01 1089 7055 UB AMSTERDAM    DE JONGE HUISHOUDSTER, EEN BOEK VOOR MOEDER en DOCHTER. GEVOLGD NAAR DE DERDE HOOGDUITSCHE UITGAVE, VAN P. ZIMMERMAN. EERSTE DEEL. 1 E li O U D A, bij }Jl. van LOOPIK & Comp. liBccscni,  O niet vtjtêH I^/e moins qu'on peut faire des lecons en forme, c'eft le meilleur; on peut infinuer une infinité dlnftnictions plus utiles que les legons niêmes dans des converfations gaies. De V'Education- des Filles, par Mr. Fénelon.  jdan myn Dochtertje ISABELLA ELISABETH VAN LOOPIK. Gij weet mijn liefjle! met welk een genoegen ik de eerjle Hoofd/ukken, van dit Ji^erkje voor U vertaalde ; en hoe de /maak, die gij en veele uwer Speelnootjes daar in vond, mij tot een algemeene uitgave aanfpoorde. Zo ik iraanen langs onze wangen wil zien vloeijen, heb ik U flcgts te erïnneren, aan het al te wreede lot, dat ons voor vyf jaaren trof; toen ik de Lust mijner oogen voor U den beste Moeder, door den dood, van het gevoelig hart eens Mans, en van vier hulp'looze Kinderen, op 't onverwagst zag wegrukken. Dit verlies, bragt den geheelen last der opvoeding, op mijne fchouderen. En wanneer ik veele gebeurtenis/en zins dien tijdt, Jlegis met een oppervlakkig oog, gadeflad, hebben, wij evervloedt van /laffe-, om den * 2 On-  Onzienlijken , den ^anbidlijke, on* zen hartgrondigen dank le betuigen, dat Hij ons gefpaard , . en mij \bij het vermogen bewaard heeft, om nog die middeldelen te bewerkjlelligen , waardoor Gij op het fpoor van eene Nannette en Kakol i n e als eene Moederlooze-weefe nog zoude kunnen gevormd worden, tot een Verftandige en Deugdzaame Huishoudfier, die mij bij meerdere jaar en, tot onder/leuning en bemoediging, op het voor mij akelig pad dezes Levens, zoude kunnen dienen, Ga voort mijne waardfte! in Uwen naïever, om Leergierig, Deugd- en Gehoorzaam le zijn. Verblijd uwen Schepper fteeds in de Dagen uwer Jeugd; en laat ik wanneer gij tot meerdere jaaren zult gekomen zijn, tot belooning mijner zorgen met Salomon ook van ü kunnen zeggen. ,, V°ele Dochteren hebben deugde,, lijk gehandeIt, maar gij gaat die alle te boven." Uw liefhebbende Vadert M. van h O O PIK,  TWEE WEN5CHEN! I^at dit Werk toch voor alle Huishoudingen onnodig ware; ■ Doch dan behoorde ook alle huis-moeders zo te ztjn, als ze wezenlijk zijn moesten; dat is, zij moesten niet alleen het huishouden goedverfcaan en waarneemen, maar ook de gave der onderrichting bezitten, om haare kennisje aan de opwasfchende Dochteren, op de best mooglijke wijze inteprenten. Zo lange als nu veelen dit niet weeten, en de tijd tot eene behoorlijk onderzoek verwaarloozen, io lange, zal ook mijne wensch eene wensch blijven. Nu dan tot mijne tweeden: Dat 'er toch van dezelfs inhoud een behoorlijk gebruik gemaakt worde'. > ——— Door hier geen  II TWEE WENSCHEN. nuttig gebruik van te maaken; zoude mijn geheel oogmerk, het welk zekerlijk uit een goedhart voorkoomt, geheel-en-al vernietigt zijn. De liefde tot haare Kweekelingen, most de Christelijke Moeders en Leermeester esfen dat gcenen inboezemen, wat het goeds in haare dierbaare aan•vertrouwde Panden kan bevorderen, en dit werk eerst recht van nut kan doen zijn. Men zou kunnen vraagen, waaruit ik alle deeze huishoudkundige-ondervindingen genomen heb ? In de Voorrede voor het laatjle Deeltje zal ik alle de Bronnen, waaruit ik gefchept heb, openhartig en dankbaar openleggen , en 'er dan een bladwijzer bijvoegen, in dewelke men ieder Hoofdfiuk der Huishoudkunde tnet een vpfing va/J 't oog kan vinden. I N-  INHOUD VAN HET EERSTE DEEL. ^ i i i^ag— Inleiding tot Huishoudelyke Gefchiede~ nis/en. . . • Pag- I* Men moet het naturel van zijn VoedJierling tragten te ontdekken. 10. Iets gemakkelijks^ dat veele Geleerden niet opmerken. . • . 21. Hoe veel koomt het niet op de Leerwijze aan . . . . 33.. Een bijzonder enderwijs, dat helaas ! wel ras algemeener zoude kunnen worden. . . - 46. Ee& Kapitaal, dat EivJnen zich ge* 3 mak-  H. I N H O U D, makkelijk kunnen aanleggen. Pag. 60, Overtollig ? ten minfte is liet nog goed voor Erïnnering . .74. De zucht tot orde, is gewigtiger dan veele gelooven. , , 86. De Na-iever kan veel goeds Jligten. 112, De Opyoedings-fchool voor goede Meisjes .... 124' Een Huishoudelijk Dag- en Jaarboek ... . • • 136. Geen plichtsplee gingen in het Nieuwe jaar  D E JONGE HUISHOUDSTER, Inleiding tot H uis ho udelyke Geschiedenissen. Mevrouw Deugdlief, eene Weduwe; en de Heer Elom een Weduwenaar. Mevrouw Deugdlief. Ixoud het my ten g°e^e -Mij" Heer, dat Gij zo lang naar mij hebt moeten wagten. Zo oogenbliklijk word mij eerst Uwe komst bericht. - Blom. O^geene komplimenten, Mevrouw. Zedert ik door den dood mijne lieve Echgenoote heb moeten misfen, ging mij geen uur zo fnel voorbij, als het zo even door- gebragte, in gezelfchap van uwe zo vlugge 1. Deel. A als §• i.  DE JONGE als deugdzame Voedfterling. Nannette is eert voorbeeld voor het jonge Jufferfehap. Ik fta verwonderd over haar doordringend oordeel.' Deugdlief. Het ftreelt mij, Mijn Heer! dat Gij mijn kind lofwaardig vindt. Ook berouwt mij geen oogenblik, da"t ik tot haare opvoeding hefteed heb. Zo even had ik een treurig voorbeeld voor de oogen, hoe ongelukkig een vrouw kan worden die geen huishouding verftaat. Gij kent den ellendigen toelïand van onze Gebuurin zo goed als ikze u zeggen kan. Zij laat haaren grootmoedigen weldoener door mij duizendmaal dankzeggen, voor het veelvuldig goed, dat Jiaar van zijne hand zo heimlijk toevloeit. B l o"fd. Het is mij lief, dat zij nog goede harten in onze Stad aantreft; Ik wenfchc dien Man, hg zij, wie hij zij, zegen. Deugdlief. Behoud dezen wensch zelf voor u Mijn Heer! Blo m.X getroffen. ) voor mij ? — waarom voor mij ? Deugdlief. Tc vergecfsch verbergt Gij Uwe edelmoedigheid. Mev. ^ddslheid heeft dat  huishoudster. g dat geheim gelukkig ontdekt, èü aflë'-uiiren van den dag zend zij de oprecbtfte zégen-1 wenfchen voor U ten Hemel. Deze Godsloon kan niet onvrugtbaar zijn. Rlojk; Liderdaad Mevrouw We loffpraaR u:fehaamt mij; Mogtifc alle. noodlijdends , öaadlijfc kunnen helpen ! • . Het g^aat :-.u Immers tjetcr met haare genezing? Deugdlief. Ja, God zij gedankt daar TOcrJ 1 Wat is h«t- nier deerlijk, een huisgezin, waar kortsgeléeden, alles in overviood was, rltj ia armoede, nood en ellende 13 zien! Blom. "En alles door éigenfchuld, dat is nog verbazender. Deugdlief. Zo gaat het, als Kinderen naar de Mode worden opgevoed. Zij worden groot, trouwen, en verdaan van de huishouding zo weinig als een kind van acht jaaren. Mev. Edelheids overledene man had daarvan ook weinig kennis, zy beide waaren eene lekkere en dertele levenswijs gewoon, en lieten het water over den akker loopen. Hij ftferf, en nu zit de Weduwe met vijf onopgevoede Kinderen, en lijdt het uitterfle gebrek. A 2 Blom,  4 DEJONGË ^ Blom. Ik denk, wij hebben nog veele* diergelijke ongevallen te verwagten: tot hiertoe wil men de oogen voor het opkomende kwaad nog niet openen. Deugdlief. Ja wel zeker! De klagten zijn reeds bijna algemeen. Met zulke levenswijze in te voeren, zegt men, moet het Lajjd in korten tijd te gronde gaan. Blom. Dwaas genoeg! ieder klaagt, en . niemand wil helpen, of een hand aan de verbeetering leenen. Deugdlief. De éénige weg, die mij toefchijnt nog overig te zijn, is deze, dat Wij onze Dochters bij tijds tot de huishoudelijke zaaken opleiden, dan is 'er hoop dat ten minsten onze nakomelingfchap weder in Hand zal komen. Blom. Het is juist om deze reden, dat ik heden tot U koom.' Ik bid U om alles wat dierbaar is, neem mijn kind in uw huis, en doe aan haar, wat Gij aan Uwe Voedfterling gedaan hebt. Vorder tot belooning zo veel gij wilt; maar wees verzekerd: de grootfle vergelding van mij en mijn kind, zal eeuwige dankbaarheid zijn. Deugd»  HUISHOUDSTER. £ Deugdlief. Maar mija Heer, ben ik in ftaat om Uwe Karoline eene Adelyke op' voeding te geven ? Blom. Wat A^elijke opvoeding! . ]k wil een eerlijk Burger zijn en blijven, al wilde God mijnen handel ook'nog zo zegenen. Het zoude mij aan 't harte gaan, als één mijner Kinderen zich eens over zijnen werkzaamen ftand fchaamde. Lediggaan ontëert, en 'er zijn genoeg van die beklagenswaardige voorwerpen onder ons , die door de verwenschte modezucht, pracht en weelde hunne kinderen naar ligchaam en ziel ten afgrond llcepen. Ik als Vader wenfche nooit met dien last voor Godsrichterftoel te verfchijnen. Deugdlief. Gij errinnert mij aan een paar dichtflukjes die Nannette mij heden na den maaltijd voorlas. Zij heeft die van haar Broeder , die te * * * Studeert , ge- kreegen. ( zy gryp na den brtej op de lajel ) Ja! daar is die plaats welke bij mij eenen bijzondere indruk maakte, Hoor eens, hoe hij met de Mode-dames fpot. A 2 O  6 DJi JONGE O Ramp! zo fpreken braave vrouwen , 't Is Mode, Bal, en Sledevaar, 01' wat het volk verwond'ring baard, En zij vervuld van nijd aanfehouwen , Loibandigheid in vrijheids fchijn Poet veelen Man en Kroost ontvluchten; Verkwist een Ridder-goed in.k'eed'ren Q van ' Satijn, En laat zijn Kindi-cn dit in 't Hospitaal C bezuchten. Blom. C getroffen. ) Dan, om weder tot mijn verzoek te komen, tr.ag ik h.open, dat Gij mijne Karoiina in Owe'befeherming zult neemen ? Zij is ook Moederloos, even als Nannette; en daar ik den ganfeben dag te veel bezigheden heb om haar behoorlijk gade tc flaan, kan ik dat kind onmogelijk langer aan de dienstbooden overJaatcn. Deugdlief. Gij zond baar immers in de School? Blom. Voorzeker, reeds ccnigc jaaren, De Mccstcresfen zijn met haare gefchikten vatbaarheid zeer wei tc vreden. Maar na den fcboolüjd zijn 'er nog zo veele uu- ren  HUISHOUDSTER. 7 ren op den dag, waar in zich een kind niet zelve leiden kan. Nu Mevrouw, wees toeh zo goed, en vervul de Moeder-plaats aan deze hulpeloze wees'. Deugdlief. Wat zullen toch de Lieden zeggen, als Gij Uwe Dochter bij eene oude Weduwe in de kost befteed! Blom. Als mijn kind bezorgd is, dan bekommer ik mij weinig over het praaten van de menfehen. Deugdlief. Hoor, mijn lieve Heer Blom , ik kan Uw verzoek niet afflaan, en wil van harte al wat in mij is aanwenden. Mij valt iets te binnen, en ik hoop dat deze gedagten U zullen welgevallen. . ik heb zonder mij te beroemen, Kannette in dien ftand gebragt, dat zij, hoe jong zij ook is, gefchikt genoeg is, om zelve een groot huisgezin te bellieren. Ik ben reeds hoog van jaaren. Mijne geheele bezigheid beftaat in een klein handwerk, om niet ganfeh ledig te zijn. Ik kooi» zeldzaam uit mijn kamer. Hoe zou het U gevallen, als ik Uwe Karoline aan mijne lieve Huishoudfier overgaf? Ik behield evenwel het opperöpzicht, over haar, en A 4 zou-  O DE JONGE zoude, zo het noodig ware, mijn raad en hulpe daarbij voegen. Is Uwe daar mede te vrede - Blom. De Hemel zegene U voor dien edelen inval! Nu is mijn Kind gelukkig! wanneer mag ik de kleine bij U brengen, zonder haar met mij naar huis te neem en? Deugdlief, Wanneer het U belieft. Blom. Dan breng ik haar op morgen, met haar geheelen infeoedel. ■ Wegens •het kostgeld maak ik geen bepaaling; vorder zo veel Cij wilt, ik zal toch uwe verdien- flen niet kunnen vergelden. Nu zal ik weder op nieuw beginnen te leeven. Deugdlief. Hoe heeft het Uwe Zoon buitenlands ? Zijn naam is Anton, niet waar ? Blo m. Om U te dienen Mevrouw. Ik dank U voor die vriendelijke deelneeming Zo verr' ik weet, is hij 'er wel aan, wat mij nog meer vergenoegt; zijn gedrag is onberispelijk, zo als mijn Correspondent , de Koopman bij wien hij is, mij bericht. Deugdlief. Dat is mij lief. Reeds twee jaaren is hij weg. Blom. Ja Mevrouw, nog éai jaar moetij  HUISHOUDSTER. 0 hij weg blijven, dan mag hij te rug keercn, en mij helpen. Deugdlief. Dat zal hij ook met lust doen. Gij moet aan uwe Kinderen nog veel genoegen beleeven! Blom. Dat geve God! Mijn tijd nadert, Mevrouw, ik wil U niet langer lastig vallen. Morgen breng ik mijn kind mede. i Dan, alvoorens wil ik mijne praline aan de voorzorg van haare toekomende Meesteresfe aanbeveelcn, waar is Mamezel Nannette ? Deugdlief. Zonder twijfel in de keuken. Maar, wat ik U bidden mag, ontdek haar niets van ons ontwerp. Ook niet aan Uw Kind. Laat Karoline eerst eenigc dagen hier zijn. Mijne Nannette zal het humeur van de nieuwe kostgangeres fpoedig opmerken. Dan ontdek ik haar het gehcele plan. En Gij Mijn Heer, zult fpoedig van het één en ander naricht bekomen. Blom. Zo als Uwe goedvindt. Ik beveel mijn Kind in Uwe voorzorg. Vaarwel tot wederziens. Deugdlief. Uwe Onderdanigfte Disoaresfe M>in Heer ! Groet de kleine vanrnij, AS § X  S. 2. Men moet het naturel van zyn Voedsterling tragten te ontdekken. • Mevrouw Deugdlief, en Juffer Nanneite. Deugdlief. Is Karollne al naar de School ? Nan nette. Ja lieve Moeder, zij heeft • mij beloofd, dat zij zich voordaan daar flipt zal laatcn vinden. Deugdlief. Nu gij hebt bereids wat goeds in haar gelegd. Kwam deze toezegging uit een goed hart, of uit vrees of veinfery voord ? Nannette. Dit laatfte geloof ik niet. ]k heb haar aan den tederften kant aangegreepen. Karolioa toont veel achting voor mij, om dat ik haar vriendelijk behandel. ]k ftelde Imr dezen morgen voor, dat ik haar op verrei.a.a niet zo hartelijk bemin- HCIl  HUISHOUDSTER. IX nen kon, zo zij z^g niet ftiptelijk aan de uitögfêning baarer plichten gewende. Deugdlief. Voor zo veel ik bemerH, tracht gij haar hart alleen voor u te winnen; indien dit niet alreeds gclchied ,s. Nanette. Het zij eens zo, lieve Moeder, dan zal mijne dankbaare tederhartigheid U wel het verlies van tien Karohlie\ vergoeden. Zo de Kleine bij ons moet blijven , wenfehte ik van harten dat het U tot eer en vergenoegen verRrekte. Daarom zoek ik haar hart door liefde te winnen. Vcrk.ijg ik dit, dan kan ik van haar maken wat ik wil. Deugdlief. Ik geloof waarlijk, dat * gij lust hebt om haare Gouvernante te worden. Nannette. Zo ik tot deze post bekwaam was, dan met alle vermaak! Karolina fclujnt mij toe een goed kind te zijn. Het is jammer, dat zij haare moeder zo vroegtijdig verlooren heeft. Het was wezenlijk tijd, dat Zij uit de handen oer dienftbooden genoomen wierd. Deugdlief. Hoe zo? Nannette. Ik merkte uit haare rede dat  12 DE JONGE dat haar hoofd door die eenvoudige lieden, met verderffeiijke voorftellcn vervuld is. Deugdlief. Bijvoorbeeld? Nannette. Men zeide de Kleine behoefde zig juist met arbeiden geene moeite te geven; zij was Rijk, Schoon, en de éénige Dochter van een aanzienlyk Koopman ; zij kon met den tijd nog -wel eene voorname Dame worden, en wat diergelyke zottigheden meer zijn. Deugdlief. Had ik Kinderen en mijne dienftmaagden gaven haar zodanige lesfen, na eene vruchteloze vermaning, deed' ik haar aanftonds vertrekken. Diergelijke vergiftige redenen , hebben duizenden Kinderen voor hun leven lang rampzalig gemaakt, i Vertrouwt Gij in flaat te zijn de Kleine die grillen van hoogmoed en eigenliefde nit het hoofd tc brengen? Nannette. O ja 1 met Gods hulp, zeer ligtlijk! Karoline, zo als ik zeide, heeft mij lief; zij zal mijne vermaaningen billijk vinden, en haare dwalingen afleg, gen. Van haare buigzame jaaren. laat zig nog alles hoopen. ï2>£ueDLii:r. Goed in dat vooruitzicht geef  HUISHOUDSTER 13 geef ik Karoline aan U over. Gij hebt van mij eene onbepaalde volmacht over haar. Geef haar eene opvoeding zo als Gij goed vindt. Nannette. Maar lieve Moeder', zo U dit recht ernst ware, zo konde ik toch deze last niet geheel en al aanneerhen. Tot eene onbepaalde volmacht ben ik nog te jong, en te onërvaare. Gy hebt mij uwe huishouding toevertrouwd, en ik ondervinde daarin dagelijks, dat het gemaklijker is tc gehoorzaamen, dan goed te gebieden. Bedenk eens, hoe dikwerf ik zelfs in geringe zaaken Uw onderricht en raad noodig heb: hoe bezwaarlijker moet het dan zijn, een reeds half volwasfen Kind zo optevocden, dat het eens naar lichaam en ziel gelukkig moge worden! Deugdlief. Daar gij het dan zo verkiest, wil ik het opperöpzicht op mij noemen, en uwe raadgeefftcr zijn. Karoline blijft dit jaar bij ons. Haar Vader is 'er wel mede te vreden, dat Gij haar Gouvernante wordt. Verricht uwe zaaken goed; Gij woet zeer wel, wat 'er tot eene verftandige en ■Christelijke opvoeding behoort.^ NA:»-»  44 DE JONGE Nannette. Q werpt zig in de armen van Mevrouw Deugdlief, en weent) , Moeder! Deugdlief. Waarom weent Gij, Kindlief? Nannette. Van vreugde, mijn lieve Moeder! G.j zijt zo goed van mij Karoline aan te vertrouwen. Ik zal ook het mijne trachte toetebrengen om eene goede Huishoudfter van Haar tc maaken. Hoe gaerne wil ik alles aanwenden om uwe Moederlijke oogmerken te vervullen. Ach DierbaarHe Moeder! was ik maar inftaat om aan het duizendfte gedeelte mijner verplichting te voldoen, dan achtte ik mij het gelukkigAt meisje van de waereld. Deugdltef. Dat zult Gij ook zin, zo Gij beftendig deugdzaam blijft. Jk ken Uw goed hart en bekwaamheden. Ik zoude Karoline niet hebben aangenomen, zo Gij niet bj mij waart. Zij is moederloos, zo als G '•. Nannette. O neen ! Dat ben ik federt jaaren niet meer. Gj hebt mij het verlies van Vader en Moeder rijkhjk vergoed. Naast God ben ik Uwe — meer dan Moederlijke lief-  huishoudster 1 $ liefde en zorgvuldigheid — alles verfehuldigd. God alleen kan U die vergelden, ik niet. Deugdlief. Uw deugdzaam gedrag vergoedt mij zulks duizendvoudig. ■ Nu dan , kleine Gouvernante, wat wilt gij met Karoline beginnen? Dit wilde ik gaerne vooraf van U verneemen. Nannette. Ik kan niet dwaalen, hoe ik het met Karoline ook maak, zo Gij uw©: gedane belofte vervuld. Deugdlief. Ik hoorde u dezer dagen, van Schoolzaaken fpreeken. Hoe ver is de kleine reeds gevorderd ? Nannette. Zij leest redelijk goed, en fchrijft een taamlijke letter, echter nog wat gering, van het rekenen verftaat zij ook een weinig. Het brcijen gaat haar aartig van de hand, maar het naaijen gevalt haar niet wel; daar behoort te veel oplettendheid toe. Wat de gewigtige zaak, de Leer van het Christendom betreft, zo weet Zij haareu Catechismus en de gewoone Gebeden meesterachtig van buiten het boek op tc zeggen ; maar alleen uitwendig: als ik de vragen verfchik, en haar dan vraag, wat deze of  DE JONGE of gene uitwijzen, dan kan zij zo gemakkelijk niet te recht komen. Dit een en ander, lieve Moeder, heb ik tot nu toe in haar gevonden. Ik verftond op verrena zo veel niet, toen ik het geluk had bij U te komen. Deugdlief. En hoe bevind Gij haare gemoedsneiging ? Nannette. Een weinig ligtzinnig en ijdel, zo als die kinderen, die in den overvloed gewoon zijn te leeven, ligt blijft aanhangen. Anders dunkt mij heeft zij een vrij goede ziel van God ontvange. Ik heb alle hoop, dat Karoline de braaffte en be• minnelijkfte van het Jufferfchap zal worden. Deugdlief. Ik wensch U daar toe, zegen. Beveele Uw nieuw en gewichtig ampt den lieven God. Hij wille U verlichten , en Uwe woorden die kracht verIeenen, datze in het jonge hart van Karoline indringen, en vruchten dragen. Vorm uit haar eene deugdzame Huishoud. fter, en gij zult het geluk eener geheele Familie bevorderen. Nog meer: Ka- röline's voorbeeld kan andere tot naïver epwekken. Zie, hoe veel goeds de liefde-  IlTjISHOÜDSTER» t? rijke Voorzienigheid door u werken wil. Geringe beginzelen kunnen dikwijls in het goede, zo als 't in het kwaade is, de gewichtigfte gevolgen hebben. Nannette. Aan uwe hand , beste Moeder waag ik alles. En zo ik in het volbrengen ook wicrde tc loor gefield, zo zal 't mij genoeg zijn, dat ik door mijne gehoorzaamheid en vlijt, uwe en des Hemels goedkeuring verdienc. Deugdlief. Zo hoor ik u gaarn fpreèkcn. Doet al wat in uw vermogen is, en laat den uitflag daarvan aan de Voorzienigheid over. ■ • Nog iets, gij moet de Heer Blom een brief fchrijven. Zeg hem, hoe gij Karoline bevind; en welken weg gij haar leiden wilt. Verzoek om zijn goedkeuring hier over. Nannette. Dit wil ik gaarne doen*' zo mijn gefchriif hem niet -verveelt. Deugdlief. Heb daar geen zorg voor. Gij fchrijft alle weeken aan uwen lieven Broeder. Ik weet uwe brieven zijn natuurlijk en ongekunfteld. Het zal den Heer Blom, hoogst aangenaam zin te verneemen, wat zijn Kind dit jaar van u leeren zal. 1. Deel. B Ga  Iö DE JONGE Ga nu eens na onze Buurvrouw, en zie waarin wij die arme zieke dienen kunnen. Nannette. Ja, lieve Moeder. * * * * Nannette's Brief aan den Heer Blom. (jisteren, Mijn Heer! ontfhg ik van Mevr: Deugdlief den last om de opvoeding van uwe lieve Dochter op mij te neemen. Wanneer ik de geringheid mijner vermogens in aanmerking neeme, zo zoude ik met recht kleinmoedig worden, doch ik gehoorzaam met veel genoegen, draag den naam van Gouvernante, en, zo mij die post te zwaar mogt vallen, weet ik, op wiens fchouderen ik mij verlaten kan. Onlangs behaagde het u, Mijn Heer! het ganfchc plan u door mij te hooren vernaaien , naar 't welk mijne dierbaar/ie Voedfter mij geleid heeft, tot dat ik alle die vakken van kleine wetenfchappen doorwandeld hadde, welke een' jonge Juffer nodig zijn. Ever!  