393 G   ONTROOFDE EER FERDEDIGT o f ONPARTYDIG en WAARACHTIG VERHAAL, Nopens Het voorgevallene te Nymegen tusschen vyf van den lütherschen Kerkenraad en derzelver Gemeente over het onwettig Beroep van den PREDIKANT R * * Door deze vyf uit den Kerkenraad Nevens de daar op gevolgde Magiftraats Refolutie, waar by dat Beroep vernietigt en de Gemeente het Regt van Medeftemmen is toegewezen, volgens oud gebruik. Verders De onverantwoordelyk handelwyfe van die Kerkenraad gehouden omtrent Dom. GR IMMER, Met de bjgevoegde Requefie en MagiflraatsRefolutie. Door een Liefhebber der Waarheid in 't Licht gebragt,   O V D R A G T A A IS[ DEN DEELHEBBENDEN LEZER, WAs Ik een Lid der Luther^ fche Gemeente en Inwoner der Stad , alwaar zig het geval, waar van dit boekje fpreekt, heeft toegedragen; ik zoude niet enkel beruft hebben het hiflorifch Verhaal, zoo als het my mede gedeeld is, publicq te maken, maar ik zou-, de, met byvoeging van alle authenticque ftukken, (waar van 'er my na dato maar twee, die ik hier agter gevoegd heb , zyn ter hand gekomen) van hetfelve, aan de weldenkende Lutherfche Gemeente een fpeciale Opdragt gedaan, en naliet een en ander wat te befchaven , myn Naam kenbaar gemaakt hebben; dog ik nu voor als nog niet, nodig achte te melden. Ter-  OPDRAGT. Terwyl ik rriy by voorraad vergenoege; dat de Lezer, die de faken Zelve mede aangegaan, daar in deel genomen of kundigheid van defelve heeft, zal moeten zeggen, en bekennen, dat al wat in het Werkje gezegd word, Waarheid is, en blyve zal. Oordeeld befcheiden en geeft my het genoegen, datje gelooft, dat ik een vriend der Waarheid ben. Vaart wel! VOOR-  VOORREDEN* a vier Maan Jen geleden, mijn reije, welke ik tweemaal des jaars over Nijmegen gewoon ben te nemen, toen logeerde ik in mijn ordinaire Herberg, 'alwaar de Predikant, waar over deefe oneenigheden waren Ontjlaan, zich insgelijks bevond, doch zulks wijl ik in 't eerjl niet > alzoo ik dien Heer niet kende. Dien avond wierd door vérfcheide Heer en of Burgers daar zijnde over dit oneenigheden gefproken , doch zonder dat ik daar op nauwkeurig acht gave , of eenige opmerkinge dies aangaande daar over by my zelve maakte. Aan tafel zittende , wierd ik zeer voor ingenomen met een der mede aanzittende Heer en van wegen desfelfs hartjlreelend onderhoud, zonder dat ik nochtans wiste wie deefe Heer was. A 2 na  4 VöÖRREOEN. Na de Maaltijd, vroeg ik zulks aan de Hofpita. Deze gaf my, de Schou ders te gelijk optrekkende te kennen , dat het de Domine over wien die oneenigheden ontjlaan -waren, zelve was. Zy voegde daar by : ja dezen brave Man, is het zelve, die, hoe zeer hy ook van de Gemeente geacht en bemind word, nochtans door eenige van den Kerkenraad, ja God weet het, voornamelijk door eenen WAT een allerboosaardigH menfch , zoo veel mogelijk alle verdriet en bitterheid word aangedaan. Ja mijn Heer! de Gemeente foeken zy om't Geld, de armen om de Aalmoefen en defen Man om zyn gezondheid en Eere te brengen. De Predikant ging na het eeten op zyn Kamer, terwijl ik met noch eenige Pasfagiers een Pijp rookte , zittende er noch drie Burgers een vies Wyn te drinken, welke zoo ik naderhand, vernam, Gedeputeerden uit de Gemeente waren - - In  VOORREDEN. 5 In diepe gedagten zittende, wendde een der Pasfagiers* een Tferloner Koopman zynde , zich tot my zeggende „ JamynHeer! het is niet geoorlooft, '* zoo als zy dezen Man behandelen , zy zyn hem Waarachtig niet waardig, zoo als gy hem in zijn omgang vind, zoo is hy ook op den PredikJloel , een diergelijke Rapfodie van Kerkenraad, kan men zich niet voorvoor feilen. Wat van wien de Hofpita tegen u gefproken heeft, is het Mobile van alle deze onruflen, en ^ weet de andere 3 of 4 naar zynm verkeerden wil te leiden. Den Tferloner het woord Mobile noemende , begon het Gefelfchap luidkeels te fchateren van laghen. Ik nauwkeurig rond ziende , merkte een algemeen genoegen over dit feggen. Ja myn Heer! antwoorde een dier Burgeren daar op aan den Tferloner; „ Gy hebt regt. En den Horlogiemaker is A 3 het  6 VOORREDEN. ** het Perpetuum. " Boen wierd'er noch meer gelaghen. Dit alles was voor my een Raadfel, •waar om ik na de oorfaak van het laghen vroeg. „ Myn Heer! zeide een der Burgeren, dat zal ik de Eer hebben, UE " te zeggen , den Horlogiemaker (hy ' noemde hem , maar de naam is my v ontfchoten,) heeft den baatzuchtigen " WAT overgehaald, om een Perpetuum Mobile te vervaardigen, 'tgcen op een zrooten Prys zal komen te * ft aan , als WAT maar het nodige * 'voorfchot wilde doen. „ WAT is daarom het Mobile en *' het geldeisfchen van den Horlogiema' ker heeft geen einde, deze is alzoo ■ het perpetuum , doch hoe het met i, den Prys gefield is, hetfelvc zalmen *' na de Dood van WAT in zyn Re- ■ kenboeken vinden. " Een ander der Burgeren begon daar 9Jp aldus: „ Van WAT konde men viel.  VOORREDEN. 7 ** wel een geheel boek fchryven. Ja zulke Supplianten vind men in onfen " Kerkenraad; daar is de Zegelklopper een man die zig van Hoogmoed zelfs '* niet kend, dagt hy maar eens te rug > aan zyn vorigen flaat, ik veracht de v dienflbare niet: b' Neen! maar wie kan de Grootsheid, de vervloekte *• inbeelding en verwaandheid van zulk een heerfchzugtige Knaap verdragen, * een Overvlieger uit Marksland, die maaid het geene hy niet gefaaid heeft. Immers hy heeft als Lyfknegt by een ' feker Heer gediend, gelijk ook zyn Vmiw, waar door hy dat Officie ver- kregen heeft. En wat meer is , zyn Vrouw die Roomfch geloren is , veranderde by hun Hunvelyk van Religie, keerde haar kleetje om en wierd Lutherfch, doende na verloop van omtrent een Jaar haare Belydenis volherdende indefelve detyd van ongeveer negen Jaar en, die Godsdienjl getrouwdyk waarnemende z doch A 4 alles  8 VOORREDE N, alles in fchyn , Godt en haare Pilaerbedrogen hebbende , gelyk de uitkomji de bewyfer; daar van zyn, op fekeren tyd floeg zy den Desferteur en verliet ftilletjes haare Man , begaf zig na verfcheide Klooflers , alwaar zy den Lutherfche Godsdienfl affwoer, en Roomfch wierd. Van dezen ging zy na kort verloop van tyd, weer tot de zydevan haar Man over, kortom bint1 en den tyd Ven een maand Changeerde zy drie of vier maal, zoo dat zy de eene dag of week Rooms, de andere Luters was , én tegenwoordig hoord zy alle dagen de Mijfe. Tj^at dunkt u van zö'n KérkenPatroon , die een heele Gemeente wil fegeeren naar zyn Gekke Kop en zinlykheid, daar hy zyn eigen huis , ja een blood Wyf niet kan regeren , moet nu een geheele Gemeente zugten onder die fwaare lafl, waar van nog geen. einde te zien is. • Dus yverig voer dezen Burger daar over uit en zoude zig verder hebben uit gela»  VOORREDEN. 9 gelaten ; doch de eerfte viel hem in de reden; zeggende: en-wat zyn dan doch cok de andere Kerkenraads-perfonen voor menfehen? Be eene is met zyn Vrouw door gegaan, en niemand -weet tot hier toe noch niet, van -wat Religie zy is. Immers men heeft haar in 't geheel nog in geen Kerk gezien. En zoo den ■ Apothecar verfland had-, zoude hy zich tot deze ongeregte zaak dus niet hebben laten misleiden. Ik verfeker u, dat hy in de eerfte jaarën\ onder de Lutherfche Gemeente geen Vmgeev-middelen verkopen nog Lavameuten zetten zal. Ik koude my over deze uitdrukkingen niet onthouden , om eens hartig te lagchen. Verder fpraken zy onderling nog van eenen anderen, -welke zoo ik regt hebbe. ook een Ampt heeft, over -wiens onverftand zy zig zeer ergerde. Beze niet -wetende -wat party te kiefen, en wel graag op beide Schouderen A 5 mh  io VOORREDEN. willende dragen, was van angfl in drie dagen nauwlyks van de befte Kamer geweeft , even als of hy een allerfterkft Purgeermiddel van den JpotheGar had in genomen. ■■ Echter hadden zy met dezen zoo ik merkte eenig medelyken; alzoo men eenigen tyd befpeurd had, dat het hem in de bovenfte verdieping [pookte. ■ Ik reisde den volgenden morgen van Nymegen na het Cleeffch en Bergfche , vanwaar ik na eenigen tyd, myn faken vet:* rigt hebbende, te rug keerde. Op welke te rug reife ik te Cleef komende , zeer gevatiig en buiten verwagting den bovengem. Predikant ontmoette. Ik vroeg hem na de rede, fchoon ik reeds uit zyn gedaanen ftap; zyn ongeval raden konde. Hy antwoorde my met een byzondere ftandvaftïgheid, waar over ik my in den Man bewondere. " Dat het de voorv zienigheid zoo-gefcbikt had, dat hy zyn M Vrienden en Vyanden verlaten had, * [taande hem te gelyk de oogen vol traanen* Ik  VOORREDEN, n Ik bad hem my te zeggen, hoe het met de zaak was afgelopen, en waarom hy in het ongefchikte Saijoen, daar het zoo koud en zulk onaangenaam weder was, zyn reife had voorgenomen. Hy antwoorde my hier op : „ Myn Heer difpenfeert my, om u daar van " een verhaal te doen, dat my, myn Ziel ' doorboort. Ik ben tegenwoordig geruft'9'', maar ieder herinnering, niet tegen ft aande ik de leidinge Gods eerbiedige, maakt myn hart aan het bloeden : informeer 'er " u in Nymegen naa. „ Ik moet betuigen, dat de reden en het wefen dezees Mans my zeer troffen. Ik bad voorgenomen van Cleef over Arnhem na Holland te reifen , maar ik nam zoa veel deel aan de gefchiedenijfe dezes Mans, dat ik, om van de uitfpraak onderregt te zyn, myn weg over Nymegen nam. By myne aankomft informeerde ik my byde Ho/pita, hoe die zaak was afgelopen ? zy) verhaalde my 't een en het ander doch ik konde aaar mt geen resten zamenhang op' maken. Ik  12 VOORREDE N. Ik vraagde baar of zy my niet iemand .zoude kunnen aanwyfen, welke my een ■fchriftelyk vertoog van de gantfche [aak met desfelfs omfandigbeden, voor geld zoude kunnen en willen geven ? . Zy addresfeerde my my iemand, die zoo als zy feide, en ik ook naderhand ondervonden bebbe, deels voor zyn eigen plaifier^ en deels om andere oorfaken, zedert veele jaaren een Memorie der Nymeegfche KerKen faken betreffende, opgetekent had. ... Dezen Man. deed my in *t kort een om* flandig verhaal van alles, wat zedert vyftien of twintig jaaren in de Gemeente was Voorgevallen y al het welke ik niet zonder verwondering aanhoorde, en waar by NB. IVylY altyd als de eerfte oorfaak van de onruften aangemerkt wierd. , Ja ook zelfs een Vriend van WAT verklaarde my, dat hy den handel van dien Qmfiftoriaal van alle Geregtigheid ontblood Vond. Terwyl my echter aan 't verledene van. vroeger tyden zoo veel niet gelegen lag » als wel voornamelyk aan het gepasfeerde te. dezer  VOORRÊÜÉN. 13 'Kiezer dagen, zoo verfogt ik hem my alleenlyk dat geene mede te deelen , wat tusfen •4e Gemeente , Dom. GRIMMER en den Kerkenraad voorgevallen was. Daar op reisde ik van Nymegen nd huis, en ontving in korten tyd daar na het volgende op/lel, na dat ik hetfelve verfcheide maaien {kan ik ver/èkeren) niet ori"oerfchillig doorgelefen had, en dcwyl dezeVriend my van alles zoo omjlandig bericht deed; zoo fchynd het, dat hem de zaak wel bekend moet geweefl zyn , en bevond het na myn oordeelgeenzints twyffeiagtigen ieder een kan ligt begrypen, dat men Dom. G RIM M E11 zoo wel als de Gemeente , van de kant des Kerkenraads, veel otiregt gefchied is. Devoyl nu hier', daar ik woone , zelfs veele waren,. die van defe faakwel wenfchte eenig kundig begrip te hebben : zoo heeft V my bevjogen hetfelve opentlyk door den Druk gemeêh te maken; niet om eigen baatzugt of eenige voordêele maar alléén om de onregtveerdigèeid der Nymeegfchen Kerkenraads aan :t dag-  t4 VOORREDEN. dagligt te brengen, en te gelyk het ver» genoegen te hebben de onfchidd dezes Eerwaarde Mans, was V mogelyk, te redden, dien ik hier van harten een veel heter lot toewenfche, de Gemeente ruil en vreede, eene rëgtvaardiger en verftandldiger Kerkenraad, of den tegenwoordige (zoo het niet te laat is) goede beterfchap; hehalven dit, vertrouwe ik my van vee' len, in 'tbyzonder vanregtfchapene Geaarde, welke de egtheid dier Hiflorie wenfchten te weten, eenigen dank te ver dienen \ dewelke ik ook insgelyks van Dom. GR1MMER, de Kerkenraad en de Gemeente wegens myne opregte wenfch verwagte. Zie hier dan dat opftel van Woord tot Woord. Al s de Heer Landman den laatuen Nymeeglchen Lutherfchen Pre»  < i5 ) Predikant ; welke de Kerkenraad gedeeltelyk door kwaade behandelingen , als onbetamelyke en teffèns Jjeerfchfuchtigen Voorfchriften, het leven zoo zuur maakte, ja ik durf feggenverkorte, dewylzynWel-Eerw. watfterkaantrekkelyk was, zig daar door gedwongen zag, defe plaats met eene op het platte Land te verwisfelen: zoo wierd na een aangenome gewoonte van den Nymeegfche Kerkenraad eene .Nominatie van het Confiftorium te Amfterdam verfogt, voor welke Eer , die van Amfterdam, jaarlijks twee hondert guldens aan die van Nymegen, contribueren. Heer GRIMMER bevond zig te dier tyd in de laatftgemelde plaats, en wierd met nog twee andere op de Nominatie gebragt. Dan alvorens het nog zoo verre kwam , fchreef Heer Landman op Verfoek van den Kerkenraad aan Dom. GRIMMER, om na Nymegen  ( 16 ) jtftegen te willen komen , ert deti Predikdienft zoo lang waar te nemen, tot dat het beroep zoude gefchied zyn , waar voor hy rykelijk zoude voldaan worden. Heer GRIMMER predikte met een algemeen genoegen en goedkeuringe, welke hy ook by de Gemeente tot de laatfte Predikatie toe behouden heeft , uitge^ nomen by eenige van den Kerken-» raad, dien hy te fcherp, naar hun zin, predikte; of liever, welke hy naar gedachten * de Confcientie te feer ontruft i of wakker gemaakt heeft. Niet tegenftaande zelfs eeni-> ge uit den Kerkenraad , en onder defe de Commis Vrager en Vigehus Hem tot die Predikwyfe het eerfte hebben aangefet. Z»y onderrigten hem, dat hy een Gemeente voor zig had, dien men de