VERZAMELING J. DE BOSCH KEMPER 01 2069 1159 UB AMSTERDAM  BERICHTEN van een GROOT MAAR ONZICHTBAAR VERBOND, tegen t> e n CHRISTELYKEN GODSDIENST ejhz. Z3n u Bekomen;^^^^t^ Te Leiden by A. en J. Honkoop/'%jj^^ir<^ Jmfterdam j. v. d. Burg en Zoon, Wés'irïïgT' M. de Bruin, Haarfem Loosjes, en Beets, Rotterdam D. Vis, Bothal, Comel en Holftein, 'sHageThkry, en Menfing, en vanCIeef, Delft de Groot, en Poelman, Utrecht Ter veen en Yzerworst en verders alom.   VOO MM JE XL 1CM T. ]Q)ic Werkjen was oorfpronglijk tot een opftel voor de Neueflen ReUgions bc gehenbeiten beftemd, in welken het ook daadlijk geplaatst is , en het elfde ftuk van den jaargang van 1793 uitmaakt. Te gelijker tijd is het ook afzonderlijk gedrukt, welke druk in korte dagen was uitverkocht. . Ondertusfchen hieldt het vragen naar hetzelve niet alleen van Boekhandelaars en Geleerden, maar ook van Staatslieden, aan, voor welken foortgeüjke Berichten ook niet onverfchillig konden zijn. * 2 Dit  iv VOORBERICHT. Dit bewoog den fchrijver, om eenen nieuwen druk te bezorgen , en in denzelven het één en ander bij te voegen, als ook verfcheiden zaken wat breeder te ontvouwen, en voornaamlijk met getuigenisfen van andere fchrijvers , die hetzelfde gedeeltlijk voor lang geweten en ook gezegd hadden, te verzien. Dit was, in den eerften druk ook wel reeds, doch, alleen in 't algemeen, gefchied, en zoo, dat men zich op de voorgaande deelen der Retigiom bfgebenh&ken, in welke deze getuigenisfen voorkwamen, beroepen hadt; alhoewel dit, wegens gebrek aan plaats en tijd, toen ook niet op alle plaatzen, daar het nodig was, hadt kunnen gefchieden. Dezelfde fchrijver heeft wel de aanhalingen, welke, om deze reden, waren achter gebleven, naderhand in het zesde ftuk van 1794 BI. 345. geplaatst, en 'er ook eenige nieuwe daadzaken bijge-  VOORBERICHT. v gevoegd; doch, dewijl het niet te verwachten is, dat elk Lezer, wien de hier medegedeelde Berichten gewigtig voorkomen, alle de voorgaande deelen der Religiom-begebenheiten bij de hand, of ook tljds genoeg over zal hebben, om dezelven na te zien ; heeft de fchrijver het beter geoordeeld, de daadzaken, om welken hij zich toen op de voorafgegane plaatzen beroepen hadt, in de Bijlagen, achter het tegenwoordig Werkjen gevoegd, niet alleen te herhaaien, maar ook hier en daar op te helderen, met nieuwe te vermeerderen, en het geheele Werkjen zoo in te richten, dat het nu geheel onaf hanglijk en op zich zelve, gelezen en verftaan zou kunnen worden. Men zal derhalven wel doen, als men de Bijlagen, wanneer men 'er zich op beroept, telkens inziet en vergelijkt. Men zal dan zoo wel de nodige bewijzen, als * 3 ook  vi VOORBERICHT. ook nog veele andere merkwaardigheden vinden, die in de Berichten zei ven niet konden gebracht worden, indien men den draad van het verhaal niet al te dikwijls wilde afbreken. Nademaal de Uitgever der Religiom-begebenhtiten genoeg bekend is, en hij zich, ten overvloede, meermaalen uitdruklijk zelve genoemd heeft, zoo kan elk, die 'er belang in heeft, en de behoorlijke Legitimatie medebrengt, van dezen vernemen, wie de opfteller van dit tegenwoordig Werkjen is, als welke geenzins het licht fchuwtj alhoewel het 'er weinig op aankomt, wie, maar openlijk het meest, ivat iemand gezegd heeft! GE-  GESCHIED - VE R HAAL. JL.' daar bcftaat in DuUschland een groot Verbond tegen den Chriftelijken Godsdienst, en de Monarchale Mogendheden. Men kan dit bewijzen, evenwel niet anders, dan de natuur en aart der zaak toelaat, dewijl het een geheim verbond is. Men moet hier, gelijk in zoo veel andere gevallen, van de uitwerking tot de oorzaak befluiten. De meefte leden van dit verbond