D E H OLLANDSCHE MAGNESIA ALBA* BESCHOUWD EN BEWERKT DOOR F. C. II U L S E N K A M Pi Apotheker es Chymist, te Amsterdam. Te AMSTERDAM, ByPlETER H A Y M A & MDCCLXXXIII-   AANSPRAAK AAN HET PUBLIEK. 't Heeft voor eenige weeken een buitenlandsch Heer, genaamd James Tets fier, behaagd, onze waarde Republiek een geheel onverwacht bezoek te geeven , met zyne Engelfche Magnefia Alba , en een eigentlyk daartoe ingericht Traclaat. — Indien hy als een bekwaam fcheidkundige gekomen ware, om ons iets nieuws te leeren, of onzen kranken een geneesmiddel te brengen, dat wy niet hadden, en ook niet wisten te bereiden; dan zoude geen fterveling op de gedachte gekomen zyn om hem te ontrusten. Maar dewyl 't 'er met zyne geleerdheid wat twyfelachtiguitziet, en.het te vreezen ware, dat wy nog meer diergelyke onverzochtë bezoeken van vreemdelingen zouden te wachten hebben , indien hun geene paaien gefield wierden; zo heb ik, met de befcheidenheid, * 3 die  VI AANSRAAK die een eerlyk man betaamt, ondernomen, tegen deezen Engelfchen Heer myne geda^hten en ondervindingen in te brengen. Men geloove daarom vooral niet, dat ik hem alleenlyk aantast , omdat hy een vreemdeling is. o Neen! Myn voornaamfte beweegreden is, dat ik met het oprechtite oogmerk de eere- myner medebroederen, en het voordeel van die Republiek zoek te -verdeedigen, waarin ik , zelf woonachtig en voor welke ik in allen gevalle fchuldig ben, my zclven op te offeren. Ja, ik moet'er tot zyn nader bericht nog byvoegen, dat ik het niet alleen uit my zelvcn doe; maar dat ik, in den grond befchouwd , flechts het werktuig ben , waardoor meenigten van ■ andere mannen in ons land zich tegen hem verklaaren, en mede in dit geval de eere eener Republiek zoeken te redden, die fe-. dert eenigen tyd maar al te onbefchaamd en ongeftraft van buitenlandfche grootfpreekeren is aangetast. Boven dit 'alles geloofde ik nog, deeze bla-  aan het publiek. vii bladen met te grooter recht te mogen uitgeeven, omdat hy, Heer James Teisfier zelf, in zyn traétaat van de Magnefia Alba de heuschheid gehad heeft van bladz. 52. door zyn geleerd en van horatius ontleend: Si quid novisti reStius istis, candidus imperti. alle de geenen tot een tweegevecht uit te daagen , die meer, dan hy, meenen te verftaan. Ik laat hem, als een braaf man op zichzelven befchouwd , by voorraad alle gerechtigheid wedervaaren, en betuige hiermede opentlyk, dat ik alle de achting voor hem hebbe, welke hy , als myn medemensen , als een man van talenten, en als een Christen verdient; maar dewyl hy nu toch als een Engelfche Chimist in het Hollandfche ftrydperk getreeden is, en zynen lust betuigd heeft om een lans met ons te breeken, zo zal ik hem in deeze bladen niet anders, dan uit het oogpunt van eenen Chimist, befchouwen en behandelen. * 4 Met  VIII AANSPRAAK Riet dit oogmerk dan, neem ik zyn tractaat van de Magnefia A/ba, dat voor eeltige weeken hier in druk verfcheenen is, onderhanden; en nadat ik zyne zwakheid of fterkte zal beproefd en ondervonden hebben, zullen wy zien of 'er in de Republiek van Holland niet ten minflen betere of even zo goede fcheidkundigen gevonden worden als Hy is. $ aje $ Waartoe , by een klein boeksken van ruim drie vellen, eene Voorrede van zes volle bladzyden moge dienen, die daarenboven nog met latynfche aanhaalingen en geleerde aantekeningen voorzien is , kan men niet wel begrypen ; ten zy men fin den misfchien niet ongegronden argwaan geraakte, dat de Heer Tehfier daarmede het ongefhideerde Publiek hadde willen zand in de oogen flrooijen, en de onervaarene Leezers door dit ouwerwetfche, maar ook reeds te zeer verouderde hulpmiddel van kleine fchryvertjes, van zyne  AAN HET PUBLIE K. groote geleerdheid overtuigen. Want zo wel het begin , als de geheele volgende inhoud deezer onnoodige voorrede, ontdekt aan de oogen vankenneren-al te zeer, dat de opfleller derzelve den roem eens veelweetenden Schryvers te yverig naargejaagd heeft. Zouden wy uit dit Haaltje niet reeds met eenige verzekerdheid aangaande het tract^at zelf kunnen befluiten? — Het-ware ligt mogelyk! — Maar om aan de fmeltkroes recht in 't fpoor van dien Heer, onzen medearbeider, te komen, zullen wy het overige van zyn geleerd werkje ftuk voor ftuk doorgaan. De geheel onverwachte Genealogie of Chronologie (hoe men ze noemen wil) die de Hêer Teisfier ons van den ouderdom en oirfprong der Magnefia op de 9de bladz. van zyn traéfoatje geeft, is zo wel uitgevallen, dat men op 't einde evenzo wys is, als voorheen; en de verftandige leezer heeft tot aan de tiende bladzyde ancicrs niets geleerd,dan dat de opfleller on* S de?  X AANSPRAAK der het bewerken deezer bladen, meer de Hollandfche Ducaaten en Ryders, dan de waare befchryving van den oirfprong der Magnefia , moet voor oogen gehad hebben. — Trouwens hy is het niet alleen, die met deeze alledaagfche goudkoorts behebd is. Neen zeker ! Zyn broederfchap is, zelfs in dit gewest, zeer groot; maar juist daarom, dat wy zelfs reeds lieden genoeg hebben , die ons met poeders, pillen, esfentien, fchriften en ver. handelingen den buidel Aveeten te leêgen; juist daarom,zeg ik, zouden wyfoortgelyke Chimisten en Auteuren zeer gemakkeJyk kunnen ontbeeren. Op deezen geleerden toon eens veelweetenden Auteurs, vaart onze Schryver nog eenige bladzyden voort, ons met dingen te onderhouden, die men of niet begeert te weeten, of die men in ontelbaare andere fchriften reeds tot walgens toe geleezen heeft; en waarin van het geene men zoekt, ten grooten gelukke., — wat ? — niets ftaat! — Om evenwel zyne te leur  AAN HET PUBLIEK. XI leur gefielde leezers voor de langwylige leezing en den hoogenprys zyns Arcanums eenigermaate fchadeloos te Hellenden hoe langer hoe meer het refpeclabelfie aanzien eens zeer beleezenen mans te verkrygen en te behouden; vaart hy op elke bladzyde zorgvuldig voort, om den leczer met de gewigtigtte aantekeningen te verrasfeh; waarby hy vooral niet vergeet, niet alleen eenen fraaijcn Catalogus van beroemde mannen by te brengen, maar ook zeer oppast, om met de verfcheidene taaien, wel-, ke hy bygeval weet, eene zeer aanzienlyke parade te maaken. Hier moet ik myncn geachten leezer ernffig verzoekendat hy immers niet gcloove, dat drift of perfoonlyke haat my verleiden, om de zwakheM van den Heere Teisfier van de belachlykfte zyde te vertoonen, — Neen zeker!— Het is pligt,het js eene waare gehoudenheid voor eiken getrouwen medeburger van een gemeenebest, zyne medeïnwooners voor de listige ftreeken te waarfchuwen,waarmede de on» er-  XII AANSPRAAK ervaarene zo ligtelyk kan bedrogen worden , indien hy het ongeluk heeft van eenen goudgierigen Zwetzer in de handen te geraaken. — En hoe zal de zorgelooze zich in acht neemen, indien men hem de kentekens niet duidelyk maakt, waaraan hy hem kan kennen, en van den waaren Menfchenvriend onderfcheiden? Ik kom dus weder tot mynenEngelfchen Chimist. Op de 14de en 15de bladzyde van zyn tra&aat, pryst de Heer Teisfier deeze Magnefia Alba ongemeen;maar men kan aan.zynen toon hooren , dat hy 'er alleenlyk eene- zo heerlyke lofrede over doet, omdat hy gaarne zyn paquet met der haast wilde kwyt weezen, en op kosten der goedwillige Nederlanderen een gerust en gemakkefyk leven leiden. Ik vraag aan myne geëerdeLeezers, wat het gemeenebest van Holland , dat zulk eene groote menigte van eigene Apothekers en Chimisten heeft, waaronder zeker zeer bekwaame en verdienfïelyke mannen zyn, die , behalve de groote kosten, hunner duu.  AAN het pub l i e k> tiii- duure huishoudingen, behalve de menigvuldig aangewende geldfommen tot materialiën en experimenten , nog de in den oorlog vooral zo zwaare lasten eens Burgers draagen; wat — zeg ik — heeft zulk een aanzienlyke ftaat nog noodig, Compofitiën van vreemdelingen te koopen , die binnens lands even zo goed, en toe eenen ongelyk veel maatiger prys te bekomen zyn? — Respondeert Sincerus! Ik zeg nog eens, waren 'er werkelyke Arcam, die wy niet in onze magt hadden , zo konde men zulk eenen buitenlander nog dit weinigje profyts gunnen, en hem zelfs dank weeten,dat hy zo getrouw voor onze gezondheid zorgt. Maar als men opentlyk ziet, dat hy flechts de ligtgeloovigheid van een publiek , dat niet beter onderrecht is, zich zoekt ten nutte te maaken, en zyn voordeel op kosten van die geenen zoekt te verkrygen, die als medeleden der Republiek het vertrouwen hunner medeburgeren tienmaal beter verdienen, en yverig hun best gedaan hebben,  XIV AANS PRAAK ben, om hetzelve te verkrygen, wat zal men dan zeggen? — Een waare patriot zal zynen mond rustig openen, maar de huurling alleen zal vlieden , als hy den wolf ziet komen. Myne geëerde leezers gelieven wel op te merken , dat ik van de Magne/ia des Heeren Teisfiers niets anders te zeggen hebbe, dan dat zy zich in de edikzuuren niet zo gaarne ontbindt, als eenigen die hier bereid worden. Maar voor den kwakzalverachtigen toon, die in zyn zogenaamd traktaat hcerscht, en voor de onmaatige pryzen , om welke hy zyne Compofitiën verkoopt, wilde ik , als burger dcezef Republiek, en als medelid van 't Pharmaceutifche corps , de geenen waarfchuwen, welke van de zaak geen kennis hebben; ter zelfder tyd echter ook den waarde Inwooneren deezer ftad aantoonen, dat zy hier met ligter kosten en meer verzekering dezelfde hulp kunnen vinden, die zy eenen vreemdeling zo duur moeten betaalen. En  AAN HET PUBLIEK; XV En wat zoude 'er wel wenfchelyker wezen, dan dat zich van tyd tot tyd wakkere vernuften opdeeden, die met eene edele onbefchroomdheid de kwakzalvery tegen gingen,die allerliefst in groote fleden nestelt, en te ligter in dezelve haar beftaan vindt, omdat zy by derzelver gegoede inwooneren , die van Chimïa, Phannaceutica, en Phifica zeer zelden iets verftaan, een zo gewenscht, zoet en langduurend onderhoud vindt. — Dewyl het eene den rykdom byna geheel eigene zaak is , fchielyk zyne toevlugt tot den naasten den besten te neemen, indien deeze maar de vermetelheid heeft, om den gelukkigen inwooner van 't gemeenebest zyne Compofitie te degen onverfchaamd aan te pryzen, en met een gelaat, dat van bleeken noch bloozen weet, en een toegezegeld geweeten ze hem viermaal duurder aan te fmeeren, dan ze waard is. Is onze tegenwoordige tyd niet verlicht genoeg, om te kunnen begrypen en befeffen, dat ook de kennis der Natuur-  aVI AANSP RAAK Genees- en Scheikunde, door verftandige mannen tot eenen hoogen trap van volkomenheid gebragt is, en dat wy ons beter durven vertrouwen aan een man, die 'er toe gezeten is, die vlyt en kosten ter verkryging van nuttige kenuisfe aangewend heeft, dan aan eenen mensch , die zich misfchien meer met vreemde vederen verfiert , dan hy in flaat is met eigene te pronken (f). En hoe kan een eerlyk man het genoegen (f) Dewyl die gangbaare fpreekwoord uit de fabelen van derf bekenden Ezopus, zelfs tegen mynen zin, aan eenige leczers, en inzonderheid aan den Heere Teisper zeer bedenkelyk zoude kunnen voorkomen, zal ik my in eene byzondere noot daarover dienen te verklaaren. Vooreerst dan kwam het my wat waaifchynelyk voor, dat het tractaat van den Engelfchen lieer meer een compilatie , dan een uit zyne eigene bron ontfprongen werk is. Ten tweede, indien wy ons hier en daar in onze uitdrukkingen juist niet zo eigcntlyk mogten verklaard hebben, als wy ahyd wel gaarne zouden gedaan hebben, gelieven onze waarde leezers in aanmerking te neemen, dat wy het waarlyk belaclilyke in het tractaat van de Engelfche Magnefia niet eens zodaanig aangetast hebben, als een ander zoude doen, die zyncn fpotlust. meer den teugel vierde, dan wy. Eindelyk, indien de Heer Theisfier evenwel nog eenige uitdrukkingen te hard en beleedigend mogte vinden,zo zyn' en blyven wy, als de beste uitleggers van onze woorden, overboodig gereed, om hem te zeggen, hoe wy het eigentlyk gemeend hebben.  AAN HET PUBLIER XVII ( gen hebben, van zyne talenten verder aan te kweeken , zyn vermogen daaraan te koste'te leggen en zyne krachten met experimenten te verteeren, als elke buitenlander zich flechts behoeft te vertoonen, om hem te verdonkeren, zyne voortbrengfels in vergeetenheid te doen geraaken, en het gehoopte voordeel hem als voorden mond wech te neemen ? Doch ik verwyder my te veel van het eigentlyke onderwerp myner voorloopige befchouwingen. Laat ons nog voor eenige oogenblikken tot den Heer Telsfier te rug keeren, en als wy zyn traétaat nog met eenige vlugtige blikken doorloopen hebben, zullen wy van hem afflappen, en nog van andere dingen fpreeken. In den langwyligen en niets beduidenden trant eens vertellers , en niet eenes waaren traclaatfchryvers , vaart onze opfteller van bladz. 