HUISHOUDSTER. ïfj Even die zelfde baan, zal uwe Karoline onder mijn opzicht betreeden, zö*''gij1 dit goed vindt. Mijn oogmerk is, om haar door verfchillende en afwisfelende werkzaamheden , zo bézig te houden, dat elke nieuwe arbeid haar welkom zij. De kleine begint mij reeds lieftekrijgen, en dit doet mij vertrouwen, dat zij haare geneigdheid tot hoogmoed en eigenliefde fpoedig zal laaten overwinnen. Bij geluk heeft dit onkruid nog geene wortelen in haar jong hart gefchooten; en ik vleije mij, dat bétere voorftellingen dan die van domme dienstboden, niet zonder een goed gevolg zullen zijn. God verleene hier toe zijne hulpe! Zie daar, Mijn Heer, onder verbétering een kort beftek mijner gedachten. Aan u als Vader ftaat het om een vonnis daar over uittefpreeken. ■—■ Ongemeen verheugd , het mij in de gelegenheid te zijn, om 'iets*:, tot het welzijn van uwe lievë Dochter th kunnen toebrengen, en u door daden. te toonen, hoe ik uw goed vertrouwen op mijne geringe pooginge weet te fchatten. Zijt van ✓ de Zuiverde en oprechtde achting, zo vari B 2 mij1  2e DE JONGE m§, als van myne liefdewaerdige Moeder verzeekerd. Ik ben enz, Nannette Kraft. 5- 3-  S 3- Iets gemakkelyk, dat veele Geleerden niet opmerken. Nannette en Karoline Nannette. I~Joe lustig koomt gij van daag uit d« fchool te rug, Karoline! Karoline. Bedenk ook eens, mijne lieve vriendin, ik moest dezen middag uit onze Leesboekjes de rol der Goede Moeder voorleezen. Freule Alojjfia, fchoon ouder dan ik, en van adel, fpeelde de rol vaa het kind daar bij. ■ Nannette. Noch ouderdom noch Jaaren geven voorrang in de fchoolen. De Lceraares geeft alleen acht op de vlijtige en die welöppasfen. Karoline. Zekerlijk: Maar om dat ik de voorledene week zo vlijtig en ter rcchtcrtijd, ben fchool gekomen, en ftil mijB 3 ne  22 DE JONGE ne iesfen leerde. heeft de Meesteres mij geprezen, en de Goede Moeder laaten leezen. Nannette. Was zij met u leezen te Treden? Karoline. Nog nimmer zo goed als dezemaal. Men kan wel zien, zei¬ de zij, dat Karoline zig thuis in het leezen oeffend. Ook deed zij mij eenige vragen uit de Chriiielijke leere, die ik alle vlug beandwoordde. Hoe blijde ben ik, dat ik leezen kan! Nannette. Waarom zijt gij daar over zo blijde? Karoline. Dat wil ik u wel zeggen. Voor dat ik leeze kon, hoorde ik van honderd zaken die ik weete moest, doch zo ik 'er één van in de gedachte behield, vergat ik wel tien andere. En nu weet ik een fchoon middel daar tegen. Nannette. Wat voor een middel ra%~ ne lieve? Karoline. AH' die fchoone zaken zijn in boeken befchreve. Ik kanze nazien, en herbaaien, als ik wil, zo lang tot ikze volkomen weet. Zie eens: de Meesteres heb  HUISHOUDSTER. 23 heb ik niet altijd aan mijne zijde, ook durv' ik haar niet altoos vragen als ik gaerne wat weeten wilde, maar mijn boekje is altijd tot mijn dienst gereed, wanneer, en waar ik wil; Nannette. Recht zo, mijn Kind; het Jeezen is wat heerlijks! Ik ben ongemeen verblijd dat gij de de voordeden daar van opmerkt. Karoline. Mijne lieve vriendin, gij hebt mij dezer dage zulke fchoone gefehiedenisfen verhaald, gij neemt dat alles uit de boeken, niet waar? Ik merke wel, dat Gij gaerne lees.t. Nannette. Ja! gaerne mijn kind. Mijn Broeder is wel zo goed mij van tijd tot tijd een nuttig boek te zenden. Op Feestdagen verdrijf ik daar mede de uuren, en vermaak mij dan als eene Koningin. Karoline. Gij zult uwen Broeder Wel recht lief hebben. Hoe heet hij, als ik vragen mag, en waar is hij? Nannette. Zijn naam is Ernest, en hij ftudeert te * * *. Zie eens, zo even heb ik een brief aan hem gefchreeven. Karoline. He, die moet fraaij zijn! B 4 Nan-  -4 DE JONGE Nannette. Wilt gij hem eens heoren ? Karoline. Daar zou ik wel lust roe hebben; zo 'er egter wat gcheims in is, wil ik dat niet weete. Mijn Papa zeide eens tegen mij, dat het onmanieriijk was, vreemde brieven te willen hooren. Nannette. War.neer ik zelve daar mede te vrede ben, heeft het geen kwaad in zich; de brief is van mij, doch ik durf hem fchier niet leezen, om dat 'er veel van 41 in ftaat. Karoline Van mij, zegt gq? » van mij? doch niets kwaads? Nannette. Hoor gij het zelve. * * * * Nannette's Brief aan ha ar en Broeder. J3roeder, morgen is het uw Naamdag. Laas mijn brief altoos iets laater komen ; Ik weet uw Broeder-hart zegt u evenwel alles, wat eene u lievende Zuster u toewenscht. Lees alzo mijne wenfchen in mijn,  HUISHOUDSTER. 1$ mijn hart, gij zult vinden, dat zij onuitputbaar zijn. Maar thans moet gij ook mij gelukwenfchen. Wie had kunnen denken, dat ik uwe Ampts-zuster zoude worden, gij zijt Gouverneur, en ik Gouvernante: is dat niet heerlijk? indien gij eens wist, welk een lief Meisje onder mijn opzicht ftond, gij zoudt mij zekerlijk benijden. Met recht , mijn waarde Ernest! moogt gij dit doen : want ik verzeker u, al kon ik uit dertig jonge Juffers uit onze Stad kiezen, ik koos mijne lieve Karoline zonder bedenken boven allen; zo vatbaar , buigzaam en bsfehciden begint zij zich te gedragen. Ik heb de beste hoop, dat zij binnen korten tijd, een voorbeeld van een Levenswaardig Meisje zijn zal; en dit veroorzaakt mij daaglijks een onuitiprelijk genoegen. Slechts uwe fchranderheid ontbreekt mij nog. Broeder! gij moet mij uw beter doorzicht mededeelen, en mij zeggen, hoe ik het aanleggen moet, om voor mijne waarde Dochter regt nuttig te zijn. Bidden durv' ik u daar niet om, gij bemint mij, en dat is genoeg. Roem en verdienlien wil ik u volkoomenlijk overlaaB s ten,  DE JONGE ten, zo flegts mijne wenfchen vervuld worden , en ik den rechtfchapenften Vader , Zijn uitmuntend Kind, welopgevoed te rug kan geven. Gij kent immers den Heer Blom? en was Karoline's Broeder niet uw mede-fchoolier ? Zie daar eene nieuwe beweegreden om mij den last van mijn beroep te verligten. Vaart duizendmaal wel, mijn beste! uwe Nannette. Karoline. Jk kusfe u de hand, mijne allerlieffte vriendin. Gij denkt veel te goed over mij! dog heb Hechts geduld, ik zal mij zekerlijk alle moeite geven, om uwe liefdevolle wenfchen te vervullen. Nannette. En ik zal aan mijne zijde niets onbeproefd laaten, om uw genoegen zo veel mogelijk te vermeerderen. Karoline. Uw Heer Broeder een medefchoolier van den mijnen! Nannette. Waarom ziet gij mij 20 aan ? Karoline. Maak hem toch ook in mijn najun  HUISHOUDSTER. 27 naam een Compliment, zo gij vertrouwt dat hij het niet kwalijk neemen zal. Nannette. Kwalijk neemen? het zal hem zeer aangenaam zijn. Oogenbliküjk zal ik het invoegen. Ik heb nog iets van dien aart vergeeten {zij fchrijff) Nannette. Nu leest dit Nafchrift. Karoline. Nafchrift? wat is dat te zeggen ? Nannette. Menigmaal is de brief reeds gereed, en daar valt ons nog iets te binnen , dat men gaerne wil mededeelen, dat plaatst men onderaan, met de letters N: S; dat is Nafchrift. Karoline. { leest. ) „ Mijn lieve Moeder, en'Karoline, beide bckrachti„ gen mijne wenfchen, en laaten u door „ mij hartelijk groeten" Was ik nu grooter, ik fchreef zekerlijk mijn lieven Anton ook een brief. Hij groet mij altoos, wanneer hij aan Papa fchrijft. Zie eens deze paar goude Hartjes heeft hij mij onlangs van Genua gezonden. Nannette. Een zeer fraaije gedachtenis van een lieven Broeder! Karoline. Maar weet gij ook, wat ik dagt,  28 DE JONGE dagt, toen gij uwen fraaijen brief las? —* — Ik verbeelde mij dat gij met uwen Broeder fpraakt, als of hij hier in de kamer was. Nannette. Koe kwaamt gij op deze. inval ? Karoline. Zeer natuurlijk. Gij hebt in het leezen zo wat aardigs: ik zoude zo geheele uuren kunnen toehooren. Ik heb ook meermaalen brieven hooren leezen', doch alles ging (leeds ééntoonig voord. Nannette. Behaagde u zulks niet? Karoline. In 't geheel niet! het was even als of ik den klapperman hoorde. Dat geluid verveelt in de ooren. Nannette. Dit is ook de grootfle en algemeenfte fout in het leezen. Ik heb dikwijls geleerde lieden hooren leezen, die ket niet beter maakten. Men heeft hun in de eerfte fchoolen dit niet genoeg onder net oog gebragt, en thans gaan zij nog geftadiglijk daar in voord. Het is in de daad verveelend om te hooren, hoe men menigmaal de fraaifte voorftellingen door een verkeerden tongval alleronaangenaamst doet voorkomen. Karoline, hebt gij heeden uwe les uit de Goede Moeder ook zo eentoonig voorgeleezen ? K A,  HUISHOUDSTER. 2# Karoline. Het was een zamenfpraak/ En als men met elkander fpreekt, zo verandert men de Item. Men zingt niet; men fpreekt natuurlijk voord. Nu eens wat laager — dan wat hooger; nu zagt, dan fterker, en met nadruk. Dat alles ftaat in onze woordenboekjes, en zedert ik u, mijne lieve vriendin, heb hooren leezen, heb ik zulks nog meer opgemerkt. In zamenlpraaken kan ik vrijwel te rcgt komen; vooral als ik het te vooren overgeleezen heb. Nannette. Waarom moet zulks gefchieden ? Karoline. Om dat ik dan verfiaa, wat ik lees. O! ik heb van daag tegen dat kind, even als of ik moeder was, gefproken ! Nannette. Ziet daar, juist zo dagt ik op het oogenblik toen ik den brief la?. Ik verbeeldde mij, dat ik vertrouwlijk met mijn Broeder redeneerdde. Karoline. Daarom kwam het 'er zo aardig uit. Dat moet ik mij ook eigen maken. Vergun mij , dat ik den brief ook leeze, ik wil toch beproeven, of ik het ook treffen kan; wees zo goed en onderricht mij, waar ik feile. Nan<  30 DE JONGE Nannette. Dat is voor een kindverftandig gefprooken. Gij zult mij boe langer hoe beminnelijker worden, als gij voordgaat zo leergierig te zijn. Hoe lief moet gij niet eerst uwen Vader, en vooral den besten Vader die in de Hemelen is worden. De lieve God maakt zulke kinderen altemaal gelukkig die gaarn al wat goed is leeren, en in alle opzichten gehoorzaam z'jn. — Lees nu den brief, en verbeeld u dat gij Nannette z'jt. Karoline. ( leest na dat zy gereed is. ) Heb ik veel fouten gehad? Nannette. In het geheel geene ; Gij hebt hebt zeer goed gelcezen. Slechts met een weinig overhaasting welke tekenen gebruikt men om de zinfneeden, of volzinnen aftedeelen. Karoline. Het Comma teeken (,), het Commapunt C het Dubbelepunt (O, het SlotpuntCO» en Paine ( — ). Ha Ha! ik had de zinfneeden beter in acht moeten neemen, endeftem een weinig moeten inhouden. Nannette. Dat is een hoofdzaak in het leezen, wil men verltaanbaar zijn. Wat ftaat hier voor een teeken ? Karoline. Het Vraagteeken (?). Hier tiad ik de ftcm een weinig mosten verheffen ;  huishoudster. 31 fen: zo als ik doe, wanneer ik iets vraag, niet waar? Nannette. Zeer goed! 1 En hoe noemt men dat teeken daar? Karoline. Het Uitroepteeken (!). Hier fpreekt men wat nadruklijker, zo als men doet wanneer ohs iets ter harte gaat. Nannette. Ja, maar toch anders, wanneer men treurig, of vertoornd is, en wederom anders, wanneer men blijdfchap of medelijden gevoeld. Gij verftaat uwe Leesregels weergaloos, en ik verzeker u, gij zult fpoedig als eene Meesteres kunnen leezen. Ga voord op uwe Leermeesteres en mij te letten, wanneer wij iets overluid voorleezen Wanneer ik lees, zal ik u met m:j in het Boek laten zien op dat g'j het destegemakliiker zoudt begrijpen. Als dan zult gij mij ook iets voorleezen. Ik verzeker u, gij zult 'er ras veel vermaak in fcheppen, wel te kunnen leezen. Doch thans moet ik in de keuken aan het werk, wilt gij mij een weinig helpen. Karoline. Met ongemeen veel blijdfchap! ( zy fpringt voor Nannette op. ) Hoe lief zijt gij mij! < N a N»  32 DE JONGE Nannette. Nog iets, morgen is het< zo als gj m'.j gisteren zeide uw geboortedag : wat moet ik u toewenfehen ? wat doen ? Karoline. Schenk mij flechts uwe liefde, en blijf mijne vriendin: dan ontbreekt mij niets meer. Nannette. Daar kunt gij ftaat opmaken, mijn lief kind. Zoudt gij morgen niet uit het School willen blijven? ik zal het de Meesteres wel laaten zeggen. Karoline. O neen! doe dat niet! Mijne mede-fclioolieren zouden ondertusfehen alderhande fraaije zaaken leeren, die ik naderhand Schoolkomende niet zoude weeten. Wij gaan alle met lust naar het fchool. Eergisteren kwam een Predikant bij ons, wij moe-ten voor hem aile onze geringe kennis openleggen. Hij prees ens, en tot belooning Wilde hij een vrijëndag voor ons verzoeken. Doch wij baden hem allen, dat hij ons daarmede geliefde te verfchoonen. Nannette. Dat is heerlijk' Gij zjt braave Kinderen. Nu , wij kunnen in de keuken immers ook praaten. C beide vertrekken. ) §• 4-  §• 4- Hoe vefl koomt hft niet op b é Leekwyzf. aan! Mevrouw Deugdlief, Juffer Nannette en Juffer Karoline. Deugdlief. "\^ertrouwt gij niet Nannette, wanneer alle Ouders eens zo dachten als de Heer! Blom, dat ons Vaderlrnd ras een ander aanzien bekomen zoude ? Nannette. Zekerlijk wel. Hoe gelukkig waren niet de Kinderen! op hun Doo'-'^edde zouden zij nog hunne overleedene Ouderen zegenen, van welke zij zo eene goede opvoeding genooten hadden. Weet gij , lieve Moeder, wat mij onder het fchrijven van den brief aan den Heer Blom in de gedachten kwam ? Wijl ik toch nu Karoline's Gouvernante ben , zo moet ik ook op gefchikte middelen bedacht zijn, om in dat Kind eene liefde tot de I. Deel. C Huis-  34 DE JONGE Huishoukunde te verwekken. Ik vertrouw, dat een fpreekend voorbeeld van eene perfoon, die door gebrek aan deze vrouwlijke deugd ongelukkig geworden is, hier toe het bete van dienst zou kunnen zijn. Onze arme Buurvrouw, helpt mij voorzeker daar in, zo ik haar alvoorends mijne oogmerken ontdekke. Hoe koomt u dezen inval voor? Deugdlief. Wilt gij Karoline mede naar daar over neemen. Nannette. Ja , wij doen het onder voorwendzel van die kranke-vrouw eens te bezoeken. Deugdlief. Dat moogt gij vrij doen, mijn Kind. Uwe gedachten zijn verfcandigGod gaf u die in. Dank hem daar voor, en bid hem, dat hij uwe deugdzame voorneemens zegene. Het is voor Karoline zeer goed, dat zij de armoede dezer ongelukkige Famielie met ooge ziet, ik wil u dat kleed dat ik voor mijn Petekind gefneeden heb, mede geven ; in weinig dagen is het gereed. Weliigt bckoomt Karoline ook lust, den armen wel te doen. Nannette. Ik dank u lieve Moeder voor uwen goede raai, ——< daar koomt Ka-  HUISHOUDSTER. Karoline; ik wil nu eens zien, welken indruk de brief van baar vader op haar maakt. Karoline. ( treed in de kamer, en kufcht eerst dg hand van Mevrouw Deugdlief, daarna die van Nannette} Ik wenfch u een' aangenamen avond, Moeder! uwe dienaarcsfe, mijne lieve Vriendin! Deugdlief. II: bedank u mijn Kind; Heeft uwe bezigheid u geen eetlust verwekt ? Karoline. In het geheel niet! • Nannette. Ik heb toch iets, dat u ongemeen fmaaken zal. Karoline. Uit uwe lieve band fmaakt mij alles goed. Deugdlief. Kleine vleifter! uit de mijne dan niet? Karoline. O ja toch, Moeder! {zy Springt voor liaar op, omarmt, en kufcht liaar.~) Gij wordt toch niet boos? — {totNannette.) en wat hebt gij dan voor mij ? Nannette. Kent gij dit fignet? Karoline. Van Papa. (zy leest het opfchrift. ) Heeft hij aan u gefchreeven ? Nannette. Zo als gij ziet. Wilt gij hem niet leezen? G a Ka-  30 DE JONGE Karoline. Geeft gij mij vrijheid? Nannette. Volle vrijheid. Karoline. He, dat is mij liever dan al het avond-eeten. Nannette. Lees den brief eerst zagtjes, op dat gij daarna ons denzelven recht duidelijk kunt voorleezen. Karoline. Zo het u belieft. • Qzy leest, haar wezenstrekken veranderen, op liet laatst weent zy.~) Deugdlief. Ik geloof haast kind, dat gij weent ? Karoline. Zoude ik niet van blijdfchap weenen, daar ik zulk een beminnenswaardige Vader hebbe? Dierbaarfte Nannette, leest gij mij toch den brief eens overluid voor, hij behaagt mij gewïslijk nog beter uit uwen mond. O ja, ik bid u, doe het! Nannette. Gij weet, dat ik niet behoef gebeeden te worden, wen het 'er op aankoomt u een fchuldloos genoegen te doen finaaken. Karoline. Dit ondervond ik zins een korten tijd wel honderdmaalen. Doch heb een weinig geduld, en ik zal gewis u ook weder genoegen veroorzaaken. Deugd-  HUISHOUDSTER. 