werdt in 't heimelyk gedaan en over^ecvert. Ook werdt 'er in 't heimelyk over ,ehandelt; op dat 'er de vyanden geen lucht an moghten krygen: want zulke aanflaagen onnen niet gelukken, als ze te vroeg bekent /orden. Men oordeelde dat men den toght iadt te waagen, om 't nut dat 'er in ftak/inlien de toelegh wel uitviel. Doch hoe zeer jen de zaak zocht geheim te houden, nochms kreegh de vyandt eenige kennis van 't oorneemen : het zy dan door iemants on~, :-ouw, 't zy dat men door de toeniflw en, seflei, die in 't openbaar moed gefchieden, enighzins gifïe en riedt werwaarts dat het ge-  L. Admiraal DE RUITER. 13 gemunt was. In 't begin van Maart werdt de ftaat der equipagie, of toerufting der vloote, naa dat daar over door Gecommitteerden uit de K^ollegien ter Admiraaliteit met zynHoogheit, en de Gedeputeerden van hunne Hoog. Moog. tot de zaaken van de zee, in verfcheide vergaderingen was geraadtflaaght, einde^ lyk by de Heeren Staaten Generaal vaftgeftelt, en beflooten, dat voor het tegenwoordige jaar zouden werden toegeruft, en in zee gebraght, de volgende fcheepen: 13 fcheepen van oorloge, gemonteert door denandc-' ren van 66 tot 80 ftukken, en bemant met 400 matroozen. 24 fcheepen van oorloge,] gemonteert door den anderen van 50 tot 605 flukken, en bemandt met 300 matroozen. 13; fcheepen van oorloge, gemonteert door den' anderen van 40 tot 50 Hukken, en bemant met 200 matroozen. , 12 fregatten, gemonteert van 30 tot 36 ftukken, en bemant met 130 matroozen. 18 branders. 18 fnaauwen. 24 flukfeheepen. 12 groote galjoots. 12 kleene galjoots. Deeze fcheepen zou men voor den tydt van zes maanden van lyftoght bezorgen, en zoude de koften van de voorzeide toerufting bedraagen 4955752 guldens* 12 ftuiv. Boven dien zouden op de voorfchreeve fcheepen worden gebraght negenduizent foldaaten, welker montkoften en eenige uitrufting quam te bedraagen 781920 gulden, zoo dat alles te zaamen zou koften 5737672 guldens en 12 ftuivers. Men hadt al over eenige weeken,toen men een greoter getal van fcheepen in zee dacht te brengen* het volk beginnen te werven, en de toerufting 1674. Staat van ;quipa^ie if toeruling ter tee voor iet tegenwoordigeaar valigetelt.  iÓ74- F Verzaa. meiplaats van 's Landts vloote. Ordre by den l. Admiraal de Ruiter be raamt. Verbodt van, op de rendevous gekoomen 14 Het LEVEN van den ring aangevangen , daar men nu meê voortging. Doch een laate felle koude en vorn% die de geheele maandt van Maart duurde,gaf veel verhindering. Ondertuffchen hadt men ook beflooten , een gedeelte van 's Landts vloot, volgens den voorflagh by den Heerdë Ruiter gedaan, onder zyn gebiedt en beleidt, naar de Franfche Karibefche eilanden te zenden, en werdt tot dien einde alles vervaardight. De rendevous of verzaamelplaats van de vloot werdt geftelt in de Wielingen, ontrent Soutelande, binnen den elleboogh. De fcheepen van de Kollegien ter Admiraaliteit van Amfterdam en 't Noorderquartier liepen eerft in zee: doch de fcheepen van de Maas werden door tegenwindt etlyke daagen opgehouden, en de L. Admiraal de Ruiter raakte eerft den negentienden van May, met zeven groote fcheepen, buiten gaats. 'S daags te vooren hadt hy de volgende ordre beraamt en uitgegeevcn. Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Ridder; L. Admiraal van Hollandt en Weflvrieslandt, Opperhooft van 's Landts vloote. Interdiceert hier' mede wel ftriktelyk alle Hooft officier en, Kapiteinen, Kommandeurs ofte Schippers, onder de voorfchreeve vloote reforterende, dat hem niemant en zal vervorderen , wanneer wy op de generaale rendevous ,in ofte ontrent de Wielingen, zullen weezen gearriveert, uit haare refpeblive onderhebbende fcheepen, ofte vaartuigen, in perfoon daar aan  L. Admiraal DE RUITER. 15 aan landt te vaar en, veel min daar toe aan iemant van haare ophebbende Officieren, matroozen ofte foldaaten, eenige permifjie te geeven, maar hun alzintsparaat enveerdigh hebben te maken en te houden, omme van daar op V fpoedighfle weder te konnen zee kiezen, op peene dat wie contrarie bevonden werdt te doen, dienthalyen rigoureufelyk zal werden geftraft. Ook werden daarenboven alle Hooftoificieren en Kapiteinen, die eenigh '.? Landts /chip ofte fregat kommanderen ofte voeren , ernftig gela fl, dat zy van nu af aan haare onderhebbende matroozen dagelyks in de wapenen zullen doen exerceren, en bequaam maken, omme, in cas dat een defcente ofte landinge ondemoomen werdt, de landmilitie te konnen a/Jifteren, rengerende haar tot dien einde onder formele kompagnien. Ende omme daarinne eenige proportiete houden , zoo zullen de fcheepen gemonteert door d-en anderen van 66 tot 80 (lukken, en daar boven,ieder moeten furneren 'drie kompagnien, elk van 60 koppen. De fcheepen gemonteert door den anderen van 50 tot 6o.flukken, en daar boven, ieder 2. kompagnien, elk van 60 koppen. De fcheepen gemonteert door den anderenvan 40 tot 50 /lukken, en daar boven, ieder een kompagnie van 60 koppen. ■ En ten laatflen , de fregatten gemonteert door den anderen van 30 tot 36 ftukken, mede ieder een kompagnie van 60 koppen, alle te y er ft aan in ryen en gelederen, zonder d'okcieren. Doen- 1674* zynde.aaa landt te gaan. Lalt otride matroozen daagelyks in de wapenen te oeffenen, en hen onder kompagnien te' rengeren*  Eenigen tot Grana diers uitte kiezen. ' Ordre op verfcheide andre zaaken. ïö Het LEVEN van den Dcènde alle de telve Wapenen met goedt zydfgeweer , twee derde met mufquetten en fnaphaanen, en een derde met halve pieken. En die van het voorfchree ve geweer te fchaars zyn voorzien, zullen in plaats moogen geeven pi ft ooien en enterbylen. Daarenboven zal ook uit ieder fclïeepsvolk ■ moeten werden gedefpicieert bequaame perfoonen , om tol Granadiers te konnen werden getmptoyeert, te weetcn, uit ieder van degrootfte fcheepen 6 mannen. Uit de fcheepen daar aan volgende, ieder 4 mannen. Uit de klein ft e fcheepen, ieder 3 mannen. En uit de fregatten , ieder 1 mannen. Tot wiens gebruik op ieder fchip of fregat ook zoo veele taffchen tot de handt gr anaden van zeildoek zullen doen maken , met een dubbelde bant daar by, dat de zelve om den hals konnen werden gehangen, doende de konftapels bezorgen , dat de zelve handt gr anaden wel en ter deegen zyn geprepareert. Als mede de Scheepskorporaals, dat het geweer wel fekoen en klaar, de bandeliers met kruidt en loot, mitsgaders lonte, en de tasft hen voor fnaphanen en pi ft ooien met patroonen en vuurfteènen wel zyn voorzien. Ook de jhikjes op de plechten van haare boots te doen paften , en gereet maaken dat daar toe behoort, omme , d'occafie prefenterende, verzeekert te weezen dat den gerequireerden dienft daar van getrokken zal konnen werden. Zullen ook doen opfeilen, en aan ons overbrengen , de naamen van de Hooftofticieren en Kapiteinen van de landmilitie, met het getal van  L. Admiraal DE RUITER. 17 "van de mindere Officieren en foldaaten, die zy daar mede op haare fcheepen hebben overgekreegen, met expreffie van de regimenten daar onder die gehoor en. Ende gekoomen zynde voor ofte ontrent d''een ofte d'andere plaatze, daar men geconcerteert en over een gekoomen is voet aan landt te zetten, zullen wy, tot een kennelyk fein, deroode vlagge van de nok van de bezaens roede laat en waai] en, ende een fchoot fchieten, desgelyks zullen de verdere L. Admiraalen mede doen. » Waar op hun dan allen en een ieder, die om te landen gekommandeeri zyn, zullen hebben gereet te maaken , en fembarqueren in zoodaanige fcheepen, fregatten, fluiten, branders , fnaauwen, galjoots, boots en chaloupen; als daar toe te vooren zyngeordonneert en aangeweezen. Des werden alle de hooge en mindere Officieren ter zee, en matroozen, het zy die de voorfchreeve fcheepen en vaartuigen kommanderen en voeren, ofte die tot hulpe en affiflentie van de militie mede zyn gedeflineert te landen, by deeZen fpecialyk bevoolen^ d'ordres en commandementen, die haar door ofte van wegens den Heere Grave Willem van Hornes , Generaal van de artillerye der vereenighde Nederlanden, gegeeven zullen worden, prompt, en zonderde minfle contradi&ie te pareren en naa te hoornen , op peehe van als wederhoorige geftraftte worden, conform den teneur van den artykeibrief ter zee, door den Staat, en andere ordres , by zyne Hoogheit gearrefteert, daar naar hun refpeötiye hebben te reguleren, zon- V. Deel. B der 1674, Sein vari landing. Bevel om d'ordres van Graaf Willem vari Hornes naa ce koomen;  1674. » 'S Land vloot le< pt uit de wielingen in zee. 2.; May, 18 Het LEVEN van den der van V een oft ander te blyyen in gebreeke. Aldus gedaan in V Landts [chip de zeven Provincien, ten anker binnen gaats voor Goereê, den 18 Mey 1674. MICHIEL ADR. DE RUITER. Den twintighfiren quam de L. Admiraal Generaal de Ruiter voorde Deurloo byd'Amfterdamiche fcheepen, en laveerde 's anderendaaghs den Deurloo in, daar hy verfcheide fcheepen, te vooren ingekoomen, vondt leggen. Den tv/eeentwintighiten werdt een lyft opgeflelt van de fcheepen daar 's Landts vloot te dier tydt uit beftondt, welke lyfte, als ook der zeiver verdeeling in esquadres, en in hooft- en fmaldeelen, kortheits halven, f hier wordt uitgelaaten. Den vierentwintighften van May liep 's Landts vloot, naa dat de L. Admiraal de Ruiter, met den HeerRaadtpenfionaris Fagel, en andre Gedeputeerden van den Staat, op alles goede ordre hadt geftelt, uit de Wielingen, door de Deurloo, in zee. De mcefte landtfoldaaten, tot den toght dienende, waaren in fluiten en in d'andre fcheepen gefcheept, met hunne Bevelhebbers , den Graaf Willem van Hornes, den Kornel Uittenhoven, de L.KornellenGrandmaifon, en Steelandt, en anderen, te lang om te noemen. Doch etlyke kompagnien, te laat koomeridc, werden ingewacht, en qnaamen daarna met lichters aan boordt. Men maakte alle Scheepskapiteinen en anderen Bevelhebbcren bekent, dat men met 's Landts  L. Admiraal DE RUITER. 19 \s Landts vloot zou loopen langs de kufr. van Vlaanderen, in 't gezicht van Duinkerken en Grevelingen, naar en door de Hoofden, achter de Singels, daar de verzamelplaats was beraamt, en nader ordre zou worden gegeeven. De L. Admiraal Generaal liet de Kapi* teinen Dekker en Barent de Vries, met de fregatten Edam, en den Wïndthondc, ontrent de Deurloo, om't vaartuigh, datnoch nagezonden moght worden, vierentwintig uuren te verwachten, en naar de vlagh te geleiden. Hy verdeelde toen ook zyn esquadre in drie fmaldeelen, en ftelde het volgende bericht, daar zich een ieder naar hadt te fchikken. Particuliere infixuclie en ordres van Michiel Adriaanszoon de Ruiter, L. Admiraal Generaal, en Opperhooft van 's Lands vloote, voor de Hooftofficieren, Kapiteinen, en Kommandeurs, befcheiden onder deszelfs onderhebbende esquadre, gelyk dat hier vervolgens in drie fmaldeelen ftaat gerengeert, daar naar hem een ieder, die daar in vermeldt wordt, tot nader ordre, ftriclelyk zal hebben te reguleren. Voor de windje ofte met ruime windt zeilende , zoo zal de L. Admiraal van Nes, met zyn onderhebbende fcheepen, hem aan ftuurboordt van den L. Admiraal Generaal onthouden. Op gelyke maniere zal de Viceadmiraal van Nes hem ah dan, met zyn by hebbende fcheeB a pen* 1674. Rendevous of verzaamel* plaats.  16*74- io Het LEVEN van den pen, aan bakboordt van den L. Admiraal Generaal onthouden. Maar by de windt zeilende, zal de L. Ad* ' miraal van Nes , met zyn byhebbende fcheepen , hem voor den L. Admiraal Generaal be'geeven. En de Viceadmiraal van Nes, met zyn byhebbende fcheepen, hem achter den L. Admiraal Generaal onthouden. Doch in V wenden zullen de achterfle fcheepen altydt eer ft wenden, alzoo dat de Viceadmiraal van Nes, met zyn byhebbende fcheepen, voor den L. Admiraal Generaal zal verblyven, en ie L. Admiraal van Nes, met zyn byhebbende fcheepen, hem achter den L. Admiraal Generaal onthouden, zulks dat in het wenden altydt de yoorfte, de achterfle, en de achterfle, de voorfte zullen worden , en elk op zyn poft verblyven. De [malle verdeelingen zyn gerengeert, als volght, Onder den L. Admiraal van Nes zyn bcfchêiden deeze onderftaande, Pieter de Liefde. Branders. §fa» Muis. Dirk de Otutmik. Harent Rees. Komelis Btermaus. L. Admiraal van Nes. Shaauwen; ElanJt du Bois. Jakoh Hoek. Jan Snellen. Evert de Liefde. Galjoot. Komelis rink. Frans van Nydek , Moifes Wichmans , en lfaah Teuniszeon, zullen hun met haare tranfpvrtfehip in fluiten ttijfshen deezt fmaldeelen onthouden. On-  L. Admiraal DE RUITER. ai On^er den L. Admiraal Generaal zyn befcheiden deeze onderftaande, Harent de Vries. Branders. Philip de Muunik. Jan Danielszoon van den Ryn. Schouthynacht Almonde. AretrtRuygbaver. L. Adm. Generaal de Ruiter. Snaauwen. Joon de IVitte. Andries Raudel. Graaf ven Stierum. Wyntmf van Meurs. Maarten de Hoer. Galjoots. . Pieter Drooghart. Ha/liaan Verdoes. Komelis van der Hoeven, Jooft Cilliszoon, en Klaas Huigen, zullen hun met baare fluiten tufeben deeze fmaldeelen onthouden. Onder den Viceadmiraal van Nes zyn befcheiden deeze onderftaande, Symon van Panhuys, Brander. Pieter Bakker. Pieter Bcfancon. Adriaan Poort. Snaauwen, Viceadmiraal van Nes. Zeger Korueliszoon. Pieter van Middelandt. Paltrok. Gillis Schey. Galjoot. Leenden Vink. Zullen alle de \vimpcl van de groote flenge laattn inaaifen. Ook zal in het zvenden onder de voorfchreeve refpeclive fmalle verdeelingen de zelve ordre gehouden worden, als hier vooren van 't geheels esquadre is aangeweezen , ende daarenboven, een ieder voor zyn particulier neerflighlyk bezorgen , dat hy zoo wel in het zeilen, als ankeren, voornaamentlyk by, ofte aan den vyandt koomende, zoo veele het eenighzints moogelyk is, zyn voorgejïelde rangh en ordre blyve obferveren, ende hem zoo dicht aan de naajle fcheepen geflooten houde, als naar de praftyk van foldaat- en zeemanfehap kan en behoort te gefchieden, ten einde, dat den anderen, als eer B 3 en 1674.  l6>4- Ü Het LEVEN van den en eedt betrachtende dienaars, ten beften van het lieve Vaderlandt, te getrouwer konnen feconderen, ende alle foorte van ajjiftentie doen. De branders zullen haar continueel dicht achter ,s Landts fcheepen onthouden, gelyk zy hier voor en gepofleert ftaan, zoekende met alle diligentie , in cas van rencontre, occafie, onder de kracht ende den rook van het kanon van de zelve fcheepen, eenigh kapitaal vyandts [chip aan boordt te koomen, ofte aan verfcheide vyandtlyke fcheepen , die malkanderen tegens haren wille aan boordt moghten ruaken, de zelve brandtfcheepen met een goede refolutie wel en couragïeufelyk te be/leeden, nemende o"k naauw reguard, wanneer eenige vyandtlyke branders op 's Landts fcheepen afkoomen, dat zy de zelve te gemoet zeilen , attaqueren , ende bemachtigen , zonder haare fcheepen eenighzints te ontzien , ofte van het een of ander in V minfte te blyven in gebreeke, op peene van aan den lyve gefiraft te worden. Van gelyken zullen de advysjachten hun op haare poften wel paraat blyven onthouden, omme alle advyzen af en aan ie konnen brengen, ook mede wel tozien , wanneer eenigh fchip ontrent haar in de grondt ofte brandt geraakte , dat zy het volk daar van bergen , lettende ook fpecialyk daar op , dat zy *s vyandts branders en vaartuigen refifteren, ende ruinéren , in manieren en op peene, als hier booven, ten reguarde van de branders, flaat geëxfrejfeert. Aldus gedaan en geordonneert in V Landts fchip  L. Admiraal DE RUITER. 2 fchip de zeven Provinciën , zeilende buiten ck Wielingen in zee, den 24 Mey 1674.. MICHIEL ADR. DE RUITER. Den zescntwintighflen quam 's Landts vloot in 't gezicht van de Hoofden , ontrent de Vlaamfche en Franfche kuil, daar men den volgenden nacht zeer zagh vuuren, zoo dat men daar alomme al geallarmeert was. De L. Admiraal Generaal de Ruiter hadt van zyn Hoogheit, by zyn berichtfchrift, den zeilen van May geteekent, lafl ontfangen, zich ontrent het groeten van Engeliche Konings fcheepen iliptelyk te reguleren naar het vierde artykel van 't traclaat van vreede, den 9 van Februarius, tuflchen zyn Majeileit van Grootbritanje en hunne Hoog.Moog. geflooten, en nu vailftellende, dat men eenige Konings fcheepen en vaartuigen zou ontmoeten, die men zou moeten groeten , beriep daar over den Krygsraadt aan zyn boordt, en verzocht deszelfs goedtdunken, noopende de maniere die in de gemelde begroetinge zou dienen te worden gehouden. Hier op werdt, naa ryp overlegh, met genoeghzaam eenpaarigh advys beraamt, en beflooten, dat, wan-^ neer men eenigh Engelfch Konings fchip, fchee* ^ pen of vaartuigen, quam te bejegenen, het zy a< daar af vlaggen van gebiedt woeijen of geen, er. het Opper hooft van 'f Landts vloote, enver-^ volgens alle Hooft officier en, in goede ordre zou-^ den groeten, met het ftryken van hunne vlag-™, gen, en het fchieten van 11, 9, 7 en 5 kanon-m B 4 fchoo- 5 1674. 'S Landts vloot komt in't gezicht van de [loofden. efolutie, r den L. dmiiasl i Ruiter den ygsraadc nooraen» lopende f orm en miere  24 Het LEVEJM van den 1674. die men in ?t failleren der Enae:fche Koningsfciieepen zou onderhouden.26 May. fchooten, en de vlagge zoo lang geflreeken by den /lok laaien hangen , tot dat men buiten fchoots zou zyn gekoomen van den geenen dien men groette of failleerde, zonder dat eenige byzondre Kapiteinen of Kommandeurs zouden hebben te fchieten. maar alleen hunne topzcils mede te laaten vallen, ten waare dat verre van het gros der vloote waaren verfcheiden, ofop de brandt- of buitenwacht gezonden, en aldaar diergelyke ontmoeting hadden, in welken gevalle zy alle hunne topzeilen zouden laaten vallen, en de Kommandeur vyf, en ieder Kapitein drie fchooten tot begroeting doen. Dan in gevalle dat door eenigen Engeïfchen Konings Officier wier de geëifcht, dat^sLandts Hooftofficieren hunne vlaggen van gebiedt zoo lange geflreeken zouden moeten laten blyven als zy hem in V gezicht waaren, of daar mede eenen koers zeilden, en daar van ten tweeden maale tot flryken wier den gefommeert, gelyk daar van voorbeelden konden worden bygebraght, dat men zulks voor dien tydt, en bevooren dat hy een fchoot fchoot, vaardig zoude doen; maar terftondt daar op bequaame perfoonen aan zyn boordt zenden, en in beleefde termen verzoeken te weeten de naamen van hem en zyn fchip, en emfligh doen afvragen, of zulk een manier van handelen ontrent de gezeide falutatie de begeerte van zyn' Majefleit van Grootbritanje was, en hy daar toe uitdrukkelyk gelaft, verhalende zyn antwoordt eti wedervaaren op dat punt omftandelyk aan de vlagge , die daar van dan kenniffè zoude geeven aan zyn Hoogheit , en daar op verzoeken der zeiver hooghwyze difpofttie, en naader ordre. Dit  L. Admiraal DE RUITER. 25 hefluit was onderteekent door den L. Admiraal Generaal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, door de L. Admiraalen Adriaan van Trappen, gezeit Bankert, Aart J. van Nes, Kornelis Tromp, de Viceadmiraalen Jan van Nes, Kornelis Evertszoon, Jan de Haan, Thomas Vlugh, en de Schoutenbynacht, Philips van Almonde, en Engel de Ruiter. Des anderendaaghs kort naa den middagh moe ft 's Landts vloot, door tcgenwindt in de Hoofden, voor Doevres ten anker koomen. De L. Admiraal Generaal de Ruiter falueerde des Konings vlag, die van 't kafteel woey, met dertien eerfchooten, d'andre L. Admiraalen elk met elf, de Viceadmiraalen elk met negen, en de Schoutenbynacht elk met zeven fchooten: en zy ftreeken hunne Vlaggen en marszeils. Het kafteel antwoordde met elf fchooten, en de lieerde Ruiter weer met elf, en 't kafteel weer met negen, welke voet van beleeftheit ook ontrent en van d'andre Hooftofficieren werdt geyolght. Naa *'t fchieten zette ieder zyn vlagge én marszeil weer op. Eenigen hadden toen gedachten, om dat 's Landts fcheepen vry naaaan deStadt gezet laagen, dat d'Engelfchen zouden gedreven hebben, dat men de vlagge en 't marszeil, terwyl men daar lagh, zoude in houden; maar zy hebben 't niet geeifcht, en toonden alle genoegen: jaa de Luitenant van den Gouverneur, die te Londen was, quam, met veel Engelfchc Edelen , den L. Admiraal de Ruiter, en Graaf Willem van Hornes, aan zyn boordt met groote heusheit begroeten: ook werden ze vriendclyk onthaalt, C 5 en 1674. 'S Landts vloot komt voor Doevres ten anjer. ■27 May. DeRuiter 2x1 d'andre Opper, noofden der vloot fa iu eren sKonings vlag. En worden van't kafteel biantwoordt,  26" Het LEVEN van den De vlooi gaat wcêr onder zeil inaar kan doorflilte en tegenwindengeen wegli vorderen. 23 May. 30 May. Keert te rugh naar Doevres. DeRuitfi vindt zich in bekommering,wegens het achterblyyen van verfcheide noodtzaakelykheden. Schryft daarover san zeeker Bewindtsman van den Staat, 31 May. en fcheidden, naa dat men by die gelegentheit op de gezondtheit van zyn Majeilek, van de Heeren Staaten, en van zyn Hoogheit den Prins van Oranje, hadt gedronken , met vriendtfehap van eikanderen. Op den avondt zyn noch drie oorlogfcheepen, cn tien re vaartuigen, zoo fluiten als fnaauwen, die de vloot uit Zeelandt waaren gevolght, by de vlagh gekoomen. Des anderendaaghs ging 's Landts vloot weer onder zeil, en men deedt alle vlyt met laveeren, cn het afiloppen van de vloet, om het Kanaal af te koomen, en den koers te gaan die den L. Admiraal Generaal was aanbevoolen, maar door ftike, tegenwinden, en onbezeilde fcheepen onder den trein van de vloote, die groot was, kon men niet verder dan beooilen de Singels koomen, daar men ankerde. Doch dewyl daar geen water was, heeft de Heer de Ruiter , met d'andre L. Admiraalen, daarna goedtgevonden weer te rugh naar Doevres te loopen , daar een goede waterplaats was. Hier koomende, werdt ordre geilek om de leedige vaaten te vullen. De Heer de Ruiter vondt zich te dier tydt in groote bekommering , door het lang achterblyven van de fiukfeheepen met gefchut en andre oorlogsbehoefte. Hy' fchreef daar over aan een voornaam Bcwindtsman van den Staat, dat Vr van al die krygsbehoeften , die noodigh waaren, om, naa de landing, {leden en fterkten aan te taften, noch niet ter werelt by de vloot was) en dat het zonder de zelve onmoogelyk was, den laft, hun door zyn Hoogheit geveeven , in V werk te ft ellen, veel min uit te yoe-  L. Admiraal DE RUITER. 27 voeren. Dat ook *s Landts fcheepen zoo fchaars van lonten waaren voorzien , dat men , landende , met de zelve geen drie daagen zou konnen uithouden. Dat men aan de Jbldaatenzoo veele foorten van koegels niet kon verfchaffen, als zy tot hun fchietgeweer yereifchten, en dat daarom vormen om koegels te gieten, van veertien , zeftien en achtten in V pondt, dienden gezonden te worden,. Dat men ook meerhandtgeweer voor de matroozen moefl zenden: want fcheepen die op twee of drie kompagnien, ieder van tzeftig koppen in ryen en gele der en,waar en gepleit, konden quaalyk de helft naar behoor en gemonteert worden. Voorts dat hundefoldaaten zeer langhzaam werden toegezonden, zulks dat 'er den negenentwintighflen,en dien dagh,noch eerft etlyke kompagnien waaren aangekoomen. Derhalven verzocht hy in dien brief, dat de gemelde Heer op het allerfpoedighfte, daar hy wht dat het behoorde, zoodaanige ordre geliefde te Hellen, en die voorziening te doen, dat hem 't gezeide op 't fpoedighfte moght toekoomen, conform d'afte van rendevous, opnieuw beraamt, die hy hem met eenen toezondt. Hy zondt ook een fregat naar Texel, en een ander naar de Wielingen, om de vereifchte fcheepen en vaartuigen met krygstuig en lyftoght, die noch ontbraaken, over dagh en nacht te doen uitpreffen , en af te haaien: nadien het den Grave van Hornes buiten dat onmoogelyk was, met de foldaaten iet te onderneemen, volgens de geheime laft, hem gegeeven. Dees brief was den letten van May gefchreeven. 'T gebrek van de bovengemelde noodtzaake- ïyk- 1674. Dat'er gebrek was van artiliery, lonten, 'ioegels,en handtgeweer voor de matroozen. De Ruiter* /er^oek.  a8 Het LEVEN van den 1(574* DeRuiter en Banken oncler zeil, Koomen onder de Singels. Ook Tromp. DeSchoutbyoachtJeRuiter werd. met n?gen fiheepen gezonden om in 't Kanaal te kruifler. 1 'jun. Tyd'ng van de Fra niche kult. ; 1 I S>». t i lykheden braght den L. Admiraal Generaal in groote verlegcntheit, en hielde hy 't voor een groot verzuim. Dien zeiven dagh ging hy met zyn en Dankerts esquadre weer onder zeil, laverende We ft op, om onder de Singels te koomen. Tromp bleef met zyn esquadre noch leggen, om de reft van hun water te haaien. 'Savondts quam de Ruiter met Bankert onder de Singels ten anker, daar Tromp met zyn esquadre 's anderendaaghs by ]uam. Hier leggende, werdt de Schoutbynacht Jonker Engel de Ruiter met vyf fcheeoen, een fregat, en drie fnaauwen,afgezonden, om 't Kanaal Weftwaart af in 't vaarwaater over en weder, van den anderen behoorlyk verfpreit, op kondtfehap, en afbreuk van den vyandt, te kruiffen, tot het ïilandt Wicht, en de Kiskafien, mitsgaders Torbay toe, en daarna weer by de vlagge te ioomen op de geftelde verzamelplaats. Dees ardre werdt gevolght. Den tweeden van Junius ging men met 's Lands vloot weer :'zeil Ooft aan. Men verftondt uit een Zeeuwfche hoeker, die by etlyke Zweeden, ah Vrankryk koomende, was .geweeft, dat men daar op de kuilen alomme in vreeze en wapenen was: en dat men al de vrouwen en tinderen van 't eilandt Sint Marten naar 't rafte landt hadt gebraght. Daarna vernam nen uit een Franfch fcheepken, door Kapiein Jan de Witte verovert, dat 'er alle daaren tweeduizendt man binnen Diepe waakën, die weekelyk afgeloft werden. Den yfden hadt men zwaar weder, en eenige jheepen leeden fchaade aan Hengen of zeilen,  L. Admiraal DE RUITER. 29 len, en men quam 'savondts beweften het Zwaaneklif, aan d'Ooftzyde yan 't eilandt Wicht, ten anker, daar een kafteel lagh, dat des Konings vlagh liet waaijen, 't welk Van 's Landts vlaghfcheepen met ftryken en eerfchooten werdt begroet, daar 't kafteel met twaalf fchooten op antwoordde. Ontrent den avondt raakten de L. Admiraalen van Nes, en Bankert, eikanderen onvoorziens aan boordt, en Bankert verloor zyn galjoen, en van Nes zyn galery aan bakboort, en de L. Admiraal Willem Baftiaanszoon verloor een anker. Des anderendaaghs werdt door den Graaf van Hornes in den Krygsraadt voorgeftelt, of men, onaangezien de win-! den noch van het Weften tot het Weftzuidt-! weften en Zuidtweften bleevenwaaijen, niet van Wicht naar Scharbourg, beooften Kaap de Hague,'met de vloot zou konnen en behooren over te loopen, en aldaar eenigh voordeel op den vyandt te zoeken. Doch by den L. Admiraal de Ruiter, en alle dei Leden van den Krygsraadt, werdt, naa over-1 legh van zaaken, eenpaarigh verftaan, dat men die plaats, noch de reviere de Somme, niet zou konnen bezeilen, noch ook voorzien was van de vereifchte krygsbehoefte en gefchut, om die ftadt naar behooren, en met hoop van verovering, te konnen aantaften. Voorts werdt beflooten, dat de Kapiteinen Elandt du Bois, en Barent Maartcnszoon, dwars van 't eilandt Wicht, in 't vaarwaater,' op de fcheepen, die met de gemelde noodtzakelykheden uit het Vaderlandt werden verwacht, zouden blyven kruiflen, om daarmede 1074. 'S Landts vloot korac by Wicht. 6'Jun. Voorfhl fan den ïraaf van loriies. 3efluit van len Kryj,saadt.  30 Het LËVEN van den 1674. De vloot komt voor TorHay. Esqua- dre van 's Lands vloot afge. zonderde, en gefteit onüer't gebiedt van de Ruiter. de 'sLandts vloot te volgen, die naarTorbay zou zeilen, om weer voorraadt van verfch waater in te neemen, en de transportfeheepen, die zeer rank waaren, aldaar te ballasten. Doch de fcheepen van Bankert en van Nes zouden noch een dagh blyven leggen, om hunne fchaade tc hcrftellen. Daar op ging men den volgenden morgen t'zcil, en 's Landts vloot quam den achtften voor Torbay. Hier beriep de L. Admiraal de Ruiter alle de Hooftcfficieren en Kapiteinen aan boordt, hun bekent maakende, dat 'er een esquadre van 's Landts vloot onder zyn beJeidt zou worden afgezondert, en dat de reft der fcheepen onder den L. Admiraal Tromp zou verblyven. De Graaf van Hornes ging van de Ruiters fchip op dat van Tromp over, en 't afgezonderdt esquadre rangeerde zich onder de vlagh van den L. Admiraal de Ruiter, die zich genoodtzaakt vondt, door 't verloop der tydt, hoewel de noodige behoefte noch niet te voorfchyn quam, zyn rcize tc fpoedigen : op hoope dat hem de verwachtwordende fcheepen zouden volgen, en achtcrhaalen. De KornelJ. van Uictenhove, die 't gebiedt over de foldaatcn hadt, onthieldt zich by hem op het fchip de zeven Provinciën: en Helde daagelyksmet hem ordre om 't volk te oeftenen, en alles te vervaardigen tot het uitvoeren der zaaken hun aanbevoolen. De naamen der Hooften mindre Officieren, fcheepen van oorlooge en vaartuigen, die van 't gros van 's Landts vloot werden afgefcheiden tot het doen van de byzondere reize, onder 't gebiedt van  L. Admiraal DE RUITER. 31 den Heer de Ruiter, zyn te zien in de vol- 16*74. gende lyflc. Van dAdmiraaliteit tot Rotterdam. Officieren. Schcepcn. mat.fold.ftuldt. L. Admir. Gener.de Ruiter. De zevenProvincien. 486. 80.80. Kap. Adriaan Poort. Schielaudt. 202. 88.60. Pieter de Liefde. Zeclandia. 183. 61.42, Harent Rees. Vitrecht. 128. 41.36. Branders. JanDanielsz.van denRyn. DcLonifa. .... Dirk de Munnik. De Maria. -- -- Snaauwcn. Jakob Hoek. De Faam. —- 14.-- Evert de Liefde. De Griffioen 10.-- Transportfchip en Fluiten. Frans van Nydek. Nieuw.Rotterdam. 40.134.10. Moifes Wichmans. 'TMoorfaans Hooft. 80.136. 8. Kornelis van der Hoeven. jt' frouvjKatarina. 30.146. 9. Ifaak Teuiszoon van Anten. Den hlaauvien Arent. 29.135. 8. Joofl Gillisz. v. den Brande. De Sivaan. 23.156.-Klaas Huigen. De Haas. 14.--- 4. Galjoot. Pieter Dreghart.. St. Pieter. Van dAdmiraaliteit tot Amfterdam. Sclombynacbt de Ruiter. De Spiegel. 296. 83.70. Kap. Thomas Tobiaszoon. 'TGeloof. 183. 99.58.' Pieter van Middelandt. Oofierwyk. 206. 98.50! Joan de Tf'itte. De Prov. v. Uitrecht. 198.111.60.' Graaf van Siierum. ■ Tydtverdnf. 197. 71.52. Pieter de Sitter. De Befcbe'rminge. 188. 91.50. Philips de Munnik. De BurghvanLeyden. 44. Kunelis van der-Zaan. Dair.irnen. , 96. 72.34. Branders. TKillemWillemszocit. De gtveue Draak. 11. -- 4. Kornelis Boermans. DeSayer. 20. -- 4. Jan van Kampen. DeLeydtftar. '18.'-- 4.' Arent Rtiighaver. De Salm. 20. -- 4. Snaauwen. Klaas Portugaal. 'THocn. 45. i2. Philips Melhenbeeke. DeTonyn. E8. -- 8. ZrgerKorneliszoon Potter. Den bontenJ/attfr. 3ö'. -- 8*. Transponfluiten. rl , Opper Does. 39.142. r6. Wicbitl Kindt, Barkbout, 40.139.12. Abra-  'ö>4. ga Het LÉVEN van dén Abraham Taalman. SpheraMundi. 32. 123. 9; JanNoirot. GraafFforis. 32-137. 12. Jan Ryhf zoon. De Lief le. 32. 92.16. HansIIartwyk. DeNeptunis. 32.118.12. Harent Haas. De Prins tepaardt. 33.134.12. Willem van Eviyk. Dejnpiter. 31.155.12. VictualicSuitcn. Jan Evertszoon. St.Jar. Evangelifi. Hecrtgc Karflens. DeKonink David. Hendrik Walop. St. Pieter. Jan Adriaausz.van Nes. De witte Tas. - Galjoots. MeindertJakobszoonOjiafl. 'TfPïttePaart. Kornelis Pieicrsz. Heertjes. De JongeTobias. -- -- Van d'Admiraaliteir. in Zeelandt. f'icead.Kornelis Evertszoon. Zieribzce. 305. 85.60. Kap. Karei van der Putten. Vlijjivgen. 220. 70.50. Adriaan Bankert. Delft. 120. 89.32. SftaMiW; Mattbys Laurenszoon. De Bruinvis. • - Waterfluit. Kornelis Lyncaurt. DeWynrank. 24. 62. 8. Van d'Admiraaliteir. in 't Noorderquartier. Kap. Jan Krook. Gelderlandt. 237. 41.56. JanMuys. DeKaleb. 19S. 33-46. Pieter Bakker. Jupiter. 166. 31.40. Transportfluiten. Pieter Kerffebóom. De Prins te paardt. 41. 15". 12. Klaas Wynbergen. 'TiKapen van Hoorn. 36.145.12. Doch in deeze lyft waaren ook geftelt de naamen van negen afweezende fcheepen, te wecten. ■ Pieter de Liefde. Jan Evertszoon. JakobJJoek. - Heertgc Kerflensi Evert de Liefde. Hendrik Waitp. Philips de Munnik. Jan Adriuanszoon van Nes. Philips Melkenbeek. Pie-  L. Admiraal DE RUITER. 33 Pieter de Liefde, en Philips Melkenbeek, waaren den derden van Junius ontrent Vierly afgezonden, om voor den tydt van vier daagen te loefwaarr in 't gezicht van.de vloot te kruifTen, en noch niet weder gekeert; d'andre zeven waaren noch nooit onder de vlagh geweefl. Dit esquadre was, naar't .uitwy-; zen der lyfle, bemant met 4336 matroozen, en 3386 foldaaten, en gemonteert met 1142 Hukken gefchuts. • Wat daarna by den L. Admiraal Tromp, volgensrd'ordre, hem gegecven, met het groorde gedeelte van >Landts vloot werdt ondernóomen , laat ik anderen melden: dewyl my 't oogmerk deezer Hiflorie verplicht, de Ruiters vlagh te volgen. Dees was noch den achtflcn van Junius, des ayondts, vermits de windt Noordtnoordtoofl liep , met zyn vloot om de Welt van voor Torbay t'zeil gegaan. , Des anderendaaghs Helde hy den Bevelhebberen van ieder fchip, ten einde aan zyn boordt beroepen , twee aften van verzaamelplaats ter handen, d'cene oopen, die hun, in gevalle van afdvvaaling,' wees tot twintig mylen beweflen de kaap de' Finiflerre, een uithoek op de WeHkuH van Gallicie , in Spanje , en d'andre beflooten, om daar ontrent te openen, die hen zou brengen tot in de Baay van Sinte Cruz, aan 't Oofleinde van Teneriffa, een der Kanarifche eilanden. Ten zeiven daage verdeelde i de Heer de Ruiter zyn vloot in drie fmaldee-\ len, daar onder Hellende de negen afweezen-' de fcheepen, boven gemeldt, tegens datzy' moghten koomen, in goede ordre'. Dus zei-" Jende, heeft de Heer de Ruiter byallebe-\ V. Deel. C den-2 1674. DeRuiter ?a -t met lyn esqua. re t'zeil. 9 Jim. Rende1 ju;brie■en uitgeleelt. )e Ruiters loot werd 1 drie naldeelen enieelt. DeRuiter orderdt yn reis.  i6>4« li» Jun. Zendtzyn zoon met zeven icheepen voor uit. 21 Jun. n'a'derdt Madera. *4*Jun. Komt by Teneriffa, *5jun. 34 Met LEVEN van den denkelyke middelen zyn rcize getracht tevorderen, en quam den negentienden van Junius op de Noorder breedte van ruim 34 graaden. Daarna vondt hy te raade zynen zoon, den Schoutbynacht Engel de Ruiter, met zeven fcheepen voor af naar Teneriffa tezenden: ten deele om den Spaanfchen Gouverneur aldaar kennis te geeven, dat hy met meerder maght volghde , en alleen eenige behoefte voor geldt zocht te koopen, om door die aankunding alle quaadt vermoeden voor te koomen: en ten deele om de voorbereiding tot den gemelden inkoop te maaken. Ook beval hy vier van zijn bezeilfte fcheepen.en fregatten, gelyk getal van onbezeilde te fleepen: alzoo hy den tydt koflelykfchatte. Den eenentwintighften zagh men den Weithoek van Madera, het Noordtweftelykfte van dë Kanarifche eilanden. Den vierentwintigften kreegh men Teneriffa in 't gezicht, en quam den volgenden dagh voor de reede van Sinte Cruz,noch eerder dan de Schoutbynacht de Ruiter, die meer (lilte fcheen gehadt te hebben dan zyn vader. Hier vondt men den Kapitein Pieter de Liefde, die daar twee daagen te vooren was aangekoomen. Voorts verftondtdeHeer de Ruiter, dat daar geen water te haaien was. Dies bcfloot hy anker te laaten vallen, en zonder tydtverzuim zyn reis te vervolgen. Dóch liet eerft door den Konful der Nederduitfche natie etlyke pypen Kanarywy'u, eenigh leevendt vee, en andre ververfching opkoopen, en aan boordt brengen. Hy ftelde den gemelden Konful ook acht beflooten aften van rendevous eer handen, voor de noch ver-  L. Admiraal DE RUITER. 3* verwacht wordende fcheepen, hun beveelende wat koers dat ze zouden houden, om hen: naar 't eilandt Martcnique, daar't op gemunt was, te volgen. Men ging dan in den avondi noch onder zeil, met een Noordtooften windt, Zuidtaan, en daarna Zuidtzuidtweft. Docb 't geen verder op dien tocht, en in 't aantaften van Martenique , ook daarna is voorgevallen, weet ik niet klaarder te befchryven, noch omftandiger t'ontvouwen, danmetd'eige woorden van den L. Admiraal Generaal de Ruiter, in zekeren brief aan zyn Hoogheit den Heere PrinfTe van Oranje, den achtften van Auguftus afgezonden, vervattende een wydtluftig verhaal van 't gantfche beleidt,en den ongelukkigen uitgangk der zaake , luidende gelyk volght. Doorluchtige , Hooghgebooren Vorfl en Heer , „ Onze onderdaanighfte laatfte, daar van „ een duplicaat hier nevens gaat, in geweeft „ den 25 der leftleeden maandt Juny, uit de „ Baay van Sinte Cruz, aan 't eilandt Tene„ riffa. Wy ftelden noch dien zeiven avondt „ van daar onzen koers gezaamentlyk naar 't „ eilandt Martenique, in conformité van de „ acle van rendevous, by de voorfchreeve „ onzen laatften gevoeght, ende hebben „ tuiïchen beiden niets van confideratie ont„ moet, ofte eenige fcheepen bejegent, als „ op den 28 der zelve maandt, op Noorder „ polus hooghte van 24 graden 14 minuten, c 2 „en { Oaat wéér tVeil. DeRuiters brief aan ?yn H >ogbeit,aan.•aande den tightnaar Marteniqne.  IÖ74-, Zyn beraadtflaaging over 't aantallen van Martenique. Ordre tot «Hen einde beraamt. 36 Het LEVEN van den „ en 356 graden 49 minuten lenghte , het „ fchip de Betuwe, op hebbende den Heere ,, Lobs van Medenblik, gedeitineert voorde „ kamer van Amilerdam naar Ooftindien,maar ,, van dagh tot dagh met den Heere Kollonel „ Uittenhove gedifcoureert, ende onze ge„ dachten laaten gaan, hoe ende waarwy, „ koomende aan 't voornoemde eilandt, ge„ vocghlykft onzen aanbevoolen laftvanuwe „ Hoogheit zouden konnen ende moogen iri „ 't werk ftellen en executeren, tot dienein„ de zorghvuldighlyk examinerende eenzee„ ker plaan ofte kaartjen, dat ons daar van „ ter handen gekoomen was, waar in onze „ fpeculatien vielen om voet aan landt te zet„ ten op een van drie diftinéte plaatzen, met „ naamen Carbct, St. Pierre, ofte Culfak: „ en naar dat wy alles aandachtelyk hadden „ overwoogen, en alle de militie gerengeert „ in drie brigades, onder de L.Kollonellen, „ den Grave Johan van Hornes, de laGrand„ maifon , en Steelant , ende by ieder ge„ voeght een Kommandeur, en twintigh ma„ troozen met handtgranaden, van gelyken „ ook geformeert uit de bootsgezellen drie „ battaljons, elk van drichonderdt en tze„ ventigh koppen, in ryen en gelederen, tot „ affiflentie van de militie , mitsgaders ge„ fchikt cn geordonneert, hoe, en op wat „ wijze en feinen dat hun alle de zelve, d'oe„ caiïe prefenterende, in de boots, chalou„ pen, en andere kleine vaartuigen zouden „ hebben t'embarqueren, omme in verfchei„ de tochten daar mede te konnen worden „ aan landt gezet, de wy le, naar voorgaan- „ de  L. Admiraal DE RUITER. 3 de calculatie, hadden ondervonden, da „ daarin op eenmaal maar ontrent ncgenhon„ derdt of duizendt mannen met haar geweei „ zouden konnen worden geberght.' Zoc „ zynwyop den 18 July gekoomen opNoor„ der breedte van 14 graden 20 minuten, en „ lenghte van 316 graden 43 minuten, dies „ geduurigh van de ftenge naar het landt lie„ ten uitzien, dat wy des anderendaaghs „ 'smorgens vroegh gewaar wierden, na„ mentlyk MarteniqueNoordtwcft, ende St. „ Lucia Zuidtweft van ons, hadden de windt „ Noordtnoordtooll, en regenachtig weer, „ loefden doen by de windt o ver naar Marte„ nique toe, ende Huurden den Kapitein „ Kornelis Lyncourt, voerende een "trans„ portfluit uitZeelandt, die wy al een dagh „ of twee te vooren op een fnaauw voor zyn „ perfoon hadden gelaft over te gaan, met „ ordre, dat hy, als zyndeeen man die daar ,, bekent is, van't landt iemant zoude trach,, ten te lichten, waar uit men kondtfehap „ van de gelegentheit des zelfs, en de ge„ negentheit der inwoonderen zoude konnen ,, bekoomen, ende ook daar onder te divul„ geren eenige brieven of manifeiten, daar ,, van een copie hier nevens gaat, fub litera „ A, die wy in de Franfche taaie hadden „ doen tranflateren, en depefcheren. On„ trent 8 uuren lieten 't dryven, ende berie- * „ pen alle Officieren en Kapiteinen zoo te v „ water als te lande aan boordt, exhorteren-h „ de alle dezelve nochmaals, en ten over-v „ vloet, tot haar devoir en plicht, met be„ vel, zulks ook te doen aan haare onderC 3 „ heb- ? c 1674. \9July. De vloot komt in 't gezicht van Mar» tenique. Kapitein Lyncourt ïvordt naar t landt gebonden. De Kapi- ;inen en )fficieren 'orden lot un plicht ermaandt.  Lyr.couri brenuht cirie mannen en driï Negers aar de Ruiten boordr. Die hem berichten , dat deFrarfche i al omme op hunne ho' de waa en en al overal een maandt van zyn kom 11 gewaarfchouwt. 38 Het LEVEN van den „ hebbende volkeren, benevens de bedrei„ gingen ende beloften, op dat fubject pas„ fende: gingen doen weder onzen gangh, „ ende vervolgens onder landt koomende, „ zoo braght ons den voornoemden Lyn„ court, ontrent een hooge klip, genaamt „ den Diamant, aan boordt een Vlaaming, », een Engelsman, ende een Yrsman, die . „ hy alle drie van 'tlandt, genoeghzaammet '„ haar wille, uit den arbeidthadde gehaalt, „ bezich weezende een vaartuigh met hout aftelaaden, en daarenboven drie Negros, ,, behoorende daar' aan de erfgenaamen van „ eenen Monfieur van Olen, die met eenkaM no waaren gevaaren om te vifTchen: deeze „ alle, naar dat apart waaren ondervraaght, „ en geëxamineert, quaamen hier in confo„ nantelyk over een, dat niet alleen op'tei„ landt Martenique, maar ook op alle ande„ re Franfche eilanden in deeze quartieren, „ uit Vrankryk al voor een maandt fpeciaal ,, bevel en advertentie was ingekoomen, dat ,, op haar hoede zoude zyn tegen een maght „ van den Staat der vereenighde Nederlan„ den, die haar zoude moogen koomen te „ attaqueren, waar mede ook eenige hon„ derden militie, en quantiteit van ammuni„ tie tot renfort hadden gekreegen, en dat „ hier aan Martenique voor korte dagen met „ een advysjacht, genaamt de Swaluw, me„ de uit Vrankryk was gefchreeven, en de ,, voorfchreeve onze magt begroot op 17 „ fcheepen van oorlogh, met andere fluiten „ en vaartuigen, dat wy zeer admireerden: „ relateerden wyder, dat voor ontrent 14 n da-  L. Admiraal DE RUITER. 39 „ dagen eenige fcheepen mee fuiker en ande,, re waaren van hier naar de lywaarfte eilan„ den waren vertrokken, alwaar met andc,, re geconjungeert, en onder de conduite „ van eenige Konings,fcheepen naar Vrank,, ryk gezeik: dat de rede, zoo Konings als ,, koopvaardyfeheepen, daar inzy, noopen„ de het getal, nieten accordeerden, haar „ hadden begeeven in de haven van de Cul-i ,, fac: dat op't fort aldaar lagen 20 (tukken „ kanon, en'4 a 5 kompagnien' militie voor „ garnifoen: dat de fortreiTe noch achter niet „ volkoomen was opgemaakt, en dat wel de „ helfte van defcheepsvolkeren ziek laagen , ,, &c. Ter occafie van deeze confiderable ,, advyzen, rypelyk gedelibereert zynde, „ welke van de drie voorfchreeve plaarzenj ,, men eerft zoude attaqueren, is geconfide,, reert, dat, als men al meefter van Carbet „ en St. Pierre was, daar geen fcheepen la,, gen, men echter de Culfac zoude moeten „ vermeefteren; want het gemeen zeggen ,, komt aldaar met de waarheit over een, die „ meefter is van de Culfac, is meefter van 't „ lont: ende over landt daar naar toe tewii,, len marcheren, dat'er plaatzen in de wegh, die men nootzaakelyk zoude moeten pas,, feeren, zoo engh en bezwaarlyk bevonden wierden, dat meteen weinigh volk onze „ geheele maght zoude konnen werden ge,, ilut: en om aan Carbet of St. Pierre weder „ op een nieuw te embarqueren, was zoo „ haafl: niet doenlyk, door dien alle onze ,, fcheepen, geen water aan Teneriffa heb„ bende konnenbekoomen, van 't zelve, als C 4 aae* G3(te!telis van de ïaven en 't brt van Culfac. Beraadtlaaginga;r over ;ehouden.  Men beflair, na fort de Culfac aan te taflen. Het krygsvolk, onder 't beleidt van denKollonel Uitten- I hove,word geiandt. ■ 40 Het LEVEN van den „ mede van brandchout, t'eenemaal waaren „ ontbloot, ende dat men van 't een en 't „ ander abundantelyk aan Culfac zich zoude „ konnen voorzien: zoo refolveerden wy, „ de zelve fortreiïe op 't fpoedighfte, zoo'te „ water als te lande, met een furprife, viva „ rorce, aantegrypen, en, was't doenlyk, „ ons meefter daar van te maaken : ftekïen „ doen onzen koers derwaarts; maar onder " u h°°ghte van 'c landt koomende, wierdt " ?eL- 'savondts met zons ondergang „ hadden wy de Zuidthoek van de Culfac „ Ooft een myl van ons, deeden den gehee„ Jen nacht met laveren ons beft, maar door „ continuatie van de ftilte, quamen wy eerft „ op Vrydaghden aojuly, des middaghs ten „ elr uuren, in de baay, even beweften de „ Luliac, ten anker op 14 vadem. Deeden „ doen aanflondts de feinen tot de landinge „ beraamt, en daar op in alle de boots en », chaloupen, die ook, gelyk de militie, in " .5n£ades waaren verdeelt, en onder„ icheiden ieder door een byzonderevlaste, „ prompt embarcqueren de nombre van'on„ trent dnizent mannen, die gelykelyk op „ eene linie, onder de conduite van den Hee1, re Kollonel Uittenhove, naar het ftrandt , voeren, met intentie omme aldaar, vol4 gens onze affpraak, met alle vigeur poft te , vatten, onaangczien dat den vyandt zich even tevooren ontrent de plaats, daar de „ landinge gemunt was, met ontrent drie, honderdt mannen in de wapenen hadden , laaten zien , en hun, uit ontzach van 't ka, non van s Lands fcheepen en vaartuigen, „ be-  L. Admiraal DE RUITER. 41 „ begeeven in de boflchagien en ftruellen, „ die op het ftrandt refpondeerden, d'onze „ inwachtende; waarop dan den voornoem„ de L. Kdrnellen, mitsgaders alle de min„ dere leidende Officiers, heel refoluit uit „ de voorzeide boots en chaloupen in 't wa„ ter op 'tftrand zyn gefprongen, met alle „ de voorzeide volkeren, uitgenoomen den, „ Heere Grave van Stierum, die wy tot Ad-, „ judant Generaal hadden aangeftelt, en die, „ al in de chaloupe was gequetft geworden, „ (zendende de vaartuigen fucceffivelyk, om,, me de refte van de troupes uit de fcheepen „ mede af te haaien, weder te rugge) alwaar „ den vyandt, die ons uit hun voordeel, „ doen wy noch in de vaartuigen waaren, al „ hadde gechargeert, ende bereidts veele. „ dooden en gequetften toegevoeght, aan„ ftondts hebben doen retireren tot in haare' „ fterkte, de welke, buiten vermoeden,' „• dicht achter de ftruellen en boomen, die op „ het itrandt ftonden, gelegen was, in een. „ leeghte, met een defenfive wal, en goedej „ pallifladen van tien voeten hoogh voorzien, „ doorvlochten met zwaar rottinghriet. Waan „ tegens echter onze troupes verfcheidemaa-? „ len couragieufelyk zyn aangeloopen; maar„ alzoo de zelve wierden beftreeken over dej „ laage landen, die pas achter de pallifTadenc „ laagen, door meeft alle het kanon van vyf n „ of zes fcheepen, leggende in de Culfac, „ daar onder een Konings fchip met ontrent „ 40 Hukken, de welke zeer furieus met' „ fchroot op d'onze kanonneerden, endaar1 „ mede veele dooden en gequetften onderc C 5 „de 1674. De Graaf ran Stieum ge[uetft. De vyanlente rugh edreeven, 3clegent13 tc van iet fort. 'T welk ergeefs wdt aaretalt, tot ;roote chaade er aanechteren. reeledooen en geuetllen.  Meert al de Hooftofficierender foldaaten gequetft. Inlichten op het doen van een generaaienftorm. i 4** Het LEVEN van den ,i de zelve caufeerden, behalven dat ook al„ le het veldt voor de fterkte, daar ons volk „ was gepofteert, onder het vuur van de „ musquetten van die van binnen open lagh, ,-, ende dat de gronden voor en ontrent de ,, haven , die wy door den Kapitein Tbtftmas ,, Tobiaszoon hadden doen peilen, te on„ diep waaren bevonden , om zoo in een mo„ ment van deeze Weftzyde, daar wy laa„ gen, met 'sLandts fcheepen of branders „ daar binnen te konnen koomen met zeilen „ of korten, en dezelve te vernielen, te ,, meer, dewyle zy, door het doen zinken „ van een of meer fcheepen, de principaal„ fte inkomfte van de haven hadden geilopt: „ zoo is ten laatften ongeraaden geoordeelt, „ dewyle alle Hooftofticieren van de landt„ militie, uitgenoomen den Heere Grave van „ Hornes, doen bereidts waaren gequetft en „ afgebraght, en boven dien hadden bekoo„ men de dooden, en verdere gequetften, ,, in de bygaande lyfte gefpecificeert, fub litera B. de fortrefte met een generaalen „ ftorm te willen emporteren, geconfide„ reert, dat, al hadde men haar de beneden „ fterkte afgenoomen, dat de fcheepen met „ haar kanon ons die weder zouden hebben „ doen ruimen, en dat een zeekere bergh, „ aan de Weftzyde van debaaygelegen, daar ,, van ons met handtgeweer veel fchaade „ wierde gedaan, door defteilte, en diver„ fe traverftèn, die daar waaren gemaakt, „ niet acceftibel was, ende het een en 'tan„ der niet als met ceremoniën aangegrepen , zoude konnen worden, daar toe ons van „ de  L. Admiraal DE RUITER. 43 „ de commoditeken vonden gedefcirucert; „ als mede, dat niet goedts van de inwoon„ deren ende planters, die door de militie ,, wierden t'ondergehouden, konde worden ,, verwacht: maar in 't tegendeel, dat die ,, alle, metdenanderengeconjungeert,noch „ huiden of morgen, geëncourageert door „ de vigoureuze refiftentie die deeze luiden „ deeden * hun ontrent ons zouden hebben „ moogen laten vinden, en een eerlyke re,, traitte gedifputeert, daar uit dan een.groo„ te neêrlaagh zoude konnen hebben gere„ fulteert, dewyle de volkeren maar by zoo,, danige gedeelten afgevoert konnen werden, ,, als de zelve daar aan waaren gezet. Waar „ op wy dan, met advys van den voornoem„ den Heer Kollonel, den Heere Grave van ,, Hornes tegens den avondt met alle de trou„ pes van 't landt hebben gerevoceert, ende „ omme den vyandt daar ontrent te abuferen, ,, en de retraite te faciliteren, aan landt ge,, kiert eenige leedige vaten, in allen fchyn ,, of daar mede iets tot haar prejuditie zoude ,, werden getentcert; dies zy alomme veele ,, vuuren en lichten opftaaken, ende zyn „ d'onze alzoo vervolgens, met goede or„ dre, in de voornacht weder aan boordt „ gekoomen , ende wy naa middernacht wew der van daar t'zeewaart gezeik, met leedt„ weezen dat onze defTeincn niet beter waa„ ren gefuccedeert. Den 21 July, 'svoor,y middaghs, dryvende noch t'zeewaart in 't „ gezichte van de Culfac, beriepen wy den „ Krygsraadt, gaven daar aan communicatie „ van't gepafieerde, ende wyders in beden- „ ken, 1674. Men bff. fluit het .■irygsvoik iveér van 't landt af te voerec. Ordre der afcoght. 11 Jul.  1674. Beraadt flaaging ever 't geen verder te doei ftondt. / Men be(luit naar 't eilandt Dominica te loopen Daar gekoomen , voorziet men zich van water, hout, en andere behoefte. 44 Het LEVEN van den „ ken, wat nu, ten meeflen dienfte ende re„ fpecte van den Staat, zoude konnen enbe„ hooren ondernoomen te worden: waarop „ rypelyk gedelibereert, ende in conüdera, „ tie genoomen weezende de dooden en ge„ quetfren, ende fpecialyk dat meeft alle „ Hooftofficieren buiten flaat waaren gc„ braght van in eenigen tydt te konnen dien ft „ doen, ende dit gros ook gantfeh ten einde „ van wateren brandthout,"zonder methaar „ allen zoo veele te konnen uitmaken, dat ,, daar mede een fchip twee of drie geprovi,, deert zoude konnen worden, om hier on„ trent in 't vaarwater eenigen tydt kruifTende e, te blyven vertoeven op de nakoomende „ fcheepen, uit het Vadcrlandt verwacht ,, wordende, zoo wierde gerefolveert eens „ floeghs langs deeze kufte te loopen naar ,, het eilandt Dominica, ende aldaar van dc „ Wilden met vriendtfehap de voorfchreeve „ defeélen van water, brandthout, cn bal„ lafl, trachten te bekoomen, en te fupple,, ren, en als dan verder te refqlvcren. Den ,, 23, 'smorgens, in de groote baay aan de „ Noordtvveilhoek van 't voorfchreeve eilandt „ gekoomen weezende, hebbendé wy aldaar, „ met goede commoditeit en fpoedt, onze „ voorfchreeve affaires verricht, zulks dat h WY °P den 25 niet alleen bequaam zyn ge„ worden vyf fcheepen en fregatten te defti;, neren en af te zenden naar de Zuidtkant „ van Martenicque, conform de acle hier „ nevens gevoeght, fub litera C. daar van ik „ onderdaanigh verzoeke, dat de Heeren ter 1, AdmiraaliteittotAmfterdam, of immers de „ Hee-  L. Admiraal DE RUITER. 45 # Heeren Kommiffarisfen uit dat Kollegietot „ deeze zaake, t'haarer narichtinge, magh „ werden communicatie gegeeven, maarheb„ ben ook dien zeiven achtermiddagh, by ,, refumptie van onze jongft voorgaande re„ folutie van den 21 dcczer, nochmaals ge„ requireert de rcfpeftive fentimenten van de „ prefente Leden en Kapiteinen, denKrygsraadt compoferende, op 't verder employ ,, van dit gros, ende zyn dienthalven veele ,, fpeculatien en confideratien gemoveert ge„ worden, die meeft alle daar op zagen, dat, ,, gelyk men ondervonden hadde dat de vy„ anden op Martenicquc tegens onze komite ,, waaren geadverteert en gewapent geweeft, „ en ook zeekerlyk bericht zyn, dat desge,, lyks aan Guardeloupe, St. Cbriftoffel, en„ de alle de verdere Franfche eilanden in ,, deeze quartieren ook zoo is gefchiet, over ,, zulks, zoo wel daarom, als uit reden van „ de indifpofitie van de Hooftofficieren der ,, landtmilitie , hier vooren breedcr geëx,, preffèert, daar ook niet metapparentic van ,, eenigh fucces iets zoude konnen worden „ geëntreprenneert, poferende, dat, fchoon „ men het een of 't ander eilandt al zoude ,, moogen koomen te emporteren, de wyle „ dat verre van de handt, ende alleen tus„ fchen de vyanden in beflooten zoude leg,, gen, niets daar van zoude profiteren, of „ het zelve konnen maintineren, maar lich,, telyk weder zoude Werden hernoomen, of „ indien men daar van alleen een ravagie van ,, Negros zochte te haaien, ende die weder „ elders te voeren en te verhandelen, dat de „ kof- 1674, Naarder beraadc(laagingopiet verder :mploy der /Ioote. Zwaarigheden, die sich op.ieeden on:rent het aantaiten ran d'andre jilanden. inzichten op het beroovendcreilanden.  I6>4- Gevaar van door een orkaan beloopen te worden. Men befluic weêr naar 't Vaderlandt ie keeren. De vloot gaat t'zeil En (tornt voorNivts. 46 Het LEVEN van den „ kollen, die daar mede, dóór't langer em„ ploy van de fcheepen, tot lade van den ,, Staat zoude worden gemaakt, daar uitniet „ cn zouden konnen vervallen, behalven dat „ tot de gezeide verhandelinge ookbezwaar„ lyk, en niet als met groot hazart, occafie ,, te bekoomen zoude weezen, gelyk daar van ,, noch verfche exempelen van 's Landts „ fcheepen zelfs wierden by gebraght, als „ mede dat het geen reputatie voor dusdani„ gen confiderablen corps zoude zyn, nu het ,, principale ooghmerk niet bereikt heeft „ konnen werden, op zulke kleinigheden te „ willen zien, of zigh daar aan te arrefteren, „ ende in pericul te dellen van door een or„ kaan, daar van het de principale tydt was, ,, te worden beloopen en geruineert. Ende ,, is daaromme, naar voorgaande rype deli„ beratie, met eenpaarigh advys van alle dé „ voornoemde Leden , goetgevonden ende „ gerefolveert, ten fpoedighrten gezament„ lyk van hier direclelyk Oodwaart aan onzen „ koers binnen door 't Kanaal naar het Va„ derlandt te (tellen, ende alzoo den Staat ,, van de lallen, die dagelyks door dit corps „ worden gemaakt, hoe eerder zoo beter „ t'ontheffen, en de militie, daar op geëm„ barqueert, tot der zeiver difpofitie weder „ te ,brengen en te herflellen, op hoope van „ daar meerder dicnl't te zullen doen. Met ,, welke intentie wy den 26 dito uit de gc,, melde Baay van Dominica zyn t'zeil ge„ gaan, ende hebben op den 28 deszelvenin „ paffant aangedaan .het eilandt Nives, ende „ aldaar voor de nombre van twaalf Negros, die  L. Admiraal DE RUITER. 47 die wij op Martenique van de Franfchen „ hadden bekoomen, geruilt eenige vervcrs„ finge van vleefch en vruchten, ten dienfte ,, van onze zieken en gequetften. Wierden ,, hier ook zekerlyk bericht, dat de Fran,, fchen op 't eilandt St. Chriftoffel alle hun,, ne goederen ende effecten, tot de flaven „ incluys, van haare gronden op die van de „ Engelfche hadden overgebraght, zulksdat ,, wy aldaar maar een leedigh landt zouden „ hebben gevonden. Den 29 deezes zynwy „ weder van hier langhsde eilanden St. Chrif,, toffel en St. Euftachio gezeik, op welk. „ laatfte nu ontrent 25 a 30 Engelfche fami„ licn woonen, ende dat den Engelfchen „ Generaal Sr. William Stapekon op Nives „ ons heeft gezeit, ordre van den Konink „ zyn Meefter te hebben, om dat aan deNe„ derlanders te reftitueren, met expreftie,dat „ hy zulks daar voor ondienftigh achtte zoo ,, lange haar Hoog. Moog. noch met Vrank,, ryk in oorlogh waren, die haar daar van, „ als zynde de fterkfte, terftondt weder zou,, de depoflideren. Vervolgens tot hier ge,, koomen zynde, zoo hebben wy met den „ Heere Kollonel Uktenhove, die, totmyn ,, byzondere blydtfchap, van zyne vyf won,, den, door eenen koegel bekoomen, dage„ lyks weder mooy begint te reconvalefce„ ren , geoordeck , dat het altemet dienft „ zoude konnen doen , dat uwe Hoogheit, „ ende by gevolge den Staat, van de voor,, fchreeve onze vruchtelooze voyagie hoe( ,, eerder zoo beter wierden geadverteert, om „ der zeiver mefures, het zy in handelingen,' „ of 1674, Men beluir zyn Hoogheit iet miflukten van lento el egh >ekent te naaken,en iet fchrif elyk verlaat door len Kapiein Thonas To-  i.6>4. biassoon en Graaf Jan van Hornes vooraf te zenden. Waar- Michiel Adriaanszoon de Ruiter, Ridder, L°lZltL-:Admiraal Generaal van Hollandt enWeft«tenenvan vr'lefiandt \ Opperhooft over een confiderabel 't eilandt gros fcheepen, vaartuigen, en aantal volk van r° « oor- 48 Hét LEVEN van den „ of tegens dat wy voor de wal of binnen. „ gaats koomen , daar naa te konnen nce„ men, ende derhalven goetgevondcn, dee- " ZCn j1"6] alleen ' mec bec fchiP gevoert „ wordende door den voornoemden Kapitein „ 1 hornas Tobiaszoon , voor af aan uwe „ Hoogheit t'addrefTeren, maar ook den Hee„ re Grave van Hornes, die alles heefrbyge, „ woont, en oogbgetuige is ge weeft, daar „ benevens aan uwe Hoogheit te ren voyeren, „ omme by monde nader te rapporteren 't „ gunt wy zouden moogen hebben voorby „ gegaan,, en van uwe Hoogheits dienftende ,, begeerte zoude moogen weezen. Waartoe „ wy ons wyders met alle refpeft onderda„ mghiyk refereren; ende vcrblyve, Doorluchtige, Hooghgehooren Forfl en Heere , AStum in standss ft.h;p de zevenPrcz-incien, _ _ zeilende op Noorden uwc HoOgheitS breedttrvanaógra- iei,ghtevnn3i5gra- Zeer ootmoedige en getrouwe iXS"m.ie" dienaar, MICHIEL ADR. DE RUITER, By cleezen brief was gevoeght het volgende, gefchrift, met de lyll der dooden en gequetften.  L. Admiraal DE RUITER. 49 eorlooge , in dien fte van den Slaat der vereenigfide Nederlanden. Allen den geenen die, deezen jegenwoordigh zullen zien ofte hooren' leezen falut, doen te weeten : Nademaal het den Konink van Vrankryk belieft heeft denJ, Staat der vereenighde Nederlanden , zonder eenige de minfte rechtveerdige reeden, met een 'zeer zwaare en landtverdervende oorlogh aan te grypen, ende indien het moogelyk waarege-' •weeft, tot de ruine te brengen, en dat de Heeren Staaten Gmeraal der zeiver Landen daar; ■door gedwongen zyn geworden haar met uit-c heemfche machten te moeten allieren ende verbinden, niet alleen om hun te defenderen,maar ook offtenfive daar tegens te konnen aangaan, en de fubjeclen van den hooghftgemelden Konink alomme de fmerten van den oorlogh mede te doen gevoelen, en alz'00 wederom te koomen tot een goede eerlyke ende beftandlge vreede: om welk falutair ooghmerk te beter te bereiken , zyn de hooghgemelde Heeren Staaten Generaal der voorfchreeve vereenighde Nederlanden ,gehoort en ingenoomen hebbende het hooghwys advys, en de conftderatien van zyne Hoogheit den Doorluchtighfteji Heere Prinfje van Oranje, onder anderen geobligeert geworden, ons met een conftderabel gros fcheepen en vaartuigen , ten oorlooge geëquipeert, en voorzien met een goedt aantal landtmilitie, herwaarts in deeze geweften af te zenden; derhalven hebben wy , met kenniffe van de Heeren onze Krygsraaden zoo te water als te lande, uit een byzondere zucht en genegentheit, allen ende een iegelyken van de ingezeetenen en onderdaanen van den meer hooghgedachten Konink, V. Deel. D hier 1674. VTartenijue. Dit ge. cbrift was n V ^ranfch wrtaaltf >p dat het tan d in* voonders v,u vertaan wat'en.  16>4. ( 2 i z p h 50 Het LEVEN van den hier ende elders in deeze quartieren en eilanden refiderende , voomamentlyk onze oude goede vrienden en bekenden, by deezen wel willen waarfchouwen , en verzeekerdn, dat haar Hoog. Moog. goede meininge ende intentie daar mede niet anders is, dan om te nerft ellen de voornoemde vreede, ende te doen her keven de kommer cie, die door toedoen van eenige quaadtaardige menfchen, zedert verfcheide jaaren herwaarts, tot groote fchaade van beide de natiën, en andere daar by geintereffeert, zoo veele heeft geleeden, ende zulks de handt te bieden aan alle die geene van de voorfchreeve onderdaanen en ingezeetenen, die daar toe zullen willen helpen contribueren. Beloovende ende affeurerende ,dat wy de voorfchreeve onderdaanen en ingezetenen , die genegen zouden moogen zyn , ofte koomen te refolveren, zich haar Hoog. Moog. wapenen ende regeeringe goedtwilligh te fübmitteren, niet alleen niet en zullen befchaadigen , belaften en bezwaaren , veel minder brejudiceren ofte benadeelen in haare privi■egien , vry- en gerechtigheden, maar aan de zelve daar ontrent veel meerder zullen geeven, ende doen behouden vrye exercitie van ie Roomfche Godtsdienft, volkoomen eigendom •n het gebruik van alle haare goederen. Daar vy ter contrarie die geene, die haar tegens t voorfchreeve voorneemen zullen willen opberen , geneceffiteert zullen zyn te moeten andelen naar krygs gebruik, en gelyk men in oodaamge gelegentheden gewoon is te doen: rotefterende onfchuldigh te willen zyn aan ?t quaat, dat een ieder van haar, tegens dee-  L. Admiraal DE RUITER. 51 deeze onze trouwhertige aanbiedinge, waar- 1674, fchouwinge ende notificatie , zonde moogen over koomen. Aldus gemanifefteert ende gegeeven onder onze gewoonelyke fignature, voor gedrukt /ignet, ende contra fignature van onzen Secretaris , in 's Landts fchip de zeven Provinciën. MICHIEL ADR. DE RUITER. Ter ordonnantie van den welgemelden Heere L. Admiraal Generaal en Opperhoofs der geheele vloote. J. A N D R I N G A. Lyfte van de dooden en gequetften onder de militie, in 't landen, en attaqueren van de fortreffè genaamt de Culfac, op Martenique, bekoomen , den 20 July 1674. Waaien. dood.gequct. Kollone! Uittenhove zelfs gequetft, zyu Kapitein,Luitenant, en Vaandrigh doodt. — -- 3. - - 5. Luit. KoIIonel Grandmaifon gequetft. -- — 3. - - 3. Sergeant Major Riveth gequetft. — -- 2. - - 2. Kap. Kien, zyn Sergeant doodt, en een Sergeant ge- quetft. '' • 5. - . 5. Steeland:. — — — 5. - - 5. Arent Schilt, zyn Luitenant doodt. — 2. - - 4. Mithoffen. -• — — I. Tvoy, zyn Luitenant op *t fchip geftorven. -- I. - - 2. Talifer zelfs doodt. — — — 2. - - 3. Kaartfteeker. — I. - - — La Foffe. - - - 1. - - 5. Van der Dujfen. " -- — — 2. - - 3. Mariniers. Kuiter, een Sergeant doodt. -- -- 3. - - 13. Baron, zelfs met zyn Luitenant gequetft. — I. - - 6. Brandis. — — — 1. - - 1. D 2 Gys-  1674. 5& Het LEVEN van de Gysberty. — ._ . Wyenberft zelfs gequetft T. - - T. Morris. - -. .. a._. ,* Pictcrfon, een Sergeant doodt. •- — l. ... 5. Van der Graaf. — .. _. Matthyjfen. — ~ _. .... g" Van Dongen. , — — .. 5. - - 6. Moolenbacb , Boudewyn de Witte , zelfs licht et- H«n!t " .. " ' *-•':■ 3- Le Fehre zelfgequetft,Vaandrigb en Sergeant doodt. 2.' - • 7'. hocxtel. — j , VanEk. -- - .. .. ,] . . 5,' Bovecius. - „ .. ,# . . Bankert. — — .. „ .... 3. Evertfe, zyn Vaandrigh z-Jiaar gequetft. 7. - - 14. Herrie zelfs gequetft. — 1. - - 1. Viry doodt. - .. . . g# Zuidtlandt. — .. .. . . „ De Haas. - .. 2. - - 7* Levingftonne. - „ „ . . £ De Veras zelfs gequetft. — .. 3. - - 4" Kip. — .. Luit.KollonelSleelandt zelfs aan de quetfuregeftorven. 5. - - 12. Pieter van Steelandt, de Luitenant d.oodt. - 4.-- 9. 'Tornier, de Luitenant doodt. — 4. - - 18. Geelvink, Sergeant gequetft. — .« 5! - - 6. Tak. -. „ .1 _ . 5" Van der Stel. — .. j Ucusden. .. ' " ' A" M' ~ - - 1.-- t Sefots zelfs gequetft, Vaandrig en Sergeant doodt. 3.-- 4. "ts,van der Lyn zelfs gequetft, de Vaandrig doodt. 3- - - 14. nlojj" , zy Vaandrig en een Sergeant gequetft. --- - 2. Van den Bergb. - • tf . . _ Sprey. - .. Ryffelyn. .. _ , - Qj'Ver. - .. _ _ JVlngcnieur Paan doodt, fAdjutantRuifcb gequetft. X.--1. T Matroozen. Admiraal Generaal de Kuiter. - 4 - - 10 Vueadmiraal Evertszoon. -- T .,' Schoutbynacht de Ruiter. - _ ~ ° Rees. ... „ *J " " *• Tobiaizotn. — „ J)e Witte. . " Middelaudt. - 3. - - 9. Sitter. .. " .. " J*' ■ 3. zelfs gequetft. - .. T*'" *'  L. Admiraal DE RUITER. 53 Van der Zaan. ~ ._„:_.,- Van der Putten. — 3. - - 4 Bankert. — j' j m"0*' " " «• • " £ Muys. - .„ ! Bakker. - j _ . ' Potter. _ j' * De Liefde. - .. l! - - 5.' 143. 378. Voor 't vertrek van 's Landts vloot uit de Baay van Dominica waaren de Kapiteinen Middelandt, van der Zaan, Rees, Bankert en Bakker van daar gefcheiden, om, volgens den lalt, hun door den Heer de Ruiter gegeeven, bezuiden Martenique tot den lellen van, Auguftus te kruiüen, en op den Kapitein Philips de Munnik, die tot noch toe met eenige fluiten en ihaauwen te vergeefs uit hetVaderlandt was verwacht, te paflen. Dit wasd'uit-' komft van den toelegh op Martenique en d'andere Franfche eilanden, die door de beletzelen en toevallen, boven aangeweezen, mislukte. Ook weet ik uit het verhaal van den Heer Engel de Ruiter, te dier tydt Schoutbynacht, en van noch een ander Kapitein, dat de foldaaten ten einde van londt en loot waaren , dat het aan zommige foorten van koegels ontbrak, 't welk te meer oorzaak gaf dat men niet verder kon onderneemen. En ontftondt dit gebrek door het te laat afzenden, of te lang weghblyven, van de verwachtwordende fluiten. 'T geen hier gedacht werdt, om aan te wyzen, dat men ontrent groote aanflaagen ook op kleenc zaaken moet letten. Nu Haat ons de herwaartsreize der vloote te melden. Men zeilde met kleènej D 3 fpocdt, ' 1674. Vyf fcheepdii worden ontrent Mar:en:que g'1aa en, om >P de vcrfvachtworlendecheep'ïn e paden. De her» aartsreis der  54 Het LEVEN van den 1674. vloot, mei kleene fpoedt. Zwaar wc» der. Ziekte in de vloot. t Sept. Het rantzoen verniinderdt. si Sept. De vloot komt in t Kanaal, en psiR'crt de Hoofden 25 Sept. fpoedt, ten deele door ftilte, ten deele door tegenwindt, ook door d'onbezeiltheit van de meefte fluiten, die men doorgaans met 's Landts oorlogfcheepen moeit lleepen, en zoo door zee helpen, uit vreeze dat men anderzins, door gebrek van zoetwater, d'een of d'andre haven zou hebben moeten kiezen, tot groot nadeel en kofte van den Staat. Den vierentwintighften van Auguftus, op de breedte van 38 graden, en de lenghte van329 graden gekoomen, hadt men zwaar weer, met ongeftaadige winden, daar een ongeftuimigc nacht met blixem en regen op volgde. Den volgenden dagh hadt men geen minder ftorm, die de vloot zeer verftrooide. Men mirte wel tien of elf fcheepen , die daarna weer te voorfchyn quaamen. Te dier tydt hadt men ook veel ziek volk in de vloot. De fcheurbuik en roode loop , de gewoone fcheepsquaalen der lange reizen, raakte onder de matroozen en foldaaten, daar ook daagelyks eenige van ftierven. In 't begin van September vondt men zich genoodtzaakt maar eens daaghs tc fchaffen, dewyl de windt zeer tegen liep. Den ecnentwintighften deizelve maandt quam de vloot het Kanaal te vatten , en pafleerde den vyfentwintighften door de Hoofden. Al de fcheepen, die onder de vlagge van den Staat den toght hadden helpen doen, vonden zich hier by een, uitgezonderdt de vyf, ontrent Martenique gelaaten , om daar eenigen tydt te kruiden, en den Kapitein Jan Krook, die voor bewesten 't Kanaal door milt van d'andere was ver- ftee-  L. Admiraal DE RUITER. 55 fteeken. Ten zelvcn daage gaf de L. Admiraal de Ruiter aan de Zeeuwfche, Amfterdamfche en andre fcheepen de noodige ordre, om naar hunne havens te zeilen. Dus fcheidde de vloot van een , en de Heer de Ruiter quam den leften van September, met het fchip de zeven Provinciën, naa middernacht, bp de vuuren van de lootsboots inzeilende , over de Droogen binnen gaats voor Goereê. Hy maakte den volgenden dagh zyn aankomfte aan zyn Hoogheit door een brief bekent, en fchreef met cencn aan den Heer Raadtpenfionaris Fagel den volgenden brief. Weledele, Geftrenge Heer, Hier nevens gaat, naar gewoonte, een misfive aan zyn Hoogheit, en copye van dien, tot Uw Ed. Geftr. naarrichtïng , met ernftigh verzoek, te willen confide, "eren, dat, dewyle om de fecreteffe onzer injiruclie, daar op deeze voyage is aangegaan en gedaan, wy aan de hooge Regeering niet hebben gefchreeven, het onzes oordeels weinigh gracie zoude hebben, dat wy, nu dus fhuis koomende, daar ■aan van ons fimpel arrivement zouden kenniffe geeven: maar dat Uw Ed. Ge/Ir. ontrent'de Heeren Gedeputeerden van haare Ploog. Moog. en Ed. Groot Moog. tot de zaaken van de zee, het daar heenen gelieft te beleiden, dat zulks overgezien, en niet als ten goede geduidt magh worden: waar toe voor deezen tydt niet hebD 4 ben- 1674. En fcheidt van een. 30 Sept DeRuiter komt bin- len Goa ■sê. Zyn brief lan den 1 ieerRaadnenfionatis7a«el.  IÓ74- DeRuiter wordt naar Engelandt genoodigt. 56 Het LEVEN van den bende te voegen, dan aanbieding van mmen dienft, verblyveik, Weledele, Geftrenge Heer, MminhUniMphit (Jw Ed Geffr de zeven Provinciën, •UU' wl". geanhtrt binnen de TfZ:ZG6n:é' Ootmoedige Dienaar, MIGHIEL ADR. DE RUITER. Dus keerde de Heer de Ruiter van den toght naar Martenique, wel zonder geluk, maar niet zonder eere: want de verftandigen, die de daaden niet fchatten naar d'uitkomft, oordeelden; dat by hem niet was verzuimt, dat het hem aan geen voorzichtigheit, beleidt, noch kloekmoedigheit hadt ontbrooken, en erkenden, dat de menfchelyke aanilaagen altydts een hooger beftiering onderworpen zyn, daar altydt de voor- of tegenfpoedt van afkomt. Eenigen tydt daarna, in de maandt van December, werdt de L. Admiraal de Ruiter, door de Heeren Graven van Arlington , cn Offery, die zich te deezer tydt in den liaage onthielden, en ook tAmfterdam quaamen, om 't geene daar merkwaardig was te bezichtigen , ter maaltydt hcerlyk onthaalt, en uit den naame van zyn Majeiïeit verzocht, een reize naar Engelandt tc doen, en zich daar aan 't Hof drie of vier weeken t'onthouden. Maar de Heer de Ruiter, die niet zeer hoofsch gezintwas,enzich aan  L. Admiraal DE RUITER. 57 aan de burgerlykheit hieldt , bedankte de Heeren voor hunne gunft., en den Koning voor d'eere hem opgedraagen, en floegh de noodiging beleefdelyk af. Doch de L. Admiraal Tromp, aan wien ook diergelyk verzoek was gedaan, liet zich van de gemelde Engelfche Graven overreeden, en met hun de reize in de maandt van Januarius des jaars mdclxxv. aanneemende, werdt te Londen van kleen en groot met groot betoogh van eere ontfangen, bejegent en onthaalt, en de Koning verhief hem tot de waardighek van Baron. Ontrent de zelve tydt betoonde ook zyn Majefteit aan den Schoutbynacht Jonker Engel de Ruiter zyne Koningklyke goedtgunfligheit, die ook tot eere van zyn vader, den L. Admiraal de Ruiter, ftrekte. Te vooren is gemeldt hoe de Koning van Grootbritanje den gemelden Jonker Engel de Ruiter, in den jaare mdclxviii, Ridder floegh, 'twelktoen gefchiedde zonder eenigh fchriftelyk betoogh: doch te deezer tydt, naa 't fluiten der vreede, heeft zyn Majeïteit goedtgevonden, hem in die waardigheit met een open brief te beveiligen , en daar in zulk een treffelyk getuigenis te geeven, tot lof van den L. Admiraal, zynen vader, dat ik niet kan nalaaten het affchrift daar van hier in te voegen. De1 brief, dien de Koning den -tweeëntwintighften van Februarius ouden , of den vierden; van Maart nieuwen ftyl, hadt onderteekent,' was gefchreeven op een groot vel parkement,1 dat rondtsom met fchoone waterverfengoudtj lofwerk was verciert. Men zagh 'er des Ko-1 nings afbeelding, en daar nevens een Leeuw 1 D 5 met 1674. ^75- De Koling vm 3roo:bri:"nje be?e!lightdonker Enrel de Rui:er in de lidderiy:e waar» ligheit n~t een >pen brief, a den weiren een reffelyk  ^75- fetuigenis wordt gcgeeveti tot lof van c'en L. Admiraal, zynen vader. 