O 62 7255   HET GEVAAR DAT ER IN GELEGEN IS , INDIEN MEN APOTHECARS OVER LICHAAMS KWAAL EN LAAT PRACTISEEREN; TEN KL AARSTEN AANSETÖONÖ, DOOR, A M I C Ü S H 0 M I N U M. Zijn te bekoomen, Te Leiden bij Grep, Rott. Krap, 's Hage Erve ' Haan, Amfterdam Weinands, Kok, Borgerst Elwe, en verdei bij de raeefte Boekhandelaars* MDCCLXXXV.   INLEIDING, ■Indien het waar is, dat ieder weldenkend burger eerfer Smrl . verpligt is, te waaken voor 't welzijn des algemeens, zo is het zeker, dat, indien er ingefiopene en zeer nadeelige misbruiken in eene welgefchikte Stad plaats hebben, men verpligt is, dezelven onder he: oog van 't algemeen te brengen . vermits de meeste menfchen van het geeft wij zullen verhandelen onkundig zijn, worden zij, door eene beklaagelijke onverschilligheid weggefleept, flagtoffers van hunne dwaaling. Maar hoe zullen zy hunne dwaalingen kennen, daar niemand mijns wee- tens, desaangaandedepenheeft durven opvatten; deels uit familie-belang, en deels uit vrees van in eenen kwaaden naam te komen? _ doch de waarheid moet en mag gezegd worden, te meer, wanneer 's menfchen gezondheid daar van af hangt; wat zeg ik, gezondheid! ja />ynleven,en datvan zijne huisgenooten. A 2  4 INLEIDING. Deeze taal zal zeer vreemd klinken voor veelen mijner waarde Stadgenooten; doch, na het oplosfen daarvan, oordeele de gehccle wereld. Dit zij genoeg ter inleidinge gezegd; het vervolg zal het gevaar van 't ingefloopen misbruik dat wij op 't oog hebben, naamlijk het roepen van Apothecars, in de plaats van Doctors bij de zieken, ten klaarften aantoonen.  r t ic den tijtel welken ik aan deeze weinige bladen gegeeven heb , ziet gij , mijre waaroe S'tadgenooten! reeds, dat de verpligting, welke gij aan u zeiven verfchuldigd zijt, u toeroept,, het gevaar te ontvlieden —al ware het voorwerp dat ik bedoel, uw bloedverwant. uw vader. zo kunt gij, geweetersbalven, uw Ieven aan zijne onkundige beftuuring niet toever» trouwen. Maar mij dunkt ik hoor u zeggen: „ dees » man heeft ondervinding, en heeft jaareri „ lang de gelegenheid gehad, om van Docto„ ren m verfchillende gevallen te zien voor„ lchnjven." — ls dit de gelegenheid gevende oorzaak om ziekten te leeren kennen en geneezen.? neen; alle geneeskundige fchrijvers komen daarin overeen, dat er zeer weimge, of in 't geheel geene Artfenijen zijn, die eene of meer ziekten in verfchillende meniche geneezenkonnen, of in dezelfde menfchen op alle tijden, veel minder op gelykewyzen in alle omlïandigheden gebruikt konnen worden; en des te onbegrijpelijker is het, dac da meruchen de beste fchar, hun leven naamlijk, zo ligtlijk in de hand der Apothecars overgeeven, öaar t nogthans ver het allermeeste behooide A 3  ( <* ) bewaard, en 't minst gewaagd te worden, terwijl de minfte mistastingen veeltijds uoodlijk zijn. galENUS zegt: „ het einde van een „ rnekelooze proef, is een moord." Hier opent zig eeja ruim veld, in 't welk ik u duizerde gevallen zou konnen aantoonen; doch ik zou voor u te verveelend worden, indien ik alle ziekten welken op elkander gelijken , en nogthans hemelsbreed, in de geneezing, van elkander verfchillen, hier ter neder ftelde, Hoe is het mogelijk dat een verlfandig man, Apothecar zijnde, geweetenshalve, durfc beftuurder zijn van leven of dood, van zijn zieken evenmensch, vermits hij zelf zeer wel bewust is, dat hij, noch ontleedkunde, noch natuurkunde van des menfchen lichaam, noch ziektekunde, noch de geneeswijs der ziekten inde iichaamen, ja de kracht noch werking, van zijne gegeeven middelen kent, aangezien hij nooit gelegenheid gehad heeft , om daarin onderweezen te worden, vermits zijn jeugd is voordgevloogena met zig den gantfchendag in de kruidmergkunde te moeten oefenen, en als mede-broodwinner van zijnen Meester te zyn; terwijl hij des avonds, afgefloofd van 't werken, of in P.aap valt, of zig vermaakt met iets anders, buiten de praktijk: hoe is 't mogelijk zeg ik, dat zo een man door u, mijne waarde Stadgenooten! toevertrouwd kan worden, over u zeiven of over uw huisgezin te practifeeren ! of liever om u te verzuimen, en het leven 't welk u van den almagtigen gefchonkeni.