I   AL G EMEENE GESCHIEDENIS DER TEGENWOORDIGE EEUW. VIERDE DEELt MET PLAATEN, Tt H A R L 1 N G E N, By V. van dek- PLAATSi 1795.   ALG E ME ENE GESCHIEDENIS DER TEGENWOORDIGE E E U W. \ ertoonden de gewigtige Gebeurtcnisfen in de Vereenigde Nederlanden, van 1780 tot het einde van 1787, een merkwaardig toneel van de wisfelvalligheid der Waereldfche Zaaken, noch verbaazender waren de beroeringen, welke eerlang in hec Franfche Ryk een begin namen, en die eindelyk den magtigften Koning van Europa het >vc«, • wji^c. op het Schavot even als een gemeen misJ***^ f deeden verliezen. Da aanleidende oorzaaken tot zulke rampvolle gebeurtenisfen, waren by het Kabinet van Verfailies zelve te zoeken, 't welk, door de poogingen der Amerikaanen, tot het bekomen hunner onafhangelykheid, openlyk te be« gunttigen, de eerfte zaaden tot zodanig eene drifc in het Franfche Volk zelve had doen uitbotten, welke eerlang diepere wortelen fchoocen, door ds IV. deel. A raeniS-  2 GESC H IEDENIS der menigvuldige Franfche gefchriften, die, zo men meent, ook veelal door het beleid van de Fran* fche 'Sfaatsdienaaren wierden uitgeftrooid, om den Hollanderen de Stadhouderlyke Regeering haatelyk te maaken, en hen dezelve als eene zoon van Dwingelandy te fchilderen; gefchriften, die, naar maate tv nabuureu de? Franfchen Ryks in beweeging bragten , zonder dat de aanleggers des werks daar op bedagt waren , ,eene gelykzoortige uitwerking in Frankryk zelve te wege bragten. Ondertusfchen zouden deeze oorzaaken mogelyk geene kenbaare uitwerkzels te wege hebben gebragt, zo niet zich daar by had gevoegd het groot gebrek aan penningen, waar in het Hof was geraakt, door den zo kostbaaren Engelfchen en Amerikaanfchen Oorlog. De Koning tragtte daar in te voorzien door nieuwe belastingen en leeningen, dr>ch kon daar mede zyne oogmerken kwalyk bereiken, van wegen den eeuwigduurenden tegenfprsak der Parlementen, die door de algemeene zugt naar verandering 'er thans meer dan ooit op uit waren, om de verrichtingen des Konings te dwarsboomen, en zich allengs hunne oude magt wederom aan te maatigen. Thans dagten de Hovelingen, dat, tot het beteugelen deezer Aristokraaten, niets gefchikter zoude zyn, dan  TEGENWOORDIGE EEUW. 3 dan het Volk zelve in den arm te neemen, 'c geen de voornsarne oorzaak der zamenroeping van de Notabelen was ; wier Vergadering mogelyk aan het oogmerk zoude hebben voldaan, zo niet de doorzigtige Vergennes, in het begin der zittingen, van welke hy de ziel moest uitmaaken, was overleeden. Het gevolg hier van was, dat de tyd door deeze Heeren met onnutte kibbelaryen wierd verkwist, en dat zy ten laatften uit eikanderen gingen , 1 zonder iets van belang te hebben verricht. De Koning, ziende dat hy zonder kragtdaadige middelen zyne uitgeputte geldmiddelen niet weder zoude kunnen herftellen, befloot eindelyk in 1787 tot eene geldleenitig, die in vyf termynen in zo veele jaaren zoude worden voltooid. Het hier toe behoorend Edict veel zwaarigheid by het Parle* ment ontmoetende, verfcheen Koning Lodewyk de XVI, in hetzelve op den x9 van Slagtmaand van 1787, en nooduaakte het tot de Regiftratie, die niet dan met veel weerzin gefchiedde, en op zodanig een voet, dat dezelve bezwaarlyk kragc van Wet kon hebben. Ook maakten zommige Leden, met naame de Hertog van Orleans , de Heer Freteau en de Heer Sabatier gebruik van zulke fterke uitdrukkingen, dat de eerstgenoemde naar een Buitengoed wierd gebannen: terwyl de beide andere, ieder op een afzondeilyk Kasteel, A 2 wier-  4 GESCHIEDENIS der wierden gevangen gezet. Hier tegen was het Parysfche Parlement wel ras in de weer met herhaalde Protesten, doch kon echter geene verande* ring in de genomene maatregelen bekomen, maar moest zich te vrede Hellen met de belofte des Konings, dat hy, om alle misbruiken, die in het bellier des Ryks, en vooral ïn öe heffing der belastingcn, mogten zyn ingefloopen, de Algemeene Staaten der Franfche Monarchie in 1791 zoude te zamen doen roepen, om in 1792 te vergaderen. Eenige andere Parlementen geraakten ook geweldig in gefchil met de Staatsdienaars , 't geen onder anderen ten gevolge had, dat de Heer Catelan, Advocaat Generaal van het Parlement van Thoulouze, in eene verfterkte plaats wierd opgeflooten. Daarentegen wierd de Hertog van Orleans eerlang van zyn Bannisfement bevryd, en weder ten Hove toegelaaten. De geweldige tpgenftand van het Parlement van Parys, en van de overige Parlementen, bewoog eindelyk den Koning, om op den achtften van Bloeimaand van 1788, een zogenaamd Lit de Justice te houden, en in her zelve eenige Edicten te doen registreeren, door welke eene verbaazende verandering in het geheel Rechterlyk lichaam des Ryks wierd gemaakt. 'Er wierd naamelyk beyoolen: 1. De inrichting van groote en kleine Baljuw* fchappen,  TEGENWOORDIGE EEUW. 5 fchappen, waar by aan de eerfte het recht wierd gegeeven, om zonder Appel te kunnen vonnisfen tot de waarde van twintigduizend Livres, en aan de Iaatfte hetzelfde recht tot vierduizend Livres. 2. De affchaffiag van een aantal lagere Rechtbanken, gelyk de Electien, de Zout - Magazynen, de Woud - en Watergerecüten enz. wier Rechtsgebied thans aan de groote Bailluagien wierd opgedraagen. 3. De verbetering van het Crimineel Wetboek; de affchaffing van het Verhoor op het Zitbankje, die van al'e Pyniging, hoe genaamd, en de vergunning van een maand tyds voor de gevonnisden, om zich door Advocaaten te verdedigen. 4. De affchaffing van twee Kamers der Enquesten, en die der Requesten van het Parlement van Parys, met behoud der groote Kamer der Enquesten in 't geheel, uitmaakende 67 Leden, cis 4* voor de groote Kamer, en 25 voor de Kamer der Enquesren. De Magistraten, die niet verkiezen zich te doen Liquideerën, zouden vyf percent van hunne uitgefchooten Amptgelden bekomen j kunnende de overige hun Rembourfement bekomen, zo ras zy hst b^geeren. .5. De inrichting van een Volledig Hof (Cour . Plenaire) waar in, onder de voorzitting des Konings, plaats zouden neemen de Prinfen van den Bloede, de Pairs des Ryks, de Groote A 3 Kroons-r  f GESCHIEDENIS du Kroons • Amptenaars, de groote Kamer van het Parlement van Parys in zyn geheel, twee Leden uit de Rekenkamer., en insgelyks twee uit het Hof des Aides, een Lid van ieder Provinciaal Parlement, twee Maarfchalken van Frankryk, twee Aarts - Blgfchoppen, twee Bisfchoppen enz. Dit Hof tmè» alleen recht hebben tot het Registreëren der Wetten , en ten dien einde , geduurende de vier Wintermaanden, te Verfailles vergaderen, en buiten dien, zo dikwyls het den Koning behaagen zou. Doch de Registreering der Imposten zou maar provilioneel zyn tot de Vergadering der Aigemeene Staaten. 6, Affcheffing van alle Magistraats - Functien, en Vacanrie voor alle Hoven van het Koningryk, tot dat het Plenair Hof en de Baiijuw* fchappen zyn geformeerd, met bevel aan de groote Kamer, om te Verfailles te blyven: terwyl de overige Parlements • Leden konden gaan vverwaard zy wilden. Straks na het fcheiden deezer Vergadering, wierd door het Parlement een ilerk Protest te. gen deeze nieuwigheden gedaan , en aan de Staatsdienaars overhandigd. Men dagt over het algemeen, dat dit Lettres de Cachet, en de Verbanning der Parlements - Leden, ten gevolge zoude hebben. Doch voor het te0 nwoordig bragt het alleenlyk een nieuw Lit de Jus:  TEGENWOORDIGE EEUW. 7 Justice te wege, in het welk de Monarch verklaarde, dat hy vol zoude houden, en zich door niemand van zyne voorgenomene verbeteringen doen afgaan. Ondertusfchen gaven veele perzoonen van aanzien den Koning zelfs by brieven te ken. nen, dat de gemaakte veranderingen hen geenzins behaagden, tw.vfl de G'-caiclyitheid insgelyks van deeze gelegenheid gebruik maakte, om de betaaling van acht Millioenen, welke de Koning van dezel* ve gevorderd had , te ontduiken. De Aarts - Bi> fchop van Narbonne wierd ten dien einde , uit naam der Geestelykheid aan den Koning gezonden, om den Monarch onder het oog te brengen, dat, dewyl 'er thans geene hooge Magistratuur was, 'er ook geene Registratie en dus geene leening, zonder welke zy die Penningen niet kon bezorgen, plaats kon hebben. Voorts verzogt de Geestelykheid den Koning de verdere befchikking over de Magistratuur tot op de zamenkomst der Algemeene Staaten uit te {tellen, welk rydftip door den Monarch kon worden vervroegd. Geweldig waren de beweegingen welke alom door hat Ryk op deeze nieuwe Edicten volgde, en had onder anderen eene ftremming der Rechtsplegingen in de meeste Steden ten gevolge. De Advocaaten, die, wanneer zy zulks niet verkiezen, niet behoeven te Pleiten, wilden geene Procesfen bedienen, zo dat thans de last alleen op de ProA 4 ca?  GESCHIEDENIS der curcurs aankwam, die van dit voorrecht geen gebruik mogen maaken. Intusfchen ging het daar mede weinig beter, dewyl de Pleitzaalen vol liepen van allerleie lieden, welke te Parys den eerften Procureur, die voor het Catelet wilde pleiten, de Paruik van het hoofd trokken, en voorts zo veel gedruis maakten, dat 'cr niets kon worden verricht, öndertusfchen begon men op zommi^e plaatzen met het oprichten der Bailluagien, ter. tvyl 'er op andere weinig aan wierd gedaan. Ook waren de verwarringen op veele plaatzen allengs zo groot geworden , dat 'er naauwelyks middel fcheen om dezelve te beteugelen. In Bretagne was zelfs byna de geheele Adel tegen den Koning in de weer, 't geen denzelven deed befluiten, om derwaard een aanzienelyk getal troepen te zenden. Niet weinig wierd de verwarring vermeerderd, door de geflrenge handelvvyze van het Hof tegen zommige Parlementen , die uit hunne zitplaatzen naar hunne Landgoederen, en naar andere plaatzen, wierden verbannen. Te Rennes, in welke Stad het Parlement van Bretagne pleeg te vergaderen , onftond uit deeze oorzaak eene groote verwarring , vereenigende zich de Adel met de Burgers om de verbanning der Parlements - Heeren te beletten : zonder dat het echter tot eene bloedftorting kwam , dewyl men eindelyk eene zoort van overeenkomst trof, vol-  TEGENWOORDIGE EEUW. 9 volgens v/elke de Parlements • Heeren, als vrywillig, die Stad voor een tyd zouden veria: ten. Hooger liepen de zaaken te Grenoble, alwaar het Parlement van het Dauphiné zyne zittingen pleeg te houden, dewyl de Burgers ftout genoeg waren , zich gewapenderhand tegen de gezonden Troepen te verseuen, en de alarmklok te trekken om de boeren naar de Stad te lokken, die ook in grooten getale verfcheenen. De Burgery thans fterk genoeg meenende te zyn, drong in op het krygsvolk , het geen zich to;n te weer Helde , waar door verfcheidene perfoonen van weerkanten wierden gekwetst. Toen zond men verfcheiden Couriers naar Verfailles , om nadere bevelen, terwyl de Parlements - Heeren allengs buiten de Stad geraakten en zich naar hunne Landgoederen begaven, waar op zich de rust langzamerhand eenigzins herftelde. Na het herftellen der rust in de Nederlanden, in 1787, liet men zyne gedagten gaan , op het beter bevestigen d:r thans herftelde Conft;tutie, dan tot hier toe was gefchied. Een der gevoegelyk« fte middelen, ten dien einde, wierd geoordeeld een naauw verbond van vereeniging met de Monarchen van Engeland en Pruisfchen. Het verbond met GrootBrittannie beftond uit tien Artikelen: verbindende zich de Groot . Brittannifche Monarch en H. H. Mogende, om, zo veel mogelyk was, te zor? A 5 gen,  io GESCHIEDENIS der gen, dat de goede vriendfchap en verflandhouding tusfchen de beide Mogenheden wierd bewaard en bevestigd. Gelyk ook om eikanderen in geval van eenigen aanval, te water of te lande, getrouwelyk by te ftaan, en eikanderen in het gerust bezit van alle hunne tegenwoordige Staaten enz., te handhaven. Daarenboven Guarandeerde Z. Groot Brittannifche Majesteit op het kragdgfte het Erfftadhouderfchap zo wel als het Erf - Gouverneurfchap van ieder Provincie in het Huis van Orange, met alle deszelfs Waardigheden en Prerogatieven, als uitmaakende een wezendlyk deel der Conftitutie van de Vereenigde Provinciën, volgens de Refolutien en Deplomata van de jaaren 1747 '" en 1748, uit kragt van welke de tegenwoordige Stadhouder die waardigheden in Ï766 had aan. vaard, en waar in hy in 1787 was herfteld. Zullende zyne Groot • Brittannifche Majesteit deeze waardigheden tegen alle directe en indirecte aanvallen maintineeren. Voorts wierd de hulp, met welke Groot-Brittannie den Staat in geval van nood zoude b'yftaan, bepaald op agtduizend mannen Infantery en tweeduizend mannen Cavallery, twaalf fchepen van Linie en agt Fregatten: terwyl de Algemeene Staaten den Koning, zo hy aangevallen wierd, zouden byfpringen met vyfduizend man Infantery, duizend man Cavallery, agt fchepen van Linie en agt Fregatten. De Se. cou-  TEGENWOORDIGE EEUW. u coureerende party zoude den gegeeven byftand moe' ten leveren en onderhouden ter plaatze, daar de aangevallene zulks begeerde. Ook zoude men elkanderen , zo het noodig was, met alle magt byftaan: zynde echter de Algemeene Staaten nooit verpligt hun byftand hooger te brengen, dan tot tienduizend man voetvolk, tweeduizend Ruiters, zestien fchepen van Linie en zestien Fregatten. Ten opzichte van een Oorlog welke in een der Indien mogtT ontdaan, verbonden zich de beide Contraheerende partyen, dat hunne Gouverneurs eikanderen aldaar met alle hunne magt zouden byftaan, indien een hunnermogt worden aangetast. Ook zoude de niet aangetaste Mogenheid de fchepen en manfchappen der vyanden zyns Bondgenootsgeduurende zodanig een Oorlog niet in zyne havenen mogen dulden, dan alleen, wanneer dezelve daar in kwamen vluchten, cm het gevaar van fchipbreuk te lyden, te ontgaan. Indien de beide Vereenigde Mogenheden te z^men met eenearJere in Oorlog geraaken, zullen zy geen vrede maaken zon dor onderlinge bewilliging: zullende ook ieder derzeive verpügt zyn, zo aanzoeken tot vrede of ftiiftand van wapenen mogten worden gedaan, dezelve aan zyn Bondgenoot mede te deelen. Indien de Hooge Contractanten begeerde hun contingent in geld te leveren, zoude hen zulks geoorloofd zyn. Men zoude eikanderen in geval van byftand de noodwendigheden voor de fchepen  ia GESCHIEDENIS der fchepen enz. leveren, ten zelfden pryze, als men zelve gewoon was daar voor te betaalen. Men zoude roet eikanderen een verdrag van Koophandel zoeken te fluiten ; zullende intusfchen de Hollanders in de Engelfche havenen gehandeld worden als de meest begunstigde Natie. Eindelyk zoude men zoeken over een te komen over eenig Equivalent, voor het welk de Algemeene Staaten het verloeren Negapatnam wederom zouden kunnen bekomen. Men had hier noch by gevoegd een afconderlyk Artykel, by het welk wierd bepaald, op hoe veel men het in geld gevraagd Secours zoude rekenen, 't geen gefield wierd op honderdduizend guldens Jaarlyks voor ieder duizend man Infantery, en op honderdtwintigduizend guldens Jaarlyks voor ieder duizend man Cavallery. Het verbond tusfehen den Pruislifchen Monarch en Hun Koog Mogende had dezelfde bedoelingen, en beftond uit elf Artikelen, hoofdzaakelyk van volgenden inhoud. Men zou de wederzydfche vriendfehap tusfehen de zich thans verbindende Volkeren op alle mogelyke wyzen aankweeken. Zo ras een der Contraheerende Partyen door een Oorlog wierd bedreigd, zoude de andere party haare Officien, zo veel mogelyk was, aanwenden , om de verfchillen, by wege van bemiddeling, te vereffenen. Dit niet gelukkende verbind zich de niet aangevallene party haaren Bondgenoot in alle zyne Staaten  TEGENWOORDIGE EEUW. 13 ten en Bezittingen te zullen handhaven. Ten dien einde zal de Pruisfiïche Monarch den Staat in zodanig een geval byfpringen met tienduizend mannen Infantery en tweeduizend mannen Cavallery. De helpende party zal zyne troepen geheel moeten onder» houden, het Brood en de Youragie uitgezonderd, het geen de vraagende party daar aan, gelyk aan zyne eigene benden, zal moeten geeven. Op dezelfde wyze zal de Staat der Vereenigde Provinciën den Koning in diergelyk een geval moeten byfpringen met vyfduizend mannen Voetvolk en duizend Ruiters. Zo H. H. Mogende liever hun byftand in geld wilden leveren, zal hun zulks vryftaan, uitgezonderd in gevalle de Koning wierd aangetast in zyne bezittingen tusfehen de Wezer en Maas, wanneer het van de keuze des Konings zoude afhangen om den onderhand in geld of in manfehap te begeeren. Ook zoude het, wanneer de Algemeene Staaten wierden aangevallen over Zee, en dus een Buitenlandfchen Oorlog moesten voeren , aan de keuze des Konings Haan om zyn byftand in geld of in manfehappen te leveren: zynde de waardy van ieder duizend man hulpbenden op denzelfden voet bepaald, als boven in het verbond tusfehen GrootBrittannie en den Staat is vermeld. De bepaalde hulp niet toereikende zynde, zoude dezelve, naar maate van de grootheid der nood worden ver* meerderd. In gevalle men te zamen tegen eene Mo-  i4 GESCHIEDENIS der. Mogenheid in Oorlog was, zoude 'er gem Vrede buiten gemeene bewilliging plaats hebben: terwyl men eikanderen ook fteeds openhartig opening zoude gei ven van de voorftellen, welke aan een der beide partyen tot Vrede of tot Stilftand van Wapenen zouden mogen worden gedaan. Van weerkanten beloofde men elkandcren alle mogely. ke hulp in het ftuk van Koophandel en Zeevaart. De beftaande gefchillen over de Grenzen zoude men door middel van Commisfarien trachten uit den weg te ruimen. Zyne Pruisfifche Majesteit Guarandeerd het Erf • Stadhouderfchap en Erf Gouvemeurfchip des Prinfen van Oranje op den zelfden voet, als zulks door den Groot Brittannifchen Monarch was gedaan. Eindelyk zoude deeze verbintenis twintig jaaren duuren, na welken tyd men trachten zoude van nieuw weder over een te komen. De Franfchen, die zo veel moeite, geduurende den Amerikaanfchen Oorlog, hadden gedaan om de Hollanders van de Engelfche belangen af te trekken, en daar in ook zo wel waren gedaagd, tot dat bun geheel werk, door de tusfchenkomende omwenteling in Herfstmaand en Wynmaand van 1787 was verbrod, namen het fluiten des GrootBrittannifchen verbonds met den Staat zeer euvel: vooral ten opzigte van het gedrag, 't geen men daar by aan eikanderen beloofd had te zullen houden,  TEGENWOORDIGE EEUW. 15 houden, in gevalle van een Oorlog in de Oost» en West - Indien. Ras gaf de Heer Cailhrd, waar* neemende de zaaken van Frankryk, in 's Hage, hier over eene wydluchtige Memorie binnen by H. H. Mog., by welke hy ftaande hield , dat gemelde Arsykel, indien 't zodanig was als het hem was opgegeeven, vol/lreKtelyk itreed met de verbindtenisfen, welke het Gemeenebest in 1785 met Frankryk had aangegaan. Zelfs ftelde hy, dat indien het zodanig was, dat dan de Hollandfche Krygs • Overften in de Indien geheel zouden afhangen van die der Engelfchsn, en ook op hun verzoek verpligt zyn, de Franfchen vyandig te behandelen, en buiten hunne havens te keeren. Van den kant der Algemeene Staaten wierd hier breed, voerig op geantwoord, en ftaande gehouden, dat men in Frankryk door een valsch affchrift van het verbond was misleid, en dat de Staatfche Bevelhebbers in de Indien geenzins in eene zodanige afhangelykheid van de Engelfchen waren gefield, als de Franfchen meenden, 't welk zy meenden zeer klaarlyk te blyken uit het oorfprongelyk ftuk, 'c welk zy daar benevens overlagen. Hier mede hield het Franfche Hof zich, zo het fcheen,- voor dien fyd voldaan: geevende den Staatfchen Gezant te Parys alleen te kennen, dat eerlang een Gezant van den Franfchen Koning [in 's Hage zoude komen, om nader over deeze zaak te handelen. De  i5 GESCHIEDENIS der De gemelde Gezant de Graaf de St. Priest verfcheeti ook eerlang in 's Hage, en gaf aan -H. H. Mog. een zeer vriendelyken brief van den Koning over, waar in hy groote bemigingen van vriendfchap deed aan de tegenwoordige Regenten van het Hollandsen Gemeenebest, die echter niet al ti wel ftrookcen met het gedrag van dien Monarch in andere zaaken. By de omwenteling in Holland had men , onder anderen, in handen gekreegen een aantal Franfche Canonniers, die, tegen den wil van H. H. Mogende, ten dienste hunner vyanden, op Staaten bodem waren gekomen, en met zodanige Franfche Pasfen waren voorzien, dat men de zaak niet kon begrypan, of zy moest zeer zeker door des Konings Staatsdienaars zelve zyn uitgevoerd. Waaromtrent de verdenking niet weinig wierd bevestigd, toen men wat laater, daaromtrent nader onderrichting en voldoening van het Franfche Hof begeerende, geenerlei voldoend antwoord kon bëkomen. Een andere ftap, welke het vertrouwen tusfehen de tegenwoordige Regeering van den Staat en den Franfchen Monarch niet fterk kon doen toeneemen, was de groote befcherming, welke men in het Franfche Ryk verleende aan de uitgeweeken Hollanders, die aldaar niet alleen zeer vriendelyk ontvangen, maar ook te St. Omer, Duinkerken , Grevelingen enz., wierden gehuisvest, en, niettegenftaande den verwarden Haat der geld-  TEGENWOORDIGE EEUW. 17 geldmiddelen van Koning Lodewyk, met Jaarwedden wierden befchonken, geëvenredigd naar de verliezen, welke zy in hun Vaderland hadden moe. ten ondergaan. Straks na het overleveren zyner Vriendelyke Mi*live,kwam de nieuwe Franfche Gezant in 's Ha* ge met een Memorie voor den dag, over het bewust Arcykei sn het Alliantie «Tracwat tusfehen deri Staat en Groot - Brittannie, 't geen thans Hond Geratificeerd te worden. De gegeevene ophelderingen hadden het Franfche Hof in 't geheel niet voldaan. Waarom de Staatsdienaar thans eischre, dat gemelde Artykel buiten de Ratificatie wierd gellooten, of dat over een gelykzoortig byvoegzel tot het Tractaat met Frankryk mogt wor. den gehandeld. Dit verzoek van den Gezant was van een ver vooruitzicht, en zoude denkelyk aanleiding hebben gegeeven tot wydluchtige onderhandelingen, zo 'er niet iets was tusfehen bei« den gekomen, 't geen, als meer dringende, alle aandacht tot zich trok. Het was thans in 's Hage , gelyk alom in Hollands de manier, om niet zonder eenig Oranje verzierzel op ftraat te komen, waar naar zich de Buitenlandfche Gezanten en hunne bedienden insgelyks fchikten, behalven de Graaf de St. Priest en de zynen. Zulks verwekte by het Haagsch Gemeen, 't geen buiten dien een kwaad oog had op dien Gezant en zyn aanhang, IV. deel. B een  18 GESCHIEDENIS beu een groot gemor, en eerlang, op den avond van den eerften van Bloeimaand, eene groote zamen. vloeijing van gemeen Volk, 'r geen aldaar eenige uuren vertoefde, en eenige uitdrukkingen gebruikte, welke den Gezant niet zeer aangenaam waren. Ten volgenden dage verfcheen reeds by H. H. Mog. een Memorie over het bewuste geval, by welke de Gezant klagtig viel over het gebeurde, ftraf verzogt over de fchuldigen, welke men mogt ontdekken, en zodanig eene beveiliging vorderde, als hy van wegen zyn openbaar Character kon begeeren. Hun Hoog Mogenden over den inhoud deezer Misfive raadpleegende, gaven de Heeren Gedeputeerden van Holland en West • Friesland te kennen, dat deeze zaak reeds ter hunner kennis was gekomen, en dat daaromtrent reeds voorziening door Heeren Gecommitteerde Raaden was gedaan. Deeze zaak was ook van te weinig belang, om veele gevolgen naar zich te lleepen: doch op den zesden daar aanvolgenden gebeurde 'er iets, dat meer opziens baarde. Een Jager van gemelden Graave, over de Turfmarkt en het Spui komende, kreeg een groot aantal gemeen volk achter zich , het geen hem nafchreeuwde. Voorts kwam de Jager op de Nieuwe Haven, en wierd noch al fteeds door dat volk gevolgd, 't geen hem eindelyk zodanig verveelde, dat  TEGENWOORDIGE EEUW. 19 dat hy zyn zabel trok, en daar mede aan twee Jongens zwaare houwen toebragt, den een in het Been, en den ander in de Schouder, waar na hy zich fpoedig in het Hotel van den Gezant te rug begaf. De jongens wierden intusfehen in eene koets geplaatst, ennaareenChirurgyn gebragtj doch ook teffens door honderden van lieden gevolgd, die zich van daar voor het Hotel begaven, en eene zo geweldige beweeging maakten, dat de Regeering noodig vond, derwasrd eene aanzienelyke wagt te zenden, en geduurende dien nagt flerk te laaten patrouillceren. Noch op" dien zelfden avond ten tien uur, zond de Gezant eene Memorie aan den Prafiient van H. H. Mogende, onder een enkel couvert, waar by hy bitter klaagde over het gebeurde, en eene eclatante ftraf verzogt over die geene, die hy waande zynen Jaager te hebben beleedigd, benevens eene zodanige eclatante Satisfactie, waar in zyn Hof, 't geen hy van 't gebeurde dagt te onderrichten, genoegen zoude kunnen neemen. Op den volgenden morgen wierd hier over Vergadering belegd by H. H. Mogende, en befiooten die Memorie te ftellen in handen der H. Staaten van Holland, of, by afweezigheid, in die van Gecommitteerde Raaden, om daar op te dienen van bericht, doch ook teffens voort' te gaan met de reeds genomen voorzorgen, tot beveiliging van den B 2 ge"  ao GESCHIEDENIS der gemelden Gezant. Teffens wierd den Gezant een antwoord ter hand gefield, behelzende hoofdzaakeiyk: dat, hoewel de Memorie niet volgens den gewoonen legaalen weg aan H. H. Mogenden was ter hand gefield, men die zaak ten naauwkeurigflen zoude doen onderzoeken: dat men teffens voor de veiligheid van den Graave alle mogelyke zorg zoude draagen, dat men cok, na het inwinnen der noodige informatien, daar van kennis zoude geeven aan het Franfche Hof, en ook aan Zyne Excellentie. Doch teffens wierd te kennen gegeeven, dat men reden had van te vreezen, dat het gebeurde door de onvoorzichtigheid van de bedienden des Heeren Gezants zeiven ware veroorzaakt. Intusfchen gaven H. H. Mogende kennis van het gebeurde aan het Franfche Hof, door middel van hun Gezant te Parys, den Heer Lestevenon van Berkenrode, die van den Staats-Minister, Graaf de Montmerin, ten antwoord ontving, dat hy reeds kennis van het gebeurde had, en de zaak den Koning zoude te kennen geeven, daar by voegende, dat hy niet wist, hoe Zyne Majesteit die zaak zoude opvatten, dewyl deszelfs waardigheid was gecompromitteerd, en dat de Franfche Gezant op 's Konings bevel, by voorraad zyn huis hield, om niet weder gehoond te worden. Hy wenschte verder, dat deeze zaak fpoedig ten einde mogt worden gebragt; doch vreesde dat iets van dien  TEGENWOORDIGE EEUW. nigde benden van den Oostenrykfchen Generaal, den Prins van Koburg, en den Rusfilchen Generaal Soltikow, die op den 23 van dien maand, eene geweldige Canonnade op de Stad lieten doen, waar door de niet genoegzaam gedekte Magazynen van den Vyan 1 in brand geraakten, en : yn meesten voorraad verteerde. Deeze geweldige verwoesting veroorzaakte in de Vesting een algemeen gebrek aan levensmiddelen, dan de Turken, fteeds hoopende op ontzet, verweerden zich, desniettegenftaande, manmoedig, tot aan den 19 van Herfstmaand, op welken dag de Vesting aan de Belegeraars by verdrag wierd overgegeeven. Reeds op den 29 daar aan volgenden, verlieten de Turken de geheele Vesting met Krygseer, doch alle Artillery, en noch overgebleeven Oorlogsvoorraad bleef, volgens de gewoonte van diergelyke gebeurtenisfen, in de handen der overwinnaars. Te aangenaamer was thans deeze zege, dewyl daar door den Oostenrykeren gelegenheid wierd gegeeven, om hunne benden, voor een gedeelte, van daar naar het Bannaat van Temeswar over te brengen, alwaar men dezelve, van wegen de gewigtige overmagt der Turken , zeer noodig was. De gevaarlyke toeftand in welken onlangs het Zweedfche Ryk, door den inval der DeeE 3 nen,  ro GESCHIEDENIS der nen, was geraakt, wierd noch, geduurende dit jaar, weggenomen, door de tusfcnenkomst van de Pruisfifche en de Groot - Erittannifche Gezanten ie Koppenhagen, die zich op weg begaven naar Gothenburg, welke Stad de Deenen thans hadden voorgenomen te belegeren. In het Deensch leger gekomen zynde, vorderden zy van den Prins van Hesfen , die hetzelve aanvoerde, om alle vyandelykheden te ftaa« ken, met bedreiging, dat hunne Hoven ander, zins aan de Deenfche Kroon den Oorlog zouden verklaaren, die met den inval van Pruisfifche en Hanoverfche benden in het Holfteinfehe zoude beginnen. De Deenen het niet van hun belang rekenende, zich zulke magtige vyanden op den hals te haaien, lieten zich beweegen, tot het aanneemen eens wapenft.ilHands, die thans, in de eerfte plaats, tot den 17 van Wynmaand wierd bepaald, doch naderhand, by herhaaling, verlengd; terwyl de bemiddelende Hoven een ontwerp van Vrede, tusfehen Rusland en Zweeden, beraamden ; 't geen zy zeer billyk oordeelden, doch dat door de Rusfifche MonarchinnT geheel wierd verworpen. De Bemiddelende Mogenheden hielden vervolgens ftaande , dat, daar de Keizerinne de door hen, huns crachtens, zo billyke voorwaar • den van Vrede verwierp, Deenemarken thans niet  TEGENWOORDIGE EEUW. *t niet meerder aan de verpligting des Verdedigenden Verbonds met Rusland was gehouden. Het een en ander verpligtte de Deenen de Rusfifehe belangen te laaten vaaren, en den Vrede met Zweeden te fluiten. In het begin van het volgend jaar 1789 ontving men te Petersburg de aangenaame tyding, dat de fterke ftad Oczakow, tusfehen den 16 en 17 van Wintermaand, door het leger desPrinfen van Potemkin , ftormenderhand was ingenomen. Die Generaal had, met het verzamelen zyner benden, en het aanvoeren des noodigen Oorlogsvoorraad, de handen vol werk gehad, tot in den Herfst van het afgeloopen jaar, eer hy iets van belang had kunnen onderneemen. Eindelyk zyn volk voor üczakow hebbende gebragt, konde hy niet in zyn oogmerk flaa. gen, om de Vesting voor den winter te onder te brengen. Het leger wieid dus, door den zo geftrengen winter deezes jaars, overvallen, en leed zo veel door de koude, en uit gebrek aan levensmiddelen, dat men zich reeds ernftig tot den aftocht begon gereed te maaken. Onderuufchen vond Prins Potemkin dit niet minder bezwaarlyk, dan om aldaar langer te blyven, 't geen hem bewoog , eerst een algemeene» ftorm op de Vesting te waagen; 't geen thans zo veel te beter kon gelukken, dewyl de fterkte E 4 van  fi GESCHIEDENIS du van het ys den aanval van den waterkant moge-; lyk maakte. De Turken, in 't geheel niet op ' eene zo ftoute onderneeming bedagt, wierden aan eenige oorden der Stad genoegzaam verrascht, doch boden echter een dapperen tegenweer. Eer de Rusfen het werk meester konden worden, verlooren zy 'er ruim tweeduizend mannen by, terwyl meer dan zesduizend Turken fneuvelden. Na het overgaan deezer Vesting wierd dezelve, twee dagen lang, door de overwinnaars geplonderd. In Frankryk had het ondertusfchen de Heer Necker, die thans, als Minister der Finantien, een groot deel had aan de beraadflaagingen des Konings, zo ver gebragt, dat zich aldaar alles tot eene zamenroeping der Algemeene Staaten fchikte. Noch voor het einde van Wintermaand van 1738, wierd het Staatsarrest in het licht gegeeven, by 't welke de voornaame voorloopige artikelen, tot het doen te zamen komen dier aanzienlyke Vergadering noodig, wierden bepaald. Volgens de fchikkingen van dit Ai rest, moest het getal dier geene, welke de Vergadering zouden uitmaaken, ten minften uit duizend perfoonen beftaan. In ieder öailluagie zouden de verkiezingen der Staatsleden gefchieden, evenredig aan de bevolking en de fchattingen, die in dezelve wierden geheeveh. Voorts  TEGENWOORDIGE EEUW. 73 Voorts zoude het getal der Leden, te kiezen uit den derden Staat, gelyk zyn aan dat der Edellieden en Geestelyken te zamengenomen. Dit laatfte artikel deed de aanftaande Staatsvergadering merkelyk verfchillen van alle de voorige, in welke het getal der Volksleden veel kleiner was geweest. Ook had het den Heer Necker vel moeite gekoot, om den Koning daar toe over te haaien, die het ook voorzeker nooit zoude hebben gedaan, zo'hy de verbaazende gebeurtenisfen , die hier eerlang uit voortvloeiden, had voorzien. , De thans in Fran':ryk, van dag tot dag, toeneemende drift tot Vryheid deed de voorftanders derzeive, in Geneve, niet weinig het hoofd opfleeken. De Volksparty aldaar was in 1782, door de maatregelen van den Graave de Vergennes, volkomen in het onderfpit ge* raakt, en genoodzaakt, zich in alles naar den zin van het Fransch Ministerie te fchikken. TervfyJ de triumpheerende paity een legioen van duizend vreemde krygsknegten verzamelde om haar gezag te ftaaven. Het onderhoud dier manfchap had vermeerdering van belastingen te wege gebragt, en onder anderen duurte in het brood veroorzaakt, waar van zich de hoof» den der Volksparty thans bedienden, om eene tegenomwenteling te bewerken. Het Volk, door E 5 lieden  74 GESCHIEDENIS der lieden van meerder aanzien gaande gemaakt, pionderde in 't laatst van Louwmaand van 1787, eenige Bakkers huizen, en overmeester* de eene kar met brood, die door de Soldaaten ergens wierd heen gevoerd. Spoedig had dit een algemeen gevegt ten gevolge, tusfehen de Krygsknegten en *t Gemeen, 't welk zich onder anderen van de ftads Brandfpuitenbediende, om den Krygslieden het Ichieten te beletten, terwyl dezelve van alle kanten wierden aangevallen. De Soldaaten, niet tegen de woedende menigte beftand , lagen eerlang het Geweer neder, en vloden meerendeels. De Regeering was toen wel genoodzaakt zich,zo goed als mogelyk was, met de Volksparty te verdraagen, die zich gemaatigder gedroegen, dan men verwagt had, en te vreden waren met het beraamen van eenige artikelen ; volgens welke de gebannen perfoonen te rug moesten worden gcoepen, en het gehuurd Regiment worden afgedankt. Insgelyks moesten de Syndici, gelyk voorheen beraamd was, uit den Raad der tweehonderden worden gekooren, en de bewaaring der Stad, gelyk vanouds, aan de Burgers worden toebetrouwd. Intusfchen had zich in Zweeden, by den last van een gevaarlyken Oorlog met een magtigen Nabuur, noch de vreeze gevoegd van binnenlandfche onlusten. De opperhoofden van het Fin-  TEGENWOORDIGE EEUW. 75 Finlandfche leger hadden reeds in het voorige jaar, hun ongenoegen betoond, over het voeren van een oorlog, dien zy als onnut en verderffe» lyk befchouwden, en zelfs daaromtrent Onderhandelingen met de Rusfifche legerhoofden be« gonnen. Aanmerkelyk wai het, dat de oude benden, die in 1772, eene zo groote omwenteling , ten voordeele van de Koninglyke Cppermagt, hadden te wege gebragt, thans in geheel andere begrippen ftonden , en nu gaarne den ouden ftaat der Regeeringsf ;rm herfteld zouden hebben gezien. Daarentegen had de Koning thans een onbepaald vertrouwen verkreegen by de Dalecarliers en andere Landlieden, die voorheen de fteun der Oppermagtige Ryksraaden waren geweest. De eerstgenoemde veifcheenen thans met een ongemeeneu y ver in de wapenen, en zelfs wierd 'er door hen een lichaam van zesduizend mannen verzameld, om, zo het nodig wierd geoordeeld, tot onderfteuning van het Koninglyk gezag naar de Hoofdftad te trek-, ken. Aldaar ftelde reeds de Monarch het grootst vertrouwen in de gewapende Furgery, en liet door dezelve het Kasteel bewaaken. Ondertusfchen nam het misnoegen toe in de Finlandfche benden, en zoude mogelyk tot een openbaaren opftand zyn uitgeborften, zo niet de Koning de voornaamfte der misnoegde Opperhoofden, noch  76 GESCHIEDENIS der noch in tyds, had doen vatten, en gevangelyk naar Stokholm voeren, 't geen den overigen den moed benam. Zoude intusfchen het Zweedfche Ryk, met eenige hoop van goed gevolg, den Oorlog tegen Rufland voortzetten, zo was 'er eene Vloot van tweeëndertig Linie fchepen en een Leger van zestigduizend mannen noodig, 't geen zodanige buitengewoone uitgaven vorderde, dat daar in met geene mogelykheid, zonder buitengewoone maatregelen, kon worden voorzien. In de eerfte plaats was hiertoe een Ryksdag van nooden, welke ook in Lentemaand deezes jaars 1789 te zamen kwam. Dan, behalven het bekomen van aanmerkelyke Subfidien, had de Koning noch veel gewigtiger zaaken voor te ftellen, en beoogde niets minder, dan het reeds zo aanmerkelyk vermeerderd Koninglyk gezag noch, met de volle magt over alle zaaken van Oorlog en Vrede, tevergrooten. Nooit zoude de Monarch, het zo verre hebben gebragt, zo hy zich niet van de onbepaalde genegenheid van den derden Stand had weeten te verzekeren. De Burgers waren inzonderheid in hun fchik, dat zy de lieden waren, die den Monarch en het Hof bewaakten, welk ongemeen geluk, hen zodanig door de gewapende Boeren wierd benyd, dat men dezelve daar in  TEGENWOORDIGE EEUW. 77 in eerlang moest doen deelen. De Burgers en Boeren waren hier door genoeg opgewonden, om de vermeerdering der Koninglyke magt met geweld door te dryven, indien de Adel en Geestelykheid, gelyk wel te denken was, daar niet zo gereed toe zouden zyn, als die by den neus geleide lieden wel begeerden. De R\ksdag was niet lang vergaderd geweest, of de Koning deed op denzelven zyn voorftel, om alleen meester te zyn van het recht van Oorlog en Vrede. Ten dien einde begeerde de Monarch, dat uit alle de Orden eene Commisfie zoude gemaakt worden, met onbepaalde magt voorzien, om met den Koning over de gewigtigfte zaaken te handelen. Intusfchen kon de Maarfchalk des Ryksdags, de Graaf van Lowenhaupt, die de maatregelen des Konings volgde, daaromtrent in geenen deele zyn zin bekomen. Zelfs ontzagen zommige Ridders zich niet, zulke haatelyke aanmerkingen te maaken op de voorftellen van den Maarfchalk, dat dezelve zich gehoond rekende, en zyne post verliet , die toen verder door den Graave van Brahé wierd waargenomen. Ondertusfchen befpeurde men vryduidelyk, dat de Orde der Geestelykheid zich gereed maakte, de maatregelen van den Ridderfiand te volgen; 't geen den Koning deed vreezen, dat hy in zyne poogingen geheel zoude wor-  78 GESCHIEDENIS der worden gedwarsboomd. Dit bewoog den Monarch tot het doen van een Houten ftap, en tot het zamenroepen van alle de Orden op een zogenoemd Plenum Plenorum, in 't welk de Koning., op den 17 van Sprokkelmaand, met zyne Broeders, en alle de Raadsheeren verfcheen. By deeze gelegenheid voer dezel. ve in zeer llerke termen uit, tegen de maatregelen des Hoogen Adels, en zeide, onder anderen , dat onder denzelven veele waaren , die gaarne het geheele Ryk aan de Rusfen zouden overgeeven, indien zy daar door aan hunne byzondere wraak konden voldoen. Verder zeide de Monarch, dat hy de belediging , den Maarfchalk aangedaan , rekende als aan hem zeiven gefchied, en wilde, dat hem daarop oogenblikkelyk door de Ridderorde voldoening zoude worden gegeeven, waar toe de voornaamften van dien ftand in het geheel niet genegen waren. Van weerkanten vielen toen hooge woorden, met dit gevolg, dat de geheele Ridderorde, om haar ongenoegen te too» nen, de zaal verliet, en den Koning met de overige Orden alleen liet zitten, waar door het Plenum Plenorum onvolledig wierd, en de Ryksdag dus genoegzaam was afgebroken. Wat laater zond de Ridderftand den Koning eene breede Deputatie, met een uittrekzel uit de  TEGENWOORDIGE EEUW. 79 de Registers, om daar mede te toonen , dat de beleedigïng, waar mede de Maarfchalk zich gekwetst rekende, ongegrond was. Dit had intusfchen weinig invloed by den Monarch, die door middel van den Baron van Munck, en andere zyner vrienden , zodanige maatregelen nam, dat hy zich volkomen van de trouwe der Burgers en Boeren verzekerd kon houden; waarop hy tot den flap kwam, om eenige der voornaamfte Edellieden, wel tot dertg in getal, te doen vatten; 't geen niet weinig opziens baarde, dewyl daar onder de Hoofden waren van de aanzienelykfle Zweedfche Huizen, gelyk ook eenige, wier Voorouders de flagtoffers waren geweest, der omwenteling, die in 1756, tot voordeel van het Koninglyk gezag, was ondernomen. De voornaamfte dier gevangenen wierden op het Kasteel FrederikshofF geplaatst, in de vertrekken, die men voor de gevangene Finlandfche Officieren had gereed gemaakt: terwyl de overige gebragt wierden naar de groote Wagt, alwaar de Burgers tegenwoor. dig hunne bezetting hielden , en de overige naar eene Stads gevangenis , Castcnhoff genoemd. Voorts waren tot het uitvoeren ge, bruikt, behalven de Lyftrawanten des Konings ' en de lichte Ruitery der Guarde, de geheele gewapende Burgery der Hoofdflad , die verder  80 GESCHIEDENIS der der de rust binnen dezelve volkomen be» waarde. Ten volgenden dage, na deeze gewigtige ge* beurtenis, was 'er weder volle Vergadering van de Ridderfchap en Adel, die op des Konings bevel ia de bovenfte vertrekken vergaderden, en zyne Majesteit in de Ridderzaal volgden, alwaar de overige Orden zich hadden verzameld. Aldaar verklaarde de Koning, dat hy zich genoodzaakt had gezien, zommige perfoonen, die begeerig waren om te regeeren, die de rust verftoord, en den loop der zaaken vertraagd hadden, te vatten: waar door de Koning hoopte, dat de Maarfchalk zyn Ampt thans zonder hinder zoude kunnen waarneemen. Voorts ftelde de Koning eene Acte van Zekerheid en Vereeniging voor, die uit negen Art kelen belfond, en door den Ryksdags Sekretaris wierd voorgeleezen. Veele derzelver ftreeden niet tegen de thans aangenomene Regeeringsform; doch daarenboven bevatte deeze Acte eene verklaaring, dat Zweeden een erffelyken Koning heeft, die het Ryk regeeren, verdedigen, Oorlog verklaaren, Vrtde en AIliantien fluiten, genade bewyzen, en de RyksAmpten met gebooren Zweeden bezetten kon. Na het voorleezen deezer Acte, vroeg de Koning, of de Stenden deeze Acte als eene Ryks- wet  TEGENWOORDIGE EEUW. 81 wet goedkeurden, 't geen de Priester - Burgeren Boeren - ftand voor het meerendeel met Ja, doch de Ridders meerendeels met Neen, beantwoordden. De Koning drong toen fterk op afdoening, doch de Ridders bragten hem onder het oog, dat op zodanig een voorftel, volgens de Grondwetten des Ryks, geen beiluit kon vallen, voor dat het in de Kamers der OrJen afzonderlyk was overwoogen. Deeze bedenking deed de befiisfing der zaak wat uitflellen, in welke echter de Koning zyne begeerte bekwam, dewyl de Priesters, Burgers en Boeren het ontwerp aannamen, tegen 't welk zich de Ridderorde te vergeefsch verzette, dewyl de Koning ftaande hield, dat eene zodanige Grondwet, by wege van overftemming, kon worden gemaakt, en geene eenpaarige toeftem. ming der Orden vorderde. Na dat de Franfche Monarch het vast befluit had genomen, om de Algemeene Staaten des Ryks te vergaderen, wierd de wyze, waar op dit gefchieden zoude, geregeld op den 24 van Louwmaand van 1789. Men befloot toen, dat 'er vyfenzeventig Bailluagien zouden zyn , die te zamen tweehonderdyyftig Deputatien zouden uitmaaken, terwyl 'er vier Leden voor ieder Deputatie zouden worden gekoozen, 't geen te zamen een getal van duizend Yertegenwoordi- IV veel, E ' Sers  82 GESCHIEDENIS der gers zoude uitmaaken, waar onder echter de Afgevaardigden van Parys niet zyn begreepen. Voorts wierd de dag der te zamenkomst der Staaten bepaald, op den 27 van Grasmaand deezes jaars, te Verfailles. Ondertusfchen begonnen de Parlements - Heeren , welke den Koning voornaamelyk tot het beroepen der Algemeene Staaten hadden genoodzaakt, door hunne geduurigen tegenftand tegen zyne maat. regelen, reeds berouw te krygen over hunne voorgewende Vryheidsliefde, als wel voorziende , dat door den dagelyks vermeerderenden invloed der Volkelingen, denkelyk, voor hunne Rechtbanken, vernederende befluiten zouden worden genomen. In Fransch Comté, in welk Gewest eene afzonderlyke Staats - Vergadering was uitgefchreeven , vereenigde zich het Parlement met den Hoogen Adel, om zulks te beletten : terwyl de mindere Adel, als niet zo veele voorrechten hebbende te verliezen, de Volksparty nader kwam, en het vergaderen dier Staaten dienftig oordeelde. Tweeëntwintig Edellieden van den tweeden rang tekenden een Tegen-Protest, tegen het Protest des Hoogen Adels, en lagen het ter verdere tekening by een Notaris, van waar het op bevel van het Parlement van Bezancon wierd weg gehaald. Dewyl nu de bedoelde Staats? i  TEGENWOORDIGE EEUW. 83 Staatsvergadering, door een Arrest van 's Konings Staatsraad, was bevolen, wierd dit gedrag des Parlements zeer kwaalyk genomen, en had ten gevolge, dat de Koning het Arrest van dat Parlement, tot het verhinderen der Vergadering, van de Provinciaale - Staaten gemaakt, in vry fcherpe bewoordingen vernietigde; waar mede de Parlements - Heeren 'er noch al zeer gemakkelyk afkwamen, dewyl het Gemeen reeds beflooten had, zich zeiven recht te bezorgen, erf zich niet dan met moeite , door de Vryheidiievende Edellieden, van zyn voorneemen liet afbrengen. Te Rennes, in Bretagne, liep de verdeeldheid noch merkelyk hooger. Aldaar had het Parlement, op den 8 van Louwmaand van 1789 een Arrest laaten uitgaan, by het welk eenige laster» lyke Boeken ten vuure wierden veroordeeld; wordende teffens den Burgeren verbooden, om by een te vergaderen. Dit laatfle verwekte een geweldig misnoegen, en bragt te wege, dat 'er een uitvoerig Schotfchrift, onder den naam van den Staatsraad des Volks, wierd aangeplakt, om gemelde Arrest te vernietigen. De Adel, dit kwaalyk neemende, liet eenige fterke Protesten in *t licht geeven, by 't welke men betuigde, dat het Volk misleid wierd, doch dat de Adel inderdaad het welzyn der £ 2 Bur-  84 GESCHIEDENIS der Burgeren zogr. Ook wisten eenige Edellieden een groot aantal der gemeenfte Volkelingen op hunne zyde over te haaien, die op den 2.6 van Bloeimaand eene groote beweeging veroorzaakten, door eene zoort van eisch, tot het behouden der voorrechten van den Adel en van vermindering der prys van het Brood. Eenige Studenten en andere voornaame Burgers by die gelegenheid , zo zy meenden, door dat Volk beleedigd zynde, ontftond hier uit eene fchcrmutzeling,in welke het Gemeen zyne tegenpartyderen deed wyken. Doch op den volgenden dag had de geflagene party zich merkelyk verfterkt, terwyl zich de Edellieden by die van hunne party voegden, waar van eene ernftige fchermutzeiing het gevolg was, in welke van weerkanten verfcheidene fneuvelden. Naauwelyks had zich hier van het gerucht door de nabuurfchap verfpreid, of de jonge manfchap der Provincie vloeide van alle kanten naar Rennes te zamen, om de Burgers by te iTaan, 't geen ,de Edellieden zodanig verfchrikte, dat zy hunne verfchillen met den derden Staat, by wege van eene minnelyke fchikking , uit den weg ruimden. In Provence deed de Adel insgelyks een fterk Protest tot het behouden der voordeden, die haar thans fcheenen te zullen ontglippen. Doch in RousfiHon vereenigdem zich  TEGENWOORDIGE EEUW. 85 zich de Edelen met het Volk, cn verklaarden, dat, huns erachtens, de belastingen, op een gelyken voet, over alle de Ingezetenen, zonder onderfcheid van rang, moesten worden verdeeld. Na dat men in Engeland lang en hevig had getwist over de wyze van het Regentfchap, indien de Koning, door zyne ongelteldheid , tot de Regering onbekwaam mogt blyven, wierd 'er eindelyk een Bill gemaak", die hoofd, zaakelyk behelsde: dat in zodanig een geval de Prins van Walles zoude benoemd worden tot eenigen P\.egent des Koningsryks , en bekleed met alle voorrechten, die tot de Kroon van Groot - Brittannie behooren, hoewel onder zodanige bepaalingen, als daaromtrent door de