2 a Fcb. of den 4 Maart nieuwefi'yt. Het af- fchrift van dien brief in'tLaryn., 'j j J 58 Het LEVEN van den met een Kroon, en 't wapen van Grootbritanje boven aan: aan de rechter zyde ftondt het wapen van Engelandt, drie goude Leeuwen in een roodt veldt 5 en 't wapen van Vrankryk, drie goude Leiyen in een blaauw veldt: en aan de flinker zyde het wapen van Schotlandt, een roode Leeuw in een goudt veldt; en 't wapen van Yrlandt, een goude Harp in een blaauw veldt. In't midden ftondt het fchrift, van een koniiige handt gefchreeven, en luidende gelyk volght. CAROLUS SECUNDUS , Dei gratia, Magna Brttanniee , Francia; & Hibemia: Rex, fidei Defenfor, &c. Univerfis & finmhs Regibus , Principibus, Ducibus, Mar"Monibus , Comitibus , Baronibus, Proceris, Dominis & Nobilibus quibufcunque ad quos irafentes liter5 62 Het LEVEN van den houden, en de gemelde waardigheit, en der zeiver voorrechten gedoogen te genieten: gelyk wy alle andere treffèlyke mannen, die met diergelyke eere van andre Koningen zyn verciert en vereert, voor zoodanig zullen erkennen, De* ten ooirkende hebben wy deezen onzen openen brief doen fchryven. Gegeeyen in ons Koningklyk palais van Whithal , den tweeëntwintighften dagh van de maandt Februarius, in V jaar des Heeren duizendt zeshonderdt en vierentzeventigh, en in V zevenentwintighfte jaar van onze regeeringe. Door den Koning zelf met zyn eige handt geteekent. CAROLUS R. B A R K E R. Onder aan den brief hing het groot Koningklyk zeegel van geelen waffche, aan een goudt en zilver fnoer, met des Konings beeltenis , zittende aan d'eene zyde op de troon , en aan d'andre zyde te paarde. Dus ftrekt hier dees brief tot een doorluchtigh gedenkteeken van des Konings edelmóedigheit, dewyl hy den ouden de Ruiter daar in zoo hoogh verhief, wegens zyne heldendeught, hoewel die zich nergens meer in vertoonde, dan in hem 't hooft te bieden, afbreuk te doen, en zyne aanflaagen tegen te ftaan en af te weeren. Korts daarna ontfing de Heer de Ruiter zeekeren brief van den Hee-  L. Admiraal DE RUITER. 63 Heere Erluard Bakwell, Alderman van Londen, uit Engelandt, die den 3 Maart 1674 was gefchreeven , en van deezen inhoudt was. Eerwaardige Heer, Ik bidde U E. om vergifenis , dat ik myn dankbaarheit, voor d'eere in Hollandt genooten , niet heb getoont. Naa myn aankomfl tot Londen^ den 21 van Februarius ouden flyl, [prak ik den zeiven avondt met den Koning, om hem reekening te geeven vanmyne handeling, door zyn bevel. Hy ontfing my zoo vriendelyk als ik kon wenfchen, als mede de Hartogh van Jork, en Prins Rupert. Zoo haafl als ik U E. by zyn Majefleit noemde, [prak hy zoo eer lyk en vriendelyk van U E. dat ik verzeekert ben, (ik fpreek zonder vlaien) dat niemandt uit Hollandt, (uitgezeit de Prins van Oranje') in Engelandt by den Koning, en de twee andre bovengenoemde hooge perfbnen , welkoomer zal zyn dan U E. T geen ik zegge, kan ik u verzeekeren. Zoo haafl als ik te Londen koome zal ik U E. weder fchryven: ondertujfchen blyve ik, Myn Heer, UE' moedige Dienaar, den 3 Maart i67A.o.st. EDUARD BAKWELL. Doch al die verzeekering der Koningkly- ke  ^75- 64 Het LEVEN van den ke gunde kon hem uit Amderdam noch uit zyn huis niet trekken. Hy zocht van 't ongemak der lede zeetoght te ruden, en zich zeiven, zoo langh de diend van 't Vaderlandt zulks toeliet, in zyn eigen wooning, by zyn waarde echtgenoot, t'onthouden. HET  HET LEVEN van d|n heere MICHIEL de RUITER, Hartog, Ridder &c. L. Admiraal Ge* NERAAL VAN HoLLANDT EN WeSTVRIESLANDT. ZEVENTIENDE BOEK. N u leidt my 't vervolg des tydts tot betbefchryven van de lefte toght des doorluchtigen Zeeheldts, de Ruiter, in welken hy zyn bloedt en leven, ten dicnft des Vaderlandts, en der Kroone van Spanje, opofferde. Hoe de Koning van Spanje, naa zyn trouwhartige byftandt, den Nederlandtfchen Staat in de grootfte verlegenthcit gedaan , zich in den oorlogh met Vrankryk hadt ingewikkelt, is boven aangeroert. Geduurende deeze vyandtfchap hieldt het oproer van die van Meffina, een vermaarde ftadt in 't eilandt van Sicilië, door Franfche byftandt geftcrkt, ZyneRyken in 't war, alles dreef in Sicilië overftüur, en de Spaanfche zaaken werden door nederlaagh op nederlaagh der maaten geknakt, dat men te raade wierdt, by de Heeren Staaten der vereenighde Nederlanden aan te houden, ten ; einde, dat men een oorlogsvloot naar de Mid-, delandtfche zee zou zenden, om de weder- ( lpannelingen tot reden te brengen , of tel dwingen. Hier toe beloofde zyn Majefteit( V. Deel, . E van Oproer der VleiÏÏneen, door leFranfche jyftandt jeltyft. 3e Spaanchen verroeken dat Ie Staaten en oor>gsvloot,nder'tbe»  ieic jan d Ruiter, derwaarts zouden zenden. Befluit daarop ge noomen. Lyft der vloote. Officieren. Schcepen. bemsnn.fhikk. L. Admir.Gencr.de Ruiter, d''Eendragbt. 450. 76. Viceadmiraal Johan de liaan. Gouda. 375. 70. Kapit. Niklaas Kerfcboor. De Spiegel. 360. 70. Pieter van Middellandt. Steenbergen. 350. (58. Jakob Tceding Berkbout. Oeflerwyk. 270. óo. Jan de Jong. De Pro vincie v.Uitr. 170. 60. Gillis Schcy. Efen. 250. 50. Adam van Brcd.erade. De l'ryhcit. 225. 50. Jakob Willemsz. Broeder. De Kraanvogel. 200. 46. Fr. JKill. Graaf v. Stieram. De leeuwen. 250. 50. Mattbeus Megnng. llardcrvcyk. 200. 46. Kornelis Tyloos. De -.vaakende Boty. 200. 46. Johan van Abkonds. Leyden. 160. 3ö. Jfaak van Uitterwyk. Damiaten. 160. J4. Joris Andringa. Stadt en Landen. 240. 54. Pieter de Sitter. 'T Zuiderhuis. " 200. 46. Kornelis van der Zaan. Edam. 160. 34. JobanNoirot. 'T Groinwyf. 160. 36. Simauwen. Philips Melkenbeek. De Ttnyti. 36. 8. Abrabam Wilmerdouk. Ter Goes. 36. 8. Willem Knyf. Ronaan. 36. 8. Juriaau Baak. De Roos. 36. 8; Hendrik WaUp. 'jT PrinJJ'en Wapen. 36. 8. Wybiant Barentzocn. De Kreeft. 36. 8. Braidirs. Jan Janszom BsutK St. Salvador. 22. 6. Arent 66 Het LEVEN van den van Spanje, zyn aandeel in de koften tcdraasgen , en zyne zeemaght by de Nederlandtfche vloot te voegen. Doch niet daar de Spaanfchen zoo zeer op drongen , dan dat men den L. Admiraal de Ruiter 't gebied: over de vloot zou geeven, als hem houdende voor den grootften Zeeoverfte der geheele werelt, en daar niet dan groote zaaken van te hoopen en te verwachten ftonden. Hun verzoek werdt in 't kort ingewillight, en men befloot, achtien fcheepen van oorlogh, zes fnaauwen, vier branders, cn twee behoeftfcheepen, voor . den tydt van cttelykc maanden, onder den Heer de Ruiter, derwaarts te zenden, volgens d'onderltaande lyite.  L. Admiraal DE RUITER. 67 ttrent Rnyghaver. T Melkmeisje. 20. 4 Dirk hlgaiz- * Utnej. Jakob en Anna. 20. 4' Jan van Kampe.i. De Salm. 2o. 4. Behoeftfchcepcn. Adriar.n van Efch. De witte Tas. ' 17. 4. Jakob Stadtlander. Oe zwarte Tas. 17. 4" De I-Icer de Ruiter, de lyfi- van dees toerulhng ziende, oordeelde dat men de vloot met meer cn zwaarder fcheepen behoorde te vergrootcn, om tegens de Franfchen ontrent Meffina te konnen beftaan : want hy hieldtze, inzonderheit de Provencialen, voor kloeke zeeluiden, die zwaarefcheepen hadden: ook maakte hy weinigh flaat op de Spaanfche fcheepen of vloot, en meende dat men met wat meer getal van zwaarder Nederlandtfche fcheepen meer zotf Verrichten * dan met de t'zaamgcvoegde maghten. Doch de geenen die 't meefte bewindt van zaaken hadden, verflonden dat de vloot fierk genoegh zou zyn, het zy dan om koften te fpaaren, of om dat ze te kleenen gevoelen van de Franfche^ en te groote gedachten van de Spaanfche zeemaght hadden. Zeker Heer van een Kollegie ter Admiraaliteit, met den Heer de Ruiter hier over in gefprek geraakt, en hoorende dat hy zich bezwaart vondt met zoo kleene maght naar Sicilië te gaan, zeide tegens hem, Ik denk niet, myn Heer, dat gy nu in uw oude dagen begint bevreeftte worden, endemoedt laat vallen. Waar op hy dit gedenkwaardioantwoordt gaf: Neen, ik begin de moedt niet te laaten vallen. Ik heb myn leven veil voor den Staat: maar ik ben verwondert, en'tis my leet^ dat de Heeren de vlagh van den Staat zoo veil hebben en waagen. Als hem eenio-é E 2 Hee- DeRuiter meent dat men de vloot behoort té vergrooten, Zyn gefprek daar o>?er met zeekreis Heer.  Ook mei andre Heeren. Hy wordt van drie qualen aan. getaft. Zyn aanrnerkelykaffcneiüt. 68 Het LEVEN van den Heeren verzochten, dat hy, niet tegenftaande zyne inzichten ten tegendeele, evenwel t'zee zou gaan, was zyn antwoordt: De Heeren hebben my niet te verzoeken, maar te gebieden , en al wierdt my bevoolen V Landts vlagh op een enkel fchip te voeren, ik zou daar mee f zee gaan, en daar de Heeren Staaten hunne vlagh betrouwen, zal ik myn leven waagen. Eenige van zyne vrienden meenden, dat hy plat uit behoorde te weigeren metzookleene maght uit te gaan: maar hy zagh de zaak anders in, en verftondt dat hy zich 't goedtvinden der Heeren Staaten hadt t'onderwerpen, en hunne beveelen naa te koomen. Als daarna de tydt genaakte van t'fcheep tc gaan, werdt hy van drie zwaare quaalen, die hem te bedde wierpen, aangetaft, vaneen zwaare tandtpyn , cholyk en 't graveel, dies rieden eenigen dat hy 't daar op behoorde te neemen, en zich van dien toght, uit reeden van zyn pynelyke ongemakken, t'ontflaan; maar hy zeide, Ik zal dien toght doen, al zou men my naar Vfchip draagen. Doch daarna, bekoomen cn weer gezondt geworden, gaf hy in 't neemen van zyn affcheidt klaarlyk te kennen, dat hy zyn lelte toght ging doen: zeggende tegens zeekeren hertvriendt, Myn yriendt, ik zegh u adieu, en niet alleen adieu, maar adieu vaor eeuwigh: want ik denk niet weer te koomen. Ik zal op deezen toght blyven. Ik voel Vi In 't fcheiden van zyn huisvrouw , dochter, fchoonzoon, en andre vrienden, werdt geen kleene ontfteltenis en beweeging van droefheid befpeurt: want zyne groote en ongewoonlyke bekommering om-  L. Admiraal DE RUITER. 6> ontftelde hunne gemoederen, en fcheen hun eenigh gcnaakend ongeluk te fpellen. Dat ook hunne vreeze niet zonder reeden was, heeft d'uitkomft der zaake zeden geleerde. Den vierentwintighflen van Julius verfcheen hy ter vergadering van hunne Hoog. Moog. en op eene gemeene ftoel zonder armen neder gezeeten, heeft hy aan hunne Hoog. Moog. bekent gemaakt, dat hy vaardig was om zich naar 's Landts vloot te begeeven, aanbiedende daar nevens zynen onderdaanigen dienft. Hier op heeft hem de Heer Willem van Nasfau, Heer van Odyk, ter vergaderinge voorzittende, vaarwel en geluk op zyne reize gewenfcht, met bevel van allenrhalven den meeflen dienft van 't Landt te betrachten. Daar mede hy wederom is afgegaan. Hy fchreef twee daagen daarna aan Don Andrea dAvola, Prins van Montefarchio, Admiraal van de Kroon van Spanje, dat hy, zyn afjcheidt van de Heeren Staaten Generaal genoomen hebbende, op zyn vertrek ftondt naar Hellevoetfluis, om met zyn onder hebbend fchip, dat daar toegeruft was, met den eer ft en goeden windt zee te kiezen, en aldaar met de vloote , fAmfterdam toegeruft , zamengevoeght 'zynde, de reize naar Kddix te vorderen: alwaar hy naardre ordres hoopte te vinden, 't zy om zich voorts naar Napels of elders (daar zyne Catholyke Majefteit zulks dienftighft zou'de oordeelen) te vervoegen. Ten welken einde hy zoo veel fpoedt zoude maaken als hem moogelyk zou zyn , verhoopende zyn Excellentie ook vaardig te vinden, om zoo gezaamentlyk de Kroon van Spanje, en denNederlandtfchen E 3 Staat 1675. Hy ver. fenynt ter vergadering van h.unne Moog. Moog. en neemt daar zyn afr.heHt. Zyn fchry. /en aan ien Prins fan Mon:efarcaio.  7© Het LEVEN van den Staat alle gewenschte dienft en toe te brengen. Den achtentwintighften ontfing hy zyn berichtfchrift van zyn Hoogheit den Heere Prinsfe van Oranje, die twee daagen tevoprenwas geteekent, en aldus luidde/ Inftruétie by zyne Hoogheit gegeeven aan den L. Admiraal Generaal Michiel Adriaanszoon de Ruiter, zullende commanderen 's Landts vloot, gedeftincert naar de Middellandtfche zee. I. De gemelde L. Admiraal zal zoo haafl moogelyk de voorfchreeve vloot by een zaamekn, tuffchen de lïlaaze en Goereé,.in''tgezicht van V Landt. II. Omme aldaar geconjtingeert zynde, zyne reize voort te zetten naar de baay van Kadix, convoyerende en paffant alle de koop vaardyfeheepen deezer Landen, die naar de kttfien van Hifpanien en Portugaal, tot Kadix incluis, zyn gedeftineert,. zoo naar haar refpc&ive plaatzen, dat naar zeemanfehap zonder prykel zullen konnen binnen zyn, ende zal de voornoemde L. Admiraal zyn voyagie zoo veel fpoedigen , en de voorfchreeve koopvaarders zoo fpoedig doen reizen als eenighzins zal konnen fefchieden; op dat de voorfchreeve voyagie door et voorfchreeve convoy niet en werde geretardeert. III. Tot Kadix gearriveert zynde, zal de gemelde L. Admiraal Generaal zich addreffèren aan den Heere Don Diego Cavellero, Gouverneur aldaar , ofte , by des zelfs abfentien fan den commanderenden Officier, omme daar me-  L. Admiraal DE RUITER. 71 mede te confereren over het vervolgen van zyne verder reize Straatw aarts in, ende de conjunctie , die zal moetengefchieden met de Spaanfche vloote, omme, met den anderen gevoeght, de fladt van Mefpna wederom te reduceren, door Godts zegen, onder de maght van den Koning van Hifpanien, IV. Dat gemelde L. Admiraal Generaal zal aanzien de principaalfle redenen van deeze equipagie en expeditie te zyn, en daar benevens zoo veel eenighzins moogelyk in achting neemen, de proteclie van de commercie en navigatie deezer Landen binnen de voorfchreeve Middelandtfche zee, zoo op zyne reize vanKadix naar Napels, als geduurende zyn verblyf daar ontrent: ende tot de voorfchreeve voyagie befleden den tydt van zes maanden, daar onder gereekent de uit- en fhuisreize. V. Ende mitsdien zich van de voorfchreeve Spaanfche armade wederom fepareren zevenenvyftig daagen voor het expireren van den tydt dat is gevicJualieert, zonder zich, buitenonze ofte haare Hoog. Moog. ordre, aldaar langer te laaten ophouden \ die den gemelden L, Admiraal Generaal zullen toegezonden worden ■door addrejfe van den Konful tot Napels, ten waare hy door den geenen die de Spaanfche armade zoude moogen commanderen zoude moogen worden verzocht noch twee maanden langer te willen blyven, en hy van ons of haare Hoog. Moog. geen contrarie ordre zoude moogen hebben. VI. Wederkeerende, zal zyn vloote verdee-< len, zoo verre het prykel van den vyandt het zal willen toelaaten,om uit de Middelandtfche E 4 zee,  72 Het LEVEN van den zee, Zfowy yan Kadix, Revieren van Sint Hubes at Lijfebon, herwaarts aan t$ doen geleiden de koopvaar dy'fcheepen deezer Landen, die op de voorfchreeve plaatzen gereedt zouden moogen zyn om met de zelve te reizen. VIL Geconjungeert weezende met de Spaanfche vloote, zal de gemelde L. Admiraal Generaal den eerflen rang en commando refereren aan den L. Admiraal ofte Opperhooft van de Spaanfche armade, ende over alle zaaken die van eenige importantie zyn, het zy over het formeren van dejf'einen tegens den vyandt, ofte andere, het bedryf'van de vloote raakende,met den zeiven concerteren, ende naar zyn uiterfle vermoogen executeren V geen aldaar, naa gehoudene concert, beflooten, ende hem by het Opperhooft van de voorfchreeve Spaanfche vloote aanbevoolen zal worden, omme te beter fucceffen te hoopen van deeze gecombineerde vlooien. VIII. Blyvende ageren onder onze vlagge, ook doende obferveren onze gewoonlyke ordres over_ alle de fcheepen van oorloge, zonder te confenteren dat hooge ofte mindre Officieren, buiten zyn fpeciaal conf'ent, uit haare fcheepen vernachten, ofte haar aan landt vervoe.gen, omme alle ongeregeltheden, daar uit ref'uit er ende, voor te koomen. IX. Zal ook gemelde L. Admiraal Generaal het daar heenen dirigeren, dat, geduurende de conjunctie met de Spaanfche vloote, den hoogen Krygsraadt zal beflaan uit een ef- . gaal getal van wederzydts hooge Officieren, met affumptie van zoo veel Kapiteinen als noodig zal weezen. X.In  L. Admiraal DE RUITER. 73 X. In welken Krygsraadt de feffie en advyzen over V handts zullen weezen, het eerft aan den kommanderenden Officier van de Spaanfche armade, het tweede aan hemL. Admiraal Generaal, ende zoo vervolgens. XI. Alle de buiten en pryzen, door de voorfchreeve vlooten verovert wordende, geduurende de conjunctie met de Spaanfche vloote, daar van zullen de fcheepen van oorloge, kommiffievaarders, en ander vaartuig, ten oorloge geequipeert, in het geheel volgen, naar d?ordre deezer Landen, aan den actuelen veroveraar, alleenlyk afgaande onze gerechtigheit, ende van koopvaar dy fcheepen een zefte part voor den veroveraar, ende d''overige vyfzefte parten werden geproftteert voor de eene helfte door de Kroon van Hifpanien, ende voor de wederhelfte by deezen Staat. XII. Zoo wanneer op de vloote zoude moogen worden gee'mbarqueert eenige militie voor de Kroon van Hifpanien, om van d^eene plaatze naar d'andere getranfporteert te worden, zal hy L. Admiraal Generaal bezorgen dat de voorfchreeve militie alvoorens haar fubftftcntie aan boordt brengen , of dat d"1 Officier en, de zelve kommanderende, mede alvooren voor de mondtkoften van de voorfchreeve militie zullen moeten contentement doen aan de Kapiteinen van de fcheepen daar op de zelve ge'e'mbarqueert zal worden. Te weeten, voor een Kolonel drie gulden, voor een L. Kolonel, Majoor en Kapitein , ieder twee gulden tien ftuiver, en voor een Luitenant en Faandrigh, ieder twee gulden, en voor de gemeene Jbldaaten, of andre E 5 per.  DeRuitei raakt met zyn fcnip in zee. 74 Het LEVEN van den perfoonen, zeven fïuivers des daags voor koflgeldt. 1 XIII. Ende eindelyk op alle voorvallende zaaken , daar van dat deeze onze inflructie geen mentie en maakt, zal de meergemelde L. Admiraal Generaal zich zulks heraaden, en refolveren, als hy , fhuis koommende , aan ons zal gedenken te konnen verantwoorden, pleegende in alles foldaat- en zeemanfchap. Aldus by zyne Hoogheit gedaan in V lever tot Lembeek, den 2.6 July 1675. Was onderteekent, G. H. PRINCE d'ORANGE. Den negenentwintighften van Julius vertrok de L. Admiraal Generaal de Ruiter van Rotterdam naar Hellevoetfluis, om 't fchip d'Eendraght, dat voor hem uitgeruft was, uit te prefFen, en zich daarna by d'andre fcheepen, die alle t'Amfterdam waaren toegeruft, te voegen. Doch door belet van tegenwindt liep 't aan tot den zeitienden van Augufhis eer hy met zyn fchip buiten gaats geraakte. Eenige daagen te vooren foinfinghy een brief van zyn Hoogheit den Prins van Oranje, van deezen inhoudt. Ede-  L. Admiraal DE RUITER. f$ Edele , Geftrenge , vroome , lieve bezondere-, Hebbende goedtgevonden ons te dienen van 's Landts vloote, onder UE. commando, Ü40f> 4fê Middelandtfche zee gede/lineert, tot tranfport van zeker perfoon, en noch meer andere zaaken, hebben wy U E. hier mede wel willen ordonneren, met de voorfchreeve vloote op de voorjchreeve perfoon en andre- zaaken te blyven wachten, ofte wel, de windt goedt weezende , (zoo daar vreeze moght zyn van veranderinge , en daar door van een langhwylig retardement) met de voorfchreeve vloote uit te loopen, even buiten gaats, omme aldaar in te neemen V geene hier voorens is gezeght: en beveelen U E. hier mede , Edele , Gefrenge , vroome, Jieve bezon der e, in Go des heilige protectie. In "t legér tot Lembeek, den SJugufty 1(17-5- 1 •:: ; ' ^/^o^oit," 1 U E. goedtwillige vriendt, G. II. PRINCE d'0RANGE. Ily omring .ontrent den zclven tydt f bevel van hunne Hoog. Moog; om alle Zweedtfchc fcheepen, zoo van oorlogh als van koopvaar-1 dy, die hij in zee moght ontmoeten, aan te taften, te veroveren, cn op te zenden: de-1 wyl de Koning van Zweeden alle fcheepen cn1 goederen , d'ingezetcnen van deezen Staat toekoomende , te Stokholm hadt aangeflaa- Bu'ef van zyn Hoogheit. |-T3/f»£. Laftaan;aandede^wecdtche feliee*. en.  *675- De Haan wordt met zes fcheepen tot ge ley der koopvaarders voor uit gezonden. ló Aug. 76 Het LEVEN van den gen, en zich in den oorlogh, ten gevalle van Vrankryk, ingewikkelt. Te vooren was hem ook by de Heeren Staaten aangefchreeven, dat hy den Heer Thomas Hees, hunne H000-. Moog. Commifïaris, gaande naar Algier", om de vreede te vernieuwen, derwaarts zou geleiden, of doen geleiden. Voorts werdt hem aanbevoolen, het fchip Aardenburg, dat uit Zeelandt naar Ooftindie werdt gezonden , met eene te verzeilen. De Heer de Ruiter zich met zyn fchip d'Eendraght, buiten gaats in zee, by etlyke der Amfterdamfche oorlogfcheepen, die voor 't Goereêfche gat geankert laagen, gevoeght hebbende, heeft terltondtdeHooftofficiercn, KapkeinenenKommandeurs aan zyn boordt ontbooden, en hun de feinen, inftruclien , cn beraamde rendevousbneven ter handt geilek, om elkanderen, mdicn men door llorm werdt beloopen, en van den anderen verfprek, weer te konnen ontmoeten cn vinden. Hy hadt tot noch toe naar den Heer, in zyn Hoogheits brief van den achtilen Auguftus gemeldt, gewacht, dies vondt hy geraaden, of zich genoodtzaakt, den Viceadmiraal de Haan, met zes oorlogfcheepen, twee fnaauwen, twee bran. ders, en een behoeftfehip , voor af te zenden , tot geley van de koopvaardvfcheepen, die naar Lisbon, Kadix, en de Straat wilden, met laft van 't Ooftindifch fchip Aardenburg, uit Zeelandt, mede te neemen, en noch een ander Ooftindifch fchip, dat te Pleymuiden lagh, en aldaar zyn groote maft hadt herftelt: hem voorts beveelcnde, naa dat geleiden der lcheepen, naar Kadix te zeilen, en daarop zyn  L. Admiraal DE RUITER. 77 zyn komfte te vertoeven. Dit waaren de fcheepen, hieronder genoemt: Viceadmiraal de liaan. — Gouda. Kapt. Pieter van Middellandt Steenbergen. Jakob 'feeding Berkbout. - Oofierwyk. Gillis Scbey Effen. Mattbeus iMegang. - Hardenvyk. Joris Andringa. - - Stadt en Landen. Snaauvven. Juriaan Baak De R0BS. Willem Knyf. - Jtouaan. Branders. Jan Javszoon Bout. - St. Salvador. Arent Ruygbavtr. - 'T Melkmeisje. Behoettfchip. Adriaan van Efcb. . — De witte Tafcb. De Heer de Ruiter bleef met de relt der fcheepen voor de wal ontrent de Maas leggen , om op den bovengemelden Heer te wachten. Hy zondt ook een fnaauw in de Maas tot voor den Briel, om hem, daarkoomende, in te neemen, en af te haaien. Daarna ontfing hy den negentienden van Auguftus brieven van hunne Hoog. Moog. en den Raadtpenfionaris Fagel , met ordre, dat hy zich met de vloot naar Duinkerken of voor Blankenburgh zoude begeeven , of daar hy zoude oordeelen met den meeften dienflrvan't Landt en veiligheit van de vloote te konnen vertoeven, en aldaar zyn Hoogheits naarder ordre, aangaande den bewuiten Heer, af te wachten. In den brief van den Heer Fagel werdt gemeldt,dat de L. Generaal Montecuculi de Franfchen hadt geflaagen, en de Maarfchalk van Turenne, met verfcheide Overflen , was gefneuvelt, voorts de nederlaagh van den Maarfchalk van Creqni: en dat de ty- 167 5' 19 Aug. Ordre, de Ruiter toegezonden. Tydingen uit Duitslandt en Italië.  ^75- DeRuiter gaat met de vloot t'zeil naar Bhnkenburgh. 1 1 1 < Ontfangbt 1 deverltlaa- j ring van oorlogh tegens Zwce- ' den. 1 ao Aug. 1 .■: ;-nc ^ ( ï Naarder J aanfchry- ] ving enor- ( dre van zyn Hoogheit, met { lalt van I zyn reize te 1 Vervolgen. 78 Het LEVEN van den rydingen uit Italië mede brachten , dat dé Franfche vloot uit Meffina was verzeilt, zonder dat men wilt of het was op eenigen aanflagh , of wel dat ze Meffina zouden verlaaten, dan dat het zeeker was dat hunne zaaken daar niet wel fïcnden. Op de ftraksgemclde ordre ging de Heer de Ruiter met de vloot (traks t'zeil naar Blankenburgh , 't geen hy zyn Hoogheit met een brief bekent maakte, met eenen vertoonende, dat dit lang vertoeven naar dien Heer wel licht in de voorgeïoome toght een lange reize voor de vloot Jou konnen veroorzaaken. Hy fchreef ook :edert aart den Raadtpenfionaris Fagel , dat iy met uitgerekten halze, en niet min fmerelyk verlangen, naar de komfte van den belenden Heer, of zyn Hooghcits naarder orire , wachtte. Dat men in de vloot veel 'erfch water verdcedt, en dat niet kon verhullen, by gebrek van kleen vaartuigh. Onrein den zclven tydt ontfing hy de verklaaing van den oorlogh tegens den Koning van tweeden, by hunne Hoog. Moog. uitgegeeren , met laft , dat by voetfpoeling zoude vorden te werk gegaan tegens d'ingezetencn leezer Landen, die men bevinden zou dat op enige Zweedtfchc kommiffievaarders of kaders, naa het verklaaren van den oorlogh te;ens Zwecden , dienft genoomen hadden. Daarna werdt hem ,- dén vierentwintighften lerzelve maandt, voor Blankenburg leggenle, een brief van zyn Hoogheit aan boordt ;ebraght, met aanfehryving* dat* orn redelen , zedert het afgaan van zyn Hoogheus irief van den achtften deezer opgekoomen, des  L. Admiraal DE RUITER. 7. des zelfs inhoudt noodtwendig buiten uitvoe ring zou moeten blyven: dat hy zich hadt t< draagen naar zynHoogheits voorige ordre er berichtfchrift, en zyne reize ten fpoedighftc vervolgen, zonder naar den bewuften Heer tc wachten. Dees brief was den negentiender getcekent. De L. Admiraal de Ruiter hadi de Kapiteinen Verfchoor, de Jong, en Noirot, en den Kommandeur Walop, gezonden, om vier of vyf mylen dwars van Duinkerken op de vyandtlyke kapers en hunne pryzen, tot zyne komfte, te kruiden; doch hy zelf werdt, naa 't ontfangen van zyn Hoogheits ordre, eerft door ftilte en tegenwindt , en daarna door een ftorm van drie daagen, noch opgehouden, zoo dat hy niet voor den dertighften by de vier afgezonde fcheepen, ftraks gemeldt, kon koomen, en den derden van September ruim een myl beweften Doevres ankerde. Hier quam het Ooftindifch fchip Aardenburg, met noch drie of vier andre fcheepen, die door ftorm van den Viceadmiraal de Haan waaren verftecken, onder de vlagge. Ondertuflchen hadt hy een zwaare overval van graveel gehadt, die een gantfchenacht duurde, tot dat hy 's morgens met den daage in flaap viel, en dat de pyn ftilde. Dat gebrek fcheen met zyn ouderdom toe te neemen. Niet lang daarna uit eenige Engelfchen van de ftadt Faulfton verftaan hebbende, dat zich eenige kleene Franfche kapers langs d'Engelfche wal hielden , die zich gelieten viftchers of koopmans vaartuigen te zyn, gaf daar op ordre, dat vier van zyn fnaauwen de zelve zouden opzoeken en be- ) I 22 Aug, Hy komt ontrent Doevres. 4 Sept, 27 Aug,  Twee Franfche kapers aan firandc gejaaght en verbrandt. 5 Sept. ( < ] i Het fchip ■ Aardenburg ver- J oorzaal, t, 1 door zyn traagheit in, 't zeilen, veel fchaa- , de aan d'andre feheepen. 1 8o Het LEVEN van de bemaghtigen, en liet ze ten dien.einde tusfchen Singels en Doevres kruifTen. Daar op volghde dat de Kommandeur Wybrandt Barentszoon, met zyn fnaauw of kleen fregat, 2en Franfch kapertje, ontrent het dorp van Rye, aan ftrandt joegh: doch't volk vlucht:e aan landt, alles buiten boordt werpende, 3m 't vaartuigh te lichter te maaken, op dat het te hooger op ftrandt zoude koomen, maar 't werdt daar echter af gehaalt, geplundert, ;n daarna in de grondt gehakt. De Kommanleur Willemerdam drong dien zeiven dagh ien ander kapertje, niet verre van 't baaken >p de hoek van de Singels, aan ftrandt, en iet 'er den brandt in fteeken. 'S daaghs daar tan quaamen de Kapiteinen Berkhout en Schey, met de fnaauw van Juriaan Baak, die loor ftorm van den Viceadmiraal de Haan vaaren afgeraakt, beooften Vierley onder s Landts vloot. Toen verftondt hy uitdeKariteinen Berkhout en Schey, dat het Ooftinlifch fchipAardenburgh,door zyn onbezeiltieit,groote fchaade en onheilen aan's Landts )orlogfcheepen en koopvaarders hadt veroorzaakt zoo dat 'er niet een oorlogfchip was, jitgezondert de Kapiteinen Schey enAndrin;a, of het hadt d'eene een anker en twee of* irie touwen, en d'ander twee ankers verloo;en , en niet een koopvaarder ( behalven 't /erkorten der reize, daar de Schippers over daaghden) die niet een anker en touw was nuyt geraakt, en onder anderen een die al zyn :ouwen en ankers hadt vcrlooren, ook waaren eenige door de ftorm en 't ftampen der zee lek geworden,- waar door iet van hunne laa-  L. Admiraal DE RUITER. 8« laading was nat geworden, en veel goedtsbedorven. Hier op werdt by den Krygsraadt goedtgevonden , dat men , om de gantfche vloot met dat fchip niet op te houden, daar drie fcheepen van oorlogh, een fnaauw en een brander by zoude laaten, (te weeten de Kapiteinen Berkhout, de Jong en Tyloos ,en de Kommandeurs Walop en Herney) om 't zelve daar door te geleiden het Kanaal af, tot op de hooghte van Lisbon, zoo verre t'zeewaarts als de Schipper zulks zoude verzoeken, en de Kommandcur over de vyf fcheepen, Berkhout, oordeelen dat het buiten verkorting van zyne reize naar Kadix zou konnen gefchieden. De Heer de Ruiter oordeelde dat het gemelde fchip al te diep.gelaaden * ja overlaaden, en daar door gantfch maghteloos en onbequaam was tot zoo lang een reize. 'T geen. hy ook de Heeren Bewinthebberen te Middelburg door een brief liet weeten, met verzoek van in *t toekoomde beter ordre te Hellen. Hy fchreef ook den dertienden van Sep- ] tember, zeilende toen dwars van Goutftaart, r aan den Heer Raadtpenfionaris Fagel, wats belet en fchaade het fchip Aardenburgh aan 1 's Landts vloot en andre fcheepen hadt ver- * oorzaakt, en wat desweegen by den Krygs-ê raadt was goedtgevonden en beflooten: daar byvoegende, dat op den twaalfden van de voorfchreeven maandt September uit de Weft vier Deenfche koopvaardyfeheepen, alle de wil hebbende naar Nantes, in 's Landts vloot waaren gekoomen, die zich onder debefcherming der zelve vloote hadden begeeveiL Dees brief werdt den vierentwintighflendergerriélV. Deel. F de Men ltelt het onder"t geley van vyf fcheepen. 6 Stept» )e Ruiters :hryven an den Laadtpèrtionaris Fa» el. 13 tip té  Si Het LEVEN van den ïÖ75- Befluir. uy ■de Heeren Staaten van Hollandt daar opgenomen. De vloot komt ontrentRoxenr. 23 Sept, f Jp Sept. de maandt in de vergaadering der Heeren Staaten van Hollandt geleezen^ en daar op goedtgevonden en veriïaan, affchrift van den zeiven, voor zoo veel 't fchip Aardenburg aanging, aan de kamer der Ooftindifche Compagnie tot Amfterdam te zenden, tot haare narichting. En dat ook affchrift, voorzoo veel het geleiden van de voorfchreeve Deenfche fcheepen raakte, wegens hunne Hoog. Moog. aan denRefident le Maire zou worden gezonden, om daar uit aan . te wyzen, dat hunne Hoog. Moog, geenzins beleedigen ofbefchaadigen, maar in tegendeel befcliutten en befchermen de Deenfche fcheepen , de wil hebbende naar vyandtlyke havens, en aan te honden dat de fcheepen , toebehoorende ^ingezetenen van deezen Staat, by zyne Majefieit van Denemarken op de zelve wyze gehandelt, en afgedaan moogen worden alle contraventien daar tegen flrydig ondernoomen. Hunne Ed. Groot Moog. verftonden, dat men zich moeit richten naar den Hollandtfchen regel: Vry fchip, vry goedt. Den drieë'ntwintighflen van September quam 's Landts vloot by den hoek van Roxent, anders de Kaap de Rocca de Sytra, een uithoek van het Koningkryk Portugaal, aan de mondt van de reviere Tejo. Hier bevondt de Heer de Ruiter dat zyn fokkemaft wel half afgebrooken was , door een oude breuke, die hy terflondt met goede wangen, zoo veel als doenlyk was,liet voorzien. Men hadt zich van't fchip Aardenburg, dat nu door 't meeile gevaar was, eenige daagen te vooren f ontflaagen, en den Schipper bevoolen zyn reize naar Ooftindie te vervolgen. Den vyf-  L. Admiraal DE RUITER. 83 vyfcntwintighftcn kreeg de Heer de Ruiter den Viceadmiraal de Haan in 't gezicht, en quam den volgenden dagli met twaalf fcheepen van oorlogh* zes fnaauwen, vier branders, entwee behoeftfcheepen,voordeBaay van Kadix. Hier dreighde zyn fokkemaft en groote ftehg, die beide gebrooken waaren, buiten boordt te vallen, en hy kon door belet van tcgenwindt eerft den negenentwintighften binnen de Baay zeilen: daar hy terftondt ordre ftelde, om een nieuwe maft en fteng te bekoomen. Voor de Baay koomende, waaren hem vyf brieven van de Koning-< inne Rcgente van Spanje, drie den negentien-1 den van Auguftus, en twee den tweeentwin- ) tighften deezer maandt gefchreeven, en alle „ van eenen inhoudt, behandight, hembevee-ti lende zich op het fpoedighfte by zes Spaan- c fche Konings fcheepen, die daagelyks van O 2 ran in de AlfaquesTyan Tortofa te rugh wier- } den verwacht, te voegen: dewyl zyn Hoog- tl heit Don Jan van Ooftenryk zich in de zelve e' zoude infcheepen, om in perfoon naar Sicilië v over te gaan. Dat hy derhalven, op denont-t( fang van een der gezondene brieven , zich t£ zonder tydtverlies (voor al medebrengende de Kapitana van PafTaxe) zoude vervoegen naar het eilandt van Yvica, daar de Heer Don Jan, met de gemelde zes fcheepen, hem zoude afwachten: doch indien, buiten vermoeden, die zes fcheepen op zyn aankomfte aldaar niet moghten zyn, daar hy te Kadix koomcndc naar hadt te verneemen , dan zoude hy zich ten eerften naar de kaap Alfaques van Tortofa (in den brief van den tweeënF 2 twin- En daar> ia voor {adix. 20 Sept, DeRuiter mtfanght lier brieen van do ioningineRegeni, met orre van ich by zes paanfche :heepen 'voegen, 1 Don Jan tn Oosnryk af haaien.  ï de vier fcheepen die naar Algiers waaren ge zonden. 8. Nov. Bticf va Don |oati van Oostenryk aa hem gefchreevei / 88 Het LEVEN van den laaten gaan, buiten eenige ordre van hunne Hoog. Moog. , of van zyn Hoogheit den Heere Printte van Oranje. Dees brief was den eerften van November onderteekent, en dien zeiven dagh ging 's Landts vloot weêr onder zeil. Maar ftilte cn tegenwinden, van ftormen gevolght, vertraaghden de reize ; zoo dat de vloot eerft den achtften van November voor Vineros aanquam, en de baay in laveerde , daar vindende den Kapitein Berkhout, met de vier fcheepen die naar Algiers waaren .geweeft, en hier al elf daagen hadden geleegen: verhaalende dat ze t'Algiers van de Turken met grootc eere waaren ontfangen , en wel onthaalt: dat de Turken opentlyk hadden betuight, dat ze zich verheughden, dat de Hollanders, door zoo veele en zoo maghtige vyanden overvallen, niet t'eenemaal waaren verdclght, maar door Godts zeegen behouden , daar zy ook om gewenfcht en gebeden hadden. De Heer de Ruiter verftondt in de baay van Vineros, dat de Heer Don Joan van Ooftenryk, dien hy hier dacht in te neemen, naar Madrid was ontboden, en ontfing van hem den volgenden brief, in de Franfche taaie gefchreeven, en daar uit vertaalt: Myn Heer de Ruiter, n Ik heb den achtienden van deeze maandt aan u gefchreeven, u betuigende 't verlangen rj fat ik hadt naar uw gelukkige aankomfle op de kuflen van Valentie, ten tyde dat ik, met i. Godts hulpe, my verhoopte by u te voegen, en  L. Admiraal DE RUITEPv. 89 u met veel vreughts cfoude achting en genegen theit, die ik uw ver dienft e en uw braave landtsluiden toedraage, te doen blyhen. Maar tegenwoordigh dient deeze om u te zeggen, dat ik ordre van zyne Majefieit heb ontfangen, waar door hy my beveelt tot Madrid te koomen, hebbende, gelyk ik denke, dit nieuw befluit genoomen, om dat ik hadt doen bekent maaken, hoe zeer het de gemeene zaake, en V befluit van een goede en verzoeker de vreede zoude vorder en , indien men met rechten ernft den oorlogh van Meffina ter harten nam, en wilde voortzetten: zendende ten dien einde niet alleen vaardige en genoeghzaame byftandt naar Italië, maar ook naar uw Landt, om V contract , uit welker kracht de vloote daar gy over gebiedt is in zee gebraght, van punt tot punt te voldoen: my dervende verzeekeren, dat zyn Majefieit my d'eere doet van te gelooven dat myn tegenwoordigheit en zorghvuldigheit die twee zaaken in minder daagen, dan daar tot deezer uure heeft toegebruikt, zal konnen uitwerken , houdende dat het geen men daar in zal konnen vorderen, veel dienftiger en van veel grooter vrucht zal zyn, dan myne reize nu ter tydt naar Italië : dewyl zyn Majefteit met rechtvaardige reden erkent, dat daar gy zult zyn ook niet ter werelt zal ontbreeken, V zy aan d\ver, of aan de dapper heit en de ftandtvaftigheit, die de tegenwoordige noodt vereifcht. T is dan op deezen grondt dat zjn' Majefteit my beveelt u te zeggen, dat gy hem een zeer aangenaame dienft zult doen, ftellende zonder eenigh uitftel uw koers naar Italië, met de fcheepen van uwe vloote, en die van zyne MaF 5 je-  90 Het LEVEN van den jefteit, die niet lang zullen konnen achter bijven, indien ze nu niet aireede op de kufl zyn aangekoomen: en met eencn, dat ik u zou verwittigen van 'f geen ik zou dienjligh oordeelen te zyn , naar de kennis die ik heb van deeze zaaken. Ik kan u verzeekeren, eer ik my begeeve om zyn Majefteit op dat lefte punt te gehoorzaamen, dat alleen myn verplichting van blindeling zyn ordres te volgen , my de fmert zou konnen verminderen die gevoele, van my niet te laaten vinden in een gelegentheit, daar ik denk en verhoop dat gy zoo veel glory zult behaalen voor de fzaamgevoeghde wapenen, en voor uw eigen perjoon. Maar dit, behalven ie hoop die ik heb, dat myn reize naar 't Hof geen kleen voordeel tot de zelve uitwerking zal toebrengen, maakt dat ik my met te meer genoegen de wille van zyne Majefteit onderwerpe. ,T is niet noodig u te zeggen, dat gy in* zonderheit bezorght. u te voegen by de fcheepen die onder *f gebiedt van den Prinffe van Montefarchio jlaan , en gelyk men met den lesten loopboode, die den 20 September van Napels vertrok, fchryft, dat hy met zeftien oorloghfeheepen en drie branders na&r Sicilië was gegaan, zoo fchynt het dat uw reize niet beter aangelcidt kan worden dan met recht toe naar Palermo te zeilen , te Cagliari en Trapane ankerende , om te jonger tyding van onze en des vyandts vloote te bekoomen. Want al hadt gy u te Na-pels van eenige zaake te voorzien, 't zal evenwel beft zyn , dewyl onze vloote al-' reedts op de kuft van Sicilië is, u recht toe derwaarts tc begecven, en u daar by tt voegen, om  L. Admiraal DE RUITER. 91 om gezaamentlyk het Faro van Meffina in te zeilen , en de vyanden aan te taften , hen zoekende daar ze zyn. Ik zende de zelve ordre aan den Marquis del Carpio , die gefcheept is op de fcheepen van Barcelone, ten einde dat hy zich haafte om dit met u uit te voeren en in 't werk te ftellen, gelyk hy buiten twyffel met alle vlyt zal doen. Ik zende u ook de brieven hier nevensgaande aan de Onderkoningen van Sardaigne, van Napels en van Sicilië, hen verwittigende van liwe reize, en hun beveelende. dat ze u behulpzaam zullen zyn in 't geen van nooden zult hebben; op dat gy u daar van zoudt dienen, naar gelegentheit van de plaatzen daar gy zult koomen, Zyn Majefteit heeft my een goude kectcn ge. zonden, ten einde dat ik u die zoude aanbieden in zynen naam , tot een teeken van zyn Koninklyke gunft, en van de genegentheit die hy u toedraaght. Ik meende u die zelf te geeven: maar dewyl dat niet kan zyn, heb ik den Marquis del Carpio verhoren, om myn plaats in de es plicht te bekleeden , u verzeekerende van de groote begeerte die ik altydts hebbe om alles te bevorderen dat tot uw meefte geno.gen zal konnen flrekken. Laat my, bidde iky weeten op wat dagh gy onder zeil zult gaan, op dat zyn Majefteit daar van magh verwittigen. Ik zal 't met verlangen verwachten. Gy kondt vw antwoordt aan den Marquis del Carpio zenden. Ondertuffchen, myn Heer de Ruiter, bidde ik Godt dat hy u houde in zyne heilige hoede. Te Saragoffe, den 31 Ottobcr 1675. Was onderteekent, D. JUAN. Naa  I6>4. De vlooi gaat weer t'zeil. 8 Nov. De [laan wordt mei zyn esquadre gemift, p I\'ov. DeUuiters fchtp in gevaar, en wordt doo 92 Het LEVEN van den Naa 't ontfangen van Don Joans brief, werdt overleidt wat men zou doen. Men hadt gebrek van water, en men zagh geen kans om dat in de baay van Vineros, noch op de kuit van Katalonie, noch Valentie, te bekoomen, dewyl de zee daar zoo hard aan brandde, door de langhduurigelavant, of Noordtooite winden, die nu al twee maanden hadden gewaait. Dies weidt by den Heer de Ruiter met den Krygsraadt beilooten , koers te Hellen naar d'eilandcn, van Yvica, en Formentera, om te zien ot men daar water cn brandthout kon bekoomen; dewyl men doch anders door detegeriwihdt niet kon vorderen, noch veel vaart maaken. 'S avondts noch t'zeil gaande, hadt men dien nacht onltuimig weder met blixem, en een ftorm uit den Noordtooften. Den volgenden morgen werdt de Viceadmiraal de Haan met zyn esquadre gemift. Hem ontrent Yvica niet vindende, ftelde de Heer de Ruiter zyn koers Noordtnoordtooft aan, om tusfchen Yvica en Majorka heen te zeilen, en zich naar Barcelone te begeeven, daar men etlyke Spaanfche oorlogfchcepen vaardigh dacht te vinden. Dus zeilende liep de Ruiters fchip groot gevaar. TufTchen den elfden cn twaalfden van November, in den donkeren nacht, quam hem een koopvaardyfehip, -t wapen van Naflau, gevoert door den Schipper FredrikThoveling, dwars voor denboegh aan boordt, tegens eikanderen aanftootende, dat alles kraakte. De Ruiter braftte zyn zeilen op de maft, en quam zoo van hem af, maar niet zonder fchaade, want behalven het rinkelwerk aan de boeghfpriet, werdt zyn plecht- an-  L. Admiraal DE RUITER. 93 anker den ecnen arm af, en voorts zyn tweede anker d'ankerftok, en de kraanbalk aan Hukken geftooten. De boven blinde fteng en de ree waaren beide gebrooken , ook een gat in de fok. Zeven matroozen van den koopvaarder waaren in 't aanftooten, vreezendc aat hun fchip zou zinken , op het Admiraalsknip overgeëntert. De Heer de Ruiter dankte Godt dat hy geen meer ramp hadt gekreegen, en.yverende om volgens zyn ordre de koopvaardy te veyligen, beval hy 'sanderendaaghs de Kapiteinen Verfchoor, Berkhout, en den Graaf van Sty'rum, dat ze 't gemelde fchip naar Genua zouden geleiden: met lak, dat zy daar vierentwintig uuren ten anker zouden leggen, en langer niet, om tot hun eigen gebruik, cn voor 'sLandts andre fcheepen, zoo veel ryft en brandthout op te koopen, als zy bequaamlyk konden bergen, en van daar bcooften of beweften van 't eilandt Sardinië, naar dat de windt beft zou dienen, tot in de baay van Cagliari of Calari te zeilen , daar de rendevous of verzaamelplaats der vloote, tot naarder ordre, zou zyn. Den veertienden van de maandt quam 's Landts vloot voor Barcelona, een ftadt in Catalonic, ten anker. Hier ontfing de Heer de Ruiter, door Don Diego de Lili, een brief van den Marquis van Seralbo, Viceroy van Katalome' d<-"n dertienden gefchreeven,niet behelzende dan een begroeting, en aanbieding van , dienft, met mondelinge tyding, dat de Mar-1 quis del Carpio, den negenden van de maandt, < door een zwaare ftorm uit den Noordtnoordt- \ ooften, met zes van 's Konings fcheepen was £ van een koopvaarder befchaadight. iz Fbv. De vloot tornt voor Barcelona. 14 Nov. Tyding an den Marquis el Carpio iet de zes ionings :heepen.  De Ruiten beklag over de fiechtheit van zyn lubt ls en zeilen.13 Nov. 94 Het LEVEN van den' van d'ankers gefpoek, en in zee gedreeven \ zonder dat men tot noclr toe wiilwaarze waaren geblceyen. De Heer de Ruitervondtzich op zyn ('chip, geduurende deezen toght,zeer verlegen, om dat het zoo flecht van kabels en zeilen was voorzien : klaagende in zeckren brief, aan 't Kollegie ter Admiraaliteitvan de Maas afgezonden, dat hy in 57 jaaren tydts, die hy by der zee hadt gevaarcn, nooit zoo veel rampen aan de zeilen hadt gehadt als in deeze reize. Dat hy uit negen kabels, hem mede gegeeven, twee touwen was genoodtzaakt gcweeft te doen uitkappen, die t'ecncmaal verlegen , verflikt , en tot geen dienft bequaam waaren. Dat de nieuwe zeilen met rottig_ gaaren , en, zoo hy geloofde, meeft door jongens, zoo onfterk genaak waaren, dat op een dagh twee voormarszeilen, behalven noch nu en dan eens een, uit de lyken en aan ftukken zyn gewaait, daar alle d'andre Amflerdamfche fcheepen, zonder eenigh ongeluk , met hunne marszeils blecven zeilen. Daar by voegende, dat de geen die zulkezeilen leverde niet waardig was haar Ed. Moog. Kollegie langer te bedienen : dat het wel geen groote fchaade was , dat de zeilmaaker zoo zyn onrechtvaardige beurs vulde , maar dat men by 't gevolg van dien 's Landts fchip, en al de zielen die 'er op voeren, in de waaghfchaal ftelde, byzonderlyk wanneer men (dat Godt wilde verhoeden) op een laager wal quam te vervallen: want dan moeften 't de zeilen alleen, naaft de goddelyke hulpe, daar afhaalen. Met dit beklagh en waar-  L. Admiraal DE RUITER. 0£ waarfchouwing ZOcht de Heer de Ruiter 's Landts fchaade in 't toekoomende te verhoeden , en zich van zyn plicht te quyten. Hy verzocht ook te deezer tydt met een brief aan den Viceroy van Katalonie, dat hy ordre beliefde te ftellen, dat 's Landts fcheepen op het fpoedighfte van verfch water * broodt j1 brandthout, ryft, eenige-pypen azyn , rob-! benoly, en andre noodtwendigheden, mo°-h-> ten worden voorzien. Ook fchrcef hy om een ankcr van ontrent 4000 ponden gewichts.' Hier leggende, quam hem een Edelman uit' den naame van den Viceroy verwellekomen : vergezelichapt met den Generaal der ruitery 1 zoon of fchoonzoon van den Marquis van' Caftelrodngo, een zoon van den Hartogh van Medma Celi, met veel andre Grooten, ook de Conful der Nederlanderen. Eenige van de Spaanfche Heeren verhaalden , dat de icheepcn onder't gebiedt van den IVlarquisdel Carpio m een Hechten flaat waaren , dat elk chip.maar tzeventig of tachtig matroozen op hadt, en voorts niet dan landtfoldaaten. Ook gaven ze te kennen, dat de zaakcn aan 'tHof te Madrid (daar de Koning, den zetten van INovember twaalf jaaren oudt geworden, volgens d uiterfle wille van zyn Heer vader, in de regeering zyner Ryken was getreeden) waaren veranderdt: dat Don Joan, des Konings broeder , die men meende dat aan 't Hof zou zyn verbleven, weêr naar Saraeofie hadt moeten vertrekken : daar.toe gcrioodczaakt, door de naaryver en ongunfl van zommige Grooten , die 't beleidt' der zaakcn in tonden hadden, en dat vreesden , door zyn vcr- 167^ £yn verwek aan ïen Vi'ce- : vanKaalonie. 14 Nov. Hy wordt vegens de ficeroy an zyn oordt vérrellekomt. 15 Nov. •.•105 msrJ  J675- Ververfching aan zyn boor Jt gezonden. 15 Nev. Zyn brief aan den Koningvan Spanje, hern geluk wenfchende over 't aanvaarden der regeering. i6Nov. 96 Het LEVEN van den verblyf by den Koning, te zullen verliezen. Den volgenden dagh werdt den Heer de Ruiter, uit den naam van den Viceroy, met eenige ververfching vereert. Men braght aan zyn boordt vyf hokkelingen, vyftig fchaapen, tweehondcrdt hoenderen, en kalkoenen, zestien manden met allerley vruchten, vier manden met broodt, vier doozen met gezuikert ooft, en twee pypen wyn. Ontrent den zelvcn tydt heeft de L. Admiraal Generaal den Koning met een brief over 't aanvaarden der regeering begroet, en geluk gewenfcht, op de volgende wyze. Doorluchtige, GrootmaghtigfteKoning en Heere, Myn Heere, Ik niet alleen, maar al d'öfficieren van haare Hoog. Moog. vloote, cn buiten twyjfel de gantfche Chriftenheit, verblyden zich te hooren , dat uw Majefleit, doof goddelyke beftieringe, de la ft en de koningklyke regeeringe van Spanje op zich heeft genoomen. Uw Majefleits onderdaanen en ingezetenen hebben tegenwoordig overvloedige redenen , zich te verheugen over uwe Majefleits verheerlyking, en d''aanneeming der Kroone en regeering; dewyl zy nu het voorhangzel in uw Majefteit verfchooven, en een open toneel zien, waar in hun uw Majefleits grootheit en kloekmoedigheit als toefchynt en vertoont wordt, (trekkende om niet alleen het Ryk van Spanje en d''onderhoorige Koningkryken, Landtfchappen en Heerlykheden, alle befcherming toe te bren-  L. Admiraal DE RUITER. 07 brengen, maar ook met de nabuurige Koningen , ■ Prinffen en Staaten, in een verzeekerde rufte en vreede te leven, daar hun veel heils door zal worden toegebraght. Ik hoop en wenfch dat d"almaghtïge Godt uw Mzijefteit vermeerdering van eere en voorfpoedt gelieve te verkenen , en dat ik uw Majefteit, zyn Ko, ningklyk huls en Ryken, by deeze gelegentheit, als Hooft van hunne Hoog. Moogïvlooten, wegens zyn Hoogheit den Heere Prinffe van Oranje , alle bedenkelyke en krachtige dienften tegens demaght der Franfchen, voor en op V eilandt van Sicilië geplant , zal toebrengen. Immers ik zal 'er toe arbeiden, en, nevens uw Majefleits zeemaght, krachtig , en zoo veel ons doenlyk zal zyn, uw Majefleits ooghmerk, dat ook te gelyk het ooghmerk van myne gebiedende Heeren enMeefters,enwederzydtsbondtgenooten is, helpen bevorderen, ten einde, dat de gemeene vyandt eenmaal bewoogen magh worden tot een al gemeene vreede, met welke de gantfche Chriftenheit in ruft zal koomen. . . . 'T vervobgh van den brief vervatte een verhaal van zyn reize, en, zyn vóorneemen van in 't korte naar Cagliari over te fteeken, en zyn toght tc vervolgen. Ten dien einde beriep jj hy den zeventienden al zyn Kapiteinen aan we boordt, en beval hun zich gereedt te'hou-te, den, om 's anderendaaghs t'zeil te gaan; de- '< wyl men hier van den Viceadmiraal de Haan niet vernam. Hy zondt ook de Kapiteinen Middcllandt en Andringa aan den Onderkoning, hem 't vóorneemen van te vertrekken bekent maakende, nadien men, geen fcheepen zagh-opkoomen, en met daar te blyven leg.! \\ Deel. G gea 1675. filmt êr t'zeil jaan. •Nov.  16*75. Ontfangfai een brief van den Koning vanSpanje 98 Het LEVEN van den gen aan 't Vaderlandt noch aan Spanje geen dienft kon doen. Maar ten zeiven daage quam hem een brief van den Koning ter handen, in 't Spaanfch gefchreeven, van deezen inhoudt. De Koning. Generaal Don Michiel de Ruiter, onder wiens gebiedt de vloote der Staaten Generaal gehouden wordt tot de zaaken van Meffina. Tot een < blyk en proeve voor de groote achting die ik hebbe tot myne domainen van Italië, en van myne begeerte tot de vreede en geruflheit van myne goede onderzaaten aldaar , zoo heb ik mynen broeder Don Joan zoo haafl niet gezien, of ik befloot tot zyn vertrek, om V beleidt en d"1 uitvoering van d'ordres, die hem zyn gegeeyen, op zich te neemen: fluitende de geene die hy u voor deezen, tot op deezen dagh, moght gezonden hebben. Want het is myn wil dat deeze laatfle uitgevoert werde. Daarom zult gy hem in de haven verwachten, met de zeemaght, op dat hy zich daar op 't /cheep begeeve, tot volvoering van zyne reize, volgens myne ordre, te vooren gemeldt. Hier van heb ik u met een boode, daar toe gezonden, willen verwittigen: ten einde, dat gy van myn befluit ten vollen bericht zoudt zyn, en op dat zulks van u in V werk geflelt werde, V welk tot mynen dienfl werdt vereifcht. Te Madrid, den 9 Nov. 1675. IK DE KONING. Was onderteekent, DON PEDRO COLONNA. Vol-  L. Admiraal DE RUITER. 95 Volgens dit fchryven moeft 's Landts vloot noch op Don Joan en de Spaanfche oorlogfcheepen blyven wachten. Men verzagh zich ondertuffchen, zoo veel als moogelyk was, van water. Men lagh op deeze reede met groote zorge en vreeze, dewyl 't daar met een Öofte windt zeer gevaarlyk was, zondereend ge tyding van Don Joan, of van de Spaanfche fcheepen, of van den Viceadmiraal de Haan te bekoomen. Op het bericht, dat men twee Turkfche roovers voor de wal hadt gezien, Zondt de Heer de Ruiter .de Kapiteinen Megang en Jan van Abkoude, met de fnaauw van Wybrant Barentzoon , om daar drie daagen op te kruiffen. Hy leedt weer drie daagen langh groote pyn van 't graveel, en den vol-; genden nacht, tot den zevenentwintighften van November, verdraagende de fmert mec! gedult, en Godt dankende voor de verlichting. Den volgenden dagh quam 'er eenboo-i de van Don Joan, met een brief aan den L.' Admiraal Generaal, den zevenentwintighften te Saragofle gefchreeven , zich ontfchuldi-] gende, dat hy hem op verfcheide van zyne2 brieven niet hadt konnen antwoorden, door,* belet van zyn ziekte, die door 't quaadt weder, en 't ongemak van zyn lefte reize naar 't Hof, was veroorzaakt. En daar by voegende, dat zyn Majefteit alreedts bericht was van zyn onbequaamheit om zich t'fcheep te begeeven, met betuiging hoe leedt dat het hem was, dat hy- den L. Admiraal geen teekenen van zyn hertelyke genegentheit in perfoon kon betoonen, gelyk hy zulks hadt gewenfcht, hem. voorts geluk op zyne reize wenfehende, Ga en ■1 1 vloot word genoodt 'aaktnaar Don Joan 's wachten. DeRuiter ydt door t graveel ;'oor?pyn. 3$ Nuv. Ofitfiaiigt :en b;ii:f 'an Don oan . die Ie reis afchfyft,teraake van yn ziekte.  I6>5 De vloot gaat weer t'zeil. aSNov. Wordt in twee fmaldeelen verdeelt. 49 Nov. 100 Het LEVEN van den en in Godts heilige hoede beveelende. De Heer de Ruiter, dien 't verdroot dat 's Landts vloot daar zoo lang vruchteloos, tot kollen van de Kroon van Spanje en van den Staat, was opgehouden, ging dien zeiven dagh noch onder zeil, naa dat hy zyn wedervaaren aan de Heeren Staaten en zyn Hoogheit, met brieven over landt, hadt bekent gemaakt-, 't geen ook te vooren by alle gelegentheit Avas gefchiedt, en daarna in 't vervolg der reize nooit werdt verzuimt. Hy hadt nu, vermits het afzyn van den Viceadmiraal de Haan, en den Kommandeur Verfchoor, onder zyne vlagge niet meer dan zeilien zeilen, daar onder gereekent een Spaanfch oorloghfchip, en een Spaanfche fluit gelaaden met allerley oorloghsbehoefte , die hy in twee fmaldeelen verdeelde, op de volgende wyze : Smaldeel door den L. Admiraal Generaal. L. Admiraal Centraal de Ruiter. Jan van Abkoude. Kap. Pieter de Sitter. MattbeusdeLaye,nHthelSpaanfcb Jc-ris Andringa. oorfogbfcbip*. Snaamvcn. Branders. Philip van Melkenbeek. Jan Janezeen Uo;:t. IKybrant Barentszoon. Arent Ruighavcr. Smaldeel onder Kapitein Middellandt. De Komm. Pieter v.Middellandt. Abraham Wilmerdenk. Kap. Adam van Brederode. Brander. MattbysMeegang. Jan van Kampen. IfaakUitterivyk. Spaanfche artilleryfluit. Snaauwcn. Reiudert Pauluszoou Bali. Hendrik IValop. Ter zei ver tydt werdt een ordre beraamt; vol-  L. Admiraal DE RUITER. 101 volgens de welke een ieder zich in 't zeilen, en by geval van vyandtlyke ontmoeting, in 't gevecht zou richten. Den derden van December kreegh men 't eylandt van Sardinië met den dagh in 't gezicht. Toen beval de L. Admiraal Generaal de Ruiter, dat de Kommandeur Middellandt, met de meefte fcheepen, die noch gebrek aan brandthout hadden, onder de kaap Pulo zoude ten ankerkoomen, en zich zelve van die noodtwendigheden voorzien. De Heer de Ruiter, met den Kapitein Andringa, en twee fnaauwen, voort-' zeilende, quam den zeiven avondt in de baay 1 van Calari, of Caillery , noch ten anker. Hier verftondt hy uit deNederlandtfche Konful, Albert van de Water, die zich aan zyn boordt liet zetten, dat de Viceadmiraal de Haan op den twaalfden November aldaar was aangekoomen , en , zich van alles voorzien hebbende, den drieëntwintighften van de maandt zyn reize naar Napels hadt voortgezet. Dces tyding ontfing hy met groot ongenoegen , dewyl de Haan, volgens d'ordre te vooren beraamt, gehouden was, hem in te wachten, en de vlagh niet te verhaten. 'T was hem geen kleene quelling met dien man op deezen toght ingefpannen te zyn, die van zynen aardt wonderlyk verfchilde , en zyn vriendt niet was. Ook gaat hem naa, dat hy zich naar Napels fpoeide, om daar met eenige koopmanfehappen, die hy by zich hadt, 'zyn voordeel te doen. Ontrent den middagh quaamen hem eenige Edelen, uit den naame van den Viceroy, Don Melchior de Sifterna, begroeten. Daarna quam de Viceroy in perG 3 . foon, **75- KomtontrentSardinie. %Dec. DeRuiter» lomftvoor Calari. 3 Des.  1675. 5 Dec. Groote eer de Ruiter door den Viceroy van Sardinië aangedaan 6 Dec. Zes afge zonde fcheepen tot Het LEVEN van den foon, met een groot gevolgh van Edelen, hem aan zyn hoordt vcrwellekoomen, en liet hem ten zeiven daage met veel ververfching van vee, vruchten, wyn, en confituren befchenken. Den volgenden dagh begaf zich de Heer de Ruiter, op het verzoek en de noodiging van den Viceroy, naar de Stadt, daar hy met het losbranden van al 't gefchut, en veel karoffen, en daar onder eenige van zes paarden getrokken, werdt ontfangen, en voort, naa d'onderlinge beleeftheit van begroeting , met een Koninglyk banket onthaalt. Men fchaftte, hoewel 't op een Vrydagh, en de dagh van Sint Niklaas was, tot veeier verwondering, allerley vleefch, zoo wildt als tam, en dat in 't byzyn der Geeftelyken. De taaffel was met Edelen, Ridders en Raadtsheeren omringht ; zelfs den zoon van den Viceroy, een jongeling die byna manlyke jaaren bereikte, zagh men daar, ter eere van den Hollandtfchen Zeeheldt, de taaffel opwachten. Men dronk 'er onder anderen op de gezondtheit van zyn Hoogheit den Prinffe van Oranje, en hoorde hetHedt van Wilhelmus van Naflauwen blaazen , in een palais daar die naam voor deezen zoo verhaat plagh te zyn, als ieder weet. Daar was te dier tydt een vaartuigh van Sicilië teCalari aangekoomen, met bericht, dat 'er den negenden van de verleede maandt November et]yke Spaanfche oorlogfcheepenvan 'sKonings vloot door een zwaare ftorm waaren geblee•ven. Den zevenden quaamen de Kapiteinen Verfchoor, Berkhout, en de Graaf van Sty- i rum, die, gelyk gemeldt is, een koopvaar- dy-  L. Admiraal DE RUITER. 103 dyfchip naar Genua hadden geleidt, voor de baay van Calari: en den achtften, de Kapiteinen Schey en Noirot, die naar d'Alfaques van Tortofa (een uithoek van Katalonie, by de ftroom Ebro) waaren gezonden , om 't brandtfehip de Jakob en Anna, dat door ftorm zyn boeghfpriet hadt verlooren, en daar vervallen was, op te zoeken, Dees waaren voor zes daagen van Barcelona gezeik. Met den Kapitein Schey quam ook over de Prins van Piombino , Generaal van de Spaanfche galeyen te Napels, met zyn gemaalin, kinderen, en gevolg, en Don Diego de Brakkamonte, Generaal van de ruitery op Sicilië, een dapper krygsman. Ten zeiven daage, tegens den avondt, behandighde de Prins van Piombino den Heer de Ruiter den volgenden brief, van zyne Majefteit van Spanje in Franfch gefchreeven. De Koning. Generaal Mlchlel de Ruiter, die onder u gebiedt hebt de fcheepen der Staaten Generaal, * gewaapent tot den aanflagh van Meffina. Ge-K zien hebbende V geene gy my vertoont by uwen 3 brief van den 18 deezer maandt, gefchreeven" m de baay van Barcelone, zoo hebbe ik goetgeyonden u f ordonneren, dat gy zonder eenigh uit/lel ende aanflonts regelreght naarMilazzo vertrekt, zonder Sardinië aan te doen, of u daar in eenige andere plaatzen op te houden, onaangezien de voorgaande beveelen die gy van myn eigen handt ofte van mynent wegen moght G 4 ottt- ^75- koomen veèr onder le vlagge. Ten%Dte% Brief des konings an Spanje in deRui:r.  1675- 104 Het LEVEN van de ontfangen hebben, die ik alle by deezen kerroepe; om dat 'er ten hooghfte aan geleegen is dat de vloote tenfpoedighft en in Italië verfchynt. Ik bedanke u voor den yver en genegentheit, die gy tot mynen dienft beluight, gy zult, in erkent eniffe der zelve, mynenthalven teekenen ondervinden die met uw goedtwilligheit overeen koomen. En zyt verwittight, dat zoo meenighmaal gy u ter plaatze zult vinden daar gy d'aanflaagen met den Marquis de Villa Franca kondt overleggen, dat gy dat doet, dewyle het ten hooghften nootzaakelyk is dat de maghten ter zee in een goedt verftandt zyn met die te lande. Gy zult ook weten dat het gebiedt der zelve ter zee, te weeten in de Middellandtfcke, den Generaal van de Spaanfche galeyen betreft, en dat uit een gereguleerde gewoonte van deeze Ryken, ende in des zelfs afweezen den PHnffe van Montefarchïo , die de waardigheit bekleedt van V Generaalfckap der oorloghsvloote. Ende ik vertrouwe van u, dat uwe meininge het uitvoeren der ordres, die men tot den aanval en V herwinnen van Meffina behoort fonderneemen , niet zal weder■ (Ireven; gemerkt dat gy tot dien einde zyt gekoomen: ende ook dat gy goede eenigheit en verftandt zult houden, volgens het geen ik my van uw perfoon behoor te belooven, met d'andere Generaals die zich daar zullen vinden , ende zy zullen V zelve verftandt met u houden, gelyk ik hun heb geordonneert. v Zoo haaft als gy tot Milazzo zyt gekoomen, zult gy tydinge trachten te bekoomen van ds plaatze waar zich de zeemaght van den Oceaan onthoudt, ten einde gy u by de zelve ver- voeghti  L. Admiraal DE RUITER. 105 yoeght; op dat, door de vereeniging van uwe maghten, d'aanflaagen en onderneemingen te beter moogen worden gevordert. ; Ende in gevalle gy in uwe reize eenige pro■ vifie van nooden moght hebben,■ zoo heb ik met een exprejfen courier aan de Viceroys van Italië, den Gouverneur van Mllan geordonneert, dat men hun van uw vertrek verwittige, ten einde, dat zy in alle zeehavenen van hun gebiedt zich voorzien van V geene gy zoudt moogen van nooden hebben. En ten aanzien dat Bon Manuel de Lyra heeft gefchreeven, dat de Staaten Generaal, op myn aanhouden, toegeflaan hebben, om de by/landt van deeze vloote in Italië noch zes andere maanden te verlengen, zoo heb ik u daar van willen verwittigen, ten einde dat gy 't zoudt weeten mogen. Ende insgelyks, dat de drie termynen der zes eerfle maanden, volgens onderlingh contract, voldaan zyn , en dat voor V begin van d" uitwerking, waar van ik een zeer goede uitflagh hoope, voor zoo veel als uw beleidt, fchikking, yver, ervaarentheit en dapperheit daar toe moet helpen. Te Madrid, den 28 November 1675. IK DE KONING. JVas onderteekent, DON PEDRO COLONNA. Dewyl dees brief den Heer de Ruiter voor Calari ter handt quam, quam het bevel, van G 5 Sar-  9 Dec. Schey ei Noirot worden naarNapeii gezonden. 13 Dec. De vloot gaat t'zeil naarSicilie, Komt te Mehzzo. 20 Dec. ic6 Het LEVEN van den Sardinië niet aan tc doen, te laat. Ook werdt 'sLandts vloote door den uiterften noodt, die zomtydts wet breekt, geperft, zich daar eenige daagen op te houden, en 't water en brandthoudt, dat men te Barcelona niet ge(noegh kon bekoomen , in te neemen. In deezen ftandt van zaaken beval de Heer de Ruiter, dat de Kapiteinen Schey en Noirot zich op 't fpoedigbO: naar de baay van Napels zouden begeeven, om daar den Viceadmiraal de Haan op te zoeken, en d'ordre te brengen, daar hy zich naar hadt te richten, om zich met zyn byhebbende fcheepen weer by de vlagge te vinden. De Prins van Piombino, en andre Grooten, voeren met Schey naar Napels. Doch 't liep noch aan tot den dertienden van December eer 's Landts fcheepen, hoe zeer dat men fpoeide, klaar raakten. Den volgenden nacht koos de vloot zee, en was weer in twee fmaldeelen verdeelt: het eene onder den L. Admiraal Generaal de Ruiter, en 't ander onder den Kommandeur Niklaas Verfchoor , nu fterk twaalf fcheepen van oorlogh, het Spaanfch fchip daar onder begreepen, vier fnaauwen, vier branders, en de Spaanfche artillcry fluit, boven gemeldt, in alles eenentwintig zeilen. Men ftelde den koers naar Sicilië, en kreeg den negentienden van December de gebrooke eilanden in't gezicht, als Fonicufa, Lipara, Vulcano,en andere: zeilende noch 's avondts dwars van de kaap Orlando , een uithoek van Sicilië, en den volgenden dagh quam men noch voor den middagh ten negen uuren op dereede van Melazzo, hier niet anders vindende dan een Spaanfch  L. Admiraal DE RUITER. 107 Spaanfch oorlogfchip en veertien galeyen. De vreughde over d'aankomfl der Hollahdtfche vloot was uitermaate groot, en naar gelang van de verlegentheu daar men ziciTin vondt. De Ruiters Secretaris, Johan van der Poort, die d'eerfte tyding aan DonFrancifco de Toledo, Marquis de Villa Franca, Viceroy van Sicilië, braght, werdt daar over befchonken met een goude keeten, ter waarde van duizendt gulden. Dien zeiven dagh werdt de Heer de Ruiter van al de Grooten, die zich daar vonden, begroet, die hy ook'snaamiddaghs op de galeyen bezocht,en bedankte : ook quam d'Onderkoning op den avondt hem in'perfoon aan zyn boordt, met grootbetoogh van genegentheit en hooghachting, < verwellekoomen. Hy gaf terftondt ordre dat1 zich al de Kapiteinen van water en andre behoeften zouden voorzien, en begaf zich den eenentwintighiten aan landt, by den Onderkoning, daar hy met groote heusheit, onder 't loden van 't gefchut van de fladt en 't kafteel , werdt ontfangen. Met den Onderkoning fpreekende, verzocht hy, dat's Landts 2 vloot te water, en de Viceroy te lande, zon-d der uitftel, den vyanden alle afbreuk zouden r. poogen te doen: en dat de Prins van Montefarchio,die by verftondt dat met desKonino-s zeevloot in de baay van Palermo lagh, terftondt by hem zou koomen , was 't niet met de negen fcheepen, die hy by zich haddc, 't waar dan met de gereede, al waar 't Hechts vier of vyf, op dat hy iemant van de Spaanlche Opperhoofden by zich moght hebben. J\aa dn gefprek weer n*ar boordt vaarende, werdt l6?5- Groote vreughde 'iver de Ruiters komft. Fly wordt 'anden Virerov ver» rellelïomt. ao Dcc. Zyn veroek aan en Vice>y. Bi Dec.  &75- Hy zendt iweefcheepen en een i'naauw in zee,om op devyanden te kruiflen, Men cntfanghttwee brieven van Hongarifche Predikanten, te i Napels op ■ de galeyen ] zittende. ( I I j Hun ver-1 zoek. ] 1 DeRuiter J neemt hun 1 zaak ter herten. \ c I ioS , Het LEVEN van den werdt al 't gefchut van de ftadt en 't kafteel weêr t'zyncr eere los gebrandt. Ter zeiver tydt zondt hy de Kapiteinen Meegang en Uitterwyk, met den Kommandeur Wybrant Barentszoon, om twee daagen dwars buiten de baay en kaap van Melaffo, zes mylen t'zeewaart in, te kruiflen; trachtende alle vyandtlyke fcheepen te veroveren, en ook alle andre vaartuigen, inzonderheit die met eenige levensmiddelen moghten geladen zyn, op te brengen : want hy wift dat 'er groot gebrek binnen Meffina was. Ten tyde dat 's Landts idoot in de baay van Melaffo aanquam, onting Thcodorus Wefthovius, Predikant op de fluiters fchip , twee Latynfche brieven van \Tapels, gefchreeven uit den naame van etlyce Hongarifche Predikanten; te kennen geiende, dat ze, drieëntwintig in getaale, aleen ter zaake van den Godtsdienft, te Napels )p de galeyen zaaten, cn als flaven werden >'ehandelt, en dat noch drie van hunne ampt^enooten op de Spaanfche galeyen in Sicilië n gelyke ellende waaren opgeflooten , met reelc bewecghlyke reedenen aan hem verzoekende, dat hy medelyden met hun wilde heb>en, hunnen noodt den Heere de Ruiter 'oordraagen, en hunne verloffing bewerken. )e Heer de Ruiter , hunne bcede verftaan icbbende, nam, volgens zyn meedoogenden ardt, terflondt hunne zaak ter herten, beval :yn Predikant naar de drie, in hun fchryven ;emeldt, in de galeyen te zoeken: maar hy :on niemant vinden. Zy werden geloochent, n voorts naar Napels verzonden. Toen zondt iy zyn Secretaris van der Poort, nevens den Pre-  L. Admiraal DE RUITER. ioc Predikant Wefthovius, aan den Onderkoning van Sicilië, door hen verzoekende, dat zyr Excellentie , ter gunfte van hem, voor die Hungarifche Predikanten aan den Onderkoning van Napels wilde fchryven; op dat ze van hunne banden moghten worden ontflaagen. Hy antwoordde, dat hy, ter liefde van den Admiraal de Ruiter, op zulk eenernftige en krachtige wyze zoude fchryven, als of 't voor zyn eigen broeders geweeft waare. Ook ichreef de Heer de Ruiter met eenen aan den Onderkoning van Napels, ten zeiven einde; en de brieven werden gelykelyk afgezonden. D Onderkoning toonde doorgaans groote irenegentheit tot de Hollanders, en zondt den dneentwïntighften een vcreering van verver-, fching aan de Ruiters boordt, ten behoeve van de gantfche vloot, beftaande in een groot getal yan offen, vaarzen, fchapen, haazen, zuikerbrooden en confituuren. Ten zeiven daage beriep de Heer de Ruiter al de Kapiteinen aan zyn boordt, hen beveelende zich op het eerfte fein vaardig te houden, om zee te kiezen. Hy hadt toen ook de Generaaien der galeyen aan boordt, en deedt aan hunv vcrfcheide voorilaagen, om iet op Meffina tev water en tc lande t'onderneemen: doch zy* zeiden , dat ze ten aanzien van 't krygsvolk^ te lande geen befluit konden neemen ,-dat? zulks aan den Onderkoning ftondt. Hy zondt a daar op noch naa de middagh den Schoutby- . nacht Verfchoor, den Kapitein Berkhout, « üeir Graaf van Styrum, nevens Zyn Secreta- an ns van der Poort, in de ftadt, om met den * Underkonmg tovmveegen en ^overleggen, va wat ^75- Ververcbingaanie Ri/icers joordt gelonden. 33 Dcc. Hy doet erfcheide oorfla- 2n,omiec gens tefffia onder- 'e'méjil 'yn bendingn denOnrkoningn Sicilië,  1^75- 2 3 Dec. Beraadt Aanging en verzoek. Tyding van de Haans komfte te Palermo. ■J- 22 Dec. ia+Dec. Ho Het LEVEN van den wat nu niet 's Landts vloot ten fpoedighfïê behoorde en mocll ondernoomen worden: en met eenen fterk aan te houden, ten einde, dat men 's Landts vloot zoo veel Spaanfche Koningklyke oorlogfchecpenen galeyen als moogelyk was zou toevoegen,om te meerfchriks te maaken, indien hun een groote vyandtlyke maght ter zee quam t'ontmoeten. Dit werdt met de krachtighfte beweeghredenen voorgeftelt, en aangeweezen van hoe groeten gewicht en noodtzaaklykheit dit was. Ook verhaalden zy wat voorflaagen dat de Heer de Ruiter aan de Generaalen der galeyen hadt gedaan, tot afbreuk der wederfpannigeMeffinezen. Men overwoog de zaak en de redenen, zonder dat d'Onderkoning daar eenigh befluit op nam, voor ontrent het einde der maandt, en van 't jaar. Midlerwyl werden de fcheepen, die by den Viceadmiraal de Haan waaren, met groot verlangen verwacht. Naa den middagh braghtdeKommandeur Wybrant Barentszoon een Engelfch fchip in de baay van Melaffo, met tarw gelaaden, koomende uit de golf van Venetië, en willende, zoo de Schipper zeidc , naar Genua: doch 't fchip was vier mylen van 't eilandeken Stromboli door den KapiteinMeegang aangehaalt. Toen verftondt men uit eenig vaartuigh van Palermo, dat de Viceadmiraal de Haan daar's daags te vooren f met elf fcheepen was aangekoomen. Den volgenden dagh j quaamen de Kapiteinen Meegang enUitterwyk weer in de baay, en de Kapiteinen Graaf van Styrum, Jan van Abkoude, en Joris Andringa, ende Kommandeurs Wilmerdonk, en Walop, werden  L. Admiraal DE RUITER. ui den vyeer gezonden om insgelyks ontrent Stromboli, en de kaap Lanbrone af en aan, den tydt van drie daagen te kruiflen, en, eenige merkelyke vyandtlyke maght gewaar wordende op 's Landts vloot te wyken. Ter zeiver tydt ontfing de Heer de Ruiter een brief van Don Andrea d'Avola, Prins van Montelarcnio, den tweeëntwintighflen gefchreeven, waar by hy, in plaats van volgens de kuiters verzoek zich met de Spaanfche fcheepen naar Melaffo te begeeven, hem riedt, dat ny met s Landts vloot naar Palermo zou komen, dewyl 'er in 't gcheele eilandt geen verzeckerder haven was; ten aanzien van de hermaakte moulje. Doch de Heer de Ruiter kon zyn raadt niet goedtvinden: wantMelaso iagh yeel naarder aan Meffina , daar de krygshandehngen meeft ftonden voor te valen, dan Palermo, dat meer dan honderdtentwintig Itafoanfehe , of dertigh Duitfche mylcn, naar t Weften van Melaffo af lagh. Dies zou men met naar Palermo te zeilen, en van daar weer naar Melaffo te keeren, veel tydts vruchteloos hebben gefpilt. Den vyfentwintighften zondt de Heer de Ruiter den Kommandeur Verfchoor, den Kapitein Berkhout, en zyn Secretaris van der Poort, om met den Onderkoning- van zynent weegen te fpreeken: doch zy konden, wegens de drukke plechtigheden van t hooge Kersfeeil, geen gehoor krygen. Daarna beval d'Onderkoning den Pnns van Montefarchio, met een brief, dat d hy met zyn fcheepen naar Melaffo zoude koo-1 rnen, en zich by de Hollandtfche vloot voe-h gen. Doch de Prins fchreef hem tot antwoordt, ï De Prins vanMi.ntefarchioraadt de Ruicer dat hy zich met 'g Landts vloot naar Parlermo sou begeeven. ....> oJÉ Des On- -rkonings ;vel aan lontefarlio.  Zyn . i woordt. Zyn fchryven aan df Ruiter. 