ALGEMEENE GESCHIEDENIS DER TEGENW O ORDIGE EEUW. TWEEDE DEEL, MET PLAATEN. Te HARLINGEN, By V. van der PLAATS, Ï794-   ALGE MEENE GESCHIEDENIS DER TEGENWOORDIGE E E U W. ]S[aauwelyks had Czar Peter de Groote, te Petersburg, den laatften adem uitgeblaazen, of de Aarts-Bisfchop van Pleskow maakte alom bekend, dat de overkedene hem, by de krooning vanCatharina, had verklaard, dat Zy, by zyn vooroverlyden, bem moest opvolgen in de Keizerlyke waardigheid. Zodanig eene op papier gebragte Verklaaring, getekend door den Aarts - Bisfchop en eenige andere voornaame Geestelyken, wierd by gebrek van hec testament van den Czar, het welk hy, by gelegenheidvanzynlaatfte misnoegen op Catharina, had verfcheurd, van eene genoegzaame kragt gerekend, om eene weleer arme gevangene, op een det eerfte throonen der Waereld te plaatzen-, waartoe thans alles samenliep. Want Mentzikoff, die een oneindigen invloed had op het geheel beftier, deed eenieder zvvygen, die • eenige cwyfiel tegen die A Verï II. DEEL.  * GESCHIEDENIS set Verklaaring durfde inbrengen: terwyl de Krygslie» d°n, die de zaak alleen naar hun goeddunken kon* den beflisfen, in eene zoort van vervoering riepen: „ Wy hebben wel onzen Vader verlooren, maar onze Moeder leeft noch". Zy voldeed ook aanftonds, na dat zy den throon had beklommen, aan de verwagting haarer geliefde Soldaaten, en deed hun alle hunne achterftallige gelden ten naauwkeurigften betaalen. Catharina begon haare regeering met het bouwen van een aantal Forten in de Ucraine, met het dubbel heilzaam oogmerk, om de weifelende Cofakken tot hunnen pligt te houden, en om de aanhoudende ftrooperyen der Tanaaren te beletten. Wat laater deed zy het huwelyk van den Hertog van Holftein voltrekken met haare dochter Anna Petrowna, met zo veel pragc, dat geen Hof van Europa het zou« de hebben kunnen verbeteren. Mentzikoff, niettegenftaande hy wel voornaa» melyk het vertrouwen der Monarchinne bezat, zag echter met leedweezen , dat ook andere Ru«fifche Grooten by de Keizerinne in aanmerking begonnen te komen, die hem, zo hy meende, geen genoegzaamen eerbied becoonden. Gewoon alles aan zyne eerzucht op te offeren, dagt hy eene zamenzweering uit, in welke alle die lieden, die hy haatte , waren be^reepen f en wist Catharina zo wel te misleiden, dat die Heeren  TEGENWOORDIGE EEUW $ Heeren onfchuldig naar Siberië wierden gebannen. Ondertusfchen was Ferdinand, Hertog van Courland, overleeden, en met hem de aloude (lam van Kestler afgehouwen. Onder de verfchillende mededingers, naar de opengevallene waardigheid, was ook Prins Mentzikoff, dien het, door den grooten invloed der Czarinne, gelukte, dezelve te bekomen. Omtrent dien zelfden tyd ftak zich Catharina ook in de hevige gefchillen te Thom , over den Godsdienst, en bewerkte door haar gezag, dac de Lutheraanen herfteld wierden in hunne gefchondene voorrechten. Ondertusfchen mogt het der Keizerinne fiigts geduurende een korten tyd gebeuren, de kroon te bezitten; dewyl zy noch in het jaar 1726 overleed, zo men meent, door vergif, het welk haar door eene vyandige hand was toegediend. In haar ukerfte gedroeg zy zich niec minder groot dan haar Gemaal; en droeg, zo lang haare kragten het eenigzins toelieten, zorg voor het onderhouden der Wetten en hec behoud van het Ryk. Tot voorkoming der fcheuringen en wanorders, die Hchtelyk na haar dood zouden hebben kuinen 'ontdaan, van wege de minderjaarigheid van Peter , Zoon van den ongelukkigen Alexis, den naasten erfgenaam tot de kroon, bepaalde zy by haaren uiterften wille eene naauwkeurige order van #pvolging, en ook van regeering, geduurende de A 2 ra"1*  4 GESCHIEDENIS dek minderjaarigheid van den Groot Vorst. Volgens den inhoud van deezen uiterften wille moest na haar dood de Groot - Vorst Peter Alexiowitz over geheel Rusland regeeren, met een onbepaald gezag, gelyk zy had gedaan. Indien hy ov:rleed zonder nakomelingfchap, dan moest de kroon komen op haare oudfte DochterAr.ua en op derzei ver Kinde • ren.' Deeze ook ftervende zonder nakomelingfchap zo kwam het gebied aan haare tweede Dochter Elizabeth, en deeze op dezelfde wyze overlydende op Natalia Alexiewna, Kleindochter van den overleeden Keizer. Voorts mogten die Monarchen geene andere kroonen draagen, en moesten den Griek fchen Godsdienst belyden. Het Regentfchap, geduurende de minderjaarigheid van d:n Groot Vorst, wierd gefield in handen van Anna en Elizabeth, met eenige andere Grooten tot een getal van elf, in welker vergadering over alle voorkomende zaa* ken, by meerderheid van ftemmen, zou Je worden beflooten. De wetten des Ryks konden des noods door deeze Vergadeiing worden veranderd, maai niet de order der opvolging. De Groot • Vorst zoude met zyn zestiende jaar het gebied aanvaarden, wanneer de Raad van het Regentfchap van zeiven zoude zyn geëindigd: doch zonder eenigzins over de genomene befluiten aanfpraakelyk te zyn. Ook wierd den opvolger der Monarchin-  TEGENWOORDIGE EEUW. 5 ne als een pligt opgelegd, den Hertog van Holfiein in het gebied over Sleeswyk te herftellen. De uiterfte wil der Czarinne voldeed aan niemand minder dan aan Mentzikoff, die gaarne alleen het gezag had gehad; 't welk hy thans met tien anderen moest deelen. Het geen hy met van rechtswege kon bekomen, eigende hy zich toe met geweld : want naauwdyks had de Keizerin de oogen gedooten, of hy maakte zich meester van den jonden Prins, bragt hem, uit het Keizerlyk Paleis, in het zyne over, en verwyderde de overige Leden van den Raad van hem, om hem alleen te kunnen beheerfchen. Met dat alles kon hy niet beletten, dat zyne Vyanden den Groot Vorst onder het oog bragten, hoe onwaardiglyk zyne Grootmoeder EudoKia in een Klooster gevangen zat. Hy deed haar ten Hove komen. Doch haare verlosfing beantwoordde niet aan de oogmerken der Vyanden van Mentzikoff; dewyl de Prinfes, aan de eenzaamheid gewoon, geen behaagen vond in 't Hof, noch in Petersburg, maar verkoos in ftilte te Muskow te woonen. Thans wierd de Gunfteling fouter dan ooit, en bewerkte, dat de Hertog en Hertogin van Holftein Rusland moesten verhaten, terwyl de Rusfifche Grooten, dien hy het meest vreesde, naar Siberië wierden gebannen. Niet voldaan me' zyne Dochter den Groot-Vorst tot bruid te hebben opgedrongen, trachtte hy de Zuster des VorA 3 to  6 GESCHIEDENIS bïr ften te doen trouwen aan zyn Zoon, om dus voor zyn huis den weg tot den throon te baanen, Ondertusfchen benydden eenige van Mentzikoffs afhangelingen, welke hy gebruikte om den jongen Vorst (leeds te omcingelen, hem zyne te flerk toeneemende grootheid zeiven , en gaven den Prins een behoorlyken indruk van de gevaarlyke oogmerken zyns Staatsdienaars: 'i geen, toen hy 'e? het minst om dagt, zyne ongenade en verbanning tiaar Siberië veroorzaakte. Met het begin van 1728 was het Regentfchap ten einde geloopen, en Peter de Tweede verfcheen thans als Monarch op den throon, of toonde lïever, dat hy de magt had, om zyne Gunftelingen in hun te grooten hoogmoed te vernederen, en daar nieuwe voor in de plaats te kiezen. Naauvvelyks was Mentzikoff verzonden , of de Prinfen Dolgorouki maakten zich meester van het vertrouwen des Monarchs. Ondertusfchen hadden zy alle de "fouten van den voorigen Minister, maar niet zyne deugden, het geen hunne misdagen met meerder nadruk openbaarde, en eene menigte van paskwillen veroorzaakte, welke door den Monarch, als alleen Voortkomende uit nayver, wierden veracht. Ondertusfchen befchuldigde men hen met recht, dat zy den Monarch (leeds bezig hielden met lastige en langduurigé lichaamsoeffeningen en vermaaken». door welke zy zyne gezondheid in de vvaagfchaa! (lelden, om hem  TEGENWOORDIGE EEUW. f hen maar van alle nuttige bezigheden af te croonen. Niets aanmeikelyks gebeurde'er geduurende de korte regeering van den Czar, dan een kleine opftand onder de Kofakken , die ten Hove ten hoogden wierd opgegeeven, en door de Dolgoroukis befchreeven als door hen met levensgevaar gedild, om dus den Monarch een te grooter denkbeeld van hunne dapperheid en bekwaamheid te geeven. Gelyk de Monarch op de punt had gedaan, om eene der Dochteren van zyn eerden Gunsteling te trouwen; zo verloofde hy zich nu aan de Zuster des tegenwoordigen Staatsdienaars, Catharina Dolgorouki, eene Prinfes van groote bekwaamheid en fchoonheid. Ondertusfchen mogt het hem niet gebeuren dit huwelyk te voltrekken, dewyl hy, in het begin van 1730 door de Kinderpokjes aangevallen , ïpoedig door dezelve wierd weggefleept. Dus eindigde de korte en weinig gedenkwaaroige regeering van Peter den II, welke, zo zy langer had geduurd , mogelyk de Rusfen weder zoude hebben doen vervallen tot hunne oude werkeloosheid. Niemand was meer over deezen onverwagten ramp bedroefd dan de Prins Iwan Dolgorouki, die zyne Zuster reeds waande op den throon geplaatst. Geduurende de ziekte van den Monarch had hy met zyn Broeder, zo men zegt, een valfche Uiterde Wil gemaakt, volgens welken de Pnnfes Ai *  S GESCHIEDENIS der Catharina, die aan denzelven was verloofd, tot opvolgfter in het gebied wierd verklaard. Naauwelyks was cok Peter overleeden, of Iwan Dolgorouki trad met den ontblooten degen in de vuist voor den dag, en riep „ hing leeve de Keizerin Ca„ tharina" ! Hy hoopte op de toejuiching des volks, doch een ieder zweeg; 't geen hem zo bedeesd maakte, dat hy met groote fpoed naar huis ging, en, zo men meent, het Testament in het vuur ftak, op dat hetzelve, daar het nu zyne Zuster den throon niet kon bezorgen, hem zclven niet op het fchavot moge helpen. De overleeden Vorst had maar geduurende twee jaaren en negen maanden geheerscht, en de zitplaats van het gebied wederom raar Muskovv overgebragt, waar doordie ia verval geraakte Stad zich niet weinig had herüeld, zonder dat Petersburg daar merkelyk door was verminderd, ais thans niet minder bloeiende door den fteeds toeneemenden Koophandel, dan door het aanvveezen van het Hof. 'IV n, na het overlyden van den Czar, de Hooge Raad was vergaderd, beklaagde z;ch de Prins Demetrius Michaëiowitz Gallitzin, over het geweldig Detpotisiuus, onder het welk Rusland door Czar Peter den Eerden en zyne opvolgers had moeten zuchten. Waarom hy vooiftelde, dat daar men nu, van wegen het uitfterven der mannclyke linie des Monarchs, 'er toe zoude moeten overgaan , om  TEGENWOORDIGE EEUW. 9 om eene der Prinfesfen van het Keizerlyk Huis op den throon te plaatzen, men zulks niet behoorde te doen, dan op voorwaarden, die den Rusfen eene behoorlyke vryheid verzekerden. Na dat dit ontwerp door de geheele Vergadering was goedgekeurd, wierd de Prinfesfe Weduwe van Courland gekoozen tot aanftaande Czarin, als zynde gefprooten uit Iwan , den anderen Broeder van Czar Peter den Grooten. Daarenboven trok men deeze Prinfesfe voor aan de Hertoginne van Mecklenburg, om dat dezelve getrouwd was met een Prins van een vry onderneemenden geest, van wien men meer gevaar meende te zullen loopen, om het verdrag, op het welk men nu eene Keizerinne kiezen zoude , verbroken te zien, dan van eene enkele Prinfesfe. Eer men overging tot het maaken van de vooiwaarden, verbonden zich de Leden, dat niemand hunner, iets, van hetgeen beflop. ten ftond te worden, aan de Prinfesfe openbaaren zou ie, voor dat haar de kroon wierd aangebooden, op ftraffe des dood?. Doch desniettegenlhande wierd zy van alles onderricht door den Graaf Jagoufinski, die haar in het geheim zynen Adjudant Samorokow had gezonden. De voorwaarden, op welke men het eens wierd, aan Prinfesfe Anna van Courland het Oppergezag aan te bieden, waren van dien aart, dat zy haar volkomen de handen bonden, in alle gewigtige A 5 ftukken,  io GESCHIEDENIS db*. {tukken, betrekking hebbende tot de Regeering, de Geldmiddelen en de Krygsmagt. De voorrechten van den grooten Adel wierden tcfFens merkelyk uitgebreid, ten opzichte van den kleinen Adel en den Burgerfand. Toen men alles wel meende gefchikt te hebben, zond men Gezanten naar Mittaw, om Prinfesfe Anna kennis te geeven van haare verkiezing, en haur teffens de voorwaarden aan te bieden. De looze Prinfes fprelde haare rol by uitneemendhetd , en veinsde nergens iets van te weeten. Zy prees integendeel de gemaakte voorwaarden hemelhoog, en tekende dezelve, zo het fcheen, met groote vergenoeging: terwyl zy teffens beloofde, dat zy den Graaf Biron, haaren Gunfteüng, dien men te Muskow haatte, en vreesde, niet zou mede neemen. De Gezanten, die bun werk wondeilyk wel meenden volbragt te hebben , keerden eerlang met de Prinfes naa? Muskow; doch ftonden met de Leden van den Hoogen Raad niet weinig te kyken, toen zy befpeurden, dat de nieuwe Czarin, zo nederig en toegeevende zy haar te Mittavv hadden gevonden, als in een oogenblik, zo trotsch en gebiedend was geworden. In den Grooten Raad ingeleid, wilde de Cancelier haar eene aan fp raak doen, die dienen zoude, om haar haaren pligt onder het oog te brengen: doch zy gebood hem te zwygèn» Toen wiide men haar de Ridderorde van den Heiligen Andreas ©CS;  TEGENWOORDIGE EEUW. (t omhangen, doch zy deed dat zelve, zeggende: dat had ik waarlyk vergeeten, Teffens zag men Biron op het onverwagtst te Muskow aankomen; het geen de verbystering der Grooten, die het Regeerings Reglement hadden gemaakt, niet weinio" vermeerderde. °Schoon de Czarin mogelyk zelve dat geheele {luk, zonder veel navraag, zoude hebben kunnen vernietigen, dagt zy het beter en veiliger, dat het op verzoek van het Volk zelve gefchiedde, of ten mitiften dus fcheen te gebeuren. Zy verzekerde zich derhalven van de Lyfwagten, met groote gefchenken; terwyl zich een aantal lieden lieten gebruiken, om den Kleinen Adel tegen den Grooten , die by die fchikking byna alles had aan zich getrokken, op te ftooken. Dit gelukte boven maaten, en oogenblikkelyk zag men eene magtige zamenzweering, om het herftel der oude Regeertngsform, roepen. Zeshonderd Edellieden van de laagere klasfo begaven zich , met eenige Prinfen aan bekhoofd, naar het Hof, en vroegen gehoor, 't geen aanftonds wierd toegedaan, na dat den Hoo« gen Raad en den Senaat order was gegeeven , om mede te verfchynen. Toen naderde de Graaf - Mattweef den throon, en zeide dat hy, uit naam van den geheelen Adel des Ryks, naderde, om haare Majesteit onder het oog te brengen, hoe de Hooge Raad de yerwagting van het geheele  ia GESCHIEDENIS deï lieele Ryk had bedroogen, met haar onder zo veele bepaalingen op den throon te plaatzen, tegen de aloude gewoonte, dewyl de Rusfen altoos door Alleenhcerfchers waren geregeerd. De Keizerin, die uitfteekcnd haare rol wist te fpeelen, vraagde toen, met eene houding van de uiterfte verbaazing en bevreemding , Hoe! groot, dat zelfs een der Regenten  STANISÏ.AUS vlugt uit Dantzig.   TEGENWOORDIGE EEUW. *9 ten van fchrik ftieif, toen hy het vertrek van dien geliefden Vorst hoorde. Voorts onderwierpen zich de Stedelingen aan de voorwaarden, welke de overwinnaars hen geliefden voor te fchry. ven, en die veelal beflonden in aanmerkelyke geldfommen; moetende de Stad onder anderen een millioen Specie-Ryksdaalers betaalen, om dat men Staniflaus had laaten ontfnappen. Ondertusfchen bad Staniflaus noch al hier'en daar zyn aanhang. Onder anderen maakte de Woywode van Lublin, Graaf Torto, eene geweldige beweeging ten zynen voordeele, aan de Silefifche Grenzen, in 1735 ; doch deeze wierd door den Generaal Lasci verflagen. Insgelyks was de Regimentarius Poideuw niet gelukkig in zyn inval in Erraeland, devvyl hy, door de Rusfen van daar verdreeven, over den Dnieper moest vluchten, alwaar hy ook tegenftand van den Turkfchen kant ondervond. Wen maakte wel wat laater eenige nieuwe confoederatien, en floot een Verbond met Frankryk; doch dit werkte niets van belang uit voor de Poolfche Vrienden van Staniflaus. Gelukkig was het voor hen , dat te Weenen eerlang voorloopige Vredes - voorwaarden wierden geflooten, by welke Staniflaus afzag van den Poolfchen throon, met behoud echter van den Koninglyken ; tytel, geduurende zyn leven; terwyl eene algemeene vergiffenis wierd verleend aan alle zyne aanhangers, die, binnen etn bepaalden tyd,  30 GESCHIEDENIS der tyd, Koning Augustus den Derden zouden erken-Ken, aan wien zich toen het meerendeel onderwierp. Ondertusfchen bepaalden zich de onlusten, uit de Poolfche verkiezingen gereezen, niet alleen aan Poolen , maar verwekten insgelyks een oorlog tusfchen den Keizer, en den Franfchen Koning , die zeer euvel nam, dat de Keizer de Rusfen byftond tot bevordering der Saxifche belangen. Ook kwamen hier andere bedoelingen mede in het fpel, van welke de Franfchen gebruik maakten, om de Koningen van Spanje en van Sardinië te beweegen, om insgelyks de wapenen tegen Keizer Karei op te vatten. In Spanje was men niet te vreden op den Keizer, om de moeite die hy zich gaf tot het bepaalen van 't gezag van Don Carlos in Italië: terwyl de Sardinifche Koning van deeze gelegenheid gebruik hoopte te maaken, om zich van Milaan te verzekeren. Straks na het vevklaaren des Oorlogs tegen den Keizer, namen de vyandelykheden een begin, aan den Rhyn en in Italië. De Maarfchalk van Berwyk, die het Franfche leger gebood, trok met hetzelve over den Rhyn, in Wynmaand van 1733, en belegerde de vesting Kehl, die zich ras moest overgeeven. In Italië vereenigde de Maarfchalk van Villars zyn leger met de Savooifche benden, en belegerde daar mede Milaan, doch het Kasteel kon hy zo ras niet veroveren, waarom hy hetzelve infloot, benevens No- vara  TEGENWOORDIGE EEUW. 31 vara en Tortona. Wat laater veroverde hy Cre« inona en meer andere plaatzen. Ook maakten de Spanjaarden groote toerustingen ten oorloge, efi voerden noch in dit jaar hun leger over, naar Italië. De Keizer dus alom een aantal vyanden op den hals hebbende, zogt by zyne bondgenooten hulp te bekomen, met naame by de Staaten der Vereenigde Provinciën; die echter daar geenzins toe genegen waren, om dat de oorlog was ontHaan uit de onderhandfche overeenkomften van den Keizer met de Rusfen en Saxen tegen Staniflaus, den Schoonvader van den Franfchen Koning, waar omtrent de Staaten onder anderen aanmerkten, daty zo de Keizer had gemeend, uit kragt van de gevolgen dier verdragen, ooit eenige hulp van den Vcreenigdcn Staat te kunnen eifchen, dat hy hen dan daar vooraf over had dienen raad te pleegen. Met dat alles begreepen onze Staaten, dat, zo de Franfchen den oorlog wilden overbrengen in de Oostenrykfche Nederlanden, zy volftrekt genoodzaakt zouden zyn, zich met den kryg te moeien, om zich hunne Barrière niet te laaten ontneemen. Hierom begon men, by het eerfte gerucht van een aanftaanden oorlog, met Frankryk eene onderhandeling, tot het verkrygen eener onzydigheid van de gezegde Nederlanden: waar in men volkomen flaagde, dewyl in Slagtmaand van i.733>  3a GESCHIEDENIS der 1733, in 's Hage eene overeenkomst wierd gete-1 ik end, volgens welke de Staaten zich verbonden, om zich op geenerleie wyze met de Poolfche zaaken te moeien; terwyl de Franfchen de Oostenrykfche Nederlanden verklaarden voor onzydig, en beloofden in dezelve, geduurende deezen oorlog, de wapenen niet te zullen voeren, dan in zo ver zulks noodig mogt zyn, tot het weejen der vyandelykheden, die hen door de aldaar in bezetting leggende Oostenrykers mogten worden aangedaan. Het Spaanfche Leger wierd in het volgend jaar in Italië aangevoerd door Don Carlos, die zeide zulks voornaamelyk te doen, om Napels en Sicilië van het geweld der Oostenrykers te verlosfen. In Grasmaand begaf hy zich met zyne benden naar Napels, alwaar men hem ftraks de Stads Sleutelen te gemoet droeg, terwyl men hem wat laater ook in het bezit ftelde van het kasteel St. Elmo, welk voorbeeld de bezetting van Castel Nuowo volgde. De Koning van Spanje erkende toen zyn Zoon voor Koning van Napels en Sicilië, cn wierd daar in gevolgd door den Franfchen Monarch. Niet lang daarna floeg Don Carlos de benden van den Graave van Visconti, den Napelfchen Onderkoning van wege den Keizer, terwyl door verfcheidene Spaanfche en Franfche Krygsoverften, Modena, Capua, en andere Steden wier-  TEGENWOORDIGE EEUW. 33 wierden weggenomen. Ook landde Don Carlos in Sicilië, veroverde daar een aantal fteden, en hield Syracufe, benevens het Kasteel van Mesfina, ingeflooten. De laatstgemelde Stad wierd noch in dit jaar den Keizerfchen benomen. Al meermaaien was men geduurende deezen Zomer mee de wederzydfchc legers melkanders gezigt geweest, doch het was van wege de aanhoudende regenvlaagen tot geen beflisfenden flag gekomen. Mei' dit alles liep deeze Veldtocht ten hoogden nadeelig af voor de Keizerfchen, dewyl zy een groot aantal van hunne I beste plaatzen in Italië verlooren. Aan den Rhynkant voerde men geduurende dit jaar den Oorlog met minder yver , bepaalende zich hier da overwinningen der Franfchen voornaamelyk tot het wegneemen van PhilipsbUrg. Voor deeze wel verflerkte en wel voorziene Stad floegen zich de Franfchen in het laatst van Bloeimaand neder, hoewel niet zonder eenige bekommering voor het naderend Keizerlyk leger, onder. Prins Eugenius. Waarom de Franfche Veldheer de Hertog van Berwyk meer dan gewoone voorzorgen gebruikte, met, in de plaats van gewoone Franfche circumvallatielynen, meerder zamengeftelde en met flanken voorziene linien aan te leggen , achter welke hy zyne benden veilig kon legeren: te meer daar zy van buiten met eene H. peel. C drie.  34 GESCHIEDENIS dïs driedubbele rei. van putten waren voorzien. Hef mogt den Generaal intusfchen niet gebeuren, de vrucht zyner voorzorgen te zien, dewyl hy eerlang , zich wat ver in de loopgraven hebbende begeeven, door een kogel doodelyk wierd getroffen; waarna het oppergezag over het leger aan den Markgraaf van Asfeld wierd opgedraagen. Het geen de overleeden Hertog had voorzien gebeurde eerlang: beftormende Prins Eugenius, zo ras hy met zyn leger was aangekomen, de Franfche linien met alle magt, doch zonder die te kunnen veroveren. De belegering ging intusfchen haar gewoonen gang, en de Stadvoogd, de Baron van Wutgenau, wierd genoodzaakt de Stad, op den 18 van Hooimaand, by verdrag over te gecven, In het volgend jaar behaalden de Bondgenooten ïn Italië al wederom verfcheidene aanmerkelyke voordeelen op de Keizerlyken. Mantua wierd een tyd lang door hun ingeflooten, waar in zy echter hun oogmerk misten, dewyl de Graaf van Konigfek, dien men daar met zyne benden door honger tot de overgave meende te dwingen, het door een fchranderen aftocht ontkwam, en wat laater den Keizer veel dienst deed, met den inval der Spanjaarden in Tyrol te verhinderen. Doch Miranda moest zich, na een beleg van zes weeken, overgeeven: terwyl de Spanjaarden erlang alles wegnamen, wat de Keizerlyken noch in het Na-  TEGENWOORDIGE EEUW. 35 Napelfche bezaten : en, toen overfteekende naat Sicilië, zich meester maakten van Syracufe, het-gsen Don Carlos meester deed worden van geheel Sicilië. Van daar trok het overwinnend leger naar Lombardie, en veroverde een aantal Heden die met Keizerlyke benden bezet waren. Schoon nu aan den Rhynkant weinig wierd uitgevoerd, en de Keizerfchen, met een groot aantal Rusfen verfterkr, wel in ftaat.waren de Franfchen te noodzaaken tot het ftaaken hunner verdere onderneemingen, begonnen echter eenige nabuurige Mogenheden zich niet zonder reden te bekommeren over de fteeds toeneemende magt van het liourbonfche Huis 5 en poogden daarom door eenige bemiddeling de gefchïlteti uit den weg te ruimen, die anderzins licht de rust van geheel Europa zouden kunnen ftoorcn. De Staaten Generaal der Vereenigde Provinciën hadden, van het begin des oorlogs, reeds daartoe hun best gedaan', waar in zy door het Groot - Brittannisch Hof wierden geholpen; het geen echter, den geringen uitflag der vredelievende vermaaningen ziende, thans van meer kragtige middelen, te weeten van het opvatten der wapenen, begon te fpreeken. Dit bewoog de Vorsten van het Bourbonfche Huis de ooren ernftiger te neigen tot een minnelyk verdrag, dan zy tot hiertoe hadden gedaan. Ras kwam men voor den dag met verC s fcheidene  GESCHIEDENIS der fcheidene voordellen, die nu de eene en dan de ani dere party mishaagden, zo dat het fcheen, dat de middelaars geen middel tot bevrediging konden beraamen. Eindelyk, noch in dit zelfde jaar J735, begonnen de Hoven van Weenen en Verfailles eene Onderhandeling - tot preliminaire Vredes - Artikelen, die ook noch voor het einde van Wynmaand deezes jaars waren voltooid. De voornaame inhoud van dit verdrag was: dat Staniflaus zoude afzien van de Poolfche Kroon, en daartegen de Hertogdommen van Lotharingen en Bar hebben, die na zyn dood aan de Franfche Kroon zouden komen: dat Don Carlos zoude erkend worden als Koning van Napels en Sicilië : dat de tegenwoordige Hertog van Lotharingen zoude worden Groot - Hertog van Toskaanen: dat de Koning van Frankryk erkennen zoude de Pragmatike Sanctie: dat men wederzydfche Gemagtigden zoude benoemen tot het bepaal en der grenzen in de rlllas, en in de Nederlanden: en dat men eindelyk in eene byeenkomst, waar toe men ook R. usland en den Poolfchen Koning Augustus zoude nodigen, de verdere gefchillen zoude afdoen. Deeze overeenkomst was wel niet naar den zin van Spanje, om dat, naar deszelfs inzien, Toskaanen insgelyks aan Don Carlos behoorde afgedaan te worden. Op fterk aanflaan van Frankryk, namen 'er echter eindelyk Spanje en Sardinië ook genoegen  TEGENWOORDIGE EEUW. Z7 gen in, waarop de iHfland van wapenen in Italië en aan den Rhyn volgde. Eene der redenen welke het Hof van Spanje bewoog, den Vrede te zoeken, was een geweldig gefchil, onlangs tusfchen hetzelve en het Hof van Portugal, uit eene kleine gebeurtenis, ontdaan, het welk eene Vredebreuk tusfchen de beide Ryken dreigde. Eenige Bedienden van den Ponugtefchen Gezant te Midrid hadden een gevangen, dien men zeide uit eend Kerk geügt te zyn, verlost uit handen der Gerechtsdienaaren. De Gezant, hier kwaade gevolgen uit vreezende, gaf aan eenige zyner lieden, die de meeste fchuld hadden, hun affcheid: doch het Spaanfche Hof, daar niet mede voldian, zond gewapend volk in het huis van den Gezant, om noch eenige zyner Dienaaren te vatten; en vonden daar ook waarlyk degeenen , die, zo het heette, uit hun dienst waren gezet. De we* derzydfche Hoven namen het gebeurde zo euvel, dat de Gezanten op ontbooden, en door de Spanjaards Krygsvolk op de Grenzen van Portugal wierd gezonden. Teffeis verfcheenen 'er ook Spaanfche Oorlogfchepen in zee; doch de Portu« geefche Monarch, den ftorm ziende aankomen , ontving in tyds een fterk Engelsch Esquader tot zyne befcherming, terwyl de Gezanten van En» geland en van den Vereenigden Staat te Madrid zich alle moeite gaven , om het gefchil, door C 3 b»«  gjp GESCHIEDENIS der. bemiddeling, uit den weg te ruimen. Het een en ander bragt de Spanjaarden tot vreedzaamer gedagten, en bewerkte het herftel der viicndfchap in I737- Het duurde intusfchen tot in het volgend jaar, eer de zwaarigheden, die, na het tekenen der preliminaire Poincten, warén ontllaan tusfchen den Keizer, Spanje en Frankryk, geheel weggenomen konden worden. Op den »8 van Slagtmaand 1738 , tekenden de Keizer en Frankryk den Vrede, by welken de manieren van bezitting der Italiaanfche Staaten, en de rechten van opvolging in dezelve, by afzonderJyke overeenkomflen ten fterkften wierden bepaald. De Pragmatike Sanctie wierd by deeze gelegenheid in den volften zin erkend, fpreekendemen van. die fchikking in het verdrag, als volftrekt noodig tot bewaaring der rust in Europa: waarom de Franfchen zich verbonden , nooit te zullen gedoogen, dat de Oostenrykfche Staaten, om ' eenigerleie reden, verdeeld wierden. Na het fluiten van dit verdrsg wierden Spanje, Sardinië en de nieuwe Koning van Napels en Sicilië genodigd, om 'er mede deel aan te neemen. Het duurde intusfchen tot in het volgend jaar, eer men het ten vollen met de gezegde Mogenheden kon vinden , dewyl 'dezelve euvel namen , dat het GrootHertogdom van Toskaanen, met Parma en Piacenfa,' volgens het Traktaat, niet aan Don Carlos waren toe-.  TEGENWOORDIGE EEUW. 39 roegeweezen. Mogelyk zou Spanje zelfs voluit de tekening van den Vrede geweigerd hebben, zo dat Ryk niet zedert eenigen tyd met de Engelfchen in een zo ernftig gefchil was geraakt, dat een oorlog tusfchen die Mogenheden van dag tot dag waarfchynelyker wierd. Na het fluiten van den Pasfarowitfchen Vrede, viel in het Turkfche Ryk , alwaar Sultan Achmeth de Derde noch regeerde, niets merkwaardigs voor, tot in 1724, in welk jaar de Turken den Perfiaanen den oorlog verklaarden, 't geen veelal veroorzaakt wierd, door het ai liaan der Perfifche Provinciën aan Rusland; waarom men verwagtte, dat deeze Oorlogsverklaring een Vooriooper van eene andere zoude zyn tegen Rusland. Hier van kwam echter niets, dewyl de Rusfen zo wel van Oorlogsvolk waren voorzien, dat hun leger magtiger was dan dat van den Sultan, na dat hy de noodige benden naar de Perfifcne Grenzen had gezonden. Zulks had daarentegen ten uitwerking, dat 'er eene vriendelyke fchikking msi fchen de Hoven van Conftaminopel en van Peters» burg wierd gemaakt, over de Perfifche Provinciën, wier bezit men eikanderen niet zoude betwisten. Ondertusfchen hadden de Turken zeer mis gerekend in de voordeden, welke zy uit de thans zweevende gefchillen in Perfie hadden gehoopt te trekken. In den beginne ging het huu C 4 wê|  4o GESCHIEDENIS der wel voordeelig, zy veroverden Tauris, Casbh en meer andere gewigtige plaatzen. Zy drongen door tot naby Ispahan: doch aldaar wierden zy in het jaar 1727 deerlyk gcfkgen, zo dat de Turken, fchoon door nieuwe wervingen verfterkt, vvel zagen, dat voor hun niets van hunne vyanden te haaien zoude zyn. Men befloot hierom in het volgend jaar tot het fluiten van den Vrede, by welken de Turken noch al verfcheiden Grersvestingen bekwamen; doch teffens den Oproermasker Esreff, dien zy hadden willen bevechten, voor wettigen Koning van Perfie moesten erkennen. Ondertusfchen was de vreugde over den niet ongelukkiglyk geëindigden Perfiaanfchen Ooilog van geen langen duur; want de tegenwoordige Perfifche Alleenheerfcher Esreff, door den Prins Thamas, van den throon geworpen zyndc, wierd deeze dappere man Heer van geheel Perfie, cn kon niet dulden, dat de Turken eenige zyner beste Grensvestingen zouden bezitten, en vooral niet Tauris- Hy eischte hierom de efgefhane Steden te rug, en verklaarde den Turken, die zulks weigerden, in 1730 den Oorlog. Ncch in dit jaar kwamen de vyandclyke legers tot een hoofdtonen by Tauris, het geen weder ten hoogflen nadeeiig voorde Turken uitviel, dewyl dezelve geheel en al wierden verflagen; waarna Tauris door de overwinnaars  TEGENWOORDIGE EEUW. 4Ï winnaars ftormenderhand wierd ingenomen. Zo ras de tyding van deeze gewigtige nederlaag te Conftantinopel aankwam, verzamelde zich het graauw, onder, zekeren Ali, en verwekte een woedenden oploop; in welken de Janitzaren, met de overige Oproermaakers vereenigd, zich naar de gevangenis van den voor eenigen tyd afgezetten GrootVizier begaven , hem ontlloegen, en denzelven noodzaakten, om, aan hun hoofd, naar het Serail te gaan, en de koppen van den tegenwoordigen Groot • Vizier, en van eenige andere Staatsdienaars, te eifchen; die hun ook aanftonds wierden toegeflaan. Hier mede was intusfchen het opgeftaane volk geenzins voldaan. Want wat laater hakten deszelfs aanvoerders het Serail open , verlosten Mahomed, Zoon van wylen Mustapha den II, uit zyne gevangenis, plaatftenhem op den throon, en wierpen daarentegen den tegenwoordigen Keizer Achrftet, na hem, als der kroone onwaardig, te hebben afgezet, in den Kerker. Mahomed de V, die dus den throon beklom, in het vyfendertigst jaar van zynen ouderdom, had in het begin zyner Regeering veel te Hellen metde inwooners van Conflantinopel, die dageiyks -nieuwe beroeringen verwekten; doch eindelyk liet men tegen hen eenige duizenden der best vertrouwde henden aantrekken, die in de Muitemaakers fchooten, C 5 ^ en  42 GESCHIEDENIS der en een groot aantal, die niet fheuvelden, gei vangen namen, en dezelven van hunne koppen beroofden, 't geen de rust herftelde. Thans zat men intusfchen noch met den lastigen Perliaanfcben Oorlog op den hals, waarom weder zo veel volk naar de grenzen wierd gezonden, als men gevoegelyk kon verzamelen, Hier door gelukte het den Turken de Perfiaanen in het begin van 1731 te Haan, hoewel zonder veel gevolg, dewyl Schach Thamas; met nieuwe hulpbenden verIterkt, het Turkfche leger wat kater aangreep, en daar op eene aanmerkelyke overwinning behaalde. Gelukkig was het voor de Turken, dat Schach Thamas, geheel aan de wellust overgegeeven, liever zich in het genot daar van wilde toegeeven, dan den vyand wederftand bieden. Waarom hy, in plaats van zyne overwinning te vervolgen, met de Turken een fchandelyken vrede floot, en hua een aanmerkelyk deel der Perfiaanfche heerfchappye afftond. Ondertusfchen was de zege, door de Otthomannen op deeze wyze behaald, van geringen duur. In het volgend jaar 1732, wierd de Perfiaanfche Monarch Schach Thamas door den Generaal Kouli Chan van den throon geftooten, en op denzelven geplaatst Schach Abas de III. Teffens eischte die . dappere Veldheer de aan het Turkfche Ryk door 'den voorigen fchandelyken Vrede gehegte landen en  TEGENWOORDIGE EEUW. 43 en Steden te rug, 't geen geweigerd wierd, met veele verwytingen over het ongelukkig lot van Schach Thamas, die niet alleen door den Overwinnaar van zyne kroon, maar ook van- zyn gezicht, was beroofd. Door diergelyk een beklag hoopten de Turken den aanhang van dien ongeluk, kigen in de wapenen te helpen. Doch dezelve was thans veel te onmagtig om iets te beginnen. Kouli Chan daarentegen verzamelde zyne benden, en begaf zich daar mede naar Bagdad op weg, binnen welke ftad het geheel Turksch leger, 't geen niet tegen de Perfiaanen opgewasfen was, eene fchuilplaats zocht. Toen de tyding van deezcn nood te Conftantinopel was gekomen, wierd zo veel volk, als maar immers mogelyk was, aangeworven, 't geen noch fpoedig genoeg by Bagdad kwam, niet alleen om de plaats te behouden, maar om ook eene aanmerkelyke zege op de Perfiaanen te behaalen: wordende, behalven het groot verlies aan dooden en gevangenen, een leger van 30000 Perfiaanen , zodanig van het Hoofdleger afgefneeden, dat het. zich daar mede niet, zonder een nieuwen Veldflag te waagen, weder kon vereenigen. De Perfiaan dus ziende, dat zyne zaaken in een byna wanhoopigen toeftand waren, nam thans zyne toevlucht tot list, en wist de Turken in flaap te wiegen, door eene Vredesonderhandeling, welke voor  44 GESCHIEDENIS der voor de Turken zeer voordeelig zoude zyn. Doch intusfchen beraamde hy een aanval, van welken hy de tyding aan zyn afgefneeden volk wist te doen toe komen: zo dat nu de Turken, van vooren en van achteren teffens overvallen, eene groote nederlaag bezuurden. Ondertusfchen hadden de Turken {leeds 'er op gepast, dat Bagdad van alles wel was voorzien; 't geen den Perfiaanen hindeide in hun oog- > merk, om deeze vetting weg te neemen In het volgend jaar viel weinig van aanbelang voor. Doch in 1735 hervatten de Perfiaanen den Oorlog met groote woede, in hoope, dat het hun thans gelukken zoude de fteden Teflis en Erivan, die noch in Turkfche handen waren, weder te bekomen. Ondertusfchen vond de Perfiaanfche Vorst, dat dit eene onderneeming was boven zyne Iragten, waarom hy eerlang weder aftrok, en zich op eene voordeelige plaats achter Erivan legerde. De Turken hadden intusfchen roerkeiyke veillerkingen bekomen, zo dat hun leger thans by cf over de ico,ooo mannen beliep, 't geen hei deed befluiten, de te rug geweekene Peiiiaanen in hunne voordeelige legplaats aan te taster. Doch dit bekwam hun zo kwalyk, dat zy by de vyftigduizend mannen op het flagveld listen. In het volgend jaar betrad Kouli Chan seis  TEGENWOORDIGE EEUW. 45 zelf den Perfiaanfchen throon, en maakt* zich gereed, om den ( orlog met kragt door te zetten; doch de Turken, ziende dat van de Peiüaanen niet veel te haaien was, en ook van een andeien kant de handen vol werk krygende, booden hunne buuren den Vrede aan, en verkregen dezelve ook , na dat zy de hun door Thamas afgeftaane plaatzen hadden overgegeeven. Reeds eenige jaaren lang hadden de Rusfen overlast gehad van de invallen der Tartaaren; waar over zy van tyd tot tyd klaagden te Conftantinopel, zonder veel voldoening te krygen. De daaromtrent ingeleverde Vertoogen van den Rüsfifchen Gezant wierden thans zo ernltig, dat de 'I urkfche hoogmoed ze niet langer kon verduwen , 't geen overleggingen baarde, tot het verklaaren van den Oorlog aan het Rusfisch Ryk. Zo lang men de Perfiaanen op den hals had, zag de Sultan daar, weinig licht in. Doch daar men thans, in 1736, aan dien kant den Vrede hadherfteld, begreep hy, dat het nu tyd was, om zich op de Rusfen te wreeken, denke lyk in de meening, dat men dezelve altoos even voorfpoedig zoude kunnen doen vertrekken, als in den laatften Oorlog by de Pruth. Naauvvelyks was dus de vrede met Periien geOooten of men verklaarde deu Rusfen den oorlog, doch niet  46 GESCHIEDENIS su niet met de gewenschte uitkomst, dewyl de Rusfifche benden tot meer dan 80000 mannen, door den Generaal Munnich aangevoerd, den Turken in dit jaar de fterke Stad Afoff onïna* men, na eene belegering van tweeënveertig dagen; welke lange tegenftand, niettegenftaande het verfchrikkelyk vuur der Rusfen, voornaamelyfc was toe te fchryven aan de voortrelïelyke ves. tingwerken, met welke die Stad weleer door Czar Peter was voorzien. Wat laater veroverden de Rusfen insgelyks de zwaare met dikke Torens bevestigde muur, door welken de Crim van het vaste land wordt afgefcheiden; het geen den Tartaaren als een donderflag overkwam, dewyl zy dien muur onwinbaar waanden. Eerlang wierd toen ook Or of Precop door de Rusien veroverd, gelyk ook Baciefaray, da gewoone verblyfplaats van den Chan. Had den Rusfen de ongewoone hitte niet gehinderd, denkelyk hadden zy den geheelen Crim vermeesterd. Van een anderen kant drong een leger van veertigduizend Kalmukken, die onder het oppergebied van Rusland ftaan , in de Cuban, vernielden daar alles, en noodzaakten een deel van dat land zich aan Rusland te onderwerpen. 3Na lang fammelens waren de Turken nu ook eindelyk gereed geworden, en verfcheenen met hun  TEGENWOORDIGE EEUW. 4? hun leger aan den Dnieper; waarom de Generaai Munnich de Vesting Precop met haare linien, gelyk ook de wallen van Kinburn, deed vernielen, en zich mede naar den Dnieper be* gaf, om zyne Vyanden flag te leveren, die, zich niet fterk genoeg oordeelende , te rug trokken. Zo dat het fcheen, dat hier mede deeze oorlog zoude ten einde loopen, dewyl het tyd wierd om de winterkwartieren te betrekken, en men niet eikanderen overeen kwam om een Congres, te Niemerow, in Poolsch Reusfen, aan te vangen, om, zo mogelyk, den vrede te heritellen. De Gemagtigden van den Roomfchen Keizer, die van Rusland, en van dePorte, kwamen daar ook by elkanderen in 1737, doch openden hunne vergaderingen eerst in het midden van Oogstmaand, waarna zy hunne onderhandelingen vervolgden 9> tot aan den co van Wynmaand, op welken dag dezelve wierden afgebroken: dewyl de Turken geenerhande verzekering voor het toekomende wilden geeven omtrent de invallen derTartaaren, en daarenboven ook Afoff in zyn tegenwoordigen ftaat te rug begeerden. Niet weinig hadden de onderhandelingen tot den Vrede de Toerustingen ten Oorloge gefiremd. De Generaal Munnich was alweder vroeg in het Veld, trok over den ©meper en den  '4S GESCHIEDENIS » e u'% den Bog, en berende, reeds in het laatst van .Zomermaand, de fterke en gewigitge Vesting Oczakoff, die van alles wel voorzien was, en waar binnen twintigduizend wel gewapende mannen lagen. De bezetting had ook linien buiten de Stad, en deed uit dezelve in den e. ginne merkelyken wederftand, doch moest daar uit, en binnen de vesting wyken. Door hunne llerke Artillery deeden de Rusfen het Turksch gefchut zwygen, en fchooten dagelyks eenige huizen in brand, terwyl ook twee der voorïiaamfte Kruidmagazynen in de lucht vloogen. By gelegenheid der daar door ontftaane verwarring drongen de Rusfen door in den bedekten weg, en veroverden eerlang de Vesting ftormenderhand, by welke gelegenheid debezetting zich op genade moest overgeeven. Na het inneemen van Oczakoff kwam 'er tyding dat de Tuiken met eene ontzachelyke magt in aantocht waren. Munnich trok hen hierop te gemoet, doch de Ongeloovigen ordeelden veiligst geen {lag te waagen; waarop de Riffen hunne winterkwartieren betrokken. Ondertusfchen had men in Oczakoff geen zeer fterke bezetting gelaaten, waarom de Tuiken, nu eene magt van zeventigduizend mannen hebbende verzameld, op de Stad aan trokken en haar met de uiterfte woede belegerden. Thans zouden de Rusf;n bin-  TEGENWOORDIGE EEUW. 49 "binnen de Vesting hebben moeten bezwyken, indien zy geen ontzet te water van Afoff hadden bekomen. Daar te boven hadden zy het geluk eene zwaare Myn onder deftormloopende Turken te laaten fpringen, met die uitwerking, dat by de zesduizend Onëeloovigen in de lucht vloogen; 'c geen hen zodanig verfchrikte, dat zy de plaats in aller yl verlieten. Het volgend jaar begon met het gewigtig om> v/erp om de Turken van hunne beide fterke Vestingen in Moldavië, Bender enChoczim, te berooven. Ten dien einde brak de Generaal van Munnich, in 't laatst van Bloeimaand, uit zyne Winterkwartieren, met oogmerk om de kleine rivieren tusfchen zyne legerplaats en den Dniestcr over te trekken, en zich dan aan de overzyde der laatstgemelde rivier te begeeven. Het eerfte gelukte hem, doch met veel moeite, van wege de menigvuldige zwervende Tartaarfche benden , die wel op zich zeiven niet tegen de Rusfifche Soldaaten beftand waren , doch hen desniettegenftaande door hunne herhaalde aanvallen veel kwaad toebragten; ja eens zouden zy den Rus* fifchen Generaal van zyn leger afgefneeden en ' gevangen hebben genoomen. Men kwam dus eindelyk aan den Dniester, doch men vond den overkant dier rivier zodanig bezet met wei voorziene fchanzen, dat de Rusfen geen mid.. II. deel»^ D öel  So GESCHIEDENIS der del zagen om daar zonder het grootst gevaat over te geraaken. Zy trokken daarom hooget op, daar de rivier over Poolichen bodem loopt. Doch de Turken bleeven hen fteeds by met zes. tigduizend mannen en eene uitgeleezene Artillery. Terwyl de rivier van wege de rotsagtigheid der oevers niet wel was over te komen. Hier van was het gevolg, dat de geheele Veldtocht met heen en weder te trekken wierd geileeten, zonder dat iets merkwaardigs was uitgevoerd. In de Crim had de Generaal Lascy in het voorig jaar niet ongelukkiglyk geoorloogd: doch de Tartaaren hadden zich daar over weeten te wreeken, met een zwaaren inval te doen in het Rusfisch Ryk, by welke gelegenheid zy geheel tot boven Cazan kwamen ftroepen. In het volgend jaar hervatte die Generaal zyne poogingen, en had het geluk om de herbouwde linien van Precop, en de Stad zelve, nochmaal te veroveren. Denkelyk zouden de Rusfen ook Caffa, en mogelyk het geheele Schiereiland, hebben veroverd, zo hen dit niet door gebrek aan leeftocht was belet; terwyl ook de Tartaaren aan de Rusfifche Ruiteiy. die meestal uit Cofakken beftond, eene geweldige nederlaag toebragten. In het volgend jaar 1739 gelukte het den Rusfen beter met hun voorgenomen tocht over den  TEGENWOORDIGE EEUW. S£ den Dniester; dewyl zy thans voor de rivier" kwamen, eer noch het Turkfche Hoofdleger ia het veld was. Zy hadden thans geen tegenftand dan alleen van de Tartaaren: doch dewyl de Cofakken fterker in getal en beter gewapend waren, aan die Turkfche lichte benden, had het Hoofdleger, beftaande uit vyfenzeventigdui. zend mannen daar niets van te lyden. Ongehin. derd trokken de Rusfen langs den gewoonen grooten weg naar Choczim voort, tot aan het dorp Stovufchaue : doch daar vonden zy het Turksch leger, fterk negentigduizend mannen, op eene hoogte achter driedubbele Kuiert verfchanst, en voorzien met elf zwaare Batteryen. Met onbegrypelyken moed tastten de Rusfen de vyandelyke verfchanfingen aan; en, niettegenstaande zy door den vyand van alle kanten ömzingeld waren, en met natuur en konst teffens hadden te ftryden, deeden zy de hoofdbenden des Turkfchen legers eerlang vluchten; waarop hen de overigen, met verlaating van alles, volgden. De Generaal, thans de handen ruim hebbende, berende Choczim mn dertigduizend mannen, en eischte de plaats den volgenden dag op. De Stad was van alles wel voorzien , doch had eene zwakke bezetting, die het echter rioch al eenige weeken zoude hebben kunnen uithouden. Ondertusfchen was de StadD 2 voogd,  $S GESCHIEDENIS d b * voogd, door de onverwagte nederlaag varï het Turkfche leger, zodanig ontfteld, dat hy ten volgenden dage de Vesting, zonder eenigen wederftand te bieden, overgaf. De Generaal van Munnich bragt toen in de Stad eene bezetting van vyf Bataillons, en deed de Vestingwerken op nieuw verbeteren en vermeerderen. Intusfchen wilde de Generaal Lasey op nieuw met 60000 mannen een inval doen in de Crim, om dat Schier-eiland geheel te veroveren: doch de Tartaaren hadden zelve de toegangen geheel verwoest, en het drinkbaar wateE weeten af te leiden; zo dat het leger met geen mogelykheid verder kon doordringen. Munnich daarentegen trok, na het wegneemen van Choczim, naar Jasfy, en wierd aldaar met de grootfte tekenen van vreugde ontvangen. De Metropolitaan der Stad deed, in zyn Bisfchop. pelyk gewaad, eene lofrede, ter eere van Keizerinne Anna. Voorts volgde eene pragtige maaltyd, en de Regeering des lands zwoer trouw aan de Keizerinne. Na hier een tyd lang vertoefd te hebben, maakte de Generaal zich gereed om naar Bender te trekken, en de Turken insgelyks van daar te verjaagen, 't geen hem met zyne overwinnende troepen denkelyk zoude zyn gelukt, indien de Keizerin hem niet de tyding had  TEGENWOORDIGE EEUW. $$ had gezonden van den getroffen Vrede; waar door byna alles, wat men gewonnen had, weder verlooren ging. De reden van eene zo geweldige verandering, was het treffen van den Vrede, tusfchen de Turken en den Duitfchen Keizer, die zeer ongelukkig tegen hen fnd geoorloogd: benevens het treffen van een Verbond, tusfchen de Porte en Zweeden; waar door de Rusfen vreesden, dat zy, by het verder duuren van den oorlog, niet alleen de geheele Turkfche magt, maar ook de Zweeden, op het lyf zouden krygen. Volgens het Vrede-Trac. taat, het geen te Belgrado, onder de bemiddeling van den Franfchen Gezant, Marquis de Villeneuve, was voltrokken, ontvingen de Turken Afoff te rug, hoewel geflegt, terwyl de Rusfen beloofden, geene Vlooten in de Zwarte Zee te zullen brengen. Tien jaaren voor het begin van den Rusfifchen en Turkfchen oorlog, hadden de Rusfen, met het Weener Hof, een onderling Verbond tegen de Turken geflooten, volgens het vvelk de eene Mogenheid, in geval eener Turkfche Oorlogsverkiaaring, de andere moest by flaan. Volgens deeze overeenkomst, liet Keizer Karei de VI, by het uitbreeken van den oorlog, in 1736, een Veldleger opflaan by Futak; terwyl hy, door middel zyner Gezanten, den Vréde D 3 trachtte  54 GESCHIEDENIS der trachtte te bemiddelen; 't geen, hoewel te vergeefs , op het Niemorowfche Congres wierd ondernomen. De hoop tot den vrede verdweenen zynde, verklaarde de Keizer den Turken in Hooimaand van 1737 den oorlog. Daarop veifcheen het Oostenrykschleger, hondeiddertig duizend man fterk, in het veld, onder den Hertog van Lotharingen als Generalisfimus, onder wien de Keizerlyke Generaal Veldmaarfchalk , Frederik Hendrik Seckendorf, het bevel voerde. Men begon deezen oorlog met het leger in drie lichaamen te verdeelen, om dus de Turken op drie plaatzen teffens te kunnen aan tasten, 't geen de voornaame reden is geweest van den zeer ongelukkigen uitflag. In den beginne fcheen alles voor den wind te zullen gaan. Want de Christenen van Belgrado, op den Turkfchen bodem getrokken zynde, omftngelden eerlang de Had Msfa, eischten dezelve op, en wierden 'er weinige dagen laater meester van, zonder' dat 'er een fc'tot uit de Vesting was gedaan. Minder vooifpoedig gingen de zaaken by Widdin, naar weike Had de Graaf van Klievenhuiler trok, met een gedeelte zyner benden. Toen hy voor dezelve was gekomen, dagt by die plaats eveneens als Nisft te krygen; doch hy ontving een weigerend antwoord, en wierd ge?  TEGENWOORDIGE EEUW. & gewaar, dat daar binnen eene bezetting was van vyfduizend man: terwyl een Turksch leger in aantocht was, om de ftad te ontzetten, indien men de belegering mogt beginnen. Eerlang wierden de Christenen, niet ver van daar, door twintig duizend Turken met de Biterfte verwoedheid aangetast, en moesten met eenig verlies naar Perza Palancka te rug trekken. Deeze overwinning deed den moed der Turken niet weinig ryzen, zo dat zy, den weg thans open hebbende naar Nisfa, derwaard gokken, de Stad belegerden, en eerlang innamen, tegen de verwagting van het Weener Hof, het welk zich ten minften met eene langere verdediging had gevleid. Hierom wierd den Stadvoogd, den Generaal Doxat, de overgave zo kwalyk genomen, dat hy daar over in rechten wierd betrokken. Deeze ramp had noch ten gevolge, dat de Keizerlyke benden, die thans bezi* waren met Zwornick te belegeren, die Stad" moesten verlaaten, en onder het gefchut van Belgrado wyken: dewyl de Turken niet alleen van den landkant op hen afkwamen maar ook te water, met een groot aantal Zaiken, om hen uit de rivier in hunne verfchanzingen te befchieten. Gelyk by Belgrado, dus liep het krygsgel.uk den Christenen ook elders tegen. In Bosnië bevond zich een legertje, derwaard gezonden D 4. m  56 GESCHIEDENIS nu omBanjalukka te belegeren: doch dit wierd, in het begin van Oogstmaand, door de meerdere magt dts Vyands, genoodzaakt van daar te vertrekken. Teffens fneuvelden in Turksch Wallachie verfcheiden dappere Overflen met hun volk ; terwyl de overblyvende benden werk genoeg hadden , om Zevenbergen voor een inval te bewaaren. Van alle deeze rampen gaf men voornaamelyk de fchuld aan het beleid van den Graave van Seckendorf, die door het H >ofdleger , gelyk wy ftraks hebben gezegd, te veel te verdeelen, deszelfs kragten had ontzenuwd. Toen hy derhalven in het laatst van Wynmaand te Weenen was weder gekeerd, wierd hy niet ten Hove toegelaaten, maar zyne papieren verzegeld, en hem aangezegd ni^t uit zyn huis te gaan. Ook wierd het opperbevel des legers aan anderen opgedraagen , als eerst aan den Graave van Khevenhuiler en wat laater aan den Graave Philip, pi. Ondertusfchen kan men tot ontfchuldiging van den Veldheer inbrengen, dat, gelyk ce uitkomst leerde, zyne opvolgers het hem niet veel verbeterden, en dat de Turken den oorlog tegen het Keizerryk tbans met een hun ongewoon beleid en zonderlinge kloekheid voerden. Welk laatfle inzonderheid bleek in het begin van den volgenden Veldtocht, wanneer de Turken, reeds met het begin van Lentemaand, het berg- fiot  TEGENWOORDIGE EEUW. 57 Hot Ufitza in Servië belegerden, en hetzelve in drie weeken veroverden, waarna zy zich begaven voor nieuw Orfava, eene fterke'Stad, in 1729, op een Eiland, in het müden van den Donau, gebouwd. Doch aldaar wierden zy door het Keizerlyii gefchut zo wel ontvangen, dat zy eerlang moesten vertrekken. In Bloeimaand van 1738 verfcheen het Roomsch Keizerlyk leger ook weder in het veld, zynde den Hertoge van Lotharingen thans als Generalisfimus toegevoegd de Graaf van Konigfegg, die in het begin der volgende maand het leger bragt in de Verfchanzing by Grotzka, niet ver van Belgrado, alwaar hy vernam dat de Turken, in het Bannaat van Temeswar gevallen, de fterke pas Meadia hadden veroverd, hoewel niet zonder veel moeite. Dit deed den Generaal befluiten, zich met zyne meeste magt ook derwaard te begeeven, te meer daar de Turken zich meer en meer in Wallachie ver.fterkten. Na eenige bezetting in Panzova gelaaten te hebben, om zich by een ongelukkig gevegt onder die plaats te kunnen bergen, zogt men de Turken op; die by Cornia geflaagen wierden,en niet lang daarna de pas van Meadia by verdrag moesten overgeeven; hoewel zonder goed gevolg, dewyl de Ongeloovigen, eenige dagen laater in een fcherp gevegt de overhand bekomen hebbende, de plaats hernamen. De D 5 moed  58 GESCHIEDENIS der. moed der Turken rees hier door niet weinig, te meer, daar zy alle engten zodanig hadden bezet, dat de Oostenrykers niet, dan met groote moeite en langs een langen omweg, in de nabuurfchap van Orfava zouden hebben kunnen komen. Waarom zy nu het befluit namen om die ge» wigtige plaats te belegeren, waar in zy door geweldig fchieten ook zo wel Haagden, dat de Baron van Kornberg, die daar binnen gebood, de Stad met haare beide Forten, na eene belegering van drieëntachtig dagen, overgaf. Dit wierd den Stadvoogd zo kwalyk genomen, dat hy te Belgrado wierd gevangen gezet en in rechten vervolgd; doch, hy overleed eer zyn geding ten einde was geloopen, en was dus in zo ver relukkiser dan de Generaal Doxat, geweezen Bevelhebber binnen Nisfa, die, in het begin van dit jaar, wegens de lafhartige overgave dier Stad was onthoofd. Hoewel de Graaf van Koningfegg het niet be» ter in den verloopen Veldtocht had gemaakt, dan zyn noch in gyzeling zittenden voorganger, kwam hy'er echter beter af; men gaf hemnaamelyk, in de plaats van het oppergezag over de legers, het minder gevaarlyk opzicht over de Klederkamer der Keizerinne. Terwyl het oppergezag over het leger wierd opgedraagen aan den Veldmaarfchalk den Graave van Wallis;, en 4$(j  TEGENWOORDIGE EEUW. 59 de Veldmaarfchalk van Succou in het byzonder wierd gelast, om voor het behoud van Belgrado te zorgen. De Graaf van Neuperg, die, gelyk verleeden jaar, in het Bannaat gebood, was thans met eenige duizenden op nieuw verfterkt; doch het gros van 't leger begaf zich naar de linien by Belgrado, daar men al weder in het begin van den Veldtocht een gewigtigen ramp ondervond, door een aldaar anderzins geheel ongewoonen zwaaren ftorm, door welken de meeste Proviand - Schepen, in het overvaaren der Rivier, wierden in den grond geboord. Hier vernam men dat de Turken met een mag» tig heir in aantocht waren, om de voordeelige posten by Grotzka te bezetten, waarom de Oostenrykfche Generaal, na dat hy de fterkte en legging van het Turksch leger met geen te groote voorfpoed had doen onderzoeken, zich met zyn leger op weg begaf, om den Vyand op te zoeken. Om dit te doen moest men door eenige engten trekken, welke het leger bragteu op het Veld, in het welk de Turken achter hunne linien lagen. Doch deeze hadden hunne Batteryen zo wel op de openingen dier défilés ge-; plaatst, dat binnen korten tyd vyfduizend Keizerlyke Ruiters wierden dood gefchooten, en byni even veel gekwetst: waar door het geheele leger in verwarring geraakte, die echter, door het Neu-,  6"o GESCHIEDENIS der Neupergfche Corps, fterk dertienduizend man; in order wierd herftcld. Ondertusfchen moesten deeze benden ook wyken, en men was verheugd Belgrado in veiligheid te kunnen bereiken, van welke plaats men eerlang genoodzaakt was weder over den Donau te fteeken, om het Bannaat te dekken. Thans hadden de Turken geene verhindering te vreezen, in hun lang voorgenomen beleg van Belgrado, voor welke plaats zy hunne loopgraaven openden, en den aanval met het vuurenvan elf Batteryen, op den 28 van Hooimaand, begonnen. Den 1 van Oogstmaand, waagden de Ongeloovigen reeds een fiorm» doch zy wierden met groot verlies te rug geflagen. Ondertusfchen zetten de Turken het beleg met zo veel hevigheid voort, dat men op den 11 van die maand reeds voor de aanltaande bezwyking der Vesting begon te duchten. Om deeze reden, ontving de Baron van Schmettau, een zeer bekwaam man in deKrygsbouwkunde, van den Keizer bevel, om zich roet de grootfte fpoed naar de benaauwde plaats te begeeven. Zyne komst was ook aldaar van ongemeen veel nut, dewyl hy niet alleen de fchans Borize , die byna zoude zyn bezweeken, behield, maar ook over het algemeen den toeftand der zaaken zodanig verbeterde, dat tam  TEGENWOORDIGE EEUW. of taen met het einde van Oogstmaand niet meer twyffelde, of men zoude 't noch lang genoeg konnen houden, om het ontzet, het welk in aantocht was, af te wagten. Ondertusfchen liep het hier mede ook alles tegen. Want het leger van den Generaal van Wallis, 't welk zulks zoude hebben ondernomen, was, door de in het Bannaat woedende Pest, zodanig verzwakt, dat hy, met zyn half vernield leger, zulks niet kon onderneemen. Waarom de Keizer, van den nood eene deugd maakende, den Graave van Neuperg volmagt gaf, om zich in het Turksch leger voor Belgrado te begeeven, en, onder de bemiddeling van den Franfchen Gezant de Villeneuve, den vrede te fluiten. De Keizerlyke Gezant had bevel van zyn Meester, om veel toe te geeven, doch was onder de hand door den Groot - Hertog van Toscaanen gelast, om alles toe te geeven, en zelfs, zo het niet anders kon, Belgrado te haten vaaren. Deeze Prins begreep naamelyk, dat het einde van den Keizer, die dagelyks verzwakte, niet ver meer af was , in welk geval niets voor hem doodelyker zoude zyn geweest, dan een Turkfche Oorlog, dewyl hy buiten dien vyanden genoeg \erwagtte. Noch kwam hier by, dat de Graaf van Neuperg zich onvoorzichtig in de handen der Tuiken begaf, zon-  6* GESCHIEDENIS bek zonder vooraf de noodige paspoorten te vraa: gen. Waar van de Ongeloovigen gebruik maakten, om hem half als een gevangenen te behandelen, en daar door fchrik aan te jaagen. Het een en ander had ten gevolge, dat 'er een allernadeeligst Vredes - Tractaat uit gebooren wierd, volgens het welk de vestingen Belgrado en Sabach, met alle Magazynen en Tuighuizen, moesten worden overgegeeven, doch