Hel en het verderf niet te fchrikkelyk kon voor-» fteilen, Het  ( p? ) Het is waar de Predikatiën van Dom. GRIMMER waren meeftal ieer doordringend en byna niemand der toehoorderen was 'er die daar in niet iets op zig zelve toepasfelijk vinden kon. Kwam het metzyn Keurftof overéén, om de ondeugden te gifpen, dan ontfag hy zig voor niemand , hy deed zyne beftraflïnge met de aller fterkfte uitdrukkingen , ja hy fchilderde de ftrafTen , die naar Goddelijke en wereldlijke Regten op de Zonden ftaan te volgen, op de ontfaggelijkfte wyfe af. Terwyl echter aan de andere Zyde nooid iemand , die de onzydigheid betragre en lief had, in die zyne Predicatien iets vinden konde, het geen tegen een gefchikte leerreden Ixotende was, of het geen hem van eene eenzydigheid konde verdacht houden. Zyne zedenkundige Leertrant, die hem dog byzonder eigen was, gevoegd by eene deftige en B man-  I C 18 ) mannelyke zegswyfe , was zekere lyk, in een tyd, in welke hy zynen dienft verrigtede, meerder aan Critiques onderworpen, dan het zoude geweeft zyn, zoo hy zig alleen met eene woordenvittende textverklaring, zonder eenige zedeiijke toepasfing , zig eigen gemaakt ' had; doch wie kan zig na de fmaak van een ieder, daar zoo veele hoofden zyn, voegen, of zig de grynfende nyt en lafterzucht onttrekken. Doch om by het enkel verhaal te blyven, vind ik my genoodfaakt een befchryving van deze Confiftorialen te geven. Zeven Perfonen maken den tydelijken Kerkenraad uit: dus konde men hen voor langen tyd, toen men de refpedtabelfte en verftandig11e uit de Gemeente , daar toe verkoos , noemen; maar diergelyke menfchen meriteren, deze honorable naam in 't geheel niet. Deo  C 19 ) Den eerften van die Kerkenraad is J: A: Weyh , een Man vol van fnoode overleggingen , dewelke leeft by de tweedragt., die de naam niet te onrecht draagt, dat zoo lange hy in den Kerkenraad gefeten heeft , altoos oneenigheden heeft gefticht: Ik ga, om byzondere oorfaken , zyne gepasfeerde handel- wyfevoorby, en fegge maar alleen, dat geene, wat hy in deze tegenwoordige omftandigheden uitgevoerd heeft, waar uit een ieder vanzynfchandelyk Caradter zelve kan oordeelen. Stoltenhof en nog één uit den Kerkenraad waarfchouwden in den beginne Heer GRIMMER zelve, dat Hy Zig voornamelyk voor Weyh moefte in acht nemen, alzoo hy een valfch en godloos fchepfel Was, waar op men in 't geheel niet konde vertrouwen. De tweede is Beekman, de derde Stoltenhof, de vierde Figehus , de B 2 vyfde  ( 20 ) vyfde Prager. Deze zyn de Vyande en Cabaliften van Heer GRIMMER geweeft, de zesde is Mankrot , de zevende Stiegler , welke onfchuldig in de faak zyn , hoewel de faak, wanneer defe de bedriegereijen der eerftgemelde beter in acht genomen , en zig met alle kracht daar tegen verfet hadden, zeker een anderen keer foude genomen hebben Hier by komt noch den ouden Kerkenraad, welkers leden in fakea van eenig gewicht, nog mede hunne ftemmen moeten geven. • De vier of vyf eerfte in de ftaande Kerkenraad zyn menfchen, die haar verftand, zoo ik haar defe fier mag geven, tot flegte en lage handelwyfen hefteden. Deze Menfchen nu, die in hun leven dienflbaar , en om zoo te lpreken, niets geweeft zyn, konnen nog in den Kerkenraad zoo op- gebla-  ( ai ) geblafen van Hoogmoed Zyn, jazy verbeelden zich, dat geene van zich Zelve, dat zy op verre na niet en .zyn. Immers de waare Eer beftaat in de overtuiging der Confcientie , of men de pligten van zyn ampt en jegens zynen Naaften vervuld heeft; doch hoe flegt deze hunnen pligt als voorftanders van Kerk en Gemeente in acht genomen hebben, zal men beft ontdekken , wanneer wy haare handelwyfe zullen hebben afgemeten. Deze Baafen die nimmer ergens iets te bevelen gehad hebben, alleenlyk van de orders van anderen flegts afhangende , beelden zig zelven in , regeerders en voorzitters van een geheele Gemeente te zyn, welke zy dan ook , volgens hun dom begrip, meenden te regeren, ja defelve zoo wel, als den Predikant wetten te mogen voorfchryven : met een woord! zy ftonden B 3 in  ( 22 ) in die verbeelding, dat den Predikant onder hun magt en bevel ftond, en dus van hun dependeerde, evengelykzy, toen zy nog Koks, Apothecars, of Winkeliers-jongens of Heeren-knegts zynde , van de beveelen hunner Heeren en Meefters afhingen. En dit, het geen Heer Landman deed vertrekken, leide den eerften grond'der oneenigheden by Heer GRIMDeze Waardige Man was nauwlyks agt dagen hier, of men maakte hem reeds allerlei voor> fchriften ; doch hy kwam defelve hoe inpertinent en ongefchikt ook eenige daar van waren, in zoo verre defelve met zyn Ampt en Eer niet ftrydig waren, na, niet tegenftaande hy 'er eenigzints verdrietig over was. fa men gaf hem al aanftonds feer onheulch te kennen , dat de klee* ding  C 23 ) ding of opfchik van zyn Vrouw Zeer aanftotelyk was. In 't byzonder lieten Weyh en Vigelms zig daar over op het fterkfte uit , zeggende : dat zulk een pragtige kleeding voor een Predik.ants- Vrouw niet paste — Een vriend van Dom. GRIMMER, hem daar van verwittigende , kreeg dit braaf antwoord, dat wanneer hy hier bleef, hy zyn Vrouw daar toe zoude Zoeken te brengen, dat zy zig naar den tegenwoordigen ftaat kwame te voegen. Men moet weten , Dom. GR IMMERS Vrouw was een Weduwe , van een Heer van Rang, en met D: G. eerft eenige Maanden gehuwd geweeft; Derhalven konde zy , £ niet wetende, of zy hier zoude blyven of niet,) zoo op eenmaal ten gevalle van den Kerkenraad , haar kledinB 4 ge  ( 24 ) ge niet veranderen, te meer om dat" de omftandigheden niet toelieten om anderen klederen te laten maken. Al verder, wanneer zy gewaarwierden , dat Dom, GRIMMER met eenige van de Gemeente, die juift geen vrinden van hen waren, verkeeringe maakte, zoo hielden zy dien Heer verdagt, Zy fielden Hem daar over zelfs te reden, Hy Zoude Zig met zulk flegt volk niet ophouden , 't welk dog ordentelyke Burgers van defelfde rang en qualiteit gelyk zy, waren. Heer GRIMMER , die alle beleefdheid van die menfchen genoten en geen reede of oor faak , om zig van defelve te verwyderen, veel min om die te haten of te veragten hadde, konde hier in van zig niet verkrygen, om hunne begeertens te voldoen; maar ging van tyd tot tyd die brave menfchen befoeken. Dit flak  ( *5 ) fhk den boosaardigen Weyh zeer in de krop ; doch hy iiet fulks aan Heer GRIMMER nog zoo haalt niet blyken; neen, maar hy veinsde zig jegens hem vriendelijk, ortdertusfen hy heimelijk een verbintenis tegen hem fmeedde. Heer GRIMMER had de gewoonte, (volgens zyne algcmeene beleefdheid ; en afkeerig van alle hoogmoed zynde,) zelfs de geringfte en armlte menfchen in de Gemeente te gaan befoekén. Met den geringfte verkeerde hy gelyk als met den voornaamften, even als Broeders. Dus verworf hy het vafte vertrouwen en de agtinge van de geheele Gemeente. Ja het is waarachtig dat geen Predikant meer kan bemind worden, als hy bemind geweeft is. Dan hier uit wierd juift zyn ondergang geboren: want hy had die, welke van Weyh en zyne Conforten, (hoe voortreffelijk b 5 zy  C 26 ) Zy ook mogten geweeft zyn,) moeten helpen haten, veragten, en hem en de andere Cabaliften, alsConfiftorialen (om met refpetl te fpreken) zynen onderdanigften dienft aanbieden en op hunne Genade alléén moeren wagten, ö dat zoude Weyh eerft na den vleefche gegaan hebben ! Met één woord! men wift niet wat men uitvinden zoude, om Heer GRIMMER in zyn Eer te benadeelen, de aller onnofelfte zaken ter wereld , niet waardig genoemd te worden, wierden op het fchimpagtigfte uitgeleid: wat Heer GRIMMER ook deed, 't was niet goed, en nogtans is 'er niemand opgekomen , die de Courage hadde , om hem iets in zyne tegenwoordigheid te lafte te leggen of te verwyten. Heer GRIMMER die zig in alles op zyn onfchuld konde verlaten, was zeer bedaard onder al dit kwaad fpreken , 't geen eindelyk tot  tot de kwaad aard igfte befchuldigingen en Eeren-fchendery nog overfloeg. Ook gaven zy voor dat Heer GRIMMER zyne Predikatiën op hen toepas felyk maakte, en wel voornamelyk , wanneer Hy het Evangelie daar van Pharifeen en Schriftgeleerden gefproken word op den tegenwoordigen tyd, te huis bragt , vonden eenigen hunner zig daar in zoo juifl afgefchildert, dat zy zig niet anders verbeeldden, of Heer GRIMMER had hen daar mede alleen in 't oog By eene verklaring van Luc. 6. vr. 36. geloofde Weyh, dat, wyl zyn geweecen fcheen getroffen te zyn, het op hem was gemunt geweeft, waarom hy van die tyd af, zoo lang Heer GRIMMER den dienft heeft waargenomen , niet meer in de Kerk onder zyn gehoor gekomen is. Ja eenige hebben op die tyd, ook  C 28 ) ook waargenomen , dat Weyh rood geworden was in zyn wezen , en dat zulks wel voor 't eerfte van zyn leven zoude geweeft zyn, ten minften , dat het iemand nooid gezien had ; want anderen zelfs , welke niet tegenwoordig geweeft waren , wilden zulks niet geloven, alzoozy ten vollen overreed waren , dat Weyh een man zonder Confcientie is, en dat hy zoodanig een dik vel voor zyn voorhoofd heeft, dat daar 'op alles kon affluiten, hoe zeer het tot zyn fchande en verachtinge verftrekke. Heer GRIMMER vernemende , dat men hem dit nu weder ten lafte leidde» verklaarde op zyn Eer en Confcientie , in zyn hart daar toe geen gedagten gehad te hebben, en dat hy nooid geen perfonaliteiten op den Predikftoei hadde gebruikt; maar dat Hy nogtans Gods Woord niet konde nog wilde veranderen : - In  ( *9 ) In tegendeel bedwong hy zig om aan zyne broederen en vrinden geen ergernis te geven , in 'tbybrengen van fpreuken of gelykenilfen , by voorbeeld: in eene Namiddags-predikatie ; waar in hy over de algemeene Genade handelde , en waar by hy bewees, dat ook de grootfle Zondaren , na een opregt berouw * boete en bekeeringe , vergevinge kunnen erlangen, wees hy zyne toehoorderen maar tot iCorinth. 6. van vr. I-12. zonder zulks voor te lefen , op dat men hem niet weder op nieuw befchuldigen Zoude , als of hy de een of de ander daar door beoogde , die hy dus als met den vinger zoude willen aanwyfen. Schoon nu zulks in 't geheel het voornemen van Heer G RI MM E R niet was, zoo volgt natuurlyk of van Zelfs daar uit , dat hy nu of dan de een of de ander treffen moed. Menfchen, die zig op alle zon-  C 30 ) zonden en ongeregtïgheid toeleggen, kunnen zig in ieder Predikatie afgebeeld vinden, met de ftraf, die hen op de hielen volgen. ja dit gebeurd zelfs in Predika' tien op vreemde plaatfen, daar nog Predikant, nog Gemeente elkander kennen, dat iemand onder het gehoor van den Predikant aldaar komende , in 't een of ander fluk kan getroffen worden. Dus word dan de Confcientie ontruft, 't geen veele als deze Weyh en andere, niet kunnen verdragen , terwyl angft en vrefe hen dan tot een zeer laftig gezelfchap zyn. Of fchoon deze goede man Zvn vyanden wel kende , zoo geloofde hy dog, dat Hy hen door zyn voorbeeld tot betere gedagten zoude brengen. Hy ging hen van tyt tot tyt befoeken; maar geen één van hen verwaardigden Hem, met een weder» befoek, of zoo men zegt, met  ( 31 ) met een contra vijite gelyk zulks de wellevenheid anders wel vordert, waarover hy zigdikmaalsbeklaagde. Dog toen Dom. GRIMMER alle z)oie beleefdheid , vrindelykheid en toegenegenheid te vergeefs, of ondankbaar beantwoord fag, zoo liet hy hen varen, dat is , hy ging hen niet meer befoeken , dog wel de Gemeente in 't algemeen. Een ieder die 'er in Nymegen fla yraagt, zal zig over de liefde en achting jegens Dom. GRIMMER moeten verwonderen; waarom Hy aan de zyde des Kerkenraad te meer ook wierd benei d , zoo, dat hun haat en neid nog dagelyks meer en meer toenam. Ik ga nu deze Pharifeën het mom van voor haar aangeficht afligten , en hen voor de weereld tot hun eeuwige fchande ten toon Hellen, en het evengemelde bewyfen, In 't begin van dit Vertoog heb ik reeds gefegt, dat toen Dom. Landman  O 32- ) man uit Nijmegen vertrok, Dom. GRIMMER de dienft vervulde, en hy met noch twee andere Predikanten te dier tyd of wel aanftonds op de Nominatie is gebragt. Deeerftewas Dom. Brukner, die tans in de plaats van Dom. Reisig te Breda beroepen was; de tweede was Dom. Gr immer en de dèrde Dom. Rhurman Predikant tot Hings in 't Cleeffche; deze laatfte bedankte voor de Eer met by voeging egter, dat het in gevolge s Konings bevel , hem niet vryftond, buiten 'slands op de Nominatie te prediken; dog zoo zy Gedeputeerde na Hings geliefden te zenden, om hem te horen, zoude zulks hem ten uiterften aangenaam zyn. Echter dit ging te d'ier tyd niet door, (zoo als zy zelfs getuigde,) dcwyl de Gemeente mede {temmende, hy dierhalven Zyne Gaven binnen Nymegen moeft laten horen. Wey  ( 33 > Weyh zeide dit zelfs tegen Dom» GRIMMER en den Horologiemaker Seidler. Dom. Brukman deed zyn Proe£ predikatie tot genoegen. Namens den Kerkenraad kwamen twee leden of voorftanders van denzelven, te weten: VigeliusenPrager, by Dom. GRIMMER, zeggende : dat, wyl de Gemeente hem nu meermalen gehoord had , het niet nodig zoude zyn hem op de Proef» een byfondere Predikatie te laten doen, en dat de Predicatie, die hy 's Zondags Namiddags daar aan volgende Zoude doen, tot een Proefpredicatiezoude verftrekken. Eenigen tyd daar na begon men de eerfte Chicane in 't werk te ftellen: zy bragten Dom. GRIMMER een Text om daar over te prediken. Heer GRIMMER zeide, dat dit met hun eerfte woorden niet overeen kwam. Zy gaven hem tot C ant-  ( 34 ) antwoord: Het moeste gefchieden, óm de anderen geen onregt te doen* Deze gebiedende toon mishaagde Dom GRIMMER, zeggende: zich daar over nog te zullen bedenken. [ Dan het vuur der vervolging en liften reeds in 't