37 Deugdlief. Onze lieve Karoline wil werklijk eene volkomen braave Dochter worden. Nu Nannette, laat haar niet lang wagten. Ik hoore den brief ook nog gaern éénmaal, fchoon ik ook al wederom eens fchreijën moest. Karoline. Gij, lieve Moeder? waarom ook gij ? Gij neemt immers geen dee1daar aan. Deugdlief. Ik? het allergroot- Jfte. Uw Vader droeg mij u op, dat ik de Moeder-plaats bij u zou vervullen. Ik zie, hoe hij voor uw tijdelijk en eeuwig heil bezorgt is; en welk een goed hart u den lieven God gefchonken heeft. O mijn dierbaar kind! dat is een troost voor een gevoelig moeder-hart, dien ik u-niet befchrijven kan! De lieve God zelf, en de verheerlijkte vrinden van God in de Hemel, zien met welgevallen op ons neder. Maakt toch een begin, Nannette, daar koomt anders geen einde aan. ( Ondertusfchen dat Nannette den brief met aandoening leest, leunt Karoline op de zyde van Mevrouw Deugdlief, ziet haar hinder lyh C 3 aan,  3B DE JONGE aan, houdt haar hand vast, en drukt die fomwylen aan haare mond. ) * * * * Antwoord van den Heer Blom aan Nannette. I Jad ik ook geen ander bewijs van uwe bekwaamheid, om mijn kind goed te leiden , dan uwen ichoonen brief: zou ik evenwel geen oogenblik aa.zelen mijn Vaderhart geru,t te (tellen. Beste Nannette, Gij erkent de waarde eencr goede opvoeding; Gij weet, hoe veel gij daar voor uwe VoedJïermoeder fchuldig zij:: en uwe grootmoedige weldoenfter oogst nu reeds den fchoonften loon voor haare aangewende moeite in, daar zij ooggetuige is van den wasdom in deugd en bekwaamheid haarer waardige Voedfterling. Ik zeg u di: nier, om te vleijen. Neen! dit wensch ik u, dat gij het zelve éénmaal aan mijne lieve Karoline zult beleeven. Gij geeft mij daar tce de beste hoop, ea vindt in mijn kind den aan- legd,  HUISHOUDSTER. 39 leg, om dat gene te worden wat mij tot den gelukkigftéri Vader maken moet. Een troost bij welken alle mijne bezittingen in gecne vergelijking komen. Zelfs mijn leven wordt mij nu daarom nog te wenfchelijker, wijl ik hoope aan mijne Kinderen immermeer genoegen te beleeven. Laat mijne dierbaarfte Karoline beftendig het voorwerp uwer zorgen , en u op het naauw. t aanbevoolen zjn. Breng het goede zaad, door mijne overledene, nu zalige Huisvrouw in haar hart gelegt, tot rijpheid, dan vergoedt gij mij het verlies weder, dat ik door haaren te vrtregtijdigen dood geleeden heb. Bij uw opvoedings Plan heb ik niets te voegen. Eene goede Christinne, eene goede Huishoudfter • wordt mijne Karoline dit beide, dan gaa ik gerust uit deze waereld, ontmoet in den Hemel m,ne Wederhelft, en daar verwagten wij beide onze lieve Kinderen, en roemen voor den Troon van God de liefderijke zorgen van hun, die', met ons, onze Kinderen, tot Hemelburgeren hielpen vormen. Ontfangt nu, gij zo wel, ais uwe rechtfchapen Moeder, den dank eens Vaders, die, daar hij zijn Kind C 4 in  4° DE JONGE jjl zulke goede hande zet, zjn verrukkend genoegen niet kan uitdrukken. Blom. Karoline. ( na een lang ftilzwijgen zeer geroerd.} Neen! op de ge.eele \v, ereld is geen kind zo gelukkeg als ik! Wat is dat niet een allerlieffte Vader! Beste M)Jder, kon ik toch ook brieven fchrijven! Deugdlief. En wat zoudt gij dan doen, mijn Kind ? Karoline. Ik zoude op het oogenbl k aan mijn lieven Vader fchiij.en. Ik zoude hem recht kinderlijk danken, dat hij mij zo liet' heefc. Hem plechtig beloven, dat ik alle> zal leeren wat men van mij begeert. > En in alle opzichte gehoorzaam te Zijn. Deugdlief. Dat is recht fchoon gefprooken. Karoline. Ik had hem nog veel te zeggen. Bidden zou ik hem mij altijd lief te hebben -— en dat hij nog in lang niet  HUISHOUDSTER. 41 fierven moge. En van u, lieve Moeder, en van mijne lieve Gouvernante zou ik hem gaarn ook veel zeggen. D UGDUiF. Bij vooiveekl ? Karoline. Dat gij mij beide zo genegen zijt , en wat weet ik , wat ik hem nog niet al zeggen zou, ja, die nu brieven ichrijven kon! D. ug.li f. Dat zoude uwen Heer Vader zejr aangenaam zijn. Karoline. Dat k juist de reden waarom ik hem gaurn fchreef. Mondeling zou ik het hem zeker gemakkelijker weeten te zeggen; duch een Brief een Brief wat fchrjjft gij daar, lieve Vriendin, jtls ik u vragen mag? Nannette. Ik fchrijve den Brief, dien gij mij zo even in de pen geaicleert hebt. Karoline. Ik eenen brief dicteeren? Nannette. Jazeker, aan uwen Vader! Karoline Aan mijnen Vader? • dat zou! daar van moest ik toch ook iets weeten. Nannette. Hermner u eens, wat Gij mij onlangs zeide, toen ik u den brief aan mijnen Broeder voorlas ? C 5 Ka-  42 DE JONGE Karoline. Wagt eens — ha ha! —. ik zeide, hen kwam mij voor, als hoorde ik u ma: uwen lieven Broeder fpreeken.' Nannette. Sprak ik toen wezenlijk met hem ? Karoline. Wel neen! Hij ftudeert immers twintig uuren van hier ; hij konde daar uwe Item niet hooren. Nannette. En toch weet hij thans alles wat ik u onlangs- van Hem daar in de kamer gezegd heb. Karoline. Dat wil ik wel geloven, hij heeft Uwen brief reeds in handen. Nannette. Das kunnen lieden, die verr' van elkander verwijderd leeven, door brieven met den anderen fpreken, en elkander al dat gene zeggen , wat zij mondeling zeggen zj.;den, zi zij te zamen waren? Karoline. Zekerlijk wel, wanneer zij brieven kunnen fchrijven. Doch ik kan het nog in lange niet. Nannette. Schrijven kunt gij. Zoeven hebt gj mij een' brief opgegeven. Waarom zoudt gij ook niet zelve op het papier kunne brengen, wa"t gij eene andere voorzegt Karoline. Ik weet niet, wat ik deni ken"  HUISHOUDSTER. 43 ken moet. Laat mij tceh den brief zien. Nannette. Zie daar lees hem. Karoline. {leest} Allerlielïïe Papa! op de ganfche waereid is geen kind zo gelukkig als ik. Wat zijt gij niet een goede Vader! den kinderlijkften dank zeg ik u, dat gij mij zo lief hebt. Gewis ik zal gaarn alles leeren, wat men van mij verlangt. Ik beloof u recht Deugd- en Gehoorzaam te zijn. Heb. mij toch beftendig lief. Ik bid u daarom , doch fterven moet gj nog in lange niet. Mevrouw Deugdlief, en mijne Vriendin Nannette zijn mij ook zeer genegen. Ik zou u nog zeemei willen zeggen. Doch • ■ ja die nu brieven fchrij- ven kon! Papa! het zou u zekerlijk aangenaam zijn: en dit is JuiSt de reden waarom ik u gaarn zou fchiijven. Mondeling zou ik het u wel gemakkelijker fcünneS- zeggen, doch een Brie; • eens brief Nu, dat zal wel komen. Leef beftendig wel beste Papa! Ik beveel mij in Uwe Vaderlijke liefde, en ben Uwe Lieve Karoline. N a n~  44 DE JONGE Nannette. Wat verwonderd u zo? Karoline. Alles wat ik zo even aan Moeder van mijn Papa gezegd heb, ftaat nu op het papier, uitgezonderd den laatften regel, dien Gij daar bij gedaan hebt. En zou dat nu een brief zijn ? Nannette. Niet anders. Karoline. Op die wjze zoude ik een brief opgefteld hebben, zonder het zelve te weeten ! Mag ik dien zo aan Papa zenden ? Nannette. Zo als hij daar is, zoude niet wel ftaan. Op een afgefcheurd ftuk papier, en daar bij mijn handfchrift : Uw Vader kent dit. Karoline. Dat is ook zo. Ik zal het overfcbrijven. En zou daar gaarn nog iets bijvoegen. Nannette. Hoe, wat bijvoegen? Karoline. Dat ik alles wat daarin ftaat, zeide, en dat gij het tot een Brief gemaakt hebt. Nannette. Ook dit kan gefchieden. Schrijf nu den brief zindelijk af. Ik wil daarna in een Nafchrift den toedragt der zaaken met mijne hand daar onder voegen. Ka-  HUISHOUDSTER. 45 Karoline. Ja dat is zeer goed. Het zal Papa dan nog meer verheugen, ■ als hij ziet hoe aardig gij mij verrast hebt.  5- 5- Een byzonder onderwys, dat helaas! welras Algemeener zoude kunnen worden. Mevrouw Adelheid, (zijnde de zieke Buurvrouw; ) Karoline en Nannette. A d e l h ei d. X Ie! een or.verwagt bezoek! Juffer Nannette, gij brengt mij gewis de kleine Karoline hier. Ja, zij is het beeld haares Vaders mijnes edelen weldoeners. Karoline. Het is mij lief dat mijn Vader in de■ gelegenheid is, om u eenig goed te doen. Gaat het iets beter met uwe gezondheid Mevrouw? Adelheid. God zij eeuwig dank! van dag tot dag word ik béter, en kan thans wederom eenig werk verrichten. Nannette. Mijne lieve Moeder laat u van harten groeten. Het zal haar verheugen  HUISHOUDSTER. 47 gen, dat wij met deze aangename boodfchap thuis komen. A d e l 11 e 1 d. Die braave vrouw ! — Gelieft bet u niet een weinig plaats te neemen ? 'Nannette. Als het u belieft Mevrouw. ■ Waar is Juffer Elifabeth? Ik heb van haar Meter een kleedje voor haar. Adel heid. M'n Hemel! Mevrouw Deugdlief maakt alteveel kosten! de Kinderen zijn alle in de Kerk; ik hebze daar heen gezonden, om te bidde, en de lieve God voor mijne hcrPielling te danken. Wat zal zig Lifette niet verheugen, over dat fchoone gefcbenk ! (zy ■weendt. ) Ach Karoline verwonder u niet over mijne traanen. Ik moet nog menigmaal weenen, wanneer ik mijne voorige omftandigheeden met de tegenswoordige armoedige vergelijken. Daar bcfchouw eens het af- beeldzel mijnes overledene Mans. Hoe vind gij zijne kleding! K \ r 0 l 1 n e. Zeer prachtig. Ad e lh e 10. Ik ging voor een paar jaare nog kostbaarder gekleed. Ik woonde in een  4^ DE JONGE een Hui-, bi) het weike dit tegenswoordige naar een boere-hut gelijkt K arol in . Wie heeft u zo arm gemaakt ? - kwade lieden ? Adllheid. Ik zelve. Karoline. Is het mogeli'k, z'g zeiVen zal immsrs niemand een.g nadeel toebrengen. Ad ei. hmd. En toch is het zo. Ik bragt mijn man een fraaij Capltaal ten Huwlijk, en hij zelf had een vermogen van meer dan Hondertdmzend Gulden , weinig jaaren waaren ver' logen en alles was weg. Karoline. Dat kan ik net be^r pen Mevrouw. Adllheid. Ik wilde het ook niet geloven, tot dat na den dood min mans, de fchuk.ë sfchers, m, niet meer dan mijne v.jf kinaeren, en jammer en ellende overlieten. Karoline. Die boze lieden! Ik dagt het we! dat 'er wel iemand, u van het uwe moe t beroofd hebben. Adelheid. De fchuldësfchers, vorderden flegts wat hun met recht toekwam, de betaling der fchulden, die ik en n\n man uit  HUI SHOIFDSTER. 49 uit onbezonnenheid gemaakt hadden. Kar 0 li na. Doch zo rijk te zijn, en dan nog fchulden te kunnen maken, dat is evenwel zeldzaam ! Adelheid. Lieve Juffer, wil gij een oogenblik toeluisteren, dan wil ik het u begrijpüjk maken. Karoline. Het is eene vrijpo tigheid van mij, ik vraag om verfchooning! Doch evenwel. ■ 1 Adelhe id. Mijne ganfcheellende kwam hier uit voort, dat ik geen huishouding verftond. Toen ik in uwe jaaren was, dagt ik aan niets anders dan mij optefchikken, te wandelen, te fpeelen, en op die Wijze, den eenen dag na den anderen met ledig gaan door te brengen. Karoline. Ging gij dan niet naar het fchool ? Gij had daar wat goeds kunnen leeren. Adelheid. Ik ging 'er wel; doch bad mijne gedachten fteeds op iets anders. Het leeren was mij een last. Ter naauwernood leerde ik een weinig leezen en fchiyvem Karoline. Niets van het rekenen + en van het braaijen, en naaijen? I. Deel. D A»  5? DE JONGE Adelheid. Weinig of niet meta'1. Mijn Mama had mij veel te hef. * Karol ine. Te veel? kan een Moeder haar kinderen te Hef hebben. Adelheid. Ja, dat gefchied helaas! maar al te veel. Wanneer een Moeder, om haar kind niet te bedroeven, het den vri'ën wil laat, zijne lichtzinnigheid niet beteugeld, zijne gebreeken niet beftraft, dan is het eene fchadelijke Moederliefde. Haar kind wascht op, en biijft altijd dom, word hoe langer hoe flimmer, en op het laatst ellendig en ongelukkig. Ik heb het tot mijn eigen nadeel zelfs ondervonden. Ka rol ine. Dan ik zie egter nog niet, hoe gij zo arm heb kunnen wörden, wij hebben ook eenige Jonge Juffers in het fchool, die niets willen leeren, en altoos andere ftooren, en gekheid maken. Zij zijn toch rijk, gaan fraaij gekleed, en maken zich altijdt vrolijk. Adelheid. Zo deze Juffers flegts een tveinig ouder worden, let 'er dan op, welk een ellendig figuur zij als Huismoeders zullen maken. Karoline. Zij zullen zekerlik ook gelijk  HUISHOUDSTER. 5t lijk andere Dames, om tien miren ópftaati, koftjj drinken, r.'g aankleeden, eeten, viiiten ; evvn of ontvangen, tot het tijdt is cm naar de gezelfëhappéh' :e gaan, en te fpeélen. Dat Is immers nu onder Hsden van fang de mede. Mijn lï'amzel heeft het mij dikwils aangepree. en en mij ~:zegd, ik ken cck Sfóg wel eenmaal zulk eene greote Déiriè IV.. den. Adelheid. Uwe Mamzei had gelijk in dat fïuk, daar he: veeie Jonge juffers niet beter maken. Maar dat zij u zulk eene wtj.^e van Ieeven heeft aangepreczen , Was zeer onvc;rz>t:giijk gefproken. Toen ik dcor 't Huwelijk verbonden was, bleef ik even zovoort leeven, en jukt dat is de oorfpronk van mijnen armzaligen toeiland. Karoline. He! Dat moet tcch woneel:, e:: zz zoekt me* een eenen dag in den anderen te cLodea. Karoline dat vreet geld! Karoline. Ik wil het zeer wel gelooven. Evenwei kan men alle deze vermaakiijkheeden niet wel ve.c?.:.ken. Adelheid. Neen. H$l ikea met matigheid gebruikt, en cie Huishouding niet Weronachrzaam:: 'er sju voer mij en mijn? kinderen genoeg overig zijn, om thans de nodige vergenoeginge te genieten. De oh van de Huishouding va.f.oud ik niet met al. Knoopwerk cm dit het zo de mo.ie is, was mijn eenige bezigheid, waar meode ik mij voor den febijn onledig Lield. Dit bragt mij weinig op. De dienstboden leefden ir.tusfchen naar goedvinden; en wijl ik hun zulke liegte vcorbeeiden g:.f, zo maakten zij zig ook braaf vrolijk, en teorden |u> tig uit mijn zak. Dat deed met Nieuwe Jaar zo veele rekeninje vcor den dag komen als cf wij een halve f.ad, i.i ens huis onderhouden hadden. Ka"ql.ine, Ik word wezendüjk benauwt  HUISHOUDSTER. 55 nauwt door uw verhaal mijn goede Buurvrouw. De renten zullen toen nimmer toereikende geweest fejn, om alle onkosten goed te maken. Adelheid. Voor zeker niet. Mijn Man, die door mijn voorbeeld werd meegefleept, moest het eene Capitaal na het andere doen fpringen. Ik zelfs was laag genoeg om buiten zijn we'eten aanmerkf ke zomme te borgen. De fchuldëisfchers hadden eenen tijd lang geduld en zweegen. Dan toen zij zagen, dat alles verwoest en verwaarloost werd, wilden zij betaald — of gewaarborgt z n. Ik fchaamde mij, om mijn Man te bekennen, dat ik hem misleid had, en zocht mijne gebreeken, door andere die nog flegter waaren goed te maken. Toen ging het op een verpanden los. Ik fchame het mj te zeggen; doch mijn lieve Karoline ik hoop u daar door een dienst te doen, met u voor die jammerpoele te waarfchuwen, waarin zich Vrouwen ftorten die geen Huishouding verftaan. Ik nam het Zilverwerk, zelfs eenige van mijne Juweelen, en ik gaf die om te verpanden over. , Karoline. Mijn Hemel! wat moet ifc kooren! D 4  $6 DE JONGE Adelheid. Ik zal mijne treurige ge» ichiedenis beflji.ten. Kortom in weinige jaaren was ailes vergast en verbrast. Eind» lijk begon mijn Man en mij de ooge open te gaan; doch helaas! te laat. Het was niet te verhelpen. Mijn Man kwelde zich tot aen dood toe, en ik werd een arme i ■ arme weduw met vijf hulpeloocze kinderen. Juffer Karoline, dat is een Ellende : • (_ zij weent. ~) Kakqmne. Ik heb een hartelijk medelijden met u, wie nu helpen kon! Adelheid. De lieve God alleen; en hij doet het ook. Maar de grootitc weldaad echter die hij mij immer bewees, was deze, dat hij mij deed arm worden. Karoline. En noemt gij dit een weldrad van den lieven God ? Adelheid. Ja, de allergrootfte en zedert dien tijd dank ik hem alle dagen daar voor. Mijn lieve Karoline, een Vrouw die zich niet bevlijtigd om een goede Kuishoudfter te zijn, kan ook geene goede Chriftinne zjn; en dat is het grootlie kwaad dat een Mensch op aarde wedervaren kan. \n de dagen van weelde heb jk den lieve God  HUISHOUDSTER. 57 God geheellijk uit het oog verlooren, nimmer aan mijn zielen-heil ernftig gedacht; ik leefde als of 'er geen Eeuwigheid ware. De bittere armoede dwong mij eindlijk tot den lieve God mijnen toevlugt tc neemen ; ik bad hem in oprechtheid des herten, om vergiffenis over mijn ongeregeld leeven; onder duizend traanen droeg ik berouw over onverfchilligheid omtrent zijnen Heiligen dienst, en zie daar, hoe goed de liefden-vollen Vader in den Hemel is! Zedert den tijd mijner bekeering, heeft hij mij gcduuriglijk medelijdende vrienden en vriendinnen toegezonden , die mij in mijne nooddruft mildadiglijk onderfteunden Den Rijkflenvergelder alles goeds gelieve zulks uwe dierbaarfte Papa, en myne Gebuurin en alle andere weldoeneren duizendvuldiglijk tijdelijk en eeuwig te vergoeden. Nannette. {die gedmtrend dit gefprek Jiil had zitten braaijen. ) Mijn lieve Mevrouw, gij zult noch de troost beleven van uwe Kinderen welopgevoed en verzorgt te zien. Adelheid. Dat geve de Hemel! Ik vertrouw op God. Hij zegent zijne kinderen D 5 wan-  58 DE JONGE wanneer zij vroom en werkzaam zijn ; en hiertoe voed ik mijne kinderen zorgvuldig op. Indien ik noch rijk ware, zo Zoud ik ze ook zo hebben laaten opwasfchen, gelijk ik opwiefch. Wellicht waaren zij door mijn toedoen voor eeuwig verlooren gegaan. Thans hoop ik, ik zilze hier namaals alle in den Hemel ontmoeten, en God desweegen eeuwig danken, dat hij mij deet tot armoéde vervallen. Het is een gevaarlijke zaak rijk te zijn. Karoline. ( loopt na Nannette, om. helst haar veenend.} Lieve, lieve Vriendin ! Ach! Nannette. Wat fcheelt u, mijn dierbaarfte. Karoline. Thans begrijp ik eerst wat ffiijn Papa u onlangs fchreef. Nannette. Wat dan? Karoline. Hij zeide , wanneer hij mij als eene goede Huishoudfter, en goede Christen achter liet, zou hij getroo.t uit deze waereld fcheiden. Becte vriendin, ik wil voorzeker beide worden. Cij zult mij immers daartoe behulpzaam zijn. Nannette. Dat zijn a! mijn wenfchen. — Doei  HUISHOUDSTER. 59 'Foch daar onzen tijd ongemerkt verloopenis, Zo wenfchen wij u een vergenoegden avond Mevrouw. ( zy Jïaat op. ) Adelheid. Zo \efgenoegd heb ik 'er in lange geen gehad, het edele beiiuit van Karoline, maakt mij bijkans op eenmaal volkcmeüjk gezond. Karoline. Ik heb u veel verplichting Mevrouw, groet uwe lieve Kinderen ais zij thuis komen. ( belde vertrekken. ) J. 5.  §, 6 Een Kapitaal, dat Kinderen zicb gemakkelyk kunnen aanleggen. Mevrouw Deugdlief, Juffer Nannette ea Juffer Karoline. Karoline. J)aar zie nu eens, wat ik heden ontvangen heb. ■ Een brief van mijnen lieven Papa; Mag ik hem overluidt leezen ? Deugdlief Gij zult ons daarmede zeer verheugen mijn kind. Karoline. Ook zal ik mijn best öoen, om hem duidelijk te leezen ; hij verdiend zulks. C leest. ) „ Ja, mijn Kind, gij zijt mijn lieve Ka„ roline. en zult die ook altoos blijven, „ om dat gij reeds begint immermeer een „ Kind van God te worden. Ik weet den „ Aigoéden niet genoeg te danken, dat ik „ u in zulke goede handen zie. De groot- „ heid  "huishoudster. 