REIZEN. ï3t fchepên, voor Spaanfche rekening te Amrterdam getimmerd, derwaarts te brengen. Sterk wierdt hy aangezogt om als Koopvaardy.Kapitein in Spaanfchen dienst te treeden; doch de liefde voor zyn Vaderland deedt hem deeze aanbieding beftendig van de hand wyzen. In den jaare 16*9 ontmoeten wy onzen onvermoeidcn Zeeman op Curacao. In Grasmaand diens jaars zeilde hy na Sr. Domingo, alwaar hy vyftig Slaaven loste, die op Curacao thuis behoorden. Van daar wendde hy den Heven na Porto Rico, daar hy een vrugtloozen aanflag op eene Franfche Bark deedt. In 't laatst van Bloeimaand zette hy koers na het Vaderland. Op zyne wederreize nam hy drie fchepen Een zwaare ftorm deedt ze eens en andermaal van hem afdwaalen. Doch naa zyne aankomst in het Vlie kwamen dezelve insgelyks, van tyd tot tyd, behouden binnen. Uit de bovenflaande verhaalen zal den Leezer Zyn gebleeken, dat onze moedige reining geene zwaarigheid maakte, om nu en dan, eenzaam en onverzeld van andere fchepen, eenen afgelegenen to-t te onderneemen. Het hart brandde hem van verladen om overal daar hy konde, of flegts eenen fchyn van mo! gelykheid befpeurde, den vyanden afbreuk te doen, en den Vaderlande voordeel toe te brengen. Op eenen dier veelgewaagde Kruistogten, drong hy door tot op de hoogte van Mexico, beroemd wegens de veroveringen, door de Spanjaarden in dat gewest behaald, beroemd om 't geen wy vermeld vinden van des^ zelfs alouden rykdom,en ook •inzonderheid om 'tgeen wy vinden aangetekend van deszelfs aloude en tègeié * 2 Yfooi"  132 NEDERLANDSCHE woordige Hoofdflad, van den zelfden naam als het Gewest. Nevens eene afbeelding der beide Steden, oordeelen wy niet ondienltig, ten befluite van dit Reisverhaal, de volgende byzonderheden aan te tekenen. Volgens de opgave der Spaanfche Schryvers, lag Oud Mexico op een Eiland , in 't midden van een groot Meir. Nevens eene ontelbnare menigte inwooneren, bevatte het eene menigte zeer fraaie en pragtige gebouwen. -Eene verbaazende uitgeftrektheid bcfloeg het Keizerlyk Paleis, uit den grond van Marmer opgehaald, en praaiende ryklyk met Jaspis; Fonteinen , Baden en andere fieraaden waren aan dit Vor. ftelyk verblyf niet vergeeten. Tafereelen , hoewel met de pen gewrogt , nogthans volgens de natuur gekleurd, trokken de aandagt van opmerkende Kunstkenners. Zo wel als de Keizers , hadden 'er de Ryksgrooten hunne Diergaarden, krielende van allerlei foorten van gedierte, en Tuinen met de zeldzaamfte gewasfen beplant. De Tempels waren 'er menigvuldig, van welken de eene den anderen in fraaiheid en kostbaarheid befchaamd maakte. Eene der grootfte Schoonheden van Oud Mexico was een Plein of Markt, ten allen tyde vervuld met duizenden van menfehen, en om de menigte van kostbaarLeden, die aldaar te koop geveild wierden, te tellen onder de rykfle en aanzienlyklte Markten van Europa. Dyken, welke den toegang verleenden uit de Stad over het Meir na den vasten wal, dienden tot geryf der inwooneren, tot een fieraad van de ruime Waterplas, en tevens tot een bewys van de aloude Mexikaanfche nyverheid. Voorts krielde dagelyks het Meir   REIZEN. I33 Meir van ontelbaare Kanoes, die, met leevensmiddelen en andere goederen, geftadig af en aan voeren. Dus luidt de opgave der Spanjaarden wegens de gelegenheid van Oud Mexico. Meer geloofs , egter, verdienen de berigten aangaande Nieuw Mexko. Door de Oorlogen vondt corti-.z, by zyne komst in de Nieuwe VVaereld , de Stad geheel verwoest; hy draalde niet met het herbouwen en vergrooten van dezelve. De Straaten van Mexico zyn veelal breed en recht, en fnyden doorgaans elkander met rechte hoeken. De huizen zyn tamelyk ruim,doch zonder fleraad,en ontbloot van de gerieflykheden der Nederlandfche Bouwkunde. Weinige openbaare gebouwen ontmoet men 'er, die eenig aanzien hebben. De voornaamlle Markten praaien met eene fontein in het midden. Onder een lommerryk geboomte heeft men 'er verfcheiden openbaare Wandelplaatzen. Gelyk in alle Landen, alwaar de Roomfche Godsdienst by openbaar gezag is aangenomen, zyn ook hier de Schatten in de Kerken byeen verzameld; doch zonder eenigen fmaak of orde, zyn de dus opeen geftapeide fchatten haar eenig fieraad. Voorts is de Nieuwe, zo wel als de Oude Stad, gebouwd in 't midden van een groot Meir, 't welk, door eene fmalle flreek Lands, in twee deelen is gefcheiden. Het water, in het eene deel, is zoet en vischryk, in het ander zout en bykans van visch ontbloot. In 't geheel beflaat dit Meir omtrent veertig Mylen in den omtrek. * % NE.  NEDERLANDSCHE REIZEN. m van dezelve, in liet Etmaal eenen weg afleggen van ruim. veertig Mylen, zonder dat men byna eenige be, weeging gevoefe. Nog aangenaamer wierdt "deeze Scheepvaart, van wegen de menigte van Visfchen welke ze dagelyks vingen. Zy zeilden dus voort tot op den zeventienden van Louwmaand des volgenden jaars 1671, wanneer zich omtrent den Middag, eene groote zwarte wolk ver' toonde, waar van zich kort daarnaa een groot fluk afzonderde; 't welk door een geweldigen wind wordende voortgedreeven, allengskens van gedaante veranderde , en die van eene kolom aannam , hangende, aan de lucht, en tot op de oppervlakte der Zee nederdaalende. Zeer gevaarlyk zyn dikmaals deeze Ver. fchynzeis , zo uit hoofde van het water , welk ze opzuigen en vervolgens op de fchepeu laaten vallen, als om de dwarlwinden, daaropvolgende, en bekwaam om de grootlte fchepen van hunne Masten te berooven. Eene zwaare branding der Zee diende tot een voorbode dat men Land naderde ; zy ontdekten het op den twintigften dier Maand, en liepen eerlang de rivier van Berbice binnen, alwaar ze het anker lieten vallen. Van daar begaf zich van berkel na het Fort, om de Brieven aan land te brengen. Zeer vermaaklyk is de rivier van Berbice, door een fraai gezigt van hooge groene boomen , doormengd van een geftadig krioel van Anpen, Meerkatten, Baviaanen en zo veele Papegaaien , dat 'er dc lucht zomtyds als mede bedekt is. Zeer aangenaam is ook de legging van het Fort Nas/au, daar onze reiziger eerlang., voet aan land zette. Het wierdt omringd van eene Dreeve Oranjeboomen , altoos bezet met bloezem, I 4 groe-  ras NEDERLANDSCHE groene en rypd Appelen , en verder van eene reeks Limoenboomen , die , by den lieflyken geur, waar mede de lucht vervuld wierdt, een verrukkefyk gezigt uitleverden. Weinige dagen naa zyne komt aan het Fort, wierdt van berkel gezonden na de Plantaadjen, om de Slaaven te monfteren, en het getal der geboorenen en gedorvenen op te neemen. Overal wierdt hy treffelyk onthaald. By zyne wederkomst aan het Fort moest by aldaar het zelfde werk verrigten, en daarenboven, tot kleedy voor Mannen, Vrouwen en Kinderen, Lin. nen onder dezelve uitdeelen: te weeten , zo veel als een Slaaf tot een Broek, en de Slaavinnen en kinderen tot een korten Rok noodig hebben. Zyn fchip eerlang wederom gelaaden zynde, zakte het af na den mond der riviere, werwaarts hy zelve zich insgelyks begaf, tot het geeven van eenige bevelen. Hy brast hier den nacht door in een zo genaamd P leister buisje, zynde eene tent, bedaande uit vier Stylen, de twee voorden een weinig hooger dan de agterden, met bladeren overdekt ; hangende onder dezelve eene Hangmat. Met ongemeene vaardigheid weeten de Slaaven zulke Pleiderhuisjes op te flaan, ter plaatze, alwaar hunne Heeren , 't zy uit verkiezing, of uit nood , den nacht in het open veld willen doorbrengen. Naa het vertrek van het fchip keerde van berkel weder na het Fort, en hieldt 'er zich bezig met het dryven van koophandel. By deeze gelegenheid ondervondt onze Reiziger de onnozelheid der Indiaa* nen. Want als zommigen hunner, met een voorraad yan dertig Bollen verf, ter markt kwamen, wisten zy de-  REIZEN. 137 dezelve niet naa elkander te tellen. Zy gingen 'er dus mede te werk. Vyf Bollen plaatften zy naast elkander, volgens het getal hunner vingeren , en vervolgens wederom vyf andere. Wanneer ze tien willen tellen , fteeken ze alle hunne vingeren op; om twintig aan te duiden, voegen ze daar nevens hunne Teenen. De Indiaanen hier te lande zyn roodagtig van kleur, met zwart hair. In het middelfchot van den Neus hebben ze een gaatje, daar een Zilveren plaatje , ter grootte van een dubbeltje, wordt vastgemaakt, hangende tot op de lippen. Geen ander gewaat draagen ze, dan 't geen dient tot dekkinge van de fcha» meiheid. De Vrouwen, gelyk overal, zyn ook hier, op haare wyze, zeer op den pronk gefield. Dezelve bellaat hoofdzaaklyk in plat gefleepene Beentjes, welke zy, zommigen ter zwaarte van vyftien ponden , om den hals draagen. Voorts tooien zy zich, op verfcheiden plaatzen van het lichaam, met Snoeren Kraaien. By zekere gelegenheid wierdt van berkel gezonden na Ifequebo, om aldaar eenige zaaken te verrigten. Terwyl hy derwaarts op reize was , dreef hem de nieuwsgierigheid om ooggetuige te zyn van de plegtigheid der verbrandinge van de Beentjes eens geftorvenen Indiaanfchen Kapiteins , wordende al het overige, 't geen lrem hadt toebehoord, te gelyk met hem in het Graf geworpen. De Mannen deelen by die gelegenheid elkander ryklyk Zweepflagen toe , terwyl de Vrouwen een akelig treurgefchrei aanrichten. By zyne komst in de rivier van Ifequebo vondt hy de landing zeer bezwaarlyk, van wegen zekeren I 5 boom,  i42 NEDETILANDSCHE doch tevens van hem tot antwoord bekoomen, dat hy zynen pligt betragtte; dat hy gaarne grooter rantfoen zou willen geeven , ware 'c niet dat men dagelyks den vyand te vcrvvagren , en tachtig Eeters in het lort hadde, 't welk, indien de Voorraad niet een weinig wierdt gerekt, bezwaarlyk zou kunnen verdeedhd worden. ° En, in de daad, de gantfche voorraad bcfiondt uit vier Vaten Spek en drie Vaten Vleesch: naanwlyks genoeg , indien men ieder Man zyneu zat liet eeten, om 'er veertien dagen van te kunnen beilaan. Het volk was niet onkundig dat 'er niet meer in de Magazynen voorhanden was, en men , met toevoer uit ■ het Vaderland, zich vrugtloos vleide. Niet tegenftaande dit alles hadt gemelde roozekrans de Soldaaten dermaate opgezet, dat ze ronduit hunne begeerte en wil verklaarden , dat 'er een ander Gouverneur moest benoemd worden. De Raaden , en uit kragt zyner bedieninge ook onze van berkel, vergaderden hierop in het Fort, niet weinig verlegen omtrent de wyze om het volk tot ftilftand te brengen, Vrugtloos kwam men eindelyk tot het befluit, dat de Oudfte Raad , met zagte en zoete redenen, hetzelve zou zoeken tot bedaarcn te brengen. De woede klom zo hoog, dat eenigen der Muitelingen ter Raadkamer indrongen, hunne handen aan den Gouverneur floegen, en hem na beneden in de Gevangenisfe fleepten. Uit medelyden met zvrt ongeval, en overtuigd dat hy tegen reden dus wierdt behandeld , verzogten de Raaden dat hy na eene ilamaadje of na Ifequebo mogt gevoerd worden. Doch de misnoegden lieten zich niet ompraaten. De Gou- ver-  REIZEN. m verneur, zeiden ze, hadt zich üi veele andere dingen misgreepen ; indien hy op vrye voeten wierdt gefield , mogt hy , veelligt, tot den vyand overloopen. De Raaden, uit dit alles verneemende dat 'er geen Verzetten aan de menigte was , verkoozen eindelyk een nieuwen Gouverneur. Deeze, alzo hy het zelfde lot als zyn voorzaat vreesde, gaf van alles volop; waardoor de voorraad van Vleesch en Spek, naa verloop van veertien dagen, ten eenemaal verorberd was. Toen was het: men kan zich wel voor een tyd met Brood en Zout geneeren; men moest geenen angst hebben vóór den tyd; de Gewoonte was eene tweede Natuur. Ondertusfchen liep men by den gevangenen Gouverneur af en aan , voor welken, uit de woeste menigte , die meer naar drift dan naar reden luistert, zommigen , die onlangs 't meest op hem verbitterd geweest waren, nu eenig ontzag begonnen te toonen. Onder dit alles wierdt in den Raad beflooten, aan den Zeekant eene Brandwagt uit te zetten, zo als de gevangene Gouverneur, zints de tyding van den Oorlog, geduurende de laatfte dagen van zyn. bewind, hadt gedaan. De leden van den Raad zouden beurtelings dien post bekleeden, en om de veertien dagen worden afgelost. Van berkel was de tweede aan de beurt. Met vier Christenen , drie Negers en vyf Indiaanen, gefcheept in eene Kanoe, vatte hy post, omtrent eene Myl binnen den mond der riviere, dertien Mylen beneden het Fort. Twee boven de beltem* de veertien dagen waren 'er reeds verloopen , zonder dat  i.To NEDERLANDSCHE van aarsen, Heere van Sommelsdyk , niet flegts voor een derde gedeelte eigenaar, maar ook, zedert het jaar 1633, van wegen de Algemeene Staaten,Gouverneur deezer Volkplantinge. Dit voorval ging verzcld van de volgende byzonderheden. Al zints eenigen tyd hadden de Soldaaten der Bezettinge geklaagd, over den harden en zwaaren arbeid, welken zy moesten draagen. Zy klaagden 'er dies te èrnltiger over, van wegen het fubere rantfoen en de flegte fpyze, welke hun wierdt toegedeeld. Zo hoog fteegen eindelyk deeze klagten, dat ze in openbaare murmureeringen eindigtien, en zy luidkeels begonnen te roepen, geene hand aan werk te zullen flaan, zo lang ze niet beter van lyftogt voorzien wierden. De Bevelhebber der Soldaaten , ziende dat hun de zaak ernst was, beloofde den Gouverneur daar over te zullen fpreeken. Deeze , in plaats van den Krygsman goed bdchcid en een aangenaam antwoord te gceven, greep zynen Rotting, en dreef hem, onder het fpreeken van veele kwaade woorden, ter Kamer uit. By zyne wederkomst deedt hy verflag van zyn weder* vaaren aan de Soldaaten, die, in 't eerst hem geloof weigerende, op zyne nadere verzekering, gezamentlyk na het huis .des Gouverneurs ftreefden. Onder het gaan derwaarts ontmoette hun de Overlte verboom, een Man, zo zeer en nog meer bemind by alle de waereld , als de Heer van sommelsdyk, om zyne onvriendlykheid en hardheid, gehaat wierdt. Op zyne vraag, met minnelyke woorden, na de reden huns misnoegens, en op het bekoomen van befcheid, belooft hy, ryklyker rantfoen voor hun te zullen bewerken, onder voorwaarde dat zy elk na zyne  KOKfOSMS YA1T AAIRgjE^ TN SïïlIIAME THÏMOORD.   REIZEN. ,5i ne wooning zouden wederkeeren. De Soldaaten gehoorzaamden op deeze voorwaarde. Doch toen zy den volgenden dag op de gewoone werkplaatze vcrfcheertenj en geen voldoend befcheid op hunnen eisch vernamen, bellooten ze, zich zeiven regt te verfchaften , en door geweld te haaien , 't geen ze met ootmoedig verzoeken niet konden magtig worden. Thans grypt elk na zyn geweer, en ftreeft de misnoegde hoop , met een muitend, optrekkend en dreigend gelaat, na de wooning des Heeren van. sosimelsdïKi Vergeefs hadt hem de Overfte verboom geraaden, van den nood eene deugd te maaken , en in ftede van de fchrikwekkende dreigementen deezer verwoede Krygsknegten te tarten, hun verzoek in te willigen. Verre van voor dien ftorm te wyken, gaat de Gouverneur, onverzeld, met den degen in de vuist, ter deure uit en op de misnoegden aan , mee* nende, door zyne ftoutmoedigheid, hen te zullen verbaazen en uit elkander jaagen. Het tegendeel gebeurde. Een uit den hoop legt terflond op den Gouverneur aan , lost zyn Snaphaan , en jaagt hem eenen kogel in de Dye, welke hem ftraks fuifebollende deedt ter aarde vallen. Alle de overigen fchooten mede op hem , in 't zelfde oogenblik , en maakten hem dus te zamen af, door het toebrengen van niet minder dan vierenveertig wonden. Ouder al dit grieven hadt men zelfs zyne ftemme niet gehoord. De Overfte verboom, hoewel door de Soldaaten gcWaarfchuwd om zyn lyf te bergen, bekwam , egter, by deeze gelegenheid, eene wonde in den Onderbuik, aan welken hy, negen dagen daarnaa, overleedt. De K 4 moord  A' " REIZEN. »-# fchepen deinsden insgefyks , en verdwenen eerlang mt het gezigt. Onder de zwaarst gekwetiten bevond? zich de fleer van chatillon, tweede Zoon des onlangs vermoorden Gouverneurs, den Heere van sommelsdyk. Hy voerde het bevel over eene Battery, die gedadig op de Franfche fchepen (pe 1de By gebrek aan volk, niet eigen handen een Stuk Gefchut willende afdeeken, vloog het, Ipoediger dan hy hadt verwagt, in brand. Door dit toeval verloor hy twee vingers van de rechter- en drie van de flinkerhand, en wierdt daarenboven iu zyn aangezigt deerlyk gefchroeid en gekwetst. Weinige weekeu naa dit beleg nam het verblyf van van berkel in Suriname een einde; door de overkomst des Eigenaars der PJamaadje, over welke hy het opzigt hadt, wierdt hy van zynen post afgelost Hy vertrok kort daarnaa , en zette , öp den zesden van Oogstmaand des jaars ,68c,, te Middel, burg in Zeeland voet aan land.   AAN DE BIBLIOTHEEK DER UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM in geschonken door 01 1925 3367 UB AMSTERDAM  NEDERLANDSCHE REIZEN, tot bevordering van den koophandel, na de meest afgelegene gewesten des aardkloots. Doormengd met vreemde Lotgevallen, en menigvuldige Gevaaren, die de Nederlandfche Reizigers hebben doorgeftaan. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADI. Te HARLINGEN, By V. van der PLAATS. MDCCLXXXVIk MET P L A AT E N.   INHOUD. Togten en verrigtingen van Pieter Pieterszoon Hein , na en in de Westindié'n; in de jaaren 1623 tot 1628. Bladz. I Loopt, als Vice - Admiraal, in Zee, met eene vloot van 26 zo groote als kleine Schepen. Stevent na de Baai Todos lo.- Sanctos, en loopt dezelve binnen. Men houdt fchutgevaarte mej den vyand. Voordeden in dit gevegt behaald. Verovering van de fterkte St. Salvador; onverzaagdheid der Nederlanders, in het beklimmen van den hoogen muur. Neemt de Stad St. Salvador in. Ondanks de plonderinne, door het Gemeen aangericht, wordt hier een aanzienlyke Buit behaald. Piet Hein Iteekt over na Afrika, en neemt eenige vyandlyke Proviantfchepen. Zeilt na de rivier van Congo, tot ververfchinge van de Zieken in de vloot; bckoomt dezelve op Annobon. Keert weder na Brazil, en doet eenen aanflag op het Stedeken Spiritu Sancto. Zet zyn volk aan land , en fielt zich aan 'c hoofd. Wanorde en f'chrik onder de Bende doet dezelve na de fchepen vlugten. Hein zakt de rivier af, en neemt een (chip met Suiker. Zet koers langs de kust na Phernambuc; doch hier niets kunnende verrigten , wendt hy den lieven na 't Vaderland. Verrigtingen van den Generaal Boudewyn Hendriksz, naa Piet Heins vertrek. . Hy heeft het oog op Porto Rico: neemt de Stad in , doch floot het hoofd voor 't kasteel : zendt twee rykgelaaden Schepen na het Vaderland. Maakt een toeleg op Havana ; zyn ontydig fterven aldaar noodzaakt de Vloot, bykans ledig , na Europa weder te keeren. P. P. Hein vertrekt andermaal na Amerika, met 14 Schepen. Nadert de kust van Florida ; eenige landzaaten komen by hem aan boord , met Goud en Ambergris. Zeilt na de kust van Afrika. Menigvuldige zieken op de Vloot ; ververscht dezelve te Siërra Leona. Naa zyn vertrek van daar neemt hy een Schip met wyn en Lywaaten, en een ander met * 360  INHOUD. 360 Slaaven. Nadert voor de Bahia, loopt dezelve binnen , ankert tusfchen den vyand en behaalt eene luisterryke zege , met zyne kleine magt, op 22 Schepen. Des Admiraals Schip verongelukt op eene Bank, en een ander fpringt in de lucht. De Heer P. P. Hein in het gevegt gekwetst. Lyst der veroverde goederen in de behaalde overwinning, en heil hieruit voor de Maatfchappy. Vertrekt uit de Bahia , haalt ververfchingen van de rivier Spiritu Sancto , en neemt een Schip met wyn en Stukgoederen. Verdeelt zyne Vloot in drie Eskaders. Uit eenige andere genomene Vaartuigen, bekomt hy kundfchap wegens den vyand , op welken hy drie zeer ryk gelaadene Schepen verovert. Des Admiraals kloek en heilzaam beleid, in het verfchanzen van eenige Booten. Ankert voor het Eiland Fernando Norohna , en verzamelt aldaar ryklyk mondkost; vvaarnaa hy koers zet na 't Vaderland. Kiest wederom Zee, met eene vloot van vyftien Schepen , met den tytel van Generaal. Heeft het oog op de ryke Spaanfche Vloot van Terra Firma en Nieuw Spanje. Uit eene Bark verneemt hy eenige kundfchap wegens de Spanjaards , en kort daarop dat de verwagte Vloot in aantogt was. Dezelve verfchynt, doch de Hollanders verneemende , loopt zy binnen in de Baai van Matanza. P. P. Hein volgt den vyand derwaarts. Vreeze doet de Spanjaards de vlugt neemen , wier ryke vloot met kleine moeite bemagtigd wordt. Met den ryken buit koomt hy behouden in 't Vaderland. Des Generaals merkwaardig zeggen , onder de toejuichingen aan hem te Amfterdam. Lyst der veroverde goederen, te zamen waardig ruim elf Miljoenen fchats. De Heer P. P. Hein , zedert tot Luitenant - Admiraal van Holland verheven , zeilt na de Vlaamfche Eilanden , alwaar hy , in een gevegt tegen de Spaanfche vloot, fneuvelt. Praalgraf, ter zyner eere, te Delft opgericht. Tog-  INHOUD. ,a Togten en Verrigtingen van Cornelis Corneliszoon Jol, bygenaamd Houtenbeen , na en in de Westindiën ; in de Jaaren 1628 tot 1641. . . . jjiadz. 42 Loopt onder den Admiraal D. J. van Uitgeest in zee. Reden van zynen bynaam. Zien Brazil ; Houtenbeen neemt twee fchepen , met Suiker, Tabak en Verfhout, en vervolgens nog een ander , met gelyke laading. Houtenbeen , met dien ryken buit, na 't Vaderland gezonden, loopt van nieuws in zee. De Geueraal Loncq zendt hem na Brazil , tot het neameö van fchepen en gevangenen , ter onderfteuninge van zynen toeleg op Phernambuc. De Vloot , van ruim 60 Schepen, met zevenduizend man, verfchynt voor die Stad. Men zet volk aan land. De ffad Olinda wordt ingenomen. De hoop op een ryken buit loopt te loor , door het verbranden van de Magazynen door de Ponugeezen zelve. Het Land-Recif wordt beraagtigd , als mede het ZeeRecif, nevens eem>;e vyandlyke fchepen. Houtenbeen zeilt na de Caribifche Eilanden , om den vyand te verkondfchappen. De Vloot, geenen kans ziende op voordeel , wendt den (teven na het Vaderland. Hjutenbeen komt wederom voor Brazil ; neeint twee fchepen , gelanden met 400 Slaaven , 1700 Huiden , Suiker en andere goederen. Naa een langduurigen kruistogt en 't neemen van etlyke Schepen, doet gebrek aan leevensmiddelen hem de Vaderlandfche havens opzoeken. Lyst der veroverde en aangebragte goederen. Naa eene korte rust, loopt hy wederom in zee. Komt in Brazil en begeeft zich op eenen Kruistogt. Is tegenwoordig by eencn aanflag op de Stad Truxillo , welke bemagtigd wordt. Verovering van de Stad Campeche, die wederom verlaaten wordt. Koomt, naa het neemen van eenige ryke Pryzen, in Texel binnen. Vertrekt, in 't zelfde jaar, na Curacao , en van daar na St. Jago de Cuba. Doet eene landing op Jamaica. Kruist op de hoogte van Cartagena , en wordt 'er handgemeen met den vyand, dien hy 3 over-  EV INHOUD» overwint. Waagt eenen kans in de Golf van Darié'n' en verovert 'er eenige Barken. Wisfelt eenige kogels met den Admiraal van Cartagena. Ongeluk op zyn Schip. Ander gevegt met dien Admiraal , waarin deeze zich overgeeft; ryke buit, daarby behaald. Op zyne wederreize na het Vaderland wordt hy genomen door . eenen Kaaper van Duinkerken , en naa eenige maanden zittcns uitgewisfeld. Bekoomt vervolgens het bevel over een grooter fchip , dan hy tot nog toe hadt gevoerd. Neemt, in de gewoone Vaarwaters, etlyke Pryzen. Maakt jagt op een Spaansch Koningsjagt ; verovert het en vindt 'er aanmerkelyken buit in. Houtenbeen, op de hoogte van Cartagena , een rykgelaaden fchip hebbende genomen, begeeft zich daarmede na 't Vaderland. Vertrekt wederom na Brazil, als Bevelhebber over eene Vloot van veertien fchepen. Doet een vrugteloozen aanflag op de ryke Spaanfche Vloot. Op een anderen togt na Afrika , verovert hy de Stad Loanda di St. Paulo, en naderhand het Eiland St. Thomas. Eene aanfleekende ziekte fleept hem hier ten gtave. Togt en Bedryven , van Graave Joan Maurits , in Braz-.il ; in de jaare 163(1 tot 1644. . . Bladz. 70 Graaf Maurits vertrekt, met eene vloot van twaalf Schepen , na Brazil , ter handhaavinge van de zaaken der Maatfchappye tegen de Ponugeezen. Hy verjaagt dezelve uit het Kasteel van Porto Calvo ; en zendt manfchap na Afrika , ter bemagtigjnge van het Kasteel St. George del Mina , die gelukkig flaagt. Doet eenen togt na Bahia de todos los Sanctos. Bloei van Brazil ten deezen tyde. Verfchyning van eene Spaanfche Vloot. Aankomst van den Veldheer Artichofski uit Holland; deszelfs karakter , vergeleeken met dat van Maurits. Zy raaken in gefchil. Artichofski wordt te rug gezonden Graaf Maurits doet een pragtig huis bouwen en een fraaien tuin aanleggen. Mauritsftad door hem gebouwd. Verflerkt de ves-  INHOUD. v vestingwerken tegen de Spanjaards. De voorgenomene landing der Spaanfche Vloot wordt belet. Doet Serigippa, Angola en St. Paulo beraagtigen. Verrigtingen der Staatfche Vloot in de -Westindiën. Graaf Maurits legt zyne Landvoogdyfchap neder, keert te r-ig na Holland, en wordt vervolgens Opperbevelhebber over de Ruitery van den Staat en Stadvoogd van Wezel. Johan Nicuhof's lleize na en door Brazil; in de Jaaren 1640 tot 1650 Bladz. 86 Vertrekt als Koopman in dienst der Westiudifche Maatfchappye. Gevegt met twee Turkfche Roovers, waarin Niêuhoff, naa het fneuvelen zyns Kapiteins, het opperbevel voert ; hy doet de Roovers wyken , en koomt in Brazil. Eenige byzonderheden wegens Brazil. Verovering van Serinhaim. Wordt vervolgens gezonden tot eenen aanflag op Rio St. Francisco. De Nederlanders in 't Recif in de uiterfle engte. Uitval op den vyand , en' hevig gevegt. Nieuholf keert weder na het Vaderland. Merkwaardige Reizen van Jan Erasmus Reining; in de jaaren 1Ó50 tot 1689. . . Bladz- I04 Neemt , reeds in den ouderdom van tien jaaren, dienst op eenen Kaaper te Vlisfingen. Doet eenige' togten ter Koopvaardy, en vervolgens wederom ter Kaap. Helpt een Turksch Schip, en voorts een fchip met Suiker en Tabak veroveren. Wordt te Kinfale in Ierland opgebragt, en uitgewisfeld. Blyk zyner onverzaagdheid , by het neemen van een Engelsch Schip. Doet eenen togt na Suriname ; krygt woorden met zynen Schipper, en begeeft zich na St. Domingo , alwaar hy dagelyks nevens de Negerflaaven moet arbeiden. Neemt dienst by een Amfterdammer, op Jamaica woonagtig, ter Kaap. Ontmoeten een ryk Spaansch Schip, op 't welk Reining 't eerst over fpringt ; zyne dapperheid aldaar. Op raad zyner be* 3 ken-  VI I N H OUD. kenden, rust hy eene Bark ter K np uit. Zyne nederigheid doet hem zich vergen.-egep met den rang van Luitenant, en eener zy ier Vrienden tot Kapitein kiezen. Naa de verovering van een Spaansch fchip wordt hy Kapitein, en doet zynen makker op den Prys overgaan. In eene landing op Port Royaal verdwaalt hy in een bosch; naa lang zwervens en vede elende vindt hy zyn fchip weder. Raakt in gevegt, en neemt zynen vyand : hy gaat op dit fchip over, als grooter dan het zyne ; verkoopt het met de laading op Jamaica. Doet eenen aafiftag op bet Kasteel Chagre ; zyn zeldzaame list m*t een Pyl doet de zege behaalen. Reining wordt gebruikt tot eenen togt na Panama , 't welk , nevens eene onmeerelyke buit, wordt bemagtigd : waamaa hy na Jamaika koers zet. Ontmoet, op een fchip, onverwagt zynen Schoonbroeder. Neemt, nevens eenen Kustbewaarder , drie Barken met Campechehout. Eene zamenzweering tegen hem wordt ontdekt. Kaapt op de Eugelfchen in de West , en neemt, in één jaar, 32 Piyzen. Neemt een zeer rykgelaadau Engelsman. Doet eene landing op St. Eur ftatius ; overvalt de Wagt , en vervolgens het huis des Gouverneurs ; doch verneemt van deezen dat het vrede was. Woont den Bruiloft by van den Gour vemeur van Curacno, en verovert daarnaa de Sterkte van Granades. Sluit een verdrag met de Franfchen. Wordt, tegen het verdrag, op Martinique in hegteniófe gebragt, doch ontvlugt door eenen list. Doet, niet eene kleine Bark , een moeilyken overtogt na IMaricaibo, en koomt vervolgens op Curacao. Van tiaar na 't Vaderland keerende , overvallen zyn fchip tw^e Franfche Kaapers , die hun merkelyk berooven; doch Reining bergt zyne voornaamlte kostbaarheden. Koomt, naa een afweezeu van negen jaaren , te Vlisiingen. Bekoomt eerlang het bevel over een Fregat van Oorlog van Amilerdam, onder den Koinmandeur Bin-  INHOUD. vn Binkes. Zstten koers na Gujana» Reining doet 'er eene landing, verovert het Fort, en neemt vervolgens een Fransch fchip. In eene landing op St. Martin, gaat het Fort aan hem over. Neemt aan Kaap Francois eenen Prys; doch krygt daar over gefchil met den Kommandeur. Wendt den lieven na Tabago. De Franfche Vloot wordt handgemeen met de onze, en doet eenen aanflag op dat Eiland, toen eene Nederlandfche Bezitting. Binkes, veele Officieren en Gemeenen fneuvelen by die gelegenheid. Reining verlaat dit Eiland, met agterlaating van alle de fchepen, in eene Boot. Koomt op Curacao, en van daar in 't Vaderland» Doet vervolgens verfcheiden togten , zo om de Zuid als na de West. Berigt en Afbeelding van Oud en Nieuw Mexico. Adriaan van Berkel 's Reize na Rio de Berbice ; in de jaaren 1670 tot 1674. . . . Bladz. 134 Gaat, als Koopman , aan boord by Kornelis Marinus. Ontmoeten de Pasfaatwinden; berigt daar van. Verfchynzel van een Hoos , en uitwerkzcls daar van. Koomt in de rivier van Berbice ; aangenaamheid daar van. Wordt gezonden na de Plantaadjen, om de Slaaven te monfteren. Pleisterhuisjes. Onnozelheid der Indiaanen; derzelver geflalte en tooizels. Doet een togt na Ifequebo. De boom Duizendbeen. Wreedheid der Wilden ■op Berbice tegen de Krygsgevangenen. Verflag aangaande Suikerplantaadjen, en de bereiding van de Suiker. Berigt wegens het Suikerriet. Suikermolens ; derzelver maakzel. Muitery in de Berbice tegen den Gouverneur. Gebrek aldaar, en vyandlyke aanflag der Franfcheii. 'Er komt ontzet, en van Berkel keert weder na het Vaderland. Adriaan van Berkel 's Reize , na Suriname ; in de jaaren 1680 tot 1689. . . . Bladz. 146 Vertrekt als Opziener van eene Plantaadjc na Suriname. Berigt wegens de rivier van dien naam. Paramaribo. La* 4 ba-  vin I N H O U D. bidisten hier gevestigd. Zddzaarne visch, Torpedo genaamd , 0f de Elektrifche Palinr; deszplft zonderlinge efgenfchappen. Staat der Saaven alhier; zy hebben eenig denkbeeld van de Zielsverhuizing. Berigt wegens de aanleiding tot en uitvoering van den Moord aan den Heere van Sommelsdyk, Gouverneur van Suriname. Be, handelingen omtrent de muitelingen. Eene Franfche Vloot heeft een vyandigen toeleg op die Bezitting, en begint dezelve te bombardeeren , doch is genoodzaakt af te houden. Van Brakel vertrekt, kort daarop, uit Suriname, en komt behouden te Middelburg. D E PRENTEN MOETEN GEPLAATST WORDEN: 1. Piet Hein verovert de (hd St. Salvador. * tegen over bladz. 