Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3484 9538 SCHRUENBOEK-BV SITTARD  / T É t VERBETERINGE VAN ÏÏ E 'i1 MENSGËrjDÖM. v er it atis ergo. TE AM STEL DAM, By, H. DE FRIES, In de GraVeftraat, by den Nicuwendyk. mdCcxciy,   VOORREDE. In eeiï1 tyd waarin het Menschdom veel nodig heeft 0m de waarheid en de deugd op zyde te blyven , alfchoon men hier en daar zyne rechten leere kennen., en zyne waarde als mensch beginne te gevoelen, meerder dan in de tyden onzer voorvaderen ; fchryf \k deeze verhandelingen ter verbeteringe van het menschdom; waarmede ik een begin gemaakt heb , met de tegenwotrdige , belovende dezelve te vervolgen , met nog meerdere verhandelingen * die (zo ik vertrouw,) rechtsreeks de verbetering van het menschdom zullen bedoelen ; zullende ik daarmede zeer Spoedig voordgaan, zo }k Jlechts door een ^gunftig ontvangst en een- goed vertier' van dit ftukjen aangemoedigd worde: my buiten alles wat ik overmyn gefchryfzal aangemerkt vinden houdende , blyf ik den leezer heil en voordeel toewenfchen Vaar wel  ■i  voor het MENSCHDOM. 3 hebben ?" immers niets ? doordien deeze anders groots Wysgeeren behoorden te bewyzen , dat al het gefcba» pene zeer wel zonder orde of regel kon werken; doch dit doen zy niet, weshalven wy onze ftelling met een aantal vnn beroemde Wysgeeren:" daars is in alle* „ orde nodig," vasthouden, terwyl de juiste waarneexningen ons ten volle van de klaarblyklykheid en zekerheid dier ftelling behooren te overtuigen, en deeze zullen n dusdanig gefchieden : men raadpleege , na het afleggen van alle vooroordeelen , de verftandlyke vermogens van ons' menfehen : wy bezitten verftand , wil, magt, en vryheid : door het verftand vertegenwoordigen wy or» «Sntelbaare zaaken in het geheelal, met oogmerk o» daarvan kundigheden tc verkrygen, en daarover te •ordeelen : door den wil, inagt en vryheid , vnnrzekee «dele vermogens ons van God gefehonken' weeten wy tc verkiezen en' te verwerpen ; terwyl de hoogJte Godheid , 't aan ons vrylaat, uit twee mogelyke zajken , ■ cf de beste of de flechtfte , naannaate onze keuze valt, te verkiezen of te verwerpen: deeze verftandlyke vermogens ftaan des in de mogelykheid om wèl oi kwalyk gebruikt te worden, en wyzen on» van zdven. den weg tot orde en regel, voor het menschdom, in de zedeljke wereld: trouwens het menschlyk verftand, dat zo ligt in het zedelyk dwaalen kan , heeft eene leidsvrouw , naamlyk de reden, nodig: dj mewchlyke WÜ, magt en vryheid behoeven in dien toeftand, waaria wy nu z>a, beteugeling, zonder welke leiding, ea A a  4 de OPVOEDING der JEUGD, beteugeling, onze menschlvke driften die niet zelden gelyk zyn aan tooineloozc paarden, zouden te verre gaan, om ons niet alleen op het fpoor der waarheid te laaten dwaalen, maar ook om ons van de waare deugd aftetrekken, en ons in het ryk der dwalingen en op den weg der ondeugd te brengen ; daarom men zeggen moet: onze verftandlyke vermogens behoeven regels van opvolging , zonder welken wy als paarden zonder toom en teugel zouden voordrennen , en ons niet gemaklyk in onzen loop laaten ftuiten; ja door welke legels uit het oog te verliezen, iemand zyne natuurlyke vryheid te veel, dat is té o^maatig zoude gebruiken: weshalven wy dit vastftellen: „ voor het menschdom „ zyn regels die het in dien ftaat waarin het zi§.bevindt , „ behoort optevolgen ::' deeze vaste gronder, van noodzaakly-'-heid , om r"gels optevolgen, toegepast op de opvoeui g der je gd, zullen wy verüer traenten aantewyzen, wanneer wy van de voord .-elen enfchadelyk heid der opvoedingen deeze verhandeling,zuUenfprccken, Zeer verfchill.nd is de bepaaling, d;e des tundige Schryvers, welken over de opvoeding der jeugd gefchreven hebben , van de woo.rden opvoeden en.opvosding geevcn; dan , wy vernoegen ons met onze eigene bepaaling, en verftaan er door: „ De opkweeking en vorming , van onze verftandlyke vermogens, tot \ bevordering van onze gezondheid, in zo verre als de Natuur onze verftandlyke vermogens buigbaar, laat in onze jongheid, om dezelve door bekwaams.  Vóór het MENSCHDOM; 5 h middelen eene goede of kwaade, eene gelukkige of », ongelukkige leiding te geeven:" als men het menschdom geenzins infiatunatiïrali, maar mJtatumoraVi; dat is, in deszelfs zedelykeü toeftand befchoüwt, weldra ontdekken wy drie foorten van kinderen die allen behooren opgevoed te worden; \Vant, volgends de zedclykc of liever politieke inrichting van den ftaat de* menschdoms, tellen wy eerst lieden van distinctie, die van eene hooge en aanzienlyke geboorte; dan burgers , zo aanzienlyke als geringen ; en vervolgends ; ten laatften , het gemeen, of den gemeenett man : deze inrichting onderfcheidt zig in kinderen van de eerfte, tweede en derde clasfe onder het menschdom , 't welk noodwendig eene distincte opvoeding der jeugd, overeenkomftig den ftaat en de betrekicing der kinderen onderen tot het menschdom i vórdert. Nademaal de onbedriegelyke ervarenheid ons niet duister leert, dat de menschj in het wild opwasfende, gelylc rouseuau zyn dïer-mensch laat doen} nog woester en onbezuisder dan het redenloos gedierte zyn zou ; en had de mensen dan nog geene oogen, ooren en Toorbeelden, als ook geene ingefchapen trek tot navolging , of grondneiging des harten tot de zonde eri het zondigen, ö hy zoude ter naauWernood als dan de opvoedingsregelen en zyne opvoeders nog kunnen misten; doch de algoede Voorzienigheid, plaatst hent by zyne geboorte in een verleidende wereld, onder menfehen d^ gedunrig mispasfen begaan , en dwaalen; tfeshalyci noch genoegzaam voorzien met voorbeelden A 3  * d tb 'OPVOED ING der JEUGD, ter navolginge, noch met zaaken verrykt die onï' vryfpreeken van regels: immers daar is rykdom , eer, aanzien, en de vrouwlyke fexe in de zedelyke wereld: deeze zaaken doe» ons niet zelden ftruikelen op den weg der deugd en godzaligheid, wanneer onze denkbeelden over die zaaken verkeerd zyn , en onzen geest het ydele en het vergankelyke daar van niet in- ziet. uit dat oogpunt befchouwd, hebben wy be- ftuur en leiding tot vorming van onzen geest in onze kinderlyke jaaren nodig , en de opvoeding der jeugd wordt eene behoefte , gelyk de Godsdienst voor het menschdom; terwyl er eene distinfte opvoeding der Jeugd, voor kinderen van den cerften, tweeden of derden rang onder het menschdom vereischt wordt, op dat alzo die distinctie en verfcnillende rangen onder de menfehen in het aankomend geflacht, als eea Boodzaaklyk kwaad, niet geheel uitfterve: niet dat Wy vyand zyn van alle vryheid en gelykheid , maar om dat wy begrypen dat eene natuuilyke gelykheid onder de menfehen, niet wel kan plaats hebben , maar wel eene politieke gelykheid, onder eene zekere bepaling, dat men wel eene gelykheid'in rangen afkeurt, maar eene aanfpraak op die rangen door verdienstclyke deugden aanpryst: niet alleen is de opvoeding der jeugd noodig, maar ook heilzaam ,• dit laatfte bewyzen wy niet duister door de uitkomften die men zig yan de .beste wyze van opvoeding der jeugd kan toorftellen: ja cok nog leereu wy het op eeae zeer  voos. het MENSCHDOM. f overtuigende wyzQ van de bedoelde oogmerken der opvoeding , naamlyk , om het aankomend geflacht, (waar voor wy de kinderon houden,) beter, wyzer, en gelukkiger te maaken; dat is om onze kinderen tot alle möfeéiyfcë araaden, en van natuurlyke en van zedelyke volmaaktheid te brengen, waarvoor wy menfehen immer vatbaar zyn: juist dit is het groote oogmerk van God, onzen aller opvoeder en Vader; hetwelk on*. »o de Godlykc Kien , ak hemeifche openbaaring zeer klarblyklyk te vcrflaw geeft: daar ook rechtgeaarte óüdcr» dit nl£t zelden onder verzuchting zullen brengen vbor den llecre: « mogten onze kinders wys, goed, eu gelukkig worden, in het ryzen van hunne jcefcon boven de kimmen -van den tyd ! ja mogt on. kroost ons in v«ftand, deugd en geluk verre overtreffen ! Welk een aangenaame ftreeling voor het regt ouderlyke hart, wanneer kinders aan de wenfchelykc verwachting der ouders volkomen beantwoorden! voorzeker een zeer fterk bewys, dat dit oogmerk om het beste aan zyn kroost toetewenfehen ,■ een aangeboren inftinct is, of een algemeen gevoel, dat zig zelf bewyst door de ervarenheid: dit mt floetmy befluiten na eene rype overweeging en diep inzien in deze heilzaame oogmerken der opvoeding, dat het ontwerp,'t geen ik gekozen heb aller bclangrykst is : Orde, en meerdere klaarheidshalven zal ik eerst dtf Voornaame tegels die de aloude en hedendaagfehc voJken > in t* Opvoeding hunner kinderen hebben waargenomen opgeven j dan de voordeden en gebreken , aitf A4  I de OPVOEDING der JEUGD, ook de beste middelen ter verbeteringe daartoe in dezelven aantoonen; en vervolgends ten laatften nog eenige voornaame regels, daartoe betrekkelyk, uitvinden : laat ons handen aan 't werk liaan en onze zede» lyke krachten beproeven •—— de hoogfte Godheid onderfteune my in 't voorgenomene genadiglyk! Wat het eerfte aangaat, men overweege de publique en huislyke opvoeding der aloude en hedendaagfche volken , en de voornaame regels die zy, van tyd tot tyd, in de opvoeding van hunne kinderen hebben in acht genomen: men maake een begin met de opvoeding der jeugd van de vroegfte volken Wanneer men de gryze aloudheid, in h et vak der gefchiedkunde behoorelyk raadpleegt, twyfelen wy geen oogenblik of de Ouden hadden kennisfe ei) aan eene politique, en aan eene huislyke opvoeding: dit tog bewyzen hunne publique Schooien, Gymnafia, Academia, Uaaven, en ieermeesters, waarvan men leest, en onder de Grieken, en onder de Jooden en onder de Egyptenaaren, en onder de Romeinen, dat alle deze bekende en beroemdfte volken zodanige politique er; huislyke inrichtingen hadden, die ons al zeer vroeg in dei: kinderlyken ftaat van het menschdom om eene huislyke, en laater aan eene publique opvoeding van het opkomend gcfiacht doen denken : men leeze daartoe de gefchiedenisfen van oud Griekenland van ro- eertson ,cornelius nepos , plutarchus , titus livius , qvintilianus , johan fredrik spanueim , Iiea Hij}, en de aloude Dichters, voornaamlyk met opzicht tot de Blyfpelen der Romeinen,  voor het MENSCHDOM. §> Dan, laat ons de wyze hoe van opvoeden, en de regels door de Ouden waargenomen, nader in overVveeging neemen. De Grieken naamlyk, hadden a} zeer vroeg en eene publique en eene huislyke opvoeding: de Griekfche ouders waren gewoon voornaamlyk - onder dé Athemenfers , hunne kinders en eene publique en eene' huislyke opvoeding te geeven : tot het eevfte einde zonden zy hunne kinders naar de fchoolen, of gaven die aan hunne Philofophen ter onderwyzinge in eenige taaien, kunften en wetenfchappen geheel over: zo leest men in cornelius nepos, in . p l utarchüs , enz , dat alle de Griekfche Veldheeren, die zeer waarfchynelyk maar burgerskinderen waren, een of meerder Philofophen gehad hebben tot leermeesters i de fchoolen hebben bygewoond, en a\zo eene publique opvoeding genoten, nademaal het naar de wyze der Grieken eene fchande was, geene dan. zyne moe• dertaai te kennen, waarom zy dan ook althans onder de aanzienlykfte Griekfche burgers, hunne kinders ' een of andere uitheemfche taal lieten leeren , door hunne Philofophen die onder hun de Schoolmeesters, de Profesforen , ja de Vclksleeraaren van de Griekfche Slaaten waren, terwyl zy dat zelfde charakter onder de Grieken, als de Profeeten onder het Joodfche volk zullen bekleed hebben: deeze Philofophen hielden hunne publique redenvoeringen en lesfen over verfchillende ontwerpen, welken door de jongelingen, voornaamA S  ro de OPVOEDING der JEUGD, lyk door den geenen die aan hunne meesterlyke zorge waren toebetrouwd, altyd naarftig aangehoord werden, terwyl deze hunne Philofophen ook doorgaands , naar de gewoonte van het Griekfche volk, één of twee van hunne aanbetrouwde jongelingen , die zy moesten opvoeden , tot hunne Amatores of beminnaars hadden; van waar men foms wel eens onder de geleerde kwaade gedachten gekoesterd heeft van den beroemden s o« c r a t e s , om dat hy den Veldheer a b c i b i a d e s, toen hy nog een jongeling was, beminde, conf. corkel. ne?. in vit. a l c i b : de Griekfche ouders lieten hunne kinderen kunftig zingen en fpeelen, op de fluit, fchalmei, of eenig ander rhuzyk-inftrument :er Ouden , al vry algemeen leeren , Vid. cornel. nep. reeds aangehaald: daar nog de ouders onder de Grieken door een wet, dewelke van den wyzen soion gemaakt Was, vcrpligt waren Winc kinderen ccn of ander handwerk, waarmede zy ten eenigen tyde hun kost zouden winnen , te laaten lecren, om dat die wet ten ftrengftcn verbood, dat kinders, wier. ouders tot armoede kwamen te vervallen, fchoon ryk genoeg om hunne ouders te helpen, nogthans hunne armoedige ouders , uit kracht van die wet, wanneer zy hun geen handwerk hadden laaten lce.ien, hoe gebrekkig hunne ouders het ook 'hebben mogten, in 't minfte mogten onderfteunen noch te hulp komen ; voorwaar een harde wet, maar die evenwel van groot nut zal geweest zyn, en eenen heilzaamen invloed zal veroorzaakt hebben 9  Voor iet MENSCHDOM. ti tm de Gr.ekfche ouders aantezetten, hunne kinderen U zeer vroeg , een of ander handwerk te laaten leeren, op dat zy voor het toekomende minder zouden vreezen Van ten eenigen tyde, door armoede en komen: daarenboven werden de Griekfche kinderen, te„ minften onder de Spartanen, of de Lacedom^ t» de Thebaanen, op eene zeer, zonderlmge en ver fehillende wyze opgevoed, de Lacedomier,, na zy door de wetten van den beoremden lucurou* zo danig befehaafd waren, dat zy voor geen ander volk, waarmede zy tydgenooten geweest zyn, behoefden « wyken, hadden de zonderlinge gewoonte, van hm» kroost dusdanig optevoeden. De ouders oefenden hunne jongelingen of wel als hunne doehters in de toenmaals ridderiyke oefeningen, danfende zy geheel naakt met elkander, n ° vel£aderinsen , daar de hunne publique ca Flech«5c. ve,D 0 lof der deugd uitgalmende, preezen zy de der.gd en „akten de ondeugd; ook waren de Lacedomier* zeer zorgvuldig in het opvoeden van hun kroost, zyndevan hunne eerfte kindsheid daarop uit, om hetze ve de eminnelykheid en het voordeel van de betrachting der deu.d, en de haatlykheid en de fehade der ondeugd fateboezemen, door het leggen van goede prine.pen.en het geven van goede voorbeelden: tot overtuiging van hunne kinderen, hoe haatelyk en fehadelyk de onmaatigheid en de dronkenfehap was, lieten zy hunneilaa«n oB ceae beenachtige wyze zwelgen en «upen.f  t2 de OPVOEDING der JEUGD; dat hun kroost door het zien van het fchandelyke ea fcha'delyke der ondeugd , daarvan een afkeer mogtkrygen, tervvyl hunne Philofophen in hunne publique op^, voeding, zig daarop toelegden, om hunne leerlingen kortbondig en vaardig met veel geest en aartigheid te leeren antwoorden, en ondertusfchen dat de Lacedo^ miers en de overige Grieken hun kroost rcpubliequinfehe denkbeelden van burgerlyke vryheid gewoon waren intaefoezemcn , lieten de .Lacedomiers hunne kinderen toe, om met veel behendigheid te mogen fteelen, voorgevende dat daardoor hun kroost gaauw , fnedigen doortrapt vvierdt. Conf. -meursii miscell Laconicas regnum Laconicum , Nico C. ragii Dani Respub. laconi Belangende de JEgyptenaaren, die men onder de oudfte en beroemdfte volken telt,- weeten wy met zekerheid, met opzicht tot- h„mir- puMique cn huislyke opvoeding byna niets; dan, voor zo verre men de opvoeding der jeugd kent, die onder de aloude Mgypiehaaren plaats had,weeten«wy flegts dit nog uit hunne aloude zeden en gewoonten, en dit weinige zullen wy er van opnoemen, dat zy hunne kinderen volgends de bloejendfte fchoolen en Academiën, die men daar gehad heeft; ongetwy'feld naar de gewoonte der Grieken een kunst en handwerk zullen hebben laaten leeren;dat zy hunnekinderen naar hunne aloude zeden cn gewoonten, zeer fobcr en maatig in liet gebruik van fpys en drank zullen ' hebben opgevoed, nademaal zy zeiven ongemeen gezet  . voor het MENSCHDOM. 13 waren op de deugd van maatighcid; dat zy hun kroost eene zeer nette en zindelyke opvoeding in • klederen » ftaapplaats , enz. gaven, om dat zy zclvcn grootc liefhebbers daarvan waren, kezende men van de Mgypteiiaaren, dat zy, over het geheel genomen, zeer gezet waren op de netheid en zindclykheid, haatende alle pracht en flordigheid ; waarom moses, naar de wyze der /Egyptenaaren , mogelyk alle die wetten ter bevorderinge van een algemeene reinigheid, op hoog bevel van God, aan de Uraëliten zal hebben gefchonken: vervolgends ten laatften dat zy hunne kinders gelyk zullen geacht hebben, zonder eenige uitzondering tc snaa, , , . • . ï «ifr^^n rrphrnik in Ken , Diyict niet auisLer mi umi «ugvu»*" & ■het hwwelyk , ftellcnde altyd hunne natuurlyke kinderen . die zy by hunne byzitten kregen , gclyk met de kinderen dewelke zy by hunne wettige huisvrouwen hadden, men leezc het groot algemeen Woordenboek door hoogst ra aten dl verschuur Alt. E G Y. Wat nu de aloude en laatere Romeinen de Germanen , Batavieren en andere aloude volken betreft, de aloude Romeinen gaven hunne kinderen, onder de burgermeesterlyke regeering van Romen, ongetwyfeld eene zeer ftrenge opvoeding; dit tog bewyzen niet duister de treffende gevallen van lucretia en brutus zoonen , waarin de ftrengfte tucht des Vaders jegens zyne kinderen klaarblykelyk is ; terwyl ze hunne kinders ook een handwerk gewoon waren te laaten leeren ; inzonderheid de landbouw cn krygskunde, na-  14 de OPVOEDING der JEUGD, demaal de aloude Romeinen zeer groote liefhebber* waren van den landbouw en den krygsdienst, wordende er onder de burgenneesterlyke regeering, geen Romein gevonden die niet een goed boer cn goed ruiter was: Fid.-m liv. Hist Rom: voor het overige leest uien weinig of niets verder van hunne pnblique opvoeding der jeugd.