JAC. v. ZOELEN BOEKBINDER KANAALSTRAAT 8 AMSTERDAM-W. TELEFOON 8 3 4 7 0  61 1029 8758 UB AMSTERDAM  BEKNOPTE GESCHIEDENIS DER GEHEELE STAATSOMWENTELING I N FRANKRIJK: EERSTE DEEL, behelzende het eerste jaar der fransche vrijheid. (Vertaaïïng uit een Hoogdtiitsch Gefchrift door den beroemden Heer campe uitgegeeven.~) met plaaten. te AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART. M D C C X C I.   OOGMERK en INHOUD. In den afloop der a*rie jaafen, dat de sïaats-omwenteling van Vrank* rijk begonnen, voortgezet en voltooid is „ heeft elke Gebeurtenis, elk gewigtig Voor* val in dezelve alomme door geheel Europa verwondering en verbaazen verbreid; dan óm recht te weeten, hoe groot, hoe verbaazend, hoe voorbeeldeloos dit driejaarig Wonderftuk zij , dient men de geheele reeks van alle die ontzettende Gebeurtenisfen en Voorvallen, zoo als dezelve eikanderen zijn opgevolgd, van het begin tot het einde zich te kunnen voordellen. Dit is het Oogmerk van het merkwaardig Gefchrift, welks Ver■ taaling voor den Nederlandfchen Leezef hier verfchijnt. * a  iv OOGMERK e n Indien 'er alles naar waarde met die kragt, met dat gevoel van waare Grootheid , welke het Franfche Patriotismus kenfchetst, is voorgedraagen; zal zeker deeze geschiedenis, als een kort beghip der geheele staatsom*yventeling en in haar Oogmerk befchouwd, een Meester/luk moeten zijn. Men doorbladere dezelve en men oordeele. Niet flechts een Tafereel der Omwenteling op haar zelve, maar vooraf worden tevens de vroegere en laatere Voorbereid fels daarvan opgegeeven, — als: 5) het geheele verval van den derden „ staat en van deszeifs oorfpronglij„ ken invloed, en in deszelfs plaats het „ Despotismus van misleide Monarchen, i, die het Volk onderdrukten , of van s, Arijlokraatfche Grootcn , die den. „ Monarchen zeiven dikwijls de handen 5, tot weldoen gebonden hielden ; — de „ fneedige Kunfienarijen van Qgelijk „ men het uitgedrukt vindt) de Hen te „ plukken zonder dat zij Jchreeuwt; — „ de Financien en Geldmiddelen een „ fnoode Handel, een roof, en derzei-  INHOUD. v „ yer Pachters fnoode Handelaars; de , Ambten te koop gefield, en daarmede alle de OverblijfJ'els van den alouden \ wettigen Volks-invloed geheel vemie'9 tigd; — in 'tkort, de aloude oor, fprongüjke nationaale vrij', heid op veelvuldige wijzen voor en \ na verkort, belaagd, onder de laaifte \ Koningen geheel onder het juk gebragt " en eene Natie, in Natuur - rijkdom" men de rijkfte van gantsch Europa, " onder Lodewijk XIV en XV geheel in " fchulden gedompeld " ; hoe aldus door eene opéênftapeling van vroegere en yan laat ere Onheilen en Verdrukkingen eindelijk de tegenwoordige staats-omwenteling is voorbereid; — vervoleens , hoe dezelve verder onder de Regeering van lodewijk XVI vooraf door den beroemden necker, toen door een Bijéénkomst van de notabelen des Rijks , en eindelijk door het geheel ontwaaken van den Geest dor v r ij h e i d , is verhaast en volkomen tot rijpheid gebragt. Dan volgt Bladz. 149 de befchrijying der Staats-omwenteling zelve; doch 3  Vi OOGMERK en wederom niet flechts eéne bloote optelling van groote Gebeurtenisfen, maar tevens 'eene Staat- en mensch-kundige ontwikkeling van derzelver zvaare Oorzaaken — Nog eens; men leeze en men oordeele! — M wie de Waardij van den Mensch kent, en zijn groot/ie voorrecht, de v r ij i j e i d , op den rechten prijs weet te ftellen, zou die niet in zodanig eene groote Staats-omwenteling, als Frankrijk thans oplevert, met deelneemende blijdfchap den Zegepraal der Menschheid befchouwen ? Zou zich die niet daarin, verheugen, dat met dezelve alomme onder alle volken de zoo treffende fFaarhe-. den verbreid worden: — Q>1. 139") _ „ dat in de Aderen van Burgers en Boe* „ ren zo wel menschh'jk bloed ftroomt, )7 als in de Aderen van Edellieden en „ Pnnfen ! - dat de geringe Man niet s, ten voordeele van den VToornaamen „ gedrukt , en dceze laatfte niet ten 9l koste van den eedten verhoogt moet „ worden! dat alle onrechumaatigo „ e-nderfcheidingen van dien aart door „ geenen tijd, hoe lang ook van duur, „ gewettigd worden , en nimmer tot  I N II O U D. vu „ welzijn van den Staat verftrekken „ kunnen; dat dezelven derhalven ook „ niet langer van eenige kragt kunnen „ weezen, dan de benadeelde partij haar wil laaten gelden, en ophouden, zo„ dra deeze genoeg kundigheid en „ flierkte heeft, om door rechtmaatige „ middelen van dezelve een einde te J5 maaken; enz. " ]\fp.msgvuldig zijn de groote en heilzaame Waarheden , welke men in dit Gefchrift gepast en met klem vindt aangebragt, — Nimmer wierden dezelve helderer en algemeener ten toon geJpreid, dan thans. — //; Engeland treedt met Britfche Stoutheid een paine 'er mede te voorfchijn en handhaaft aldus de Rechten der Menschheid. In Duitschland fleemt met Oud-Germanifchen moed een campe dien zelfden taak nog veel uitgeftrekter op zich. Met de Roemruchtigheid van Frankrijk vliegen en verbreiden zich thans alle die heilrijke Waarheden over den geheelen /lardbodem. —. Zoo daagt akmme het Licht, op; en zou het dan ergens nagt blijven? —  vin INHOUD. Dit Eerfte deel behelst het Eerfte Jaar der Franfche Vrijheid; de twee andere Jaaren en dus de voltooijing der Staatsomwenteling zijn niet minder naauwkeurig en treffend afgefchetst in het Tweede Deel, hetgeen fpoedig zal volgen. Korte Aanwyzing. Schets van den Toeftand der Fmnfcke Natie van chlodewijk den Stichter des Franfchen Rijks af\ tot op de Regeering van l o d e w ij k XVI Hoofdtrekken der goede en der kwaade Koningen; begin, voortgang en toppunt van het DespotismiiSK .......... Bladz* 4—78 • Nadere en naaste Voorbereid fels tot detegenwoordige staatsomwenteling onder lodewijk XVI — van het begin zijner Regeering af tot op het laatfte van '1788.. .... . . Bladz. 78-14» De staatsomwenteling zelve; — het eigenlijk tijd/lip van haar begin; — haar fnell'e en verbaazcncle Fwrtgang ; — ■het Écrlte Jaar der fransche vrijheid Bladz. 149-28*  D E P L A A T E N moeten dus geplaatst worden! I. Aanval van lambesc op weerloze - wandelaars. . . . Bladz. 178 II. De hoofden van den Gouverneur en Majoor der Bastille op pieken rondgedragen. . , , c 184   I~Jet is een treffend tooneel, de Vrijheid en eigendunkelijke magt elkander te zien beftrijden; een tooneel, 't welk verftand cn hart even Iterk bezig houdt. Wie kan, zonder aandoening, in de gefchiedenis leezen, hoe hier een vrij volk, zijnen nek moet buigen onder het ijzeren juk van eenen dwingeland, en daar eene Natie, tot nu toe in flavernij gezucht hebbende, ftoutmoedig haare ketenen verbreekt; hoe veel menfchenbloed daarbij vergooten wordt; van hoe korten duur de zegepraal der Vrijheid, zowel als het geluk des" dwingelands, maar al te dikwijls is; hoe weinig deezc laatlte zijnen troon en de eerfte haaren tempel behoorelijk weet te vestigen, en tegen de allesvernielende hand des tijds te beveiligen! en wie zal niet gaarne de oorzaaken van dit alles willen nafpooren! wie luistert niet met oplettendheid naar den feherpzinnigen gefchiedfchrijver, die de gebeurtenisfen uit haare eerfte beginfelen ontwikkelt; die niet alleen de uitkomst ten toon ftelt, maar ook dat geene waaruit dezelve is voordgefprooten! Nog hartlijker is evenwel,. natuurlijker wijze * onze deelneeming aan eene ftaatsomwenteling ? I. DEEL. A  2 STAATSOMWENTELING die genoegzaam onder onze oogen gefchicdt : wij verbeelden ons medewerkende perfooncn daarbij te weezen, zelfs dan, wanneer wij, op eenen verren affiand , flechts aanfchouwers zijn: hoe ftreeden wij niet, eenige jaaren geleden, in onze gezelfchappen, voor en tegen America'. — hoe onderzochten en doorfhuffelden wij niet alles , wat ons kon doen begrijpen, wie van beide partijen een rechtvaardige zaak had, en naar welke zijde de overwinning billijk behoorde overteflaan ! Een foortgelijk tooneel levert Frankrijk thans op : het eigendunkelijk geweld was aldaar ten top gereezen, en het misbruik van dat geweld was verbazend: daarover ontftond federt eenen geruimen tijd eene gisting, welke eindelijk , gelijk ieder weet, zoo verre ging, dat zij alles, wat haar wilde tegenhouden , vergruisde : de majefteit der Natie trad nu in de plaats van de majesteit des Alleenheerfchers , en deeze laatfte moet, zo de Vrijheid aanhoudend zegepraalt, in 't vervolg luister en magt van de eerstgenoemde ontleenen, in plaats van dezelve aan haar medetedeelen: zelfs nog in het jaar 1751. onder de regeering van den voorigen Koning, verklaarden veertig Advokaaten van het parlement te Parijs, ronduit en plechtig: „ Dat het koningrijk van „ Frankrijk een volflagen monarchaale Staat „ was ; dat de hoogfie magt alleen in de  IN FRANKRIJK* 3 „ perfoon des Konings berustte ; dat dé Kö„ ning de plaats van cod zeiven, als desz,elfs „ levend evenbeeld, bekleedde, en dat men, „ uit hoofde van godsdienst en geweeten j, ver,, pligt was, hem te gehoprznamen: " In het jaar 1789; moest lodewijk XVI. zig Verheugen in de eer van de Vrijheids-cocarde te draagen, en als de hersteller der fransche Vrijheid begroet te worden; ook moesten de foldaaten zweeren, niet alleen den Koning, maar ook de Natie, en de wetten getrouw te zullen zijn; en de Natie flaat, gelijk na een kort debat is uitgemaakt, boven aan — hoe veranderen de tijden! Waardoor werd deeze verandering bewerkt ? wat bragt de koninglijke magt tot die hoogte i waarop zij in het jaar 1751, en tot onze tijden toé ftond ? Twee vraagen, in de beantwoording vari welken de gelchiedenis van .den tegenwoordige ü fchokj dien Frankrijk ondergaan heeft, natuurlijk ligt opgeflooten : wij zullen met de laatfte beginnen, die ons den weg baant tot de eerfte; Het zal noodloos weezéiï$ tot aan de öüdfte tijden terug' te gaan: volgends ons beftek ligt 'ef niets aan gelegen, wat ftaatsgefteldheid Gallïên ten tijde van C/Esar had; wij willen het oorfpronglijk gezach der Koningen van Frankrijk $ en niet dat van GaUVèn, kennen. h 8  I. CHLODEWJJK DE GROOTE. Frankrijk , als een nieuwe, en onder deezen naam op zig zelf beftaande Staat, befchouwd , ontltond in den afloop van de vijfde eeuw, (486,) met de overwinning van c 11 lodewijk (lodewijk) den grooten, op de Romeinen behaald , denwclken tot nu toe de JVestgothen, Burgmdïèrs en Franken nog niet alles in Galliên hadden ontnomen, of wel al het veroverde niet hadden kunnen, en zelfs niet willen behouden: doch met deezen veldflag verboren zij al het overige van hunne bezittingen, en hunne ovenvinnaars , de Franken, die tot dus verre bijna niets anders, dan ftrooperijen in Galliên ondernomen hadden , verkoozen hier, voor altoos, hunnen zetel te vestigen: aldus ontftond uit een gedeelte van Galliên het Rijk der Franken; een Rijk, dat zig in de volgende tijden al meer en meer uitbreidde , en onder karel den grooten ccn aanzienlijk gedeelte van Europa uitmaakte. De Franken waren, even gelijk de TFcstgothen en Burgundicrs, een Duitsch volk; met deezen werd derhalven, zo wel als met geenen , de duitfche zucïit voor de vrijheid, duitfche gebruiken, cn duitfche wetten naar Galliên overgebragt.  STAATSOMWENTELING IN FRANKRIJK. 5 Bij de Duitfche volken werden oorfpronglijk geene Koningen geboren, maar verkpazen; zekerlijk uit een aanzienlijk gedacht; en zodanigen waren 'er buiten het koninglijke, verfcheidencn, die hetzelve in grootheid evenaarten: zo werd dan de zoon des Konings niet altoos ook Koning; en gebeurde het al, dat 's Konings zoon tot de koninglijke waardigheid verkoozen werd , dan was het juist niet noodzaakelijk, dat den oudften dit lot te beurt viele. Ook was een Koning bij hen geheel iet anders , en oneindig veel minder, dan dezelve bij ons,hunne nakomelingen , in de agttiende eeuw is , of 't geen wij ons ten minlten gemeenlijk onder dat woord voorfteUen : hij was geen Landsheer, geen Alleenhccrfcher, geen Bezitter der armée , geen Wetgeever , geen Meester van de financiën van den Staat, ook niet gevolmagtigd om oorlog te beginnen of vrede te maaken; in 't kort, hij was zo weinig, als een Koning bij mogelijkheid weezen kan; hij was bijna zo veel, als in onze dagen een Koning van Poolen is (*), eerder zelfs minder, dan meer; althans zekerlijk minder met opzicht tot de uitgeftrektheid van zijn gebied ; (*) De Leezer gelieve in 't oog te houden , dat dit gedeelte deezer gefchiedenisfe, in het jaar J^Sp is opgefteld. De Vtrt. A 3  ë STAATSOMWENTELING want Poolen is ongetwijfeld twintig maal grooter, dan het gebied van menig oud Duitsch Koning was; en een gebied, in den eigenlijken zin, kan men den geenen niet eens toekennen, dié niets te gebieden of te zeggen heeft; maar ten besten gé? nomen , was hij,zo het fchijnt, de opperfte Rechter, en boven dien nog binnen naauwe paaien beperkt. Nadat, in laatere tijden, bij de Duitfche volken, de kroon ervclijk, en het gezach van deszelfs bezitteren door perfoonccle voorrechten en uitmuntende daaden van eenigen onder hen , of van fommigen hunner dienaaren, grooter was geworden, moest wel, zo lang als de koninglijke ftam in wezen was, de verkiezing uit eene andere familie, van zelve in duigen vallen, en de achting voor de koninglijke waardigheid tocneemen; dit was zeer natuurlijk, alzo deeze waardigheid nu bij eene , als 't ware geheiligde familie berustte , en elke ipruit deezer familie meer fchcen aangeboren dan gegeeven te zijn : ondertusfehen verhieven zij , naar het aêloude gebruik, het welk zij bij aanhoudendheid nog aankleefden, evenwel altoos nog den geenen tot den troon, dien zij eigenlijk niet meer konden verkiezen; deelden met hem ook, zo na als vóór , in de regeering, alzo zij de jaarüjkfche Natiönaale Vergaderingen in (tand hielden, zonder wier raad, befluit of toeftemming, de Koning , aangaande de aangelegenheden dsjs  IN FRANKRIJK. 7 rijks, niets mogt onderneemeiu bij gevolg bleef het de Natie altoos nog, die de Koningen aanftelde en wetten voorfchrecf. Aldus was het ook in Frankrijk gelegen, zelfs nog lang na den tijd van chlodewijk, den overwinnaar der Romeinen; niemand mogt zig aan de vrije verheffing tot den troon onttrekken, zo hij niet den troon wilde verliezen : zekere tiieodoris de III, verloor den troon inderdaad, toen zijn Majordamus, (in onze taal, zijn eerfte Minister, vervolgends ook het Opperfte legerhoofd , en zelfs Rijksvoogd,) de ter verheffing tot den troon vergaderde Grooten des Rijks, onverrichter zaake weder deed fcheiden : zij verkoozen ccnen anderen Koning, en, zetleden ook, den JSlajordamus af. Deeze verheffing ging met veel plcgtigheid gepaard ; zij gefchiedde onder den blooten hemel, te midden van de vergaderde Natie: de Troonsopvolger werd, zittende op een fchild, opgeheven , en zo in de vergadering rond gedraagen; terwijl dezelve overluid, met hand en mond, te kennen gaf, dat zij zijne verheffing goedkeurde. Men ziet hoe gewigtig de betekenis was van deeze geheele plegtigheid : onder den open hemel, dat is, zo openbaar, als mogelijk, verkondigde de Natie met woorden en daaden , dat zij A 4  8 STAATSOMWENTELING zig den nieuwen Regent niet alleen liet welgevallen , maar ook dat zij hem benoemde , aanfteldc, boven zig verhief, daar hij tot nu toe niet meer was geweest dan ieder ander van zijnen Hand; en, ook zonder deeze vrijwillige verheffing niet meer, dan ieder ander van zijnen ftand, zou geworden zijn. En hoe hoog werd dan riü de nieuwe Koning boven zijne natie verheeven ? tot den eerften van zijnen Hand, den Adel; zo men wil, tot Alleenheerfcher ; want niemand werd zodanig verhoogd als hij; hij werd en bleef alleen Koning; maar Koning over een vrij volk, 't welk hem wel als den rechtmaatigen bezitter van den troon huldigde , doch aan het welk hij zig echter ook aan zijnen kant, met eenen eed moest verbinden , om de natiönaale vrijheid en de wetten te zullen handhaven, waarmede hij de rechten van de majesteit gemeenfchaplijk moest uitoefenen. Ten einde het laatfto te bewerken, vergaderde jaarlijks de Natie, te weeten alle de geenen, die Wapenen mogten draagen, dit waren de Edelen en de Gcmcencn, welke laatften ook, in tegenftelling van de lijfeigenen en vrijgelaatenen , de Vrije* genoemd werden: wie de wapenen niet draagen, en des ook niet mede ten oorlog gaan mogten, iiaamlijkde lijfeigenen, als mede de vrijgelaatenen, Wtlkcn niet veel meer waren, hadden noch zitting,  IN FRANKRIJK. 9 noch item in deNationaaleVergadering; zij bleeven t'huis bij hunnen landbouw of bij hun ambacht: de Vrijen verichccncn fomtijds ook niet allen ; veeltijds kwamen flechts de geenen, die nabij de vergaderplaats woonden : maar ieder , die verfcheen, kwam gewapend; eensdeels ten blijke van zijn recht, om de vergadering bijtewoonen, andersdcels ook, dewijl men , den oorlog beflooten zijnde, na de geëindigde vergadering terftond van den rijksdag tegen den vijand optrok. Zodanige rijksdag werd op het open veld onder den vrijen hemel gehouden, in het begin van de maand Maart, naderhand in de maand Mat, alzo het weêr dan beter was, en de ruiterij ook reeds voerragic vopr de paarden vond : vandaar de bcnaamingen van Maart- en Mai-velden, welke men aan deeze rijksvergaderplaatzen gaf. Bat geene wat op deeze zogenaamde Maart- en Mai-velden verricht werd, kunnen wij best ontdekken in de duidelijkfte en-oorfpronglijke betrekkingen der Koningen van Frankrijk tot de Natie, gelijk ook in de geheel oude ftaadsgefteldheid en den toeftand des rijks: wij zullen zulks derbal ven wat^naauwkeuriger en afzonderlijk nafpoorcn. A 5  io STAATSOMWENTELING I.) ER WERDEN WETTEN GEMAAKT EN VERANDERD, De wetgeeving was derhalven geen uitfluitend voorrecht des Konings; men vindt wel, volgends de opmerking van den vermaarden Franfchen onderzoeker der wetten, in de oude franl'che wetten den Geest der alleenheerfching; doch niet zo zeer de Allcenheerlcher, als wel de Adel gaf deezen geest aan de wetten — deeze Adel Helt er, gelijk dezelfde fchrijver zeer wel aanmerkt, eene eer in, om eenen Koning te gehoorzaamen ; merkt het echter als eene fehande aan , het gezach met het volk te dcclen: ook wordt de monarchaale geest der oude wetten daardoor kennelijk, dat zij eigenlijke wandaaden aan de Edelen niet zo ftreng, dan aan de vrijen llraffen: de nieuwe ltaatsgcfteldhcid, wier bewerkers de rechten der menscheid in 't oog houden, zal, zo het fchijnt, dit onderfcheid te niet doen, en uit dien hoofde zal het nieuwe wetboek van Frankrijk meer democratie dan monarchie ademen: ,, De neigingen en vooröordcelen „ hebben altoos invloed op de wetten zclven : „ fomtijds draagen zij 'er blijken van ; en fom„ tijds blijven deeze neigingen en vooröordeelen „ in de wetten, en worden dezelven ingelijfd:" in Landen waarin de verlichting plaats heeft, hellen in onze dagen, veele van de fchranderfte vernuften over tot democratie; wanneer nu deezen, gelijk thans in Frankrijk het geval is , de fpfee-  IN FRANKRIJK. || kers der Natie worden, en van het koninglijk gezach niets te vreezen hebben, dan kan men ligtHjk begrijpen, waar het heen wil, welke geest bij de nieuwe wetgeeving de heerfchende zijn moet. Niets is natuurlijker, dan de verkleefdheid van den Adel aan den Vorst: wie zou niet zijne familie en haaren luister beminnen! en de Adel befchouwt zig mede als tot de familie van den Vorst behooreude : oorfpronglijk behoorde dezelve ook daartoe , fchoon niet ia den bloede beftaande, nogthans uit hoofde van de wederkeerige keus: onder onbefchaafde volken, die voornaamlijk werk maaken van den oorlog, is de dapperfte altijd de aanzienlijkfte , en deeze is natuurlijk Vorst: volgends eeqe algemeene natuurwet voegen zig de geenen bij hem, die hem evenaarten, en zij, die hem het meest evenaarten, worden ook meest door hem voorgetrokken : op deeze wijze ontftonden het Gevolg en de Stoet der oude Duitfche Vorsten, waarvan tacitus gewag maakt: uk dit gevolg ontftond de Adel, of veelmeer dit gevolg was de Adel ; en de Vorst was de eerite Edelman: zijne grootheid en zijn gezach beftond in de grootheid en aanhoudende verkleefdheid van dit gevolg: het was t'huis Zijn luister, en in het veld zijne befcherming ; voor hem was het 1'chande in den veldflag niet de dapperfte te zijn , en voor zijn gevolg was het fcuande, hem in dapperheid niet gelijk te  ia STAATSOMWENTELING weezen; ja eeuwige fchande en fmaadheid rustte op hem , die leevend wederkeerde uit den veldflag, waarin zijn Vorst gefneuveld was: de Vorst deelde eer en buit met deeze zijne getrouwe aankleevers ; zij maakten , gelijk gezegd is , zijne familie uit. 'T is aanmerkelijk , dat bij de wetten der Salifche Franken, onder c hl ode wijk den grooten gcgecven , of voor 't minst verzameld en 't eerst fchriftlijk opgefteld, geen gewach gemaakt wordt van de Natie als deelncemiter aan deeze wetgeeving, daar zulks echter onder zijne naaste opvolgers gefchiedt: was dit zijn wil? of vreesde men hem te veel, om het te begeeren ? of zou het ook Hechts een misflag der copiisten weezen ? 2.) er werd de vierschaar gespannen: Doch niet dan over zaaken, die het Hof en den Staat betroffen; of, dat op het zelfde uitkomt , de aangelegenheden der Grooten werden voor deeze vierfchaar getrokken: de vrijen werden door huns gelijken geoordeeld, en zulks gegefchiedde niet in de Nationaale Vergadering. Zelfs de krijgsman flond niet onder den Koning of onder de Grooten , als zijne Rechters  IN FRANKRIJK. 13 en Bevelhebbers , want de krijgsman was geen foldaat, in dien zien, als waarin dit woord hedendaagsch gebezigd wordt , dat is geen loontrekker, gehuurd en in eed genomen, om te vechten voor 't geen hem in 't geheel niet raakt: ieder vrij man nam zelf de wapenen op, verdedigde haarditeè en vrijheid , of zocht vijanden en buit zonder bezolding en zonder eed, een wel dubbeld, maar altoos zwak belang der loontrekkeren, 't welk de tallooze deferteurs bewaarheden : het Legerhoofd regeerde, volgends de getuigenis van tacitus, de vrije duitfche krijgsbenden, die hij aanvoerde, niet zo zeer door bevel, dan wel door zijn voorbeeld en door de bewondering , die hij door zijnen onbezweeken moed , door zijne vlugheid en verachting van 't gevaar, bij hen verwekte: dit was zelfs nooit anders , wanneer het Legerhoofd tevens Koning was — want beide deeze waardigheden waren niet altijd in één perfbon verëcnigd: men verkoos den Koning , uit de voornaamfteu of Vorllen, en het Legerhoofd uit de dapperfteu: doch de voornaarnlte was voorzeker ook gemeenlijk de dapperfte - wij vinden hiervan een aanmerkelijk voorbeeld onder chlodewijk den grooten: de foldaaten hadden op zekeren tijd een Kerk beroofd , en , onder anderen ook één der geheiligde vaten medegenomen , het welk de Bisfchop zeer ongaarne miste ; deeze liet bij dan ■ Koning aanzoek doen om dat vat te rn ^en weder  14 STAATSOMWENTELING hebben : deeze beloofde zulks: toen men den buit door het lot wilde verdeeleu , begeerde de Koning, dat men hem, behalven dat geene wat hem door het lot toeviel , dit vat nog geeven zou: een foldaat hief zijn legerbijl op, en was flout genoeg te zeggen : „ De Koning zal niet meer hebben dan hem toekomt:" wij weeten, hoe men deezen foldaat, volgends het hedendaagfche majefteits- en krijgs - recht, zou behandeld hebben; chlodewijk echter vergenoegde zig, na* dat alle de overigen hunne tocftcmmiug gegeevert hadden , daarmede , dat hij het vat fh'lzwijgend nam , en hetzelve den bode des Bisfchops weder ter hand ftelde: evenwel ontbrak het deezen Koning niet aan magt en gezach, alzo hij in dien tijd midden in den loop zijner overwinningen was: wel is waar, hij wreekte zig een jaar daarna, bij de monftering op het Maart - veld, over deeze vermetelheid : hij zocht gelegenheid , om met deezen foldaat te twisten, en kloofde hem den kop onder een nietsbeduidend voorwendfel, zeggende: „ Denk aan het vat te So/sfon:" men liet zulks ook ongeftraft: wij zien echter uit dit geval, dat zelfs een groot veroveraar, zo als chlodewijk was, die als zodanig bij de Natie in groote achting ftond, zijn kans moest waarneemen , wanneer hij een misdrijf tegen de ondergefchikt-heid wilde flraffen : ftraffen dorst hij 't eigenlijk niet, maar hij kon zig Hechts bij eene welgepaste gelegenheid wreeken: zo groot was de vrijheids*  IN FRANKRIJK. 15 liefde der onbefchaafde volken , en 20 merkelijk het onderfcheid tusfchen de krijgstucht van die tijden en de onzen. 3.) er werd geraadpleegd over oorlog en vrede. Wanneer de Vrijen, die het ligchaam der Natie en het puik der krijgsbenden uitmaakten , geen' lust tot oorlogen hadden, dan moest de Koning t'huis blijven ; hij kon geene foldaaten werven; met zijn adelijk gevolg kon hij ook niet veel uitvoeren , want zulks was, in vergelijking met het overige van de Natie, altoos zeer klein, vooral in vroegere tijden, wanneer de Adel onder de Duit» fchers niet talrijk fchijnt geweest te zijn. 4.) het volk werd er gemonsterd! Zekerlijk niet met de ftiptheid en flrengheid van frederik den eenigen; maar zulks was ten dien tijde ook niet noodig, alzo een heirleger nog geen machine was , dat volgends de regelen der kunst, op den wenk en naar de bedoelingen der legerhoofden in beweeging en werkzaamheid gebragt wordt : perfooneele dapperheid gold en deed in deezen tijd het meeste; ieder vocht voor zijne eigene belangen , en derhalven droeg elk ook zorg, om zo wél toegerust en bekwaam nis mogelijk, ter overwinninge te zijn : mis-  i6 STAATSOMWENTELING' fchien bepaalde de monftcring zig in den beginne alleen tot den Adel; deeze was van den Koning, als Koning befchouwd , af hangelijk : was nu de Koning tegelijk het Legerhoofd , dan deelde hij den Adel zijn gezach mede , gelijk het altoos gaat, wanneer twee ampten of waardigheden in éénen perfoon veréénigd zijn : chlodewijk monfterde zekerlijk ook reeds de Vrijen, want de foldaat, dien hij doodde , was geen Edelman j een Edelman zou zig bij het deelen van den buit, niet tegen den wensch des Konings verzet hebben: maar een zegepraalcnde veroveraar, gelijk chlodewijk was, mogt ook al een flap verder gaan, dan andere Koningen ; mèn liet hem meer toe , omdat men door hem meerder eer en buit behaalde : deciiLODEWijKEN werden van tijd tot tijd meer voor de vrijheid hunner Natie even zo gevaarlijk , als voor de vrijheid der Volken in 't algemeen, tegen welke zij hunne krijgsbenden in 't veld bragten; en de zucht voor roem en fchatten is van ouds af de klip geweest, waarop de Natiönaale Vrijheid fchipbreuk leed. 5.) de grooten bragten er den koning geschenken: De Grooten, bij gevolg de adel, niet de Vrijen: deeze laatften ontvingen van den Koning niets , zij gaven hem ook niets: als foldaaten dienden zij, gelijk gezegd is, zonder bezolding; of veelmeer s  IN FRANKRIJK. meer, zij dienden, in den eigenlijken zin, in 't geheel niet : als bezitters van landgoederen waren, zij vrij van alle lasten; want men kende in dien tijd geene belastingen hoe genaamd; en waartoe zouden dezelven ook gediend hebben? men had gecne krijgsbenden en vlooten te onderhouden , geene vestingen te bouwen, geene ministers, rechters, geene politie-bedienden , leeraaren of hoe de geenen anders genoemd worden, die in onze dagen door den Staat onderhouden moeten worden , te bezoldigen ; geene ftraaten , kanaalen , fluizen , bruggen en dijken aanteleggen ; geen land vruchtbaar te maaken ; geen fchade , door oorlog , vuur en water veroorzaakt , te vergoeden; geene fabrieken, kunften en weetenfehappen in trein te brengen; geenen fchat voor den Staat te verzamelen, in één woord, men had niets te doen van alles, waardoor de Regenten in Liatcre tijden voor hunne eer en voor de veiligheid en welvaart des Lands zorg droegen: wilde, of halfwilde volken bemoejen zig met dit alles niet, zij hebben het ook niet noodig; ieder zorgt, met hulp van zijne lijfeigenen, voor zigzelven, zo goed als hij kan. Gemeenebest, zo als dit woord hedendaags gebezigd wordt , is een onbekend denkbeeld: algemeen belang , heerscht dan alleenlijk , wanneer en in zo verre men tegen eenen gemeenfchaplijken vijand optrekt, en de nationaale vrijheid beveiligd moet worden. I. DEEL. B  i8 STAATSOMWENTELING Zelfs de Grooten betaalden in den beginne den Koning eigenlijk geene fchattiugen; zij gaven hem gefchenken; gelijk zij mede van hem gcfchenken ontvingen : zijne gefchenken konden zekerlijk in hunnen aart als eigenlijke gaaven befchouwd worden , doch de hunnen geleeken meer naar eene fchatting : na verloop van tijd werden dezelven ook eene wezenlijke fchatting, fchoon zij nog langen tijd, en bij fommige Grooten en bij de Gcestlijkheid, tot onze tijden toe, den naam van vrijwillige gift behielden. Zo toonen ons de Maart- en Mai-velden den oorfpronglijkcn geest van de ffaats - gefteldheid der Franken, gelijk dezelve uit Duitschland overgebragt was : de Natie was alles , en de Vrijën maakten de Natie uit: de Adel was, behalven de Priesters , in zekeren opzichte af hangclijk van den Koning; maar de Vrijën waren onaf hangelijk van den Koning en den Adel: alleenlijk de Priester had bij de oude Duitfchers bijna dat geene, wat wij thans koninglijke magt noemen; doch hij oefende dezelve uit als van God daartoe gevolmagtigd ; want als Edelman , die hij altoos was, had hij bij de Natie even zo weinig gezach, als ieder van zijnen ftand : maar een volk , dat zig op veroveringen toelegt, kan zodanige ftaatsgefteldheid niet lang blijven aankleeven, en wel het minst, wanneer hetzelve een land verovert, gelijk Galliên , waarin reeds eenigc befchaaving  IN FRANKRIJK. 10 door de Romeinen had fland gcgrecpen: de overwinningen vermeerderen hunne bezittingen en tevens hunne magt en verwaandheid; de Koningen trachten Alleen-heerfchers, de Grooten Koningen , de Vrijën Grooten, en de Lijfeigenen Vrijën te worden : zo doende ontftaat 'er een innerlijke oorlog van allen tegen allen, waarbij nu de eene, dan de andere partij zegepraalt, naar maate^ zij door haare langzaamerhand aangroejende magt, door verzwakking der tegenpartij, en door gunftige tijdsomftandigheden onderfteund wordt. Aldus was het ook in Frankrijk. Chlodewijk, de Stichter van het Frankifche Rijk in Galliên, had volkomen den aanleg tot een Despoot; hij was heerschzuchtig , bcdriegelijk■■ trouwloos, wreed en wraakzuchtig; daarbij begunffigde het geluk hem zodanig , als ooit een veroveraar zig daarvan heeft mogen beroemen: hij overwon At Romeinen, Tkuringers, Allemantien, Burgundiërs, Westgothen, en vergrootte en bevestigde de heerfchappij der Franken, zo als vóór en na hem niemand gedaan heeft, uitgezonderd karel de groote: het was natuurlijk , dat men in zijne perfoon het Legerhoofd eerbiedigde , en dat een geëerbiedigd Legerhoofd , tevens Koning zijnde , aan de koninglijke waardigheid eenen luister bijzettede, welke niet alleen de oogen der Grooteu, maar ook die des volks B a  2o STAATSOMWENTELING verblindde , hoe jaloers het anders ook op .zijne vrijheid ware. Bij het hooger gezach des Konings moest in dien tijd de Adel noodzaakelijk winnen en het volk verliezen. De Koning verkreeg volgends de oude duitfche wijze, altoos een grooter gedeelte van den buit, dan één van zijne medeftrijders, zo wel aan land en lieden , als ook aan andere dingen : was nu de buit zo groot, als die van chlodewijk, die geheele landen van een zeer groote uitgeftrcktheid , veroverde , hoe aanzienlijk moesten dan niet zijne bezittingen worden! deezen verdeelde hij ouder zijn gevolg , den Adel, die hij gedeeltelijk tot leenmannen, gedeeltelijk ook tot opzieners van zijne goederen maakte : de Edelman trok derhalven dubbel; als lid der Natie ontving hij nevens de overige Vrijën zijn deel, en een ander gedeelte van het veroverde land ontving hij als vafal of bediende des Konings: voegt men daarbij de eer , die hij van den Koning als een der zijnen, bij uitneemendheid, genoot, en den luister, waarin hij met het Hof deelde, hoe zeer moest hij dan niet welhaast uitfchitteren boven zijnen broeder, den gemeenen man, hoe vrij dezelve ook weezen mogte! hoe zeer moest deeze, door eigenbelang en eerzucht aangevuurd, trachten hem nateklimmen ! na verloop van tijd wer-  IN FRANKRIJK. ai den veele Vrijën, vafallen en bedienden van de Edellieden, zo als deezen het van den Koning waren , en zo doende viel de vrijheid langzaamerhand ten eenenmaale in duigen: in het begin der regeering van den derden koninglijken ftam, vond men in Frankrijk bijna niets, dan Adel en flaaven , lieer en knecht. Ondertusfchen kon het Koninglijk gezach daarbij geen veld winnen ; veelmeer zonk hetzelve naar maate de Adel magtiger werd: dit was voornaamlijk liet geval onder de regeering van zwakke Vorften : de Grooten, zij mogten vafallen of bedienden, dat is, Graaven, Hertogen, Honderdmannen , weezen , bemagtigden het éénc voorrecht der kroone na het andere, en eindelijk de kroon zelve: het is bekend, dat de Majordomus, (Hofmeester,} pip in, Vader van karei, de-N grooten , zijnen Koning onttroonde , en zelf in zijne plaats , (752,) den troon beklom. Men moet zekerlijk het koninglijk gezach op zig zelf onderfcheiden van het aanzien van afzonderlijke Koningen; al waren deezen voor hunne perfoonen nog zo onmagtig, de Koninglijke magt kon evenwel in den plaatsvervanger der Koningen, den Major domus, zeer geducht worden: en het werd 't ook tot op zekeren graad : doch de overige Grooten, van chlodewijk's tijden af B 3  22 STAATSOMWENTELING tot den laatfien Koning uit zijnen dam toe, hadden hun voordeel alte wèl behartigd , en waren door de tijdsomfhuidigheden alte wèl begunftigd , dan dat zij onder de koninglijke magt zouden gebukt hebben: na den dood van chlodewijk werd het Rijk onder zijne vier zoonen, en vervolgends in foortgelijke gevallen telkens op nieuw wederom verdeeld: dit gaf aanleiding tot de Moedigde binnenlandfche, en nu en dan ook buitenlandfche oorlogen: nu verkochten de Grooten hunnen bijftand voor eenen zeer hoogen prijs ; wie een amt voor eenen onbepaalden tijd bekleedde, (want in den beginne begaven de Koningen de amten niet anders,) die bedong hetzelve voor zijnen geheelen leeftijd: wie het reeds voor zijnen leeftijd bezat, die deed hetzelve ervelijk maaken voor zijne nakomelingen : wie één amt of één leengoed had , liet zig buiten dat nog anderen geeven , en hier en daar deed de een en ander reeds poogingen, om zig onafhangclijk te maaken. Aldus vond pipin van herstal (*) , Grootvader van den bovengenoemden pipin, den toeftand van zaaken, toen hij Major domus werd, dac is de grootfte onder de Grooten, beftuurdef van het Rijk, en wezenlijk, behalven maar den (*) Een Kasteel aan de Maas, waarvan hij bezit» ter was.  