4, 2. De Afbeelding van Serinhaim in Brazil. . 95 3. Oud-Mexico. , , . , 132 4. Nieuw?Mexico. ... f . $, Kornelis van Aarlen vermoord. ' , .151 I N-  INLEIDING. N iet ondienflig oordeelen wy, by wyze van Inleidinge tot deezen bondel van westindische Reizen , gelyk wy te vooren hebben gedaan by onze Verzameling van oost-Indische Topten, een kort verflag te doen van de opkomst, voortgang en teyen. woordigen ftaat der Nederlandfche Westindifche Maatfcbappye. Zucht tot winst, uit eenen wyduitgeflrekren en voordeeligen koophandel , welke de Hollanders en Zeeuwen hadt doen deel neemen aan den vaart op de Oostindiën, deedt hen insgelyks het oog wenden na de Kusten van Amerika, 't Is bekend dat deeze uitgebreide Landüreek, by de Ouden onbekend , en uit dien hoofde zedert de Nieuwe Waereld genaamd, door christoffel coLUMBUs,in den jaare 1492,ontdekt , zedert van amerikus vesputius haaren tegenwoordigen naam ontleend heeft. Volgens zommigen zou den Nederlanderen de eere toekoomen , zo niet den grond geleid , althans van verre aanleiding te hebben gegeeven tot deeze gewigtige ontdekking. Men wil, naamelyk, dat zekere bketêncour, een Nederlandsch Edelman van Franfche afkomst, zestig jaaren vóór den togt van columbus, de VInamfcbe Eilanden ontdekt hebbende, vervolgens dezelve verkogt aan het Hof van Spanje, en dat zulks den Spanjaarden den weg zou gebaand hebben tot m?cr Westlyk gelegene landfchappen. Zeker is het, dat de Spanjaarden , van tyd tot tyd, nieuwe gewesten aandeeden , en in dezelve zeer ryke Goudmynen vonden. * 5 By  X INLEIDING. Bykafis eene eeuw zedert de eerfte Ontdekking was 'er verlöopen, toen de Hollanders eenen inval kreegen om na Amerika over te fteeken. Zekere Engelsman, b u t z genaamd , reeds vyf togten derwaarts gedaan hebbende , deedt den voorflag aan de Algemeene Staaten, om eene reize te ondemeemen voor hunne rekening, mids zy hem voorzagen van vier Oorlogfchepen. Van wegen verfcheiden zwaarigheden , misfcbien ook omdat zy belemmerd waren met den Spaanfchen Oorlog, welke dus eene kostbaare toerusting niet gedoogde , weezen zy dien voorflag van de hand, doch verklaarden tevens, niet ongaarne te zullen zien, dat byzondere Kooplieden zich bemoeiden met den Westindifchen Scheepvaart en Koophandel, 't Liep , egter, aan tot in den jaare 1597, eer gekard bikker, van Amfterdam , en jan korneliszoon leyen, van Enkhuizen, elk voor-zich zeiven eene Maatfchappy hebbende opgericht, fchepen uitzonden na Amerika; doch, met hoedanig eenen uitilag, vinden wy nergens in egte berigten aangetekend. De eerfte Koopbedryven der Hollanders gefchiedden aan de Westlyke Kusten van Afrika, alwaar de Portugeezen eene menigte Sterkten en verfchanzingen hadden opgeworpen. Zo bloeiende en algemeen wierdt eerlang deeze Scheepvaart, dat nog vóór het Eeftand, in den jaare 1609 met Spanje geflooten, honderdtwintig zo groote als kleine fchepen daar toe gebruikt wierden. Eene menigte kleine Maatfchap. pyen wierden 'er ondertusfchen opgericht, ieder van welke voor haare rekening eenigen handel dreef. Doch derzelver vermogen was te gering , om iets van belang te kunnen onderneemen op die wydftrekkendc togten. Daarenboven ftonden zy zomwylen elkander in  INLEIDING. Xï in den weg, en hadden ftrydige belangen. Van hier dat de voordeden niet evenredig waren aan de kanzen, welke, by eene andere en beter fchikking, zich zelve aanbooden. Dit deedt de belanghebbenden bedagt zyn op een middel ter weeringe van deeze ongelegenheid. Zy meenden het te vinden in de vernietiging van alle deeze kleine Maatfchappyen , en de zamenfmelting van dezelve in één groot lichaam. Zy hadden hier van een voorbeeld in de oprichting van de Nederlandfche Oostindifche Maatfchappye, die uit gelyke beginzels ontdaan, en door dit middel fpoedig op een geduchten voet gebragt was. Volgens een Oktrooi van den jaare i6~ir, in het volgende jaar vernieuwd en uitgebreid , verleenden de Algemeene Staaten aan de VVestindifche Maatfchappy de zelfde vrydommen en voorregten, als zy aan de Oostindifche voormaals hadden toegeftaan. In zommige opzigten, egter , was tusfchen beiden eenig onderfcheid. De Staaten hielden aan zich de benoeming van eenen Gouverneur Generaal, die, behalven aan de Maatfchappy, ook aan hun den Eed moest afleggen. De Krygslieden,in haaren dienst, moesten nog daarenboven eenen derden Eed doen aan den Kapitein Generaal. Daarenboven genoot deeze Maatfchappy eene gunst, welke de Oostindifche niet ondervonden heeft; de Algemeene Staaten deeden haar een gefchenk van drie Oorlogfchepen, bemand met zeshonderd Sol daaten. Behalven deeze voordeelen, behelsde het Oktrooi de vergunning van den uitfluitenden Koophandel, aan de Afrikaanfche Kust, van den Kreeftskeerkring tot aan de Kaap de Goede Hoop ; en aan de Kust van Amerika, van den Zuidlyken hoek van Terra Nova, de Straaten van Magellaan en le Maire en an-  XII INLEIDING. andere, tot aan die van Majan , en in Terra Nova, over alle de Eilanden tnsfchen de Noord- en de Zuid' zee, als roede in de Zuidlanden. Wyders was mede in het Oktrooi begreepen, de vryheid om Forten en Sterkten te mogen bouwen, verbonden aangaan met de landzaaten en Volkplantingen oprichten. De eerde iniaag der dus vereenigde Maaifchappye bedroeg zeven Miljoenen tweehonderdduizend Guldens, doch die welhaast tot op achttien Miljoenen wierdt gebragt, verdeeld in Aktien of aandeden,, ieder van zesduizend Guldens. Het hoofdbewind, verdeeld over vyf Kamers, te weeten, van Amfterdam , Zeeland, Rotterdam, Hoorn en Friesland en Groningen, wierdt op den zelfden voet ingerigt als van de Oostindifche Maatfchappye. Daarenboven vondt men dienltig, eene algemeene Kamer of Vergadering op te richtende Kamer van Amlterdam zondt in dezelve acht Bewindhebbers, die van Zeeland vier, en de drie overige Kamers ieder twee Bewindhebbers. De Algemeene Staaten behielden aau zich het regt, om uit bet midden hunner één of meer Afgevaardigden te mogen zenden. Deeze Raad of Vergadering hadt het hoofdbewind over alle zaaken , de Maatfchappy betreffende. Met ongemeenen fpoed deedt de Maatfchappy , onder dit bewind, zeer aanzienlyke veroveringen, zo aan de Afrikaanfche Kust als aan die van Amerika. Hoewel van korter duur, nog aanzienlyker, egter, waren de voordeden, welke zy ter Zee behaalde. De Pryzen, nevens derzelver laadingen,welke haare fchepen, tusfehen de jaaren 1623 en 1636 , hadden bemagtigd, op de Spanjaarden en Portugeezen, wierden gewaardeerd op negentig Miljoenen Schats; en haare uitgaven, zo  INLEIDING. XIII zo aan fchepen als derzelver uitrustingen, op vyfenveertig Miljoenen. Deeze voorfpoed, welken men ftelde op de rekening der voordeden van den Koophandel, was oorzaak dat de Westerfche Maatfchappy wierdt aangezien als gelyk in magt aan die van de Oostindiën. Van hier ook dat men, aan de deelgenooten, eene uitdeeling deedt , daar aan evenredig , en , om aan het vereenigde Lichaam dies te meer aanziens en luisters tegeeven, Graaf maurits van nassau benoemde tot Gouverneur van haare Veroveringen in Amerika. Door herhaalde voordeden , inzonderheid door de bemagtiging van de Spaanfche Zilvervloot, onder het beleid van den dapperen r ie ter Pieterszoon hein, moediger geworden, waren de Bewindhebbers bedagt omtrent het doen van nieuwe veroveringen op de vyanden. In den jaare 1630 zonden zy eene aanzienlyke Vloot in Zee, om den Heven te wenden na Brazil, en aldaar Phernambuc te bemagtigen. Ten getale van vyfentwintig fchepen en dertien Jagten , onder het opperbevel van henbrik lonck, bereikte zy gelukkig de plaats haarer beftemmingc. Olinde , het Fort St. George en het Eiland Antonie Vaz, wierden bykans zo fpoedig genomen als aangetast. Dus trok de Maatfchappy merkelyk nut uit deeze veroveringen. Zy hadt nu een Vasten voet in de Nieuwe Waereld, en bezorgde den ingezeetenen der Vereenigde Gewesten aanzienlyke voordeden. Nog meer groeide haar aanzien en vermogen , door de voordeden , onder het opperbewind van Graave maurits behaald , zo in Brazil en elders in Amerika , als aan de Afrikaanfche Kust. De overwinst van Curajao was inzong der-  xiv INLEIDING. derheid van veel aangelegenheids, door de menigte van Katoen , Tabak, Gember en andere voortbrengzels, welke het opleverde. Alles, derhalven, byeen genomen zynde, blykt het dat zo wel als de Oostindifche , eerlang ook de Westindifche Maatfchappy eigenaaresfe was van zeer uitgebreide en voordeelige Vastigheden. In Brazil bezat zy de Kapitania's of Landvoogdyfchappen Phernambuc , Tamaria , Paraiba , Rio Grande, Siaca , Sovigia , en Marianarn , en aan de Kust van Afrika, het Fort St. George del Mina, de Stad St. Paul, Condé en het Eiland St. Thomas. Niet lang, nogthans, bleef de Westindifche Maatfchappy eigenaaresfe van zo uitgebreide Bezittingen. Naadat Graaf maurits, het bewind der zaaken in Brazil moede, met het grootfte gedeelte der Hollandfche Krygsmagt, van daar was vertrokken, namen de Portugeezen deeze gelegenheid te baate , om zich te verzekeren van de menigvuldige Sterkten en plaatzen , in welke tot nog toe de Hollanders bezetting gehouden hadden. Zints dit verlies begonnen de zaaken der Westindifche Maatfchappye dermaate te veragteren, dat zy eerlang geene Uitdeeling deedt, noch Intrest van de hoofdfomme betaalde. Reeds in den jaare 1667 wierdt in beraad geleid, om haare Eigendommen en Vastigheden te verkoopen, en met de penningen , die daar van kwamen , haare fchulden te betaalen; doch dit ontwerp hadt geenen voortgang. De Algemeene Staaten ontheften haar van eene fchuld van honderdduizend Ryksdaalders , van de Zweedfche Afrikaanfche Maatfchappy aan haar verfchooten, door het opneemen van eene gelyke fomme, onder verband van de eigendommen der Maatfchappye. Zwaar drukte haar tevens op het hart eene fchuld van zes Mü-  INLEIDING. xv Miljoenen , zonder eenig middel of vooruitzigt om dezelve ooit te kunnen afdoen, 't Gevolg hier van was, dat de Algemeene Staaten, in den jaare 1674, te raade wierden, de Oude Maatfchappy te vernietigen, en in derzelver plaats eene Nieuwe op te richten , met een Oktrooi voor vyfentwintig jaaren, eenen aanvang zullende neemen met het jaar 1675. De fchuld der Maatfchappye wierdt op dertig , en het Kapitaal der deelgenooten op vyftien . ten honderd verminderd. Van deeze verminderde fchuld moest de Nieuwe Maatfchappy de Intrest betaalen, welke men vertrouwde te zullen vinden uit de goederen , welke op deeze Maatfchappy wierden overgedraagen, nevens 't geen men nog hadt te vorderen van de Kroon van Portugal; als mede uit hetgeen voor den vryen vaart moest betaald worden. Daarenboven moesten de deelgenooten hun kapitaal met vier ten honderd vermeerderen , en de fchuldeifchers met acht ten honderd 't geen zy te vorderen hadden. Dit bragt op eene fomme van honderdtwintigduizend Guldens, die, gevoegd by het Kapitaal der deelgenooten en den eisch der Schuldvorderaaren, gezamentlyk bedroegen zeshonderdduizend Guldens. Voorts wierdt de Koophandel bepaald , aan de Afrikaanfche Kust, tusfchen den Kreeftskeerkring tot op dertig Graaden Zuider Breedte , de Eilanden, tusfchen beiden geleegen , daar onder begreepen. Binnen deeze uitgeftrektheid wierdt de Scheepvaart en Koophandel open geffeld, voor alle de ingezeetenen der Republiek; tegen de betaaling , egter , van eene bepaalde fomme , naar gelange van de grootte der fchepen. Diergelyk een Oktrooi wierdt van nieuws gegeeven , in den jaare 1730, en vier jaaren laater nog eenigzins uitgebreid. In  XVI INLEID ING. In weerwil van deezen kwynenden ftaat, heeft de? Scheepvaart op de Bezittingen der Westindifche Maatfchappye nooit geheel ftil geftaan , maar is', met wisfelenden kans, altoos aan den gang gebleeven, vooral op de Vastigheden , welke zy bezit in de Nieuwe Waerdd , zo aan de vaste Kust als op de Eilanden. Suriname, St. Eullatius, Curacao, Berbice, Bl-quebo, Demerary en andere Bezittingen veroorzaaken, hier te lande, by aanhoudenheid , een aanmerkelyk vertier. En, indien wy de zaak naauwkeurig inzien, zal elk moeten bekennen, dat hoewel de Westindifche Maatfchappy niet meer beltaa onder haare aloude gedaante, dezelve, 'egter, zo wel als de Oostindifche Maatfchappy, het haare heeft toegebragt, om veele takken van binnenlandfchen. handel en bedryf te doen bloeien , onze Zeemagt aanzienlyk te maakeii , en alzo den algemeenen welvaart te bevorderen. N E.  nederlandsche REIZEN* TOGTEN £ N VERRIGTINGEN* V A li pieter pieterszoon hein, NA EN IN DE WE ST INDICN J in de Jaartn 1623 tot 1628. reistogten, Verrigtingen en lotgevallen ónzer Vaderlartdfche Zeelieden , in de Oostindiè'n, hebben ons dus lang overvloedige Schryfiloffe , en onzent Lieezeren, vertrouwen wy, eene aangenaame tydkorting Uitgeleverd. De zucht tot Koophandel, dat veelvermogend beginzel onzer Landzaaten, bepaalde zich niet by de Morgenlanden. Overtuigd van de voordeden , wélke ook irt de Nieuwe Waereld konden behaald worden , oordeelden onze onderneemvolle Kooplieden niets gedaan te hebben , zö lang zy dert kring hunner befpiegelingen niet tot dien VVaereldoord hadden uitgebreid. Dit leide den grond der oprech» tinge van de Westindifche Maatfchappye, en gaf aan* leiding tot eene menigte van Schecpstogten en ver-' A }ig4  ft NEDERLANDSCHE rigtingen, van de voornaamde van welke wy nu een berigt zullen mtdedeelen. De eerfle uitrusting , welke onze ontvouwing en 's Leezers opmerking inzonderheid verdient, viel voor in den jaare 1623. Zy bedondt uit zesentwintig zo groote als kleinere Schepen , allen wel bemand , en van de noodige Krygsbehoefcen voorzien. Als Admiraal wierdt over deeze Vloot gedeld jakob willekj. ns van Amdtrdam, en p ie ter Pieterszoon hein als Vke-Admiraal. Jonkheer johan van dorth, Heer van Horst en Pesh, bekleedde den post van Kolonel over het Krygsvolk. Haare bedemming was na Bahia de Todos los Sanctos , of Allerheiligen- Bad , in Brazil , en het oogmerk van den logt om eene vaste plaats te hebben, van waar men gevoeglyk andere Oorden van Amerika konde bemagtigen , en dus 's Lands Vyand merkclyken afbreuk doen ; doch inzonderheid ook om meester te worden van den handel in Suiker en Brazielsch hout, waar van men zich voor de Nederlanders zeer groote voordeden beloofde. Met de uitrusting van deeze Vloot verliep genoegzaam het jaar 1623 ; niet vroeger dan op den tweeëntwintigden van Wintermaand liep zy , uit de onderfcheidene Zeegaten, naar gelange der deelhebbende Provinciën of Kamers , in Zee. Aan St. Vincent, een der Kaap-Verdifche Eilanden, verzamelde de gantfchc Vloot; alleen 't Schip Hollandia , daar de Heer van oor th zich op bevondt, bleef afvveezig. Aan deeze lcgplaatze vertoefden de Schepen tot in Grasmaand, om de noodige ververfchingen in te neemen, en het Boots- en Krygsvolk in hunne.onderfcheidene pos-  REIZEN. A posten verder te onderrichten. Hier opende men ook den Lastbrief der Heeren Bewindbebberen, deedt overal de noodige opening aangaande het oogmerk des Togts, en vermaande elk tot yver en getrouwheid. Op den eenentwintigden der gemelde maand wier» den de ankers gelige , en wendde men den fteven nd. de Kust van Brazil, welke men op den vierden de* volgende Maand ontdekte, leggende op veertien Graaden Zuider-Breedte. Op de hoogte van de Baai lieten ze de ankers vallen , omtrent negen Mylen van den wal: men vondt ge ra aden , zich op dien affiand te houden, om niet ontydig van den vyand gezien te Worden. Het plan des Geheimen Raads was , dat al het Krygsvolk zou Overgaan op vjer groote Schepen en één Jagt, en de Admiraal en Vice-Admiraal, met de overige Schepen, de Baai dieper zouden inloopen: om alzo den vyand te verfchalken, en den Schepen, die voor de Stad mogten leggen , het verzeilen te beletten. Zeven Sloepen moesten het Krygsvolk aan land zetten , doch het werk niet beginnen , »eer de Admiraal daar toe een bepaald zein hadde 'gegeeven. 's Anderendaags liep de Vloot de Baai binnen, eri naderde de Stad. Geweldig begon hierop de vyand te vuuren uit het Kasteel St. Philippe en het Forc Tapagipe , doch vooral van eene Batterye onder da Stad St. Salvador, aangeleid op de Platteforme, onlangs van witten arduin op eenen Rots uit het water' opgehaald, waarop elf Stukken Gefchut lagen, Onze Vice-Admiraal hein naderde, met drie Schepen, tot op een Musketfchot, deeze Battery en vyftien zo A a kkfr  4 NEDERLANDSCHE kleine als groote Portugeefche Schepen , welke digt onder den wal lagen. Straks raakte men handgemeen, 't welk tot bykans aan den avond duurde. Doch alzo de Vice-Admiraal vernam dat met fchieten weinig voordeel te behaalen, en daarenboven een zyner Schepen deerlyk gehavend was , wierdt hy te raade, drie Booten ieder met twintig Matroozen te bemannen, en op 's vyands Schepen af te zenden, om dezelve, ware 't doenlyk, te bemagtigen. Zeer gelukkig Haag* de deeze ouderneeming. De Ponugeezen, ziende de onzen met zo veel onversaagdheid op hen afkoomen s verlieten hunne Schepen, oi Halten ze in brand. Acht van dezelve wierden genomen en in de Vloot gebragr. A n d r i v. s NiEtnvKE r k , bygenaamd Geduldhebber, een goed Schipper en kloek Soldaat , voerende het Schip Groningen, liet hier het leeven. De Vice-Admiraal en verdere Raaden hadden dien gelukkigen uitflag niet vernomen , of zy beflooten deeze gelegenheid verder ten voordeele aan te wen* den. Ten dien einde wierdt vastgefteld dat pieterhein, met veertien wel gewapende Booten, zich zou begeeven na de gemelde Platteforme, als die, door geduurig fchieten, onzen Schepen groot nadeel deedt, en het voorts onderneeme-n om dezelve te beklimmen. Ondanks het geweldig vuuren, zo van de Batterye als van het Strand, volvoerde hy zo dapper en kloekmoedig deezen last, dat eerst zyn Trompetter, vervolgens hy zelve en voorts het overige Bootsvolk die Sterkte beklommen. Dit was een zeer Hout bedryf. De Muur was bykans negen voeten hoog uit het water opgetrokken en met ruim vyfhonderd Man voorzien. Onze kloeke Nederlanders kwamen boven , door»  PIET HEIN YÏROTEXÏ JDE STAD ST SAITADOl.   REIZEN. 5 doordien de eene op des anderen fchouderen klom, of langs Bootshaaken om hoog klauterde. Deeze vreemde onverzaagdheid jaagde den Portugeezen zulk eenen fchrik aan, datze in alleryl na de Stad de vlugt namen. Piet hein, hoewel meester van deeze Sterkte zynde, vondt, egter, niet geraaden, aldaar zeer lang te vertoeven , alzo zyn volk zwaar vermoeid , de nacht op handen, en zyn Kruid bykans verfchooten was. Hierom vondt hy geraaden , het Gefchut te vernagelen en voor den vyand onbruikbaar te maaken , en met zyn volk weder na boord te keeren, om naa eene goede nachtrust 's anderendaags het werk te hervatten. Niet meer dan vier dooden (en onder deeze den kloeken Trompetter; en acht of tien gekwetften hadden de onzen in dien aanflag bekoomen. Midlerwyl deedt de Admiraal willekens zeiu aan de Sloepen , die hierop zich begaven na de Schepen , op welke het Krygsvolk was. Het getal der gezonde Soldaaten bedroeg twaalfhonderd. Men voegde daar nevens ruim tweehonderd Matroozen, om de Veldftukken te befhiuren , en de Mond- en Krygsbehoeften aan te voeren. Dewyl de Kolonel van dor th nog niet was opgedaagd, wierdt het opperbevel gefield in handen van den Serjant-Majoor al*.ert schouten. Men bragt alle deeze Manfchap in de Zandbaai aan land, en verdeelde ze in Vaandels: waarop zy, langs een engen doortogt, na de Stad St. Salvador aanrukten. Hadde niet de Portugeezen een algemeene fchrik bevangen, zy zouden met kleine moeite de onzen dien doortogt hebben kunnen betwisten. In de Voortrad ontmoetten ze in 't eerst eenigen tegenftand; doch deeze eindigde met ^ 3 den  6 NEDERLANDSCHE den aankoomenden nacht, naa verloop van welken de onzen de Stad van haare inwooners geheel veiv laaten vonden. Zy verftonden dit, toen zy, met het krieken van den dag, de Stadspoort naderden, met oogmerk om dezelve te befchieten, uit eenen Portugees , die met een Vredevlag over de Stadsmuuren keek, en hun berigtte dat al het Volk verloopen was. De onzen evenwel , vermoedende dat hier veeljigt «enig bedrog agter fchool , trokken in flagorde na binnen, tot op de Markt, zonder iemand te ontmoe, ten, dan den Stadvoogd met de zynen, welke zy in verzekeringe namen. Toen floeg het volk aan 't openen en pionderen van huizen en Magazynen , met toomlooze ongebondenheid; elk nam 'c geen hem aanftondt, en verllingerde en verlïrooide het overige. De Vice-Admiraal hein was, dien zelfden morgen, met de zynen na land gevaaren , om de Stad aan den waterkant aan te tasten. Aan land vondt hy geene vyanden , doch vernam welhaast dat zyne makkers Teeds meester van de Stad waren: waarom hy in alleryl zich by hen vervoegde. Ondanks de verwoestingen , door de plonderingen van ons Volk aangericht, wierdt hier een aanzienlyke buit behaald. In de Stad en de Forten vonden de onzen drieëntwintig Metaalen en zesentwintig Yzeren Stukken Gefchut; in de Schepen veertienhonderd, in de Pakhuizen vyfentwintighonderd kisten Suiker, behalven een grooten voorraad Huiden, eene menigte wyn en andere mondbehoeften. By de verovering van deeze ryke Stad hadt men du ook het genoegen dat de Heer Kolonel van dorth, welken men reeds hadt doorgefchreeven , met  REIZEN. 7 met zyn Schip voor dezelve ten anker kwam. Aan deezen, als den voorheen reeds benoemden Gouverneur , deedt de Admiraal willekens verflag van het gebeurde ; waarop hy terftond zynen post aanvaardde. By openbaare Afkondiging deedt hy de uitgeweekene burgers te rug roepen, met belofte van befeherminge en eene ongehinderde inwooninge. Eenige weinige Portugeezen keerden te rug; doch de rykften en aanzienlykftcn hielden zich fchuil. De Maatfchappy hadt niet lang genot van deezen veel beloovenden Gouverneur. Want op zekeren dag, met vyftig man, zynde uitgereedcn om de gelegenheid en aan naderingen der Stad in oogenfehyn te neemen , wierden zy uit eene binderlaagc overvallen vnn eene bende Braziliaanen, die hem met pylen en flitzen zo heftig beichooten , dat hy welhaast van zyn paerd ter aarde viel, daar hem voorts het hoofd wierdt afgehouwen. De Majoor allert schouten wierdt in zyne plaats aangeftcld, en de nieuwe Gouverneur opgevolgd door zynen broeder willem schouten. In 't laatst van Hooimaand vertrok de Admiraal willekens, met eenige Koopvaardyfcheepen, na het Vaderland. De Vice-Admiraal pieter pietkrsz hein vertoefde 'er insgelyks niet lang. Op den zesden van Oogstmaand vertrok hy, met de fchepen Neptunus, Hollandia, Gelderland en het Jagt de Zeejaager, uit de Bahia, den wil hebbende na Angola en de kust van Afrika. Naauwlyks hadt hy het Land uit het gezigt verlooren , of hy ontdekte een vreemd zeil , daar hy jagt op maakte; hy veroverde het en vondt het gelaaden met Kanariewyn , A 4 Meel,  8 NE DERLANDSCHE Meel, Oly en eenige Koopwaaren. Dewyl het ee» fnelzeilend Scheepje was , hielde hy het by zich. In 't laatst van Wynmaand kreegen ze de kust van Angola in 't gezigt. Op den'dertigften zagen ze, omtrent eene halve Myl buiten het Eiland Loanda, een tamelyk groot fchip, 't welk zyn best deedt om in de haven te koomen ; dit gelukte, doch van wegen de diepte konde het niet voor de Stad St. Paula nadereu: hierom zeilde het tegen de droogte, om door het gefchut der Stad gedekt te worden. Behalven dit lagen 'er nog vier Schepen , met Negers fgelaaden ; drie van dezelve bragten hunne Slaaven wederom aan land. Thans zeilde de Vice-Admiraal hein . na binnen en wierdt gevolgd van de andere Schepen; doch eer deeze by hem kwamen, hadt hy de vyandlyke fchepen reeds genomen, in weerwil van 't geweldig fchieten van land. Het eerstgemelde Schip was gelaaden met wyn en oly ; de andere hadden niets anders in dan water en boonen voor de Slaatfen , nevens een weinig gedroogden visch. 's Anderen daags bragten de onzen de laading van 't genotnene fchip in de hunne over ; dit alles gebeurde onder een geweldig vuur van de Had. Ondertusfchen vernam de Vice - Admiraal hein de gelegenheid deezer plaatze zodanig te zyn , dat met zo kleine magt voor hem aldaar weinig voordeels te bebaalen ware. Eenige Nederlanders naamelyk , welke voorheen hier. geweest waren , de Stad fpotswyze met grooter magt gedreigd hebbende, en dit by den Gouverneur in ernst zynde opgenomen, hadt hy de plaats merkelyk doen verfterken. Dit deedt den Vke - Admiraal met de zynen in beraad leggen  REIZEN. 9 gen wat hun te doen ftondt, en eindelyk befluiten, vermids tot het beftormen van de Stad zyne magt te klein was, met vyf welbemande Booten en drie Schuiten na binnen te roeien, om de Schepen, welkt aldaar lagen, in brand te fteeken. Alle de ScheepsQverften, den nacht te baate neemende, waren by die onderneeminge tegenwoordig ; die evenwel mislukte , omdat ze geduurig op de droogten bleeven vast zitten , en de dag aanbrak eer het werk volvoerd was. Onverrigter zaake moesten ze dus wederkecren. 't Gelukte hun evenwel, de veroverde Schepen te brengen, buitenfchoots, onder het Eiland Loanda. De Vice-Admiraal intusfchen ziende dat hier voor hem niets meer te doen viel , en verftaan hebbende dat de Portugeezen in Benguela zeer zwak waren, vondt, ter voorkoominge van tydverlies , geraaden , de twee Jagten de Zeejaager en de Meermin, nevens de Sloep de Haas, onder 't bevel van willeri ;ansz, voerende 't Schip Hollandia , derwaarts te zenden. Zy vertrokken op den zesden van Slagtmaand. Lang zukkelden zy vrugtloos op deezen togt,' dewyl , door de gebrekkige aanwyzing der Kaarten, Benguela nergens was te vinden. Den moed dan eindelyk verlooren geevende, kwamen ze, op den eerften van Wintermaand , onverrigter zaake , by den VieeAdmiraal te rug. 'Er waren thans zeer veele zieken in de Vloot, en men hadt groot gebrek aan ververfchingen: hierom vondt men geraaden, na de rivier van Congo te verzeilen. Hier vonden ze den Komraandeur Philips van züylen, die zich in merkeJyke verA 5 1«-  lo NEDERLANDS CHE legenheid bevóndt , door de ongezeggelykheid van zommigen, en de ziekte van anderen van zyn Bootsvolk. De Heer piet hein deedt de kwaadwilligen llraifen , en ftelde in de plaats der kranken eenig. versch volk. Het overige gedeelte deezes jaars fleet onze ViceAdmiraal met het koopen van ververfchingen , en zyne Schepen van water en hout te voorzien. Op den tweeden dag des volgenden jaars 1625 vertrok hy van de rivier van Congo met alle zyne Schepen. Acht dagen laater bevondt hy zich een weinig ten Noorden van Loango, op 4 Gr. 37 Min. Z. B. De Sloepen, vooruit gezonden om ververfchingen te zoeken, kwamen nu te rug, doch met zo kleinen voorraad voor zo veel volks, dat men te raade wierdu, op de komst van Portugeefche Schepen in deezen oord te kruizen, tot op den achttienden der Maand. Naa dien tyd zou men verzamelen te Annobon. De Heer hein met de meeste Schepen kwam eerst aan dat Eiland, én vervolgens de overige. Op dit .Eiland, gelegen op 1 Gr. 30 Min. vonden ze overvloed van ververfchingen : Varkens , Oranjeappelen , Limoenen en voortrefiélyk water. De Gouverneur behandelde hen zeer vriendlyk , doch met een benaauwd gemoed , zints hy vernomen hadt dat de Schepen de Bahia hadden helpen veroveren. Naa hier de noodige leevensmiddelen te hebben ingenomen, befloot de Vice ■ Admiraal, van nieuws over te lteeken na de kust van Brazil : deels om eenig voordeel te zoeken op de Kapitaniën Rio de Janeiro en Spiritu Sancto , van waar in 't Voorjaar gemeenlyk eenige Schepen met Suiker en andere voortbreng-  REIZEN. brengzels vertrekken ; doch inzonderheid om te veiv neemen, of hy van eenigen dienst konde zyn in de Bahia. Op den tweeden van Sprokkelmaand vertrok hy van Annobon. Lang zukkelde hy met fïilte en ornloopende winden : van hier dat hy niet vroeger dan op den negenden van Lentemaand de Kust van Brazil ontdekte. Weinige dagen daarnaa riep hy den Raad byeen , ter beraaminge van de noodige fchik, kingen en maatregelen tot eenen aanflag op het Stedeken Spiritu Sancto. Zyne magt beftondt nu meest uit Bootsgezellen, die op Landtogten luttel afgerecht en aan eene gepaste Krygstucht ongewoon waren. Hierom vondt hy geraaden , dezelve te verdeelen in drie Kompagniën , en naadat het volk zou aan land getreeden zyn, de gelederen zodanig in te richten , dat twee Soldaaten aan wederzyden en twee Matroozen in 't midden zouden optrekken. Op den middag zeilde hy met een Zeewind de riviere op, tot voor de plaatze, omtrent een Slingerworp van het Strand. Hy plaatfte de Schepen op eene rye, zodat ze allen, van ée*nen kant, de volle Laag konden geeven. Vervolgens wierdt al het Volk aan land gezet en in Slagorde gefchaard. Van wegen de engte der ruimte , trok de Heer hein met acht of tien gelederen vooruit. De inwooners, intusfehen, de aankomst der onzen vernomen hebbende , hadden zich tot tegenweer bereid , en een Metaalen Stuk geplant recht nevens den weg , langs welken de Nederlanders moesten opkoomen. Dit hadt de Vice-Admiraal opgemerkt, die daarom ter zyden fprong , wanneer het Gefchut zou af-  ;» NEDERLANDSCHE afgaan, en zo ras de Schoot gedaan was, wederom ten voorfchyn kwam; vermaanende voorts het volk tot een kloeken aanval. Doch deeze vermaaning was zonder vrugt. Het volk was niet behoorlyk gefchaard, en de Bevelhebbers niet op hunne plaatzen. Hier uit ontftondt fchrik en verwarring. Niets baatten des Vice-Admiraalen aanfpooringen en dreigementen om bet volk aan te voeren. In groote wanorde vhigtten ze na de Schepen, met agterlaating van acht doodeu en nog meer gekwetlten. Zommigen zelf hadden het geweer in den loop gelaaten, of onder het vlugten van zich geworpen. Door deezen wederfpoed wierdt de Vice?Admiraal vnn verdere onderneemingen geenzins afgefchrikt. Teiltond des anderendaags zondt hy de beide Jagten, nevens twee Sloepen en zo veele Booten de riviere hooger op , om te verneemen of aldaar Schepen of Barken lagen : terwyl hy midlerwyl geduurig Schut, gevaarte hieldt met de inwooners van het Stedeken. Eerlang kwamen de afgezondene Vaartuigen wederom af, doch met agterlaating van de eene Boot, met volk en al, die in een onverhoedfehen aanval in 's Vyands handen vervallen en gedood waren. De Heer p ie ter hein thans hier luttel voordeels ziende te behaalen, zakte der riviere wederom af. In 't begin van Grasmaand vernam hy een zeil, dat hy agterhaalde en bemagtigde; 't kwam van Rio de Janeiro, en was gelaaden met honderdvyfendenig Kisten Suiker. Van de gevangene Manfchap yerflondt hy dat aldaar nog twee Schepen zeilree lagen, het een met vierhonderd, het ander met vierhonderdjvyüig Kisten ; dit deedt hem befluiten , in deezeu oord i  REIZEN. ï3 oord nog eene wyl te kruizen. 