5 Nov. 112 Het LEVEN van den wöordc, 't welk op Kcrsdagh was geteekcnt, dat hy zyn begeerte zoude nakoomen, en zich tot het vertrek gereedt maaken: maar met eene verzocht hy , dat zyn Excellentie ten dien einde aan de Bewindtsluiden te Palermo ordre geliefde te geeven, om hem te helpen aan V geen hy noodtzaaklyk van doen hadt, te veeten, zeilen en touwen, en dat men zeeker fchip, met die behoefte geladen, hem op 't fpoedighfte zoude toezenden. Voorts gafhy te kennen, dat hy, vertrekkende, niet naar Melaffo behoorde te koomen, maar dat men, buiten 't eilandt om zeilende , van d'andre zyde dcn 'vyandt, die men verftondt dat van Meffina vertrokken was, moeft tegen koomen en aantallen. Aan den Heer de Ruiter fchreef hy ter zeiver tydt, dat het hem niet geraaden dacht des Onderkonings ordre naa te .koomen, om de tweede ramp niet aan den tooren van de Faro onderworpen te zyn; dewyl het inkoomen daar zeer moeilyk en bezwdarlyk was. Hy zagh op d'enge ftraat, of doorvaart, tuffchen Sicilië en Italië, die men, van Melaflb naar Meffina willende , moeft doorzeilen : daar hy, niet lang gelecden, door ftorm, eenige fcheepen hadt verloeren. Dees brieven quaamen den achtentwintighflen ter handen: en dus verflect men den tydt van doen met woorden : ook kon men uit het fchryven aan den Onderkoning wel afneemen , dat de Spaanfche fcheepen noch ongereedt waaren;dewyl 'er zeilen cn touwen ontbraaken. Hier quam noch by, dat Montefarchio, zelfs achterblyvende , ook den Viceadmiraal de Haan met 's Landts fcheepen, die te Palermo laagen  L. Admiraal DE RUITER. U3 ophielde, waar door de Hollandtfche vloot met in flaat was om iet van belangronderneemen of te werk te Rellen. Doch hy verzocht in zyn brief aan den Heer de Ruiter, dat hy hem zyne meening zou laaten weeten, die hy flip beloofde te zullen volgen. Daar byvoegende, dat hy zyne ervaarentheit zeer 'hoogh achtte, en zekerder en y aft er hieldt te zyn dan de zynen, tot dienft van zynen Koning: en dat hy, zoo haaft ah V moogelyk was, zyn groot verlangen, om onder de^befcherming van zoo groot een Generaalten oorlogh te moogen dienen, verhoopte te voldoen. De Heer deRuitcr hadt aan den Viceadmiraal de Haan gefchreeven, dat hy zonder cenig uitflel zich op het allerfpoedighfle met 's Landts fcheepen, die by hem waaren , naar de baay van Melaffo zou begeevenren nu verflaande uit zyn fchryven, dat hy door den Prins van Montefarchio (die ook door een brief was verzocht s Landts fcheepen te laaten vertrekken) werde opgehouden, fchreef hem nochmaalsmetden zeiven boode die 'sPrinfTcn brieven hadt overgebraght, dat hy zyne reize, zonder ergens naa te wachten, zoude vorderen. Doch op „g den zelvcn dagh dat dien brief afging, ginode Haan onder zeil. Midlerwyl zondt de ,0 Heer de Ruiter zynen Secretaris van derPoort ' naar de fladt, om by den Onderkoning aan te houden, ten einde dat hy eenigh befluit naame op de voorflaagen door hem, deRuitcr, en van zynent wegen meermaalen gedaan , «rekkende om iet tegens Meffina aan te vangen. Daar op bewillighde eindelyk d'Onderkoning, dat de L. Admiraal het Faro, of V. Deel. H naauw 1675, "Jtc. ~>ec,  De Viceai miraal de Haan kon met elf fcheepen \ Melalïb. i Ian, Viceadmiraal de Haan. -- Gouda. Kapit. Gillis Sebey. — Effen. Jan de Jong. - - De Provincie van Vitrecht. JakobWillemszoonBroeder. — De viaakendeKraan. Kornelis Tyloos. - - De waaiende Boey. Kornelis van. der Zaan. — Edam. Jan Noirot. -- -- 'TGroenwyf. Snaauwen. Willem Knyf. ~ „ Rouaan. JuriaanMaak. -- DcRoos. Be- 114 Het LEVEN van den naauw van Meffina, met 's Landts vloot zotf door zeilen, om aan de Zuidtzyde van 't eilandt , tuffchen den kaap del Arme, en den kaap de laMolina, te kruiflen, en die van Meffina en Augufta (welke lefte fladt de Franfchcn in de maandt van Auguftus hadden verovert) alle toevoer af te fnyden. Inmiddels nam zyn Excellentie aan ordre te ftellen, dat de Spaanfche fcheepen, binnen Palermo leggende, op het fpoedighfte gcreedt gemaakt zouden worden, en beval dat het Spaanfch oorlogfchip, genoemt Noflra Signora del Rofario,op hebbende vyftig fhikken en driehonderdt man, en gevoert wordende by den Kapitein Mattheus de Laye, zich by 's Landts vlagge zou voegen, en dan noch negen galeyen, onder Don Beltran de Guevarra, Luitenant en Gouverneur Generaal over de Napelfche galeyen. Dit was al de hulp die de Spaanfchen te dier l.tydt verfchaften. Den volgenden dagh , den leften van 't jaar, quam de Viceadmiraal de t Haan met elf fcheepen in 't gezicht van Meelafio, cn den eerften dagh van.Januarius des jaars mdclxxvi in de baay der zelve fladt behouden ten anker, te weeten, met de volgende fcheepen:  L. Admiraal DE RUITER. u$ . Behiieftfclieepen. *<-rm AdnnanvanEfcb. - De witte Tafib. I075» M'bStadtlander. -- - De zwart e Tafcb. Twee van deeze fcheepen , gevoert wordende door de Kapiteinen Schey en Noiroc waaren, door ordre van den Heer de Ruiter, van Calari naar Napels gezonden , om den Viceadmiraal de Haan op te zoeken, en d'andre negen waaren met de Haan, buiten ordre, naar Napels, en in geen zeven weeken by de vlagge geweeil: tot geen kleen gevaar van s Landts vloot, die ondertufTchen, inzonderheit in 't naaderen van Sicilië , een quaade ontmoeting van veel grooter zeemaght der vyanden onderworpen was, en in zulk een gevalle, door 't milTen van zoo veel hulps, groote fchade hadt konnenlyden. De Viceadmiraal de Haan braght verfcheide klaghten en fmeekbrieven van de Hongarifche Predikanten, boven gemeldt, van Napels, dien hy den Heere de Ruiter ter handt ftclde, als ook een briefen refolutie derHeeren Staaten Generaal , hun aangaande gefchreeven en genoomen, met de bylaagen,en een brief van den Heere Abraham Malapart, Refident tot Frankfort, te Bazel gefchreeven: welke Hukken en fchriften hier worden ingevoeght; op dat men de gelegentheit der gantfche zaake , en d'ellende van die ongelukkige Predikanten, te klaarder zou konnen zien. Ha De  Brief det Heeren StaatenGeneraal aan de Ruiter. Refolutie van hunne Hoog. Moog.aangaande de Hongarifche Predi kanten, te Napels op de Spaanfche ga. 116 Het LEVEN van dest De Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Edele, Geftrenge, vroome, lieve getrouwe , WSt wy hebben gerefolveert aangaande de gevangene Hongarifche Predikanten, zult UE. hebben te verneemen uit de hier achteraanvolgende refolutie, huiden in onze vergaderinge genoomen, waar naar U E. zich zult hebben te reguleren: ende ons daar toe verlatende,. beveelen U E. in Godes heilige protectie. In den Hage, den n November 1675. Ter ordonnantie van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal. Extracl uit het regifter derrefolutienvan de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Lunte, den 11 November 1675. Ontfangen een miffive van den Re/ident Hamel Bruinincx, gefchreeven tot Weenen, den 27 Oclober leftleden , geaddreffeert aan den Griffier Fagel, houdende een korte deductie van V geene hy Re/ident in de zaake van de Hongarifche Predikanten hadde gedaan ende verricht. Waar op gedelibereert zynde, is goedtgevonden en ver/laan , dat copye van de voorfchreeve miffive ge/lelt zal werden in handen van de Heeren van H eukelom, ende ander haar  L. Admiraal DE RUITER. n7 haar Hoog. Moog. Gedeputeerden tot de buitenlandtfche zaaken, om te yifit eren, examineren, de retroa&a naa te zien, ende van alles alhier ter vergaderinge rapport te doen: dat voorts extra® uit de voorfchreeve miffive, mitsgaders copye van de miffive van den voornoemden Refident Hamel Bruynincx gefchreeven tot ÏVe enen, den 22 September leflleden, in de notulen van den 4 O&ober leflleden breeder vermeldt , als mede copye van de miffive van den Refident Malapert, gefchreeven tot Bazel, den 19 Oblober leflleden, en inde no>Men_ van den 30 der voorfchreeve maandt gementioneert, beide het voorfchreeve fubiett concernerende, zal werden gezonden aan den L. •Admiraal de Ruiter, om daar uit den miferabelen ende droeyigen flaat der Hongarifche Predikanten te konnen afnemen, ende dat de zelve daar nevens zal werden aangefchreeven, alle bedenkelyke en meeft krachtige devoirenen goede officien by den Heere Prinfe de MonteJ ar duo, commanderende de Spaanfche galeyen, ende alomme daar zulks van vrucht zal weezen, onophoudentlyh aan te wenden, teneinde de voorfchreeve Hongarifche Predikanten van de galeyen verloft, ende in volkoomenvryheit geflelt moogen werden , zonder daar van eemghzints in gebreeke te blyven, geconfidereert haar Hoog. Moog. de voorfchreeve zaake ter harten gaat, ende ten hooghflen ernfl is, ook haar Hoog. Moog. berichtende, wat by hem deezen aangaande zal weezen geëfe&ueert : ende zal den gefchreeven brief aan den voornoemden L. Admiraal, met de bylagen van dien , gezonden werden aan den Konful van H 3 Da- ^75leven ge» rangen.  Brief van den Refi dentHam?l Bruinincx san de Heeren Staaten, Generaal, 118 Het LEVEN van den Dalen tot Napels, met lafi en ordre, om den zeiven ten fpoedighften op de bcquaamjle ende zeekerfte tnaniere den voornoemden L. Admiraal de Ruiter toe te zenden. E. VAN BOOTSMA. Vt. Accordeert met het voorfchreeve regifler. H. FAGEL. Hoog. Moog. Heeren. Myne Heeren. Ik kan niet onderlaaten U Hoog. Moog. op V ferieufte en kraghüghfle te verzoeken , ende te bidden om Chrifli wille, haare bermhertige reflexien te nemen op den miferablen toeflandt van de arme bedroefde en vervolghde Predikanten in Hongarien, die haaren toevlucht tot U Hoog. Moog. met haar verzoek ende fmeekfchriften hebben genoomen, en ie myne voorfpraak by de zelve hebben verzocht, l,en einde zy van haare banden en favernye ,die zy in de gevangeniffe, en op de Napeljche ende andere galeyen lyden en uitftaan moeten , moogen werden ver/ofl." Het zal U Hoog. Moog. noch wel indachtigh zyn, hoe dat de zelve den Heere Heemskerk en my , een geruimen tydt geleden , gelafi ende bevolen hebben gehadt, voor de Hongarifche Predikanten by zyn Keiztrlyke Majefteit te intercederen ,, ende ook tot dien tinde brieven aan zyn Majefteit toegezonden hebben gehadt ; maar alzoo die geclaufuleert watt-  L. Admiraal DE RUITER. n9 waaren, dat U Hoog. Moog. niet voor de relellen , maar voor den onfchuldigen en onnofelen pretendeerden te intercederen, zoo is men zeer veerdigh geweeji ons te gemoet te voeren, dat zy alle rebellen waaren, volgens haare eigen confejjie, ende de bewyzen, die haar daar van hadden overwonnen: zulks dat wy ons daar door vonden verfieeken van alle hoop, van 't geringhJlc in haar faveur by zyn Keizerlyke Majefteit, die van die opinie vooringenoomen was, te zullen obtineren: het en zy dan dat men haar onfchult aanwees, ende klaar en naakt ontledighde, dat de proceduren in Hongarien tegens de Evangelijche wel haar pretext hadden in 't point van rebellie, maar in der daat alleen aangezien waaren om de Evangelijche Religie in Hongarien te vervolgen en uit te delgen. Dat in 't byzonder de Evangelijche Predikanten aan de gepretendeerde rebellie geenzintsjchuldigh, maar feenemaal onnozel waaren. Dat men zyn Keizerlyke Majefteit by Jub ende opreptie misleyde ende quaalyk informeerde, als of zy de rebellie bekent, ende daar van overwonnen waaren. Maar myn onbequaamheit hier ontrent aanmerkende, zoo in myn zeiven, als door gebrek van volkomene informatie, ende gelegentheit om die te bekoomen, zoo hebbe ik zoo ras met myne voorgenoomen deductie niet vaardig konnen zyn als ik wel geerne gezien ende gewenfcht hadde, ook Jomtydts gedefpereert die ten einde te zullen konnen brengen. Maar door Godts genaade moedt Jcheppende , zoo ben ik zoo verre gekoomen, dat ik U Hoog. Moog. eerftdaaghs myn ieduttie verhoope te zullen konnen toezenden, E 4 «- 1676.  iüo Het LEVEN van den end.' midts deezen dezelve durve verzeekeren, dat U Hoog. Moog. d'onjchult van d'Evangelijche Hongaarijche Predikanten, ende in *t byzonder van de Gereformeerde of Switferfche conjejfie , in haare deliberatien ondertujfchen vry ntoogen Jupponeren , ende haare cenclufien onbefchroomt daar op moogen neemen, om de voorfchreeve arme , bedrukte , beroofde, veryolghde , onnozele en onfchuldige Predikanten door d'uitterfle vigeur te verloffen, en ook tebefchermen, is >t noot, naar dat alle minneiyke , matige ende zedige intercejfie ende interpellatie met zouden moogen helpen, by aldien dt vergaaderbige daar toe zoude konnen verftaan. Ik geeve U Hoog. Moog. onderdaanigh te beden ken, of myn gedachten met bequaamelyk met hoop van Jucces in 't werk zouden konnen ende dienen te worden gejlelt, namentlyk, dat haar Hoog. Moog. hier te Hoof, ende aan 'f Hof te Madrid, nejfens brieven aan de refpeciive Ma. jejleiten, op 't vriendelykjle, en niet min Jeneujle en krachtighfie, zouden verzoeken endoen negotiëren , dat men alle noch gevangene en verzonde Gereformeerde Predikanten op de galeyen herwaarts en derwaarts in haare handen zoude willen overgeeven, om in en onder haar en Staat zoo lange te moogen verblyven, tot dat zyn Key. zerlyke Majejleh haare onfchult aangeweezen zoude zyn, alzoo hier door de Predikanten, by provijie, uit de banden en yzers, elende en flavemye, zouden werden verlofi, daar 't anderZints zeer langhzaam mede toe zal gaan, ende veele geen einde van zullen zien als met de doodt; elzoo ook op dit fondament 9 en de/ze vertroo- Jlin-  L. Admiraal DE RUITER. isi fiinge , met d'aanwyzinge van haar onfchult voortgegaan zoude konnen worden, ende door dien den Staat daar door geen bezwaarni/fe anders gegeeven of veroorzaakt zal werden, als die de bannhertige ende vroome harten vrywiiligh met vreughde en zeer geerne zullen draagen, volgens de ordre en omzicht daar'ontrent te berdamen : behalven dat II Hoog. Moog. hier door een aangcnaame ojferhande aan Godt en onzen Heilandt en Zalighmaaker Jefu Chrïfto, (die haar zoo genaadighlyk uit de jonghfte dreigende gevaar en hebben verlofi) tot tropjl, blydtfchap en verquikking van dlngewanden aller geloovigen, ende verflerkinge van de dwalende fchaapen Chrijli in Ungaren, zonder tydelyken Harder en Opziender, ook zonder twyffel tot vermeerdering van Godts gcnaadigen zegen over der zeiver gantfchen Staat, ende allen en een ieder ingezeten in 't bezonder, zullen koomen te bewyzen. Godt beweege Ü Hoog. Moog. barmhertige herten tot mededoogentheit over de voorfchreeve benaauwde , bedroefde , bekommerde en vervolghde herten, van welkers benaautheit ende dfoefheit ik een waarachtigh getuige ben voor Godt mynen vader ende Zaligmaaker Jefu Chrijlo, voor dewelke ik ook getuigenijfe geeve haar er onfchult, naar een ryp ende alle moogelyk onderzoek in oprechtigheit mynes geloofs ende gewijfe , waar van ik U Hoog. Moog. met .den eerjlen breeder zal verzeekeren, door een pertinente communicatie van myne ondervindinge en arbeit. Hier mede Hoog. Moog. Heeren, £ff. Wcenen, den 22 September 167^. Geteekenc, HAMEL BRUININCX H 5 WeL 1676.  1676. Brief van denRefident Hamel Bruinincx aan den Griflier H, Fagel. 5 5 5: las Het LEVEN van den Weledele, Geftrenge Heer, „ Den 24 deezes heb ik den Heer Hofcan„ celier ovcrgelevert myne deduclie , aan„ gaande de Predikanten in Hongarien, met „ verzoek, om dieteleezen, ende zyn Kei„ zerlyke Majefteit te behandigen. ZynEx„ cellentie heeft my het leezen verfprooken, „ doch het overleveren niet. Ik prefumere „ dat hy het eerft heeft willen leezen, eer „ hy het overleveren op zich heeft willen „ neemen, daar ik hem geen ongelyk in kan „ geeven. Ik hebbe hem ook bekent ge„ maakt, dat ik een brief van haar Hoog. „ Moog. hebbe aan zyn Keizerlyke Maje„ fteit, over het fubjecl van de Predikanten „ in Hongarien, doch dat die wat out van „ datum is, door dien ik het overleveren „ hebbe gediffereert gehadt, tot dat ik my „ over de onfchult of fchult der Predikanten „ hadde geinformeert, volgens de ordre van „ haar Hoog. Moog. dewyl haare intentie „ niet cn was, noch als noch is, voor den „ fchuldigen aan de rebellie te intercederen, „ maar voor de ontfchuldige. Dit informc,„ ren heb ik hooghnoodigh geacht, om d'in„ terceffie van haar Hoog. Moog. niet alleen „ kracht te doen hebben , maar ook den „ quaadtwilligen alle middelen te benemen ,, van haar Hoog.'Moog. interceffie, zoowel , als die van alle andere Koningen,Chur- cn , Vorften te illuderen, door het voorgeeven , van dat de Hongaren rebellen waaren, om , een ieder daar meede af te fpyzen, gelyk , zy den Heer Ambafladeur Oxenftiern, en „ al-  L. Admiraal DE RUITER. 123 „ alle andere Deenfche, Brandenburghfche, „ Lunenburghfche, &c. Minifters de facto „ daar mede afgefpyit hebben. Derhalven, „ dewyle de Minifters, die ik d'ordre van „ haar Hoog. Moog. ende daar benevens der „ zeiver modeftie bekent maakte, in plaats „ van haar daar door te beweegen, om de „ befchuldigingh der Predikanten naaukeu„ righ te onderzoeken, en de bewyzen, te„ gens haar overgelevert, met een onparty„ digh oordeel te examineren , de maniere „ van procederen, tegens haar gehouden,en „ de allegatien der Predikanten voor haaron„ fchult wel in acht te neemen en te over„ weegen, zich datelyk ende prompt, gelyk „ als met de uiterife afTeurantie, bedienden „ van de zelve antwoordt, dat de Predikan„ ten rebellen waaren, niet tegenitaandenoch „ d'een noch d'ander het proces tegens de „ Hongaren noch geleezen, noch gezien „ hadde , gelyk zy zelfs daar naar genoegh „ doen blyken ende bekent hebben, zoo „ hebbe ik my , om myn confeientie ende „ plicht voor Godt, U Hoog. Moog. myn „ medegeloovigen , ende alle goede Chris„ tenen genoegh te doen, verobligeert ge„ vonden de handt aan 't werk te flaan, ende „ de fchult of onfchult der Predikanten tc *• examineren , niet tegenftaande my dit in „ den beginne uit verfcheide redenen ende „ reflexien zeer zwaar voorquam, en onder ■h de handt onmoogelyk fcheen; doch Godt zy gelooft, dat hy my de genaade gedaan „ heeft, dat ik het werk ('t geen ik hoope j, dat hy door een gelukkige uitkomfie, ende „ ver-  r. n. 124 Het LEVEN van den „ verloffinge van de armen en bedrukten, „ vervoighden en benaauwden , verder zal „ zegenen) zoodaanigh uitgewerkt hebbe, „ dat ik vertrouwe, dat de onfchult der on„ nozelen zonneklaar aan den daghgebraght, ,, en de waarheit, die in ongerechtigheiton„ dergehouden wierde, naakt ontdekt is ge„ worden: waaromme ik den titul aan 'twerk „ te recht gegeeven meine te hebben, Veri„ tas & innocentia nuda & confpicua. De „ waarheit en onnozelheit naakt en klaar ont„ dekt. „ De pointen, daar by gcdediceert, zyn „' in 't gros deeze vier. Voor eerft, Amicam „ D. D. Ordd. Fcederati Belgii intercejfionem j, pro innocentibus Pradicantibus in Hunga„ ria, nihil Regii derogare juris: Dat de ,, vriendelyke interceffie van de Heeren Staa„ ten der vereenighde Nederlanden voor d'on- fchuldige Predikanten in Hongarie hetKo„ ningklyk recht niet benaadeelt. Omme „ voort te bouwen, ende om verre te wer„ pen het bedrieghlyk pretext van zommi„ gen, als dat deeze interceffie een onlyde,, lyke indraght was van vremde in.de dome,, fticque affairen van zyn Majefteit, omme „ haar Hoog. Moog. en aller andere interces- fien daar door verhaat te maaken. ,, Ten tweeden, Perfecutionem Religionis ,, omnem, prcecipuè in Hungarïa, ter ris h6* Het LEVEN van den ' „ haar Hoog. Moog. interceffie tehoopen, „ ende mitsdien van mynen plicht geacht, „ deeze prejudicie uit des Keizers gemoedt ,, wegh te neemen, door de demonfiratie van „ 't voorfchreeve tweede point, op hoope, „ dat noch eenige vroome zielen onder de ,, Roomfche Gcefielykheit gevonden zullen ,, worden , die deeze demonfiratie of in 't „ geheel, of ten deele, als dat het niet ver,, volgen in allen gevalle het zeekerfl is voor „ des Keizers zalighéit, zullen byftemmen ende feconderen, voornaamentlyk dat Godt ,, de zelve zal koomen te zegenen door zyne „ oneindige wysheit ende moogentheit,waar „ door hy alles regeert ende befliert , ten „ beflen van zyne geloovigen, ende hetpoo,, gen en trachten van den onvermoogencn „ cn zwakken met een goede uitkomile ze,, gent ende kroont, op dat hem d'eere zy, ,, de welke hem toekomt ende blyven zal in ,, eeuwigheit. „ Ten derden , Pofonienfis judicii proees,, f'um, non rebellionis, fed Religionis Evan„ gelicte , non rebellium , fed Predicantium „ meram perfecutionem effe, atque fub & ob,, reptionibus optimum falli Principem: Dat „ het vonnis van Presburg een loutere ver,, volging is , niet over oproer, maar om ,, d'Evangelifche Religie, niet tegens oproc,, rigen , maar tegens Predikanten, en dat ,, de goede Vorfl met bedekte flreeken wordt „ misleidt. Omme daar door wegh te nee„ men de prejuditie waar mede den Keizer „ zoodanigh is inge'noomen geworden, dat „ die gelooflyk bezwaarlyk weghgenoomen „ zoude konnen worden, het en zy dan dat „ men  L. Admiraal DE RUITER. ïz? „ men ondernam zyn Majefteit naakt enklaar „ aan te wyzen, Non rebellionem fedReligio4, nem Pofonienfï in Hungaria peti judicio : ,, Dat met het vonnis van Presburg in Hon„ garic niet het oproer maar de Religie wierdt „ vervolght: ende dat op de zelve hoop, als „ op het tweede aangeroert is. „ Ten vierden, Non conviclos yerum inno„ centos effe Pradicantes Evangelicos in Hun„ garia, quotquot Anno 1674. ad purgandam ,, tuendamque innocentiam, citationi paren,, dé, ad Pofonienfe comparnere judicium, ac „ proindè iniquijjïme adReverfalium fubferip„ tionem urgeri Prctdicantes : Dat d'Evan„ gelifche Predikanten in Hongarie, die irt „ 't jaar 1674, om zich zelve te zuiveren, en „ hun onfchuldt te toonen, de daghvaarding „ gehoorzaamende , voor 't Gerecht van „ Presburgh zyn verfcheenen, van geen mis„ daadt overwonnen, maar onfchuldig zyn; „ en dat daarom de Predikanten met groot „ onrecht tot het ondertekenen der Renvcr„ falen worden gedrongen. Ommedcvoor„ naamfle prejudicie wegh te neemen, waar „ mede het gemoedt van zyn KeizerlykeMa„ jefteit ingenoomen ende belegert wordt, ,, als dat de Hongarifche Predikanten fchul„ digh zyn aan de groote misdaadt van we„ derfpannighcit en hoogh verraadt tegens „ de Koninklyke achtbaarheit,ende 't geene „ den quaadtwilligen of ongenegenen diende „ om alle interceffie te illudcren , dewyle „ een ieder de modeftie gebruikt van te ver,, klaaren, dat zy niet en intercedeerdenvoor „ den fchuldigcn aan hoogh verraadt of re- „ bel- 1676. IV.  1676. .128 Het LEVEN van mn „ bellie , maar voor den onfchuldigen aa'ri „ die misdaadt: als meede om de replicque, „ die gegeeven wierdt op d'antwoordt, Vari „ dat het niet genoegh was iemantvan rebel„ lie te befchuldigen, maar dat men den be,, fchuldighden van de misdaadt wettelyk „ moefte overtuigen , uit den wegh te rui„ men, daar inne bcftaande, dat alle de Pre„ dikanten vair de misdaadt overwonnen waa„ ren. ,, Ik hebbe in de gemelde deduftie bezon„ derlyk de Chriftelyke zeedigheit ende mo„ deftie, tegens zyn Majefteit voornaament„ lyk, ende ook tegens de hooge Minifters, „ zoodaanigh in acht genoomen, dat ik niet ,, en meine dat iemant zich daar ontrent over „ eenigh exces met reden zal konnen beklaa„ gen. Want alhoewel ik eenige dryvers en„ de voornaamfte authenrs van deeze vervol,, ginge in Hongarien niet hebbe verfchoont, „ zoo heeft de waarheit dat van my gevor„ derdt, op dat die bekent moghten wer,, den, ende de fchult niet gegeeven wierde „ aan de zachtmoedige, hoewel ik voor my „ niet en twyffele of de politique fchuilen „ onder deeze vervolginge met de Geeftely„ ke dryvers onder een dekmantel, ende hel„ pen malkander de handen waffchen: die, „ om een abfolute heerfchappye, onder ver„ nietinge van de Hongarifche voorrechten, „ als hinderpaalen aan het voorhebben, in „ Hongarien in te voeren: deeze, om haar „ geeftelyke maght door het gantfche Ko,, ninkryk over alle zielen en perfoonen te „ verbreiden , tot gelyke verzadigingh van „ haar  L. Admiraal DE RUITER. i2$> „ haar gierighek en geeilelykeheerfchzucht, „ Zulks dar alle 't geene in Hongarien om„ gaat tegenwoordigh , ende 't geene een „ tydt herwaarts gefchiet is, niet anders is „ als een procedure, die ex retroablis hervat „ wordt, zoo dat mifTchien iemant niet ver,, re van de waarheit zoude dwaalen, die in „ 't generaal zoude willen ftellen , Honga„ ros rebelles non fuiffe , fed. faclos effe, vel „ expugnata quorundam tandem patiënt ia, ,, vel jalfa rebellionis imputatione : Dat de „ Hongaren geen rebellen zyn geweefr,maar ,, dat ze 't zyn gemaakt: of dat zommigen ,, van hun, door de valfche opdichting van „ rebelly, ten lellen hun geduldt verlooren. ,, Nademaal dit myn voorfchreeve zeggen „ zyn patrocinium vindt, niet alleen by vee,, le vroome Roomsgezinde, zoo in Honga,, rie, als in d'andere Erflanden , gelyk ik „ daar van een medegetuige ben, neffensan„ deren , die dat dikwils ende rondt uit van ,, haar hebben hooren bekennen , maarvoor„ naamentlyk by Paulus Prafecins Epifcopus ,, Preemiflienfis in Polonia, in zyn Chronica ,, geftorum in Europa ad Annum 1604: Pau„ lus Prafcecius, Biflchop van Przemyfl of „ Premiflavo, in Poolen, in zyn Kronyk van „ de gefchiedeniflen in Europa tot het jaar „ 1604. voorgevallen: alwaar hy deeze lees„ waardige woorden heeft over d'oorzaake, „ waaromme de Hongaren te dier tydt van „ den Keifer afvielen. Daarna begon ook „ de trouw van 't Hongarifch Ryk, ten aan,, zien van den Keifer, te waggelen, en dat „ des te lichter, om dat al die volken nu al V. Deel. I „ een 1676. Zie ook Tbuan. Hifi lib. '33- P1167.1168. Dit was in 't Latyn, maar word hier vertaalt tUS' feben ingtt voegbt.  1676. i30 Het LEVEN van den ,, een langen tydt:, door de bittere veronge„ lykingen, met de welke zy onder zyn re„ geering geduurighlyk werden geplaaght, „ waaren ontroert. Want de Keifer vergaf „ al de befte landtvooghdyen en waardighe„ den, zoo wel krygs- als rechterampten, ,, niet aan ingeboore Hongaren, gelyk by, „ uit kracht van zyn eedt, gehouden was, „ maar aan uitheemfche Duitfchen. D'edel„ ftemaaghden, die veel huwlyksgoedt had„ den, konden niet dan met des Keifers be„ williging trouwen: en, in hun ten huwlyk „ te befteeden, helde des Keizers gunft al„ tydts aan de zyde der Duitfchen. Indien „ iemant veel erfgoedt bezat, met hem een „ kleen lak van ontrouw op te leggen , wicr„ den zyne goederen verbeurt gemaakt, en „ de zelve goederen werden niet aan andre „ getrouwer Hongaren, maar aan Duitfchen „ overgelevert. Op dat de Duitfchen in „ 't kort, onder den tytel van huwlyksgoedt, en den naam van verbeurtmaaking, M de vruchtbaarfte akkers, naa't verdryven „ van d'oude Hongarifche landtbouwers, .■ zouden bezitten, en op dat de Hongaren, j, van de Magiftratuure en alle maght vanre„ geering ontbloot, als in een vreemt landt, „ die vreemde Heeren zouden moeten ge"1 hoorzaamen. Ook wierden defchattingen „ niet met bewilliging der Gefpanfchappen, „ maar gelyk het den Keiferfchen Heerfche„ ren luftte , opgeleght. En de Duitfche „ foldaat woedde tegens dat volk, door een „ ingebooren baat, veel meer dan de Turk. „ Maar verfchillende in 't ftuk van de Reli„ gie, hebben ze by dusdaanig een gemee- „ ne  L. Admiraal DE RUITER. 131 „ ne zaak hun eigè gevoeght: meenende dat j, een bequaame gclegentheit zou zyn, om „ hunne zaaken te vernieuwen, en hunne „ vryheden te beveiligen : en inzönderheit ,, waaren ze ontftelt, door het befluit van dé „ Landtsvergaadering, in 't verleeden jaar té Presburg gehouden, by 't Welk het gebruik „ van alle ketterfche fecten in dit Ryk werdt „ verbooden , en den aanhangeren van zoöj, daanige fefte met deftraffederballingfchap j, zwaarlyk gedreight. Hier tegen hebben ze ,, de hooge aantuiging van öngelyk, die in de Galfatifche byeenkomfte wasgeftelt, tot ,, meermaalen vernieuwt, naa dat de Graaf „ van Belgiojofa , Steehouder van Geofg „ Bafta, Keiferlyke Overfte van Caffovia of ,, Cafchaw, hun alle tempelen hadt benóo,, men* en aan een ieder allerlqy oeffeningi ,, ook in 't byzonder,van zyne fefte verboo„ dem En als de Hongaren over zulke Zaa„ ken hun beklagh in 1 Hof Van den Keizer ,, braghten, en dikwils herftelling verzoch„ ten, zoo wierden ze van de Minifters vatt ,, dat Hof, die alle Duitfchen waaren , of „ aan de Duitfchen naauw verbonden, afge,, weezen, en men liet hun nooit toe by deri „ Keifer te koomen, zoo dat ze niet dan een „ droevige weigering t'huis braghten. Het „ verzoek en flot van de voorfchreeve de„ duétie is tot onflaginge van de gevangePre,, dikanten |j herftellinge in de bedienirigë 5, van haar beroep, op de reden van haarön„ fchult, of* Zoo die voor fuffifant voor als j, noch niet aangenoomen konde werden^ tot 5j revifie ende nader examen van het proces I a n t*»  i6y6. Brief \ den Rel dentMa perc. 132 Het LEVEN van den „ tegens de voorfchreeve Predikanten ge„ houden, met de aden, a&itaten en bewy„ zen daar toe gedient hebbende, door on„ partydige Rechters, gefchikte,godtzalige ,, en vroome luiden, uit alle de drie Confes,, fien, in een gelyk getal te deligeren, ende „ by provifie tot herftellinge als voor, onder „ cautie. ,, Ik zal niet onderlaaten de deductie, zoo „ die by my aan den Heer Hofcancelier over„ gegeeven is, haar Hoog. Moog. te laaten ,, toekoomen, hebbende noch al bedenken, „ waaromme ik dat met den poft niet hebbe „ kunnen goedtvinden, hoewel ik zeer wen„ fche, dat haar Hoog. Moog. die tegen„ woordigh hadden , dewyl ik uit de notu,, len gezien hebbe, dat de zelve ontrent die „ materie in deliberatien begrepen zyn, op „ het loflyk aandringen van de Provintie van „ Uitrecht, &c. Waar mede, Weled. „ Geftr. Heer, &c. Weencn, den 27 Oc„ tob. 1675. Geteekent, HAMEL BRUININCX. Hoogh Edele, Geftr. Heer. an Myn Heer, &c. Ik neeme de yrymoedigi- heit van de arme gevangene Hongarifche Prela dikanten, die tot Napels op de galeyen in de uit er ft e miferie en jlavernye leeven, Uw Hoogh Ed. mitsdeezen indachtigh te maaken. Ver- fchei-  L. Admiraal DE RUITER. 133 fcheide droevige en lamentable brieven van deeze onnozele menfchen heb ik, niet zonder traanen, gezien. Op den 5 September refteerden noch tot Napels 27 van 41, die men met de Keiferlyke militie uit Hongaryen gevoert heeft. Zes , van honger , dor ft , ftagen, en door de yzere banden gematteert, en jammerlyk verwondt , heeft men niet langer konnen nafleepen, maar moeten achterlaaten. Twee andere ftokoude luiden, van honger en kommer gefatigueert, hebben den loop har es leevens dicht by Napels geëindight. Drie hebben haar met de vlucht gefalvecrt, en de re ft er ende heeft men (gefchooren en gekleedt nademanierevanMooren en Turkeri) op de galeyen gezet, daar ze in de uïterfte miferie daagelyks de doodt voor oogen zien, ende door de zelve haare verloftinge hoopen , gelyk ook op den 2 Jitly leflleden drie op de galyen dit droevigh leeven met het gelukzalige hebben verwiffelt. Ik werde om Godts barmhertigheit wille verzocht, haar Hoog. Moog. dit alles te remonftreeren, ende de zelve tot prompte en fpoedlge hulpe te bewegen , en verzoeke derhalven U Hoogh Ed. met behoorlyk refpect, deeze zaake, naa zyn bekenden yvet, tot Godts eere te behertigeri. Waar mede, Hoogh Edele, Geftr. Heer,&c. Ba fel, den 19 Oclober 1675: Geteekent, A. MALAPERT. I 3 Hoogh 1676.  Brief var den Refi dent Malapert aan den L. Admiraal de Ruiter. 134 Het LEVEN van den t Hoogh Edele, Goftr, Manhaften Heer, Myn Heer. Onder alle de uitfleekende qua liteiten, waar mede Uwe Hoogh Ed. begaaft is, kan men mei recht den eerpen rangh. geeven den yver tot Godes eere, en tot foulagement van zyn 'kerke, die in deeze werell altydt is militer ende, en niet als in den Hemel, met haaren Zalighmaakcr zal triumpherenin alleeeuwigheit. Deeze conftderatie doet my de vryn\oedigheit neemen, Uwe Hoogh Ed. met behoorlyke eerbiedigheit, te recommanderen een zaake, waar door Uwe Hoogh Ed. niet alleen zyn zeiven, naa de vreeze Godts, die in hem woont, zal konnen voldoen, nemaar ook arme; onnozele Chriflen menfchen verloffen, ende veele Evangclifche en Gereformeerde Gemeenten, Steden en Provinciën verheugen. Om met weinigh woorden de geheele zaake ie remonftreren, zoo is V zulks, dat men zedert eenigen tydt herwaarts in 't Koninkryk van Hongaryen die van onze Gereformeerde, als ook Lui.' terfche Religie , zoodaanigh heeft geperfecur teert, dat het fchynt een befluit te zyn, dezelye feenemaal uit-te roeijen, en inzonderheit., onder pretext van,, rebellie, die eenige quaade menfchen hebben verwekt, alle de Gereformeerde en Luiterfche Predikanten te extermineren. Op den 18 Maart deezes jaars heeft men 41 Predikant en, die volflandigh hebben geweigert de Roomfche Religie aan te neemen, of haare Predikampten neer te leggen , ofte van zelfs haar Vaderlandt te verlaaten, uit de gevankfyenijfe , gebonden, aan de militie (die in de Kei-  L. Admiraal DE RUITER. 135 Keiferlyke Erflanden, ten dienfle van Spanjen geworven, gereet ftondt om naar Napels te 'vertrekken , en van daar tegens Meftftnezen zoude werden geëmployeeri) overgelevert, en de zelve op de lange reis zeer mishandelt. Zes, van honger, dorft, flaagen, en van de yzere landen zeer vermoeit, en erbarmlyk verwondt, heeft men niet langer konnen naafleepen, maar moeten achterlaaten. Twee, door mishandelinge en gebrek van fpyze en drank gefatigueert, hebben den loop haares levens dichte by Napels geëindight. Drie andere hebben haar , tot verwonderinge , alzoo ze quaalyk van vermoeitheit en ellende voort konden, met de vlucht gefalveert. De refterende heeft men, op zyn Turkfch en Moorfch,de hairenenbaarden gefchooren , in vreemde kleederen gefteeken, en op de galeyen gebraght, daar ze een leeven leiden dat erger is als de doodt. Op den 2 July zyn drie daar van in zee zaligh in den Heere geftorven, zoo dat op den 5 September van 41 niet meer als noch 17 over waaren. Het geruchte van alle de miferien, die deeze Dienaaren Godts uit ft aan, geevende getuigenis der waarheit des woordts Godts tot in der doodt, ontfteekt in alle vroome Gereformeerde Ghriftenen een hertelyk medelyden. De Evangelijche Switferfche Cantons betuigen groote liefde voor deeze Geloofsgenooten. In Duitslandt werden kier en daar voor de zelve eenige colletlen gedaan. Ik heb (daar toe by de E-vangelifche Cantons verzocht') haar- Hoog. Moog. daar van verwittight , en met onderdaanighft refpctl verzocht, alles te willen helpen contribueren wat tot yerloflftnge van deeze l 4 on- 1676.  136 Het LEVEN van den onnozele menfchen dienen kan, vertrouwende dat haar Hoog. Moog. in deeze zaake, volgens haare groote liefde voor alle die geene, die om de helydenijjè haares zaligmaakenden geloofs vervolginge lyden , meer zullen doen als men van de zelve verwacht. Maar aangezien de diftantie tuffcheh de vereenighde Nederlanden en Napels, en geconfidereert dat de voorfchreeve repeerende Predikanten miffchien haafl van ellende en miferie moghten vergaan, zoo en heb ik geen tydt willen laaten verhoren gaan, Uw Hoogh Ed. daar van kenniffe te geeven, en met eenen de zelve ootmoedelyk te recommanderen, te meer, alzoo door des zelfs faveur en interceffie haare verhffinge zonder groote moeite kan werden geobtineert van den Viceroy van Napels, die Uw Hoogh Ed. deeze geringe vriendtfchap niet en zal weigeren. Ik laate aan Uw Hoogh Ed. wys oordeel de maniere op de welke haare ontflaaginge zoude konnen werden bevordert, fuflinerende , onder corretlie, dat men zonder groot gerucht te maaken van het ongelyk dat ze lyden alderbefc daar in zoude reüjferen , en verzoekende zeer gedlenflelyk, in cas van fucces, de voorfchreeve Predikanten op zyn onderhebbende fcheepen te willen verdeelen, ofte addrefe te geeven om herwaarts over te koomen, en tot Zurich haare vordere hulpe te haaien. Uw Hoogh Ed. zal hier door, meer en meer den zeegen des Alderhooghften op zyn perfoon en entreprifes doen nederdaaien, en deeze verlofle Dienaaren des Heeren onzes Godts zullen , nevens veele duizenden, haare gebeden voor Uw Hoogh Ed. uitflorten, m zeekerlyk verhoort werden. Ik bidde dien groo*  L. Admiraal DE RUITER. 137 grooten Godt onophoudelyk, Uw Hoogh Ed. en alle zyn a&ien, met alle gewenfchte fuccejf'en te kroenen, en blyve, Hoogh Ed. Geftr. Manhaften Heer, Uw Hoogh Ed. Ootmoedigen en gehoorzaamen Dienaart, Bazel, den 2J A. MALAPERT. " De L. Admiraal de Ruiter deeze brievenen fchriften geleezen hebbende, befloot zyn uite rfte beft voor die Hongarifche gevangene Predikanten te zullen doen, gelyk hy alreedts hadt begonnen, en ftelde terftondt ordre, ten einde, dat door den Marquis de VillaFranca, aan den Marquis de los Velez, Onderkoning van Napels, over hunne zaak moght worden gefchreeven, en om hunne verloiïing aangehouden. Ter zei ver tydt hadt de Heer de Ruiter, die naa de Haans komft niet langer met 's Landts vloot ftil wou blyven leggen, (en door den Onderkoning tyding hadt ontfangen, dat men ontrent Livorno eenige Franfche zeilen meende gezien te hebben) aan zyn r Excellentie door zynen Secretaris laaten wee-is ■ ten , dat hy , met zyn goedt believen , nune voorneemens was, met de vloot d'enghte van'n de Faro te palTeren, en aan de Zuidtzyde van™ 't eilandt op de Franfche fcheepen te kruiften, reen die aan te taften. Hier op antwoordde 1 d'Onderkoning ten zeiven daage met een brief, I 5 dat 1676. 'eRu'ter 'anvoor- 2nienoni aauw 1 deFaro MiTee- Jan.  l6?6. Hy gaat met 's Landts vloot van MelaiTb t'zeil. i'Jan. Ongereedtheitder Spaanfche icheepen. Ordre van alle fcheepen . naar Meffina willende, aan te haaien. Verbodt ; des Ko- j nings van Grootbri- ! tanie. * i . t V 138 Het LEVEN van den dat zyn toeleg tot grooten dienft van zyn Majefteit zou ftrekken, en dat hy aan zyn beleidt en ervaarentheit het uitwerken van V geen hy raadtzaamft zou achtenden dienft van zyn Koning, feenemaal bevoolen liet. Hier op werdt terftondt feiri gedaan, om onder zeil te gaan, en 's Landts vloot lichtte d'ankers , zonder naar den Prins van Montefarchio en de Spaanfche fcheepen te wachten: want die hadden noch gebrek van verfcheide noodtwendigheden ; en de Prins fchreef aan den Heer de Ruiter, dat de fcheepen , die de krygsbehoeften in hadden, te MelafTo door den Onderkoning werden opgehouden. Doch ten zeiven daage zagh meii etlyke fcheepen, door ordre van den Onderkoning, uit Melaffo naar Palermo t'zeil gaan, om de Spaanfche vloot van maften , ftengen , kabels en ankers, en teer, te voorzien. De Heer de Ruiter ftelde zyn koers by de wal langhs naar 't naauw van Farao, dan men kon door ftilte en tegenwindt niet veel vorderen. Hy ontfing noch tenzeK ven daage een brief van den Onderkoning, met ordre, om alle fcheepen en vaartuigen, naar Meffina willende, aan te haaien, en naar Melaffo op te zenden, hebbende tot bylaage een alakkaat van den Koning van Grootbritanje, ?y 't welk zyn Majefteit alle zyne onderdaa- < ien verboodt, eenige foort van byftand of ïulp aan die van Meffina , of eenige andre ' mderzaaten, wederfpannigen van zynKathoyke Majefteit, te zenden, op peene van getralt te worden naar de wetten, en als verreekers van de vreede tulTchen de tweeKrooen. Dit plakkaat was den zeventienden van Ju-  L. Admiraal DE RUITER. 139 Junius uitgegeeven, en door den Spaanfchen pezant, Don Pedro Ronquillo, naar Madrid, en van daar door den Koning naar Melaffogezonden. Den tweeden van Januariuszaghmen van 'sLandts vloot, dat Spaanfchen enFranfchen te landt met musketten fterk op malkan-1 deren fchooten. Toen werdt Ibifo, een Mérk-, te, ruim acht Italiaanfche of twee Duitfche mylen van Meffina gelegen, door de Spaanfchen aangetaft, en naa eenige tegenweer verovert, twee Kornellen, met tzeventigh van de bezettelingen bleeven gevangen , tzeftig werden doodtgeflaagen, daar d'Onderkoning den Heer de Ruiter van verwittighde. Den volgenden dagh werdt hem , voor het punt van Rafo'calmo zeilende, door den Onderkoning een brief van zyn Majefteit van Spanje toegezonden , die den zeften der verleede maandt was geteekent, in den welken de Koning hem nochmaals verwittigde, dat de tydt^ van zyn verblyf met 'sLandts vloot in Sicilië, door de Heeren Staaten noch zes maanden 1 was verlenght, en den brief met deeze woorden floot: Jk verhoope dat gy vaardighlyk en flip zult uitvoeren al V geen in den brief vanden achtentwintighflen November is beraamt, gelyk men u in den zeiven voor af heeft bevoolen, my beloovende van uw beleidt, dat dees .dienfl my beweeghredenen zal geeven om u met gunflen en eeren foverjlorten , naar gelang van V geen gy gedaan zult hebben, en verhoope dat gy zult doen in een zaake van zoo grooten gewiekte. Doch de Heer de Ruiter verftondt, dat hy op dat aanfehryven van 't verlengen van zyn verblyf in Sicilië niet geruft kon 1Ö76. 2 Jan. DëSpaaii- chen veriveren Ioi'0. 3 Jan, Des Ko 'ings :hryven an ,de lutier.  I6>6. 4 Jan, Tyding van de Franfche vloot, 5 Jan. i 2 Ho Het LEVEN van den kon zyn, voor dat hem zulks met brieven van de Heeren Staaten Generaal, of van zyn Hoogheit den Prinffe van Oranje werdt bevoolen. Oen vierden zagh hy 's morgens vroegh, zeiJende tuffchen 't eilandt Stromboli en het Faro van Meffina, van verre twee fcheepen, doch hy vondt niet geraaden daar op 't onzeeker f °? te maaken» en van zyn poft af tewyken , denkende dat het wel een veinsftreek van den vyandt kon zyn, om 's Landts vloot te verleiden. Doch men werdt zedert gewaar, dat het Engelfche fcheepen waaren. Daarna kreeg hy een feiouk aan boordt, met bericht, dat zy den voorgaanden dagh by 't eilandt Altcur acht of negenentwintig zeilen hadden gezien: waar op hy bcfloot, voor als noch dwars van Melaffo met de vloot af en aan te kruiflen. Hy ontfing dien zeiven dagh een brief van den Marquis de los Velez, Onderkoning van Napels, met een feiouk afgezonden den zesentwintigfien van Decemberdes verieeden jaars gefchreeven, meldende, dat de KafteJein van Gorgona (een kleen eilandt in de roskaanfche zee) eenendartigzeilen daar voorby J:adt zien zeilen, die men meende de Franfche vloot te zyn, die te Toulon, totby- ' ftandt van Meffina, was toegeruft. Ook quam noch s avondts ten tien uuren een Kapitein der galeyen aan des L. Admiraals boordt, verhaalcnde, dat de wachters op het eilandtLyfAo twintig zeilen in \ gezicht hadden: en een Eclouk braght ter middernacht tyding, dat men :evennen fcheepen van 't geberghte van Lyfiko hadt zien zeilen. Den vyfden van de maandt aagen de Hollanders met den dagh noch geen vreem- j  L. Admiraal DE RUITER. 141 vreemde zeilen, en de negen Spaanfche galeyen quaamen uit Melaffo, door laft van den Onderkoning, by 's Landts vloot; doch ontrent den middagh begon de windt zoo op te fteeken uit den Zuidtooften, dat de galeyen weer naar Melaffo moeften keeren, maar de Hollandtfche vloot hieldt af en aan. In den avondt deeden die van 't eilandt Lipari fein met vuuren, dat zy een vloot fcheepen zaagen. Hier op befloot de Heer de Ruiter (ziende dat hy met die tegenwindt doch het naauw van de Faro niet kon pafferen) den volgenden morgen te wenden, en Wefiwaarts heen te ftevenen, om de vyanden op te zoeken, t'ontdekken, en daarvan kennis teneemen, maakende zyn vóorneemen aan den Onderkoning door een brief bekent. De Marquis de Villa Franca, Onderkoning van Sicilië, liet den Heer de Ruiter dien zei ven dagh door een brief weeten, dat hy de galeyen hadt bevoolen weer zee te kiezen, om hem by te ftaan: dat men zeide dat de Prins van Montefarchio met vyf fcheepen van Palermo was t'zeil gegaan, daar hy zekerheit van verwachtte: voorts dat hy van de Hongarifche Predikanten aan den Marquis de los Velez, volgens zyn begeerte, hadt gefchreeven. Den volgenden dagh zeilde 's Landts vloot tuffchen Stromboli en Lipari, tot dicht by Lipari, maar men kon van de Hengen geen vyanden ontdekken, en quam 'savondts, zonder vyanden te zien, by 't eilandt Salino, daar drie felouken, aan de Ruiters boordt koomende,] verhaalden, dat ze ontrent dertig zeilen van dei hooghte op 't eilandt hadden gezien, en daar onder 1676. 6 Jan. Nader tying van de rranfche loot.1 6 Jan.  ï6?6. Befluit daarop genoomen. Rendevous. Des Onderkoningsfchryven aandeRuiter. t Den 5 Jan. ge- 142 Het LEVEN van den der twaalf of veertien groote fcheepen. Dë Heer de Ruiter zocht uit hun te verneemen, hoe de vyanden van 's Landts vloot af laagcn' en werwaarts heenen zy met het hooft Hevenden, om t'eerder daar by re zyn. Het eerfte wiften zy wel eenpaarighlyfc te zeggen, maar in t tweede verfchilden zy d'een van den ander zeer veel: zoo dat hy zich genoodtzaakt vondt, een van zyne Luitenanten, met den loots van de Faro, en eenige van d'ervaarenfte feiouquiers, met een "felouque naar 't eilandt Salina te zenden, om, Waar't moogelyk , van de bergen , die daar ongemeen hoogh zyn, kennis van zaaken te neemen,en te zien wat koers de vyanden hielden. De negen Spaanfche galeyen roeiden toen ondef het landt van Lipari. De gemelde Luitenant, te rug keerende, zeide dat ze achtentwintig of dertig zeilen in 'tNoordtweften hadden gezien, zes mylcn van hun af. De Heer de Ruiter vondt toen goedt, den gantfchen nacht Noordt aan naar hen toe te leggen, en hen zoo op te zoeken: beveelende, dat, by aldien iemant door mi ft of ander ongeval van de hooftvlagge af raakte, tot naader ordre, de verzamelplaats in de baay van Melaffo zou zyn, daar men de vlagh of naader ordre zou vinden, en beval dat niemant van de hooftvlagge zou afwyken, als door hooghdringenden noodt. D'Onderkoning liet hem door een brief f weeten, dat hy zich zeer verblydde over zyn vóorneemen, van de vyandtlyke fcheepen te gaan zoeken : vermits 'er toen geen gelegentheit was van over d'andre zyde van de Faro te gaan: daarby voegende, Ik ver-  L. Admiraal DE RUITER. 143 verhoope dat de groote dapper heit, en lange ervarentheit van Uw Excellentie, den Koning, mynen Heere, te lichter aan een gelukkige uitkom ft zullen helpen, die zyn Koningklyke dienft van nooden heeft, en dat gy uwen naam in Italië onfterffelyk zult maaken. Hy ichreef ook, dat de galeyen hem zouden navolgen, indien het weder dat toeliet, en dat de Prins van Montefarchio, den vyfden van Januarius,met drie fcheepen van Palermo zou vertrekken. Den zevenden van Januarius, met het aanbreeken van den dagh, zaagen de Hollanders de Franfche vyandtlyke vloot in 't Noordt-: weden, drie mylen van hun af, wendende Wednoordtweft over. De windt was toen Zuidtzuidtwed, en de L. Admiraal dePviiiter deedt met 's Landts vloot, gevolght van de Spaanfche galeyen, zyn uiterde bed, zettende braam- en lyzeilen, en al wat goedt kon doen, by, om de vyanden op te zeilen, en ontrent den middagh quam hy hun (alzoo ee-i nige van hun met d'onderzeilen opgegydnaar" de traage en onbezeilde fcheepen moeden wachten) met tien fcheepen vry naa; maar zyn achterde en mind bezeilde fcheepen konden by hem niet koomen, en veel minder by den vyandt, die ondertuffchen zoo naa by de windt kneep als moogelyk was, om eenigh voordeel op de Hollanders te bekoomen. Ontrent ten drie uuren deedt de Heer de Ruiter fein, op dat de Hooftofficieren, Kapiteinen en Kommandeurs op hun rang zouden zeilen, en op dat elk zich by zyn befcheiden man, volgens de beraamde ordre, zou vervoegen: 1 welk van allen werdt nagekoomen. Doch de 1676'. fchveeven, en den 6 Ontfangen. De Holandersr/ygende "ranfche /loot in't ;ezicht. 7 Jan. Poogen len vyandt e naderen.  i6j6. 'T gevecht werdt tot den volgendendagh uitgellelt. DeRuiter verroaandt de zynen tot het betrachtenvan hunnen plicht. i i < < t ( c c 144 Het LEVEN van den de fïrydt werdt wederzydts, omdat de dagh te zeer verloopen , en d'avondt op handen was, tot den volgenden morgen uitgeftelt. Daar op beriep de L. Admiraal al de Hooftofficieren , Kapiteinen en Kommandeurs aan zyn boordt, hen beveelende zich tegens'sanderendaaghs tot flaan klaar en gereedt temaaken en te' houden , en hen daar nevens ten hooghfte vermaanende, dat ze ter liefde van 't Vaderlandt, en om te eerder tot een eerlyke eh vafte vreede te koomen , hun eer en eedt als mannen zouden betrachten. Dit beloofden ze hem alle , met handttafting, te zullen doen. Ontrent den avondt liep de windt Zuidtzuidtooft, en 's Landt vloot en de vyandt zeilden Zuidtweft, doch ter middernacht quam de windt uit den Zuidtweften en Zuidtwefttenweften , en de Hollanders zeil3en Noordtweffrcnweften aan. De Heer de fluiter hadt dien nacht een zoo genoemde balve galey ter halver baan tuffchen beide de /looten gezonden , met laft om op de beweenngen van de vyanden te letten, en zoo lang lIs zy met 's Landts vloot een koers zouden ïouden, by ieder glas een fchoot te fchieen, maar hen ziende wenden, dan al fchieende naar 's Landts vloot te wyken. Dan in le nanacht begofi zich de windt zoo ftyf uit len Weftzuidtweften te verheffen, dat die halre galey .niet alleen genoodtzaakt was zyn poft. e verhaten , maar dat ook d'andre negen Jpaanfche galeyen de zee moeiten ruimen Ten le wal kiezen, gelyk zy dan, om zich te beren, naar 't eilandt Lipari zyn gelenfh Toen e nacht byna ten einde was deeden de vyanden  V L. Admiraal DE RUITER. ■> 145 den Tein om te wenden: waar op de Heer de Ruiter insgelyks met hun heeft gewendt.Den dagh aanbreekende, kreegh 's Landts vloot de vyanden weer in h gezicht, die 't met haar heen leiden. Men hadt den verlecden nacht wederzydts groote vlyt aangewendt om de windt te winnen, en de loef te krygen: maar de windt was midlerwyl wél zes ftreeken, en zoodaanigh voor de Hollandersgefcherpt, dat de Franfchen 't voordeel van de loef bequaamen. Ontrent ten acht uuren zagh 's Landts vloot de vyanden anderhalf myl te loefwaart van haar af. Men telde, toen beide de zeemaghten eikanderen bet naderden,indeFran-j fche vloot (die den zeventienden van December van Toulon en van d'eilanden vanHyeres ' was vertrokken) ontrent dertigh zeilen, en 1 daar onder twintig of vierentwintig kloeke1 oorlogfcheepen van vyftig tot tachtig ftukken, gefchuts, vier branders, een galjoot, en een fatye: zoo dat ze de Hollandtfche vloot niet alleen in getal, maar ook in grootheit van fcheepen; yeelheit en zwaartte van gefchut, merkelyk overtrof. Dit braght den Heer dc j Ruiter in geen kleene bekommering : wanti men hadt hem te vooren verzeekert, dat de; Franfche vloot, die tot byftandt der Meffine-' zen werdt verwacht, flechtsbeftondt uit twaalf1 oorlogfcheepen, en dat voorts d'andere nietj dan lyftoghtfchèepen waaren: maar nu zaghc hy "dat de minfte van de vierentwintig kloeke r fcheepen (weinige uitgezbnderdt) zoo groot waaren dan zyn Admiraalsfchip, Zoo dathy niet anders fcheen te konnen verwachten dan geflaagen te wórden zoo ten opzicht van de V: Deel. K gröd- " 1676; 8yied en be&idc van ten Heer luQüefnei )e Ruiter? lekomme. ing, zien. le dat de rranfche . loot veel ■erker was an de zye.  I6>6\ Hy blyrt by zyn be fluit van d vyanden u bevechten Sterkte van oeHolland fche vloot, in drie es qnaders verdeelt. 146" Het LEVEN van den grooter maght der vyanden, als van de loef, die zy hadden verkreegen. Doch des niet te mm verftondt hy, dat het nu geen tydt was om te wyken of te loopen : dat de noodt der zaake»,eh de dienft van denKoningvan Spanje, tot wiens hulpe hy van de Heeren Staaten was gezonden, vereifchten, dat men de vyanden moeft bevechten, hunne maght wedcrftaan, en waagcn om te winnen. Dies bleef hy by zyn voorgaande befluit, van de vyanden aan te taften. De Heer du Quefnc, L. Generaal van de Koning van Vrankryks zeemaghten , hadt het oppergebied over deez' Franfche vloot als Admiraal, en voerde de bataille of middeltoght. Deez', een ervaaren en dapper Zeeman, deedt openbaare belyderns van de Gereformeerde Religie, en vondt zich hier, door het onrechtvaardig lot des oorloghs, genoodtzaakt tegens de Ruiter en de Hollanders, zyne geloofsgenooten, teftrydcn, en dat tot voorftandt "van weerfpanneJingen. Hy hadt de Franfche vloot in drie esquadres verdeelt. De Marquis de PreuillyHumieres hadt het gebiedt over d'avantcrarde of voortoght, en de Heer Gabaret over^'arneregarde of achtertoght. De Hollandtfche vloot bcftondt, gelyk hier boven in de lyfte is aangevvcezen , in niet meer dan achtien fcheepen van oorlogh, en daaronder flechts twee met zesentzeventig ftukken; voorts in zes fnaauwen of lichte fregatten, elk gemonteert met acht ftukken; en noch vier branders, en twee behoeftfcheepen. Ook waaren de Hollandtfche fcheepen veel minder bemant dan de Franfche. Men zagh ze nu in  L. Admiraal DE RUITER. 147 in drie esquadres verdeelt, en dat in de vol- 167$. gende ordre: Eerfie esquadre. fan de Jong. Snaauwen. Eerfteej- Adam van Brederode. Willem Knyf. qnadre 00- Viceadmiraal de Haan. Jnriaan Baak. *J , Kornelis Tyloos. Brander. °er de Kornelis van der Zaan. Jan Janszoon Bout. Haan. Jakob Willemszoon Broeder. Behoefifchip. Adriaan van Nes. Tweede esquadre. Pieter van Middellandt. Snaauwen. TwppH* Graaf van Styra'm. Philips Melkenbeek. weeae L. Admiraal Generaal de Ruiter. Wybrar.dt Barentszoon. esquadre, Joris Andringa. Branders. onder de Pieter de Sitter. Jan van Kampen. Ruiter. Jan van j^bkoude. Arent Ruyghaver. Derde esquadre. Jakob Teeding Berkhout. Snaauwen. Derde es- Mattbeus Pleegang. Abraham Wilmerdonk. . Schoutbynacht NiklaasVerfchoor. Hendrik Walop. quactre.OU- Gillis Schey. Brander. der Ver. Ifaak van Viterwyk. Dirk Klaaszeen Harney. fchoor. Jan Noirot. Belioeftfchip. Jakob Stadtlander. Doch op deezen dagh hadt de Schoutbynacht Verfchoor in 't gevecht d'avantgarde of voortoght, de L. Admiraal de Ruiter de batailje of middeltoght, en de Viceadmiraal de Haan d'arrieregarde of achtertoght. De Heer de Ruiter, met 's Landts vloot de vyanden getrooft, hieldt zoo dicht by de windt als hy konde, en wende met de Hollandtfche fcheepen (daar zich ook het Spaanfch fchip, onK a der  1676. Begin van rien teeflag tuflchen V.romb /li en Saiino. ü jan, ] 1 2 ( I 148 Het LEVEN van den der 't gebiedt van Mattheus de Laye, by liet vinden) zoodanig tegens hen aan, dat ze hunne reize naar Meffina niet konden voortzetten, of zy moeiten daar door heen liaan. Ook zochten ze 't gevecht zoo zeer als de Heer de Ruiter, en qtiaamen ten negen uuren op hem at, in zoo goede ordre gcrengeert, dat hy zedert edelmoedighlyk , tot lof zyner vyanden , verklaarde , dat hy nooit in eenigh gevecht ter zee de vyanden in heter ordre hadt zien aankoomen. Toen hen met de zynen, insgelyks wel gcrengeert, kloekmoedighlyk afwachtende , begollen de voorfte fcheepen van wederzydts vlooten ten tien uuren op malkanderen te fchieten. De Hollanders werden aangevoert door den Schoutbynacht Niklaas ' Vcrfchoor, en de Franfchen door den Marquis de Preuilly-dTIumieres. De plaats van 't gevecht was tuffchen d'cilanden vanStromboli en van Salino. Naa dat de voorfte aan malkanderen waaren, raakte ook de middelde, aan d'ecne zyde onder 't beleidt van den L. Admiraal Generaal de Ruiter, en aand'an- , 3ere zyde onder den Generaal du Quefhe, in 't gevecht, en ten laatften ook de Viceadmiraal de Haan met d'achterhoede, die te ftryieri hadt met den Heer Gabaret, Bevelhebber over d'achterhoede der Franfche vloote. fn 't cerfle aankoomen quaamen de twee' Iooftadmiraalen eikanderen onder 'tgefchut, :onder in eenigen tydt een fchoot te fchieten, ot dat de Ruiter, zyn tydt waarneemende,' ynen vyandt de gantfche laage gaf, daarbok inQnefne terftondt, en van naby, met zyn ;cheele laage op antwoordde. Daar opging - "de ,  L. Admiraal DE RUITER. 149 de flryd van alle kanten aan, en 't fchutgevecht was zoo fchrikkelyk en verwoedt, dat de Heer de Ruiter daar na aan de Heeren Staaten fchreef,^ hy in al zyn keven nooitfcherper ftrydt hadt bygevoont. Naa dat men dus drie uuren lang hadt geftreeden, met groote fchaade aan fcheepen en menfchen, beval de Generaal du Quefhe aan den Ridder de Tourville, dat hy 't brandtfchip van den Kapitein Champagne, onder de kracht van zyn gefchut, en met behulp van den dikken rook, aan de Ruiters boordt zou brengen. Dees brander quam met groote floutheit, zonder't fchieten der fcheepen, die zich ontrent den Admiraal onthielden, t'ontzien. • Maar de Ruiter fchoot hem,' eer hy aan zyn boordt kon koomen, zyn fteng af, en buiten eenigd maght om te zeilen. Hier door vondtzichde Kapitein Champagne gedrongen zyn eigen' brandtfchip in brandt te fteeken, op dat het \ niet in de handen der Hollanders zou verval-1 len. Een andere brander, onder 't gebiedt van den Kapitein Beauvoifis, op de Ruiters 1 fchip afkoomendc , meende beter geluk te 1 vinden, doch die werdt mafteloos, en de Ka- J pitein Beauvoifis met een kanonkoegel doodtgefchooten. Dies werdt dat brandtfchip van \ ft bootsvolk, dat zich met de floep borgde, j insgelyks verbrandt. Een andere brander, onder 't gebiedt van den Ridder de la Galifibn-1 niere,werdt tuflchen beide de linien dervloo-fc ten in de grondt gefchooten. De Franfche verhaalen , dat de Generaal du Quesne, zien-(j de dat de L. Admiraal de Ruiter zich door de hitte van 't gevecht hadtdaaten afleiden, en K 3 dat 1676. Scliriklyk gevecht. Een bran • der op f!e Ruitcrafgezonden. Doch die -verdt de leng afge. cbooien, in door i:?n Kapiein ver.raodr. Eentwee ie bramier vordt mateloos gefhooten,n cloor't olk aansileelten.Eenandre 'tnrifcho rander in e s'roncit .fchoon.  1670". Een srooi Kranfch oorlogichip gezonken. %Jan. Einde van 'tgevechi. 150 Het LEVEN van den dat zyn achterhoede, onder den Viceadmiraal de Haan, een merkelyk rak van hem was afgezonderde, den Ridder de Tourville laftgaf, om met vier fcheepen op d'achterhoede der Hollanders te naaderen, en die tuffchen die vier fcheepen en d'achterhoede der Franfchen, onder den Heer Gabaret, te befluiten en te beknellen: doch dat 'er te dier tvdt een groote ftilte ontffondt, die dien toelegh belette, en waar door de hitte van 't gevecht verminderde. Van den Ridder de Lhery, voerende een fchip onder 't fmaldeel van den Generaal du Quesne, werdt verhaalt, dat hy byna in 't midden van de Hollandtfche achterhoede was geraakt, en dat hy met een groote beftendigheit 't gevecht van vier Hollandtfche fcheepen,die vinnig vuur op hem gaven,uitftendt, en noch eindelyk behouden by de zynen quam. Tot ontrent ten halfvyven in den avondt duurde't gevecht van de voor-'enmiddeltoght der Hollanders: d'eerfte, gelyk gezeit is, onder 't beleidt van den Schoutbynacht Verfchoor, en de tweede onder denL. Admiraal de Ruiter. Maar d'achterhoede, onder den Viceadmiraal de Haan., die, volgens zyn rang, laatft aan den man quam, was wat laater in 't gevecht, dat door de duifierheit werdt gefcheiden. Ontrent het ondergaan der zonne zagh men van de Ruiters fchip een groot Franfch Konings oorlogfchip zinken : en zommige willen dat "er noch een tweede zou gezonken zyn, doch daar van hadt men geen zeker befcheidti Dus eindighde de zeeftrydt ontrent het eilandt Stromboli, in welken aan wederzyde met ongemeene kloekmoe-  L. Admiraal DE RUITER. 151 moedighek werdt gevochten. Ook betuighde de Heer de Ruiter in een brief aan de Heeren Staaten,'s daaghs naa den flagh gefchreeven, dat al de Hooftoftkieren en Kapiteinen van hunne Hoog. Moog. vloote dapper, en zonder eenighzins tebezwyken, hadden gevochten, gelyk de vyanden van hunne kant insgelyks hadden gedaan. Hy zeideoffchreef ook in zekere aanteekenirig van dien zeeflagh, Ik moet met waarheit zeggen, dat deeze Franfche Konings fcheepen zich zeer manlyk hebben gedraagen. Aan de zyde der Hollanders was de Schoutbynacht Niklaas Verfchoor in den ; flagh gefchooten , en , in 't betrachten van \ zyn plicht, op het bedde van eere overleden, en niemant van d'andre Hooftofficieren ofKa-i piteinen gewondt of verzeert. Van 't getal der dooden en gequetften onder de Hollandtfche matroozen heb ik, by gebrek van aanteekening, geen ander befcheidt konnen bekoomen, dan dat het niet groot was. Op de Ruiters fchip waaren zeven dooden en dertigh gequetften , doch daar onder zes met zwaare wonden. Maar 't is zeeker dat de Hollandtfche vloot, inzonderheit de Fluiters fchip, groote fchaade aan allerhande rondthout, ftaande en loopende wandt, en zeilagie hadt geleeden. Ook hadt het fchip Esfen, 't welk door den Kapitein Gillis Schey \ werdt gevoert, een of meer fchooten onder £ water bekoomen, waar door het veel waters c hadt ingekreegen, en al zyn kruidt nat geworden was. Hier over quam de Kapitein 's nachts aan de Ruiters boordt, zyn noodt 'verwonende, met verzoek, dat meneenTimK 4 mer- 1676. Schaade an de zyle der nolanders.3ïSchoutynachti/erlchoor loodrge'cl ooien. Het fch'p ^iïen lek efchoo;n.  i676. Vlyt aangeweudtom 't lekte finden. i i 'T werdt 1 naar Faler- j rtio ge- , fleept, i doch't zinkt on- 1 denveegh. 1 I ( i Het LEVEN van den merman aan zyn boordt zou zenden % om 't lek te helpen zoeken, dat zynvolk niet kon vinden. De Heer de Ruiter zondt terftondt de Kapiteinen Jakob Berkhout en Jan vanAbkoude,met zyn Meeftertimmerman derwaarts om hem te helpen, doch zy hebben 't lek wel gehoon, maar niet konnen vinden. Toen het de Heer de Ruiter aan Don Beltran de Guevarra, Generaal van de negen galeyen, (die 'savondts naa den flagh weer by's Landts vloot waaren gekoomen, en het daar den gantïchen nacht by hielden) verzoeken, dat hy 't temp Effen door twee galeyen naar Palermo, of naar een andre haven daar de windt beft toe diende, zou boeghchaarden: 't welk de gemelde Guevarra terftondt toeftondt. Daarna beval de Heer de Ruiter den Kapitein Schey, lat hy 't gemelde fchip in d'eerfte en berjuaamfte haven zou doenfleepen,enzoohaaft ds 't moogelyk was wederom te kalfaaten en nerftellen. De Kommandeurs Wy brandt Baréntszoon , voerende een fnaauw , en Jakob itadtlander, voerende een behoeftfluit, werdt 3elaft,zich by en ontrent den, Kapitein Schey e houden , op dat hy uit de voorzeide fluit :oodaamge behoeften zou konnen lichten, als iy zou van nooden hebben. Maar daarna ver- ondt men,'dat het fchip Effen den volgenlen morgen ten negen uuren, eer men 't te alermo of elders hadt konnen inbrengen , vas gezonken, doch dat de galeyen 't volk ïadden geberght,. 't welk daarna in de vloot verdt verdeelt. Dit was 't eenige fchip dat Le Hollanders ter gelegentheit van dien zee:agh verlooren. Dat 'er een groot Franfch oor-  L. Admiraal DE RUITER. 151 porloghfchip , geduurende den ftrydt, was gezonken, en dat-ze drie branders verlooren, is boven aangeroert. Ook is 't zeeker dat 'er verfcheide Franfche fcheepen zoodaanig waaren gehavent, dat 'er in langen, tydt geen dienft van ftondt te wachten. Doch 't getal van hunne dooden en. gequetften werdt'zeer verfcheidelyk verhaalt. Eenigen zeggen, dat 'er vyftienhonderdt Franfchen zyn gefneuyelt. Doch in zeeker Franfch verhaal, dat in de Franfche vloot was geftelt, en korts daarna f te Parys door den druk werdt in 't licht gegeeven , wordt gezeidt, dat 'er aan hunne zyde vierhon.derdt matroozen of foldaaten waaren doodt gebleeven, of in ftaat van geen dienft te konnen doen, en ftellen onder de dooden den Heer van Villeneufve Ferriere, Kapitein van een oorlogfchip, den Heet van Beauvoifis , Kapitein van een brander , den Luitenant van den Ridder de la Galiffonniere, en andre mindere Bevelhebbers. De Heer du Quesne, L. Generaal der vloote, de Heer de Valbelle, Hooft van een esquadre, de Heer Cipriaan Chaber, Kapitein, de Heeren Féquiéres , des Goutes , Coriton , de twee Boiffiéres, Michel, Chevalier en eenige andre mindre Officieren waaren gequetft, doch niet gevaarlyk. In dat zelve verhaal werdt met grooten lof van den Heer de Ruiter gewagh gemaakt, en van hem getuight, dat hy door gantfch Europe werdt erkent voéf den groot ft en zeeman: en datjiy zich in deeze groote gelegentheit hadt gequeeien met al d'ervaar-entiteit en beftendigheit,. die men van zyn groot achtbaarheit hadt te verwachten. En K 5 van 1676. Vertes aart de Franfche zyie. t De» t6 Feb. id/tf. Treffélyke. getuigenis derFranfchen , tot of van de. Ruiter.  i676. Groote vlyt in de nachtnaa 't gevecht aangewende, om in's Landts vloot alles weêrklaar te'maaken 9 Jan. j i J < I I 154 Het LEVEN van den van den L. Generaal der Franfche vloote werdt gezeidt, dat hy van zyn zyde deedtblyken, dat hy waardigh was tegens den Heer de Ruiter geilek te worden, zoo om zyn bequaamhek als om zyn kloekmoedigheid Zedert fehreef zich elk d'ovcrwinning toe:maar die in de naalfvolgende daagen 't hervatten van 't gevecht minft fchuwde, hadt rneefl te roemen. Doch 't is buiten twyffcl dat vrienden en vyanden den Heere de Ruiter d'eere gaven, dat hy met 's Landts vloote de vyandtlyke zeemaght,uk meer en veel grooter fcheepen bellaande, door kloek beleidt en groote manhafugheit, hadt wederftaan. In de nacht naa 't gevecht was men in 's Landts vloot zonder ophouden bezigh met wangen, andre Hengen en raas op te zetten en by te maaken, lekken te koppen, nieuwe zeilen aan tc liaan, het ftaande en loopende want te fplitzen en te knoopen, zoo dat meeft alle de fcheepen den volgenden dagh in flaat waaren om de vyanden 't hooft te konnen bieden. Dien zeiven dagh fchreef de Heer de Ruiter aan de Heeren Staaten Generaal 't geen zedertzyn komfte in Sicilië was voorgevallen, met naamen in 't gevecht tegens de Franfche vloot: welke brief hier niet werdt ingevoeght, om geen een zaak tweemaal te vernaaien, dewyl de gantfcheinhoudt in de voorgaande vertellingen wordt gevonden. In de morgenftondt was 's Landts doot door ftilte gedreeven tot ontrent heteiandt Alicur, een van de vooreilandenvan Si:iüe, van oudts Ericufa genoemt. Hierzagh nen de vyandtlyke vloote wel vyf mylen in 't ïoordtnoordtweft in ly van 's Landts vloot leg-  L. Admiraal DE RUITER. 155 leggen. Maar 't was zulk kalm weder dat men dien dagh niet by den anderen kon koomen. Dien zeiven dagh kreegh 's Landts vloote den Prins van Montefarchio met negen Spaanfche Konings fcheepen in 't gezicht, van Palermo koomende, die zich 's avondts by de vlagge 1 voeghde. Des anderendaaghs zondt de gemelde Prins het volgende briefken aan denHeer de Ruiter: De Heer Prins van Montefarchio wenfcht yan den tleer MichielAdriaanszoon de Kuiter, volgens zyn ervaarentheit, te weeten, wat wy in den tegenwoordigen flaat moeten doen, zynde myn gevoelen van den vyandt op te zoeken, eer hy de haven van Meffina kan inkoomen, hem af te fnyden, en te dwingen de zee in te loopen: ende in gevalle wy V ongeluk hadden dat het hem gelukte te Meffina aan te koomen, men dan te raade zal roepen, en daar van zyn Excellentie kennis geeven, op dat hy, de maght van den vyandt, en die hy in de gemelde haven heeft leggen , en de maght die wy hebben bekent hebbende, ziek daar over zou moogen beraaden op het geen wy moeten uitwerken. Op den Koninglyken Admiraal, den 10 van Januarius 1676. Uw grootfte dienaar en vriendt, die uw handen kuft, DON ANDREA DE AVOLOS. Hier op liet de Heer de Ruiter op de rugh van 't briefken dit antwoordt fchryven: Dt 1676. DePrins Monefarchior.omt met9 "cbeepen >y's Landt» doot. 10 Jan. Zyn briefden aan de Ruiter.  i6?6'. De Ruiten amwoordt, lo Jan. DeRuiter tracht de . flagh te ■ hervatten. j c i c r u Jan. Z z d Zl w Z w al zo lai 156 Het LEVEN van den Z>* G«wvrar/ Michiel Adriaamzoon de Ruiter zeght goedt te keuren den inhoudt van V g«» ^/^re ^ fc,^ is géfchreeven, in alle zyne punten oordeelende zeer recht te zvn enallernutft tot dienft van zyn Kathohke Ma1ejtett. Op den Admiraal van Hollandt, den 10 van Januartus 1676. MICHIEL ADR. DE RUITER. Doch 't was wel vier uuren op den avondt ser men de Franfchen in 't gezicht krce°-h Jaar de Hollanders met de Spaanfchen Eer' tondt jacht op maakten. Doch verfcheide hollandtfche fcheepen waaren bezigh om 't eberghde volk van Kapitein Schey0, dat op t fchip van de Haan gebraght was/en onder e vloot verdeelt werdt, over te haaien, 't reik hen veel vérachterde. Ten zeven uuren ras t zeer donker. De Hollanders en Spaanchen ftaaken by, Noordtweft aan, en kort aar aan zaagen zy des vyandts vuuren, die Joordtweft aan leiden. Ten drie uuren naa «iddernacht wende de Heer de Ruiter Zuidtuidtweft aan met ftyve koelte. Den elfden lagen de Hollanders en Spaanfchen devyanih m t Noorden, daar zy terftondt naar toe 'n gewendt,en de windt quam alVVeftzuidteft, zoo dat ze al Noordtweft aan zeilden t zaagen een Franfch fchip, dat reddeloos' is, naar Meffina zeilen. De windt daarna Zuidtweft en voort al Zuiden loopende, o begaf zich de Heer de Ruiter van 't ei' .dtStromboli Weft over. Tegen denavondt zeil-  L. Admiraal DE RUITER. 157 zeilde hy Weft aan, en de vyanden desgelyks, wel twee mylen in 't Noordtweften van 's Landts vloot af. De Ruiter zocht hen van Meffina Welt op te leiden: want als men weer flagh zoude leveren, en iemant van de Hollandtfche op Spaanfche fcheepen aan mallen of rees reddeloos moght raaken, zoo was daar op de geheele kufl niet een plaats om te konnen ankeren, of een fchip te bergen, en de vyandt hadt de fchoone haven van Meffina altydt achter zich oopen. Maar ter zeiver tydt werdt men gewaar, dat de Franfche vloot met twaalf kloeke fcheepen van vyftig tot vierentachtig ftukken, en noch vier fregatten, en vier branders, uit Meffina gekoomen , was vcrilerkt: -en des niet te min zich in geen tweede gevecht hadt willen inlaaten. Maar de Heer de Ruiter aan d'andre zyde, ziende den aanwas der vyandtlyke maght;, vondt ook veel grooter zwaarigheit om die aan te taften, dan voorheenen. De Prins van Montefarchio verzocht dien dagh door een brief, aan hem' gefchreeven, dat hem een affchrift vandefei-1 nen, die hy in 'sLandts vloot gebruikte, in 't Spaanfch vertaalt, zoude over zenden,om zich zelve met zyne fcheepen daar naar te moogen richten : hem daarenboven afvraagende, wat 'er nu tegens de vyanden verder ftondt te doen? De Ruiter antwoordde, dat] dit een zaak was van 't uiterfte gewicht, daar' hy geen befluit op kon neemen, zonder daar over met we-dfrzydts Hooftofficieren op 't Spaanfch Admiraalsfchip te beraadtflaagen. Hier . toe werdt de volgende dagh. beraamt. Met. het opgaan der zonne bevondt zich 's Landts 167 f,\ * - Zyn voorzichtigDogmerkln 't zeilen. Verzoek ran Monefarchio. )e Ruiter» ntwoordt. H Jan.  158 Het LEVEN van den I6>6\ Hy roept zyn Krygsraadt by een. : 3 c i ~\ Kloekmoe-1 dig befiuit j by den KrygsraadtC genoomen.1 t ï c I v fi 's Landts vloot vier myien dwars van't eilandt Salinas, en men zagh de vyanden wel vier mylen van zich af in 't Noordtnoordtweften. De Heer de Ruiter ftelde zyn koers Weft aan, en beriep zyn Krygsraadt aan boordt, om hunnen raadt op den tegenwoordigen ftandt der zaaken te verftaan. Hier werd ovcrwoogen, dat de vyanden nu al tot in de veertigh fcheepen waaren verfterkt, en 's Landts vloot alleen uitzeventien fcheepen beftondt, waar onder fiechts twaalf oorlogfcheepen en vyf fregatten waaren ; want van de zes lichte fnaauwen hadt men weinig dienft tc verwachten, en noch min van de twee behoeftfchee3en: en dat de Spaanfchen fiechts vier oorogfcheepen en vyf fregats hadden,- zoo dat ie vyandt, door 't getal en de grootte zyner cheepen, en de veelheit van veel zwaarder ^efchut, 's Landts vloot en de Spaanfchen vel vyftig ten honderdt zou overtreffen. Dat laar uit bleek, dat het hachlyk zou zyn zich net zulk een overmaght, inzonderheit dewyl sLands fcheepen in den leften flagh merkeiyk yaaren befchaadight, in een tweede gevecht e begeeven. Dan niet tegenftaande deeze iwaarigheden werdt by den Kryghsraadt einlelyk verftaan, dat men den vyandt uit d'enghe, en van zyn voordeel, in de ruime zee zou rachten te lokken, en daar, onder Godts zee;en, op halve kans flagh te leveren, ophoo>e van een goede uitkomft te bevechten. Naa en middagh voer de L. Admiraal Generaal de Luiter, de Viceadmiraal de Haan, de Grraf an Styrum, en de Kapitein van de Ruiters :hip, Geeraard Kallenburg, nevens zyn Se- cre-  L. Admiraal DE RUITER. 153 cretaris van der Poort, aan 't boordt van den Prins van Montefarchio, om daar met den Spaanfchen Krygsraadt verder te beraadtflaagen. In deeze vergadering verfcheenen van de Spaanfche zyde de gemelde Prins, als Opperhooft van de Spaanfche fcheepen , Don Francifco Pereira Freire de laZerda, Viceadmiraal Generaal, de KornelDon Francifco de Cardenas y Zuniga, en Don Jan Francifco Roco de Caftilla, Generaal van d'armade, genoemt de H. Dryeenigheit: en van de Hollandtfche zyde, de L; Admiraal Generaal de Ruiter, de Viceadmiraal de Haan, de Graaf van Styrum, en de Kapitein Kallenburgh, boven gemeldt. De Prins van Montefarchio begeerde, dat al de Leden van den Krygsraadt zouden overweegen en befluiten, 't geen men tot des Konings meeften dienft zou verdaan uit te voeren, in den tegenwoordigen flaat der! zaaken,nu men gezien hadde dat de Franfche vloot tot ontrent vierenveertigh fcheepen was aangewaffen , beveelende dat een ieder daar op zyn raadt en Item zoude inbrengen. Hier op werdt aangemerkt hoe veel maghtiger dat de Franfche vloot was geworden dan de Hollandtfche en Spaanfche, zoo in getal als grootheit van fcheepen; en dat de Hollandtfche fcheepen noch merkelyk befchaadight waaren van den voorgaanden flagh; dat ook onder de fcheepen van Palermo gekoomen, maar vier waaren bequaam zynde om met de groote Franfche fcheepen te vechten. Daar eindelyk,naaryp! overleg, dit befluit opvolgde, Dat de Hollandtfche en Spaanfche vlooten haar koers zou-\ den neemen naar de kvaap van Melaffo, kruis-x fen- 1676. Reraadtflaging in den Spaanchen en 'follandt'cben irygsraadt jehouden. Jefluit van ien ge- ïeenen irygs- ladt. lijan.  