zodanig, dat de Keizerfchen de nieuw aangelegde Vestingwerken der eerstgemelde Stad zouden mo. gen flegten, en het Gefchut, met den voorraad van Oorloge, mede neemen. Voorts moesten de Oostenrykers den Turken overlaaten hun deel van Servië en Wallachie, benevens Orfava. Geweldig mishaagden zodanige nadeelige voorwaarden aan de Hungaaren en Oostenrykers, en, niettegenftaande hunne onderhandfche orders, moesten de Keizerlyke Generaals en Gemagtigden daar van de fchuld draagen. De Generaal Wallis wierd niet lang daarna vastgezet in de Vesting van Brin, en Neuperg in het Kasteel van Glatz. Gelukkiger, dan in den thans geëindigden Turkfchen Oorlog, was Keizer Karei de VI geweest, in het bevorderen van den Koophandel zyner Erflanden. Ten dien einde had hy reeds in 1721 te Weenen eene Bank opgerecht, be-  TEGENWOORDIGE EEUW. 63 bekend onder den naam der Keizerlyke Bank van den Oosterfcheli Handel, welke gedreeven zoude worden in het Ottomannisch Gebied, door middel van den Donau, en van de Oos« tenrykfche havenen aan de Adriatifche Golf, alwaar men reeds de haven van Trieste bezat, en des noods meer andeie zoude kunnen aanleggen. Deeze Maatfchappy beloofde veel goeds, hoewel merkeïyk minder, dan de teffens aangelegde Maatfchappy van Oostende op de Indien, welker eerfte fchepen allergelukkigst voeren, en daar door den nayver der overige op de Indien handelende Mogenheden gaande maakten , en vooral die der Hollanders; dewyl het oprechten eener zodanige Maatfchappy vry letterlyk fcheen te ftryden tegen de voorwaarden, op welke de Keizer in het bezie der Spaanfche Ne. derlanden was gefield, 't Geen ook ten gevolge had, dat, na veel twistens, deeze Maatfchappy meerendeels wierd ontbonden, fchoon men derzelver geheele vernietiging tot hier toe noch niet heeft kunnen verkrygen. Na het fluiten van het Weener Verbond tus; fchen den Keizer, Spanje, Engeland, en het Gemeenebest der Vereenigde Provinciën, was des Keizers eerfte zorg, om in 1731 op den Ryksdag te Regensburg het aanneemen der zogenoemde Pxagmatique Saucrie, omtrent de op-  54 GESCHIEDENIS bes opvolging in het Oostenrykfche Huis, vasr te ftellen. De Keizer deed aan de Vergade. ring voordraagen: „ dat het Oostenrykfche „ Huis was het bolwerk der geheele Christen„ heid tegen deOngeloovigen. Dathetderhalven „ noodig was, dat dit Huis zyne fterkte behield , „ en zelfs vermeerderde, in zo ver zulks ge„ voegelyk, zonder nadeel van het Ryk, kon „ gefchieden. Dat het eenige daar toe gefchikte „ middel was de ondeelbaarheid der bezittin„ gen van dit magtig Huis, deeze orde van „ opvolging, welke nu reeds door verfcheiden „ Europeefche Monarchen en Volkeren was aan< „ genoomen. Dat het Ryk zodanig een voor„ beeld noodzaakelyk moest volgen, opdat niet „ een of ander hoogmoedig Oostenryker het zelve in de war mogt brengen , door zich „ niet te houden aan de Pragmatike Sanctie". Ondertusfchen fcheenen deeze redenen niet gewigtig genoeg aan zommige Leden van den Ryksdag, om daar het verlangde befluit op te neemen. Zelfs fielden de Keurvorsten van Beieren en van de Paltz zich door hunne Gezanten tegen het aanneemen dier fchikking. Onder anderen zeiden de Beierfchen , dat, daar de Ryksleden niets te doen hadden met de bezittingen van het Oostenrykfche Huis in Italië en in de Nederlanden, het geheel buitenfpoorig was,  TEGENWOORDIGE EEUW. 65 was, vari het Ryk 4e Guarantie van zodanige bezittingen te vraagen. Dat, al hoewel Bohemen en Hungaryen eert meer aanmerkens* waardige betrekking hadden op het Duitfche Ryk, dezelve echter ook niet groot genoeg was, om daarom het Ryk in bloedige Oorlogen in te wikketen, om {leeds den volgens de beraamde fchikking meest gerechtigden Erfgenaam op den throon dier Ryken te hóuden. Niettegenflaande deeze en andere redenen, beflooten ech-! tér de meeste Ryksleden de verzochte Guarantie te verleenen: 't geen een protest der gezegde Ryks-Vórsten veroorzaakte, die hunne byzondere belangen haddén , om de gemelde Sanctie af te keuren. Wat laater had de Keizer veel te {lellen met de onlusten , welke in het Mekeleöburgfche ontdaan waren, uit degevveldaadige behandeling welke de Heitog eenige Bürgemeesteren en Tvaaden van Rostok had aangedaan, om dat zy zonder zyne toeflemming belastingen haddén geheven, waar toe de Raad dier Stad het volle recht meende te bezitten. Van een anderen kant weigerde de Adel de betaaling van het door het Ryk bepaalde Contingent, eh gaf voor, dat hetzelve moest geheven worden op de Domeinen van deri Hertog; terwyl zy ook noch andere voorrechten te rügge vorderden. In II. deel. E ver-  66 GESCHIEDENIS ïu verwagting dat de Ryksdag dit verfchil zoude beflïsfen, vulde de Hertog Rostok met Troepen op, welke dienen moesten, om, op de eerfte waarfchuwing, wraak op de Burgery te neemen. Ondertusfchen kwam de Keizer tusfchen beiden, en beval den Hertog de genomene voorrechten weder te geeven aan die geenen welken zy waren benomen, en de ftad Rostok te herftellen in dien ftaat, waar in dezelve was voor het gefchil. De Hertog verwierp deeze order met verontwaardiging en zelfs met verachting. De Keizer daarentegen benoemde den Engelfchen Koning als Keurvorst van Hanover, en den Hertog van Brunswyk Wolfenbuttel om het bellier des Hertogdoms op zich te neemen; terwyl de Hertog de wyk nam naar Dantzich. De zaaken alle weder in orde gebragt zynde, beleende de Keizer den Broeder van den in ongenade vervallen Hertog Karei. "Leopold, met naame Christiaan Louis, met het Mekelenburgfche Hertogdom. Doch thans wilden de aldaar in bezetting leggende benden niet vertrekken, eer men aan hunne meesters genoegzaame zekerheid had gegeeven , voor de betaaling der Penningen, weike zy in rekening bragten. De bezettelingen handelden toen de Ingezetenen zo hard, dat zy hun ouden Vorst te rug riepen, waarop de Keizer het land wederom  TEGENWOORDIGE EEUW. 6? derom zette onder het bellier der voornoemde Vorsten, die de gefchillen in der minne met den ouden Hertog trachtten by te leggen ; doch hem fteeds even onbuigzaam vonden. Toen ftelde het Weener Hof het bellier des Lands andermaal in handen van Chrisciaan Louis, dien men den tytel gaf van Keizerlyken Commisfaris, belast met de uitvoering der befluiten van den Hofraad. Met verloop van jaaren wierd eindelyk het geheel gefchil vereffend tot ieders genoegen. Na dat de verfchillen over de opvolging op den Poolfchen throon het Huis van Oostenryk op nieuw in een oorlog met Frankryk hadden ingewikkeld, deed de Keizer groote moeite in 1735 om de Ryksvorsten te beweegen dat zy mede deel zouden neemenaan het gefchil, dewyl het anders te vreezen Hond, dat de Franfchen het geheele Ryk zouden befchadigen, onder den glimp van de Oostenrykers te beoorlogen. De meerderheid der Ryksvorsten begreep de billykheid van het voorlid, en willigde den Keizer den verzochten byiland in : doch de Keurvorsten van Beieren, Keulen en de Paltz waren van eene geheel andere meening, en weigerden iets in volk of penningen op te brengen. De oorlog liep intusfchen niét gelukkig voor het Ryk, vooral niet in Italië, alwaar de E s &ei"  68 GESCHIEDENIS dek Keizer het geheele Ryk van Napels en Sicilifi verloor. In het volgend jaar 1735 was derhal> ven het gebrek van penningen noch grooter," en Wierd te dringender, dewyl niet alleen de gemelde Ryksvorsten volkomen weigerachtig waren om iets te betaalen, maar ook veele der anderen, onder allerkie uitvluchten, achterlyk bleeven in den opbreng. Zo dat de Keizer den Oorlog voornaamelyk voeren moest uit den opbreng van zyne Erflanden, en uit de door hem buiten lands opgenoomene penningen. Men herftelde intusfchen eerlang den Vrede, zeer tot nadeel van den Keizer, die 'er alles wat hy irï Italië verlooren had by liet zitten, terwyl de verkooren Koning van Poolen, Staniflaus, zyne kroon moest verwisfelen met de Hertogdommen van Lotharingen en Bar, en de Lotharingfche' Hertog zich te vrede houden met de opvolging in het Groot - Hertogdom van Toscanen. Het Huwelyk van Franciscus Steven van Lotharingen met de oadfte Dochter des Keizers Maria Therefia drukte het zegel op de Haatkundige fchikkingen van den Monarch. Deeze Prinfes tekende de Pragmatike Sanctie, en ftond af van haar geheel Erfrecht, indien de Keizer noch mannelyk kroost mogt bekomen, of indien haare Zuster de Aarts • Hertoginne Maria Anna een Zoon bekwam voor den dood van  TEGENWOORDIGE EEUW. o> van Keizer Karei. Haar Gemaal, de Lotharingfche Hertog, ftond teffens af van alle rechten, welke hy mogt hebben op eenig deel der Oostenrykfche nalaatenfchsp. In 1736 overleed te Weenen de beroemde Prins Eugenius van Savoie, in een tyd van rust, in welken zyn arm niet meerder noodig fcheen, om de rechten van het Ryk, en van het Oostenrykfche Huis, te verdeedigen. Ras had men intusfchen reden om zich over het verlies van zulk een grooten Held te beklaagen, van wegen den Turkfchen Oorlog, die wat laater begon, en in 1739 een voor den Keizer zo ongelukkig, einde nam. Geduurende denzelven ftierf Jan Gaston, Groot - Hertog van Toskaanen; waarop de Keizer den Lotharingfchen Hertog met zyne nalaatenfchap beleende. De Paus, die gaarne het Erfdeel van St. Pieter met dien vetten brok zoude hebben vermeerderd, protesteerde daar geweldig tegen. Doch het Weener Hof was wys genoeg, van met de zaak voort te vaaren, zonder zich aan het uitgediend gezag van den Roomfchen Kerkvoogd te ftooren. 'Er ontbrak thans niets aan het geluk van het Duitsch Lichaam, dan dat het zelve noch lang het geluk mogt hebben van de Keizerlyke Kroon geplaatst te zien op een zo waardig hoofd, als dat van Keizer Karei, die, na het herftellen E 3 .van  7o G|EfS CHjIEDENïS der van den vrede met de Turken, thans eene overvloedige gelegenheid had, om het geluk zyns Ryks, door de konden des Vredes, te bevorderen. Hv had ook noch maar den ouderdom van vyftig jaaren bereikt, toen hy na eene voorafgaande verzwakking zich, door eene fel • onvoorzichtigheid, eene geweldige ziekte op den hals haalde, door welke hy op den 20 ,vari Oogstmaand van 1740 ten graave wierd gifl ep\ In Engeland viel in 1733 niet weinig te doen over de inwiiliging der Subfidien, dewyl het Ministerie, behalven dc gewoone belastingen f waar over geene zwaarigheid viel, aan 't Parlement het voorftel had ingeleverd, tot een algemeenen Accyns op den VVyn en den Tabak. Men meent, dat Koning George de Tweede had voorgenomen zyn gezag merkeïyk uic te breiden; doch die kon niet gefchieden, zonder vaste belastingen, welke niet meer van het Laager-huis z-..uden afhangen. Zodanig eene onderneemhg kon intusfchen niet nalaaten een ieder de oogen te openen, en een groot misnoegen te verwekken. Met dit alks had de Ridder Walpole, des Konings eerfte Staatsdienaar, zo veel invloed, dat hy het 'er, by het Parlement, meende door te zullen kunnen krygen. Doch thans kwamen de Engelfche Pa-  TEGENWOORDIGE EEUW. 71 Patriotten op de been, en zeiden, dat het land • in gevaar was, het geen, niertegenftaande de Accyns-Bill reeds was doorgegaan, zo eene algemeene beweegmg in Londen maakte, dat alles zich fchikte naar een volkomen opftand. Walpole was hier over zo benaauwd, da; hy weder naar het Parlement ging , en de Bill vernietigde! waarna hy , om niet be'.,end te. zyn, met een ouden mantel gedekt, naar huis litp, onder het roepen van Vryheid! Vryheid! en geen Accynsfen! met de zamengerotte menigte. De Koning, die zich reeds gereed maakte om het volk aan het hoofd zyner Guardes te bevech. ten, ftond niet weinig verflagen toen Walpole hem dit nieuws bragt, die hem teffens ten fterkflen raadde, om, zo hy de Kroon wilde behouden, het volk niet meer te verbitteren: waar naar de Monarch zich eindelyk, hoewel met veel tegenzin, fchikte. Ondertusfchen verlooren veele Heeren van aanzien, die zich in deeze zaak tegen den Koning hadden laaten zien, hunne bedieningen ten Hove, Schoon dus deeze ftorm gelukkig daar mede ten einde liep, fcheen twee jaaren laater alle misnoegen tegen het bellier des Ryks noch niet weggenomen. Gelyk bleek uit een voorval in Hooimaand 1736, wanneer in de Zaal van Westmunfter, naby het toen vergaderd Can« E 4 celary-  fa GESCHIEDENIS der, celary - Hof, en de Koninglyke Bank , een groot pak graauw papier was nedergelegd, zonder dat men weet door wien , het welk, gelyk by de uitkomst bleek, gewild was met buskruid en een brandende lont. De Deurwaarder aldaar zodanig een vreemd pak ziende , fchopte het midden over de kamer, waar op het oogenblikkelyk met een verfchrik^ kelyken flag in biard floeg, en een allergevveldigflxn tchrik, doch zonder eenige fchade te verwekken, veroorzaakte. Onder het losbranden , waren uit het pak verfcheiden gedrukte Cedullen geflagen, waarop gedreigd Wierd , dat men dien dag, op drie daar by bepaalde plaatzen, verbranden zoude de Parlements - Akte , welke de belasting behelsde op de Jenever; gelyk ook de Acten raakendc de Cortrabande Waaren; het bouwen van de Londonfche Brug; de vervreemding der Land - Goederen ; en het toeftaan aan dep Koning, om Cco, qco Ponden Sterlings te neemen uit het Zinkend Fonds, tot goedmaaking der kosten van htt openbaar bellier. Voorts behelsden die fchotfchriften veele fcheliwoorden en bedreigingen tegen den Koning en zyne Staatsdienaars; doch het bleef ook by dreigen, zonder dat hier verder itts van gebeurde, Cndertusfghen was men bekom-  TEGENWOORDIGE EEUW. 73 kommerd voor oproerige beweegingen onder het gemeen tegen St. Michielsdag, op welken de nieuwe belasting op de Jenever binnen Lot).; den ftond ingevoerd te worden; waarom twee Regimenten Voetvolk in de nabuurfchap der Stad wierden gelegerd , waar door de openbaare rust bewaard bleef. By het Tractaat van Sevilie was onder anderen bepaald, dat de klagten der Engelfchen over de menigvuldige beleedigingen, welke zy door de Spanjaarden in de West-Indien hadden geleeden, door onpartydige Commisfarisfen onderzocht , en binnen de drie jaaren zouden worden afgedaan. Niet lang na dien tyd kwamen ook de daar toe benoemde Heeren by eikanderen te Madrid te zamen ; doch men bragt drie jaaren met het onderzoeken der gefehillen door, zonder tot een befluit te kunnen komen. Ondertusfchen hadden de Spaanfche Kustbewaarders niet £1.1 gezeten, maar op nieuw een groot aantal pryzen op de Engelfchen veroverd; waar over al weder geklaagd wierd, doch zonder veel gevolg. Zelfs wierden ■ de Spanjaarden eindelyk zo ftout, dat zy het zogenoemde Asfiento - Schip, hetwelk den Engelfchen volgens de Tractaaten van Utrecht en Sevilie was toegeftaan , niet meer wilden laaten yaaren. Waarom eenige Commisfarisfen door E 5 den  74 'GESCHIEDENIS der den Koning van Engeland wierden benoemd oni de grieven tegen Spanje naauwkeurig te verzamelen en te onderzoeken. Toen bleek het aan die Heeren dat de Engelfche Kooplieden nu, in zes jaaren tyds, over de honderd en vyftig fchepen op deeze wyze hadden veriooren; waarom de Koning niet alleen over deeze mishandelingen liet klaagcni, maar ook voldoening eischte van den Spaanfchen Monarch; daar eedter weinig van kwam, dewyl dezelve wel wist, dat de Engel* fche Staatsdienaars niet lichtelyk , om deeze reden, eenen Zee - Oorlog zouden beginnen. Naardien het te vreezeu Hond, dat Frankryk zich dan aanllonds met Spanje zoude vereenigen, en de Engelfchen niet in Haat zyn, om het tegen deeze vereenigde Zeemagt uit te houden. Ondertusfchen vonden de Engelfche Kooplieden de Zaak vin dat gewigt, dat zy in 't volgend jaar, den weinigen ernst der poogingen van het Hof overweegende, zeiven meteen aantal Adresf;n de zaak voor het Parlement bragten, en aldaar vertoonden, hoe niet alleen een groot aantal rykgelaaden fchepen den Engelfchen door de Spanjaarden in de West• Indien waren benomen. Maar wel inzonderheid , hoe de Matroozen, welke die fchepen bevaaren hadden, door de Spanjaarden zeer flegt waren gehan- •* deid,  TEGENWOORDIGE EEUW. 75 deld, ja dat noch veelen te Cadix in akelige gaten geboeid zaten, en naauvvelyks genoeg halfbedorven fpyze bekwamen om 'er het leven by te houden. Uit deeze en diergelyke bewyzen ontleenden de Hoofden der tegenparty gewiatige kiagten tegen de maatregels van het Ministerie , het welk de belangen des Volks verwaarloosde. Doch de Staatsdienaars verdedigden zich , .met geen geringen fchyn van reden, met de vreeze voor de vereenigde magt van Spanje met Frankryk, waar voor zeer te duchten viel, van wegen het groot belang het welk de Franfchen hadden in de Spaanrche Galltöenen. De voorftanders van het opvatten der wapenen bragten daar tegen in, dat deeze zwaarigheid {leeds zoude beftaan, en dat, zo men zich daar aan wilde ftooren, men zich altoos door de Spanjaarden zoude moeten laaten kwellen. Dat alles had ten gevolge, dat met S57 Hemmen tegen 209 beflooten wierd, den Koning te verzoeken, om deeze zaak ten ernstiglten by de hand te neemen, en, zo het gefchil in vriendfchap niet kon worden afgedaan, voldoening met de wapenen te zoeken. De Koning antwoordde hier op volkomen naar den zin der Natie , en deed den Vxe - Admiraal Haddock naar de Middellandfche Zee zeilen, Zonder bevel echter voor als noch om vyande- lykheden  ?S GESCHIEDENIS dek lykhcden te beginnen, maar alleen om de onderhandelingen, die men tot het bekomen van behoorlyke voldoening wilde openen, te meer kragt by te zetten. Ten deezen einde begon men te Londen, met den Spaanfchen Minister Giraldino, emflige onderhandelingen tot het verhoeden eener Vredebreuk, en bragt het zo verre, dat, tusfchen denzelven en eene Commisiie van de Engelfche Staatsdienaars, voorloopige punten tot een vergelyk wierden getroffen. Toen men daar mede zo ver was gevorderd, wierden de gemelde punten naar Madrid cvergezonden, om daar te worden goedgekeurd. Het Spaansch Ministerie trad daar over ook in onderhandeling, doch veranderde in dezelve zo veel, dat die vooiwaarden 'er eene gehecle andere gedaante door bekwamen , en zonden dezelve weder te rug zodanig befooeid, dat de Engelfchen daar met geene mogelykheid genoegen in konden neemen. De En« gelfchen beklaagden zich niet weinig over eene zo onverwagte verandering, doch konden 'er in dit jaar geene gewenschte verbetering in bekomen; dewyl de Spanjaarden de zaaken fteeds met uitflellende antwoorden fleepende hielden, om zich zo veel beter te kunnen wapenen, en teffens de Franfchen te mogeq  TEGENWOORDIGE EEUW. 7f mogen overreeden, om met hen eene gemeene zaak te maaken. In het volgend jaar kwamen de Spanjaarden wel wat nader, maar met genoegzaam naar den zin des Engelfchen Volks; waarom op den 3 van Wynmaand aan Spanje de Oorlog wierd verklaard. Ondertusfchen was de Vice - Admiraal Vernon reeds in 't laatst van Hooimaand naar America gezeild, die den Spanjaarden aldaar in Slagtmaand een onaangenaam bezoek gaf, in het welk hy de beide Forten, aan de haven van Porto Bello leggende, veroverde, en daarna de Stad zelve, Waarna hy met den aldaar veroverden buit, na dat hy de Vestingwerken in de lucht had laaten vliegen, naar Jamaica zeilde. Teffens hadden de Engelfchen onder George Anfon een Esquader naar de Zuid - Zee gezonden, om daar den Spanjaarden alle mogelyke afbreuk te doen. Op deezen tocht verbrandde deeze Vloot, voogd de ryke fhd Paita, om dat de gevluch. te Inwoooners rnet hem geene overeenkomst over de vrykooping der Stad wilden fluiten. In 1743 veroverde hy het rykgeladen Manilla Schip, en keerde toen met zyn buit te rug naar Engeland. Op Carthagena en Cuba had men ook onderneemingen beraamd; doch deeze Hepen, door het misverftand der Engelfche Bevelhebbers zeiven, in het riet. In  78 GESCHIEDENIS dek In het volgend jaar wierd de Oorlog tusfcheit Spanje én Groot- Brittannie met veel yver voortgezet, en van weerkanten veele fchepen genomen. De Admiraal Vernon had noch het oppergezag over de Engelfche Vloot in de Westlndifche Zeeën, en deed eerlang eene pooging om de Irad Carthagena te veroveren, het geen hem mislukte * na dat hy echter die Stad eene ge* weldige fchade door zyne Bombardeer- Gallioo* ten had toegebragr. Ook veroverde hy de ftad St. Lorenzo, welke hy echter wederom verliet. Ondertusfchen hadden de Franfchen ook van tyd tot tyd eenige Oorlogfchepen naar de West-Indien gezonden, 't geen aanleiding gaf tot onaangenaame ontmoetingen. Reeds in het begin van 1741 viel 'er een lcherp gevegt voor by Kaap Teberon, tusfchen St. Christoffel en Jamaïka, tusfchen vier Franfche en drie Engelfche Oorlogfchepen , waar van de reden Was, dat de Engelfchen geweigerd hadden hunne vlaggen te toonen. Ook geraakten drie Franfche met even veel Engelfche fchepen Haags by Gibraltar. Met reden befchouwdc rren deeze gebeurtenisfen, in welke, gelyk het doorgaans gaat, ieder aan zyne party de fchuld des aanvals gaf, als vóorbooden van een nieuwen oorlog; vooral na dat de Franfche Gezant in 's Haage,  TEGENWOORDIGE EEUW. 79 *sHaage, de Markgraaf de Fenelon, den Algcmeene Staaten byeer-c Memorie had te kennen gegeeven, hoe ongaarne de Franfche Monarch zoude zien, dat de Engelfchen hunne magt verder in de West-Indien uitbreidden. Niet alleen wierd deeze oorlog lastig voor hen, dien het aanging, maar ook voor onzydige Mogenheden, van wege de kaaperyen der Engelfche fchepen, waar door inzonderheid de Hollanders veel hadden te lyden. Men gaf daaromtrent wel van tyd tot tyd te Londen te kennen, hoe zulks aanliep tegen de oude Verdragen: doch men kon daaromtrent, geduurende deezen geheelen oorlog, bezwaarlyk recht bekomen. De Prins van Orange en Nasfau, Willem Karei Henrik Frifo, in 1731 den ouderdom van volle twintig jaaren hebbende bereikt, wierd, op den gewoonen lastbrief, als Erf - Stadhouder en Kapitein Generaal van Friesland in den eed genomen. In het volgend jaar wierd eindelyk tot wederzydsch genoegen afgedaan het gefchil, het geen nu reeds zo lang tusfchen het Oranje Huis cn den Pruififchen Koning, over de opvol, ging in de goederen van Koning Wiiliam, had gehangen. By deeze overeenkomst kwamen ender anderen de rechten op het Markgraaffchap van Veere en Vlisüngen aan den jongen Prinfe, By deeze gelegenheid begonnen de Staa» ten  80 GESCHIEDENIS de* ten van Zeeland ("Welke niet genegen waren den Prinfe een zo uitfleekend voorrecht in hun Gewest te laaten geworden, en die nu al zedert veele jaaren gewoon waren op eigener naam in de gemelde Steden de Regeeiing te beftellen) te raadpleegen over de gefchiktfte wyze om de gemelde waardigheid voor altoos te vernietigen, door het voldoen der waarde van dat Markgraaffchap aan den geenen, welken het uit de nalaatenfchap van Koning William mogt worden toegeweezen. De Prinfesfe Weduwe van Orange, zuiks hebbende vernomen, beklaagde zich daar over by de Algemeene Staaten , met verzoek , dat het recht van baar Zoon ongefchonden mogt bewaard blyven 5 waar mede Gelderland, Friesland en Groningen, eene lyn trokken. Doeh Holland meende, dat het al of niet vernietigen van dit Markgraaffchap was eene Provincieële zaak, die volkomen van de Zeeuwen alleen afhing, en waar in zich de Bondgenooten niet hadden te mengen. De Staaten van Holland bekleedden hunne meening in een vertoog met uitvoerige redenen, die, door de Voorftanders van het Huis van Oranje, insgelyks in het breede wierden beantwoord. De Zeeuwfche Steden Hemden alle voor het vernietigen van bet Markgraaffchap , Veere alleen uitgezonderd, welke Stad, ter ge- woone  TEGENWOORDIGE EEUW. tt woone dagvaart, zich ook by een wydlufpg vertoog, tegen het voorgenomene verzette. Dit vertoog was in 't geheel niet naar den fmaak der overige Leden, en wierd den Veerenaars kwalyk genomen. Ondertusfchen veranderde die Stad zelve allengs van gedagten , en toen het gemelde Markgraaffchap den Prinfe van Oranje, by het fcheiden des boedels van Koning Wiiliam, in 17^ was toegedeeld; wierd uit kragt der Hooge Souvereiniteit van Zeeland beflooten, dat het gezegde Markgraaffchap zoude worden gehouden voor vernietigd, en dat dus de hier by van de leenroerigheid ontheven Steden, zouden worden gehouden voor viye Graaflyke Steden, alleen aan de Souvereine Vergadering der Staaten onderworpen. De Prins van Oranje nam hier in weinig genoegen , en zond eerlang eene Misfive aan de Statten van het Gewest, waar by hy ten fterkften tegen het hem aangedaane onrecht protesteerde. De Zeeuwen beantwoordden ook deeze Misfive, en traden wat laater met den Prinfe in onderhandeling, gelyk ook met een anderen Mededinger naar het recht op de beide Steden, den Prinfe van Chimai. Ondertusfchen bleef de twist onafgedaan fteeken tot in 1747, wanneer de omwenteling der zaaken II. PEEL» E k  8* GESCHIEDENIS der ai het Vereenigd Gemeenebest den Prinfe vsn zelve in zyne rechten herftelde. Niet weinig wierd in 1733 de luister van het Huis van Orange vermeerderd, door het Huwelyk van den jongen Prinfe, met de Engelfche Kroon ■ Prinfesfe Anna ; eene perfonaadje van genoegzaame betrekking tot ons Land om 'er de afbeelding aan onze Leezeren van mede te deelen. By deeze gelegenheid wi.rd de Prins met de Ridderorde van den Kousfeband bekleed. Het huwelyk in Slagtmaand te Londen voltooid zynde, keerde het jonge Paar in 't begin van Lentemaand des volgenden jaars naar Friesland, alwaar hetzelve op den 11 van Bloeimaand met groote ftaatfie te Leeuwarden wierd ingehaald. Niet weinig rees duor dit huwelyk de hoop der Voorftanders van het Oranje Huis, om den Prinfe eenmaal met de waardighe. den zyner Voorvaderen bekleed te zien. Zo zommigen wilden, wierd met dit oogmerk de dwaaze fchrik derProtestantfche ingezetenen van Nederland, tegen den aanftaanden St. Jans Dag van dit jaar, merkeïyk gevoed; 't geen echter nooit is beweezen. Hier was naamelyk eene oude voorzegging, volgens welke ^ ten tyde dat het feest van het II. Sacrament, en het feest van St. Jan , op denzelfden dag zouden inlyajlen, vreemde veranderingen gebeuren , en het  ■   TEGENWOORDIGE EEUW. 83 het Protestantsch Geloof op veele plaatzen zoude wórden uitgeroeid. Deeze verfchrikkeJyke tyd was op den 24 van Zomermaand des jaars 1734 gekomen, op welken het geheel Vereenigd Gemeenebest in gisting was, en alom ontelbaare voorzorgen wierden genomen tegen het geweld, 't geen onderfteld wierd, thans door de Roomschgezinden te zullen worden ondernomen. Deeze goede lieden waren intusfchen van allen aanflag onkundig, en niet minder in vreeze voor den toeviel der Hervorm» den, die, zo het gemeen eenmaal aan den gang was geraakt, voor de weerlooze Catholyken een deerlyk einde zoude hebben kunnen neemen. Ondertusfchen liep de gevreesde dag zonder ^enig kwaad ten einde, zo dat men op den avond meer floffe tot lachen dan tot vechten had. Na het overlyden van Keizer Karei den Zes« den aanvaardde zyne oudfte Dochter, Maria Therefia, de opperde magt over de geheele Oostenrykfche nalaatenfchap. Zy gaf hier ken. nis van aan alle voornaame Vorsten en Mogenheden van Europa, veele van welken haare brieven maar flaauwelyk beantwoordden. Doch de Rusfifche en Engelfche Monarchen en de Staaten der Vereenigde Gewesten, die belang fielden in het behoud der Pragmatike Sanctie, beantwoordden die brieven zeer vriendelyk. De Betjerfche Keurvorst zond daarentegen den brief F 9 der  84 GESCHIEDENIS öïÏ der Aarts - Hertoginne ongeopend te rug, dewyl hy zelf aanfpraak dagt te maaken op de geheele Oostenrykfche Nalaatenfchap. Reeds voor het overlyden van Keizer Karei, was 'er eene merkelyke verwydering ontftaan tusfchen dien Monarch en den Keurvorst, wegens de verkiezing van een nieuwen Bisfchop van Augsburg, tot welke waardigheid de Keurvorst gaarne zynen Broeder, Prins Theodorus van Beieren, bevorderd wilde zien; waar van ook de Keizer niet vreemd was, indien de Keurvorst de Pragmatike Sanctie, zonder eenige voorbehouding, wilde aanneemen. Hier omtrent had men het toen niet eens kunnen worden, en naauwelyks was de Keizer overleeden, of de Beierfche Gezant verzocht de Oostenrykfche Staatsdienaars-, om zich niet te fpoedig voor iemand te verklaaretf, maar eerst het recht van dsn Keurvorst te onderzoeken; die den eisch op de Oostenrykfche opvolging, niet deed fteunen op de rechten zyner Gemaalinne, eene Aarts - Hertoginne van Oostenryk, maar op den Uiterften Wille van Keizer Ferdinand den I, by welken, zo de Keurvorst voorgaf, deszelfs oudjle Dochter Anna wierd aangefteld tot Erfgenaame, by mangel van mannelyke nazaaten haarer drie Bros', deren. Nu hadden die Broederen geene mannelyke, maar wei vrouwelyke nazaaten nage- faatern  TEGENWOORDIGE EEUW. 85 baten; terwyl de Keurvorst een nakomeling van gemelde Aarts - Hertoginne Anna was, zo dat, indien de inhoud des Uiterften Wille van Ferdinand inderdaad zodanig was geweest, het recht van den Keurvorst ten vollen gegrondvest fcheen. Doch het Weener Hof toonde vry duidelyk, dat by het oorfprongelyk te Weenen bewaarde Testament niet gefproken wierd van mannelyke, maar van wettige erfgenaamen. Waarop de Beierfchen zich weder met andere uitvluchten behielpen. Ook verfcheen 'er een drom van fchriften voor en tegen de Beierfche rechten. Doch het bleek ras, dat een gefchil van dien aart niet met de pen, maar met den degen moest worden afgedaan. Het jaar 1740 was niet alleen doodelyk voor Keizer Karei, maar insgelyks voor Frederik Willem den I, Koning van Pruisfen. Reeds in 1735 was die Monarch aangetast geweest door eene gevaarlyke waterzucht, die toen wel ten deele was geneezen, doch echter eene zwakheid had nagelaaten, van welke de Koning nooit recht kon worden ontflagen. In 1740 verhefte zich de oude kwaal, en fleepte den Koning weg, op het einde van Bloeimaand. Frederik Willem had by zyn overlyden een leger op de been, van zestigduizend mannen , be°ter geoeffend, dan die van eenig ander Volk F 3 van  86 GESCHIEDENIS der van Europa; niettegenftaande welke vermeerde* ring .van Landmagc zyn land in vollen bloei, en zyne Kas wel was voorzien van penningen. Zyn opvolger was zyn oudfte Zoon, die het Ryk onder den naam van Frederik den Tweeden aanvaardde. Deeze Prins had het ongeluk gehad van in de ongenade zyns Vaders te vervallen , en had nu eenige jaaren van het Hof afgezonderd geleefd. Hy had intusfchen zyn tyd niet in nietigheden hefteed, maar z;ch op eene buitengewoone wyze in de meeste Weetenfchappen geoeffend, en daar door eene bekwaamheid gekreegen , die zelden by Vorsten wordt waargenomen ; met welke hy zo veel te meer uitmuntte , dewyl hy met dezelve een fyitsvindigen geest en een doordringend ver* fhwd paarde. Voortvaarende op zyns Vaders grondbeginzelen , bragt hy de magt van bet Pruifisch Huis eerlang tot eene verbaazende grootte, en verwierf den roem ven te zyn een der grootfte Wysgeeren, en der ukfteekendfte Veldheeren zyner Eeuwe. Ondertusfchen had Maria Therefia niet alleen de Opperheerfchappy over de geheele Oostenrykfche nalaatenfchap aanvaard , maar nam ook haaren Gemaal, den Groot - Hertog van Toskaanen , aan tot Mederegent over haare Koninglyke Erflanden. Hier toe had zy, volgens veeier oordeel, recht, doch het opdraagen van de magt aan denzelven, om wegens het Boheemfche Ryk mede te Hemmen tot de ver« kiezing  TEGENWOORDIGE EEUW. 8£ kiezing van een nieuwen Keizer, was aan meer zwaai righeden onderhevig» De Koningin hield ftaande, dat dit recht niet eigenlyk aan een vasten perzoon, maar aan het Boheemfche Huis, behoorde ; terwyl eenige Ryksvorsten van geheel andere gedagten waren, en beweerden, dat dewyl 'er thans geen Koning, maar alleen eene Koninginne van Boheemen was, deKeurvorstelykewaardigheid aldaar gerekend moest worden te flaapen. De Saxifche Keurvorst verzette zich hier het fterkst tegen, en wierd door zo veelen zyner amptgenooten gevolgd, dat men Boheeme uitfloot van het recht van verkiezing. De jonge Koningin zag inmiddels dat van meer dan van eenen kant onweders broeiden, welke op haare Staaten dreigden uit te bersten. Waarom zy hulp zogt by haare Bondgenooten, van welker voornaamfle, Rusland en Groot - Brittanflie, zy vooreerst niet veel byftand kon verwagten r dewyl in het eerfte Ryk door eene Staatsomwisfeling alles in de war was , en het ander niet alleen in oorlog was met Spanje, maar ook door Frankryk, 't welk reeds magtige vlooten in zee had doen loopen, wierd bedreigd. Onder de geenen, van weike de Koningin vy, andelykheden had te wagten, hebben wy tot hier niet geteld dekjonge Koning vanPruisfen, die echter van deeze ichoone gelegenheid gebruik maakte, om zyne rechten op een groot deel van Silefie, in vroegere eeuwen by zyne Voorvaderen bezeten, te F 4 :foe«  88 GESCHIEDENIS dek doen gelden. Noch in Wintermaand van die loo^ pend jaar, deed hy vyfentvvintig duizend man in Silefie trekken, en gaf wat laater de bewyzen van zyn recht op dit Landfchap in het licht. Deeze betoogingen wierden verfchillend beoordeeld; doch de Koning ging voorc met de zaak, en veroverde, in het begin van het volgend jaar, Breslau, Olau en Otmakau. Ondertusfchen wilde de Koning geenzins aangezien worden als een vyand der Oostenrykfche Monarchinne, maar dekte zyn handel met zyn recht, en met de begeerte om de rust van Duitschland te bewaaren; welk laatfte veelen wat duister toefcheen. Om echter hier omtrent een nader bewys te geeven, zond de Koning een Gezant naar Weenen, om de Monarchinne aan te bieden den byftand van zyne geheele Krygsmagt, benevens twee millioenen m geld, indien zy hem een aanmerkelyk deel van Silefie wilde afflaan. Maria Therefia antwoordde hier cp, dat zy haare Regeering niet dagt te beginnen met den affland van een deel haarer erflanden: dat, wat de zo edelmoedig aangeboodene twee millioenen betrof, de Koning al veel meerder uit Silefie had getrokken. Dat zy eindelyk de vriendfchap des Konings ten hoogflen waardeerde : doch, ten dien einde, verzocht, dat hy Silefie hoe eer hoe liever met zyn leger verliet. Lichtelyk begreep intusfchen de Koningin, dat  TEGENWOORDIGE EEUW. 8$ dat de Koning van Pruisfen Sileiien niet , dan gedwongen , zoude verlaaten. Hierom zond zy derwaard den Graave van Broun met een Oostenryksch leger; deeze lloeg zich neder aan de Mora, na dat hy hulpbenden in Neisf had geworpen, en had tot oogmerk den Pruisfen den overtocht over die Rivier te betwisten. By de Brug van Gratz kwam het tot een flag, in welken de Oostenrykers de Pruisfen 'c eerst deeden wyken. Doch een herhaalde aanval bragt eindelyk de overwinning tot de Pruisfen over, die daarop de Oostenrykers noodzaakten over de Brug te rug te trekken, en naar Moravie te wyken. Frederik had thans de handen ruim, en meende Neisf, eene kwalyk bevestigde Had, fpoedig weg te zullen neemen: doch daar binnen gebood de Collonel Roth over vyf Bataillons, die , door zyn onvergelykelyken moed, de Pruisfen, na dat zy veel volk voor de plaats hadden verboren , noodzaakte , onverrichter zaake te vertrekken. De Koning keerde intusfchen ras te rug met een nieuw leger, doch vond thans den Veldmaarfchalk Graave van Neuperg in het veld, om hem den overtocht van den vloed den Neisf te betwisten. Maar terwyl hy bezig was, met eene brug, welke de Pruisfen over die Rivier geflagen hadden, te vermeesteren, waren zy reeds op twee andere plaatzen over den vloed geraakt. Toen nam de Oostenrykfche Veldheer F 5 eene  90 GESCHIEDENIS » e *» eene pkmtzing , waar door hy in ftaat was, om Okiaw, alwaar deMagaaynen en de grove Ardllery der Pruisfen waren, weg te neernen. De Koning, deeze plaats niet dan in den uiterften nood willen, de overgeeven, tastte aanftonds de vyanden aan, by Molwitz, alwaar de Oostenrykers de Pruisfifchè Ruttery in de war bragten, en zekerlyk het geheel vyandelyk leger zouden hebben verflagen, zo niet de dappere Generaal Schwerïn de byna wanhoopige zaaken had weeten-te hernellen. De Koning was reeds gevlucht, en vreesde de tyding te zullen ontvangen van een zeer bezwaarlyken aitocht, toen hy onverwngt dejyding ontving, dat zyn volk de overwinning hsd behaald. De tot hier toe vermelde vyanden waren niet de eehigfle, die een aanflag maakten op de geheele Oostenrykfche opvolging, of een gedeelte dier landen. De Koning van Poolen en Keurvorst vaa Saxen was intusfchen ook voor den dag gekomen met zyne eifchen op de Staaten van wylen Keizer Karei. Deeze Monarch grondde zyn recht op eene overeenkomst in 1703 gemaakt, tusfchen Keizer Leopold en zyne Zoonen Jofeph en Karei, Volgens welke de Dochteren van Jofeph , by gebrek van mannelyk oir, altoos moesten gaan voor de Dochters van Karei. Nu was de Keurvorstin eene Dochter- van Keizer Jofeph, en dus fcheeri dezelve, volgens de gemaakte Conventie, het meeste reek  TEGENWOORDIGE eeuw. qï recht te hebben tot de Oostenrykfche opvolging. Doch Maria Therefia antwoordde hierop, dat de gezegde overeenkomst geheel vervallen was, dewyl de Saxifche Keurvorstin met haar geheel Huis de Pragmatike Sanctie had aangenomen, en teffens afiland gedaan van alle haare eifchen en rechten op de Oostenrykfche Nalaatenfchap. De Koning van Spanje eischte insgelyks de Oostenrykfche bezittingen als naaste Erfgenaam van Keizer Karei den V. Ten zynen voordeele haalde hy aan de overeenkomflen van 1522 en van 1617, volgens welke de bezittingen van het Duitsch Oostenrykfche Huis , by gebrek van mannelyke Erfgenaamen, moest komen aan den Spaanfchen tak van dat Huis. Doch men bragt hem onder het oog, dat die over* eenkomften eigenlyk fpraken van de wezenlyke mannelyke aframmelingen van Koning Philips den III. De Koning van Frankryk fchecn ook even Veel recht op die gewesten te hebben, als veele andere Vorsten , dewyl de Gemaalinnen van Lodewyk den XIII en van Lodewyk den XIV insgelyks Oostenrykfche Prinfesfen waren geweest. Doch dezelve verkoos liever de rol van bemiddelaar te fpeelen tusfchen de oorlogende Mogenheden , dan zelf eenige eifchen te doen. De vyanden van het Huis van Oostenryk hadden verwagt, dat de Hungaaren, voorheen zo geaeegen om zich van het Oostenrykfche juk te ontdoen,  92 GESCHIEDENIS der doen , van deeze fchocne gelegenheid gebruik zouden hebben gemaakt, om zich van hunne overheerfchers te ontdaan, die hen nu twee eeuwen lang met een yzeren fcepter hadden gehoed, Ondertusfchen toonde de vrywillige onderwerping van dit dapper en magtig Volk, dat, om hetzelve onder het juk te houden, 't genoeg was het edelmoedig te handelen. De Hungaaren fchepten zo veel behaagen in Maria Therefia, dat zy geene zwaarigheid maakten om haar te Presburg te kroonen, mits dat zy de vryheid behielden om een Palatin te kiezen, en dat de nieuwe Koningin het Befluit van Koning Andress bezvvoor, uit het welk echter een der voornaamfte artikelen wierd achter gelaaten: te weeten dac, volgens 't welk het den Hungaaren vry flaat, hunne Koningen te bevechten, wanneer zy de grondwetten des Ryks overtreeden, zonder daarom gehandeld te kunnen worden als Oproermaakers. Ondertusfchen wierd de jonge Koningin bedreigd door een Verbond der Hoven van Frankryk, Spanje en Savoie, het welk tot oogmerk had, haar en haaren Gemaal van de geheek Oostenrykfche erffenis te berooven , hen niets telaa» ten dan het Groot • Hertogdom van Toscaanen, benevens de Keizerlyke waardigheid; en het groot» fle deel van de Oostenrykfche landen over te brengen op Karei Albert, Keurvorst van Beieren. ■ De Franfchen, de gewoone beroerders var. Europa j,  TEGENWOORDIGE EEUW. 93- Europa, waren de dryfveeren deezer geweldige on■derneeming. 's Konings eerfte Staatsdienaar, de Kardinaal de Fleuri, was altoos voor het behouden ?an den vrede geweest, en thans op zyn ouden da^ meer dan ooit. Doch th&m had de Graaf de Belle • Isle ten Hove alles in beweegtng weeten te brengen, door het fchilderen der groote voordeeien welke Frankryk uit zodanig eene fchikking zoude kunnen trekken. Ras wist hy de vreedzaame raadgeevingen van den Kardinaal hun klem te beneemen, en bevelen te bekomen, om zich naar Duitschland te begeeven, om aldaar te Frankfort en elders met de voornaamfle Duitfche Vorsten te handelen. Hy Haagde daar even voorfpoedig, en bewerkte eene overeenkomst tusfchen de Hoven van Pruisfen, Saxen en Beieren , by welke zich de Franfchen als hulpbenden zouden voegen. Niet lang daarna bekwam de Graaf den tytel van Maarfchalk van Frankryk, en wierd met veertigduizend man in Duitschland gezonden, tot onderfleuning van den Beierfchen Keurvorst, aan wien de tytel van Opper-Generaal des Franfchen en Beierfchen legers wierd opgedraagen, onder wien de Maar« fchalk de Belle - Isle het gebied zoude voeren. Ondertusfchen was de Keurvorst reeds in het veld eer de Franfchen gereed waren, en veroverde Pasfau en het Kasteel van Oberhaus. Eerlang vereen eiigden zich de Franfchen met zyn leger, waarpp Lintz  94 GESCHIEDENIS u* Lintz wierd weggenomen, en eene geweldige fchrik in Weenen gebooren , welke Stad het met geene mogelykheid zoude hebben kunnen houden, indien het vereenigd leger langs den Donau aanfbnds was voortgetrokken. De Koningin vluchtte van daar naar Presburg, met haaren oudften zoon Jofeph, een kind van noch maar weinige maanden. Dus verfcheen zy voor de Hungaarfche Staaten, en deed aan dezelve eene zo treffende aanfpraak in het Latyn, dat de Hungaarfche Grooten op de knieën vielen, en hunne fabels uit trokken, onder het geroep van Moriawar pro "Regina mstra Maria Thereftat dat is, Laaten wy jlerven voor onze Koninginm Maria Therefial Hadden de Franfchen hunne overwinningen ver* volgd, en Weenen weggenomen, 't was met het Oostenrykfche Huis gedaan geweest. Doch zy misgunden den Beiervorst de geheele Oostenrykfche opvolging, die zy tot bereiking van hun fteeds geliefd plan, te weeten het Meesterfchap in Europa, liever onder, verfchillende Mogenheden verdeeld zagen. Na dat zich derhalven de Keurvorst , te Lintz, tot Aarts - Hertog van Oostenryk had doen kroonen, deed de Maarfchalk de Belle-Isle het leger, onder eenig voorwendzel, aftrekken naar Boheeme; doch teffens liep de voorfpoed van 2ynen tocht merkeïyk ten einde. Want hy bereikte wel  TEGENWOORDIGE EEUW. 95 wel de muuren van Praag, in het laatst van Slagt-' maand, doch niet zonder zyn volk geweldig ver» moeid te hebben door den langen marsch, en gebrek aan de noodige gerieffelykheden, 't geen veele Franfchen, aan zulk een leven ongewoon , deed omkomen. Thans was 'er niets op, dan zich van de Stad meester te maaken, het geen de dappere Maarfchalk van Saxen, dien dit bevoolen was, zeer bezwaarlyk oordeelde wegens het zo ver verloopen jaargetyde , en de bekende dapperheid van den Stadvoogd Ogeivi, die daar binnen was met drieduizend uitgeleezene mannen: terwyl de belegeraars aan alles gebrek hadden, en een leger onder den Groot»Hertog in aantocht was, om de plaats te ontzetten. Deeze nood deed den Veldheer befluiten, de verovering der Stad door beklimming te beproeven, het geen onder het bellier van den dapperen Chabert gelukte, door wien de bezetting wierd verrast en ontwapend. Zeer lofwaardig gedroeg zich by deeze gelegenheid de Graaf van Saxen, met eene zo goede krygstucht te onderhouden, dat niemand der Burgeren, niettegenflaande de flad by verrasfing was ingenomen, cenig nadeel leed. Naauweiyks was de Beervorst dus meester van Praag, of hy deed zich aldaar kroonen tot Koning van Boheemen. Na het verrichten deezer plegtigheid, begaf hy zich naar Frankfort , om naar de Keizerly- ke  v6 GESCHIEDENIS d** ke waardigheid te dingen. De Maarfchalk de Belle; Isle bekleedde daar thans den rang van Franfchen Gezant, en verfcheen met zo veel pragt, als of hy, in de plaats van een Gezant, de man was, die de Kroon te begeeven had. Tot hier toe had de Duitfche Cancellery nooit de Geloofsbrieven der Gezanten aangenomen, dan die, welke in het Latyn gefield waren. Doch thans namen zy die voor de eerfte reize aan in de Franfche taal. Niemand durfde hier thans anders ftemmen dan de Maarfchalk begeerde, en het viel hem niet moeielyk den Keurvorst van Beieren, in het begin van 1742, te doen kroonen tot Roomsch Koning, en, wat laater, tot Roomsen Keizer, onder den naam van Karei den VII. Met groot leedweezen zagen dit de vrienden der Koninginne van Hungarie, met naame de Koning van Engeland , die echter tot hier toe niets tot haar voordeel durfde onderneemen, uit vreeze voor de Franfche legermagt, die, veertigduizend mannen flerk, in Westphalen , onder den Generaal de Maillebois, was gevallen; en eerlang den Engelfchen Koning, in zyne hoedanigheid als Keurvorst van Hanover, noodzaakte eene overeenkomst van onzydigheid te tekenen. Ondertusfchen had de Hungaar-, fche Koningin een Edict laaten uitgaan, volgens het welk aan alle lyfeigene Boeren de vryheid wierd gefchonken, indien zy zich onder haare legers wil*  TEGENWOORDIGE EEUW. 97 den doen opfchryven; het geen een grooten toe; loop van Croaaten, Tolpachen, en andére halfwoeste menfchen veroorzaakte, met wdke hiare legers met een zeer goed gevolg voltallig wierden gemaakt. Geen minder voordeel trok Maria Therefia uit <3e ziekten, welke het Fransch leger in Boheeme reeds tot byna op de helft hadden doen verfmelten. Hier door geraakte zy in Ifeat, om aanvallender wyze te beginnen te oorlogen. Te meer, aaax de drift der Beierfchen allengs aanmerkelyk be. doelde, en de Saxen reeds met tegenzin hulptroepen begonnen te leveren. De dappere Graaf va» Khevenhuller begaf zich eerlang naar Lintz, en noodzaakte de verzwakte benden van de Graaveti de Ségur en Minuzzi, zich in die Vesting op te fluiten, binnen welke zy, tienduizend mannen Iterk, zich in den beginne uitmuntend verdedigden. Doch toen wat laater de Graaf van Thon'ng, die hen met een aanzienlyk aantal benden te hulp kwam, door den Generaal Berenklau, niet verre van Scherding, was verflagen, begal hun de moed, zo dat zy niet lang daarna de Stad overgaven, en daar uit trokken, onder voorwaarde, dat zy in geen jaar tegen de Oostenrykfch.> Koningmne zouden mogen dienen. L)e Kolonel Men;zel bragt den Beierfchen noch grooter nadeel toe: want, terwyl de Groot - Hertog de overige plaatzen van Oos« ïl. DEt.it» G tenryk,  9§ GESCHIEDENIS t> i & tenryk, welke zyne vyanden in bezit hadden, veroverde, drong die floute Man, die van liegt Soldaat tot Overfte , door zyne dapperheid, was opgeklommen, merzyn volk door de enge, en tot hier toe door niemand bereisde pasfèn van Tirol, in het Beierfche, en was reeds digt by Munchen, toen men hem noch in Oostenryk waande te zyn. Ras nam hy Munchen weg, en hield aldaar, volgens gewoonte, op zyn Vrybuiters huis, zo dat de gegoede perfoonen groote fommen moesten betaa* len, om hun leven vry te koopen; terwyl alles in den omtrek dier Hoofdftad te vuur en te zwaard wierd verwoest. Wat laater wierd Thoring, de Veldheer van Keizer Karei den VII, ten tweedenmaale geflagen door Berenklau, waarop Straubingen in de handen der Oostenrykers verviel. Ondertusfchen wierd de zinkende hoop der Franfchen en Beierfchen wederom wat opgewekt . door de verovering van Egra, welke gewigtige plaats door den Graave van Saxen wierd weggenomen. Noch meer verbeterden zich hunne zaaken, toen de onderhandelingen tusfchen de Hungaarfche Koninginne, enden Pruisfifchen Koning, over den afitand van een deel van Silefie, wierden afgebroken; waarop de Pruisfifche Koning den oorlog vernieuwde, en de meeste magt der Oostenrykers genoodzaakt wierd zich naar Silefie te begeeven, om de Pruisfen, die naar de Be-  TEGENWOORDIGE EEUW. 99 Boheemfche grenzen op marsch waren, op tb houden, en hunne voorgenomene vereeniging te beletten. Ten dien einde trok Prins Karei van Lotharingen het Pruisfisch leger te gemoet, met bevel om hetzelve aan te tasten, 't geen hem ook eerlang gelukte by Ezaslaw, hoewel met eene voor hem ongelukkige uitkomst, dewyl hy daar eene geweldige nederlaag ontving. Ondertusfchen plukten de Beierfchen uit die overwinning niet de vruchten, welke zy 'er van hadden verwacht. Door hunne geduurige verliezen, zagen de Oostenrykers, dat zy zich, het kostte wat het wilde, met den Pruisfifchen Koning moesten bevredigen; waarom zy met hem te Breslaw een verdrag troffen, by het welk zy hem, op voorwaarde cener naauvvkeurige onzydigfceid voor het overige, geheel Silefie offtonden; alleen Tesfchen, en eenige andere in Moravie begreepene flreeken, uitgezonderd. Geduurende de ademhaaling, welke de verheffing des oorlogs in Silefie den Franfchen en Beierfchen had verfchaft, waagden die van Munchen het, de aldaar door Mentzel achtergelaatene bezetting aan te vallen, en allen, die het niet met de vlucht ontkomen konden, dood te flaan. Het nu weder op 't onverwagtst veranderd toneel der zaaken gaf hen ras reden tot berouw, want de thans op nieuw cie handen ruim hebbende Oostenrykers vernoegen de Beierfchen, in de nabyheid hunner Hoofdftad, G 2 dwon.  ïoa GESCHIEDENIS der dwongen dezelve op nieuw toe de overgave , en «amen eene geweldige wraak over het gebeurde. Aan het Franfche Hof was intusfchen het gezag Van den Maarfchalk de Belle-Isle niet weinig afgenomen, door het ongunfïig gevolg zyner onderneemingen. Men vond derhalven goed te Verfailles, om naar Boheeme den Maarfchalk de Broglio te zenden, om, zo het mogelyk was, de misflagen van zyn voorganger te verbeteren. Met dat alles was de aanhang van Belle-Isle noch zo groot, dat men hem niet volftrektelyk durfde te rug roepen , maar hem alleen den Maarfchalk de Broglio tot een Amptgenoot gaf; 't geen het ongeluk des Franfchen Legers , door de geduurige twisten der beide Opperhoofden, fteeds vermeerderde. Naauwelyks had de Maarfchalk de Broglio de tyding van het getroffen verdrag te Breslau ontvangen, of by trok het door Boheeme verfpreid leger te zamen, en begaf'er zich mede onder de muuren van Praag; 't geen hy echter niet zo fpoedig kon doen, of het Oostenrykfche leger, onder Hertog Karei, had het zyne reeds ba. reikt, en hieuw zyne achterhoede in de pan. Het Franfche leger was thans verfmolten tot by de tweeè'ntwinrigduizend man, terwyl de Oostenrykers hen aanrandden met een leger , betraande uit veertigduizend man geregelde benden en vyfencwintigduizend Croaaten. Eene zo groote over- magt  TEGENWOORDIGE EEUW. i«i raagt noodzaakte de Franfchen zich onder de bedekking van het Praagfche gefchut t' fchuil te houden. Doch hier by bleeven hunne onheilen niet. De Prins van Lobkowitz v die thans het voornaam bevel voerde over de Oostenrykers, omringde, de flad met geweldig groote linien, in welker voltooijing hy wel dikwyls door de Franfchen wierd geftoord, doch zonder daarom zyn werk te laaten fteeken; hebbende hy tot oogmerk, de Franfchen re noodzaaken om zich gevangen te geeven. Ten dien einde deed hy het Franfche Kamp gednurig befehieten uit honderd ftukken grof Gefchut en eene menigte Mortieren. Ras zagen zich de Franfchen hier door genoodzaakt om binnen de Stad te wyken, alwaar zy fpoedig groot gebrek kreegen aan voedzel, en zich meest met paardevleesch moesten behelpen; 't welk niet alleen de hoofdfchotel was van de Soldaaten maar insgelyks van de Hoofd-Officieren, die zich, zo wel als hunne minderen, onderwierpen aan de naauwgezetfle fpaarzaamheid. Toen men een tyd lang in deeze engte was geweest, deed de Generaal Biron een uitval, aan het hoofd van twaalfduizend man, in welken het hem gelukte de reeds ver gevorderde werken der belegeraars te vernielen, en met een vry groot getal gevangenen weder binnen Praag te keeren. Doch de.benaauwde omflandigheden der bezetting wierden daar weinig door verbeterd; de* G 3 wyl  102 GESCHIEDENIS der wyl de belegeraars thans wel van de Stad weeken, doch dezelve echter van zo naby blokkeerden, dat 'er tusfchen hen en de Stad, omtrent welke alles was verwoest, niets te haaien viel. Eer de zaaken tot dien bedenkelyken toefland gekomen waren, had de Maarfchalk de Belle-Isle eene pooging gedaan, by den Graave van Konigfeck, den Opperbevelhebber der benden, die in zyne nabuurfchap waren gelegerd. By deeze gelegenheid bood hy aan, Praag te verhaten, mits men hem een eerlyken en ongemoeiden aftocht gunde. Doch de Oostenrykfche Veldheer gaf hem te kennen, dat de Koningin van Hungaryen beflooten had de Franfchen niet van daar te laaten gaan, dan alleen ©p voorwaarde, dat zy zich mee hun geheel leger gevangen gaven. De Kardinaal de Fleuri kwam zelfs tot de laagte om een brief aan Konigfeck te fchryven, waar by hy hem kennis gaf, dat de oorlog geheel tegen zynen zin door den Maarfchalk de Belle - Isle was ondernomen, voor wien hy echter een gunfligen aftocht verzocht. Doch in plaats van dien brief te beantwoorden, gaf de Veldheer denzei ven in het licht, om den ouden Staatsdienaar belachelyk te maaken. Deeze, hier over vertoornd, fchreef hem een tweeden brief, waar in hy hem meldde, dat hy hem in het vervolg nooit zoude fchryven, zo als hy weezenlyk dagt: welke brief, ook in het licht verfchynende, de zaak noch  TEGENWOORDIGE EEUW. 103 noch erger maakte; terwyl 'er thans geene verfchooning voor den Kardinaal overbleef, dan alleen met te zeggen, dat hy die brieven nooit gefchreeven had. Keizer Karei de VII maakte zich in Duitschland niet minder befpottelyk met een brief aan den Engelfchen Koning, waar by hy hem beloofde de fecularifatie van verfcheiden Bisdommen in Westphalen, indien hy hem wilde byftaah: welke brief ook ras door dien Monarch in het licht wierd gegeeven. Ondertusfchen veranderden de zaaken weder voor een korten tyd, ten voordeele voor de Franfchen, door den tocht van den Generaal Graave de Maillebois, met veertigduizend man naar Boheeme , om de binnen Praag opgellootene Franfchen te ontzetten. Thans deeden de Oostenrykfche Generaals dezelfde voorftellen aan de Franfchen , die zy kort te vooren hadden verworpen, en wilden hen nu gaarne ongemoeid uit Boheemen laaten vertrekken. Doch Belle-Isle, die meende dat hy het nu al gewonnen had, antwoordde, dat het thants geen tyd meer was daar van te fpreekeri, dewyl hy nu beflooten had het Boheemfche Ryk te behouden, en dat het zeer fchandelyk zoude zyn Praag te verlasten , op het oogenblik, dat een magtig leger, tot verlosfing der bezetting, kwam aanrukken. Naauwelyks was de maare van G 4 de  io4 GESCHIEDENIS der de aankomst van den Generaal de Maillebois in de nabuurfchap van Boheeme algemeen bekend geworden, of de Franfchen binnen Praag fprongen op van vreugde, en riepen: Lang leeve de Koning en de Graaf de Maiik bois; doch dat zy, die or s in Hungary>;n als gevangenen wilden leiden, te gi 01 ie n ogen gaan! Het duurde toen ook niet larg of de Oostenrykfche Veluheeren verlieten Pi * g . om de aankomende Franfchen te gemoet re trekken, tot groote vreugde der benaauwde bez rtingï die daar echter voor als noch weinig vo< rdi el nlr kon haaien, om dat de Oobtcnrykers alle leeyensnji delen, uuren gaans in de rondre der Stad, hadden weggevoerd. Ondertusfchen was de Maillebois reeds tot in den cirkel van Egra lena^rrd, waarop de Maaifchalk de Broglio ai r twaalfduizend man uit Praag trokken zich naar Ti p'-tz begaf, de plaats welke tot hunne vereei iging was btftemd. Doch Maillebois had getn genoegzaarnen moed om den tocht tot aan die plaats voort te zetten, 't geen cntilond uit de bepaalde orders van den ouden vreesachtigen Kardinaal om niets bedenkelyks te ondemeemen, en noch meer uit gebrek aan de noodige eetwaaren, van weke hy in een alomme uitgeplonderd en verwoest land byna niets Wist te bekomen. Dit bewoog hem, zo ras mogelyk, in het Beierfche te rug te trekken ; waar door de troepen onder Broglio  TEGENWOORDIGE EEUW. 105 Broglio genoodzaakt wierden weder naar Praag te wyken. In Beieren wierden de Franfchen eerlang aange. tast door het leger van Hercog Karei, met het welk zy nu eens ten hunnen voordeele en dan eens ten hunnen nadeele handgemeen wierden. De Piins van Lobkowitz begaf zich daarentegen weder voor Praag, om de benaauwing dier Stad te her" vatten. Niet alleen verwoestte hy het land meer en meer in de rondte, maar vernielde ook alle bruggen, over welke de Franfchen zouden moeten trekken, zo zy het eens, door middel van een uitval, wilden ontfnappen: terwyl hy zich aan den overkant van den Moldau nederfloeg, om in zulk een geval zyne vyanden op het lyf te kunnen vallen Dagelyks nam thans de elende der Franfchen binnen Praag toe, en de geringe voorraad, dien zy intusfchen hadden kunnen verzamelen , was ras verteerd, terwyl zich by het gebrek aan fpyze dat van brandftoffe voegde, geduurende een geftrengen Winter. In zulke bekommerlyke omftandigheden ontving de Maarfchalk de BelleIsle bevel, om Praag te verlaaten. Dit was voorzeker eene allergevaarlykfte onderneeming , die echter door Belle Isle met grooten roem wierd uitgevoerd, waar door hy de blaam zyner voorige misflagen ten vollen uitwischte. Hy had niets minder te doen, dan zich te redden met veertien G 5 dui-  lofj GESCHIEDENIS der duizend mannen, en zesduizend paarden tot medevoering van den noodigen leeftocht voor twaalf dagen , dertig ftukken gefchut en verdere noodwendigheden ; uit eene vyandelyke Stad, binnen welke zo veel Spions als Burgers waren, in de nabybeid van een ftout en magrig leger, door een verwoest land en langs onbruikbaare wegen , in welke de fneeuvv thans tot eene aanmerkelyke hoogte was opgeduwd. Niettegenlïaande alle deeze hinderpaalen trok hy uit Praag cp den 14 van Wintermaand van 1742, langs ongewoone wegen, dewyl hy de rivieren, wier bruggen vernield waren , vermyden moest, door byna ontoegangelyke plaatzen, in welke hy menigmaal in gevaar geraakte van zyn gefchut te verliezen: welke hinderpaalen hy echter te boven kwam , zonder merkeïyk verlies , dan dat van eenige karren, en van eenige Manfchappen die door de koude fneuvelden. Schoon de Franfchen alom door ftroopende Husfaaren wierden omringd , hadden zy echter ook het geluk van de laatfte engten, door welke zy trekken moesten, te bereiken , eer het vyandelyk leger hun kon bykomen, en