't Leedt niet lang t of zy kreegen 'er een van in 't oog; doch het jaagen op hetzelve was vrugtloos, alzo het door den invallenden nacht hun ontdonkerde. Op den achttienden der maand bevonden zy zich recht voor dé Bahia , en waren van meening dei zelve binnen te loopen. Doch dit wierdt uitgefteld, door de komst van de eene Sloep des Vice-Admiraals, welke zy eenigen tyd gemist hadden, en uit welke zy nu vernamen , dat de Bahia belegerd wasi Dit deedt den Vice-Admiraal befluiten, het Jagt de Meermin Zuidwaarts af te vaardigen , om de Vloot, welke dagelyks wierdt verwagt, op te zoeken. Hy zelve zou voor de Bahia blyven leggen, om de laading uit de genomene Schepen te losfen. Hy ontdekte eerlang twee Karveelen, en maakte 'er jagt op; doch zy waren te fnel in 't zeilen. De Heer hein, dus door de Portugeezen ontdekt zynde, en geene magts genoeg bezittende om aan de overmagt der vyanden het hoofd te bieden, vondt niet geraaden, met groot gevaar en zonder eenig voordeel, in deeze Vaarwaters te vertoeven. Dienffiger oordeelde hy, zynen koers te neemen langs de Kust na Phernambuc. deels om aldaar op de komst van andere Nederlandfche Schepen te wagten; deels om op den vyand eenigen buit te behaalen. Op den derden van Bloeimaand zag hy de Kaap St, Augustyn, en 's anderendaags eene Portugeefche Bark, doch konde dezelve niet agterhaalen , maar kwam ten anker op de Ree van Phernambuc. Den volgenden dag aan den wal gevaaren zynde, verfiondt hy, tegen zyue gisfing, wel eene halve Myl beneden, de Stad Olinde te zyn ver-  *4 NEDERLANDS CUE vervallen , en op1 het Rif: zodat hy wederom zee moest kiezen. In de Pozo zag hy wel veertig Schepen leggen; niet een van welke, zo als hy vernam, van daar mogt vertrekken , eer 'er tyding ware gekoomen van den afloop der zaake in de Bahia. Ecu Visfcher verhaalde hem naderhand, hoe 'er berigt was ingekoomen van het overgaan der Stad St. Salvador, cn dat alle de Hollanders aldaar waren dood geilngen^ Geweldig ontdelde deeze tyding den Vice-Admiraah Ii'y zag nu geenen kans om te Phernambuc iets met voordeel te onderneemen, als zynde niet genoeg voor* zien van water om op de uitkomst der Schepen te wagten. Hierom befloot hy te zeilen na het Eiland Fermndo Noronha, om 'er water en hout in te neemen. Op den veertienden kwam hy voor dat Eiland ten anker. Niet langer vertoefde by hier dan vereischt wierdt om zich te voorzien van noodwendige mondbehoeften. Thans wendde hy den (leven na het Vaderland, en kwam, op den laatflen dag van Hooimaand, in Texel behouden binnen. Terwyl onze wakkere Zeeheld dus cle belangen der Maatfchappye buitenslands behartigde, hadden de Bewindhebbers in 't Vaderland acht Schepen uitgerust, en dezelve gefield onder boudewyn hendkiksz, met den tytel en rang van Generaal. In 't begin van Lentemaand liep hy daar mede in Zee. Onder 't Eiland Wicht vondt hy zynen Vice-Admiraal met twee Jagten ; vervolgens den Admiraal anories kkron met een Schip en Jagt. Op de hoogte van Plymouth kwamen by hem nog achttien Schepen der Vloote van den Admiraal lam. Omtrent het midden van Bloeimaand vtrfcheen deeze Vloot in 't gezigt van  REIZEN. 15 van de Kust van Brazil. Uit een Jagt, op kondfchap vooruit gezonden, vernam hy dat 'er eene ilerke Spaanfche Vloot in de Bahia lag ; doch van de Stad wist hy geen befcheid te geeven. De Generaal, die vastelyk hadt beflooten , in de hoope, dat de Stad nog niet was overgegaan, de vyandlyke Vloot aan te tasten, verdeelde zyne Magt, thans beftaande uit vierendertig Schepen, in vier Eskaders , en zeilde aldus op de Babia aan. Maar het leedt niet lang , of hy zag de Spaanfche Vlag van het Bolwerk der Stad waaien : waarom hy befloot, wederom Zee te kiezen. Dit zag de Spaanfche Gelieraal, die den onzen hierop met zevenendertig van zyne kloekfte Schepen volgde; welke, egter, eerlang na den wal wederkeerden. De Generaal verliet hierop deezen oord, en zeilde na de Baai Trahifon, alwaar hy eenig volk aan land deedt treeden. In een Dorpje vonden de onzen de Portugeezen gevlugt; doch de Braziliaanen betoonden hun veel vriendfchap, en leenden hun de hand tot het opwerpen van Verfchanzingen en het opflaan van Tenten voor de zieken , die vervolgens aan land gebragt wierden. Vermids de zaaken aan deeze kust den Generaal geenzins medeliepen, befloot hy elders zyn geluk te beproeven. Hy hadt het oog op Porto Rico, waarheen hy fpoedig zynen koers richtte. In 't laatst van Herfstmaand des jaars 1625 kwam hy voor de haven dier Stad , welke hy met zyn Schip eerst binnen zeilde, wordende gevolgd van de overige Vloot. Met weinige fchade raakten ze binnen. Om de menigvuldige droogten was het landen dien dag niet doenlyk. Deeze gelegenheid namen de inwooiïers te baate om hun-  iO NEDERLANDSCHE hunne beste have elders te verftoppen^ en voor zich zelve na een goed heen koomen uit te zien. De Generaal met eenig volk zette eerst voet aan land , en trok ter Stede in , daar hy niemand vondt : waarop de plaats terftond bezet wierdt. Doch zyn aanflag op het Kasteel liep vrugtloos af. Naa de Stad meest verwoest of verbrand te hebben, verliet hy met zyne Vloot de haven , niet zonder eenige fchade , welke hem , door het geweldig fchieten der Spanjaarden , wierdt toegebragt. Twee Schepen , belaaden met kostbaare goederen j op den vyand bemagtigd, zondt hy thans op im het Vaderland. Naa vervolgens verfcheiden Kusten iri de Westindiën te hebben aangedaan, verfcheen hy, in 't begin van Hooimaand des jaars 1626 , voor de Havancti Doch hy was 'er naauwlyks, of hem overviel eene ongefteldheid, die zyn leeven wegnam. Een zwaar verlies was dit voor de Maatfchappy. 't Volk, het lang vertoeven in deezen oord moede, doch door zyn gezag in bedwang gehouden, floeg thans aan 't muiten. De Vloot moest hierom bykans ledig na het Vaderland wederkeeren; met een verloor men den kans om den vyand merkelyke afbreuk te doen. De Bewindhebbers , intusfchen , om de Vloot van den Generaal boudewyn hendriksz te verlkrkeu, hadden, al in den beginne des jaars 1626, eenige Schepen uitgerust, en het bevel over dezelve , met den tytel van Admiraal, opgedraagen aan piet er Pieterszoon hein,naadat deeze, van zynen voorheen verhaalden Togt, in zyn Vaderland eenigen tyd hadt uitgerust. Met deeze Scheepsmagt, belbande uit negen groote Schepen en vyf Jagtcn, liep hy omtrent-  REIZEN. 1? trent het midden van Bloeimaand in zee. In 't begin van Zomermaand genaderd tot op 14 Gr. 30 Min* Noorder-Breedte, verdeelde hy zyne Vloot in vier Eskaders. Aan de hoofden van elk derzelven gaf hy de noodige onderrichtingen en Zeinbrieven , naar welke zy zich hadden te gedraagen. Geruimen tyd bragt hy door met heen en weder zeilen, neemende nu en dan eenige kleine Vaartuigen. Uit het volk van een derzelven vernam hy het overlyden van den Generaal sotiDiïWïN hendriksz, en dat zyne Vloot na het Vaderland was te rug gekeerd. Met het opzoeken van deszelfs Vloot , zo als hy nu etlyke dagen hadt gedaan, behoefde hy derhalven zich niet langer op te houden. Ook wierdt men gewaar dat de Vloot van Nieuw - Spanje reeds eene maand geleeden uit de haven van St. Juan de Ulloa was vertrokken, en waarfchynlyk de Havana reeds zou bereikt hebben. Hierom vondt onze Admiraal geraaden, koers te zetten na de Tortugas, in de hoope van nog eenige aankoomende Schepen te zullen aantreffen en be* magtigen. Diensvolgens gaf hy bevel, uit hoofde van het aangenaame Weder, de Schepen fchoon te maaken, en zich tot dien togt te bereiden. Op den negenden van Oogstmaand, met het aanbreeken van den dag, bevondt hy zich by Kaap Florida. Op den middag ontdekte men zes of zeven zeilen , die eindelyk tot ruim veertig aangroeiden. De Admiraal liet ftraks hierop de Prinfevlag van boven en van agteren waaien; het zelfde deeden alle zyne Schepen : waarnaa hy den Scheepsraad by zich aan boord zeinde. Het befluit der overlegginge kwam hier op neder, dat het B on»  & NEDERLANDS CUE ongeraaden was, met een zo klein aantal Schepen, eener zo talryke Vloote het hoofd te bieden. Men liet het dan doorftaan , en liep welhaast der Spaanfche Magt uit het gezigt. Thans begreep men duidelyk het nadeel des ontydigen vertreks van boudewyn henoriksz's Vloote: want ware deeze nu by de hand geweest, nooit hadde de kans zo fchoon geftaan om den Spanjaarden een gevoeligen neep te geeven. Zelf kon onze Admiraal geenen toeleg waagen op de agterfte Schepen, dewyl hy groot gebrek aan water begon te lyden. Om zich te voorzien van deeze noodwendige leevensbehoefte , moest hy van verdere poogingen omtrent den vyand afzien. Op den elfden van Oogstmaand bevondt hy zich dicht onder de Kust van Florida. Drie Kanoes met Wilden vertoonden zich eerlang by de Schepen: een gedagt, fchrikwekkende op het oog, geheel moedernaakt , hebbende alleenlyk de fchamelheid met een Matje bedekt, en van agteren een ftaart, daar een kwast aan hing. Omtrent den zelfden tyd veroverden de onzen een Spaansch Scheepje , doch vonden 'er niets anders in dan Speceryen en Senebladercn. Eenige dagen daarnaa gingen de onzen wederom Onder zeil, den koers na 't Zuiden richtende. Vooraf hadt men twee Sloepen na land gezonden, om te verneemen, of 'er water te bekoomen ware. De Floridaanen weezen de onzen verder Zuidwaarts, na eene KiL, waar zy terltond heenen zeilden. Ook hier kwamen eenige Landzaaten aan boord met hunne Kanoes. Zy waren groot van geftalte , en fcheenen zeer onnozel, doch flim genoeg op het bedriegen. Niets anders bragten ze dan een weinig Goud en Am-  REIZEN. 19 Ambergris. De Admiraal zondt hier eenige Manfchap aan land , om water te haaien, onder dekking van eenige Matroözen, om hen regen de onverhoedfche aanvallen der verdagte Landzaaten te behoeden. Naa met veel kommers een bekwaamen voorraad van water te hebben opgedaan, ligtte de Vloot de ankers, op den tweeëntwintigen van Herfstmaand. Leed deedt het, intusfchen, den Admiraal, dus in zyne hoofdbedoeling te zyn te leur gefield. Van leevensmiddelen was hy nog ryklyk voorzien: ook hierom kon hy van zich zeiven niet verkrygen, dus met ledige handen na 't Vaderland te keeren. Hierom wierdt hy te raade , de kust van Afrika op te zoeken , en naa zich aldaar ververscht te hebben, over te fteeken na de Kust van Brazil , in de hoope van aldaar meer heils te zullen vinden. Lang en verdrietig viel deeze togt, die den anderzins volmoedigen Admiraal by wylen bykans den moed deedt ontzinken. Eindelyk wierdt hem wind en weêr gunitigen kreeg hy het Land van Afrika in 't gezigt , tert Noorden van Kaap Verde -? hy zette het een weinig verder voor Refufio. En , in de daad , 't was nu meer dan tyd, dat men eene bekwaame leg- en ver, verfchingplaats vondt. Zo groot was het getal der zieken op de Vloot, dat men op zommige Schepen naauwlyks genoeg gezonde Manfchap hadt om dezelve te regeeren. Veele waren 'er reeds geftorven. Van de gemelde legplaatze verzeilde eerlang de Admiraal na Siërra Leona. Tot omtrent het midden van Louwmaand des jaars 1627 vertoefde hier de Heer pieter pietersz hein met zyne Vloot; hy befteedde dien tusfchentyd 13 2 aan  20 NEDERLANDSCHE aan het verftellen van zyne Schepen , het bezorgen van de noodige verkwikkingen aan zyn Volk en het inneenien van Brandhout en versch water. Op den negentienden der gemelde Maand deedt hy de ankers ligten. Op den eerlten van Sprokkelmaand ontdekten de onzen een zeil, 't welk door de Jagten vervolgd, agterhaald en genomen wierdt. Het was een Spaansch Vaartuig, koomende van Madera , den wil hebbende na Bahia de todos los Sanctos , en gelaaden met hot*derdvyftig Pypen wyn , midsgaders eenige Kasfen Saaien, Baaien, Lywaaten en andere goederen. De laading en het Volk wierden over de Vloot verdeeld, en 't Schip, zo veel doenlyk, gefloopt zynde, in brand geftokeu. Nog een ander Schip veroverden ze kort daarnaa , gelaaden met tlriehonderdzestig Zwarten , koomende van Angola, en na de Bahia beftemd. Op derf eerlten dag van Lentemaand wierdt men de Bahia gewaar. De Admiraal hadt een oogmerk om dezelve onverhoeds binnen te loopen , om aldus den vyand te verrasten ; doch door de ftiite wierdt hem zulks belet, en de vyand van zynen toeleg by tyds verwittigd , die hier door den tyd hadt om zyne Schepen , omtrent dertig in getal, onder de Battery en de Stad St. Salvador op te korten. Midlerwyl wakkerde de koelte, en deedt hierop de Admiraal zein om de ankers te ligten. Hy zelve zeilde vooruit , liep boveu de vyandlyke Schepen over, en liet voorts, midden onder dezelve, tusfchen den Admiraal en Vice-Admiraal der Portugeefche Vloot, de ankers in den grond vallen. Hem volgden nog twee Schepen , Geldria en Ilollandia : want de overige groote Schepen , onzeker om welke reden , hiel-  REIZEN. 21 Welden zich agteilyk. De drie gemelde Schepen, met den Admiraal aan 't hoofd, moesten dus den fpits af byte n , en gaven den vyand zo veel te doen , dat hy om genade moest roepen. De Portugeefche ViceAdmiraal ging met zyn Schip ten gronde. Midlerwyl wierden de Booten der overige Schepen bemand met Matroozen en Muskettiers, die vol moed op de vyandlyke Schepen afgingen, dezelve met eene verwonderlyke vaardigheid aan boord klampten, het volk 'er af dreeven , en ze voorts van den wal en van onder 'c bereik der Batteryen op de ruimte bragten. De Soldaaten fprongen in 't water, en zogten hun heil in het zwemmen. In weerwil van 't geweldig vu u-ren van het Fort en den aanhoudenden hagelbui van Snaphaankogels op de Booten , bezweek ons volk niet in zynen yver en dapperheid, maar voltooide de overwinning, in het tydverloop van drie uuren. Met eene magt van 'niet meer dan acht groote Schepen en vier Jagten veroverde aldus onze dappere Admiraal eene Vloot van niet min dan tweeëntwintig Schepen. Toen nu de onzen deeze zege bevogten hadden, was het eerde werk , zich van den wal te vervvyderen, en buiten het bereik van 't vyandlyk gefchut de ankers te laaten vallen. Het Schip van onzen Admiraal en Gddria vervielen op een Bank , van welke het laatde den volgenden nacht wederom vlot wierdt; doch de Admiraal bleef nog al zitten. Dit fpoedig by den vyand zynde opgemerkt, deedt hy niets dan vuuren op hetzelve ; waardoor het merkelyke fchade bekwam. 's Anderendaags voer de Admiraal na het Schip Geïdria, en beval aan hetzelve en aan de oveB 3 ri-  22 NEDERLANDSCHE rige Schepen om nader en hem te hulpe te koomen. Van weerkanten begon men hierop nog geweldiger te fchieten. Geldria alleen ontving boven de zestig kogels. Alle middelen, by de hand genomen om het Schip des Admiraals te ligten en van de Bank te brengen, liepen vrugtloos af. Onder dit alles gebeurde 'er een befchreienswaardig ongeluk ; 't zy door verzuim , of door eenig ander ongeval , raakte het Schip de Oranjeboom in brand, en fprong in de lucht met vyfenzestig man. Niet meer dan veertien, allen zwaar gekwetst , wierden leevende uit het water opgehaald. Duidelyk begreep onder dit alles de Admiraal de onmogelykheid om zyn Schip te redden. Nog meer volk te waagen, daar 'er reeds een goed aantal vrugtloos was gefneuveld, vondt hy ongeraaden. Naa dan het Gefchut 't onbruik gemaakt, en zo veel hy konde van de goederen en laadinge te hebben geborgen, verliet hy zyn Schip, ftak 'er den brand in, en ging over op het Schip Walcheren , van 't welk de ViceAdmiraals-Vlag waaide. Niet meer dan tusfchen de veertig en vyftig dooden telde men op de Vloot, en onder deeze jan christiaansz, Kapitein van 't Schip Geldria. Onder de gekwetllen bevonden zich de Admiraal zelve , met een Musketkogel door zynen flinker arm gefchooten, en met een fplinter aan zynen eenen fcheen getroffen, en de Vice - Admiraal, die insgelyks met een Musketkogel eene kwetzuure onder de korte ribben hadt bekoomen. Thans wierden de veroverde Schepen gebragt midden onder de Vloot, buiten het bereik des vyandlyken gefchuts, en voorts de laadingen overgezet in twee  REIZEN. *3 twee der grootfte bemagtigde Schepen ; deeze waren het Portugeefche Admiraalfchip van driehonderd , en een ander van honderdvyftig lasten. Deeze en nog andere Schepen zondt de Admiraal op na het Vaderland, en in dezelve de volgende goederen : tweeduizend zeshonderd en veertien kisten Suiker; vyfenvyftig kisten , zeventien Pypen en drie Oxhoofden Tabak, ; elfhonderdvyfentwintig Huiden ; eenentwintig zakken Katoen; eenige gouden kleinoodiën en zilverwerk ; zeshonderddrieënzestig Reaalen van Achten , nevens eene menigte Palovantsliout. In Hooimaand des jaars 1627 kwam deeze Buit behouden in het Vaderland. Eene aangenaame gebeurtenis was deeze voor de Westindifche Maatfchappye , die hierdoor merkelyk op haar verhaal kwam, eu nieuwen adem begon te fcheppen. Op den negenden van Lentemaand zondt de Heer hein den Schout by nacht der Vloote , tiet er. stoffelsz, met eenige Schepen,om voor de Baai te kruizen , en te paslën op de vyandlyke Schepen, die van elders aankoomende, en van 't voorgevallene onbewust, dezelve zouden willen aandoen, 's Anderendaags deedt hy den Portugeefche Gouverneur aanbieden, om de Zwarten, welke hy op de Vloot hadt, te losfen; doch deeze was daar toe ongezind, en gaf een zeer onbefcheiden antwoord : waarom de Admiraal, met de gevangenen verlegen , en dezelve niet kunnende gebruiken , hen deedt aan land zetten op een klein Eiland, welk voor de Bahia legt. Met het losfen der Portugeefche Schepen , en ze voorts in brand te fteeken, waren de onzen onledig tot op den zevenentvvintigften der gemelde Maand t wanneer de B 4 over-  24 NEDERLANDS CHE overgenomene goederen , met vier Schepen, onder ?t geleide des Schouts by nacht cornelis dirkszoon bestevader, na het Vaderland wierden opgezonden. Op. den laatften van Lentemaand verliet onze Admiraal pieter Pieterszoon hein de Bahia, met zeven Schepen , even zo veele Jagten en eene Bark. Van de genomene vyandlyke Schepen hadt hy eenigen ten zynen gebruike doen gereed maaken. 's Anderendaags kwam hy ten anker onder een klein Eiland , op een grooten afftand van de vaste kust gelegen. Eenige Manlchap, aan land gevaaren , groef 'er in den grond kuilen , die zeer goed drinkwater uitleverden. Niet meer dan eene halve Myl befloeg het Eiland in den omtrek. Niets groeide 'er dan een weinig Zee - Peterzelie. Naar den tyd van 't jaar noemde men het Paaschavond. De Vloot vertoefde hier tot op den twaalfden van Grasmaand. Met zeer hard en onfluimig Weder bevonden zich de onzen, zes dagen laater, naar gisfing boven de beruchte Ondiepten de Abrollios. Nog zo veele dagen daarnaa ontdekten ze land, 't welk zich zeer hoog opdeedt , volgens gisfirfg tusfchen Kaap Fm en den hoek van Rio de Janeiro. Kort daarop vernamen ze twee Schepen , doch konden 'er niet meer dan één van magtig worden, in 't welk zy vonden bykans tweehonderd kisten Suiker. Uit de gevangenen verftondt de Admiraal de gelegenheid diens oords, en dat dezelve , zints den oorlog met de Nederlanders , zo wel gewapend en bewaakt was , dat hy het ongeraaden oordeelde , om een gering voordeel, welk veelligt hier was te behaalen, een zeer groot  REIZEN. groot gevaar te waagen. Dienfliger oordeelde hy het, eene bekwaame plaats ter ververfchinge aan te doen: deeze vondt hy in de rivier Spiritu Sancto, welke hy, in 't begin van Bloeimaand , met de geheele Vloot binnen liep. Hier deedt hy 't Volk van de Schepen aan land treeden , om Oranjeappelen en Limoenen te plukken, en de ledige watervaten te vullen. Ten zelfden tyde liep de rivier een Vaartuig binnen, gelaaden met zeventig Pypen Wyn , nevens eenige Stukgoederen, koomende van Lisfaboti', 't een en ander viel de onzen in handen, en wierdt over de Vloot verdeeld. Het Vaartuig zelve , als zynde in zeer goeden ftaat , itelde de Admiraal insgelyks in dienst; de Portugeezen, die het bemand hadden, zette hy aan land. Op den laatften dag van Bloeimaand verdeelde de Admiraal zyne Vloot in drie Eskaders. Het eerfte zondt hy na Rio de la Plata ; het tweede ontving bevel om voor Rio de Janeiro te kruizen. De Admiraal zelve, met zyn Smaldeel, wendde den lieven na Bahia de todos los Sanctos, welke hy welhaast binnen liep, tot voorby de Stad. By het Fort Tapogipe zag hy twee vyandlyke Schepen leggen ; hier wierp hy het voor anker , en ontboodt voorts alle de Booten der Schepen by zich , welke hy vervolgens , met manfchap voorzien, op de Schepen afzondt : zy plouderden dezelve, ftaken 'er den brand in, en haalden , in fpyt des vyands , van land eenige planken, welke zy aan boord bragten. Wyders veroverden de onzen hier eenige kleine 13arken. Van meer belang dan de buit, in dezelve gevonden, was de kundfchap, welke de Admiraal inwon van de gevangenen, B 5 die  s6 NEDERLANDSCHE die hem verhaalden dat een weinig hooger op de riviere vyf of zes gelaadene Schepen in eene Kreek bezet lagen. Dit bewoog den Admiraal , de Jagtcn Amfterdam en David, nevens alle de Booten, na die Kreek te zenden , en dezelve zo veel doenlyk was te bezetten. Zy vonden dezelve eerlang , bezig met verder op te korten , en zich voor het Hollandfche Smaldeel te verfchuilen. Doch zy gaven eerlang zo geweldig vuur, dat de onzen het ongeraaden oordeelden hen te naderen; zy keerden weder by den Admiraal , dien zy van bevindinge van zaaken kennis gaven. 's Anderendaags zondt deeze eene grooter magt derwaarts; doch gekoomen ter plaatze, alwaar, daags te vooren, de Schepen hadden gelegen, vonden zy ze niet, alzo zy nog hooger waren opgekort. De onzen volgden hen, egter, op het lpoor, en kreegen ze eerlang in 't oog. ■ Thans nam het fchieten wederom eenen aanvang, inzonderheid van des Vyands Vice-Admiraalfchip.' Want de Portugeefche Gouverneur, van 't voornee. men onzes Admiraals de lucht gekreegen hebbende , hadt daarop gezonden honderdvyftig Soldaaten, onder bevel van den Kapitein padilha, den zelfden, die den Kolonel van iiorïh voorheen vermoord hadt. Zo dapper verweerde zich deeze Manfchap , dat de onzen onverrigter zaake van daar zouden hebben moeten wederkeeren, ware niet de Admiraal hein in eigen perfoon daar op toe gekoomen. Deeze hadt zich begeeven in het Jagt de Vos, en voerde zyn Volk zo kloekmoedig aan, dat het eerlang het vyandlyke Admiraalfchip meester wierdt. Allen, die men 'er op vondt, op drie jongens na, wierden dood ge- ila-  REIZEN. 27 Hagen. Aan den kant des vyands fneuvelden 'er op deezen dag wel honderdvyftig ; de onzen , daarentegen , hadden niet meer dan twaalf of dertien dooden. Dit alles viel voor onder 't oog der overige Portugeefche Schepen, waar van het Volk , de onzen niet durvende afwagten, in Zee fprong , en zyn heil in het zwemmen zogt. Nog twee Schepen vielen hier de onzen in handen : het Admiraalfchip, gelaaden met vierhonderdvyftig kisten Suiker en eenen voorraad Tabak, en een groot Karveel, wiens laading beftondt uit vierhonderd kisten Suiker, en eenige kisten Tabak. Het Vice - Admiraalfchip , onlangs uit Portugal aangekoomen , was met Stukgoederen gelaaden. Hooger op in de zelfde Kreek lagen nog twee of drie Schepen; doch van wegen de engte der Kreeke konde de Admiraal dezelve niet naderen , en befloot hierom , de genomene Schepen af te brengen; dit hadt geene kleine moeite in, dewyl men de Kreek wel vier Mylen was binnen gdoopen , en zy met veele bogten liep. Terwyl men den volgenden dag , den dertienden van Zomermaand, bezig was met afkorten , viel het Karveel, by ongeluk, op zyde en borst vervolgens: zodat 'er niets uit konde geborgen worden. By onderzoek van 's Vyands bedryven, in dien tusfchentyd, vernam men dat hy een Schip, door de onzen geplonderd doch verlaaten, hadt doen zinken aan den mond der Kreeke ; 't welk den uitgang niet weinig belemmerde. Doch men overwon dien hinderpaal , door het Vaartuig tot op het water af te hranden. Daarenboven hadden de Ponugeezen eene Borstweering opgeworpen, langs den waterkant, by eenen Berg, en  &S NEDERLANDSCHE en daar agter verborgen een goed getal Muskettieren, in de hoope van hier door aan de onzen het uitkoomen te zullen beletten. De Admiraal, hier van verwittigd , begaf zich na het gezonkene Schip, en beval, op drie plaatzen 'er den brand in te fteeken. Van agter den gemelden Berg wierdt intusfchen zeer hevig gefchooten ; waartegen de onzen uit de Booten niet fchuldig bleeven. Tot meerdere veiligheid deedt de Admiraal alle de Huiden uit de veroverde Schepen haaien, om de zyne, als mede de Jagten en vooral de Booten, daar mede tegen de Musketkogels te befchanzen. Hoognoodig was deeze voorzorge, alzo, van wegen de engte en droogte der riviere, de Schepen moesten afgebragt worden met Werpankers, welke de Booten telkens moesten vooruit brengen. Het beleid en de kloekmoedigheid van den Admiraal pieter Pieterszoon hein kon alleen die zwaarigheid overwinnen. Midlerwyl hadt de Gouverneur van de Bahia zich begeeven in de gemelde verfchanzing, verzeld van eenige aanzienlyke Krygsoverften , alle de foldaaten en zo veele Burgers, als met Snaphaanen konden omgaan. Hy hadt geene andere verbeelding , dan thans den Nederlandfchen Admiraal in den val te' hebben gekreegen, en van hem, voor den gopleegden overlast en aangedaane fchade, ryklyke wraak te zullen neemen. Toen nu aan onze zyde alles gereed was, en men de Booten van bekwaarae Borstweeringcn hadt voorzien, geboodt de Admiraal, de twee veroverde Schepen nevens de Bark de riviere uit te brengen. Gelukkig wierdt dit werk volvoerd, in weerwil van 't aanhoudend fchieten der Portugeezen , langs welke, op een kor-  REIZEN. 29 korten afïtand, de gefleepte Schepen nevens de Booten hunnen weg moesten neemen. De gelukkige inval des Admiraals, in het maaken van verfchanzingen van Huiden, hadt hier alleen de eere van. Want de menigvuldige vyandlyke Musketkogels ftuitten op deeze verfchanzingen af, of bleeven in dezelve hangen. De Admiraal zelve bleef nog op de riviere, tot op den volgenden dag, toen hy, met de geheele Vloot, het op de ruimte zette, buiten bereik van 't vyandlyk gefchut. In fpyt der Porfugeezen , loste hy hier gerust eu veilig de genomene Schepen , en nam derzelver laadingen over. Uit twee overloopers verftondt hy, dat binnen de Kreek, deezer dagen , weinig minder dan vierhonderd man aan de zyde des vyands gefneuveld waren. Op den tweeëntwintigften van Zomermaand kwamhier in de Vloot het Jagt de Tyger , nevens andere Jagten, uit het Vaderland gezonden om op de kust van Brazil te kruizen. Onder den Kommardeur joost bankert verfcheenen hier insgelyks eenige Zeeuwfche Schepen, die voor Rio de Janeiro een tyd lang gekruist hadden. Naadat vervolgens eenige uitgezondene Schepen, van tyd tot tyd, zich wederom onder de vlag des Admiraals vervoegd hadden, verliet de Vloot, op den veertienden van Hooimaand, de Bahia, laatende , egter, den Kommandeur bankert, met eenige Jagten, op de kust. Veertien dagen laater kwam de Admiraal met de zynen ten anker voor het Eiland Fernanda Norohna, alwaar veel Steenbraasfem en andere visch valt te vangen, en het van Zeevogels en Tortelduiven krielt, als mede van Geiten en Bokken, door de Span-  30 NEDERLANDSCIIE Spanjaards aldaar geplant. Van deeze hulpmiddelen bedienden zich de Vlootelingen, die van dit alles een ryklyken voorraad opdeeden. De tyd verliep hier mede tot op den elfden van Oogstmaand. Toen deedt de Admiraal zein om de ankers te ligten, ging vervolgens met alle zyne Schepen onder zeil, en k wam , in 't laatst van Wynmaand , behouden in de Vaderlandfche havens. Onder weg hadt hy nog genomen een Scheepje , komende van Phernambuc , gelaaden met Suiker, Tabak en Phernambuc-hout. Thans zyn wy gevorderd tot den roemrugiigflen togt van onzen wakkeren Zeeman, waardoor hy voor zich zeiven otifterrlyke eere inleide, en der Maatfchappye onfchatbaare voordeden aanbragt. De Heereu Bewindhebberen, naamlyk, (leeds het oog hebbende op de Spaanfche Vlooten, zo van Terra Firma, als van Nieuw Spanje, en nu in ftaat tot grooter onderneemingen dan te vooren , wierden te raade , eene magtiger vloot , dan ze nog immer hadden uitgerust, in Zee te brengen. Tot het opperbevel over dezelve kon bet oog op geen gepaster voorwerp vallen dan op pieteu Pieterszoon hein, wiens yver , beleid en onverzaagden heldenmoed zy meermaalen hadden ondervonden. De Kamer Amjierdam bezorgde tot dien togt vyftien zo groote als kleine Schepen ; de Kamer Zeeland vyf ; Rotterdam vi. r ; het Noorderkwartier drie ; Stad en Lande insgelyks drie Schepen, alle van meerdere of mindere grootte: gezamentlyk dertig in getal. De Heer hein, met den tytel van Generaal bekleed, tradt aan boord van 't Schip Amjterdam , groot vyf honderd lasten , gewapend met tweeëntwintig Metaalen (lukken en acht¬ en-  REIZEN. 3i entvvintig Gotelingen , en voorts bemand met honderdzestig Bootsgezellen en vierentachtig Soldaaten. Zyn Schipper en Kapitein was witte korneliszoon wit. Op het Schip de Holland/die Tuin bevondt zich, met den rang van Admiraal, de manhaftige hen rik kornel1szoon lanoy. In 't begin van Bloeimaand des Jaars 1628 waren alle deeze Schepen togtvaardig. Op den twintigiten dier maand ftaken de meesten uit Texel in zee. Doch vermids eenige Schepen uit andere Gaten in Zee moesten loopen, leedt het eenigen tyd, eer ze allen byeen verzamelden. Met onverwylden fpoed vervorderde de Generaal zyne reize, met de Schepen, die zich onder zyne Vlag vervoegd hadden, en kwam, op den twaalfden van Hooimaand, onder het Eiland St. Vincent, in de St, Antoniesbaai, voor anker. Terftond gaf hier de. Generaal de noodige bevelen omtrent het inruilen van ververfchingen, en het haaien van brandhout en water. Niet langer dan noodig was hier mede getoefd hebbende , vervolgde hy zyne reize: zodat hy, iii 't begin van Oogstmaand, Is la de Pinos in 't gezigt kreeg. Op deeze hoogte moest de Vloot van Terra Firma worden waargenomen: weshalven de Generaal den Geheimen Raad byeen riep, en met denzelven de noodige fchikkingen beraamde , welke hy vervolgens mededeelde aan alle de Scheepshoofden, om 'er zich naar te gedraagen. Omtrent deezen tyd kwamen in de Vloot twee Schepen , eenige dagen vroeger dan dezelve uit Texel in zee geloopen. Op het Eiland Cranada was aan 't volk van deeze Schepen eene zeer onaangenaame bejegening ontmoet; vierendertig man  32 NEDERLANDSCHE man van hetzelve, aan land gevaaren om ververfchingen te zoeken, waren van de Wilden onverhoeds overvallen en moorddaadig omgebragt. Terwyl de Vloot nu wederom onder zeil was, en met wisfelenden fpoed den togt voortzette, ontdekten de onzen eerlang twee kleine zeilen , die agterhaald zynde, bleeken twee Barken te zyn, voor veertien dagen vertrokken uit de Havana, om te visfehen op de gronden van de Tortugas, alwaar de Vloot zich thans bevondt. Uit het volk van de Barken verftondt de Generaal, dat by hun vertrek van de Havana de Spanjaards geene de minde kundfchap hadden van de Nederlandfche Vloot; als mede, dat 'er nog geene Vloot van Terra Firma of uit Nieuw • Spanje was aangekoomen, doch dat zy dagelyks wierdt te gemoet gezien. Op den tweeëntwintigden van Oogstmaand zagen de onzen het Eiland Cuba, en kwamen de Havana zo naby , dat ze het kasteel, Morro genaamd , belcheidenlyk zien konden. Hier overviel hen een zwaar Onweder, verzeld van regen en donder ; waardoor één Schip meikelyk befchadigd, één man dood geflagen en verfcheiclen zwaar gekwetst wierden. VVat laater zagen ze El Pan de Matarza, een zeer hoogen berg , gelegen op een laage en onveilige kust; dit baarde eenige bekommering, hoewel het naderhand bleek, dat door dien zelfden dorm de Spaanfche Vloot de onze als in den mond was geloopen. De Jagtea ontvingen nu bevel zich te verwyderen, en na vyandlyke Schepen naauwkeurig uit. te zien ; zy keerden eerlang te rug, zonder eenig zeil vernomen te hebben. In  REIZEN. 