% dat dierbaare pand, door onkunde in de waagfchaal te Hellen!  C 7 ) Waarop toch fteunt het gezegde der oude Apothecars, indien zij jpreeken van ondervinding, waarop hunne praktijk rust? met verbaazend afgrijzen zie ik te rug op deeze on« dervinding, welke zij, ontbloot van de gronden der praktijk, fomtijds op den dood, en fomtijds °Pbbeene wisfelvallige geneezing gevestigd Vraag hun zei ven, en indien zij niet verwaand zijn, zullen zij de onmogelijkheid van kunde te hebben, om ziekten te geneezen, u zeiven betoogen. Doch wat zeg ik, vraag hun zeiven! de valfche eerzucht, de eigenliefde om in de wereld iets te verbeelden waartoe zij geen recht hebben of konnen hebben, doet hun de infpraak van hun hart verbergen; want ieder Apothecar weet oit zo goed als 't hem gezegd kan worden: tot bewijs hiervan, dient dit volgende geval: een zeker oud kruidmenger, welke dagelijks met de koets rond galoppeerde, om zieken te vifiteeren en medicamenten te geeven, gevraagd zijnde, van zeker gezachhebbend man wat hij dacht, indien men de Apothecars het' zieken vificeeren op zwaare boetens verbood? antwoordde deeze groote zuil in de geneeskunst, dat indien hij geroepen werd bij een zieken, of hij dan niet eenige hulp verpligt was toetebrengen; te meer, indien er doods gevaar was? dit antwoord fchijnt mannetaal, voor onkundigen, maar de groote vraag is, of hij, t' huis zijnde , reeds weet wat de oorzaak van cic doodlijke. £oeval is ? terwijl er zo veel cijds verloopt om den Apothecar te haaien 4  ( 8 ) als dat men een Doctor haalt; en hij onmoge-'" lijk medicijnen uit zijn' winkel mede kan nee' men, welken hij zoude vooronderftellendienftig te zijn voor den lijder; terwijl hij daar komende, zeer zeker niet weet wat het eerde te zullen doen, vermits hij noch kenteken, noch oorzaak, noch toevallen van ziekten kent, en hij dierhalven in gevaar is , medicijnen voor te fchrijven, die den lijder ter dood brengen , in plaats dat ze hem eenig foulaas zouden geeven: daarom zegt hofman: „De genees„ middelen in een onkundige hand , zijn als „ een zwaard in de vuist van een ontzinde," irn* dien dus den geroepen Apothecar niet verwaand is, en zijn evenmensen niet aan zijne onkunde wil opofferen, zal hij zeer zéker de omftanders aanraaden, een Medicus te laaten haaien. Welke tijd nu mijne waarde leezers verliest gij niet, bij het laaten roepen der Apothecars, terwijl gij reeds een Medicus had konnen hebben l doch hoe zwaar is 't niet, het vooroordeel van 't algemeen weg te neemen! jammer is 't dat in een verlichte eeuw zo als wij bekeven , dit voor 't algemeen zo doodlijk kwaad, nog zulke diepe wortelen heeft, daar er reeds in voorgaande eeuwen (trenge wetten tegen gefield zijn ! doch dezelven zijn in vergetelheid genrakt , gedolven liggende onder de glorie- heb- en eer-zucht: het waare te wenfchen, dat de Achtbaare Burgervaderen dit onder het oog gebragt werd; te meer, terwijl hunne liefde en zorg voor»t algemeen ten klaarften doorftraak, in het helpen bevorderen van  ( 9 ) kunften en weetenfchappen — dan, daar geen klaagers zijn; zijn ook geen rechters. Wie zullen nu de klaagers zijn, dunkt mij, hoor ik vraagen ? ieder Medicus is het amptshalven verpligt te doen , vermits