IN FRANKRIJK. naam , Koning : hij dorst het niet waagen, om de overige Grooten het hoofd te bieden ; want deezen maakten thans reeds bijna de Natie uit; veelmeer herlielde hij de nationaale vergaderingen , de Mai-velden, die men in lang niet gezien had. II. KAREL DE GROOTE. Deeze vergaderingen werden van dien tijd af Tegelmaatig gehouden, ook onder karel den grooten voerdgezet, ja zelfs van hem dikwijls tweemaal in 't jaar bijéén geroepen : doch daarin heerschte thans een geheel andere geest, dan voor driehonderd jaaren: de ftand der Vrijën was wel niet uitgeftorven , maar tog zeer verzwakt: de Grooten, die zig nu reeds verdeelden in geestlijken en wereldlijken , hadden , zo niet met opzicht tot het getal , nogthans voorzeker ten aanzien van magt en invloed , verre de overhand: het hing nu niet meer van de Vrijën af, of men al of niet oorlogen wilde ; zij waren dienstbaar geworden , en moesten gehoorzaamen , wanneer de Koning of hunne Leenheeren hen opriepen : „ Doch," zegt een Duitfche Gefchiedfchrijver , „ dewijl de Natie eindelijk verdriet kreeg in de „ geduurige en veeltijds zeer nutlooze veldtog„ ten, en vooral de vrijë bezitters van vaste, goe„ deren weigerden het geheele jaar door op hun„ ne eigene kosten te veld te liggen, en zig tot B 4  »4 STAATSOMWENTELING „ bezettingen in vreemde Landen te laaten gebrui„ ken, gebood karel de groote in het „ jaar'812, dat ieder Vrijë, die vier aangebouw- de Manfo's, of akkers, het zij in eigendom of ,, ter leen bezat, mede te veld moest gaan: had ,, iemand een eigendom van drie akkers , dan „ moest hij zig voor zo verre met eenen ande„ ren, die flechts één bezat, verbinden, dat de „ eerfte te veld trekken, maar de laatfte de kos„ ten mede draagen zou : wie flechts twee ak- kers in eigendom bezat, moest zig met eenen „ anderen , die even zo veel had , verëenigen, „ dat één van beiden te veld trok, en de an„ dere in de kosten deelde: wie niet meer, dan éénen akker in eigendom bezat , moest ,, zig met drie anderen , die ieder afzonderlijk ,, even zo veel hadden, verbinden, en de eerfte ,, te veld trekken, maar de drie overigen de kos„ ten mede draagen: wie het heirleger niet volg„ de, moest zestig Solidos opbrengen, of zo hij „ daartoe niet in ftaat ware, zig zo lang in de „ flavernij begeeven , tot dat deeze fom betaald ,, was: in het jaar 807 had karel ook verör,, tiend, dat zelfs de Vrijën, die in 't geheel geen „ land in eigendom bezaten, maar tog vijf Soli„ dos in vermogen hadden , zig zamenvoegen en altoos vijf van hun den zesden man uitrus„ ten moesten : het fchijnt echter, alsof deeze „ verordening te lfraf is geweest, alzo in het ,4 wetboek vaii het jaar 812 van de ongegoede  IN FRANKRIJK. SS Vrijen, en van hunne verpligting om mede te „ veld te trekken, geen gewag gemaakt wordt: „ de krijgsdienst was indedaad voor de Vrijën zo ,, lastig, dat 'er menig een door tot armoede ver,, viel : de koninglijke vafallen ftonden 'er zeer ,, wèl bij , omdat de inkomften van hunne .leen* „ goederen hun in plaats van bezolding verllrek„ ten; doch de Vrijën moesten zonder de minde „ vergoeding op hunne eigene kosten te veld „ trekken, en karel had belast, dat ieder zig „ niet alleen van wapenen en klederen, maar ook „ van leeftogt voor drie maanden moest voor„ zien; en , het begin van deeze drie maanden „ werd gerekend van den tijd af, dat zij op eene „ bepaalde plaats waren aangekomen: ook wcr„ den de bezitters van vaste goederen door de „ Graaven en andere Staatsbedienden zodanig „ gedrukt, dat de meesten eenen Edelman tot „ Leenheer of Raadgeever verkoozen, die hen „ tegen hunne Graaven befchermen konde, of ook „ het eigendom op hunne goederen , behoudens „ het gebruik daarvan, aan den Graaf of Bisfchop ,, overgaven , ten einde zig tegen de verdruk-, „ king van den laatften te beveiligen." Hieruit blijkt , hoe zeer de vrijheid in deezen tijd reeds in verval geraakt was : doch hadden meer de Grooten, dan de Koning, zig dat geene aangemaatigd, wat het volk ontnomen was: karel was, oniiangezien zijne grootheid, nijes B 5  26 STAATSOMWENTELING minder, dan een onbepaalde Alleenheerfcher: zijne zwakke opvolgers waren zulks nog veel minder: onder derzelver regeering maakten de Vafallen der Kroon en de Staatsdienaaren, de Graaven en Hertogen, zig zeer geducht; ja zelfs voor een gedeelte onafhangelijk, tot dat eindelijk één van hun,naamlijk hugo capet, Hertog van Frankrijk , den Karolingifchen ftam van den troon bonsde , zo als deeze de Merovingifche familie denzelven ontnomen had. Ook moest de Natie zig onder karel den grooten reeds eene algemeene belasting laaten welgevallen, hoe fterk zij zig ook daartegen verzettede: hij vergunde eindelijk aan de Geestlijkheid den tiende, waarnaar zij zo lang getracht had. Hoe vrij het ondertusfchen in dit tijdvak ook gelegen ware, men zal evenwel, gelijk een' verftandig Fransch Schrijver meent, misfchien in dien tijd meer volksvrijheid, dan heden ten dage, in Frankrijk vinden: ,, Men had niet," zegt hij, „ op alle de middelen , om belastingen opteleg„ gen, gedacht ; men (lelde niet den eenen be- wooner tegen den anderen over, om de vrucht ,, van zijnen arbeid te bezwaaren, geenzins naar „ maate van zijn voordeel, maar uit eene föort „ van nijd, en door eene fnelle vermeerdering der belastingen, die hem in gebrek en ellende moest  IN FRANKRIJK. 47 „ dompelen: men had het getal der wetten niet „ vermeerderd, die de bezitters in de befchikking 5, over hunne goederen de handen binden ; men ,, was niet door listige ftreeken verdrukt; de fte„ den waren niet overftroomd met zodanigen, die ,, boven anderen bevoorrecht; noch met géweldenaaren, die door hun gezach geducht waren ; „ de dwingelandij veroorzaakte wel voorbijfnel„ lende rampen , doch een. verfijnde wreedheid „ des harten bragt nog niet de ondeugden voord , „ die wij thans zien ; men kende weinig , men „ miste ook weinig." LODEWIJK VIL of DE JONGE. 1137 tot II80. De tijden werden beter: de liefde tot kunften en weetenfehappen , vervolgt onze Schrijver , nam onder de regeering van den derden koninglijken ftam in Frankrijk toe. Lodewijk de jonge werd door de omftandigheden des tijds begunftigd, om zijn volk door •wetten, die groote gevolgen hadden, de vrijheid weder te bezorgen; men mogt eindelijk naar goedvinden eene levenswijze verkiezen. Tot hier toe was alleen de krijgsman en de Geestlijke vrij: de inwooneren der fteden, vlekken en dorpen waren de één minder, de ander meer, flaaven.  SS STAATSOMWENTELING De ftraaten der fteden waren in dien tijd nog niet met fteenen belegd ; zij werden flechts bewoond door Priesters en ambachtslieden: de Edellieden leefden allen op hunne goederen. De Bisfchoppen moesten naamlijk, in gevolge eene oude kerklijke wet, door karel den grooten hernieuwd, in fteden woonen: dikwijls veranderden zij hunne woonplaatfen eerst in fteden; de geenen, die door de wereldlijke Grooten verdrukt werden, zochten bij hen befcherming, hoewel men daardoor ook niet eens tegen het uitzuigen beveiligd was. Men vond lijfeigene flaaven en afhangelingen; de eerften waren geboeid aan den grond, dien zij bewoonden ; men verkocht hen met het land; zonder toeftemming hunner Heeren konden zij zig niet met der woon nederflaan, niet in het huwelijk treeden , ook niet van bezitting veranderen ; wat zij verwierven was het eigendom van hunnen Heef; de afhangelingen hadden het zo erg niet; hun le. ven en hunne goederen waren vrij; zij moesten alleenlijk zekere belastingen opbrengen , en waren verpligt, om Heeren-dienften te doen. Noch deezen noch geenen maakten eenen afzonderlijken ftand of gemeente uit; de Adel verzettede zig altoos daartegen ; zij hadden rechters noch wetten; de Heer van de plaats was rechter en wet.  IN FRANKRIJK. 29 Eindelijk werd 'het hun onder de begunftiging en door de hulp van lodewijk, hier en elders vergund, zig vrijtekoopcn : hunne Heeren hadden geld noodig; de prachtige bijëenkomften aan het Hof, (cours plenicres,) en die dikwerf door de Koningen werden aangelegd; de ridderfpelen, (joumois) , welke federt eenen geruimen tijd in trein waren gebragt, doch vooral de aandachtige zotheid der kruisvaarten, hadden de beurzen zowel der Grooten en Koningen, als ook der Hertogen en Graaven geledigd; de nood dwong hen derhalven, om de flavernij te vernietigen; 't geen de natuurlijke billijkheid niet kon bewerken , dat raadde de fchranderheid aan : hoe goed zou het met de Staaten gefield weezen, wanneer derzelver beftuurders bij gebrek aan de eerfte, altoos flechts het oor aan de laatfte leenden! De perfooneele flavernij was nu vernietigd, en veranderd in belastingen op de huizen en landerijën. Inmiddels werd deeze bevrijding niet terftond algemeen, zij werd het nimmer , want men vindt nog hier en elders eene foort van flavernij \xv Frankrijk; zij verbreidde zig echter binnen eenen korten tijd zeer fterk, want het goede gevolg daarvan was voor elk zichtbaar. „ Van tijd tot tijd kochten de fteden en vlekken „ het voorrecht , om eenen Burgemeester en  3o STAATSOMWENTELING „ Schepenen te mogen verkiezen; en dit is de epo„ que van de eerfte politie in Frankrijk." Dit voorrecht, om een Schepensbank te mogen hebben, werd door den Koning bekrachtigd : men verzuimde niet, zo men verftandig te werk wilde gaan, bij hem om deeze bekrachtiging aanzoek te doen, ten einde des te veiliger te weezen : de Grooten hadden anders dit voorrecht gemaklijk wederom kunnen herneemen of koopen. Nu begeerde het volk wetten te hebben; ieder Heer gaf dezelven in zijn gebied; verfcheidene Gemeenten maakten zclven wetten: van daar de menigte van wettige gebruiken, Ccoutumes,) die in Frankrijk zijn. De vrijgewordenen wilden , om de Geestlijkheid en den Adel gelijk te zijn, ook door huns gelijken geregeerd worden : men ftond hun zulks toe ; men deed hen Rechters uit den Magiltraat kiezen: in verfcheidene plaatfen gaf men aan deeze Rechters den naam van Burgervaders. De Gefchicdfchrijvers van dien tijd weeten niet genoeg te roemen, hoe voordeelig deeze verandering voor het Rijk was: de dorpen, zeggen zij, vermeerderden in getal ; men zag geen ongebouwd land meer; de landman, die nu de vruchten van zijne nijverheid inoogstte , pachtte  IN FRANKRIJK. 3* goederen, die zijn Heer te vooren verwaarloosde ; hij nam de velden , die hij weleer als flaaf gebouwd had, voor grondgeld aan ; de fteden werden volkrijker ; derzelver inwooneren legden zig toe op kunften en den koophandel: tot hier toe hadden de Franfchen zig met den laatstgemelden weinig bemoeid; hij werd van vreemdelingen gedreeven, die het geld uit het Land fleepten, en in plaats van hetzelve, aartige beuzelingen, naar den fmaak van die tijden , aanbragten : dit was nu gedaan; men begon op zijn voordeel te denken: zulks kan dan eerst gefchieden, wanneer men vrijheid heeft, om zijne gedachten te werk te ftellen; men legde zig derhalven toe op fcheepvaart en koophandel; men legde fabrieken aan, in den beginne alleen voor de noodzaakelijkftc behoeften: van tijd tot tijd bragt men 't in de kunst en den koophandel zo verre , als eene Natie in de wereld. ,, De Franfchen zijn driftig bij alles, wat „ zij onderneemen; zij hebben alleen te vreezen „ voor verflaauwing, die niet zelden met een gc„ lukkig gevolg verzeld gaat; zij worden niet moedloos, maar krijgen fomtijds wel tegenzin „ in hunne eigene denkbeelden." De fteden werden na verloop van tijd zo,rijk' en magtig, dat zij om geen minder prijs, dan de eer, van gevolmagtigden in de Nationaale Vergaderingen te mogen zenden, tot de uitgaaven van den Staat het hunne wilden toebrengen.  3a STAATSOMWENTELING Op deeze wijze is de derde stand, (Tiersétat,) ontdaan. Men kan, in zekeren opzichte, zeggen, dat hij uit de Vrijën zijnen oorfprong heeft genomen, nadat deeze, gelijk de rupfen, door eene herfchepping, uit eenen langduurigen dood tot een nieuw leven ontwaakt waren. Het was in 't jaar 1301, onder philips den schoone, dat deeze ftand voor de eerdemaal door zijne Gevolmagtigden aan de Nationaale Vergadering deel nam; in den beginne bij toelaating, dan waaruit echter weldra een recht werd: in den eerden tijd waren deeze Gevolmagtigden weinig in getal, en op hun woord werd weinig acht gedagen : in 't vervolg van tijd werden zij zeer talrijk en hadden even zo veel, ja dikwijls zelfs nog meer gezach en invloed, dan die van de Geestlijkheid en den Adel. Dit is het tijdvak, waarin den Adel en de Leenkamers in Frankrijk een geweldigen fchok werd toegebragt: de vermeerdering van het koninglijk gezach, die 'er een noodzaakelijk gevolg van was, deed het overige: „ Dit is een bewijs, wat men „ er ook tegen inbrenge , dat de Democratie een „ even zo groote vriendin van de Monarchaale „ regeering , als de Aristocratie haare vijan„ din is, „ De  IN FRANKRIJK, 33 De bloei des volks verrijkt den Monarch; >, daarentegen moest het verval van den Adel „ altoos onvermijdelijk worden , indien dezelve „ zig zou laaten beweegen, het koninglijk gezach „ en de welvaart des rijks met goede oogen sj, aantezien. " KAREL VIL 1422—1461. Waren , gelijk gezegd is , de zwaare kosten door de kruistogten veroorzaakt; waren de bijeenkomften ten Hove en de Ridderfpelen noodzaakelijk, om, onder lode wijk VII, den Adel te vernederen; dan waren onder karel VII., de oorlogen met England een noodzaakelijk verëischte , om denzelven niet weder te laaten ademhaalen. Men weet, dat deeze burger-oorlogen het Rijk op den oever des verderfs bragten: karel VII had in den beginne van zijne regeering veel moeite, om zig ftaande te houden; doch zodanige zwaarigheden, wanneer dezelven édns overwonnen zijn, maaken 's Vorften toeftand daarna veel beter, dan dezelve vóór den ftorm was. „ Een Koning wordt als de gelukkige verover4, aar van zijn Rijk befchouwd, wanneer hij eert „ algemeen oproer geflild heeft." I. deel. c  34 STAATSOMWENTELING Ook werd karel VII onbepaalder in zijne regeering, dan zijn Grootvader karel V, nadat hij eindelijk de Engelfchen en MuPguttdiërs verdreeven had. De Geestlijkheid en de Adel, door eenen aanhoudenden burger-oorlog geheel vervallen, lieten hem onverhinderd willekeurige veranderingen ondernccmen en de paaien van zijne heerfchappij verder uitzetten. Hij fchafte de jaarlijkfche bijëenkomften ten Hove af, die de fchatkïst en de beurs der Edellieden leegden; die ook de Grooten te veel invloeds gaven in de aangelegenheden van den Staat, en dczelvcn ook te magtig op hunne goederen maakten : zo werd 'er ook een einde gemaakt van de ridderfpelen, en met dezclven tevens de pcrfooncele twisten onderdrukt. De ftaats-dienaaren van karel VII, maakten gebruik van de algcmeene rampen,-en onder het fchoonfchijnend voorwendfel, om dezelven wegteneemen , veranderden zij de geheele inrichting Van hctfinancie- en oorlogs-wczcn, als mede van de rechtsoefening : zij fpcclden den Koning alles in de handen , en ontnamen den Adel onnoemelijk veele voorrechten: de koninglijke magt , ze5t me zerai, vond haar voordeel best bij de burgers.  IN FRANKRIJK. 35 Het einde der regeering van karel VII onttrok de Koningen aan de voogdijfchap der Grooten, meer dan de regeering van lodewijk XI; de laatftc genoot meer de vruchten deezer verandering , dan dat hij ze zelf bewerkt hadde. LODEWIJK XI. 1461-14S3. s» Gelijk de ftroomen naar de zee {hellen, zo „ fnellen de monarchaalc regeeringen naar het „ despotïsmus:" nimmer had zulks meer plaats, dan onder deezen eigenbelang-zoekenden Koning, die geen middel verzuimde , om zig geducht te maaken : wanneer hij fomtijds voor het volk fchcen te zorgen $ het gefchiedde alleen uit eigen-* baat : zo legde hij , bij voorbeeld , posterijen aan, om zijne nieuwsgierigheid te voldoen, welke ontftond uit zijne vrees voor oproer, de kwelder van alle dwingelanden: hij vleide de kleinen, alleen om de Grooten te onderdrukken : hij ondertekende verbonden, om ze te verbrecken: hij omhelsde zijne vijanden, om ze te doen flikken: zo doende kortwiekte hij zekerlijk de aristocratie, en veranderde de Prinfen van den bloede, van eigenmagtige Heeren hunner provinciën, in zodafiigen , die zij thans nog zijn , te weeten , dieniet dan den naam daarvan draagen. C »  KAREL VIII. LODEWIJK XIL FRANS I. HENDRIK II. 1483. Onder dc regecring deezer Koningen beroofden de ItaHaarifche oorlogen het Rijk van menfehen en geld. Karel VIII; was de eerfle, die door eigen magt en geweld belastingen oplegde. Lodewijk XII, werd te recht de vader zijns volks genoemd; als een waar Wijsgeer offerde hij zijnen roem op aan de welvaart zijner onderdaanen , en floot tractaaten, welke men befchouwde als blijken van zwakheid : hij vreesde , dat de kosten van eenen nieuwen oorlog hem zouden noodzaaken , om zijne onderdaanen met nieuwe fchattingen, ter goedmaakinge des oorlogs, te moeten bezwaaren: onder karel VIII, Avarcn dc belastingen van weinig belang, en evenwel verminderde lodewijk XII dczelven, en verhoogde ze niet geduurende de ItaliÈianfche oorlogen: liever nog verkocht hij de amten, om de oorlogskosten te kunnen goedmaaken : dit was nu zekerlijk niet wèl van hem gedaan; doch bij zag het nadeel niet, 't welk daarüit voortkwam ; maar zodra hij zulks begreep , trok hij deeze inrichting ook weder in: voor de gerechtshoven van het Rijk, die hij als bemiddelaars tusfchen hem en zijn volk befchouwde , toonde hij  STAATSOMWENTELING IN FRANKRIJK. 37 eerbied te hebben : billijk prijst de gcfchiedenis het edict, waarin hij zijne Parlementen gelast , om hem de grondwetten des Rijks onder de oogen te brengen , indien hij zig ooit mogt veröorlooven , daarvan aftewijken : de inkomften van zijne eigene goederen waren toereikend, om zijne hofhouding daarvan te kunnen goedmaaken , en de belastingen , die het volk betaalde , werden ten beste van het volk beuéed: de landbouw bloeide onder zijne regeering, dc koophandel ontmoette geene hinderpaalen, en in de fcheepvaart maakte men groote vorderingen. „ Een goed „ herder, " zeide hij, „ kan zijne kudde niet ,, te vet maaken. Het geluk der Koningen be„ ftaat in het vermogen van wèl te doen:" tegen de vijanden van den Staat was hij onverzettelijk; tegen zijne eigenen vattede hij geen toorn op: tooneelfpcelers hadden hem belagchelijk gemaakt; maar vruchtloos fpoorde men hem aan , om deeze vermetelheid te ïïraffen: „ Laat hen be„ gaan," zeide hij, ,, zij hebben mij waardig „ geacht, om de waarheid te hooren , en zij ,, hebben geen ongelijk: zij hebben met mijne „ zuinigheid den fpot gedreeven, doch liever „ wil ik deezen fpot nog verder verdraagen, dan ,, de befchuldiging verdienen, dat ik, ten koste van mijn volk, een verkwister ben:" het was hem nog niet genoeg., de belastingen te verminderen , hij maakte- ook den ontvangst minder lastig,: een geheel heir van ontvangers , dat C 3  SS STAATSOMWENTELING Frankrijk verteerde , werd bijna geheel vernictigd: in de oorlogen, waarbij hij' meerder belang had , dan zijn volk , dwong hij niemand onder zijn vaandel te dienen 5 maar de liefde der Franfchen voor hunne Koningen bezorgde hem meer 'foldaatcn, dan een bevel, hoe lïreng ook, hem zoude verfehart hebben. Het valt bezwaarclijk, van zulk eenen goeden Koning aftettappen , en niet meer van hem te zeggen, dan hier ter zaake dient: onder hem kon 'er geene omwenteling ontdaan. „ Het koninglijk gezach was onder de vier „ bovengenoemde Regenten zeer vermeerderd , „ doch waren zij nog door eenen uiterlijken „ fchijn van vrijheid min of meer bepaald, welke „ thans geheel verdwecnen is; en wiens geheele " onderdrukking ons, zegt mijn fchrijver, mis„ fcliien geen groot voordeel, noch ook veel na\l deels toebrengen zal: de laatdc vergaderingen „ der algemeene danden zijn in de jaaren 1614 f en 1Ê15 gehouden: in dc volgende tijden zijn '„ de aanzknlijkden van het Rijk nog een- en „ andermaal vergaderd geweest: men riep de al• gemeene danden altoos in gcwigtige aangele„ genheden bijeen, en federt meer dan honderd , jaaren, is zulks niet gefchied : deeze bnus„ fchendc vergadering werd gevolgd door de ., ondnimige bitterheid der volgende Parlemen>  IN FRANKRIJK. 39 „ ten, die de volken alleen tooncn, dat zij flaa„ ven zijn, zonder den last van hunne ketenen „ in 't minst te verzachten, „ Deeze magtlooze wederfpannigheid had on- der anderen de armzaligftc inrichting der finan„ ciën ten gevolge ; zij komt wezenlijk uit op „ de algemeen bekende ftelling, de Hen te pluk,, ken, zonder dat zij fchreeuwt: men drijft der„ halven eenen handel met de financiën even als met de Maatkunde: dc handelaars worden pach,, ters , vermeerderaars , raadgeevers genoemd : „ zulks heeft in zekeren opzichte eenen nieuwen „ fland in het Rijk ingevoerd , benevens eene ,, zeer uitgeftrekte weetenfehap, die, ongelukkig „ bij het innerlijke llaatsbeftuur maar alte gaar,, ne omhelsd wordt: de eerfte Franfche finan,, ciers zullen uit Itaïïén gekomen zijn, waaruit zo veel kwaads gekomen is: de reis van ka„ rel VIII, de overige Italiaaufche oorlogen, en bovenal catiiarina de medicis, „ bragten zeer vcele Italiaanen in de Franfche re- geering, wier doortraptheid men als bekwaam- heid befchouwde: „ De eerfte pachters der financiën fcheenen „ het volk toe , flechtc Christenen te weezen , „ die tot het jodendom behoorden : na ver„ loop van tijd werd men aan deeze menfehen „ zodanig gewoon , dat men hun amt zeer fatC 4  40 STAATSOMWENTELING „ foenlijk oordeelde, en trachtte een accoord met „ hun te maaken, 't welk zeer voordeelig was. ,, De eerfte vrucht van deeze tot dus verre „ in Frankrijk onbekende financre-kunde was ,, het veilen der amten , en zulks begon onder „ frans I. „ Liet is onbegrijpelijk, dat het boek, 't welk „ aan den kardinaal richel ie ü, onder den ,, naam van deszelfs Staatkundig Testament „ wordt toegefchreeven, een zo algemeene goed- keuring heeft kunnen wegdraagen ! dat werk „ van den een of ander geestlijken pedant, 'twelk „ het groot vernuft, waaraan men hetzelve toe„ fehrijft, ten eenenmaale onwaardig is, al ware ,, 't ook flechts wegens het hoofdftuk, waarin het ,, te koop (tellen der amten genoegzaam voof ,, heilig verklaard wordt ! die armhartige uit,, vinding, die al het kwaad heeft voordgebragt-, „ 't welk nu (1764) weder zal vergoed worden, ,, en waardoor de middelen deezer vergoeding ,, zo bezwaarlijk gemaakt worden; want de jaar„ lijkfche inkomften van den Staat twee- of drie„ dubuJ gerekend, zouden eerst voldoende wee„ zen , om alleen de voornaamfte amtenaaren , die het meeste nadeel doen, te betaalen. „ Attc de onheilen, die het misbruik der lee■„ nen kan voordhrengen , zijn van. geen belang  IN FRANKRIJK. 4i „ in vergelijking met de fchadelijke uitwerkingen „ van het te koop Hellen der amten : dit heeft, „ den gelukkigen voordgang der democratifche „ Alleenheerfching gefluit, die wij onder de re,, geeringen, welke vrij waren van burger-oorlo„ gen , zien ontluiken ; het won onder de Ko„ ningen, die frans I, opvolgden, tot heden „ toe, van tijd tot tijd meer velds, even gei ijk „ eene verrotting in het bloed, en fmoorde in. ,, Frankrijk het geheele denkbeeld van volks„ regeering onder een' Monarch : het zeggen , „ dat het koninglijk gezach met de aan hetzelve „ ondergelchikte volks - regeering tevens moest „ werken , doet niets meer af; want men zal. „ vinden, dat beiden even fterk lijden door de„ zelfde wanorde, welke het verkoopen van arh„ ten ten gevolge heeft: en juist hierin ontdekt „ men haare overëenftemming to,t een gemeen„ fchapKjk belang. „ De Koning heeft door het handeldrijven met „ de amten het beste zijner voorrechten, te wee,, ten, de verkiezing van zijne dienaaren , voor „ altoos uit dc handen gegeeven ; het erfrecht „ plant , van de vaders op de kinderen , eene. ,, magt voord, die hij hun verleent onder de voor„ waarde van eene bekrachtiging, die zo goed als „ gedwongen is : het ftaat niet meer in 's Ko„ nings magt, eenen amtenaaf., die het niet alte. „ grof maakt, aftezetten ; men moet hem in C 5  42 STAATSOMWENTELING ,, rechten vervolgen : laat deeze rechtspleeging „ van het genootfchap , onder het welk de be- fchuldigde behoort, gevoerd worden; laat dit ,, genootfchap uitfpraak daarover doen; ftaat niet „ het belang deezer genootfehappen in een naau„ wer verband met derzelver onafhangelijkheid , „ dan met het algemeen belang? van daar is 't, ,, dat weinige wandaaden geftraft, weinige man- ncn verbeterd worden , hoewel de misdagen „ der geenen , die anderen behoorden voorte„ lichten , uit hoofde van derzelver gewigtigeu s, invloed op de maatfehappij, euveldaaden zijn: „ dit is de oorzaak , dat men van alle kanten „ achteloosheid en trouwloosheid in het waar„ neemen der openlijke bclangens ontdekt. ,, Hier vinden wij dan wederom eene foort van „ regeering, welke de Ouden niet kenden, en „ ons voorbehouden was , tegen het gedrocht„ lijk leendelfel te verwisfelen: dit laatde welde „ ten minden op uit eene bron , die door de „ verdiende van deszelis eerde bewerkers verë„ deld was : het handhaafde zig door openbaar „ geweld, 't welk altoos derktt; en moed onder„ delt; het bleef in wezen door eene opvoeding, die beter was , dan die der overige burgeren ,, van den Staat, en vermeerderde dc achtbaar„ heid van mannen , den welken dc geboorte „ meer of min luister en glans bijzettcde,  IN FRANKRIJK. 43 ,, Het vcrkoopcn der amten is zijnen oorfprong „ verfehuldigd aan de verachtelijklle laagheid, ,, naamlijk eigenbaat. Men brenge zig voor den „ geest , wat de zedckunde ons tegen den onverzadclijken. dorst naar rijkdommen infchcrpt, en oordeelc dan, wat invloed de handel met de amten op de zeden der Franfchen hebben „ moet: als of het niet genoeg ware, dat het geld ons onnoemelijk veel gemaks vcrfchafte , „ is hetzelve in onze dagen zelfs de weg ge„ worden, die tot de eer, hoe dia ook moge ge,, noemd worden, opleidt, „ De regcering onder de Leenhccren plantte „ derzelver misbruik Hechts in hunne familiën „ voord, en de meeste opper-leenhoven vervle„ len bij het uitlterven van *maulijkc naksni.-Iiii„ gen wederom aan de kroon : maar bij den „ handel met de amten is alles veil : de iraéèm» „ deling wordt de opvolger van den amteuaar , „ die zijn amt aan hem voor een fom gelds ver,, koopt: dc rijke aankomelingen brengen nieuwe „ laagheden mede , en overtreffen daarin de ,, geenen, die hun amt uit armoede aan hun ver,, kochten: de Staat geeft bij deeze foort van „ regeering zijne magt even zowel uit de ha::- den , als bij die der Lecnheeren , fchoon de „ bezitters dezelve meer verzoekenderwijze ichij„ ncn te hebben: doch dit is een kruipende var„ waandheicl, die misleiden fterker gevestigd is.  44 STAATSOMWENTELING „ dan het onrechtmaatig geweld; want men weet niet, van welke zijde men haar kan aantasten, „ alzo de ftaatsgefteldheid, de algemeene rust, „ de vrijheid der Natie, de ftrenge rechten der „ juftitie daaraan verknocht zijn. ,, Door deeze aanhoudende vorkooping der ,, amten is het volk van al het medeftemmen in „ zijne eigene zaak, nog meer verffooken gewor„ den , dan ooit te vooren; want het getal van de geenen , die met elkander famenfpannen, ,, en een waakend oog daarop houden, dat het „ volk daarvan verftooken blijve , is in deeze „ dagen onnoemelijk, en zij onderfteunen de een „ den ander. „ Het eerfte , waarop een amtenaar , die heï „ door overerving geworden is, zig toelegt, be„ ftaat daarin , dat hij met zijne bediening alle „ de magt en voorrechten zoekt te verbinden , „ die bij mogelijkheid kunnen plaats hebben; op „ de voldoening aan zijn amt denkt hij nader„ hand, of ook in 't geheel niet. „ Door de verkooping van het ftaatsbefhmr ., is men bovendien ongemerkt gewoon gewor„ den aan alle de onrechtvaardigheden , welke „ bij de keus van amtenaaren kunnen gepleegd „ worden: men verwondert zig niet meer, wan» „ neer men menfehen zonder bekwaamheid ge~  IN FRANKRIJK. 45 „ wigtige amten ziet bekleeden: dé verwachting van in de amten optevolgen, is een algemeen recht geworden, en alle de misbruiken „ heerfchen even zo Kerk in de weinige vrije „ verkiezingen , die 'er nog voor den Koning zijn overgebleeven, als in de geenen, die om „ den fchijn zijne toeftemming vereilchen. „ De handel met de amten begon eerst bij de „ bedieningen der juftitie, welker waarneeming „ immers een foort van priesterdom fchijnt te „ weezen , en even zo eerwaardig en vrij van „ vuige Simonie behoorde te zijn, als het genot „ van geestrijke inkomften, welke men met zo „ veel zorgvuldigheid voor deeze fmet zoekt te ,, bewaaren: vandaar floeg dit misbruik over in „ de amten der politie , en eindelijk werd het onder de regeering van lodewijk. XIV al„ gemeen. " Een treurig tafereel! echter naar waarheid ge« fchetst; en dit is nog flechts een gedeelte der rampen , die Frankrijk tot nu drukten, en de groote en wezenlijke verandering , die thans fchijnt aanftaande te weezen , voorbereidden en noodzaakelijk maakten.  HENDRIK IV, Dc Italiaanfchc oorlogen werden in Frankrijk. gevolgd door dc burgerlijke religieoorlogen : bij buitenlandfche oorlogen vallen zelden veranderingen in de regeering voor, bchalven zodanigen , die door geldgebrek veroorzaakt worden; het koninglijk gezach is minder bepaald, en drijft de kwaadc lappen naar buiten; doch deeze voordcelen zijn op zig-zelvcn rampen, en geen middelen tegen dezelven : bij burgeroorlogen waggelt integendeel het gezach, maar de Staat wordt niet zo uitgeput, en deeze oorlogen eindigen gemeenlijk met een verandering van regeeringsvorm , te wecten , met vermindering of vermeerdering van de koninglijke magt. Een Koning, die de vader van zijne onderdaancn is, vermeerdert, zonder het Land te benadeelen, altoos het koninglijk gezach, hij moge deeze vermeerdering al of niet beöogen, hij moge binjicnlandfche of buitenlandfche oorlogen voeren: mogten toch de Koningen hun wezenlijk voordeel behartigen: hendrik deed zulks: ten einde dc verwoestingen des oorlogs weder goedtemaaken , deed hij de aanzienlijkften des Rijks te Rouan vergaderen : hij begaf zig derwaards en fprak niet zo zeer als Koning, dan wel als Vader en Burger : ,, Ik heb u bijéén doen komen, " zeide hij, „ niet opdat gij u blindcling aan mij-  STAATSOMWENTELING IN FRANKRIJK. 47 „ nen wil zult onderwerpen, maar om uwen „ goeden raad te verneemen, te omhelzen en in„ tevolgen, met één woord, om u mijne voog„ den te maaken. " Hij begunftigde zijne voorige geloofs-broederen, de Hugenooten, door het bekende edict van Nantes, en met hetzelve zijn Rijk met een fterke (leun, met rust en welvaart; hij Mond der Geestlijkheid vergaderingen toe, om dc vervallene kerklijke tucht wederom te herftellen; hij verklaarde zig voor haare. gevolmagtigden op deeze wijze: „ Mijne Heeren! gij klaagt met „ recht over verfcheidene misbruiken; ik ben 'er „ dc oorzaak niet van ; ik heb ze gevonden, „ maar ik zal u onderfteunen in dezelven afte„ fchaffen: tot hier toe heeft men u met zoete ,, woorden gepaaid, ik zal mijne beloften nakomen ; gij zult vinden , dat ik onder mijnen verfleeten en beftooven reisrok van binnen ge„ heel goud ben." De bezolding der armée had de fchatkist uitgeput ; en om deeze weder te vullen, dankte men de eerde af: de zuinigheid van sul lij vergoedde de landverdervelijke verfpillingen der voorige regeering: toen het beftuur der financiën aan deezen braaven ftaatsdienaar werd opgedraagen, was de Staat met 330 millioenen fchulden bezwaard; een verbaazende forn in eenen tijd, waarin de goud-mijnen van Mexico en Peru naauwlijks bekend waren, en haare fchatten over Europa nog  4§ STAATSOMWENTELING «iet verfpreid hadden : een vcrftandige huishouding, een behoorelijke verdeeling der belastingen waren de bronnen van den wederkeerenden overvloed, en hielden de fchraapzucht der uitzuigers van den Staat in toom : zijden - porcelein- en glasfabrieken werden aangelegd en tot volkomenheid gebragt: de buitenlander kocht nu in Frankrijk, 't geen hij weleer gewoon was, aldaar te ver* koopen; men haalde nieuwe gebouwen op; de Pont-neuf werd voltooid; de koninglijke huizen werden met verrukkelijke tuinen 'verfraaid ; en ondanks alle deeze uitgaaven was sullij niet alleen niets fchuldig , maar had zelfs nog een overfchot van 60 millioenen in de Bastille liggen — welk een Staatsdienaar! L O D E W IJ K XIII. Onder de regeering van deezen Koning werd in het jaar 1614 de laatlte rijksdag gehouden : fcdert dien tijd zijn de algemeene Standen niet eerder weder vergaderd geweest , dan thans : een gewigtige , hoewel beroovende ftap ter vermeerdering der koninglijke magt! De Maart- en Mai-velden, Weleer zo belang" rijk, ondergingen veianderingen, of fchooten takken, die in de Franfche gefchiedenis bekend ftaan tinder den naam van Parlementen, Hofgerichten, Vergadering der algemeene Handen,en vergadering der  IN FRANKRIJK, 49 der aanzienlijkden van het Rijk, en die, eenigen meer, anderen minder, zowel eene onderlinge gelijkvormigheid hebben, als ook gelijken naar dat geenen wat men in andere landen Rijks- en landdagen noemt. Parlement betekent thans in Frankrijk , ten miniien naar het denkbeeld van het Hof, gemeenlijk het hoogde gerechtshof, alwaar geestlijke en wereldlijke rechters , zonder zig op hooger rechtbank te mogen beroepen, uit naam van den Koning , en uit hoofde van 's Konings gezach , even alsof dezelve tegenwoordig ware, de rechtvaardigheid handhaven : zodanige Parlementen zijn 'er twaalf in Frankrijk: te Parijs, Touloufe, Grenoble, Bordeaux, Dijon, Rouen, Aix, Rennes, Pau, Mets, Befanfon en Douai; zij volgen hier zo op elkander, als zij ontdaan zijn: het Parlement te Parijs is het oudde en aanzienlijkde, was in den beginne het eenigde van het geheele , Rijk, en wordt bij uitdek over 't algemeen het Parlement genoemd: de overigen zijn naar dat model ingericht. In oude tijden had elke Nationaale vergadering haare bijzondere gevolmagtigden , die bedonden uit de voornaamde geestlijke en wereldlijke leden , en genoegzaam het geheime Kabinet des Konings vormden: de Koning $ zegt men onder' anderen van pipin, in de jaaren 727 en 754, Vef- I. be el» jD  5ö STAATSOMWENTELING gaderde de Natie en raadpleegde de Grooten: nadat tegen het einde van den tweeden koninglijken ftam , de ftand der Vrijen allengs verdweenen was , werden de Nationaale Vergaderingen bijna door niemand bezocht, dan door onmiddelijke Leenmannen der Kroon, aanzienlijke Prelaatcn, en anderen, die uit de Geestlijkheid en den Adel verkooren waren: dewijl deezen nu het Hof of den Pvaad des Konings uitmaakten, fmolten de bovengenoemde twee vergaderingen van tijd tot tijd in één , en deeze verééniging werd in de drie eerfte ecuwen van den derden koninglijken ftam voltooid : doch hoewel het koninglijk gerechts-hof van tijd tot tijd de zaaken aan zig trok, welke eertijds in de Nationaale Vergadering verhandeld werden, was echter het eerstgenoemde van eenen geheel anderen aart, dan deeze: het eerfte was door den Koning, de laatfte door de Natie aangelegd : in het eerfte werd niemand toegelaaten, dan dien de Koning daartoe verkoos; van de laatfte mogt niemand uitgellooten worden , „ die een Frank, en vrij was. In den beginne had het Parlement zijnen vasten zetel niet te Parijs; het veranderde van plaats; het volgde den Koning; dikwerf verkoos hetzelve ook een plaats naar maate de zaaken waren die verhandeld moesten worden: de Koning zond bijna alle jaaren Commisfarisfen, die Misfi dominici genoemd werden, in de Provinciën  IN FRANKRIJK. 5I rond, die verneemen moesten naar de wandaaden, waaraan de Grooten en derzelver amtenaaren zig hadden fchuldig gemaakt, en ten koste der Geestlijken, ook wel van anderen, rechtdagen houden, cn den Koning de noodige berichten geeVen moesten : deeze gezanten vergaderden op zekere tijden , over gewigtige aangelegenheden, bij den Koning, benevens de geenen die zijnen perfoon altoos verzelden, en als 't ware zijnen zittenden Raad uitmaakten: dit Werd dan genoemd een vol Ilofgericht, (Cours pientere,*) of het volle Parlement (Le plein parlement') , en werd gemeenlijk tegeri den tijd van groote feestdagen gehouden. De gewoone zittingen waren meestal flechts een verlenging of gevolgen van deeze volle Hofgerichten : toen naderhand het Parlement zijnen zetel te Parijs vestigde , werden 'er geene Commisfarisfen meer in de Provinciën rond .gezonden : met de overige Parlementen was het bijna even zrj gelegen. De vergadering der Grooten werd reeds lang te vooren Parlement genoemd, eer het Parlement een rechtbank werd : dit laatfte fchijnt niet dan tegen het jaar 1254 gefchicd te zijn : de zaak is niet voldongen , voor zo veel de gefchiedenis der Parlementen betreft, en 't is hier de plaats niet om zulks te onderzoeken : er ligt ons ook weinig aan gelegen* P a  5£ STAATSOMWENTELING Hoewel nu het Parlement eigenlijk en voornaamlijk flechts de hoogde rechtbank van het Rijk zij , is het echter thans mede nog een gedeelte der wetgcevende magt, als een Cour des Pairs: als zodanig een bevestigt, bekrachtigt en notuleert hetzelve de wetten en verordeningen , de oorlogs-verklaaringen en het fluiten van vrede door den Koning, en deezen zijn buiten bet eerde niet wettig ; doch kon de Koning zekerlijk het Parlement tot de toeflemming noodzaakcu , en heeft zulks ook dikwijls gedaan: het heeft derhalven Hechts voor den fchijn deel aan het daatsbewind , en dcszclfs invloed is zelden of nooit van eenig belang geweest: wel is waar, het heeft zig wel dikwerf tegen de onrechtvaardige en fchadelijke bevelen van het gemislcide en gemisbruikte koninglijk gezach krachtdaadig aangekant; het heeft zig liever willen laaten bannen, dan zijne toedemming geeven ; doch wat baatte dit alles, alzo deszelfs gezach, en in zekeren opzichte ook zijn bedaan, van 's Konings magt af■ bangelijk was , en van hem naar goedvinden aangedeld en vernietigd kon worden. De Standen van het Rijk hadden geen beter lot, federt dat hunne vergaderingen , tegen de oorfpronglijke inrichting aan , niet meer het werk van eene vrije Natie waren , maar afhingen van den wil der alte magtig gewordene Koningen, die dezelven beriepen, wanneer zij zulks goedvon-  IN FRANKRIJK. 