3J In 't laatst der maand veroverden de onzen eene Bark met vyftig man, door den Gouverneur van ds Havana, Don laurenzo de cabrera afgevaardigd om de Vlooten van Terra Firma en NiewtiaSpanje te gemöet te zeilen , en dezelve van de aankomst eener Nederlandfche Vloote in deeze vaarwateren te verwittigen. Zy waren nu zes dagen in Zee geweest, doch hadden , tot hunne zeer groote verwonderinge, niets van de Vlooten vernomen. Verder berigtten deeze gevangenen, dat in de Havané niet meer dan één Schip lag, onlangs gemaakt , en dat 'er nog een ander op irapel ftondt; dat in dé Forten tusfchen de vier- en vyfhonderd Soldaaterx lagen, en men in de Stad zesentwintighonderd Burgers en Inwooners telde; dat het Kasteel Motro voorzien was van zeventig Metaalen Stukken, een ander van twintig , en een derde van achtentwintig diergelyke Stukken. Zy voegden 'er nevens dac men de Hollandfche Vloot hier onlangs ontdekt , ent 't eerst van het Kasteel Mono hadt gezien. ' De waarheid deezer opgaave, raakende de Schepen in de Havana , bleek eerlang, toen de onzen zicli digt genoeg daar by bevonden, om te kunnen onderfcheiden , dat 'er in de daad geene andere Schepen lagen. In 't begin van Herfstmaand zondt de Generaal het Jagt de Vos na de gronden van de Torlugas, deels om de vyandlyke Advys-Barken te onderfcheppen, die, om de Spaanfche Vlooten te waarfchuwen4 nog in Zee mogten weezen ; deels om den ViceAdmiraal op te zoeken, die met'zyne zeven Schepen tot nog toe niet ia de Vloot geweest was, en hem C ie  31 NEDERLANDSCUE te belasten, op de gemelde gronden te blyven kruizen, tot op de komst van de eene of andere Vloot. De wind hadt nu etlyke dagen uit het Zuiden gewaaid ; niet alleen onze Generaal met zyne Vloot, maar ook de Vice-Admiraal, die thans hier insgelyks was aangekomen , en inzonderheid ook de Spaanfche Vloot, waren hier door na het Noord - Oost en van ie Havana af gedreeven. Ter goeder uure hadden nu de Generaal en de Vice-Admiraal hunne magt vereenigd. Want de eerstgemelde, op den achtfèen van Herfstmaand, van verre hoorende fchieten , zondt de Bark op 't geluit af. Zy boodfchapte, by haare wederkomst, dat het Schip de Witte Leeuw een vyandlyk Vaartuig hadt genomen, koomende uit Nieuw - Spanje, en dat de gevangenen bekend hadden dat de verwagt wordende Vloot niet verre van de hand was. En, in de daad, den volgenden dag, met het opgaan der Zonne , ontdekten de onzen tien zeilen, daar de Generaal ftraks jagt op maakte. Geen kwaad of onraad vermoedende , hadden eenige van deeze Schepen den gantfchen nacht, op 't geleide van het vuur der Nederlandfche Vloot, gezeild. Negen van dezelve, alzo het zeer ftil was , wierden ftraks door de onzen met de Booten en Sloepen genomen. Zy waren een gedeelte der Vloot van Nieuw- Spanje, hadden ieder by de veertig man op , en waren gelaaden met Huiden, Meel, Brood, Campechehout, Cochenilje, Indigo en andere goederen. Omtrent den middag, terwyl de wind uit het Zuiden ten Oosten wakker opftak , wierden ze te loefwaarts , ruim drie Mylen van zich , acht of negen Sche-  REIZEN. 35 Schepen gewaar; zy vertoonden zich zeer groot en wierden daarom vermoed de Galjoens te weezen,'die m de haven van Nieuw Spanje zo Jang vertoefd hadden De onzen maakten 'er terftond Jagt op; waarop de Spanjaards na den wal wendden, werwaarts de Nederlanders, uit alle hunne magt, hun den weg zogten af te fnyden. Nogthans was de vyand hun m de voorbaat, en liep binnen in de Baai van Matanza. De Generaal, dit verneemende, hieldt af van jaagen , droeg dit op aan anderen, en fok by den wind op na de Vloot. Toen nu de Spanjaards in de Baai binnen geloo. pen, en met hunne Schepen, aan den grond gezeild waren, begaven zich de meesten ftraks na land zo veele kostbaarheden , a(s zy konden bergen, rn'edeneemende; doende voorts hunne Sloepen , ten dien einde, geduurig af en aan vaaren. De Vice-Admiraal JOOST VAN TRAPPEN, gezegd BANKEliT, VCf- volgens de Admiraal loncq, en eindelyk ook de Generaal met bet overfchot der Vloote, veifcheenen s anderendaags in de Baai, en bevonden dat de Galjoenen aan den grond zaten. Op een zein des Generaals , om met de Schepen hooger op te korten raakte het Schip des Admiraals vast op eene droogte' midden m de Baai ; doch het losfen van eene volle laag op de Spanjaarden hadt ten gevolge dat zyn Schip wederom vlot wierdt. In dit oogenbhk hieldt de Generaal het insgelyks aan op de* Spanjaarden , welRe van tvd tot tyd na land vlugtten. In de Booten bevonden zich by hem de Admiraal loncq , de Schout by nacht korne. hs ïtlaaszoon, de Kapiteinen al bert hen- ^ 2 DRIKSJ5  35 NEDERLANDS C HE driksz en frans klaaszoon, nevens etlyke Serjeanten. In 't eerst fcheenen zich de Spanjaards te willen te weer ftellen ; doch hun ontzonk deeze kloekmoedigheid , naadat op hun , met Musketten, eens en andermaal gevuurd was. Toen nu de Generaal met zyne Manfchap de vyandlyke Schepen hadt aan boord geklampt , zag men geenen kans, van wegen derzelver verbaazende hoogte , om ze te beklimmen. Eindelyk ontdekte men een touw, hangende aan de zyde van een der Schepen. Een vlugge en onverzaagde Matroos grypt ftraks hetzelve, klimt als een kat na boven , en zoekt voorts andere touwen, welke hy zynen makkeren toewerpt. Dit alles gefchiedde onder het oog der Spamaarden , die , zonder zich te verweeren , met ledige handen 't werk aanzagen. In het geënterde Sehip vonden de onzen nog honderdvyftig man, na beneden gevlugt , die thans zonder geweer boven kwamen. De Generaal zondt hen allen onbezeerd na land , zommigen met goud en zilver ryklyk belaaden. Zeer onftuimig was het Weder in den volgenden nacht; de ongeankerde Galjoenen wierden hier door vlot, omtrent middernacht, en dreeven tot digt by de Nederlandfche Vloot, daar men de ankers in den grond ■worp. Den volgenden dag voer de Generaal, verzeld van den Admiraal, na de genomene Schepen, om op alles goede order te ftellen, en 's volks plondering te voorkoomen of te doen ophouden. Bykans zonder flag of ftoot, en met kleine moeite, viel dus deeze kostbaare Vloot in de Nederlandfche ?nagt. Onze wakkere Generaal zelve erkende dit geree, de»  REIZEN. 37 delyk. Want naa zyne wederkomst in 't Vaderland , verneemende den grooten zamenvloed'van volkom hem te zien, en boorende den lof, welke hem wierdt toegezwaaid, plagt hy te zeggen: „ Ziet hoe „ het volk nu raast, omdat ik zo grooten fchat thuis „ brenge , daar ik weinig voor gedaan heb. Te voo», ren, wanneer ik 'er om gevogien , en veel grooter „ daaden dan deeze had verrigt , heeft men naauw„ lyks na my omgezien." De Generaal, als een wys en voorzigtig Bevelhebber, den tyd van 't jaar, en de plaats, alwaar hy zich bevondt, in aanmerking neemende, en voorziende de ongelegenheid, in welke hy zou kunnen geraaken , indien de Spaanfche Vloot van Terra Firma hem thans over de hand kwam , gaf hierom ftraks bevel tot het opruimen van de Schepen , en om dezelve, zo veel noodig en doenlyk was,te Iosfen. Op de Spaanfche Galjoenen was het meeste Gefchut onbruikbaar gemaakt. Een Koopvaardyfchip, gelaaden met Huiden , ging ten gronde. Met het losfen van de Schepen verliepen vyf dagen. De vier Spaanfche Galjoenen wierden tot de reize na het Vaderland gereed gemaakt, nevens een nieuw Koopvaardyfchip ; de andere, van alles ontbloot zynde , verbrand of in den grond gehakt. In den morgen van den zeventienden van Herfstmaand gaf de Generaal zein om de ankers te ligten , en de reize aan te neemen na het Vaderland , werwaarts hy, eenige dagen laater , op zekere hoogte é twee Jagten afgevaardigde , om 'er de tyding van de behaalde zege over te brengen. Een der Galjoenen wierdt zo lek op den togt, dat men, naa 'er de laaC 3 ding  *3 NEDERLANDSCHE ' ding te hebben uitgenomen , 'er den brand' in (tak,Dewyl de Vloot van een zwaaien (torm wierdt beloopen, raakten de Schepen van elkander ver» ftrooid. Van hier ook dat ze op onderfcheidene tyden , doch allen behouden , in de Vaderlamlfche havens binnen liepen , meest al in 't einde deezes jaars. De Generaal zelve, egter, met eenige weinige Schepen , kwam niet binnen voor het begin des volgenden jaars 1629. Om den Leezer een denkbeeld te geeven van den Schat, welke met de Schepen wierdt binnen gebragt, lust het ons hier nevens te voegen, eene Lyst of opgaave van de onderfcheidene goederen en kostbaarheden. Volgens naauwkeurige berigten bragt dan de Vloot van den Generaal pxeter Pieterszoon hein binnen, de volgende Waaren : honderd zevenenzestigduizend honderdzesendertig ponden Zilver in JCasfen en Baaren ; tweeënzestig ponden en twaalf oneen Goud; een Kasje met gouden ketens en plaaten, weegende drieënzestig ponden en acht oneen; nog één Kasje met twee gouden ketens, zwaar tusfchen de zeven en acht ponden; zevenhonderd vyfendertig Kasfen en Pakken Cochenilje Misteka; tweeëntwintighonderd zeventig Kasfen en Baaien Indigo Guatimalo; zeven pond en veertien oneen Ambergris; duizend paerlen; zevenendertig pond Muskus ; twaalf pond Westindifche Bezoar; verfehejden Kasfen met gemaakt Zilverwerk, Zyden Stollen en andere kostbaarheden; oók eenige Edelgefteenten; een Kasje met twaalfhonderdvyfënvyftig Stukken van Achten ; eenpntwintigduizend tweehonderd zestien Huiden; zeven* dyizend negenhonderd eenenzestig ftuks Campeche» hout;.  REIZEN. S9 hout; tweehonderddrieënvyftig Kisten Suiker: om nu niet te melden van nog verfcheide andere kleinigheden. Zonder daar nog onder te rekenen den Muskus , Ambergris, Bezoar, Zyden en andere kostbaarheden , en behalven 't geen door het Bootsvolk onder de hand was vervreemd of weggenomen , wierdt de waarde der opgegeevene goederen gcfchat op elf Miljoenen vyfhonderdnegenduizend vyfhonderdvierentwintig guldens. Wat over deezen Schat in de Nederlanden zedert voorviel, behoort niet tot ons bellek , maar wel een kort verhaal der reize van het Schip de Tyger, uit Zeeland, mede tot deeze Vloot beftemd, doch 't welk nooit by den Generaal is gezien. Nevens het Schip Oud ■ Vlisfingen liep de Tyger in Zee; zy ontmoetten eerlang den Vice - Admiraal ban. k e r t , en eenige andere Schepen der Vloot , waar mede zy voort zeilden. In 't begin van Hooimaand nam Oud-Vlüfingen een Schip, koomende van Rio de Janeiro, gelaaden met tweehonderdvyfendertig kisten Suiker, en bemand met zesendertig koppen. Drie weeken daarnaa zagen ze Barbados, en kwamen 's anderendaags onder St. Fincent. Hier vónden ze twee Schepen , die van de Vloot geen ander befcheid wisten, dan uiteen berigt der Wilden, volgens 'twelk vier dagen geleeden twintig Schepen van daar vertrokken waren. Hierom fpoedde zich de Vice-Admi* raai na de Kaap St. Antony, en vondt aldaar het Schip de Gouden Zon, 't welk een Spaansch Vaartuig hadt veroverd, gelaaden met vyf honderd Huiden , en honderdzestig Kanasfers Salfaparilla. De Heer bankert, naa eenige dagen op de NeC 4 der«  <#> NEDERLANDSCHE derlandfche Vloot vrugüoos gekruist te hebben, wendde met zyne Schepen den deven na de Gronden van de Tortugas. Thans verdwaalde de Tyger van de overige bchepen, op den .zesentwintigden van Oogstmaand, Naa lang zukkelens , en in eene volftrekte onzekerheid waar zy zich bevonden , kwam eindelyk dit Schip in de Golf van Nieuw-Spanje. Lang zworf dit Vaartuig in de Westindifche wateren 5 zynde het nu eens in het Kanaal van Bahama, dan by de Bcrmudes of op de hoogte van Barbados , en op een anderen tyd wederom voor St. Fincent. Dit ginds en herwaarts zwerven , zonder eenig voordeel te behaalen, verdroot eindelyk den Scheepshoofden en Matroozen: waarom men te raade wierdt, het Vaderland liever op te zoeken, dan noodeloos den tyd te fpillen. Naa eene vcrloorene reize kwam de Tyger, in Grasmaand des volgenden jaars 1629, voor Vlisfingen ten anker. Wat voorts aangaat onzen wakkeren Zeeman pieter Pieterszoon hein, opdat wy hem verzeilen tot op zynen dood, die kort daarnaa voorviel!1 's Lands Staaten , 's Mans dienden zo wel met eere als de Bewindhebbers der Westindifche Maatfchappy met gepaste belooningen, willende vergelden , bevorderden hem, kort naa zyne thuiskomst van 't veroveren van de Spaanfche Vloot, tot de aanzienlyke waardigheid van Luitenant-Admiraal van Holland. Wel haast wierdt hy, in deeze hoedanigheid , in het jsar 1629 , met eene Vloot gezonden na de VlaamJche Eilanden , alwaar hy , in Zomermaand , dag leverde aan eene Spaanfche Vloot. Drie Schepen |gQ dezelve waren reeds al vegtende veroverd, toen ee«  REIZEN. 4I een vyandlyke Kogel onzen Luitenant - Admiraal trof, en van zynen welbefteeden leeftyd een einde maakte. Zyn Lyk wierdt na het Vaderland gevoerd, en te Delft met veele ftaatfie bygezet. Men weet dat zedert, ter zyner eere, eene deftige Grafftede is opgericht. CS NE-  NEDERLANDSCHE R E I ZEN. TOGTEN e n VERRIGTINGEN, van CORNELÏS CORNELISZOON JOL, BYGENAAMD HOUTENBEEN, na en in de WESTlNDleN; In de Jaaren 1628 tot 1641. De vermaarde en dappere Vlootvoogd piet er. Pieterszoon hein, was met zynen vetten buit nog niet aangekoomen in het Vaderland, wanneer de Heeren Bewindhebbers der Westindifche Maatfchappye , in 't laatst van Louwmaand des jaars 1628 , eene Vloot in zee zonden , beftaande uit twaalf Schepen. Dirk simonszoon van uytgeest liet van zyn Schip de Geels Zon de Admiraalsvlag waaien. Cornelis corneliszoon jol hadt als Kapitein het bevel op het Schip de Otter. De bynaam van  NEDERLANDSCHE REIZEN. 43 van houtenbeen hing hem aan , omdat hy , in zeker Zeegevegt, zyn eene been verboren hebbende, vervolgens een houten been deedt aanftellen, daar hy zo vlug en yaardig mede liep, dat die 'er onkundig van was, het naauwlyks kon bemerken , en hy aan boord zo rap en gaauw was als anderen, die hunne beide beenen hadden. Wy gebruiken zynen naam, omdat hy, onder alle zyne Reismakkers, van zyne dapperheid bovenal veel heeft doen fpreeken. * De Vloot, op ongelyke tyden in zee geloopen, verzamelde , in 't laatst van Sprokkelmaand , by de Canarifehe Eilanden. Van hier ftevende zy, volgens befluit des Scheepsraads , na St. Fincent, een der Kaap Verdifche Eilanden. Zo hier als op het nabuurig Eiland St. Antcnie wierdt het volk ververscht , en zoet water ingenomen. Behalven de fchoone en groote Baai, eene bekwaame legplaats voor de Schepen , bevat St. Vincent niet veel uitfteekends. Niet meer dan twee , of op zyn hoogst drie Schepen, kunnen 'er hunnen voorraad van water opdoen , loo> pende uit eene kleine fpruit. Men vindt 'er nog al Bokken , en als het faifoen daar is, naamlyk in Sprokkel- en Oogstmaand , Schilpadden. Eenige wilde Vygeboomen zyn de voornaamrte vrugtdraagende groente. Iets beter is het Eiland St. Antonie. Het wordt bewoond van Zwarten. Behalven de menigvuldige Bokken , ontmoet men 'er een boomgaart van Oranjeappelen: de onzen plukten 'er wel negenduizend van. Een weinig naa het midden van Grasmaand ontdekte men de Kust van Brazil , werwaarts men den wil hadt, op 7 Gr. 38 Min, Zuider-Breedte. In dea , vol-  44 NEDERLANDSCHE volgenden nacht vernam men drie vreemde Schepen onder de Vloot: houtenbeen nam een van dezelve ; de twee andere wierden insgelyks veroverd. Te zamen hadden ze binnen boord elfhonderd kisten Suiker , voorts Tabak en veel Braziliënhout. Zy waren gekoomen van Phernambuc, alwaar, volgens de opgave der gevangenen, nog twee Schepen, bykans gelaaden en reisvaardig , lagen. Kort daarnaa veroverden de onzen nog een Schip , gelaaden met drietoon; derdvyftig kisten Suiker , zesendertig Kisten Tabak , en voorts Braziliënhout. De gevangenen verhaalden dat in de Bahia de todos los Sanctos , van waar zy kwamen, een zeer ryk gelaaden Galjoen van Goa lag, wagtende op gezelfchap, om gezamentlyk na Portugal te zeilen. De Bevelhebber der Vloote , intusfchen , geenen kans ziende om het Eiland Fernanda Noronha te beftevenen, zo als zyne eerlte meenig was geweest, wierdt nu te raade , eenige Schepen te zenden na dc Caribifche Eilanden , om de veroverde Schepen te gemaklyker te ontlaaden , en van daar den gemaakten buit na het Vaderland te zenden. Houtenbeen was een der Kapiteinen , wien deeze overbrenging wierdt toevertrouwd. In 't laatst van Wynmaand kwam hy behouden binnen. Midlerwyl deedt de Bevelhebber van uitgeest »zyn uiterfte best, om de Kust van Brazil van nieuws te naderen. Doch alzo de Aroom hem fteeds na beneden voerde , oordeelde hy geraaden , eerst na de Kust van Afrika, en van daar wederom na Brazil over te fteeken. Op den twintiglten van Hooimaand kwam hy met de Vloot ten anker voor het Fort Goe* ree.  REIZEN. 45 ree. Van daar verzeilde hy na Siërra Leona , een zeer hoog land, digt begroeid met boomen. Nevens ander fruit, vondt men 'er eene ontelbaare menigte Limoenen, zeer dun van fchil. Naadat men het volk ververscht, de Schepen fchoon gemaakt en water én brandhout hadt ingenomen", vertrok van daar de Bevelhebber, thans onder de Vlag hebbende zes Schepen nevens eene groote Zeil-Sloep. Op den zesden van Wynmaand namen ze een Schip, gelaaden met honderd Pypen wyn, koomende van Madera , en na Phernambuc beftemd. Op de hoogte dier plaatze zagen ze eerlang de kust van Brazil, en met een zes vreemde zeilen, daar ze jagt op maakten. Nog vóór Zonnenondergang namen ze 'er een van , gelaaden met vierhonderd kisten Suiker , honderddertig Kwintaalen Braziliënhont, en een weinig Tabak; het kwam van Phernambuc. De overige Portugeefcne Schepen vielen insgelyks voor en naa in de magt der onzen, die daarop , met hunne Pryzen, koers zetteden na de Caribifche Eilanden, als eene voegzaame plaats om de veroverde goederen in hunne Schepen over te laaden. In Grasmaand des jaars 1629, kwam de Bevelhebber van uitgeest behouden binnen in de Vaderlandfche havens, medebrengende eenen buit van aanmerkelyke waarde. Niet lang vertoefde hy in 't Vaderland. Nog in Wynmaand diens zelfden jaars wierdt hem het bevel opgedraagen over negen Schepen, met wejke hy, omtrent het midden dier Maand, uit Texel in zee liep. Kapitein houtenbeen., dien wy tot nu toe hebben laaten rusten , bevondt zich mede onder deeze Vloot, op zyn Schip de Otter , welk hy de voorgaan-  46 N E D ER LANDSCHE gaande reize ook gevoerd hadt. Houtenbeen, nevens de anderen, in het Kanaal van een zvvaaren norm beloopen, fcbeidde van de vloot, raakte haar vooruit en kwam 't eerst aan St. Vincent, daar hy 8m Generaal hendrik loncq de tyding bragt van de op weg zynde Schepen ; van tyd tot tyd kwamen deeze by de Vloot. Thans vondt de Heer loncq geraaden, houtenbe e n mét nog eenen Kapitein af te vaardigen na de kust van Brazil , om , ware 't mogelyk, aldaar eenige Schepen en gevangenen te neemen , om gebruikt fe worden in zynen toeleg op Plternambuc; om den gelukkigen uitflag van welken hy, in Slagtmaand des jaars 1629, eenen Algemeene Vast- en Bededag over de Vloot deedt houden. Door onvoorziene vertraagingen opgehouden , hadt de Generaal voor St. Vincent gelegen. Nu alles in gereedheid hebbende , vertrok hy van daar, op den tweeden Kersdag des gemelden Jaars, met tweeënvyftig Schepen en dertien Zeilfloepen. Op alle deeze Schepen bevonden zich ruim zevenduizend man: te weeten , drieduizend zevenhonderdtachtig Bootsgezellen , en drieduizend vyf honderd Soldaaten. Onder drukkende tegenheden begon deeze togt : want 'er was nog geene week, zedert het vertrek der Vloote van St. Vincent, verloopen, of men telde op dezelve boven de achthonderd zieken. Lang zukkelden zy met ftilte, en tegenwinden by de Linie , welke zy eerst op den drieëntwintigften van Louwmaand pasfeerden. Nog voor het einde der Maand groeide het getal der Zieken tot over de twaalfhonderd ; dat der geftorvenen bedroeg weinig beneden de tweehonderd en vyftig. Op  REIZEN. 4? Op den derden van Sprokkelmaand zagen ze de kust van Brazil, op zeven Graaden Zuider-Breedte. Hier hadt de Generaal l o n c q . gehoopt , ter volvoeringe van zyn voorneemen, zyn volk te zullen ontfcheepen ; doch wind en ftorm noodzaakten hem , wederom de ruime zee te kiezen. Eerlang nogthan3 wendde hy andermaal den fteven na Phernamhuc , nam twee Schepen, het eene gelaaden met Slaaven, het ander met Wyn , die hem wonder wel te ftade kwam. Hy naderde de gemelde Stad , daar hy ftraks eenen aanvang maakte met het beraamen der noodige fchikkingen tot het doen van eenen aanflag op de plaatze. Het volk, beftemd tot het doen van eene landing, ten getale van eenentwintighonderd Soldaaten en zevenhonderd Bootsgezellen, wierdt geplaatst in zestien Schepen; diderick van wardenburgh voerde 'er, als Kolonel, het bevel over. Onder de Stad Olinda moesten twee Jagten de gelegenheid tot het doen van eene landing befpieden. Op negen andere Jagten ftelde men twee Kompagniën Soldaaten. Dus alles in behoorlyke orde gebragt zynde , liep de Generaal, met zyne byhebbende Schepen, op den vyftienden van Sprokkelmaand, voor wind en ftroom, na het Fortje het Steenen-Recif , en maakte 'er een geweldig vuur op. De overige Schepen, beftemd om met hoog water -na binnen te zeilen , ftootten het hoofd, alzo de vyand , van de naderinge der Vloote by tyds verwittigd , in het Gat verfcheide Schepen hadt doen zinken. Midlerwyl tradt elders de Kolonel van wardenburch aan land, verdeelde het volk in drie Regi- men-  48 NEDERLANDSCHE inenten, en trok daar mede op den vyand aan, welken hy , naa een kort gevegt, op de vlugt dreef. Dit wakkerde zynen. moed tot het waagen van eenen kans op de Stad Olinda, welke hy befloot van drie zyden aan te tasten: naa eenigen tegenweer der Portugeezen wierdt hy haar volkomen meester. In de hoop op het behaalen van een vetten buit wierdt het volk hier te leur gefield , door de voorzorge der Stedelingen, die de kostbaarfte tilbaare haave by tyds elders in zekerheid geborgen hadden. Suiker , wyn en foortgelyke goederen waren al wat men 'er vondt. De Gouverneur albuquerque hadt de Pakhuizen op het ReCif doen in brand fteeken , en , naar men wil , nevens eene groote menigte Braziliënhout , ruim zeventienduizend Kisten Suiker aau de vlammen opgeofferd. Wyders ftaken ze den brand in twintig Schepen en Barken. De fchade van 't een en ander wierdt begroot, door de Portugeezen, op twee Miljoenen Dukaaten. De Generaal zelve kwam insgelyks 's anderendaags binnen de Stad, en ftelde de noodige order op het bewaaren van dezelve. In het Magazyn9 welk hy thans deedt openen, vondt men een grooten voorraad van Krygsbehoeften , als mede eenig Lywaat. Op den eenentwintigden gaf de Generaal bevel aan den Luitenant callenfels, om het Fort op het Land-Recif met zeshonderd man te befpringen. Met het vallen van den avond trok hy uit de Stad, van meening om onder gunst der duisternisfe. het Fort te beklimmen. Doch de medegebragte Ladders waren te kort. Ook wekte het gerugt den vyand, die ftraks, uit achttien ftukken, op de onzen zeer hevig begon te  REIZEN. 49 te fchieten. Zelf wierpen de Portugeezen de Granaaten, door de onzen gefmeeten , te rug, die voorts geene kleine fchade veroorzaakten. Met groot verlies moest aldus de Luitenant van zyne ondernee* minge afzien. Intusfchen hadt de Generaal de gelegenheid van de Barrette naauwkeurig doen befpieden, en liet den Kolonel van warde nburgh weeten, dat, zyns oordeels, aan deezen kant den vyand de meeste afbreuk zou kunnen gedaan worden; hy verzogt, ten dien einde, hem in alleryl eenig volk te zenden. Doch de Krygsraad vondt beter geraaden , eenen aanflag op het Laud-Recif te waagen ; waar toe diensvoigens de noodige toebereidzels gemaakt wierden. Op den eerlten van Lentemaand maakte men eenen aanvang met fchieten. De Portugeezen van het Fort St. George ftaken, 's anderendaags, een wit Vaandel uit, en verzogten te daadigen; volgens verdrag trokken ze uit, en wierden deels na de Stad Olinde gevoerd, deels over de rivier gezet. De Portugeezen, welke in het Zee-Recif lagen, gaven zich insgelyks gevangen. In beide Forten vondt men een goeden voorraad van gefchut, nevens de noodige Krygsbehoeften, daar toe behoorende. Over deeze ze^e deedt de Generaal eenen Dankdag houden , die kort daarnaa gevolgd wierdt van de bemagtiging van het Eiland Antonie Vaaz, en van eenige vyandlyke Schepen , met Suiker , Tabak en andere goederen gelaaden. Ook kwamen eerlang voor 't Recif negen Schepen, die nog aan de Vloot ontbraken; zy hadden aan boord drie Politieke Raaden, die , volgens last der Heeren Bewindhebberen, in hun ampt wierD .den  50 NEDERLANDSCHE den aangefteld. By alle deeze verrigtingen was onze wakkere Kapitein houtenbeen tegenwoordig, en gedroeg zich, in allen opzigte, als een getrouw Dienaar der Maatfchappye en een liefhebber van het Vaderland. De Generaal loncq keerde eerlang weder na Nederland, naa alvoorens aan Kommandeur dirk de ruiter last te hebben gegeeven om koers te zetten na de VVestindiën, met zes Schepen, en twee Jagten, naamelyk Muiden en de Otter; op het laatfte voerde hou ten been het bevel. Zy vertrokken van Phernambuc in 't begin van Bloeimaand , en hadden eene zo fpoedige reize , dat ze naa veertien dagen voor St. Vincent, een der Caribifche Eilanden , voor anker kwamen. Naa eenig vertoevens gingen ze onder zeil, en kwamen eerlang ten anker agter Kaap Tiburon, daar zy agterhaald wierden van den Admiraal pieter adriaanszoon ita , die de voorgemelde Schepen onder zyne Vlag nam. Het oogmerk van den ftraks genoemden Admiraal was, de Portugeefche Vloot op te zoeken , en op dezelve eenen kans te waagen; ten welken einde hy zyne Schepen in drie Eskaders verdeelde. Houtenbeen bevondt zich in dat des Admiraals , doch wierdt eerlang, nevens eenige anderen, vooruitgezonden om den vyand te verkondfehappen. Omtrent het midden van Hooimaand bevondt zich onze Vloot digt voor de Havana, alwaar haare aankomst merkelyke ontlteltenis veroorzaakte. Doch alzo 'er flegts weinige kleine Schepen in de haven lagen, hieldt men zich hier niet lang op, maar hieldt het langs den wal. Zeer  REIZE N. 5ï Zeer weinig wierdt ondertusfchen op deezen to*t Uitgevoerd; alleenlyk nam men nu en dan eenige kleine vaartuigen van geringe waarde. Houtenbeen onder andere veroverde een Scheepje *e. laaden met Kakaoboonen; doch het gebruik van 3ie vrugt was toen nog onbekend by de Nederlanders waarom hy ook dien Prys zynen weg „a AW Spanje liet vervolgen. Intusfchen verliep het Saifoen ; en vermids men geene vyandlyke Schepen vernam, noch kans zag om andere aantnerkelyke voordeden te behaalen , befloot de Admiraal, den Heven te wenden na de Vaderlandfche havens, welke zy, zonder eenige ontmoetin- be'reikten ' " ^ ^ '>™s In 't volgende jaar 1631 deedt houtene een zynen derden Togt met het Jagt de Otter. Pveeds vroeg in t jaar was hy , „evens het Jagt dt PImix daar Schipper op was reinier pieteusz J zonden na Brazil, om zich te voegen by den mandeur jonathan de necker, voerende het. Schip Domburg , om aan denzclven eenen Lastbrief der Heeren Bewindhebberen over te brengen en tïe zamentlyk na de West-indien koers te zenen I„ 'Llaatst van Bloeimaand kwamen ze ten anker a-ter Lla de Vaca; hier vertoefden ze tot op den veertienden van de volgende Maand , vaarende meestal dagelyks «a Land om te jaagen, visfehen en fruiten te verzamden. Onder het voortzetten van den togt veroverde onze Kapitein, in Hooimaand, kort naa elkander twee vyandlyke Schepen: het eene was gelaaden me't vierhonderd Slaaven, het ander met zeventienhonderd D - iiui-  5 a NEDERLANDSCHE Huiden , zes Pakken blaauw Katoene Garen , eenige Kisten met Suiker en andere Koopmanfchappen. De Schepen de Phenix en Domburg, nog een vaartuig, belaaden met niet minder dan zesduizend vierhonderd Huiden, prys gemaakt hebbende , keerden daar mede na het Vaderland. Kapitein houtenbeek zoo in deeze Vaarwateren nog eenigen tyd vertoeven, alzo hy nog voor acht Maanden van leevensmiddelen voorzien was. In *t begin van Oogstmaand bevondt hy zich voor Rio Grande de Madalera , en zag 'er, van verre, de Spaanfche vloot , fterk achttien Schepen , koers hebbende na Cartagena. Hy vermydde die magt , en zag eerlang een Zeil, daar hy jagt op maakte. Eene invallende ftilte deedt hem zyne Sloep uitzetten ; die by het Vaartuig koomende, zo dapper wierdt begroet met Musketfchooten , dat drie der Bevelhebbers zwaare kwetzuuren ontvingen. Thans moesten zy derhal ven afhouden, doch flaagden gelukkiger in den agtermiddag; onder gunst van een frisfchen wind, wierden zy het Schip meester, 't welk nu bleek een ledig Fregat te zyn, koomende van Cartagena, en den wil hebbende na St. Martha: omdat het ledig was, liet men het Fregat vaaren. Thans vervolgde hy zyne reize , en kwam in het begin van Herfstmaand voor Isla de Vaca , of het Koeijen • Eiland voor anker. Eenig volk , aan land gevaaren om te jaagen, ving niets , om reden , dat hoewel 'er Beesten genoeg waren , de Honden , om de lengte van het gras, niet konden loopen. Limoenen vonden ze 'er in overvloed, doch geene Oranjeappelen, en zo veele Varkens als zy begeerden. Met hes  REIZEN, 53 bet vertimmeren van het Schip, als mede het inneemen van water en brandhout, verliep eenige tyd, naa welken hy zynen kruistogt vervolgde. Doch alzo hy op denzelven geen voordeel behaalde, keerde hy in Wintermaand, te rug op zyne jongfte legplaatze by Isla de Vaca. In't begin der volgenden Jaars 1632, kwamen hier by hem de Jagten de Zee-Ridder en de Zuid-Star. Gezamentlyk vertrokken ze van daar in 't midden van Louwmaand. Lang kruisten ze , zonder iets te hebben opgedaan 5 niet vroeger dan in 't midden van Lentemaand veroverden ze een vaartuig, koomende van Teneriffe, gelaaden met honderd Pypen wyn ; waar naa hun, van tyd tot tyd, nog eenige andere Pryzen in handen vielen. Intusfchen -noodzaakte hem gebrek aan leevensmiddelen, een einde te maaken aan deezen langduurigen Kruistogt. In Zomermaand kwam houtenbeen in Texel behouden binnen, medebrengende, op onderfcheidene vyandlyke Schepen veroverd, vyftienhonderd negenenveertig ftukken Armozyntjes ; driehonderd achtenveertig Damastjes; tweeënveertig ftukken gebloemde Satyn; twee ftukken Goudlaken- drie honderdzesenzestig Huiden 5 vyfduizeudtweehonderd vyftig ponden Kampeche-hout.; tweeduizend honderdzeventig ponden Tabak; tweeduizend vierenvyftiponden Anys ; een Kasje en drie Baaltjes Benjoin • drie Baaien Peper; twee Vaten Kruidnagelen ; twaalf Kasfen Marmelade; dertien Marken Goud; honderd, drieëntwintig Stukken van Achten , nevens nog verfcheide andere kleinigheden. Geen lange rust, welke hy trouwens ook niet beD 3 geer-  54 NEDERLANDSCHE geerde, mogt onzen werkzaamen Zeeman in het Vaderland gebeuren. Reeds in Wynmaand deszelfden jaars wierdt hy, wederom met ?zyn Schip de Otter, in zee gezonden. Naa eene maand zeilens bevondt hy zich by het Eiland St. Vincent , alwaar hy eerlang een vreemd Schip ontdekte en bemagtigde , gelaaden met wyn, koomende van Madera, en den wil hebbende na Pariba. Omtrent het midden van Wintermaand kwam hy met dien Prys te Phernambuc; van waar hy , naa een kort verblyf, na het Zuiden koers zette om te kruizen; doch met zo weinig voorfpoeds, dat hy eerlang ter genoemde plaatze wederkeerde. Intusfchen was aldaar, met eene kleine vloot aangeland , de Kommandeur jan janszoon van ï!oorn. Op bekoomen last vertrok deeze, in 't laatst van Grasmaand des jaars 1633 , na de West» indien. Houtenbeen hadt zich, nevens andere, onder zyne vlag begeeven, en ontving, met drie andere Vaartuigen, van het Opperhoofd bevel, na Maragnan te ftevenen, om te verneemen of hier Spaanfche Schepen lagen , en dezelve, indien ze 'er kans toe zagen, van de Ree te haaien. Hoewel ze de gantfche Noordkust van Brazil hadden langs gezeild, keerden ze, egter , onverrigter zaake weder by den Kommandeur, die midlerwyl na de Baai St. Antonie gezeild was. Gezamentlyk ligtten de Schepen hier hunne ankers, op den tienden van Zomermaand , koers zettende , met oogmerk van eenen vyandelyken aanllag, na de Stad Truxillo. Aan' den voet eener zeer vermaaklyke en veilige Baai ligt deeze Stad op eenen Berg, aan den  REIZEN. 