verborgen brandende, ] veranderden zy daar op van toon, zeggende: zoo wy U daarom dan verzoeken? ja, wanneer fy zoo met my fpreekt, antwoorde leer GRIMMER, danmetalle plaifier. De opgegeven text was uit i Joh. i: i, 2. Had Dom. GRIMMER voorheen altyd genoegen gegeven zoo gaf hyhet ook voornamelykte dier tyd. Dog aan de zyde van den Kerkenraad Wierd quanswys voorgegeven , dat hy naar inhoud van dien text, veel te fcherp gepredikt had. Dom. GRIMMER ftelde: dat veele Zondaren aan deze verdienften van Christus geen deel konden er- lan-  < 35 ) langen, indien zy van de Zonden niec af' lieten. Hy maalde de ftrafte derzelver op het allerfehrikkelykfte af, om, dat ikmy zoo uit drukte, den Zondaar bang te maken voor de zonden. Wel kwam dit met zyn text niet over een , of moeste hy alleen maar een flreelende taal gevoerd hebben? Nu kwam Dom. R e i s i g, toen ter tyd gewezen Predikant te Breda in 't fpel, of deze nu zoo by geval, of voorbedachtelyk na Nymegen gekomen ïs, kan ik niet zeggen. In 't algemeen had het de naam, dat hy wegens zyn fwakke Ligchaams gefteldheid, te Cleve zich van de bron bediend hadde; om kort te gaan, deze kwam in plaats Van Dom. Ruhrman, als de derde Perzoon op de Nominatie.) Hy deed zyn Proef-predicatie, hy Haagde daar in gelukkig , ook was dezelve wel uit gewerkt; ze was met C 2 één  C $6 ) één wootd zeer deftig. Wel is waar hy had het wel niet alle man . van pas gemaakt; doch naar gedachten , heeft een ieder onpartydig toehoorder moeten betuigen , dat 'er niets aan te verbeteren was. Ik bekenne, men konde ligtelyk befpeuren, dat hy een fwakke borfl hadde ; en het Prediken hem moeijelyk viel, ja zelfs zoo, dat hy zyn dienft te Breda, fchoon daar twee Predikanten waren , zelfs eenige maanden niet heeft kunnen waarnemen. Dus moeft hy zyn Dienft door Dom. B ruk man verrigten laten. Ja Heer R e i s i g bekende zelve, dat hy voor Nymegen, daar ieder Zondag alleen, tweemaal moeft gepredikt worden, te fwak was. - Weyh wift deze fwarigheid door een nieuw projett wel haaft weg te nemendoende den voorflaag om 'er  C 17 ) 'er noch een Nederduitfchen 'Predikant by te voegen. Welk Projecl hy zyne Medebroederen zoodanig wilt aan te pryfen, dat het door dezelve toegejuigt en goed gekeurd wierd. Intusfchen raakte Dom. Reisig met de faak verlegen , merkende den grooten aanhang der Gemeente voor Dom. GRIMMER, e» vrefende, dat het hem weder mogte mislukken , als twee jaaren te voren, toen hy met Heer Landman alhier ook op de Nominatie geftaa» heeft. Doch Weyh verzekerde hem de faak wel te zullen uitvoeren. Hier by moet ik ééne opmerking voegen, die zeker niet overvloedig zal geoordeeld worden. By de laatfte Nominatie voor twee jaren fpeelde het Weyh met Heef Reisig by na op defelfde wyfe als nu met Heer GRIMMER in deze; doch eenigfins ■fynder ea C 3 min-  ( 3» ) minder valfch te werk gaande. Hy zogt overal zoo veel hem mogelyk was, de Hemmen voor Heer Landman machtig te worden; wanneer hy nu verzekert was, dat het Heer Landman door de meerderheid niet ontgaan konde, zoo gaf hy in de Kerk zyn flem aan Heer Reisig, om dus dezen diets te maken, als of hy zyn party trok. Toen het nu op een verkiezen Zoude aangaan, liep Weyh de voeten bynaaan Hukken, om de flem voor HeerRnsiGcp te halen. Hy wift naar Zyn gewoonte de Talenten en Gaven van dien Heer, zoodanig uit te meten, zoo en als hy maar wilde: en aan den anderen kant in tegendeelL, die van de Heer GRIMMER klein te achten, ja te verachten, hem zelfs alle ichandvlekken aantewreiven. Ja hy heeft het by veele zoo verre gepoesfeert, dat Ze hem over het onrecht verwytin-  C 39 ) gen deede , ja zelfs, zeer onbe» ïchoft, het Gat van de deur wezen» Hadden Weyh of zyne andere Conforten iets tegens de Heer GRIMMER, Waarom hebben zy hem daar over niet in Perfoon aangedaan , en hem Zulks behoorlyk onder 't oog gebragt ? Waar toe dan dog zoo veel ongerechtigheden en bedriegeryen, om een Man gelijk Dom. GRIMMER ongelukkig te maken, en de Gemeente van hun geld te helpen! Hoe weinig Weyh ook rekenen konde, zoo voorzag hy doch wel, dat, wanneer de algemeene verkiezing door ging, zyne Hemmen en de verachtinge tegens Dom. GRIMMER niet in Haat zouden zyn, om hem te keren en Dom. R e i s i g in te futzelen. Doch zyn boos Caracler ondersteunde hem weder aanftonds , en Mies hem den Godlofen raad in, om  ( 40 ) ©m de Gemeente van hun Recht tot medeftemming , 't geen zy altoos gehad hadden , te zoeken beroven en uit te fluiten Hy floeg zulks êerft alleen, aan zyne vertrouwde Conforten voor , en haare fwakheid kennende , vleyde hy hen met hunnen Hoogmoed, zeggende : " Wy moeten onfe Authoriteit, volgens onfen qualiteit, als de Kerkenraad uitmakenJ de , naar komen en verdedigen» En wat nog meer is, Dom. Rc£ sigs Vader is Prefidentvm 'tAmr, fterdamfche Confiflorie, dezen mo's gen wy in 't geheel niet voor de *' kop ftooten, en afftaan, de An> 't flerdammers zullen ons wel de " hand houden. Dit bovengemelde wierd dan ook wel haaft aan 't Confift. van Amfterdam te kennen gegevên: van waar zy ten antwoord kregen, dat het aan hetfelve hoogft aangenaam zoude wefen, zoo Dom.  V 41 ) Dom. Reisig Predikant te Nijmegen zoude kunnen worden. Dit nu, hoe verkeerd eu partijdig ook, was genoeg om hun voornemen in 't werk te {lellen; dog ik hebbe van de andere zyde vernomen, dat die van Amfterdam *er bygevoegt zoude hebben, zonder dat daar door in de Gemeente eenige twee-t dracht ontjlaan mogte. Dat voornemen wierd dan ook eindelijk in den vollen breden Kerkenraad voorgeflagen ; hoewel daar van in 't geheim reeds eenige onderrigt waren; De regtfchapenfte daar van kantte zig met allen y ver daar tegen en Helden aan de anderen voor, wat flreid en onëenigheid daar uit zekerlijk ftond geboren te worden, wanneer men de Gemeente haar Recht wilde betwiïlen en ontnemen. Daar zy dog , als den Kerkenraad, verpligt waren het befte voor de Gemeente te zoeken, defelve by den C 5 vree-  ( 42 ) vreede te bewaren, en de vermeerdering daar van te helpen bevorderen. " ö Wat hebben wy , borft 'r Vigelius of Weyh daar op uit, naar dat gemeene volk te vragen! " Waar opéénemet naame N olde hen antwoorde: " Dat zy zig wat *' dienden te fchamen, hunne Mede*' broederen gemeen volk te noemen. " Dog zulks bragt geen indruk te weeg; men onderfteunde dit voornemen met den zestiende Articul uit een Refolutie, in Anno 3748 by den Kerkenraad genomen; dog welk nooid geprobeert is. Deze luid: By de Beroeping van een Predikant, zal de breeden Kerkenraad verzamelt •wezen, en die Verkiezing door de meerderheid van flemmen gefchieden. Trouwens dezen Articul brengt niet mede, dat de Gemeente daar van zoude uitgefloten zyn : en daarenboven is geen Kerkenraad bevoegt, om een Gemeente , naar eigen willekeur,  ( 43 ) keur, wetten voor te fchrijveii, ten waare defelve ten befte daar van ftrekte, en van de Gemeente zelve als wettig aangenomen worden. Kn wanneer de Kerkenraad fuftineerde zulk een regt te hebben ., waarom is daar van dan, voor langen tyd, al geen gebruik gemaakt ? Waarom wierden 'er geen Gedeptteerden gezonden, om Dom. Ruhrman te gaan hooren? Waarom zeiden zy 'toen ter tyd zelfs, dat zulks niet konde gefchieden, terwyl deG emeentemede Hemmende zy hem ook hier zelfs horen moefte ? Waarom hebben zy van hun ingebeeld regt niet gefproken, voor dat Dom. R e i s i g op de Nominatie ftond? 'tls zeker billijk, dat men een regtfchapen Kerkenraad eenig voorregt toeftaat, zoo nochtans, dat zulks het Recht der Gemeente niet krenkt, en tot nadeel verftrekt.  < 44 ) Benal ven dat, zoo zyn zy fiegts maar als Bewaarders en verzorgers der Kerkelijke goederen aan te merken; Hoewel de uitkomft leeren zal, hoe flegt zy hun pligt in dezen nagekomen zyn. Kortom, de Cabaal had het Plan gemaakt, om Dom. GRIMMER te verftoten, daarom moefte het ook ter uitvoer gebragt -worden. Dit voorftel, om de Verkiezing alleen aan zig te houden , wierd eerftdaags voor dat de Beroeping zoude gedaan worden, aan de overige leden van den Kerkenraad te kennen gegeven, ten einde voor te komen, dat de Gemeente, zoo zy zulks quamen te vernemen, geen tyd genoeg zoude hebben, zich daar tetegen in Oppofitie te kunnen ftelïen, wel overlegt. De vergadering 's Zaturdags (de dag voor de Verkiezing) 's avonds om zes uuren fcheidende, maakten de  c 45 y de regtgeaarde en brafe Mannen, die tot dat voorgem. Cabaal in den Kerkenraad niet beboorden , zulks aan* ftonds aan de Gemeente bekendWaar op de Gemeente noch dien zeiven avond een Gerichtelijke Infinuatie aan die voorgen. Kerk-bafen zonde , inhoudende: dat zy met de Verkiezing niet zouden hebben voort te varen , voor dat zy hun Recht daar toe hadden aangetoond j doch dit floegen zy ook in den. wind. 's Zondags na de Voormiddags-. predicatie, hielden zy weder Kerken- vergadering, Nolde, H o nn e man, Mankrot en Stieg-» l e r , mede Leeden des Kerkenraads wenden wederom alle moeite en vlyt aan, om hunne onrecht dryvende Medebroederen, van voornemen te doen veranderen , zelfs hebben Stiegler en Mankrot defelve om Godswil daarom gebeden. Edocli  C 46 -) 'Edoch deze wierden overfchreeüwd, alle voortellingen om onrufl entwift voor te komen, ware flegts te vergeefs» Om nu de bedriegeryen en ongerechtigheden eens wat nader enklaafc te doen kennen, nodige ik den Lezer met zyn aandacht tot het volgende. Hebbe reeds gezegt dat dezen tydelyken Kerkenraad uit zeven Perzonen beftaat, daar toe die meergenoemde vyf Cabaliften als Weyh, Beekman, Stoltenhof \ Figelhisea Pro* ger behorende! twee andere zyn Mankrot en Stiegler , die Zig beide declareerden tegens het boos voornemen, doch even wel onder de zeven begrepen blyvende. Maar op datzy Cabaliften wegens der flemmen des ouden Kerkenraads dewelke ook uit zeven Leden beflaat, geen misflaag in haren Zouden kunnen begaan, beflotenzy, dat ieder Lid van den werklyken Kerkenraad twee Hemmen zoude hebben, 'tgeea voor hun vyfendus tien flemmen waren,  C 47 ) ren,zoo dat nu Mankrot en Stiegler, dien, volgens dat befluit, ook twee ftemmen toekwamen , met de overige van den ouden Kerkenraad, welke ieder maar ééne flem hadde, alle op Dom. G RIMMER de flem uit bragten , waar door de ftemmen, vermits één der laatfle in een fwaare ziekte lag, aan weerskanten, gelyk geraaktten. Dog Weyh en zyne Conforten wisten wel, hoe de Herk aan de fteel zat, terwyl zy twee of drie van de laatftgenoemde onder de fweep hadden, om bekende redenen , die ik hier maar voorby ga. Daar en boven wilden Noi.de en Honneman in 'tgeheel hun flem niet geven , zoo de Gemeente niet mede ftemde. Stiegler-en Mankrot, zouden'took niet hebben gedaan, zoo zy, gelyk fe zelve opentlyk verklaard hebben, niet op defelve wyfe als Gaguk waren misleid geworden, want de Kerkenraad beloofde, dat die flemmen na die m  ( 48 ) die des Zondags na de Voormid-dags-Predicatie, genomene Refolutie, wel opgenomen, maar verzegeld en bewaart bly ven zouden, tot .dat de zaak met de Gemeente in order gebragt was. Zulks wierd aan Gagel een Lid van den ouden Kerkenraad, die toen onpasfelyk was , door de Schoolmeefter geboodfchapt; Maar zy kwamen dit niet na, (de flang Was onder het Gras verborgen, tot dat de ty d geboore zoude zyn, die nunaby was,) wat gebeurt'er, die vyf Supplianten konde goed vinden tegens alle verfekeringe, de verzegelde briefjes der ftemmen, nog dienZelfden dag te openen, om met haar Voorgenomen befluit met de verkiezing voort te varen. De Zoon van Gagel zette zig in de volle Kerkeyergadering daar opentlyktegen aan, en bragt zyne gedagten daar omtrent Zeer nadrukkelyk in. Daar op zogten  ( 49 ) km Zy zulks te verdraaijert, en diè bootfchap aan Gagel gedaan te lochenen; Doch drie geloofwaardige Burgermannen benevens de Meester, die de bootfchap zelve gedaan had, zullen dit des noods met Eede kunnen bekrachtigen, Welke alle vier meet Geloof verdienen , als Weyh en zyne aanhangeren. . Is 't niet te belagchen dat die menfchen zig op een Refolutie van *tjaar 1748 beroepen, daar fe hun eige Refolutie , niet naleven, neen! defelve nog dien zelfden avond, den bodem in Haan, en fchandelyk verbreken. Dom. Reisig predikte tot half vyf, en de Verkiezing zoude om vyf uuren dien zelfden dag gefchieden. Men zogt de Gemeente geen tyd te geven , om eenigen aanflag tegen hun voornemen te kunnen maken , maar dezelve, was het mogeD lyk,  C 50 ) lyk, in aller haalt daar mede te ver* haaften. In die tusfchen tyd van de Pre* cücatie en 't bepaalde VeikieZingsUur, kwamen by de dertig of veertig Borgeren der Gemeente in de Palmboom te zamen. Demeeften dezer hadden reeds voorgenomen, die Cabaliften uit de Kerk te ltooten , doch andere, van defelve, den fterken yver hunner Medebroederen te zeer aan 't Giften ziende, fchoon niet Zonder wettige reden , Vreesde'voor kwade gevolgen, en vermaanden en baden defelve, zig in hunnen drift doch te willen teugelen; Doch deze waren niet tot bedaren te brengen. Daar op floegmen voor, eenige uit hun midden als Gedeputeerden, na de Kerk te zenden, en de Cabaliften al noch te verzoeken , met de Verkiezing ftiL te itaan. Agt<  ( Si ) Agttien dezer Borgeren gin» gen geiykerhand na de Kerk , onder welke Hoffman en Inkel voor de Gemeente het woord deden. Doch men gaf ook deze geen gehoor Weyh fpeelde flegts; " maak maar ' voort, maak maar voort. <( Eenige dezer BorgermanneN bragten Weyh verfcheide Haaltjes van zyne ergerlyke handel-wyfe , Wel eer gehouden , onder het oog. En alzoo had de Verkiezing onder de grootfte twift en oneenigheid zyn voortgang. De briefjes wierden opgehaald , open gedaan, en Dom. Reisig had de meefte ftemmen. Doch tegen deze Verkiezing , Waar toe, ik voor een moment eens voor onderftelle * dat de Kerkenraad alléén, 't regt gehad hadde, is buiten dat zeer veel in te brengen, namelyk -. om dat geene behoorlyke formaliteiten of Kerken-order daar by in acht genomen zyn; Eerft D 2 was  C 52 ) was het, de ftemmen zouden ver> zegelt na Amflerdam gezonden worden, en de Verkiezing geen voortgang hebben , voor de faak uit gemaakt was. Zie daar het eerfte bedrog, want zulks is immers niet gefchied. Dat Regt, het geen de tydelyke Kerkenraad ten opzichte van de twee ftemmen voor ieder perfoon Zelve gemaakt had, is een daad die naar geen Kerkelyke noch Wereldlyke Wetten, kan goed gekeurt Worden. Verder was het gerefolveert, dat alléén de Naam van de Predikant, waar op ieder quame te ftemmen op het briefje zoude gefield worden en geenfins die van de {temmende perfoon; Waar toe dat nu? Ligt daar in al weder geen verdenking van bedrog , ten klaarften opgefloten? In een veritandig oog kan zulks  ( 53 ) zulks daat in middagklaar zien doorftralen. De briefjes geopent zynde, wierden , zonder dat men defelve overluid las, ten einde een ieder in de Gemeente had kunnen horen, hoe veel ftemmen op ieder der drie genomineerde Predikanten uitgevallen waren , aan drie hopen verdeeld , en door een van de voornaamften maar gefegt; zoo veel Hemmen heeft Dom. Reisig, zoo veel flemmen heeft Dom. GRIMMER, en zoo veel Dom. Brukman. Vraagt iemand mogelyk, is dat ook waar? en waarom ging dat alles Zoo ftil in zyn werk ? Is dat de manier of order om een openbare Verkiezing te doen? Hadden zy het op zulk eene wyfeniet even zoo wel in een Privaat-huis kunnen doen ? Was dit ook niet een handtaflelyk bedrog? Ten minflen dc Sufpcie ligt klaar, die zy 'er daar D 3 on-  ( 54 ) cadet voor hadden, en dit zal van geen onpartydige ooit tegen gefpro.