zijn onzichtbaar; maar hunne verrichtingen liggen voor de oogen. In alle eeuwen, zijn 'er menfehen geweest, welke met het Chriftendom, zoo als het in de fchriften van het Nieuwe Teftament geleerd wordt, niet voldaan waren, maar die hetzelve, door allerhande Filofofliche Exegetifche kunstenarijen zochten te vervormen. Ook zijn 'er dan meer, dan min, geweest, welke het geheel verwierpen, en den Natuurlijken Godsdienst voor den eer.ig waaren verklaarden; of, indien zij al aan het Chriilendom eenige waarde toekenden, hetzelve enkel daartoe beperkten, dat het den zuiveren natuurlijken Godsdienst bevatte, of ook, tut meerder uitbreiding van denzelven' iet toegebracht hebbe. Nu en dan kwam 'er ook wel een verachter van alle Godsdieniten, of een volkomen Atheïst, te voorfchijn. In DuUschland werden deze menfclicn, in de eerfte zeffig jaaren van deze onze, dra ten einde lopende, eeuw, menigvuldiger, dan in voorige tijden. Nadat de Heeren Dr. Slmler en Wn.-  2 GESCHIED - VERHAAL. lem Abraham Teller (in Berlijn) en onmidlijk daarop, de algemeens Duhfche Bibliotheek 07°5) den toon, tot gewaande Verbetefftig van het Proteftantfche leerftelzel gegeven hadden, {Bijlage, ix. x. en x:J traden 'er terftond veelen in hunne voetftappen, en in weinige jsaren was het getal der gewaande verbeteraars van dit leeriïelzel zoo fterfe aangegroeid, dat reeds in 't jaar 177&, (Rcligiomb. 1773. ia fiak. BI. 93 r) geklaagd werdt, dat men, als het nog tien j'aaren zoo voortging, de lantaarn van Diogenês in de hand zou moeten nemen, om nog eenen echten Proteftant te vinden. Ondertusfchen gingen de pogingen der meesten , niet terftond van eerften af, daarop uit, om het Chriftendom zelve weg te doen, of het in Dctsmus te veranderen, zoo als men naderhand ondernam: zij wilden alleen, zoo ais zij verzekerden, en grootendeels, ook hoopten, hetzelve tot zijne oorfpronglijke zuiverheid terugbrengen, maar' voornaamlijk, den Proteftantfchen Godsdienst, van alle onzuiverheden, die denzei ven nog zouden aankleven, reinigen; ten welken einde, zij, op menigerlei wijze, aan denzei ven knoeiden en fnotiden, of zijne inwendige gehalte zochten overtehaalen en te verhoogen. Hetgeen zij hier door overlieten, was, in de daad, het frotejlantjche Chriftendom niet, zoo als het in de Geloofsbelijdenisfen der Lutherfchen en Gereformeerden bevat is, en nog minderwas het het leerftelzel der Katholijken. Maar" het was echter nog fteeds eene foort van Chriftendom; dan Ar- nii-  GESCHIED - VERHAAL. 3 mimaïtistaus, zoo als die zich in Holland in de tijden, op de bekende om-uiten aldaar gevolgd, gevormd hadt; maar dan ook Aiïanisnms, of wel, en voornaamlijk, Socinianismus. In hetzelve bleef Christus nog geftadig veel gelden; men 'rekende op zijn en der Apoftelen gezag; ook hieldt men hetzelve nog voor eene onmidlijke Godlijke ervaring. Tot onderfteuning van het Sociniaansch, Ai> aansch, of Arminiaansch Syftema, welk laatfte de famcnftellen van alle Chriftelijke Partijen > alleen het Oatholicismus uitgezonderd, eenigermate zocht te verëenigen, terwijl het alle zoogenoemde onderfcheidende leerftukken, voor min gewigtig uitgaf, laadt men veele Filofofifche en Exegetifchc grondregels , deels , uitgevonden", - deels, uit de voorgaande tijden, opgewarmd, en op veelerleië wijze, omkleed en opgefchikt. Doch, deze waren juist niet zeer voordeelig voor het gezag der Heil. Schrift, maar voerden meestal tot het Naturalismus; en moeften daar, noodwendig, toe voeren, wanneer iemand, die conf&quent gewoon was te denken, ze voor waar aannam, en toepasfen wilde. Van alle deze Syftema's was 'er maar ééne ftap tot het Naturalismus; hoe weinig ook menig