dus kwamen zy op den 16 van die maand te Egra. Dewyl Belle - Isle met geene mogelykheid de zieken en gekwetsten kon mede voeren, had hy binnen Praag gelaaten den dapperen Chevert, mee zesduizend man, van welke naauwelyks vyftien? hon:  TEGENWOORDIGE EEUW. io? honderd de wapenen konden gebruiken. Onder, tusfchen was Chevert met te veel roem binnen Praag geraakt, om daar met fchande uit te trekken , en dus wilde hy de Stad niet verhaten, dan op een eerlyk verdrag. Om hetzelve te verkrygen vulde hy zyn huis, binnen het welk hy de voornaamfte Inwooners der Stad verzameld had, met buskruid ; terwyl hy de nabuurige ftraaten met branddoffen had gevuld, die niet misfen konden het beste der dad door de vlam te verteeren, wanneer hy eens den brand in zyn buspoeder had gedoken. Toen gaf hy zyne vyanden de keuze, om hem een eerlyken aftocht te vergunnen, of de Stad met derzelver voornaamfte Inwooners aan de vlammen te zien opofferen. De Oostenrykers verkoozen het eerde, en ftemden hem niet alleen een veiligen aftocht toe, met alle krygseer, maar fchonken, op zyn dringenden eisch, ook eene algemeene vergiffenis aan alle de Burgers van Praag, die den Eed van getrouwheid aan Keizer Karei den VII hadden gedaan: terwyl hy teffens eene volkomene veiligheid bedong voor de zich binnen de Stad bevindende Gemaalinne van Karei, met haar zoogend Kind. Schoon de Franfchen niet weinig pochten op hunne byna wonderdaadige ontkoming, verheugden zich de Oostenrykers niet minder dfct zy van die ongenodigde gasten ontdagen waren: te meer daar het hen ook elders voor den wind ging,  roS GESCHIEDENIS der ging, mecnaame in Italië, alwaar zich de Koning van Sardinië eerlang met hen verzoende. Deeze Monarch had voornaamelyk de wapenen opgevat, om de heerfchappy over het Milaneefche te bekomen , doch zag ras, dat de Franfchen en Spanjaards voornaamelyk van zyn geld en wapenen dagten gebruik te maaken, om dit land voor den Spaanfchen Prins, Don Philippo, te bekomen: 'c geen hem deed befluiten, zich, tot voorkoming van meerder rampen , met het Huis van Oostenryk te verzoenen. Met het begin van 1743 fcheenen da zaaken van Keizer Karei een beteren keer re zuilen neemen, nademaal zyn Generaal Seckendorfr, terwyl de Oostenrykers met al hun magt bezig waren om de Franfchen te vernielen, het geluk had van Munchen te heroveren. Waarop de Keizer Landshut, deeenige vaste plaats welke hy behalven Ingolftad noch bezat, verliet, en naar Munchen wederkeerde. Ondertusfchen wierd deeze voorfpoed ras in een deerlyken tegenfpoed verwisfeld. Dewyl de Fran» fchen, die aan den Izer de meester fpeelden, in Bloeimaand, door Prins Karei, geweldig gehavend, en genoodzaakt wierden over dien vloed te wyken: terwyl die Prins, wat laater, achtduizend Beierfchen, aangevoerd doorMinuzzi, infloot, en, terwyl dit volk meerendeels wierd nedergehouwen, den Generaal zeiven gevangen nam. De Generaal Daun  TEGENWOORDIGE EEUW. xcy Daun overviel de Franfchen weder van een anderen kant, en belegerde hen in Dingelfing, welke plaats Ipoedig door het Oostenryksch gefchut in brand Wierd gefchooten. Terwyl nu de bezetting bezig was om dien brand te lesfehen, kwamen de vyanden binnen de ftad, met behulp van ftormladders, en joegen alles over de kling wat hun voorkwam : zo dat hier de geheele bezetting zoude zyn gefneu. veld, zo noch niet een gedeelte het over de brug. gen, die over den Izer waren geflaagen, en welke zy ftraks afbrak, was ontkomen. Geheel Beieren ging eerlang verlooren, wordende de Franfchen genoodzaakt zich te verfchuiien onder het gefchut van Ingolftad, en, toen zy het daar niet langer konden houden, over den Rhyn te wyken. Keizer Karei de VII had intusfchen gehoopt eene vryplaats te zullen vinden in Augsburg, doch hy durfde zich ook daar niet lang ophouden, maar vertrok naar Frankfort. Toen hy uit Augsburg ging, kwam daar gevallig de Oostenrykfche Partyganger Mentzel binnen, die zich niet ontzag het magteloos hoofd van het Ryk met fcheld» tvoorden aan te randen. Te Frankfort ontmoette hy den Generaal de Belle - Isle, die , na de over* blyfzels des Franfchen legers uit Boheeme te heb-> ben te huis gebragt, thans bezig was, met de Duitfche Vorsten , zo veel in zyn vermogen was, alom tegen het Huis yan Oostenryk op te maa-  iie GESCHIEDENIS de* maaken. Niet weinig w^s hy aangedaan, toen hy hier het hoofd van het Ryk, met gebrek en verachting worftelende, ontmoette, 't welk hem, tot erkentenis zyner diensten, begiftigde met de Ridderorde van het Gulden Vlies. Na het verlies van den flag by Dettingen verfcheen de Franfche Ge» neraal de Noailles ook te Frankfort by den Keizer, en vond hem in noch gebrekkiger omftandigheden, uit welke hy hem redde, door midde! van een Creditbrief van veertigduizend kroonen. In Beieren had de Keurvorst tot hier toe noch behouden lngoliïad, eene fterke en met eene talryke bezetting voorziene plaats, welke men hoop. te, dat eene zeer langduurige belegering zoude kunnen verduuren. Doch naauwelyks was de Generaal Berenklau voor de vesting verfcheenen, of zy wierd hem door den Stadvoogd overgegeeven. Karei, door zo veel elenden zynde afgemat,: wierd eindelyk volkomen raadeloos. Zo dat hy den vrede van Oostenryk fmeekte, en zynen Generaal Seckendorff verbood , zich meer tegen de troepen der Hungaarfche Koninginne te verzetten. Toen de Maarfchalk de Belle-Isle uit Boheemen week $ vond hy noodig Egra bezet te laaten, opdat de vyand hem niet in Beieren zoude kunnen vervolgen. Ras wierd de plaats berend door een Oostenryksch legertje, onder Collovvrath , die echter  TEGENWOORDIGE EEUW. ui echter weinig kans zag, om de door haare ligging zeer fterke vesting met geweld te veroveren. Hy bepaalde zich derhalven tot eene influiting, die van zo veel te fpoediger. gevolg moest zyn, om dat in die plaats maar zeer weinig voorraad was. ■ Ras zagen zich ook de Franfchen, na dat zy hunne paarden hadden opgefchaft, genoodzaakt, by honden, katten en ongedierte het leven te houden. Doch dit duurde ook maar tot een tyd, en de uitgehongerde bezetting was eindelyk genoodzaakt zich Krygsgevangen te geeven. Minder gelukkig waren de Oostenrykers, om over den Rhyn te geraaken en een inval in Lotharingen en de Elfas te doen, dewyl zy, daar mede bezig zynde, door de Franfchen wierden overrompeld, en geweldig geflagen. Dit voordeel was intusfchen niet groot genoeg, om den toeftand van den ongelukkigen Beierfchen Keurvorst te verbeteren, die thans niets onbeproefd liet, om zich wederom met het Oostenrykfche Huis te verzoenen. Doch de fiere Miria Therefh eischte : dat hy geheel Beieren zoude afftaan, en daar voor andere landen , in de Nederlanden, of in Italië, in ruiling aanneemen; dat hy den Groot Hertog van Toscanen zou zoeken te bevorderen tot RoomschKoning, en alle Ryksarchiven, gelyk ook den Hofraad, laaten blyven te Weenen; en dat hy eindelyk den Oorlog zoude verklaaren aan Frankryk. Alle  jïu GESCHIEDENIS der Alle deeze dingen zoude hy hebben gedaan, zo men hem maar van het laatfïe had willen verfchoonen. Doch tot eene zo groote ondankbaarheid, omtrent zyn weldoener, kon men hem nooit Overhaalen. Ondertusfchen verwekte de geflrengheid van het Oostenrykfche Huis tegen Keizer Karei een merkeïyk medelyden , gepaard met verontwaardiging tegen de Weener maatregelen: vooral daar Maria Therefia zich niet ontzag, de verkiezing van Karei voor nietig te verklaaren, niettegenftaande dezelve volkomen wettig was. Dit bragt eindelyk in 1744 een verbond te wege, tusfchen den Keizer, den Keurvorst vandePaltz, en den Koning van Zweeden als Landgraaf van Hesfen, om den Keizer te bewaaren by zyn recht, en hem zyn Vaderlyk Erfdeel wederom te bezorgen. Spoedig voegde zich de Pruisfifche Monarch by deeze overeenkomst, en floot zelfs een verbond met dén Franfchen Koning. Niet weinig wierden de Oostenrykers verfcbrikt door eene 20 magtige verbintenis; doch bleeven niet te min hunne maatregelen vol houden. Ook gelukte het eerlang der Hungaarfche Koninginne , de Keurvorsten van Hanover, van Maintz, en Van Keulen, volkomen in haar belangen te trekken Waarop de Oostenrykfche Staatsraad het zelfs waagde, te Maintz, op de Ryksvergadering een Protest van nietigheid tegen de  TEGENWOORDIGE EEUW. 113 de verkiezing van Keizer Karei den VII ter Die» tatuur te brengen, welks boeking door den Koning van Engeland en de verdere Keurvorsten, die ééne lyn trokken met de Hungaarfche Koninginne, wierd doorgedrongen. Daarenregen verklaarde de Koning van Frankryk thans plegtiglyk den Oorlog aan Oostenryk en Groot » Brittannie beide, waar in hy gevolgd wierd door den Koning van Napels en Sicilië. Het meest geraakten hier door de Hollanders in ongelegenheid, dewyl de Franfche Monarch, op hen te onvreden , van wege de door hen toegefchikte hulpbenden aan de Oos. tenrykers, het geweld des Oorlogs overbragt naar de Oostenrykfche Nederlanden, en aldaar binnen korten tyd een aanzienelyk deel der Barrière van de Vereenigde Provinciën veroverde. Ondertusfchen fcheen de kans des oorlogs, welke thans ten voordeele van Frankryk liep, merkeïyk te zullen veranderen, door den tocht van ' den Hertog van Lotharingen over den Rhyn met zestigduizend man , welke zyne vermees. teringen begon met het wegneemen der linien van Weisfembourg. De Franfche Generaal de Coigni, welke in dien oord het bewind voerde, verdreef de Oostenrykers wel uit een deel der door hen veroverde plaatzen, doch moest eindelyk voor de overmagt wyken. Ras verfpreidden zich de Oostenrykers door geheel Lotharingen, II. DEEL. H etl  .314 GESCHIEDENIS der en de Husfaaren ftroopten tot voor de poorten van Luneville, welke plaats Koning Staniflaus ge. noodzaakt was met zyn geheel Hof te verlaaten. Had Oostenryk eenige gemaatigdheid om. trent den ongelukkigen Keizer Karei gebruikt, het zelve 'zoude het thans den Franfchen zeer benaauwd hebben gemaakt j doch hunne te groote geftrengheid bragt, op het onverwagtst, het Pruisfisch leger weder op de been, houdende de Koning zyn woord aan den Keizer, dien hy beloofd had, dat hy zyne afzetting niet zoude gedoogen. Om daar aan te voldoen, viel de Pruisfisfche Monarch met een magtig leger in Boheemen, belegerde Praag, en noodzaakte de bezetting zich krygsgevangen te geeven: het geen den Aarts - Hertog Karei verplichtte, met zyne meeste magt het Fransch gebied te verhaten, en zich tot het verdedigen der Oostenrykfche Staaten te fpoeden. De Franfchen maakten zich den aftocht van den Hertog ten nutte, en hernamen niet alleen het geen zy verlooren hadden, maar vielen in Voor - Oostenryk, het geen zy meerendeels wegnamen , gelyk ook de vier Woudlieden. In Boheemen was de Koning van Pruisfen daaren' tegen in het vervolg minder gelukkig : naardien Hertog Karei, toen hy met zyn leger in Boheemen verfcheenen was, zynen marsch richtte  TEGENWOORDIGE EEUW. 115 te naar Konigsgrats, alwaar de Pruisfchen hunne Magazynen hadden. De Koning, vree. zende dat de Hertog die plaats zoude zoeken weg teneemen, begaf zich met zyn leger mede derwaards , om die Stad te bezetten. Doch toen hy daar mede bezig was, wisten de Oostenrykers zich tusfchen het Pruisfisch leger en die Stad in eene zo voordeelige ligging te plaatzen, dat Koning Frederik geen kans zag, om hen van daar te verdryven. Dit onheil noodzaakte de Pruisfen thans, hoe eerder hoe beter, Boheeme te verbaten, en in Silezie te rug te trekken, na dat zy Praag verlaaten en de wallen dier Stad hadden haten fpringen. Minder gelukkig was de Prins van Baden Durhch geweest by Suffelsheiin; hebbende de Miarfchalk van Belle-Isle hem met zyne Oostenrykers uit de linien by die plaats met grooc verlies doen vluchten. Welk ongeluk ook onder anderen het verlies van Vryburg, de Hoofdllad van Voor - Oostenryk, veroorzaakte. De nieuwe voorfpoed der Franfche Wapenen deed den ongelukkigen Keizer Karei als herleeven, en gaf hem onder anderen gelegenheid, om Munchen weder te krygen. Intusfchen yverden de Maarfchalk de Belle - Isle en zyn Broeder niec weinig, om den toelland van dien rampfpoedigen Ktizer noch te verbeteren. Ten dien einde begaven zy zich beide, met een geheimen hst van H 2 den  iiê GESCHIEDENIS déa den Franfchen Koning, naar Berlyn, om de Pruis* fchen te meerder tot het y verig voeren der wapenen aan te zetten; terwyl zy verder van Hof tot Hof zworven, om zich vrienden te maaken. Niet weinig mishaagde dit aan den Engelfchen Koning, die daarom op alle plaatzen, daar hy iets te zeggen had, in flïlte order gaf, om hen aan re houden. Pas deed zich daar eene gelegenheid toe op, te Elbïngenfrode, alwaar die Heeren , doortrekkende , afftapten om van paarden te verwisfelen : 't geen naauwelyks door den Bail|uw dier Hanoverfche Burgt was vernomen, of hy nam ze beide gevangen , en voerde ze over naar Engeland. Dit Wierd door den Keizer en door de Franfchen gehouden' voor eene openbaare fchending van het recht der Volkeren, dewyl de Maarfchalk de Belle • Isle niet alleen een Ryksvorst, maar zelfs een Gezant was. Hier aan ftoorden zich intusfchen de Engelfchen niet, en weigerden zelfs hem los te laaten voor vyftigduizend Livres, welke fomme anderzins te Frankfort was bepaald, als het randzoen voor een Officier van zyn rang. Hy moest dus in Engeland blyven, tot na den ongelukkigen veldflag te Fontenoi, in 1745, wanneer de beide Broeders, tegen een groot getal andere Krygsgevangenen uicgewisfeld, de vryheid bekwamen, om naar bon Vaderland weder te keeren. Ondertusfchen was de tegenwoordige zwaare Oorlog  TEGENWOORDIGE EEUW. il? Oorlog in Duitschland, niet minder lastig voor de Engelfchen en Hollanders, dan voor de Franfchen; dev/yl zy niet alleen veel Volk op de been moesten houden, maar ook zwaare onderftandgelden betaalen. Om de poogingen der Franfchen zo veel beter tegen te gaan, flooten zy een Verbond, in het begin van 1745, met den Koning van Fooien en met de Oostenrykfche Monarchinne , volgens welk vierdubbel Verbond de Mogenheden zich verbonden, elkanderen op alle gevoegelyke wyzen by te ftaan. Ondertusfchen beloofde de Poolfche Koning een leger van dertigduizend mannen te verzamelen, om daar mede Boheeme tegen de invallen der Pruisfchen te dekken. Inmiddels overleed, te Munchen, Keizer Karei de VII, verteerd door verdriet en afgemarteld door ziekte, zonder eenig gezag of geld, en tot zulk eene laagte gebragt, dat hy van de weldaaden van het Franfche Hof moest leeven. Hy liet zyn gebied, en een deel zyner rampen, over aan zyn Zoon Maximiliaan Jofrph, die, gelyk zyn Vader, alom geflagen, en genoodzaakt wierd zyne veiligheid binnen Augsburg te zoeken. De Koning van Frankryk bood hem de Keïzerlyke kroon aan, doch deeze waardigheid was voor den Vader te doodelyk geweest, om den Zoon naar dezelve begeerlyk te maaken. Hy befloot daarentegen, zo ras en zo goed mogeH 3 Ivk>  Ïi8 GESCHIEDENIS der lyk, zich van de vyandfchap met het Öostenrykfchè Huis te ontdoen. Ten dien einde flond hy, by het Verdrag van Feusfen, af van alle zyne eifchen op de goederen van het Oostenrykfche Huis, aan het welk hy insgelyks de herftelling beloofde van bet geen de Franfchen de Koninginne thans in Voor-Oostenryk hadden afgenomen. Hy erkende insg lyks de wettigheid der Keurvorftelyke fiem van Boheeme, en Hemde voor zich tot Keizer, den Groot - Hertog van Toskaanen. Daarentegen •herlldden hem de Oostenrykers in zyne bezittingen en rech en, erkenden de verkiezing van wylen Karei dn V11, en gaven den tytel van Keizerin aan zyne Weduwe. Deeze fpoedig geflooten overeenkomst bragt een Fransch legertje in het Beierfche, on'der den Graaf de Segur, in groote ongelegenheid dewyl hetzelve, door de Beieifchen verhaten, -thuis alom door ' de Oostenrykers omringd zat. 'Ondertusfchen gelukte het den Hungaarfchen Generaal Pethiani geenzins, gelyk hy geiagt had, deeze benden te verlhan. De Maarfchalk verdedigde zich daarentegen met groote dapperheid, verfchanste zich op de hoogten , deed een fchoonen aftocht, en week eindelyk in Donauwerth. De Franfchen zagen thans hun toeleg, om de Keizerlyke waardigheid in het Beierfche Huis over te brengen, misluk:. Doch lieten daarom hun ontwerp,  TEGENWOORDIGE EEUW. U0t ©ntwerp, om het Huis van Oostenryk te verne» deren, niet vaaren. Thans trachtten zy, tot het aanneemen der Keizerlyke Kroon, den Saxifchen Keurvorst te beweegen. Doch ook deeze, voldaan met de Poolfche Kroon, bedankte voor eene zo gevaarlyke waardigheid. Intusfchen liep het geluk den Oostenrykeren alom tegen , want niet alleen verlooren zy oneindig veel in de Nederlanden, maar de Prutsfifche Monarch verfloeg Hertog Karei insgelyks by Friedberg; by welke gelegenheid vierduizend Cosrenrykers fneuvelden, en wel zevenduizend, waaronder vier Generaals, gevangen wierden genomen, met eene menigte Vaandels en zesenzestig Hukken gefchut. De tyd der verkiezing van een nieuwen Keizer eerlang gekomen zynde , legerde zich de Prins van Conti, met een flerk Fransch leger , niet ver van Frankfort, terwyl de Brandtnburgfche en Saxifche Keurvorfien de wettigbeid der Eoheemfche flem weigerden te erkennen. Thans fcheen derhal ven de kans voor den GrootHertog van Toskanen, den Gemaal der Koninginne Maria Therezia, zeer (legt te Haan, tot het bekomen der Keizerlyke Kroone. Maar desniettegenftaande wierd hy op den 13 van Herfstmaand van 1745 verkooren tot Roomsen - Keizer. De Keurvorsten van de Paltz en van Brandenburg deeden daar wel een Protest tegen : doch het Oostenrykfche leger, 't welk onder de wallen H 4 vaq  iso GESCHIEDENIS dek van Frankfort lag, had meer invloed op de ftemmen van het Keurvorftelyk Collegie , dan de Protesten van twee Keurvorsten. De Hungaarfche Koningin was met haaren Man in Frankfort gekomen, en had het genoegen om het eerst vivat te roepen op de verkiezing van haaren Gemaal tot Keizer, waar in zy door de geheeJe menigte met een groot gejuich wierd gevolgd. Van daar begaf zich de Monarchin naar Heidelberg, en wierd aldaar door den nieuwen Keizer aan het hoofd van een Oostenryksch leger , fterk zestigduizend mannen, ontvangen. Niettegenflaande. een zo grooten voorfpoed, onthrak het den Oostenrykfchen Monarchen niet aan groote reden tot bekommering vnn wegen de geweldig groote voortgangen der Pruisfen. Geduurende de plegtigheden der Krooning, verfloeg Koning Frederik het leger van den Hertog Karei by Sohr. Van daar trok de Koning op nieuw in Boheeme , en begaf zich naar den kant van Saxen, alwaar Prins Leopold van Anhalt, met een Pruisfisch leger, een vyandelyk leger van vyftigduizend mannen verfloeg. Toen was 'er niets in den weg, het geen den Monarch verhinderen kon, om met zyn overwinnend leger tot aan de hoofdftad des Keurvorstendoms Dresden door te dringen, en daar eerlang binnen te trekken. By deeze gelegenheid toonde de groote  TEGENWOORDIGE EEUW. iat te Held , dat hy met eene gepaste gemaatigd-' heid van de grootfte overwinningen wist gebruik te maaken. Hy behandelde de kinderen van den Keurvorst, welke zich binnen die Stad bevonden, met de grootfte vriendelykheid; hy deed de winkels, die geflooten waren, weder openen; hy onthaalde de vreemde Gezanten, en deed eene Italiaanfche Opera fpeelen. Ondertusfchen begreep de Koning van Engeland lichtelyk, dat de voornaams reden van de hervatting des Oorlogs door de Pruisfen, was de vreeze des Konings, dat de Hungaarfche Koningin, zo zy daar eenmaal toe in ftaat geraakte, voorzeker Silezie weder te rug zoude zoeken te krygen. Hierom bood Koning George den Pruisfisfchen Monarch de Guarantie van Silezie aan, indien hy een billyken Vrede wilde fluiten. Niets was denzelven aangenaamer ; zo dat toen ras de Vrede tusfchen Pruisfen, Oostenryk en Saxen, teDresden wierd getroffen. Niet alleen hadden de Pruisfisfche wapenen de Oostenrykfche Monarchinne belet de Franfchen behoorlyk tegen te gaan, maar zy leed daar door ook een aanmerkelyk verlies in Italië. De Maarfchalk de Maillebois en de Spaanfche Infant Don Philippo maakten zich meester van de Vallei van Oneille, en begaven zich op het grondgebied der Republiek van Genua, door welke zy met een leger van tienduizend mannen wierden verH 5 fterkt.  122 GESCHIEDENIS dek. fterke. Hier mede gelukte het hen de Oostenrykers te flaan, en zelfs Milanen weg te neemen, binnen welke Stad de Infant eerlang zyne intrede deed. Doch deeze voorfpoed was van korten duur, dewyl de Keizerin, thans de handen ruim hebben» de, nieuwe benden naar Italien zond, onder het bevel des Prinfen van Lichtenftein, dien het gelukte de Franfchen en Spanjaarden te flaan by Plaifance, en hen te noodzaaken om Italië te verhaten. Koning Philips intusfchen geftorven en door Ferdinand den VI zynde opgevolgd, wierd de Vrede tusfchen Oostenryk en Spanje herfteld, waar door het Gemeenebest van Genua alleen bleef zitten. Ras deed de Generaal Nadasti zyne intrede binnen de Stad, en handelde de Burgers, welke hy verachtte, vry hard, door dezelven by herhaaling te noodzaaken tot het opbrengen van groote geldfommen. Dit onvoorzichtig gedrag wekte den moed der Genueezen op, die, toen de Oostenrykers daar in het geheel niet op verdage waren, de bezetting overvielen, dezelve meerendeel om hals bragten , en de overigen de Stad uit jaagden. Ongetwyffeld zouden de Oostenrykers over deeze gebeurtenis eene geftrenge wraak hebben genomen, indien zy niet elders de handen vol werk hadden gehad: zynde zy de Franfchen, dien zy uit Italië hadden verjaagd, gevolgd tot oyer de Alpen, oro  TEGENWOORDIGE EEUW. 123 om een inval in Provence en Dauphiné te doen, en die beide Provinciën te verwoesten ; 't geen zy met zo veel woede volbragten, dat de fchoo. ne vrugtboomen, de voornaame rykdom dier Gewesten , niet wierden gefpaard. De Maarfchalk de Belle - Isle gezonden , om deeze ongeregeldheden te doen ophouden, had zeer veel moeite, om de halfverloopene Franfche Regimenten, welke hy noch kon verzamelen, weder tot reden te brengen. Met yeel overleg, bragt hy het echter eindelyk weder zo ver, dat hy een legertje by eikanderen kreeg, waar mede hy de Oostenrykers van post tot post verdreef, en hen eindelyk noodzaakte, geheel Frankryk te verhaten. De Oostenrykers thans in Italië zynde wedergekeerd, hadden de Genueezen van dezelve , en van de m2t hen vereenigde benden des Konings van Sardinië, niet veel goeds te verwagten. Ook wierd Genua eerlang door de Vereenigde Magten belegerd , en zoude zich ras hebben moeten overgeeven, zo niet de Franfche Monarch een legertje van vyftienduizend mannen, onder den Maarfchalk de Boufflers, naar Italië had gezonden , het welk een inval deed in Piemont, en dus den Sardinifchen Koning noodzaakte Genua te verhaten; waar op de mer-, kelyk gefmolten Oostenrykers insgelyks best oordeelden het beleg op te breeken. Nergens liep intusfchen de kans des oorlogs on<  324 GESCHIEDENIS der ongelukkiger voor de Oostenrykfche Monarchist en haare Bondgenooten, dan in de Nederlanden» alwaar de Franfchen alles wegnamen. Ondanks dit alles was de Franfche Schatkist, niettegenftaande den voorfpoed der wapenen in het laatst van deezen oorlog, zodanig uitgeput, dat Koning Lodewyk zo wel den vrede noodig had, als zyne Tegenfïreevers: te meer, daar de in aantocht zynde Rusfen naar den Rhyn, de kans des oorlogs ligtelyk zouden hebben kunnen veranderen. Het een en ander bragt eindelyk te wege , dat tusfchen de oorlogende Mogenbeden, op den 18 van Wynmaand van 1748, te Aaken, een Verbond van Vrede wierd getroffen. Volgens het zelve wierden de VVestphaalfche Vrede van 1648, en de volgende Vrede-verbonden, in zo verre zy noch toepasfelyk en niet veranderd waren, bevestigd. De veroverde landen wierden aan hunne oude bezitters te rug gegeeven. Doch Koningin Maria Iherefia lïond aan Don Philippo af Parma, Plaifance en Guastalla, op voorwaarde echter , dat, zo hy zonder mannelyke nakomelingfchap flierf, die landen weder aan het Oostenrykfche Huis zouden komen. Het Asfiento - Tractaat, aangaande den Slaavenhandel, wierd ten voordeele der Engelfchen op nieuw verzekerd. De Protestantfche opvolging, op den Groot - Brittannifchen throon, wierd bevestigd. Alle de belanghebbende Mogen-,  TEGENWOORDIGE EEÜW. 125 genheden guarandeerden op nieuw de Pragmatike Sanctie, doch ook teffens de bezitting van Silezie en Glatz, voor den Koning van Pruisfen. De Duinkerkfche Vestingwerken moesten eindelyk blyven in dien flaat, waar in zy zich tegenwoordig bevonden. De Staaten der Vereenigde Gewesten waren, niet van den beginne, maar allengs, diep ingewikkeld geworden in den nu te Aaken geëindigden Oorlog. De reden van het ongelukkig deel neemen in deezen geweldigen twist, was de trouw, waar mede zy zich verpligt meenden te zyn, hunne Verbonden met het Oostenrykfche Huis te volbrengen. Reeds in 1740 beflooten zy hunne Landmagt te vermeerderen met ruim elfduizend mannen, en teffens eenige Oorlogfchepen in Zee te brengen. De voortgang der Pruisfifche wapenen in Silezie deed in 't volgend jaar hen, meer dan ooit, duchten voor het verder algemeen worden van den oorlog, en bewoog hen, nochmaal, tot eene werving van tienduizend mannen, die wel door de Franfchen afgeraaden , doch door den invloed van het Weener en het Londonfche Hof wierd doorgezet. Teffens wierd eene Schans gebouwd aan de Kleeffche Grenzen by Westervoort, 't welk de Pruisfchen ongaarne zagen, doch echter niet konden beletten. Wat hater befloot men de Oostenrykfche Monarchinne te  125 GESCHIEDENIS der te onderfteunen met agtmaal honderd en veertigdui. zend guldens in geld, in de plaats van vyfduizend mannen, waar mede men zich in de tegenwoor. dige omttandigheden meende verpligt te zyn haar te gemoet te komen. Het een en ander bragt niet weinig toe, om den moed der Koninginne te doen ryzen, en haar te beweegen tot het afflaan van verfcheidene haar gedaane voorflagen, die alle op eene merkeïyk vermindering der goederen van het Oostenrykfche Huis uitliepen. In 174a deed de voorfpoed der Franfche wapenen, in het Oostenrykfche, de Staaten der Vereenigde Gewesten befluiten, tot het aanwerven van noch twintigduizend mannen, waar toe echter niet dan na veel overlegs beflooten wierd, zo van wege de groote kosten, als door de Vertoo» gen, welke het Franfche Hof daar tegen liet doen, 't welk eene zodanige vermeerdering befchouwde als onnoodig, en gefchikt, om met 'er tyd de vastgeftelde Regeering deezer Landen om te kee. ren. Cndertusfchen was het gedrag der Franfchen zeiven geen geringe reden deezer vermeerdering; dewyl men hier te lande ongerust was over de veertigduizend mannen, met welke de Graaf de Maillebois in Westphalen was gelegerd, om de Hanoverfchen tot ftilzicten te noodzaaken, en mogelyk ook om een waakend oog te houden op het Vereenigd Gemeenebest. In de Oostenrykfche  TEGENWOORDIGE EEUW. 137 icbe en Franfche Nederlanden begon het 'er thans ook vry Oorlogzugtig uit te zien, dewyl de Engelfchen tot byftand der Hungaarfche Koninginne hunne benden naar Oostende overzonden, en de voornaainfte plaatzen, die geen genoegzaame bezetting in hadden, daar van voorzagen Daarente. gen zagen de Franfchen zulks zeer ongaarne, waar* om zy ook een aantal van volk naar FranschVlaanderen zonden, om hunne in dien oord gelegene Vestingen beter te voorzien. Met dat alles fcheenen de Franfchen tot hier toe niet gezind, om den oorlog in de Nederlanden over te brengen, naardien zy eerlang den Staaten der Vereenigde Gewesten een ontwerp van Onzydigheid voor de Oostenrykfche Nederlanden aanbooden, en hen zelfs, tot eene waarborg daar voor, Duinkerken, zo lang de oorlog duuren mogt , daar voor in handen wilden Hellen; waar toe men echter in Holland niet kon befluiten. De Vrienden van het Huis van Oranje poogden al ras de bekommering, die hier te lande met het uitbarsten van den oorlog gereezen was, te doen dienen, tot bevordering van Prins Willem Karei Henrik Frifo. Zy fchilderden met kragtige kleuren de gevaarlykheid der Franfche onderneemingen, voor geheel Europa, en in 't byzonder voor ons Gemeenebest. By erfi'enis was de Prins van Oranje thans gekomen aan 't bezit van Nas-  1*9 GESCHIEDENIS der Nasfau Dillingen, en wat laater , by verdrag, aan Nasfau Siegen. De vyanden des Prinfen begreepen, dat zy ook thans, daar 't gezag van den Prins, zo in Duitschland als in het Gemeenebest, begon te ryzen, iets moesten toegeeven, en bevorderden hem tot Luitenant Generaai over het Voetvolk, doch waren onwillig om denzelven tot Generaal over de Ruitery of het Voetvolk te verheffen. Ondertusfchen oordeelde Oranje het beneden zyne waardigheid, de aangeboodene post van Luitenant Generaal aan te neemen, als onbeftaanbaar met die van Stadhouder van deeze Gewesten. Van zyn befluit gaf de Vorst kennis aan Hun Hoog ■ Moogenden, by een uitvoerigen brief, waar in hy bedankte voor die aanbieding, als welker aanneeming hem aan de algemeene verachting zoude bloot Hellen. Hier voegde hy by, dat, fchoon men hem zyne goederen onthield, en de Rechtbanken voor hem, tegen de aloude vryheden deezer Landen, en. de Unie van Utrecht, geflooten bleeven, hy echter in flaat, en volgens zyne Lastbrieven verbonden was, om het aanzien en de eer dier Ampten te bewaaren, die geen gering gedeelte uitmaakten van de vryheden en de voorrechten dier Gewesten, in welke hy dezelve bediende. Ook betuigde de Prins by het flot deezes briefs, boe leed het hem deed, dat men  TEGENWOORDIGE EEUW. ta$ men hem, door het opdraagen van eene post,' die beneden zyne waardigheid was, de gelegenheid affneed, om zich in de konden des oorlogs bekwaamer te maaken. Ondertusfchen heerschte in onze Gewesten ^eenzins die eendragt, in het betaalen cier aan» genomene petitiën, en het aanwerven der Sol« daaten waar over men was overeengekomen, welke tot het neemen van ernftige maatregelen noodwendig wierd vereischt. In Holland zelve verfchiiden de meeningen van Dordrecht cn den Brie! geheel en al van die der meerderheid; zynde die beide Steden van gedagten, dat het de zaak van onzen Staat niet was, de Koninginne van Hungaryè kragtdaadig te onderfteunen, dewyl daar door noodwendig ten laatden eene zorgelyke oorlog met Frankryk zoude ontdaan, die, zo hy niet zeer gelukkig wierd gevoerd, eveneens als in 1672, eene overheering der Stadhouderlooze Regeering ten gevolge zou hebben. De andere Leden fcheenen zulks niet te bezeffen, of ten minden zo onwaarfchynelyk te rekenen, dat zy daar niet voor vreesden. Dit gaf aanleiding tot wydluftige Vertoogen van weerkanten, door welke men eikanderen niet veel nader kwam. Zelfs protesteerden die beide Steden tegen het befluit by de meerderheid genomen, om de Koningin mee meerder penningen, en met benden te onderdeuII. deel. I nen»  r3o GESCHIEDENIS der een. De Provinciën Gelderland, Zeeland en Utrecht waren insgelyks tegen bet onderfteunen der Koninginne. Doch Groningen en Overysf.1 fteniden met de Hollandfche meerderheid. In Friesland ftaken de ftemmen een ryd lang volkomen, doch eindelyk haalde eene zeer kleine meerderheid het over, om met Holland voor de onderfteuning te Hemmen. Toen de Vrienden van het Oostenrykfche Huis het zo ver hadden gebragt, drongen zy met meerderheid van ftemmen ter Algemeene Staatsvergaderinge, in 1743, een befluit door, om de Hungaarfche Vorftinne met twintigduizend mannen te onderfteunen. Zeer euvel namen de Franfchen het zenden deezer benden aan den Staat, het geen eerlang een uitvoerig Vertoog van den Gezant Fenelon te wege bragt, waar in wkrd aangekondigd, dat men op deeze wyze den Koning zoude noodzaaken , om den oorlog over te brengen in de Oos, tenrykfche Nederlanden. Ondertusfchen had men hier voor eerst niet veel voor te vreezen, dewyl het Krygsgeluk den Franfchen en Beierfchen alom tegen liep. Vooral rees de moed der Oostenrykers en hunner Bondgenooten, toen een leger, uit benden van byna alle de Bondgenooten te zamengefteld, onder aanvoering van Koning George den II,de Franfchen niet verre van den Mainftroom, by Dettingen, eene geweldige neep toebragt op den  TEGENWOORDIGE EEUW. 131 den 27 van Zomermaand van dit jaar. De Fran. fchen, die hier, door den Maarfchalk de Aoailles aangevoerd, veel volk hadden laaten zitten, gaven wel voor, dat zy de overwinning hadden bevogten, doch het tegendeel bleek genoeg uit hun aftocht over den Rhyn om hun eigen land te befchermen: waarop het vereenigd leger insgelyks by Mentz over dien flroom op Franfchen bodem trok. De twintigduizend mannen Hollandfche hulptroepen waren niet vroeg genoeg gereed geweest om deel te hibben aan den flag by Dettingen , zy kwamen eerst in Herfstmaand in hunne Legerplaats by Frankfort, en vereenigden zich met de overige Bondgenooten om de onderneemingen der Franfchen op den Duitfchen bodem te helpen beletten: waarna zy in de Oostenrykfche Nederlanden de Winterlegeringen betrokken. Hoe zeer-de byfland door den Staat aan de Oostenrykfche Monarchinne verleend, of noch te verkenen , dienen mogt, om de grootfche ontwerpen van het Franfche Hof te dwarsboomen, zo wierd hetzelve noch meer in toom gehouden door de ontzachlyke magt van het Engelfche Ryk , die noch aanzienelyker wierd door zyne Hanoverfche en door de in bezoldiging genomene Hesfifche Benden. Om zich van een zo geweldigen hinderpaal te ontdoen, had men reeds een tyd lang te [Verfailles een ontwerp geimeed, om den EngelI a fchen  t$i GESCHIEDENIS » E *, fchen Koning te ontthroonen, en den Pretendent in zyne plaats te Hellen. In Groot - Brittannie had die dooiende Ridder fteeds een geweldigen aanhang behouden; zo dat 'er v_el kans was om dusdanig eene verandering te wege te brengen, indien men eene genoegzaame Franfche magt in ééns naar Engeland kon overvoeren. Te Rome wierd de zaak overlegd met den Pretendent, die, oud van jaaren, zyne rechten afflond aan zyn Zoon Karei, die hier op heimelyk van Rome naar Frankryk vertrok. Teffens hoorde men veel fpreeken van de groote toerustingen der Franfchen te Brest en te Rochefort, te water; waarom het Londorfche Hof eerlang een bepaald antwoord van de Franfchen vorderde, ten opzichte der denkwyze van dezelve aangaande den Pretendent en zyne onderneeming; waaromtrent zulke ingewikkelde antwoorden door de Franfche Staatsdienaars wierden gegeeven, dat men niet kon twyffelen, of het was wel degelyk hun toeleg om den Pretendent aan de Engelfche Kroon te helpen. Spoedig gaf de Engelfche Monarch kennis van dit Ichrikbaarend nieuws aan het Parlement, 't welk beloofde den Koning ten fterkften te zullen handhaaven. Insgelyks wierden de Staaten der Vereenigde Gewesten verzocht, om de zesduizend mannen, welke zy, wanneer Engeland aangevallen wierd , verpligt waren te leveren; waar aan de»  TEGENWOORDIGE EEUW. 133 dezelve ook eerlang voldeeden. Intusfchen hadden de Franfchen te Duinkerken eene aanzienelyke menigte van platboomde vaartuigen verzaaield, om daar mede een groot getal troepen naar de Engelfche kusten over te voeren. Van Brest liepen ook in Lentemaand van 1744 , drieëntwintig Oorlogfchepen uit, om zich by de Duinketkfche Vloot te voegen, en, toen die fchepen ver genoeg gevorderd waren, om, zo men meende , de Engelfche Vloot , die in het Kanaal kruiste, te beletten, om zich naar de hoogte van Duinkerken te begeeven , liepen die platboomde vaartuigen in zee, om de landing te onderneemen. Doch deeze wierden, zo wel als de Franfche Vloot, overvallen door een geweldigen iTorm uit het Noordwesten, die verfcheiden .vaartuigen met hun volk in den grond boorden, en de overige noodzaakten hun heil met de vlucht in de haven van Duinkerken te zoeken: terwyl de Vloot insgelyks met den grootfien fpoed, geweldig befchadigd, te Brest weder binnen liep, zonder dat de Engellche Vloot, die op de Franfche fchepen paste, dezelve kon bereiken. Schoon dus de toeleg der Franfchen op de Engelfche kusten was mislukt, fcheen de verwydering tusfchen de twee Ryken thans te groot geworden te zyn, om de wederzydfche beleedigingen langer met een of anderen glimp te dekken. I 3 De  i34 GESCHIEDENIS d * * De Franfchen verklaarden noch in dezelfde maand den Engeifchen den oorlog, 't geen ook eerlang, wederkeerig door kngeland san Frankryk gefphiedde. Gaarne hadden de Engelfchen gezien % dat de Algemeene Staaten nu ook den oorlog aan Frankrjk verklaarden; doch hier toe waren dezelve tot dus verre nkt genegen: hoopende dezelve, door deeze eemaatigdheid, noch middelen te zullen kunnen uitdenken, om de rust te herftellen. Hier mede behaalden zy echter minder danks by de-Franfchen, dan zy wel gehoopt hadden. Koning Lodewyk ten boogden te onvreden, dat de Staaten het Oostenrykfche Huis met g. ld en benden onderfieunden, had reeds vastelyk beflooten, den zetel des oorlogs naar de Gostenryklche Nederlanden over te brengen, en had een ontzacblyk leger in de nabyheid van Rysftl verzameld. Eer echter van deezen kant iets wierd ondernomen, verkiaarefe de Monarch den oorlog aan Maria Therelia, 't, geen tot hier toe onnoodig was geweest: naardien alles, wat 'er was gebeurd, op naam van hulpbenden voor den Beieifchen Keurvorst was verricht. Van dit be fluit des Konings gaf de Gezat t de Fenelon., in een openbaar gehoor, op den 23 van Grasmaand in 3744, kennis ter Algemeene Staat-vergadering, en kondigde teffens aan, dat men nu den 001 log, in de Oostenrykfche  TEGENWOORDIGE EEUW. 135 fche Nederlanden, in de nabyheid van den Staat, had te wagten. De Algemeene Staaten, niet weinig ontrust over deeze aankondiging , en over de aanziene'yke magt, welke de Frar fchen by elkander op de grenzen verzamelden, zonden eerlang den Graave van Wasfenaar Twickel naar het Franfche Leger , aan welks hoofd zich de Monarch zelf had geplaatst, om van denzelven verandering in de genomene maatregelen te verzoeken. Doch ras bieek den onzen , dat dit te vergeefs was ondernomen. De Koning gaf een vry norsch antwoord cp 's Graaven voorftetlingen , en deed zyn volk teffens op den Oostenryk fchen bodem treeden , en door hetzelve de Staatfche Barrière - plaatzen , ; Warneton, Meencn, Yperen, Veurne, en het Fort de Knokke, wegneemen. De magt der Bondgenooten was tot hier toe in de Nederlanden gering, zo dat de overmagt der Franfchen denkelyk noch meerder plaatzen zou hebben doen bui,en, zo niet de onverwagte inval van Prins Karei van Lotharing gen, over den Rhyn, in Frankryk, den Koning genoodzaakt had, zich met zyne meeste magt naar dien kant te begeeven, en maar een klein leger onder den Graave Maurits van Saxen in de Nederlanden te laaten, die zich in eene fterke ver fchanzing aan de' Leie opfloot, zonter verder iets te kunnen onderneemen. De Bondgenooten wierden daarentegen verfterkt met een groot I 4 aantal  $6- ■ O è S C III EDENIS der. aantal Engelfche cn .Hollandfehe benden, zo dac men reden had om wat groots van hunne veree. 'rigde magt te verwagten. Doch, tot verbaazing der geheele waereld, liet men dit gunstig tydftip, zonder iets merkwaardigs uit to voeren, voorby gaan. Had Hertog Karei het met zyn leger op den duur op Franfchen bodem kunnen houden, zo zoude bier door de gedaante der zaoken geheel veranderd, en het gevaar des oorlogs geheel van den INederlandfchen grond zyn geweeken. Doch de onverwagte inval van den Pruisfifchen Monarch in Boheeme noodzaakte hem, met deri grootflen fpoed, derwanrds te trekken? waar door de Fran* fchen niet cll en den vyand uit hun Ryk zagen vertrekken, nuiar ook teffens in flaat geraakten, om hunne meeste magt in de Nederlanden te verzamelen. Ras maakte hier van de-dappere Maar* fchalk van Saxen, die thans het opperbevel van het Franfche leger had aanvaard, gebruik , om met het begin van 1745 ^etl Veldtocht met nadruk te openen; waar in hy te yverïger was, om dat het misnoegen van 't Franfche Hof tegen de Vereenigde Provinciën breeds was vermeerderd, in het voorjaar bedreigde hy reeds Namen en verfcheiden Henegouwfche Steden. In 'Grasmaand verzamelde hy zyn leger by Maubeuge, en deed Mons berennen door den Graaf d' Estrées, eveneens  TEGENWOORDIGE EEUW. 137 eens als of hy de belegering dier Stad had voorgenomen. Doch , terwyl niemand rwyffèlde , of het was op deeze Stad gemunt , veranderde hy fpoedig de gegeevene bevelen, en berende, op den 25 van Grasmaand, Doornik. Boven deeze Stad, aan de Grenzen, lag eene fterkte St. Antoni genaamd, welke met Staatsch Krygsvolk was bezet, 't welk die plaats reeds den 27 moest overgeeven. Ondertusfchen kon men met het openen der loopgraaven niet gereed komen, voor den eerden van Bloeimaand, na welken dag de naderingen op de gewoone wyze, niettegenltaande de herhaalde uitvallen der Belegerden, met yver wierden voort, gezet. Intusfchen hadden de Bondgenooten een aanzienelyk leger verzameld, 't welk door den Hertog van Kumberland, den Graave Konigfek en den Vorst van Waldeck, wierd aangevoerd. Men oordeelde zich thans magtig genoeg, om de Franfchen, die by Fontenoi gelegerd waren, aan te tasten, en daar door Doornik te ontzetten. Had rnen dit zo ras mogelyk vplbragt, denkelyk zoude men naar wensch in zyne onderneeming zyn gedaagd: doch men gaf den Franfchen te veel tyd om hun front met Batteryen en Redouten te voorzien. Schoon zy derhalven niet bedand waren tegen den eerden aanval, en de vereenigde benden diep in hunne linien indrongen , was het dezelve onmogelyk, I $ ,001  i3§ GESCHIEDENIS der, om het daar te houden, maar zy moesten eindelyk in groote wanorde voor het vuur der Redouten wyken; en wierden eindelyk volkomen geflagen , waar op zy, zo goed mogelyk, weder verzameld , meerendeels in den avond te Aath aankwamen. By deeze gelegenheid fneuvelden verfcheidene lieden van rang, en een groot aantal gemeenen. Wordende het verlies der Bondgenooten, door zommi» gen op acht, doch door anderen, op meer dan tieaduizend mannen begroot. Ook hadden de Franfchen de zege niet dan met verlies van zesduizend mannen gekogt; doch zy waren meesters van het veld gebleeven, en, het geen wel het voornaamfle was, zy hadden het vereenigd leger, door verlies van Bagagie , GefcLut, en andere noodwendigheden, buiten fb at gefield , om vooreerst iets gew'gtigs te kunnen onderneemen. Geduurende den aantocht der Bondgenooten, om Doornik te ontzetten, hadden zich de meeste Franfche benden van daar naar het leger begeeven. Doch nu de Bondgenooten zo deerlyk waren verflagen, trokken zy met verdubbelde magt te rug, en vervorderden de flaauwelyk voortgezette Krygsverrichtingen met verdubbelden yver. De Bevelhebber van Dorth wierd hier door genoodzaakt , de Stad, op den drieëntwintigflen van Bloeimaand, over te geeven; waar op hy in het Kas-  TEGENWOORDIGE EEUW. I3S> Kasteel week , na dat hy eene wapenfchorzing van acht dagen had bedongen, om in 's Hagej te kunnen laaten verneemen, of hy zich zoude, hebben te verdeedigen, of niet. Het laatde hem, bevolen zynde, hield hy het, niettegendaande eene allergeweldigde belegering, tot den 19 van Zomermaand, wanneer 'er eene zo geweldige breuk in de wallen gefchooten was, dat de derkte het, in geval van een • algemeenen ftorm, niet zoude hebben kunnen houden. Hy gaf hierom de plaats toen over, by verdrag, waar van de voornaamde voorwaarde was, dat de bezetting, tot den, eerden van Louwmaand 1747, niet tegen den Franfchen Koning, noch tegen zyne Bondgenooten, zoude mogen dienen. Ondertusfchen meenden de Algemeene Staaten niet tegen de gemelde overeenkomst aan te gaan, toen zy wat laater de gemelde benden naar Schotland zonden, om den Engelfchen Koning, in een opdand, aldaar door den Pretendent verwekt, te dienen : naardien de Pretendent nooit door de Franfchen voor hun Bondgenoot was erkend, en 'er ook noch geene benden van den Franfchen Monarch naar Schotland waren overgedoken. De Franfchen begreepen dit intusfchen anders, en wilden het, ten minden meer of min , als eene verbreeking der geflootene Capitulatie hebben aangezien. Na het veroveren van deeze gewigtige Vesting, begaf  i4o GESCHIEDENIS der begaf zich de Maarfchalk van Saxen dieper in Vlaanderen , om de voornaamfte Steden van dat Gewest te veroveren. Hy rechtte zyn raarsch naar Leuze , en deed het vereenigd leger over den Dender wyken. M n meende toen, dat hy het oog had op Oudenaarde of Aath; doch hy begaf zich op het onverwagtst zylings af naar Gent. Deeze kwaalyk bewaarde plaats was van groot gewigt voor de Bondgenooten, om dat zy 'er hunne meeste mondbehoeften hadden verza» meld, doch voor het overige kon de Stad weinig weerftand bieden, en gaf zich dus over zonder «enigen tegenftand. Het Kasteel dier Stad bemag. tigden de Franfchen insgelyks , zonder dat zy 'er eene fchoot op behoefden te doen. Brugge, Deinfe, Damme, Aalst, Oudenaarde en Dendermonde, vielen toen den Franfchen zonder veel moeite in handen: terwyl het leger der Bondgenooten naar Braband week, en zich achter de vaart, die van Brusfel naar Vilvoorden loopt, legerde. Hier door hadden de Franfchen de handen volkomen ruim in Vlaanderen, en maakten van die fchoone gelegenheid gebruik, om die plaatzen, welke noch niet in hunne handen waren, in dien oord, weg te neemen. De Graaf van Lowenthail toog met eenig Volk voor Oostende, en veroverde die Stad, na eene belegering van tien dagen, waar door het overfeheepen der Engelfche hulp5  TEGENWOORDIGE EEUW. 14Ï hulpbenden voor het toekomende bezwaarlyk wierd gemaakt. Niet lang daarna moest ook Nieuwpoort zich overgeeven, Hier mede, had men gedagt, zou de voor den Bondgenooten zo ongelukkige Veldtocht van 1745 in de Nederlanden zyn ten einde geloopen. Doch men bedroog zich daar in niet weinig. Op het einde van Herfstmaand zond de Maarfchalk van Saxen noch een gedeelte vart zyn leger naar Aath, voor welke Stad de loopgraaven op den derden van Wynmaand wierden geopend. De belegerden onder den Graaf van Wurmbrand verdedigden zich dapper. Ook naderde de Hertog van Kumberland, die het bevel voerde over het Vereenigd leger, tot Halle , als of hy voorneemens was het ontzet der Stad te onderneemen. Doch hy keerde eerlang naar j-yne legerplaats, tusfchen Brusfel en Vilvoorden, te rug, zonder iets uit te voeren. Het beleg wierd intusfchen met zo veel geweld door de Franfchen voortgezet, dat de Stad, tusfchen den 7 en 8 van Wynmaand, in brand geraakte; waar door eene geweldige ontfteltenis wierd gebooren, die, daar men toch geene hoop had tot ontzet, den Bevelhebber bewoog, de plaats over te geeven , uit welke hy eerlang trok met alle gewcone Krygseer. Het overgaan van zo veele Steden, in een zo korten tyd, kon niet nalaaten een algemeenen fchrik in de Vereenigde Gewesten te verwekken: ter-  Ï42 GESCHIEDENIS der terwyl veelen, gelyk het doorgaans gaat in een on^ gelukkigen oorlog, de Krygsoverften verdagt hielden van verraaderlyke oogmerken Men begon ook hier en daar binnen s' Lands eenige voorzorgen te neemen, om den Vyand, zo hy eens in den vol* genden Veldtocht tot in het hart des Lands mogt door dringen, te keer te kunnen gaan: ten welken einde onder anderen de Schans aan de Nieuwtrfluis, die half op* HolLndfchen en half op Utrechtfchen bodem lege, wierd herfteld. Deeze en andere voorzorgen wierden te noodzaakelyker door den ■ opftand, welke in dit jaar in Schotland uitborst ten voordeele van den Pretendent, en die door zyne tegenwoordigheid in dat Ryk niet weinig wierd bevorderd. Niet alleen gaf de bekommerlyke toefland der zaaken in dat Ryk een onaangenaam vooruitzicht aan de Bondgenooten , maar noodzaakte insgelyks den Groot • Brittannifchen Koning de hulpbenden, welke hy tot handhaaving der algemeene zaak naar de Nederlanden had gezonden , van daar te rug te ontbieden, en noch daarenboven de by de Verbonden gevorderden onderltand van de Vereenigde Gewesten te vraagen: waar door de overmagt der Franfchen in Braband noch gevaarlyker wierd voor het verzwakt Vereenigd leger. Het zelve lag noch by aanhoudendheid aan de Vaart tusfchen Brusfel en Vilvoorden, en had in die Steden, en in de na- buu-  TEGENWOORDIGE EEUW. 143 butirige Dorpen en Vlekken zyne Winterkwartieren betrokken. Daarenboven had men niet alleen in Brusfel, eene weinig verfterkte Stad , veel volks gelegd, maar ook aldaar een grooten voorraad van krygs- en mond-behoeften verzameld. De Maarfchalk van Saxen , die in werkzaamheid en beleid de hoofden van het Vereenigd leger ver te boven ging, maakte gebruik van hunne zorger loosheid, om Brusfel, in het midrlen van den Winter, van alle kanten in te fluiten. Dit volbragt hebbende met het einde van Louwmaand 1746, opende hy de loopgraven op den 7 van Sprokkelmaand , en dat met zo veel geweld , dat men de Stad op den 20 moest overgeeven. De aanzienelyke bezetting uit Oostenrykfche, Engelfche en Hollandfche benden te zamen gefteld, en die op tien of twaalfduizend mannen wierd begroot, moest zich gevangen geeven, en kon niets bedingen , dan dat zy naar de minst afgelegene plaatzen zoude worden gevoerd: terwyl al de voorraad van oorloge in der Franfchen handen viel, die daarenboven de Burgery noodzaakten tot het opbrengen eener Brandfchatting van twee Millioenen, welke onder het Krygsvolk wierden verdeeld. In die ze;fde maand veroverden de Franfchen noch het Steedje Nivelle, in 't welk eenige Staatfche benden in bezetting lagen, die echter, door het beleid van de«  144 GESCHIEDENIS der den Majoor May, den naderenden Vyand ontfnapren. De Zoon van den Pretendent had zich, na het mislukken van den tochc uit Duinkerken , in Frankryk blyven ophouden, tot in Hooimaand van 1745, doch begaf zich in die maand heimelyk naar Schotland, om zich te plaatzen aan het hoofd eener merkelyke zamenzweering, ten zynen voordeele ondernomen. Spoedig wierd het Groot • Brittannisch Hof hier voor gewaarfchuwd, waarom hetzelve dertigduizend ponden Stcrlings beloofde aan een ieder, diè hem in handen van het Gerecht zoude kunnen leveren. Prins Karei ftoorde zich weinig aan zulke Plakaaten, dewyl hy veilig genoeg was in het mid» den zyner talryke aanhangeren, met welke hy zich naar Edinburg begaf, daar men hem de poorten opende, en zynen Vader uitriep tot Koning van Groot - Brittannie. Ondertusfchen was hy te Edinburg noch maar half meester, dewyl de Stadvoogd Preston, de Stad niet houwbaar oordeelende, met de bezetting in het Kasteel was geweeken, waar uit hy des noods de geheele Stad kon plat fchieten. Ook derden de Pretendenten zyn Aanhang, die nu al tot zesduizend mannen, meest Hooglanders, was aangegroeid, geene poogingen om zich binnen Edinburg vaster te maaken. Maar op den 30 van Oogstmaand, trok de Ridder Charles,  TEGENWOORDIGE EEUW. 14$ Charles, na dat hy noch met 1600 mannen was verlterkt, naar Duddington, en twee dagen kater naar Seaton, alwaar zich een Engelsch legertje had nedergeilagen. De Cavallery van hetzelve gedroeg zich zeer flegt, en ging op den eerden aanval der Schotten, die zeer hevig was, loopen , waar door het Voetvolk insgelyks genoodzaakt wierd naar een goed heenkomen om te zien. Groot was de ongerustheid binnen Londen, op het verneemen van zulke onaangenaame tydingen, doch men fchepte weder moed op het ontvangen van de menigvuldige Adresfen, die van alle kanten inkwamen, om den Koning van de getrouwheid des Volks te verzekeren. Noch meer diende tot gerustftelling de overkomst van de Engelfche en Hanoverfche benden uic Braband , die met de troepen, welke men by de hand had, een getal uitmaakten van twintigduizend mannen , 't welk eerlang naar Schotland op marsch ging, onder den Kollonel Wade. Dewyl de Pretendent thans eenige ruimte had , deed hy eene pooging om het Kasteel van Edinburg te veroveren; doch dat bekwam hem kwalyk , dewyl de Stad zo veel leed door 't fchieten uit het Kasteel, dat de muitelingen niet alleen van hun ontwerp mcesfen afzien, maar ook den Stadvoogd de vryheid verleenen, om alle noodige leeftocht uit de Stad te mogen laaten haaien. In het laatst van Slagtmaand trokII. deel. K ken  i4ö GESCHIEDENIS der ken de Rebellen met byna vierduizend mannen over den Tweed, met oogmerk om Carlisle te belegeren : terwyl hun Hoofdleger zich te Ecclefuchton, 16 mylen van daar, bevond, zonder voor als noch verder Zuidwaards aan te rukken, wegens gebrek aan Paarden. De Generaal Wade lag nu met zyn volk by Newcastle, met oogmerk om het verlies van Carlisle te verhinderen. Doch de diepte der Sneeuw verhinderde hem, daar toe fpoedig genoeg voort te rukken, zo dat de plaats daar door in der Vyanden handen geraakte. Tot meerdere beveiliging van Engeland wierd in Lancastershire een nieuw Engelsch leger onder den Hertog van Cumberland verzameld, het welk ras aanwies tot dertienduizend mannen, welks hoofdoogmerk was, den tocht van den Pretendent naar het Prinsdom Walles te beletten, wanneer Wade hem teffens, zo hy zulks nu noch onderneemen durfde, van achteren zoude kunnen overvallen. Ondertusfchen veranderden de Rebellen van gedagten, en begaven zich met vyfduizend man naar Derby, in het hart van Engeland, 't welk tot oogmerk fcheen te hebben aldaar af te wagten de voorgenomene landing van een aanzienelyk getal Franfche troepen, te Duinkerken ten dien einde ingefcheept, waar mede de Pretendent dan met een leger van dertigduizend mannen.de reis naar Londen zoude hebben kunnen voortzetten.  TEGENWOORDIGE EEUW. 147 ten. Deeze landing was echter, gelyk by de uitkomst bleek , onuitvoerbaar: dewyl de Engel* fchen meester ter Zee waren, en met hunne Oor» logfchepen in zo grooten getale in de Noordzee en in het Canaal kruisten, dat geen Franschman zich durfde roeren. Ook trok de Hertog van Cumberland met zulke fterke marsfchen naar den kant van Derby, dat de jonge Pretendent rasfer naar Carlisle wederkeerde, dan hy gekomen was* Met dat alles was het de achterhoede van het legertje der Rebellen onmogelyk om Carlisle weder te bereiken, zonder met de Engelfchen Haags te raaken, die dezelve meest vernielden. Binnen Carlisle lieten zy maar eene kleine bezetting, en weeken met grooten haast naar Schotland; 'c geen den Hertog van Cumberland deed befluiten die t plaats weder te veroveren, waar in hy binnen korten tyd daagde. Hoewel de groote verwagting van het Duinterksch Esquader, tot hulp van den jongen Pretendent, meerendeels op rook uitkwam, zo gelukte het echter den Franfchen Bevelhebber Lord Drummond, met zevenhonderd mannen, op den 3 van Wintermaand van 1745 te M mtro'f te landen. Bv deezen voegden zich drieduizend Rebellen, die reeds ten dien einde by voorraad te Penh waren verzameld geweest. Het eerfte werk deezer aangelande hulpbenden was, zo veel zy vermogten, K 2 de  i48 GESCHIEDENIS dëü de haven van Montrosf te verflerken, en met ge' fchut te voorzien: waarop Lord J. Drummond, onder den tytel van Commandant en Chef der Franfche benden in Schotland, eene windrige Declaratie door Schotland verfpreidde, by welke hy oneindig veel meer beloofde, dan hy in zyne magt had om uit te voeren. Ondertusfchen gelukte het den Rebellen eenig voordeel op de Engelfchen te behaalen by Stirling, daar zy breed van opgaven : te meer dewyl zy niet twyffelden, of het fterk Kasteel dier plaats zoude nu lichtelyk in hunne handen vallen. Doch hier in hadden zy buiten den Waard gerekend , naardien de Hertog van Cmnberland met een goed aantal volks zieh derwaard van Londen begaf, om de oproermaakers te doen vertrekken; die, dit hoorende, hun kruid in brand ftaken, en met de grootfte haast over dea Forth de vlucht namen. Maar niets was doodelyker voor den Pretendent, dan de aankomst van Prins Frederik van Hesfen - Kasfel, die op den 17 van Sprokkelmaand van 1746 op de Reede van Leith aankwam met zesduizend mannen: waarop de Rebellen aanltonds Montrosf verlieten en naar Aberdeen weeken. De Hertog van Cumberland, zyne benden hebbende verzameld, begaf zich toen ook naar Aberdeen, en bevond, dat de Rebellen, nu tot 15000 mannen aangegroeid, weder zeer Hout geworden en Zuidwaard  TEGENWOORDIGE EEUW. i4£ waard waren aangerukt. Wat laater waagde het een aanzienelyke troep van hen, het beleg van het Fort Blair te onderneemen; doch de op hen aanrukkende Regimenten deeden hen ras weder van daar verhuizen. Ondertusfchen liep de geheele Schotfche onderneeming nu allengs naar haar einde. Op den 18 van Grasmaand beterde het liegt weder, 't geen oen Hertog van Cumberland lang had opgehouden, ten goede, en hy begif zich daarop, zo ras doenlyk, met een leger van tienduizend man naar de rivier de Spey. Over dezelve getrok» ken zynde ontmoette hy de hoofdmagt der by een verzamelde Rebellen, op den a6, by CullodenHoufe, en verfloeg dezelve, na een kort doch fcherp gevecht, geheel en al. Hier bleeven ten minsten tweeduizend derzelven op het flagveld, eene menigte wierd gevangen, en de overige hoop verloor bagagie en wapenen. De Pretendent zelf ontkwam het, ter naauwernood, met de vlucht, en zworf een tyd lang in zyne eenzaamheid, en nu en dan in het grootst gevaar van herkend te worden, tot dat hy zich by eene troep der zynen in het ontoegangelyk Schotsch gebergte wist te vervoegen, van waar het hem eindelyk gelukte met groote moeite Duinkerken we. der te bereiken. Hier mede nam de geheele Schotfche opftand een einde: wordende de fchuldigften aan lyf en goederen geftraft; terwyl de overigen K 3 zi.ch  l5o GESCHIEDENIS der r.ich weder aan hunne wetdge Overigheid onderwierpen. Hoe zeer ook het Krygsgeluk de Franfchen tot hier toe in de Nederlanden was mede geloopen , zo fcheenen zy echter liever elders, met naame in Italië, dan wel op de Grenzen van den Vereenigden Staat, den oorlog te willen voeren. Zy booden den Algemeenen Staaten ten dien einde, in het begin van 1746, weder een verdrag van onzydig. heid aan, 't geen hen zeer door den Hollandfchea Gezant te Parys, van Hoey, wierd aangepreezen, en waar naar ook veele Regenten de ooren neigden. "Er waren ook indetdaad veele redenen, die den Staaten zodanig een verbond, in de tegenwoordige omftandigheden, moesten fmaakelyk maa« ken. Daar de last des oorlogs thans grootendeels op het Gemeenebest aankwam, en het zeer te duchten Hond, dat noch een ongelukkige Veldtocht zodanig eene omwenteling in 's Lands Regeering zoude mogen bewerken, dat zy, die nu op het kusfen zaten, eerlang buiten bewind zouden kunnen geraaken. De meerderheid was intusfchen van oordeel, dat men de zaak der Hungaarfche Koninginne niet moest verlaaten, dewyl het meer dan waarfcbyr-elyk was, 'dat dezelve, daar zy nu in Duitschland de handen ruim had, haare voornaame magt in de Nederlanden gebruiken, en daar door den ftaat der zaaken ge- heel  TEGENWOORDIGE EEUW. 15"! heel zoude kunnen doen veranderen. De Engel, fchen fpraken ook flerk van de groote raagt, welke zy in het aanftaande jaar dagten in het veld te brengen, om de nadeelen der vooiige Veldtochten door hunne overwinningen uit te wisfchen. Een ongelukkig voorval in de Oost-Indien, beftaande in het koopen van drie Franfche Oost Indievaarders, die door de Engelfchen genomen waren, door den Gouverneur Generaal van Imhoff, en het overzenden derzelve naar Holland, vermeerderde het (leeds toeneeménd ongenoegen van den Franfchen Monarch tegen de Vereenigde Gewesten, en bewerkte onder anderen, dit het verdrag van Koophandel van 1739, 't geen voor den Staat zo voordeelig was , wierd vernietigd. Het een en ander bewoog H. H. Mog. om weder naar Parys een Gevolmagtigd Staatsdienaar te zenden, die ook met een Geloofsbrief als Buitengewoonen Gezant voorzien was, waar van hy, zulks noodig oordeelende, gebruik zoude kunnen maaken. Tot deeze waardigheid wierd wederom de Graaf van Wasfenaar verkooren, die zich, in Sprokkelmaand van 1746, naar Parys begaf. Deeze vond den Koning zeer genegen tot vrede, gelyk ook zyne Staatsdienaars. Hy begon ook met den Heere d' Argenfon over zaaken van gewigt te handelen, die eene groote geheimhouK 4 din§  r5i GESCHIEDENIS di» ding vorderden: waarom hy een tweeden Staatsdienaar tot byftand verzogt, mer wien hy over de netelige geheimen ruggefpraak zoude kunnen houden ; tot welke waardigheid de tweede Griffier van H. Hoog Mogenden Jakob Gilles wierd benoemd. De beide Gezanten volgden den Koning alom, van Parys, naar het leger by Antwerpen, en toen wederom naar Verfailles: handelende zy voornaamelyk met den Heer d' Argenfon en met den Abdt de la Ville, die uit Holland een keer naar Frankryk deed. Onder anderen bewerkten deeze Heeren, dat het flesten der veroverde plaatzen in de Oostenrykfche Nederlanden, waar mede men reeds een begin bad gemaakt, wierd uitgefteld, en dat de wapenen des Konings wierden gehouden van den Staatfchen bodem. Hadden de Staatfchen zich dieper met de Franfchen willen inlaaten, zonder hunne Fondgenoeten, vooral de Engelfchen, te kennen, zy zouden het ver met hen hebben hunnen brengen. Doch dewyl men daar toe niet geneegen was, kwam men niet verder, dan tot het beraamen eener algemeene zamenkomst der belang hebbenden, om daar in den Vrede te treffen. Ondertusfchen was men in 's Hage van oordeel, dat zodanig eene zamenkomst van geen vrucht zoude zyn, zo men het vooraf niet eens was, over eenige poincten van aanbelang, die tot een grondslag voor de overigen zouden kunnen verftrek- ken.  