- zeer waarfchynelyk gebruikten zy daartoe hunne flaaven, om dat men leest dat cicero eerst van een' flaaf, doch naderhand van een'Gouverneur eene huislyke opvoeding heeft genoten : dan , de laatere Romeinen gaven hunne kinders eene publique opvoeding in de Schooien, en eene huislyke opvoeding 'door hunne Gouverneurs, voornaamlyk ten tyde van ouintilianus, wanneer de publique Schooien onder de laatere Romeinen reeds gevestigd waren; want men Jeest van hem: ft ftudiis quiden Scholar prodese ntoribus autem nocorrfi conjiut lc potlot- mihc ratio vivendi honeste, guam vel optime dicendi videretur ; leezende men in die tyden van eene geftrengc huislyke opvoeding in den perfoon van cato , die zyne dochter tollia eene geftrenge opvoeding gaf: voor het overige lieten de laatere Romeinen hunne zoonen de Latynfchetaal, als hunne moedertaal inden grond leeren, terwyl zy zeer gteet waren op de zuiverheid van taal en deftigheid in ftyl, alfchoon er nog veelt Romeinfcha burgers waren die hun kroost, nog daarenboven, da Griekfche , als een iuitheemfche taal, lieten leeren , op dat hunne kijidsrcn naar Griekenland reizende om de  EERSTE VERHANDELING: OVER DE OPVOEDING DER J E V G Di VOOR HÉT MENSCHDOM. an ,een wereld gelijk de onze is , en aan een menschdom gelyk wy zyn, eigent men, op vaste gronden van noodzaakelijkheid en voordeel, voor zo verre wy deeze onze wereld' in derzelver redenlyke en redenlooze Schepfelen hebben leeren kennen , eene algemeene en meer bijzondere orde, als ook voornaame regels van opvolging toe: vandaar ook dat de allerwijsfte die alleen het groote verftand bezit, te wecten God, op de verhevenfte, dat is op de allereenvoudigfte wijze orde en regels van opvolging in de voorzichtige en weldadige Natuur gelegd heeft; dit optemerken is tea A EERSTE AFDELING,  ■2 de OPVOEDING der JEUGD, hoogften prijslijk, cn dat met een wijsgeerig oog te befchouwen, en tegen den beftrijder van orde cn regelmaatigheid in de welgevormde Natuur te bctoogen, valt geenzins buiten de grenfen van het rijk der mogelykkeden : immers hy die ervaren is In de kunst der ftarren > overweegt den gezetten tyd,wanneer , cn de natmirlyke reden waarom, dat de zons- enmaans-verduisteringen , tert tyde dat de, maan en de Aarde in de knoopen van den hemelcirkel zyn, en de maan haar fchaduw legt op de Aarde, om de zon voor ons gezichtspunt te verduisteren ; of de Aarde haar fchaduw Jegt op de zon, om de zon te verduisteren , voorvallen: uit deeze verfchynzelcn befluit hy dat er eene natuurlyke orde in den loop der ftarren plaats heeft, nademaal'de Wysgeer, als ftarrckundige befchouwd, noch de'juiste berekening van den tyd der zons- en maans-yerduisteringeu, noen je nntBuriykc oorzaaken van deeze verfchynzelcn vinden zou: is dit nu zo in opzichte tot de zichtbaare wereld, wie twyfelt aan de zedelyke wereld, waartoe wy menfehen bchooren , en dezelve helpen uitmaaken ? wel is waar, of een waanwyze weet, of een misbruiker van zyn vernuft en kundigheden vindt niet zelden met den grooten la metrie, een beroemd Fransen Schryver, wanorde en gebreken in de zichtbaare, en met den beroemden rouseau onvolmaaktheden in de zedelyke wereld: dan wat bewyst dit tegen onze ftelling: ,, daar moet zo sa wel eene zedelyke orde als eene natuuriyke plaats'  voor het MENSCHDOM. M «are welfpreekendhcid en kuniten en wetenknappen te leeren , des te'beter en gelukkiger te doen flagen : nogthans 'was dit niet algemeen: dan, genoeg van de Romeinen: wat de overige volken betreft deezen waren •n dien tyd nog zo onbefchaafd dat men zeer weinig van hunne publique en huislyke opvoeding weet te fchryven, als, dat de Germanen, en Batavieren de gewoonte hadden van hun kroost, op eene zeer ftrenge wyze, gelyk de beesten, optevoeden; endeftrengfte discipline alzo met opzicht tot hunne kinderen te bewaaren. Vervolgends komen wy tot de aloude Jooden : deze hunne wyze van opvoeding kanomen dus opgeeven: met opzicht tot de eerften opvoeding der jeugd waren zy zeer gezet op het zog, of de zogenaamde moedermelk , door hunne huisvrouwen of moeders der kinders dat natuuriylr <-,ard aan de kleine kinderen te laaten toekomen; van daar leest men Gen. XXV. VJ> - 7 8," dat sarai haaren zoon isaak zelve in haaien hoogen ouderdom gezoogd heeft: een blykbaar beWys dat de aloude Jooden daar zeer op gezet moeten geweest zyn,dat hunne kinderen het zog van de moeder zelve afzogen: terwyl de zogende vrouwen tpen ter tyd alreeds verpligt waren zig van ongezonde fpyzen geduurende den tyd'dat zy zoogen de waren, te wachten; vastende des morgens en ontblooten al dien tyd nimmer hunne borften, op dat het zoogkind, geen nadeel door  I eene overreeding des harten om op liet gezaeh van een ander te bouwen , en iet aantencemen zonder zelf van de waarheid of goedheid van zulk een iet overtuigd te zyn ; cn door het tweede verftaat men gcmeenlyk ète overreding welke alleen door de geneigdheid ètt zi3le bepaald word, om iet aantencemen , goed of kw;:ad te beoordeclen, naar maate wy er toe overhellen. Conf. ittfl. log. Cl DIONVANDEWYNP. PhllOS Llb. 11. Cap. 111. § 489. & 499.pag, 196—201. De eerfte foort van vooroordeelen heeft dan plaats wanneer ouders die kinderen hebben , hunne ouders en voorouders zo hoogfehatten dat zy , even gelyk de kinderen , omtrent hunne ouders oordceien , (zonder eenige grond of beredeneerde kennisfe) dat dezelve in alles navolging verdienen , wesha^ven zy, die dus bevooroordeeld zyn, van hunne ouders en voorouders, als de kinderen , alles gclooven wat zy zeggen of gezegd hebben , en alles doen wat zy doen of deeden ,■ terwyl zy nog leefden, en dat alleen daarom, om dat zy ouders of voorouders van ons zyn, ofxwaren, en wy alleenlyk door een onverftandige trek van de betoverende kracht des bloedverwandfchaps, ons onvcrfc: oonelyk laaten misleiden, zo dat men flechts begrypt, en zig door dat vooroordeel laat opdringen , dat alles wat onze ou-  go Bè OPVOEDING der JEUGD; ders of voorouders gedaan hebben , of in leven zyn dé nog doen , onverbeterlyk goed is; bevooroordeeld niet bcfeffcnde dat zy menfehen Waren i die aan mcnschlyke zwakheden en feilen onderworpen zyn geweest, of dezelve bezitten : blykende zulks ook nog duidelyk in onze eigene Opvoeding; die wy als kinderen van hurt mogten genieten ; derhalven het voor ons veel beter is i naar bevind van zaaken te handelen; dan ligtvaardig de grillen van onze bloedverwanten optevolgen. Goede Hemel! (dit in parenthefis,) hoe dikwyls heeft zulks nogthans niet plaats! het vooroordeel van gezaeh heerscht niet zelden in de huislyke opvoeding ; moeder voedt vaak haar kroost op naar de wyze van haar moeder of grootmoeder; alles wat die goede lieden deeden ; of nog doen, is wèl gedaan ; en de daaden van haar moeder of grootmoeder, gelden by deeze bevooroordeelde moeder, zo veel als het orakel van De/phos by de Heidenen ; en fchoon de vader er geheel anders over denke, nogthans moet het woord van de bevooroordeelde moeder alleen gelden i voorwaar niet zelden tot groot nadeel van baar kroost, dat door' lafhartige vaders, maat dikwyls 31 te veel aan bevooroordeelde moeders alleen zyn toevertrouwd : ongelukkige verlichting, die dc oogen dermannen gefloten houdt, om de gebreken der vróuwen, voornaamlyk in de huislyke opvoeding, niet te willen inzien , noch dezelven op eene manlyke wyze te verbeteren ! — De tweede foort van vooroordeelen heeft önge-  VOö* het MENSCHDOM. 3' twyfeld dan plaats wanneet de vader of moedT al te zeet verkleefd is aan hun vaderland of geboorteplaats , het zy ftad, vlek , of dorp ; ieder tog meent dat hy op de verkiczelykfte plaats van de wereld geboren is; ja dat er geen beter Vaderland bekend is, dan daar men woont, 'of daar men is opgewiegd. Dit is voorzeker een groot gebrek in de opvoeding der jeugd; want in ftede dat men eerst zoude n adenken , en overweegen , zo is men bevooroordeeld : het kwaade dat er in ons vaderland, en op onze geboorteplaats heerscht , woidt niet gezien , ten minften verklecnd, terwyl het goede met het microscoop van Vaderlandsliefde, by vergrooting wordt ingezien : hieruit volgt dat ouders hun kroost naar de zéden en gewoonten van hun Vaderland of geboorteplaats blyven opvoeden, zonder die zeden en gewoonten recht tc kennen, en in derzclvc fchadelykhcid, en voordeelen tc kunnen beoordelen, iterwyl het niet zelden gebeurt, dat ouders de zeden en gewoonten van hun Vaderland pryzen, en die 'van alle andere Landen verachten , fchoon zy geen 'van beiden recht kennen; en hier helpt geen redeneeren, want hetontftaat uit eigenliefde, dat men zyn geboorteplaats voorftaat, wanneer men die te vertrekt of verkeerd ont ihaaren fpil laat wentelen: trouwens zy die eer.igzins het menschlyke hart, en de gefch'iedcnis der menschheid hebben leeren kennen , doc.r ondervinding en aaren, weeten ook welk een grc>ot beweegrad dat  33 de OPVOEDING der JEUGD, an alle onze handelingen is, alfchoon dezelve in de vrouvvlyke fcxe meer dan in de manlyke heerfchappy voert, en de temperamenten alleen de barometers zyn, die ons de graaden van hoeveelheid der eigenliefde al vry naauwkeuvig aanwyst ; nogthans is zy als de oorzaak van dit gebrek in de huislyke opvoeding aantemerken, Doch hier by mag ik opmerken dat gewoonte en natuurlyke liefde tot koestering van deeze vooroordeelen , veel afdoet; dewyl de gewoonte, zo wel Hecht als pryslyk, wanneer zy in eene hebbelykheid is veranndcrd , by ons een tweede natuur is , cn men door gewoonte niet anders denkt of het is ons aangeboren , en het behoort zo; terwyl de natuurlyke liefde, wan. neer zy door de zeden niet beftuurd wordt, te ver gaat, en niet zelden zonder grond cn te haastig over zaaken en perloonen oordeelt. Dan , mogelyk werpt iemand my tegen, dat deeze verkleefdheid aan zyn vaderland en geboorteplaats , een trek is van de algoede Voorzienigheid, die dit in den mensch gelegd heeft, op dat ieder landftreek zou. de bewoond worden , en het geene opbrengen waar toe de vooruitzorgende Godheid dat gefchikt had; dewyl het my geenzins onwaarfchynelyk voorkomt, dat elk landftreek door een onzienlyke beftuur en leiding, de gefchiktfte menfehen krygt: dit zy toegedaan ; doch fchoon verkleefd aan liet plaatslyke, behoeft men nogthans geen kwaade zeden en gewoonten  'voor het MENSCHDOM. 38 ten eptevolgen, terwyl men zeer wel natuurlyke kan én mag uitoefenen, zonder dat wy ons aan dat ge. brèk in de hitislyke opvoeding fehuldig maaken, de* Wyl men nooit ten besten van zyn geweeten zyne natuurlyke liefde mag uitoefenen, waaraan ouders niet zelden fehuldig Maan, wanneer zy hun kroost niet vroegtydig onder 't oog houden, dat de vraag van een goede confeientic, de liefde tot recht en waar • Seid, altyd in de betrachting van de natuurlyke liefde, (die vooroordeel van gezaeh koeftert,) behoort bewaard te worden. Als een tweede gebrek in de huislyke Opvoeding, merken wy met een beroemd fchryver over de menschkünde aan ; dat er ouders zyn die-hunne kinderen tot domkoppen maaken,, door de opvoeding: een domk >p door opvoeding vinde ik eigenaartig getekend door den genoemden Schryvér, waarom ik inynen ieezer tot het werk zelf wyzen ! en die domkop door opvoeding wordt het door gebrek aan doorzicht van zyne ouders > wanneer de vader zyn' zoon geenige aanleiding geeft tot eene behoorelyke ont' wikkeling van het vernuft, de genie en den rniaak* die zyn zoon heeft in deeze of geene weetenfehap, maar in tegendeel door hem tydig en ontydig té pryzen , hoogmoed en verwaandheid inboezemt ; daar de vader hem geen genoegzaame middelen ver* fchaft, om zyne natuurlyke vermogens op de réchte wyze , en op den bekwaamen leefty ü , tusfehen de G  54 be OPVOEDING der JEUGD, tien en twintig jaaren naamlyk, bcboorelyk te ontwikkelen ; ten deele door onttrekking en onthouding van het nodige onderwys, en bekwaame leenneesters , en ten deele door al te veel te laaten leeren, of door zynen zoon een kunst of wetenfchap op te dringen , tiaar deszelfs genie tegen is, en waarvoor hy geenige natuurlyke gefchiktheid heeft; terwyl hy zo opwasfendc, een waanwyze domkop door opvoeding is, cn zeer gelyk aan een kool vuurs die. men hoe langer hoe meer in de asch dompelde, eindlyk niet in ftaat is om eenige warmte te geeven , dewyl zyn vernuft dat de Natuur hem verleende verdoofd werd, by gebrek van aanleg en grootfte ontwikkeling, en zie daar veele Vaders zullen hi«r ongetwyfeld hun beeld getroffen vinden dat zy in de opvoeding van hun kroost vertoonen. Wat het derde gebrek , heerfchende in de opvoeding der jeugd over het geheel genomen , aanbelangt, dit is het verzuim van Ouders , Schoolmeesters , Gouverneurs, Gouvernanten, enz. om den fchoonen Godsdienst van jesus , op de opvoeding der jeugd toetcpasfen : jesus godsdienst, de fchoonfte, de verhevenfte dien er by mogelykheid zyn kan, leert ons de deugd in haare' bcminnclyke fchoonheid , de zedelyke vryheid ïn derzelver natuurlyke rechten en heilzaame pligten, daaruit voordvloejende, ja den Godsdienst zeiven in zyne beminnelykheid, vermaak en voordeel, voor het menschdom, op de verhevenlie wyze te leeren ken» Hen, terwyl tog nergens zo de deugden van nederif.  voor het MENSCHDOM. 35 iicid, liefde en verdraagzaamheid, matigheid en godzaligheid (die den geest van 't Christendom helpen uitmaaken,) in derzclveraart, hoedanigheid, grondbeginfelen en drangredenen worden voorgefteld, dan in het pligtmatige van den Godsdienst van jesus; welk pligtmaatig gedeelte vanonzen Christelyken Godsdienst, eH in de Euangeliefchriften , en in de Zendbrieven der Apostelen overvloedig bekend ftaat: zie over den Godsdienst van jesus , een Hoogduitsch Sehryver , rein- hard. Geven wy1 nu behooreiyk acht op de publique en huislyke opvoeding, hoe groot is niet het gebrek in het nalaaten van de tóèpaSflng van den Godsdienst van jesus, pligtmaatig befchouwd; daar zyn immers Ouders die jesus godsdienst iaaauwlyks kennen , en door vooroordeelen te laag, te gerig achten, om nat pligtmaatige daarvan in de huislyke opvoeding op eene gepaste0 wy ze overtebrengen, niet begrypende het groot nut dat er (fit kon voordvloejen, of liever óm dat, zy te vooringenomen zynde met hunne eigene begrippen, de godsdienftige begrippen op hunnen geest Zeken of ooit hechten: daar ook de Godsdienst van onzen Verlosfer te weinig toegepast wordt op de Staatkunde van een lan*d, en op de htiislyke verrichtingen der echtelingen en dienstboden, dan dat men eene behoorclyke ioepasflng, van het pligtmaatige van Jësus leer , in de huislyke opvoeding zoude mogen veróriderftcllen. C »  3<5 de OPVOEDING der JEUGD, De Schoolmeesters zyn ook te weinig ervaren in , en te veel vooringenomen met hunne eigene wyze van leeren, dan dat men de toepasfing by hun zoude kunnen vinden ; terwyl de Gouverneurs ook al geen menfehen zyn om den uitneemden jesus te eerbiedigen, en van zynen Godsdienst met het beste hart, hetvereischte gebruik te maaken ; want doorgaands zyn het ligtmisfen van de academiën of advocaten zonder practyk , zeer weinigen onder hen zyn recht gefchikt tot dat amt, en geneigd tot verdediging van den Christelyken Godsdienst, doordien zy met hunne èleves oneindig liever van den Natuurlyken Godsdienst dan \ an den Godsdienst van jesus fpreeken: in één woord daartoe ontbrceken tot dus verre nog middelen en voorbeelden om den Christelyken Godsdienst,' op zodanig een wyze in de opvoeding der jeugd te gebruiken. Vervolgens is, ons als een vierde gebrek in de huislyke opvoeding de onoplettendheid en de onkifhde voorgekomen: de onkunde die de moeder der dwaling is, doet veel kwaad ; hier by gebrek van kennis ook vooral in aloude en hedendaagfehe gefchiedenisfen der volken, mét opzicht tot hunne zeden en gewoonteregels en wetten, in de wyze van opvoeding van tyd tot tyd waargenomeh, welke kennis verkryging men niet alleen uit de algemeene gefchiedenis van alle Volken, of uit de levensbefchryvingen van byzondere perfoonen, maar, ook uit de blyfpelen,  voor het MENSCHDOM. 37 romans, en fchimpdichten der oude en hedendaagfche gefefiiedfchryvers en' dichters haaien moet: deze onkunde heersen t tog vry. algemeen onder' lieden van distinctie; onder burgers, en voornaamlyk onder den gemeenen man zyn er zeer weinigen die eene folide kennis bezitten van de wereldlyke gefchicdenisfen , en van die fchriften die over de opvoeding der aloude en hedendaagfche volken best fchryven; dit tog befpeurt men in de punlique opvoeding zelve, de minfte kinderen keren de Latynfche taal, en worden dan nog opgehouden óm gefchiedkundig te worden; welke* taal veel aanleiding geeft om achter de opvoedingsregelen der Romeinen te komen ; .een blyk voorwaar, dat dc Ouders ook niet ervaren zyn in de gefchiedenis der opvoeding ; want anders zouden zy het hunne kinderen ook maaken; ten minsten men zou het zo verwachten—Wat de min oplettedheid der Ouders en Schoolmeesters aanbelangt, die is zeer ligt nategaan , en als een zeer groot gebrek in de publique en huislyke opvoeding te befchouwen: Ouders die door de weelde te zeer verflaafd zyn aan de asfemblces , operaas , concerten , en fchouwburgen, kunnen onmogeiyk bchoorelyk acht geeven op hun kroost; de Moeders laaten hier door te veel over aan hunne kindermeiden, die niet zelden zo gefchikt zyn tot de opvoeding van kinderen als de os tot fpinnen, terwyl zodanige Moeders, (die zig door de weelde ontaarten ,) ailecnjyk haar, werk maaC 3  38 de OPVOEDING der JEUGD. ken van heür kroost, om het zelve naar de mode tc laaten opbrengen voor den bon ton , of de groote wereld , daar zy die kinders welke van de vrouwlyke fexe zyn , verfcheidene uuren op den dag laaten pynigen door het draagen van een balynen harnas, of wanneer de meisjens ouder van jaaren worden, met het dwingen van haar natuurlyk hoofddekfel, het hair, door het parfumeeren en het kappen van perruquiers a la mode; welke pynigingen dopr de keurslyven en het kappen met den favonetbal, niet alleen fchadelyk is voor het gezonde ligchaam, maar ook voor de gezonde ziel; zo dat niet zelden de meisjens door heure Moeders zicklyk gemaakt en bedorven worden; ondertusfehen heerscht er niet min oplettendheid onder de Schoolmeesters in de publique Schooien: er is voor de kostkinderen in de uuren van uitfpanning te weinig toeverzicht, de Schoolmeesters zyn te veel Petit maitre, of hebben te weinig Jblïde kennis van het Schoolwezen; laaten hunne kostkinderen of te veel aan hunne ondermeesters die doorgaands zeer jong , los en onbedreven zyn , of aan zig zeiven over : men zie dit gebrek aangehaald in de welgefchrevene verhandeling over de publique en huislyke opvoeding, uitgegeven te Utrecht by de waal. De verdere gebreken ftaan ons nu te onderzoeken; zy liggen eerstlyk in de ftaatkunde der hedendaagfche volken: ons alleen bepaalende tot Aie volken, dewelke in Europa zyn, met uitfluiüng van de Juo-  vooe het MENSCHDOM. den, Turken en Heidenen hieromtrent nu maak ik deeze aanmerking, dat de ftaatkunde van gcenig volk volmaakt is , ook niet zyn kan, dewyl dezelve, van menfehen is; dat van de Staatkunde de reg-cri.igi conftitutie afhangt, en naar den loop dien zy heeft, behoort behandeld te worden : dat de Staatkunde onder de hedendaagfche volken verfchilt, naar den aart en inborst der volken , blykt niet dtfis er uit dat fchoone werkjen , over den aart en inborst der volken naamloos uitgegeven ; daarin vindt meii de ftaatkunde der Duitfchers, Hollanders, EtigeJfchen, Franfchen, enz. vry naauwkcurig opgegeven, bepaalende die Schryver dezelve met opiic.it tot de Duitfchers in een zucht naar eeramten, en met bc« trekking tot de Hollanders in een zucht naar ryk» dom en fchatten te verzamelen , zig allecnlyk vergenoegende dat zy die bezitten, zonder dat zy er zeer groot gebruik van maaken. Welke ftaatkunde om van geene andere volken te fpreeken voorzeker niet zeer gefchikt is, om de beste wyze van opvoeding te begunltigen; immers de Hollandfche , heeft dat gebrek, dat men daardoor, als terloops, voornaamlyk onder de Hollandfche kooplièden, zyne kinderen gewoon is opievoeden, 'ellende fommige ja veele Hollandfche Kooplieden _ hunne kinderen minder dan het geld ; do Vader gaat al zeer vroeg des m rgens naar zyn Comptoir, gaat naar de fceurs: van cte, beurs komende aan tafel eet fchielyk, C 4  4» de OPVOEDING der JEUGD, Cn komt des avonds eerst recent by zyne kinderen! drokke bezigheden en kwaade tydingen uit zee maaken den koopman gemclyk, vermoeid, en vol hartzeer ; dan is hy niet gefchikt om met zyne kinders een nuttig gefprek te houden ; hoe veel te minder zyne kinderen eene Godvruchtige opvoeding te geeven, daar niet zelden (hy laat van het Comptoir komende) , deezen te bed zyn , of er terftond heen gaan ; en de Moeders door eene al te groote zindelykheid , of vry» heia, die kooproans vrouwen van wegen 's mans bezigheden al een natuurlyk gevolg van hunne ftaMkunde zelve hebben , die zwakke fchepfeltjes gelyk de Vrouwtjes zyn belet worden hun kroost eene goede opvoeding te geven : dan nog is de form van regeering , byna van geheel Europa , niet zeer gewenscht voor de verkiezelykfte opvoeding der jeugd ; voornaamlyk in Pruisfea daar hoeren en burgers hunne zoonen als flaven van hunnen koning in den wieg moeten leggen; een ongelukkig noodlot.voorwaar! 't welk niet weinig toebrengt dat de meeste Vaders (moedloos zynde , om dat zy niet Weeten wat van hun kroost worden zal,) de Vaderly-' ke pligt zullen vergeeten, van hun kroost een kunst, handwerk , of iet dergelyks te laaten leeren; want alleen dat denkbeeld : „ onze kinderen zullen ten eenigen tyde flechts foldaatcn worden van den Koning", houdt hun werkeloos met opzicht tot hun kroost om hun eejie inftructie van Godsdienst en goede zeden te fchen» Jten; daar nu de Hollandfche kinderen al vry alge*  voor het MENSCHDOM. 