15 tot 20. voort, zonder ons van de behandeling , natuur en werking zyner Magnefia het minlte te zeggen , dat eenen vriend der Chimie aange* * naam  XVIII A A N S P R A A H ■ naam en nuttig zoude kunnen zyn. Ja 'ef zullen v/einig lieden in Amfterdam wezen, die niet op opentlyke plaatfen eenen even zo geleerden Profesfor zullen gehoord hebbenden of men hem ook nog zo zachtzinnig wilde beoordeelen , zo kan men toch niet anders zeggen, dan dat hy zyn traclaat flechts voor het gemeen gefchreeven en zyne Magnejïa voor de beurs der ryken gelaboreerd heeft. Of dacht hy misfchien, dat wy hier alle zulke ligtgeloovige zielen zyn, dat wy ieder vreemd boeksken met verbaasdheid zouden aangaapen, het begeerig in de handen neemen , en nadat wy het, als de Turken hunnen Alkoran , allereerbiedigst gekust hadden, met een blind vertrouwen op zyne innerlyke goedheid, het in onze boekekas fteeken en tot aan ons zalig einde als eenen fchat van de grootlte kennisfe zorgvuldig bewaaren zouden ? — Ja, morgen ! — De tyden der blindheid zyn, den hemel zy dank, zo taamelyk voorby. Hef geen ons de Heer Teisjïerxm bladz, 20  aan het p u b l i e k'. xix öo tot 30. gelieft te vertellen, toont dtiidelyk aan* dat hy of niet weet, of niet weeten wil, hoe overvloedig ons Land van Doctoren verzien is, en dat de min* fte onder hun zekerlyk meer over het gebruik en de werking der Magnefia zoude weeten te fchryven, fchoon hy maar een jaar op de Hooge School geweest 'wa* re. Doch wy moeten het hem ten beste houden, dewyl hy toch byna geen bladzyde overflaat, zonder ons met eene Latynfche j Italiaanfche of Franfche aanhaaling te befchenken, en dus met eene zo diepe geleerdheid zyn weinigje profyts zuur genoeg verdiend heeft. Van bladz. 30 tot 37. heb . ik wyders niets te zeggen, dan dat het een zeer gemaklyke zaak is, met. overzettingen een boeksken vol te maaken; dat 'er zelfs geheele folianten by geleerden, die niets eigens wisten, uit deeze hulpryke bron zyn ontfprongen. 1 Moet ik nog verder voortvaaren, met een traclaar te wederleggen, dat zo weinig ** a tot  XX AANSPRAAK tot onderricht van het publiek, en ter eere der weetenfchap gefchreeven is ? Neen! Want i met één woord , het fchynt my toe, dat dit geheele boeksken eene met de gewinzuchtigfle oogmerken t'zaamengeflanfte plondering is ; die wy even zo gemaklyk hadden kunnen ontbeeren, als de Tesfelfche Boer de befchryving van een Groene Kaas. Ja , misfchien zouden my verftandige mannen met het grootfte recht kunnen verwyten , dat ik eene der onnoodigfte verichtingen ondernomen had , met een gefchrift te wederleggen, 't welk ik, naar het voorbeeld van zoveele anderen, flechts met een verachtelykftilzwygenhadde moeten voorbygaan. Maar hoe gegrond decze tegenwerping ook is , moet ik echter de vryheid neemen, van deezen braaven mannen te zeggen, dat eene zo filofooffche verhevenheid ten laatfte tot eene voor de Republiek zeer nadeelige onverfchilligheid zoude kunnen veraarden. De kwakzalvery is een ziekte , die eindelyk tot  AAN HET PUBLIEK. XXI tot een landverderflyke pest zoude kunnen worden; en op welke zelfs een hooger hand naauwkeurig acht geeven zoude , indien haar het daaruit dagelyks ontftaande kwaad grondig en met behoorlyk refpeét voorgefteld wierd. Zoude het dan niet eenigermaate goed zyn , indien een patriotfche burger ten minfte in tien jaaren eens kwame, en terwyl hy eenigen zyner medebroederen verftandig waarfchuwt, te gelyk ook de zekere rust van de geenen Hoorde, die zich op kosten der onweetendheid in ffcilte verryken ? Dat een Neurenberger komt , en ons zyn poppegoed verkoopt, of een vreemde Ketellapper, die ons de gefcheurde vaten foldeert, daardoor is nog geen publiek benadeeld , geene familie bedrogen, en geen ftaat verzwakt. — Maar men rekene duizenden van 't gemeene volk, die menigmaal door verlegene en toch duure waaren, in hunne hoop bedroogen, in hunne krachten verzwakt, in hun onderhoud verkort, endoor het gezwets van eenengrootfpree** r> ker  XXn AANSPRAAK %et in de fchadelykfte blindheid gehouden worden, — Men berckene de magtige geld* fommen, die 'er in eenige jaaren van eene menigte vermetele zwetzcrs uit het land gefleept en tcffens niet Hechts aan't Publiek in 't gemeen,maar ook aan de vrienden der kunst in 't byzonder ontnomen worden 1 — Men bedenke, hoe waare kunst en weetenfehap daardoor in haaren yver verzwakt, en in haar loffelyk opzet nutteloos gemaakt moet worden , wanneer een broddelaar even zo veel aanziens in de wereld verkrygen kan als de Meester! —• Men bevroede , hoe het publiek over 't algemeen een zeker foort van onverfchilli^heid jegens de geëtablisfeerde Doctoren en Apothekers moet laaten blyken, wanneer het ziet of vermeent te zien, dat ie-, der beuling dezelfde Arcana bezit, die het anders alleen in het laboratorium van de bekwaamde mannen gedacht had te vinden ! ■— Men maake eenen kleinen overslag , hoe verachtelyk. eindelyk zelfs de 'grootfle geleerdheid zoude moeten worden,  AAN HET PUBLIEK. XXIII den, als ieder uit de fchool geloopen jongen de plaats van Profesfor in de rechten of Stads-Architecl kon bekleeden! — Of zyn de Genees- en Scheidkunde mogelyk vrye kunflen , die van iedereen onbefchroomd kunnen ondernomen worden? 't Verftrekt tot fchande van 't menschdom, en is teroneereder tegenwoordige eeuwe maar al te waar, dat 'er zich in Europa, zelfs onder de geenen, welker eigentlyk beroep het is, uit alle hunne krachten voor de herftelling der kranken te zorgen , maar al te veelen bevinden, die geene verhevenere gevoelens van de Geneesen Scheidkunde hebben. Men geloove toch niet, dat ik hiermede van zins ben, op eene bedekte wyze eene lofrede op myzelven te houden; neen! ]k ken myne zwakheid en onvolkomenheid te wel, dan dat ik zulk eene onbefchaafde trotsheid zoude kunnen voeden; en ik verklaar hiermede uitdruklyk, dat ik in deeze Aanfpraak niets anders bedoelde, dan, ** 4 -om  XXIV AANSPRAAK om zo te fpreeken, door een gefprek met myne medearbeideren zelf te leeren. De hoogachting alleen voor het verhevene der kunst, voor het geluk van aan het wclzyn myner naasten te arbeiden, verleidden my tot gedachten en uitdrukkingen, die ik, zonder aanleiding der Engelfche Magnefia, mogelyk in al myn leven niet zoude geuit hebben. Den zwakken fterking , den kranken. betering, den ftervenden eene aangenaame verkwikking, den gezonden een beproefd behoedmiddel, den bevreesden troost,den noodlydendcn fpoedigc hulp, en den magteloozen de verloorene krachten weder te geeven , zyn dat kleinigheden ? — zyn dat dingen, die wy als een enkel handwerk kunnen aanzien, indien wy braave mannen willen heeten? — In der eeuwigheid niet! Maar dewyl het ook zeker is , dat de poogingen eens redelyken arbeiders niet half betaald worden, wat blyft 'er dan ter be-t  AAN HET PUBLIEK. XXV belooninge zyrier onvermoeide vlyt over? — Niets, dan de eere nog, die de eenige dryfveder van zulke mannen behoorde te zyn , die het geluk hebben van aan het lichaamswelzyn van 't gemeenebest te arbeiden. Mannen, die de eerwaardige naamen van eenen Galenus en Kipoer at es in den mond voeren, lieden van eenig aanzien willen weezen, en ten minfle reeds in de fchoolen zich met betere grondftellingcn hadden kunnen bekend maaken, zulke lieden, geloof ik , moeten edeler oogmerken by hunne phifefche, chimifche cn pharmaceuiifche bezigheden laaten bïyken, dan alleenlyk ieder paquet met de naauwkeurigheid van eenen woekeraar af te weegen, de geringde kosten van een nieuw experiment te ontzien , zich den minften raad op eene fmanciemaatigewyze te laaten betaalen, en zich daarmede alleen te laaten genoegen, dat zy hun gewoon dispenfatorium verfhall, i Maar gevoeligheid voor de eere der kunst en voortrefiykheid is het, die den ** < Scheid-  XXVI AANSPRAAK Scheidkundigen by al het ftof der kooien,' by alle dejhitte der fhieltkroes en by de zo dikwils te vergeefs in 't werk gefielde proeven onderfchraagen, en tot nieuw geduld opwakkeren moet. Eere is het, die den Phificus bezielen moet, om de afgronden der natuur in haare geheimfle hoeken met eene onophoudelyke vlyt te doorzoeken ; haare geheimenisfen met moedige maar voorzigtige handen te doorgronden; haare verborgene gangen en krachten naar te fpooren; haare duizendvoudige raadfels opmerkzaam te ontwikkelen , en haare wonderen met een fcherpziend oog te befpiegelen. — Eere is het, die alleen den Pharmaautkus gefchikt en bekwaam maakt, om by het bereiden zyner ingrediënten, alle die vlyt en dien yver aan te wenden, die 'er vereischt wordt , om een nuttige byftand der kranken, en niet een wufte Kruid-of Droogery-menger teheeten, Gevoeligheid voor eere moet hem aandryven om zyn magazyn met de deugdelykfle materialiën opgevuld te houden, en den nooddruft  A A £ IT F. T PÜBLIE IC. XXVII druftigen met dezelfde menfchenvriendelykheid in den nood by te Haan, als hem, die het gewigt van zyn beurs kan laaten voelen. Zoude deeze drift naar kunst eere wel eene krachtigen invloed op de Republiek in 't gemeen en derzelvcr leden in 't byzonder kunnen hebben ? — Voorzeker ja! — Waardoor is Monspellier zulk eene beroemde ftad van Vrankryk en geheel Europa geworden, daar het noch een renden tie-, noch een koopftad is ? — Alleen door beroemde Medicynmeesters, en dat de Kwakzalvers binnen haare muuren niet huisvesten mogen. Waardoor is Spa en Aken zo bekend? Door heilzaame wateren. Vanwaar hebben Augsburg en Neurenberg hunne rykdommen? Van hunne overal beminde en wyd en zyd heengezondene galanterie-waaren. — Wat heeft in onze tyden go vcele doorluchtige kranken naar Loufanne gelokt? Het gerucht alleen vaneenen ■Tisfot. Waardoor is Leyden, als eene op zichzelve middelmaatige ftad, aan geheel Eu*  XXVIII AANSPRAAK Europa zo bekend geworden ? Door zyne bekwaame en voortreflyke Proffesiors! — En het groote, het in alle de werelddeeIcn zo beroemde Amfterdam , eene der eerfte hoofdlieden van Europa, het middelpunt des koophandels te water en te land, dat zich door de grootfte fchikkingen van barmhartigheid en menschlievendheid zo zeer boven andere groote fteden doet uitmunten, dat door zyne rykdommen zelfs de yverzucht der grootcn verwekt, en dat zich nog in de laatfte jaaren van onrust, als eene heldhaftige verdedigfter der republicaanfe Vryheid, tot verbaazen der halve wereld tegen eene magtige cabale ftelde ! Zulk eene ftad, zeg ik, zoude die niet ook nog het voorrecht verdienen, van door bekwaame Chimisten en Pharmaceutkos even zo beroemd te worden, als het reeds door zo veele andere dingen is? — En daar het, vooral tegenwoordig , door zyn gelukkige verbintenis met Amerika, een nieuwe bron van koophandel , ter verzending van zyne Waaren ge-  AAN HET PUBLIEK. XXIX gevonden heeft, begrypt men niet van zelfs, welk een aanmerkelyke aanwas van Commercie het voor deeze plaats zoude zyn, indien ze door beroemde compofitiën in de Artzeny en Chimie, het zelfde vertrouwen in 't Oosten en 't Westen verdiende, dat ze in andere takken van Negotie , reeds voorlang, verworven heeft. Heeft men wel eene groote rekenkunde van nooden, om te bevroeden, dat zulk een voorrecht aan deeze ftad jaarlyks nog eene halve millioen meer zoude kunnen opbrengen, dan zy wezendlyk heeft? Het eenige Parys is het fterkfte en onwederfpreekelykfte bewys voor de waarheid van 't geen ik hier zegge: want zelfs maar modes en linten, fnuisteryen en kleinigheden, waarmede deeze ftad de halve wereld verziet, brengen haar jaarlyks meer op, dan ik my zoude durven vermeeten hier te zeggen. Eenige honderd zielen leeven daar alleen van het geen het enkele gerucht van deeze refidentie-ftad in andere . lan-  XX3C AANSPRAA K. landen beroemd maakt, ja, men kan zeggen , dat deeze groote plaats door haare nyverheid geheel Europa aan zich cyns■baar gemaakt heeft, en het middelpunt geworden is, in 't welk een groot deel der Europeefche fchatten t'zaamenvloeit. Of zouden zich de talenten inogelyk op de eene plaats liever, dan op de andere ophouden? — Geenszins! Ze zyn overal , waar men ze aankweekt. Maar de wyze deezer aankweekinge is verfcheiden, Nalaatig willen ze niet behandeld wezen. Zy vereisfchen eene grootere drift, dan de enkele begeerte om lange rekeningen te fchryven. Men moet 'er by zaaijen, eer men oogften kan; men moet ze met meer eerbiedigheid handelen, dan een fleepersknecht de koopmansbaaien; men moet ze met zuiverer handen betasten, dan een woekeraar zyne geldzakken. Maar wie ze een tyd lang met behoorlyke achting gewaardeerd en bearbeid heeft, die mag ook gewisfelyk een grootere belooning van hun ver-  AAN HET PUBLIEK. XXXÏ verwachten, dan de hebzuchtige , wiens geheel begrip alleenlyk de rekenkunde be- / helst. Ik zal dus in 't geheel niet noodig hebben eerst wydloopig aan te toonen, dat de gevoeligheid voor eere met het in groote fleden zo noodige intrest zeer gevoeglyk kan t'zaamengaan, ja het is zelfs openbaar, dat het aan iedereen zo aangenaame profyt dan eerst recht aanmerkelyk zoude worden; maar men ziet teffens ook, zonder myne erinnering, dat 'er aan de eere vooraf iets moet opgeofferd worden, eer men zich wegens een groot voordeel kan verheugen. En fchoon ook, by zulk eene verbetering, eenige Kruidboeren, flechte Droogisten en Laboranten iets van hunne inkomften moesten verliezen, die ze zo in ftilte van hun Receptknoeijen hebben, fchoon ook een paar Kiezetrekkers eenige flesfchen minder verkochten, en de confultatiën der beunhaazen geheel bleeven fleeken, wat ware daaraan gelegen? Duizend leden der Republiek zouden daarby  XXXlI A A N S R A 'A K gezonder worden dan ze zyn, en de ftad zoude benevens den roem nog een paar honderd medeleden hebben, die by hunne rykelyke inkomften mogelyk nog aan eenige duizend andere menfehen het brood konden geeven. Men weet welke lommen gelds het eenige Weeshuis te Halie in Saxen, met zyne zogenaamde Arcanh , uit geheel Europa vergaderd heeft, en tot welk eene vermaardheid deeze plaats alleen door eenige Medicamenten gekomen is, die echter op andere plaatzen even zo goed konden gevonden worden. Men weet wat Engeland, door betere