-. ken worden, als welke ligt zal begrypen, dat het geen regtmatige en met de order overéén Hemmende Verkiezing is, waar op zy dog, of fchoon zy ook het regt om onder Zig alleen te kunnen ftemmen , te hebben, konden aantonen, voor al hadden dienen te letten, wyl hen de betrekking van de Gemeente met den Kerkenraad zoo wel be-. kent was. Maar dat het Godloofte van allen noch is , en het geen Weyh zyn. fchandelyk voornemen in 't volle dag-, licht ftelt en bewyft, blykt uit het Gebed , 't welk hy even voor de Verkiezing heeft gedaan Waar in hy den H: Geeft om verlichting en ingeving fmeekte ; dat die hunne gemoederen zódanig wilde regeren t dat zy ten beften van hen en de Ce-  ( 55 ) Gemeente een Leeraat van deze Nominatie mogten verkiezen. Daar de Cabaal reeds bepaald was, en zy de gefchrevene briefjes zelfs al in de zak hadden. Wel is dat niet een openbare Godslaltering, die op het voorbeeldigfte verdiende geftraft te worden ? En zoude men wat goeds durven denken van alle de anderen, die alle deze bofen handelingen onderfteund en ter uitvoer hebben helpen brengen ? Nadien nu Dom. Riisig par bricole door de Kerkenraad alleen verkofen was ; zoo wierd aan denzelven daar van aanftonds door de Meefter kennis gegeven. Dog deze bootfchap zal hem zoo heel vreemd of onverwagt niet voorgekomen zyn, wyl hy reeds in zyn Proef-Predikatie , niet onduifter had laten blyken, of hy reeds Predikant te Nymegen wa. D 4 Nu  ( 5* ) Ook Dom.REisiG was dan, ook om zulks wel te kunnen verwagten, door Weyh daar van verzekert, ja zódanig zelve , als of het onmogelyk kon feilen. ïntusfchen was de geheele Gemeente op de been geraakt, 'er wierden Gedeputeerde gemaakt, welke de faak uit naam der Gemeente zouden handhaven, en ter uitvoer brengen ; Die dan ook zulks zeer gewillig op zig «amen, daar toe alle kracht, moeite en vlyt aanwendende, ja met allen fpoed defelve voortzettende. Deze Mannen die de faak der Gemeente zódanig behertigt en doorgezet hebben , verdienen wegens hunnen billyken yver voor de ware faak, hun onvermoeidenar-> beid en trouwe, daar toe hefteed, ja die haare eigen beroep, huisfelyke zaken, en interesfe zoo meenigmaal daarom hebben moeten verzuimen, ik zegge defe verdienen, dat men  ( sr ) men hunne Naamen tot een altoos durende gedachtenisfe ook hier ter nederftelle. Als zynde M: SC HETZER, F: D: HOEFMAN ; J: S: TILLE, J: G.SCHNEIDER, C: H: BERGFEET, J: J: INREL, J: F: GALL, Jt L: BREDINGER, G: HERBR ECHT, En den Horologiemaker Seidler moet alhier niet vergeten worden, die doe ter tyd een mede-voorftander der Gemeente was, want hy, die de by eenkomfle bywonende, fcheen een Mede- y veraar te wezen, zoo als uit het volgende geval tenklaarften aangetoond word: de beftemden tyd zynde dat de Heer Reisig door de vyf Kerkbafen foude beroepen worden, begaf hy zig mede na de Kerk, nieuwsgierig zynde hoe die kues zoude aflopen, ziende dat Zulks zyn voortgang zoude hebben, zig feer ergerde , uitberftende met defe woorden: D 5 wen  ( 58 ) men tnoeft die Kaerels met de Haaire d& Kerk uitflepen, doch naderhand denkende, dat zyn Fortuin daar by, of het geene hy beoogde, niet vinden zoude; is, om zoo te fpreken, over gelopen, tot de boven gemelde vyf uit de Kerkenraad (hy is Stads-orologiemaker geweeft ) zou nu een man van aanzien konnen worden in den Kerkenraad. De Gemeente deputeerde nog des Zondags avonds drie van deze, namelyk: H O F FM A N, INKEL en HER BR ECHT ER, om Dom. Reisig te gaan fpreken uit naam der Gemeente. Deze Gecommitteerden zeiden hem , dat, of fehoon wel de Gemeente niets tegen zyn Wel-Eerw. konde of wisten in te brengen, integendeel, dat zy afgezanten alle drie zelve voot twee jaren hunne ftemmen aan hem Dom. Reisig gegeven hadden, zoo waren zy nu nochtans yan de Gemeente  C 59 ) jmeenre gelaft, om zyn Wel-Eerw. te kennen te geven, dat de Gemeente in die gedaane Verkiezing , als onregtmatig zynde, niet konde nog zoude beruften, om dat buiten en behalven het regt van ftemmen, 't geen de Kerkenraad aan de Gemeente, tegen alle reden betwift , of laat ik liever zeggen : foekt te ontroven, de beroeping daarenboven niet in behoorlyke of wettige forme, maar in tegendeel met fchandelyk bedrog gelchied was. En dat hy Dom. Reisig zig daar na, ten opfichte van zyn plaats te Breda konde reguleren, Dom. Reisig dien het in Bre^ da om wel bekende redenen niet naar den zin ging, maakte zich van de Bredafche Gemeente aanftonds los, gelyk kort daar op, zulks by 't maandelijks Kerknieuws, 'tgeen te Amfterdam gedrukt word , öpentlijk bekend gemaakt wierd, om redenen,  C 60 ) nen, dat hy te Nymegen beroepen was. 's Maandags na 't beroep, zoude Dom. Reisig by de Magiftraat de approbatie bekomen; Doch de Gedeputeerde der Gemeente kwamen zulks voor, zoo dat de voorftanders van Dom. Reisig zig in hun gedachten bedrogen vonden. Dien zelfden dag kwamen eenige Gedeputeerden uit den Kerkenraad, om Dom. GRIMMER te bedanken , zy telden hem zyn geld ; Doch hy verzogt dat zy hetfelve wilde weder nemen wyl hy, noch geld noch afdanking van hen konde aannemen. Daar op begon het Proces: omtrent tagentig Perfonen die op ongeveer agt of tien na de tegenwoordige geheele Gemeente uitmaken , verbonden zig by ondertekening. Staande van die weinige laatstgenoemde , eenige in byfondere betrek-  ( 6i ) trekking met die van den Kefkeflraad, waarom zy die kant genood-1 drongen zyn, te houden, zynde de andere meerendeels neutraal; fchooil er onder die laatfte zig nog verfcheiden bevonden , welke de onregtvaardigheid zelve moesten be• kennen. (Amfterdam of welde E: L: Kerkenraad aldaar, hadde fteds van al het voorvallende fteeds naricht. ) By voorbeeld i Dat, de Vet* kiezing met zulk een geweld wierd voortgefet, en zig de Ge*, meente op het Kerken-boek beroepen wilde, om de Copy vatteen brief na te zien , die de Kerkenraad aan Dom. Landman gefchrevenhad, om de Cabaliften met hunnen eigene woorden te konnen -overtuigen, (want in het origineel, devvelk Dom. Landman op verfoek hier gezonden , ftond uitvoer* lyk, dat zyn Wel-Eerw. na alle orde*  C ) ordening en regtmatigheid döof de neele Gemeente met meerderheid Van ftemmen tot Predicant verkofen was) zoo hebben de Cabaliften aan* ftonds geweeten een NB, daar by te voegen. Namentlyk: men vond naderhand in het boek met een an* dere hand en inkt ondergezet; voor ditmaal zonder Confeqnentie. Door dit voor dit maal zonder Confequentie zog* ten zy hun fchandelyk bedryf na de XVI. Articul door een dito een goeden fchyn te geven. Was dat met fyn uit gedagt, om zig ook hief uit te draaijen? D Alberti Van Amflerdani net Kerken-boek na ziende heeft deze valfchheid aanftonds bemerkt, en was daar over als ook, dat 'er één Blaad in 't Boek uitgefcheurd Zeer te onvreeden, Ik laat het aan een ieder onpartydige over, om daar van te oordelen, wat men van zulke Kerke-pilaren  laren en Voorftanders van een Ge> meente oordelen zal. En dezebafen beftempelden de Gemeente nog met de naam van Rebellen, daar defelve nogtans in de handhaving van haar regt in allen opzigte Zig Zeer zagtzinnigen bedaard gedragen heeft. Deze duitfche Moften, welke de flaverny en knegtfchap van jeugd op aangewoon en hier in ons land door toeval, niet door byfonderen begaaftheden tot iets meerder gekomen, en van ingebeeldheid opgeblafen zyn, (gelyk het fpreekwoord fegt:) Die van niet komt tot iets, die kent zig zelve niet! Deze zegge ik zyn haar zelve vergeten, en weeten niet, of willen het niet wecten, hoe hartgrievend en onaangenaam 't voor iemand is, die in zyneVry heid gekrenkt word, en die men zyne aloude rechte ontnemen wil, en defe willen noch rechtfchapene en getrouwe Borgeren, ( als zy'er zig metalleordening behoorlyk tegenzetten,") rebellen noemen. E Héi  ( H ) Het is waar, dat zommige door de onverdragelyke handelwyfe , ja mag men fcggen door de fpot die den Kerkenraad als 't waare met de Gemeente dreef aangefet, meer fouden ondernomen hebben te doen , hadden hunne Mede-broederen benevens Dom. GRIMMER, die alle vermogens te werk Helden, om hen tot alle zachtzinnigheid te brengen, hen daar van niet te rugge gehouden. Ikonderflellenoch, dat ook Zelfs de een of andere in zyne drift en yver iets gedaan had, dat hy niet mogte doen, en dat ongeluk daar van ©ntftaan was, aan wien was de fchuld? hadden zy het niette verantwoorden? wyl zy de eerfte oorfaak van alle defe oneenigheden waren, en opallevriendelyke verfoeken en voorftellingen niets gaven, ja maar daarover lachten. Ondertusfchen kwam het tweede antwoord van het Amfterdamfche Confiftorie , 't welk om de hier voren gefegde redenen, met de beroeping  ( 65 ) ping van Dom. Reisig hun vergenoegen betuigde , en voorts daar by voegende , dat de Kerkenraad haar Recht het geen zy in dezen luflineerde te hebben, moeit tragtea te defenderen. Een antwoord waailyk dat dienen konde om deze onrechtvaardige, hoogmoedige en bofe Cabaliften aan te fporen, om den ondergang det Gemeente te bewerken. Immiddels hield Dom. GRIMMER niet op den Godsdienfl: met allen yver en getrouwigheid waar te nemen. Zyn leven en wandel, die hy even als te voren voorbeeldig leide, was nu in de oogen van alle verftandige ook geheel onberifpelyk. En of fchoon hy altyd wel een groote fchaare van toehoorderen hadden, (zelfs onder deze zeer veele van andere Kerkgenoten,) voor wien by met het grootfte genoegen preE 2 dikte;  ( 66 ) dikte; zoo leed nochtans de Keifc en den Armen daarby groot nadeel. Waarom ook het Armen-geld tot onnodige uitgaven Zoo tot 't Proces, als voor Briefen-Port, wierd aangetaft, gelyk zig Stiïgler zeer ernftig daar over uitliet , wanneer Stoltenhof'eens vyftien duivers voor Brief-port van de Aalmoesfen in de Kerk gecollecteert, te rug of af rok, en waar van ik nu noch meer zal ipreeken. De eerfte toeleg van den Kerkenraad om de Gemeente over hoop teftoten, ten einde zy, als heerfchfuchtige het regt wilde hebben om de Verkiezinge alleen te kunnen doen , mislukt zynde , namen zy hun toevlugt tot noch een veel heillofer middel: Zy zogten D o m. GRIMMER zoo by de Gemeente zelve als by andere op de fehandelykfte wyfe in verachtinge - te  C 6> ) te brengen, om hem op deze roet, weg te krygen. Wat zogt de kwaadaardigheid al niet uit te werken; Men konde van zig verkrygen, om uit te ftrooijen, dat dien Heer met zyn Vrouw niet wettig getrouwd was, dog naderhand vernemende , dat hy zyne kerkelyke Cerrificatie aan verfcheide menfche vertoont had, zoomoed defe leugentaal van zelve vervallen, hier uit, als ook nog in het vervolg kan getoond worden, met wat voor boofe geeften Dom. GRIMMER heeft moeten worftelen. Men gaf op alle zyne wegen nauwkeurig acht. , Uit Honig trachte men fenyn te zuigen. Men bragt aller¬ hande faaken voor om Dom. GRIMMER in kleinachtinge te brengen. Doch ■vermits men aan de andere zeide ook weer de bronwel van defe lafteringen klaar aanwees, zoo wierd daar op geen acht geflagen. E 3 Door  ( 68 ) Door de kant van den Kerkenraad (of misfehien door Weyh alleen ) wierd al weder een andere lift uitgedacht, welke expeditie door den Horologieraaker Müller ( een man van veele Capaciteiten , een intime Vriend van Weyh, en bynauitvinder van een Eeuwigdurend werk) uitgevoert wierd. Hy was Emaus nu al weder vergeten. Deze laatfte komt by Dom. GRIMMER, laat zig zoo, of omtrent in deze bewoordinge uit: "Myn Heer! de Hoogachting " en toegenegenheid die ik voor u " hebbe, noodfaakt my om zonder " uitftel tot u te komen, ik doe het 9 in tgeheim, zeg het in vertrou" wen, ofondervieroogen,enraadeu " als een welmeenende opregten " Vriend, renonceerd van de open" ftaande Nymeegfche Predicanten?