55 den Zeekant gedekt met een dikken muur, hoog zes voeten. Aan weerkanten van eene Poort aan die zyde lagen twee Metaalen Stukken , welke het naderen aldaar zeer bezwaarlyk maakten. Vjer groote Schepen naderden eerlang de Stad op zo een korten afftand , dat .men kogels begon te wisfelen , die aan zommigen der onzen het leeven kostten ; weshalven de Heer van hoorn te raade wierdt, een weinig te deinzen. .Midlerwyl was Kapitein hoctenbeen, met zyn Schip en eenige andere, gezeild tot op een Kanonfchoot bewesten de Stad , by het riviertje St. Antonio , daar zy het volk deeden aan land treeden. Langs ftrand trokken zy na de Stad, en kwamen 'er fpoedig binnen. De Kommandeur viel insgelyks in eene Boot met twintig man ; doch eer deeze het Strand kon bereiken , waren de onze reeds meester van de plaatze. In weerwil van het werpen met fteenen door de Spanjaarden, hadden de onzen de Sterkte beklommen ; waarin zy onderfteund wierden door hunne makkers, die met Handgranaaten wierpen. Met een klein verlies van zeven man, en in den tyd van vier uuren, wierdt aldus Truxillo ingenomen met zeer kleine moeite. 's Anderendaags, met het lumieren van de dageraat, maakte men eenen aanvang met het verzamelen der goederen , welke men in de Stad vondt , en bragt dezelve in de Wagtplaats te hoop. Naauwlyks hadt men dit werk volvoerd, of 'er omltondt, in het oostlyk gedeelte der Stad , onzeker door welke oorzaak , een felle brand , die zo fchielyk toenam, dat binnen korten tyd twee derde deelen der plaatze in de asfche D 4 la-  IC' NEDERLANDFCHE Jagen. Groot was liet verlies , welk de onzen hier by leeden ; al wat uit de vlammen gered was , bragten ze 's anderendaags aan boord t bet beftondt voornaamlyk in Huiden , Indigo , Salfaparilla, Yzeren en Metaalen Gefchut en eenige kleinigheden. Omtrent het nog overgebleevene gedeelte van de Stad bedongen de onzen van den Gouverneur, voor brandfehatting, twintig ponden Zilver. Op den eenentwintigden van Hooimaand vertrok de Heer van hoorn van Truxillo, koers zettende na de Stad Campeche, gelegen op 20 Gr. ao Min. Z. B. Hy ontdekte dezelve op den elfden der volgende Maand, en bedoor 'er eenen kans on te waagen. In den avond' van dien dag deedt hy ftraks eenig krygsvolk treeden in de Jagten en Sloepen , en laveerde 's nachts na den wal; daarenboven zette hy ruim vierhonderd zo Matroozen als Soldaaten over, tot het doen van eene landinge. VVyders waren de groote en kleine Booten van volk voorzien, om, daar zy van dienst konden Zyn, gebruikt te worden. Op den dertienden, 's morgens een uur voor het opgaan der Zonne , tradt het volk aan land, in eene groene valei, eene halve Myl ten Zuid-Westen van de Stad. Terwyl de Landtroepen , in flagorde gefchaard, aanrukten, verzelden dezelve twee groote Booten langs den wal; beiden fchooten van tyd tot tyd , en deeden aan de vyanden veele fchade. Intusfchen waren twee vyandlyke benden, deels Ruiters-, deels voetknegten, de onzen te gemoete getrokken ; doch zy moesten welhaast van de eene verrchanzing in de andere wyken : waardoor de onsen eerlang in de Stad geraakten , en tot op de Markt  REIZEN. 5? Markt doordrongen. Hier hadt de vyand zyne voornaamfte vastigheid. Op de Markt liepen zes ftraaten uit, welke de Inwooners verfchanst hadden met booge Borstweeringen met Schutgaten. Op het plein lagen twee Metaalen en tien Yzeren Stukken Gefchut. Hy verbeeldde zich hierom , deeze plaats als eene onwinbaare Sterkte te mogen aanzien. Doch de onzen drongen zo geweldig op hen in , dat ze eerlang ook deezen post moesten verhaten. Aan weerkanten fneuvelden eenigen , doch de meesten aan 's vyands zyde. Volgens het zeggen der gevangenen bevonden zich, ten tyde des aanvals , binnen de Stad driehonderdvyftig Spanjaarden , en meer dan duizend Indiaanen. Voor de Stad lagen ruim twintig Schepen , meestal ledig , eenige weinigen met hout en kakao gelaaden. Op het herhaald vraagen van den Heere van hoorn, aan den Gouverneur der Stad, die na buiten in het Klooster St. Francisco was gevlugt , of hy de Stad wilde rantfoeneeren , ontvingen hy geen ander befcheid , dan dat hy daar voor geen Reaal ten beste hadt, en dat de Hollandfche Admiraal, met Campeche en de inwooners, naar goedvinden mogt handelen. Doch deeze, aangezien de fterkte der Stad, de zwakheid van zyn volk en de vreeze voor toevoer van binnenslands , vondt niet geraaden iets verder te ondernecmen. Naa, derhalven, al wat van eenige waarde was; van land in de Schepen te hebben doen brengen , ging hy, in 't laatst der maand, met zyne Vloot, wederom onder zeil,en kwam in 't begin vaa Slagtmaand in Texel behouden binnen. Onze Kapitein houtsneeën was, egter, door D 5 de»  58 NEDERLANDSCHE den Admiraal van -hoorn niet onder de Vlag genomen. Van eenige gevangenen verdaan hebbende, dat het Eiland St. Martin door de Spanjaards den onzen was ontnomen, hadthy, terwyl de Vloot na het Vaderland ftevende , Kapitein houtenbeen, nevens de Sloepen de Nachtegaal en de Gyzeling, gezonden na Kaap St. Antonie , om ten Zuiden'van Cuba te loopen na Tortuga , ten Noorden van Hispaniola geleegen , en aldaar naauvvkeurig te verneemen, wat 'ervan de ingekoomene tydince, raakende het gemelde Eiland, ware. Omtrent het midden van Wynmaand, naa alvoorens eene Spaanfche Bark, met wyn gelaaden , te hebben genomen , landde hy ter bedoelde plaatze, en verdondt 'er, uit eenen Engelsman, de gegrondheid der tydinge wegens het verlies van St. Martin, by de onzen geleeden. Niet lang vertoefde hy aan Tortuga. In de hoop van eenige voordeden te zullen behaalen , ondernam hy eenen Kruistogt; hy veroverde op den zeiven eenige Vaartuigen , zommigen met ryke laadingen , en kwam daarnaa , in Zomermaand des jaars 1634 , in Texel behouden binnen. • Nog in dat zelfde jaar wierdt onze Kapitein, door de Heeren Bewindhebberen, van nieuws in dienst gefield. Op den eerden Kersdag, liep hy in zee, en bereikte , in 't laatst van Louwmaand des volgenden jaars, het Eiland Curacao, alwaar hy het Jagt de Brak aantrof. Te zamen vervolgden ze van hier hunne reize , en wendden den deven na de haven van St. Jago de Cuba, met oogmerk, indien 't mogelyk ware, om hier eenen kans op de Spanjaards te waagen. Stoutheid en onverzaagdheid moest hier hunne klei-  REIZEN. kleine magt te hulpe koomen. Met volle zeilen, en eeneBourgondifche Vlag van den top der Mast, liepen ze de haven binnen. De Wagt, hier door misleid , en in den waan dat het Spaanfche Schepen waren , wees hun den weg. In de zelfde onderftellinge kwam by houtenbeen eene Kanoe aanboord, met twee Portugeezen , welke hy gevangen hieldt. Voorts zeilden ze na het Vlek ; waarby een klein Fort lag met vyf Stukken Gefchut: een Musketfchoot van daar liet hy het anker vallen. De Spaanfche Kapitein, verzeld van drie Muskettiers,-liet zich vervolgens, met eene kleine Bark, na de Schepen roeien; doch nader koomende , en verneemende zyne misvatting , keerde ftraks te rug. Maar hy wierdt onderfchept van de Boot, uit welke, alzo hy weigerde zich over te geeven, eenige fchooten gedaan wierden, een van welke den Kapitein het leeven kostte ; de overige gaven zich hierop gevangen. Thans maakte houtenbeen eenen aanvang met fchieten op het Fort, en zondt de Booten na zeven Freg itten , die onder hetzelve voor anker lagen. Zy vonden ze meest ledig, en 'er niets anders in dan een weinig Tabak en Siroop. In den avond deedt hy den Gouverneur vraagen, of hy genegen ware, de gevangenen te losfen ; doch hy hadt 'er geene ooren naar. Hy wilde vervolgens, door eenige afgevaardigde Manfchap , de Fregatten in brand fteeken ; doch, om het geweldig Telneten met Musketten uit het Fort, moest hy daar van afzien : waarom hy, hier geencn kans ziende tot eenig voordeel, wederom na buiten zeilde. Op den zestienden van Lentemaand vernam hy een Schip,  60 NED ERLANDSCHE Schip, daar hy jagt op maakte; en vermids het zich in eene kleine Baai zogt te verfchuilen, zondt hy 'er eene Boot op af; het was een Schelpadvanger ; het volk daar van hadt zich door de vlugt geborgen'; het Scheepje wierdt in brand geftoken. Acht dagen laater bevondt hy zich voor de Havana, daar hy eenigen tyd kruiste, en eerlang een Scheepje met Schelpadden veroverde, 't welk hy deedt zinken. Een ander diergelyk vaartuig, hem in handen gevallen, liet hy vaaren. In 't begin van Bloeimaand kwam hy voor anker, in eene Baai, omtrent Punto Negrillo, op het Eiland Jamaica. By zyne eerfte landing vondt hy 'er versch water, Oranjeappelen en Limoenen; doch toen 's anderendaags wederom eenig volk na land voer, vernam het eenige Spanjaarden, koomende uit de bosrchen , die geweldig op de onzen uit Musketten fcbooten. Zy verdweenen , egter, by de nadering van eene Boot met gewapende Manfchap. Op den tweeëntwintigften bevondt zich onze Kapitein op de hoogte van Cartagena , daar hy eenen aanvang maakte van zynen Kruistogt, en fpoedig eene Bark nam, gelaaden met Maïz, en een weinig Suiker. Ook ontmoette hy hier pieter janszoon domburg met zyn Schip en Jagt. Te zamen voortzeilende , vernamen ze eerlang vier vreemde Schepen , welke op hem afkwamen. Omtrent den middag kwamen ze onder het bereik van het gefchut , en vuurden op den vyandlyken Vice - Admiraal dien zy de Fokkemast over boord en de Boegfpriet in flarden fchooten, en aldus lieten leggen. Intusfchen naderde de Admiraal, welken insgelyks de onzen eene zo  REIZEN. Cl zo zwaare laage gaaven, dat hy, met de twee Fregatten , in alleryl de vlugt nam. Van wegen het vallen van den avond, oordeelde houtenbeen het vervolgen ongeraaden. Thans liet de Vice - Admiraal eene witte Vlag waaien; waar op de onzen met de Boot by hem aan boord roeiden. Zy vonden op het Schip honderdvyftig koppen , meest Soldaaten ; het getal der dooden bedroeg twaalf of dertien, dat der gekwetften bykans evenveel. Houtenbeen liep met het Vaartuig onder Zamba, daar hy 's anderendaags voor anker kwam. Onze Kapitein intusfchen uit de gevangenen verftaan hebbende , dat te Cartagena zich eenige gevangene Hollanders bevonden, zondt een Paap aan den Gouverneur dier plaatze , met verzoek om de loslaating der gevangenen , met belofte van omtrent de zynen eveneens te zullen handelen. Midlerwyl nam hy al wat hem dienen konde van het veroverde Schip, en zette de gevangenen aan land, uitgezonderd den ViceAdmiraal en een Serjeant, en ftak vervolgens den brand in het Schip. Kort hierop keerde de Paap te rug, met twee gevangenen, nevens eenige ververfchingen, beftaande in Hoenders en Oranjeappelen. Op den eeuëntwintigften van Zomermaand zette houtenbeen koers na de Golf van Dariè'n, om te verneemen of hier voor hem eenig voordeel te behaalen ware. Eene Boot, door hem uitgezonden, keerde te rug met eene Bark, op welke hy, als tot zyn oogmerk kunnende dienen, twee Stukken en zestien Man plaatfte. Eene andere Bark, 's anderendaags genomen , omdat zy een beter zeiler was, verving de plaats der voorgaande, welke men voorts Uet dryvep. In  62 NEDERLANDSCHE In 't begin van Hooimaand ging houteneeen met zyn eigen en dit veroverd Schip, van nieuws op eenen Kruistogt. Niet lang leedt het of hy zag twee Zeilen op hem af koomen, die by 't licht der Maane bleeken te zyn de Admiraal van Cartagena met een Jagt, Den volgenden dag wisfelden zy eenige kogels; doch alzo de Admiraal de onzen niet zogt, en beter zeilde, geraakte hy buitenfchoots. Omtrent den middag ontmoetten zy wederom elkander, en ontving de Admiraal eenige fchooten ; 't welk hem andermaal deedt afhouden. Onder dit alles bevondt het Schip van houtenHeen zich in zulk eenen ftaat, dat het noodig hadt gekalfaterd te worden. Hy vondt daar toe eene bekwaame plaats aan Isla de Vaca. Naa dit werk verrigt te hebben, ftak hy wederom in zee, en veroverde een Fregat, koomende van Maicaire, gelaaden met Kakao; wyders vondt hy 'er in tusfchen de zeven en acht ponden zilver, en eenige Spaanfche vellen. Twee dagen daarnaa ontmoette hy een KoningsJagt, koomende van het Eiland Margarita ; het was gewapend met negentien Metaalen Stukken, en hadt aan boord ruim tweehonderd man. Hy raakte daar mede flaags , 't welk tot op den middag duurde, loen fprong op het Schip van houteneeen een Stuk Gefchut, waardoor hetzelve merkelyk befchadigd, en drie man van zyn volk zwaar gekwetst wierden. Terwyl men rond zag, of door dit ongeluk brand ontdaan ware , raakte het Konings-Jagt vooruit. Een kleiner Schip , 't welk het Jagt verzelde, een flegter zeiler zynde, viel, egter, in zyne handen. Hy vondt op dit Scheepje zestig man, en daar  REIZEN. 63 daar onder tien Konings foldaaten; het was gelaaden met achttienhonderd Huiden, vierduizend driehonderd ponden Salfaparilla, en vierduizend achthonderd ponden Tabak. De gevangenen zette hy op Jamaica aan land. Naa de goederen in het zyne te hebben overgenomen , ftak hy den brand in het veroverde Vaartuig. Omtrent het midden van Herfstmaand wierdt hy van nieuws handgemeen met den Admiraal van Cartagena; het gevegt duurde van 's morgens ten acht tot 's middags ten drie uuren : toen moest de Admiraal het opgeeven, alzo hy tot zinkens toe doornageld was. Onder de tweehonderd man , welke hy aan boord hadt, waren vyfentwintig dooden en zeer veele gekwetften. Geen man was aan onze zyde gefneuveld, en flegts eenige weinigen gekwetst. Hy vondt in het Schip honderdveertig Kanasfers Tabak; drieënzeventig Baaren Koper; negen Kasfen Indigo; behalven 't geen zyn volk verdonkerd hadt, tusfchen de zes en zevenduizend ftukken van Achten. Dewyl hout enbeen s Schip niet meer goederen kon laaden, liet hy den Prys met het overige dryven. Thans wendde onze wakkere Kapitein den fteven na het Vaderland. By Engelands - einde, op welks hoogte hy zich den vyfentwintigften van Wynmaand bevondt, kwam op hem een Duinkerker Kaaper af, dien hy , egter , gelukkig ontliep. Doch het leedt niet lang of hem dreigde nog grooter gevaar: op den achtentwintigften dier Maand bevondt hy zich onder zeven Kaapers van gemelde plaatze , onder de vlag van den befaamden Admiraal col art. Naa het bieden van eenigen tegenftand, moest, hy zich over» gee-  64 NEDERLANDSCHE geeven, en wierdt, in het begin van Slagtmaand, te Duinkerken opgebragt. JNaa het doorltaan van zo veele gevaaren , moest dus onze houten been voor de overmagt bukken, en liep meteen zyne hoop te leur , met een vetten buit, welken hy reeds binnen boord hadt , den Vaderlandfchen bodem zegepraaiende te zullen betreeden. Nevens zyn volk wierdt hy te Duinkerken in hegtenisfe gezet, en, naa verloop van eenige maanden , by eene algemeene uitwisfeling, genaakt. De ramp , onzen moedigen Zeeman vvedervaaren, hadt hem de gunst en het vertrouwen der Heeren Bewindhebberen der Westindifche Maatfchappye niet doen verliezen. Terftond naa zyn onülag uit de gevangenisfe wierdt hy van nieuws in dienst genomen , en hem thans het bewind opgedraagen over een grooter Schip , dan hy tot nog toe hadt gevoerd, Zwol genaamd , van honderddertig lasten , gewapend met dertien Metaalen en veertien Yzeren Stukken , en bemand met honderd en drie Matroozen. Onder en nevens hem wierden in dienst gelteld zyn broeder sibert cornelisz, op het Jagt de Kat, en laurens pietersz, op het Jagt de Jonge Otter. Te zamen liepen ze in Zee, op den dertienden van Oogstmaand des Jaars 1636. Aan het voorheen meermaalen bezogte Jsla de Vaca liet hy voor de eerlte maal, in 't laatst van Wynmaand , de ankers vallen , en voorzag 'er zich van de noodige ververfchingen. Toen vervolgde hy zyne reize , en nam eerlang een Schip, den wil hebbende na Sr. Domingo ; hy nam 'er eenige Stukken Yzeren Gefdiut af, en 't geen hem verder konde van dienst zyn ; laa- teu-  REIZEN. 6$ tende voorts het Vaartuig dryven. 't Liep aan tot den tienden van Sprokkelmaand des volgenden jaars 1637, eer ze eenig Vaartuig opdeeden. " Thans nam het Jagt de Kat een klein Scheepje, vóór eene maand van Cartagena vertrokken ; men vondt 'er niets anders binnen boord dan honderdveertig Potten Wyn • deeze wierden over de Schepen verdeeld, en het Vaartuig in den grond gehakt. Van meer gevvigts was een andere Prys, kort daarna* genomen door de Kat en het Jagt de Brak, 't welk zicts eenigen tyd zich onder de Vlag van houteneeen vervoegd hadt; 'twas een Scheepje, koomende uit Nieuw-Spanje', gelaaden met zevenhonderd zesentwintig zakken Meel,' waar van het volk was aan land gevlugt. Onze Bés velhebber vondt geraaden, dit Vaartuig te bemannen met twaalf Bootsgezellen en drie Zwarten, en het voorts te zenden na Curaeao. Even eens handelde hy met een Fregat, kort daarnaa by hem zeiven genomen , en insgelyks met Meel en andere leevensmiddelen gelaaden. Omtrent het midden van Bloeimaand kwam hy wederom ten anker, op zyne gewoone ververschplaats Ma de Vaca. Gelukkig daagde hier de Jagt op de Landdieren; zyn volk ving over de honderdzestig Varkens en tien Koebeesten. Dewyl het leggen-op eene Ree voor onzen Gezagvoerder een noodzaaklyk kwaad was , hervatte hy wel haast zynen Kruistogt. Op den eenentwintigden van Zomermaand zagen de onzen de Spaanfche Vloot van Cartagena, fterk achttien of twintig zeilen, naar vermoeden den wil hebbende na Porto Bello om zilver van daar te haaien. Van tyd tot tyd , nu eene Bark dan een Fregat genomen hebbende, deels met ^ Koop-  66 NEDERLANDSCHE Koopgoederen, deels met leevensmiddelen gelaaden9 hoorde houten bef. n , omtrent het midden van Hooimaand , op de hoogte der Eilanden Baru , geweldig fchieten ; dit duurde tot 's anderendaags middags , wanneer hy een Commisfievaarder ontmoette , mastman genaamd; hy was flaags geweest met een Konings-Jagt , koomende van Margarita, en hadt éénen dood en vyf of zes gekwetllen. Het Jagt lag onder den wal; en houtenbeen ging thans op hetzelve af- De Spanjaarden, dit verneemende, zettedcn het op het drooge, kapten de Masten en Haken den brand in het Vaartuig. Nogthans wierdt na hetzelve eenige Manfchap gezonden; zy vonden 'er in eene volle laading Tabak, nevens tien Metaalen en zes Yzeren Stukken. Met veele moeite kreeg men het in vlot water, en hoewel het van agteren meest verbrand was , bluschte men , nogthans , de vlamme. In den naamiddag, tervvyl men geen gevaar meer vermoedde, en ruim vyftig man van de onzen zich op het Schip bevonden , drong een nog verborgen vuur door tot in de Kruidkamer; waardoor al het volk over boord geworpen , een gedood en vierentwintig zwaar gekwetst wierden. Het Schip borst vervolgens , doch bleef twee voeten boven water leggen» 's Anderendaags voer eenig volk met de Boot na het gezonken Jagt , met oogmerk om het Gefehut te ligten; doch zy wierden hierin verhinderd, door het geweldig fchieten van Land; waarom ze dien arbeid moesten ftaaken. In den naamiddag gingen de onzen wederom onder zeil , en zagen van nieuws de Spaanfche Vloot ; zy hielden zich op eenigen afftand, in de hoope op eenig voor-  R E i Z E E g Weel omtrent een of onder Schip, k Welk toevallig van de Vloot rnogt afdwaalen. Midlerwyl hadt het Jagt de Kat, omtrent Cartagena , een Schip in »t 00g gedegen, en tegen den wa gejaagd , van waar * hetzelve wederom af bragt! t Was een Sloepfchip, koomende van Jamaica, L Jaaden met achtentwintighonderd Huiden. *t Zeilde het ^ m/Tï 3hvaar h0uten«"n, nevens kJai ' ,nSgeiykS eerl311g V00r anke* Op den tweeden van Oogstmaand waren zy zo na. by Cartagena, dat ze 'er konden zien en hooren fch.eten. Met een Landwind kwam de Vloot op de ruimte; twee Schepen van dezelve maakten jagfop de onzen, doch keerden, naa twee uuren jaagens tl nig na de Vloot. Lang hieldt het „ou E ?E'E draagende,afenaan de Spaanfche Schepen , in de hoope op eenig voordeel. Hy verkreeg eeria ' " £ tvensch' door het affnyden van een Galjo n vaiide Overige Schepen , 't welk hy voorts verove de He was gelaaden met zestig Lasten Gember zeX t ten Suiker, achthonderd Huiden en vyf Lasten C^" Pechehont. ^^^^^^ 7BE;:N keerde »« deezen buit na het Vade /and Eene hooger waardigheid ftondt nu onzen vvakk, ren Zeeheld voor de deur. Het bevel oZlnl ^ -enlyke Vloot wierdt hem opgedraagen , om m^ dezelve na Brazil te ftevenen. I„ 2 ffi dd * ™ Grasmaand des jaars 1638 liep hy daar mede ui Texel "i ^e, en bereikte voorfpoedig de Kust van Brazil Schepen, Naa eenig vertoevens vervolgde hy zZ  69 NEDERLANDSCHE reize , met oogmerk om de Vloot van Terra Firma, of anders die van Nieuw Spanje, op te zoeken. Eenige Jagten, door hem op kundfchap vooruit gezonden, ontdekten eerlang de Spaanfche Vloot, op de hoogte van de Organes ; zy beftondt uit acht Galjoenen en zes kleine Schepen ; haare laading wierdt gefchat op negen , of volgens anderen , op twintig Miljoenen. Straks vermaande houtenbeen de zynen tot dapperheid en een onverzaagden aanval. Hy zelve klampte den Spaanfchen Admiraal aan boord, en vogt met ongelooflyke onverzaagdheid. Gewisfelyk ware de overwinning aan zynen kant uitgevallen, indien alle de Kapiteinen zyn voorbeeld met gclyken moed gevolgd hadden. Doch door de lafhartigheid van eenigen , en door den nayver van anderen , die hem zynen hoogen post en de eere van zb eene heerlyke overwinninge benydden , moest hy eindelyk afhouden , en dien vetten buit Iaaten dryven. Naa deezen mislukten togt wierdt by andermaal, nevens den Admiraal jan corneliszoon ligthart, met eene magtige Vloot na de Westindiën gezonden. In Herfstmaand des jaars 1640 bevonden zy zich hi de Havana , op het Eiland Cuba , in de onderftelling dat de Spaanfche Zilvervloot van daar eerlang zoude uitloopen. Doch de Spanjaards, hunner voorgaande verliezen nog indagtig , en verwittigd aangaande de komst en fterkte der Hollandfche Vloot, wierden voorzigtiglyk te raade , in de haven te blyven kggen, en een zo grooten fchat aan den onzekeren kans van eeu Zeegevegt niet bloot te geeven. Daarenboven wierdt de Nederlandfche Vloot beloopen van een zeer zwaaren ftorm , waardoor eenige Schepen  REIZEN. 69 pen tegen 't ftrand verbryzelden, andere na Phernambuc den lieven wendden. Voorfpoediger daagde de onvermoeide houten, been op eenen togt na Afrika. Met eene Vloot van twintig Schepen na dat Waerelddeel gezonden se lukte het hem , de Stad Loanda di St. Paulo tè L magt.gen, daar hy een zeer aanmerkelyken buit veroverde. Een gclyke zege verzelde hem , in 't volgende jaar ,64, in zynen aanflag op het Eiland St. Tnomè. Doch dit bedryf was het laatfte zyns leevens. Eene aanfleekende ziekte, in deeze gewesten zeer algemeen en bykans altoos doodelyk, fleepte hem, nevens verfcheiden andere aanzienlyke Bevelhebbers, ten grave. Met zo veel ftaatelykhei^s , als de gelegeul^d der plaatze toeliet, wierdt hy bvgezet Z de Hoofdkerk der Stad. In hem verloor de Maal khappy een zeer getrouwen Dienaar. E S NE-  nederlandsche; REIZEN, TOGT E N BEDRYVEN, VAN Graave JOAN MAURITS, IN BRAZIL; In de Jaaren 1636 tot 1644. Brazil, in de voorgaande Eeuwe een eigendom der Nederlandfche Westindifche Maatfchappye , bevondt zich , door den tyd, in een zeer hachelyken Maar, De Portugeezen , wien dit Gewest voormaals hadt toebehoord,wendden, van tyd tot tyd, hunne poogingen aan om 'er wederom meester te worden. De Air gemeene Staaten en de Heeren Bewindhebbers , van hunne zyde overtuigd van de aangelegenheid dier Bezittinge, zogten 'er zich te handhaaven: deels om den algemeenen vyand dies te grooter afbreuk te doen; deels uit hoofde der voordeden, welk dit Land opleverde, in Suiker en Verfhout. Ter bereikinge yan dit oogmerk wierdt in beraad geleid, onder een er-  NEDERLANDSCIIE REIZEN. 7I ervaren Opperhoofd eene magtige Vloot derwaarts te zenden. Nogthans Honk het eerst beftemde getal van tweeëndertig tot op twaalf Schepen , voorzien van tweeëndertighohderd Soldaaten. Het oppergezag over beiden wierdt opgedraagen aan Graave joan maurits van Nas/au, Zoone van joan, Graave van Nasfau-Siegen, Vader van veertien Zoonen en negen Dochteren; de Vader van laatstgetnelden was geweest een Broeder van willem den I, Prime van Oranje. Graaf joan maurits, daar wy thans van Ipreeken, hadt te lande verfcheiden aanzienlyke Krygsverrigtingen. bygewoond of helpen volvoeren. Veel goeds beloofden zich hierom de Bewindhebbers* van zynen dienst voor de Maatfchappy. By zyne aankomst in Brazil vondt Graaf mau. iuts de Portugeezen in het bezit van verfcheiden zeer gewigtige plaatzen; het Kasteel van Porto Calvo Povacaona genaamd , was het aanzienlyklte van de', zelve, als zynde gelegen aan eene bevaarbaare diepe rivier, m het land van Phernambuc. Twee iaaren geleeden, in den jaare 1635, hadden de Hollanders daar van een korten tyd bezit gehad, doch waren, door den vermaarden albuquerque, genoodzaakt hetzelve te veriaven. Het eerde werk, welk maurits by de hand nam , was, de Portugeezen daar uit te verjaagen; waarin hy ook gelukkig daagde. Midlerwyl hadt de Maatfchappy eenige Schepen gezonden na Afrika , om het Kasteel St. George dei Mma aan te tasten, en, indien het doenlyk ware den Portugeezen te ontneemen. Eenige jaaren geleeden waren daar toe reeds vrugtlooze poogingen aangewend. Thans zou , volgens fchryven van niko- ^ 4 laas  72 NEDERLANDSCHE laas van i pk ren aan de Maatfchappy, in wier naame hy op de Afrikaanfche Kusten het bevel voerde, de kans daartoe veel fchooner ftaan dan ooit te vooren. Ter bevorderinge van het beleg, zondt hem Graaf maurits uit Brazil achthonderd man. En , in de daad , de uitkomst toonde dat men 't werk op geen losfen voet hadt by de hand genomen. Naa herhaalde aanvallen gaf de Vesting zich einddyk over. De Portugeezen, welke men 'er binnen vondt, wierden overgevoerd na St. Tliamas. Toen vertrok insgelyks de Nederlandfche Bevelhebber schuppen, met het Kr.gsvolk, na Brazil, alwaar hy , terwyl Graaf maurits ziek lag aan de koorts, op den Portugeefchen Veldheer, Graaf banjola, verfcheiden gewigtige voordeden behaalde , onder andere de Suikermolens innam, die, by de verkooping, der Maatfchappye wel twintig Tonnen Schats opbragten. In den Jaare 1638 ondernam de Landvoogd maurits , in eigen perfoon , eenen Togt na de Bahia de todos los Sanctos , in de hoop van die gewigtige plaats van nieuws onder de magt der Maatfchappye te zullen brengen. Niet ongelukkig flaagde , in den aanvang, deeze onderneeming; hy veroverde verfcheiden Schanzen , en worp twee Batteryen op om oe Stad te befchieten. Doch was de aanval moedig, de tegenweer was daar aan evenredig; hy moest eindelyk kamp geeven, en met zyne Troepen, onverrigter zaake, na Phernambuc wederkeeren. Hoognoodzaaklyk was aldaar zyne tegenwoordigheid. Van de Portugeezen, die zich onder de regeering en befcherming der Nederlanders hadden begeeveu, en onder welke men zeer vermogende Kooplieden  REIZEN. den vondt, wierden zommigen verdagt gehouden, althans bdchuldigd, van eene zamenzweeringe tegen de Nederlanders. Hoewel dit misdryf hun nouit heeft kunnen beweezen worden , nam men , egter, een goed aantal Portugeezen in verzekering, en bande eenige anderen uit Nederlandsch Brazil. Dit niettegenftaande bevonden zich de zaaken van Brazil, ten deezen tyde, in zeer bloeienden ftaat; uit de verpagting van de inkomften van de Suiker kan dit eenigermaate worden opgemaakt. De inkomften van Phernambuc wierden verpagt voor honderd achtenveertigduizend Guldens , die van Itamarica voor achttienduizend , en van Paraiba voor vierenvyuigduizend Guldens. De belastingen op de Suikermolens bragten boven dien eene aanmerkelyke fomme op. In het begin des volgenden jaars jojo vertoonde zich, in deeze vaarwateren, eene zeer 'aanzienlyke Spaanfche Vloot ; zy beftondt uit niet minder dan achtentwintig Galjoenen : deeze zeilde voorby het Recif, en liep fa de Allerheiligenbaai binnen. Graaf maurits , met regt vermoedende dat deeze iets tegen de Hollanders in den zin hadt, nam alle de noodige maatregelen, om den Spanjaarden het bemag. tigen van deeze of geene Nederlandfche Sterkte te beletten. Midlerwyl landde uit de Nederlanden in Brazil de vermaarde Veldheer artischofski , met ach' Schepen en zeven Vaandelen Soldaaten. Niet lang geleeden hadt hy nog eens dien togt gedaan, en op den vyand zeer aanzienlyke voordeden behaald. Hy was een Man van ongemeene begaafdheden. Den ledigen tyd, welken de zaaken van zyn Krygsberoep E 5 hem  U NEDER LA N D S C H E hem openlieten , wydde hy aan de LetteroefFeningen , en befchaafde hier door de bekwaamheden, welke hy van de Natuure hadt ontvangen. Hy onderhieldt eene frrenge Krygstucht , doch paarde dezelve, daar het pas gaf, met eene minzaame toegeevendheid. Graaf maurits, daarentegen, was van een zagten aart. Van hier dat hy geene gepaste maatregelen beraamde, in deeze tyden hoognoodzaaklyk, ter beteugelinge van het inkruipende bederf, zo wel in den Krygs- als Burgerftand. 