41 meen, of tot den koophandel of, tot de zeevaart worden opgeleid, een zaak waarin men de verkjezelykfte opvoeding eer jeugd niet wel kan waaineemen , om reden dat hy die een koopman is, of zeeman zoekt te worden , het zy uit den adel , het zy uit den burgerftand, het zy uit.het gemeen, al vroeg zyne Ouders ontrukt wordt , wordende fpoedig of op een Comptoir, of op een Seh.p geplaatst, waardoor zyne Ouders, al waren die nog zo braaf en gefchikt om hun kroost de beste opvoeding te geeven, buiten ftaat gefteld zyn, om daaraan te voldoen : daar het met ie Conftitutie-handhavcrs van en m ons lieve Vaderland , dusdanig gefteld is , dat lieden van distinctie van hunne zoonen hovelingen, en;,van hunne dochters hofdames maaken ; reden waarom ? door dien het hof eene verleidende Sireen is voor de oudfte edelfte en braaffte famillien van ons Laod , intusfchen dat de ftaatkundige handhaving van onze wenschlyke Conftitutie, zodanig is, dat zy of moedelooze of vleiende üurgers maakt, het welk eerie verkiezelyke opvoeding der jeugd, ten allen tyde te leur ftclt. — Welk een ruim veld van gebreken is er in de huislyke opvoeding niet ' optcmerken, met opzicht tot de dagelykfche verkeering der kinderen met hunne Ouders, of met anderen ! de Grieken gaven hunne- Kinderen aan hunne Wyzen of Philofophen , en de Romeinen aan hunne fiaaven , en Gouverneurs over; dan ach! welk een groot gebrek in C 5  42 de OPVOED ING der JEUGD , de hedendaagfche opvoeding der jeugd.' men vertrouwt zyn kroost aan botterikken u t de Natuur, aan de domlte ezei-menfehen ; ik bedoele zodanige dienstbo_ den , die het gras nog tusfehen de tanden zit, wanneer men zyn kroost aan hun overgeeft en toevertrouwt. Daar men zeer weinig telt op den kinderlyken ommegang , zo dat kinderen met kinderen verkecren , van welken kinderlyken ommegang voor het toekomende veel afhangt; want fpeelen onze kinderen niet ondeugende kinderen, zy zullen zeer zelden goed worden, of blyven . naardien de getrouwe ervarenheid, tot zielsfmarten 'van rechtfehapene Ouders , ons leert, dat kinderlyke gefprekken en het kinderlyk verkeer, dien zelfden invloed heböen, dien de verkeering van den toegeevclyken en deugdzamen , met den booswicht heeft; waarom ik met een zeker fchryver over de opvoeding der jeugd, tegen de kostfehoolen ben, alwaar mync kinderen, die goed van aart en inborst zynt te veel en te gemeenzaam met andere kinderen omgaan, zonder behorelyk toeverzicht van den Meester; waardoor myne kinderen , of die van anderen , door eene verkeering met booswichten of botterisken uit dc Natuur, niet zeiden bèdorven worden; want dat de kostfehoolen winnen in aanmoediging te geeven, cn goede gronden te leggen , tot waare geleerdheid, dat verliezen zy in de infeherping en gronden te leggen van deugd en eer, fchaamteeu fchande: ondertusfehen dat Ouders da-  voor hpt MENSCHDOM. 41 gelyks te gemeenzaam met hunne kinderen ommegaan; de vader vooral zyn charakter bewaaren , zig op zyn' • tyd laaten gelaen, en met eene zekere deftigheid altyd by zyn woord blyven moet, als ook zig nooit, dan wanneer het nodig is en te pas komt, aan zyne kin-' dere» moet laaten zien en vertoohen; want niets is zekerder dan dat gemeenzaamheid, wanneer zy de paaien te buiten gaat, verachting baart, en zo wanneer deeze wortelen gefchoten heeft, dan kan de ftrengfte zedekunde van cato , niets baaten : de Moeder is vcrpligt den Vader te eeren , zyn charakter te bewaaren , cn zyne zwakheden voor de kinders te verbergen ; want dit merken de kinderen rasch op; dan, eilaas! dit is ook een onverfchonelyk gebrek in de vrotiwtjens, dat zy'niet zelden in het by weezen van heur kroost, met heure mannen , verdiend of onverdiend, den draak fteeken ; daar laffe liefde en onverftandige toegeevelykheid van mannen aan vrouwen, en vrouwen aan mannen; in de opvoeding der jeugd eene onvergeevelyke zaak is: hierby komt het diep zuienbederf zo hier te Lande als elders, en het misbruik dat men hedendaags maakyan de waare volksverlichting , die er indedaad onder dc befchaafde Europeaafie»-plaats heeft; dan, goede Hemel ! Vaders en Moeders zyn verbasterd in hunne voorouderlyke zeden, die waarlyk goed waren; de menfehen over het geheel genomen zyn befchaafder geworden, waaruit de waare volksverlichting geboren wierdt; dan wat baat het dat wy wyzer zyn, dan voor eenige ecu-  44 de OP VOEDING der JEUGD, wen, zo wy er geen recht gebruik van wee'tcn te maai ken , en de dingen (gclyk men zegt) niet behoorelyk weet te plaatfen ? de befchaafdheid bragt voornaamlyk onder de Nederlanders wellcet endheid voord; en ach! dat het deugdelyke wellevendheid ware ? maar neen ! het is eene verfynder weelde die myne landgenooten verpestte ! zo dat de man die de Dames best weet te caresfeeren , den faletjonker te fpcelen , en te vleien als een hoveling, tot zelfs, onder de Geestlyken toe, alleen de man is die vry algemeen wordt toegejuicht, aangebeden , vergood, en begunftigd; dit tog ziet, hooren, en bemerken rasch de kinderen, krygen er fmaak in , en worden al zeer vroeg, pas van den leiband zynde , faletjonkers of Petit-maïtres ! praatende al zeer vroeg in half gebroken Fransch , van carasfeeren, bon ton, enz. terwyl dit groot gebrek voornaamlyk heerscht onder.de Nederlanders , die, helaas! vergeeten datzy Bataven zyn, die alken voor oprechte cn moejelyke daaden zyn opgewasfen! — Eindelyk ten laatften kunnen wy niet afzyn het een of ander gebrek in de opvoeding der kinderen, van lieden van een hooge geboorte, cn van den gemeenenrnan, aantewyzen — wat de eerfte foort aangaat, men vertrouwt zulke kinderen, ja, aan een' Gouverneur, dan men prent hun al vroeg een haat cn afkeer tegen den burgerftaat in, flaar de wyze der Hoven , zo dat Papa en Mama niet willen, dat de Gouverneur met zyne èleves in een burgerhuis gaat, zy zouden er door befmet worden , het zyn maar  voor het MENSCHDOM. 45 burgers! welk een' haat en nyd verwekt dit niet tusfehen kinderen van den adel, en den burgerftand ! daar ook niet zelden burgerkinderen boven hunnen ftaat gekleed gaan ; alles moet by de burgers naar de mode in-' gericht weezen ; want anders mecnen die zwakke ouders , kunnen zy niet mede doen, worden er op aangezien en veracht, van onze medeburgers en bekenden ; 0 dwaaze ouders, die dusdanig denken en handelen! gy ziet het gebrek niet dat er in uwe wyze van op^ voeding plaats heeft; maar • dit bemerkt uw kroost, 't geen de zaaden van alle mogclyke hovaardy in hunne jeugdige harten ftrooit , welke zaaden door die moojc klederen wortelen fchicten, en naderhand doornen en distelen van verachtelyke ho\ aardy gewoon zyn voordtebrengen; want zo dra komen onze kinderen niet tót ryper jaaren , of zy zyn reeds daarop zo verflaafd geworden , dat de Reden . hoe fraai zy federt met alle haare Stoicynfche deftigheid zy , niet in ftaat is om de kinders van dat denkbeeld van zwierig'gckleed te gaan, aftebrengen; waarby het toekomt dat menig burger^ kind, komende te trouwen, op die klip van al te zwierig gekleed te gaan zyn fehip van ftaat heeft tc bersten geftoten.— ook nog een groot gebrek heerscht er 011. ' der den gemeencn man: de boeren, ten platten lande, ]aaten hunne kinders te kort en te weinig fchoolgaan; men geeft onder die foort van lieden zyne kinders naauwlyks tyd om recht fpelden, leezen en fchryven tc lee- 1 en; hoe veel te minder goed rekenen of eene of an-  46 de OPVOED ING'dee JEUGD» dere weten fchap: als bóeren-kinderen zo veel rekenen kunnen , dat zy dc tafel van buiten weeten optezeggen; dan is het by die menfehen al genoeg ; .men neemt! de' kinders'te vroeg van de fchool, waardoor de openbaare opvoeding in den boerenftand ; en onder den geraéenen man , die het zelfde gebrek heeft, veel lydt; terwyl men niet zelden als Ouders, zyne kinders de gelegenheid daardoor ontftolen heeft, öm fortuin in de wereld te maaken , om dat men vaak ziet dat de kinderen van gemeene lieden, wanneer zy eene goede publique opvoeding genoten hebben, in eer en aanzien komen, en hun geluk vinden onder het menschdom j dan hiervan genoegd DERDE ^FDEELING. D e groote en menigvuldige gebreken van de bekende wyze van opvoeding, en de regels daarby waargenomen, zeer kort en zaaklyk aangeftipt hebbende , voor zo verre dezclvcn by de Ouden plaats hadden , en nog heden ten dage in gebruik zyn , blyft cr niet meer overig » ter bcreikhrge van myn doel, dan dat ik kort aantoone, welke wyze vaif opvoeding de verkiezelykfte is, om de geftelde oogmerken in de opvoeding der  voor het MENSCHDOM. 47 Jeugd , zo niet allen, ten minsten tenigm derzelven , te bereiken. Ik zou huichelen indien ik ontveinsde dat dit laatfte gedeelte my reeds in den beginre van deeze m; ne verhandeling zeer begeerelyk voorkwam; alles wat ik tot nog tót gefchreven hcr>, is voorloopig geweest, ter voldoeninge aan myn gelegd plan, in deze myne redevoerirg; maar nu, ja nu, gevoel ik eene brandende begeerte in my, tot het voeren van de pen op het wit papieren veld r om , zo het my gelukte, nog iet toe. tebrengen aan het heil van myn vaderland, en alzo medetewetken ter bevorderinge van het wezenlyk geluk van ons kroost! dat kroost voorzeker, 't welk eerlang ons? ftaat te overleven; en waarvan hun geflacht onzen roem, (naar maate wy het zaad dat de. Oneindige ons fchenkt wel of kwalyk zullen behandeld hebben) zal bevestigen, of doen kwyrieni in de voorafgaande afdeeling heb ik de gebreken opgegeven , die üj , de beste regels van de opvoeding der jeugd nog ove- , rig zyn, en ik, die altyd eene groote en enbedenkciyke zueht voor kinderen heb,,ja zo fterk als iemand > • (geloof ik,) beneden de zon , zorg draag , voor het kroost dat ik bezit , niet om er my in te beroemen , nademaal het een ouderlyke pligt is dat ik zo ben, liefhebbende en zorgdragende , dewyl anders te denken , _ en te handelen, een fchande zyn zou voor het mensen-» dom: want onze kinderen zyn ons zaad , en een heilig erfdeel des Heeren. Ik hoop thans op eene korte, dui.  48 de OPVOED ING der JEUGD, delyke, en bevattelyke wyze, eerstlyk de bekwaamde middelen optcgeven die de gebreken eenigzins kunnen Wegneémen ; ten anderen de beste regels aantetoonen die de gefielde oogmerken der opvoeding tot verlicht1tig van het verftand, tot verbetering van het hart, en ter bevorderinge van het waar geluk van het menschlyk geflacht zeer begunftigen. Over de vcrkiezelykfte opvoeding is zeer veel, ja mistchien al tc veel gefchreven; doch onder anderen behaagde my zeer, de welgefchrevene verhandeling die daar over door het Provintiaal Utrechts Genootfchap , met den gouden eereprys is gekroond geworden ; deeze verhandeling toont op eene zeer verftandige wyze , de middelen aan, tot- verbetering van de publicque opvoeding , in welk fpoor wy hoopen te treeden , en dat te volgen; wen fchende alleen flechts in de fchaduwe van dien verdienftelyken fchryver te ftaan, om, zo het mogelyk ware, iet nieuws by zyne aanmerkingen te voegen: tc recht merkt die geleerde Schryver op, dat er twee foorten van opvoedingen zyn, cn eene publique en eene huislyke opvoeding der jeugd: dan, zal de opvoeding der jeugd algemeen nuttig zyn , zo behoort zy van ons in drie foorten , naar de clasfen en rangen van menfehen, v rdeeid te worden, naamlyk in eene publique opvoeding , voor kinderen van lieden van dhfmaie, voor burgers - kinderen, en voor kmderen van den gemeenen man; en op dergclyke wyze in eene huislyke opvoeding, voor kinders van den eer*  voor het MENSCHDOM. 49 «riten, tweeden en derden rang die onder het menschdom plaats hebben, maakeude de derde foort van de distmcte opvoeding uit: deze distincte opvoeding* hoop en wensch ik niet intevoeren . zou ik lieden van dhtïmi* beter achten dan burgers en het gemeen ? ach neen ! wy zyn alle menfchen cn ik beri zelf een burgerzoon geboren en opgevoed, daarom zok ik kwalyk doen -indien ik den burgerftand verachtte : o neen! alleen dit is my zo vnoigekmen noodzaaklyk te zyn , dewyl noch de gemeene man , noch de burgers, Gouverneurs, Gouvernanten en Franfehe kostfehoolen naar deeze inrichting , gelyk lieden van distinctie voor hunne kinderen bekostigen kunnen, waarom er tot eene algemeene ftaatsregeling voor de opvoeding der jeugd, algemeene regels moeten zyn, die alleen voor eene distmcte opvoeding gevonden Worden: ook is eene distmcte opvoedingtot;bewaaring van de gezondheid der jeugd zeer dienftig; want niemand die kundig is in dc eonftitutie van een mensen , ' zal ontkennen, dat kinders van ryke en vermogende menfehen weeldrig en verwyfd opgekweekt, of liever geboren, zwakkere eonftitutie bezitten dan kinderen van den gemeenen- man, die grof gefpierd , en van eene gezonde en vaste eonftitutie zyn , en des geheel andere kinderen dan de edelen des volks, en de rykften des Lands kunnen I voordbrengen : in de eerfte plaats zal ik van de middelen fpreeken, en er in de tweede plaats eenige nieuwe uitgevondene regels byvoe-D  50 de OPVOEDING der JEUGD, gen: laat ons by elk gebrek blyvcn ftii ftaan, en tot wegneeming van die gebreken raadgeeven. Het eerfte gebrek dat er in de opvoeding der jeugd nog overig was, lag in de vooroordeelen die Ouders en kinders gewoon zyn te koesteren: deeze kunnen en moeten van ons, als Ouders, geheel onderdrukt worden, zullen wy immer in de opvoeding van ons kroost gelukkig flaagen : deze onderdrukking van onze voorouderlyke vooroordeelen gefchiede nimmer haastig, of door kracht of geweld , maar langzaam en op de onmerkbaarfte wyze :' by voorbeeld, men geeve Ouders, Schoolmeesters, Gouverneurs en Gouvernanten, boeken in de hand die de bekwaamde middelen daartoe , met opgeklaarde denkbeelden gcfchreven, aartoonen; welke boeken voornaamlyk de fchadelykheid vanj die vooroordeelen met de levendigfte verwen affchilderen; of denkt gy niet, mync Leezers ! wanneer Ouders , Schoolmeesters, enz. zulke boeken lazen , waarin het fchadelyke van die vooroordeelen, op eene inneemende wyze befchreven ftaat, dat een rechtgeaart Ouder, zyn hart daardoor overreed zou gevoelen, om eenen andren weg dnteflaan, dan tot dus" verre gedaan is? o ja! ik voor my denk dat zodanige boeken, indien zy vvèl gefchreven zyn, veel invloeds maaken op ons verftand en hart: en des ook medewerken tot onderdrukking van die voorouderlyke vooroordeelen; ook nog kan men niets beter by der hand ncemen ter ondcrdrHktónge van deeze vooroor-  voor het MENSCHDOM. 51 deekn, dan zyn eigen verftand te befchaaven, zo door het leezen van goede boeken, als door zelf te denken, en op den duur met befchaafde menfehen te verkeeren, nademaal de eigene befchaafdheid niet kan of zal nalaaten anderen, die onder ons ftaan , en die in onze magt zyn, te befchaaven, deels uit eigenliefde, deelï door de kracht en uitwerking van het zedclyk gevoel, dat beiden ons altyd deelneemende maakt voor anderen, en het laatfte niet weinig aanwint, in grootte en fterkte , door eene behoorelykebefchaving van ons verftand , terwyl iemand tot onderdrukking van deeze vooroordeelen niets beter doet, dan zig in den morgenftond zyns levens, met alle magt toeteleggen , op kundigheden , zo door het leezen van boeken, als door het bezoeken van vreemde Landen,voornaamlyk die Landen, wd.ken de meeste gelykheid hebben met, en betrekking op , ons vaderland;want hierdoor zal hy de luchtsgefteldheid den Godsdienst .ftaatkunde, zeden en gewoonten van zyn vaderland en van andere Landen grondig keren kennen* het welk ik zo het" weezen kan nog de voorkeur geef boven het vergaêren vakkundigheden , dewyl men dan in eigen perfoon daadlyk hoort en ziet ,het geen wy anders op het getuigenis, van een ander Hechts geloven moeten: 'twelk tog nimmer zulke indrukfelen maakt op onzen redelyken geest als of wy het zelf in eigen perfoon aanfehouwen ; dit behooren wy vóór ons trouwen te doen, op dat, zo wy Ouders wierdgn D 2.  s2 be OPVOEDING der JEUGD, cn kinders hadden, oneindig minder vatbaar zouden zyn voor die vooroordeelen welken wy hebben opgenoemd ; want gewapend met uitgebreide kundigheden van ons vaderland, en.andere Landen , zullen wy beginnen natcdenken ,• en alle nagedachten is de doodfteek voor de vooroordeelen, naardien dat nadenken onderzoek, en onderzoek kennisfe te wege brengt, waarvan het natuurlyk gevolg is, dat de vooroordeelen langzamerhand verzwakken,kwynen, en ten laatften den geest geeven, waarom men onder de geleerdfte menfehen ook de minfte vooroordeelen aantreft; voorwaar een zeer fterk bewys voor ons gevoelen dat de vermeerde, ring van kennisfe en de befchaving van ons verftand , door het reizen als anderzins , het beftrydenen het ten onderbrengen van onze ouderlyke vooroordeelen zeer begui'ftigt: daar ook de mensenkenner boven een botterik uit de Natuur , zeer veel vooruit heeft in het onderdrukken van deeze vooroordeelen, naardien de mensenkenner de menfehen grondiger leert kennen, diepst cn beter de zwakheden inziet, en des minder bevooroordeeld zyn zal, in deezCof geene dingen. Niet alleen het wegneemen van de vooroordeelen van gezin en verkleefdheid, maar ook de toepasffng van den verhevenen Godsdienst van oiizcn Zaligmaker, op de opvoeding der jeugd, is een zeer bekwaam hulpmiddel om ook dat reeds opgenoemde gebrek, (dat men, over het geheel genomen , over eene al te ongodsdienfiige opvoeding moetklaagen^ eenigermaate te vergoe-  voor het MENSCHDOM. 53* éten.. Deeze toepasfing van jesus leer en godsdienst js vry algemeen gefchikt en voor depubliequc en voorde huislyke opvoeding, maaken'dc geen onderfcheid tut* fchen den adel, burger- of bdefen-ftand ; geletterd en ongeletterd kan er voordeel uit trekken, met opzicht tot de opvoeding der jeugd, ja alle menfehen kunnen dat hulpmiddel, jesus leer en godsdienst gebruiken ; immers het N. T. is in alle taaien byna te vinden , en is in veeier handen; en by aldien de gcmeene man het mogt ontbreeken, dan nog is er wel een middel uittcdenken, waardoor de geringde ermede voorzien warde: gelyk by voorbeeld , plaatfcn alwaar Schoolarehen waren, -moesten alleen aan de kinderen van den gemeenen man,tot pryzenhetN. T. uitdeden , of daar er gcenige waren moesten dit de Schoolmeesters of Predikanten verrichten , die dit in hunne fchoolen , in hunne catechifatien moesten doen , terwyl de werkjaazen dat op nieuwjaarsdag tot een ge • fchenk aan hunne armfte knechts behoorden te geeven , op dat zo de armoedige huisgezinnen 't N. T. kregen. Zo wanneer iemand nu bezitter is van het N. T. behoeft men zeer weinige of geene onderrichting (indien men Hechts vlytig en met dcelneeming als Ouders leest,) om het piigunatige van jesus leer en Godsdienst daaruit te haaien , naamlyk hoe Ouders zig jegens hunne kinders , Schoolmeesters zigjegens hunne leerlingen enz. te gedragen hebben, doordien het zeker is dat de Euang-listsn ais ook de Apostelen zodanig gefchreven hehD 3  a4 de OPVOEDING der JEUGD, ben dat men hunne fchriften, Voornaamlyk in het zedenkundig gedeelte,dat wy alleen inde opvoeding behoeven , zonder de ftapel van commentaricn te gebruiken, zeer wèl verftaan kan. Alleenlyk behooren ongeletterde menfehen acht tc geven op het voorafgaande en het volgende, op het algemeene oogmerk , en de byoogmerken die er fomtyds in doordraaien, en is er dan nog zwarigheid in, men verfchaffe zig een huisboek tot uitlegging van 's Heilands levensbyzonderheden; hiertoe ken ik geen beter dan de beroemde hes , over het leven van jesus, die gantsch niet ongelukkig in klaarheid en bevattclykheid voor den gemcenen man ge» flaagd is ; en is er dan nog iet overig, men vervoegc zig by den wyk-lecraar of dorps-predikant, dien er van de hoogc Overheid toe verpligt moest zyn, aangemoedigd door eene zeer goede belooning, om de onkundigftc menfehen te onderrichten, het zy gevraagd het zy ongevraagd, dewyl h y als Lcernar in gemoede verpligt is, zyne gemeente die hem gehuurd heeft, met raad en daad op alle mogelyke wyze by tc ftaan, en het ware te wenfehen,' dat een Predikant minder om zyn talent van-preêken,en meerder om zyn'nuttig verkeer tot wezenlyke verbetering van zyne gemeente , vergood wierdc: daarenboven moesten de Hecrcn Geestlyken zig van het Avelgefchrcven boeksken over het -■ligtmaatigc van de Godsdienstleer van jesus , tot onderwyzing voor de jeugd , bedienen ; volgende de fchryvcr van dat boeksken , Jefus fchoon cn verheven plan  voor het MENSCHDOM. 