■ plaats, want ik weet van 't geheim, " wat zy voor hebben, zy zullen uw den  C 69 ) den weg zuur maken, vertrouw op 't geene ik zegge, dat gy nooif Predicant in Nymegen worden zult; ik raade uw als een goed Vriend, denk aan my , daarom gaat goedwillig henen en vertrekt van hier, zoo dit uw voornemen niet is, weeft verzekert, dat het verdriet zeer groot zal zyn, en de eene ergernis zal op de andere volgen, want de Kerkenraad is zoo verbittert, dat 'er geen ruft zal gegeven worden, voor dat gy uit Nymegen zult vertrokken zyn. En Verder om Dom. GRIMMER deze faak geloofwaardiger te maken, vervolgde hy : Mym Heer weet immers wel dat 'er ten tyde van Oorlog Spions nodig zyn, om het eene of andere geheim te ontdekken, dus waarfchouwe ik Uw als een Vriend myn raad te volgen. E 4 Uit  ( r° ) té Uit welke gezegdens een ieder ligtelyk bevroeden kan , hoe deze gezegdens de Heer GRIMMER aan zyne Ziele fmertende waren , het ééne was nauwlyks voorby, of het andere volgde op de hielle. De Heer GRIMMER bedankte hem dan voor zyne onderrichting, zeggende: dat hy de faak aan God over gaf, waar mede den Horologiemaker kon vertrekken. Gevallig was 'er een Gedeputeerde der Gemeente, op die tyd in de Palmboom , deze zag dien Suppl. juift van Dom. GRIMMER afkomen, die daar op aanftonds na Heer GRIMMER ging, en vroeg ; wat heeft dien Horologiemaker hier gedaan? kend gy die knaap wel? wat zyn zyne affaires geweeft ? Weeft indachtig, hy is -een afgefant van J: A: Weyh, ten minften zyn groote Boefem-vriend. Dom.  ( 7i ) Dom. GRIMMER daar op min of meer ontroerende, wyl hy zich verbeelde, dat hy een man uit de Gemeente was, die uit een waare liefde en genegenheid dit kwam boodfchappen, het welke nu geheel anders uit kwam, verhaalde daar op de geheele inhoud van hun discours aan den Gedeputeerde, deze heeft het verder aan zyne Mede-broeders verteld, en zoo kwam de faak uit. CtfWeyb nu den Horologiemaker daar toe gebruikt heeft, om Dom. GRIMMER, zoo als men zegt, bang te maken { of dat den Horologiemaker als een vertrouwde , van Weyh, in desfelfs onrechtvaardige handelwyfe geen behagen fchepte , en by het dus uit eigen beweging zoude hebben gedaan , wil ik aan zyn plaats laten. Dit is tenminften waar , dat die boodfchap van den Horologiemaker , den fchein van E 5 recht-  ( 7* ) rechtschapenheid hadde. En is hy van Weyh gezonden geweeft , dan heeft hy meer gezeid , als hem belaft was. Dan zoo veel is feker, dat het gefeide van den Horologiemaker toen reeds het plan van den doorliepen Weyh en zyne Conforten , 't geen zy in 't vervolg ook uitgevoerd hebben, aan den dag bragten. Hier mede dan ook hun oogmerk niet kunnende bereiken, wendden Zy het weder over een andere boeg, ja zoo lang alle liften gebruikende, tot zy eindelyk in hun Godtergend oogmerk daagde ; Namelyk door een Brief die zy van den Profeflor Lor en tz uit Strasburg ontfingen, een brief welke zich die Profesfor wel had dienen te fchamen om te fchryven; alzoo daar by de Eer van Dom. GRIMMER zeer gekrenkt wierd. Want de Vrienden van Dom. GRIMMER onder- zoch-  ( T3 ) zogten de zaak met alle onpartydigheid, en bevonden defelve tot hun vergenoegen heel anders , alle briefen zoo wel van den Profeslbr Lorentz als van de anderen, fpraken alleen maar van hooren zeggen. Niemand konde of wilde iets tot nadeel van Dom. GRIMMER bewyfen , of {taande houden. Ja niemand konde hem van 't een of ander overtuigen, alles bleef by horen zeggen. Een ieder kan ligt begrijpen, dac dien Heer Profesfor van Strasburg, zig niet zoude bemoeid hebben met de Heer GRIMMER, als niet die groote vyanden, dit mede hadden uitgedacht tot een werktuig, om was 't mogelyk, dien Profesfor op te rokkenen en aan te hitfen, 't welk ten dien einde haar gelukt is, en dat wel door een Profesfor, 't welk na haare gedagte zoude kragt by-  ( 74 ) by fetten, was het mogeiyk daar door de Gemeente af te trekken, dog zy Haagden daar niet in, In tegendeel pleiten die heerlyke Getuig- fchrifte beneffêns het deftige Affcheid van Heer G RI MMER van het Regiment waar in de uiterfte Lof- en Roem aan dien Heer gegeven word. (Ja wat meer is, zy hem zelfs noch zeer gaarne weder by het Regiment wilden hebben. ) Al het welk door twee Heeren Overstens eigenhandig ondertekend, en met 't Koninglyke Cachette bekragtigt is, ik zegge dit alleen pleit genoeg voor de Eer en onfchuld van Dom. GRIMMER. Al wie gelegenheid had, met Heer GRIMMER te verkeeren, verwonderde zich over zyne ongemeene Leidzaaraheid en Geduldigheid. Een  C 75 ) Een ieder, die 't poinl van Eet kend, zal nochtaans wel kunnen bevroeden, dat zulke leugenachtige tydingen in de Ziel van dezen Vroomen Man veel doorgrievende fteeken te weeg gebragt hebben, byfonder ter tyd wanneer dagelyks nieuwe lafteringen door de geheele flad uitgeflrooid wierden. Hy plengde dieswegens geduurig wel veele heete traanen; maar ftraks beurde hem zyn Godsel ienfl en onbevlekte Confcientie , onder dit alles, Weder op. Niet tegenltaande dit , nam hy voor Nymegen te verlaten , van zyne goede Vrienden te fcheiden , en zig weder na het Regiment te begeven, tot dat 'er zig een andere gelegenheid voor hem opdeede , (hebbende hy hetfelve voor één half jaar gequiteert, om dat van zyn traüament ad 300 guldens niet konde beftaan;) dog de Gemeente, die zig met een gunftiger uitflaag van zaken  zaken vleydde, wendde alle pogingen aan, om hem de uitkomfl van de zaak te doen afwagten. Gelyk dan ook Heer GRIMMER, uit liefde voor de Gemeente, van dat voornemen afzag, latende het Regiment varen, en verbleef by de Gemeente te Nymegen. Doch hoe meer de Liffde der Gemeente voor Hem toenam, hoe fterker de haat en nyd zyner Vyanden aanwasten. De maat van lafteringen en Eerrövery was noch niet vol t door allerlei Chkanen Zochten zy H e m zyn verblyf verdrietig, zyn leven lafïig en zuur te maken; ja van dat zoort Waren 'erzoo veele dat ik ze alle onrwogelyk hier kan opftellen. Van die my te binnen fchieten, zal ik hier ten toon ftellen. De  ( rr ) De Kerkenraad had, na dat Dom. GRIMMER bedankt was voor zyn dienfl, voorgenomen en befloten, (volgens hun eigen zeggen) om Dom. GRIMMER nier weder te laten prediken. De Nederduitfche Predikanten zouden nu hunne Proef- predicatien doen, in Welken tyd , zy zig voorftelden dat de Verkiezing van Dom. R e iSig zyn beflag wel zoude hebben. De volgende Zondag zoude 'er dan geen Godsdienft zyn. Van de Zyde der Gemeente wierd den Kerkenraad dieswegens eenige fwarigheden tegen geworpen. Dan vrezende , dat zulks van hooger hand, ( want aan de Gemeente Hoorden zy zich niet, kwalyk genomen mogte worden;) zoo zonden zy de Meefter 's Zaturdags tegen den avond, meteen briefje zonder datum of ondertekening, aan Dom. GRIM-  C 7« ) GRIMMER. (Wat hadden zydaaf weder mede voor) ? Het was omtrent van dezen inhoud. Dom. GRIMMER word verzegt morgen tweemaal te prediken. Dom. GRIMMER vroeg aan den Meefler , van wien dit briefje kwam? de Meefter antwoorde: van den Kerkenraad. Dom. GRIMMER antwoorde weder: dat hy geen Billet van die natuur koude aannemen. Kort daar na kwam Vigèlius en drong op dat verfoek namens zyn Conforten by Heer GRIMMER zeer fterk aan. Dom. GRIMMER nam, uit hoofde van zyne ganfch niet ongegronde verdenkinge tegens zyne vyanden , daar mede Zoo aanftonds geen genoegen. Hy vernederde zig nochtans, en ging kort daar op Zelve na Beekman, alwaar Hy Weyh, Stoltenhof en Vigèlius te zamen aantrof: Hy vroeg hen, of die aan Hem zoo even ge- daane  C 79 ) daane boodfchap ♦ hunnen aller begeerte was, en waarom zy het Hem dan niet vroegtydiger hadden laten» weten? te meer daar Hy'smorgens noch by Beekman geweeft was , en om de brieven van Profesfor Lo» rentz verfogt hadde , ten einde Zich daar tegen te verdedigen, als ook dat hy verlangde te weten, wat . men op Hem en zyn E e r te zeggen hadde ? Hy vraagde ook , waarom men Hem die Brief of een Copie daar van verwygerde ? waar op hy geen antwoord bekwam. Was dit wel en braaf gedaan ? Wat moet men uit die behandelingen wel opmaken en oordeelen? En op de eerfte vraag gaf meh Hem met fpottende gebaarden ten antwoord , dat zy overtuigt waren, dat hem het prediken nietmoeijelyk viel. F t)0m.  t '80 ) ;^Dom. GRIMMER nam het dan aan, en ftudeerde den geheelen nacht: doende tot verwondering Zyner toehoorderen, twee onverbeterlyke Predicatien. Den volgenden Zondag, ging de fpraak, zoude zich een Nederduitfche Candidaat op de Proef laten horen. Die Week Was Dom. GRIMMER onpasfelyk. Intusfchen kwamen des Zaturdags avonds wederom twee Gedeputeerden uit den Kerkenraad , by Dom. GRIMMER, met verfoek, om s anderen dags voor de middag , te prediken. Heer GRIMMER gaf hen daarop te kennen, dat zulks geen manier van doen was, om op 'tuiterfte tydftip , hem zulks eerft te komen vergen, te meer wyl hy 'wegens onpasfelykheid, in 't geheel die week niet had kunnen Jiuderen; Doch zoo hy d.an noch prediken zoude, zoo verfógtehy, dat zulks des  ( 81 > des nademiddags dan mogte doen , wyl die vreemde Candidaat zeeker. met zyn predicatie reeds wel vaardig zoude zyn, en dien het derhalven wel om 't even zoude wezen, of die des Voormiddags predikte , wanneer hy dan des Zondags Voormiddags nog tyd hadde, om te ftuderctu, ■ Zy gaven Hem ten antwoord: dat het noch een 'jong menfch was, die aan zyn Predicatie 's Zondagsmorgens noch. arbeiden moeft, en, het derhalven, niet anders kon ge-, fchikt worden. Heer GRIMMER refolveerde daar op dan om Voormiddags te prediken. Maar. tot zyn groote verwondering , zag hy dien Candidaat'ondet zyn gehoor. Wel zyn dit geen Chkanenï Waar. toe dienden zulke gefegdens? Wat zal nu een onpartydig verftandig man daar uit opmaken ? Immers, niets anders als llegte flukken. F i Men'  C ) Men leide hem te dier tyd ook te laft, dat Hy geen achting voor de Kerkenraad hadde. Q Ei lieve! Dit was eens waar geweeft, zoude men hem zulks wel qualyk hebben kunnen nemen? Daar zy hem alle bedenkelyke fpyt en hoon aandeeden. ) 't Welk zy daar mede Haven wilden. Om dat, wanneer zy Hem een of ander briefje, dat van de Predikftoel moeft afgelezen worden, toezonden , hy dezelve niet van woord tot woord voorlas ; maar alleen den zakelyken inhoud daar van flegts uit 't hoofd zeide. Wat onnofele reden waarlyk ! Een Gedeputeerde uit de Gemeente onder hield Heer GRIMMER daar over. Dezen gaf hy ten antwoord: Dat zulk ganfch met geen inzigt van Minachting gefchiede; Maar dat men zich zoude moeten fchamen, wanneer eens een  C 83 ) een goede Duitfcher hunne briefjes in de Kerk zoude hooren aflefen, wyl daar in geen zin noch zamenhang te vinden was, en dat zy ooi? geen goed Duitfch verftonden. Tot een klaar bewys van hunne Zeer flegte handel-wyfe omtrent Dom. GRIMMER kan ook voornamelyk dit dienen: Toen zy hem geduurende die oneenigheden, den Predikftoel niet meer verbieden konden, zoo wierd 'er geen zorg gedragen wegens de Catechifatie of Kinder-leer, zy lieten alzoo de jeugd in't wilde, zonder onderwys heenen lopen. Doch de Gemeente daar over te onvreden zynde, zette zich daar eindelyk tegen aan ; zoo dat zy , voor kwade gevolgen bedacht wordende, zulks moesten toelaten. Intusfen kwam de Winter aan : Men verzogt om de Kinder-Catechifatie in 't Predicants-Huis, het F 3 geen  ( 84 ) geen die gantfe tyd noch ledig ftonde, te mogen doen; Doch ook ■dit verfoek wierd van de hand gewefen. Hy moeft in die bittere en ftrenge koude met de Kinderen na de Kerk. Was zulks niet alleronredelykft ? En zoo volgde het eene verdriet, laftering en vervolging fteeds de andere. Hy hadde liet eene nauwlyks overbragt , of zy hadden het andere al weder verzonnen en gefmeed. De Wel-Edele Achtbare Heer Borgermeefter PIEK, die van, ieder Burger bemind, en mede Commiffaris in deze faak geweeft is i heeft in byweefen van twee Gedeputeerden der Gemeente, aan Weyh en zyne Conforten gevraagt: „Wat r* zy doch tegen Dom. GRIM" MER te zeggen hadden ? Wy " erkennen hem voor een braaf • Man. „ Dan  C 75 ) Toen {tonden zy luiden op de neus te kyken , buigten zich, en willen niets in te brengen. Daar het de regte plaats en tyd was, om haar zaak , zoo zy recht hadden, aan dien braven Burgersvader voorgefteld te hebben. De Gemeente {lelde billyk voor, en drong 'er zeer fterk op aan, dat men Dom. GRIMMER die in een Ordinaris of Logiment zyn verblyf had, behoorde te permitteeren om 't Predikants-Huis, dat ledig Hond, tot zyn verblyf-plaats, zoó lange de Dienft was waarnemende, mogte betrekken, doch alles te vergeefs , de boosheden hadden te dippe wortelen gefchooten, de Menfchelykheid was weg, zoo dat die Iierk-beftierders op niets anders toeleggende waren, als de Gemeente ■Displaijïer te doen, die evenwel als hetwaare, de Honigbyën zyn, waat van byna alles moet komen ♦ voos F 4 P^-  C 86 3 Predikant, Kerk, Armen, &c. Waren zy maar eenigzins kennelyke menfchen geweeft, hoe zoude zy het daar niet op toegelegt hebben, om een talryke Gemeente te behouden, die nu als verftrooide Schapen omdwalen, waar door het grootfte gedeelte der inkomfte voor de Kerk te rug bleef. Wel, hadden zy uit zich zelve zonder dat de Gemeente zulks vorderde, dit niet moeten weeten, om de Interesfe van de Kerk in dezen te behartigen? Als het al niet anders meer geweeft ware, Is dat dan een Handel-wyfe van zulke, die uit hoofde van hun Jf>.