TEGENWOORDIGE EÈUW. 153 ken. De artikelen over welke de Staatfchen meenden, dat men vooraf moest overeenkomen, waren voor de Staaten de bevestiging der voorige verdragen, en inzonderheid de herftelling van 't verdrag van Koophandel van I739i verder de te ruggave van alle de veroverde plaatzen in de Oostenrykfche Nederlanden , en de vrye Scheepvaart van den Staat op de West - Indien, volgens de oude Verdragen met Spanje. Ten behoeve van Groot-Brit. tannie meenden de Staaten te moeten vorderen het brengen van de Duinkerkfche werken op den ouden voet; en het van de hand zenden van den Pretendent, zo van wege Frankryk, als van Spanje; benevens het herftel vaa den Engelfchen handel op de Spaanfche West - Indifche kusten, gelyk voor het verbreeken van den Vrede. Ten opzichte van het Weener Hof, meende men dat de Pragmatike Sanctie behoorde erkend te worden door Frankryk en Spanje, en al het veroverde worden te rug gegeeven. Eindelyk waren de Staaten van meening, dat de Koning van Sardinië en de Hertog van Modena behoorden te rug te bekomen hunne verloorene bezittingen, en met Genua in deezen Vrede worden begreepen. • De Franfchen hadden op deeze voorflellen aan te merken, en waarlyk niet zonder reden, dat men alles van hen eischte, zonder hen iets te bieden. Zy begreepen, dat zy ten minften Kaap Breton te rug moesten hebben, 't K 5 geen  -54 GESCHIEDENIS -deb; geen ben door de Engelfchen benomen was, Alles wat de Staatfchen verder voor hunne Bondgenooten hadden gevraagd , wilden zy ook niet toegeeven: doch de Hoofd • voordellen der Staaten zeiven, te weeten, de herftelling der Oostenrykfche Nederlanden, op den ouden, voet, en het vernieuwen van het verdrag van 1759, zou" den geene zwaarigheid vinden , zo men anders maar kon overeenkomen. In Bloeimaand drukten de Franfchen zich nader uit tot genoegen, ten opzichte van het flegten van Duinkerken, het afzien van den Pretendent, en de vaart op de Spaanfche West-Indien. Daarentegen drongen zy ten fierklten, op het aanvangen eener ernftige onderhandeling, zelfs met bedreiging, dat, zo men geene wegen beraamde om tot fluiten te komen, zy de werken van Yperen , en naderhand die der andere veroverde Vestingen, zouden laaten Ipringen. Voor iets van dien aart was men, al lang, in de Vereenigde Gewesten bekommerd geweest, gelyk ook voor een inval der Franfchen op den bodem van den Staat, waar toe veele te Verfailles neigden , als het beste middel, om den Staat, tot het fluiten van den Vrede, te noodzaaken. Dan dit bleef beide, voor als noch, achter, op vertooning, dat zulks lichtelyk eene verandering in de Regeering van het Vereenigd Gemeenebest te wege zoude kunnen bren*  TEGENWOORDIGE EEUW. 155 brengen, die Frankryk niet aangenaam kon zyn. Niet weinig behaagde ook den Franfchen eene redevoering des Graaven van Harrington, in het Engelsch Parlement, uit welke hen bleek, dat de Engelfchen niet onkundig waren van den ftaat der Handelingen, en dat zy daar genoegen in namen, waar aan men te Parys tot hier toe had getwyffeld. Dit had ten gevolge, dat de Markgraaf de Puifieux, onder den fchyn van met eenige Hollandfche Geneesheeren over zyne Borstkwaale te willen raadpleegen , met een geheimen last naar 's Hage wierd gezonden , welke beftond in het beraamen van middelen, om den Vrede zo ras doenlyk te bewerken. Spoedig kwam men daaromtrent overeen , dat 'er eene onderhandeling tusfchen de Afgezanten van Frankryk, Groot ■ Brittannie , en die van den Staat, moest worden geopend : wordende de ftid Breda benoemd tot de plaats der zamenkomst. Ondertusfchen had men eerlang alle reden, om te denken, dat de Engelfchen den Vrede niet oprechtelyk zochten: dewyl hunne Gemagtigden zich ophielden met allerleie tegenwerpingen tegen de gemaakte ontwerpen van vrede te doen, zonder zeiven eenigen voet voor te Hellen, 'op welken zy wilden verdraagen. Zo ras de byeenkomften begonnen waren , vermeerderden zy deeze verdenking niet weinig, door nu te vorderen, dat 'er ook Gezanten van  i5ö GESCHIEDENIS du van Weenen en Turin tot de te beginnene onderhandelingen zouden worden toegelaaten : daar zy wat vroeger hadden erkend, dat, zo 'er iets goeds van het ondernomen werk zonde worden, Engeland en de Staat het eerst recht ééns met Frankryk zouden moeten zyn. Zo ras de Engelfche Gezant Trevor zulks in de eerfte byeenkomst den Gezanten te Breda had geopenbaard , merkte de Hollandfche Gezant, de Heer Buys, aanftonds aan, dat zodanig een voorftel geheel tegen de onderlinge overeenkomst ftreed, cn dat vooral, van wege de Staaten, de Gezant van Sardinië niet gevoegelyk kon worden toegebaten, om dat 'er geen verbond tusfchen zyne Sardimfche Majesteit en Hun Hoog Mogenden beftond. Doch dit mogt niet helpen; de Engelfchen bleeven op hun ftiik ftaan, en gaven daar door aanleiding, dat men te Breda het geheele jaar 1746 liet verloopen, zonder een duimbreed te vorderen in dat geen , waarom men aldaar by eikanderen was gekomen. In Grasmaand van dat jaar verfcheen de Maarfchalk van Saxen, die na het wegneemen van Brusfel naar Parys getrokken was, weder in Braband, en deed het Fransch leger, gedeeltelyk onder Dendermonde en gedeeltelyk onder Brusfel, in het veld verfchynen: terwyl zich het Vereenigd leger , onder het opperbevel des Vorsten van Wal-  TEGEN WOORD IGE EEUW. 157 Waldeck, achter de Dyle, tusfchen Mechelen en Leuven had nedirgeflagen, om de zwakke Brabandfche Steeën te befchermen. Dan dit was van weinig uitwerking; dewyl de Graaf van Löwenthall zich eerlang met een aanzienelyk getal Krygsüeden naar Leuven op weg begaf; 't geen de Staatfchen noodzaakte van daar te vertrekken, om niet omcingeld te worden. Toen week het Vereenigd leger geheel naar de Baronnie van Breda, alwaar het zich begraafde achter de aldaar reeds in 1702 aangelegde linien, die nu noch merkeïyk wierden verbeterd. Hier was men vooreerst vry veilig: doch teffens bekwamen de Franfchen hier door fchoone gelegenheid, om ganseh Oostenryksch-Brabandte overheeren. Lier, Heerenthals en Aarfchot openden ftraks haare Poorten. Antwerpen bood insgelyks geen wederftand tegen den naderenden Vyand: doch de bezetting, zestienhonderd man fterk, nam de wyk op het Kasteel; het welk echter maar geduurende weinige dagen door haar wierd verdeedigd, dewyl zy de plaats op den eerften van Zomermaand, volgens verdrag, overgaf, om zich, met de gewoone Krygseer , naar het leger der Bondgenooten te begtevën. Thans lag Bergen in Henegouwen aan de beurt, welke Stad, ais niet gelegen aan de vaarwateren, van'welke men, om verder in te dringen, meésrer moest  I58 GESCHIEDENIS de* moest zyn, tot hier toe was verfchoond. 'Op den 7 van Zomermaand opende men de loop. graven voor die Stad , in welken arbeid de Franfchen meer dan veertien dagen lang, door de thans vallende geweldige ftortregens, wierden belet; en desniettegenftaande wierden zy meester van deeze fterke Stad, reeds op den ii van Hooimaand: moetende zich de bezetting krygsgevangen geeven, gelyk ook die van St. Guislain, een plaatsje tusfchen Mons en Doornik. Tot nier toe liep de kans van den oorlog zeer ongelukkig voor de Bondgenooten; doch nu hoopte men , dat de zaaken beter zouden gaan, dewyl een Oostenryksch leger, onder den Graave van Palfi, uit Duitschland opbrak , om zich met de troepen der Bondgenooten, die reeds in de Nederlanden waren, te vereenigen. Palfi trok naar de Maaze, terwyl de Vorst van Waldeck van zyn kant hetzelfde deed. Kunnende de Franfchen zulks thans niet beletten , dewyl hun meeste magt naar Bergen was opgetoogtn. De beide legers vereenigden zich op de Heide, den Donderflag, tusfchen Hasfelt en Brey; en niet lang daarna kwam Prins Karei van Lotharingen uit Duitschland, om zich aan het hoofd van het yereenigd leger te plaatzen. Naauwelyks hadden de Franfchen Bergen ver-  TEGENWOORDIGE EEUW. 159 veroverd, of zy berenden Charleroi, eer Hertog Karei zulks kon beletten. Hy trok wel ten dien einde op, om eene post, de vyf Sterren genoemd , die Charleroi voornaamelyk dekken moest, te bezetten, doch hy vond dezelve reeds ingenomen door de Franfchen , die zich daar zo fterk hadden begraaven, dat de Oostenrykfche Generaal Trips, den vyand van daar willende verjaagen, groote fchade leed. Charleroi kon het toen niet lang meer houden, en gaf zich, vier dagen na het openen der loopgraven, over. Na dien ramp trok Prins Karei over de Mehoigne, om Namen te dekken, terwyl de Franfchen zich by Welhain hadden ne. dergeflagen. Thans deeden de beide legers hun best om eikanderen den toevoer af te fnyden; waar in de Franfchen de Bondgenooten al weder verkloekten, door het wegneemen van Huy en der by die ftad gelegene hoogte, waar door zy de Bondgenooten , die van deeze plaats al hun voorraad ontvingen, noodzaakten, weder over de Maaze te trekken, en dus Namen, de eenige Barrière - ftad, welke noch was overgebleeven, ongedekt te laaten. /'anftonds maakten de Franfchen hier gebruik van om deeze gewigtige Stad te belegeren, waar in zy nu gexnakkelyker Haagden , dan wel in voorige dagen. De  ï6o GESCHIEDENIS der De ftad wierd belegerd tusfchen den twaalfden en deitienden van Herfstmaand; en, reeds op den negentienden daar aan volgende, vond de Stadvoogd Crommelin dienftig de Stad over te geeven, en met zyn volk op het Kasteel te wyken. Het Kasteel, hoe beroemd anderzins wegens zyne fterkte , verdedigde zich ook maar zes dagen, waarna zich de bezetting Krygsgevangen gaf. Waar mede de geheele Barrière van den Vereenigden Staat in Franfche handen was. Hoe groot ook deeze ramp mogt zyn , hy was niet de laatfte van deezen ongelukkigen Veldtocht, maar daar kwam noch by het ongeluk van een verlooren Veldflag. Na het verlies van Kamen legerden de Bondgenooten zich onder Luik, om deeze Stad, zo mogelyk, te behouden. Doch de plaats, op weike men ten dien einde, by Raucoüx, het leger had nedergeflagen, was gansch niet voordeelig , dewyl door het midden des legers eene groote beek liep, die de benden genoegzaam van eikanderen fcheidde, en over welke men flegts een engen doortocht had. De Maarfchalk van Saxen, dit hebbende vernomen, floeg den 10 van Wynmaand op weg, om het leger der Bondgenooten aan te randen. De Bondgenooten trokken uit hunne legerplaats, zo ras zy den vyand tusfchen  TEGENWOORDIGE EEUW. l6i tusfchen Tongeren en St. Truien vernamen, doch men kon op dien dag tot geen gevegt komen. De beide legers bleeven, geduurende den geheelen nagt, onder de wapenen, en eerst met den volgenden morgen begon de Slag, in welken de Maarfchalk van Saxen. die de meerderheid in volk had , een aanzienelyk gedeelte zyner troepen zodanig had geplaatst, dat de Oostenrykers niet konden naderen, zonder hunne flank bloot te Hellen. De aanval des Franfchen legers wierd dus vooinaamelyk ingericht tegen de linker vleugel der Bondgenooten, alwaar de Staatfchen wel het meest te lyden hadden. Deeze manfchap kweet zich. uitneemend , tot dat de Franfchen de dorpen Varoux en Raucoux, welke met Hollandfche benden bezet waren, veroverden. Hier mede week het leger gedeeltelyk naar den St. Pieters berg, en gedeeltelyk over de Maaze* De Franfchen behielden dus het veld, fchoon ook niet zonder verlies; zynde hier van weerkanten verfcheiden duizenden gefneuveld, en onder anderen, van den Franfchen kant, de Markgraaf de Fenelon , voorheen jaaren lang Fransch Gezant in 's Hage. Buiten twyffel zouden de Franfchen zich deeze overwinning verder hebben te nut gemaakt, zo niet de naderende Winter de legers van weerzydeit 1L DEEL. L be*  iöfi GESCHIEDENIS der bewoogen had, de Winterlegeringen te be: trekken. Geduurende den Veldtocht van 1746, had.; den de Oostenrykers en Hollanders beide, gehandeld' te Petersburg, om van de Rusfifche Keizerinne een merkelyken onderftand te bekomen , het geen in het eerst niet door den wind wilde, om dat de Rusfifche Keizerin op de Engelfchen, die met de Pruisfen eenige tegen haare belangens ftrydende overeenkomften hadden gemaakt, te onvrede was. Eindelyk. troffen echter de Hoven van Weenen en Petersburg een nieuw Verbond , volgens het welk men eikanderen zoude onderfteunen met dertigduizend mannen. Intusfchen kwam 'er vooreerst weinig van den optocht deezer benden, dewyl de Rusfen dezelve niet wilden laaten optrekken , zo lange zy niet zeker waren van de daar toe vereischte Onderftandgelden, welke de Zee - Mogenheden zouden betaalen; waar toe de Hollanders niet zeer genegen waren, als hoopende, doormiddel van het Congres te Breda, noch van de verdere rampen en kosten des oorlogs te zullen worden verfchoond. Niet weinig vermeerderde intusfchen de hoop op een algemeenen Vrede, door den dood van den Spaanfchen Koning, Philippus den V, die door zyn oudHen Zoon, by zyne eerfte Gemaalinne, Ferdi- nand  TEGENWOORDIGE EEUW. i6S hand den VI, wierd opgevolgd. Dewyl men nu niet twyffelde of de Koningin Weduwe, die de voornaame dryfveder des Oorlogs van dien kant was geweest, om haaren Zoon Don Philippo een aanzienelyk deel der Oostenrykfche nalaatenfchap te bezorgen, zoude thans allen invloed op het Staatsbeftuur verliezen. Dit gebeurde ook, doch de oorlog wierd noch een tyd larig, heviger dan te voorcn, doorgezet, fchoon ras bleek, dat de jonge Koning wel geneigd was tot den Vrede. Na dat Koning Frederik , door een aantal wyze fchikkingen, de rampen, welke Karei de XII over het Zweedfche Ryk had gebragt, merkeïyk had verzacht, riep hy de Stenden des Ryks, die volgens het ontwerp der nieuwe Regeering alle drie jaaren moesten zamen komen, by eikanderen in 173a, en lag voor hen open de rekeningen der Mynen en Domeinen; over welke een ieder ten hoogden voldaan was. Voorts gaf de Koning een ontwerp over, volgens het welk hy meende, dat men de Krygsmagc te land en te water, zonder merkeïyk bezwaar des Ryks, zoude kunnen brengen op dien voet, op welken dezelve was geweest in 't begin der Regeering van Karei. Niet minder aandagtig op alles, wat dienen kon tot voortzetting van nuttige konstenen weetenfchappen, dan op anL 3 dere  Iö4 GESCHIEDENIS »er dere zaaken, ftelde hy voor, de boeten, die tyzondere perzoonen moesten betaalen, te verdeelen onder de arme Studenten der Univerfiteiten van Upzal, Abo , Leind en Gry^s-.valde. De Senaat nam hier in een volkomen genoegen, en ftelde aanftonds de noodige bevelen tot de uitvoering. Reeds in eene voorige vergaderinghad de Koning bewerkt de te rug gave van het recht der Jacht aan den Boerenftand, welke voorheen door den Adel aan den zeiven was benomen. Thans maakte hy by de Vergadering noch fmaakelyk het ontwerp van van Asperen tot het oprechten eener Oost lndithe Maatfchap» pye, gelyk ook van eene andere te Stokholm, ©m het koper naar buitenlands uit te voeren. Hoe gaarne Frederik den vrede wilde behou. den, zo kon hy echter, voorzichtigheidshalve, niet nalaaten, het Ryk zo veel mogelyk in ftaat van tegenweer te ftelien, op het verneemen van de gewigtige verbeteringen, welke de Rusfifche Keizerin liet doen aan de Vestingwerken te Wyburg. Toen de dood van Frederik Augustus , Koning van Poolen, de Nabuuren van Zweeden eerlang in de wapenen hielp, maakte de Zweedfche Koning hier van gebruik om eene Vloot in zee te brengen, niet om te vechten, maar om den vrede te behouden, door zich. by zyne nabuuren ontzachlyk te oiaa.  TEGENWOORDIGE EEUW. 16$ maaken. T-ffens floot hy een verbond met Deenemarken, en vernieuwde dat, het welk hy had met Frankryk, getyk ook dat met Rusland van 1724, het geen anderzins met 173S ten einde moest loopen. De Czarin had intusfchen weinig behaagen in de overeenkomst , welke de Zweeden met Frankryk flooten. Ter. wyl de Franfchen ook liever hadden gezien , dat zy zich zo di< p niet m x de Rusfm inlieten. Doch de beide Mogenheden moesten daar thans mede te vrede zyn. Alle deeze ver. bonden wiecden onderzoent op een Ryksdag, die in 173S vergaderde, en op welken de Graaf van Tesfm, de Groot - Meester van 's Konings Huis, Maarfchalk was. Deeze Redenaar, een der kundiglle Staatsdienaars van Europa, deed aldaar eene welopgeftelde Redevoering, om den Koning te bedanken voor het goed, 't welk hy aan Zweeden gedaan had. De Vergadering nam ook in de meeste zaaken genoegen: doch de vernieuwing des verbonds met Rusland behaagde niet aan allen, wordende zelfs eenige RyksRaaden in rechten betrokken, om dat zy daaromtrent hunne inftructien hadden te buiten gegaan. Hoe zeer men bet verbond met de Rusfen had vernieuwd, was de Koning echter geenzins gerust, omtrent het gedrag en de oogmerken dee« L 3 zer  ïó"6 GESCHIEDENIS der. 2er magtige Nabuuren. Tot grooter zekerheid verfterkte hy het getal der benden op de Fin» landfche grenzen merkeïyk, 't geen ras aanleiding tot klagten gaf van den Rusfifchen kant, te Stokholm. Koning Frederik deed de Keizerinne antwoorden, dat hy niets ernftiger begeerde, dan met haare Majefreit in vrede te leeven, en dat zyne verftsrkingen op de grenzen maar alleenlyk dienden tot zekerheid van zyn Ryk. Wat laater gebeurde eene zaak, die de aandagt der geheele Waereld tot zich trok. Een Zweedsch Majoor, genoemd St. Clair, wierd vermoord by Naumburg in Silezie, door twee Officieren en vier Dragonders, die hem beroofden van de gewigtige papieren, waar mede hy belast was. Men meende reden te hebben van te denken, dat deeze moord was gefchied door het beftel der Rusfifche Staatsdienaars, 't geen den Rusfifchen Gezant Bestucheff te Stokhohn veel onrust veroorzaakte, dewyl het verbitterde volk zulks aan hem wilde wreeken, en hem dagelyks beleedigde, niettegenftaande de Rusfifche Keizerin aan alle Hoven kennis deed geeven, dat deeze zaak geheel en al buiten het beleid van haar en van haare Staatsdiepaars was gebeurd. Hoe veel moeite de Rusfen ook deeden, om de Zweeden gerust te ftelien, dezelve fcheenen daar  TEGENWOORDIGE EEUW. 3Ó> daar echter niet in te kunnen berusten; en floo» ten , 'geduurende den thans loopenden oorlog tusfchen Rusland en de Turken, een verbond met de laatften. De Rusfen namen dit zeer euvel, gelyk ook de Roomsch Keizer, en mogelyk zouden de Zweeden die beide magten lichtelyk op den hals hebben gekreegen, na het fluiten van den Vreue met de Eorte, indien niet Keizer Karei en de Keizerin Anna beide in 1740 door den dood waren weggerukt De dood van het opperhoofd des Duitfchen Ryks, welk aan Europa een algemeenen oorlog dreigde, bewoog den Koning tot htt te zamen roepen van eene Rjltsvergadering, om te raadpleegen over de best gepaste middelen, om de rust in het Ryk te bewaaren. Naauwelyks was deeze Ryksdag geopend, of de Koning deed aan het geheim Comité ter handftellen eenige papieren, bevonden by den Baron Gyllenftierne, den Geheimfchryver van den eertten Minister van Gyllenbourg: hebbende de Koning dien Baron doen vatten, op verdenking, dat hy de geheimen van Staat aan den Rusfifchen Gezant had geopenbaard. Wat eigentlyk die papieren behelsden, ' is men nooit recht te weeten gekomen; doch de meeste Leden der Ryksvergadering begreepen, dat men niet af kon van Rusland den oorlog te Verklaaren; gelyk eerlang gefchiedde. De rede. L 4 nen>  I6b GESCHIEDENIS dek nen, by de Oorlogs verklaaring voorgewend, wa; ren eenige daaden door welke de Rusfen het laatfte verbond van vriendfchap zouden hebben gefchonden, benevens den moord van St. Clair. Het duurde ook niet lang, of de Zweedfche Oorlogsverklaaring wierd, op naam van den jongen Czar, Iwan den 111, beantwoord, en men beproefde tegen elkander het lot der wapenen . . De eerfte ontmoeting der Vyandelyke benden was by Wilmanftrand , alwaar drieduizend Zweeden, niet ver van Wyburg, een merkeïyk magtiger troep Rusfen ontmoetten; ras wierden de troepen in dtn namiddag handgemeen, en vochten met groote woede, van twee uuren tot achten ; zo dat van weerkanten veel volk fneuvelde en gevangen wierd genoomen, zonder dat men kon zeggen, wie van beiden de overwinning behaalde. Niet lang na dit voorval gebeurde de gewigtige Staatsomwenteling in Rusland, door welke de jonge Iwan van den throon wierd geftooten om plaats te maaken voor Elizabeth. De nieuwe Keizerin , die in het geheel niet oorlogzugtig was, gaf aanftonds de vryheid weder aan de Zweedfche Officieren, die te Wilmanftrand gevangen waren genomen , en zond dezelve, met merkelyke aanbiedingen voorzien, naar huis; waarop ras een Wapen. ftil-  TEGENWOORDIGE EEUW. 169 ftilftand van twee maanden volgde. Thans vleide zich een ieder met het herftel van den Vrede, doch men kon niit eens worden over de voorwaarden. Koning Frederik, die gaarne iets te rug wilde hebben van de aanzienelyke Provinciën, welke men, by het voorig Vredeverbond, aan Rusland had moeten afftaan, bereidde zich met grooten toeftelten oorloge, zonder daar echter in te kunnen flaagen. De Rusfen, die weleer voor de Zweeden pleegen te loopen , hadden dien geest van krygstucht, welke Czar Peter hen met zo veel moeite had ingeblaazen , fteeds behouden. Aangevoerd door den krygskundigen Lascy, deeden zy de Zweeden van post tot post in Finland wyken, en dwongen hen eindelyk, dat geheel Gewett te verlaaten. Dit nam men in Zweeden zeer kwaalyk , zo dat de Generaals Leeuwenhaupt en Budenbrok, die Finland by verdrag hadden geruimd, eerlang in de gevangenis wierden gezet. De Koning was van zyn kant fteeds bezig, met nieuwe benden te verzamelen, en op nieuw een leger in Finland te zenden. In deeze omftandigheden ftierf de Koningin aan de kinderziekte, 't geen haaren Gemaal niet weinig bedroefde, Ondertusfchen deed de Koning , ongerust over den ongelukkigen keer dien de zaaken hadden genomen, eene RyksL 5 ver-.  i7o GESCHIEDENIS der vergadering ultfchryven, om met de Stenden te kunnen raadpleegen, over de beste middelen om den oorlog gaande te houden. Deezen ziende, hoe alles ongelukkig afliep, begreepen, dat men, zo ras mogelyk, den vrede behoorde te zoeken; ten welken einde de bemiddeling van den Engelfchen Koning wierd verzogt. Daarop kwamen de Gezanten der bemiddelende en der oorlogende Mogenheden te zamen te Abo. Doch de zaaken van Rusland ftonden nu op een vastereri voet, dan by de komst van Elizabeth tot den throon; en de overheering van geheel Finland was oorzaak, dat de Rus. fen thans geen vrede wilden fluiten, dan op voorwaarden, welke voor Zweeden ten uitenten •vernederende waren. Ras wierd toen de vredehandeling afgebroken , en de Zweeden dee-* den eene uueifte pooging, waar door het hen gelukte eene magtige Vioot te Karlskroon te verzamelen. Niet alken hield de ongunftïge toeftand der Buitenhndfche zaaken de Ryksvergadering bezig, maar daar viel geen minder drukte over den voet, op welken het Ryk, na het overlyden des tegenwoordigen Konings, die denkelyk geen nageilagt zoude achterlaaten, zouden dienen geregeerd te worden. Voorheen had men reeds meennaalen over deeze netelige zaak getwist', dewyl  TEGENWOORDIGE EEUW. i?t dewyl 'er verfcheiden- voornaame Pretendenten: waren naar de kroone. Na veele overleggingen, befloot men, het Erfrecht op te draagen aan den Hertog van Holftein Gottorp; doch deeze had de Rusfifche Kroon reeds aangenomen, en kon dus de Zweedfche niet aanvaarden ; waar door zich de Ryksvergadering op nieuw in verlegen • heid bevo d. Thans verdeelden zich de ftemmen in tweeën, zynde de eene party voor den Erfprins van Deenemarken, en de andere voor den Prins van Tweebruggen. Na veele overleggingen wierd de eerfte door een aanzienelyk gedeelte van den Adel buicen geflooten, terwyl de Boerenfhnd , die vryheid had weeten te bekomen, om voor ditmaal, zonder gevolg voor het toekomende, tot het geheim Committé te worden toegelaaten, volftrektelyk wilde, dat de Prins van Deenemarken wierd verkooren. Toen dezelve nu geen middel zag, om dit op eene vreedzaame wyze door te dringen , befloot men geweld te gebruiken: ten Welken einde twintigduizend Dalecarliers in de wapenen verfcheenen, van welke drieduizend verzogten binnen de Stad te worden gelaaten; het geen hen niet dan met moeite wierd toegeitaan, en op belofte, dat zy niets geweldaadigs zouden onderneemen. Met dit alles hielden Öeeze vrienden hun woord niet, en bedreeven ver-  GESCHIEDENIS de*. verfchillende baldaadigheden. Toen ging het Krygsvolk op hen los, en noodzaakte ze de wapenen neder te leggen, en zich gevangen te geeven: waarop zy allen ter dood wierden veroordeeld. Doch door den Koning by Pardon vry gelaaten, niet het doen van een nieuwen eed van getrouwheid. Inmiddels waren hunne makkers, die bui-en de Stad waren geblee. ven, toen zy zagen hoe kwalyk het hunne Spitsbroeders ging, in ftilte naar huis getrokken. Terwyl men op den Ryksdag tot geen vast befluit aangaande de opvo.^i g kon komen , bereidde men zich op rieuw tot den Veldtocht. In 't begin van denztlven , onderwierpen de Inwooners der, Eilanden van Ahland zich uk hun zeiven aan de Rusfifche Keizerinne; doch de Zweeden hadden eerlang het geluk van die Eilanden te herneemen, en verkreegen boven dien eenige voordetien in West -Bothnie. Ook geraakten de beide Vlooten aan eikanderen, en vochten vinnig, doch zonder dat 'er iets wierd beflist; zo dat beide partyen zich de overwin» ning toefchreeven. Wat laater wierd op den no;h zitten den Ryksdag het vonnis der beide Generaals, die Finland hadden overgegeeven, opgemaakt; wordende zy by hetzelve veroor» deeld, om het hoofd te verliezen. Waarop de Koning  TEGENWOORDIGE EEUW. 173 Koning veel moeite deed, 'om voor hen vergiffenis te verwerven. Doch de Boeren waren op dit ftuk onverbiddelyk, en het vonnis wierd aan hen uitgevoerd. Ondertusfchen waren de Zweeden, met alle hunne*toerustingen, niet in ftaat, een voet gronds op de Rusfen te winnen: terwyl zy den Vrede volftrekt noodig waren. Hierom wierden 'er wederom nkuwe onderhandelingen te Abo geopend, welke, op dén 27 van Zomermaand van 1743 , het tekenen' der Prajliminairen ten gevolge hadden. Een der aanmerkelykfte artikelen derzelve was de begeerte der Keizerinne, dat de Hertog van Holftein Eutin, Bisfchop van Lubek, wierd verHaard tot waarfcbynelyken Erfgenaam van de Kroon, en Opvolger van den tegenwoordi. gen Koning, zo die voor hem overleed. Zeer menigvuldig en gewigtig waren de raad. pleegingen van den Ryksdag over de voorloopi, ge Vredes - Artikelen , en wel voornaamelyk over den eisch der Rusfifche Keizerinne. De Boerenftand was daar in het eerst ten fterkften tegen, doch de groote voordeden welke de IUbfen beloofden, wanneer men hen hier in genoegen wilde geeven, haalde de zaak over. Op den 3 van Hooimaand wierd Adolph Frederik van HolLtein Eutin, met zyne mannelyke af-  174 GESCHIEDENIS de* aframmelingen, verklaard voor wettige Erfgenaamen van den Zweedfchen throon, volgens de orde van opvolging voorheen beraamd. Dit voornaam artikel afgedaan zynde, volgde de Vrede met Rusland, op den 7 van Oogstmaand. Volgens dit Verbond, erkenden de Zweeden op nieuw den afftand der Gewesten, welke zy by het voorig Vredes. Tractaat verpligt waren geweest aan Rusland af te flaan. De Keizerin herflelde hen daarentegen in het bezit van de Provincie van Kemenegred, van 't Groot - Hertogdom Finland , Oostelyk Bothnie, en de overige Landen en Steden, welke de Zweeden in den nu geëindigden ongelukkigen oorlog hadden verlcoren. Hoe zeer zich derhalven de Zweeden gevleid hadden in deezen oorlog iets wederom te krygen van de voorheen verlooren fchoone Gewesten van Lyfland, Erthsland en Ingermanland, zo moesten zy den afftand dier Provinciën, die wel eer zo veel tot den bloei en de magt van hun Ryk hadden toegebragt, daarentegen op nieuw aan de Rusfen bevestigen. Naauwelyks was dit Vredes - Verbond in orde, of 'er ontftonden nieuwe ongelegenheden met het Deenfche Hof. De Koning van Deenemarken wilde zich Holftein toeëigenen, volgens den aart der inftellingen van het Duitfche  TEGENWOORDIGE EEUW. 175 *Ryk, by welke ieder Vorst zyn Land ver* beurt, die een anderen Godsdienst, dan de drie in liet Ryk erkende Hoofd - Godsdienften, omhelst. Dit betrof thans den Hertog van Holftein Gottorp , die , tot den Rusfifchen throon geroepen, den Griekfchen Godsdienst had omhelsd. Ook wilde de Deenfche Monarch van dezelfde gelegenheid gebruik maaken i om zich te wreeken op den Hertog van Holftein Eutin, en op de Zweeden, die denzelven den Deenfchen Kroon - Prins hadden voorgetrokken. De Rusfifche Keizerin liet zich ten ernftigften zien in deeze zaak, en verklaarde, dat, indien de Deenfche Monarch den Hertog van Holftein of de Zweeden eenigzins lastig viel, zy dezelven aanftonds met haare ganfche magt zoude byfpringen. De moedige taal eener zo magtige Bondgenoote van Zweeden was voldoende, om den Deenfchen Monarch van gedagten te doen veranderen. Daarenboven zond de Zweedfche Monarch zyn Staatkundigen Onderhandelaar Tesfin," naar het Deenfche Hof, om alle verdere zaaden van misnoegen uit te roeien 5 waar in hy naar genoegen Haagde. Wat laater begaf zich dezelfde Onderhandelaar naar Berlyn, om de Prinfesfe Louifa Ulrica, Zuster des Konings van Pruisfen, ten huwelyk te vraa- gen  i76 GESCHIEDENIS ber gen voor den Hertog van Holftein Eutin, den Erfgenaam der Zweedfche Kroon. Omtrent deezen tyd trad de Zweedfche Koning in het verbond van Frankfort, opgerecht tot beveiliging van het Oostenrykfche Huis. Het zy dat men alleen tweedragt zocht te ftooken tusfchen Rusland en Zweeden, het zy dat 'er inderdaad eene magtige party was tegen de opvolging des Henogen van Holftein Eutin op den Zweedfchen throon, men verfpreidde eerlang een gerucht, dat 'er toefkl wierd gemaakt om dien Prins uit te fluiten van den Zweedfchen throon, en dar de Rusfifche Keizerin de dryf. veer was van dat werk. Elizabeth, die daar niets van wist, nam dit zeer euvel, en beklaagde zich 'er óver te Stokholm door haaren Gezant. Teffens gaf zy te kennen, dat 'er lieden moesten zyn die in het geheim naar middelen omzagen , om de beide Ryken tegen eikanderen in de wapenen te jaagen, en dat zy dien aangaande een kwaad oog had op den Graave de Tesfin. Deeze Staatsdienaar zulks hoorende verzogt aanftonds dat zyn gedrag door de Ryksvergadering mogt worden onderzogt; 't geen gefchiedde, met die uitkomst dat de Graaf geheel onfchuldig wierd verklaard. Met dat alles had men zo veel kwaad zaad tusfchen de beide Kroonen weeten te zaaien, dat dezelven elkander op geenerlei wyze meer be-  TEGENWOORDIGE EEUW. 177 betrouwden. Dit bewoog den Zweedfchen Koning in 1750, om een verbond te fluiten met den Koning van Pruisfen, en teffens om zyrt verbond met Frankryk van het jaar 1738 te vernieuwen. Ondertusfchen gelukte het den Zweedfchen Monarch twee der lieden te ontdekken, die het kwaad vuur tusfchen hem en Rusland hadden geflookt, voornaamelyk om daar door de belangen van Deenemarken, welk Ryk zy dienden, te bevorderen. De Geneesheer Dbchwel, die een Pènfioen van den Koning trok, en de Koopman Springer, waren 't, dia oader anderen het land beroerden, en, behalven andere dingen, de vastgestelde opvolging trachtten te verbreeken. Zeer kwaalyk bekwam hun deeze tinderneeming ,' dtwyl zy beide wierden gevat, cn gevonnisd. Blachwel, die de fchuldigfle was, wierd veroordeeld om het hoofd te verliezen: doch de andere wierd alleen ver-, oordeeld om twee uuren aan de kaak te flaan. 's Daags voor het uitfpreeken van dit vonnis had Springer weeten uit te breeken, en had zyne toevlucht genomen by den Engelfchen Gezant» die hem, evenwel niet dan na veel tusfchen fpreekens, weder over gaf. Verder was die Gezant onvoorzichtig genoeg, om zeer kwaalyk te fpree» ken van het vonnis aan Blachwel voltrokken, II. deel. M en  •t73 GESCHIEDENIS us en de volftrekte onfchuld van Springer te be. wieren. Dit maakte het niet onwaarfchynelyk, dat hy mede deel had in den toeleg, en bewoog den Zw.e.ifchen Koning over hem te Londen te kiaagen, waarop hy wierd te huis ontbooden. Ondertusfchen was het mistrouwen tusfchen Rusland en Zweeden zo groot geworden, dat men van weerkanten benden tegen eikanderen te velde zond, zonder dat echter voor als noch vyandelykheden wierden bedreeven. In deezen bedenkelyken toeftand der zaakers ftierf Koning Frederik, op den 5 van Oogstmaand van 1751, in den ouderdom van bynaós jaaren: wordende hy niet weinig'betreurd wegens zyne goede hoedanigheden en het aanmoedigen van de konften des Vredes, die tot aan zyn tyd weinig onderfteuning in Zweeden hadden gevonden. Aanftonds na den dood des Monarchs wierd Frederik Adolph van Holftein Eutin uitgeroepen tot Koning van Zweeden, het geen oogenbiikkelvk den Vrede metRusland verzekerde, en aanleiding gaf dat de Krygsbenden van weerkanten wierden te huis ontbooden, De jonge Koning trad volkomen in de maatregelen van zyn voorzaat, en moedigde onder anderen ten fterkften aan bet bruikbaar maaken van Lan. deryen die tot hier toe voor woest hadden gelegen. In 1753 wierden te Stokliolm vyfhonderd hui-  TEGENWOORDIGE EEUW. huizen door een zwaaren brand verteerd, waar» op de Koning zyne ongelukkige onderdaanen ftraks uit zyne byzondere kaste te hulp kwam. Voorts droeg hy zorg voor de opvoeding der jeugd, en voor de affchaffing van verfcheiden misbruiken , welke by de Rechtbanken waren ingefloopen. De Rusfifche Keizerin Anna had, eenige jaaren voor haar dood, haare Nicht, de Prinfésfe Anna van Meklenburg, doen trouwen met den Prins Antonius Ülric van Brunswyk, die eerlang by haar den Prins Iwan teelde. Een ieder had wel verwagt, dat de tegenwoordige Keizerin de Prinfes Elizabeth Petrowna van de opvolging zoude uitfluiten, om de kroon op het hoofd van haare Nichte Anna te kunnen brengen. Doch toen de Keizerin in 1740 overleed, zag men, met verbaazing, dat niet alleen Elizabeth, maar dat ook Anna zelve, was uitgeflooten, en dat de jónge Iwan, een kind van drie jaaren, onmiddelyk tot Erfgenaam des Ryks was aangefteld. De Overleedene had dit niet gedaan uit haat tegen haare Nicht, maar alleen uit eene byzondere lief le voor Biron, dien zy tot Regent had aangefteld, en die, zo zy rekende, dus noch jaaren lang het hecht der Regeering in handen zoude kunnen houden. Ondertusfchen was de glans der oppermagt, in M 2 welken  i8o GESCHIEDENIS der welken Biron was gefield, flechts van kois ten duur. De Vader en Moeder van Iwan, benevens Munnich, de Man dien ieder naar de oogen zag , benydden Biron zyne grootheid; om van geene minder vermogende vyanlen te fpreeken. Prinfes Anna vergaderde deeze alle te zamen, en fchilderde hen Biron , als een Dwingeland, dien men uit het bewind moest zetten. Aanilonds was 'er eene zamenzweenng gereed, welke den Regent afzette, gevangen nam, en ter dood veroordeelde ; welk vonnis echter door de Prinfes wierd verzagt, in een Bannisfement naar Siberië. Die ballingfchap deed de waardigheid van Groot-Hertog van Kourland openvallen, tot welke Anna, die thans de waardigheid van Regentesfe des Rusfifchen Ryks op zich had genomen, haaren Schoon - Broeder, Ernst Fcrdinand, Prins van Brunswyk Bevern, bevorderde. Schoon het Regentfchap Van Prinfesfe Anna den Rusfen beter behaagde, dan dat van Biron, waren 'er echter veele, die euvel namen, dat zy dus jaaren lang' een Regent, in plaats van een Monarch of Monarchinne, zouden moeten hebben. Deeze te onvredenheid maakten zich de vrienden van lilifkbeth Petrowna ten nutte, die weezenlyk de naaste Erfgenaame was tot den throon, en, volgens het Testament van Kei-  TEGENWOORDIGE EEUW. m Keizerinne Catharina, niet had mogen worden uitgeflooten. Dit misnoegen gaf eerlang gelegenheid tot eene geweldige zamenzweering van de aanzienelykfte Grooten, die de Guardes en de overige Petersburgfche Regimenten, in hun belang wisten te krygen; hetwelk alles met zo veel geheimhouding was bezorgd, dat 'er niets van een aanftaanden toeleg, voor de uitbarsting zelve, uitlekte. De daar toe bepaalde tyd was de vyfde van Wintermaand van 1742, op welken het Paleis der Regentesfe plotzelyk door de Probrazinkifche en Simonoffskifche Guardes zodanig wierd bezet, dat 'er niemand in noch uit kon. De Regentes deed aanflonds verneemen, wat eene zo or.gewoone optocht betekende, doch kreeg niets tenantwoord, dan daL zy zich binnen haar paleis had ftü te houden. Geduurende den daar op volgenden nacht, vergaderden de Leden van den Ryksraad van het Synode en der Generaliteit, in het paleis van Prinfes Elizabeth, en namen het be. fluit, om haar tot Keizerin van Rusland vut te doen roepen, gelyk des morgens den zesden, onder een drievoudig faivo uit het gefchut en klein geweer, ge-fchiedde: wordende, ter zelfder tyd, uit naam der nieuwe Keizerin, een Manifest gepubliceerd, 't welk de redenen der tegenwoordige Staatsomwenteling aan den dag M 3 H'  iSs GESCHIEDENIS des. lag. Straks verklaarde Elizabtth dea Prins van Hesfen - Homburg tot Generaal Veldmaarfchalk van haare legers, welke de wagteh der Regen» tesfe deed aftrekken, terwyl men haar beval met haar gezin in het paleis te blyven; zullende zy daar met alle befcheidenheid worden behandeld. Tot meerder verzekerdheid wierd zy echter noch dien zelfden dag, uit het Keizer, lyk Paleis , in dat van Primes Elizabeth over« gëbragt. Byna gdyktydig wierden de toegangen tot het Paleis van den Graave van Munnich met wagten bezet: begcevende zich derwaard twee Generaak met een geheim bevel van de Keizerinne, welke Hecren zich twee uuren lang by hem ophielden. Tegen den middag kwamen verfcheiden bedekte wagens uit dat Paleis, en reeden naar de Gevangenis van Staat, Schiusfelburg genoemd, werwaard zy onder een fterk gevolg van Dragonders dien Graave met zyne Vrouw en Kinderen overbiagten; terwyl alle hunne goederen en papieren wierden verzegeld. Ras wierd ook de Canceiier Golowkin, de Graaf van Os» terman , met verfcheiden andere Heeren, gevat, en naar Schiusfelburg overgebragt, alwaar binnen korte dagen meer dan dertig perzoonen van aanzien waren opgeflooten. Drie dagen kater gaf de Keizerin een wydluftig Manifest in het  TEGENWOORDIGE EEUW. 183 het licht, ftrekken.de om haar recht tot den throon te betoogen, en reden te geeven van het vatten van zo veele perfoonen van rang. Zy bragt daar by te berde : Dat zy, na het overlyien van Peter den H, en van haare oudfte Zuster Anna, de eenige waare erfgenaame der kroone was geweest: Dat de voorige Keizerin Anna, door flinksch beleid op den throon geplaatst, daar zonder eenig recht op had gezeten: Dat dus haar ui'terfte wil, en de daarop gevolgde Regeering van Iwan onder het Regentfchap van zyne moeder, even onwettig was geweest: Dat zy daarom by de eerfte gelegenheid van haar wettig recht had gebruik gemaakt: Dat zy nu de zodanige, die door hunne ftreeken het oppergezag over het Rusüsch Ryk in onwettige handen hadden gebragt, had doen vatten, en naar behooren in rechten zou doen vervolgen: en Dat zy eindelyk de Regentes, met de haaren, befchouwde als enkele werktuigen, door de tans gevangen gezette Heeren gebruikt , tot voldoening hunner heerschzucht; en dat zy daarom dezelve, als nabeftaanden van Peter den I, naar hun rang op de befcheidenfte wyze zoude be? handelen. Zo doodelyk deeze onverwagte omwenteling was voor veele Heeren van den eerften rang, zo voordeelig was dezelve daarentegen voor andeM 4 ren>  i&4 GESCHIEDENIS der ren , die 'er hunne vryheid door bekwamen. Aanflonds wierd order gefield op het ontflag van de beide Priofen Dolgorouki, gelyk ook op dat van de Prinfesfe van dien naam, die aan Peter den II was verloofd geweest. De Regentes -flnna moest daarentegen het Ryk verlaaten , en wierd met een jterk gevolg, met haar geheele gezin. naar de Puiisfifche grenzen gebragt. De Keizerin behandelde haar intusfchen, volgens haare belofte, zeer edelmoedig, en liet haar alle de edel geiteenten, die zy van de voorige Keizerinne tor een gefchenk had ontvangen. Zy deed haar ook een gefchenk van vyftigduizend roebels, en beloofde haar en haare Kinderen een jaargeld van dezelfde grootte. Ondertusfchen fcheen bet, dat men iets ten nadeele van haa. re eerfle Staats]ulfer, de Baronnesfe van Mergden, bad ontdekt. De Prinfes moest ten minsten te Narva flil houden, en van daar wierd die Baronnes naar Peters burg te rug gevoerd. De Regeeringsform, die van tyd tot tyd niet weinig veranderd was, wierd door de Keizerin •binnen korten tyd op dien voet gefield, op wet. ken zy onder Czar Peter den I geweest was, by welke gelegenheid de Veldmaarfchalk Dolgorouki wierd aangefleld ' tot Prxfi Jent van dea Krygsraad. ^^Dezaaken derRegentesfe en van haar Huis na- men  TEGENWOORDIGE EEUW. 185 fflen inmiddels een onaangenaamen keer, want na haar ophouden te Narva, wierd zy met alle de haaren naar Riga gebragt, en aldaar op het Kasteel gevangen gezet , zonder vryheid van iemand te fpreeken, en zonder. brieven te mogen fchryven, die niet vooraf door den Slotvoogd waren onderzocht en goed gekeurd. Met het Regtsgeding der voornaame Staatsgevangenen Osterman , Munnich, Golofkin, Lowenwolde en van Mengden, wierd ook grooten fpoed gemaakt, en eerlang een vonnis tegen hen geveld, by het welk zy ter dood wierden verweezen en hunne goederen verbeurd verklaard. Zy wierden toen alle op den 29 van Louwmaand op het fchavot gebragt om hunne ftraffe te ontvangen. De Graaf van Osterman lag reeds met zyn hoofd op het blok, om het. zelve te verliezen: doch eer het daar toe kwam, verfcheen de Geheimfchry ver van den Senaat, met een vergiiTenrsbrief der Keizerinne , by welken de doodftraf in die van eene verzending naar Siberië wierd verwisfeld. Toen wierd Osterman weder opgeholpen, op eene floel geplaatst, en met zyne Vrienden ter plaatze gebragt, van waar zy gekomen waren. Kort daarop vertrokken zy naar Siberië, ieder naar de byzondere hem aangeweezenc plaats. Ook wierd aan de M 5 yrou»  186 GESCHIEDENIS der vrouwen der gevangen Heeren toegelaaten haare mannen in hunne ballingfchap te volgen. Eenige maanden laater begaf zich de Keizerin naar Muskow, om zich daar met groote plegtigheid te doen kroonen. Dit verricht zyn. de deed zy aan het Hof komen den jongen Hertog Karei Pieter Ulrich van Holftein -Gottorp, Zoon van haare oudfte Zuster Anna Petrowna, Hertoginne van Holftein, en Kleinzoon vanHedwich Sophia, ou llte Zuster van Karei den XIl. Zy benoemde dien jongen Prins tot Luitenant Generaal van haare legers, en verklaarde hem voor haaren Opvolger: waarop hy den tytel aannam van Groot-Hertog en van Zyne Hoogheid. Ook omhelsde hy den Griekfchen Godsdienst, en ontving den naam van Peter Foederowits. Ondertusfchen begreepen de Zweeden, dat hun Koning van wegen zyne jaaren en zwakheden een medehelper noodig had, ten welken einde zy het oog op deezen Prins lieten vallen, als een der naaste in den bloede, en der best gefchikte tot het draagen der Zweedfche kroon. Had hy deeze aanbieding willen omhelzen zo had hy aanftonds den Zweedfchen throon, aan dezyde van den ouden Koring, kunnen beklim, men. Doch hy ftelde de verwagting, van eenmaal Alleenheerfcher van het zo magtig Rusfisch Ryk te zullen zyn, boven de zekere Re- gee;  TEGENWOORDIGE EEUW. 187 geering van het verarmd Zweeden ; te meer daar de Koninglyke waardigheid in dat Ryk thans zodanig beperkt was, dat zy naauwelyks, naar zyn inzie», dien naam kon draagen. Niet lang na deeze gebeurtenis wierden de Rusfen in het volgend jaar 1744 ontrust, van een kant, van waar zy zulks niet hadden ver. wast. Thamas KouÜkan , dien zommige vry dwaaslyk hebben vergeleeken met Alexander den Grooten, doch die echter meer op denzel. ven geleek dan de laatfte der aloude Perfifche Koningen, had in het Oosten groote overwinringen behaald , en onder anderen den Perfi. fchen throon bemagtigd. Zyn geluk nu ook eens tegen de Rusfen willende beproeven, trok hy met zyn leger naar den kant van /strakan, en noodzaakte daar door de Keizerin om een leger tegen hem in het veld te zenden , by het welk zich ras de Circaslifche Tartaren voegden. Zodra de geweldenaar intusfchen gewaar wierd, met hoedanig eene magt de Rusfen tegen hem in aantocht waren, had hy het hart niet tegen dezelve eene kans met zyne kwaalyk onderrichte benden te waagen. Hy maakte hierom, zo fpoedig mogelyk, vrede met de Keizerinne, en voerde zyne wapenen tegen de Turken, tegen welke zyn volk beter was opgewasfen. De terugtocht van den over-  iG8 : tG E S C H I E D E N I S dbïv overweldiger verwekte een grooten fchrik te Koppenhage, alwaar men zicli bedreigd waan. de door de Rusfen met de Zweeden vereenigd, en waar men zich reeds genoegzaam veilig dagt, door de bezigheid, welke de verwoester van Aib den Rusfen geeven zoude. De Deenfche Koning maakte zich toen met verdubbelden yver ten oorloge gereed, doch de bekwaamheid van den ïchrandereu Tcsfin deed door zyne onderbande' lingen den argwaan, welken de Hoven' tegen eikanderen hadden opgevat, verdwynen. De vereeniging van Rusland met Zweeden wierd nu ook volkomener, dan dezelve tot hier toe was geweest, en men bepaalde den byftand welke de eene Mogenheid aan de andere, in gevalle van een vyandelyken aanval, zoude geeven. Noch vierde men in 1745 met groote plegtigheid het huwelyk van den Groot - Vorst met Sophia Augusta, Dochter van den Prins van Anhalt Zerbst. De Prinfes nam toen insgelyks den Rusfifchen Godsdienst aan, en ontving den naam van Catharina Alexiewna. De GrootHertogin wierd verklaard tot Erfgenaame van • den throon, indien de Keizerin of de GrootHertog zonder kinderen mogt komen te over... lyden; een recht het geen deeze groote Vrouw ter zyner tyd zeer wel heeft weeten te doen gelden. Op  TEGENWOORDIGE EEUW. i8p Op den Poolfchen threon was Koning Frederik Augustus de III naauwelyks door den vrede van Weenen bevestigd, of hy wierd bedreigd door eene zamenzwe:ring, welke een Graaf, die Staatsdienaar by den voorigen Koning was geweest, tegen hem had berokkend. Zyne onderneeming lekte uit, en hy wierd gevangen genomen; hy zocht zich zeiven met een Pistool te doorfchieten, doch het geweer weigerde af te gaan. Voorts maakte men zyn vonnis op, doch zonder dat men hem openlyk ter dood kon brengen , dewyl hy zich met zyn zakdoek in de ge. vargenis fmoorde. Men bevond aan zyne zyde een briefje, in het welk hy duizend dukaaten beloofde, uit naam zyner nabeftaanden, aan den geenen, die hem dus vinden zoude, zo hy hem affneed, en aan het Gerecht v/ist diets te maaken, dat hy door een fchielyk toeval was omgekomen. Toen Staniflaus in Poolen was, hadden veele zyner Vrienden hem verhaten , waar over thans veele berouw hadden. Dit gaf gelegenheid tot eene zamenzweering, om hem te rug te roepen. Doch Staniflaus was te wys om zich, op eene zeer onzekere uitkomst, weder in onberekenbaarc gevaaren te begeeven. Ook was hy 'er zeer vreemd van, om de trouwe der Verbonden te verbretken, en zyn Vaderland op nieuw in het verderf te ftorten: vooral daar hy in Lotharingen genoegens vond, welke Poolen hem  ioo GESCHIEDENIS der hem niet kon geeven. Hy bedankte hierom zyne vrienden harte'yk voor het deel dat zy in hem namen , en vermaande hen teffens zeer ernttig, om niets tegen de thans vastgeflelde Regeering te onderneemen. Hoewel Poolen noch van misnoegden krielde, Waren zy nn wel genoodzaakt zich ftü te houden, ten minsten tot zo lang 'er zich eene meer gunftige gelegenheid voor hen opdeed. Deeze meenden zy gevonden te hebben, by het ukbarften van den oorlog tusfchen de Rusfen en de Turken. Naauvvelyks was deeze oorlog begonnen met ernst gevoerd te worden, of 'er wierd in Poolen eene zogenaamde Confoederatie gemaakt, om met de Turken tegen Rusland zamen te fpannen. Buiten weeten van den Koning gingen deeze Hee&n eene onderhandeling met de Ongeloovigtn aan, volgens welke dezelve by Choczin een leger van vyfcigduizend mannen zouden by een brengen; waar mede de Poolen zich dan zouden vereenigen, tot het bevechten van den algemeenen vyand. De Koning ontdekte deeze geheime onderneeming noch in tyds, en wist dezelve daar door te vernietigen. Aanmerkelyk is het, dat een Volk, zowaakzaam voor zyne Vryheid, aan den anderen kant zo deerlyk verflaafd was aan allerleie Volksvooroordeelen. Onder anderen be-  TEGENWOORDIGE EEUW, 191 behoorde daar onder het verdigt verhaal aan; gaande de Jooden, als of dezelve van tyd tot tyd gewoon waren, kinderen te rooven, en aan den Duivel te offeren. Deeze belacbelyke voks. dwaaling bragt, noch in 1740 , te Pozen een Edict te wege, by 't welk de Jooden verantwoordelyk wierden gefield voor alle vermiste Christen kinderen; wordende daarby de doodftraf aan iederen Jood gedreigd, dien men be_. wyzen kon, zodanig een kind kort te vooreri aangeraakt, of geflreeld te hebben. Het Poolfche Ryk, 't geen meermaalen ondervinding heeft gehad van het gevanr, 't geen men loopt, met zich zonder noodzaaklykheid in een uitheemfcben oorlog te begeeven, onderhield eene naauwkeurige onzydigheid in den geweldigen oorlog, die, na den dood van Keizer Karei den VI, Europa dreigde te verteeren. Men liet den Poolen de vryheid, om zo wel de Piuisfifche als de Oostenrykfche legers van leeftocht te voorzien; en, niettegenftaande de byzondere eifchen van den Saxifchen Keurvorst, ten laste van Maria, Therefia, bleeven de Poolen geruste toekykers van den oorlog. Te vergeefs bragten zommige den Poolen onder het oog, dat de Oostenrykfche bezittingen de echte waarborg der Christenen waren tegen de Turken : dat daarom voorheen Sobieski zich ook had gehaast, cm Weenen toont-  ■fp* GESCHIEDENIS ontzetten, en dat de onverdeelbaarheid der Oosterirykfche opvolging het eenig raiddel was om zulk een oogmerk te bereiken. Men prees deeze en diergelyke raadgeevingen, doch men volgde ze niet. De oorlogende Mogenheden rechtten allerhande geheime onderhandelingen aan in het Gemeenebest, fpilden 'er hunne fchatten , deeden allerleie wanorders op de JRyksdagen pleegen, en begonnen Confoederatien op te rechten. Doch in het midden deezer beginnende wanorders kwam 'er eene Rusfifche Declaratie te voorfchyn, waar in de Keizerin de rol aannam, welke de Rusten na dien tyd fteeds in Poolen hebben gefpeeld. Deeze verklaaring verfchrikte de Poolen , welke daar uit begreepen, dat, zo zy zich niet zeer eendragtig by eikanderen hielden, zy geheel onder de Rusfifche overheeringzouden geraakert. Spoedig namen toen alle de Inlandfche twisten een einde, cn bragten eene grooiere eendiagt te wege, dan de Keizerin. mogelyk had verlangd. . Vyf jaaren liepen 'er vervolgens voorby in eene diepe rust, en zonder dat de Rusfen, die fteeds in Poolen hunne magt trachtten uit te brei« den, gelegenheid hadden, om zich met de Poolfche zaaken te moeien. Een gefchil in 1750 gereezen, tusfchen de Huizen van Potocki en Czartorinski, fcheen zo ernftig te zullen worden, dat  TEGENWOORDIGE EEUW. 193 tiat de Rusfen daar door lichtelyk de gewenschte. gelegenheid zouden hebben verkreegen; zo niet de Koning, welke zich te Dreslen ophield, met groote fpoed van daar was gekomen, om de verwarring noch in tyds te doen ophouden. Van weerkanten had men reeds de wapenen opgevat; twee legers waren reeds in het veld* en de Oorlogs - Trompet beroerde het geheele Ryk. De Koning deed, ftraks na zyne aankomst, den Ryksdag bepaalen, en had het geluk op dcnzelven de gereezene gefchillen tusfchen de beide genoemde huizen weg te neemen- Doch ongelukkiglyk rees op dien Ryksdag al weder een nieuw gefchil tusfchen den Graaf Zamoscki en den Starost van. Zamoscki, over eene geringe Erfenis; d2t lichtelyk Poolen op nieuw in lyden zou hebben gebragt. Doch ook dit gefchil wierd noch in tyds, door tusfehenko nsc van eenige vredelievende Grooten, bemiddeld. Het jaar 1754 was merkwaardig door het byzonder gedrag van den Prins Sangusco, Maarfchalk van Litbauwen , die in een Klooster ging, en zyne goederen onder zyne vrienden verdeelde. De hoofden van 't Gemeenebest verzetteden zich hier tegen, als tegen eene ongeoor* loofde Donatie, en deeden de bezittingen van dien Prins met Soldaaten bezetten. Ondertusfchen was het niet geoorloofd de goederen van II. deel. N een  ï94 GESCHIEDENIS der een Edelman in beflag te neemen, zo lang hy niet wegens een vonnis daar toe veroordeeld Was. Dus moest hier een Ryksdag over worden befchreeven, op welken dit frak zeer duister wierd geoordeeld, en men geen beter middel kon vinden, dan de betwiste goederen vooreerst onder eenige beftierders te zetten. Na dat het jaar 1746 te Breda met onder, handelen was ten einde geloopen, zonder dat men iets was gevorderd, wierden de byeenkomsten in het begin van 1747 al werderom geftremd, door het vertrek van den Markgraaf de Puifieux, die tot Staats • Secretaris by het Fransch Kabinet was verkooren. Noch meer raakte de onderhandeling in de war, in het begin van Sprokkel maand, door de aankomst van den Spaanfchen Gezant de Macanaz , die ook al begeerde tot den vredehandel toegelaaten te worden. Hier tegen zouden de Engelfchen en Staatfchen zich niet hebben verzet, indien men dan ook maar de Gezanten van Weenen en Turin wilde toelaaten. Doch de Heer du Theil, de Franfche Afgezant, verklaarde, dathy met niemand anders dan met de Staatfche en met de Engelfche Heeren mogt handelen. De Spaanfche Gezant fcheen toen zyn verzoek te laaten vaaren, doch het duurde maar tot in 't begin van Lentemaand, dat hy •een Protest inleverde by de Vergadering, waar' by  TEGENWOORDIGE EEUW. i95 by hy nietig verklaarde al wat in dezelve, zonder zyne bewilliging en tegenwoordigheid, ten opzichte van Spanje mogt worden beflooten. Men meende over het algemeen dat de Engelfche afgezondenen hem onder de hand daar toe hadden opgemaakt, om het werk van den vrede op de lange baan te fchuiven. Ook maakten deeze Gezanten zich verder door hunne gefprekken en daaden verdagt, dat zy geenzins den vrede zochten. De Franfchen daarentegen, vooruit zien* de dat uit het voort duuren van den oorlog voor4iun niets zoude te winnen zyn dan het verval hunner geldmiddelen , haakten ernftig naar den vrede. Doch ziende , dat zy niet lichtelyk op draaglyke voorwaarden tot een algemeenen vrede zouden komen, trachtten zy thans de Staatfche Gevoimagtigden fmaak te doen krygen in een afzondetiyken vrede. G-iaine hoorde men de Franfchen over deeze ftolfe, en deelde het verhandelde den Engelfchen me • de, die het 'er vooral op toeleiden om het werk fleepende te houden. De Franfchen verdriet in dit talmen krygende begonnen toen weder te fpreeken van een inval op den Staatfchen bodem te doen: waar op de Hollandfche Gemagtigden hen, gelyk meermaalen, onder het oog bragten , dat dit eene omwenteling in de N z Re:  tg6 GESCHIEDENIS der Regeering zoude doen gebooren worden , die door de Engelfchen fterk wierd gewenscht, doch die, by tyd en wyle, voor de Franfche belangen ten hoogden nadeelig zoude kunnen worden. Ook woog dit zo fterk by de verlichtfte Franfchen dat zy zulks ten hoogften afkeurden, en denkelyk zoude dit nooit zyn gebeurd , zo niet de Maarfchalk van Saxen, mogelyk beter Oorlogsheld dan Staatsman, den Koning eindelyk tot dien voor Frankryk nadee^ ligen ftap had overgehaald. Ondertusfchen kan men zich niet genoeg verwonderen over de kortzigtigheid der Heeren, welke toen hét liegt van de Regeering der Vereenigde Nederlanden in handen hadden, die , niettegenftaande hun niets nader aar; het hart lag dan den Prinfe van Oranje buiten alle bewind te houden, door hun gedrag omtrent de Franfchen de zaaken daar heen bragten , dat de verheffing van het Oranje Huis eerlang een natuurlyk gevolg wierd van hunne maatregelen. De Franfchen en Nederlanders kwamen elkanderen eerlang zo na by, dat te Breda eenige poincten beraamd wierden, die met veel billykheid tot den grondflag van een algemeenen vrede zouden hebben kunnen dienen. Doch de Engelfchen wilden zich voor als noch nies ver;  TEGENWOORDIGE EEUW. itf verklaaren, waar mede de Staatfchen het werk insgelyks op de lange baan fchooven. Thans was het geduld der Franfchen ten einde geloopen, en de Franfche Secretaris der AmbasOde, Chiquet, gaf op den 17 van Grasmaand een brief over aan H. Hoog Moogende, by welken de Abt de la Ville den Staaten kennis gaf, dat de Kening, wanhoopende om anders tot den vrede te komen, beflooren had het grondgebied van den Staat aan te tasten. Weinige dagen verliepen 'er dok maar, of men vernam, dat de Franïhen reeds in Staats • Vlaanderen waren gevallen. Ten dien einde was de 'Graaf van Lowenthall met twintigduizend mannen opgebroken van Brugge, en viel over de Lieve in dit Gewest, het geen, aan alle kanten verwaarloosd, naauwelyks eénigen tegenftand kon bieden. Alle kleine fchanfen in dit Gewest gingen oogenblikkelyk over, en het fterke Sluis opende de poorten ,; na eene influsting van vyf dagen, en zonder dat de Vyand 'er eens eene fchoot op behoefde te doen. Van daar begaf zich de Vyand in het land van Kadzant, 't geen deeilyk wierd geplonderd en gebrandfehat, Ook trok een gedeelte van de Antwerpfche bezetting over de Schelde, en veroverde de Forten aan den linkerkant van dien vloed; waarna ook Lillo en Lief^enshoek overgingen. 