53 den, en zig aan haare befluiten niet verder ftoorden , dan zij zulks met hunne belangens en het aanzien der Kroone overëenkomltig oordeelden: ondertusfehen worden de rechten daardoor niet vernietigd , dat zij gefchonden en vertrapt worden, en de Standen in Frankrijk hebben de hunnen , gelijk het geval thans wezenlijk is , na dat zij een langen tijd geen gebruik daarvan hebben kunnen maaken, wederom weeten te doen gelden. Philip de schoone was, gelijk reeds aangeftipt is, de eerfte, die eene vergadering van de drie Standen des Rijks bijéén riep, op de wijze, als zulks naderhand altoos gefchied is : dit gebeurde den 23ften Maart in het jaar 1301: de uitfchrijving werd gezonden aan de Baronnen, Aarts.bisfehoppen, Bisfchoppen en Prelaaten ; aan de Kathedraale Kerken , Academiën , Kapittelen eu Collegiën, om hunne gevolmagtigden te zenden; vervolgends aan de koninglijke Landvoogden en Amtenaaren der juftitie , dat zij de fteden haare vertegenwoordigers zouden doen verkiezen: 'sKonings oogmerk bij deeze vergadering was , om geld te bekomen; hij had zeer veel noodig zowel tot den oorlog in Vlaanderen als anderszins ; er moest eene nieuwe belasting opgelegd worden, en zulks dorst philip buiten toeftemming deiStanden, vooral van den derden Stand, niet 011derneemen : het volk was daarover te onvrede , en p h 1 l, 1 p moest hetzelve bevredigen , te meet » ï  54 STAATSOMWENTELING nog , dewijl hij de natie ook bij zijne gefchillen met Paus konifacius VIII, in zijne belangen, moest hebben. De Standen hielden verfcheidene zittingen in de kerk van onze lieve Vrouw te Parijs; philip was in perfoon daarbij tegenwoordig; zijn Canfelier (telde de bedoelingen des Konings voor; hij zou naamlijk verfcheidene misbruiken affchaflen, en vooral de inbreuken te keer gaan , welke de Paus op het tijdlijkc deed; hij was genoodzaakt, wegens den oorlog , veelc kosten te maaken, en verwachtte hulp van zijne onderdaanen: wanneer de volksftand in perfoon geene krijgsdienften deed, dan móest dezelve geld opbrengen : de Koning zelf begeerde, dat ieder Stand een belluit neemen, en hetzelve onder de gedaante van eene raadpleeging openlijk bekend maaken zoude. De Adel verliet de vergadering om te raadpleegen, vervoegde zig vervolgends weder op zijne plaatfe, en gaf den Koning de verklaring, dat men het befluit genomen had, om goed en bloed voorhem te zullen opofferen. De Geestlijkheid begeerde meer tijds, om de zaak rijplijk te overweegen; zulks werd haar geweigerd ; de Koning zelf vraagde haar , van wien zij hunne tijdlijkc goederen hadden, en waartoe zij ingevolge van dien meenden verpligt  IN FRANKRIJK. 55 te weezen? zij Hemden toe, dat zij hunne goederen van hem en zijne Kroon hadden ; dat zij zijnen perfoon, zijne kinderen , zijne nabeftaanden en de vrijheid van het Rijk moesten verdedigen ; dat zij bij de aanvaarding der groote rijks - leenen, waarmede de mcesten van hun bekleed waren, zig bij eede daartoe verpligt hadden , en dat de overigen , trouwheidshalve, zulks te doen fchuldig waren: tevens verzochten zij , dat het hun mogt veroorloofd worden , zig te mogen begeeven naar de groote kerklijke vergadering, die de Paus belegd had, het welk insgelijks werd afgellagen. Dc derde Stand gaf, knielende, een fmeekfchrift aan den Koning over, inhoudende een verzoek, dat hij de vrijheid van het Rijk ih Hand wilde houden : knielende ftelde ook de Prefident muon in het jaar 1615, den Koning de papieren van den derden Stand ter hand, en zeide daarbij, om de geenen, die hem gevolmagtigd hadden, in hunne rechten niet te verkorten , uitdrukkelijk, dat de Geestlijkheid en de Adel kwalijk deeden met hunne papieren fiaande over te geeven ; dat het een plegtige gewoonte was , welke van ouds af door de Grooten van het Rijk, door Prinfen en Bisfchoppen in acht was genomen , een knie voor den Koning te buigen, wanneer men hem naderde., D 4  S6 STAATSOMWENTELING Men ziet uit dit alles, dat deeze eerfte verga-, dcring der algemeene Standen geene voordzetting of herltclling van de Maart- en Mai-velden was; zij had noch dezelfde rechten, noch hetzelfde gezach ; zij had geene Item bij de wetgeeving; zij had over niemand, zelfs die met haar van éénen rang waren, te gebieden; zij zou alleen het werktuig weczen, waardoor het Hof de toeftemming der Natie tot nieuwe belastingen zocht te verkrijgen: dit nam evenwel langzaamerhand een anderen keer : naar maate de Koningen meer verzwakt waren, of den bijftand der Natie minder ontbeeren konden ; naar maate de vergaderingen vermenigvuldigden , en de leden daardoor meer gewoon werden een woordjen medetefpreekeu , ftond men aan dczelven vrijwillig, of door- den nood gepersd, meer van dc oorfpronglijkc nationaale vrijheid en meerder rechten toe: de uitfehrijving van den 2Sften December in het jaar 13.55, waardoor dc. Standen tot eene vergadering opgeroepen werden , toont, welke, magt zij reeds aan zig geëigend hadden : zij begonnen met 's Konings toeUemming te raadpleegen , 1.) over het getal der iroupeu , die tot den oorlog verëischt wierden ; 2.) over de lommen, ter betaalinge van de arme'e; 3.) over. de middelen, om deeze fommen te figten-, en over het bcltuur en het beftccden der openlijke kas: zelfs werden zij gevolmagtigd, om generaale ontvangers te benoemen , die het opzicht over 't geheel zouden hebben, en bijzondere  IN FRANKRIJK. 57 entvangers in ieder bisdom, die de belasting in prde brengen en den ontvangst bezorgen zouden*, welke benoeming de Koning echter na verloop van tijd .weder aan zig nam : insgelijks werd vastgellcld, dat de rekening van den ontvangsten uitgaave der openlijke penningen, zou afgelegd Worden, in tegenwoordigheid der Standen die; tot dat einde op gezette tijden zouden ver-, gaderen. De Standen hadden al mede geëischt, dat menverfcheidene misbruiken, die bij de regeering ingefloopen waren, moest affchaffen ; en de Koning maakte, om het geroep van zijn volk te fusfen , verfcheidene verordeningen aangaande de munten enz. als ook in verfcheidene dingen, belreffende de krijgstucht bij dc troupen. Nadat Koning johan-n-es door de Engelfchen gevangen was genomen, oordeelde de jonge Dauphin in deezen neteligen toeltand de vriend-, fchap der- Standen te moeten aaukweeken, en deed dezelven te Parijs vergaderen in de maand Mai 1356 , ten einde hem hulp en raad te geeven, zowel om den Koning fpoedig te bevrijden, als ook in deszelfs afweezigheid de. regeering waarteneemen en den oorlog te voeren: hij vond zig daartoe des te meer genoodzaakt, alzo hij nog geen hoogeren rang bekleedde, dan dien van Lieutenant-generaal des Rijks: de regeering werd D 5  58 STAATSOMWENTELING eerst een jaar daarna door het parlement plechtig aan hem opgedraagen. De Gevolmagtigden begeerden langer tijd om te raadpleegen; men ftond hun zulks toe, en nu vergaderden zij afzonderlijk in het FranciskaanerKlooster, in plaats van in de Parlements - zaal , die hen aangeweezen was : zij klaagden, dat de vrijheid van hunne raadpleegingen door de tegenwoordigheid der koninglijke Commisfarisfen, min of meer belemmerd werd , en de Dauphin riep deeze Commisfarisfen terug: men werd het ééns, dat vijftig Gevolmagtigden uit de drie Standen een plan ter hervorminge zouden opmaaken; men liet zig ook in, over den oorlog en de financiën. De Dauphin woonde de Vergadering bij: men begeerde geheimhouding van hem , waartoe hij zig niet wilde verpikten : „ In plaats van middelen tot 's Konings verlosfing uit de gevangenis te beraamen, bragten de Gevolmagtigden klagten in tegen de regeering " - die misfchien zeer gegrond waren — „ en wilden gebruik maa- „ ken van de tijdsomftandigheden" deeden zij wel kwalijk? kan dc voorzichtigheid wel eenen anderen weg inflaan , wanneer zij een overhecrend en gemisbruikt gezach wederom binnen de behoorelijke paaien brengen wil? — „ten ein„ de de koninglijke magt op eene onrechtvaar-  IN FRANKRIJK. 59 „ dige wijze te fnuiken" — maar indien nu het koninglijk geweld grooter en drukkender geworden ware, dan het, ik wil niet zeggen naar de natuurlijke billijkheid , maar naar de oorfprongiijkc ftaatsgefteldheid , eigenlijk behoorde te zijn? — „ zij dcedcn verbazende cifchen, die „ den Dauphin zodanig mishaagden, dat hij het ,, antwoord lang trachtte te ontwijken:" doch zag hij zig eindelijk door de omftandigheden in de noodzaakelijkheid gefield, om hun alles toe-» teftaan wat zij begeerden. De Koning, die reeds met de Eftgelfchcn een accoord had geflootcn , liet te Parijs bekend maaken, dat de fchatting, door de Standen bewilligd , niet zou ingevorderd worden , en verbood dc Standen te vergaderen ; doch vermits de ontvangers der Standen meester waren van liet geld, vond de Dauphin zig genoodzaakt, om eene vergadering toeteftaan: in het jaar 1357 werden nog twee andere vergaderingen gehouden , waarop de Adel , in de belangens van den Dauphin overgehaald, niet verfcheen : van de andere zijde poogde de Dauphin de fteden wantrouwen tegen den Adel inteboezemen , ten einde bcidedeeze partijen zig niet mogten veréénigen. Sedert den tijd, dat de Dauphin het rijksbewind in handen had gekreegen, liet hij niet na, de Standen op verfcheidene tijden, zowel tot  6o STAATSOMWENTELING algemeene , als bijzondere Vergaderingen opteroepen. „ Doch de wanvoegelijkheid" — ongetwijfeld noemt dc tegenpartij dezelve vrijmoe* digheid — „ welke in het jaar 1358 in het ge* „ drag der Standen te Parijs doordraaide , was „ de klip, waarop de magt verbrijzelde, die zij zig in de tijden van onrust hadden aangemaa„ tigd : van deezen tijd af vergaderden zij zo „ dikwerf niet meer, en zo het al gefchiedde , „ mogten zij niets anders doen, dan het een of „ ander voorftellen." Het behoort niet tot ons bellek, alle vergaderingen der Standen, die vóór en. na deezea tijd gehouden werden , optetellen en te befchrijven; wij gaan terftond over tot de laatfte, welke in het jaar 1614 te Parijs belegd werd, en wei verdient breedvoeriger befchreeven te worden. De Koning had belast, dat de Geestlijkheid bij de Augustijnen, de Adel bij de Franciskaanen, èn de derde Stand op het Stadhuis vergaderen zoude; doch dc twee laatstgenoemde Standen verzochten., dat het hun mede mogt vergund worden, bij de Augustijnen te vergaderen, opdat de drie Standen met elkander konden raadpleqgcn , 't yvelk ook toegeftaan werd. » De kamer der Geestlijkheid beitond uit honderd en veertig perfoonenonder welken vijf Kardinaa-  IN FRANKRIJK» 61 len, zeven Aartsbisfchoppen en zeven-en-veertig Bisfchoppen waren; en de kamer van den Adel uit honderd en twee-en-dertig Edellieden: de burgerlijke , met den voorzittenden Burgemeester van Parijs, (Prévêt des marchands,) aan het hoofd, had honderd en twee-en-tagtig Gevolmagtigden, allen amteuaaren der juftitie en financie. De Vergadering der Standen werd den 27flen Oftober, na een driedagig vasten en eenen plechtigen omgang geopend : zij kwamen bijeen in de Louvre, in de groote zaal van het Hotel de Bourbon : de Koning zat op eenen troon onder een verhemelte van paars fluwel, overal met goudene leliën vcrcierd : aan zijne rechterhand zat de Koningin Moeder, en naast haar elisabeth, eerfte dochter van Frankrijk , verloofd aan den Prins van Spanje, als mede de Koningin margaretha : ter linkerhand van den Koning was Monfieur , zijn eenige broeder, en cnristin a, tweede dochter van Frankrijk: de Opperkamerheer was aan 's Konings voeten, de Opperhofmeester en de Cancelier aan het einde van de voetbank, de Marfchalk de souvre, de Hoofdlieden van de Garde en verfcheidene andere perfoonen onmiddelijk achter de koninglijke familie: de Prinfen, de Kardinaalen, de Hertogen waren aan beide zijden geplaatst; aan de voeten van den troon ftond de tafel voor de Staats-fecretarisfen ; aan derzelver rechter - zijde Honden dc  62 STAATSOMWENTELING Staatsraaden van den langen tabbaard, (Confeillers d'état de robe longue,) en de Request-meesters, (Maitres des requêtes,) en aan de linker-zijde de Raaclen van den korten tabbaard, (Confeillers de robe courte-f) onmiddelijk achter deezen, Honden de banken voor de Gevolmagtigden der drie Standen : de Geestlijkheid plaatlte zig aan de rechter- de Adel aan de linker - zijde, en de derde Stand achter deezen. De Koning zeide met Weinige woorden , dat zijn oogmerk was , om de klagten zijner onderdaancn te hooren en hunne bezwaaren wegte* neemen: vcrvolgends fprak de Cancelier van den tocftand der zaaken: daarop belastte de Koning hem, de Gevolmagtigden kennis te geeven , dat Zijne Majefteit hun de vrijheid gaf, hunne klagten en eifchen fchriftlijk overtegeeven , beloovende, gunftig daarop te antwoorden : de drie Staaten deeden ieder eene aanfpraak aan den Koning; de Gevolmagtigden van de Geestlijkheid en den Adel, ftaande en met een ontbloot hoofd; doch de Burgemeester van Parijs, uit naame van den derden Stand, knielende , gelijk te vooren reeds aangemerkt is; en daarmede eindigde de eerfte zitting. In den tijd, die tusfehen deeze en de volgende zitting verliep, nam het Hof zijne maatregelen, om verdeeldheden onder de Gevolmagiigden der  IN FRANKRIJK. 63 onderfcheidene Standen aanterechten • het wendde naamlijk zijne poogingen aan, om eiken Stand te beweegen, zodanige voorftellen ter hervorminge te doen, die men wel voorzag, dat de overigen zig daartegen zouden verzetten : vooral trachtte men de eifchen van den derden Stand tegentehouden; want deezen befchouwde men als dien, die het minde zou overgehaald kunnen worden. Voor de tweedemaal vergaderde men den Adert November : de Geestlijkheid begeerde , dat de Trentfche Kerkvergadering openlijk zoude bekend gemaakt worden, alzo niet alle befluiten van dezelve door de Gallikaanfche Kerk omhelsd werden : de Adel drong aan op het affchaffen der Paulette , eene belasting, welke van de ervelijlc aangekochte bedieningen der juffitie en financie, jaarlijksch moest betaald worden, zo men het erfrecht op dezelven niet zou verbeuren , en die den naam draagt van haaren uitvinder en eerden pachter: de derde Stand eischte vermindering van belastingen en van de jaarlijkfche pennoenen. De Academie te Parijs begeerde zitting en ftem in de kamer der Geestlijkheid , en leverde hieromtrent een voordel in ; doch dit werd verworpen, omdat hetzelve niet eenpaarig door de vier faculteiten vervaardigd was , die onderling verdeeld waren.  64 STAATSOMWENTELING Hieruit nam de Adel en cïe Geestlijkheid aardeiding , te eifchen, dat de Academiën hervormd, en ce Jcfuïtcn bij de Academie te Parijs tocgelaaten zouden worden , onder anderen ook onder de voorwaarde , dat zij zig aan de wetten dcczer Academie moesten onderwerpen ; maar 'er werd niet ingetreeden; want de Jeliü'ten weigerden de voorwaarden, welke men hun voorfchreef, aanteneemen. Vcrvolgends begeerde men de voltrekking van 's Konings huwelijk met de Infante , en van het huwelijk van Madame elisabetii van Frankrijk, met den Prins van Spanje. De drie Standen waren in verfcheidene Hukken * verdeeld , 'doch in één Huk verëenigdcn zij zig allen, en dit was, dat 'er een kamer zou opgericht worden , om de trouwlooze beftuuring der financiën te onderzoeken - maar de Koningin wist deezen voorflag te ontduiken. Een andere, voor het koninglijke huis aangenaamer voorflag,werd door den derden Stand gedaan: deeze was, dat de voordgang van een verdervelijk gevoelen, 't welk zig federt ecnigen tijd fcheen te verfpreiden , gefluit moest worden: dit gevoelen ftamde af van de Jefuïten en betwitstte de oniifhangelijkheid der Koningen in wereldfche zaaken. Het  IN FRANKRIJK. 65 Het voornel van den derden Stand, hiertoe betrekkelijk , het eerite van de geenen, die deeze Stand deed, kwam daarop uit, dat de Koning verzocht zou worden, in de Vergadering der algemeene Standen als een onfchenbaare grondwecvan het Rijk te doen vastftellen, dat de Koning als Souverain van Frankrijk erkend werd ; dat hij zijne magt alleenlijk van God had; dat geene magt op de aarde , het zij geestlijk of wereldlijk , een recht had, om hem van zijn Rijk te berooven, noch ook, om wat reden het ook zijn mogt, zijne onderdaanen van de hem toekomende trouw en gehoorzaamheid te ontflaan; dat alle Franfchen zonder uitzondering deeze wet als heilig , overëenkomfh'g met de waarheid en het woord van God moesten aanneemen, en wel zonder dc minfte dubbelzinnige onderfcheiding of bcpaaling; dat dezelve door alle Gevolmagtigden der algemeene Standen, en in 't vervolg ook door alle geestlijke amtenaarcn en Magiftraaten van het geheele Rijk , vóór dat zij hunne geestlijke en wereldlijke bedieningen zouden aanvaarden , moest bezwooren worden ; dat het tegenövcrgefteld gevoelen zowel als dit, het welk toelaat, de Souverainen te dooden, te onttroonen, regen dezelven, om welke redenen het ook zijn mogt, opteftaan, voor valsch, godloos, verfbejelh'k en ftrijdig tegen de gefteldheid der Franfche monar* chij, die onmiddelijk van God alleen afhing, zou verklaard worden; dat alle boeken , die dit kwaa- I. DEEL. £  66 STAATSOMWENTELING dc gevoelen zouden inhouden , als oproerig en flrafw-aardig moesten befchouwd worden enz en eindelijk, dat deeze w# in dc hoogde gerechtshoven en in alle ondergefchikte rechtbanken moest voorgclcezcn worden , ten einde dezelve overal bekend en heilig naargekomen worden mogt. De aankkevers van het vcrdcrvclijk gevoelen, 't welk".in dit voordel veroordeeld werd, kwamen zo fierk voor de zaak uit, dat zij de Gevolmagtigden van de Geestlijkheid en den Adel overhaalden om zig onder verfcheiden niets-beduidende voorwendfelcn tegen dit voordel te verzetten, opdat het niet mogt doorgaan: zij zeiden, b-j voorbeeld dat het , indien men deeze wet bekend maakte , wel ichijnen kon , alsof men de onafhankelijkheid der Kroon in twijfel had getrokken; ook°meende men, dat de eendragt, dietusfenen den Koning en den heiligen Vader P^W* daardoor zou geftoord worden , het welk hgthjk eene fcheuring in de Kerk konde vcróorzaaken. " De Kardinaal du perron, die van de Geestlijkheid gevolmagtigd werd, om dit voorhel m de kamer van den derden Stand te bcdnjaen, gmg DOg verder: hij ftemde wel toe , dat niet e ke oorzaak veroorloofde, om de Koningen te dooden, en dat onze Koningen al het recht der wereldlijke Souverainiteit in hun Rijk hadden; hij beweerde echter, dat de Helling, alsof 'er geen geval plaats  IN FRANKRIJK. 6? kon hebben, waarin de onderdaanen van den aan hunne Vorften gcdaanen eed van getrouwheid konden ontflaagen worden, flechts als een onbefliste Helling moest worden befchouwd: de voorzitter van den derden Stand, muon, verdeer digde dc door den Kardinaal aangerande Helling: onde.rmsfchcn gelukte het den Gevolmagtigden der twee overige Standen , om dit voorHel , 't welk de derde Stand gedaan had, in de befluitcn te doen uitrocjen en een ander in de plaats te Hellen, alleenlijk behelzende, dat de Geestlijkheid de onderneemingen tegen den gcheiligden perfoon der Koningen, om welke redenen, en onder wat voorwcndfel. zulks ook mogt gefchieden, verfoeide, en dat, ten einde het kwaade gevoelen, waarvan gefprooken werd, te verdelgen, de Koning zou verzocht worden , om de vijftiende zitting der Kerk-vergadering van Konftants in zijn Rijk te laaten bekend maaken. Dc kunftenarijen, die men gebezigd had, om het artijkel door den derden Stand voorgeflagen, in de befluiten te vernietigen, jaagden het Parlement in het harnas : De Lieden des Konings, (Les gens du Rot,) aldus noemt men de Parlements-leden, die aangefleld zijn, om over de rechten van den Koning en van den Staat over 't algemeen een waakend oog te houden — Helden in hunne fchriftlijke verzoeken voor, dat het een Van quds af in Frankrijk omhelsde Helregel was, E 3  68 STAATSOMWENTELING dat de Koning in de wereldlijke zaaken van zijn rijk niemand boven zig erkende , dan God alleen; dat geene magt, hoe genoemd, het recht had , om 's Konings onderdaanen van den ëed van getrouwheid en gehoorzaamheid te ontÖaan, noch hem zo weinig voor altoos als flechts voor eenen tijdlang van zijn Rijk te berooven, doch nog veel minder uit hoofde van openlijk of geheim gezach, den geheiligden perfoon des Alleenheerfchers te fchenden, of een fchending van denzelven toetelaaten ; in gevolge van dien begeerden zij, dat de voorige befluiten, hiertoe betrekkelijk , op nieuws door alle gerechtshoven openlijk zouden bekend gemaakt worden, om deeze grondwetten in Hand te houden ; waarop het Hof een bevel liet afkondigen, 't welk volkomen aan deeze fchriftlijke verzoeken beantwoordde. De onëenigheden, door dit geval onder de Gevolmagtigden der Standen veroorzaakt, hadden ten gevolge, dat men haast maakte met de befluiten overtegeeven , om de Vergadering te doen eindigen: zulks gefchiedde den a6ften Februarij in het jaar 1715 , met dezelfde plechtigheid , waarmede dezelve geopend was. Van deezen tijd af vond de eigendunkelijke magt der Franfche Regeering bij de Standen flechts eenen flaauwen tegenftand , maar daarën-  IN FRANKRIJK. 69 tegen in den Kardinaal richelieu eenea magtigen voordander. LODEWIJK XIV en LODEWIJK XV. Deeze twee Koningen voltooiden dat geene , 't welk nog aan de eigendunkelijke magt ontbrak: de eerde had, door het geluk hoogst beguöftigd, eenige ichitterende hoedanigheden 4 waardoor hij den naam van den grooten verwierf: aan iemand, die gewoon is de waare grootheid van eenen Koning en Man in fredrik den eenigen te bewonderen, moet hij noodzaakelijk zeer klein voorkomen: zonder een wonder kon hij ook onmogelijk anders zijn , dan hij was : veelmeer is het te bewonderen, dat hij niet nog meer eigenliefde, eerzucht en despotismus koesterde , dan wij bij hem ontdekken: zijne vleiers hadden waarlijk de fchuld niet: deeze deldcn alle kondenarijen in 'twerk, om hem in den grond te bederven • onder anderen wist een van deeze Heeren , naamlijk de Hertog van antin, de kunst van Vorden-zielen te vergiftigen, tot een hoogte te brengen, die ongeloovelijk fchijnt, waarvan men vóór en na zijnen tijd mogelijk geen voorbeeld zal kunnen vinden: hij deed, onder anderen volgends zijn eigen gezegde, fomtijds dandbeelden fchuin dellen, opdat de Koning onder liet wandelen de verdiende mogt hebben,,,, van optemerken, dat zij niet rechtop donden; hij liet eens E 3  7o STAATSOMWENTELING bij den nacht een laan van zwaare boomen omver hakken , dewijl de Koning gezegd had, dat dezelve geen aangenaam gezicht aan het oog opleverde : toen de Koning des morgens ontwaakte en verwonderd ftond , de laan niet meer te zien , vraagendc : waar toch dezelve gcbleevcn was ? antwoordde de Hertog: „ Sire! zij heeft 't met „ weder durven waagen, zig aan u te yertooncn, „ omdat gij 'er geen bchaagen in had:" Op eenen anderen tijd moest een bosch, voor het kasteel te Fontainebkau (taande , waardoor het uitzicht min of meer belemmerd werd, hetzelfde lot ondergaan: de Hertog liet alle.de boomen even boven den wortel bijna doorzagen ; men hechtte touwen aan eiken boom, en meer dan twaalfhonderd menfehen Honden gereed, om de boomen op een gegceven fein omver te haaien : toen de Koning cons aldaar wederom wandelde, en te kennen gaf, hoe zeer dit kleine boschjen hem mishaagde, zeide de Hertog, dat het vallen zou op het oogenblik , wanneer Zijn Majefteit zulks zou beveelen: de Koning gaf het bevél, de Hertog fluitte, en het bosch viel. De Hertogin van mw-mW^w 't gezelfchap zijnde,riep met verbaarin? uit i „ Groote God ! indien de Koning s, onze Hoofden had geëischt, dc Heer van an, „tin zou dczelven even zo afgerukt hebben. De groote lodewijk heeft niet minder, dan Igtfe* duizend milUoenen üvres — verkwist *  IN FRANKRIJK. zo wij de waare uitdrukking mogen bezigen : want wat heeft hij" daardoor gewonnen? eenen bedricgelijken glans voor zig en zijn volk,doch geen wezenlijke, duurzaame grootheid en magt: hij liet vierduizend en vijfhonderd miïlioenen livres fchuldcn na, volgends de tegenwoordig gangbaare munt gerekend : wat baat het toch een zo zeer bezwaard volk, dat zijn veertienden lodewijk, de Groote genoemd wordt; dat hij in zijnen tijd onder de Koningen dc eerfte, ten minden de luisterrijkde rol in Europa, of mogelijk zelfs wel op den gehcclen aardbodem fpeefde; dat hij dc grenzen van zijn Rijk, hetzij dan met recht of met onrecht, uitbreidde; dat hij den dwaazen droom dei' Franfchen van Frankrijks algemeene heerfchappij over de aarde op nieuw wekte en voedde ; dat hij ftroomen bloeds Hortte, om eenen Franfchen, Prins op den Spaanfchen troon te handhaven; dat hij Duitschland en vooral dc Palts om niet met al, verwoestte; dat hij ter befcherminge der recht-? zinnigheid zijne Dragonders wapende en Frankrijks voedende kunften en getrouwe burgers van den Staat, naar vreemde Landen deed verhuizen; dat onder zijne regeering Europa eerst dc Franfchen begon nateaapen; dat hij, niet voldaan met het groot aantal van inlandfche vleiers, voor het zweet en bloed zijner onderdaanen ook buiten zijn land lofredenaars kocht; dat hij de verdervelijke Franfche flaatkunde, om overal het water troebel te maaken, ten einde des te beter daaria E 4  ?2 S ; AATSOMWENTELING te kunnen visfchen , zo niet uitvond, nogthara volkomen in ftand bield, en door zijn voorbeeld tot bederf' van Europa aankweekte ; dat hij de hoogfte rechtbank van zijn Rijk, welks voorrecht, om den Alleenheericher menigmaal tegen te fprceken door de grijze oudheid gewettigd was, zeer onbetaamelijk en 1'nood behandelde; dat hij eindelijk op zijn fterfbed, toen hij anders niets meer hooren kon, de ftem van zijn klaagend volk met berouw en wroeging van geweeten hoorde, en eene boete deed, waardoor het arme volk niets kon verbeterd worden : trouwens , de Franfche Natie heeft de gewaande grootheid van dien l odewijk, waarop zij zo trotsch is, en het wezenlijk verlies van het overfchot eener vrijheid , welke zij thans met nood en kommer tracht te herftellen, voor vierduizend en vijfhonderd mil-lioenen fclmJden, den verbaazendeu nafleep van Jandverdervelijke gevolgen deezer fchulden medegercRcnd, veel te duur gekocht, Dc fchulden moesten betaald en de luister des Rijks in ftand gehouden worden; bedoelingen, die zig niet wel laaten veréénigcu, gelijk ieder weet , die in hetzelfde geval is : verkiest meu daarenboven nog zodanige middelen, gelijk men in Frankrijk, en helaas! in vecle andere Staateo doet; is de uitvoering in zulke handen, die door geen verftand beüuurd, maar veeleer door verkeerdheid en velerhande hartstogten misleid wor-  IN FRANKRIJK. 73 den : dan kan natuurlijker wijze noch het één noch het ander oogmerk bereikt worden , en er moet noodzaakelijk zulke eene verwarring ontdaan , als wij federt verfcheidene jaaren in Frankrijk ontwaard hebben , waardoor een Rijk aan den oever des verderfs gebragt, en onvermijdelijk vernield wordt, zo het niet zelfs in de gevaarlijkde crifis , die er eindelijk uit ontdaan moet, en die thans wezenlijk in Frankrijk ftand grijpt, op eene onverwachte wijze wordt behouden. Wilt gij , waarde Leezer! eene fchets in het klein hebben van 't geen gij in 't groot misfehien niet geheel, of tog niet op eenmaal durft onderneemen te overzien, dan del u een rijk man voor, die, gelijk men het noemt, een groot huis bouwt: de bronnen van zijne inkomften zullen in haaren aart rijk zijn en nimmer uitdroogen ; maar hij vergast de geheele dad en daar te boven ook alle doorreizende vreemdelingen , van den Vorst af tot den landlooper toe; hij fpeelt een verbazend zwaar fpel, en bepaalt zig daarbij niet tot kaart en teerling; hij gedoogt niet, dat een huis hem in pracht en verkwisting overtreffe of zelfs evenaarte ; daar is geen bedorven Groote, voor wiens handen zijne beurs niet geopend is ; geen windrig ontwerp , dat hij niet , door zijne grootschheid aangezet , onderdeunt; geen goudmaaker , die niet geheele fommeu van E 5  74 STAATSOMWENTELING zijn vermogen den fchoorfteen uitjaagt; geen geestenziender, die hem niet de oogen verblindt: wat deeze hem laaten, ontfteelen hem de vrouwen, van Zijne echtgenoote af tot de laage huurlinge toe, of, gelijk'men in Frankrijk zegt, de la regence jusqu'aux dindons; en opdat deeze niet te veel in haar nest fleepcn, neemen zijne oprichters en dienaaren, die hem rekeningen voorleggen , welke hij niet verftaat en zelfs niet eens doorziet, hun deel vooruit: deeze Heeren verwarren hem mede nog in geld-verflindende nimmer-eindigende pleitgedingen; drijven met zijne goederen in alle de werclddeelen eenen uitgeftrekten handel, die voor hem weinig opbrengt , en maaken door hunne verdrukkingen zijne onderzaaten tot bedelaars, die , gelijk de bedelaars, gemeenlijk in 't geval zijn van eene menigte kinderen te hebben; want de echtlijke omhelzingen dienen hen, zo zij zeggen, voor brood, waaraan zij zo menigmaal gebrek lijden: kan men het der familie wel kwalijk neemen, wanneer zij zig eindelijk de zaak aantrekt, en redt wat nog te redden is , en wanneer zij, ten einde den harsfenloozen bezitter van zulk een aanzienlijk vermogen te beveiligen , dat hij niet in het hospitaal fterve, bezorgt, dat hij, om zo te fpreeken, ftads-kind gemaakt wordt. Maak daarvan, geachte Lcezer! met een grijntjen zout, gelijk van zelf fpreekt — de toepasling op Frankrijk, dan kent gij deszelfs toeliand,  IN FRANKRIJK. 75 zo als dezelve federt ruim anderhalf eeuwen geweest is, en tevens den grond en de aanleiding tot de tegenwoordige beweegingen in de groote Nationaale familie van dit land. Onderfteld eens, dat de volksmenigte in Frankrijk federt het begin van deeze eeuw, van negentien, tot vijf-en-twintig, en het gereede geld federt het jaar 1720, tot nu toe, van twaalfhonderd tot tweeduizend millioenen aangegroeid; dat de koophandel in deezen tijd verdubbeld is;  IN FRANKRIJK, 93 neer men op zijne eigene wieken drijven moet? Jammer is 't maar, dat de wereld ons in dezelfde maat onttrekt, waarin wij ons zeiven toevoegen: zulks heeft necker mede ondervonden en ondervindt het nog: de voorzichtigheid eischt van zig zeiven te zwijgen: ondertusfehen heeft tot hier toe nog niemand met grond de zuiverheid van 's mans bedoelingen verdacht kunnen maaken, noch hem de voortreffelijkfte kundigheden, betrekkelijk de behoeften van den Franfchen Staat, en de middelen om dezelven wegteneemen, kunnen betwisten, alhoewel men hem befchuldigd heeft, misgerekend te hebben, of te recht ofte onrecht —zulks moet de tijd leeren. Necker wil, dat bij het beftuut der geldmid* delen , gelijk bij het (taatsbewind over 't algemeen , alles eerlijk toega : hij denkt hieromtrent geheel anders, dan de Minister der Financiën, e meri, in het midden der voorige eeuw: deeze beweerde openlijk in de Staatsvergadering: „ dat trouw en geloof alleen voor de Koop,, lieden waren, en dat de Maitres des requêtet „ verdienden geftraft te worden, wanneer zij zig ,, daarop beriepen als eenen grond, naar welken „ zij in koninglijke belangen te werk gin„ gen." Vervolgends wil necker, dat alles, wat de financiën betreft, in 7 openbaar behandeld worde:  SA STAATSOMWENTELING wat heeft men ook noodig geheim te houden,wan* neer men oprecht te werk gaat? hierom heeft hij immers openlijk, voor de oogen der geheele wereld, van zijn beduur der geldmiddelen den Koning rekening gedaan? Ook wil necker, dat 'er niets willekeurig. en naar despotieke grondbeginfelen gefchiede 5 maar dat de Natie in haar natuurlijk en weleer indedaad van baar uitgeoefend recht, om door haare vertegenwoordigers medetefprceken , 't welk het Hof haar tot nu toe op een onrechtmaatige wijze ontnomen had, weder herdeld worde. Wijders dringt necker daarüp aan, dat dc Minister der Financiën door het provinciaale beduur onderfleund worde : het goede , zegt hij, dat in iedere Provincie ter verlichting van het arme volk , ter vernietiging der onrechtvaardigheden , tot eene billijke en doelmaatige verdeeling en invordering der belastingen geleideden kan, moet voor het grootde gedeelte het werk zijn van een beduur, het wel.k met de plaatslijke kundigheden de bovengenoemde iniddeieu der overrceding paart, welke een gevolg zijn van een openbaar onderzoek. De Munster der Financiën kan alles Hechts van verre zien; hij heeft naauwlijks zo veel tijds, dat Idj den droom der bezigheden volgen, of zig in het groot met de zaak bemoejen kan ; en omdat hij alle oogenblikken vreest, te veel te zullen waagen, laat  IN FRANKRIJK. hij zig met niets in, dat met zwaarigheden verknocht is: de geen-en van de Opperrechters (Intendanten : het is bekend , dat federt de tijden van lodewijk XIII. iedere Provincie eenen Opperrichter heeft, dat deeze als de Stadhouders der Provinciën kunnen befchouwd worden, en dat zij hier en daar in een groot aanzien zijn;) de geenen van deeze Heeren, die den goeden wil en het ver^ eischte doorzicht hebben , om het uittevoeren , mijden ook alles, wat tegenftand of onderzoek kan veroorzaaken, en zij hebben nog meerder gronden tot dit gedrag, dan de Minister der financiën, alzo zij minder magt in handen lubben , cn meer opperhecren ontzien moeten: daarenboven kun men wel beweeren, dat de denkbeelden , welken ter vermindering der eigendunkelijke magt kunnen medewerken , over 't algemeen geenzins van de Opperrechters afkomdig zijn; want juist dit eigendunkelijke vermeerdert hu:incn invloed, eu kweekt den vyensch en de noodzaakelijkhcid aan, om hun te behaagen. Eindelijk wil necker, dat 'er paaien gefteld worden aan de verkwisting en de weelde van het Hof, op dat deeze grondlooze kolk niet meer, gelijk tot dus verre , de fchatten van den Staat verflinde, of het merg des Lands inzwelge. Indedaad , de man wil niets , dan 't geen 's Lands welvaart bevordert, en indien dat geene  05 STAATSOMWENTELING werd te werk gefield , wat hij wil; dat zo veele braave mannen met hem ijverig wenfchen en 'er hun werk van maaken, dan zou. het welhaast in Frankrijk zeer goed gefield zijn* . N ecker bereikte geduufende zijii eerfte beliUur der geldmiddelen voor een gedeelte zijn oogmerk met het provinciaale bewind : het werd in het jaar 1770 in de Provinciën Berry, Ópper-Guyenne en Dauphiné, in 1780 te Bourbonnois ingevoerd ; doch eigenlijk greep hetzelve flechts op den duur in de twee eerstgemeldeProvinciën Hand: de Collegiën, zo men ze aldas gebeft te noemen , die dit beftuur bezorgen; worden Jsfembléesprov'mciales, of provinciiiale vergaderingen, genoemd* Het Parlement kantte zig tegen deeze weldaadige inrichting aan, het moest overftemd worden, en zulks kon niet gefchicdcn, dan door de Natie zelve: deeze werd tot dat einde opgeroepen, oni haare bijzondere Gevolmagtigden van haare Verte* genwoordigers, in de Janzienelijk/len (Notableri) in het begin van het jaar 1787 te vergaderen, en het gevolg daarvan was, dat de provinciiiale vergaderingen in alle Generaliteiten, die geene Landftanden meer hebben, werden ingevoerd. Dit was het eenigfte goede niet, het welk deeze vergadering der Aanzienlijkflen bewerkte , zij ontblootte ook de wouden , die het verdervelijk be* Huur  IN FRANKRIJK. 97 duur den Staat in de laatfte drie jaaren, geduurende necker's verwijdering, had toegebragt, en gaf tevens de hulpmiddelen op, die de Natie in haar zelve vond, om een ongemak te geneezen , waarVan men elders het denkbeeld- had, of ten minden verzekerde, dat het niet dan door een openlijk bankroet konde herdeld worden: over 't algemeen had deeze vergadering der bijzondere Gevolmagtigden des Lands,ten doel, eensdeels om verfcheidene diep ingewortelde misbruiken aftefchaffen , andersdcels om de inkomden aan de uitgaaven van den Staat te evenredigen: tusfehen beiden bevond men, naar het fcheen, een verbazend onderfcheid van honderd en veertig millioenen; doch de wezenlijke fom, die 'ar ontbrak, was flechts zestig millioenen. De bovengenoemde misbruiken waren vooreerst de binnenlandfche tollen , die afkonidig zijn van de tijden, waarin Frankrijk meer eene Aristocratifche dan Monarchaale regeering was, en zo veele Koningen had , zo niet naar den naam, doch naar de zaak, als 'er thans Provinciën zijn; ieder . Heer legde op de grenfen van zijn gebied tollen aan, die, tot groot nadeel van koophandel en nijverheid, tot nu toe hebben dand gegreepen: „ In de affcheidsvergadering der Aanzienlijkden , „ Van den asden Mai, deed de Koning af koridi„ gen , dat de binn«landfche tollen voorze- I. deel. g  98 STAATSOMWENTELING ,, ker- zouden vernietigd worden : die tollen „ bedroegen tot hiertoe eene fora van om„ trent zes-en-dertig millioenen, welke aan den Koning door de generaale pachters betaald „ werd : het verplaatzen deezer tollen op de „ grenzen veroorzaakt in de koninglijke inkomften „ eene vermindering van agt millioenen , en be5, halven deeze agt millioenen winnen de onder„ daanen nog agt tot negen millioenen, die de „ bediening van de binnenlandfche' tollen tot dus „ verre gekost heeft." Van het tweede verfoejelijk misbruik, aangaande de belasting op het zout, is reeds gefproken. „ Monfieur, 's Konings ouddc broeder, deed ,, den voorflag , om deeze helfche belasting geheel en af aftefchaffen, en aan de Gevolmagtigden „ van ieder landfehap, (Asfemblées provinciales,) „ optedraagen, om een afkoop uittcvinden, waardoor de Koning voor dit verlies, naar even,, redigheid, fchadcloos konde gedcld worden; ,, echter zodanig, dat deeze afkoop op alle Stan„ den zonder onderfcheid en uitzondering, naar ,, maate van hun vermogen, zoude verdeeld wor„ den : deeze voorflag werd bij alle comptoiren „ eenpaarig goedgekeurd, en de Koning liet hun ,, in de affcheidsreden van den Aartsbisfchop 35 van Touloufe, op eene zeer dreelende wijze  IN FRANKRIJK. 