hij eenmaal en onherroepelijk met duuren eede gezwooren heeft, bij 't aanvaarden van zijnen post, niet alleen zelf niet, maar ook niet door anderen zijn zieken evenmensch nadeeliga medicijnen te zullen geeven, of toe te laaten dat dezelve gegeeven worden: deezen plechtigen eed nu konnen ?.ij niet houden, indien zij ftilzwij^ gende toelaat, n, dat hun zieke evenmensch * door onkundigen verwaarloosd en mishandeld wordt. Doch eene andere tegenwerping doet zig op, welke eene kunde van de geneezing der ziekten in Apothecars vooronderftelt, en dit is ook jets, het welk de Apothecars van zig zeiven doen gelooven, dat zij kundig zijn in 't geneezen van ziekten : naamlijk, een oud Medicus wordt des avonds* of des nachts geroepen bij zijn lijder, welken hij des daags nog heeft gevifiteerd; zijn Edele niet veel gevaar voorönderftellende bij den lijder, zegt wel eens, zend maar naar den Apothecar, die zal u wel zo lang wat ordonneeren tot morgen, dan zal ik komen. Doch indien er eens gezegd was, ga naar deezen of dien Doctor, van welken de oude Hoer verzekerd was, dat hij het met de grootlle accuratesfe voor zijn Edele zo lang zou ie waarneemen, wat dunkt u leezer! zoude u leven niet veiliger gefteld zijn, in de handen van deezen, welke alle uwe lichaamsA 5  C 10 ) deden grondig kent, en van zijn jeugd af m. zwaaien, welken u omringen ? ' A,an wle? zou^ u leven beter vertrouwd zijn? aan den kruidmenger , die achter de groote vi^el zijn jeugd vferfleeten heeft, of aan den Doctor? de reden waarom men gelooit, dat de oude Apothecars bekwaam zijn, om bij zieke menfchen met vrucht te konnen medicijnen geeven , en voorfchrijven , js öeeze men zegt: ' De Apothecars ~ hebben door langduurbe Ondervindingen konnen leeren, en bij gevoTtr weeten zij nu wat in deeze of die gev'aar'iike ziekte dienflig is. J Indien wij al eens toeftonden, dat zij hadden konnen leeren, zo is dit geen bewijs dat zij inderdaad geleerd hebben; wie heeft hun een handleiding gegeeven om te konnen onderzoeken en leeren, terwijl hun, gelijk gezegd is de gronden waarop de geheeïe praktijk rust' cntbreeken? ' Waar verwaander voorwerpen dan die Heeren| daar zij de gewoonte hebben, dagelijks bij hunne chalanten rond te gaan, alwaar de Doctor even te vooren geweest is durven zij hem, ("dien zij zo nabij 'komen als het licht de duifternis,) beoordeelen, e'n de patiënten raaden, of op hem te blijven vertrouwen, of van hem afcezien, wanneer zy hem kwaadwillig zijn; 't geen meesttijds uit geene andere oorzaak ontftaat, dan om dat hij hen hunne onkunde, bij deezen of geeneu  ( II ) patiënt, wat al te naaktlijk voor oogen gefield heeft. 'c Volgende verflrekt mede ten bewijze hunner doodlijke onkunde: 'geroepen zijnde bij eenen lijder, die over ijlhoofdigheid klaagt, herinneren zij zig dezelve wel eens door p'jnfliilende middelen te hebben zien geneezen, en derhal ven geeven zij die middelen thans gerusclijk in een beginnende raaskoorts, alleen om d->t de lijder over pijn in 't hoofd klaagt, na echter alvoorens een ader te hebben doen openen , en een ipaanfche vlieg te leggen -— de kruis-enmunt hebben zij wel eens.met vrucht zien gebruiken in de buikpijn, daarom geeven zij die gerustlijk in de beginnende ontfreeking der darmen; alleen om dac de lijder over pijn in 'c lijf klaagt. Met fchrik ziet ieder kundige op deeze gerustftelling terug; en zo zijn er duizenden van die foortcn van gerustflelliogen, welken het gemeen, die gewoonlijk Apochecarsover hunne lichaamskwaaien laaten pracrifeeren, voorzeker met den dood dreigen; gelijk de voorgemelde ziekten gewislijk van den dood zullen gevolgd worden, indien men in de handelwijze der Apothecars