Huizen des Parlements zouden mogen worden gemaakt. Voorts zoude de Regent, voor het aanvaarden van zyn gezag, een hem voorge, fchreeven Eed moeten doen, gelyk ook de Eeden, welke door de Koningen by hunne huldiging motten worden gedaan. Voorts wierd bepaald, dat de Regent geene verandering zoude mogen maaken in de Nationale Kerk, noch in den vastgeftelden Godsdienst; dat hy zich de iokomften en andere voordeden der Kroone niet zoude mogen toeëigenen; dat hy zich niet zoude mogen mengen in de bezorging van den F 3 per-  8t> GESCHIEDENIS du perfoon des Konings, of van zyn huis; dat hy zich niet buiten het Ryk zoude begeeven; dat hy geen perfoon van den Roomfchen Godsdienst zoude trouwen, en dat zyn magt, by gelegenheid der herRelling des Konings, zoude ophouden. By dezelfde Bill wierd de Koninginne gemagtigd, om met hulp van een Raad, de zorg voor den Perfoon des Konings op zich te neemen : zullende het Parlement daar nader in voorzien, indien de Koningin inmiddels mogt overlyden. Voorts wierd bepaald, dat, zo ras de herftelling des Konings uit behoorlyke getuigenisfen zoude blyken, het Parlement zoude vergaderen, en zyne Majesteit aanftonds weder in het volle bezit der Koninglyke waardigheid zoude worden herfteld. Ondertusfchen bleek eerlang, dat men een groot aantal van ontwerpen, omtrent deeze gebeurtenis , te vergeefsch had gemaakt, dewyl de Koning allengs zodanig herftelde, dat hy , reeds op den ii van Lentemaand van 1789 , eene Kabinets - Vergadering kon houden, en de Buitenlandfche Gezanten ten gehoor toelaaten. Ongemeen groot was de blydfchap over deeze heuchelyke gebeurtenis , die onder anderen te Londen met eene algemeene zeer fraaie Illuminatie wierd gevierd. De  TEGENWOORDIGE EEUW. fifl De Rusfifche Vloot, welke in den voorlee-' den Zomer in de Oostzee had gekruist, had, na het afloopen van den Zeetocht, de Winterkwartieren betrokken in de Haven van Koppenhagen, terwyl ook van den Deenfchen kant een aantal fchepen waren uitgerust, welke zich ongetwyffeld met dezelve in het volgend jaar zouden hebben vereenigd, zo niet de fterke taal van Groot - Brittannie en Pruisfchen den Deenfchen Koning had genoodzaakt, de Rusfifche belangen te laaten vaaren. Ondertusfchen geraakte de Vereenigde Vloot, in 't begin van 1789, in een allergrootst gevaar, van door een verraaderlyken trek in brand te worden geftooken. Een Zweed, die zich reeds een tyd lang te Koppenhagen had opgehouden, had, van een Schotfchen Zee - Kapitein , een fchip met de .laading gekogt voor twaalfduizend Ryksdaalders, en dezelve betaald met tweede wisfelbrieven, zonder daar eerfte wisfelbrieven van te geeven. Dit fchip was gelaaden met Teer, Pik, Touwwerk, Buschkruid enz. Zynde niet alleen het touwwerk, maar ook de zeilen, met teer beftreeken, om een onuitbluschbaaren brand te kunnen verwekken. Voorts was men overeen-; gekomen, dat de Kapitein het fchip op zekeren avond in brand fïeeken, en dus in de Rusfifche Vloot zoude laaten zeilen, met eene belofte F 4 van  Ê8 GESCHIEDENIS der1' van vyfduizend Ryksdaalders voor ieder fchip 't welk daar door zoude verbranden. Ondertus. fchen kreeg de Schotfche Kapitein eenig vermoeden omtrent de egtheid der wisfelbrieven, en bragt de geheele zaak aan den dag, waarop alom naar den Zweed gezogt wierd, dien men in 't Hotel van den Zweedfchen Gezant ontdekte, welke niet weigeren duifde , hem aan de dienaars des Gerechts over te geeven. Na dien tyd droeg men, door middel van verdubbelde wagten en andere middelen, zo veel zorg voor het bewaaren der Vloot, dat 'er niet wel iets weder tegen kon worden ondernomen. Te Rennes, in Bretagne, alwaar men noch onlangs tegen eikanderen in de wapenen was geweest, wierden de partyen eerlang metelkanderen verzoend, door den yver des Heeren de Ihiard. In andere Provinciën fehikte zich ook alles meer en meer naar den zin der Volkelingen, gelyk in Languedoc, Saintonge en Bourgogne, die echter thans geenszins zo ver gingen, als wel eenige maanden laater gebeurde ; dewyl men thans noch over 't algemeen erkende , dat de Adel en Geestelykheid groote rechten had, welke men niet moest aanraaken : zo dat de ver* zoeken des derden Staats zich in 't algemeen tot het wegneemen van eenige misbruiken, en tot het algemeen maaken der Lasten, bepaalden. De, Koning  TEGENWOORDIGE EEUW. 8$ Koning was van zyn kant ook bezig, met de Nationaale Vryheid te bevorderen , door het opheffen der geftrenge Placaaten, tegen de Vryheid der Drukpers, voornamelyk op aanraaden van den Heer Necker, die onder anderen zelfs begeerde, dat een voor hem haatelyk gefchrift, door den voorigen Minister der geldmiddelen, de Calonne, 't geen by het Tolhuis was aangehouden, openlyk mogt worden verfpreid. De Hertog van Orleans deed ook bevelen afvaardigen naar alle de plaatzen, in welke hy iets te zeggen had, om aan de aanflaande verkiezing gen alle mogelyke vryheid te bezorgen. Doch deeze kalmte wierd binnen korten tyd geftoord door zorgelyke Volksbewegingen , die alom in het Ryk , voornaamelyk, door de duurte en fchaarsheid der Graanen, wierden verwekt, en gaande gehouden. Te Abc in Provence ontftonden geweldige beweeg'mgen door de fchuld van den Heer Lafare, die by gelegenheid eener vergadering, beleid tot het verkiezen van Gedeputeerden, het zaamengefchoolde Volk had getergd, en onder anderen tegen een Vrouwsperfoon, 't welk vermindering der prys op het Brood verzogt, had gezegd: dat zy alleen gemaakt was om Paardendrek te eeten. Het Stadhuis wierd hierop aangevallen, en de plondering van eenige GraanfolF $ ders  ■ 9o GESCHIEDENIS des. ders volbragc, zonder dat echter die uiterften gebeurden, welke men reden had gehad te verwagten, dewyl de rust eerlang , door tusfehen» ipraak van eenige voornaame lieden , wierd herfteld. Te Aups, eene kleine ftad van Provence, liep de buitenfpoorigheid merkelyk hooger: willende het Volk onder anderen het huis van den Heer Montferra , den Rechter der Stad , overweldigen. Deeze wilde zich verdedigen, en fchoot onder het Volk, doch 't Graauw, daar door noch verwoeder geworden, liep de deur open, haalde den rechter op ftraat , fleepte hem twee uuren lang door de ftad, en kapte hem in duizend ftukken. Te Rysfel broeide insgelyks een geweldige opftand, die echter door den Generaal Graave Esterhazy wierd voorgekomen , door een aantal lieden, welke aanzienelyke Pakhuizen met Koorn bezaten, te noodzaaken , om hetzelve voor een behoorlyken prys aan het Gemeen mede te deelen. Veele zyn van mening, dat de fchaarsheid der Graanen nergens in der daad plaats had, ebeh alleen bewerkt was door lieden, welke, onder dit voorwendfel, alom oproer wilden verwekken, om daar door de aanftaande Vergadering der Algemeene Staaten in het riet te ftuuren. De geweldige vermoeijingen van den ongelukkigen Veldtocht van 1788 tegen de Turken, en het daar door verwekte harezeer , hadden een zeer nar  TEGENWOORDIGE EEUW. 91 nadeeligen invloed op de gezondheid van den Duitfchen Keizer Jofeph, en veroorzaakten hem herhaalde Bloedfpuwingen, die binnen korte jaaren een einde maakten van zyn leven, fchoon men zich thans vleide , dat die toevallen van geen gevaarlyk gevolg zouden z|p, naardien de gezondheid van den Monarch zich eerlang, onder het gebruik van Ezelinne melk, merkelyk tot beterfchap fchikte. Ondertusfchen vond de Monarch zich geenzins in ftaat om, gelyk voorheen, zelve zyne legers aan te voeren: warom hy zulks aan de Veld - Maarfchalken Laudon, Colloredo en Haddik , overliet. Eer noch de Veldtocht door de Oostenrykers kon worden geopend, ontving men de tyding dat de Turkfche Sultan, Abdul Hamed, overleden, en op den 7 van Grasmaand van 1789 door zyn Neef Selim den III was-opgevolgd. Dan deeze throonsverwisfeling maakte geene de minfte verandering in den loop der zaaken : dewyl de nieuwe Monarch alle de Ministers van zyn Voorzaat in hun dienst aanhield, en verklaarde, dat hy alle de genomene maatregelen dagt te volgen. Zelfs wierd, in eene daartoe belegde vergadering, beflooten, om alle gemeenfchap, welke noch tusfehen Belgrado en Weenen plaats mogt hebben, af te fnyden. Dewyl men beflooten had geen vrede te maaken, zo niet de Rusfen alle hunne gemaakte veroveringen  9e GESCHIEDENIS der gen lieten vaaren, en Tartarye, benevens de Krimi in hunne voorige onafhangelykheid herftelden. Van hun kant waren de overwinnende Rusfen niet alleen zeer ongezind, om op zulk een voet tot den vrede te komen , maar maakten zodanig een einde des Oorlogs, door-herhaalde overwinningen, van dag tot dag onwaarfchynelyker. In het begin van Bloeimaand trok reeds een Rusfisch leger, onder den Generaal Dorfeld,naar den Donau, en verQoeg niet verre van Braila een Corps van achtduizend Turken,die aldaar verfchanst lagen, waarop Galacz door de overwinnaars ftormenderhand wierd veroverd. Niet lang daarna vielen zy den Chan der Tartaren op het lyf, die met een leger van vyfdenduizend mannen de ftad Bender dekte, met dit gevolg, dat hy geheel verflagen wierd, 'tgeen onder anderen ten gevolge had, dat deeze Stad niet alleen thans door de Rusfen van alle kanten was omringd, maar dat ook het fterke flot Brahilow, uit fchrik, door de Turken wierd verlaaten. Een Rusfisch Esquader, 't geen in den Archipel kruifte, onder het bevel van Lambro Gazzio» ni, was ook zeer gelukkig in zyne onderneemin. gen, dewyl het een veel fterker Turksch Esquader verfloeg, en den Vyand noodzaakte, eene aanmerkelyke verfterking van fchepen, welke hy anderzins naar de Zwarte Zee zoude hebben gezonden, thans  TEGENWOORDIGE EEUW. 93 thans tot beveiliging der Griekfche kusten in den Archipel te doen vertrekken. Het geluk fcheen in dit jaar de Oostenrykfche wapenen insgelyks te zullen begunstigen. Op den 8 van Hooimaand van 1789 befpeurde namclyk de Veldmaarlchalk Laudon, dat de Turken, die in Berbir, eene gewigtige vesting van Bosnië, welke hy belegerde, in bezetting lagen, zich gereed maakten, om langs een weg, dien men hen tot hiertoe niet had kunnen affnyden, te ontvluchten; 't geen ook zo fpoedig in zyn werk ging, dat men niet in ftaat was hen te achterhaalen, maar daarentegen de ontledigde Stad, nu zonder bloedvergieten in bezit kon neemen. Van noch grooter gewigt was de overwinning welke door den Prins van Saxen Coburg, wiens benden fteeds met eenige Rusfifche Regimenten vereenigd bleeven, wierd behaald , op den 31 van Hooimaand by Fockfany in Moldavië op een leger van meer dan dertigduizend Turken, welke, niettcgenfiaande zy zeer wel verfchanst lagen, met groot verlies uit hun voordeelige post wierden verdreeven. Op den 3 van Oogstmaand greep de Generaal Prins van Hohenlohe insgelyks een leger van ruim agtduizend mannen aan, welke door de gewigtige pas van Boëz* in Tranfylvanien wilden dringen, met dit gevolg, dat de Turken in groote verwarring moesten vluchten, na dat 'er, behalven een groot aantal minder  j>4 GESCHIEDENIS der minder krygslieden, hun aanvoerder de Seraskier Suleêman was gefneuveld. Insgelyks wierdeti de Turken, in het begin van Oogstmaand, by Meadia, op welke plaats zy een nieuwen aanval wilden wagen, met een zeer gelukkig gevolg te rug geflagen, door den Gen. Major van Vetfei, die aldaar het opperbevel voerde. De geduurige nederlaagen der Turken fnuikten, gelyk doorgaans het gevolg is, hun moed zodanig, dat zy vooreerst niets verder tegen de Oostenrykers durfden onderneemen, van welke verflagenheid de Generaal Laudon gebruik maakte, om bruggen over den Donau, by Belgrado, te Haan, en den overtocht te onderneemen, die tot hier toe, van wegen den dapperen tegenlTand der Turken, on* mogelyk was geweest, doch thans zonder merkelyk nadeel wierd volbragt. Naauwelyks had men zich van den onverhinderden overtocht, over deezen vloed en over den Sau, door bekwaame verfchanfmgen verzekerd, of men was reeds drie dagen laater, te weeten den 16 van Herfstmaand, zoverre met de naderingen en batteryen gevorderd , dat men den Raitzen Stad in brand kon fchieten. De Generaal Clairfait de posten over den Donau wel hebbende bezet, begon men Belgrado insgelyks van den waterkant, uit den uithoek, tusfehen den Donau en Sau, te befchieten, 't geen echter feezwaarlyk begonnen kon worden, van wegen den tegen.  TEGENWOORDIGE EEUW. 0£ tegenftand der Belegerden, en het Kreupelbosch, 't geen dien grond byna onbruikbaar maakte. De batteryen echter ook aldaar met veel moeite in gereedheid gebragt zynde, gelukte het den Keizerlyken, de Voordeden aan dien kant insgelyks te vernielen, en dezelve benevens de beneden Stad weg te neemen. Zo dat Belgrado, het groot Kasteel uitgezonderd, reeds op den 30 van Herfstmaand van 1789 in hunne handen was. Het Kasteel wierd toen noch wel verdeedigd door eene talryke bezetting en eene voortreffelyke Artillery. Doch het vuur der Oostenrykers was zo aanhoudend en zo hevig, dat de belegerden zich op den 7 van Wynmaand genoodzaakt vonden, hunne fterkte by verdrag over te geeven. - De gewigtige verovering van Belgrado wierd vooraf gegaan, en niet weinig verzekerd, door de gewigtige overwinning, welke de Prins van Coburg en de Generaal van Suwarow, met hunne vereenigde benden, op den 22 van Herfstmaand, op het leger van den Turkfchen Groot ■ Vizier hadden behaald. Dit leger, naby de negentigduizend mannen fterk, belfond uit de kern der Ottomannifche Krygsmagt, en trok, met ongemeen veel vertrouwen, aan, op de Keizerlyke benden. Doch de Prins van Coburg , door het onderfcheppen van een Courier, de Marschroute der Turken hebbende ontdekt , legerde zich op eene voordeelige plaats in  GESCHIEDENIS ber in dezelve, en viel den vyand op het iyf, eer hy daar eenigzins op bedagt was; waar door hy eene volkomene overwinning behaalde, by welke de vluchtende Turken ruim vierduizend dooden op het flagveld lieten,benevens tachtig Hukken gefchut. Na het behaalen van deeze zege,by Martinestic, aan den Rimnik, vervolgde de Prins van Koburg eerlang den vluchtenden vyand, en had het geluk van hem, vyf dagen laater, nochmaal te flaan, en hem tot geheel aan den Donau te doen vluchten. By deeze gelegenheid bleeven weder drieduizend Turken op het flagveld, benevens zeventien ftukken gefchut; doch daar te boven liet de vyand in den loop driehonderd belaaden Kameelen, vierhonderd Buffelosfen, vyfduizend belaaden Wagens, achtduizend Tenten, en de geheele Krygstoerusting van den Groot - Vizier. Ter zeiver tyd verftond nun dat de Rusfen, aangevoerd door den Prins Repnin, insgelyks eene volkomene overwinning over den Seraskier, Hasfan Pacha, in Besfarabien had behaald. Servien thans, door de verovering van Belgrado, voor de overwinnende Duitfchers open ftaande, floegen zy eerlang het beleg voor de vesting Semendria, welke, zeer hevig door den Gen. Ma]. Otto befchooten zynde, genoodzaakt wierd , zich op den 13 van Wynmaand , op gelyke voorwaar* den, als Belgrado, over te geeven. Omtrent den- zelfden  TEGENWOORDIGE EEUW. 97 zelfden tyd verlieten de Turken, welke in het Kasteel van Pasfarowitz in bezetting lagen, deeze post uit vreeze, terwyl de Seraskier, Abdi Basfa, die met eene vry aanzienelyke magt tot ontzet van Belgrado in aantocht was geweest, onverrich* ter zaak over den Morava wederkeerde. Met deeze gewigtige gebeurtenisfen had men het ein» de van deezea Veldcocht verwagt. Doch de Prins van Potemkin, de opperde aanvoerder der Rusfifche benden, thans van den omtrek van Bender geheel meester zynde, ondernam, en volbragt noch in Slagtmaand de verovering deezer gewig. tige Vesting, waarin hy niet weinig geholpen wierd door de Kanonneer - booten, welke ton het befchieten der Vesting den Dniester waren opge» zeild. De Oostenrykers eindigden den Veldtocht van hunnen kant op geen minder roemruchtige wyze, dewyl zy, in het laatst van dit jaar, de Tur. ken uit geheel Wallachien verjaagden, en hun Hoofdkwartier plaatften te Bucharest, de Hoofdflad van dit Vorstendom. In Frankryk had intusfchen de lang verwagte en lang gewenschte Vergadering der Algemeene Staaten, in het begin van Bloeimaand van 1789 een aanvang genomen. Op den vierden dier maand aanfchouwden duizenden van nieuwsgierigen de eerde te zamenkomst der Franfche Vertegenwoordigers, in derzelver Zaal, te Verfailles. Van acht tot IV. deel. G twaalf  98 GESCHIEDENIS der twaalf uuren des morgens, was men bezig, met alle de Reprefentanten der verfchillende Bailluagien op te roepen, waar na de Koning binnen trad, en zich op den throon plaatfte , om een aanIpraak te doen, waar in hy de voornaame reden van het zamenroepen der Algemeene Staaten open lag, te weeten de verwarring in de Geldmidde. len des Ryks, welke hy hoopte dat door hunne wyze maatregelen zoude kunnen worden weggenomen. Toen de Koning gedaan had, vatte de Zegelbewaarder des Ryks het woord op, en wierd vervangen door den eerften Directeur der Finantien, den Heere Necker; die in eene wydluftige redevoering handelde over het Deficit in de Geldmiddelen, en de beste wyzen om daar in te voorzien. Voorts gaf hy te kennen, dat de uitvoerende magt aan den Koning behoorde, en ook onverminkt aan denzelven behoorde gelaaten te worden. Waar na hy handelde over het toen reeds ontluikend gtfchil, of men by Orden , dan by Hoofden, zoude Hemmen; welke zwaarigheid hy, door het kiezen van een gemaatigden middelweg, tragtte te doen verdwynen. Na het eindigen der eerfte zitting, wierd door de Herauten van wapenen uitgeroepen, dat de Gedeputeerden ter Staats - Vergadering vryheid hadden, om alle morgens ten negen uuren, het zy afzonderlyk, het zy gezamentlyk, te vergaderen. Straks  TEGENWOORDIGE EEUW. 99 Straks kwamen de Orden, ieder in haare Kamer, by een, wanneer, door die van den derden Staat, aanftonds de vraag wierd voorgefteld, of men by Orden zoude beraadflagen, dan by Hoofden? De Adel en Geestelykheid, welke anderzins byna allen invloed in de Vergadering zouden moeten verliezen, waaren 'er voor, om by Orden te ftemmen, terwyl de derde Staat 'er niet minder opftond, om zulks by Hoofden te doen. Na dat hier een tyd lang over was getwist, belloot men de zaak door eene Commisiie te laaten onderzoeken, welke ten dien einde, noch op den 23 van Bloeimaand, na den middag, vergaderde. In deeze byeenkomst betuigde de Aarts • Bisfchop van Arles, uit naam der Geestelykheid, dat dezelve van alle haare voorrechten, in het Huk der belastingen , afirand deed, en 'er in berustte, dat de belastingen voortaan gelykelyk zouden worden geheeven, onder formen, die aan alle de Orden gemeen zouden zyn. De Hertog van Luxemburg deed dezelfde verklaaring, ten opzichte van den Adel; zo dat 'er thans groote hoop fcheen te zyn om het met eikanderen eens te worden. Doch toen hierop over het onderzoeken der Volmagten wierd gefproken , bleek , dat de beide voorzittende Orden dit, volgens de gewoonte by voorige Staats - Vergaderingen fteeds onderhouden, by Orden begeerden te doen : terwyl de Gedeputeerden van den Derden Staat 'er volftrekt op ftonden, G 2 dat  ioo GESCHIEDENIS der dat hier over by Hoofden zoude worden ge* ftemd: 't geen ten gevolge had dat de Commisfie vruchteloos fcheidde. Op den 25 daar aan volgenden, ontving de Kamer van den Adel kennis van den onguntligen uitflag der onderhandelingen, en befloot by deszelfs voorneemen, om by Orden te ftemmtn, te volharden. De Geestelykheid befloot toen een middelweg in te flaan, en wilde dat men by Orden over de wettigheid der Volmagten zoude ftemmen, die gevallen in welke verfchil plaats had, uitgezonderd , die dan door eene gemeenfchappelyke beQisfing zouden worden afgedaan. De Adel verwierp deeze bemiddeling met eene groote meerderheid: terwyl door den derden Stand, die zich, jn navolging van het Engelsch Parlement reeds de Gemeenten deeden noemen, eene Deputatie aan den Geestelyken Stand wierd gezonden, om denzeiven te noodigen, om zich met hen in ééne kamer te vereenigen. Eer de Kerkelyken hier op konden antwoorden, bekwam de Vergadering tyding, dat de Koning begeerde, dat op nieuw eene Commisfie zoude vergaderen, op den 29, in tegenwoordigheid van den Groot -Zegëlbewaarder ,en van andere Commisfarisfen door den Koning te benoemen. Door het zammelen van de leden van den derden Staat, wierd dit werk uitgefleld tot den vierden van Zomermaand; by welke gelegenheid een uitvoerig ont.  TEGENWOORDIGE EEUW. i©j; ontwerp, tot wegneeming der zweevende gefchil» Jen, door den Heer Necker wierd voorgeleezen. Hetzelve was zo ingewikkeld, dat het niemand recht behaagde. De Geestelykheid nam het echter met toejuiching aan: doch de Adel nam het maar alleenlyk aan, in zo verre het de betwiste verkiezingen mogt betreffen. Die van den derden Staat hadden intusfchen niets icninder in de zin, dan van hun voorneemen af te gaan; doch zochten thans alleen tyd te winnen, en gaven dus een ingewikkeld antwoord. Ras gaf intusfchen zeker voorflel der Geestelykheid aanleiding , dat de Volksvrienden de tanden lieten zien, en begonnen te toonen , wat zy eigenlyk in de zin hadden. De Geestelykheid had naa» melyk een voorflel gedaan, om , zo ras mogelyk, naar middelen om te zien, om het zuchtend Volk, door de vermindering der pryzen der Graanen, te verlichten. De Volkeüngen namen dit zeer euvel, en zeiden, dat zulks alleen door de Kerkelyken wierd op de baan gebragt, om de gunst des Volks te bejaagen, en hetzelve van hunne Vertegenwoordigers in de Staatsvergadering te vervreemden. Spoedig gaf dit aanleiding by den derden Staat, tot het volgend befluit: „ Dat, dewyl het 'er op „ aankwam, om het volk fpoedig en kragtdaadig „ te verlichten, het noodzaakelyk was, zich tot „ eene Nationaalekamer te (lellen, en de GeestlykG 3 „ heid  102 GESCHIEDENIS der „ heid te noodigen om aldaar aanflonds zitting te „ komen neemen". Dit wierd zo ras uitgevoerd als beflooten, waar door de Geestelyken zich niet weinig in het naauw bevonden, doch thans niets antwoordden , dan, dat zy het voorflel zouden overwegen. De Adel bleef intusfchen ftand houden by zyne aangenoome Hellingen , en befloot een dag laater , dat de beraadflaaging by Orden en het Veto, aan ieder Orde toebehoorende, waren Conflitutioneele gronden der Monarchie. De derde Stand was tot hier toe onvoltallig geweest , naardien de verkiezing der Vertegenwoorgers van Parys nu eerst was ten einde geloopen. Deeze verfcheenen eerlang in de Vergadering met den Heer Lally Tolendal aan het hoofd, welke in eene uitvoerige redevoering de onverzettelykheid des Adels niet weinig gispte. Na het afloopen van deeze aanfpraak, befloot de Kamer, tot het formeeren der Staaten Generaal in eene Kamer, zonder 'er zich aan te ftooren, of de beide eerfle Standen zich met hen zouden willen vereenigen , of niet. Intusfchen kwam hier in eene verandering, door het advys van den Abd Seijes, die het voorflel deed, om nochmaals te onderzoeken, of men de beide overige Orden niet van meening zoude kunnen doen veranderen, ten welken ein. de eene fterke Misfive aan dezelve wierd afgezonden: terwyl zich de Deken des derden S taats i  TEGENWOORDIGE EEUW. 1o3 Staats, Bailli, naar den Koning begaf, om denzeiven van dit laatfle befluit kennis te geeven. De Monarch antwoordde , dat hy zyne meening aan de Algemeene Staaten zoude doen weeten. De beide hoogere Orden gaven teffens genoegzaam te kennen, dat zy de maatregels der derde Orde afkeurden; waarom de laatfte, op den ia van Zomermaand, alleen de Vergadering der Algemeene Staaten opende, en de Gedeputeerden van alle de Orden, volgens den rang der Bailluagien, deed oproepen, om hunne Volmagten te vertoonen: waar toe zich in deeze eerfte Zitting geene dan Leden van den derden Staat aanbooden. Ten volgenden dage wierd dit werk vervolgd; wanneer, behalven de Leden van den Volksöand, zich insgelyks vier Priesters uit Poïc-> tou, tot het nazien hunner Volmagten , aanbooden, 't welk geen gering genoegen baarde aan de Vrien« den der Volksparty. Ondertusfchen konden de Voorfbnders van het Koninglyk oppergezag gemakkelyk voorzien, dat, indien men de Yveraars des derden Staats begaan liet, dezelve eerlang alle bewind aan zich zouden trekken. De Monarch, voor het gevaar 't geen hem en den Hoogen Adel boven het hoofd hing, gewaarfchuwd, deed de zaaien der Vergadering fluiten, de deuren met Wagten bezetten, en de verdere zamenkomst der Orden uitftellen, tot G 4 dac  204 GESCHIEDENIS der dat 'er eene Koninglyke zitting plaats zoude hebben gehad. De Gemeenten daarentegen, fteunende op het zich meer en meer openbaarend misnoegen des Volks, tegen de tegenwoordige Re« geering, befloot zich hier niet aan te flooren, maar bepaalde hunne Vergadering voor den 20 van Zomermaand van 1789 in de Kaatsbaan te Verfailles, alwaar zy ook al Soldaaten vonden, die den ingang moesten fluiten, doch hen daarentegen met de overige zamengevloeide menigte aanmoedigden, om maar voort te vaaren. Door zo veel byftand, rees de moed der Vergadering niet weinig, zo dat zich ras iemand opdeed, die aan zyne Mede - Gedeputeerden voorftelde het doen van een Eed, om niet uit eikanderen te gaan, en, waar het ook zyn mogt, te vergaderen, tot dat het Staatsgeftel des Ryks, door eene algemeene herftelling, zoude zyn verbeterd. Dit was naauwelyks voorgefteld, of 't wierd ook beflooten, en volbragt, zo dat zich de aanweezende Gedeputeerden daar toe niet alleen by een mondelyken Eed, maar ook by handtekening, verbonden. Teffens befloot men weder ten volgenden dage in de Kaatsbaan te vergaderen: doch men vond dezelve toen zo vol van nieuwsgierigen, dat 'er geene plaats toe was, waarom men zich naar de Kerk der Rocelletten trachtte te begeeven, doch de Geestelyken durfden zulks niet toeftaan, uit vreeze, dat zy den Koning zouden mishaagen. Toen  TEGENWOORDIGE EEUW. 105 Toen begaf men zich na de Kerk van St. Louis, en wierd aldaar binnen gelaaten. Had de Geestelykheid kunnen voorzien, welke gevolgen haare vereeniging met den derden Staat eenmaal voor de geheele Gallicaanfche Kerk zouden naar zich fleepen, denkelyk zoude de meerderheid nooit gekomen zyn tot den flap, welke zy op deezen dag deed, met zich in de Kerk van St. Louis by de Gemeenten te voegen; 'c geen een algemeen gejuich veroorzaakte. Ook verfcheenen eerlang een aantal Edellieden, hoewel verre weg de minderheid van het lichaam van de afgezondenen des Adels. Dan met dit alles ree ken de men, dat de vergadering der Staaten Generaal voltallig was, 't welk by de meenigte eene zo algemeene blydfchap verwekte, dat Verfailles op den 27 des avonds wierd verlicht, en Parys den volgenden avond. De Koning fcheen zich dit werk nu ook te laaten welgevallen, denkelyk om dat alles, wat hy daar tegen had in 't werk gefield, zonder eenige uitwerking was, de Koninglyke Zitting, welke op den 23 had plaats gehad, zelfs niet uitgezonderd. By deeze gelegen' heid had de Monarch 'er ter fterkften op aangedrongen , om de zitting en de ftemming by Orden te hervatten. Daar te boven trachtte de Koning te bepaalen, welke zaaken al, en welke niet, de onderwerpen der beraadflaagingen der Staaten behoorG 5 den  io6 GESCHIEDENIS der den te zyn; van welke hy uitzonderde alles wat Rechten, Privilegiën, en de Conftitutie der Staa« ten betrof, gelyk ook alles wat tot de Land- en Zeemagt* behoorde. Voorts wilde de Koning, dat 'er geene Toehoorders by de zittingen der Staaten zouden worden toegelaaten, en eindigde met een ontwtrp der verbeteringen te geeven, omtrent welke de Vergadering voornaamelyk behoorde werkzaam te zyn. By zyn vertrek beval de Koning, dat de Verga* dering zoude fcheiden; doch dezelve weigerde te gehoorzaamen: geevende de Pra?iident voor reden, dat de Vergadering, raadpleegende over de belangen der Natie, niet mogt gefloord worden. Dit zelfde bevel wierd noch tot twee keeren door den eerften Ceremonie - Meester herhaald; doch met dezelfde uitwerking. De meeste Edellieden en de Minderheid der Geestelykheid waaren intusfchen den Koning by zyn vertrek uit de Vergadering gevolgd. By de overgebleevene heerschte thans een diep ftilzwygen, tot dat de Heer Camus een voorflel deed, om te verklaaren: Dat de Nationaale Vergadering by haare voorheen genomen bef uiten volhardde; 't geen aanflonds in omvraag gebragt, en met algemeene goedkeuring wierd beflooten. Kort daarop deed de Graaf de Mirabeau een voorflel om te verklaaren: Dat de perfoon van elk der Gedeputeerden heilig en onfebendbaar zoude zyn; 't geen  TEGENWOORDIGE EEUW. 107 't geen insgelyks door eene zeer groote Meerderheid wierd vastgefteld , voornaamelyk om tot eenige verdediging te (trekken tegen de bedreigingen vanzommige Leden des Hoogen Adels, welke de groote Meerderheid der Vergadering fchuldig wilde hebben verklaard aan gekwetfte Majesteit, om dat dezelve zich thans openlyk tegen de bevelen des Konings verzette. De vier en vyfentwintigfte van Bloeimaand waren aanmerkenswaardig, dewyl op den eerften dier dagen het getal der Geesteïyken, welke zich met den derden Staat vereenigd hadden, reeds honderdeenenvyftig perfoonen beliep: terwyl op den volgenden de weinige Edellieden, welke zulks tot hier toe hadden gedaan, vermeerderd wierden met een getal van vierenveertig, welke den Hertog van Orleans aan hun hoofd hadden. Ook bevond zich daar by de Graaf van Clermont Tonnére, die de reden van hun komst in een plegtige aanfpraak openlag, en op eene uitmuntende wyze, door den Voorzitter Bailli, wierd beantwoord. Ondertusfchen zaten de Voorltanders van het tegenwoordig (telzel van Regeering geenzins (til, maar deeden van alle kanten de Troepes, op welke men 't meest kon betrouwen , aanrukken , zo naar den omtrek van Verfailles, als naar dien van Parys. De Leden der Nationaale Vergadering hier uit niet veel goeds voorfpellende, zonden vieren;  ïo8 GESCHIEDENIS der vierentwintig Gedeputeerden naar den Koning; om hem te fmeeken tot het wegneemen dier Troepen, die reeds voor een gedeelte in Verfailles waren binnen gerukt. Voor als noch ontvingen zy daaromtrent van den Koning geen voldoend antwoord. Dan van een anderen kant fcheen de Monarch thans de gedaane flappen der Volksvrienden goed te keuren: dewyl hy op den 37 van Zomermaand een brief zond aan de Meerderheid des Adels, en aan de Minderheid der Geestelykheid, om zich met de overige Leden te vereenigen; 't geen ook door hen, hoewel fchoorvoetende, wierd volbragt. Waarfchynelyk was dit den Koning door zyne Staatsdienaaren geraaden, om tyd te winnen, en omtrent de maatregelen, welke men aanwenden wilde tot handhaaving des Koninglyken gezags, minder achterdocht te verwekken. Ondertusfchen was deeze Hap van groote gevolgen, dewyl dus aan de Nationaale Vergadering, naar de inzichten der Volksvrienden ingericht, een wettig beftaan wierd gegeeven; 't geen zich ras, tot de vernietiging van het Koninglyk oppergezag, deed gelden. De Hertog van Orleans had zich, door de Volks - Vergadering met zyn aanhang toe te vallen, zo veele Vrienden gemaakt, dat men hem op den eerflen van Zomermaand tot Voorzitter der Vergadering öemde; waar over hy zyn ge> noegen  TEGENWOORDIGE EEUW. 109 noegen betoonde, doch teffens te kennen gaf , dat hy zich tot die waardigheid onbekwaam ge> voelde, en dus verzogt, dat 'er een ander voor hem in de plaats 'mogt worden gefield : waar op de keuze viel op den Aarts - Bisfchop van Vtenne. Schoon nu wel de Adel, op 's Konings bevel , de Patriottifche party was bygeval. Jen, was dit echter door de Raadslieden des Monarchs, alleen uit nood, goedgekeurd, en men maakte zich onder de hand gereed, om hee wag. gelend gezag des Konings, door kragt van wa* penen te fleunen. Hier toe had men eene gefchikte aanleiding bekomen, door het gedrag der Paryzenaars , omtrent eenige Soldaaten, welke , om ongehoorzaamheid aan hunne Bevelhebbercn, in de Abtdye waren gevangen gezet. Een dier Soldaaten een brief onder het Volk hebbende weeten te doen verfpreiden, waar by geklaagd wierd dat zy, om hunne verkleefdheid aan de zaake des Volks, waren gevangen gezet, bragt die geheel Parys in beweeging, en meer dan zesduizend mannen op de been, welke zich naar die gevangenis begaven, dezelve openbraaken, en de gevangen Soldaaten verlosten. Om hier in te voorzien, ten minflen dit was het voorwendzel, wierden van alle kanten Troepen naar Parys ont» booden, die ten getale van achtentwintigduizend mannen, in het Veld van Mars, een leger zouden be*  iio GESCHIEDENIS der betrekken, onder het opperbevel van den Maarfchalk van Broglio. Ondertusfchen begreepen de yverige Volksvrienden, in de Hoofddad, en de Nationaale Vergadering te Verfailles, dat men met dien toeftel denkelyk meer in den zin had, dan enkel de be. waaring der rust binnen Parys; 't geen de laatstgemelde bewoog zich daar over by den Monarch te beklaagen, wordende ten dien einde, op het voordel des Graaven de Mirabeau , eene Commi-fie ten Hove gezonden , om den Koning te verzoeken, zyne Onderdaanen gerust te dellen, en de naderende benden, zonder uitftel, naar afgelegener plaatzen te zenden. Na dat de Leden deezes Gezandfchaps hunne bezwaaren by een Uitvoerig Vertoog den Koning hadden voorgedeld , ontvingen zy daarop ten antwoord, dat de ongeregeldheden en fchandelykheden , te Parys en te Verfa;;les zelve onder het oog des Monarchs gepleegd , de orders tot het verzamelen der benden uitgegeeven, hadden veroorzaakt: doch dat dezelve tot geene andere oogmerken zouden worden gebruikt, dan om alle ongeregeldheden te bedwingen , en nieuwe beweegingen voor te komen. Tot meerder gerustdelling der Leden, del de de Monarch hen voor, om, zo zy de Troepen vreesden, zich naar Noyon of Soisfons te begeeven, in welken gevalle de Koning naar Com-  TEGENWOORDIGE EEUW. m Compeigne wilde gaan, om fteeds by de Raad. pleegingen der Nationaale Vergadering tegenwoor. dig ce kunnen zyn. De Franfche Staatsdienaars thans meer en meer doorziende de gevolgen, welken voor hen zoudtn kunnen voortvloeijen, uit de raadflagen van dii Heer de Necker, welke de Koning tot hier toe was gevolgd, en zich veilig waanende, door de nabyheid der naderende Benden, bewoogender* Monarch op den elfden van Hooimaand, tot het fchryven van een briefje aan dien Staatsdienaar, by het welk hy hem meldde, dat het Systema, 't geen hy hem tot hier toe had aangeraaden, fcheen te leiden tot zeer ernftige gevolgen, en dat hy daarom begeerde, dat dezelve voor het toekomende een ander ontwerp zoude aanneemen. Necker antwoordde hier op, dat hy Z. M. geen anderen raad kon geeven dan hy tot hier toe had gedaan. Niet lang daar zond de Koning hem op den zelfden dag, 's nademiddags ten vier uuren, een tweeden brief, by welken Z. M. hem ontfloeg van het geeven van verderen raad, en hem gelastte zich binnen vierentwintig uuren, met de grootfte geheimhouding, buiten het Ryk te begeeven. Aan dit bevel voldeed de Staatsdienaar ten vollen, en vertrok, onder voorwendzel van eenige hoofdpyn, zonder zelfs zyne Dochter te waarfchuwen, naar  1Ia GESCHIEDENIS du naar zyn Buitengoed, en van daar in den volgenden morgen, door Picardie, naar Brusfel. Op den zelfden morgen bedankten de overige Ministers van zeiven, of wierden van hunne posten beroofd , uitgezonderd de Groot - Zegelbewaarder , Barentin , en de Staats - Sekretaris by het Departement van Parys, Villedeuil. De Nationaale Vergadering had intusfchen naauwelyks uit haare te ruggekeerde Commisfie verftaan, dat 'de Koning niet genegen was de benden te laaten vertrekken, en teffens de verandering ïn het Ministerie vernomen, of dezelve maakte op den 13 een aanmerkelyk Decreet, 't geen den Koning wierd aangebooden , en door den Druk gemeen gemaakt. Hoofdzaakelyk hield dit Raadsbefluitin, dat de Vergadering zeer groote fmerte gevoelde, over de verwydering des Heeren Necker, en der overige Staatsdienaaren, die zyne maatregelen volgden. Dat de Vergadering , verfchrikt door de droevige gevolgen , welke het antwoord des Konings omtrent het gebruik der aannaderende Troepen zoude kunnen naar zich fleepen, niet op zal houden, met op derzelver verwydering te dringen, en op het oprechten van Burgerwagten. Dat dezelve de Ministers en alle Burgerlyke en Militaire Amptenaars perfoonlyk verantwoordelyk fielt, wegens de tegenwoordige ongelukken,  TEGENWOORDIGE EEUW. 113 ken, en die welke noch mogten volgen. Dat eindelyk de openbaare fchuld des Ryks, onder de befcherming der Wetten zal zyn , en niemand het fchandelyk woord van Bankrout zal mogen uitfpreeken. Was de gisting groot te Verfailles, dezelve was niet minder te Parys, al. waar het Volk, 't geen van de wysheid van Necker wonderen verwagsende was , woedend wierd, zo ras het zyn ontflag vernam. Het Gemeen liep ras te wapen, en bedreef allerleie ongeregeldheden, zonder dat de by de hand zynde Krygsbenden, die grootendeels zeive naar verandering Honden, daar veel tegen deeden. Zelfs voegden zich een aantal Compagnien by de Burgers , welke zich ook be. gonnen te wapenen , zommige om de rust te bewaaren, en andere om verandering in de Regeering te bewerken. De Franfche Guarde, die meerendeels de begrippen der Volksvrienden was toegedaan , overviel op de Boulevards eene Patrouille van Royal Allemand. Van een anderen kant deed de Prins van Lambesc, die met zyn geheel Corps op de plaats van Lodewyk den XV ftond,een aanval op de Wandelaars in de Tuilleries, by welke gelegenheid een oud weerloos Man wierd gekwetst, 't welk geene geringe verbitteting verwekte. Schoon het van een anderen kant vry zeker was , dat deeze aanval, door de IV deel. H ver-  H4 GESCHIEDENIS der verwyten en bedreigingen aan die bende gedaan, was veroorzaakt. Eene afbeelding van welke aanmerkelyke gebeurtenis die naderhand zo veele gevolgen heeft gehad, wy niet ongevoeglyk hebben geoordeeld hierby te plaatzen. Terwyl de algemeene gisting in Frankryk eene geweldige omkeering der thans gevestigde Regeeringsform driegde , werkte men in Noord Amerika, met meerder bezadigdheid , aan de verbetering der Conftitutie, die, als in zeer be« kommerlyke tyden vastgefteld, niet met alle die naauwkeurigheid had kunnen worden ingericht, welke men beter in een tyd van diepen Vrede kon verwagten. Reeds iti den Herfstmaand van 1737, had eene Commisfie van uitfteekende mannen, met den Generaal Washington aan haar hoofd, het Plan tot een nieuwe Regeeringsform gemaakt, welke ftraks door de meeste der Vereenigde Gewesten wierd goedgekeurd, doch niet voor den Zomer van 1789 kon worden vastgefteld , dewyl 'er zich tot aan dien tyd eenige Gewesten tegen bleeven verzetten. Deeze nieuwe Regeerings - Beftelling beftond uit zeven Artikelen, zommige welker in een aantal afdeelingen waren gefmaldeeld, en die hoofdzaakeiyk waren van den volgenden inhoud. Art. l4 Her    TEGENWOORDIGE EEUW. 115 Art. I. Het Wetgeevend vermogen zal reildeeren in een Congres der Vereenigde S-aaten, en zal beltaan uit een Senaat en een Kamer van Reprefentanten. De Kamer der Reprefentanten zal beftaan uit Leden, die om het tweede jaar door het Volk worden verkooren, door kiezers daar toe gekwalificeerd: zul < lende niemand Reprefentant kunnen worden, die niet den ouderdom van 25 jaaren heeft bereikt, en die, zeven jaaren Burger der Vereenigde Staaten zynde geweest, op den tyd der verkiezing Inwooner van dien Staat is, uit welken hy verkoren worde. Het Getal der Reprefentanten wierd thans bepaald op 65 en zo veel mogelyk regelmaatig over de Provinciën verdeeld: doch teffens wierd bepaald, dat 'er, binnen drie jaaren tyd, eene naauwkeurige Volkstelling plaats zoude hebben, en voor ieder dertigduizend Inwooners eener Provincie een Reprefentant worden gekoozen. De Raadsheeren zouden zyn twee in getal voor ieder Staat, die zes jaaren lang zouden zitten, zodanig, dat om de twee jaaren een derde dier Heeren zoude afgaan, zullende men, om tot Raadsheer door de Wetgeevende magt te kunnen worden geltemd, moeten hebben den vollen ouderdom van dertig jaaren, en negen jaaren Burger zyn geweest. De Vice - Pra> fident der Vereenigde Staaten van Amerika, zoude Voorzitter van den Senaat zyn, doch zonder ftera, H 2 dan  ti6 GESCHIEDENIS der dan alleen by fieeking der Hemmen. De leden van dit Congres, 't welk ten minften eens in het jaar, in Wintermaand, zoude moeten vergaderen, zouden, uitgezonderd de gevallen van Verraad , Felonie en Rustverflooring , vry zyn van Arrest, geduurende de zitting hunner Vergadering, gelyk ook geduurende het trekken naar en van dezelve. Geen Lid der Wetgeevende magt zoude een ander openbaar Ampt in 't Gemeenebest bekleeden, noch zodanig een Amptenaar, met behoud van zyne post, tot Lid der Wetgeevende Vergadering verkiesbaar zyn. Boven allen was in dit Artikel aanmerkelyk de achtfte afdeeling, in welke de magt, welke het Congres zoude bezitten , wierd bepaald. Dezelve was zeer groot, en hield in , het opleggen en inzamelen van fchattingen en belastingen enz, hét betaalen de^ fchulden: het zorgen voor de Algemeene Verdediging, en het algemeen welvaaren der Vereenigde Provinciën: het lichten van penningen ten behoeve van het Bondgenootfchap: het waaken voor de belangen van den Koophandel, zo buiten - als binnenlands: het maaken van gelykformige en toereikende Wetten, aangaande de Naturalifatie, en de ïtraffe der Banqueroeten: het Haan der Muntfpecien, en de bepaaling der betrekkelyke waardye derzelve , gelyk ook van de Uitheemfche Munten: het aanleggen Van Posteryen en Postroutes : het aanftellen van Recht-  TEGENWOORDIGE EEUW. n£ Rechtbanken onder het opperst Gerechtshof: het bevorderen van nuttige Konden en Weetenfchap. pen : het bepaaien en draden van Zeefchuimeryen en misdaaden tegen het recht der Volken. Het onderhouden der Legers en Vlooten en derzelver gebruik tot het dempen van oproeren. Het oeffenen van uitfluitende Wetgeving, in alle gevallen hoe genaamd, over zodanig Diftrict, niet boven tien mylen, in het vierkant, als door afftand van byzondere Staaten en aanvaarding van het Congres, de Refidentie van de Regeering der Vereenigde Staaten kan worden; benevens een diergelyk gezag over alle Plaatzen , die door de byzondere Staaten mogten worden afgeftaan tot het aanleggen van Forten , Magazynen, Arzenaalen , Timmerwerwen en diergelyke dichtingen. De negende afdeeling des eerften Artykels be> vat, dat het Congres niet zoude mogen verbieden den invoer van eenige Perzoonen voor 't jaar 1801, maar op dezelve wel een belasting mogen leggen van tien Dollars per Kop. Dat de wet Habeas Corpus niet zoude mogen worden opgefchort, dan alleen in geval van oproer of invafie. Dat geen Hoofdgeld zal mogen worden opgelegd, dan in evenredigheid der voorheen gedaane Volkstelling. Dat geene Reglementen zouden worden gemaakt, om de Zeehavens van den eenen Staat, boven die van een anderen, te bevorderen. Dat 'er H 3 uit  H8 GESCHIEDENIS der uit de Threzorie geen geld zal worden genomen, dan met aanwyzing der beftemming, tot welke het zal moeten dienen: zullende de rekening van ontvang en uitgaaf, van tyd tot tyd, moeten wor* den openbaar gemaakt. Dat 'er geen brieven van Adeldom zullen worden verleend. Dat eindelyk geene openbaare Amptenaaren eenig gefchenk van eene Buitenlandfche Mogenheid zullen mogen aanneemen, dan met toeftemming Van het Congres. De laatfte afdeeling deezes Artykels bepaald eindelyk, dat geene der afzonderlyke Staaten een dier daden van oppergezjg zal mogen oeffenen, welke by de acbtlte afdeeling aan het Congres zyn afgeftaan. Dat de nette opbreng aller belastingen in de Kas der Algemeene Staaten zal moeten komen. Dat eindelyk de afzonderlyke Staaten, in tyd van Vrede, geen byzondere Benden of Oorlogfchepen zullen mogen onderhouden , noch met eenige vreemde Mogenheid eenige verbintenis aangaan , of in Oorlog treeden, ten zy dezelve onverhoeds daadelyk wieid aangevallen. Art. II. Het tweede Artykel van dit ontwerp beftaat in vier afdeelingen, {trekkende tot bepaaling der uitvoerende magt, die geheel refideeren zal in den Fr,.fident der Vereenigde Staaten , en zyn Vice-Pre* fident, die in dienst zal treeden indien de Prefident overlydt, of van zyn Arapt om eenige reden wordt ontzet.  