9, „ daarvoor — bedanken: de voordeden, welken „ de Natie door deeze verandering genieten zal, ,, beftaan meestal in de volgende punten: i.) De uitwinning van vijftien tot zestien mil„ boenen livres , die de bediening der ko„ ninglijke zout-monopolie haar gekost heeft j ,, 2.) De ongelijk betere gebruikmaaking van de „ zout-moerasfen en natuurlijke zout-mij„ nen , die voor het grootfte gedeelte niet ,, bewerkt worden; „ 3.) De uitbreiding van den zouthandel, die „ thans zeer belemmerd is; „ 4.) De bevordering der visfeherij en vcefok„ kerij, die tot hier toe al het gebruik van „ zout hadden moeten derven; 5.) Een aantal van twintig duizend mannen , s, die thans in foldij der genéraalc pachters „ ftaan, om een paar maal honderd duizend „ medeburgers den fluikhandel met zout te beletten, zullen, even als de Iaatften , 3s tot andere bezigheden overgaan; en j, 6.) Wanneer het ontwerp ftand grijpt, om de 3> zouflhijnen - in Lottharingen en Francbc s, Cqmtè onbewerkt te laaten liggen, en asty G a  jop STAATSOMWENTELING „ dc zogenoemde Pais. de falines zeezout te bezorgen — de bezuiniging van een ver- ,, baazende menigte hout, het welk aan de gencraale Pachters uit 's Konings en de „ gemeene bosfchen voor een laagen prijs ,, verkocht werd." Een derde mede zeer groot en fchadelijk misbruik was het verbod van den uitvoer van graaven : ,, Weleer behoorde Frankrijk mede onder „ de Staaten, die hunnen rijkdom voornaamlijk den landbouw te danken hebben : men heeft „ eene menigte plakaaten uit de middeneeuwen, die betrekkelijk zijn tot den uitvoer van graa„ nefi : het geheele bewind over dit gewigtig „ gedeelte van dc Staats-financiën berustte in dien tijd op de Baillis en Sénéchaux, (Land„ drosten,) die, ieder in zijn gebied, den uitvoer ,, van graanen toefionden of verbooden , zo als ,, de bijzondere omflandigheden van dat gebied ,, zulks fcheenen te vcrëifchen, zonder het min„ de acht te flaan op de behoeften der overige „ Provinciën van het Koningrijk: de misbruiken, „ die noodzaakelijk daaruit moesten voordvloejen, liepen eindelijk al te derk in 't oog : van den „ tijd van frans I. af trok zig dc Regeering „ de zaak onmiddelbaar en met meerder ernst 5, aan , bepaalde , verbood , veroorloofde den „ uitvoer, maakte daarvan in het j\ar 1571 een „ inkomst der Kroon , en veroorzaakte door dit  IN FRANKRIJK. ICÏ „ alles langzaamerhand het verval van den land,. bouw, het welk in de eerfte jaaren van lode„ wijk XV, eerst recht kennelijk werd: de oor„ zaaken van dit laatfte verfchijnfel laaten zig tot de volgende drie bepaalen : onkunde der „ R-egeering, eigendunkelijk geweld der Bailluws, fchraapzucht van deeze laatften en van derzel„ ver gunftelingcn: de Regeering befchouwde „ den geringen prijs van het brood als dc groot„ fte weldaad, welke de Koning zijne getrouwe ,, onderdaanen bewijzen kon : vandaar het ver- bod, om buitenlandfchc graanen te verkoopen „ en de vohlagene ftremming van den omloop der ,, penningen binnens lands; vandaar de openbaare „ verzorging, (Approvifionnement d? ordonnances,) „ te Parijs, en in andere groote fteden, alzo de „ Koning op zijne kosten het brood altoos op „ denzelfdcn prijs hield; vandaar de fpeculaties „ van de Heeren Opperrechters en hunne bedien„ den, die een zoet ftuivertjen wisten te maaken „ door pasfen aftegecven, welke flechts in een klein ,, diltrict gelden konden ; vandaar de gemaakte „ duure tijden, welke de rijkfte Capitalisten, van „ het ééne jaar in het andere, hier en elders be„ werkten, om de voor den laagften prijs opge„ kochte graanen, meestal aan den Koning zeiven, „ voor de openbaare verzorging zeer duur te ver„ koopen ; vandaar de onbegrijpelijke en cven„ wel duizendmaal beweezene verfchijning van „ vreemd koorn op zekere markten, en de verO 3  io* STAATSOMWENTELING kooping van hetzelve tot een veel hoogeren „ prijs , dan men het inlandfche koorn uit eene „ aangrenzende Provincie had kunnen bekomen; „ vandaar eindelijk in veele gewesten wezenlijk „ broodgebrek uit vrees voor eene gewaande „ duurte, en — wat nog veel treuriger was! het „ aanhoudend verval van den landbouw, vermids „ de landman nooit vooraf kon zien, of hij zijn ,, verbouwd koorn zou kwijt raaken, noch ook, tot wat prijs dc beltuurders zouden goed vinden, „ dat hij 't verkoopen mogt. „ Eindelijk kwamen de Oeconomisten te voorfchijn en Helden dit Huk in een klaar dag„ licht, predikten op de daken de vrijheid van „ den graanhandel, de begunfiiging van den „ landbouw, het affchalfen der misbruiken , die „ uit het beHuur van den koornhandcl ontHaan „ enz. en bewerkten daardoor het vermaarde „ edict van de maand Julij in het jaar 1764, waardoor de uitvoer van koorn overal vrij gelaaten werd. „ Doch de Natie was nog niet rijp voor deeze „ onbepaalde vrijheid ; necker en anderen „ toonden het gevaar en de noodzaakelijke be„ paalingen van dezelve; de ondervinding leer„ de, dat zij gelijk hadden: men voerde zo veel „ koorn het land uit, dat Frankrijk in de jaa„ .ren 1769 en 1770 onder eene zwaare duur»  IN FRANKRIJK. 103 „ moest verzuchten: men zag onder andere bijzon„ dere voorvallen de mogelijkheid van een voor ,, onmogelijk gehouden bedrijf, dat naamlijk een gezelfchap van rijke fpcculanten, met een capi„ taal van vijftien millioenen, al het ingeöogfte „ koorn van vier uitgeltrckte Provinciën opkocht, „ waarmede gemeenlijk de Hoofdllad gevoed 5, werd; dat vervolgends, ten zelfden tijde, een „ ander gezelfchap den geheclen voorraad van „ koorn van andere Provinciën voor een geringen ,, prijs het Land uitvoerde, maar zekerlijk, zodra de afgefproken duurc tijd geboren werd, voor „ een hoogen prijs wederom binnenbragt: door ,, deeze en andere maatregelen rees de prijs van „ één pond brood in het jaar 1770 tot zes fols of drie ftuivers ; en de Abt terray wist „ zig anders niet meer te helpen , dan dat hij den uitvoer wederom ten ftrenglten verbood, ,, en de openlijke verzorging in Parijs weder in,, voerde , doch den inlandfchen omloop van ,, geld, hoewel onder veele en zeer lastige voor„ waarden, in ftand hield. ,, Doch dit verbod duurde flechts tot den „ dood van lodewijk XV: de tegenwoordige ,. Koning had zodra den troon niet beklommen, ,, of de waardige Generaal-Controleur ïurcot, ,, een zeer goede huishouder, betitelde, den i3den „ September 1774, den binncnlandfchen geldom„ loop ea gaf den koornhandel, die te vooren G 4  io4 STAATSOMWENTELING allea onderdaanen verboden was, op nieuw, zonder de minlte bepaaling, vrij, en ontlastte „ denzelven van alle verbeurd verklaaringen , „ waardoor hij tot hier toe was belemmerd ge- weest : men weet, welke fchrikkelijke en te„ vens belagchelijke gevolgen deeze wijze fchik„ king door bekende aanltookingen heeft na zig ,, gefleept; doch het denkbeeld van vrijheid bleef „ in het hart des koningrijks onbewecgelijk ftand „ grijpen, en ontving onder necker's beltuur „ nieuwe krachten: alleenlijk bleef de uitr&er van ,, het overtollige koorn , waarvan men in vcr,, feheidene jaaren een groote voorraad had in„ geoogst , aan veele belemmeringen onderwor- pen, welken meestal afhingen van de berichten „ der Opperrechters; doch de Provinciën kwamen „ daartegen, 't eene jaar om het andere, op, ,, Deeze belemmeringen en de daaraan ver,, knochte misbruiken en verdrukkingen des. „ volks, werden in het jaar 1787 vernietigd: de „ Koning vergunde door eene algemeene wet den „ vrijen uitvoer van koorn, en beloofde , deu- zeiven in 't vervolg nimmer wederom te zullen ,, beletten , zo de Gevolmagtigden des Lands ,, zulks niet noodzaakclijk zouden oordeclen ; „ in dit geval zou het ook alleenlijk plaats heb„ ben in de Provinciën , alwaar een flecht ■ge,, was, gebrek of duüren tijd, het verbod voi„ itrekt zoude eifchen.  IN FRANKRIJK. 103 „ De vierde algemeene hervorming, welke de „ Vergadering , van 's Lands Gevolmagtigden ,, mede bedoelde, was het affchaffen der Heeren,, dienjien bij de vh'bctsring der openbaare wegen: „ deeze Heerendicnften moesten onder de las„ ten, die het volk drukten, mede tot de zwaar„ Hen gerekend worden, en vielen door eene ,, verkeerde inrichting van derzelver beftuur, juist ,, het armfte gedeelte des volks, te wecten , de geenen, die handdienften moesten verrichten, ,, en meestal uit daglooners beftonden , gewel- dig hard. ' „ De verordeningen over 's Lands imposten verbieden wel ernftig, den dagiooner jaar-_ „ lijksch hooger te berekenen dan het loon „ voor twee dagen bedraagt; en bij de heeren,, dienften moest ieder deezcr ongclukkigen tien, twaalf' tot veertien dagen in 't jaar voor niet „ aan de openbaare wegen werken. „ Deeze inrichting der hcerendienftcn , hoe „ drukkend ook, vond echter zeer veele verde„ digers bij de Rijksburgers van hoogeren rang, die het mede onder de voorrechten van ons „ tijdvak rekenden , dat de Adel , de Geestlijk„ beid en de rijkfte bezitters van landgoederen, niets behoefden toetebrengen tot het aanleggen ,, en onderhouden der openbaare wegen ; daar „ integendeel in de onbefchaafdc tijden van kaG 5  io6 STAATSOMWENTELING „ rel den grooten, niemand, wie het ook ,3 ware, van dit bezwaar bevrijd was. „ De Koning vernietigde door een plakaat van Februarij, 1776, deeze heerendienften, en wilde in derzelver plaats eene algemeene belasting op „ alle dc landgoederen leggen: het Parlement „ verzettede zig geweldig tegen deeze wcldaadige fchikking, en wel voornaamlijk uit dien hoof„ de, dat dc Adel en de Geestlijkheid daardoor met de laagfte klasfe des volks gelijk gefield „ werden, die tot hier toe de lasten van het aan- leggen der openbaare wegen alleen gedraagen „ had : vermits zig daarbij nu nog meerdere „ zwaarigheden opdeeden, moest de Koning de „ voltrekking van dit plakaat tot gunftigcr tijden uitftellen: tien jaaren daarna fchafte de Komng „ eindelijk de heerendienften geheel af, en voer„ de daartegen, over het geheele Koningrijk, de „ manier in , om het aanleggen der openbaare ,, wegen publiek aan de minst-aanneemenden aan„ tcbefteeden, en de fommen die ter betaalinge der „ werklieden noodig waren over de Gemeenten „ van elke Provincie te verdeden, doch ook hier„ tegen oordeelden verfcheidene Parlementen, „ vertoogen te moeten inleveren; zekerlijk thans niet meer onder het voorwendfel , waardoor „ het plakaat van 't jaar 1776 verijdeld was , „ maar, zo men voorgaf, uit vrees, dat de belas* „ ting, die men wegens het aanleggen der open-  IN FRANKRIJK. 107 „ baare wegen over het volk wilde verdoelen , „ eerlang tot andere dingen zouden belteed, en „ de onderdaanen op nieuw tot heerendienften „ opgeroepen worden ; doch deeze zwaarighcid is thans door de aanftelling van de Gevolmag„ tigden des Lands, waartoe necker den grond „ heeft gelegd, en door het beftuur over de al„ gemeene wegen, 't welk volkomen aan dezel„ ven is opgedraagen, ten eenenmaale weggeno„ men , en de Koning heeft de naar hunne Pro„ vinciën wederkeerende Notablen met blijd„ fchap kunnen gelasten , om hunne medebur„ geren de geheele en onherroepelijke affchaffing „ der heerendienften bekend te maaken. „ Daar en boven verpligtte de Koning zig om „ jaarlijksch den ftaat van de financiën des Ko„ ningrijks voor de oogen der Natie openteleg„ gen ; maakte het befiuit bekend , om geene „ nieuwe geldlecningen meer te doen, zonder te„ vens een bijzonder fonds voor de intresfen aan„ tewijzen ; beloofde den tijd van het afleggen „ der rekening te verkorten, cn eindelijk de qui„ tantiën (*) tot de volftrekt noodzaakelijke uit„ gaavcn te bepaalen: deeze laatften ondertekent (*) Acquin de comptant ; zij worden aldus genoemd, omdat daarrti onderfleld wordt , dat de genoemde (ommen den Koning in gereede penningen zijn rer hand gefield.  ioS STAATSOMWENTELING ,, de Koning zonder aantetoonen , waartoe de uitgaave gebruikt is , en zij worden bij de Op„ per-rekenkamer zonder nader onderzoek aanj, genomen; zij dienden oorfpronglijk om gehei„ me ftaatsuitgaaven te verbergen ; zijn echter „ onder de voorigc llegeering tot een geheel ander gebruik bcftced, en zullen, volgends het zeg,, gen van eenige Notahlen , ook eenen van de „ voorige Ministers der Financiën gelegenheid gegeeven hebben,om het gebruikvan verfcheidene ,i, groote fommcn geheim te houden: met den bo,J, vengcmclden tijd van het afleggen der rekening „ is 't aldus geleegen: in Parijs alleen zijn ze„ ventig tot tagtig hoofd-kasfen, die allen van elkander ouafhangelijk zijn, en de ontvangst en uitgaave van 's Konings inkomlten moeten berekenen : onder deezen zijn ten minften zeventig , „ wier boekhouders hunne rekeningen eerst in het „ vierde jaar afleggen; en wclëer zijn fommigen „ daarmede wel twaalf of dertien jaaren ten achte„ ren geweest: deeze onvermijdelijke wanorde is vooral bij die posten blijkbaar, waarbij, gelijk „ als bij de Ontvangers-generaal der financiën , ,, dubbelde, ja zelfs wel driedubbelde exercices „ ingevoerd, dat is, voor één ontvangst twee ge„ heel van elkander afgezonderde ontvangers aanJ5 gefield, en twee onderfcheidenc kasfen aangelegd „ zijn,zodanig dat de ééne het exercicepair waarL neemt, te weeten , den ontvangst 'van elk jaar , dat een even getal betekent, bij voor-  IN FRANKRIJK. 109, „ beeld, 1780, 1782, 1784, verreken, en de „ andere het exercice impair , dat is de onevene „ jam-en 1781, 1783 enz. bezorgen moet: zelfs „ heeft men wel bij éénen ontvangst drie kasfen „ cn drie ontvangers; in dit geval hebben de laat„ (len ieder hunne beurten, en worden , in gevol„ ge hunne exeraces genoemd: ancien, alternatif en triennel. „ Al wilde men nu ook de wanorde , die uit „ deeze inrichting ontltaat, niet achten, dc vol„ gende bijzonderheid verdient des. te meer in „ aanmerkinge te komen : de kasfen van deeze „ verfchillende Ontvangers en Thefauriers zijn al„ toos met koninglijke penningen opgevuld , waarmede deeze Heeren eenen grooten en voor„ deeligen handel drijven, tot dat zij , wanneer „ nu, bij voorbeeld, de impost-gelden van het „ derde vierendeel jaars door hen ontvangen wor„ den,de fom van het eerfte vierendeel jaars in de „ fchatkist leggen of aan de Rentmeesters afleve„ ren: meestal fchieten zij deeze penningen tegen „ zwaare intresfen, als vooruit -betaalingen, aan „ den Koning zeiven op: toen 'er in de Comtoi„ ren der Notablen van gefproken werd , dat „ de verfchotten meer dan driehonderd millioe„ nen beliepen, namen eenige kundige leden van „ 's Lands Gevolmagtigden aan, om meer dan vier „ honderd millioenen koninglijke penningen uitte„ vinden, die de bedienden der Financiën wezen-  iio STAATSOMWENTELING „ lijk onder zig hadden, en 'er hun voordeel me„ de deeden: anderen hielden zelfs ftaande, dat „ alle de verfchotten uit zodanige ftaatsgelden be„ Honden , en ten eenenmaale konde afgedaan „ worden , in gevalle men de koninglijke kasfen „ wilde onderzoeken: oe aangekondigde verkorting van den tijd ter aflegginge der rekeningen, „ (raprochemcnt des comptabHitês,) en de aanftel„ ling van de provinciaale Vergaderingen,(Asfem,, blécs provinciales), welke laatften van nu af den „ ontvangst der Koninglijke penningen zullen be„ zorgen, zal van deeze wanorde een einde maa„ ken, en kan zulks ook doen." Dit waren de onderwerpen, die de aandacht van 's Lands Gevolmagtigden bezig hielden, en de beloften, welke hun gedaan werden: wie zou niet denken, dat Frankrijk de volmaaktfte vervulling van alle zijne wenfchen bereikt had? doch het was nog verre van daar- dc weg was met hinderpaalen van allerleien aart als bezaaid ; vcelen van dezelven waren in de natuur der zaakc zelve gelegen; veelen werden ook door kunst gezocht cn verdicht : daar waren te veel lieden , en wel voornaamlijk aan het Hof en onder de Grooten van het Rijk, die 'er zeer veel belang bij hadden , dat 'er hoegenaamd geene verbetering ftand greepe: het uitvaagfel des menschdoms vindt men meestal aan de twee uiterftcn van hetzelve, bij de hoogfte en laagfte klasfe , en 't welk zeer natuurlijk is : wie  IN FRANKRIJK. ui niets of wie alles heeft, gaat zeer ügtlijk de paaien van wetten , geweeten cn welvoegelijkheid te buiten : wat zou hem tegenhouden, wanneer hij niets te verliezen heeft, óf omdat hij niets bezit, óf omdat hij onder de almagtige befcherming der onbeperkte eigendunkelijke magt niets meent te kunnen verliezen ? In deeze verbeelding hadden de Grooten van Frankrijk, door de Rcgecring zelve verleid, zig federt den dood van den menschlievenden vierden hend rik van tijd tot tijd meer geftijfd, zij (leunden, gelijk altoos, zo ook nu , daarop, dat de Monarch alleen naar hen luisterde , dat zij zijne ooren voor de (lem der Natie toelluiten; dat zij deeze onder een verachtelijken naam van Volk, als een veelhoofdig gedrocht met opgefpalkte bloeddorltige kaaken, gereed om den Koning en zijne getrouwe dienaaren te verflinden , ten toon ftellen, en hem vervolgcnds overreeden konden, om dit gevaarlijk monfter van tijd tot tijd met zwaarder en fterkere ketenen te kluisteren; vooral nu, terwijl hetzelve, befmet van den tuimelgeest der verlichtinge onzer eeuwe, die (toutmoedig genoeg is, om zig de wijsgeerige te noemen, overluid en onbefchaamd begint te roepen over de natuurlijke gelijkheid der menfchen, over onvervreemdbaare rechten der menschheid, over rechtvaardigheid en eerlijkheid bij het (taatsbe(luur, en over andere onbetaamelijke en belagchelijke dingen : nu dit dier, zeggen zij, geheel raazend geworden is, 't welk uit deeze (tukken blijkt, moet  na STAATSOMWENTELING men de ketenen des te fterker fmeeden, opdat het niet los breeke en ons alle; (doch wat ware aan ons gelegen!) dat het uwe Majesteits geheiligde perfoon niet verfijnde, cn zo doende een' vloek brenge over een Land, ha welk de allerchristehjkfte Koning t0£ hier toe, bij de gratie Gods, tot zegen, fchoon willekeurig, geregeerd heeft. Door zodanige begochclingen misleid , befloot de goede Koning,, of veelmeer lamoignon, door het bekende plakaat van den Slten Mai 1788, de Parlementen te vernietigen, in plaats van voor dezelven een Ccurpkniere, gdljk weleer had plaats gehad, opterichten, en daardoor dc eigendunkelijke koninglijke magt, of eigenlijk den geenen , die dezelve uit naam des Konings uitoefenden cn ten vcrdcrve des Lands misbruikten, een nieuwe lieua te bezorgen. De Natie fchrikte en de fchrik flocg welhaast over tot misnoegen : kan dit Opper-gerichtshof des Rijks, of hoe men hetzelve noemen wille, zeiden zij, de Natie vertegenwoordigen en haare belangen behartigen ? wat weeten de Ducs , des Pairs, de Hof- en Staats-bedienden , waaruit dit Collegie beltaan zal, van de nationaale behoeften 3 wat zullen zij daarvan willen weeten ? zijn zij niet opgevoed in alle de vooroordeelen , die aan hunne geboorte , aan hunnen rang , aan hunnen Rand gemeenlijk eigen zijn? lirijden hunne belan- gens  IN FRANKRIJK. n3 geils niet regelrecht tegen de onzen ? waarom is de derde ftand uitgeflooten ? zullen de Gevolmag.tigden uit dc provinciaale Parlementen , die men toclaatcn wil, dezelven vertegenwoordigen ? dan zal hij zeer flecht vertegenwoordigd worden , want deeze lieden behooren immers mede tot de lieden des Konings , en zijn door ons niet gekoozen ? waarom wil men niet, gelijk wij voorgeflagen hebben, Gevolmagtigden uit de provinciaale Vergaderingen, (Asfembk'esprovinciale derden Stand een oorzaak of voorwendlef der K 2  i4S STAATSOMWENTELING „ tweedragt zijn mogt; dat men uwe Majesteit her „ recht mogt betwistten, om eene voorloopige uit„ ipraak te doen , die van het grootite gedeelte „ uwer onderdaanen zo dringend begeerd is, en „ die de wezenlijke plegtigheden van den rijks„ dag onaangetast laat; dat ieder zijn onveritan„ dig ongeduld bot vieren en van deezen rijks- dag zeiven de volmaaktheid niet verwachten „ wilde, waarvan elk een afzonderlijk denkbeeld „ vormt; dat men de verlegenheid , waarin zig „ de Regeering te midden van de thans plaats heb„ bende gisting, en te midden van het verfchil „ over de gebruiken en de billijkheid , de plech„ trgheden en de reden , bevindt, in 't geheel „ niet in aanmerking wilde neemen ; dat einde„ lijk ieder, misnoegd over dat geene, wat zijne „ wenfehen , hoewel niet voor altoos , maar „ flechts voor het naaste oogenblik zou te leur (tellen , het duurzaame goed , waarna men ,, trachten rnoet , uit het oog zoude verliezen ; dat men met eigenbelang bezield, poogingen doen zoude, om den rijksdag te vertraagen , cn de „ prijswaardige llandvastigheid van uwe Majesteit „ te vermoejen, en dat uw wil, Sire J niet vol- doende ware, om deeze hinderpaalen uit den weg ,, te ruimen ik keer mijne oogen af van „ alle deeze onderftellingcn; ik kan 'er niet bij „ blijven liaan, ik kan 'er geen geloof aan Haan ,» wanneer wij echter dit geval eens fteb  IN FRANKRIJK. 149 „ ten , wat zou ik uwe Majesteit voor eenen „ raad kunnen geeven ? flechts eenen enke„ len, flechts den laatflen, te weeten, den Mi„ nister, die liet meeste deel heeft gehad aan uwe „ raadpleegingen, oogenbliklijk opteolferen. DE OMWENTELING. ■ Den 27ften December, toen necker derze redevoering hield , is eigenlijk de merkwaardige dag, op welken de omwenteling begon: op deezen dag voltrok de Koning , het geen hij voorlang reeds beflooten en openlijk beloofd had, en de Natie, dat is voornaamlijk de derde Stand , die, 't geen alle' verdandigen moeten bekennen, thans de Natie even zowel uitmaakt, als de vrijën ten tijde van chlodewijk, den overwinnaar der Romeinen, zo lang met verlangen had gewenscht, naamlijk de herboorte , de nieuwe gefleldheid des Staats, welke, wat het wezenlijke betrof, bedond in den val der Aristocratie, in de bcpaaling der Monarchie , in de verheffing der Democratie, in één woord in de herdelling van 's volks rechten en waardij, die men zo lang misgekend en met voeten getrapt had , hij liet nog denzelfden dag openlijk bekend maaken, „ dat hij de grond,, beginfelen en bedoelingen van zijnen Minister „ der Financiën de zijnen had gemaakt." Van dit oogenblik afwas 'er in Frankrijk geen onbepaalde »Ueenhecrfching meer, de Natie was door een vri| * 3  i5o STAATSOMWENTELING befluit des Konings in haare oude rechten wcdejrom herfteld , en de derde Stand was het wezen der Natie geworden: van dit zelfde oogenblik af liet de Koning de hervorming van den Staat in haare geheele uitgeftrektheid aan de Natie zelve en .haare vertegenwoordigers over ; hij liet alle de vraagen, welke eene verbeterde inrichting van het Financie- wezen cn der rcchtspleeging, het affchaffen der bevél-brieven, het invoeren van dc vrijt heid der drukpers, de naauwkeurige bepaaling van de eigenlijke betrekking tusfehen Natie en Koning, fa de onderlinge betrekking der Rijksftanden, de herftelling der provinciaale Standen in eenige, de nieuwe invoering van zodanige Standen in andere Provinciën , de inrichting der Gevolmagtigden des Lands, ja eindelijk de fchikking van den rijksdag zeiven, waarop dit alles zou afgedaan worden , betroffen; alle deeze vraagen liet de Koning van nu af onbeflisd: het eenige, dat hij nog als Koning , doch niet dan naar den reikhalzenden wensen tkr Natie , befchikte , was dit : dat dc derde Stand , in uitgeftrektheid en waardij de voornaamfte, op den rijksdag, met opzicht tot het getal van zijne Gevolmagtigden, cn bijgevolg ook met opzicht tot deszelfs Hemmen (hij had alleen zo veel, als de twee overigen t'zamen,) het overgewigt hebben zoude, 't welk hem met recht toekwam : des was het niet de beftorming der Bastille, noch de overige geweldenarijen en buitenfpoorigheden van het graauw te Parijs en  IN FRANKRIJK. 151 11 andere gewesten van Frankrijk, die de omwenteling bewerkten, of waarin de revolutie bellond, veelmeer was het de bovengemelde plegtige verklaaring des Konings, welke de Natie, overeenkomltig met baaren wenscb, ten deele reeds bij voorraad had aangenomen , ten deele ook naderhand uitdrukkelijk met woorden en daaden aannam , bijgevolg een plechtig, wettig verdrag tusfehen den Koning en de Natie, waardoor dc grond tot de Staatsomwenteling gelegd werd. Van het oogenblik af, dat de Koning van zijne eigendunkelijke en onbepaalde magt afftand deed, was de Natie vrij, en behoefde derhalven het graauw niet eerst tot oproer aan te zetten , om zig zelve de vrijheid, en haare Vertegenwoordigers, bij het regelen der nieuwe üaatsgefteldheid, veiligheid te vcrfchaffen! zij was ook, gelijk ieder weet, volkomen onfchuldig aan de ongeregeldheden , die het graauw pleegde, de Grooten, die ten allen tijde «en vloek voor Frankrijk geweest zijn , deezen waren het , die dc raazende buitenfpoorigheden door de hunnen veroorzaakten; zij zagen het uur geboren worden , dat zij hunnen fchitterenden glans, hunne gemisbruikte magt en de vuile bronnen van hunne zwelgerij cn weelde zouden verliezen , zij geraakten daarover in wanhoop en bewogen hemel en aarde om het reeds afgefchafte despotismus, waaronder zij zig zo wél bevonden hadden, wederom te herltellen ; zij verleidden den goeden Koning — doch wij ;;ulleu dc ongeregeldK4  152 STAATSOMWENTELING heden, welke zijzelvcn pleegden , als mede de baldaadighedcn, waartoe zij het graanw aanleiding gaven, gelijk ook dat geene wat in de Nationaale Vergadering gebeurde, in den zamenhang vernaaien, zo als het dén uit het ander, en het één op het ander gevolgd is, Dc rijksdag zou , gelijk boven reeds is aangcftipt, met den eerlten dag van dit jaar een begin neemen: doch men begreep weldra, dat men tegen deezen tijd de noodzaaklijke voorbereidingen niet tot ftand zou kunnen brengen, hierom werd in plaats van den cerften Januarie, de 27ïïen April in de koninglijke uitnoodigingsbrievcn bepaald ; doch dit was ook nog te vroeg; niet voor den sden Mii werd de algemeene Vergadering der Standen geopend, en ook toen nog waren nieL alle Gevolmagrigden uit de Provinciën, zelfs niet die uit de ftad Parijs', tegenwoordig: deezftad fammelde in diergelijke gevallen altoos; op den rijksdag van het jaar 1614 zond zij haare Gevolmagtigden eerst dertig dagen na deszelfs opening : ook was het natuurlijk , dat, geli/ic overal, zo ook hier langen tijd vereischt werd vóór dat men 't eens kon worden, wie verkiezen , wie verkoozen worden, en wie van de verkoozenen wederom voor den rijksdag zou verkoozen worden;' alzo het onmogelijk was, dat alk Gevolmagtigden van ccn.landfchap of ftad denvaards konden gezonden worden; vervolgends welk eene volmagt, bepaalde of onbe-  IN FRANKRIJK. -53 paalde, de Afgevaardigden tot den rijksdag ontvangen zouden; als mede wat zo wel in de vergaderingen der provinciën en der fteden, als ook op den rijksdag het onderwerp der raadplcegingen zijn, waarmede men beginnen, cn -- een allergee wigtigst ftukl — hoe 'er geftemd worden zou, of naar de Standen, of hoofd voor hoofd: zou het eerfte doorgaan., dan was de derde Stand verlooren , en alle de poogingen, om denzelven te verheffen, waren vruchtloos aangewend; de menigte zijner Hemmen konden negens toe dienen, en de Nationaale Vergadering verftrekte alleenlijk daartoe, om deszelfs ketenen nog vaster te klinken; want het was gemaklijk te voorzien , dat de Geestlijkheid en de Adel, die wezenlijk flechts twee takken van éénen ftam zijn, zig verëcnigen zouden, zodra men van eene begunftiging der natuurlijke rechten van den derden Staud zou opperen: vandaar de onnoemelijke en langduurcnde debatten, die tusfehen den derden Stand en dc twee overigen voor de opening van den rijksdag en zelfs nog lang daarna, alleen over dit ftuk, voorvielen; Hechts in weinige plaatfen toonde de Geestlijkheid en de Adel zig genegen, om zig naar de wenfehen van den derden Stand te voegen ; in de meestcn moest hunne toeftemming met veel moeite bevochten , in fommigen zelfs met geweld afgeperst worden. De Koning opende den rijksdag met eene redeK 5  .854 STAATSOMWENTELING voering, waarin hij de verzekering herhaalde, dat de Natie alles van hem mogt verwachten, wat een Monarch, die de eerde vriend van zijn volk Was, kon-en moest toeüaan. De Zegelbewaarder s aren tin, die nadat de Koning gelprokeu had , het woord opnam , bevestigde ronduit 't geen de Koning drie maanden geleeden, openlijk had bekend gemaakt: ,, dat Zijne Majesteit op dee„ zen plcgtigen dag de'algemeene gelukzaligheid „ op haaren gehciligden grondilag, de Vrijheid 9, van den Staat,bouwen wilde;"hij voegde daarbij : „ de eerzucht , of" veelmeer de kwellingen „ der Koningen, die onderdrukkers van hun volk „ zijn, bedaat daarin; dat zij eigenmagtig regees, ren; dat zij de paaien van alle wettige magt te „ buiten gaan; dat zij de genoegens der vaderlij.,, ke regeering aan het bedriegclijk genot van on„ beperkte heerfchappij opofferen; dat zij de too„ melooze eigenzinnigheid der willekeurige magt „ tot een wet maaken: zo deeden de Despooten, „ wier wreedheid aan de gefchiedenis altoos voor, „ beelden leveren zal, die van de goedaartigheid „ van lodewijk XII, van de zachtzinnigheid „ van hendrik IV, cn van de weldaadigheid „ van lodewijk XVI, op eene zeer in het oog „ loopende wijze verfchillen:" wanneer de eerde man na den Koning in den Staatsraad aldus fprcekt, dan blijkt het immers wel zeer duidelijk, dat dc Natie haare natuurlijke rechten met toeftemming der Regeering wederom verkreegen  IN FRANKRIJK. ï55 heeft , en dat dcrhalven haare Vertegenwoordigers, de leden der Nationaale Vergadering, vooral geen ongelijk hebben, wanneer zij deeze rechten willen doen geiden en zig tot dat einde tegen het despotismus, in gevallen hetzelve het hoofd weder zou opfteeken, als mede tegen de ongehoorde aanmaatigingen van Geestlijkheid en Adel, die geenzins de Natie uitmaaken, met alle krachten verzetten ? De eerfte zes weeken verliepen in eene volflagene werkeloosheid , omdat de Geestlijkheid en de Adel zig in den beginne met den derden Stand yolftrekt niet tot één genootfchap wilden vereer nigen: alle drie Standen was een gemeenfchaplijke vergaderplaats aangeweezen; de derde Stand vervoegde zig twee dagen achteréén derwaards, doch de twee overige Standen verfcheenen niet: zij wilden afzonderlijke kamers voor zig uitmaaken en daardoor beletten, dat 'er hoofd voor hoofd geftemd wierd; doch de derde Stand dond pal. dit is geene Nationaale vergadering , zeide hij, fchoon men 't in vroegere tijden uit onkunde als £«n zodanige befchouwd hebbc, en wegens de zwakheid van den derden Stand , die tog eigenlijk de Natie uitmaakt, daarvoor heeft moeten laaten doorgaan: het blad is omgekeerd; wij kennen thans onze magt , gelijk ook onze rechten, en wij erkennen niemand voor een Gevolmagtigde der'Natie, dan na dat hij in dc algemeene Vergadc-  156 STAATSOMWENTELING ring van alle Standen zijne volmagt vertoond eii bewaarheid heeft. Na veele vruchtlooze poogingen , om zig in dit ftuk met de Geestlijkheid en den Adel te vereenigen , waarbij deeze laatïïe de meeste hardnekkigheid toonde , terwijl dc Geestlijkheid beiluitloos was , bij welke partij zij zig voegen zoude, bediende zig de derde Stand van het eenige middel, 't welk hem onder deeze omftandigheden alleen ovcrfchoot, en verklaarde, naar den voorflag van den Abt sieijes, dat hij de Natie uitmaakte, zonder evenwel de overige twee Standen daarvan uittefluiten : hunne vertegenwoordigers, zeide men, zijn afweezige leden van ons Genootfchap ; wij hebben dezelven dikwijls cn dringend uitgenoodigd, om bij ons te komen , ten einde met het groote werk, waartoe de Koning , die tot nu toe alleen de vertegenwoordiger der Natie geweest is, ons ontboden heeft, naamlijk om met de verandering der Staatsgefleldhcid, een begin te kunnen maaken; zij hebben aan ons herhaald verzoek niet gelieven te voldoen; thans durven wij niet langer wachten, zo wij niet bij de Natie , die ons gezonden heeft, llrafwaardig vrillcn worden; maar onze deur zal voor niemand en ook nimmer gefiooten zijn ; de Geestlijkheid en de Adel zullen ons ten allen tijde welkom weczen ; de leden mogen ieder afzonderlijk, cn van tijd tot tijd, of gezamentlijk op eenmaal in  IN FRANKRIJK". 157 <5nze zaal verfchijnen, om hunne volmagtcn te wettigen, en dan met ons gemeenfchaplijk te werken aan de zaak waartoe wij hier zijn. Deeze gewaagde ftap, gelijk zelfs mirabeau de onvertfaagde , denzelven noemde , was van eene gewenschte uitwerking : den isden Junijj werd hij beilooten , cn den I7den Junij was hij reeds uitgevoerd; cn vermits de nationaale vergadering thans indedaad in wezen was, ging zij ook zonder uitfteï aan het werk: het eerfte, dat zij befloot, beftond daarin , dat alle belastingen en fchattingen , fchoon op eene onwettige wijze vastgefteld cn ingevorderd zijnde, omdat de Natie daarin niet bewilligd had, onveranderd zouden blijven ftand houden tot den dag toe, dat de nationaale Vergadering, om welke redenen het ook zijn fmogte, voor de eerftcmaal fcheiden zoude: vervolgends werd beilooten , dat de nationaale vergadering , zo dra zij, na met Zijne Majefteit daarover geraadpleegd te hebben , de grondftellingcn ter herboorte van den Staat zou hebben vastgefteld, zig met het onderzoek en de betaaling der Staatsfchulden zoude bezig houden, en dat zij van dit oogenblik af alle fchuldcifchers van den Staat onder de befcherming van de eer en trouw der Franfche Natie nam: eindelijk begreep de Vergadering , dat zij de eerfte oogenblikken van haare thans aan den gang gebragte werkzaamheid moest befteeden aan het onderzoek van d  158 STAATSOMWENTELING borzaakcn, die het drukkend broodgebrek in elke Provincie van het Rijk voordbrengen, en aan de uitvinding der middelen , waardoor hetzelve op de werkzaamfte wijze en ten fpoedigden zoude kunnen weggenomen worden: tot dat einde werd beilooten eenige Gevolmagtigden te benoemen , die zig met dit gewigtig onderwerp zouden bezig houden, en Zijne Majedeit te verzoeken , deeze Gevolmagtigden alle de ftukken te laaten ter hand Hellen, die zij oordeelen zouden noodig te hebben. Den 2ollen Junij vonden de Vertegenwoordigers der Natie de vergaderzaal geflooten; men zeide, dat 'er toeftel in gemaakt werd tot eene zitting, die de Koning overmorgen wilde houden: deeze zitting werd denzelfden morgen door de Herouten openlijk aangekondigd: de nationaale vergadering was geene andere plaats aangeweezen; maar alzo zij haare bezigheden niet wilde noch dorst afbreeken , zocht zij voor zigzelve een andere plaats, cn verkoos het Balhuis: hier verbond zij zig door den volgenden eed: „ Vermits de Na„ tionaalc Vergadering in aanmerking neemt, dat zij beroepen is , om de Staatsgedcldheid van ,, het Rijk te bepaalen, de herftelling van de orde in den Staat te bewerken , en de waare 4, gronddellingen der Monarchij té handhaven, j, dat haar uit dien hoofde niets beletten kan , 4, om haare raadpleegingen voordtezetten, en het  IN FRANKRIJK. 