6i „ heid van dit Geluk kent gij thans noch „ niet. Doch wanneer gij ouder en ver„ Handiger wordt, dan zult gij die dagen „ zalig roemen, in de welken gij tot de „ plichten van uw ftand zo liefderijk opge„ leid zijt. Denk' , mijn lief kind , hoe „ veele, ook van Adel, in onwetenheid en „ luiheid opwasfchen; en met 'er tijd de „ ellendigfte fehepzelen moeten worden. „ Die goede kinderen verdienen u medelij„ den : want zo zij zulk eene verflandige „ opvoeding genoten, gelijk gij thans ge„ niet, zouden zij de braaffte vrouwen wor,, den, en flechts in de vervulling haarer „ Huislijke plichten, niet in nuttelooze beu„ zehngen, haar beftendig tijdverdrijf zoe„ ken. Die arme fehepzelen ! Zij zullen nog „ haar ongeluk inzien ; dog als dan zal „ het te laat zijn. Mijn Kind wat gij dit jaar „ leeren kunt, is honderdmaal meer waard, „ dan dat ik u geheele kisten met geld na„ liet. Zie daar! hoeveel dank en liefde „ gij aan uwe tweede Moeder, en aan de „ lievenswaardige Leermeesteres verfchul„ digd zijt! Verzékert beide van mijne „ hoogachting, en blijft mijne^,lieve Ka-  6l DE JONGE „ róline , zo als ik u liefhebbende Vader „ enz." „ N. S. Haast zou ik bet vergceten heb„ ben, op dat gij nu zoud zien, boe wel „ ik met uwe fraaijen brief te vreeden bens „ laat ik het aan uwe keuze, iets van mij >, te begeeren, wa: d vreugde en voordeel „ kan veröorzaaken." Nannette. Welkeen bekoorlijken brief is dit! Zulk eene liefderijke Vader als gij, hebben wel weinig Kinderen, mijne kleine Vriendin. Karoline. Niet waar? —— Doch ik za! mij voorzeker wel beijveren, cm zijne liefde hoe. langer hoe meerder te verdienen. Deugdlief. Hoe koomt het tcch mijn kind, dat gij dezen brief zonder aandoening zo aardig geleezen hebt? Kar,oline. Werkljjk? heeft het n behaagd! ik ham hem reeds tweemaal te voeren overlcozon, en verbeelden mij, dat mijn Papa, mot mij redeneerde, en mij liefderijk teefpraL- ■■« Na^nnet-te." Baaröm deed gij cok uw best-  HUISHOUDSTER. 63 best. Doch uw Heer Vader heeft een- veel zwaarder ftem: waarom bootsde gij deze ook niet na? Karoline. He, He! dat zoude mij welftaan! Gij, zeide mij immers ik zoude bij het leezen mine natuurlijke ftem behouden. Is dat niet zo ? Nannette. In alle gevallen. Dit antwoord zogt ik juist ; en nu moet ik zeggen dat gij in deeze kunst de grootte zwarigheid te boven zijt. Gefprekken en briefven leest gij als een grootte Juffer. Gij zult ook fpoedigL'k vertellingen en andere fchriften natuurlijk en vloeijend leezen, zo gij op den eigenlijken zin acht geeft, en op de wijze hoe bekwaame heden deze dingen leezen, vlijtigiijk opmerkt. Karoline. Mijn Papa geeft mij vrijheid iets van hem te begeeren. Dat durf ik hem niet kw.jtfchelden. Doch wat? Nannette. Een aardige Pop. Karoline. Q .foeij doch! waar voor ziet gij mij aan.? Deugdlief. Ik zal het wel beter raaden. Nannette feherst Hechts. Heeft geene van de jonge Juffers in het fchool een nieuw  64 de jonge nieuw modifehe Muts, die gij niet hebt * Dat zoude béter wezen. He, Heb ik het niet getroffen! Karoline. Doch, mijne lieve Moeder, zoude ik als dan béter en verftandiger zij n ? Wat zoude mijn Papa niet van mij denken ? Heb ik niet meer kleederen, dan ik van nooden heb? Ik zou denken, dat een goed boek, béter voor mij ware. Deugdlief. Gij wordt mij van dag toi dag dierbaarer, mijn kind. Ik zoude u dat zelf hebben aangeraden: nu verheugd het mij destemeer, dat gij zelve op dezen verftandigen inval gekomen zijt. Karoline. Om wat voor een boek zal ik mijn Papa verzoeken? Nannette. Waar zoudt gij zin in hebben ? f- Karoline. In eene fraaije gefchiedenis; ik hoore niets liever. Nannette. Neem ééns, dat de lieve God zelve eene gefchiedenis hadt laaten fchriiven, in welke de wonderbaarfte gebeurtenisfen opgeteekend zijn, die zonder dat, geen Menfch meer kon weeten: zoude dat niet een aapgenaiam leezen zijn? Ka-  HUISHOUDSTER. \'ti§ Karoline. He! dat geloof ik. Doch wie zou iets dergelijks mogen verwagten? Nannette. Is de lieve God niet oneindig goedertierener dan wij menfchen verdienen , en redenen hebben te hoopen ? Karoline. Ook dat is hij! Is 'er wel zulk eene wonder-gefch;edenis ? Nannette. Ja, mijne waardfte! Ook heeft de lieve God zorg gedraagen, dat daarin tegelijk alles opgefchreeven werdt, wat ons, zijne Kinderen, verftandig, deugdzaam en wezenlijk gelukkig kon maken. Verzoek uw Papa om dat boek; het zal hem aangenaam zijn, dat gij zulk een heilig boek boven anderen verkiest te leezen? Karoline. Hoe is de titel daarvan? Nannette. Bijbelfche Gefchiedenis voor Kinderen, door G: Kulenkamp, met plaaten * gedrukt te Amfterdam bij J. Allard. Karoline. Met plaaten? O! dat is overheerlijk! met plaaten! daar kan ik mij mede verlustigen ! Zeg mij doch waarom noemt men het eene Bijbelfche Gefchiedenis? Nannette. Dat boek uit het welke deze vernaaien en leeringen genomen zijn, L Deel. E noemt  C6 DE JONGE noemt men Bijbel, of de Heilige Schrift. Karoline. Zo! ■ Dit woord heb ik reeds voor lang gehoord ; doch niet geweeten wat het zeggen wilde. Het is goed dat ik het nu weet. Heeft dan de lieve God dien Bijbel zelve gefchreeven? Nannette. Hij heeftze laaten fchrijven, zeide ik u reeds; dat is, hij heeft heilige mannen bijzonder verlicht, en hun ingegeeven, wat zij fchrijven zouden. K a ro n n e. Hoe goed is hij toch! Lieve vriendin, gij ziet hoe zeer mijn eerfien brief aan mijne Papa behaagde; hoe —■ wanneer ik hem een tweeden fchreef? wilt gij zo goed zijn van mij te helpen ? Nannette. Waarom dat niet? Doch gij zult mij, voor deeze reis, niet voor uwen Secretaris laaten fpeelen. Karoline. Bijaldien het u moeite veroorzaakt, zal ik liever zelve beproeven, of ik iets op het papier kan brengen ( of kan cpftellen.) Nannette. Wat u voordeel aanbrengt, befchouw ik nimmer als eene moeite. Ik Bel egter op uwe leerzaamheid zulk een ■^rtrouwen, dat ik niet twijffel, of gij zult  HUISHOUDSTER. 6f zult in uw werk wel fiaagen. Wil ik ü door vragen daarop helpen ? Karoline. O ja! zo het u geliefd! thans ben ik daar niet meer bang voor. Deugdlief. Q die volgens haare gewoonte, eenig werk verrigt} Karoline! —1 haast had ik het vergeeten — de keukemeid bragt mij daar even, uit uwe kleerkas, eenig oud goed, waar onder een' wollen rok. Wilt gij het draagen? Karoline. Neen, lieve Moeder! Het is mij alles te klein geworden. Doch ik wilde het wel gaarne, aan het arme kind, van onze zieke buurvrouw, de kleine Jofephe geeven. Gisteren zag ik haar, zonder handfchoenen en mantel, naar de Kerk gaan; haare armtjes waren bloedrood. Ik begon haast van medelijden te weenèn, en wilde haar mijn handfchoenen Ieenen. Doch zij wilde die maar in 't geheel niet aanneemen, en zeide, dat ik veel koudér zoude worden, dewijl ik dezelve zoo niet gewoon Ware, als zij. Toen kwam het mij te binnen , dat ik nog eenige oude kleederen te huis hadde, welke ik niet meer tonde gebruiken ; en die wilde ik nu aan de goede' E 2 Jo-  68 DE JONGE jfofephe geeven. Doe ik daar niet wel aan? Gij gaaft immers, eenigen tijd géleden, ook wel een kleed, aan haare jongere zusters, voor den winter. Deugdlief. Kom, mijn lieve kind, omhels mij. Volhard in uw medelijden tegen de behoeftigen, dan zal God u ook wederom , in dit leven geluk en zegen fchenken. Vraag eens, aan uwe lieve Nannette, wat gij doen moet, zo God u in den Hemel, 'er ook eenmaal voor zal beloonen. Karoline. (_ gaat naar Nannette , neemt haare hand . en drukt dezelve aan haare borst. ) Lieve Vriendin! Nannette. Ik begrijp al reeds wat gij wilt hebben. Doch zeg mij eerst eens, waarom hebt gij zoo een hartelijk medelijden, met dat arme kind.? Karoline. Om dat ik denk , dat zij bedroefd is, wijl zij zo veel koude moet nitftaan. Nannette. Dat fchaadt u immers niet? Gij hebt toch geen gevoel van de groote koude. Karoline. Dat is wel waar ; doch wan-  huishoudster. 69 wanneer ik eens zoo arm en flegt gekleed ware, als dat meisje, dan zoude ik ook wel wenfchen, dat 'er zich iemand over mij ontfermde, en mij te hulp kwam. Nanzette. Hierin geloof ik u. Doch uw Papa is rijk; dus behoeft gij immers voor de armoede niet te vreezen. Karoline. Vrouw Adelheid was ook wel rijk, en nu is zij met haare kinderen» in zulke naare omftandigheden. O! aan dat laatfte bezoek zal ik al mijn leven denken! De lieve God, kan immers, mijn Papa, ook wel arm laaten worden ? En dan was ik ook een verlaaten weesje. Doch ik zal gaarne leeren, werken, en deugdzaam zijn, op dat mij de lieve God niet met armoede ftraffe. Het is eene ijsfelijke zaak arm te zijn'. Nannette. En wanneer men het door zijn eigen toedoen word, is 't nog ijsfelijker. Doch wie kunnen de armen wel helpen ? Karoline. De rijken , als zij Hechts willen. Nannette. Mag het God gaarne zien, als de rijken tegen de armen zoo mildaadig zijn ? E 3 Ka-  JO DE JONGE Karoline. Ik geloof ja. De lieve God is immers onzer aller Vader ; armen en rijken zijn zijne kinderen. Nannette. Dit is onverbeterlijk ge. zegd. Waar hebt gij dit alles geleerd ? Karoline. Van mijne lieve Ouderen, en in de fchool. O, mijne overledene Mama, was tegen de armen zo onuitfpreckeJijk goed! zij zeide dikwerf, tegen mij, dat zij al haar' geluk, alleen aan de aalmoefen > welke zij in den naam van Christus onzen Heerc, aan de armen gaf, toelchrecf. Somtijds verhaalde zij mij, dat de Zoon van God ons tot zijne Zusters verkooren , cn gezegd had, dat hij al het goede, welke wij, uit liefde tot hem, aan anderen bewezen , zoo zoude aanmerken, als of men het aan hem zells had gedaan. Nannette. Nu zie ik, dat gij het reeds begreepen hebt, hoe men door milddaadigbeid fchatten voor den Hemel moet verzamelen. Gij wilde ter liefde van God aalmoesfen geeven, wijl het hem belraagd, dat men zich over zijne Kinderen, de armen, zal ontfermen. Doch gij moogt uwe oude ileederen niet weg fchenken. Gij zijt 'er nog  HUISHOUDSTER. 71 nog geen meester over. Zonder kennis van uwen Papa, moet gij niets uit het huis weggeeven. Karoline. Mijne zalige Mama zeide mij het zelfde; nu komt het mij weder te binnen. . Doch dit is niets, zulks zal ik wel klaaren. Ik zal mijn Vader om zijne toe/lemming vraagen, en dit zal hij mij gewis niet weigeren. Nannette. Zeer goed! Kunt gij dit verzoek niet bij den brief voegen, waarin gij om een mooi boek hebt gefchreeven? Karoline. Dat is ook waar! De brief werdt dan ook grooter. Nannette. Zie eens, de rok moet nog een weinig verfteld worden. Intusfchen dat gij antwoord krijgt, zal ik hem vcrfiellcn. Karoline. Daar dank ik u duizendmaal voor. Als- ik nu Hechts wist, hoe ik den brief moest beginnen. Nannette. Als gij met uw' Heer Vader mondeling fpreekt, zijt gij dan ook zoo bedeesd? Zeg hem flegts openhartig, wat gij door zijn' brief ondervonden hebt , en field hem dan op eene beleefde wijze uw ver-, zoek voor. E 4 Ka'  1% DE JONGE Ka r o l r n e. Daar . hebben wij het nu. Dit alles, had mij immers -reeds, van te vooren te binnen kunnen koomen. ik zal het met één gaan beproeven, terwijl ik alles nog verfch in mijn geheugen heb. Deugdlief. Karoline! Ik heb u iets alléén te zeggen. Het is héden de verjaardag van uwe lieve Nannette. Hebt gij het begreepen? Karoline. Ik bedank u, lieve Moeder ! ( zy loopt naar Nannette toe.. ) Waardiïe vriendin, ik zou wel haast op u kijven, dat gj mij niet hebt laaten weten, dat het lieden uw verjaardag is. Doch ik houde te veel van u, dan dat ik dit zou kunnen doen. Had ik het evenwel eerder geweeten, dan zou ik, u, in mijn morgen-gebed aan den lieven God nog ieveriger aanbevoolea ihebben. Zeg mij tog eens, waarmede, ik uw liefderijk-hart kan vermaaken ? Nannette. Daarmede, dat gij alle dagen, voordgaat, om zoowel, in ouderdom , als in wijsheid, en deugd toeteneemen. Dan zjn wij beiden gelukkig mijn kind. i Karoline. Hier hebt gij 'er mijne hand op  HUISHOUDSTER. 73 op, en deezen kufch. De lieve God kqnt mijn hart, en weet, dat ik het welmeene. Nannette. Ook deeze goede wil, is eene genade van hem. Wij zullen hem héden , in ons avond-gebed , bijzonderlijk , daar voor danken. Karoline. Ja , dat zullen wij'. Elk jaar zal ik aan ceezen dag indagtig zijn! ES ,5-8.  I 7- QvERTOLLIG? TEN minsten IS HET nog goed voor ERIN nering. Juffer Karoline en Juffer Nannete, Karoline. .T Toe lang zijn mij deeze drie dagen gevallen ! Doch nu hebt gij immers wel tijd, om mijnen brief natezien ? Nannette. Ja, mijne waardfte! Geloof het, dat ik 'er mij in het geheim over verheugde, uwe onfehuld'ige begeerte zo lang opgehouden 'te zien. Gij weet, dat ik u regt teder beminne. Karoline. Juist daarom kan ik niet begrijpen, wat gj daar zeide. Nanette. Gij zult het met één wel inzien. Het gebeurt duizendmaal , in 's menfchen leven, dat, ons, zelfs bij de beste oogmerken, nog hindernisfen in den weg komen, welken wij niet kunnen beletten. Verftaat men dm de kunst niet, om over zijn'  HUISHOUDSTER. 75 zijn' eigenen 'wil te heerfchen, zoo wordt men verdrietig, treurig , kleinmoedig , en met één woord, ongelukkig. Om dit, anders, zo onvermijdelijk kwaad voor te komen , is 'er geen ander 'middel, cirn dat wij, met en beneffens het gebed, ons zonv wülen in kleinere toevallen oefenen, en de grcotuC "pl;gten dikwerf voor de anderzins geoorloofde venmaaken voor trekken. Begrijpt gij- het nu? K a k o l i n e. < die het gezegde nadenkt ) . Ik had mijnen brief gereed -—• ik wilde hem gaarn laten verbéteren. ■ Gij werdt door dringende bezigheden belet »— en hadt voor mij geen oogenblik over.. Dit zag ik wel, u kondc ik de fchuld niet geeven ; en toch was ik verdrietig. Gij hebt gelijk, als men verdriet heeft, dan is men niet wel te vreden. Doch hoe had ik dan moeten doen ? Nannette. Gij had moeten denken: ik heb mijnen pligt gedaan. De goede God Ziet dat ik het wel meene. Doeh hij laat nu toe, dat ik mijn goed voorneemen nog niet kan uitvoeren. Ik zal daartegen niet murmureeren. Zijn wil gefchiede ! • r zie"  76 DE JONGE ziet gij nu Karoline, zoo denken, zoo handelen vroome Christenen, en bevrijden' zich -dus van duizend verdrietelijkhéden, welke hun anders aan hunne gezondheid fchade gedaan, en nog bovendien de heerlijkfte verdienden voor den Hemel geroofd hadden. Karoline. Dat is heerlijk! Dat zal ik ook leeren. Ik kufch u hiermede de hand voor deeze goede leering, mijne aller lieffte Nannette . Nu begrijp ik het, wat mijne zalige Mama, zo dikwerf zeide, als zij zich niet wel bevond : De goede God is onze Vader! het gefchiede wat hem behaagt! Hij weet beter dan wij, wat voor ons ligchaam en ziel het be-t is. Dus heb ik Mama dikwerf hooren fpreeken. Nannette. Een kragtige aanmoediging voor Karoline, om in haare voetftappen te treden. Doch lëes mij nu uwen brief eens voor. Karoline. {leest} Waarde papa de mooij brief Van u had mij Regt Verheugd danke u Kindirlijk voor uwe goeddheid wilt gij mij een mooij boek koopen mijn lieve leermeesteres heeft mij 'er Een Genoemd daar vind men de gefchiedenisfen in wel-  HUISHOUDSTER. 77 welke De lieve god voor ons had Laten fchrijven er zijn ook mooije prentjes in Daar bij Zeide zij lk moest dat graag leezen Lieve papa mag IkuDaarrom biddenno ja Doch ik zal dan ook weer vlijtig leeren maar had nog Een verzoek Der zieke buurvrouw dochtir is heel flegt gekleed Dat goede kind moet fchier bij den harden winter van koude Vervriefen ik moest 'er over huilen ik wou het Graag Een paar oude bonte mofjes geeven met Een afgedragen winter kledje het is mij te klein ik kan het niet meer Gebruiken voor het arme fchaap was Het net goed wilt Gij het mij toeftaan haar daarmede te verheugen zij is mijn fchool kammeraad En bid En leert graag zeg Gij Doch geen neen mijne lieve zalige Mama heeft de armen ook Gaarn goeds gedaan En zeide mij de lieve God zegent de luiden die graag aalmoefen geven ik bid u nogmaals om deeze toeftemming en kusfe u met kinderlijke liefde de hand uw gehoorzame dochter Karoline Nannette. De brief konde niet béter weezen. Gij hebt een gewonnen fpcl. Laat mij nu ook eens uw fcirift zien. Ka-.  ;3 DE JONGE Karoline. Daar is mij fchrift. Ik zal het nog eens in het net affchrijven. • Waar over ftaat gj zoo verwonderd? Nannette. Gj hebt den brief zo mooi geleezen, alle de letters zjn regelmatig gefchreeven, en toch kan ik in het leezen niet voortkomen. Karoline. Gij fchertst! Nannette. Neen! mijl kind. Maar ik weet niet, waar ik moet ophouden. Hoe hebt gj dat kunnen doen ? Karoline. Dat zoude tooverije zijn, als ik mijn eigen fchrift niet konde leezen. Nannette. Doch deczen brief fchrijft gij immers niet voor u zelve. Gij moet het dus zoo doen, dat uwe waardfte Papa dcnzelven ongehinderd leezen, en ook verftaan kan. Karoline. Ha, ha, nu merk ik waar gij naar toe Wilt. De ftreepen en punten ontbreeken 'er nog aan. Ik weet nog wel, dat, toen ik leerde leezen, men bij dit teeken moest ophouden, en met de ftemme rusten. Doch waar ik dezelve moet plaat!>n, dat weet ik nog niet. Toon Gij het mij toch eens, ik aal gewis recht opmerken N an.  HUISHOUDSTER. 79 N a n n f, t t e. Daar ben ik van overtuigd, cn juist daarom kan mij niets aangenaamer zijn, dan u in alles, wat u flechts voordeel , en eer kan toebrengen, te onderwijzen. In het mooi fchrijven hebt gij u reeds goed geöeffend; nu moet gij ook nog regelmaatig leeren fchrijven. Karoline. Is 'er dan een onderfcheid, tusfehen mooi en regclmaatig fchrijven? Nannette. Een zeer groot onderfcheid. Mooi fchrijven, heet de letters zoo maaken, dat het fchrift net en leesbaar in het oog valt. Dit kunt gij, gij weet de grondregels, uit welke de letters beftaan, zeer goed bij eikanderen te voegen, en elke letter zijne behoorlijke gedaante cn groote te geevcn. . Door het regelmaatig fchrijven, leert men alle woorden, • met de daarbij behoorende letters te fchrijven , 1 te fcheiden, en > de ver- fchillende onderfcheiding teekenen te gebruiken. Wij zullen van deeze drie zaaken, Hechts het hoofdzaaklijkfte, na eikanderen verhandelen. Hoe heet de eerfte? Karoline. Men moet de woorden met de daar bij behoorende letters fchrijven. Heb ik dat niet gedaan? Nam,  8o DE JONGE Nannette. Wij zullen het zoo met één zien. Men zet eene groote letter i) in het begin eener réden, het zij dan een brief, eene rékening, eene quitantie, of een ander fchriftelijk opflel. Karoline. Ik moet dus bij het woord de eene groote D maaken. Waar nog meer ? Nannette. 2) Bij alle hoofdwoorden, zelfs dan ook, als 'er een ander woord, in plaats van een hoofdwoord gebruikt wordt. Karoline. Maar wat verftaat men door een hoofdwoord ? Nannette. Alle woorden, voor welke ik, een van deeze drie woordjes, de, die, dat voorzetten kan ; bij voorbeeld : de Brief, die Vrouw, dat Kind. Voor welke woorden kunt gij nu, hier in uwen brief, de, die, of dat voorzetten, dat men verftaat, wat gij hiermede zeggen wilt? Karoline. ( doorloopt haar en brief.