bewerking van zyne waaren, voor fchatten uit vreemde landen getrokken; en Avat, in 't byzonder, eenige Brittannifche Mcdicynkramers door poeders en pillen voor aanmerkelyke capitaalen verzameld hebben. Men weet hoe Venetië, door zyn eenige Theriac in de wereld even zo veel roem als geld verdiend heeft. — Zelfs het kleine Haarlem heeft zich alleen door zyne voortreflyke bloemen }  AAN HET PÜBLtE IC XXXIII men, eenen grooten voorrang onder de Hollandfche (leden te weeg gebragt. — Zoude Amfterdam niet in ilaat zyn om even zo veel te doen? — ö Ja! Wy vermogen het zo goed als anderen ;wy behoeven maar eerst door eenige proeven het vooroordeel uit den weg te ruimen, en meer opgewakkerd door eere dan aangedreeven door hebzucht het vertrouwen van onze nabuuren tc verdienen. Daar deeze ftad reeds op zichzelye zeer beroemd is, zoude zelfs een zeer middelmaatige roep haar het grooÊfle credit in zulke dingen te weeg brengen* Haar ligging is in 't byzoncler hiertoe de bekwaamde van allen; en of dit al niet ware , zo verdienen echter haare inwooners alleen, dat 'er voor hunne gezondheid even zo ernftig gezorgd worde, als voor de zuiverheid des geloofs. Maar gefield ook, dat de zucht naar eere den geenen, die de kunst met eene uitneemende achting behandelt, niet zofchielyk, of niet in zo groot eene maate ryk maakte, als die het wordt, of dikmaal plag *** te  XXXIV AANSPRAAK te worden, die zyne fmeltkroes maar alleen om den broode in 't vuur zet, en by elke kool, die hy verftookt, reeds vooraf uitrekent, hoe veel Huivers hy aan zyn elixer winnen zal; zo laat ons nog ten overvloede zien, of de onbaatzuchtige vereerder der kunst, by alle toefchynende uiterlyk verlies , niet evenwel eene vergenoeging geniet, die den anderen geduurende al zyn leven onbekend zal blyven, offchoon hy ook alle de fchatten der Oost-Indifche Maatfchappy t'zaamen gefchraapt hadde. Welk eene heerlyke zaak moet het niet voor een oprecht man zyn,wanneer hy in den korten loop zyns levens ook maar een paar honderd zyner medebroederen tellen kan, van welken hy met zekerheid durft zeggen i ik heb hen uit den muil des doods gerukt; ik heb hen aan hunne familiën wedergegeeven; ik heb hen van fchriklyke kwaaien bevryd, of van langduurige krankheden verlost; ik heb,met de godlyke hulp'e,van hunerbarmelyk klaagen, van hun angftig zuchten, van hunne flaapelooze nachten, van hun deer-  AAN ÏIET PüBLIS IC XXXV. ueërlyk kennen een einde gemaakt, ik hebniet alleen hunne traanen, maar ook nog de traanen hunner geheele familie afgedroogd. Terwyl hy in de bezigheid zyns beroeps door de ftraaten gaat, bejegent hem onvoorziens iemand, die hem met genoegen de hand toereikt, en, terwyl hy hem nog Voor de zorg bedankt, die hy tot zyne fpoedige herftelling in't werk gefield heeft, hem in zyne vrolyke trekken laat leezen, hoe vergenoegd hy zy, dat hy zyn lastig bedde ontrukt , zyn beftaan nog met gezonden lichaame genieten, en zich met het uitzigt van eenen hoogeren ouderdom verheugen kan. Op eene andere plaats vindt hy eenen gryzaarcl, die in gevaar geweest is, van zynen zoon, den eenigen fteun zyns ouderdoms, den troost zyner gryze hairen, door een toeval te verliezen, maar die thans weder herfleld, nog voor eenige jaaren de brydfchap zyns bedaagden vaders geworden is, en de reeds half verdoofde ziel des ouden mans, als 't  XXXVI AANSPRAAK ware, eenige jaaren weder verjongd heeft. Nu komt 'er een gebuur, en geeft al lag--chende hem zyne oprechte goedkeuring te kennen, wegens de behoudenis eens vriends, dien hy ongaarne zoude verlooren hebben, en wiens al te ontydige dood een waar verlies voor het gemeenebest zoude geweest zyn. Dan komt 'er een onbekende, en belaadt hem, zonder dat hy 't vermoedt, met loffpraaken , wegens de onverwachte hulpe, die een van zyne nabeftaanden door eene voortreffelyke compofitie gekreegen heeft. Onder dusdaanige aangenaame ontmoetingen , nadert ongemerkt zyn einde , maar in plaats van te verfchiïkken , is hem het beklag zyner medeburgeren en de achting zyner Overheden , welke hy verworven heeft, reeds een groote vergelding voor zyne aangewende moeite; en terwyl -hy in het einde eerst ziet, hoe nuttig hy de t'zaam'enleeving ook zonder zyn weeten moet geweest zyn, verlaat hy deezen oord der moeite nu dubbel gaarne >  AAN HET PUBLIEK. XXXVII ne, dewyl hy reeds voor zyn vericheiden den aanvang der traanen gezien heeft, die hem na zynen dood begeleiden, en een oriwederfpreekelyk getuigenis zyner goede bedryven zyn zullen. Hy is reeds vooraf verzekerd , dat hy , van veelen betreurd, nog na zynen dood op eene zekere wy-' ze leeven zal, en dat hy in de gedachtenis der menfchen nog voortduuren zal, fchoon zyn gebeente reeds lang vergaan is. En gefield ook , dat de wereld alleen met ondankbaare menfchen vervuld ware, dan is hem nog zyn goed geweeten en de bewustheid zyner onbaatzuchtige bedryven eene rykelyke belooning voor zyne aangewende moeite , en hy verlaat met een gerust hart eene wereld, waarin hy wel niet genoeg, maar evenwel meer gedaan heeft, dan de menfchen van hem zouden gevorderd hebben. Kan die geene wel op zulk eene vergegenoegdheid roemen , die met een hart vol eigenbaat, de geneezing van eenige honderden menfchen op zich genomen *** 3 heeft,  XXXVIII AANS PRAAK- hecft, alleen met oogmerk,om zichzelveri daar door tot een gelukkig man te maaken? —t 't Is mögelyk, dat zyn gevoel, het welk voor de eere ontoegangklyk is, ook voor de verwytingen des geweetens,. taamelyk onaandoenlyk moet wezen. En fchoon hem zyne eigenliefde moge overreeden, dat hy eenige wonderkuuren gedaan heeft, zo komen 'er toch niet zelden eenige oogenblikken, waarin hy bemerken zal, dat hy een beroep aanvaard heeft, 't geen hy of beter hadde moeten leercn, of liever voor eenen anderen overlaatcn. De gelegenheden om zyne eigene nietigheid te lecren kennen, zyn veel menigvuldiger dan hy wel zoude begeeren, en gelyk hy maar al te dikwils aanleiding heeft om zich wegens zyne vermetele onderneeming heimelyk te ergeren, zo zucht hy dikmaals in ftilte over de dwaasheid , dat hy niet vroeger het befluit genomen heeft, om zich in eene betere reputatie te Hellen. Veellicht kan -hy- by alle den dwang, dien hy zich aandoet  AAN II E T PUBLIEK. XXXIX doet, zich toch niet altyd onthouden van de oogen neder te flaan , voor iemand, dien hy heele maanden lang met onnoodige middelen opgehouden, of door onvoorzigtigheid uit eene kleine onpaslykheid in eene zvvaare krankheid geftort heeft. Veellicht ergert hy zich heimelyk, wanneer hem de nagebleevenen op eene bedekte wyze den dood des overleedencn te last leggen; veellicht beeft hy heimelyk by zwaare confultatiën, en wenscht dat hem de kranke de gunst moge bewyzen van fpoedig weder op te liaan, op dat hy niet het aantal der geenen nog vermeerdere , welke hy door enkel gebrek aan kennis, den weg van alle vleesch heeft laaten loopen. — Maar laat hem in zyn leven nog zo onaandoenlyk, en van alle gevoel van eere zo ontbloot wezen, als hy wil, zo is het toch niet mogelyk, dat hy niet nog aan de deure der eeuwigheid van geheime verwyten zoude gekweld worden; of ten minfle kan hy zich niet zeer ver*** 4 heu-  XL A A KT S P R A A K heugen niet in 't gezelfchap der gcenen tö komen, welke hy zo lichtvaardig vooruit gezonden heeft. By de nablyvenden kan hy zich gecncn duurzaamen roem belooven, en hoe gelukkig zoude hy zich nog achten, indien zyne gcheelc gedacht tenis te gelyk met hem ten grave konde gaan; maar hy moet beducht zyn , dat hem nog aan de andere zyde des grafs de zuchten eens jongelings mogen vervolgen , dien hy cnbedachtzaamerwyze tot een Wees gemaakt heeft, dat geheeie familiën nog over de gedrochtelyke reke-.' ningen traanen vergieten zullen; om welke aan hem te becaaien , zy het brood uit den mond moesten fpaaren , en dat, fchoon hy ook op- en voor zichzeivcn de berisping der wereld ontgaan is, zelfs nog zyne nablyvenden, nu hier dan daar, eenige onaangeilaame aanmerkingen van zynentwegen zullen te vreezen hebben. Doch ik heb my misfehien reeds verder uitgelaaten, dan ik had moeten doen; en,  A A N BIT PUBLIE K. XLI en voor eene eerfte proeve zyn 'er aan deeze bladen mogelyk reeds de helft te veel verfchreeven; maar onder zo veele fokken, als 'er tegenwoordig uitkomen, mag dit vry doorloopen, en als een kwakzalver in alle tydingblaadjes zo luide van zyn oryktan mag fchreeuwen, dan zal ook wel een eerlyk man zynen mond eens mogen open doen. Alaar ik herhaal nog eens met bedachtzaamheid, dat ik meer op den naam van myne medearbeideren, dan voor my alleen gefproken hebbe , en daar ik my in 't mimie niet inbeelde iemand te willen onderricèten, zo bekenne ik veelmeer , dat my deeze eigen proeve alleenJyk diende, om zelf beter te leeren, het treen ik voorheen maar ecnigermaate had ingezien. Ik seef derhalve het overke van dit onvolkomene ftuk aan de beöordeeling der geenen over, die de moeite willen neemen van het te leezen, en zo zeker als ik vooraf overtuigd ben, dat het maar een  XLII AANSPRAAK AAN HET PUBLIEK. geluk is, indien myne gevoelens eenige goedkeuring vinden, zo zeker zal ik ook de aanmerkingen der geenen mee dank aanneemen , die de moeite willen neemen , van my hunne gedachten op eene goedhartige en verftandige wyze mede te deelen. WAT  WAT IS M- A G N ES I A ? sMagnefia is een eduiïum, of gefcheiden wezen, dat uic Het fal anglicum gemeenlyk door raiddel eens fahs alcali regetabilh fixi, of liever door deszelfs ontbinding gemaakt wordt; en 't welk in de officinen al tyd, onder den naam van oleum tartari per de~ liquium, tot chimifche en pharmaceutifehe proeven gehouden wordt. Het is wyders een in wyngeest en water onontbindbaar lichaam , dat weinig fmaaks en eenen iets kalkachtigen reuk heeft. Eene tegen het vuur beltand zynde aarde, maar die zich echter, wanneer ze gecalcineerd is, niet meer zo gaarne en ligtclyk ia 't zuur van den edik laat ontbinden als voorheen; terwyl zy zich van de kalkaarden ook daarin zeer onderfcheidt, dat deeze na de calcinatie veel caujliJcher worden, en de zuuren met veel grootere heftigheid inzuigen dan voorheen. Zy is , met een woord, eene der eenvoudigfte, zuiverfte, ligtfte* witfte en fubtielfte foorten van aarden, die 'er in is natuur tot nog toe bekend zyn. Zy laat zich, ia  C 2 ) in alle zuuren ontbinden, en wordt daardoor zo wel tot kristallyne als vloeibaare zoutfoorten, die van andere hoofdaarden , als de kalk-, klei en keifelaarde, wanneer zy met de zelfde zuuren ver» bonden worden , zeer verfchillende zyn, en ten aanzien van de procedeering der zoiitfubftantiën zich even zo van elkander onderfcheiden, als het minexalifche van het vegetabilifche alcali, met de* zelfde zuuren bewerkt, in de conftitutie der zoutfoorten gewoonelyk doet. Om zich hiervan te overtuigen, behoeft men flechts kalkaarde met het zuur van vitriool te verbinden, daar men dan een werkelyk gips uit verkrygt dat onontbindbaar in is water; daarentegen met onze zoutaarde verzadigd, zal men een ligtontbindbaar zout verkrygen ,dat het Jal anglicum zeer naby komt, alleen met dit onderfcheid,ciat, wanneer deeze aarde zuiver is, dezelve een zoutfubftantie oplevert, die daarin van het Engelfche zout verfchjlt, dat ze geen Jal commune in zich bevat, gelyk dat gemeenelyk doet. Dit eigende vitrioolzuur , met kleiaarde verbonden], conititueert aluin, en deeze zelfde aarde is niet alleen in het Jal anglicum , maar ook in meer fteenen, zouten en mineralifche produdlen begreepen, daar zy dikwils meer of minder met andere foorten van aarden verbonden is (a). Deeze aarde wordt ook in de moederloog van den falpeter en het zout gevonden, waaruit meo ze («) A. S. Harggrafii CMmifbhé Schriften, «er TW. Cap. i. jiar. 7, 8.  C 3 ) ze zo wel door de ignatie en distillatie , als door de preciphatie fcheiden kan , en die , naar d<4 evenredigheden der zuuren, even zodaanig een pro* dUÉt weder oplevert, als dat van bovengezegde (b). Dan, daar ik niet alleen in de volgende afdeeling, maar ook in de bykomende befchouwingen, die daarop volgen zullen, my wydloopiger over onderwerpen der Chimie zal kunnen uitlaaten, omdat 'er daar beter de plaats voor is, dan hier; zo breek ik dit kort begrip van de Magnefia in 't algemeen hier met voordacht af, en verzoek myne leezers , het volgende met meer geduld naar te gaan. (V) A. S. Marggrafs Chimifche Schriften, 2ter Theil, Cap. 3. par. 5.