één dit te voren inzag, of willends was, dezen flap te doen. Deze ftap werdt echter, van tijd tot tijd, menigvuldig gedaan; en het gevoelen, dat liet Christendom niet meer zij, dan Naturalismus, en dat dcszelfs leerftukken geenzins op het gezag van Christus en zijne Apoftelen, maar alleen op A a iu-  4 GESCHIED - VERHAAL. inwendige gronden beruften, zoo dat liet geen zulke inwendige gronden niet voor zich hadt, in de daad, ook niet waar, maar, op zijn best, om- . kleding en bemanteling zij, werdt, onder de Proteftantfche Leeraaren , bijna heerfchende. Doch, dit heeft men, voornaamüjk, aan de Jlg. D. Bibliotheek te danken; zonder welke, de pogingen van bijzondere, zelfs der geleerdfte fchrijveren, noch zoo algemeen bekend geworden zouden zijn, noch zoo veel toeloop zouden gekregen hebber. Deze Bibliotheek was eene uitvinding van den geleerden Boekhandelaar, den Heer Ni col ai te Berlin, welke dezelve, niet alleen met oogmerken van handelvoordeel, maar ook en veel meer met hooger bedoelingen, hadt aangelegd, QBijl. V. BI. 31.) te weten , door dezelve wilde hij de verlichting bevorderen , en algemeen maken. Maar, door verlichting, verftondt hij, ten aanzien van den Godsdienst, het Naturalismus, gelijk in 't vervolg gebleken is. Hy vondt vertrouwde vrienden, die hem krachtig onderfteunden, en mede-arbeiders, die zijne oogmerken bevorderden. Door de groote uitgeftrektheid, die men aan dit Werk gegeven hadt , door veele grondige Recenfiën in alle vakken van geleerdheid, zelfs in het Theologifche vak, vooral in de eerfte tijden, vondt dezelve bijna eene algemeene goedkeuring; welke, door den vrijmocdigen en levendigen, nu en dan ook vrolijken ftijl, daar men zich van bediende, nog vermeerderd werdt. De menigvuldige mede-arbeiders aan dit Werk lieten ook niet na,  GESCHIED - VERHAAL. 5 na, het zelve aller wegen aan te prijzen, dewijl toch een gedeelte der eere op hen te rug fluitte. Jonge Geleerden, aan welke, voornaam lijk, de levendige ftijl behaagde, en die, hoe groote Zelfsdénkers zij zich ook verbeelden te zijn, evenwel , gemeenlijk , door het vooroordeel van gezag, van het nieuwe, of nieuwl'chijnende, en ook Paradoxe geregeerd worden, vormden thans hunnen arbeid, naar dit groot voorbeeld, en koefterden hoop, waarin zij zich ook zelden bedrogen,'dat zij, in dit werk aller werken, geroemd zouden worden, en misfehiën, met den tijd, ook onder het getal der verëeringswaardige Mede-arbeiders van hetzelve, die men zoo veel hooger fchatte, naarmate men hen min kende, zouden fchitterén. Daar was een plan, en 'er moest natuurlijk een plan zijn, als dit werk beftaan zou. Dit moest, met betrekking tot den Godsdienst, niet alleen in het Theologifche, maar ook in het Filofofifche, en Hiftorifche, en in 't gemeen in alle vakken, gevolgd worden, welke tot den Godsdienst betrekking konden hebben, evenwel kon men het, uit hoofde der verfcheidenheid der Mede-arbeidcren, aan welken men dit Plan niet algemeen ontdekken kon, en die ook niet terftond daartoe zouden befloten hebben, in de eerde Banden nog niet daartoe brengen, dat 'er volftrekt naar dezelfde grondregels, geoordeeld vvierdt' Ook « as het niet raadzaam, dii van eerden af te bëgeeren', dewijl men, als men zich teritond blootgegeven hadt, veele Mede arbeiders, en nos A q x •> meer  6 GESCHIED - VERHAAL. meer Lezers, zou afgefchrikt hebben. Men ver* borg, derhalven, het Plan, en liet 'er alleen fomtijds iet van doorfchijnen, tot dat men, met den tijd, verder kon gaan. Men ging, trapswijze, te werk. Eerst gaf men voor, als wilde men den Godsdienst bevatlijker, duidlijker, en beminlijker maken, en voornaamlijk, van zekere zwarigheden