i6?6. Aanraerlting op bet gevaar van een twee dun flagh. I 1 I j l i i j iöo ■ Het LEVEN van öen [ende in het Kanaal van Lipari en Raftcalmoi Voorts dat men van (ionden aan dit befluit en den (landt der zaaken aan den Heere Marquis de^ Villa Franca, Onderkoning van 'fiRyi van Sicilië, met een brief zou verwittigen: opdat hy , kennis van alles hebbende, zoude ordonneeren 7 geen men behoorde te doen. De plaats om te kruiflen werdt tuflchen Lipari cn Raficalmö genöomen, als d'eenige en de bequaamfte in den tegenwoordigen ilaat, om met den vyandt, als hy 'tnaauw van de Faro zou trachten in te loopen, te vechten, (indien de Heer Marquis zou verflaan dat men zou flagh leveren) of ten minflen d'arrierregarde of achtertoght van den vyandt aan te taflen, wanneer hy de Faro zoude inzeilen. Zy verftonden, dat het zeer gevaarlyk zou zyn, met het gros van de vyandtlyke vloote te (laan: voor zooveel men flaat moght maaken,(dewyl de vyandt zoo veel maghtiger was) dat men den goeden uitflagh, dien men wenfchte, niet zou konnen bekoomen. Voorts dat men eens de nederlaagh krygende, en deeze maghten gebrooken zynde j het onmoogelyk zou zyn die weer op te rechten, m dat het dan den vyandt vry zou (laan om al zyn aanflaagen tegens dit Ryk, en ook dat van Napels, te werk te (lellen. Dat men op deeze vedetten hadt te letten: vermits die van zoogrooen gevolg waaren, gelyk als was het verlies >an d:'achtbaarheit der Koningklyke wapenen, ■n van die van Hoi'landt; en 't gevaar van twee Toninkryken, Sicilië en Napels, dat aan vertes van eenen flagh, miffchien V verlies van die wee Ryken hing. Dat men ook inzonderheit . toeft weeten., dat, indien dit voorviel in 'tge- zicht ,  L. Admiraal DE RUITER. 16 zicht van dlnwoonders van Sicilië, zy dan a de ge'trouwheit, die ze tot noch toe hadden be houden, zouden verliezen. Al deeze inzichter en redenen, en 't befluit by den Krygsraad genoomen, werden door den Prins van Montefarchio aan den Onderkoning, denMarqui; de Villa Franca, overgefchreeven, en de briei door een felouque naar Melaffo afgezonden. De Heer de Ruiter heeft in den gemelden Krygsraadt gevraaght, wat poft de Prinsman Montefarchio met de Spaanfche fcheepen ten daage van 't gevecht zou willen neemen. Daar hy op antwoordde, dat hy zich met de zynen in de batailje of middeltoght zoude onthouden. Den volgenden morgen ftelden 's Landts vloot en de Spaanfchen hunnen koers, volgens 't befluit van den Krygsraadt, naar de kaap yan Melaffo. Eerft hadden ze veel ftilte, en s avondts, by 't eilandt Salinas koomende, moften ze weer 't zeewaarts wenden : door dien de locht zeer zwart enbuijighftondt,ook zagh men twee hoozen ofonweershoofdenop de vloot aankoomen, die zomwyle fcheepen te gronde flaan , maar dicht by koomende, verdweenen ze fchielyk. Terwyl men den koers naar de beraamde poft vervolghde, verloor men den vyandt, door 't hardt weder, uit het gezicht: en de Heer de Ruiter vondt geraaden, zyn Krygsraadt den veertienden aan boordt te beroepen, om een ieder zyn gevoelen, aangaande het vechten of niet vechten met een vyandt, die zoo maghtighwas, af te vraagen: en by alle werdt eenpaarighlyk vern "r Lgeen ^agh te waagerU dewyl men naar li alle fchynbaarheit te zwak zou vallen. Daar-e V. Deel. L na l I 1676. "S Landts vloot ftelt haar koers naar den kaap van Melalïb. 13 Jan. 14 Jan. De Hol- ndtfche II Spaanr 1  1676. fcheKrygs raadt befluit, het gevecht te myden, er naar Palermo te zeilen. Brief van den Marquis deVilla Franca aan de Ruiter, hem begroetendeover d'uitkomlf. van dea flagh. 162 Het LEVEN van dén na voer hy met etlyke Officieren naar't boordt van den Prins van Montefarchio, daar de zaak met denSpaanfchenKrygsraadt op nieuw werdt overleidt, en eenftemmighlyk goedtgevonden, het gevecht te myden, en den koers te ftelleri naar Palermo, om daar de Hollandtfche fchee'pen tè herftellen, en hunne gequetften wat te ververfchcn. Zy oordeelden eenftemmighlyk, dat het tegens alle foldaat- en zeemanfchap zou ftryden, en niet te verantwoorden zou zyn, dat men zich zoo reukeloos in eert gevaar zou werpen, daar men zoo weinig fchyrt van hoope zagh om zich uit te redden: en 't was, meenden ze, ver beft, datmen'sLandts vloote tot beter gelegentheit, ten dienft van den Koning, bewaarde. Dien zeiven dagh ontfing de Heer de Ruiter, zeilende in 't Kanaal van Lipari en Penadenfa, van den Onderkoning , den Marquis de Villa Franca, de volgende begroeting over den leften zeeflagh. Excellente Heer, Myn Heer, Zoo haafl als de Kapitein van de felouque, Cefar Galupi, hier is aangekoomen, en my verhaalt heeft de gelukkige uit flagh,die UwEd.in den flagh tegens de vyandtlyke fcheepen van Vrankryk, den acht ft en deezer, heeft bekoomen, heb ik Uw Ed. myne blydtfchap betuight, Uw Ed. zeer bedankende: 't geen ik nochmaals vernieuw met deezen brief, ter zaake van den by zonder en yver, dien Uw Ed. te werk ftelt, tot dienft van den Koning mynen Heer. En ik ver hoope dat door behulp van uw be-  L. Admiraal DE RUITER. 16 beleidt, dapperheit eh ervarehtheit, zyn Md jefteit de hertelling van Meffina, en den onder gangk yan zyne vyanden zal bekoomen. Oo heb ik V geen Uw Ed. tot deezen einde heeft uit gewerkt zyn Majefteit bekent gemaakt: op da hy Uw Ed. daar over zyne dankbaarheit me 'er daadt zou doen blyken. . Voorts aangaand, de tyding, dat de vyanden zich met de fchee pen, die van Meffina zyn uit gekoomen, kebbe\ vereenigkt, daar over zal ik Uw Ed. inzick ten en goedtdunken met zorgh verwachten t verftaan,. blyvende tot uwen dienft met volle e\ zekere wille bereidt. ■ Godt bewaar e Uw Ed. d lange jaaren die ik Uw Ed. wenfche. Te Me laffo, den 12 van jfanuarius 1676. Excellente Heer, Ik kuffê de kanden van Uw Êd. alszyn grootfte Dienaar, DE MARQUIS DE VILLA FRANCA Diergelyke dankzegging, met betuiging van hooghachting, heeft ookd'Onderkoning daarna noch in etlyke zyner volgende, brieven herhaalt, en alles aangewendt om den Heei de Ruiter met heusheit meer en meer tot den dienft van zynen Koning te verplichten. Doch hy hadt gaarne gezien, dat men zich zonder uitftel in een tweede gevecht hadt ingewikkelt, fchryvende tot dien einde aan den Prins van Montefarchio, tot antwoordt op zyn brief van den twaalfden, boven gemcldt. Hy meenL s de 3 - ió>6, l t t i t Des Onderkoningsfchryven aanMonte* farchio.  I6>6. 15 Jan. Staat dei Hollandtfche vloo. te. 16 Jan. 17Jan. 164 Het LEVEN van den de dat de meerder maght van den vyandc de hoope van te winnen, als men tot liaan zou koomen, niet Vegh nam. Want waaren de Franfchen verflerkt met de fcheepen uitMesfina, zoo was ook de Hollandtfche vloot met de Spaanfche fcheepen uit Palermo. Ook braght hy verfcheide redenen van Staat by, om den Prins tot zyn oogmerk te beweegen. Het affchrift van dien brief quam den Heer de Ruiter den vyftienden by 't eilandt Vulcaan ter handen. Doch hy bleef by zyn befluit, oordeelende dat de Spaanfche hulp te weinig zou konnen by brengen tegens zulk een Herken vyandt, en dat men met 's Landts fcheepen zich in geen gevecht möefl inlaaten, voordat ze, ten aanzien van verfcheide fchaade, in den flagh ontfangen , waaren herflelt. Het fplitzen, knoopen, en herflellen, na den flagh gefchiedt, was fiechts by maniere van voorraadt, en niet genoeghzaam om iet van nadruk te befkian. De Ruiter zelf hadt drie fchooten in zyn groote malt. Veele fcheepen hadden groote fchaade aan mailen, raas en wandt, en eenige waaren zeer lek. De vloot, indeezen flaat zeilende, mifte den zeflienden in de morgenftondt Montefarchio, met vyf Spaanfche en twee Hollandtfche fcheepen, en quam 'savondts by den kaap Bongerbino, die beooflen Palermo leit. In den volgenden morgen kreegh men hardt weder , en de windt liep tegen. De Hollandtfche vloot was zeer verflrooit, doch Montefarchio quam met de vermifle fcheepen weer by de vlagh. Zommige waaren zeer verre te lywaart, jaa eenige wel twee mylen en een half. De fcheepen van  L. Admiraal DE RUITER. 165 van de Kapiteinen Andringa, en van der Zaan, waaren zoo lek, dat men zonder ophouden moft pompen. De Heer de Ruiter, geenkans ziende om met dien windt Palermo te bezeilen, befloot, met goedtvinden van den Prins van Montefarchio, draagende te houden, en den koers naar Melaffo te ftellen, daar hy den acbtienden op den middagh aanquam. Hier ontfing hy brieven van den Nederlandtfchen Konful te Napels, doch geen taal noch teeken van hunne Hoog. Moog., noch zyn Hoogheit den Prinffe van Oranje, en vernam niet een woordt van 't verlengen van den tydt die hy met 'sLandts vloot in dit geweft moeft verblyven. Naa den middagh voer d'Onderkoning met een groot gevolg van Edelen aan zyn boordt, hem verwellekoomende. Hier werdt tc dier tydt den Onderkoning afgevraaght, wat antwoordt dat 'er van Napels was gekoomen, aangaande de Hongarifche Predikanten? Hy zeide, Zoo gun/lig een antwoordt, dat ik aan hunne yerloffing niet kan twyffelen. Doch evenwel wasd'ontflaagingnietgevolght, en daar moft noch grooter ernft worden gebruikt, te zyner tydt te melden. Daarna verzocht d'Onderkoning met veel redenen, dat1, de Heer de Ruiter noch vooreen wyl tydtsv ontrent Sicilië met 'sLandtsvlootzouverbly-c ven, en zich tegens de Franfche maght laaten^ gebruiken; dewyl de dienft van zynen Koning,.; en de toeftandt der zaaken in dit Ryk, dat ten c hooghften vereifchte. Hy vondt zich op ditb verzoek in groote verlegentheit. Ter eenre zyde zagh hy den noo'dt van Sicilië , en ter andre zyde was hy aan zyn ordre verbonden > L 3 cn 1676. DeRuiter keert met 's Landts vloot naar Melaflb. Kryght geen brieven aangaan ë zyn verder ver- Jiyf. D'Onder- oning erzoekt at hy uc h een ■yl tydts ï) trent Siilie zou ly ven. v  16*76. DeRuitei antwoord Hy laat al les tothet vertrek klaar maaken.19 Jan. Tyding van de Franfche vloot. 166 Het LEVEN van den en de tydt van zyn verblyf liep ten einde. Hy « voerde dan den Onderkoning te gemoet, dat •zyn laft daar lagh, en dat hy die niet moght te buiten gaan. Ook ftelde hy ordre om alles te vervaardigen tot het vertrek. Dien zeiven dagh quam het Koningklyk Admiraalsfchipi dat,^ ontrent drie maanden geleden, doorvyf van 's Landts fcheepen uit Bifcaycn al te Kadix was gebraght, te Melaffo op dé reede. Den negentienden , fchoon 't een Zondagh was, werdt in de Hollandtfche fcheepen llcrk gearbeidt, zonder ruften, om alles klaar te maaken. Met het opgaan van den dagh liet de Heer de Ruiter zyn fchip krengen, om de fchooten, die hy nevens ofonder't water hadt, wel dicht te krygen. Hy liet noch een wange op zyn groote maft leggen. Ook hermaakten al d'andre fcheepen st geen befchaadight was, en men haalde water tot nootdruft. Naa den middagh zondt d'Onderkoning zynen Secretaris, Don Pedro de Caftro, met een brief van Don JulioPinatelli, Gouverneur van Trapano, een fladt by den Weftelyken uithoek van 't eilandt Sicilië, aan den Onderkoning gefchreeven, ën den zeventienden der maandt geteekent, hem bekent maakende, dat men den zeftienden ontrent den avondt van 't kafteel van Maritimo een deel zeilen in zee hadt gezien, koomende van 't Noorden ,'en zeiJende naar het Zuiden: eerft een esquadre van vierentwintig, en daarna een van tien fcheepen , en noch andere kleender fcheepen in groot getal. Dat de windt Noordtwcilelyk was, met hardt weder: zoo dat de barquiers yerwonderdt waaren, dat die fcheepen al hunne  l. Admiraal DE. RUITER. 167 $ie zeilen konden gebruiken- Dat ze het punt yan Marfala naarderden : en dat het gemeene gevoelen was dat ze hun beft deeden om naar de Zuidtkuft van Sicilië te zeilen. Men bevondt daarna dat dit de Franfche vloot was geweeft, die, hoewel ze zoo merkelykuitMesfma was verfterkt, evenwel het tweede gevecht met de Hollandtfche vloot niet hadt gezocht, 1 en, om dat t'ontwyken, het gehcele eilandt: van Sicilië om zeilende, den twintighftcn voor Augufta quam, en den eenentwintighften te | Meffina. Ondertuffchen was men den twin- ] tighften in 's Landts vloot noch doende met de fcheepen te krengen, fchoon te maaken, en zoo veel als moogelyk was te voorzien: voorts met water en brandthout te haaien. Den volgenden dagh feindc de Heer de Ruiter al de Kapiteinen 's morgens vroegh aan zyn boordt, hun beveelende, zich gereedt te houden om 's avondts onder zeil te gaan, en hy liet den Onderkoning en den Prins van Montefarchio bekent maaken , dat hy met 's Landts vloot, volgens zyn ordre, naar 't Vaderlandt moft vertrekken. Daar op quam d'Onderkoning ter zeiver uure noch aan zyn boordt, en zocht hem van zyn vóorneemen af tc brengen, met hooge aantuiging van 't nadeel dat des Konings zaaken by zyn vertrek zouden lyden. Hy zeide dat zyn Majefteit verlenging van den tydt zyns verblyfs van de Heeren Staaten hadtverkreegen: daar de Heer de Ruiter op antwoordde, dat hem daar van niet was gebleeken. Men zou, zey d'Onderkoning, met dat vertrek het Ryk aan de vyanden. oyergeeven: voorts vraagende , 01 'er l 4 ïyp 1676. Die,'t gei ïeele ei» andt van üciüeom leilende, ïindelyk e Meffina romr. 20 Jan, ai Jan. DeRuiter 3 -fluit naar Hollandt te vertrekken, en laat hetdenOnderkoningweeten. Des Onderkooi ngs aantuiging te^ gens zyn vertrek. 2  i6y6. Zyn aan bieding. Van de Ruiter af. geflaagen. 168 Het LEVEN van den lyftoght of iet ontbrak, met aanbieding van alles te zullen verfchaffen. Eenigen verhaa• len, dat hem d'Onderkoning te dier tydt een zwaare goude keeten en goude penning, van groote waardy, (dien de Koning voor hem gezonden hadt) aanboodt, om hem door die Koningklykc gunit en mildaadigheit tot zyn meening te trekken. Maar hy fïoeg dat eefcherik grootmoedelyk af, om dat het toen juilt werdt aangebooden, en een erkentenis vereilchte, die hy niet van zins was te geeven: zeggende tot den Onderkoning, dat hy Of» gantfeh Sicilië niet eenen dagh zou blyven, buiten ordre van den Staat: maar indien hem nieuwe taft van zyn Heeren en Mee/Iers wierdt getoont, dat hy dan zou blyven. Hy zey te dier tydt al boertende tot zyn Predikant Wefthovius, Domine, d'Onderkoning is zoo verlegen met zyn goude keeten en penning, dat gy ze fiechts naam. Daar d'ander op antwoordde, dat ze hem zoo wel niet zoude paffen. Ook werdt verhaalt, dat d'Onderkoning den Heer de Ruiter drie of vier daagen te vooren een vereering van honderdtduizendt guldens hadt aangebooden, op hoope van hem daar door tot langer verblyf te beweegen; maar dat hy, zyn vryheit niet willende verkoopen, die °roote gift van de handt wees. Doch d'Onderkoning, om niet ongedaan te laaten 'tgeenfïrekken kon tot het ophouden van 's Landts vloot, zondt den tweeè'ntwintighften 's morgens vroegh den volgenden brief, die 's avondts te vooren gefchreeven was , aan den Heer de Ruiter, behelzende verfcheide beweeghredenen, tot zyn ooghmerk dienende : en  L. Admiraal DE RUITER. 169 luidende, uit het Spaanfch vertaalt, gelyk volght. Zeer uitneemende Heer, Myn Heer, Zoo even ontfang ik Uw Ed. briefken , gifteren gefchreeven , waar by V u belieft my uw onverwacht befluit, van u met de fcheepen , ftaande onder uw bewindt , naar Hollandt te keer en, bekent te maaken, onder voorwenden, dat de tydt van uwe byftandt in deeze uitwerkinge van verrichtingen, volgens den la ft die Uw Ed. van den PleerePrinffe van Oranje heeft ontfangen, zou zyn verftreeken. Ende kan ik Uw Ed. verzeekeren, dat deeze tyding myn gemoedt tot op het alleruitcrftepunt heeft ont ftelt: want by aldien Uw Ed. zich onttrekt van deeze uitwerking der verrichtingen, in de tegenwoordigen toeftandt vanzaaken,zoo zal daar uit ont ft aan het geheel verlies van dit Koningryk, door d'uiterfte mismoedigheit die 't zelve in d'inboorlingen zal veroorzaaken: hebbende een ieder met het grootfte verlangen gehoopt op Uw Ed. aankomfte, en begoft fondervinden de gelukkige uitftagh van uw byftandt, in V geen Uw Ed. verricht heeft op den achtften dagh van deeze hopende maandt. Ik, myn Heere, en heb geen kennis van den dagh op den welken Uw Ed. uit zyne havens is vertrokken, om daar uit de reekening te konnen maaken die Uw Ed. my aankundight. Doch ik jla daar gantfch geen twyffel aan, of de gefielde tydt zal wel zyn verftreeken, vermits UwEd. zulks zeit. Maar \t geen hier aan te merken ftaat, is, h 5 dat Des On- derk fittings brief aan deRui:er, vervat:ende verfcheide redetien en looge aantuiging tegens zyn vertrek.  i6?6. i i 1 £ 170 Het LEVEN van den dat ik, zoo weinig daagen geleeden, Uw Ed. in den naame van den Koning mynen Heere heb verzocht, dat de zelve zich alhier noch twee maanden, boven de zes van V verdrag/W, zou willen ophouden, en dat Uw Ed. daar toe beliefde te verf aan: ende moetende die loopenvan den tydt van myn verzoek af,zoo ben ikwelverzeekert, dat Uw Ed. eer dat dezelve verftreeken zullen zyn, de befcheiden van de Heeren Staaten Generaal zal hebben, om zich hierop houden voor de zes maanden der verlenging, die geftooten is door den Koning mynen Heer. Ende dewyl zyn Majefteit my zulks by zyn Koningklyk befchcidt van den achtentwintighften November verwittight, V welk ik Uw Ed. met het eigen handtfchrift heb bekent gemaakt, zoo. fchynt het dat 'er niet aan te twyfelen is, of Uw Ed. zal hier in V korte dezeekreordreontfangen van de Heeren Staaten Generaal: de welke , door de naauwe vriendtfchap , die zy met den Koning mynen Heere opentlyk onderhouden, en V verkondt dat 'er is tot bevordering van des eens en des anders belang, Uw Ed. met de fcheepen onder mv bewindt ftaandehebhen afgezonden, om zyn Majefteit byftandt te doen; ten einde, dat hy zich zou moogen ontwikkelen van zulk een naadeeligen oorlogh, en iat door middel van uwe dapperheït cn ervaf-entkeit, en die van uwe Kapiteinen, Meffina veer magh gewonnen en tot gehoorzaamheit geWaght worden, gelyk wy dat alle verhoopen. Dewyl dit dan het ooghmerk van Uw Ed.komft s., zoo magh Uw Ed. niet gedoogen dat daar tit zulk een tegenftrydige uitwerking ontfta, elyk als zyn zou V verlies van dit Koningk- ryk,  L. Admiraal DE RUITER. 171 ryk, by aldien Uw Ed. zich omtrok van Vverder bedryfin deezen ft and van zaaken, laat ende de wapenen van den Koning mynen Heere daar toe in den noodt, zoo dat onze gemeene vyandt de triomfen zou konnen verkrygen die hy wenfcht: daar zich alle de bondtgenopten ende vrienden van de Koningklyke Kroon, en inzonderheit de Heeren Staaten Generaal, zoo veel aan moeten laaten gelegen zyn. Ook bied ik 'aan, van nu af, in den naame van zyn Majefteit'en in den mynen, in gereeden gelde, alhier, of ter plaatze daar Uw Ed. zulks zal ordonneren , te voldoen en te betaalen de fchaade , die de Heeren Staaten Generaal zouden moogen lyden, door Uw Ed. op te houden tot 'd" aankom ft e der befcheiden van de verlenging 'der zes maanden, ofte van de tyding dat de Heeren Staaten Generaal daar toe niet hebben verftaan: want, gelyk ik Uw Ed. heb verhaalt, die tyding kan niet lang vertoeven. Ten laatften moet ik Uw Ed. in h'oogen ernftaantuigen, gelyk ik doe by deezen, dat, by aldien Uw Ed. zich in deeze geftelteniffe van zaaken onttrekt van deeze uitwerkinge 'der verrichtingen, daar uit alsdan niet alleen zal ont ft aan het verlies van dit Koningkryk, maar ook veele andre nadeden van de Koningklyke Kroon zyner Majefteit. Dcrkalyen blyve ik feenemaal in dat vertrouwen , dat Uw Ed. op V inzien van deeze redenen, zyne reize zal goedtvinden op tefchorten: en den Koning mynen Heere nieuwe beweeghredenen geeven om de bezondre waarde, daar hy Uw Ed. perfoon in houdt, te vermeerderen. Ook vertrouw ik vaftelyk, datUwEd. hier mede den Heeren Staaten Generaal een zon- 1676.  1676. Nader ver zoek wegens den Onderkoning aa Jan. 'Twelk afgefiaagen werdt. ] ( c c z 172 Het LEVEN van den zonderlingen dienft zult doen: dewyl de zelve zoo groot een belang hebben in V geenzyneMaiffr ?7fr' ?e êoddelyke genade bewaare uw Ed. langduurige jaaren , Mét ik hem toewenfche. Melafo, den 21 Januarius 1676. k . Zeer uitneemende Heer, Ik kufe Uw Ed. handen, deszelfs gerinehfte Dienaar, b DE MARQUIS VAN VILLA FRANCA. • Ook zondt d'Onderkoning eenige Heeren aan den L. Admiraals boordt, van zynent weegen voor t lelt verzoekende , dat hy noch veertien daagen met 's Landts vloot zou blyven. Doch hy, noch zyn Krygsraadt, daar over by een geroepen, konden daar toe vertaan; vermits de tydt van zyn .ordre verftreeken was Hy wift ook hoe quaalyk dat het den L. Admiraal Tromp werdt afgenoomen, dat hy , Spanje ten gevalle, in den jaare mdclxxiv, na half October, den tydt dié vaft geilek was tot het uitblyven der vloote, tot ontrent December was uit geweeil: en datde 5 "^^ ™n Hollandt hadden geëifcht, lat de Hoofden der vloote rekenfchap zouden geeven, waarom dat ze zoo veel langer waaien m zee gebleeven: en dat de latten der eluipagie of toerufling, na half Oélober, te lier zaake gedraagen, werden gekken t, voor e drie Kollegien ter Admiraaliteit van deMaae, Amllerdam, en 't Noorderquartier, tot over I  L. Admiraal DE RUITER. 173 over dc negenhonde.rdtduizendt f gulden te beloopen. Maar inzonderheit werdt by den Heer de Ruiter en den Krygsraadt aange-merkt, dat 's Landts vloot weinig hulp van Spanje hadt te verhoopen: dat de Spaanfchen nu fiechts tien fcheepen by der handt hadden, en daar onder vyf flechte, die ook maar voor twaalf daagen fcheepsbehoefteinhadden:zoo dat het groot geweldt van de Franfche zeemaght op 'sLandts zeventien fcheepen meelt, zoude aankoomen. Derhalven verftondtmen eenpaarighlyk, dat men 't vertrek niet zou uitftellen: 't geen de Heer de Ruiter den Onderkoning met een brief bekent maakte. Daarna ontfing hy noch van den gemelden Onderkoning een' brief, die van deezen inhoudt was: Zeer uitneemende Heer. Myn Heer, Zoo terftondt ontfangikUw Ed. brief van heeden, waar by V Uw Ed. belieft my te antwoorden op den mynen van gifteren, en blyve ik in de raadeloosheit die Uw Ed. kondt denken: nadien Uw Ed. volherdt in zyn befluit van zich deeze uitwerking uwer verrichting font trekken. Ende in gevolge van V geen ik in 't gefchrift van gifteren Uw Ed. hebbe aangekundight, herhaale ik V zelve wederom bydèe■zen, m den naame van den Koning mynen Heere : ft ellende Uw Ed. de groote nadeelen, die hier uit te volgen ftaan, voor oogen. Ende al hoewel ik my noch voede met de hoope dat Uw Ed. zyn vertrek zal opfekorten, zoo zalikaa»ftondts de felouque:, .die Uw Ed. ordonneert dat hem 1676. 1939?o6 -tlifluyv. Ipen. Een andre Driefdoor Jen Onderkoning ten êelveneinli aan de Ruiter ge"chreeven.  i 174 Hèt LEVEN van DEtf hem zal volgen, afzenden, en hen ten dien einde bezich met fchryven: niet tafelende ofte Napels zullen d"ordres van de Heeren Staaten Generaal worden gevonden, flrekkende om ons uwe byftandt voor noch zes maanden in deeze uitwerking der verrichting te doen genieten: volgens het geene my de Koning, mynen Pleere , heeft verwittight. Ende in gevalle Uw Ed. zyne reize in V werk ftelt,. zoo verzoek ik dat Uw Ed. niet wil nalaat en Napels aan te doen; op dat noch erlanght magh worden, dat Uw Ed. zich zonder tydtverlies wederom begeeveop deeze hooghte. Ende ondertuffchen wenfch ik, dat Uw Ed. myne oprechte genegentheit noch meenighmaalen tot zynen dienft en welbehagen gebruike. Godt bewaar e Uw Ed. noch veele jaaren, die ik hem toewenfche. Melaffo, den 22 Januarius 1676. Zeer uitneemende Heere, Ik kuffe Uw Ed. handen, als des zelfs geringhfte Dienaar, DE MARQUIS VAN VILLA FRANCA. Het lelie verzoek van den Onderkoning, dat de Heer de Ruiter, met 'sLandts vloot vertrekkende , eerft zyn koers naar Napels zou neemen, om te zien of hy daar geen andre ordre zou vinden, heeft hy toegeftaan, indien windt en weder zulks kon toelaaten : en daar op ging men noch ten zeiven daage onler zeil. In 't uitzeilen werdt de Heer de Rui-  L. Admiraal DE RUITER. 175 Ruiter j óf 's Landts vlagge , van 't kafteel noch met zeven fchooten vereert, die hymet gelyk getal beantwoordde. Hy falueerde ook in 't voorby zeilen de vlagh van den Admiraal van Spanje, en die hem, met gelyke fchooten. Buiten de baay gekoomen, fteldchyzyn koers, met een Ooftelyke windt, naar't eilandt Stromboli. Den drieëntwintighften, Voorby Stromboli geraakt , zondt hy twee perfoonen, Albert en Pieter van der Sprang, voor uit naar Napels: den eerften met brieven aan den Onderkoning, en den tweeden aan den Nederlandtfchen Konful van Daalen , met brieven, om van daar aan de Heeren Staaten te beftellen, en om te verneemen of daar geen brieven van den Staat aan hem waaren gekoomen, aangaande zyn langer verblyf ontrent Sicilië, ten dienft van Spanje. Doch als dees afgezondenen zonder eenige nader ordre daarna te rugh quaamen, vervorderde hy zyn reize, zonder te Napels aan te loopen. Den leften dagh der maandt kreegh men het Noordteinde van Sardinië en Corfica in 't gezicht. Toen gaf de Heer de Ruiter ordre, dat de Kapitein de Jong, als Kommandeur, nevens de Kapiteinen Broeder, Graaf van Styrum, Meegang en Noirot, voor uit naar Livorno zouden zeilen: om zich daar by de Smirnaasvaarders, die onder 't beleidt en gelcy van den Schoutbynacht de Ruiter, zynen zoon, naar Hollandt zouden zeilen, te vervoegen, en 't geley te verflerken. De gemelde Schoutbynaeht was den achtentwintighlten December te Livorno aangekoomen: en zommigen verhaaien, dat hy weinig daagen te vooren met de 1676.. '5 Landts vloot gaac van Melasfo t'zeil. sa Jan. 23 Jan. DeRuher zendt brieven naar Napels. | Komt in't gezicht van Sardinië. % t Jan. Z.ndtvyf fcheepen naar Li/or* DO.  Komt o trent het eilandt Corona 4 Febr. Brief v zyn Hoe heit den Ptins va Oranje s deRuiti I Overe, ktoming a Toen fiing. ij6 Het LEVEN van den de ryke Smirnifche vloot de Franfche zeemaght, die toen, naar Sicilië zeilende, daar ontrent was, gelukkiglyk ontging, cn dathy binnen 't eilandt van Elba doorzeilde, op den zeiven dagh dat de Franfchcn hun koers buiten 't eilandt vervolgden. De Heer de Ruiter beval, naa 't afzenden van den Kommandeur de Jong naar Livorno, aan d'andre fcheepen, die hy by zich hieldt, dat ze.koers zouden ffellen bezuiden Minorca, Majorca, en Yvica, zoo de windt daar toe wou dienen, of anders benoorden om: en ftelde, indien iemant door ongelegentheit van dc Hooftvlagh moght geraaken, de rendevous of vefzaamelplaats in de baay van Alicante. Daar op voortzeilende, en den vierden vanFebruarius ontrent Gorgona (een kleen eilandt ten Zuidtwe'ften der ftadt Livorno) koomende, kreeg hy vyf fcheepen in 't gezicht, en begoft, toen ze naarder qüaamen, te merken, dat het de fcheepen waaren die hy den lellen der verleede maandt naar Livorno hadt afgezonden Deez', 's avondts laat by hem koomende, braghten hem een brief van zyn Hoogheit den Prins van Oranje, den negentienden December des verleeden jaars gefchreeven, luidende als volght. an g- Edele , Geftrenge , vroome , lieve be- ti zondere, an ' Al hoewel de conventie 1, tnjfchen haare Hoog. Moog. en den Koning van Spanje aange>■ gaan, noopende de equipagie 2 van 18 oorlogh- fchee-  L. Admiraal DE RUITER. t77 fcheepen naar de Middellandtfche zee, U E. commandement 3 aanbevoolen, alleen was geprojecteert 4 voor. den tydt van zes maanden, die met de aanftaande maandt JanuariusP Mdclxxvi ft aan te expireren s, ende dat UE. 5 zich dienvolgende in verlegeritheit zonde vinden , wat men met de voorfchreeve fcheepen zoude moogen uitrechten, ende of en wanneer die zouden moeten repatriëren 6 en te rugge koomen, zoo hebben wy noodigh geacht U EJ mits deezen bekent te maaken, dat den tydtvanh' de voorfchreeve zes maanden juift zoo pre- f' cys 7 niet is gedeftnieert "•, dat UE aanftondts met de expiratie 9 van dien zoude moeten we- i deromme keer en, zonder het principaal10 oogh- , merk van den Staat te hebben bereikt: en dat daarenboven tuffchen zyne Majefteit en haar«, Hoog. Moog. van nieuws gehandelt wordt, om- > me den tydt van de voorfchreeve zes maanden, voor noch andre zes maanden te prorogeren 11. Wy zullen UE. dan van den uitflaghvandien,le en wat U E. nader te doen zal hebben, adverteren 12, en onze meininge en intentie laaten toekoomen, zoo haafl van de voorfchreeve zaa- w ke eene afkomft ter eenre ofte andre zyde zal zyn gemaakt, daar op U È. zich geruft kan houden, die wy hier mede, Edele, Geftr enge, vroome , lieve bezondere , beveelen in de befcherminge van Godt almaghtigh. In V Gravenhage, den 19 December 1675. UE. gocdcwillige vriendt, G. H. PRINCE d'ORANGE. V. Deel. M Ter 1676. 3Gfbiedt, ifintwor- Eindigen. 5 Naar't adei- ndtkee- •n. 7 Stip. Bepaalt. ) Het eingen.o fooriamjle. [ I Ver. tgen. a Ver-, 'ttigen.  1676. Brief van den Secretaris ter Admirraiit -\t t-Jt Amfterdai) aan de Ruiter. t i 3 j 178 Het LEVEN van den Ter zclver tydt werdt hem noch een brief ter handt geftelt, door den Secretaris ter Admiraliteit t'Amfierdam, zes daagen later, Gefchreeven, en van deezen inhoudt. Myn Heer. Met de vcorledene poft heeft zyn Hoogheit. onder couvert e van den Konful tot Napels, aan U tVéled. gefchreeven over de provifionele continuatie van 's Landts vloote in de Middellandtic ius zee, van welke miffive gaarne hadde «ezien dat met deeze pof een duhbeldt was %zoncen, dat door het vertrek van zyn Hoogh;it mt den Haagh niet en heeft konnen gefckieden: ende dewyle door haar Hoost. Moog. van de rpolutie tot het langer verblyf noch geen aanjchryvtngh aan het Kollegie is gedaan, zoo u by haar Ed. Moog. geen ordre geftelt tot het zenden van eenige vivres, daar op dat U Weled. m het doen provideren van de fcheepen reHexie gekeft te maaken, dat noodigh gevonden hebbe over te fchryven: ohtwyfelyS'dat den Viceroy van Napels zal bezorgen dat de fcheepen ypiy 'ideert zuilen konnen worden, aan de welke aat daar toe door de Spaanfche Minifters alhier verzoek is gedaan. De jonghfte advyzen, itt wy van UWeled.gehadt hebben, zyn van ien eerft cn November, en brengen ons in verengen om naader tydingen te krygen. Met tat U Weled. van de publicque advyzen is geiient zal my tot de zelve niet inlaaten, ende 'oor UWeled. particulier zeggen, dat het met J weled. famüie noch wel is. Waar mede dat, naar  L. Admiraal DE RUITER. 179 naar myn gebiedenis aan alle de bekende, ver» blyye, Myn Heer, U JVeled. ootmoedige Dienaar, J. DE W I L D T, De L. Admiraal de Ruiter, den brief van Zyn Hoogheit geleezen en overwoogen hebbende, befloot, dat hy met'sLandts vloot, zonder uitflel, te rugh naarNapels, en voorts haar Sicilië zou zeilen, om de Franfchen alle moogelyke afbreuk te doen, vertrouwende dat hy te Napels naarder aanfchryving van hunne Hoog. Moog. zou vinden. Hy llelde derhalvcn zyn koers terftondt naar d'eilanden Capraia cn Elba, en voorts naar Napels. Doch hy gaf zyne Hooftofficieren en Kapiteinen te kennen, wat hem door Zyn Hoogheit was aangefchreeven : (tellende , indien iemant van deHooftvlagh afdwaalde, de baay vanNapels tot rendevous, ofverzaamelplaats. Den tienden der maandt quam de vloot ontrent het eilandt Ifchia, dat ten Wellen van' de golf of zeeboezem van Napels leit: doch men hadt de windt uit de golf Noordtooftten- ' ooiten, en dat zeer ongellaadigh, dan ftilte 1 ett dan koelte, zoo dat men weinig kon vor-! deren. De Heer de Ruiter zondt toen met een felouque een brief aan den Onderkoning ' van Napels, den Marquis de los Velez, en \ een ander aan den Ncderlandtfchen Conful, M 3 van! DeRuiter jiefluit iveer naar \apels ei Sicile te keeren. toFebr. Komt by t eilandt fchia en roor de ;olf van Napels. Haakt zyn tomftdoof :en brief ian den Dnderko* iing beien»  1676. Hy komi voor cfe ftadt Napels. 11 Febr. Wordt vai den< >nder koningvei wellekomi 180 Het LEVEN van den van Dalen, om zyn komft bekent te maaken. Laar op quam noch 's avondts ten zes uuren de gemelde Conful, met een Luitenant Generaal, aan zyn boordt, en braghten hem een brief van den Onderkoning , die zich over zyne komfte ten hooghlten verblydde , hem heufchelyk begroette, en noodighdc om in de fladt te koomen. In 't fiot van den brief las men de volgende woorden i D'mtftaaglng van de Honganftche Reügieufen (zoo werden de Predikanten nier genoemt) is vergum , zoo draa ik maar gew eet en heb dat het Uw Excellenties bekeven was dat zulks zou gefchieden: en ik wachtte, om die in 7 werk tt(lellen, alleen naar Uw Excellenties komfte; op dat zv die genade door uw handt zouden ontfanZen. Doch,met tegenftaande die milde toezegging van vry aating, fcheen d'Onderkoning daarna te aarzelen, en de Heer de Ruiter moeit d-ar noch ernflig om fpreeken , eer hv ze ontfloegh Men deed voorts dien avondt en den gantfehen nacht zyn beft om de baay van Napels m te lavceren: doch het duurde noch tot den volgenden avondt eer men in de baay en , voor de fladt ten anker quam. D'onderkoning van Napels, de Marquis de los Vele/ liet ■ zich noch den zeiven avondt met verfcheide • vaartuigen , prachtig toegerult, nevens veele Grooten en Edelen, aan zyn boordt brengen, hem verwellekoomende, groot genoegen en vreught betoonende over zyn aankomft! De Conful van Dalen hadt hem 's avondts te voo- ' ren, genoeghzaam verzeekert, dat de Hongarifche Predikanten waaren ontflaagen d?ar ' nochtans niet op volghde. Doch nu zocht hy, I  L. Admiraal DE RUITER. 181 hy , door zyn Predikant Wefthovius aangemaant, zich van de tydt en gelegcntheit te dienen, om hünne verloffing te bevorderen. Toen de drang in de kajuit verminderde, en dat veele Edelen zyn fchip van boven tot beneden gingen bezien, nam hy zyn flagh waar, en fprak den Onderkoning met deeze woorden aan : Daar is aan Uw Excellentie tot tweemaalen voor de Hongarifche Predikanten, die op de galey m zyn gebannen, gefchreeven, met verzoek om hunne ontflaaging. Daar op zeit men dat hunne banden nu wel eenighzins zyn verlicht, maar ze zyn noch niet in vry heit ge feit: dat ik nochmaals van Uw Excellentie verzoeke; nadien ik niet en weete dat die mannen zulk een ftraffe hebben verdient. Uw Excellentie doet my d'eere van my te ver wellekomen , met veele teekenen van achting en genegentheit, daar ik my in behoore te vcrliyden. Doch Uw Excellentie gelief te weeten, dat ik ■nu niet bly kan zyn. Wat vreughde zou ik konnen fcheppen uit al d'eere die my gefchicdt, zoo lang als myn lieve broeders, die Predikanten , daar op de galeyen zitten, cn zoo mishandelt worden. Wil derhalven Uw'Excelletle iet voor my doen, en toonen dat hy my- geneden zy i Sehk hy zeght, hy ontflaa dan deeze \llendigen uit hunne banden. Dit fprak hy met zulk een ernft en nadruk, dat hun beide,zoö wel die hoorde als die fprak, de traanen uit d'oogen borften. De brieven, zey toen d'Onderkoning, daar Uw Ed. van fpreekt, heb ik ontfangen, en met opmerking geleezen, en '£ doet my zelfwee dat die goede luiden tot die uiter fte ellende der galeyen zyn gebraght. Maar M 3 Uw Zynge"prek met lenOnderioning ten ïinde (!at ry de Hoö« 'arifche ?reuikan. en van mnne (la'emy zou .ntüaan.  ï6?6. D'Onder koning ftaat zyn verzoek toe, 18a Het LEVEN van den Uw Ed. weet dat ik onder mynen Koning en Heere ftaa, wiens meening my in deezen onbewuft is, en dat ik, geen volkoomen maght hebbende om hier in te treeden, niet kan doen wat tk wel gaarne zou willen. Ook zyn V des Keizers gevangenen. T is my leedt dat Uw Ed. iet van my eifcht dat aan my niet flaat, maar aan den Koning mynen Heer, en aan zyn Keizer lyke Majefteit, aan wien men daar over zou moeten fchryven. Dit zeggen bedroefde den Heer de Ruiter dermaate, dat men 't aan zyn gelaat kon zien, ook werdt het gemerkt van den Onderkoning, die, zich by zich zeiven wat bedenkende, en de zaak overwecgende, zich eindeiyk tot de Ruiter keerde, met deeze woorden, m.1 nu myn Heer, wie zou zulk een Admiraal, die de. befchermer en behouder is van deeze Landen, en daar wy zoo zeer aan verplicht, iet konnen weigeren? - Ik zal ze dan om uwent wildoen om (laan: doch onder voorwaarde , dat gy ze op de vloot zult houden, en niet onder V gebiedt van mynen Koning of van oen Keizer aan landt zult laaten zetten: op dat hun niet erger overkoome. Ik zou ken dan niet konnen befchermen, en doe dit vu zonder laft Maar ik meen dat ik mynen Koning, met uditm te willigen, al is V zonder-zyn verlof, dien ft doe: en daarom heb ik V geen gyzoo ernft tg verzoekt niet willen weigeren. Hunne vry* heit is u gefchonken. De Heer de Ruiter bedankte daarop den Onderkoning, en zcide, da? hy zyn Predikant terftondt zou zenden om hen ai te haaien. Dit ftondt d'Onderkoning toe, en beloofde ordre te zullen irellen, ten einde dat men ze zyn Predikant zou overgeeven, -Hy was  L. Admiraal DE P.UITER. 183 was zoo haaft niet van boordt vertrokken, of de Predikant Welthovius, vergezelfchaptmet den Predikant van den Viceadmiraal de Haan, /Egidius Viret, voer met drie floepen naar de galeyhaven, en verzocht, zich naar't Hof begeevende, aan zyn Excellentie, dat mende gemelde Hongaren in zyne handen zou ftellen. Toen gaf d'Onderkoning terftondt bevel aan den Prins van Piombino, Generaal der Napelfche galeyen, dat hy ze zou ontflaan: die daar op zich met zyn gevolg naar j de galeyen begaf, en den Predikant Weftho-, vius drieëntwintig Hongarifche Predikanten, toetelde , die men dien avondt noch op 'ti fchip van den Viceadmiraal de Haan braght.1 Den volgenden dagh haaide de gemelde Wefthovius noch een Hongarifch Predikant uit het flaaven gafthuis, daar hy ziek en aaneen zwaare keeten geflooten lagh, en noch twee uit een gevankenis. Dus werden deesPredikanten, tot zesentwintig in getaale, (onder de welke drie(Reétors of beïlierdcrs van fenolen waaren) ten leften uit hunne bange flL> verny, (die zy nu meer dan negen maanden , zedert den achtften May des voorleden iaars, op de Napelfche galeyen hadden geleden) door de voorfpraak van den Heere de Ruiter, verloft. Zy quaamen in een jammerlyke geftalte in de Hollandtfche vloot, met verfcheurde kleederen, halfnaakt, met uitgemergelde lichaamen, afzienlyk door builen en wonden j zoo dat men ze niet zonder medoogen kon aanfehouwen: te meer, om dat daar onder waaren mannen grys van ouderdom , die door hun deftig, bleek en vervallen wcezen., M 4 eer- 1676. Zasena intig longari"chePjedi:antenvorden uit le flaveruy Ier Napel, 'ene gayen n6\ t'zeil naar Palermo, HET 188 Het LEVEN van den de ftadt en de'kafteelen fchooten wel honderdt fchooten , daar men met zeven voor bedankte. De koers werdt gefteldt naar de baay van Palermo, daar men, van de vloot afdwaalende, de vlagh zoude opzoe-  HET LEVEN van den heere MICHIEL de RUITER, Hartog, Ridder &c. L. Admiraal Generaal van Hollandt en Westvrieslandt. AC II TIENDE BOEK. N aa dat dc L. Admiraal Generaal de Ruiter uit de baay van Napels, gelyk in'tvoorgaande bock is verhaalt, met 's Landts vloot was t'zeil gegaan, kreegh hy naa vier daagen zeilens den baay van Palermo in 't gezicht, en raakte den drieëntwintighilen van Februarius, nevens de /Viceadmiraal de Haan, en de Kapitein Middellandt, (die zedert de doodt van Vcrfchoor de vlag als Schoutbynacht voerde) met noch zeven fcheepen, en de fnaauwen en branders, noch achter de moulje van Palermo. D'andre zeven fcheepen bleeven op de reede. De volgenden dagh quam de Prins van Montefarchio, en daarna de gantfche Magiftraat, den Admiraal verwellekoomen. Hier vondt hy zich door lekkagie gcnoodtzaakt zyn fchip te kielhaalen, 't welk met het loffen van gefchut en andre zwaarte werdt in 't werk geilek. Doch men kon 't zwaarlyk op zy noch de kiel boven water krygen, dewyl 't fchip zeer daalde: maar mén zagh echter de kiel, voor en by de vergadering 1676. DeRuiter komt met 's Landts vloot tePalermo. 23 Febr. Hy wordt genoodtzaakt zyn fchip te kielhaalen.  1676. ZjFebr. 1 Maart 27 Febr. 5 Maart, 13 Maart, X 14 Maart. De Hol- Jandcfclie vlootloopt uicde baay van Palermo in zee,, daar zich 190 Hét LEVEN van dén ring van de kiel en fteven, zoo ontfiek engebrooken, dat het een fehrik was om te zien, Terwyl men alles, zoo veel als 't moogelyk was, kalfaatte en voorzagh, hadt men in 't \yerk zoo veel ramp en tegenfpoedt, dat 'er wel vyftien of zeftien daagen verliepen eer men tc recht kon raaken. Midlcrwy'l werdt hy met zyn Hooftoflkieren en Kapiteinen, eerft van den Prins van Montefarchio , en • daarna van de geheele Magiftraatvan Palermo, met groote heerlykheit tenmiddaghmaale onthaalt. Ook werdt de Heer de^Ruiter te vooren door den Raadt met twee zilvre fchootcls, ter waarde van vyfhonderdt gulden, en met een ftuk roodt damaft van tweehonderdt ellen lang, wel twaalfhonderdtgulden waardig, befchonken. Den vyfdenMaart quam ook de Marquis de Vayona met twee galeyen van Napels by de vloot, en de Prins van Montefarchio vertrok den negenden met een galey naar Napels, en voorts van daar naar Madrid, om rekenfehap van zyn bedryf te geven. Den dertienden raakten de mcefte fcheepen van achter de moelje buiten in de baay, en ten zei ven" daage hadt de L. Admiraal al de Spaanfche hooge Bevelhebbers op zyn fchip ten eeten: daar beflooten werdt', dat ook de Spaanfche fcheepen 's anderendaaghs zouden t'zeil gaan. Daar op liep de Hollandtfche vloot des morgens voor den middagh in zee. Daar de Spaanfche Admiraal met twee andere, en daarna noch drie Spaanfche fcheepen op volgden. Doch den volgenden dagh f voegde zich de geheele Spaanfche vloot, beftaande in tien oorloghfchee- pen,  L. Admiraal DE RUITER. 191 pen, een petasque en een brander, t'zaamen twaalf zeilen, by de Hollandtfche. De L. Admiraal de Ruiter deelde toen aan ieder zyn infiructie cn bcrichtfchrift uit, daar men zich naar zou richten: zullende, volgens 't geen verdraagen was, de Heer de Ruiter de voortoght, de Spaanfche de middeltoght, en de Viceadmiraal de Haan d'achtertoght hebben. Dienvolgens werdt 's Landts vloot nu in twee esquadres verdeelt. Het eerife, ondef den L. Admiraal de Ruiter, voerende de wimpel van de groote fteng, beftondt uit negen oorloghfchecpen , drie fnaauwen , twee branders, cn een behoeftfchip: het tweede, onder den Viceadmiraal de Haan , de vlagh voerende van de voorfteng, uit acht oorlogfcheepen, drie fnaauwen , twee branders , en een behoeftfehip. Het fchip de Spiegel, dat d'overleden Schoutbynacht Verfchoor plagh te voeren , werdt gcflelt onder 't gebiedt van den Kapitein Schey, wiens fchip Effen, 's daaghs na den zeeflagh van denachtften januarius, gelyk verhaalt is, door zyn lek was gezonken. 'S Landts vloot, nu verecnight met de Spaanfche, over de welke Don Francifco Pereira Freire de la Cerda, Viceadmiraal Generaal van zyn Majefleits vloote, 't gebiedt voerde, ftelde nu den koers naar Melaffo. Midlerwyl hadt men in Hollandt kennis gekreegen van 't vertrek van 's Landts vloot uit Sicilië. Den eenentwintighften Februarius werden in de vergadering der Heeren Staaten drie brieven van den L. Admiraal de Ruiter, aan den Raadtpenfionaris Fagel gefchreeven , geleezen : d'eer- 1676. de Spaan, fche vloot by voegbt. | isMaartt 'S Landts /loot worJ n twee esJuadresverdeelt. 3 i Fiér.  i6?6. Refolutie tier Staaten van Hollandt, drekkendeom'« Landts vloot noch ontrent Sicilië te houden, en met zes fcheepen te verlierken. 192 ■• Het LEVEN van den d'eerfle gefchreeven den 22 van Januarius, zeilende in de baay van Melaffo, de tweede gefchreeven den 23, by 't eilandt Stromboli, en de derde den 31 der zelve maandt, beoosten 't eilandt Coriica : houdende verwittiging van de gefteltenifle van 's Landts vloot*, en dat hy, de Ruiter, volgens d'inftruétie hem * by den Heere Prinffe van Oranje mede gegeeven , hadt beflooten, weer naar't Vaderlandt te kecreh. Ook heeft de Raadtpenfionaris ter vergadering toen voorgedraagen, wat ordres zyn Hoogheit den Heer de Ruiter van tydt tot tydt hadt toegezonden, en laaten toekoomen, om noch eenigen tydt ontrent Sicilië te blyven, en aldaar met 's Landts vloot den vyandt afbreuk te doen, mitsgaders wat dien aangaande ook noch dien dagh by zyn Hoogheit was gedaan. Waar op beraadtflaaght zynde, hebben hunne Ed. Groot Moog. zich d'ordres, die zyn Hoogheit den Heer de Ruiter hadt gegeeven , om met de vloot ontrent 1 Sicilië noch te verblyven, cn den vyandt af- | breuk te doen , wel laaten gevallen : ende voorts goedtgevonden en verflaan , dat als f noch, zoo wel ter Generaaliteit als by zyn Hoog- 1 helt, en elders daar het van vrucht "kon zyn, I alle vlyt zoude worden aangewendt, om de voor- 1 fckreeve vloote in de Middellandtfche zee te j houden, en te doen weder keer en: ende dat voorts \ de zelve vloot met noch zes andere fcheepen van oorlogh, ieder van tfeflig ftukken kanon, moght worden yerfterkt, by aldien zyn Koningklyke Majefteit van Spanje kon worden bewoogen om twee derden van d'onkoften in detoeruft'ingvan f ie voorfchreeve zes fcheepen te draagen. War ver  L. Admiraal DE RUITER. 193 Verder ter vergadering van de Heeren Staaten Generaal, op 't ontfangen van etlyke brieven des L. Admiraals, daarna werdt gedaan en beflooten , kan men zien uit hunne Hoog. Moog. refölutie, den zeventienderi Maartgenoomen, en den Heere de Ruiter toegezonden, gelyk hier volght. De Staaten Generaal der Vereenighde Nederlanden. Edele , Geflrenge j vroome , lieve getrouwe, . Wy hebben ontfangen uwen brief van den 18 February leflleden , en de duplicata van des zelfs brieven van den 11 der zeiver maandt, en den 9 January daar te vooren, daar ne-' yens gevoegkt, noopende onder anderen deprolöngatie ofte het langer verblyf van de vloote in die geweften, en het reyiSlualieren van de zelve voor noch tien weeken, ende daar op genoomen de by gaande refölutie, die wy U toezenden tot refcriptie^ narichtinge, en om zich daar naar te reguleren. IVaar mede eindigende, beveelen wy U in Godes heilige proteclie. hi denHage^ den 17 Maart 1676; Ter ordonnantie van de hooghgemelde Heeren Staaten GeneraaL • V. Deel. N £x- 1676. 17 Maart. Brief der -leeren jtaatenGe* teraal aan ie Ruiten  \6y6. Refölutie der Heeren StaatenGeneraal, op 't ontfan gen van de Ruiters brieven, en ter zaake van zyn verblyf ontrent Sici!ie,geiioomen. 194 Het LEVEN van de Extrarft uit het regifter der refolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Martis, den 17 Marty 1676. Ontfangen een miffive van den L. Admiraal de Ruiter,gefchreeven in V Landts fchip d''Eendracht , ten anker leggende in de baay van Napels , /ƒfj. DeRuiter Itoint met de vlooten te rVTelaiïb ac Maart, tl Maart. 196 Het LEVEN van den geflelt, en aan de Officieren van VLandtsvloo* te gegeeven, om haar noch voor den tydt van tien weeken te reyiclualieren. Dat haar Hoor. Moog. over de verdere continuatie en V verbly f van s Landts fcheepen in de Middellandtfc'iie zee aan de Heeren Staaten van de refpeEüve 1 rovmcien m zeer emflige termen hadden geJcnreeven, en der zeiver confenten met verlangen tegemoet zagen: dat der halven den gemelden L. Admiraal provifionelyken, en tot naarder ordre, aldaar met 's Landts vloote zalverblyven. G A S P. FAGEL. Accordeert met het voorfchreve regifler. H. FAGEL. Doch dees refolutien waaren zoo lan^ onderweege da: ze in Sicilië niet en quaamen, als naar t overlyden van den L. Admiraal. ^ Landts vloot ondertufichen , die , gelyk vernaalt is, van Palermo was t'zeil gedaan quam den twintighften Maart, neverts de Spaanfche, in de baay van Melaffo. D'Onderkoning Marquis de Villa Franca, toonde nu zoo vee vreughts over't wederkeeren van den Heer de Ruiter, als hy te vooren droefheit hadt over zyn vertrek, en quam hem ten zeiven daage, met een gevolgh van veele brooten, bewellekoomen. Deneeneritwinyghfterj der gemelde maandt werdt de Spaanfche en Hollandtfche Krygsraadt der 't zaa- men-  L. Admiraal DE RUITER. 197 mengevoeghde vlooten in de Generaals galey van den Marquis deVayona by een geroepen, om t'overleggcn wat men nu met de twee vlooten beft by der handt zou neemen. Men verftondt toen eenpaarighlyk, dat men Mesllna met alle fpoedt te water en te lande moeft aantaften, cn den Onderkoning, door de Mar-1 quis de Vayona,daar van kennis geeven. Ten zeiven daage ontfing de Heer de Ruiter, door een fclouque, van Napels afgezonden , brieven van zyn Hoogheit den Prins van Oranje, en den Raadtpenfionaris Fagel, van welker inhoudt in het daghregilter des Admiraals geen gewagh werdt gemaakt. Hem quam toen ook een brief van den Groothartogh van Toskanen ter handen, die een groot getuigenis gaf van 'sVorften hooghachting en genegentheit, en, uit het Italiaanfch vertaalt, van deezen inhoudt was, ■ lvVjWW>-Vt toS (v*v,iV ■■■r'J Zeer doorluchtige en zeer uitfteekende Heer. Ik zoude uw Excellentie niet konnen zeggen, hoe zeer zy my met haaren brief verplichtte, die zy my uit haare vloot, door den Bevelhebber over de fcheepen, die laatfl hier waaren, uit zyne vloot, te Pifa liet toekoomen: om dat ik daar niet alleen een aangenaam, pandt van haar genegentheit, die ik uittermaaten hoogh achte, in yinde, maar daar ook met veel genoegen d'uit flagh van den flagh uit heb gezien, die uw Excellentie in de zee van Sicilië heeft gelevert,. als ook het geluk met het welke zy N % uit 1676. Beraidtlaagingfan den Spaanfchen en hioltandt'chen'ïrygsa .de. Brief van den Groothartoghvan Toskana aan den L. Admiraal de Ruiter.  16/6. Storm uit In de twee volgende daagen hadt men een d^r, Ooft- ftorm uit den Ooftzuidtooften, die ook in de ~-QQ" baay van Meiaflb zyn kracht to,onde, en waar door- 198 Het LEVEN van den uit dat dapper gevecht, daar zy my zulk een beleeft en onderfcheidentlyk verhaal van heeft willen geeven, is geraakt. Der halven bedank ik uw Excellentie uit het vierighflevan myn «emoedt, en verlang ook haare wederkomfi en verblyf op deeze zeekuften te verftaan: op het vertrouwen dat zulk een naabyheit haarbeweegen Zal, zich van my in eenige zaake te dienen: om de vierige begeerte van haar te dienen niet feenemaal onnut, en de hooghachting die ik haare verdienfte toedraage, niet zonder blyk te laaten. Het believe dan Uw Excellentie deeZe uitdrukking niet als bloote teekenen van beleeft hei't aan te neemen, maar als een hertelynaoding, om zich van myne waare wilvaardigheit in dit alles te beloöven, dat ze zich by alle gelegentheit tot zyn behaagen en dienft zal laat en gebruiken. Ondertufchen bidde ik Godt, m ( afwachten van die dienft Uw Excellentie te konnen bewyzen, dat hy de perfoon van Uw Excellentie, die zoo veel gewiekts toebrenght aan de glory der Heeren Staaten, bewaar e, en tot grooter voorfpoedt behoede. Te Livorno, den 29 Februarius 1676. Van Uw Excellentie» Om hem te dienen, PE GROOTHARTOGH VAN TOSCANA-  L. Admiraal DE RUITER, 199 door het fchip van den Viceadmiraal de Haan tegens de wal werdt gedreeven, met merkelyk gevaar van ongeluk; doch men zondt etlykc floepen t'zyner hulpe, en hy raakte noch zonder fchaade van 't landt. Den vierentwintighften was men op 't Hollandtfch Admiraalfchip in vreughde, over de verjaaring van des Admiraals geboortedagh: want hy was dien morgen ten acht uuren negenentzeflig jaar geworden, en nu in 't zeventighfte jaar zynsouderdoms getreeden: hier over werdt hy van de zynen met den wenfch van gezontheit, en langer leven, ten dienft des Vaderlandts, begroet. Des anderendaaghs werden de verlofte Hongarifche Predikanten, die tot noch toe op 's Landts vloot waaren gewccft, en die men niet langer in 't gevaar van den oorlogh wou houden, door ordre van den L. Admiraal de Ruiter, van genoeghzaamenoodruft en vrygeleide voorzien, en op een Engelfch fchip overgezet, dat hen naar Venetic voerde, van waar zy daarna naar Hollandt en elders zyn verreift: daar ze de Ruiters trouwhertigheit en liefde, hun betoont, hooghlyk preezen. Op den zeiven dagh, toen de Hongaren vertrokken, beriep de Marquis de Vayona den gemeenen Krygsraadt weêr in zyn galey, hun in den naam van den Onderkoning aanzeggende, dat men ten eerften met de vlooten naar de Faro van Meffina zou zeilen: dat de foldaaten te lande vaft naar Ibifo trokken, om eenige poften voor Meffina te vatten, en dat de vlooten ook 't haare zouden doen, en de vyanden te gelyk befpringen. Men meende daar op noch 's nachts t'zeil te gaan, N 4 maar 1676. Da Ruiters verjaardag, st} Maart. 95 Maart. Ordre ora naar de Faro van Medina ta zeilen.  af. Maan DeRqitei gaat t'zeil 9/ Maart. K. mt in «3e Faro. En voor Mefljna. i i 1 k i I C v 1: De Ruiters V oordeel r\ van de ge v ^eirei.theit yanMcfli- ^ 200 Het LEVEN van den mjti 't was doodt ftil, ook den volenden £2? V C Cene fchiP voor en 't ™der naa v dtlïVnrydCn'en in zeeb-Shren Men S- dJ T nege?C1,en SiciliM»^he LootFa"; en JVgCV?a ^ gr°nden 0ntrent de hlur u fma kundiS waare", op de Hol- en zë Jd" n';10,0"11 in d'enêhte va» ^ Faro, fchcfde Si VOOI'by dc t00rra' ver¬ beide fchooten naar de fcheepen deeden • »aar zy zeilden of dreeven voor?, e een "e' »io?me00dr^ley?inseroeit- len ui? I vde» *erdc «« d? "adt en de kaftee!ersSi , ,gefchut ? S^hooten. De *uh len Li P ^ de" KaPitein Noirot wericn twee mannendoodtffefchootcn Devloor Sm recht over Meffina\ aan dSfft >v ' I?nX Vyfenv?crci§ vaa™ waters, dicht y t landt, ten anker. Daar verftondt men, lat de Spaanfchen het klooft er der Capucvnen eflaalén / """ff S^™*™ waaren af.eliaagen, en men hoorde in de v'oor. nnrh JWg musketfchooten in 't geherght ?an de Ö&K? "i^K rerfen dPn TUlT"hen de v]00^ndeiiadt nndt^rhr, VtndM nacht verfcheide randtwachten gdeit om niet fchielyk over- elde 1?™^ De Heer de Rui*r oorn zaake?' "Vpn,.erkinS en ondervinding o f ï",' hec t'eenemaal onmooeelvk ■wvf d?3dC ^ffina te Wateraan « S: wyl de geweldige maalfiroomen, die in 't iiaauw-  L. Admiraal DE RUITER. 201 1 naauw van Meffina gingen, de fcheepen zornwyle een myl of twee wegh dreeven, daar niet tegen te doen was. Ook vondt men daar geen grond om te ankeren, dan een half inusketfchoot van 't landt. D'Onderkoning van Sicilië, midlertydt kundtfchap hebbende dat 's Landts vloot en de Spaanfche fcheepen en galeyen ontrent Meffina waaren, fchreefdaar op f aan den Marquis de Vayona, en den Heelde Ruiter , dat ze alles zouden aanwenden om zich met hunne zeemaght in 't naauw van de Faro t'onthouden, als een fluk van groot gevolg, ten deele om zyne aan (kagen te lande te begunftigen, en ten deele om de Franfche vloot binnen Meffina in gcduurige vrees te houden, ten einde dat de-vyanden het volk van hunne fcheepen niet zouden konnen lichr ten , om zich daar van te dienen tegens de Spaanfchen te lande. Hier op volgde de tyding, dat de Spaanfchen van de Meffinezen en Franfchen, ontrent het kloofler van Sint Salvador, gefkagen waaren, en dat de Graaf van Bucquoy in dat treffen was gefneuvelt. Daar op quaamen de Franfchen met hunne vloot uit de haven van Meffina, en leiden 't onder 't gefchut van de kafteelcn. De Heeï de Ruiter befloot toen met de Spaanfchen, dat men met de vloedt zou onder zaii gaan, om de vyanden van onder de kafteelcn en orde ruimte te lokken, en hun, indien zy volg' den, dan flagh te leveren. Daar op'savondt: zeil gaande, raakte hy al dryvende en zeilende dien nacht tot bezuiden de ftadtlleggioo: Rezzo, op de kiift van Ca'abri?, Doch d( Franfchen bleevcn. in hun voordeel leggen N 5 Daar' 1676. Des On* lerkpN aings fchryven aan de Muiter. HiïMaart 29 Maart. ; t>;\ > i,:.;!qj A .' i vttj 199  *6?6. 3P Maart. BeraaJtflaaging in den Krygs raadt der vlooten, overeeni Je voorsagen, i 1 < i i r 4 d L k d i ♦ o h fe de Wi Een tei fcheepken va; wet tarw ^ verovert, g soa Het LEVEN van den Daarna quam 's Landts vloo t, nevens de Spaan- din Mi1C 1C', tWee en een halfmvlbezuiden Meffina gelegen, daar men af en "aan zeilde tot den eerften April. Toen vergaderde de Spaanfche en Hollandtfche Krygsmdt ter begeerte van den Marquis de Vayo^a, aan ' boordt van den Spaanfchen Viceadmiraal daar men overley, of men aan de waSè tegens die van Meffina niet zou konnen onderneemen, tot afbreuk der Franfchen en t °dl de a0dï Spaanfche" te ^ eemén i ™ ? P°ften Weer moS^ inokTp ru hfe" te be*hieten? of men ok de t ranfche vJoot niet zou konnen dwin- Shlvi- ™a D°C} by a,Ie ^rdt eenpaaghlyk verftaan , dat die voorflaagen niet looghlyk waaren in 't werk te ftellen- ten eek door de fterke tegenftroomenn ten eek om dat de vyandtlyke vloot daar veil gh §fteelener ^ befcherrai"S van * gefchut d!r e zich Hnmet n,rrJandre verhinderniffen, ie zich daar op deeden. Voorts werdt bel 30ten, aan den Onderkoning te fthryven c met raadtzaamft was, dewyl men ontrem feffina geen dienft kon doen tot afbreuk der met de booten gingkruisVjd,e ^Pen. d*e van Toukntotonrftandt der Franfchen binnen Meffina verent wierden aan te treffen en te bevech- rrmVen kreegh men Ja^toptwee urruigen, en t een, met tarw gelaaden omende van Tonlon,en willende naar Mes! a, werdt door den Kommandeur Baak gewen, en door laft van den Heer de Ruiter  L. Admiraal DE RUITER. 203 ter naar Reggio gezonden, daar de Spaanfche galeyen laagen, uit vreeze van 't harde weder dat men zagh opkoomen. Men hadt 's nachts een ftorm, met groote duifterheit en regen, en een hooge zeè: zoo dat al de fcheepen den gantfchen nacht onder malkanderen dreeven, en met wenden en draaijen groot gevaar liepen. Om dit weer t'ontgaan, en alle fchaade te verhoeden, liep de Heer de Ruiter met 'sLandts vloot in de baay van Sintjan, op do kuil: van Kalabrie, daar hem de Spaanfchen volghden. Maar ten anker leggende, quam de windt zoo fterk uit de baay, dat 'er wel achtien fcheepen met hunne ankers voor den boegh afdreeven, en de Spaanfche Admiraal maakte wel vyf Hollandtfche fcheepen gaandé, zoo dat Kapitein Brederode zyn boeghfpriet voor de woelinge afbrak ; doch de Hollandtfche fcheepen quaamen noch 's avondts in de baay. Den zeilen van April quaamen d'andre fcheepen, met de Spaanfche galeyen van Reggio, onder den Marquis de Vayona, by 's Landts vloot in de baay van Sint Jan. Hier werdt de gemeene Krygsraadt weêr inde Generaals galey beroepen, daar Vayona een brief toonde van den Onderkoning, met een voorflagh, dat men met de vloot naar Augufta zou zeilen, om dat aan te taften, en, waar 't moogelyk, te veroveren. Hier op werdt beflooten, dat men op het eerfte naader aanfchryven van den Onderkoning derwaarts zou zeilen. Dan de harde winden , die ctlyke daagen woeijen, hielden de vloot noch in de baay van Sint Jan tot den elfden, wanneer, het weder war, bedaarende, de Heer de Rui-; ter 1676. 3 April. Storm. 6/4pn1. Krygsraadt. Toelsgh op Augufta.  |6>6*. DeRuitei komt ontrent Augu (ra Ï4 April ( JS April, \ 2 T. i«5 April c 11 S7 April', rr ll 204 Het LEVEN van den ter den Marquis dc Vayona verzocht, dat men uit de baay zou zeilen: dewvh de fcheepen daar met veilig kagen tegen de daagelykfche ftormen en ook gevaar liepen vaifdoor de Franfchen met branders befprongen te wor* nacht dtnl °P den Snd ,tC l!dlten' en mcc dclandt- ! j lt0,' d>e toen volgde, belet. Den vol- fn l M gh W*? de fcheePen uit de baay, en de Marquis de Vayona gaf ordre, dat men uaarAuguJa zou zeilen: doch hy werd n et ioort\^r^ galcyen S-enoodtzaakt door de harde windt, die toen opllak, zich te.1 /gg'° Ceub^eff- De" veertienden Auguila, en de L Admiraal de Ruiter zondt den Kommandeur Melkenbeek na den Spaanfchen Viceadmiraal, hem afvraagende wat men dien nacht zou doen, dewyl men nu on ÏerorAUgUla7aS- Hy ^woordïe? ^ t tot na middernacht zou laaten dryverf, eJ fWK fCïO0te" dPC"'t0t ee" tee,b dathy ™en Mar t landt. Men dreef toen ien gantfehen nacht zonder eenig teeken te 'erncemen. Den volgenden dagh waf men 00 ver voorby Auguila, dat men s7ZZ tcV^l f3CUfa gen°emt' d"emylei?voo; ch zagh eggen, en de Spaanfche Viceaduraal maakte noch geen myne om het landt 1 haven aan te doen. Daar op volgde weer °nZ ' mÊtn kt regen ' en de mfrszX oftenin. De Marquis de Vayona was midrwyl met zeven galeyen te Siragoffa gekooen, en het mee een felouque weeten, dat men  L. Admiraal DE RUITER. 205 men zyn beft zou doen om met de vloot daar ontrent te koomen. Men zocht toen derwaarts te laveeren , en den achtienden die ftadt naderende, zondt de Heer deRuiterzyn taalman aan 't boordt van den Generaal de Vayona, om te vernecmen of hy noch geen naarder ordre hadt ontfangen. Hy zondt tot antwoordt, dat men met de vloot buiten in zee naader ordre zou verwachten. Des anderendaaghs quaamen de zeven galeyen, met een galjoot en vier felouquen, uit Saragoffa, en voeghden zich by de vloot, die toen de koers ten lellen, op d'ordre van den Marquis de Vayona, naar Auguila ftelde, en noch 's aVondts tot in de baay van die ftadt zeilde, ee-z nige tot dicht onder de ftadt: en 't waterka-d fteel fchoot veele fchooten op de fcheepen. Jj Een Franfch Konings fchip laveerde toen de baay in, en bergde zich toen onder't kafteel. Ka dat men den gantfehen nacht in de baay hadt ten anker gelegen, riep de Heer de Ruiter, met het ttanbreeken van den dagh, zyn Krygsraadt aan boordt, en beval dat een ieder zyn boots en floepen klaar en gcreedt zoude houden, om op d'eerfle ordre 't volk te landen, en ordonneerde zeven fnaauwen om de boots en floepen te geleiden, en te befchermen. Doch flraks daarna gaf de Baron i dé Sóyj die de troepen zoude aanvoeren, te kenneri, dat de zaaken binnen Auguila, ze-^ dert dat hy den aanilagh op die fladt voorfteldc, waaren veranderdt : dat de fladt nu in fiaat van weerbieding en op haar hoede was: dat zyn vertrouwelingen , daar hy verftandt rueê hield:, gevangen en gedoodt waaren, en uit 1676V Dl vloot ;ilt tot in ; baay 111 Adgu. a. 20 April. 3'Aanflai» p de ftadt ordtgeaakt.  i676 TyJir.g van 't uithoornentfe. Franfche oorlogs vloote. ci ApriU i 2o5 Het LEVEN van den , uit de ftadt verjaaght, wel tot zeshonderdt in getaale: cn dat 'er derhalven geen kans was om iet tegens de ftadt te beginnen , en dat met zoo weinig foldaaten als hy by zich hadt, die geen vyfrienhonderdt konden uitmaaken. i oen werdt voorgeflaagen, dat men 't FranIche Konings fchip , dat onder 't kafteel lagh, zou verbranden. Dan toen men 't ondernam mislukte de toclegh: want uit het kafteel en t i^amch fchip werdt zoo fterk gefchooten, dat de brander, met een galev en etlyke floepen, daar op algezonden,' onverrichter zaake te rugh moftkeeren. Ontrent middernacht or.cnng de Heer de Ruiter een brief van den Marquis van Vayona, hem verwittigende,dat de franfche vloot uit Meffina hadt zee gekoozcn, en voor Catania, weleer Catana ofCaunagenoemt, was gezien. Den eenentwintighlten, s morgens vroegh, liet de Heer de kuiter alles klaar maaken en vervaardigen, om de Franfchen flagh te leveren. Maar met het lichten van den dagh kon men noch geen vyanden zien. Men hadt een felouque gezonden om kondtfehap van 't landt te haaien, doch die quam zonder iet op te doen te rugh • dewyl men 't daar alom met ruiters en foldaaten zoo hadt bezet, dat 'er geen kans was om te landen. Daar op werdt de gemeenen Krygsraadt der Spaanfche en Hollandtfche vloot vergaderdt, en eenpaarighlyk beflooten, dat men d'ankers zou lichten, en, zoo kaft als de windt uit de wal zou koomen, uit ie baay zeilen, of by ftilte zich door de gaeyen daar uit laaten roeijen, om de vyanden n zee het hooft te bieden. Volgens dat voornee-  L. Admiraal DE RUITER, ao? neemen ging men 's avondts ten negen uuren met de landtwindt onder zeil, en raakte gezaamentlyk dien nacht uit de baay van Augu-' fta in zee. Den volgenden dagh, voor het' opgaan der zonne, was de Heer de Ruiter j met de vloot ontrent drie mylen benoorden de i ftadt Augufta geraakt, toen men de Franfche vloot te loefwaart, zoo verre als 't oogh kon reiken, in 't gezicht kreegh, de windt woey t toen Noordtweft met een labbre koelte. De ( Franfchen hadden zedert den leften zeeflagh hunne vloote in de haven van Meffina met alle vlyt herftelt, en van alles ten vollen voorzien , cn daarenboven met verfcheide kloeke fcheepen, die ten tydc van 't gemelde gevecht binnen Meffina lagen , verfterkt: zoo dat ze, ettelyke weeken geleeden, in de haven van Meffina bevonden werdt fterk te zyn dertigh fcheepen van oorlogh, drie fregatten, cn zeyen branders: deeze werdt toen in vier esquadres verdeelt, naar 't uitwyzen der volgende lyfte; daar men uit kan afneemen, (indien men die met de lyft der Hollandtfche fcheepen, boven gemeldt, vergelykt) met hoe veel maghtiger vyanden, zoo ten aanzien van de monture als van de bemanning, de Heer de Ruiter nu ter tydt te doen hadt. Lyfte 1676. DeRuiter aopt uit e baay an Au^uta weer n zee. 22 April. Kryghtde 'ranfche looc in'e ;ezicht. ï6Febr»  1676. 2)c Jqóc Lyfte dei Franfche Vloote. L L L i 208 ' Het LEVEN van den I ■ Lyfte der Franfche vloote-. Eerfte esquadre. Le Si.. EJpïiZ[ïe Heilige Geelt] J& clfrTu n 6e*»eC Le Scepue. [De Sc.pte" f J Sl^* 4°o.84. LeSage. fllpWyzM n . , L dao.70, ' '•"''■'■"«'"•«•[DeL.Vr.v.'tLicht. jDb*//» . Tweede esquadre. rr^»,,^W,.tn'Onvergelyke!yke.]fle Heer Gaharlt. 50 S(J Le Magmfique. [De Heerlyke.] Gravier V^ l Lc Ref lc„4ant. ^racer. 450,90. teVaillant. [De Dappere.] ,t iZ,' 3Ia70i 7Vu'(reZ)flmerf;/C/j«/)«/e>.[DeL.Vr.V;'tPat 1 7),, P,/ VArdent. [DeBrandende.] ... ... Derde esquadre. DeVtUete-Murcay. 3Ó064 ■ e tuvory. n„ r,:„r ' J ów.uh. Fregatten. 270.50. DeViUe-neuve. 60.16. ■e bun chargé. Vela Vilav.re. Vierde esquadre. 'Fertunê. . ... JS"./o. [De Gelukkige.] De la Bretefc'L 300.6°.'  L. Admiraal DE RUITER. 409 Lel'ermandois. De RidderTambennen». Soo.70. Ifj/óV LmFMc. Dailly. 3*0.76. La Provence. De Lifte. Soo.70. Le cbeval Mar in. Damanr. 270.50. Le Bruze. Denaboul. 250.50. LeTrident. De liidd.de Rellefoiitaine. 230.40. La Fregatte. De Believen. 150.30. Vier branders. Doch andre zeggen dat ze nu negen branders by de vloot hadden. Volgens deeze lyft was de Franfche vlooty bemant met 10665 koppen , en gemonteert ( met 2171 ftukken gefchut. De Hollandtfche vloot beftondt nu, naa 't verlies van 't fchip Effen, in zeventien oorlogfcheepen, dezes fnaauwen, de vier branders, en de twee behoeftfeheepen, meermaals gemeldt, en wasalleen gemonteert met 85a ftukken gefchut, en bemant met ontrent 4500 matroozen. De Spaanfchen hadden daar wel tien fcheepen1 bygevoeght, maar bekenden zelf dat van die tien maar vier of vyf bequaam waaren om veel dienft van te trekken. Doch hunne zeven of acht galeyen, die by da vloot waaren, konden te pas koomen om de reddelooze fcheepen uit den drang te roeijen en wegh te floepen. Onder de Spaanfchen fcheepen, welker lyft ik niet heb konnen bekoomen, was het Admiraals fchip, Onze Lieve Vrouw van Pillar genoemt, gemonteert met tzeventig metaale ftukken, en bemant met zeven houdèrdt en veertig mannen. De Hartogh van Vivonne, Maarfchalk van Vrankryk, die te Meffina den ty.tel voerde van Onderkoning van Sicilië, hadt zich tuflchen den negentienden en twintighften al t'fcheep begeeven , met V. Deei,. O meer kerkte der iollandtche vloot. Spaanfche cema^bt. t  J6>c5. Verdeelinj der Franfche vloote. Verdeeling en ordre der Hollandtfchevloote. 1 ( l 1 aio Het LEVEN van den meening om zelfs in zee te gaan, en den Heere de Rulter 't hooft te bieden: doch de Ge. hZTrI\enfnd? V3n Meffina vertoonden hem, dat hy de ftadt niet behoorde te verlaaten: met hooge betuigingen, dat zyn afweezen van quaaden gevolgen zou konnen zyn : door d onruftigheit van 't volk, 't welk door gil tegenwoordigheid in toom'werdt gehou- t L ?K Vertoo§h/rbewo°gh hem den toght te ftaaken, om te Meffina een oogh in 't zeil volkwf"; ^ uyI gr°0t &™ "«der ' volk was, t welk zyn reekening niet en vondt by de Franfche hulp en regeering HyTie dan den Heer du Quefne, 1. Generaal Vver vfnnf°Tgj zeemaShten> 't gebiedt over de vloot, die den twintighften met het aanlichten van den dagh zee koos. Dees was nu in drie esquadres verdeelt. D'avantgarde of voortoght, werdt gevoert door den Heer'AI meras L. Generaal,- debatailje, of middeltocht door den L. Generaal du Quefne a s Admiraal der vW , die d ^ ne> f m?" ld]lu?ieres' en den RidderdeTourville beide Schoutenbynacht, tot zyn bydanders hadt. Over d'arriéregarde, of ach tertocht hadt de Heer Gabarft, Schoutbï-" ^cht, het bevel. De Hollandtfche Woot vas in twee esquadres verdeelt, endeSpaanche fcheepen verftrekten voor'het derde die e middeltoght zouden hebben. Het esquaïre van den L Admiraal de Ruiter, datnude cïeepln: hadl' beft0ndt * ^ volgende 'Gil-  L. Admiraal DE RUITER. Villis Schey. Jen 'Niiirot. Jan ven Abkonde.' Graaf van Styrtim. L. Admiraal Generaal de Ruiter. Joris Andringa. Pieter de Sitter. Ifaak vau Uiteruiyk. Jakob Berkbout. Snaaiuvcn. Philips Melkenbeek. Wy brandt Barentszoon. Abraham IVilv.erdonk. 1676. DeRuiter esquader. Onder 't esquadre van den Viceadmiraal de Haan, die nu d'achtertoght hadc, waaren de volgende fcheepen befcheiden. De Heer de Ruiter hadt, na't uitloopen van Palermo , twee inftruétien of berichtfchriften beraamt, cn aan de zynen uitgegeeven, behelzende d'ordre daar zich een ieder in 't zeilen en't vechten naar zou richten, om eikanderen, als eer-en eedtbetrachtendeDienaaren van den Staat, ten beften van t lieve Vaderlandt, getrouwelyk byteftaan, en alle foorten van hulp te doen: op peenedat de nalaatigen, zonder eenige verlchoomng, * ■■ 7 q 2, met Schoutbynacht Middellandt. Kornelis Tyloos Kornelis vau der Zaan. Jakob Willemszoon Broeder. Viceadmiraal de llaau. Jan de Jeng Adam van Brraeroae. Mattheus Meegang. Snaauwen. Hendrik Walop. Willem Kuyf. Jnriaan Baak. Steenbergen. De -jiaakende Beey. Eiam. De Kraanvogel. Gouda. De Provincie van Vitrecht. De Vrybeit. Harderuyk. Branders. Jan Jauszoou Bout. Dirk Klaaszoon Ilaruey. Betdeftfchip. Adriaa» ven Nes. De Haan esquaaer. De Spiegel. 'T Groetlwyf. Leyden. De Leeuwen. D'Eendragbt. Stadt en Landen. 'TZuiderhuis. Damiaien. Oojierwyk. Branders. Jan van Kampen. Arent Rnyghaver. Bêfioeftfcbip. Jakob Stadtlander.  212 Het LEVEN van den 17?6' aj&r?0^ °°k in 't gevechr Z l r ? bevooIen, dat men weigeren huI?tfK Che fChC&pe" "iet zou in noodt moghten zy^oHn lnZ°nderheit al* de vyanden SVe weldight t ™ d°°r den anderen toe w 1 ebbende' «naar den middagh ra.^?^STb?rn,: uit den Z dS ïnTvTfV11^ dienende van den loef Seldr r* ^'I* voor windt op de FranS iï tioenrecht dre Hooftofficieren delt > T' ^d'anen haalden de vZtt^l ZTf ten einde dat een ie/Z «1 gens de mafti men , en zich on it u?rT-zou ko°! begeèven e n\l n ƒ ^heide poft zoude wefk naar';^ wn, om hen, die ook ifl /P df vvanden geert laagen, aÏÏ te aft" g0ede ordre gerengelyk hy ontrent ten v2 ' " te beve<*ten: 1 gCZlcht van denbergh^Etna, daar  L. Admiraal DE RUITER. 213 daar men Noordtooft van af zeilde) toen de Franfchen tot binnen de kracht van 't gefchut waaren gekoomen, byftak, en met de zynen| op hunne voortoght, die door den L. Gene-, raai d'Almeras werdt aangevoert, aanviel.. Hier werdt toen wederzydts zoo vreeslyk gevochten, als of men 't geen aan de tydt ontbrak (dewyl 'tzoo laat op den dagh was) door de fcherpte van den ftrydt wou uitwinnen. De; Heer de Ruiter liep tot dicht by den L. Ge- < neraal d'Almeras, en d'andre fcheepen van de < Hollandtfche en Franfche voortoghten, el-, kanderen naderende, hielden toen een fchrik-, lyk fchutgevecht, 't welk voor veelen doodelyk was. De Siciliaanfche zee fchcen in een vuurbraakenden iEtna veranderdt, en alles ftondt in vuur cn vlam, met dikken rook vermenght. Tcrwyl de fcheepen van de voortoght der Hollandtfchcvlootedusmetde( vyanden ftreeden, zagh men de middeltoght,, die, gelyk gezeit is, uit de Spaanfchefchee-a pen beftondt, vry verre in ly van hun af, en dat hun Opperhooft Don Francifco Pereire Freire de la Zerda, Viceadmiraal Generaalzede byfteekende, wel fterk fchoot, maar zonder vrucht op de vyanden , vermits de veertte. Hier door werdt veroorzaakt dat het esquadre van den Viceadmiraal de Haan, 't welk, dewyl het d'achtertoght hadt, de Spaanfchen moft volgen, zoo veel te laater aan den vyandt quam. Door dat laat bykoomen vondt zich de L. Admiraal de Ruiter met zyn esquadre genoodtzaakt (om van de vyanden niet omringht of afgefneeden te worden) hen met de zeilen op de maft leggende in te wachten, en O 3 al 1676. Begin van len zeedag mtrent de» iergh Erna. ss ApriU iclierp geëcht van te Ruiter iet de 'ranfche 'oortoght. DeSpian. triien houlen ziek chterlyk.  i6>$. < i i 7 C 1 t d d 2*4 Het LEVEN van den ?vdeilngen Vf € •" Slotgedeelte der vyandtlyke yloote, dat in goede ordre hem pafteer- lvk rW. i D°Ch hy b™dezooVrees- yk met zyn gefchut op hen los, dat veele al- IfWeZ, 60 Y maakten'e« voordewindt alhielden, om van zyn treffen ontflaagen te Ru ter geduurende 't gevecht iemant meteen floep aan den Spaanfchen Admiraal zondt, hem verzoekende dat hy met zyn fcheepen zou afkoomen, daar by voegende, dat'erkans ! om een groote zeegen te bevechten, £ deY„l rChuS Weini§ Wi,dcn hy liet Eiland Sicilxen omtrent den Bcrcf iP.tna op deii 2 2 April A: 1G7G. . *A-. f-ra/tel%idder ifamlenneate . S.SDe Cc iJtiaJJV •£ ~tgwt% ■ x;.±Pc ±.$.zdacr Je SaurriUt ■ , tt.&eJCTrtit. laki'va/ <& . liaan - is. Üc Ji'teaia/'fl- ■ 'rasm.lWieui lyJ.atat. yi.ac JO'.fèJwut- Ir.'HaeA? ..tüUeuandt-. jj ■ &pt (rrarisr ■ ji. ia»- Cna/ar-t ■ ai ■ tav* tor/tot* l&Zv ■ 'tf ia/.' Ci/W.r 7 gg. iav'-.7a.7 Jk, Jmf ■ Ji>'- i/t#r. tiaitfsua ^ Stcya/ia ■ x.8.