«#e litcit, verplicht zyn , het voordeel en befte voor de Kerk en Gemeente te zoeken? Wat moet een verftandig man daar van niet zeggen of denken ? Toen  ( 8r ) Toen ter tyd kwamen twee Ge* deputeerde uit het Conjiflorie van Amfterdam, zynde de ééne Dom. Alberti, doch deze bragten niet anders te weeg, als dat door de onbefcheidenheid van dien gen. Heer, noch meer tweelpalt en verwyde^ ring veroorfaakt wierd. De Gemeente gedroeg zig noch* taans in alles zeer beicheiden, zeggende : " Dat zy met de Nomina* " tie (van de Amfterdammers hen n toegezonden zeer wel te vreeden % waren, en dat zy niet anders be" geerden, als hun Recht tot de " Verkiezing, wanneer dan ook " allen twift en oneenigheden ze~ " ker een einde zoude nemen. Wel! was dit nu onredelyk ? konden zy wel beter fpreeken ? En waarom hebben dan die Heeren Gedeputeerden , daar zy als bemiddelaars gezonden waren , 't Regt en W elzyn der geheele Gemeente, om F 5 viet  C 88 ) vier of vyf menfchen wille, namelykJVeyh en zyne Conforten, nagelaten te Maintineren ? Daar zy zelve , volgens hun eigen zeggen , uit hetKerkboek ontwaar geworden Zyn, dat de Kerkenraad in haar zaak onordentelyk was. Voor 't overige heeft Amfterdam over de Nymeegfche Kerken-faken niets te zeggen, alleenlyk dat: Zoo als hier voren reeds is gezegt, zy voor de Eer van de Nominatie, te formeren, jaarlyks in gevolge Conditie, aan deze Kerk twee hondert guldens betalen. Het geene dan in dit geval ook plaats gehad heeft, en een ieder Zoude daar mede ook wel te vreden geweeft zyn. Wanneer nu het twintigfte deel van die befchuldigingen, die Dom. GRIMMER te lafte worden gelegt, waar geweeft was. Zoo hebben die van den Amflerdamfche Kerkenraad zeker kwalyk gedaan, dat zy zich niet nauw'■■■-> keuri-  ( *9 ) keuriger en beter omtrent Dom. GRIMMER lieten onderrichten , voor aleer zy hem op de Nominatie gezet hebben. Tot dus verre was ik met-dit opftel gevordert, toen ik my gifter avond in een Gezelfchap van eenige Burgers bevond, wanneer , zoo als men tans zulks gewoon is, de faak van Dom. GRIMMER weder op het tapyt kwam. Onder deze bevond zig ook een der Gedeputeerde van de Gemeente; tot welken ik een ander hoorde zeggen. „ Ik twyffele, of Dom. "n GRIMMER wel geheel onfchuldig is; hy moet zeker eenige reden tot deze opfpraak hebben gegeven: Ja ik kan my niet begrypen, hoe een Man 'er zyn vafte plaats kan aangeven, voor en aleer hy weder een andere heeft, 't Is waar men zoude my " kunnen antwoorden -.. Dat heeft Dom.  ( 90 ) " Dom. Reisig ook gedaan, wyl " hy zyn Dienft te Breda ook ge" quiteert heeft, voor aleer hy de " plaats te Nymegen vaft had* de. „ Ik vond dit zeggen van dien Borger gants niet onbillyk , en "dit maakte my daarom ook te meer oplettende op het antwoord, om achter de Waarheid en het wezenlyke van de faak , het geen my noch niet recht bekend was, te beter te kunnen komen. " Mym Vriend! antwoorde *' hem deze Gedeputeerde: De eerfte " redenen, die van geen het minfte *' aanbelang zyn, zyn enkel uitvin" dingen en leugenen van den Ker** kenraadgeweeft, welke zy nader" hand met de biiefen van Stras" burg noch meer vergrootten, en " geloofwaardig zogten te maken; " maar hoe het met de laatfte ook * gegaan is, zal ik u te kennen geven,  C 91 ) M ven, wanneer gy alsdan uit defo geheelen Zamenhang van zaaken , beft Zult kunnen oordeeJen. De Kerkenraad , welke alle flinkfe ftreeken pra&ifeerde, om " Dom. GRIMMER te verftoten, fchreef aan Dom. Wolf te VaeU by Aaken en Dom. Borgman te Mühlheim, beide Strasburgers» Dat zy hier een Predicant meC " naame GRIMMER hadden, " welke geduurende de openftaandö *' Predicants- plaats , den Predik-» dienft waarnam. Maar dat meii " Hem in eenige kwaade verdenking hield, waarom zy als Voorftanders verzogten, om hen om** trent het leven en wandel van de'* ze GRIMMER eenig berigc te willen geven. „ Beide deze Heeren fchrevenna * Strasburg aan den Profesfor Lo£ rentz, zoo als zy van dezen Ker*  e 9-* > * Kerkenraad onderrigt en verzogt waren, en bekwamen ten ant- " woord : Dat hy Piofesfar niets anders gehoord had, als dat Dom. p GRIMMER zyn Regiment gequitte ert , met een Weduwe van " Londen getrouwd was , en eenige -'- Jchulden agter gelaten had. Dom. Wolf fchreef zulks aan Beekman, doch met uitdruk- V kelyk beding , om daar geen kwaad gebruik van te maken, al- * 200 hem die naricht twyftelachtig toefcheen, en in het Poftfcriptumi f in defelve brief, zeide hy expres" felyk: Dat hy het als niet gejchreven wilde aangemerkt hebben , dewyl het de Profesfor Lorentz ook maar alles van hooren zeggen hadde. ( Het welk hy Dom. Wolf zelfs , Zoo als ik gehoord heb) ook aan de Heer SEBASTIAANS , Chirurgyn Majoor van de Cavallerie, thans in Guar- nifoen  ( te ) ftifoon te Nymegen gefchreven heeft.) Doch dit wierd, met noch meer daar by te voegen , op de fchandelykfte wyfe , wel haaft tot ftraat maare gemaakt. t „ 't Geen Dom. Wolf den Kerkenraad ook zeer qualyk heeft ;' genomen , terwyl zy aan hem " beloofd hadden , hetfelve voor " haar te houden. „ Den 25 July des voorgaanden " jaars fchreef de Kerkenraad Zelfs "aan de ProfelTbr Lorentz en " voegde daar een lane en laage " onwaarheid by, als of Dom. GRIJVI" MER de Eer van den Profeflbr " te na gefproken had. Die Heer antwoorde daar op in 't midden van Auguftus, en bef' veftigde zyn eerfte gezegdens, en haalde daar by eenige omftandig* heden aan, welke Dom. GRIM: MER , ftudent. zynde , zoude be-  ( 94 ) " begaan hebben, en dit mag dööf 4' de Profesfor van wegen de leu" gen die hem de Kerkenraad op M Mouw gefpeld had, wel uit drift " gefchied zyn, alzoo hy die man" nen toen zoo wel niet kende, als »* hy hen naderhand heeft leeren *' kennen. „ Waren nu de gebreken vart " Dom. GRIMMER zooftraf94 baar, waarom is hy dan bovert " zoo veele voorgetrokken, en vart " het Regiment (dat ter dier tyd irt ? Strasburg in Guarnifoen zelve geleV gen had, daar men zeker van zyn r goed gedrag en Conduites al te »* wel overtuigt geweeft is,) tot » Veld-prediker begeerd en aange'* fteld geworden? W'aaröm wierden ** toen ter tyd die hinderpalen niet »• inden weggeworpen? ]a waarw öm fruitte de Profesfor LorentZ " den voortgang daar van niet, zoo * hy zulks niet gemeriteert had? irt tegen-  C 95 > ; tegendeel had hy nog Dom. * GRIMMER helpen als Veldprediker Confirmeeren en Appro' beeren. Dog dat Hy fchulden by het Re* „ giment gelaten heeft, dit fpreekt » Heer GRIMMER zelve niet M tegen , en dit is het ook alles, i, waar mede zyne Vyanden hem „ kunnen betigten. „Zyn Tradtament by het Regi' ment, bedroeg zig naar onze rekening , 300 guldens. Dan het Regiment ziende , dat D o m. V GRIMMER, daar van niet " beftaan konde, vermeerderde het* felve, met een toelage , zoo ik . meen, van 100 guldens. I * Na afflerven van den Hertog van Tweebruggen Hoogl. Mem. kwam het Regiment aan den jon" ge Graaf van Forbach , welke 1 eenige Oeconomifche veranderingen maakte, waar door -die toelage G van  t 0 y fl Dom. GRIMMER ook we> ** der ingetrokken wierd. „ De Hoboïften , welke voof kort geleden in Nymegen waren, en verfcheide Concerten hebben ge- " houden. Wierden te dier tyd * ook afgedankt, de Gemeente dit * hoorende, heeft zig aanftonds by ** hunnen wegens Dom. GRIM" MER geinformeerd , en deze konden niet anders dan de befte ** getuigeniflen van Heer GRIM*; MER geven. „ Deze nieuwe verandering trof " Dom. GRIMMER zeerhard. *' Want hy konde van het gewoo" ne Tradtament onmogelyk fnhfi" fleren. Dan overtuigt zynde , * dat hy van het geheele Regiment J' geacht en geliefd was, zoo Solli- * citeerde hy op nieuw, om die toelage, welke hy ook, (haddehet " van de Heeren Officieren alléén *' gedependeert,~) zeker zoude behouden  I 9? ) * den hebben; Dog deze follicitatie " was vrugteloos. Waar op hy te ? kennen gaf, dat Hy genoodfaakt f was, van zyn Dienfl af te flaan, " verfoekende te gelyk ook zvn " affcheid. I „ Mogelyk heeft Döm. GRIM' MER zig gevlyd, uit hoofde dat „ hy van die algemeene achting en „ liefde van 't Regiment verzekert j, was, dat hy daar om die toeiage „ wel behouden en zy Hem niet „ zouden laten gaan. » Dog Dom. GRIMMER „ zag zig in zyne verbeelding te *, leur gefield; De nieuwe Overfle „ wilde daar toe in 't geheel niet „ overgaan, en Dom GRIMMER „ Zyrt woord niet wel weder kun- „ nende intrekken, nam zyn affcheid ij van t Regiment. G 2 U  ( 9* y ** In deze tyd als dit by 'tRegi* i, ment pasfeerde, beging Dom. „GRIMMER die fottife') die i, veele begaan, en mogelykook een j, onder ons zelfs wel begaan heeft,) „ datlly, Zonder ryp overleg en al „ te haaflig , zig tot 't huwelyk „ overgaf. " Dat laatfle is, zoo als Hy zeii, ve heeft gezegt, de meefte oor„ faak van zyn fchulden geweeft, „ want aleer het zoo ver kwam, „ heeft Hy veel koften gehad , „ Hy meende een Vrouw met geld „ te krygen, en zich daar door te ,, redresferen, maar zulks ging hem ,-, ver buiten de rekening, het gee,, ne *er was, behoorde het kind, „ dat zy hadde. De Momboiren na„ men alles onder zig, en de goede *, Man kwam daar op zonder „ niets met Vrouw en Kind te Am* „ ft er dam. '.' Deze  C 99 l Deze zaak nu die ik dati gilleren eerfl vernomen hebbe, zet een groot licht by aan de Hiftorie van Dom, GRIMMER. 'Er wierde noch het een en ander van Weyh gezegt, het voornaamfte hebbe ik in 't voorgaande reeds aangemerkt. Onder anderen verhaalde dieGedeputeerde met veelc omftandigheden, die Hy ook bewees, hoe dztW?yh voorheen,met zynExell. den Heer Generaal Marsfeldcu den Heer en Mr. Middeldorp had omgefprongen. Welke voor dezen in den Kerkenraad zaten, en het Welzyn en belle der Gemeente altoos behertigt hebben, hadden zoo veel verdriet van Weyh , dat zy voor altoos hun plaats quiteerden 't geen de Gemeente nog heden ten dage be« treurd. G 3 Ver-  ( ioo ) Verder verhaalde hy, hoe Weyh by de Paftor J o e d s was gekomen, en denlélven had gevraagc of hy geen kennis te dier plaatfen hadde, alwaar Dom. GRIMMER het laatft als Veld-Prediker had geftaan en verzogt, dat zyn Eew. zoogoed wilde zyn', om zig by de roomfche Paftoors aldaar, eens na Dom, GRIMMER te informeren: Edog die Heer Paftoor wilde niets daar mede te doen hebben. Is dat niet alles met geweld gezogt. Nu ga ik verder met de gefchiedenis voort: Om de zaak uit de Weereld te brengen , en zoo wel de Gemeente als den Kerkenraad genoegen te geven, zoo proponeerde een Hoogwyfe Magistraat zeer wysfèlyk , alzoo de Kerkenraad nog op een Nederduitfchen Predikant bleef infteren, om fe beiden, zoo Dom. GRIMMER, als  als Dom. Reisig te houden. En dit zoude ook in deze zaak zeker het befte voor de heele Gemeente geweeft zyn. De Magistraat bepaalde hier toe agt dagen overleg. Deze Propofitie wierde nu van de Nymeegfche Kerkenraad na die van Amfterdam gezonden. Maar zoo wel van de Amfterdamfche als Nymeegfche niet geaccepteerd. De Amfterdamfche maakten met één bekend, dat zy verder in 't geheel niets met de Nymeegfche Kérkenaffaires wilden te doen hebben, 't welk even ook niet nodig is. Dewylde Lutherfe Gemeente wanneer zy goede voorftanders had, heel wel zonder de Amfterdammers; hunnen beftaan kan hebben, gelyk zy van te voren ook gehad heeft. De Edele Agtbaare HEEREN het antwoord van Amfterdam vernomen hebbende, lieten de G 4 zaak  ( I03 ) «aak-nog eenige tyd leggen, in hoop dat zig de Kerkenraad en de Gemeente nog met elkander verzoenen, mogten. Die andere leden van de Kerkenraad, welke die verftrooijing van der Gemeente niet zonder fmert aanzien konden, gaven zig insgelyks alle moeite, om de Cabaliften te bewegen, zig met der Gemeente te mogen verzoenen, maar het was vrugteloos , de eigenzinnigheid en kwaadaardigheid van deze menfchen waren niet te veranderen. De Magiflraat eindelyk alle moeite en vooriTelling te vergeefs ziende. En om dan dog eens een einde van deze geheehTtwift-zake en hart, del te verkrygen; zoo wierd by de Wel-Ed. Grootagtb. Raad gere*. folveert, alzoo de verkiezing by den Kerkenraad gedaan, voor onwettig verklaard was, vermits de Kerkenraad in geenen deelen, het regt heeft,  ( io3 ) heeft, om alleen de Verkiezing te doen, dar het beft was, een nieuwe Nominatie te maken, en dat de Kerkenraad met de Gemeente beide zouden ftemmen. Maar dat by deze Vacatuur , geene aanmerking , nog op Dom GRIMMER nog op Dom Reisig zoude worden gemaakt. Hun Edele Hoogachtbare, hadden waarlyk in zulk eene Singuliere zaak geen verftandiger oordeel kunnen vellen. De Gemeente behield het regt en verkreeg alzoo dat geene 't welk zy van de Magistraat begeert hadden , namelyk de Verkiezing met de Kerkenraad gemeen te hebben; Die Heeren Kerkbaafen zageh alzoo, tot hun fchande en fchaamte, zoo 'er nog fchaamte in hun plaats heeft, hunne Verkie* Zing kragteloos verklaard! Wat fataale fteek voor hunne opgeblafenG 5 heid  ( io4 ) heid, waar door haare ongerechtigheid en verkeerden Handel Zoo middagklaar voor de wereld te gelyk ten toon gefpreid word. Dog fchoon de Wel-Ed. Grootachtbaare Magistraat de Gemeente in hun verfoek regt deede, ja een triumphante Sententie voor hen weez', zoo verloor dezelve daar by dog hun tweede oogmerk namelyk Dom. GRIMMER. Een verlies, dat by zeer veele niet ligt uit de gedagten gewifcht zal worden; Maar nog lange jaaren in 'tgeheugen bly ven. Zelfs by zyne tedere Leerlingen die zoodanig eene genegenheid en achtinge voor Hem hadden gekregen, dat zy by zyn affcheid Beeken van Traanen deeden neder vloeijen. De Gemeente addresfeerde zich noch weder by Hun Edele Grootachtbare, wegens de eerfte Refolutie, om beide de Predikanten te be-  ( tos ) behouden, de Gedeputeerde prafen» teerde by ondertekening zig te verbinden voor dat geene, 't welk jaarlyks aan de betaling mogt te kort fchieten, doch het bleef by de laat> fte Refolutie. Dom GRIMMER, die alzoo dan het Offer zyner haateren geworden is, is 't allermeefte daar by te