TEGENWOORDIGE EEUW. ii* ontzet. Deeze Voorzitter zal ten minden vyfender» tig jaaren oud moeten zyn, en veertien jaaren lang in eene der Vereenigde Staaten hebben gewoond: zullende dezelve geftemd moeten worden door een even groot getal vrye en geheel onafhangelyke lieden, als 'er Leden in het Congres zyn; doch Staatsgewyze. De tweede en derde afdeeling van dit Artykel bepaalt de magt van deezen Voorzitter, hy is namelyk Opperbevelhebber van de Land- en Zeemagt, mitsgaders van de Landmilitie der verfchillende Staaten, als die wordt opgeroepen. Hy kan fchriftelyk Advys vraagen van ieder Hoofdofficier der Departementen over alle de pligten hunner bediening. Hy heeft het recht van Pardon te verleenen voor beledigingen den Staat aangedaan, uitgezonderd die gevallen, die eene befchuldiging tegen het Algemeene Land betreffen. Met toeftemming van twee derde deelen der tegenwoordig zynde Leden van den Senaat, zal hy Tractaaten fluiten, en alle Bedieningen begeeven, omtrent welke geene andere bepaaling is gemaakt. Hy moet het Congres van tyd tot tyd van den toefland der Unie onderrichten, de Vacantien der Vergaderingen bepaalen. Eindelyk is het zyn pligt de Uitheemfche Gezanten te hooren; naauwkeurig voor de uitvoering der wetten te waaken, en Commisfie te verleenen aan alle Officieren der Vereenigde Staaten. H 4 Art. III.  no GESCHIEDENIS der Art. III. De Rechterlyke magt der Vereenigde Staaten zal berusten in een Opper - Gerechtshof, en in zo veele mindere, als het Congres, van tyd tot tyd, noodig zal vinden, te bepaalen. Zullende de Rech« ters, zo lang zy hunne pïigt betragten, in dienst blyven, en behoorlyk worden betaald. De Rechterlyke magt zal zich uitftrekken over alle gevallen van recht en billykheid, voortfpruitende uit deeze Conflitutie of uit de Wetten der Vereenigde Staaten. De Rechcspleeging over alle misdaaden zal by wege van Jury gefchieden, behalven van befchuldigingen , die het Land raaken, zullende de Rechtspleeging daaromtrent worden gedaan in die Staaten , in welke de feiten zyn gepleegd, of zo zulks niet in eene der Vereenigde Provinciën is gefchied, in eene plaats ten dien einde door het Congres te bepaalen. Noch word by die Artikel bepaald, dat verraad tegen de Vereenigde Staaten alleen zal beftaan, in Oorlog tegen hen te verwekken , of in derzelver Vyanden aan te hangen. Art. IV. Volgens derzelver eerfte afdeeling zal volkomen geloof moeten worden gegeeven aan alle open. baare  TEGENWOORDIGE EEUW. 121 baare Acten, Registers en Rechtelyke handelingen der Staaten: moetende by het Congres de wyze worden voorgefchreeven, op welke dezelve zullen worden geverifieerd. Volgens de tweede afdeeling zyn de Burgers van eiken Staat gerechtigd, tot de Vryheden en Voorrechten der refpective Staaten. Iemand, die iets in een der Staaten misdreeven heeft, zal, in een anderen Staat vluchtende, daar door geene vryheid van ftraffe bekomen, maar, op requifitie der uitvoerende magt van dien Staat, worden overgeleverd. Ook zal iemand, tot eenigen dienst of arbeid in eenigen Staat verpligt, daar van niet ont(lagen worden, door in een anderen Staat te wyken, maar by requifitie aan die Regeering worden overgeleverd, by welke hy dien arbeid fchuldig is. Het Congres heeft verder de magt, om de noodige bepaalingen, wegens het grondgebied of andere eigendommen der Vereenigde Staaten, te maaken: zullende alles zodanig in de byzondere Huishoudingen worden ingericht, dat geene eisch der Vereenigde, of van een byzonderen Staat derzelve, benadeeld worde. Eindelyk zullen de Vereenigde Staaten aan eiken Staat der Unie eene Republikeinfche Regeeringsvorm Guaranderen, en elk tegen invafie befchermen. Gelyk ook tegen binnenlandsch geweld, in welk geval de Bondgenooten zullen worden opgeroepen, door de Wetgeevende, of, zo daar geen tyd toe is, door de Uitvoerende magt. H 5 Art. V. Wan-  122 GESCHIEDENIS der Art. V. Wanneer twee derde deelen der Reprefentanten zulks diendig achten, zal het Congres verbeteringen voordellen aan de Conditutie, of, op verzoek van de Wetgevende magt, van twee derde deelen der refpective Staaten, daar toe in eene Conven. tie te beroepen, welke in de beide gevallen in allen opzichte kragt zullen hebben, als een gedeelte der Conditutie, mits door drie vierde deelen der Staaten, of, door drie vierde deelen der Conventie, geratificeerd : kuanende het Congres de eene of andere wyze van ratificatie voordellen; mits voor den jaare 1808^ geene verandering gemaakt worde in de voornaamde Claufulen der negende afdeeling des eerden Artykels. Voorts met belofte, dat geen Staat, buiten zyne bewilliging, moge beroofd worden van zyne gelyke demming in den Senaat. Art. VI. Alle fchulden en verbintenisfen, voor hetaannee» men deezer Conditutie gemaakt en aangegaan, zullen tegen de Vereenigde Staaten even kragtig valideren, onder deeze Conditutie, als onder de Confoederatie. Deeze Conditutie, benevens de daarop gegronde Wetten en Tractaaten, zullen zyn  TEGENWOORDIGE EEUW. 123 zyn de opperde Grondwet van 't Gemeenebest. Alle de Leden der Wetgeevende en Uitvoerende magt zuilen zich by Eede verpligten, dezelve te handhaaven. Art. VIL De Ratificatien der Conventien van negen Staaten, zullen voldoende zyn, tot vestiging deezer Conditutie tusfehen de Staaten, die dezelve ratificeeren. Schoon deeze nieuwe Regeeringsform reeds in Herfstmaand van 1787 was beraamd, kon dezelve echter niet, dan in Grasmaand van 1789, geheel in trein worden gebragt; naardien niet alle Provinciën even gereed waren, om alle deszelfs Artikels en Ciaufulen aan te neemen. Toen men eindelyk hieromtrent was overeengekomen, begonnen alom de demmingen tot het verkiezen der Leden, welke de hooge Vergadering van het Congres zouden uitmaaken: wanneer ras bleek, dat de Generaal Washington , by eenpaarige demmen der Staaten, tot Voorzitter gedemd , en dat tot de waardigheid van Vice - Prafident verkooren was, de Heer John Adams. Voorts wierd de 30 van Grasmaand vastgedeld tot de inhuldiging van den Doorluchtigen Voorzitter, welke plegtigheid mee een grooten toedel wierd volbragt. De Heer Was- \  i2| GESCHIEDENIS der Washington zelve had intusfchen voor het uitwendige niets, dat hem merkelyk kon onderfcheiden : zynde hy gekleed in een effen bruin gewaad , waar van hy de floffe uit de Fabriek van Hartford tot een gefchenk had ontvangen. Alleen had hy een gefpan van vier paarden voor zyne koets, terwyl de koetzen der overige Leden van het Congres door twee paarden wierden getrokken. By deeze gelegenheid verklaarde deeze groote Man, dat hy niets in zyne eenvoudige levenswyze, welke hy fleeds op zyn Landgoed MontVernon had gevolgd, zoude veranderen: zullende hy alleen 's Dingsdags en Vrydags van twee tot drie uuren, bezoeken ontvangen, in zyne hoedanigheid, als Voorzitter der Vereenigde Staaten van Noord - Amerika. Zo gering de toeftel was, die door den Generaal Washington tot zyne huldiging was gemaakt, zo veel grooter was de openbaare plegtigheid deezer aanmerkelyke gebeurtenis. Z. Exellentie wierd geleid door eene Compagnie lichte Dragonders, en door het Legioen van den Collonel Lewis, en verzeld door eene Commisfie uit den Raad, en de Kamer der Vertegenwoordigers, uit zyn huis te Nieuw-York, welke Stad tot de Zitplaats van het Congres was uitgekoozen, naar de Zaal der Staaten. Van daar ging de Held in de Gallery voor gemelde Zaal, door. alle Leden van het Congres ge-  TEGENWOORDIGE EEUW. 125 gevolgd, op dat hy aldaar in het aanzien der zamengevloeide menigte den Eed zoude kunnen afleggen, welke van hem, door de nieuwe Conditutie, als Voorzitter der Noord - Amerikaanfche Staaten, wierd gevorderd. Deeze Eed wierd hem afgeno. men door den Kanfelier des Staats van Nieuw York, die na het volbrengen der plegtigheid uitriep : George Washington, Prafident der Vereenigde Staaten, leeve ! Welke wensch door duizenden van Toehoorderen, met luider ftemme wierd herhaald. Vervolgens begaf zich de Vergadering weder naar de Raadzaal, en van daar in Statie naar de Kerk van St. Paul, om aldaar het werk met eene plegtige Godsdienst - oeffening te bekroonen. Na het eindigen van den Godsdienst, wierd de Pr£efi. dent met dezelfde plegtigheid naar huis gebragt, als hy gekomen was: nemende de plegtigheid een einde met een fraai Vuurwerk; by welke gelegenheid de huizen der Franfche en Spaanfche Gezanten zeer fraai waren verlicht. In Poolen was thans eene flerke party werkzaam, om, zo mogelyk, geheel met Rusland te breeken, en van de thans noch onbeflisten Turkfchen Oorlog ge. bruik te maaken, om de voorheen geleedene verliezen te herflellen. Eene zodanige begeerte was de hoofdoorzaak der tot hier toe gedaane herhaalde verzoeken aan Rusland, om het Gemeenebest van deszelfs Troepen te ontleedigen : hoopende de vyanden van Rusland, dat daar op trotfche cn drei-  jt6 GESCHIEDENIS der dreigende antwoorden zouden inkomen , en dus gelegenheid tot eene Vredebreuk worden gegeeven; terwyl men ook aan Pruisfchen geen geringen fteun hoopte te vinden. Ondertusfchen vonden de beleggers van dit ontwerp zich in Lentemaand van 1789 bedroogen, door te ondervinden, dat de verwydering tusfehen de Rusfifche Mo» narhinne en den Pruisfifchen Koning zo groot niet was, als men zich had verbeeld. Want toen zy by herhaaling den Pruisfifchen Monarch in hunne belangen tegen Rusland trachtten over te haaien, bekwamen zy wel een zeer vriendelyk , doch aan hunne inzichten niet voldoend, antwoord, by het welk de Koning te kennen gaf, dat, dewyl 'er reeds een verdeedigend verbond tusfehen hem en de Republiek belfond, het van zeiven fprak, dat de Koning, zo dezelve wierd aangevallen, haar zoude. byftaan ; doch dat het maaken van verdere Alliantie - en Guarantie - Tractaaten diende uitgefteld te worden, tot dat de omftandigheden daar toe gunftiger zouden zyn : wanneer Zyne Majesteit zyne Bondgenooten insgelyks zoude trachtten te beweegen, om zich daar by te voegen. Eindelyk wilde de Koning al zyn vermogen wel in het werk ftellen, om te bewerken, dat, zo'er, ter zyner tyd, een Vredes - Congres wierd gehouden , op het zelve ook een Vertegenwoordiger der Poojfche Natie zoude mogen wor-  TEGENWOORDIGE EEUW. 127 worden tccgelaaten, om aldaar haare onafhange» Jykheid te doen bevestigen. De fchrandere Rusfifche Keizerinne deed insge» lyks, door haare gematigdheid, de maatregelen haarer Vyanden in rook verdwynen. Want in plaats van een fcherp antwoord op de gedaa* ne klagten te geeven, gelyk men had verwagt, beantwoordde zy dezelve op eene zeer minzaame wyze; 't geen te wege bragt, dat 'er van den Poolfchen kant, insgelyks op een zeer befchaafden toon, op wierd geantwoord. Ondertusfchen verzuimden de yverige voorfianders der Poolfche onaf hangelykheid niet, de noodige voorflagen te doen, die tot het wederbekomen van het oud aanzien des Gemeenebests zoude kunnen verftrekken. Onder anderen deed de Bisfchop van Cujavie eene treffende aanfpraak, om aan te toonen, dat men, tot het maaken van heilzaame verbindtenisfen voor Poolen, Gezanten moest zenden naar Stokholm, Conflantinopel, Dresden en 's Hage; waar toe ook wierd beflooten. Dan om zich teffens te huis meerder klem te geeven, wierd beflooten, dat de Landmagt zoude vermeerderd worden tot honderdduizend mannen, en rykelyk van alles worden voorzien. Doch hier toe waren groote uitgaven van nooden; waarom de belasting op de Geestelykheid op een vasten voet wierd gebragt: terwyl 'er door den Adel eene belasting van tien teq  ia8 GESCHIEDENIS der ten honderd, op zyne goederen, wierd toegedaan; Ook verpligtte zich de Koning tot het betaalen van driemaalhonderdduizend guldens tot onderhoud van 't Lithauwfche leger. Niet lang daarna wierd 'er weder eene Memorie door den Rusfifchen Gezant van Stackelberg aan den Poolfchen Ryksdag overgegeeven, by welke op eene vriendelyke wyze wierd verzocht, dat 'er zomwylen Rusfifche benden over het Poolsch grondgebied zouden mogen trekken; wanneer zulks niet gevoeglyk anders zoude kunnen gefchieden, in den tegenwoordigen Oorlog: hebbende men onlangs eene onaangenaame ontmoeting gehad, by het overbrengen van eenige Turkfche gevangenen, wien, met hun Convooi, de overgang over het Poolsch grondgebied, was betwist. Toen deeze Nota was voorgeleezen, wierden 'er veeIe aanmerkingen op gemaakt. Zommige wilden, dat hier niet op zoude worden geantwoord, dan na dat Rusland zich meer bepaaldelyk had verklaard over het ontruimen van den Poolfchen bodem. Andere wilden, dat de Nota vooraf aan den Pruisfifchen Monarch medegedeeld, en deszelfs goedvinden, dien aangaande, mogt worden gevraagd; welk gevoelen eerlang algemeen wierd aangenomen, en ten uitvoer gebragt. Ondertusfchen wierd de Prefident der Deputatie, tot de Buitenlandfche zaaken, gelast,den Gezant voorloopig te kennen te geeven, dat men een Categorisch fchriftelyk antwoord  TEGENWOORDIGE EEUW. izp woord op zyne Nota zoude geeven. Zo ras hy zelve zich nader en bepaalder geliefde uit te drukken, aangaande het doen ontleedigen van den Poolfchen bodem van Rusfifche benden, en het bewaaren eener gepaste onzydigheid. Terwyl de Zweedfche Landdag niet weinig werkeloos was geworden, door het gevangen zetten van zo veele aanzienelyke Leden van den AdelHand, vergaderde dagelyks de geheime Commisfie van Staat, welke reeds, voor dat de onlusten zo hoog waren geloopen, wasgekoozen, en met een zo groot gezag voorzien, dat dezelve byna alles kon afdoen. Eene voornaame bezigheid deezer Vergadering was thans, het nazien van den toeiland der Geldmiddelen, die merkelyk voordeeliger wierd gevonden, dan men zoude hebben kunnen verwagten, met in aanmerking te neemen derzelver uitgeputten Haat, ten tyde der omwenteling in 1772 , benevens de groote kosten, die na dien tyd door den Koning waren gedaan: met het bouwen van twee Vlooten: het herbouwen en verbeteren van een aantal Vestingen: het jaarlyks verzamelen van Campementen: het vergrooten der Kasteelen en der Hoofdftad: het oprechten van nieuwe Akademien: het verdubbelen van verfcheiden Tractamen* ten enz. Verder verklaarde de Commisfie, ingevolge de haar gegeeven last: Dat de Staaten van Zweeden, op den Ryksdag vergaderd, de IV deel. I Lee-  i3o GESCHIEDENIS der Leeningen die in vreemde Landen gedaan wa* ren, of noch gedaan zouden worden ten laste der Kroone, openlyk en plegtig goedkeurden, en dat de Staaten zelve, ingevolge van deeze goedkeu» ring, alle de verantwoording daar van op zich namen. Verder verklaarde de Commisfie , dat, fchoon men niets yveriger wenschte, dan den Vrede ; men echter geene kosten, in het voortzetten van den Oorlog, zoude fpaaren, als het eenigst middel, om een zekeren en eerlyken Vrede te bekomen. De Boerenfland befchouvvde de poogingen van den Adel, regende onderneemingen des Konings, geenzins als eene zucht voor de algemeene vry. beid: maar alleen, als gefchikt tot het bevorderen hunner Aristokratifche oogmerken. De Boeren beflooten hierom, den Koning de fterkfte verzekeringen te geeven van hunne aankleeving en getrouwheid , en deeden dezelve, in eene gehoorgeeving van den a van Lentemaand, door hunne Afgevaardigden, ten Hove betuigen. Voorts wierden, door de Inwooners der Noorder - en Zuider - Grenzen van Finland, twee benden van Vrywilligers opgerecht, te Cajora en Louifa: terwyl de Grenzen, naar den kant van Noorwegen, door gelyke inrichtingen in de Provinciën van Gestricien, Helfingien en Impt. land, wierden beveiligd. Wat laater verfcheen eene bende Vrywilligers uit Dalecarlie, fterk ruim drieduizend mannen, die in den omtrek van hst Kas-  TEGENWOORDIGE EEUW. 131 Kasteel des Konings te Drottingholm, en op Het zelve, in bezetting wierden gelegd : terwyl zich noch een lichaam van twaalfduizend mannen uit Dalecarlie en Imptland gereed maakte om zich insgelyks naar de Hoofdftad te begeeven, en de party des Konings te fterken. Zodanige maatregelen verhinderden den Adelftand wel, iets van belang te onderneemen. Om echter iets te doen , deed dezelve, zo veel mogelyk, Protesten tegen het gebeurde, en beraamde Deputatien om van den Koning de vrylaating der gevangen Heeren te vorderen. Doch dezelve wierden niet aangenomen. De zitting der Ridderfchap van den 16 van Lentemaand was zeer aanmerkelyk, dewyl in dezelve door den Collonel Lilienhorn , die, van wegens het gevangen neemen van den Maarfchalk der Vergadering , als Vice - Maarfchalk diende, een brief van den Koning wierd voorgelee, zen, by welken zyne Majesteit klaagde, dat,daar de Koning aan de vergaderde Ridders den tyd van drie weeken had gegeeven, om zich over de ont» worpen Acte van Zekerheid en Vereeniging te beraaden, hy thans begeerde, dat de Orde •zich bepaaldelyk verklaarde, en zich voegde by de drie overige Orden, die dezelve reeds driemaal in zyne tegenwoordigheid bevestigd hadden, en dezelve reeds door hunne Spreekers hadden doen tekenen. I 2 Men  132 GE SCHIEDENÏ S der Men las de Acte noch eens: waarna de Vice - Maarfchalk beval, dat de rusten goede orde in acht mogten worden genomen, in het beraadflaan over een onderwerp van zo veel gewigt, waar in de voorrechten van het Koninglyk gezag, de Rechten der Natie en het welzyn der Nakomelinfchap, even veel belang hadden. Naauwelyks had de Vice-Maarfchalk zyne aanfpraak geëindigd, of 'er Honden meer dan twintig Leden op, om de eenftemmige begeerte der Ridderorde te betuigen tot het verwerpen eener Acte, die de oude Zweedfche Conflitutie den bodem infloeg, en den Koning volftrekt meester maakte van het lot der Natie. Kort daarop liet de Graaf Douglas een uitvoerig Protest, tegen de genoemde Zekerheids - Acte, aantekenen, waar by hy trachtte te bewyzen, dat daar door de in 1772 ingeflelde, en door den Koning zeiven beëedigde, Regeeringsform geheel wierd onderst boven gekeerd: zynde daar te boven veele zaaken van aanbelang in dezelve in zulke dubbelzinnige bewoordingen uitgedrukt, dat men 'er de ruimte uitleggingen aan kon geeven. Dat de magt den Koning by die Acte gegeeven, om een aanval, lenden Oorlog naar zyn welbehaagen te voeren, hem in Haat zoude Hellen, om zo zwaare lasten op het Volk te leggen, als hy zoude dienflig oordeelen; 't geen de Natie geheel zoude uitputten, en den Koning tot de volltrekte oppermagt verheffen.  TEGENWOORDIGE EEUW. fen. Dat de magt aan den Monarch toegekend, om alle Ampten te begeeven, firydig was niet alleen tegen de Regeeringsform van 177a» maar insgelyks tegen het Staatsbefluit van 1786. Dat de magt, by het eerfte Ar'tykel der bewuste Acte den Koning toegekend, om het Recht zodanig ti doen bedienen, ah hy het voordeeügfte zoude oor-, deelen, eene Helling was, waar van men geen voorbeeld in eenig befchaafd land zoude vinden. Dat insgelyks het tweede Artykel, volgens welk de Koning twee Stemmen zoude hebben in de boogfïe Vierfchaar, volflrekt tegen het eerfie fcheen te firyden. Dat eindelyk alle volgende Artykelen zo veele fchendingen waren van de Grondwetten van den Staat, en van de Rechten der eerde Orden, zo meenigmaalen door de Ko« ningen uit het Huis van Wafa bekragtigd, en door den tegenwoordigen Koning zeiven tot driemaalen bezwooren. Waar by noch kwam, dat, zo wel de Staaten, als de Koning, by Eede verbonden waren, geene verandering in het Pvegeerings-Reglement van 1772 te gedogen: zo dat hen in deezen de handen waren gebonden. Het Dictamen van den Graave Douglas wierd door eene mengte andere noch nader aangedrongen, en met nieuwe bezwaaren bevestigd. Eindelyk Helde de Vice • Maarfchalk , na het aHoopen van eene menigte debatten, en na eene I 3 zitr  i34 GESCHIEDENIS der sitting van acht uuren, met luider ftemme voor; Of de Adel de Acte van Zekerheid goedkeurde % 't geen met een algemeen geroep van Neen wierd beantwoord. Toen deed de Vice - Maarfchalk de meerder bepaalde vraag, of de Adel dan de Acte van Zekerheid ganfcbeljk, en in alle opzichten, verwierp? waar op drie vier keeren, met genoegzaam algemeene Hemmen, geroepen wierd Ja, Ja: komende men verder hier in over een, dat van wegen den Adel Vertoogen aan den Koning zouden worden gedaan, om de redenen, welke die van den Adel bewoogen hadden, de begeerde Acte volkomen af te liaan, voor zyne Majesteit open te leggen. Met dit alles wilde de Adel wel goedkeuren het inleveren van een Dankadres aan den Koning, van wegen , Hoogstdeszelfs dapper gedrag, tot hier toe in den tegenwoordigen gevaarlyken Oorlog gehouden, iets waar over men reeds op den Ryksdag had gehandeld, voor het vatten der thans gearresteerde Edellieden. Ondertusfchen wierd by dit Adres fterk gedrongen op het herftel van den Vrede, indien daartoe eenige mogelykheid mogt zyn. Geduurende deeze Staatkundige gebeurtenisfèn, wierd op het Kasteel van Frederikhof een Hooge Krygsraad gehouden, over de Officieren die zich in Finland niet wel hadden gedraagen, en die van daar gevangelyk naar Stokholm waren over-  TEGENWOORDIGE EEUW. 135 overgebragt: terwyl die geene, welke geoordeeld wierden zich niet wel gekweeten te hebben in de Actie tegen de Deenen by Questrum, te Gothenberg zouden worden te recht gefield. Onder de befchuldigden by de Finlandfche Armée hadden zich intusfchen, .benevens eenige andere, noch te zoek gemaakt de Majors Jagerhorn en Kliek, die wel de fchuldigfle van allen wierden geoordeeld, om dat zy de Acte der Verbindtenis , welke gemelde Officieren met het Rusfifche Hof wilden maaken, hadden gefield, en de brieven , daar op betrekking hebbende, naar Petersburg hadden overgebragt. Dewyl ondertusfehen, door het vatten van het aanzienelyk aantal van Edellieden en Officieren , het Kasteel te Frederikshof te vol was geworden, wierd eerlang een merkelyk getal derzelve, onder de bewaaring der twee Bataillons van het Vrycorps van Dalecarlie, naar Drothingholm overgebragt. De Alleenheerfcher deed dit voorzeker, om die hem geheel toegedaane Burgerlyke Krygsbenden zo veel te fterker aan zyne belangen te verbinden. Met het zelfde oogmerk gaf hy aan het een dier Bataillons den naam van Onafhangelykheid, en aan het ander den naam van Eere : weetende dus Gustaaf, door in fchyn zeer Demokratifche maatregelen, het Volk te gebruiken, I 4 tot  f%6 GESCHIEDENIS du tot het bekomen van een volftrekt Opper* gezag. Door den geheelen Volksaanhang tegen de Ridderfchap gedeund, waagde het de Konisg eindeJyk, de Acte van Zekerheid, op den naam van den geheelen Adel , door den Maarfchalk , Graave van Löwenhaupt, te doen tekenen. Dit mishaagde niet weinig aan het lichaam der Edellieden, welke deeze ondertekening eerlang verklaarden, als in zich zelve nul en in 't geheel niet verpligtende , noch voor de Zweedfche Natie in 't algemeen, noch voor de Ridder - Orde in 't byzonder. By gelegenheid der eerfte algemeene Vergadering van de Ridderfchap, op den 7 van Grasmaand van 1789, na deeze gebeurtenis, las de Baron Wachtmeister een Dictamen voor, om in het Protocol in te lasfchen, by het welk hy te kennen gaf, dat hy, na verno. men te hebben het gebeurde ten opzicht der ondertekening, zelve by den Maarfchalk was gegaan, om naar de zaak te verneemen, welke hy tot zyne verbaasdheid dus had bevonden, als hy by gerucht had gehoord. Verder deed die Edelman een aantal aanmerkingen te boek brengen, over de onrechtmaatigheid en nietigheid van zulk een ftap, dewyl de Meerderheid der overige Orden van Staat de Eerfte Orde, met geen mogelykheid , kon noodzaaken hunne gevoelens te omhelzen, ïooral in Hukken, die het Grondwettig beftaan der  TEGENWOORDIGE EEUW. 137 der Regeering betroffen. De geheele Ridderfchap ftemde den Spreeker in alles toe, en be-, geerde dat het voorflel van het Protest des Adels zoude worden te boek gezet, waar toe de Vice Maarfchalk Lilienhorn niet zeer genegen was, fchoon hy verzekerde geen deel aan dit werk te hebben, en ook niet te hebben geweeten, dat de bewuste tekening door den Maarfchalk was ver« richt. Eindelyk liet hy zich echter tot het doen der voorzeide aantekening beweegen. Omtrent denzelfden tyd viel by de RidderIchap ook veel te doen, aangaande het verflag der Geheime Commisfie, met betrekking tot de nieuwe belastingen, en fchikkingen, welke noodig wierden gerekend tot het betaalen der groote kosten, welke de tegenwoordige Oorlog vorder, de. De Koning gaf ten dien einde aan de Ridders te kennen, dat de lyst, door de geheele geheime Commisfie opgefteld, was een geheel, of als een keten, waar van het onmogelyk zoude zyn eene ichakel los te maaken, zonder het grootst gevaar voor het gantfche Koningryk; waarom daaromtrent door den Adel geen voorflel moest worden gedaan , dan om het geheel uittrekzel uit het Protocol goed te keuren , of te verwerpen. De Monarch deed hier noch de boodfchap by voegen, dat de drie overige Orden hun pligt, omtrent den Koning en het 15 Ryk,  f33 GESCHIEDENIS dek Ryk, getrouwelyk hadden vervuld: waarom zy. re Majesteit zich vleide , dat de eerfte Orde niet langer zoude willen te kort komen, in het redden van een Vaderland , het welk der» zeiver Voorouders, ten koste van hun bloed en goed, verdeedigd hadden , doch 't geen thans onherftelbaar verboren zoude kunnen genaken , indien de Ridderfchap, door haare weigering, den voortgang der beraamde Artikelen ftremde. Het gelukte den Maarfchalk zyn voorftel zo hevig aan te dringen , dat de Ridders het niet durfden waagen, tegen het ontwerp iets in te brengen , waarom zy het goedkeurden , zo als het lag. De ftandvastige weigering der Ridderorde, in het aanneemen der Acte van Zekerheid, dagt men, dat den Koning zoude bewoogen hebben , zyn voorneemen te laaten vaaren, om dezelve als een Grondwet te willen doen doorgaan, te meer, daar 'er, na het inleveren van het Protest der* Ridderfchap, van den kant van het Hof niets verder in wierd gedaan. Doch men bedroog zich geweldig, dewyl de Koning, den tegenftand des weerloozen Adels weinig vreezede, daar hy het volle vertrouwen der overige Orden bezat, eerlang de bewuste Acte op de Ryks-Drukkery deed drukken, en alom afkondigen, als eene Wet, ten vollen verbindende voor de Zweediche Natie. Ook wierd  TEGENWOORDIGE EEUW. 139 wierd dezelve op den 17 van Bloeimaand van alle de Predikftoelen afgekondigd : waarop volgde de af* fchaffing des Raads, welke, by het niet zitten van de Ryksvergadering, de oeffening van het Oppergezag bevestigd. Het elfde Artikel der Acte van Zekerheid vorderde het oprechten eener opperde Koninglyke Vierfchaar, om in de plaast van dien Raad te verltrekken, die voor de eene helft uit Adelyke, en voorts uit Onadelyke, leden zoude beftaan, en yerdeeld worden in drie Departementen, wier bedieningen drie jaaren lang zouden duuren, wanneer de Leden op nieuw door den Koning zouden worden bevestigd, of afgedankt, om voor anderen plaats te maaken, naar dat de Monarch zulks goed zoude vinden. Voorts wierden, na het bevestigen van dit alles, de gevangene Ridders alle geheel ontflagen, uitgezonderd drie, welke gelast wierden zich naar hunne Buitengoederen te begeeven, en aldaar tot nader bevel te blyven. In het begin van Bloeimaand hadden intusfchen de vyandelykheden, tusfehen de Rusfen en Zweeden , in Finland weder een begin genomen. VeeIe honderden van Rusfen trokken , over het Ys, op de post van Anjala, alwaar de Lt. Collonel Baron van Armfeld de wagt had met een Jager Bataillon, welke de Rusfen tot onder het bereik van het gefchut liet naderen, wanneer de gelederen zich openden, en 'er zo fterk met Cartesch. kogels onder de Rusfen wierd gefchooten , dat  i4o GESCHIEDENIS dik dat, een aanzienelyk getal aldaar het leven liet. Daarentegen vernam de Rusfifche Lt. Gene.; raai Michelzon, dat de Zweeden een aanflag in den zin hadden op het Rusfisch Grondgebied, naby Lamela Sarie; waarop hy de Zweeden met zyne Kofakken overviel, en een aanmerkelyk getal neder zabelde, en veele wapenen veroverde. Noch gunfhger was den Rusfen eene andere ontmoeting met de Zweeden, die op den 4. van Bloeimaand van 3789, duizend mannen fterk,en met twee (tukken gefchut voorzien, by Wekkera over de Grenzen wilden dringen. Tot drie keeren vielen de Zweeden met groote hevigheid aan, op het aldaar geplaatlle minder (terk Rusfisch corps, 't welk hen telkens affloeg, en eindelyk noodzaakte, na het lyden van een aanmerkelyk verlies, met achterlaating van veel bagagie, af te trekken. In Frankryk bragt het gebeurde met het volk van den Prins de Lambesch in de Thuleries niet weinig toe, tot het vermeerderen der woede, welke de Paryfenaars, door het wegzenden van den Heer Necker, hadden opgevat. Geduurende den geheelen volgenden nagt was Parys in de grootfle verwarring: vreezende men, dat het Gemeen zich aan buitenfpoorigheden zoude fchüldig maaken, die men tot hier toe , als niet genoegzaam gewapend , bezwaarlyk zoude kunnen beletten. Het liep intusfchen noch al beter af, dan men had  TEGENWOORDIGE EEUW. 141 had gedagt. Dewyl het Gemeen zich vergenoegde met het in brand fteeken van eenige Barrières, en met het pionderen der Koorenzolders van het Lazarushuis, alwaar men veel Koorn meende te zullen vinden, hoewel te vergeefsch, dewyl 'er maar weinig voorhanden was; 't welk naar de Hal wierd gebragt. -De meer gegoede Burgers, niets dan alle wanorde van de poogingen van die losbandige meenigte voorziende, waren intusfchen bedacht om zich te wapenen, tot welk oogmerk de Wyken wierden opgeroepen, en in Burger» Compagnien gevormd. Het was intusfchen niec alleen de begeerte om de Plonderaars te beteuge» len, welke de Paryfenaars aanzette, tot het opvatten der wapenen, maar teffens wel degelyk het oogmerk, om het tegenwoordig befluur der zaaken geheel om te keeren; ten welken einde men een begin maakte met de Stads Regeering te herfcheppen, de oude leden der Magistratuur af te zetten, en daar nieuwe voor in de plaats te kiezen, wiet inzichten beter ftrookten met de geheime ontwerpen der Volksvrienden. Teffens wierden groene Cocardes aan den hoed gedaan om te ftrekken tot het zinnebeeld der hoop eener aanftaande Vryheid , welke niet weinig wierd vermeerderd, door het gedrag der Franfche Guarde , die zich by de Burger - Compagnien voegde, om, zo het heette, met dezelve tot bewas-  x4« GESCHIEDENIS oer waaring der rust, te Patrouilleeren. De Zwitzerfche Guarde deed het zelfde aanbod,doch dit wierd van de hand geweezen; denkelyk , om dat men daar zo goed niet op betrouwde. Deeze bleef intusfchen de patrouilleerende Burgers alom verzellen. Zelfs voegden zich daar by, op den 13 van Hooimaand van 1789 twee Compagnien van het Regiment van Provence, die hetzelve te St. Denys hadden verlaaten. Deeze wierden eerst in 't geheel niet betrouwd, doch zy toonden fpoedig overtuigende door hunne daaden, dat hen dezelfde geest van onaf hangelykheid , als de Paryfenaars, bezielde. Ras had men te Parys een genoegzaam aantal manfchappen tot eene omwenteling by eikanderen verzameld, doch het ontbrak noch aan een genoegzaamen voorraad van wapenen. Spoedig wierden 'er eenige kisten en wagens met Oorlogsbehoeften bemagtigd, die voor het leger der Militaire School beftemd waren: dewyl insgelyks een Vaartuig, met Buskruid gelaaden, wierd weggenomen. De voorraad van dit alles was echter geenzins voldoende voor de wydluchtige oogmerken die men koesterde: waarom de Hoofden van het Volk zich met hunne benden, ten getale van wel dertigduizend mannen, naar het Invalidenhuis be«? gaven, alwaar men wist dat wapenen waren te be-? komen. De Gouverneur vao die huis had aio-  TEGENWOORDIGE EEUW. 143 mogelyk eenige tegenweer kunnen doen, doch vreezende dat hy het toch zoude moeten opgeeven, en 'er dan (legt by vaa» ren, opende hy de Poorten, en ftclde dus in de magt van het Volk twintigduizend Geweeren, be» nevens twintig nukken Gefchut,en eenige Krygsbehoeften. Straks wierd het gefchut op de gewigtigfte pollen en toegangen geplaatst, en met bekwaame Artilleristen voorzien, die zich vry willig, in genoegzaamen getale, op deeden. Thans vonden zich de Hoofden van dit werk in ffaat, om iets van meer gewigt te ondernee» men; naamelyk het veroveren der Basdlle, welke met een onverwagten en ongemeenen voorfpoed wierd volbragt. Reeds vroeg in den morgen van den veertienden van Hooimaand, riep men in het Palais Rojal, de woonplaats van den Hertog van Orleans, Naar de Basülle ! «aar de Basülle ï Het hield ook niet lang aan, of het gewapend Volk begaf zich derwaard, alwaar alles in verwarring was, en dus geene behoorlyke verdeediging wierd gedaan. Het Volk maakte hier van gebruik, om de buitenfte valbrug aan Hukken te fchie» ten, waar door het op het eerfte Plein geraakte. Van daar begaf men zich naar het tweede Plein, en vuurde op de Soldaaten, welke de wagt hadden by de tweede Valbrug, 't geen hen weinoodzaakte om wederom te vuuren, 't geen zy herhaalden , toen het Volk, met nieuwe benden verfterkt, een  i44 GESCHIEDENIS der een tweeden aanval op genoemde Brug deed: gelyk ook toen het Volk, een uur laater, wederom aanvallende, hetWagthuis in brand wilde fteeken, wanneer 'er, uit een Huk gefchut, met yzeren bouten wierd gefchooten. Wat de reden der geringe verdee. diging van dit oud en fterk Kasteel geweest is, valt bezwaarlyk te bepaalen. Zeker is het, dat de bezetting zelve de Poorten opende, en de Vesting overgaf. Toen vloog het Volk woedende binnen, en maakte zich onder anderen meester van de Heeren Launay en Lofine, den Gouverneur en den Major der Bastille, die, door het Gemeen naar de Place de Greve gefleept, aldaar' wierden onthoofd, waarna men de Lyken met woede naakt langs de Straaten fleepte, en de Hoofden der Slagtoffers op pieken rond droeg. Van welke gebeurtenis wy hier een afbeelding hebben willen plaatzen. Launay was in een algemeenen haat, wegens zyn hard gedrag, omtrent de gevangenen : doch de Majoor was een alleruitmuntendst Man , die het lot der opgeflootenen fteeds, zo veel in zyn vermogen was, verzachtte ; zo dat men ten zynen opzichte ten minden allergellrengst, te werk ging. Tot verfchooning van deeze flappen, wierd doorgaans gezegd, dat de Gouverneur het Volk op het eerlle Plein had doen komen, zo het heette, om ;e capituleeren: doch dat hy 'er toen op eene trouwe-  De Loofden van den Gouverneur en Majoor der B&stjlle op pieLen rond tfedraffcn.   TEGENWOORDIGE EEUW. 145 trouwlooze wyze, met fchroot, onder had doen fchieten. Het nu eens uitgefpatte Gemeen, zag ras naar meerder flagtoffers om. De geweezen Groot • Provoost van Parys , de Flesfelles, had al een tyd lang in het oog geloopen, doch thans vond men een brief in eene der zakken van den Heer de Launay, waar uit bleek, dat hy met hem inftemde, en hem vermaand had, het noch maar eenige uuren uit te houden, binnen welke hy onfeilbaar eene genoeg ■ zaame gewapende magt tot Parys verwagtte, om de lust te herftellen. Op deeze ontdekking wierd hy doorfchooten, hem het hoofd afgehouwen, en voorts met het lyk gehandeld, gelyk als met dat van den Heer de Launay. De Heer Foulon, die by het. Volk zeer gehaat was, deed een gerucht loopen, dat hy overleeden was, en trachtte zich hier of daar te verfteeken: doch hy wierd gevat, naar Parys gefleept, en aldaar door het Volk ter dood gebragt, niettegenftaande de nieuwe Muni« cipaliteit veel moeite deed om hem te redden. Zyn Schoonzoon, de Heer Berthier, de Intendant van Parys, die ook gehoopt had te ontkomen, wierd te Compiegne gevat,naar Parys gefleept, en aldaar, na dat men hem het afgehouwen hoofd van zyn Schoonvader vertoond had, insgelyks van kant gemaakt. Een der Moordenaars was zelfs zo ver- IV. deel. ' K woed,  I4Ö GESCHIEDENIS der woed, dat hy hem 't hart uit het lyf rukte, en het, op de punt zyner zabel geftooken , rond droeg. Het gebeurde te Parys wierd fpoedig algemeen bekend te Verfailles, behalven aan den Koning, voor wien zulks door de hem omringende Staats, dienaars zorgvuldig wierd verborgen, als noch hoopende, dat zy zich door den ge wapenden arm zouden ftaande houden; en wel voorziende, dat hun Monarch, zo ras hy maar eenig gevaar in het geval zag , zoude toegeeven, en alles toeftaan, wat de gewapende menigte van hem mogt vorderen. De Nationaale Vergadering, die hier denkelyk eveneens over dagt, zond twee Deputatien ten Hove, om den Koning van den toeftand der zaaken te onderrechten. Doch de Staatsdienaars wisten hunne poogingen fteeds te verydelen, zo dat zy met onvoldoende antwoorden wederkeerden. Ondettusfchen begaf zich de Hertog de Liancourt, Grootmeester van de Guar. derobe des Monarchs, by den reeds naar bed gegaanen Koning, gaf hem kennis van het gebeurde te Parys, en fchilderde hem het gevaar, waar> aan hy zich en zyn gantfche Huis blootftelde, met het volgen der maatregelen zyner tegenwoordige Staatsdienaaren. De Koning, door dit verhaal niet weinig bewoogen, befloot aanftonds zich te werpen in de armen der Nationaale Vergadering, waarom  TEGENWOORDIGE EEUW. 147 om hy zich, op den 15 van Hooimaand van 1789, des morgens by dezelve begaf in twee rydtuigen, met zyn beide Broeders, zonder geleide, en zonder eenige Statie. Aldaar gekomen , deed hy eene aanfpraak , by welke hy de hulp der Vergadering verzocht , en te kennen gaf; dat hy reeds bevel had gegeeven tot het aftrekken der Krygsbenden, die naar Parys en Verfailles waren opontbooden geweest. Ook magtigde de Monarch de Vergadering , om van zyne fchikkingen aan de Hoofdftad kennis te geeven. Ongemeen groot was het genoegen van de meerderheid der Nationaale Vergadering over deeze aanfpraak des Konings, als ten vollen ftrooken* de met haare inzichten. De Praefident beantwoordde dezelve met een gemaatigd antwoord , en drong voornaamelyk op twee zaaken aan , te weeten op de droefheid, welke het wegzenden des Heeren Necker by de Natie had verwekt, en op de noodzaakelykheid dat de Vergadering fteeds een vryen toegang tot den Koning had, zonder tusfchenkomst van anderen. Op dit laatfte punt, vatte de KoniDg weder het woord, en beloofde, aan de Afgezanten der Vergadering fteeds een vryen toegang tot zyn perfoon. Voorts befloot men in de namiddag zitting, dat de Koning twee middelen tot het herftellen der rust in de Hoofdftad zouden worden aan de hand gegeeven, te weeren Ka de  148 GESCHIEDENIS der de wegzending der tegenwoordige Staatsdienaars, en het te rug roepen des Heeren Necker. De Commisfie tot het opflellen wierd gelast, ingevolge daar van, een Adres te vervaardigen, 't welk ten half acht uur wierd geleezen; waar na de Koning ten tien uuren des avonds deed aankondigen, dat hy bezig was, met het fchryven van een brief aan den Heer Necker, een verzoek aan denzelven behelzende, om weder te keeren: zynde voorts het verzoek des Monarchs, dat de Vergadering een brief fchreef van zoortgelyken inhoud, en de beide Misfives deed bezorgen; waar aan ook aanftonds wierd voldaan. Ondertufen zaten, in den haat geraakt; 't geen hem had doen befluiten, Luik te verlaaten, en zich naar zyn Buitengoed te begeeven. Derwaard volgde hem het Volk, en bragc hem dus zegevierend te rug; waarby bet dien dag bleef. Doch op den volgenden dag verfcheen het Volk alom in de wapenen, en riep dat de twee Regeerende Burgemeesteren het vertrouwen der Natie hadden veriooren, en dus moesten worden afgezet. Dit wierd flraks volbragt en de Heeren zonder verdere beleediging naar huis gezonden, dan alleen, dat hunne wapens, tot betooning van 's Volks ongenoegen over hun bellier, wierden verbroken. Na deeze verrichting ging men over tot het verkiezen eener nieuwe Stads Regeering, die voor de eerfte reize na het jaar 1084 thans op die manier  TEGENWOORDIGE EEUW. i$i manier wierd ingericht, welke door de Luikenaars alleen wettig wierd geoordeeld. De Heer Chestret op de floep van het Stadshuis verfchynende en het Volk, dat op de Markt vergaderd was, aanfpreekende, zeide tot hetzelve: De Oude Magistraat beeft het vertrouwen der Natie verhoren, men moet een nieuwen maaken: vne verkiest gy voor uwe Burgemeesters? Straks ging 'er een algemeen geroep op, dat niemand tot die aanzienelyke waardigheid behoorde bevorderd te worden, dan de Heeren Fabry en Chestret, die dezelve reeds voorheen met zo grooten lof hadden bekleed. Daar toe verzocht, waren die Heeren ook gereed de BurgemeesterJyke waardigheid aan te neemen: doch, daar 'er thans zo veel te doen zoude zyn, met eene geheele herfchepping der Stedelyke Regeering, verzochtenzy, dat hen twee andere bekwaame mannen mogten worden toegevoegd, onder den naam van Burgemeesters Mede - Regenten, waar toe de Heeren Lasfenge en Collogne wierden gekoozen; waar na men overging tot het verkiezen van een nieuwen Raad, beflaande uit vierentwintig Per. foonen. Om ondertusfchen deeze omwenteling een behoorlyken fteun te geeven, bragten de Hoofden van den aanflag, die niet op het Stadhuis van nooden waren, het Luikfche Volk, zo men meent, tot een getal van wel twintigduizend mannen , in de wapenen, door welke alle posten van aanbelang wierden bezet: moetende K 4 bet  252 GESCHIEDENIS der let klein getal der Bisfchoppelyke Soldaaten dezelve wel goedwillig verlaaten. Toen men dus de klem der zaaken volkomen in zyne hand had, dagt men het tydig, den Prins Bisfchop, die op zyn Buitengoed te Seraing was, te noodigen, om in de Stad te komen, en de gemaakte veranderingen met zyne handtekening te bevestigen. Ras verfcheen ook die Vorst in de Hoofdftad, en deed alles, wat men van hem vorderde, als wel ziende, dat hy 'er thans niets tegen vermogt. De fmalle Gemeente verwagtte nu, dat de affchaffing der Impofitien het onmiddelyk gevolg der verkreegene Vryheid zoude zyn. Doch de nieuwe Regeering liet den 24 van Oogstmaand eene Afkondiging doen, by welke den Volke wierd bekendgemaakt, dat de oude belastingen, by voorraad, hun gang zouden moeten gaan, dewyl 'er anders geene mogelykheid was, om de zaaken van het Bisdom, 't geen met aanmerkelyke fchulden beladen was, gaande te houden. Straks ontftond hier over eene zo algemeene gisting, dat de Magistraat twee dagen laster genoodzaakt wierd, de Verklaaring, die zo veel misnoegen had gebaard, in te trekken, en alle Stedelyke Impofitien te vernietigen. Teffens wierd een ieder verzocht, zyne bedenkingen op te geeven over de wyze, op welke de Luikfche Regeering het best op een vasten voet zoude kunnen worden gebragt. Onder;  TEGENWOORDIGE EEUW. 153 dertusfchen vernam men , op 't onverwagtst, dat de Prins Bisfchop, met zyn Suffragaan, den Graave van Meau, naar Trier was geweeken; waar uit men zich weinig goeds voórfpelde. 'Er wierd wel ftraks eene bezending door de nieuwe Regeering aan dien Vorst gedaan, om hem op het dringendst te verzoeken om weder te keeren. Doch hier toe was de Prins geheel ongezind ; maar verklaarde echter, dat hy noch goedkeurde alles, wat hy had onderteekend. Naauwelyks was de maare der Luikfche Revolutie te Wetzlar bekend geworden, of het Ryks Kamergerecht zond een Befluit aan de Luikfche Regeering , by 't welk dezelve gelast wierd, alles op den ouden voet te herftellen, met bedreiging , dat anderzins de Koning van Pruisfchen, benevens de Keurvorsten van de Paltz en van Keulen, als Directeuren der Westphaalfche Kreits, verzocht zouden worden het voorfchreeven Befluit gewapenderhand te doen uitvoeren. Zo ras de Magistraat dit onaangenaam berigt had ontvangen, gaf dezelve daar kennis van aan de Geestelykheid en den Adel, waarop de drie Orden beflooten eene Deputatie naar de Kamer van Wetzlar te zenden, om te vertoonen, hoe alles, 't geen te Luik was voorgevallen , eendragtiglyk was gefchied, zonder dat 'er een klager was tegen opgekomen; hebbende de Prins Bisfchop de gemaakte verandering door K 5 zyne  I54 GESCHIEDENIS der zyne onderteekening zelve goed gekeurd. Noch had die Deputatie last, daar by voor het Kamergerecht over te leggen eene nieuwe Overeenkomst tusfehen de overige Steden en Landfchappen des Bisdoras, met de Stad Luik zelve, ten blyke, dat het gebeurde door alle belanghebbende was goed gekeurd, en dat dus in deezen , als zynde eene huishoudelyke fchikking, geene tusfehenkomst van buitenlandfche Vorsten plaats -kon hebben. Om ondertusfehen niets van het geene te 'verzuimen , het geen zoude mogen dienen, tot afwen. ding van het dreigend onweder , beflooten de Luikenaars den Burgemeester Fabri naar Berlyn te zenden, om den Pruisfifchen Monarch, zo Jjet mogelyk was, in de belangen der Bisfchoppelyke Stad over te haaien, terwyl 'er andere Heeren naar de Ministers van de Hooge Directie der Kreits te Aken wierden gezonden, om by dezelve de nieuwe Conditutie, zo veel mogelyk zoude zyn, fmaakeJyk te maaken. Men meende ook eerlang, daar door veel gewonnen te hebben, en van het dringendst gevaar verlost te zyn. Mogelyk zouden de zaaken ook een gunfligen keer hebben genomen, zo niet het Luiksch Gemeen zelve daar een gewigrig nadeel aan had toegebragt, door een ge< weldig oproer, op den 8 en 9 van Wynmaand, voortgekomen door eenig gefchil, tusfehen het Volk  TEGENWOORDIGE EEUW. 155 Volk en de Patricifche Guardes, die hetzelve beletten wilden de Geestelykheid te kwellen, op welke men het fcheen gelaaden te hebben. Van woorden kwam men tot daaden, vallende het Graauw op de Guardes aan , van welke zy eenige nederfchooten, terwyl zy andere kwetflen, en ontwapenden. De Belhamels begaven zich ook naar het Stadhuis en deeden verfcheiden ongerymde eifchen, welke de Regeering , die aldaar zonder behoorlyke befcherming zat, wel genoodzaakt was, by voorraad, toe te ftaan. Ten volgenden dage kwam wél de Burgery in de Wapenen en vereenigde zich met de Guardes, waar na zy het gepeupel ontwapenden. Doch het gebeurde maakte zo veel geruchts, dat daar door den Kreits - Directeuren eene bekwaame gelegenheid wierd gegeeven, om zich met de Luiklche onlusten te moeien. Welhaast verfcheenen te Luik aanmaanende brieven; van de Ministers der Directie te Aken, om alles op den ouden voet te herftellen: terwyl men teffens vernam dat de Generaal van Sliesfen, Gouverneur van Wezel, van den Pruisfifchen Monarch last had bekomen, zich met eene vry aanzienelyke Krygsmagt naar Luik te begeeven, werwaard insgelyks de Geheime Raad van Dohm moest trekken , om , in de Commisfie van Executie, de hoedanigheid van Raad Directoriaal van den West- phaalfcheo  156 GESCHIEDENIS der phaalfchen Kriets aan te neemen. De drie Luikfche Orden vergaderden intusfchen te Luik, Staatsgewyze, en beraamden vry eenpaarig eene zogenoemde Grondwettige Herflelling, welke zy met een Courier naar Trier aan den Prins Bisfchop zonden, om zyne goedkeuring te bekomen. Doch thans was dezelve, die zich nu geheel buiten de magt der Luikenaars bevond, daartoe niet zo gereed als voorheen: antwoordende hy enkel: Dewyl de Staaten niet wettig vergaderd zyn, en myn Kapittel niet genoegzaam voltallig is, kan ik de genomene betluiten niet bevestigen. Ook hebben my de bejluiten van Wetzlar den weg geweezen, dien ik volgen most. Den 14 van deeze maand keerden de Luikfche Gezanten, die men naar Wetzlar had afgevaardigd, van daar vergeefsch te rug : terwyl 'er ten volgenden dage een bevel van de Akenfche Directoriaale Kamer kwam, om het Wetzlarfche Decreet aan te plakken. De Luikenaars, zeer ongenegen, om in deeze fchikkingen te berusten , voldeeden niet aan dat bevel, waarop zy den 30 van Wynmaand een nader Befluit der Kreits - Directeuren ontvingen, by het welk de Ministers van nieuw aandringen. „ Op „ de herflelling der oude Regeeringsform; gelyk „ ook op de herflelling der voorige Leden van den „ Ma-  TEGENWOORDIGE EEUW. 157 „ Magistraat der ftad Luik, in hunne bedieningen „ en werkzaamheid". Voorts zeiden zy. „ Jïn „ dewyl de tyd van acht dagen in het eerst Befluit „ van den 10 October voorfchreeven reeds vern loopen is, zonder dat de tegenwoordige Kegee„ ring daar aan voldaan heeft, zo hebben de „ Beftierende Ministers noch een naderen tyd van „ vier dagen bepaald, om daar aan te gehoorzaa„ men ; te gelyk bekend maakende , dat hunne „ Doorl. Meesters niet langer zullen wagten met „ hunne Troepen in genoegzaamen getale in 't Land „ van Luik te doen trekken: zynde dezelve thans „ ten vollen gereed om op marsch te gaan". De Luikenaars bleven, desniettegenftaande, ftandvastig, en dus wierd de aanmarsch der benden onvermydelyk, bezettende eerlang twaalfhonderd Pruis fchen het Stads Kasteel, terwyl de overige benden in de kleine Steden, en in de Voorlieden der grootere, wierden ingekwartierd. Ondertusfchen handelden de Kreits . Ministers oneindig toegeevelyker met de Luikenaars dan men had verwagt, want van hunnentwege wierd 'er den 27 van Slagtmaand eene Publikatie van 't Stadhuis gedaan, welke, na eene gepaste vooraffpraak, de volgende punten bevatte : 1. Dat (onder voorwaarde, dat de tegenwoordige Magistraat en Raadsheeren, zo van de Hoofdftad  i5S GESCHIEDENIS der ftad als van de kleine Steden, de openbaare rust zullen handhaaven, en dat 'er geen den minften tegenftand gebooden worde aan de inrukkende Troe« pen ) de tegenwoordige onwettig aangeftelde Le. den van Regeering niets voor de veiligheid hunner perfoonen of goederen zullen hebben te vreezen. s. Dat C onder uitdrukkelyke voorwaarde, dat 'er voldaan worde aan 't voornaamfte oogmerk van 't beveifchrift der Heilige Keizerlyke Kamer, en dat alle Magistraats ■ Perfoonen, die in Oogstmaand op eene onwettige wyze zyn aangefteld, afftand van hunne Airpten doen ) men, zo haast als mogelyk is, tot het vormen van eene nieuwe Stedelyke Regeering en Magistraats - verkiezing zal overgaan, cp die wyze als voor het jaar 1684 heeft plaats gehad: zullende men dan verder de vernietiging bevestigen van het tegenwoordig inconftitutionee! door den Prins Bisfchop zelfs afgekeurd Regee* rings - Reglement. Minder voldeed eene bekendmaaking, welke , met overleg van den Pruisfifchen Generaal van Schliesfen, door de Ministers der Kreits - Directie wierd gedaan, op 't oogenblik , dat de vereenigde benden in het Bisdom zouden trekken. Bevattende, dit ftuk de navolgende, beveelen. 