{}f&? tèrw/ü- ya/i a:t-r Xauvi ■ ig-a^c .tfa/y. ai i*/\-a l c r n It r e ft ls  i676 De fche< pen van Schey en Uitterwyi worden «aar Siragoffa gekeept. DeL.G6". De Haans gevecht met d'achter tocht der Franfchen. 'T vervolg der wykende FranfcHen word ' gcfhakt. i 1 < 1 c 6 *3 April, £ P V h DeRuiter b befluit naar h Siragoflatezj zeilen. d< g< h( ui zy ai8 Het LEVEN van den ^Spaanfchen volgende, raakte Jegens den ^Sff^S^^^' Bevelhebfer over Lhery eiïïe Cdie deRiddersde -ero/ " ^ Fave"e' de" Marquis deLan^eron , en den Heer van Beaulieu daonre föfcfe e^dre hadO^ y iaat m t gevecht: 't welk door 't vallen van 'ende' Fr, r V*1 Na dat men d? wyicnde Franfche vloote tot acht uuren in den vondt, gelyk gezeit is, hadt vervöK werd? goedtgevonden 't vervolg te ftaakfn • wan nen begoft voor 't hardt weder, dat öo'k 'Tanïerendaaghs opquam, te duchten. Dies heeft e maft haaiende, al dryvcnde verlaaten Dus e gantfche nacht gedreeven hebbende zVh «n den volgenden morgen de PraSfcheï en zoo verre in 't Noorden van 's Landts loot af, als men van de fteng kon beoo "en unne koers ftellende naar dé knft van faTane en 't Faro van Meftina. Doch overm ts =thtoen alreedts ftyf koelde, en de™ ch noch meer verhief, vondt de He« de nToeT;mf riddashSeraaden'da ^en n koen zou ftcl en naar den baay van Sira- t z'yne e"» dT^ fcheepen' Onderhen j: zyne, en die van zyn esquadre, waaren ?t m ftaat om in zee ftormen uit teüZn ll zaansmaften, m zyn groote en fokkeraa en groo- .  L. Admiraal DE RUITER. 219 groote fteng, hadt men zoo veel zwaare fchooten in top en lyf ontfangen, dat men nietdan met groot gevaar, inzonderheit als de windt wat koelde, kleen zeil zou konnen voeren: te meer, om dat de meefte hoofttouwen cn't loopende wandt afgefchooten waaren. Men vondt in zyn groot marszeil tzeventig, in zyn voormarszeil zesenveertig, en in't kruiszeil over de twintig kanonfehooten, behalven de fchooten met pondtkoegels en fchroot. Ook waaren d'andre fcheepen van zyn esquadre aan rondthout en touwerk zeer befchaadight: dewyl ze de voorfte, d'eerfte, cn't langftein den ftrydt waaren geweeft, en meeft in 't fpits hadden geftaan; met naamen 't fchip van den Graaf van Styrum , 't welk zoodaanig was doorfchooten, dat hy't niet koft bedwingen, dewyl 't niet langer zeil kon voeren. Eenigen meenden dat men voor't aangaan van den flagh de Hollandtfche vloote, of der zclvcr twee esquadres, niet van clkandere hadt behooren te fcheiden, met de Spaanfchen de batailje of de middeltoght te laaten: .en dat de Viceadmiraal de Haan het esquadre van den L. Admiraal meer byftandt zou hebben gedaan, indien de Spaanfchen niet tuflchen beide waaren geweeft. Doch de zaaken doen zich zomwyle van vooren geheel anders op dan van achteren. Ook is 't zeeker dat de Heer de Ruiter in dit ftuk, dewyl hy met de Spaanfchen was ingefpannen, niet al kon doen 't geen hy wilde: en dat Don Francifco Pereire Freire de la Zerda, Viceadmiraal van Spanje , zelf verkoor en begeerde , dat hy met de zynen in den flagh de batailje zou hebben j 1676. Aanmerking op de verdeeling en van eenfcheidinsvan'sLands »loote.  16>6* De vlooi komt in de baay van S'ragofla. 33 April. i j i r 2 \ 26 April, d ï P Je Ui »*> Het LEVEN van dïn ven d^ll reZE Ellende, quam ten zel. ff ,3, , g ^g e" avoIult in de baayvandie ei, en S ™ ^ Sr00te ^aarsheitvan en en treil was. Over zulks werdt eoedro-e ;uners groote maft te vernieuw™ 9Kot igh was voorgevallen l welke brieven de n%e;:ekenfZ°HC' by ,hem ze,f "^"wer! n gereekent. Hy maakte in de zelve eeen tan e„ STg? Va" den Viceadmiraal de 'an, en fchreef van den Spaanfchen Admi-  L. Admiraal DE RUITER. 221 raai met zeedige termen, dat hy verre in ly 1676, van hem was, en byfieekende wel flerk kanonneerde , maar zonder vrucht op de vyanden. Ook fchreefhy, dat de Kapitein Johan Noi- Kapitein rot, van zyn zwaare wonde in 't flinker been,Noirot den vyfentwintighften der maandt was over- " cwv™_ leeden. De Kapitein Pieter de Sitter hadtdenook een wonde in 't been ontfangen, maar 35 April. buiten gevaar. De Franfchen Melden achter 't verhaal van den zeeflagh, dat de zaaken, naar gewoonte, t'hunner voordeele vertelde, nochtans de volgende lyft van hunne doode en gequetfte Bevelhebbers. Dooden. De Heer d'Almeras , L. Generaal. Lyft def De Ridder Tambonneau , Kapitein. dooden en De Heer de Coux, Kapitein geouetfïen De Heer de Bonnefons, Vaandricb. ijenueiueu De Ridder de Saujon, Volontair, ofvryviilligb dienende. aan der De Ridder Darêne , vrywilligb dienende. Franfchen •De Heer Bojjier, vryviilligb dienende. Zyde. Gequetften. De Heer Cogelin, Kapitein , gevaerlyk gequetft. De Heer de la Barre, Kapitein. De Heer de Bétbunc , Kapitein. De Heer du Cbalart, Kapitein. De Heer Champagne , Kapitein van een brander. De Heer Daligre, Luitenant. DeHeerdeRys, Majoor, zviaarlyk gevoonit. De Heer Gaudemar , een arm afgefcheoten. De Heer Delcampe, Luitenant, aart 't hooft gequetft. De Heer Tra/Iet, Vaandricb. De Heer la Garde 9 Vaandricb. De Heer Fury, Vaandricb. De Heer Durocas , een been afgefchooten. Voorts zeiden ze, dat 'er in 't gevecht tweebenden foldaaten of matroozen waaren geinen-  £22 Het LEVEN van den 1676. fneuvek: doch de Hollanders hielden zich verzeekert, dat 'er ongelyk grooter getal was omgekoomen. Ook zeiden de Franfchen in _t gemelde verhaal, ('t welk door den druk t Den \6m c llchc qua™ t) dat het verlies van den L "Jun. 16;6. Admiraal de Ruiter het allergrootfte was dat de Hollanders kon overkoomen, en dat minft kon herfielt worden. De Marquis van Villa Franca, Onderkoning van Sicilië,werdt eerft den zcften dagh na den flagh van d uitkomft, en van des Admiraals wonden, door een brief van den Marquis de Vayona , Generaal der galeyen, verwittight. Waar op hy ten zeiven daage den volgenden brief, hebbende een brief van den Koning tot bylaage, aan hem afzonde. Excellente Heer. Brief van Myn Heer, Uit den brief van den Marquis den Mar van Vayona, die ik heeden ontfang, verftaaik hFranca ^oomen der vlooten in de haven van SiaandeRui/^'^,' enndat men de vyandtlyke vloote den ter. r? heet* gffiaagen en in de vlucht gebraght. Maar al dit aangenaam over die goede uitkomft verkeert in onluft, ten opzichte van het ongeluk daar wy alle deel aan hebben, om dat Uw Ed. in den eenen voet gequetft is, en een been heeft gebrooken, van welke toeval ik zeer gevoelig ben: alhoewel de tyding dat Uw Ed. geen koorts is over gekoomen, my wat verlicht, zoo dat men uw gelukkige herftelling maghhoopen, die ik wenfeh van gantfeher herten, volgens myn verplichting, en het belang dat den dienft van  L. Admiraal DE RUITER. «23 van zyne Majefteit en der Heeren Staaten Ge • 1676. neraal in Uw Ed. gezondtheit en leven heeft, dien ik den nevengaanden brief, van zyn Majefteit afgezonden , in handen ftelle j in den welken zyne Koningklyke dankbaarheit zich begint te openbaaren, en hoe hoogh hy uw genegentheit , met de welke Uw Ed. zich in zynen dienft befteedt, waardeert. En ik magh Uw Ed. verzekeren, dat na ditbewys, noch andere bewyzen, tot Uw Ed. groot ft e genoegen,zullen volgen, en dat ik daar toe zal werken, door het geduurig bekent maaken van den brandenden yver, daar Uw Ed. deeze hooghwicktige zaaken mee behertigkt, die ik hoope dat een heerlyke uitkomft zullen bekoomen, door de wapenen van zyne Majefteit en der Heeren Staaten Generaal, door middel van Uw Ed. behulp en beleidt. Ik zende Uw Ed. met eenen verfcheide pakketten van brieven, die in myn Se- cretarye zyn gebraght Godt bewaare Uw Ed. de gelukkige jaaren die ik u toewenfche. I11 Melaffo, den 28 April 1676. Ik kufle de handen van Uw Ed.als zyn grootfte Dienaar, DE MARQUIS DE VILLA FRANCA. De brief van den Koning, die hier nevens ging , in 't Franfch gefchreeven, was van deezen inhoudt. De  rè?è. Brief des Konings van Spanje aan deRui. ter, den 18 Maart > gefchree. . ven. ( i i é i i> % 1 Z h g A Zi üi & m di re ko zy mi géi we bel ter, 224 Het LEVEN van den De Koning. Michiel Adriaanszoon de Ruiter L Admiraal Generaal van Holland en Weftvrieslandt gebiedt voerende over d'oorlogsvloot van L Jft t, d Goneraal der vereenighde Neder■andt che Provinciën m de Middellandtfche zee. ien iSSË my- gSefi d00r den ™™ »*» ien vierden Februarius van uw komfte te Na- Ws, en van de vaardigheit, met de welke uw ZJ m,tvlenng Van Mre te werkftelde, die y van de Staaten Generaal ontfinght, teneine aatgy met de vloot zoudt wederkeer en tot de Richtingen tegens Meftina, en al watgy daar ieer m te kennen geef t uit die beweeghreeden. khebdit met alle welgevallen verftaan, en ynde t eenemaal eigen en overeenkomende met gfmeen belang, en met de bezondre genemheit die gy betoont hebt, om V zelve wel te '■vorderen, zoo bedank ik u daar voor in 'tbvmder zoo wöl am dat gy u ^ ^ J „TL / Z0/^vuldigheit daarin gyu zelve beert te bejteeden, om die overwinning tebekoo°.n: verhopende dat ik door u, en de vloot 'JI m fi6Z,e,n t0eleS onder.uw gebiedt hebt, mfïV,'ft, i hen °m des zelfi gelukkige uity t behulp van uw perfoon verfchuldight te ?• En als het, met Godts hulpe, gebeuren •gkt dat men Meftina zou herwinnen , zoo ƒ ** u, tot een blyk van de voldoening en 'ï lbJ^agendat ik heb van uw perfoon en goedt St' feu belo?nlng van zesduizendt ducaaJ frlyks 0p de leenenvanhetKoningrykvan we, die van de wederfpannigen zullen verbeurt  L. Admiraal DE RUITER. 225 beurt verklaart worden, my zeiven verzeekerende dat uw verdienjle my nieuwe bèweeghredenen zullen geeven tot andre blyken,dieu zullen betdamen en voldoen. Hier op bidde ik Godt, dat hy u houde in zyne heilige hoede» Te Madrid, den 18 Maart 1676. IK DE KONING. B. DE LEGARA» Doch deeze twee brieven quaamen niet voor den derden May, den vierden dagh na des Ad- • miraals overlyden, te Siragofia. Ook heeft hem de Koning noch voor zyn doodt vereert; met den eernaam van Hartog , en twcedui-, zendt ducaaten inkoomen, op het eerfte leen dat in de Landen van Italië aan de Kroon zou^ vervallen. Dan die Koningklyke gunft en mildaadigheit quam ook door zyn fterven *, myns weetens , nooit tot zyn kennis. De Marquis de Villa Franca zondt , na 'tafgaan van de boven gemelde brieven , noch dien zeiven dagh den Ritmeefter Don Matthias de Belmonte naar SiragoiTa , om den Heere de Ruiter mondeling te betuigen het medelyden dat hy hadt over zyn ongeval, en hem tyding te rug te brengen van den ftaatzynerwonden: doch dees afgezonden quam insgelyks te laat, en na zyn verfcheiden. Daarna fchreef de Koning van Spanje noch twee brieven, die den vyftienden April waaren geteekent, en, na zyn doodt in Sicilië koomende, hier ftaan m te voegen. _ . .V. Deel, P D«* 16761 3eKoriir.ll ;ereert de ituitérrnei ien tytel 'an Harog, en sooo iucatert 5 jaars.  Brief van den Koning,den15 Aprii gefchreeven. t t y d w h ds ly, dl] wi ik ho\ 1 Het LEVEN van den De Koning. iL»/ Adriaanszoon de Kuiter, Ridder L. Admiraal Generaal van Hollandt en m& Vfteftandt, bevel hebbende over foorloZZt Trl^dfrTn ^«tder vereenighléNetel landtfche Provinciën in de Middellandt fche Hji VCV Ult-HW hrief^n den 18 Februd* nis verftaan, -dat gy u -op wegh hemelt van Vapels naarMelafto, niet de wil van le loei ijl;! i L 1 tZ tS' m dat men Wefma zal e,oe herwonnen: en dat gyvalherdt indult- ' van uwg^dtvoorneemen,is?mzeer angenaam geweeft. Ook 'verwacht ik van den . 7™èrhhven tot onze nader ordre. De tweede brief die meer dan een maandt naar zyn doodt was 8ÏÏ3T2 %' maakC£ ^h ™ SB VoJghl enVan^nwonde5 luidende gelyk Edele , Gelïrenge , vroome , lieve bezondere , Wte&Tf*¥^te ' VerPaan ds P^-ticuZthmaaU T * gJ°r^e ^rie ,by UE. evohten 3!* 5 Vyandett d' Sf™* ZzvTfJ?? mfe Wy den zelven ™» herYn Jel!citerende. Doch is ons ten alleroogh/len leedt geweeft te verneemen het droetg ongeval van de quetfuure, U E. L dee* gelegentheit overgekomen. IVylaatL ' E Z l VaUern-> m dat Godt d* Heere f ten Cl, ê™tedi6»fc»> noch lan- ndt za fZrn df Staat en ^ Vadernat zal\ willenconferver-en \ Wy beyee- UE hiermede, Edele, Geftrenge, yrZ< , heve bezondere , in de prothie Go- des.  L. Admiraal DE RUITER. 229 des. In 't ^ger tot Jjjche , den 29 May 1676. UE. goedtwillige vriendt, G. H. PRINCE d'ORANGE. Doch de wenfch of hoope van geneezing, in deeze brief vervat, was vergeefs: 't geen nu verder ftaat t' ontvouwen. De Heer de ^ Ruiter, op dat men zie hoe hy zyn daagen eindighde, zoodanigh gequetft als wy hebben , verhaalt, en wiens wonden in 't eerft taame-1 lyk wel Honden, (niet z°nder menige hoope 1 van geneezing, dewyl 'er gantfch geen koorts J was) droeg zich zeer hartig en geduldig. Hy was in 't eerft door den flagh en val bedwelmt,, maar wat bekoomende, riep hy: O myn genadige Godt, ik dank u van gantfcher harten, dat gy my in veele en yerfcheidene gevallen zoo goeder tier elyk hebt bewaart, en nu zoo vaderlyk bezoekt: laat deeze tuchting ftrekken tot zaligheit myner ziele. En hoewel hy in groote pyn lagh, nochtans ging zyn zorgh noch over 't gemeen, en men hoorde hem, geduurende 't gevecht, meermaalen in deeze woorden uitberften: Heere, bewaar 'sLandts vloot. Spaar genadighlyk onze Officieren, matroozen en foldaaten, die voor een kleen geldt zoo veeV ongemaks en gevaars uit/laan. Geef hun kloekmoedigheit en kracht; op dat wy onder uwen, zeegen d''overwinning moogen weghdraagen. Heere, geef nu een gewenfehte uit flagh tnmyne zwakheit, gelyk gy uwen volke gaaft toen P 3 tk 1676. Verhaal ran zaaken )mtrent de luiters :rankte en [erven 'oorgevalsn. Zyn gelaaeuheit. Zyn ge>edt voor ! Landts loot geiuurendet gevecht.  i6?6. 23 April, duldt, j J < 1 i ) 2 230 Het LEVEN van de JZl rVr talken doet> zoovel door zwakken als kloeken, zoo wel door weinigen dan door veelen. D'eerfte nacht werdt redelik, naardegelegenrheit der zaaken, overgebragnt; maar aJs men 'sanderendaaghs de wonden verhoudt cn al watgekneuft en verZrt ,Waf "?et fendewyn uitwiefch en zuiVn ' [elthf lchcrPe en ^onde te Als zyn Predikant Wcftho52! u ^^f ' met hoe Kr°ot een medelyöen hy en d andre omftaanders hem in die mart zaagen, hoorde men den Admiraal daar opzeggen: Aan dit ellendig iithaam is ZTJS gffg™' *H de koftelyke ziel behouden :;JPFft* is nist te achten h a%m ;': r eehelyk mert enfmaadt, die onze Hei'..ut onfchuldtg leedt, om ons van d'eeuwfre >ynte verlöfferr. Hy riep ook den Zaligt "Maker aan met deeze woorden: Heere %«f, gy hebt gezeit dat wy onze ziele met lydtMOmhett moeten bezitten. Geef my Heere 't icenp gcbtedt: geef my de lydtzaamheit tot tf dtg blyven tot den einde toe: nadien.de yajzaammt doch meer overwipdt dan de ■rac/a In deezen flaat leggende, droegh ij noch zorg voor de gequècfte mntrooze'n, bcvai dat men op himne wonden goede cht zou geeven, cn hun alle gerak en i«ar daarna waaren zyn gedachten meeft altydt  L.-Admiraal DE RUITER. 231 Tydt bcczigh omrent al 't geen tot wclftandt zyncr ziele kon ilrekken: 't welk uit al zyn woorden bleek. Tot zyncr vcrtroolïing en verllerking gebruikte hy verfcheide plaatzcn uit de heilige Schrift, die hy ten tyde zyner .gezontheit,in zyne vryc uuren, dikwils plagh te leezen: cn als de pyn zyner wonden hein meelt neep, diende hy zich van zommige fprcuken uit Davids Pfalmen, daar hy zyn hart door n.itfprak, met na'amen uit den 119! en den 4a i Pialm. Van zyn cige byzondre ■huiszaaken fprak hy niet Cen woordt, en (telde al 't aardtfche uit zyn zin. Als eens iemant van d'omiiaandcrs van des Admiraals echtgenoot fprak, en meende dat het wenfchclyk zou 'zyn geweeft , indien zy en zyn andre vrienden 'hem in die ongelegentheit van fYn'ere en krankte hadden moogen 'ten dienft ftaan, -gaf hy daar op tot antwoordt:' Ik ben Met* op de poft daar my Godt geroepen heeft: en wil hy my ook uil dit leeven roepen, ik ben ge• reedt cn bereidt. Myn beminde vrouw cn lieve kinderen zouden my moogelyk' mei hunne droefheit'noch bezwaar cn. Zyz.cvJ.cn my nu niet ■zien dan'met biltrc traan en, 'en ik hoop ken -te vinden in -ffeeuwige vreughde. Men hadt wel in 't eerft noch "hoop gehadt van geneezing, maar met of door de pyn der wonde, en inzondcrheit der breuk'in 't rechter been, daar 't meefte gevaar in 'ftak, werdt de Admiraal den vierden Óf vyfden dagh door een koorts overvallen, die hem by bleef, en zich van tydt tot tydt meer en meer verhief. Dii braght al de "geene die zich aan zyn leevev 'lieten gelegen zyn in groote bekommernis ei p a vree TÖ76'- Oerrfktt zkb f.odriTiichte'yker doodt. f Vers 7t. J. Fers 6, n 9. 7yn woorden, toen men gewag maakte van zyn vrouw en kinaeren. Zyn krankte ver1 z waart.  ï6>6. a« April 29 April. Hy ver- ia':ght naar ( een znlig einde. £ 1 ( d r $ V p t( ei P e< tc nc ui Ia: be' kerft. tu m< by tei mi; ^ Het LEVEN van den vreede inzonderheit op den achentwintigh, flen der maandt, toen hy door noch feller koorts werdt aanoerafr <\\» a r \ j "diigerait, cue den gantfehen volgenden nacht, tot 'sanderendaags ontren den middagh, duurde, en toen dif begoll af en men vernam de voorteekenen des doodts 1 oen toonde de groote Zeeheldt, die t' allen tfden de gewoonte hadde van zich, ten ftrye gaande, ter doodt te bereiden dat hvL nrulh>lefte; *$* dC d00dt /et'rotlt w'a " n ru g onder d' oogen dorft zien. Hoe hier^ Jn" f meer aderde, hoe hy meer veranghde om ontbonden te worden. Hy lagh .eduung met gevouwen handen, en badt Eden™Davids woorden uk dc" 63 t mat^onderwater. Voor den middagh, >cn zyn fpraak hem zwaar begoft te vallen ' daï hyweinigh fprak begeerde LX de' en 7TfZÏï T f" tC^cns de» a™ndt, en zyn fpraak geheel ophieldt, en dat men SoTe Sfcde" tCn,Ze,Ven ei«d-otGodt stortte, badt hy noch met zyn zuchten en naaS Zondcr Öfa'S naautheit des doodts, totdat hy 'savondts Jchen negen en tien uuren den geeft "af t eenzachten en gcruften uitganïk:Cl yn van verfcheide Bevelhebbers en Kapi 'aal de"r^ndts vloote, van den Viccafdm ^ Haan, oen Schoutbynacht Middel- iandt?  L. Admiraal DE RUITER. 233 landt, en de Kapiteinen Kallenburgh, den Graaf van Styrum , de Sitter, Uitterwyk, Meegangk, Andringa, en anderen, te veel om te noemen, die met weenende oogen, en ontftelden gemoede, dien grooten Admiraal zagen fterven, en met reeden, klaaghden, dat ze nu in een vreemdt geweft, zo verre buiten hun Vaderlandt, en met een feilen oorlogh op den hals, zulk een dapper Opperhooft met al zyn ervaarentheit en beleidt zouden miifen. Hy overleedt dan den negenentwintighften van April, in de baay vanSiragoffa of Syracufa, binnen zyn fchcepsboordt, in den ouderdom van negenentzeftigh jaaren, een maandt, en vyf dagen. Zyn lyk werdt : terftondt met fterke kruiden gebalfemt, om w voor 't verderf bewaart, en ter gelegener tydt b naar Hollandt gevoert te worden. De Wethouders van Siragoffa, zyn overlyden verftaan hebbende, waaren over de begraaffenis van o zyn ingewanden bekommert, en onderfton-g den by de Geeftelykhcit der ftadt, of men v die niet in een der kerken zou moogen ter it aarde brengen. Hun antwoordt was, dat hctd' ingewandt, als een gedeelte van 't lichaam, in geen geweide aarde moght leggen, zonder byzonder verlof van den Paus; dewyl d'Ad-v miraal buiten de Roomfche kerk, in 't ge- h voelen der Gereformeerden geftorven was,d Toen beflooten de Wethouders, dat men eens aanzienlyke plaats op hun Raadthuis zou be-,t reiden, om d'ingcwanden daar te begraaven,v onder een gedenkfteen, met een opfchriftg naar den eïfch van 'smans groote waarde en djenften. Dit lieten ze door eenigen uit de P 5 hun- 1676, Jyn lyk orde gedfemt. Beraadt-* .aging rer'tbe- aaven an zyn srenai;. ( sa. Befluit en inbieding indeWet- mders ;r ftadt iragofT), ingaande bcjiraa sn der in- ewanden.  t6?6. 'T welk afgefiaagen worde, Men be- f naü ze opeen heit vel buiten de ftadt. i May. Valfch ge nicht. i ! 1 t i f a li n g v =34 Het LEVEN van deh Heden DocS^ ÊfcStS ^ ^genthert cn hoog" JJfttmggedaan, wordt door misverftandt Öf Ween verftandt dergeeneh die 't afrieden ' dfL Ö2£*3 dr an^oórdc gegeeven ^ mm nomtgewytk narde voor V Éttlt'; nad!Cn men ™rvce:„cm »/as, terg2lt TSF^T T* te hren^1 hadfZ r ^ den K(;Pitcin Koirct hadt begraaven: die was op een kleene heü*«, ontrent honderdt fchreeden van de ftadt, in de baay gelegen, cn rondtom van de /ce wnnnght. Daar werden d' ingewand "n 01 "elhebbS00Fon- fT^gh gevolgh van Be-' eineob.is, Kapiteinen. Kommandeurs, cn «deren, ter aarde beftddr. Uit dat weVe- ren der Roömïbhé Geeftelvkheit, van des ^™lnfwandc °pfcen S SSdTSV in,Cn afncc™n hoe weinig ondt of fchyn van waarheit het gerucht adt, dat eenige lloomfchgczfadch te dier ydt uitftrooidcn, en naar* Hollandt over chreeven, als of hy fa de belydenis der Room" ï tl r ƒ oveHeden, daar hy nochtans I den tydt zyns levens een yvnVh belvder £ïï"V!5 TrftamIer den Gerefo -' .eerden Godtsdienft was geweeft, en by dat voelen, tot den leften doodtfnik toe, had n looi ?balfïÖnU fichaata in n loode kift geleit, en in de kajuit gezet. Dus-  L. Admiraal DE RUITER. 235 Dusdaanig was het eindt van den Heere Michiel de Ruiter; nu Hartogh, Ridder, L. Admiraal Generaal van Hollandt en iWeft-j* vrieflandt, die achtcnvyftig jaaren lang, van., rc elfde jaar zyns ouderdoms af, de zee 'hadtj bevaaren, en van 't ailerlaaghfte tot dien hoo-d gen top van eere, langs alle trappen der fchcepsbcdicningen, opklom. Van wien met waarheit wordt getuight, dathy, in'sLants dienft en eedt getreeden, nooit naar ccnig ampt met gunlïjaght ftondt, en dat hem alle waardigheden,' dat zeldtzaam is, zonder daar ooit om tc fprceken , van zelfs, door zyn verdienden, zyn t'huis gebraght, cn opgedraagen. De glans der eere, en glory, die v de len 't gezicht ontrent de kennis van zich zeiven verblindt, en tot ydelen roem, of fiere grootshcit vervoert, hadt hem nooit bedwelmt. In zyn grootheit bleef hy klccn: dankbaar jegens zyn wcldoenders, eerbiedig jegens zyn meerderen, beleeft ontrent zyns geiyken, mcewaarig cn gefpraakzaam jegens zvn minderen, cn elk, zoo veel hy kon, verplichtende. Dus won hy 't hert van allen die- hem kenden: verkeerende met luiden die in zynen laagen ftaat zyns geiyken waaren geweeft met zulk een ongemaakte heusheit, dat ze met d'oude gemeenzaamheit, die zy in zyr kleenheit met hem gehadt hadden, daarna ir zyn hooghften ftaat'lcvendc, licht zien konden, dat hy wel van ftaat was veranderdt. maar niet van aardt. • Ja zelfs in 't midder van zyn grootheit vondt de grootsheit zoc weinig vats op hem, dat hy, ten tyde toei 'er vlooten van tnegentig of honderdt fchee pen i6>6'. \orc ver.» ia! van de uitersop3in(t,zeer,n' en aughden*' Ily werdt 3oor zyn /crheSng sn grooibeic niec groots, t t  i6>f5. Noch fbhaamde zich zynt-r voorigege" ringheit. < t c t a Zyn zee-z digheir.. z h V! g d( bl Vry van IV] faamziëkte nc ge he als Zyn af- da: keer van eer Joüuitery. ■ Het LEVEN van den pen, en veel duizenden van matroozen en foldaaten onder zyn gebiedt Honden, zich zeiven van een enkel knecht liet dienen , en zon- quam. Hy fchaamde zich ook zyn voorgaande genngheit niet, maar vertelde dikwils in gezelfchappen en op maaltyden, zelfTt " byzyn van groote perfoonaadien, hoe hy in de lynbaan plagh te gaan , en voegen plagh te vaaren: vermaanende zomtydts de flechte matroozen, dat ze op zyn voorbeeldt moften zien, en, gedenkende wat hy n-eweeft ^as moedt houden; op hoope daVze^ vel draagende opkgevorderde zouden' wor- S: A Tlt pJag K hy ydeJvk tc ^emen over ynedaaden, noch die van andre te veiachen: maar anderen de verdiende eere geevcne, heeft men meermaalen gezien dat hy d' ukomft der zeegevechten en overwinningen inde Heeren Staaten overfchryvende, me" alk een ingetoogentheid en zeedigheit van ch zei ven en zyn bedryf gewagh maakte, da y zyne glory eer fcheen te verkleenen dan te ïrgrooten, en dat men de zaak gemeenlvk ooter bevondt dan hy ze verhaalde. Hier "ten lof, die hem van zelf genoegh volgde, aar hy was zoo vry van faamziëkte, da! hy oitlofredenen, daar men zyn naam, wens zyn verrichtingen, door zocht te vererlyken, wou aannecmen, en hy werdt, r lfJTrl Joftuidngen voorquaamen 1 over befchaamt en bezwaart, jaa ook igzins bevreeft: hebbende het ooge op den ;ang van Herodes Agrippa, die Godt d'eere nier.  L. Admiraal DE RUITER. 23? niet gaf, en zeggende, dat Godt hem dan zou verlaaten, als hy die lof aan zich zou laaten leunen. Ook was hy gancs niet bekommert wat men by zyn leven van hem zou zeggen, of na zyn doodt zou moogen fchryven. Ik wil wel, zeide hy, van niemant genoemt noch opgehaalt worden, als ik fiechts myn gemoedt magh voldoen, en myn ordres wel uitvoeren. *T.ts ook zeeker dat hy nooit wou toeilaan dat men de merkwaardighfte voorvallen van zyn leven uit zyn daghbefchryvingen zou trekken, om die aan den dagh te geeven: cn dat hy, om zulks te beletten, veele blaaden uit zyne aantekeningen lichtte, en verbrandde: geevende geen andre reden, dan dat hy niet, en Godt alles hadt gedaan. Ook weet ik, dat als zyn fchoonzoon de Predikant Sómer hem iet aanmerkelyks hoorde vertellen, en daar op vraaghde waar en op wat tydt, jaar of dagh, dat was gefchiedt, hy terftondt zweegh, en niet meer wilde zeggen: denkende dat het zyn fchoonzoon zoude aantekenen, om 't in eenige Hiftorie te brengen : en mcenendc dat zyn bedryf geen Hiftorie waardig was. Hy erkende op' een aanmerkenswaardige wyze aller menfchen en zyn eige krachteloosheit en niettigheit, en de noodtzaakelykheit van Godts genade en hulpe in 'tbyzonder,enzyne voor- mede- en uitwerking in 't gemeen. Dit gevoelen braght hy in zyn bediening (byzonderlyk in groote voorvallen, hoedaanig de zeeflaagen zyn) zoodaanig te pas, dat hy voor 't aangaan der zeegevechten met vierige gebeden de goddelyke byftan dt zocht te verwerven: als weetende dat hy zonder Godt niet 1674  ?6>6. Zynklce!;moedig-'heit, en voorzichtig beleidt., t \ Ervaarent-c heit. r d o h fl tt tt v( Ti 238 Het LEVEN van den niet verrnoght. Voorts in dat gevoelen op Oodt betrouwende, kon hy in de felde ~e- S2ïï ZynC Zaaken rcet bedaarden gemoede veinchten en uitvoeren. In de küflft van 'c ;?n!chnp' daartoe behoorde, v^hyzoogeoeffent, dat hy veele Stuurlui: oen m kennis en ervarentheit te boven ging Hy hadt in zyn tydt een fehero gezicht, c'n was zeer opmerkende, waar door hv op d'on • dïftrl ^ l3ndCn Cn klfe /dekking I Zoomen, gelegenthcit der havens, zanden banken, gronden, en ondiepte, te naau- nCïn zCe'/\aüe'lin,Zyn Pren l en n zyn daghverhaalen aantekende. Hy Wdft 00., zeifin de kajuit blyvende, nette ftaat « maatton van den voortgangk van 't fchip alleen uit het gehoor en de beweegin^. 7 n ^gekreukte klookmoedigheit, die^ieh S\ iache ykftc gevaar en in de meeftc verleo-ent- -ichril?'-5 SS ZiCn' Cn voo:-. •ichtighcrt, (die twecgrootfte oorlogsdeup-h1eu;_ waren m zeven oorlogen, meer dMi •eertig gevechten , en vyfticn groote zee'flaa" ;en, zeven onder zyn eigen opperbelcidt, &ri nenccn cn vyanden gcbleeken. Zvn ïaWe rvaarentheit verfchafce in alle voorvaHen gdt: cn geen Gecoverde wift metmeorz-eigheit voordeclige vechtolaatzcn te » • p winden en üroomen acht te eëeV&r- 'Be >ef te zoeken, cn te winnen- de'zvnen met wen in ordre tc brengen cn te houden: tydt kavelen ;gevaarlykheden te voorzien , vóór koomen of af te wenden; den vyanden >ordeel af te zien, en krygskonftcn uit te aden, orh hun atbrcuk te doen. Hier over fton-  L. Admiraal DE RUITER. 239 Honden de vyanden meenighmaal verbaaft, en verwonderden zich ten hooghften over zyn wonderbaar beleidt. Zyn zorghvuldighcit liet het nooit op anderen geheel aankoo-' rncn: en hy begaf zich op het minfte gerucht, en dat dikwils 'snachts, naar boven, en nam by dagh cn nacht op alles, zelfs op de kleenfte dingen, acht: zoo dat de zynen, op zyn beleidt en zorgh geruft, met te grooter vertrouwen en moedt de vyanden dorften aantasten. Hy was zoo voortvaarende, dat hy nooit cn nergens te laat quam : altydt voor de tydt gereedt. Ook kon hy niet minder verdraagen dan langhzaamheit en uitftel van iet dat noodig was. Voor de matroozen droegh hy altydts groote zorg, om hen gezondt en wakker te houden. Hy liet ze nooit leedig, op dat ze 't fcheepswerk te beter gewendt zouden wordeny en hieldt fteedts naauwe ordre c n ft ren ge tucht in de vloot, om overal de mföedtwil in toom te houden, cn de weerfpannigheit voor te koomen. In 't kort, al wat ooit in veele trèïïclykc Zeeoverften ftuksgetvys werdt gepreezen, was by hem in alle 'deéien cn in 't geheel: en men hieldt hem met recht voor een volmaakt Admiraal, ten aanzien van al de zaaken, die tot het bedienen van zyn ampt werden vcreifcht. Ooki d ion de hem 't geluk in meeft al zyn aanflaa-k gen en ftryden, weinige uitgezonderdt: en al-s 't hem gelukte, gaf hy Godt, gelyk boven is gcmcldt, alleen cl'eere, zeggende, dat 'dittt geen zeegen kan bevechten zonder de v goddelyU'e hulpe. Zyn ongeveinsde godtvruch-h tigheit vertoonde zich in al zyn bedryf. Geen Chris- 1676. Zorgh vel» iighett. T 'y eeïgefub igff. Zyn godi' ruchtig. eit.  ió>6". Verfoeide de fcheuringen. Hadt geen behaagen in het veroo-deelenvan anderen. 1 < 1 240 Het LEVEN van den Chriften Heldt kon Godt meer vreczen, eeren, liefhebben, betrouwen, enden g'odtsdjenst met meer yver behartigen. Het hooren der predikatiën, dat hy niet licht verzuimde, was zyn hoogMc vermaak. En bv (treedt zoo wel met de gebeden als met de wapenen: beginnende nooit zeegevecht voor dat hy Godt eerst in zyn kajuit om zyn hulpe en zecgen hadt aangeroepen. De heilige Schriituure las hy onophoudelyk, en befteecicte daar m als hy aan landt was meeft alle de Wmterfche avonden : leezende dan over luidt by zyn huisvrouw en kinderen, om die met eenen door dat gehoor te leeren en te (lichten. Behalvcn de heilige Schrift las hy weinige en byna niet dan Theologifche boeken. Hy betoonde zich ook als een'voorzanger in de Chriftelyke fcheepsoeffeningen : en zong gaarne Pfalmen; want hy was een goedt zinger. Van alle onnutte gezelfchappen, en den tydt met drinken, dobbelen en fpeelen door te brengen, hadt hy een grooten afkeer. Uc meemghvuldige verdeölingen en fcheunngen der Chriftenen werden by hem ver* loeit, cn hy wenfehte om de vreede der kerken. Hy hoorde zeer ongaarne dat men eetuge vcrfchillende Chriftenen, jaa zelfs dat men alle menfehen die buiten 't Chriftendom waaren geheel en al veroordeelde: maar wille t oordcel liever opfchorten, ziende wel ?een grondt van hoope, om dat buiten Chrismsgeen zaligheitis, ook geen zaligheit buien Chr.ftus vast (lellende, maar nochtans Tkennende een ondoorgrondelyke diepte, >eide van oordeel en van bermhertighcit, Hei  L. Admiraal DE RUITER. a4i liet hy de zaak Gode bevoolen. 'T was hem ook zeer tegens de borst, als men iemant die dwaalde in zyn Religie befpotte. Hy toonde ook in alle gelegentheit een vyandt te zyn van alle profaniteit, of verachting van heilige zaaken, en van alle redeneeringen van ongebondcne fchrandre geeften tegens Godt, godtsdicnft of goede zeeden, hebbende een onuitfpreekelyke afkeer van zoodaanige luiden, van wat ftaat of gelegentheit die ook moghten zyn. Den dienft en den Dienaaren des Goddelyken woordts was hy zeer geneegen, befteedende, gelyk gemeldt is, twee van zyne dochters aan Predikanten, en niet konnende lyden dat men hen kleen achtte, of quaalyk bejegende. Doch hem mishaaghde ten hooghften, als ze zich met andre zaaken dan van hun ampt bemoeiden, of eenige onbefcheidene vrymoedigheit gebruikten. Ook meinde hy dat de kerkelyke heerfchappy, en opperhoofdigheit onder de kerkelyken, onder wat tytel die moght zyn, voor de kerken van -Nederlandt fchaadelyk en verderffelyk was. Zyn huisvrouw en kinderen beminde hy met een hertelyke en tedre liefde, en zyn vriendtfchap met waare vrienden was onveranderlyk, en in alle voorvallen getrouw. Van natuure hadt hy een weerzin in den krygh en allerley bloedtftorting: en meêdoogend van aardt zynde, voerde hy den oorlogh met een zachtmoedig en vreedzaam hart, zonder toorn of haat, en zocht, zoo veel als moogelyk was, d'overwonne vyanden te fpaaren, te 'verfchoonen , en, als ze in zyn maght waaren, met goedtdoen V. Deel. Q « MocrTt be» fpoi tender i waaienlen. Was een yyandtvan illeprofaliteit* Hy hieldt iea dienft ;n D.enaa•en van Godts .voordt in iooge waarde. En misprees de kerkelyke jpperloofJig* Zyn tedre ief'de tot ie zynen. Trouw in vriendtfchap. Was niet oorlogsge. zindt,maar raeedoo« gend.  167(5. Ook te gens vyan d en Den Va derlande getrouw. Zyn yver tekens een lafterasr der Overh- den. i i i t t v g b Zi 7A la di b,c In zyn ^ hcrjgrren nc jtaat vondt j iiy de tnee-, ftc bëftomi bi( meringen. no 242 Het LEVEN van den te verplichten. Den Vaderlande was hy inzonderheit getrouw, den Heeren Staaten, zyne wettige Overheit, gehoorzaam, een gioot _ liefhebber en voorftander van 'sLandts vryneit, en evenwel een haater van derzelver misbruik, en een aartsvyandt van muitery en oproer: want hy verftondt dat de itoute taal die tegens de hooge Regeering hier tc lande gevoert werdt ten hoogh(ten ftrafbaar was. 'T is ook gebeurt dat lemant in een trekfchuit, in zyn byzyn, i Overheit op een vuile wyze met veel woorden halterende, hy zich daar met grooten eruit tegen Relde: zeggende, dat hy, een Dienaar en m eedt van V Landt zynde, zulke aal met kon dulden: beveelende den quaatpreeker te zwygen: en, als hy voortgingk n t laiteren, hem meermaalen waarfchouvende ook den Schipper belaftende den man an landt te zetten. Doch als 't alles vereeis was, heeft hy dien oproermaker aangeist, opgenoomen, en, alzoo hy zeer fterk 'as, t zaamengevouwen, en buiten boordt ezet, met verre van 't landt, daar hy zich -rghde. Den Schipper, die geen genoeghwme ordre hadt willen Rellen, werden de s weeken gegeeven, en hem 't vaaren zoo ng verbooden. Zyn trouwhartigheid en ane deughden vermeerderden zyne achtbaarit by Overheden cn onderdaanen, byvrienn en vremden. Doch toen hy zich tot de oghfte waardigheit vondt verheven, en als Admiraal over de vloot Xan den Staat geelt hadt, vondt hy altydts geen Itof tot ge?gen, en plagh zomtydts aan zyn vrienden te  L. Admiraal DE RUITER. 243 1 re klaagen over de laft dien hy op den hals hadt, wegens de meenighvuldige bekommeringen , die aan zyn dienft vafl waaren: dewyl hy in de benaauwfte tyden dikwils niet en wift wat hy te doen of te laaten hadt, en de laft en ordre die men hem zondt zomwyle niet klaar genoeg fprak, of twyffelzinnig, of te veel bepaalt was, zoo dat 'er met doen of met laaten verbeurt kon worden: 't geen hy, hadt hy altydt zyn oordeel moogen volgen, niet waar onderworpen geweeft. Hier over heeft men hem tegens vertrouwde vrienden hooren zeggen, dat hy veel gerufter daagen hadt toen hy zyn eige man was, en een ftuiver 's daaghs in de lynbaan won, of voor matroos of voor Schipper voer: en dat hy nooit zou wenfchen dat iemant van zyn kinderen t1 eeniger tydt zyn plaats moght bekleeden. Dan dé laftigheit van zyn doorluchtig ampt benam hem den lof niet dat hy 't loffelyk bediende, zyn Heeren en Meefters in al zyn bedryf genoegen gaf, en voor zyn trouwe dienften werdt bedankt en beloont. Ook werdt de roemzynervermaardtheit by vremde en ook vyandtlyke volken erkent, die hem alle den tytel gaven van den grootften Admiraal, en den dapperften en voorzichtighften Zeeheldt deezer eeuw. En kan ik hier niet verzwygen hoe zeeker Engelfch Schryver, die een ruwe fchets van zyn leven en bedryf, eenige waarheit met onwaarheit vermenght begrypende, op zyne wyze in 't licht gaf, eindelyk zyn verhaal met deeze waare woorden befluit, In V kort, hy was zulk een eerlyk man, zulk een aandachtish en godtvruchtigh Chriften, zulk een /lom Q 2 fol- 16 j6. DeRuiter v..fdt gequetft. Zyn verma*rdtheitby vretade volken. Loflyk ge. tuigenis van een Engelfch Schryvef  1676. t'zyner eere. Tbs Lif of/idmirt. de Ruiter prihted Lot, don, Zvn ge (talte en gedaante. G?znndt vau aardt. i i HarJt- \ vochtig in 1 't verdraa- . gen van ongemakken. \ 0 Niet gezJt 1( op gemak, le 244 Het LEVEN van den foldaat, zoo een wys, ervaar en en gelukkhh Generaal, en zulk een trouw en eerlyk liefhebber van zyn Vaderlandt, dat hy met'rechtverdiende van de nakomelingen gepreezen te wor. dm, als een cieraadt zyner eeuwe, de voefter- TLT % Ze£l- f Vermaak en esr val zyn Landt. Een lichaam hadt hy, 0p dat men 00. kennis hebbe van Zyn uitcr yke geftalte van middelbaare lenghte, ('t geen hy me veele dappre helden gemeen hadt) wel gezet vlug, gezvvindt, fterk, en als toe arbeidtge! booren. Zyn voorhooft was breedt, en zyn aan chyn bloozend en hooghroodt van kleur" L! ,. doordringende oogen fcheen de fchrande heit yan zyn geelluit te blinken, de zelve waaren bruin, ook .hair en baarde , eer het tZZ:tm $m Wcrdt- Hy. drieg dikke opftaande knevels, op zyn oudt zeemans Zyn weezen en gelaat wa/aanzienlyk, daa zich etftrengs, doch met vriendelykheitge- . ' baarde> Gezondc hy van ard , maar in zyn jongkheit eens vergeeven, y ongeluk, door het eeten van een vfnynige en cidt, tot het emde van zyn leven toe: rivLl" T °"derdom openbaarde zich het gveel dat hem zomwyle laftig en pvnlyk iel. In t verdraagèn der fcheepsonzémak- "fy' d«or de fterkte van zynSm ochtilh"STagn00n/'. uit^maien ha™ d?, tr° S' dl,e h«n«Jf natte kleederen afiden. Ook zagh men hem in zvn fantfche ven op geen gemak noch vermaak terwerek ver-  L. Admiraal DE RUITER. 245 verflingcrcn, noch daar door van zyn plicht aftrekken. Ontrent fpys en drank was hy maatig, een vyandt van dronkenfehap en dronkaarts, geen liefhebber van hooffche lekkre fpyze, maar van harde fcheepskoft: zoo dat hy van de grootften in Spanje heerlyk onthaalt wordende, zy hem by hunne kollelyke fchootels ook fcheepskoft moften voorzetten: jaa zelfs kon hy buiten 's Landts geen vlees eeten, 't moft altydts naar 't zout fmaaken. Op de maaltyden wachte hy zich voor d'onmaatigheit, doch toonde zich blygeeftig en vroolyk by zyne vrienden, en zich zomwyle met onnozele boertredenen vermaakende. Dan niet te min wift hy zich ftaatig en deftig te houden, als 'er ontzagh werdt vereifcht. Voorts was hy wel ter taal, en kon zyn meening gelukkig uitdrukken , en met redenen bekieeden: ook ftondt hy nooit verlcegen als hy by zyn meerdere Prinflen, Vorften of Koningen , 't woordt moft voeren. Hy verftondt verfcheide taaien, die hy niet in de fchoolen, maar ter koopvaardy vaarendc , door lange verkeering in vreemde geweften , hadt geleerdt , en eenighzins fprak , als Spaanfch, Portugeefch, Franfch, en inzonderheit Engelfch en Yrfch. Schrandcrheit van verftandt, rypheit van oordeel, en kracht van heugenis, dingen die zelden t'zaamen gaan, en te gader (inzonderheit als 'erervaarnisby komt) wondre gaauwigheit geeven , waaren in hem by een. Dit waaren de werktuigen van zyn wonderbaar beleidt, daar zyn dapperheit op ■ t'zeil ging. Hier door was zyn fchip, cn de vloot die hy beftierde , als een geduunge q ^ fchool 1676. vermaak, loch lekterny.Zyn maitigheit. 13'ygeeftig :n vro'yk □p maaityderj. Wel ter taal. V-rftondt en fprak verfcheide ta-.len. Zyn groote begaaft- heeden.  Zyn woi derbaare geheuge. nis, 246 Het LEVEN van den fchool van 't.foldaat- en zeemanfchap, en al Ie ren7 oï^ Y°er altydt van hem ieeren. Ook werdt in hem met verwondering aangemerkt, dat hy in 't midden van d'allergrootfte gevaarlykheeden metwonderlyke gelykmoedigheit de zaaken beftierde: en dat lmLurrZknfu h£ t0evallen zyn ver^ndt 1 SE?£ï ' "uCh Zyn 00rdeeI ^dorven, zelf vant^nZ7ne\ho1°gen «Oerdom. Ook werdt flek Ve;hau1C' dat zvn geheugenis zoo üerk was dat hy van zyn kindtsheit, en eer- I r 1!,' ,t0ï Zyn ho°ghften ftaat toe, onde fcheidelyk hadt onthouden wat hem was bejegent, en dat hy een nette kennis hadt van toen^f^" Cn, £ b00ts^k, met naam en toenaam, daar hy mee hadt gevaaren, en van tydt en weder , en d'andreomftand gheden g valle ^'n16/,11 tydt,°C ^d—e'Svoorgevallen. Ook ftrekte hem dees geheu-enis tot groot voordeel, om zich in veSeTde gelegentheden van zyn ondervindingete dienen en zyn zaaken daar naar tè richten Sde 11 ' 6Tn^ aI hadt hy «°eh zoo goede kennis van de ftuurmanskunft, zonder ondervinding en ^ ke toneel goedt zeeman zou worden , en dat zelf de geene dle op h kunftfchooj ^ vaar ' v" °P VKiagen' ^ande de zecouaamen ïï° antW°°urde»> als zeeensinzee Se d'PP1 gamfch °nkundig van't voor, naamfte deel van 't zeemanfchap, en in veele en°rVa i6^6" ver1^" wouden vm- ïeVui?*™ anders W moeten zien. IW vut kan men dan afneemen, wat hy gevoel-  L. Admiraal DE RUITER. 247 voelde van de geenen die uit het Hof, of uit de landtzoldaaten, of uit burgers en koopluiden, zonder ooit de zee gebouwt, of eenigh fcheepsgevecht gezien te hebben, tot Scheepskapiteinfchappen, of tot hooger zeeampten, in tydt van vreede, werden gevorderdt. Nu ftaat ons iet van zyn huwlyken, kinderen, en, nakoomelingen te verhaalen. By Maria Vel- b ters, zyn eerfte echtgenoot, die in haar eerfte kinderbed ftierf f, won hy een dochter, genoemt Alida, die weinig daagen na de moe-1 der overleedt 4. By de tweede, KorneliaEngels, teelde hy vyf kinderen : eerft Adriaan,' gebooren in den jaare mdcxxxvii , cn in 't achtiende jaar zyns ouderdoms tAmfterdam geftorven t: ten tweede , Kornelia, gebooren in den jaare mdcxxxix*, en getrouwtmet1 den Heer Johan de Witte, daarna Kapitein van een kompagnie zeefoldaatcn, en zedert van 't Kollegie ter Admiraaliteit totAmfterdam: ten derde, een kindt dat fiechts drie daagen leefde , en voor zyn doopzel overleedt f: ten vierde, Alida, gebooren in den jaare mdcxlii \ , en eerft getrouwtmet Johan Schoorer, en na zyn overlyden met den Heer Thomas Pots, Predikant tot Vliffingcn: ten vyfde, Engel de Ruiter, gebooren d. n tweeden May, in den jaare mdcxlix, daarna Ridder en Baron, ook Schoutbynacht, cn eindelyk t Viceadmiraal van Hollandt en Weftvriellandt, onder 't Kollegie ter Admiraaliteit tot Amfterdam , die, zynen vader van der jeught aan op verfcheide zeetoghten verzeilende, in de vier zeeflaagen, tegens d'Enp-elfche en Franfche oorlogsvlooten , en in Q 4 • veF* 1676. Zyn huwden en inderen. t 31 Dec. 63'- \. 18 Jan. 032. \ 13 April 05*;. * ao Sept. 116/itig. 641. \. i6Nov. \ tg Otlob. 167».  i6>6. 128 Maai i 13 Groote droefheit in Siciüe over des Admiraals poodc. ] < ■\ \ 2 'S Land:se Vloot zeilt Jj paar Paler-J Po. ï 248 Het LEVEN van den verfcheide andre gelegentheden, génöeeh betoonde, dat hy van de vaderlyke dapP?rheiC Seerde01KTdde- By Anna va» G^r zyn derde echtgenoot , weduw van wylen Tan Pauluszoon, teelde hy Margriete, gebooren in den jaare mdceii, den eerften December" Some?rnRtJ'ChUWtJlieC de" Heer Be"-rd" tot AmW \ * des S°ddelyken woordts tot Amfterdam: en emdclyk Anna, gebooren m den jaare mdclv 1, en overleden tot V Isfingen 111 den jaare mdclxvi t, gelyk op zyne & 5'T gerucht laJdesAdS en verv^ terflo,ldt v™ ^ tot ftadt, cn vei vulde de harten van al de trouwe onderdaanen des Konings, door gantfcTskl ho, met een bekomnierlyke droefl ei £e bi de lcnaade, die ze in twee zeeflaarren hadden geleeden door dit eene lyk was^eboe • en de Spaanfchen hadden den voornamen v "e" FrZ\°°P1 hem ve^orefS Sn j franfche vloot veel fterker dan de lidt di zy Tnden ecluer ^ d"-e- 3 de Ruïter» d'e zoo dikwils met oneeyk kans hadt gewonnen, 't geen aan de fflafnt mtbrak met zyn beleidt en'dapperheid zou «vullen, en alle hunne zwaarheden te bo »«l ? n dt baav van SiragolTa etlvke aagen leggen en ftelde toen * den koert ng de ZuidtdïiraaIs,met zich viS.de; ngs de Zuidtzyde van 't eilandt, naarPaler- mo,  L. Admiraal DE RUITER. 249 ino. De Viceadmiraal de Haan voerde nu de vlag als Admiraal, de Kapitein Kallenburg als Viceadmiraal, en de Kapitain Middellandt als Schoutbynacht. De Marquis de Vayona zocht ontrent dien tydt den Viceadmiraal de Haan te beweegen, dat hy met 's Landts vloot door de Faro naar Palermo zou zeilen. Maar de Haan vondt dat ongeraaden, door't gebrek van 't kruidt, en al beloofde Vayona, dat door den Onderkoning binnen weinig daagen te verzorgen, men weigerde daar na te wachten, vervolgde de reis langs de Zuidtzyde, en quam den vyftiendcn van May te Palermo. Terwyl men daar lagh, om 't geen befchaadight was te hermaaken, en zich van alles te voorzien , werdt by de Franfchen.niet min gearbeidt om hunne reddeloozc vloot te herftellen. Zy quaamen niet alleen in 't left f van May met 28 fcheepen, 9 branders, en 25 . galeyen in zee, maar begaven zich ook naar^ Palermo, en beftonden daar een aanflagh in j 't werk te {tellen, die ze mhTchien nooit on-t derftaan zouden hebben , indien 'er een dez Ruiter geweeft waar om hun 't hooft te bic-1 den. Zy quaamen, onder 't gebiedt van den Hartogh van Vivonne, den eerften van Junius in 't gezicht van Palermo, daar zich de Hollandtfche en Spaanfche fcheepen, op de tyding van hunne komfte, van achter de moulje op ftroom in de baay, tuffchen de moulje en de wal, halvcmaanswyze hadden gekort, met een worpanker in zee, om des nood hunne fcheepen op zyde te haaien, en met de breede zyde t'zeewaart te konnen fchieten, en de vyanden af te weeren. Zy laagen in Q 5 & 16-6. t nKHfay DdFrao :hen koo ien weèr 1 zee, en egeeven ich naar 'alermo. i Jun.  *©>{ I Hun aanval op de Hollandtfche en S.>aanfche fciieepen. 1 1 250 Het LEVEN van den • rtgVe°e£nde °rdre ter eikanderen ge- B rederode. , Jdrm£a. f fV&eit, Sebej. SJa* ,'"«-''''Dejong Spiegel. De Sitter , Krc">"vogel. *" Je l,ann. e.™4''*''' Craaf van Styrv.m. , y«n der Zaa„. gieten. Baak. £*"»• Viceadmiraal Kallenb«r*b. • ^Tf Berkhout. * Dhcuhu-gbt. Meegang. Oofterwyk. Abktuft. Hardera>jk. Tylocs. jeyden. De ivaakeiule Boei. den tweeden van Junius op hen af d! m! ' defs haPdtndeZeVen C" als de voortoght tab^C^CS'S ^^^^ ! n Naarg!!n ye^dts gebeurt, de lon ten. i\aar een half uur vechtens kaDto dr> ^ceadmiraal van Spanje zyn kabel dfir hv «eer weer te bieden, tegens ftrandt dry ven. Daar , I  L. Admiraal DE RUITER. 251 Daar op braaken de Franfchen met hunne branders door, en d'andre Hollandtfche en Spaanfche fcheepen, uit vrees voor de branders, insgelyks hunne kabels kappende, raakten in onorde, en dreeven onder malkanderen elk zyns weeghs. Dit gaf de vyanden een oopen, om hunne branders te befteeden. Twee werden vruchteloos aangeftecken, en de derde ftak het Spaanfch Admiraalsfchip, genoemt Noftra Signora del Pillar, inbrandt. Hier fneuvelde en verbrandde Don Diego d'Ibarra, Admiraal Generaal van de Spaanfche vloot, naa dat hem te vooren het beert boven de knie was afgefchooten , en Don Francifco Pereire Freire de la Zerda , die over de Spaanfchen te vooren't gebiedt hadt, en nu, mits de komft van d'Ibarra, buiten bewindt, en als voluntaire of vry willige op zyn fchip was. De Franfchen , hun voordeel vervolgende, hebben alle hunne overige branders, tot zes toe, op de Hollanders en Spaanfchen aangefteeken. Hierdoorwerdi uit de Hollandtfche vloot alleen het fchit Steenbergen, voerende 68 ftukken, en 36* man, daar de SchoutbynachtMiddellandtof geboodt, in brandt gebracht, doch dat. driftigh zynde, heeft noch twee Hollandtfche fcheepen gevat, die te gelyk zyn verbrandt. en eindelyk gefprongen, te weeten, 't fchij de Vryheit/van den Kapitein Adam vanBre derode, cn 't fchip Leyden, van den Kapi tein Jonker Jan van Abkoude gevoert: he eerfte gemonteert met 50 ftukken, en toei bemant met 240 man, en 't tweede met 31 ftukken, en 140 man. Behalven het Admi raals 1676. Die in on3rde raaken. Het Spaanfch Admiraalsfchip verbrandt. ; Ook het , fchip , Steenbergen. 1 Ook noch twee Hol1 landtfche . fcheepen. 1 >  1676. En nocl: drie Spaai fthe fch?< pen. En twee galeyen. Vervolg van 't gevecht. J < t 1 c e v n F ld DeFran- dl feben lha zc ken 't ge V( vecht. ej] •5» Het LEVEN van den raaJsfchip van Spanje, boven genoemt, voerende 70 metaale ftukken, en 74a man' zvn noch de volgende Spaanfche fcheepen door de branders aangefteeken, verbrandt en IZ ^ Sb Slnt,Antoni^ van Napels, nlt " De ï' °nder 26 melaale-* 32o man. De Sint Salvador van Vlaanderen , met 40 ftukken half metaale en halfyzre, en«o man De Sint Philippus, mè/50 ftukkf^ den VrJT-- E,ntwee galeyen, d'eene van ftukk!n miraal rn SPanJ'e' met 8 °*taate ftukken en 470 koppen, en d'ander, genoemt sint Jofeph van Napels, eveneensfemonteert en bemant: in alles zeven fcheepen en twee galeyen. Hier liep toen het Hch?am d'Fenr Jooden A^aal, op het fchip dEendiaght, noch gevaar van verbrandt en verteert te worden, niet op een houtftapel op zyn Romainfch, maar in een lykvuur va zoo veel brandende fcheepen. Doch he shrp weerde zich dapper, en lag welanderalr uur de vyanden zoo dicht op de zyde lat men den anderen met musketten befchoor! ? ii deTJFl;anfche» afweeken. Vier van de loekfte Hollandtfche fcheepen waaren in eerfte onorde tegens het ftrandt gedreeven, n bykans buiten ftaat van weerbieding vcrallen , en t ftondt gefchaapen dat 'er noch eet^ «kleeft zouden hebben, hadden dé Sniïï?i™?,branders gchadr- Al d'andre ollandtfche fcheepen, nevens 't fchip d'Eenagnt: , door den noodt en wanhoop , die nitydts dapperheit baaren, aangevoert achten met zulk een kloekmoedigheit, dat' idelyk de Franfchen, geen kans ziende meer te  L. Admiraal DE RUITER. 253 te verrichten , en zich vernoegende met hunne winft, het tegens den avondt van hun afleiden, en onder d'Ooftwal van de baay ten anker quaamen. Een kleen half uur voor t C eindigen van den dagh werdt de Viceadmiraal. de Haan, die nu als Admiraal de vlag voer- d de, ftaande op het vinkenet by de grootefc maft, met een groote kanonkoegel het achterfle van zyn hooft weghgefchooten,daarhy ftraks van flierf. De Kapitein Pieter van Middellandt , nu Schoutbynacht, (dieeenige daa- R gen voor den flagh onpaffelyk was geweeft) J fprong, toen zyn fchip Steenbergen brandde, uit de poort van zyn kajuit in zee, en verdronk. Het fregat Edam, dat gevoert werdt door den Kapitein Kornelis van der Zaan, dat hoogh tegens het ftrandt was gezet, werdt door 't fpringen van 't fchip Steenbergen de kajuit meeft ingeflaagen, en men kreeg het, na dat men 't gefchut daar hadt uit gelicht, met veel arbeidt, en groot geluk, weêrvlot. In dit gevecht worden 's Landts fcheepen aan rondthout en touwerk zeer befchaadight. Ook hadt men veel volks verlooren. Voorts beklaaghden zich de Hollanders, dat men met c het gefchut uit de ftadt en't kafteel van Paler-< mo weinig weer hadt gedaan, daar nochtans zulks van den uiterften dienft zou zyn geweeft : en dat men ook veel meer dienft van de Spaanfche galeyen hadt konnen hebben, indien der zei ver Bevelhebbers half zoo veel kloekmoedigheit hadden gehadt, als die van de Franfche galeyen. Na 't vertrek der Franfche vloot werden 's Landts fcheepen weêr achter de moulje gekort, en de Kapitein Kallen 1676. 'eViceadiraal de aan sodrgehooten. Kapitein Iiddeiii dt vertinkt. Beklag [er HollanIers. 'sLandts vloot word te Palermo achter de moulje gekort.  Sterfte m 's Landts vloot. Verfchfidei Bevelheb , bcrsover i leden. J c r ? d d v d o di 254 Het LEVEN van den d7? f', aar"a vergaderdt, oordeelde aat nu & Landts vloot te maghteloos was nm m dit geweft den minden dienft te doen Voorn fTl d^dF7nden' den Pred*™: van" Ichip d Lcndraght met een felouque naarNape s en van daar te poft over R^ömen door Italië, Tyrol en Duitflandt, naar 't Vader landt, meteen brief van den Kapitein Kallen burg af te zenden, en den Heeren Wr verbranden der gemelde fcheepen, en den ver maTen° Mdt \^^t bekent te SIS Cn b,Ce^iet bv de fchaade vo «rhdP / heepen" D eene tcgenfpoedt volghde d andre: men was van de wanden °mfla>n' of ™n werdt vYn ïoogci handt bezocht. Daar ontftondteen otoote fterfte in de vloot. De roode loop" die en peft verftrekt in de fcheepen, eronder e| matroozen door haare befmet ykheit en Nhe, , nam d'overhandt, en veel volks wegh 3ok fcerven toen verfcheide Bevelhebbers • erkhó^ dc?T™« J«*ob Teeding ierkhout, Pieter de Sitter, en Joris Andring voorts Abraham Wilmerdonk, Kommaneurover een fnaauw, Jan van Kampen Komlandeür over een brander, en Doftor Tohan Wt, Oppermedicyn der vloote, - Dus cet.de vloot daagelyks, el, .Werdt van ty3 t tydt verzwakt,- niet alleen door 't miften overledenen , maar ook door demeenlgh" en^ /nn^?k'n'?e ^een konden 3en. zonder dat 'er de vyanden iet tegens idernaamen hoewel ze noch wel twee nlan» na de lefte flagh binnen de baay van PaIer-  L. Admiraal DE RUITER. 255 lermo bleef leggen. Terwyl men hier denadcr ordre verwachtte, ontfing men uit Hollandt d'affchriften der refolutien, by de Heeren Staaten Generaal, den vyfden en negenden van May, eer men noch kennis hadt van des Admiraals doodt, ter gelegentheit van eenige van zyne brieven, genoomen: die hier worden ingevoeght, om dat ze licht geeven ontrent verfcheide zaaken. Extract: uit het regifter der refolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden. Martis, den 5 May 1676. By refumptie gedelibereert zynde op den in- p. houden van de jonghfi ingekoomene miffive van d< den L. Admiraal de Kuiter, raakende den toe-s ftant van ''sLandts vloote, onder zyn comman-™ dement agerende in de middellandtfchezee,ge- v, zonden tot verfterkingh van de vloote van zyn Di Koningklyke Majefteit van Spanje , ende in w achtinge genoomen weezende, dat door het ver-L loop van de tydt, en de fchaade geleeden in dera jonghfte batailje met den vyandt, de fcheepen m deezer Landen van alle behoeften zyn ontbloot, ende dat zonder remplacement van de geconfumeerde behoefte alle de voorfchreeve fcheepen zeeker lyk zouden vallen buiten poftuur van employ : ende dat over zulks het onderhoudt van de voorfchreeve vloote zoude blyven tot laft e van zyne hooghfl'gemelde Majefteit en deezen Staat, zon- i676. efolutien :r Heeren aacenGeiraaf, op n inhoud tn eenige ievenvan ylen den , Admiil deRui• genoo:n.  it>/6\ i 256 Het LEVEN van den zonder dat daar van niet alleenigh geeneii dienft en zonde worden getrokken, maar dat ook i ten opzichte van de geringe maght en ftechte conditie van de Spaanfche fcheepen van oorloge, die felkens alleen voor zeer weinigh tydts werden geviêïualieert, en van behoefte gantfch niet voorzien, dezelve vlooten,gezaamentlyk geconjungeert zynde , kaar zouden moeten retireren binnen d'eene of'd''andere haven, daar die tegens de vloote van den Koning van Vrankryk ten beften moogelyk haar fecuriteit zoude konnen vinden, ende alzoo gelykelyk gerifiqueerthet refpeiï en de vloote van den Staat, ten opzichte van de meer der maght van den vyandt, werdende van de zyde vankoogkftgedachte zyne Majefteit van Spanje geene middelen aangewendt om de voorfchreeve ongelegentheden naar vereifch te remediëren, het zy om de zelve vloote in aantal te ver ft er ken, of dat van haar deftcierende behoeften zoude konnen worden verzorght, ende van hier of elders gefuppleert het groot defèëi dat in Itallen daar van is, zynde aan deezen Staat niet te vergen, om naar de continuatie van de voorfchreeve equipagic, zoo lange buiten de eerft geftipuleerde tydt, de voorfchreeve vloote te doen provideren van zoodanige behoeften , als uit de magazynen van zyn meer kooghftgemelte Majefteit daar aan verftrekt zouden moeten werden , op den voet van de conventie daar over ingegaan: Dat ook door de nonbetaalïnge van de fubftdien, nu over de zeven maanden ten achteren zynde , monterende een fomma van ^82000 guldens, wordt gegeeven 'de uit ter ft e trejuditie aan den dienft "van den Staat, ende v dien  L. Admiraal DE RUITER. 257 dien vólgens te gemoet zien, dat: zonder nader 'overeenkoominge over het f urneren van de voorfchreeve defeclen, fecuir tranfport van de zelve uit deeze Landen naar Italien, ónder een genoeghzaam en fufpfant convoy, de voorfchreeve vloote, tot een extreme fchaade ^ aldaar zal koomen onnuttelyk te vergaan, tot groote avantagie van den vyandt; zynde onmoogelyk voor de Kollegien ter Admiraaliteit op deMaaze, en tot Amfterdam, met de zelve eqüïpagie gechargeert weezende , om de defeclueufb behoeften te remplaceren, ende onder een fuffifant convoy, tot lafte van deezen Staat, derwaarts te zenden. Is goedtgevonden en verftaan , alle de voorfchreeve ongele gent heden aan den Heer de Lira, Extr aor dinar is Envoyé van meer hooghftgemelde zyne Majefteit, in gantfch ferieufe termen voor te draagen^ ende van des zelfs bekende goeden yver, ten beften van de gemeene intereffen, te verzoeken^ dat de voorfchreeve ongele gentheden , als alleenigh voortkoomende van de zyde van meerhooghftgemelde zyne Majefteit, zoo door degezeicle nonbetalingh, generaal defecl in haare magazynen, als fleghten toeftant, en klein getal van fcheepen van oorloge, moogen werden tegengegaan en gerepareert, door de promptfte middelen daar toe vereifcht, of dat haar Hoog. Moog. klaarlyk ziende dat de vloote van deezen Staat, benevens'die van zyn Majefteit, invoegen als vooren wordende verzuimt , tot haar uitterfte leetweezen, op middelen verdaght zullen moeten zyn, om de haare fecuir te doen repatriëren, eer dat in zooftechten conditie komt te vervallen, dat door het verloop V. Deel, R van Ï676:  16/6. V a ,i é d li rt w de m ca te S5« Het LEVEN van den van de tydt zelfs daar toe onbequaam zoude werden , ende alzoo , tot fehande en fehaade van den Staat, m Italten in de een of d'andere haven leggen vergaan. ' Was gcparapheerr, GASP. FAGEL. Accordeert met het voorfchreeve reviRer en get eekent ö 1 ' H. FAGEL. Extract uit het regiftcr der refolutien van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Oeneraal der vereenigde Nederlan* Sabbathi, den 9 May. Be Heer Raadtpenfionaris Fagel heeft ter ergaderingegecommuniceerttweeniifTiv nvan It/f'^fl tRTr> ëefcdeeven fn Lands fchip d'Eendraght, ten anker 'kggèn- in de baay van St. fan, den 9 Aprilkfllc■n , geaddrefcert aan den gemelden Heere aadtpenfionaris Fagel. Waar op gedeUbZ en enm acktmge genoomen zynde, dat t de voorfchreeve brieven gevondenierdt, dat flerke flroomen, gaande in het naauw van e ma een genoeghzaame onmoogelykheit ufeerden,om op de zelve fiadt iets met vrucht ondernemen, en dat zulks ook mede brengt aan  L. Admiraal DE RUITER. 259 aan de andere zyde voor de vyandt een faciliteit , om de zelve ftadt ftuksgewys met enkelde fcheepen en vaartuigen te konnen doen feconderen, dewyle, door de kleyne maght enflechte conditie van de Spaanfche fcheepen van oorloge , het voorfchreeve naauw van Meffina niet van heide de zyden met gedetacheerde esquadres en kan worden bekruift^ en daar mede allen toevoer derwaarts benoomen, ten zy dat door de voorfchreeve feparatie evidentelyk wordegeriftqueert de gemeene fcheepsmaght, aldaarzynde, om, gefepareert zynde, ftuksgewys geflaagen te konnen wordendoor de meerder maght van den vyandt, die ook noch, door de albereit s afgezonden en noch af te zenden fecoursfen van Toulon, ftaat verfterkt te worden, daar tegens dat van de zyde van zyne Koninklyke Majefteit van Spanje niets en wordt by gebraght, om de gemeene maght, in die gewesten zynde, te ver grooten: Ende mede in achtinge genoomen weezende de korten tydt dat de vlooien felkens v/orden gereviciualïeert , als maar gaande van zes weeken tot zes weeken, immers die van de Spaanfche fcheepen van oorloge , de zelve natir vereifch van zaake niet enkonnen worden geë'mployeert, en haar altoos moeten ophouden ontrent zoodaanige plaatzen, daar haar vivres konnen bekoomen, zonder dat. eenige divcrfte aan den vyandt kennen cduferen, om die daar door te verobligeren van wederom met haare vloote van Meftina te vertrek-, ken, gelyk zulks met vrucht zoude konnen gefchieden, zoo de Spaanfche maght te lande fuffifant was om de Franfche troupen te Siciiied zynde, te konnen attacciueren, om door zoo* pv » daa~  i6/6. J i i i 1 / h ü 26° Het LEVEN van den daanigen diver/je op haar eigen kuflen, in dt Middellandtjche zee gelegen', haar te verobhgeren van concepten te veranderen, door haar occupatien te geeven met de zelve kuilen te bewaaren: Dat de voorfchreeve miffiven ook ™f braghten, dat de Franfche milL en rebellen, te zaamen uitmaakende een aantal van ^ite^lrp°ndentk en verfl™d* leefdln, ^gezien de contrarie uitfirooifelen: dat ook do r de landtzaaien, naaft 'aan Meffina woonachtig Franfche partye wierde gefoveert, en door de zelve de Spaanfchemaghtvanhetklooster der Kapucynen wederom afgeflaagen was, alleemgh by manquement vannoodige behoe ften , tot diergelyke attacques gerequireert ' tl Van} enevens alle andere £mmt%L7an oorloge de Spaanfche militie te lande gantfck ontbloot was , jaa zoo verre , dat die uit de fcheepen van oorloge deezer Landen verzochten maltt0ten\mr Van S^egLaZe maght, geen hooftzaaken onderhanden Genoomen Werden: Gelyk ook, om meerderTeinZmoderen den toevoer, naar Meffina gefchiedenie m confideratie genoomen zLlek%Ln tor- ïvaZ aanM^rhnfcke en andere kommïs\evaardcrs, dte gen ^ ' mar daar toe te prefenteren,, zeekerepremiel e belooven,zoo wanneer als door de zelve eeni- wZTn,gan00men m°Shten worden, naar Wina gedejhneert, om daar door de voorrhreeve kommi^vaarders te animeren , Zn 2alle,Z:l:eVmde te emP^eren: dat ook an alle neutralen, voerende eenige eetwaa- ren,  L. Admiraal DE RUITER. 261 ren , of contrebande , zoude worden belet de paffagie van het naauw, om haar niet te konnen dienen van het pretext, dat haar door de Franfche laaten aanhaalen, en zulks die van Meffina toevoer doen, en daar mede den Koning van Vrankryk te obligeren, om de voorfchreeve fladt niet als vlootsgewyze, en met een conftderable equipagie te konnen fecour er en, en zulks, door het draagen van de laften, het mainteneren van de zelve ftadt eindelyk onmoogelyk te maaken, of ten minften zoo difftcil, dat daar mede de maght van hooghftgemelde Koning van Vrankryk ten uitterften geoccupeert wierde gehouden. Is goedtgevonden en verftaan , de voorfchreeve confideratien enremarques te communiceren aan den Heer de Lira, Extraordinaris Envoyé van zyne Konhglyke Majefteit van Spanje^ met verzoek van V gunt voorfchreeve is te willen voordraagen aan zyn hooghftgemelde Majefteit, en met de redenen daar toe dienende voor zyn particuliere officien feconderen, om, in cas eenighzints moogelyk, ter executie gebraght tekonnenwerden,enalzoodaar door eindelyk een goedt fucces op het werk van Meftina te verhoopen, ende fpecialyk daar op te infteren , dat de maght van meerhooghftgemelde zyne Majefteit te water en te lande moghte werden vergroot, en alle ammonitie van oorloge en fcheepsbehoeften derwaarts verzonden, over welke defetlen den meergemelde L. Admiraal Generaal met allen ernft, en fzyner decharge, by zyne miftftven als protefteerde, om hem die af te houden, en te ont laflen van de ongemakken die daar door (tonden te gebeuren ; Dat ook den welgemelden Heer de Lira zal R 3 vorr 1676.  De tyding Van desAd' iniraals doodt komt in 't Vaderland, en verwekt groote $roefheic. Hit LEVEN VAN DEN vm aan de Heeren Viceroy s van Napels en SicMten om de zelve te perfuaderen, omproviftonelyk, tot executie van de voorfchreeve concepten, zooaanige ordres te willen (lellen, als van der zeiver vermoogen zyn zal, inverwach- üerTJIl W°-Tn ë^orifeert. Zullende o n Jld 1 lffe- W°rfen ëegevenaandenvoorS .ƒ • Ad,mrrfal Ge^raal de Ruiter,met MZhZ fanfckO'vinge , om haar Hoog. Moog. intentie zoo veeldoenlyk is te volgen, en ^gemelde Heeren Viceroys met raadt en daadt naarfoldaat- en zeemanfchap te ajfifle- Wasgeparapheert, GASP. FAGEL. Accordeert met het voorfchreeve regifter en geteekent H. FAGEL. In 't begin van Junius quam de tyding van des Admiraals overiyden in Neder and f, en verwekte alom een onuitfpreekelyke droèffenis en rouw onder alle d'ingezetenen, groot en kleenen Overheeden en onderdaanen. Al d e t Vaderlanden 'sLandts vryheiten welvaaren recht lief hadden, betreurden dien doorluchtigen Zeeheldt, inzonderheit alle 1 rechtzinnige Hollanders,'dien 't hart Slem! de.  L. Admiraal DE RUITER. 263 de, door't overdenken wat aandien man werdt verlooren. Zy erkenden nu zynnooitvolprceze deuehden, en onvergcldtbaare dicnften, die zich gemeenlyk na de doodt klaarder vertoornen dan in 't leven. Al de zeeftrydcn, die hy in twintig of dertig jaaren tydts, ten dienft van den Staat, hadt'gevochten, werden nu onder 't klaagen met lof opgehaalt: met riaamen de vier zeellaagen van de jaaren twee- en drieëntzeventig , toen 't Landt in d'uiterfte verlegentheit, tot viermaalen toe, als aaneen zyde draadt hing, en t'elkens, door zyn beleidt en dapperheit, tegens twee Konings vlooten werdt befchermt. Nu moften ze dien Heldt, bcfchutter en redder , miffen. Zyn zoon , de Schoutbynacht Jonker Engel de Ruiter , te deezer tydt met de Smyrnifche vloot, en veel zilvers van Kadix t'huis koomende, hadt op de herwaartsreize by Lezard, een uithoek van Engelandt in 't Kanaal, uit de Kapiteinen Marrevelt enSwart, hem daar ontmoettende, gehoort, dat zyn vader ontrent Augufta, tegens de Franfche vloot vechtende, was gequetft, en hem de Viceadmiraal de Haan weinig hadt geholpen. Maar J daarna, den negenden van Junius in Texel | koomende , verftondt hy , met zoo groote^ gelykmoedigheit als droefheit, dat zyn vader, van de wonden was overleden. Hier op be- < gaf hy zich naar Amfterdam, daar hy zyn vaders huis in groote ontfteltenis vondt, en elk den dooden met geen kleen bewys van grondig hartenwee betreurde. De Heeren Staaten Generaal, en de Kollegien ter AdmiraaliR 4 teit, [676. iJan. onker Enel de Rui- er kryght ennis van yrj vaders loodt. 11 Jun.  167(5. Roubo- aan d( weduw en kinderen ffcdaan, B'kf van zyn Hoog ü heit den „ Prins van i Oranje.aan f, Mevrouw # dewedutve Vi van wyien dl?n L Ad J7 miraal Ge. ~a ne'aa! de Ruiter. W tOL ho, en é *H Het LEVEN van de wit, lieten aan Mevrouw de Ruiter de we duw, en zyne kinderen, den rouw bekS?gen en betuigden in wat hooghachtinl da nnraal, hunnen grooten burger vi^ t was de Heer vw^fn t! e wurger , viel: ook Mevrouwe, hen J " Zym Wneemende aualiTbJET, ^ h*bb™ gemeen *% h ci'kol1 it■ gË m mtahle  L. Admiraal DE RUITER. 265 Ed. en zyne nazaaten. Wy blyven anderdes , Mevrouwe, '^If&fA UwEd- iïenftwiWg* vriendt, G. H. PRINCE d'ORANGE, -De brief die de Heeren Staaten van Zee^ landt aan de Vrouwe weduwe en Erfgenaam men afvaardigden, en waardigh is hier ge-, leezen worden, fprak hun met deeze wooiv den aan. , ' Edele, Erntfefte, Hooghgeleerde,Manr hafte, lieve getrouwe, Het is niet als met de aldergrootfie droefheit dat wy diefunefle tydinge van het af (Ierven van wylen den Heer L. Admiraal Michiel Adriaanszoon de Kuiter, goeder memorie,.t hebben vemoomen, de welke in ons ver'dubbelt * wordt, als wy gedenken aan zoo veele en me-1 nighvuldige dïenflen, die welgemelde Heer, nu1 drieëntwintig jaaren achter den anderen, zoo1 wel door zyne uitfleekende dapper heit enwyzen. raadt, als door zyne onwankelbaar e getrou-i wigheit, aan den Staat in V gemeen heeft toe-t gebraght, en aan ons in V byzonder de plichten'' 'van zyn geboorte, als een getrouw onderdaan,1 leweezen. Het geeft ons een groote fatisfablie, dat niet alleene devrunden en Geallieerden van R 5 dee-. 1676, Brief der heeren ïtaatenvao Zeelandt, an Me'rouwdeveóuw en l'Erfgenalen van en L. Admiraal de luiter ver des elfs- overeen.  *676. J Het LEVEN van den deezen Staat zyne dienften hooghhk roewen maar dat ook de vyanden zelfs zynl daadenhi deeze laat/Ie zeeftaagen moeten verheffen, en tot zyn eerbewyzinge bewogen worden. Doch de geheele Staat van het vereenighde Nederlandt heeft noch veel meer redenen, zyne groote conduitenen dienften te verheffen, die in zoo veele batailjes en expeditien ter zee zynbeweezen, daar van inzonderheit de jaaren 1672 en 1673. krachtige getuigeniffen geeven, alzoo met allééns aoor zyne couragie en dapper heit, mder het hooghwys belydtvanzynlhogheït den Heere Prinfte van Oranje, de maghiljevyandelyke vlooten van de kaften deezer landen zyn verftaagen, maar ook, door zyne ooede, voorzichtige en mmzaame conduite, de vloot van den Staat en alle de Hoofden van de zelve, in een broederlyke eenigheit gehouden, ten tyde dat binnen ,.Landts alles ontruft , en, door diffidentieen twyftelachtighcit van gemoederen, en aandringen van de vyanden, in het uiterfll gevaar was gebraght. Wy hebben ons dikmaals verheught, dat hy de eere en ftrydtbaarlieit van zyne landtsiuiden zoo heeft doen erdatteren. Godt geeve dat deeze geeft van dapper heit en goeden raadt in de zyne magh overgegaan zyn, en vorder in andere, ten dienfle van het Vaderlandt, verwekt worden. Maar wy moeten, ondertufeken onszelven en het santje Vaderlandt den rouw behlaagen, dat zoo »rooten Heldt gevallen is, dat wy ook by deezen aan zyne weduwe, kinderen, en aangetrouwde, wel hebben willen betuigen en ver zeekeren, dat wy zyne goede en langwylige dienien nooit en zullen vergeetan, maar altoos in een  L. Admiraal DE RUITER. 267 een gezeegende memorie houden , en met alle gun/Ie en dankbaarheit aan haar trachten te erkennen, by alle goede occajien, die wy wcnfchen- dat ons daar toe moogen gegeeven worden. Waar mede, Edele, Erentfefie, Hooghgeleerde , Manhafte , lieve getrouwe, zullen wy Uw Ed. in deprotexie des Alderhooghjlen beveelen. In 'f. Hop van Zeelandt tot Middelt burgh, den 15 Juny 1676. Ter ordonnantie van de Staaten van Zeelandt. JUSTUS DE HUYBERT. Mevrouw de weduw ontfing ook een brief van den Heere Keurvorft van Brandenburgh, en daar na noch een' ander van zyn Majefteit van Denemarken': welke brieven insgelyks den rouw beklaaghdcn , en, in 't'Hooghduifch gefchreeven, van deezen inhoudt waaren : FREDERIK WILLEM, door Godts genaade , Markgraaf tot Brandenburgh des heiligen Roomfchen Ryks Aartskameraar, en Keurvorft, Hartogh inPruisfen, te Maaghdenburgh, Gulik,Kleef, Berg, Stetin, Pommeren, &c. Edele, lieve bezondere, Na V doen van onze gunftige groete, gelyk c$s wy den zalig gefiorven X. Admiraal dei Rui-y 676,, Brief van en Keurorft van  ï6>6\ Brandenburg, aan Mevrouw tie werfuw van de.i L.Admi raai de Kuiter. < 9 l 1 J g u d éi n k te in Wi jk VQi u de. Ge Ju 268 Het LEVEN van den Ruiter , in zyn leven , als eenen dapperen en ervaaren Zeeheldt, en oprechten trouwen voor. Jtander van >t Vader landt, zeer hoog geacht, en ook altydt vajl vertrouwt hebben, dat hy als het den Merhooghften hadt belieft hem langer te laaten leven, den Faderlande en de gemeene Zaake met Godts hulpe, noch veele goede en nutte dienften zou gedaan hebben, zoo gaat om zyn ontydig verlies zoo veel dieper ter harten, p hadden wel van harten gewenfcht dat hem ie goede Godt noch lange en veele jaaren voor f gemeen, en ten beften van de zynen, hadt (houden: maar dewyl het de zelve, naar zyne eihge wille, anders heeft verzien, zoo twyfelen wy niet, of gy zult u met een Chriftelyk eduldt en gelaatenheit Gode onderwerken - en onder anderen tot een troofl laaten dienen, dat °,eze Uw echtgenoot, in een heer lyk voorval, 1 op het bed van eere geftorveny weegens zy' dftPperheit, en andre lof waardige deughden ' ieder een zoo goede naklank heeft nagelaan, dat ook de volgende tyden zyn gedachtenis waarde zullen houden. Wy aan onze zyde Hen de genegentheit, die wy den zaligh gerven toedroegen , op u en d'aangehoorigen vtzetten, en by alle voorvallende gelegentt u zulks in der daadt doen blyken. Onder ■ verblyven wy U met genaade toegedaan. Zeeven te Keulen aan de Spreé, den 17 van mus 1676. ' FRIDERICH WILHELM. Hef  L. Admiraal DE RUITER. 269 Het opfchrift was, Den Edele, onze lieve bezondere N. N. nagelaate weduw van den zaligen Heer L. Admiraal de Ruiter, t'dmjlerdam. CHRISTIAAN de V. door Godts genade Koning tot Denemarken, Noorwegen, der Wenden en Gotten, Hartogh tot Sleeswyk , Holftein , Stormar, en der Dithmarfchen, Graaf tot Oldenburg en Delmenhorft, &c. Weledele, lieve bezondere, Wy hebben uit den brief, die gy in uwen naame aan ons gedienflelyk hebt laaten afgr in. den doodelyken uitgang van uwen zalig: a echtgenoot, den L. Admiraal Michaël de Ruiter, met zonderling Jeedtweezen verftaan. Gelyk ons nu zyne goede hoedanigheden, en de gedienjlige oprechte genegentheit, aan ons Konwgklykhuis beweezen, genoeghzaam is bekent, ende wy daarom den zeiven gaarne een langer leven hadden toegewenfcht: zoo zullen wy, nadien het den Allerhooghflen and.rs heeft gelieft, niet nalaaten gemelden uwes echtenmans goede ver dienften a'tydts in gedachten te houden „ en d''onder daamge dienjten, aan ons Koningklyk huis gedaan, aan u en oVuwen, by voorvallende gelegentheden , met Koningklyke gunfl en genade altoos erkennen. Gegeeven in onze ver- 1676.  