beklagen Al wie dit leeft en met een onpartydig oog en gemoede befchouwd , zal hen van wegen hunne onverantwoordelykeongerechtigheid, altoos moeten tegenfpreken. En of fchoon de zaken nu aldus, door Hun Edele Achtbare gedecideert, en zoo wel Dom. GRIMMER als de Gemeente alle hoop benomen was, om by elkanderen te blyven, zoo waren de Vyanden van Dom. GRIMMER nog niet van hunne boosaardigheid verfadigt: Zy zogten voor 'tlaatfte nog  ( io6 ) poch nieuwe verdrietelykheden op, om Hem , ware het mogelyk, in weinig oogenblikken gelyk een wegvaagfel uit de Zamenleving verftoten te zien, ten minften dat Hy in aller haalt uit de ftad en haar Gezigte maar komen mogte. Zy gaven voor, ja befchuldigden Hem, dat Hy, ja Hy alleen, de fïigter en oorfaak van alle de twilïen en oneenigheden was: En dat de Gemeente niet eerder tot ftilfland zouden komen, voor dat Hy geheel van hier weg was. Het laatlte aangaande, zoo hadden zy wel niet heel ongelyk, het welk Haar Edel Achtbaare, ook zelfs wegens de groote Lie fde van de Gemeente tegens Hem Zeer wel in zagen, en de wysfelyke Politique gebruikten Dom, GRIMMER te verfoeken om zoo haaft het doenlyk Nymegen te willen verlaten. Maar  Maar dat zy Dom. G R I MER in het eerfte zoo wel als in alle andere ftukken groot onrecht deeden, blykt uit het tegendeel: Want gelyk Hy zyne Gemeente altoos, zoo in zyne Fredicatien, als by zyne verkeeringe , tot Zachtmoedigheid en toegevenheid ver-> maand heeft, zoo was ook zyn laatfte wenfch en beede by zyn affcheid , om de Ruft en Vreede té zoeken. En om nu maar kort te gaan, zoo zeg ik Dom. GRIMMER wierd namens de Magistraat Verzogt, om zoo dra hem maar mo- I gelyk was, uit de Stad te vertrekken ; Hoe hard Hem ook deze boodfchap viel, om eene Gemeente, die Hy zoo teder beminde, en I die niet minder met hartelyke liefde aan Hem, gelyk een Jonathan aan David , verknogt was, zoc* eensklaaps te verlaten , zoo zoude Hy  C 108 ) Hy doch geen oogenblik vertraagÊ hebben , om aan dat verfoek va» Haar Edel Achtbare te gehoorzamen. Maar, ach arme! De Vroome Man had zoo veel Geld niet, dat Hy tot Cleef toe konde reizen. Dat geene, het welke Hy vart den Kerkenraad kort voor zyn vertrek by afrekening ontfangen had , daar mede hadde Hy zoo verre het ftrekte, zyn Hofpes betaald. Ik zegge zoo verre het ftrekte, want zy gaven Hem nog niet eens zooveel, dat Hy zyn Hofpes betalen konde. Acht maandenlang, lieten Zy Hem in 't Logiment Logeren , zonder dat zy Hem een enkelen ftuiver gaven. W^aren zy Mannen die het Voordeel der Kerk zogten, zoo hadden zy Dom. GRIMMER, gelyk ik gezegt heb , in 't Predikants - Huis, in plaats van hetzelve ie-  C 109 ) ledig te laten ftaan , 200 Ian^ moeten vergunnen te woonen » waar door zy Hem zoo veel geld minder konden geven , en D o m* GRIMMER hadde beter daar by kunnen leven , zyne Huishouding met veel minder koften kunnen inrigten en ophouden* Daarenboven hadde de Gemeente ♦ Zoo als die menigmaal wenfchten, Dom. GRIMMER nog zeer veel met Huisfelyke noodfaftelyk-* heden dienft kunnen doen, daar Hy zyn gebruik van konde gemaakt hebben. En dus hadde zulks aan beide zyde, tot veel voordeel kunnen verftrekken. Wat heeft nu Dom. GRIMMER met zynen zuuren arbeid , die met zoo veele verdrietelykhe* den gepaard was, en dat agt maanden lang, gewonnen? Niets, als dat hy zyne Gezondheid daar by genoegzaam in gefchoten, en zyne kle-  ( IIÖ ) fclederen verlieten heeft. óHemei! welk eene behandeling! De Gemeente, welke zyne omftandigheden zeer wel kende, konden nog wilden haaren getrouwen Leeraar zoo niet laten fcheiden , maar, gelyk zy altyd hunne Liefde aan Hem bewezen hadde; Zoo toonde zy Zig niet minder voor Hem by zyn fcheiden genegen te zyn. Zy deden onder zig en andere Weldadige menfchen eene Colle&e vóór hem, welke zig tusfen de vier en vyf hondert guldens bedroeg. Toen was Hy in ftaat om zyne Reife te kunnen aannemen. Duizenden van traanen, zoo van ouden als jortgen, vloten Hem by zyn fcheiden na. De Gemeente wilde Hem tot aan de Poort der Stad uit geleiden; Dog Hy bad hen zulk te willen laten De Gedeputeerden hadden zelfs alle moeite  C in 3 te, om hen daar van af te raden f Die menfchen waren ontroofifcaar, en men vreesde voor eene nieuwe ©pfchudding, wanneer men hen zulks toe liet. . Alzoo moeite Dom. GRIM*» MER 's Zaturdags voor Nieuwjaar, in de grootfte en frrengfte koude, Nymegen en zyn Lieve Vrienden, met de aller tederfle aandoening en bittere droefheid, begeven. ; Omtrent tien dagen daar ha kwam er tyding , dat Hy , dewyl zylie Beminde en Kind onderween ziek geworden zynde, genoodfaakt was, Zich in Eiberfeld eenigen tyd op te houden, om beter weêr af te wagten. Zyne Fyanden dit horende en wetende, dat 'er een Predikantsplaats in Elberfeld vacant was, waaróm Hy mogelyk Soliciteerert mogte, waren nog niet aan* winde van hunne kwaadaardigheid, en Zogten door brieli vea  ( lis 53 yen zonder Naam, met de fchande** lykfte Calumnien opgevuld , Hem nog daar nadeelyk te zyn; ja zelfs de wyfe Politique van Haar Ed. Achtbaren een kwaade zin te geven, als of Hy van Nymegen verbannen was geworden. Uit alle het, tot hier toe, verhaalde, zal ieder verftandige, al was het ook, dat Hy met eenige party digheid voor ingenomen ware, de boosaardigheid van den Kerkenraad, nu duidelyk kunnen zien en moeten opmaken , dat het, om Zoo te fpreken , menfchen van een gering verftand fchynen te wezen , welke geen Religie kennen, geen Menfchen-liefde bezitten, die van geen welgefchiktheid noch pligt eenig befef hebben, of, zoo ze die al kennen, noch zoo veel te erger zyn, dewyl zy dien niet betrachten, of volgens dien, leven en handelen. Ik  C ) Ik zal noch falva venia, deze Heeren Kerk-patronen hunne pligten eens onder 'toog brengen, en eenige hunner handelingen even herhalen en erinneren, ten einde een ieder, zoo wel daar uit, als uit het Vooren verhaalde zien kan, hoe zy die pligten nagekomen zyn. De pligten van een Kerkenraad beftaan daar in: Teneerften regtfchapen enopregc in alie haare daaden en handelingen te werk te gaan, om daar door te gelyk met een goed Exempel de Gemeente voor te gaan. " Ten tweeden: Ruften Vreede te bewaren. Ten derden: met allen yvér en vermogen het Welzyn en den aanwafch der Gemeente te zoeken. Ten vierden ; met de Kerkenmiddelen , welke zy onder zich H 2 heb-  ( "4 ) hebben, trouw enbehoorlyk tehan> delen. Ten vyfden: zig op nieuwe inkomften toe te leggen. En ten zesden : de Armoede te ©nderfchragen. By den eerftert Articul, die Zefcerlyk alle de andere in zig fluit, moet ik een weinig ftil (taan: Kan men volgens hunne behandeling met Pom. GRIMMER en de Gemeente , zeggen, dat zy rechtfchapen mannen zyn ? Was hunne verkiezing, welke met geweld gefchied is, opregt? Of was het met bedrog? Nu dit is reeds bewezen. En waar in beftaan die goede Exempelen, die zy de Gemeente moeten geven ? Zyn die in hun opgebla-. zen en hoogmoedig gedrag, en in de minachting van de Gemeente gelegen? Of om dat zy de Leden derfelve fchimpachtige bynamen komen te geven ? Of dat zy door voor-  ( "5 ) voorbedachte onwaarheden dezelve i onder eikanderen, tot oneenigheid zoeken te brengen? Heerlyke Exempelen voorwaar J van een Kerkenraad. De tweede pligt eifcht: Ruft en Vreede te bewaren. Hebben zy niet met geweld alle twift en vyandichap gezogt, daar zy in weerwil van alle zachtzinnige propofitien door de andere Leden van den Kerkenraad zelve en door de Gedeputeerden uit de Gemeente gedaan, de laatfle op eene ganfch wederregtelyke en boosaardige wyfe in hun recht geturbeert en de Gemoederen des volks op allerlei wyfe verbittert en gaande gemaakt hebben. De derde plicht vordert met allen vlyt en vermogen het Welwelen en den aanwafch der Gemeente te bevorderen. H 3 Is  C iiö ) Is dat hun yver voor het Welzyn der Gemeente geweeft, dat men dezelve in onverantwoordelyke koften leidde ? Helpt men op zulk een wyfe, een Gemeente op de Been , dan weet ik het niet? De vierde Plicht was : met het Geld der Kerk 't geen zy in bewa.ring hebben, trouw en na behoren ren om te gaan. Heet dat zuinig Huis gehouden, datzy, daar 't Predikants-Huis ledig ftond, Dom. GRIMMER 8 maanden lang in een Logiment lieten logeer en: Hadden zy, daar ze 'erom verzogt wierden, van de Gemeente, Dom. GRIMMER daar in laten woonen, zoo hadden zy Hem minder geld behoeven te geven, en Hy zoude daar by meer §ema'k, nut en voordeel gehad heben. Wy-  Wyders hebben zy ook nog ennodige onkoften geduurende dien twift, als van Brief-Port, en diergelyke uit de Kerken-Middelen gemaakt , en waar uit worden dog de koften van het Proces betaald ? En waar uit Zyn die doch ook in vroeger tyden betaald geworden ? Ik geve het eens in bedenken , of zulks wei handelt is. De vyfde Plicht is: op nieuwe of vermeerdering der inkomften zig toe te leggen. Wanneer ik Zegge, dac men ontwyfïèlbaar weet, dat zedert 8 maanden of geduurende het Proces, twee hondert guldens minder als ordinair is gecolledteert geworden , 't geen de Kerk alzoo door haar fchuld alléén verloren of fchade heeft, zoo weet men reeds genoeg, en wanneer ik zegge, datzy 'torn deze oorfaken den Armen aan hunne Aalmoesfen hebben te kort ge-  C na ) gedaan, zoo ziet men te gelyk, hoe Zy hun zesde Plicht vervuld of voldaan hebben. Zie daar, ziet gy dan nu de ConJtftorialen van de Lutherfche Gemeente te Nymegen aan u afgebeeld , my dunkt, gy kunt u hunne geftaltens ten minften de inwendige levendig voorflellen, doch niet zonder een innerlyk ontroering of met een na/ tuurlyk afgryfen. Nu moet ik noch eenige aanmer* feingen hier over maken, of liever u myne gedachten dies aangaande zeggen: Geenzins twyffelende, of gy Zult my volkomen gelyk geven. En die zouden dan deze zyn: Indien de Kerkenraad iets tegen Dom. GRIMMER in te brengen hadde, waarom hebben zy Hem zulks in Perfoon niet voorgehouden? En waarom hebben zy Hem fcelfs zoo Zeer belet, om zich te ver-*  ( iip > Verdedigen , zyn Eer op te houden, en zyn onfchuld in 't daglicht teftellen? En waarom moet dan een geheele Gemeente door hunne domheid en hoogmoed lydcn? Of anders : zoo zy Rechts-zaken of klagten tegen Hem hadden, en Hem de- ! zelve nier onder 't oog brengen wilden, zoo hadden zy de Gemeente of eenige Leden van dien, moeten laten by een komen, en aan dezelve, dat geene, 't welke zy tegen Dom. GRIMMER in te brengen hadden, op eene vriendelyke en zachtzinnige wyfe kunnen voordragen ; en de verkiezinge zoo lang uitgefteld hebben, tot dat die zaak bewefen en uitgemaakt was. Dat : was dan den weg van hun Plicht, en volgens de order, als brave Kerken - voorftanders gehandeld ! geweeft. En dan had de GemeenI te nevens hen, de zaak kunnen on- \ derzoeken, wanneer dan zeker al H 5 die  ( 120 ) die twift en oneenigheden, ook geen plaats zouden gegrepen heb» ben. De Kerkenraad is juift ook zoo dom en blind niet, of zy wiste dien weg zoo wel als de onfchuld van Dom. GRIMMER. (Want wie kan die Man noch van ééne enkele befchuldiging of laffer, tegen Hem uitgebraakt, overtuigen?) 't Is waar, misflagen kunnen wy allen hebben, en die begaan wy ook dagelyks, ( de Predikanten niet uitgefloten , want zy zyn ook Menfchen.) Alleen by een nauwkeuriger onderfoek, zoude zich de onfchuld van Dom. GRIMMER wel haafl geopenbaard hebben. Doch dan had die Cahaal haar oogmerk niet ter uitvoer kunnen brengen: Derhalven moeit hier met geweld en tegen alle billykbeid aan te werk gegaan worden. Op  C 121 ) Op het Gedrag en Wandel van Dom. GRIMMER , valt, zoo lang Hy in Nymegen geweeft is, niet het allerminfte te zeggen. En ik veronderftelle eens , Dom. GRIMMER had in vroeger tyden eens één uitfïapje of iets gedaan, tgeen een Predikant niet paste; zoo ftreed dan hunne behandeling doch tegen alle Menfchenliefde. Gods Woord leerd immers, dat wy zelfs onze Vyanden moeten vergeven : Ja bidden wy niet dagelyks, in 'tGebed des Heeren, vergeef ons onze fchulden, gelyk ook dienft te doen. Begrypt wel: jufftop die tyd kwamen, net ter fnee, die twee Meineidigers ( zoo men voorgeeft) welke geen Geloof konnen verdienen , al was 'er eenige fchyn van waarheid toe, dit is reeds anders bewefen, Bladz. 74. alwaar verhandelt is, de loflelyke Getuigfchriften door twee Heeren Overstens eigenhandig ondertekent, en met tKonings Cachet bekrachtigd. Haar Ed. Achtbaare hadden die onrechtvaardige Handelwyfe ook zeer wel gade geflagen , waarom zy de Gemeente ook hun Recht lieten wedervaren. Want immers de Gemeente Honden, 1. op de vernietiging van de Verkiezinge door de Kerkenraad gedaan, en verzogten 1. hun Recht om mede te ftemmen, te behouden. En dit verkregen zy beide. De  ( 124 ) De Kerkenraad had fekerlyk niet gedagt , dat zy tot hun eeuwige fchande, de bout op be Kop zouden krygen, en dat de Gemeente in dezen zouden triumpheren; anders Zoude men zoo voorbarig niet geweeft zyn, om aan het Publicq, in 't Maandelyk Kerknieuws te laten berichten , dat Dom. Reisig tot Predikant te Nymegen beroepen was: 't geen nu voor een gedrukte onwaarheid opentlyk te boek ftaar. Dan terwyl de Gemeente , behalven de wederverkryging van hun Recht, voornamelijk ook het oog op Dom. GRIMMER noch hadden, zoo hadden zy, naar myn gedachten, de faak ook geheel anders kunnen inrigten. Dog dit alreeds te laat zynde, zoo zal ik my daar over niet verder uitlaten, en hen alleen de vergeving en verfoening recommanderen, hoewel als ik her  C 125 ) 'tregt uit zal zeggen , zoo is dit, zoo lang als zódanige Mannen een Gemeente bellieren , nauwlyks te verwagten. Maar wel dat de Vreede en Eendracht zig daar van verwyderen, en het verval, ja den ondergang van de Gemeente van daa tot dag zal befpeurd worden. De eerfte Propofitie van Haar Ed. Achtbaren ( beide de Predikanten te gelyk te houden) zoude na myn gedagten nog het eeniglte middel geweeft zyn, de Gemoederen tot bedaren te brengen, de Vreede te herftellen, de Kerk en Gemeente voor veel nadeel en fchande te bewaren. Dit volgende is de brief van de Vriend van Nymegen, die ik niec overvloedig achte hier no^ bv rp voegen: Myn  ( 126 ) Myn HeerI HEbbe de Eet UWE. volgens belofte dit Opftel hier nevens toe te zenden. 