55 om den mensch tot allen mogclyke pligtcn J* jegens god , ons zeiven, en onze naasten opteleiden : terwyl Predikanten , Schoolmeesters, Huisvaders , en Gouverneurs dat opftel niet droog, veel minder gevoelloos, maar integendeel niet fentimenten en interesfance voor de jeugd behoorden te behandelen, het welk niet ongelukkig zal getroffen worden , wanneer de Vader vooraf de liefde en het vertrouwen van zyn kroost gewonnen heeft, de kinders in dat vaste denkbeeld brengende, dat hunne Ouders hunne helpers en begunftigers zyn, nadcmaal de huislyke opvoeding zeer veel invloeds maakt op de publique; want zo Vader of Moeder te vooren invloed gemaakt heeft op de kinders, in dat geene dat Schoolmeesters, of Predikanten gaarne willen dat zy leeren en volgen , zo zal het veel gemaklyker gaan voor publicque opvoeders, dan wanneer de Oi.» ders hunne party zyn of zig als andere Gallió's in dat ftuk gedragen : weshalven hier de fchoone fpreuk der Romeinen aanmerking verdient: non Heet csfe medios, het betaamt ons niet onzydig te zyn. Het derde gebrek dat te verhelpen ftaat ligt in de ftaatkunde der volken , of in hunne denkvvyzc en regeeringsformen : dit gebrek te verhelpen is ccnigzins moei jelyk; doch niet minder nuttig en nodig, voornaam» lyk in dc opvoeding der kinderen van lieden van distinctie , in ons vaderend. Eerst fpreeken wy dan van dat vaderland , want daarin behoort het gebrek op alle mogelyke wyze verhol■ D 4  S6 de OPVOEDING der. JEUGD» pen te worden; dan, zal dit gefchieden, zo moet ervooraf eene aanmerkelyke verbetering op 'net krygswe? zen komen; men ftelle bier een mogclyk geval, ffêlwelk ik onlangs droomde: onzè Stadhouder als Capitein generaal,-had geenige magt of invloed in de begeving van militaire amptsbedieningen; alles hing af van de Staaten , die de bekwaamheid vóór de geboorte of den adeldom ftelde, alfchoon het nu wel anders gefchiede: dit, droomde ik, dat alle afhangelykheid der Staaten van zyne Hoogheid op ééns den bodem infloeg, nademaal ik dit niet van hooren zeggen heb , dat om die reden zyne Hoogheid niet zelden zyn' zin krygt , en hoe veel Verandering zou dit op de Souvereine Staaten niet wel, te weeg brengen ! zy die te voren, om hun. ne broeders of neven gepromoveerd te zien , zwegen , zouden alsdan durven fpreeken , daar het charakter van een' hoveling in die foort van lieden al heel wat zou verminderen, en men alsdan naar de-arometer van het hof zyn gevoelen niet zou laaten ryzen en dailen. Ook nog is in myn vaderland een groot gebrek in de huislyke ftaatkunde: de Hollanders zwoegen , zweeten en draaven , om maar rykdommeii byéén te zamelen, niet zo zeer om die tc verkwister: als wel om den vreemdeling op den yzeren geldkist, te kunnen wyr zen: dit gebrek wierd cenigzins weggenomen , wan-, neer zy er de roemzucht by voegden, in navolging der Duitfchers ; want zo dra de Staatkunde van een volk niet alleen is geld te winnen, maar ook roem te bchaa-  veoR het MENSCHDOM. 57 lerf, dan zalmen die eerst volmaakt noemen: deeze verbetering in de ftaatkunde van myne landgenoten kan de pnblicque en de huislyke opvoeding zeer begunft» ge'n; Oudcis behooren daartoe hunne kinders niet zeer vroeg met het,, geld te laaten omgaan; hun kroost van het geld winnen niet fpreeken, als van een noodzaa» kelyke pligt of deugd in ons , waarvan alleen ons geluk afhangt; maar integendeel ons manlyk kroost de roemzucht voor ons zelven , en voor .het vaderland inboezemen, en aanpryzen door de aanhaaling van voorbeelden, gelyk als domuien laaten affchryven , van buiten leeren , en hun daar over ernftig onderhouden , en integendeel de roemzucht opwekken door belooningen op alles wat zy goed , en fchandc pp alles wat zy kwalyk gedaan hebben te ftellen , dit zal de roemzucht in ' eene ftaatkun.de, van tyd tot tyd , onder de Hollanders doen veranderen, en de geldzucht zou zeer veel daardoor verminderen. Dan , men behoore in het verwekken van eerzucht jn zyn manlyk kroost bedacht te zyn dat dit niet te ver ga; het is hier modus in rebus , en dit gefchiedt door eene verftandige vermyding van de uiterften, met aan dat opkomend geflacht de fchadelykhcid der te Verregaande eeizucht aantetoonen, het zy door P 5  5S de OPVOEDING der JEUGD» het verhaalen van eenige treffende gevallen , daartoe betrekkelyk , het zy door ftaatkundige vertellingen daarover , in den fmaak en naar de vatbaarheid der kinderen. Wat de ftaatkunde der Duitfchers betreft , deeze is louter denkbeeldig, naamlyk, de Duitfchers ftellen de eer bo-* én de rykdonunen van het leven ; dit eenigzins in die vernuftige natie te temperen, dat ware tewenfehen, wantin het geheel het menschdom van dat denkbeeld van eer te ontdoen is zo veel als het zelve alle gevoel van fchaamte,en alle vrees voor fchande te beneemen: dit eerzuchtig grondbeginfel te temperen gefchiedde het beste door verbetering in de regeerings-conftitutie; waDt zo lang de Duitfchers zo defpotiek blyven geregeerd te worden zullen zy flaaven van de eerzucht, of foldaten van fortuin blyven; maar wanneer de Duitfchers zig meer, beginnen toeteleggen , op (den koophandel en de zeevaart, zullen zy de kracht van het gild beter leeren kennen , en bun denkbeeld om alleen eer te bejaagen allengskens veranderen. Der Engelfchen en Franfchen ftaatkunde komt in een zeker derde, vry wat overéén: beide natiën willen meesters zyn van de zee en willen de grootftc zyn in den koophandel en zeevaart , waardoor' zeer veele twi-ten en bloedige oorlogen tusfehen hen ontftaan moeten, en ook wel gekomen, zyn: dit zoude men althans in Frankryk eenigzins kunnen temperen, door onder die Natie nog drokkere bezigheden en meerdere uitfpan-  voor. het MENSCHDOM. 59 nïngen intevoeren , die dezelve meerder aftrokken van de commercie en opleide tot deugd cn eer, die alleen de grondzuilen zyn van het gebruik eens volks : intusfchen dat de affchaffing van eene Monarchaale regeeringsforin , en het hof in Frankryk , zeer veel zal toebrengen aan de onderdrukking van de Nationaale gebreken in hunne ftaatkunde, voornaamlyk om den hoveling tc fpeelen , en alle mogelyke politesfen te gebruiken, dewyl eene republiqueinfche regeeringsvorm meerder oprechtheid en minder vleizucht cn ondeugden heeft , dan de koninglyke regeering gewoon is te koesteren : 't welk te doen de Franfchen beter zal in ftaat ftellen om hun kroost naar de wyze regels de reden , deugd, menschlykheid en waarheid optevoeden ; vervolgends was er gebrek in het appliceeren van de waare volksverlichting op de opvoeding der jeugd" dit te doen is zeer nuttig en nodig; want waartoe dient my een heldere fpiegel dan om de vuiligheid in myn aangezicht tc ontdekken, en my daaavante zuiveren? even zo is het gelegen met de waare volksverlichting, die iets wezentlyks vraagt tusfehen ontdekking en verbetering ; en geen wonder Leezers ! het is eene rampzalige verlichting die het verband tusfehen deugd cn geluk voorbyziet, maar eene verfyn" dere weelde invoert , en uitvent voor wellevendheid , gelyk ons het charakter deezer eeuw niet duister leert; ochmyne waarde landgenooten! zo er geene betere uitwerking van die volksverlichting te wachten ware, o! hadden wy d ie dan nooit gekend ! m aar neen! zy is  <5o de OPVOEDING der JEUGD, béiïzaamer dan het misbruik van haar opgeeft; huisvaders kunnen in de opvoeding der jeugd van haar (in. dien zy willen) het vereischte gebruik maaken, immers de waare volksverlichting geeft ons de fchoonfte'' regels aan de hand , om ons kroost op de verkiezelvkft'e wyze optevoeden , terwyl de Vadec. door dccze volksverlichting alle vooroordeelen heeft afgelegd, indien hy die recht-gebruikt ) en daar door eene heblykheid erlangt, om zyn kroost, wèl en gelukkig - optekweeken: Regenten kunnen daarvan in veele gevallen een behoorelyk gebruik maaken, gelyk ,by voorbeeld , in hun Regeeringsjaar, om daarin de wetten en coftumen van den Larde te veranderen, en te verbeteren , als ook wetten weg te werpen die min voordcelig zyn voor eene verkiezelykfte opvoeding der jeugd, en anderen die meer voordeelig voor dezelve zyn, in derzclver plaats te ftellcn. Niet alleen Regenten maar ook Predikanten en Schoolmeesters kunnen daarvan een heilzaam gebruik maaken , voornaamlyk Predikanten die een goed vernuft bezitten, wanneer zy in hunne leerredenen meer opgeklaarde denkbeelden zoeken te brengen, en minder volkstermen of termen van de bevindelyke Theologia , dié op zig zeiven wel zeer goed zyn ,maar ook . wel achterwege konden blyven; daar het my (onder verbetering) voorkomt, dat het beter ware hunne gemeenten tc beduiden dat zy de eenigfte gequalificeerde zcdenieestcrs, de volksleeraarcn zyn , alleen gebikt om oei volk wyzer, beter en geluk-kV"' te maaken., pre-  VOOR het MENSCHDOM. «* dikende ten dien einde alleen het Euangclie met gezond rnen.c enverftand, in eenenbefchaafden volkstoon: zulkeenhandelwyze,verftandig ingericht, zal met nalaaten een heilzaamen invloed te verwekken, en opdepnblie. que en oo de huislyke opvoeding der jeugd, dewyl Ouders en Schoolmeesters hierdoor wenk-n zullen krygen, hoezy hun kroost of discipelen meer overeenkomihg de regels der waare volksverlichting bchooren optevoeden. ■ Het vyfde gebrek in de huislyke en publ.cque opvoeding der jeugd zynde optemerken , is , dat er of eene al te groote toegeevelykheid, of eene al re groote ftrengheid, of eene al te weinige opmerkzaamheid, doorgaands in derzelver uitvoerderen plaats heeft: deeze tüterften kunnen en bchooren va.n Ouders, Schoolmeesters en Gouverneurs vermyd worden, het geen dusdanig op de best mogelyke wyze gefehiedt: wanneer men de gewoonte hadde van wat meerder te redeneeren, en zyn' geest daarin begon te oefenen, vóórdat men kinders kreeg of onder zyne direftie had; om over zyne driften te heerfchen, op dat men met plato. zig eerst bedacht eer m=n ftrafte; terwyl eene al te groote toegeevelykheid, doorgaands uit eene al te verregaande liefde, of uit eene al te groote onverfchUligheid geboren wordt; -dit zal men eenigzins kunnen temperen, door er tegen te redeneeren , en aan de kinderen de fchadelyke gevolgen daarvan voor den aandacht brengen', wanneer men hun te veel toegaf; ja dat buuMOuder» en Meesters hier door noch roem noch  62 de OPVOEDING der JEUGD, voord-el, maar niets dan fchande en fchade zoudenbehaalcn: hierdoor zal men de kinderen tot ftilftaan krygen op hunne eigene wegen; allengskens zullen zy toeftemmen, en het kinderlyk kwaad zal zo ftrafloosals het nu nog wel gefchiedt gedoogd worden : de onopmerkzaamheid nu wordt het best overwonnen, door zig zeer fterk te oefenen in redeneerkunde , (logica,) vooral in de vergrooting van ons geheugen, en in de vermeerdering van aandac'.; en oplettendheid; want hebben wy onzen geest geoefend , wy zullen bedaarder en opmerkzaamer leeren handelen: hierby oefene men zig als Vader, Schoolmeester en Gouverneur, in de gefchiedkunde, die'ons duizend gevallen zal opleveren dewelke ons de fchadelykheid van eene al te weinige opmerkzaamheid zal leeren; deeze gevallen, zigbyde opvoeding der jeugd te herinneren , met kinders daarover te praaten , zullen ongemeen van nut zyn , en om ons zeiven , en om dat opkomend geflacht opmerkzaamer te maaken : ondertusfehen dat mannen dit hunne vrouwen, na dat zy van dezelven de liefde cn het vertrouwen gewonnen hebben ,• (want anders geldt de manlyke taal bedroefd weinig by de vrouwtjens ,) met den geest der zachtmoedigheid kunnen infeherpen ; of zo zy beiden evpn veel toegeevelykheid bezitten , dat dan onze vrienden , waarin wy groot vertrouwen ftellen , dit op de onopmerkbaarfte wyze met cenige voorbeelden doen :' daar Schoolmeesters en Gouverneurs van hunne al te groote geftrengheid dus zyn aftebrengen, door eene ftraf  voor. het MENSCHDOM. 63 of hooge geldboete van de Overheid te ftellen, voor de Schoolmeesters welken daarin te verre gingen ; intusfehen dat Gouverneurs meerdere vryheid behooren te hebben, gemeenzamer met hunne Heeren en éleves bejjOoren ointegaan, op dat den Gouverneur geenige aanleiding gegeven worde , om tegen zyne éleves en afgetrokken en geftreng te zyn. Het zesde gebrek dat wy in de opvoeding der jeugd gezien hebben, was eene al te fterke navolgingszucht der Ouderen, met opzicht tot de opvoeding van hun kroost: dat gebrek is het best uit den weg te ruimen door het beftudeeren van onze eigene natie; naamlyk dat wy de kledcrdragt, de fpyzen en dranken, zeden en gewoonten, van ons eigen Land recht en grondig leeren kennen, zo wel als alles van andere natiën overteneemen, de luchtsgefteldheid van zyn eigen land in overwcegingen te brengen : zo wanneer dit eens recht gedaan wierdt, na het afleggen van alle vooroordeelen, dat het geen andere Natiën doen bete{ is , dan 't geen onze landgenooten verrichten., ik twyfele niet of de Franfche mode-, en de Engelfche gebruiken onder de Nederlanders , zouden met meer omzichtigheid , op de opvoeding der jeugd toegepast worden: hier by voeg; met het vergoeden van dat gebrek dat er m de Franfche Schooien nog heerfchende is, naamlyk tc weinig toeverzicht over de Schoolleren; dit zal verholpen worden door het vermeerderen van de Ondermeester i, die in de uuren van uitfpanning meerder  (54 »e OPVOEDING der JEUGD, acht cp de fehoolieren zouden kunnen geeven, opdat de goede charakters der kinders door andere booze charakteis, in die uuren van uitfpanning-, niet langer bedorven wierden * Eindclyk nog was er gebrek in de huislyke opvoeding door het te min achtgeeven van Ouders op hun kroost, en door hunne kinders te flechte voorbeelden tegeeven ; het eerfte verhelpt men door de vrouwtjens voornaamlyk onder lieden van diftinCtie, en vermogen , op eene verftandige en onmerkbaare wyze, van het al te dikwyls gebruik maaken van concerten, operaas, en fchouwburgen, af tebrengen; en het tweede verhelpt men wanneer men zyn kroost niet by de gezelfchappen toelaat, vooral niet by maaltyden, wanneet er fomtyds te los en te veel gefproken wordt, voor* naamlyk'zo de wyn in de man is, want dan is de tong los, het hart op de tong, en men fpreekt taal die de kinderen niet moeten hoeren ,'en men doet niet zelden dingen die niet betaamen ; weshalven men by die gelegerCheid zyne kinderen afzonderlyk behoort te laaten eeten met een' Gouverneur, Gouvernante of .dienstboden, of by een of ander vriend ten eeten te zenden* op dat de jeugd geene minachting opvatte tegen haa^ re Ouders. VlÉBr  Pierde ^fdeeling-. T ik heb ïny Voorzeker lang genoeg bezig gehouden met de gebreken die er in de opvoeding der jeugd zyn overi gebleven, en met de hulpmiddelen daartegen aantewyzen; dan, dit deed ik met voordacht om dat het eene algemeene zaak is, en de gebreken wel, ja oneindig Veel invloeds maaken op de gezondheid van ónze kin» (fleren; daar dit wederom invloed heeft op de geaartlieid en de vorming van ons kroost, met 'opzicht tot Öeszelfs genie, vernuft en fmaak; want zo het ligthaamsgcftel van onze kinderen door de gebreken der •opvoeding bedorven wierde, zou dit eene verbazende groote verandering baaren, en de gelukkige ontwikkc" ling van de verftandlyke vermogens zeer veel beletten, hu zullen ,wy, volgends ons plan ten laatften ëenigé. regels opgeeveh, die algemeen zyn * en de verkiezc* l'ykfte opvoeding zeer begunftigen. De eerfte regel is: men behoort meerdere opvoedingifchoolen dan er nü zyn onder het menschdom intevoeren ; éerftelyk hebben wy onze gedabhten laaten gaan, oveir «en opvocdingsfchool, zo voor den burger als den ge* tneenen mam S  «6* »t£ OPVOEDING der JEUGD, Dat zelve behoort te zyn ingericht tot het leeren Tan allerleie handwerken , in derzelver perfectie, gelyk by voorbeeld , op dien voet als het genootfchap Feiix fderitis, te Amjieldam , verdeeld in departementen , waarvan er zo veelen moeten zyn als er handwerken in geleerd worden : daar de jongens in elk departement een byzonderlyk ambacht leeren , als by voorbeeld het huis- en fcheeps-timmeTen , het goud- en zilver- fmeden, het letterzetten , het molenmaken ,het hoeden • kleer- en fchocnmaakcn, enz. allen handwerken die rechtftreek» invloed hebben op ons tydlyk, huislyk en eeuwig geluk; welk opvoedingsfchool voor de handwerken , zo in de fteden als op de dorpen , behoort opgericht te worden , waarin men zeer voornaame meesters moet zoeken', die hun handwerk in zyn geheel kennen, niet zo zeer om goederen te fabriceeren, als wel om jongelingen van vyftien jaaren, hun genie in het een of ander handwerk te beproeven, en hunne hebbelykheid en bekwaamheid tot een of ander handwerk te doen verkrygen , gelyk men in het fundatiehuis gewoon i» te handelen, waarin eik jongeling proeven geeft van zyn gemeen bekwaamheid, in deeze of geene kunst, wetenfchap of handwerk: er moet een proefjaar voor de jonglinefchap gefteld worden, waarin de kundige en doorzichtige meester, van dat"4 departement waarin de jongling is , moet beproeven of hy wel van de Natuur genie en aanleg heeft tot dat handwerk, het geen hy met behulp van zyne Ouders of Voogden gekozen heelt.  voor öet" MENSCHDOM. ' 6r to de meester het "tegendeel bemerkt, moet hydien jongeling in een ander departement laaten overgaan, op dat men zo doende meerder kundige lieden in 4e handwerken kryge, en er zo veel tegenzin in een hand* werk , waartoe men nóch genie noch aanleg heeft, door de Natuur niet befpeurd worde. Dit opvoedingsfchool . moét zyne Direftores hebben , zo als het Gencotfchap Tot r.ut van 't Algemeen zyne werkende leden heeft ■ die hunne -pogingen behooren aantewenden tot het uitfehryvén van prysvraa'gen, om nieuwe en betere mftrumenten te krygen voor de handwerken , terwyl honoraire leden en donatricen ; daarin moeten toegelaten Worden» op dat men alzo een groot fournisfement bekomen. Dan nog béhodren burgers volkomene vryheid te genieten om hunne kinders daarin te zenden , mits t..-.i„„j- „r.r.y w ip.wn van een handwerk vvf- en- UCLtfaieuut. vuwi twintig guldens : voor weeskinders zullen Weesheere» betaalen, en die het burgerrecht misfen, zullen een weinig meerder geeven, op dat de burger alzo begunftigd en aangemoedigd worde , terwyl de Staaten van elke provincie, waarin deeze Schooien zyn, derzel. ver Befchermheeren bchooren te weezen , en de Magiftraat van een Stad of Dorp de rang van Curatoren zullen bekleden: zulk een oefenfchool zou zeer dienftig zyn voot de verkiezelykfte opvoeding, om jongelingen de fchoonfte gelegenheid, en de beste handleiding, tot het leeren van een of ander handwerk te geeven, Es  >S de OPVOEDING der JEUGD, Dc tweede regel is : men behoort in alle Landen , waar zy nog niet zyn, mili aire kweekfchoolen optcrichten , om de jongelingfchap die genie heeft in den militairen ftand, de beste opvoeding daarin te geven : met zeer weinig verandering zou men de inrichting van het kweckfchooïderZeevaart,te^/w/?e«ffw,kunnen volgen. of de militaire kweekfchoolen mfranjkt yk en in Prulsfen, waarin men jongelingen behoort te neemen , wier ouders of in het Land geboren zyn , of die er ten minften eenige jaaren in gewoond hebben, jn welk kweekfchool dezelven voor niet bchooren onderwezen te worden, in alles wat een goed foldaat, bekwaam Officier , Ingenieur en Mineur behoort te wceten : daar men deeze militaire kweekfchoolen zoude kunnen voorzien van de kundigfte invalides, of gepeniïoneerde Officieren, tot leermeesters in de kunst de» oorlogs, en in de ingeneurs- cn mineurs kunst; verdeeld.de dezelve kweekfchoolen in departementen voor den eerften , tweeden, en derden rang; opkweekendc in liet eerfte departement, kinderen van lieden van distinctie ; in het tweede burgerkinderen, en in het derde, kinderen van den gemeenen man ; dan, zy allen moeten gelyk recht hebben om te mogen opklimmen, door vcrdienftelyke deugden, naar maate er genie en vordering in den kweekelingbefpeurd worde; doch de kinders \an lieden van distinctie, behoore men alleen optekweeken in alles wat een braaf en kundig Officier maakt, op dat lieden, van geboorte, die tog  voor het MENSCHDOM. ge\onden waren? natiemaal mosïs en salomo , daartoe Joodfche kunftenaarren gebruikten : zie flest, gefchied. der Israël. Redenaaren vondt men oudtyds mede onder het Joodendom dan, fc'poon deeze kunst onder de geniën te tellen zy  voor het MENSCHDOM. 