1676. Refölutie der Staaten van Hollandt, aangaande de begraaffeniiTe van den L. Ad-' iniraal de ■ Ruiter, en' hetoprech-' ten ecner tombe tot een eeuwi-f «e geheu- 1 geniflezy. g *fa Hét LEVEN van oEri niusly/£lTS tS Ko^enha^n, den 21 van CHRISTIAAN. Het opfchrift was, Der Weledele, onze lieve bezondere Anna van Ge der, nagelaatê weduwe van den Heer L Admiraal de Ruiter. De Heeren Staaten van Hollandt, die faJlen tyden rechte waardeerders waaren van s mans verdienlten , lieten hun gedachten gaan ontrent de lykplichten, cn beflooten dat men hem met een heerlyke begraaffenis, en graf van eere, of gedenkteeken van marmer, zou vereeren, en naamen daar over dit volgende befluit. . °^ 8mt de Raadtpenfionaris ter vergaadei nng heeft geprefent eert, is, na voorgaande delioeratte goedtgevonden en vetfiaün, dat van weegen haare Edele Groot Moog. de zaake ter beneraahtett daar heenen zal worden gediriIT •' 1Cn tmls het lichaam van wylen den L idmnaal Generaal Michiel' de Ruiter zoo vanneer het zelve hier te Lande gekoomen zal veezen, door het Kollegie ter Admiraaliteit tot e Jtadt Amjlerdam voornoemt , magh worden ■angedaan een honorable begraafeniffe, mit ~ aders, tot een eeuwige memorie van de yroo- mé  L. Admiraal DE RUITER. 271 me daaden, en gefignaleerde exploiclen en actiën van oorlogh, by den zeiven ten dienjïe van n den Staat gedaan, en idtgevoert, door het ge-1 melde Kollegie, en tot kaften alsbaoven, magh] worde -: opgerecht een tombe , zoodaanigh als de voorfchreeve daaden en exploiclen zyn meriterende ; des dat de koften van de voorfchreeve te erigeren tombe niet zullen moogen excederen de fomme van tien duizendt guldens. Daarna werdt ter vergaadering der Heeren Staaten Generaal op dien zeiven voet, aangaande de begraaffenis en 't graf van eere, befluit genoomen. Zyn Majefteit de Koning van Spanje liet niet alleen de rouwaandewe-1 duw en erfgenaamen beklaagen, maar zocht ï ook met een Koningklyke dankbaarheit de|j groote dienften, die hy van den Admiraal hadt ontfangen, in zyn zoon t'erkennen, dien hy in zyn plaats met den tytel van Hartogh, en d'inkomft die daar aan vaft was, vereerde, gelyk men zien kan uit de volgende memorie, den vyfden van Auguftus, door den Afgezant van Spanje, aan de Heeren Staaten Generaal fchriftelyk overgelevcrc D'Afgezant van Spanje maakt bekent aan uw I Heerlykheden , dat de Koning , tot erkentenis* van de groote dienften van. den overleden Heer ( L. Admiraal de Ruiter, hem v .or zyn doodt ver- ^ eert hebbende met den tytel van Hartogh, en% van tweeduizendt ducaaten inkoomen op het eer- d ft e leen dat aan de Kroon op de Landen f van |* Italië zal vervallen, zyne Majefteit volharden-^ iet 1676. erdaadtfij» ïii kotten an den 'sat. 9M li, Aug. Roubelagh weensdenoningvan partje. lerieinvan en SpaauaeuAfge.int, te innen ievende itzynMa» iteitdaa iel van artogïi, 1 20OO  T6>6 ducaater 'sjaars, vooren d X. Admir de Rnite vereert, hadt ove gedraage op desze zoon den Heer Eng deRuitei 5 Aug. T Domai nen. Het LEVEN van den ' %lnadefZelVne voorneem™*> na de doodt van Aon&Tl Gteneraal'°P *« dit teekenvanzyn Koningklyke toegenegentheit zou voortgezet worlalden, tot voordeel en cieraadt van z\m kuiste zin r ejige/laght, heeft geril* dat dTtiZÏn^ nde Ruiter , zoon van den overledenen , nfl ; nakoomehngen na hem, die waardighit met de h Z jm T? Zullen ëenieten. De gezeide Afgezant heeft ge oor deelt, uw HeerLheden dfjt'nT? berkhten : Seloovende'ZX aehtiZ eemt^egen zullen hebben, door de . achting, welke men wenfcht te bewyzen ten aanzien van hunne onderdaanen, en van per fa nen van zoo groote verdienflen, en van zoo grol ten yver en nuttigheit voor den algemeenenweU [tandt van de Monarchie en van den Staat Gedaanin den Haage, den vyf den van Auguftus Wasgeteekenr, DE LIRA. Deeze copye komt van woordt tot woordt over een met zyn origineel, daar ik den Heeren StoaTe vTZ Jenm Vm heb geeven, door or1L l f Kfnmg; 6n ten einde dat ^blykedaar het noodig zal zyn, heb ik dit tegenwoordig certificaat met myn handt geteekent, en daar op gezet het cachet van myn wapen. Gedaan in den Haage, den 25 van Auguftus 1676, DE LIRA. Dan  L. Admiraal DE RUITER. 273 - Dan te déezer gelegentheit ftaat te verhaalen 't geen den elfden van Auguftus .tuflchen Don Èmanuel .Francifco de Lira, Afgezant van Spanje, en den Heer Bernardus Somcr, Predikant t'Amfterdam, fchoonzoon van den L. Admiraal de Ruiter, in den Haage voorviel. De Heer Somer bedankte zyn Excellentie den Afgezant over het rouwbeklagh, J dat hy aan zyn fchoonmoeder hadt laaten doen:;; en ook over d'eere en tytel van Hartogh, aan c den L. Admiraal, zyn fchoonvader, opge-z draagen, voor zoo verre die het huis raakte.s Zyn Excellentie zeide, dat hy door veele ba-.1 letzels was verhindert geweeft om in perfoon t'Amfterdam te koomen, V welk hy anders gemeent hadt te doen, en by bequaame gelegentheit noch zou doen. Daarna verklaarde hy,' dat by V Hof van Spanje, en by bem in V by-^ zonder, zoo groote droef heit was en werdt ge- ( maakt over de doodt van den L. Admiraal de t, Ruiter, als over een'''vader.. Dat hy zonder c traanen niet kon gedenken aan zyn byweezen,« van hem altydts hoogh geacht en gezocht. Dat1 hy zyn weerga in zedigheit en godtyruchtigheit niet hadt gezien: dewyl hy zoo groote zaaken uitvoerde, en zoo weinigh op gaf: daar hyeen paal van gaf, als men hem vraaghde, of het niet fchrikkelyk was de zeegevechten, en dat zoo dikwils, en tegen zoo groote maghten, by te woonen ? en hy daar op antwoordde, het is wel wat heet, maar het gaat haafl over. Eindelyk zey de Gezant, dat hy yan den Admiraal zoodaanige gedachten hadt als van een hei-, ligh man, en als van een Apoftel: en dat hy 'dit niet Jan uil den grondt van 't hart, en mef V. Deel. S de Gefpreït an den 'rediUanr. . ,mer, met en Afge. anc, van , paflje, de tra. tanmerkefke woorT en vanden fgezant,. it lof vart en L.Adliraal de Mliit'.  l57< fDen ijs Oéïov. I678. D'eernaan Van (larro; werdt ver wifi'eltin den tytel van Baroü deRuicer. m Het LEVEN van den den waaren te meer aanmerkelyk, om dat ze m de monde van eenen Roomfeh-Catholy! kenSpanjaardtquaamen. De Heer de Lira ver- zyn1 Majefteit de Heer Admiraal de Ruiter Hartogh, maar als m der daadt Hartosh trefoter r^hrJs d'ccrfle' enz^zoln ïo "h mnfl K t Ruiter als de tweede Harrogh moft gereekent worden : dat'er de tytel lol hm? :?vnr k°n bvSevoe^ worden, was verven 1^ ?^ ZkC aan de Kro™ S f dat ondertuftchen de tweedui- meht de % 1 Afgefant' a3n d^Schoutbyhalfi^^ÏÏf^SP^^tworden.-ieder ach 17J % PC S'emclde SchoutbyZu a d UUer Cdle daarna t, door zyn Hoogfn dc n,,^nS "5 ^nje' ^ViceadminSï, n dt plaats van de Haan, werdt aangeftelO was te aeezer tydt in d'Ooftzee, by de vloot *er" "n f°£van den Koning J£ Dene5iarkefl' en den Keurvorft van Brandenburg t eiiancltRugen, dat zyn Majefteit van Span. van de tvveeduizendt ducaaten, dat zyn vader was vereert, nu aan hem hadt gefchonken ' Doch oordeelende dat die eernaam van H JiXSS ^0lla,ldC t£ VCr van de bmge Imfter zou ftrekken, verzocht dat men dien ee -naam m een minder tytel zouverwillèlem Daar zeden op volgde, dat de Koning hem cn  L. Admiraal DE R.UITER. 275 én zyrienaakoomelingen, mannen en vrouwen, met den tytel en waardigheit van Baron van zyn naam,deRuiter, vereerde 4. DochdeKoningklyke erkentenis ging noch verder; want toen^ de Viceadmiraal Engel de Ruiter, etlyke jaaren daarna, den Vaderlande, dat iets groots van hem verwachtte, in de kracht zyner jaaren, door de doodt werdt onttoogen, zonder dat hy, die nooit getrouwt was, kinderen naliet, en dat de manlyke afkomft van de Ruiter met hem eindighde , beliefde het den hooghgemelden Koning, den tytel van Baron * de Ruiter , met de tvveeduizendt ducaaten^ 'sjaars, op nieu over te draagen, cn te ver-dl eeren aan zyn zufters tweeden en jonghftend. zoon, die, na zyn grootvader genoemt, den'f naam aannam van Michiel Witte de Ruiter:* maar dien de doodt belette dat hem des Ko- ' nings goedtgunltigheit ter ooren quam, toent. hy, Luitenant op 't fchip van zyn vader, denz Kapitein johan de Witte, onlangs, met* 's Landts vloote van dien ontydigentoghtnaarj* Gottenburgh t'huis keerende, in dien vervaarlyken zeeftorm f, daar zoo veel van 's Landts fcheepen fchipbreuk door leeden,^ met den Kapitein zynen vader, en veel volks, ^ jammerlyk verongelukte, cn verdronk: een^ jongeling, die tc meer werdt betreurt, onij, dat hy , zyn grootvaders naam voerende, ook in dcught en heldenaardt.naar hem zwecmende, een ongemeene hoop gaf van zyn fpoor te zullen volgen, jaa daar waarlyk een Admiraal in ftak. Doch 't aaneenhangen der zaaken , en dat deerlyk lot van dien jongen Michiül, heeft my buiten den tydt gevoert, die S 2 nu' 1676. '.Den 4. ev. 16/2. Üena den eerRngel iRui ers >oöt, mee !mft,erdt gehonkenin zyn jfteis jon Ton»t!WichieliWitte de .uiter. \Den16 ro-j 1683. Het deer* 'k einde an dien ingeüng. Zyn lof.  IÖ>6\ Eere, den Heere de Ruiter na zyn doodt door zyn Majefteit van Vrank ryk betvee2 en. i I 3 t 2 A!s ook £ door den ( Koning t van Groot j britanje, ^ en zyn " broeder U den Har- te toghvan u Jork. " J n: fa^en3i m Oltob. d' l6"' hs op dc ne dei grt nat Da cn Het LEVEN van dèn nu te hervatten ftaat. Dat het fterven va» den L. Admiraal de Ruiter den Konino- van Spanje, voor wien hy zyn bloedt hadt verftort, ter harten ging, en dat hy zyneedachcenis in waarde hieldt, kon niemant vremt roorkoomen. Zelf de Koning van Vrankryk, lie hem met d'ordre van Sint Michiel, en de koningklyke afbeelding en gulden keeten verarde toen hy vriendt was van den Staat, beoonde nu noch, in 't midden der vyandtfehap • ioe hoogh dat hy dien grooten Zeeheldtachte; beveelende, indien zyn lyk ontrent eeni;e van zyn zeehavens quam, of daar voorby eilde, dat men 't met het losbranden van 't elchut zou vereeren. Zyn Majefteit van Trootbntanje, en des zelfs broeder, deHar3gh van Jork, tegens wien hy zoo dikwils e wapenen voerde, waaren zoo edelmoedig at zyn doodt hun wee deed. Ook weet ik it den monde van den V iceadmiraal deRuir, dathy, noch Schoutbynacht zynde, zyn oogheit den Prins van Oranje op zyne reize ar Engelandt (ten tyde van zyn'huwlyk et de Prmces van Jork) verzeilende, toen + ccre hadt van des Konings en des Harto-rhs nden re kuffen, en dat ze, met hem in |erek getreeden, zyn vaders doodt, met het haaien van des zelfs lof, zeer beklaao-hn: en dat de Koning, onder andre rede», tot hem zeide: Het heeft my verwondt, dat de Heeren Staaten uw vader, zoo ot een Admiraal, met zoo weinig machts ir Steilte hebben gezonden, en gewaaght. n nu ftaat ons't vertrek van 's Landts vloot t overvoeren van 't lyk naar 't Vaderlandi\ te  L. Admiraal DE RUITER. 277 te melden. Het leedt noch aan tot in de maandt van Auguftus | eer de vloot van Palermo naar Napels, om daar veiliger te leggen, met het lyk vertrok, en wei veertien daagen eer ze^ daar aanquam I. Hier begoft de ziekte en, fterfte te verminderen. Onderwyl * was de Predikant Wefthovius, met de tyding vande( ramp van Palermo, in Hollandt gekoomen. Daar verfcheide beraadtflaagingen op volgden , aangaande 't verzeekcren en verfterken, van de vloot: cn verders werdt goedtgevonden, dat de Schoutbynacht Philips van Almonde, met den Predikant Wefthovius, zonder uitftel, tc poft over landt naar Napels zou vertrekken, om 't gebiedt en bellier over d» vl^ot t'aanvaarden. Aangaande het lyk van den L. Admiraal de Ruiter werdt hem belaft, dat hy 't met twee fcheepen, die de vloot minft konden dienen, zoude afzenden: ten waarc noch fpoedigeren veiliger gelegentheit van weerbaare fcheepen moght voorkoomen. Ook meenden zommigen, dat, in gevalle dat men uit de vloot geen fcheepen konmiffen, het moogelyk maar een woordt zou behoeven te koften, om by zyn Majefteit van Grootbritanje te verkrygen dat het met een Engelfch oorlogfchip zoude afkoomen. Doch. die voorflagh werdt niet geyolght: ookbleef het lyk in de vloot tot dat ze te rugh keerde.. De Schoutbynacht Almonde quam den vier-1 den van September te Napels, daar hy ftraks1 ordre ftelde, ten einde dat zich al de Kapi-J teinen op het fpoedighfte van alles zouden j voorzien, om met den eerften te konnen zee kiezen, en de fcheepen, die tot verfterking S 3 van 1676", De vloot zertrekt iaat Na« 'els. . 6 /iug. 6/6. \ ïo Aug. 27 Jun. )eSchoutynachtHmonde omt te Napels. 4 Sept,  i6r6. Gaat, vh *>••• me; ó< Ylüütt'zei' en komt tt Kadr& t; o jVo'j. Öö'fingi o: drt era naar't Va derlandt te keeren. 18 r\'ov Komt voer 't Linde ten anktr. Wordt gé noodzaakt, door ;le vorlt en't ys, tiaar Engelandt over te fteeken. i i677. ; Koil)tIH> t het lyk te < Hellevoet l fllliS. y Zo fan. ] 1 Febr. j 1 f 1 c 27S Het LEVEN van den yan de vloot uic het Vaderhindt ftonden te koomen, te gemoët zeilen. Doch den vierden van Oftober t'zeil gaande,en den derden van November in de baay van Kadix koomende , ontfing hy daar eerlang f de tyding en ordre dat men met dc vloot naar 't Vadcrlandt zou keëren. Den achtienden ging men onder z.c,!.'en oe Schoutbynacht Almonde quam den tienden van December, met het fchipd'EendVaght, dat het lyk van den L. Admiraal de Kuiter m hadt, voor 't Landt ten anker, en venoor tuflchen den twaalfden endertienden, Hoor t hardt weder, twee ankers na elkander: doch hfadt evenwel zee tot den vyftienclen toen de_ Graaf van Styrum , en de Kapitein oxMcy,ct!e al drie daagen in Texel waaren geweeft , weer by hem quaamen : zeggende dat'hét onmoogclyk was, door de fterkevorft en t zwaar ys, in de zeegaten in te vallen • étci werdt men te raade tiaar Engelandt over ie iteeken, en quam den zendenden in Sint ttelcnaas baay, voor aan Wicht, en begaf zich ran daar tot op. de rcede van Portsmuiden. □aar lagh men tot dat het begon te dooyen, m ging den vicrcntwintighften van Januarius res jaars mdclxxvii wéér onderzeil: doch men verdtdoor mift en harde windt tegengehouden :n quam eerft den dertighften van de maandt net het fchip en 't lyk in de haven van Hclle-oetlluis Daar op begaven zich de Schoutbynacht de Ruiter,en zyn fchoonbroederdeq reaneant Somer, terftondt derwaarts, om 't ichaam af te haaien, en vonden daar den eer:cn van Februarius hunnen vader, door de oodt en 't balflemen zeer veranderde, en on-  L. Admiraal DE RUITER. 279 gedaan. Den vierden werdt het lyk in een groot jacht der Admiraalkek van Rotterdam, geheel met rouw bekleedt,en met rouwvlaggen behangen , overgefcheept. -Daar de.' Schoutbynacht de Ruiter, en zyn fchoon-.", broeder den Predikant Somer, terftondt meè vertrokken naar Rotterdam; dewyl't op nieuw bcgofi tc vriezen. In 't aiTcheiden 1'choot het fchip d'Eendraght zeventien fchooten, en daarna noch driemaal. Al d'andre fcheepen, en batteryen van de fterkte te Hellevoetlluis, vereerden 't lyk van den Admiraal insgelyks met etlyke eerfchooten, en 't quam ter naauwer noodt noch 's anderendaaghs te Rotterdam, en moft daar, door belet van den vorft en 't ys, voor eerft blyven leggen. Daarna verzochten de Heeren Raaden ter Admiraaiitek tot Rotterdam, en de Wethouders der ftadt, dat men 't lyk doch in hunne ftadt te Rotterdam zou begraven ; op dat die ftadt door de grafftcde van dien doorluchtigen Ileldt moght worden vereert. Doch de zoon en d'crfgenaamcn konden in dat verzoek niet bewilligen: dewyl de Heeren Staaten van Hollandt te vooren hadden beflooten,'dat mende ftadt van Amfterdam met zyn grafftede zou verheerlyken. Ook hadt men daar tot dien einde alreedts etlyke graven in 't koor der nieuwe Kerk opgekocht, en men was vaft bcezigh om de grafkelder te maaken. In de ftadt van Amfterdam hadt hy zyn woonplaats gehadt, daar was hy burger geweeft, en van de Wethouders altydts in groote waarde gehouden, en 't fcheen derhalven billyk te zyn dat ook zyn gebeente daar zou ruften. Dies S 4 bleei 1677. AFeb. | ;yk rerdt >net jq jacht f^-h-alt, 5 Febr. En naar botterdam ;evoert. 9 Febr. Men verwekt dat nen't te Llouerdarrj jegrave.  \6-77- Do . h 't wordt naai Arnlrerdniii gebracht. ■ISFeér. I I 1 i Beraadt- r flaagfng Jo^erdebe- f t f li rr. De dagh d; daar toe d; da re; öa de tët aai ter daj Acï 2S0 Het LEVEN van den bleef men by \ vóorneemen van 't lyk naar Amfterdam te voeren, en voer, zoo haalt af rweer wat ontliet, met het jacht derwaarts" doch men vondt zoo veel ys onder weegh, dat men niet voor den zeftienden der maandt t'Amfterdam binnen de paaien quam: Toenbraght ttien der, dooden Admiraal in 't huis daar hy by zyn leven in woonde. Waar op de rouw 3er huisgenooten, die door de tydt een weij'g; was bedaardt, door 't aünfchLwehS oode hchaam, weer op nieuw in bittre traalenui borft; eveneens gelyk een wonde, eer ■e noch toeloopt, zomtydts door hevige ontteltfenis ontfprmghr, en naauwlyks te flemen is. Daarna werdt ter vergadering van de n van Htaïf^Gène^a?'e" der Heeren Staa-n van Hollandt overlcid, op wat wyzemen S v'A rraülfP het faeerJyMe, tot kos-n /an het Landt, zou ten grave brengen: funne Hoog. Moog. zonden eenige Heeren t net midden van hunne vergadering, orri et Mevrouw de weduwe, denzoon en d'ane errgenaamen t'overweegen, op wat dagh J ™h t lyk zou ter aarde heitellen, en als dal? e de achtiende van Maart werdt vooro-eflaan , heten zich hunne Hoog. Moog0 dien gh welgevallen, en bevaalen bet ICöIlS • Admiraahteit, de rtóodige uftfehryving i de Kdjlegieri der Regeering ten dien ein" e laaten afgaan, om door hunne Gcdepurden de lykftaacy by te woonen: als ook i de vier Hooftofficieren, ofL. Admiraa- n ir ^ '"l Ü' Te^cbvnen"' e" in L. miraal Generaal de lelie eere te heipén bè- • wy-"  L. Admiraal DE RUITER. 281 wyzen. Op dat aanfchryven van dc Heeren Raaden ter Adrairaaliteit, dat den achttien Maart was geteekent, zyn daarna f uit het t midden van de vergadering der Heeren Staaten van Hollandt en Weftvrieflandt vier Heeren gecommitteert, om met hun byzyn de lykftaacy te vereeren: te weeten, P..... Zoete dc Lake van Villers, Heer van Zevender, uit d'ordre van de Ridderfchap; mitsgaders de Heeren Muis van Holy, Johan van Maarsfeveen, en Kornelis van der Lyn , Burgeryneefteren en Oudtburgermeefteren derfteden. Dordrecht, Amfterdam, en Alkmaar. Voorts werdt d'ordre en rang der begraaffenis vaftgeftelt, op den voet gelyk men uit hetaffchrift. van de volgende refölutie kan zien. Ëxtraft uit de refolutien van de Heeren 1 Staaten van Hollandt en Weftvrieflandt, in haar Ed. Groot Moog. vergadering genoomen, op Dingsdagh, den i6Martii 1677. De Raadtpenfionaris heeft ter vergadering ver apporteert, dat haar Hoog. Moog. by dep} zeiver refölutie van den 25 der voorleede maandt^ February, hadden gearrefteert, pp dat debe-] èraafenis van het doode lichaam van den Heer, %. Admiraal de Ruiter zoude worden geobferyeert de ordre , hier na volgende. Dat voor aan zouden gaan eenige kompagnien foldaaten , leggende tot Amfterdam in vüarnitoen, met (leepende vaandelen, enmusf • ' S 5 hef- 1677, io Maart Refolntie angaande l'ordre ea ang der >egraaffi. ïis.  1*77- i 1 1 a8a HET LEVEN van den ketten onder d'armen tnpt ri* *. waarts hangend,T neder- ^ Voorts eenige perfoonen om den rouw te lei- lIkrJrt0mpemrS met zwarte ^akenfcherokken, de tromppetten behangen met groote auh pels en wapen van den Heere L. Admraa De groote Admiraals vlagh I wee /landaarden. De vier quarticren. 'T groot blazoen. Gantelets , gcdraagen aan een Jlok Het casquet. üefpooren, gedraagen aan een (lok hoogh! ^ de Vernet het geveft om JJe wapenrok, op een Jlok gedraagen. L^raTrdt nm ^^denHeer 'intiem Z°f% Tden Sedraagen onder het kleedt van 16 of i'd booden, die ver nooit zonden wordendoor l6ofl8 perfoodeZnfat 6 Tfl?^e*?m.ie- ™rd<»U«Wn doorL L i &clieeP^P^en, en de vier hoeken en ïl i W*"** door vier Hoof tofficieen van de vloote van den Staat hen man in het harnas, hebbende inzynrecherhandt den-Jiok van commandement T Lenige bidders. De Heeren Gecommitteerden uit de reheBive Megien ter Admiraaliteit. ieJPe^ De bloedvrienden en geallieerden, rfl c " GedePute^envande Hoog. Moo* 'eeren Staaten Generaal der vereenighde^ der-  L. Admiraal DE RUITER. 283 herlanden, buiten den rouw, te weeten zonder ; rouwmantels. De Heeren Gecommitteerden van den Raadt van Staate. De Heeren Gedeputeerden van de Heeren Staaten van Hollandt en IVefivieflandt. De Heeren Schout, Burgermee fleren, Schee penen en Vroedtjchappen der fladt Amflerdam. Waar op gedelibereert, ook naargezienzynde de retroafta van de begraaffeniflfe van den L. Admiraal Tromp zal, als mede van haare Hoogheden Prinffen , Frederik Hendrik , en Willem van Oranje, hooghloffelyker memorie, hebben haare Ed. Groot Moog. haar de voorflhreevc ordre wel laaten gevallen. Accordeert met de voorfchreeve refölutie. SIMON VAN BEAUMONT. Doch ontrent dees ordre en rang viel noch eenige kleene verandering, in 't volgende verhaal aan tc wyzen. Voorts, om te'weeten wat rang 'zyn Hoogheit de Prins van Oranje, als Erfadmiraal Generaal der vereenighde Nederlanden, zoude hebben, werden de Heer van Heukelom, en andre Gedeputeerden tot dc zaaken van de zee, gelaft, om met zyn Hoogheit daar over te fpreeken, en werdt verftaan, dat zyn Hoogheit iemant vanzynent wecgen, tegens den beftemden dagh enuure, naar Amfterdam zoude zenden, om de voorzeide begraaffcnis by te woonen, en dat de zelve.  J#7- De rang die zyn Hoogheit op de begraaffèniniioudebou den. Brief van ï:yn Hoogheit den Prins van Oranje,aan^ de Vrouwe' weduwe ; envodire j erfg?naa. . men van wylen den'' L. Admi h raai Gene- j; raai de 4 Ruiter. e. Ontfangen ^ den 17 V) Maart. et vc & *U Het LEVEN van de* ve, als zullende zyn Hooghei: in den voorzeiden hoogen ftaat en waardigheit van Erfadmiraal reprefenteren of verbeelden den rang zoude neemen en houden even voor de r Heeren Gecommitteerden uit de Rolleden ter Admiraaliteit. Hier op werdt de Heer van Zuylichem door zyn Hoogheit naar Amfterdam gezonden , om zyn plaats te bekleeden. De hooghgemelde Prins fchreef ook te dier tydt den volgenden brief aan de Vrouwe wedu we en verdre erfgenaam en. Edele, Erentfefte, voorzienige, zeerdiscreete, vroome, lieve bezondere. Wy hadden gaarne in perfoone geafftfteert de '.eremome van de begraaffenis van wylen den Heere L. Admiraal de Kuiter, UE E repeiïtve man en vader, ende daar by betoont in we groote achtinge by om is de memorie van de teer conftderable dienjlen, by hem lange jaaen a:,n den Lande gedaan. Maar alzoo wy, er zaake van ons tegenwoordig vertrek te vele daar toe met en hebben konnen vaceren, ebben wy goedtgevonden, onzen perfoon in gee,teute/i • X . £#e JLatel- cn. Suites->tin-A& . j . Jccï y^a/-? r/.v'v't1 ?-iw. 4 • ^^fcv llttzcn • . i. (^c^va^s-uWt J?e£&uv6csi ■ 5 . Jte/2 *.-€a¥w/p7tec£e?*xF • Jf . }'/<'/' Js'c>WZ?ette/\r . S . 0C £?sote ..-/ilmiraa.fo ?7 . £pe WapJ* JUnê . Zz. L7>e ihs'aj.?mett&3tó0tmGZ& . 3t. \ '"A Wtfta/tt&se Zktu&cns zy. i"F'vV<,rf^^i'-''^ ae » Jdmi/'a&feiten ■ zS . g>è$e*%8arv7t ckpcZdc &uiter. zo . Xtzotx&'e ras? tfcJfj®. Sets . 2 o . i^^ f^y^ Tf'rft? ■ jz ■ i^cTHX\0-J$ernardf& r- Jemei". jz ■ iA! t t*rti/viefar- ae ?J'itfc - j4 . &éZWl föcAze/ <& X'ztte ■ }f . ±.fteCi!è/i-. ffrx S&raAa/n Je^oerc/' • \t>\ SPe 7erremp. 4-f . 0eJ(ee?Y7?±nij>\\tei&\-' y.a.7.er,7/i:'•'/?,;.-. 45 . SffetSniede/i? y.A. Je-Aewnian? (?iï&, ,*ü . CXbcyc cn uiers Zee lyiïeieren est }A urooden onder't rouwklecdt, die door andere chtien v/erden verpooft: buiten aan 't kleedt ;mgenzeftienScheepskapiteinen: te weeten,. Jilhs Schey, Hendrik van Tol, Daniël El- . evier, Jakob Willemszoon Broeder, Jan tfinne, Ifaak van Uitterwvk, Niklaas Boes, hilips de Mttnnik, Volkart Swart, Gillis Schey  L. Admiraal DE RUITER. 287 Schey de Jonge, Van der Duflen, Abraham van Syl, Pieter Dekker, Matthys Meegangk, Kornelis Tyloos, en Jonker Jan van Abkoude. De L. Admiraalen Aart van Nes en Willem Bafliaanszoon Scheepens, en de Viceadmiraalen Kornelis Evertszoon en Thomas Vlugh , (de twee lefte in 't afzyn van de L. Admiraalen Adriaan Bankert en Enno Doedeszoon Star) hielden de vier hoeken van 't lykkleedt. Straks achter 't lyk volgde de Heer Konftantyn Huigens, Heer van Zuilichem, Ridder, eerfte Raadt en Reekenmecfler van zyne Hoogheit den Heere Prinfle van Oranje, gemaghtight om zyn Hoogheits perfoon, als Erfadmiraal Generaal, te verbeelden. Hier na volgden de Gecommitteerden uit de Kollegien ter Admiraaliteit. Toen quam de Heer Engel de Ruiter, des Admiraals eenigen zoon, dien onlangs'den tytel van Hartogh in zyn vaders plaats was opgedraagen, voorts Ridder, en Schoutbynacht van Hollandt en Weftvrieflandt. Hy ging met een lange rouwmantel, die, op d'aarde fleepende, zomwyle van een dienaar werdt opgeheven en gedraagen. Een andre dienaar droegh zyn degen. Na hem volghde Thomas Pots de Jonge, het zoontje van den Predikant Thomas Pots, dat, om zyn jongkheit, voor ouder neven ging, en door een dienaar by de handt werdt geleidt. Daarna quaamen Johan de Witte, Kapitein onder 't Kollegie ter Admiraaliteit tAmfterdam, Thomas Pots, Predikant te Vliflingen, en Bernardus Somer, Predikant te Amfterdam, fchoonzoonen van den overleden, voorts Kor-  : ( ( 1 < J 1 588 Het LEVEN van den Kornelis en Michiel de Witte, zoonen van den Kapitein de Witte, ftraks gemeldt, en daarna Abraham Schoorer, voorzoon van wylen Joban Schoorer , weleer getrouwe met Alida de Ruiter, dochter van den overleden, en Thomas Pots de Jonge, gevolght van d'andre vermaaghfehapten , vrienden of bekenden van den overleden. Onder de zelve waaren de Heeren Fredrik Willem, Graaf vari Siyrum; de Predikant Theodorus Weftho^ vius, de ProfeiTbren Ludovicus Wolzogen en Petrus Francius, Don Emanuel Neunes Belmonte Conté Palatyn , Agent van zyn Majefteit van Spanje, en de Heer Franeois Muller, Kommilfaris van de Kroon van Denemarken, en anderen. Hier achter gingen de Heeren Gedeputeerden van de Hoog. Moog. Heeren Staaten Generaal der vereenighde Nederlanden: de Heeren Gecommitteerden van den Raadt van Staate: de Heeren Gedeputeerden van de Ed. Groot Moog. Heeren Staaten van Hollandt en Weftvrieslandt: de Heer Schout, de Heeren Burgermeefteren, de Heeren Scheepenen, de Heeren zesendertigh Raaden,en de Heeren Komniirarilfen,Penfionarifren enSecretariften der fadt Amfterdam: de Bedienaaren des goddeyken woordts, van de Duitfche, Waalfche :n Engelfche gemeentens : d'Ouderlingen,, :n daarna de Diakonen van de zelve gemecnens: de Heeren Bewindthebbers van de Doftindifche Compagnie, en der zeiver Ad'ocaaten: de Heeren Bewindthebberen der Veftindifche Compagnie, en der zeiver Ad-, ocaat: -de Heeren Profeftbren: de Heeren Ree-"  L. Admiraal DE RUITER. aty Rectoren: de Heeren Officianten en verdre bedienden of Suppooften aan het Hof ter Admiraaliteit; mitsgaders de Heeren Officieren ter zee: de Heeren Kerkmeefters: de Heeren Regenten van de Godtshüizeti: én de Heeren Broeders van het Schoonévaars gildt: daarna Volgden eenige geweezene of oude Regenten; Ook de HeerGlaude Antonio Richard, Konful van Spanje, en de Heer Stephan Andreje* Conful van Genua, en veele voornaame burgers en koopluiden, ook d'Ouderlingen van dejöodtfche natie., en daarna noch étlyke burgers, én ten lefte een ontallyke meenighte van allerley foofte van menfehen, gemengelt en zonder orde. Dus braght men 't lyk in de Nieuwe Kerk, eh voorts in 't koor* dat rondtom met zwarte baay was behangen * en daar men de lykcieraaden, die men voor *t lyk hadt gedraagen, in ordre en rang ter neder ftelde. Terwyl men 't lyk in de grafkelder, die aan 't einde van 't koor was gemaakt, neder zette, fchooten etlyke honderden Stadtsfoldaaten, die óp den Dam ontrent de kerk in ordre ftonden, tot dricmaalen toe gelykelyk los, welk fchieten dooi- een frégat Van oorlogh met vierentwintig ftukken, ten dien einde voör de ftadt op ftroom leggende, tot driemaalen met het losbranden van 't gefchut Werdt beantwoordt: en tuflchen dat fchieten werdt in de kerk op de trompettert geblaazen. Al'sLandts oorlogfcheepen, die voor d'Admiraaliteits timmerwerf in 't hók laagen lieten de vlaggen hangen, terwyl dAdrairaal, die de hooftvlagh van den Staat zoo lang hadt gevoert en verdeedight, werdt beV. Deel. T graa»  1677. L'ykpredikatie van L. Wolzogen in 't Franfeh gedaan. J Reg. s; la. êqö Het LEVEN van dem graaven. Daarna werdt des Admiraals wapen in een oopen rouwkas om hoogh boven 't graf ten toon gehangen, en rondtsom de vier quartieren of wapcndeelen, en daar onder de wapenrok vaftgehecht. Men zette het kasquet boven de rouwkas, en aan elke zyde werdt een van de {landaarden uitgefieeken, en wat hooger, in 't midden, de groote Admiraals vlagh. Geduurende dees uitvaart en lykftaatfie was gantfch Amfterdam als op de been, en veel duizenden van menfchen, ingezeetenen en uitheemfchen, vervulden de ftraaten en burghwallen, waar langhs de ftaatfte zich vertoonde. Alle floepen, luiffens en venfters, kamers en zolders, krielden van aanfchouwers, en zommige plaatzen Werden ten dien einde dier gehuurt. Men kan hier tvvyffelen of de nieuwsgierigheit om de praal en pracht der uitvaart te zien, dan of de genegentheit en zucht tot den dooden zeehcldt grooter was, want alle monden waaren vol van zyn lof, en alle tongen verkondighden zyn heldendaaden en trouwe diensten, den Vaderlande beweezen. Straks na d'uitvaart, 'savondts ten zes uuren, werdt in de Wefterkerk, (daar men op Donderdagh gewoon is in 't Franfeh te prediken, en nu de preeke een uur laater hadt geftelt) door den Heer Ludovicus Wolzogen, Profeflbr der kerkelyke Hiftorien en Predikant in de Franfche gemeente, een lykpreeke gedaan, over de woorden uit het tweede boek der Koningen, Myn Vader, myn vader, -wagen van Ijraël en zyne ruiieren: woorden die de geleerde Predikant,, met groot cieraadt van wel-  L. Admiraal DE RUITER. z$i welzeggen, op den Admiraal de Ruiter pafte: toonende dat gelyk Ifraël in Elias zyn wagen en ruiteren hadt, daar zyn kracht in beftondt: zoo ook dees groote zeeheldt de kracht des Vaderlandts was geweeft. Ook hadt d'oudtfte der Amfterdamfche Predikanten, Henricus Rulaeus; te vooren zyn doodt op den' maandelyken vaft- en bededagh met een beweeghlyke predikatie betreurt, over dewoor- j den van David, O cieraadt van Ifraël, op \ uwe hooghte is hy verflaagen, hoe zyn de Helden gevallen: waar na een ieder met een verflagen hert en fchreijende oogen aandachtelyk luifterde. Maar op den dagh na de begraaffenis liet zich de Heer Petrus Francius, Profeflbr der Hiftorien en Latynfche welfprekenheit, in 't koor der Nieuwe kerk, dat geheel met rouw was behangen, ter eeren des grooten Zeeheldts, hooren. Hy ftondt op een fpreekftoel, (niet ver van 't Heldengraf) voordeezen opgerecht om daar Latynfche redeneringen te doen , en hadt veele aanzienlyke Heeren, ook de bloedtvrienden van den Admiraal, en een groote meenighte van andre menfehen, tot toehoorders. Hier 1 heeft hy, door het uitfpreeken van een Lyk-, dicht, meer dan elfhonderdt vaarflen lang,' den uitneemenden Heldt opeen uitneemende} wyze gepreezen, en zyn groote oorloghsdaa-' den, en hooge heldendeughden , in zuiver' Latyn, met een hoogen toon getrompet., Doch daarna werdt dat gedicht door hem] zelf in 't Nederduitfch vertaalt. Ontrent den tydt der begraaffenis quaamen ook verfcheide Nederduitfche Lykdichten te voorfchyn, T a over- 16771 ; Maart. :la£t van [p Maart -ykciicht; loor den 'rofeflbr !Var cius n't koor ter Nieuve kerk litgefproQ»; ;en.  ^77- *5>a Met LEVEN van den overvloeijende van genegentheit en lof: ook van kun ft, door de zuiverheit en kracht der hooghdraavende taal, en d'uitneementheit van aardige gedachten en zinryke vonden. Onder deeze verdienden d'eerfte plaats de Lykdichten van Johannes Vollenhove, Predikant in 'sGravenhage, Johannes Antonides,. van Arnold Monen , Predikant te dier tydt ten Hardenberg, en nu te Deventer, en van Joachim Oudaan. Ook werdt toen dit graffchnft, dat den Heldt, en zyn doodt, met weinig woorden uitdrukte, by veelen geIeezen: ö Hier ruft de RUITER, hooft en heil van Hollands vlooten. De vrye Staat werdt door zyn voet in V hert gefchooten. Die nooit volpreezen Heldt was met zich zelf te mildt. Dat onwaardeerlyk bloedt werdt veel te licht gefpilt. Daarna dit volgende: Hier wordt RUITER van het vaderlands befchreit, Zyn zeekund\ vafte trouw en heldendapper heit , Van Godt gezeegent in de befte en boofle tyden, Verdiende een zeelaurier in vyftien groote ftryden. Voorts werdt ook toen ter tydt een gedenk-   GBAl'STEEBE opgexxcht ter eere VAN3JENH*" ll.mi b.uitek.,hértog, md 3) er &v..i..admiraai, generaal van hoi.laot en we stvriex j.anü.  L. Admiraal DE RUITER. 293 denkpenning geflaagen of gefchroeft, op 1677 wiens eene zyde de Admiraal was afgebeelde, en op d'andre het zinnebeeldt van een zeeftrydt, met de fpreuk PUGNANDO, Al ftrydende. Hier by las men twee byfehrifcen van den Dichter Joachim Oudaan, die dus luiden; Op het Borst-beeldt van den Heer Admiraal MICHl EL de RUITER. E en Heldenaart, een Admiraal, Een JBorft vol vuurs, een Man van ftaal, Een ys're Slagvuift in de wapen, Een Standert-zuyl van 't Vaderland, Een Atlas van onwank'len ftand, Een Manshart tot de Zee gefchapen, Een voorfchets in de Zeevoogdy, Een fchrik der dwingend' Ileerfchappy; Of wil men dat men tevens uyter' Wien hier de Kond in 't kleen befloot? Al vult zyn Naam de Wereld-kloot: 'tlsMi chaè'l,'t isHeldrjE Ruyter; Vraag verder niet; genoeg gezeyt Van 't Heldenbeeld der dapperheid. 1  Befchryying van de graffteede. ^ eeren yan deRui" ter 'opje-' recht. 294 Het LEVEN van den Op het Zinnebeeld van den Zeefiag, Met defpreuk Pugnando AlJlrydendc. iZie hier een Zeeftryd afgebeeld: iMu vraag niet, waar, of hoe verdeeld? Men neem 'er die m'er voor wil neemen; Men neem 'er van de veertig een, In and're Zon of and're Zeön; 't Zal t'elkens na de zelve zweemen: Zoo volgt, op Ruyters Strydbaathtyd, De zege (leeds zyn wys beleyd: Al ftrydcndr hoog in top geheven; Al ftrydend heëft hy, noyt geraakt, Zich roemryk, en vermaart gemaakt; Al firydtnfT floot hy 't heerlyk leven: Maskt Kroon, of Purper, Pracht of moed, hll kLe VrtzIIn LaVVV'renMetzIIn bLoeD. Doch niet dat hem na zyn doodt tot grooter luifler ftrekte, en zynen naam d'onfterffeJykheit meer toewydde, dan het gedenktecken van marmerfteen, met de byfehriften, dat, op koftcn van den Staat, tot erkenteniflc zyner heerlyke daaden en getrouwe dienflen, boven zyn graf werdt opgerecht. Dit voortreffelyk werk was eerft ontworpen en geteekent door den kunftigen Beeldthouv/er Rombout Verhulft, die 't daarna in fteen hieuw, en eindelyk in den jaare m dc lxxxi voltooide, en in die geftalte, gelyk men 't nu aanfehouwt, heeft opgezet. 'T werdt boven den grafkelder, aan 't einde van' 't Jioor, op d'aanzienlykftc plaats, recht over  L. Admiraal DÈ RUITER. 205 de koopre koortraalien, opgerecht, ontrent dertigh voeten hoogh , en dertig voeten breedt. Eenige voeten boven d'aarde lagh het beeldt van den Admiraal, naar 't leven van witte marmerfteen uitgehouwen, met een gebiedtftok in de rechterhandt, en de flinker op de borft, ruftende met het hooft op een ftuk gefchuts: aan elke zyde zagh men een Triton, blaazende op den zeehooren. By ieder Triton ftondt een zuil of pylaar van zwarte marmerfteen, daar 't bovenwerk op rufte. Tuflchen die twee pylaaren, in d'achtergrondt, was een zeeftrydt uitgehouwen, met een groote ftevenkroon vcrcierdt, die twee fchreijende kinderkens vaft hielden. Wat hooger ftondt het wapen van Hollandt, aan de rechter, en het wapen van de zeven vereenighde Provinciën , aan de flinker zyde, beide door kinderkens gedraagen- Boven die twee wapens zagh men de Faam in de locht, die de loflyke heldendaaden trompet. Noch hooger werdt het adelyk wapen des Admiraals, ('t welk zyn Majefteit van Spanje met een rooden Leeuw in 't midden, niet lang geleeden f, hadt ver- i meerderdt en verciert) met de Hartoghlyke ' kroon, rondtsom met vaanen beftuwt, aanfchouwt, en daar onder het wapen der Heeren Staaten Generaal, de Leeuw met de zeven pylen. Aan de rechter zyde, buiten de marmere zuil, ziet men in d'achtergrondt een vrouw die de Voorzichtigheit verbeeldt, met een fpiegel in de flinker, en een flang in de rechter handt. Aan haare voeten ftaat de T 4 Haan, l677: 25 Febf' 6Z0.  S96 Het LEVEN van den Haan, het zinncbeeldc der wakkerheit. Aan de flinker zyde vertoont zich insgelyks op het plat van den achtergrond: een andre vrouw, het beeldt der kloekmoedigheit of fterkte, met een muurkroon op't hooft. In haar rechter handt heeft ze een bazuin of trompet: in haar flinker handt, die op een pylaar ruft, ziet men een fleutel , het zinnebeeldt van maght en uityoeringh. Onderdes Admiraals leggend beeld leeft men het volgendt Latynfch graffchrift, met gulde letteren in zwarte toetsftecn, door laft de? Heeren Staaten, uitgehouwen. D. O. M. S, ET. /ETERWE, MEMORï/E. MÏCHAELIS. df. RUITER architalass1. HOLLANDI^E ET, WES ifrisi/E A TRIBIS. EUROPiE. REG'BUS. DONATl GENTILtTIIS. (NSIGNIBÜS. EQUES* tri. DIGNITATE. ET. DUCaTU. REGNl. neapolitani VJRt. qiji NUL LA. SIBI 'PR^ELUCENTB. MaJORUIVI. IMAG1NE. S >Ll. DEO. El'. VIRTUn. OMNIA, DEBUIT. EXPERlENt1a. lv11-. ANNORU VI REI NAVAL1 S SU/E JETATI8. PERlTfSS'MUS REBUS MAXIMs" TOTO. OCEANO ET. MEDJTERRANEO. MARI* PER. Vil. BELLA. BENE. GESTIS- insul1s castell1sque. ad. BOREAM. ET. MEREBIEM. OCCAPATIS ASSERTA. BELGIS vas- ta. ad mare. atlanticum. ora. domï- TIS PIRaTIS. DUCTU SUO. JUSTIS qu1ndeC M. PR^-LIIS INVICIUS.DECERTAVIT.QUA. fftlDUANA, PR^. RELIQUIS. MEM.ORAb| LI,"  L- Admiraal DE RUITER. %yf PUGNA. EDJTA. SOCIATARUM. CLASSIUM. VIM 1MMANEM. QUATER. AB. IPSO. REIPü BlIC/E. iugulo. PROSPERRIME.SUBMOVIT. COPI1S. MINOR. VIRTUTE. PAR. CONSILIO. et. SUCCESS1BUS. MAJOR TANDEM. PATRIA. PR/ESENTISSIMO. DISCRIMINI EREPTA. SE, cundo. APUD. SICILIAM. CONFLICTU SAUCIUS. SYRACUSANO. in. portu fortiter. OCCUBUIT, XXIX. APRIL. Ao. ClOIOCLX^VL NATUS VLISSING^e. XXIV. MAART. Ao, CIDlOCVil. ORDINES FOEDERATjE. BELGl- cm. duci. optime, merito monumen- TUM. HOC. 1MPENSIS. PUBLICIS. EXCITARI. CURAVERUNT. VIXIT. ANNOS. LXÜT MENS. I. DIES. V. IMMENSE TREMOR. OCEANI. Welk Latyn, in 't Nederduitfch vertaalt, den volgenden zin begrypt; DEN ALLERHOOGSTEN EN ALGOEDEN GODT ZY DIT GEHEILIGT, MITSGADERS DE EEUWIGE GEDACHTENISSE VAN MICHIEL DE RUITER, OPPERADMIRAAL van HOLLANDT EN WESTVRIES. LANDT, DOOR DRIE KONINGEN IN EUROPE MET ADELYKE WAPENEN , RIDDERLYKE WAARDIGHEIT, EN HARTOGDOM IN T KONINKRYK NAPELS, BEGIFTIGT: EEN HEER DIE ZONDER het VOORLICHTEN VAN VOOR. OUDERLYKEN ADEL, ALLES GODE EN ZYNE DAPPERHEIT HADT TE DANKEN: DOOR EEN ERVARENIS VAN ACHTENVYFTIG JA-, > T5 REN,  498 Het LEVEN van den REN, IN HET STUK DER ZEEZAKEN D'ALLERKUNDIGSTE ZYNER EEU'vVE, DE GROOTSTE DAADEN, DEN GEHEELEN OCEAAN EN MIDDELANDTSCHE ZEE DOOR, IN ZEVEN OORLOGEN LOFLYK VERRICHT, EILANDEN EN STERKTEN IN 'T NOORDEN EN ZUIDEN VEROVERT, DEN NEDERLANDhREN DIE GROOTE KUST AAN DE ATLANTISCHE ZEE GEWONNEN, DE ZEEROOVERS GETEMT HEBBENDE, HEEFT HY ALS OPPERHOOFT IN VYFTIEN GROOTE SLAGEN ONVERWJNNELYK GEVOCHTEN, DIEN BOVEN ANDEREN GEDENKWAARDIG EN SLAG VAN VIER DAGEN GELEVERT, EN VIER MAAL 'T OVERGROOT GEWELT DER VEREENIGDE VLOOTEN VAN DEN HALZE DER REPUBLYKE ZEER VOORSPOEDIG AFGEKEERT; MIN. DER IN MACHT, IN DAPPERHEIT GELYK, IN BELEIT EN GELUK MEERDER. EINDELYK HEBBENDE 'T VADERLANDT UIT HET UITERSTE GEVAAR GERUKT, IS HY, IN DEN TWEEDEN SLAG by SICILIË GEWONDT, IN DE HAVEN VAN SYRACUSEN MANHAFTIG GESTORVEN, OP DEN XXIX APRIL MDCLXXVI. ZYNDE TOT VLiSSINGEN DEN XXIV MAART MDCVII GEBOOREN. DE STAATEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN HEBBEN DIEN ZEEOVERSTE VAN DE GROOTSTE VERDIENSTEN OP KOSTEN VAN HET GEMEEN DIT GRAF DOEN OPRECHTEN. HY HEEFT GELEEFT LXIX JAAREN, I MAANT, V DAGEN. DE SCHRIK DES GROOTEN OCEAANS, Aan  L. Admiraal DE RUITER. 299 Aan beide de zyden, doch meer inwaarts, ftaan twee byfchriften, insgelyks met gulde letteren in toetsfteen gehouwen, die, door den vermaarden Poëet Nicolaas Heinfius geilek, des grooten Zeeheldts lof, in zuiver Latyn, vermelden. Aan de rechter zyde leeft men de volgende vaarffen: 3MICHAELI RUTERO. JR-Uteri boe einerem viQoris 6? ojja fepülcrt Adferta nequoreo Marte recondit humus. Tinti!lam exuvias fpatii compleStitur omnes, Funere de tanti quas ttilit ttrna viri, Nil tarnen egifti, mors importuna. triumphtsm De te perpetuum fama fuperftes etget. In titnlos Europa parum eji: feit Americus erbis, Africa laurigeri feit decus tra ducis. Vix capit Ocetnus, vix fol orienfque cndenfque Tot palmi's gravidam, tot fpoliifque mannin. Maxima quod ft quem virtus facravit Olympo , ■ liane animam brooken, en , wandelende door 't blaauw my-r ner golven , iEtna , van haar wortel gefcheurdt, in zee vervoerdt? Zet Vulkaan zyne oovens open ? of ontroert Eool het water, en laat de razende broeders ten kerker uit, en rukt wederom /Ëneas van de kuiten van Italienaf? wat ontfteltenis van gemoederen? wat onraat op zee? Zoo fpreekt ze, en naderdt; wanneer de rook allenskens verdween. Zy verneemt der Hollanderen Admiraal, der Hollanderen zeilen. Gaat, zeit ze, ö kloekmoedige zielen, en gy braaffte der zeehelden, eenigfte befchermer myner landen, gaa heen, ö doorluchtigfte, en verniel de vyandtlyke vloote. Deeze woorden ftaaken terftondt de Neerlanders heeviger aan, en't oorlogh grimde met vervaarlyker weezen: tot dat d'avondtftar, ten bochtigen hemel afrollende , 't gevecht met den dag paaien zette. De Franfchen vluchten verbaasd, en ontfchuilen de doodt, onder gonft der duifternilfe. De nacht verfpreidt en verjaagt hen op zee. Maar de Hollanders, by klaaren en ftarlichten hemel, kalfaterden en bezorgden de fcheepen , en jookten , vol vuurs en vol moedts, met den nieuwen uchtendt, na de nieuwe ftrydt. Uit het oog was de vyandt. Zy verlasten de beveiligde zee, en zetten 't met volle zeilen ten haven in. Hy fchuurt de Siciliaanfche ftranden langs, en breede bocht achterom, en raakt eindelyk verminkt ter gewenfter ree van Melfine. En nu was 't gevecht, maar niet het oorlog, ten  LYK GEZANG. 313 ten einde. Deen marren weederhoudt de woedende. Want naau.wlyks hadt de maan haar ring ten derdenmaale geflooten, of de gramfchap port hen wederom tot ftryden, tot moorden, en hunverfchil op nieuws met het ftaal te flechten. Eene ftadt uit vier fteeden te zaamen gegroeidt, de grootfte der Siciliaanfche, licht aan de zee, en breekt op haare ftrandt het woeden der lönifche golven; van dien grooten fterkundigen, dien grooten waereldtmeeter, bewoondt, en door zyne konften de aardtkloot om befaamt: 't hof der oude Tyrannen. Aan deeze kant viel de tweede oorloogsblikfem neder, en vervulde de zee, en nabuurigelanden, met vervaarlyk. getier. Aurore rees nu ten ledekant uit, en de wakkere iEthon hadt noch niet met zynen eerften adem over de bergen van 't ooften geblaazen, wanneer de vyandtlyke fcheepen uit de baaren van verre zich opdeeden, en 't bovenft' der maften vertoonden. Des middags dreeven de twee vlooten nevens elkander, en kloofden de golven. Goedts moedts was de zee, en, daar zy niet dan oorlog bliezen, bakerde zich in volle vreede: de bevreedigde winden ftreelden het nat. Allenskens begon het water zoetjes zachjes te zwellen, de labbere koelte in de zeilen te fpeelen. De Hollanders zakken af voor windt, en ftroom. Heldt de Ruiter treedt voor uit, voert de krygsbenden aan, en verftrekt hun ren voorbeeldt: na hem koomen de Spaanfchen; na de Spaanfchen de Haan. Alle branden ze naar de ftrydt, gereedt den zeevoogd, en zyne geboden , te volgen. De V 5 vloo-  3H LYK GEZANG. vlooten ranken aan malkander; 't kanon , mee donders bezwangert, braakt duizendt dooden ten keelen uit: de recht tegenover geleegene iEtna verfchrikt, en haar brandende hooien loeyen weder op nieuw. Naauwlyks hadt men een glas van wederzyde dapper gefiagen, als zich een fchielyk en afgryllyk fpook opdoet. Want de Doodt vloog door de Hollandtfche vloot heen en weêr, en fnorde vervaarlyk met haare zwarte vlerken, toeleggende op den Admiraal, en haar liften enlaagen in 't werk Hellende; doch, fchroomende de onquetsbaare borft, en 't heilig hooft te genaaken, koos het vers afgefcheidenedeel, en trof de voeten. De heldt dan , midden in den vyandt gedrongen, en vechtende op het hooge kampanje, (zal ik fpreeken, of zwygen?) met een felle kogel getroffen, die fchrik der zee, die klip der vyanden, (ö gruwel, en al te groote wreedtheit!) verloor zyn linker teenen, viel op :t verdek neder, en brak zyn been, en hetnoitgequetfte lichaam gevoelde zyne eerfte wonden. En eveneens als die fchrik der Trojanen, wien de moeder in de rivier doopte, en, eerft even gebooren, in 't Stigifch water hardmaakte, de dappere Achilles, aan 't linker been, den verwyfden Paris, en ter dier plaatze alleen daar hy fterfelyk was, zyne doodtlyke fchichte gewaar wierd: niet anders ftierf onze Zeeheld. Het water, van dit bloedt geverfd, fchrikte voor die gruwel, en wierdt fchaamroodt. De knaapen helpen den gevallenen op, en leggen hem in de kajuit neder. Maar de matroozen , mit zy hun-  L Y K G E Z A N G. 315 bunnen Admiraal vallen, en 'c bloed, nooit voor deezen gezien, zypelen zagen, wierden noch heviger. Uit ieders weezen blikfemen de dreigementen 5 uit ieders oogen, de toorn: wraakzuchtige fakkels fteeken hunne gemoederen aan. Gelykerwys wanneer een oude leeuw door 's jagers fpriet onvoorziens wordt geveldt, de getergde jongen terftondt ten holen uitharden, hunne maanen oprechten, en met volle kracht ter flagorde invliegen, de pylen verbreeken, en den overwonnen vyandt vertrappen, verfcheuren: Of gelykerwys dappere zoonen rondtom hunnen ter doodt toe gequetften vader ftaan, en den zwakken befchermen. Zy, geftoordt cn vol eedeier wraake, valltn op den vyandt aan» en verdaan zyn vluchtende legers. Spyt en liefde wekken de gramfchap op. Zoodaanig vocht ieder matroos voor den gewonden zeevoogd. Men verdubbeld de fchooten: een yzere flagreegen van kogels ftort neder. Het ftrandt van Sicilië wordt vervaarlyk gefchudt en gefchokt: de bergen, en hooge hemel, galmen weerom. Geen mindere moedt behieldt de onoverwinnelyke Admiraal, die, fchoon hem de lichaamelyke krachten begaven, met het verftandt niet te min vecht, en de wapens aanvaardt, ftellende goede orde op alles. Toen kieft hy een man uit den hoop, kloek en voorzichtig, wien hy het opperfte beleidt, en den toom der zaaken beval, Heldt Kallenburg treedt in 't midden , neemt het zeevoogfehap aan, moedight zyne makkers met woorden en werken, en ontveinft de gekregene wonde , zonder dat  $16 LYKCEZA N G. dat vriendt of vyandt des Admiraals afweezen merkte. Nooit blonk overwinning fchooner, en hadt men een moedt? een zin gehadt, de gantfche vloot der Franfchen waare dien dagh verflaagen. Zy wyken echter, en neemen de vlucht, en wenden in der yl naar Mefline. De Nederlanders vervolgen, verjaagen, en zitten hen kort op de hielen. Gelyk een felle havik zyne prooy midden-in de lucht ziet, de geziene vervolght, en klappende, en gierende op zyne pennen, eene wolk van vreezachtige vogelen ftrantwaarts jaagt, en nu die, en nu deeze, met zyne kromme klaauwen verfcheurt: de uitgerukte pluimen Huiven door de lucht. Zoo flaat, en verdry ft de Hollander de vyandtlyke vloot op de Iönifche baaren. De maan ftak hier op het hoofdt vol blydtfchap ten wolken uit; om de vlucht der Franfche zeilen te zien, en wees hen met uitgefleekene hoornen na. Deeze nacht dobberden de fcheepen op zee, en quaamen des anderen daags binnen de baay van Sirakuze. Al wat 'er van geneesmecfteren, al wat 'ervan hulpmiddelen te vinden was, al wat de konft kon belooven, brengt men terflondt tot heeling, en verzachting der wonde, en pyne, by. Maar vergeefs. Geen geneesmiddelen baaten : hetquaatheeft de overhar.dt; en de doodt klopt aan de deur. T'haarer komfte bereidt zich de kranke, fcheidt ziele van lichaam, verlaat teevens aardeen aardtfche gedachten, en fteld: alle zyne gepeinzen op Godt. Ondertuflchen ziet de Opperkoning van de tinnen des hemels, flaat. het oog op de Siciliaanfche ge-  LYKGEZANG. 317 geweften, roept eenen zyner gezwindtfte dienaaren, en fpreekt van zyne hooge troon in deezcr voege: Vaardige boode, fchoonflre der heilige bende, myn waarde Michaël; gy weet, hoe der menfchen fterfdag vaft ftaat, en onverzetbaare paaien heeft. Dit is aller lot; dit het lot van de Ruiter. Gy k-ent den heldt, onoverwinnelyk, zoo lang myn wil dat toeliet; uw naamgenoot kent gy. Onder myn beleidt heeft hy meermaals, onder uwe banieren, overwinning bevochten. Den zee-, den oorloogstempeesten, heb ik hem ontrukt, en midden uit den vyandt op mynen fchouderen gedraagen. Myne weegen heeft hy bewandeldt, en met zuivere voeten, vangeenigen bloede befmet, mynen drempel betreeden , en het zielenWierook geofferd: en, erkennende myne weldaaden, zyne arm niets, de myne alles, toegefchreeven. Lyf en leeven heeft hy, zoo lang hy konde, voor den vaderlande gewaagt, uit loutere liefde des vaderlandts aangeprikkeldt. Nu light hy verflaagen, en hem begeeven de voorige krachten. Van een doodtlyke wonde getroffen ftaat hy op het uiterfte punt zyns leevens, en wordt, nu ryp en tydig, in myne wooning geroepen. Caat dan, myn getrouwe, daal haastig needer, en haal deeze deugd ten verwanten hemel in. Dus fprak hy. Het heilig hof toont met blydt gelaat haar genoegen. De boode vervaardight zich, fchiet, in't midden der hemellieden, zyne vleugelen aan, gehoorzaamt des Vaders gebodt, en ftrykt gezwindt op de kuft van Sicilië neder. Hier vindt hy den doodtkran- ken  3i3 LYKGËZANG; ken heldt zieltoogen, en hoort hem uiÊ het binnenfte zyner boezem dusdanige woorden Horten: Groote Godt, gy die u des fchuldtbckennenden zondaars erbermt, erberm ü mynes. Met foelie fchreeden zie ik myne fterfdag cn laatfte tydt aankomen. Ik ken het uur,, en volg gewillig: noch vrees de geene, die ik zo vaak zonder vreezen aan^ fchouwde. Eene beede bid ik, dewyle doch Zulks uw' goddclyke wil is, om de verdien^ ften uwes lieven Zoons, en 't zuivere bloedt, .dat hy weleer voor de zonde der wacrcldt geftort heeft, zoo ik uwe dienft waargenomen, uwe geboden gevolgd, en myne handt met geen onnozel bloedt heb bezocdeldt, dat zyn , bloedt my te hulpe koome, myne vlekken afwaftche. Voor 't gemeen ftrcedt ik de voorgaande ftryden: voor my zeiven deeze. Gun my, ö Vader, deeze te winnen, en, die gy my zoo mildt voorheenen vergunde , dc laatfte zeege op deezen mynen vyandt te behaalen. Geef, ay geef, een tecken van uwe genade. Naauwlyks hadt hy uit, of de goddelyke boode verfchynt, cn vervult het gantfchc fchip met hemelfche ftraalcn* Zoo dra hy deeze heilige vlamme, en den zaligen jon-* geling, midden in het licht blinkende , en nevens zyn bedt ftaande, gewaar wordt, begint de kranke dus weder te fpreeken: Ik ■merk en neem Godts gonfte aan: het helder weezen aanfehouw ik, de vleugels en guldc hairen. Zyt welkoom, ö inwoonder des hemels, pandt en zcegel der godtlyke liefde. Nu fterf ik geruft , en wraak het lecven, Spoei gy u maar, en ontbindt myn ziel; kom, goede  LYKGEZANG. 3i9 goede Vader, kom. Na u en uwe komfte wacht zy alleen. Ontfang, bidt ik, ontfang mynen geeft, en ontfluit uwe poorten. Zoo fpreekt hy, en blaaft de ziel uit in die woorden, Dc boode vliegt om hoog, en doorfnydt met zyne vlerken de lucht. Michaël voert Michaël ten hemel, en, waar heen hy zich zeiver eerlang de weg baande, lyft hem ten geftarrenten in. Yslyke ontfteltenis vervult terftondt alles: de rouw fteekt hier en ginder de huizen aan: de gantfche ftadt waagt van rouw._ De zon hadt nu zyne fakkel in de nabuurige vloeden gedoofdt, en de verbleekte avondtftar zach het droevig lyk van den hoogen OEta. Het wordt duifter; de nacht fteekt alle den hemel in zwarte gewaade, en de gantfche waereldt neemt de rouw aan. De maan bezwymt. Geen goudt blinkt 'er door de wolken, en de ftervende ftarren betoonen heure droefheidt. De volgende dag brak door in 't Ooften : de getrouwe metgezellen bezorgen de lykftatie, en begraven 't ingewandt in 't bygeleegen veldt: toen waftchen zy de kille leden, en leggen 't gebalfemdt lichaam in een looden kift. Terftondt daar op groeit de rouw, en vliegt al de fteden van Sicilië door. Aarde en zee treuren. Treurt, ó Siciliaanfche meeren, engy, ó rivieren, ten hoogen toppen affchictende, rolt neder aan alle kanten, en verfpreit uwe droefheit in zee. Zy hooren: zy rollen en fchieten ten bergen af. Nefte, Onabale, Afines, Chryfas, Simet-hus, Tenas, Pantagie, Mylas, Hipparis, Herminius, en de vriendtiievende naam Achates, de  32ö LYEGEZA N de groote Gela, eh de brêede Himera, èii Hypfa, enAkragas, aanfokkér der edelmoedige paarden, en Isburus, en Acithis, en dé kleene Selinus, en, die hunne naam denTrojaanfche geweften ontdraagen hebben, cn nü in een anderen kolk vloeijen , Xanthus en Simoïs, de Siciliaanfche Helikon , en dé vcrmakelyke Hala;fus, en Mela, die de geheiligde oflen aan zynen grazigen oever weidt; Cyane en de haalt aangelegenen Anapus , fchrcien, en fmelten hun vloeden en traanen in een, en loopen met gemengde golven in zee. Met ongevlochte hairen ftaat Arethufe, en maakt haare zuivre fontein met traanen en bittere ftroomen troebel. Alphjeus omhelft zyn bemindt water, en zucht, en treurt met haar. Galatea treurt, in'svaders plaften gedoken: enAcis, zoo hy al over lang niet gefmolten, en in eene rivier veranderdt waare, nu zou hy fmelten en in eene rivier veranderen. Pergus, de navel van Sicilië, geeflèlt zyne boorden, en de waarzeggende zwanen, op den oever gezeeten , betreuren 'smans doodt, als hunne eigene. Hybla verftrooit de biekorven, en brengt geen honing voort: Henna geen bloemen: geen kooren Ceres, en quynt' met gekneusde aaren. De drie Kaapen van Sicilië zwceten: en de van een gefnedene Pelorus, op dat hy de droefheit dóór gantfch Italië mogte verfpreiden , wenfcht dat d'afgefcheurde bergen weêr t'zamen groeiden. Uit het diepft haars boezems zucht de fondtom vloeijende Doris, en flaat, en vermoeit, aan alle kanten , de ftrandt vart Sicilië. De droefheit loopt door de Libyfche, door  L.YKGEZAN G. 3aï door de Iönifche zee. Het nabuurige Malta fchreidt, dat rullig eilandt, gebooren om dé hoornen der Turklche maane te breeken. De Egeefchc zee ruift, en fchuurt met meerder vaart de Griekfche eilanden, en brengt de tyding aan de bygelegene wateren. De droevige Nimfen treuren onder de groene baaren, en de roodtoogde Thetis befchreidt haaren Achilles. Aan d'andere kant fteent de Hadriatifche golf, en roept de van wedcrzydtfch invloeijendc rivieren, en Venctiaanfche zusteren, tot kermen en klagen. De Siciliaanfchc zee bruifcht door 't Naauw met grooter barning: de Middcllandtfche, vol ontftcltenis, zucht, cn jaagt, met heefch geluidt, haare golven naar de kuft van Italië: al de kuft van Italië galmt weerom. Het ftrandt van Reggio trilt: Scyllaas monfters baffen. De treurende Sireencn zingen, in plaatz' van d'oudc,. een droeven zang: 't vroolyk Napels ziet ongedaan, en Vefuvius brandt met grover vlammen. De fpooken huilen , in het naarc woudt van Avcrnus. d'Elizcefche velden fchreijen; en dc trompetter Mifenus blaaft met droevig geluidt van zynen hoogen berg. Gantfch Latium, gantfeh Rome , weent, en ftort haar traanen ten zevenvoudige kruinen af, en voedt den beneen loopenden Tiber: gantfch Italië weent; en de wydtgcfpreide Apennin fchudt zyne toppen. O al te ongelukkige dag, waar op die eedele ftar onder ging, en de waereldt, in akelyge duifterniffe begraaven, van dien glans beroofde! Uit onze jaarboeken, uit de geheugeiiis, moet ze. Nooit was Cremera fchadelyker; V. Deel, X 'nooit  3*» LYK GEZANG. nooit Allia; uit de dagen gebannen: noch de Groote Pompejus , op 't Libyfche ftrandt onthoofdt, gaf 't gefplitfte Rome oit gevaarlyker doodtfteek. Zwarte dag; u baarde1 niet de fchoone gemaalinne van Titon, op haare purpere karrc gczceten: maar de moeraffen van Phlcgethon, en Tartarus duifterniifen, hebben u geteeldt. De zon zelfs, ö vuile, ontzeide u zyn aanfehyn, ontrok het dien gruwel, verfrak het in zee, treurende met afgeleide furaalen: en kreeg, den volgenden uchtendt, naauwlyks zyne onwillige paarden ter renbaane op, en liet zyne traanen door gantfch Ooften ten wagen afrollen. Terftondt fpreidt zich de Faam verder, en vliegt, op witte wieken met bloedt befprenkeld, door verfcheide fteden. Zy klopt, waar zy vliegt, haare borft met dc pennen, ontroert landen en lieden, cn vervult gantfch Europa met deeze droevige maare. De Alpifche cn Pireneefche bergen beven,- 't Hercinifch woud beweegt zyne takken. Zoo dra zy de Hollandtfche grenzen genaakte, klonk" alles op 't geklap haarer wieken. Het Vaderlandt fchrikte, zweeg, als ftom van droefheit, en ftond veele daagen onbeweegchelyk. De oogen hadden geen traanen, de mondt geen woorden. Na dat zich de rouw gevonden, en de neevels een weinig van 't gemoedt hadde gefchooven; ziet zy de grootheit haars verlies, en het -eeuwig befchreijelyk lyk. Zy overlegt, hoe zy den dooden beft uit verren geweften zal t'huis krygen, en in haare fchoot het kout gebeente begraaven, op dat hy na zyne doodt ten  L Y K G E 2 A N G, 3i23 ten minften in zyn Vaderlandt ruftë. Zommige vreezen 't gevaar der zee, en de langte des weghs, en keuren goedt het lyk over landt t'huis te haaien. En nu maakte' de Po zich gereedt den grooten zeeheldt over zyne grooten rivier te fcheepen; en Phaëthons zufters begonnen alrecde zuiverer en koftclykcr barnfteen 'te fchreijen: en de Golf van Venetië temde zyne woede. Zommige Hemmen het tegendeel, en vinden raadtzaam, te water 't lyk af te halen. Dit behaagt; dit ftaat vaft. Terwyl men in Hollandt dusdanig een overleg maakt, hadt de vloot de haven van Palermo voor die van Sirakuze verkoore. Eene grooten inham light hier, bcquaame ree voor fcheepen. Uit deeze ftadt, des Onder-konings verblyf, haalde men lyftocht, en vaartuig om de kielen te redden. Voorts houdt men krygsraadt; en bereidt zich ten oorlog. En even als die temmer des n?rdtboodems, de geweldige Alexander, te Babel lag neêrgeveldt; en de Griekfche vorften , rondtom des Konings doode lichaam gezecten, over eenen nieuwen veldthcer beraadtflaagden : niet anders beraadtüaagen de raadlooze Neêrlanders, en leggen den dooden Zeevoogd in 't midden des kamers, getuige hunner woorden en werken. Maar zie, de Franfchen, trots op des Admiraals doodt, zakken van Pelorus af: en, ongeduldig door 't marren, daagen de vloot in de haven uit, te vuur en te zwaardt. De Hollander verlaat zyne ree, en kojmt buiten, zet zich fchrap, en biedt de aanranders punt. De Zeevoogd voegt zich hier by, en ontziet X 2. geen  3=4 LYKGEZAN G. geen gevaar. En als of het lyk noch eenige dienft konde doen, gaat het lyk zelfs ten ftryde, en de„doode Heldt vecht noch na zyne doodt. De zelfde luft tot de wapenen, die hy in zyn leeven hadt, blyft hem by. De vyandt komt af, men loft het kanon. Een zwaar ongeval gefchiet 'er terftondt. ("Het zy men niet op zyn fnedigft was; het zy de zeege met de Ruiter verdweenen, en elders was heen gevloogen; het zy het een noodtlot, en onvermydelyke ramp geweeft is.) Want de vloot door tegenwindt aan legerwal gedreeven, terwyl zy te na by landt is, en fchip tegen fchip gedrongen, aan de grondt raakt, (ach laat ik dit ongeluk overflaan , cn niet met myn gezang opnaaien) woedt de vyandt, geeft het vuur den loflèn toom, en hecht in de verwarde ftengen zyne branders. Kielen en mannen vergaan. Dc berg Eryx, deftroom Eleutherus fchrikt^vrceft gevangen te worden, en zyne naam tc verliezen: Scamandcr loopt te rug, en vreeft ten tweeden maale te branden. Toen bleek het eerft, dat derHollandercn Admiraal , niet hunne vloot, 011wmbaarwas. Het vuur evenwel, en deftroom, hebben deeze fchaade, niet de dapperheit der Franfchen, gedaan. Geen roem komt den vyandt. De vergramde Juno voert weder oorlog op 't ftrandt van Sicilië, cn fteekt deTrojaanfche fcheepen aan brandt. Niet langer, dan hun heer, wilden zy leeven, en brandden gewillig. Deeze houtmeit ontftak u de vlam, ö groote Zeevoogd; dit was uw lykvuur, zoo flapte Hercules van den berg OEta m den hemel. Doch meerder ontzag hadt deeze  LYKGEZANG. 325 deeze vlam, en dorft des Zeeheldts hoofdt, noch boordt, genaaken. Na deeze ongelukkige ftrydt komt Alemonde, die doorluchtige overwinnaar van 't Noorden, eindelyk uit het vaderlandt, en vat den toom der zaaken van Sicilien aan. Toen reed hy een kloek fchip toe, en zet den dooden daar, de welbezeilde kiel bruift door de Toskaanfchebaaren. Vaarwel, raampzaalige kuft; vaarwel, Trinakrie;ö,zoo langwy konden,befchermde, vaar wel. Een ander heldt behoede uwe veften met meerder geluk. Wy zeilen naar Hollandt, naar't vaderlandt, toe. Zyt echter altoos de groote weldaadt gedachtig, en geene vergeetelheidt wilfche de naam van de Ruiter uit uwe gcheugchenis. Vooru heeft die zeeheldt gewonnen: Voor u zyn dierbaar leeven gefpildt, en 't waarde ingewantuwen bodem bevoolen. Eer deeze heilige plaatze, bewaar dit klcinoodt, en verheug u, ö droeve, in dit kollelyk pandt; en zet boven op de graffteê eene heerlyke tombe. Welriekende lauwren zullen uit dit marmer fchieten , daar de tegenwoordige , daar de toekoomende eeuw, zich mee verlieren, en haare vyanden gelukkiglyk overwinnen zal. Stel ook zeegeflaatiien, en gedenkfeeften, ter gedachtenis des overleedenen, in, en vier ze jaarlyks. Hoedanige weleer, op de zelfde ftrandt, Anchifes treurende zoon , verzelfchapt met zyne vrienden , oprechtte , ter eere zyns doorluchtigen vaders. Dus fpreekt 'er een van het hooge kampanje, 't Schip neemt zyn vaart. De Nimfen, van onderen opborrelende, volgen, en zetten 't voort, X 3 aan  &6 LYKGEZANG. aan alle kanten. Een groote ftoet van Tritons veegen met hunne lange ftaarten het fchuim, en blaazen op hunne hoornen, zy heffen een lykliedt aan, en zingen, over de Toskaanfchegolven, met heefchen toon. De heuvelen en de wcerzydtfche ftranden kaatzen 't geluidt wederom. En nu liet men Sardinië, en de eilanden, weleer door haare fiingerkunft beroemdt, ter zyde leggen, en zette de koers na de kuft van Gibraltar. Wat zee men beploegt, wat landt men opdoedt, valleien ziet men van zelfs' opreizen, bergen daalen, en d'onftuimige golven op hun vlakft vallen. Nereus baant zelf de weg. De Straat groet het doorluchtig lyk met haare enge wateren: zet haar boorden uit; en ontfangt den Zceheldt met broeder baaren. de kolommen van Hercules buigen hunne toppen. Nieuwe fchrik wekt terftondt de fteden op, en rydt door de landen van Spanje, ïber, Anas, d'ontroerde Bajtis, en de Taag, die hem gaarn me,t al zyn goudt wederom zou koopen, fchreijen te zaamen. De Pireneen ontlaaten, en 't fneeu, door 't weenen gefmolten, veranderdt in traanen, en biggelt met groote droppelen van hunne i'teile bergen in zee. Na dat men 't Naau door, en, Spanjen achterom, op 't ruime vlak des Oceaans was gekoomen, krygt men Vrankryk in 't oog. De inham aarzelt; de bootslui Adderen op hunne eigene grondt: de rivieren neemen de vlugt; darven naauwlyks voort, en fchroomen naar hunne gewoonte in zee te loopen. Voorts zet men 't naar Kalis, fn komt in de Hoofden. De rotzen van weer-  LYKGEZANG. 327 weerkanten fchudden haareingetrokkene kruinen. Engelandts akkers, rivieren, enftroomen, beeven van ^ngft, ende Teems deinrt weer te rug naar zyne oorfpronk. De golven zwellen, vergramd en toornig, over de doodt haars beveiligers; en rollen met de rouwe naar ftrandt. De Spaanfche Neerlanden treuren, ende groote Scheldt fteent op zyn boorden. Vliffingen befchreit haaren inboorling, en Zeelandt trilt midden in de baaren. De Waal en brcede Maas mengen hunne zuchten in een, en vullen- de Zee met traanen. De toegeftopte Rynftroom flikt. Het verbaasde Hollandt klimt op de duinen, neemt het fchip waar,ziet het aan-, en,in Teftel, inkoómen. De Zuiderzee fchrikt, en Nereus, van rouw en kouw bevroozen, ftut de vaart. De Maas opent zyne fchoot: de Hollandtfche binnewateren fmelten hun ys,en voeren den Helde eindelyk ter gewenfte reedc. Y en Amftel weenen te gelyk. door al de fteden klinken de klachten. En gelyk, wanneer een' verfche wond, eer zy toeloopt, ontfpringt, het quaat zwaar 'er en heeviger wordt: het bloedt ten leeden uitberft, en ftroomt uit de opene aderen, als een rivier. Eveneens recht de rouw, nu een weinig bedaard, op 't aankoomen des lyks, zich teevens op, en verbreekt haare banden. 't Rampzaligh Vaderlandt fchouwt het droevig overfchot ftilzwygende aan , zwymt van rouwe, ftort heelc rivieren van traanen ten oogen, en deeze klachteeindelyk ten boezem uit: Al te waar dan is de Faam geweeft, die my,ö Michaël, uw bloedig overlyden verkondde. Keert gy dus weeX 4 der?  328 LYKGEZANG, der? Waar is dat weezen, waar die blikfemende oogen, en van geenigen ooriog vermoeide arm? Zyt gy die befchermer myner landen, die eenige beveiliger myner baaren? Brengt gy my dit, ö ongelukkige, brengt gy my dit van u zeiven wederom f huis. Noch gy hebt deeze beloften op uw affcheidt gedaan: noch wy deeze ramp verwacht, maar dat gy, met heerlyke zeegc, frifch en gezondt binnen onze paaien zoud landen. Is dit uvve wederkomll? is dit uw gewenfehte triomf? En och of gy, als ge immer fneuvelen moeft, in uw Vaderlandt waar gefneuveldt. Nu fterft gy in vremden lande, van kinders, en maagen, cn waarde eega, gefchciden. Uwen doodtbedde de laatfte dienfte te doen, uwe oogen met vrinds handen te luiken, uw hoofdt met verfche traanen te •befprengen, en den laatften adem met bekende lippen te vangen, rnogt my niet gebeuren. In myne fchoot hadt uwingewandt gerufter gelcegen.#maar noch trooft het my, dat geen vfemt landt my uw afiche cn gebeente onthoudt. Dit heilig en koftclyk pandt zal ik met moederlyke zucht omhelzen, en in myne fchoot bewaaren, en u altydt de zelfde liefde, die gy my hebt beweezen,bewyzen. Eene tombe zal ik u ook van louter Marmer, in 't midden des tempels, oprechten, en eeren hier 't waarde gebeente, en uw' graffteede den aanfehouweren en naneeven vertoonen. Dus zal ik u der dood ontrukken, en geenige ecuwen zullen uwe weldaden uit myne geheugchenis uitwiftchen. De behoudenis myner muuren, myn leeven, myn  LYK GEZANG. 329 myn welvaart, weet ik u dank. Dat ik den hemel als eene vrygeboorene aanfehouw, en geen flaaffche adem te mynen monde uitblaaze, zelfs dat ik u befchreijen kan, weet ik u dank. Hebt gy dan *. in de nabuurige vlocdt, en uwe geboorte-itroomen, als overwinnaar zonder quetzuure geftreeden , om verre van hier, aan 't ftrandt van Sicilië, en op zulk een tydt, te ftervcn? De oorloogsbuijen zyn noch niet bedaart. Het onweer woedt noch. Wat begeeft,gy, ö Palinurus, uwe kiele op volle zee; en verlaat het roer in 't midden der al te bedriegchelyke baaren? AymyJ wat een ftut verlieft ge, ó Spanje, en wat verlieft gy, ö Neerland, een ftut? Uit hadtzc, en men begon de begraavenis en droeve lykftaatfic te bereiden. Rouw en algemeene droefheit toont zich overal met vervaarlyk weezen. Geen vlaggen noch wimpels waaijen. Het lyk wordt uit gedragen. Soldaaten gaan, na gewoonte, voor aan, met omgekeerde buffchen en fleepende pieken. Ieder draagt routeekencn. De zwarte trommen treuren, en de trompetten blaazen naare toonen. Veele hooge en leege Zceoverften volgen hier op, die hunnen Admiraal de laatfte pligt bewyzen , en zyne doodt beweenen. Zommige draagen de ftandaardr, zommige de fpooren: rapier en helm dragen anderen, de zwarte lyfrok, cn 't wapen met zyne verfcheide quartieren. Deeze gaan aan 't kleedt; deeze ter zyden de kift. Het oorlogs paardt legt zyne fieraaden af, en fchreit traanen. Een ruiter in volle harnafte voert de regimentftok. De groote Conftantyn gaat X £ naaft  33» LYK GEZANG. naaft aan 't lyk, en bekleedt de plaats van zyn' Hoogheidt. De Zeeraaden van Maas en Y; de dappere Zoon; d'andere Maagen ; de Hoogmogende Vaders, en Regeerders des Landts, volgen bier op: en een dichte drom Burgers, 't Gantfche Vaderlandt fchynt te groef te gaan. Men maakt plaats. Het volk fchiet vnn alle kanten uit nieuwsgierigheit toe. Na dat men ter graffteede gekoomen was, en het koor der Nieuwe kerk hadde omfingeld: ay my! de ftem begeeft my door dit bitter vernieuwen, en myn geeft zinkt met het lyk in den kelder. De aarde trilt, de aarde zygt onder my Weg. Ik zie de plaatze, het graf zie ik, en de bygeleegene zarken betreed ik met myne voeten. Aanfchouwt des Heldts wapen, ruftende op twee kolommen, zyn geweer, en harnas, en rouwdragende doodtbaar voor myne oogen gezet: de toeftel zelfs perft hen de droefheit uit, ende ongevergde droppelen vallen op 't lyk neder. Treurt dan, ö waarde medeburgers, by deeze tegenwoordige tombe, met my; en, als ofdevoorige klagten geen klagten waaren, geeft uwe rouwe den ruimen toom. Stort nu traanen , ftortnu traanen uit: voor u ftorte hyzyn bloedt, en verfde d'Iönifche ftroomen. Helaas! hoe groot eene dapperheit ligt in deeze kleene plaats beflooten ? Die temmer, die overwinnaar der baaren, van geen landt, geen zee, noch uiterfte paaien der golven omvat, hoe weinig aarde omvat hem ? de hoop, en wenfeh des Vaderlandts ligt in een zelfde graf met hem begraaven. Treurt, ö Hollandt: roldt neder, ö traanen, gy  LYKGEZANG. 331 gy teekens onzer liefde, en laat uwe droevige dauw vallen: fchrcit, oogen; gy zult niet alleen fchreijen. Algemeene klachten pallen die algemeene rouw; en zoo ver's mans faam gaat, zoo vergaat de droefheit. Al de aardtbodem fteent, alle volken zuchten, alle zeen, en ftranden betreuren zyne doodt. Want hy, in zee gebooren , in zee opgevoedt, heeft zyn naam door allen oorden verfpreit, en zyne lauwren aan beide de Polen opgehangen. Want toen de Natuur een volmaakt Admiraal, naar ziel en lichaam begaafd, wilde ter waereldt brengen, bracht zy deezen ter waereldt; en voerde hem door alle bedieningen heen, op dat hy niet, dan 't geen hy zelf beproefd en ondervonden had, zou gebieden. Een lichaam bad hy van middelmaatige lengte, vlug, gezwindt, tot arbeid gebooren, gezet, fchoon, en als onquetsbaar; bloozend aanfehyn; blydc en glansrykc oogen ; vriendelyk en aanzienelyk gelaat; lange en gryze haaren; opftaande knevels: zoo dat men Mars uit het weezen kon zien. Zet hem een helm op, Mars- is hy: lang hem een knots, zoo wordt hy Hercules: geef hem een drytandt, zoo ftaat 'er Neptuin. Al van kindtsbeen was de zee zyn ipel en jok; en van elf jaaren af lachte hy met winden en buien. Niemant wift tempeeften en ftormen, en de ongeftaadigè luimen des hemels, ftarren, en ftreeken, met meerder zeekerheit te kennen: of wanneer de ftarren fchuil liepen,ftrekten hem deruiffchende baaren voor ftarren. Door onweer, en "t altydt befneeuwd Noorden, kloofde hy de  33* LYK GEZANG. 'de bevrozene golven: naar 't Zuiden, naar 'c Weften voer hy, en hoorde de zon in zee vallen, en liet den uitgedicnden dag achter zyn rug liggen. Maar 't noodtlot bereide nu, na 'smans verdienften, iets grooters. Het oorlog roept hem. Met een eedelmoedig en nedrig gemoedt fchuift hy de laft, al te zwaar voor hem, van zich, tot dat hy eindelyk, overwonnen door bidden, den deegen aangordt, de laft aanneemt, de vloot gebiedt. Terftont opent zich ruimer veldt voor zyne kloekmoedigheit. Ende niemandt zoude zich licht, of heimelyk of voor de vuift, tegens hem gekant hebben. Hopman was hy, en zoldaat te gelyk. Geen overfte was ooit fneediger, voordeelige vechtplaatzen tc kiezen, op wind, op ftroom, op laveeren te paften, met feinen den vyandt te verfchalken, en alle konften van oorlog aan te wenden,en bequaame tydt tot ftryden te kiezen. Wie heeft of meerder flaagen bygewoont , of meerder aangevoerd: en zoo dikwils de zeege t'huis gebragt? Wie is door eigene ervarenheit, en eigene triomfen, tot zulk een voorbeeld, en Van anderen en van zich zelve opgeklommen? Op zyn naam trillen de uiterfte grenzen des aardbodems: op zyn wenk koomen de dienftige winden : op zyn deegen fpringt de waereldt aan fcherven. Al had ik zoo veele tongen, als 'er golven in zee zyn, als 'er zanden aan 't Libifche ftrandt uitgeftrekt liggen, noch zoud ik uwe lof, ö onverwinnelyke Michaël, noch zoud ik uwe daaden niet konnen ophaalen. Vergun my, in 't kort het voornaamfte. uwer deugden te zin-  LYKGEZANG. 