3 £ys«.  198 GESCHIEDENIS per Byster groot was de ontfiekenis, welke deeze inval der Franfchen in de Vereenigde Gewesten, en vooral in Zeeland, alwaar men het naast aan het gevaar was, verwekte. Ook had dezelve fpoedig die verandering ten gevolge, welke de verffandigften daar altoos van hadden verwagt. Te Middelburg ontftond het eerst eenige beweeging, in 3velke het huis van een Burgemeester , die het volk wat bars bejegend had , wierd geplonderd. Tot hier toe kwam men aldaar echter niet tot de groote zaak, te weeten de verheffing des Prinfen van Oranj?. Deeze wierd eerst iets laater door de Schuttery te Veere begonnen, welke de Stads Regeering verzocht den Prinfe Willem Karei Henrik frifo rot Stadhouder, Admiraal - Generaal en Capitein, van Zeeland te doen uitroepen; aan welk verzoek aanftonds wierd voldaan. Dit op den 25 van Grasmaand te Veere verricht zynde, liet men ftraks het Oranje - Vaandel van den toren waaien: terwyl zich een ieder met een Oranjelint verzierde. Zo ras dit te Middelburg bekend was geworden, gefchiedde aldaar het zelfde, hoewel op eene minder vreedzaame wyze, dewyl de Regeering zammelde met het gemeen genoegen te geeven. In de overige Steden der Provincie ging het werk zonder veel moeite of beroering door, be. halven te Zierikzee, alwaar eene bystere beroering €.itftond; in welke de Regeering wierd afgezet en eene  TEGENWOORDIGE EEUW. 199 eene zekere Tusfchen - Regeering opgerecht, 't Meest was het volk aldaar gebeeten op den Heer Mogge van Renesfe, welke hier om meer dan een maand lang door de Tusfchen-Regeering in een Logement in hegtenis wierd gehouden en bewaakt, om hem daar door voor de gevaarlyke woede van het volk te bewaaren. Eindelyk viel te Tholen, na het ftemmen tot de verheffing van den Stadhouder, ook veel te doen, van wegen zekere verdenking, als of de Regeering aldaar den Franfchen niet ongenegen was; iets waarvan in die dagen veele Regenten, het zy met het zy zonder grond, wierden verdagt gehouden. Noch voor het einde van Grasmaand wierd de Prins van Oranje door de Staaten van Zeeland erkend als Stadhouder Capitein Generaal en Admiraal van dat Gewest. In 's Hage verfcheenen aanftonds eenige vrouwen en kinderen met Oranje verfierzelen op ftraat: doch de bevordering des Prinfen kon daar niet voltooid worden, zonder dat die in de (temmende Steden was voorafgegaan. Het eerst, was men daar mede vaardig te Rotterdam, voorts te Delft, en verder in de overige Hemmende Steden, Mogelyk zoude alles zonder aanmerkolyke beroering zyn afgeloopen, indien niet door een kaerel te paard, van Maasland - Sluis of den hoek van Holland afgereeden, te Rotterdam de valfche tyding was gebragt, dat de Franfchen met eene ontzachlyke N 4 vloot  eüo GESCHIEDENIS der vloot voor den wal' waren, en zich gereed maakten om eene landing te doen. Te Rotterdam en in den Briel ontftond hier door een geweldig oproer, het welk door middel van Ruiters moest worden geftild. Te Airifterdam was intusfchen alles in vrede afgeioopen, en de verheffing des Stadhouders tot groot genoegen des volks van de Puye afgeleezen. Doch in 'b Hage verveelde het de menigte, dat de ftemmen der Steden naar hunnen zin te traag inkwamen, cn daar door de verheffing des Prinfen Wierd uifgcdcld. Hier door wierd de Hofplaats gevaarlyk vcor veele Regenten, die gerekend wierden in hunne Steden veel te zeggen te hebben , en by den gemeenen man thans te boek Honden als vyanden van Oranje en vrienden van Frankryk. Doch toen de Secretaris Buys den volke, pp den 3 van Bloeimaand, voorlas, dat de Heeren Staaten den Prins van Oranje de Hooge waardig, heden, weleer aan het Doorluchtig Huis verknogt, hadden opgedraagen, maakte de verwarring plaats voor eene algemeen? vreugde. Niet lang na deeze gebeurtenis verfbheen Prins Willem de IV in 's Hage, en wierd aldaar aangefield tot Kapitein en Admiraal Generaal van de Unie, met vrye magt over de Patenten tot kennelyk wederzeggen toe : zynde Z. Hoogheid toen ook reeds tot Stadhouder over Utrecht en Overysfel verkooren. Na het afloopen der gepaste pieg-  TEGENWOORDIGE EEUW. aoï plegtigheden by zulk eene gelegenheid in 's Hage, begaf zich de Prins naar Zeeland, al waar hy binnen Middelburg'met geen geringe pragt wierd ingehaald. Eer noch de Stadhouder aldaar was verfcheenen , hadden de Stsaten van Zeeland, op voordel van die van Middelburg, beflooten , den Prinfe te herftellen in het Markgraaffchap van Veere en Vlisfingen, Ook wierd de Prins erkend als eerfte Edele van Zeeland , en hem toegelaaten, die waardigheid te doen bekleeden door iemand, den Staaten aangenaam, in Zeeland gebooren en behoorlyk gegoed, van den Hervormden Godsdienst en geene Krygsampten bekleedende. Thans was in Zeeland alles in rust, behalven te Zierikzee, alwaar het beftier noch in handen der Tusfchen-Regeering was. Doch, ftraks na zyne aankomst in Zeeland, ontfloeg de Stadhouder die Regenten, welke ook by de Staaten niet erkend waren, en ftelde de oude Regeering wederom aan : wordende de Heer Mogge van Renesfe, die tot hier toe in het Heeren - Logement was be waard, doch tegen welken niemand, toen het 'er toe kwam, eene befchutdiging kon of durfde inbrengen, weder ontflagen. De inval der Franfchen in Staats- Vlaanderen gaf aanleiding tot het beveeien van weekelykfche Bedeftonden , voor welke thans ook een formulier van een Gebed wierd opgemaakt, volgens 't welk N 5 n^  a02 GESCHIEDENIS der nu ook openlyk op order van den Staat voor Zyne Hoogheid moest worden gebeden; iets waarover men, noch niet lang geleeden, een Haagfchen Predikant, die zulks vóór de omwenteling verricht had, onaangenaamheden had aangedaan. Teffens wierd de Vredehandeling te Breda door de Franfchen afgebroken, oordeelende zy die Stad, van wegen de nabyheid der Krygslegers, ongefchikt tot het voortzetten der handelingen. Zy gaven daarentegen te kennen, dat zy gaarne op eene veilige en onzydige plaats de handeling zouden voortzetten , en op dezelve nu ook de Gezanten der Mogen heden, welke zy tot hier toe hadden uitgeflooten, zouden toelaaten. Na dat men zyne gedagten over verfcheiden Steden op Duitfchen bodem had laaten gaan , wierd eindeiyk Aken , als de best gefchikte plaats, uitgekoozen. Daar vergaderden echter de Gezanten niet, in genoegzaamen getale , om iets te beraamen, voor Lentemaand van het volgend jaar. In den beginne had men weinig gedagten van den Vredehandel daar ter ftede, doch toen men er het minst om dagt, was men 'er gereed met de Praeliminairen; op welke de eindelyke vrede, gelyk reeds boven is vermeld, in Wynmaand van 1748 volgde. Ondertusfchen liep het jaar 1747 in de Nederlanden niet ten einde zonder aanmerktlyke Krygsbedryven. Niet lang na het veroveren van Sluis, wierden  TEGENWOORDIGE EEUW. 203 wierden ook Sas van Gend , Philippine, Hulst, Axel en Ter-Neuze weggenomen, waar mede geheel Staats - Vlaanderen, binnen den tyd van eene maand, was veroverd. Niet weinig vermeerderde dit de ontfteltenis in Zeeland, die echter merkeïyk bedaarde, toen de Generaal Smisfaart zich met twaalfduizend mannen in Zuid-Beveland had nedergeflaagen. Ook had men op de Zeeuwfche ftroomen niets te vreezen, dewyl op dezelve de Vereenigde Esquaders van de Engelfche en Staatfche Schepen volkomen meester waren. De Franfchen aan deezen kant ook niets meer ziende uit te rechten, begaven zich naar den Maaskant, waar uit men met reden fcheen te mogen befluiten, dat zy het oog hadden op Maastricht. Het Vereenigd leger trok toen insgelyks op, om die Stad te dekken, en 'er des noods een Veldflag om te waagen: zynde de beide legers thans genoegzaam even .fterk. Op den tweeden van Hooimaand van 1747 kwamen de legers in elkanders gezicht by Lafeld, by welke plaats lang en veel gevochten wierd, tot dat de Franfchen, die post veroverd hebbsnde, aldaar doorbraken, en dus de Bondgenooten noodzaakten tot wyken. De Franfchen wonnen dus den flag: doch de aftocht der Bondgenooten ge* fchiedde in goede orde naar Maastricht; terwyl men het verlies van weerkanten byna even groot rekende. De Staatfche benden hadden weinig deel aan dit  2C4 GESCHIEDENIS du- • dit gevegt gehad, dewyl zy, van wege de oneffenheid des gronds, niet tydig genoeg hadden kunnen aanrukken. Zy waren thans voor de laatfte maal aangevoerd door den Vorst van Waldeck, die eerlang zyn afïcheid nam en naar huis vertrok, zo zommige meenen uit misnoegen, om dat men hem het bewind over Bergen op Zoom , welkè Stad thans met eene belegering bedreigd wierd, niet had willen opdraagen. Kort na den fcg van Lsfeld begaven zich de Franfchen, onder den Graave van Löwenthall, ■ die met een klein leger een tyd lang in de nabuurfchap van Mechelen had huis gehouden, voor Bergen op Zoom. Na dat zy zich vooraf meester hadden gemaakt van Zandvliet,. zonder echter de bezetting dier plaats in handen te kunnen krygen: hebbende de Bevelhebber binnen dezelve, de Kolonel Kinfchot, zich met fliile trom zo behendig met zyn volk weggemaakt, dat zy al twee uuren gaans vooruit waren, eer het de Franfchen bemerkten. Tusfchen den 14 en 15 van Hooimaand wierden voor Bergen op Zoom de loopgraven geopend, en de ■Stad eerlang vinnig befchooten. Ondertusfchen hadden de Franfchen, misleid door een gebrekkig Plan der Vesting, dezelve aangetast aan den kant der Woulche Poort, daar zy vast het fterkst is. Dit niettegenftaande voeren zy voort met het graaven van loopgraven  TEGENWOORDIGE " EEUW. 203 ëti het oprichten van Batteryen op de gewoone wy«, hoewel met oneindig veel moeite en verlies van volk: waar door zy het eindelyk in het begin van Herfstmaand zo ver bragten dat zy den bedekten weg ter wederzyde van het Ravelyn Dedem, benevens de Lunettes Utrecht en Zeeland, veroverden. Waar door zy toegang kreegen tot den bedekten weg, en gelegenheid bekwamen tof het aanleggen van gezonken Batteryen in den bedekten weg, "onder welke het onmogelyk was eene bres te fchieten in het laag Muurwerk, op het welk de capitaale wal rust, waar in geen klein gedeelte van de fterkte der Stad is gelegen. Met grooten arbeid en veel verlies van volk kreegen de Franfchen bet zo verre, dat zy op den ,2 van Herfstmaand konden beginnen met bres te fchieten op de face, der Bolwerken Pucelle en Koehoorn en op het Ravelyn Deden, Daar hielden zy twee dagen mede aan, en meenden, volgens zomnnger oordeel, dat de bresfen groot genoe, waren om ftorm te loopen, waar toe de Jc tusfchen den vyftienden en zestien en was beftemd. In de Stad had men daar geen het rninfte denkbeeld over, en bragt dien nagt zeer genat door, tot dat men in den morgenuond van den 16 onzacht gewekt wierd door de tydiog dat de Franfchen de te geringe wagten, welke fflen tot bewaaring der beide aangevocht Bol. werken,  2oö GESCHIEDENIS der werken, die van het Ravelyn Dedera en van deri onderaardfchen uitgang van Fullenius, tusfchen de beide genoemde Bolwerken had geplaatst, hadden overrompeld, en reeds in de Stad begonnen door te dringen. Spoedig kwam de bezetting in het ge» weer, en verdedigde zich manmoedig, zo dat 'er van weerkanten veel volk fneuvelde. Ondertusfchen wierd de overmagt der fteeds indringende Franfchen zo groot, dat de bezetting al vechtende, door de Steenbergfche Poort, buiten de Stad moest wyken. Na het overgaan der Stad gingen de Franfchen aan het pionderen en vrouwen fchenden , gelyk doorgaans gebeurt in overrompelde Steden, waar in echter ras order wierd gefield. Onbegrypelyk groot was de ontfteltenis door het geheel Vereenigd Gemeenebest, op de tyding van het overgaan van Bergen op Zoom, welke Stad by veelen onwinbaar, en by andere, ten minden voor als noch, zonder eenige bedenkelykheid, wierd ge» oordeeld. Zommige lieden, denkende dat de Franfchen nu dus maar verder door zouden dringen, verlieten hunne woonplaatzen in Holland en Zeeland. Ook ging den Roomfchen na, dat zy zich op verfcheiden plaatzen grootelyks over deeze overwinning der Franfchen verheugden , 't geen ten gevolge had, dat zommige hunner mishandeld en hunne huizen wierden geplonderd. Het ontbrak ook niet aan lieden, die vast fielden, dat 'er eene  TEGENWOORDIGE EEUW. ac.7 eene geheime zamenzweering met den vyand moest hebben plaats gehad; tot hoedanig eene verdenking echter nooit eenig fpoor heeft kunnen worden gevon* den. Men kan nochtans die geene, welken het hoofdbewind der zaaken binnen de overrompelde Stad hebben gehad, niet vry fpreeken van groote misdagen. Want was inderdaad de belegering zo ver gevorderd , dat de vyand kon ftorm loopen , zo had men zich, of door eene groote vermeerdering der verzwakte bezetting, moeten in daat dellen , om een dorm af te daan ( daar genoegzaame gelegenheid toe was, om dat men van achteren tot de Stad een vryen toegang had ), of men had de Stad by verdrag moeten over geeven. Om nu niet te zeggen, dat men, door de drooge graften vol water te laaten loopen, 't geen men ook in zyne magt had, den vyand noch lang zoude hebben kunnen weeren. Waren daarentegen de bresfen hoch niet behoorlyk beklimbaar, gelyk men in de Stad waande, zo had men de bolwerken, ten minden met zo veel volk moeten voorzien, als noodig was, om eene verrasdng onmogelyk te maaken. Tot betere weering van den naderenden vyand, bedooten de Staaten van Holland, eerlang, de weerbaare manfehap in hunne Provincie op te neemen, en dezelve in de wapenen te doen oeffenen. Ook nam men een befluit, om honderd Ven.  2o8 GESCHIEDENIS ots ? Vendelen Waardgelders aan te werven, ieder van honderd koppen, om met of zonder de gewoone bezettingen te dienen, tot bewaaring der ruste en veiligheid der Binnenlandfche Steden. Men kon intusfchen niet meer dan vierduizend mannen Waardgelders in de wapenen krygen, die ook maar weinig dienden tot bewaaring der Binnenlandfche rust, waar toe men ze veelal had aangenomen: dewyl zy op verfchcidene plaatzen onrust ftookten. Men zond dit Volk derhalven naar de Grensplaatzen, waar in zy bleeven, tot dat men, van den Vrede verzekerd, dezelve kon afdanken. Dagelyks groeide intusfchen her. misnoegen over het beleid der zaaken: waanende zeer veelen, dat de tegenwoordige Regeering met den vyand heulde, en dat 'er geene verbetering te wagten was, dan met den Stadhouder meerder magt te geeven, en de verdagte Regenten van bet kusfen te zetten. Niet weinig wierd de yver en moed der Vrienden van het Oranje-Huis opgewekt, door een uitvoerig voordel der Hollandfche Edelen, ten opzichte van het Erf - Stadhouderfcbap; waar by zy te kennen gaven, dat, daar het Vaderland doorgaans uit den grootlien nood, door Prinfen uic het Oranje - Huis, was gered, en men, door de verheffing van Z. D. Hoogheid , daar in het loffelyk voetfpoor der Voorvaderen had gevolgd, men teffens zo veel mogelyk voor de in ftand hou. ding  TEGENWOORDIGE EEUW. 209 ding der Stadhouder]yke waardigheid, voor het toekomende, moest zorgen, en dezelve daarom behoorde erffclyk te verklaaren, niet alleen in de mannelyke linie, maar ook, dewyl Prins Willem de IV noch geen mannelyke kinderen had, in de Vrouwelyke linie, behoudens eenige voorzorg gen nader by het voorftel bepaald. Hadden de Vroedfchappen der Hollandfche Steden fpoedig kunnen bewilligen in der Edelen voorflag, zy zouden daar door mogelyk veele onaangenaamheden hebben voorkomen; doch daar de onderhandelingen op dit ftuk naar de mee» ning van veele Oranje-Vrienden te lang duurden, wierden dezelve op nieuw onvergenoegd , en kwamen daar door op meedere bezwaaren, waar van de voornaamfte thans waren de begeeving der kleine Ampten in de Steden, en het gebruik der aanzienelyke penningen, welke voortkwamen uit de Posteryen. Het Hond veelen, en waarlyk niet zonder reden, tegen de borst, dat de Regenten der Steden de kleine, doch op zommige plaatzen zeer veel opbrengende Ampten , onder zich in hunne familien hielden , en voor een klein ftui-i vertje lieten bedienen, of .dezelve dikwyls gaven aan uitbeemfche Dienstbooden, met voorbygaan van braave en met zwaare Huisgezinnen belaadene Purgers. Aangaande den opbreng der Postcryen, had het zelfde misbruik plaats, deelende de II. deel. . q Re-  sic GESCHIEDENIS du Regenten der Steden die penningen onder elkandêren. Het laatfle misbruik wierd intusfchen door de Regeeringen der Steden zelve eerlang verbeterd, draagende dezelve de voordeden der Posteryen op aan den Stadhouder, die ze aanlionds afftond aan 's Lands Kasfe, 't welk echter niet gedaan wierd door de Regeering van Amfterdam, geevende die magtige Stad dit aanzienelyk inkomen aan haare Stads Kasfe. Hier over rees groot ongenoegen met de overige Leden van Holland; doch Amfter» dam hield het Huk vast, voorreden geevende, dat de Stad van alle kanten zo veel was achter uitge,gaan, dat haare geldmiddelen, zonder deeze onderfit uning, ras in een doodelyk verval zouden moeten geraaken. Te Rotterdam was intusfchen eene geweldige beroerte ontdaan, en men noodzaakte de Regeering met zvvaare bedreigingen tot het aflee« zen eener belofte, om in het vervolg de bedoelde Stads Ampten aan de meestbiedende te verkoopen. Doch fpoedig zond de Regeering haare bezwaaren aan den Stadhouder, die daarop Gemagtigden zond naar Rotterdam, welke de verklaaring omtrent het verkoopen der ampten, by Publikatie verklaarden voor afgedwongen, en de Burgeren vermaande toe ftilte. Deeze Publikatie, in zeer kragtige termen gefield, flilde hier den oploop , en kwam denzei ven voor op de meeste plaatzen, alwaar het Yolk mede op hol was. Intusfchen liep het zo  TEGENWOORDIGE EEUW. au zo gemakkelyk niet af te Amfterdim, dewyl het, gemeen aldaar, den Regenten ook een verzoekfchrifc willende op dringen, met geweld in Burgemeesters kamer drong, en eenige geweldaadigheden pleegde, die echter fpoedig een einde namen door den yver der gewapende Burgery, die de Oproermaakers eindelyk uit eikanderen jaagde. Men was inmiddels in Holland gereed geworden met een Raadsbefluit, om aan het OranjeHuis het Erffiadhouderfchap , zo in de mannelyke als in de vrouwelyke linie, onder zekere noodzaakelyke voorbehoudingen, op te draagen. Teffens gaf men daar kennis van aan Zeeland, en gaf aan dat Gewest den raad, om eVeneens te doen; gelyk ook eerlang gebeurde, na dat Middelburg en Zierikzee, die daar beide groote zwaarigheid over hadden , zich met de denkbeelden der overige Staatsleden eenpaarig hadden verklaard. Reeds in 1722 hadden de Gelderfche Staaten Prins Willem den IV tot hun Stadhouder aangebreid , doch op zeer bepaalde voorwaarden , die geenzins ftrookten met de wyze, op welke Z. Hoogheid thans die waardigheid in Holland en Zeeland had aanvaard. Ras ontuonden hier door beweegingen in de Steden, om de Regenten te noodzaaken, tot het wegneemen der paaien, welke men aan 's Prin* fen grootheid had gelteld. Op de meeste piaatfën ging dit gemakkelyk door, doch te Arnhem wierden O at de  iii GESCHIEDENIS der de Regenten op het Stadhuis vastgehouden, tot dat dezelve bewilligden. Waar op het Stadhouderfchap den Prinfe wierd opgedraagen op den zelfden voet , op welken Koning William hetzelve had bezeten, en hetzelve verder erffelyk verklaard in het Huis van Oranje. Die van Overys. fel hadden reeds begreepen den Stadhouder eene uitvoerige Inftructie te geeven, doch vreezende voor de gevolgen, droegen zy de Stadhouderlyke waardigheid op den zelfden voet op, als Gelderland had gedaan. Alles zoude dus in dit Gewest hebben afgeloopen zonder eenige opfchudding. Zo niet een Roomschgezinde Vischverkoper te Deventer zich door zyne onvoorzichtigheid een merkeïyk onheil op den hals had gehaald. Deeze , den Franfchen zeer toegedaan, had by zekere gelegenheid gedronken op het welzyn van den Franfchen Koning; 'c geen , bekend geworden zynde, tegen hem geene geringe verbittering verwekte. Zulks hem door een Jongen zynde verweeten, gaf hy dien een klap aan de ooren, 't geen eene verzameling van misnoegden verwekte, die hem eerst met fteenen gooiden, en naderhand het huis pionderden. In Friesland, Groningen en Drenthe wierd omtrent deezen tyd ook wel gehandeld over het Erffelyk verklaaren der Stadhouderlyke waardigheid in de* Vrouwelyke linie. Doch tot hier toe kon men daar niet toe beflUiten. ÏNaau.  KJ!» VISCHVKaKOPER *ü MKVKNTJSn.ls'T JAAR J.747. BOOiTt i:mKNlW!, STKKHKN GKVtlSrXS,» zgKHUIS caOT.O*ïHUU>.   TEGENWOORDIGE EEUW. *ig Naauwelyks was de verwarring, welke in het Gemeenebest door de verandering der Regeeringsform was ontdaan, meerendeels geweeken, of de Franfchen kwamen wederom voor den dag met voordellen van Vrede, die hier thans geoordeeld vvierden op zeer gevaarlyke inzichten te deunen. Zy wierden hierom vry mannelyk beantwoord, en gevolgd door een verbod van uitvoer van wapentuig en Scheeps-Bouwdoffen, gelyk ook van den invoer van Franfche Waaren ; 't geen geoordeeld wierd een kragtig middel te zullen zyn, om de Franfchen te brengen tot gemaatigder beginzelen, naar dien zy gewoon waren een aanzienelyk deel hunner hnds Producten in het Vereenigd Gemeenebest te flyten. IXoch meer kon daar toe dienen de overeenkomst die in den Herfst van dit jaar getroffen wierd, tusfchen de Rusfifche Keizerin en den Koning ran Groot - Brittannien, volgens welke de Keizerin aannam naar de Nederlanden te doen trekken van haare benden een getal van zevenendertigduizend en vyfhonderd mannen, wier eerde kolom noch voor het einde des jaars op reis zoude gaan. Teffens wierd 'er eene overeenkomst getroffen tusfchen de Bondgenooten, om in het volgend voorjaar honderd en tweeënnegentigduizend mannen in het Veld te brengen. De Staaten troöen ook eene overeenkomst met den Hertog van Brunswyk- Wolfenbuttel, om hun vierduizend O | mannen  %\% GESCHIEDENIS der mannen te leveren. De Franfchen waren daaren-* tegen niet minder werkzaam, ten welken einde zich de Maarfch.dk van Saxen al vroeg naar de Nederlanden begaf, om, met den nu ook tot de waardigheid van Maarfchalk verhevenen Graave van Löwenthall, een ontwerp te maaken voor den volgenden Veldtocht. Noch in Lentemaand trokken de Franfchen te zamen omtrent de Dyle en de Nèethe, en fcheenen dus het oog te hebben op Steenbergen of Breda, omtrent welke Stad de Bondgenooten hun leger hadden verzameld, om die Stad en teifens de Hollandfche Grenzen te dekken. -Doch eer hier iets verder gebeurde, trokken de Franfchen op het onverwagtst af naar Maastricht, en floegen het beleg voor die Stad, omtrent het raidden van Grasmaand, en verpligtten den Generaal Chanclos, die met eenige Duitfcbe benden daar had post gevat, óver den vloed te wyken. Lövventhall trok toen ook "over de Manze, en legerde zich aan den kant van Wyk: terwyl de Maarfchalk van Saxen met het gros des legers den Luikfchen kant bezette. Reeds den 15 openden de Franfchen de loopgraven aan weerkanten der Riviere, doch wierden in die werk buitengewoon gehinderd door het hevig fchieten uit de Stad, binnen welke de dappere Generaal van Aylva het bevel voerde, die in tyds alles had bereid het geen dienen kon om eene be-  TEGENWOORDIGE EEUW. 2T5? belegering langduurig en voor de aanvallers bloedig te maaken. Ook leeden de Franfchen veel door de geweldige flortregens, welke 'er in dit voorjaar vielen. Met dit alles zetten de Belegeraars hun arbeid, zo goed in hun vermogen was, voort, tot den - derden van Bloeimaand, wanneer de Stad' voogd bevel ontving van den Hertog van Cumberland, die het opperbevel voerde over het Vereenigd leger, om de Stad over te geeven. De reden deezer anderzins in ge-nen deele noodzaakelyke overgave was gegrond in het fluiten der voorloopige poincten van vrede, te Aken, alwaar een ftilfland van wapenen was getroffen, alleen de Stad Maastricht en haare belegeraars uitgezonderd: meenende de Franfchen, dat het de eere des Konings te na was, zyn leger van voor deeze Stad weg te trekken, eer hetzelve daar binnen was geweest. Ondertusfchen was by de gemelde Praeliminairen bedongen , dat de Franfchen alles, wat zy veroverd hadden, zouden te rug geeven. M;n oordeelde hierom dat het eene dwaasheid zoude zyn, het kostelyk menfchenbloed aldaar langer te plengen, en befloot daarom de Stad over te geeven, om dezelve eerlang te rug te ontvangen. Met weinig moeite waren het de Franfchen , Engelfchen en Staatfchen , te Aken eensgeworden over de voorloopige artikelen van vrede, doch de Kedzerlyken waren 'er flegts maatig mede O 4 te  sï5 GESCHIEDENIS dis te vrede, en leverden 'er zelfs een protest tegen in; het geen een geheim poinct tusfchen de overige genoemde Mogenheden bewerkte, om, wanneer daar door de zaaken verder op de lange baan wierden gefchooven , de handen in een te flaan, en die geene, welke zich tegen het voltrekken van het heilzaam vredeswerk mogten verzetten, daar toe gemeenfchappelyk te noodzaaken: welke ernöige maatregelen de Oostenrykers ras van toon deeden veranderen. Eer men ondertusfchen het werk eener algemeene bevrediging op een zo goeden voet had gebragt, was op den achtften van Lentemaand haare Koninglyke Hoogheid de Prinfes van Oranje verlost van een Zoon, die op den elfden van Grasmaand, by de plegtigheid van den doop, den naam ontving van Willem. Hier door wierden de onlangs aan het buis van Oranje opgedraagene waardigheden merkeïyk verzekerd, dewyl de geheele hoop van het zelve voorheen alleen berustte op Prinfes Carolina. Het hield ondertusfchen niet lang aan na de geboorte van den jongen Prins, of 'er ontflonden op nieuw geweldige beweegingen in het Gemeenebest, en wel in de eerfte plaats in Groningen en Ommelanden, alwaar men tot hier toe geaarfeld had, met de Stadhouderlyke waardigheden erffelyk te verklaar en in de Vrouwelyke linie; zynde, ook tegen  TEGENWOORDIGE EEUW. 217 tegen den zin der menigte, de Stadhouder aldaar aan eene zo naauw bepaalde Inltructie verbonden, dat hy weinig van belang kon uitvoeren zonder de Staaten* Ondertusfchen geraakte het oproer aan den gang op den 17 vin Lentemaand, wanneer de Schippersge. zeilen, vreugde betoonende over de geboorte van den jongen Prins, aan eenige voornaame huizen om een drinkpenning vraagden, en, naar hunne meenirg, op eene onbehoorlyke wyze wierden bejegend , aan het huis van den Burgemeester Joannes Geertfema: 't geen ten gevolge had, dat het kos. telyk huis van dien Burgemeester deerlyk wierd uitgeplonderd. Wat laater wierd bet pas geftild oproer weder leevendig,. en had thans ten gevolge, dat de Regenten met geweld wierden genoodzaakt, de opvolging dss Stadhöuderfchaps ook in de Vrou. welyke linie erffelyk te verklaaren, en te gedoogen, dat een nieuw Reglement van Regeering wierd vastgc-fteld, by het welk de magt des Stadhouders merkeïyk wierd vermeerderd. In Friesland borst in Bloeimaand deezes jaars insgelyks een geweldig oproer uit tegen de Regeering. Het wierd begonnen, met het betoonen van een allergeweldigst misnoegen tegen het invorderen der Gemeene Middelen, by we» ge van Verpachting. Ondertusfchen ontkwamen de meeste der Pachteren het gevaar, 't geen hen dreigde, vry genadig: koelende de woeste menigte haaren lust vooroaamelyk aan de zogeO 5 naamde  2i8 GESCHIEDENIS der naamde Opzichters Huisjes, die doorgaans onder het fpeelen op Trommelen _en Haubooien wierden om verre gehaald of verbrand. De voorftanders van het Oranje • Huis Haken insgelyks de hoofden by eikanderen, en lieten zich door het Gemeen committeeren tot eene Vergadering op den Doele te Leeuwarden , om daar over 's Lands toelhnd te raadpleegen, en het gemeende noodig redres omtrent ver» fcheidene dingen te vorderen. Eerlang bewerkre deeze Vergadering by de Staaten van Friesland: Dat het Erf - Stadhouderfchap in de Vrouwdyke linie erflelyk wierd verklaard: Dat aan den Stadhouder wierd gegeeven de Decifie , tusfchen de verfchiüende meeningen der vier kwartieren van Staat, wanneer, door het advifeercn van twee Kwartieren tegen twee , de Stemmen mogten fteeken, en cus geen advies kunnen worden uitgebragt: en Dat eit delyk aan Z. Hoogheid wierd opgedraagen de begeeving der Militaire Ampten. Na het doordryven deezer Refolutifn hadden de Heeren Doelisten voorzeker zeer gerust naar huls kunnen gaan: doch thans kwamen zy met eene menigte voorftellen voor den dag, die waarlyk ftrekten tot omkeering der Regeeringsform dier Provincie. Eindelyk wierden echter hunne dwaaze, en veelal eigenbelang bedoelende poogingen verydeld, door dien de Siaa-i  TEGENWOORDIGE EEUW. 219 Staaten en de Stadhouder de handen in etkaM deren floegen , en de oproerige beweegingen , door het laaten aanrukken van een klein aantal van krygsvolk, deeden eindigen. De Heeren Doelisten vergaderden toen voor de laatfte keer, om de rekeningen hunner verteeringen op te maaken, en dezelve door het Volk te doen betaalen: waarna een ieder gerust naar huis ging. Aanmerkelyk is het, dat veele der yverigfte Vrienden van Oranje, in deezen tyd , in de laatfte beroerten van het Gemeenebest met geen minder drift tegen den Prins en alle deszelfs Voorvaderen hebben gefchreeuwd! Te Groningen en in de Ommelanden was de Regeering insgelyks genoodzaakt te komen tot het affchafren der Pachteryen, na dat de Opzichters Huisjes insgelyks door het Gemeen waren om ver gehaald. In de overige Provinciën, en in Drenthe, vielen ook merkelyke bewèegingen voor f waar door de affchaffing dier gehaate belasting wierd beoogd en verkreegen. Doch, het geen elders gebeurd was, had geene- gelykenis met de bewèegingen in Holland, alwaar men het niet zo zeer op de Opzichters Huisjes, als wel op da Pachters zei ven, had gemunt, wier Huizen alom deerlyk wierden geplonderd. Het ergst van allen ging het te Amfterdam, alwaar men binnen twee dagen twintig Pachters huizen met de grootfte verwoedheid pionderde. Inzonderheid ging het geweldig toe aan  Sao GESCHIEDENIS der aan de huizen van de Directeuren der Wynen, in wier kelders een groote menigte van vaten en flesfchen met allerlei wynen wierden gevonden, die gulzig ten lyve geflagen, of baldaadig wierden geplengd. Naar maate de menigte door den drank wierd verhit, vermeerderde de woede in het pionderen , zo dat de muitemaakers hun eigen volk niet ontzagen, en veele gekwetst wierden of dood bleeven onder de tafelen en ande. re zwaare goederen die van de boven - verdiepingen naar beneden wierden gewdrpen. Toen de Pachters huizen meest waren uitgefloopt, begon het volk, op buit en wyn verlekkerd, ook andere burgeren'te dreigen. Doch nu kwam de Sehuttery, die het werk tot hier toe had aangezien, in het geweer^ en deed de tomelooze menigte, door 'er eenige onder voet te fchieten, ras verftuiven. Twee der grootfte Belhamels wierden gevat en gelr.ngen, by welke gelegenheid by toeval eene groote verwarring onder de vergaderde toekykers ontfrond , die een geweldig gedrang ten gevolg had, in het welk veele perzoonen, vooral door in het Damrak gedreeven te worden, omkwamen. Na dien tyd wierden in de meeste Gewesten, in welke men de Pachteryen had moeten affchaffen, de Gcmeene Lands • middelen by Collecte ingevorderd. Na het overgeeven van Maastricht aan de Fran-, fchen,  TEGENWOORDIGE EEUW. ftf fcheti, volgde ftraks een algemeene ftilftand van wapenen, en eindelyk in Wynmaand de Akenfche Vrede.' Zodra men toen overeengekomen was, aangaande den hertocht der op weg zynde Rusfifche Troepen, begonnen ook de Franfchen de door hun weggenomene Steden te ontruimen, en wel in het eerst Bergen op Zoom en Staats-Vlaanderen, en wat laater de Oostenrykfche Nederlanden. De Kry?sgevangenen, die in merkelyken getale tot diep in Frankryk waren weggevoerd geweest, keerden teffens naar huis. Zo dat zich thans van buiten alles fchikte naar rust. Ondertusfchen waren de gemoederen van veele, binnenlands, noch te veel beroerd , om zo fpoedig tot bedaaren te komen. Door geheel Holland en elders wierden nieuwe beroeringen aangericht, die eindelyk de oude Regenten noodzaakten hunne ampten neder te leggen, en voor nieuwen plaats te maaken. Doch' nergens rees de onrust hooger dan te Haarlem, alwaar de Burgery yolftrekt weigerde zich te onderwerpen aan de fchikjkingen der Staaten, omtrent het heffen der belastingen : zo dat men eindelyk derwaard Krygsvolk zond, 't welk de Houtpoort innam, en de wederfpannige Schutters ontwapende. Wat laater wierd in Holland en elders eene algemeene Vergiffenis verleend aan die geene,, welke zich in de nu geëindigde onlusten aan misdaaden hadden  sas GESCHIEDENIS du den fchuldig gemaakt; en daar mede begon zich uk les weder naar de rust te fchikken. De Oostenrykfche Monarchin had, by den Akenfchen Vrede, Silefie op nieuw moeten af. ftaanaan den Pruislifchen Koning, doch niet, dan met voorneemen, om zich by de eerfte gelegenheid van deezen vetten brok weder meester te maaken. De Graaf van Kaunitz, haar Gezant te Aken, begon op het Vredes-Congres zei ven daar toe reeds den weg te baanen, met den Franfchen voor te (lellen, dat de Keizerin hun da Oostenrykfche Nederlanden wilde laaten, mits dat de Franfchen hunne wapenen met de haare vereenig. den, om Silefie te herwinnen. Dit aanbod was voorzeker voor de Franfchen zeer ftreelende, doch zy waren te veel uitgeput, om een nieuwen oorlog, die daar van het gevolg moest zyn, te waagen. Wat laater wierd de Graaf naar Parys gezonden, als Gezant van den Keizer, alwaar hy alle moeite deed om den haat, die tusfchen de Huizen van Bourbon en van Habsburg beftond, zedert de tyden van Karei den V, en Francois den Eerden, weg te neemen: terwyl hy het gedrag van den Pruisfisfchen Monarch zo veel mogelyk zogt yerdagt te maaken. In het begin hadden zyne redeneeringen weinig invloed doch allengs begon men meer naar hem te hooren; 't geen het vertrouwen der wederzydfche Hoven grooter maakte  TEGENWOORDIGE EEUW. caj te dan het in verfcheidene Eeuwen geweest was. 'Er ontftond ook eenige verkoeling door tusfchen de Hoven van Verfailles en Berlyn. Doch verder konde het Kaunitz tot hier toe niet brengen. Toen de Oostenrykers zagen, dat zy tot noch toe niet in ftaat waren om de Franfchen en de Pruisfen geheel en al met eikanderen over hoop te helpen, beproefden zy hun geluk aan het Rusfifche Hof, alwaar zy zich door penningen ras vrienden maakten, die niet nalieten den Koning veel kwaads te berokkenen. By gelegenheid van een drievoudig verbond, tusfchen Frankryk, Pruisfen en Zweeden., tot handhaaving van het evenwigt in het Noorden van Europa, maakte de Graaf Bestuchef, die in de Oostenrykfche belangen was overgehaald, daar gebruk van, om de Keizerinne Elizabeth, by welke hy veel invloed had, te ontrusten, en haar vyandelyke gevoelens tegen Pruisfen in te boezemen ; welke tengevolge hadden, dat'er jaarlyks, zedert 1750, groote Rusfifche Campementen op de FinJandfche en Lyflandfche grenzen plaats hadden. Hier kwam eerlang by een gefchil tusfchen Rusland en Zweeden over de grenzen in Finland, die niet genoegzaam by het verdrag van Abo waren bepaald; waar door de Rusfen gelegenheid kreegen, om, wanseer zy wilden, den oorlog te beginnen. Den vertrouwelingen van den Suxifchen Keurvorst lag het ook noch zwaar op het harf, dat  s24 GESCHIEDENIS der dat Koning Frederik in den laatften Silefifchen oorlog geheel Saxen zo gemakkelyk had in bezit gekreegen. Deeze voegden zich nu ook by de Vyanden van dien Koning, en beraamden zyn val, zo het mogelyk was, met de Keizerlyke Hoven. Ondertusfchen gelukte het den Koning kennis te krygen van alle die geheime maatregelen zyner Vyanden, en daar door, zo veel de natuur der zaake toeliet , zich daar tegen te wapenen. In 1753 vertrok de Rusfifche Gezant misnoegd van Berlyn , onder voorwendzel, dat men hem alleen had te huis gelaaten op een Feest, op het welk alle andere vreemde Gezanten waren gcno« digd. Waar van echter die Minister zelf de oorzaak was, dewyl hy zich voorbedagtelyk op den tyd, dat de Gezanten door den FIof-Fourier genodigd waren, had te zoek gemaakt, om dus zodanig een armhartig voorwendzel tot zyn vertrek te kunnen gebruiken. De eer des Pru'fifchen Monarchs vorderde toen, dat hy insgelyks zya Gezant van Petersburg te huis ontbood. Niet weinig verheugden zich de Oostenrykers hier over, vooral om dat de Pruisfifche Gezant een zeer werkzaam en doortrapt man was, die meermaalen hunne verdigtzels had om geftooten. Thans was 'er niemand te Petersburg, die hunne logenen kon om ver werpen, waar van zy gebruik maakten, om  TEGENWOORDIGE EEUW. acy 'om de Keizerinne Elizabeth, een mensch van geen groot doorzicht, te doen gelooven, dat de Pruisfifche Monarch had zoeken een opftand in het Rusfifche Ryk te bewerken, om haar van den throon te ftooten en Prins Iwan daar op te plaatzen. Iets van dien aart, zo het waar was geweest, had aanftonds een oorlog ten gevolge moeten hebben. Doch de vyanden van Pruisfen oordeelden de tyden daar noch niet toe gefchikt, en bewoogen haare Rusfifche Keizerlyke Majesteir om voor als noch de by haar verwekte gevoeligheid niet te laaten blyken. Intusfchen waren de gefchillen tusfchen Rusland en Zweeden over de grensfcheldingen in hcc vriendelyke verelTcnd. Doch in 1756" viel in Zweeden eene Staatsvcrwisfeling voor, welke invloed had op het geheel Systema van Europa. De Koning had een tyd lang gefchil gehad met de Ryksraaden der Franschgezinde party, over een te b3gccvene Majoorsplaats, welke de Koning Wilde geeven aan den lieer Leven , doch de Raaden aan den Keer Tierzen. De Ryksraaden kreegen toen hun. zin; doch de aanhang des Konings nam dit zo kwalyk, dat dezelve, vervolgens, alles deed om de Franfchen te kwellen. Op den Ryksdag van 1753 had de Hofparty gehoopt, een Maarfchalk naar haaren zin te bekomen, doch dit viel volkomen ten haaren nadeele uit. De Ryksraaden, hier door ver weg II. DEEL, P de  £25 GESCHIEDENIS be* de meerderheid by den Ryksdag hebbende beko» men, deeden toen het gefchil, 't geen tusfchen haar en den Koning over het begeeven van een aantal posten beftond, geheel ten nadeele van den Monarch beflisfen. Na deeze overwinning kende haare heerschzucht geene paaien, zo dat zy zelfs de Koninginne noodjaakten tot het overgeeven van de Jttweelen der kroon. De Graaven Brahé, Horn en Wrangel, verontwaardigd over de grove beleedigingen welke de Koning moest verdraagen, beraamden een Plan om de Regeeringsvorm te veranderen, en den Koning in zyn aloud gezag te herftellen. Doch toen het 'er toe kwam waren zy te bevreesd, om hunne genomene maatregelen uit te voeren. Hier door wierd de geheele zamenzweering ontdekt, en door de Ryksraaden verydeld, die, onder anderen, den Graave Brahé gevangen kreegen, en hem deeden onthoofden. Teffens wierd de Koning van het weinig gezag, 'c geen hy noch had, geheel beroofd, en alles gefchikt naar denzin derFranschgezinde Ryksraaden, die eerlang, om aan den wensch van het Hof van Verfailles te voldoen , Zweeden ook deel deeden neemen in den zevenjaarigen Oorlog. 1 De Engelfchen geraakten, na het fluiten van den Vrede te Aken, met de Pruisfchen'in gefchil over eenige fchepen aan PruishTche onderdaanen toebehoorende, doch die door de Engelfche Ka-  TEGENWOORDIGE EEUW. tap Kapers, geduurende den oorlog, waren genomen. Mogelyk zou die gefchil, waar by ook eerlang kwam dat over de betaaling der penningen, voorheen door de Oostenrykers, onder te pand (telling van Silezie opgenomen, zeer ernuig hebben kun» nen worden. Doch deeze zaak had geen gevol* gen, dewyl een weinig laatcr een veel gewigtiger twist uitbrak tusfchen Frankryk en Engeland, over de grenzen van Canada, welke men, by den Akenfchen Vredehandel, vergeeten had naauwkeurig te bepaalen. Men had daar wel bepaald , dat de daaromtrent plaats hebbende gefchillen door Commisfarisfen zouden worden vereffend, doch derzelver onderhandelingen maakten de zaaken eerder erger dan beter, en eerlang wierden de Engelfche en Franfche benden op de grenzen van Canada dagelyks handgemeen, in 't midden van den Vrede. Geweldig was het ongenoegen, *t geen hier over te Londen ontflond, daar men eoch met den Akenfchen Vrede flegts maatfg ver» genoegd was geweest. Alles zou zich daar echter mogelyk noch hebben gefchikt, zo niet da Hertog van Cumberland, ziende, dit zyn Vader da Koning dagelyks verzwakte, en begeerig om on. der de volgende Regeering den zelfden invloed te behouden welken by thans bezat, daar toe niet eene omwenteling in het Minïstéry had noodig geoordeeld; inzonderheid om den "Heer Fox tot P 3 eer-  sü8 GESCHIEDENIS der eerden Staatsdienaar te bevorderen, in plaats van den Hertog van Newcastle, die volftrekt tegen den oorlog was. Hierom hitften de afhangelingen van den Hertog van Cumberland het volk op, om oorlog met Frankryk te eifchen, en bragten de zaaken in dien ftaat, dat de oorlog reeds met 1754 onvermydelyk wierd geoordeeld. De Pruisfifche Monarch was wel een Geallieerde Van Frankryk-, en moest die kroon in zekere gelegenheden met hulptroepen byltaan. Doch in hun verdrag waren de Indien, en de gevolgen, welke uit de aldaar gereezene gefchillen mogten ontllaan , voorbedagtelyk uitgeflooten. Met dat alles wilden de Franfchen volflrektelyk , dat de Koning van Pruisfen zich ten hunnen voordeele zoude mengen in den aanftaanden oorlog met Engeland, en, om den Koning te noodzaaken tot het bewilligen hunner eifchen, in het Hanoverfche zoude vallen. Wanneer Koning George, wilde hy zyne Erflanden behouden, ras koop zoude moeten gee-. ven. Hoe fchoon ook deeze zaaken door de Franfchen wierden voorgefleld , was echter da Pruisfifche Monarch tot hier toe niet tot zodanige maatregelen te beweegen. Doch geduurende deeze onderhandelingen ontdekte de Engelfche Monarch wat 'er gaande was, en zond een Gezant naar Berlyn, om, zo mogelyk, den Pruisfiichen Koning te beweegen tot een verbond met Engeland, om de  TEGENWOORDIGE EEUW. ïs$ de rust in het Duitfche Ryk te bewaaren, 't geeri thans gevoegelyk kon plaats hebben, dewyl het verbond tusfchen Pruisfen en Frankryk, zo het niet vernieuwd wierd, met Lentemaand van 1755 ten einde liep. De Koning zag vooruit, dat, zo hy zich weder verbond met Frankryk, hy vast de Engelfchen, gefterkt met de Oostenrykers en Rusfen , zoude op het lyf krygen. Doch meende, dat zo hy met de Engelfchen vereenigd was, de Rusfen insgelyks zyne zyde zouden kiezen, dewyl zy, volgens de hem medegedeelde berichten, thans de belangens der Engelfchen, die hen beter konden betaaien dan de Oostenrykers, begunftigden : in welken gevalle hy de Franfchen en Oostenrykers niet veel vreesde. Deeze overweeging deed den Koning het befluit neemen, om zich by Engeland te voegen, en daar door Duitschland buiten den oorlog te houden. De Franfchen, dit verdrag tusfchen Engeland en Pruisfen hebbende vernomen, namen het zeer kwaalyk; waar van de Oostenrykfche Monarchin oogenblikkelyk gebruik maakte, om den Graave van Starrenberg naar Verliiilles te zenden, tot het bewerken van een verbond tusfchen de beide Mogenheden. De Franfchen thans noch in hun eer. fle drift zynde tegen den Pruisfifchen Koning, kwam die Gezant daar net van pas, en wist Koning Lodewyk den XV ras te beweegen tot een verbond, tusfchen Oostenryk en Frankryk, volP 3 gens  s5o GESCHIEDENIS dek gens het welk men eikanderen, in geval van een aanval op een dier beide Mogenheden, mee 2000» mannen hulpbenden zoude bylhan. Toe hier toe was dit Verdrag maar een verdedigend verbond, doch dit gaf den Pruisfen reden genoeg om te vreezen, dat het des noods daar niet by zoude blyven. Met dat alles was daar voor Pruisfen niee veel gevaar uit te vreezen, zo men maar wél omtrent de oogmerken van het Rusfifche Hof was onderricht geweest. Doch thans bleek, dat de haat van den Canc-lier Bestuchef regen den Pruis» fifchen Monarch zo ver ging, dat hy de banden met Engeland geheel wilde breeken. De Engel» fche hem aangeboodene Guinies hielden hem wel een tyd lang dobberend tusfchen zyne begeerlykheiJ, cn tusfchen den haat tegen Pruisfen. Doch eindelyk dreef de laatfte volkomen boven. Met de Franfchen was Keizerin Elizabeth een tyd lang niet wel geweest, doch, door tusfehenkomsi der onvermoeide Oostenrykers , wierd ook het misnoegen tusfchen deeze Hoven weggenomen; en dus bragten de Vyanden van den Grooten Frederik de eene Mogenheid voor en de andere na, in het harnas, om hem eerlang alle teffens op het lyf te vallen. Geduurende deeze Staatkundige overleggingen maakten de Engelfchen het zo grof met het neemen van Franfche fchepen, dat- Koning Lodewyk hen ein-  TEGENWOORDIGE EEUW. 231 eindelyk den oorlog verklaarde. Om dien mee roem te voeren, en den Engelfchen teffens eene ydele vrees op het lyf te jaagen, wierden de Franfche benden in grooten getale verzameld op de kusten van Bretagne en Normandye, en dreigden van daar met platboomde Vaartuigen , die men daar by één had, eene landing te doen in Engeland. De Engelfchen, wier Landmagt in geenerlei wyze tegen die der Franfchen was opge. wasfen, wierden daar door niet weinig verfchrikt, en ontbooden , tot hunne verdedig'ng , een aantal Hesfifche benden. Terwyl men de Fngelfchen hier mede ophield, vielen de. Franfchen op het onverwagtst in het eiland Mincrca, en belegerden Port Mahon. De Engelfchen ontdekten eerst het oogmerk der Frar fchen, toen zy reeds de landing hadden volbragt. Met dat alles zonden zy echter eene Vloot in de Middellandfche Zee, om die gewigtige plaats te ontzetten: doch dit flaagde in't geheel niet naar hunne verwagting, dewyl de Admiraal Byng door de Franfche Vloot geflagen wierd ; 't geen dien ongelukkigen Zeeman, door het Engelfche Volk, zo kwaalyk wierd genomen, dat men, om het te vrede te ftellen, denzelven een kogel voor den kop gaf. De Hertog de Richelieu, die het beleg van Port' Mahon bellierde, bevond eerlang, dat aldaar met de gewoone middelen van aanvallen niet veel te winnen was, dewyl hy de P 4 in  23* GESCHIEDENIS der in eene rots gehouwen Vésting niet kon aan ftub ken fchieten. Hy beval ten dien einde eene algemeene beklimming, en had daar door het geluk, om de Stad, met den degen in de vuist, te veroveren. De Oorlog dus in het Zuiden van Europa zynde uitgebomen, fchikte zich ook alles tot denzelven in h?t Noorden. De Rusfen verzamelden niet alleen, geduurende dit jaar, hun Campement in Lyfland, maar maakten het veel fterker dan naar gewoonte, waarom ook de Koning van Pruisfen eenige benden naar Pommeren zond, om den aldaar bevel voerenden Generaal Lekwald voor eene overrompelipg te dekken. Niet alleen kon de Pruisfifche Koning gemakkelyk uit den toeflxl zien, dat het op hem gemunt was, maar hy ontving daarenboven van een Commis der Dresdenfche Cancellarye, welk Hof als het middelpunt der vyandelyke on« derneemingen was tcgom Pruisfen, dagelyks copien van alle de overleggingen zyner Vyanden; en verftond daar door onder anderen, dat de Rusfifche Monarchin, aangefpoord door de Oostenrykfche, om den Koning van Pruisfen op bét lyf te vallen, verklaard had, dat zy, dewyl haare vloot noch niet was uitgerust, zulks in-dit jaar 1756 niet kon doen, maar dat zy in het volgend jaar ten vollen aan de begeerte haarer Bondgenooten zoude genoegen geeven. De Oostenrykers zaten intusfchen geenzins ftil, maar ver.  TEGENWOORDIGE EEUW. 233, verzamelden veel meer volk dan naar gewoonte, in Boheemen, 't welk zy in twee legers verdeelden. Ook bragten zy derwaards alles, wat hoodig was tot het vervoeren van 't zwaar gefchut , en het aanleggen van magazynen. Zo dat een ieder kon zien dat 'er een oorlog op handen was. De Pruisfifche Monarch, thans niet langer willende ftil zitten, deed door zyn Gezant te Weenen een Categorisch antwoord vraagen, aangaande de reden van eene zo aanzienelyke toerusting ten oorlog. Het antwoord van dat Hof was fier, hoewel onbepaald. Terwyl Frederik door zyne Saxifche verftsmdhouding gewaar wierd: Dat het Weener Hof, 't welk vastelyk den oorlog beflooten had, daar toe tot een voorwendzel dagt te gebruiken, een gefchil van klein gewigt, 't welk de Koning bad met den Hertog van Mecklenburg, die zich daar over by den Keizer had beklaagd: Dat men den Koning door trotfche en fchimpende antwoorden zou zoeken te verbitteren, om hem, zo mogelyk, de eerfte vyandlykheden te doen begaan , en hem dus de fchuld des oorlogs te kunnen geeven: en Dat eindelyk de Saxifche Keurvorst, die thans noch maar 18000 mannen op de been had, zyn leger, geduurende den aanftaanden Winter, dagt te brengen tot veertigduizend, om den Pruisfifchen Monarch in het volgend Voorjaar insgelyks daar mede op het lyf te vallen. Dewyl nu P 5 de  234 GESCHIEDENIS der de oorlog toch was beflooten, begreep de Koning, dat het oneindig beter was zyne vyanden, ni zy noch niet gereed waren, aan te vallen , en daar door den zetel des oorlogs in hun land over te brengen, dan af te wagten, dat zy met vereenigde kragten in zyn eigen Ryk zouden komen. Hierom deed de Koning aar. de Keizerin boodfchappen, dat hy haar antwoord hield voor eene Oorlogsverklaaring, en in gevolge daar van. zoude te werk gaanGeduurende dit jaar niets van de Rusfen te vreezen hebbende, kon de Monarch zyne grootfte magt veilig wenden tegen Oostenryk en Saxen. Hy verdeelde dezelve in twee legers en ftelde het zwakfte onder den Miarfchalk Schwerin tegen het Oostenryksch leger by Koenigsgraatz, en trok met het meerendeel zyner benden zelf, in verfcheidene colommen in Saxen, om zich van dat Keurvorstendom meester te maaken, en dan in Boheemen te vallen. Ondertusfchen had de Koning ontdekt, dat de- Saxan voorneemens waren, hunne magt te doen legeren by Pirna , alwaar men dezelve niet kon aantasten; om daar de hulp der Oostenrykers af te wagten, en, zo mogelyk, de Pruis» fen op te houden met nietige onderhandelingen. De Pruisfen waren intusfchen den Saxen te flim, om_hun dus tyd ce geeven van zich ontzachlyk te maaken. Zy vielen met hun geheel leger in Saxen, terwyl do troepen van dat land met der haast  TEGENWOORDIGE EEUW. 235 haast het Veld van Pirna, 't geen, alom met rotfen omgeeven, onwinbaar is, betrokken. De Pruisfen kwamen toen in Dresden, alwaar men geene bezetting had gelaaten, en vonden daar in de Archiven alle de oorfprongslyke Hukken , welke de tegen hem gemaakte zamenzweering van Oostenryk , Rusland en Saxen, beweezen, en welke hy in her licht gaf, om zich ten opzichte van den inval in Saxen te rechtvaardigen voor het oog van geheel Europa. Voorts legerden de benden des Konings zich zodanig rondom het geheele Saxifche kamp, dat 'er niemand uit noch in kon, en dat dus de Saxen geene levensmiddelen konden bekomen, waar van zy maar zser maatig voorzien waren. Ondertusfchen meenden zy voorraad genoeg by eikanderen te hebben, om te wagten, tot dat het uit Boheemen aanrukkend Oostenryksch leger hen zoude komen ontzetten. De Pruisfen trokken dus met een deel huns legers in Boheeme, naar dien kant, van waar het Oostenryksch ontzet moest komen. Hier mede was de Generaal Daun belast, doch hy kon niet voor in het laatst van Oogtsmaand Lowofitz be. reiken ; alwaar de Koning van Pruisfen zich met zyne meeste magt had gelegerd, met oogmerk, om, zo 'er gelegenheid was, de Keizerlyke Armée te foevegten. Mier in daagde de Koning naar wensch, en deed de Oostenrykers vooreerst afzien van da ftnderneeming om de Saxen te velosfen. De  236 GESCHIEDENIS dek De Saxen, hun meeste leeftocht allengs heb; bende verteerd, deeden eindelyk eene pooging om,. door eene engte, uit hun kamp te ontkomen, naar Boheeme. Doch naauwelyks hadden de Pruisfen zulks vernomen, of zy plaatften volk op die hoogten die hun weg beftreeken, en befchooten ze dus van alle kanten, zo dat zy genoodzaakt wierden weder te keeren. De Generaal Daun, zyne zaaken wat herfteld hebbende, was ook in ftilte met zesduizend mannen de engte, door welke de Saxen dagten te Ontkomen, genaderd; doch hy Vond de Pruisfen zodanig, en in een zo groot aantal in de rabuurfchap, gelegerd, dat hy de zaak als wanhoopig befchouwde, en zich, zo ras mogelyk, wegmaakte, om niet in de handen zyner vyanden te vallen; 't geen hy echter niet kon doen, zonder een merkeïyk aantal koppen van zyne achterhoede te verliezen. Thans was den Saxen alle hoop van ontkoming benomen: terwyl de Koning van Poolen en Keurvorst van Saxen, van de hoogte, op welke hy zich geborgen had, de elende van zyn leger aanzag , en dus eindelyk wel genoodzaakt wierd toe te ftaan, dat het zich aan de Pruisfen Krygsgevangen overgaf. By deeze gelegenheid handelden de Pruisfen met veel toegeevenheid omtrent de Saxifche Officieren, welke zy alle lieten gaan op hun woord van eer, mits dat zy niet tegen Pruisfen zouden dienen in den tegenwoordigen oorlog. Ook wier»  TEGENWOORDIGE EEUW. as/ wierden alle genomece vaandels en andere krygsverfierzels den Koning weder ter hand gefield, en hem de onzydigheid van het fort Koenigdein, daar hy zyn verblyf hield, toegedaan. Ondertusfchen verveelde het den Koning aldaar fpoedig, waarom hy vryheid van den Pruisfifchen Monarch verzogt, om zich naar Poolen te begeeven; 't geen niet alleen wierd toegedaan, maar men verwyderde zelfs van zyn weg de zich daar bevindende Pruisfifche Soldaaten , om hem geen onaangenaamheid aan te doen. Ondankbaar voor zo veel goedheid, ging hy eene nieuwe overeenkomst aan met de Oostenrykers, om zyne beste troepen, die hy in Poolen had, in hun dienst te doen overgaan. Voorts betrokken de legers van weerkanten de Winterkwartieren, zonder iets meer van belang tegen eikanderen uit te voeren. Om zich over een zo groot onheil, zo veel mogelyk, te wreeken, riepen de Saxifche Gezanten aan alle Hoven wraak over het gedrag der Pruisfen, en fielden hunne handelwyze alom voor met de zwarrfte kleuren. Vooral deeden gy, gederkt met de Oostenrykers, hunne kiagten gelden te Verfailles, in hoope van den Franfchen Monarch, die buiten dien reeds op den Pruisfifchen te onvrede was, van wegen zyn Verbond met Engeland, geheel in hunne party over te haaien. Door hunne geduurige verzoeken,, liet zich Koning Lo«  338 GESCHIEDENIS ber Lodewyk eindelyk beweegen, om mede deel te neemen in den nu in Duitschland ontdoken oorlog, mits dat hy daar toe eene bekwaame gelegen» heid kon vinden. De Man, dien men daar toe gebruiken wilde, was de Heer de Broglio, de Franfche Gezant te Dresden, die alle noodige bekwaamheden bezat om verfchil te zoeken. Ge. duurende de blocquade van Pirna, begaf hy zich ten dien einde geduurig op den weg naar S trappen , en beproefde ailerleie middelen om door de bezette pasfen te komen, om zich by den Koning van Poolen te vervoegen, in hoop, dat men hem op die plaatzen eene beleediging zou aandoen, van genoegzaam gewigt, om te klaagen over het ge> fchonden Volksrecht, en dan den Koning van Pruisfen daar over den oorlog aan te doen. Doch dewyl men uit zyn gedrag wel kon gisfen, wat hy eigenlyk in zyn fchild voerde, wierd hy alom met zo' veel beleefdheid afgeweezen , cat hy tot zyn oogmerk in het geheel geene gelegenheid vond. Het Hof van Verfailles echter den vrede willende breeken, deed den Pruisfifchen Gezant te Parys vertrekken, riep zyn Gezant te Berlyn naar huis,, en nam verder tot voorwendzel, dat door den inval des Pruisfifchen Monarchs in Saxen de Westphaalfche Vrede was gefchonden, en daar door Frankryk verpligt, Pruisfen den oorlog aan te doen. De  TEGENWOORDIGE EEUW. 239 De Abt de Bernis, die vcornaamelyk het Verbond tusfchen de Franfchen en de Oostenrykers had doorgedrongen , toen Minister der Buitenlandfche zaaken zynde geworden , viel het den Oostenrykers niet moeielyk volkomen hun zin te krygen , en, in de plaats van 24000 mannen, een Fransch leger van 100,000 mannen te bedingen, 'c welk in het volgend voor« jaar over den Rhyn zoude trekken. De Franfchen hadden zo ras niet het geheele Oostenrykfche Systema aangenomen , of zy eischten van de Zweeden , om insgelyks hunne maatregelen te volgen, en Pruisfen den oorlog aan te doen. De Staatswet gebood daar toen wel, dat men geen oorlog mogt verklaaren, dan met eendragtige toeftemming der drie orders; doch de meerderheid der Ryksraaden, die geheel van den wenk der Franfchen vloogen, geen middel ziende, om zulks > te bewerken, zagen, voor dit maal, de aldsar anderzins gewoone wetten over het hoofd, en volbragten blindeling de Franfche bevelen. Terwyl de Franfchen zich dus uitfloofden, om de Oostenrykfche belangen te bevorderen, zou ie hun Koning byna zyn omgekomen, door de hand vanv een Moordenaar. Een weinig bekende Geestdryver, Dnmiens genoemd , die in een Klooster in Vlaanderen by de Jezuiten had gediend, bragt den Koning eene Heek toe met een mes, zonder hem ech-  546 GESCHIEDENIS bek echter gevaarlyk te kwetzen. De kaerel wierd gevat, en daarenboven een groot aantal van lieden, die by befchuldigde , als deelgenooten van den aanflag, doch die ras onfchuldig bevonden en los wierden gelaaten. Hy wierd eerlang met grooten toeftel ter dood gebragt. Doch wat hem eigenlyk tot zyne euveldaad heeft gebragt, heeft men met geene genoegzaame zekerheid kannen ontdekken. Schoon de Rusfifche Keizerin reeds beflooten had Pruisfen den oorlog aan te doen, wist men, door, het gebeurde in Saxen op het haatelykst voor te draagen, haare vj andelyke oogmerken noch te vermeerderen. Toen het 'er ondertusfchen toe kemen moest, begon men te Petersburg de kosten van een onnoodigen oorlog te berekenen, en dit zoude mogelyk genoeg zyn geweest, om haar van haar geheel oogmerk te doen afzien. Doch deeze zwaarigheid wist men uit den weg te ruimen door den Rusfen toe te zeggen een jaarlykfchen onderfland van twee millioenen kroonen; waarop Rusland aan Pruisfen den oorlog verklaarde. Thans meende men, dat men noch geen genoeg* zaam aantal van Vyanden tegen de Pruisfen had in het harnas gejaagd, waarom door de Keizerlyken zeer zwaare klagten tegen den Pruisfifchen Monarch op den Ryksdag te Regensburg wierden ingebragf. Eerlang verkreeg men van het Ryk, dat 'er een Ryks.  