91 hebben wy echter beter geoordeeld de Redenaars onder de amptenaaren te behandelen. Helden waren 'er vervolgends door alle tyden heen onder de Israël'aen : abraham , de dcStamvader is van de Jooden, had genie in de krygskunde , en toonde door het verdaan van esnige kleine vorftcn, dat hem een heldenaart, moed, beleid en koele dapperheid, (die een waar held uitmaaken,) waren ingefchapen. josua , de tweede richter der hraëliten, was in zyn' tyd een zeer bekwaam krygsoverfte, hebbende alle de vereischten van een vernuft en genie in de kunst des oorlogs : david en zyne helden bewyzen het heldenvernuft onder het vroegere Joodendom, en men doet deeze natie te kort, wanneer men die.lafhartig en min dapper noemt, dewyl zy in hunne oorlogen oudtyds tegen de Cannaniten en Philiflynen, en naderhand tegen de Romeinen , de beste proeven van nationaale dapperheid hebben gegeven, en zo wel als andere'.volken hunne helden aan het vaderland hebben geleverd : men herinnere zig de tyden der Richteren , en die der Machabeen, en laate zig daardoor overtui. gen Artfen , Geneesmeesters waren 'er onder dc aloude Israëliten ook al zeer vroeg bekend; doch hiervan nader. Laat ons de wysbegcerte der Jooden onder de aartsvaders , ten tyde van moses , en dien van 'onzen Zaligmaaker, een weinig uitvoeriger befpiegelen. abraham,die ftamvader van het Joodfche volk, was, buiten  t>2 de OPVOEDING der JEUGD, fwyfel, een zeer groot wysgeer, onderwezen in dé Sterrekunde: toen hy nog in der Chaldeeuwen landen was, heeft hy, een herderlyk leven leidende , zig op de wysbegeertc al verder toegelegd, en dezelve in verfcheidene takken verfpreid. moses was insgelyks een groot en veelbevattend genie, hebbende een wysgeerig vernuft, het welk hy aan het hof van pharao ontwikkelde; onderwezen in de wysbegeerte der Egyptenaaren, gaf hy daarvan de fterkfte proeven in de woestyne, toonende zyn genie inde proefondervindelyke wysbegeerte , (Phyfica,) en in de Chimle, by het vermaalen van het gouden kalf in de woestyne , klaarblykelyk :vervolgends, ten laatiten, salomon, die koninglyke wysgeer in het oosten , om van geene andere Joodfche -wysgeeren, vóór of na zyn'leeftyd,te fpreeken, was een zeer groot vernuft in de vvy£* begeerte, byzonder had hy genie in de kruidkunde, fchryvende een groot kruidboek, van den hyfop tot den cederboom toe, welk boek is verloren geraakt ; en in de Ph'üofophicapractia, of beoefenende wysbegeertc , als een tweede socrates , in zynen hoogen ouderdom : dit tog getuigt zyn Prediker, daar hyt, even als een oud wysgeer, die alles onderzocht, maar in alles gebrek gevonden heeft, dezelven opftelt — Niet alleen kunften, die vernuft vorderen, maar ook handwerken waarin genie gevraagd wordt, waren 'er oudtyds onder het joodfche volk bekend : de heilige fchrift fpreekt van den landbouw, waaraan den wynftok te bearbeiden,  voor het MENSCHDOM. 93 de veeht,. '-r* en het herderlyk leven, of beroep, voornaamlyk van abraham tot aan moses leeftyd toe, ten naauwften verbonden waren: zo leest men van boeren of landlieden, van veehoeders of herders , wyngaardeniers en tuiniers , in de*vyf boeken van moses , in het Hooglied , volgends de vernuftige gedachten, van jacobi over het Hooglied, cn die door de kerkbruid daar ter plaatfc, niet onwaarfchynelyk de dochter van een' tuinier verftaat, en in de laatere Profeeten voornaamlyk in den Profeet jesaia , amqs en anderen: dan niet tcgenftaande dit alles, fchoon dat de landbouw, de veehoedcry of het herderlyk leven, ae budfteder voornaamfte en gelief köosdftc middelen van beftaan waren, onder het aloude Israël, nogthans hadden zy zeer veele andere handwerken , wacrdoor ze al arbeidende hun beftaan verkregen: gelyk daar waren, ten tyde van de aartsvaders en daarna, werkmeesters in koper, yzer, zilver, goud en edel gefteentc, bekend, want anders zou men niet aangetekend vinden , dat tubalkain , de eerfte werkmeester geweest is in yzer en in koper; dat hij zyne zoonen geleerd , en die het tot de nakomclingfchap zullen overgebragt hebben, waarom men in de tyden van moses, van salomon , en de Apostelen, van yzer- koper- gou 1- en- zilver- fmeden, niet weinig noch duister vindt aangetekend. Ook is het zeker dat de Kinderen Israëli in Egypten-het handwerk van tigchelen ftryken, of van metza»  94 de OPVOEDING der JEUGD, Icn , in de Iaaften jaaren van hun verblyf aldaar, zullen beoefend hebben, brengende ook zeer veele handwerken mede,. die zy, gedurende hunne reizen door de woestynen , als middelen van beftaan beoefenden ; gelyk by voorbeeld het hoedemaaken ; dat zag men in de pricsterlyke hoeden die de Israël'itën voor den Hogepriester , en voor de verdere Priesteren , in de woestyne, door handwerkslieden.zeer waarfchynelyk,lietcn vervaardigen : het weeven , het borduuren , het leerloojen , en het timmeren , dat zag men in de kunstige oprichting van den Tabernakel, waaraan alle deze handwerken te pasfe kwamen. Eindelyk moeten de handwerken van het bakken cn 't klccren- en fchocn-maaken , ook al zeer vroeg onder dzlsraëliten beoefend zyn geworden; want men vindt in de Joodfche oudheden de verfehillende wyzen van brood te bakken by Israël; of onder deasfehe, Jes, 44. - 20; of in een oven, Klaag/. 5, 10, zeer naauwkeurig aangetekend: gelyk ook de verfehillende form van kleeding, en de verfcheidene foorten van fcrioenen die de Jooden hadden: men leest van opperkleêden cn gordels, cn onderklederen ; dc oppcrklederen waren oudtyds onder de Jooden zeer lang en breed, en men had de gewoonte van daarin te flaapen, Deut 24. - 13., erwatinte draagen, Exod. 12- 24. waarvan dc Hebrceuwfche zegsmanieren, zyn' boezem uittefchudden, Neh. 5 - 13. en iet in den fchoot te geeven, Pf. 79. • 1-2: op de opperklederen volgen de gordel»  voor het MENSCHDOM. 95 die dc aloude Jooden tot opfchorting van hunne lange opperklederen gewoon waren te gebruiken, Exod. 12 -1 u 2 Cor. 4.-29. Luc. 12 ■ 35: tot de onderklederen brengemende hemden , hemdrokken of kammifoolen , broeken enz. De IsraèTiten droegen by hunne uittogt uit Egypte nog geen broeken, Exod. 20. -26.; dan voor aSron en zyne Zoonen moesten linnen onderbroeken gemaakt worden, gelyk men leezen kan Exod. 28.-42. en van dien tyd zullen de broeken onder de IsraèTiten , voornaamlyk toen zy in't Land Canaan kwamen, van tyd tot tyd meer en meer in gebruik zyn geraakt: vervolgends leest men in de heilige fchrift van voetzolen en fchoen. riemen Job. 4. - 23. P/, 91- - n'enz- Alle gefchiedkundigen tekenen aan, dat het handwerk van bakken kleêren - en fchoen- maaken , onder de Jooden reeds vroeg bekend was, en men zeer dwaaslyk handelt, wanneer men uit het diep ftijzwygen van dc Heilige Schrift vaneenig handwerk, befluiten zoude, dat hetzelve noch bekend was, noch beoefend werd onder de Israëliten, nademaal hetmeerdan waarfchynclyk is, dat de Jooden, behalven den landbouw, en het vee te hoeden, veele andere kostwinningen zullen gehad hebben , alhoewel dc boerenftand langen tyd onder Israël de gelief koosdfte geweest zy. Eindelyk treffen wy onder het Joodfche Folk, gelyk als onder alle andere volken, meer of min aanzienlyke amptenaveu aan; oudtyds was er onder ds  $6 de OPVOEDING der JEUGD, Jooden eene fanilleregeering, ten tyde eer Aartsvaders, cn eene Theocratie of Godsregeering- onder de Mofaifche inrichting der Jooden : deeze Godsregeering (Theocratie) was ten deele Monarchaal despotiek, voor zo verre jehova als dc befchermgod der Israëliten , de Monarch, of, zo als de beroemde michaelis er over denkt, .de hooge Overheid van dat volk geweest is; en ten deele democratiek anftocratiesch; in zo verre als de natie haare magt had overgegeven in dc handen der Richters en Koningen, Vorsten en Hoogepriesters , die allen in den naam van jehova, en van dc heffe des volks het toom van beftuur in handen hadden : in deeze forra van regcering oïlsraëlitifche Conjlitutie, waren des meerdere of mindere aanzienlyke amtenaaren, gelyk daar zyn geweest eerst Veldheercn.als moses cn josuA;Amptrichters, als de overig Richters , waarvan men breedvoerig leest in het boek der Richteren ; dan Koningen; eindelyk Vorften en Amptfchry vers ;mindere overften over honderden en vyftigen, die allen het wereldlyk of burgerlyk beftuur des Jco.-f/cA^ Folks, in den geruimen tyd van eenigc duizende van jaaren, hebben uitgemaakt: dan waren erProfceten, Hoogepriesters, mindere Priesters, Levyten en Wetgeleerden, of Rabbynen, onder de nakomelingen van abraham , die in vroegere dagen het kerklyk beftuur van het Joodfche Folk hebben uitgemaakt, waarbymen opmerkt, met opzicht tot het Wereldlyk beftuur, dat de Israëliten, ten tyde van moses eene mindere befehaafder en gcrelder eonftitutie of re- gce-  voor het MENSCHDOM.. 97 geeringsvorm zullen gehad hebben, dan in.laatere tyden wanneer de laatste Richters en Koningen , als 'ook de Jsmoneenjche Vorften het gebied voerden over Israël : reden waarom ? om dat het toen in deszelfs begin en opkomst was, wanneer het doorgaands allermoejclykst is, om eene gefielde eonftitutie, op éénmaal te volmaaken; terwijl men opmerkt hoe dat de Godsregeering (Theocratie ,) de meeste verandering onderworpen is geweest van alle regeeringsformen die er bekend zijn, maar deeze is in groot verval geraakt, federt de Bahylonifche gevangenis, en in de dagen van Vorst messias flechts in het groote Sanhedrin, een fchaduwe gaf van dcrzclver aloude grootheid: wat de tegenwoordige Jooden aanbelangt: deeze hebben jn hetbur'erlyke nog heden ten dage hunne Ouderlingen of Parnafyns , die alle burgerlij ke gefchillen , wanneer dey"eene Jood den anderen voor de Parnafyns roept, richterlyk afdoen; dan hebben zij hunne Diakonen , Sleutelbewaarder van de kas van de boeken moses , vervolgens, tenlaatften, hunne Rabbynen , ofWyzen, Opperrabbyn , Zanger, en minder Rabbynen. Wat al verder het kerklyk beftuur der aloude Jooden betreft,'" dit is buiten ons beftek om er breedvoerig over te zyn; alleenlyk merken wy aan , dat de Hoagepriester de 'vertrouweling van jehova , en de Laaste aan den Koning geweest is , uitmuntend in gezaeh en waardigheid boven alle de Israëliten; en geen wonder ! het was eene Godsregeering waarin dc geest" O  5S > deOPVOEDINGderJEUGD, lykheid eene aanzienlyke rol moestfpeelcn.echter onder meer verband dan de Geestlykheid heden ten dage ftaat, doordien er wetten waren die deHogepricster nog meerder dan een gemeen Israëliet tot detigd en gehoorzaamheid dwongenmaast denHoogepriester waren dePrófeetenjdeeze waren hunne Volksleeraren en redenaaren, hebbende een zeer aanzieniyk charaéfer, voor , in, en na de Babylonifehe Gevangenis bekleed ; dit bewyzen hunne Prophetifche Schriften, welken geheelc of grootere óf 'kleinere gedeelten van redevoeringen zyn , die zy eerst , buiten twyfel met 'een levendige ftem , in het openbaar voor het Joodfche volk zullen verhandeld hebben, en daarna op hooger bevel, in gefebrift gefteld : men zie calmet, Otidh.'des N. T. , eh koppen: Een werk der God. wysh. 1 Deel. De kunften, handwerken en Amtsbedicningen onder het Joodfche volk, zeer kort afgehandeld hebbende, gaan wy over tot de beipiegeling van de aloude en hedendaagfche Volken , die er behalvcn de Israëliten opgeteld worden. Kunften of vernuftsgaven waren al zeer vroeg onder het menschdom bekend : er waren eenige volken oudtyds op deezen aardbodem, die de zogenaamde zeven vrye Kunften beoefend hebben; a!s daar zyn geweest de Chaldeen , de Pheeniciërs, de /Egyptenaaren en de Grieken y veel vroeger : dan de Jooden, Romeinen , Germanen , Batavieren , of eenige andere aloude volken; ten minften het dichterlyk genie, de genie in de Speelkunst, en het wysgeerig vernuft, ontwikkelden zig ai vroeg onder  voor het MENSCHDOM. 99 het menschdom : onder de aloude Grieken waren de oudfte. dichters, gelyk by voorbeeld diogenes, en orpheus; laatere Dichters waren theocritus , homerus en anderen ; zeer waarfchynelyk ook kleine en middenmatige Dichters; wierdichtftukkenin vergetelheid zyn geraakt, om dat zy van te weinig aanbelang waren , en van hunne tydgenooten gcenzins op eenen hoogen prys gefteld werdenmiet alleen hadden de aloude Grieken hunne Dichters ; maar ookhunne Muzykanten;- orfheus was een Griek, en ongetwyfeld een zeer beroemd Muzykant, onder zyne tydgenooten, van waar misfchien de fabel dat hy de wilde dieren door zyn fpeelen kon temmen, dat betekenen zal de hartstogten bedwingen, die, wanneer zy al te onftui» mig zyn, de wilde dieren gelyken,- In laatete tyden moeten de Grieken, wanneer hun gemeenebest zeer bloeide,groote liefhebbers van de Speelkunst en het zingen geweest zyn , om dat men in den Gefchiedfchryver nepos aldus leest: Non dubit» fore plerosque, jlttice, qui hoe genus Scriptura, (evé & nonfatis dignum fummorum virorumperfonis Judieent, cum relatum legent, quis Muficam docuerit Epaminondam; out ine jus virtutibus commemorari. faltasfe eum commode , fchenterque tibiis canlatte* Welke. Woorden ons zo veel tc verftaan geeven, als dat er onder de Griekfche Feldheeren geweest zyn die de Muzyk zeer wel verftonden , en het ons nief vreemd toefchijut dat deeze kunst in die dagen omies 1 G 3  too de OPVOEDING der JEUGD, de aloude Grieken fterk zal gebloeid hebben : ook nog hadden de ouden hunne Schilders en Beeldhouwers , die onder de aloude Volken zeer- kundig in marmer, goud en zilver wisten tc graveeren , muntende hunne Kunstfehilders zeer uit in de Natuur te treffen , waar van men fpreekende voorbeelden heeft, in de algemeene gefchiedenis, gelyk die van elianus . onder anderen hadden de aloude Volken eenen zeuxis , eenen apelees en meer andere vermaarde mannen in de Schilderkunst : ook Redenaarcn ontbraken zeker niet; men hcrinnere zig uit de gefchiedenis van Oud- Griekenland de tyden van demosthenes , socrates en meer .andere Redenaaren: die onder de vrije rcpubliquinfche regeering 't m?est gebloeid hebben : uit de gefchiedenisfen der alouüe en laatere Romeinen herinnere men zig cicero , die Prins der redenaaren, wiens Redevoeringen door de kunstrechters als modellen in de kunst van welfprekendheid worden aangeprezen ; vervolgends scipio , die door ~ zijn kracht van welfpreekendheid, het oproerig gemeen uit een dreef: dc aloude Volken waren ook nog zeer ryklyk voorzien , en van Wysgeeren en van Helden : bepaalen wy ons by Griekenland: deezen hadden hunne zeven wyzen: oudtyds had het menschdom eenen zoroaster, phytagoras, archimedes , eucli ?es , democritüs , epicurus , LtJCRETiüf carus , cicero , allen onder de Babyloniers, Grieken cn Romeinen; dan r.og hadden de Chaldecn hunne Sterrekiindigen , de Bgyptenaaren,  voor het MENSCHDOM. 101 hunne Magi, of zogenaamde tovenaars, en de Arabieren hunne wijsgeeren; waar van de drie wyzen uit het Oosten , dat geen Koningen maar wysgeeren waren, ten getuige ftrekken ; en voorzeker moet meu by deeze optelling van zo veele en zo groote wysgeerige vernuften , verbaasd ftaan , en bekennen dat die Eeuwen ongemeen vruchtbaar geweest zyn, in liet voordbrengen van beminnaaren der wyslieid, anders gezegd Philofophen. Daarenboven hadden de Ouden hunne Helden, men vindt onder de aloude Grieken eene themistokles en eenen epaminondas , mannen die. zeer hebben uitgemunt in heldendaadcn: onder de Epirioten leest men van eenen phyrrus, die het allereerfte den bekenden wagenborg onder de Romeinen, en het oorlogen met Olyfanten heeft uitgevonden ; onder de Romeinen voopioemd waren zeer veele en groote helden van tyd tot tyd bloejende ; onder de Cartagenienfers was eenen hannieal, die jn de kunst des oorlogs heeft uitgemunt ; onder- de aloude Duitfchers leest men weinig of niet van hunne helden , fchoon zy nogthans zeer dapper .waren , doch onder de aloude Batavieren , heeft claudius civilis byzonder in helden-vernuft uitgemunt: eindelyk, ten laatften, hadden dc aloude Volken hunne handwerken en amtsbedieningen; als; daar was de bouwkunst die ook Huis- en Scheeps-timmerliedcn zal opgeleverd hebben ; van waar anders die prachtige tempels, heerlyke gebouwen en G 3  loi de OPVOEDING der JEUGD, cierlyke galereiën, die de Pheniciers, Egyptenaren-y Grieken , Cartagenienfers , Romeinen en andere AfiatifchC Volken , al zeer vroeg hadden ? daar waren ook goud-en zilver-fmeden onder de Grieken oudtyds bekend; want men leest onder anderen in de handelingen der Apostelen, van eenen demetrius die een Zilverfmid was, en gewin zocht met het maken van Tempels van Diana van zilver. Ook Hoedemaakers althans onder de JEgyptenaaren% dewyl de Israëlieten deeze kunst in de woestynen als een ontleend handwerk van de JEgyptenaars zullen beoefend hebben : men leeze hess , Gefchied. der Israël.: terwyl het de aloude Volken geenzins ontbroken heeft aan alle die handwerken welken wyvan het Joodfche Folk, in vroegere dagen, hebben opgeteld : wat *ié amtsbedieningen der aloude Volken betreft, zy hadden zeer vroeg hunne Koningen , die niet hooger dan onze Veldheeren waren; hunne Vorften of Diaatoren, gelyk onder dé Grieken en Romeinen, onder hunne gemeenebest -regeering, plaats had; dan nog hebben wy vergeeten dat dc aloude Volken hunne wevers, hunae kleeren- en fchoen-maakers hadden, nademaal men onder de Grieken, Romeinen en de aloude Egyptenaaren leezen kan, van verfehillende foorten van kleedcren, het zy over-het zy onder-kleederen, van voetzooien en fehoenriemen, en van zeer fyn getweernd linnen, dat tegen goud gefchat werd; als ook van purper te verwen: Ban-  voor het MENSCHDOM. 103 delingen 16 enz. dan nog hadden de Ouden boven en behalven hunne wcreldlyke amtcnaaren, als Koningen, Veldheeren, Tienmannen , Wykmeesters, Vaders en Celars, onder de Romeinen hunne Schoolmeesters, Predikanten of Veldleeraaren, dat waren de Magi by de JEgyptenaars ; de Priesters en Wysgeeren, by de aioude Grieken en Romeinen en de Barden, of Drilden » by de aloude Germaanen en Batavieren , die alle zeer getrouw een reeks van eeuwen onder die volken het amt van Schoolmeester en Volkslecraar hebben Waargenomen. Eindelyk enten laatften hadden de Ouden hunne Advocaaten , dat waren de redenaars onder de alouds Grieken , en de Jurisconfulti onder de laatere Romei-_ tien , ten tyde van cicero ; en laater hunne Doctoren en Heelmeesters, waarvan ons de gryze oudheid veel te leezen geeft van eenen hippocrates, die men verhaalt dat zyne kundigheden , door affchryving van de geneestafelen der Ouden, die zy ophingen in hunne tempels, met gevallen van gewezene patiënten, heeft verkregen; van eenen galenus en zeer veel andere mannen , die onder de Grieken en Romeinen voornaamlyk de Geneeskunde hebben uitgeoefend; fchoon dezelve kunst laater, bekend werd onder de Germaanen ; en de Bataaffche Vrouwen , dezelve Hechts hebben beoefend: menleeze elianus cn engelberts. Staat der aloude Batavieren.^ Wat nu dc hedendaagfeheVolken aanbelangt, deeze helsG 4 '  104 de OPVOEDING der JEUGD, ben hunne vernuften in de zeven zogenaamde vrije kunft-ên ruim zo veel als dc Ouden aan het menschdom opgeleverd: men leest van zeer veele grooteDichters onder de hedendaagfche Volken, wier clchterlyk genie by dat van homekus en virgilius haaien kan, gelyk daar is een tasso, onder de Italianen , en milton onder de Engelfchen, een voltaire , onder de Franjchen, een klopstok , onder de Duitfchers, en een hoogvliet onder de Nederlanders : niet alleen Dichters maar ook andere foorten van vernuften, als Schilders; onder de Italianen eenen raphael , onder de Nederlanders een rubbens , en zeer veele beroemde Kunstfehilders, onder deeze en andere Volken meer : daar zyn onder de hedendaagfche Volken Boetfeerders en Graveurs welke eerfte kunst tot in Rusland is door» gedrongen : vervolgcnds kan men wysgeerigc vernuften in menigte onder de hedendaagfche Volkea opmerken, gelyk daar is eenen kepler eenen neuwton onder de Engelfchen, eenen leibnits , wolf , moses mendelson, onder de Duitfchers; La metrie, rousseau onder de Franfchen, en s'gravensande, musscehnbroek, en NiEUWENTYD, onder dc Nederlanders. Wat de handwerken onder de hedendaagfche Volken aangaat, deeze zyn tot meerdere volmaaktheid gekom?n dan onder de Ouden; allerleic fabrieken , Trafieken en ambachten , worden er onder de hedendaagfche Volken aangetroffen: handwerken die meerder volmaaktheid bezitten dauoudtyds, gelyk  voor het MENSCHDOM. 