} Den Papa, den Brief, die Goedheid, dat Boek, die Leermeesieresfe, die Gefchiedenis , de Prenten , dit Verzoek , die Vrouw, en dat Kind. enz. Dit verfchaft mij veele groote begin letters! Nannette. Wij hebben nog niet gedaan*  HUISHOUDSTER, 8l daan. 3.) In brieven aan voornaame per-foonen, of ons gelijken, fchrijft men ook" groote letters bij ieder klein woordje,': welk men in plaats van hunnen naam gebruikt y bij voorbeeld: Gij fchrijft aan uwen Papa; dan verftaat gij immers door de woordjes Uwen, Gy enz."Uwen Papa? Karoline. Ja, het is zooveel , als of ik zeide: De Brief van Papa Ik bedank Papa 1 Ik verzoek Papa lk küsfche Papa de hand. N a n ne t t e. Goed zoo; nu verder. 4. y Eindelijk maakt men ook groote letters na een punt (.). Vraagteeken ( ?j) cn Uitroepings-teeken (!). Hier zullen wij naderhand over fpreeken. In alle de overige gevallen r maakt men kleine letters. En dit is nog niet alles mijne waardfte Karoline. Men moet ookbij elk woord niet meer of minder letters' zetten, dan van nooden is, en de eene niet met de andere verwisfelen. Karoline. Doch waar door kan ikdat weeten? Nannette. Meestendeels door de goe. de uitfpraak. 1.) Men fchrijft dus geeneletters welke in het uitfpreeken niet gehoord L Deel. F wor-  02 DE JONGE worden; als: bedanken, Goedheid, daar. bm, bidden enz., en niet bedankke, Goeddheid, daarrom, biddenn. 2.) Moeten de letters, welke men uitfpreekt, niet uitgelaaten worden; bij voorbeeld: Prenten» Kleedje, enz.; en niet Prente, Kledje, enz. 3.) Moet men geene letters met elkander verwisfel en ; bij voorbeeld : Dochter, hinderlyk, en niet Dochtir, kindirlyk enz. Karoline. Ik moet mij fchaamen ■ Waar heb ik toch mijn verftand gehad ? Door het fpellen had ik alle deeze misflagen kunnen vermijden. Ik wilde voor geen geld, dat Papa deezen brief zag. Doch hoe zal ik het nu met de onderfcheidings-teekenen ftellen ? Nannette. Doe het op de volgende wijzo! Wanneer gij iets oprteld, maak dan, zjo dikwils , gij in het leezen ophoudt, een klein punt Q. Herlees het dan nog éénmaal; en wanneer 'er dan agter het punt, nog iets moet volgen , zonder welk het voorgaande geenen goeden zin heeft , of niet goed verftaan wordt, maak dan uit dit punt , een fnijdiags-teeken (, }. Gebeurd het, dat gij eene vraag bijbrengt, zoozet  HUISHOUDSTER. 83 zet het Vraagteeken (?) daar agter, En moet het een wenfch, vreugde, leed, of ongenoegen enz. te kennen geeven , zoo verander dit punt in het Uitroepings-teeken (!). De nog twee overig zijnde teekenen, een punt met een ftreep (;) en de twee punten ( i) hebben meer zwaarigheid. Doch gij kunt ze voor als nog overfïappen. Tot de hoofdzaak doet het niets, en elk één zal met u te vreeden zijn. Karoline. Ik zal mij in het toekomende, de moeite om tc verbéteren ligter zoeken te maken , en bij het opftellen met één daaraan denken, of nu het opftel verftaanbaar is, dan niet. Nannette Gij handelt daarïn zeer verftandig. Ik moet u nog een voordeel ontdekken, 't welk tot het regelmatig fchrijven ongemeen veel toebrengt, en het gebrek van een mondelijk onderricht vergoedt, Geeft bij het leezen van goede boeken acht, hoe zekere woorden, welke u vreemd voorkoomen, gedrukt zijn; wat voor onderfcheidingsteeken 'er gebruikt worde. Vraag btf u zelve: waarom ftaat hier een fnijdings-teeken, daar een punt? enz. Op deeze wijze F 2 zult  84 DE JONGE zult gij de weinige regels van het regeL matig chrijven fchielijk in uw hoofd hebben. Uit de netheid, welke een vrouwsperfoon hier m gadeflaat, maakt men ligtlijk het befluit tot de goede orde, welke zij in het zedelijke leven houdt. Karoline. Doch, om weder op mijnen brief te komen, moet ik 'er nu niets dan de fchrijffouten in veranderen t Nannette, Anders niets. De brief is natuurlijk, ongekunfteld , en even daarom goed , wijl uw hart daarin fpreekt. # * * * De verbeterde Brief van Karoline aan haaren Vader. '^(^aardfte Papa. De mooije brief van ii heeft mij regt verheugd. Ik bedanke u kinderlijk voor uwe goedheid. Ik verzoek u om voor mij een mooij boek te koopen. Mijne waardfte Leermeesteres heeft 'er mij een opgenoemd. Daar in ftaan de gefchiedenisfcn, welke de goede God voor ons heeft laten opteekenen. Daar zijn ook mooije pren- h  HUISHOUDSTER. 85 prenten in, zeide zij, Ik zoude dit gaarne leezen, waardfie Papa. Mag ik u daarom bidden? Immers ja! Ik zal dan ook vlijtig leeren. Ik had ook nog een verzoek. De Dochter van onze zieke Buurvrouw is zoo flegt gekleed. Dat lieve kind moet bij het koude weder haast bevriezen. Ik had 'er zoo een medelijden mede, dat ik begon te weenen. Ik zoude haar gaarn een paar oude pels-mofjes en een afgedragen winterkleedje geeven. Het is mij te klein, ik kan het niet meer gebruiken, en het arme fchaap zou het regt te pas komen. Wilt gij mij toeftaan haar hier mede te verheugen? Zij is mijn fchool-kameraad, bid en leert gaarn. Zeg toch niet neen. Mijne lieve overledene Mama heeft den armen ook gaarn goeds gedaan, en mij gezegd; dat de goede God, die lieden, welke gaarne aalmoezen gaven, zegende. Ik bidde u nogmaals , om uwe toeftemming, en kusfche uw met kinderlijke liefde de hand. Uwe gehoorzaame Dochter 1 Karoline, Fa i *  S. 8. De zugt TOT ORDEi, is gewigtiger, dan veele gelooven. Mevr. Deugdlief, Mevr. Holdeck, en Juffr. Karoline en laatftelijk Juffr. Nannette. Deugdlief. 2^°nder pügstpleegingen, mijne waarde Nigt. Gij weet dat ik nog van de oude waereld ben. Wat voert, u kleine Antoi•nette t' huis uit. Holdeck. Dat ondeugende Meisje. Als zij flegts den geheelen dag door het huis kan loopen, en iets heeft, om mede te fpeelen, dan is zij te vréden. Deugdlief. Goed zoo; de beweegfng doet de kinderen gezond en in een goede luim blijven. Niet waar Karoline? Karoline. Ik maakte het eertijds ook ZOO. Ik üep door het huis heen als een dra-  HUISHOUDSTER. 87 dragonder. Papa ik hoorde het in de naaste kamer zeide eens tot mijne 0- verledene Mama: het is jammer, dat die meid geen jongen is geworden. Doch Mama antwoordde, dat zij dan nog liever twee meisjes, dan éénen jongen wilde beftieren. Holdeck. Zo denk ik ook, Juffrouw Karoline. Het is billijk, dat wij vrouwen de eer van ons geflacht een weinig ophouden. Het manvolk verkleint ons buiten dien nog genoeg. Nigt, gij moet mij ee- nen goeden raad geeven. Deugdlief. Van harte gaarne, zoo goed als ik hem u geeven kan. Karoline. (Jlaat met haar brei-tuig op, en maakt eene beleefde buiging. ) Waardfte Mama, is het geoorloofd, dat ik mijne Nannette, een weinig gezelfchap mag houden? —— Mevr. Holdeck, uwe dienaaresfe. Holdeck. O! blijf toch bij ons Juffrouw! Ik heb in 't geheel gecne geheimen: want ik zie wel, dat gij u ilegts uit beleefdheid wilt verwijderen. Deugdlief. Karoline weet te leeven ; ee. ne goede onderigting laat zij zich niet tweemaal F 4 ge-  SS DE JONGE geven. Nu, wijl het Nigt toeftaat, gaa dan maar weder zitten. Of hebt gij bezigheden ? Karoline. Neen, waardfte Mama. ( zy gaai. zitten, en werkt weder voord. ) li o [.deck. Nigt, mijn kind is haast twee jaar. De grootfte moeite, welke ik met haar hadde, is Gode dank! voorbij. Ik wilde gaerne vreugde aan haar beleeven. Gij weet, hoe men kinderen eene goede opvoediüg moet geeven. Dit is nu die goede raad om welken ik, nog onërvaarene moeder, u hartelijk verzoeke. Deugdlief. Ja, maar dit (luk kan men op eens niet afhandelen. Holdeck. Nu, dan zal ik zoo veel te meer bij u komen, als gij de goedheid hebt, mij zulks toeteftaan. Deugdlief. Toeftemming geef ik niet. Doch, hoe meer gij komt, hoe liever ik het heb. Ik heb hier door de gelegenheid, om de jonge waereld, nog iets van nut te zijn. Dit is het grootfte vergenoegen, het welk mij, mijn ouderdom . nog verfchaft. ■— Gij wenscht dus mt uw kind, een bekwaam meisje optekweeken. Wij zullen nu Hechts over  HUISHOUDSTER. 89 over één punt met eikanderen praaten. Gewen , voor alle dingen, uwe kleine aan de orde. Karoline, wanneer 'er iets in ons gefprek voorkomt, dat gij niet verftaat, zo weet gij, wat ik en Nannette gaerne aan u zie. Kar01.ine. Dat ik mijne twijfeling mag te kennen geeven, niet waar ? Deugdlief. Juist. Holdeck.. Gij wint mij daardoor eene moeite uit, Juffrouw Karoline. Wilt gij mij ondertusfchen uw werk aanvertrouwen ? Het is billijk, dat ik u ook weder eenen dienst bewijze. Karoline. Het is al te vriendelijk! Ik win daar dubbeld bij; mijn kous word grooter, dan dat ik zeiver breiden, en ik kan 'er ook beter acht op geeven. Doch Mama, waarom ver¬ kiest gij de orde? Is dezelve dan voor eene vrouw zo noodzaakli'k ? Deugdlief. Liefde en gewoonte tot de orde is eene jonge vrouw, zo wezentlijk nodig, dat zij zonder dezelve, de naam van eene rechtfchaapen huismoeder, of huishoudfter niet kan verdienen. F g KA-  90 DE JONGE Karoline. Waarom dat, waardfte Mama ? Deugdlief. Stel u flechts eene huismoeder voor, welke in haar huis-wezen geen orde houdt: wat gefchied 'er ? Geen ding heeft in haar huis, zijne eigen en behoorlijke plaats, geen zaak zijne eigentlijke beftemming, geen uur zjn eigene bezigheid, geen dienstbode zijnen aangeweefen' arbeid; wat twee handen doen kunnen, gefchiedt van vier, en wat 'er vier niet kunnen, moet van twee gefchieden. Is dat niet een ellendig geha pel ? Hoe grooter en wijdloopiger haar huishouden is, zoo veel te grooter is daann ook de fchade en de verwarring. Haar man die voorheen zeer braaf was, wat kan hij bij zulk een todde voor vergenoegen hebben ? Is het naderhand wel een wonder, wanneer hij uit verdriet zich ook daaraan overgeeft, en zijne bézighéden vaaren laat. Dat 'er veele van Welken men het in het geheel niet kon vermoeden, kort na hun trouwen, zuipers, fpeeier-:, en de allerflegfte deugdnieten worden , daaraan had niemand, dan hunne vrouw fchuld. Doch wanneer de man ftand?astig ge-  HUISHOUDSTER. 91 genoeg is, om evenwel aan zijnen plicht getrouw te blijven, zoo maakt toch zulk eene onórdentlijke vrouw, hem het gebeeie leven zuur, cn met al zijnen arbeid, zal hij het dan toch niet verre brengen. Holdeck. Gj hebt volkomen gelijk Nigt. Zulke huishoudingen, waar dergelijke ongeregeldheden plaats hebben, zijn mj ook niet onbekend. Men zoude mislijk worden, als men in een huis alle. zo verward door eikanderen zag leggen, lk kan de morïig. heid in het geheel niet verdraagen , en , eene meid, welke zich hier in te buiten ging, zoude ik gewis wegjagen. Deugdlief. Ik'ook. Doch die orde, is juist het kenmerk der zindelijkheid, en decze moest een der voornaamfte deugden van ons geflacht zijn. Karoline. Doch', Mama! Mevrouw Holdeck kan immers nog geen onderwijs aan dit kind van twee jaaren geeven. Deugdlief. Mijn kind, deeze orde komt niet zo zeer van het onderwijs, als wel van de gewoonheid. Men ziet zulks zeer dikwijls aan de getrouwde vrouwen, en huwbaare dogters. Zij erkennen. de nood-  92 DE JONGE noodzaaklijkheid eener goede orde , willen zich verbéteren , doch vorderen 'er met dit alles zeer weinig mede, In haar geheel gedrag, vind men iets gedwongens. En waarom? zij zijn in haare kindsheid 'er niet in onderwezen. De kinderen zijn den aapen gelijk; wat zij zien, doen zij na. Haare moeder volgen zij in het gemeen het eerlte na, wijl zij met dezelve de meeste omgang hebben. De moeder moet z: das met eigen voorbeelden voorgaan, en zelve geregeld leven, anders is alles vrugtelbos. Karoline. Hoe moet Mevr. Holdeck het dan nu met Anto'mette aanvangen ? Holdeck. Dit is mijne vraag ook, Nigt. Deugdlief. Gij geeft uw kind allerhande fpeelgoed in handen, niet waar? Hier mede moet gij reeds een begin maaken. om ze aan de orde te gewennen. Het kind moet dat fpeelgoed niet onder eikanderen laaten leggen, maar moet het zelve op z'jn plaats brengen, en daar het bewaard word geregeld neerzetten. In het begin is 'er geduld toe van nooden, Mevrouw. Ik zeg het u, doch merkt het als gee-  HUISHOUDSTER. 93 geene kleinigheid aan , tot dat gij uw kind zo verre gebragt heb, dat het niet zorgloos van het fpeelgoed wegloopt, zonder het zelve op zijn plaats gebragt te hebben. Karoline. Doch de kinderen van voornaame lieden hebben immers hunne meiden welke dat kunnen doen? Deugdlief. Dit is juist de misflag. Het kind moet zich daarin oeffenen, het fpeelgoed zeiver haaien, en weder aan zijn plaats brengen. Dit is de alleiè'crfte fchool uit het welke het nu met meer nut verder kan voordgaan. Holdeck. Wat voor fpeelgoed meet ik ze nu geeven? daar zal dan zekerlijk ook een onderfcheid in weezen. Deugdlief. Zekerlijk. Het fpeelgoed moet eenige betrekking op de toekomende levenswijze, en ftand van het kind hebben; het moet op de bezigheden der moeder in haare huishouding doelen, wijl die naarvolging, zo als ik reeds heb aangemerkt, het het eerfte en het lieflte der kinderen is. Gij bezorgt de keuken den meestentijd zelve, niet waar Nigt ? en wanneer gij het aan de keukenmeid overlaat, zo moet gij toch om 'er  94 DE JONGE- 'er het opzicht over tc houden, dikwijls in dezelve zijn. Geeft uw kind alles wat tot de keuken cn tot de tafel behoord, om haar daar door van het koken, en het tafel dekken eenige denkbeelden tc geven. Karoline. Dat had ik qok. O ! mijne overledene Mama, fchenktc mij eens een overheerlijk klein fervies van iheeuw-wit Porcelein. Doch ■ Deugdlief. Doch het eene (luk is na het andere, door het breeken en laaten vallen, weg geraakt, wildt gij zeggen? Karoline. Ja, ik weende bitterlijk, en heb eens het kind van mijn buurman uit toorn geflagen, om dat het een fchoteltje van mij had laten vallen. Deugdlief. Heeft uwe Mama, uw hier niets anders voor in de plaats gekogt? K a r o l i n i;. Daar paste zij wel op ! Tot mijne ftraf, dat ik boos geweest, en mijn fpeel-kameraadje geflaagen had, nam zij al mijn aarden goed weg. En eerst na lange gefmeekt, en veele belofte gedaan te hebben, kreeg ik ander keuken- cn tafel goed; doch van koper, tin en blik. Deugd-  HUISHOUDSTER. 95 Deugdlief. Daar deed zij zeer wel aan. Zij zag wel, dat gij nog niet voorzigtig genoeg waart, om zulke breekagtige waaren heel te houden. Doch buiten dien verdienden ftraf, had zij 'er nog een ander oogmerk bij. Had zij u zo dikwerf gij een ftuk gebrooken, u een ander gegeeven, zo zoudt gij u ligtelijk de verkwifling eigen gemaakt hebben. Nog meer, bij het breeken van een ftuk, werdt gij zo ligt boos. Doch zij wilde u meer aan de vriendelijkheid en aan goede luimen gewennen, en uwe neiging tot onvergenoegheid veranderen, of het zelve voorkomen. Ziet nu eens hoe zorgvuldig zij voor uw welzijn waakte, en wat gij haar in het graf nog te danken hebt! Karoline. Ik zal dezelve ook nooit vergeeten, mijne waardfte Mama! (_ztj veegt haare oogen af.) Ach! dat ik haar wéder levendig konde maken! Deugdlief. Zij leeft nog, mijn lieve kind! Uit den Hemel ziet zij met vreugde op u néder, als gij vroom zijt. Daar venvagt zij u, daar kunt gij ze eens wéder omhelzen. Op aarden moet zij in u lee-  95 DE JONGE leeven, in zo verre als gij in haare Tóef- ftappen der deugd wandelt. Wat heeft Mama u nog voor fpeelgoed gegeeven, Karoline. Ik had ook eene mooije groote pop, die, zo als ik, gekleed was. Met dezelve konde ik mij geheele uuren bézig houden. Mama wees mij, hoe ik dezelve uit en aan moest kleden. Voor haare klederen, gaf mij Mama mij een klein gefchildert kabinetje, waarin ik alles netjes bewaarde en neerlegde, als ik de pop te bed had gebragt. Deugdlief. Dat is zeer aardig. Wat hadt gij voor eene kleedermaakfter of naaifter, als 'er iets aan ftukken was? Ka r o l 1 n e In het begin deed het Mama , of de Meid, Ik merkte 'er zeer naauwkeurig op, en wilde het ook namaaken. Toen gaf mij Mama oude lappen, zij leerde mij, hoe ik dezelve moest fnijden, en te zaamen naaijen, om 'er aldus eene rok, fchort, of hemd van te kunnen maaken. Deugdlief. Hoort gij het Nigt, wat mijne Karoline ons daar verteld. Gij kunt daar gebruik van maaken, als uwe Antoinettc eenige jaaren ouder is, en haar ver- ftand  HUISHOUDSTER. fland zich wat meer heeft uitgebreid. Geef U de hémel nog een meisje, dan hebt gij een gewonnen fpel. Antoinette als de grootfte, kan dan mettcr tijd het jongfte onderwijzen. Na-iever onder veele kinderen is goed. Doch draagt altijd zorg, dat 'er geen ieverzugt en nijd tusfchen beiden komen. De ouderen handelen daarümtrend dikwils partijdig, en trekken het ééne Kind, het andere voor. Hier door werd de gemoeds-gefleldbeid van het minst geachte kind bedorven, en hem misgunst en heimelijke haat ingeplant. Karoline. Doch, Mama! Antoinette zal toch ook eigen fpeelgoed moeten hebben? Deugdlief. Waarom dan ? Karoline. Wel, dan kan zij 'er des te béter zorg voor draagen. Deugdlief. Gij hebt gelijk, ik had het vergeten, ja, 'er moet ten minften eenig fpeelgoed buiten de gemeenfchap zijn: want, als een kind zijn eigendom niet heeft , dan kan het ook niet tot orde gewend , en hem daartoe lust verfcbaft worden. Holdeck. Juffrouw Karoline, gij waart I. Deel. G de  95 DE JONGE de eenigfte dochter, wie fpeelde met u ? »we broeder immers niet ? Karoline. O! die ging reeds fchool. Een poppe- en keuken-goed zoude voor hem niet gedient hebben. Mama had de goedheid, met mij te fpeelen, en ons fpel in orde te brengen. Zij zettede voor mij de kleine fchotels en borden, zo als de zelve op eene groote tafel ftaan moeten, zbj.leerde mij dit goed, zoort bij zoort te zaamen inpakken, of opzetten, zij gaf mij een ftuk geelewas, en liet mij daar een bootertje, koek of zo iets van maaken, en als ik daar niet mede te recht kon koomen , dan hielp zij mij, O.' ik plaagde ze zo, en had telkens iets te vragen. Ik begrijp nu wel, dat het regte kindenigtige vragen moeten geweest zijn; doch ik verftond het toen niet béter, en het verveelde Mama nooit, om mijn gebabbel te beantwoorden, of, als zij tijd had, mij in mijne kleinigheden voord 'tc helpen. Holdeck. Welk een voorbeeld voor de Moeders! Deugdlief. En welk' eene fchandevoor vrouwen, welke uuren en dagen aan de op- fchiki  HUISHOUDSTER. 