TEGENWOORDIGE EEUW. 34* Ryksleger zou worden op de been gebragt on<; der het bevel van den Oostenrykfchen Generaal den Prins van Hilburghauzen. Doch hier mede was men noch niet voldaan, men begeerde te Weenen volftrektelyk, dat de Koningen van Engeland en Pruisfen, als Keurvorsten van Hanover en IBrandenburg, in den Ryksban zouden worden gedaan: ten welken einde de Ryks-Fiskaal verfcheiden met de grootfte bitterheid geftelde Remondranden inleverde. Ondanks dat alles waren de Franfchen wyzer in dit ftuk, en raadden, dat men eerst het geluk der wapenen zoude beproeven. Geduurende dit zo bedenkelyk tydftip was Engeland in eene geweldige gisting, die voor het geheel Engelsch Volk doodelyk zoude hebben kunnen worden, zo niet eene fnelle. verandering de zaaken had herfteld. De Hertog van Cumberland, die de Engelfchen voornaamelyk had opgemaakt, om verandering in het Staatsbeftuur re zoeken, bekwam voor een oogenblik zynen wensch, en verwekte, door den ongelukkige» Hitflag van den eerden Veldtocht, den Hertog va» Newcastle zo veele onaangenaamheden , dat hy zyn ampten nederlag. Fox volgde hem toen op | doch vond ftraks een zo grooten aanhang tegen zich» dat by zyne post afftond; waarop de Hertog van Newcastle op nieuw eerfte Staatsdienaar II. DEEL. Q Wierd^  24^ GESCHIEDENIS der wierd. By gewoone tyden zou zodanig eene verwisfeling geene zichcbaare uitwerking hebben gehad. Doch thans hield dezelve de Natie vol. komen bezig, en was zeer hinderlyk in het neemen der noodige maatregelen tegen den overwinnenden vyand. Men dagt genoegzaam noch cm het voeren des oorlogs te lande noch om dien Te water. De Pruisfifche Monarch, die oneindig veel belang had in de wyze, op welke de Engelfchen hunne Hanoverfche Staaten zouden verdedigen (dewyl men in den volgenden Veldtocht de Franfchen onfeilbaar in dezelve, en van daar, zo zy 'er konden doorkomen, in het Maagdeburg. fche te wagten had) zond aan de Engelfchen een ontwerp van werken voor den volgenden Veldtocht. In hetzelve wierd aangedrongen, dat men voor» naamelyk voor Wezel moest zorgen, om meester te blyven van den overtocht over den Rhyn. Wezel moest derhalven de algemeene Wapenplaats zyn: terwyl het leger der Bondgenooten zich op eene bekwaame plaats moest nederflaan, tusfchen Wezel en Lipfiad, wanneer het zich naar tyds omftandigheden altoos naar den Rhyn of naar den Wezer kon begeeven. Wilden de Franfchen in Hesfen indringen, zo kon men hen zulks beletten door het leger naar Frankfort te geleiden: zullende 'er, zo Wezel intusfchen belegerd wierd, noch tyds  TEGENWOORDIGE EEUW. a43 tyds genoeg zyn, om die Stad te hulp te komen. Was Koning George een zo goed Krygsman geweest , als de Groote Frederik, hy zou het'groote en fchoone van dit Plan hebbent doorgezien. Doch weinig kennis hebbende van Oorlogszaaken, liet hy de geheele uitvoering van het plan der verdediging over aan zyne Staats» Raaden te Hanover. Deeze Heeren waren goede Rechtsgeleerden, doch in de zaaken, waar over thans getwist wierd, waren zy zo blind als Mollen. In plaats van den zetel «les Oorlogs zo ver als mogelyk van hun land af te houden, en den Vyand voor den diepen Rhyn te keeren, begreepen zy , dat men het geweld nader aan hec Hanoverfche moest keeren, en het ontwerp van verdediging vocrnaamelyk inrichten, om den Vyand den overgang over den Wezer te betwisten. Te vergeefs bragt men hun onder het oog, dat de Wezer eene in den zomer alom waadbaare rivier was: te vergeefs zond de Pruisfifche Koning een bekwaam en welfpreekend Generaal naar Hanover, om deeze Heeren het dwaaze en gevaarlyke hunner begrippen onder het oog te brengen. Zy volhardden in hun eens opgevatte vooroordeelen, en de Engelfche Monarch hield zich aan de begrippen deezer kwaads raadslieden. Dus wierd de Koning verpligt de kostbaare maatregelen, welke q a by  244 GESCHIEDENIS der hy tot behoud" van Wezel en zyne overige plaatzea aan den Rhyn genomen had, te veranderen, en de beste werken dier plaatzen te doen fpringen, op dat men naderhand niet in de onmogelykheid zoude geraaken om de Franfchen, dien ze nu van zei ven in handen moesten vallen,daar weder uit te jaagen. Teffens deed Frederik het gefchut van Wezel naaï Maagdeburg voeren, en de bezetting naar Bielsfeld trekken, om zich in het aanftaand voorjaar met de benden van den Hertog van Cumberland te kunnen vereenigen. Daarenboven lieten zich da Hanoverfche Hofraaden noch bedriegen door de Franfchen, die voorgaven, dat zy niets kwaads tegen hen in den zin hadden, en alleen door hum land wilden trekken, om Maagdeburg te kunnen belegeren. Hier op gerust, verzuimden zy allenoo* dige voorzorgen, en noorden zich 'er weinig aan, hoe het met de Pruisfen zoude gaan. Doch zy hadden eerlang reden om over hunne trouwloosheid en lichtgeloovigheid berouw te hebben. Terwyl deeze zaaken in het Hanov.erfche omgingen , bevond zich de Pruisfifche Koning te Dresden, alwaar de Poolfche Koningin, die daar gebleeven was, den Monarch allerlei bewyzen van achting toonde. Dit was intusfchen niets dan veinzery, dienende die uiterlyke tekenen van vriendfchap flegts om, zo veel mogelyk, de oogmerken des Konings na te fpooren, en, alles wat zy kon gewaar  TEGENWOOPvDIGE EEUW. 24$ gewaar worden, aan de Oostenrykfche Generaals over te brieven. Hier verdenking op hebbende, doorfnuffelde men eea-tyd lang te vergeefs alle pakken en kisten die verzonden wierden, tot dat men eindelyk de gegrondheid der verdenkingen beweezen zag, door het openen van een kistje met bloedbeulingen, dat naar de landgoederen van eene der Staatsdames der Koninginne in Boheeme moest worden gezonden, welke geheel met brieven waren opgevuld. Na dien tyd ge» bruikte men wel meer behendigheid, doch ging men in het overbrieven toch, zo veel mogelyk, voort. 'De Koningin bepaalde hier by haare vyandige onderneemingen niet, maar bewoog een aantal Saxen, welke de Koning had aangeworven, door haare Commisfarisfen, om dien dienst te verlaaten, en naar Boheeme te wyken. Op deeze wyze bekwamen de Vyanden des Konings van Pruisfen het meerendeel der manfchappen, die te Pirna waren krygsgevangen genomen, weder in hun dienst, hoewel zonder de Officieren. Doch omtrent dezelve ging men van den Saxifchen kant zo ver, dat de Poolfche Koning dezelve ontflocg van hun gegeeven woord van eer, om in deezen oorlog niet weder tegen de Pruisfen te dienen. De legers lagen thans vry gerust in hunne Win* terkwartieren, behalven in de Lausnits, welk land door de Pruisfen bezet, met eene punt in Bohee- Q 3 m  245 GESCHIEDENIS du*. ine loopt, op welken de Pruisfen veel van de Oostenrykfche, in de nabuurfchap geplaatfte, ben- den, die veel fterker dan de hunne waren, hadden te lyden. Waarom de Koning de Pommerfche benden, die van wege de sfweezigheid der Rusfen aldaar de handen ruim hadden, derwaard deed trekken: waarna de Oostenrykers zich ftil hielden. Ondertusfchen had men het ontwerp voor den vol* genden Veldtocht gemaakt, daar in belïaande, om met vier legers teffens van verfchillende kanten in Boheeme te dringen, en dezelve by Praag weder te vereenigen, waar door men dagt in flaat te zullen zyn, de veripreide Oostenrykfche troepen onverhoeds te kunnen overvallen, zo men maar vroeg genoeg in het veld was, en de onderneeming geheim bleef. Om aan het laatlte te voldoen was voorzeker niets beter, dan den Vyand te misleiden , waarom de Koning Dresien met borstweeringen verfterkte, en door de Saxifche Jaagers naar voordeelige Campementen liet om zien, eveneens , als of men had voorgenomen, den oorlog voortaan verdedigender wyze in Saxen te voeren; waar van deeze lieden overboodig waren om kennis te geeven aan de Oostenrykfche Correspondenten, als of men niets grooters1 in het oog had, dan zich met kleine invallen in Boheeme. te wreeken over de Oostenrykfche invallen in den Lausaits; waar na de uit- ge-  TEGENWOORDIGE EEUW. getrokkene benden dan fpoedig weder in Saxen weeken» Ondertusfchïn zagen de verbysterde en oncruste Oostenrykers wel haast, dat 'er geheel iets anders te doen zoude zyn : naardien de Koning in het laatst van Grasmaand van 1757 op het onverhoedst den beraamden inval in Boheeme deed, en den Generaal Braun, die by Budin gelegerd was, naderde, zonder dat die iets van dien aart verwagtte, en zonder dat hy zich met een groot aantal Troepen, 't geen tot zyne verllerking in aantocht was, ken vereenigen. Hier door gelukte het den Pruisfen, dien Veldheer te noodzaaken, om zyn leger by Budin te verhaten; en daar door wierden zy ras meester van de welvoorziene aldaar en in de nabuurfchap aangelegde Oostenrykfche Magazynen. De Maarfchalk Braun nam intusfchen den wyk naar Praag, en legerde zich over den Moldau. De Pruisfen volgden de Oostenrykers op de hielen, leger» den zich om de Stad, aan weerkanten, boven en beneden de Stad tot aan den Moldau, met eene behoorlyke lyn van omwalling, loopende over de beste tusfchen beiden gelegene Posten. Wat laater kwamen de Troepen van den Prins van Bevern, die van een anderen kant Boheeme waren ingerukt, insgelyks te Praag by den Koning, niet zonder insgelyks een merkeïyk voordeel te hebben behaald. Deeze Prins had met zyn leger de Oostenrykers, Q 4 welke  24$ GESCHIEDENIS der 'welke met agtentwintigduizend mannen by Reicheni berg gelegerd waren, aangetast, en dezelve op 'de vlucht gejaagd, na dat de Oostenrykers by de tweeduizend man hadden verlooren; welk verlies noch oneindig grooter zou zyn geweest, zo niet de Oostenrykers het door enge wegen waren ontkomen. De Generaal Schwerin voegde zich eerlang ook by den Koning voor Praag, na dat hy den Vyand geen minder afbreuk onder wege had gedaan dan de andere Pruisfifche Legerhoofden. Ondertusfchen vernam Koning Frederik, dat de Oostenrykers alle mogelyke magt verzamelden onder den Maarfchalk 'Daun, om daar mede den Maarfchalk Braun by Praag te verfierken, en dan gezamentlyk de Pruisfen op het lyf te vallen. De Pruisfifche Koning begreep hierom, dat het ten hoogilen zyn belang was, zo mogelyk den Maarfchalk Braun aan te vallen en te flaan, eer dezelve door Daun zoude kunnen worden verfterkt. Om dit uit te voeren trokken de Pruisfen by Lelz ever den Moldau, en kwamen eerlang voor het front des Oostenrykfchen legers, het wélk zy byna ongenaakbaar oordeelden. Hierom begaven zy zich op den rechter vleugel der Oostenrykers , nevens welken de grond gefchikter was tot een Veldflag. De Pruisfifche Cavallery geraakte eerst handgemeen met den Vyand, en verdreef de Costenrykfche Ruiters met eene  TEGENWOORDIGE EEUW. s49 eene geweldige nederlaag: doch 't Voetvolk begon den aanval te vroeg, eer het genoegzaam door de aanrukkende Regimenten konde worden onderfteund; hier door week dezelve in wanorde. Maar de dappere Schwerin verzamelde, met het Vaandel in de hand, de vluchtenden, en voerde hen wederom aan tegen den vyand, by welke gelegenheid die groote Held het leven lier. Teffens kwamen eenige Regimenten aanrukken, die fpoedig de kans zodanig ten voordeele des Konings deeden keeren, dat de geheele Oostenrykfche rechter vleugel geflagen wierd. Tot hier toe was het gevecht voornaamelyk geweest op de linker vleugel der Pruisfen , doch de aldaar overwinnende benden vielen de noch ftandhoudende Oostenrykers der linker vleugel op het lyf, waar door ook deeze het haazepad moesten kiezen. Ondertusfchen was de overwinning zeer bloedig, laatende de Pruisfen daar by zitten agttienduizend mannen , doch de Oostenrykers twintigduizend , behalven vyfduizend gevangenen en zestig ftukken gefchut. \ Was echter voordeeliger voor de Pruisfen geweest, indien zy de rechter vleugel der Oostenrykers hadden laaten vluchten, zonder haar den hertred af te fnyden: dewyl zy dan meester van Praag waren geweest, binnen welke Stad zich thans veertigduizend Oostenrykers, al vluchtende, bergden. Schoon Praag geen zeer fterke Stad is, oordeelde q g men  2Jo GESCHIEDENIS der men echter eene belegering, volgens de konst, ondoenlyk, dewyl het Pruisfifche leger daar niet fterk genoeg toe was, in vergelyking van de Oostenrykfche bezetting. Om Praag te krygen was 'er derhalven voor de Pruisfen niets op, dan de Stad uit te hongeren, waarom men in de eerfte plaats eenige Batteryen oprichtte om de voorraadhuizen in brand te fchieten. Doch de belegerden dit befpeurende, bragten hun voorraad in de gewelven der Bastions, die tegen de bomben beftand waren. Daarentegen zaten de Oostenrykers binnen de Stad ook niet ftil, maar zy vermoeiden de Pruisfen met geduurige uitvallen, die echter voor hen doorgaans vry nadcelig uitvielen. Ttli'ens voer men voort met de Stad te befchieten, en 'er eene menigte bomben in te werpen, die zommige gebouwen geweldig befchadigden, en onder anderen eene Veldbakkery vernielden. Met dat alles was men niet .in ftaat, om de Stad in tyds tot de overgave te dwingen. De honger wierd daar allengs wel groot, en men was genoodzaakt zich veelal met Paardevicesch te behelpen. Doch eer die kost en het brood geheel ten einde liepen, noodzaakte de aanrukkende magt der Oostenrykers den Pruisfifchen Koning, die Stad te verlaaten. Dc- Generaal Daun, die in het begin der Veldtocht maar veertienduizend mannen onder zyn bevel had, was thans door de geduurige verfterkingenaanvoer-  TEGENWOORDIGE EEUW. 55;' voerder van een leger van zestigduizend man. Om niet door de Oostenrykers te worden overvallen, had de Koning reeds den Prins van Bevern met een legertje geplaatst by Kolin, over welke plaats zy noodzaakelyk moesten komen. De Koning de magt der Oostenrykers hebbende ontdekt, begreep dat zyn magt by Kolin veel te gering was om Daun te keeren. Hierom trok hy met alles wat hy van de bloquade van Praag kon misfen, om hem te hulp te komen. Doch de Oostenrykers, daar reeds een dag vroeger gekomen, noodzaakten den Prins van Bevern zyne politie te verbaten, en den Koning te gemoet te trekken dien hy verwagte. Dit gelukte hem ook, doch thans bevond zich het Pruisfisch leger zodanig tegen over dat der Oostenrykers gelegerd, dat het aan hun ftond om, met noch é-éne marsch, het Pruisfisch leger op de flank te komen, en dus geheel te vernielen. Deeze en andere omfiandigheden deeden den Koning befluiten, om niet te talmen, maar zelf den Vyand aan te tasten. Hadden de Pruisfifche Gene. neraals naauwkeurig hunne bevelen gevolgd, denkelyk zouden zy den flag hebben gewonnen; doch eenige derzelver begaven zich, tegen het oogmerk des Koning, te vroeg en te diep in het vuur, waar door 't gevegt, 't geen hy alleen had willen aangevoerd hebben tegen de rechter vleugel der Vyanden, algemeen wierd; 't geen ten gevolge had, dat  s5a GESCHIEDENIS der dat de Pruisfen het thans niet langer konden hótÖ den tegen de Oostenrykfche oyermagt: 'c geen den Koning verpligtte, zyn geheel in de war ge» gebragt leger , na verlies van achtduizend mannen en 16 Hukken gefchut, te rug te doen trekken. Schoon de Pruisfen in eene vry goede orde aftrokken, ën de wyk namen over de Eibe, zo waren zy toch geflagen; en had de Oostenrykfche Oeneraal mocds genoeg gehad, om zich aanftonds naar Praag te begeeven, had hy aldaar denkelyk de gehcele Ptuisfifche magt kunnen vernielen. De Koning daar voor vreezende begaf zich in de grootfte fpoed naar Praag, en deed de belegering, op den 20 van Zomermaand, twee dagen na den ongelukkigen flag van Kolin, opbreeken. By den aftocht hadden de Pruisfen noch iets te lyden door een uitval van den Prins van Lotharingen, doch zy ontkwamen noch al vry wel. Voorts vereenigden de benden, die uit het Campemenc om Praag kwamen, zich met het geflagen leger van Kolin. De Generaal Keith begaf zich toen met een gedeelte des legers naar V/elnom, om de Pruisfifche Magazynen te Leutmeritz en te Ausfig te dekken, terwyl de Koning het veld by Lisfa betrok, alwaar de Prins van Pruisfen 't bevel op zich nam: toen de Koning zich voegde by het Jeger van Keith. De Pruisfen hadden langer tyd dan zy gedagc  TEGENWOORDIGE EEUW. 253 gedagt hadden, om zich uit te rusten,eer zy door de Oostenrykers wierden aangetast; van welke ruimte men gebruik maakte om het meerendeel der te Leutmeritz bewaarde goederen verder naar de Saxifche grenzen te brengen. Allengs kwamen de Oostenrykers in de nabuurfchap des Prinfen van Pruisfen, en benamen hem Gabel, van welke plaats hy volftrekt meester moest zyn, om te Lisfa zyne Convoojen te krygen van Zittau, welke Stad eerlang ook door de Oostenrykers wierd in brand gefchooten, met de zich aldaar bevindende Pruisfifche Magazynen. In Oogstmaand deezes jaars begon de toeftand van de zaaken des Konings van Pruisfen zeer be-] denkelyk te worden, niet zo zeer alleen van wege de magt der Oostenrykers, maar wel voornaamelyk, dewyl de Franfchen en Rusfen van andere kanten de Pruisfifche Staaten bedreigden; zonder dat aan die oorden eene genoegzaame magt was om de Vyanden af te keeren, Waar door de Koning eerlang ftond genoodzaakt te worden, om .zyne reeds te zwakke magt in Saxen en Silezie noch te verminderen. Toen hier toe de noodwendigheid dagelyks grooter wierd, befloot hy de Oostenrykers op te zoeken, en, zo mogelyk, te flaan; om dus ten minften den meest geduchten Vyand voor een tyd van de hand te zenden. Aanftonds begaf zich toen de Monarch naar den Eckarts-  254 GESCHIEDENIS beu Eckartsberg , alwaar de Generaal Daun gelegerd was, met den Graave van Nadasti in zyne nabuurfchap. Deeze Veldheeren waren te fchrander om niet te weeten, dat zy alles gewonnen hadden, zo zy maar tyds genoeg hadden met talmen, tot dat alle de vyandelyke legers op de beftemde plaatzen waren aangekomen. Zy wilden derhalven niet flaan , en hadden zich zodanig achter eene rotzige en met zeer weinige enge holle wegen voorziene plaats gelegerd, en waren op hunne vleugels zo wel gedekt, door rotzen en beeken , dat het de dolfle onderneeming der waereld zoude geweest zyn, hen hier aan te tasten. De Koning moest toen tot zyn groot leedweezen onverrichter zaake aftrekken, om zo weinig Volks als maar immers mogelyk was, tot bewaaring der gewigtigfle plaatzen in Saxen en Silezie, te laaten, en, met het geen 'er noch overfchoot, op te breeken tot het verhinderen van het verder inrukken der Rusfen en Franfchen. De Franfchen, die vroeg in het Voorjaar van 1757 waren in beweeging geraakt, hadden reeds in 't begin van Grasmaand de Heden Kleef en Wezel veroverd. De Graaf de Gifors maakte zich toen meester van Keulen, alwaar men de Franfche Wapenplaats dagt op te rechten. De Generaal d' Etrées kwam, om het opperbevel op zich te neemen, in 'c einde van Bloeimaand , met het geheele  TEGENWOORDIGE EEUW. 255 geheele leger te Munfter; terwyl de Hertog van Cumberland, met de vereenigde magt der Engelfchen, Hanoverfchen en Pruisfen, van Biclefeld naar Rhéda week, waar door de Franfchen gelegenheid bekwamen om zich van geheel Hesfen meester te maaken. De Hertog, wiens plan was alieenlyk de over den Wezer gelegene landen te verdeedigen, begaf zich toen over den Vloed, dien de Franfchen insgelyks zonder eenige moeite of tegenfland overtrokken. De Hertog plaatste zich toen by Hastenbeek, alwaar zyne vleugels wél gedekt waren, en hy voor zyn front een bosch had met een zeer diepen hollen weg. De Franfchen deeden, op den 26 van Hooimaand, een aanval op de linker vleugel van het nu vereenigd leger, langs den hollen weg door het bosch, en veroverden eene Battery, welke het front dekte; doch de Erfprins van Brunswyk, thans de Regeerende Hertog, hernam dezelve met den degen in de vuist; terwyl een Hanoversch Kollonel, met naame Breitenbach, uit zich zeiven eene beweeging maakte, door welke het hem gelukte, de Franfchen in den rug te vallen, en te doen wyken, met achterlaating van hun Gefchut en Vaandels. Had toen de Hertog van Cumberland zyn Volk laaten aantrekken, zo was de {lag gewonnen geweest , en de Franfchen zouden deerlyk hebben klop gekreegen; doch even eens , of hy kwaalyk by zyne zinnen was, gaf  a56 GESCHIEDENIS dek gaf hy last tot den aftocht, waarop ook de Erf. Prins van Brunswyk aftrok, zonder om den Col. lonel Breitenbach te denken, die den nagt alleen met zyn volk op het flagveld bleef, en 's anderen daags zyne zegetekenen by den Hertog bragt; die toen niet weinig op zich zeiven te onvrede was, van wege de belachelyke rol, welke hy 's daags te vooren had helpen fpeelen. Met dat alles volhardde de Hertog van Cumberland in zyn onbegrypelyk voorneemen, om fteeds te rug te trekken, daar hy, zo hy met moed voorwaards was gerukt, wel in ftaat zoude zyn geweest de Franfchen noch te flaan. Hoe zeer de Erf- Prins van Brunswyk en de andere Generaals hem fmeekten, om tog van handelwyze te veranderen, ftoorde hy zich daar niet aan, maar week geheel naar Stade; door welke onverantwoordelyken aftogt hy oorzaak was, dat de Franfchen Minden, Hanover, Brunswyk en Wolfenbuttel weg namen. Eerlang trok de Hertog van Soubize naar Erfurt met 25000 mannen, om daar eene verfterking van het Ryksleger en de Oostenrykers af te wagten, en gezamentlyk in het Maagdeburgfche te vallen. De Koning van Pruisfen, ziende hoe alles den Kreeftengang ging, in het Hanoverfche, ontbood zyne Regimenten uit de Cumberlandfche Armee te rug, en lag dezelve in bezetting in Maagdeburg, het geen, nu de Franfchen reeds te Erfurt waren, fpoedig door hen kon worden bereikt. Ook  TEGENWOORDIGE EEUW. *$?s Ook had de Koning alle reden om voor Rerlyn zelve te vreezen, naardien de Zweeden in Pommeren eedrongen waren, en die Hoofditad van het Pruisfisch Ryk reeds naderden, zonder dat zy een mer* kelyken tegenftand hadden te wagten. Intusfchen waren de Franfchen noch het meest naby, en* wierden het gevaarlykst gerekend, waarom de Ko«; ning,. met zo veel volk als men in Saxen misfen kon, zich naar 't Miagdeburgfche begaf, om de Franfchen, die reeds tot by Halle ftroopteii, te verjaagen. Ondertusfchen had de Hertog van Cumberhnd met den Franfchen Generaal den Hertog de Riche. lieu, dien men in de plaats van d' Etrées tot Veldheer had aangelïeld, en door bemiddeling ran den Graaf Lynar, den Deenfchen Afgezant te Hanover, een verdrag geflooten te Closter-Seven, volgens het welk de Hesfifche, Brunswykfche en Gothafche Troepen weder naar hun land moesten keeren, en de llanoverfche zich Uil nedergeeven te Stade, aan den overkant der Elbe, op eene bepaalde plaats die hun wierd aangeweezen. Ten opzicht van het Keurvorstendom van Hanover wierd daar by niets beflooten, zo dat hetzelve volkomen wierd overge. geeven aan de genade der Franfchen, Naauwelyks was deeze fraaie Conventie geflooten, of de Hertog van Cumberland begaf zich, zonder de Ratificatie af te wagten, naar huls. Terwyl de Hertog van II. deel. R Riche*  2SS GESCHIEDENIS db* Richelieu zich gereed maakte om een inval in her Halberftadfche te doen. Deeze ichandelyke ge« beurtenis verergerde niet weinig den onaangenaa. men toefland van den Pruisfifchen Koning, die, met agttienduizend man uit Saxen aangerukt, daar veel mede zoude hebben kunnen uitvoeren, door zich met den Hertog van Cumberland te vereenigen, of ten minften gemeenfchappelyk met hem te werken. Doch thans fcheen zyne magt veel te gering, om op eenigerleie wyze aan het Fransen? leger tegenftand te bieden. Met dat alles gelukte het den Koning den Prins de Soubize, die te Erfurt had post gevat, van daar te verjaagen, en hem naar Gotha te doen wyken: terwyl Prins Ferdinand van Brunswyk zich met zevenduizend man in de nabuurfchap begaf om den Maarfchalk de Richeïieu, die ten minften over vyftigduizend mannen het. gebied voerde, op te houden. Wat ïaater wierd de Koning genoodzaakt al weder zyne magt te verzwakken , om daar 'mede de Ocstenry. kers te keer te gaan, welke een voorneemen fchee> nen te,hebben om een aanval op Berlyn te waagen. Deeze onderneeming had ook waarlyk plaats : komende de Koning, die zich terfiond derwaard begeeven had, te laat. Doch de Berlyners kwamen 'er voor deeze keer af met eene brandfchatting van tweemaal honderdduizend kroonen ; waarca de Oostenrykers aftrokken. Hierop  TEGENWOORDIGE EEUW. i& Hierop verzamelde de Pruisfifche Monarch zyn Volk zo veel mogelyk, om den Prins de Soubize, die met eene aanzienelyke Franfche magt het oog op Leipzich had, daar in te verhinderen. Zo ras was hy ook niet in die nabuurfchap gekomen, of de Franfchen trokken af; terwyl 'er dagelyks fchermutfelingen voorvielen, in welke de Franfchen doorgaans te kort fchooten. Na eenige marfchen» kwamen de beide legers tegen elkander over te ftaan niet ver van Rosbach, alwaar de Koning de Franfchen zo flegt gelegerd vond, dat hy voornam hen den volgenden dig aan te tasten. Deeze intusfchen zeiven hun gevaar ziende, veranderden rcch dien nagt van plaats, en legerden zich op eene hoogte, van vooren gedekt door een diepen hollen weg, en op de vleugels door moerasfen en verhakkingen. Niet vrolyk ftond Koning Frederik te kyken, toen hy de Franfchen , welke hy gemeend had te flaan, zodanig geposteerd vond, dat her ten uiterften vermetel zoude geweest zyn, hen dus aan te tasten. Ondertusfchen wierd de Koning wat laater niet minder verbaasd, toen by zag, dat de Prins van Soubize, met zyn geheel leger, in zyn gezigt opbrak naar den kant van Rosbach, op een nadeeligen grond, in de laagte; terwyl de Koning, zo hy ook dien weg wilde neemen, aan de zyde der Vyanden kon optrekken, langs een hoogen weg, en hem dan by de eerfte gelegenheid op hetR a iyf  «6c GESCHIEDENIS der lyf vallen. Ras braken de Pruisfen toen ook op^ en marcheerden met de Franfchen voort, tot dat zy een heuvel bereikten, van waar men met groot voordeel, in de laagte kon fchieten. Hier hielden de Pruisfen ftil, plaatften daar bun gefchut, en maakten 'er eene geweldige flagting mede onder de Franfchen; die ook aanftonds wel met een menigte van Hukken antwoordden, doch zonder eenig gevolg, dewyl zy van de laagte ia de hoogte fchooten. Geduurende de daar uit geboorene verwarring, verwaarloosden de Frar.fcben eene hunner flanken, zodanig, dat dezelve geheel bloot op zyde der Pruisfen kwam, die daar aanltonds op in vielen, en met een legertje van dertigduizend man, den Franfchen, die ten minden zestigdui. zend mannen fterk waren, eene gewigtige nederlaag toebragten, in welke de Franfchen ten minften tienduizend mannen, verlooren, met drieënzestig ftukken gefchut. Dubbel gelukkig was deeze overwinning voos den Pruisfifchen Koning: dewyl dus niet alleen de Franfchen merkeïyk in hunne grootfche oogmerken wierden gedwarsboomd, maar ook de Monarch daar door gelegenheid bekwam, om met een goed deel van zyn leger naar Silefie te trekken, alwaar alles ten achteren ging. Aldaar hadden de Oos« tenrykers, op den n van Slagtmaand, Schweidïiitz veroverd, na dat zy in een ftorm twee der  TEGENWOORDIGE EEUW. 261; der Redouren, welke de plaats omringen, hadden; genomen; het geen , den Bevelhebber binnen de Vesting zo benaauwd had gemaakt, dat hy zich Krygsgevangen had overgegeeven. Noch grooter ongeluk gebeurde 'er den 22 , op welken dag de Oostenrykers op het leger deft Prinfen van Bevern, 't welk de Koning in Silefie gelaaten had om dat land te verdedigen , aanvielen, en hetzelve by Breslau eene geweldige nederlaag toebragtem Toen de Koning dien Prins dat opperbevel gaf, wist hy wel, dat dezelve de man niet was om groote dingen te doen. Doch hy had hem als Adjudant en Beftierder toegevoegd den Generaal Winterfeld, dien het zo veel te beter betrouwd was. Deeze kundige Krygsman was intusfchen in eene fchermutzeling met de Oostenrykers gefneuveld, en na dien tyd was alles zo deerlyk in de war geloopen, dat byna ge. heel Silefie verlooren fcheen: dewyl de Prins van Bevern, onder anderen, had verzuimd, bet Oostenryksch leger in Silefie aan te tasten, toen het noch maar de helft van die magt had, door wel; ke hy wierd aangevallen en geflagen. Een ge. volg van deezen ramp was de overgave van Breslau aan de Oostenrykers, zonder dat zy daar eentkanonfchoot, op hadden gedaan. De Koning, alle deeze rampen onderwege heb- bende vernomen, trok met den grootften fpoed R 3 naar  sos GESCHIEDENIS der naar den Oder, en was met de zynen reeds in Silefie, eer iemand zulks had gedagr. Aanftonds verzamelde hy zyn volk, 't welk onder den Prinfe van Bevern geflagen, en over den Oder geweeken was. Hy vond die raanfchap geheel mismoedig, en ongefchikt om *fets groots te onderneemen, doch door hen te verkwikken met wyn en voedzel, en hen te doen redekavelen, met die moedige helden, welke de Franfchen zo heerlyk by Rosbach hadden onthaald, vond hy ze binnen weinige dagen wederom opgewekt, om de onlangs geleedene fchande door een edelen daad uit te wisfchen. De ftand der zaaken van Silefie was nu zo hachlyk als ooit; zynde die Provincie verlooren, zo niet de Koning tene bellisfende overwinning behaalen, cn noch voor den Winter de Oostenrykers daar uit kon verdryven. Zo ras derhalven zulks mogehk was, trok de Monarch op weg naar Leuthen, alwaar de Oostenrykers, die hem ver in magt overtroffen, waren gelegerd; doch minder voordeelig dan by ze voorheen wel had aangerand en geflagen. De linker vleugel der Oostenrykers, inzonderheid, was kwaalyk bewaard. Zo ras derhalven de Koning zyn leger tegen over da: der Oostenrykers had gefchaard, wist hy den aanval zodanig te beftieren, dat dezelve, zonder dat de Oostenrykers daar byzonderlyk op gevat waren, op de zwakke plaats het kragtigst trof, waar door het Jen  TEGENWOORDIGE EEUW. arJj den Koning gelukte, eene zo heerlyke overwinning op de Oostenrykers te behaalen als hem immer had mogen gebeuren; en welke van dat gevolg was, dat het gedeelte zyns legers, waar mede de Koning de Oostenrykers deed vervolgen, hen noodzaakte, met den grootften fpoed, na noch veel volk verlooren te hebben, naar Boheeme te vluchten. Thans had de Ptuffifche Monarch de hinden volkomen ruim, om Breslau, binnen welke pl ats de Oostenrykers eene bezetting van zeventienduizend man hadden gelaaten, te belegeren. De Pruisfen wisten toen niet hoe fterk die bezetting was, gelyk ook de Oostenrykers niet wisten, dat de magt, waar mede de Pruisfifche Monarch dit werk ondernam, flegts veertienduizend man bedroeg. Met eene zo kleine magt wierd een zo groot ftuk werks ondarnomen , en flaagde boven verwagting, 't geen echter gedeeltelyk ook door een zeer byzonder geluk wierd veroorzaakt. Dewyl eene Pruisfi-j fche bombe, vallende in het Kruid • Magazyn van het Tafchen-Bastion, hetzelve deed fpringen, en daar door eene der faces' zo compleet deed afkorten, dat daar door eene volkomene bres was gemaakt. Teffens begon het zo fterk te vriezen, dat de Stadvoogd geen middel zag, om de graften open te houden, 't welk hem voor een algemeenen ilorm deed vreezen: terwyl hy geen de minne R 4 hoop  264 GESCHIEDENIS der hoop op eenig ontzet kon hebben. Aüe welke redenen hem bewoogen ce Stad over te geeven, en zich zëlveri met zyn geheele bezetting krygsge». vangen. Waar uit «men kan zien, dat het niet zo zeer de fterkte der wallen is, die het neemen eener Stad bezwaarlyk maakt, als wel de moed en het goed beleid van den Bevelhebber binnen dezelve. Dooden en gekwetften te zamen genomen, lieten de Oostenrykers by Leutbert en te Breslau zitten, ruim eenenveertigduizend mannen. De overwinningen des Pruisfifchen Konings wierden noch volkomener door de verovering van Lignitz, welke Stad de Oostenrykers, met werken en overfiroomingen, hadden verzekerd , om 'er eene zoort van Wapenplaats van te maaken. Welke werken door de Pruisfen wierden vernield, op dat de Oostenrykers, zo zy in dien oord weder meester mogten worden, niet dan met veel moeite en kosten van deeze hen zeer gelegene plaats gebruik zouden kunnen maaken. 'Er bleef nu in Silefie niets te heroveren dan Scbweidnitz; doch de belegering deezer fierke Stad wierd uitgefield tot het volgend Voorjaar. De Rusfen, honderdduizend man fterk, uierden aangevoerd door den Generaal Apraxin , die met zyn volk in Zomermaand tot Grodno in Lithauwen naderde. Teffens wierden twintigduizend, onder een Heer Fermer aangevoerd, om Memel weg te neemen,  TEGENWOORDIGE EEUW. 465 neemen, 'c geen hem op den 5 van Hooimaand gelukte. Waarna de Rusfen in Pruisfen drongen. De geheels magt, welke de Koning tegen hen had kunnen zenden, beftond flegts in vierentwintigduizend man, onder den Generaal Lekwald, die eerlang den Rusfifchen Veldheer in zodanig eene plaatzing ontmoette, dat, zo hyop deszelfs niet'wel bewaarde fiank.was aangevallen, hy denkelyk denzelven, niettegenftaande zyne overmagt, zoude hebben kunnen flaan. Doch Lekwald ftelde dat geene, het welk hy op den 29 van Oogstmaand had moeten doen , ongelukkiglyk uit tot den volgenden; wanneer de Rusfen reeds geheel van plaatzing veranderd, en nu van alle kanten wel op hun hoede waren. Desniettegenflaande liet de Pruisfifche Generaal de Rusfifche Ruitery door de zyne aantastten, welke het ook gelukte de Rusfen te doen wyken. Doch toen dezelve verder wilde doordringen, vond zich dezelve zodanig aange. rand, dcor het fchieten met kanonkogels en fchroot, dat zy om een goed heen komen moest zien. Het middelpunt der Pruisfen viel toen op dc Rusfifche Grenadiers, die een bosch in het front des legers bezet hielden, en verjaagde dezelve ook rnet eroot verlies; doch intusfchen was de Infantery der tweede Rusfifche linie om het bosch getrokken, en viel de Pruisfen in -de flank , waar door eindelyk het Pruisfisch leger den geheelen flag R 5 ver-,  a66 GESCHIEDENIS m verloor; doch echter in een goeden orde aftrok. Thans had men reden van te denken, dat de Rusfen de Pruisfen ras weder op het lyf zouden vallen. Doch het tegendeel gebeurde; en het Rusfisfche leger week, zonder in deezen Veldtocht iets meer uit te voeren, te rug in Poolen. Zo dat de Rusfen in het Pruisfifche niets behielden , dan Memel. De Zweeden waren intusfchen van een anderen kant in Pommeren gevallen , en maakten daar eenige veroveringen, om dat zy geen tegenftand vonden. Zy overheerden Anclam, Demin, en het fort Peenamunde, na eene belegering van vyftien dagen. Stettin wierd bewaard, door tien Bataillons, welke de Pommerfche Stenden hadden doen lichten. Doch buiten deeze befiond de geheele magt, die het land moest verdedigen, onder den Generaal de Manteufel, ki fiegts vier Bataillons, waar mede hy voorzeker niet veel ken verrichten. Doch toen de Rusfen zo fpoedig aftrokken, bekwam de Koning daar door gelegenheid, om den Zweeden het leger van den Generaal Lekwald op het lyf te zenden, die daarop aanfionds dezelven aantastte, en hen het veroverde, uitgezonderd het fort Peenamunde, ras benam. De Zweeden wierden toen verder genoodzaakt, onder het gefchut van Straalzund te wyken, en trokken, toen. zy zich aldaar niet meer veilig oordeelden , terug tot op het eiland Rugen , alwaar de Prukli.'che Generaal ze alle  TEGENWOORDIGE EEUW. 26? alle had kunnen vernielen, zo hy had gebruik gemaakt van den kort daarop invallenden vinnigen vorst, door welken eerlang de geheele Zee-engte tusfchen dat Eiland en den vasten wal bevroos; door hoedanigen tocht de Koning van Pruisfen ten minften een tyd lang van één zyner Vyanden zoude zyn verlost geweest. Doch de Veldheer was te bejaard, om een zo gevaarlyk ftuk te onderneemen. Schoon hy dus niet alles deed, wat hy wel kon doen, nam hy echter drieduizend Zweeden gevangen, en hernam in Lentemaand daar aan volgende bet Fort Peenamunde. De Engelfchen hadden in dit jaar eene geweldige vloot verzameld, en zouden, zo het fcheen, de in het verleeden jaar behaalde fchande volkomen uitwisfchen. Zy zeilden met honderd en vyfdg zeilen, groot en klein , onder den Admiraal Hawke, naar de Franfche kust, en verfcheenen voor Roebelle, alwaar zyhet eilandje Daix veroverden: 't geen die van Rochelle en Rochefórt niet «yeinlg verlegen maakte, dewyl, zo de Engelfchen met moed hadden toegetast, het hen mogelyk zouie gelukt zyn één deezer Steden, of wel beide, te veroveren. Doch toen daar aan den wal alles in verwarring was, en men het Landvolk in de wapenen bragt, verdweenen de Engelfchen op eenmaal met hun geheele ontzachelyke magt , en keerden weder in de haven van Portsmouch, zonder kis  j68 GESCHIEDENIS der iets van belang te hebben uitgevoerd. Hier over ontflond geene geringe te onvredenheid; en de Hoofden van de vloot, en de daar by ingefcheepta Landtroepen, wierden ter verantwoording geroepen. Wanneer zy met veel redenen beweerden, dat daar hun tocht niet fpoedig genoeg, van wege de aanhoudende tegenwinden, had kunnen voortgaan, zy op geen deelen na genoeg troepes aan boord hadden gehad, om de van alle kanten toe-, vloeiende Franfche Landmilitie te kunnen verdryTen. In America veroverden de Franfchen op de Engelfchen het Fort William Henri; doch in de Oost-Indien behaalden de Engelfchen verfcheidene voordeelen. Want na dat zy de benden van den Inlandfchen Nabob van Bengale , die hen den oorlog had aangedaan, hadden verflagen, veroverden zy het Franfche fort Chandenagore, alwaar zy de bezetting gevangen namen, en , behalven anderen Oorlogs - Voorraad , honderd en dertien (lukken gefchut tot buit verkreegen. Tot verbetering der zaaken van de Pruisfen en hunne Bondgenooten hielp intusfchen veel de verandering, welke in den Herfst van 1757 in het Engelsch Ministery was voorgevallen, waar door de Heer Pitt aan het bewind der zaaken was gekomen. Deeze Staatsman was voorzeker een der fchranderfte koppen van het ganfche Ryk, en een Afgod des Volks, welks uitbufidigfte liefde hy zich ook  TEGENWOORDIGE EEUW. a6> ook waardig maakte, door Engeland uit zyn ecnigzins vernederden ftaat op te beuren, en toe de vooriga glorie, zo te land als te water, te herftellen. Over niets was deeze groote man meer verontwaardigd dan over de fchandelyke Conventie van Closter - Seven, welke gelukkiglyk noch niet door den Koning was geratificeerd, en dus zonder eenige trouweloos, heid weder kon gebroken worden. Zyn begeerte was. dat zelfs het geheugen van een zo fchandelyk fiuk, zo veel zulks mogelyk was , door treflelykè daaden wierd uitgewischt. Hy was het, die hierom den Koning van Pruisfen verzogt, om Prins Ferdinand van Brunswyk te mogen hebben tot aanvoerder van het mismoedig Hanoversch leger: terwyl hy daarenboven bezorgde, dat dit leger tegen den volgenden Veldtocht wierd verfterkt meteen groot aantal Engelfche Troepes. Ook bewoog hy den Engelfchen Koning tot het fluiten van een naauwer verbond met den Pruisfifchen Monarch, en denzelven by te flaan met eene jaarlykfche onderfleuning van vier Millioenen kroonen, die tot in 1761 wierden betaald. Den Koning van Pruisfen was dit wel wat tegen de borst, doch dewyl eerlang het grootst gedeelte zyner erflanden door zyne Vyanden wierd bezet, kon hy daar niet wel buiten. Ook was dit de eenige voornaame byfland, welken de Pruisfifche Koning van den Engelfchen kon vcrwagten. Had dezelve hem met eene magtige vloot willen by.  S7ö GESCHIEDENIS dek byfpringen in de Oostzee, zo zoude dit den Pruisfen oneindig voordeelig zyn geweest. Doch daar toe hadden de Engelfchen de handen te vol werks met Frankryk: terwyl zy ook, van wege hun Koophandel op Rusland, niet directelyk met die Mogenheid in oorlog wilden weezen. Om zo veel te meer de onderneemingen der Vyanden van Pruisfen tegen te gaan, zond de Koning van Engeland, op aanraaden van zyn Staatsdienaar, Gezanten naar Zweeden en Rusland. Had de Engelfche Gezant in Zweeden toegang kunnen krygen , zo zoude hy mogelyk door magt van penningen aldaar het Systhema hebben kunnen doen veranderen. Doch de yverigfte Franschgezinden wisten te bewerken, dat den Engelfchen Minister de toegang in Zweeden wierd verbooden, waar door het geheel ontwerp mislukte. In Rusland ging het den Engelfchen niet beter. De Cancelier Bestucheff was daar wel van maatregelen veranderd: dewyl deeze oorlog den Hertog van Holftein en zyne Gemaalinne, de waarfchynelyke Erfgenaamen der Kroon , geweldig tegen de borst was; en dit was de geheime reden geweest, waarom de Generaal Apraxin in het voorgaand jaar niet meerder had uitgevoerd, en zo onverwagt op denPoolfchen bodem was geweeken. Maar ongelukkig voor Pruisfen hadden de Oostenrykfche en Franfche Gezanten in hun belang weeten over te haaien den ge*  TEGENWOORDIGE EEUW. *?! geheimen Gunsteling der Keizerinne, die daarop de ongenade van Bestucheff bewerkte, en oorzaak was, dat 'er, op bevel der Monarchinne, zeer ernftige maatregelen, om den Pruisfifchen Monarch in het volgend jaar met het grootst geweld op het lyf te vallen, wierden genomen. Men had anderzins reeds met de Oostenrykers eenige on. derhandelingen van Vrede begonnen. Doch de gunfiige keer hunner zaaken te Petersburg, en de knorrigheid van den Franfchen Koning over den ramp, welke zyn leger by Rosbach geleeden had, was oorzaak, dat ook van deeze kanten met eene vernieuwde woede tot den oorlog wierd be; flooten. In het volgend jaar wierd het Krygstoneel geopend door Prins Ferdinand van Brunswyk , die de zeer gevaarlyke taak had op zich genomen, om met ongeveer dertigduizend mannen, zo mogelyk, tachtigduizend Franfchen uit Westphalen te jaagen. Hy zond in de eerfte plaats een Corps naar de Wezer, 't welk Verden veroverde; terwyl van een anderen kant de Erf Prins van Brunswyk zich van Hoja verzekerde, 't geen den Franfchen Maarfchalk St. Germain verpligtte Eremen te vtriaaten. Eenige andere geringe voordeden bragtcn den Maarfchalk de Clermont, die thans het opperbevel had over het Franfche leger, geheel in verwarring, en deeden hem, met de onder hem dienende Genei raals,  tfd GESCHIEDENIS dek raals, Brunswyk, Wolffenbuttel en Hanover op eens verlaaten. Toen floegen de Bondgenooten het beleg voor Minden, tot ontzet van welk* plaats de Heer de Broglio eene pooging deed, doch hy had geen moeds genoeg, om Prins Ferdinand aan te tasten; 't geen eene fpoedige overgave der Stad ten gevolge had, en de Franfchen noodzaakte naar Paderborn en Bieïefeld te wyken: waarop de Franfchen, geheel verbysterd door eene zo fpoedige omwenteling in hunne zaaken, Hamm, Lipftad en Munfter verlieten. Zelfs zakten zy eerlang allen af naar den Rhyn, en trokken over den rloed te rug in het laatst van Bloeimaand, doch wierden daar in wel haast gevolgd door den Piinfe Ferdinand, die op den 2 van Zomermaand ins» gelyks trok over dien vloed, by Emmerik. Niet lang daar na verzamelden zich de Franfchen by Crevelt, terwyl het Hanoversch leger hen daar ras by kwam, om een Veldflag tewaagen, die, zo zy gelukkig uitviel, mogelyk den Franfchen ^geheel Duitschland zoude doen ruimen. Op den 23 van Bloeimaand kwamen de legers aan eikanderen, hebbende Prins Ferdinand zyne maatregelen zo wel genomen, dat geduurende het gevegt de Generaal Wagenheim en de Erf-Prins van 3runswyk op de vleu. gels der Vyanden kwamen, het geen hen eerlang  TEGENWOORDIGE EEÜW; 273, lang noodzaakte, met groot verlies af te trekken, en de wyk naar Keulen te neemen. Prins Ferdinand maakte een fchoon gebruik van deeze overwinning , berende Roermonde, en nam de Stad by verdrag. Waarna hy ftroopende partyen uitzond tot voor de Poorten van Brusfel. Kort daarop wierd Dusfeldorp door de Pruisfen berend , en ook weggenomen. Denkelyk zouden de Franfchen, geduurende deezen Veldtocht, ook niet weder over den Rhyn zyn gekomen, zo niet de Prins van Soubize met een aanmerkelyk getal Franfchen , het welk met vyftienduizend Wirtenbergers wierd verfterkt, eene afwending -had gemaakt in Hesfen, van waar hy weder in het Hanovetfche viel, en Gottingen mee andere plaatzen veroverde. Dit noodzaakte de Bondgenooten , Roermonde en Dusfel lorp te verhaten, weder over den Rhyn te trekken, en eene merkelyke verfterking naar Hesfen te zenden : waar door het hen gelukte de Franfchen eerlang uit Hesfen te verdryven. In de plaats van Clermont, die van wegen zyne onbekwaamheid was te rug geroepen, gebood thans over het Franse Leg^r de Maarfchalk de Contades, die ras den Pnnfe Ferdinand over den Rhyn volgde, en twintigduizend mannen afzond, onder den Heer de Chevert, om den 1L deel. S Vdi\$  274 GESCHIEDENIS du Prins van Soubize te verfterken, gelyk hem ook gelukte; waar door hy in ftaat wierd gefield, om het Hanoversch leger, onder den Prins van Ypenburg, by Lutterberg, eene ge-; weldige neep toe re brengen. Doch desniettegenftaande wist Prins Ferdinand door den vyand te flaan by Foest, hem den voorraad af te fnyden , en te noodzaaken, zyne Winterkwartieren over den Rhyn en den Main te betrekken. Intusfchen zat de Pruisfifche Monarch geenZins ftil in Silefie, maar maakte zo veel mogelyk gebruik van de overwinning, ia het verleeden Jaar by Leuthen behaald, om de Oostenrykfche partyen zo veel mogelyk van Silefie te vervvyderen. Schweidnitz, binnen welke Stad de Oostenrykers eene bezetting van vyfduizend mannen hadden gelaaten, was geduurende den geheelen Winter geblokkeerd geweest, en wierd nu tegen het midden van Lentemaand door eene geregelde belegering aangevallen. In het'begin fchooten de belegerden zo hevig op de Pruis^ fchen , dat men veel moeite had, om de Batteryen recht aan den gang te krygen; doch toen dezelve eens ter degen begonnen te werken, deed men het Oostenryksch gefchut ras zwygen; waar op een Fort, 't geen de Stad voonuaraelyk vaa dien kant, van welken men haai  TEGENWOORDIGE EEUW. 275 haar aantastte , dekte , ftormenderhand wierd weggenomen; 't geen den Bevelhebber zodanig veifchrikte, dat hy de Stad op den 18 van Grasmaand overgaf, en met zyn volk gevangen bleef. Dit gelukkig gevolg deed den Pruisfifchen Koning befluiten, een inval in Mjravien te doen, en zich, zo mogelyk, van Olmutz te verzekeren, in hoope, dat hy dan dia Vy. and aldaar met eene maatige magt geduurende dengeheelen Veldtocht zoude kunnen ophouden, en zyne meeste magt gebruiken tegen de Rus. fen, van welke hy thans een meer cnfiigen aanval vreesde, dan die in het verloopen jiat was geweest. Om hier in te llaagen, deed hy syn leger aftrekken, even eens, als of hy voorneemens was, herzelve eenige weeken, wegens degeleeden vermoeijing voor Schweidnitz, te doen u'.trusten, tetwyl hy alle ptsfen naar Boheeme zo naauwkeurig deed bewaaren, dac 'er geene Stions door konden komen, om den Onstenrykers van zyn intusfchen aangevangen mar?ch k-nn;s te geeven. Niet weinig ftonden de Oostenrykers verftomd , op de tyding, dat de Pruisfen mee hunne voornaamfte magt in Moravie warm gedrongen en du dezelve reeds kampeerden rondom Olmutz, eer zy d-arvan iets had en vernomen. Waren de ingenieurs, van welke de S s Ko-  t76 GESCHIEDENIS DER Koning in dit beleg gebruik maakte, zo be. kwaam geweest in hun vak, als de Monarch in het zyne, mogelyk zoude de verovering deezer gewigtige Stad zonder veel zwaarigheid zyn gelukt. Doch door het kwaad beleid van deezen had men de loopgraven te ver van de Stad gelegerd, en de eerfte Batteryen op een zo grooten afrtand aangelegd, dat zy geen de minfte uitwerking konden doen; 't geen den kostelyken tyd onnut deed fpillen, en den krygsvoorraad, waar van men buitendien maar zober voorzien was , zonder vrucht deed verteerea. Men verwagtte wel een nieuw overvloedig Convooy, met het welk, zo men het had bekomen, de Stad binnen veertien dagen ongetwyffeld zonde hebben moeten buigen. Doch de Oostenrykers, hier van onderricht, namen hunne maatregelen zo wel, dat het geleide daar van wierd verflagen; en het geheel Convooy in hun» ne handen viel. Toen de Koning de tyding. ontving van deeze ongelukkige gebeurtenis,begreep hy, dat het zyn tyd wierd , niet alleen om Cilmutz maar om geheel Moravie te verlaaten, dewyl hy anders zyn geheel leger door gebrek aan levensmiddelen in de waagfchaal zoude hebben gefteld. Het was inmiddels zo gemakkelyk niet, weder uit Moravie te geraaken, als men daar in was  TEGENWOORDIGE EEUW. 277 was gekomen. Ten dien einde waren 'er twee wegen, de eene naar Silefie en de andere door Boheeme naar Glatz. Den eerften weg, door welken de Koning in Moravie gekomen was, hadden de Oostenrykers, door daar eene ontzaggelyke magt op te legeren, byna onbruikbaar gemaakt: doch op den tweeden weg had de Koning gelegenheid om hen ten minften twee marfchen vooruit te komen. Hy nam het derhalven naauwelyks in beraad, om dien weg te kiezen, 't geen hem ook zo wel gelukte, dat hy den elfden van Hooimaand met zyn leger en train veilig te Koenigratz aankwam, zonder dat de Vyanden, die hem onderwege meermaalen waren op het lyf gevallen , iets van belang hadden kunnen verrichten. Niet alleen was het den Koning gelukt, den Oostenrykers, die meenden dat zy hem genoegzaam in de fuik hadden, te ontkomen, maar in het doortrekken vermeesterde hy alb hunne Magazynen in dien oord, en voerde alle levensmiddelen weg uit de kreits van Koenigratz. 't Geen vo r de Pruisfen van het uiterfte belang was, dewyl zy daar door de Oostenrykers verhinderden, om hen van deezen kant, geduurende den loopenden Veldtocht, op het lyf te vallen; en daar door in ftaat geraakten , om eene merkelyke verfterking van troepen tegen de Rusfen te S 3 zen:  £78 GESCHIEDENIS der zenden, die Pruisfen en de Nieuwe Mark met eene geweldige magu bedreigden. Geduurende den hertocht des Pruisfifchen Monarchs naar Boheeme, was de Rusfifche Generaal Fermer de Pruisfilche bezittingen met verfeheiiene aanzienelyke Corpfen genaderd. Een van hutne eerfte onderneemingen was de belegering van Kustrin, die echter geheel niet voor den wind ging. Dit bewoog den Vyand, de Stad zodanig in brand te fchieten , das 'er byna niets overbleef, in verwagting dac men zich dm ras zoude overgeeven ; doch dit gelukte ook niet, Intusfchen had Koning Fredenk, na z\ne terugkomst uit Moravie, gel genheid om de bezetting der belegerde Stad vari het noodige te voorzien en merkeïyk te versterken, 't geen van die uitwerking was, dat de Rusfen eindelyk het beleg opbraken. Het meeste gevaar ftond intusfchen te vreezen van den kant van den Generaal Czernichef, die na den Oder trok, en van dien kant in Silefie dreigde te valltn, terwyl de Oostenrykers zulks van den anderen kant zouden kunnen doen. De Koning verzamelde derhalven zo veel volk, als hy in Silefie en Saxen kon misfen, en begaf zich daar mede den Vyand te gemoet, dien hy eerlang aartrof by Zomdorf, alwaar hy in de gedaante van een Vierkant was gelegerd; waar door  TEGENWOORDIGE EEUW. af$ door de Pruisfen fchoone gelegenheid hadden,' om met hun gefchut ruimte in de Rusfen te maaken , als hebbende hunne flanken van alle kanten open. Het gelukte den Koning ook, hier door, en door andere gepaste maatregelen, den Vyand zodanig te flaan, dat hy een groot eind wegs te rug trok, zonder vooreerst iets te durven onderneemen. Hebbende de Rusfen by deeze gelegenheid honderd en drie ftukken gefchut met vyftienciuizend dooden en tweeduir zend gevangenen laaien zitten. Het gevolg deezer groote overwinning was, dat de meeste magt der Rusfen naar Poolen te iug trok, om daar haare zaaken te herftellen ,en dat de Generaal Laudon,( die reeds met een Oostenryksch legertje in de Lausnitz gevallen was, met oogmerk om zich met de Rusfen te vereenigen ), onverrichter zaake te rug moest keeren. Terwyl de Pruisfifche Monarch ruimte bekwam om zyne meeste magt naai Saxen te wenden, om aldaar den Prinfe Henrik, die het niet langer tegen de overmagt der Oostenrykers kon uithouden, te hulpe te komen. Minder gelukkig Haagde hier de Koning thans in zyne oogmerken dan tegen de Rusfen, dewyï de Maarfchalk Daun de Pruisfen, in hun leger by Hochkerken,overviel, in den nacht tusfchen den 13 en 14 van Wynmaand van 1758, in welke ver' S 4 war-  iSo GESCHIEDENIS Du warring de Oostenrykers het wel verfchanst kerkhof van die plaats, en eene daar by gele. gene Battery, overrompelden , waar mede zy thans op de Pruisfen zelve fchooten. Het een en het ander drong de Pruisfen, allengs af te trekken, na dat hunne Ruitery de Vyanden reeds in verwarring had gebragt f doch door het geweldig fchieten met fchroot had moeten weder keeren. De Pruisfen lieten hier naby de drieduizend mannen zitten, en daar onder waren Officieren van groote verdienften, te weeten de Generaals Keith, van Geist en de Prins Frarcois van Brunswyk. De meeste der overige Generaals hadden wonden of kneuzingen bekomen, gelyk ook de Koning zelf. Terwyl dit in Saxen omging was de Oostenaykfche Generaal de Harïch in Silefie gevallen, en belegerde daar de gewigtige ftad Ncisz , welke hy op den 20 van Wynmaand had berend. Thans waren de Pruisfen in Silefie veel te zwak om iets uit te voeren, zo-dat, wilde de Koning die Stad behouden , hy zelf tot het ontzet derzelve moest optrekken. Ondertusfchen meende de Generaal Daun , dat hy zulks, door zyne genomene pofitie, na den ilag by Hochkerken , had onmogelyk gemaakt. Doch Koning Frederik was hem te flim, en vond desniettegenftaande middel om naar de na-  TEGENWOORDIGE EEUW. a8ï nabuurfchap van Neisz af te trekken, zonder dat hy zulks kon beletten. Waarop de Generaal de Harsch de belegering opbrak, met verlies van zyne aanzienelyke Magazynen , welke hy zo ras niet kon mede voeren. Zo ge. lukkig als de Pruisfen waren met Neisz te ontzetten , zo wél flaagde hun ook de verlosfing van Colberg, welke Stad thans door den Rusfifchen Generaal Polmbach met vyftienduizend mannen wierd belegerd. In het laatst van Wynmaand was hy door herhaalde aanvallen tot den voet des bedekten wegs genaderd, en hoopte de Stad binnen weinige dagen weg te neemen. Doch de naderende Pruisfen verfloegen een Obfervations legertje, 'c welk hy op eene hoogte had geplaatst, en noodzaakten hem by zyne makkers in Poolen te wyken. Toen de naar Pommeren gezonden benden dit hadden bewerkt, wierden zy in aller yl weder naar Saxen ontbooden, om de Rykstroepen, die daar den meester fpeelden, te helpen verdryven, en Dresden mede te verlosfen van de belegering waar mede die Stad door den Maarfchalk Daun wierd bedreigd, 't Geen volkomen gelakte, neemende hier mede teffens de veldtocht van r-58 een einde, zonder dat de Zweeden byna iets van belang in denzelven hadden verricht. In -Lentemaand van dit jaar viel 'er een ZeeS 5 gevecht  a8i GESCHIEDENIS dek: gevecht voor, in deMiddellandfcheZee, tusfchen een Fransch en een Engelsch Esquader, waai in de laatfte de overwinning behaalden: worden» de verfcheidene Franfche fchepen genomen, en andere in den grond geboord. Zullende de fchade noch grooter geweest zyn, zo men niet, o-n de Spaanfche Neutraliteit niet te kwetzen, de kusten van dat Ryk had moeten myden. In Gras* maand was ook wederom in Zee geloopen de Admiraal Hawke, om eene landing te doen op de Franfche kust, 't welk hem eerlang gelukte, niet verre van St. Malo, alwaar hy het fteedje Cancalle veroverde en brandfchatte. Dc Engelfchen voeren dan voort, nu eens herwaard en dan derwaard, overal grooten fchrik op de Franfche Kusten verwekkende, tot dat zy op den 7 van Oogstmaand eene landing deeden in de nabuurfchap van Cherbourgh. Zy ontmoetten aldaar een Corps F'ranfchen, onder zekeren Remond, doch deeze Bevelhebber ging aanllonds loopen, waarop de Engelfchen drie Kasteelen aan de landzyde der Stad weg namen, en alles in den omtrek vernielden. Cherbourgh viel eerlang ook in handen der EDgelfchen , alwaar zy veel buit maakten van gefchut en Oorlogs-voorraad, ook verwoestten zy alles, drie mylen in het rond, en keerden weder naar hunne fchepen, op het naderen van een Fransch leger, onder den Hertog van Har- court.  