beiu^t: fomtijds aarfeit men wel eens, en haak een Medicus, doch dan is het te laat; want de minstkundige begrijpt zeer ligtliik, dat een geneesmiddel, of, in dit geval, mag ik wel zeggen„een vergif, door onkunde in 'c lichaam gezonden zijnde, zo fchielijk niet in zijne werking te fluiten is. En waar zou men denken, dat deeze ge?  f 12 ) rustftelling, zodoodlijk voor den lijder, van daan kwam? vooreerst, daar van daan, dat de Apothecar-, gelijk gezegd i^, bij ondervinding gezien hreft, dat het gefielde medicament deezen en dien geneezen heeft., welken over de zelfde pijr en klaagden, als de nu reeds overleeden lijder: dan hij wist niet dat bij den eerflen de winden of eene krampachtige beweeging, en bij den laacften, eene omfleeking de oorzaak was: ten tweeden kende hij het zamenftelzel van het deel niet, waarin de ontfleeking voorviel: ten derden wist hij dekentekenen niet, waardoor het doodiijke van het ligte geval te onderfcheiden is; en ten vierdenkende hij de kracht niet van het voorgefchreven medicament, of op welk eene wijze het werkte in of op het aangedaane deel. Wat dunkt u, leezer! zyn dit geene ge* rustftelhngen genoeg om iemand ter dood te brengen? Indien derhalven de Apothecars wèl wilden flaagen in het onderzoeken, of ontdekken der oorzaaken van ziekten, was hun ten hoogflen noodig eene naauwkeurige kennis te hebben van het menschlyke zamenfïelzel: want dewyl de ziekte die ftaat van het leevend lichaam is, waardoor één of meer van deszelfs gewoone werkingen belet worden, en men deeze ziekte moec wegneemen wil men de gezondheid herlleld zien ; hoe zuilen zy dit beletzei konnen ontdekken , ten zy hun de werking des Iichaams wel bekend zy ? en hoe zullen zy deeze doorgronden, ten zy zy de werktuigen , die met elkander het  e IC *3 gantfcbe lichaamsgeflel uitmaaken , kundig zyn? of zou, wanneer aan een kundig uurwerk iers brak, iemand, zonder weetenfchap van deszelfs zamenflelzel en beweeging te hebben , het gebrek maar zo konnen gewaarworden en verhelpen 9 zou hy door zyne onervarene handen het gantfche kunstftuk niet veeleer nogverder bederven? zekerlyk moet men dit laatfle toeflemmen; wel nu, is dit zo omtrent zulk een kunstwerktuig , hoe kan het dan anders zyn omtrent het menfchlyke lichaam , die kleine -6 wereld , dat het verwonderiykile vati alle kunstwerktuigen , en zelfs een bewonderenswaardig kunstftuk van den ALM AGTIGEN is? Indien nu dit gezegde aangenomen wordt, is het zeer zeker dat gêen Apothecar, hij zij oud of jong, met eenige hoop van goed gevolg den kranken medicynen kan voorfchryven, terwijl geene van de gemelde vereisenten en noodige kennis, te verkrijgen is, door hetlangduurig en dikwijls zien voorfchrijven van geneesmiddelen ; vermits nu de oude even min als de jongere Apothecars eenige andere middelen of gelegenheden gehad hebben, om tot die kennis te geraaken , zo zal het, indien het gebeurt dat een zieke, na her, gebruiken der door een Apothecar vqorgeichreevene geneesmiddelen beter .wordt, nooit anders als aan zijn gelukkig lichaamsgeftel, dar. de ziekte door, eigene krachten overwonnen beeft, toegefchr^even konnen worden; of aan het gelukkig geval, gelijk als, wanneer een arm ontleed zijnde , men van een hoogte  C 14 ) viel, en door deezen fchok het lid herlteld werd— dan,ik iaat den leezer oordeelen , of mik een mensch, al of nier in groot levensgevaar geweest zouzyn?dochcrfchijnt zig nog eene bedenking optedoen , naamlijk of he° niet beterkoop zcude uitkomen indien men den kruidmenger in plaats van den Doétor gebuikte? gelijk het fomtijds onder de aanzienlijken ten opzichte hunner dienstboden in gebruik is. Hierop antwoord ik dat de