159 belangrijke werk, waarom zij bijeen gekomen s, is , waar men haar ook te gaan zoude nood„ zaaken, te volbrengen;dat eindelijk overal waar haare leden bijéén komen, de Nationaale Ver„ gadering is: heeft zij beilooten, dat haare le„ den zig oogenbliklijk onder eede zullen ver* ", pligten , om overal te vergaderen , waar de omltandigheden zulks verëifchen zullen , en „ niet te fcheiden, tot dat de Staatsgedeldheid „ van het Rijk en de herboorte des Staats „ tot ftand gebragt en bevestigd is ; en dat na „ gedaanen eed alle de leden dit onwrikbaar be* " fluit door hunne ondertekening bekrachtigen j, zullen. " Den aaften van de maand Junij maakten de Herouten bekend, dat de Koninglijke zitting tot dert volgenden dag was uitgefteld, en den Vertegenwoordigers der Natie werd wederom hunne vergaderplaats geweigerd; zij vergaderden derhalven voor deeze maal in de Kerk van den heiligen lodewijk; en hier voegde zig eindelijk het grootde gedeelte der Geestlijkheid bij hen , hec welk, gepaard met de heiligheid der plaats, eeri zeer aandoenlijk verfchijnfel was : afzonderlijke Pastooren waren reeds een week vroeger tot de Nationaale Vergadering overgegaan : het was , *t geen wij hier als ter loops aanmerken, een zeef wijze maatregel, die de Regeering genomen had* Van in de uitnoodigingsbrieven uitdrukkelijk te  l£o STAATSOMWENTELING zeggen : „ Dat lieden uit alle Standen en Clasfen >» der maatfchappij leden der nationaale Vergadering zijn konden , zo zij verdienden en kun„ dighcden hadden, en dat men bijzonder wensch„ te , dat zeer veele waardige mannen uit den „ minderen rang der Geestlijkheid daartoe mogten „ verkoozen worden, omdat deeze de behoeften „ des volks betej kenden en meer behartigden , „ dan de hoogere klasfe dier orde: " hoe zouden ook de Prelaaten tot zodanige kennis en bewustheid komen , daar zij zig meer aan het Hof, dan in hunne bisdommen ophouden, en, even als de overige hooge Adel, te veel boven de laagere volksclasfen verheven zijn , dan dat zij bijzonder genegen en bekwaam konden weezen om zig zowel over de ligchaamlijke als geestlijke' behoeften des volks te bekommeren. Den dag te vooren had het grootte gedeelte van den Adel eene bezending , met den Hertog van Luxemburg aan het hoofd, aan den Koning gedaan, en hem te kennen gegeeven, dat de zucht tot nieuwigheden de daatsgedeldheid dreigde, dat de Adel de tot dus verre ftandgrijpende gronddellingen gehandhaafd, de wetten en gebruiken in acht genomen — dat de derde Stand al het gezach der algemeene Standen in zig alleen vereenigd had, zonder te wachten, dat de twee overige orden, (orden, een woord, liet welk niet zonder reden gebezigd wordt,) zig bij hen voegden —  IN FRANKRIJK. i6ï dén — dat de Adel niet zijn belang , maar de belangen van den Koning, van den Staat en het Franfche volk behartigde: hier tegen protesteerde het minder getal des Adels , onder het welk de Hertog van orleans , de Graaf clermont de tonnerre, de Graaf lally-tolendal, en anderen uit de openlijke nieuwspapieren reeds bekende mannen der Natie, mede gevonden werden. De Koning hield den 23den Junij de aangekondigde zitting: misleid door de begochelingen der Aristocraaten , fprak hij tusfehen beiden op eenen ' geheel anderen toon, dan bij de opening van den rijksdag: onder anderen zeide hij, dat, indien de Nationaale Vergadering hem zou verlaaten * hij alleen de welvaart zijns volks behartigen, hij alleen de waare vertegenwoordiger van. hetzelve zijn wilde : hij belastte , „ dat de Vergadering „ zig in drie kamers verdeelen en naar het getal „ der Standen demmen zoude: hij gaf bij het Hot „ van zijne redevoering het bevel, dat het gezel- fchap oogenbliklijk fcheiden en elke Stand zig „ morgen vroeg aan de hem aangeweezenc plaats „ begeeven zoude, om hunne zittingen wederom „ te hervatten:" dit waren de bevelen, die de Koning, ingevolge al dat geene, wat wij tot hier toe geleezen hebben, niet geeven koude, niet geeven mogt en niet geeven moest: in de verklaaring, Welke tusfehen het begin en het dot van 's Ko- I. deel. L  i6a. STAATSOMWENTELING nings redevoering werd voorgeleezen, en uit vijf», en-dertig Artijkelcn belfond, waren veele zaaken reeds vastgefteld, die door de Nationaale Vergadering eerst nog moesten onderzocht en beflist worden ; veele werden ook onaangeroerd gclaaten, die noodzaakelijk tot onderwerpen der raadplegingen moesten dienen: daar was geen Nationaale Vergadering noodig , zo de Koning niet flechts als bij voorraad eenige fchikkingen maaken, maar despotiek beveelen wilde, waarover de Natie raadpleegen en wat zij vastftellen zoude ; bij kon zig de gevoelens, wanneer hij niets anders begeerde dan deezen,met de post laaten bezorgen; hij behoefde dan ook geen' afftand van zijne eigendunkelijke magt te doen; 't welk hij evenwel vrijwillig, behoorelijk cn plechtig gedaan had. De Adel en een gedeelte der Geestlijkheid gehoorzaamden het koninglijk bevel , en gingen heenen ; de overigen bleeven op hunne plaatfen 2itten: het duurde niet lang, of een Hofbediende kwam hun aanzeggen: „ Mijne Heeren! gij weet 'sKonings wil:" daarop nam de demosthenes van Frankrijk, mirabeau, het woord, en zeide: „Ja, Mijn Heer! wij hebben gehoord, „ welk eenen wil men den Koning heeft inges, prent, en gij , die zijn werktuig bij de alge„ meene Standen niet kunt weezen ; die hier „ zitting, noch ftem, noch recht hebt, om te „ fpreeken3 zijt niet bevoegd, om ons zijne re-  IN FRANKRIJK. lH „ devoering te herhaalen : ondertusfclien , ont „ alle dubbelzinnigheid en al het uitdel te mij„ den, verklaar ik voor mij, dat, indien gij ge„ last zijt, om ons vanhier te doen verhuizen, „ gij u nog een bevel moet laaten geeven , om „ geweld te gebruiken ; want alleen het geweld ,, der bajonetten kan ons van onze zetels doen ,, opftaan:" hierop riepen alle de Gevolmagtigden eenpaarig : „ Dit is het belluit der geheele Ver» „ gaderiug! " Nadat de Hofbediende zig had verwijderd, deed le camus het voordel, Qno* (ion, want men bezigt in Frankrijk thans reeds altoos deeze Engclfche uitdrukking,) om de te vooren vastgedclde befluiten dandvastig te blijven aanklceven ; barnave onderdeunde hetzelve met kracht van redenen, en alle demmen kwamen daarop uit» Nu deed mirabèaü het voordel, dat de perfoon van elk Gedeputeerde onfehendbaar zijn zoude; het ging na eenige kleine debatten met 443 tegen 34 demmen door. Van tijd tot tijd voegden zig de overige leden van de Geestlijkheid en den Adel bij de Nationaale Vergadering , en den 27ften Junij , des avonds ten 5uure, kwam de geheele vcreeniging der drie Standen in de zaal der Nationaa'e Vergadering tot dand: met dit alles was het 'er verre af, dat nu ook alle harten vereenigd VfU* L a  i£>4 STAATSOMWENTELING ren : een aanzienlijk gedeelte van den Adel cn niet weinigen van de Geestlijkheid, hadden zig, niet uit overtuiging van de rechtvaardige zaak van den derden Stand, maar ten einde aan 's Konings wil te voldoen , welken hij hun op denzelfden 27ften Junij had te kennen gegeeven, naar de gemeenfchaplijke vergaderplaats begceven; zij hadden derhalven hunne bijzondere bedoelingen ook mede dervvaards genomen, en het was wel te voorzien, dat zij poogen zouden om dezelven op alle wijze doortezettcu. Zowel aan het Hof, als ook bij den Adel en de Geestlijkheid had de doute, doch noodzaakelijke dap der Vertegenwoordigers van den derden Stand, waardoor zij verklaarden de Nationaale Vergadering uittemaaken , de geduchtlle fenfatie verwekt; en alle de geenen, die, onder dc befcherming van het despotismus, van den roof der Natie zwelgden, vonden zig ten krachtigden aangefpoord, om alle mogelijke poogingen te werk te Hellen , daartegen naamlijk, dat dit voor hen zo weldaadig despotismus niet onder de altoos zeer treffende dagen van deszelfs tegenpartij, eindelijk, en gelijk het fcheen wel zeer fpoedig, bezwijken mogt' : zij namen derhalven toevlugt tot hun gewoon middel , de kabaal, en verdrikten den goeden Koning zodanig , dat hij eindelijk tot de voor zijne eer zo nadeelige zitting van den 23lien Junij overging: necker. en montmoiun kantten zig tegen  IN FRANKRIJK. 16-5 deezen ongcpasten en gevaarlijken ftap met al hun vermogen aan, doch vruchtloos; dezelve werd, fchoon eenen dag laatcr, nogthans werkelijk gedaan: dc braafheid en dandvastigheid van de leden der Nationaale Vergadering verijdelden de gevolgen , welken men daarvan verwacht had , en bragt tcgenovergeltekle gevolgen voord:'de wiliekeurige-magt verloor haar gezach ten eenemuaale , en de nationaale wijheid zegepraalde: de verwijdering van necker, en met deeze het nationaal bankrot, was in dien tijd reeds door de Hofkabaal beilooten; doch de Koning, den welken necker, en vijftig duizend■ (tonnende menfchen, uit Parijs en Verfailles, eindelijk de oogen geopend cn hem aan 't verdaud gebragt hadden, hoe zeer hij misleid was , wilde hem niet ontdaan , en n e c k e r bleef, tegen zijn voorneemen: het gerucht van zijne verwijdering, alsmede, dat foution , de bij het volk te recht gchaate foulon, die den Koning aangeraaden had, dat men Parijs moest maajen gelijk een beemd , zijn opvolger zijn zoude; dat hij nu als een hongerige wolf op, deezen door zijne roofzucht zo lang gewenschten post gluurde, was te Verfallks en Parijs tot fchrik van alle inwooneren verfpreid: ware het niet even-, 'zo fehklijk bekend geworden, dat necker in zijnen post zou blijveu, dan ware de fchrikkclijkdeoproer in dien tijd reeds uitgeborden : wie kon het denkbeeld draagelijk vinden, van eenen man tc verliezen, die dc voornaamfte ftauupijlaar der t 3  i66 STAATSOMWENTELING Natie was; die bij het algemeen gebrek brood bezorgde ; die Frankrijk tegen het ontecrend bankrot beveiligde, waarmede hetzelve zo lang, cn thans meer dan ooit, gedreigd werd, en iemand in zijne plaats gedeld te zien , die het volk als het vee behandelde , en het bankrot zo weinig zou verhinderd hebben , dat hij veelmeer zeer naauw verbonden was aan de geenen, die hetzelve weuschten ! des te grooter was nu de blijdfcbap , dat necker zijnen post bleef waarneemen ; doch deeze blijdfchap was, helaas! van geen langen duur: het fchandelijk complot wist den Koning welhaast van denkbeeld te doen veranderen , en hem nog Merker In zijn net te verdrikken : de gisting in Verfailles was groot , doch nog grooter te. Parijs: een gedeelte van de Franfche Garde had zijn vaandel verhaten ; een gedeelte van de Lijfwacht had zig niet willen laaten gebruiken tot dienden , waartoe zij oordeelden niet verpligt te wcezen : eenigen van dezelvcn werden in hechtenis genomen ; het volk brak de gevangenis open en deldc hen in vrijhekl: daarbij kwam het telkens wederkeerend broodgebrek, de vrees van necker, den man, die alleen dit gebrek wist wegtenecmen, te zullen verliezen ; de fchrik, om hem door foulon, die menfchen hooi had willen doen eeten, vervangen te zien; de afkeer van het complot, welks oogmerken , hoe geheim dezelvcn ook gehouden werden, van tijd tot tijd duidelijker bleeken, en door mura-  IN FRANKRIJK. 167 Beau, den Donderaar, en andere onvertraagde leden der Nationaale Vergadering overluid verkondigd werden: dit alles voedde het misnoegen, gelijk van het geheele Land, zo ook en wel voornaamlijk van de Hoofddad, en deed hetzelve ten top rijzen: de beweegingen , welke het volk maakte om zig te redden, werden als een voorwendfel gebezigd, cm een aanzienlijk gedeelte der Armee te doen aanrukken , ten einde den oproer in de geboorte te finooren, en het gevaar , waarmede de geheiligde perfoon des Konings gedreigd werd, (tot deeze logen zelfs nam de onbefchaamdheid der huicLelaaren toevlugt,) bijtijds aftewecren: men kan ligt denken, dat necker en andere braave mannen in en buiten de Nationaale Vergadering , zig tegen dit zo drafwaardig als onverftandig gedrag met alle hunne krachten aankantten ; dat zij de belangens des volks bleeven behartigen , en den Koning aan het verdand trachtten te brengen,, dat geenzins het volk, maar deszelfs onderdrukkers, de Aristocraaten, de vijanden van den Koning en zijne rust, als mede van de welvaart des Lands waren, welks zweet en bloed zij tot dus verre ongeftraft hadden ingezwolgen, en waarbij zij zig zonder menschlijkheid cn gewceten, gelijk zij wezenlijk waren, veel te wèl bevonden, dan dat zij niet het uiterde zouden waagen, om zig in het bezit van hun onrechtmaatig geweld te handhaaven; doch te vergeefschl het was in den ondoorgrondelijken rr?d L 4 \  16-8 STAATSOMWENTELING der Voorzienigheid beilooten, dat ook nu, gelijk bijna altoos het geval is, het geweld alleen voor geweld, en niét voor redenen billijkheid bukken zoude: te vergeefsch gaf de Nationaale Vergadering aan den Koning, wiens hart wel reeds voorlang over de ellenden van zijn volk verfcheurd, maar wiens verftand tevens door de verregaande begochelingen van roof- en heerseh-zuchtige Aristocraaten en verraaderlijke Ministers beneveld was, een door mirabeau meesterachtig opgefteld addres (*) over, waarin het noodeloozc , ongepaste en gevaarlijke van den ftap, om de Armée te laaten aanrukken, even zo bondig als duidelijk, even zo nadrukkelijk als bcfchcidcn, ten toon gefpreid was; men deed den Koning antwoorden, dat dc Troupen volftrekt noodzaakelijk waren , om de rust in de Hoofddad en in haaren omtrek -te bevorderen; dat hij in allen gevalle de Nationaale Vergadering naar eene andere plaats wel zou willen verleggen, ten einde dezelve voor de foidaaten niet behoefde te vreezen: dit gebeurde den ipden Julij, Ondertusfchen wendde het rot der Aristocrasten alle pogingen aan, om het werk der ciuist'er^isfe te voltoojen en te verhaasten: niemand was hun daarbij meer in den weg, dan necker en (*) Zie campe's brieven over de Staatsomwenteling in Frankrijk, bladz. 175 en volg.  IN FRANKRIJK. 169 montmorin, doch vooral dc eerstgenoemde: beiden ontvingen bun ontilag : den 1 tden Juli] werd necker door den Koning gelast, om zig oogenbliklijk van Verfailles en het Koningrijk te verwijderen, zonder het minde van zijn ontilag ruchtbaar te laaten worden: hij gehoorzaamde terftond, dapte na den eeten — hij ontving het bevél over tafel — met zijne vrouw in het rijtuig, onder het voorwendfcl , om een uurtjen of wat rondterijden , en ontdekte ook aan deeze zijne echtgenoote, niet vóór dat zij reeds eenige uuren vmiJiïnrfiriires waren, dat hij zijn affcheid gekreegen en uit het Land gebannen was : zo doende moest de weldoener des Rijks, indien 'er ooit een zodanige was , als een misdaadige de vlugt neemen : niets is aandoenlijker , niets meer overééukomdig met de waarheid, dan 't geen lally tolenoal daarover in de Nationaale Vergadering den I3den Julij zeide; zelfs miracf.au, •die anders juist necker's vriend niet was,oordeelde dit geval waardig, in dc brieven aan zijne Committenten der vergeetelheid onttrokken te worden: 'dcnzclfdcn dag, toen'er reeds verfcheidene treurige berichten van de beroeringen in Parijs waren ingekomen, werd andermaal door de Nationaale Vergadering eene bezending aan den Koning gedaan, met het voordel, van de troupen te verwijderen; doch zij ontving hetzelfde antwoord als te vooren; de Koning zeide, dat het alleen aan heqi ftond, om daarover te oordeelcn, en dat hij daarl> 5  i7o STAATSOMWENTELING ïb geene verandering maaken kon: zulks was var» dat gevolg, dat de Nationaale Vergadering het volgend bcftu.it ter neder Helde: „ Op het antwoord „ van Zijne Majesteit verklaart de Nationaale ,^ Vergadering, als uitlegfter van de denkwijze „ der Natie, dat zowel de Heer necker, als „ ook de overige ontflagene Ministers , van de ^ achting en het medelijden der Natie vergezeld worden ; zij verklaart , dat zij , fchrikkende „ voor de treurige gevolgen, welke het antwoord „ des Konings kan na zig floepen , nimmer op5J houden zal, op de verwijdering der troupen, die thans meer dan gewoon rondom Parijs cn ■„ Ferfaülcs bijéén trekken, gelijk mede op de op., richting van burgerwachten, aantedringen ; zij & verklaart op nieuws, dat tusfehen beiden, den ï, Koning en dc Nationaale Vergadering, geene perfoonen zijn kunnen; zij verklaart, dat s, de Ministers de burgerlijke en militaire be„ velhebbers verantwoordelijk zijn voor elke on- derneeming , die regelrecht tegen de rechten „ der Natie en tegen de Decreeten der Nationaale „ Vergadering aanloopt; zij verklaart, dat de te„ genwoordige Ministers cn Raaden van Zijne Ma5, jesteit, van wat ftand en rang ook , met hunne ,, perfoonen zullen inftaan voor het tegenwoordig .,• ongeluk en voor alle gevolgen van dien;zij ver,.. klaart, dat de fchulden van den Staat onder de ,, befdierming der Franfche eer cn trouw gen„ men zijn; dat de Natie geenzins Weigert', de  IN FRANKRIJK. 171 „ intresten te betaalcn ; dat derhalven geen gczaclihebber het recht heeft, om het eerroovend „ woord Bankrot uittefpreeken, op welke manier en in welke bewoordingen het ook zijn moge: „ eindelijk verklaart de Nationaale Vergadering , „ dat zij bij haare voorige befluiten, naamlijk van ,, den i7den , sollen en 23(101 junij volhardt, ,, vervolgends dat deeze tegenwoordige beflui„ ten den Koning door den Prefident ter hand ,, gedeld , door den druk openlijk bekend ge„ maakt, en op last der vergadering, den Heere „ necker cn de overige Ministers, die de Na,, tie verlooreu heeft , zullen toegezonden wor„ den." Deeze zitting duurde, uit hoofde van dc netelige gedeldheid der zaaken, tot diep in den nacht: den anderen morgen ten negen uurc kwam dc Natie wederom bijéén: de Prefident berichtte, dat hij den Koning het bclluit van den voorigen dag ter hand gefield, en dat deeze hem geantwoord had, deszelfs inhoud te zullen overweegen: des nadenmiddags te vijf uuren vergaderde de Natie wederom , overltelpt van onrust en verbaazing over alles, wat te Verfallles en Parijs voorviel: men befloot, op nieuws eene bezending, die zelfs zeer talrijk zou weezen, aan den Koning te doen, om hem eindelijk overdewaare gedeldheid der zaake, die men voor hem geheim hield , en over de bedriegers , die hem omringden, de oogen te openen, en op de  rr- STAATSOMWENTELING verwijdering der troupen nog eens arfntèdrfHgeiw de gehoorgeeving duurde lang : eindelijk bragten de Afgevaardigden het antwoord van den Koning, dat hij, teneinde de rust in Parijs te' herdeden, den eerden Burgemeester deczer dad bij zig ontboden had, om met denzelven over deeze zaak te •raadplcegen ; dat hij eenige Generaals last had gegeeven, om zig aan het hoofd der nieuw-opgerichte burgerwacht te dellen, ten einde den ijver ■Ter goede burgeren te onderfteuncn cn hen door hunne ondervinding te leiden : voor 't overige had hij bevolen, dat de krijgsbenden'in het veld ■•n;r Mars zig van Parijs zouden verwijde'vn: dit antwoord, waarin men altoos nog de Aristocraaten hoorde, was zodra niet voorgeleezen , of 'er ■werd een tweede bezending, met den Aartsbis, ichop aan het hoofd, gedaan , om van den KoRimr de bepaalde belofte van de verwijdering- der troupen te bcgeeren : deeze bragt welhaast het volgend antwoord, waarin de invloed van 's Konings verleiders nog klaar uitblonk, terug: „ Gij verfcheurt mijn hart al meer en meer doop het verhaal 't welk gij mij van het onheil in „ Parijs doet : het is onmogelijk te gelooven , dat de bevelen, die ik aan de troupen gegecven heb,daarvan de oorzaak kunnen wcezen: ik heb ,, in mijn reeds gegeeven antwoord niets Ce vcranderen:" dit antwoord kon de Nationaale Vergadering niet gerust dellen, zij beflgot den gehce-  TN FRANKRIJK. ir3 len iEtcbt bijéén te blijven, om zig in haare geheiligde Amptsverrichtingen van haare vijanden niet te laaten overvallen, gelijk weleer de Magidraat te Romen van de Galliërs, of zig ten minftcn altoos gereed te houden, om eene laatfte pooging bij den troon te doen, en de Hoofd ftad te hulp te komen : haar toedand was wezenlijk de zorgelijkde, die men zig voordellen kan: aan haar lot, aan haare perfoneele veiligheid was de welvaart van Frankrijk ten naauwden Verknocht, en men kon haar geen hair krommen , zonder dc grondzuilen des Staats te doen waggelen: de voorvallen in de Hoofddad, de beroeringen in de Provinciën , de fchrikbaarende honger die dreigde te vertccren wat de burger-oorlog zoude overlaateu, dit alles verwekte de zorgelijktie vooruitzichten in haare ziel, cn deeze vermeerderden wanneer zij hunne oogen in de zaal lieten rondgaan: hier zagen zij dc Gezanten der Natie, door een' Koning opgeroepen, overgegeeven ten prooic der nijpendde onrust, die op alle aangezichten te leezen was; boven hunne hoofden en het vaderland zagen zij het zwaard aan een hair hangen, en allen vreesden, dat de dag van morgen-wel nog vreeslijkei* zijn kon, dan de dag van heden. Den anderen dag begon de zitting al zeer vroeg: gustink doeg voor een adres aan den Koning te zenden, waarin hij hem de fchroomelijke , tor. ■hier toe hen; onbekende waarheid ontdekte , en  m STAATSOMWENTELING hem bezwoer, zijne verkeerde Raadgeevers vah zig te verwijderen : syllery floeg een ander adres voor, dat veel goedkeuring vond, en waarin de volgende uitdrukking uitmuntte : „ De .,, Franfchen bidden hunnen Koning aan, maar zij willen niet voor hem beeven:" and ré zeide, dat men hand aan 't werk liaan en niet praaten, dat men bij den Koning gaan , en hem door de taal des harten overhaalen moest: dc Donderaar mirabeaü ontwierp in de fchielijkheid een fchilderij, die men den Koning onder het oog moest brengen: „ Zegt hem," aldus liet hij zig uit , s, dat de vreemde benden , die ons omringen , }, gisteren van Prinfen , Prinfesfen en gunftclin„ gen van beide fexen bezoek , liefkoozingen , ,, aanmoedigingen en gefchenken ontvangen heb„ ben; zegt hem, dat deeze vreemde trawanten , „ door goud en wijn aangezet, den geheelen nacht 9, door, de onderwerping van Frankrijk in hunne „ röckelooze liedjens voorzegd, en dat hunne „ beestachtig domme wenfehen de vernietiging der „ Nationaale Vergadering verzocht hebben; zegt ,, hem, dat zelfs in zijn Paleis zijne Hovelingen naar dit barbaarsch muzijk gedanst hebben, en „ dat een foortgelijk bedrijf het voorfpel was van 5, den Barthohmeüs - nacht; zegt hem, dat een „ henDrik, wiens aandenken de wereld zegent, >, dat de geene van zijne Voorvaderen , welken ,, hij zig als een modél wilde voordellen, aan het „ oproerig Parijs, 't welk hij in perfoon bele-  IN FRANKRIJK. t7$ {,<, gerde, leeftogt liet bezorgen , maar dat zijne ,, roekelooze Raaden bet koorn, 't welk de koop- handel het getrouwe en uitgehongerd Parijs toevoert, terug zenden." De bczendi;!!'; vertrok: zij ontmoette den Hertog van liancourt ; deeze bngt haar terug en verkondigde de komst des Konings , die, zo hij zeide, rust en vrede wilde medebrengen: in dit oogenblik werden alle harten getrnnst: drenge opmerkers zouden i Sc v ugde mindere waarde, dan in do voorgaande, finart gevonden, hebben: miraeeau trachtte deeze eerde opwellingen te maatigen, terwijl hij aanmerkte, dat deeze vrolijkheid op eene beledigende wijze afdak bij de rampen , welke het volk reeds had gelecden. Een trcurig-zwijgende eerbied," voegde hij 'er bij, ,, zij de eerde groet aan den Monarch ,, in een oogenblik van fmart : het zwijgen der „ volken is de fchool der Koningen." Niet lang daarna verfcheen de Koning in de zaal, alleen door zijne twee broeders verzeld: ftaande, met ontblooten hoofde , zonder pligtpleegingen, fprak hij met veel nadruk cn deftigheid de volgende woorden: „ Mijne Heeren! ik „ heb u doen vergaderen, om over de gewigtig„ de belangen van den Staat met u te raadpleegen; geen één is dringender , geen één treft mijn „ hart zozeer, dan de fchrikkelijke verwarringen  ï?6 STAATSOMWENTELING „ in de Hoofddad: het hoofd der Natie komt met „ vertrouwen in het midden van haare Vertegen„ woordigers , om u zijne bekommering te be„ tuigen , en u opteroepen , middelen ter her„ dellinge van rust en orde te beraamen. Ik weet, dat men onrechtvaardige vooröordeclen verwekt, dat men zig verdout heeft uittedroojen , alsof uwe perfoonen niet veilig waren: zou het wel noodig weezen , om u we„ gens zodanige drafwaardige uitdrooifelen, wcl„ ken reeds bij voorraad door mijn bekend cha„ rakter wederlegd worden, gerust te dellen ? wel „ nu dan! ik, ik ben flechts één wezen met mij„ ne Natie; ik vertrouw mij aan u toe ; helpt -» gij mij onder deeze omdandigheden de welvaart ,, van den Staat beveiligen ; ik verwacht zulks „ van de Nationaale Vergadering : de ijver der „ Vertegenwoordigers van mijn volk, die hier, ,, om het algemeene welzijn te bevorderen , bij„ dén gekomen zijn, daat 'er mij voor in; en al „ zo ik van de liefde en trouw mijner onderdaa „ nen volkomen verzekerd ben , heb ik belast, „ dat de krijgsbenden zig van Parijs en Verfailles moeten verwijderen: ik. geef u volmagt, ja ik „ noodig u uit, om mijne fchikkingen aan de ,, Hoofddad bekend te maaken" — deeze redevoering werd door een raazend vreugde - geroep afgebroken en verzeld: de Prefident der Vergadering beantwoordde met veel deftigheid de voornaamfte poiuten van dezelve, en eindigde met dc verklaaring j  IN FRANKRIJK. ï7? ring, dat de verwijdering der Ministers, zo zeer bij de Natie bemind, de hoofdoorzaak van alle de beroerten was, en dat de Nationaale Vergadering het verzoek hernieuwde, om onmiddelijk met zijne Majesteit te raadpleegen : ,, Deeze onmiddelij„ kc raadpleeging," zeide de Koning, „is altoos „ vrij geweest, zal altoos vrij wcezen ; ik zal „ nimmer weigeren u te hooren , en heb zulks ,, ook nimmer geweigerd." Vermits deeze woorden zonder alle voorbereiding en onmiddelijk uit het hart des Konings fcheenen optewellen , verwekten dezelvcn een algemeen vreugdegeroep , bijna de geheele Vergadering ftond op en verzclde den Koning wederom naar zijn paleis: de Gevolmagtigden van alle Standen vatteden elkander aan de hand en ilooten een keten in de gedaante van eenen balven kring, in wiens midden de Koning ging , voorafgegaan door zijne twee broeders ; een onnoemelijke menigte volks verzelde den trein en riep: Lang leeve de Koning! - fommige riepen: Hij heeft geen andere lijfwacht noodig! ieder fprak met den Koning , en hij fprak met ieder : men verhaalt hoe een gemeene vrouw hem om den bals is gevallen, en hoe hij niet heeft willen toelaaten dat men haar zoude afweeren, Middelerwijl dat te Verfailles de goede zaak der" rechtvaardigheid, der vrijheid des Konings cn des volks met even zo veel kloekmoedigheid als overleg ; met zo veel beleid als ffandvastigheid dooi I. DEEL. M  178 STAATSOMWENTELING de eerwaardige Nationaale Vergadering gehandhaafd werd, ging men in Parijs over tot maatregelen van eenen geheel anderen aart, om het naderend gevaar afteweeren , en tevens een einde te maaken aan het afzichtig Aristocratisch Despotismus : men ontving hier, den i2den Julij, zodra niet de tijding , dat necker ontilagen en gebannen Was, of de geheele ftad geraakte in de uiterfte verbaazing en woede: drie-en-twintig regimenten Honden onder de wapenen ; eene talrijke artillerij was gereed om op het volk te vuuren, de Koning was omringd van verraaders en vijanden der Natie ; in de ftad was geen brood meer te vinden; 's Lands bezorger, vader en behouder was uit het Land gejaagd, en gelijk een boosdoener gebannen ; met hem was alle hoop op vrijheid en den bloei des Staats verdweenen, en in derzelver plaats trad de wanhoop, welke burgeroorlog, bankrot, vernietiging der Nationaale Vergadering, bevélbrieven, gevangenis , bannisfementen , knevelarijen , verdrukkingen vari allerleien aart , en eindelijk de vreeslijkfte hongersnood aan de verbeelding der verfchrokken Parijfenaaren met de zwartfte kleuren afmaalde: het gerucht liep, dat twee foldaaten van de franfche Garde, vrienden van de Natie, gedood waren, door het Regiment RoyalAlkmand, waarover de Prins van lambesc , een ijverige Aristocraat, het bevél voerde : dit was het eerfte fein tot bloedvergieting: een gedeelte der Franfche Garde overviel op de Boule-  Aanval van LAMMSC op weerloze wandelaars.   IN FRANKRIJK. 179 vards plotsling een patrouille van Royal-Allemand', doodde twee of drie menfchen , even zo veele paarden , en floeg de overigen op de vlugt : de Prins van lambesc ftond met zijne geheele bende op de plaats van louis XV en de daarnaast liggende Elifeefche velden ; hij deed op de wecrelooze wandelaars in de Tuilleri'èn, die hem niet beledigden, eenen aanval, en een Officier van zijne benden hieuw een oud man ter neêr : dit verwekte fchrik en misnoegen; alles liep nu naar het Palais-Royal en fchreeuwde: Te wapen ! de kokarde aan den hoed! de ftrijd begon, en eenige menfchen veflooren daarbij het leven de fchouwburgen waren geflooten, gelijk bij een algemeene rouw. Men kan gemaklijk nagaan , dat Parijs geduurende den geheelen nacht in de benaauwdite onrust verkeerde; men was beducht, dat een ontzind gemeen zig zoude overgeeven aan fpooreloosheden , welke men als nog buiten ftaat was te beletten; niemand ging te bed; met ongeduld verwachtte ieder den dag, om ter gemeenfchaplijke verdediging met de overigen afTpraak te neemen, en zig onderling te verbinden: bij den nacht werden 'er geene gruwelen gepleegd; alleenlijk dak het graauw, tegen den morgen, eenige Barrières (?) (*) Aldus noemt men in Patijs, en andere aanzienlijke fteden van Frankrijk, de plaats bij den ingang dep M 2  xSo STAATSOMWENTELING in brand, en brak het huis der Lazaristen open, omdat het bij deeze Monniken een menigte koorn meende te vinden: alles wat 'er was, en dit was niet veel, werd naar de hal gebragt. Het gevaar dat de burgers boven het hoofd hing, terwijl zij zig aan de onderneemingen van een woedend gemeen bloot gefteld zagen, noodzaakte hen eindelijk, om een kloekmoedig befluit te neemen , cn zig insgelijks te wapenen : elk deed nu de groene kokarde, het zinnebeeld der hoope op een betere toekomst, aan den hoed; men vergaderde,• ieder in zijne wijk; men zond gevolmagtigden naar het ftadhuis: de Commune formeert zig; men ontllaat den eerden Burgemeester en de overige Amptenaaren der ftad; men verkiest dezelven op nieuw, cn Parijs vormt burger - compagniën , die men uit dc arfenaalcn en wachthuizen van wapenen voorziet: de Franfche Garde biedt de burgers aan, om zig bij hen te voegen cn zamen te patrouilleercn; men neemt deezen voorflag aan; de Zwitferfche Garde doet dezelfde aanbieding, doch men wijst dezelve van de hand: inmiddels verzelt deeze, gelijk dc eerstgenoemde, de burgers overal ; waar zij gaan, hooren zij de blijde toejuiching der Patriotten, en Parijs vreest onder de befcher- ftad, alwaar de tolhuizen gebouwd zijn ; deeze tolhuizen zeiven en de flagboomen bij dezelven daaronder gerekend : eenige van die tolhuizen werden in brand geftoke.i • doch zij brandden alleenlijk van binnen uk, ojadat ze geheel van Heen zijn.  IN FPs.ANKR.IJK. i8i ming van deeze wakkere mannen niet meer voor de gruweldaaden van een toomloos graauw : groot en klein, menfchen van eiken rang en Hand doen het merkteken van het algemeen verbond , de kokarde, aan; de vrouwen in de koetfen zijn genoodzaakt , dezelve aan den arm te draagen, zo zij de mishandelingen willen ontgaan; eindelijk Parijs wordt den geheelen nacht door verlicht, opdat de patrouilles overal veilig gaan kunnen. Bchalven de Franfche Garden, die deezen morgen hun vaandel reeds verlaaten en zig bij het volk gevoegd hadden, gingen vervolgends nog twee compagniën van het Regiment van Provence tot hetzelve over , die uit St. Denijs ontloopen warén : men wist in den beginne niet, of men wel op hen kon vertrouwen, hoe zeer zij ook betuigden den derden Stand toegedaan te zijn ; doch het bleek welhaast, dat men Haat op hen maaken konde ; zij pleegden niet alleen zclvcn geene buitenfpoorigheden , maar gingen ook de wandaad en te keer die zij anderen zagen bedrijven, en bij den aanval, die 's anderen daags voorviel, muntten zij wel degelijk uit. Deeze dag, den i^den Julij, zal eeuwig in de jaarboeken der Franfche Gefchiedenisfen merkwaardig blijven : een volk, 's morgens nog ongewapend en bijna naakt, tast bevestigde plaatfen aan, voorziet zig van geweer, en verovert in den tijd M 3  li» STAATSOMWENTELING van drie uuren de eerfte vesting van het Koningrijk. Des avonds te vooren had men reeds eenige kisten en wagens met oorlogshehoeftens bemagtigd, die voor het leger der militaire fchool beftemd waren : nog rijker buit was een vaartuig met kruid gelaaden: het ontbrak echter nog aan wapenen; men wist, dat 'er in het Invalidenhuis eenigen waren, en befloot dezelven, het zij met of zonder geweld, daaruit te haaien: sombreuiLj Gouverneur van dat huis, had eenigen tegenftand kunnen doen; hij had volk en kanon, hij had eenige duizenden van menfchen kunnen van het leven berooven; maar dertig duizend omringden het huis , en eindelijk had hij zig tog moeten ovcrgeeven ; zijn goede engel zeide hem derhalven , het bloed des volks en zijner oude Invaliden te moeten fpaaren: hij opende de poorten en liet twintig duizend geweeren , benevens kanon cn eenige krijgsbehoeften neemen: omtrent twintig tot vijf-en-twintig ftuks kanon werden in de ftad gelleept en op de voordeeligfte posten geplant: maar, vroeg men, zal het volk het kanon wel weeten te gebruiken, te richten of zelfs te laaden ? — het volk vond Artilleristen en wel zodanigen, die bekwaam waren: trotsch op zijne tegenwoordige magt, ondernam het eene verovering, waarbij men duizend tegen één had zullen wedden , dat het verliezen moest: om twee uuren werd in  IN FRANKRIJK. 1S3 het Paleis-Royal en op de ftraaten geroepen: Naar deBastille! naar de Bastille ! — Alle de benden trokken derwaards : in den beginne eischte men van den Gouverneur alleen wapens en kruid: het volk gaf zijne begeerte te kennen, en vertoonde zig onder de befcherming van het witte vaandel: men laat twee honderd binnen: nu wordt de brug wederom opgehaald, en men fchiet twee op de voorpleinen ftaande, en met ftukken ijzer geladenc kanonnen, op deeze wakkere lieden af, waarvan terftond door den eerften fchoot veelen fneuvelen: nu geeven de geenen die buiten ftaan vuur, met het kanon wordt de ophaalbrug neêrgefchooten; men loopt ftorm: rasch is het eerfte voorplein veroverd , ondanks het Bataillon Zwitfers en de Invaliden , die reeds zeer in getal verminderd waren, door de geenen die eerst waren binnen gelaaten, en die , toen zij zig op de fchandelijkfte wijze verraaden zagen, als wanhoopigen gevochten hadden : de tweede ophaalbrug werd mede in een oogenblik veroverd en alles , wat zig te weer ftelde, nedergehouwen: de Gouverneur werd naar de Place de Grêve gebragt en aldaar gedood: het hoofd werd van het ligchaam afgehouwen, en op een piek geftoken, met het volgend opfchrift: launeï, Gouverneur der Bastille, een trouwlooze en volksverraader: hetzelfde noodlot trof den Majoor der Bastille, pujet, die den voorigen avond nog naar Verfailles gefchreeven had, dat hij met zijn hoofd voor de vesting wilde inM 4  1*4 STAATSOMWENTELING ftaan, al ware 't ook, dat zij door vijftig duizend." man werd aangetast: beide hooiden, benevens dc handen van den Cipier, werden als in zegepraal ten toon rond gedraagen, en alle de ftraaten van Parijs doorgebragt; zelfs zag men vrouwen bij> dit affchuwelijk bedrijf glimplagchen en in de handen klappen. Ter eere van de menschheid, (de Pa- ' rijfenaars zijn immers ook menfchen!) zullen wij ons met de hoop vleien, dat het getal der weenenden grooter is geweest, dan dat der lagenenden, doch de eerften dorften met hunne traanen in de oogen niet te voorfchijn komen. De Grenadier van de Franfche Garde, de eerfte, die de. muuren der Bastille beklommen had, (herne is. de naam van dien kloekmoedigen man,) werd met het Lodewijks-kruis, dat den Gouverneur ontnomen was, verfierd, en zo de ftad doorgeleid: de befcheidenheid, die hij betoonde , verüerde hem veel meer nog , dan dit kruis (*) — flessen (*) Nadere geloofwaardige berichten , door den Schrijver zeiven opgegeeven, verpligten ons, de volgende aanmerkingen en verbeteringen, op de gefchiede*. nis. van de verovering der Bastille, hier te piaatfen: i.) Men kent geenor Grenadier herne of ar. ne, maar zekeren tournai, geweezen Soldaat van. het Regiment Dauphin, welke de eerfte was, die met. ij;ne onvoorbeeldige dapperheid boven op de -brug van bet voorde gedeelte der vesting, {avancé,} geklom. yen, is:, hij klom. eerst op het huis van. zekeren ri-  Be hoofden van den Gouverneur en Majoor der Bastille op pieken rond gedragen.   IN FRANKRIJK. 185 les, de eerfte Burgemeester, was reeds lang verdacht gehouden, van de goede zaak niet zeer toegedaan te zijn, en men hield hem in liet oog: een brief van hem , gcfchrccven aan iïauney, in wiens zak dezelve gevonden werd, leverde q u e t • toen op den muur; van daar op het wachthuis vervolgends naar heneden op het Gouvernements - plein : men kan hiervan niét wel een denkbeeld vormen, zonder de Bastille zelve gezien , of ten minden eene belchrijving daarvan gëlëèzèn te hebben, weshalven wij den Leezer verzenden to.t het Bijvoegfel achter de meermaals aangehaalde brieven van campe geplaatst, behelzende, benevens eene nette afbeelding van dat geweezen moordhol, eene beknopte befchrijving van hetzelve: bladz. 426 en volg. 2. ) Launey was met dc bezetting der Bastille niet de aanvaller , maar hij werd aangevallen : het wordt niet bevestigd', dat men alleen wapens en krijgsbehoeften van hem begeerd heeft; maar het v .ik riep terdond: „Wij moeten de Bastille hebben! weg mee „ de foldaateu!" 3. ) Nadat de groote en kleine brug van het voorde gedeelte der vesting reeds waren neergevallen, eu het volk nu de brug van het tweede voorplein wilde bemagtigen, en vuur op de foldaateu gaf, waren deezen genoodzaakt insgelijks op het volk te vuuren: zulks deeden zij voor de tweede maal, toen een uur daarna het volk, door nieuwe hoopen verderkt, den aanval op de brug bervattede; en nog een uur na deezen tweeden aanval, toen 't volk het wachthuis, enz. in brand M 5  186 STAATSOMWENTELING hem over aan de woede des volks: de inhoud van den brief was deeze: „ Hou ftand tot agt uuren, „ dan zult gij troupen en bomben hebben : ik 5, zal ondertusfchen het canaille wel wat ophouden:" dit verraad betaalde hij met zijnen kop wilde fteeken, werd een kanon, met Hukken ijzer gelaaden, afgedoken, 4. ) De naam van den Majoor der Bastille was niet pujet, maar losine: hij was een allerbraafst man, de troost der ongelukkigen, die in de Bastille fmachtten : zeker Marquis de pelleport , eertijds een gevangene in de Bastille , en dien dag bij geval te Parijs zijnde , waagde , uit dankbaarheid , hoewel vruchtloos , zijn leven , om hem aan de woede des volks te ontrukken — had losine het niet gedaan, de gevangenen zouden den algemeen gehaaten laun e y reeds lang te vooren vermoord hebben. 5. ) Cholat, een Wijnkooper, zal de eerde geweest zijn, die zig meester van den Gouverneur heeft gemaakt. 6. ) Niet bij den Gouverneur, maar in den zak van den Lieutenant person, die mede zijn leven verloor, vond men het Lodewijks- kruis, het welk d ub o 1 s, een geweezen fufelier onder de Franfche Garden , in 't knoopgat gebonden werd. 7. ) De Eastille is riet dormenderhand veroverd; het Gamifoen opende de poorten,  IN FRANKRIJK. 