1. Dat niemand, van wat ftaat of toeftand hy moge  TEGENWOORDIGE EEUW. i59 moge weezen, voorneeme, op de zwaarfle ftraffen, eenige zamenfpanning te verwekken tegen de Kreits - Troepen, ten einde zy niet genoodzaakt mogten worden naar de geftrenge regels van het Krygsrecht te handelen. Maar dat integendeel een ieder zich zoude beyveren, hen alle fchuldige achting te bewyzen. 2. Dat niemand onderneeme vuurwapenen te draagen, of verborgen geweer, zo by nacht als by dag, ook geen Zydgeweer, ten zy zyn ftaat hem recht geeft een Degen te draagen. 3. Dat niemand de Patriottifche Monteering draage , of die der Burger - Guardes, welke ge» duurende het oproer gemaakt zyn, en voorheen niet hebben beftaan. 4. Dat een ieder zich onthoudevan het opzetten en draagen der Cocardes, welke de party aandui* den, welke men is toegedaan. 5. Dat alle die geene, by welke Officieren en Soldaaten zullen zyn ingekwartierd, hun een gevoegelyk kwartier, een ieder naar zyn rang, zullen verfchaffen, en voorts bezorgen vuur en licht, het vuur voor de keuken, benevens dagelyks twee pond brood, een pond vleesch, genoegzaams groenten, 't noodig zout en peper, een Kan goed bier, of een pint wyn, voor ieder Man. 6. Dat een iegelyk, die hier aan weigert te voldoen, volgens Krygsgebruik, zal worden ge. ftrafr.  x6b GESCHIEDENIS des ftraft. Doch dat daarentegen, van den kant der Troupes, de naauwkeurigfte Krygstucht zoude worden onderhouden : wordende een ieder ver» zocht, om, zo 'er onverhoopt eenige ongeregeldheid door Krygslieden mogt worden gepleegd, daar van aanflonds kennis te geeven aan een der Militaire Opperhoofden; wanneer den belee» digden alle mogelyke voldoening zal worden gegeeven. In Braband, alwaar men meende dat de rust in 1788 volkomen was herfteld, borsten de gefchillen in het begin des volgenden jaars wederom uit, met eene verdubbelde hevigheid. De Derde der Brabandfche Staaten weigerden in 't begin van Louwmaand van 1789 de gevraagde Onderftandgelden, waar in dezelve , door die van Mechelen en Henegouwen, wierd gevolgd: zynde de reden deezer onwilligheid de verminking der Leuvenfche Hooge School, be» nevens noch verfcheiden andere fchendingen der zogenaamde Blyde Inkomfte. Het eerfte gevolg hier van was een bevel des Keizers, by het welk eene voorheen verleende Amnestie wierd ingetrokken ; teffens met eene fterke aanmaaning aan een ieder, om zich te wagten voor alle oproerige woorden en daaden. Noch wierd bepaald, dat 'er geen Abtten noch Abtdisfen meerder voor Braband of He- ne.  TEGENWOORDIGE EEUW. 161 negouwen benoemd zouden worden, en eindelyk , dat de Keizer zich, van wegen den tegenftand van den derden Staat, niet langer gehouden rekende aan de verpligting van de Blyde Inkomfte. Deeze fterke maatregels hadden geene geringe uitwerking op de beide eerfte Orden der Staats - Vergadering, welke zich by wege van Deputatie ten fterkften beklaagden over het gereezen gefchil, en van hun kant alles wat mogelyk was aanbooden, om hetzelve by te leggen. De nederige Vertoogen van de meerderheid der Brabandfche Staats - Vergadering hadden de gunftige uitwerking, dat de Monarch op nieuw vergetelheid wegens het gebeurde inwilligde. Teffens vernieuwde de Monarch zyne reeds gegeevene bevelen aan de Hoofden der Belgifche Geestelykheid, om aanftonds hunne, inde Kloosters ftudee» rende, Jeugd naar het Lovenfche Seminarium te zenden; waar aan ook wierd gehoorzaamd. Dan inzonderheid was daar tegen geweest de Kardinaal Aarts - Bisfchop van Mechelen, voor reden geevende, dat de Lovenfche Godgeleerden, niet genoegzaam rechtzinnig waren in de Katholyke Leer, 't geen een bevel, van wegen den Keizer aan dien Kerkvoogd, te wege bragt, om zich in perfoon naar Loven te begeeven , en aldaar de lesfen der Hoogleeraaren een genoegzaamen tyd by te woonen, om, aangaande derzelver ÏV. deel. L recht-  16» GESCHIEDENIS der rechtzinnigheid of onrechtzinnigheid, een be-. hoorlyk Rapport te kunnen uitbrengen. Hier tegen had de Bisfchop veel in te brengen, doch de Belgifche Minister, van Trautmansdorf, zond hem eindelyk een zeer eindig briefje, waar by hy, zo hy langer ongehoor. zaam bleef, met de volle ongenade des Keizers, en met eene voorbeeldige ftraffe, wierd bedreigd: 't geen hem veiligst deed oordeelen, van zich te onderwerpen, en de reis naaE Loven aan te neemen. De Pater Gardiaan van een der Capuciner . Kloosters te Brusfel, die met zyne Klooster, lingen aan het hen gegeeven bevel ten opzichte van het Lovenfche Seminarium niet hadden willen gehoorzaamen , wierden ook tot hun nadeel gewaar, dat het dreigen van den Keizer ter deeg ernst was. Want op den vyfden van Lentemaand van 1789 begaf zich een Detachement van het Drost-Ampt in gemelde Klooster, en floot hetzelve, benevens de Kerk,, na dat zy de Geesteiyken daar hadden uitgeleid, wier Pater Gardiaan, onder het geleide van twee Ruiters, naar den kant van Braband, op de Luikfche Grenzen wierd gebragt, en dus in ballingfchap verzonden. In Henegouwen ging men teffens, op bevel des Keizers, over, tot het vernietigen van twee Abtdyen, die h> zon*  TEGENWOORDIGE EEUW. 163 ëonderheid, in het wederftreeven van 's Keizers Wil, hadden uitgemunt; wordende den Abten toegelegd een Jaargeld van vyftienhonderd, en ieder Geestelyken een van vierhonderd guldens, Eene dier Abtdyen poogde zich daar tegen wel te verzetten, by wege van Recht, en deed ten dien einde aanzoek by den Raad van Braband : doch de Regeering waarfchuwde gemelde Gerechtshof, zich daar mede niet te bemoeien; dewyl dezelve de zaak befchouwde als zuiver Politiek, en alleen betrekkelyk tot de handhaaying van het Oppergezag. Het fmeulend ongenoegen der Brabanders borst ondertusfchen wat laater uit, met eene geweldige vlam, by gelegenheid der verbaazende omwenteling in het nabuurig Frankryk. Reeds in het laatst van Hooimaand ontiïond te Thienen eene allergeweldigfte beweeging, by gelegenheid , dat 'er iemand , die zich voorheen te buiten had gegaan, wierd gevangen genomen. Een Boer, die hem wilde ontzetten, wierd op ftraat dood gefchooten, door het Detachement, 't geen*, om hem te vatten, van Brusfel was gezonden. Een ander Boer, dit gezien hebbende, bragt daar de tyding van in de nabuurige Dorpen, 't geen eene zamenfchooling van meer dan vierhonderd Boeren verwekte, die, met allerhande wapenen voorzien, zich naar Thienen begaven, het huis van L a den  jfj+ GESCHIEDENIS der den Hoofd • Schout pionderden, 't zelve aj> braken, en de Huisgeraaden en Papieren op de Markt verbrandden. Ras kwamen 'er noch meer Boeren te voorfchyn, waar op het pionderen, tot meerder huizen van Lieden, die der Volkzaake niet toegedaan waren, overfloeg: zo dat 'er ruim vyfentwintig huizen waren uitgeplonderd, eerde Magistraat, met de Burgery, in ftaat was het geweld te fluiten, Te Leu. ven dachten de misnoegden, in den omtrek verzameld, dezelfde rol te fpeelen, doch men was hier met een genoegzaam aantal Krygsvolk op zyn hoede, zo dat de Boeren, die een aanval op die Stad durfden waagen, met verlies van meer dan honderdenvyftig dooden, wierden afgeweezen. Deeze beweegingen waren inmiddels maar geringe voorbooden van ernftiger gebeurtenisfen, die in Wynmaand hun begin namen. Zedert eenigen tyd belpeurde men reeds, dat de misnoegde Brabanders hun land verlieten, en zich in grooten getale in de nabuurige Dorpen van Staats - Braband, vooral in den omtrek van Breda, verzamelden, alwaar zy geduld wierden, mits dat zy alles wel betaalden, en zich niet in den Wapenhandel oeftenden. Ondertusfchen hadden zy zich zeer wel weeten te voorzien van het noodig Krygsgereedfchap, waarop zy zich in verfcheiden Colommen verzamelden, en  TEGENWOORDIGE EEUW. 16$ en het Staatsch Grondgebied op den 24 van Wynmaand verlieten , om een inval in de Keizerlyke bezittingen te doen. Welhaast begaven zy zich naar Hoogftraaten, en vonden aldaar zo weinig cegenftand, dat zy die plaats ge-' makkelyk veroverden, en 'er eenige werken, tot hunne verdeediging, opwierpen. Op alle plaatzen, door welke zy trokken, verklaarden zy den Keizer, Jofeph den II, vervallen van zyne Souverainiteit over de Nederlanden: naardien hy 's Volks voorrechten, door het vernietigen der Blyde Inkomfte, had gefchonden. Van Hoogftraaten begaven zy zich, thans wel drieduizend mannen fterk , naar Turnhout, en maakten zich insgelyks meester van deeze Plaats, die ook ras met eenige opgeworpen aardewerken wierd bevestigd. Doch hier wierden zy aangevallen door drieduizend Keizerlyken, onder het bevel van den Generaal Major van Schroder, die zyne vyanden, door het fchieten uit eenige ftukken gefchut naar het Kerkhof deed wyken. Aldaar had de Generaal van Meersfen, de aanvoerder der Bra-, banders, zyn Volk zo wel geplaatst, dat de Keizerlyken, die aanrukten, om deeze post weg te neemen, van alle kanten wierden befchooten, en eindelyk genoodzaakt, met groot verlies at' te trekken, en raar Lier te wyken, om aldaar meer verfterkingen af te wagten. Van een anderen kant kwamen, uit den omtrek van L 3 Ber;  $06 GESCHIEDENIS der. Bergen op Zoom, meer dan tweeduizend mis» noegden te voorfchyn, en namen bezit van de Forten Lillo , de Kruisfchans , Liefkenshoek , en van Sandvliet. Ook vermeesterden zy het Keizerlyk Wagtfchip by Lillo, en vervoerden hetzelve naar Bergen op Zoom. Ondertusfchen vergaderden de Abten van Tongerlo en van St. Bernard, met eenige andere der yverigfte en meest misnoegde Brabandfche »Staatsleden, te Turnhout, en beraamden aldaar in den naam der Staaten van Braband verfcheiden Manifesten, by welke Keizer Jofeph de II van zyne Rechten vervallen wierd verklaard, en afgezwooren. De fteller en ondertekenaar derzelve , was de beroemde Advocaat van der Noot, die den naam van Agent der Staaten van Braband had aangenomen. Ondertusfchen konden de misnoegden het tot hiertoe niet te Turnhout Uithouden, maar weeken den y van Slagtmaand naar Baarle, het laatfte Dorp aan de Hollandfche Grenzen, toen zy vernamen , dat de merkelyk verfterkte Keizerlyke benden in aantocht waren, om hen op het lyf te vallen. Van daar begaven zich de hoofden des werks weder naar Breda, alwaar zy ook reeds voorheen in ftilte hunne Vergaderingen hadden gehouden. Doch, 't geen niet weinig opziens baarde; thans bragten zy mede derwaard, als Krygsgevangen , den Baron van Krumpipen , Can-  TEGENWOORDIGE EEUW. i6> Cancelier van Braband, dien men op zyn Buitengoed, by Lillo, had opgelicht. Ondertusfchen was die Heer naauwelyks in Breda binnen gebragt, of H. H. Mog., van dit geval door het Hof van Brusfel bericht hebbende bekomen , zonden daaromtrent den noodigen last aan den Bevelhebber der bezetting van Breda, die dien gevangen deed af haaien, en, onder een genoegzaam Staatsch escorte, tot zynent wekerkeeren. De maatregelen, door welke men de misnoeg» den genoodzaakt had, Turnhout te verlaaten, fcheenen niet weinig te zullen ftrekken , om alle hunne ondeineemingen in duigen te gooien: te meer, daar men een Cordon maakte, om hen het indringen van een anderen kant te beletten. Ondertusfchen begingen de Oostenrykers hier in den misdag , dat zy de Schelde, beneden Antwerpen, niet genoegzaam bezettenden. Hier van maakten de op Hollandsch grondgebied geweeken misnoegden gebruik, en itaken by Lillo over de Schelde, van waar zy zich begaven naar Beveren, een groot Dorp van Vlaanderen, niet ver van Antwerpen, en voorts over Lokeren naar Gent, in welke groote Stad maar eene bezetting van agthonderd mannen lag, meest behoorende tot het Regiment van Clairfait. Zo dra men dit te Antwerpen gewaar wierd, trokken van daar aanftonds vyfduizend mannen uit, om hen den toeL 4 gang  i63 GESCHIEDENIS der gang naar Gent te beletten. Doch de Patriotten waren een dag in de voorkans, en overweldigden aldaar eene der Poorten , die met maar vyfentwintigmannen bezet was. De bezetting, zich toen te zwak bevindende om weerftand te doen, week binnen het half afgebrooken Kasteel in de Cafernen; waarop de geheele Stad zich voor de misnoegden verklaarde, en fpoedig eenige huizen van voornaame Keizerlyke Amptenaaren wierden geplonderd en verbrand. Intusfchen waren de vyfduizend Keizerlyken van /uitwerpen ook aangekomen, en trokken van een anderen kant binnen de Stad; maar de Burgers, door de misnoegden geholpen, booden een zo Herken wederftand uit de huizen , dat de benden genoodzaakt wierden de Stad te verlaaten: waarna zy van buiten op de Stad een geweldig vuur maakten, vooral metHaubitfers, waar door veele huizen wierden vernield. Ondertusfchen kwam uit alle oorden van Vlaanderen een meenigte volk toevloeijen, om de Gentenaars te helpen, waar door dezelve fterk genoeg wierden om de bezetting in het Kasteel te noodzaaken zich Krygsgevangen over te geeven: moetende de benden, die de Stad van buiten benaauwden, ook eerlang onverrichter zaake, en met groot verlies, aftrekken. Naauwelyks was dit gewigtig nieuws naar Brug* ge overgeflagen,of de£urgery verfcheen daar mede  TEGENWOORDIGE EEUW. i6 de in de Wapenen , en noodzaakte de bezetting, die maar tweehonderd mannen ilerk was, zich, na een aanmerkelyken tegenftand, gevangen te geeven. Te Oostende deed dc Bevelhebber der Stad het zwaar gefchut op de Wallen brengen, om op de misnoegden, zo dezelve naderen mogten, te kunnen ichieten. Ondertusfchen vertoonde de Burgery aan den Magistraat, dat daar ten minsten voor veertig Millioenen waardy aan Koopmanfchappen in de Pakhuizen was, waar op eene onderhandeling tusfehen de Regeering en den Bevelhebber volgde, waarna het gefchut wierd te rug gebragt. Kort daarop ver. liet de bezetting de Stad, en trok op Franfchen bodem, waarna de Stad, zonder tegenftand, aan de misnoegden overging. Yperen, Meenen, Kortryk en Doornik volgden onmiddelyk het gegeeven voorbeeld; waarop de Staaten van Vlaanderen,reeds op den23 van Slagtmaand, te Gent, vergaderden. De tyding van eene zo fpoedige en önverwagte omwenteling verwekte te Brusfel eene zo groote verbaasdheid , dat het geheele Hof van daar de vlucht naar Duitschland nam, met veertig rydtuigen. Eer de zaaken zo verre gekomen waren, trachtte men noch wel de gemoederen ter neder te zetten, door een nieuw Plakaat van Amnestie, en door in de voornaamfte Volksgrieven merkelyk toe te geeven. Doch het was thans te laat, om door L 5 zachte  170 GESCHIEDENIS der zachte middelen iets uit te voeren, tegen eeni Volk , 'c geen zyne kragten had leeren kennen , en 't geen wel wist, dat de Keizer thans van zyne Nabuuren geen byftand te wagten had, terwyl hy zelve de handen met den zwaarwigtigen Turkfchen Oorlog te vol had, om zyne Soldaaten behoorlyk in België te verfterken. In Braband hadden de misnoegden zich inmiddels meester weeten te maaken van Diest, Leuven en Tirlemont, waarom zich de Keizerlyken naby Judoigne verzamelden, om de Vryheidzoonen te keer te gaan. Men was aldaar van weerkanten te wel gelegerd, om eikanderen te befchadigen, 't geen aanleiding gaf tot eene vriendelyke onderhandeling, die mogelyk gelegenheid tot eene ftilftand van wapenen zoude hebben gegeeven; zo niet de ftad Brusfel zelve op 't onverwagtst de Keizerlyke Opperheerfchappy had afgeworpen. Reeds een tyd lang had men ook aldaar naar verandering geHaan: doch het duurde tot den tienden van Wintermaand van 1789, eer de Burgers de Brabandfche Patriottifche Cocarde aan de hoed plaatften. Dit wierd door de Krygslieden zeer euvel genomen , en verwekte alom vechteryen door de Stad. De Burgers van hun kant voorzagen zich ook van geweer, verzamelden zich in Compagnien, en begonnen op de Krygslieden te vuuren, onder aanvoering van den Baron van  TEGENWOORDIGE EEUW. 171 gery te verbeelden, insgelyks in die Vergadering zitting zouden neemen. In Frankryk had zich intusfchen de Koning, na de maare der geweldige beweegingen in de Hoofdftad, niet alleen met de Nationaale Ver. ga-.  TEGENWOORDIGE EEUW. i;j gadering vereenigd, maar gaf zelfs den 17 van Hooimaand te kennen, dat hy zich in perfoon naar Parys dagt te begeeven , om daar door alles, wat in zyn vermogen was, toe te brengen tot het herftel der algemeene rust. In deeze omftandigheden hield hy een geleide van Krygslieden ongepast, en begaf zich naar de Hoofdftad, enkel met twee rydtuigen, in wier eerfte de Monarch alleen gezeeten was met den Graave d'Estaing den Capitein zyner Guardes en noch twee andere Heeren. By de aankomst des Konings wierd het gefchut tot twee keeren gelost, en de train van weerkanten gedekt door de gewapende Burgery, die eene driedubbele rei maakte, van Seve af tot aan het Stadhuis, aan 't welk de Koning op den middag ten vier uur uit zyn Rydiuig flapte, onder een groot gedrang der van alle oorden toegevloeide meenigte. Toen de Koning in de Vergaderzaal gekomen was , las men hem voor, alles, wat 'er beraamd was, tot beveiliging der Hoofdftad, naamelyk het oprechten der Burger • Militie , het verkiezen van den Marquis de la Faiette tot Collonel Generaal der Burgery , en van den Heer de Bailly tot Major der Stad of Provoost der Kooplieden. Alles wierd door den Koning goedgekeurd, welke hierop zeer deftig door den Heer Moreau de St. Mery wierd aangefprooken, betuigende de- zei-  174 GESCHIEDENIS dir zelve, onder anderen, het groot geluk dei Vergadering, van een Burger - Koning in haar midden te zien, die de wetten wilde doen herleven, en alleen door dezelve regeeren, gelyk de Monarch een oogenblik eerder had betuigd. Niet alleen nam de Koning daar in , zo het fcheen, veel genoegen, maar hy nam insgelyks de hem aangebooden Nationaale Cocarde aan, plaatfte die aan zyn hoed, en verfcheen daar mede voor een der openfèaande raamen ; waar op het weergalmde van 't geroep: de Natie leve! de Koning leve! Vervolgens wierd 'er eene zeer aandoenlyke redevoering gedaan door den Heere Lally Tolendal, die door den Koning zeer vriendelyk wierd beantwoord : waar op de Monarch zich onder de grootfte toejuichingen weder naar Verfailles begaf. Op deezen dag hadden boven anderen in vrolykheid uitgemunt een hoop Vischvrouwen of Potsfardés, die, van de aanftaande komst des Ko. nings verwittigd, zich in den vroegen morgen naar Verfiülies begaven, en zich aldaar rykelyk hadden voorzien met takken van Oranje- en Laurier-boomen, en Bloemekranzen, (gelyk in nevensgaande Plaat is afgebeeld ) met welken zy verzierd, de Koets des Konings onder een geduurig roepen van Vive le Roi! Vive la Nation! [dat is: Lang leeve de Koning! Lang leeve de Natie! ] naar Parys hadden geleid. Niet  De Vrouwen roepen: Vive Ie Hoy, Vive la Nation!   TEGENWOORDIGE EEUW. 175 Niet alleen in Parys was, door het wegzen-' den van den Heer Necker, eene zo groote be. weeging en omwenteling van zaaken ontftaan, maar dezelve had zich byna gelyktydig in de meeste Provinciën van Frankryk geopenbaard, komende alom het Volk in de wapenen; by welke gelegenheid de Adel en derzelver Kasteden , aan veele Oorden, op eene verregaande wyze, wierden mishandeld. Ondertusfchen ontving de Heer Necker te Bazel den Courier, die aan hem met de brieven van den Koning, en van de Nationale Vergadering, was gezonden, om hem te rug te roepen, waar aan hy ook voldeed : komende hy op den 28 van Hooimaand , 's avonds ten tien uuren, te Ver» Tailles. Men plaatfte ftraks aan zyne deur eene Burger • Wagt. Den volgenden morgen verfcheen hy op het Levé van den Koning, en op den namiddag in de Nationaale Vergadering , alwaar hy te kennen gaf, dat, niet» tegenftaande hy gehoopt had dat hy zynè overige dagen in rust zoude kunnen doorbren» gen , hy echter niet had willen nalaaten van, op het verzoek eener zo aanzienelyke Vergade* ring, weder te keeren. De Hertog de Liancourt, die thans de voorzitter der Vergadering was, beantwoordde de aanfpraak van NecXer op eene zeer  i?6 GESCHIEDENIS der zeer verpligten.de wyze, waarna de Vergadering het befluit nam, dat, zo ras tweehonderd Leden van de twaalfhonderd tegenwoordig waren, de Vergadering van kragt zoude zyn, en dat één ftem boven de helft dier aanwezen' den, voldoende zoude zyn , om de meerderheid te maaken tot een wettig Staatsbefluit. Ten volgenden dage, den 30 van Hooimaand van 1789 begaf zich de Heer Necker naar Parys, en wierd aldaar met groote vreugde ontvangen! Na de behoorlyke aanfpraaken bood de voor-" zitter der Municipaliteit den Staatsdienaar de drie kleurige Cocarde aan, welke hy ook aanflonds aan zyn hoed plaatfte. Hierop deed Necker eene zeer vredelievende aanfpraak, behelzende het verzoek, om eene algemeene' Vergiffenis af te kondigen, voor die geene, welke by het Volk in verdenking waren, ert zich gedeeltelyk door de vlucht, en voorts door zich te verbergen, hadden gered; 't geen ook aanftonds met veel hartelykheid wierd goedge* keurd. Doch reeds by deeze gelegenheid ondervond de Heer Necker, dat zyn ontwerp, om het Franfche Ryk volgens de beginzelen eener «zuivere Wysbegeerte gelukkig te maaken, zo gemakkelyk niet zoude gelukken, als hy wel iiad gehoopt. Want naauwelyks was het op 't Stad-  TEGENWOORDIGE EEUW. 177 Stadhuis genomen befluit aan de zesenzestig Wyken bekend gemaakt, of 'er ontftond eene algemeene gisting, wtlke de Stads Regeering noodzaakte het arrest te herroepen. Ook wierd de Baron de Befenval, dien men op de Grenzen had aangehouden, en wiens loslaating op Neckers verzoek was beflooten, door dit nieuw befluit, in eene naauwere bewaaring gefteld. De Nationaale Vergadering was intusfchen bezig , met het maaken der noodige Decreeten, om het Ryk in een beteren ftaat te Hellen dan tot hier toe had plaats gehad. Aanmerkelyk was vooral de dag van den 6 van Oogstmaand van 1789, op welken de volgende Wetten wierden gemaakt, en eerlang afgekondigd. I. De Doode Hand, Dooden Lasten , Vroondienften, Rechten van Vuur , Waak , Wagt en alle andere Leenroerige Dienstpligtigheden , onder welke naamen dezelve mogen plaats hebben, gelyk ook de vergoedingen in geld daar voor in de plaats gefteld, zyn zonder eenige vergoeding afgefchaft. II. De Dwangrechten, hoedanig die ook zyn mogen, en alle Landheerlyke Rechten, als Cyn-; fen, Renten, Recognitiën, Rechten van Verleijing, Oogst-Land- Wigt-en Maat- Rechten, en andere, onder welke benaaming het ook zyn IV. deix0 M moge,  ■ijS GESCHIEDENIS der moge , zullen afkoopbaar zyn, ten welgevalle van de. Rechtpligtigen, volgens pryzen, naar wederzyds genoegen, of, volgens de evenredigheden daar toe door de Nationaale Vergadering ïe reguleeren. III. Het uitfluitend Recht van Duiventeeld Wordt voor altoos, vernietigd, zullende ook de Duivehokken en Duivefchotten moeten worden afgebroken. IV. Het uitfluitend Recht van Jaagen en Vis« fchen wordt insgelyks vernietigd, en alle Eigenaars zullen gerechtigd zyn, te Visfchen en te laaten Visfchen in de Beeken en Rivieren, die laDgs hun Landgoed vloeien, gelyk ook om alle Wild op hun eigen goederen uit te roeien en te doen uitroeien. V. Insgelyks wordt vernietigd het RechE van Diergaarden. VI. De Landsheerlyke Jurisdictiën zyn zon-? der fchadevergoeding vernietigd. Zullende echter de Bedienaaren dier Gerechten hunne posten behouden, tot dat de Vergadering een middel zal hebben gevonden om dezelve met de Koninglyke Jurisdictiën te veree» nigen. VU. De Tienden in Natuur, (Kerkelyk^ Wereldlyk- of Leenroerend ) zullen verwisfeldi worden in Erkentenisfen in geld. VIII. Alle  TEGENWOORDIGE EEUW. 179 VUL Alle Grondrechten, het zy in natuur, het zy in geld, zullen af koopbaar zyn. Dl. 'Er zal onmiddelyk worden voorzien in de vestiging van eene kostelooze uitoeffening der Justitie, en in het affchaifen der verkoopbaarheid van de Rechterlyke bedieningen. X. De toevallige Rechten der Landpastoren zyn afgefchaft, en 'er zal voorzien worden in de vermeerdering der vaste inkomften, en op de begiftiging der Kapellaanen. Ook zal 'er een Reglement worden vastgefteld, om het lot der Pastoren in de Steden te vestigen. XI. Alle Geldelyke Privilegiën , perfoneel of reëel, in zaaken van Subfidien, zyn voor eeuwig vernietigd, derzelver ontvangst zal gaan over alle Burgers en over alle Goederen, op gelyke wyze en in dezelfde form. Voorts zal 'er ge* raadpleegd worden op de middelen , om alle de evenredige betaalingen der belastingen uit te werken, zelfs voor de zes verloopen maanden van het loopend Inpost jaar. XII. Dewyl eene Nationaale Conflitutie en openbaare Vryheid voordeeliger is voor de Provinciën dan de Privilegiën, die zommige genooten, en wier opoffering noodwendig is, zo wordt verklaard, dat alle byzondere Privilegiën van Provinciën , Prinsdommen , Steden , Corporatien en Broederfchappen, het zy geldi-  t8o GESCHIEDENIS der ge, het zy van eenigen anderen aart, zonder ruggekeer afgerchafc zyn, en verfmolten zul* len blyven in de Rechten, die aan alle Franfchen gemeen zyn. XIII. Alle Burgers, zonder onderfcheid van geboorte, zullen tot alle Kerkelyke, Burger, lyke en Krygs - bedieningen worden toegelaaten. XIV. De Annaten, of rechten op Abdyen en Bisdommen, gelyk ook de Vacatuurjaaren van de Pastoryen, worden afgefchaft. XV. De meerderheid van Kerkelyke Benincien en Pennoenen zal voortaan geen plaats meer grypen. XVI. Op het verflag van de Lyst der Pennoenen, zal de Nationaale Vergadering zich verledigen met de affchaffing der zodanige, die niet verdiend worden; gelyk ook met de befnoeijing der buitenfpoorig groote: behoudens het bepaalen eener fomme, over welke de Koning ten dien einde zal kunnen befchikken. XVII. De Nationaale Vergadering bepaald, dat, ter nagedagtenis der groote Refolutien , die tot heil van Frankryk woraen genomen, eene Medaille geflagen, en ter dankzegging een Te Deum in alle Parochiën en Kerken des Ryks zal gezongen worden. XVüI. De Nationaale Vergadering proclameert  TEGENWOORDIGE EEUW. 181 meert plegtiglyk Koning Lodewyk den XVI, ais Herfteller der Franfche Vryheid. XIX. De Nationaale Vergadering zal zich en Corps by den Koning begeeven, om zyne Majesteit het genomen Arrest aan te bieden, hoogstdezelve hulde te doen van haare eerbiedige dankerkentenis , en zyne Majesteit te filiciteeren met het geluk , dat hoogstdezelve bezit, om over eene zo edelmoedige Natie te gebieden. Zyne Majesteit zal noch gebeden worden te vergunnen, dat dit Te Deum in hoogstderzelver Capelle worde gezongen, en dat hy daar by zelve in hooge Perfoon adfisteere. De Heer Necker had intusfchen te kennen gegeeven, dat 'er volftrekt dertig millioenen noodig waren om de zaaken gaande te hou. den, welke hy wilde genegoiieerd hebben tegen vyf procento. Doch veele Leden der Nationaale Vergadering waren van ge dagten, dat men dit geld wel een half procento minder zoude kunnen bekomen, waarom ook hier toe beflooten wierd; hoewel met een zeer flegt gevolg. Toen floeg de Staatsdienaar eene Negotiatie voor van tachtig millioenen, half in geld, en voorts in ordinaire Franfche Effecten, alles tegen een intres van vyf procento , en met belofte van aflosfing na verloop van tien jaaren. Deeze M 3 leening;  i82 GESCHIEDENIS der leening maakte een goeden opgang: doch een ieder voorzag wel, dat 'er grootere op. offeringen, dan tot hier toe hadden plaats gehad, zouden noodig zyn om de zaaken op den duur gaande te houden, 't Geen zommige vermogende Voorflanders der thans aangenomene beginzelen bewoog tot het doen van aanmerkelyke gefchenken aan 's Lands Kasfe. Eenige Geestelyken , die in dezelfde denkbeelden ftonden, of zulks ten minften veinsden , voegden zich daar v insgelyks by , en bewerkten de overgifte der Tienden , ten voordeele van den Lande, en zonder fchadevergoeding. Maar noch veel verder dan deeze Heeren , ging de , Marquis de la Coste , een Man, wiens nagedagtenis by veele Hollandfche Patriotten noch zeer wel in geheugen is, deeze deed naamelyk het voorflel, dat de gebeele Masfd der Kerkelyke goederen aan de Natie toebehoorde., welk voorflel nader wierd aangedrongen in een breedvoerig Vertoog van den Ridder Alexander van Lameth, die onder anderen beweerde, dat het alleen der Natie toekomt te oordeelen, over het gebruik, 'l welk van alle Geestelyke Stichtingen en Giften moet worden gemaakt. Tot het beter bevorderen der nieuwe Negotiatie, wierd eerlang, op voorflel van den Heer Necker,  TEGENWOORDIGE EEUW. 183 ♦ Necker, het reeds genomen Raadsbefluit, by het welk de openbaare fchuld gefteld was onder de befcherming van de eere en de pligtmaatigheid der Franfchen , nader bevestigd by een Raadsbefluit van den 27 van Oogstmaand: onder anderen liet de Vergadering by dit befluit de wyze, op welke men de nieuwe Leening in train zoude brengen, over aan de Uitvoerende magt, met by voeging, dat in geen geval, en onder geen voorwendzel, eenige korting noch vermindering op eenig deel der openbaare fchuld zoude mogen worden gemaakt; 't geen de waarde der Franfche Effecten niet weinig deed xyzen. Veel genoegen gaf ook de veiklaaring van de Rechten van den Mensch, opgefteld door den Abd Seijes, en door de Nationaale Vergade.' ring aangenomen. Dit ftuk , 't geen waarlyk veel fchoons bevat, beftaat uit de volgende Artikelen. I. Alle menfchen worden vry geboren en bly-; ven gelyk in Rechten: de maatfchappyelyke onderfcheidingen kunnen alleen op het gemeen© nut gegrond zyn. II. Het einde ( of oogmerk ) van alle Staatkundige Maatfchappy moet zyn de bewaaring der natuurlyke en fonvervreemdbaare Rechten van den Mensch. Deeze rechten zyn de Vry- M 4 heid,  184 GESCHIEDENIS der heid, de Eigendom, de Veiligheid en de tegenftand cegen de Verdrukking. III. Het begin zei van alle Oppergezag huis-i vest wezendlyk in de Natie. Geen Lichaam, geen enkel Perfoon, heeft het recht om eenig gezag te oeffenen, welk van haar niet is uitgegaan. IV. De Vryheid beftaat hier in, dat men alles mag doen wat aan een ander niet fchadelyk is. Dus heeft de oeffening der natuurlyke Rechten van elk Mensch geene andere paaien , dan die, welke aan andere Menfehen een vry gebruik van deszelfs Rechten verzekeren. Deeze grenzen kunnen niet bepaald worden dan door de Wet. V. De Wet moet geene daaden verbieden, dan die fchadelyk zyn voor de Maatfchappy. Al wat niet verboden is door de Wet, mag niet verhinderd worden, en niemand mag gedwongen worden, iets te doen, dat zy niet gebiedt. VI. De Wet is de uitdrukking van den algemeenen wil , en alie Burgers hebben het Recht, om perfoonelyk, of door hunne Vertegenwoordigers, mede te werken, tot haare formeering. Zy moet dezelfde voor allen zyn, het zy dat zy befchermd, of dat zy ftrafr! Dewyl alle Burgers in haare oogen gelyk zyn,  TEGENWOORDIGE EEUW. 185 zo moeten zy alle toegelaaten worden tot alle Waardigheden, Ampten en openbaare Bedieningen, zonder onderfcheid, dan alleen , ten opzichte van hunne verfchülende deugden en bekwaamheden. VU. Geen Mensch mag befchuldigd, gevangen genomen , noch gehouden worden , dan in de gevallen , door de Wet bepaald, en naar de fornuiiieren , welke zy voorgefchreeven heeft. Zy die daaromtrent willekeurige be~ veelen verzoeken , uitvaardigen , uitvoeren, of doen uitvoeren, moeten geftraft worden. Maar elk Burger die geroepen , of gevat wordt, uit kragtvan de Wet, moet op het oogenblik ge« hoorzaamen, en hy maakt zich fchuldig door tegenftand. VIII. De Wet moet geene ftraffen vast ftellen, dan die volftrekt en klaarblykelyk noodzaakelyk zyn, en niemand mag geftraft worden, dan uit kragt van eene Wet, die voor den misdaad vastgefteld en afgekondigd is geweest, en die wettig is toegepast. IX. Dewyl elk Mensch onderfteld wordt orafchuldig te zyn, tot dat hy fchuldig verklaard wordt, zo moet alle onnoodige geftrengheid , in hem te vatten, ten fterkften worden beteugeld. M 3 X. Gee»  186 GESCHIEDENIS der X. Geen Mensch mag in zyne gevoelens; zelfs niet in de Godsdienftige, worden ontrust: behoudens dat derzelver openbaaring de opent» Iyke orde, die door de Wet is vastgefteld, niet ftoore. XI. De vrye mededeeling der gedagten en der gevoelens is een der dierbaarfte Rechten van den Mensch. Elk mensch mag dan vry fpreeken, fchryven , en drukken. Behoudens dat hy verantwoorde voor 't misbruik van dié vryheid in de gevallen, die door de Wet bepaald zyn. XII. De befcherming der Rechten van den Mensch, en van den Burger, maakt eene openbaare Magt noodzaskelyk. Deeze magt is dan ingefteld tot voordeel van allen, en niet tot de byzondere nuttigheid van die geenen, aan welke zy is toebetrcuwd. Xiïï; Elk Eurger heeft het recht, om of dbor zich zeiven, of door zyne Vertegenwoordigers, de noodzaakelykheid van de openbaare fchatting vast te ftellen, daar in vryelyk te bewilligen, daar van gebruik te maaken, de hoeveelheid '\ de gefteldheid , de wederkryging en de duurzaamheid daar van, te bepaalen. XIV. De Maatfchappy heeft het recht, om van  TEGENWOORDIGE EEUW. 187 van ieder openbaaren Amptenaar de rekenfchap van zyn beduur te vraagen. XV. Elke Maatfchappy , waar in de befcherming van de rechten niet verzekerd is, noch de fcheiding der Magten bepaald, heeft geene Con\ flitutie. XVI. Dewyl de Eigendom een onfchendbaar en heilig Recht is, zo mag niemand van de zyne beroofd worden, dan wanneer de openbaare noodzaakelykheid wettiglyk beweezen is en zulks klaarblykelyk vereifche : fteeds onder voor« waarde van eene billyke voorafgaande fchadeloosftelling. Het vastftellen der Rechten van den Mensch, in de Nationaale Vergadering, gefchiedde met algemeene Hemmen, en zonder tegenfpraak. Doch het had meer zwaarigheid in, toen het 'er op aan kwam, te bepaalen, hoe veel deel de Koningin 'tvervolg zoude hebben in de Wetgeevende magt. Gaarne kwam men daar in over een, dat Frankryk eene Monarchie was en moest blyven. Dat de Perfoon des Konings onfchendbaar en heilig was. Dat de kroon by verfterf op het naaste mannelyk Oir moest overgaan. Dat de Koning is de bewaarder der Uitvoeren, de magt. Dat de uitvoerders van 't gezag, te weeten de Staatsdienaars, verantwoordelyk zyn enz. Doch de groote zwaarigheid was, hoe ver  ï83 GESCHIEDENIS DER ver het Koninstlyk gezag zoude gaan in her" bevestigen of afkeuren der Wetten, die door de Wetgeevende ma^t zouden worden gemaakt ? De vrienden der Monachie, die van oordeel ■waren, dat een zo uitgeftrekt Ryk als Frankryk , en een zo levendig volk als de Franfchen, niet kon worden geregeerd, zonder een Koning, die met eene groote magt was voorzien, waren van oordeel, dat den Monarch veel inziens in de Wetgeeving moest worden gegeeven. Doch 'er was reeds toen eene groote party in de Vergadering, die een zeer kwaad oog had op de Koninglyke waardigheid, en die dezelve, dewyl de tyd noch niet ryp was om die te vernietigen, ten minften gaarne zo gering wilde maaken, dat 'er weinig meer, dan eene fchaduw van dat voorheen zo vólftrekte gezag, zoude overblyven. Na dat men deeze zaak meermaalen had overwogen, bepaalde eindelyk eene groote rreerderheid der Vergaderirg: Dat de Koning zyne toe/lemming kan weigeren aan de b-(tuiten van bet fFetgeevend Lichaam. Doch met eene kleine meerderheid wierd dit dus bepaald, dat deeze weigering, het Veto genoemd, alleen opfchortende zoude zyn \ 't geen naderhand zodanig wierd bepaald, dat dit opfchortend vermogen maar zoude duuren voor twee aan een volgende Vergaderingen der Wer- gee-  TEGENWOORDIGE EEUW. 180 .geevende magt, die voorts begreepen wierd fteeds te moeten blyven vergaderen: zodanig, dat 'er alle twee jaaren eene nieuwe Wergeevende Vergadering zoude moeten worden gekoozen. Weigerde derbalven de Koning een voorflel, hem door twee aan een zittende Nationaale Vergaderingen gedaan, dan had de derde daar aan volgende Vergadering het recht, om zodanig eene zaak af te doen, zonder zich verder aan den tegenftand des Konings te ftaoren. De bekende nood der openbaare geldmiddel len des Ryks bewoog by aanhoudenheid veele ryke Burgers, en zelfs minder vermogende, om derwaard een gedeelte hunner bezittingen te brengen. Onder anderen verfcheenen den 7 van Herfstmaand van 1789 elf Vrouwen of Dochters van Konftenaars en Ambachtslieden voor de Nationaale Vergadering, om haare Juweelen aan den nood des Staats op te offeren. Alle waren zy in het wit gekleed, en een haarer had een geflooten kistje onder den arm, waar in de gemelde Juweelen lagen. De Heer Bouche, een der Gedeputeerden van Aix, was haar tolk, en fprak eene redevoering uit, door eene haarer gemaakt, waar by zy te kennen gaven, dat zy een Genoodfchap waren, 't geen 'er werk vanhad gemaakt om de Juweelen van geringer Va. der-  joo GESCHIEDENIS bes. derlandlievende Burgeresfen in te zamelen, ten behoeve des Vaderlands. De Voorzitter, de Bisfchop de Langres, bedankte deeze Vrouwen in eene zeer gepaste aanfpraak: terwyl hen de zitting in de Vergadering, geduurende deezen dag, op ftoelen, tegen over den Prefident, wierd toegedaan. Ondertusfchen wierd het kistje door een der Secretarisfen der Vergadering geopend, en bevonden, dat de daar in bevatte Juweelen meer dan vyftigduizend Livres waardig waaren. Dit voorbeeld wierd ftraks nagevolgd, onder anderen, door eene Paryfche Juffrouw, welke aan een der Gedeputeerden der Hoofdftad, ten algemeene nutte, twee duizend Livres in briefjes van de Caisfe d' Escomte ter hand ftelde. Minder aangenaam voor de Nationaale Vergadering waren de tydingen der wanorders, die eenige der Provinciën des Ryks thans verfcheurden. In Bourgogne verfamelde zich onder anderen een groote troep rovers en plonderaars, die alleen in den omtrek van Beaume tweeën-j dertig Kasteelen pionderden, en daar door eene fchade van veertig millioenen veroorzaakten. De welgezinde Burgers en Landlieden verfcheenen toen ook in de Wapenen, waar mede het hen gelukte deezen ongebonden hoop te ver- ftrooien,  TEGENWOORDIGE EEUW. 191 ftrooien. Hun aanvoerder, een Advocaat van Bresfè, wierd onder anderen gevangen genomen en gevierendeeld. Dezelve was vooraf vier dagen lang gepynigd, doch hy wilde niets bekennen. Men bevond by hem eene draag* ba te Diukkery, op welke hy briefjes vervaardigde*. van den volgenden inhoud. Van wegen den Kw'mg: Geduurende drie 1 maanden is 't ger 4orlofd alle Kasteelen, Landhuizen, Abdyen en Huizen, die Weerhaanen draagen, te verbranden , en al wie zulks tegenftaat, op te hangen* Wanneer zyn Volk.in de Dorpen kwam, plakte het zodanige briefjes aan de Kerkdeuren, en noodzaakte de Inwooners om mede te doen,, die dan gedeekelyk gedwongen, en ook gedeeltelyk vry willig, mede gingen. In den omtrek van Chalons fur Saone, wierden in drie. dagen ongeveer duizend van deeze Plonderaars vernield, en de Gekwetften, na dat men ze had afgemaakt, met de Gefneuvelden begraayen. In Normandie ging het ook zeer onrustig , wordende door eene gelyke troep het Huis van den Intendant der Generaliteit te Rouen geplonderd, benevens dat van den Directeur des Aides. Onder deeze muitelingen waren veertig Soldaaten, met een Acteur van een der Paryfche Schouwburgen aan het hoofd, die, toen  tos GESCHIEDENIS der toen hy te veel tegenftand vond, zich met de vlucht naar Parys wilde redden; doch hy wierd gevat en gehangen. Eindelyk kwamen alhier en elders de zaaken weder tot eene taamelyke rust, door de fchikkingen der Nationaale Vergadering; door welke bevolen wierd „ Dat alle de „ Vryheden van het Koningryk, zo in de Ste„ den, als op het Platte Land, zullen waaken „ voor de bewaaring der openbaare rust, en „ dat op haare enkele opeifching de Nationaa„ le Militie, gelyk ook de Drostfchappen, zul. „ len bygeftaan worden door de troepen; ten „ einde de verftoorders van de openbaare rust, van wat ftand zy ook mogen weezen, te „ vervolgen en te vatten. Dat de gegreepene „ perfoonen aan de Rechtbanken overgegeeven ^ „ en aatiftonds ondervraagd zullen worden, en „ dat hun Proces zal worden opgemaakt, maar „ dat men het vonnis en de uitvoering zal „ opfchorten, ten aanzien van zulken. welke „ overtuigd zullen zyn, de uitftrooijers der „ ontrustende valschheden, en de aanftokers der plonderingen en geweldenaaryen, te zyn. En „ dat Copyen der gerechtelyke ftukken aan de „ Nationaale Vergadering zullen worden gezon„ den, op dat men, door de vergelyking der „ verfcheidenc ontdekkingen en bekentenisfen, p moge komen tot aan de bron deezer wanorders,  TEGENWOORDIGE EEUW. 103 5, ders, op dat de Hoofden deezer zamenzweéringen voorbeeldig geftraft, en daar door „ diergelyke aanflagen kragtdaadig mogen wor. „ den bedwongen". De menigvuldige voorbeelden der vrywillige giften moedigden dagelyks andere aan, om 'er de hunne by te voegen: doch het gebrek aan penningen was thans zo groot, dat het gegeevene geenzins toereikend was om de breuk te heelen. De Koning dit verftaande, befloot het Zilverwerk van zyne tafel naar de Munt te doen brengen, waarin hy door de Koninginne, den Heer Necker, den Graaf d' Estaing , en andere Ministers en Hovelingen wierd gevolgd. Het Zilverwerk des Konings kwam den 22 van Herfstmaand te Parys, op wagens, begeleid door de Militie van Verfailles, en bedroeg met het overige de waardy van twee millioenen en vyfmaalhonderd duizend Livres. De Nationaale Vergadering, onderricht van deezen Vaderlandslievenden ftap des Konings, vond onbetamelyk toe te laaten, dat de Monarch zich, ten algemeenen behoeve, van zyn Zilverwerk ont. blootte. Eenige dagen laater gebruikten zy egter geenzins dezelfde beleefdheid, met het in het licht geeven der door hen geëischte Lyst der Pennoenen, welke de Monarch, van tyd tot tyd, had ingewilligd. Terwyl die Pennoenen IV. deel. N voorts  *94 GESCHIEDENIS der voorts door de Vergadering zeer wierden be. fnoeid, of ingetrokken. Ondertusfchen wilde de Koning zyn Zilver niet te rug neemen , zo dat het naar de Munt wierd gebragt, en in gangbaar geld veranderd. Niet lang daarna bragt de Minister der Geldmiddelen, de Heer Necker, een uitgewerkt Rapport, over den ftaat der Finantien, waar van de hoofd inhoud was, dat het beste middel, om den Haat te redden, zoude zyn het heffen van het zuiver vierde gedeelte der inkomften over het geheele Ryk, geduurende den tyd van een geheel jaar. Dit voorftel was aan groote debatten onderhevig, doch het wierd eindelyk, zo als het lag, doorgedrongen , door den Graaf de Mirabeau. Noch deed de Aarts - Bisfchop van Parys een voorftel, orn ten behoeve van het Vaderland op te offeren al het overtollig Zilver der Kerken, Kapittelen, Abdyen, Godsdienftige Gemeenfchappen enz,, in zo verre het tot het oeffenen der pligten van den Godsdienst niet volftrekt noodzaakelyk was. Stellende hy verder voor, dat, om te bepaalen , wat al of niet tot den Godsdienst noodzaakelyk was, ten dien einde de Hoofden der Geestelykheid alom door de Stedelyke Amptenaaren moesten worden te zamen geroepen, om daar over  TEGENWOORDIGE EEUW. 195 i over met hen eene gemeenfchappelyke befchikking te maaken. Het Decreet waar by het opfchortend Veto, benevens de verdere Hoofdrechten des Konings, wierden bepaald, thans in order gebragt zynde, wierd beflooten, hetzelve, benevens dat, om» trent de Rechten van den Mensch, den Koning aan te bieden, om 'er zyne ftellige goedkeuring op te verzoeken. De Koning gaf den vierden van Wynmaand van 1789 hier op een uitvoerig antwoord, behelzende hoofdzaakelyk, dat de aangeboodene Conftitutioneele Artikelen zouden moeten een geheel uitmaaken met de volgende, en dat men eigenlyk eerst recht over het geheel zoude kunnen oordeelen, wanneer alles in order was. Dat echter de Koning, om aan het verlangen der Vergadering te voldoen, de aangeboodene Artikelen wel wilde goedkeuren. Echter op deeze voorwaarde, waar van de Koning nooit zoude kunnen afgaan: Dat de Uitvoerende Magt haare volkomene uitwerking hebbe in de handen des Monarchs. De noodzaakelykheid van wel* ke voorwaarde nader wierd aangedrongen uit de tegenwoordige Regeeringloosheid, en de onmogelykheid, om de inning der belastingen behoorlyk te volbrengen, ert de Burgers by hunne vryheid en rechten te bewaaren, zo 'er geen meerder klem aan het Koninglyk gezag N * wierd  i$6 GESCHIEDENIS der wierd gegeeven. Eindelyk zeide de Monarch 3 dat hy zich niet zoude verklaaren over het Decreet aangaande de Rechten van den Mensch, dewyl, hoewel 'er zeer goede grondbeginzels in waaren, dezelve echter aan verfchillende toepasfingen en uitleggingen onderhevig fcheenen: kunnende dezelve ook niet behoorlyk beoordeeld worden, dan na dat de wetten , voor welke zy tot een grondflag moesten dienen, zouden gemaakt zyn. Hoe zeer het antwoord des Monarchs op goede gronden fteunde, zo wierd hy, door een aantal tusfchenkomende omftandigheden, genoodzaakt, alles toe te geeven, en zich dus uit te laaten: Ik neem de Artikelen der Confiitutie, en de Artikelen van de verklaaring der Rechten van den Mensch en des Burgers , welke de Nationaale Ver gade. ring my heeft doen aanbieden, zuiverlyk en eenvoudiglyk aan. Wat daar toe voornaamelyk aanleiding gaf, zullen wy ftraks breeder ver. melden, doch laat ons eerst den loop der zaaken in het Noorden befchouwen. Op de Finlandfche Grenzen vielen thans dagelyks gevegten voor, tusfehen de Voorposten, nu eens ten voordeele van de Ruslen , en op andere tyden , van de Zweeden. Ook vielen 'er eenige Zeegevechten yoor fa Hooimaand, die echter, daar zy niet al-  TEGENWOORDIGE EEUW. 197 algemeen waren, weinig beflisten. Doch op den 24 van Oogstmaand van 1789 behaalde de Prins van Nasfau, de Oppergebieder der Rusfifche Galeienvloot, eene aanmerkelyke overwinning op de Zweedfche Galeienvloot, in de wateren van Frederiksham, zodanig, dat vyf groote fchepen, waar onder het Admiraalfchip en een Kotter, door de Rusfen veroverd zyndev wel duizend Zweeden van allerlei rang Krygsgevangen wier* den gemaakt; waarop de Zweeden tot aan Kymeene moesten wyken. Ondertusfchen fprongen , by deeze gelegenheid, twee Rusfifche Galeien in de lucht, terwyl verfcheiden Officieren van naam gekwetst wierden; doch de Rusfifche Opperbevelhebber de Prins van Nasfau vergoedde dit verlies zeer rykelyk, door de voordeden, welke hy eerlang te lande behaalde, alwaar de nabyheid der Zweedfche Galeienvloot hem tot hier toe had verhinderd de Zweedfche Troepen met voordeel aan te tastten. Thans de handen iuim hebbende zette hy zesduizend mannen aan land, om de Zweeden, die by Hogfors verfchanst lagen, aan te tastten; terwyl zulks door den Generaal van Moufchin Pou« fchin, van een anderen kant wierd volbragt. De Zweeden, dus tusfehen twee vuuren gebragt, geiaakten eerlang aan het wyken, en moesten hunne fterke post verlaaten, met verN 3 lies  ï5>9 GESCHIEDENIS der lies van zevenendertig ftukken gefchut, en van veel bagagie: zittende de overwinnaars hen zo na op de hielen j dat de Koning van Zweeden, die het gevecht van eene hoogte aanfchouwde, naauwelyks tyd had met eene floep de vlucht te neemen, In het begin van den volgenden Veldtocht van 1790 ging het den Zweeden meer voor den wind, want in 't begin van Grasmaand wierd, door twee Zweedfche Fregatten, weggenomen de Rusfifche vesting Rogerwick, die meest Invaliden tot bezettelingen had; by welke gelegenheid een groot aantal fchepen, die aan de Rusfifche Keizerinne