Apothecais, vooreerst, hunne chalanten wel weeten te taxeeren en met hunne overtollige drankjes en overige onberedeneerde middelen meer of rein weeten te overlaaden; ten tweeden, dat zij zig nog niet vergenoegen mee hunne woeker-winden op hunne middelen, maar daarenboven , ais Doétor gefungeerd hebbende , op ieder potje of drankje , ten minden een derde meer fchrijven , dan wanneer zij zeiven het niec voorgefchreeven hadden. En wat de dienstboden betreft, daaromtrent merk ik aan, dat, bij fommigelieden, die wezens zo weinig in aanmerking komen, dat men daaruit bijna zoude konnen twijfelen, of het wel menfchen waren: zij mogen, zelfs in de allerzwaarde gevallen, wel aan de zorg van den Apothecar toevertrouwd worden, daar ondertusfehen Mijnheer, of Mevrouw, voor zig zeiven, ook in 't allergeringfte geval, wel zorg draagt dat de kundigde Medicus geroepen worde. Intusfchcn vergeetende Apothecars niec, om vooral niet van de duurdegeneesmiddelen voort©-  C 15 ) fchrijven; zij bepaalen zig bij de goedkoopflen, waarvoor zij 'dan twintig maal zo veel rekenen als ze hun gekost hebben. Is dit niet eene fchoone uircijfcring? men Helt zijn leven in gevaar, en laat zig overlaaden met vergiften, (want dat zijndezelven door hun voorgefchreeven inderdaad,) in fchijn goedkoop, doch die men, of zijne erfgenaamen ten duurden moet betaalen? Maar nog ziet men dit vooroordeel , of dit ingefloopen doodlijk misbruik onder eeue andere gedaante voorkomen;men vindter, naam. lijk, die den Kruidmenger over lig te gevallen laaten roepen , denkende, wij konnen den Dcétor, indien het erger wordt, nog wel verzoeken te komen. Het is al te zeker dat uit een klein kwaad, ^een grooter kan geboren ■ worden , te meer indien dit kwaad door onkunde, aangezet en vermeerderd wordt, in plaats dat deazeffg kracht gefnuikt zou worden ; ten anderen wordt door onkundigen geen gevaar gevreesd,, om dat zij het onmogelijk konnen zien; en als zij het bedorven "hebben-, daa worde er om den Doctor gezonden;doch war zal deeze dan doen? de krachten van den lijder zijn door den Apothecar deels verfpild; de tijdflippen, welken er moesten waargenomen worden , om geneesmiddelen met vrucht te P-eeven, zijn verlocpen; de tafel flaat reeds vol van verkeerde middelen, vol vergiften; wat zal de Doctor doen, zeg ik?wat anders,dan den lijder en omftanders een doodsgevaar voorspellen; en den Apothecar, vermits hij wel  ziet, dat de lijder dóór de domheid van deezen verzuimd is, met verontwaardiging befchoü.. Wen! Nu vraag ik ieder weldenkende, of niet veelen hun leven moedwillig in gevaar (lellen, ja opofferen aan de domheid der Apothecars ? vyij, die ons in eene verlichte eeuw durven beroemen te Jeeven, zijn in dit (luk dommer dan de Heidenen, die hunne Artfen op prijs wisten te Hellen: zoude het dan niet mogelijk zijn, deeze doodlijlie gewoonte uitteroeien ? ja, reeds zijn er keuren tegen dezelve, welken vernieuwd moesten worden, en tevens verzwaard; doch indien gij mijne waarde Stadgenooten! het boven ter nedergtitelde overweegt, en dan U zei ven of u huisgezin nog moedwillig in gevaar (lelt, ja zelfs laat vermoorden; indien gij dan nog Apothecars over uwe lichaamskwaaien'roept, en laat practifeeren, dan dunkt my, moet gij met fchrik, op dat alles terug zien, ten zij gij u leven moede waart: verban des de gewoonte, van de genezing uwer ziekten aan onkundige Apothecars toetevertrouwên, en gij zult hen het ombrengen hunner medemenfehen beletten des der Maatfchappije eenen wezenlijken dienst bewijzen, en u zeiven bevrijden van rekenfehap te moeten geeven, van het verroekeloozen eens gefchenks, zo dierbaar als de almagtige zelfheeft konnen geeven.  m