1P.7 — geregelder is 't misfehien, zo lang als de wereld Haat, bij eene wanorde niet toegegaan, dan hier bij de vreezelijkfte wanorde in Parijs; rechtvaardiger is 'er mogelijk nimmer eene onrechtvaardigheid gepleegd , dan toen : onfehuldig bloed heeft het volk in 't geheel niet geltort , wanneer men de vijanden des Vaderlands uitzondert , dan heeft het tegen niemand geweld gepleegd ; de meeste winkelhuizen waren deezen geheelen dag open. De groote (lag was volbragt; het gepeupel, met vodden omhangen, had het gepeupel in zijden gekleed de heerfchappij ontwrongen , even zo onbekwaam en onwaardig om hetzelve te bezitten, als dit: ook begeerde het eerstgenoemde, verftandigcr dan het laatfte, deeze heerfchappij niet voor zigzelf; het was voldaan met den Koning en de Natie, die alleen moeten regeeren, die ook, gelijk beiden het reeds voorlang ééns geworden zijn, alleen in Frankrijk bchooren te regeeren , tot blijdfehap cn geluk van het land, vrije handen verfchaft te hebben : de aandoenlijklte tooneelen volgden op deeze gruwelijke bedrijven , derzelver werk en vergelding! tagtig edele mannen uit dc Nationaale Vergadering , en onder deezen de Edelften der Edelen , begaven zig naar Parijs, om de blijde maare te verkondigen, welke de Koning zeiven hun zo even had geboodfchapt, dat hij flechts één wezen met de Natie  1S8 STAATSOMWENTELING was: zij gingen te voet de Rad door; tusfehen twee reien van foldaaten en gewapende burgers, onder een onophoudelijk geroep van eene tallooze menigte : Lang keve de Natie ! Lang leeve de Koning ! zij traden de groote zaal van het Stadhuis in: la fayette, die zo goed met den mond en de pen, als met den degen de vrijheid kan doen zegepraalen, vattede als Prefident het woord op , en zeide onder anderen : „ de Ko„ ning is misleid geweest, doch hij is 't nu niet „ meer; hij kent onze ellende, hij kent dezelve, ,, om 'er voor eeuwig een einde van te maaken: ik kom, door hem aan zijn volk gezonden , „ met woorden des vredes ; ik hoop hem ook „ den vrede te kunnen verkondigen, welken zijn ,, lijdend hart zo noodig heeft:"— dc Aartsbisfchop van Parijs befloot zijne korte aanfpraak met dc uitnoodiging tot een blijmoedig: Te Deum ! lally-tolendal fprak veel, met een ontgloeid hart en groote welfpreckendheid : onder anderen zeide hij: ,, Uwe cifchen waren recht„ maatig; de Koning had voor een oogenblik de „ denkwijze der Natie miskend, waarover hij „ de eer en het geluk heeft te heerfchen:" hij eindigde met dc uitroeping, waarmede de geheele Vergadering als in verrukking inftemde : Lang leeve de Natie ! Lang leeve de Koning ! Lang leeve dc Vrijheid! de Hertog van liancourt fprak over het gedrag van de Franfche Garde; ook verviel dc Graaf clerjuont de tok-.  IN FRANKRIJK. 189 nerre op dit ftuk. „ Men heeft, " zeide hij, „ misfehien foldaaten een oogenblik naar het „ vaandel van 't patriottismus zien heenen dwaa,, len — alles zal vergeeten worden; waar niets „ ftrafwaardigs gebeurt, daar is geene vergiffenis „ noodig; dc foldaaten der vrijheid kunnen geen ,, Deferteurs weezen :" vervolgends fchetfte hij dc trouw van het Franfche Volk, 't welk de werktuigen van het despotismus haat, maar zijnen Koning aanbidt, en eindigde met een hartroerend tafereel van het bedrijf, waarvan Verfailles denzclfden morgen ooggetuige was geweest: „ Wij „ hebben," zeide hij, „ hem, den besten Ko„ ning, in onze armen gedraagen van onze zaal „ tot aan zijn paleis, en deeze twee gebouwen, „ die verre van elkander liggen , waren thans „ door onmeetelijke volks-reien zamen verbon„ den , van wier vreugde-geroep cn zegenin,, gen de lucht weergalmde:" dc Prefident der Vergadering van de keurnooten te Parijs , m 0reau van st. mery, vermaande de Patriotten deezcr ftad , om den geenen vergiffenis te fchenken, die den pligt jegens het vaderland niet altoos hadden in 't oog gehouden, zelfs den geenen, die het ongeluk hadden gehad, om het bloed hunner medeburgcren te vergieten : „ In het ,, oogenblik," voegde hij daarbij, „ dat de vrij,, heid zegepraalt, moet men edelmoedig zijn: de s, ftraffchuldigcn lijden genoeg, wanneer zij ons  ioo STAATSOMWENTELING „ het geluk zien genieten, waarvan zij ons wil» ,, den berooven:" kortom , alles was vergiffenis , dank, blijdfchap op deezen plegtigen dag, den i5dcnjulij: de Marquis de la fayette, die des morgens eenpaarig tot Generaal Commandant van de Parijfche militie benoemd was, werd thans door een algemeen geroep openlijk en plegtig in deeze waardigheid bevestigd : hij wilde fpreeken , doch hoe ware het mogelijk geweest, om gehoor te verkrijgen! hij trok zijnen degen, faluëerde met denzelven voor de Vergadering, ten blijke van dankbaarheid. Bailly, die in een tijdftip, hagchelijker voor de Nationaale Vergadering dan ooit, als haar Prefident, algemeenen roem en liefde behaald had, werd tot Burgemeester van Parijs uitgeroepen: met de Hechting der Bastille werd nog denzelfden avond , onder den donder van al het grof gefchut, door vijfhonderd werklieden een begin gemaakt, waarbij het Garnifoen der Bastille onder de wapenen ftond: dc gevreesde krijgsbenden waren terug gezonden , 's Konings Raad , zo gehaat bij het volk, was afgedankt; necker, riep men, vol van hoop, zal en moet wederkoeren! Bij al dit geluk ontbrak de goede ftad Parijs nog éëne zaak; zij wilde haaren goeden Koning zien; hij kwam in de ftad, zonder lijfwacht, wier plaats hier de burgers te voet en te paard vervingen: meer dan driehonderd leden der Na-  IN FRANKRIJK. 191 fionaalè Vergadering verzelden hem door de duizenden , waarmede de weg van Verfailles naar Parijs als bezaaid was ; door de oniifzienbaare reien van burger - militie, die aan wederszijden van de ftraaten in Parijs ftond , meer dan honderd en tagtig duizend in getal: bij de intrede in de ftad ontving bailly hem met de volgende woorden : „ Sire ! ik breng uwe Majesteit de „ fleutels van uwe goede ftad Parijs; het zijn „ dezelfden , die aan hendrik IV overhan„ digd werden ; hij had zijn volk weder ver,, overd; hier is het 't volk, dat zijnen Koning „ weder veroverd heeft" — ten flot van deeze korte aanfpraak zeide hij : „ Sire! tot hier toe ,-, had gij de Kroon aan uwe geboorte te danken; „ doch van nu af zult gij dezelve aan uwe deugd „ te danken hebben." Door de golvende ftroomen van volk, die onophoudelijk riepen : Lang leeve de Natie ! reed de Koning naar het ftadhuis , alwaar bailly hem efe volksdvokarde overgaf, welke thans tweekleurig , rood en blaauw, zijnde de kleuren van het dads-wapen, geworden was (*), en welke hendrik IV op de nieuwe brug reeds twee dagen gedraagen had : de Koning nam dezelve aan, en hield ze altoos aan zijnen hoed in de hand: nadat het vreugdegeroepeen weinig bedaard was , hield moreau vat* (*) Men weet dat 'er naderhand nog de witte kleur bijgevoegd is.  192 STAATSOMWENTELING st. mery eene redevoering aan den Koning, waarin hij hem uit de blijde verrukking des volks wegens de tegenwoordigheid van zijnen Koning, toonde, hoe onrechtvaardig men dit volk bij zijnen Koning bad aangeklaagd. „ Sire!" voegde hij'erbij, „ gij behoeft flechts in uwe gedachten „ de groote cn roerende waarheid te hernieuwen, 5, dat dc troon eens Konings nooit vaster Haat , „ dan wanneer hij gevestigd is op dc liefde en „ trouw der volken, bezit gij deezen, dan zal de „ uwe onwrikbaar zijn:" ethis van corny, eerfte Fiskaal des Konings, begeerde, dat deeze groots dag door een gedenkteken vereeuwigd wierd, het welk men ter eere van lodewyk XVI, den bewerker der nieuwe vrijheid van den Staat, den herfleller der nationaale gelukzaligheid, cn den vader van het Franfche volk moest oprichten: 's Konings hart was te vol, dan dat hij had kunnen fpreeken; bailly zeiae op zijn bevél en uit zijnen naam, dat hij gekomen was, om het volk wegens zijne denkwijze over hetzelve, gerust te Hellen, cn dc tegenwoordigheid en liefde van dat volk te genieten ; dat hij wenschtc , Vrede en rust in zijne Hoofdltad berfteld te zien; Wenschte, dat alles weder den gewoonen gang mogt gaan, cn de overtreeders der wet aan dc gerechtigheid overgeleverd mogten worden : hierop vatte lat. l y-tolendal het woord op, en zeide: „ Wdnu, burgers van den Staat! zift gij „ nu voldaan? hier is hij, welken uw hart riep; hier  IN FRANKRIJK. 193 ,-, Hier is de Koning, die u uwé Natiofiaale Ver„ gadering gegeeven heeft, en die uwe vrijheid ,, op eenen onwrikbaaren grond bouwen wil; laat hij den vrede van hier mede terug neemen, om zijn zo diep, zo lang gewond hart „ te gcneezen : hij begeerde geen andere wacht „ te hebben , dan de liefde zijns volks ; toont „ hem , dat hij duizendmaal meer in magt toe„ genomen is, dan hij opgeofferd heeft — Sire!" vervolgde hij , „ gij ziet deeze edelmoedige en ontroerde onderdaanen, van welken gij wordt „aangebeden; hoor hun vreugde-geroep , lees „ op hunne aangezichten , zie neder in hunne ,, harten , gij zult niets vinden , dan liefde cn „ trouw; 'er is zelfs geen dén, die niet bereid* „ vaardig zou weezen, om voor u zijnen laatden „ druppel bloeds te vergieten : gevloekt zijn „ de flechthoofden, die nu in 't vervolg nog de „ denkwijze zouden kunnen lasteren, dié eene „ edelmoedige en getrouwe Natie voor eenen „ rechtvaardigen en goeden Koning koestert , „ voor eenen Koning , die van dit oogenblik af „ niets meer aan zijne magt wil te danken heb„ ben , en derhalven alles aan zijne deugd zal „ danken" t- Alle deeze redenen werden daar ter plaatfe , alwaar dc denkwijze des volks omtrent zijnen Koning wordt uitgedrukt, oogenbliklijk door de toejuiching der geheele Vergadering bevestigd: de Koning, al meer en meer aange- I. DEEL, N  i94 STAATSOMWENTELING daan, en bezweeken onder den van tijd tot tijd toeneemenden vloed van gewaarwordingen, kon niet dan met eene zachte Item de volgende woorden voordbrengen, die door de overigen der Vergadering overluid herhaald werden: „ Mijn volk kan „ altoos ltaat maaken op mijne liefde" — geen mond fprak het woord vergiffenis uit; maar vergeetenheid werd aan de foldaaten beloofd. Na geëindigde zitting vertoonde de Koning zig met het teken des verbonds, de kokarde aan den hoed, op een uitltek, aan het volk, en duizende van monden riepen op éénmaal: lang leeve de Koningl welk geroep de geheele ftad rond liep, verzeld van den donder des kanons , van den klank der wapenen, van het wapperen der vaandelen , van het blaazen der trompetten , en van het geraas van trommen en keteltrommen: vervolgends hoorde de Koning in de kerk van onze lieve Vrouw, den Lofzang, en keerde toen in eene zielsgelteldheid , onëindig verfchillende van die , waarmede hij herwaards was gekomen , in plaats van met een benaauwde vrees, welke men hem ingeboezemd had, met een gerust en vergenoegd hart, weder naar Verfailles te rug. De verraaders des Vaderlands, belast met de befchuldiging van het volk en deszelfs Herder, ontvlugtten de rechtvaardige wraak, en verdrooiden  IN FRANKRIJK. 195 zich naar alle vier winden ; de Graaf van artois, zo zeer geen verleider dan wel verleid , zo men zegt , maar echter zelfs als zodanig onverfchoonbaar, ging naar Spa ; broglio, die tegen den Koning gezegd had : „ Sire .' gij zijt „ geen Koning meer, doch ik zweer u bij mijn „ leven , dat gij vóór dat agt dagen zullen ver„ loopen zijn, wederom zult regeeren;" deeze, in zijne drafwaardige verwachting te leur geftelde broglio, begroef zig om zo te fpreeken , op zijn landgoed, beroofd van zijne drievoudige waardigheid als Generaal, als Minister en Gouverneur van Metz: de Prins van lambesc ontkwam door de fnelheid van zijn paard: hij, de Hertogin van polignac en anderen, gingen de «en hier en de andere daar heen, niet buiten gevaar van op den weg ontdekt en aangehouden te worden: de Koningin —kan alleen door den nakomeling geoordeeld worden: foulon, eer wreed-aart, werd van het volk te recht gedeld, fchoon •niet door eene gewoone rechtspleeging, nogthans zeer rechtmaatig; met hem en gelijk als hij, zijn fchoonzoon b e r t h i e r . Necker werd wederom ingeroepen, om een knd gelukkig te maaken, 't welk hem niet baarde ; eene Natie te verheerlijken, die op de zijnen met verachting nederziet, een volk te behouden , te voeden en te befchermen, dat zijn geN a  |«6 STAATSOMWENTELING loof niet is toegedaan, het welk echter deezen drievoudigen vreemdeling , ter eere der menschheid, der Franfchen en der verlichting, mag het gezegd worden , niets minder eerbiedigt en bemint, dan het ■ ooit doen kon , in gevalle hij geboorte , natie , en geloof van hetzelve hadde ontvangen. Geheel Parijs was ingenomen met de wederkeering van necker, en geheel Frankrijk met dit tijdvak der omwenteling: de fmalle gemeente, de burgers cn derzelver tegenwoordigers, dc Nationaale Vergadering en de Koning, in één woord, ieder verwachtte raad en hulp van hem; ieder zag in zijne wederkomst een einde van alle onlusten, van alle plunderingen en moorden; zelfs zij, die de, aanbidding der Natie met nijdige oogen begluurden, zelfs zij, die wegens hunne geboorte, ftand en bezittingen het overwigt met een benaauwd hart moesten bevestigd zien , het welk de derde Stand door necker's terugkomst voor altoos ftond te verkrijgen, zelfs beide deeze partijen vonden zig genoodzaakt, te wenfehen, dat zij hem weder in Frankrijk mogten zien, omdat bij dc Hand grijpende regeeringloosheid geen uitmuntende waardigheden te verkrijgen waren, en geene geboorte, geen rang noch bezittingen konden gehandhaafd worden: de geheele Staat was in de handen van een verwoed gepeupel, dat  IN FRANKRIJK. 197 den naam en de rechten der Natie door wreedheden had bcmagtigd : hetzelve werd voorgegaan door foldaaten, die even zo zeer door natuurlijke en gemaakte verhitheid , als door onvcrfchilligheid of verbittering , door den Koning zeiven , en door hunne al te onbcraadene verkoozene en aangeduide hoofden veroorzaakt , van hunne eigenlijke bedoeling tot de tegen gefielde-overgegaan of overgehaald waren : zij fchreevcn met het gemeene volk, aan hunne beftuurders wetten voor, en ueezen konden hen door niets anders leiden, dan door dc magt der gemaatigdheid , der welfpreekendheid , der bedwelmende bepaaling , tot vaderlandsliefde, der door kunst verwekte zucht voor de'rechten der menschheid," der gevaarlijke en afgeperlte onderwerping aan hunnen trots en edelmoedigheid; niets fchoot 'er voor hen over, om ze"te beteugelen en te leiden, dan de liefdeen het vertrouwen op den man , welken zij als hunnen vader befchouwden , omdat hij hen bij den hongersnood had gevoed, omdat hij hen tegen wreeder verdrukkingen had willen beveiligen : deeze man was thans op weg om herwaards te komen , en Hond gereed , om zijnen invloed op het volk, door dankbaarheid en hulploosheid gegrondvest, met alle zijne bedaarende gevolgen te doen gelden ; hij was de afgod van het Gemeen , de Koning der Natie , de raadsman van haare beduurders, de momber van haaren Koning cn de redder van deszelfs familie; hij was, om N 3  ïqS staatsomwenteling zo te fpreeken , de as , om welke alles draaide, wat men wenfchen, hoopen en verliezen kon. Necker, (en 't geen ik nu van hem opgeef, zal een onpartijdige nakomelingfchap bij een klaarer licht beöordcclen; zijne tijdgenooten vermogen zulks niet —) necker was niet door zijn verftand, noch door zijne naar zeker plan geregelde eerzucht, maar door de omftandigheden en zijn hart lot deeze fchitterendc posten en tot deeze verhevene beftemmlng opgeklommen: zijne loopbaan was de loopbaan van iemand, dien het geluk gediend heeft, dien geen ontwerp noch innerlijke zucht opleide tot de waardigheden , tot welken hij uit de wisfel-kamer langzaamerhand opklom, maar behoefte van anderen, bereidvaardigheid om te helpen, een daaruit voordkomend enthufiasmus voor den Staat, in wiens dienden hij was, en van tijd tot tijd daaruit opwellende liefde voor zijn werk, welke zig aan zijn verdand en hart ongemerkt als liefde tot het volk, het welk hij weldaaden bewees , vertoonde , en die zig, alzo zijne opvoeding zo lijn en gekundeld niet was , dat hij zijne eigenliefde leerde verbergen, om met des te meerder glans te verfchijncn, aan de oogen van allen (want wat mcnschlijk oog blijft onzijdig, wanneer zig iemand aan hetzelve vertoont, die van zig-zelvcn fpreekt!) ten toon delde als eene ijdelheid, welke men noodzaakelijk *rs des te buitenfpooriger moest opgeeven , hoe  IN FRANKRIJK. gewigtiger, grooter en edeler de dienden en opofferingen waren, waarvan hij, als door hem ontworpen en uitgevoerd , zeiven openlijk gewag maakte , en die hij, ten einde de eigenliefde zijner tijdgenooten niet tegen zijne eigene aantehitzen , aan hem zeiven had moeten overlaaten te bepaalen, te waardeeren en te beloonen: zo onrechtvaardig is de mensch altoos, uit zijnen waaren aart, jegens den mensch, en hij wordt het nog des te meer, hoe meerder krachten hij waant te bezitten , om hetzelfde te doen , wat de e^erlie deed; doch de ftraffe voor deeze onrechtvaardigheid ligt reeds in die onrechtvaardigheid zelve : want wie zelf zeer ijdel is, ontdekt de ijdelheid van anderen des te fpoediger, en klaagt daarover des te aanhoudender en bitterer: deeze gronddelling is zo eenvoudig en ligt, zo zeer in de menschlijke natuur, dat de aanklaager en rechter der ijdelheid in het oogenblik van het uitgefproken vonnis, noouzaakelijk van denzelfden misdag moet befchuldigd worden, en dat hij geen daat moet maaken op eene verfchooning, welke hij, genoopt door een natuurtrek, anderen weigert. Doch ijdel of niet ijdel, welk redelijk man, die het geloof aan de goede hoedanigheid der menschlijke natuur niet verzaaken wil, neemt de moeite, om onbeduidende drijfveêren van daaden al vittende optefpooren , ten einde door haare geringheid de door haar veroorzaakte groote en N 4  fcoo STAATSOMWENTELING weldaadige gevolgen met een fehaduw te bedekken , of als kleinigheden te doen voorkomen ? N e c k e r was werkzaam, verkleefd aan den Koning, maarniet aan deszelfs beheerfchers; bezield met eenen goeden wil, om aan zijnen moejelijken post volkomen te voldoen; een vriend des volks, als een geboren burger; een menfchenvriend, uit grondbeginfelen der zedekunde ; een vveldaadig man, die daartoe even zo veel gevoel als middelen had; een befchermer van de rechten der menschheiiLals een vrijgeboren Republikein; een zorglijke Minister, die zig bij de bewustheid van wél te willen doen, liever uitltootcn laaten, dan door moed en kunltenaarijën handhaven wilde ; geen groote wereld- noch'menfchen-kenner, die door het goede op zig- zelf zonder vreemd gewaad , zonder zwier of dwang, trachtte werkzaam te zijn bij eene Natie, die diep in 't bederf was neêrgezonken ; een weekhartig man, die zig door den gcringden lof even zo zeer liet opbeuren, als de minde afkeuring hem neéTflagtig kon maaken , en welke om die rede , al dikwerf ten nadeele van het geheel en ter verkleining van zijne eigenliefde, naar lof reikhalsde en de afkeuring angstvallig poogde te ontduiken;'diè zijnen perfoon menigmaal met zijne daaden en derzelver gevolgen in betrekking tot het geheel, verwarde , en evenwel meestentijds de laatstgenoemden, wanneer zij weldaadig waren, openlijk van zijnen perfoon afzonderde ; een voortreffelijke wisfel- , maar ecu  IN FRANKRIJK. 201 fobere Staats-rekenaar; een geoefende raadgee-, ver voor eenen vriend, maar niet voor eenen Koning ; een vader voor eene dochter , maar niet voor een Natie; een wel goed, vereerenswaardig en beminnelijk, maar geen groot man, en-buiten ftaat, om eerbied te verwekken en door kracht en vastigheid in zijne voorneemens, verwondering en een onbepaald vertrouwen te verwerven; dit, geloof ik, zal de nawereld van hem kunnen oma dcelcn, wanneer dat geene, 't welk hij ten deele beraamde, ten deele ook uitvoerde, volkomen afgezonderd van zijne hoedanigheid als individu , welke nog op ons, als tijdgenooten indruk maakt, voor haar onderzoekend en onbevooroordeeld oog, duidelijk en klaar ten toon geipreid ligt. , Het is ontegenzeggelijk, dat zelfs de mcesten. zijner tijdgenooten aan. zijne braafheid (*) niet twijfelen , en deeze bijzonderheid was het, die (*) Dat geene, wat het Gemeen aan ,hem be:i>inde , en wat het va.i hem oordeelde , blijkt uit her, yolgend couplet, 't welk dj ffisckwijypn, den dag na. 's Konings komst te Parijs (Jen ijden Julïj 1780,) onder anderen ook zongen : Nof bon Rot nous Va promis; J'va rappeiïr nof MmtpTre. J'a'Jom les vcus reunis L'pauv' cher homme doit ctre ben trfste: V la c'que c'efl d' 11'être par comme eux: Vz' av-ez contre v-ous tous les gueux. N 5  co» STAATSOMWENTELING hem het vertrouwen van het Gemeen zowel als van den Koning, van de Nationaale Vergadering zowel als van de Natie, zelfs met opzicht tot haare menigvLÜdige partijen en meest gezocht belang, verfchafte, bevestigde en nog onderhoudt: vanwaar anders de algemeene wensch , om hem weder in zijne voorige ftandplaats te zien ? vanwaar anders de buitenfpoorige verrukking, toen men hem eindelijk weder zag ? Zijne intrede in Parijs hernieuwde bij den opmerker het beeld van de oude romeinfche zegepraal : alle de ftraaten waren opgepropt met gewapende en ongewapende menfchen : grijsaarts en kinderen, rijken en armen, liepen, eindelijk eens met hetzelfde belang bezield , hem te gemoet, en fpoorden elkander aan tot een juichend gefchreeuw. De trein , die hem van Verfailles naar Parijs verzelde, vermeerderde welhaast tot duizenden, en de vreugdebetoningen, gepaard met het gedruis en gerommel van oorlogstuig, werkten onwederftaanbaar en tot bedwelmens toe op oor en hart: te midden van het drokde gewemel zag men eerst necker's Echtgenoote , die in zijnen val had medegedeeld , en ter fchadelooshouding thans ook zijn' zegepraal wilde genieten , aan de zijde en in de armen van haare dochter, de barrières inrijden : eene tallooze menigte drong zig tot haar rijtuig, vooral vrouwen , waarvan eenigen in het portier der koets  IN FRANKRIJK. 203 traden , haar met bloemen en loftuitingen overlaadden , haare handen als bemagtigden, dezelven kuschten, haar haare goede Moeder (*) noemden, en vervolgends met traancn, die langs breede vooren op de bePcoovene wangen neêrrolden, afklommen, ten einde anderen hetzelfde geluk deelachtig te maaken: Mevrouw necker hoorde ze allen, antwoordde ieder, en op haar gezicht en in haare geheele houding lag eene verrukking, die naar dronkenfehap geleek , en eene aandoening die haare oogen nat maakte, geduurende dat haare lippen al beevende wilden glimplagchen. Haar aanblik vermeerderde het enthufiasmus voor haaren Egtgenoot, dien men met een vernieuwd ongeduld te gemoet liep : hij was van alle zijden door burger-militie omringd, en onder haar gemengd , drongen menfchen van alle klasfen, danden, fekfen en ouderdom door: ieder wilde hem zien, ieder wilde zig door hem doen bemerken, ieder wilde zijn vreugde - geroep door het algemeen gedruis als 't ware tot hem doen doordringen ; het was een mengfel van aandoening en blijdfehap, dat onwederdaanbaar in verdrukking wegdeepte , en alles bezielde met eene foort van dolligheid, die met traanen van blijdfehap eindigde, wanneer borst en lippen afgemat waren. (*) Nof bortne Mama»,  104 STAATSOMWENTELING Bij necker in het rijtuig zat de Graaf van st. priest, die altoos de grondbeginfelen van. zijnen vriend de zijnen had gemaakt , en thans: in deszelfs zegepraal deelde: beiden waren in eene foort van bedwelming, die hen reeds eenen geruimen tijd had doen verftommen; beiden fpraken met oogen en gebaarden tot de hen.omringendemenigte, en trachtten ieder afzonderlijk toeteknikken en te wenken, gelijk ook ieder afzonderlijk zijne verrukking tot hen wilde. doen I doordringen: in tafereelen van dien aart vertoont zig de hoogde veredeling der menschlijke natuur: want hier was zij weggezonken in verrukking over dat geene, wat zij Goed oordeelde;' hier boezemde zij daarvoor dank uit , en hier ontving zijden dank, dat zij het wist te erkennen, van het: Goede zelve. De trein ging langzaam de ftad in , en hier Werd het tooneel nog veel meer onderfcheiden, woelig en aandoenlijk: alle venfters, alle balkons, alle deuren Honden vol van wezens , dronken van blijdfchap , die den Vader des volks met begeerige oogen te gemoet vloogen , hem met een nieuw gejuich begroetten en met nieuwe bloemen en takken als bedekten: midden op de ftraaten danste het volk, van vreugde bedwelmd, terwijl de fatzoenlijker burgers, met een ftil gevoel de oogen onwrikbaar op necker gevestigd, met den hoed eerbiedig in de hand , van beide zijden voor-  IN FRANKRIJK. 205 waards drongen : met deezen trein kwam hij vóór het Hotel-de-Fille. Het plein de Creve ftond reeds vol, en het gewemel pakte zig alle oogenblikken r'igter inéén ; men zag niets dan hoofd aan hoofd , tusfehen welke de armen uitftaken , om de hoeden te zwaajen, of bloemen en groene takken te flroojen , of tot een geklap zamen te 11; n : vijftig duizend Hemmen vloeiden in een éénig, en deeze riep tot bevens en verdoovens toe: Lang leeve de Vader des volks! lang leeve de Natie!" Aan de trappen van het Hotel-de-Ville werd hij verwelkomt door den Marquis de la fayette, aan het hoofd der kiezers: hij zelf hielp hem uit het rijtuig en leidde hem de vergaderzaal van de vertegenwoordigers van het volk te Parijs in, alwaar hij werd ontvangen, in een wezenlijke verrukking die eindelijk bedaarde , toen de Hoofdofficier (Blaire) eene korte, eenvoudige, doch fchoone eU roerende aanfpraak aan hem deed, waarin hij hem als een Befchermengel van Frankrijk hulde deed, die het Land zodra niet ontrukt was , of onrust en wanhoop bemagtigden zijne bewooners , en zodra niet aan het Rijk was weder gegeeven, of hoop, rust en vreugde keerden ook weder in de harten van allen.  *o6 STAATSOMWENTELING Necker beantwoordde deeze aanfpraak met een redevoering vol hartlijkheid en dankbaarheid , die met het verzoek van vergiffenis voor de vijanden der Natie eindigde, en reeds in deeze zaal de uitwerkzelen voorbereidde, welke zij in de andere onwcderftaanbaar ten gevolge zoude hebben: toen hij gereed ftond, om zig te verwijderen, riep één van de Vertegenwoordigers in eene ontroering, die duidelijke blijken droeg , welk eenen fterken indruk dit geheele bedrijf op hem gemaakt had: „ Een ftandbeeld voor den Vader des Vaderlands , „ hier in den omtrek van het Hotel-de-Fille:'11 alles riep en juichte deezen voorflag toe, en het was niet, dan met veel moeite, dat necker zijn gevoel van dankbaarheid met woorden kon te ■kennen geeven: „De wensch alleen is genoeg," riep hij, „ om op mijn geluk het zegel te druk„ ken!" en verzocht de Vergadering om het daarbij te laaten; doch zij befloot, dat zijn borstbeeld in de vergaderzaal geplaatst zou worden. Vervolgends vervoegde hij zig in de zaal der Kiezers, en zijn intrede was de leus tot een verrukkend gejuich : in en vóór dezelve waren wel duizend burgers vergaderd, wier oogen hem zochten , wier harten hem in zachter' en woester' uit'berftingen van blijdfehap te gemoet vloogen : de vreugde van een groote menigte, vooral bij deeze Natie , heeft een wegflcpende, bedwelmende kracht, die wel gevoeld en in haare uitftorting  IN FRANKRIJK. 20? gezien en gehoord, maar door geene befchrijving voor de verbeeldings-kracht levendig genoeg afgefchetst kan worden. Nadat necker op den Moei van den Prefident plaats had genomen, zonk alles eensklaps weg in eene diepe ftilte : de eerfte Prefident, de la vigne, trad tot hem, bood hem eene nationaale kokarde aan, en zeide: „ Ongetwijfeld zijn deeze „ kleuren u dierbaar ? het zijn de kleuren der vrijheid :" (*) necker nam dezelve aan en bevestigde ze aan zijnen hoed; nu hernam de Prefident het woord, en deed eene redevoering, waarin de hartlijkfte denkwijze en het algemeen gevoel der Natie uit eiken volzin doorftraalde. ,, Gij zietzeide hij onder anderen, „een tal„ loos volk , dat op u aandringt : nimmer zal ,, het vergeeten , dat het u voor zijn behoud „ heeft te danken; aldus zegepraalde de kracht „ der deugd! gij waart niet meer in ons midden, „ en evenwelwas uw naam, denaam necker, „ het woord, 't welk alle braave Staatsburgers „ tot één belang vereenigde — wie kan nu nog, ,, nadat gij tot ons zijt wedergekeerd , wie kan ,, nu nog twijfelen, dat het Vaderland onder de ,, oogen van een goed Vorst, onder de werkzaa- (**) Monfieur, voici des coulews que vous cherirez fans doute, elles font celles de la liberti.  s©8 STAATSOMWENTELING •„ me voorzorg'van eenen Minister, als gij; onder den zogenaamden invloed der vrijheid, die ,, wij met ons bloed hebbes bevochten, het top„ punt van luister en geluk bereiken zal! -,<, En de middelen tot deezen luister en dit geluk „ liggen in den fchoot van zijne rijke provinciën.; „ de aanfpraak op dezelvcn in het verheven cha.„ raktcr, 't welk de inwooncren der Hoofddad ,, ontwikkeld hebben, cn het waardig genot daar„ van in het gevoel voor dc deugd, het welk zelfs •„ te midden van de woeste uitftortingen der wan■ „ hoop cn der ontkluistering van het juk der • „ flavernij , niet verdoofde , en met een luide ,, flem van de rechtvaardigheid des Konings den „ deugdzaamen man wedereischte , wiens ijver ,, voor dc algemeene welvaart niet kan bereikt ,, worden , dan door eene onbeperkte dankbaar„ heid, die thans uit het hart van de Vertcgen„ woordigers der Natie , gelijk als uit het hart „ van de Natie zelve, met eenen vuurigen naar„ ijver tracht te fpreeken , en geen woord „ meer vindt. " De Prefident keerde zig fnikkende om, en uit alie oogen in de zaal rolden traanen van eene aandoening, die in het naastvolgend oogenblik in een luid gefchreeuw van toejuiching bruisfehend overging : na hem nam de tweede Prefident, WOREAU DE SAINT-MERY, het WOOrd : „ Het  IN FRANKRIJK. uo9 5> Het lor van dit groote Rijk, " zeide hij, „ is „ openbaarlijk aan het uwe verbonden; deszelfs ,, vijanden wisten zulks, cn de eerfte flag, dien zij hetzelve toebragten, en die alle de overi„ gen voorfpelde, 'moest uwe verwijdering wee- zen: de algemeene wensch der Natie en haare ,, kloekmoedigheid, het verlangen van eenen Ko- ning, dien men vruchtloos poogde op het ,« dwaalfpoor te leiden, brengt u heden terug en ,, met u de Gezellin van uw leven , van uwe ,, deugd , en van uw benijdenswaardig ongeluk „ (*) : o, gij ziet het! uwe wederkomst is een Nationaale zegepraal. " Necker was gedilurende beide deeze aanfpraaken in eene blijde onrust, die wederkeerig zeer fterk op de omftanders werkte, en de harten van allen des te zekerer en vuuriger ten zijnen voordeele innam , hoe levendiger zij zigzelven van een evengelijk gevoel doordrongen vonden: hij ftond eindelijk op, en boezemde de ontroering, welke te vooren reeds uit zijne ftomms beweegingen gefproken had, thans uit in woorden , die allen den vuurigften dank ademden voor de liefde en het vertrouwen der edelmoedige Natie , die altoos het voorwerp van zijn bewondering was geweest, en aan welke hij zijn geheel leven.en alle zijne werkzaamheid had toegewijd: (*) De vos ilfaftm »evers. I. deel. O  oio STAATSOMWENTELING hij kwam door eenen natuurlijken overgang van de edelmoedigheid der Natie jegens hem, op haare edelmoedigheid jegens haare vijanden ; hij poogde de Staatsburgers en hunne menschlijkheid voor de geenen te winnen , die zo ongelukkig waren geweest van zig hunnen haat op den hals te haaien , en dus vreezen moesten, als gebannen flagtoffers van de openbaare wraak vervolgd en gedraf t te zullen worden: hij fprak over dc gevangenneeming van den Baron van besenwall, dien men, onaangezien zijne voorfpraak, niet had losgelaaten, en dien men thans bezig was naar Parijs te brengen; hij bezwoer de Vertegenwoordigers van het volk om alle hunne vermogens en hunnen geheclen invloed aantewenden, dat de akelige tooneelen, wier gedachtenis men , zo mogelijk , in de diepde vergetelheid moest begraaven, niet herhaald; dat door zodanige terechtdellingen zonder verhoor, vonnis , onderzoek noch wetten, het recht, de menschlijkheid , de openlijke rust en de eer der Natie niet van nieuws beledigd en gefchonden mogten worden ; hij liet zig over dit onderwerp met zulk eenen nadruk , met zulke een hartlijkhcid en- aandoening uit, dat niemand in de zaal ongeroerd bleef; dat alles eendags, als uit éénen mond riep: „ Ver„ giffenis, vergiftenis voor de fchuldigen! Alge„ meene amnestie! (*)" en dat de omdanders in (*) Gr ace, gr ace aux covpables! Amnhtie generale!  IN FRANKRIJK. 2n deeze opwelling van hunne edelmoedigheid zeiven een nieuw genot en nieuwe vreugde vonden. Necker had zelfs nog niet uitgefproken, of het vergaderde volk op het plein % Gréve was zijne onverduldigheid niet meer meester, en had met een groot gefchreeuw begeerd, hem te zien: men herinnerde hem zig te moeten vertoonen, en hij liet zig in een der naaste vertrekken leiden , van waar men hem op het plein zien kon: zijne verfchijning was het fein tot een vreugdegeroep , het welk van 't plein door de naaste draaten weêrgalmde : hij wenkte en dankte het volk , en bleef eenige minuten aan deszelfs cogen en toeroeping blootgedeld , vol van eene inwendige blijdfehap daan. Middelerwijl had de Graaf van clermonttonnerre, die hem van Verfailles gevolgd was, in de zaal der Kiezers door eene korte, maar zo nadrukkelijke en krachtige aanfpraak, als men die bij deezen uitmuntenden redenaar gewoon was te hooren, in voorflag gebragt, dat zij het gevoel van edelmoedigheid en menschlijkheid, welke zij te vooren getoond hadden, in een wettig befluit zamenvatten cn vastdellen mogten: dit voordel werd met algemeene goedkeuring aangenomen , cn nog vóór dat necker terug kwam , in de volgende bewoordingen opgedeld én bepaald: O a  aia STAATSOMWENTELING „ Doordrongen van den geest der menschlijkheid en rechtvaardigheid , die 's Ministers zo gegronde, verhevene en hartroerende redevoes, ring ademde , heeft de vergadering der Verte„ genwoordigers beilooten, dat de dag, op wel„ ken deeze geëerbiedigde, onontbeerelijke man aan bet Land is weder gefchonken, een plegtige dag zijn zal; zij verklaart tot dat einde, uit ,, naam van alle burgers der hoofddad , zonder ,, vrees van tegenfpraak te vinden : dat zij alle „ haare vijanden vergeeft; dat zij alle geweld3, oefening , welke tegen dit onderhandfche be„ duit drijdt, verbiedt; dat zij van dit oogen„ blik af alleen die geenen als vijanden der Natie befchouwen zal, die door den één of anderen ,, dap de openbaare rust dooren; dat het tegen„ woordig befluit van alle predikftoclcn afgelcezen, onder het blaazen van -de trompet in alle „ ftraaten bekend gemaakt , aan alle Municipali„ teiten gezonden, en dat men in elk , die het,, zelve goedkeurt, den goeden en waaren burger „ des Staats erkennen zal." Na dat weck er nu in de zaal teruggekeerd was, las de Graaf van clermont-tonnerre dit befluit voor: hij geraakte daarover in eene ontroering, die duidelijke blijken gaf, dat hij nu zijne zegepraal volkomen oordeelde: als buiten zigzelvcn viel hij op zijne knieën , ftrekte beide handen naar de omftanders uit en ftamelde  IN FRANKRIJK. 2i3 ecnige enkele woorden zonder zamenhang , die meer nog dan de doorwrochtte redevoering, te kennen gaven , met welk een hevig gevoel zijn hart thans doortrokken was: de aandoening, waarin de aanfchouwers bij dit gezicht als weggerukt werden, was onbcfchrijvelijk: de verrukking eener talrijke vergadering plant zig voord, gelijk een elektrieke Itroom , en vooral wanneer de Franfche Natie in deezen toeltand is, dan wordt zij in eene foort van zinloosheid weggefleept, geduurende dewelke zij niets anders ziet, niets anders hoort, dan 't geen haar in dien toelland overbragt; terwijl zij opvliegt tot eenen graad van verheffing, waarvan men flechts een zwak" denkbeeld zal kunnen vormen , zo men daarvan geen ooggetuige geweest is, en die bedaarder gemoederen , in haare natuurlijke uitdorting, zeldzaam en belachelijk moet voorkomen , fchoon zij de drijfveörcn en uitwerkingen van dezelve hunne goedkeuring en verwondering niet zuilen kunnen weigeren: deeze laatde zegepraal van necker was ongetwijfeld de grootdc cn fchoonde, omdat zij de zegepraal der menschlijkheid was : hij verliet Parijs onder hetzelfde geleide , onder hetzelfde vreugdegeroep , onder 't welk hij binnengekomen was, en reed regelrecht wederom naar Verfailles terug. Niet alleen dc Vertegenwoordigers van het volk te Parijs, en de Kiezers, waren het, die de eerde O 3  *i4 STAATSOMWENTELING opwelling van edelmoedigheid, cn van gevoel voor menschlijkbeid hot gevierd hadden, cn hunne vijanden door vergiffenis hadden willen draffen; het volk op het plein de Gréve vergaderd, was van hetzelfde gevoelen cn voorncemen geweest: men had de vastgefteldc vergiffenis ten deele met een luide Hem verkondigd, ten deele ook door het uitftroojen van losfe bladen waarop gefchrecven Hond : Algemeene vergiffenis, (*) bekend gemaakt, en in de oogcnblikkcn van blijdfebap , en om dezelve te veredelen, had hetzelve dit befluit van het Hotel-dc-Ville goedgekeurd: het verdeelde zig in blijde hoopen door de Had, en boodfebapte ook dat geene, wat 'er gebeurd was, in het PalaisRoyal: ook hier was men in het eerde uur verrukt over het befluit, en dubbeld verheugd over deszelfs bewerker; doch welhaast, toen het bloed wat begon te verkoelen, toen zij, die geen ooggetuigen van het geheele geval geweest waren , meer het verftand,, dan eene verhitte verbeeldingskracht lieten fpreeken, begon men te oordcelcn, dat de bewilligde vergiffenis het hart van den Minister wel tot eer verflrekte, maar aan dc Natie geene veiligheid en voordeel kon verfchaffen; cn hoe meer men dit gevoelen overwoog, des te meer werd men overtuigd, dat het Hotel-de-Villg; eenen dap gedaan had, die even zo rasch als gevaarlijk, even zo onberaaden als onbevoegd ge- C) Amuist ie geaer.ak*  IN FRANKRIJK. 