— D. C. IV. Pörner Allgehi. Begriffe der Chimie, Th. ü 6. sop. & fequ. HOE  X4) HOE KAN DE MAGNESIA BEARBEID WORDEN ? Zonder anderen het geringde te willen voorfchry. ven, zal ik hier alleen zeggen, hoe ik deeze ope* fatïe befchouwe , en zelf gewoon ben te behandelen* Ik neem ten dien einde eene willekeurige hoe. veelheid vat! het Jal anglicum , ontbind liet zelve in eene geproportioneerde menigte van heet water , filtreer het Jolutum, laat het 24 uuren ftaan* opdat het liquor verkoeld , en alle vreemdaardigö deelen, die door middel van het heete water ontbonden, en tot zekere graaden van fynheid verdeeld zyn , zodat ze door de poros van 't filtrum zouden kunnen doordringen , gezakt mogen wc^ zen. Men giet daarop het bovengaande klaare vloeibaare voorzigtig af, en het te rug blyvende moet gefiltreerd worden, wanneer het zuiverlyk bearbeid zal zyn. Deeze zelfde behoedzaamheid heeft mén noodig, om een cleum tartari te bereiden, alleen met dit onderfcheid , dat men dit Jolutum geconcentreerder maakt. Een deel alcali, 1, 2 of 3 deelen waters geeven eene bekwaame folutie by dee» Zen arbeid. Daar men verfcheidene alcalia heeft, van welke1 mea  Mlen zich met voordeel by deezen arbeid kan be* dienen , waarvan ik nog niet omftandiglyk fpreeken kan, zo heb ik 't voor goed aangezien, my by myne eerfte proeven , van de gewoo,:e, voor zo veel mogelyk is zuivere potasfche te bedienen. Ik laat derhalve een genoegzaame hoeveelheid van dezelve in water ontbinden; doch met dit onderfcheid, dat ik myn water niet op éénmaal gebruik, maar eerst twee derdedeclen ; behoudende het overige om na te gieten, ten einde al het alcalifche, dat zich in dit produel; onthield, byéén te houden , dewyl men daarby minder verliest. Ik filtreer de loog, en laat die koud worden, opdat zich ook hierin de aardachtige deelen fepareeren. Wanneer dit gefchied is, en zich myne liquores in zulk eenen ftaat bevinden, als ik die ter bearbeiding noodig hebbe, dan verwarm ik myn alcalifche loog, en druppel haar van tyd tot tyd in het koude folutum des Engelfchen zouts; als wanneer zich by den eerden drup een wit wolkje vertoont. Deeze verfchyning vermebrdert te iterker, naar maate ik geduurig wat meer van de poraschlooge daarby infehudde, en het pundt. der verzadiging nader kome. De ouden hebben deeze verfchyning ook het miractdum chemicum genoemd, en zeker het moet eenen onervaarenen zeer vreemd voorkomen, wan. neer hy ziet, dat uit twee vloeibaare en heldere mochten, als ze behoorlyk vermengd zyn, een byIrans digt lichaam kan worden : waarvan wy in onze der  co derde Afdeelinge gelegenheid zullen hebben meer te zeggen. Wy komen dus tot de vereeniging des alcali met de zuuren van 't Engelfche zour. Men befpeurt by de vermenging derzeïve wel eenige Effervescens, maar de beweeging is op lang na niet zo fterk, als men die by andere faturatién wel gewaarwordt. GeJyk^by voorbeeld, by het zuivere,en vrye vitrioolzuur , en het vegetabilifche alcali, deeze opbruiicliing met een groot geraas gefchiedt , en daar , gclyk reeds gezegd is, de beweeging van geen belang iss zo is ook het medium op het bloote gezigt bezwaar* ]yk te treffen. Het kan ligtelyk gefchieden, dat men 'er te veel alcali bydoet, wanneer men niet zeer voorzigtig is ; want in dit geval zoude men bevinden, dat de precipitat weder ontbonden wierd, en daar men bovendien nog het Engelfche zout in helft beter koop heeft , zoude men dubbeld onrechtvaardig by zichzclven handelen, met hetzelve in overvloed te gebruiken. Maar daarentegen is een al te fpaarzaam gebruik even zo wel nadeelig, dewyl men alsdan ziet, dat de vcreischte Vis efficiens ontbreekt. Ik voor my neem gemeenlyk 5 Drachmen opeen once Engelsch zout, doch daar ik ondervonden hebbe , dat niet alle Engelsch zout van eenerlei alloi is, dewyl het zo wel een produEtum artificiale als naturalc kan 'Zyn , zo zal het aan een iegelyk moeten overgelaaten worden , volgens zyne daaromtrent gedaane proeven te werk te gaan. Na.  (7) Nadat ik myne üquores in de bovengemelde hoeveelheid , onder een geduurig omroeren t'zamengegooten heb , laat ik die eenen tydlang ftillyk ftaan , filtreer het mixtum , en als ik vermoede, dat 'er in het doorgeloopene fluido nog Magnefia is,zonder ik die nog door het byzetten van oleum tartari daar van af. Ik neem daarop myn pretij taat, en gaa 'er op de volgende wyze mede om. 't Is waar, als ik eerst in deeze zaake begon te arbeiden, volgde ik nog getroost de juist niet al te diepe voetftappen myner oude leermeesteren, die altyd hun precipitaat met naauwlyks laauw water edulcoreerden; maar als my die wyze van te procedeeren te veel tyds wegnam, nam ik kookend in plaats van laauw water , en bevond ook inderdaad , dat ik 'er beter mede voer. Dit gaf my aanleiding om te overwcegen, of ik deezen arbeid niet nog meer zoude kunnen verhaasten , wanneetik myn precipitaat zelfs met water kookte. Ik deed het zo , en bevond dat het 'er inderdaad zo mede gelleld was , als ik verwacht had. Men gewint daarby nog aan de goedheid der Magnefia; want zy zwelt in 't kooken ongemeen op, en wordt derhalve ligter en fponsachtiger dan degeene, die met laauw water geëdulcoreerd wordt. Ik heb my by de kooking zo wel,als by de edulcoratie altyd aan eene gelykehoeveelheid van water gehouden. Ik gebruik het op myn precipitaat noodige water, zo lange ik vermoede, dat 'er nog akalifc1'e A of  C 8 ) of andere zoutdeelen in zouden mogen voorhanden zyn , het welk men rede door de fmaak belïcmmen kan ; en wie zichzelven daarvan overtuigen wil, dien zal het aan geene gelegenheid ontbreeken, om bewyzen daarvoor te vinden. Wanneer zich dan het precipitaat in den ftaat van eene zuivere, abforbeerende , van alle zoutdeelen afgezonderde aarde bevindt, wordt het gedroogd. Men kan dit wel door verfcheide wegen en in zeer veele graaden doen , maar dewyl het bekend is dat de drooging deszelfs in den winter, wegens de vochtige lucht, die zich dan in den dampkring bevindt , aan veel zwaarigheid onderworpen is, zo verkoos ik hiertoe den volgenden weg. Nadat myn precipitaat zo veel mogelyk afgedruppeld was, deed ik het op dnverglaasde fcherven, die ik met vloeipapier omwikkelde , en vervolgends in eene warmte van 84 tot 94 graaden naar de maate van Fahrenheit zette. In welken rtand ik het zo lange liet,tot het door deeze warmte niets meer verliezen konde. Dit gaf my eene masfa, die , als zy behoorlyk gewreeven werd , de witheid , zachtheid en fponsachtigheid , hoewel irt verfchridene graaden had , die tot eene goede Magnefia vereischt wordt. Daar ik nu toch hier mede bezig was, en te vreezen had,dat men my misfehien zoude kunnen tegenwerpen, dat ik het immers maar gewaagd had, dewyl de potasch geen zuiver alcali is, en vraagen, waarom ik die dan evenwel zelf tot myne chimifche proe-  (93 proeven gebruikte? — Zo moet ik hier zeggen, dat ik meer dan eenen grond van aanleiding daartoe had. Vooreerst, dewyl de produtten, waaruit de zuivere alcalia bereid worden , werkelyk veel hooger in prys zyn, dan de potasch. Ten tweede Heeft men ook veel moeite en onkosten met dezelve te bereiden, ten aanzien van de fmeltkroc* zen en andere vaten , als ook van het menigvuldige vuur, dat hiertoe vereischt wordt. En offchoon dit zo niet ware, zo zoude men zich toch van de potasfche om de volgende reden met het zelfde nut kunnen bedienen ; dewyl, hoewel 'er vreemdaardige deelen met dezelve vermengd zyn , wy Hechts de aardachtigen van haar hebben af te zonderen, als wanneer het algemeene middel ter ontbindinge, dat hier in een groot volumen gebruikt wordt, deeze zoutfoorten welhaast in zich zal bevatten, en ons niets dan eene'zuivere abforbeerende aarde overlaaten. De proeven en onderzoekingen met dit zuivere alcalifche zout zullen 't bevestigen, of het met de zaak dus gelegen is, of niet. Offchoon men altyd het water eri de lucht meer dan de potasfche de fchuld wilde geeven, dat men hier geene zo goede, zuïvere en ligte Magnefia zou kunnen bereiden, als in Engeland, zo ben ik toch altyd va ï meening geweest , dat dit maar een ingeworteld vooroordeel zy (*_) , en de waare oorzaak A 2 meer (■*■) Wy weeten heel wel, dat zeker laatdunkend Engelschman in 't hoofd kreeg, om in eenige va» onze Apotheeken alhier een por.  C 10) meer in de potasfche, dan aan 't water , dat wy hier hebben , liggen konde ; in welke meening ik ook door de gedachten van beroemde mannen verfterkt worde (*). Maar om van myne zaak verzekerder te zyn, en meer op welgegronde ondervinding, dan op enkele vermoedens te fteunen , «o liet ik my 300 mingelen (f) van het gewoo'ne, hier gebruikelyke regenwater distilleeren ; waarportie Magnefia tot eCn monfter te koopen; en dewyl hy ongelukkïglyk by eenige laboranten kwam, die misfchien de grootfte Chimisten niet waren, en gevolglyk de fynfte preparata niet hadden, zo bediende zich deeze galante kooper van deeze toevallige omttandigheid , om alle onze Magnefia , die hier bereid wordt, uit dien hoofde te verachten en op eenen zeer laagen prys te ftellen. Maar behalve dat deeze Heer reeds als een knaap van 15 jaaren had moeten en kunnen weeten, dat 'er niet alleen overal en in alle weetenfcliappen hoetelaars en meesters, Farizeeuwen en waare Schriftgeleerden gevonden worden ; maar dat hy ook in een ftad, daar hy reeds zo veel goed geld gewonnen had , niet alle bekwaame lieden om een kwalyk-uitgcvailen monftertje had moeten verkleenen ; behalve dit, zeg ik, moest liy eerst beter nagevraagd hebben, of wy uit Engeland ook niet wel by wylen flechte waaren èn mislukte Magnefia gekreegen hebben? als wanneer hy met weinig navraagens zoude vernomen hebben, dat wy zo wel ten aanzien van bekwaame als onbekwaame Scheidkunftenaars, met zyn Vaderland, in een zelfde evenredigheid ftaan ; het geen ons omtrent zyne onverdiende Verwyten ten volle kan gerust ftellen. (*) Men gelieve tier acht te geeven op de zoutdeelen, zo op die, welke zich reeds de potasfche bevinden, als wel. voornaamclyk op de geenen,die 'er, door het bykomen vaneen alcali, op nieaw in voortgebragt worden ; en wydei s ook op de waterdeeleu, die zy in zich kan bevatten, warneer men de behoor!yke graaden van warmte niet aanwendt, om haar daarvan te bevryden. Ct) Een mingel tot 39 oneen.  waarvan ik een deel ter onderzoeking der bovengemelde meening, maar het andere daartoe aanwendde , om de gehalte des waters uit meerdere proeven te kunnen beftemmen. Ik twyfel ook geenszins, of myne leezers zullen in het vervolg van myne befchouwingen bevinden , dat wy dit gedistilleerde water getroost nevens het Engelfche kunnen ftellen. Waarop ik my dan hiermede zonder verdere uitweiding beroepe , en met de bearbeiding der Magnefia voortvaare. / 't Is waar, dat ik van zins was, haar alleen met de zuivere alcali'ên te bereiden ; maar ik nam, tot myne eigene onderrechting , eene proef , meC even dezelfde potasch tot de volgende bearbeiding te gebruiken. Ik fittn daarvan zulk een quantum, als my diende; en behandelde het op de gewoone wyze, Hechts met dit onderfeheid , dat ik het eenige uuren in het vuur fterk liet vloeien , om de brandbaare deelen,zo veel mogelyk was, daarvan af te fcheiden, liet het daarop in eenen vyzel {tampen, en in eene bekwaame en met een ftopiel welgeflootene vlesch fchudden. Daarop zette ik myn alcali zo lang ter zyde, als myn daarmede voorgenomene arbeid vereischte. Schoon dit alcali nu wel wat zuiverder is, dan de gemeene dikwils niet fterk genoeg gecalcineerde potasch, zo durft men zich echter daarvan in chimifche proeven , waar iets met gewisheid moet beftemd worden , met geene zekerheid bedienen : men kan derhalve een zuiverder alcali voor zich maaken } Uit falpeter > A 3 dat  ( 12 ) dat men door gepulverifeerden wyniieen of kooleftof heeft laaten verpoffen. Doch daar aan de zuiverheid van dit alcali ook nog getwyfeld wordt, omdat men nog nüreufe of brandbaare deelen daarin vermoedt , zo geeven alle gefchikte chimici den raad , van zich van de hiervoor gedachte alcalia niet te bedienen ; maar zyn eenftemmiglyk van gevoelen , dat men , om een hiertoe geheel bekwaam alcali te hebben, beter doet met zich van het geene te bedienen , dat uit den wynftecn bereid wordt. En om overtuigd te worden, of ik ten aanzien van de Magnefia beter daarmede te recht komen zoude, nam ik 6 f$ wynfteen , en, nadat de fpiritus en de olie daarvan afgetfekken was, deed ik de terugblyvende masfa in de fmeltkroes, en gloeide ze uit, tot dat ik geen en rook meer gewaar \verd; deed ze daarop in eene aarden en welverglaasde pot, goot gedistilleerd water daarby , en filtreerde de loog; het in 't filtro teruggeblecvene deed ik weder in de voornoemde pot, en goot op nieuw iets van 't voornoemde water daarby, filtreerde het nog eens, en voer daarmede zo lang voort, als ik nog iets alcalischs bemerkte. 