't Is waar, dat het wegens gebrek aan tyd en myne menigvuldige bezigheden, hier en daar eenigzins verward of niet na de order gefchikt, u Zal voorkomen; doch ik kan u verzekeren, dat de waarheid daar door niet te min ongekrenkt bewaard en in alles in 't oog gehotK den is. Ook gelove ik zeker, dat" ik noch wel het een of ander zal vergeten hebben. Gelyk ik zelfs opzettelyk verfcheide zaken, deels uit befcheidenheid, deels om niet al  aï te wydlopig te zyn hier voorby gegaan ben» Wanneer gy ïn de Maand May, £00 als gy te Nymegen zynde, my gezegt hebt, hier komt; zoo zal ik u mogelyk , noch een aanhangsel , hier by gehorende, kunnen geven. Ik twynele geenzins, of gy zult hier uit nu zeer klaar kunnen zien, !^at Dom. GRIMMER en de Gemeente veel onregt door den Kerkenraad aangedaan geworden is. Ondertusfchen my in UEd. VriendSchap recommanderende , hebbe de Bere met veele hoogachting te zyn Ti M? I P.SDaat  ( i28 ) p: S: Daar vak my zoo even de Leere van den Vreije Wille in, waar aan zig de Lutheranen houden, Deze LeefftelHrtg ftaat op fwakfce beenen, of om beter te zeggen: dezelve is hief klaar wederlegt. Deze tegenwerping katt de Gemeente , Dom, GRIMMER, en de Kerkenraad aan Dom. R e is i g voorhouden. Èn zy allen zullen moéten bekennen, dat dit voorval de ortbeftaanbaarheid daar van Zonneklaar bewyfi NB. Ik heb in *t vóórgaande vereeten te zeggen, dat die fchulden , die Dom. GRIMMER by het Regiment agter gelaten, voor langen tyd betaalt zyn. SLOT*  §LÖ T RE E D E Aan de Heeren Confïftorialea dit vooren ftaande byzonder betreffende; ÏÏ^Wff»/ tyt zult Uin den eet* ften opjkg ongetwyffelt zeer geaffronteerd houden, dat ik de Waarheid in deze hulde gedaan hehbe. ■ Ban LWEèrw. zult my ten uiter* Jen verpligten, wanneer üWEerwaardigens zig , zoo hier iets tegens de Waarheid, mogt gezegt zyn, openlyk gelieven te verdedigen en aan de wereld te toonen. dat ik der faken niet kundig geweèfi hen. Imtniddels len ik I * teffent  SLOTREEDE. teffens gereed , om UWEerw. altoos ïot 'wederantwoord te dienen. P: S: In de Nederl. Mercurius voor Maart 1777. is abufivelyk gemeld, als of de oneenigheid by de Lutherfche Kerkenraad en derzelver Gemeente te Nymegen ontftaan was, door de verkiezing van Dom. GRIMMER tot tweede Predicant, ( dit is volftrekt onwaar; Dom. GRIMMER is nooid voor tweede Predikant beroepen,) daar in tegendeel den oorfprong der oneenigheden veroorfaakt zyn door het onwettig Beroep van Dom. Reisig, en zulks niet bekent is, dat zyn Eerw. van het beroep heeft afgezien, als na de genomene Refolutie van de Magiftraat, dat geene van beide dit maal in aanmerkinge Zoude komen. EYNDE,  Memoire voor een Om ter inftantie van F: T: Hofman, C: Bergfeld, G: Herbrecbter, J: G: Scbneider, J: F: Gall, H: A: Bredinger, Samuel TbiU le , M: Scbetzer en J: J: Inkel, voor hun zelfs en naamens meerdere Leeden der Lutherfche Gemeente binnen deze Stad, zig te vervoegen by de Heer Mr. P: Middeldorp, Hendrik Ho fineman, Cbrijliaan Nolde, Geerg Kortel/us, Hendrik Schoorman, H. Schouwen-, burg, . . Milde, H: R: Smelten, S. Pasman, M. Beekman, . . . Makrotb, J. A. fVeyb JoL Godfr. Stoltenhof, J. F. Vigelius, F. frager, . . Stigler en .. Gagel, alle en dezen geinfinueerdens , en aan elk der voorz. Perfonen, niet min Vriend dan GerichtelyJc te infinueeren. Dat Infinuanten , met de uitterfte bevreemding hebben moeten ondervinden, dat die van den Breden Kerkenraad hunne, op den 6. July, by meerderheid van ftemmen genomene Refolutie. „ Omme de beroeping ■van een Prxdikant in de thans bier openjlaande plaats, onder Hunlieden, zonder inflemming der overige Contribuerende Leeden der I 3 Ge, Roeydrager,  Gemtepe , te doen. „ Ifl der daad des atide» yen daags den 7. July, ongeacht een Gericht-, telyk geinterponeerd Protell van veele Leeden der Gemeente,, te. vollekken en wetkelyk eene quafie beroeping uit te brengen. Dat Infinuanten wel verre van enigermaten te defereren aan die allefmts onwettige, beroeping , ter contrarie vermenen , door, die wede'rregtelyke. haadëiwyfe vaa geinfipueerdens in het bezit en exercitie van. Hun welhebbend regt van ftemgeving toï de beroeping van een Prsdicant, feytelyker wyze te zyn geftoord en geturbeert, en dienvolgens niet zullen ledig ftaan omme tot afdragt dier begaane Spolie, zódanig te. procederen , als nodig zal bevonden woeden. Dat evenswei Infinuanten (fchoon ongehouden, maar ten allen overvloede) U Ge-, infinueerdens voor af by deze., niet min Vriend, als Gerichtelyk, doen fommeren, omme die op den 7. July, zoo onwettiglykuitgebragtc quafe-beroeping te houden vaa onwaarden en in te trekken; voorts de Refolutie by Geinfinueerdens of wel de meerderheid derzelver op den 6. July 177& genomen , omme namentlyk de beroeping van, een Pradicant in de thans openjlaande plaats by Geinfinueerdens, zonder injlemming der. overige Contribuerende Leeden te dogn; te annulleren en te casferen , en, daar mede, Infinuanten te bentellen in de vrye exercitie  tic van Hun wettig regt, omme tot de t die zeide : Voleens Appoinctemcnt van HAAR EDELE GROOT AGT-. BARE zullen wy berigten; Aan J. G. Stoltenhof en J. F. Vigelius, die zeiden ? Wy weeten niet dat het Proteft Gcregtte]yk is gefchicd , en mogen wel lyden , dat de Beroeping en Refolutie ingetrokken worden , voor zoo verre het de Con.tribuee-rende Leeden nadeeUg mogte zyn , en laten ons in 't geheel in geene Proceduires dien aangaande met haar in ,• Aan F. frager , die zeide : Ik ben by de beroeping niet tegenwoordig geweeft ; Aaa IV. Stieghr, die zeide: Ik heb tegen de - beroe-  fcereeping gepmtefteert, ik bon misleid geworden , en keure de geddane beroeping niet goed; en eindelyk aan J. Gagel, die zeide : Ik ben by de Refolutie en beroeping niet pr«fent geweeft, en vermeene dat de geheele Gemeente mede regt heeft om een .Pracdicant te verkiezen, A8m Nymegen den 16,17 sn :8 July 1776. H. J. VERWQERT, Roeyd», Extrad  Extract uit het Raad* fignaat der Stad Nymegen Over den Jaare 1776. Sabbathi den ?3> Novemb. (jElezen de Requefte van Fr. B. Uoffman, C U.Bergfeldt, G.Berbrecbter, S.G.Scbnei? der, J. F. Gall, H. A. Bredinger, J. S. Tik le, Af. Scbertzer ftt jf. ?• Ukel, Leeder* van de Lutherfche Gemeente binnen dezer Stad, en als door de verdere Contribuéerende Leeden in gevolge Ade van Authonfatie, CopielyMen Requefte annex, gequalificcerd. Daar by te kennen gevende : Dat de beroeping van een Predicant in dq voorz. Lutherfche Gemeente van ouds Conform de natuur der faak altoos uitgebragt was geworden, door (temming van alle Contribuëerende Leeden met den Kerken-, raadDat of fchoon in een Kerken-ordonnantie door den tydelyken Kerkenraad in den jaare 1748. buiten kennilTe der overige Leeden der Gemeente gemaakt, in den festienden ArJ 2 tieul.  ticul, waren gefield geworden deze woo«den! By de beroeping van een Predicant „ zal de hreede Kerkenraad verzamelt wor„ den en de verkiezing by meerderhei4 van ftemmen gefchieden. Egter de letter of redelyke zin dier vroorden aan de Stem- gerechtigheid der overige Leeden van de Gemeente geene Atteintie zoude hebben toegebragt. Dat zoo de tydelyke Kerkenraad met die •woorden mogten bedoeld hebben, zig een exclufiev Beroepings-regt aan te matigen! hetzelve dan nog van geen valeur zyn zoude, vermids geen Kerkenraad bevoegd was Ordonnantiën tot prejudicie der regten vart de Leeden der Gemeente te maken, zooi lang de Leeden van die regten niet exprefle afitand deden, ofte vervolgens aan die Ordonnantie defereerden. Dat het 'er mede verre af was, dat de gem. difpofitie der Kerken-ordonnantie van 1748. den overige Leeden werkelyk van hunne Stem- geregtigheid Contraire de gezamentlyke Leeden in vier beroepingen welke na dien tyd waren uitgebragt, hun regt, van Stemming onbefpeurd gc- exerceerd Rebben» Dat Supplianten en hunne Conftituanten derhalven ten uiteiflen waren gefurpreneerd. tsr zake, dat de Kejk.enra,aj} had konnen, goed-  eoed vinden, na dat bevorens aan de Ge- meente fuccesfivelyk van den Predik- ftoel was bekend gemaakt, welke Predicanten op den proef zouden prediken, en wanneer tot het beroep zoude over gegaan worden, pp Zaturdag den fesden July laatft. leden'sNaxmddigs omtrent ten vier uuren, onder zig by meerderheid van ftemmen te refolveeren, dat de verkiezing door den Kerkenraad buiten in ftemminge der Gemeente gefchieden zoude, en den volgende dag , ongeagt een Gerigtelyk geinterponeerd Proteft van veele Leeden der Gemeente, werkelyk eene beroepinge uit te brengen, het geen inporteerde een gedrag , waar door de overige Leeden der in hunne Stem - geregtigheid en onbefpierde Poffesfie en Executie van dien ieitelyker wyfe zouden geturbeerd zyn. En vermits Supplianten vreesden, dat de Kerkenraad op dit hun zoo weder regtelyk ingetreeden Voet-pat zouden blyyen voortgaan, en HAAR ED: GROOT AGTB A R E Approbatie van die onwettige, en nulle beroeping verzoeken, zoo vonden Supplianten zig genoodfaakt , den toedragt der voorz. faak te brengen ter kenn.sfe van HAAR ED: GROOT AGTB. ten einde HA AR ED: GROOT AGTB. de Addresfen van den Kerkenraad, deswe, sens te maken, wel zódanig zouden geheven te beiegenen, dat aan de overige Leeden der Gemeente de weg niet wierde afgefneden , om ordine & via juris zódanig te Frocedelen, als tot afdiagt dier ftoring en verhindering, in U»n zegt van Stem-gevmg toege-  fcragt zouden oordeelen te behoren, waat toe zy Supplianten niet na laten zouden + het nodige ten fpoedigften verkftellig te maken. J^L-Ls mede gelezen het berigt van vie? Leeden van den Breden- Kerkenraad der Lutherfche Gemeente, hier ter Steede, ingediend ten gevolge van HAAR E O. GROOT AG TB. Marginaal Appoinclement in dato 10 July 177Ó. waar by het voorz. Requeft gefteld was in handen van partye, ten fine van berigt. Voorts gehoord de Confideratien ert 't Rapport van de Heeren BORGEMLESTERS, en den ouden BOR. GE MEE STER H: W: van GROOTENRA Y mede brengende. Dat hoe zeer ook in gevolg en ter voldoening van HAAR E D: GROOT AGTB. nadere Authorifatie by Refolutie van den 11. Sept. dezes jaars , niets onbeproefd gelaten hadden , om de Differenten, ovet het beroepen van een Predicant in de Lutherfche Gemeente hier ter Steede ontftaan, by tusfchenfpraak te ontruimen , en partyea door perfuafive Propofitien tot eene minnelyke afdoening der zaake te difponeerén, zr Wferen B ORGEMEESTERS, en oud BORGEMEESTER , nogtans met t leed-  -feedwezeh ter kennisTe van HAAR ED: GROOT AGTB. brengen moeften, dat hunne welmeenende pogingen ten eene maal Vrugteloos waren geweeft, terwyl de verdeeldheid >, 200 wel tusfchen de Leeden vari den Breden Kerkenraad, Ouderling, als tusfchen dezelve en de Leeden der Gemeente ^ niet minder waren geworden , en 'er geene de minfte toegevenheid aan de eene of andere zyde had plaats gevonden, of immers voor als nog te verwagten was. Waar dp gedelibereerd en tefTens in aanmerking genomen zynde, dat die oneenigheden tot niets anders konnen uitloopen, als ten notoiren ondienft van de Gemeente zelfs^ omtrent welkers welftand H AA RED; GROOT AGTB. in geenen deele onverschillig zvn, en dat boven dien, de aanhoudende b'lyken van verre gaande verwydering der Gemoederen voortgang, daar uit niet alleen reuineufe Proceduures ontdaan , maar ook gevolgen zouden konnen proftueren ten nadeele van de goede Politie, en tot prejudicie ter Tranqüiliteit, en ruft tusfchen een goed gedeelte van dezer Stads Borgerye en Ingezetenen, hebben HAAR ED: GROOT AGTB: goed gevonden, en by dezen verdaan: Dat door den Breden Kerkenraad en dei Contribuëerende Mans-Leedematen der Lutherfche Gemeente alhier, by ftemmen zal worden getreden, tot het verkiezen en beroepen, van een Predicant, ter vervulling vari de tegenwoordige Vacature in die Gemeen*  te, zonder voor éit maal (Jaar toe refrexie temaken op de perzonen van Dom. Reisig, ert Dom. Gr immer, en dat de beroeping 2yndè gedaan, vervolgens daar omtrent, en ter beveiliging zal moeten geproceteerd worden, naar Kerkelyk gebruik, en zoo als het behoord, Difponeerendé HAAREfi: GROOT AG TB ARE alzoo in het voorhanden zynde iïnguliere Cas, uit goede Confidera^ tien ten befte der Gemeente, en tot verwydenng yan meerdere inconvenientien , en Ichadelyke Suites, zonder dat hier uit eenige Confequentie voor het toekomende zal *onnen of mogen getrokken worden, aangezien HAAR ED: GROOT AGTB. verklaren, een ieders fuftinues en vermeend regt voor het overige te laten onverkort. I *-?™yn^d8eftl- Heeren BORGEMEEil^ER-EN, en oud BORGEMEEi ailiK verzogt partyen voor zig te ontbieden i en naar dezelve den inhoud dezes mede te i deelen, totderzelver narigt, en om Zig daar naar te gedragen, voorts dezelve al nog feJieufelyk te vermanen tot onderling verdraagzaamheid, op dat de ruft en vreede in « Lutherfche Gemeente eenmaal moge £0J fnDh£rfteJd» en z°daniS beveiligt, dat HAAR ED: GROOT AGTB ARE voor het toekomende buiten de onaangenaame noodzakelykheid gelaten worden. Om nader te Difponeeren In fidem Extracli C; W: VERMEHR,