behoorden, wierden verbrand, en aan de Stad eene Contributie opgelegd van vierduizend Roebels. Noch wierd aldaar in den aanval verbrand een aanzienelyk Rusfisch Magazyn, 't geen, benevens veele andere behoeften , vierenvyfügduizend tonnen JMeel enz. bevatte. Wat laater gelukte het insgelyks den Zweedfchen Generaal Armfeldt, onder het oog des Konings, twee gewigtige posten, in het Rusfisch gedeelte der Provincie van Savolax,te bemagtigen, en aldaar een aanzienelyken buit te bekomen. Noch gewigtiger was de overwinning, welke de Koning, op den 15 van Bloeimaand, op de Galeienvloot van den Prins van Nasfau behaalde. De Monarch ftelde zich  TEGENWOORDIGE EEUW. 199 zich by deeze gelegenheid , in eene Boot in de eerfte Linie, bloot aan het fterkfte vuur der Rusfen, en floeg, drie uuren lang, tegen hen met ongemeene dapperheid; en met dat gevolg , dat de Rusfifche Galeienvloot, die door het vuur der vesting Frederiksham meende veüigtezyn, byna vernield wierd, dewyl,behalven drie fchepen, die genomen wierden , noch wel agtentwintig halve Geleien en?., wierden verbrand. De Hertog van Sundermanland, die met de Zweedfche Vloot voor Reval kruiste , was minder gelukkig. Want omtrent dien zelfden tyd een aanval waagende , met oogmerk om de aldaar leggende divifie Rusfifche Oorlogfchepen in brand te fleeken , wierd hy met een aanmerkelyk verlies afgeweezen. Tot hier toe hadden de Officieren der Fin. landfche Armée , die in 't begin van den Oor* log geweigerd hadden te dienen, op verfcheidene Kasteelen des Ryks gevangen gezeten, en waren , van tyd tot tyd , door de over hen gefielde Rechters gehoord. Doch op den 20 van Grasmaand van 1790 ontvingen de meeste hunne Sententien, die zeer geftreng waren, dewyl vyfenzestig veroordeeld wierden om hun hoofd op het Schavot te verliezen, terwyl 'er noch drieëntwintig overbleeven, die tot hier toe niet wierden gevonnisd. Doch de meeste N 4 kwa.  sbj GESCHIEDENIS der kwamen 'er met den fchrik af, dewyl de Koning aan hen allen vergiffenis verleende, behalven aan een Capitein en een Luitenant, welke overtuigd wierden van zeer beleedigende gefprekken omtrent den Koning te hebben gehouden; die echter maar enkel van hun Adeldom wierden ontzet, en veroordeeld om een tyd lang te water en te brood te zitten. Niet weinig wierden de Zweeden , eene maand laater, ontrust door een allergeweldigften brand, die op den 17 van Zomermaand te Carlskrona uitbrak, en genoegzaam de geheele Stad vernielde. Ondertusfchen bekwam men tydirg, dat alles wat tot den Zeedienst, de Timmerwerven en de Vestingwerken behoort, ongefchonden was gebleeven, 't geen men meest te danken had aan het hooge muurwerk, waar door dat gedeelte van het overige der Stad is afgefcheiden. Iets vroeger ontftond een insgelyks zeer zvvaare brand te Petersburg in het Gefchuthuis , die vooral door het in de lucht vliegen van eene menigte gevulde Bomben en Granaaden verfchrikkelyk was. De Zweedfche Vloot voor Reval niets kunnende uitvoeren, zeilde hooger op naar de voornaame Rusfifche Zeehavens, en behaalde eenige voordeelen op den Admiraal Krufe. Doch thans kwam het Revalsch Esquader ook onverwagt in Zee, onder den Admiraal Tfchitfchagof, waar door de Rusfen eene  TEGENWOORDIGE EEUW. 201 eene zo groote overmagt te water bekwamen, dat de Zweeden het onmogelyk vonden om hen te wederftaan; waarom hunne Vloot de gevaarlyke party koos, van in de Golf van Wyburg binnen te loopen; alwaar dezelve niet zeer veilig was, dewyl de geheele kust in dien omtrek vol Rusfifche wel voorziene Batteryen,en de Golf zelve vol klippen en ondiepten was: terwyl , voorwaar 'c ergfte van allen, de Rusfifche Vloot den mond van die Golf zodanig kon fluiten, dat 'er byna niets in of uit zoude kunnen komen; gelyk ook eerlang gebeurde. Waar door de opgeflooten Vloot in groote engte geraakte, wegens gebrek aan versch water en andere noodwendigheden , niettegenftaande de Galeienvloot zich met de Oorlogfchepen had weeten te vereenigen. Dit bewoog den Koning, op den 3 van Hooimaand, eene pooging te doen, om met geweld door zyne vyanden heen te Haan; 't geen hem ook gelukte, hoewel niet zonder groot verlies. De optocht wierd namelyk begonnen door een fchip van Linie, twee Fregatten en twee Branders, welke men op de Rusfifche fchepen wilde afzenden: doch de Branders vielen, by ongeluk, op de Zweedfche fchepen zelve te rug, en deeden het Liniefchip met een der Fregatten in brand vliegen en fpringen. Voorts drongen de Zweeden al flaande door de Rusfifche vloot, met N 5 ver-  soa GESCHIEDENIS der verlies van noch twee Liniefchepen, twee Fregatten, en een groot aantal Galeien. Toen wierden de vluchtende Zweeden door de Rusfen vervolgd tot voor Sweaburg, binnen welke haven zy zich bergden, hoewel niet zonder noch verfcheiden fchepen verlooren te hebben. Hun verlies was zo groot, dat het getal der gevangen genomen Zweeden ruim vyfduïzend mannen beliep. Thans was het geheele Zweedfche Ryk in groot gevaar, van voor de zegevierende wapenen der Rusfifche Monarchinne te zullen moeten bukken. Doch de Koning herftelde zyne wankele zaaken niet weinig, door de gewigtige overwinning, welke hy eenige dagen laater op de Rusfifche Galeienvloot by Schwenkfunt behaalde. Aldaar lag de Zweedfche, wederom merkelyk verfterkte, Galeien, vloot op eene zeer voordeelige plaats, op welke de Prins van Nasfau' echter waagde haar aan te tastten. Dit gefchiede niet alleen met weinig voordeel, doch 'er ontlfond daarenboven een geweldige Stormwind, die een groot aantal Rusfifche , fchepen op de nabuurige Rotzen en Stranden fmeet; 't geen den Prins van Nasfau befluiten deed tot den aftocht, na dat hy zelve zyn Admiraalfchip had verlooren. Verliezende hy by deeze gelegenheid een groot aantal fchepen en meer dan vierduizend mannen aan dooden en gekwetften. Met dit alles zouden de Zweeden, op den duur,  TEGENWOORDIGE EEUW. 203 duur, voor de overmagt der Rusfifche Wapenen hebben moeten bukken; zo niet de Rusfifche Monarchin, uit de verhaaste fluiting der Conventie van Reichenbach , tusfehen de Hoven van Weenen en Berlyn , ten opzichte der Turkfche zaaken, had begreepen, dat het voor haar noodig was om zich van den Zweedfchen Oorlog te ontdoen , wilde zy met eenig goed gevolg in den Turkfchen Oorlog volharden. Dit bewoog de Keizerin een Gezant naar Zweeden te zenden, en den Koning een eerlyken Vrede aan te bieden, die aldaar thans zeer welkom was, en op den 20 van Oogstmaand van 1790 zyn volle beflag ontving. Het aanmerkelykst van dit Vrede - Verbond was: dat de Krygsgevangenen van weerkanten wierden los gelaaten zonder rantzoen, en zonder het getal in aanmerking te neemen : dat de beide Hoven zich verbonden, tot het fluiten eener naauwere Alliantie: dat van weerkanten al het veroverde wierd te rug gegeeven: dat eindelyk den Zweeden de vryheid vergund wierd om Tarw en Rogge uit Lyfland te trekken. De gewigtige voordeden, door de Oostenrykfche en Ruisfifche Wapenen in het voorleden jaar op de Turken behaald, bragten deeze hoogmoedige Natie, die zich groote voordeden uit deezen Oorlog beloofd had, tot gematigder denkbeelden, en bewoogen zelfs den Groot-Vizier, om aan zyne « yyanden  ao4 GESCHIEDENIS der vyanden het openen van Vredes Praeliminairen voor te flaan ; tot welke, door denzelven, en den Rusfifchen Generaal Prins van Potemckin, eerlang de ftad Jasfi wierd benoemd. Ook verfcheenen aldaar een aantal Turkfche Ministers, benevens den Baron van Herbert, als Keizerlyken Gevolmagtigden, gelyk ook de Heer Bulgakow, voorheen Gezant van Rusland by de Porte, die tot hier toe in de Zeven torens had gevangen gezeten, doch nu, by het achter uitgaan der zaaken, door de Turken was geflaakt. Ondertusfchen gaf het den Turken wederom eenigen moed, dat de Generaal Laudon tegen den Winter genoodzaakt was geweest het beleg van Orfova op te breeken; 't geen voornaamelyk veroorzaakt wierd, door den hier ongewoon vroeg invallenden Winter, en 't gebrek aan brandhout , waar door, by gebrek van warmte, het getal der zieken in het leger op eene onmaatige wyze was vermeerderd. Ondertusfchen vonden de Oostenrykers noch genoegzaame gelegenheid om de Stad in zo verre ingeflooten te houden, dat dezelve met geene Turkfche plaatzen gemeenfchap had , en dus allengs zoude kunnen worden uitgehongerd. De Turken hier in willende voorzien , waagden een aanllag op het nabuurig, door de Oostenrykers bezette , Gladova; doch de Oostenrykers, hier van in tyds verwittigd , vielen de ten dien einde naderende Turken op het lyf, en dree- ven  TEGENWOORDIGE EEUW. 205 *en hen met groot verlies te rug, over de rivier de Timok. De Duitfche Keizer Jofeph de Tweede was na zyne Italiaanfche Reize nooit recht gezond geweest, 't geen by veelen het vermoeden baarde , dat de te yverige voorftanders der Roomsch • Catholyke Kerke hem aldaar een langzaam vergif hadden weeten in te geeven. Zyne eerfte ongelukkige Veldtocht tegen de Turken deed zyne ziekelyke gefteldheid merkelyk verergeren , zo door hartzeer , als door zich te veel bloot te ftellen aan de zo» ongezonde lucht van Hungaryen. In den tweeden Veldtocht had hy wel het geluk zyne Wapenen te zien zegepraalen: doch thans brak voor hem open een nieuwe bron tot kwelling, door den onverwagten opftand en afval der Oostenrykfche Nederlanden.' Terwyl zich van een anderen kant de Pruififche Monarch fcheen gereed te maaken tot den Oorlog , om de beide Keizerlyke Hoven te noodzaa-' ken tot het ftaaken hunner veroveringen op de Turken. Een zaamenloop van zo veele onaangenaame omftandigheden deed de ziekte des Monarchs fteeds verergeren, en eindelyk ontaarden in eene volkomene Longeteering, die hem op den 20 van Sprokkelmaand van 1790, in den ouderdom van byna 49 jaaren, ten grave fleepte. Zyn? opvolger, in het.beftuur over de geheele Oostenrykfche Monarchie, was zyn Broeder Leopoldus*' op  *o6 GESCHIEDENIS de» op deezen tyd alleen Groot-Hertog van Toscaanen. Doch daar deeze te Florence was, en 'er tyd ver» eischt wierd om hem te doen overkomen, wierd intusfchen het hoog beduur der zaaken waargenomen door zyn oudften Zoon, Franciskus, den thans regeerenden Keizer van het Duitfche Ryk. Zeer belemmerend was voorzeker het tydftip, op het welk Leopoldus de Regeering aanvaardde, zo door den Turkfchen Oorlog, als ook vooral, door het fteeds achteruit loopen der zaaken in de Nederlanden, alwaar de Oostenrykers thans alles, behalven de Grensvesting Luxemburg , hadden verlooren. Men had zich gevleid, dat het Kasteel van Antwerpen het noch lang zoude hebben kunnen uithouden. Doch ras wierd vernomen, dat de Collonel Hayden, de Bevelhebber van het Kasteel dier Stad, op den 4 van Sprokkelmaand van 1790 eene Capitulatie had getekend, volgens welke men overeenkwam, dat, zo 'er intusfchen geene hulp aankwam, genoegzaam in ftaat om het Kasteel te ontzetten, men hetzelve op den 29 van Lentemaand aan de Staaten van Braband zoude overgeeven, op voorwaarde, dat de bezetting, met alle Krygseere, uittrekken, doch zich op de Glacis zoude gevangen geeven. Ondertusfchen had in de Belgifche Provinciën, vooral in Braband, geenzinsr die eendragt plaats, welke in een zo hachelyk tydftip Yolftrekt noodig was. Zynde de Wem der Regeering aldaar  TEGENWOORDIGE EEUW. 007 > aldaar in handen van eenige weinigen; 't welk geenzins aan de groote meenigte behaagde, die eene meer Democratifche Regeeringsform verlangde. De Geestelyke Staatsleden hoopten wel hun flrreng vast te maaken, door een papier aan de Priesters te zenden, met bevel om hetzelve alom te doen tekenen: wordende by hetzelve de belofte gedaan, om geene verandering in de tegenwoordige Regeeringsform te vraagen, of te dulden. Dan hoe zeer men had ftaat gemaakt op de blinde gehoorzaamheid der Belgen aan hunne Geestelyke Opperhoof» den, voldeed dit middel geenzins aan de verwagring. De Gilden der ftad Brusfel begonnen zich insgelyks eerlang met het openbaar beftuur te bemoeien, en verwekten daar door aan de Vergadering der Algemeene Staaten van België, aldaar onder den naam van Congres te zamen gekomen, yeele moeilykheden. Geduurende deeze ftribbelingen wierd door den nieuwen Hungaarfchen Koning Leopold eene uitvoerige Verklaaring in het licht gegeeven, die zyne denkwyze over de Nederlandfche zaaken behelsde , en den opgeftaanen, indien zy zich weder wilden onderwerpen, een zeer gunftig herftel van alle hunne bezwaaren beloofde. De Monarch verklaarde daar by, dat hy alle de verandering , door wylen zyn Broeder den Keizer  üo8 GESCHIEDENIS bek zer gemaakt, ten hoogften afkeurde, als ftry» dig tegen de plegtig bezwooren Blyde Inkomste. Ondertusfchen meende Z. M. dat de misflaagen , door zyn Broeder begaan, zyn Erfrecht, in de Op. permagt over de Nederlandfche Provinciën , niet hadden kunnen vernietigen, en begeerde daarom, dat dezelve tot de voorige gehoorzaamheid aan het Oostenrykfche Huis wederkeerden. Geevende hy, tot meerdere zekerheid, noch zyne volgende denkbeelden op, omtrent de wyze, op welke hy meende , dat de Nederlanders door hun Oppervorst gere« geerd behooren te worden. „ Dat hy door de Belgen erkend en aangefleld ; niet dan door de Wet, en achtervolgens de Grondwettige Conflitutie des Lands, mag of moet regeeren". „ Dat hy daar in geene verandering mag maaken, dan met de vrye toeflemming der Staaten". „ Dat de Staaten alleen het recht zullen hebben , om belastingen te heffen, by wege van een jaarlykfchen onderfland". „ Dat geene der Perfoonen, die in den tyd van het voorig Gouvernement, zyn gebruikt geweest, in hunne bedieningen zullen aanblyven , of wederom worden herfleld". „ Dat tot de bedieningen, zo van het Recht, sis van andere zaaken ? alleen Inlanders zullen worden  TEGENWOORDIGE EEUW. aoo worden bevorderd, die tot de Hooge Ampten zullen gekoozen worden door den Souverain, uit een Drietal, hem door de Staaten aangebooden". „ Dat 'er, met kennis der Staaten, nieuwe Regimenten zullen worden opgerecht, de naamen hunner Provinciën draagende, en dat de daar in gekoozene Officieren zullen zyn Lands Inboorlingen, te benoemen, en te bevorderen, op voorftel van de Staaten". „ Dat de Militie den Eed zal doen aan den Souverain en aan de Staaten, en nimmer Buitenlands, zonder toeftemming der Staaten, zal mogen worden getrokken: dat ook dezelve Binnenlands tot bewaaring der rust zal worden gebruikt, alleen op fcliriftelyk opontbod van de Staaten en van de Stedelyke Overheden". „ Dat in de Kerkelyke zaaken alles zal gereguleerd worden door de Bisfchoppen, die met el. kanderen zullen mogen vergaderen in eene Nationaale Synode, en in byzondere Synoden, zo als zy het zullen goedvinden". „ Dat de byzondere Stiftelyke Kweekfchoolen onder hun gezag zullen blyven , en dat 'er van eene algemeene Kweekfchool niet meer zal worden gefproken". „ Dat alle de Abtdyen, Capittelen, en Corporatien, die thans aanweezig zyn , fteeds zodanig IV. deel, O Wh  aio GESCHIEDENIS der zullen blyven, zonder eenig bedwang of eenige vernietiging". „ Dat de Geestelyke Kas zal gefteld worden onder het bellier der Staaten". „ Dat de Souverain geen nieuwe Wet zal mogen maaken, zonder toeftemming der Algemeene Staaten". „ Dat de Staaten van alle de Provinciën in de Staaten Generaal vergaderd, indien zy zich ergens in benadeeld mogten rekenen , zich daar tegen zullen mogen verzetten". ,, Dat door het Gouvernement Generaal geen geld buiten het Land zal mogen worden gezonden, buiten volle goedkeuring der Staaten, het inkomen der Domein - goederen uitgezonderd: zullende al het overige Binnenlands moeten worden verteerd, en enkel naar de noodzaakelykheid van den dienst des Lands worden geëvenredigd enz". Voortreffelyk zyn zekerlyk de gronden van regeering in deeze voorftellen des Hungaarfchen Ko-. nings begreepen. Doch thans waren de gemoede. ren der Belgen veel te verhit, om daar naar te luisteren,. Ook betrouwden veele de beloften des Konings niet genoegzaam, en vreesden, dat, zo hy maar eens weder meester zoude kunnen worden, weinig aan alle die fchoone regelen van Staatkunde zoude worden gedagt. Eindelyk bevestigde hen Biet weinig in hun hoop, om de verkreegen onaf- han.  TEGENWOORDIGE EEUW. au hangelykheid te bewaaren, de thans inkomende tyding, volgens welke het Congres te Jasfy was afgebroken. De Turkfche Staatsdienaars verbitterd , door de te groote eifchen der beide Keizerlyke Hoven, gaven last aan hunne Ministers, om Jasfy te verhaten, en aanftonds te huis te komen; indien de ftil (land van wapenen noch niet was getroffen. Voor hun vertrek begaven zy zich by den Prins van Potemkin, die hen in eene Kamer, zonder Stoelen of Sophas , ontving, zodat zy hun boodfchap ftaande moesten verrichten. Na het afleggen van hun boodfchap, zeide de Prins, dat hy lichtelyk de beweegredenen hunner veranderde maatregelen kon begrypen, als voortkomende uit de Buitenhndfche Verbintenisfen, door de Porte gemaakt; dat hy echter dagt, dat dezelve buiten den waard had gerekend, en nu meer zoude verliezen , dan zo zy zich alleen op de edelmoedigheid der Keizerinne had verhaten. Had de Conventie van Reichenbach, over welke wy ftraks zullen fpreeken, geene groote verandering in de zaaken gemaakt, zo zoude zulks denkelyk bewaarheid zyn geworden: doch deeze bewerkte voor de Turken een merkelyk voordeeliger Vrede, dan zy thans te Jasfy zouden hebben kunnen fluiten. In Luikerland bleeven de zaaken thans een tyd lang in een ftaat van ftilftand; dewyl de Staatkunde van het Pruisfisch Hof thans vorderde, de veranO a daring  ars GESCHIEDENIS der dering in de Nederlanden, met welke de Luikfche zaaken naauw te zamen hingen, ten minden niet te hinderen. Hier door bleeven de geflrengere maat. regelen der overige Leden der Kreits - Directie buiten werking, 't geen te .Regensburg geen gering ongenoegen baarde. De Leden der Hooge Ryksvergadering namen euvel dat het Kleefsch Directo. rium niet, met dat van Munfier en Gulik, wilde zamenfpannen, om de orders van het Werzlarfche Kamergerechc uit te voeren. De Brandenbargfche Gezant antwoordde bier op, dat het tegenwoordig geval verfchillend was van de gewoone gevallen, in welke eene geftrenge Executie te pas kwam, dewyl de Bisfchop de poincten, welke men tegenwoordig door geweldige middelen veranderen wilde, voorheen zelve had toegedaan. Dit het voorts van den Pruisfifchen Koning niet te vergen ♦was, om zulke redenen, als 'er thans voor den dag wierden gebragt, eene zo groote krygsmagt te waagen, als genoegzaam zoude zyn, om de zo dappere Natie der Luikenaaren met geweld te dwingen: te meer, daar hen de thans in de wapenen zynde Belgen zonder twyffcl zouden bydaank Dat eindelyk, indien de overige Leden van het Directorium den zagten weg van bemiddeling niet wilden inflaan, de Koning zyne Troepen te rug zoude roepen, en het in 't werk ifellen van ge* ftrenge  TEGENWOORDIGE EEUW. 213 ftrenge middelen overlaaten aan die geene, welke daar toe genegen waren. Ondertusfchen wierd het van tyd tot tyd be» zwaarlyker, op eene vriendelyke overeenkomst tusfehen den Prins Bisfchop cn zyne Onderdaanen te hoopen; dewyl die Vorst, in Sprokkelmaand van 1790, een uitvoerige Memorie zond aan den Ryksdag te Regensburg, by welke hy de rechten van den Vorst, omtrent de Burgerlyke Regeering trachtte te ftaaven: terwyl hy de zo geliefde Burgemeesters Fabri en Chestret, befchouwd als Oproermaakers. Niet minder kwalyk namen de Luikenaars , dat de Prins Bisfchop by deze gelegenheid het hen zo haatelyk Edict van 1684 roemde, als de wettige en best pasfende Conftitutie van Luik. De Pruisfifche Monarch had intusfchen ook wel een brief aan dien Prins gefchreeven , om hem tot zagter gedagten te raaden. Doch het daarop gegeeven antwoord was in het geheel niet vol. doende. Wat laater fchreef de Pruisfifche Monarch een nader aandringenden brief, waarin de Koning van den Prins Bisfchop vorderde, dat hy zich, ten langften, op den 30 van Lenu maand aan zyne fchikkingen zoude onderwerpen, dewyl de Koning, dit niet gebeurende , de benden uit Luikerland zoude te rug roepen, en alles aan het lot overlaaten. De Bisfchop verzogt hierop veertien dagen uitftei; die hem ook wierden ver0 3 < gund.  214 GESCHIEDENIS des. gutid. Doch toen hy eindelyk antwoordde, in de maatregelen des Konings niet te kunnen berusten , verlieten de Pruisfifche Troepen den 16 van May de ftad Luik, en het Bisdom, teffens met de Paltfchers, die ook onder het bevel van den Pruisfifchen Generaal van Sliesfen ftonden, doch die te Mafeik, bleeven, om die Stad te bezetten. Zo ras de Pruisfchen Luik hadden verhaten, kwamen de gewapende Burgers weder voor den dag, en bezetten alle posten. Te Wetzlar was dit naauwelyks bekend geworden, of men nam daar de noodige maatregelen, om de Decreeten omtrent Luikerland te doen uitvoeren, door de Oostenrykfche en andere benden, die thans op marsch waren tot het herwinnen der Keizerlyke Nederlanden. Ondertusfchen zaten de Luikenaars ook niet ftil, maar verzamelden een klein leger, om de Paltiifche en Gulikfche Troepen die posten, welke zy noch op hun grondgebied bezet hielden, te doen ruimen. Van een anderen kant maakte de Derde Staat van het land van Luik op den 21 van Grasmaand van i^oo een Befluit, by het welk den naar Aken geweekene Cappittelheeren wierd aangezegd, binnen drie dagen te rug te keeren, met bedreiging, dat men hen anders als vreemden zoude behandelen. Noch wierd beflooten, de inkomften der Bisfchoppelyke Tafelgoederen niet meer over te laaten aan de magt der zodanigen, welke de Luikenaars noodwendig als hunne  TEGENWOORDIGE EEUW. aï| hunne Vyanden moesten befchouwen, maar dezelve liever in beflag te neemen, en door eene Commisfie, in «aam der Natie, te doen bellieren. Dit Befluit wierd gevolgd door een derde, 't geen noch flerker was, dewyl by hetzelve de Geheime Raad van den Bisfchop wierd afgefehafc, en daar voor een Collegie van negen Leden in de plaats gefteld, het welk alle daaden van Regeering zoude oeffenen, die voorheen door den Prins Bisfehop of zynen Raad wierden volbragt, ook met uitgedrukten last, om overal Amptenaaren aan te Hellen, daar die noodig mogten zyn, over hun gedrag te waaken, en te voorzien in de handhaaving der eigendommen, en der goede orde. De Hooge Beftierders der Nederrhynfche en Westphaalfche Kreits namen deeze befluiten zeer euvel, de Pruisfifche Gemagtigden uitgezonderd, die zich thans niet meerder met de Luikfche zaaken bemoeiden. Eerlang kwam een Kreitsbefluit voor den dag, by het Welk de bewerkers der tegenwoordige verandering met zeer zwarte kooien wierden getekend, en voorts gezegd, dat de geftrenge befiuiten der H. Rykskamer te Wetzlar ongetwyffeld zouden worden uitgevoerd ; waarom aan alle Inwooners en Regeerders van Luikerland wierd gelast, zich te onthouden van alle zamenrottingen, en fchendingen der perfoneele veiligheid , en het aantasten van byzondere Eigendommen , wier O 4 ver-  «ï6 ? GESCHIED EN ï S dek verkoop en vervreemding, zonder toeftemming der tegenwoordige Eigenaars gedaan, volkomen kragteloos en wederrechtelyk zou ie wor. den gerekend. Noch wierd geboden , zich naar vermogen te verzetten tegen alle zodanige buitenfpoorigheden , op ftraffe, van allen, en een ieder in 't byzonder, verantwoordelyk te zullen zyn in hunne perfoonen en goederen, wegens de fchaden, die op hun aanfpooren, of door hun toelaaten, mogcen zyn veroorzaakt. Te Luik ftoorde men zich intusfchen zeer weinig aan diergeiyke bevelen; ja zelfs ging men zo ver, van den Baron Sluze van Boeurs, den Kanfelier van den Prins Bisfchop, voor Vyand des Vaderlands te verklaaren, en zyne goederen in beflag te neemen, om dat hy eene, den Luikenaaren geenfins fmaakende, Verklaaring van den Prins Bisfchop, aan de Landpaftooren had rondgezonden. Teffens wierd alle weerbaare manfchap opgeroepen om in het veld te verfchynen, 't geen ras een groot aantal wel gewapende mannen deed te voorfchyn komen: 't welk onder anderen ten gevolge had, dat de Kreitstroepen, die te Mafeik lagen, zich aldaar merkelyk verfterkten; dewyl zy zich daar anders niet veilig oordeelden. Inmiddels verfcheenen daar allengs zo veele Paltfifche benden, dat men zich eindelyk in ftaat rekende, om aanvallender wyze te werk te gaan. Pt  TEGENWOORDIGE EEUW. 217 Op den 23 van Zomermaand van 1791 begaf zich toen een lichaam, van by de drieduizend Paltfchers, naar Bilfen, vyf mylen van Luik, welk Stedeke, als maar voorzien van honderddertig mannen tot bezetting, zich ras moest overgeeven. Door deezen voorfpoed aangemoedigd, trokken zy op Hasfelt, doch vonden aldaar zo veel tegenftand, dat zy genoodzaakt wierden onverrichter zaake af te trekken. Intusfchen waren de Luikenaars , door het trekken der Alarmklokken, alom in de wapenen gekomen, en verzamelden zich, meer dan agtduizend mannen fterk, op de vlakte van longeren, van waar zy in verfcheiden kolommen optrokken, en dat deel der Kreitstroepen, 't welk Bilfen had ingenomen, van de overige aflheeden. Zy veroverden ook eerlang het Kasteel van Altbilfen, en namen de bezetting van vierhonderd mannen gevangen, welk lot denkelyk de bezettelingen van Bilfen insgelyks zouden hebben ondergaan, zo zy zich niet fti den volgenden nacht, onder de begunfliging van een zwaar onweder, met eene verhaaste vlucht binnen Mafeik hadden gered. Schoon de Luikenaars meerendeel de Democratifche partye waren toegedaan, had de Bisfchop noch al hier en daar zyn aanhang, met naame te St. Trond, alwaar men zelfs Kokardes droeg van de Bisfchoppelyke kleur; terwyl 'er in de Abtdy dier Stad O 5 eene  2l8 GESCHIEDENIS der eene aanmerkeJyke voorraad van wapenen en oor» logsvoorraad wierd verzameld. Die van Luik, zulks hebbende verdaan , zonden derwaard eenige honderd wei gewapende mannen, die het Stedeke innamen, en het verzameld Oorlogstuig wegnamen. Twee maanden laater waagden de Luikenaars de Kreitstroepen op het lyf te vallen , doch zonder dat 'er iets beflist wierd; fchryvende de beide partyen zich de overwinning toe. Wat laater begon men alles in Luikerland, zo veel doenlyk, op den Franfchen voet te fchikken: zettende men onder anderen den tegenwoordigen Prins Bisfchop af, in wiens plaats een Prins van Rohan tot Regent wierd verkooren. In deezen flaat bleeven de zaaken tot in Wynmaand deezes jaars , wanneer'er, by gelegenheid der Vergaderingen, over het kiezen van een nieuwen Keizer te Frankfort, door de Keurgezanten ook een Congres over de Luikfche zaaken wierd gehouden, by het welk eene verzoening tusfehen den Prins Bisfchop en zyn Volk wierd beraamd, beftaande in XV Artikelen, hoofdzaakelyk van den volgenden inhoud: „ De Luikenaars zullen zich on„ derwerpen, zonder eenige voorbehouding. De „ Prins Bisfchop zal daarentegen eene algemeene „ Amnestie verleenen. Het Volk zal worden ont„ wapend. Alles zal herfteld worden, zo als het » op  TEGENWOORDIGE EEUW. 219 „ op den 18 Augustus 1789 was. Het Volk „ zal zyne bezwaaren voordellen, en men zal „ zien, welke veranderingen 'er gemaakt moeten „ worden. De gedaane en noch te doene kosten „ zullen door het Land van Luik worden betaald". Zo billyk als deeze Artikelen waren, zo onbillyk vond dezelve de Luikfche Regeering: zo dat dezelve eene zeer breedvoerige Verklaaring naar Frankfort zond, waar by zy dezelve ten vollen verwierp. Een Vertoog, over deeze zaak door de Luikfche Regeering, in de Couranten geplaatst, was niet minder kragtig, dan de gewoone taal van 1787 in de Nederlanden. Zy maakten zelfs de fpreuk der VVykenaaren , Dood of Fryy de hunne. Doch toen een maand laater het getal der Executions - Troepen grooter was geworden , dan de kragten der Luikenaaren , met hoop van goed gevolg, fcheenen te kunnen keeren, veranderde alles in een oogenblik. In eene Vergadering der drie Standen des Lands, gehouden den 31 van Wynmaand, verklaarden dezelve, na datzy het verflag hunner Gedeputeerden, te Frankfort gehouden, hadden overwoogen, dat zy nooit voorneemens geweest waren de banden, met welke zy aan het Duitfche Ryk gebonden waren , te verbreeken, gelyk men hen thans befchuldigde. Dat zy insgelyks de aangeboodene Arti-  aao GESCHIEDENIS bek ' Artikelen aannamen, op voorwaarde, dat men eene behoorlyke Volksvertegenwoordiging in de Staatsregeering zoude bezorgen ; benevens eenige andere voordeden, die men denkelyk toen wel zoude hebben verkreegen, zo men niet wederom merkelyk was te rug gegaan, wanneer bleek, dat de Kreitstroepen veel minder in getal waren dan zy wierden opgegeeven, en vooral dat de Colomme der Keizerlyke Troepes, die naar de Nederlanden door Luik moest trekken, waar voor men zeer gevreesd had, geene bevelen hadden om zich met de Luikfche zaaken te bemoeien. Hierop wierden weder Gezanten naar Berlyn gezonden , ten einde de tusfchenkomst van den Pruisfifchen Monarch af te fmeekcn; daar echter thans weinig van was te hoopen. Alles bleef dus te Luik in een ftaat van onzeker» heid, tot dat de Keizerlyke benden, in het laatst van 1790, de openbaare rust in de Nederlanden hadden herfteld, wanneer de Keizer verklaarde, dat hy zyne Troepen tot herftelling der rust in Luikerland, en tot de uitvoering der Decreeten van de Wetzlarfche Kamer, zoude gebruiken. Op den 10 van Louwmaand van 1791 liet de Generaal Keuhl, welke die benden zoude aanvoeren, een bevel uitgaan, by het welk een ieder gewaarfchuwd wierd, zich van alle Patriottifche zieradien en wapenen te ontdoen. Ras trok een genoegzaam aantal  TEGENWOORDIGE EEUW. &n aantal Oostenrykers binnen de Stad, om de rust te handhaven ; terwyl het Domkapittel herfteld, en door hetzelve de Prins Bisfchop , die zich noch te Trier bevond, genoodigd wierd, om tot zynent weder te keeren; gelyk ook op den 13 gebeurde, wanneer hy, onder het losfen van 'c gefchut en 't luiden aller klokken, in zyne Hoofd, ftad wederkeerde. Alles wierd toen op den ouden voet herfteld, en alle moeite aangewend, om de rust te bewaaren, ten welken einde ook eenige dagblaaden, die gewoon waren het Gemeen op te winden, wierden verboden. Den 20 wierd de te rugkomst des Vorsten door eene plegtige Mis gevierd, by welke gelegenheid dezelve eene gepaste aanfpraak deed. Eindelyk wierd 'er eenei Amnestie afgekondigd, by welke echter eenige der voornaamfte misnoegden wierden uitgeflooten. Wy meldden ftraks eenige gefchillen, die in de Belgifche Provinciën, na het afwerpen van hec Oostenryks gebied ontftonden, over een meer of min Democratifche Regeeringsform. Dezelve bes paalden zich eerlang niet alleen tot de Burgeryen, maar floegen ook tot het leger over, wiens Officieren , met hunnen Generaal van der Meersch aan het hoofd, geen genoegen namen in het Aristocratisch befluur der Heeren van Eeupen en van der Noot. Dit liep zo hoog, dat zy met eikanderen uit hun leger by Namen een uitvoerig Adres zonden  322 GESCHIEDENIS der den aan het Brusfelfche Congres, by het welk zy verandering verzogten in verfcheidene zaaken. Niet weinig waren van Eeupen en van der Noot hier ' mede verlegen; dewyl het weigeren van dit Adres voor hen gevaarlyk was, en het toeftaan hen de klem der Regeering zoude hebben ontwrongen. Zy maakten hierom gebruik van het corps Troe. pen, 't geen onder den Generaal Scbönveld had gediend, om het Kasteel van Artwerpen te veroveren , en zonden dien Veldoverfte, verzeld mee Gemagtigden uit het midden van het Congres, in de nabyheid van Namen, by welke Stad van der Meersch was gelegerd, alwaar zy hun flag zo wel namen, dat zy van der Meersch gevangen kreegen, eer hy een genoegzaamen tyd had om tegenfland te bieden. Eerlang wierd hy te Antwerpen op het Kas eel gevangen gezet , 't geen een geweldig misroegen baarde in Vlaanderen, alwaar men hem zeer genegen was, zodanig, dat de Staaten van Vlaanderen wel genoodzaakt wierden , zich daar over by het Congres te beklaagen. De Oostenrykers die zich, na hunne verdry ving uit Braband, Namen en Limburg, naar de vesting Luxemburg hadden begeeven, waren allengs zo veel vermeerderd , dat zy wederom aanvallende konden te werk gaan in het midden van Bloeimaand van 1790, by welke gelegenheid zy den Generaal Schönveld noodzaakten, eenige posten in 't Luxem- burgfche  TEGENWOORDIGE EEUW. 223 burgfche te verlaaten. Hierna bleef de ftaat der zaaken zonder merkelyke verandering tot aan de Conventie van Reichenbach, welke den Koning van Hungaryen in ftaat ftelde eene aanzienelyke magt naar de Nederlanden te doen afzakken; ter. wyl hy ook gerust kon zyn, dat de Mogenhcden, welke anderzins denkelyk de Belgen zouden hebben bygeftaan, zich thans niet met hen zouden bemoeien. De Brabanders begreepen intusfchen zeer wel de grootheid van het hen over het hoofd hangend gevaar, en zogten hulp te Berlyn, Londen en in s' Hage; doch te vergeefsch. Toen wendden zy het oog naar Frankryk, maar de Franfchen vonden zich in te veel verwarringen ingewikkeld m zich met uitheemfche zaaken te bemoeien, met welke zy niets noodig hadden: terwyl ook de Brabandfche Vryheid, als van een Aristocratifchen aart, hen in 't geheel niet naar den zin-was. Toen begreep van der Noot, dat men alles wat wapenen draagen kon, en daar toe genegen was, moest oproepen, en daarmede eene uiterfte pooging doen, om de Oostenrykers, die thans aanwezende waren, uit het Luxemburgfche te verdry ven , eer hun verwagt wordend groot leger kon aankomen. Straks wierd 'er eene zoort van Kruistocht door het geheele land gepreedikt; en van der Noot, die zich zeiven aan het hoofd ftelde, vergaderde by de vyfdg. duizend mannen, met welke hyzich in ftaat waande, de  fl24 GESCHIEDENIS der de weinig talryke Oostenrykers uit hunne posten te verjaagen. Doch zyne overmagt bezweek voor de meerdere bekwaamheid der Oostenrykers, die hunne posten behielden , niettegenftaande de geweldige aanranding der by een gebragte menigte, die toen, wegens gebrek aan Tenten en Eetwaaren, ras naar huis keerde. Wat laater wierd een Congres in 's Hage geopend, door de Gezanten van Groot-Brittannien en Pruisfchen, met den Hollandfchen Raadpenfionaris, om fchikkingen te beraamen, op welke de Belgifche Provinciën zich weder, op behoorlyke voorwaar^ den, met den Oostenrykfchen Monarch zouden iunnen verzoenen. Veelvuldige poogingen wierden 'er ten dien einde in het werk gefteld, en de Oostenrykers boden zeer gunftige voorwaarden aan, doch de party van van Eeupen en van der Noot wilde nergens naar hooren. Geduurende deeze onderhandelingen was de Oostenrykfche magt in de Nederlanden aangegroeid tot veertigdui. zend koppen, en de tyd van beraad verftreeken, 't geen den Oostenrykfchen Generaal, Baron van Bender, bewoog den weg van Namen in te flaan. Nu zat men te Brusfel met de handen in het hair, dewyl men geene magt had, die eenig* zins tegen de Oostenrykers beftand was, en men zich echter ook niet wilde overgeeven. Thans vond men, als een middel om ten minften een ftilftand  TEGENWOORDIGE EEUW. a*5 ftilftand van wapenen te bekomen, uit, dat men den Aarts - Hertog Karei, derden Zoon van Keizer Leopold, zoude verklaaren tot Souverain van de Nederlandfche Provinciën, en zulks den Ge» neraal Bender bekend maaken , en een ftilftand van wapenen verzoeken. Doch die Generaal antwoordde, dat hy deeze uitvinding befchouwde als eene nieuwe beleediging, zyn meester aange« daan, en dat hy van geen ftilftand van wapenen meer wilde hooren. Op den 22 van Slagtmaand van 1790 begaven zich de Oostenrykers op marsch, en trokken den volgen, den dag by Bovignes over de Maas, en voorts op Namen, na dat zy de verlaatene Batteryen, met al hun gefchut, hadden weggenomen. Binnen Namen was met zyn gering leger geweeken de Generaal Schönveld, die zich gereed maakte om de Stad te verdeedigen, 't geen door de Burgers anders wierd begreepen, waarop Schönveld met zyn Volk uittrok, en daarentegen de Oostenrykers aanftonds wierden binnen gelaaten. Thans namen de Patriotten den weg naar Brusfel, werwaard zy welhaast gevolgd wierden door de Oostenrykers > die den 29 voor die Stad naderden, en begeerden binnen gelaaten te worden. Nu was aldaar de ver»; warring allergeweldigst; van welke zich de voornaamfte Hoofden bedienden om zich weg te maaken. Men bedong noch wel wat uitftel, dcch IV. deel, P wa$  22farisfen te benoemen tot het kiezen eener gefchikte plaats in de Hoofddad, tot het houden der Vergaderingen. De gekoozene Heeren bepaalden daar toe de Manege der Thuilleries : doch dewyl wel drie weeken vereischt wierden, om aldaar de noodige fchikkingen te maaken, wierd beflooten, dat de zittingen intusfchen in eene der zaaien van het Aarts • Bisfchoppelyk Paleis zouden worden gehouden. De Paryfenaars voeren intusfchen voort, met het Lantaarnen dier geene , welke het ongeluk hadden, van by hen in ongenade te vervallen. Onder anderen viel dit den 21 van Wynmaand een Bakker te beurt, dien men befchuldigde,een grooten voor»  *36 GESCHIEDENIS der voorraad van meel en brood te hebben laaten bederven. Ondertusfchen bevond men, dat die man maar drie brooden in huis had gehad h geen zo veel verontwaardiging verwekte, dat men in dit geval recht deed, en den Karei, die den armen Bakker gelantaarnd had, op zyne beurt op dezelfde plaats ophing. Tot hier toe was de bediening des Rechts toebetrouwd geweest aan de Parlementen, die teffens met den Koning insgelyks de gewoone Wetgeevende magt uitmaakten. Dit Iaatfte begreep men , dat in de nieuwe order der zaaken in 't geheel geen plaats kon hebben,waaruit de vreeze ontftond, dat de Parlementen, nayverig op hun oud gezag, de befluitender N. V., zo veel mogelyk, zouden zoeken te verydelen. Hierom befloot men, dat de Parlementen , die in 't begin der Troebelen in Vacantie waren gefteld, daar in zouden blyven ; terwyl die geene , welke' hunne functien weder hadden begonnen, op nieuw in Vacantie zouden worden gefteld. Voorts wierd beflooten, dat de Kameren der Vacatiën het werk der. Rechtspleeging zouden vervolgen , niettegenftaande alle Reglementen, die daar tegen mog. ten beftaan. Eindelyk dat de Koning zoude gelieven alle de daar toe noodige bevelen uit te vaardigen. De tweede van Slngtmaand was aanmerkelyk door de beflisfing omtrent het gebruik der Gees- telyke  TEGENWOORDIGE EEUW. 237 telyke goederen, die in het Franfche Ryk een oneindig grooter waardy bezaten, dan tot het uitoeffenen der Roomsch - Catholyke Religie noodig was. Geduurende vyf zittingen was daar hevig over getwist; dewyl verfcheiden voornaame redenaars van oordeel waren, dat deeze goederen het eigendom der Natie waren, terwyl andere zulks ten fterkften ontkenden. De voorftanders van de Geestelyke Oppermagt waren van gevoelen, dat de Natie al zo weinig eigenaar van die goederen was, als de Geestelykheid zelve, maar dat dezelve een heilig Domain uitmaakten, waar op geen fterveling meer recht had dan dat van het Vruchtgebruik, en dat God zelve, aan wiens dienst die groote goederen waren vast gemaakt, alleen de waare eigenaar was. De voorftanders van het wereldlyk Oppergezag ontzenuwden deeze redenee. ring met gewigtige tegenbedenkingen, en gaven daar te boven deeze politique redenen: „ Dat, „ indien men de Geestelykheid meester liet van „ haare groote goederen, dezelve een ontzachelyk „ lichaam zoude worden in den Staat, 't welk, „ vroeg of laat, aanfpraak op de rechten van alj, len zoude maaken, en die onderfcheiding van „ orden en belangen.te rug roepen, welke men, 5, om Frankryk gelukkig te maaken, vernietigde". Na veele debatten viel eindelyk met eene groote meerderheid het volgend Raadsbefluit: n I. Dat  aa8 GESCHIEDENIS du „ i. Dat alle de Kerkelyke goederen zyn ter „ hertelling der Natie, mits dat dezelve voorzie „ in de kosten van den openbaaren Godsdienst, in „ het onderhoud van derzelver Dienaaren, en in de „ verzorging der armen , onder de bevelen en het „ opzicht der Provinciën. 2. Dat in de fchikkingen , „ die te maaken zyn, tot onderhoud der Bedie„ naaren van den Godsdienst, niet minder moge „ verzekerd worden, tot onderhoud van een Paro„ chie-Priester, dan twaalfhonderd Livres in het „ jaar, Huis en Tuin, daar by behoorende, 'er niet „ onder gereekend". Zeer groot was voorzeker het voordeel, 't geen den Staat hieruit gebooren wierd, hoewel minder, dan in den beginne wierd opgegeeven, dewyl men weinig in aanmerking nam, dat de verbaazende fchat der Geestelyke goederen met aanmerkelyke fchulden beladen was, en dat veele, die rykelyk leefden van de mildaadigheid der aanzienelyke Geestelyken, thans op eene andere wyze zouden moeten worden geholpen. De Parochie • Priesters waren over het algemeen zeer voldaan over dit Decreet, dewyl hun toefland daar door wierd verbeterd. Doch de aanzienelyke Geestelyken namen het zeer kwaalyk. Noch grooter wierd liun misnoegen , toen zy, by het fcheiden der Vergadering, op ftraat openlyk door het Gemeen wierden befchimpt, om dat zy tegen een zo lang be.  