't Is een iegelyk te raaden, hier niet meer water te neemen, dan 'er op zyn best vereischt wordt; want het weder uit te waasfemen is een zeermoeïelyk werk ; dewyl men zich by deezen arbeid van geene andere, dan porceleinen, glazen of aarden verglaasde vaten mag bedienen: en dewyl de eer- ften  ( 13 ) ften ligtelyk fpringen , is men genoodzaakt zich van de laatften te bedienen. Echter heeft men hier ook het ongemak, dat onze aarden potten zo ligt doorflaan en fcheuren krygen, gelyk men weet, dat zelfs de beste Scheidkunftenaars by zulke preparatiën niet geheel zonder zorge zyn. Nadat nu het alcalifche folutum ganfchelyk byéén was,filtreerde ik het, liet het ter droogheid toe uitwaasfemcn,en maakte 't in de fmeltkroes vloeiend. Wy zullen derhalve naar onze voorige gevloeide en van haare phlogistifche deelen gezuiverde potasch omzien, om zo veel mogelyk is een zuiver oleum tartari daaruit te verkrygen. Men zal in aanmerking neemen, dat de falia media en vaste zoutdeelen, die zich in dezelve ophouden , niet door het vuur vervlugtigd kunnen worden, en dus nog in de gecalcineerde potasfche moeten liaan (*). Men kan derhalve niet beter aan een zuiver liquor geraaken, dan wanneer men het mengfel geconcentreerd maakt. Ik nam dies gelyke deelen zout en water, dewyl men my toefiaan zal, dat het water alcali genoeg vindt om in zyne vloeibaarheid in te fluiten, en men uit dien hoofde niet zeer te vreezen heeft, dat 'er zich vreemde of andere zoutdeelen mede inmengen zullen. Na- (*j Ik weet wel, dat my hier tegenwerpingen zouden kunnen gemaakt worden, maar ik geloof, dat het genoeg zyn zal,als ik zeg, dat ik hier van eene potasfche fpreek , die nog niet gegenoeg gezuiverd en bovendien wederom phlogistifche deelen, aan jd.cn getrokken heeft, of hebben kan. A 4  C M ) Nadat ik myn mengfel 24 uurcn had laaten ftaan, goot ik het vloeibaare klaare in een vloeipapier, om het te laaten doorloopen. Hierop keerde ik my weder tot het zuiverder uit falpeter gemaakte alcali; gedroeg my omtrent het filtreeren en vooraf gaande werken als in 't voorige. — Ik kom derhalve nog. tot het zuiverfte , naamelyk het vegetabilifche, het uit den wynfteen geprepareerde 'alcali. Een iegelykkan zich daarby van zo veel water bedienen, als zyn arbeid vereischt; dewyl dit aU cali, gelyk reeds gezegd is, geene vrcemdfoórtige deelen bevat, en' van alle Chimicis voor het beste en zuiverfte in het yegitabilifche ryk gehouden wordt. Hier zoek ik der-halve naar te vorfchen, óf de verfcheidene en meer of minder zuivere tfftalia een wezenlyke verfcheidenheid in de proce ieering der. Magnefia aan den dag brengen mogten. Ik ontbond dan , alleen ten voorbedde, 1 Engelsch zout in' dezelfde . quantiteit van water, als ik by den voorigcn arbeid gedaan had. Daarop nam ik myn uit de gecalcineerde potasfche gemaakt liquor tartari, verwarmde het , en goot het van tyd tot tyd in myn Engelsch-zout-/o/af«jB,« voer daarmede voort, totdat zich noch precipitaat vertoonde. Hier moest ik de evenredigheid op nieuw zoeken te treffen, dewyl het zeer begrypelyk is , dat het zout door calcineeren niet alleen ten aanzien van de waterdeelen , die het verlooren heeft , reeds fterker is geworden ; maar ook  C 15 ) ook ten aanzien van de vuurdeelen , die het aangenomen heeft , caujtifcher geworden was. Myn precipitaat kookte ik op de voorgemelde wyze, en met dezelfde quantiteit van water , óm in alles even zo, als in de voorige preparatie te werk te gaan. ]k deed het weder op fcherven, en zette het, als het voorige, in de reeds befchreevene warmte. Op dezelfde wyze bewerkte ik het uit den falpcter gemaakte alcali met het Engelfche zout. By ons gemelde zuiverde alcali ook gedroeg ik my op dezelfde wyze. Om my nu nog ten volle te overtuigen, dat het niet aan de meer of minder zuivere alcalia-, en nog minder aan het regenwater dat wy hier hebben toe te fchryven is, wanneer wy geene goede Mag. 'nefia verkrygen,zo maakte ik voor my vier zout-folutiën, waarvan ieder i Êg Engelsch zout bevatte, i fg ontbond ik in ordinair regenwater. i — ander in even hetzelfde. i _ in gedistilleerd water. r _ weder in even hetzelfde. Hierop nam ik gemeene potasch, en ontbond zq in gemeen water. Weder een ander, dat ik in gedistilleerd water ontbond. Daarop nam ik van het Jal tartari, en maakte £wee folutiën, . De eene met gedistilleerd water. De andere met ordinair regenwater Nu kwam het 'er op aan, of de preparata A 5 van  C 16) van de verfcheidcne folutiën, op eene en dezelfde wyze behandeld , eenerlei volmaaktheid hebben zouden ? Naamelyk 1. Het met fal anglicum en potasfche in ordinair regenwater ontbondene, 2. Hetzelfde fal anglicum en potasch in gedistil. leerd water, 3. Het zuivere fal tartari in ordinair water ontbonden , en ten 4. Het gelyke fal tartari in 't gedistilleerde. Na alle deeze met veel opmerkzaamheid gedaane proeven , kon ik echter geen merkelyk onderfcheid in de Magnefia van de eene of van de andere bereidinge waarneemen; en ik hield hoe langer hoe meer voor waar , dat - de tegenwerping wegens het water zeer ongegrond moest weezen; maar wie zelf door de ondervinding zich daarvan gelieft te overtuigen, die zal zeer wel doen (*). In Hier moeten wy nog in eene eigene noot van eene omEandigbeid gewaagen , die wy niet eer dan in het (lot vau ons gêfchrift zyn gewaar geworden , maar die te gewigtig is, dan «fat wy ze met een gelaaten ftilzwygen konden voorbygaan. Naauwlyks mogt de Heer Teisfisr eenige koopers gevonden hebfceu , die veellicht onkundig genoeg waren om zyn preparatam voor iets uitneemends aan te zien , of hem viel reeds de, feianciemaatige gedachte in , om ter hooger plaatfe octrooi te gaan verzoeken , opdat hy daardoor veele beeken naar zyn molen mogt leiden, en de Apothekers en Chimisten alhier op eene gepriviligeerde wyze benadeelen. Maar dank zy den Vade. ren onzer Stede, dat zy hier gelyk in alle andere dingen de lief-  C 17 ) In myne volgende bykomende befchouwingen, zal ik my over eenige dingen vryer en onbepaalder verklaaren , en zegge ten befluite Hechts nog : dat , fchoon men my de niet geheel ongegronde tegenwerping konde maaken, dat ik de maate van 't water by de folutiën niet bepaald hebbe, ik hiertoe myne geheel eigene redenen gehad hebbe ; en dat het niet uit gebrek van kunde, en nog minder uit eene laagdenkende achterhoudendliefde voor hunne bnrgcren zo pryswaardig hebben laaten My» ken. Om kort te gaan , zyn verzoek werd hem na gedaane on-r derzoeking afgellagen , en nu kreegen alle de letterzetters der tydingbladen de handen vol met zyn Arcanum uit te bazuinen. Maar waarom dacht hy 'er dan niet aan, dat deeze zelfde bereiding eene zaak is , die bereids in zo veele dispenfatoriën befchreeven , en in zo menigvuldige handen is , dat het zeer belagchelyk zoude zyn , daar nog een geheim van te willen maaken ? — Dan dewyl 't 'er toch zo mede gelegen is , dat da Magnefia op verfchillende wyzen kan opgegeevcn en vervaardigd worden, zo was het een van myne fterkfte beweeggronden , tot het uitgecven van derzelver bewerking , zo als die by ons gcfchiedt, om daardoor, zo veel in my is, alle de ongegronde tegenwerpingen van ons af te wenden, die misfehien door de lang* heid van tyd zo diep ingeworteld zouden zyn , int men ze op 't laatfte niet • meer zou kunnen uitroeijen. Wy verblyven het derhalve aan de onpartydige uitfpraak van het publiek , of onze Magnefia alhier den voorrang boven de Engelfche verdient of niet Het 'preparaium ligt gereed , een iegelyk heeft de vry. heid om het te onderzoeken-. Maar dan verzoeken wy ook van de patriotfehc denkwyze onzer medeburgeren, dat zy het preparatum verbannen, dat der ballingfchap waardig is, en daarentegen die op nieuw -weder in het getal der waare medeleden op. neemen, die, buiten dat, het 'burgerrecht bezitten.  C 18 ) dendheid gefchied is. Het was my genoeg, myne bearbeiding kortelyk aan den dag gelegd, ep voor 't overige uit genoegzaame ondervinding gezien te hebben , dat zich met goeden grond geen algemeene terminus beftemmen laat, maar dit preparaium naar de richtigfte gronden der phifica altyd fyner moet worden, hoe meer het door de verdunning tot de uiterfte graaden zyner deelbaarheid gebragt, en, om zo te fpreckcn , tot de fynheid der gansch ondeclbaare atomen gepromoveerd geworden is' BYKOMENDE BESCHOUWINGEN. Hier zal ik my dan wat vryer en uitvoeriger verklaaren over eenige voorwerpen, die ik of in myne voorige Afdeeling niet zo genoegzaam uitwerken*, of niet zo gevoeglyk invlechten konde,"1 als in eene Afdeeling, die alleen tot eene onbepaalde voordragt bewaard was , en waar het my geoorloofd fcheen te zyn , van dingen te fpreeken, die eigentlyk wel niet geheel onder de Magnefia Alba behooren, maar die echter onder deeze pïece plaats konden vinden, dewyl my de bearbeiding derzelve daar aanleiding toe gegeeven heeft, en ik gaarne by deeze gelegenheid myne orrmaatgeeflyke meeningen aan het publiek wilde voorleggen omtrent dingen , die. ten aanzien van de Republiek, waarin wy woonen, zekerlyk waardig zyn, om aan de opmerzaamheid der geenen, die-  C 19 ) die meer ondervinding en doorzigt hierin bezitten, ter verdere beproevinge aanbevolen te worden. Ik verzoek derhalve vooraf het niet als Verhandelingen, maar alleen als eene verzameling van gedachten aan te zien, aangaande welke ik zelf wenfche nog beter onderrecht te worden. Ik heb paragraph. 4 in de Bewerking gezegd, dat ik my in deeze Afdeeling meer verklaaren zoude over de verfchyning, die 'er na de vereeniging van twee doorfchynende liquoren gefchiedt. Maar om zich een duidelyk denkbeeld daarvan tc kunnen vormen , zal het noodig zyn , eerst het Engelfche zout in deszelfs verbintenis en gronddeelen te befchouwen. Dit beftaat, gelyk men weet , uit het vitrioolzuur en eene terra alcalina of bittere zoutaarde genoemd; nochtans is het meer of min met eenig fal commune vermengd. Dit zoutproduft laat zich gaarne in water ontbinden: gelyke deelen van zout en water vertoonen een volmaakt gelykaardig vloeibaar lichaam , dat geheel beweeglyk is en blyft. En deeze twee fubjedten, wanneer zy in eenen geduurig gelyken graad van lucht ftaan, en noch door de koude geperst, noch in hunne vloeibaarheid door de warmte vervlugcigd worden, en ook niet vcrwaafemen kunnen, zullen beftendig in deeze hoedanigheid blyven. Maar zo dra een derde lichaam daarby gevoegd, zich met deeze twee vereenigd heeft, het zy wegens zyne'eigenaardige zwaarte, of wegens zyn nader verwantfchap, het geen 't met het onbonden lic  (20) lichaam , of geheellyk of ten deele, of ook wel met het ontbindend middel zelf heeft, zo vrlgt, dat hunne in elkander dringende krachten verminderd of geheel vernietigd en veranderd werden. Dit ondervinden wy insgelyks duidelyk by het bearbeiden der Magnefia ; want naardat wy meer of minder van eene alcalijche loog in de folutie des Engelfchen zouts fchudden , zo zal het mixtum, zo lang wy het puncl: der verzadiging niet overfchreeden zullen hebben , hoe langer hoe dikker en lyviger worden ; waarvan de oirzaak, naar ik geloof , hierin beltaat , dat het alcali een nader en fterker verwantfehap met de zuuren van 't Engelfche zout, dan met deszelfs aarde heeft. Eti naardat men nu meer of minder alcali 'er bygefchud heeft, dies te zigtbaarer en merklyker wordt de precipitaat; naardien zich het alcali met dc zuuren verbindt en een nieuw zout-lichaam conftitueert,daar integendeel de aarde vry wordt, en naar de verbindtenis des nieuw ontftaanen zout-lichaams en de volumine des waters meer of minder op den grond van het vat zal zinken, hoewel dit nog voor zo verre eene uitzondering lydt, dewyl wy by de folutie nog op haare concentreering of verlanging te zien hebben, naar welke de precipitaat zeer verfcheiden is, en het even zo 'ligt gefchieden konde, dat een geheel in 't fyne ontbonden lichaam even zo wel boven dreef, als het nog minder ontbondenc, wegens zyne dichtheid, naar den bodem moest vallen. De  C 21 ) De geene, die de kosten van het vuur niet ont« ziet, en het der moeite waardig acht , kan nog het nut van de voorloopige zoutliquores trekken, wanneer hy het üxivium behoorlyk ter cristallifatie toe laat uitwaasfemen, dat filtreert, en in den kelder zet, dewyl 't in deeze plaats, voornaame. Jyk des zomers , eenige graaden kouder is, en dus de ftolling natuurlyker wyze fterker moet wezen. Wanneer men met het mineralifche alcali de Magnefia bewerkt , zal men uit het voornoemde lixivium, nadat het behoorlyk uitgewaasfemd is, Glauber ■ zout krygen, — met het vegetabilifche al' cali daarentegen verkrygt men een zout, dat het fal polichrest , tartarum vitriolatatum, maar nog meer het arcanum dupplicatum gelyk is , naardien het , gelyk dit laatfte, meer onzuivere deelen bevat. Ik weet voor 't overige wel, hoe weinig wy ons nog met volkomen zekerheid op onze meeningen zowel, als zelfs ook op veelmaals herhaalde experimenten, vooral in de Chimie, kunnen verlaaten, en het moet eiken liefhebber der natuur bedenkelyk voorkomen, wanneer hy ziet dat zelfs aanzienlyke mannen, die, om zo te fpreeken, hun geheel leven met proeven en overleggen gefleeten hebben, eikanderen tot nog toe wederfpreeken in dingen, die men van hun als groote kunstkundigen reeds als volkomen grondig bearbeid zoude hebben aange. zien.  ( 22 ) zien. Doch wie weet , of dit niet onder het op. zigt cener wyze regeering van den Schepper der natuur zyne gegronde en voor de were'd allernuttigftë reden heeft. Want fchoon de cnftcrflyke Heer von Halter met het grootfie recht en waarheid zeggen konde: Het fainnenft' van natuur wordt door geen mensen beoogd. Gelukkig, wen ze ons flcchts de- buitenfehors vertoogt. Zo is het toch by dit alles ontegenzeglyk zeker, dat wy ons door de verbaazende afgronden der natuur, niet van het geftadige naarvorfchen faaarer verborgene gangen moeten laaten affchrikken; want genomen-, wy bragten de weetenfehap niet eens ter halver volkomenheid, zo hebben wy toch zo veel gewonnen, dat wy onze voorvaderen in iets overtrofffen ; dat wy voor onze nakomelingen eenen goeden grond ter verdere volmaaktheid hier omtrent gelegd, en ons zelfs intusfehen mét nuttige dingen bezig gehouden , onze eeuw verlicht en ons zelfs gelukkiger gemaakt hebben , dan zy nog waren, die ons eerst uit het grove voorarbeidden. En fchoon wy, na duizend'dwaalingen, maar eene ee. nige waarheid in den grooten t'zaamenhang der natuur ontdekken, is dit geluk, is deeze blyd"fchap niet oneindig veel dierbaarder, dan de domme vergenoegdheid des geenen, die of uit traagheid, of uit misverftaanen eerbied voor de diepten der natuur , zyne handen gemaklyk in den fchoot  C 23 ) fchöot légt , cn de fchepping met dezelfde ftyVê oogen aangaapt, als de bygcloovige Indiaan zyueri Hommen afgod in de pagode. De beroemde Directeur, de Heer Marggraf (*) te Berlyn, heeft ons reeds voor eenigen tyd aafli leiding gegeeven, om op te merken , dat de anders voor zeer zuiver gchoudenc nuteorifche wateren zelve, wanneer zy aan de distillatie onderworpen worden, blyken van vreemdfoortige deelen vertoonen, hebbende deeze bekwaame en verdienftelyke natuur-onderzoeker uit het niet alle naauwkcurigheid verzamelde fheeuw en regenwater 4 na voorafgegaane distillatie, kalkaarde, acidum nitri, fal (*) Terwyl wy dit fcnryv'erï, verneemen wy niet een waar genoegen, dat dc Pruisfifche Monarch, ter gcdaclncnisfe derzeldzaame verdienden van den nu reeds vereeuwigden Ileere Dircftor Marggraf, eene Medaille heeft laaten liaan. Welk eene eere voorde iveetenfchap , cn welk een roem voor eenen Vorst, die het vevdand cn de érvaarénhéid van eeii Hechts burgerlyk man tracht fe waardccren en te bcloonen , cn'aan de uitgebreide kennisfe van een' bekwaamen Chimist byna den Zelfden voorrang toekent,die anders alleen aan de gcwigtiglte gcbeurtcinsfen van ftaat gewyd is! Maar dit is ook het eenige waare middel, 0111 de talenten aan te moedigen, de weetenfehappen uit het fcof te beuren, en de onweetendheid te verbannen. Men weet byna niet wie van die beiden deeze daad de meeste eere aandoet , of dén Koning, of den bekwaamen Man, wiens poogingen daardoor zo rechtvaardig beloond werden ! En wie heeft de grootfte nuttigheid daar-van? Wie anders dan dc Staat alleen? — Want -wanneer ook deeze beide lange niet meer zyn zullen, zal het publiek van jf poogiugen des eenen en van de verhevene deukwyze des anderen nog de vruchten geniecbti. B  Jal commune en acidum Jalis gekreegcn. Men kart dus ligtelyk befeffen, dat zich by het op verre na niet zo zuivere put- en bronwater veel meer deelen van onzuiverheid hebben moeten vertoonen. En 't is ligt te gelooven, als hy zegt, dat hy niec alleen eene groote menigte kalkaarde , maar ook pleisteraarde, Jal commune, zuiver nitrum, Jal medium, falpeter, moederloog en zelfs alcalifche loog in hetzelve ontmoet heeft. Maar om in alle dingen, zo veel mogelyk is * de ondervinding tot myne leidsvrouw te hebben, nam ik myn van de distillatie overig koud geworden water, dat ik volgens de grondflellingen dcezes voortreflyken mans probeerde, om te zien, of en in hoe verre het meteorijche water, dat wy hier hebben, van het geene men daar heeft in bygemengde deelen verfchilde. In 't vervolg zal blyken, wat ik gevonden hebbe. Het is een inlanderen reeds van zelve, maar den buiten'anderen door fchriften bekend, dat wy tot ons huislyk gebruik, geen ander dan fneeuw- en regenwater hebben, hetwelk, door middel van looden pypen, van de daken en platten in onderaardfche bewaarplaatzen gezameld wordt, die regenbakken genaamd worden, en ten deelc van dezelfde flefFe, ten deele uit een foort van gips gemaakt zyn, dat men ciment noemt. Men heeft wel altyd het fneeuw- en regenwater voor het zuiveifle gehouden; naardien men meende te begrypen , dat de in de lucht gecoaguleerde ; drop-  C 25 ) droppen reeds door hun ontdaan moesten gereinigd geworden zyn; maar genomen ooi;, dat deeze del* ]ing volkomen doorging, zoude dit water nog in 't nedervallen, door toevallige oirzaaken , kunnen verontreinigd worden, en wel in het eene land op deeze, en in het andere op geene wyze ? — ö Ja ! —Meergedachte Heer Marggraf toont zeer duidehk aan, dat de regendroppen, die over eene dad vallen, van den rook, uit de fchoordeenen opdygendc, kunnen verontreinigd worden; Zo begrypelyk als my dit toefchynt, zo en nóg meer bcgrypelyk komt het my voor, dat wy op ons water, uit looden platten cn bakken vergaderd, een nog opmerk* zaamcr oog behoorden te vestigen'; dewyl wy, behalve de bovengedachte, eene nog veel nadecliger onzuiverheid in het zelve te vermoeden hebben, gclvk wy terdond zien zullen; En het zoude mo>gelyk geen geringe verdiende voor een gezelfchap van natuur-ondcrzocket'en zyn , indien zy zulk ccné ontdekking een byzondere opmerkzaamheid waaYdig keurden; Ik vaar nu voort, van daar ik het boven gelaaten had, en zegge, dat ik, na myn in het distilieervat teruggebleven water gefiltreerd te hebbe,":,my in het vloeipapier eene roestige, zwarte bitumineufc materie te rug bleef. Het gefiltreerde liqucr was bruinachs tig rood ; het had twee-ponden gewigts, bleef klaars doorfehynend, en- was, na een lange wyl gedaan te hebben, weinig of niet gezakt. Hierop deelde ik myne uitdamplels in twee, gelyke deelen ; en B 2 éé-  C 26 ) dewyl de Heer Marggraf een zacht zuur in het water ftatueert, dat de aarden in het zelve ontbonden houdt, zo druppelde ik by de eene helft van 't water liquorum falis tartari veri, zo lang 'er nog iets in bezonk. Nadat ik het nog eenigen tyd had laaten ftaan , goot ik het op een fikrum van vloeipapier; wiesch de aarde vetfcheiden reizen met warm water af, droogde die, en vond aan gewigt 28 gr. geelachtige aarde, die zich volkomen in fpiritu nitri ontbond. Den doorgeloopenen helderen liquor liet ik zagteiyk weder tot op de helft verwaasfemen. Reeds was 'er weder eenige aarde gezonken; ik druppelde derhalve op nieuw iets van den liquore falis tartari veri daarby , waarop nog meer precipitaat volgde. Toen ik het mengfel weder gefiltreed had, vond ik weder zulk eene aardfubftantie , doch met dit onderfcheid , dat ze veel bruiner was en zich niet geheel in den fpiritu nitri ontbond ; zy hield aan gewigt 23 grein. Hierop liet ik het vocht tot op ongeveer 2 oneen verwaasfemen, filtreerde het op nieuw, en vond 4 grein witte eenigzins fchilferachtige aarde, die echter meerendeels in den fpiritu nitri zonk, zonder zich te ontbinden. In myn' bovengemelden liquor was, nadat hy behoorlyk was koud geworden,en 24 uuren geftaan had, noch niets gecristallifeerds. Ik' liet hem derhalve verder verwaasfemen , en deed dit zo lang, totdat ik zoutklompjes gewaar werd, die ik zorgvuldig 'er uit nam ; welke in fmaak en figuur den ge-  C 27 ) gevkriolifcerden wynftcen geleeken en , met de metaalachtige folutiën,witachtig nederfloegcn. Ik voer met de uitwaafeming nog zo lang voort, als'er maar iets uitfchieten wilde, en verkreeg 'er nog eenige graauwe aarde uit, die de laatke,ten aanzien van haare onontbindbaarheid, ten volle gelyk was. Laat ons nu eens bezigtigen , wat 'er ten aanzien van de tweede helft des afgedeelden fluidi gefchiedde. Deeze onderworp ik alleen aan de evaporatie. Nadat zy nu tot op de helft verrookt was, filtreede ik het mengfcl, cn verkreeg eene witachtige aarde ter zwaarte van 30 grein. Ik voer met ftltreeren en verwaasfemen voort , tot my nog maar eenige oneen liquors overbleeven. Dcsgelyks vermengde ik een deel van deezen geconcentreerden liquor, naar de opgave des Heeren Marggrafs, met metaal - folutiën , om te ontdekken , of 'er kookzout- zuuren of Jalia media in vervat mogten wezen. De zilver - folutie floeg 'er fterk meê neder ; maar die van kwik Hechts een weinig, en by de lood-folutie daalde 'er niets dan een naauwlyks merkbaar wolkje. Bovengedachten liquor liet ik , daar zich noch niets gccristallifeerd had , verder uitwaasfemen, en vond weder eindelyk eenige fmeerige of zwartachtige onzuivere zout - cristallen , die op een kool knapten , en my als fal commune fmaakten. Hec overige van myn'liquor was geheel bruin,en fmaakte, en gedroeg zich prezcipitando , gelyk de zoutB 3 moe-  ( 28") moe.'erF gewoonelyk doen. De uit verfcheidene fiitratiën verzamelde aarde was elkander ouderling volkomen gelyk. Doch deeze uit den eerden liquore door oleum tartari, en de uit den tweeden, door uicwaasieming ge. fcheideneaarden, zyn onderfcheiden; daar.de eerden, gelyk gezegd is , zich byna geheel\.-fpritu nitri laaten ontbinden , maar de laatden byna in 't geheel niet, Weshalve het my ook voorkomt als bewcezen te zyn,datze van eenen felenitifchen aart moeien zyn; dewyl ze met de in 't water zynde zuuren nederfiaan. Ook maakte onze eerde met oleum tartari gefcheidene aarde, nadat ze gegloeid was, het'aZcali urinofum uit den fale ammoniaco los; maar by de laatde met de zuuren nedergeflagene aarde konde ik geene vervlugtiging gewaar worden. Myne verkreegene kalkaarden onderzocht ik hierop, naar de experimenten des Heeren Marggrafs, om te zien , of 'er yzerdeelen mede verbonden waren. Ik gloeide dezelvcn uit, goot 'er vitrioolfpiritus over, liet de masfa eenige uuren daan, en, dewyl ik juist geene alcalifche bloedloog had, nam ik in plaats van dezelve oleum tartari per deliquium, waarüit ik vervolgends een okerachtig prcecipitaai verkreeg. Wie hadde nu durven vermoeden , dat 'er in, ons regenwater minder aardachtige deelen zouden zyn, dan in dat, het welk de Berlynfche Scheidt kundenaar in de Voordad van Berlyn, met zo veel naauwkeurighcid verzameld had ? — Ik kan onderras-  ( 29 ) tusfchen verzekeren, dat ik in deeze bearbeiding zeer naauwkeurig geweest ben. Zoude dan deeze zich byna wederfpreekende verfcheidenheid 3 aan de in het eene land meer en in't andere minder gevonden wordende zuuren moeten toegefchreeven worden ? — Veellicht ja. Maar dewyl wy verder beneden nog meer hiervan zullen te zeggen hebben, zal ik Hechts nog zo veel erinncren, dat het niet kwalyk zoude gedaan zyn, indien iemand nog de moeite wilde neemen, om ook het water expervnmtaal te onderzoeken , dat men ons van Weiop toevoert, en waarvan zich de Suikerbakkers, Bierbrouwers, Vcrwers, enz. ja wy zelfs dikwils moeten bedienen , wanneer onze gewoone waterbakken ledig zyn. Want ik ben van meening, dat diergelyk een naarvoriching niet weinig tot betere opheldering der zaake zoude bybrengen. Ik begryp zeer wel, dat myne gedaane proeven omtrent het water , waaraan ik Hechts toevallig geraakt ben, voor 't publiek in 't algemeen zeer onverfchillig zal moeten zyn, dewyl het toch geene andere keuze overig heeft, dan het geene te' neemen, wat het heeft; maar ondertusfehen zoude 't toch kunnen zyn, dat ik daardoor aan eenige natuur - onderzoekers gelegenheid gegeeven had, om de zaak verder naar te denken (*). B 4 Maar (*) Hier zal ik misfehien niet beter kunnen doen,dan myopds Yoortrefi'elyke fchriften van den door eene waare geleerdheid en verbaazende vlyt zo beroemd gewordenen Apotheker,den HjexsIFiegleb, te  C 30 ) Maar eene zaak , die onze byzondere overwee* ging waardig is , cn hier wat omftandiger dient ingezien te worden, zyn de looden gooten , platten tc beroepen,wiens zcldzaame verdienden,ten aanzien van ieChh mie, niemand ontkennen zal, die de moeite wil rfèémen om de w,erken van deezeu piLVjergelykeJyken.ijian door re leezeii; maar inzonderheid zyn onlangs bekend geworden Jfandbuch de:- Chimie, waarin een ervaarene zelf nog veel tot zyne onderrichting zal vinden, en waarvan my waarlyk leed doet , dat ik het niet vroeger gekreegen hebbe. Maar inzonderheid verdienden zyne gedachten van de vérfcliillende gehalte der wateren in de groote cxtciitie der verwen, naar gelang der graaden van 't vloeibaare, waardoor zy ontbonden worden, door de geenen opmerkzaam tc worden nagegaan , die zich als vrienden der kunst om voorwerpen bekommeren, die meer dc bevordering van nieuwe ontdekkingen, dan enkel Ckimijchè fpeculaticn betreflen. Ten bewyze daarvan , zal ik uit veelen maar een ecnig voorbeeld bybrengeji, dat uaamclyk voor eenigen tyd een Engelfche kunftenaar beproefde, om hier eene Staalfabriek in te voeren; maar waarmede het hem by zyne cerfte proefneemingen niet wilde geiÜRkén, het Engelfche te evénaarèn; — het welk my aanleiding gaf om te vermoeden, dat, indien dc fchriften \an zulke mannen, als de lieer IViegleb, en zyns gelyken van diergelyke onderneemeren thans nog uaargezicn wierden. misfdu'en veele.. anders mislukte proeven beter zouden uitvallen , en tot eene algemeene nuttigheid kunnen aangewend worden. De gedachten deezes mans, aangaande het water, fchyhen my.veel tc gesrond toe, en in alle opzigten voor eeneu Scheidkunftenaar veel te gewigtig , dan dat ze den gecnen niet verdienden aanbevolen te. v.-ordcu, die ;;e nng niet kennen- liet is my even zo omhogelyk een nuttig uittrekfel uit dcnzelvcn hiervan te maaken, als het my mogelyk zoude zyn, aan dc verdienften deezes mans. rie gerechtigheid tc laaten wcdervaaien, die hem zo or.weèrfpreekcJyk toekomt.  ( 3i ) ten en regenbakken , uit welke de inwooners alhier geduurig hun water moeten haaien. Daar het reeds algemeen bekend is , hoe veel ichau'elyks voor het menfchelyk lichaam zich in de wateren ophoudt, die loodftofFe met zich voeren, en welke beklaaglyke uitwerkingen deeze in hetzelve te weeg brengen, zo kan men ligtelyk denken , dat het water, het welk wy uit zulke vaten en platten krygen, zeer natuurlykcr wyze, vooral in den zomer, wanneer dc zonnellraalen heftig op dit metaal werken, zeer veel, en meer dan men wel denkt, van hetzelve met zich voert, en door het huislyke gebruik in onze lichaamen moet getransporteerd worden ; waarvan in 't byzonder den Artzeny-gclcerdcn de onwederfpreekelykfte , maar teffens ook de allerbeklaaglykftc bewyzen zyn voorgekomen; en 't waare van hun te wenfehen, dat de wclmcenendfte toebereidfels door hen daartegen mogten in 't werk gefield worden. Want het geen wv van dit metaal door middel van het water binnen krygen, is niet flephts als eene fimpele onzuiverheid aan te merken, die by fterke temperamenten ^igtelyk verteerd wordt, en by zwakken niet veel kwaads kan doen! neen! Wy kunnen en moeten het uit meer dan eene reden als een waar vergift befchouwen; eerltelyk omdat het van het groote vuur der zon, in de vrye lucht zelve gecalcineerd , en ten tweede, omdat het uit een metaal geT prepareerd is, waarvan wy vooraf reeds weeten, dat B 5 zich,  ( 32 ) zich meer mercurius in hetzelve bevindt, dan in alle de anderen, Hoe ! zoude zulk een fyn en gefublimeerd preparatum niet op ons lichaam en onze geheele gezondheid den fterkften en onmiddelykften invloed hebben? Zeer zeker! Het kan onmogelyk anders zyn, of het moet de dagen des zwakken voor een merkelyk gedeelte verkorten, en het zenuwgeftel des gezonden en fterken, bvwylen, op eene geweldige wyze in wanorde brengen. Maar wat voor middelen zyn dan daartegen te gebruiken? — Een van de gemeenen en ligtlten zou dit wel wezen, dat het dagelyks benoodigde water alle jaaren ten minfte zesmaal onderzocht wierd ; het geen elk huisgezin voor zichzelve zou kunnen doen , wanneer zy Hechts den by veele Apothekeren bekenden liquorem probatorium lieten haaien,waarby hun.van hen de manier koude aangetoond worden, hoe zy zulk een fluidum hadden te gebruiken. De Heer Profesfor Gaübius heeft ons wel dit probeermiddel nagelaaten , waardoor wy de voor het menfchelyke lichaam zo fchadelyke metaalachtige kalk en zout terftond kunnen ontdekken; maar desniettegenltaande doen 'er zich nog ongelukkige gevallen genoeg op, en maar meer dan al te veel, om het publiek niet oprechtelyk en ernftig te moeten waarfchuwen. Het is ook den Geneesheeren genoeg bekend a hoe dikwils men hun-  ( 33 ) ïie hulp in dcezen gevalle noodig heeft; maar hoe veelmaals gebeurt het niet wel, dat zy met hunne grootfte behendigheid nog te laat komen! Een der beste prefervativen ware derhalve, naar myne gedachten , indien deeze Geneesheeren en andere kunstkundigen , een invvooncren geduurig het reinigen van hunne gooten en platten aanbevalen; het welk zo veel te noodiger is, omdat in de- zomerhitte de acidi , die in de lucht zyn 5 zich gaarne aan het mct:tal hechten , en het alsdan op 't meeste verkalken ; gelyk my aan den anderen kant als geilaafd fchynt te zyn, dat zulk een fchadclykc aanllag in de lente, den herfst en een winter niet zo zeer te vreezen is; dewyl het in deeze jaargetyden invallende weder een dubbcid prefervatief voor het lood en het daardoor loopende water is; want vooreerst het wit , waarmede het lood in den zomer bedekt is , kan zich niet meer zo fterk aanzetten; de pori des metaals zyn geflootener, de lucht is van acidis meer gezuiverd , en het water door zyne geduurige beweeging minder in Haat om door corrofiva bedorven te worden (*). Zou- (*■) Ik kan niet ontkennen , dat liet my by nitneeinendlieid aangenaam was,en zyn moest,byna aan't einde van deeze weinige bladen in een tydfcluift, dat hier uitkomt, eene bevestiging van myn gevoelen van eenen man te vinden , wicn het my dubbel verheugt hier myncn dank en achting vo'>r zyne loflyke pooging ia dingen, die het welzyn des vaderlands en dc verbetering van nut-.  ( 34 ) Zoude een Porcelein - Fabricant niet ook in 't voorbygaair, met eenig nut, het oog op de Magnefia kunnen flaan ? — Misfchien — want hoewel het inderdaad ' weinig t'zaamenhangs fchynt te hebben, hier ter plaatze daarvan tc fprceken , zo geloof ik echter , in de bykomende befchouwingen, een woord daarvan te mogen zeggen. Het geen my eigentlyk op deezen inval gebragt heeft, is , dat ik wist , dat men zich tot de bereiding van dit kostbaare vaatwerk altyd van twee tegenovergefielde aarden bedient , of, om het duidelyker uit te drukken, dat men eene fmeltbaare tot aan glas vervloeiende, en nog eene geftreng vloeiende , bykans onfmeltbaare en het vuur geheellyk wederftaande aarde daartoe hebben moet. Wy nuttige kennisfis zo naauw betreffen, te mogen betuigen; eerrtelyk, dewyl ik het genoegen bebbe van hem reeds fcdert eenigen tyd als eenen man van geene geringe talenten te kennen, en ten tweede , dewyl ik my met eenig recht onder het getal van Zyne vrienden mag rekenen. Deeze in de Phifica inzonderheid zeer ervaarene Apotheker, de Heer van Barncveldt, zegt onder anderen in zyne met roem bekende Verhandeling, die men in het 4de deel der Algemeene Vaderlandfche Letterocffeningen, bladz. 185 geplaatst vindt, even het zelfde, en ik heb reden om met deeze toevallige ontmoeting te meer in mynen fchik te zyn , daar ik de gemelde Verhandeling eerst na myn tegenwoordig opftel te zien kreeg. Hoe nuttig moeten niet zulke fchriften eindelyk aan het publiek worden, en hoe veel danks zyn wy daaraan fchuldig, dat ons derzelver verftandige ondervindingen bevestigen in dingen, die wy, zonder hunne velgeldende getuigenis , mogclyk flechts als ongegronde vermoedens zouden, hebben aangezien.!  C 35) Wy weeten reeds van de Chineezen, als ver.. moedelyk de eerde uitvinders van het Porcelein, dat ze zich ook van zulke twee verfchillende foorten van aarde bedienen; waarvan zy de eene, die den aard van eenen harden klipfteen heeft, Petuntfe noemen, en de andere, die eene witte aardachtige zelfftandigheid is, Kaolin. De eerde moet, naar 't bericht van den Heere Reaumur , in een fterk vuur, zonder by zetting, vlieten , maar de tweede het ftcrkfte vuur zo wederftaan, dat men geene verandering aan haar kan bemerken. Nu is bekend, dat men zich ook in Europa van deeze twee foorten van aarde bedient. Onder, de eerfte, die by ons de plaats der Chineefche Pt. tuntfe bekleedt, verftaat men eene zand- of keizelaardc , en onder den Kaolin een kleiachtige. Daar nu die, wegens haare glasachtige eigenfchap, zich ganfchelyk tot vloeien laat brengen , maar deeze laatfte onveranderd blyft , en alleen door middel van hitte, en uit kracht van haare verdeelbaarheid , in de inierjiitiis der Petuntfe opgenomen kan worden, zo ziet men zeer duidelyk , dat uit deeze. vermenging eene halfverglaasde fubftantie of porcelein moet ontdaan , het welk , naar men zegt, over 't algemeen zo veel beter moet zyn, als men zich van den Kaolin in grooter maatc dan van de Petuntfe bedient. Dewyl nu de Magnefia eene zo uitneemend witte, fubtiele, op zich zelve het vuur wederftaande aar-  ( 35 > aarde is, zo dacht "ik , dat men niet geheel zender grond op dc gedachten moeste komen, dat een Porcelein-Fabricar.t dezelve vooï een oógerrbük zyne opmerkzaamheid behoorde te gewaard?gen , en door te werk gefielde proeven te zien, bf zy niet, wegens de zo evengemelde eigenfehap*. pen, misfehien r.og een gewigtig ingrediënt in zyne Fabriek zoude kunnen worden; want hoewel zy van de kleiaarde onderfcheiden is , en du* op* ën voor zichzelve alleen niet geheel tot porcelein bekwaam mogte zyn, zo dacht ik, dat dit gebrek nog wel zoude kunnen verholpen worder. By aldien zich mannen, die meer doorzigt en ervaarenheid in diergelyke dingen hebben, dan ik, proeft gewyze daarmc_e bezig wilden houden, zo vermoede ik, dat hunne moeite niet geheel vergeefs Zoude zyn* ■ ■ Even zo wenschtc ik ook, dat 'er zich onder zo veele kunstverwanten eenigen mögten bevinden , die uit neiging tot langs hoe grootere volkomenheid, de moeite namen, van onze overige ab» forbeerende aarden experimentaal te onderzoeken, opdat men haare innerlyke waarde btl werking in de Geneeskunde, zo veel mogelyk is, hoe langer hoe naauwkeuriger en beter onderkennen en beftemmen konde. My, ten minfte, fchynt het toe, dat zulk eene'proefnecming aan den eenen kanc wel een groot veld va" befchcuwing en bezigheid zoudëopenen,maar aan den ameren kant ook voor de meni'chen in 't algemeen van een nut zoude1 kan-  Cs?) kannen zyn, dat in zyn geheel genomen, de aangewende moeite rykelyk zoude vergelden. ik ben wel van mynen kant genegen en willig ge* noeg, om naar myn gering vermogen zelf te arbeiden aan 't geen ik in deeze bladen de vryheid genomen hebbe anderen aantebeveelen; maar dewyl het een uitgemaakte zaak is,dat het zelfs met den besten wil, met het grootlte vermogen, en mee eenen leef tyd van meer dan honderd jaaren, toch eene onvergeeflyke dwaasheid zoude zyn , indien één alleen zelfs maar de helft van zulke dingen wilde voorneemen te volbrengen; en dewyl ik bovendien ongeveinsd en rechtuit bekennen wil,dat ik de zwakheid myner kundigheden iri dezelfde maate gevoelde, als ik eenige proeven befiaan wilde te waagen , zo bleef 'er voor my natuurlyker wyze niets meer overig, dan diergelyke zwaare onderneemingen den geenen aantcbevelen, die zich van grootere krachten bewust zyn. Mogten dan zeer veele vrienden der Plrifica en> Pharmaceutica een befluit neemen, om aan de hoe langs hoe meerdere verlichting eener eeuwe te arbeiden, die reeds in zo veele andere (tukken den grootften voorrang verdient, en tc eeniger tyd in de gefchiedenisfen van Europa even zo 'aanmerkelyk zyn zal, als de regeering van Keizer Jofephu& den I!. het laatfte nageflagt zyn zal. Ik' weet. wel, dat eenigen van de aanzienlyke mannen deezer Had , met den uitmuntendlten yver gepoogd/ hebben , door hunne voortreffelyke uitwerkfelen, ons  C 38 ) ons te keren, de wereld te dienen en zichzelveri zo wel als de weetenfchappen geene geringe eere aan te doen; ik weet ook, dat men 't gemeenebest wel, zonder geleerde verhandelingen, gewigtige dienden kan bcwyzen en met het enkele waar* neemen van zyn beroep reeds een refpedtabcl man wezen, maar men zal my ook toeftaan , dat het goede begin , het geen eenige bekwaame m nnen reeds gemaakt hebben, nog niet genoeg is, om het kwaad te verhelpen , daar nog zo veelen onder zuchten. Oude gewoonten en ingewortelde gevoelens laaten zich niet ligtelyk verzetten , en 'er behooren vereenigde krachten toe, om eenen zwerm van vooiöordeelen te wederkaan. Hoe langzaamer zekere dwaasheden by het gemeen ingeiloopen zyn, cn hoe meer de waare kennis der natuur nog voor weinige jaaren het aanzien van eene toovery had, zo veel te meer wordt 'er thans te werkkelling van krachten , vermeerdering van arbeiders en verdubbeling van yver vereischt, om het menschdom in 't bezit van zyne toebehoorende rechten,cn de weetenfchappen in haar waare licht te keilen. Zoude 'er wel een werelddeel in eenige weinige jaaren door een klein aantal van fchriften verlicht genoeg geworden zyn, dat geheele duizenden van jaaren in de dikke duisternis gekeeken had? Zoude 'er wel eene kunst of weetenfehap volkomen uitgewerkt kunnen heeten,van welke wy eerst in de laatfte tyden Hechts de beginfels begrecpen hebben? Laat  C 39 ) Laat ons clan de voetrtappen der geenen vol, gen, die ons mee zo loffelyk een exempel voorgaan; laat hun voorbeeld ons opwekken, om even zo onvermoeid aan de bevordering der kunst tc arbeiden , als zy tot hiertoe reeds gedaan hebben. Het is eere, het is eene wezendlyke voortreflykheid , zyne krachten ten diende van het publiek aan tc wenden, zyn vermogen aan het verdry ven der duistemisfe opteöffcren, en niet een hebzuchtige Artzenyverkooper , maar een nuttig medelid van dien Staat te zyn, aan welken wy weder ons geluk te danken hebben. En is de Geneeskunde , op zichzelve befchouwd, misfchïen maar eene algemeene kennis van deeze wereld? — Is zy maar eene van die weetenfchappen, welke wy ontbceren of aanneemen kunnen, zo als wy liefst willen? Is zy ccne zaak , die wy enkel aan toevallige ontdekkingen overlaaten , of door langheid van tyd alleen volkomen genoeg bereiken kunnen? Neen ! in de natuur te oogen, is eene der grootde voorrechten ecner onderflyke ziele. Den Schepper in zyne groote werken te kunnen en te durven naarfpooren, is zeker ccne der eerde gelukzaligheden eens redemagtigen weleldbevvooners , en wanneer wy zelfs met dc vereeniging van alle onze krachten in eenen gcheeleu leeftyd,niet meer dan eenen eenigen trap dieper in dc natuur drongen, zyn wy dan niet duizendmaal gelukkiger geweest, dan alle de dieren C des  (49) des aardbodems , die van den dag der icheppinge af tot op deeze uure in geen eenig vak volkomener geworden zyn , dan zy van den beginne af waren ? — Het groote meesterftuk der eeuwige Wysheid en Almagt voor oogen te hebben, het zelve met nieuwsgierige oogen te kunnen doorJoopcn, en met de krachten eener onfferflyke ziele hefpiegelen , in het zelve de eeuwige wetten der natuur te ontdekken , nuttige kundigheden daarüit te fcheppen , en zich door deszelfs opmerkzaame befchouwing byna tot den Schepper zei ven te kunnen verheffen en doordringen, zyn dat niet voorrechten, die fchier den zaligen ftaat yan voleindigde geesten evenaaren? Ja, men mag zeggen wat men wil, de groote, de ondoorgrondelyke natuur, het heerlyke, onafmcetbaare werk der zigtbaare fchepping, is en blyft de eerde openbaaring, waardoor het den Beheerfcher d er werelden behaagd heeft ons zyne eeuwige wetten , zyne oneindige goedheid, zyne onuitputbaare wysheid en zyne onbepaalde voorzorg , in alle gelegenheden des levens te kennen te geeven. Het is derhalve wel der moeite waardig , om 'er eenige flaapclooze nachten cn een paar moeïelyke jaaren mede over te brengen , om in deezen heerlyken fpicgel der Godheid intezien. En, fchoon ons deszelfs glans dikwils de oogen verblindt, het gezigt verzwakt en eene verdooving van tien geest veroorzaakt , wy mogen Hechts  ( 41 ) Hechts verzekerd zyn , dat het gebrek aan onz« zwakke oogen en niet aan andere dingen ligt. Vlcdermuizen kunnen niet zo goed in de zonne zien, als Adelaars; maar waren wy van de vroeglte jaaren af tot Adelaars en niet tot Vledermuizen opgevoed geworden , dan hadden