333 zingen. De Middelandtfche zee roemt uwe overwinningen, en het wydt uitgeftrekt Africa: de verbleekte Mooren beefden voor u, en de toomelooze Numiders naamen, op uw komlt, in de woeftyne de vlugt: de groote Atbs fchrikte, en liet den hemel een weinig op 'de ingetrokkene fchouderen zakken, 't Overwonnen Tripoli week voor u: uwen blikfem wierden de fcheepen van Algiers, de fcheepen van Tunis gewaar; zoo dat al de grondt daverde: de geflorvene Kartagineezen, door 't gedruis des kanons opgewekt, meenden dat Scipio weêr quam landen; en de muuren van Dido vreesden een tweeden ondergang. Die oorlogsdonder klonk tegen de bergen van Thracic, en joeg gantfchTurkye eene doodtfchrik aan. Al over lang gewende zich uw arm de Franfchen op deeze zelfde baaren te liaan; en uwe laatlte zeege was daar uwe eerfte niet. Franfche Zeerovers vreesden, en weeken voor u, en Haken in de uitentte inhammen en fchuilhooien hun hoofdt. Ook bleef uwe faam hier niet ft.il itaan. Zoo ver de Oceaan het aardtryk befpoelt, en in zyn armen omvat, vliegt uwé overwinning op witte wieken. De zee van Atlas, de Kanarifche, de Gelukzalige eilanden, en 't goudtryk Guiné, weeten van uwe daaden te fpreeken. De iEthiopers vlieden van Hrandt, en fchuilen in 't diepft hunner bergen. De Niger verfteekt zich in de uiterfte kolk. Goré, Lione, Tokkarari, Kormantyn, geeven zich over, en de gantfche Jandtftreek walgt van de tirannye der Britten. De overzy van America beefde ook meer dan eens,  334 LYKGE-ZANG. eens, en fchuddc het juk der vyanden af. Gy verdryfc de verbaasde vloot, en jaagt ze uit zee. Dertig zeilen fpoelden naar'ftrandt, en Nieuw-Nederlandt haalt gewillig de Hollanders in. Dc Zweedtfche benden vluchtten voor u, en de fneeuw van 't Noorden wierdt rood door het wydt verfpreide bloedt, en de verbleekte ftarren trilden aan den nabuurigen hemel. De groote en kleene Beer verlieten uit verbaartheit hunne poft, en vielen plotzeling in zee: Boötes wendde zyne diflèl, en teeg op de vlugt. Maar wat al onderftandts, en hoe meenigmaal, kree^het Vaderlandt die niet van u, wen Britanje gewapendcr handt opftondt, en alles met oorlog vervulde? Verre uit het Weften gewogen, (ö wonder om zeggen!) en midden door den vyandt, en hier en ginder verfpreide fcheepen gedrongen, van een Goddelyke wolk bedekt, en van niemandt gezien, landt gy aan den Eems, en komt fchielyk en onverwacht in Hollandt. Eveneens als een Engel ten hemel af daalt, de lucht met fnelle wieken, de legers met het ftaal doorfnydt, en alles omver maait: al eveneens komt gy, gelyk onze Befchermëngel, den vervallenenzaaken te hulp, verjaagt met den deegen deBritten, en wreekt met kragtige wapenen de doodt van uwen voorzaat den'dapperen Obdam. Nooit duurde gevecht langer. Vier dagen, vier nachten, legt gy aan dien flag te koft. Gy verplant het oorlog, met gelukkig beftaan, verdryft het van onze naar Engclandts kullen, en verbrandt de fcheepen : legt den trotzen Teems aan den bandt, ver-  LYKGEZANG. 335 vermeeflert den ftroom van Rochefler, en dwingt het onwillig Londen van zelfs tot vreede. Wat zal ik van de twee vl-öoten, en gefpilde dreigementen der Koningen, van d'afgefcheurde Kroonen, en verbrooke Scepters, op zae dryvende, melden? Ay my! met wat droefheit moet ik de gedaante dier tyden ophaalen, toen vier vyanden hunne krachten zaamen fmolten, en de heirlegers te landt en te water rondtom de verbaasde muuren vloogen? De wetten lagen vertreeden, de vryheit op flerven: fchrik hadt de Heden in: het gantfche landt was zee; de zee onze eenigfte hoop; en de heele waereldt hing aan eenen deegen. Zonder marren wordt de vyandt geflaagen; de Oceaan met bloedt geverfd: en 't volgende jaar zag tot driewerf toe nieuwe laurieren om uw hoofdt groeijen. Geluk, Overwinnaar; geluk, Triomfeerder: bevreedigde flranden, bevreedigde Heden juichen u toe. Door uwe befcherming fchept de onderdrukte vryheit adem, en 't vaderlandt beurt het verdronken hoofd midden uit de vloeden: de neering keert weder met volJe zeilen. Maar niet onze wateren alleen haaien uwe lof op: den heelen aardtbodem vullen uwe weldaaden; dewyl gy de algemeene rechten handthaaft, en den gantfchen Oceaan beveiligt. Den Turk fielt gy wetten; de flaaven in voorige vryheit. Duizende weeten u hun leeven en welvaaren dank. Deeze lufl tot weldoen begeeft u ook in 't laatll uw's leevens niet: toen gy die godtvruchtige mannen, van hun godtloos vaderlandt onfchuldig ter galeye gedoemt, en on- ly-  336 L YKGEZANG. lydelyke pyncn uitftaande, hunner boeijens ontflaat, en voert hen, op vrye voeten gezet, in vryen en beteren lucht, zoo heilige vonken ontftaken uwe bord. /al ik my dan , ó handthaaver der gerechtigheit, meer over u, als een dapper overfte, of meer over u, als een deugdtzaam man, verwonderen? en over uwen ftrydtbaaren arm, in trouw zoo krachtig, als krachtig in oorlog? Geene, dan rechtvaardige, wapens behaagden u: ja geene rechtvaardige zelfs. Onwillig naamt gydie.op, ende oorlogs-fakkel blaakte uit uwe vreedzaame boezem. Zachtzinnig en vreedzaam, goedertieren van weezen, in 'c ftraffen, zoo 't zyn kon, fpaarzaam, in 't vergeeven mildt, zuinig in 't bloedvergieten, verfchoondc gy uw volk, verfchoonde gy uwen vyandt; cn waart midden in den oorlog een uitwerker der vreede. Ook hebben u de volken niet meer in 't hevigfl van 't vechten gevreesd; dan, t'ondcrgebragt zynde, bemind, gy wonde, gy'zalfde. Geen huisluiden beweenden hunne akkers ; geen vrouwen heure eer; waar gy den oorlog voerde, de bycenkomft vermyde gy, cn vreesde met het gezigt zelf den maagden kuifchheit te krenken. Met bly gelaat, met vrindelyke woorden ontfingtge die by uquamen, even heufch tegen kleinen en grooten. Wie hadt vlugger verftandt? wie langer ervaarenheit, en in twyfelachtige zaaken meerder voorzigt? Ach ik vrees dat ik u met te veel lofs vermoeije, en uwe nederige ziel met myne reedenen quetze! Geen lof t'erkennen, was alleen uw' lof. en, die den boezem der eedal-  L Y K G È Z A N G. 337 eedelmoedigen met geduurige fpooren noo* pen, eerzucht en naam by toekoomende ecu* Wen ontfonkten uwe boezem met geen ydelö vlamme. Godt, en 't Vaderlandt, te die-1 nen, was uwe eenigfte zucht, uwe eenigfte liefde! ö doorluchte door uwe gelukkige waj penen! ö door uwe deugden doorluchte! by wat helden, 6 Michaël, zal ik ü vergelyken? gy zyt het hoofdt der zee-overften, het hoofdt der deugdzaame mannen. Niemant der ouden verlloute zich tegen u te llryden. Al wat in hen is, bezit gy alleen. In u alleen herleeven de deugden van veelen. De Deciën fpringen ten graaven uit: de onkreukbaare Fabricius houdt het met zyne geringe keuken, en verfmaadt het goudt van Pyrrhus: de zeerovers verjaagt Pompejüs, en beveiligt de baaren: Scipio dwingt den Afrikaaner het ingenoomen Italië; Camiil, de Gallen het ingenoomen Rome te verlaaten; en veegt met hun eigen bloedt hunne voetftappen uit. De zee van Salamis verheft zich, en dc houte muuren, wel bemandt, befchermen 't verbrandt Athenen, en Themiftocles jaagt den verbaasden Perfiaan weder naar huis. Achill fchiet het harnas aan, en hervat de ftrydt. doch alleen niet. Met hem mengt geNeftor: met hem mengt ge Ulylfes; en queekt in een borft den voorzigtigen en den dapperen op. Geen Hercules hadde ooit, of verdiende meer eer, al heeft hy Hydra, al heeft hy denvervaarlyken Leeuw ter neder geveldt, en den driekoppigen Hondt der overwonnene helle onttrokken. Wat haal ik oude voorbeelden op? Laat Grieken op hunne geleerdtheit, Romainen op hunne wapen roemen; en den y. Deel. Y aardt-  338 LYK GEZANG. aardcbodem t'onder brengen: laat Rhodus, oï t ervarene Tyrus, of't welbezeilde Sidon mar den zeebreidel liaan, van allen eeuwen komt ze den Batavier toe: 't zy hy den Oceaan doorkruïft en doorploegt, en nieuwe wacrcldcn ontdekt, 't zy hy vol vivurs en vol moedts den oorlog voert, en Mars zeiven vermoeit. Doch fchoon Nederlandt eene gelukkige en vruchtbaare moeder van helden is, op niemant nochtans ftoft ze meerder, dan deezen: die, zoo verre als de Hollanders de ouden, zoo verre de Hollanders te boven gaat. De dappere Heemskerk wyke voor hem, die de eerfle het uiterile Noorden ontdekte, en met zyn ftoute kiel dwars door het ys dreefde. Voor hem wyke Piet-Hein, die doorluchtige overwinnaar van 't Wellen, die met heele vlooten 't Hefperifch goudt ten vaderlande invoerde, die tweede Jafon, en, die op een plaats byna geflorven, op een plaats begraaven is, die blikfem der Toskaanfche vloeden, van Galen. Tromp zelf, die Heldt der helden, fchat 'smans deugd zoo hoog als de zyne, en verheugt zich in die gelykheit. Maar niemant draage roem op zyn eedelgedachte, en lange reye van voorouderen. Geenen voorouderen weet hy zich dank. Zyn arm is zyn adel. Dit is de waare, dit de grootlle Adeldom. Veel is het zeeker met 's vaders eertytelen te mogen pronken, maar, roem van anderen is het. '; Door eigene deugd op te koomen, is onze, is eigene lof. Door eigene daaden heeft Michaël en zich en den zynen eene groote,, eene adelyke naam, verkreegen. Europefche Koningen en verdaadigde Scepters maak- ' ten  LYKGEZANG, ren hem eedel. Lisbon ontfing, en onthaalde hem met veele gefchenken. De Deenfche Fredrik gaf hem jaarlykfche foldye, zynen gedachte een wapen: de Franfche Lodewyk doeg hem Ridder, en vereerde hem eene goude keeten, en 'sKonings beeldtenis, met goudt en diamanten bezet, Den tytel en inkomile van Hartog fchonk hem de' Spaanfche Koning. Doch den levenden gefchiede die eer alleen niet. Koningen betreurden den dooden, en vorftelyke handen klopten op huune boezem. Die vermaardtfle der Koningen , op wien de Seine met recht roemt, Lodewyk zelf, deed dien doorluchtigen oorlogsheldt, fchoon zynen vy«= andt, de laatlle eere aan. 't Kanon brandt op zyn bevel los, en 't ftrandt groet met eerbiedigheit het voorbyzeilende lyk. Zyt gegroet ö temmer des Oceaans, wien de wyde waereldt, wien volken, wien Koningen, en oude en nieuwe helden met afgeleide lauwren eeren: wien Nereus dikmaal zyne dry tandt, en 't zeegebiedt overgaf. Geen tempeeften, geen vyandt, geen doodt zelve konden u overwinnen: uw' uiterfte teenen raakte zy eeven aan, en proefde naauwlyks dat dierbaar bloedt. Onfterffclyk voert u de Faam op haar witte wagen ten hemel: en Phcebus doet uwe lof klinken uit bey zyne paleizen, cn daar hy opgaat, en daar hy voor u zyne ondergaande ftraalen eerbiediglyk buigt. Si' cilie verkondight uwe deugd met drie tongen, en fteekt haare kaapen verder in zee. Phoenikufa zie ik nieuw loof fchieten, en haare verzengde palmen, om u te kroónen, wederom groenen. Zoo lang de rivieren in Y a zee  340 LYKGEZANG. zee loopen, zullen de rivieren uwe roem gelykerhandt en volmondig uitfpreeken : en zoo lang de zee water heeft, en tegen den aardtkloot aanfpoelt, zullen de golven uwe naam verheffen, en uwe lof na ftrandt rollen. Nederlandt rechte dien waarden zoon eene eeuwigduurende tombe op, eene tombe midden op ftrandt; die de gryze Tethys befproeije, en Neptuin met neergeboogene baaren begroette: zy voege hier by den vervaarlyken helm, en de lyfrok, hoofd- en borft-wapen des grooten Heldts; de trompetten, de klaroenen, en den donder met fqhor geloey na baauwende kanonnen: op dat de vyandt, dit graf aanfehouwende, dit graf fchuwe, als eene gevaarelyke klip, en met omgewende ftevens in zee ftecke: en op dat die geene, dielevendt zynen vaderlande eene muur verftrekte, ook van 't leeven ontbloot de vyandtlyke vloote van 's Vaderlandts grenzen afkeere, en met zyne naam alleen den , vyandt verfchrikke, en na zyne doodt overwinnaar noch veele eeuwen de nakoomelingen befchenne. Zy voere ook zynen oorlogsdeegen ten geftarnten in, en hange den uitgedienden aan die verwelfzelen: op dat die, als het zwaardt van Pcrfeus, of het zwaardtvan Orion, de derde aan den hemel pronke, en, zyne ftraalcn aan alle kanten uïtfchietende, den vyandt met zyne gloeijende vlammen de doodtfehrik aanjaage. Maar wy, laat ons met geen traanen en ydele klagten , en niet baatendc zuchten, dit doorluchtig lyk onteeren, en met vergeeffche dienft ondienft doen. Staaken we de rouw, en droogen we de traanen af.. Hy heeft vol- leeft,  LYKGEZANG. 341 leeft, en is het padt, dat Natuur hem gefteldt hadt, ten einde gekoomen. Geen gering lyk is ter aarde gedaaldt. Hollandt heeft hy behouden, de vrye zee beveiligd, den vyandt verwonnen. Gelukkig, ö meer dan gelukkig waar hy geweeft, waaren onze zeilen Hechts nooit aan den Siciliaanfchen oever gelandt. Hier liet hy 't leeven, zat yan leeven, van overwinningen zat, en gaf 't geen hy ontfangen hadt den hemel weerom. Laat ons 'smans weldaaden, dat ons alleen te doen ftaat, liever in onze gedachten begraaven, en in 't binnenft onzer harten opiluiten. In onze harten leeft hy noch na zyne doodt: want de doodt heeft d'ien Heldt niet teenemaale verflonden. Kortom , wat behoeft men bewys? 'sMans eigene gedaante, en leevendig afbeeldtzel , zit hier tegenwoordig voor ieders oogen. Naar lichaam, naar ziel zal de zoon den vader doen leeven, en der vergeetelheit ontweldigen. O recht afzetfel des Heldts, gevoelt uwe borft geen leevendige beweeging, en ziet het vaderlyk bloedt niet door uwe leeden'? door uwe aderen vloeit het. Een geeft bezit u, en vult met eedelmoedig fap uwe binneboezem. Van 'svaders aart, van 'svaders deugd, zyt gy erfgenaam; en gelykt niet alleen van gedaante, maar ook in kloekmoedigheit, den over» ledenen. Dusdanig zag Portugaal hem, op de Spaanfche baaren, in gelyke bediening, in gelyke jeugd, de vloot der Spanjaarden vernielen. Zoo verbeelde de fchoone Askanius, in fchoonheit en dapperheit, zynen dooden vader. De tydt zal koomen, dat gy, ö Engel, 's Vaders ampten bedienen, en uwe Y 3 deug-  34» LYK GEZANG. deugden naar waarde beloont zult zien, verfierdt met lauwren en gewaden der overwin* naars. Al over lang draagt u de Glorie door de lucht op haare blinkende wagen, en vlecht u eenen krans van heerlyk loof, Van kindtsbeen af kloofde gy, op 's vaders voorbeeld, de blaauwe golven, en ftondt winden en buien, en dreigementen der baaren uit: en leerde, ten vyande midden in gedrongen, den hardèn oorlog onder uwen vader. De groote Macedoner leide weleer, onder Phil.ippus, zoodaane gronden ; en , dienende voor foldaat onder de bende zyns vaders, vertoonde Alexandcr in zyn eerfte wapenen. Geen kleene reekenen ook van uwe dapperhcit betoonde gy meermaals, en beloofde met doorluchte voorfpellingen de deugd uw's vaders. Onder zyn beleidt keerde gy tot viermaal toe met het zwanger metaal deblikfcm der twee Koningen af, en verdreef de dreigende cn 't Vaderlandt over 't hoofd hangende tempeeften, en ftrekte een flagveer aan de wieken der Zeege. De Iönifche en Egefche golven verheugen zich op uwe komfte: Delos, Andros, enChios, weeten van u te fpreeken; beide de inhammen van Konnten, en Smirne, Homerus vaderlandt, gewaagen van u. De Noordtzee weergalmt op uw' lof: en van nu af aan verheffen de volken, verheffen de Koningen uwe naam. Karel, die doorluchte regeerder van Spanje, door uwe deugden aangeprikkeldt, maakte u erfgenaam des Hartogdoms , uwen vader gefchonken. Wat zal ik uwe onverzaagden moedt ophaale.n, in geene voorvallen, geene ^pevallen, bezweeken? Met het zelfde hart,, daar  LYKGEZAN G. 543 daar uw vader mee1 flurf, hoorde gy de doodt uwes vaders: en toont de waereldt met uwe itandtvallighcit, dat de adelaar geenen duif kan teelen. Ziet gy die tombe niet uit haar marmer opryzen? een voorbeeldt is ze. Geduurige vonken houden die afch warm, en ontfteeken uwe borft met leevende vlammen» Hoewel uw vader onder die zark niet begraaven ligt. De gantfche aardtbodem , de gantfche oceaan, is zyn graf. Geen kleencr graffleê voegt dien heldt. Daar zult gy hem voor uwe oogen ; daar zult gy hem leevendig zien: want zulk eene deugd wordt nergens verborgen. Aan alle oorden, op alle wateren zult gy hem vinden, waar heene gy ook uwe koers wendt: 't zy het Wellen, 't zy 't Oollen, 't zy het Noorden, of 't vochtige Zuiden u roept. Vaar voort, ó kloekmoedige, vaar voort, 6 gelukkige , en klim met nieuwe en altydt wcêr nieuwe triomfen na 't gellarrente op, dit heen leidt de weg. Uwe naam zelve lyft u al lang ten hemel in; en uwe vaderlyke Star winkt u toe uit den hoogen. Tracht dit fpoor te volgen, en op hemelfche winden naar boven tc llreeven. Op deeze Star moet gy doelen. Deeze zal u de weg baanen, cn onbefchaadigd t'huis voeren. Geen Noordrilar gaf de fluurlui van Tyrus ooit zeekerer licht. My dunkt ik zie hem uit den hemel neer daalen, de lucht doorfnyden, en hoor hem deeze woorden ten boezem uitftorten: O zoon, my waarder dan 't leeven, zoo lang ik 't leeven genoot: Zoon, geoeffend door veelerlye gevaaren: en gy, myne blocdtverwanten; en gy myne waarde Y 4 Ee-  S44 LYK GEZANG. Eega: laat u de droefheit zoo zeer nietquellen. zy benydt my de hemelfche wooningen, en gelukzalige paleizen der vroomen. Al genoeg getreurd. Staakt uwe overtollige rouwe , en gehoorzaamt het noodtlot. dus was 't befchooren. En gy inzonderheit, ö onze eenigfte hoop,ö hoop des Vaderlandts, toon u uwen vaderlande, toon u uwen vader waardig, en wifch uwe traanen af met het vyandtlyk bloedt. Vaar voort,. 6 zoon, en volg onze voetftappen en deeze vaderlyke les: Dien eerft uwen Godt, daar na uw Vaderlandt. Jaag de gcrechtighcit, de waarheit, de trouw met allen yver na. Devoorzichtigheit met hondert oogen omfingeld, de dapperheit fta gedurig aan uwe zyde. Toon u eedelmoedigjegens de dapperen, ftraf tegen de blooden. Sta naar geen bedieningen, noch vcrwerpze die u worden opgedraagen. Weeft met het uwe te vrccdc: en houd u burgerlyk in alles Eene zaak vermaan ik, eene zaak bid ik u, wanneer het oorlog de zee ontfteekt, en beide de vlooten gereedt Jlaan om flag te leveren, en 't kanon los brandt, dat het u infchiete uit mynen bloede gefprooten te zyn. Dus fpreekende vaart hy weder om hoogh, daar hy met de heilige hemellieden , ter hoogfter plaatze ontfangen, het eeuwig leeven leeft, en hemelfche vreugde geniet: en, treedende met zyne voeten op wolken en winden, het goddelyk vreughdeliedt zingt; en altoos momfcerende, eene onfterfelyke kranfe. draagt van zuiveren lichte. GRAF-.  3+5 GRAFSTEDE Van den Edelen, Manhaften Heere MICHIEL de RUITER, Hartog, Ridder, &c. L. Admiraal Generaal van Hollandt en Weiïvrieslandt. (jTY keert dan dus, ó wonder van onze eeuw, Gebit en klaeuw van Hollants Waterleeuw, Onftcrflijke eer cn licht der Admiralen, Zoo lang de zon het aertrijk zal bcilralcn; Zceruiter, die op't zecpaert, uw'Pegacs, Geen Pcrfeus wijkt: gy keert, gy keert helaes, IMaer anders dan zich Nederlant beloofde, Wiens-glori geen verlies zoo droef verdoofde, Heel anders dan u Maes en Yftroomzagh, Veroveraer der vyantlijkc vlagh, Verwinner van de felfte zeegedroghtdn, t'Huiskeeren van uw zegenrijke toghten ; Toen al de lucht, met ftraet en burreghwal, Weêrgalmde van een bly triomfgcfchal, En lofgalm, die uw' heldenmoedt trompette, U boven aen in 't perk der helden zette. De zege zelf vcrftrckt nu treurons ftof, Uw jongfle zege cn heldenwerk; als of Een out Romein zijn Dcciën befchreide, Ja vader Mars een uitvaert toebereide. Of luidt dat van out Rome veel te vremt? De waorheit wort hier langfaem toegeftemt, Dc vyant zelf, die gecflel van Europe, Staet zelf verbaeft; dit overtreft zijn hoope. En fehoon de Faem, gezwindcr in haar vlucht Met quade maer, dit droevigh zeegemcht Y s Brcedt  34« GRAFSTEDE Breedt uitmeet, .waer het wonder, zoo by volkers, Die RUITER, als onfterflijk, aan de wolken Verheffen, dit gewraekt wiert, en geftelt By dromen, van Sicilje lang vertelti By Ceres, die haer dochter in die hoeken Met toortslicht zoo bedrukt alom loopt zoeken; By Profcrpijn, van Plutoos min gefchaekt, Charybdis, die de golven florpt en' braekt Omtrent Meffine,. en Scylle, met hacr honden , Die fchip by fchip in Maroos dicht verflonden? De zeefcha by Palermo, na dc doot Des Admiraals, beveftight dat 's Lants vloot Hem mifte, en leert de werclt dit geloven. Want anders ftont geen Franfche zeemaght boven. Die naer den cifch dees ramp betreuren zou, Moft fmelten in een' waterftroom van rou, Of In ccn rots, als Niobe, verkecren. Maer RUITER verght dien rou geen Amftelheeren, Noch Statenhof: de zeehelt afgeftreéu Voor 't vaderlant, cifcht lykklaght, noch geween. Dees heidenzon, dit Neêrlantfch oorloghswonder, Ging' even fchoon cn heerlijk op cn onder. Al won hy ons dus out te vroegh ontrukt, 't Is hem altoos naer zijnen wenfeh gelukt. Want hem bekoort geen luft van langer leven, Van kiutsbeen fiechts gewoon naer lof te ftreven. Geen beenbreuk, noch geen dootquetfuur hem deert, Die ftervende in 's Lants krijghsvloot triomfeert. Trinakrië zal zonder eindt gewagen Van 's mans bcleit en moedt, in bei die flagen Cebleken, daar een maght, ruim eens zoo fterk, Voor zwichten moft in 't bloedigh waterperk. Dees krijghshelt bleek al 't krijghsgewelt ontwaffen, Met grooter moedt. Hoe fclieurden daar de plaffen Der Middelzee! hoe blonk dat oorloghslicht Eerft Lipara, ftrax Etna in 't gezicht! Wie zagh voorheen dien vierbergh, of de ftranden Van Lipara zoo fel gefchokt in 't branden, En  Van den Heer de RUITER, i 34? En al de lucht zoo licht in vlamme ftaen? Noit daverde het * fmitshol van Vulkaan (Daar reuzen, is 't gelooflijk, grof. van leden, Den blixemfchicht, of oorloghswapens fineden) Al 't cilant door met zulk een naer geluit: En Erna borft noit vreeffelijkcr uit Met golven viers, gedingen aan de wolken, Pckzwart van fmook, uit al zijn zwavelkolken. 's Lants Zeevooght gaf te water anders vier, Ter eere van d'Oranjc zeebanier; En donderde met zoo veel kopre kelen, Dat Vrankrijx moedt zonk met zijn zeekaftelen. Dat 's MICHAËLS lijkoffer in dien gloet; Geen lijkdienft van ons tranen, maar Franfeh bloot. Dus viert hy zelf zijn uitvaert op dc baren, Befchreit (de Rijn magh vry zijn' lijkrou fparen) Van weze en weeuw acn Ronc, Loirc, en Sein.' Storf oit zoo br.icf de dapperfte Romein Al ftaende, als hy aen zijne beenquetfure ? Zoo lang aldus in 's levens uiterfte uuren 's Hclts adem duurt, heeft Luidewijk zijn hooft De rijxkroon van Sicilje dwaes belooft. Verwaende, die qua-giffing plaght tc maken, Sla hier op acht, en leer uw opzet ftaken: Dc Batavier, van outs hier door vermaert, Geen' dwinglant, en dan minft zyn leven fpaert. Een Admirael van Hollant kan dus fterven, Kan 't leven, maer geenfints dc vryheit, derven, Zijn dapperheit geenfins in veel gevaars. Dus offren zich Heemskerken, Waffenacrs, En Evertszoon, van Galens, Heinen, Trompen, (Al harten, die noch noit van dootfehrik krompen Waer * Van Lipara heeft d'aeloutheit verzien, om de vlam, uitden zwavclachtigcn gront van dat eilant menighmael uitberftende, dat de fmits van Vulkaen, en de reuzen, zijne winkelknechten, aldaar was. Apoll. Rhod. I. 4. Argon. Juvenalis Sat 13. ficcata neclare tergens Mrocbia Vuhanus Liparxa nigra tabema.  »4» GRAFSTEDE. In 't zeegevecht) voor't vrye Nederlant; Dat eeuwigh dus de kroon te water fpant. VVaer * Appius, en d'arenden, zijn gaden, Duïi, Lutaet, Marcel dus 't hooft geboden, Karthago waer geen Roomfche watevwet, Noch Syrakuis die voet op 't hart gezet. Hoe eertge nu, ö zeven vrye Staten, Die nimmermeer vergeefs u hebt verlaten Op RUITERS zorge en moedt en krijghsbeleit, Hoe kroontgc, na dien hcldenarrebeit, Dit hcldcnlijk? in welk een graf zal 't ruften, Zelf met ontzagh geëert van Franfche kuiten ? Geen Vrankrijk oit met d'Orden van Michiel Dien MICHAËL, dien Waterriddcr, hiel Genoegh beloont. De fcepter van Kaftilje, Hoe gaefrijk, voor 't befchermen van Sicilje Noch meer verplicht; dc Denemerker kroon, Als Funen weer komt knielen voor dien troon, Hem kroonende met adeldom en tittelen Die d'ccrzueht meeft aenmoedigen en kittelen; En Portugacl, hoe milt zijn dienft dacr won Befchonken, fchiet in dankbaerheit te kort. Veel helden, die zich braef voor 't zeerecht queten, Heeft Nederlant zijn' welftant dank te weten, Zijn rijkdom, en 't waerachtigh gulden vlies: Veel helden dat befchermden voor verlies. De * Hoe Appius Claudius de maght der' Romeinen f door ooroer_ van de ftadt Meilana , nu Meffina, tegens de Kanhagers l"lcro> Ko.n«* van Sijrakufe, te hulpe geroepen) eerft voorfpoedigh m Sicilië over braght; C. Duilius te water Mi't e.lant L.para de Kanhagers allereerft overwon; Lurathis CatuC a dh,ZTag^gan,trchvernocsh' cn l,itSici,ie verjo gl, e„ fchen öorwïCCliï'S dï dla,,t' Sturende den tweeden P mi hnn I7' '9' 24»  Van den Heer de RUITER. 34p De werelt waeght van zoo veel watertoghten. Maer niemant heeft, als RUITER, prijs bevochten, In zulk gevaar, wel viermael achter een; Den ganfchen Staet der vrygevochtc fteên Zoo bracf geredt, befchut met lant en ftromen, Toen 't heel gedaen, geheel fcheen omgekomen , Wacr 't eens mislukt. Geen eene Xerxes quam Ons fel te zwaerde ontzeggen en te vlam : Een RUITER berght op zee al dees geweften, Verdadight ons Atheen met f houte vetten, Als weêrga van Themiftokles; zoo trots In 't breken van dien krijghsftorm, als een rots, Die met haer kruin de lucht terght, en beneden Haer wortel in den afgrondt fchiet, beftreden In 't barnen van de zee, de golven breekt. Wat menfeh, fchoon al de werelt hier af fpreekt, Zal namaels dit, wat nazaet zal 't geloven? Dit gaet de faem van Herkules te boven. Twee vloten, ruim drie vloten in gewelt En in getal, zyn voor dien watcrhelt Wel drymael in een enkel jaar bezweken, Daer Brittenlant ons vlaggen eifcht geftreken. Hy Ieertze daer ontzien een hoger hant, Die al de zee en 't aertrijk overfpant: 't Zy dat hy haer ontmoete, rijp van oordcel; Of op haer kuft, voor Solsbay, in haer voordeel ZCÜ aentafte; of de« Amftel ftell' geruft Door 't veiligen van onze Teiïelkuft. Al t Toen Xerxes d'Atheners, met heel Griekenlant te water 2^t^^m drCig zoo lang zy helder gloeit. 't Is zyn verdienfte, datwe een' vryen adem halen En Nereus met geen dwang van ketens zit geboeit. Dit licht, de trooft des lants, Europes grootfte wonderi Rees uit de golven, en ging in de golven onder. I V. Stont van dit beelt'de fchets by Herkules pilaren, En aen deii mont der Straet, die Brit en Vlaming fcheit; En aen de Goede Hoop, men zagh op gene baren Gewelt of roof, zoo wijt matroos de fcheepen preit, Ditaenzicht, 's rovers fchrik, beveiligt alle ftromen, Öf dreigt den dwingelant op zynen hals te komen. -'V komt oit lafhertigheit het Vaderlant bekruipen, Wanneer het ongeval ons dwers drijft voor de boeg, Men laet' geen bleke fchrik' ten boezem innefluipen, Zoeke ook geen hulp uitheemfch, een man is hulps genoeg; Dit marmer, dat elk ziet met ncldrén luifter pronken, Is d'eelfte vTerflèèh, om elk Hollautfch hart t'ontvónkeü. Aa a ti  v i. De waterleeu, van jongs ter zeévoogdy géfchaperi, Heeft zich gekrorht, gequetft aen zynen rechter voei; Die 't onweer ftilde op zee. aerïfchouwér laet hem flapen^ Want wordt hy wakker, hy, ontvonkende zijn moet Door 't (lingerilaerten en het krullen van zijn haren, Komt ieder waterplaeg op nieu in 't fchilt gevarem Op bet gelette Wapen van den Amiraet. Beproefde dapperheit by eene trits van kronen En onzen ftaet verdient dees' Helt den Adeldom En viervout wapenfchilt, het loon van Mavors zonen. Vorft Luide wijk hangt hem de Riddersketen om. Gy fchenkt aen deze kroon de lede en befte paren, Uw' leeu', den woutvorft zelf, o Katholyke Karei. tiet Krttit. Kruisridders, belgt u niet om dezen Edelman, Om Helt De Ruiter, al heeft hem uw eedtgefpan Te Malte of Rodes 't zwaert niet op de zy gebonden. Men vraegt het out Algier: dat fpreekt met duizent monden? Noit kromp de halve maen, de hoop van Otmans huis, Met grooter fchrik, dan voor de Ruiters vierkant kruis. De Ruiter tt Pierde. Zoo blank in 't harnas ftondt De Ruiter op 't kampanje, Wanneer hy, Perfeus van ons aengevochten lant, De trotze zeebanier van 't heldenryk Oranje Liet zwaeien, en om 't hooft de dappre rechte hant. Hy vryde Andromeda noch voor Britoen en Gallen, Waer hy met zijn Pegaes den lande niet ontvallen. Bét  ( S7J ) Bet Qtrlogtfibif. Dit is het vliegend paert, welk onze Helt beklom, Wanneer een Waterdrack, te fchielijk opgedonden, De vrye Maegt begrimde en dreigde van rcndtom. Op 't briefchen van zijn ftem ftont lucht en zee verwondert, Men hang dit zeepaert met zijn wieken in 't geftarnt, Der vloten toevlucht, als de zee afgrijflijk barnt. B" grtf Gefchut. Dit koper Funen dwong tot zyn gehoorzaemheit, Toen 't zich voor Nieuburg liet, gelijk een donder, horen.. Guftaef, mistrooftig om zyn' ydlen arrebeit, Klonk dit geluit, vol fchrik, te Gottenburgh in d'oren. Men eer, fprak Vrederijk, dit zegenrijk metael, En fchonk het aen den fchilt van ons' Aertsamirael, De Leen. Wien paft de Spaénfche Leeu, om op den fchilt te pralen? De Vorft der dieren voegt den vorll der Amiralen, De boflchenheerfchappy het regiment der zee. Draegt hy de pylen en het flaghzwaert zonder fchi, Al drukt geen goude kropn zijn kringkelende haren, Hy vecht alom getrou voor Neêrjants yrye baren. Dt RidHerlyke Qrie vtn Sint Michiel. Wie cierf de keten beft van Vrankrijx Sint Michiel ^ Dan MicHAëL, die, met Godts fchilt en breukvry flagzwaer^ Te vaft gezeten in den zadel van zijn kiel, Pen voorhuitloozen voor Europaes heilant daghvaert, En klinkt elk zeedraek op de lenden, dat het kraek', En 't ondier gal en bloet en ingewanden braek, A« J Op  C 374 > Op de graftekenen van den grooteq A M I R A E L. De gepluimde Helm. pe flormende oorlogshoet met zwaeiende pluimaedje Ciert niemant met meer glans, dat 's Lants A'ertsamiraet, Pie zynen toppershoet, zijn eerfte hooftcieraedje , Dus heeft herfchapen door de kracht van zijn mctael. De Rujling. De Ruwaert aller zeen, uit zeerots opgewafien, En tegen ftael cn loot van kintsbeen af gehardt, Behoeft geen pantfer, geen gefchubde harrcnaifen. Zijn hart is fchcutvry? dat een' bui van kogels tart< De Wapenrek. Wien voegt dees' wapenrok? den Amirael der Ridderen, Die, zonder dit gewaet, den zcevloek heeft ge temt. JHoe zou't gewelt, verfcheen hy dusgeciert, weêr lidderen , Welk deinsde, als hy de doot betriomfeerde in 't hemtl De Hantfcbeentn. Riet ongefchoeide vuift en klem van forfle vingeren. Kan Hollants Jupiter van zyn' zeeadclaer pen gloênden blixem in de Britfche vlooten flingeren. Hy hoeft geen hantfchoen, die geen vier vreeft noch gevacr. De Sporen. Dit zijn de fporen niet, waer mê de Zeeufche Ruiter Zijn moedigh zeepaert noopt op 't ongemeten ruim. Pat ftuift van zeiven in op zeeplaeg en vrybuiter, En hoeft noch roê noch fpoor, als hy 't berydt door 'tfehuim. De  ( 375 ) De Amiratls Staf. Neptunus watervork ftilde op een' fprong Tiet blazen Der dolle orkanen, eens door Junoos wrok gefticht. Zoo keert, als d'oorlogftorm op zee begint te razen, Op 't wenken van dees' ftaf, alle onrast tot zyn plicht, ■ Be Sabel. ..... Pit flagzwaert, edel ftael, klooft ongediert en. reuzen Op alle zeen den kop, in Perfeus rechte hant, Pie bluts en fchaerden, die de fiiê verftompen, kneuzen, Strax uitflijpt op de rots en 't krijt van 't Engelfch ftrant.' De Standaert. De zeehelt, die, op 't fpoor van groten Alexander, Europe cn Afrika beftookt, en daer het licht Eerft opgaet, plant alom dees' zegeryken ftander, Waer voor noch Kormantijn, Charnefle en Chattam zwicht. De Amiraeh Vlag. Grootvorften, zwicht, voor wien wat golven kruift moet wyken, En 't leen verheffen van uw' waterheerfchappy; Men ziet voor deze vlag al 't ront zijn vlaggen ftrykea. De Ruiter voert alleen de vlag der zeevoogdy. A. M O O N E N, \  C 37(5 ) j. AnTONIDES, VAN DER Go,E$, Op d'aenkomft in 't Vaderlandt van het lijk van wijlen den Ed. Manhaften Heere IVIICHAËL de RUITER^ Ridder, &c, L. Admirael van Hollant en Wedvrieflant. Aen de Edele Moogende HEEREN, De Heeren Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit in de Ma'ze. 3VFr» Zangheldin neemt deel, in «"algemeene reuw, £n durft bet groote lijk met een gedicht begroeten. Het geenze eerbitdigb komt opofferen aen uw voeten Zeeraeden aen de Maes, getuigen van de trouw Zn deugbt des Mans , die, tot een Ammirael geboren, £n tot verdadigingb vau uwe vlagh gekoren , Uw zeerecht becff beweert met ongekreukten moet, Zoo ver de werreltkloot befpoelt wort van de baren. En zijne daden afgemaelt beeft met zijn bleet Op tafcreelin, al zoo duurzaem als de jaren. T misbuge u-niet, dat u mijn dicht wort toegewijt, Die 't lijk hebt ingehaelt met zulk een eer en vlijt. Q Y komt dan 't Vaderlandt nu t'huis in zulk een ftaet, O, groote Ruiter ! die, van daer de dageraet De kim met roozen kroont en gloeyende robynen, Tot daer de zon, vermoeit het aerdriik t'overfchijnen , Haer dralen krimpt, en zich verkoelt in Thetis bron," Den donder hooren liet van uw gevreeft kanon. Die, zwevende in den gloet der bardende granaten Ui in een vierpoel, als ten afgront uitgelaten, ' "' Van  É 377 ) Van buskruit en harpuis, vergiftight met achy, Noit wiert gezenght, maer fteets 't gjluk had op uw zy„ Gy kömt: maer niet gelijkge uit zoo veel watertogten En zeetriomfen, by Barbaren engedrogten, En Turken overal zeeghaftigh zijt gekeert: Noch zoo, gelijk toen't land, alom fchier overheert Van vyanden, de keel en afgeteerde longen Van hunnen havix klaeuw geparft en toegewrongen, Verwachtende inden hals nu rects de laetfte fnêe, poor uw beleid en moet weer adem fchiep uit zee: Daer gy, ten dans gaende op 't muzijk der donderklooten, Tot vierwerf overwont twee Koninglijke vlooten: Noch komt gy evenwel als een die zegepraelt, Maer met zijn dierbaer bloet heeft zijn Triomf betaelt. Aldus voltooide, naer een reex van Heldendaden, Epaminondas eerft zijn kroon van lauwerbladen, Toen hy, getroffen in het hevigft van den flagh, Den fchicht liet fteken, tot hy zich verwinnaer zagh; Maar in een ftroom van bloet uitvaren liet zijn leven, Zoo dra zijn vyant uit het velt was weggedreven. Het Y, zoo menigwerf gezegent door uw hand, Gelijk een parel aen de kroon van 't Vaderlant, Verwacht het Heldenlijk; dat van de Maês ontfangen Met dankb're erkentenis, en met den rouw behangen, Die 't waerdigh overfchot van zulk een krijgshelt paft, Uit zee wort toegevoert: daer 't naer zoo zwaer een laft Van ftaetbekommeringh en oorlogsdapperheden, Waer meê's Mans krijgsdeught zelfheeft d'eeuwen afgeftreden, Iji 't marmer grafgewelf de ruft verwacht in 't end , De zoete ruft, hem in zijn leven onbekent. De kruiderijen, die het lijk, door zoo veel baren En ftormen hier gefleept, noch van 't verderf bewaren, Weerftaen 't gewelt der tijd met minder tegenweer, Als d'eedle baifemgeur van zijn onfterflijke eer; Die heeft in feilen brant van oorlogh, t'allerwegen Geloutcrt en beproeft, een duurzaemheit verkregen. Gelijk de Fenix, als nu allermecft zijnftam Ten einde fchijnt, zigh door de riekende outervlara Aa s Van.  ( Ï7« ) Van Nardus cn Kanncel verceuwight jnet meer gfanffén. Met welk een kroon zult gy 't eerwaerdig hooft bakranden, Q Amderdam! die d'cer geniet van 't groote lijk In 't graf te zinken , tot een eeuwigh Heldenblijk f Wat ftevenkroonzult gy nu op zijn haeren paden, Die hy niet lang voorheen veroverde op de plafTen, In allerhande lucht? met welk een keur cn pracht Van vlaggen wort hy beft ter aerde nu gebracht. Daer nergens Schecpen op de Zee met wimpels prijken, Die hy niet voor zijn macht eerbiedig heeft zien drijken? Al 's werelts vlaggen dan , en d'eer van 't zeegezagh Geveilight en gedaaft, bedaen in zijne vlagh: pie zy zijn lijkfipres, die magh alleen hem kroonen. Maer hoe zal 't Vaderlant zijn dankbaerheit betoonen!' Is 't in die Lijktombe op te fleren tot zijn lof? Hoe heerlijk men die voltrekke in kond en dof, Noch bouwen fchooner graf in hun gedachteniflen Die hem waerdeeren eerd, nu zy zijn daden mifTen. De nijt, hoe wrevel, heeft toch met het leven uit, En voelt dat haer gebit op dootgeraemte duit. Noch was 't genoegh den naem maer op de zark te lezen Voor zijnen lof. wie kan daer van onwetend wezen? In welk gewed is toch zijn fabel niet vermaert, En blinkt veel verder als Orions oorlogszwaert; Maer 't was onze eeuw noit van den nazaet te vergeven, Dien 't haften zal hem ook jn marmer te zien leven. Een eenig graf was voor dien Held ook veel te kleen. Het nootlot wilde 't aen zijn glorie al befteen. Het Vaderlant, door hem in meer dan veertigh (lagen Verdadight, daer hy heeft de zege weggedragen, Bewacrt het lijk met meer eerbiedigheit en zucht, Dan 't onderaerdfche Rome in menigh grafgehucht Het heilige gebeent der oude Kriftenhelden, Die tegen Neroos haet en Antonijn zich ftelden. 'T oproerige Sicilje, och ons te wel bekent Door zijn vermaerde doot, daer 't fchuimende element Van dootfehrik tegen ty en droom fcheen aen te wrijten, En Etnaes oven fot den afgront op te fplijten, Heeft  e 379) Heeft in haer vruchtb'ren fchoot het dierbacr ingewant, Als met een voorfpook, juift aen 't Sirakuzer ftrant. Niet anders, dan of .die beveiliger der baren By Archimedes graf, na zulk een reex van jaren, Te* .deele mcê een placts molt hebben, in hun daet Jpkang'èfen zoo gelijk; die red den vegen ftaet, Door wiskonft, en hy weet de vyandlijke kielen Door zijne fpiegcls cn hun 'vlammen te vernielen. Dcc-: als hy bli .ent met zijn ""Spiegel, waer hy ftreeft, Ziet hoe de zee ;ot op het grontzant fcheurt cn beeft, Waer op de donder, met een weerbarft aengeronnen, Acrdtbevi g fchept, en voert de doot uit zijn kanonnen Ten reye ; of als hy op zijn hoogh kampanje in vier ■En weerlicht voort gerukt, met Hollands zeebannier, Pe waterfcheinfcrs komt beftoken en braveeren, En zietze al vlugtehdje cn verbaeft hun fpiegels keeren. De zee, zoo wel zijn graf van eere, als velt van moet, Heeft d'eedle droppelen van zijn doorluchtigh bloet, Datkoftlijk heiligdom, herfchept in bloetkoraelen. Dan kan de werelt zelfs zijn grafftce naeu bepaalen. Nu ftel vry Amfterdam haer konft in 't werk, en eer* Mct een gedachtenis, die d'eeuw.en langh braveer', Het lichaem, en vertoon in marmre tafereelen Zijn daden, uitgevoert in alle werrelts deelen: Op dat zijn deught, gelijk een vonk in tonder vat En zich verfpreit, het bloet der helden in haer ftad Te meer ontfteke, en wekke alom de Batavieren Het harte , om mee hun hooft met zulk een kroon te fieren; Én dwingt den vyand in te toornen zijn ge welt, Als hy hoort noemen dien ontfachelijkften Held. U I T- f De naenj van het Schip, voor dezen meermalen by den Adinirael gevoert-  C S8o ) öitvaert Van den Ed. Manhaften Heere, de Heer MICHAËL de RUITER, Ridder, &c. L. Admirtel van. Hollant en Weftvrieflant., &c. ivOoleght, helaes! die waterhelt. Die fchrik der vyandlijke vlooten, De groote Ruiter, neêrgevelt! Europa heeft haer vervv verfchooten] Van fchrik, op zulk een zwaren val. Maer Neêrlant treft het boven al, Dat in zoo veel vermaerde flagen De zeetriomf heeft weggedragen Door 's Mans voorzichtigfte beleid v En onverwonnen dapperheid. O Siciljaenfche kuft! ó ftroomenl Is ons die Zeemars dan benooinen! Trinakrië, met al uw fteên, Hoe ftont gy voor het hooft geflagen, Wat doodfchrik reed'er door uw leênï Toen Michaël, voor uitgedragen Op 't brieflchend waterpaert vol vier, De Nederlandfche zeebannier Aenvoerde, en in de Franfche vlooten, Op 't barften van de donderklooten,, En gruwzaeme oorelogsmtvzijk Der zeekortouwen, viel, gelijk Ien Adelaer met klaeuw en veder, Stort op een vlucht van gieren neder. Scheen 't u niet, of Tyfoëus weer^ Daer Etne vaft ftaet op zijn lenden, En fchiet op hem haer wortels neer, Met arbeit zich zocht om te wenden? Rn  c 3*i i> En braekte met een helich gèlüit Een zee van vier ten fchoorfteen uhs En wentelde 'de ftuivertde aflcheri Tot in de Midd_;!antfche plafTen, En glas en fteenen, half verbranf, En brokken van zijn ingewant? Terwijl al d'oever fchijnt te gloeien, En fchud en davert op zijn loeien. Scheent gy niet van uw' wortel «f ^ Te fchokken, op den feilen donder Des Ammiraels, hier op zijn graf Noch ftrijdende als een watenvonder? De buskruitwolken dekken *t ftrant. De roode haen kraeit moort en bnmt. De zee fcheurt open tot den navel: En Scylle Ontduikt de vlam der zwavel: In zulk een ftorm en oorlogsgloed Ten kofte van het Franfche bloet, In zulk een onweer op de baren, Moeft Micbaël ten Hemel varen. 't Bedroefde Neêrlant, platgetreên Èn afgepijnt door ooreloogen, Heeft noch geen grooter ramp geleen; En fchreit vergeefs met bloedige oogen Op 't heldenlijk, dat in dees' noot Te vroeg ten roof viel aen de doot: Indien hy anders is geftorveri, Die zoo veel glorie heeft verworven j En in het eeuwigh diamant Met zijn rapier en ftrijtb're hant Zijn eigen daden heeft gedreven, En met zijn bloet zijn lof gefchreven. Wat werreltsdeel weet van zijn deught Niet met een vollen mont te fpreken, Zelfs in het bloeien van zijn jeugt? 't Zy hy in 't Ooften door quam breken: Of fchuymde d'Afrikaenfche kuft, En Araerijke fteide in ruft. Of  c S8ï i Of tot den Bosfor opgevaren, Verdadiger der vrye zee, | - Of ankerde voor Cliattams ree. Of temde witte en zwarte Mooren , Als was 't geluk hem acngeboorcn. MefTyne trek vry 't rouwkle'et aen. Hem, die haer quam van 't juk bevrijden; Zoö verre uit onzen Oceaen, Bezwijkt zijn been, in 't hevigh fixijden, Maer niet de moet, die. onverzeert De doot in haer gezicht braveert. Nu fier vry alle drie uw kapen, Siciljc, met het heldenwapen Van Neêrlants grooten Ammirael;' Terwijl het lijk met fhiel en prael Wort in het vaderlant ontfangen, En 't flagzwaert in 't geftarnt gehangen. jf. Antenides, vim der Goes. lyk-rouw der maas-stroom, Op de treurige Ontfangkenis van het Lijk des grooten ZEE-VOOGDS MICHAËL de RUITER* JE En ander, in zijn Romv-galm uyt gelaten, Verhef zijn item , na 't benten der granaten; Na 't bald'ren der kartouwen; na 't gebruyS Der baren; 't Maan van hagel en harpuys, En wat zich loffe uyt meer eh mihd're monden; 't Geloey van ftorm, en onweer, en al 't geen Den afgrond zelf doet dav'ren in zijn gronden; Daar 't huyl', en brull', en donder' onder een. 3 Mf  C 383 ) My fchijnt de fmert beklemt de ftem te ftikkerij En kropt de bord met hijgen, en met hikken, En zuchten, doodfch, en treurig; want de fmart En droefheid leyt gelijk een fteen op 't hart, Wanneer we hier den tocftel zien voor oogen , Der haateHjkfte en naare ftaci-praal, Waar met den Staat, in ftee der eere-bogen, Ontfangt het Lijk van Hollands Admiraal. Geen Admiraal, maar die de naam een 's Vaders Des Vaders, om het eerlijk bloed in d'aders, Met recht verdient, diens zorg, en liefde-zucht, Voor 's Lands behoud, en welftand, was beducht: Geen Admiraal die met de vlag te voeren Zich zelfs vergat, of t'eygenzinnig was; Of, 't geen den Staat gevaariijk kon beroeren, Een'and'ren koers wouw zetten op 't Kompas. Geen Admiraal van woorden, maar van daaden: Op blijkb're zeeg met Lauw'ren overladen; Dien niet de drift des Volks, of 't valfch verzierf Met zege kroonde, op 't ydel ftraat-getier: Maer dien de möed van wijsheid wierd geregelt, 't Beleyd gevolgt van deugd, en dapperheyd, Tot dat alfins.de zege zelf bezegelt Zijn moed, en deugd, en wijsheyd, en belcyi En zienw'helaas! Hem in een Jacht verfchijnen; In 't bruin gezeet van Schans-kleen, en Gordijnen, Met zwarten baay gedekt op 't Paveljocn! Zoo plag hy niet de Baayen aan te doen, Te (leuren 't nell van Roover, en Vrybuyter, Dc Vrye Zee te vcyl'gen van geweld; Of daar 't de nood vereifchte, fleren Ruyter, Te vliegen, met zijn Zeepaard, over't veld. Gelijk een-brandt op 't veld der blauwe baren: En komt hy dus na 't Vaderland gevaren! Klecn overfchot! en brengt men, bang te moe, Hem dus zijn dienft, en eerbewijzing toe? Moet  C 384 ) ? Moet dus den Staat helaas! den Heldt ontfangen S Doch wel gepaft na haare ftand, en ftaatj Men vindt geen ftof van blijde Zege-zangen, Men draage in *t zijn 't gemeene rouw-géwasd. Sicilje, zag uw'kuft die Parel zinken, En dacht men noch zijn glóri te zien blinken, Men reek'ne dan voor zoo veel ons geluk Dat g'ohs zoo lang van ons verlies en druk Onkundig hield; och! mocht die druk verflijten, Met niet van nieuws, door 't ndare treur-vertoog} Dit hart-quetfuur, en borftwonde, op te bijten; En in die wond te vrij ven zulk een loog! Wy fcheenen zelf de Winter, en de Winden, Met ons verlies rriedoogende te vinden; De Zee geleek hier me gevoelig van; Want elk weerhoud het Lijk zoo lang hy kan: Of zocht hem elk t'omhelzen na zijn waarde? Of moeft het Spaanfche, en wild'het EngelfchRijk; Dc deugd, die liefde, ontfag, en achting baarde, Na 's Mans verdienftc, erkennen in zijn Lijk. De Maas een poos in 't harnas hecht beflageri Wraakte infgelljks 't gebijt van bijl en zagen, Als fchrikte hy voor dees aankomft; doch geparit Van hooger hand breekt open met een barft, En recht als moeft hy dus zijn wanhoop melden, Stort als een zee zijn vollen boezem uyt, Gelijk een krop van traanen, op de velden! Tot dat Hy weer zijn armen fluit; En 't Lijk beklemt, en ophoud, in de haven; Als poogde hy 't aan zijn Zeehof te begraven: Om hier de Stad, nvt zulk een Avondftraal Van Hollands befte en grootfteri Admiraal,' Een tweede glans, en luyfter, by te zetten ; Gelijk haar d'eerfte haar groote Inboorling gaf; Zoo ftrekten tot haar glori twee trompetten Era/mus wieg, en held de Ruyters graf. Doch twijl de Maas zich weer ontlaat in traanen, En zwakker word met die den loop te baanenj Bes  C 335 ) Bevind hy dat den Amftcl, hem te ftérk, (Die 't Staats-gezag ftelt.met zijn macht te werk) Het groote Lijk ontweïdight uVt zijn armen : Hy fchudt den kop, en in zijn eer gehoont, Veracht met een het laf en vruchtloos karmen, Die dus zijn riioed, én dus zijn recht vertoont* Zoo moeft ik dan mijn vloed en waat'ren leenenj Om mijnen Held te ontfangen, te bewecnen, En quyt te gaan? nadien men rcchtevoort My neemt het geen my evgen toebehoort: De Ruyter, op mijn rug te paard geftegen, Omring alhier den grooten Watertoom, Tot dat ik Hem, verheerlijkt met den zegen, Hier weer ontfing, en opzette aan mijn zoom. En hu hy my, van fnoodcr lot getroffen, Dus wederkeert, verbied men my te ftoffen Op zijne Tombe? of word my, niet de dood, Ontzegt het Lijk t'ontfangcn in den fchoot? Of zoude het min op onzen Oever ruften, ('k'Heb 't zwaar verlies ter nood dus ingefchikt;) Indien we 's Helds gebeente en graffte kuften? Hoewel my 't hert geen yd'lë trooft verquikt. 'k Haat dan de pracht der Mariri'ré graf-gewelven, Nadien men daar de Ruyter zal bedelven; Wat baat de Deugd verheerlijkt na de dood, Op 't nuffen van zijn wijsheid in den nood? 's Mans fchadubeeld is ydcl, cn vergangkelijk; Wie oyt het waar' in waarde en achting hiel, Ërken zijn deugd, en daden, heufch en dankelijk, En draag hier van het denkbeeld in de ziel. J. O U D A a Ni V. Deel. Èfe « ROUW*  ROUW- en ZEGEN-ZANG, Ter eeuwiger Lof, en Rulle Van den Ed. Heer MICHAËL de RUYTER, Hertog, Ridder, &c. D. Admiraal Generaal van Hollant en IVeJlvrieflant. Evnd'lijk is dien Helt aan 't rullen, Dien bewuften ADMIRAAL, en fchrik der zeên; Die ontelb'ren Zegcn-plucker, En ontrucker Van zoo menigen tropheén: Die te water 't Landt noch llutte, En befchutte Voor een onherftelb're val, Toen 't gebouw des Staats zoo zakte, En verzwakte: Die toen ftreed voor Necrlants wal Dat twee Konings vlooten vlooden, Vol van dooden, Driemaal achter een in 't jaar, Daar aan d'uytflag hing befchooren, 't Lant verloorcn, Of behouden uyt gevaar. Ruft dan vry eens, werelts wonder! G' hebt hier onder Een-  C 387 ) Eenmaal eer genoeg behaalt; Mits bevochte fteven-krooneri Blijkbaar toonen Dat men in 't getal al dwaalt. Daar geen pennen van Poëten Stof ineer weten, Door de overvloet van ftof: Kan een Heldt langs helde-trappen Hooger Mappen, Als op d'hoogfte trap van lof? Keen ! neen ! Neêrlants roem der Helden! Kloekheyt ftelden U tot Veyliger der Zee; Én tot fchrik der Water-plagen, Die 't verjagen Van haar macht geen nieuw meer df. Die uw Daden naam wou geven Deed' maar even Als die 't toorts-licht van de Zon Poogde met een lamp te luift'ren, 't Zouze duift'ren, Want gy quaamt, gy zaagt, en wori. Ruft dan, puyk der Admiralen: 't Zege-pralen Door uw kloek en wys bellier, Is op aarde in tóp volltreden; 't Heeft dan reden Dat u eenmaal 't Eer-graf cier. Maar, ay my ! 'k voel onder't fchrijve» 't Bloet verftijven; Ja mijn hert ontzakt my heel, Als ik denk, hóe 't Lant zal derven, Door dit ilerven, Zoo een dierbaar Lant-juweel: Daar de Goddelijke vonken, Steeds uyt blonken, Bb 1 TR  C 388 ) In zijn Godsdienft, of Gezag; Zal die Zon dan niet meer blinken? Moeft die zinken In een vreemt ge weft? ach! ach! Ja, daar fchcen hy toe gebooren. Van te vooren Was hy 't fcheut-vry Schilt des Staats-, Zoo veel bald'ren, barften, braken, Uyt zee-draken , Schaften nooit dien Helt iets quaats. Maar, zou hy Achil gelijken, 't Moeft eens blijken Dat zijn voet geen ramp weerftaat: Eynd'lijk moet een kruyk (na 't fpreeken) Toch eens breeken, Die zoo lang' te warcr gaat. Laat dan 't Siciljaans Meflincn Zich vry dienen Van die duur-gekochte doot; Neen! geen vyand zal 't zich roemen; Want het noemen Van zijn Naam, zijn lof vergroot. Zwijg de naam dan van dien Ridder, Die"t gefidder Door uw merg en bccnen joeg: Die als Perfeus op zijn Pennen Aan quam rennen, En als Monfters u verfloeg. Maar dien roem der Nederlanders Gaf heel anders Aan zijn lantzaat juichens ftof; Als hy Konings vlooten knakten, Datze zakten Met verminkte le'cn na 't Hof. Nu, mijn lants- en druk-genooten, Zijn 's Lants vlooten In  C 389 ) In dien grooten Man ont-Hooft? Neen! dien wakk'ren Helden-queker Laat ons zeker Krooftna, dat niet min belooft. Toen dien eed'len Heer van Gelde» Voor den Helder Strekte 's Vaders arm op Zee, Daar het Noodtlot hem benijden Meer tc (Vrijden, Toen hy proef van wond'ren dé. Toonde toen dien nooit volprezen Niet te wezen (Schoon behuwt) eenMavors zoon? Wat zal dan den Staat niet wachten! Moedt, en krachten, Van zijn Krooft; die jong gewoon Was de werelt te verbeelden Wie hem teelden, Door veel blijken van zijn moedt: Daar hy toonde hoe Arents jongen Nooit en zongen Anders als den Arent doet. Laat nu vry die Zee-gedrochten, (Die niet zochten Als een pelt te zijn op zee) Haar verjagers dood vry reek'nen Vreugde-teek'nen: Neen, Zec-plagcn, die 't u dé Heeft een nazaat 't Lant gefchonken, Daar men vonken Vroeg van 's Vaders vuur in zag: Die zal 't Ruyter-fpoor beftappen, En vertrappen Die Biet vlie'n wil voor zijn vlag. Hertog, Ridder, groote Ruïter, Geen vrybuyter Eb 3 Wacht  C 390 ) Wacht min gees'Iing van uw Kroofl: En niet meer kan d'ingezeten Doen vergeten U te mifTen, dan dien trooft. Weg dan tranen; 't kon niet andersNederlanders, Voer dien wak'ren MicriAëL Op Elias Ruyter-wagcn: 'k Zie 't we'er dagen, Als zijn Engel krijgt 't bevel. D. S c h e l t e. ROUW-KLAGE, Over de Dood van Hollands Grooten Admiraal, De Heer MICHAËL de RUITER En het Ongeval, 's Lands Zeemacht, in de Middelantfche zee, fcdert overgekomen. 'c CjEval, dat noyt De Ruiter aan dorft randen Met ongeval, daar zijn befticring blonk, Die noyt de Zee beflagen zag met ichanden, Daar Neerlands eer en glory in verzonk, Zoo lang de toom van 't Zeepaard op de Baren Zijn dapp're vuyft, en voorzorg wierd vertrouwt; Waar by de Staat noyt qualijk is gevaren, Wen zijn beleid die viert of wcderhoud: Dat  C 39» ) Dat los Geval heeft end'lijk d'ysre keten, Waar met het aan 's Lands welvaart fcheen geboeyt, (Nu los gerukt) zich van den hals gereten; En van dien dienft als walgend' en vermoeyt, Schijnt verder als uytzinnig uyt te fpatten, En recht den Staat te fteken naar het hert, Met 's Lands Gezag, en Zeemacht, aan te vatten ; Die, eerft verdeelt, nu niet verdadigt werd'Noch dorft zy 't niet, zoo lang de Zeeheld waakte, Die gauw te Roer zich op 't Kompas verftond, En 't zy wat ftorm, of dwarling, hem genaakte, 't Bedrog der Zee koft peylen tot den grond: Om dan 't verderf, en d'ondergang dier machten, In wederwicht gehouden by dien Man, Met wis gevolg, enuytkomft, af te wachten, Bracht ze eerft de Dood als in haar eed-gefpan; Welk evenwel den Held niet durft genaken, Als met van verre een Helfche Donderkloot Te werpen, of z' in 't zwindtlen hem mocht raken5 Die hier Achil gelijk word in zijn dood, Aan 't uiterftc cynd der eene voet getroffen: Daar zulk een flag dien Piler, dien Duïl *, En ach! met hem 's Lands Steven-zuyl doet ploffen, 's Lands-eer-pilaar, waar op het zwaar gefchil Des Zeegebieds, met daden meer, dan letteren, In 't eeuwige geheugen ingedrukt, Beflifcht ftond; dien geen vyand kon verpletteren, Indienze niet uit nijd waar omgerukt: Wie kan helaas! aan 't eeuwig Zegeteken Der voor'ge tijd gedenken, dat hem 't hert, De gal, en't bloed, niet zwellen, berften, breken En zieden zal, van weedom, fpijt, enfmert; 't Zy toen de Zon, in 't toppunt opgevaren, De dag te kort, en noch, en noch een dag Te kort zag, en moeft duyken in de baren, Op 't vierde licht, voor 't eynde van den Slag: Bb 4 * Cajus Duillius, Burgermeqfter van Romen, is d'eerfte der Romeynen geweeft, die de Karthaginenfen te water overwon; en daarom met eenScheepszuyl, en veel Eertekenen , van den Raad en 't Volk van Roomen, verheerlijkt wierd. Die  (39=) Die Slagh, de ramp der Koningrijke Schepen, Tot dertig toe gezonken, of verbrand, Of voor de vuyft, in 't ent'rcn aangegrepen, Met Held;aioed verovert, en vermant; Die Slag, waar in een Hoofd van 's Vyands Vloten, Een Admiraal, gebogen in het ftof, Zelf van den Slag, en hocze wierd bclloten, 't Verflag quam doen den Staten op hun Hof: Of toen de Leeuw van Holland op de Stroomen Van Engeland, die floot, of openbrak, Hen innetoomde, en niet zich liet bctoomen, 't Vuur in hun Vloot en Magazijnen ftak; En noch voor 't left twee Koningkrijken temde , In hun vereende, cn trotfe Watermacht, En Montagu in zulk een prang beklemde, Dat hy , dien 't Schip ontzonk, in Zee' verfmachu Waar is dc glans dier dagen heen vervaren! Wie weert (en breekt hun ketens met gebruys) Dc dwing'Iandy der Trotfen van dc baren? Wie brengt ons nu hun Admiralen t'huysï Hoe is, helaas! dat Zee-toneel verandert! De Schermen van dat heerlijk Vertoog Om veer gerukt, en op dien Wapenftandert Geftolpt het peuyn van d'eerfte Zegeboog; Dies ziet men nu de kracht van d'ecr der Vloten Aan brokken, hier, cn daar, en ginfeh, verdeelt, En flauw gevolge van laffe Bondgenoten, Daar 't los geval met haar bef'chering fpeelt, Tot daarze, tot lijf berging in de Haven Gedrongen, word befprongen van 't geweld, En als een romp-gebrand in 't dok begraven; Niet als voorheen verdadigt van dien Held: Helaas! Achil, eens aan d'een zy geweken, Zag, op de fchrik des Volks, omriatgety, Van Hektors toorts de Vloot aan brand geftcken; Maar onze Achil leyt eeuwig aan d'een zy: <  ( 393 ) Nu Iaat ons niet het Heldelijk betreuren, Maar treur om 't leed van 't quijnend Vaderland: Doch 's is vergeefs met klagen 't zwerk te fcheuren, Men fchcurt vergeefs zijn eygen ingewand; Hy, als een Held ten Hemel opgeftegen, Befiuyt en kroont zijn dagen met een glans Waar van noyt eeuw dc glory uyt zal vegen; Voert onbezwalkt zijn onverwelb're Krans: En uyt de Vloot hoogheerlijk opgevaren, Ziet z' achter zich verzinken op de Baren, J. O V D A A N, Graffchriften op den zeiven. r. Hier wordt de RUITER van het Vaderlandt befchrelt, Zyn zeekund', vafte trouw en heldendappcrheit, Van Godt gezegent in de befte en boofte tyden, Verdiende een Zeelaurier in vyftien groote ftryden. I I. Hier ruft de RUITER , hooft en heil van Hollands vlooten. De vrye Staat werdt door zyn voet in 't hart gefchooten. Die nooitvolpreezen Heldt was met zich zelf te mildt. Dat onwaardeerbaar bloedt werdt veel te licht gcfpilt. I I I. Dit 's 't graf des Heldts, der Staten rechterhandt, De Redder van 't vervallen Vaderlandt, Eb 5 DJe  C 394 ) Die in een jaar twee groote Koningkryken, Tot drymaal toe, de trotze vlagh dee ftryken: Het roer der vloot, en d'arm daar Godt door ftreé. Door hem herleeft de vryheit en de vreê. G. BRANDT. R E-  3S?S REGISTER. &. J\ ardenburg. Het Ooftindifch fchip Aardenburg veroorzaakt door zyn t-aaghei: in 'i zeilen veel fcbade aan d'andre fcheepen. V. Deel. 80. Aart van Nes, Zeekapitein, quvt zich dapper tegens Blaake. I. 92. draagt zich manhaftig in de zeefjag tegen de Swed n in deSont. I. 356 wordt Schoutbynacht. II. 7;.. is in lyfsgevaar door 't omllaan van zyn floep. II; 309. wordt Viceadmiraal van deMaaze. II. 369. leidt di neeviraf. Ii. 428. begeeft zich op 't fchip Rotterdam. II. 432. valt onder d'Engelfchen en is in noodt. II. 4!?3, verhaal van 't geen hem in den ftorm en daarna was b-je.ent. II 484. raakt ir. gevecht met d'Engelfchen, en ontzet twee Ooftindifchvaarders. II.487. wort door Wildtfchut en Ooftrum verlaaten, li; 488. komt met elf fcheepeu bv de vloot, tn wordt bedankt. II 4B9. wordt paar Rotterdam gezonden. II. 402. wordt L. Admiraal van de Maaze. III. 2. voert voor een tydt de vlag va;i den Opperarimiraal in 't gevecht. III. 53. vecht met den E gelfchen Admiraal van de roode vlag. III. 114. wordt van de Ruiter aan zyn boorde ontbooden. KI. 122. bun onderlinggefprek.IU. 112. wordt naar Bolton gezonden. III. 272. vecht op de rivier van Londen. 111. 3^6. raakt met den Viceadminalder roode vlag in't gevecht. IV. 65. in trroot gevaar van te verbra den. IV. 66. komt de Ruiter tegens de fcheepen derblaauwe vlag te hulp. IV. 79ontzet zyn broeder. IV. 80. vecht met Prins Robbert. IV. 484. Abraham Faas, Vlaamfch Kapitein. III. 178. Abraham Hodge. II. 238. Abraham van der Huift wordt Viceadmiraal. II. 423« doodtgefehooten III. 5c. zyn lykltacy. III. 86. Abra-  396 REGISTER. Abraham "aftelein deelt den Griffier Fagel een gewichtige tydma; fik Colche.kr mede. IV. 158. Abraham Kokquet. H. 447, Abraham van Peer. IV. 14. Abraham Schryver. IV. 350. Abraham Taalman. IV. ^76. Abraham van Zyl. m, i2+* Achnet Turx Keizer. 11. 47. Adelaar. Dej0ngeAdeI2ark0mtbydeRuiter.il. 371. Adeldom door eige deugt verworven is de pryswuar. digfte. 1 9 Admiraliteit t'Amfterdam ftelt order om den Engelfcbén het onderzoek der koopvaardyfchepen te beletten. 1. 242. de Ruiter wordt Prefs jent in d'Admiraliteiten. II. 552. de Raden ter Admiraliteit t'Amuer. dam zoeken te weeg te brengen dar, de Ruiter van AmMerdam zou afvaren. II. 553. Adriaan Bankert, Zeekapitein, naar Landtskroon gezonden I. 416. Adriaan Bankert zyn fchip zinkt. III. 117. metacbtien fcheepen afgezonden , om d'afgedwaalde en volgende fcheepen te befchermen. III. 127. ontzet drie fcheepen lil. 128. wordt L Admiraal. III. 168. komt met vyf Zeeuwfche fcheepen by de vloot op Chattam. UI. 261. zeilt de revier van Londen op tot by Gravezan.1t. III. 279. vecht met de witte vlagge. IV. 73. komt 'in perfoon bv de Rui.er in de vloot, en begeeft zich op't fchip Domburg IV.342. raakt nevens de Ruiter in gevecht tegens Prins Robbert. IV. 354- lydt fchade en wordt van de Ruiter ontzet. IV. 354. zyn bedryf tegens het esquadreder witte vla,ge. IV. 388. vecht met het esquadre der witte vlagge onder Eftrée. IV. 483. Ad iaan Bras. II. 417. Adriaan Bruinsvelt fneuvelt in de Sont. I. 359. Adriaan Dirkfz Houttuin. I. 350. wordt door liorm van de vloot «efcheiden , en komt naden ftorm by tien oorlogfcheepen en drieOoftindifcnvaarders. II. 500. komt op het D Jggers Zandt. II. 500. vervalt byna on • der d'Eng lfche vloot, maar wordt door een Huisdtiiner galjoot gewaarfchouwt. 11. 02> Annobon. U_ 33o" Amigoa. ni 34o' Antonides. 33l Antöny Fernando. I.' 3 3! Antony Korneliszoon. n 022* Appleton. 1. i05* Arabifche boeken en kaarten te Saleé opgezocht voor den Staat. j,- 2l6_ Arlingtons aanmerkelyke woorden met de Hollandtfche AmbalTadeurs g;wiflelt. \\\, ^±7, Armant du Cambout. u't. 9g] Armand van Gramont, Graaf van Guiche, komt nevens andre Edellieden op 's Landts vloot. III. 30. Armoe van de Ruiter in zyn jeugt. ]. ï2\ Arnando Dias, een Spaanfch Renefcaat, van de Ruiter ter galge verweezen. 1. Tp,. Arnoudt Gyfels, Admiraal van de vloot naar Portu8aal- I. 2o. Arnout van Ovetbeeke, K< mmandeur der Ooflindifche retourvloot. IV. ig2Artykelsbrief, nopende de ordres ontrent de vl „,t. II. 427. Aitykelen der overgeeving van het eilandt Goereê op  REGISTER. 299 op de Guinefche kuft, in handen van de Rui. ter. H. üo8. 209. Asjan door d'Engelfchen verlaaten. II. 319. Askue op Loeveftein gebraght. III. 86. zyn oordeel van de Hollanders. III. 95. Zoekt Georg. Atteilatie aangaande het falueren en refalueren, tusfchen de vlaggen van Vrankryk en den Staat der vereenighde Nederland :n voorgevallen in December 165ï- III. J93- aangaande riet falueren en refalueren van de Ruiter en Montagu. III. 206. van da Ruiter en Laufon. 1H. 207. Atteftatie van de Hollandtfche Admiralen, aangaande het falut en contrefalut, tufTchen de Ruiter en den E^gelfchen Viceadmiraal Laufon voorgevallen- II. 315. Augufta. Toeleg op Au^ufta. V.203. wordt geftaakt. V. 205. Auke Stellingwerf, L.Admiraal van Vrieflant, gefneu. velt II. 379. Aukes. Ziet Doüwe Aukes. Avontmaal. Heilig Avontmaal op de Ruiters fchip gehouden. IV. 34.9. Ayamonte. I. 25. Aylua, L. Admiraal van Vri'flandt, komt met de Vriefche fcheepen in 't Konings Diep. III. 246. B. "Raakens langs de flranden. IV. 449. Baart Dirkszoon van Purmerent, Scheepsluitenant, wordt vermoordt. IV. icg. Bahus. I. 493. Bankert. Ziet Adriaan. Barbados, gel gentheit daar van. II. 233. Barbadosvaardas. Toeleg, op d'Engelfcha Barbadosvaarders. III. 322. Barent Hal. II, 480. Barrnt Hom. II. 353. Barent Maartens^oon. V. 29. Barkley ddodtgefchooten. III. 35. Barkleys lyk gebalfemt en n'ar Engelandt gevoert. III 86. Barmhartigheit van de Ruiter aan vyanden bewee- zen.  400 REGISTER* zen. tl 35-'aaneen Franfeh fchip, dat ten einde van leeftocht was. I. i7S. Baron de Bufca op 't voorfchryven van de Ruiter by den Koning van Vrankryk weer in genade aangenoomen- III. i8r. Baron Muskerry. II. 378. Bartholomeus Rietbeek. II. 2^3. Baftiaan Senten verovert een Parlementsfchip. 1. 82. Baxftarre. II. 345. Beaufort, Admiraal van de Franfche vloot. III. 5. bedenkingen over de conjunctie van de Hollandtfche vloot met Beaufort. III. 183. Bedaartheit van den ouden Tromp in't vechten. I. 134. Bededagen. I. 125. II. 375< 436-438. alle maandenge houden. II. 552. IV. 20. Bedrog van een Engelfch Kapitein. I. 344. Behulpzaamheit der Engelfchen. I. 33. Beleg van Bergen op Zoom. I. 13. Bellechere. 11. 232 doodtgefchooten. II. 334, Belooningen van den Staat 's JLandts Opperhoofden toegevoeght. I. 102. geftelt op 't veroveren van Engelfche fcheepen. II. 371. 372. Belt. De Belt. 1. 476. Bentivoglios getuigenis, noopende Hollandt en Zeelandt. I. r. Bergen in Noorwegen. De Hollandtfche vloot komt daar voor 't landt. II. 4S3. krygt tyding van 't gev echt derEngelfchen met d'Ooftindiiche fcheepen in de haven van Bergen. II. 454. «lyt aangewendt om de fcheepen aldaar leggende uit te prefien. II. 455. twee fregatten en een galjoot daar na toe gezonden I V.215. Bergen op Zoom. I. 6 belegert. JJ, 13. Bernard de Salinas, koomende van Londen, begroet den Ruart en de Ruiter. m. 280. Berm.rdus Somer maakt een lykdicht op zyn Schoonbroeder van Gelder. IV. 502. zyn gefprek met de Lira, Afgezant van Spanje. v. 273. Beroerte ontrent de Ruiters huis op 't Waalseilandt. IV. 224. Beflag der Hollandtfche fcheepen in Vrankryk. I. 260. der Franfche in Hollandt. 1. 276. der Hollandtfche weêr in Vrankryk. I. 288- Beverning Ziet Hieronimus. Bevefikr. De Ruiter komt daar ontrent. III. 30D. Beu;.  REGISTER. 40I Beuningen. Ziet Koenraadt. Bewinchebbers der Ooftindifche Kompagnie doen een verzoek aan de Ruiter. JV 45o- Bielke, Admiraal van Denemarken. I. 359.472". 47s'. Biskaayfche kommiffivaarders. ^ 3^* Biflchop van Mun(ter verkundight den oorlog tegen de Staaten. IV. 16. moet het beleg van Groeninsen verlaten. ö lv> ^ Blaake, Admiraal van 't Engelfche Parlement,'vecht met Tromp. I. 49. met de Wit en de Ruiter, f. 73; zyn gevecht met Tromp by Doeveren. L 81. by Poortlandt. I. 88. hy ontmoet de Ruiter op zyn toght mar Barbarye, en begroet hem met eerfchooten, en door zyn Kapitein. j. Ig0> Blaauwe vlag van Tromp bevochten. III. 119.' ver* n™'?» III. 120. Bleeking. I> 4p## Blydtfchap over de Ruiters wederkomft uit Guinea.' Blok doodtgefchooten. U'1 Borkum. ]I# ,1. Bodegraven verwoed:. IV.' 279* Bod/ey, Engelfch Kom man deur. I. 106. Boertreden van de,n Koning van Zweeden met den Gezant Terion. 1.362. Boertreden te Keulen. IV. 480. Bon verovert. 53ö> Bona. DekaapBöna, een uithoek van Afrika. II, 22* Zoos' II. 519. Bootsgezellen die wegliepen geftraft. I. 337. Boreel. Zoekt Willem Boreel. Bornbolm. [, 4g0. Boshuizen, Kapitein. 1* 473. Bofton. Toeleg op Bolton. III. 272. Boter. De Ruiter befmetrt zyn fchip met Ytfche boter om den vyandt t'ontgaan. I. 37. Bottrou. II. 2.3. Boudewyn Keuvelaar. II. 47». Boukhonï. B°y,e* 11. '378* Brakels (Johan) dapperheit op de rivier van Chattam. III. 249. wordteerlyk beloont. III. 269. Brakel (Pieterj, Schoutbynacht, naar Lubek gezonvn „ 1.449. 474. V. DfEt. Cc Brandt  40a REGISTER. Brandt te Londen. lg7. Brander. Engelfche bran'erop da Ruiter afgezonden, en wyffelyk door zyn beleidt afgekeert. III. 124. Brandtfcheepen, Belooning aan het volk der brandtfcheepen, die de Turken zouden aanvallen, belooft. L Brantfcheepen. De Ruiters zeggen dien aan«aan'ie. III. 88. Brand^wyn. Groote onorde daar door ontdaan. II. 309 Breemer Schipper mifleidt de Hollandtfche vloot. II. 498. Breit. Pryzen van Breft afgehaalt. HL 320. Brief der Ambaffadeuren, Meerman en Boreel, uit Eng;landt aan d-- Heeren Staaten Generaal gezonden. III. 342. der Ambaffadeuren van Beu- ingen enVryber en. IV. 147. der Ambaffadeuren Halewyn en B ireel.1V. 140. van de Raden ter Admiraliteit. U. 8. 148. 256- van Van Beuningen aan de Ruiter. III. 81. aangaande de Ruiter en zyn aftoght. III. 134. van Chriftiaan de V. Koning van Denemarken, aan de Weduw van de Ruiter. V. 269. van Don Jan van Ooftenryk aan de Ruit:r. V. 88. van Eduard Bakwel aan de Ruiter. V. 63. van den Raadtpenfionaris Fa. el aan de Ruiter. IV. 458. van den Graaf van Sandwich aan den Generaal Monk. II. 510. van dtn Groothartog van Toskanen aart de Ruiter. V. 197- van de Gevolmachtigden op 's Landts vloot aan de Ruiter. II. 408. van Hamal Bruininx, aan de Staaten Generaal en den Griffier Fagel, nopende de Hongarifche Predikanten. V. 118. van den Keurvorft van Brandenburg aan de Weduwe van de Ruiter. V. 267. van den Koning van Denemarken aan de Staaten Generaal. I. 50?. van den Koning van Engelandt, waar by Engel de Ruiter in zyn Ridderlyke waardigheit wordt beveiligt. V. 60. van den Koning van Spanje aan de Ruiter. V. 98. 103. 224. van den Koning van Tripoli aan de Ruiter. 11. 56. van den Koning van Vrankryk aan d'Ettrades.UI.iól.aanBeaufort. IV. 183. van Malapert. V. 132. van den Onderkoning van Sicilië aan de Ruiter. V. 162. 169. 173. 222. van den Prins van Oranje aan de Ruiter. IV. 180. 294. 321. 335- 374- 412. 4S5- 468. 6. Dorp, Admiraal van Hollandt. I- J34. Dortmouth. De Ruiters komft aldaar. III. 297- befcbryving van 't gat van de haven dier plaatze. 111. 297. Douane. II- 52. Douwe Aukes, II. 417. zyn gedenkwaardige heldendaadt in 't gevecht tegen Askue. I 62. Douwning wordt van Koning Karei in genade aangenomen. I. sio. Ziet Georg, Drontheim. I. 489, Droom van de Ruiter. I. 89. Duinkerkers. De Ruiter kruid op de Duinkerkers. 1.16. komt 'er by wee en ontjaagt deneenen eenprys I.17. de Ruiters krygslift tegen hen gebruikt. I. 37. Duins. Toeleg van de Hollandtfche vloot op Duins door tegenwindt verhindert. Ii. 530. 531. E. E bbe, Wonderlyke ebbe belet de landing der vyanden. IV, 127. Cc 4 Edel-  408 REGISTER. Edelmoedigheit van d n Tripoleefchen Koning. II. 57. van oen Raadtpenfionis de Wit. II. 547. Eouard Bakwel fchnft aan de Ruiter. V. 63. Eduard Montagu zeilt nut de EngeTche vloot 'naar de B Idt. I. 396, fchryft aan WaiTenaar en de Ruiter. I. 397. raakt in een fcherp gevecht met Jan van Brakel, IV. 68. zyn fchip wordtdror een brander aangefteken en verbrandt. IV. 69. zyn doodt en IV 70 Eduard Sprag vecht met de Ho landers op de'rivievan Londen. III. 306. met Tromp: IV. 489. zvn deerlyk einde. jV ' Eedt, den Magiftraaten in Hollandt opgeleidt ter gelegen heit van het perch.il met Vrankryk over 't beHaan der Hollandtfche fcheepen. | 277 Eedt van zuivering. II. 428. inhoudt van den' eedt" door de Ruiter, als Opperhooft der vloote, gedaan. II. 428. yalfche eeden om geldt gefworen. II. 100. Eeuwig ed.cl. m. ,33. vernietigt. 6 iv 1,7 igb.rt Meeszoon Kortenaar quyt zich dapper in dé iont. 1. 358. wordt Viceadmiraal van de Maa?e. i. o93- uordt L. Admiraal. II, 369. fneuvelt door een kanonfchoot. n Elandt du Bois. v 3"' EPooienyer'3rag a'daa" geflooten tuffchen Zweden en Enendige toeflandt binnen 's Landts door d'aankomft des Konings van Vrankryk. iv 87 Engelfchen raaken in oorlog met de Nederlanders on£Pnh0mWev ï geven bri ven van reprefalie tegen haar uit. I. 47. ftaan n:ar de heerfcbapPy 0vcr a- zee. 1. 48. hun verlies in de zeeflag by Sche- l S^zy ,eg8en toe "m de fcheepen, ha- v ns en zeelieden van den Staat met vuurtuigen te verbranden. I. 83. ftryden 0m 't gebiedt d r fee. I? 85. beweerden eertydts dat de zee gemeen en v^ was. I. 87- toon n zich gedienrtig om deHol"andtfche matroozen en vaartuigen in den Rorm te oer. rika Vr33°;tPbegenvya"dtfc,]aP °P de k"ft van Afn»a. 11. i6t. krygen achterdocht of de Ruiterniet rL?"'nerlWaS; 22?' befP»n?cn trouwlooslS de Smvrntfche vloot. II. 363. tarten de Hollandt fche fcheepen me Ooftindien aan in de haven van Ber.  REGISTER. 409 Bergen in Noorwegen. II. 4S3. verbranden de Hollandtlcne koopvaarders in 't Vlie. III 159 Engelfche gevangenen, op Kormantyn bekoomen," worden te JMartinique aan landt gr-z C. II. 338. van de Ruiter ontflagen, en van fcheepen en lyitocht vemen. r n ' , Engelfche fcheepen genoomen. n.' 264.' 353.' Engelfche vloot in 2ee om naar de Sont te zeilen, i. 378- zeilt naar de Belt. I. 396. onder Monk in zee, komt op de Hollanders af. III. vraagt Prcdikant van deR""« genoomenen onder- Engelfch Schryver getuigt loffelyk van de Ruiter! Engelfch Trompetter tracht zaat van oproer in dJvloot te itrooijen. r IV n Engel de Ruiter, des Admiraals eenige zoon,'noch geen vy;tien, jaaren oudt zynde, vafrt met zyn vader naar de Middelandtfche zee. II. 120 hem uordt een vaendel opgedraagen op de kult van Guinca begroeten III. I74. wordt tot Kapitein • Luitenant geftelt op't fchip van Van der Zaan. III. ,26 Tol vaft Kapite.n ventooren en met een fregat naar Fngelandt gezonden. III. 3l9. wordt te Londen heufch bejegent en R.dder geflagen. III. 350. op zyn borft f Zr In ; f3' Trdt bdaft met d'ie fche^en op kondtfehap te I ruiflen. IV. 346. zeilt naar 'svyandte binaehtm&etAe**™B<° 'V 377- wordtSchouï hJveftiPt iv 4"' Va" Zyn Hoo^eit in dat ampt beveiligt. IV. 535- met negen fcheepen gezonden cm n 't Kanaal te kruien! V 28. wordt van den Koning van Engelandt in deRidd rlyke waar fghej V Vl«? W57- kty&k™™ van zyn vad.rs dood V. 263. wordt in zyn vaders plaats met den tvtel van Hartog befchonken.V.271. dietse wordt óp zyn verzoek, in den tytel van Baron verwiffel? Engel Janszoon. Y' a74> Enno Doedes Star neemt bet Engelfch fchip A&£ t IJ. 340. wordt tot Viceadmiraal in de plaats van ï0KoninSP7n-°0ren', ,JI- werdt be aft voor t Konings Diep te kruiflen. iir s, Equipagie yan 'sLandts oorlogfcheepen. IV 297 ^Cc* _ Er-  410 REGISTER. Erbarmnis van de Ruiter over d'ellende des oorlogs. „ . I. 456. Erpenius. I. 217. Ernft van Ailua. I. 448. Erwarentheit van de Ruiter. V. 238. Effen, 't Schip Effen lek gefchooten en naar Palermo gefleept. v. 15 r. Eftrées getuigenis van de Ruiter. IV. 366. Europa. I. 4gs. Evert Antoniszoon. I. 127. Evert van Geld;r vervalt onder d'Engelfchen, die zyn fchip veroveren. II. 498. zyn fchip in den brandt redt zich zelve. III. 44. Evert Geiritszo.n verzaakt de Kriftelyke Religie te Algie.s. ixi. I4S. Ewyk. IV. 376. Ewout van der Horft. III. i48. Ewuut Pieterszoon Word. 1. 