't Ontbrak hem geenzins aan de vereischte kundigheden, tot het beftuur en de bevorderinge van den welvaart van Brazil: verfcheiden zeer verftandige en heilzaame Wetten , door hem gemaakt en afgekondigd , dienen ten genoegzaamen bewyze van zyne bevoegdheid , ten dien opzigte, tot zynen aanzienlyken post; alleenlyk mangelde het hem aan de noodige geftrengheid of moed, om den overtreederen van zyne gemaakte fchikkingen de verdiende ftrairen te doen ondergaan. Daarenboven was hy geenzins fpaarzaam, maar leide zeer veel te koste aan openbaare gebouwen en andere uitgaaven, enkel tot ftaatfie of fieraad dienende. Het eerstgemelde gedeelte van zyn karakter fchynt inzonderheid de Bewindhebbers te hebben bewoogen, om den Heer artischofski als Opperveldheer na Brazil te zenden. In 't eerst leefden de Landvoogd en de Veldheer in volkomene eensgezindheid; doch deeze was van geen langen duur. Artischofski, de ingeOoopene misbruiken vernomen hebbende, maakte wel dra eenen aanvang met het beraamen van maatregelen tot het weeren van dezelve, zonder daar over met Graave  REIZEN.. ?s ve maurits geraadpleegd te hebben. Hoewel hy daartoe geregtigd was, uit kragt van zynen Lastbrief, leide dit, egter, tusfchen de twee Opperhoofden, den grond van eene verwyderinge , die eerlang in openbaaren haat uitborst. Het volgende gaf inzonderheid daar toe aanleiding. Artichofski hadt- aan den Heere albert koen raad lurg , Burgemeester der Stad Amtferdain en Bewindhebber der Westindifche Maatfchappye, eenen Brief gefchreeven, behelzende eenige aanmerkingen op het gedrag van Graave maurits, en, eer hy dien verzondt, denzelven aan zommigen zyner Vrienden voorgeleezen. Door dit of een ander middel kwam maurits agter den Brief, eer hy no<* verzonden wierdt, en maakte 'er zich meester van? Straks riep hy den Raad byeen , en deedt aldaar den voorflag dat de Veldheer in zyn eigen huis in bewaa. ring mogt geteld worde , alzo hy eenige bezwaarnisfen van groote aangelegenheid tegen hem hadt in te brengen. Naadat dit verzoek hem was toegedaan , bragt hy den Brief ten voorfchyn, las dien aan de Vergaderinge voor , maakte onder het leezen eenige aanmerkingen , en befloot met een voorflag aan den Raad, dat of hy zelve, of artichofski na Holland ter verantwoordinge mogt gezonden worden. Dit gezegd hebbende, verliet hy de Vergadering, om haar gelegenheid te geeven tot raadpleegen over zynen voorflag. Naa eenig overleg wierdt Graaf maurits binnen verzogt, en hem de genegenheid des Raads betuigd om eene verzoening tusfchen hen beiden te bewerken; men meende daartoe verpligt te zyn, dewyl een zo  75 NEDERLAND SC HE zo fpoedig wederkeeren des Veldheers na het Vaderland zoude aanloopen tegen het oogmerk zyner komfte en dat der Bewindhebberen. Doch maurits verklaarde zich daar tegen ; hy weigerde in eenigen anderen eisch te bewilligen, dan door hem gedaan was. De Raad, oordeelende dat aan het verblyf van Graave maurits hier te Lande der Maatfchappye meer geleegeu was dan aan dat van artichofski, befloot den laatstgenoemden na het Vaderland te zenden. Op eene plegtige wyze wierdt hem dit befluit bekend gemaakt, cn hy vertrok kort daarnaa,met een Schip , welk te Paraiba zeilvaardig lag. Met het zelfde Schip zondt Graaf maurits, ter zyncr verdeediginge , verfcheiden Brieven , zo aan de StaateR van Holland als aan de Bewindhebbers der Westindifche Maatfchappye; als mede den Brief van artichofski, nevens zyne aanmerkingen op denzei ven. Eene algemeene verwondering baarde 's Veldheeren wederkomst in Holland ; elk fprak 'er over op zyne wyze , zommigen tot lof, anderen tot laster. De meesten, egter, beklaagden artichofski, aan wiens dapperheid en beleid niemand twyfelde, en die, door zyne voorgaande bedryven in Brazil, een beroemden naam hadt verworven. De gemaatigdften en verftandigften leiden de fchuld van deezen twist minder op maurits dan op de Bewindhebbers , die den Veldheere te groot gezag opgedraagen , en den Landvoogd, onbeftaanbaar met zyne hooge waardigheid, van hem eenigzins afhankelyk gemaakt hadden. Naa het vertrek van artichofski hadt Graaf maurits de handen ruim. Dewyl de Portugeezen fchaars voorzien waren van Krygsiroepen, konden ze niets  REIZEN. 7r niets van belang tegen de Hollanders onderneemen ; en deeze toonden van hunnen kant kleine gezindheid tot Krygsbedryveh. Hoewel niet geëindigd , wierdt, nogthans, hierdoor het voeren van den oorlog voor eene wyle tyds geftaakt. ~ Van deeze rust bedieude zich Graaf maurits om zyne gedagten te haten gaan over andere zaaken, die meer in zynen fmaak vielen. Op een nabuurig Eiland , Antony Vaaz genaamd , lag eene ruime vlakte , tusfchen de Schanzen Ernest en den Driehoek. In deeze vlakte deedt hy een grooten en vermaaklyken Tuin aanleggen , van buiten met eene menigte Schanzen en Borstweeringen verlrerkt. Hy plantte in deezen Lusthof zevenhonderd Kokosboomen, en onder deeze zeer veele oude vrugtdraagende boomen, die met ongelooflyke moeite en zeer zwaare kosten van elders derwaarts wierden overgebragt. Daarenboven voorzag hy deezen grond van Oranje-, Limoen, en andere in deeze gewesten, tot nog toe, onbekende boomen. Verder deedt hy aan deezen Tuin een huis of liever paleis, tot zyn eigen verblyf bouwen; hy noemde hetzelve Vryburg. De pragt en kostbaarheid van deezen aanleg kan men afleiden uit den aanbod der Jooden, die, kort voor het vertrek van Graave maurits na Nederland, zyn gebouw voor zes tonnen Gouds wilden koopen, met oogmerk om hetzelve tot eene Synagoge te gebruiken. Doch de Raad weigerde de toeftemming, om den vermaaklykften plek gronds, welke in deezen oord hg, tot zulk een oogmerk te haten dienen. Onder andere werken, welke Graaf maurits vervolgens deedt aanleggen , verdient ook genoemd te wor-  7S NEDER LANDSCflE Wt&n j het bouwen van eene Stad op het Eilarïd Antuny - Vaaz , naar zynen haam Maüritsjiad geniamd. Ongelooflyk hoog liepen de kosten, welke hy befteeddé aan het vervaardigen van twee Bruggen: den eenen tusfchen het Recif en Mauritsftad , den anderen tusfchen deeze Stad en het vaste Land. De eerstgemelde Brug wierdr aanbefreed voor tweehonderd vyftigdtiizend Guldens. Doch de aanneemer, naadat hy reeds eenige gemetzelde Zuilen uit den grond hadt doen opnaaien , liet den arbeid fteeken s alzo hy de uitvoering als onmogelyk befchouwde* Graaf maurits nam toen het werk by de hand ; hy deedt zwaare balken, vyftig en meer voeten lang, in den grond heijen , en bragt aldus het werk tot volkomenheid. De tyding wegens de aankomst eener talryke Spaanfche Vloot in de Bahia, waar van al eenigen tyd het gerugt hadt geloopen, wierdt thans bevestigd. Hierom deedt Graaf maurits de Vestingswerken , als die den eerlten aanftoot zouden moeten lyden, in behoorlyken ftaat van tegenweer brengen. Wyders voorzag hy de Hollandfche Schepen van alles, 't geen in deezen toeftand van nut konde weezen. Niet lang daarnaa wierdt hem geboodfehapt, • dat de Spaanfche Vloot, beftaande uit zesentachtig zo groote als kleine Schepen, in zee was geloopen. De Hollandfche Vloot bevondt zich thans in eed zeer zwakken toeffand. Ter goeder uure kwamen, ten deezen tyde, zo veele Schepen uit Holland, dat men in alles eeir getal van eenenveertig weerbaare Vaartuigen, hoewel van verfchillende grootte, konde byeen brengen. Het opperbevel over deeze Vloot wierdt  REIZEN, 7y wierdt opgedraagen aan den Hollandfchen Admiraal willem loos. Intusfchen kruiste de Spaanfche Vloot, eenigen tyd af en aan de Brazilfche Kust , met oogmerk om de Hollanders te houden in geftadige vreeze dat zy ginds of elders eene landing zou onderneemen. Eindelyk maakte zy in de daad toeftel tot eene landing. Toen liep de Admiraal loos recht op den vyand aan, met oogmerk om hem de volvoering van zyn voor* neemen te beletten. Dit gelukte hem met 'er daad, naa eene ligte fchermutzeling, en vervolgens tot vyfl maaien toe, binnen het tydverloop van eene Maand. Zo zeer was hier door de vyandlyke Vloot afgemat en verzwakt , dat zy, het doen van eene landing thans als onuitvoerbaar aanmerkende, na de Bahia wederkeerde. Naa deeze te leurftelling wierdt aan de zyde der Spanjaarden en Portugeezen niets meer ondernomen • ook heten hen de Hollanders ongemoeid. ln deezen toeftand van zaaken ontving Graaf maurits, van den Onder -Koning van Brazü, de zeer onverwagte tyding , dat de Portugeezen het Spaanfche juk van hunne fchouderen geworpen, en den Hertog van Braganza voor hunnen Koning hadden uitgeroepen. Hy voegde 'er nevens, dat de Portugeezen in Brazil aan den nieuwe Koning den Eed van getrouwheid reeds gedaan hadden, en dat hy geenzins twyfdde, of de Landvoogd maurits zou eerlang aanfchryving ontvangen , van de Heeren Bewindhebberen , aangaande eene Vredehandeling tusfchen den nieuw verkooren Koning van Portugal en de Algemeene Staaten: waarom hy verzogt dat Graaf maurits, van nu af aan, de  So NEDERLANDSCIIE de Portugeezen als vrienden wilde aanmerken en behandelen. En, in de daad, niet lang leedt het, of de voorgevallene Staatsomwenteling in Portugal wierdt den Landvoogd maurits uit Nederland overgebriefd, maar van Vrede of Beftand geen enkel woord gerept. Daarentegen zonden de Bewindhebbers hem uitdrukkdyken last om naauwkeurig toe te zien , of in den tegenwoordigen toedand van zaaken , terwyl de Portugeezen en Spanjaarden niet meer aan ééne lyn trokken , zich geene bekwaame gelegenheid openbaarde tot het behaalcn van eenige voordeelen, voor en aleer, door den nieuwen Koning, aan de Algemeene Staaten de voorflag tot eene onderhandeling wierdt gedaan , welken zy te gemoete zagen. Zy voegden 'er nevens, dat de Staaten gewisfelyk op geen anderen voet met den Portugeefchen Koning een verbond zouden willen aangaan , dan op voorwaarde dat elk zou blyvcn behouden, 't geen hy bezat, ten tyde als het Verbond in Europa wierdt geflooten; en dat diensvolgens alles, wat Graaf maurits, vóór het fluiten van het Verbond, den Portugeezen konde afhandig maaken, overwinst zoude weezen. De Landvoogd zuimde niet in het opvolgen van den wensen zyner Meesteren. Dewyl de zaaken thans fpoed vereischten, maakte hy, in korten tyd zich meester van Serigippa. Daarenboven zondt hy' in alleryl den Vice-Admiraal iienderson, met eene Vloot van twintig Schepen, na Angola. Alles viel hier den Hollanderen toe ; met weinig tegen/Tands wierden zy meester van de Stad St. Paulo. De uitgeweekene Portugeefche Bevelhebber zondt eerlang be-  REIZEN. berigt aan de onzen , even alsof ze daar van nog onkundig waren , niet alleen van de voorgevallene Staatsomwentelinge in Portugal, maar voegde 'er nevens de verzekering, dat tusfchen den onlangs verkoozen Koning en de Algemeene Staaten een Beftand was getroffen. Doch vermids henderson tot nog toe geene de minfte kennis hadt van een Belland voer hy voort met zyne veroveringen , en verfterkte zich niet alleen in de Stad St. Paulo, maar ook, zo veel doenlyk was , op het gantfche Eiland Loranda, Op Brazil zelve viel Maranhaon, of Maragnan , in de handen der veroveraaren. De overwinningen namen een einde, door het ingekoomen berigt wegens eenen ftilftand van wapenen, tusfchen Koning joannes van Portugal en de Staaten der Vereenigde Gewesten. Al ziuts een jaar was dezelve geflooten; doch vermids-de Koning met het afkondigen zo lang hadt gedraald, hadden de Nederlanders hier door gelegenheid gehad om te volvoeren 't geen wy boven vermeld hebben. Volgens de Artikelen deezes Beftands, zouden de Portugeezen en Nederlanders blyven in het bezit van hunne wederzydfche voordeelen en regten, ten tyde van het fluiten van 't Beftand ; in Brazil zouden behoorlyke Land. fcheidingen gemaakt worden; de eene zou in des anderen Landen geenen handel mogen dryven; geen van beiden zou den Spanjaarden eenige hulp of onderftand mogen toebrengen, maar zy gezamentlyk, met vereenigde kragten, hun den oorlog moeten aandoen ; geene Schepen zouden diensvolgens na de Westindiën mogen gezonden worden, dan die op eene zekere bepaalde wyze gewapend en bemand waren. F Niet  82 NEDERLANDSCHE Niet lang naadat deeze voorwaarden waren vastgefteld, zondt de Koning van Congo zyne Gezanten na Brazil, om van den Landvoogd hulp te verzoeken tegen den Graaf van Sonho ; waartegen deeze insgelyks zyne Afgevaardigden derwaarts fchikte, met een verzoek, dat de wensch zyner Congofche Majelteit niet mogt worden ingewilligd. Graaf maurits, in deeze ftrydende verzoeken, geene party wiilende kiezen, zondt de eerstgemelde Gezanten na den Haage, alwaar ze eenigen tyd vertoefden, zonder dat , egter, hun Gezantfchap iets van belang uitwerkte. In den jaare 1643 waren de Bewindhebbers der Westindifche Maatfchappye inzonderheid bedagt op middelen, om den Koning van Spanje allen mogelyken afbreuk te doen." Met dit oogmerk zonden ze den Admiraal hendrik brouwer over Brazil na Chili. In eene haven, welke hy aandeedt, vertoonden zich op het gebergte eenige Wilden; die, egter, de vlugt namen, zo haast zy de Nederlanders zagen landen. Vervolgens deedt de Admiraal aan 't ftrand een witten Standaart planten, en hier en daar Mesfen en Kraaien ftrooien, in de hoope van hier mede de Wilden te zullen lokken; doch eenige Spanjaards kwamen eerlang ten voorfchyn , en rukten den Standaart om verre. Op dit zein van vyandlykheid zondt de Admiraal eenige gewapende Booten langs de rivier ; zy deeden eenige fchade , en vermeesterden het Kasteel Carolomlappa; de Nederlanders flegtten deeze Vesting, gelyk mede de Stad Castru , op een Eiland van dien naam gelegen. Intusfchen llorf de Admiraal brouwer, en hadt tot opvolger elias herekmatn, die met de Vloot voor  REIZEN. ,a "3 voor JW&w, fladerde. De inWQoners omhds en met blydfchap de nodiging des AdmL s om met hem tegen de Spanjaards aan te fpannen en verzogten hem, i„ * midden Van hunneVd"'™ zyner en hunner beveiliginge, eene Sterkte te willen opwerpen Op de vraage des Admiraals, of ze ge " Goud hadden, ftonden ze verbaasd, en gaven to — het niet te hebben, en ook geefe mod e te willen doen om het te bekoomen , dewyl het hun van geen nut was, en hunne Voorouders, om hetze" ve van de Spanjaarden veel hadden moeten lyden. Niet ongenegen, egter, toonden zy zich, indien de Nederlanders zelve wilden werken f om Ln GouÏ rny en aan te wyzen. Wyders verzogten ze dat de Nederlanders eenen aanflag wilden doen op Lima ] Jrtca en andere plaatzen langs de Kust; indien ze hier in gelukkig flaagden , zouden alle Chileezen hun toevallen, en de hand bieden om de Spanjaards uit deezen oord te verdryven. Eene zogunffige bejegening bewoog herekman een Schip af te vaardigen aan Graave verflag te doen van zyn wedervaaren , en met een on verfchen onderftand te verzoeken. Straks maakte de Landvoogd de noodige toebereidzels om hem ten wille te zyn, waartoe zich honderdendertig uitgeleezene Soldaaten vrywillig aanbooden. Tevens zondt hy een Schip na Holland, om derwaarts 7* over te brengen van den gunftigen toefland der zaa! ken in de Zuidzee. Terwyl men dus i„ Brazil hart en handen vol werk hadt, met het maaken van de noodige toebereidzelen en reeds elkander geluk wenschte met den gunltigen r? r. * ' uit-  84 NEDERLANDSCHE uitflag des voorgenomenen Togts , kwam hererman, met zyne geheele Vloot, op 't onvoorzienst, voor het Recif ten anker. Gebrek aan leevensmiddelen, en inzonderheid de onwilligheid der Soldaaten, bragt hy in 't midden als eene reden van zyn overyld verhaten van de Kust van Chili. Daarenboven wendde hy voor, ter zyner verontfchuldiginge, in 't zekere onderricht te zyn, dat de Spanjaarden niet alleen met eene fterke vloot, maar ook met een magtig Leger, om hem te beftryden, in aantogt waren; en dat hy, om zo eene fterke magt het hoofd te bieden, geenszins van genoegzaame manfchap was voorzien : te minder nog , alzo hy geene hulp hadt te vervvagten van de Chileezen, die niet onduidelyk hunne ongezindheid lieten blyken om den Hollanderen de hand te bieden, 't en zy deeze alvoorens eene proeve van hunne overmagt op de Spanjaarden gegeeven hadden. Met deeze en foortgelyke redenen zogt hehekman zyn gedrag te verdeedigen, en zich te ontdoenvan het ongenoegen , welk Graaf maurits en de Raad tegen hem hadden opgevat. Doch zy vonder? niet veel ingangs; 't ftondt gefchapen dat hy de uitwerkzels van het tegen hem opgevatte vermoeden daadelyk zou ondervonden hebben , ware hy daar tegen niet gedekt geworden door den dood, die hem, te midden der aangevangene geregtlyke vervolgingen, ter goeder uure wegnam. Onder dit alles was Graaf mauisits zyner Landvoogdyfchap, al zints eenigen tyd, moede geworden, en hadt, van tyd tot tyd, zo by de Staaten van Holland als by de Bewindhebbers der Maatfchappye, om zyn ontflag aangehouden. In den jaare 1644 verkreeg  REIZEN. °3 hy eindelyk zynen voor lang begeerden wensch, om na het Vaderland te mogen wederkeeren. Straks naa zyn bekoomen ontflag, Helde hy de noodige order op de Kerkelyke en Waereldlyke zaaken, en overhandigde aan den Raad een Ontwerp van Regeeringe, door hem opgefteld , naar 't welk het Landbeftuur voortaan moest worden ingericht. Dit alles verrigt hebbende, vertrok hy van Brazil, met eene ryke Vloot en kwam in Texel behouden binnen. Voor zyne -e' daane dienflen wierdt hy, door 's Lands Staaten "en de Bewindhebbers der Westindifche Maatfchappye Plegtig bedankt , en hem vervolgens de Stadvoogdyl fchap van Wezel en het Opperbevelhebberfchap over de Ruitery van den Staat opgedraagen. * # # F 3 NE-  NEDERLANDSCHE REIZEN. JOHAN NIEUHOF's REIZE na en door brazil; In de Jaaren 1640 tot 1650. In den jaare 1640 begaf zich onze beroemde reiziger johan nieuhof in dienst der Edele Nederlandfche Westindifche Maatfchappye , in de hoedanigheid van Koopman. Op den vierentwintigften van Wynmaand diens jaars ondernam hy de reize na Brazil, met het Schip het Roode Hert, gewapend met achttien Stukken Gefchut, en bemand met tweehonderddertig zo Bootsgezellen als Matroozen , daar Schipper op was klaas jellesz, van Burgerdam. Naa herhaalde reizen van zwaarc Stormen te zyn beloopen, pasfeerden ze,op den vyfden van Slagtmaand, de zo genaamde Bariet , alwaar een ieder, zonder aanzien van rang of ftaat, welke deezen togt nooit voorheen gedaan heeft, door het Bootsvolk in zee plagt gedoopt te worden , ten zy hy, door een gefchenk , deeze plegtigheid af kogt. Hem, die gedoopt moet worden , bindt men een touw wel vast om den middel, hyst hem vervolgens om hoog tot ' aan  NEDERLANDSCHE REIZEN. 87 aan den Nok van de Raa , en laat hem van daar, tot driemaalen toe , in de zee nedervallen. Van we* gen den angst van zommigen, en de krakeelen , welke 'er dikmaals uit ontftonden , is dit bedryf, door de Heeren Bewindhebbers , al voor lang llreng verbooden. 's Anderendaags zagen ze twee Schepen , die eerlang bleeken Turkfche Roovers te zyn. Straks wierdt by de onzen alles tot het gevegt en een manmoedigen tegenftand gereed gemaakt, en met eenparigheid befiooten , zich tot den laatflen man te verweeren, en niet dan in de dringendlle noodzaaklykhe;d zich in flaavernye te begeeven. Dewyl de Schip, per aan eene oude kwetzuure , die thans wederom was open gebroken , de kooi moest houden , kwam het opperbevel op nieuhof. Omtrent den middag kwamen de Turken op hen af met eene Prinfevlag van boven , doch die wel haast plaats maakte voor eene Bloedvlag. De Turkfche Admiraal gaf eerst vuur, doch fchoot mis. Nieuhof wagtte tot dat hy hem recht op zyde hadt, en trof hem toen zo gevoelig, dat hy eerlang een weinig deinsde. Doch hy hervatte fpoedig het gevent „e! vens den Vice-Admiraal , met zulk eene hevigheid, dat de lucht als .n vuur en vlam ftondt, en de Kafuit van 't Roode Hert van boven geheel wierdt we-' gefchooten. b ë Onder het fchieten ftootte een Kanonkogel, met een fchampfchoot,tegen het Musket van iemand, die naast nieuhof ftondt, met zulk een geweld, dat het hem voor de borst trof, en ruggelings deedt nederftorten. Onder 't vallen hoorde hy de omftanders F 4 zeg»  S3 NEDERLANDSCIIE zeggen: D:iar legt 'onze Koopman al. Doch alzo hy Biet gekwetst, maar flegts een weinig flaauw was, kwam hy fpoedig tot zich zeiven. Midlerwyl ftondt de Turkfche Admiraal agter op het Schip , kenbaar aan zynen pragtigen Tulband. Nieuhof beval de zynen, indien 't mogelyk ware, hem van daar te ligten, 't geen ook fcheen te gelukken: want eenigen tyd daarnaa wierdt hy niet meer gezien. Dit verlies, waarfchynlyk, deedt de Turken afhouden; waarop nieuhof insgelyks alle zeilen deedt byzetten om van hun af te geraaken. 's Anderendaags was de vyand niet meer te zien. Met dankbaare harten erkenden de onzen de hulp der Godlyke Voorzienigheid , die hen behoed hadt tegen twee Schepen, waar van het kleinfle het hunne in fterkte overtrof. Voorts herftelden ze, zo goed hun doenlyk was, de bekoomene fchade , en vervolgden hunne reize. Op den tienden der maand zagen ze de Piek van Teneriffe, en vorderden fpoedig tot in de Kroos-zee, dus genaamd naar een gewas , 't welk op het water dryft, zomtyds zo vast en digt in een gedrongen, dat de Schepen in hunne vaart 'er door belemmerd worden , en fhï leggen. Men wil dat dit gewas, met peper en zout, in de plaats van kappers, kan gegeeten worden. Op andere plaatzen is het water zo helder, dat men een been of iet anders, welk men over boord werpt, wel honderd voeten kan naaoogen. De visfchen ziet men 'er, op eene aanmerkelyke diepte, door elkander krielen. In 't begin van Wintermaand fneeden de onzen den Evenaar, zagen eerrang de vaste kust van Bra*  REIZEN. ?5 zü, en kwamen, op den twaalfden, tegen den middag, voor het Recif ten anker. Nieuhof venoef. de aldaar tot in Oogstmaand des jaars 1643 > wanneer hem, door den Raad, wierdt bevolen , met het Jagt de Bruinvisck, eene laading Potaarde over te brengen na het Eiland St. Thomas , om aldaar gebruikt te worden tot het zuiveren en wit maaken van de bruine Suiker. Bykans drie maanden befteedde hy aan deezen togt. Niet onvoegzaam oordeelen wy het, aangaande Brazil , hier ter plaatze, deeze en geene byzonderheden aan te tekenen. Het legt omtrent in het midden van de verzengde Luchtftreeke, ten Zuiden van den Evenaar, en wordt verdeeld in veertien Kapitania 's of Landfchappen; zes van dezelve plagten voormaals aan de Westindifche Maatfchappye te bebooren. Phernambuk is de meest bekende deezer Kapitania's. Men ontmoet aldaar het bekende Recif en de Mauritsftad; zynde het eerstgemelde eene foort van Vesting,' rondom van water omringd , uitgezonderd de eene zyde , van welke zy, door middel van eenen Brug, aan 't vaste Land gehegt is. Men vindt hier te Lande eene groote menigte van allerlerlei foorten van dieren : kruipende , loopende , vliegende en zwemmende. Ongemeen groot is ook het getal van aller, lei voortbrengzelen des Lands, zo tot fpyze als geneesmiddelen dienende. Onder beide treft men 'er aan, die eene vergiftige kragt bezitten. Niet ongezond is doorgaands de gefteldheid der Lucht ; de bette wordt 'er getemperd door de telkens wederkeerende Zee- en Landwinden. De Pest heeft 'er nooit gewoed. F 5 Ge-  90 NEDERLANDSCHE Geduurende het verblyf van nieuhof in Brazil namen de oneenigheden en muiteryen der Portugeezen eenen aanvang, welke eerlang in het verlies van deeze voor de Maatfchappye zo voordeelige Bezittinge eindigden. Eenige der voornaamfte voorvallen, daar toe betrekkelyk, zullen wy hier verhaalen. Omtrent het einde des jaars 164a liepen onder 't gemeen de gerugten van verraaderlyke aanflagen der Ponugeezen. Hoewel deeze gerugten eerlang verdweenen, vondt men, egter, geraaden, de Portugeezen te ontwapenen , en het geweer in de Magazynen te doen brengen. Nogthans wierdt by den Landvoogd Graaf maurits en den Raad dienftig geoordeeld, hier van kennis te geeven aan de Heeren Bewindhebberen ; waartoe ze te gereeder beflooten, omdat hun, van tyd tot tyd, kennis wierdt gegeeven, dat 'er met 'er daad eenig verraad fchuilde,"en onder de hand, ter volvoeringe van hetzelve, fchikkingen beraamd wierden. In deezen onzekeren toeftand bleeven de zaaken tot in Sprokkelmaand des jaars 1645, wanneer, behalven de voorgaande, nieuwe gerugten van een vyandlyken aanflag begonnen te loopen: onder andere , dat de Portugeefche Ingezetenen van Nederlandsch. Brazil de wapenen tegen de Hollanders zouden opvatten , en door die van de Bahia te water en te lande geholpen worden. Zy oordeelden den tyd daar toe thans te zyn gebooren, dewyl Graaf maurits onlangs met eene talryke Vloot na het Vaderland vertrokken, en dus de vesting van genoegzaame fterkte ontbloot was. Intusfchen deedt de Hooge Raad ernftig onderzoek omtrent de zamengezworenen, en eenigen, op welke ver»  REIZEN. pi vermoeden viel, in verzekering neemen. Voorts zondt men eenige Afgevaardigden over de rivier St. Francisco, hoewel onder een ander voorwendzel, in het Leger van kamaron, om aldaar de begeerde kundfchap in te neemen ; als mede eenen Brief aan de Heeren Bewindhebberen, inhoudende een berigt van de loopende gerugten. In Grasmaand des bovengemelden jaars kwam in den R\aad de tyding, dat kamaron, Overfte der Braziliaanen in de Bahia, in aantogt was, om, te gader met andere Landzaaten, de Nederlanders in ?dé Kapitania Rio Grande aan te vallen. Iet diergelyks wierdt nader bevestigd in eenen ongetekenden Brief, welke den Raad wierdt ter hand gefteld, en de verzekering behelsde, dat 'er met de daad iet vyandelyks gaande was. Dit alles liet geen twyfel over, of 'er in de daad iet euvels broeide. Straks wierden de noodige fchikkingen beraamd ter verydelkge van den toeleg, en onder andere beflooten , met alle mogelyke zorgvuldigheid te beproeven om zich te verzekeren van den perfoon van zekeren Jood, joan fernandes vieira, die voor den voornaamfien aanvoerder va* den opftand en het hoofd der zamengezworenen wierdt gehouden. Doch ondanks alle de gedaane naafpooringen en gefpannen Krikken, wist hy telkens het gevaar te ontfnappen. Om meester te blyven van het platte Land , befloot men een Legertje te velde te zenden. Het Recif en de Mauritsftad wierdea van de noodige verfterkingen voorzien, en de burgers en inwooners in de wapenen gebragt. De eerfte bedryyen Van openbaar geweld vielen voor  W NEDERLANDSCHE voor in het gebied van Pojuka , alwaar de Nederlandfche Bezetting uit flegts dertig man beftondt , eenigen van welke fpoedig gedood wierden. De Raad zondt hierop eene Bark na Porto Francisco, om eene Kompagnie vau daar te haaien en na het Recif te brengen. Men zondt daarenboven eenige vrye lieden na het Eiland Stamarika , dewyl men in hetzelve zeer veel belang ftelde, en de Bezetting aldaar , gelyk in de daad bykans overal, zeer zwak was. In Zomermaand ontving de Hooge Raad aanfehryyen uit St. Antonio , dat de muitelingen aldaar insgelyks de hoofden hadden beginnen op te fteeken , en reeds achttien Nederlanders waren gevangen genomen. Intusfchen zondt de Hooge Raad den Overfte Luitenant haus met eenige manfchap na Pojuka, om de oproerigen aldaar tot reden te brengen. Gelukkig flaagde hy in deezen veldtogt. Hy dreef de afvalligen op de vlugt , veroverde de plaats nevens het Klooster, bemagtigde de posten , die door de muitelingen ingenomen en bezet waren, en verloste veertig gevangenen. Dus mislukte ditmaal de zamenzweering der Portugeezen , die in de daad zeer listig was aangeleid. Zy hadden beflooten, op het Pinxterfeest eenige bruiloften te houden, op welke de voornaamfte Nederlanders zouden genodigd werden. Midden onder de vreugde zou men hen verraaderlyk aanvallen en vermoorden, alzo men meende, met den dood van deeze, het werk fpoedig te zullen meester worden. Den Portugeezen was daarenboven niet onbekend , dat de Maga-  REIZEN. 