TEGENWOORDIGE EEUW. 283 COurt. In de zelfde maand kwam 'er tyding te Londen, dat Louisburg, en 'het geheel eiland van Kaap Breton, op de Franfchen was veroverd. Niet lang daarna deeden de Engelfchen eene pooging om Martinique weg te neemen, doch zy bevonden dit ondoenlyk. Daar-' entegen wisten zy zich meesters te maaken van Guadeloupe, waarop hen alle de overige Franfche Eilanden beneden den wind in handen vielen. In het begin des Veldtochts van 1759, herHelden de Franfchen hunne vervallene zaaken niet weinig in Duitschland, door het wegneemen van Frankfort, en door zich van den Rhyn en den Main beide te verzekeren. Waarna zy Rotberg, en wat laater Minden, wegnamen, alwaar zich de bezetting van vyftienhonderd mannen aan hen gevangen moest geeven. In Hooimaand veroverde de Generaal d' Armentieres de ftad Munfter, waar binnen eene bezetting lag van vierduizend mannen. Waar mede geheel Europa meende , dat de Fxanfchen thans meester waren van het Keur* vorstendom van Hanover; in welke Stad men in eene zo groote verlegenheid was, dat alle gewigtige papieren naar Stade wierden overgebragt. 'Er fcheen ook geene mogelykheid om den Rand der zaaken te verbeteren, dan door een  s84 GESCHIEDENIS der een gelukkigen Veldflag, daar weinig hoop toe was, om dat de Franfchen niet alleen zeer tat« ryk waren, maar om dat zy daar te boven uitfteekend wel gelegerd waren, in de nabyheid van Minden. Om hen van daar te krygen , deed Prins Ferdinand een deel zyner benden aftrekken, onder den Generaal Wargenheirn, op zodanig eene wyze, dat de Franfchen daar door de kans meenden fchoon te zien, om tusfchen beiden te komen, en den Prins af te fnyden van den Wezer. Doch hier in wierden zy bedroogen, want Prins Henrik was ook in den volgenden nacht < pgebroken, en had zich weder met Wargenheirn vereenigd ter plaatze, daar de Franfchen zich, tot het bereiken van huil oogmerk, hadden gehoopt neder te flaan. Thans vielen hen de vereenigde benden , en vooral de Engelfchen, met groote woede op het lyf, waar door zy het geluk hadden den Maarfchalk de Contades zodanig te Haan, dat hy 'er zevenduizend mannen en zyne voomaamlte Oorlogsvoonaad by liet zitten. De Franfchen vluchtten toen in eene groote wanorde naar Minden, welke Stad ten volgenden dage op nieuw door de Bondgenooten wierd veroverd, die de Franfchen noodzaakten over den Wezer te wyken, en alle hunne voordeelige posten in dien oord te verhaten. Ongelukkig was  TEGENWOORDIGE EEUW. 285 Was het intusfchen voor de overwinnaars, dat zy verwaarloosden alle mogelyke gebruik van Sun triumph te maaken vergenoegende zy zich ffiet Marpurg te herneemen. Terwyl zy, met Contades en Broglio fteeds te vervolgen, hen denkelyk zouden hebben kunnen beletten, hun geflagen leger weder te verzamelen, gelyk thans gefchiedde. Wanneer men bevond, dat de Franfchen noch fterker waren dan de Bond« genooten. Meer beflisfchende was de heerlyke over» winning ter Zee, door den Engelfchen Admiraal Hawke, op den Franfchen Marechal de Conflans, op den 20 van Slagtraaand deezes jaars behaald. Reeds vooraf waren de Engelfchen gedaagd, om met hunne fchepen zeven Franfche Oorlogfchepen in te fluiten, in de Baai van Cadix, en een ander Esquader, onder den Hertog van Aguillon, te Quiberon. Eindelyk liep toen de Admiraal de Conflans, met eene Vloot van vyfentwintig fchepen, in Zee, naar Quiberon , om aldaar het geblokkeerd Esquader te ontzetten. Doch eer hy zulks kon volvoeren, wierd hy aangetast door den Admiraal Hawke, met drieëntwintig fchepen van Linie, en eenige Frtgatten, die het den Franfchen, na een kort gevecht, zo benaauwd maakte > dat zy gingen viuchten, met dat gevolg, dat ver-  s86 GESCHIEDENIS dïr verfcheidene hunner zwaaifte fchepen te grond gingen, genomen wierden, of op het ftranol gejaagd, alwaar zy door de golven wierderj1 Hukken geflooten, of door de Engelfchf-P.' verbrand : hebbende alleen acht fchepen dier fchoone Vloot de Franfche havenen weder mogen bereiken. Teffens vervielen hier mede alle de grootfche ontwerpen der Franfche Vfoot tot niet, welke riet minder waren dan om, na het ontzetten der beide bewuste Esquaders, wanneer dezelve met de Fresatten vierenzeventig fchepen van oorloge fterk zouden zyn geweest, een leger van vierenvyftigduizend mannen naar Ierland, op platboomde vaartuigen, over te voeren. In Noord- Amerika ging het den En» gelfchen niet minder voor den wind: want aldaar veroverden zy Quebek, welke zegepraal door de verovering van geheel Canada wierd gevolgd. In Silefie wierd thans de oorlog met minder vuur gevoerd, dan wel voorheen. De Maarfchalk Oaun verwagtte aldaar nu dagelyks een leger Rusfen tot byftand, en wilde dus niet vechten, voordat hy van zyne verlterking was verzekerd. In Hooimaand verfcheenen de Rusfen inderdaad op de Silefifche grenzen, waarop de Generaal Dehna door den Koning van Pruisfen tegen hen wierd gezonden, doch deeze ontving de  TEGENWOORDIGE EEUW. 287 «je nederlaag ; 't geen den Rusfen eene bekwaame gelegenheid gaf, om Frankfort aan den Oder te belegeren , en weg tg neemen. Ter zelf. der tyd drong de Generaal Daun in de Staaten van den Koning van Pruisfen, en zond twaalf, duizend mannen onder Laudon, om zich met de Rusfen te vereenigen. Terwyl het Ryksleger, na zich meester gemaakt te hebben van Leipzich en Torgau , naar Dresden trok. Thans waren de oroftandigheden van den Pruisfifchen Monarch zeer bedenkelyk, maar wierden noch erger door den Vcldflag van den 12 van Oogstmaand, in welken de Pruis; fen door de vereenigde Rusfen en Oosten, rykers wierden geflagen, na dat, door de eerstgenoemde, de aanval zeven maaien te vergeefs was herhaald. Ondertusfchen was deeze zege vry bloedig, dewyl zy den overwinnaaren ten minften tienduizend mannen kostte, Terwyl 'er ook veele Pruisfen fneuvelden, en vierduizend hunner, met vry wat gefchut, in de handen der Vyanden vielen. Het geluk had thans den Piuisfen geheel den nek toegekeerd. Want niet alleen gelukte het den Keizerlyken de ftad Dresden weg te neemen: maar ook overviel Daun, wat laater, den Generaal Fink, die met achttienduizend mannen door den Pruisfifchen Koning op eene voordeelige post gele ,gerd  c88 GESCHIEDENIS der gerd was, om de gemeenfchap tusfchen het Ie» ger van Daun en van Boheemen af te fnyden. Fink, in het donker van den nacht overvallen, wierd genoodzaakt, de wapenen neder te leggen, met acht onder hem dienende Generaals en twaalfduizend mannen. De overwinnaar noodzaakte toen de omcingelde Pruisfen hun Geweer, Gefchut, Ruiters, Paarden enz. over te geeven : behoudende de overwonnene niets dan hun Ba. gagie. Hoe groot intusfchen deeze overwinning ook mogt zyn, zo fcheen de Alleenheerfcher van Pruisfen noch magts genoeg te hebben om zich ftaande te houden: blyvende de legers, geduu. rende den geheelen Winter, tegen eikanderen over leggen, zonder dat 'er iets van belang gebeurde. Geduurende de eerfte maanden van het volgend jaar gebeurde 'er weinig, behalven eenige fterke fchermutzelingen, in welke nu de eene en dan de andere party de overwinning behaalde. Op den a8 van Louwmaand overrom.' pelden de Zweeden Anklan , alwaar de Generaal Manteuffel wierd gekwetst, en met driehonderd man gevangen genomen. De Generaal Daun , die geen zeer onderneemenden geest bezat, vermydde een beflislend gevecht, dewyl hy de Rusfen verwagtte, en dus niets wilde waagen, eer hy zich met die Bondgenooten had ver-  TEGENWOORDIGE EEUW. ity vereenigd. Laudon, wiens moed en beleid dagelyks meer en meer begon uit te blinken, kon het lang wegblyven der Rusfen niet langer verdraagen zonder iets te ondermemen. Ten dien einde viel hy in het Graaffchap Glatz, alwaar de Generaal Fouquet gebood, aan het hoofd van achttien Bataillons en eenige Esquadrons. Om Fouquet te misleiden veinsde hy de belegering van Glatz te willen onderneemen, waarom dezelve merkeïyk van plaatzing veranderde, om die Stad te dekken. Hier door wierd een groot Magazyn te Landshut van zy. ne bedekking ontbloot, en oogenblikkelyk door Laudon weggenomen. De Pruisfifche Generaal, ziende dat hy door Laudon bedroogen was, wilde hem toen op het lyf vallen , om her. Magazyn te herneemen , doch dit was van een zeer kwaad gevolg: dewyl Laudon de engten van Schmidberg, door welke Fouquet, indien zyne onderneeming kwaalyk uitviel, wyken moest, had doen bezetten.. Tot drie keeren viel Fcuquet op de Oostenrykers aan, doch wierd telkens afgeweezen, waarom hy het befiuit nam, om door de gezegde engten af te trekken. Doch de weg hier bozet zynde. was 'er niets op, dan zich met zyn volk gevangen te geeven. waar toe hy echter niet kwam, dan na dat hy een Batailion Grenadiers in een vier-, II iilel, T kanc  *$0 GESCHIEDENIS » E fi fcant had geplaatst, en daar mede eene proef genomen, om den doortocht te overweldigen, li welk hem mislukte. Om Silefie, het welk thans ernftig door de Rusfen en Oostenrykers bedreigd wierd, te bewaaren, zond Koning Frederik den Prins Hen* rik, aan den kant van Frankfort op den Oder, met een Obfervations leger: terwyl hy zelf, in het begin van Hooimaand, eene beweeging maakte, als of hy derwaard mede wilde trek<* ken, 't geen den Generaal Daun , die niet ver van het door de Oostenrykers veroverde Dresden ftond , bewoog mede daar heen te gaan* Hier door bereikte de Koning zyn oogmerk, om Daun van Dresden af te trekken, en die Stad, zo mogelyk, in zyne afweezigheid weg te neemen. Het gelukte ook den Koning met luitengewoone maifchen weder voor Dresden te komen, eer Daun 'er de lucht van had. Doch de Oostenrykers hadden de Stad onlangs zo merkeïyk verfterkt, dat de Koning geen middel zag, om de Stad door een dapperen aanval te veroveren, maar genoodzaakt wierd, zulks door middel eener gewoone belegering te beproeven. Dan dit mislukte den Pruisfifchen Koning, dewyl van den eenen kant het Ryks • leger kwam aanrukken, terwyl van den anderen Daun wederkeerde; 't geen hem ver- pligtte  TEGENWOORDIGE EEUW. 491 pligtte de belegering op te heffen. In Silefie had intusfchen Laudon gebruik gemaakt van het ongeluk van Fouquet om Glatz te belegeren en te veroveren: waarop hy thans het beleg floeg voor Breslau. Doch op het naderen van het leger van Prins Hen rik, verlLt hy die Stad, en week naar Canth, alwaar hy eene Veilige ftandplaats voor zyn leger vond. Wat laater begaf zich de Pruisfifche AUeenheerfcher weder in Silefie, met het hoofdoogmerk om de vereeniging der Oostenrykers en der Rusfen, die naar den Oder in aantocht waren, te be* letten. Daun verfcheen daar ook met zyn leger, na dat hy met Laudon, Lascy, Bech en Ried, die alle afgezonderde gedeelten van de Oostenrykfche magt gebooden, een ontwerp had ge. maakt, om de Pruisfen van alle kanten te g lyk op het lyf te vallen. Laudon was de eerfte in de weer, en ontmoette de Pruisfen by Humelen, alwaar hy eenige uuren lang met hen floeg, eer hy wist, dat hy met de geheele Pru;sfifc'iemigt te doen had, en had geduurende dien tyd een zeer groot verlies geleeden; waarom hy zich door een wel belegden aftocht, zo gned m >gelyk, weg maakte. Ondertusfchen opende deezo flag den Pruisfen niet alleen den gelootea w g naar Breslau. maar noodzaakte insgelyks de Rusfen, die reeds tot aan den Oder waren gena* T * derd,  fy* GESCHIEDENIS der: derd, weder te rug te keeren; waar door hex geheel ontwerp van aanval, 't geen door de Oostenrykers, en Rusfen en Zweeden, tegen den Pruififchen Koning gefmeed was, in rook ver« dween. Intusfchen waren de Franfchen weder in Hesfen gevallen, in 't welk zy eerlang Casfel weg namen. Doch het gelikte den Bruns•wykfchen Erf-Prins een legertje Franfchen van Warburg te verdry ven , waarop hy met zyn volk over den Rhyn trok om de Kleeffche plaat» zen te benaauwen, en daar door de Franfchen tiit Hesfen te doen verhitizen. Was hy in ftaat geweest, de Franfchen, die onder de Castries voordeelig by Kloosterkamp gelegerd waren, van daar te doen vertrekken, zo zoude het mogelyk zyn gelukt. Doch de aldaar op de Fr*nfchen gedaan e aanval viel ongelukkig uit, het geen ten gevolge had, dat de Prins, die Wezel reeds belegerde, dit werk ftaakte, en weder over den Rhyn in Westfaalen rukte. In Saxen gelukte het de Ryks-Armée, een aantal Pruisfen, 't welk onder den Generaal Hulfen by Torgau lag, van daar te doen verhuizen, waar door de Hertog van Wurtenberg gelegenheid bekwam, om met zyne benden van Halle aan te rukken, en Leiplich te bezetten, Waar door de Pruisfen uit geheel Saxen waren gedreeven. De Rusfen belegerden intusfchen met  TEGENWOORDIGE EEUW. »S>5 fat veel geweld Colberg, doch de Pruisfifche; Generaal Werner, dien Prins Heniik tegen hert gezonden had, noodzaakte hen dit beleg voot het tegenwoordige te ftaaicen. Toeu trokken de Rusfen onder Totleben over den Oder. en vereenigden zich met den Oostenrykfclien Generaal Lascy, om feriyn te verrasfen, 't geen hen gelukte. Zy verwoestten intusfchen in de Stad niets dan de Pruisfilche Magizynen, en trokken 'er weder uit na het lichten eener geweldige brandfehatting, terwyl de Koning zich met zyn leger haastte, om zyne Hoofdtlad te feewaaren. Toen begaf hy zich weder in Saxen, in de nabuurfchap van Wittenberg, om, zo mogelyk, van daar de Oostenrykers te doen verhuizen. Hy vond dezelve, by Torgau, achter eene fterke verfchanzing leggen, doch voorts op zodanig eene wyze, dat de vyand, naar de ïreening des Konings, zo hy geflagen wierd, zich met zyn volk overgeeven, of in de Elbe zoude moeten verdrinken. Allerhevigst wierd hier gevogten, doch het voordeel verklaarde zich eindelyk ten voordeele der Pruisfen, na dat de Koning eene borstwonde had omvangen, en de Generaal Daun een zyner beenen had gebroken. Ondertusfchen wkt de Generaal Odonef. met het geflagen leger een zo goeden aftocht over de fclbe te doen, dat de Pruisfen niet in ftaut wa« T 3 . ren  m GESCHIEDENIS bek ren die voordeden uit deeze overwinning te trekken , welke zy daar van hadden ver* wagt. In Groot - Brittannie overleed op den 25 van Wynmaand van 1760 Koning George de Tweede, zonder dat zulks eenige verandering in de Staatkundige maatregelen verwekte; wordende de oorlog tegen de Franfchen met kragt voortgezet, zo dat zy, na de geweldige nederlaag van den Maarfchalk de Conflans, niet meer in Zee durfden verfchynen; en hunne fchepen, die zulks noch al waadden, het een voor en het ander na, wierden weggenomen. In Westfaalen behaalden de Franfchen in 't volgend jaar in het eerst eenig voordeel, en noodzaakten den ErfPrins van Brunswyk, die Casfel belegerde, die Stad te verlaaten. Doch wat laater ontvingen de Franfchen eene geweldige neep by Felinghauzen : waarop de Generaal de Broglio de wyk nam naar Hesfen, en de Prins de Scubize naar den Nederrhyn, zonder, geduurende dit jaar, weder iets te onderneemen. De Oostenrykers fpeelden intusfchen de meester in Silefie, en deeden de Pruisfen alomme voor hen wyken: kunnende die Monarch ook de vereeniging van het Oostenryksch en Rusfisch leger niet meer verhinderen. Mets was intusfchen in den geheelen veldtocht voor de Pruisfen nadeeliger, dan  TEGENWOORDIGE EEUW. 20$ dan de overrompeling van Schweidnitz, van welke plaats zich de Generaal Laudon by verlasfing had meester gemaakt, na dat hy eene jjaauwkeurige befchryving van den toeftand dier plaats, door middel van eenige krygsgevangene Oostenrykfche Officieren binnen die Stad, had ontvangen, In Pommeren ging het niet beter: wordende aldaar de Pruisfifche benden alom door de Rusfen geflagen, derzelver Convooien opgelicht, en eindelyk door hen de Pruisfifche fteden , Treptow en Colberg, veroverd. Intusfchen voeren de Engelfchen voort met de Franfchen zo veel mogelyk te vernederen. Zy namen ten dien einde het eiland Belle - Isle weg, 't geen in 't gezicht van den Franfchen Wal legt. Dit gefchiedde voornaamelyk om den magtdoozen vyand te trotfeeren: doch van meer waar belang was de verovering van Pondicheri in de Oost Indien, welke Hoofdftad der Franfche bezittingen in die Gewesten in dit jaar door de Engelfchen wierd veroverd, na dat zy voorheen reeds veele hunner beste Gomptoiren in dien oord hadden vermeesterd. Na dat in de Vereenigde Gewesten de geweldige beroerten van 1747 en 1748 tot bedaar ren waren gebragt, wierden alom Plakaaten van algemeene vergiffenis afgekondigd. Het T 4 fchynt  üqo" GESCHIEDENIS der fchynt intusfchen, dat het veele perfoonen naderhand berouwd heeft, dat zy zich zo diep in de twisien van dien tyd hadden begee» yen Zy ten minften, die de eerfte aandryvers van het werk geweest; en alom byna als Afgoden waren geëerd geweest, vervielen fpoedig in den algetneenen haat, gelyk nergens duidelyker bleek, dan te Amfterdam aan den Porceleinverkooper Raap, die de voornaame Min in die Stad was geweest, aan welken men de iaatfte beweeging en de verandering der Wethouierfcbap was veifchuldigd. Want toen hy vier jaaren laater overleed, was het volk zodanig op hem verbitterd, dat men hei lyk uit de kist wilde haaien, om het aan de galg te hangen. Ondertusfchen ftrekte de verandering der Regeering niet weinig tot bevestiging van het Stadhouderfchap. Ook wierden aan den Stadhouder by aanhoudenbeii nieuwe Eerampten opgedraagen, gelyk die van Directeur Generaal der Oost- en West-Indifche Maatfchappy. Wat laater, toen men meende dat alle tusten bedaard waren, omftonden te Amfterdam en te Rotterdam weder nieuwe beroerten over de betaaling der belastingen op de Wynen, dewyl de Wynverkoopers weigerachtig waren, om zich aan de daaromtrent gemaakte Reglementen te onderwerpen. Doch de  TEGENWOORDIGE EEUW. 297 de gewapende Burgers herftelden thans fpoe* dig de openlyke rust. Te Oudewater was nu, vier jaaren lang, eene geweldige gisting geweest, doch uit een ge»' heel anderen bron oorfprongelyk , dan de gewoone beroerten deezer tyden. Binnen die Stad lagen Lutherfche Soldaaten in bezetting, die geen Predikant noch ook eene bekwaame plaats hadden tot oeffening van den Godsdienst. Men verzocht hierom van de Regeerin^ dier Stad,. dat de Lutherfche Predikant van Woerden de vryheid mogt hebben , om, als 'er geen dienst in de Herformde Kerk wierd gedaan , in dezelve voor de Lutherfche bezet* ting te prediken: dit billyk verzoek wierd zonder eenige bedenking toegeftaan. Doch zulks behaagde, geheel niet aan de ftyve Herformden, deeze richtten 'er eene geweldige beweeging over aan, die zo hoog liep, dat een yveraar op den Predikftoel klom, en aldaar eene Redevoering deed , in welke hy de Regeerders der Stad affchilderde, als godloozen, die gezondigd hadden tegen Goddelyke en Menfchelyke wetten. Ras kwam dit gefchil, en nog voor de omwenteling, voor den Staat, die de Regenten in- het gelyk ftelde. Dit verbitterde de Geestelykheid noch meer, waarom dezelve, na de herftelling van het Stadhouderfchap, T 5 niet  293 GESCHIEDENIS © e r niet ophield, zo lang by den Prins te klaagen, over de gewaande Kerkfchendery, tot dat dezelve eene verandering maakte in de Stads Regeering. Doch nergens liepen de Burgertwisten hooger dan te Steerwyk, alwaar zy, even als te Oudewater, uit Kerkelyke gefchillen hun oorfprong namen. Aldaar had de Kerkenraad tegen den zin van den Magifixaat een Predikant beroepen, zonder zich te llooren aan de afkeuring der Regenten, welke door den Staat was bevestigd. Ondertusfchen begreepen de yveraars lichtelyk dat zy hunnen zin niet zouden bekomen, zo niet de Regesring wierd veranderd. Cm daar toe te geraaken wierd, door de Kerkenraads- Gezinden, die den Prinfe van Oranje zeer genegen waren, eene Vry - Compagnie opgerecht, die dienen zoule, om, wanneer de Stadhouder eens door Steenwyk kwam, den Prins te deftiger in te haslen. De Regeering meende echter genoegzaam te zien, dat het waar oogmerk dier Compagnie was, om by de eerfte gelegenheid eene geweldaadige verandering in de Regeering te wege te brengen: waarom dezelve ook eene Burger - Compagnie oprechtte, beftaande uit Heden van tegengeftelde gevoelers. Twee zoda. nige lich&arren konden in eene zo kleine Stad niet wel beflaan, zonder hevige gefchil- len,  TEGENWOORDIGE EEUW. ao$ len, die eerlang op daadelykheden uitliepen; uit welke de Stads Regeering gelegenheid nam, om Fledderus en eenige andere hoofden der Oranje - Compagnie als Oproermaakers te vatten , en hun Proces op te maaken. Deeze lieden beklaagden zich aan den Prinfe, die de zaak zond aan de Staaten van Overysfel, welke oordeelden, dat dezelve te Steenwyk door den dageiykfchen rechter behoorde te worden afgedaan. De Stads Regeering thans door den Staat gerngfireuad, deed Fledderus ophangen, en een anderen Predikant verkiezen voor den geenen welken de Kerkenraad had begeerd. Die noch gevangen zaten beklaagden zich op nieuw aan den Stadhouder, dien dit werk verre buiten zyne gisfing was gegaan. Straks zond zyne Hoogheid Commisfarisfen naar Steenwyk, die de gevangenen los lieten, de eere van den gehangen Fledderus herftelden, en eene geheele verandering te wege bragten in de Regeering der Stad. Eene ziekte, welke den Stadhouder, geduu» rende de onlusten in 1748 , had overvallen , was niet grondig geneezen, 't welk hem deed befluiten naar een bekwaam man van aanzien om te zien, die, zo hy niet weder van zyne overgebleevene kwaaie mogt herfteld worden, voor de belangen van zyn jongen Zoon, den,  |den oorlog, tusfchen Engeland cn Spanje, inV a dien  3oS GESCHIEDENIS u e r dien niet de Koning drie Poincten van bezwaar^ welke de laatfte kroon ten laste der eerfte had, wilde wegneemen. De eerfte deezer eifchen betrof eenige fchepen, onder Spaanfche Vlag, door de Engelfchen genomen. De tweede bevatte de voorheen reeds meermaalen afgeflagerie pretenfie der Spanjaarden om mede op de Terraneuffche banken te mogen visfchen: terwyl in de derde plaats geëischt wierd de vernietiging der Engelfche Vestingwerken in de Baai van Honduras. Deeze Gezant ftelde zyne eifchen op dien voet voor, dat hy teffens zyne bemiddeling aanbood tusfchen de beide Hoven. Zo dat men thans een verfchynzel zag, 't geen noch nooit was vertoond, dat namelyk een wande, lyk Staatsdienaar zyne bemiddeling zoude aanbieden tusfchen twee met eikanderen in vriend, fchap ftaande Hoven: terwyl 'er zelfs een Gezant van het Hof, 't geen de eifchen deed, tegenwoordig was, en zich nergens mede moeii de. De Engelfchen namen dit zeer euvel, en verklaarden den Heere de Busfi, dat zo hy meer van die zaak fprak, men alle onderhandelingen van vrede zoude afbreeken. Teffens deeden de Engelfchen nader naar de omftandigheden der zaaken aan het Spaanfche Hof verneemen , alwaar zy dubbelzinnige antwoorden bekwamen, en teffens ontdekten , dat  TEGENWOORDIGE EEUW. dat 'er een Familie - Verbond geflooten was. Wat laater kwamen de Spanjaards openlyker voor den dag, fchoon noch niet vyandig, op het aankomen van hun te Cartha. gena uitgeruste Vloot, in de Baai van Cadix, en van eene ryke te huis komende Vloot uit de West - Indien. Ondertusfchen vond Engelands eerfte Staatsdienaar, de heer Pitt het gedrag der Spanjaarden zo verdagt , dat hy hen aanftonds den oorlog wilde verklaaren; doch de meeste der overige Staatsdienaars ftemden daar tegen, 'tgeentewege bragt, dit Pitt zich van zyne waardigheid ontfloeg , waar in hy door den Graaf d' Egremont wierd opgevolgd. Onder dit alles kwamen de Spanjaarden allengs nader voor den dag, en het bleek niet alleen, dat zy de Franfchen met groote fommen onderfteunden, maar-dat zy ook met hunne dagelyks toeneemende Vloot, welhaast iets zouden beginnen. Hierom ontving de Engelfche Gezant te Madrid, de Graaf van Bristol,bevel, om van daar, zonder affcheid neemen, te vertrekken, zo hy geen voldoend antwoord op zyne voor te ftellene bezwaaren kon bekomen. Hier in flaagde hy niet alleenlyk niet, maar men gaf hem teffens te kennen, dat, zo hy wilde vertrekken, men hem niet zoude letten. De Gezant begaf zich toen naar Londen,waarop de Spanjaarden de Eny 3 gelfche  $io GESCHIEDENIS der gelfche fchepen, die in hunne havenen lagen,'in beflag namen. Het welk op den 2 van Louwmaand van 1762. eene Oorlogsverklaring van Engeland tegen Spanje ten gevolge had, die eerlang door eene Spaanfche Tegen?Oorlogsverkiaaring wierd beantwoord. Ondertusfchen namen de zaaken- in het Noorden een zeer onverwagten keer, door den dood der Rusfifche Keizerinne, en de komst van Peter den Derden tot den throon, die niet alleen alle vyandelykheden tegen de Pruisfen deed ophouden, maar ook zyne benden gebood, zich met de Pruisfen tegen de Oostenrykers te vereenigen. Waar door de Koning, die door de beide legers thans omcingeld, en byna tot het uiterfte was gebragt, dus zyn zaaken op het onverwagtst voor hem eene gxmftige keer zag neemen. De kort daar op volgende ontthrooning des Czars, en de komst van Catharina tot het oppergezag, maakte wel in zo verre verandering in de zaaken, dat Koning Frederik thans niet meer door de naar huis ontboodene Rusfen wierd geholpen. Doch nu hy maar van deeze lastige Gasten was verlost, bevond hy zich overvloedig in ftaat, om de Oostenrykers uit Silefie te doen vwken. Zo dat hy noch in dit jaar Schweidnkz heroverde, en de bezetting krygsgevangen maakte. In Saxen had Prins Hendtik  TEGENWOORDIGE EEUW. 31^ Hendrjk ook een tyd lang in benaauwdheid ge eten, dewyl hy aan den eenen kant het Ryksleger , en aan den anderen kant de Oosw tenrykers, op den hals had. Duch toen de Oostenrykers wat laater meerendeels naar Boheeme afzakten , om daar den Koning van Pruisfen te keer te gaan , had hy gelegenheid om eene fchoone overwinning op de Ryks - Armée te behaalen, waar door hy haar noodzaakte geheel uit zyne nabuurfchap te wyken. De Franfchen, die thans noch, gelyk in het verleeden jaar, twee legers in Westfaalen in het veld hadden, te weeten, een onder d' Etrées en Soubize, in Hesfen, en het ander onder d n Prins vanCondé, aan den Nederrhyn, verrichten ook weinig zaaken van aanbelang, want, hoewel de laatfte Veldheer eenig voordeel op den Erf - Prins van Brunswyk behaalde , zo wierden de beide eerfte daarentegen zo duchtig afgeklopt, door Prins Ferdinand, dat zy geheel Hesfen verlieten, en naar Frankfort moesten wyken. Ondertusfchen zagen de Franfchen thans yry overtuigende, dat de oorlog in Duitschland nergens toe diende, dan om hunne beste manfehap in het graf te fleepen, en hunne fchatkist uit te putten. De Oostenrykfche Monarchin begreep ook ras, dat, nu de Rusfen haar hadden haten zitten, zy niet alleen in de V 4 on3  jia GESCHIEDENIS der cnmogelykheid was, om Silefie te rug re krygen, maar ook lichtelyk noch meer van haare erflanden zoude kunnen verliezen. Deeze bedenkingen maakten die Monarchen thans zeer gereed om den vrede te fluiten, die te Fontaineble-au- tusfchen de Franfchen, Engelfchen en Pruisfen wierd getroffen, en tusfchen de Oostenrykers en Pruisfen te Hubertsburg. Volgens het eerfte Vrede - Verbond, getekend den 2 van Slagtmaand in 1762, gaven de Franfchen alles te rug aan den Koning van Engeland en aan dien van Pruisfen, wat zy noch in het Duitfche Ryk in hunne magt hadden: terwyl, volgens het laatfte verbond van vrede, de bezitting van Silefie en van het Graaffchap Glatz op nieuws aan den Koning van Pruisfen wierd verzekerd, en Saxen door derzelven wederom aan den Poolfchen Koning ingeruimd. Te Fontainebleau wierd insgelyks de vrede berfteld tusfchen Frankryk, Span je en Engeland. Doch eer dat gebeurde, waren in den korten oorlog, tusfchen die beide Ryken, z.er gewigtige voorvallen gebeurd, welke den Spaanfchen hoogmoed niet weinig hadden gefnuikt, en den Franfchen geen geringer fchade aangebragt. Om den oorlog met groote kragt door te zetten, en hunne vyanden tot zodanig een vrede te noodzaaken, als zy hen zouden gelieven voor te fchryven, beraamden de Engelfchen het ftou: r .  TEGENWOORDIGE EEUW. 31$ itout ontwerp, om zich teffens van Martinique en van de Havana te verzekeren. Een Engelfche vloot, die van de Barbados was gezeild, kwam in het laatst van Wintermaand van 1761 op Martinique, en landde, na eenige vergeeffche poogingen, by eene plaats Cufè des Navires genoemd. Na zich daar wel vast te hebben gemaakt, deeden de Engelfchen, in het laatst van Louwmaand van 1762, een aanval op de voornaamfte fterkte, Fort Roial genoemd: terwyl zy alle nabutirige hoogten bezetten, en veroverden, 't Geen hen gelegenheid gaf, om de Stad te vermeesteren, en de fterke Citadel, waar in de Franfche bezetting geweeken. was, zodanig te befchieten , dat de Stadvoogd dienftig vond, op den 3 van Sprokkelmaand, zy» ne Sterkte by verdrag over te geeven; mits hy met alle Krygseere zoude uittrekken, en, zo ras doenlyk, met zyn volk naar Frankryk worden overgevoerd. De overige Sterkten op het eiland gaven zich toen van zeiven over. Zeer groot was de buit van allerlei Krygs - voorraad by deeze gelegenheid door de Engelfchen behaald, die ook eene groote menigte van Franfche Kaperfche.; pen in handen kreegen , welke in verfchillende havens van dit eiland geweeken waren : hoedanige zich alleen veertien in de haven van Fort Roial bevonden. De ondefneeming op de Havana wierd uitgeV- 5 yoerd  GESCHIEDENIS de* voerd door den Admiraal Pococke, en den Graave van Albemarle, die derwaards met eene groote mogt uit Engeland waren gezeild. Na dat zy op Cuba waren geland, veroverden zy het fort Moro, den 30 van Hooimaand van 1762, fiormenderhani. Doch de Havana zelve was niet te kvygen, zonder de Batteryen der Spanjaarden van den Zeekant plat, te fchieten; waar aan de Engelfchen een vierenzeventiger waagden, die ras door de Spanjaarden tot een wak wierd gefchooten. Doch teffens had dit fchip zo veel verricht, dat een tweede frisfchs vierenzeventiger de Spaanfche Batteryen deed zwygen, en toen verder geheel en al vernielde. Dit bragt de Spanjaarden in eene zo groote verlegenheid, dat zy de Stad op den \i van Oogstmaand' overgaven, mits dat zy met alle Krygseere uittrekken, en kost en fchadeloos zouden worden naar huis gevoerd. Dit konden de Engelfchen gemakkelyk belooven, aangezien bet groot gewigt vnn deeze Stad, en den verbaazenden voorraad van allerlei Ooilogsgereedfchap en Krygsvoorraad , welken zy hier bemagtigden. Waar boven hen noch in handen kwamen twaalf in de haven leggende fchepen van Linie, waar van echter drie by het inkomen van de haven gezonken lagen, om de vaart te {hemmen: terwyl noch twee nieuwnagels op ftapel Honden. Niet lang daarna bekwam men ook tyding, dat NewfounJIand, 't geen onlangs  TEGENWOORDIGE EEUW. 315 langs door de Franfchen by verrasfing was weggenomen, en 't welk van oneindig veel belang was voor deVisfchery, en voorde vaart op NoordAmerika, ook door de Engelfchen was hernomen. De Portugsezen, die door de Spanjaarden waren aangetast, om hunne verkleefdheid aan Engeland, ontvingen ook zo veel hulp van hunne Bondgenoot ten, dat daar ook niet veel van te haaien viel. Het een en ander bewoog de Spanjaarden en Franfchen, dewyl toch niets by deezen oorlog voor hen te bekomen was dan allerhande fchade, om den Vredehandel, waar over men reeds wat vroeger begonnen was te handelen, met yver voort te zetten. Welke nu eerlang te Fontainebleau geflooten wierd. Waar by de Spanjaarden de Havana te rug kreegen , gelyk ook de Franfchen in 't bezit van Martinique wierden herfteld, doch zy lie« ten 'er Kaap Breton, met geheel Canada, by zitten, Met den vrede te Hubertsburg, die wat laater geflooten wierd, nam dus de geheele Ze» venjaarige Oorlog een einde, want de Zweeden hadden ook den vrede met Pruisfen geflooten, zo ras de Rusfen zulks hadden gedaan. In Portugal was, na den Utrechcfchen Vrede , niet veel van belang voorgevallen, dewyl het Ryk, onder de zachte Regeering van Koning Jan den V, van alle kanten rust genoot. Hier yan wist die fchrandere Monarch, die fteeds voor  §i6 GESCHIEDENIS dek voor het welzyn zyner onderdaanen waakte»' zeer wel gebruik te maaken, tot bevordering van 's Lands welzyn, en vooral van den Koophan» del. Intusfchen was de Koning zederd eenigen tyd met het Roorafche Hof in gefchil geraakt» van wegen een Heer de Bichi, dien de Koning gaarne tot Kardinaal bevorderd zoude hebben ge» zien, 't geen hy 'er te Rome, alwaar die man zeer gelraat was, niet kon door krygen. Dit had ten gevolge, dat de Koning alle gemeenfchap met het Roomfche Hof verbood, gelyk ook aan de geheele Portugeefche Geestelykheid, om den Paus ergens in te kennen. Zo dat de Patriatch van Lisftbon thans alle ampten van den Paus moest waarneemen: ten opzicht van het verkenen der dispenfatien in Huwelyks zaaken, en van het beoordee-len der zaaken, die tot den Geestelyken Rechtbank behooren, in de laatfte inftantie. Hoe zeer de Koning zich thans tegen den Paus durfde verzetten, zo was hy echter in zyn hart zeer vekleefd aan de bygeloovigheden der Roomfche Kerk. Dit belette hem, het Pausfelyk juk geheel en al af te fchudden, gelyk hy buiten twyffcl anderzins thans gemakkelyk had kunnen doen: vooral daar zyne magtige Bondgenooten de Engelfchen , met welken hy zeer wel was , hem hun bylïand niet zouden hebben onttrokken, zo daar eenige inwendige beroerten door waren ontllaan. In  I TEGENWOORDIGE EEUW. 317 In het begin van 1729 Wierden de wederzydfche Infantes, te weeten de Spaanfche en de Portugeefche, uitgeleverd, om met de Infanten dier Ryken in den echt te worden verbonden. Doch op dat 'er geen verfchil zoude komen over dèn rang, een zo teder poinct onder de Monarchen, had men op het Eiland, 't geen in 't midden van den vloed Coja legt, en aldaar de beide Ryken van elkande. ren fcheidt, een houten gebouw opgerecht, met twee tegenover eikanderen ftaande deuren , eene mar den kant van Spanje en de andere naar den kant van Portugal. Gelyktydig kwamen de Monarchen met hunne Kinderen, ieder van zyn kant, in het vertrek, men las de overeenkomften, waarop de Huwelyken waren vastgefteld, en leverde de Prinfesfen uit by deeze eerfte te/ zamenkomst. Vervolgens hadden de beide Monarchen eenige zatnenfpraaken over hunne wederzydfche belangen, en fcheidden ten derden dage van eikanderen, met groote betuigingen van vriendfchap. Welke wat laater echter ligtelyk in vyandfchap zoude zyn veranderd, by gelegenheid, dat de dienaars van den Portugeefchen Gezant te Madrid een misdaadiger uit de handen van het Gerecht ontweldigden. Na dien tyd regeerde Koning Jan de V in een volkomen vrede tot in 1750, in welk jaar hy door den dood wierd weggerukt, in den ouderdom van 60 jaaren. Jofeph  3i8 GESCHIEDENIS der Jofeph de Eerfte, de oudfte Zoon van Koning Jan, volgde zynen Vader op den throon. Hy volgde in alles dezelfde maatregelen als zyn Vader, ten opzichte van het bevorderen van Koophandel en Fabrieken: het geen hem in onmin bragt met de Engelfche Kooplieden te Lisfabon, wier handel hy door eene menigte van Reglementen en kwellingen merkeïyk bezwaarde. Het hinderde den Koning buiten twyffel, dat de kragt van den Portugeefchen handel byna geheel in handen der Engelfchen was. Doch met dat alles was hy niet in ftaat dien reeds vastgeftelden loop der dingen te veranderen. Wat laater had hy ook alle reden van op de Engelfchen vergenoegd te zyn, dewyl zy hem alle mogelyke hulpe boden in het herftellen der onberekenbaare fchade, welke Lisfabon leed door de allergedugtfte Aardbeeving en Waterberoering van den eerften van Slagtmaand van 1756: waar door een aanzienelyk deel dtezer beroemde Stad wierd verwoest, en meer dan vyftien duizend inwooners onder de puinhoopen omkwamen. Naauwelyks was deeze ramp te Londen bekend geworden, of Koning George de II deed aan het toen zittend Parlement een voor* ftel, om de ongelukkige Portugeezen met eene groote onderfteuning in geld en levensmiddelen by te ftaan: gelyk ook aanftonds gefchiedde, en onder anderen die uitwerking had, dat de Portugeezen in  TEGENWOORDIGE EEUW. 319 in het vervolg den Engelfchen Koophandel niet /neer belemmerden. De Portugeefche Koning geraakte in 1758 in een allerdringendst gevaar van zyn leven te verliezen , door eene zamenzweering, welke door het beleid van den Hertog van Aveiro tegen den Monarch was gefmeed; hebbende die Heer een doodelyken haat tegen den Monarch opgevat, van wegen een huwelyk, 't welk hy wilde fluiten tusfchen zyn Zoon en de Hertoginne van Cadaval, x welk door den Koning was verhinderd. Het misnoegen der Jezuïten tegen het Portugeefche Hof had, naar alle waarfchynelykheid, geen geringen invloed op deeze zamenzweering. Deeze Heilige Vaders, die hier in van hun Meester oneindig veel verfchilden, dat zy gaarne een Koningryk wilden hebben op deeze waereld, hadden in Paraguay, na dit zy de inwooners, op hunne wyze, in 't Christendom hadden onderweezen , dezelve ook in Soldaaten hervormd , welke zy zeiven als Generaals aanvoerden, en waar onder zy verfcheiden uitheemfche bekwaame Officieren hadden verdeeld. Toen zy het zo ver gebragt hadden weigerden zy alle gehoorzaamheid aan den Portugeefchen Koning , welke toen troepen naar Paraguay zond, die, gezamentlyk met de Spanjaarden , dit Geestelyk Ryk , hoewel niet zonder veel moeite, te onder bragten. Deeze gebeurtenisfen hadden zich voornaamelyk in 1757 begonnen te  320 GESCHIEDENIS du te ontwikkelen , en hadden ten gevolge, dat de Jezuïten eerlang van alle bedieningen ten Hove, alwaar zy voor deezen alles vormogten, wierden beroofd, en van het Hof gejaagd. Deeze Heilige Vaders fpanden toen met d' Aveiro en zyne vrienden te zamen, om den Koning van het leven te berooven: ten welken einde zy aan die geene, welke den moord wilden helpen volbrengen, alle hunne voorleedene en toekomende zonden vergaven. Verfcheiden der aanzienelykfte lieden van Portugal, vooral behoorende tot het Huis van Tavora, namen toen deel in de zamenzweering; welke ftond uitgevoerd te worden op een laaten avond, in welken de Koning in eene Koets-Chais van zeker buitengoed naar zyn gewoon buitenverblyf te Belem zoude ryden. Ten dien einde hadden de zamengezwoorenen zich in merkelyken getale op verfcheiden plaatzen aan den weg verftooken , op dat, zo de eene fchoot miste, de ander den Koning zeker mogt treffen. Toen de Monarch op de eerfte plaats, daar de moordenaars verftooken waren, gekomen was , fchoot een hunner op den Koetzier, doch het fchot weigerde af te gaan, waarop de Koetzier, zo fnel mogelyk, voort joeg, op dat daar door, indien 'er meer fchooten wierden gedaan , dezelve zo veel te moeielyker hem of den Koning zouden kwetze». Kas kwam men op eene andere plaats, alwaar andere  TEGENWOORDIGE EEUW. 3a» dere moordenaars verftooken zaten, die, op hun beurt zullende fchieten, zulks van achteren in het rydtuig deeden, en den Koning eene zwaare kwetzuur aan zyn Rechterarm toebragten, zonder dat de wonde echter doodelyk was. De Koning, zich gekwetst voelende, gafaanftonds bevel aan den Koetzier om te rug te ryden, naar het huis van zyn eerften Wondheeler, om zich zo ras doenlyk te laaten verbinden, 't Geen een zeer gelukkige inval van, den Koning was, dewyl dezelve, zo hy verder was gereeden, met geen mogelykheid de fèhooten, die noch voor hem beftemd waren, leevend zoude hebben kunnen ontkomen. Niet lang daarna wierd het geheel beleid der zamenzweering ontdekt, en het meerendeel dier deugenietcn naar de gevangenis gefleept, om met de ysfelykfte (haffen van Rabraaken, Verbranden enz., loon naar werken te ontvangen. Schoon de Koning van Portugal voor zich zeiven niets met den Zevenjaarigen Oorlog te maaken had, geraakte hy door denzelven echter in de grootfte verlegenheid, na dat de Koningen uit het Muis van Bourbon hun Familie - Contract geflooten badden, en door Spanje de Oorlog aan Engeland was verklaard. Portugal was fteeds een vrye toevlucht voor de Engelfchen, en wierd voor hen volftrekt onontbeerbaar, nu zy de havens van Spanje niet' meer konden aandoen. Te recht 11. deel, X be-  3ag GESCHIEDENIS der begreepen derhalven de Spanjaarden, dat zy den Engelfchen nergens meer afbreuk mede zouden kunnen doen, dan met voor hen de Portugeefche bavens ongenaakbaar te maaken. Met het begin van 1762 verzamelden de Spanjaards ten dien einde een leger op de grenzen van het weerloos Portugal; Waarop de Franfche en Spaanfche Gezanten te Lis* bon, in 't begin van Lentemaand, eene Memorie ten Hove ingaven, die, hoewel in vleiende termen opgeheld, genoegzaam eischte, dat Portugal zich aan Spanje als op befcheidenheid zoude overgeeven, door het fluiten van een befchadigend Verbond tegen Engeland, en het ontvangen van Spaanfche he«i zettingen, in de fterke Steden van Portugal. De Koning beantwoordde dit dreigend Vertoog, op het welk binnen vier dagen antwoord was gevorderd, zo vriendelyk als mogelyk was, en beriep zich op Zyn verdedigend Verbond met Engeland. De andere antwoordden daarop, dat dit Verbond ten hunnen opzichte niet verdedigend, maar aanvallend Was, dewyl de Engelfchen voornaamelyk van de Portugeefche havens gebruik maakten , om hun Koophandel te vernielen. Hierop wisfelde men noch eenige gefcliriften, zonder eikanderen nader te komen, waarom eerlang de Franfche en Spaanfche Gezanten vertrokken, en de oorlog, door die beide Ryken, in het begin van Zomermaand, aan Portugal wierd verklaard. De  TEGENWOORDIGE EEUW. 323 De Portugeezen hadden op dat tydftip naauwclyks twintigduizend mannen te lande in dienst, die alle in den Wapenhandel onbedreeven, en veelal zonder monteeringen en behoorlyke wapenen waren; terwyl de Spaanfche krygsmagt in orde, en van alles behoorlyk was voorzien. Ras zouden derhalven de Portugeezen, onder het gewigt van deezen oorlog zyn bezweeken, zo niet de Engelfchen hen met alle magt hadden bygeftaan; waarop de Spanjaarden niet hadden gerekend: meenende zy, dat de Engelfchen, die thans byna in alle hoeken der bekende waereld den oorlog moesten voeren , daar niet meer toe in ftaat zouden zyn. Noch troostte zich de Portugeefche Koning met de dorre zandgronden, over welke de Spanjaarden trekken moesten, om in zyn land te vallen, 't geen dus niet wel kon gefchieden, zonder veel dorst te moeten lyden. Met dat alles deed de Spaanfche Generaal de Sania, met zyn volk, eerlang een inval in het Noordwesten van het Ryk, over Terra de Campos, en belegerde Miranda; welke Stad het denkelyk eenige dagen zoude hebben kunnen houden, zo niet een der Kruidmagazynen aldaar was gefprongen, waar door teffens een aanzienelyk gedeelte der wallen nederplofte, en dus de Stad oogenblikkelyk moest worden overgegceven , om niet ftormenderhand te worden veroverd. Trots op deeze zege trokken de Spanjaards voor Braganca, Xa welke  324 GESCHIEDENIS dek welke Stad zy inkreegen, zonder eene fchoot re doen, zynde de Portugeezen als geheel buiten adem , door het ongeluk , hen te Miranda overgekomen. Van daar trokken zy naar Moncono, en wierden, door het wegneemen deezer plaats, meester van een groot gedeelte van den Douro. Ook viel eên groot aantal Spanjaarden in de Provincie Tra-los - Montes, en bragt Oporto in een zo grooe gevaar, dat de Engelfche Admiraliteit derwaard fchepen zond, om de goederen der Engelfche Natie , die daar zeer overvloedig waren, te bergen. Midlerwyl was het den Engelfchen Officieren, die van tyd tot tyd met hunne troepen aankwamen, gelukt, den uitgebluschten moed der Portugeezen, alkngs weder op te wekken. Ook had men alle reden, om zich veel goeds te belooven van de aankomst van den Graave van des Lippe , die de Engelfche Koning derwaard gezonden had, op verzoek van den Portugeefchen ,. om het vereenigd leg', r aan te voeren. Onder deezen diende de Brigadier Burgoine, een Man van een zeer onderneemenden aart, die het ontwe;p maakte, om de Spanjaards, die te Valence d' Alcantara vergaderden om aldaar Magazynen aan te leggen, en dan in de Provincie van Alentio te vallen, teverrasfen: een ontwerp van groote nuttig, beid, dewyl de Spanjaards nergens meer te vreezen  TEGEN WOORDIGE EEUW. 32$ zen waren, om dat zy in «lat open land hunne Cavallery, het best gedeelte hunner troepen, met groot voordeel konden gebruiken. Hy wist zyne onderneeming met zo veel flilte uit te voeren, dat' hy reeds met zyn volk binnen de poort van Valence trok, eer de vyanden zulks hadden vernomen. Hy verraste hen derhalven geheel onverwagt, maakte 'er eene groote fiagting onder, vernielde de nieuw aangelegde Magazynen, en jaagde de overige Span» jaarden op de vlucht. Niettegenflaande nu deeze togt der Spanjaarden was mislukt, waren zy echter meester om, over den Taag, in Alentejo te rukken: doch ook dit maakten de iirigadier* Burgoiae, en de Kollonel Lee, hen bezwaarlyk, door een aanzienelyken hoop hunner beste Cavallery te overvallen, en uit eikanderen re liaan. Voorts was de magt der t ngelfchen en der Por» tugeezen te gering, om een veldflag tegen de Spanjaarden te waagen. Doch door hen alom, als zy 'er niet aan dagten, te verrasfen, en hunnen krygsvoorraad te vernielen, bewerkten zy dat zy niet verder konden komen; tot dat de naderende Herfst, door de vallende ftortregens, de wegen geheel onbruikbaar maakte, en de Spanjaarden, die geene genoegzaame Magazynen hadden kunnen verzamelen, verpligtte, de gemaakte overwinningen te laaten vaaren, en weder in hun land te keeren. Mogelyk zouden zy in het volgend jaar wel weder x 3 . m  326" GESCHIEDENIS der zyn te rug gekeerd , indien hun het krygsgeluk elders niet was tegengeloopen. Doch het wegneemen der Havana, door de Engelfchen , waar door alle hunne Amerikaanfche bezittingen in het grootst gevaar wierden gebragt, deed hen befluiten, om, zo ras mogelyk, den vrede met Engeland en Portugal te fluiten, gelyk eerlang te Fontainebleau gefchiedde. Na den dood van Koning Frederik, was in Deenemarken , in 1730 , zyn Zoon Christiaan de VI, aan de Regeering gekomen. Deeze Koning was overtuigd, dat het eene groote fout in een Rei gent is, wanneer zyn goedheid de paaien te buiten gaat, en hy, om eenige fchuldige Hovelingen te verfchoonen, daar door een geheel Volk laat tot eene prooi hunner begeerlykheid. Hy deed hierom aan die Heeren , welke onder de voorige Regeering het bellier der geldmiddelen in handen hadden gehad, hun Regtsgeding maaken, en dezelve in groote boeten venvyzen: terwyl zelfs zommige tot eene eeuwige gevangenis wierden veroordeeld. Dit voorbeeld van geflxengheid fchrikte de tegenwoordige beflierders der geldmiddelen af, om de voorbeelden hunner voorgangeren te volgen, en voldeed dus ten vollen aan het oogmerk. In 1732 vond de Koning, na het belteeden van aanztecelyke fommen, gelegenheid, om een voor hem zeer Voordeelig verdrag te fluiten, met de Rusfifche Kei-  TEGENWOORDIGE EEUW. ga;* Keizerin Anna; na dat de Hoven van Petersburg en Koppenhagen, een langen tyd, tegen elkanderent vyandfchap hadden gevoed, van wegen het Hertogdom Holftein, welks Vorsten de Deenfche Monarchie fteeds ontrustten , en zulks konden doen , zo lang zy fteun hadden aan Rusland. Keizerin Anna omhelsde een geheel ander Staatkundig ftelzel, en was van gevoelen, dat de Deenen haar zeer veel nadeel zouden kunnen doen, zo zy eens in bet hoofd kreegen, om de Zond voor de Rusfifche Koopvaardyfchepen te fluiten. Hierom verbond zy zich gaarne met Deenemarken, en liet den Hertog van Holftein vaaren, die daarop wel genoodzaakt wierd, het Hertogdom Sleswigh aan den Deenfchen Monarch te verkoopen. Toen ftelde de Holfteinfche Hertog al zyne hoop op den Koning van^ Zweeden, die, wegens de ftrydige belangen der beide Volkeren, de wederzydfche ligging en de oude gevoeligheid deezer Nabuuren, wierd gehouden voor den natuuHyken vyand van Deenemarken. Men had intusfchen van weerkanten gezien , dat de nayver van twee nabuurige Volkeren doorgaans het gefchiktfte middel is, om die heide in den grond te heipen. Hierom gebruikten de beide Koningen omtrent, eikanderen alle infehikkelykheid, en flooren eer=< lang eene vriendelyke verdedigende overeenkomst. X 4 Terwyj  jaS GESCHIEDENIS der Terwyl Christiaan dus den vrede zogc, droeg hy echter ook zorg, om, in geval van nood, de wapenen te kunnen gebruiken. Hy voerde ten dien einde eene betere krygstugt in onder zyne Landtroepen, en bragt zyne vloot in een gedugten ftaat; gelyk de Hamburgers eerlang gewaar wierden , met welke hy in gefchil was geraakt, doch zonder dat het een aanmerkelyk gevolg had. Van ernftiger natuur was zyne ontmoeting met den Engelfchen Koning, ten opzicht der Heerlykheid S;einhorst, over welke de beide Mogenheden in een zo ernftigen twist geraakten, dat het nier ver af was, of de degens zouden uit de fehede zyn getrokken. Doch men wist echter noch in tyds den twist te bemiddelen, op zodanig eene wyze, dat de Engelfche Monarch, als Keurvorst van Hanover, in 't bezit bleef der betwiste Heerlykheid, na dat hy eene behoorlyke uitkeering in geld aan den Deenfchen Koning had gedaan. De Deenen namen geen deel aan den Pragmatifchen Oorlog, die, na den dood van Keizer Karei den VI, geheel Europa in vuur en vlam zette. Ondertusfchen mogt het den Koning Christiaan den Vi niet gebeuren, het einde van dien oorlog te beleeven, dewyl hy in 1746 wierd ten grave getleept. Niet weinig wierd een zo uitmuntend Koning by zyn volk betreurd, doch hetzelve had het geluk, dat zyn oudfte Zoon en opvolger, Fre,  TEGENWOORDIGE EEUW. 329 Frederik de V, in alles de maatregelen van zyn Vader volgde. Na dat deeze jonge Koning zyne Gemaalin, eene Dochter van Koning George den Iï, had verboren, nam hy tot Vrouwe eene Brunswykfche Prinfesfe. Wat laater verzekerde hy zich, by verdrag, in de opvolging van Holftein Pioen, wiens Hertog geene hem nader feeftaande erfgenaamen had. Dus leefde de Koning in eenen diepen vrede van rondsomme, tot in 1757 , wanneer de groote zamenzweering tegen den Pruisfifchen Koning uitborst. Van weerkanten wierd Koning Frederik de V genodigd, om mede deel te neemen in deezen tweefpak, doch hy oordeelde het niet veilig zich by de zwakfie party te voegen, en zeer onftaatkundig om de Oostenrykers en Franfchen in hunne veruitziende , en. voor geheel Europa gevaarlyke, oogmerken behulpraarn te zyn. Hy bleef dus onzydig, en be. vorderde , onder anderen, door zyne bemiddeling, de Conventie van Closter - Seven, waar van hy de Guarantie op zich nam. Toen nu deeze overeenkomst, die noch niet by de belanghebbende Koningen was verzekerd, door de Hanoverfchen wierd verbroken , dreigde hy wel hen zulks, op eene vyandelyke wyze, te zullen doen gevoelen , doch men kwam niet tot de wapenen. Toen de Pooifche Koning Frederik Augustus de III, door denonvervvagten inval van den Pruisfifchen X 5 Ko-  33o, GESCHIEDENIS der. Koning in zyne[Staaten, zyn geheel Keurvorstendoni had verlooren, nam hy de wyk naar Poolen , welk Ryk insgelyks van alle kanten in gevaar ge* raakte, om in dien geweldigen oorlog te worden ingewikkeld. De Koning van Pruisfen zond meelang, na het aankomen van den Poolfchen Koning; te Warfchau, eene booafchap aan het Gemeenebest, behelzende een verzoek, om hem, in geval van noodzaakelykheid, by te ftaan met vierdui» zend mannen troepen: geevende de Koning teiFens. kennis, dat hy, volgens het verdrag van Velban» eenige duizend mannen op het Poolsch grondgebied zoude zenden, om het zelve te verdedigen». Denkelyk zouden de Poolen, die zich zeer weinig aan bun Koning Hoorden, in alles de maatregelen van Pruisfen hebben gevolgd, zo zy niet een weinig in bekommering waren gebragt, door den eiscfo van Keizerin Elizabeth , om haare troepes den vryen doortocht door Poolen toe te ftaan. Hoe zeer intusfchen het geluk den Poolfchen Monarch vervolgde, fcheen het zelve, ten minften voor een tyd , zyn Zoon Karei van Saxen te willen begunftigsn. Na dat Ernst Jeaa de Biron, Hertog van Kourland, door de Regente Anna naar Siberië was verzonden, had men geene nieuwe verkiezing vaneen Hertog durven doen, uit vreeze, dat Keizerin Elizabeth , die geene byzondere reden van haat tegen Biron had, het eenmaal in 't hoofd mogï  TEGENWOORDIGE EEUW. 331 ïnogt krygen om hem te huis te ontbieden, en in zyne voorige waardigheid te herflellen. Men befloot hierom Keizerin Elizabeth te verzoeken, om aan de Courlanders hunnen Hertog Biron te rug te geeven. Dcch de Monarchinne verklaarde daarop dat zy denzelven nooit uit haar Ryk zoude laaten gaan. Thans moest derhalven het Courlandfche Her* togdom voor vacant worden gerekend: te meer, daar Biron nooit de voorwaarden, op welke hy tot Hertog was aangenomen, had vervuld; daar hy nooit den Eed van getrouwheid had ontvangen van zyne Onderdaanen , noch de Investiture van den Poolfchen Koning, en daar hy by aanhoudenheid in uitheemfchen dienst was geweest. De Poolen Helden dus vast, dat zy thans, volgens de oude gewoonten en rechten, een Hertog aan Courland konden geeven, en Hemden ten dien einde tot die waardigheid den Prins Karei van Saxen, den derden Zoon van den Koning; die niet alleen door zyn Vader met de Investiture wierd begunstigd, maar ook door de Rusfifche Monarchin in zyne waardigheid wierd erkend en bevestigd. Ondertusfchen bleef 'er eene zwaarigheid, dat naamelyk deeze Prins Roomschgezind, en zyn aanftaande onderdaanen Luthersch waren. Eer men hem derhalven den Eed van getrouwheid wilde doen, deed men hem eene uitvoerige Acte tekenen, by welke hy  532 GESCHIEDENIS oer hy beloofde, dat hy de Staaten en het Volk van Courland zoude laaten genieten de Lutherfche Godsdienst - Oefening, gelyk van ouds: dat hy alle verfchiüen ten opzichte van den Godsdienst zoude overhaten aan de Confistorte, zonder zich daar ooit mede te moeien : en dat hy eindelyk het recht van het Patronaat aliom zoude in ftand houden, gelyk van ouds had plaats gehad. De Rusfen, gelyk zy gedreigd hadden, trok. ken eerlang in Poolen, om den Pruisfifchen Mo. narch te bevegten , die van zyn kant, zo vee* mogelyk , hen daar den doortocht trachtte te beletten , en een legertje naar Pozen zond, alwaar hy eerlahg een Poolsch Heer deed oplich. ten, die een verraaderlyken aanflag tegen hem fineedde. Ras waren de Poolen in de weer mee dringende verzoeken aan de beide Mogenheden, om die ongenodïgde gasten van hun grondgebied te verwyderen, en de door hen veroorzaakte fchade re vergoeden. Doch hier op kreegen zy niets tot antwoord, dan vriendelyke en veel beloovende Mmifesten, by welke de beide Mogenheden den Poolen, die in dit ftuk wat ongeloovig waren , gaarne wilden doen begrypen , dat zy alleen hun volk , tot nut van het Gemeenebest, in Poolen hadden gezonden, om dus het land te beveiligen tegen zyne vyanden, en de Poolen by hunne oude rechten te bewaaren. Men  TEGENWOORDIGE EEUW. 333 Men begon toen wel met het maaken eener Confoederatie, om, zo mogelyk, de Rusfen met ge* weid te verdryven. Doch eer het tot daadelykheden kwam, had deeze twist een einde genomen, door de komst van Peter den III, op den throon, en de daar op gevolgde omwenteling. Koning Augustus de III, overleefde niet lang deeze herHelling der binnenlandfche rust, maar ftierf, na dat hy met Pruisfen den vrede gemaakt, en weder in het gebied over Saxen was heriteld, te Dresden, op den 5 van Wynmaand van 1763. Niemand had buiten Rusland meer nadeel van de aldaar voorgevallene omwenteling, in 1762 , dan de Zoon des Poolfchen Konings, Karei. Want raauwclyks was Catharina op den throon bevestigd, of zy deed Biron uit Silefie te huis komen, en herftelde hem in alle zyne waardigheden. In gevolge hier van eischte hy zyne Hertoglyke waardigheid over Courland te rug, en gaf voor, dat Prins Karei maar een inkruiper was, die zich in zyne afweezigheid van zyn wettig eigendom had meester gemaakt. Ras verdeelde zich Courland in ;twee factiën, wier eene den Prins Karei getrouw bleef, doch wier tweede het herftel van l.iron vorderde. De factie van Biron wierd de magtigfte, dewyl de Rusfifche Keizerin dien Heer openiyk begunltigde, en eenige Rusfifche Regimenten in Courland zond, om zyne zaak  334 GESCHIEDENIS diü zaak ftaande te houden: geevende zy voor, dat het recht van begeeving van het Hertogdom afhing van het Poolsch Gemeenebest, en niet perfoon'yk v n den Koning; en dat, daar Biron weleer op den Ryksdag was erkend, de Koning geen recht, boe genaamd, had , otn hem af te zetten. De Koning van Pruisfen onderfteunde de eifchen der Keizerinne, en drong daar voornaamelyk op, dat een Roomsch Katholyk Vorst geen Hertog van Courland mogt zyn, hoe zeer hy ook de inftandhouding der Lutherfche Leere had bezwooren. De Poolen eindelyk waren ten vollen in de belangen van Prins Karei: doch deeze magtelooze Natie voerde den oorlog met Manifesten en Decreeten; terwyl Biron, door middel zyner Rusfifche Krygsbenden, in 't bezit van Courland bleef. De Venetiaanen, die meermaalen, tot hun groot nadeel, deel aan de gefchillen hunner nabuuren hadden genomen, waren wyzer in 1733 , en bewaarden eene volkomene onzydigheid in den oorlog, die toen in Italië uitborst , tusfchen den Keizer en de Hoven van Spanje en Frankryk, met dat van Sardinië vereenigd. Met de Turken fionden zy ook thans beter dan ooit , naardien Sultan Mahomed de V hen , op hunne klagten, dat zy veel van de Barbarynfche roovers hadden te lyden, toeftond, de-  TEGENWOORDIGE EEUW. 335 dezelve te vervolgen op de Turkfche kusten, zo het maar niet gefchiedde, onder het bereik van Turksch gefchut. Het herltel des vredes in 1736, gaf den Venetiaanen aanleiding om weder te denken over de uitbreiding van hun Koophandel: doch zy zagen met leedweezen, dat hen de Keizer hier in, door de voorrechten aan de haven te Trieste verleend , niet weinig in den weg zoude zyn , en het mishaagde hen niet minder, dat de Paus, dit voorbeeld volgende, insgelyks Ancona tot eene vrye haven had gemaakt. Dit deed een aantal Venetiaanfche Kooplieden befluiten, om van hunne Regeering te verzoeken, dat Venetië ook tot eene vrye haven mogt worden gemaakt. Veele