10. F. Fagel (Gafper) fchryft aan de Ruiter. IV. 438. komt aan de Ruiters boort. IV. 451. zyn voordel aan den Krygsraadt. IV. 461. Falmouth. Graaf van Falmouih. III. 378. Fairfax. I. 5o9. Falfcr. I. 489. Fanna, 4. mylen van 't oudt Karthago gelegen. II. 26. Fero. d'Eilanden van Fero. II. 385. Floris Blom. u, 533. Fioris Kant. iv. 129. Flokke-ius de Ruiters Predikant. H. 225. Foy. Btfchryvkg van de haven dier plaatze. IH.31S. Francois Palm. u# 562> Frans van Mec'eks fchip wordt reddeloos doo'r den üorm. jj# 5i9m Frarc fcus Ridderus. u .,3 Frans Riys. i, 6o. Frans S hvyn. u# ^/g. Franf.hen verlaten het Sticht en Overyfïel. iv! 538." Franfche g vang.ns *or :n van de Ruiter te Barcelona aan landt g aU en naar Marfeilje gezon.ien. I. 265,  REGISTER. 411 I. 265. voorflag om die op de vloot te verdeelen van de Ruiter verworpen. IV. 370. Franfche Edellieden op de vloot. III. 30. zyn in groot gevaar en bergen zic:i op het ichip van Evert van Gelder. 111. 44. Franfche Ridders in de vloot. III. 98. begeeven zich in een floep om een Eng. lfch 'n brander af te fteeren. III. 125. Franfche fcheepen van de Ruiter genoomen. I. 2ör. klaghten daar over in Vrankryk. I. 268. Franfche vloot in zee onder Beaufort. III. 5. beraadtflaging over de conjunctie van die vloot nu t de Hol* landtfehe. III. 6. bedenking op de conjunftie van de Hollandtfche met de Franfche vloot. III. 183. order by de Ruiter daar op beraamt. III. 185. Franfche vrybuiters doen groote fchaade. I. »S7> Franfche vruchten en waaren verbooden. I. 277. Frafer (Johan). IV. 289. Frederik de derde, Koning van Denemarken, begint den oorlog tegen Zweden. I. 348. 349. moet veele Landen aan den Zweedt overgeeven. I. 351. wordt in zyn hooghfte noodt van de Staaten bygeftaan. I. 353 onthaalt d'Opperhoofden der Holhndtfche vloot.n ter maaltydt. I. 403. Frederik Henrik, Prins van Oranje, maakt de Ruiter Kapitein en Schoutbynacht. I. 19. 23. Fredrik Stachhouwer, Schoutbynacht van Weftvrieflandt en 't Noorderquartier. II. 369. Freirixburg. Deenfche fterkte in Guinea. II. S91. Frederixode. I. 349. Frikambault, Franfeh Zeekapitein. I. 33. Funen van den Koning van Zweeden over ys ingenoomen. I. 349. G. Gabriel Antoniszoon. I. fS; Gael. II. 401. Galjoots uit de vloot gezonden om d'Ooftindifchefcheepen en andre koopvaarders op te zoeken. II. 444. Galjoots naar d'Engelfche kuft gezonden. II. 526. Gaia-  4-2 REGISTER. Gambia. II. 2I7. Gardeloupe. II. 231'. Gebeden door laft van de Staaten om Godts zegen in het zeegevecht gedaan. ' 1. 125. Gebedeftonden ten tyde van 't gevecht in verfcheide Hollandtfche fteden gehouden. IV. 485. Gebedc van de Ruiter. H. 559. Gebedts kracht in de Ruiter. IV. 395. Gebrek van lyftocht in 'sLandts vloot. IV. 524. Gebrek van Lootzen op de rivier van Londen bedreven. III. 94. Gedaante van de Ruiter. V. 244. Gedult van de Ruiter in zyn krankheit. V. gjo. Geheime ordre by de Raaden ter Admiraliteit beraamt om d'Engelfchen het onderzoeken der koopvaardyfcheepen te beletten. I. 241. wordt van de Staaten ingetrokken. I. 244. Geheugenis van de Ruiter. V. 246* Gelderlandt. Het fch'p Gelderlandt wordt door de bolle zee reddeloos en opgezonden. III. 33. Gelykmoedigheit van de Ruiter. V. 246. Geiuk van de Ruiter. I. 42 V. 239. Gelukkige Staat van de Nederlandtfche Republyk na de vreede met Engelandt in het jaar 1668. geilooten. I. Kf. Gelukwenfchingen aan de Ruiter. III. 8°. Gemor onder de gemeente over de tegenfpoedt te lande. IV. 108. Van Gent. Zoekt Willem Jofef. Genua. Die van Genua willen niet toelaaten dat de Ruiter eenige Franfche fcheepen binnen hunne haven bevecht. I. 294. 299. peft te Genua. I. 300. Georg Askue ontmoet deRuiter by Pleymuiden. 1. 58. raakt met hem in 't gevecht. I. 61. neemt de vluch'. I. 63- Admiraal der witte vlagge, raakt met zyn fchip de Royale Prins op de Galper vaft en moet het overgeeven. III. 57. wordt gevangen en op 't fchip van Zweers gebraght. III. 59. op Loeveftein gebraght. III. 86. zyn oordeel tot lof der Hollanders. III. 95. Georg Dauwning AmbaiTadeur van Engelandt, komt in den Hage en eyft voldoening van het geen ontrent de Meriin was voorgevallen. IV. 1. Ge'  REGISTER. 413 Gequetften worden naar Rotterdam gezonden. IV. 392. de Ruiters verzoek hun aangaande. IV. 392. Geraard Haüelaar, als vryAÜIige op de vloot gegaan. III. 159. wordt doorfchooten. IV. 63. Geraard Kallenburg, Kapitein op 't fchip van de Ruiter , quyt zich dapper. V. 215. Gerrit Abrahamszoon. III. 124. Gerrit Andrieszoon Mak verovert de Karolus Quintus op Chattam. III. 251. 270. Gerrit Boos. II. 519. Gerrit Femszoon. I. 359. Gerrit Jakobszoon plant d'eerfte vlag op 't kafteel Takorary. I. 347. Gerrit van Lemme, Zeekapitein, quyt zich dapper tegen de Spaanfche vloot. I. 28. Gerrit Simonszo >n de Graaf. II. 306. Gertsdorp , Rykxhofmeefter van Denemarken. I. 4C7- 487. Gefchut der Ooflindifche fcheepen te Bergen in Noorwegen aangehouden. II. 457. Gefprek van de Ruiter met een Franfeh Kapitein. I. 3P- Gefchenken. Ziet Giften. Gefchil met Vrankryk ter neêrgeleidt. I. 284.' Geftalte van de Ruiter. V. 241. Getrouheit der Mooren. I. 41. van de Ruiter am zyn Meefters beweezen. I. 41. Gevaarlyke landing by Kormantyn. II. 297. Gevangenen. Engelfche gevangene in den ilag tegen Monk gekreegen- III. 76. gevangens van Nederlandt worden in Engelandt hardt gehandelt. 1.143. men weigert in Engelandt de Nederla ;dtfche gevangenen te laten lollen en handelt ze hardt. II. 563. verloflïng van zommige gevangenen. II. 564. Gevankenis van den Ruwaart van Putten. IV. 167. enz. Gevolmachtigden in 'sLandts vloot, valfche geruchten tot hun nadeel uitgeftrooit. II. 512. Gevolmachtig en zeilen nevens de Ruiter naar 'sKonings Diep om dat te bezichtigen. II. 539. vertrek, ken naar den Haag en worden van de Staaten Generaal bedankt. II. 546. 547. Gevolmachtigden. De Staaten befluiten weêr Gevolmachtigden in de vloot te zenden. III. 192. Ge-  4H REGISTER. Gezanten van Engelandt achten zich van de Hollani ders beledigt en vertrekken met misnoegen. I. 46. Gezanten naar Denemarken. I. 390. Gezanten van Zweeden koomen uit Engelandt in Goereê. III. ?I7. Gezanten gezonden aan de Koningen van Vrankryk en Grootbritanje. IV. 99. Gezanten van Nederlandt t'onvreden, dat men hun doen tot bevordering der vreede tuQchen Zweeden en Denemarken ten quade duiJt. i. 477. geeven reden van 't bezetten der Zweedtfch- fcheepen door de Ruiter. I. 483. verzoeken d'Engelfcrwn en Franfchen de lefte handt aan 't werk der vre de tuflchen de Noorder Kroonen te helpen brengen. „ !• 484. Gezontheit. Wonderbaare gezontheit van 't volk der vloote in Guinea. II. 323 . Gibralter, Scheepsftryt vcor die ftadt. I. 10.' Giften aan de Hoofden van 's Landts vloot toegevoegt. I. io2. Gysbert Hendriks van VVeübroek, zyn twee dochters als flaven door d'Engelfchen in Weftindie gehandelt en door de Ruiter verloft. I. 137. Gysbert de Wit, van wegen den Staat naar Portugaal gezonden. I. 3Ig. Gilbert de Viane. Fifcaal, by Livorno van de Franfchen gevangen. I. 293. weer ont(lagen..I. 305. fpreekt met den Koning van Tunis. II. 33. fterft en wordt buiten Algiers begraven. II. 138. Gillis Kaazen , Kapitein van een kaper. IV. 268. Gillis Salvo, Kommandeur van een brandtfch'p , te recht geftelt. III. 220. wordt afgezet en in 't Rafphuis gebannen. m. 222. Glochefter. Hartog van Glochefter. I. 509* Godaart van Slingelandt. I. 300. Goddelyke beftiering verydelt de menfchelyke aanflagen buiten verwachting. II. 44a, 469, Godvruchtigheit van de Ruiter. II. 559. III. 339. r< V# 239. Godtvruchtig zeggen van de Ruiter. IV. 352. Goedthertigheit van eenige Hollandtfche matroo„zen\ IV 3*52. Goerea. 't Eilandt Goereê, op de Guinefche kuft gelegen, aan de Ruiter overgegeeven, II. 208. Go-  REGISTER. 415 Goletta, een Kafteel dat aan de mondt der haven van Tunis leidt. II. 61» Goodfon, Viceadmiraal van Engelandt, komt aan 't boordt van Waffenaar. I. 399. Go'skens (Henrik). I. 433, 466. Goude keten van den Koning van Denemarken aan de Ruiter gefchonken. I. 461. Goude kop aan de Ruiter vereert. III. 327. Goudtfche (luis. Poft aldaar gevat, en burgers en huisluiden derwaarts ontboden. IV. 279. Govert 't Hoen. II. 302. wordt Schoutbynacht. III. 9». doodtgefchooten. III. 119. Govert Pieterszoon. III. 124. Graaf van Arlingtons gefprek met de Hollandtfche AmbalTadeurs. III. 341. de Graaf de la Feuillade komt in de vloot. III. 180. zyn voorftel in den Krygsraadt, en refölutie daar op genoomen. III. 180. Graaf vanGuiche komt in de vloot. III. 3°. quytzich dapper. III. 65. Graaf van Hoorn naar de vloot gezonden. III. 271. komt in de vloot. III. 232. quyt zich dapper ontrent het Fort van Harwits. III. 288. Graaf Jan van Hoorn. III. 246. Graaf van Marleboroug. II. 37 367. GuftavusSpelling, Zweedtfchen Admiraal. I. 477- H.  416 REGISTER. H. J^aaringvilTchery van d'Engelfche aangematigt.I.45: Tromp gezonden 0;n die te bevryden. I. 50. voordeel der zelve ten aanzien van deezen Staat. 1. 50. Haaringbuizen uenoomen. I« 50. een Hamburg'r aangehaalt en ontflagen. III. 529. Harderwyk. IV. 287. Hardtvochtigheit van een gequetft matroos. IV. 82. Harpert Marte szoon Tromp, vader van den Admiraal. I. 133. doodtgefchooten. I. 133- Hartog van Aumont komt de Ruiter bezoeken. III. 179. Hartog van Bragance, Koning van Portugaal verklaart. I. 18. Hartog van Beaufort, Admiraal van de Franse oorlogsvloot. III. 5. Hartog van Jork ziet de Engelfche fcheepen op Chattam verbranden. UI. 256. Hartog van Jork vecht met de Ruiter. IV. 62. 63. Hartoginne van Orleans naar Engelandt gezonden. III. 363. Harwits. Vóorneemen van binnen Harwits te zeilen met de Hollandtfche vloot geftaakt. III. 94» Heilig Avondtmaal op de Ruiters fchip gehouden. IV. 349. Heldendaadt van Douwe Aukes. I. 62. Heldt, Viceadmiraal van Denemarken. I. 434- Hencrik Adriaanszoon, Kapitein. I. 473- neemt een Engelfch fchip. II. 353. III. 38. over zekremisflag in een geldtboete verweez^n. III. 96. Hendrik Bielke. I, 494. Ziet Bielke. Henrik Bakhoven. II. 469. Henrik Brouwer, Zeekapitein, befchuldigt en vryge- fprooVen. III. 222. Henrik van Fleury. Heer van Buat, quyt zich dapper voor Kortemunde. I. 439. Henrik Gotskens. I. 433. Hendrik Hendrikszoon quyt zich dapper op de rivier van Chattam. III. 250. Henrik Knyf. IV. 23. Henrik Roeters. IV. 282. Henrik Rofeus, Kommandenr van een brandtfchip, te recht  REGISTER. %ïf recht geftelt. III. 220, wordt in zyn dienft gefchorft. ■ IJl. 222. Henrik Span. IV. 41-. Henrik Vroorri doodtgefchooten. III. 117. Hieronimus van Beverning treedt in gefprek met zyrl Hoogheit over de befcheiming der Ooltindifche re- tourvloót. IV. 188. Hirtorifchryvers plicht, I. *; Hitlant. , ; IL 385: Hoogenhoek doodtgefchooten. 111. 114; Hollandt vruchtbaar van Zeehelden, I. 1. Hollanders ftryden voor de vryheit der zeevaart. I. 86. Hollandtfche vloot gaat van voor Bergen in Noorwegen t'zeil. II. 46+. komt op de Engelfche kuft. II. 526; voor de rivier van Londen. II. 528. Hooghmoedt van een, Spaanfch Kapitein. I. 35. Honiwood, Engelfch Gezant in Denemarken. I. 484; „ 486. Hoozen. II, jg-, Hoornkens. '40I. Hop (Kornelis). IV. 134. 138* Hout.been- II. ^30; Houttuin, Zoekt Adriaan. I. 49r." Houtebaffen, Turkfche Bevelhebbers. II. 80! HubrechtSchooneveit, Luitenant van Kapitein Wildtfchut, wordt in een boete van drie maaeden gagie . verweezen. U, 49j. Hubert van Gageldonk. If. 303.' Hubert. De Hub rt, Gezant op de vreedehand.I der . Noordtfche Kroötjen. I. 4pI# Huena. jv 33g'; Hu^o de Groots fchryven aangaande Lodewyk den XIV. noch een kindt zynde. III, 334. Hugo de I.ionne fchryft aan de Ruiter. III. 157. zyn raadt aan den Koning geheeven, III. 183, Hugo Terlcn, Ridder, Gezant Van Vrankryk in Denemarken. I. 4gj. Huisduiner galjoot waarfchouwt eenige Hollandtfche fcheepen voor de l.ngelfche vloot. II. 5cr Hungarifche Predikanten, te Napels op de galeyen zittende, verzoeken de Ruiters hulp. V. ic8- refo-' lutie van de Staaten Generaal hen aangaande. V 116. brieven van den Refident Hamel Bruininx om hunne verlofiing te bevorderenj V. u8. worden uit hunne V* Deel. Dd fla*  +'8 REGISTER. flaverny ontflagen. V. 183. Op ten Engelfch fchip overgezet en naar Hollandt gezonden. V. 199 J- van de Ruiter geviert. V. 199. jaarsveldt. Het fchip Jaarsveldt mafteloos. IV. 78. Jakob Andrieszoon Swart verovert een Engelfch fchip. II. ad. loopt met zyn prys uit noodt naar Goereê. jjj_ 42. Jakob Andriefz. Swart in geldtboete verwezen. 111. 97. jakob Baardt. ju, I5p. "Jakob van Berchern , Kapitein, werdt ziek cn fterft voor Koppenhagen. I. 471. Jakob van Bergen fneuvelt. IV. 364. jakob Biokes befchuldigt en vry gefprooken. IV. 222. Mr. Jakob van den Bofch, Penfionaris van Amfterdam , beklaagt den rouw over de Ruiters doodt aan zyn weduw. y. 264. Jakob Boshuizen. 1. 359. Jakob Centen, Zeekapitein. II. 461. Jakob van Heemskerk. I. 10. Jakob Hoek. jy. 515. jakob Jakobszoon van Hoorn. ' II. 282. jakob Korneliszooh de Boer wordt Schoutbynacht. I. IS5-. Jakobus Lydius geeft zyn Belgium glorkfum in 't licht III. 33i- Jakob Marion, Zeekapitein, afgezet. III. 138. Jakob Muts. \\, 417. Jakob Phiüpszoon haalt Askue op het fchip van Zweers over. j. 4p9, Jakob Veth maakt den fchaadelyken toeleg der Engelfchen bekent op de Hollandtfche havens. I. 83. Jakob Waflenaar, fïeer van Opdam, wordt tot het Admiraalfchap van Hollandt verzocht. I. i45 zoekt verfcheide voorwaarden te bedingen, I. 145 laat zich eindelyk daar toe bewegen. I. 146. Ziet Opdam. Jakob Wildtichut. II. 483. verlaat van Nes , en wordt in hechtenis gezet. li. 488. vonnis tegen hem. II. 495- Jakob Willemszoon Broeder. III. 66. Ja-  REGISTER. 419 Jakob Swart. ÏI. 302. Jakobus Auf uftus de Thou komt wegens den Koning van Vrankryk in den Hage. 1. 274. zyn voortuien eifch. 1. 7j. Jakobus Golius verzoekt aan den Staat om Arabifche boeken uit Turkyen te moogen koopen. 1. 216. zyn l°f- J. 21Ö. Jakobus Sceperus predikt tot nn-ieel va»! de hooge Regeering op den bededag ter Gouda, en wórdt in zyn gagie geflraft. ü. 4!?8. Jan Aartszoon Verhaaf. I. öi. 65. wordt Schpuebynacht. j. I$5. Jan Allartszoon de Graaf, j. jgj. Jan van Amltels fchip iydt groote fchade door 't onweer. II. s,g. Jan Baptift de Graaf. IIj. 2-.0. Jan Bogaart, Luitenant ter zee, wordt over misdryf belchuldigt. II, 405. vonnis tegen hem uitgevoert. t j „ ■ ,Ji 4VÖ. Jan du Bois. ji, jan Bont. H 4I2' S3," Jan van Brakel leit Montagu aan boordt met een ongehoorde iloutmoedigheit. IV. 68. wordt uit dé vloot gedeept. IV. 78. Zie Brakel. Jan Broerszoon Vermeulen. III. 4£ Jan Danielfzoon van den Ryn verbrandt het fchip Matthias op de rivier van Reenetter. III. 250. lteekt het fchip van Montagu aan brandt. III. 290. wordt beloont. IV. jx'. Jan D:k, Zeekapitein, van den Harto? »an Jork ontflagen, komt met een Engelfche kits by de Rui; ter. IV. iI2. wordt Schoutbynacht van Noordthol• landt. IV. 3P9. 535, Jan Evertszoon wordt met een wedde van tweehonderdt gulden 'smaandts begiftigt. ' I. i0!. Jan Evertszoon. Viceadmiraal onder Tromp. I 78*. neemt een Engelfch fenip met zesendertig fluk' ken. 1^ gu Jan Evertszoon, niet langer zee könnende hou'en*, wordt naar 't landt ge fleept. 1. 1 8 !a!t hem van dé Staaten gegeeven I. 136. hem werjt toegelaten orri een keer naar Zeelan.it te doe . I. 139. toont zyn misnoegen tegen de Ruiter uit naaryver. I. 577; krygt verlof om uit Denemarken t'huis te koomen; f>d i I. 427,  4*0 REGISTER. I. 427. wordt L. Admiraal van Zeelandt. II. 360, is in den Briel wegens 't graauw in gevaar II. 379. wordt in 't L. Admiraalfchap van Zeelandt heritelt. UI. 87. doodtgefchooten. III. 117. Jan van Gaalens overwinning en doodt. I. icö. jan van Gelder wordt met etlyke fcheepen v< or de rivier van Londen gelaaten om d ar te kruiflen. IV. 424. fneuvelt in den flag. IV. 496. de Ruiters gelatenheit daar over. IV. 503. Jan Gideonszoon Verburg. I. 57 ontmoet twee Engelfche oorlogfcheepen, die een Amlterdamfch fchip hadden genoomen. I. 342. wordt Schoutbynacht. III. 146. om zyn krankheit naar de Maas gezon* , den- Hl- *3J. Jan de Haan, Kapitein. I. 471. befchuldigt Schram en Vlug van wandevrir. IV. 221. wordt Viceadmiraal. IV. 498. met etlyke fcheepen naar de riviere van Londen gezonden. IV. 413. k.mt weer terug. IV. 416- wordt met zes fcheepen tot geley der kcopvaarders naar Lisbon gezonden. V. 76. wordt met zyn esquadre gemift. V. 92. komt te Palermo. V. 10. te Melafto. V. 114. zyn gevecht met de Franfchen. V. 218. wordt doodtgefchooten. V. 253. Jan de Haas. I. 127. Jan Hek. IV. 3 9. Jan van Hoorn. Z ekt Graaf. Jan Janszoon de Werelt om muitery op de vloot op» gehangen. II. 401. Jan Kabcffe, een Neger. II. 307. fnydt zich zeiven, zyn zoon en twee flaven den hals af. II, 307. Jan van Kampen, Zeekapitein. I. 237. quyt zich dapper in de Sont. I. 357. IV. 359. Jan Klaaszoon Jaquet. I. 420. Jan Kompany, een Neger, fpeelgezel van de Ruiter in zyn jeugt. I. 12. een wonderlyk geval ontrent hem. II. 213. zyn onthaal eenigen van de Ruiters vclk gedaan. II. 224. Jan Korneliszoon Meppel naar Dantzik en Koninxbergen gezonden. 1. 404. werdt Viceadmiraal van 't Noorderquartier. I. 377. werdt L. Admiraal van Vrieflandt. II. 366. vecht met den Viceadmiraal der blaauwe vlagge. III. 119. Jan Korneliszoon Vrek. II. 417, Zeeraadt in de vloot. II. 493. jan  REGISTER. 42I Jan Leendertszoon, een Renegaat van Amfterdam. I. '.04. wordt van de galey verbeden. 1. 205. Jan de Liefde. II. 2. wordt Sciioutbynacbt. II 369. Viceadmiraal van de Maaze. III 3. fneuvelt in den flag. IV. 496. graffchrift tot zyn lof. IV. 500. Jan van Lier. j. 4I2. Jan Mattbyszoon neemt twee Engelfche kitze'n. II*. 45a. wordt Schoutbynacht. III. 168. uordt om 't getal zyner zieken opgezonden. II. 491. vecht op de rivier van Londen. III. 306". Jan van Nes, Zeekapitein. II. 302.352. wordt Schoutbynacht. III. 2 wordt met de zinüfcbeepe» naar de Middelgronden gezonden. IV. 313. te rug ontboden. IV. 16. wordt Viceadmiraal. IV. 498. jan Ooms met een goude keten befchonken. I. 28+. Jan Paulus'oon. I. 44, jan Pauiuszoon van Gelder, fchoonzoon van deRuiter, wordt Kapitein. III. 227. wordt van den Koning van Denemarken met het recht van Adeldom befchonken. rIL 352t Jan ^uirynszoon door 't harde weêr opgezonden. T,n n, n- 533. Jan Raap. n. Jan de Raadt, Kapitein, I. 4y4, Jan Reilofszoon van Hoorn, zyne dapperheit. II; 363- gevangen en naar Engelandt gevoert. II. 364, wordt tot Kommandeur gefleltover d'oorlogfchee- pen, de wacht houdende op het Y. IV 283, Jan Satyn, Konfui te Livorno. Jan Solaas, Zeekapitein. I 28 Jan Thyszoon. j. 44„. * Jan Vinkaart of Waterdrinker. I. 212 Jan Vinkelbos. j, s33> Jan Vyzelaar verliefl zyn ankers en touwen doo'r den «orm. U Sj0i( Jarmuiden. Aanbiedirg van wegen de Hollandtfcne" vloot aan de Wethouders van Jarmuiden. II 527 jean Gabaret, Fianfch Zeekapitein. IV. 357. Jeremias Smit, Admiraal van de blaauwe vlag der Engelfche vloot, vecht met Tromp. 111 118. Jeunaan Poel doodtgefchooten. ni. 114. inihuctie der Staaten aan de Ruiter geeeeven op zyn reize naar de Middelandtfche zee in 't jaar 1664. IL 114. nader inftruétie van d'Admiraaliteit t'AmDd 3 fter*  4-2 REGISTER. fterdam gegeten san de Ruiter , ropende de zaken op de kult van Guima. 11. 177. Joacbim Gerltdorp. I. 407. J»ehcm Janszoon. 1. is- johan de vierde, Koning van Portugaal. I. 18, 32. Joh;in Bartram van Morta^ne , KcmmilTaris van den Staat op de kuft van Barbarye. Ui 114. Opperhooft over de 1'oHaten op de kuft van Guinea. 11. 197. Johan van Beek. II. 222. Johan iielgicus van Ho 0me. . 1!. 199. Johan Berg als vrywillige up de vloot. IV. 6.1, 'johan Bortel. li. 3^3] juhannes Cellarius, Fiskaal over de Noordtboilandtfche vloor. werdt Gouverneur over de kadet len op. 't eiland: Gotreê. I!. ^23. Johan Cbichley wordt Iosg laten. IV. 113, johan Evertszoon. Ziet Jan. Johan Fraler zoekt d'oorlogfcheepen voor Amfterdam aa i brandt te fteeken, en werdt gerabraikt. IV. 28>. Johan van Gaaien. Ziet Jan. Johannes van Heden. II. 27??. Johan Harmans. Engels Schoutbynacht, weert zich dapper III. 46. vecht met de Ruiter. IV. 76. Johan Kemthorn. IV. 488. Johan Lauwfon, Engelfch Schoutbynacht. I. 111. Viceadmiraal zynde fneuvelt. II. 3^8. Johan de Liefde. Ziet Jan. J han van Nes. Ziet Jan. Johan Perce. JTT. 68. Johan Stooks, een Engelfch Admiraal, laat de Ruiter door drie Kapiteinen bewellekoomen en aan zyn boordt noodisen. 1. 313. Johi' TheylsdeJ nge, Konful te grootKairo h Egvp ;te"- 11.71- Johan Tralane. m. 303. Johan Valkenburg, Generaal op de Goudtkuft. II. ku' Jo^.an deVijt, Raadtpenfionaris van Holland , wordt ! elaft m den Heer van Opdam tot aanneming van het Admiraalf:h;ip te bewegen. I. 145. voldoet o< k de Ruiter op zyre zwaarighed.n, en beweegt hem om het Viceadmiraalfchap aan te neemen. I 153. ■ b-htndigbeit by tv m gebruikt om de Weftiudifche Epnipagnie op 't fpoedigtte te helpen. II. 170. zvn lof.  REGISTER. 4*3 lof. II. 225. aanmerkelyk antwoordt den Engelfchen Gezant gegeeven. II, 228 zyn rufligheit. II. 418. zyn wakkerbeit en viyt in den ftorm, die de vloot in baar te rug koomen van Bergen in Kooiwegen overviel. II. 4O7.. op zyn aanraden worden in de vloot krygsoeffeningen en fpiegelgevechten aangeftelt. II. 478. di Ruiters JofTeiyk getuigenis hem aangaande. II. 513. refölutie der Staaten om zyn Ed. over zyn yver, in de zeetoght betoont, te bedanken, II. 514. is. van gevoelen dat men de Engelfche vloot noch eerft bevechten zal, eer men onze yloot ging opleggen. II. 515. hy wordt door de Staaten van Hollandt bedankt. II. 523. doet verflag van zyn wedervaren in de vloot, en wordt va» de Staaten bedankt. UI. 546. weigert eenige vergelding daar voor te genieten. II. 547. zvildt met de Ruiter naar 'sLandts vloot. III. 80. üelt, ra naaukeurig onderzoek, een verhaal van den flagh. III. 80. doet een voorftel v-n den L. Admiraal Tromp van zyn ampt te ontdaan. III. 140. komt weer in 'sLandts vloot als Gcvolmaghtigde van den Staat. III. IQ1, helpt op alles ordre; ftellen. lil. 197. werdt van den Krygsraadt voor zyn goede dienften bedankt. III. 199. doet rapport ter vergadering v:in Hollandt. III. soi. wordt bedankt. III. 201. treffelyk getuigenis van den Ridder Temple aangaande hem en de Ruiter. III. 337. zyn voorflag om den Koning van Engelandt over het ftryken drr vlagge geno.gen te geeven. IV. 6. hy wordt gequetlt. IV. 98. ontfangt een brief by die gelegenheit van de Ruiter. IV. ioi. zyn brief aan de Ruiter over het vangen van zyn ^roeder. IV. 168. enz. verzoekt en verkrygt on'flag van zyn ampt. IV. m- zyn aanmerkelyke brie;' ter dier zaake aan de Ruiter gefchreeven weinige daagen voor zyn doodt. IV. 178 zyn deerlyk om toornen, met de woorden van de Staaten befchrecven. IV. 210. wat de Ruiter daar van oordeelde, IV.2J0. zyn lof. IV. 211, Johan de Wits Diep, waarom zoo genaamt. II. 41. Johan de Witte, de Ruiters fohoonzoon, Fifcaal op de vloot. II. 193. wordt ordinaris Kapitein. IV. 535. Johan van Wouw. IV 221. Jonathan, een fchip, op de rivier van Chattam verDd 4 overt.  4*4 R E G I S I' E R, overt. III. 257. naar Hollandt gezonden. III. 263. Jonkers, Panhuizen, Bell chere, en Bielken , vrywil- _ ligen op de vloot in Guinea. II. 212. Joolt Herman Klant. II. 520. Joolt Herman Klants fchip opgezonden. III. 103. Joolt de Moor. 1. I0. Joolt Veifchuur lydt fchade aan zyn fchip door'tonweêr- II. Si8. Joolt van den Vondel. III. 86. Joris Andringa. II. 304, 413. Joris de Kaulery. £ 359. Joris Pieterszoon van den Broek. I.00.overlydt. 1.65. Joris van der Zaan neemt een Eng lfch k ^opvaardyfchip. 1. gj. Jork. Hartog van Jork. I. 507. zyn moedig zeggen wegens het vechten metde Hollanders.il. 376. zyng vecht te^en de Ruiter. IV. 62. Jooft Jordaan, Eng lfch Schoutbynacht. III. 34. jofua. Het fchip Jofua door d'Engelfchen in den Grondt gefchooten. iv. 74. Jfaak RocN;us. IV. 215. Ifaak Sweerts weert zich dapper in het zeegevecht t.gens Blaake. 1.90. wordt in de grondt gpfchooten en gevang.n. I. 91. ontkomt zyn gevankenis met lift. I. 92. wordt met zeven fcheepen naar Kiel gezonden om brandthout af te haaien. I. 4,5^. komt met de brandthoutvloot van Kiel. I.464. wordt Viceadmir-al onder 't Kollegie van Amfterdam. III. 146. wordt Schoutbynacht, en naar 't Doggers Zandt gezonden, met laft om noch drie weeken zee te hóuden.II. 543. zynfchipzeer reddeloos gefchooten. IH.64 hy wordt Viceadmiraal. III. 91. komt met de zilvere vloot t'huis. lil. 34c. verhaal van het geen hem vat de Engifcben in 't Kanaal was ontmoet. III. 340 vervalt in een !"vaar gevecht en wordt zeer reddeloos efchooten. IV. 387- wordt van Tromp van plichtverzuim b fchul igt en verantwoordt zich zeiven. IV. 401 verder onderzoek over zyn bedryf. IV. 402. hy vecht tegen de blaauwe vlag. IV. 488- fneuvelt. IV. 490. graftee' wordt dooJtgefchooten. I. 126. zyn iaatfte woorden. I. 126. lof en kort begrip van zyn leven. I. 132. graffteé t'zyner eere opgerecht. I. I3S- Marten Schaaf. I. 212. Marten Wouterszoon van Poflrant. II. 222. Martenique. Brief van de Ruiter aangaande de toght naar Martenique. V. 35. Matigheit van de Ruiter in fpys en drank. V. 245. Matroozen door hoop van beloning aangemoedigt. I. 120. bedryven groote moetwil op 't fchip van Tromp. II. 440. Matroozen, die in Engelandt hadden gezeten, maaken hunne medematroozen tegens d'Engelfchen op en bewegen ze tot dapperheit. III. 4.4. Matroozen, die d'ongeredderde fcheepen hadden  REGISTER. 433 den verlaaten, in de verbeurte van een maandt foldy verweezen. III. 97. Matroos ter doodt verwegen. III. 138. Matroozen van Amfterdam naar t leger gezonden. IV. 280. naar den Uithoorn. IV. 289- lalt om die dagelyns in de wapenen te oeffe"e"* V ic Mauregnault. II 'air Maurits van Naflau, Stadtboudtr van Kleef, fcbrvfc aan de Ruiter. IH L Mazaryn. Meadouw, Gezant van Kromwel. l' „o Medalien te Parys geflagen. j'v 8* Medelydentheit van de Ruitér. I. 455. jagers zyne vyanden. I. 35. 68. van de borgers te Doeveren jegens de Hollandtfche gevangenen. III. 565. vaneenige Hollandtfche matroozen. 1V 362 Meindert Jentjes. jjj* | * Mekelenburg. De Ruiter wordt van den Vorft van Mekelenburg begroet. I ,co Melchior de Sifterna. V Meppelens gevecht met den Admiraal van de blaau.ve vlag. III. 119. Zi t Jan Korneliszoon Meppel M«Y?' f"Engelfch ^nings jacht, zei t door de Hollandtfche vloot en wordt met eerfchojt.n begroet. III. 377. verhaal van het geen ter gelegentheit van het doorzeilen van dat jacht verder paft er- Hn.r, ^r7.8" 379 bericbJt van het Seen tuflchen de Hollandtfche vloot en de Merlin was voorgeval. Ien. III. 379- voorftel van den Engelfcheu AmbaiTadeur Dou.vning dies aangaande. 1V> , Meffina Oproer aldaar. V, 65. de Ruiters oordeel' vm de gelegentheit van Meffina. IV onn Méun. , Michel Alonfo Fenolet. ys?' Michiel van Goch. jj \ '' Michiel ten Hove van wegen den Staat naar P0«u* gaal gezonden. , " Michiel Kourdeau, Fianfch Zeekapitein. { 302" Michiel deRuiter, Grootvader der Admiraals woonde op een Landthoeve buiten Bergen cp Zoom, en hadt groote tegenfpoedt. ƒ " Michiel de Ruiter van geringe ouders g^fprooten. ij! E e 2 zya  43pt weer in zee. III. 170. poogt de Engelfche vloot cp te zoeken. III. 170. zoekt de Franfche en mydt d'Engelfche kuft. III. 171. komt onder 't hooge landt van Ef. taple ten anker. III. 174. krygt een pluisje van Jont in de keel en daar door groot ongemak. III. J7S- zyn fchryven aan van Beuningen, nopende 't befprek tuflchen de Gezanten van Vrankryk en de Gedeputeerden der Heeren Staaten. 111, 177. hy zendt den Secretaris Nieupoort aan hunne Hoog. Mocg. III. 182. beraamt een zekre ordre, om, in gevalle van 't zaamenvoeging met de Franfche vloot, achtervolgt te worden. III. 185. verzoekt E e 5 om  U* REGISTER. om zyn ziekte zich naar 't Vaderlandt te moogen begeeven. III. 189. vertrekt uit de vloot, komt t'Amfterdam , en bekomt langzaam van zyn ziekte. III. 195. wordt weer gezont, en mst treffelyke gefchenken van eere begiftigt. III. 201, 202. verzoekt te weeten op wat wyze men d'Engelfche Ambafladeurs met 'sLandts fcheepen zou begroeten. III. 209. zeilt met de Maasfcheepen naar Texel, en ftelt order tot verzeekering van 's Landts vloot. III. 218. houdt Krygsraadt over den toeleg op Chattam. III. 235. komt in 't Konings Diep beooften de Middelgronden. III. 239. zendt Enno Doedes met tien fche pen en t-vee branders de rivier van Londen hooger op. III. 240. laat eenige fcheepen beooften 't Konings Diep kruiflen. JU- 241. komt by den Ruwaart en van Gent op de rivier van Chattam. III. 248. ftelt ordre op 't aanvoeren der branders. III. 255. zakt de rivier weêr af. III. 250. blyft met achtendertig fcheepen in de riviere van Londen. III. 263. wordt met een gouden kop befchonken. III. 268. verdeelt het gros der vloote, en bezet de rivier van Londen. III. 27r, 272. zeilt de rivier op tot by Gravezande. III. 279. zeilt naar Harwits. III. 284. zeilt naar Dortmouth. III. 297. komt ontrent Bevefier. III. 3co. krygt tyding van 't fluiten der vreede. III. 311. van 't uitwiffeien der ratificatien. III. 318. komt binnen Goereê. 111. 326. wordt van de Staaten b dankt, en ontfangt den gouden kop. III. 327. onthoudt zich t'Amfterdam, en houHt zich zeer nedrig. III. 336. getuigenis van den Ridder Temple hem aangaande. UI- 337- wordt van den Prins van Montefarchio bezocht. III. 338. zyn manier van leeven geduurende zyn verblyf aan landt. III. 339. hy maakt het wedervaaren van Zweers in 't Kanaal in den Haag bekent. III 340. zendt zyn afbeelding aan den Koning van D nemarken op zyne Majefteits begeerte. III. 351. zyn brief aan vau Beuningen. III. 352. hy wordt, op het vermoeden van eenig gevaar uit Vrankryk, in 't jaar 1670. met een vloot in zee gezonden, fit. 364. onthoudt zich in Schoonevelt , enoeffent de vloot. Hl. 373. wordt begunftigt met een kompagnie zeefoldaaten. IV. 18. loopt in den jaare 1672. met eenige Maasfcheepen in zee. IV. 21.  REGISTER. 44j 21. zendt P. de Munnik naar d'Engelfche kuft om te vemeemen naar d'Engelfche vloot. IV. 35. levert d'Engelfchen flag voor Souwlsbaay, en vecht met Jork. IV. 62. met den Schoutbynacht Johan Herman. IV. 76. getuigenis van Montaguus Luitenant tot de Ruiters lof. IV. £1. hy wordt belaft met de vloot naar Schooneveldt te keeren. IV. 128. komt aldaar. IV. 135. zyn advys over 't posteeren van de vloot. IV. 135. wordt bevoolen weer naar Goereê te zeilen. IV. 159. fchryft een brief aan de Staaten tot ontfchuldiging van den Ruwaart van Putten. 174. ontfangt een beleefden brief van zyn Hoogheit. IV. 180. gaat met de vloot naar de Eems om d'Ooftindifche vloot af te haaien. IV. 194. zendt 232. matroozen naar de retourfcheepen. IV. 204. krygt tyding van 't vermoorden der Heeren de Wit. IV. 209. zyn oordeel overdatfeit.IV. 210. komt met de vloot van Schooneveldt t zeil naar de Maas. IV. 209. loogen t'zynen nadeele uitgeftrooit, en beroerte ontrent zyn huis op 't Waalseilandt ontftaan. IV. 221. op wat wyze geftilt. IV 224, 226. hy verzoekt en verkrygt Sauvegarde voor zyn huis. IV. 233. krygt ordre om weêr naar Schooneveldt te zeilen IV. 247. raadt de Staaten dat ze de vloot zouden t'huis roepen. IV. 249. komt binnen Hellevoetfluis, en dankt Godt voor zyn b-waaring. IV. 263. doet rapport aan hunne Hoog. Moog. IV. 264. aan zyn Hoogheit. IV. 265- wordt op een valfchen alarm naar Hellevoetfluis gezon ien. IV. 265. komt voor den Briel, en bezichtigt alles. IV. 266. ftelt order ontrent Goereê. IV. 270. krygt laft rm de zes zwaarfte Maasfcheepen op te leggen. IV. 271. toeleg op zyn leeven belet. IV. 273. hem wordt het gebiedt over 't krygsvolk aan 't Y en Waalkant opgedraagen. IV. 280. hy begeeft zich met een jacht naar de Gelderfche en Gooyfche kuft. IV. 287. raadt dat men verfcheide plakkaten, om 'tfcheepsvolk tot hun plicht aan te moedigen, zou vernieuwen. IV. 293. laft aan hem door zyn Hoogheit gegeeven tot voortzetting van de toerufting der vloote. IV. 297. hy befluit naar de rivier van Londen over te fteken en daar eenige fcheepen te doen zinken.IV.313. keert weer te rug naar Schoo- ne;  444 REGISTER. nevelde IV. 317. zyn godtvruchtig zeggen en vertrouwen. IV. 3S2. hy raakt tegens Prins Robbert en Sprag in 't gevecht. IV. 353. ontzet Tromp. IV. 356. Eftrées getuigenis hem aangaande. IV. 366. aanmerkelyk voorval ontrent hem voor 't aangaan van zeeker gevecht. IV. 396. hy wordt van den Veldtmaarfcbalk Wirts begroet aan zyn boort. IV. 415. komt met de vloot op d'Engelfche kuft. IV. 423. befluit om gewichtige redenen weer naar 't rendevous te loopen. IV. 425. zyn laft aan Bankert en Tromp. IV. 433 hy zendt drie jachten om zich tuflchen 'sLandts vloot en de vyanden t'onthouden. IV. 431. wordt van verfcheide Spaanfche Grooten in de vloot begroet. IV. 452. zyn aanfpraak tot zyn fcheepsvolk in 't byzyn van zyn Hoogheit. IV. 474. hy windt de loef van de vyanden. IV. 482. raakt in gevecht met Prins Robberts esquadre. IV. 484. komt Tromp te hulp. IV. 492. danut Godt na de overwinning over den zegen. IV. 495. zyn gelatenheit ontrent de doodt van zyn fchoonzoon. IV. 502. hy wordt van de Staaten Generaal en van Hollandt bedankt. IV. 528. verftrekt een aanmerkelyk werktuig tot bevordering der vreede V. 2. loiïelyk getuigenis van een Engelfch Schryver hem aangaande. V. 2. zyn advys aangaande het verminderen der equipagie. V. 6. hy doet den eedt als L. Admiraal Generaal. V. 7. zyn voorflag om de Franfche Karibifche eilanden te vermeefteren. V. 12. zyn brief aan zyn Hoogheit, nopende den toght naar Martenique. V. 35. hy komt weêr binnen Goereê. V. 55. wordt naar Engelandt genoodigt. V. 56". krygt laft om naar Meffina met een vloot te gaan. V. 65. meent dat men de vloot behoort te vergrooten. V. 67. zyn gefprek met eenigs Heeren daar over. V. 67. zyn aanmerkely affcheidt. V. 68. fchryft aan den Prins van Montefarchio. V. 68. gaat met de vloot t'zeil naar Blankenburg. V. 78. komt voor Kadix, en ontfangt brieven van de Koninginne Regente, met ordre om Don jan van Ooftenryk af te haaien. V. 83. hy zendt vier fcheepen met den Heer Thomas van Hees naar Algiers. V. 84. komt voor AUicante. V, 86. komt voor Barcelone. V.Q3' zyn verzoek aan den Viceroy van Katalonie. v.95. ontfangt een  REGISTER. 44S" een brief van den Koning van Spanje. V. 98. komt ontrent Sardinië en voor Calary. V. lor. wordt van den Viceroy van Sardinië groote eer aangedaan. V. 101. komt te MelalTo, en wordt van den Viceroy van Sicilië verwellekomt. V. io5. neemt de zaak van twee Hungarifche Predikanten ter herte, die te Napels op de galeye zitten.V.108. doet verfcheide voorflagen om iet tegen de MenTnezen te ondernemen. V. 109. befluit de Franfche vloot te bevechten. V. 146. zyn gevecht tuflchen de eilanden van Stromboli en Salino. V 148. keert met de vloot weer naar Melaffo. V. 161. befluit naar Hollandt te vertrekken. V. 167. kry t een brief van den Onderkom g, vervatende verfcheide redenen tegen zyn vertrek. V. 1Ö9. gaat van Melaffo t'zeil. V. 175. komt ontrent het eilandt Gorgona, en krygt laft van den Staat om noch langer in Sicilië te blyven. V. 176. komt weer te Napels, en brengt te weeg dat zesentwintig Hongarifche Predikanten van hunne flaverny verloft werden. V. 180. 181. zyn gedenkwaardig gefprek met de ver. lofte Predikanten. V. 184. hy wordt van den Onderkoning met eenige gefchenken vereert. V. 186. t komt te Palermo. V. 189. voor Meffina. V. 200. ontrent Augufta. V. 204. vecht met de Franfche vloot ontrent den berg ./Etna. V. 213. wordt gequetft. V. 215. v.m den Koning van Spanje met den tytel van Hartog vereert. V. 22S. draagt zich geduldig in zyn pyn. V. 230. bereidt zich godtvruchteïyk ter doodt. V. 231. fterft. V. 232. wordt gebalfemt. V. 233. kort verhaal van zyn opkomft en leeven. V. 235. zyn huwelyken en kinderen. V. 447. de tyding van zyn doodt verwekt groote droefheit in het Vaderlandt. V. 202. de Staaten bcfluiten hem een eertombe op te rechten. V. 270. loffelyk getuigenis van den Spaanfchen Afgezant de Lyra hem aangaande. V. 271. eere hem van den Koning van Vrankryk cn Engelandt bewezen. V. 276. refölutie van de Staaten aangaande de orde van zyn begraaffenis. V. 281. zyn lykftacy. ' V. 285. Michiel de Wit de Ruiter, dochters zoon van den Admiraal, wordt met den tytel van Baron befchonfcen. V. 275. zyn deerlyk einde en lof. V. 275. Mid-  4*6 REGISTER. Middelaar. Zyn ampt is de partyen zoo veel als moogelyk is tegen eikanderen in wederwicht te houden. Middellandt verdrinkt. y. Mirt. Zwaare milt in de vloot. IV. 53, 84. 315! mirt doet bet vervolg der Engelfchen ftaaken. Ili. 60. Mittelfartfund. j , Z Moederlyke liefde en kloekmoedigheit in het bergen van haar kindt. 6> Moetwil op het fchip Groeningen gepleegt. III. 117* Monk zoekt Karei de tweede op den troon te helpen. I. 414. Zyn fchip zeer reddeloos gefchooten. III. 67. Montagu zeilt met de Engelfche vloot naar de Beidt. I. 396. fchryft aan de Ruiter. 1. 301. zyn wederbaren voor Algiers. II. 8. zyn gevecht met Brakel. ;V. 68. zyn doodt. IV. 70 Montery doet een bezendig aan de Ruiter. IV. 452. Montsbaay. j Montferratte. jj \tg Moolenbeek, Burgermeefter van Brugge. IV.' 452! Mooren bewyzen de Ruiter groote eer na zyn overwinning, in 't gezicht hunner ftadt verkregen tegen vyf rooffcheepen van Algiers. I. 36. betoonen hunne trouw. j_ 4I> Muitery in Hollandt vervolgt. IV. 223. baart verandering der Regeering. jy 22q Muitzucht van de Ruiter gehaat. V.' 242. ??un£enbo- I. 44<5. Munfterfche oorlog. I. 558. geëindigt. Ili. 5. N. -Vaarden. Toeleg op Naarden vruchteloos. IV. 27*. Naarden verovert. iw £»«*tg"«. I, llt de Nagelboom genoomen. m. 68. Naskou aan den Koning van Zweeden overgegeeven. 1.351. en den Deenen door de Zweeden overgeievert. j. 4p5> Nederlanders hebben niet alleen te lande maar ook  REGISTER. 447 ter zee moeten oorlogen. I. r. Nedrigheit van de Ruiter. II. 337. Negery of Dorp der Zwarten, zyne befchryving. III. 213. Negers, hun wapenrufting. II. 250. hun bedriegery. II. 255. wreetheit II. 278. hun trouloozen aardt. II. 294. hun manier van zweeren. II. 294. Nicolaus Heinfius. V. 299. Nlding. I. 504. JNiedek, Zeekapitein, begaat een miflag ontrent de Zweedtfche fcheepen aan te houden. II. 446. Nieves. II. 339* Nieu Amfterdam. II. 363. Nieu Nederlandt. II. 363. Nieuwenhoven. Verhaal van 't uiterfte gevaar daar het Ooftindifch fchip Nieuwenhoven in den ftorm zich in bevondt. II. 504. 544. Nieuwerbrug. IV. 280. Nikolaas Boes. IV. 78. Nikolaas Helt, Viceadmiraal van Denemarken. I. 492. Nikolaas Marreveldt, Kapitein. I., 474- Nikolaas Naalhout door 't harde weêr opgezonden. H. 533- zvn gevecht op de rivier van Londen. III. 306. zyn dapperheit. III. 309. Niklaas Verfchoor, Schoutbynacht, in Sicilië doodtgefchooten. V. 151. Niklaas Vivien. II. 514* Nikoping. I. 351. Noirot naar Napels gezonden. V. iorj. gequetft. V. 226. fterft. V. 221. Noorwegen. Hollandtfche vloot aldaar. II. 453. Nyburg. I. 432. van de Ruiter befchooten, geeft zich op genaa en ongenaa des overwinnaars over. I. 451. wordt i'eplondert. I- 454- Nydt, de fchaduw van groote mannen. I. 77. de Ruiter benydt. !• 77- Nyhofs fchip door onweer ontreddert. III. 102. hy wordt doodtgefchooten. III. 114-  448 REGISTER. O. Odenfee, Hooftftadt .'van 't eilandt Funen, gaat over aan den Koning van Zweeden. i. 349. Olivier Aggeszoon. H. 4,69. Ongelukkig? eerfchoot. I. 43. Onvoorzichtigheit in 't zeilen, en order daar tegen beraamt. II. 447. Onwtêr in Texel doet groote fchaade. I. 141. Zoekt ftorm. Oogmerk des Schryvers in het befchryven deezer HlQorie. I. 3. Oorlogen te water heeft de Nederlandtfche Staat dikmaal moeten voeren. I. 1. Oorlog tuflchen Zweeden en Poolen. I. 224. tuflchen Denemarken en Zweeden. I. 349. Oorlogsvloot der Nederlanders tegen d'Engelfchen uitgeruft onder Tromp. I. 49. van dertig fcheepen onder den Heer van Waflenaar. II. 184. Oofterfche koophandel van zeer groot gewicht voor de Hollanders. I. 225. Ooftinditche fcheepen. Galjoots gezonden om die op te zoeken. II. 444. worden in de haven van Bergen in Noorwegen van de Engelfchen aangetaft. II. 453. raaken uit Bergen en koomen by de Hollandtfche vloot. II. 459. twee Ooftindifche fcheepen genoomen van de Engelfche. II. 481. Ooftindifche reteurfcheepen ontrent de Eems, ontzeilen tut gevaar door de Engelfchen haar befchooren. IV. 183. beraadtflaging daar over by de Staaten genoomen. IV. 184. zy koomen binnen de Eems. IV. 194. voegen zich by de vloot. IV. 204. koomen in 't , V'ie' ,s IV. 209. t Ooftindifch retourfchip Papenburg genoomen. Ooftrum. jj. 40^ Ooftzee zoeken de Staaten te beveiligen. I.' 225." Opdam komt in de Sondt. I. 22-?. wordt met de Order van de Ridderfchap des Olifants vereert. 1.226*. met dertig van de zwaaröe fcheepen t'huis ontboden. I. 234.. verkrygt de Heerlykheit van Wafle- ,.' naar,  REGISTER. 44d haar. I. 317. wordt gezonden om Koppenhagen te ontzetten, l. 355. zeilt met de Hollandtfche vloot door de Sondt. I. 357. quyt zich dapper in 't gevecht. I. 357. komt te Koppenhagen. J. 303. wqrdt belaft in Denemarken met de vloot te overwinteren. I. 366. handelt met Montagu. 1. 398. wordt toegeftaan naar 't Vaderlandt te keeren. I Oran, een Barbarifche Stadt. II. 68. Order tegen het onvoorzichtig zeilen, ll. 447. omalle gefchreeve en gedrukte ordres in zee te werpen. II. 451. om de veroverde vyandtlyke fcheepen in brandt te fteken. II. 451-. Orkaanen in Weftindie. I. 43. Orkaan in de vloot op de Guinefche kuft, II. 347. Otto van Trtflong doodtgefchooten. UI, 76; Oudsan. V. 292. Overwinning der Nederlanders in Engelandt in twyf> fel getrokken. UI. 77; P, Pi J- alm, Kolonel. III.238. landt op Ch3ppey. I I. 242; heeft het gebiedt aan den Uithoorn. IV. 289; Panhuizen. II. 232, 412. IV. 75. Papenburg, een Ooftindifch retourfchip, genoomen. IV. 480. Parlement in Engelandt IV. 290. verklaring van 'C Engelfch Parlement, erkennende Karei den tweeden voor wettigen erfgenaam zyns \adtrs. I, 506. Paflaro. li 2o. Paulus Adriaanszoon Klerk , Opperfcbryver by de Ruiter , werdt in de baay van de Baibados doodtgefchooten. JI, 334.- Paulus AuguftyU ïr. 4i2.. V< Deèl, Ff Fau-  450 REGISTER. Paulus Morgendal. n 270 Paulus Wirts, Veldtmaarfchalk, komt de Ruiter aan zyn boordt begroeten. iy ai? Pedro Vierra de Silva. j. 3^ Penningen. Hoogmoedige penningen in Engelandt in den jaare 1665. g.flagen. II. 381. Penning tot gedachtenis van de vreede met Engelandt na 't werk van Chattam. 111 3„ Pelt binnen Genua. I. 300. te Londen. II. 527! petrus Francius Iykdicht op de Ruiter. V. 292 Pheniciers eigenen zich de heerfchappy der zee toe.* Philibert Wynrich. Hl/lSk! Philips van Almonde, door 't harde weer opgezon" den. II. 53?. wor(jt Schoutbynacht van de Maas. IV. 535. komt te Napels, en gaat van daar met de vloot t'zeil. V. 277. komt met het lyk van de Ruiter te Hellevoetfluis. y. 278. Philips van Lorraine komt in de vloot. Ili. 98! Philips de Munnik, van de Ruiter gezonden om naar d Engelfche vloot te verneemen. IV. 35. Philips de vierde, Koning van Spanje, fluit een 'eeuwige vreê met de Nederlanders. I ™ Pieter Baut. jj Al' Pieter de Bitter, Opperbevelhebber der Ooftin'difchè fcheepen. U Pieter van Brakel, Schoutbynacht. I. 479. in 't IVvecht met d'Engelfchen doorfcbooten. II 363 Pieter Korneliszoon, Nederlandtfche Conful te Lisbon- I. 31. Pieter van der Does geftorven te Sint Thomée. II. 330. Pieter Floriszoon, Schoutbynacht onder M. Harpertze Tromp. I. 78. quyt zich dapper tegen Blaake. I. 93 wordt van de Staaten van Hollandt bedankt en geprezen. I. 105. wordt Viceadmiraal over 't Noorderquartier. I. 155. fneuvelt in de zeeflag tegen de Zweeden in de Sont. I. 357. Iykeer hem aangedaan. L 3(50t Pieter van Gorkum, Zeekapitein. I. 29. Pieter de Groot zynruflig antwoordt aan een Engelfch Heer. II. 381. hy waarfchouwt de Staaten van de quaa genegentheit des Konings van Engelandt. III. 391.  REGISTER. 4Sr I. 191. zyn gefprek met den Koning van Vrankryk. IV. 6. Pieter Heins loffelyk getuigenis aangaande Tromp. I. 133. Pieter de ETubert. I 390. Pieter [anszoon Uitenhouc doorfchooten. III, 76. Pieter Klaaszoon Wynbergen. II. 482. genoomen en losgelaaten. II. 565. Pieter Kooker, Schipper van een Oofïindifch fchip, fpringt in zee door vrees dat het fchip z,iu zinken. II. 485. Pieter Leendertszoon, Kapitein van een kaper. IV. 258. Pieter Magnuszoon. III. 171. Pieter van Middellandt verdrinkt. V. 253. Pieter Nooms, Heer van Arlanderveen moet van de Heerlykheit van Waffenaar afiiaan. I. 316. Pieter van Percheval. I. 235. Pieter Pieterszoon Lely. III. 124. Pieter van Ree. II. 345. Pieter Salomonszoon, Kapitein. I. 474. doodtgefchooten, 111. 50. Mr. Pieter Vogelzangk. I. 3pc. Pikke, Kapitein. I. 473. Plakkaat tot beveiliging der k opvaardyfcheepen. I. 78. tot aanmoediging der matroozen. 1. 121. tegen de gene die in Zweedtfchen dienft waaren. I- 4Jo. tot bezorging van 'sLandts vloot. II. 560. Pleimuiden. Ververfching uit die plaats aan de Ruiter vereert. III. 305. Plonderaars geftraft. III. 265. Pluisje van lont in de keel van deRuiter. lil. 175 Pomp. U. 352. Poolen. Oorlog tuflchen Zweeden en Prolen. I. 224. veltflag tuflchen beide. I. 231. verdrag tusfchen beide geflooten. 1. 234. Poorts dapperheit. I gi. ongelukkige doodt. I. 90, Portlandt. Graaf van Portlandt. II. 378. Portugaal veranderdt van regeering I. 18. de Staaten koomen de Portugeezen met een vloot fcheepen te hulp. I. 19. Portugeefche vloot. I. 27. Portu/eezen weigeren de Nederlanders over "t on.ïelyk hun aangedaan te voldoen. I. 319. beflaan de Pf a Ne-  *5* REGISTER, Nederlandrfche fcheepen. I. 319. haar wordt van den Maat de oorlog aangekondigt. I. 320. hun fuikervloot vervalt in de macht der Hollanders. I. 322. zy myden het gevecht met de Ruiter. 1. 336. Portus Lune. j " Poften langs de ftranden. iv. 449. Predikanten. Zommige Predikanten oproerig. II. 438,' 4-9' befluit der Staaten hun aangaande. II. 439. zy worden aangemaant om ernüis voor 't Vaderlandt te bidden en de Gemeente tot boete te vermanen. III. 160. zy worden van de Ruiter hoogh Seacht- V. 241. Prins van Monako. III. 30. in groot gevaar. III. 43. quyt zich dapper. m, 6s. Prins van Montefarchio bezoekt de Ruiter, en verwonderdt zich over de kieenheit van zyn huis. III. 338. komt met negen fcheepen by 'sLandts vloot. V. 155. Prins van Oranje wordt op het verzoek van Kromwel uit alie hooge ampten uitgeflooten. I rs8. bezichtigt de vloot nevens eenige Grooten. lil. ri. groote genegentheit van de Hollandtfche matroozen tot zyn perfoon. III. 12. wordt Kapitein Generaal. IV. 9- genegentheit tot zyn perfoon, en vordering. IV. 115. opftandt des volks daar over ontftaan. IV.i 16. ampten bem opg-:draagen. IV. 118. zyn verklaaring tot ontfchuldiging der Hollandtfche Regenten. IV. u8. de tyding van zyn verheffing maakt groote vreugt in de vloot. IV. 119. zyn advys wordt verzocht ontrent het pofteren van de vloot. IV. 134. zyn antwoordt. IV. 134. verleent fauvegarde voor de Ruiters huis. IV. 235. zyn toeleg op Naarden en Woerden mifiukt. IV. 276. zyn tocht naar Charleroy, IV. 277. komt in 't leger by de Goudtfche (luis. IV. 27/. verzoekt van de Ruiter kennis te krygen van bequaame Zeeofficieren. IV 294. zyn br,ef aan de Ruiter. IV. 455. komt in de vloot, en is van gevoelen dat men de vyanden moet bevechten. IV. 467. zyn brief diés aangaande aan de Ruiter. iv. 468. Ptins Robbert komt d'Engelfchen met vyfentwintig" verfche fcheeoen te hulp. III. 60. op de kuft van Guinea verwacht. II. 280. maar vergeefs. II. 286 zyn fcherp gevecht met de Liefde. II. 63. zyn fchip  REGISTER. 453 fchip zeer doornagelt. III. 65. hy vecht met de Ruiter ontrent de Helder en raakt aan 't wykeu. IV. 490. volgt de Ruiter om 't blaauw esquadre te ontz-tten. IV. 492. Frofaniteit van de Ruiter verfoeit. V. 241. Pryzen van Breft afgehaalt. III. 320. Ptolomeus afkomft. I. 9. Puchler. I. 361. duC^uêne, Admiraal der Franfche vloot, vecht met de Ru'ter in Sicilië. 1 V. 149. Quiryn van Kerkhove, Zeekapitein, wordt belaft op het Ooftindifch fchip 't Slot van Hooningen te paffen. II. 401. R. efufco. II. 219. Regemorters kloekmoedigheit. I. 92. Regenten in Hollandt van hunne ampten ontflagen. Iv. 223. Reinier Janszoon Witte. II. 412. Reinout van Koeverden. I. 412. II. 37. Rem 't Hoen, Luitenant van Kapitein Wildtfchut, wordt eerloos verklaart en voor fchelm wechgejaagt. II. 496. Renegaaten op de galey gebannen. I. 205. Rentebrieven aan de Admiraalen de Ruiter, van Nes en Tromp gefchonken. IV. 53c, 531. Reprefali-brieven. I. 47. Refölutie der Staaten. Ziet Staaten. Reukelooze daadt van een matroos. III. 12. Rdchard Kromwel. I. 365, 505. Richewyn , Kapitein. I. 473, Ridder Temple raadt een Triple alliantie te maken. IH. 333. Ff 3 Rid-  ♦54 REGISTER. Ridderus (Francifcus). II. 438. Rivier van Londen bezet. Hf. 282, Robert Blaakes gevecht met Tromp. I. 49. Robbert Holmes bevecht de Smirnifche vJoot. IV. 12. Roben Honiwood. Ziet Honiwood. Robbert van irterfum. UI, 92. Robertus Junius, Predikant t'Amfterdam, begeeft zich op 'sLandts vioo I. (2o. Robbert Rouk. n. 62. Robbertfon, Engelfch Kapitein. I. 344. Roch (Kornelis). IV. 230. Rochefter. Tocht naar de rivier van Rochefter. III. 235- de Hollandtfche vloot aldaar. III. 242. des z. lfs diepten onderzocht. III. 244. Roelof Gerritszoon. III. 124. Roetering, Kapitein. I. 465. Roodeloop in de vloot. V. 254. Roos. II. 4oi. Roodtfteen (Markus). I. 433, 467. Rotsfchildt. Vreede tuflchen Zweeden en Denemarken aldaar geflooten. I. 351. Rotftok. 1.4!jl> Roubeklag over de doodt van de Ruiter aan zyn weduw en kinderen gedaan V. 264. Royale Catharina verovert en weêr verlooren. IV. de Royale Charles verovert op de rivier van Londen. 111. 252, 263. naar Hollandt gezonden. IV. 291. gefloopt. IV. 292. Royale Oake , een Engelfch fchip, aan brandt geft.ee. *en. III. 2S6. de R.oyaIe Prins verbrandt. 111. 59. Rulaeus (fïenricus) doet een lykpredikatie over de Ruiter. V. 291. Ruitig antwoordt van de Ruiter aan een Franfeh Ka- _ P'tein- I. 39. Ruth Maximdiaan wordt Kapitein ter zee. iii. 3. verovert het fchip de Convertine- III. 68. wordt over zekere misdag in een geldtboete verweezen. III. 97. doodtgefchooten. m. Il4. Rutger Huigens. ji. „g^ Ruwaart van Putten. Zoekt Kornelis de Wit. S.  REGISTER,. 455 S. Saleé. Gevecht voor Saleé. I. 35. moeite met de Sant van Saleé, wegens het nemen van een luiks fchip. I. 168. verdrag met die van Saleé geflooten. I. 2O0. vreede met die vau Saleé vernieuwt. I. 286. Sama, een Negers dorp. II. 252. Samuel Raven meent eenige opftandt in Engelandt te zullen verwekken. III. 94. aan landt gezet, keert onverrichter zaake. III. 95. zyn quetfuur en overlyden. III. 11*. Samuel Smit. II. 252, Sandwich. Graaf van Sandwich. II. 376. zyn brief aan Monk. II. si°« Sanfum , Engelfch Schoutbynacht, gefneuvelt. II. 378. de Sant of ©pperfte van zekre ftadt in Barbarye poogt de Ruiter een Huk laaken voor een prys onder de waarde af te parflen, doch te vergeefs. I. 40. maakt met hem een verbondt van vriendtfehap. I. 41. Sant van Saleé neemt het neemen van een Turks fchip euvel op. SI. 168. Sauvegarde van zyn Hoogheit voor de Ruiters huis. IV. 235. Schafsburys bekentenis, nopende het geluk der Hollanders. IV. 285. fel zeggen van 't Hollandts Carthage uit te roeijen. IV. 290, Schak, Veldtmarfchalk van Denemarken. I. 498. Schatter, Kapitein. I. 347* 473. Schay. II. 305. Schelling. *t Wefteinde van der Schelling door d'Engelfchen verbrandt. III. 160. Sceperus (Jacobus) predikt oproerig ter Goude. I. 438. Scheurbuik in de vloot. III. 323. Scheuringen in de kerk van deRuiterverroeit. V. 240. Schey. I. 49c. zyn fchip lydt groote fchaa door den ftorm voor Goereê. II. 518. Schilders gewoonte. III. 72. Schildery van Chattam ontfteekt den haat des Konings Ff 4 van  453 REGISTER, van Engelandt. Tv Schoonen. \Y' s' ?l?hfannHZr0ef,itnd'0,0r,0gfcheePen V00r AmftwdS aan brandt te fieeken, en wordt gerabraakt. IV. Schram. Ziet Volkert. Schrik in Hollandt door d'aankomft des Konings van Vrankryk gebaart. ,%* oK Seclufie.van den Prins van Orante. i \Vo Senega êen Aroom op de kuft van Guinea. II.' 200.' fierft"1"63' 6 d" D°Uane te A1ëiers- ?8' liet^LionfIfd' Gezant in Dene«arken. ljU', !sö! Simon HJok dooricbooten. m' Simcn Klein. f Simon Poppinga. , , "** Snnon Willemszoon. ,j .1°' S.rr.on Wilienmoon, Zeeraadt, naar Bergen gezonden. U. 4.-6. te rug ontboden. jf .6o Wmon WillemezQbrj wordt binnen Texel gezonden'. r;t49rVuV1!frekt Uit de vl00t' en kl7Jït een loffevtoo dj Gevolmachti§de Heeren in de m Euftache. IL 3;|* 34*' SiüoïSdel ^ IL ^ ^oftvelting ;1P3^ Sint fago. 2S5- Sint 'Vincent. })" 3jI" Sr K ?e£ fchi? Sint PauI verbrandt. Hl. g iint Uioroée. 53 ?laven. S ltig fl by te ^ fc ,oft33°- Ltr b?dlrdt te A,g!ers Slangen. IL 4r. meer dan honderdt dertig «doft. II. g9. tachtis dmzendt guldens t,t loffing d r flavan v Lamel j? de fcheepJn " g™ 'ikh aeC 2Wemme" a*n ^zfn^lt/6" ^"^la.dt, Nederlandts <£ niuïr'k ï" !' 9°' Gezim *>lrir Stokholm. l. 4 1 SHnkfche tr; k van een Engelfch Kapitein. I JJf Sluizen m Hollandt geopent. IV m7 gnjunefche vlqot yan d'Engelfchec aangetaft, IV. li.' Sneek,  REGISTER. 4S7 Sneek. Het fchip Sneek genoomen en verbrandt, III. 117, Spys verfchsffing op de vloot, order daar op geftelt. II. 441. Somelsdyk komt by de Ruiter in de vloot, maar begeeft zich op 't fchip van Tromp. 11. ico, Sonct. De Sondt. J; 473. Soflingés. Bericht van de gelegentheit van de baay • der Sorlinges. Hl. -l4. Spanjaarden Eenige Span aarden fchenden uit moet' wil der Stapten vlag. IJ. 75. Spaanfche Grooten koon.en 'sl.andts vloot bezichtigen en de Ruiter begroeten. IV. 452. Spaanfchen verzoeken hulp tegen de oproerige M.elfinezén. V. 65. veroveren Ibifo. V. 139. houden zich zeer achterlyk om by de Hollandtfche vloot te koomen. V. 213. raaken in 't gevecht. V. 217. Spanjaarts hoogmoedt. I. 35. Spartivento, een uithoek van 't Ryk van Napels. II. 20. Spefla, een vermaarde zeehaven. 1. 292. Spiegelgevecht. UI. 12. Spie. elgevecbt?n, op het aanraaden van den Raadtpei.iionaris de Wit, in de vloot gehouden. iJ. 478. Spino'a. ƒ, ^ Sprag vecht met Tromp. IV. 488. zyn jammerlyk einde. ty. 490. Stank in de Hollandtfche fcheepen. I. 264. Star met een Haart. II. 241! Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden befluiten de Portugeezen met een fcheepsvloot te hulp te ko'men. I. 19. laaten een plakkaat uitgaan tot beveiliging der koopvaardylchetpen. I. 78. beveelen de Ruiter in zyn eer en gezag te handthaven. I. 79 fielten ordre tegen den toeleg der Engelfchen om de fcheepen en zeehavens van den Staat met vuur ta verdelgen. I. 83. hun b fluit aangaand, het geleide der Ooltindifche en Hamburgfche fcheepen, koomende mst zilver uit Spanje. I. 67. zy verbieden de vaart op Groenlandt. 1.107. laaten een plakkaat uitgaan tot aanmoediging der matroozen. li 121. hun beflu t op het ft uk van den rang tuflchen de Viceadmiraalen de Wit en Johan Evertszoon. I. 148. F f 5 ver-  458 REGISTER. verbieden alle Kapiteinen 't onderzoeken der oori logsfcheepen toe te laaten. I. 162. befluiten den Koning van Denemarken tegen den Zweeden by te «aan. I. 353. noch vierduizent foldaaten naar Denemarken te zenden. I. 3Ö4. hun yoorftel aan de Koningen van Vrankryk, Spanje en Engelandt, om gezamentlyk de Turken op 't lyf te villen? maa" Sf ft rt"': hu? ZOrs voor de bewaaring der aZTA L l6f; hun bflluit «"gaande den L. Admiraal Tromp II. 423. hunne refölutie, rakende t empioy van 's Landts vloot, en dienende tot een generaale inftruéUe voor de Gevolmachtigden op de vloot n. 443. hunne refölutie rakende\ gebiedt Rul er nrndfiShVl°0te- rll 6' hun ^hryvenlan de iUlt"; LIL7^huUnn/ 'ef^ut,e ^"gaande het begroeten der Engelfche AmbalTadeurs. III. 209. hunne refölutie nopende 't invallen van 's Landts vloot. III. ^;hUureref0lUt'e "?pende 'c verblyfvan's Landts aI hl'r i I3°' i39'^Ure refülutie om de Ruit" ieif!cb e™lnf der Ooftindifche retourvloot aan te £t"aj '8S- jgI' hunne refolutie ter zake van de komft der vyandtlyke vlooten op de hooghte VSm0^ tv» "s- hunnere<°lutie aangaande bet fcheden. invallen en verdeelen van's Landts vloote. IV. 253. hunne refolutie aangaande *s Landts vloote en de Ruiter genoomen, IV. 506. hunnerefoiutie nopende de gevangene Hungarifche PrediSiïTJ!: v-m2?' hunne refolutie, ter zaake van de Ruiters verblyf ontrent Sicilië. V. 194. hunne refolutie over den toeftant der vloote in Sicilië. V.255. Staaten van Hollandt befluiten 's Landts vl<ïo*t met byzondre belooningen te vereeren.I. 101. bedanken tilRu,te700'-2yn dienft. I. I02. laaten in den Haag gebeden doen cm Godts zegen in het zeegevecht! tZtgeelV' aandeIRui£e^n fan Evertszoon een eerlyke verklaaring. I. 138. befluiten drie Viceadmiraalen en drie Schoutenbynacht in hunne Provincie te ftellen. 1. 149. fchryven de Ruiter een brief om hem tot aanneeming van 't ViceadmiraalÏÏTVn ^^.1. i«. hun befluit tot uitfluiting wk n inSV^ni?raJTLI' fteIlen ordereop bat beflaan der Hollandtfche fcheepen in Vrankryk. I. 269,  REGISTER. 45» I. 269. hun voorftel dies aangaande in de vergadering der Staaten Generaal gedaan. I. 275. 276. verfchil tuflchen de Staaten wegens 't verkiezen van den Heer Tromp tot Oppervoogt over de vloot. II. 383. hun befluit aangaande 't oproerig prediken. II. 438. hunne refolutie om den Raadtpenfïonaris de Wit te bedanken voor zyne dienften in de vloot. II. 514. zy willen de vloot niet opge. leidt hebben, maar dat ze, volgers hunner eens genoomen refolutie, in zee zal blyven. II. 535. hunne refolutie, by welke de Ruiter gelaft wordt in d'Admiraaliteiten te prefideren. II. 552. verftaan dat de Ruiter met een fchip van d'Admiraaliteit op de Maaze zal afvaren. II. 555. ontflaan den L. Admiraal Tromp van zyn ampt. III. 140. hunne refolutie om den Ruwaart van Putten, de Ruiter en van Gent met een goude kop te vereeren. III. 268. zy wenden alle middelen aan om den Koning van Engelandt en Vrankryk genoegen tegeeven IV. 6. dragen zyn Hoogheit den Prinfle van Oranje de hoogfte ampten op. IV. 118. toonen groote zorg tot befcherming der zeekuften. IV. 123. hun fchryven aangaande de moordt van de Heeren de Wit. IV. ito. hunne refoiutié rakende het reviclualieren van 's Landts vloot. IV. 237. over verfcheide anderezaken die de vloot betreffen. IV. 240 hunne refolutie rakende het geen men aan zyn Hoogheit aangaande het employ van 's Landts vloot zou verzoeken. IV. 465. zy neemen een b-fluit van deRuiter een eertombe op te rechten. V. 270. Staaten van Zeelandt beklaagen de Ruiters doodt met een brief aan zyn weduw. V. 265. Stavanger. II. 385. Staveren. * t Schip Staveren verovert. IV. 74. Steenbergen bemachtigt. I. 13. Steenbok, Maarfchalk van Zweeden, naar Funen gezonden. 1. 444. Stellingwerf I. 473. Sterfte in de vloot. V. 254. Steven Korneliszoon. II. 422. Stilftant van wapenen met die 'van Tunis gefloten. II. 35. met die van Algiers gefloten. IL 39. Stokholm. I. 47S* Stooks,  *60 REGISTER. Stooks , Admiraal van Engelandt. t ,„ I Lucar- L 25'- Storm voor 't Vile gen naar t Vaderlandt zeilende. II. 465. Storm in de vloot. III. l88. m. JV. m. |3 5.°™. St°tTandtaar Sch3fsbur?s bekentenis voordee'ligvoo3; Stoutheit van een matroos. m" „" överte.reedInV'Uitenant Adelaar.I.'3 2: ° egliéiS Itw9,n"S<5,,0?ts8«f»en. die utt Duins dren „^i* 33fi- St'7f- etnige Kapiteinen e, andren, over hun misbedryf in 't vechten, aangedaan. SZknVd:Zl^e'VSn als een'-tekS a E^el^&^ «■ ** -ift daaruit met Stuurmanskunft van de Ruiter geleerr. j « Suikervloot der Portugeezen vervalt by nacht onder °"anpdtfche v,0°' ^ lydt groote (chaade I322. Sultsbach. Prins van Sultsbach aan de Ruiters boordt. Swart. {• 493. Symen Roelofszoon. u[ 3|£ T. Taalman. Taddeus de Landtman. Hf Takorary op de kuft van Guinea vyandtlyk door d'Engelfchen overvallen en verovert. li. l6j. opgei£r. IL.2^. vermeeftert. II. 240. dorp van Ta. korary verbrandt. r i, Tavila. '{•, 247. Temple dryft een Triple alliantie door. 111.333.' Ter'  REGISTER. 4ó"ï Terion, Franfeh Gezant aan 't Hof van Zuteden. I. 362. zyn antwoordt op de boertreden van den Koning van Zweeden. I. 362. zoekt hem, als hy de Engelfche en Hollandtfche Gezanten wat fcherp bejegende , terneer te zetten. I. 410. zyn brief aan de Ruiter. III. g2. TerreNeuf, daar't des zomers zoo kout fs als in Hollandt 's winters. II. 351. zeer vifchryk en voor al van Kabeliau. II. 351. zyne gelegentheit, II. 351. Teunis Willemszoon. III. 277. Themiftocles afkomfr. I. 9. Theodorus W fthovius biedt zyn Predikdienlt aan de Ruiter, en wordt voor zyn Predikant aangenoomen. IV. 302. ontfangt brieven van twee Hungari.fche Predikanten, die te Napels op de galeye zaten. V. 108 Haat deRuiter by in zyn krankheit.V.232. Thomas Allen bejegent den Viceadmiraal Zweers op een vreemde manier In 't Karaat. IV. 340. Thomas Broun, Engelfch Konful te Algiers. I). 28, Thomas Dolman. III. 238. Thomas van Hees naar Algiers gezonden. V. 84. Thomas'KIifford. III. 51, Thomas Louvel. IV. 515. Thomas Tiddyman. II. 452. 453. Tnomas Tobiaifen klaagt over gebrek van lyftogt. IV. 250. zyn lof. IV. 490. hy wordt op het fchip Waasdorp geflelt. IV. 517. Thomas Vlug wordt Viceadmiraal. IV. 535. Thuanus lof. I. 274. Tjerk Hiddes, door de frorm afgedwaalt in het wederkeeren van Bergen in Noorwegen, komt met drie fcheepen en een brander by de vloot. 11.472. doodtgefchooten. III. 117. Tierrink, Zweedtfchen Admiraal. I. 482. Tichelaars fnoodt bedryf tegen den Ruwaart van Pur> ten. IV. 169. Titus van *°afTau. IV. 57. Torbaay. Toeleg, op die phats. III. 598. Tralane. III. 303. Travemunde. I. 458. Treflong wordt doodtgefchooten. III. 43. Triple alliantie tuflchen Engelandt, Nederlandt en 'Zweeden. III. 333. Tri-  4«-2 REGISTER. Tripoli. Gelegentheit en fterkte van Tripoli. II. 59. Tnpoleefcbe zeemacht. II. S7. Triftan de Mendoca Furtago, Gezant van Portu- „ «Ml- I. 19. Tromp (Marten). Zoekt Marten. Tromp (Kornelis). Zoekt Kornelis. Trouwvande Ruiter aan zyn Meeftersbeweezen.I.4r. trouw der Mooren ontrent de Ruiter. I. 41. Tuineman, Zeekapitein. I. 4g/ Turennes gefprek met den AmbalTadeur P. de Groot.* Turkfche Mooren quyten zich dapper tegen de' Rui* ter- I. 197. Turken, hun goedt getuigenis van de Hollanders. ~ . , . II. 61. lurkiche roovers verovert. II. ig, 22. 30; Turkfche prys genoomen en weêr vrygelaaten. I. 173. Turkfche barken en pryzengenoomen. 1.197-199. Tweedraght in Hollandt. IV n? Tycho Brabe. j. 3JpJ Tymen Simonszoon Rot. fj." 282! Tyriers matigden zich de heerfchappy over de zee* aaD- I. 85. V. \/"aart op Groenlandt verboden. II. 370. de vaart op Noorwegen en naar Ooften voor eene reize toer-elaaten. H, 5£?. Valkenburg, Diredeur Generaal over de Noordtkuft van Afrika.II. 176. onthaalt de Ruiter. II. 254. zyn raadt en antwoordt op eenige vraageu van de Ruiter ontrent de zaken in Weftindien. II. 3^2. Valehen. Kapitein. 1 473 Valentie. r£ *'£ Vaft- en bededag van de Staaten uit?efchreeven.IÏ.435." Velzen, Landtkapitein in de toght van Chattam. III. Veldtflag op Funen by Nyborg. I, Hy'. Venetiaanen. Hun zegen tegen de Turken bevoch*en- I. 231. Ver.  REGISTER. 453 Verandering der Regeering in Portugaal. I. 18. ia Hollandt. IV. 223. Verbaal van de Wit in 't licht gegeven. III. 332. Verbaaftheit te Londen over de nederlage van Chattam. III. 25g. Vereeringen over 't werk van Chattam. III. 268. 269. Verdrag tuflchen de Staaten der vereenigde Nederlanden en de Portugeezen. I. 18. met die van Saleé geflooten. I.2co. met Vrankryk over eenige gerezene gtïchillen geflooten. I. 284- tuflchen Vrankryk, Engelandt en de vereenigde Nederlanden geflooten, om de vreede tuflchen de Noordtfche Kroonen uit te perken. I. 378. met de Fantynfche Negers, om in'tbezetten of veroveren van Kormantyn den Hollanders behulpig te zyn. II. 288. Verjaardag van de Ruiter geviert. V. 199. Verraders toeleg op de Ruiters leven. IV. 273. Verfteeg, Luitenant ter zee', wordt .afgezet, II. 49e. Vertrek der vl. ote uit Guinea. II. 328. Vertrouwen van de Ruiter op Godts maeht.IV. 352. Vervolging ter zaake van Godtsdienft is zeer fcbade- v. 125- Verzaamelplaats van de fcheepen in gevalle van ftorm. Verzuim van Kapitein Niedek. II.' 446* Vincentius Fabricius. I. 235. Uithoorn met matroozen bewaart. IV. 289. Uittenhove, Kolonel. V. 40. Uitkomft van eenige zaken moet ons van de goe of qua gefteltenis der zaaken zelf niet doen oordee...'£"• II. 442. Viflchery. d'Fngelfchen fchryven zich het recht der viflchery toe. i. 45. Viflchery' verboden. IV. 207. Vivien- II. Si4. Vlaamfche fcheepen, met Engelfche foldaaten ten dienft van Spanje, pafferen door de Hollandtfche vloot. ... III. 278. Vlag voeren, befluit, daar op genoomen. I. 238. 239. Vlekkeren. II, 5, 5. Vlie. ft) Koopvaarders aldaar door d'Engelfchen verbrandt. " ju. IS9. Vliflïngen, de Ruiters geboorteftadt. I. 10. lof van die ft*dt- ibid. Vloot  4*4 REGISTER* Vloot naar Portugaal. L 24. vloot der Hollanders gilt van voor t landt van Bergen in Noorse :en fzeil, en wordt do .r een zwaare ftorm vèrltrooit. Ü.4Ó?! komt voorderSchelling. II, 475. Hoüand.fch ■ vloot tüa-Z nU!te,''C 'aar ï666- in zee Ül. 1 h komt tuflchen Duinkerken en Noordtvoorla-dt. III- 33. beraadtflagingen over 't verblyf van 's Landts vloot in den bekommerlykften tydt. IV ig Vlucht der Engelfchen. III. 6?. Van 't Engelfch esqua' dre der blaauwe vlagge. Hl. ito, Voge Utlandt . . IL 2Q(J> Vogelzank, Nederiandtfch Gezant op de vreedchaudel tuiïchen de Noorder Kroonen. I 407 Volkert Schram werdt Viceadmiraal vin Weftviieslandt en t Nöordferquartier. II. 369. van wandevoir befchuldigt IV. 221. by den Krygsraadtonfchuldig verklaart. IV. 221. 260. dootgefchooten. IV. 364. Vollenhove (Johannes;. y goï Vondelens lofdichten ter eere van de Ruiter, lil. is'. over 't werk van Chattam. m '2?0 Voorbeelden van treffclyke mannen uit Hechten (tamme gefprooten. j _ Vootzichtigheit van de Ruiter. I. 295. m. si. 7^. V 238 Voorzienigheit Godts in het verydelen der m-nfchelykeaanllagen. II.442.469. ontrent de vloot III 175 Upzai, geboorteplaats vau Karei Guitaaf, Koning vari Zweeden. j . ' Uranienburg. t' Vrankryk. \[ g». Vreede. Tot bevordering dil vreede is 't noodlg dat deene party, door de zaaken flepende te houden, niet te veel vo.irdeels op d'andre winne. I. 483. Vreede met Spanje. L 33. met Kromwel 1.157. met dtevan Saleé. I. 28^. 287. tuflchen Zweeden en Denemarken te Rotsfchildt geflooten. I. 351. 489 der Engelfche met die van Algiers. II. 46. tulTchea de Hollanders en die vsn Algiers. II. 48. 78. 82. met die van Tunis. II. ör. 02. vreede met denBisfchop van Munfter geflooten III. S. met Engdlandt III. 3ir. IV. 530. 540. tuflchen Vrankryk en Spanje te Aken geflooten- ui. S34. Vree Je der kerke Van de Ruiter bemint. V. 240. Viee*  REGISTER. 4Öj Vreedepenning t'Amfterdam gedaan. III. 330. Vriendelykheic van deii ouden Admiraal Tromp tegens zyn mairoozen. I. i34. Vrybuiters van Vrankryk doen groote fchaade. I. 257. Vryheit der zee beweert. j. gó". Vrymoedig antwoordt. I*. 39. Vrywilligen bieden zich aan om met hunne lichte fregatten zich by's Landts vloot te voegen. IV. 371. Vuurwerken. Waarfchouwing aangaande eenige vuurwerken in kiften of tonnen verborgen, en onder, zoek daar op gedaan. lil. 90; W. "Waalseilandt door burgers bewaakt. IV. 230. Waters gebrek in de Hollandtfche vloot. 1.345. quaat water, groot ongemak op de vloot. II. 150. Water oorlogen. j.. j; WalvifchVangft verboden. IV «7; Warburg. t\ |JJ4 Waftenaar. Heerlykheit van Waflenaar. I. 317. Waflenaar. De Heer van Waftenaar, L. Admiraal Generaal. II. 369. vliegt mét zyn fchip in de lucht. II. 378. Ziet Opdam. Weduwen. Den weduwen en kinderen dubblegaadje van hun overlede vrienden toegezeit. II. 372. Ween, Deenfch eilandt. I. 477. Weerfpannigheit op het fchip Groeningeh gepleegt. Wddaadigheit van de Ruiter aan een Franfeh 'fchip dat ten einde van leeftocht was. I. 175. Weflel Smit zoekt het graauw, dat de Ruiters hüis wou pionderen, te ftillen. IV. 225. hy brengt zyn kompagnie burgers in de wapenen, en fteldt order om het huis te befchermen. IV. 226. WOtergo. Het fchip Weftergo verbrandt. IV. 83- Wildt (de) met 4 fcheepen naar Saleé gezonden. I. 338. komt voor Saleé. I. 339, met een goude keten befchonken. I. 284. ftoot met zyn fchip op een zeeklip. I. 312. Kommandeur. I. 471. wordt Schoutbynacht. j)m 360> V. DüEt. G g Wildt-  4<56" register. Wildtfchut verfaat van Nes, en wordt in hechtenis gezet. II. 488. vonnis tegen hem uitgefprooken. II. 495- vonnis tegen hem gewezen uitgevoert. II. 495. Willem Arentszoon van Warmondt. I. 127. Willem Baftiaanszoon wordt L. Admiraal van 't Noor- derquartier. jv. 535. Willem Barkley, Viceadmiraal der witte vlagge j doodtgefchooten. jjj. 38. Willem van Bergen. II 48c. wordt van de Franfchen by Livorno gevangen. I. 293. weer ontflagen. 1.305. Wil em Boreel , Ambafladeur der Heeren Staaten in Vrankryk. I 243. laft hem ter gelegentheit van het bellaan der Holiandtfche fcheepen gegeeven. 1.270. zyn aanfpraak aan den Koning. 1. 271. Willem Boudewynszoon. II. 504. III. 64. Willem Evertszoon, Opperftuurman, afgezet. II. 535. Willem van Ewyk. jv. 376. Willem Hendrikszoon , Zeekapitein. iv.' 426. Willem Jofef van Gent, L. Kornel, wordt aan den Gouverneur van Bergen gezonden. II. 455. wordt Kolonel over een regiment zeefoldaaten. II. 562. wordt van den vyandt fel bevochten, en is in noodt. III. 113. wordt tot L. Admiraal verkooren. III. 146. zoekt zig van dat ampt te excufeeren. III. 147. wordt dcor refolutie der Heeren Staaten daar to. genoodtzaakt. UI. 147. doet een toght naar de rivier van Londen. Ui. 230. komt by Holhaven. III340. voor de rivier van Rochefter. III. 242. wordt, met zeventien fcheepen naar Hithndt en Fero gezonden. III. 261. ziet o trent twintig fcheepen in en voor Harwits, en verzoekt ordre om ze aan te taften. III. 266. wordt meteen gouden kop vereert. III. 268. zyn verrichting tegen zes Algierfche rooffcheepen. III. 3ó2. hy vervoegt zich met d'Amfterdamfche fcheepen by 's Landts vloot. III. 372. weigert voor het Konings jacht Pleymuiden. I. 67. van de Wit en de Ruiter tegen Blaake in de Hoofden. I.73. tuflchen Tromp en Blaak by Doeveren. I. 8r. tuffchen Tromp en Blaake by Poortlandt. I. 88. tuffchen de Hollanders en Engelfchen ontrent Nieupoort. I. 112. ontrent Duinkerken. I. 114. ontrent Katwyk. I. 114. by ter Heyde en Schevening. I. 126. in de Sont tulfchen de Hollanders en Zweeden. I. 356. zeeflag in den jaare 1665. tuflchen d'Engelfche en Hollandtfche vlooten gehouden. II. 378. ontrent Kykduin eh den Helder. IV. 483. tuflchen de Ruiter met de Franfchen , in Sicilië , tuflchen Stromboli en Salino. V. 148. ontrent den berg ■flïtna. V. 213. Zeefoldaaten. II. 561. tweeduizendt zeefoldaaten uit de vloot opgezonden. IV. 106. Zeeuwfche kapers met 7 pryzen, die men voor vyanden aanzag, koomen binnen Goereê. IV. 266. Zeeuwfche kapers doen de Engelfche groote fchaade. IV. 275. Ziekte  470 REGISTER. Ziekte op de Hollandtfche fcheepen. I. 309, 471. -. . II. 538. IV. 214. 422. Z'ekte van de Ruiter. m. jpS- Zilvere vloot komt te Kadix , en wordt van de Ruiter na Hollandt geleidt. ]. 2I4> Zinkfcheepen gereedt gemaakt. IV. 303. door een zware mift opgehouden. ry. 315. Zywormen, by duizenden in de boomen van de Rui- ter gezien te Valentie. u, I;*It Zorgvuldigheit van de Ruiter. V. 239! Zwart, Kapitein, neemt twee Engelfche fcheepen op de Guinefche kuft. n. 340> Zweeden. Oorlog tuflchen Zweeden en Polen. I." 224. toeleg der Zweeden op Dantzik gefluit. I. 231. veldtflag tuflchen Zweeden en Polen. I. 231. verdrag tuflchen beide deeze Ry'uen geflooten. I. 2^4. Zweeden trekken over 't ys naar Funen.1.349. houden de Sont geflooten. I. 355. zeeflag tuflchen haar en de Hollanders. I. 356. Zy ftaaken bet ge- vecht en laaten de Hollanders hunne reis vorderen. I. 358-wyken onder Kroonenburg.1.360. vechten tegen de Deenen en Hollanders op Funen by Nyborg. I. 448. worden geflaagen en vluchten binnen Ny- borg- I. 448. Zweedtfche Ambafladeurs koomen uit Engelandt in in Goereê. III. 217. Zweedtfche fcheepen aangehouden. n. 447 Zweers. Ziet Ifaak. EINDE VAN HET VYFDE EN LAATSTE DEEL.  J J. DE HAAN. Boekbinder. V. foettrWraJ&S