93 gazynen van krygs- en mondbehoeften zeer fchaars voorzien waren: ziuts eenige jaren hadt men uit het Vaderland geen Buskruid aangevoerd. Schepen lagen 'er ook bykans niet op de Ree. In't laatst van Zomermaand kwam moucheron, met twee Kompagniën, die in de Allagoas in bezetting hadden gelegen, op het Recif. Het bevel over die gewigtige vesting wierdt hem vervolgens opgedraagen. Wyders ontving de Raad de aangenaame tyding , wegens de aanbieding der ingezeetenen van Paraiba , om ter verzekeringe van hunne getrouwheid , een nieuwen Eed te willen doen. Ook maakte men, omtrent deezen tyd, eenen aanvang, om de Mauritsftad , door middel van eene Borstweeringe , af te fnyden; de Negers wierden daar toe gebruikt. Van de Regeering van Goyana, en eenige andere voornaame Portugeezen onder dat Gebied, ontving men aanfchryven, behelzende de verzekering van hunne getrouwheid aan de Maatfchappye, mids het, in gevalle van nood, hun mogt vry ftaan, op het Eiland Stemarika eene wykplaats te zoeken. In tegenftelling van deeze gunllige berigten ontving de Raad van alle oorden de verzekerde tyding, dat uit de Bahia eene Portugeefche Vloot verwagt wierdt, om eenige Troepen aan land te zetten en de muitende Portugeezen te hulpe te koomen. Vier Schepen, na het Vaderland beftemd, wierden hierop van 't Roode Land na het Recif ontbooden, en den Kapiteinen bevolen , hunne overkomst te verhaasten. Om deezen vyandlyken aanval , ware 't mogelyk, te weeren, zondt de Raad Afgevaardigden aan den Landvoogd van de Bahia , om hem onder 't oog te brengen»  94 NEDERLANDSCHE gen, hoe twee Bevelhebbers, te weeten ka mar 01» en he nr 1 k dias, beiden aan zyn gezag onderhoong, in Nederlandsen Brazil een vyandlyken aanval gedaan hadden, ftrydig met het Verbond tusfchen zynen Koning en de Algemeene Staaten der VereeBigde Gewesten. Zy moesten den Landvoogd voorhonden , mgevalle hy hierin niet voorzag, dat bedryfte zullen aanmerken als eene Oorlogsverklaring en hunnen Heeren en Meesters daar van kennis gee-' ven. De Landvoogd gaf hun tot antwoord , geene zekere kennis te hebben van de bedoelde vyandlykheden, maar bragt daar tegen in, zyne klagten óver het gedrag van zommige Nederlanders , eenige van welke , zeide hy , zich geeuzins hadden gfedraaaéiJ overeenkomftig met de uitliaande Verbonden Eenigen tyd daarnaa wierdt de Overfte Luitenant haus handgemeen met de muitelingen, van hun geflagen en genoodzaakt na het Recif te wykeu , otn dat deeze post, van wegen de benden, die da*ely'-s Bk de Bahia verwagt wierden, niet ontbloot konde gelaaten worden. Daarenboven ontving de Raad brieven mt Serinhaim, inhoudende dat de kry*sben den der oproerigen de rivier bezet hielden , en de Barken , welke aldaar lagen , in den grond geboord hadden. L.gt begreep hier uit de Raad , dat die van Serinhaim niet dan met geweld tot reden zouden kunnen gebragt worden. Het een en ander bewoog den Raad , ee„e„ Afgevaardigde te zenden na het Vaderland , om mondeling verflag te doen van hun- z^ken611^611 ' * ***** hülp te ver' Ernftiger wierden, van tyd tot tyd, de berigten, aan-  REIZEN. 9S aangaande de zekerheid van 's vyands naderinge. Ook vertoonden zich eerlang eenige vyandlyke vaartuigen voor 't Recif; doch zy vertoefden 'er flegts een korten tyd. Doch in hunne plaats zag men eerlang eene Vloot van dertig Schepen, met volle zeilen op het Recif af koomen , en nog dien zelfden avond aldaar de ankers laaten vallen. Hoewel de Bevelhebbers deezer Vloote voorwendden, niets vyandigs in den zin te hebben, begreep, egter, de Hooge Raad, dat hec verfchynen van dezelve de muitelingen in hunne inzigten kragtdaadig moest verfterken. De Portugeezen gaven in de daad voor , met hunne komst geen ander oogmerk te hebben , dan den Raad de hand te bieden tot het dempen van den opftand ; waar toe zy aanbooden , eenige Troepen aan land te willen zenden. Doch de Raad wees dit aanbod van de hand , niet zonder reden onderftellende , dat de Troepen, indien ze voet aan land hadden gekreegen , ligtelyk tot een ander oogmerk konden gebruikt worden. Goede raad was intusfchen duur , hoe men de Vloot van daar zou doen verwyderen. Met geweld zag men hier toe geenen kans, alzo de Nederland, fche Vloot daar toe te zwak was. Men befloot dan, aan den Generaal te fchryven , hem voor zyne aanbie. ding te bedanken , en voorts te verzoeken dat het hem geliefde , de kust te verlaaten. Men wierdt eerlang van deezen angst verlost, door het vertrek der Portugeefche Schepen. 't Leedt, egter, niet lang, of de Raad ontving fchryven van de linge, Opperhoofd van het Kasteel Margareta, in Rio Grande, meldende de komst vaa  96 NEDERLANDSCIIE van twaalf vyandlyke Schepen in de Baai van Trankona ; als mede dat hy, uit eenige gevangenen, des vyands voorneemen hadt verftaan om aldaar eenige Troepen aan land te zetten. De Admiraal lichthart wierdt hierop met een Schip in zee gezonden , aan welks boord ook nieuhof zich begaf, om de Manfchap aan te moedigen. De Admiraal, vervolgens eenige zeilen onder de vlag gekreegen hebbende, zette koers na de Portugeefche Vloot, die zich wederom in 't gezigt vertoonde. Hy trof dezelve aan in de Baai van Tamandare , en raakte fpoedig handgemeen met den Portugeefchen Admiraal, welken hy zo dapper de Laag gaf, dat hy eerlang de vlag moest ftryken. De overige vyandlyke Schepen, zulks vernomen hebbende, lieten insgelyks den moed zakken. De onzen namen eenige Schepen , en Haken den brand in die zy niet konden medevoeren. Nieuhof keerde, naa deeze zege, te rug na het Recif om 'er zyne zaaken waar te neemen. Het voordeel, door de onzen by deeze gelegenheid ter zee behaald, wierdt, omtrent dien zelfden tyd, eenigermaate opgewoogen door een verlies te Lande. De vyand, naamelyk, eenig grof gefchut, in eene Bark, de riviere Formofa hebbende doen opvoeren, legerde zich, met zyne geheele magt, in Serinhaim, en eischte de Vesting op. Dewyl de onzen flegts een klein getal Soldaaten ter hunner befcherminge hadden, en van leevensmiddelen fchaars voorzien waren , vonden de Opperhoofden het ongeraaden , zich aan eene nutlooze bloedvergietinge bloot te geeven. Diensvolgens traden ze met de Portugeezen in verdrag, en leverden de vesting in hunne handen. Van de gelegen-  Aï B E FI B ïlf G TA IS S 1 £ I ¥ HA. I M I K 13 "K. .A. Z X L e   REIZEN. 9? géhheid der plaatze voegen wy eene afbeelding hier nevens. Van Serinhaim trok vervolgens de vyand na de Kaap St. Augustyn, van welke hy, ondanks de middelen ter belcherminge 4 door den Hoogen Raad aangewend , eerlang meester wierdt. De Overfte Luitenant haus wierdt insgelyks door de Portugeezen zodanig geflagen, dat zeer weinigen van zyn volk de nederlaage ontkwamen. Onder de geenen welke op Kaap St. Augustyn waren gevangen genomen bevondt zich de vermaarde isaac swüers, die' door zyne dapperheid en trouwe voor het Vaderland' naderhand zo beroemden naam heeft verworven in 's Lands Gefchiedenisfen. Ondertusfchen deedt des vyands voorfpoed de bewooners van 't Recif niet te onregt beducht zyn voor hunne veiligheid. Hierom wierden ook hier de noodige verbeteringen gemaakt aan de vestingwerken en m de Mauritsltad eenige huizen afgebroken. ZomI m,gen uit de Gemeente begeerden zelf dat het fraaie huis van Graave maurits zou gellegt worden; doch de Leden van den Hoogen Raad en eenige anderen verklaarden zich daar tegen. Niet ydel waren ondertusfchen de aangewende middelen : want het leedc met lang of de Portugeezen belegerden het Recif van de Landzyde, en flooten het deimaate in, dat alle toenaderingen volltrekt wierden afgelheeden. Doch verm.ds de voorheen gemelde fchikkingen, wierdt in eenigen tyd aan *S vyands zyde niets met voordeel verngt. Ook fcheen hy het thans inzonderheid gemunt te hebben op het Eiland Stamarika , doch 't u welk  9S NEDERLANDSCHE welk hy, om den yver en trouwe der Braziliaanen, eerlang wederom moest verhaten. Midlerwyl wierdt het beleg van het Recif met allen ernst voortgezet. Gebrek aan leevensmiddelen deedt zich wel haast gevoelen , en hadt ten gevolge een zwaaren hongersnood , die veelen het leeven kostte. Katten en honden wierden als wildbraat gegeeten. De Negers floegen half verrot Paerdenvleesch te lyve, of lekten aan de beenen. Om de Soldaaten van overloopcn tot den vyand te rug te houden , moest de Burgery den foberen voorraad van brood, die onder haar wierdt uitgedeeld , nog befpaaren. Zo lioog. klom eindelyk de nood , dat men te raade wierdt, eenen uitval te doen, om zich door den vyand eenen weg na het open veld te baanen , of in den dood een einde der elenden te zoeken. Doch een gelukkig voorval voorkwam dit uiterfte. Twee dagen voor dat dit wanhoopig belluit zou volvoerd worden, zag men twee Schepen, met Prinfenvlaggen, koers zetten na het Recif; zy vermaanden de bedrukte belegerden tot moed en ftandvastigheid, door de belofte dat ze alle oogenblikken ontzet hadden te verwagten. Nevens deeze belofte bragten ze eenige leevensmiddelen aan land. De fchepen , welke deeze blyde tyding hadden overgebragt , waren de Valk en Elizabet. Van hier dat aan ieder der Schippers van dezelve een gouden Gedenkpenning wierdt vereerd, met dit Opfchrifc: Door de Valk en Elizabet, Is het Recif ontzet. Tot dit geluk floeg nog, dat de vyand eerlang zig genoodzaakt vondt , het Eiland Stamarika te verhaten. Ge-  REIZEN. Geduurende dit alles ondernamen de onzen van tyd tot tyd den vyand ter zee eenige afbreuk t* doen. OnJer andere hadt een fchip der Maatfchap. pye een vyandlyk Fregat genomen en voor het Recif opgebragt, gelaaden met wyn. Onder het losfen het volk , m het misbruik daar van, zich zo verre" te buuen, dat nieuhof, om orde te ftellen , der waarts wierdt gezonden, Naauwlyks hadt hy zvne voeten binnen boord gezet, of de zilveren Galonnen van zyn kleed wierden zwart, e„ hy zelve kort da-uop met blindheid geflagen ; doch deeze verliet hem naa verloop van weinige dagen. Hy fchreef dit V00r! val toe aan de dampen van den fterken wyn die Sgén? " diC,Ue P,3atS befl00te» *2 Eindelyk verfcheen voor het Recif de lang ver. wagte Vloot uit het Vaderland. Zy ftondt onder het bevel van den Zeeuwfchen Admiraal banc« k e r t , en hadt aan boord eenige nieuwe Rladen welke de Oude kwamen aflosfen. * De aankomst der Vloote ftelde de onzen in ft-at om iets van belang te ondernemen. Men liet het oog vallen op Rio St. FranciscQ ? ^ ^ J£ voor de onzen van groote aangelegenheid. Aan den Kolonel hinderson wierdt het beleid van deezen togt opgedraagen. Nieuhof wierdt met een vaar! tuig met leevensmiddelen derwaarts gezonden , en om met een de belangen der Maatfchappye waar te neemen Naa twee dagen zeilens kwam hy t beftemde plaatze op de rivier. Aan weerkante zaghy ee„en lustigen ma^^ wilde dieren, en hier » ^ j^J « ten.  ioo NEDERLANDSCHE ten. Nieuhof voer hier aan land, tot het afleggen van een bezoek by den Admiraal lichthart, die krank lag , en in zyne tegenwoordigheid den geest gaf. Terwyl hy na boord wederkeerde, kwam hy in groot gevaar. De kanoe, welke hem moest overvoeren , floeg het onderst boven. Door zwemmen en de toegebragie hulp des Schippers van zyn Vaartuig ontkwam hy den nood. Aan leevensmiddelen hadden de onzen hier geen gebrek , dewyl ze de hoornbeesten in het veld voor het haaien hadden. Omtrent deezen tyd ontving nieuhof de onaangenaame tyding, dat de Nederlanders door den vyand dermaate waren ingeflooten , dat 'er bezwaarlyk iemand het leeven zoude afdraagen. Van tyd tot tyd wierdt dit berigt bevestigd. Men fchreef dien ramp toe aan de onbedagtheid der Soldaaten, die, tegen des Kolonels bevel-, zich te veel hadden bloot gt-geeven. Nieuhof ontving nu bevel om by de eerfte gelegenheid weder te keeren na het Recif, alwaar de zaaken geenszins voordeelig ftonden , naardien de vyand, zints eenigen tyd, nieuwen moed hadt gefehept. Van den Landkant maakte hy het de onzen aldaar zo benaauwd, dat zy 'er naauwlyks een voet konden buiten zetten. Daarenboven zogten de Portugeezen zich van verraad te bedienen. Een van hun, wiens dochter in 't huwelyk ftondt te treeden , hadt de voornaamfte Nederlandfche Bevelhebbers ter bruiloft genodigd, en met de zynen afgefproken, om te midden der vreugde, hen geweldig aan te vallen en te vermoorden. Op een zeker zein zou het Leger, de  REIZEN. IOI de verwarring, welke noodwendig hier uit moest onttaan, te baate neemende, van buiten de Stad aanvallen. Doch de zamenzweering lekte by tyds uiteen^ Portugeezen en JoQden bragten dezelve aan" Toen deeze list mislukt was ■ b openbaar geweld te pleegen. Het Recif wierdt eer lang van buiten zo geweldig befchooten, dat binnen hetzelve een algemeen alarm ontitondt. Nergens wa men nu venig, e„ >er fneuvelden d • « ™ kn van de onzen. Naast het huis, daar nieuhof woonde, wierden eene Nicht van den Admiraal Mchthart, welke haare onlangs getrouwde vriendu bezogt, de be.de beenen afgefchooten. De jonggetrouwde zelve verloor, op ftaanden voet, het 1 even door dien zelfden kogel. Ia deezen toeftand van zaaken wierdt in beraad genomen of het niet dienffig ware, eenen uitv te doen op den vyand, en zich aldus ruimte te ma ken Naa ryP beraad wierdt daar toe befloot Onder het bevel van den Kolonel brink trok tel* den avond, met het fluiten van de Poort, d 'w" magt na buiten. De Portugeezen, hier v „ de ll!tt fa mdgenom bbri' F*" * ^ ^« " ;re 'afi;;;^x i;ige I Nederlanders ingenomen. P Y 6 '« Anderendaags raakten de Legers aan elkander. Dapper wierdt 'er aan weerskanten gevogten. Voor de overmagt moesten eindelyk de onzen wyken, hoe W* ze nog lang ftand hielden , eer ze op de \Zt ° 3 t00.  ioa NEDERLANDSCHE toogen. De Kolonel brink, de meeste Bevelhebbers en veele Soldaaten, die 't langst ftand hielden, wierden , ten getale van elfhonderd, verflagen. Benevens negentien vaandels, viel al het Gefchut en Krygstuig in 's vyands handen. De onzen moesten zich nu vergenoegen met het verdeedigen van hunne Forten. Daarenboven ontftond 'er oneenigheid onder de hoofden. De Hooge Raad klaagde over de Krygshoofden, en 'deeze wederom over den Raad. Dus ftonden de zaaken der Nederlanders in Brazil, wanneer nieuhof, hier geen heil meer ziende te behaalen , op zyne wederreize na het Vaderland met ernst bedagt wierdt. Hy verzogt , en verkreeg , naa lang aanhouden, met veele moeite, zyn affcheid. Op den drieëntwintigflen van Hooimaand des jaars 1649, begaf hy zich aan boord van het Fregat de Eendragt, in gezelfchap van nog twee Schepen, de Blaauwe Engel en het Jagt de Braziliaan. Op de reize hadden ze , op 29 Gr. 45 Min. N. B. eene zo geweldige hette , dat men de Tafelmesfen , die in de Kajuit , onder het Verdek , boven de Tafel ftaken , naauwlyks in de handen konde houden. Het Schip, overal daar men het aanraakte, brandde bykans als een vuur. Aan gebrek van verkoelende Landwinden wierdt voornaamelyk deeze hette toegefchreeven. Op den vierden van Herfstmaand zagen ze het Eiland Korfu ; het vertoont zich als een Doodkist. Korfu en Floris zyn twee van de negen Eilanden, by de Portugeezen de Haviks - Eilanden genaamd, van wegen de menigte Haviken en Sperwers, die zich aldaar onthouden. De Nederlanders noemen ze Vlaamfche Eilanden. Tercera, 't welk omtrent zestien  REIZEN. I03 tien Mylen in den omtrek beflaat , is het grootfte.» Het is een hoog en klipagtig Land , leverende overvloed van zeer voortreffeiyke vrugten. Men vindt 'er groote Osfen , en zeer veele Kwakkels en Kanarivogelen. Eene fontein op dit Eiland wordt gezegd eene verfteenende kragt te bezitten. Onder het gaan over den grond geeft dezelve een dof geluid , alsof hy van binnen hol ware. Van hier dat men 'er met aardbeevingen veel gekweld is. Voorts ontmoet men hier eenen klip, die zynen kruin door de wolken fteekt, en, volgens zommigen, voor de Piek van Canarie in hoogte niet behoeft te wyken. Op den negentienden der gemelde Maand kwamen onze reizigers, tegen den middag, voor Vlisfingen ten anker. Tien dagen vertoefde nieuhof in Zeeland, en vervolgde toen zyne reize over Amfterdam na Zwolle , en van daar na het land zyner geboorte, het Graaffchap Benthem, daar hy, by zyne Ouders en Maagen, eenigen tyd in rust doorbragt. Zyn vader overleedt in dien tusfchentyd , in den hoogen ouderdom van vyfentachtig jaaren. G 4 NE-  NEDERLANDSCHE Reizen: MERKWAARDIGE REIZEN van JAN ERASMUS REINING; In de Jaaren 1650 tot 1689. Den ouderdom van tien Jaaren hadt onze moedige Zeeman nog niet bereikt , toen hy reeds dienst nam op een Kaaperfchip te Vlisfingen, zyne geboorteftad; hy deedt daar mede verfcheiden togten , en zomtyds ook met een Koopvaardyfchip, tot dat hy, in jaaren en lichaamsgeftahe , verre genoeg was gevorderd, om als Matroos te kunnen dienst neemen op een Oorlogschip. Met het fchip Westkappel deedt hy , in die hoedanigheid , zynen eerlten togt, en vervolgens een anderen, als fJotteliersmaat, met liet Kaaperfchip de Roode Koe van Vlisfingen, oin op de Portugeezen te kruizen. Niet lang waren ze in zee geweest, of ze ontmoetten een Turksch Schip, van twaalf Stukken , koomende van Algiers. Spoedig kwamen zc zo digt byeen, dat de Kaaper- Kapitein den Turk toeriep, dat hy zyne Boot moest uitzetten en by hem aan boord koomen. Straks herkende reininq eenen  NEDERLANDSCHE REIZEN. • 105 eenen der Roeiers, als met welken hy voorheen hadt gevaaren; uit deezen verftondt men dat de Christen Shaven , 's daags te vooren, het Schip hadden afreJoopen. Reininq wierdt met eenige manfchap na het Vaartuig gezonden , en nam 'er , i„ naame van zynen Kapitein, bezit van. Toen keerde hy te rug op den Kaaper, met welken hy, naa een Schip, koomende van Brazil, en met Suiker en Tabak gelaaden , genomen te hebben , wederkeerde na Vlisfingen; alwaar hy thans, hebbende bereikt den ouderdom van twintig jaaren, zich in het huwelyk begaf. Naa vervolgens verfcheiden reize ter Koopvaardy gedaan te hebben, nam reining dienst als Kwartiermeester ter kaap , op het Schip Merkuriüs. Op deezen togt raakten ze handgemeen met een Engelsch Romngsfchip. Tot vyfmaalen toe wierdt het gevegt hervat , en aan onze zyde zo moedig geftreeden , dat zy , doordien het Schip verfcheiden grondfchoo, ten hadt bekoomen en hun kruid nat was geworden, genoodzaakt waren te ftryken. Zy wierden te Kinfale m Ierland, opgebragt, en van daar landwaarts na Cork gevoerd. Het fober onthaal , welk de gevangenen hier genooten, wierdt eenigzins vergoed, doordien REiNtNP,nevens eenigen zyner makkeren,nu en dan verlof bekwam, om voor een klein loon de boe. ren het Hooi te helpen inzamelen. Naa achttien maanden zittens , vondt reining gelegenheid om zyne gevangenisfe te ontfnappen ; doch tot zyn ongeluk wierdt hy agterhaald , en naauwer opgeOooten : dit zelfde gebeurde nog tweemaalen. Ten hat"f » egter, wierdt hy tegen een Engelsch' Koopman uitgewisfeld. G 5 Ter-  ioó NEDERLANDSCHE Terftond na zyne thuiskomst nam hy wederom dienst. Op deezen togt gaf hy een blyk van zyne onverzaagdheid. Terwyl men bezig was met het neemen van een Engelsch Schip , frak de wind zo hevig op, dat het aan boord klampen agter uit gezet wierdt, en de Engelsman eenige hoop fchepte om den Hollandfchen Kaaper te ontloopen. Thans zag keininc; uit na een middel om te enteren. Den grooten Schoot van 's vyands zeil een weinig om laag ziende hangen, zogt hy dien al fpringende te grypen! Dit gelukte hem in de daad; doch door den fterken wind floeg hy verfcheiden maaien in Zee of tegen het boord van het Schip, met zo veel gewelds, dat hy groot gevaar zyns leevens zou geloopen hebben, indien hy door den Jonge van het Engelsch Schip niet gered xvare. Eindelyk kwam hy binnen boord, en nam het fchip, met vier van zyne makkers, die gezamenlyk den Engelsman te Vlisfmgen opbragten. Op een volgenden togt hielp hy wederom een Engelsch Schip veroveren, gelaaden met oly; doch zy moesten, kort daarna, voor twee Koningsfchepen wyken , en in Zeeland hunne fchuilplaats zoeken. Zyn naastvolgende togt was na Suriname en van daar na Martinique. Hier raakte hy in woorden met zynen Schipper, die zo hoog klommen , dat hy zyn ontilag verzogt en verkreeg, en vervolgens diefist nam op een Fransch Schip, 't welk den Gouverneur van Martinique na de Tortugas moest overvoeren. Ter beftetnde plaatze vernam hy, dat men voorneemens was, hem in dienst te houden en na Frankryk te zenden ; doch vermids dit tegen zyne neiging feeedt, belloot hy, in ftilte, te vertrekken na het Ei- land  RÉIZEN. 10? land St. Domingo. Voor gering loon arbeidde hy hier dagelyks in de velden , nevens de Negers , ge« ciuurende den tyd van zeven, wecken; naa verloop van welke hy gelegenheid kreeg om over te fleeken na de Caïmanes, alwaar hy een Kaaperfchip aantrof, gevoerd by eenen Amlterdammer, die op Jamaika was getrouwd; by deezen nam hy dienst om op de Spanjaards te kruizen. Zy zeilden langs de kust, en deeden nu en dan eene landing ; deels om Ipyze te bekoomen , deels om den vyand afbreuk te doen. Eerlang ontdekten ze een Schip , koomende uit Spanje, rnet eene kostbaare laading, en gewapend met acht Stukken gefchut. Zy klampten het aan boord , doch wierden tot tweemaalen ■afgeflagen. Reining was de eenige , die het beftondt op het Vaartuig over te fpringen; doch hy moest, om den geweldigen wederftand, dat boord wederom verlaaten. Hy waagde het, egter, voor de tweede maal, voor. zien van een Roer, Pistool en Sabel, als mede een lievig touw, waar mede hy de twee Schepen aan elkander vast maakte. Thans vatte hy post in het voorfchip , daar hy zich een kwartier uurs dapper verdeedigde, zonder dat iemand zyner makkeren den moed hadt om hem te hulpe te koomen. Op zyn roepen om byftand kwamen eindelyk eenigen over, en wierden dus het Schip meester. Zy zeilden met den Prys na Kaap Tiburon om den buit te deelen. Ondcrtusfchen hadt reinino , door zyn beleid en onverfchrokkenheid, nu reeds een beroemden naam verworven. Eenigen bragten hem Onder 't oog , dat het beneden zyne verdienfte was , onder anderen te liaan,  ic8 NEDERLANDSCHE ftaan , en hy moest tragten uit te zien na middelen om eenig bevel te voeren. Het voordeel, op den jongden togt behaald, en zyne eigen zinlykheid, deeden hem daar aan het oor leenen. Met eenen zyner makkeren kogt hy eene Bark, onlangs opgebragt te Jamaika, alwaar hy zich thans bevondt. De zucht van veelen , om onder een zo bekwaam Opperhoofd te dienen , was oorzaak dat zyn Schip fpoedig was bemand. Zyne nederigheid , egter , deedt hem zich vergenoegen met den rang van Luitenant , terwyl hy eenen zyner vrienden , van wegen deszelfs meerdere ervarenheid in de Zeegevegten, verzogt den post van Kapitein te bekleeden. Niet lang waren ze in Zee geweest, of zy ontmoetten eenen Spanjaard, dien zy, naa een hevig gevegt, veroverden. Reining aanvaardde nu de waardigheid van Kapitein , en deedt zynen makker in dien rang op den Prys overgaan. Elk nam een byzonderen koers. De Kaapers hadden de gewoonte, op de plaats , van waar ze vertrokken , weinige leevensmiddelen mede te neemen, maar van tyd tot tyd land aan te doen om zich van voorraad te voorzien. Op eene dier landingen tradt reining, met negen man van zyn volk , op het Eiland Port Royaal. Doch hier trof hem het ongeluk, onder het naafpooren van eenig wild , in een bosch te verdwaalen. Vier van de zynen verloor hy eerlang uit het oog. De Kanoe, met welke ze na land waren gevaaren , zogten ze vrugteloos ; al dieper en dieper raakten ze in het Bosch verdwaald. Ruim veertien dagen hadden ze, in dkn toeltand , onder het lyden van knellenden honger , gezworven , wanneer ze twee van hunne ver- lOO'  REIZEN. 109 loorene makkers vonden leggen onder eenen Pruimboom , bykans magteloos van gebrek aan fpyze, en over 't geheele lichaam van eene foort* van Wormen zo fel gebeeten , alsof zy met melaatsheid geflagen waren. In weerwil van hunne eigen magteloosheid, namen ze deeze elendelingen mede , en kwamen eerlang aan eene riviere, welke zy met groote moeite doorwaadden , en aldus op het Eiland Termes aankwamen. Hier ontdekten ze hun eigen Schip , en ontkwamen dus het dreigende gevaar, om van gebrek te moeten omkoomen. Reining vervolgens op de hoogte van Campeche kruizende, vernam eerlang een Schip, van *t welk hy in 't eerst af hieldt, uit vreeze van tegen hetzelve niet te zullen beftand zyn ; doch kort daarnaa , nieuwen moed gefchept hebbende , vervolgde. Spoedig raakten ze in een hevig gevegt. De groote mast wierdt onzen Kapitein afgefchooten, en zyn Schip met verfcheiden fehooten, zo onder als boven water , doornageld. Met dit alles verloor hy den moed niet, maar zyn volk tot dapperheid vermaand hebbende , klampte hy den Spanjaard aan boord, en wierdt, naa een gevegt van twee uuren, meester van het Schip , waarin hy acht dooden en ruim dertig gekwetften vondt. Op het Schip van reining was niemand gefneuveki, en hy zelve de eenige, die eene ligte kwetzuure hadt bekoomen. In den Prys vonden ze Kakao, tweehonderd Potten wyn , vier kisten Suiker, en by de tienduizend gouden Dubloeren , van vier Stukken van Achten. Reining, met zyn volk op het veroverde Schip , als beter en grooter dan het zyne, overgegaan zynde , en zyne Bark  iio NEDERLANDSCHE Bark hebbende n brand gefbken , liep wederom in Zee, koers zettende na Jamaika, alwaar hy Schip en Laading verkogt. Niet lang , egter , bleef hy buiten bewind ; als Kapitein tradt hy op het Schip de Seviliaan, gewapend met twaalf Stukken, en begaf zich daar mede onder de Vlag van den Engelfchen Generaal morgan , uitgezeild met eene Vloot van ruim dertig Schepen, tot het doen van eenen aanflag op de Spaanfche Bezittingen. Naa eenige vrngtlooze landingen, ontving, op zekeren tyd, Kapitein r eining, te gader met den Engelfchen Vice-Admiraal i>radley, bevel, om met hunne Schepen, eene gewapende Sloep en vierhonderd man zee te kiezen , om het Kasteel Cliagre , twaalf Mylen beneden Porto Bello gelegen , te bemagtigen. Onder weg veroverden ze een Spaansch vaartuig , waarin ze, nevens eenigen voorraad van leevensmiddelen , Suiker en een goed aantal goudene Ringen vonden. Zy naderden eerlang het Kasteel, en met de Troepen aan land zynde getreeden , vonden zy het, tegen hunne verwagting , door de natuur en kunst, zeer vast verfterkt. Reining was onder de eerften der aanvalleren; een zyner ougemeene invallen leidde den grond tot de zege. Een Pyl, van binnen gefchooten, hebbende opgeraapt, omwondt hy dien met Katoen, en fchoot hem brandende ia binnen : het dak van een huis , beftaande , gelyk alle de andere, uit bladeren van Palmboomen, raakte hier door in brand. Straks wierdt dit voorbeeld door anderen gevolgd; waardoor in de vesting fpoedig een onbluschbaare brand ontftondt , en zelf eenige buizen, alwaar kruid bewaard wierdt, in de lucht fproDgai. On-  REIZEN. Onder dit alles hadt men in de wallen zo veel bres gefchooten , dat men het ondernam, fiorm te loopen ; doch de onzen moesten onverrigter zaake wederkeereu, met een zwaar verlies; van de vierhonderd-man waren nu flegts nog honderd , en van de Bevelhebbers alleen reining en de Luitenant des Vice-Admiraals overgeblceven. Eindelyk wierdt men de Sterkte meester, en het Vaandel van onzen dapperen Kapitein op de wallen geplant. Van rukn driehonderd Soldaaten vonden ze binnen het Kasteel niet meer dan dertig in leeven. Zo dra de Generaal morgan de tyding van deeze overwinning hadt bekoomen , begaf hy zich na het Kasteel, alwaar Kapitein reining hem naar zynen rang ontving, die, voor zyne kloekmoedigheid, vriendelyk bedankt wierdt. In eenen Krygsraad, die vervolgens wierdt gehot;, den, kwam men tot het befluit, teil einde aan den vyand geenen tyd tot herftel te laaien, teribnd op te trekken na Panama. Tot zyne blydfchap wierdt reining mede tot dien togc beftemd, alzo hy 't liefst zich liet vinden , alwaar het gevaar inzonderheid dreigde. In 't begin van het jaar 1670 vertrokken ze , met eenige ligte vaartuigen, de rivier op na Panama. Op zekere hoogte lieten ze de grootfte Schepen leggen, om in gevalle van nood tot eene wykplaatze te kunnen dienen. Veel ongemaks leeden ze op dien togt; zo fel neep eerlang de honger, dat ze lederen zakken te lyve floegen , en hunne honden, die hun op de Jagt moesten dienen, doodden, 011 hun tot fpyze te verflrekken. Daarenboven, hadden ze te kam-  m NEDERLANDSCHE kampen mer de Indiaanen , die uit hunne fcbuilhóeken nu en dan onverhoeds op hen met pylen fchoo ten, en eenigen kwetften. Eindelyk kwamen ze aan eenen Berg, van welks top zy Panama in 't verfchiet zagen leggen. Zo groot was op dit gezigt hunne vreugde , alsof zy der plaatze reeds meester waren. Met het vee, welk aan den voet diens Bergs graasde , naadat het gedood en naauwlyks half gebraaden was, ftilden ze hunnen raazenden honger. Thans hunne kragten herfteld hebbende t vervolden ze hunnen optogt, en ontdekten eerlang het vyandlyke Leger. De dapperheid en zucht tot buit aan de eene , en de hoogmoed der Spanjaarden aan de andere zyde, waren oorzaak dat ze fpoedig aan elkander raakten , en zo hevig vogten , dat de overwinning lang twyfelagtig ftondt; die, egter, naa een gevegt van twee uuren, zich voor reinTng en de zynen verklaarde. Op deeze zege volgde wel haast de bemagtiging van Panama , alwaar ze een onmeetelyken buit vonden. Onder verfcheiden andere Partygangers wierdt nu Kapitein heining uitgezonden, om de vyanden in hunne fchuilplaatzen op te zoeken, en gevankelyk na binnen te voeren. Om de voordeden , welke op deeze togten nu en dan behaald wierden, hadden dezelve zeer grooten toeloop. Op den vierentwintigften van Sprokkelmaand trokken de Kaapers wederom uit Panama, hebbende op honderd vyfenzeventig Muilezels den 'bekoomen buit gelaaden , beftaande in gemunt en ongemunt Zilver en veelerhande kostbaare waaren. Hier mede kwamen ze eerlang in de Sterkte Chagre, die, naadat al-  REIZEN. 113 aldaar de Buit verdeeld was, op bevel van den Generaal morgan, geflegt en in brand wierdt geftoken. Thans fcheidde Kapitein reining van de Vloot en richtte zynen koers na Jamaika. Onder weg ontmoette hy een Zeeuwsch fchip, daar hy aan boord voer, en gantsch onverwagt zynen Schoonbroeder aantrof. Gaarne hadde hy met deezen de reize na Zeeland willen aanneemen ; doch dit mislukte hem thans : waarom hy zyne reize vervolgde na Port Royal, van waar hy eerlang van nieuws in Zee liep, om op de Spanjaarden te kruizen. Niet verre van de Havana deedt hy eene landing, nam 'er omtrent honderd Varkens, voer daar mede na boord, en vervolgde zynen Kruistogt tot aan de Straat van Bahama. Hter ontmoette hy eenen Kustbewaarder, welken hy, naa een kort gevegt, veroverde. Op deeze zege volgde fpoedig de bemagtiging van drie Barken, met Campechehout gelaaden. Terwyl hy dus heen en weder kruiste , ontmoette hy een Engelsch Konings - Schip, welks Kapitein hem kwam aanzeggen, dat tusfchen de Koningen van Engeland en Spanje de Vrede was geflooten , en diensvolgens alle de vyandlykheden, tusfchen de Onderdaanen dier beide Mogendheden, in de Westindiën, moesten ophouden. Reining, zo ras hy dit fchip vernam , hadt zich onder den wal van Campeche begeeven, en toen de Engelsman eene Boot op hem afzondt, alle zyne Engelfche Matroozen na beneden gezonden houdende llegts eenige Franfchen en Nederlander» boven op het dek. Om niet verfpied te worden wilde reining niemand van het volk u^t de Eu! gelfche Boot laaten omkoomen , maar noodzaakte H hef.  