105 by voorbeeld het maaien; dit deedsn de Ouden met handmolens, maar hedendaags heeft men de kunst uitgedacht om met wind, water cn vuur te maaien; het papiermaaken , dat by de Ouden zeer gebrekkig was, is nu en onder de Franfchen en onder de Nederlanders, veel volmaakter, enz. voorwaar geen won-der .' de tyd heeft toevalliger wyze zeer veel uitgevonden ter volmaakinge; terwyl de befchaving en vermeerdering der Volken er zeer veel toe zal gedaan hebben , om de handwerken te vermenigvuldigen, en meerdere volmaaktheid te geeven : wat nu eindelyk deamtenaaren betreft, deeze vinden wy niet minder geregeld en aantienlyk, dan onder de aloude Volken, ik bedoel de Koningen , de Vorften, Prinfen, Graven, Baronnen, Hertogen en Regenten, de Predikanten , Schoolmeesters , Amtfchryvers; bedienden, als daar zyn Advocaten , Procureurs, Notarisfen , Soüiciteurs, Schouten , Deurwaarders, Boden , Gcrcchstdienaars , cn allerkie foorten van Officianten, het zy die de pen voeren, het zy die werken , als daar zyn die op de comptoiren van het Land fchryven, of, gelyk te Amfterdam, zwaar werken , gelyk de waagdraagers: dan nog vergeete men de Militairen en Zeelieden niet, deezen hebben eene betere inrichting dan onder de Ouden ; de orde, krygsdiscipline en de ftaat van beiden is geregelder dan eertyds; en geen wonder ! oudtyds was de Koophandel nog zo uitgebreid niet dan tegenwoordig , en tosn waren de behoeften van het mensenG 5  loö de OPVOEDING eer JEUGD, dom nog zo groot en zo veel niet, en juist dat alleen heeft de grootfte verandering in den Staat van 't Krygs - en Zee - wezen ten wege gebragt: ook nog hebben wy heden ten dage onze Boeren; dc Landbouw, Veehoedery, of hef; Herderlyk leven, wordt in het eene land meer dan in het andere, naar dat de genie en de ligging is, in onzen tyd nog beoefend ; dan, genoeg van de kunften, handwerken en amtsbedieningen. Wanneer wy alle deeze kunften , handwerken en amtsbedieningen oyerwecgen, zal het den leezer niet onaangenaam zyn eenige oogenblikken daarby ftil te ftaan, de toevallige oorzaaken optefpooreu , en het: plsatslykc dat het eene Land boyen het andere heeft, om fommige kunften, of handwerken beter optekwcken, en foimnige amtsbedieningen heerlyker te maaken, dan het andere te overdenken : met opzicht tot het eerfte : dc Dichtkunde of de ontwikkeling van onzeDichterlyke Genie, zyn wy alleen verfchuldigd aan het herderlyk leven; immers lamech, die hoogstwaarfchynelyk een veehoeder zal geweest zyn, was een Dichter, die eene foort van Dichtftuk opgefteld heeft , nog lange voor dat wy van • Dichters der oudheid leezen: ook is de herderszang de oudfte poczy die cr bekend is , een bewys dat het herderlyk leven waarin men dc eenvoudige fchoone Natuur beoefent, de toevallige en aanleidendc oorzaak geweest is van de ontwikkeling van onze Dichtcrlykc genie: terwyl men  'voor het MENSCHDOM. 107 dit nader bewyst uit den eerften aanleg tot den bloei der Dichtkunde , onder een of ander volk ; gelyk by voorbeeld onder de Romeinen , waren de beginfclen der Dichtkunde boerfche zamenfpraaken op het Land, onder de Herders of Landlieden : de zang- en fpeelkunde werd ongetwyfeld toevalliger wyze ondektdoor de fpraak en de uitvinding van eenvoudige Muzykinftrumenten , ten tyde van de eerfte aartsvaders: •jnisfehien gebruikte tubalkain , als dichter, wel het eerst de luit of de fchalmei, als inftrumenten die hy zelf had uitgevonden, om er zyn diclitftukjen op te fpeelen; misfehien gaf hem de fpraak die hy bezat , en met andere menfehen gemeen had, wel aanleiding tot de Zangkunst, althans de fpcelkunde geeft de grootfte aanleiding tot de Zangkunst, De bouwkunde zegt men is toevalliger wyze uitgevonden door een ftomp van een' boom , waarover men begon te'denken, het geen de Ouden aanleiding gaf, tot het zarnenftellcn van regels om Colommen, en Capiteelen te maaken. Tot de Meetkunde kan men geene aanleiding vinden , als dat mogelyk euclides , de vinder der Meetkunst ,op het denkbeeld viel van figuuren, gelyk alle de gefchapene dingen tog een figuur hebben; om die te meeten, gaf hem de Bouwkunde al vry wat aanleiding. Tot de Sterrekunde was veel aanleiding, door de  io8 de OPVOEDING per JEUGD, waarnemingen die men doen kon van de planeeten en de fterren : terwyl de Natuurkunde toevalliger wyze haare grootheid heeft verkregen: want wie is onkundig van de toevallgc uitvinding van de oorzaaken van den regenboog, door DEscARTES,en van de oorzaaken van de zwaartekracht doorNEWro.M?enz.voorzeker een groot bewys dat de Natuurkunde haare toevallige oorzaaken heeft , maar allengskens by trappen uitgebreider etf volmaakter is geworden , hebbende veel verpligtmg aan de geometrie (Meetkunde,} Algebra , (Stelkunde) en architeaura . (Bouwkunde) : daar dc kunst van welfpreïcendheid veel aanleiding kreeg door de treflendfte gebeurtcnisftn ; mogclyk was enoch de eerfte en oudfte Redenaar, het geen men niet duister uit de Tafreclen des Bybels opmaakt: Zie Pybe/fche lafreelen ijie deel, \fte Jluk. Bladzyde 56—63.: daar nogdekunst van' wclfprekendheid haare toevallige grootheid verkreeg , door de Volksregeering *; van daar dat de Grieken zo hebben uitgemunt, in het leveren van de grootfte redenaars, gelyk demosthenes en anderen — de helden of het helden-vernuft, ontwikkelde zig alrede in den grooten nimrod, en kreeg aanleiding om zig verder tc ontwikkelen door de Oorlogen die het menschdom al vroeg gevoerd heeft... dan , genoeg van de kunften of 't vernuft; laat ons de toevallige oorzaaken der handwerken overvveegen. Het eerfte en hst oudfte handwerk is de landbouw,  voor het MENSCHDOM. i°9 cn de veehoedery, waarvan men denken moet dat adam, kaïn en habel, zyne Zoomen, niet onkundig zullen jeweest zyn, fchoon genomen het ploegen en eggen van liet land Van eene laatere uitvinding is, nogthans zal adam en kaïn de fpade of eene foort van fpade, gebruikt hebben, om het omtefpitten en voortebereiden: misfchien kwam hy toevalliger wyze door een jnol of door iet anders op deeze gedachten} terwyl de Veehoedery genoeg aanleiding had voor habel in de Schapen zelve : deeze ziende by hoopen verftrooid , ginds en herwaards , gelyk het dc Schapen eigen is af te dwaalen , zal hy gedacht hebben aan de noodzaakeiykheid om dat vee te hoeden : het werken in yzer en koper tot krygswapencn"en tot muzyk-inftrumenten om ze met den hamer te maaken door het vuur, kan zyne aanleiding gekregen hebben door het toevallig vinden van een of ander ftuk yzer of koper, op,de bergen, of in het aardryk door het omfpittcn van de korst des aardryks, welk ftuk metaal hy mogelyk door het vuur zal beproefd hebben , en het zelve buigzaam vindende, op het denkbeeld gevallen weezen van een hamer of klopper, om er iet van te maaken, van deeze uitvinding hangen weer andere uitvindingen af; gelyk daar is het timmeren of bouwen van hooien , het vervaardigen van de ark of de vlotten der Phanickrs, die tog ezeer vroeg de kunst van Schepen te bouwen gekend hebben : als ook het yzer- en koper-fmeden , en indelaatfte tyden , in de dagen van moses, het goudfmeden , gelyk ons het bewerken van het goud tot een kalf niet dui-  iio de Opvoeding dek. jeugdj fter leert en ten tyde van jesjs leerlingen , gelyk ons het geval dat de Apostelen hadden teEphezen, klaar te verftaan geeft : men zie, hes. Gefchied. der Israël., en de Handelirgen der Apostelen, terwyl de kunst van weeven al zeer vroeg bekend ftond , onder de Heidenen Inogelyk , leerde arachne dezelve van een fpitmeweb, en voerde alzo dat nuttige handwerk onder het menschdom is. Ondertusfehen dat de geneeskunde, toevalliger wyze, door aanleidende oorzaaken onder dc Ouden is uitge^ Vonden , althans , toevallige waarneemingen van de kracht der kruiden : van de wyze van behandeling der Dieren , tot bewaaring of herftelling van hunne gezondheid , hebben de voornaame deelen der Geneeskunde , gelyk daar is de Patalogie of ziektekennis, de Ars medica Botanica, of de kunst om door middel van de kruiden te geneezen , de Chirurgica of de kunst om door inflrumenten met de hand tc heelen, ongetwyfeld uitgevonden ; want men leest dat de menfehen van de honden het purgeeren geleerd hebben , die het groffte foort van gras daartoe gebruiken; van andere dieren wederom leerde men het aderlaaten, terwyl men van de zwaluw geleerd heeft iet voor de oogen te gebruiken. Het buskruid maaken vond een Monnik, die zwavel falpeter en wat 'er tot het kruid behoort, het allereerst heeft weeten te mengen, en tot buskruid tc vervaardigen ; hét Horologiemaaken kreeg mogelyk  voor het MENSCHDOM. m aanleiding door den zonnewyzer , die onder de Jooden en Heidenen niet onbekend was ; terwyl het Schoenmaaken en Klcdermaaken toevalliger wyze werdt uitgevonden ; mogelyk kreeg adam van wegens een hader befef van fchaamte en eerbaarheid , toen hy gezondigd had , de gedachte, om zig een kleed te vervaardigen van'het vel eens diers, dat hy terftond na den val den Heere zal hebben opgeofferd, en zie daar de eerfte aanleiding tot klederen te draagen, en te maaken, men leeze y. v. hamelsveld. Terwyl het fchoenen draagen en maaken van dc Oftden is , kregen de laatere Volken daartoe aanleiding do->r de voetzooien en fchoenriemen der Ouden , waarvan men veel 'leest in de Joodfche Oudheden doorwiLLiAM goeroe, Voor het óverige loopén veele hedendaagfche handwerken zo* in elkander, dat men noeh de toevallige noch de aanleidende oorzaak daarvan weet optefpooren : laaten wy nog iet med'edeelen van de'amtenaaren. Pe voornaamftcn zyn de Koningen , Vorften , Over' heden of Regenten: de aanleidende oorzaak tot de regeeringen en des tot de voornaamfte amtsbedieningen onder de menfehen zal, naar myn inzien een inftinet, een trek van dë Voorzienigheid geweest zyn, *dat de mindere zig aan hem die hy vertrouwt meerder magt te bezitten onderwerpt, gelyk van daar de aartsva'deïlyke regecring voor de eerfte en oudfte regeeringsform moet gehouden worden, en de wyze Schepper onze ouJers  na de OPVOEDING der JEUGD, daarom een ouderlyke zorg voor ons kroost heeft in« gefchapen; fchoon wy zeer gaarne bekennen dat dé magtig;, die meerder is dan zyn naasten zyn magt rasch zal misbruikt hebben : o ja ! dat voorbeeld vinden wy in den magtigen nimrod , die zyne tydgenooten in fterkte overtrof en zig de heerfchappy willens of onwillens over zyne weereloozen tydgenooten aangemaatigd had; waarom wy geen redelyker regeering kennen dan daar de magt uit overrecding des harten van den meerderen, het zy een of meer perfoonen uitmaakt. De min voornaame amtenaai'en zyn de Beamtfehryvers geweesr, onder de Jooden ; en de JurisconJulten, onder de Grieken , en inzonderheid onder de laatere Romeinen , waarvan wy heden ten dage de Advocaten , de Notarisfen, de Procureurs en de Solliciteurs nu hebben ; de eerfte aanleiding tot aanftelling van deeze rechtsgeleerde perfoonen vindt men onder de Jooden, ten tyde van moses, wanneer hy op raad van zyn' Schoonvader jethro,70 oudfte Overfteu over vyftigen,honderden, en duizenden, als ook Anitfchryvers asnftelde, men zie hes. Gefchied. der Israël. Wat de geestlyke beamtenaaren , gelyk onder Israël de Propheeten, en onder de Christenen de Predikanten betreft, deeze menfehen hebben toevalliger wyze die aanzienlyke bediening verkreegen : mogelyk mag men de oorfprong der Propheeten van de Aartsvaders afleiden, althans adam, seth en vervolgends henoch» de  voos. het MUENSCHD'OM. 113 en noach waren gcestelyke redenaars, voor hunne huisgeriooten en kinderen; waarby eene hoogere zending of Godlyke of raenschlyke aa'nftelling is gekomen; en zie daar de aanleidende oorzaak der Joodfche en der Christen Leeraars : nademaal een waar Profeet een Volksieeraar was onder de jooden , gelyk daarvan de Profeetjeremias tenbewyze ftrekt, hebbende vyftig jaaren de gemeente te' Jerufalemah Predikant gediend: de overige mindere airrtenaaren of zogenaamde officianten die men in de fteden of op de dorpen aantreft »is een uitvinding van , of kregen aanleiding dooi- de regeering ; gelyk daar waren de bundelbyldraagers onder de Romeinen i de bodens onder de Nederlanders,enz. terwyl deeze officianten of mindere beamtenaaren , ook de krygsknechten bevatten welke tog door deKoninglyke, Staatlyke, of burgerlyke Regiering , ten tyde van oorlog, in gebruik zyn gekomen. Wat nu het plaatslyke aangaat, alle Landen fchynen door de Voorzienigheid', en door toevallige oorzaaken niet even zeer gefchikt te zyn tot de beoefening van alle kunften , handwerken of amtsbedieningen , althans de Voorzienigheid heeft aan alle menfehen een inftinct of trek ingefchapen , om hun Vaderland te beminnen, cn alle Volken verfchillen van aart en inborst, vernuft , genie en fmaak ; een overtuigend bewys dat niet alle vernuften op eenen denzelfden grond teelen , maar dat de eene landftreek dit en de andere landftreek Weder een ander vernuft teelt ; gelyk ons de ge, H  H4 de OPVOEDING dek JEUGD» fchiedenis der menschheid niet duister opklaart: Me? komt by dat het eene Landfchap boven het andere beter van natunre gelegen is tot deeze dan tot andere kuns-» ten: gelyk by voorbeeld Itaüën van natuure ongemeen wèl gelegen is om groote vernuften in de Schilderkunde te teelen ; er zyn vermaaklyke landsdouwen , fchoone gezichten , watervallen en ruïnen, juist dat geene het welk een Schilder begeert om zyn genie te beproeven en te volkomen : waarom het ons geenzins bevreemdt dat het Landfchap Itaüën zulke groote vernuften in de Schilderkunst heeft voordgebragt. Engeland, daarentegen, heeft weinig van de Natuur tot aanleiding voor de Schilderkunst, maar zeer veel voor de Meetkunde (Geometrie') cn Stelkunde (Algebra) als ook tot bevordering van de Geneeskunde en den Koophandel,gelyk daar is de ligging van het Koningryk Brittannia-, als een Eiland voorzien met veel zeeha» vens, waardoor de zeevaart en koophandel moet bloejen, terwyl door de zeevaart de Mathematicus aanleiding krygt, om zyn wysgeerig vernuft op die kunften toeteleggen, welke rechtftreeks invloed hebben op den yoornaamen tak of middel van bcftaanv; dewyl tog die kunften meest in een land begunftigd worden en bloeJe i, dcwelken men ziet dat het meeste voordeel aanbrengen aan den Staat; daarom is het misfehien dat erin Holland en Engeland, beiden zeer gefchikt tot den koophandel en zeevaart, zo Veele beroemde mannen in de opgenoemde kunften geweest zyn, en nog ge-  voor het MENSCHDOM. tij vónden worden, in vergelykinge met andere Landen : Duitschland, en voornaamlyk Zwitzerland, afgefloten van de zee, door andere Landen en gebergten, liggen plaatslyk zeer vöordeelig voor den Landbouw en Veehoedery ,' inzonderheid Zwitzerland, alwaar het gras tot eene aanmerkelyke hoogte opgroeit, en alwaar men bergen en daalen aantreft, die beide zeer gefchikt zyn tot den Landbouw en 'Veehoedery, maar minder vöordeelig voor den koophandel en' zeevaart; daar Duitschland, vooral in fommige ftreeken, zeef vöordeelig is voor de'weeveryen;byzonderlyk in die ftreeken .alwaar men best vlas teelt,en alwaar zuiver lóópend water is; waarom men uit Silejtën zo veel geweefd linnen ontvangt; Frankryk ligt onder alle de Landfchappefi van het bewoond aardryk aller gelegenst tot den landbouw; of wynoogst, door zyne overgroote menigte van Wynbergen; tot den Koophandel en zeevaart döór zyne menigvuldige zeehavens; tot de wceveryen van wegens het groot getal van moerbeziën boomen ; die in een gedeelte van het nabuurige Frankryk geplant zys, en vöordeelig tieren ; welker bladen' het voedzel zyn der zywormen ; daar Frankryk van wegens den aarten inborst des volks, en wegens zyne tegenwoordige eonftitutie zeer gefchikt is oin groote vernuften in de kunst van welfpreekendheid voordtebrengen, om dat de Franfchen alles bezitten Wat een redenaar behoeft, en hunne volksvergaderingen oefenfcho» ï£n zyn voor den redenaar: Duitschland, daarentegen' Har  nS de OPVOEDING der JEUGD, is niét zo gefchikt voor de kunst van weirpreekendheid , als Frankryk, maar aan den anderen kant, als ook Italien, voor de Muzyk; hebbende de Duitfchers en ttltaliaanen, iet natuurlyks om de Muzyk te beoefenen en daarin vorderingen, zo van wegen hunne aart en inborst, als van wegen hun temperament en luchtgefteldhcid, te maaken; zyude de Duitfchers en ltaïïaanen zeer geneigd tot de zangkunde, iet dat de fpeelkunde op een of ander fnaarenfpel oneindig veel bevordert: daar de lucht, vry fcherp zynde, hun vernuft kracht byzet, en zy van natuure gelukkig bedeeld zyn , met eeii voortreffelykmuzykaal gehoor,dat by uitneemendheid dc kunst van wèl te fpcelen, op "allerhande muzyk-inftrumenten zeer bevordert: terwyl de F.ngelfchen ,van wege hunnen aarten inborst, om hoogfehatters van hun eigen Yolk, en verachters van alle andere Natiën tc zyn, veele hospitaalen hebben, ja derzelver getal in vergelyking met andere Landen zeer groot is ,■ iet, voorzeker,- dat hun Land door de beftelling van dc Voorzienigheid , zeer gefchikt maakt, om groote mannen in de geneeskunde aan het menschdom te leveren: terwijl het .eene Land boven het andere bedeeld is, met groote Staatkundigen, die te gelyk , zó zy een goed charakter bezitten, de beste Regenten zyn: Frankryk levert ons de bcroemdfte Staatkundigen, hebbende de Franfchen daartoe van natuure hun vernuft, genie en temperament te baat, en hierop volgen de Duitfchers , •wier aart en inborst,.als ook hun temperament,zyn-  voor het MENSCHDOM. n? de eer- en roem zuchtig , gejyk ook Cholerici ,(Galachtigen ,) veel afdoen , om hun , in de ftaatkunde , of de kunst van vooruit tc zien door natuurlyke en zedelyke middelen, onze gevolgtrekkingen te maaken, op den Staat tocpasfelyk, tc doen uitmunten, waarom wy dc Franfchen des te liever eene republikcinfche regeeringsform tocwenfehen, om dat zy van natuure daar aanleg toe hebben ; als kunnende eene welingerichte volksregeering, .van wegen hun ftaatkundig vernuft, zeer vel draagen: het welk minder van de Rusfen en Noordfche volken, die minder befchaafd zyn en min- ' dn- ftaatkundig vernuft bezitten , zou kunnen gedragen worden , om dat, hoe befchaafder een natie is, hóe minder eene Monarchaale regeering haar past. Nederland, daarentegen, heeft zeer weinig plaatslyks van de Natuur, om "kunsten en wetenfehappen a mtekweeken, noch voor de Dichtkunde, noch voor de Schilderkunde, noch voor dc Muzyk , waarom men ' in andere Landen grooter dichters heeft dan in Neder, land: maar het geen de Natuur aan ons Nederlandge-weigerd heeft, wordt wederom vergoed door de kunst; ons Land heeft veele aangenaame Gezichten, door de kunst aangclegd,dieden fchllder veelvoordeelsaanbrengen, om zyn kunst te bevorderen ,terwyl ons Land niet zo zeer tot den landbouw en veehoedery , als wel tot de vis• fchery, koophandel-cn zeevaart gelegen is, deels door de ftroomen en revieren waarmede het doorfneden is, die het zelve zeer gefchikt maaken om de goederen »fH 3  ïiS de OPVOEDING der JEUGD, en aan-tevoeren, en de visfcheryen te doen bloejen; deels door de havens die wy hebben , en de ligging die wy van de Natuur verkregen, te midden in, of liever aangrenzende aan alle landen , die ónzen koophandel bevorderlyk kunnen zyn, waarby het toekomt dat ons Nederland, van wegen den koophandel en zeevaart, veel toebrengt om het wysgeerig vernuft te bevorderen. TWEEDE JLFDEEL1NG. In de voorgaande afdeeling hebben yvy met een vlug? tig oog de kunsten, weetenfchappen, handwerken en amtsbedieningen die er onder de aloude cn hedendaagfche volken waren' optemerken, mogen befchouwen; thans fpooren wy onzemenfchlyke genie, onzen aart en inborst op, en toonen wat gronden een vader-heeft om recht daarover, met opzicht tot zyn kinderen, tq oordeelèn, en wat regels hy onder 't oog heeft te houden , in het verkiezen van een kunst, weetenfchap , handwerk, of ajmsbediening, voor zyn kroosu Eerst fpreeke ik van 'de genie : de begrippen der wysgeeren nopens dezelve, komen in het hoofdzaaklyke allen vry wel overeen: ik zal eenigen van de yoornaamften opgeeven.  