99 Schik, het fpel, en de bezoeken doorbrengen , en geen 'minuut over hebben , om zich met haare kinderen te bemoeijen , en ze verftandig te heipen opvoeden! Doch zij" ftrafïen zich zelve en ook haare eigene kinderen , van welke zij meenen, dat de naam van Moeder haar zou verneederen. Karoline. Doch ik had mijne Mama daar ook zeer lief om , wijl zij zo gaarne met mij fpeelde. Zij bezogt haare naatsfte bloedverwanten maar zeer zelden , en als deeze bij ons kwamen, en tegen haar zeiden , dat zij zich meer vergenoegen moest verfchaifen, dan zeide zij, dat haar grootfte vergenoegen daarin beflond, om haaren lédi- gen tijd met mij door te brengen. . > Gij zult het met uwe Antoinette zeker ook zo doen, Mevrouw Holdeck. Holdeck. Vertrouwt gij mij zo veele moederliefde toe? Karoline. Ja, wijl gij tot uwe Nigt komt , om haar hierin raad te vragen. Ik zal het zelve doen als ik eens groot ben. Holdeck. Gij leerd het al voor dien tijd; -en ik zie wel, dat gij de vreemde raad G 2 dan  IOÖ DE JONGE dan zo veel niet meer zult van nooden hebben. Deugdlief. Nigt. Gij moet de goede orde in mijne keuken ook eens gaan bezien. Hier is 'er de quartier-meefterin van. Holdeck. Gij, Juffro uw! Dat hebt gij zekerlijk als een kind ook reeds van uwe Mama geleerd ? Karoline. Gij heb het geraden. Ik was gaarn in de keuken, en dan beval Mama mij opteletten, hoe dat het keuken gereedfchap ingerigt was. Was het nu op eenen dag, dat men het één ofhetan. der ftuk fchoongemaakte, dan liet ze de daartoe beftemde kas geheel lédig maaken, en mij roepen. Karoline, zeide zij dan tot mij, ik wilde wel eens zien, of gij het tin, dat daar op de tafel legt, in. orde kunt brengen. Zegd maar eens aan de keukenmeid, waar of zij ieder foort van die fcbotels moet plaatzen. Ik probeerde het want het beveelen was mijne geliefdfte bezigheid, miste ik zomtijds de regte plaats Mama zag het dan na, en zettede het zo ihet hoorde, ik vroeg wat 'er de oorzaak van was, do ch begreep fchielijk, hoe moot hc1  HUISHOUDSTER. lor het is, als dingen die te zaamen hooren , nevens eikanderen ftaan, en geregeld op elkander volgen. O! wat merkte ik het Schielijk, wanneer de meid ergens in miste, cn één ding niet op zijn plaats ftond. Deugdlief. Wat komt het u nu fchoon te pas, dat uw Mama u de gelegendheid verfchafte, uw nadenken al beter te gebruiken, en aan geringen zaken uw verftandteoeffenen. Wat uwe Mama in de keuken met u deet, dat kan men ook met kinderen in de eet-kamer of in de kamer daar men huishoud, doen. Een Moeder heeft ontegenzeggelijk veel gewonnen, als haar kind, in zulke en andere huisfelijke inrigtingen aan de eenflemmigheid in veelerlei dingen fmaak en lust heeft. En hoe was het met de inrigting uwer kleederen ? Karoline. Dit heugd . mij ook nog wel. Zo dra kon ik mij zelve niet uiten aankleeden, of ik moest mijne kleederen eene behoorlijke plaats geeven. Ik zoude ook des noods ieder ftuk, in het donker hebben kunnen vinden. Deugdlief. Onverbeterlijk. Dit had benevens de gewoonte tot de orde, ook G 3 nog  102 DE JONGE nog het grootfte nut voor het geheele leven. Het maakt, dat men behoedzaam met zijn goed omgaat, en voor deszelfs onderhouding zorg draagd. Karoline, gaa eens zien waar Nannette zo lang blijft. Karoline. Ik gaa. • Deugdlief. ( welke haar naziet.") Hier zo! wat zie ik? Karoline. {keert terug, werd rood, en gaat naar Mevr. Deugdlief toe. j Waardfte Mama, wee^t toch niet boos. Ik begrijp reeds, wat gij zeggen wilt. Het gebeurde even voor dat wij aan tafel gingen , dat ik in de keuken aan een blok hout bleef hangen. Ik wilde het gat in mijne kous toe laaten floppen, toen Mevrouw onverwagts bij ons kwam. Deugdlief. Gaat nu fiegts heen. De dokter die in de keuken is , kan u met één geneezen. Nigt, dit toeval, hoort ook tot ons artikel. Of fchoon de moeder het nazien en weeten moet, 'of 'er iets aan het kind zijn kleederen aan flukken is, en zulks als dan moet laaten maaken, zo moet zy 'er toch opflaan, dat het kind &\ilks aantoone. De Moeder, .of iemand die  HUISHOUDSTER. I03 die haar plaats bekleed, moet, al zag zij het, doen of zij het niet zag. Holdeck. Ik begrijp het zeer wel, dat men hier door de kinderen aan de orde , opmerkzaamheid , en agting voor haare kleederen gewent. Deugdlief. Het behoord buiten dien nog tot de fpaarzaamheid, dat men verhoed dat eene zeer kleine fchade aan het goed, niet grooter worde. Het brengt dat kind de fmaak voor het welvoegeUke bij, en verhoed, dat het daar omtrend niet onverfchillig zij, en eene neiging tot het nalatige, en de daarmede verbondene morligheid aan de kleederen verkrijge. Holdeck. Hoe bloedrood werd Karo1'me, toen zij hoorde, dat gij het wist. Dit is een .goed teeken. Zij zal zich in dergelijke voorvallen zo ligt niet meer laaten verrasfen. Deugdlief. Juist om deeze oorzaak ware ik blijde, dat het mij in het oog viel. Nannette. ( welke met de koffy komt.) Uwe onderdanige dlenaresfe, Mevrouw Holdeck. Dit is een zeldzaam bezoek. Hsldeck. Het zal in bet vervolg minG 4 der-  104 D.E JONGE üsr zeldzaam zijn. Ik wilde gaarn uit mijne Antoinette een Karoline en Nannette vormen ; en daar voor zal ik nog dikwerf een lesje moeten komen halen, Nannette'. Eene Moeder, welke haar kind rcgt lief heeft, vindt de beste lesfen ïn haar eigen hart. • Niet waar Moeder lief, dit hebt gij mij dikwerf gezegd, en ik ondervond zulks aan uwe Moederlijke tederheid. De kleine Holdeck is in goede handen. Holdeck. Al te vriendelijk! Aan het willen zal het niet haperen. Ik wilde liever geen moeder zijn, als a DE JONGE Nannette. Het geene ik reeds gaerne over lang hadde gezien; doch ik wagttedc met opzet zo lang, tot het haar zelve inviel. Het van daag gevondene heeft 'er veel aan toegebragt. Deugdlief. Ik begrijp ü, De weekeiijkfche reekeningen ftaaken haar in de oogen. Nannette. Min of meer. Met verlangen floeg ik baar gade, en mijnen Wenfbh werd vervuld. Deugdlief. Gij maakt ook uit uwe Karoline alles wat gy maar wilt. Zo gelukkig zijn weinige opvoedfters. Nannette. En u waardfte Moeder, heb ik het naast God te danken. Wat ik ien, heb ik met lust geleerd. En gij wist mij altoos zulke gelegenheden aan de hand te geeven, dat ik het door vleijen van u verkreeg. Deugdlief. Zo moet het zijn. Iets nuttigs leeren is eene weldaad; en om weldaaden moet men vleijen. Wat wildt gij • nu doen? Nannette. Het geen Gij met mij gedaan hebt. Ik zal ze voorè'erst de verfchil- len-  HUISHOUDSTER. IIQ lende foorten van geld, en haare waarde leeren kennen. Deugdlief. Zeer goed. Zo gering dit ook fchijne, zo gewigtig kan het ook weder worden. Ik heb jonge vrouwen gekend, welke hier nog als kinderen in handelden. Door kwaalijk begreepene naauwgezetheid gaven haare Moeders haar geen duit in de zak. Zij trouwden, namen de huishouding op zich, en maakte zich reeds in de eerfte weck, bij haare dicnftboden befpottelijk. Hoe veel is de waarde van dit Huk? hoe veel van dat? Zo de meiden geene eerlijke lieden hadden geweest, dan zouden zij haare vrouw zo dikwerf zij gewild hadden, kunnen bedriegen. Nannette. Euiten dat, zo ftaat het aan een huisvrouw toch altoos befpottelijk. De meiden praaten ook gaerne met haar's gelijken, en tellen dan alle de gebreken, van haar Heer of Vrouw, zonder 'er één te vergeeten, zeer naauwkeurig op. Als de Heeren en Vrouwen hier met wat meer overleg op dagten, zo wed ik, dat 'er veelen wel wat voorzichtiger met haar daaden en fprceken zouden weezen, > ■ * Moeder, H 4 ik  -120 DE JONGE ik heb voor Karoline reeds allerlei gang. baare geld/tukken opgegaard. Deeze zal ifc haar tot weekgeld geeven. Deugdlief. Voorzichtig. Miin oud memorie-boekje, als het nog goed is -is ook tot uw dienst. Nannette. Als het nieuw waare, zoude het welligt beter behagen. Kinders zijn kinders. Doch daar koomt mij iets te bin. nen. Ik zal Karoline op de proef zetten, of zij met dat ouden ding Doch daar is zij reeds terug. Karoline. {vrolijk) Heb ik mijn woord niet gehouden? Hoe hertelijk heeft mij dat goede Lysje bedankt ! De complimenten heb ik niet kunnen afleggen. Zij hadden volk. Is mijne zaak nu in or¬ de? Nannette. Volkomen. Karoline. Dus mag ik nu in het toekomende, in uw plaats, de weekelijkfche reekeningen houden.? Nannette. Morgen zal ik u het ■weekgeld ter hand ftellen. Gij moet nu de keukenmeid , en andere werk-lieden, als 'er iets voorvald, daarvan betaalen. ' Doch geeft  HUISHOUDSTER. 121 geeft wel acht, dat gij alle de uitgaven zonder vergeeten opfchrijft, anders gaat 'er uw zak-geld aan. Karoline. Waar krijg ik nu een boekje ? Deugdlief. Ga, Netje, laat haar het mijne eens zien: ik gebruik het toch niet, het is tot uw dienst. Nannette. ( welke het memorie-boek- je haald. ) Het is niet meer nieuw. > Wilt gij het hebben? Karoline. Vraagt gij dat nog, daar het van onze lieve Moeder is? Ik zoude het voor een uit Parys niet willen ruilen. Ik bedanke 'er uw hertelijk voor waardfte Moeder ( zy kust haar de hand. j) Nannette. Papa zal u gaarne een ander koopen: als gij het maar vraagd. Karoline. Ja ik zal het vraagen ■ doch het geld 'er voor. .Het kan mij daartoe dienen, dat ik 'er eenige noodlijdende mede verheugen. Nannette. {tegen Me\rouw Deugdlief. ) Ook hier in heb ik "mij niet bedrogen. Mijne Karoline heeft die kleine iedelhéden, vaarwel gezegd. Zij ziet niet op dat geen dat pragtig is, maar op dat geen H 5 dat  122 DE JONGE dat nuttig is. Wanneer z'j zo voordgaat, dan kan zij duizmd edeie daaden der bermhartigheid uitvoeren, daar andere meisjens haar geld aan onnodige iedelheden verdoen. Karoline. Had ik het niet van u, en mjne Moeder gezien, zo hadde ik het ook niet gedaan. Doch als deeze blaadjes nu vol gefchraeveo zijn, hoe dan? Nannette. Dan vrijft men de eer/ten Zijdjes, welke uitgediend hebben, uit, en begind wed.or van voorcn.af aan te fchrijven. Karoline. Waarmede kan ik dat uitdoen ? Nannette. Men beftrijkt de blaadjes met witte fl'rjfzel., vryft hoe m^t de vingers, en droogd hot dan met een doekjen droog af. Dan verdwijnt het fchrift, en het ezels-vel, bekom: dan weder zjn glans en zijne verw. Karoline. Zijn dan deezj vaale blaadjes van een ezelshuid gemvakt? Ha, ha; waar die arme ezels ook nog na haaren dood voor dienen moeten! Nannette. Zaturdags dan moet gij uwe inkomften cn uitgaven ordentlijk in een ander boek te zamen brengen. Alle maanden te  HUISHOUDSTER. I23 te zaamen optellen; en dan kan men de jaarlijkfche reekeningen ligt opmaaken. Hoe gij dit alles doen moet, zal ik u wel wijzen. Daar zult gij mede in uw fchik zijn, als men zegt, Juffrouw de uitgeeiïler. Karoline. Ik wilde om ik weet niet wat, of ik hadde Ltfettës memorie-boekje gevonden! 5. 9.  J. 8. De Opvoedi ngs-school voor go e- Maria, Keukemeid bij Mevrouw Deugde lief; Katharina, haare Nigt; en Juff. Karoline. \ï±.atharina, weet gij waarom ik u in de Stad heb laaten komen? Katharina. Moeder geloofde, dat gij mij een goeden dienst zoud willen bezorgen. Maria. Kan u uwe waardfte Moeder misfen ? Katharina. Ja, Nigt, als gij 'er een weet, waar ik iets konde leeren, en aan ligchaam en ziel konde verzorgd zijn. Maria. Hebt gij daar zin in? Katharina, Ik zoude mijne Moeder zeker niet gaarne verlaten; Ik heb ze in mijn ziel lief. Doch ik geloof, als ik in de de Meisjes. Maria.  HUISHOUDSTER. 125 de Stad eenen goeden dienst had, zoude ik haar nog meer kunnen helpen. Ik zoude mijn pligt doen, en de goede God zoude dan mijnen arbeid wel zegenen. Doch zo als. gezegd is, het moet bij goede chriftelijke en vroome lieden zijn; anders blijve ik t' huis, zo gebrekkig als ik het ook bij mijne Moeder heb. Maria. Zo behaagd gij mij, mijne waardfte Nigt. Uwe Moeder heeft oorzaak om over u bekommerd te zijn. Gij zijt nog jong en onervaren. Het voorbeeld van andere ligtvaardige meisjens konde u ligt vervoeren , dat gij, als zij, zo uw geldje aan mooije kleederen hingd. Die arme fchepzels komen onfchuldig in de ftad, worden hovaardig, en verliezen zig zeiven, en den Godsdienst. Zij zoeken alle middelen om zich behaaglijk te maaken, en daar zij 'er wel uitzien, vinden zij fpoedig verleiders, die haare ligtgelovigheid misbruiken, en ze ongelukkig maaken. Goede Nigt het zijn ellendige en medelijdenswaardige fchepzeis; zij mogen zich met linten vercieren , en lagchen en fpotten, zo als zij willen. Die tijd gaat fpoedig voorbij, door haare ilegte le,-  125 DE JONGE levenswijze, hebben zij haare gezondheid in weinige jaaren bedorven; en wanneer God ze met krankheid bezoekt, zo moeten zij haare mooije kleederen verre beneden de waarde verkopen, of in de bank zetten; nu zijn zij dood arm, van ieder veriaaten, en veriicbt; haare verleiders zijn de eerfte die haar befpnten. Ik ken 'er God betert! veelenvan deze zoort. Nog meer, welke op even deezen weg haareh gewisfen ondergang onbedagt, te gemoet ijlen. Katharina. Waarfchouwt haar dan niemand voor dit ongeluk? Bij voorbeeld haare Hoeren of Vrouwen? Maria. Wanneer de Heeren,' haar zomwijlen, maar zelve geene kwaad voorbeelden geeven ? En de huisheer, welke een vader en befehermcr haarer onfchuld zijn moeste ■ Doch ik moet zwijgen. Het is een Hemeltergende boosheid. Komt dan de Zoon uit vreemde landen ook t' huis, welke reeds in den grond bedorven is, geenen Godsdienst meer heeft, en 'er eene eer in fielt, om aller onbefchaamst te zijn: hoe gevaarlijk is zulk eene dienst ; al kreeg men nog zo veel loon en drinkgeldf Ka-  HUISHOUDSTER. 12J Katharina. Ik beef door alle mijne léden. Neen, God bewaare mij, voor eencn dienst in de ftad. Ik wil liever feber eetcn, en onfchuldig blijven, dan • • Maria. Stil, Katharina! 'Er zijn nog genoeg Godvreezende Heeren, welke de deugozaame dien.'tbodcn boogfehatten en befebermen. Een lbortgelijk huis weet ik voor u. Ik zal u bij eene weduwe brengen, waar gij alles, wat gij in uw ffand behoort tc wcetcn, kunt leeren. Zij is de braafste vrouw, die ik kenne, en als gij uw pligt volvoert, zo zult gij 'er een waardfte moeder aan vinden. Katharina. Aan mij zal het gewis» niet haperen. Doch zoude zij mij wel willen hebben ? Ik kan niets, als een weinig fchrobben en boenen : van het kooken niets. Maria. De Vrouw, van welke ik fpreek, verlangd van u niets meer. Zij heeft de gewoonte , oiiërvaarcne , doch godvreezende, en welwillende meisjes, in haaren dienst te neemen. Zij vormd ze in weinige Jaaren tot bekwaame meiden, en bezorgd ze dan naderhand in voornaame dienften. alwaar zij zonder nadeel van haa-  128 DE JONGE re ziele, haar geluk kunnen maken. Ja zelve, als zij geenen dienst meer hebben,' dan blijft die braave vrouw evenwel haare raadgeefster, en vertrouwde vriendin. Katharina. Wat ben ik u niet verpligt, waardfte Nigt, dat gij zo voor mijn geluk zorgt! Mijne Moeder, ik weet het zal van vreugde ween en, als ik het haar vertel. En hoe heet dan die braave vrouw ? Maria. Mevrouw Deugdlief. Katharina. He! Bij Mevrouw Deugdlief, dient gij immers zelve ! Maria. Tot vrouwendag, dan is mijn tijd om. Ik hadde tien dienften, voor één kunnen krijgen. Doch ik verkoos volgens de raad mijner Mevrouw, die, waar ik wel is waar, minder, dan bij een andere, zal winnen, doch daarentegen, zal ik ook in eenen braaven christelijke n, en menfchenvriendelijken dienst komen. Ook daar zal ik als een kind in huis zijn. Katharina. Mijn God! waardoor verdien ik zulk een geluk. Karoline. C komt) Gij hebt gezelfchap Maria. Dit is zéker uwe Nigt, welke onze Moeder eergisteren zo gepreezen heeft ? Ma-  HUISHOUDSTER. 120 Maria. Ja, die is het ^ Juffrouw Ka* rolïnel Hoe bevald zij u. Karoline. Braaf zal zij zijn, daar twijffel ik niet aan. Gij zoudt ze anders in ons buis niet hebben laten komen. Hoe heet gij, gofde vriendin? Katharina. Katharina. Karoline. Is uwe Moeder t'huis, nog gezond ? Katharina. Ja, Gód zij dank'. Karoline. Kunt gij ze wel vergeten? Katharina. Men moet uit den nood een deugd maaken. Ja, al verliet ik ze ook, zo zal ik ze toch nooit vergeten , maar. haar helpen, zo veel in mijn vermogen is. Karoline. Katharina, ik zie al, dat gij mij ook wel opregt zoudt beminnen t wijl gij uwe Moeder zo lief hebt. Katharina. Ik bedank u wel zeer, voor uwe genegenheid. Doet toch , bij uwe Moeder , ook een goed woord voor mij* dat ik bij u kom woonen. Ik zal alles doen, dat men van mij verlangd. Het is waar, dat, hoe men in de Stad met de huishouding omfpringt, ik niet weet; doch ik I. Deel. I bes  I30 Dï JONGE ben nog jong, en wil alles leeren, zo Veel het in mijn vermogen is. Karoline. Goede Katharina , daar ben ik blijde om, want dus heb ik dan öok eene medgezellin. Ik wil ook eene goede huishoudfter worden. Z'Wij kunnen dan' met eikanderen leeren. Mijne waardfte Nannette verftaat deeze kunst in den grond. Zij toont ons alles. Kunt gij ook leezen ? Katharina. En ook een weinig fchrijven. Zondags en op de feestdagen was dit mjn liefste bezigheid. Karoline. Zo veel te beter. Wij zullen dus dikwerf met eikanderen wat te doen krijgen. —— Hebt gij- ons huis al gezien ? Katharina. Ik ben pas een quartier uur in da Stad. Karoline. Zijt gij niet moede? K a rharina. In het geheel niet. Voor on- is drie uuren loopen niets. Karoline. Doch gij hebt immers we! honger? !k zal u wat goeds haa¬ ien. En dan moet gij de keuken, de kelder, en de eetenskamer eens gaan bezien. C vertrekt ) Ka*  huishoudster. 131 Katharina. Qie'gt ijlings tegen Maria, j) Wat is dat voor een fpraakzaam. Juffroutje ? Heeft Mevrouw Deugdlief meer zulke lieve kinderen? M a r 1 a. Mevrouw Deugdlief heeft geene kinderen. Dit is een Koopmans dochter; zij is hier in de kost, om van Juffrouw Nannette de huishouding te leeren,' onder opzigt van de oude Mevrouw, Karoline , gij zult het zien, is een beminnenswaardig kind; en Juffrouw Nannette nog beminnenswaardiger. Katharina. Juffrouw Nannette, beftierd het huiswezen niet waar? Maria. Ja, die verftaat de kunst. Het is een vermaak, om onder haar te leeren. Katharina. Daar ben ik blijde om 1 Want dan kan ik wat goeds leeren! Karoline. ( welke , met een Jluk taart op een bord, wederkomt. ) Katharina, daar hebt gij iets lekkers te eeten. Het zoude mijn avond eeten geweest zijn, doch ik kan het wel misfen: dewijl het voor u zéker iets zeldfaams is. Proelt het eens, het is zo zoet als honig. Katharina. Ik heb in het geheel' 1 a' geen'  DE JONGE geen honger. Doch met uwe toeftemming* Juffrouw Karoline, zal ik het voor mijne Moeder medeneemen. Karoline. Gij kunt dit doen; terwijl gij een brave dochter zijt. Komt mijne Moeder, of mijne Leermeesters t' huis dan zult gij 'er iets ander, voor krijgen: gij zijt het waard. Laaten wij nu naar de keuken gaan. Katharina. Het was daar in de kamer alles zo in orde; dus zal het in de keuken ook zeker wel goed uigerigt zijn. Maria. Ja, dat is het ook. Als gij het geluk hebt, mij in mijnen dienst aftelosfen, neemt dan dit volgende altoos als een hoofdregel in acht, dat gij alles zindelijk onderhoud, en elk keukenfluk, als gij het gebruikt hebt, weder op zijn beftemde plaats brengt. Karoline. Mevrouw Deugdlief en Nannette geeven hier zelve zeer naauwk 'urig en flipt acht op. Die Hemels die gj daar ziet hangen; daar doet men de eetens-kas mede open. Dit is zijn plaat , waar men dezelve altijd moet vinden. Zo gaat het met alle andereu, ja zelfs, met deklein- fte  HUISHOUDSTER. 