Venetiaanfche Edellieden waren hier tegen, dewyl het noodwendig eene groote vermindering in den opbreng der Tollen moest veroorzaaken. Doch het belang des Koophandels dreef boven, en deed befluiten, op den 10 van Bloeimaand van 1736, dat men Venetië zoude maaken tot een Porto Franco. Gaarne had Keizer Karei in 1737 gezien, dat de Venetiaanen mede deel genomen hadden in den oorlog, die toen ter tyd tegen de Turken wierd ondernomen. De Venetiaanen, begrypende , dat daar even goed flagen als voordeel was te haaien, hadden daar weinig zin in; doch den Keizer niet geheel willende afwyzen, fleeten zy den tyd, met te bep:.alen hoe men de overwonnene landen, welke  336 GESCHIEDENIS Dt* ke men op de Turken zoude kunnen veroveren^ diende te verdeelen. Op den nieuwen aandraag des Keizers, antwoordden de Venetiaanen: dat zy niet voor een volgend jaar in den twist deel zouden kunnen neemen, dewyl zy wel een jaar tyds vannooden hadden, om hunne Vloot zeilvaardig te maaken: zonder welke zy meenden, dat het niet veilig was, iets te land te onderneemen. Van den anderen kant deeden hen de Turken groote beloften, in. dien zy by de onzydigheid wilden biyven; gelyk zy ook deeden. Dus hadden zy weinig lasc van deezen oorlog, dan dat 'er wel eens een enkel Venetiaansch fchip door de Turkfche Kaapers wierd aangerand; 't geen daar uit voortkwam, dat de Keizerlyke Kaapers van Trieste, om de Turken te bedriegen, meermaalen gebruik maakten van Venetiaanfche Vlaggen, en dus de Turken in het onzekere bragcen, of zy mee vrienden, dan of zy met vyanden te doen hadden. By gelegenheid van het oveilyden van Keizer Karel den VI, zouden de Venetiaanen de Oostenrykers gaarne, zo veel mogelyk, tegen de fteeds toenee. mende overmagt van het Huis van Bourbon hebben bygeftaan, doch zy durfden daar echter niet openlyk voor uitkomen, uit vreeze voor de overmagt dier verbonden Hoven. In het begin van dien oorlog, toen zy zich anders mogelyk noch al zouden hebben laaten overhaalen om de Oostenrykfche  TEGENWOORDIGE EEUW. 337 rykfche zyde te kiezen , wierden zy daar ook ia verhinderd, door de vry aanzienelyke toerustingen ten oorloge, welke de Turken, tegen de Dalmatifche Grenzen, aan het Venetiaansch gebied maakten. De Ongeloovigen deeden wel allerleie betuigingen van vriendfcfacp, doch de droevige ondervinding had de Venetiaanen meerraaalen geleerd, daar niet veel aan te gelooven. Ook bleek eerlang, dat de oogmerken der Turken niet in alles zo vriendelyk waren als zy wel voorgaven: dewyl de Pacha van Dalmatie, onder voorwendzel van eene aanmerkelyke fchade , welke door het Venetiaansch Krygsvolk op Turkfchen bodem zoude zyn veroorzaakt, eene fchadeloositelling van achtmaal honderdduizend Sequins eischte, by gebréke waar van by in het Venetiaansch Gebied met zyn leger dreigde te vallen. Voorheen zouden de Venetiaanen zodanig een onbefchaamd voorlid met den Tabel hebben beantwoord. Doch de oude Venetiaanfche dapperheid beftond niet meer. Deeze, weleer zo yverige, Gemeenebestgezinden begaven zich thans in onderhandeling met den Turkfchen Bevelhebber, en gaven hem honderd zestigduizend Sequins, om maar van hem verlost te worden. Niettegenlhande hun volkomene ohzydigheid, hadden de- Venetiaanen alle reden om te vreeZen, dat de Oorlogende Mogenheden het tooneel des II. deel» Y oor-  S38 GESCHIEDENIS de* oorlogs, voor een gedeelte, op hun -grondgebied zouden kunnen overbrengen. Hierom wierd in 1742 beflooten tot eene merkelyke vermeerdering van de benden des Gemeenebests, en een legertje van vierentwintigduizend mannen derzelve op de grenzen, alwaar het gevaar het grootst was, verdeeld. De Turken vatten hier wel eenigen argwaan uit op, doch toen de Venetiaanfche Gezant hen vertoonde, dat dit alleenlyk gefchiedde, om de onzydigheid met kragt ftaande te houden, lieten zy zich gezeggen. Deeze maatregelen hielpen niet weinig om de onzydigheid te lande te bewaaren: doch ter zee viel dit zo gemakkelyk niet; dewyl een groot aantal Oostenrykfche en Engelfche Kaapers de Adriatifche Zee vervulde, om de Napelfche kusten te berooven , by welke gelegenheid zy ook de Venetiaanfche fchepen doorzochten. De klagten hier over te Weenen gedaan, wierden vriendelyk beantwoord , doch zonder dat daarom de wanorders ophielden. Ook vernamén de Venetiaanen , dat het Napelfche Hof een Esquader uitrustte, om daar mede de ftroo» peryen der Oostenrykfche Kaapers tegen te gaan , 't geen den eerstgenoemden bewoog, hunne vloot ïn( orde te brengen, om daar door hun vlag en koophandel te doen ontzien. In den volgenden oorlog, ontdaan door dea dood van Keizer Karei den VI, namen de Venetiaanen  TEGENWOORDIGE EEUW. 339 tiaanen insgelyks geen deel, fchoon zy daar toe zeer ernftig wierden verzocht door de Engelfchen. Zelfs verzochten dezelve van hen een onderhand van achttienduizend mannen * die, in Soldy van ^ngeland, de Hungaarfche Koninginne te hulp zouden komen. Gaarne ftemdcn de Venetiaanen toe, dat het wenfchelyk was, dat de heerschzucht der Vorsten uit het Bourbonfche Huis wierd beteugeld: doch zy meenden, dat de omftandigheden voor het Gemeenebe3t te gevaarlyk waren, om daar het hunne mede aan toe te brengen; waarom zy het verzoek van Engeland op eene vriendelyke wyze van de hand weezen. Na hec fluiten des Akenfchen Vredes, by welken de Hungaarfche Koningin een groot deel lands aan den Koning van Sardinië , en aan Don Philippo, moest afflaan, deed die Monarchin eene ruiling voorflaan, aan den Venetiaanfchen Staat: van een gedeelte van Istrie, tegen een deel van 't Venetiaansch Gebied op de grenzen van het Trentfche en Milaneefche. Doch de befluurders van hec Gemeenebest, vreezende, dat de Oostenrykers zich , ten hunnen kosten, fchadeloos zouden ftelhn, voor het geen zy by den oorlog hadden Iaaten zitten, weezen deezen voorflig zo ernltig van de hand, dat de Koningin daar geen verder aanzoek om liet doen. Teffens wierden 'er eenige Commisfètisfen benoemd, tot vereffming der gefchillea, weZY i* ke  34o GESCHIEDENIS der ke 'er met den Paus, over de grenzen van het land van Ferrara, waren ontdaan, welke eerlang tot genoegen der partyen wierden geregeld. Veel last hadden de Venetiaanen en de overige^ Zee - Mogenheden van Italië, in 1749 •> van Mahoraedaanfche Zeerovers. Die van Dulsigno ontzagen zich niet, in dat jaar, het Venetiaansch Kasteel van Prevela te overvallen, en 'er al het gefchut weg te neemen: terwyl die van Algiers en Tunis de geheele Middelandfche Zee onveilig maakten. De Spanjaards hadden daar niet minder door te lyden, dan de Italiaanen: 'c geen eindelyk een verbond te wege bragt, tusfchen dien Monarch en de Italiaanfche Vorsten, om de ftoutheid der Ongeloovigen te beteugelen. Deeze niet weinig verfchrikt op het verneemen eener zo magtige •vereeniging, zochten hun heul by den Turkfchen Sultan, Mahomed den V, doch deeze wees hun af, met een verwyt over de trouwloosheid, waar me de zy de Christen - Mogenheden behandelden. Dc Zeefchuimers, ziende dat zy zich zei ven thans zouden moeten helpen, •verfterkten hunne Roofresten, en hielden hunne meeste Kaapers een tyd lang te huis, om hunne havenen, zo goed mogelyk, te verdeedigen: terwyl van den anderen kant een aantal fchepen door de Verbonden Mogen» heden, tot beveiliging der Zeevaart, wierd in 2ee gebragt 7 'c geen den Rooveren, die eea aan-  TEGENWOORDIGE EEUW. 34* aanflag op het eiland van Cerigo in den zin hadden, eene geweldige nederlaag toebragt. Ras zag men intusfchen, dat het den Spanjaarden, welke hadden voorgegeeven Algiers en andere Barbarynfche Zeehavens te zullen bombardeeren, niet recht ernst was : waarop de Roovers weder in grooten getale in zee verfcheenen, en veel na« deel toebragten, zonder dat men hen, van wege de (helheid hunner fchepen, behoorlyk kon verr volgen. De geweldige Zevenjaarige Oorlog baarde niet weinig gevaars voor het Gemeenebest der Vereer igde Gewesten, vooral door het uitbarsten van den Oorlog tusfchen Frankryk en Engeland. Wie in deezen oorlog de eerfte aanvallers waren, fcheen in zekere opzichten twyffelachtig ; waar van de Staaten der Vereenigde Gewesten gebruik maakten, om de onderfteuning der zesduizend man, welke de Engelfchen recht hadden van te 'vraogen, zo zy inderdaad het eerst waren aangetast, te weigeren. De Algemeene Staaten be« flooten, eene allernaauwkeurigfte onzydigheid te onderhouden , die ras zeer goede vruchten voortbragt, door het aangroeien van den Koophandel, Ook maakte de Prinfes Gouvernante gebruik van deezen ftülen tyd, om verfcheidene gebrer ken , die in de Provincie van Groningen noch plaats hadden, in het bedienen der Rechtsplee-, Y 3 gingen»  S4a GESCHIEDENIS b er gingen, te verbeteren: terwyl zy aldaar ook eene? betere orde deed beraamen op het onderhoud der Dyken en Sluizen. Teffens bemiddelde zy de ge« fchillen, welke tusfchen de Staaten van Gelderland en die van Overysfel waren gereezen, over het begeeven der Abtdye van Hennip. Zy beteugelde ook, op meer dan eene plaats, de poogingen der Geestelykheid, om de meester te fpeelen over de Stedelyke Regeeringen. Zy had geduurende de voorbygegaane oproerige beweegingen te wel de gevolgen gezien, welke zodanige gefchillen voortbrengen, om dezelve niet, zo ras mogelyk, tegen te gaan: 't geen zy doorgaans met zo veel beleid volbragt, dat niemand 'er over kon klaagen. In dien tyd ftond 'er te Zutphen een Propheet op, met naame Jungius, die aldaar Predikant was, en door zyne geleerdheid, en goede zeden, eene algemeene achting had verworven. Deeze goede Man meende uit de Openbaaring van Johannes te kunnen opmaaken , dat 's Waerelds einde naby was, ja hy wist dien tyd naauwkeurig te b:paalen, 'c geen by zeer veelen wierd geloofd, gelyk ten hoogften natuurlyk was: dewyl door het Gemeen niets greetiger wordt aangenomen , dan de Voorfpelling van buitengewoone en teffens verfchrikkeïyke gebeurtenisfen. Hier door bragten de Voor* zeggingen van dien Man eene groote verwarring in de Nederlanden te wege, dewyl ieder verheveling, die  TEGENWOORDIGE EEUW. 34$ die eenigzins aanmerkeïyk was, by de goede halfen voor een voorteken van de aanftaande omkeering des Aardryks wierd genomen. Gelukkig was hec derhalven, dac de Propheet, zyne verbeelding van dag tot dag meer verhittende, zich verbeeldde dat hy een Mesfias was , en zulks den Volke predikte; 't geen, zo het in de tyden der Herdooperen was gebeurd, denkelyk zeer greetig door hen zoude zyn geloofd : doch thans was de fabel te grof om opgang te maaken. De goede man wierd hierom door den Souverein, op eene gunstige wyze, van zyne post ontflagen, en onder bewaaring gefteld. De Predikant van der Os, van Zwolle, geraakte wat laater met zyne Amptgenoo« ten overhoop, doch wierd door de Regeering Haande gehouden. Hierop fteunende, begon hy tegen het gezag van Klasfen en Synoden te prediken; maar nu was hy de plank geheel mis, en. haalde zodanig den haat der geheele Geestelykheid op zich, dat men hem eerlang als een gevaarlyken ketter afzette. Veele zogenaamde Tokranten namen zulks zeer euvel, en trachtten hem te verdedigen. Doch van der Os rechtvaardigde de handelingen zyner partyen niet weinig, door zyn eigen gedrag: dewyl hy zich, wat laater, door de Mennoniten deed herdoopen, en in hunne Kerk het Leeraar; ampt aanvaardde. Niettegenftaande de onzydigheid, en de groote Y 4 voor->  344 GESCHIEDENIS der voordeelen „ we!ke de Scheepvaart der Hollanderen daar door genoot, had men echter toch niet weinig last van den geweldigen Zevenjaarigen Oorlog. De Engelfchen waren te onvreden over de weigering der zesduizend man , welke zy meenden , dat hen door de Algemeene Staaten behoorden te worden by gezet, en zagen niet zonder groote nayver, dat, terwyl zy moesten ftil zitten, de Hollanders alle de voordeelen der Zeevaart naar zich trokken, en hunne vyanden met ben noodige Scheepsrimmerbout voorzagen , oni hen tc bevechten. Waar by noch kwam, dat de Koophandel der Franfche Volkplantingen in de West-Indien thans, ten minsten zo als de Engelfchen zeiden, door de Hollanders wierd gedreeven. Dit had ten gevolge, dat de Engelfchen de Hollanders op Zee genoegzaam als vyanden befchouwden en behandelden, waar over niet weinig door den Hol'andfchen Gezant te Londen wierd geklaagd, zonder dat dezelve daar omtrent veel voldoening kon bekomen. De Franfchen behandelden de fchepen van het Gemeeuebest niet veel beter, doch dewyl zy ter Zee onmagtiger waren , gebeurden 'er minder onaangenaame ontmoetingen: terwyl ook het Hof van Verfailles, 't geen thans de Hollandfche Scheepvaart niet kon misfen , gereeder was in het verleenen van Scha vergoeding, dan dat van Londen. Niet weinig wierd het Neêr. ■ landfche  TEGENWOORDIGE EEUW. S4S landfche Gemeenebesc insgelyks ontrust door de nabyheid der Franfche legers aan haare grenzen in Westfaalen ; doch de Koning gaf aan hetzelve daaromtrent alle mogelyke gerustftelling. Voorts bewaarden de Algemeene Stsaten eene naauwkeurige onzydigheid, en, gelyk zy aan den Koning van Pruisfen, en aan de Koninginne van Hungatyen , beide hadden toegelaaten een vryen doortocht voor hunne Troepen , zo ftonden zy insgelyks den Franfchen Koning toe, dat hy zyn zwaar gefchut door Maastricht naar het Kleeffche voerde. By gelegenheid der herftelling van het Stadhouderfchap, was ieder overboodig geweest, om den Prinfe zo veel op te draagen, als in zyn vermogen was, en veele, die 'er anders zeer tegen zouden zyn geweest, deeden het al mede uit vreeze voor het Gemeen. Doch nu deeze Volksdrift eens was uitgebluscht, begonnen de Regenten , op zommige plaatzen, maatregelen teberaamen, om Z3 veel van het verloorene in te palmen, als hen mogelyk was. Onder anderen had men het gebruik ingevoerd, dat de Regeering van Haarlem een dubbeldtal Heeren, welke men tot de Regeering het bekwaamst oordeelde, aan den Stadhouder, en vervolgens aan de Prinfesfe Gouvernante, aanbood, om daar de Regeering van het volgend jaar uitte kiezen. Dit gefchiedde, volgens gewoonte, Y 5 in  U6 GESCHIEDENIS der in 1757; doch, by hec aanbieden der breede benoeming, gaven de Haarlemmer Heeren aan Haare Koninglyke Hoogheid te kennen, dat eene zodanige keuze, huns erachtens, ftreed tegen der Stads voorrechten, en dat de Stad eigenlyk haare eigene Regenten behoorde te kiezen. De Prinfes gaf hierop haare verwondering te kennen, dac men thans een gebruik wilde intrekken , 't geen na 1748, jaarlyks, had plaats gegreepen. De Haarlemmer Regenten, thans het uiterfte willende wangen, brr.gr.en het verfchil voor de Staaten van Holland, die hen, by meerderheid, in het ongelyk fielden. In het volgend jaar, wierd aan Haare Koninglyke Hoogheid wederom een getal van achl perfoonen aangebooden, om daar uit vier te verkiezen. Doch thans koos zy daar uit maar drie perfoonen, en benoemde tot vierden Burgemeester» den Heer Salomon van Echten : terwyl zy den Hoofd ■ Schout der fiad Haarlem gelastte, om den Heere van Echten de door haar opgedraagene waardigbeid, des noods met geweld, te doen geworden. Thans waren die van Haarlem noch veel meer te onvreden, en bragten de zaak al weder by de Staaten van Holland, by welken dit gefchil noch onafgedaan hing, toen de Prinfes van Oranje in het volgend jaar overleed. Waarna men de zaak onbetlist liet bangen, doch echter, uic eerbied voor de gedagcenis der Prinfesfe, den Heers  TEGENWOORDIGE EEUW. 347 Heere van Echten de hem opgednagene waardig, heid liet bekleeden. De geweldenaaryen, welke de Scheepvaart van de Engelfchen had te lyden, deeden die Gewes* ten , welke hec grootst belang daar by hadden , met naame Holland, Zeeland en Friesland, bedagc zyn op middelen , om de Zeevaart kragtdaadig ee befchermen ; zy wilden daarom , dat eene aanzienlyke magt van Oorlogfchepen in Zee wierd gebragt, welke de vlag van den Staat zoude kunnen doen ontzien, üoch de overige Provinciën fchilderden daarentegen met de fterkfte verwen het gevaar, 't welk het Gemeenebesc liep van de beide vyandelyke legers, die zich thans in het Kleeffche bevonden, een welker , zo het geflagen wierd, zich lichtelyk op Staatfchen bodem zouden kunnen begeeven, en aldaar de zitplaats des oorlogs over. brengen, zonder dat men zulks zoude kunnen beletten, van wege den zwakken ftaat der Land. magt. Hierom wilden die Provinciën, die geenzins tegen den aanbouw van Oorlogfchepen waren , dat men echter teffens den toefhnd des legers niet uit het oog zoude verliezen, maar insgelyks de benden te lande , met eene aanzienelyk getal Soldaaten , vermeerderen. Hoe wél gegrond ook deeze redeneering fcheen, de Gewesten, die voor het uitrusten der Zeeftiagt waren, wilden van geene vermeerdering te Lande hooren, en  343 GE SCHIEDE NIS der en gaven zelfs voor, dat die nadeelig zoude zyn, door den nayver der Oorlogende Mogenheden op te wekken. De Kooplieden, die een merkeïyk nadeel by de Kampei yen der Engelfchen hadden geleeden, leverden toen hunne klagten in by de Prinfesfe Gouvernante. Doch dewyl het niet mogelyk fcheen,de verfehillend denkende Gewesten tot één gevoelen over te haaien, bleef de geheele zaak voor eerst fteekeh. Geduurende deeze overleggingen wierd de Prinfesfe, door eene kordlondige ziekte overvallen, die haar, op den 12 van Louwmaand van 1759, uit dit leven wegruk-' te. Te Florence overleed in 1723 de Groot-Hertog Cosmus de Derde, na eene Regeering van 54 jaaren, geduurende welke hy ongemeen veel roem had opgelegd door zyn wys bellier en de befcherming, welke hy verleende aan de nuttigde Weetenfchappen. Hy wierd opgevolgd door Jan Gaston, zyn Zoon , den achtdcn Groot - Hertog van Toscaaren, die voortging in het godloos en ongebonden leven, waar in hy al lang was verzonken geweest. Mm zegt, dat hy al zyn vertrouwen delde op een Lakei, juiiaan Dami , genoemd, die teffens de bezorger was van zyne eerlooze omuchtigheden: hebbende deeze kwant zich zo volkomen meester weeten te maaken van zyn genegenheden, dat ieder, die iets van den Vorst begeerde, eerst de gun-  »eHóllantlfclie Kooplieden leeveren een Xlaagfckrift, aan ac Goiivi'niautc ANNA,oyw.   TEGENWOORDIGE EEUW. 349 gunftige voorfpraak van zyn vertrouweling moest koopen. De Prinfesfe Violante van Beyeren, de Weduwe van Ferdinand, den Groot-Prins van Toseaanen, had noch eenigen invloed op den Vorst, en maakte daar gebruik van, om hem, zo mogeIyk, dien onwaardigen Gunfteling te laaten vaaren. Doch dit wierd door haar te vergeefsch ondernomen. Ondertusfchen had men al lang voorzien, dat de tegenwoordige Groot-Hertog van Toscaanen geene kinderen zoude nalaaten. Ook was 'er geen ander mannelyk oir van het Mediceefche Huis, waar door,al in 1724■> maatregelen door de voornaamfle Mogenheden van Europa wierden genomen, om in de tyd een Opvolger voor de Mediceefche Staaten te bepaalen, en daar door voor te komen, dat, door den dood van den tegenwoordigen Vorst, geen oorlog in Italië wierd ontftooken. Meermaalen wierden de daar omtrent gemaakte fchikkingen veranderd, tot dat men, by gelegenheid van den Weener vrede, in 1736, overeen kwam, dat bet Groot• Hertogdom van Toscaanen , na het overlyden van den tegenwoordigen Vorst, zoude komen aan Franciscus den III, den Hertog van Lotharingen en Bar, welke landen daarentegen met Frankryk wierden vereenigd. Tegen het einde van dat jaar deed reeds de Keizer een aantal Oostenrykfche benden in het Toscaanfche trekken, om dat land, 't welk nu door de Span-  35° GESCHIEDENIS du Spanjaarden verlaaten wierd, voor den aanftaandeg Grooc - Hertog te bewaaren. De gezondheid van den Groot-Hertog jan Gaston, was al een tyd lang zo waggelende geweest, dat men zyn dood eerstdaags te gemoer zag. Zyne zielsvermogens namen ook af met zyn lichaam, zo dat hy zich niet eens Hoorde aan ce laatfte beftellingen over zyne nalaatenfchap , tegen welke hy zich voorheen meermaalen met ernst had verzet. Hy protesteerde dus ook niet eens tegen het inrukken van de Keizerlyke benden in zyne Staaten. Eindelyk overleed hy in 1737, en Hec dus zyn gebied over aan zyn uitheemfchen opvolger, Fran» ciscus. Ondertusfchen waren 'er, na het fluiten der laatfie overeenkomst, weder eenige zwaarig> heden ontftaan, tusfchen het Keizerlyke en her Spaanfche Hof, over den afftand van Toscaanrn, doch dezelve wierden gelukkiglyk , in Louwmaand van 1737, vereffend: terwyl Jan Gaston eerst in Hooimaand van dat jaar overleed. De nieuwe Groot - Hertog kon dus , zonder eenige verhindering, zo ras zyn Voorzaat overleeden was, van de hem toegezegde waardigheden bezit neemen, hoewel niet, zonder dat 'er de nyd der heerschzuchtige Spaanfche Koninginne geweldig door ontftooken wierd; die niet zonder leedweezen zag, dat een zo fchoone brok aan haaren oudften Zoon, Don Carlos, was ontglipt. Thaas kreeg zy het  TEGENWOORDIGE EEUW. 35* het in het hooofd, om noch eene pooging te doen om Toscaanen te voegen by de bezittingen van haaren tweeden Zoon, Don Philippo, den Hertog van Parma. Ten dien einde deed zy aanzoek by de Engelfchen, en bood aan, dat Spanje alle rechten, welke bet noch vermeende te hebben op Gibraltar en Port Mahon, op de plegtigfte wyze zoude afftaan, indien men haaren Zoon aan het Toscaansch Gebied w ilde helpen. Doch aan dit buitenfpoorig verzoek wierd geen gehoor gegeeven. Hertog Franciscus wierd door die van Florence ontvangen met dien afkeer, welken een volk natuurlyker wyze beeft tegen een vreemden Vorst, Ook hadden zy weinig reden om zich over zyne Regeering te verheugen, dewyl de nieuwe Groot Hertog , met voorbygaan der Toscaaners, alle bedieningen begaf aan zyne geliefde Lotharingers, zo dat eerlang alles vol was van vreemdelingen, meer genegen om zichzelven te verryken, dan het heil van den Staat te bezorgen. Niet weinig hinderde het ook den Toscaaners, dat het gezag der Muni* cipaliteiten, 't geen tot aan dien tyd zeer groot was geweest, thans zodanig wierd beperkt, dat het maar eene enkele fchaduw was. Het bellier der geldmiddelen was een nieuwe bron van klagten, dewyl alle belastingen merkeïyk wierden verhoogd, daar dezelve tot hier toe vry gering waren geweest, dewyl de Vorsten uit het Mediceefche Huis, van zich zeiven,  35* GESCHIEDENIS du zeiven , zeer vermogend waren, en de kosten hunner Hofhouding uit hun eigen goederen genoegzaam konden vinden: waar door dan ook de zeer maatige inkomften van den Lande genoegzaam alle tot bevordering van het openbaar welzyn wierden hefteed. De tegenwoordige Groot-Hertog moest daarentegen zyn beftaan vinden uit de openbaare belastingen: ten welken einde hy eenige, in het • Financie- weezen zeer bekwaame, Franfchen dead overkomen, om de Pachteryen in orde te brengen. Toen de Groot - Hertog in 1745 tot de Keizerlyke waardigheid wierd verheven, verliet hy Florence, en gaf het beftier in handen aan den Marquïs de Rotte, die, door zyn goed beleid, voor Toskaanen zeer heilzaam was. Ondertusfchen ftrekte het töc een groot bezwaar voor den Toskaanfchen Staat, dat, na het vertrek des Keizers, van Florence, jaariyks verfcheiden millioenen naar Weenen wierden overgemaakt; waar van nooit iets in het land wederkeerde: 't geen aanhield tot aan 1765, wanneer, na den dood van Keizer Franciscus, zyn tweede % Zoon Pieter Leopold, tot Groot Flertog van Toskaanen wierd aangedeld. Ras hadden de Toskaaners alle reden van zich te verheugen, dat die uitmuntende Prins zyne Hofhouding te Florence oprichtte, dewyl door hem alles, wat mogelyk was, wierd aangewend, om den bloei van Toskaanen te bevorderen. Na  TEGENWOORDIGE EEÜW. 353 Na dat Don Carlos, door eene reeks van overWinningen, in 170,6 en i_737> de Koningryken van Napels en Sicilië had vermeescerd, en door het Vrede - verdrag van 1738, voor Koning dier beide Ryken was erkend, begaf hy zich in Zo. mermaand van dat jaar in huwelyk met Maria Amelia Walpurgis, de oudfte Dochter van den Poolfchen Koning, Frederik Augustus. In dezelfde maand wierd hy door den Paus begiftigd niet de investituur van Napels, en deed zyner Heiligheid eerlang de Witte Telle aanbieden door den Kardinaal Kolonna. In het begin van het volgend jaar , ftelde hy eene Ridderorde in, onder den naam van de Ridders van den Heiligen Januarius, van welke orde hy zelf het Groot - Meesterfchap op zich nam. De inftelling Van deeze orde was een goede Staatkunde: dewyl de jonge Koning voornaamelyk de zodanigen daar mede begunftigde, die, door kunne dapperheid en genegenheid, het meest hadden toegebragt, om hem den Napolitaanfchen Throon te doen beklimmen. Geduurende genoegzaam twee eeuwen, waren de Regeerders over Napels en Sicilië 'er, als 'c ware, op uit geweest, om hunvolk door belastingen uit te putten. Doch met de komst van Don Carlos aan het gebied, veranderde' de geheele gedaante der zaaken: dewyl hy alle zyne vermogens aanwendde, om het geluk zyner; ingezetenen te bevorderen. Hy behandelde ook feil, deel. Z over-  354 GESCHIEDENIS oer overgebleevene aanhangers van het Oostenrykfche Huis met groote toegeevenheid, 't welk alles} niet weinig toebragt, om hem op den throon te bevestigen. De oorlog niet lang daarna, tusfchen Spanje en Engeland zynde uitgeborsten, verwagtte een ieder, dat Don Carlos daar deel aan zoude neemen. Doch hy verfchoonde zich, met het groot verval van den Koophandel, en der Fabrieken in zyne Staaten, die volftrektelyk rust vorderden. Tot beter bevordering van den Koophandel en der Bevolking, liet de Koning in 1740 een Edict uitgaan, volgens het welk de Jooden, die tot hier toe zich in Napels en Sicilië niet hadden mogen vestigen, aldaar wierden toegelaaten. De domme JVlunniken hadden hier wel veel tegen , doch de Koning was thans ftandvastig genoeg, om zich daar niet aan te ftooren : terwyl ook de toeneemende bloei des Ryks, welke een gevolg was van dit befluit betzdVe volkomen rechtvaardigde. Met dezelfde beilzaame oogmerken, floot Koning Karei een verdrag van Vrede en Koophandel met den Turkfchen Sultan. Volgens deeze overeenkomst, mogten de wederzydfche Onderdaanen vryelyk op elkanders havenen vaaren , en zouden aldaar worden behandeld als andere vriendelyke Volkeren, en ook geen meerder lasten of tollen betaalen. Voorts zoude men Factoors in de voornaamfle havenen aanr  TEGENWOORDIGE EEUW. gy5 aanftellen, en tot derzelver beflisfing brengen de gefchillen, die onder de Kooplieden mogten ontftaan. Niet lang na hec fluiten van een zodanig verdrag, met den Grooten Heer, gelukte het dea Koning, eene diergelyke overeenkomst te treffen met de Regeering van Tripoli. Toen wat laater de oorlog van 174T was uitgeborsten, zag Koning Karei niet wel middel, om onzydig te blyven: zo dat hy zich mede in het verbond van Frankryk, Spanje en den Beierfchen Keurvorst begaf, volgens welk hy de belangen der verbonden Kroonen beloofde te helpen in Italië, met veertienduizend mannen , die hy op zyne kosten op de been brengen, en met het leger van den Graave de Montemar zoude vereenigen. Dit namen de Engelfchen, welke verwagt hadden dac de Koning, gelyk voorheen, de onzydigheid zoude hebben bewaard, zo kwalyk , dat zy in Herfstmaand van 1742 een Esquader van veertien fchepen van oorloge voor Napels zonden, 'c welk de Stad, die weinig tegenweer kon doen, dreigde plat- te fchieten, zo niet de Koning de Spaanfche party laaten vaaren, en de onzydigheid aan wilde neemen. IN iet weinig was men te Napels ontzet over den ftouten eisch van den Engelfchen Vlootvoogd: doch men zag wel , dat 'er niets tegen te doen was. Waarom de Koning volkomen in zynen euch bewilligde, en zyne benden, Z i die  s56 GESCHIEDENIS der. die reeds met het leger van den Graave de Mor^ temar vereenigd waren, te huis ontbood. Deeze ftap. wierd gevolgd door eene zekere overeenkomst tusfchen de Oorlogende Mogenheden , by welke het Napelsch Gebied voor onzydig wierd verklaard. Ondertusfchen bleek het, dat de Napolitaamche Koning de onzydigheid maar maatig onderhield, dewyl hy de Spanjaarden, onder de hand , zo veel onderfteunde als in zyn vermogen was. Niet lang daarna deed hy zyne Gemaalin de Kaninginne Napels verlaaten, en naar Gaëta wyken: terwyl by zich zeiven aan het hoofd zyner benden ftelde, om de Oostenrykers te bevechten, na dat hy de onzydigheid had vaarwel gezegd. Eene gunftige gelegenheid tot zodanigen ftap had gegeeven de na: dering "an een Oostenryksch leger, onder den Prins Lobkowitz, die met zyn volk naderde om de rivier de Twato over te trekken; 'c geen de Koning meende niet wel, zonder h c k-renken der onzydig. heid van zyn Gebied, te kunnen gefchieden. Ondertusfchen was deeze ftap van den Koning niet van onvoorzichtigheid vry te pleiten; dewyl Napels, zo de Engelfchen eens wederkeerden , het bezwaarlyk lang zoude hebben kunnen houden. Daarenboven beantwoordden de Oostenrykers het Manifest van den Koning, met eene uitnocdiging aan die van Napels en Sicilië, om zich wederom onder het Oostenryksch Gebied te begeeven, iets daar  TEGENWOORDIGE EEUW. 35? daar veele noch al zin in hadden. Zo dat de Koning zich in merkeïyk gevaar bragt, om , als hy met zyne benden buiten lands was, zyn Ryk door een opftand te verliezen. Waar van het gevaar zo veel te grooter was, om dat hy zyn leger niet op de been kon houden, zonder nieuwe belastingen op te leggen, 't geen de poogingen zyner vyanden niet weinig zoude kunnen bevorderen, door van 's Volks misnoegen gebruik te maaken. Ondertuslcb.ii otf&wan» de Koning de gemelde gevaaren met d m fchrik. Doch hy geraakte ras in een ander, 't hem ze.r onaangenaam had kunnen wor 'en, dat naamelyk , van door zyne vyanden, die een deel zyns legers verrasten, byna gevangen genomen te worden. Deeze onaangenaame gebeurtenis had zo veel uitwerking op den Koning, dat by aanftonds met zyne benden in zyn land te rug trok , en zich vergenoegde met hetzelve tegen alle aanvallen van buiten te befchermen. Na dien tyd regeerde Koning Karei het Ryk van Nr-pels en Sicilië, in den volmaaktden voorfpoed tot in 1759 > "i welk jaar hy, na het overlyden van zyn Broeder Ferdinand den VI, den Spaanfchen throon beklom, en, volgens de daaromtrent gemaakte Reglementen, de Napelfche Kroon overdroeg aan zyn derden Zoon, Ferdinand den IV, den noch heden leevenden Monarch van Napels en Sicilië. Z 3 Toen  353 GESCHIEDENIS der Toen de Zvvirzerfche Katholykfche en Her» vormde Cantoris, in 1712, waren overeengekomen te Araw, over de wyze, op welke de zweevende gefchillen, tusfchen den Abt van St. Gal, en de Tockenburgers, zouden worden vereffend, had men alle reden van te denken, dat de Abt zich daar nu aan zoude hebben onderworpen. Doch de ftoute Burgisfèr was zo hardnekkig, dat hy alle aanbiedingen der Zwitzers in den wind floeg. Waarom de Cantons van Zurich en Bern het befluit namen , om Soidaaten in zyne landen te zenden, tot dat by tot betere gedagten zoude zyn geko», men. Terwyl dus de gefchillen onafgedaan hingen, ftierf Burgisfèr, en wierd opgevolgd door een vreedzaam en gemaatigd Man, die gaarne alles aannam, 't geen te Araw was beflooten; waarop hy in alle de bezittingen, die tot de Abtdy behoorden , wierd herfleld. Om ondertusfchen deeze gefchillen, die door hunne gevolgen geheel Zwitzerland in het verdriet konden brengen, te beter af te doen, wierd in 171 <3 eene nieuwe overeenkomst te Baden geflooten, volgens welke noch eenige nieuwe byvoegzels wierden gemaakt by de overeenkomst van Araw, om in 't vervolg zo veel beter alle floffe tot twisten weg^te neemen. Volgens deeze overeenkomften, behoort het Toekenburgfche Gebied onder den Abt van St. Gal, doch met behoud van alle zyne voorrechten. Voorts  TEGENWOORDIGE EEUW. 359 Voorts moet de Raad der Stad door de Burgers zelve worden verkooren, en wanneer de Abt van St. Gal niet genegen is, de Tockenburgers behoorlyk recht te laaten wedervaaren, dan mogen zy toevlucht tot hunne Bondgenooten neemen. Thans duurde de eendragt tusfchen de partyen tot in 1731, wanneer 'er een geweldig verfchil ontftond over het recht der wervingen, 't geen by de voorige overeenkomften niet behoorlyk was bepaald. Het duurde tor aan J759, eer alle de daar uit ontfhane bezwaaren, naar genoegen, konden worden weggenomen: wordende by die gelegenheid ook eene bemiddeling gevonden, op de gefchillen, welke tot hier toe, tusfchen de beide Godsdienften, binnen Tockenburg hadden plaats gehad. Die van Geneve hadden in de voorige eeuwdoorgaans genoegzaame bezigheid, om hunne vryheid tegen de aanvallen der Buitcnlandfche Mogenheden te verdedigen. Doch in de tegenwoordige eeuw, daar minder gevaar van loopende, hadden zy daarentegen veel te lyden door inwendige beroerten. Binnen Geneve was de uitvoerende magt in handen van twee Vergaderingen, genaamd die van de Tweehonderden, en van de Vyfentwintigen, die echter geenerhande nieuwigheden mogten invoeren, dan met toeftemming der geheele, daarover gehoorde, Burgerye. Ondertusfchen begonnen die Z 4 Heeren  56o GESCHIEDENIS der Heeren in 1715 de Stad te voorzien met nieuwe Vestingwerken, en lagen de daar toe noodige belastingen op, zonder het Volk daar in te kennen. Hier uit ontftond een geweldig misnoegen, 't geen onder de asfche fmeulde, tot in 1734, wanneer de Burgers eensklaps de wapenen opnamen, en weigerden langer aan de Regeering te gehoorzaamen. Eenige bezadigde mannen wisten echter alles weder in rust te brengen, tot in 1736, wanneer het Volk op nieuw opftond, by gelegenheid, dat de Regeering twee Pasquilmaakers had vast gezet, welke zy toen wel weder moest loslaaten. Doch in het volgend jaar, maakten zich wederom eenige Burgers fcbuldig aan oproerige gefprekken, die, gedeeltelyk, wierden gebannen, en, gedeeltelyk, voor een tyd vast gezet. Dit vonnis der Regeering ftelde de Stad ia rep en roer, en veroorzaakte binnen Geneve een kleinen Burgerlyken oorlog, dewyl een deel der Burgerye het met de Regeering hield, en de overige daar tegen waren. Denkelyk zoude nu dit klein Geraeenebest , door inwendige tweefpalt, zyn veriooren gegaan, zo niet de Koning van Frankryk, met deCantons van Bern en Zurich, een plan had weeten te beraamen , volgens het welk de partyen konden worden verzoend, en eene betere fchikking, dan tot hier toe had plaats gehad, worden beraamd, op verfchiilende artikelen, die thans den  TEGENWOORDIGE EEUW. 361 den meesten grond lagen tot het fmeulend mis» noegen. Door de toen genomene maatregelen fcheen de rust der Republiek volkomen gevestigd, fchoon in 1763 bleek, dat de bevrediging minder beftendig was, dan men zich wel had gevleid. Doch eer deeze nieuwe onlusten uitborsten, hadden die van Geneve met een gevaar van een anderen aart te kampen, en zouden byna in den laatften oorlog die in Italië, ten behoeve van den Hertog van Parma, gevoerd wierd , de prooi zyn geworden van de Franfche begeerlykheid: hebbende, zo men verzekert , de Franfchen Koning aan dien van Sardinië beloofd , dat hy hem het gebied over Geneve zoude bezorgen; indien hy zyne benden, met dia van hem en zyne Bondgenooten , wilde vereenigen. Een voordel van dien aart was voorzeker eene groote verzoeking voor zyne Sardinifche Majesteit. Doch de Engelfche Gezant, te Turin,ontdekte gelukkiglyk in tyds dit ontwerp, en gaf aan de Genevers kennis van de ketenen, die voor hen bereid wierden: waarop dezelve aanftonds hunne Bondgenooten, de Zwitzers, te hulp riepen, welke zulke ernftige maatregelen namen, dat dit ontwerp daar door in zyne geboorte lleeken bleef. De Hollanders yverden niet minder voor het behoud der vryheid van Geneve, en bragten onder anderen den eerden Staatsdienaar van Frankryk, den Z 5 Kar-:  36z GESCHIEDENIS der Kardinaal deFleuri, het onbetaamelyke zyner maatregelen onder hec oog, om thans de vryheid dier Stad, alwaar hy zo onlangs door zyne bemiddeling de zaaken in eene voortreffelyke order had gebragt , te belaagen. Doch de Franfchen ontkenden thans ten fterkften , dat zy ooit een oog op de vryh ii van Ge' lieve hadden gehad : terwyl de Sardinifche Koning van een anderen kant de Genevers eerlang gerust ftelde, met eene onbewimpelde erkentenis van hunne onafhangelykheid. Niettegenlbande de geweldige maatregelen , welke de Zweedfche Ryksraaden in 1756 hadden genomen, om hun Koning niets dan een fchaduw van gezag over te laaten, zo fchrikte zulks dien Monarch niet af, van zyne fteeds duurende werkzaamheid, om het geluk zyner On» derdaan'en te bevorderen. Toen in 1757 het land bedreigd wierd met een geweldigen hongersnood , deed de Monarch een fchoonen voorraad van Graanen opzamelen , en liet' bekend maaken , dat een ieder, die zodanige Eetwaaren van nooden had, dezelve uit de openbaare Magazynen, voor een geringen prys zoude kunnen bekomen, mits dat die vraagers behoorlyke verzekeringsbrieven van hunne behoeftigheid vertoonden: wordende teffens by zwaare ftraffen, het bereiden van gedeftilleerde wateren uit graangewasfen verbooden. Teffens  TEGENWOORDIGE EEUW. 36*3 Teffens deed de Koning van de Rusfisfche Keizerinne, die in haar Ryk beter van Graanen voorzién was, verlof vraagen, tot den uitvoer van Koorn, 't geen zonder zwaarigheid wierd toegeftaan. Niet minder nuttig was bet oprechten eener Militaire Kasfe, uit welke de Officieren, na dat zy den Lande dertig jaaren zouden hebben gediend, voor hec overige van hun leven, hun vol inkomen konden trekken, zonder zulks aan iemand te behoeven te vraagen. Het belang des Koophandels ging den Koning niet minder ter harte; waarom hy in het zelfde jaar bewerkte, dat de Vaart op Turkyen, die tot hier toe in de handen van eenige Monopolisten was geweest, voor een ieder wierd open gefield. Toen ter zelfder tyd de groote zamenzweering der Mogenheden ten verderve des Konings van Pruisfen uitborst, wierd de Koning van Zweeden, door de meerderheid der Franschgezinde Ryksraaden wel genoodzaakt , mede aan dien Monarch den oorlog te verklaaren. Spoedig wierd 'er eene aanzienelyke magt naar Pommeren overgefcheept, die, aangezien de geringe magt, welke de Pruisfen daar tegen konden ftellen, zonder eenigen tegenftand, geheel Pommeren dagt weg te neemen. 'tGeen in het geheel niet naar wensch gelukte: wordende de Zweeden doorgaans door een hand vol Pruisfen te rug gedreeven. Geduurende dien oor-  S64 GESCHIEDENIS der oorlog, wierd teStokholm al weder een aanflag gemaakt, tot omkeering der thans vastgeftelde Aristo* cratifche Regeering. Doch de Ryksraaden het tot hun verderf ontworpen plan hebbende ontdekt, moes,ten het de aanleggers met den hals,: of met andere zwaare ftraffen, boeten. Ondertusfchen waren de Stenden algemeen niet over het gedrag der Ryksraaden te vrede, bet welk een gefchil deed ontftaan, over de wyze op welke de Ryksraaden voor den eigenlyken Souverain, de Ryksvergadering, aanfpraakelyk waren. De Rjksvergadering te zamen zynde gekomen op den 15 van Sprokkelmaand van 17Ö1, twistte men hevig met eikanderen over het in ftand houden of veranderen der tegenwoordige F.egeeringswyze , waaromtrent het btfluit viel, zich voor als noch acn het aangenomen bellier te houden. Doch de niet zeer gelukkig gevoerd wordende oorlog wierd door alle leden afgekeurd , en b.flooten , dat de twee Ryksraaden, welke den oorlog voornaamelyk hadden doorge. drongen , zulks hadden gedaan tegen het waar belang van den Staat ; waarop dezelve zich van hunne Ampten ontfloegen. Het was dus geen wonder, dat, zodra de nieuwe Rusfifche Mo-* ïrarch met Pruisfen den Vrede floot, de Zweeden zich insgelyks haastten, om zich met den Grooten Frederik te verzoenen. Geen mindere rol, dan voorheen in Rusland, jpeelde  IJon Hei-top vanMRUNSWYX, als Veld-EEBarlclialVin dcnEed genomen.   TEGENWOORDIGE EEUW. 365 ,-peelde thans, in 's Hage , de Hertog Louis van Brunswyk. Deeze, volgens eene Inftructïe, daar toe voorheen vervaardigd , geduurende de minderjaarigheid van Prins Willem den V, het oppergezag over de Troepen van den Staat moetende bekleeden, zo de Gouvernante Anna eerder overleed, dan de voorzeide Prins den ouderdom van achttien jaaren zoude hebben bereikt; zo wierd hem, by gelegenheid van dat afflerven, de gemelde waardigheid opgedraagen, en door hem, ten dien einde, de Eed, als VeldJVlaarfcbaik, ter Vergadering van H. Hoog-Mojenden afgelegd. Ondertusfchen bepaalde zich dit gezag alleen tot het Krygsvolk: dewyl de nieuwe Opperbevelhebber wel plegtig moest belooven, dat hy zich met geene zaaken van Godsdienst, Staaf kunde enz., zoude bemoeien. Onder dc kleinere Staaten van Europa, heeft geene , in de tegenwoordige Eeuw, meer den aandacht van het geheele Waerelddeel naar zich getrokken, dan het eiland Corlika. Sedert lange tyden waren de dappere bewooners van hetzelve , onder de heerfcharpy der Genueezen, tot den ftaat eener onverdraagelyke Slaaverny gebragt, die het fmeulend misnoegen in 1729, tot een allergewel* digst oproer op het onvoorzienst deed uitbarsten. De Gouverneur van de Hoofdftad des eilands Bastia, in een Dorp tegenftand ontmoetende, in  36*6 GESCHIEDENIS der in hec inzamelen eener zwaare fchatting, deed tegen de wederfpannige Boeren eenig Krygsvolk aanrukken, 'c welk door hen mee eenig verlies wierd ce rug gedreeven. Die eerfte goed gevolg was een zein van Oproer door hec geheel Eiland , zo dac 'er vyfduizend mannen op de been kwamen, die Bastia innamen, en de bezetting noodzaakten om met den GouverKeur Pineffi, op het fterk Kasteel dier plaats, 't welk zy niet konden inneemen, te wyken. Aleria wierd toen genoodigd om zich by hen te voegen, doch de bewooners dier Stad dit hebbende geweigerd , maakten de oproerigen zich meesters van dezelve, en pionderden haar uit. Onder, tusfchen kwam de Bisfchop van Aleria tusfchen beiden, en bewoog de Oproerigen, om Bastia te verlaaten, en de verdere daaden van geweld te ftaaken, tot dat men zoude hebben beproefd, of men niet in ftaat was, de gefchillen te bemiddelen, en de Genueezen te verpligten, tot het wegneemen' der bezwaaren van de Corfen : daar te meerder hoope toe was, dewyl de zaak zeer ernftig wierd; zynde reeds twintigduizend mannen onder de wapenen. De Genueezen, van hun kant, riepen Pinelli, die den Corfen nooit aangenaam was geweest, te huis, en zonden daar voor in plaats den ouden Doge Veneroze, die weleer ook Gouverneur van dat  TEGENWOORDIGE EEUW. 36? dat Eiland was geweest. Deeze was by de Corfen bemind, en deed hen belofte van eene aanzienelyke vermindering van belastingen , indien zy wilden wederkeeren , onder de gehoorzaamheid van Genua. Doch hy ondervond, dat hunne eifchen zo hoog liepen, dat het Gemeenebest dezelve nooit zoude kunnen toeftemmen. Hy keerde derhalven te rug, en deed den Genueezen overtuigende ïka, dat niets, dan geweld van wapenen, in ftaat zoude zyn , de Corfen weder tot gehoorzaam, heid te brengen. Ras verfcheen 'er een aanzienelyk aantal van Genueefche benden, die echter niet in ftaat waren de Corfen te dwingen. Het geen men niet kon doen met geweld, trachtte men door Hst te bekomen. Eenige aanzienelyke inwooners van Bastia veinsden zich, met overleg van de Genueezen, genegen om de Stad aan Pompiliani» het hoofd der Corfcu , over te geeven, die ten dien einde met eene aanzienelyke magt voor de poort van Bastia zoude komen op een bepaald uur, wanneer men hem zoude inlaaten. Zekere tusfchenkomende omftandigheid belette Pompiliani dit zelve uit te voeren, waarom hy derwaard zond een zyner Adjudanten , Fabio genaamd, met een aanzienelyk aantal mannen, die alle wel binnen Bastia wierden gelaaten , doch daar naauwelyks binnen waren gekomen , of zy wier-  3*8 GESCHIEDENIS der wierden, door de op hun luimen leggende, Ge. nueezen, omcingeld, en doodgeflaagen. Pompi. liani nam wel wraak , door war laater den Prefi. dent van Bastia, dien hy in handen gekreegen had, insgelyks te doen derven. Doch op zyne beurt wierd hy zelf in een gevegt gevangen ge. nomen, naar Genua gevoerd, en aldaar ter dood gebragt. In 1731 fchsen het, dat de Corfen onder de gehoorzaamheid van de Genueezen zouden moeten wederkeeren, dewyl de Genueezen eene overeen* komst hadden gemaakt met den Keizer van het Duitfche Ryk, om hen met eenige duizend mannen by te daan, Ras landde ook binnen Bastia de Keizerlyke Generaal, de Baron van Wachtendonk, met byna vier duizend mannen, met welke hy de Corfen, die Bastia belegerden, overviel, en hunne Posten veroverde Uit zoude niec ze> gemakkelyk hebben gelukt, zo men niet de Corfen mis. leid had, met de valfche tyding, dat de landing op eene geheel andere plaats van het eiland zoude gefchieden, werwaard zich de meeste magt der inlanders toen had begeeven. De Duitfchers, moedig op hunne overwinning, trokken toen het Corfisch Leger, 't welk zich tot eene magt van zevenduizend mannen had verzameld, tegen. Doch zy wierden zo wel ontvangen, dat zy met een verlies van 1500 mannen moesten aftrekken. Niet lang  TEGENWOORDIGE EEUW- 36^ lang daar na wierden zy met noch tweeduizend mannen verfterkt, 't geen hen aanmoedigde om eene pooging te doen op eene fterke post in de nabuurfchap; doch op deeze reis wierden zy door de Corfen, welke zich achter een Bosch in eene hinderlaag hadden gelegd, zodanig ontvangen, dat zy twaalfhonderd mannen op de plaats lieten liggen: terwyl de overige zich niet dan met moeite weder verzamelden. Het gevolg hier van was eene Wapenftilftand van eenige maanden; waar.na op Corfica verfcheen de Prins van Wirtemberg, gefterkt met 6400 Daitfchers, die, met de overgebleevene vereenigd, het den Corfen benaauwd genoeg maakten. Ondertusfchen verfcheen die Veldheer niet als Vyand, maar als Middelaar, welke den Corfen eene algemeene vergiffenis, en het ontwerp van een verdrag, aanbood, 't geen zy onder de Guarantie van den Keizer aannamen. Ondertusfchen waren de voorwaarden van dat verdrag zodanig ingericht, dat 'er de oude grieven der Corfen geenzins door waren weggenomen ; ook was hec hen voornaamelyk, door vreeze voor de magt der Keizerlyken, afgedwongen. Deeze waren dus naauwelyks naar huis gekeerd, of de Corfen ftonden in 1734 op nieuw op, onder het beleid van Hyacinthe Paoli, Vader van den naderhand zo beroemden Pascal Paoli. Thans was de II. deel. Aa op-  €7o GESCHIEDENIS ©er -opftand algemeener dan zy ooit was geweest j zo dat zich ook de ftad Corte, die tot hier toe den Genueezen getrouw was gebieeven, by de misnoegden voegde. Dit moedigde de Corfen aan, om, in 't begin van het volgend jaar, zich geheel onafhangelyk van hunne Onderdrukkers te verklaarcn, die derwaard dien zelfden Pinelli zonden, die weleer by het uitbarsten des onheiig op het Eiland het gebied voerde, en by de Corfen niet weinig gehaat was. Zo door list als door geweld, trachtte hy de Corlèn weder tot gehoorzaamheid te brengen; doch het een mislukte, zo wel als het ander. Zelfs geraakte zyn Zoon in een gevecht krygsgevangen, het geen hem deed befluiten, zo ras doenlyk naar huis te trekken , na dat hy een Wapenftilftand geflooten had, geduurende welken de Corfen gelegenheid hadden hun zeer voordeelig ftaanden Oogst in te zamelen. Wat laater zonden de Genueezen derwaard een nieuwen Bevelhebber, die een vergelyk met de Eilanders zogt te treffen. Doch hunne eifchen wierden zo onaanneemelyk geoordeeld, dat men fpoedig Weder tot de wapenen kwam. Zodanig was de toeftand van Corfica, toen aldaar op het onverwagtsc verfcheen de Westfaalfche Baron, Theodorus Newhoff, met een Gezelfchap van twaalf Officieren, mede brengende tien fiukken gefchut, vierduizend geweeren, en een goede»  TEGENWOORDIGE EEUW. ari goeden voorraad van andere noodwendigheden. Deeze zonderlinge Man was eene zoort van een dooiend Ridder, die alom groote verteeringen maakte, en wanneer zyne fchuiden ergens zo menigvuldig wierden, dat hy voor de gevangenis begön te vreezen, weder naar elders vertrok, om aldaar zyn geluk te beproeven. Dit was hem te Genua mislukt , dewyl zyne fchuldeifchers hem hier in de gevangenis deeden zetten, doch 'er hem echter, na'er een tyd lang gezeten te hebben, weder uitlieten, onder eene Borgtocht, die hy had wee ten te bekomen. Hy bad intusfchen in de gevangenis kennis gemaakt met eenige aldaar opgeflooten zittende Corfen, en van hen zo veel van den toeftand van het Eiland vernomen, dat hy een buitengewoon ontwerp, om zich aldaar voor Koning te doen uitroepen, niet cnuitvoerlyk oordeelde, indien by op dat Eiland kon komen , mee een aanmerkelyken byftand van geld en wapenen. Hy begaf zich ten dien einde , zodra hy was los geraakt , naar Livorno, en wist aan eenige ryke locden zyn ontwerp zo fmaakelyk te maaken, dat zy hem, tegen eene hooge rente, groote fommen opfchooten. Van daar begaf hy zich naar Tunis, en bekwam daar insgelyks veel geld, met heizelfde gevolg, waar door hy in ftaat geraakte, om zich naar Cörflka te begeeven, niet alleen met een pragtigen toeftel, maar ook met zo veel geld en Aa a wa-  57» GESCHIEDENIS de»; wapenen, dat hy de inwooners van een weezenlyk out kon zyn. Door deeze en andere konstilreeken, bragt de Westfaalfche Baron het zo ver, dat de Corfen , die hem befchouwden als een hen byna op eene bovennatuurlyke wyze gezonden BefchermEngel, hem tot hun Koning verkooren, welke hooge waardigheid hy in Grasmaand van 1736 aanvaardde. Aanflonds koos hy zich Lyfwagten , Officieren van Staat, en alles wat verder tot het in ftand houden eener Koninglyke waardigheid Wordt vereischt. Hy floeg ook geld van zilver en koper, het geen eerlang als eene groote by» zonderheid buiten lands wierd befchouwd. Ondertusfchen kwamen 'er geene onderfteuningen, welke, zo de Koning had beloofd, hem van tyd tot tyd zouden volgen. Ook was hy niet zeer gelukkig in 2yne eerfte onderncemingen, 't geen hem vyanden onder zyne nieuwe Onderdaanen verwekte, en den nieuwen Monarch befluiten deed, zyn Ryk voor een tyd te verhaten, om te zien, welken byfland hy elders kon op doen. Hy begaf zich ten dien einde naar Arnflerdam, alwaar by in het eerst, meerder verteerende dan hy op kon doen , in de Gyzeling geraakte: doch hy wist daar weder uit te komen, en op nieuw aanmerkelyke fommen van de Jooden te ontvangen, door welk behulp hy een fchip uitrustte, en op zyn  TEGENWOORDIGE EEUW. 375 zyn Eiland aanlandde, met een aanmerkelyken voorraad van Oorlogsgereedfchap, waar voor de Schipper olie, en andere voortbrengzelen van het Eiland zoude inkaden. Doch toen dit zou gefchieden, had de Koning niets te geeven, waar over de Schipper niet weinig klaagde, dien hy, om van hem ontflagen te zyn, deed vermoorden. Thans vond zich Koning Theodorus genoegzaam in ftaat, om het vooreerst tegen de Genueezen uit te houden. Doch 'er broeide een onweder van meer belang. Van tyd tot tyd hadden eenige Engelfchen, denkelyk uit liefde tot de Vryheid, de Corfen onder de hand onderfteund. De Koning van Groot - Brittannie liet wel eerlang verbieden, dat iemand iets naar Corfica, ten behoeve der Rebellen, verzond ; om daar door eene verdenking der Franfchen te dooden , als of hy zich van dat land wilde meester maaken. Desniettegen ftaan de bleef 'er eene verftandhouding plaats hebben, tusfchen eenige Engelfchen, en de Opperhoofden des opgeftaanen Volks. Dit vermeerderde de verdenkingen der Franfchen, die daarom het befluit namen, om de Corfen te nood. zaaken, om op een billyk verdrag, weder onder de gehoorzaamheid hunner oude meesteren te keeren, op dat zy zich niet vroeg of laat aan de Engelfchen, die hen reeds veel te gevaarlyk en te Aa 3 magtig  374 GESCHIEDENIS der ïïiagtig waren, mogten onderwerpen. Ondertusfchen waren de Genueezen zelve hier maar maatig mede in hun fchik, dewyl zy niet wisten, wanneer de Franfchen, als zy eenmaal op hec Eiland genesteld waren, zouden vertrekken. Ook hadden zy geen behaagen in de middelen, door welke de Franfchen hunne afgevallenen hoopten tot hunnen pligt te brengen, als huns erachtess, in lang niet geffreng en geweldig genoeg. Zodra Theodorus vernam, dat hy een bezoek van de Franfchen te verwagten had , befloot hy nochmaal op reis te gaan, om, zo mogelyk, in Holland nieuwen byfiand te bekomen. Hy ver« kreeg inderdaad meer onderfteuning, dan by had durven verwagten, en zelfs zo veel, dat hy drie Fregatten, met allerlei voorraad, kon bekaden. Straks begaf hy zich daar mede op weg, in hoop van zyne Onderdaanen daar mede te kuip te komen. Doch de Schippers deezer Vaartuigen lieten zich onder de hand omkoopen, om niet naar Corfica, maar naar Napels, te fievenen, alwaar zy naauwelyks waren "aangekomen, ofzy namen het beluik, om Koning Theodorus, dood of leevende, tegen eene goede belooning, ain de Genueezen over te leveren. Noch van pas ontdekte Theodorus het tegen hem gefmeed verraad, en had net de tyd om het te ontvluchten. Doch  TEGENWOORDIGE EEUW. 375 Doch hy verloor hier door zyne fchepen en voorraad, en kwam wel op hen Eiland aan, doch zonder eenigen bydand, en in geduurige vreeze, dat hem de een of andere fchelm zou vermoor. den, om de daar voor beloofde belooning van de Genueezen te genieten. Thans ook geen middel ziende, om zyne Onderdaanen veel te helpen, befloot hy weder te vertrekken, om te zien , of hy noch ergens eenige hulp zoude kunnen bekomen. Hy zworf toen van haven tot haven, zonder iets op te doen, en kwam eindelyk in Engeland. Doch hier liepen zyne zaaken thans zodanig ten achteren, dat hy door zyn fchuldeifchers in de gevangenis wierd gezet, waar in hy denkelyk zoude hebben moeien derven, zo niet de beroemde Ridder, Hora-; tius Walpole, eene infchryving ten zynen voor* deele had geopend; die zo veel opbragt, dat de Koning 'er door uit de Gyzeling geraakte , en vervolgens aan brood kon komen. Aaneengefchakelde ongelukken hadden intusfchen den geest van Koning Theodorus zodanig uitgebluscht, dar hy in eene zoort van weezenloosheid verviel 9 in welke hy tot in 1756 leefde. De Franfche benden landden in Corfica, in Lentemaand van 1738, onder het bevel van den Graaf de Boufieux, die by de Corfen zeer gezien was, en hen denkelyk gemakkelyk zoude hebben Aa 4 kun!  376 GESCHIEDENIS der kunnen beweegen, om z:ch onder de Opperheerfchappy van Frankryk te begeeven ; doch zyne lastbrieven luidden , dat by eene verzoening tusfchen de Corfen en die van Genua moest bewerken , 'c welk een minder gemakkelyke taak was. Gaarne zouden de laatsrgemelde hebben gezien , dat hy zyn Gebied had begonnen, met de Corfen geweldig op het lyf te vallen. Doch hy begreep, dat, zoude by in het oogmerk zyner zending flaagen. men roet eene onderhandeling tot bevrediging moest beginnen. Het eerst, dat de Generaal vooriloeg, was her hooren der Corfen, die toen alle hunne bezwaaren opgaven, en teffens de wyze, op welke zy meenden , dat de Regeering in het vervolg zoude dienen te worden ingericht. De eifchen, welke zy by die gelegenheid deeden, waren zekeriyk te groot voor een Volk in hunnen toefland. Doch da Franfche Bemiddelaar meende, dat zy zo buitetTpoorig niet waren, of men zoude de zwaarigheden, door eere orderhandeling, kunnen wegneemen. 'Er wierd derhalven een wapenftilftand afgekondigd, doch op zulk een voet , dat de Corfen Gyzelaars moesten geeven voor derzei ver onfchendbaarheid, die naar Toulon wierden gevoerd. Toen men dus ver gekomen was, wierden er Corllcaanfche Gemagtigden naar Bastia gevraagd , om de verfchilien met Franfche Gemag- tig-  TEGENWOORDIGE EEUW. 3?/, tigden uit den weg te ruimen. Men beloofde zich hier veel goeds van, toen op eenmaal alles wederom in de war geraakte, door eenige geweldenaaryen der Genueezen. De Franfchen waren thans in geenen deele magtig genoeg, om iets van belang te beginnen, zo dat zy genoodzaakt wierden, zich genoegzaam in Bastia op te fluiten ,. alwaar de Graaf de Boisfieux eerlang overleed; die in 1740 wierd opgevolgd door de Marquis de Maillebois, welke met eene aanzienelyke magt was aangeland. By eene grootere magt, voegde hy een volkomener krygskunde, dan zyn Voorzaat, en deed daar door ras de hardnekkigfte Corfen buigen, die in het geheel niet beftand waren tegen zyne Husfaren, en zeer vreesden zyne bomben , die, door de kundigUe Franfche Artilleristen beftierd, hunne wooningen in brand ftaken, en om verre wierpen, op-plaatzen daar zy dezelve volkomen veilig waanden. 'Er waren flegts twee Stammen in het gebergte die het uiterfle wilden afwagten, en toen hun meeste volk vermoord was, gaven zich de Hoofden, met eenige weinige overgebleevene manfchappen, toch over, op de belof:e, dat hun geen leed zoude wedervaaren. De Genueezen, thans meenênde dat zy het geheel gewonnen hadden , gaven den Franfchen een ontwerp van Regeering over, gebouwd op de oude gronden van onderdrukking. Deeze meenden daarentegen, dat Aa 5 dir  S?8 GESCHIEDENIS der dit geheel de verkeerde weg was, en dat men de Corfen, alleen door zagtheid, tot hunnen pligc zoude kunnen brengen. Terwyl men hier over handelde, wikkelde Frankryk zich zo diep, in 1741, in een oorlog van meer gewigt, dat het genoodzaakt wierd zyne benden uit Corfica te ontbieden. De Ge« nueezen, die thans de voornaamfte plaatzen in hadden, zagen nu wel, dat zy wat water in den wyn zouden moeten doen, zo zy den opftand niet vernieuwd wilden zien. Ten dien einde fchreeven zy eene algemeene vergiffenis uit, voor allen, die eenig deel in de voorige beroerten hadden gehad; mits dat de Hoofden der Stammen te Bastia verfcheenen , en den Eed van getrouwheid aflagen in handen van den nieuwen Gouverneur, den Marquis de Spinola, met belofte, om de belastingen te betaalen, die men hen zoude moeten opleggen, en waar in men de grootfte gemaatigdheid zoude gebruiken. 'Er verfcheen intusfchen niemand. Waarom de Genueezen (meenende dat zy, des noods, geweld konden gebruiken, dewyl de Graaf de Maillebois, zo zy geloofden, alle wapenen had weggenomen) maatregelen namen om hen daar toe te noodzaaken. Zy zonden der» halven op nieuw Soldaaten, om de belastingen, die door niemand betaald wierden, met geweld in te vorderen. Do