voor het MENSCHDOM. "S» pv bas, een groot kenner van het fchoone , verklaart de genie, door die bekwaamheid , welke dc mensch van de Natuur verkregen heeft, om zekere zaaken goed en op eene gemaklyke wyze te verrichten , die door andere menfehen, hoe veel moeite zy ook mogen aanwenden, niet dan ten uiterften gebrekkig kunnen verricht worden, haller, fielt het in eenen natuurlyken aanleg tot eene zekere wetenfehap, of kunst, met lust en vlyt •tot het oogmerk waartoe zy fchynt beftemd te zyn, verbonden. — helvetius , vordert van de genie . vermogen van uitvinding, cn niet flechts een toevallig, maar een zodanig , welk uit eene nieuwe zamenvocging der zaaken ontftaat, waardoor men een nienw verband tusfchen fommige zaaken en begrippen ontdekt: daardeezente Vinden zyn, is genie: maar hy ftelt nog een onderfcheid, naamlyk : alle menfehen die genie hebben, verdienen niet met den naam van vernuft benoemd te worden; men vordert hiertoe , dat men in ^een kunst of wetenfehap zodanige ontdekkingen doe, van wier uitvinding men een tydrekening zoude kunnen doen beginnen, dat is de eene of de andere tot eenen trap van volkomenheid brengen, die voor dien tyd mogelyk en bereikbaar is. suLZERzegt: „ Die mensch heeft in 't algemeen „ genie, welke juist in die bemoejingen en handelwyzen, waartoe hy eene natuurlyke zucht fchynt H 4  120 de OPVOEDING der JEUGD, », te bezitten, eene byzondcre bekwaamheid en vrucht* ,, baarheid van den geest aanduidt.dan andere menfehen". witXi\ND noeint degenies, (Vernüftigen) zonderlinge en tuitengewooné geesten, welke boven de andere menfehen verre verheven zyn. baümS4Rten , noemt genie eene, bepaalde overeenftemtning van kundigheden met elkander , in ccn mensch; en bepaaldlyk als zy den mensch tot zekere verrichtingen by uitiieemendheid bekwaam maakt. riedel , noemt het te recht bet refultaat der menfchelyke volmaaktheden ; het middenpunt der denkende krachten. fedlr ,befchryft de genie als'een uitfteekend vcrmoi genre- ziele, om verborgene, en tot hier toe niet ontdekte betrekkingen, gelykheden en overcenftemmingen, te or.dekken: eindelyk herder, noemt genie in 't algemeen, eenè menigte van in- of uit-wenaig ftreévende zielsvermogens, of . vlugtige ,en op eene leyendigc wyze werkzaamenatuur.Krachtcn. Genoeg zy het ons, de voornaamfte begrippen, door de beroemdfte mannen in onzen tyd gevormd, te hebben aangeftipt: voor zo-verre ik de zaak in zie , kon.cn zy allen , uitgenomen herder, daarin overéén, zy de genie brengen tot een vermogen der'ziele in. den mensch , van de Natuur gelegd, om kundigheden optccoen, en tot een vatbaarheid by ütneemendheid, om bj zonuer bekwaam te worden: dit vermogen  voor het MENSCHDOM. lil en deeze vatbaarheid onzer zielen, verre boven andere menfehen, is, gelyk cenftroom, die zyne uitwatering 'heeft: geheugen, opmerking , verftand , fchranderheid, doordenking, deezen allen zyn uitwateringen van den ftroom der genie, alhoewel deeze uitwatering in alle njenfchen niet even groot cn fterk is; dc eene mensch bezit meer verftands dan fchranderheid; de andere meer oordeels dan geheugen ; dus ftaan dc verfehillende wyzen van kennisverkiyging by alle menfehen doorgaands in een zeker verband met elkander: , dit onwrikbaar verband noemen wy der menfehen genie, in den ruimften zin; en in dat opzicht heeft elk mensch genie; want tog alle menfehen hebben de bekwaamheid, tot alle deeze deelen der kennisverkryging ; en men kan zeer gerust in ieder mensch een verband dezer bekwaamheden veronderftellen; hierom kan men in dit geval niet zeggen : deeze of geene mensch heeft in 't geheel geen genie; maar byzondere voortreffelykhedcn vindt men of by de zielsvermogens van * een mensch, of alleen by deezen of geenen; in-het eerfte geval noemen wy het algemeene genie, cn in het tweede eene byzondere bepaalde genie :■ volgends onze gemaakte, ftelling van het vermogen om kennis te verkrygen, alle menfehen meer of min eigen , zullen die meestal weinig of geen genie bezitten, by wie dat vermogen in 't oog loopend klein is; of by welken de bekwaamheden elkander niet overtreffen in graaden van volmaaktheid. De genies befchouwe men tweczins; H S  122 de OPVOEDING der JEUGD, of volgends de zielsvermogens, of volgends de voorwerpen , kunsten en wetenfchappcn , in welken zy haare grootheid werkelyk bewyzen : het eerfte noemt men niet kwalyk fubjeStive, (bnderwerpclyk) om dat de gemes dan in de ziel huisvestende genomen worden, ziende men by het eerfte geval alleen op de uitftekende zielkennis, of kennis der ziel; by het tweede op het gewigt der voorwerpen: die genies welke grondftellingen in kunsten en wetenfchappcn uitvinden , befpiegelingeu (Theorieri) bepaalcn , en leerftelzels|oprichten , zyn befchouvvend (Speculativé): anderen die zig meer doen zien in het uitvinden van daadlyke middelen , in de rnoejelyke en gewigtige omftandigheden van het menschiyk leven; waarby gemeene verftanden niet wcetc 1 wat zy zullen verrichten , geen middel weeten, niets dan moedbeneemende duisternisfen gewaar worden , zyn beoefenende (PraSt'ifche) genies. De bekwaamheid om veele uitzichten in een eenig voorwerp, met haare oorzaaken, gevolgen en' veelvuldige betrekkingen te ontdekken , die aan andere onbekend blyven , verwerft den mensch den bynaam van een groote en veelbevattende genie: is hy vlug en vaardig van geest om fpoedig verwarde denkbeelden te ontwikkelen , by welk een middenmaatig verftand zig lang moet ophouden, zo heeft die mensch eene levendige genie; en kan iemand zig lang, aanhoudend en zonder vermoeiing met de zwaarfte zaaken op eene vernuftige wyze bezig houden. , men noemt hem een flerke genie: dan,.  voor het MENSCHDOM. 123 genoeg van de genie ; laat ons overgaan tot het onderzoek van den aart en inborst der menfehen : hiertoe behooren wy dc menschkunde interoepen , welke ons alleen den aart en inborst der menfehen leert kennen. Den mensch wordt een perfoneel character tocgefchreven ; daardoor verftaat men dat byzonder eigen van den mensch, 't geen hem altyd doet verfchillen van anderen. Zo alle menfehen elkander volmaakt gelyk waren , zoude er eigenlyk geen charakter beftaan : het charakter wordt geboren uit de verfehillende hoedanigheden, die den een' van den anderen onderfcheiden: des alleen dat zamenftclvan eigenfehappen , waardoor iemand is, het geen hy is, en waardoor wy hem onderkennen van alle anderen, maakt zyn waar charakter uit. Gelyk derhalven de menschheid ons doet overeenftemmen, zo doet ons het charakter verfchillen; het is de vorm, waarin de menschheid van elk individu wordt ingekleed; men leeze : Ontwerp tot eene algemeene charakterkunde, uitgegeven door w. a. ockerse , Bladzyde 20. Schoon de woorden van charakter en inborst, in de zamenleving verfchillend gebruikt worden, nogthans fchynt het ons toe dat, aart, inborst, en charakter niet meer verfchillen, dan in zo verre het charakter dc vertooning , of het conterfeitfel is van onzen aart en inborst: des menfehen aart en inborst regelen zig des naar de charakters die wy leeren kennen: er zyn t\ytz  124 de OF VOEDING der JEUGD, foorten van menschlyke charakters -, goede en boozé , doch noch geheel goede noch geheel booze charakters zou noch zal de Natuur ooit opleveren; dewyl de aangeborene vatbaarheid voor zedelyk goed en kwaad, den mensch door opvoeding en gewoonte gemengde < charaktertrckken moet fchenken : onder de gemengde charakters zyn oprechte toegcevelyke, en valfche ftandvastige charakters ; dit brengt ten wege dat er men' fchen gevonden worden van eenen oprechten en van eenen val fchen aart, en inborst; niet dat de gtaad van oprechtheid cn valschhcid door minder of meerder zedelyk gevoel, en door befchaving van het verftand , niet fanmcrkclyk zyn kan, of kan worden ; maar dat de grondïchets van zodanig een charakter nogthans in de geearthcid en inborst vaneen mensch nwet gezocht wordén : men treft menfehen aan die edelmoedig, mcnschlicvc'jd.ftil, net, en arbeidzaam van aart zyn; daarentegen menfehen die onedelmoedig, wreed , trotsch , woelig , flordig en lui van aart zyn, in fommigen valt het geheel zuiver en in fommigen gemengd. Zal cm vader die kinderen heeft,- zeker wcetcn welk een genie, aarten inborst, deeze zyne kinderen hebben , hy moet vooraf weeten welk een genie , aart cn inborst er nodig is om een groot kunftenaar , een beroemd handwerksman q| een aanzieniyk amtenaar van zynen zoon te maaken, en dan eerst is by , door de mènsfhkonde ali.cn , in ftaat om daarover oordeel te ve;ien.  voor het MENSCHDOM". ï25 Wat aangaat de vercischten tot de beoefening van kunst cn wetenfchappen, handwerken,en de waarneeming van amtsbedieningen, men ftelle zig de Dichtkunst (Ars poëtica) allereerst voor den aandacht: tot beoefening van dezelve, om er in uittemunten behoeft men 'een dichterlyke ader, (Fena poëtica) welke vergezeld gaat met eene groote verbeeldingskracht, die den Dichter toebehoort, om zyne beelden te fcheppen , cn met dichterlyke fchoonheden te omhangen; daar er in den | Dichter opmerking en fchranderheid, nog meer dan oordeel gevorderd wordt, naardien deeze dcelen van onze kennisverkryging', den dichter groot maaken. De Schilderkunst, als een zuster der fehooncDichtkunde , '"'heeft van de Natuur veel nodig; een groote verbeeldingskracht, een groote en veelbevattende genie, gelyk wy die befchrgven hebben; want zonder dat zal een Schilder nimmer beroemd worden; dewyl hy daar door alleen bekwaam is om de fchoone en Schilderachtige Natuur te beftudeeren , en naar haare wendingen en richtingen zyn penfecl tc roeren', cn de beelden naar het leven tó,treffen; dan, niet alleen dit," maar een Schilder moet van de Natuur gewapend zyn met eene groote opmerking , een goed oordeel, en tamelyk groot geheugen; want een Schildcr/behoort veel te kennen, veel-te doorzien en te bevatten; hierby .voege men een goeden inborst, die hem teder gevoelig'" (fentlmentee/,) maakt; want zonder dat fentimentcele, zal hy nimmer een groot fchilder worden , voornaamlyk  125 de OPVOEDING der JEUGD, niet in het portraitfchilderen , en in het maaien vanharts* togten , in de beelden ; terwyl des Schilders aart en inborst, ftout, en boven het gemeen moet verheven zyn,' Om vlugge en ftoute trekken met het pcnfeel te doen ,' dat een fchilder groot maakt, en hem niet zeiden fchoone ftukken doet voordbrengen. De Muzyk vordert genie, en wel eene levendige genie, waardoor de waare. en valfehe toonen van denMuzykant terftond kunnen onderfcheiden worden: daar hy die in de Muzykkunst wil uitmunten , volftrekt ook genie behoort te hebben in de Wiskunde , om des de Harmonia Mufica, of, Muflcaale overcenftemming , die in de Muzyk vereischt wordt , recht te beoordeelen Cn te gebruiken; daar by wordt in de beoefening van die fchoone kunst vereischt, een genie in het zingen, door dien de zang- en fpeel kunst nimmer ongelukkig met elkander verbonden zyn , en men door de zangkunst, zyn muzykaal gehoor in de Muzyk des te beter zal kunnen uitoefenen : ondertusfehen dat de aart en inborst van een Muzykfpceler, vroiyk en levendig zyn moet. opdat het fnarenfpel des te aangenaamer cn' welluidender worde onder z.yne handen. De kunst van welfprekendheid (Ars oratoria,) vereischt een genie in de dichtkunst, om dat deeze beide kunsten zeernaauw aan elkander verbonden zyn , en de Redenaar door de taal van't hart, dat is Poëzy, te voeren ,beroemd word: er wordt in de beoefening van aeeze fchoone kunst gewis ook, gelyk in de Dicht- en '  voor het MENSCHDOM. lif Schilder-kunst, eene groote verbeeldingskracht gevorderd , om dus te kunnen woorden fcheppen die de waare welfprekendheid vraagt: ook behoort een Redenaar niet ontbloot te zyn van een juisten finaak, om zaaken of perfoonen in het waare licht te plaatfen daar zy behooren, terwyl een fyn gevoel, belang- cn deelneemendheid van aart, den Redenaar ongemeen nodig is ,' om zig te intresfeeren om met vertrouwen te kunnen redeneeren , en alzo zyne hoorders tot overtuiging en overreding tc brengen : hierby komt dat een Lecraar van Christus Kerk,als Geestlyk Redenaar, een ftille gcaartheid behoort te bezitten , om niet een petit maitre te worden , door al te groote levendigheid , wordende in een geestlyk Redenaar vooral eenen oprechten, edelmoedigen en menschlievenden aart gevorderd , zal hy beroemd zyn in de kerk, en het nut, dat onze fchoone godsdienst bedoelt, bevorderlyk weezen', daar een Pleitbezorger , ook nog een levendige genie behoort te bezitten, op dat hy vaardig zy in de verwarde zaaken doortezien- en te ontwikkelen, voegende niemand beter dan hem een edelmoedigen aart en inborst, om zynen Rechter, voor wien hy pleit, met hem voorin te neemen , en het recht niet te buigen door het goud. De Krygskunde , of het heldenvernuft, verdient onzen aandacht: deeze vordert menfehen vaneen groote genie in de wiskunde, die zeer naauw verbonden is met de militaire bouworde, zonder welke er geen goede ingenieurs» mineur» en gen.er.als gevonden worden: >  iaS de OPVOEDING der JEUGD, ook nog behoort een krygsman, zal hy gelukkig ril den oorlog dienen, een praftifche genie te bezitten j die zig inde moejelykfte gevallen middelen weet uitte» denken om zig te redden : vervolgends word er van een krygsman een vrolyken doch arbeidzaamcn aart gevorderd ; vrolyk op dat hy onder de wederwaardigheden «iie-aan het oorlogsleven doorgaands verbonden zyn, niet bezwyke; arbeidzaam op dat hy des te meer ken. nis opzoekei tot af ijreuk van zynen vyand ,-die, doorgaands door kundigheden zo wel overwonnen wordt als door koele dapperheid: daarenboven behoort tot een' fechtfchapen krygsman, dat hy ondcrneemend en eerzuchtig van inborst zy; de kunde moet hem daar, by ftout doen weezen , en de roem voor zig zeiven cn ,-oor zyn vaderland te behaalen, maakt hem alleen eenen epam1nondes. De Bouwkunst: deeze heeft vyf ordes : de Jomfchti dc Cormtifche, de Dorifche , de Gottifche , en de Tos- ' caanfche of Romemfche bouworde, verdeelende men de bouwkunst naar de voorwerpen waaromtrent zy verkeert- verkeert zy omtrent huizen , men noemt ze de Bu,-rlyke bouwkunst ; verkeert zy omtrent vestmgëiT, men noemt haar de Vestingbouwkunst; cindelyk, verkeert zy omtrent fehepen, men noemt haar de Scheepsbouwkunst: deeze Bouwkunst heeft ten wege gebragty daterhuis en fehceps timmerlieden, als ook Ingenieurs en Mineurs gekomen zyn; waarvan de eerfte een groote en veel bevattende genie in de tekenkund- behoort tc ~b*-  voor het MENSCHDOM jj^ Bezitten , want een buistimmerman zonder die natuurgaaf zal altoos een broddelaar blyven : daar hem de wiskunde zeer te pas komt, feehoortjhy er van de Natuur eenige vatbaarheid toe te hebben, terwyl in hem eenen opmerkzaamen aart, een goed oordeel en fyneit imaak gevorderd wordt, zal hy beroemd worden , en geene belagchelyfee gebouwen zamenftellen — de tweede , naamlyk een Scheepstimmerman, deeze heeft minder genie nodig, en in de teken- en in de wis-kunde, dan een huistimmerman, om dat 'tin denfcheepsbouwminder te pasfe komt; nogthans kan hy die genie niet geheel misfen , daar hy integendeel veel meer genie nodig heeft in de mechanifche oefeningen , dewyl zodanige genie hem een groot man kan maaken , in den fcheepsbouw, waarop de Mechanica , of werktuigkunde, niet zelden Op geappliceerd wordt; Eindelyk : Vestingbouwkundigen ('ngeneurs en Mineurs ,) deezen behooren menfehen te zyn van een groot eri veel bevattende genie in de wiskunde, zo inde Geometrie, (Meetlccmde*,) als in de Algebra , (Stelkunde,) om dat hun kuhstwetenfehap om vestingen te verfterken daarop alleen gegrond is: zy die deeze kunstwetenschap willen oefenen , en daardoor roem by het vaderland, of by vreemden , behaalen, behooren zeer veel genie te bezitten, in de krygskuride in 't gemeen,om dé kunst des oorlogs op hun iugehèurskunst te kunnen appliceeren: vorderende men van zodanige menfehen dat zy een fterke genie bezitten, om lang en zonder I  e£i de OPVOEDING der] JEUGD, vermoeiing met de grootfte en moejclykfte zaaken te kunnen bezig zyn , dewyl het fomwylen gebeuren kan , dat een Ingeneur of Mineur terftond geen doorzicht heeft in zyn plan of taak , maar door een fterke genie dat alles, en alleen, te boven komt. Er zyn nu nog overig de Philofophen, die een vernuft op zig zeiven hebben : zal iemand een recht Philofooph worden, zo moet hy er van de Natuur ongetwyfeld vatbaarheid en aanleg toe hebben; genie in dc Wiskunde, zonder welke men noch de Sterrekunde, noch de Natuurkunde grondig zal leeren verftaan , en kunnen toepasfen; een Philofooph behoort oofceenfterk vernuft te bezitten, om dat zyn laak zodanig ligt, dat hy lang en onvermoeid in de navorfchïng der natuurlyke dingen moet bezig zyn , zal hy groot worden, terwyl hy die zig daartoe opleidt ongemeen afgetrokken van aart, en arbeidzaam van geest behoort te weezen, doordien m de wysbegeerte opmerking en naarftigheid meerder afdoet, dan vernuft, 't welke men zondereen afgetrokkenèn en arbeidzaamen aart niet zyn kan. Wy komen nu nader tot de handwerken , alleenlyk Hippen wy die aan, welke genie veronderftellen: men be ginne met het handwerk van Goud- en Zilver-fmeden. daartoe wordt genie in de tekenkunde vereischt, óm de fraaifte fatfoenen uittevinden • di* den fmaak voldoen en den handwerksman voordeel aanbrengen: dan genie in de Mechanifche oefeningen, op dat hy de waare hoogte, diepte en breedte aan het Goud en Zïl-  voor het MENSCHDOM. 131 Vér, dat door de kunst tot vaten a]f, anderzins bewerkt wordt, weete te geeven ; vervolTends,ten laatften, behoort een goud- en zilver-fin d geni. te .hebhen in de -fchcikunst, orn het goud en zilver behoorelykte zuiveren , en te louteren, in den fmeltkroes, ten mett<.en voordeele voorden kunstbewerker van Goud en Zilver; eifchende men van een goud- en Izilver-fmid, dat hy opmerking en fchranderheid, nog meer dan geheugen bezitte, om de Natuur na té bootfen, en iet ter voldoeninge van den veranderlyken volksfmaak uittevinden. Het wevers handwerk, dat, ofinlinnen, of in wollen , of in zyden gefchiedt, vereischt min of meer genie, zowel het tapytweeven* en het weeven'1 van zyden of wollen, waarin bloemen als anderzins te pasfe komen: daartoe behoort men van de Natuur genie in de Tekenkundete hebben, om depatroonen uittevinden, en juist, "uitvoerig en levendig dezelven te weeven , nademaal een. gemeen wever, die geen genie heeft, altyd een arm man zal blyven. Het boekdrukken, waartoe het letterzetten , als eea voornaam gedeelte, behoort gebragt te worden, vordert genie, dewyl opmerking en oordeel in den letterzetter zeer te pasfe komen, om de letters wèl te zetten en er fpoedig mede te kunnen vóordgaan. Voor het óverige zyn de bekende handwerken zo egaal, als daar is het kaarfenmaken , het hoedenmaken, het papiermaken, het fchoenmaken , het kleerennisken* ï 2 .  1-2 r>e OPVOEDING dhr JEUGD het paruikenmaken, enz. dat ik voor my, tot allen even veel genie veronderftel : behalven dat de aart en inborst van een' paruikenmaker en kleedermaker, die beide onder de menfchèn veel verkeering ■ hebben , en vooral zig naar de mode- cn den iinaak behooren te fchikken , geheel anders moet zyn dan van de overige opgetelde handwerken ; te weeten vrolyk van aart, levendig van geest, en inborst; en eene natuurlyke aanleg toe de wellevendheid bezittende, op dat hy zig interesfeere, en de lieden die zyne kalanten zyn, met hem vooringenomen worden. . De Geneeskunde heeft veele takken, en helpt verfcheidene menfehen aan het brood, gelyk Do&oren, Chirurgyns en Vroedmeesters; deezen allen behoren genie te hebcen : Doctoren behooren genie te bezitten in de Wiskunde, om recht achter de Ontleedkunde (Anatomie ,) te komen , dat tog de bafis is van de Geneeskunde, dewylin de Ontleedkunde „even als in de Wiskunde , de evenredigheid te pasfe komt: Doctoren moeten ook genie in de Staatkunde bezitten, op dat zy de oorzaak der ziekte (Cafus a morVi) niet alken , maar ook de gevolgen der ziekte ontwyfelbaar verftaan en vooruitzien : ook moet een bekwaam Medicus van de Natuur veel aanleg hebben tot menschiievendheid; doordien een menschlievenden aart hem hulpvaardig doet zyn , om den lyder, waar hy kan , te helpen en denzelven getrouw optepasfen met bezoeken, en 't voorfehryven van recepten; nademaal ik voor my geloof,  voor het MENSCHDOM 133 rat menig 'Medicus veel eer verdiende tot een beul, dan tot een hulpvaardigen voor dc zieken te zyn opgewiegd. Dc kunst van den koophandel, vereischt menfehen die niet zonder genie zyn ; maar die genie bezitten jn de Rekenkunde, en in de Gelaatkennis (Pkfjionomie.