H4 NEDERLANDSCHE hetzelve, 't geen ze te zeggen hadden , van daar te boodfchappen. Onze Kapitein zeilde vervolgens na Port Royal , alwaar hy een ryklyken voorraad van mondbehoeften aan boord kreeg. Terwyl hy hier lag, en nu een oogmerk hadt om na Jamaika te zeilen, wierdt 'er eene Zamenzweering gefmeed, tusfchen de Engelfchen en drie Franfchen, nevens eenen Nederlander, tegen Kapitein reining, uit misnoegen tegen hem, omdat hy weigerde voort te gaan met kaapen op de Spanjaards. Het ontwerp was, den Kapitein aan eenen boom te binden, en van honger te laaten llerven, de overige Nederlanders in Zee te werpen, en de Franfchen in de handen der Spanjaarden te leveren. Een Franschman, die de zamenzweering hadt helpen ontwerpen , naderhand deswegen van berouw getroffen, openbaarde aan den Kapitein het fchelmftuk, terwyl hy met hem op de Jagt was. Reining voer hierop na boord, zich houdende alsof 'er niets gaande ware. By zyne komst op het fchip vondt hy de Kajuit bezet: waarom hy te raade wierdt, zonder thans verder gerugt temaaken, op den Overloop te gaan wandelen. Hier Honden rondom hem eenige Nederlanders en Franfchen, welken hy het ontwerp verhaalde, en voorts tot kloekmoedigheid vermaande. Om den zamengezworenen in de voorbaat te zyn , fprak hy met hun af, den volgenden nacht ten twaalf uuren, een zein te zullen geeven , met het roepen van Fimt Oranje, waarop ze allen gelykerhand moesten boven koomen. Doch de driftige Kapitein konde dat uur, hoewel door hem zeiven bepaald, niet afwagten. Reeds ten acht uuren gaf hy het geltelde teken; waarop alle de gedreigde Ma-  REIZEN. 1JS Matroozen gelykerhand op de zamengezworenen aanvielen, hen vourrs ontwapenden, en vervolgens op een klein Eiland , mee eenigen voorraad , Jan land zetteden. Dewyl de Engelfchen, ondanks den gefboten vrede , niet aflieten van kaapen en rooven in deeze Vaarwateren, vervoegde zich reining by den Gouverneur van Campeche, met verzoek om Lastbrieven van de Spanjaarden, om op de Engelfchen te mogen kruizen. De Gouverneur behandelde hem zeer minzaam en voldeedt aan zyn verzoek. Zo gelukkig flaagde hy in deezen dienst, dat hy in het tyd verloop van een jaar tweeëndertig Pryzen opbragt. Grootlyks kwam reining hier door in agting by de Spanjaarden; te meer, alzo hy, tegen de gewoonte der Kaaper-Kapi. teinen, van een zeer geregeld gedrag was , zich niet in den drank.verliep, en den verbooden omgan» met vrouwen zorgvuldig vermyde. De Gouverneur deedt hem, van tyd tot tyd, de eere van hem aan zyne tafel te onthaalen; en toen hem, naa verloop van tyd eene Landvoogdyfchap in de Honduras wierdt opgedraagen, deedt hy door Kapitein reining zich derwaarts brengen. Te Campeche nam hy eene laading Verfhout in, en zeilde daar mede na Vera Crux Hier verfiondt hy dat de Vereenigde Gewesten in oorlog waren met Frankryk en Engeland; dit deedt. hem tedtond het befluit neemen na Curacao te ftevenen, om vervolgens, ten dienfte van zyn Vaderland, op de Franfchen en Engelfchen te kaapen. Naadat hy dan eene laading Cederenho'ut hadt ingenomen, aanvaarde hy de reize, den lieven wendende eerst na Campeche, met oogmerk om aldaar zynen 11 * Me-  u6 NEDERLANDSCHE Medegenoot in te wagten, die het bevel voerde op een fchip, voor eenigen tyd genomen, 't welk hurt beiden toebehoorde. Onder weg nam hy verfcheiden Engelfche Pryzen, welke hy te Kaap Tiburon opbragt. Terwyl hy hier lag, kwam aldaar voor anker een groot Fransch Galjoot, van de Vloot van den Heere de bas, Gouverneur van Martinique, die een vrugtloozen aanflag op Curacao hadt gedaan, 's Anderendaags vertoonde zich nog een fchip aan den hoek der Baai, 't welk aldaar zyn anker liet vallen. Reining, moedig op zyne behaalde voórdeelen, befloot daar op eenen kans te waagen. Dech naauwlyks was hy onder zeil, en tot aan den hoek der Baai genaderd, of hy vernam de geheele Franfche Vloot, op een zo korten afftand, dat de Heer de bas op hem vuur gaf, en hem noodzaakte te wyken. Hy wierdt vervolgd van eenige ligte Vaartuigen, welke hy , eg. ter, inwagtte, met oogmerk om hen naar zyn vermogen te ontvangen. Vooraf vermaande by de zynen tot dapperheid, en piaatfre iemand van zyn volk by de Kruidkamer, om 'er des noods den brand in te fteeken. Zy raakten fpoedig aan elkander, doch hielden, naa een fcherp gevegt, van weerkanten af; reining moest alle zyne Engelfche Pryzen in 's vyands handen laaten. Hy liep vervolgens na Cuba, van waar hy, naa zyne hekoomene fchade herfteld te hebben , van nieuws den fteven na Tiburon wendde. Hier veroverde hy twee Franfche Barken. Eene van dezelve hieldt hy in dienst, en zondt ze in Zee; terwyl hy zelve koers zette na Curacao, alwaar hy be-  REIZEN. II? behouden binnen liep. Hier tradt by aan land en begaf zich by den Gouverneur, den Heer jan donkek, welke hem vriendlyk ontving, en, op zyn verzoek, eenen Lastbrief ter hand ftelde om op de Franfchen en Engelfchen te mogen kruizen. Niet lang vertoefde onze Kapitein aan land, maar begaf zich fpoedig na de Boven ■ Eilanden, alwaar de meeste Franfche en Engelfche Vaartuigen te vinden waren. Hy veroverde verfcheiden van dezelve ge laaden met Wyn, Brood, Suiker en andere leevensmiddelen, als mede met Negers en Indigo: zodat hy wel haast eene gantiche Vloot onder de Vlag hadt Doch vermids het groot getal hem eerder belemmer', de .hieldt hy alleen de beste fchepen in dienst, en laadde in dezelve de goederen, welke op Curacao meest verlangd wierden, alwaar men, by mangel aan toevoer van leevensmiddelen uit het Vaderland, merkelyk gebrek begon te lyden. Omtrent deezen tyd ontmoette reining in een donkeren nacht, een groot Fransch fchip, zonder het daar voor te onderkennen. Hy preide het in 't Engelsch, en bekwam tot antwoord van Londen; waarop ze te gader den koers vervolgden. Doch toen kort daarnaa onze Kapitein het Vaartuig in de Nederlandfche taal deedt preien , wierdt hy met Kanonfchooten beantwoord. Hoe onverwagt hem dit ook overkwam , klampte hy, nogthans , terftond den 1'ranschman aan boord, en noodzaakte, door het fchieten met Musketten, het volk na beneden te wyken. Met den Sabel in de vuist dwong hy hierop zyn eigen volk om tot den vyand over te fpringen, welken hy, naa een fcherp gevegt, onder beH 3 lof-  kil NEDERLANDSCHE lofte van Lyfsgenade, doch met bedreiging van anderzins de Lont in 't Kruid te zullen fteeken, noodzaakte zich over te geeven. Het Vaartuig, gelaaden meest met leevensmiddelen, bragt hy te Curacao op, 't welk hier door uit geen kleinen kommer wierdt verlost. Geduurende zyn verblyf op dat Eiland , kwam hier de tyding, dat twee Engelfche fchepen in gevegt geweest waren met twee Nederlandfche Negerfchepen, waar van ze het eene hadden veroverd, terwyl het ander, van het Bootsvolk verlaaten, met zevenhonderd Slaaven Zeewaarts was gedreeven. De algemeene véfflagenheidj welke deeze tyding verwekte, bewoog reining , verlof te verzoeken van den Gouverneur om op de Engelfchen te mogen kruizen, in de hoope van de beide Negerfchepen te zullen magtig worden. Naa bekoomen verlof ftak hy ftraks in Zee, met zyn Bregantynfchip , gewapend met negen (tukken Gefchut, en bemand met zestig Koppen. Zo dra hy in Zee was , deedt hy al zyn volk met hun geweer boven koomen, vervolgens de Luiken digt fpykeren, opdat ze, by eene vyandlyke ontmoeting, niet na beneden zouden wyken; hy deedt vervolgens eene aanfpraak , in welke hy elk tot zynen pligt vermaande. Niet lang waren ze in Zee geweest, of zy ontdekten den verlaaten Negerhandelaar , als mede de Engelfchen. Dewyl het hun om den eerlten inzonderheid te doen was, (tuurde hy op denzelven aan, plaatfie 'cr eenig volk op, en alzo hy het thans niet geraaden vondt op de twee Engelfche fchepen tevens eenen kans te waagen, keerde hy met het Negerfchip na Curacao te rug, zonder dat hy voor deezen dienst iets  REIZEN. IIrj iets voor zich zelven begeerde. Schoon van geringe afkomst, bezat hy, nogthans, eene verhevene ziel; 't was voor hem bons genoeg, zo veele menfehen in 't leeven behouden, en der Maatfchappye een aanmerkelyk verlies befpaard te hebben. Van nieuws liep by wederom in Zee, na de Caribifche Eilanden, alwaar hy terftond, zonder eenige moeite, een Engelsch fchip veroverde. By zyne komst op onzen Kaaper ftondt de Engelfche Kapitein verbaasd, dat hy door een zo klein Vaartuig zich hadt laaten neemen. Reining geleidde hem vervolgens in de Kajuit, daar hy hem een glas wyn deedt aanbieden, zeggende meteen dat hy een van de grootfte Kooplieden van Westindiën was, vermids hy met een glas wyn een vollaaden Schip betaalde. En, in de daad, het moet voorzeker een Prys van groote waarde geweest zyn. Reining hadt de gewoonte , al wat tusfchen deks op de veroverde fchepen wierdt gevonden, voor zyne Matroozen ten beste te laaten. Op deezen grondfiag kreegen ze thans voor hun aandeel voor tienduizend Guldens aan Indigo. Voorts beltondt de Laading uit Gember, Suiker, Indigo en andere kostbaare goederen, die te Curacao opgebragt en verkogt wierden. Dikmaals hadt onze moedige Kapitein vernomen, dat de opgezeetenen van St. Euflatius, 't welk thans in Engelfche handen was, zeer kwalyk behandeld wierden. Om hier in eenigermaate te voorzien , befloot by derwaarts eenen togt te doen. Op eenen nacht voor 't Eiland ten anker gekoomen zynde, tradt hy met twaalf man aan land. Op de vraag van de Wagt, wie hy ware, was 't antwoord: Kapitein H 4 mo*  i?o NEDERLANDSCHE MO rus, van Jamaika; en dat hy gekoomen was om Kapitein jan erasmus reining te zoekenwaarop hy tot berigt ontving, dat hem zulks zeer moeilyk zoude vallen, alzo die Vogel niet ligt te vangen was. Onder dit alles overviel hy de Wagt, nam dezelve in verzekering, en zondt iemand van de zynen met eenen gevangene na boord, om nog meer volk te haaien. Zy groeiden eerlang tot dertig in getal. Met deeze Manfchap trok hy voort na het huls des Bevelhebbers , 't welk hy innam. Doch deeze hem verhaald hebbende, het fluiten van den Vrede tusfchen Engeland en de Algemeene Staaten , vertrok reining, zonder iets verder te onderneemen. Integendeel bragt hy zyne verfchooning in, voor den gedaanen aanflag, zich beroepende op zyne onkunde van den getroffen Vrede. Naa een kort verblyf op Curagao ftak onze Kapitein wederom in Zee , en veroverde een Franfchen Kaaper, gevoerd by den Ridder buceret, broeder des Landvoogds van Maria-Galante. De Manfchap zette hy aan land, uitgezonderd den Kapitein, welken hy by zich hieldt, en ftak vervolgens den brand in het Vaartuig. Thans wendde hy den fteven na Maria- Galante,onder 't welk hy binnen kort voor anker kwam. De bovengemelde Ridder , zich thans zo naby zynen broeder bevindende, fchreef aan den zeiven eenen brief, behelzende een berigt van het verlies van zyn fchip, doch tevens van de vriendlyke en bykans broederlyke behandeling , welke hem van zynen overwinnaar wierdt aangedaan. Op 's Ridders verzoek wierdt dit fchryven met eene Sloep, voerende een wit Vaandel, na Land gezonden. De Gou- ver-  REIZEN. 121 verneur hadt den Brief niet ontvangen, of by deedt den brenger deftig onthaalen, en zondt aan het fchip eenige Oxhoofden Wyn, gevogelte, vrugten en andere ververfchingen. De Ridder buceret tradt hier aan land , hoewel met tegenzin ; men hadt veele moeite moeten doen , om hem van zynen edelmoedigen overwinnaar te doen fcheiden. Reining, van zynen kant, hem met eenige Kanohfchooten vereerd hebbende , wendde den lieven na zyne gewoone Verzamelplaats, daar hy behouden aankwam, medebrengende twee Pryzen , met leevensmiddelen gelaaden, koociende uit Ierland, en na Montferat beftemd. Thans verpoosde onze werkzaame Kapitein zyne vermoeijenisfen, met eenige dagen in vrolykheid door te brengen. De Gouverneur van Curacao, jan donk e r , ftondt in het huwelyk te treeden. De genegenheid, welke hy voor reining hadt opgevat, deedt hem denzelven met alle de zynen ter bruiloft nodigen. Om de vreugdebedryven te meer luisters by te zetten, hieldt men een Spiegelgevegt, door het doen van eenloozen aanval op het Fort Amfterdam, 't welk door den Kapitein met zyn volk van bwiten aangetast, en door den Gouverneur van binnen verdeedigd wierdt. Naa de fchermutzeling wierdt al het volk op fpyze en drank onthaald. Reining ftreelde de tong der aanzienlyke Bruiloftsgasten , door het ten beste geeven van de aangenaame fruiten, welke hem door den Gouverneur van Maria - Galante vereerd waren. Kort naa het Bruiloftsfeest ftak reining van nieuws in Zee, te gader met zynen Kwartiermeester, die thans insgelyks over een Kaaperfchip het bevel H 5 voer-  ïsa NEDERLANDSCHE voerde. Zy lieten het anker vallen in de Baai van Granades , en traden 'er met tachtig man aan land , niet oogmerk om eenen kans te waagen op het Fort* 't welk zy, naa het ontmoeten van eenigen tegenftand' beklommen. De Gouverneur, in 't eerst onkundig ' wie hem dus overviel, den naam van onzen Kapitein verltaan hebbende , gaf ftraks de Sterkte over. Zo goed hem doenlyk was, vervaardigde reining een Prinfevlag, plantte dezelve op de wallen, en gaf, door dit Zein, aan zyne twee Schepen kennis van de behaalde zege. Midlerwyl vertoonde zich een groot Fransch Oorlogfchip , 't welk met volle zeilen op de twee Schepen aanliep , die zich tot tegenweer te zwak bevindende, met het Schip van reining na Curacao koers zetteden ; laatende het ander dryven naa alvoorens al het volk daar uit te hebben o'vergenomen. Onze Kapitein was nu wel meester van het Kasteel doch, door het vertrek zyner Schepen, beroofd van eene wykplaats, in gevalle van een vyandigen aanval der Franfchen, zo deezen het hem te bang maakten En, in de daad, het leedt niet lang , 0f de oude bezitters dceden eenen aanval ; in welken zy, egter door de veroveraars zo moedig ontvangen wierden' dat ze met een zwaar verlies den aftogt moesten neemen. Gebrek aan leevensmiddelen deedt reining eindelyk het oor leenen aan den voorflag der Franfchen, om in onderhandeling te treeden. Naa zyn volk in volle wapenrusting op de wallen gefchaard te hebben , tradt hy alleen na buiten. Vooraf hadt hy met de zynen een affpraak gemaakt, dat zy hem zore-  REIZEN. I23 zorgvuldig in 't oog moesten houden , en ingevalle hy geen verdrag naar zyn genoegen konde treffen , waar van het in de lucht fmyten van zynen hoed tot een zein zou dienen , gelykerhand op de Franfchen losbranden , zonder hem zeiven te ontzien. Tegen zyne verwagting wierdt hy de zaak eens met den vyand , op de volgende voorwaarde: Allen, die in het Fort waren, zouden met zak en pak uittrekken, en aan boord van het Oorlogfchip gebragt worden, 't welk hen ongehinderd zou brengen op het een of ander Hollandsch of Engelsch Eiland. Het eerfte gedeelte van dit verdrag wierdt naagekoomen, doch het ander fchandelyk verbroken, dewyl men hen op Martiniqtie, een Fransch Eiland, aan land zette, alwaar i? r in i m g , op eigen kosten, nevens zynen Mede - Kapitein , in het huis eens Luitenants , in hegtenisfe wierdt gefteld. De Matroozen wierden over de Plantaadjen verdeeld , van waar ze , van tyd tot tyd, middel vonden zich met de vlugt te bergen, en met kleine vaartuigen, met grooten kommer, na Curacao over te fteeken , daar zy de .tyding bragten van het lot huns dapperen Kapiteins. Onderttisfchen begon deeze opfluiting onzen Held welhaast te verveelen ; dit deedt hem bedagt zyn op een middel ter ontkoominge. Hy kreeg den inval om fchriftelyk aan zynen Wondheeler te verzoeken om eenig flaapkruid, met oogmerk om hetzelve, onder eenig vogt, zynen oppasfers toe te dienen. Deeze vond gelukte. Volgens gewoonte zyne bewaakers op een glas wyn onthaalende, bezorgde hy hen zo wel, dat ze wel haast in een vasten flaap vielen , en hem dus gelegenheid gaven om te ont- vlug-  i=4 NEDERLANDSCHE vlugten. Zyn medegenoot nevens zes man van zyn volk , welke hy vervolgens aantrof, verzelden hem. Aan ftrand vonden ze een Neger met een klein Schuitje , dien zy dwongen met hun in Zee te fteeken. De meening deezer vlugtelingen, was na Curacao over te fteeken ; doch vermids dit niet minder dan honderdzestig Mylen van Martinique lag , was deeze onderneeming ten uiterlte gevaarlyk. Daarenboven waren ze van Kompas en andere werktuigen in 't geheel niet, en van "leevensmiddelen zeer fchaars voorzien. Nogthans , zo veel vermag de zucht tot vryheid, waagden ze het om in Zee te fteeken. Met moeite ontkwamen zede Franfche Vloot, en deeden vervolgens Isla Blanco, aan; alwaar ze in hunne hoop, om versch water te zullen vinden, verydeld wierden! Zy vingen 'er evenwel een Schilpad , welken ze aan land tot den volgenden togt toebereidden. Vervolgens landden ze op een Eiland; hier ontmoetten ze aan 't ftrand een weldaadigen Spanjaard, die hunnen toeltand verftaan hebbende, een weinig Kaas en Brood, welke hy by zich hadt, onder hen uitdeelde , en voorts reining vraagde naar zynen naam, welken hy optekende. Onze zwervers ftaken hier op wederom in Zee, doch hadden het ongeluk, eerlang overvallen te worden van een zwaaren Storm, in welken zy hun Schuitje tegen den wal verlooren , waar mede ze nu zo lang gezukkeld hadden. Zy begaven zich hierop landwaarts, en hadden nu reeds drie dagen zonder fpyze en drank geloopen, wanneer ze eenen Indiaan ontmoetten, die hen by eene oude Vrouw bragt. Drie dagen vertoefden ze aldaar , 'en ten eind? van de-  REIZEN. i25 dezelve merkelyk verkwikt zynde, vervolgden ze hunnen togt na Maricaibo , op Paerden en Muilezels, hun door de gedienftige Vrouw bezorgd. In vergelding lieten ze haar den Neger, met wiens Schuitje zy van Martinique gevlugt waren. By zyne aankomst te Maricaibo wierdt reining, op een valsch gerugt, in verzekering genomen , doch fpoedig wederom ontflagen. Naa verloop van eene Maand vertrok hy na Cora, van waar hy wierdt afgehaald met eene Bark , door den Gouverneur van Curacao ten dieu einde derwaarts gezonden. Hier vondt hy gelegenheid om als Pasfagier de reize na het Vaderland aan te neemen. Onder weg wierden ze overvallen van twee Franfche Kaapers, die hun van eenig Zilverwerk en andere goederen, ter waarde van eenige honderden Guldens, beroofden. Doch reining, op diergelyke ontmoetingen afgericht, hadt zyn geld, Juweelen en andere kleinoodien zo zorgvuldig verborgen, dat hy dezelve behouden in het Vaderland, en vervolgens, naa eene afweezigheid van negen jaaren, te Vlisfingen by zyne huisvrouwe bragt. Niet lang van duur was de tusfchenpoozing van rust, welke onze wakkere Zeeman genoot, by zyne echtgenoote en vrienden. Door de Heeren der Admiraliteit te Amfterdam wierdt hem eerlang opgedraagen,het bevel overeen Fregat van Oorlog, de Fortuin genaamd, gewapend met acht Stukken Gefchut, om nevens nog dertien Schepen , onder het oppergezag van den Kommandeur bink.es , na de Westindiên, en bepaaldelyk na Gujana te ftevenen. Te wel ftrookte deeze togt met 's Mans zinlykheid, om van hem te worden van de hand geweezen. Onder  i«-6 NEDERLANDSCHE der weg wierdt by van den Heere sinkes geraad pleegd, over de besté wyze van het doen. van eene landing op de Westindifche Eilanden. Zyn gevoelen was, dat men regelrecht op ftrand moest aatdoopen voorts aan land treeden en onbefchroomd boschwaarts ftreeven, om aldus door onverzaagdheid den landmaten en vyanden eenen fchrik aan te jaaren. Naa eene fpoedige reize waren ze de Kust van Gujana niet genaderd, of reining ftaafde zynen raad met de daad zelve; hy was de eerfte, die voet aan land zette, begaf zich in het Bosch, en geenen vyand hebbende vernomen, keerde hy ftraks ^veder aan het ftrand, alwaar zich fpoedig een goed aantal van de Vloot zich hy hem vervoegde. Met tachtig Man rukte hy vervolgens aan na het Fort, welk de Franfchen niet verre van daar hadden, tot op den afftand van een Pistooifchoot , en gaf toen bevel aan zyn volk om zich met het lichaam ter aarde , neder te leggen Intusfchen gaf reining van het verrigte kennis aan* den Heere binkes, van wien hy vervolgens bevel ontving om het Fort op te eifchen. Doch de Franfchen weigerden hier aan het oor te leenen: waarom reining befloot, ftorm te loopen, en aldus der Sterkte meester te worden. Dit gelukte hem , hoewel met een aanmerkelyk verlies van volk. Naa het Fort met Hollandfche Bezetting voorzien te hebben, vertrok de Vloot na Maria-Galante. Reining was wederom een der eerften , welke hier aan land traden. Eenige gewapende Franfchen ontmoet hebbende, eischte hy van dezelven het Eiland; doch bekwam tot antwoord , vermids de afweezigheids huns Gouverneurs , aan deezen eisch niet te kun-  REIZEN. ï2? kunnen voldoen, maar dat zy met den Kommandeur binkes wel in gefprek wilden treeden; waarop drie van hun zich na boord begaven. Intusfchen ontving onze Kapitein bevel om eenen kans te waagen op een Fransch Schip, 't welk binnen een Rif onder het Fort voor anker lag. Met onverzaagden moed voer hy met zyne Sloep en Boot recht op het fchip aan, en veroorzaakte zulk eenen fchrik onder de Manfchap, dat zy eerlang zich gevangen gaven, 's Anderendaags bragt hy deezen Prys in de Vloot, wanneer insgelyks het Eiland zich overgaf. Terwyl heining aan land was, ontmoette hy aldaar eenen Engelschman , van wien hy, op zyne vraage, of zich hier Negers onthielden , tot antwoord bekwam, dat tweehonderd van dezelven zich in een Bosch bevonden. Met vyfentwinrig Man fpoorde hy ze op, en nam ruim honderd gevangen, welke hy aan de fchepen bragt. Vervolgens zeilde de Vloot na Dominiqut , om water te haaien, en van daar langs het Eiland Guadaloupe. Op deeze hoogte ontmoetten ze drie Franfche fchepen, die hun gefchut onder het Fort ontweeken. Vervolgens deeden ze eene landing op St. Martin, 't welk zy opeischten. Reining met eene Kompag. nie Volk moest hier wederom het fpits afbyten; doch, om het hevig vuur des vyands uit het Fort, was hy genoodzaakt, met verlies te wyken. By een tweeden aanval, egter, moest de Vesting kamp geeven. Op bevel van den Kommandeur trok hy vervolgens het Eiland rond, ftak den brand in de meeste huizzius gemaatigd, ter oorzaake van de dikke wolken met welke de lucht, in dien tusfehentyd, meestal be! dekt is, cn die veelal overvloedigen regen doen nederW™!* 0ok hcefi me» veelal, in die maanden, een «rkoelenden Noord Oosten wind. De andere Malden, van wegen den aanhoudenden Zonnefchyn die zelden door fchaduw wordt afgewisfeld , is 't 'er' brandende heet. De  REIZEN. m De Slaaven, welke de Plantaadjen in deeze VolkPlanting bearbeiden, worden meestal derwaarts gevoerd m Guinee, aan de Kust van Afrika. Zeer eindig is de toedand deezer fchepzelen. Weinig meer geagt dan de dieren des velds , moeten zy de gamfche week een zwaaren arbeid verrigten, en zyn, by de minde nalaatigheid, aan zwaar, kastydingen ouderhevig. Den Saterdags naamiddag, den eenigen lyd van ontflag in den dienst hunner Meesteren , moeten ze bedeeden aan het bepooten en beplanten van eene Plek gronds, welke hun, ter eigen Jy&vwzprgtoge wordt vergund. Want veele Meesters geeven niets anders tot hunne fpyze, dan nu en dan een weinig Hinkenden zouten visch, of tot gebraad een duk van eene Koe of Paerd, aan eene ziekte gedorven. De Knellende eiende , onder welke zy zuchten , doet hen zorntyds het belluit neemen om weg te loopen, en wanneer zy vreezep gevat te zullen worden, uit «^moedigheid,geweldige handen aan zich zelve daan. . ^evat en by hunne Meesters te rug gebragt zynde, ondergaan zy deswegen drafFe, met eene ongelooflykc Nrdvogügbeid. Tot geluk deezer rampzaligen, fch.y, «en ze eenig denkbeeld te hebben van de Leere wegeus de Zielsverhuizinge ; deeze troost hen onder de 2!^ 80 d°" 1UU1 de ük°^a dermenschiyke eiende draagen, in de opbeurende hoop van naa hun overlyden te zullen wederkeeren in hun Vaderland. Naadat de vier jaaren, voor welke van ceiu[el zien hadt verbonden, tot het beduur eener Plantaadje, verdreeken waren , vernieuwde hy zyne verbintenis voor nog eenige jaaren. Geduurende dit verlengd verblyf gebeurde de Moord aan den Heere Kouins ^ 3 VAN  i*i NEDERLANDSCIJK moord aan den Heere VAN ^ op den negentienden van Hooimaand des ilfrrl Met het pleegen va„ deezen affehuw ^e \TÜ d hadden de mis„oegden „og hamm zat J J ™ len getale van tusfchen de honderdveertig nZ2 hoop getroKken rukken ze gelykerhaticT aai op " ataaar, en nellen, ni de nlntc ,1^ , , andere Bevelhebbers a .' n at ' ^ ^aa vervolgens den Rnr geren hen alvoorens ontwapend hebben e "yf n derughonderd Guldens te hebhen af Y digen zy twee fchepen , die ol i - " "e r viere la^en pn voorzien dezelve van de noodige m0„d. en C'sbehoeften u.t de Magazynen. Toen zy JL af hun vertrek in gereedheid hadden, deedei de Ra i zoekende hen met zagtheid tot hunnen o r ' wederkeeren, hun aanzeggen d 7 f W ^ 11 •,, """•'•eggen , dat voor de aeenen d e blyven wilden kwytfchelding van uraffe !vas ! reid. Ruim veertig Muitelingen bediend™ • 7 deeze aanbieding. De overigen ge <£ e ï ^ doch toen nu de .antfche Volk^t 0! gekoomen, en van hoogerhand dever keX t daan, dat alleen de aanleiders van denölT ** den geftraft worden, gaven zy zich öve^ n ?" voornaamfte Belhamels wierden Ser bnS 'f? * de koorde geftraft, en alle de adlt raet gefield. •moeren op vrye voeten Naa het ontydig einde des Heeren vam melsdyk wierdt de Heer van, . s0b" tot Gouverneur van Sur^J^~^ bewind, geduurende Volk-  R E f Z E N. I53 Volkplanting, genoot dezelve bet voordeel van imvend.ge ruste Hy was 'er nog, toen dezelve uitwendig Wierdt geftoord. Zints het omftaan van den Oorlog tusfchen Frankryk en de Algemeene Staaten , hadden ? franfche Oorlogfchepen het Eilant St. Christoffcl op de Engelfchen bemagtigd , en daarnaa be-oren, op Suriname een gelyken kans te waagen Deeze onderneeming ging verzeld van de volgende' omftandigheden. Op den zesden van Bloeimaand des jaars 16S0 wienlt de Bezetting van het Fort gewaarfchuwd, döor de .chtldwagt van de Motte-Kreek, twee Mylen beneden watrts gelegen, dat'er eene Franfche Vloot van tien Zeden de rivier naderde. Op dit berigt gaf ftraks de Gouverneur bevel aan alle de Kapiteinen , met hunne kompagniën ,zich om en by het Fort te vervoegen, lntusfchen liep de vyartd de rivier binnen, en dreef dezelve allengskens oP. Een van de Ü£n fd zynde een Bombardeer- Galjoot, begon het Fort te befchieten, en vermeesterde 's Lands Bark, J!st Wa pen van Amjlerdam, die op de Brandvvagt la- Op den volgenden dag, den zevenden der Maand haalden de opgezeetenen van Suriname hunne fchepen, d,e op de rivier hgso , zes i„ getal, nevens twee Branders aan den wal. Voorts verdeelden zy zich Zl ,rV'l ^ 1 T ? adltenMventiS M-i wierden «denaard onder Kapitein swART , vierentachtig Jooden onder Kapitein samue. nasslj en ^ genenzesug soldaaten onder Kapitein lukas cl Plaat'zen Vattede" P°St °P de vo^^mfte te meer V™^ ^ £n vot ««d: te meer, naardien, door de goede voorzorge van den Hes-  i5i NEDERLANDSCHE Heere van vredicnburg, Overfte der Volkplaminge, de fterkten in genoegzaamen ftaat van tegenweer zich bevonden. Op den derden dag van het Beleg gaf het Franfche Bombaardecrfchip, inden nacht, een hevig vuur, op het Fort en de fchepen ; doch het verflapte overdsg, De vyandlyke Vloot bleef tnidlerwyl leggen, buiten het bereik van het Hollandfche Gefchut. Op den negenden der Maand maakten de Franfchen lorflcl om bet Fort te beftormen; om de Bezetting, uitgetrokken om hen te ontvangen, te belemmeren, worpen ze eenige Bomben, doch zonder vrugt. In den avond naderde het Bombaardeerfchip het Fort, en wierdt eerlang gevolgd van de andere fchepen. 't Was thans zeer donker wéér. Nogthans hadt de Schildwagt hunne komst vernomen, gaf'er berigt van, en met een dat zy zich in eene Halvemaan, op den afftand van ongeveer een Pistoolfchoot van het Fort, gefchaard hadden. Wel haast begonnen ze met het gefchut te fpeelen. In weerwil van hun aanhoudend bombardeereu en werpen met Granaaten , wierden ze door de onzen zo moedig ontvangen en dapper begroet, dat ze, naa een gevegt van twee uuren, genoodzaakt waren de Ankers te kappen, en met de Ebbe zich den Stroom te. laaten afdryven. Aan de zyde der Bezettelingen waren geene dooden en llegts zes ge. kwetften. Van de honderdvyftig Bomben, welke het Bombardeerfchip hadt geworpen, was niet een in het Fort of op de Hollandfche fchepen gevallen. Eenige dagen laater naderde het van nieuws het Fort, doch wierdt, door het geweldig fchieten van de onzen, wel haast genoodzaakt te wyken. De overige vyandlyke fche-  ! !»y PETRUS CONRADI en V. van der PLAATS zyn gedrukt of in groote getallen te bekoomeu: Neerlands Heldendaaden ter Zee, van de vroegfte dagen af tot op 1781. II Deelen, in gr. 8vo. . . ƒ 8 -5 - : Nieuwe Algemeene Befchryving van Batavia, de Hoofdftad van Neerlands O. Indien, bevattende derzelver Gelegenheid, Opkomst , VoortrefFelyke Gebouwen , Hooge en Laage Regeering, Gefchiedenisfen, Kerkzaaken, Koophandel , Zeden, Luchtgefteldheid, Ziekten, Dieren ertGe* wasfen. Met Konstplaaten, in 1772 op de Plaatfen zelve getekend. IV Deelen, in gr. Quarto. . ƒ 10 - : - : De Franfche Spion, of de Geheimen van het Hof van Lodewyk den Vyftienden. . . . ƒ2-:-: Levens van Nederlandfche vermaarde Mannen en Vrouwen van allerhande zoort. X Deelen, in gr. Octavo, ƒ 18 - 4 - : Nieuwe Algemeene Befcbryving der Kaap de Goede Hoop; met XXV7 uhflaande Plaaten , waaronder eene Afbeelding derReede ven deKaap,doorII. Kobell, in 1777./' 10 - 10 : Dito, zonder Plaaten. . . . ƒ 5 : - : - : Geneeswyze van de Ziekten en Kwaaien der Paarden, door Profesför Vitet en Reiner Fontein. . ƒ : - 18 ■ : Verflag der verbaazende Historiën van Bnikfpreekers. Bekragtigd met het Getuigenis van de Koiiinglyke Akademie der Weetcnfchnppen te Parys, 1111767. . ƒ : • '5 - : De Walvischvangst, en Haringvisfchery, met veele Byzonderheden daartoe betrekkelyk, en met Nieuwe Ontdekkingen en Waarneemingen. In gr. Quarto. Vier Deelen, met Eenentwintig fraaie Prentverbeeldingen. . ƒ 6 - j - : De Haringviï.iehery, afzonderlyk, met een fraaie Plaat ƒ i • : - : De Scaphander , of Konst om in de dieplle Wateren dryvende te gaan en allerhande werk te verrigten. Opgedraagen , door den Heer C. van Engele», ann de Maatfchappy tot redding van Drenkelingen. Met Plaaten. f 1 2 - : Befchryvitlg der merkrt'aardjgfte Gewesten van Afie, Afrika en Amerika, getrokken uit de alomberoemde Letcres Edifiantes, III Deelen, in gr- 8vo. . ƒ 3 - : - '• C. H. Trotz Verklaaring der Grondwetten van de Vereenigde Nederlanden, in 4to. . . . ƒ5:-: S. Sty! de Opkomst en Bloei der Vereenigde Nederlanden, Tweede Druk, vermeerderd. . . ƒ 3 ■ : - : W. v. Ranouws Kabinet der Natuurlyke Historie, Konllen en Handwerken , met meer dan Vyftig meest uhfhande Plaaten, IX Deelen. . . ƒ 10 • 10 - : N. Ypey over de Quotae der Zeven Provinuen , met de noodige Tafels. . . .' . ƒ'!-:•: J. Siinüra Oude Voorfpelüngen aangaande den Mesfias, toegepast op den Heere Jezus. III Deelen. . ƒ 10 • ; - :