133 fte dingen. Door deeze regel niet in acht te houden, doet eene huishouditer zich zelve het meeste fchade. Katharina. Neem het mij niet kwalijk , Juffrouw. Het laatfte heb ik niet wel verftaan. Karoline. Ik wil zeggen, dat, als men ieto, het welk men gebruikt, eerst in alle hoeken van het huis moet op gaan zoeken, 'pr dan veel onnodigcn tijd mede verloopt, en als de huisvrouw hier zelve geen acht op geeft, zo worden de Dienstboden hierin ook nalatig. Hier door werd dan het huisraad ligtel.jk bedorven, als het niet zijne beftemde plaa s heeft, maar naar goedvinden overal heen gegooid word Zie daar hangt nu een zeev, gefield ik hadde dezelve nu gebruikt, en gooide ze dan zorgloos in d' eeh of d' andere hoek neer, of liet het in het huis, maar zo liggen, wat zoude 'er van komen He ? Katharina. Het zoude ligteüjk vertrapt, of verfiooten kunnen worden. Karoline. Dus ware het befchadigd, of wel geheel onbruikbaar. Heet dat nu voorzichtig huishouden. I 3 Ka,  ?34 DE JONGE Katharina. Neen! Hoe meer ik alles in de keuken bezie, boe meer mij zuiks bevald. Het is een regt vermaak, dit alles zo te zien: Karoline. Dit komt, om dat alles zo ordenlyk is ingericht. Daar (laan de koperen ketels, eerst de groote, en dan de kleine. Daar de tinne-fthotels en tafelborden ; ginder de blikken dekzels; en in deeze kas ftaan de aardene potten en pannen, fchotels, tafelborden, én fnjffelkommcn. In de andere kas het glaswerk. Daar boven oe houtcne gercedfehappen. K a t h a r i n a. Hoe zal ik dit alles in die orde kunnen houden ? Karoline. Ik zal het u wei toonen. Ik heb al het keukon goed in mijn hoofd. Zie eens Katharina, als alles zo in behoorlijke orde is, dan kan men in één ogenblik zien, of 'er ook een ftuk weg is, Maria, ziet eens, waar is die opening voor ? Is 'er niet een pan weg ? Maria. Ja, het overgeblevene eeten van éeezen middag, is daarin bewaard. Het (laat daar over in de kas. Katharina. De Juffrouw heeft goede pogen. K a-  HUISHOUDSTER. 135 Karoline. Laaten wij nu de eet-zaal eens gaan bezien. Maria. Ik hoor Mevrouw Deugdlief komen. Karoline. ( neemt Katharina bij de hand.) Kom, mine goede Katharina, ik zal met u gaan, en bij de braafste Moeder een woord voor u doen. Zij zal het mij gewis niet weigeren, als zij hoort dat gij uwe oude Moeder zo lief hebt. ■ I 4 %, ia  Een huishoudelyk da c. en jaarboek. Juffrouw Karoline, Juffrouw Li feite t en Juffrouw' Nannette. Karoline. 2jo als gezegd is, waardfte Lifette. Zij zal ons van alles onderrichten.' Lisette. Wat ben ik blijde, met mijn wedergevondene memorieboekje! Karoline. Ik pok. < 1 St! zij komt. Nannette. Werd 'er al op mij gewagt? Zie eens mijne kleine vriendinnen, hier heb ik twee gefchreeve boeken. Doch fchrikt 'er niet van. De titel zal ik u laa" ten leezen, anders nog niets. Karoline. Huishoudelijk dagboek. . Huishoudelijk jaarboek. Nannette. Luisterd* nu eens naar mij. Ik, eene arme wees zijnde, heb het geluk ge-  HUISHOUDSTER. I37 gehad, van, aan Mevrouw Deugdlief^ eene Moeder te vinden. Zij gewende mij in alle mijne handelingen aan de orde. Zéderd ondervind Ik wat de orde voor eene voortreffelyke nuttigheid In zich bevat. Men moet het zelve ondervonden hebben , als men 'er de regte nuttigheid van in wil zien. Zegt mij nu eens, mine kleine, waardoor kan men zich eene vaardigheid in een ding, wat het ook zijn mogen , eigen maaken ? Karoline. Door de oefïening, geloof ik. Li set te. Ja, en als men 'er lust toe heeft. Nannette., Even zo gaat het ook met de orde. Daarom is het volftrekt nodig dat een meisje van welken Hand ze ook zij, zich van der jeugd af daarin oeffene, om alle, ja zelfs den kleinfte bezigheden, op de beftemde tijd in goede orde te verrigten. Zij moeten zich gewennen om alles, wat men haai- aanvertrouwt al is het nog zo gering, met iever en vlijt uittevoeren. Karoline. Worden wij daardoor dan goede huishoudfters ? Schrijven, en rékeI s nea  138 DE' JONGE nen kunnen wij al tamelijk: niet waarf Nannette. En wat beeft Mevrouw Deugdlief u van de huishoudkunde ge. zegd ? Karoline. O: al zo veel, en zij helderde het altijd met voorbeelden op, dat ik het zo voelen en tasten konde, hoe gewigtig deeze kunst voor ons en andere meisjes ware. De huishoudkunde, zeide zij, is eene der weezentlijke deugden eener vrouw; zij verflrekt ons geflagt tot eer, men kan 'er niet te voorzichtig in te werk gaan, behalven de bizondere voordeelen, berust daarop ook de goede naam van eene huismoeder bij andere lieden. Nannette. Dit is eene zékere waarheid. 'Er zijn geene voorvallen, waarbij het meer op den goeden naam eener vrouw aankoomt, dan wanneer men zegd, dat haar huishouden regelmatig en wel ingerigt is. Lisette. Als maar elk een wiste hoe bij de zaak bij de hand moest vatten! Nannette. Juist dat, zullen wij nu gaan onderzoeken. Ieder huismoeder ontvangt bij voorbeeld, weekeiijks of maandelijks  HUISHOUDSTER. Ig9 Sijks van den huisvader een zekere fomme geids: waartoe? Karoline. Zij moet daarvan de noodige onkosten tot de huishouding goed maaken. Nannette. Zeer goed. Zij moet dus weten, hoe, en waarvoor zij dit geld moet uitgeeven, op dat zij met haare onderhoori* gen, voor alles, van dat geld, dat geene bezorgd, het welk voor haaren ftand, het noodzaaklijkfte, en nuttigde is, en dat tot wézentlijk voordeel van het gehcele huisgezin het mee. te toebrengt. Hiertoe behoord nu een goed verftand. De huismoeder moet het ontbeerlijke van het onontbeerlijke, bet nutte van het onnutte, het goede van het flegte, weeten te ondericbeiden. Karoline. Dit kan ik begrijpen. Zo zij dit niet weet, dan maakt zij wanvoeglijke en onnodige uitgaven, en helpt haar huis in den grond. Mijne overledene Mama heeft het, wanneer wij eene nieuwe keukenmeid kreegen, haar altoos onder het oog gebragt, dat zij den prijs, en de waare waarde der dingen regt moest leeren kennen , als zij iets goeds wilde koopen. Bragt de  J40 DE JONGE de meid iets van de markt, of uit eene winkel mede, dan ging Mama alles onderzoeken, en zeide tegen haar: zie eens Christina, deeze waar, miet die 01 deeze merktekenen hebben, als zij goed zijn ?al, doch ziet dezelve 'er zo en zo uit, dan is ze flegt, en deugd niet. Toen ter tijd begreep ik alles nog zo niet; doch Nannette. Doch nu wilt gij hei door en door leeren. Denkt gij nog wel aan het vertelizeltje van den Cziar in Ru land? Karoline. Van Peter den grooten en den Edelman ? Daar aanftonds vertelde ik het aan Ltfette; wij hebben t.aat "egt hartelijk over gelagchen. Nannette. En een huismoeder, wat kan die daar voor nut uittrekken.? Karoline. Z:j moet, gelijk de Edelman, een ontwerp maaken, wat zij naar haaren flaat en vermogen te verteeren heeft: en hoe hoog haare jaarljkfche inkomflen omtrent be'open. Daar na moet zij, zo goed mooglijk, uitreekenen, wat zij voor uïtgaaven nodig heeft, om haar famillie pndentehjk te onderhouden. Nannette. Wat rekend gij onder de on-  HUISHOUDSTER. 14! onontbeerlijke dingen welke men in eene hui houding nodig heeft? Karoline.. Wel, men moet geld hebben voor fpijs en d<-ank, voor klcceren en huisraad, voor hout, huishuur , en wat Weet ik nog al meer. Nannette. Onbetwistbaar. Gelukkig dat men de meeste dingen welke men uitgeeft tamel,k ordentlijk en naauv.keurig beftemmen kan. Ziet nu de huismoeder, dat de ltnme, welke cp de rekening van ce noodzaaklijkfle u;tga\en ftaat, veel mircer is, dan haare jaarlijkfche inkemfien, dan maakt zij ook een ontwerp voor het nuttige-, welk evenwel niet volftrekt noodïg is. Wat denkt gij nu Lrfette, dat men onder dit artikel kan brengen? L isetti. Daar k;n men veel onder plaatfen, als: huisraad, kleederen, en andere dingen die veele duizenden ligt kunnen ontbeeren; en welke men toch met veel nut kan gebruiken, wanneer men dezelve heeft, of hebben kan. Karoline. En als men dan nog overhoud, dan kan men deste mildadiger zijn. Nannette. Goed gezegd! van de oef- fe-  142. DE JONGE feningen der mUdadigheid, moet, en karf zich geen mensch, geheelenal onthouden, hoe gering zijn vermogen ook zij. . Gefield eens, dat 'er ook nog iets voor éért onfchuldig vermaak, en gemak konde overfchietén: dan kan men daartoe ook nog eene fom beftemmen. Doch alle deeze te zaamgenomene fom men, moeten altoos nog ordentlnker wijze kleiner zijn, dan het waarfchijnlijke of vaste jaarlijkfche inkomen. Karoline. Waare het dan niet genoeg, als alles , zo inkomsten , als uitgaven, jaar uit, jaar in, te gelijk opgingen? Nannette. Wel neen, gansch niet. 'Er komen in een jaar, zom wijlen veele gevallen voor, welken men niet kan voorzien* Men moet dus voor zulke onverwagte uitgaven altoos iets in voorraad hebben, als man zich geen ongemak en verdriet wil op den hals haaien. Nu hebben wij het nodige verklaard, en kunnen dus met nut deeze twee boeken doorloopen. Gij ziet behalven dit reeds in, dat het de pligt eener vrouw is, van de, aan haar toevertrouwde penningen, haaren man naauwkeurige rekenfclia'p te geeven. Zij moeten alle beiden gaar.  HUISHOUDSTER. I43 gaarne zien, in hoe verre zij hun gemaakt ontwerp volgen, of niet volgen kunnen. Wat doet de verfianciige huisvrouw ? zij houd voor zich een journaal of huishoudlijk-dagboek. Daarn fchrijft zij alles, wat Zij zelve, of haare dienstboden hebben uitgegeeven, van dag tot dag op; groote en kleine, ja zelfs de allergeringftè posten , benevens die dingen, waarvoor zij het heeft uugegeeven, ftaan daarin; niets mag 'er in vergeten worden, om daardoor eene geregelde rekening te kunnen houden. Verzuimt zij het flechts eenen dag, dan wert het de volgende dag voor haar reeds moefeliker, terwijl zij zich elke uitgave dan zo niet meer kan te binnen brengen. Hoe ligt kan zij niet iets vergeeten, waardoor 'er dan wanorde en verwarring uit ontftaar, Met het einde der week, moet de Huisvrouw, de, in het dagboek gefchreevene posten optellen, en de daaruitkomende fomme, moet met het geen 'er in kas geweest is, tot ééne penning toe overeenkomen. Ontbreekt 'er iets aan, dan heeft zij daar ongeregeld en nalatig in geweest; zij kan dus van de aan haar toevertrouwde gelden geene  144 DE JONGE re behoorlijke rekenfchap geeven, en derhalven ook niet weten, hoe veel 'er, in eene week, maand, of jaar, voor deeze of' geene zaak, in haare huishouding is van noden geweest. Karoline. Haar man moet haar dus ook voor eene flegte huishoudfter aanzien. Nannette. Natuurlijk; en juist dit verwekt bij hem een mistrouwen, of in haare bekwaamheid, of in haare liefde, en deelneeming in haar te zaam verbondene geluk. Uit dit mistrouwen ontfpringt dan ook zeer natuurlijk verachting , ontevrédenheid , en bijgevolg voor beiden een ongerust en verdrietig leven. Doch is het, dat de in het dagboek ftaande posten, met de, in de kas ontbreekende gelden overëenftemmen , dan draagt de huisvrouw die posten uit het dagboek in het grootboek over. Karoline. Ha, in dat dikke boek, dat gij daar hebt medegebragt ? Nannette. Ja. Doch loopt het dagboek eer^t zelve eens door. Begint maar met de leste maand, daar Mevrouw Deugdlief, u tot beftierfter van de uitgaven heeft aangefteld. ( Karoline leest. ) ü JT-  Huishoudster. 145 Uitgaven in December. 1791 aan: GI- St- ,Pn> Den j_ 3 Pond Rundvlees . —■ 9 *—2 Eendvogels . 12 — 2. Gebak 16 — 2 Pond Kalfvlecsch . *■— 10 ' Poraade .... 2 2_ 96 Pond Smeer van den Slager N. N. bet Pond tot 4 Stuivers 6 Pen 21 *— ~ 4_ 1 Pond Catoen voor Kaars-pitten . 1 10 Pond Aardakkers a 4 St. het Pond. . 2 — — enz. Doch, mijne waardfte Nannette, dit zijn immers die posten, welke ik zelve heb uitgegeeven ? Nannette. Ja, het zijn juist dezelfden, ik heb ze uit uw memorie-boekje in mijn dag_ boek gefchreeven , op dat daardoor mijne jaarlijkfche rekening kon gcflooten worden. I. Deel. K Ziet  1\6 DE JONGE Ziet gij wel, van de maand December ont breeken nu nog Hechts de posten , van, dezen dag en van morgen; en dan kan ik de gehcele maand weder bij eikanderen optellen, zo als ik de voorgaande ook gedaan heb. Hierdoor kan ik nu op één duit na. zien, hoe veel onze huishouding in di<- jaar gekost heeft. Ka Rot i NB. Doch gij zeide daar even dat gij alle deeze posten in het huishoudel lijke jaarboek overdroegt; waar toe dient dan deeze herhaaling ? Nannette. Ik zal u, zo met één dit zelve laaten zien. In het dag-boek ftaan alle de po.ten , wat er van dag tot dag is uit. gegecven, onder eikanderen vermengt. Lees nu eens de eeriïe bladzijden van het jaarboek. Karoline. (leest. ) „ Register van de, „ In het jaarboek, ftaande posten, benevens „ de aanwijzing der bladzijden, waar ieder „ po t is te vinden. Uitgaven: Voor }, vieesch, bladz 4. Voor toefpijs, bladz. 6. Voorts: voer boter, olie, fineer,kruiden» „ klederen, rijst, den bleiker, vaatwerk „ en huisraad. Aan allerlei zoorten vaa », eet-   No. II. HERHALING aller UITGAVEN. 1772. Vleesch. Toefpyze. Boter, O lij enz. Maanden. Gl. St. "PÏïT " 51 St! PT ÖÏ. St. Tri! July. .....ƒ 8 17 - . . f 11 6 - !' 57 - 6 Augustus. ... 7 164.. 7 18 - — ■ September. ... 8 - 2 . . 10 " 2 ~ >4 1 Oiïober 3 15 6.. 5 19 2 — 1 5 November. ... 7 164.. 8 16 4 — 16 'O December. ... 23 62.. 23 6 - 62 . , Somma . . ƒ 59 n 2 . . f 67 iö 8 ƒ 120 12 6 |  HUISHOUDSTER. I47 „ eetwaren, melk, eieren, zout enz. Aan „ hout en turf. Voor dienflbodenloon. u Aan aalmoezen. De herhaaling van alle „ de uitgaven. De lijst waarvoor dat geld „ is uitgegecveu. Lijst van dat geene, wel„ ke op credit of jaarlijkfche reekening is „ ontvangen. Lijst van het geene op cre„ dit is uitgegeeven. Reekeningen, welke „ tot de huishouding of het groot boek " hehooren. " Dit zijn al heel wat titels! Nannette. Dit bedraagt alles is alles twee- en twintig artikels. In deeze orde, en onder deeze titels, ftaan alle de posten, welke in het dagboek onder elkandercn vermengd zijn. Eene huisvrouw moet voor het mmften ieder maand deeze posten, uitr het dag- in het grootboek overbrengen, en dezelve onder ieder titel optellen ; en dan moet zij de daaruit komende fomme, in de herhnaling aller uitgaven overbrengen. Hier Op de 4ofIe bladzijde kunt gij de fom van alle maanden, tot de nu lopende maand December,reedsaangeteekend vinden. Waar toe denkt gij wel dat deeze herhaaling dient ? K 2 Ka-  P48 DE JONGE Karoline. Daar toe, dat, als gij dé fomme van alle de 12 maanden bij elk artikel te zamen opteld, gij dan met één weet, hoe veel ieder ding het geheele jaar. door heeft gekost. Nannette. Wel opgemerkt. Nu, dit zo als het daar is, kan ik nog. minder als in een quartier uurs af doen, en dan heb ik de geheele reekening gefloten. ( zy fchryft. ~) Doch ik wilde het nog duidelijker hebben , en ook Mevrouw Deugdlief, welke nu mine huisvader is, toonen, hoe ik van maand tot maand, het aan mij toevertrouwde geld befteed heb. Daartoe nu heb ik een tafel vervaardigd, onder den titel: Hoofdfommen der maandelijkfche Inkomsten en Uitgaven. Hier op de tegenöverftaande Tafel No. 3., ftaan de inkomsten, van Julij, Augustus enz. Daar tegen over,, in dezelfde regel, ftaan de maandelijkfche uitgaven. Nu wilde ik wel gaarne weeten, of de inkomften de uitgaven, dan of de uitgaven de inkomften, te boven gaan. Hoe moet ik dat wel aanleggen? Ka-  No. III. MAANDELYKSCHE INKOMSTEN en UITGAVEN Maanden. Gl. St. Pn. ' 1 Gl. st. Pen, Julij. . . . fiao . _ . f II3 , g Augustus . 80 . rj0 j September . 80 • 76 12 4 Oïïober. . . 80 - 56 5 November. . 150 - ' 154 7 6 December. . 140 - - 1 148 1 2 Somma ƒ65 0 - I I ƒ618 8 I 4 T De inkomften bedragen ƒ 650 : - : — Uitgaven . . . - 618 : 8 : 4 Schiet over ƒ 31 ; 11 ; 12.    No. IV. "79i. ■ | Voor Vleesch .... , 'm ' ƒ i ia 3 — Toefpijze 0 # 101 7 8 Boter, Olie en Smeer ï g * . 233 10 6 Specerij Waaren . 5 ^ , . 11 4 — Kleederen • ï ï ; . S7 3 — Braai- en Naaijwerk ; ; ; . . 23 9 — Huisraad . . , , . 21 s — Kleinere Eetvvaaren 0 ' ' I o 2 4 Hout, en andere Brandftoflen . . , 99 I? „ Verbetering van het Huis j- s „ g3 W«» • ? • i - . :c2 I - H • j • "1 i • 100 » ~ Dienstboden loon . s • * ► 40 — — Verfchillende dingen s. » 2 < 44 6 — Aalmoezen . r9 • ' ■ 55 4 >— AAW TEEKENINGEV, waar voor het Geld is uitgegeeven.  HUISHOUDSTER. 149 Karolj^e. Niets is gemaklijker dan dit. De optrekking van iedere pagina t toont u lfae groot de uitgaven ia het geheel zijn.l Nanne^tte. Recht zo! Als ik de maandelijkfche inkomften te zamen heb opgeteld, en het gebeurd dan, dat het Kapitaal de uitgave overtreft, dan moet ik dit overfchot in de kas, of op eene andere wijze kunnen aantoonen , waar het zelve is. Karoline. {doorbladerd het boek.) Hier vind ik nog een artikel: Lijst, welke inhoud, waaraan de hiervorenjlaande gelden, zijn uitgegeeven. Waar toe dient dit? Karoline. Ook dit heeft zijn nuttigheid. Men wil bij voorbeeld eens weten, hoe veel voor dit of dat, in het eene jaar minder Qf méér dan in het andere jaar is uitgegeeven; om nu bet veele doorbladeren voortekomen, zo zijn hier alle de posten, benevens de jaarlijkfche uitgaave voor dezelve, onder eene post gebragt. Ik heb .nu Hechts de twee lijsten, tegen eikanderen overhouden, en mijne begeerte is voldaan. K 3 Ka-  Ï50 DE JONGE Karoline. Dit is zeer gemaklijk Doch zie nu eens waardfte Nannette, daar ftaat eene aameekening van dat geene, welke men op crediet, of jaarlijkfche reekeningen van ambachtslieden enz., gedeeltelijk aan waren heeft ontvangen, gedeeltelijk voor het geene dezelve aan dagloonen verdiend hebben. Hier komen nu de Timr nierbeden, Metzelaars, Schoenmakers, Kuipers Glazemakers, enz: voor; en met één daar op, volgen de reekeningen van dezelve ambachtslieden. Is dat nu geene dubbelde cn onnodige arbeid ? Nannette. Die tegenwerping behaagd mij; hij verdient wcderlegd tc worden. De naauwkeurigc huismoeder, tekend dat geen,' wat zij ontvangd, of laat maaken, benevens de namen der ambachtslieden, den dag, cn de maand, daarom op, om dat zij bij den ontvangst de rekeningen dan kan nazien, of dezelve in orde zijn, deels ook, om vaq tijd tot tijd nategaan, hoe hoog de nog verwagt wordende rékeningen wel zouden belopen. Nog meer rédenen heeft zij 'er toe, om dat gecne , wat zij zo aan geld heeft uitgeleend ?  No. V. AANTEEKENINGM, Van het geene, welke men op Crediet of jaarlijkfche Rekening ontvangen heeft, en laat werken. 1791. Meester N. Timmerman. I jfulij. 6. 3 Tafel-bladen ontvangen. 1 Knegt 1 dag gewerkt. étugustuï. H 1 Denne Dak-goot van 25 voet ontvangen. 2 Kncgts 1 dag gewerkt. jo Voet Eikenbout, en eenige Spijkers. Bcdraagd volgens Rekening ƒ14:5:4. Op dezelve wyze tékend de Huisvrouw ook de overige Handwerkslieden enz. aan, zo als Nannette het rteds verklaard heeft.   HUISHOUDSTER. 