215 wccst was ; men deed voorftcllen in het PalaisRoyal betrekkelijk tot de herroeping van dit befluit , en men had naauwlijks de Hemmen daarvoor ingewonnen, of ecnige afgevaardigden fneldcn naar de vergaderplaats van de naastgelegen wijk, en Relden hun befluit voor: zij waren omringd van een fchreeuwendc menigte , waarvan het twee-derde gedeelte niet wisten, wat men verhandeld had en nog zou verhandelen, die echter zeer gemaklijk vóór' de herroeping kon ingenomen worden door het denkbeeld, dat een enkele driftige minut alle de gevolgen voor vrijheid en veiligheid had vernietigd, welke dc Natie door doodsgevaar en zelfs door bloed op den i^den Julij had moeten koopen: iu dit denkbeeld lag alles opgcflooten wat noodzaakelijk was, om een verwend en trotsch gemaakt Gemeen aan den gang te helpen: het liep geheel Parijs door, en waar men de raazende hoopen zag heenen vliegen , vreesde men voor gevaar en onheil, men roerde de trom, men luidde de allarmklok, zonder fomtijds te weeten, waarom en waarvoor: zo was binnen weinige uuren geheel Parijs in rep enroere, en men was beducht, de bloedige tooneclcn van den gemelden i4den Julij te zien hernieuwen : alles droomde naar het Hotel-de-Ville , cn braave burgers verzochten van de vergadering der Kiezers, wat het Gemeen met raazen en tieren eischte. O 4  *i6 STAATSOMWENTELING Maar indedaad, niet het Gemeen, noch de Patriotten van het Palais Royal, die niet alle echt waren, waren het alleen geweest, die het befluit der Kiezers voor onovcrlegd hielden; eenige wijken hadden ten deele om dezelfde redenen; ten deele ook uit eene foort van jaloezij op de Kiezers, dezelfde tegenbefluiten gemaakt, en waren reeds op het Hotel - de-Ville verfcheenen , om deeze herroeping te bewerken of door geweld afteperfen : de Kiezers waren zeer in het naauw gebragt, en genoodzaakt, te doen, wat een verhit Gemeen , jaloerfche gevolmagtigden en geheime benijders van necker, door twisten, trotzeeren offchreeuwén van hun vergden; zij moesten door een tweede befluit verklaaren: „ Dat ,, zij met het eerfte niet bedoeld hadden, om die vijanden der Natie, die als zodanigen aan-' „ geklaagd cn overtuigd waren, onder de alge» „ meenc amnestie te begrijpen, maar flechts aan.„ tekondigen, dat de Burgers des Staats, van dit „ oogenblik af, alleen naar de wetten handelen en „ vonnisfen zouden , ten welken einde zij eiken ,, ftap verboden hadden, die de openbaare rust ,, door het pleègcn van geweld ftoorde ; cn het „ genomen befluit kon volftrekt niet anders, dan „ op deeze wijze uitgelegd worden, alzo de ver„ gadcring der Kiezers nimmer had gemeend, en „ nimmer had kunnen meenen, dat zij het recht ,, irad, in zodanige gevallen te vergecten en te U vergceven,"  IN FRANKRIJK. =17 Men had reeds de bevelen verzonden, om den Baron van besenwall op vrije voeten te Hellen; maar nu werden nieuwe Couriers afgevaardigd , om dit bevel te herroepen : men gaf ook den anderen morgen kennis van het geheele geval aan de Nationaale Vergadering, die na eenige hevige debatten deeze uitfpraak deed,-dat de Baron van besenwall in bewaaring blijven , en dat 'er een Commisfie zou benoemd worden, om de zaak van de vijanden der Natie te onderzaaken en op dc bchoorelijke wijze naar de wetten uitfpraak daarover te doen : zij keurde ook de uitlegging goed, welke de Kiezers van de ftad Parijs door een tweede befluit aan het eerde gegeeven hadden: necker's voorfpraak was derhalven nutloos , en dezelfde dag, op welken hij vergood werd, was met eene foort van ondankbaarheid gekentekend. Doch dit verfchijnfel, hoe vreemd het ook moge voorkomen , was onvermijdelijk : federt den I4den Julij, als de dag op welke de derde Stand zegepraalde, waren in de dad Parijs, als mede in de Nationaale Vergadering, twee partijen ontdaan,' die beiden langs eenen zeer natuurlijken weg het waare oogpunt misten, waaruit de bevrijding der Natie van de dwinglandij moest befchouwd worden. De èène partij , welke wij de democratifche zullen noemen, was overtuigd, dat van het oude O 5  ■ai8 STAATSOM WENTEL ING Staats - gebouw geen Heen op den anderen blijven moest; dat de grondHcllingcn der oude daatsgedeldheid, zowel als de geenen die dezelven te werk badden gefield, geheel verwijderd; dat zij, die zig ■van dc rechten, welke hun daardoor toekwamen, bediend hadden , om Happen te doen, welke thans, nu dc Natie vrij was, als dwingland!) en onrechtvaardigheden aangemerkt werden, vervolgd, gevangen genomen en tcrechtgefteld; dat liet beroerde Gemeen , 't welk zodanige lieden opzocht, en zonder rechtspleeging en vonnis ter dood bragt, verfchoond, en dat hetzelve door de Nationaale Vergadering niet belet moest worden, om den Staat van deeze bloedzuigers te zuiveren , omdat hun dood het zegel en de bevestiging der bevochtcne vrijheid was, en zij zelve, indien zij zig daartegen zou verzetten, wel eens gevaar kon loopen van verfcheurd te worden, en eenigen van haare leden even als foulon en bert h i e r behandeld te zien : het volk had zijn bloed gewaagd, om zig vrij te maaken, bijgevolg was het eene foort van dank, wanneer men oogluikende toeliet, dat het zig van de rechten der vrijheid bediende tegen de geenen, die hetzelve, veele jaaren herwaards, volgends dc rechten der dwinglandijc, als tirannen onderdrukt en geplaagd hadden — aan het hoofd van deeze partij waren , jn de Had de Democraatcn van het Palais Royal, en in dc Nationaale Vergadering, de Graaf van mirabeaü, barnave en eenige anderen.  IN FRANKRIJK. 2JQ De tweede partij was van gevoelen, dat bij de grondftellingen der eerfte partij wetten en algemeene orde de bodem ingeflagen, cn bet bellaanvan een groote menigte Staats-burgers aan de wraakzucht, nijd, eigenbaat en toomelooze wreedheid van een ongeregeld en opgeruid graauw overgeleverd worden zou; zij begeerde, dat den Koning de behoorelijke achting moest bevveezen, zekere hem van natuure toekomende rechten, gepaard met de magt, eigen aan een verkoozen Opperhoofd der Natie, gelaatcn, en dat hij door de Nationaale Vergadering gevolmagtigd moest worden om elken oproer krachtdaadig te onderdrukken en elke onwettige terechtftelling te verhinderen; zij drong 'er op aan, dat de Nationaale Vergadering zelve , als de eenige, thans nog ftandgrijpende, door de Natie zelve verkoozen , bevestigde en geëerbiedigde magt in het Rijk , ook 'als zodanige haare rechten en bevoegdheden doen gelden, en de eenige en hooglte rechtbank aanltellcn moest, voor dc misdaadigers, die men thans Misdaadigers der beledigde Majesteit noemde ; welke rechtbank echter billijk van dien dag af een begin ncemen kon, op welken de Natie konde beledigd worden, dat is, op welken zij de eerfte Magt in het Rijk geworden was, en als een zodanige befchouwd, onderwerping, trouw en een geregeld gedrag van ieder Staatsburger had kunnen verwachten en cifchen ; dat eindelijk bij de baldaadigheid en overmagt van het graauw, dc Nationaale Verga-  *2o STAATSOMWENTELING dering de noodige vrijheid bij haare raadflagen moest verhezen, en dat dienvolgends in dezelve zaaken konden doorgedreeven worden, welke een afzonderlijk lid , zo hij Hechts de beuls van het plein de Gréve, en geene behoorelijke gronden in • zijn voordeel had , zig aanmaatigen kon naar goedvinden te beraamen , ten toon te Hellen en aanteprijzcn : regeeringloosheid, het grootlte onheil in eenen Staat, zou daarvan een onvermijdelijk gevolg weezen — deeze tweede partij had aan het hoofd lally-tolendal, mounier, clermont-tonnerre en het grootHe gedeelte van dc Gevolmagtigden der twee eerfte Standen : dit verfchaftc haar den tijtel van aristocratifche partij, die wel voor haar niet voegde, maar evenwel zeer gevaarlijk was: deeze tijtel lag in haare grondbeginfelen niet opgeflootcn, (want het waren grondbeginfelen van rust en bevrediging,) maar doelde op de aanmaatigingen van die lieden , die het Gemeen met den naam van Aristocraaten beftempelde , en waaraan men het denkbeeld der vijanden van Vrijheid en Volk meende te moeten hechten, Ontftaan 'er eerst partijen, dan ontbreekt het niet aan verbittering , aan verkeerde uitleggingen der wederzijdfehe gevoelens en grondftellingen , aan te verregaande voorfteilingen met opzicht tot derzelver gevolgen, aan hairklooverijën in de debatten, aan befchuldigingen van eigenbaatige bc-  IN FRANKRIJK. »** dodingen , en eindelijk aan voorbaarige, eenzijdige befluiten , alleenlijk voordfpruitende uit, Een ander flraatdeuntjen met; het flotrijm, pir fiïnterne , was in den mpnd van jong en oud , en fnen ziet de denkwijze van een gepeupel , dat he.t volgende en foortgelijke verzen tot zijn morgen- en, avond-gezang maakte:- Soyons en garde contre la trahifon, Qjje la cecarde marqué notre union, Ceux, qui feront mépris ' Bes Bourgeois de Paris, Par jnftice moderne Seront d'abord punis - mi par- la Lanterne.  IN FRANKRIJK. 2-33 Gardes Verfailles hadden verbaten en tot hunne cameraaden in Parijs overgegaan waren: een detachement van dc burgerwacht nam zijne posten voor het Kasteel en wilden de Invaliden daarbij niet toclaatcn , die hetzelfde begeerden te doen: de Prins van potx, als Opper-bevelhebber der burgermilitie van Verfailles, legde het daaruit gereczen gefchil in zo verre bij, dat de burgers de posten voor de traliën , en de Invaliden de posten op de binnenplaatfen zouden bezetten : des nicttegendaande ontving den Prins van poix van den Graaf de st. pPvIest een Ministerieele nota van deezen inhoud: „ De Koning „ heeft gelast, dat de posten voor de traliën ,, door de Invaliden, maar de meer afgelegenen „ door de burgerroilitie , zo als zij zulks goed„ vinden, en tot nadere order, zullen bezet wor„ den: " dc burgermilitie befchouwde zulks als een blijk van wantrouwen, en welhaast bemoeide zig het graauw daarmede en riep over aridocratifche cabaalen : men maakte , in weérwil van 's Ministers billet, de bepaaling , dat alle posten door de burgers en Invaliden tevens zouden bezorgd worden , en omdat men zig naar deeze fchikking voegde, werd de rust wederom herdeld. Toen de tijding van dit geval te Parijs kwam, was de gisting aldaar bijna even zo derk, als zij (e Verfailles geweest was, cn dezelve nam wederP 5  334 STAATSOMWENTELING om in het Paleis-Royal een begin : zij bedaarde echter op laatere berichten, en 't volk vergat het welhaast, terwijl het met andere dingen werd beziggehouden : men verwachtte naamlijk den Baron van besenwall, in Parijs, die, verzcld van een fterke burgerwacht, derwaards op weg was: des morgens hadden eenige Zwitfers, die hunne tig'inenten verlaatcn en zig bij de foldaaten der Natie gevoegd hadden, openlijk op het plein de Gréve hunne fabels gewet, en gezwooren, dat hij niet zou verfchoond worden; zij hadden voorgenomen , hem in dertien ftukken te kappen, ter eere van de dertien Zwitferfchc-Kantons, die zij meenden, dat hij door zijn gedrag bij de Natie gelmaad en gefchonden had : het gepeupel had hen omringd , en zij zowel als dit , kon niet dan door voorltellingen der Kiezers en door patrouilles van de burgerwacht verftrooid worden. Tegen den avond zag men op nieuws geweldige zamenrottingen van het volk, toen het berichtte Parijs kwam , dat de inwooners van St-. Denis hunnen Hoofdofficier even zo hadden behandeld, als de Parijfenaaren hunnen Prevot-des-Marchands, op den i4den Julij; dat zij met deszelfs hoofd op weg waren , en zegepraalende Parijs wilden intrekken , om zig van de blijdfehap cn goedkeuring hunner broederen te verzekeren. Het volk van St. Denis had deezen HoofdölB>  IN FRANKRIJK, 235 cier bijna van dezelfde misdaaden befchuldigd, als de Parijfenaaren hunnen Prevot-des-Marchands en deszelfs Intendant: eenigen van hun waren in zijn huis gebroken, om hem te grijpen; doch hij was 't ontkomen, en was op den toren van een kerk gevlugt; maar men ontdekte hem weldra en bemagtigde hem : geduurcndc een geheel uur liet men hem over zijn lot in onzekerheid, die fchrikkelijkcr was , dan zijn fpoedig daarop gevolgde dood : zijne vervolgers waren 't niet ééns , wat dood hij derven zoude: fommigen raadden aan, dat men hem ophangen zou, en in één oogenblik had hij eenige droppen om den hals; anderen begeerden , dat hij van den toren zou neêrgedort worden , en terdond werd hij naar de galmgaten gcfleept: zij, die hem wilden afgedort hebben trokken hem bij de voeten, cn die hem wilden doen hangen hielden hem bij dc droppen om den hals: eindelijk werden zij 't ééns, dat hij uit de galmgaten gehangen en zo der beneden vergaderde menigte ten toon gedeld zou worden; doch 'er deed zig nog een derde partij op, die begeerde, dat hij beneden onthoofd en dan hangen zoude, om daardoor zijne tcrechtdelling des te klaarer te doen zien, en anderen van zijne foort des te krachtiger te waarfchouwen: dit gevoelen werd goedgekeurd en men lleepte hem naar beneden; doch beneden komende vond men , dat de droppen hem bedwelmd hadden , men doeg hem het hoofd af, dak hetzelve op een' daak, cn hing het ligchaam bij de voeten op.  a36 STAATSOMWENTELING Eenigen onder het volk deeden in hunne bloeddoritige blijdfchap den voorflag , om met het hoofd naar Parijs te trekken en den inwooneren van deeze ftad dus te toonen; „ hoe de burgers ,, van St. Denis in vaderlandsliefde cn moed met „ hun gelijk ftondcn :" (*) men omhelsde dit voordel met een Mijd gejuich, en meer dan vijftien honderd menfchen floegen op weg naar Parijs : doch kort voor de dad vonden zij ook reeds eenige Detachementen burgermilitie , die hen ten deele door bidden , ten deele door bedreigingen overhaalden, om naar St. Denis wedertekeeren, hen zelfs derwaards verzelden , en langs deezen weg trachtten de rust te herdellen. Deeze en foortgelijke bedrijven in de Provinciën, die te Parijs ruchtbaar werden, onderhielden het volk in eene onophoudelijke gisting : zo verfprcidde zig nog denzelfden avond het gerucht, alsof op het Hotel-de-Ville een geflooten en verzegelde kist was aangekomen , waarin men zes hoofden van dc aauzienlijkden van zekere Provincie had gevonden : alles hielde naar het Hotelde-Ville, om deeze kist en deeze hoofden te zien, doch men vond noch het één noch het ander aldaar, en het volk ging zeer misnoegd heen , omdat men de Vertegenwoordigers befchuldigde, (*) Oiie les citoyens de St. Denis ne cedent point avx fiers Pari/lens, rti en antour de la patt ie, ni en courage.  IN FRANKRIJK. 237 alsof zij dezelven niet toonen en het volk de vreugde niet verfchaffen wilden, om de hoofden van zijne voorige bloedzuigers te zien en dezelven in zegepraal rondtedraagcn. Den volgenden dag geraakte, op een nieuw gerucht , wederom alles in rep en roer: men ltrooide uit, dat de foldaaten van de voorige Franfche Garde Parijs wilden verhaten ; eenigen van hun hadden indedaad voorgenomen , om hunne nabeftaanden in de Provinciën te bezoeken, en zig van het tooneel der onlusten te verwijderen: zij oordeelden daartoe behoorelijke paspoorten noodig te hebben, en vermits men bij de algemeene verwarring niet recht wist, wie dezelven moest afgeeven , vervoegden zij zig bij een van hunne voormaalige opperhoofden , die betuigde daartoe niet bevoegd te weezen, en die hun daarbij over hunnen aanftaanden toeltand en beftaan eenige zwaailgheden voorltelde , welken misfehien niet van grond ontbloot waren, doch die echter, toen ze het volk ter ooren kwamen, met een morrend geroep ontvangen werden: alles was fchielijk op de been: men zocht de Franfche Gardes op, en bezwoer hen , het vaderland onder deeze omfiandighéden niet te verhaten, met de belofte van hen rijklijk onderhoud te zullen bezorgen: op deeze verzekering verklaarden zij: „ dat zij door hun „ affcheid flechts vrij hadden willen worden, ten j, einde zi$ onder den banjere, des Vaderlands te  a38 STAATSOMWENTELING ,, begeeveri en te voltoojen 't geen zij begonneö hadden." (*) De Marquis de la fayette, dit geval vernomen hebbende , deed tcrdond aan de Franfche Garde bekend maaken, dat zij hunne paspoorten bij hunnen voorigen Lieutenant-Colonel konden bekomen; dat 'er welhaast een krijgs-reglement zou verfchijnen ; dat hij den anderen dag hunne bataillons monftcren, en dat men van hun, als mede van de overige foldaaten, die hunne regimenten verlaaten hadden , een Nationaale Garde oprichten en hen als zodanigen bezoldigen en kleeden zoude: deeze bekendmaaking was het middel;, waardoor de rust wederom herfteld werd. In de Provinciën woelde het volk niet minder, dan in de Hoofddad: de boeren verbrandden de kasteden hunner Edellieden , verwoestten hunne tuinen, doodden en verjaagden het wild , en vermoordden de Edellieden zclven ! fchuim van volk, 't welk het maar om te rooven te doen was , was in menigte zamengerot, en verklaarde alles, Wat rijke lieden bezaten, voor het zijne : de denkbeelden van gelijkheid en vrijheid bragten alle de hoofden op hol, cn wanneer de eene meer had dan (*) Qjle t*bre% par leur cartouches, ils tien profïteroient que pour s'enroler fous l'étcndart de la patrie, Êf achever ce qtfiis avoient commehcê.  IN FRANKRIJK. 23P de andere, wilde men met hem deelen; doch liet aandeel van den leeuw viel den,geenen toe *, die de overmagt hadden , welke zig daaden veroorloofden , wier afgrijzelijkheid mogelijk alleen in dc gefchiedenis der zamenzweering, en wier wèl overlegde cn met fchranderheid uitgevondene barbaarschheid, alleen in de jaarboeken der Franfche rechtspleeging haars gelijken vinden. Alle deeze onlusten bepaalden de Nationaale Vergadering, om eindelijk met vernieuwden ijver het werk der herdelling van den Staat andermaal te hervatten en voordtezetten: het volk begon overluid te morren over uitdcl en Vertraaging, en deeze murmureeringen werden bittercr cn woedender, toen het daarbij opzet en plan, en in fommige leden der Nationaale Vergadering , die met nadruk op eene herdelling van orde hadden aangedrongen , vijandige Aridocraaten meende te Vinden: zo kwam het met de derkde bedreigingen daartegen op, toen thoureT tot Prefident der Nationaale Vergadering verkooren werd , en de dömocratifche partij maakte deeze bedreigingen zo gewigtig en gevaarlijk , en onderdeunde de voordellen van de kringen in het Palais-Royal zo geweldig, dat deeze man, dien men met reden niets anders kon ten laste leggen, dan dat hij de despotieke denkwijze va'n het graauw en deszelfs ruggedeunfelen niet goed kon keuren, zelfs genoodzaakt was , van deeze waardigheid.  è4Q STAATSOMWENTELING afdand te doen: de klaarblijkelijke oorzaak daar* Van was , dat de volkspartij het overwigt veikreegen had, en dat dit zig bij de eerstvolgende werkzaamheden der Nationaale Vergadering, als in zegepraal vcrtoonen zou. En zulks bleek indedaad ook: de zittingen van den 3iden Julij tot den aden Augustus des morgens, waren onduimig, en men had het niet ééns kunnen worden , of' de bepaaling en vertooning van de rechten der menschheid (*) het nieuwe Staats-gebouw vooraf gaan, dan volgen zoude: de aridocratifche partij had haare gronden , om deeze bepaaling den-voorrang niet te geeven, omdat het volk daardoor in deszelfs kwalijk geplaatden ijver voor de vrijheid gellijfd zoude worden; en de volkspartij had redenen, om daaraan de voorkeur al te geeven, omdat het volk langs deezen weg met zekerheid zoude verneemen, welke rechten en bevoegdheden het in den Staat had, cn dat het deeze des te ijveriger zoude, handhaven : in de avondzitting van den Aden Augustus werden de debatten over dit onderwerp wederom hervat: deeze debatten namen eensllags een keer, welke, al ware zij niet geheel onverwachts , evenwel bij verrasfehing werkte, en alles in vuur en (*) Declaratloa des droits de l'homme est du csteyen.  IN FRANKRIJK* 041 eti vlam bragt: de Vicomte de noailles vattede het woord op, en leide de thans in het Rijk heeifchende onlusten en geweldenaarijen van haare eenvoudigde oorzaak , van de zwaare, ongelijkverdeelde lasten des volks af; hij fchetde de verdrukkingen , welke voornaamlijk den landman door de leenrechten lijden moet ; hij fprak met een vuur, 't welk niet geveinsd, of door vrees, met gemaaktheid voordgebragt was , tegen lijfcigenfchap , heercndienden en duur verkochte rechtspleging der leenheeren: deeze gezegden , geuit door een' man, die hier met eene waare edelmoedigheid en ongeveinsde harthjkheid het volk tegen zigzelvcii in befcherming nam; die, wanneer hij hier opriep , om opofferingen te doen , zelf de gewigtigden eerst doen moest; deeze edelmoedigheid werkte nis een electrique dag op de geheele Vergadering, en het woeste gefchrecuw van toejuiching, 't welk van de zijde der volkspartij eerst op hem afdroomde , lleepte welhaast de andere partij mede, en bezielde alles met verrukking , terwijl men, zo lang als dezelve duurde» niets deed, niets dacht, dan het edelmoedig voorbeeld van den Vicomte te volgen , te bereiken, te overtreffen : van alle zijden drong men door naar den fpreekdoel , om van het een of ander recht afdand te doen; men fnelde naar de tafel van den Prefident, om verzaakingen te laaten optekenen ; men had de voordellen om het volk van veele lasten te bevrijden, nog niet eens gedaan, J. deel. q  «42 STAATSOMWENTELING of zij werden reeds goedgekeurd, aangenomen en opgetekend : het was een zielroerende fiaijver tusfehen edelmoedigheid en edelmoedigheid, tusfehen opoffering* en dank, en alle de gemoederen waren in eene verrukkende beroering, die waarfchijnelijk voor de eerfte maal , alle wenfehen , alle bedoelingen, alle rechten en alle gewaarwordingen deed zamenloopen in dit édnige oogmerk: gelukkig te manken en door het geluk van anderen gelukkig te worden. Alles wat den landman , als mede den burger drukte, zou afgefchaft en voor eeuwig vernietigd zijn; de rechten van het leen-ftelfel, van de Geestlijkheid , pcrfoneele voorrechten , zouden ten deele te niet gedaan , ten deele afgekocht worden , en in den Staat zou niemand kunnen zeggen , dat ftand , rang en waardigheid hem het minde uitfluitend recht op ampten ; de minfte uitzondering van de algemeene lasten des Staats; de minfte aanfpraak op jaarlijkfche pennoenen verfchaffen konden; niets zou in 't vervolg doen uitmunten dan begaafdheden; niets zou gemak toebrengen, dan nijverheid; niets zou geacht worden, dan deugd en verdienden: de Koning, onder welken deeze groote dingen beilooten en bekrachtigd konden worden en daadlijk werden , zou de hersteller der fransche vrijheid genoemd, en het Opperwezen als de eerfte bron van ade weldaadigheid en van alle  IN FRANKRIJK. s43 rechtvaardigheid, zou ih een plechtig gezang dank toegebragt worden. Dit alles werd beilooten ih eette zitting, die in de jaarboeken der Franfche gefchiedenis , en vooral in de jaarboeken der menschheid, en menschlijkheid over 't algemeen, een Van de allcrmerkwaardigften zijn zal; die, al Ladde ontroering c^'en zo veel deel daaraan als edelmoedigheid ; al ware deeze edelmoedigheid voor een gedeelte gegrond op de vrees van dat geene te zien neemen, 't welk men niet gegeeven had; al wierden in de haast en drift zaaken overgegceven, die den geever niet toekwamen; al heerschten in Veele van de in deeze zitting genomenc befluiten onbepaaldheid, tegcnltrijdigheid en zelfs onmogelijkheid, die, niettegenltaande dit alles, evenwel het voorrecht en den roem bejaagen zal , dat In dezelve de grond tot eene Staatsgcfteldheid , die een miïlioen menfchen gelukkig maakt, zo niet reeds gelegd , nogthans ontegenzeggelijk Voorbereid is ; dat veele denkbeelden , voerdgefprooten uit geboorte, rang en ftand, gezuiverd en menschlijkcr gemaakt zijn ; dat juist daardoor de weg tot opofferingen en tot een onbaatzuchtiger menschlieveudheid geopend , en dat eindelijk daardoor een voorbeeld gegeeven is, het welk zichtbaar en onzichtbaar op het menschdom onmiddelijk invloed hebben, en, zelfs verre van Frankrijk indruk maaken zal, op het veriiand en hart van perfoonen , die het in hunne raagt hebben,  S44 STAATSOMWENTELING om de geenen die onder hen ftaa i, door geringe vrijwillige offeranden gelukkig te maaken , etl hunne onderdaanen een genoegen te bezorgen, het welk uit den arbeid, welken men voor zigzelven verricht, en uit de vruchten, die men zeiven geniet, gemeenlijk ontftaat, en dat gelchikt is om de bron te worden, waaruit alle aangenaamheden, al het verhevene, fchoone en edele opwelt. De blijdfchap over het gerucht van deeze bui-* tengewopne zitting bragt in Parijs alles op de been , en alle de bedrijven van opgetogenheid en verrukking , die eenige dagen geleden , dooide komst des Konings en de wederkeering van necker veroorzaakt waren, werden thans onder zegenwenfehen aan de Nationaale Vergadering, met een losbandig gejuich, hernieuwd: met dit alles ontdekte men , dat de Parijfenaaren twee gedeelten der Nationaale Vergadering te kort deeden , het welk zij over 't geheel genomen, niet verdienden : de Adel en de Geestlijkheid hadden, ten aanzien van dc opofferingen, met den derden Stand om den voorrang geitrecden; doch deeze, mitsgaders de Burgers te Parijs , meenden meerder vrees dan edelmoedigheid ; meerder fchaamtc om niet achter te blijven , dan vrij befluit om voortelichten , aan hun befpeurd te hebben 5 en het volk fchreef het geheele geval toe aan de verovering der bastille, aan de tercchtftelling van bert hier en fou-  IN FRANKRIJK. 245 r„oN en de verwoestingen en branddichringcn der boeren in den Provinciën: het kon niet geloovcn, dat deeze Standen , die door cie hardnekkige Handhaving van hunne rechten , dc bevordering der algemeene welvaart zo lang hadden tegengehouden, thans eenflags op eene vrijwillige edelmoedige wijze afdand daarvan zouden gedaan hebben, vooral dewijl hun. geheele weldand of ten minden twee derde gedeelten van hunne ïukomden daardoor verlooren gingen, het bleef koel en wantrouwig jegens dezelven, terwijl de volkspartij hemelhoog verheven, en aan haar at het goede , dat in deezen merkwaardigen nacht ten voordeele van het talrijkde gedeelte der Natie gedaan was tQegefchreeven wierd; het onder* delde zelfs , dat men trachtte , de Natie daardoor zand in dc oogen te ftroojen, om dezelve in eene volflageue zorgeloosheid te doen wegzinken, geduurende welke men haar wel trapswijze , maar des te veiliger wederom in de ketenen deroude flavernij zoude klinken : dit wantrouwen werd ook naderhand nimmer uitgeroeid, en het was ook op zulke natuurlijke gronden gevestigd, dat het indedaad niet eens noodig was, het volk optezetten , om hetzelve aantckweekeu , al is 't ook, dat het fomtijds wel kan gebeurd zijn, dat men dit wantrouwen , met of zonder baatzuchtige plans, bij het volk wel eens geweldig deed uitharden.: deeze denkwijze was het voornaam lijk,- die in laatere tijden aanleiding gaf tot bedrijven, wda Q %  34°" STAATSOMWENTELING kc men vrij algemeen begint te befchouwen als een. uitwerkfel van enkel kabaaien cn oproerwekkendeomkoopingen , die echter wezenlijk noodloos , en op het best genomen medewerkende oorzaaken waren, die hechts bij weinigen en zelfs bij deezen niet, dan met veel gevaar konden te werk gefield worden: jalouzij op de bevochtene vrijheid, wantrouwen jegens de Standen en menfchen, die 'er door lecden,en broodgebrek,zijn de eigenlijke driji'vcèren daarvan geweest, en dit zal het verder beloop der gefchiedenis in eenen zeer natuurlijken zamenhang ontwikkelen. Dit wantrouwen had terltond den volgenden dag welligt aanleiding kunnen geeven tot de hernieuwing der bedrijven van den i4den Julij, met lannav en flesselles, aan een' man, dieeen medegenoot was van den Marquis de la fayette , en uit dien hoofde even als deeze van geene vfandige oogmerken hoe genaamd, had behooren verdacht gehouden te worden:men hield bij de ankerplaats St. Paul een fchip aan, het welk door drie mannen gevoerd werd; niets dan nieuwsgierigheid gaf daartoe gelegenheid; men vond , dat dit fchip kruid uit het arfenaal had ge-. laaden; het kwam de aanfehouwers onbegrijpelijk voor, nu kruid te willen vervoeren, terwijl men hetzelve in Parijs zo noodzaakelijk moest gebruiken : zij vroegen, wie zulks belast had ? men toonde een order , die uit naam van dee  IN FRANKRIJK. 247 Marquis de la fayette door den Marquis de la salle ondertekend was: dit Helde niemand gerust, alzo de zaak daarbij nog even onbegrijpelijk bleef: hier zag men de gewoone gevolgen van het wantrouwen; men verviel op de gedachten, dat het wel een valfche handtekening weezen kon, en het volk, dat geen gedulds genoeg had om de zaak nader te onderzoeken, ftond in dc verbeelding, dat de la salle de hand van den Marquis de la fayette had nagemaakt. Het verdeelde zig oogenbliklijk in twee hoopen, waarvan de één naar het huis van den Marquis de la salle, en de tweede naar het plein de Grêve fnelde , om deezen man optezoeken en hem aan den lantaarnpaal recht te doen : terwijl men zijn huis en het Hotel-de-Vide doorzocht, kwam hij van een plaificrtogtjen, dat hij naar het land had gedaan, terug, cn was voorneemens naar het Hotel-de-Ville te rijden* hoe nader hij bij het plein de Grêve kwam, des te langzaamer moest zijn koetfier rijden, omdat de ftraaten krielden van volk : hij wist geen woord van alles, wat 'er te doen was, en alzo hem de toeloop fterker dan gewoonlijk toefcheen liet hij eindelijk zijnen koetfier dil houden, en riep een paar van de fchreeuwers aan zijn rijtuig om oplosfing van de zaak te vraagen: hij vroeg, wat 'er gaande was? en kreeg tot antwoord : „ O' men zoekt Q.4  «4» STAATSOMWENTELING „ den fchufk, den Marquis de la salle;" „ mogelijk heeft men hem reeds , hij mag mis„ fehien ook wel al hangen ; hij heeft al het ,., kruid uit het arfenaal willen laaten vervoe„ ren (*)," Men Helle zig zeiven in deezen zorglijken tocftand van den Marquis ! doch hij bleef bedaard en belastte zijnen koetfier als in koelen bloede, dat hij omkeeren moest, omdat 'er geen doorkomen aan was.: dit gefchiedde, en zo doende kwam hij in veiligheid, terwijl het gepeupel op het plein de Grêve raasde, en een uit deszelfs midden reeds op het afdak ftond, boven het welk de arm van den beruchten lantaarnpaal uitloopt, een drop van boven had neêrgelaaten, en alle oogenblikken hoopte, het flagtoffer derwagrds te zullen zien fleepen. Middelerwijl kwamen eenige detachementen van gewapende burgers, die tusfehen de fchreeuvvende menigte heen drongen, het plein langzaamerhand bczettcden en welhaast door de oude Franfche Garde verfterkt werden, die vier ftukken gefchut medevoerde, en ronduit verklaarde , niemand voor eenen braavcn Staatshurger te zullen erkennen, die iemand het leven wilde bencemen, vóór dat de wetten hem als ftrafwaardig en (*) Rh, ceft qiion chet che a coquin, de Mar-quk E1' u salle! Peut -ét re quon le tient de ja, qu'on Va deja. pendih U a~ vaalu faire enlever les poudres de VArjcnal.  IN FRANKRIJK. S49 doodfchuldig veroordeeld hadden: de Marquis du la fayette was de aanlegger van deeze fchikkingen, waardoor eindelijk het gepeupel verdrooid werd: hij cn het Hotel-de-Viüe hadden verklaard , dat het kruid met hunne toeftemming ingefcheept was, en dat hetzelve, bedorven zijnde , naar Esfonne had zullen overgevoerd worden , om 'er ander kruid tegen te verruilen, dat goed was: (*) het graauw was maar half voldaan over deeze verklaaring; doch de vier Hukken gefchut en de blinkende bajonetten deeden het overige: het ging al morrende heen en meende nu reeds zowel bij den Marquis de la fayette, als ook aan het Hotel- de -Ville een klein overblijf fel van ariftocratisch zuurdeeg (f) befpeurd te hebben , daar men wel het oog op mogt houden. In deezen tijd kwam 'er van dag tot dag meerder orde en vastigheid onder de gewapende burgers te Parijs; men zag 'er reeds zeer vcclen in de Nationaale monteering; 't geen de ouden deeden bootden de jongen na ; honderden van kinderen trokken bijdén , die achter kleine trommen en roozenkleurde vaandels met houtenc geweeren , knodfen en daaken gewapend , en uitgedoscht met grenadiers-mutfen van gefchilderd papier, deftig opmarcheerden en als uit ééne keel (*). Zo was het indedaad ook. (t) ün ftit brin d'kvain d' Autocratie & (drveik Ier ben exaftemerit, Q s  25o STAATSOMWENTELING fchreuwden: „ Lang leeve dc Natie!" de buden juichten deeze kinderen met handgeklap toe en vuurden ze daardoor nog meer aan: men befpeurde, dat de kinderen de ouden mede daarin volgden , dat zij bij hunne bende allen vrij zijn en allen het bevel voeren wilden, dat zij hunne Hoofden en Generaals naar goedvinden afdankten; dat zij zelfs een van dezelven , die zig op de hem toevertrouwde magt en gezach beriep, om eenen wederfpanneliug te draden , het proces maakten, en hem , wel degelijk, in naarvolging der oude lieden, aan den lantaarnpaal wilden opheisfen: een detachement van de burgerwacht kwam, juist als geroepen, om hem nog te kunnen redden, en na de bekendmaaking van dit geval zagen de Vertegenwoordigers der Had zig genoodzaakt, te gelasat de kinderen in 't vervolg niet zouden mogen optrekken, en de ouders te verzoeken alle onvoegelijkheden van dien aart voortekomen : de kinderen trokken nu wel niet meer op; doch de vaders vonden 'er vermaak in om aan hunne kinderen de Nationaale monteering te geeven, en ze , even als zij gekleed, aan de hand rond te leiden, terwijl hunne wederhelften met pluimen a la Naiion, en met groote vrijheidscocarden aan den hoed en voor dc borst, met den eisch van toejuiching,aan hunne zijde wandelden (*). O) Qyd iems Psrvers •' zeicle 'in deezel1 #- een Dame tot den Schrijver : Au Ui d: chaque fennm  IN FRANKRIJK. asi Parijs leverde zulk een oorlogzuchtig gezicht op, als deeze Had en haare bewooneren bij mogelijkheid kunnen opleveren! overal vond men wachthuizen, en voor dezelven Hukken gefchut geplant; zelfs zag men zodanig gefchut in het Palais-Royal geplaatst, en in ftede van buitenwerken had men van de ftoelen , die aldaar aan de wandelaaren verhuurd worden , kringen rondom hetzelve gemaakt , binnen welke door de uitgeftelde fchildwachten niemand gelaatón werd : deeze fchildwachten zeiven verfcheenen meestendeels zeer fraai gekapt , met een klein degentjcn op zijde, en zijden kousfen, den naar de eerfte mode opgetoomdcn hoed, met een groote cocarde en pluim, op één oor, het geweer nu op den linker dan op den rechter fchouder, en zo trippelden zij met radde fchreden voor het gefchut op en neêr: maar in de gemcener wijken zag men gewapende burgers, die de montccring nog niet hadden, en in alle opzichten geweldig bij de voorigen af» Haken ; een kort wambuis, aan alle zijden gefcheurd , een lange matroozen broek , hangende aan een gordel, zonder kousfen, met gefcheurde ichocnen, eenen ronden hoed, afgeihceden hair, een ouderwetsch verroest geweer, een flagzwaard uit dc wapenkamer (*); aldus was een krijgsman vous trouverez un foldat . » . O tijden , o zeden! elke vrouw heeft thans haaren foldaat in 't bed, (*) Garde • meubte.  %fr STAATSOMWENTELING uitgedoscht , die zig dikwerf" alleen door zijn zwaar gefpierd ligchaam, dour een oog, waarin moed fchitterde, ert door nadrukkelijke beweegingen beveiligde tegen den lagchcr, die met een listig gelaat zijne fraai gedoschte, opgefmukte en tedere°makkers begluurde; die gewoon is, zelfgenoegen als goedkeuring en geneugte, maar befebeidenheid als gefmoorden lachlust , of hoonende beöordeeling te befchouwen. ' Dit oorlogzuchtig gezicht werd onderhouden door het inwijen van vaandels, door de plechtige misfen en de muz-ijk ter eere van de geenen, dievoor het vaderland gefneuveld waren , en daardoor, dat de oude Franfche Gardes dikwijls optrokken met een kanon, hetwelk zij hier of daar hadden opgehaald; dat zij zig met den degen in de hand, en trommen vooruit , door de geheele ftad vertoonden , waarbij het volk in menigte aandrong - om hetzelve te trekken, en indedaad, telkens wel met vijftig menfchen, met een wild gefchreeuw alle draaten doortrok. Hetzelfde gebeurde in de overige fteden, ja zelfs in de dorpen door het geheele Rijk; overalzag men foldaaten , maar echter nergens een* vijand, dan in de aangevuurde verbeeldingskracht van vriigewordene menfchen : zij die wezenlijk vijandelijkheden pleegden, waren noch Koningso-ezinden, noch Ariltocraaten, maar roovers, die  IN FRANKRIJK. *-53 onder het vaandel der vrijheid pionderden ; huaarts , die anderen met geweld hun onderhoud afperften , cn zig daarbij beriepen op de rechten der algemeene gelijkheid; wraakzuchtigen, die door de aanklagte van misdaad der beledigde Natie hunnen bijzonderen wrok wilden bevredigen; opgcblaazenen , die huune dapperheid en wapenen oefenden; en eindelijk republikeinfche ijveraars , die met den angst , de vlugt en vernedering hunner vijanden nog niet voldaan waren , maar dezelven ten eenenmaale wilden uitroejen, om zelfs van de vrees voor nieuwe , geheime, maar zeer gevaarlijke kabaaien bevrijd te worden : niemand werkte in deezen tijd meer tegen de vrijheid; maar wel tegen het misbruik der vrijheid : het meer verlichte gedeelte der Natie was bedaard en hield zig met niets anders bezig, dan met de poogingen der Nationaale Vergadering , vooral wanneer dezelven tot de nieuwe Staatsgefteldheid, en, 't welk nog noodzaakelijker was, tot de inrichting der financiën betrekkelijk waren. Deeze waren federt de wederkomst van necker door de Nationaale Vergadering bijna geheel uit het oog verlooren , eensdeels , omdat men wist, dat het beftuur van dezelven wederom in goede handen was, anderdeels omdat men onderftelde, dat de nieuwe onderhanden zijnde conftitutie de hoofdzaak was , en dat deeze hervor*  fi54 STAATSOMWENTELING innig aan alle de deelen van het landsbeftuur, bij* gevolg ook aan het departement der finantiën, orde , vastigheid en een genoegzaamen voorraad verfchaffen zoude ; men vergat dat dc fchatkist in den tijd van een jaar zeer was uitgeput; dat de netelige toeltand van het Rijk en het beftuur der Voorige Finantie-ministers het credit verzwakt; dat brood en meel , waarmede de Koning het volk twee jaaren lang tot zijn eigen nadeel had onderfteund, groote lommen weggenomen; en dat eindelijk andere buitengewoone uitgaven , bij voorbeeld , de voeding Van meer dan twaalfduizend werklieden voor de Barrieren van Parijs , die ieder dagelijkfch twintig fols trokken, lommen gekost hadden en nog kostten, die, ééns uitgegeeven , gedeeltelijk zeer langzaam , gedeeltelijk ook in 't geheel niet in de fchatkist konden wedep keeren; want federt dat het volk zig vrij had gemaakt , zocht het zijne vrijheid mede daarin » dat het zig aan de gewoone belastingen onttrok, de barrières in brand ftak, den prijs van liet zout ten deele eigenmagtig op de helft verminderde, ten deele ook daarvan, als mede van den tabak , in 't geheel geen impost meer betaalen wilde, en dat het zelfs de algemeene fchatting weigerde, en nog meerder recht meende te hebben, om den twintigden penning, het hoofdgeld en den impost aan de ontvangers te weigeren: dus doende vermeerderden aan den eenen kant de uitgaaven, en aan den anderen kant verminderden de ontvangden dagelijksch.  IN FRANKRIJK. .455 Necker vcrfcheen met de overige Ministers in de Nationaale Vergadering (*), bragt haar deeze verwarring onder het oog, verzocht zo nadrukkelijk als hartlijk haaren bijftand , en floeg eene geldleening van dertig millioenen voor, om 'er twee maanden mede te kunnen rondlchieten , waarmede hij het gevaar van de fchatkist infolvent te zien, meende te boven te zullen komen. De Nationaale Vergadering nam dit onderwerp terftond in overweeging : de aanfpraak van den Minister had het meerder gedeelte der leden overtuigd , dat de hoogde nood dóar was , dat 'er fpoedig raad verfchaft, en derhalven de voorflag van eene geldleening van dertig millioenen terftond te werk gefteld moest worden: „ In dit oogen,, blik," riep de Graaf van cler mont-tonserre: „laat ons nóg vóór dat dat dc Minister ,, de Vergadering verlaat, de geldleening toe., ftaan, zonder verder daarover te raadpleegen:" naauwlijks had hij deeze woorden uitgefproken , of men hoorde van de zijde, alwaar mirabeau zat , een zwaar, afkeurend gedruis en uit het midden van dezelve werden deeze woorden geroepen : „ Ik zal het hoofd van deezen laaggeestigen „ flaaf merken en eifchen !" (f). (*) Den 7den Augustus. (t) 7e den anderai la profcription de ee vil efclave! mirabeau. moet derhalven nu reeds zijnen invloed op het geweldplegend gepeupel gekend hebben.  £56 STAATSOMWENTELING Necker hoorde het eene zo we) als het andere ; beleefde wederom in hetzelfde oogenblik zegepraal en vernedering^ en de laatfte kwam mede van denzelfdcn kant, van waar hem de eerfte, voordkomende uit de herroeping der amnestie, gekomen was : het voorftel nopens de geldleening werd aan de finantie - commisfie overgegeeveft 4 die haar oordeel daarover aan de vergadering zou mededeelen; zij deed zulks, verklaarde de geldleening voor noodzaakelijk, en gaf verfcheidene manieren op, hoe dezelve kon te werk gefteld worden. Vervolgends nam de Nationaale vergadering in overweeging , of de geldleening al of niet zou toegedaan worden: lally-tolendal, clehMont-tonnerre , mounier en anderen waren'er vóór, en barnaye, BUzoTj doch voornaamlijk mirabeau waren 'er tegen ; en wanneer de eerden de fehets, welke de Minister Van den daat der finantien had opgegeeven , in haare geheele uitgeftrektheid als waar en treil end onderhielden, beweerden de laatden, dat de omftandigheden zo wanhoopig en dc behoeften van de fchatkist zo dringend niet waren , dat men , tegen eene voornaame verordening der notulen in eene geldleening moest bewilligen , vóór dat nog de nieuwe conlütutie in alle haare deelen uitgewerkt was en ftand gegrcepen had: in deeze ver. deeldheid zelve lag veel opgellooten , het welk Voor den Minister vernederend was, omdat de ééne  ÏN FRANKRIJK. 2s? èéne" partij door liaare tegenwerpingen duidelijk genoeg te kennen gaf, dat zij de befchrijving van het financiewezen onoprecht, deszelfs hachelijkeu roeftand harsfenfchimmig, de begeerde hulp overtollig , her pian van de manier der geldleening te onoverlegd, en een goed gevolg daarvan onwaar* fchijnclijk oordeelde : de Item van billijkheid en overleg zegepraalde wel over den geest der partijfchap, en de geldleening werd door meerderheid van demmen bewilligd; doch niet de manier, die kec kk r had voorgeflagen, maar onder zodanigebepaalingen en veranderingen, met opzicht tot de intresten en de aflosfmg, die het gevolg zeer onzeker , en gelijk men welhaast zag, onmogelijk maaken moesten : mirabeau zegepraalde hier wederom over necker., doch , even als te voo* ren, zonder merkelijke gevolgen i hij had tegen de geldleening gefproken en , dezelve evenwel bewilligd zijnde , ten minden de manier hoe die gedaan zou worden , zodanig veranderd , dat zij mislukken moest; maar hij won daarmede niets, dan dat hij den Minister, als mensch befchouwd , griefde, en zijne verlegenheid als Finantie-minister vermeerderde, zonder hem in 't minst iet te kunnen ontneemen van het vertrouwen der Natie, die welhaast het mislukken: der geldleening niet toefchreef aan zijn plan ,. maar aan de veranderingen , die de Nationaale Vergadering daarin gemaakt had , zonder hem te raadpleegen. h DE E L» &  s53 STAATSOMWENTELING Gelijk necker de Nationaale Vergadering verzocht had , om hem met opzicht tot dc finantiën de behulpzaame hand te bicden, zo had de nieuwe Grootzegelbewaarder door eene fchets van de ongeregeldheden , die bet Land beroerden , haare werkzaamc maatregelen tegen de roverijen , plunderingen en tegen de wet ltrijdende tcrechtftcllingcn, als allernoodzaakelijkst onder bet oog gebragt; ook hieromtrent was de ééne partij der Nationaale Vergadering te onverfchillig , en de andere misfehien alte zorgelijk: de eerfte oordeelde, dat het volk door beteugclingen beledigd cn tegen de Nationaale Vergadering zelve in 't harnas gejaagd zou worden ; en de laatfte meende, dat het volk, zo men in dit ftuk werkeloos zou blijven, van de ééne buitenfpoorigheid tot de andere verleid worden, en in zijnen kwalijk begreepen ijver voor de vrijheid alles, wat dc bewooners van een land vereënigde , verfcheuren en eene algemeene verwarring, burgerlijken oorlog cn de geheele omkeering van den Staat bewerken zonder de gronden van deeze laatden , die gedeeltelijk met ijsfelijke wanclaaden gedaald waren, behielden thans de overhand, en de Nationaale Vergadering nam een befluit, het welk wel nadrukkelijk, maar tevens zacht genoeg was, om het opgeruide volk tot zijnen pligt te doen wederkeeren : de troupen der Municipalitciten zouden tegen elk oproer waaken,en de geregelde troupen zouden hen desnoods «n op hun verzoek bijfpringen; clc eerden zouden  IN FRANKRIJK. 259 WÖ hunne bevelhebberen eenen eed doen, dat zij ter handhavinge van de rust, ter befcherminge der Staatsburgers en ter verjaaginge der rust-verftoordcren bereidvaardig waren, cn de laatften, te weeten , de Gemeenen, zouden onder hunne vaandels, en dc Officiers onder de oogen der Municipaliteit, den eed afleggen, dat zij de Natie, den Koning en de Wet getrouw blijven , en tegen de burgers van Frankrijk nimmer aanvoeren, noch aangevoerd zijn wilden. Dit befluit van den ioden der maand Augustus behoort mede tot de mcrkwaardiglien , welke in de eerfte helft deezer maand genomen werden, en men kon van hetzelve ter handhaavinge van de algemeene rust even zo veel verwachten , als het geen een ander, den voorigen dag voor den Koning, in betrekking tot den hoogften Rijksraad, (Confeil d'etat,) genomen, met opzicht tot een oprechter, fpoediger en weldaadiger •ftaatsbewind beloofde: de Koning vereenigde , naamlijk , daardoor het Confeil der Staatsbrieven en het Finantie- en commercie -collegie met den grooten Rijksraad, eiz kwam daardoor zeer veele misbruiken vóór , die met de verdeeling der ftaatsbezigheden altoos moeten gepaard gaan : deeze groote vereenigde Rijksraad , waarin de Koning Voorzitter is , en die uit agt Ministers cn derzelver klerken heftaat, werd aan de Nationaale Vergadering verantwoordelijk gelteld voor alle zijne verrichtingen , R 2  &6o STAATSOMWENTELING gelijk hij mede verpligt is, haare belluiteii en verordeningen voor wettig te erkennen, te doen gelden en zelf optevolgen. In den vermaarden nacht van den Aden Augustus had de Nationaale Vergadering het befluit genomen , om den Koning den tijtel van Hcrftcller der Franfche Vrijheid te geeven en vervolgends een Te Deum bijtewoonen; zulks gaf gelegenheid tot een der plechtigde bedrijven: de gczamentlijke leden der Nationaale Vergadering kwamen den 3 3den Augustus in de zaal bijeen: zij waren allen in hun plechtgewaad, bij de Gevolmagtigden gewoon : de aanblik van meer dan duizend mannen, die als Gevolmagtigden de Natie vertegenwoordigden , en waarvan honderden door uitmuntende begaafdheden , geboorte , deftigheid, edelmoedigheid en dapperheid even zo zeer uitblonken, als door de kleding, die hen van anderen onderfcheidde, en volkomen ingericht was om eerbied te verwekken; deeze aanblik was zo onbefchrijvelijk plechtig, en werd daardoor nog veel plechtiger, dat dc herdenking aan dat geene, wat zij in den nacht van den Aden Augustus gedaan hadden, en aan dat geene, wat zij thans donden te doen, in de ziel van den aanfehouwer nu blijde dan erndige gewaarwordingen verwekte: zij gingen langzaam en met eene buitengewoone dilte naar het kasteel, vervoegden zig in de groote galerij en verwachtten de komst des Konings.  IN FRANKRIJK. 261 Deeze verfchecn, verzcld van zijne Ministers en voornaamfte hovelingen : de Voorzitter der Nationaale Vergadering, zijnde de Heer chapel ier , naderde hem, gal' dc belluitcn van den nacht van den Aden Augustus eerbiedig aan hem over, en fprak hem aan in de volgende bewoordingen: ,, Sire ! de Nationaale Vergadering offert u ,, eene gave, die waardig is, uw hart te bekooren; een gedenkteken, door dc vaderlandslied de en edelmoedigheid van alle Staatsburgers „ opgericht : Provinciën , Steden , Gccstlijk„ heid, Adel en den Burgerdam! , deeze allen ,, hebben met eenen levendagen naijver offeran,, den neergelegd op het altaar des Vaderlands ; ,., allen hebben van hunne oude voorrechten af„ ftand gedaan onder dc beweegingen van eene ,, büjdfchap, die fterker was, dan de beroerde „ ijdelheid, om dezelven te handhaven , immer „ heeft kunnen weezen. „ Sire! Gij ziet hier niets, dan burgers van het Franfche Rijk, allen aan ce'ne wet onderwor„ pen ,ar acclamation eenen Prefident, welken zij het voordel in den beginne niet moejelijk maakten omdat zij allen tegelijk fpraken : eindelijk' drong hij evenwel door, verfchafte zig gehoor en kipte negentien Gevolmagtigden uit , die , door hem voorgetrokken, naar het Hotel-de-Ville gaan cn de bezwaaren va& hun corps voordragen zouden: de  IN FRANKRIJK. 265 gewigtigden daarvan bcftonden daarin, dat hunne meesters hen van nu af 's daags veertig fous geeven zouden ; dat de verkoopers van oude klederen {Marchanch - Fripiers) geen nieuwen maaken mogten, en dat het hun toegedaan zou worden, om onder de gewapende Burgerij te dienen, en, gelijk anderen, des noods zijnde , hun bloed voor het vaderland te kunnen plengen. Het Hotel-de-Ville ontving de Gevolmagtigden zeer vriendlijk, verklaarde echter, dat het aan hunne begeerten, aangaande de twee eerfte eifchen , niet kon voldoen , alzo het hunne meesters nergens toe dwingen kon, cn het nu, terwijl ieder zijne voorrechten en vrijdommen aan de algemeene welvaart opofferde, tegen het algemeen gevoelen zouden aanloopen , zo hetzelve den drukkenden dwang der gilden goedkeuren of zelfs onderdennen wilde — het derde ftuk fprak van zelf — ieder Staatsburger Heeft dc vrijheid, om het Vaderland bijteipringen ; doch mogten zij ten minden nu nog de wapenen voor hetzelve niet opvatten, terwijl men hunne handen nog zo noodig had, om voor de bevrijders en dc reeds gewapende be- fchermers des Vaderlands. monteeringen te maaken. De gevolmagtigden gaven hunne afzenders, die allen nog voor de Lonvrc donden, kennis van dit antwoord, 't welk het Hotel-de-Ville daardoor  &66 STAATSOMWENTELING kracht en klem bijzettcde, dat het een bende gewapende burgers mede derwaards zond , die hen verzocht, om dc vergadering te eindigen, en het over 't algemeen bij deeze eerfte vergadering te laaten: zij gingen uit elkander, i'choon niet geheel zonder morren, evenwel zonder het minfte te onderneemen ; elk begaf zig op zijn werktafel, cn vond, dat hij par asfis meerder won, dan par levé , dat echter dc geheele toeleg misfehien flechts daarom mislukt was , dewijl zij — zeldzame befcheidenhcid! — noch van het par ordre noch van het par tête het minften voorgevoel hadden gehad, Eene andere even zo weinig betekenende vergadering werd ten zelfden dage gehouden door dc kappers-knechts : zij kwamen ten getale van omtrent duizend perfoonen in de Elifeefche velden bijeen, ten einde mede te raadplccgen over zekere misbruiken , waardoor zij gedrukt werden : zij hadden , om niet voor gevaarlijke rustverftoorders gehouden te worden, hoed noch ftok mede genomen , en daar te boven nog 'bij het naaste diftrict door een bezending aanzoek gedaan, om een vergadering te mogen houden; zij hadden zekerlijk wel voorgenomen te rebellecren, doch niet, dan tegen hunne meesterknechts, en tegen hun comtoir, 't welk iemand van hun, die begeerde ergens werk te krijgen, vier tot zes livres deed betaale'n, vóór dat hij nog, (en zulks hing altoos nog  IN FRANKRIJK, $6? van den fchrijvcr van Jiet gild al',) eens aan het werk geholpen wierd: te midden van hunne raadpleegiugen verl'cheen een detachement van een ander dillricl , welks aanvoerder hun niet zeer vriendlijk gelastte, om uit elkander te gaan: hun» PC Spreekers verzekerden, dat zij zaaken verhandelden , die voor het gemeenebest volllrekt onfchadelijk waren; de Officier met deeze verzekering niet voldaan zijnde, begon te dreigen; men Rak van de andere zijde het hoofd op, en de Officier vond goed, om eenen van dc Spreekers met den vlakken kling tc mishandelen: terltond kwamen zijne eigene foldaaten tusfehen beiden , rukten hem den degen uit de hand en verklaarden hem voor ftrafwaardig : hij werd oogcnbliklijk door eenige honderd Kappers aangevat, die hem omringden; drie van hun leidden hem en de overigen volgden gearmd, naar het Hotcl-de-Ville: ondcrtusfehen verhaalden zij het volk, dat bijeen liep , wat de Burger-Officier misdaan had ; doch in plaats van hem als eenen dwingeland aantevattcn, lagchte het volk, en fchcen daardoor tc kennen te geeven, dat een man, die manr eenen kapper geflagen had , de Rrop niet verdiende: op het Hotel-de-Ville kreeg de Officier eenea fchraap en de kappers werd beloofd , dat hunne bezwoaren zouden weggenomen worden: dit was van dat gevolg , dat zij vreedzaam uit elkander gingen,  2ÖS STAATSOMWENTELING Van ernftiger gevolgen had een ander geval kunnen worden, 't welk in dezelfde dagen gebeurde; eenige Soldaaten van de geweczene Franfche Garde en van eenige Veldregimcnten waren in een herberg en dronken zamen: die van dc Garde begonnen van hunne verdienden omtrent het Vaderland te fprceken, en daarbij jegens dc overigen die de baftillc mede hadden helpen veroveren — een gedrag tc houden, cn eenen toon aanteneemen , waardoor zig het gevoel van deezen beledigd vond : men begon moed tegen moed te mecten cn daaden tegen daaden ten toon te Hellen: de wijn vermeerderde en verfraaide het één zowel als het ander, en maakte beide partijen eerst onredelijk, vervolgcnds hoonend cn eindelijk verwoed : men belloot te beproeven, welke partij de dapperfte was; zulks zou echter niet door man tegen man, maar door een algemeen gevecht afgedaan worden: de veldfoldaaten, die tegenwoordig waren, zouden zig naar de Elifeefche velden be» geeven, en tegen deezen zoude een evcngcljk getal van dc geweezene Garde uittrekken; de gefcherpte fabelen bloed zouden dc zaak bcflisfen; honderd zouden telkens tegen honderd vechten ; de eerstvolgende zon zoude dit romanescq bedrijf zien. Men zou denken, dat deeze heldenijver geduurendc den nacht moest uitgedampt geweest zijn; maar neen ! hij fcheen veelmeer nieuw voedfel verkreegen te hebben: den volgenden morgen wa-  IN FRANKRIJK. ren alle Garden en alle Veldfolclaaten op de been en trokken naar het diltrict De f oratoire , om vaste affpraak te neemcn, hoe het gevecht zoude . gehouden worden: de aldaar vergaderde burgers deeden voorflagen tot vrede, en zeker Adjudant van den Marquis de la fayette deed alles wat hij kon , om ze tot bedaaren te brengen; doch alles was vruchtloos ; zij trokken naar het Hotel-de-Ville , om plechtig aanzoek te doen , dat het hun mogt vergund worden , dit beproevend gevecht te beltaan: de Maire ging hen te gemoet en deed een aanfpraak aan hun, die hen voornaamlijk van de zijde hunner eerzucht en vaderlandsliefde aantastte, beide partijen volkomen recht deed, en eindigde met het befluit, dat de eerlfen van dit Corps , die deszelfs eendragt door een aanval van een grooter getal op een minder , zouden ftooren, als verraaders en moordenaars befchouwd en als zodanigen met den dood geltrafd zouden worden: de overreding en de ernst, die de woorden van den Maire bezielden, ltreelden beide partijen en jaagden haar tevens eenen fchrik aan ; welhaast weergalmde het plein de Grêve van handgeklap en gefchreeuw , welhaast vielen de Veldfoldaaten en de Garden elkander om den hals, verzoenden cn verdeelden zig in de herbergen , om alle vijanlijkheden aftefpoelen. Dit geval gaf aanleiding, dat men de Garden  27o STAATSOMWENTELING die door geheel Parijs verflrooid waren, in hunne kaferhën en tot hunnen pligt deed wederkeeren; zij delden eenen krijgsraad aan, die onder de oogen van den Marquis de la fayette over de rust en orde begon te waaken , en de woelgeesten even zo wel met dreigementen als -•net voorftefingen en zachtheid in tooffl hield: tevens verboden de Vertegenwoordigers der Had het inkomen van vreemde ioldaatcn, die door de bezolding der geweczene Franfche Garde, de eer cn luië dagen , die zij genoot, gelokt werden: men vernam ten deezen tijde, dat 'er bij de vijfhonderd op weg waren , om herwaards te komen, cn men vond zig genoodzaakt, hun eenigen lift het midden der Vertegenwoordigers te gemoct te zenden, die hen voor hunnen goeden wil bedanken, en deezen dank met drie fous voor elke mijl van hunnen terugtogt bekrachtigen moestem Van deezen werd nu dc ftad wel entflngen , dcch niet zo gemaklijk van duizenden van bedelaars en landloopers , die geduurende de algemeene gisting , toen arbeid, fabrieken en manufactuuren ftil Honden, van alle kanten naar' Parijs toegevloeid waren, om daar of werk, of buit , of aalmocfen te zoeken : men zag zig in de noodzaakelijkheid gefteld,' om deeze lieden, die door armoede, naaktheid cn honger even zo wel, als door hebzucht, boosheid en door hun groot getal, tot geweldige onderneemingen had-  IN FRANKRIJK. &fi den Kunnen verleid worden , bij den bouw van den nieuwen muur achter Montmartre aan het werk te zetten , en hen zelfs dagelijks ecnige fous meer te geeven , dan men anders gewoon was aan daglooners uittetellen : zij maakten ecu geheel uit, het welk door de menigvuldige vreemde gezichten, door de verfcheidenheid van taaien en uitfpraak, door naaktheid en kleding, en door het krielend cn huppelend gewoel van kinderen en wijven, aan het oog en verftand van den opmerker een zeer aangenaam voedfel verfchafte i hun werk was van geen belang altoos, veelmeer fpeelden zij, plukhairden , klouterden op boomen , en fpraken, in kleine hoopen verdeeld, over Itaatkundige onderwerpen: deeze lediggang vervoerde hen weldra tot voorneemens, die gevaarlijk hadden kunnen worden, zo niet de Marquis de la fayette met den geheelen ernst, dien hij in zijne magt heeft, de belhamels hartlijk aangefproken cn de rust aanbevolen had: ondertusfehen begreep men, dat deeze menfchen (wier getal in den laatftcn tijd twaalf duizend beliep,) bij de langduurigheid van tijd voor de ftad even zo gevaarlijk moesten worden, als zij haar reeds lastig vielen , cn men belloot, hen door eenen afkoop van vier fous voor ieder mijl tot aan hun vaderland toe , van Parijs te verwijderen: dit werd tewerk gefield, en detachementen van gewapende burgers leverden dezelven aan de  £7s STAATSOMWENTELING ééne Gemeente na de andere over, tot dat zij bui-' ten de grenzen waren. Kon Parijs nu van deeze zijde gerust weezen , van eene andere zijde , die hetzelfde nog erger dreigde, was dit het geval niet: 'er was gebrek aan brood; het volk vestigde het oog alleenlijk op dat geene, 't welk reeds menigmaal broodgebrek en duuren tijd had veroorzaakt, te weeten, op kabaaien van het Parlement en van de Ariltocraaten : men meende , dat deezen zig zeiven onder de mannen , die thans op het algemeen vertrouwen konden roemen, eenen aanhang hadden weeten te maaken , om de natie (aldus noemde het graauw zig nog altoos,) door honger wederom aan de oude keten te leggen : op de natuurlijklte oorzaaken cn aanleidingen verviel men niet, gelijk zulks meest altoos plaats heeft. Deeze oorzaaken waren de volgenden: dat 'etden dag voor de verovering der bastille naauwlijks voor drie dagen voorraad voor de ftad was ; dat men, toen deeze verovering den voorigen loop der bezigheden van de amtenaaren der Had en der politie Hrcmdc , een nieuwe commislie over het onderhoud der Had aanfielde, die voorzeker den besten wil had, om haare pligten gctrouwlijk te volbrengen , doch dc bronnen en middelen, waardoor te vooren de politie en het ftads-  IN FRANKRIJK. aft ftadsbewind de inwoonererl volkomen en bij aanhoudendheid voorzien had, ten deele niet kende, ten deele daarvan ook geen gebruik durfde maaken ; dat de maatfchappijen , die zig vcrccnigd hadden, om het noodige aan de ftad te leveren, thans vernietigd waren , alzo het Gemeen onder koornkopers, koornjoodcn en vcrraadcrs des Vaderlands geen onderfcheid maakte; dat de koorn* wagens, die naar Parijs op weg waren , veelal door de omliggende lieden en dorpen aangehouden cn tot derzelver eigen gebruik in beflag genomen werden ; cn dat eindelijk, toen de lieden, die fijne fpeizen gebruikten dc vlugt namen , in plaats van deezen een veel grooter menigte van andere menfchen naar Parijs afkwam , wier hoofdvoedfel in brood belfond, en dat gevolglijk, al waren 'er minder menfchen in Parijs, even wei dc eeters met eiken dag vermeerderden. Deeze en meer andere omftandigheden, die irt het inwendig beftuur der ftadsbezighcdcu haaren grond hadden, en altoos nog aan alle kanten tegen elkander ftreeden, vercenigdeu zig met zodanigen, die nog natuurlijker waren : dat naamlijk ■ wind noch water genoeg voorhanden was , om den voorraad van koorn tót het bakketv van brood gefchikt tc maaken: doch alle deeze dingen werden niet flechts door het graauw , maar ook door den middcnltand over het hoofd geiled, ert T, DEEL. |  S74 STAATSOMWENTELING de verbeeldingskracht van beiden , zwanger- vm ariftocï-atie, ontdekte daar geheime cabaaleii » waat> een bedaarder overleg een gewoon beloop van zaaken zou gevonden hebben: indien 'er niet onverwachts een leverantie van meel ware aangevoerd , het volk zoude al wederom op de been gekomen, en de leden der. bovengenoemde aangedcide Cnmislic, die dag en nacht werkten om voorraad te bezorgen , zouden , als gewaande tnedepdgtigen der Aridocraaten, aan het grootfte. gevaar bloot gefteld geweest zijn, ht de Provinciën was deeze vrees voor arifto-i eratic niet minder derk, en hier en elders offerde het gepeupel verfcheidene Edellieden aan de-» aclve op ; te Caèn had het zig ook op zijne manier vrijgemaakt: een kalled in de ftad, bezet met. honderd cn vijftig foldaaten van het regiment der> Koninginne, had men beftormd, veroverd en de manfrhap daar uit gejaagd; eenen toren, waarin vrienden en nabeftaandeiï- van den één' of anderen 'gevangen zaten,had men opengebroken en'er alles, uit gehaald;. de barrières bad men in de brand gedoken ; het comptoir van den impost, den impostmeester en de boeken, had men aan de. vlamme willen opofferen; eindelijk was het den-burgeren gelukt» om het gepeupel tot bedaa.ren te brengen, doch, sulks was wel vooniaamlijk een gevolg van het ^flujt der MunidpaUteft,, om. het brood op $m  in frankrijk: 275 halven prijs te dellen : de gewapende burgers maakten zig door oefening bekwaam, cn hielden de-woelgeesten in toom. Dit alles was onder de oogen van den Col wel van het Regiment Bourbon, den Marquis van eelsunce, voorgevallen: hij was een jong mensch van een-en-twintig jaaren', die bij de eerzucht , welke bij de jonge Franfche krijgslieden fchier altoos met woestheid en onbezonnenheid gepaard gaat, nog eene liefde in het hart koesterde, die zijn hoofd met eenen onuitblusfchelijken gloed voedde, zijn gevoel van eer aanvuurde en hem verleidde tot eene denk- en handel-wijze, die in de tijden der oude Ridders behoorde : zijne Beminde xvas uit een der aanzienlijkde adelijke gedachten in Nonnandijë, cn kon, uit hoofde van haare geboorte, even zo weinig in de belangens van het volk weezen , dan haar minnaar wegens zijnen ftand, wegens zijne eerzucht cn wegens zijne Beminde: hij zou nu onder de bevelen van een' burger Capitein daan, aan de Municipaliteit den eed van getrouwheid zweeren, en de hoogde magt der ftad in de handen des volks laaten! Een grappig woord, 't welk zijne Beminde hem daarover toevoegde , ontftak zijne woede : den voorigen dag waren eenige foldaaten van de bezetting der dad Hannes te Oaën gekomen ; de Burgers van Remres hadden hun medailles gegeeven , ter helooninge Van dat zij, toen het gevoel S 3  a76 STAATSOMWENTELING van vrijheid ook daar had beginnen uittebaïften , oogenbliklijk tot hen overgegaan waren , cn derzelver belang tot hun eigen belang en dat des Vaderlands gemaakt hadden: zij droegen deeze medaille in het knoopsgat : de jonge Colonel ziet eenigen van hun zijn huis voorbijgaan ; hij roept na beneden: „ Wat zijn dit voor fchurken, , die zig niet ontzien zodanige medailles te draagen?" en belast zijne foldaaten , om deeze medaille, bij wien zij die vonden aftefcheuren, cn hem dezelven voor eene belooning van een Louis d'or overtcleveren. Dit onbezonnen woord en dit raazend bevel moest het volk noodzaakelijk in 't harnas jaagcn, dat hem reeds lang in 't oog had gehad , en reeds «meer foortgelijke derke uitdrukkingen van hem vernomen had: de allarm-klok wordt geluid, alles gewapend en ongewapend hielt naar de Ca» fernen; ieder zegt en gelooft, dat de Colonel in den aandaanden nacht met zijn Regiment de gewapende burgerij had willen overvallen ; alle de geenen , die zig tegen hem zouden verzetten neêrfabelcn, de dad aan zig onderwerpen en dezelve vcrvolgends, als weder veroverd zijnde, aan den Koning overgeeven : binnen den tijd van één uur zijn meer dan twintig duizend menfchen voor de Cafeinen zamcngevloeid , men brengt zwaar gefchut cn eifcht de foldaaten op, om hunnen Colonel uitteleveren of zig te verdedigen:  IN FRANKRIJK. z?7 zij verkiezen het eerfte dewijl zij geen achting genoeg voor hem hebben om het lnatde voor hem te wangen: hij ontwringt eenen Dragonder den karabiner; zet denzelven aan zijne borst 5 men valt hem in de armen ; hij trekt eenen anderen den fabel uit, cn wil zig daarmede doorfteeken; men belet zulks ; eenigen overmeesteren hem, neemen hem in hun midden cn leveren hem over aan de gewapende Burgerij; het gepeupel wil nu reeds op hem aanvallen, doch wordt daarin wederhouden: man brengt hem naar het Stadhuis, om daar zijne zaak te onderzoeken : dit was des avonds na tien uuren: het graauw ging al morrende heencn. Den anderen morgen rottede hetzelve in menigte voor het Stadhuis zamen,eu eifchte den Colonel op: men beloofde zijne zaak fpoedig tc onderzoeken, en indien hij fchuldig bevonden werd, zijn proces optemaaken: het gepeupel was overtuigd, dat 'er geen onderzoek noodig was, om hem voor fchuldig te verklaaren: de ouverduldigheid vermeerderde met het getal: men beftormde het Stadhuis , haalde den Colonel daar uit, en leidde hem naar de plaats Saint Pierre, alwaar zijne Beminde woonde: men befloot hem te onthoofden, en in het oogenblik, toen men hem tegen den grond wierp, trok hij een beeld uit zijnen boezem , hield hetzelve omhoog , cn fehreeuwdc in eene verrukking , die misleiden alleen bij christelijke  ft78 STAATSOMWENTELING martelaaren , of bij oude eerlijke ridders , wanneer zij met den naam van hunne minnaarcslcn in den mond, in opgehevene lanfen vielen, of bij halfverbrande Wilden aan den paal, natuurlijk was cn is: „ Ik ftcrf voor u, olyjiiua! " en in het oogenblik hieuw men met fabels op bemin; men fchoot op hem en de bajonetten woelden in zijne ingewanden: het hoofd werd van den romp afga» fneeden en op een ftaak de had door gedraagen t terwijl men zijn Regiment de poort deed uitgaan, en hetzelve met kanon verzelde , oni te beletten dat het zig niet tegen de Burgers te weer Rellen kon. Werd de onbezonnenheid te Caïn te zwaar geftraft aan een jong mensch , wiens driftige inborst zig nog niet recht fchikken kon in het nieuwe beloop van zaaken, zo werd dezelve teRouen in een anderen, die deeze nieuwe gefteldheid kwalijk begreep , bijna even zo hard, doch echter door eene wettige rechtsplceging, geftraft: boroier, toneelfpeeler bij de Variétés amufantes in het Palais-Royal, cn afgod der Parijfenaarcn, gelijk hij wegens zijne onbefchrijvelijkc vlugheid, bevalligheid cn netheid in het Ipeelen verdiende'te weezen, deed eene reis , om zijne gezondheid te herftellen: te Grijbrs, een vlek niet verre van Rouett gelegen, komende, vond hij het volk aldarr in oproer; het klaagde over broodgebrek, cn gaf volgends zijne gewoone manier van denken , den  IN FRANKRIJK. a79 Aristocraat, dat is, den Intendant der Provincie , te Roiien, daarvan de fchukL Bon dier geraakt door 't geen hij hoort in drift, belooft het volk deszelfs aanvoerder te zullen weezen , oplosfiug van de oorzaaken van het broodgebrek , cn krachtige middelen daartegen te vcrfchalfen : hij vervoegt zig in allerijl naar den Intendant , brengt zijne klagten uit naam van het volk bij hem in, en is in zijne uitdrukkingen juist niet zeer Vriendlijk : de Intendant, bewust van zijne cnfchuld , antwoordt hem zeer koel in onbepaalde bewoordingen, en raadt hem aart, zijn tooneel wederom te beklimmen, daar te fpreeken en den held te vertoonen : de eigenliefde van bordier daardoor bitter gekrenkt zijnde, voegt hij zig weder bij het volk, herhaalt wat de Intendant op zijne klagten heeft geantwoord, en maakt hetzelve daardoor nog oproeriger: alles fchreeuwt: „Naar hei „ huis van den Intendant! den verrader opgehangen!. „ het Hoteï verbrand!" Een tweede patriot, eeu Advocaat, jourdain genaamd, doet zig open verpligt zig het tweede hoofd van het raazende volk tc weezen: het trekt, beiden aan het hoofd hebbende , naar het Ilotél van den Intendant en wil vuur aanleggen: bordier vvederhoudt de Woede des volks nog eenige oogenblikken, en drukt de zaak den Intendant andermaal op het gemoed doch zonder meer uittevoeren , dan de eerde maal: nu belast hij den hoop , het Hotël van den Intendant te doorzoeken , en denzelven niet te S 4  aSo STAATSOMWENTELING ontzien , bij aklien het blijken zou, dat bij inderdaad koorn en meel daar in verborgen bad: in plaats van het huis te doorzoeken-, wordt bet door 't graauw geplunderd: de gewapende burgerij fchict toe, verjaagt het volk en neemt bordier cn jourdain gevangen: beiden verbeelden zig patriotten te zijn , en worden ais brauddichters op het Stadhuis ontvangen en vastgezet. Bij het onderzoek geeven beide gevangenen al', dat zij gemeend hadden eene patriotl'che daad te verrichten, en het ongelukkige volk van de verdrukking der Aristocraaten te verlosfcn ; doch het gerechtshof bewees hen, dat zij volgends het befluit der Nationaale Vergadering van den i4den Augustus , ve-rdoorders der algemeene rust waren , en als zodanigen hunne onvermijdelijke .draf tc verwachten hadden: den volgenden dag hoorden beiden reeds hun vonnis : zij waren volgends het crimineele recht tot dc galg veroordeeld. Vermits men beducht was dat het volk poogingen doen zoude om hen te bevrijden, had merr fchrikbaarendc fchikkingen gemaakt, om geweld met geweld te keeren: dc geheele gewapende burgerij was in dc wapenen; een gedeelte floot eenen digten kring om de gerechtsplaats, gedekt'dooi' lhikkeu kanon met kardoezen geladen ; -een audcr  IN FRANKRIJK. a3i gedeelte hield de toegangen tot deeze plaats bezet, terwijl een derde gedeelte de poorten bewaarde, omdat men vreesde, of 'er ook misfehien hulp van buiten komen mogt: de twee veroordeelden werden der waards geleid, en hoorden, vooral bordier, hun doodvonnis met eene meer dan gcmeene ftandvastigheid aan : onder de galg omhelsde bo rd ie r den Advocaat jourdaik hartlijk en zeide: ,, Gij zijt de oorzaak van mijnen dood; doch ik vergeef het u!" jourdain. wilde hem antwoorden; maar eordier vcrvolg„ de: 'Er is nu geen tijd meer om zig te verfchoo„ nen en de zaak te beredeneeren: laat ons als ,, mannen Iferven! " Vervolgends keerde hij zig naar het volk toe, en riep : " Mijne vrienden! ik „ Iterf voor u; ik derf onfchuldig; ik derf voor „ het Vaderland 1 " en oogenbliklijk werd hij naar boven getrokken ; zijn vriend had hetzelfde noodlot, en onderging zijne draf zonder een woord te fprceken. Deeze terechtftelling was een Van de eerde en erndigde blijken , dat de Natie haare Vertegenwoordigers achting en gehoorzaamheid begon te verfchaffen : de nacht van den 4den Augustus had alle harten met hun verzoend, en de menigte van dankaddresfen, welke in deezen tijd lij de Nationaale Vergadering ingeleverd werden, betuigden zulks : de edelmoedigheid , welke die Vergadering jn deezen tijd bezielde , was tot de gehee-  28 «STAATSOMWENTELING IN FRANKRIJK Ie Natie overgegaan, en wie flechts in Raat was, om iet tot de welvaart van zijne medeburgeren toetebrengen, die deed zulks met het grootlte genoegen: veele Municipaliteiten boden zig aan, om in 't vervolg, voor niet, recht te fpreeken; veele bezitters van landgoederen deeden affland van zodanige rechten , die onder de algemeene opofferingen der Nationaale Vergadering niet mede bcgrecpen waren; veele fteden verecnigden zig tot patriotfcbe ondertekeningen, om de behoeften van den Staat voor de eerfte zes maanden goedtemaakcn: IJ jon, Bordeaux, Tours, en andere fteden, legden op deeze wijze groote lommen in den fchoot des Vaderlands neder: van alle kanten vlamde het hemelfche vuur van het patriotismus, 't welk federt veele jaaren onder de asch be-. dolven gehouden was, cn op het hoogst voor de ijdelheid, maar nimmer voor het edel zelfgevoel eener groote, werkzaame, en verlichte Natie , ge-, brand had. EINDE VAN HET EERSTE DEEL.