TEGENWOORDIGE EEUW. 230 begeerd en heilzaam Decreet tegenftand hadden geboden. Niet minder verbitterde hen een Befluit, by het welk het doen der Kloostergeloften, by voorraad, wierd opgefchort. Wat de Parlementen betreft, de hen voorzeker zeer onaangenaame bevelen wierden by dezelve op verfchillende wyzen opgevat. Dat van Parys onderwierp zich oogenblikkelyk. Doch) cat van Rouan maakte een De-; creet, by het welk twyffelingen wierden opgeworpen omtrent de goede verftandhouding tusfehen den Koning en de N. V. Ondertusfchen had 's Konings Raad dit Decreet ftraks gecasfeerd, en 'er kennis van gegeeven aan de N. V. welke hec ftuk oproerig heeft verklaard, en gefteld in handen van hec Chatelet, als de Vierfchaar , door •welke over misdaaden van gekwetfte Majesteit moet worden gevonnisd. • Van den 16 tot den 24 van Slagtmaand wierden, in verfcheidene zittingen, de verdeelingen van Frankryk in Departementen en Cantons geregeld, teffens met de inrichting der zogenaamde eerfte Vergaderingen. Voorts de wyze bepaald, op welke men verkiezingen tot de Nationaale Vergadering zoude doen, en hoedanig men de Regeeringen der hoofd- en mindere verdeelingen zoude fchikken. In eene der volgende Sesfien wierden afgefchaft alle Giften , Gefchenken , Stads Ifynen enz. die door de Steden pleegen gegeeven te worden, by gelegenheid  *4o GESCHIEDENIS der genheid van de huldiging van aanzienelyke Amp-: tenaaren, waar door groote uitgaven voor de Stads kasfen wierden befpaard. Intusfchen deed de ftad Jefoudon in Berry eene Patriottifche offerhande, van alle de zilveren Gespen, welke de Ingezetenen bezaten, en die in eene klomp van honderd vyftien mark Zilver waren verfmolten. Straks wierd dit voorbeeld door een i dér Leden van de N. V. gevolgd, en niet lang daar na door alle de andere, en zelfs door de omftanders. Minder aangenaam was de volgende dag van den 25 van Slagtmaand, den dag voor dien der gewoone Intrede van het Parlament, welke men meende , dat door de Voorftanders der Oude Conftitutie gebruikt zoude worden tot het bewerken eener Tegenomwenteling, waarom door den Generaal de la Faiette de noodige last tot het verdubbelen der wagten wierd gegeeven. '£r gebeurde intusfchen niets; en niet onwaarfchynelyk was de geheele zamenzweering een verdigtzel, op hoop, van daar door het Volk weder op hol te helpen, om die moorden, welke men op den 6 van Wynmaand niet had kunnen verrichten, thans te volbrengen. De Corficaanen, door de wapenen van Koning Lodewyk den XV aan het Franfche Ryk onderworpen , hadden zo haast niet de afwerping van het Koninglyke juk door de Franfchen vernomen, of zy  TEGENWOORDIGE EEUW. 5241 *y vólgden dezelfde voetffappen, en voorzagen zich van eene Nationaale Krygsmagt. Voorts wendden zy zich tot de N. V., om kennis te geeven van eenige onlusten, welke by gelegenheid dier omwenteling op het Eiland waren voorgc vallen, waar tegen het Regiment van Maine zich had willen verzetten.' Voorts klaagden zy, dat de befluiten der N. V. niet behoorlyk tot hen kwamen , en verklaarden teffens, dat, fchoon zy thans gunfliger gelegenheid hadden dan ooit, om naar hunne volkomene onafhangelykheid te flaan, zy zich echter aan de N. V. wilden blyven onderwerpen, en alle derzelver Decreeten gehoorzaamen. Na het leezen van deezen brief, wierd beflooten: „ Dat Corfica voortaan als een deel „ van het Franfche Ryk zoude worden aange» „ merkt, en dat de Koning verzocht zal worden „ de Befluiten der Vergadering derwaard te zen„ den, en te doen uitvoeren. Noch wierd be„ flooten, dat alle die geene, welke by gelegen. „ heid der verovering des Eilands hetzelve hadden „ moeten ruimen, vryheid zouden hebben van „ derwaard weder te keeren". Te Martinique was ock naauwelyks tyding gekomen van het gebeurde in Frankryk, of de Kooplieden voorzagen zich van de driekleurige Natio. naale Cocarde, en riepen: De Koning leeve, de Derde Staat leeve. Dus uitgerust, begaven zy zich by den Generaal des Eilands, en wilden, dat IV. deel. Q hy  *4a GESCHIEDENIS der hy hetzelfde zoude doen. Doch deeze weigerdt zulks, en dreigde zelfs de ftad St. Pierre in brand te zullen fteeken. Waarop de Kooplieden antwoordden : dat men hem dan in de^ vlammen zoude werpen. Hierop begaven zy zich naar den Gouverneur van St. Pierre, en noodzaakten hem hun te wille te zyn, 't welk gemakkelyk kon gefchieden, om dat zy de bezetting reeds vooraf in hunne gevoelens hadden overgehaald. Dit verricht zynde, wierden de We,, en door de Burger-Militie bezet, waarop men met de ontrolde Vaandel* van Frankryk en Noord - Amerika naar de Kerk trok, om een Te Deum te zingen; waarna de Vaandels naast eikanderen geplaatst, en door een van het gezelfchap eene toepasfelyke aanfpraak wierd gedaan. Des avonds was men zeer vrolyk in den Schouwburg, alwaar de Generaal nu ook verfcheen, doch hy wierd 'er zeer koel ontvan» gen, 't geen echter merkelyk veranderde, toen hy zyn leedweezen over het gebeurde betuigde , en de Nationaale Cocarde op zyn hoed plaatfte. Ongelukkig was het intusfchen, dat de Heer Viomenil zeide, dat de Rechten van den Mensch den Zwanen even goed toekwamen, als den Blanken; 'tgeen een opftand der eerstgenoemden verwekte, die echter door de Blanken wierd gefluit, en met het hangen van eenige Negers geëindigd. of  TEGENWOORDIGE EEUW. 043 Op den ao van Wintermaand van 1789, deed de Heer Brunet de Latugue, Gedeputeerde der Bailluagie van Nerac, eene voortreffelyke aanfpraak in de N. V. aangaande de verdrukking, onder welke de Hervormden moesten zuchten, door het herroepen van 't Edict van Nantes, het welk door den Koping in 1787 wel meïkelyk was verzagt, doch echter noch die hardheid overliet, dat zy buiten de Stedelyke Vryheden, aan welke de bedieningen van het recht gehegt zyn, geflooten bleeven. Na dat hy de hier uit voortvloeiende onbillykheden nader had opengelegd, voegde de Heer Roederer 'er een gelykzoortig voorftel by, omtrent de Comedianten; en de Graaf van Clermont Tonnere noch een derde, omtrent de Jooden. Na dat hier verfcheiden dagen lang over was gehandeld , volgde op den 24 het volgend Decreet: „ De Nationaale „ Vergadering befluit 1. Dat de Niet Catholyken, „ die anders alle voorwaarden vervuld hebben, „ welke in de voorgaande befluiten zyn voorge„ fchreeven , om Verkiezers of Verkiesbaaren te „ zyn, zullen mogen verkooren worden tot alle „ waardigheden van Regeerirjg, zonder uitzonde„ ring. 2. Dat de Niet Cdjholyken, even be„ voegd zyn tot alle Burgerlyke en Krygsbedie„ ningen, als alle de andere Burgers. Zonder „ nochtans iets te verminderen omtrent de Joo„ den, over welken de Vergadering haare uicQ t „ fpraak  244 GESCHIEDENIS der „ fpraak voorbehouden heeft; en daarenboven, „ zonder dar 'er andere redenen tegen de ver„ kiesbaarheid kunnen worden ingebragt, dan die, „ welke uit Conftitutioneele Befluiten voort» „ vloeien". Welke laatfte uitdrukking de Comedianten bedoelde. Tegenwoordig fcheen 'er een vlomaakc goede overeenftemming, tusfehen den Koning en de N. V., plaats te hebben, gelyk blykt uit de aanbraak, met welke eene Deputatie der N. V., met den Pnefident Desmeuniers aan het hoofd, den Koning, met het begin van het nieuwe jaar 1790, begroette, en in welke zy te kennen gaven, dat door hun arbeid eerlang een zamenftel van Wetten zoude verzameld zyn, in ftaat! om het geluk des Ryks te ■ verzekeren , waarop hunne eerbiedige tederheid een beminden Koning zal verzoeken, de wanorders van een onrustig tydperk te vergeeten, en zich niet anders te herinneren, dan den voorfpoed en het vergenoegen, dat hy over het fchoonfte Koningryk van Europa zal verfpreid hebben. Wanneer men ook zal moeten erkennen, dat, indien de Vryheid een noodzaakelyk goed voor de Franfchen geworden is, zy dezelve verdienen, door hun ontzag voor de Wetten, en voor den deugdzaamen Monarch, die dezelve moet handhaaven De Koning beantwoordde deeze aanfpraak op eene zeer verpligtende wyze, zeggende :  TEGENWOORDIGE EEUW. Ï45 de: „ Ik ben zeer gevoelig over de nieuwe „ betuigingen van genegenheid, die Gy my doet „ in den naam der N. V. Ik wil alleen het geluk „ myner Onderdaanen, en ik hoope, dat het jaar, „ het welk wy beginnen, voor alle Franfchen „ een tydperk van geluk en voorfpoed zal zyn". De eerfte zaak van gewigt, die in dit jaar wierd afgedaan, was die van de Lettres de Cachet: by welke gelegenheid men met verbaazing verftond , dat 'er zo veele, zo Geestelyke als Wereldlyke Opperhoofden waren, die zich daar van bedienden, dat zelfs aan den Minister in dit Departement de meeste gevangenisneemingen, en derzelver redenen, onbekend waren: terwyl het zelfs moeielyk was, alle de gevangenisfen, die tot dit oogmerk door het gantfche Ryk gebruikt wierden, na te fpooren. Hierom wierd 'er een Befluit genomen, waar by een ieder, dien het aanging, gelast wierd, •binnen acht dagen na het ontvangen van dit •Decreet, alle zyne gevangenen, met de reden hun. ner vastzetting op te geeven, met bedreiging van daar voor anderzins aanfpraakelyk te zullen zyn. Dewyl het verder gevolg dier zaak dus een tyd lang moest worden uitgefteld, wierd 'er nu gehan» deld over de kosten van 's Konings Hofhouding, die men begreep, dat, gelyk in Groot - Brittannie, op een vasten voet moesten worden gebragt. Teffens oordeelde men het onvriendelyk, zulks Q 3 zon-  S4&" GESCHIEDENIS der zonder overroeping van den Monarch af té doen, en befloot, Z. M. te verzoeken, dat hy zelve geliefde te bepaalen, welke fomme hy noodig oordeelde tot onderhoud der Hofhouding, der Koi ninglyke Gebouwen enz., voorts dat hy daarin geene te groote zuinigheid geliefde te betragten; dewyl de waardigheid des Ryks, en van een der eerfte Monarchen der waereld, eene luisterryke Hofhouding vorderde. Straks wierd den Koning hier kennis van gegeeven, die dit zeer verpligtende beantwoordde; doch uitftel verzogt, tot dat hy zoude gezien hebben, dat 'er hoofdfommen bepaald waren tot het betaalen der intresfen en der fcbuiden van den Staat. Zeer aanmerkelyk waren in deezen tyd de klagten van èenige Gemagtigden der gevluchte Hollandfche Patriotten aan het Fransch Ministerie, over de, volgens hun oordeel, onregelmaatige uitdeeling der .pennoenen, welke de Kroon aan die uitgeweeke» nen, na de omwenteling van 1787, had toegeftaan. Uit naam des Konings Wierd hier op door een der Staatsdienaars geantwoord, dat men wel de goedheid had gehad, aan eenige gevluchte Hollanders pennoenen te verleenen, doch dat dit eene enkele vriendelykheid was, zonder eenige verplig. ting; zo dat dezelve geen reden hadden, om daaromtrent klagten in te brengen. Dac men verder de Gemagtigden derzeive niet kon erkennen, dewyl  TEGENWOORDIGE EEÜW. U? wyl het lichaam dier Patriotten dan zoude moeten gehouden worden voor een wettig Corps, daat men ze niet hcoger kon befchouwen, dan enkele begunftigde perfoonen. Zeer euvel namen dit de Hoofden dier gevluchten, en lieten den brief van den Minister Lambert beantwoorden door een hunner, den Heer van Hoei, die den Koning en zyne Dienaaren onder het oog bragt: dat het geheele werk der zogenaamde Grondwettige Herftelling der Hollanders, in 1787, een gevolg was van den raad en de beloften der Franfche Staatsdienaaren van dien tyd. Dat de Koning den Patriotten, door zyne Gezanten, tot op het laatfte, groote be* ioften had gedaan, doch dat, toen het 'er toe kwam, men hen op eene fchandelyke wyze had laaten zitten. Dat de eenigfte vergoeding voor hun onheil waren eenige Jaargelden, die men hen thans noch wel als eene zeer groote gunst fcheen te willen toe rekenen. Dat hy zich eindelyk niet verder zoude wenden tot een onrechtvaardig Ministerie, maar liever tót de billykheid der Wetgeevende Vergadering. Hoe zeer de verrichtingen der Nationaale Vergadering den meesten zeer veel heils beloofden, zo zagen echter de Vrienden des Konings veel onheil te gemoet uit de poogingen der Demokratifche Party, om de grondflagen der Koninglyke magt te ondermynenj 't geen den voorftanders van het Q 4 Mo-  GESCHIEDENIS der Monarchaal gezag bewoog, den Koning te raaden, zich eens in de Vergadering te begeeven , om aldaar zyn genoegen over het tot hier toe verrichtte te betoonen. Dit gefchiedde ook op den 4 van Sprokkelmaand van 1790, wanneer de Koning, na zich een tyd lang te vooren te hebben doen aandienen, binnen trad, in een zeer eenvoudig Zwart gewaad , en eene zeer aandoenelyke Re* de voering deed, waar by hy niet alleen alles, dat tot hier toe verricht was, bevestigde, en goedkeurde, maar zich zelfs woordelyk dus uitliet: Myne Heeren, ik zal, te zamen met de Kcninginne, myn Zoon al vroegtydig leer en door te dringen tot de beginzelen der nieuwe Conjlitutie: en ik zal hem door nuttige lesfen zodanig trachten te vormen, als ik hem begeer e voor het geluk der Ratte, welke hy zal moeten regeeren. Voorts noodigde de Koning alle de tegenflrydige partyen in de Vergadering, en alle tegengeftelde belangen, om zich te vereenigen tot het Gemeen belang, het welk de hoogfte Wet van Staat moet zyn. Da P/ajfident der N. V. beantwoordde in zeer vriendclyke termen des Konings aanfpraak. Ook was de Monarch riaauwelyks vertrokken, of men beraamde, tot het bezorgen van meerder eenigheid, het doen van een plegtigen Burger - Eed, van volgenden inhoud: „ Ik zweere getrouw te zullen zyn „ aan de Natie, aan de Wet en aan den Koning; v en  TEGENWOORDIGE EEUW. 549 ^ en de Conftitutie, door de N. V.. vastgefteld,: „ en door den Koning aangenomen, uic al my- ne kragt te zullen handhaven", Deeze Eed wierd ftraks op het Stadhuis herhaald, door de geheele Stad nagevolgd, en den volgenden avond met eene algemeene Illuminatie bekroond. Een dier gebeurtenisfen, welke niet weinig toebragc, tot vermeerdering van hec wantrouwen tegen den Koning, was de ontdekte zamenzweering van den Marquis de Favras, die een ontwerp had gemaakt, tot eene Tegenomwenteling in Holland en Braband, door Koningsgezinde Franfchen, welke tot oogmerk en einde zoude hebben eene Tegenomwenteling in Frankryk, alwaar dan het Monarchaal gezag in zyn ouden luister herfteld, en onder anderen Necker, de la Faiette, en Bailly zouden worden om hals gebragt. Dit geheele ontwerp was zo buitenfpoorig, dat het eerder het werk van een krankzinnig, dan van een verftandig, mensch geleek. Het geheim daar van was ook zo flegt bewaard, dat het reeds in zyne beginzels uitlekte; waarop de Marquis op den 25 van Wintermaand van 1789 wierd gevangen genomen. Hy zat tot den 9 van Sprokkelmaand des volgenden jaars, wanneer hy wierd veroordeeld, tot het doen van Amende Ho* norable bloots hcolds en bloots voets, voor de groote deur der Hoofdkerk van Parys, houdende in de Rechterhand eene Waschkaars van twee pond, 9. 5 met  S50 GESCHIEDENIS der met een opfchrift voor op de Borst, en achter op den Rug,-van deezen inhoud: Zamenzweerder tegen den Staat. Voorts om aldaar vergeeving te vraagen van God, de Natie, de Wet, en den Koiiing. Eindelyk om van daar op eene Mestkar ge» bragt te worden naar de place de Greve, om al. daar gehangen te worden, dat 'er de dood naar volgt. Onder de medepügtelingen was ook aangebragt Monfieur, 's Konings Broeder, doch deeze bewees volkomen zyn onfchuld. Wat laater ontftond 'er eene nieuwe verflagenheid door het ontdekken van een ontwerp tot eene Tegenomwenteling beraamd, en, zo men zegt, éigenhandig gefchreeven door den Graave de Maillebois. In dit ontwerp waren de Hoven van Madrid, Napels en Turin begreepen, van wier eerfte wierden gevorderd twee Millioenen geld, en zesduizend mannen , terwyl het tweede zoude moeten geeven vier Millioenen, en tienduizend mannen: wordende van het derde Hof gevorderd acht Millioenen geld, en ▼yfttenduizend mannen. Met welke magc men een inval zoude wagen in het Lyoneefche en in Dauphiné, wanneer men talryke verfterkingen van Bin» nenlandfche Corpfen verwagtte. Of dit plan reeds met de genoemde Hoven beraamd was, dan of hec alleen een ontwerp van den vinder en zyne byzondere vrienden was, zulks heeft men tot hier toe niet kunnen ontdekken: zekerder is het, dat het \ door  TEGENWOORDIGE EEUW. 251 dóór den Secretaris van den Generaal wierd aangebragt, en dat de ontwerper zelve, noch in tyds gewaarfchuwd, hét Ryk verliet. Zyne byzondere goede vriendin, Madame Casfini, wierd daar over ook verhoord, doch men kon uit haar niet veel ontdekken. Veel opfiens maakte omtrent deezen tyd ook hét zogenaamde Roode Boek, het welk de Koning had geleend aan den Heer Necker, die, zich daar iets van hebbende laaten ontvallen , verpligt wierd hetzelve aan de Cornmisfarisfen der N. V. ter hand te Hellen. Dit boek, in rood Turksch leder gebonden, bevatte een Register der uitgaven aan jaargelden, giften en gefchenken, gedeeltelyk gedaan door den voorigen, en voorts door den *egenwoordigen Koning. Dat gedeelte, het welk Lode» wyk den XV betrof, was bevat in tien bladen» met een ftrook papier afgeflooten: terwyl de giften des tegenwoordigen Monarchs tweeëndertig bladzyden vervulden, loopende van den 9 May 1774 tot den 16 Augustus 1789,en houdende eene femme van byna tweehonderd agtentwintig Millioenen. Onder anderen gaf veel ftofs tot nadenken het geeven van eene Lyfrhente aan den Rhyngraaf van Salm in 1782, van veertigduizend Livres, jaarlyks. Gelyk ook eene zomma van byna honderdzesendertig Millioenen Livres, aan geheime uitgaven , meesc  352 GESCHIEDENIS DE* meest fe Holland bedeed, van im tot in 1788. Reeds voor eenigen ryd had de Minister der geldmiddelen, de Heer Necker, omtrent dezelve een ontwerp overgegeeven, waar uit bleek, dat zo men eene Nationaale Bankbreuk wilde voorkoken, buitengewoone middelen by de hand zouden moeten worden genomen. Na menigvuldige daar over gehoudene beraadflagingen, befloot men eindelyk de menigvuldige Kerielyke goederen, die de Natie zich had toegeëigend, te (tellen tot eene waarborg voor de Nationaale fchuld, en tot het maaken van vierhonderd Millioenen Asfignaten, van vierduizend tot tweehonderd Livres, welk papieren geld, even als het gewoon Goud en Zilvergeld, in de wandeling zoude komen, en ter zyner tyd uit den opbreng der te verkopene Geestelyke goederen wederom worden afgelost. Teffens wierden 'er weder voordellen gedaan om het lichaam der Franfche Geestelykheid te bemoeien; daar echter de afgezanten van eenige Diftricten geweldig tegen waren. Onder anderen kwam 'er een vry uitvoerig Adres van die van Nimes te voorfchyn, waar by gevorderd wierd, dat men de Roomsch-Catholyke Religie, dooreen plegtig befluit, zoude verklaaren voor den Godsdienst van den Staar, en den eenigen die de eere eener openbaare oelfening behoorde te genieten; benevens andere Arcy-  TEGENWOORDIGE EEUW. 253 Artykelen, die vermeerdering van het Geestelyk gezag vorderden: gelyk ook, dat de Uitvoerende Magt den Koning alleen wierd toevertrouwd, en dac de reeds genomene Decreeten der N. V. nader door hem zouden worden nagezien, en afgekeurd of bevestigd. Dan dit voordel wierd, gelyk licht te begrypen is, met verachting' van de hand geweezen. Zeer aanmerkelyk was het Decreet der N. V. van den 22 van May deezes jaars, by het welk de noodige bepaalingen omtrent het Recht van Oorlog en Vrede wierden gemaakt. Hier omtrent wierd hoofdzaakelyk bepaald: dat het Recht van Vrede en Oorlog aan de Natie behoort,en dus niet tot Oorlog moge beflooten worden, dan door een befluit van 't Wetgeevend lichaam, 't welk zal genomen worden op de voorftelling des Konings, én vervolgens door Z. M. worden bevestigd. Dat den Koning de befcherming des Lands van buiten» wordt opgedraagen, en dus alles wat tot den Oorlog behoort, en tot de buitenlandfche Correspondentie, door hem zal worden geregeld. Dat zo dra 'er eenige omflandigheid zal voorkomen, die het gebruik der wapenen vorderd, de Koning de beweegredenen daar van zal open leggen. Dat de Oorlogs-Verklaaringen zullen gefchieden met deeze woorden van wege den Koning in den naam der Natie. Dat het Wetgeevend lichaam, geduurende den  954 GESCHIEDENIS der. den loop des Oorlogs, zal kunnen eifchen dat 'er onderhandelingen van Vrede worden begonnen. Dat eindelyk, mee het ophouden des Oorlogs, de afdanking der aangenomen buitengewoone benden zal worden gedaan door het Wetgeevend Lichaam. De Koning keurde dit befluit goed, zonder eenige uitzondering. Zeer aanmerkelyk was de avond van den 19 van Zomermaand van 1790, op welken 'er eene verzj. meling van Vryheidlievenden, uit alle de hoeken der aarde by een gekomen, waar onder zich zelfs Chaldeën en Arabiers bevonden, voor de N. Vergadering wierd toegelaten. Anacharfis Cloots, was de Sprceker deezer menigte, uit wier naam hy de wysheid der N. V. eerbiedigde, en die zeer vriendelyk door den Voorzitter der Vergadering wierd beantwoord. By deeze gelegenheid wierd gemaakt, hec volgend zeer merkwaardig Decreet. I. Alle zinnebeelden der dienstbaarheid, der neerflagtige geketende Slaaven, de Opfchriften die daar mede overeenkomen, en met naame de vier geketende Beelden, die het Standbeeld van Lodewyk den XIV, op de plaats der Overwinningen, omringen, moeten weggenomen worden: zullende het tegenwoordig befluit, na de bekomene bevestiging aan de Stad van Parys worden gezonden, om 'er de uitvoering van te volbrengen» II. De  TEGENWOORDIGE EEUW. 255 II. De Erfielyke Adel wordt voor altoos vernie» tigd, en gevolgelyk de tytels van Vorst, Prins, Hertog, Graaf, Marquis, Burggraaf, Bisfchop, Stedehouder, Baron, Ridder, Mesfire, Schildknaap, Edelman enz. zullen niet aangenomen worden van wien het ook zy, en ook aan niemand worden gegeeven, III. Geen Burger zal een anderen naam mogen aan neemen, dan dien van zyn gedacht. IV. Geen Fransch Burger zal Livrei mogen draagen, noch doen draagen, noch wapens hebben. Nochthans zyn de Vreemdelingen in de fchikkingen van het tegenwoordig befluit niet begreepen, zo dat zy hunne Wapens en Livreien in Frankryk zullen mogen behouden. V. De Wierook zal in de Tempelen alleen mogen branden ter eere van de Godheid, en zal aan niemand worden aangebooden , wie hy ook weezen mag. VI. De titels van Monfeigneur en Mesfeigneurs zullen niet gegeeven worden aan eenig byzonder perfoon, noch aan eenig lichaam : gelyk ook niet die van Excellentie, Hoogheid, Grootheid en zelfs niet van Abbé enz. Veelen hadden niet gedagt, dat de Koning dit befluit zo gemakkelyk zoude hebben goedgekeurd als gebeurde: vooral daar zelfs onder «je voorflanders van het Democratifch ftelfel veele waren,  aS6 GESCHIEDENIS der waren, die deeze nieuwigheden gevaariyk en onty; dig oordeelden. Naauwelyks was het bovengemelde Decreet in orde gebragt, of 'er Hond binnen eene Deputatie van die van Avignon, welke kennis gaf, dat, hun land in twee factiën verdeeld geweest zynde, de Aristocraaten beproefd hadden de Volksparty door kragt van wapenen te onder te brengen: doch dat hen zulks was mislukt, tot hunne groote fchade, èn dat dus de Volksvrienden ook aldaar volkomen meester waren, welke nu hen als afgei zanten hadden gezonden, om de vereeniging met het Franfche Ryk te verzoeken. Die van het Graaffchap Venaifin volgden het zelfde voorbeeld. Dan daar men voorheen beflooten had het Ryk niet te vermeerderen, vond men daar in groote zwaarigheid, en wilde dus die van Avignon en Venaifin vooreerst niet aanneemen. Dan wat laater begreep men, dat men zich omtrent zulke zaaken de handen niet te naauw moest laaten binden; waarop die beide Gewesten, niettegenftaande de heftige tegenbetuigingen van den Paus, die verfcheiden eeuwen lang Opperheer derzeive geweest was, met het Franfche Ryk wierden vereenigd. Terwyl men daar over beraadflaagde, wierd te Parys een ongemeene toeftel gemaakt, om den 14 July, den dag, op welke de Bastille veroverd was, en de gronden der Franfche Vryheid waren gelegd, met  TEGENWOORDIGE EEUW. 057 met groote plegtigheid te .vieren. Tot dit Feest was het zogenaamde Veld van Mars beftemd, aan het welk, zederc eenigen tyd, een groot aan» tal Volks arbeidde, om 'er de noodige zitplaatzen te vervaardigen; welk werk echter zo weinig vorderde, dat men vreesde, of wel alles, tegen den bepaalden tyd, zoude in orde kunnen zyn. Dan naauwelyks was deeze zwaarigheid bekend geworden , of 'er deeden zich meer dan veertigduizend 1 Vrywilligers op, zo Mannen als Vrouwen , die het noch overfchietend werk fpoedig voltooiden. Zeer aanmerkelyk was voorzeker de plegtigheid, met welke de dag van den 14 van Hooimaand van 1790 wierd gevierd. Ten dien einde waren 'er Gedeputeerden gekomen uit de drieëntachtig De» partementen, waar in men thans het gantfche Ryk had verdeeld , welke alle met de Nationaale Vergadering, en eene groote menigte, zo gewapende Burgers als Krygsvolk , op dien dag optrokken, naar het Veld van Mars. De Koning verfcheen aldaar ook op een pragtigen voor hem opgerechten throon en benevens hem de Koninglyke familie, en de Grooten van het Hof. Voorts was in het midden des Velds opgerecht de Altaar des Vaderlands , meer ■dan vyfentwintig voeten hoog , en met vier trappen opgaande, ieder welken eindigde met eene gekroonde form, met antique Wierook • vaten , waarop men Wierook braadde: zynde ook de zydcn des Al- IV. dek* R taars  s58" GESCHIEDENIS der taars met gepaste opfchriften voorzien. Na dat de Juisterryke optocht gefchied was, en een ieder de voor hembeflemde plaats had ingenomen, bekiom de Heer de la Faiette het Vaderlandsch Altaar, en deed aldaar een allerplegtigften Eed in den naam van de gantfche gewapende Magt. Na dat dezelve was afgegaan, deed de Prafident der Nationaale Vergadering, insgelyks die plaats betredende, geen minder plegtigen Eed, die door alle de Bondgenooten, zo Bnrgerlyke ate Militaire, wierd herhaald. Eindelyk begaf zich de Koning naar die geheiligde plaats , en fprak den volgenden zeer nadrukkelyken Eed uit:,, Ik Koning der Franfchen zweer aan „de Natie alle de magt, welke my door de Conftitu„tioneele Wet van Staat is opgedraagen, te zullen aan3, wenden, om de Conflitutie te handhaven, en de „ Wetten te doen uitvoeren". Na het doen van den eed deed de Koning noch eene korte doch treffende «anfpraak aan de menigte, die met een algemeen gejuich, tot lof der Natie, des Konings, der N. V., en zelfs der Koninginne en des Dauphins, wierd beantwoord. Waar mede deeze plegtigheid, na het zingen van een plegtig Te Deum, wierd geëindigd. Minder hoop voor een gelukkig gevolg der Franfche omwenteling gaf het vertrek van den Heer Necker van Parys naar Zwkzerland, 'c welk twee  TEGENWOORDIGE EEUW. 25* twee maanden laater voorviel. Hoe grooten lof men ook deezen Man in het begin der omwenteling had toegezwaaid, zo had dezelve echter niet lang ftand kunnen houden, en verminderde, naar maate de Volksgezinde Party in de N. V. toenam. Eindelyk verloor hy al zyn invloed, en wierd zelfs by de Hoofden der Democraaten zodanig veracht, dat men 'er zich naauwelyks aan Hoorde, toen de Oud • Minister, op zyne te rug reize naar Zwitzerïand, te Arcy fur Aube wierd gearresteerd (niettegenftaande hy een Paspoort had van den Koning en van de Municipaliteit van Parys) onder voor» wendzel, dat de Ministers verantwoordelyk gefteld waren voor hun bellier, en daar niets van zoude komen, wanneer zy over de Grenzen waren getrokken. Want toen de Heer Necker zich hier over by de Nationaale Vergadering beklaagde, wierd enkel een befluit aan de Municipaliteit van voornoemde plaats gezonden, om den Heer Necker met zyn gezelfchap te laaten reizen; welk befluit den Heer Necker wierd toegezonden mee een brief van geleide, van den Voorzitter der N. V., die met voordagt zo droog gefteld was, als mogelyk. De voornaamfte bezittingen van het Franfche Ryk aan den Opper - en Neder - rhyn waren aan hetzelve voorheen door het Duitfche Ryk afgeftaan, op voorwaarde, dat de Dukfche Vorsten, welke in Ra de-  aöo GESCHIEDENIS der dezelve eenige leenroerige voorrechten bezaten» dezelve zouden behouden. Ondertusfchen wierden door het geheele Ryk de gegeevene bevelen, tot het affchaffen van alle leenroerigheid, volbragt, 'c geen gemelde Vorsten niet weinig benadeelde, en daar door dagelyks geweldige klagten door dezelve, by den Koning en de N. V, veroorzaakte; 't geen in Slagtmaand deezes jaars een aanmerkelyk befluit der N. V. ten gevolge had , waar by wierd bepaald, dat men, ten opzigt der bedoelde deelen des Ryks, niet kon afgaan van de genomene maatregelen, maar dat men de eigendommen der Vorsten , welke zich beklaagden , tegen eene behoorlyke fomme wilde koopen, en hen dus fchadeloos dellen. Spoedig wierden hier over ook onderhandelingen met verfcheidene Duitfche Grondheeren begonnen, doch zonder veel gevolg, dewyl zy , welke tot eene vergoeding in geld genenegen fcheenen, meer eischten dan men billyk oordeelde: terwyl 'er ook veele waren, die hunne rechten niet wilden afftaan. Voornaamelyk fielden zich de Geestelyke Ryksvorsten uit de nabuurfchap te weer , die tot hier toe een aanmerkelyk Kerkelyk gezag, over verfchillende deelen van den Elzas, hadden gevoerd; 't geen , zo zy meenden , hen onder geenerlei voorwendzel afgenomen, en ook met geen geld kon worden vergoed. Eerlang bragten die Vorsten hunne klag- terj  TEGENWOORDIGE EEUW. n6ï ten in by den Keizer, en by de Ryksvergadering te Regensburg, welke, met verder bykomende omHandigheden, niet weinig toebragten, tot het uitbersten van den allerbitterften Oorlog, die eerlang byna geheel Europa beroerde. Intusfchen befpeurde men in Frankryk zelve, -dat 'er dagelyks meer en meer misnoegen in het Ryk wierd gebooren, 't geen voornaamelyk moest worden toegefchreeven aan de Placaaten tegen de Adelyke tytels, de fchikkingen omtrent de Geestelykheid enz. Dit verwekte geene geringe bekom-, mering by de N. V. die, dagelyks de Democratifche beginzelen fterker omhelzende, daar van de fchuld gaf, aan de tegenwoordige Staatsdienaars. Eene Deputatie der wyken van Parys de tegenwoordige Ministers voor de Balie der N. V. hebbende aangeklaagd, wierd zulks aldaar zeer gepreezen, eo gaarne aangenomen : waardoor de Ministers bewoogen wierden van zeiven te bedanken , om plaats te maaken voor andere , welke 's Volks vertrouwen waardiger wierden geoordeeld; doch die ook eerlang even zeer verdagt wierden, als hunne voorgangers. Veel bragt thans toe, tot het vermeerderen der wanorder , de geweldige tegenftand van een aantal aanzienelyke Kerkelyken , tégen de genomene Befluiten. Zelfs ontzagen zich niet dertig Bisfchoppen , alle leden van de N. V., een uitvoerig Protest in te leveren tegen de gemelde R 3 De-  a<ö GESCHIEDENIS der Decreeten, en hetzelve Protest met den grootfien ernst aan te dringen. Dan dit had tot uitwerking een nieuw Decreet, by welk men aan alle Geestelyken, zo hooge als gemeene, beval, binnen bepaalde tyden den Eed van getrouwheid aan de Natie, en aan de bevelen der V., te doen, by verbeurte van hunne posten. Terwyl dus in Frankryk de hoop tot eene vol. komene gezegende en vreedzaame herfchepping des Ryks, waar van men zulke fchoone fchilderyen had gemaakt, dagelyks flaauwer wierd, fchikten zich de zaaken aan een ander oord van Europa, alwaar men een Moedigen Oorlog verwagt had, tot Vrede. Reeds by het leven van Keizer Jofeph, had de Pruisfifche Monarch een onzachelyk leger verzameld, om daar mede de al te groote uitgebreidheid der overwinningen der beide Keizerlyke Hoven op de Turken te bedwingen. Het Hof van Weenen verzamelde toen ook eene groote magc in Boheeme. Intusfchen was Koning Leopold , die zyn Broeder in de Oostenrykfche Morarchie was opgevolgd , van een zeer vreedzaamen aard, en wilde gaarne alles, wat mogelyk was, doen, tot het voorkomen van een nieuwen kostbaaren oorlog: waar toe mogelyk ook iets toebragt de dood van den uitmuntenden Generaal Laudon, die het vertrouwen der geheele Oos-  TEGENWOORDIGE EEUW- *H Oostenrykfche krygsmagt in een allergrootften trap bezat, terwyl hy bezig was met beraamen van middelen om de Pruisfchen, zo zy een inval in Boheeme of Moravie mogten onderneemen, ten fterkften tegen te flaan. Eindelyk kwam hier noch by dat 'er thans een nieuwe Keizer voor het Duitfche Ryk, zo ras mogelyk , noodig was; naar welke waardigheid bezwaarlyk iemand anders dan Koning Leopold kon dingen, doch tot welker bekoming hy den byftand der Keurvorsten van Brandenburg en Hanover van noden had. Om nu niet te fpreeken van zyne afgevallene Nederlanden, die hy wel voor altoos verlooren moest rekenen, zo hy thans tegen gemelde Vorsten eo hunne Bondgenooten zoude moeten oorlogen. Een zamenlóop van zo veele gewigtige beweegredenen bewoog den Koning om openlyk te betuigen , dat men, door in onderhandelingen te treeden, van hem oneindig veel zoude kunnen bedingen, tot het behoud van den vrede in het Duitfche Ryk. Het gevolg der vredelievende gevoelens van Koning Leopold was eene zamenkomst of Co** ventte te Rekhenbach in Silezie, tusfehen de Ministers der Hoven van Weenen, Berlyn, Londen en 's Hage, om met eikanderen aan een ontwerp van vrede te arbeiden. Eerlang kwam men hierdoor tot een wapenftilftand tusfehen Qostenryk en de R 4 Porte s  \64 GESCHIEDENIS der Porte, na dat op den 27 van Hooimaand van 1790 vooraf waren gegaan de volgende Verklaaringen, die den Vrede tusfehen Oostenryk en Pruisfchea verzekerden. De eerfte Verklaaring betrof de Turkfche zaaken, en was van volgenden inhoud. „ Dat Z. Apostolifche Majesteit beflooten heeft, de hand te bieden tot een wapenflilftand met de Porte, en tot herftelling van den Vrede, op den grondflag van een volkomen herflel van alles in den zelfden ftaat, als voor het uitbreeken van den Oorlog, plaats had: in hoop dat de Porte, in aanmerking neemende de zo veele gewigtige te ruggaven, zal goedkeuren , dat 'er eenige fchikkingen op de Grenzen worden gemaakt", alleen om eikanderen meer veiligheid voor hec toekomende te bezorgen. Zullende Z. A. M., indien Rusland niet ter gelyker tyd den Vrede met de Porte fluit, Choczim in bezit houden, tot dat die Vrede zal zyn getroffenwelke te ruggave aan de Porte konde verzekerd worden door de drie verbonden Mogenhe. den. Welke aanbieding door Z. Pruisfifche Majesteit is. aangenomen onder voorwaarde 1. Dat de bevredigende fchikkingen tot zekerheid der Grenzen volftrekt vry willig moeten zyn, aan de zyde der Porte, en afhangelyk van haar en van de bemiddelende Mogenheden. Voorts dat indien Z. M. de Koning van Hungarygn daar uit eenige aan-' winst,  TEGENWOORDIGE EEUW. 265 winst, of ander voordeel, mogt verkrygen, Hoogst, dezelve daar voor een evenwaardig aan Z. Pruifi. fche Majesteit zal geeven. 2. Dat de Koning van Hungaryen geen verder deel aan den Oorlog neemen , en ook aan Rusland geen hulp tegen de Porte geeven zal: zullende de bevrediging tusfehen die beide Mogenheden niets gemeens hebben met de tegenwoordige overeenkomst. 3. Dat Z. M. de Koning van Pruifchen de magt en het recht aan zich behoudt van bet in Statu quo (alles indien ftaat, als het voor den Oorlog was ) te guaranderen, volgens de bepaalingen in deeze Verklaaring gemaakt; vlei' ende zich Z. M. dat zyne Bondgenooten deeze overeenkomst wel zullen willen guaranderen. Om welke reden Z. Pruififche Majesteit verder bedingt en bepaald, dat aanftonds, na dat de ftilftand van wapenen tusfehen de Porte en het Weener Hof zal zyn getekend, de fpoedigst mogelyke maatregelen zullen worden genomen, tot het byeen komen van een Vredes - Congres, in zodanige Plaats te houden, als men bekwaam zal oordeelen om den eindelyken Vrede, onder guarantie van Z. Pruisfifche Majesteit en zyne Bondgenoten, te bewerken". Daarenboven wierd op dien zelfden dag eene Conventie getekend omtrent de Nederlandfche Provinciën, die van het Oostenrykfche Huis wa« ten afgevallen, hoofdzaakelyk behelzende: „ Dat R 5 de  266 GESCHIEDENIS der de Pruisfifche Monarch de best mogelyke maacregelen zoude neemen met zyne Bondgenooten, zo ten aanzien van het lot en de Conditutie der Oostenrykfche Nederlanden, als met opzicht tot de guarantie van deeze laatfle: behoudens eene alge» aneene Amnestie, en het geen noodig zal zyn, om de Nederlanden onder de heerfchappy van Z. M. den Koning van Hungaryen te doen wederkeeren". Door deeze maatregelen dage men zich thans genoegzaam in ftaat gefteld, om de Rusfifche Mo» narchin tot het aanneemen van zodanige voorwaarden te verpligten, als men dienftig zoude oordeelen. Dan hier in rekende men buiten den waard; dewyl de fchrandere Catharina, zo ras zy zag, welken keer de zaaken te Reichenbach namen , den Zweedfchen Koning een zeer voordeeligen Vrede aanbood, en zich daar door van dien vyand ontdeed, die, onderfteund door Pruisfchcn en Engeland, haar anderzins leelyk in het naauw zoude hebben kunnen brengen. Zo ras zy aan dien kant veilig was, bekreunde zy zich weinig aan de wapeningen, en geduurige bedreigingen dier Hoven, aan welke zy fteeds te kennen gaf, dat zy zich door niemand dagt te laaten dwingen. Ondertusfchen waren, door het herftellen der vriendfehap tusfehen Koning Leopold, en den Pruisfifchen Monarch, benevens zyne Bondgenooten, alle de zwaarigheden weggenomen, welke an«!.  TEGENWOORDIGE EEUW. a6> anderzins het aanblyven der Keizerlyke waardigheid in het Oostenrykfche Huis zoude hebben kunnen hinderen. Te Frankfort wierd thans op den 28 van Herfstmaand van 1790 afgekondigd, dat men op den 30 daar aan volgenden een nieuwen Keizer zoude kiezen. Die dag gekomen zynde, begaven zich de Keurgezanten op het Stadhuis, en deeden eerlang , onder het losfen van honderd Hukken gefchut, en het luiden van alle klokken, bekend maaken, dat Z. M. Leopold II, Koning van Hungaryen en Boheemen, tot Roomsch - Keizer verkooren was. De Monarch, die zich te Afchaffènburg bevond, ontving ras de tyding van zyne verkiezing, en deed den vierden van Wynmaand zyne plegtige intreede binnen Frankfort. Deeze ïntreede ging met groote pragt gepaard, gelyk ook met geduurig fchieten uit het zwaar gefchut, en gelui der klokken, onder het welk de nieuwe Keizer zich naar de Domkerk begaf, om de Ryks - Capitulatie te bezweeren. Inmiddels wierd aan het fluiten van een duurzaame Vrede, tusfehen den Ottomannifchen en den Duitfchen Keizer, gewerkt te Szistove, eene armhartige plaats in Bulgarie, alwaar de Turken volftrekc wilden handelen in de plaats van het veel beter gelegen Bucharest of Crajova, daar de Duitfchers liever den Vredehandel hadden begonnen. Geduurende deeze onderhandeling, zou. den  258 GESCHIEDENIS dek den 'er byna nieuwe vyandelykheden tus-} fchen Pruisfchen en Oostenryk zyn uitgebroken , door toedoen van den ouden Keizerlyken Staatsdienaar den Prinfe van Kaunitz, die op de vraag, hoe de Keizer zich gedraagen zoude, indien de Koning van Pruisfchen de Rusfifche Monarchinne op het Iyf viel, om haar tot den Vrede met de Turken te noodzaaken, had geantwoord, dat de Keizer dan, zyns oordeels, volgens de Tractaaten verpligt zoude zyn, de Rusfen met hulptroepen by te fpringen. Van Honden aan wierden de Pruififche Oorlogstoerustingen tegen Oostenryk met verdubbelden yver vernieuwd ,• doch ook even fpoedig weder geftaakt, op eene plegtige verklaaring van den Vredelievenden Keizer, dat hy zich op geenerlei wyze met dat gefchil dagt te bemoeien. Thans dagt men, dat de Vrede ook fpoedig tusfehen de Keizerlyke Hoven zoude, worden geflooten; doch 'er kwamen allerhande kleine zwaarigheden in den weg, die denzelven deeden uitftellen tot den 4 van Oogstmaand des volgenden jaars, by welke gelegenheid de Oostenrykers alle hunne gemaakte overwinningen" afdonden, en alleen bewaarders bleeven van Choczim, tot dat de Vrede insgelyks met Rusland zoude zyn getekend. Na dat de vyandelykheden tusfehen Oostenryk en de Porte hadden opgehouden, waren 'er noch zaaken  TEGENWOORDIGE EEUW. 269 maaken van zeer groot belang voorgevallen tusfehen de Turken en de Rusfen. In Zomermaand van '1790 gelukte het den Turken een Rusfisch Esquader onder den Major Lambro, in den Archipel te verflaan: doch daarentegen verfloegen de Rusfen ïn de Zwarte Zee een Turksch Vlootdeel, en behaalden aldaar grooten buit. Doch van meer gewigt was de heerlyke overwinning door den Admiraal Ufchakow op den 14 van Oogstmaand op den Capitein Pacha in de Zwarte Zee behaald, by welke gelegenheid het Turksch Admiraalfchip, een vierenzeventiger, met al het Volk in de lucht vloog, de Admiraal uitgezonderd, die alleen in eene Sloep ontkwam: terwyl een zestiger en noch een groot fchip wierd genomen, en de overige Turkfche Vloot, zevenendertig fchepen fterk, geheel wierd verftrooid; met zo weinig verlies van den Rusfifchen kant, dat zy 'er maar twaalf mannen by lieten zitten. Te Lande had men nu in eenige maanden weinig uitgevoerd; doch de Rusfifche Ge« neraal, Prins Potemckin, vernomen hebbende, dat de Turkfche magt, door het naar huis gaan der Aziers-, geweldig was verzwakt, berende noch in Wynmaand de vesting Kilia, aan den mond van den Donau, waarop hy, na het fchieten van eene ruime bres, ; de Stad veroverde , en zich insgelyks meester maakte van twee, wat hooger leggende, batteryen, dia  2/o GESCHIEDENIS der die de vaart langs den Donau naar het hooger opgeleegen Ifaccia konden betwisten. In den Kuban hadden de Turken tot hier toe een vry fterk leger,.'t geen dertig Hukken gefchut met zich voerde, en het veel zwakker Rusfisch corps verachtte. Doch de Rusfifche Majoor Hermann wist zich deeze achteloosheid wel te nutte te maaken, en overviel de Turken op 't onverwagtst , op een tyd, dat zy de Rusfen ver afweezig waanden: met dit gevolg, dat 'er vyfduizend op de plaats bleeven, en tweeduizend wierden gevangen genomen, behalven een byzonder groot getal, 't geen in de Rivier verdronk. Voorts verlooren de Turken al hun gefchut en bagagie, en waren dus hier ten vollen vernield. Ondertusfchen waagden de Rusfen aan den Donau, op den 24 van Slagtmaand, een aanval op Ifaccia, welke plaats zy wel haast met geweld bemagtigden, en teffens een onmeetbaaren voorraad van allerhande Krygs- en mond- behoeften in handen kreegen, dewyl de Turken aldaar hunne voornaamfte Magazynen hadden by pen gebragt. Terwyl Ifaccia voornaamelyk door de Kofakken wierd aangetast en genomen, wierd de fterke ftad Ismail door den Generaal Suwarow belegerd. Deeze niet genoeg naar zyn zin vorderen-; de, en de Vestingwerken laag genoeg vindende om dezelve te beklimmen, befloot tot een algetneenen aanval met verfcheidene Colommen, waar mede  TEGENWOORDIGE EEUW. 271 Jnede hy volkomen Haagde, en de Stad ftormenderhand veroverde. Gruwelyk was de bloedftorring by deeze gelegenheid, laatende, naar de beste berekening, by de zevenduizend Rusfen alhier het leven. Doch daarentegen wierden 'er wel zeventienduizend Turkfche Soldaaten, en meer dan zevenduizend Burgers, in deeze verovering door de ■ Rusfen ter dood gebragt; waarna de Stad op eene deerlyke wyze wierd geplonderd. Om zyne overwinningen met kragt voort re zetten, begaf de Rusfifche Generaal, Prins van Gallitzin, zich reeds den 6 van Grasmaand over den Donau, verfloeg het aldaar leggend Turksch leger, en begaf zieh naar de ftad Maczin, alwaarde Turken al weder te kort fchooten, dewyl zy met verlies van eenige duizend mannen, en met achterlaating van alles, uit deeze fterkte wierden gedreeven. Het .zelfde lot trof de Turkfche rerfchanzing by Brailow, alwaar boven dien een vry aanmerkelyke Turkfche Galeien . vloot wierd veroverd of vernield. Doch de vesting Brailow zelve was zo gemakkelyk niet te krygen. De Rusfen waagden 'er wel een aanval op, doch dezelve mislukte; 't geen hen deed befluiten , in hunne legerplaats naar Berlasch weder te keeren. Deeze kleine voorfpoed deed den Turken weder eenigen moed fcheppen, en hen een magtig leger ♦van meer dan zeventigduizend mannen by Maczi» ver.  ara GESCHIEDENIS der verzamelen. Doch zulks was naauwelyks bekend geworden aan den Prins Repnin, die aan den Wallachifchen kant des Donaus met zyn leger lag, of hy trok over den Vloed, en verfloeg het Turkfche leger, niettegenftaande hetzelve thans door den beroemden Admiraal Jusfuff Pacha wierd aangevoerd. Deeze overwinning gaf den Rusfen een vasten voet aan den overkant des Donaus: terwyl hunne zegepraalende Vloot Conftantinopel te water naderde. Geen wonder was het derhalven, dat de Turken hier door ten laatften zo verfchrikt wierden, dat zy tot het befluit kwamen, om niet alleen de Crim, maar ook zelfs Oczakow, aan den Vrede op te offeren. Toen men het dus verre eens was, vond men het niet bezwaarlyk, aan weerkanten voldoende Praeliminaire Artykelen te bepaalen, die eerlang door een vasten Vrede wierden bevestigd. In Frankryk vermeerderde intusfchen dagelyks het wantrouwen tusfehen de bovendryvende Demo» cratifche party, en de Edelen, gefterkt met de Geestelyken, 't geen een ontelbaar aantal der beide laatstgenoemde factiën bewoog, het Land te verlaa» ten; iets dat men wel trachtte te beletten , door middel van bedreigingen, intrekken van Pennoenen, zeer naauw bepaalde Paspoorten enz. Doch te vergeefsch. Schoon de Koning alles deed, wat de N. V. van hem begeerde, zo wierd hec 'er echter web  TEGENWOORDIGE EEUW. 273 toch doorgaans voor gehouden, dat hy het in het geheim met de Uitgeweekenen eens was. Eene verdenking, die niet weinig vermeerderde, toen de beide Tantes des Konings het Ryk verlieten, om eene reis naar Rome te doen; waar toe zy niet, dan met veel moeite, Vryheid van de Nat. V. konden bekomen. Dit vertrek van *s Konings Tantes, en het houden van onbeëedigde Priesters in den dienst van *s Konings Capelle, deed het wantrouwen noch meer toeneemen; waarvan men den 17 van Grasmaand van 1791 een allerklaarst blyk zag, op welken dag de Koning had voorgenomen zich naar St. Cloud te begeeven, om aldaar te jaagen, en het Paaschfeest door 'te brengen: Want toen de Monarch die reis zoude onderneemen, Vond hy alle toegangen tot zyn Kasteel opgepropt met Volk, 't welk zich tegen zyne reis met geweld verzette, en op het welk de anderzins zo geliefde de la Faiette thans niets vermogt. De Koning, dtis met geweld in zyne " ieis verhinderd, beklaagde zich daar over ten volgenden dage by de N. V., die zyne aanfpraak 1 ^riendelyk deed beantwoorden, doch zonder daar by iets te reppen van het geene waar over de Koning eigenlyk had geklaagd. Deeze mishandeling, en de. daarop gevolgde naauwe bewaaking van het Koninglyk Kasteel IV. deel- S . der  .GESCHIEDENIS dek der Thuilleries, had buiten twyffel veel invloed, op een geval, waar-van geheel Frankryk op den 18 van Zomermaand deezes jaars gewaagde. Wanneer zich reeds ten acht uuren des mor» gens de verbaazende tyding verfpreidde, dat de Koning, de Koningin, de Dauphin en de overige die tot de Koninglyke Familie behoorden, dien morgen ten twee uuren waren vertrokken. Aanflonds vergaderde de N. V. over deeze ontzettende gebeurtenis, en deed door den Minister der Binnenlandfche Zaaken , naar alle de oorden van het Ryk Couriers afzenden, aan alle Ste» delyke Regeeringen, met last, om alle Per-; foonen, die uit het Ryk zouden willen vertrek, ken,, aan te. houden. Voorts wierden alle Ministers gelast, geene bevelen, dan die der N.' V., te gehoorzaamen. Teffens befloot men, noch driemaal honderdduizend Nationaale Guardes naar de Grenzen te zenden, alwaar mert reeds voor eenigen tyd de geregelde Kxygsmagt in een Cordon had verdeeld, om toe te zien tegen alle onderneemingen der Franfche Emigranten, die zich thans in aanmerkelyken getale* in de Oostenrykfche Nederlanden, te Koblentz enz., bevonden. Ondertusfchen was het vertrek des Konings buiten Parys niet met dat goed gevolg afgeloopen, 't geen dezelve reden had gehad van te •.fipogen, dewyl hy reeds op dc Grenzen van Cham-  TEGENWOORDIGE EEUW. 275 Champagne was, eer iemand eenige, achterdogt had opgevat. Doch de Postmeester van St, Menehoud kreeg uit eenige omftandigheden merkelyk achterdenken, en bewerkte, dat de ry« tuigen der Koniglyke Familie te Varennes wierden aangehouden, alwaar men dezelve fpoedig herkende, en onder een grooten toeloop van Natio-, naale Guardes als in triumf terug voerde, na dat men kennis van deeze gebeurtenis aan de Nationaale Vergadering had gegeeven, en dezelve Commisfarisfen had gezonden, om de Ko» ninglyke Familie te huis te haaien. Veele duizenden van nieuwsgierigen verzelden den Koning, die dus wel met een groot Gezelfchap , maar niet met die toejuichingen, in zyn Kasteel weder keerde, welke de Paryfenaars hunne Koningen weleer, in de fchoonfte dagen der Franfche Monarchie, pleegden toe te zwaaien. Voorts wierden de Koninglyke perfoonen van eikanderen afgezonderd, en met wagten bewaard. Ja de yver der misnoegden ging zo ver, dat zy zich met geladen geweeren op de daken plaatften, om den Koning, zo hy ergens mogt ontfnappen, ter neder te fchieten. Monfieur, 's Konings oudfte Broeder, die insgelyks met de Koninglyke Familie , maar eenige uuren vroeger , was ontvlucht, was intusfchen de han. den zyner vervolgers ontkomen, en bereikte S a Brus-  i76 GESCHIEDENIS osR ■ Brusfel, alwaar hy in volkomene veiligheid was. Groot was de bezigheid der leden der N. V. in te overleggen hoe men zich in 'c vervolg omtrent den Koning zoude gedraagen. Vooreerst wierd de Uitvoerende magt aan de tegenwoordi. ge Staatsdienaaren aanbevolen, en eene Commisfie benoemd, om den Koning en de Koninginne over hunne voorgenomene reize te onderhouden, t geen ten gevolge had een door den Koning getekend Declaratoir , waarby dezelve verklaarde, dat hy niet uit het Ryk had willen gaan, maar naar de Grensvesting Montmedi, alwaar hy zich zoude hebben doen omringen door een corps Troepen , waar op hy kon betrouwen, onder het bevel van den Generaal Bouille'; en dat alleen, om dat hy niet langer bloot gefteld wilde zyn aan de baldadigheden van een opae. ruid Gemeen, welke hy onlangs, toen men hem belette naar St. Cloud te gaan, had moeten ondervinden. Hier viel inderdaad niet veel tegen in te brengen: waarom ook de Vergadering by meerderheid befloot, dat het weggaan des Konings geene Conftitutioneele misdaad was, als zynde niet verboden: terwyl noch daarenboven de den Monarch toegekende onschendbaarheid alle verder onderzoek verbood. Os»  TEGENWOORDIGE EEUW. 377 Ondertusfchen begreep men, dat de Maarfchalk' .de Bouillé de hoofdoorzaak was deezer zoveel gerucht gemaakt hebbende gebeurtenis, en dat hy zulks had gedaan, om door een Moedigen Oorlog de omkeering van het tegen» woordig Staatsgeftel te zoeken: waarom hy van hoog verraad wierd befchuldigd, hoewel zonder veel gevolg, dewyl hy zich reeds had te zoek gemaakt. . De Koning dus wel.onfchuldig verklaard zynde, begreep men echter, dat 'er tegen de gevolgen van diergelyke gebeurtenisfen, voor het toekomende, moest worden gezorgd: waarora men befloot tot het beraamen der drie volgende Artikelen: 1. Een Koning, die zich plaatst aan het hoofd eener gewapende magt, om die tegen de Natie te gebruiken, zal geoordeeld worden, afftand van de Kroon te hebben gedaan. 2. Een Koning, die, na den Eed op deConflitutie te hebben gedaan, denzelven herroept,' zal geoordeeld worden, .afitand te hebben gedaan van de Kroon. 3. Een Koning, die afiland van de Kroon zal hebben gedaan, zal gelyk flaan met een een-, voudig Burger, en als zodanig verantwoordelyk blyven voor alle daaden, die hy na zyn afitand1 zal hebben bedreeveru S 3 Voorts  «7* GESCHIEDENIS der Voorts wierd de Koning weder in den zelfden ftaat gefield, in welken hy geweest was voor den dag zyner vlucht, doch noch daar te boven bepaald: i. Dat de toen gemaakte fchikking, om de Uitvoerende magt door de Ministers te laaten werken, zoude ftand houden, tot dat de Acte der Conltitutie in orde gebragt, en door den Koning zoude zyn aangenomen. 