wy de ftraalen des lichts ook beter leeren verdraagen. NOG EEN WOORD VAM BESCHOUWING EN OEFFENING. Ik heb altyd geloofd , dat een van de grootfte gebreken, waarom men zo veele mislukte beÓefFenaars van kunsten en weetenfehappen vindt, hoofdzaakelyk daarin beftaat, dat men de noodwendig,, heid ecner voorafgaande befchouwing niet genoeg ingezien heeft. Het is mogelyk , en wy hebben ten allen tyde gezien , dat veele menfchen , met natuurlyke gaven verzien, 't in enkele handwerken cn kunsten, in korten tyd door oeffening en naarftigheid tot eenen zonderling hoogen trap van volkomenheid in hunne handteering gebragt hadden, zonder de minfte befchouwinge of voorloopige kennis daarvan verkregen te hebben; maar nooit zal men ondervonden hebben, dat iemand, zelfs met de grootfte talenten, een gefchikt man in de weetenfehappen geworden is , ten zy hy eerst zich eenige jaaren .tot de beöeffening derzelve en wel met veele moeite en vlyt toebereid heeft- De C 2 tyd  C4.0 tyd der beëeftening is ook een geheel andere 3 dan, de tyd der befchouwing ; in deezen is men nog jongj en heeft minder zorgen, meer levendigheid van geest om te leeren , en minder gelegenheid om iets te bederven ; maar in geenen bevinden wy ons reeds in eene gedeltenis , waarin wy niet meer zo bekwaam zyn, om ons eerst met bet leeren van grondbeginfelen , met de langzaame bemerking van fyne onderfcheidingen, van dubbelzinnige uitdrukkingen en eene ontzaglyke menigte van vreemde woorden bezig te houden. Naardien wy ons reeds inbeelden Chimisten te zyn, en ons in eenen ilaat bevinden, waarin het leeren meer fchahde dan eere fchyr.f te wezen, zo behandelen wy of dc gewigtigde dingen zeer onverfchillig , of wy veriaaten ons op het ecuwir ge probeeren , en probeeren zo lang voort, totdat de geneesmeester zyn laatfte pioefduk aan ons zelve maakt. Het kan ook wezen, dat een zekere onvcrfchiU ligheid jegens den .ommevang van zulk eene wee. tenfehap ons de gedachten inboezemt , om ons met het leeren van 't kort begrip te vergenoegen , het welk wy in onze leerjaaren als den gronddeen van onze toekomende kennisfe bcfchouwden , en , verleid door het voorbeeld van zo veele at deren , die niets dan een dispenfatorium verdaan , ons getroost 'er op veriaaten na 't lecren van 't zelve dat geene reeds wer- ke-  t 43 ) felyk te wezen, wat wy nog in 't allerminüx niet fcyfl. En gcfteld ook, dat Zulk een kort begrip reeds zeer veel bevatte , dat tot myne onderrechting dienen kohde, zo is het toch niet mogelyk , dat het my in zo talloos veele byzondere gevallen als ons in de lengte van eens menfchen leven kunnen voorkomen, al het noodige bericht kan geeven. ln't kort, ik moet eene eigene, eene taamelyk uitgebreide kennis bezitten , indien ik aan mynen pligt voldoen , en myn beroep behoorlyk waamcemen zal; Het is ook daarom niet mogelyk , zich op. zekere ■voorfchriften te veriaaten , dewyl men door nieuwe ondeivindingen gezien heeft , en nog dagelyks zien zal, wanneer men de moeite neemen wil om 'cr acht op te geeven , dat onze voorzaten , ondanks hunnen goeden wille j in maat , gewigtj graaden en proportiën , by wylen hebben kunnen dwaalen, en dat wy derhalve een eigen doorzigc of bêTchöuwing moeten hebben, indien wy niet in het aandachtig naarbiducn van hunne feilen ^ flechts flaaven van hunne vooringenomene meeningen zullen of willen wezen. Maar wilden wy eerst wachten , tottlat wy na eene aangevangene oeffefiing eerst door lange ondervinding tot eene befchouwende kennis kwamen 5 zo zouden wy daarmede de reizenden gclyken , die eerst eenen geruimen tyd hebben loopen dwaalen i en na veel omzwervensj eindelyk toevalliger wyze den rechC 3 ten  C 44 ) ten weg gevonden hebben. Veelen zullen op deezen weg al te laat komen; maar veelen zelfs niet eens het geluk hebben, om ooit hunne dwaaling te merken. Ik weet wel, dat wy eerst by de bcöeffening verfcheiden befchouwelyke waarheden ontdekken, die ons een nieuw licht geeven, en veelen van de gcenen, die wy te vooren reeds begreepen hebben, worden ons, by de werkelyke ocfFening hoe langer hoe duidelyker, hoe langer hoe gewigtiger en noodzaakelyker;maar dit alles bewyst nog temeer, hoe noodig het is, dat wy reeds met een deel van de befchouwing behooren verzien te weezen, eer wy tot de beöeffening overgaan , dewyl wy dan nog moeite genoeg hebben zuilen , om de befchouwing met de oeffening behoorlyk te verbinden , haar in haaren rechten t'zaamenhang te betrachten en altyd met elkander te werk te Hellen. Het ryk der weetenfehappen is voor den geencn s die het weet te waardeeren en te gebruiken, een aangenaame lusthof, die wel van eenen onmeetbaaren omtrek is, maar die , dewyl hy zich niet te verre in denzelven verliest, en voorzigtig in het vak blyft, voor het welk hy zich opentlyk verklaard heeft , te meer aangenaamheden voor hem heeft, omdat hy niet zonder voorafgegaane bereiding den ingang in denzelven gewaagd heeft; hy heeft wel veel moeite om alles behoorlyk te befchouwen cn te behandelen, wat zyne opmerkzaam"  zsamheid aanbevolen is , maar wat is dat alles in vergelyking van het vergenoegen , dat hy geniet? Hy fnelt van bloem tot bloem , van ftruik tot ftruik , van de eene plant naar de andere begeerig voort, en verheugt zich, het geene nu uit ondervinding zelf te begrypen , wat hy voorhenen flechts daarvan had hoorcn zeggen. Maar moest hy den hovenier eerst naar den naam van ieder kruid , naar de eigenfchap van ieder gewas, en naar de natuur van eiken boom vraagen, dan zoude intusfchen de herfst hem verrasfen , en hy konde in den winter de bladelooze boomen op zyn gemak zo lang aangaapen, als hy wilde. Laat ons derhalve eens vooral overtuigd zyn» dat wy weetenfchappen, en geene enkel werktuiglyke kunsten oeffenen : en dat de verbintenis der bcfchouwing met de oefFening niet alleenlyk uit dien hoofde noodig en onontbeerlyk is , omdat de eene zonder de andere niet beftaan kan, of omdat de eene zonder de andere te behandelen , enkel belachelyk zoude zyn; neen! maar hoofdzaakelyk , omdat ik een groote befchouwer zonder oeffening kan wezen , maar , met eene zelfs middelmaatige befchouwinge , toch maar zeer flecht in de oeffening beftaan zoude. De nuttigheid daarvan is veel te handtastelyk , dan dat men nog noodig zoude hebben, groote disfertatiën daarover te fchryven. De oeffening is inderdaad niets anders, dan de enkele te werkftelling van het geen C 4 ik  C 46 ) ik geleerd en begreepen bebbe : is nn myne bcfchouwing gering en flechts oppervlakkig , dan kan ik natnurlyker wyze ook niets rechts ten uitvoer brengen; en, omgekeerd, indien ik na eene toereikende belchouwing tot de oeffening overgaa, dan moet ik in korten tyd eenen dubbelen voortgang maaken; vooreerst , dewyl ik in de befchouwing reeds bykans de helft van myren weg afgelegd , en alleen daardoor een gangbaar pad ter beöeffening gebaand hebbe; ten tweede, dewyl ik dan in de behoorlyke t'zaamenvoeging van de befchouwing met de beöeffening Jigtelyk van de eene waarheid tot de andere kome, en , door aanhoudende oeffening , eindelyk tot eene aanfchou. wende kennis van het geene geraake, waarby de andere altyd in twyfel leeft, en in weêrwil van alle zyne moeïelyke dagen , geduurig in de duisternis omtast. Het mineraal-ryk echter , behoort, myns bedunkens , geen van de lesten te wezen, die wy met opmerkzaamheid te befchouwen hebben, indien wy ons met nut in zo groot een veld willen waagen. Het is wel een van de uitgcbreidfte , zwaarfie en langwyligffe in het groote gebied der natuur; maar voor hem, die zich der Chimie wydt , heeft het duizend fchoonheden , die de moeite eener geduldige naarfpeuriuge duizendmaal waardig zyn, cn, om zo te fpreeken, reeds onder den arbeid haare ryke belooning me-  C 47 ) medebrengen, indien wy haar bearbeiden mét dé handen eens mans , die eene werkelyke roeping daartoe in zich gevoelt. Daarenboven hebben wy thands niet meer noodig , zo bang voor diergelyke onderneemingen te wezen , als mogelyk eenigen onzer voorgangeren geweest zyn. Neen ! wy hebben thans hulpmiddelen , waaraan onze ouden in Jt geheel niet dorden denken , en die ons byna de helft van den arbeid befpaaren; ik meen de fchriften van de menigvuldige groote mannen, die in dit vak arbeiden : maar deeze willen zekerlyk geleezen , en niet in de boekekas gerustelyk aan het ftof overgelaaten zyn. C5 WAT  < 48 ) WAT IS HET EIGENTLYKE GEBRUIK EN NUT VAN DE MAGNESIA (*)? Dewyl dit een zaak is, die in 't geheel niet van Apothekers en Chimisten moet verhandeld , maar aan de hoogere bevatting der geenen overgelaten worden , die , als voorftanders der gezondheid ■ werkelyke ïtudle, en eene toereikende kennis des menfchelyken lichaams bezitten , om zulk een prmparatum met nut by de medeleden van 't publiek te gebruiken ; zo zal ik my niet wydloopig uitlaaten in eene befchouwing, die my niet toe/bat; maar met bedachtzaamheid binnen de my voorgefchreevene paaien bly ven, en deeze vierde Afdeeling liever gebruiken, om nog een paar puncr.cn aan te roeren, die ik met voordacht voor het einde deezes fluks befpaard hebbe; Het (») Ik hebbe deezen Artikel met goede voorbedachtzaambeid tot hier op 't Jaatfte befpaard; gelyk ik in 't algemeen by de geheelc vcrdecling van deeze weinige bladen, myne reden bad waarom ik ze zo cn niet anders wilde laaten in 't Hebt komen.' Op de eene plaats meende ik wat meer verlof tot uitweidinge^ maar op de andere meer reden tot bepaaaling te hebben. En hoe weinig ik my durf vleien , nergens te veel, en nergens te weinig gezegd tc hebben, zo ftel ik my echter daarmede gerust, dat ik my misfehien van den verftandigen meer toegeevendheid' belooven mag, dan ik op de gegronde berisping van onrustige hoofden my veriaaten kan.  C 49 ) Het zy iny intusfchen geoorloofd, flechts in 't voorbygaan vooraf met eenige woorden* aan te merken, dat men mogelyk wel zoude doen, meteen wat menigvuldigergebruik der Magnefia in te voeren. Ik geloof, dat zy, vermits ze van veelen al te zelden, en dan nog maar in eene al te kleine quantiteit gep-eeven wordt , juist daarom dien roem nog niet heeft, dien zy in der daad wel verdiende. Naar myne meening is zy eene van de beste abforbeerende aarden , dewyl zy zich ligtelyk en geheel in dc zuuren ontbindt; het welk van veele andere foortgelyke aarden maar ten deele gefchiedt ; die men derhalve als een compofitum, en niet als eene zuivere eenvoudige aarde befchouwen moet. Men weet ook, dat deeze vermengde aarden,wanneer zy met de verfcheidene zuuren bearbeid zyn, producten voortbrengen, die gedeeltclyk by een inwendig gebruik fchadelyk zyn: waarvoor men by het gebruik van eene goede en welbereide Magnefia niet te vreezen heeft. Daarenboven zyn de tederfte zuuren, zo wel als de grovere en fterkere, in Haat om haar te ontbinden, en maaken daarmede zo wel vloeibaarc als kristallyne zoutfoorten, die alle de eigenfehap hebben van het lichaam te zuiveren* Eene verdere aanpryziug der Magnefia zoude misfehien voor eenen Apotheker niet voegen; maar indien hy toch iets meerders doen wilde, zoude het kunnen beftaan, in de Geneesheeren op 't ernftigst te verzoeken, dat zy ook van hun-  (5») ons het koren by geheele fchooven van den akker wegneemen, moeten wy niet toelaaten. Ik befluit dan hiermede een paar bladen, die my onder de hand verder uitgedyd zyn , dan ik zelf ooit zoude vermoed hebben. Hadde ik my niet in het begin reeds over derzelver oogmerk wydloopig verklaard, dan zoude ik het thans nog doen, en mynen leczeren omftandiglyk aantoonen , dat alleen het luide gefchreeuw van eenen buitenlander my in de verzoeking gebragt heeft, om myne gedachten te laaten drukken; maar dus kan ik hier de moeite fpaaren, en my alfecnlyk ten beftuite op de redelykheid van myn doelwit beroepen. Voor't overige geloof ik niet, iemand van myne medeburgeren beleedigd te hebben, ten minfte was het myn oogmerk niet, en ik zal aan iedereen,die het begeert, met klaarblykelyke. proeven bewyzen , dat ik uit enkele bezorgdheid, van iemand te na te komen, byna dc helft van myn handfehrift weggeworpen, cn zelfs het geene, wat ik nog met wederftreevende handen ter drukpers overgegeeven hebbe , by elke corre&ie met de uiterfte geftrengheid eens gefchikten mans doorloopen , verbeterd, veranderd, geleenigd of befnpeid hebbe. Maar indien 'er echter, hier of daar, uitdrukkingen , gedachten, gelykenisfen en diergelyken mede ipgefloopen mogten wezen, die veelen te hard, te vreemd, of te verre getrokken fcheencn, zo gelieve men te bedenken, of de geene, die zelfs maar het geringfte van eenigen omvang onderneemt ? zichzelven altyd zo meester  ( 53 ) ter is ? dat hem in 't geheel geene hartstogt overmeesteren kan. — De yver voor de goede zaak verleidt ons maar al te dikwils, en de neiging om zyne gedachten in zulk eenen omvang voor te ftellen, als wy die gaarne begreepen wilden hebben, verleidt ook het beste hart bywylen tot al te levendige beelden. De liefde voor de waarheid rukt ons bywylen te fterk voort, en de wensch om nuttig te worden hindert ons maar al te dikwils, binnen de behoorlyke paaien te blyven. Maar by wylen hebben ook eenigen onder de leezers een veel te goed microscoop , en zien menigmaal een gering infecl: voor eenen grooten muilezel aan.  DRUKFOUTER Bladz. 2 jlaat, in is water, lees, in water is. «~—- 30 in de Noot y?W , extentie, lees extenfie.