151 Jeend, als aan arbeidsloon nog uitftaan heeft aanteteekenen, bij voorbeeld: als zij iets om te braaijen, of om te naaijen heeft uitgegeeven. In dit geval, moet zij den tijd, toen zij het gegeeven heeft, de m m n der geenen die het ontvangen hebben, benevens het gewigt , en de hoeveelheid der zaak optekenen, op dat, ais het goed te lange uitblijft, zij bij de luiden kan laten vragen, of als zij het Weder ontvangt, dan uit haar boek kan zien, wat cn hoe veel zij wederom moet krijgen; boven dat moet zij dan ook met één weder, aan de rechte Zijde aanteekenen, op welken dag, en maand zij het goeu weder heeft ontvangen. Li set te. Dit is eerst ééne prijzenswaardige ftiptheid! Nannette. De huisvrouw is in haare uitgaaven, rekeningen, en alle andere zaaken, aan orde gewoon, flipt, en duidelijk. Is zij nu zo gelukkig, haare huishouding, op deeze of op eene andere wijze te benaarfïigen, dan kan zij zich rust, en tevrédenheid, gelukzaligheid, achting, en eer, voor haar, en haar huis toezeggen. En zij zal daar door in 't bijzonder, de liefde, hoogachK 4 ting  152 DE JONGE ting, en het vertrouwen van geheel haar huisgezin, tot zich trekken. Karoline. Door dit alles te doen, heeft zij niets meer dan haar pligt betragt. Nannette. En wel een pligt, welkers uitöeffeniög, voor zich zelve, doch voornaamlijk om deszelfs gevolgen, ongemeen aangenaam is. Karoline. Daar werd toch veel lijd toe verëischt? Nannette. Niet meer, dan daaglijks Hechts eenige lédige oogenblikken. En wanneer men dit alle, het geene zij in een geheel jaar, aan deeze bezigheid te kosten legt, bij eikanderen reekend, dan zal dit nog geene week uitmaken: en zij heeft met de haare , daar toch een groot voordeel van. Zeg eens, mijn kind, ware iemand, welke zich door zo eene kleine moeite liet affchrikken, om eene bez'gheid, welke eene huismoeder zo veel eere aandoet, te verzuimen, niet wegens haare dwaasheid te beklagen, dewijl zij zich daardoor, met de .haare, al langzamerhand, zorg, wanorde, gebrek, verdriet, verachting en fchande op den hals zoude haaien. Ka-  HUISHOUDSTER. 153 Karoline. Zonder -twijfel. Braafste leermeesteres, gij waart met mijne weekelijkfche reekeningen in deeze maand te vréden: mag ik nu in het toekomende jaar, u van dit werk bevrijden, en het dag en jaarboek zelve houden. Nannette. Ja wel, gij ontlast mij daardoor van dit werk , en maakt onze waardfte Moeder, daarmede eene groote vreugde. Karoline. O, dan verzoek ik 'er u hartelijk om! Doch gij moet 'er mij in helpen. Lisette. Gij hebt het gemakiijk, Karoline ; gij kunt Nannette's jaarboek tot een voorbeeld gebruiken', doch ik Nannette. Ook voor u is ;.' :eds gezorgd : want ik zie, dat Lifelte ook lust heeft , om nog verftandiger te worden. Daar hebt gij de lijst , we'ke Mevrouw Deugdlief mij tot een voorbeeld gaf, toen zij mij voor eenige jaaren, het zelfde werk opdroeg. Lisette. Ik zal ze eens mooij affchrijven, wijl gij het toeftaat. Ik zeg uw duizendmaal dank voor uwe goedheid! K 5 Nan-  154 DE JONGE Nannette. De lust welke gij hebt om iets te leeren, verftrekt mij tot eeno overvloedige belooning , waardfte Lifetie. Zie eens, van de 16 eerfte ti¬ tels des jaarboeks, is hier No. 1 van d» aalmoezen, tot een voorbeeld voor handen. Het houd de zes laatfte maanden van het jaar ook maar in. Lisette. Mooij genoeg; hier in weet ik mij zelve wel te helpen. Ik begin, op dezelvde wijze met Januarij, en dus krijg ik bij het einde van het toekomende jaar een rond jaar. Nannette. Goed zo. Bij het transport, dat wil zeggen, het geld, dat men op eene andere kant moet overdragen , ftaat C No. 1. ) waarbij ook de pagina van het jaarboek pag. 44. aangeteekend is. Dit is zomwijlen noodzaaklijk, als bij voorbeeld: de eerfte pag. in het reeds gebondene boek is vol gefehreven, dan neemt men een weinig verder een leeg blad, en dan tèkend men ook bij het transport de pag. aan, waar de overgedragene fom uitgetrokken ftaat. Nu nog maar een paar woorden, dan is het voor van daag genoeg. De ken  No. I. UITGAVEN aan AALMOESËNi 1-91. Den Julij. j Guld. Stuiv. Pon.' Den Guki, Stuiv Pen. ! Van bi, 44, Transfport Jf 17 12 3 9. Aan de Dochter van B. . jq Aan do jonge Dochter B., voor haare zieke Moeder j voor proefl0on tot een /j 11 — werk, waardoor zij haai 24. Aan den Jongen van N. voor levens-onderhoud kan vereen maand fchrijfloon . J 13 4 dienen .... 2 5 28. Betaald aan Chïrürgijnloon, Den zje^ O., 2 pond voor N., welke zich met | ** vlecsch • • • ! 8 * vallen flcrk bezeerd heeft ; 1 12 — 3Q Aan het Meisje N., maande- 30. Aan het Mcisjen van N. .j lijksch-gdd • • • j IQ ~" maandeiijkfch-geld . . j ——- 10 — j gember. Augustus. f3< Aan c ongelukkig 7. Den Peet D. voor leergeld 1 1 — — is geworden, voor huis- 17. Aan de oude Vrouw N. Wel- huur . 2 ke niets meer kan ver-j 17- Aan den armen Z. welke ' dienen, 2 pond Vleesch, ' zijn huis afgebrand is 3 r — 1 Brood cn 13 Stuivers 24. Aan W. welkers land door gegceven, tc zamen . 1 7 4 het °nwedcr veel fcha- 22. Gelleru Liederen, aan de! den heeft geleden, voor Dochter van A. gegceven 2 8 — PaSc ' 1 30. Aan nanijloon, voor het Mets- ?9- Aan het meisjen N. maande j jeC. betaald ... tï 2 deirjksch.geld . . . Aan het Meisje N. maandc- lijks-geld. . . . 10 - December. 6. Da wegens ziekte tertig gc- Septembsr. komene s. aan huur ge- 12. Aan de Weduwe C. welke fch ec'i cn een twee- 18. Aan dc Kinderen van N. de fchepel Meel geftuurd 1 14 - voor do begravenis van 22. A™ dc Weduwe O. een haar Vader '. . . • a • _ — parthïj hout gezonden a 6 — 23. Aan blinden G. . . . i g g 3O. Aan het Meisje N. maande- ^ 3°- ! Aan het Meisje N. maande- HJkfch-gcId. . • • liikfeh-geld . . , IQ — J ^ OStober. oTcmma f 55 7" 6 J 3. Aan den eerl jke K. welke om eene geringe fomme gelds, uit huis en hof - , ,rJ/, . „ • , , Op deztlpe Hjze, zei zoude gejaagd worden A ^ — . 3 4 tnen ook di andere posten. J J? \j& &   HUISHOUDSTER. 155 naauwkeurigheid eener braave huisvrouwvoor haar huishouden, behaagt u , zo als het u ook behagen moet: morgen befluiten wij weder een jaar, welke wij door Gods goedheid nog beleven. Onderzoek nu ook alle jaar uwe geestelijke huishouding, en bevlijtigd u , een fchat der deugden, voor de eeuwigheid te verzamelen. Eene braave huishoudiler , doch geene goede Christen te zijn, ware zo veel, als flegte itukjes glas te verzamelen, cn de kostbaare edelgelleentens tc laten liggen. 5. li'  y ii. gbene V LI c'.h tspleegingen in het Nieuwe Jaar. Mevrouw Deugdlief, en Juffrouw Karoline, daar na Juffrouw Nannette. Deugdlief. Jl^n hebt gij deeze nieuwe jaar wenfch aan mij, zelve gemaakt? Karoline. Ja, ganfch alleen. Mijne waardfte Nannette! heeft 'er ilcchts eene fchrijffout, en twee onderfcheidings tékens in veranderd. Ik heb 'er aan Papa, en aan mijne Broeder ook een gefchreven. Van daag kan ik 'er een antwoord op krijgen, zeide Papa gisteren tegens mij, toen ik hem mijne nieuwe jaar wenfch overreikte. Deugdlief. Doch, mijn lief kind, wat moet ik u nu voor goeds toewenfchea ? Ka-  HUISHOUDSTER. 157 Karoline. Het geen gij mij alle dagen wenfcht. Deugdlief. Dat weet gij ? Karoline. Ik hoor immers alle dagen, hoe gij ons bij het gebed , den goeden God, aanbeveelt, dat hij-uwe kinderen, Jannette, en mij, toch in zijn Vaderlijke befcherming wil neemen, op dat wij ons geheele leven door gehoorzaame, en lieve kinderen van God blijven. Beter kunt gij mij toch niet wenfchen. Als ik een kind van God ben, dan kan mij toch niets ontbreeken. Deugdlief. Gij hebt gelijk Karoline; die geene die God beminnen, gelukt alles ten besten. Binnen kort zal ik in mijn 63fte Jaar treeden Wie weet , of dit nieuwe Jaar, niet het laatfte voor mij is? Met vreugde verhuis ik uit dit aardfche leven, als het God zo behaagd. Deeze troost verfchaft ons het Christendom. Doch men moet niet flechts de naam eenes christen draagen; maar men moet het ook in de daad zijn. God eifcht van niemand meer, als hij, door zijnen bijftand, kan uitvoeren. Alles wat hij, in eiken ftand, van ons vorderd, is zeer weinig, in vergelijking der eeu-  *5ö DE JONGE eeuwige heerlijkheid, welke hij zijne kinde'ren heeft toegezegd, Die geen welke Hechts met aandacht overweegd, dat alle de geboden, welke God ons geeft, niet dan ons Waar geluk ten doel hebben, zal 'er niet dan met lust aan gehoorzamen. Mijn kind gij zijt overtuigd, dat ik u recht hertelijk beminne; en toch heb ik u reeds eenige dingen ontzegd, welke gij van mij verlangde. Waarom, denk gj wal, dat ik dat deed? of uit eigenzin, of uit afkeer t Karoline. O neen, waardfte Moeder! Ik wilde iets doen, dat tot mijn na. deel verftrekte. Doch ik wist niet beter; maar gij wist, wat mij goed en nuttig, fchadelijk en nadeelig was. Ik zal daarom mijn best doen, om in het vervolg u en Nannette naartevolgen. Deugdlief. Juist dit is het. Zo hart. deld onze Vader in den Hémel ook. Ik had een Zoon , waarin ik mijn troost en hoop ftelde. . Reeds was Hij aan een braaf meisje verloofd; toen hem eene vergiftige koorts aantastede, en hem in weinig dagen tot een lijk maakte. Gj kunt denken, hoe be-  HUISHOUDSTER. 159 bedroefd ik was. Doch ik nam mijne toevlugt tot het allerheiligfte geloof; ik dage niet den gcduldigen Job: God heeft het gegeeven, God heeft het genomen: do naame des Heer en zij geloofd! God za£ dat het voor mijnen Zoon beter ware, als hij hem bijtijds uit dit leven tot zich nam. En ik, daar ik geene behoeftige erfgenaamen had, konde zedert dien tijd, den armen ook met meer iever biftaan. Zie mijn kind, God meende het zeker gced met mijnen vroomen Zoon, en met mij. En ik heb ten laatften, bij alle wederwaerdigbéden toch nog ondervonden, dat ik 'er altoos voordeel bij gehad heb, als ik mij aan de wijze fchikkingen van onzen besten Vader onderwierp. Als men fleehts geduld heeft. * * * Nannette. Wat nieuws, mijne Karaline! Karoline. Voer mij? gced? Nannette. Ik dagt, allerwaardige. C zij geeft haar eenen brief. ) Karoline. Ha, van jlntonie, van mij  j6o DE JONGE mijnen waardften Broeder. C zij breekt den" brief fchielijk open. ) Mag ik hem hard op leezen? Deugdlief. Misfchien ftaan 'er geheimen in. Karoline. Kan een kind, voor zijne waardfte Moeder nog geheimen hebben ? C zij ^est ) „ Sustertje, Papa heeft „ mij wonderen van u verteld. Hoe is het ,, mooglijk, dat gij hem hebt kunnen verlaten ? Gij waart toch altoos zo een vroom „ kind, en nu ioopt gij van uwen waard- „ (ten Vader weg ? " Hoort gij het, hoe die flimme guit mij plaagt? Doch verder. 1 ,, Ik wilde u voor een nieuw- ,, jaar, een paar mooije brazeletten ftuu„ ren; doch, daar ik, helaas ! zien moet, „ hoe gulhartig dat Papa is, zo kan ik mijn „ fpeelgeld aan iets beters berieden. " Hij is nog die zelfde fchalk! Dit is de allernieuwsfte mode, om zich uit de ftrik te redden. Doch wagt, broertje, gij zult van het zelfde laken een broek hebben. Doch ik zal den brief eerst geheel uitlee- 22n. » . ,. lk hoor , dat gij nu bij „ Mevrouw Deugdlief in de voorftad zijt. „ Dee-  HUISHOUDSTER. l6l „ Deeze braave, en christelijke weduwe „ verdient alle hoogachting; haare ftille en „ pri'zenswaardige levenswijze verwekt bij ,, veele groote en geringe vrouwen, den „ nijd ; doch ziet gij teffens wel, dat an„ dere huisvrouwen haar voorbeeld naar,, volgen' dat zij haare dochteren tot huis,, houdelijke Nannette's opvoeden? En „ gij, Karoltentje, zult ons immers dc „ fchande niet aandoen, om een huithoud,, fter te worden? Zeg eens aan Juffrouw „ Nannette, dat haar eerbaar, huishouden „ lijk en naauwgezet gedrag, eene heele „ flegte aanpr.jzing, voor haaren toekomen„ den ftand is. Het is immers jammer, voor „ haare fchoone gedaante, dat zij daar geen ,, beter gebruik van weet te maken. Waar ,, houd zich haar Broeder mijne waard„ ften vriend tegenwoordig op? is hij nog te * * *? Jk verzoek mijn compliment „ te maaken, als Nannette aan haaren Er„ nest fchrijft. Ik weet, dat zij ook hier„ 'in een leermeesteres is. Er nest heeft „ mij alle haare brieven, die zij hem fchrecf, „ laaten zien; en ik heb ze, onder ons „ gezegd, alle in mijne handen. Doch zeg I. Deel, h „ 'er  102 DE JONGE „ 'er haar om 's Hemels willen niet" van ! ,, hoort gij? ■ Ik, als gij ook nog be- ,, lang in uw /ïntonie fteldt , vaare nog „ zeer wel. Na Paasfehen kom ik t' hui '. „ Dan zullen wij zien, of gij nog langer „ met Papa in oné'enigheid zult leeven, en „ van hem gefcheiden wilt zijn. Ik wed, „ dat ik u nog zal bekeeren , als'er nog maar „ Hechts één vonkje Zusterlijke tédeiheid in „ uwen boezem gloeit. Leef wel, ouder„ wetfeh huismoedertje , en houd goede „ reekening , tot ik u weder zie, en u ,, omhels. Nog eens; een goed Nieuw „ Jaar! " Uw Broeder A n ton i e. Nannette. Zo gaat het , zijn eigen Broeder kan men niet meer vertrouwen. Die booswigt! mijne brieven aan een ander te geeven, het is onvergeeflijk! Karoline. Nu mijne Autorite heeft Jse, waardfte Nannette. Nannette. Des te fiimmer; ziet gij dan niet, hoe hij met ons arme mesjes de gek fteekt? Karoline. Het is zekerlijk maar fcherjs,  H U I S H O Ü.D STER. 163 fcherts , waardfte Nannette. Konde ik fJechts op zo eene wijze ook maar fchrijven, ik zoude hem den mantel welzoouitveegcn , dat hij aan mij zoude denken. Helpt mij daar eens toe, Nannette. Nannette. Als men foortgeliike brieven beantwoorden wil, dan moet men het zo met één bij het leezen van dezelven doen, als het hert nog vol gevoel is. Doch wat helpt het. Uwe icver om Antonie uien mantel uitteveegen, zal bij u op het ogenblik verdwijnen. Zie eens hier. Ka kol ine. Twee brasfeletten! van mijn Broeder? om 't Hemels willen! het pourtraitvan mijnen Papa. ( zij kust r en drukt het beeld aan haar hert, geejt het daarna aan Mevrouw Deugdlief. ) Eu op het tweeden? Laat het mij toch zien. Nannette. Kunt gij het niet raden? Karoline. Ook een pourtrait? ——. Nu ja? . Het mijne kan het niet wezen ; ik heb mij nog niet laaten afteekenen. Dat van mijne Mama heeft hij niet medegegenomen, ik weet het. Dan is het, het 2ijne. Geraden? ( zy ontvangt het van. L 2 Naa-  104 DE JONGE Nannette. ) Hij is het, hij is het! Hoe vlug hij 'er uit ziet! waardfte waardfte Broertje! ( als boven ) Neen, ik wil niet boos tegen u zijn. Nannette. Heb ik het niet gezegd? Karoline. Zie eens, waardfte Nannette, hoe hij uw toelacht. Nannette. Mij f Karoline. Ja, hij keerd geen oog van u af. Wilt gij hem ook een kusjen geeven? O ja! voor mij, flechts voor mij. Nannette. Daar nu heeft hij 'er twee voor één. Karoline. ( klopt in haar handen ) Dat zal hij weien! dat zal ik hem fchrijven ! Nannette. G'rj, flim Karolientje? Karoline. Het zal hem verblijden, als hij hoort, dat mijne Leermeesteres hem ook bemind. Hij moest u ook iets fraaijs van Genua geftuurd hebben. Nannette. Als hij het nu al reeds gedaan heeft ? Karoline. Dan bemin ik hem nog meer. Heeft hij het gedaan? Nannette. Deeze gouden ring, met ju-  HUISHOUDSTER. ï6$ jnweelen omzet, is dit niet een kostelijk gefchenk ? Karoline. Kostelijk! Kostelijk! zulke goede broertjes als mijne Amtrite is, zijn 'er weimg! Nannette. Den jonge beer Antonie, beveelt zig ook waardfte M «der aan uwe vriendfchap, en verzoekt dat gij Karoline, toch wat kort wilt houden, op dat zij niet uitfpatte. Karoline. Niets dan fchertzerij. Doch héden is uw alles toegeftaen , ( tot het beeldnis ) koom nu maar fpoedig en gezond weder 't huis, dan zult gij zien, dat mijne Zusterlijke tederheid, eerst recht voor u gloejt. ■ ■ Vergeet het Compliment aan u- wen Ernest toch niet, waardfte Nannette. Nannette. In den volgenden brief heb ik 'er de beste gelegendheid toe. Karoline. Gij hebt ook een brief van uwen Ernest ontvangen ? Hoe maaken het die twee Juffvrouwtjes al, welke hij laatst zo flegt affchilderde ? Nannette. Gij zult het zien. Lees ftechts deezen brief. Karoline. (leest..) „Waardfte Zuster, L 3 *» ik  i66 DE JONGE „ik ondervind van dag, tot dag, hoe hard het voor een huis-ouderwijzer vald, als zij„ ne goede oogmerken, niet naar behooren „ onderfteund worden. Wat mijne kleine „ kweekeh'ng betreft, daar heb ik niet over te klagen; zijn vertrouwen bezit ik, en al„ les doet hij met lust, als hij, mij daarmede s, flechrs denkt te verblijden. De jongde juf„ frouw neemt ook wel toe. Het is mij ge„ lukt, haare werkloosheid, uit den fluimer ,, te wekken; en nu begint zj, in de orde, en arbeidzaamheid vermaak te krijgen. ,, Dochdeoudile blijft, in den ftrengften zin, , een troetelkindje. Eigenzmniger fcbep„ zeltje, als Roosje is, kunt gij u niet ver,, beelden. Alle de dienstboden, lijden door „ dat nietswaardig ftijfkopje, en de grootfte ,, ongeregeldheden zjn niet in ftaat, om haa„ re blinde Mama te ogen te openen. In 't „ 't begin, zo als men mij vertelde, was het „ kind altijd ziekelijk ( en hoe kan het anders „ wezen als men die jonge fchepzeltjes, van f, khids af aan zo verwend ?) dit was voor Ma„ ma reeds voldoende, om haare lieveling, in ,, alles te willen zijn. Wee, de kindermeid, », als Mama haare Roosje hoorde fchreeuwen! „ Roos-  HUISHOUDSTER. 167 „ Roosje zo klein ze ook'was, begon dit wel ,, fchielijk te merken, en zederd dien tijd zijn 'er, om dat nietswaardige ding , ten min„ fie al vijf braave mëidens, uit haare dienst „ geraakt. Ik heb genoeg te doen, en ik kan „ niet te voorzichtig z.jn , om haare twee ,, Zusters voor de befchimpingen van dat huis „ duiveltje te beveiligen: want bij al haar „ vlijt, kennen zij op Mama's toegcnegendheid ten haaren epzichten weinig ftaat maaken. „ Het fchijnt dat haar hart Hechts voor Roos„ je klopt. Dit maakt de andere verdrietig! „ Tot ongeluk is haare Papa buiten s'lands, „ in dienst. Zeg eens, Zuster, benik „ niet in eenen naaren Hand ? Wat benij ik „ u, om uwe leerzaame Karoline! Doch „ dit kind moet wel een engeltje zijn, anders „ kan ze onmooglijk de Zuster van mijnen boe- „ zem-vriend wezen. Komt hij „ niet haast t'huis, de onvergfjkeijke jongen ,, heer Blom? Zo godvreezend , zo zedig, en „ zo bekwaam zijn zekerlijk weinig rijke jon„ ge Heeren. Daaglijks bid ik God, om dat „geluk te hebben, van weder bij den vriend ,, der deugd te zijn. Dan heb ik Hechts nog ,, maar eenen wensch, naamlijk, om u, mijne waard-  ï68 D Ë JONGE „ waardfte Zuster, goed verzorgt, en geluk. fcig te z'en. En dit zal met één mijnen broederlijken nieuwejaar-wensch zijn. Leef wej, én verhaal uwe beste weldoenfter en „Moeder, als ook uw lieve kweekeling, „ alles goeds van mg." Uwe Broeder, Ernest. Deudlif.f Dat arme Roosje! hoe ongelukkig zal ze nog worden! hoe ongelukkig fiaare verblinde Moeder maken! Karoline. Waardfte Nannette, ik zal het recht van wedervergelding uitoefTenen. C zy kust den brief ~) Deeze brief zal mij het beeltenis van Ernest vergoeden. Gij zult he.n dit toch, ook fchrijven? enz. Einde van het Eerfte Deel.