2. Dat een Koning ( de tegenwoordige of een andere) die weigeren zoude de Conftitutïe, zonder eenige bepaaling, aan te neemen, daar door zoude Worden gehouden vervallen van het Ko ningfchap, en ook aanftonds worden afgezet. Alle deeze befluiten waren genomen met eene zeer groote meerderheid der Nationaale Vergadering, en voldeeden ook ten vollen aan alle gematigde lieden. Doch de voorftanders der Volksregeefing, die in de Kerk der afgedankte Jakobynfche Monniken, in eene uitgebreide Klub hunne Vergaderingen hielden, en daar van den naam van Jakobyrten bekwamen, om ze te ondetfeheiden van de gematigde Patriotten, die in de Kerk der Feuillanten vergaderden , en daarom ook dus wierden genoemd, waren hier zeer over te onvrede, en deeden al wat in hun vermogen was, om by deeze gelegenheid de Koninglyke Oppermagt te vernietigen: ten welken einde zy eerlang een geweldigen oploop ver-  TEGENWOORDIGE EEUW. 8f$ Veroorzaakten, die echter noch tydig door de Paryfche Guardes wierd geftild. Intusfchen was de Acte der Conftitutie geheel in gereedheid gekomen , zo dat thans niets ontbrak, dan de aanneeming des Konings. Ten deezen opzichte wierd door de N. V. beflooten, dat die aanneeming geheel vry behoorde te zyn, en dat men dus den Monarch de vryheid moest laaten van eene plaats te kiezen, waar hy de Acte wilde overweegen, en met zodanig eene Lyfwagt, als hy zoude verkiezen : terwyl men hem daar toe ook een behoor* lyke tyd moest gunnen. Eene Deputatie met deeze boodfchap by den Koning gezonden, en teffens gelast hem de Conftitutioneele Acte over te geeven, ontving tot antwoord, dat de Koning die Acte nergens wilde onderzoeken dan in zyn tegenwoordig verblyf, en met zyne gewoone Wagten, en verder, dat hy tot dat werk niet meer dan tien dagen tyds begeerde. Dit Rapport by de N. V. zynde ingekomen, verwekte aldaar een ongemeen genoegen, en teffens een Befluit, om alles, wat in de Thuilleries noch naar eene in gevangenis houding geleek, weg te neemen. Wel haast bekwam men ook wettige tyding, dat de Koning de Conftitutie, zo als dezelve lag, had aangenomen, ea dat hy ze in de N. Vergadering zelf wilde koS 4 men  mSo . GESCHIEDENIS der' men bezweeren. Dit gebeurde ook daadelyk op den 14 van Herfstmaand deezes jaars 1791 , wanneer de Koning in de N. V. verfcheen) met eene aanmerkelyke Statie, om ftaande te zweeren ( gelyk in nevensgaande Plaat is af. gebeeld ) Dat by getrouw zoude zyn aan de Na. tie en aan de Wet, en dat hy alle magt die hem werd opgedraagen, zoude gebruiken, om de Conftitutie te handhaven,en de Wetten te doen uitvoeren. , Niet lang daarna, te weeten op den 30 van dezelfde maand, verfcheen de Monarch nochmaal in de N. V., om derzelver Sesfien een einde te doen neemen, en die der tweede N. V., die reeds beftemd was, te doen begin, een; 't geen door den Koning, tot algemeen genoegen, met eene zeer welgeftelderedevoering wierd volbragt. Veel opziens verwekte thans door geheel Europa de te zamenkomst van den Roomfchen Keizer Leopold, met den Pruisfifchen Koning, te Pil. nitz, een Lustflot van den Saxifchen Keurvorst, op het welk de genoemde Monarchen verfchee! nen, vergezeld met hunne voornaamfte Staatsdienaaren en Generaals. Noch verfcheen aldaar de Graaf de Artois, met den Heer de Caloime, en den Marquis. de Bouillé, thans Generaal in Zweedfchen dienst. Wat eigenlyk in de verfchülende ' te zamenkomften° dier Peifonagien wierd afgefprooken, wierd wel ge- gist,  Aaiineemiiiö" tier nieinreTranfche Coiiftiitutie fïoor den Koning" den jL^^vaii Herfstmaand 1731.   TEGENWOORDIGE EEUW. 281 gist, hoewel met geringe zekerheid. Zo veel men naderhand daar van heeft kunnen ontdek^ ken, betroffen de hier gemaakte overeenkomften voornaamelyk de veiligheid der wederzydfche Staaten, en het weeren dier beginzelen, welke thans in Frankryk eene zo groote omkeering hadden te wege gebragt. Eenige maanden laater verfcheen eene Verklaaring in het licht, die aldaar door den Keizer en den Koning aan den Graave van Artois zoude zyn gegeeven, waar by beloofd wierd, dat men de gevoelens der andere Hoven zoude polfchen, en, zo haast men eendragtig was, de wapenen gebruiken, om daar mede den Koning in zyne voorige magt te herflellen. Dit was voorgevallen, eer men noch de gevolgen der aanhouding des Konings te Varennes, en zyne zogenoemde vrywillige aanneeming cfer Conftitutie, konde weeten. Want na dien tyd verklaarden de genoemde Monarchen, dat nu het geval van hunne overeenkomst verviel, en zy dus geene vyandelyke oogmerken hadden tegen Frankryk. Ondertusfchen had het gebeurde by de N. V. zo veel achterdogt verwekt, dat dezelve zich van dag tot dag fterker ten Oorloge bereidde. Geduurende deeze menigvuldige woelingen in Frankryk, en in het Duitfche Ryk, zoude !er ook byna een Oorlog ter Zee, tusfehen S 5 En-  aSa GESCHIEDENIS der Engeland en Spanje, zyn uitgeborften; by ge» legenheid van eene kleine Volkplanting, door eenige Engelfche Kooplieden aan de N. West. kust van Noord-Amerika, by de Nootka Zund, aangelegd, die van veel aanbelang was door -de kostelyke Pelteryen, welke aldaar te bekomen waren. Naauwelyks hadden de Spanjaarden, die zich gedroegen als Meesters deezer geheele kust, dit vernomen, of zy zonden derwaard eene kleine Vloot, om de Engelfche Volkplanting te vernielen; 't geen hen gemakkelyk gelukte. Dan dit werd te Londen zeer ernftig opgenomen, en gaf aanleiding tot het eifchen eener volkomene Voldoening, en tot het uitrusten eener ontzachelyke Vloot. De Franfchen dreigden van hunne kant ook deel aan de twist te neemen, en gaven last tot fterke uitrustingen in hunne havener. Met dit alles wierd de twist zonder bloedftorting vereffend, en in het begin van Slagrmaand wierd 'er een Verdrag omtrent het gebeurde gemaakt, 't welk volkomen was naar den fmaak van het Engelfche Hof. Volgens hetzelve verbonden zich de Spanjaarden,de geheele kust met zyne gebouwen enz. in 1789 den Engelfchen ontnomen, terug te geeven. Met belofte van het geeven eener billyke vergoeding voor de geledene fchade. Voorts zouden de wederzydfche Onderdaanen niet  TEGENWOORDIGE EEUW. 283 niet mogen gehinderd worden in de vrye Visfchery in de Zuid * Zee; terwyl men ook in de wederzydfche bezittingen vry aan Land zoude mogen komen, tot het dryven van zyn handel. Eindelyk zouden de Officieren der wederzydfche Mogenheden, zo 'er weder eenig gefchil mogt ontfhan , zich wagten voor alle daadelykhe* den, en aileen van het gebeurde naauwkeurige berigten over zenden, op dat de gefchillen in der minne zouden kunnen worden bygelegd. De herhaalde klagten van een aantal Duitfche Vorsten, welke, door de Franfche fchikkingen in den Elfas, waren benadeeld, bragten in Oogstmaand van 1791, een aanmerkelyk Befluit van de Ryks vergadering te Regensburg, aangaande die Zaak, te wege. Deszelfs hoofdzaakelyke inhoud Was, dat, dewyl de Franfchen zich niet hadden ontzien de rechten van verfcheidene Duitfche Vorsten in den Elfas te fchenden, en de KeizeE daaromtrent reeds Vertoogen had gedaan, zonder op dezelve een voldoend antwoord te bekomen, die Monarch wordt verzogt, dezelve nochmaal te herhaalen, en van tyd tot tyd de Ryks vergadering van de uitwerking dier Vertoogen te onderrichten. Voorts dat hy in alle deKreitfen des Ryks zodanige maatregelen geliefde te neemen , dat daar door de uitwerking der gevaar- lyke  %U GESCHIEDENIS der lyke Franfche gefchriften verhinderd, en de rust en goede orde bewaard mogen worden. Dit Befluit, niet volkomen met eeupaarigheid van flemmen genomen, baarde weinig ongerustheid aan de N. V. Doch eerlang wierden ernstiger redenen van bekommering gebooren uit de maatregelen der ujtgeweeken Prinfen,en andere voornaame Edellieden, die, fchoon men hen by het fluiten der Acte van de Conflitutie eene algemeene vergiffenis had aangeboden, mits dat zy in het Ryk wederkeerden, zulks weigerden, en van de genegenheid der nabuurige Kyksvorsten gebruik maakten, om zich te voorzien van krygsvolk en wapenen; waarmede zy in Slagtmaand deezes jaars zo ver waren gevorderd, dat zy toen twintigduizend mannen onder de wapenen hadden, meest Franfche £migranten, en daar onder vier of vyfduizend gedeferteerde Officieren. • ■ fl .Ktli 'J j'< >i ■ De aankondiging der waarfchynelyk vyandige onderneemingen der Uitgeweekenen verwekten menigvuldige overweegingen in de zittingen, welke door de tweede N. V., in het laatst van Slagtmaand,wierden gehouden. In het begin van Wynmaand had deeze vergadering haare zittingen begonnen, en fpoedig geopenbaard, door haare beraadflaagingen, dat zy den Koning en de Monarchaale Regeering merkelyk minder . gunftig  TEGENWOORDIGE EEUW. 285 günftig was, dan die der voorige verkiezing. Zeer aanmerkelyk was voorzeker het Decreet, 't geen dezelve nam op den 20, en ftraks door 24 Leden aan den Koning deed overbrengen , en daar by aan den Monarch verklaaren: „ Dat de Vergadering, als wezendlyk gevoeehe„ lyk voor de belangen en voor de waardig„ heid der Natie, befchouwt alle de wyze „ maatregelen welke Z. M. zal kunnen neej, men, om van de Keurvorsten van Maintz „ en Trier, den Bisfchop van Spiers en andere „ Vorsten des Keizerryks, die Franfche vluch„ telingen ontvangen, te eifchen, een einde „ te maaken aan de zamenrottingen en wer„ vingen, welke zy op de grenzen toelaaten, „ en herftel te bezorgen aan alle Franfche „ burgers, met naame aan die van Straatsburg, „ wegens de beleedigingen, die hen, op hun „ eigen Grondgebied, zyn aangedaan. Dat de „ Vertegenwoordigers der Natie, met hetzelfde „ vertrouwen in de wysheid dier maatregelen , „ de noodige krygsmagt naar de grenzen zuK> „ len zien trekken, om die Vorsten door de „ wapenen te noodzaaken , het recht der „ Volken te eerbiedigen , indien zy volharden „ in die zamenrottingen te befchermen, en dat „ Recht te weigeren 't geen men opeischt enz". Tot hier toe was het befluit der N. V. noch al  &B6 GESCHIEDENIS'de» al zeer beleefd, doch het eindigde met klagten over het zogenaamde Diplomatisch lichaam, te weeten de Franfche Gezanten aan de Buitenlandfche Hoven, aan wier, denkelyk moedwillig, pligtverfuim de tegenwoordige on> aangenaamheden wierden toegefchreeven. De Minister der Buitenlandfche Zaaken, die, om ophelderingen te geeven, byhet neemen van het Decreet tegenwoordig was, trachtte wel het Mi. nisterie en de Gezanten van allen blaam te zuiveren; doch toen gaf men hem vry openlyk te kennen, dat alle de tegenwoordige Ministers by de N. V. verdagt waren, als in hun hart vyanden der Conftitutie, en inderdaad den Emigranten toegenegen te zyn. Men ging eerlang noch verder, en zond eene Bezending naar den Koning, aan welker hoofd de Heer Vau. blanc geplaatst last had, aan den Monarch een opwekkende aanfpraak te doen; van welke posthy zich zeer vrymoedig kweet, en onder anderen deeze uitdrukking gebruikte „ Sedert „ twee jaaren, Sire, dat de Franfche Patriot„ ten aan de Grenzen vervolgd zyn, en dat de „ Rebellen daar hulp vinden, welk Ambasfa„ deur heeft in uwen naam gefprooken, gelyk „ hy moest fpreeken ? Geen een. Indien „ de Franfchen, die uit hun Vaderland verjaagd zyn, door de herroeping van het Edict van „ Nan.  TEGENWOORDIGE ËEUW. «8/ „ Nantes, zich in de wapenen by een ver-, „ zameld hadden op de Grenzen, indien zy waren befcherrad geweest door de Duit* „ fche Vorsten, Sire! zo vraagen wy U, ho,^ „ zoude het gedrag van Lodewyk den XIV zyn geweest, zoude hy die verzameling verdraagen hebben ? Zoude hyverdraagen hebben, „ dat de Vorsten hulp gegeeven hadden aan „ die zich, onder den naam vanBondgenooten, „ gedraagen als vyanden ? Het geen hy gedaan „ zoude hebben tot behoud van zyn gezag: dat „ Üwe Majesteit zulks doe tot behoud van „ het Ryk , en tot handhaving der Confti„ tutie! " Zulke fterke uitdrukkingen, van Heeren die het volle vertrouwen des Volks bezaten, derden den Koning begrypen, dat het voor hena noodzaakelyk wierd tot fterkcre maatregelen te komen. Hy bedreigde hierom den Aartsbisfchop van Trier,en de overige Duitfche Prinfen, .die gewapende lichaamen van Emigranten in hun gebied duldden, met de Franfche wapenen; indien zy niet zorg droegen, dat, voor den vyftienden van Louwmaand aanftaande, alle zodanige verzamelingen uit eikanderen waren gegaan. Hier mede bereikte hy in deezen ten vollen zyn oogmerk, dewyl die Vorsten, bevreesd voor honderd en vyftigduizend gewapende  288 GESCHIEDENIS dér pende mannen, welke de Franfchen toen reeds op de Grenzen hadden, daar aan ftraks gehoorzaamden. Doch grootere bekommering baarde een brief, omtrent deezen tyd, door den Duitfchen Keizer aan de Rydsvergadering te Regensburg gezonden, by welken alle fchadevergoedingen voor de rechten der Duitfche Prinfen in den Elzas, als frrydig tegen den Westphaalfchen Vrede, wierden afgekeurd, en een uitzigt gegeeven, dat, zo men de Franfchen niet zoude kunnen beweegen, om de zaaken aldaar in den voorigen ftaat te herftellen, men eindelyk tot geweldige middelen zoude moeten over* gaan. Anderszins hadden de Franfchen geen reden van klaagen over de Oostenrykers, naardien dezelve alle vergaderingen van gewapende Emigranten hadden belet. Alleen gaf het eenige achterdocht, dat te Pilnitz mogelyk veel meerder was beraamd, dan wel openlyk bekend was: dat 'er zekerlyk eene overeenkomst beftond tusfehen eenige Mogenheden, om zich met de Franfche zaaken te bemoeien, indien de Koning te veel mogt worden vernederd: dat de Keizer zyne Generaals inde Nederlanden bevolen had, den Aartsbisfchop van Trier by te fpringen, indien dezelve door de Franfchen mogt worden aangevallen: dat, eindelyk, de Oostenrykfche magt in de Neder-  TEGENWOORDIGE EEUW. 389 derlanden allengs fterker wierd vermeerderd dan de noodzaakelykheid anderzins fcheen te vorderen. Deeze bedenkingen gaven aanleiding tot eene aanmerkenswaardige briefwisfeling tusfehen de Oostenrykfche en de Franfche Staatsdienaaren, in welke door het Oostenrykfche Cabinet wel eene zeer hartige taal wierd gefprooken, ten opzigt van de mishandelingen den Franfchen Koning aangedaan, en de verderffelyke konstgreepen der Jacobynen, doch fteeds met eene betuiging van vriendfehap en vredelievendheid. Zo dat men zich noch al vleide, dat de wyze Leopold, door toegeevende fchikkingen, het zwaard in de fchede zoude hou. den. Ondertusfchen verdween deeze gewenschte hoop, door den onverwagten dood van deezen Monarch, die op den eerften Maart 179a, op het onverwagtst, wierd weggerukt door eene Ziekte van een ontftooken aard, die noch maar drie dagen had geduurd, en die noch zonder gevaar wierd geoordeeld. De Opvolger van den Keizer in de Oostenrykfche Monarchie was Franciscus de II, de oudfte Zoon des Overleedenen. Deeze jonge Monarch toonde zich merkelyk minder toegeevende, dan zyn overleeden Vader, omtrent de verzoeken, welke thans byna dagelyks door den Franfchen Gezant de Noailles wierden herhaald, en die hoofdzaakelyk beftonden, in het vraagen van Verklaaringen,, aangaande iV. deel. $ heï  fsfo GESCHIEDENIS der het Verbond der Mogenheden omtrent de Franfche zaaken , gelyk ook in te vorderen , ;dat de Keizerlyke benden in de Nederlanden niet vermeerderd, maar merkelyk verminderd -zouden worden. Van een anderen kant heide anen thans te Parys meerder naar den Oorlog dan voorheen: dewyl de Koning,door de fterke maatregelen der Volksparty wel genoodzaakt was geworden, zyn vreedzaam Ministerie af te danken, en de opengevallen plaatzen te begeeven aan yverige Jacobynen. By deeze gelegenheid was de zo werkzaame en voortvaarende Dumouriez Minister der Buitenlandfche zaaken geworden, in welke hoedanigheid hy, ras een beflisfend antwoord vroeg van het Weener Hof, omtrent de Franfche zaaken; hetzelve wierd fpoedig gegeeven, doch 't voldeed geenzins aan de heerfchende denkwyze. Straks hier, op verfcheen de Koning der Franfchen, die men thans naar welgevallen als een fpeelbal gebruikte, in de N. V., en verzocht, dat de Oorlog tegen het Oostenrykfche Huis mogt .worden gedecreeteerd; 't geen ook aanftonds met alle mogelyke toejuiching wierd beflooten. Eenige weeken voor het uitbersten van deezen ver uitzienden Oorlog wierd, op het onver» wagtst, door een tegennatuurlyken dood uit dk leven weggerukt Gustavus de III, Koning van Zweeden. Na het fluiten van den Vrede met Rusland, had hy eene algemeene Ryksvergade- s'mg  TEGENWOORDIGE EEUW. 291 ring byeen geroepen in de kleine ftad Gesle, en aldaar verfcheiden Befluiten doorgedrongen, die zyn gezag meer en meer bevestigden. Ondertusfchen ontbrak het geenzins aan misnoegden , «die het zeer kwaalyk namen, dat de Aristokratifche magt der Grooten dus geheel op de perfoon van den Koning was overgebragt; ja zommige namen dit zo euvel, dat zy eene zamenzweering ontwierpen, om den Monarch van het leven te berooven, en de regeeringsform geheel te veranderen. Een afgedankt Vaandrig, Jan Jacob Anckerftröm, was de man , die op zich nam den. Koning van kant te helpen; ten welken einde hy hem, by gelegenheid van een gemaskerd Bal, eene Pistoolfchoot in de lenden toebragt, die in zyne gevolgen wel eerlang doodelyk was, en den Koning dertien dagen laater, op den 29 van Lentemaand, ten graave fleepte; doch in het eerst niet voor zeer gevaarlyk wierd gehouden; 't geen alle de verdere onderneemingen tot omkeering der gevestigde Regeeringsform deed te niet loopen. De daader wierd gevat, en moest den dood onder, gaan; doch de overige zamenzweerders wierden alleen met geldboeten en uitbanningen geftraft. Aan Koning Gustaaf verloren de Franfche Gemeenebest - gezinden een hunner yverigfte vyanden, die, zo hy langer leven had mogen genieten, zeer ernstig in den tegenwoordfgen Ooilog zoude hebben deel genomen. T a Naai!-  spa GESCHIEDENIS der Naauwelyks had men te Weenen kennis ge* kreegen van de Ooilogsverklaaring der Fran» fchen aan den Koning van Hungaryen en Boheemen, Franciskus den II, oP den 20 van Grasmaand te Parys bekend gemaakt, of zulks gaf gelegenheid tot een grooten krygSFaad, waar in beflooten wierd aanftonds zevenenveertigdui* zend mannen Oostenrykfche troepen naar de Grenzen van Frankryk te doen aanrukken. De Hesfen bragten insgelyks hunne benden in beweeging, gelyk ook de Koning van Pruisfchen , die onlangs een merkwaardig verbond met het Oostenrykfche Huis had aangegaan; beftaande in ettelyke Artykelen, en hoofdzaakelyk van volgende inhoud: „ De voorige Tractaaten „ van Breslaw , Dresden, Hubertsburg en „ Tesfchen, worden op nieuw bevestigd. „ De beide Monarchen guarandeeren elkan. „ deren hunne wederzydfche Staaten. Beide „ zullen zy tot behoud van den Vrede arbeiden; „doch, zo dit mislukt, eikanderen met twinj, tigduizend mannen byflaan, of in geld naar „ evenredigheid. Zo die byftand niet voldoen* „ de is, zal men dezelve naar den toeftand „ der zaaken vermeerderen. Men houdt aan „ zich het Rus - Keizerlyk Hof, en de beide „ Zee Mogenheden, tot het deelgenootfchap s, te verzoeken, gelyk ook Saxen. De beide „ Koningen verbinden zich eindelyk de te» „ genwoordige Duitfche Conftitutie te hand» „ haven>  TEGENWOORDIGE EEUW. 293 „ haven, en zonder elkanders voorkennis geene „ nieuwe Alliantie te fluiten". Niet lang daarna vernam men, dat de Pruisfifche Arrnée, meer dan vyftigduizend mannen fterk , naar den Rhyn trok , en dat de Koning zelf den Veldtocht zoude bywoonen. Ondertusfchen volgden geenzins alle Duitfche Vorsten de maatregels van Oostenryk en Pruisfchen; onder ande» ien befloot de Keurvorst van Paltz - Beieren tot eene naauwkeurige onzydigheid, 't geen hem zeer voordeelige beloften van den Franfchen kant veroorzaakte; die echter niet altoos wierden nagekomen. Teffens met de Vredebreuk, met het Huis van Oostenryk, ontftond'er een gefchil tusfehen het Franfche Hof en dat vanTurin, over den Minister Simonville, die door den Fran-: fchen Koningaanden Sardinifchen inGezandfchap wierd gezonden, doch welken de laatstgemelde niet wilde ontvangen, om dat hy denzelven hield voor een man van gevaarlyke beginzelen. Ditgefchil gaf aanleiding tot eene ernftige briefwisfeling tusfehen de beide Hoven, die eerlang eene Oorlogsverklaaring van de Franfche zyde veroorzaakte. Ondertusfchen zochten de Franfchen gebruik te maaken van de zwakheid der Oostenrykers in de Nederlanden, eer de noodige verfterkingen konden aankomen. De Generaal de Rochami beau, die het opperbevel had over het leger, waarmede men de Nederlanden bedreigde, had ten dien einde een plan beraamd, om een aaaT 3 val  a94 GE SCHIEDENIS i>ek val te doen, met zestigduizend mannen teffens, om een beflisfenden flag toe te brengen. Doch de Minister der Buitenlandfche zaaken, Dumou. riez, die het wel degelyk mede wilde weeten, was van een geheel ander gevoelen: en, fteunende op het geen zyne berichten inhielden, aan* gaande een algemeen misnoegen der Nederlanderen, tegen de Oostenrykfche Regeering, deed hy de benden verdeden , om op verfchillende plaatzen te doen aanvallen. Voor. .eerst trok de Heer de Carl van Duinkerken naar Feurne met eene troep, en maakte zich daar zonder flag of floot meester. Hetzelfde moest door den Generaal Dillon omtrent Doornik worden ondernomen, gelyk ook ge. fchiedde; hoewel met een zeer ongelukkig ge. volg, dewyl de aldaar gelegerde Oostenrykfcne benden, onder het beftier van den Generaal Beaulieu, hoewel veel minder in getal, deFranfchen fpoedig aan het wyken bragten; waarop zy fn eene totaale wanorde de vlucht namen naar Rysfel. By welke gelegenheid zy hun Bagage , Gefchut en een aanzienelyk getal hunner Manfchappen, verlooren, die door de Keizerlyke Husfaaren wierden in de pan* gehakt. Toen de benden binnen Rysfel waren te rug gekeerd, wierd de verwarring noch erger, en rees zo hoog dat de Soldaaten het verlies, voornaamelyk geleeden door gebrek aan Krygstucht, thans hunnen Generaal Dillon weet- ten i  TEGENWOORDIGE EEUW. 295 ten, en denzelven ter dood bragten. Ter zelfder tyd had de Generaal de la Faiette een aanval moeten waagen tegen Namen, doch het ongeluk, by Doornik gebeurd, deed hem halte houden by Florennes, terwyl Carl ook even fpoedig Feurne verliet als hy die plaats had weggenomen. Na het vermoorden van Dillon koelden die van Rysfel hunnen moed aan eenige andere Officieren, en aan zes Tyrolfche jagers, die wat vroeger waren gevangen genomen, en insgelyks wierden van kant gemaakt. Het een en ander fchrikte den Generaal de Rochambeau zodanig af van het oppergezag over het Leger, dat hy daar voor bedankte: waar na het aan den Generaal Luckner wierd opgedraagen. Geduurende deeze gebeurtenisfen, had de la Faiette zyne benden naar den kant van Namen merkelyk verfterkt, en fcheen noch iets groots te willen onderneemen; doch hy bezuurde eerlang by Bovignes eene gevoelige neep van de Oostenrykers, die hem deed befluiten, zich te Florennes, niet verre van Philippeville, te legeren. Maar op den 23 van Bloeimaand tastten de Oostenrykers hier zyne Voorhoede met een zo goed gevolg aan, dat tweehonderd Franfchen fneuvelden, eene menigte ge. kwetst, en veel gefchut en bagage door hen wierd verlooren. De Generaal Gouvion, de. Adjudant van de la Faiette, en zyn byzondere goede vriend, fneuvelde hier, terwyl hy T 4 a£t  flpö- GESCHIEDENIS du het overfchot van zyne geflaagene benden in veiligheid trachtte te brengen, zonder dat de la Faiette uit zyne veifchanfingen durfde trekken, om zynen vriend te hulp te komen Grooter voorfpoed beloofde eerlang de tocht van den Generaal Luckner, aan het hoofd van eene aanzienelyke magt in Oostenryks-Vlaanderen. Hy verfcheen aldaar den 17 van Zomermaand voor Meenenen Yperen, en veroverde die beide plaatzen, in welke Hechts eenige weinige Tyrolfche Jagers lagen, wordende teen Meenen bezet door een legioen misnoegde en uitgeweekene Brabanders, onder het gezag van den Generaal Graave Bethune Charost. Twee da*en laater kwamen de Franfchen in de nabuur, fchap van Kortryk, alwaar de Colonel Mylius ten met zyn Regiment Groen Laudon trachtte tekeer te gaan, doch hy wierd genoodzaakt voor de overmagt te wyken, waarop Kortryk door de Franfchen wierd bezet, die van daar den weg naar Gend infloegen. De voornaams magt der Oostenrykers was thans zeer voordeehg geposteerd by Bergen, onder den Generaal Clairfait, die den Generaal Beaulieu met eeni-e duizend mannen naar Doornik zond, om alda°ar den Vyand te keeten, die in zyn oogmerk, om tot Gent te naderen, gehinderd wierd daor den Colonel Mylius; die de gewigtige post by Harlebeeke zo wel bezet had, en tegen de herhaal, de aanvallen der Franfchen zo wel verdeedigde, dat  TEGENWOORDIGE EEUW. 297 dat zy dezelve niet konden vermeesteren: waar* om zy,om niet in de flank door Beaulieu te worden aangetast, eindelyk, niettegenftaande hunne overmagr, onverrichter zaake wederkeerden. De Heer de Bailly, die de party der gemaatigde Franfche Patriotten was toegedaan, hadzo veel last van de Jacobynen, dat hy eindelyk zynen post nederlag, welke toen aan den Heer Pethion wierd opgedraagen. Deeze dus tot de waardigheid van Maire verheven, deed alles, wat in zyn vermogen was, om des Konings gezag te verzwakken. In 't laatst van Bloeimaand verfpreide zich het gerucht, dat de Koning een voorneemen had gehad om voor de tweede keer te vluchten, 't geen in den be* ginne wel eenige beweeging verwekte, doch tot fchande der uitftrooiers eindigde, dewyl de Monarch den laster in het volfte licht ftelde. Straks hierop volgde het Decreet der N. V. tegen de onbeëedigde Priesters, 't welk inhield, dat zy, op aanklagte van twintig Burgers, door de beftierders der Departementen en op raad van de beftierders der Districten, zou. den moeten worden afgezet, en buiten het Koningryk, binnen den tyd van drie maanden, vertrekken: zullende de onwillige, door de Gendartnery, worden aangepakt, en op hun eigen kosten buiten het Ryk gevoerd, of, by onvermogen , op kosten van den Staat. Dit Befluit wierd niet even zeer door eenieder toegejuicht: doch T 5 noch  sP8 GESCHIEDENIS du noch minder voldeed een ander Decreet, op voorftel van den Oorlogs -Minister Servan genomen, volgens bet welk men befloot, een leger van twintigduizend Burgers op te rechten , tot het welk ieder Canton vyf perfoonen zoude moeten leveren, om Parys aan den Noordkant te befchermen. De tegenftanders van dit Decreet befchouwden hetzelve alleen als een vond van het tegenwoordig Jacobynsch Ministerie, om dit leger uit hunne vrienden te doen kiezen , en daar door fteeds in ftaat te zyn, om den Koning, en hunne tegenparty in de Nationaale Verg., de Wette kunnen ftellen. De geheele Nationaale Paryfche Garde was ook te onvrede over dit voorftel, als haars oordeels genoegzaam in ftaat om de Stad te bewaaren. De Koning bevroedde van zyn kant, dat hy bezwaarlyk een Ministerie kon aanhouden, uitwelks boezem voorftellen verfcheenen, die alle zyne magt ondermynden. Dit bewoog hem niet alleen, om het bevestigen der beide laatfte Decreeten te weigeren, maar ook, om zyn geheel Ministerie te ontflaana uitgezonderd den Heer Dumouriez, die thans de bediening der Buitenlandfche zaaken met die des Oorlogs verwisfelde. Deeze werkzaame man, die in zyne voorige hoedanigheid reeds een zogenaamd Bataafsch Committé had opgerecht, gebruik, te hetzelve thans , tot het aanwerven van een Bataafsch Legioen, 't geen tot zesduizend  TEGENWOORDIGE EEUW. 299 zend mannen zoude worden aangeworven, en waar in men, behalven andere vreemdelingen j insgelyks de na de omwenteling van 1787 gevluchte Hollanders zoude kunnen plaatzen. Van een anderen kant nam de Jacobynfche meerderheid der N. V. het ten hoogften euvel, dat hunne geliefde Medebroeders uit het Ministerie waren gezet; 't geen zo ver ging, dat zy,, op den 17 van Zomermaand, weigerden een brief van den Heer de la Jarre, een der nieuwe Ministers, aan te neemen. Geweldig mishaagde dit aan alle gemaatigden, en in 't byzonder aan den Heer de, la Faiette, die uit de regeeringloosheid, welke de Hoofden der Jacobynfche factie fcheenen te koesteren, niets dan de ui. terfte elende voor het Ryk voorfpelde, en hier omtrent zyne bekommeringen in een uitvoerigen brief aan de N. V. te kennen gaf; in welken hy de aanflagen en de reeds gepleegde euvel* daaden der Jacobynen fchilderde. Dan deeze brief diende meer om de gemoederen tegen hem te verbitteren, dan om dezelve te verzachten. Naauwelyks hadden de yverigfte aanhangers der Jacobynen het weigeren der twee laatfte Decreeten vernomen, of zy vloogen op in woede tegen den Koning, en hoopten met geweld te bekomen, 't geen met zagtheid niet te veikrygen was. De beftierders van het Departement van Parys, welke de gemaatigde party waren toegedaan, vernamen, dat men een  Soo GESCHIEDENIS der. een geweldigen optocht naar de Tuilleries in den zin had, en zogten zulks voor te komen, door 'er de Stads • Regeering en de N. V. van te waarfchuwen. Doch de invloed van den Maire Pethion was thans zo groot, dat alle Departementsbefluiten wierden veracht, in fpyt van welke, op den ao van Zomermaand, een troep van tusfehen de dertien en vyftienduizend menfehen , Mannen, Vrouwen en Kinderen, verzameld, zich by de N. V. aandiende,om voor dezelve te defileren. Dit was naauwelyks verricht, of de zeer onhebhelyk gekleede en .gewapende hoop begaf zich naar de Tuilleries, alwaar eene meer dan genoegzaame magt van Nationaale Gardes by een was, om hen te keeren. Doch de bevelhebbers, door de Jacobynen gewonnen, gebooden geen tegenweer te doen, en lieten de hekken open zetten: waarop de menigte binnen ftoof, den Koning, die alleen door eenige ge. trouwe Gardes, en door zyne Zuster Madame Elizabeth , verzeld was , omcingelde, en van hem met geweldige bedreigingen eischte, het goedkeuren der twee bewuste Decreeten. By bedreigingen voegde men verfcheidene beleedigingen, onder anderen met den Monarch met de Jacobynfche Roode Muts te verzieren, hem te dwingen uit eene hem aangeboden fles te drinken enz. Doch met dit alles' was de Koning niet te verzetten; 't geen de menigte, op  TEGENWOORDIGE EEUW. 301 op aanraaden van Pethion, bewoog, eindelyk onverrichter zaake heen te gaan. • Naauwelyks had de Generaal de la Faiette de gebeurtenisfen van den 20 van Zomermaand vernomen, of hy begaf zich naar Parys, en •verfcheen den 28 voor de Nationaale Vergadering; aan welke hy uit naam van zyn geheel leger verklaarde, dat hetzelve het grootst ongenoegen had opgevat, over de geweldaadige handelingen der Paryfenaars, en eischte 1. Dat de Aandryvers en Hoofden der geweldenaaryen, op den 20 van Zomermaand in de Tuilleries gepleegd, mogten worden vervolgd en geftraft, als misdaadig aan gekwetfte Natie. 2. Dat een aanhang ( de Jacobynen ) die de Nationaale Souverainiteit inneemt, en de Burgers tyrannizeert, moge worden vernietigd. 3. Dat »er maatregelen mogen worden genomen, om de -vastgeftelde magten te doen eerbiedigen, en aan het leger verzekering moge worden gegeeven , dat de Conftitutie inwendig niet zal worden gefchonden; terwyl de dappere Franfchen op de Grenzen hun bloed voor dezelve ftorten. •Groot was de toejuiching van veele Burgeren, doch zo veel te minder fmaakte dit voorftel den Jakobynen, zo dat zelfs eenhunner, Guadet, een voorftel deed, om den Oorlogs Minister te vraagen, of die den Generaal vryheid had gegeeven om zyn leger te verlaaten, en in de Hoofdftad te komen j 't geen niet weinig  . 0 Soa GESCHIEDENIS der nig door de linkerzyde der Vergadering, op welke de Jakobynen zaten, wierd goedgekeurd. Doch toen dat voorftel in omvraag wierd ge. bragt, wierd hetzelve, met eene aanmerkelyke meerderheid, van de hand ge weezen. Hoe zeer de beide Hoofdpartyen in de N. V. van eikanderen vervreemd waren, fcheen echter dit voor het Ryk zo gevaarlyk gefchil, den 7 van Hooimaand, een einde te hebben genomen. Op dien dag wierd 'er gehandeld over een boodfchap, 's daags te vooren uit naam des Konings aan de Verg. gedaan, aangaande den optocht der Paryfche Troepen, en overwoogen , of zulks wel, volgens de form door de Confti. tutie voorgefchreeven, was gefchied. Straks beklom de Heer Lamourette, Bisfchop van Lyon, den Spreekftoel, en handelde over het haatelyk gefchil der beide partyen, wier eene men meende een volftrekt Gemeenebest te zoeken; terwyl de andere twee Parlements kamers, en het hcrftel der Edelen, zoude begeeren. Hy meende dat hier in van weerkanten misverftand plaats had , en bragt hier op in {temming: Dat alle, die de vastge/lelde Conjlitutie tuilden, en die de Republiek en de twee Kamers vervoeiden, zouden opftaan. Dit voorftel had eene zo gunstige werking op alle de Leden , dat zy alle opreezen, en eikanderen hartelyk betuigden, dat zy ten vollen met het gedaane voorftel inftemden. Zy, welke het meest verfchUd had-  TEGENWOORDIGE EEUW. -03 hadden, beloofden eikanderen Vriendfchap en Broederfchap. Zo dat het fcheen of alle verdeeldheid op eens was uitgebluscht. Teffens wierden 'er Decreeten genomen, om van deeze heuchelyke gebeurtenis kennis aan de Legers, de Departementen, en aan den Koning te geeven; welk laatfte naauwelyks was gefchied, of de Monarch verfcheen in de Vergadering, om hier over zyn genoegen te betuigen, waarna hy zich wederom met de grootfte toejuiching naar huis begaf. Zo groot als de verwagting was van deeze verzoening, zo nietig was haare uitwerking. Twee dagen laater zag men reeds weder de tweedragt herleeven , by gelegenheid, dat 'er gehandeld wierd over de fchorzing van den Maire Pethion, die, op bevel van het Direct©rievan Parys, tot grooten fpyt van alle Jacobynen, was gedaan. Den volgenden dag ging het noch onftuimiger, verfchynende op denzelven de geweezen Comediant Collot d' Herbois, aan het Hoofd eener Deputatie van Jako. bynen, om eene befchuldiging in te brengen, -tegen den weleer zo geëerbiedigden de la Faiette. Veele ftemden tegen het aanneemen der befchuldiging, doch dit wierd onder een groot gedruisch doorgedrongen. Wat laater verfcheen 'er een boodfchap van den Koning, om te kennen te geeven, dat alle zyne Ministers hunne posten hadden nedergelegd; 't geen Weder eene groote verwarring vtroorzaakte, en voorts  3o4 GESCHIEDENIS der voorts, dewyl 'er tyding inkwam van het fterk naderen der vyandelyke legers, de N. V. het befluit deed neemen, om te verklaaren, dat het Vaderland in gevaar was: waarom een ieder tot de wapenen wierd opgeroepen. Ondertusfchen was Pethion noch onder befchuldiging, doch zyne magtige Vrienden drongen op den 13 van Hooimaand zyne vryfpreeking door, op dat hy, met den vollen luister van zyn ampt, het plegtig feest van den volgenden dag, op welke de bevryding van Parys en het inneemen der Bastille verjaarden, zou. de kunnen bywoonen. De weleer zo veN fchrikkelyke Staatsgevangenis de Bastille, van welke wy het niet ongepast hebben geoordeeld, hier nevens eene naauwkeurige afbeelding te voegen, was thans geheel vernield, en in een Tuin veranderd, boven welks Ingang men gefchreeven had: lei on danfe. Ten volgenden dage, den 14 van Hooi. maand, had het bewuste Burgerfeest plaats, en liep af met groote ftilte, fchoon men 'er groote wanorders van had verwagt, waar aan niet weit.ig wierd toegebragt door het herftellen van den Maire Pethion, die dus in vollen luifter op het feest kon verfchynen. Hoe aangenaam dit het Volk was bleek hier uit, dat veelen aan hunne hoeden gefchreeven hadden: Vive Pethion! Intusfchen fcheen de Koning tot hier toe ook noch al veele Vrienden te hebben, dewyl  DE JBASTXXXjE, ZO ALS DEZELVE HEEFT BESTAAN IN DEI JAAR E MDCCLXXXXL   TEGENWOORDIGE EEUW. 305 wyl hy onder groote toejuichingen naar zyn Paleis wederkeerde. Ondertusfchen begreepen de Franfche Legerhoofden, dat het, van wege de fteeds naderende Duitfche Troepes naar het Luxemburgfche enLotharingfche, hun tyd wierd, merkelyk van pofitie te veranderen. Luckner begaf zich hierom met zyn leger naar den kant van Valenciennes, terwyl de la Faiette zich naar den kant van Metz begaf, om het Ryk in dien oord te dekken. De Oostenrykers, hier door de handen ruim hebbende, deeden een aanmerkelyk deel hunner benden op het Fransch Grondgebied trekken, en bemagtigden aldaar hetftedeke Bavai, niet ver van Maubeuge, 't geen deed gelooven, dat zy voorneemens waren die Stad eerlang te belegeren, met den aanzienelyken Artillery- Trein, die inMons wierd verzameld. Te Parys gingen de zaaken intusfchen niet zeer gerust, gelyk vooral bleek in de zitting der N. V. van den 21 van Hooimaand, in welke men zich gereed maakte den Heer de la Faiette, met eene groote meerderheid, vry te fpreeken. Dit was in 't geheel niet naar den zin der Jakobynfche Factie, welke hierom, door haare Toe. hoorders in de Spreekgeftoelten, een geweldig tumult deed veroorzaaken, zo dat zy zich zelfs niet ontzagen, te roepen: In de Wapenenl In de Wapenen! terwyl weder andere riepen Gaat Gylieden been, gy zyt de N. V. nut, wy zyn bet. De Vrienden van . den Generaal wilden intus* IV. deel. y fchen  306- GESCHIEDENIS der fchen vooregaan met de zaak af te doen. Doch toen wierd het tumult noch erger: zo dat zich een Geconfoedereerde van Marfeille niet ontzag den Voorzitter met woorden te beleedigen. Deezen wilde men doen vatten. Doch ftraks liep een gedeelte der Toehoorderen naar buiten, om het Gemeen in de wapenen te doen komen; waarop de misnoegden, van den 20 van Zomermaand,weder voor den dag kwamen, en zich gedeekelyk naar de Tuilleries, en gedeeltelyk naar de Vergaderzaal der N. V., begaven. Ook verfcheen Pethion, die thans de menigte* bewoog geen geweld te pleegen: terwyl men yan den anderen kant veiligst oordeelde, de zaak van la Faiette thans niet te beflisfen, maar hem alleen het Proces Verbaal toe te zenden van eene nieuwe befchuldiging, tegen hem door den Heer Guadet ingebragt, als of hy aan den Generaal Luckner zoude hebben voorgefteld om zich met het leger naar Parys te begeeven, en aldaar-de bovendryvende party met geweld ten onder te brengen. Waar op de Heer de la Faiette in zeer duidelyke termen antwoordde, dat die geheele befchuldiging een louter verdichtzel was; 't welk noch wierd bevestigd, door een ontkennenden brief van Luckner zeiven, en door het getuigenis van Bureau de Puzy, die, naar 't voorgeevendesbefchuldigers, dat voorftel, uit naam van de la Faiette, aan Luckner zoude hebben gedaan. Niet-  TEGENWOORDIGE EEUW. 307 Niettegenftaande deeze rechtvaardiging, vernieuwden zes voornaame Jakobynen hunne aanklagt op den 8 van Oogstmaand, wanneer 'er, in naam der Buitengewoone Commisfie, 4oor Jean de Bry, eene aanklagt tegen de la Faiette gefchiedde, by welke hy wierd befchuldigd van de misdaad van Gekwel/Ie Natie. Het ontbrak niet aan verdeedigers van deezen Man, waarin inzonderheid de Heer Vaublanc uit. muntte, die alle de redenen, Op welke het Rapport gebouwd was, ten klaarften ontfenuwde. Brisfot trachtte toen wel van zyn kant de befchuldiging kragt by te zetten-, doch, toen het 'er toe kwam, wierd de la Faiette, door eene zeer groote meerderheid, vry gefproken. Thans wierden de Jakobynen woedend, en beflooten zich met geweld meester te maaken van hec geene, dat, langs wegen van zagtheid, niet kon worden bekomen; het geen hen zeer gemakkélyk viel, dewyl daar niets toe van nooden was, üan 't de Leden der N. V., die voor den Generaal hadden gefterad, zo bang te maaken, dat zy niet weder in de Vergaderzaal zouden durven verfchynen. Ras had men het Volk daar genoegzaam toe opgeftookt, en, om de lieden te kennen die men verwyderd wilde hebben, nam de Club der Jakobynen een be« fluit, om de naamen dier Heeren te doen drukken, welke de Volksftemme durfden wederftreeven. Deeze, dus bekend geworden zynde, y a wier-  3oS GESCHIEDENIS der wierden door zabelflagen, uitjouwingen, dreigen met de Lantaarn enz., zodanig verfchrikt, dat flechts weinige hunner ten volgenden dage in de Vergadering durfden wederkeeren. Deeze deeden aldaar, mede uit naam hunner Deelgenooten, een beklag over de hen aangedaane verongelykingen. Doch daar de meerderheid thans geheel Jacobynsch was, vonden hunne klagten weinig ingang. Naauwelyks was dit die vooriïanderen dei? geheel Republykeinfche Regeering gelukt , of zy oordeelden het thans tydig hun groot ontwerp, het afzetten namelyk van den Koning, te volbrengen. Tot bereiking dier gewigtige zaak had men reeds een tyd lang allerhande gefchriften onder het Volk geftrooid, in welke men Lodewyk den XVI vergeleek by Lodewyk den XI en by Karei den IX. Daarentegen was'er ook wel eene uitgebreide ver* klaaring des Konings aangeplakt, gedagteekend. den 7 van Oogstmaand, waar in hy zyne aankleeving aan de Conftitutie ten duurften betuigde. Doch dit Huk wierd aanftonds afgefcheurd, terwyl men de andere gefchriften deed blyven. Doch dewyl men zag, dat zodanige middelen meer gefchikt waren, de Paryfenaars te doen lachen, dan hen te doen vechten, ftrooide men een logenachtig, doch echter met eenige waarfchynelykheden omkleed, gerucht uit, als of thans in de Tuilleries een plan tot  TEGENWOORDIGE EEUW. 309 tot eene volkomene tegenomwenteling gereed was; 't geen men voornaamelyk zoude beginnen door een gewelddaadigen uitval der Zwitzerfche Garde, die het Kasteel en den Koning bewaakte. Noch meer wierd het Volk gaande gemaakt door een ander gerucht, volgens jiet welk wierd verhaald, dat men van voornemen was den geliefden Maire Pethion te vermoorden , dien men reeds ten dien einde in de Tuilleries zoude hebben gevangen genomen. Het onmiddelyk gevolg van alle deeze uit« ftrooizels was eene algemeene volksberoering, op den 9 van Oogstmaand, by welke alle de wyken van Parys op de been kwamen, haare Departements - en Stads-Beftuurders, Pethion Uitgezonderd, afzette, en hunne plaatzen met yverige Jacobynen vervulde. 