-) het eerfte om den taak van een Koopman recht waar te neemen, met het Italiaansch boekhouden, en het tweede om daar door menfehen te leeren kennen, en zig-voor den bedrieger die zo menigm alen een koopman , te goed van vertrouwen zynde, ongelukkig maakte, te kunnen waaken: een Koopman behoort, van de Natuur ook aanleg te hebben tot de Staatkunde,, op dat hy door deeztn aanleg het ryzen en daalen der koopgoederen weete vooruittezien, en alzo zyn voordeel daarmede weete te doen, terwyl hy niet gierig maar mild, niet lui maar werkzaam van aart behoort te weezen, op dat hy door de gierigheid of niet bedrkgelyk of niet al te voorzichtig Jee e handelen; ■ maar integendeel door mildheid en arbeidzaamheid, voorzichtig leere waagen, en zyne negotie uitbreide: dViarteboven.dat een goed" koopman veel van de Natöur moet hebben tot eerlykheid ,en geoorloofde winzucht; be- ' hoorende onder die foort van menfehen die hunne eer ftellen in rykdommcn te bezitten , zonder dezelve te vei* wisten, vragende men in een' Koopman een vast charakter, dat min toegevelyk is, doordien een KoopI 3  j34- be OPVOEDING der JEUGD, man, die het geloof van Thomas niet heeft, zeer ligt over (tuur raakt. De Zeevaart vereischt menfehen van een praftïsc'ne genie, op dat zy zig in degevaarlykfte gevallenaltoos middelen weeten aantefchafTen , tot redding van hun leven ; een goed zeeman, die roem Zoekt, behoort ook genie te hebben in de Wiskunde, op dat hy hierdoor in ftaat zy om de fterre- en zecvaart-kundc te beoefer nen. Het voornaamfte amt is dat van een' Koning, Vorst, Regent, of Overheid , en daartoe wordt genie Vereischt, in de Staatkunde, nademaal een Vorst of Regent zonder natuurlyken aanleg tot de Staatkunde, nimmer het heil des Volks, als de hoogere en laagere wet bevorderen zal: ook nog behoort '•en die het opperbewind heeft over een Land , ftad of dorp , genie te hebben in de Krygskunde , op dat hy door zyne kundigheden wè! weete te gebieden ; daar een Vorst of Regenteen 5rast charakter behoort te bezitten , 't welk op zyn' tyd weet te zwygen, en zig niet uitlaat aan iemand , alleen raad hoort, en van zodanig een edelmoedigen aart , dathy den raad der Raadslieden in overweeging neeme ; daar-, toe een zuivren fmaak bezittende, om er recht over te oordeelen , en zig niet laat verdringen door de verbeelding, dat een Vorst, of Regent alles beter weet dan de gemeene man ; daar Regenten vooral van £e Natuur veel aanleg behooren te hebben , tot  voor het MENSCHDOM. 351 een'ï verftandige menschlievendheid , waardoct? het niet zelden zou gebeuren , dat er veel menfchenbloed gefpaard bleef, en het geluk , de vrede, en welvaart van een Land, ftad of dorp, bevorderd wierdt; daar er door wreede Regenten veele onrechtvaardige oorlogen gevoerd, en duizend oninenschlievende daaden gepleegd worden. Eindelyk befluite men dit met den Schoolmeester en den Boer — Wat de fchoolbediening betreft,zulk een amtenaar heeft voorzeker génie nodig; genie in de Algebra of Stelkunde, kan hy niet ontbeeren, om in de kunst van rekenenuittemunten ; genie inde Tekenkunde, daarvan kan hy niet geheel ontbloot zyn , want deeze is zeer naauw verbonden aan de vlngge fchryf kunst: voords genie in de Muzyk ; dit geeft hem veel voordee' in het zingen naar de kunst, dat een fchoolmeestcr niet kan misfen: vervolgends behoort een fchoolmeester van een oplettenden en voorzichtigen aart te zyn, op dat hy de kinders wèl weete te onderfcheiden, de vernuftig? n , van de -domkoppen door opvoeding, of botterikken uit de Natuur; naar gelang hen hun befcheiden deel g'eeft, en op dat hy niet al 'te veel pryze noch al te ftreng ftraffe , maar den middenweg houde, en in 't beloonen en in'. ftranen; daar erin een' fchoolmeester, van de Natuur geduld en verbeelding moet gelegd zyn: geduld op dat hy de toorn niet te veel plaats geeve, cn verbeelding op dat hy zig weete te laaten gelden, by zyne fcholieren , nadcmaal een fchoolmeesI 4  12,6 de PP VOEDING der JEUGD, ter als een boer, zonder een weinig deftigheid te heb' ben, nooit in het fehoolhoudcn zeer gelukkig zal Hagen. Wat den Boer betreft: diens bezigheid btftaat in de Landbouwkunde, Veehoedery enz. deeze heeft van de Natuur veel meer nodig dan men-oppervlakkig zoudenken ; hy moet genie hebben zal hy het land kunftig en wèl bebouwen; zal zyn vee op de voordeeligfte. vyyze wèl voordteelen,enkaas, boter, zuivel en wollen ,die uitftekend goed is, voordbrengen ; nademaal in een' Boer veel opmerking en geheugen vereischt wordt : vooral behoort een landman genie te hebben in de Staatkunde ; want hy moet op zyn wyze geduurig vooruitwerken : door beleid en bezuiniging wordt een boer groot; daarteboven behoort hy van een zindelyken en arbeidzaamen aart te zyn , zindelyk en net is voor den landman zeer wordeclig, om zyn vee gezond te houden en dc beste boter en kaas te maaken — dan , genoeg van de vercischten die de Natuur aan den Kunftenaar, Handwerksman, en Amtenaar behoort te fchenken : laat ons nu overweegen wat gronden een Vaoer heeft om zyne kinderen recht te beoordeelen, met opzicht tot hun genie , aart en inborst, Geen beter grond ken ik daartoe, dan de mensch-. kunde, beftaande in een' geest van waarneemen door dien waare medfchenkcnris, alleen op bloote enproefpndervindelyke waarneemingen rust : wanneer de vader mensehkujide bezit, weet hy over het tempera-  voor het MENSCHDOM. 13? ment, charakter en humeur van zyn kroost eerst fecht tc oordeelcn; ja , dan verftaat hy de kenmerken der hartstogten ; weet wat vertooning, haat en liefde , vrees en hoop, fchaamte en berouw, enz. op het gelaat,in de werking der oogfpieren, - by den neus , om den mond, als ook op de wangen, maaken; iet, voorzeker, dat een vader moet waarneemen , zal hy voor zyn kroost eene gelukkige keuze doen. Dan , wat zyn nu de regels die een Vader heeft in acht te neemen, om zyn kroost gelukkig te maaken, door het verkiezen van een kunst, om zig te veraangenaamen; een handwerk om er hun beftaan door te vinden, en een aint om er te gelyk eer en voordeel mede te behaalen ? De eerfte regel is, dat hy zyne kinderen door den geest van waarneemen moet trachten te kennen; deeze pooging om achter de genie aart en inborst van een kind te komen, begint men met het vyfde jaar,wanneer de genie begint te ontluiken , en zig naar buiten te vertoonen , houdende men daarin aan tot het vyftiende jaar toe , wanneer het de bekwaamfte tyd eerst is om zyn kroost iet te doen verkiezen, of ergens toe opteleiden; dewyl als dan de genie eenigzins uitgebot is, cn den jongeling vatbaar is voor leering en onderwys, .411 eene of andere kunst of handwerk, of amtsbediening. i Deeze pooging die de ouder behoort aantcwendeu , moet niet gefchieden, ten zy na- het afleggen van I 5 ." • ' ' ' "  I3« »e OPVOEDING der JEUGD, alle vooringenomenheid, voor eenige kunst, wetenfehap , handwerk, of amt; en van aile vooroordeelen van verkleefdheid en kinderliefde voor zyn kroost; dewyl het toch zeker is, dat alle onze handelingen min of meer met vooroordeelen befmet zyn, en wy menfehen -ons zeer ligt laaten voorinneemen, met een zaak of perfoon, doorgaands eer men er op verdacht is; daar het aan den anderen kant niet minder waar if, dat alle vooringenomenheid en vooroordeelen den weg tot kennisverkrygmg, zo niet geheel afbreeken, ten minften zeer moejelyk maaken : waarom wy alle ouders aanraaden , in het kiezen van een kunst of ambacht voor lum kroost,, dat zy onbevooroordeeld beginnen in het onderfcheppen^ van derkinderen genie , aart en inborst; wanneer een ouder dus zyne pooging aanwendt, zal hy door den geest van waarneemen 't zeer ver 'brengen, om achter de geheimen van de nog te ontwikkelen ftaande genie te komen: een vader, by voorbeeld, doet waarneemingen op zyn kroost, hy neemt een kinderlyke opmerking waar, eene kinderlykc fchranderheid, die zig laat ontdekken in de vraagen welk de kinders doen, en de antwoorden die zy geeven; een kinderlyk [oordeel, en een vry goed geheugen, dat zeer gemaklyk te onderfcheppen is in kinderen; dit is in 't algemeen een bewys dat er ge« nie in de kinderen huisvest, en er van de Natuur in gelegd is. . Dan, de groote vraag is, hoe leert een Vader 'het  voor het MENSCHDOM. 139 iyzoiidere bepaalde van de genie eens kinds kennen, door waarneemingen ? men antwoorde dus: Wanneer een ouder bemerkt dat er veel doorzicht in een kind is, dat het'ëiye over een eenige zaak veele en verfehillende vraagen doet, die gepast zyn op het onderwerp waarvan gefp roken wordt, dan moet men veronderftellcn dat er een veel bevattende groote genie te ontwikkelen ftaat, en in zulke gevallen kan een Ouder niet dwaalen in het verkiezen van een Kunst, of Wetenfehap, om ze aan zyn' zoon of zyne dochter te laaten leeren, fchoon het nog altyd voor beter gehouden worde, dat men d'en aart en inborst ér by onder 't oog hebbe; nadcmaal de aart en- inborst van een kind veel kan bele.tcn of bevorderlyk zyn, in het grondig leeren van eene of andere Kunst, of Wetenfehap: neem eens , iemand die vlug, vrolyk, en arbeidzaam ran aart is, deeze is oneindig beter gefchikt voor de Muzyk,dan de logge trage Phlcgmaticus, die alleenlyk naar rust zoekt , en door zyne weinige dierlyke en redelyke krachten onverfchillig denkt en handelt. Dan, om den aart en inborst van zyn kroost wèl te kennen , en recht te kunnen bepaalen, behoort men vvaarneemingen te doen op het perfooneel temperament en charakter; naardien dit alleen ons oneindig veel zal voorlichten in den aart en inborst van ons kroost: bemerken wy dat onze kinderen , Sanguin'i of bloedryke geftellen zyn, tusfehen hun vyfde en vy('tiende jaar , volgends onze opgare als de/oeste en bekwaamfte -tyd om  140 de OPVOEDING der JEUGD, de kinderen waarteneemen, dan kunnen wy een geheel andere aart en inborst in hun veronderftellen ,„ dan of die zelfde kinderen Cholerici (galachtigen ,) Phlegmatici (waterach'tigen,) Melancholiek (zwartgallig,) waren ; doordien de eerfte vlug , vrolyk en vindingryk ; de tweede opvliegende, zeer driftig, en de derde traag en vadzig, enverfchillig en los , en de vierde foort van menfehen droevig, 'nadenkend, en arbeidzaam van aart zyn. Conf. Grondbeginzeten der memchku'ttde, door il.V. II. VAN DER VOORT. "Daa.wat het pcrfooneel charakter der kinc'eren b'eticft, want deeze hebben in 't miniatuur dat charakter , het geen v\y oudere van jaaren , in het groot hebben ; dit wordt het best in kinderen waargenomen , zo wanneer men op hun doen en laaten acht geeft; is er in de kinderen een toegeevelykheid optemerken , het is een bewys van een oprecht maar geen vast charakter ; daar in'egendecl wanneer kinders op hun ftuk blyven ftaan , is het een bk k van een vast charakter, doch, minder oprecht, waar uit men den aarten inborst van een kind weet te bepaalen, naardien een oprecht charakter j ook te gelyk een oprechte, edelmoedige en menschlievende aart toekomt, en een vast charakter, een valfchen , achterhoudenden , zwygenden , en minder edelmoedigen en menschlievenden aart aa duidt. Wanneer vaders nu en genie cn aart en inborst in hunne kinders hebben opgemerkt, bchooren zy in het verkiezen van een beroep niet los of onbedachtzaam te werk te gaan ;  voor het MENSCHDOM. I4t maar met de vraag var. een goede conTeientie , dit werk uitrichten :is erin de Kinderen genie voor de Wiskunde, in de ftaatkunde, dat laat zich door den tweede regel; „ men moet zyne kinderen op de proef ftellen" ; zeer gemaklyk ontdekken. By voorbeeld : men behoort zyne kinderen dis men tot een kunstwetenfchap , ofhandwerrk of amtsbcdiening, waar genie toe vereischt wordt, tracht op te leiden , eersflyk beproeven, door hun een of maerdere taaien te laaten leeren, als de Franfche en Latynfche, die altyd te pasfe komen , het zy wat men worde: onder het leeren van deze taaien kan men in zyne kinderen veel waarneemen, of er opmerking, fchranderheid, oordeel of geheugen in hun huisvest; of zy in het leeren van de be-;infelen , eerst hardleerende zyn, en op ééns groote vorderingen maaken ; wanneer dit gebeurt , is er hoop dat^zig een groote en veelbevattende genie zal ontwikkelen , dewyl de grootfte genies de grootfte fprongen doen; en zig niet zelden opécnmarl vertoonen. (Zie Memchkunde, uit het Hoogduitsch vertaald.) Van welke groote en veelbevattende geniemen voornaamlyk Philofophen,* Doftoren en Staatkundigen ■of Regenten kan maaken. Ook nog kan een ouder "zyn kroost beproeven, de jongens en de meisjens, in de Dichtkunde, in de Tekenkunde, in de Muzyk en in de Wiskunde; wanneer men hun eenige regels geeft tot handleiding in de Dichtkunst, waarnaar zy een versjen  142 de OPVOEDING der JEUGD, maaken; is er dan verbeelding en ryke gedachten , dan is er ook hoop en verwachting dat er dichters of dichteresfen van kunnen gemaakt worden, die ten eenigen tyde zullen uitmunten. Wanneer men een leermeester by zyne kinders neemt, dan kan men zeer fchielyk de genie ontdekken ; zo kinders die deTekenkunde» Muzyk of Wiskunde leeren, noch lust daartoe hebben, noch vatbaarheid daar voor toonen, maar dat zy tyden in de eerfte beginfelen blyven hangen , zonder één eenigen fprong te doen, dan is er geen hoop of verwachting, dat zulke kinders een groote en veelbevattende genie in die opgenoemde kunsten bezitten ; maar bemerkt men in het tegendeel vermogen en vatbaarheid tot deTekenkunde en Wiskunde , in zyne kinders, men kan gerust een keuze doen om hen , of tot fchildcrs, of tot huis- of fcheeps-; immerlieden , of tot ingeneurs, mineurs, of tot goud- en zilver-fmeden , of tot kunstwevers opteleiden, mits dat de aart en inborst van een kind daarmede overeenkome. Ook nog daartooven kan men de genie, aart en inborst van zyn kroost Keren kennen en beproeven, in de kinderlyke daaden té overvveegen; deeze tekenen ons den aart en inborst der kinderen, beter dan wy dezelve door geleerde gevolgtrekkingen immer zouden leeren kennen ; want is een kind fchielyk kwaad, oploopend ; het is een blyk van een oprechten aart cn goede genie, om dat zulks van een cho-  voor hei MESCHND OM» 143 leriesch temperament wordt afgeleid, en zulk een temperament de vernuftigfte menfehen doorgaands oplevert. Is een kind goedaartig, het is een blyk van eenen Natuurlyken aanleg tot menschlievendheid; wanneer kinders daarby een befchouwende genie in de Dichtkunde of in de waare Welfprekendheid , dat zig door de bevalligheid in 'tfpreeken, het fentimenteele in de kindsheid, op het hooren leezen van een fentimenteelft.ukje door den vader kenlyk, vertoont, fchynen te^bezitten , zeer veilig zou ik als Vader deezen myne zoonen , of tot Predicanten, of tot Advocaten, of tot Doctoren opleiden , mits er genie in de ftaatkunde, genie in de wiskunde, en er ftille geaartheid in te ontdekken waren; want een Adv ocaai behoort aanleg van de Natuur te hebben, tot de ftaatkunde, een Predicant eene ftille geaartheid te bezitten, en een Medicus een aanleg tot de wiskunde te hebben. Gelyk men nu in het eene genie doet, door proefondervindelyke waarneemjngen in de kinderen zeiven , behoort men omtrent alle genies te doen, en naar bevind van zaaken behoort een Vader volgends de vereischten die wy tot de kunstweteufchappen, handwerken en amtsbedieningen heab.ïi gevorderd, te handelen in het verkiezen van iet voor zyne zoonen of dochters. Als een derde "regel, behoort een vader die min kundig is, zyne keuze eens te toetfen. aan deskundiger dan hy is; gelyk aan het oordeel en de uitfpraak van zyn' Medicus, in wicn menteen manveronderftclt,die  144 de OP VOEDING d er JEUGD, uit het gelaat van een kind , meer dan een particulier mensch lèezen kan; aan het oordeel van een vreemdert of bekenden, die of ervaren is in de menschktmdé, ef niet misgedeeld is van oordeel; door zulke menfehen kunnen ouders ongemeen voorgelicht wórden iil de verkiezing van iet voor hun kroost, nademaal een ander onze kinders met een geheel ander oog befchouwen dan wy ouders doen ; wy ouders zyn doorgaands te veel bevooroordeeld en te vooringenomen met onze kinders, en zien des niet zelden de genie van ons zaad door een vergrootglas; is er een greintje genie , men maakt er al ligt ëen pond gewigt van , daar vreem» den zó oordeelen als zy de zaakbevinden, onzydiger, en dus beter en grondiger dan wy ouders zeiven ; weshalven ik voor my , zo myn kinders groot worden , eerst vreemden ; die deskundig zyn , zal laaten kiezen j eer ik zelf een keuze doe voor myn kroost; Als een vierde regel geloof ik daé een vader nooit' tegen de keus van zyn kind aanwerken, maar wel megaande, zo veel mogelyk is alle infehikkelykheid aaar omtrent gebruiken, om dat een kind", dat vyftien jaaren oud is , in welk tydpunt van ons leven ik dé vaderlykc verkiezing gefteld heb, reeds min of meer eene vaste bepaling des verftands heeft, en wanneer het gebeurt dat een ouder zyn kind, een kunsthof ambacht of amtsbediening opdringt, heeft het altyd dé nadecligfte gevolgen gehad ; dan, men moet hier aan de fpréuk der Latyner; denken: die van deezen inhoud is . men  voor het MENSCHDOM. 145 „ Men gaat het veiligfte in het midden ;" dat is, indien kinderen al eens genie toonen tot het een of tot het ander, en zy toonen tot die kunst of dat handwerk , geen genegenheid en liefde te bezitten , dan doet men best hun aart en inborst te onderzoeken , en eens het naaste, dat is, die kunst, of dat handwerk voor zyn kroost te verkiezen , 'tgeen daar het naaste op volgt; gelyk by voorbeeld , een kind had de minfte genegenheid voor het Predikamt, dan kan men voor hetzelfde kind met vrucht en voordeel het amt van Pleitbezorger , of Medicus verkiezen , om dat tot alle deze drie amten genie in de waare welfpreekenheid , en een menschlievende aart gevorderd wordt.; althans het kan een Medicus geen kwaad , dat hy een geboren Orateur is, om de zieken alzo te troosten, en door gepaste redenen moed in 't lyf te fpreeken i daar niet zelden een hoopgevend woord , den lyder beter is dan de medicynen. Hier by voege men, dat wanneer kinders eens genie mogten oezitten , boven het vermogen der ouders» of integendeel > dat kinders weinig of geen genie mogten bezitten, in vergelyking van der ouderen ftaat en vermogen, men in het eerfte geval naar middelen behoort uit te zien, ter voldoeninge aan de geniegaven, die de Natuur dat kroost gefchonken heeft ; tot een voorbeeld : een arbeidsman had een' zoon, die van de Natuur veel aanleg had, tot een groot redenaar; deeze kan altyd middelen en wegen vinden, om hem, ten K  ï4ö de OPVOEDING der jeugd, mmden Predikant te laaten worden; en het ware te wenfchen, dat 'sLands Staaten zulke inftituten ook bezorgden, waardoor de kinders van den genieenen man, even als tot Predikant, tot Advocaat of tot Medicus uit een beurs konden ftudeeren en bekwaam gemaakt worden ; dan zoude er menig genie, van wegens de armoede der ouderen,niet Terlooren gaan , en in vergetelheid blyven; daar integendeel ouders van diftinctic , wanneer zy kinders hadden die weinig of geen genie bevatten, of hunne kinders amteloos behoorden te laten leven, of tèn minften voor dezulke geen amt of waardigheid moesten verkiezen, waartoe zy noch van de Natuur bekwaam waren, noch er nimmer toe zullen worden; van 't welk tc vcrwaarloozen , men 'zo veele onbekwaame Regenten en ongefchikte Officiers in ons kleene Nederland alleen aantreft; eindelyk behoort een vader , zal hy gelukkig kiezen , deezen regel nog onder 't oog te hebben: om langzaam en beproefd eene keus te doen : door langzaam verlta ik, dat een vader zich niet te zeer moet oyerhaasten, liever wachten tot het vyftiende jaar, dan , gelyk het niet zelden gebeurt, in de wieg, ja vóór de geboorte het kind dat er nog niet is , of pas ter wereld is gekomen te predestineeren, tot het een of tot het ander handwerk of amt; terwyl men, wanneer men een keus gedaan heeft, als vader niets onbeproefd moet laaten, om onzen zooa, het handwerk dat wy voor hem gekoozen hebben» of die amlsbedieJling waartoe wy dien zoon  voor het MENSCHDOM. 147 willen afzonderen , grondig te doen verftaan, van alle kanten te bezien geven, en het hein door bekwaame leermeefters of vverkbaazen in den grond laaten leeren» want zonder dat kan een vader onmogelyk van de genie van zynen zoon tot 't een of ander recht oordeelen. Heeft de vader zyn' zoon een of twee jaaren beproefd» en bemerkt hy dan gebrek, dat zyn genie er niet al te gunftig toe fchynt te zyn, dan behoort hy hem het naast bykomende handwerk, of de daarop volgende kunstwetenfehap.of amtsbediening te laaten keren, dewyl het nooit verkeerd uitkomt, zo wanneer iemand twee aan elkander verniaagfchapte kunsten, handwerken of amtsbedieningen weet te beoefenen ; in de eerfte plaats, om zig ten allen tyde te kunnen redden, en in de tweede plaats, opdat een kind opwasfende tot een'Jongeling , des te beter in ftaat is om eene gelukkige keuze van beroep of waardigheid voor zyn le > ven te doen. — dan , hierby zullen wy het laaten ; verwacht in 't vervolg meer belangryke ftukken, die tot verbetering van het menschdom kunnen ftrekken — mogten deeze myne geringe pogingen, de ouders hun pligt onder het oog brengen en doen betrachten, en hun zaad beter en gelukkiger maaken ! E I N D E.  r   I