'Er deed zich toen ook wel eene geringere aanhang op, die Zich wapende, tot bewaaring der vastgeftelde order, doch deeze wierd overweldigd en vermoord. Het Volk, thans nergens wederftand vindende, trok , met de zich noch te Parys bevindende Marfeilliaanfche Geconfoedereerden aan het hoofd, ter middernacht naar de Tuilleries , en wilde aldaar volltrekt worden binnen gelaaten; 't geen, by de weigering der Zwitzers , een geweldig • gevecht veroorzaakte , in welks begin de meeste MarfeiUiaanen, en veele an. derey veraars, omkwamen. Doch welhaast hadden de Guardes hunne patroonen verfchoten, en konV 3 den  3io GESCHIEDENIS dek den dus de geweldige meenigte niet langer tegenhouden , die derhalven de hekken overweldigde" de meeste Zwitzers doodfloeg, en in de Tuilleries binnen drong, alwaar alles, wat men 'er vond, wierd om hals gebragt. Voorts wierd het Kasteel geplonderd en in brand geflooken ,zonder dat daar echter veel door wierd vernield, dewyl men, om het aanfteeken van andere huizen voor te komen, dien brand fpoedig uitbluschte. Had men de Koninglyke Familie toen in het Kasteel gevonden, dezelve zoude ndsfchien in den algemeenen moord hebben moeten deelen. Doch de Monarch, van het dreigend gevaar verwittigd, had zich een uur vroeger met zyn Gezin naar de Zaal der N. V., die reeds by eikanderen was ge. komen, begeeven. Daar komende, zeide de Ko< Wg: Dat hy daar verfcheenen was, om der ftad Parys eene groote misdaad te fpaaren. Doch hy wierd hier thans niet meer ontvangen, met die achting, als te vooren. Spoedig zeide een der Leden van de N. V.: Dat de tegenwoordigheid des Ko. mngs zoude beletten te beraadflagen, om dat volgens de Conditutie, de Vergadering niet hl raadflagendeis, zo lang zich de Koning by dezelve bevindt. Dit door andere mede wordende aangedrongen, antwoordde de Koning, dat hy zich zonde afzonderen in een der vertrekken der Schry. vers, of der Deurwaarders van de Zaal. Aanftonds begaf hy zich derwaard, met zyn Gezin om den vryen loop te laaten aan de befluiten* die men over het toekomend lot van hem, en van  TEGENWOORDIGE EEUW. 31S van de zynen, zoude neemen. Dezelve waren zeer ongunftig, als hoofdzaakelyk inhoudende: het opfchorcen der Koninglyke waardigheid: de vernietiging der Burgerlyke Lyst: het afzetten det tegenwoordige Staatsdïenaaren, en het opfluiten des Konings in het Paleis van Luxemburg, met zyn Gezin , voor welker bewaaring, binnen dac Kasteel, de Paryfche Municipaliteit verantwoordelyk wierd verklaard. Welk laatfte befluit in zo verre wierd veranderd, dat de bewaarplaats zoude zyn de zogenoemde Tempel, een nieuw Gebouw, door den Graave van Artóis gefticht: op verklaaring der genoemde Stadsregeering, dac het eerstgenoemde Huis, als alom van Huizen, door welke men zoude kunnen ontkomen, daar toe ongefchikt was, en dus niemand, in dat geval, voor het ontkomen des Monarchs verantwoordelyk zoude zyn. De Vergadering eindelyk bezeffende, dat zy veel verder was gegaan dan eigenlyk de Conftitutie toe liet , befloot, vervolgens, dat zy zich tegen den eerften van Wynmaand ontbond, om plaats te maaken voor eene Nationaale Conventie, die door de Departementen met eene ruimere magt zoude moeten worden voorzien, om over de gewigtige Hukken , die door de tegenwoordige Vergadering niec konden worden afgedaan , te beflisfen. Tot den dertienden van Oogstmaand wierd het Ko«inglyk gezin in de zaal der Feuillanten gevaBgen gehouden, en toen van daar overgebragt in den TemV 4 Pel»  314 GESCHIEDENIS der pel, alwaar men hen plaacfte in een vertrek in dea Toren,honderd en tweeënzestig trappen hoog. Men bragt de gevangenen derwaard , over de plaats van Vendóme , alwaar , op den tienden , het trots ftandbeeld van Lodewyk den XIV was om verre geworpen , en hield de koets aldaar ftil , op dat de gevangen Monarch dien hoon, der gedachtenisfe van zyn Voorzaat aangedaan, zoude kunnen zien. Twee dagen laater bragt Merlin de tyding aan de N. V. dat 'er twee aanzienelyke posten aan de Luxemburgfche grenfen door de Pruisfchen waren ingenomen ; 't geen aanleiding gaf tot een Decreet, dat de Vrouwen, Kinderen en Naastbeftaan. den der uitgeweekenenzouden bewaard worden, binnen den omtrek hunner betrekkelyke Steden, om als Gyzelaars gehouden te worden voor den uitflag des oorlogs. Wat laater deed Cambon het aanmerke. lyk voorftel, om alle Diamanten en andere Juweelen van de kroon te verkoopen; 'tgeen wel dra gevolgd wierd door een Decreet, dat al het koper, 'c geen gevonden wierd in de kerken , in de Nationaale huizen, en in die welke gefchikt waren voor den dienst des Konings, zou worden gefmolten, om 'er gefchut van te maaken. Teffens met de vastzetting des Konings waren de dienende Ministers van hunne Ampten verbaten. Ondertusfchen begreep men , dat de Uitvoerende Magt Hechts by eenige weinige perfoonen kon berusten; waarom 'er weder zes nieuwe Ministers uit de Jacobynfche leden der N. V, by meerderheid vau  TEGENWOORDIGE EEUW. 313 van ftemmen, wierden gekoozen, om, onder den tytel van Uitvoerenden Raad, alles te bezorgen, 't geen voorheen door den Koning en zyne Ministers wierd gedaan. ' Verder wierd 'er een Adres aan de Departementen rond gezonden, by het welk de re* denen wierden opgegeeven, waarom men den Koning had vastgezet, waar van wel de voornaamfte was, de voorgemelde Confpiratie van den 10 van Oogstmaand.. Ondertusfchen fcheen men merkelyk meer tot nadeel van den Koning te hebben vernomen, dan men tot hier toe had geweeten', uit eenige gewigtige papieren, welke by het plonderèn der Tuilleries aldaar waren ontdekt, en by de N. V. in bewaaring gebragt; uit welke bleek, dat de Koning zyne uitgeweekene, en naar Coblentz vertrokkene, lyfwagten noch tot in 1792 had betaald, en dus lang na het aanneemen der Conftitutie. Ook waren 'er (tukken gevonden, betrekking hebbende tot een meer of min volkomen plan van Tegenomwenteling, waar in de Heeren Lesfart, Montmorin en andere betrokken waren, welke daarop wierden in hegtcnis genomen. De thans heerfchende party in Parys was, niettegenftaande haare overmagt, bekommerd, dat 'er door haare vyanden mogelyk, noch te eeniger tyd, eene tegenomwenteling zoude kunnen worden ondernomen. Dit bragt in het laatst van Oogstmaand een befluit te wege, om eenige Gommisiarislèn te benoemen, die eene algemeene huiszoeking door Parys zouden kunnen doen, om naar V 5 ver:  3r4 GESCHIEDENIS der verborgen wapenen te zoeken, óm dezelve, by gelegenheid van het fteeds meerder dreigend gevaar van buiten, in handen der Verdeedigers des Vaderlands te kunnen ftellen. Teffens waren deeze Heeren gelast, om alle bekende tegenomwentelaars, en onbeëedigde Priesters, die zy mogten ontdekken, in hegtenis te neemen. Geduurende die onderzoek waren de Sluitboomen der ftad geflooten, en, toen dezelve weder ontflooten waren, dagt een ieder dat thans de daaden van openbaar geweld een einde hadden genomen. Doch op den 2 van Herfstmaand wierden de Sluitboomen op nieuw geflooten, door een befluit van die Heeren, welke zich, onder het oppergezag van Pethion, den naam van Algemeenen Raad der Gemeente hadden aangemaatigd, om dat de N. V. een befluit had genomen om de oude Stedelyke Regeering te herftellen, 't geen zy genoodzaakt wierd in te trekken. • Deeze gebeurtenis wierd gevolgd van eene nog grootere woede dan tot hier toe had plaats gehad, door welke, op den avond van dien zelfden dag, de meeste gevangenen in de openbaare gevangenisfen van Parys wierden vermoord; welker aanleidendé oorzaak was de vryfpreeking van den Heer de Montmorin, geweezen Gouverneur van Fonteinebleau, die, zonder genoegzaame reden vastgezet, zyne zaak zo wel verdeedigde, dat de bezwoorene Rechters der nieuwe Vierfchaar wel genoodzaakt wierden hem vry te fpréeken. Het volk begeerde desniettegenftaande zyn dood, en maakte  TEGENWOORDIGE EEUW. 315 maakte zo veel geweld, dat de Rechters, Hechts een uitgezonderd, de vlucht koozen, welke toen wel genoodzaakt wierd den befchuldigden wederom te doen vast zetten. Ondertusfchen vreesden de Belhamels , dat deeze Heer ea veele andere, wier dood zy hadden beflooten, te eeniger tyd door den Rechtbank zouden worden vry gelaaten , 't géén hen deed befluiten, een eigen Volks - Rechtbank te kiezen, die alle de Paryfche gevangenisfen bezoeken, en de opgeflootene', na een kort Proces, zoude doen ter dood brengen, of loslaaten. Ras vergaderde het geheele Paryfche volk omtrent de gevangenisfen, in welke de gevangenen , een voor een, voor de Rechters moesten verfchynen, die de meeste, in fchyn, vry fpraaken, en lieten gaan, wanneer zy, by het uitkomen der ^ gevangenis, door de zabels en pieken der zamengezwoorenen wierden ter dood gebragt. De beide Heeren Montmorin, en veele andere voornaame Hovelingen, wierden by deeze gelegenheid omhals gebragt. Wordende de vrouwen even weinig gefpaard als de mannen, gelyk onder anderen bleek uit het geval van de Prinfes de Lamballe, welker misdaad was, dat zy fteeds het vertrouwen der Koninginne had genooten, welke op last der gezegde Rechtbank wierd onthoofd; waarna men het Lyk op het onbetamelykfte handelde, het zelve in flenderen fcheurde, en het hoofd, benevens de Iedemaaten, in den Tuin van den Tempel vertoonde, op dat dezelve door de Koninglyke gevangenen zouden  3i6 GESCHIEDENIS der zouden kunnen worden gezien. Zommige wilden ook de gevangenen in den Tempel te lyve, doch dit wierd belet, door het driekleurig lint der Vryheid voor de deuren te fpannen, welk heiligdom niemand^ durfde verbreeken. Reeds kort na het begin der Franfche Omwenteling had de eerfte N. V. te Orleans een Hoog Gerechtshof opgericht, 't geen over alle die geene, welke misdaaden tegen den Staat gedaan hadden, zoude vonnisfèn. Tot hier toe had men wel veele gevangenen derwaard overgebragt, doch de Procesfen wierden zo lang fleepende gehouden, dat men tot hier toe weinig uitwerking van dat Gerechtshof gezien had. De Paryfenaars, die thans hunne Stadsgevangenisfen hadden ledig gemaakt, door die geene, welke om fchulden vast zaten, te laaten loopen, en de overige te vermoorden, begreepen, dat zy die zelfde rolle ook wel te Orle. ans konden fpeelen. De N. V., hier van verwittigd, deed een Batailjon der Paryfche Nationaale Guarde naar Orleans trekken, met bevel, om de gevangenen, welke men aldaar zoude vinden, naar Saumur in veiligheid te brengen. Doch de afgezondene gewaapende Burgers namen hen daarentegen mede naar Parys, 't geen genoegzaam deed zien wat men voor had. Toen wierden 'er Commisfarisfen uit de Vergadering hen te gemoet gezonden; doch te vergeefsch, want toen de gevangenen met hunne geleiders te Verfailles waren gekomen, wierd de aandrang, om dezelve te vermoorden , zo groot,  TEGENWOORDIGE EEUW. 317 groot 5 dat niemand zulks konde keeren. De eer* ïte flagtoffers waren de geweezen Minister Lesfart en de Hertog de Brifac, waar na 'er noch meer dan vyftig wierden ter dood gebragt. Na het eindigen van deezen moord, liep het Volk na de gevangenisfen van Verfailles zei ven, alwaar insgelyks alles wierd van kant gemaakt. Omtrent denzelfden tyd wierd door de N. V. beflooten,!. Dat de Poorten van St.Denys en St. Martin, benevens alle andere Triumph-boogen, en allerlei zinnebeelden der willekeurige Regeering, zouden worden afgebroken. II. Dat het ftandbeeld van Lodewyk den XIV, ftaande op het Plein van het Gemeente Huis, zal worden weggenomen , en daar voor het beeld der Vryheid in plaats worden gefteld. III. Dat alleneeringdoende Burgers, Winkeliers, Pakhuishouders enz. verpligt zullen zyn, binnen veertien da» gen, alle Uithangborden of andere Tekenen, die het Volk den tyd der Slaverny, onder welke het een zo langen tyd heeft moeten zuchten, kunnen herinneren, weg te neemen. IV. Dat alle Verhuurders en Huurders, insgelyks binnen veertien dagen, verpligt zouden zyn , alle Beelden, Wape* nen, Leliën, en andere Tekenen, ftrekkende tot eere van een byzonder perfoon, weg te neemen. Dewyl Vryheid en Gelykheid de eenige Beelden zyn, die de hulde van het Franfche Volk verdienen. Terwyl dus de Franfchen, in het midden van zo veele beroeringen, eene nieuwe Conftitutie zochten te vestigen, hadden de Poolen zulks in het Yoorige jaar i  3i8 GESCHIEDENIS der jaar 1791 met meerder gemaatigdheid, en op zr> danig een voet, verricht, dat 'er voor dat Land het grootfle heil uit fcheen te moeten voort komen. Op den derden van Bloeimaand van dat jaar wierd de nieuwe Conditutie, op het onverwagtst, door den Koning, op den Ryksdag voorgefteld, en door eene groote meerderheid met toejuiching aangenomen. Volgens deeze inftelling wierd den Ko< ning in der tyd merkelyk meerder magt gegeeven, dan hy tot hiertoe had gehad. Voorts, daar men door de ondervinding gewaar was geworden, dat de verkiezelykheid der Koninglyke waardigheid eene der voornaamfte bronnen was der onheilen die het Poolfche Ryk, van tyd tot tyd, waren overgekomen , befloot men de Kroon , voor het toekomende, erflëlyk te verklaaren, na den dood des tegenwoordigen Monarchs, in het Saxifche Huis. Eindelyk verlooren de aanzienelyke Edellieden veele van hunne voorrechten, die tot bezwaar van den Burgerftand ftrekten, aan welken thans ook een aan* zienelyken invloed, waar van die tot dus verre verfteeken was gebleeven, wierd gegeeven. Na hec voltrekken der nieuwe Conftitutie, wierd van dezelve aan de Buitenlandfche Hoven kennis gegeeven, en by zorcmige goedgekeurd, terwyl andere daaromtrent een diep ftilzwygen bewaarden. Ook wilde de Keurvorst van Saxen , die waarfchynelyk toen reeds onaangenaame gevolgen voorzag, zich niet, aangaande het aanneemen der hem voor het toekomende aangebooden kroon, verklaaren. Hadden  TEGENWOORDIGE EEUW. 319 Hadden de Franfche gebeurtenisfen den Duitfchen Keizer en den Pruisfifchen Koning niet de handen vol werks gegeeven, mogelyk zouden dezelve de nieuwe Poolfche Conditutie hebben befchermd, om daar door de groote fteeds toeneemende overmagt van het Rusfifche Ryk voor te komen ; doch thans waren zy daar toe niet in ftaat, terwyl de Rusfifche Monarchin, na het fluiten van een voordeeligen Vrede met de nu zo magte» looze Turken , de handen geheel ruim had, om de Poolen zodanig te behandelen als zy goed dagt. Ook ontbrak het haar daar toe niet aan verfchil. lende redenen. Want vooreerst nam zy het den Poolen zeer kwalyk, dat zy, in fchyn van volkomen onzydig te blyven, haare wapenen tegen de Turken, zo veel in hun vermogen was, hadden belemmerd. Voorts nam die Vors» tin het zeer euvel, dat de Poolen de Conftitutie van 1774, die voornaamelyk haar werk was geweest, en die zy had geguarandeerd , zonder haare toeftemming, hadden veranderd. Waar by noch kwam, dat haar eene gunftige gelegenheid wierd gegeeven, om zich met de Poolfche zaaken te bemoeien, door eenige Poolfche Grooten, die, Over de nieuwe Poolfche Regeeringsform misnoegd , tot haar hunne toevlucht hadden genomen, om door dien weg de herflelling der Oude, hen beter pasfende, Regeeringsform te bekomen. Het gevolg van dit alles was, dat de Rusfifche benden, die in het Voorjaar wan 179& de Turkfche Gren-  320 GESCHIEDENIS de* Grenzen verlieten, in plaats van zich naar huis te begeeven, den Poolfchen bodem betraden; waar by welhaast een dreigend Manifest der Keizerinne kwam, by 't welk zy de herftelling der oude Regeeringsform vorderde, en den Poolen met een geweldigen Oorlog, zo zy zich daar tegen durfden verzetten, bedreigde. De Poolen weigerden vol» ftrektelyk aan de Rusfifche eifchen te voldoen, en bragten, tot handhaaving hunner voorrechten, een vry aanzienelyk leger in het .Veld, onder den Prins van Poniatouwski, den Broeder des Konings, die by verfcheidene gelegenheden niet ongelukkig de dagelyks verder indringende Rusfen weerftand bood, Ondertusfchen zogten de Poolen fteeds byftand van de Oostenrykers en Pruisfchen te bekomen; doch men gaf hen zeer onbewimpeld te kennen, dat de tegenwoordige omftandigheden zulks geheel onmogelyk maakten, waarom men den Poolen ried, zich, tot voorkoming van hun geheel bederf, goedwillig aan de eifchen der Rusfifche Monarchinne te onderwerpen. Teffens zag de Koning zeer gemakkelyk door, dat het den Poo-> len onmogelyk was, het alleen tegen de meer magtige en beter geoeffende Rusfifche benden uit te houden; 't geen hem eindelyk bewoog, aan de verzamelde Leden op den Ryksdag te verklaaren, dat het onmogelyk was de laatst gemaakte Conftitutie ftaande te houden. Welhaast had dit ten gevolge een ftilftand van wapenen, en het toetreeden des Konings, en der overige voornaame Grooten, tot  TEGENWOORDIGE EEUW. 3** tot de Confoederade van Targowicz; welke door de misnoegde Poolfche Grooten, tot het weder bekomen der oude Regeeringsform, was opgerecht. Zo ligt het den Rusfen gelukte, de Poolen tot het aanneemen hunner maatregelen te noodzaa-i ken, even gemakkelyk rekenden veele, dat de Franfchen, door de vereenigde Duitfche legers zouden worden overmeesterd; welk denkbeeld voornaamelyk wierd veroorzaakt door de verkeerde berichten der Emigranten, en den verwarden ftaat des Ryks. Te meer reden had men om eene.fpoedige ontbinding der Franfche legermagc te verwagten, uit de groote verwydering, die thans plaats had tusfehen de N. V., en den aanzienelykften Generaal des legers, den Heer de la Faiette, die voor denzelven zeer ongelukkige gevolgen had, en zyne te rugroeping bewerkte, met bevel, om het oppergezag des legers over te geeven aan den Heer Dumouriez. Hier toe was de la Faiette geenzins genegen, maar hy deed daarentegen eene fterke pooging om het leger aan zich te verbinden, en door hetzelve de bezwoorene Conftitutie te doen handhaaven. Doch hy Haagde niet in zyn oogmerk, dewyl de meeste zyner Krygsknegten, de Democratifche beginzelen toegedaan , een Gemeenebest - Regeering zonder Koning wilden. Thans begreep de Generaal* dat de tyden voor hem gevaarlyk wierden: waarom hy, met vyftien andere voornaame Officiers , zyne byzondere vrienden „ het befluit IV. oeiu X nam,  3i2 GESCHIEDENIS dbr nam om met hunne beste effecten den wyk te neemen , over het Luxembürgfche, naar Luik, en dan verder naar Holland. Denkelyk zoude hen dit zyn gelukt, zo zy niet, tot hun ongeluk , op de Luxembürgfche Grenzen, by Rochefort en Famine, waren opgelicht door eene fterke Oostenrykfche Patrouille, die de aanzienelyke gevangenen overbrugt naar Luxemburg, van waar de la Faiette v/ierd overgevoerd naar het Kasteel van Maagdenburg. De k Faiette heeft zo veel van zich doen fpreeken, dat wy niet hebben willen nalaten onzen Leezeren nevensgaand welgelykend afbeeldzel onder het oog te brengen. Intusfchen hadden de vereenigde Pruisfifche en Oostenrykfche legers zich zonder veel moeite meester gemaakt van Longwy, Rodenmacheren en Sterk. Niet lang daarna veroverden de Pruisfchen Verdun, zonder veel tegenftand te ontmoeten, en trokken aldaar over de Maas, met oogmerk om, over St. Menehoud op Chalons, dus verder op Parys te trekken. Om dit te beletten- hadden de Franfchen zich onder Dumouriez in de engten van dien oord gelegerd , terwyl de Generaals Keilerman en Dillon het zwakke leger van Dumouriez eerlang aanmerkelyk verfterkten. Hetkwatn ook tot een Veldlhg,'die van eene nadeelige uitkomst voor de Franfchen was, en kort na welken Dumouriez zodanig omcingeld wierd, dat hy zich met zyn leger gevangen zoude hebben moeien geeven, zo hy niet door eene zamen- loop»  |jp DE L A ÏAYE T T E' || ilftk. Eranscli Generaal.. J||   TEGENWOORDIGE EEUW. 323 loop van omftandigheden, die niet alle bekend zyn, was gered. Volgens de Franfche berigten* wierd hy alleen verlost door de aankomst van den Generaal Bouquet, met tienduizend mannen van Rhetel. Doch het is waarfchynelyk, dat 'er andere redenen hebben zamen geloopen, om den Pruisfifchen Monarch te beweegen, niet alles te doen, wat in zyn vermogen was; 't geen, volgens veeier meening, onder anderen veroorzaakt zoude zyn door een verzoek van den Franfchen Koning zei ven , die voorzag, dat, indien de Duitfchers thans dieper doordrongen, hy hec denkelyk met zyn .leven zoude betaalen. Ook had 'er, by gelegenheid der uitwisfeling van een gevangen Sekretaris van den Pruisfifchen Koning, tegen een Lid dei voorige N. V., te Verdun door de Pruisfchen opgeligt, eene vry ernftige onderhandeling plaats, om den Vrede tusfehen Pruisfchen en Frankryk te fluiten, waar over men het echter niet eens kon worden. Byna gelyktydig met deeze gebeurtenisfen verfpreidden zich zeer ontzettende geruchten, aangaande het groot gebrek van leeftocht in de Pruisfifche en Keizerlyke legers, waar door eene befmettelyke loop gebooren was , die dagelyks honderden ten graave fleepten. Zeker is het, dat de Pruisfchen, in het laatst van Herfstmaand, van hun ontwerp afzagen, om door Champagne naar Parys door te dringen; en dat zy met verhaaste fchreeden naar het Luxembürgfche X a we-  324 GESCHIEDENIS der wederkeerden. Verdun en Longwy wierden daar^ op even gemakkelyk door de Franfchen, onder den Generaal Keilerman, hernomen, als zy in handen der Duitfchers waren gevallen. Doch het Pruisfisch leger wierd niet door die benden vernield , gelyk Dumouriez anderzins had voorfpeld, maar trok, zonder veel vervolgd te worden, door hec Trierfche naar Coblentz, alwaar hetzelve, buiten twyffel merkelyk geftnolten, in Slagtmaand aankwam; voor welken tyd de Oostenrykfche Generaal Clairfait, die met zyn leger insgelyks dien ongelukkigen tocht had bygewoond, reeds in het Namurfche was wedergekeerd. Het geluk keerde thans den Geallieerden volkomen den nek, en begunftigde de Franfchen op eene waarlyk ontzettende wyze. De Oostenrykfche legers hadden in den Nazomer zeer geweldige poogingen gedaan, om Thionville en Rysfel te bemagtigen, doch moesten die beide onderneemingen met groot verlies ftaaken. Daarentegen trokken de Franfchen, onder deri Generaal Custine, naar Spiers, alwaar zy een zeer aanzienelyk Keizerlyk magazyn veroverden, en naar Landau vervoerden, na dat zy de bezetting dier ftad gedeeltelyk gedood, en voorts gevangen hadden genomen. Van Spiers begaven zich de overwinnaars naar Worms, alwaar zy ook veel Keizerlyke goederen vonden, welke buit in beide Steden, op meer dan drie millioenen Wierd begroot: waar boven noch aanzienelyke fom* men,  TEGENWOORDIGE EEUW. 325 ynen, tot brandfchatting, wierden gevorderd van de Geestelyke Opperhoofden en Domheeren dier plaatfen; voor welke, dewyl onmogelyk alles zo ras in geld kon worden voldaan, veele voornaame Geestelyken, als Gyzelaars, naar Landau wierden gevoerd. In Savoie genooten de Franfche wapenen een even merkwaardigen voorfpoed, dewyl zy aldaar Hechts een zwakken tegenftand, en eene algemeene geneigdheid voor de Franfche Regeering, vonden. In aller yl begaf zich de Franfche Generaal Montesquiou naar de Hoofdftad Chamberri, en wierd aldaar met veel vreugde ingehaald; waar op men het geheele Gewest aan Frankryk hegtte, om hec vierentagtigtle Departement van dat Gebied uit te maaken. Zelfs gelukte hec eerlang den Generaal Anfelme, die langs den zeekant getrokken was', genoegzaam zonder flag of ftoot, Nizza weg te neemen. De Generaal Custine, die Spiers en Worms had verhaten, keerde ook eerlang derwaard te rug, om noch vastere zekerheid voor de ingevorderde Brandfchattingen te bekomen; waarna hy, met twintigduizend mannen, naar Maintz trok, welke Sud, op den 21 van Wynmaand , genoodzaakt wierd zich by Capitulatie aan de Franfchen over te geeven. Terwyl dus de Franfche wapenen aan alle kanten zegepraalden, waren, reeds op den 20 van Herfstmaand, de tot de Nationaale Conventie geftemde Leden in genoegzaamen getale aangekomen, om hunne zittingen te beginnen. Deeze X 3 waren  3^6 GESCHIEDENIS der waren meest alle gekoozen uit de yverigde Volks*" gezinden, en onder anderen bevond zich daar onder, voor de Stad Parys, de meergemelde Pethion , welken veelen liever aan het hoofd der Stads-Regeering hadden gehouden, dewyl zy vreesden, dat zy niet licht tot dien post een zo yverigen en bekwaamen Democraat weder zouden bekomen. Doch hy verkoos de .zitting in de Conventie boven dien post, en wierd in de eerde zitting derzelve tot Prsffdent gekoozen. In eene volgende zitting, wierd door deeze nieuwe Wetgeeving verklaard, dat 'er geene Conditutie kon zyn dan eene zodanige, welke door het geheele Volk wierd aangenomen; waarop eene Verklaaring volgde, by welke alle perfoonen en goederen onder de befcherming der Natie vvierden genomen. Straks daarop deed de Heer Manuel het voordel tot de vernietiging der Koninglyke waardigheid, en de vastdelling van het nieuwe Conditutioneel gezag. Het tweede gedeelce diens voordels had weinig zwaarigheid in : wordende daaromtrent beflooten dat alle mag ten , behalven die welke waren opgefchort, zouden blyven, zo als zy by de beide voorige Wetgeevingen waren vastgedeld, zolang daaromtrent - geene andere befchikkingen waren gemaakt; het welk dus eveneens omtrent de heffing der Geldmiddelen wierd bepaald. Doch het eerde deel des voordels had meerder zwaarigheid in, dewyl zommige begreepen, dat men zich in eene zaak van dat gewigt niet moest  TEGENWOORDIGE EEUW. 327 moest overhaasten. Dan desniettegenftaande drongen de yveraars noch, dien zelfden avond van den ai van Herfstmaand, door, dat de Koninglyke waardigheid wierd gehouden voor afgefchaft. Na dat de Franfchen de ftad Maintz by eene voor den Burgeren niet ongunftige Capitulatie hadden ingekreegen, begaf zich de Generaal Neubinger, met eenige duizenden Soldaaten, naar Frankfort aan den Main, en noodzaakte die Stad, na eene korte tegenweer, zich insgelyks aan de Franfche wapenen over te geeven; waarop, door dien Veldheer, van de Stad eene Brandfchatting van twee millioenen wierd gevorderd, dewyl de Frankforters de Franfche Emigranten befchermd, de vyanden van Frankryk begunftigd, en toegelaaten hadden, dat de nieuwe Regeering van dat Ryk in de openbaare nieuwspapieren wierd gehoond. Men wist echter een vierde deel deezer Brandfchatting af te dingen: wordende vervolgens op bevel van den Generaal Custine verklaard, dat men de penningen niet vorderde van de Regeering, noch van de Burgery der Stad, maar dat dezelve zouden worden verdeeld , over de oude Adelyke bezittingen, en over alle de Geestelyke of Vorstelyke Goederen, in Frankfort en onder het Rechtsgebied der Stad gelegen. Voorts befpeurde men ras, dat de Frankfortenaars noch niet genoegzaam verlicht waren om het voortreffelyke der nieuwe Franfche leere te bevatten! Doch die van Maintz deeden zich als fchranderer op, die, onder begunftiging van het FranX 4 fche  3*8 GESCHIEDENIS der fche Legerhoofd, eene Sociëteit van Vrienden der Vryheid en Gelykheid verzamelden; terwyl men ook niet vergat aldaar een Franfchen Vryheidsboom op te richten. Door alle nabuurige Lan-den in Duitschland, was intusfchen de fchrik voor de Franfche wapenen zodanig verfpreid, dat men zelfs te Wetzlar en te Gottingen Franfche Sauvegardes vroeg; en wie weet, wat het gevolg der overwin, ningen van Custine zoude zyn geweest, zo niet de Landgraaf van Hesfen in alleryl een leger had verzameld, met het welk hy de Franfchen, die naar den kant van Hanau poogden door te drin. gen, zowel ontving, dat zy met bebloede koppen moesten te rug keeren. Ook trok het Pruisfisch leger, met den Koning aan het hoofd, eerlang van Koblentz in hetHesfifche, en ftremde daar door ten vollen denverderen voortgang der Franfche wapenen aan deezen kant. Minder gelukkig waaren de Oostenrykfche Legerhoofden in de Nederlanden tegen de aanflagen van den onderneemenden Dumouriez, niet door gebrek aan kunde of dapperheid, maar door dien hunne verfmolten Legers niet befhnd waren tegen de groote overmagt der Franfchen: terwyl de Duitfchers ook gebrek hadden aan eene genoegzaame Artillery. Met het begin van Slagtmaand verfcheen. Dumouriez, met zyn ontzachelyk Leger, meer dan honderdduizend mannen (lerk, op de Grenzen van Oostenryks Henegouwen, naar den kant van Mons. Op den derden geraakten de voor'  TEGENWOORDIGE EEUW. 329 Voorhoeden der Legers reeds aan eikanderen, by welke gelegenheid de Oostenrykers eenig voordeel behaalden. Doch op den vyfden van Slagtmaand viel Dumouriez hen met zo veel woede op het lyf, dat de Keizerlyke Verfchanzingen by Jemappe bezweeken, en daar door het geflagen leger genoodzaakt wierd naar Mons te wyken, welke Stad de Duitfchers', als niet houdbaar zynde, den volgenden dag verlieten; wmneer de Franfchen daar binnen trokken, en' als de verlosfers van België met groote vreugde wierden ontvangen. Doornik wierd toen ook door tweeëntwintigduizend maanen bezet, welke zich wyd en zyd door de nabuurige Vlaamfche Steden verfpreidden; 't geen zeer gemakkelyk viel, dewyl de Flamingen zich wonderen van deezen Franfchen Intocht, en eene volkomene Belgifche Vryheid, beloofden. De Oostenrykers verzamelden intusfchen hunne benden by Brusfel, werwaard zich insgelyks Dumouriez begaf met het gros des legers; waarop de Duitfchers Brusfel verlieten, na dat zy ten tweedenmaale in een fcherp gevegt by de Anderlegfche Poort waren overwonnen. Hierop trok Dumouriez, den veertienden binnen Brusfel, onder een onbegrypelyk gejuich van het Volk, over de verlosfing van het Oostenrykfche juk. Op hec Stadhuis bood men den Generaal de Sleutels der Stad aan; doch hy weigerde dezelve aan te neemen, zeggende, dat dit eene llaaffche manier was, die geene vrye lieden paste. Ten volX 5 genden  33© GESCHIEDENIS der genden dage ging hy in de Comedie, en wierd aldaar door eene Actrice met een lauwerkrans gekroond. Voorts wierd het Volk in de Kerk van St. Gudula zamen geroepen, om tachtig provifioneele Beftierders te kiezen : terwyl 'er eene Publicatie wierd uitgegeeven , by welke het Huis van Oostenryk wierd afgezwooren. Van zynen kant liet de Generaal Dumouriez ook eene Afkondiging doen , waar by hy een ieder onder zwaare ftraffen verbood , by een te vergaderen zonder fchriftelyke toeftemming der gekozen Reprefentanten; het geen veelen, welke in andere begrippen ftonden, niet zeer vryheidlievend voorkwam. De thans naar Mechelen geweekene Oostenrykers wierden derwaard door de Franfchen gevolgd, die de Stad, na het ondervinden eener vry aanmerkelyken tegenftand, overmeesterden, en de Oostenrykers noodzaakten zich naar Leuven te begeeven. Van Mechelen begaf zich Dumouriez naar Antwerpen, alwaar hy met Muziek, en veelerleieandere tekenen van vreugde, wierd ingehaald; doch het Kasteel, 't geen vry wel bezet was, weigerde zich over te geeven : ten welken einde de Franfchen gewapende Vaartuigen van Duinkerken deeden komen , die zy de Schelde wilden doen opzeilen, om het Kasteel van den waterkant te kunnen befchieten. Het geen hen ook gelukte, niettegenftaande het daar tegen gedaane Protest der Algemeene Staaten der Vereenigde Provinciën , dewyl deeze vyandelykheid niet kon  TEGENWOORDIGE EEUW. 331 Icon worden bedreeven , zonder dat deeze fchepen het grondgebied van den Staat langs trokken, en dus een volkomen onzydigen bodem fchonden. Ondertusfchen befchooten de Franfchen het Kas« teel van Antwerpen eerlang zo hevig, met gloeiende kogels, dat verfcheiden der voornaamile gebouwen in brand geraakten; 't geen de bezetting noodzaakte zich gevangen te geeven, dewyl het Kasteel niet met de behoorlyke Sousterreins voorzien was, om het volk en den voorraad te bergen. Oostende was reeds den 17 van Slagtmaand in Franfche handen geraakt; wordende die nieuwe gasten aldaar ook met groote blydfchap ontvangen. De Oostenrykfche Armee had zich intusfchen op den Yzerberg by Leuven verfchanst; doch deszelfs Generaal, Clairfait, vond eerlang goed, naar Tirlemont te wyken, en van daar naar Luik, om niet door de Franfchen omcingeld, en van de Maas afgefneeden te worden. De Hooge Brusfel» fche Regeering had, al merkelyk vroeger, naar een goed heenkomen omgezien, en was met de waar» digfle nukken , die het Gouvernement betroffen, ftraks na de ongelukkige flag van Jemappe, naar Roermonde, en vandaar, door Aken, naar Weeren vertrokken. In het Luikfche lieten de Franfchen hunne vyanden ook niet lang ongemoeid; maar Dumouriez begaf zich eerlang derwaard met een groot gedeelte van zyn leger, en leverde op den 9.7 van Slagtmaand een zeer bloedigen flag tegen den Generaal Clairfait, te Orcy , drie uuren van Luik;  33* GESCHIEDENIS ber Luik; in welken de Oostenrykers, na tien uuren geilagen te hebben, eindelyk door de groote overmagt genoodzaakt wierden te wyken. De Oostenrykers' gingen toen te Luik over de Maas, en begaven zich naar het Liraburgfche; en, toen zy het daar ook niet langer konden houden, naar het Gulikfche, alwaar j zy zich achter de rivier de Roer verfchansten, en zich teffens voor een gedeelte naar Keulen begaven, om van daar eenig gefchut tot hunne verflerking te halen. Intusfchen maakten de Franfchen zich eerlang meesters van Luik, en wat laater van Aken, alwaar zy alles op den Paryfchen leest fchoeiden. Ook deeden zy veel moeite, om Clairfait uit zyne verfchanfingen, en over den Rhyn, te jaagen; doch dit wilde niet geJukken. Ondertusfchen dagt men toen weinig, dat die zelfde Generaal, na ruim drie maanden verloop, met den Prins van Coburg, na het ontvangen van aanzienelyke verflerkingen, uit die linien zoude te voorfchyn komen, om in vier weeken tyd alles te herwinnen, 't geen de Franfchen in vier maanden hadden weg genomen, en hen zelfs op hun eigen grondgebied te vervolgen. De Franfchen , Ünans de handen geheel ruim hebbende, zonden nu ook een aanzienelyk gedeelte van hun Volk naar Opper • Gelderland, en vermeesterden Roermonde, van waar zy in het Kleeffche vielen, en aldaar zwaare Brandfchattingen uitfchreeven. De Staaten der VereerJgde Nederlanden begonnen thans ook te vreezen . voor een  TEGENWOORDIGE EEUW. 333 een vyandelyken aanval; waar voor alle reden was, dewyl de uitgeweekene Nederlanders van 1787 hemel en aarde bewoogen, om de Franfchen te beweegen, hen thans in hunne bezittingen en gezag te hernellen. De Franfchen wilden hier echter voor als noch niet van hooren: vooral, dewyl zy begreepen, dat zy dan ook met Enge. land in Oorlog zouden geraaken, 't geen zy, voor het tegenwoordige, liefst wilden vermyden. Welhaast gaven zy intusfchen reden tot groote onaangenaamheden met Engeland en de Republiek, door hun Decreet, aangaande de vryfteliing der vaart op de Schelde j van en naar. Zee, hec welk den 25 van Slagtmaand te Antwerpen wierd afgekondigd. Thans riepen de Hollanders de tusfchenkomst der Engelfche Regeering in, om de: Franfchen dit befluit te doen vernietigen, die daar toe alle moeite deeden; hoewel te vergeefsch, dewyl de Franfchen zeiden , dat de Tractaaten, by welke de Schelde was geflooten, door geweld waren afgeperst, en dus ftrydig tegen de Rechten van den Mensch. Van dit oogeDblik begonnen de Engelfchen zich te Lande en ter Zee te wapenen. Terwyl zy ook Binnenlands kragtdaadige maatregelen namen tot bewaaring der rust, dewyl de leer der Franfche Vryheid en Gelykheid ook in het GrootBrittannifche Ryk begon wortelen te fchieten. Geduurende deeze verbaazende gebeurtenisfen zat Koning Lodewyk de XVI in den Tempel gevangen, en de tyd naderde, op welken hy zyn leven  S34 GESCHIEDENIS der leven op het Schavot zoude moeten verliezen; Tot op den 27 van Wymnaand , had de N. C, noch niet over het aanftaande lot van hunnen afgezetten Monarch gehandeld. Doch, by gelegenheid dat op dien dag over eenige zogenoemde Verraaders wierd gehandeld, zeide een der Leden, dat men tot hier toe den grootften Verraader van. allen, Lodewyk den XVI, vergat. Hier op antwoordde de Gedeputeerde Mailhe , dat de Commisfie van Wetgeeving hem gelast had, een rapport over die zaak te doen: dat hy voorts van oordeel was, dat men in die zaak met alle moge» lyke behoedzaamheid en onpartydigheid moest handelen, op dat geheel:Europa mogt zien, dat men den Franfchen Vorst niet onverhoord, noch onrechtvaardig, had veroordeeld. Eenige dagen laater bragt hy ook een Rapport uk over deeze zaak, het welk aanleiding gaf tot het volgend Decreet, begreepen in XIV Artikelen: L Lodewyk XVI kan geoordeeld worden. II. Hy zal door de N. C. geoordeeld worden. III. Drie Leden der Vergadering, daar toe by oproeping, als Commisfarisfen, geftemd,zullen belast worden, met de verzameling der Stukken tot het Proces, en den uicflag daar van aan de Vergadering opgeeven. IV. De Commisfarisfen zullen hun Rapport doen, het welk zy zullen fluiten met eene byzondere opnoeming der misdaaden. V. Deeze byzondere benoeming zal gedrukt en uitgedeeld worden. VI. Acht dagen daar na zal het onderzoek  TEGENWOORDIGE EEUW. 335 zoek beginnen over de Acte van befchuldiging der misdaaden, om ze aan te neemen, of te verwerpen. VII. Indien de Acte aangenomen worde, aal zy aan Lodewyk XVI worden medegedeeld, op dat hy zich moge verdeedigen. VIII. Aan Lodewyk XVI zal copia gegeeven worden van het Rapport, en van de Stukken die daar toe betrekkelyk zyn. IX. Indien hy de oorfprongelyke Stukken vraagt, zullen zy hem door twaalf Commisfarisfen gebragt worden. X. De oorfpronge» lyke Stukken zullen niec uit de Archiven gaan, dan na dat men daar copyen van zal hebben genomen. XI. en XII. De N. C. zal den dag be. paaien, op welken Lodewyk XVI zyne verdee-* diging, door hem ondertekend, zal overgeeven. XIII. Lodewyk zal woordelyke antwoorden kunne» geeven. XIV. Na de antwoorden en verdeedigingen gegeeven te hebben, en het uitflel, door de Vergadering bepaald, verloopen zynde, zal de Verga» dering zyn vonnis vellen door oproeping by naamen. Vervolgens wierd op den 6 van Wintermaand, bepaald , dat eene buitengewoone CommisuV zoude benoemd worden, op welker Rapport de? N. C.,op Maandag den 10, de Acte van befchuldiging, tegen Lodewyk ingebragt, zoude opmaaken; om ten volgenden dage over te gaan tot het Hellen der Vraagen, welke hem zouden worden gedaan; wanneer hy ten volgenden dage voor de Balie zoude worden gebragt, om die Acte te hooren voorleezen, en de Vraagen te beantwoorden, welke de  335 GESCHIEDENIS ïir de Prsefident hem zou doen, die hem in gefchrifte zouden worden overgegeeven, om twee dagen daarna zyne Verdeediging te hooren. Voorts wierd bepaald, dat de N. C. twee dagen na deeze tweede verfchyning beflisfende uitfpraak zoude doen over Lodewyk Capet, door oproeping by namen. De Raad der Gemeente van Parys gaf den 7 ook zeer geftrenge bevelen uit omtrent de gevangenen in den Tempel. Dat naamelyk dezelve zullen beroofd worden van alle fcherpe werkcuigen, gelyk gcwoonelyk omtrent Crimineele gevangenen gefchiedt. Dat zy, welke hen bedienen, insgelyks alle zodanige werktuigen: zullen moeten afleggen. Dat alle de fpyzen der gevangenen vooraf zullen moeten worden geproefd, door daar toe gefielde Koks, en andere Bedienden." Dat die Dienaars dagelyks fchriftelyk zullen moeten opgeeven, wat in den Toren omgaat. Datzy eindelyk niet meer in den Toren zullen mogen flaapen. Op Dingsdag den n van Wintermaand wierd de Monarch in eene Koets van den Toren des Tempels overgebragt naar de Zaal der N. C, vergezeld van den Hoofdfchout van Parys, en verfcheidene andere Stads Amptenaaren , die hem voor de Balie bragten. Uit voorzorg had men alle de Nationaale Gardes der Hoofdftad ïn de wapenen gebragt. Doch 'er heerschte eene algemeene ftilte. Toen Lodewyk voor de Balie was verfcheenen, deed de Voorzitter een aantal Vraagen , meeat betrekking hebbende tot zaaken,  TEGENWOORDIGE EEUW 337 ken, die voor het aanneemen der Conditutie waren gefchied, en welke dus gemakkelyk door den Koning konden worden beantwoord , dewyl 'er toen noch geene Wet was , die hem , het geen hy gedaan had, verbood. Eenige andere befchuldigingen waren van erger natuur, doch deunden op dukken * waar van hy de egtheid ontkende. Na het eindigen der ondervraaging, beriep zich de Koning op het recht, 't welk ieder gevangen heeft, om zich een Verdeediger te kiezen. Dit wierd hem toen ook toegeftaan, te gelyk met drie dagen uitftel, en het befiuit, dat de flukken zouden worden medegedeeld, aan die Verdeedigers zyner zaak, welke de bet fchüldigde zelf zoude verkiezen. Vervolgens benoemde de Vergadering Commisfarisfen , die zich naar den Tempel zouden begeeven, om te fpreeken met de Verdeedigers , welke de gevangen voor zich zoude verkiezen. Spoedig keerden deeze te rug , met de tyding, dat de Koning tot zyne Verdeedigers verkoozen had de twee oude Advoeaaten Target en Tronchet, waar van aanftonds aan die Burgers wierd kennis gegeeven: doch de eerstgenoemde verfchoonde zich van die last, uit hoofde zyner hooge jaaren. Daarentegen bood zich de Grysaard la Moignon de Malesherbes, weleer Prefident van het Hof der Aides, daartoe van zeiven aan; waar by zich eerlang de welfpreekende Oud - Advocaat de Séze voegde. Het was IV. deel. Y op  338 GESCHIEDENIS der op den 26 van Wintermaand, den daartoe be* paalden tyd door de Conventie, dat Lodewyk met zyne drie Advocaaten ten tweeden maale voor de Balie verfcheen. Wanneer de Voorzitter tot den ontthroonden Vorst zeide: Lodewyk , de Vergadering heeft beflooten , dat gy heden bepaal, delyk zult gehoord worden. Waarop hy antwoordde: Myn Advocaat zal U myne Verdeediging voorlee» zen. Toen deed de Advocaat de Séze een zeer uitvoerig Vertoog ten voordeele des Gevangenen, 't geen drie uuren lang duurde, en 't geen eer» lang gedrukt zynde, met de Bylaagen, tweehonderd ca vyftig bladzyden in 8vo. befloeg. Inzonderheid drong de geleerde Spreeker op de onfchendbaarheid den Koning toegezegd, zo lang hy den Throon bekleedde, en vergeleek die met de bedreigingen der Conftitutie aan een Koning gedaan, welke zich van den Throon ontdeed, of zich denzelven onwaardig maakte, welke bier in beflond:dat hy, na zodanig een afitand, zoude geoordeeld worden, als andere Burgers, wegens alle misdaaden na zyn afitand begaan. Waar uit hy befloot, dat, hoedanig ook het gedrag var» den Koning, van het begin der omwenteling tot aan zyne afzetting, mogt zyn geweest, hy daar over volkomen geftraft moest worden gerekend, door de vervallen verklaaring van den Throon, zonder dat men hem daaromtrent nu verder kon vervolgen. Vervolgens merkte hy aan, dat, zo men hieromtrent al van eene andere meening «tas,  TEGENWOORDIGE EEUW. 339 was, echter niet kon ontkend worden, dat de Koning dan moest geoordeeld worden, gelyk andere Burgers, dat is, voor volkomen Onpartydige Gezwoorenen , en door een ftilzwygend onderzoek; welke vereischten, volgens de meering van den Spreeker, geheel in de N. C. ontbraken. „ Ik zoek, zeide hy, onder U naar „ Rechters, en ik zie daar niets dan Befchuldi„ gers. Gy wilt u'ufpraak doen over de misdaa. „ den van Lodewyk, en gy zeiven hebt hem „ befchuldigd. Gy wilt uidpraak doen over „ Lodewyk, en gy hebt uwe Mem ten zynen ,, opzigte openlyk uitgegeeven, ja uwe gevoelens „ loopen reeds door geheel Europa". Vervolgens ontleedde de Spreeker alle Artikelender Befchuldiging tegen den Koning, Huk voor ftuk, en trachtte derzelver ongerymdheid in het klaarde daglicht te dellen. Toen hy ge* daan had, fprak de Koning zelve op eene zeer aandoenelyke wyze, en betuigde op het duurde, dat zyn hart verfcheurd wierd, door in de Acte van Befchuldiging te vinden, dat hy het bloed des Volks had willen doen vergieten. Myne wenfchen voor het geluk des Volks, zeide hy, zyn' altoos vuurig en oprecht geweest, en ik meende, dat de meenigvuldige bewyzen van myne liefde voor hetzelve, my behoorden veilig te dellen Voor zoda. nig een verwyt. Toen Lodewyk, misfchien grooter in zyne drukkende rampen, dan toen hy ée» der eerde throonen van Europa bezat, uit de Ver* Y a gaderzaal  34° GESCHIEDENIS b e r gaderzaal in een der naaste vertrekken was wedergekeerd, was zyne eenige bezigheid, te zorgen voor de welvaart van zyn Verdeediger, die zeer bewoogen en verhit was geworden. Toen men hem voorts naar den Tempel te rug voerde, fprafc hy, met den Hoofd Schout en de andere Amptenaaren, die hem verzelden, over de Latynfche Letterkunde, en andere onverichillige voorwerpen. De helderheid op zyn aangezicht, de gerustheid in zyne gefprekken, en de bedaardheid in zyne Ziel, getuigden voor zyne onfchuid. Doch het was geheel anders gefteld in de Vergadering, die zich de raagt had aangematigd om teffens Rechter en Wetgeever te zyn : zynde dezelve, ca het vertrekken van Lodewyk, zodanig verward en beroerd geweest, dat de Prefide„c tot tweemaalen genoodzaakt wierd zyn hoed op te zetten. Wanneer eindelyk beflooten wierd, dat de Verdeediging van Lodewyk gedrukt zoude worden, en dat het onderzoek van zyne Verdeediging, met achterlaating van alle andere zaaken, zoude worden vervolgd tot aan zyn eindelyk vonnis toe. In de zitting der N. C. van den 7 van Louw-; maand van 1703, wierd eindelyk, na veelvuldig twisten, over de langduurigheid van het Proces van Lodewyk XVI beflooten: 1. Dat het onderzoek van toen af zoude geflooten zyn. 2. Dat de Leden, die noch opgefchreeven waren op de lyst, om het woord te voeren, hunne Redevoeringen konden doen drukken by de Drukkers, die  TEGENWOORDIGE EEUW. 341 die zy verkoozen. 3. Dat de beraadflaaging ovet bet ftellen der Vraagen in deeze gewigtige zaak wierd uitgefteid tot Maandag den 14 van Louwmaand. De Verdeediging des Konings had by veele bezaadigde Lieden eene groote gevoeligheid verwekt, en was de N. C. volkomen vry geweest, naar alle gedagten zoude de meerderheid den Koning hebben vry gefprooken. Doch de driftige Volksparty wilde volftrektelyk zyn dood, 't geen veele der befchroomdfte Leden der Vergadering deed zwygen, of tegen ban geweeten handelen. Toen nu de gewigtige Maandag gekomen was, begon men in de Vergadering over de beflisfing van dit Proces te handelen. Doch op deezen dag wierd alleen de wyze bepaald, op welke men de Hemmen zoude uitbrengen cn opneemen. Waaromtrent wierd vastgefteld, dac ieder Lid zyn gevoelen met luider ftemme zoude uiten; dat alle gevoelens opgefchreeven en gedrukt zouden worden, en dat men hier van het Verbaal naar de Departementen zoude zenden; 't geen byna even veel was, naar veeier oordeel, als te zeggen, dat zo de meerderheid zich verftoutte den Koning vry te fpree-. ken, dezelve dan maar ftaat moest maaken van, door den Dolk van Marat en zyn aanhang, te zullen moeten fneuvelen. Op den volgenden dag wierd eindelyk overgegaan tot de vraagen, die het noodlot des gevangenen moesten bepaalen; en in de eerfte plaats deeze vraag yoorgefteld : Is Lodewyk fehuldig aan za* Y 3 men-  342 GESCHIEDENIS der memweering tegen de Vryheid der Natie, en aan eene misdaad tegen de algemeene veiligheid van den Staat? Toen de Hemmen waren opgenomen, bleek, dat, van de 719 tegenwoordig zynde Leden, 693 die vraag met Ja hadden beantwoord, terwyl de overige geweigerd hadden hunne Hemmen te geeven, of dezelve gegeeven hadden met bepaalingen. Bygevolg maakte de Voorzitter der Vergadering het befluit op, dat men Lodewyk voor fchuldig, en overtuigd van de genoemde misdaad, verklaarde. Zodanig eene beflisfing deezer vraage, had men in het algemeen wel verwagt, doch niet op de volgende: Zal men tot de toepasfing der ftrafe overgaan tot de lerotping van het Volk? Roberspierre, die de eerfte moest ftemraen., oordeelde, dat men in deezen geene beroeping op het Volk, of deszelfs grondvergaderingen, moest doen; terwyl andere van het tegengeftelde gevoelen waren, en daar door eene groote verwarring in de Vergadering ontftond. Maar eindelyk tvierd ook dit, met eene genoegzaame meerderheid, naar de begeerte van Roberspierre en de verdere Opperhoofden der geftrenge Volksparty, beflist. Veele namen het intusfchen euvel, dat de geweezen Hertog van Orleans, die, om het Volk te vleien , onlangs den toenaam van Egalité had aangenomen, zich by deeze gelegenheid, met drift, tegen zyn naasten bloedverwant, den Koning, verklaarde. Niet weinig wierd ook hier door het algemeen vermoeden bevestigd, dat zyne Volks- ge-  TEGENWOORDIGE EEUW. 343;, gezindheid eigentlyk flechts eene vermomming was, om daar door ter gelegener tyd aan het opperst gezag te geraaken; 't geen denkelyk veel toebragt tot zyn welverdienden val, die eerlang plaats had. Ten volgenden dage ftelde Danton voor, Dat de Vergadering niet fcheiden zoude, voor dat men het lot van den Tyran had bejlist; \ welk ook ftraks dus wierd beflooten. Thans ontftonden weder zeer hevige twisten onder de Leden der Vergadering, welke dien geheelen dag duurden; tot dat eindelyk, *s avonds te half achtuur, deeze derde en laatfte vraag wierd voorgefteld, Welke (Iraf moet Lodewyk Capet ondergaan? Ieder lid moest hier over wederom duidelyk zyn gevoelen zeggen; 't geen eveneens als te vooren naauwkeurig wierd opgefchreeven. Veele waren van meening m dat Lodewyk de gewoone doodftrafFe der Zamen-. zweerders moest ondergaan; 't geen ook de gedagte was van Philippe Egalité. Andere begreepen dat de doodftraf van den Dwingeland de dwingelandy niet vernietigde, en dat men dus meerder moestletten op den onfchuldigen Zoon, dan op denfchuldigen Vader, 't geen hen bewoog voor deOpfuiting te ftemmen. De meenigvuldigheid der Advifen rekte de raadpleeging tot den volgenden avond over acht uuren, wanneer bevonden wierd, dat 366 Leden hadden geftemd voor de dood* ftraffe; 23 voor die zelfde ftraflè, met bepaaling eener nadere overweeging over den tyd wanneer; één voor dezelve, met uitftel; 2 met uitftel tot na den Y4 Vrede i  34* GESCHIEDENIS der Vrede; 2 tot eene gevangenis; en 319 tot opfluidng en verbanning. Dewyl dus de Meerderheid voorde doodftraffe, zonder eenige bepaaling, had geftemd, fprak de Prefident het vonnis uit, met deeze woorden: Ik verklaar vit naam der By. eenkomst dat de ftraft welke zy over Lodewyk Ca. pet uit/preekt, is de DOOD. Geduurende deeze raadpleeging, hadden de Verdeedigers des Konings veel moeite gedaan, om voor ;de Balie te worden toegelaaten, doch men weigerde hen zulks , tot na het afloopen der ftemming, wanneer zy, toegelaaten zynde, de volgende Verklaaring, eigenhandig door den Koning gefchreeven, inleverden: ,, Ik ben aan myne Eere en aan myne Familie „ verfchuldigd, zulk «en vonnis niet te onder„ fchryven , bet welk my betigt met eene misdaad , die ik my niet heb te verwyten. „ Ingevolge daarvan verklaar ik Beroep, van „ het vonnis der Vertegenwoordigers, aan de m Natie zelve aan te tekenen; en ik gelast hier „ mede myne Verdeedigers, dit Beroep door alle „ mogelyke middelen aan de N. C. te doen wee„ ten, en te vorderen , dat 'er in het Verbaal haarer }, zitting melding van gemaakt worde". ( was get. ) LOUIS. Na het leezen deezer Verklaaring, vatte de Séze zelve het woord op, en riep, met nadruk, de eeuwige Gerechtigheid en altoos heilige menfchenliefde der Vergadering in, welke hy teffens bezwoer te over-  TEGENWOORDIGE EEUW. 345 overweegeh, met hoe eene kleine meerderheid tot de doodftraffe des Konings beflooten was. Doch dit Vertoog was van geen het minfte gevolg: den Ad* vocaaten wierd wel de eere der zitting toegeftaan; maar teffens op voorftel van Roberspierre beflooten : 1. Dat het ingeworpen Appel van Louis Capet nul is, als ftrydig zynde met de Rechten des Volks, en met de magt der Nationaale Vertegenwoordigers ; dat het ieder Burger verbooden wordt, dit Appel te vervolgen, op ftraffe, van als rustver* Hoorders te zullen worden gehandeld. 2. Dat 'er geen reden was, om aan de Eisfchen der Advocaaten van Louis, betreffende de Zoort van meerderheid, Welke zyn vonnis uitgefprooken heeft, gehoor te geeven. Nu was noch de vraag, of men het beflooten vonnis omtrent LodeWyk aanftonds zoude ten uitvoer brengen, dan of men het zoude uitftellen ? Over deeze zaak wierd , geduurende twee dagen, zeer hevig getwistdoch, na het opneemen der ftemmen, wierd eindelyk, op den 19, door den Praefidenc dit befluit ukgebragt: „ Van „ de 749 ftemmen i die de Vergadering üitmaaken, « zy" 59 afweezig , door ziekte, Commisflen, „ of zonder reden; dus is het getal def (temmende „ Leden 690, en de volftrekte meerderheid 346". „ Van deeze hebben 303 voor de opfchorting „ geftemd , doch 380 daar tegen, düs heeft de „ Vergadering beflooten, dat de opfchorting geen „ plaats kan hebben". Vervolgens wierd derhalven door  340- GESCHIEDENIS dek door de Vergadering beflooten : i. Dat Louis Capet, de laatfle Koning der Franfchen, zich had fchuldig gemaakt aan eene zamenzweering tegen de Vryheid der Natie, en dat hy overtuigd was van een aanflag tegen de algemeene veiligheid van den Staat. 2. Dat Louis Capet den dood zal ondergaan. 3. Dat het Appel van Louis Capet aan de Natie nul en van geen waarde is : verbiedende elk en een iegelyk verder gebruik van dat Appel te maaken : op ftraffe van als verftoorders der openbaare rust te zullen worden gehandeld. 4. Dat de Uitvoerende Raad het tegenwoordig Befluit aan Louis Capet zal bekend maaken, en verder alle noodige maatregelen neemen, dat de uitvoering daar van , binnen vierentwintig uuren na de gedaane mcdedeeling aan den gevangenen, worde voltrokken : zullende die Raad van alles rekenfchap aan de N. C. moeten geeven, na dat het is volbragr. Op den volgenden dag den 20 begaven zich de Minister der Justitie Garat, drie Leden van het Departement, benevens drie der Stedelyke Regeering, by den Gevangen in den Tempel, en lazen hem het Befluit der Vergadering voor, het welk hem veroordeelt, om het leven te verliezen, om dat hy tegen de Natie zamengezwooren en dezelve verraaden had. Opwelke laatfte woorden hy antwoordde : Dat dit vakcb was, dat by het geluk van zyn Volk altoos ter har-, fe had genomen. De Koning, zyn ongelukkig lot dus onherroepe- - #lyk  TEGENWOORDIGE EEUW. 34? lyk beflist ziende, verzogt ten minsten drie dagen uitftel te mogen hebben,