bevrijden, aan welken zich zoo veelen, die anders jegens den Godsdienst wel gezind waren, palgten te ftooten. Men berispte dus, in 't eerst alleen de wijze van voorftelling, welke deze of gene Theologanten van zekere leerftukken, of ook de verklaringen, die zij van veele plaatzen der Heil. Schrift gegeven hadden, en op welken dikwijls het een en ander, met recht, kon aangemerkt worden, Vervolgends , ging men tot het Proteftantfche leerftelzel zelve over, en gaf te verftaan, dat hetzelve , als ook de Symbolifche Schriften, in welken het vervat is, dewijl de een en andere toch, bij flot, flechts menschlijke werken zijn, wel eenige gebreken en onvolmaaktheden konden vhebben, welken, het elk Proteftant vrij moest ftain , aftezonderen; welke vrijheid, bij de Kerkhervorming, ten grond gelegd, en eenigermate met bloed gekogt was geworden. Hier op fprnk . men 'duidüjker van menschlijke ftellingen, welke dit leerftelzel nog werklijk aankleven zouden, en daar men het van zuiveren moest; waarbij men, evenwel, in 't eerst Hechts zulke leerftukken aanta'tede, die min gewigtig fcheenen te' wezen ^ tqt dat'men, yin. lieverlede, tot wezenlijke leer? ftufc=  GESCHIED - VERHAAL. 7 ftükkefl, zelfs zulken, welke de Proteftanten en KatlioHjken onderling gemeen hebben, en ten laatften tot die voortftapte, welke, tot hier toe, van alle Chriftelijke Partijen erkend en beleden waren geworden. Natuurlijk, moest men daarbij, meermalen, plaatzen der Heil. Schrift ontmoeten, uit welke men gewoon was, de aangevallen leerftukken te bewijzen. In ft eerst, verzwakte men de bewijskracht derzelven, door alierhande willekeurige uitlegregelen, die men uitvondt, of van elders, voornaamlijk van de Socinianen, naar het voorbeeld van Teller, ontleende, en in nieuwe bewoordingen inkleedde. Hier op beftreedt men enkele Bijbelboeken, en maakte, ten dien einde, gebruik van alles, wat de Oordeelkundiger), (Critici) en inzonderheid Semler, tot hier toe bearbeid hadden, en nog bearbeidden. Eindelijk zette men het geheele Oude Teftament heel laag, verzwakte het gezag der fchrij veren van het Nieuwe Teftament, dien men volksmeningen en vooröordeelen te last lag, vervolgends zocht men Christus zei ven van alle gezag te berooven, terwijl men hem toefchreef, dat hij die meningen en vooröordeelen zelve goedgekeurd hadt, hetwelk men, naar den fchijn, voor fchranderheid uitgaf, men loochende, van tijd tot tijd, zijne ommidlijke zending , ontkende of verzwakte zijne wonderwerken, ontkende, ten laatften, alle oniiii.dijke Goulijkc Openbaring, en verklaarde dezelve voor overtollig, Gode onbetaamlijk, en bijilut, zelfs voor voiftrekt onmogelijk, en mids A 4 dien  3 GESCHIED - VERHAAL. dien een Bijbel voor een bloot menschlijk werk en opftel. Het was niet terftond klaar, wat 'er in de plaats van bet Proteftantfche Leerftelzel, toen men hetzelve nog maar alleen beftreedt, gezet zou worden. Doch, dit fcheen, een tijd lang, het Socinianismus te zijn, hetwelk men het meest begunftigde. Maar, in den grond, was dit het ook niet, nadien het nog fteeds eene foort vah Chriftendom was. Men hadt wel Sociniaanfche, maar men hadt ook meermalen enkel Ariaanfche, niet zelden ook Arminiaanfche, wijzen van voorftelling, voorgedragen en aangeprezen. Want, deze allen konden tot een en hetzelfde doel dienftig wezen, te weten, om de Proteftantfche leerftukken te verdringen. Maar, men mengde 'er ook dikwijls zulke wijzen van voortellingen tusfehen in; welke voor allen Chriftelijken Godsdienst, in 't gemeen, nadcelig waren, en haalde dezelven uit enkel naturalistifche en tegen het Chriftendom vijandig gezinde fchrij veren voor den dag, en roemde of ontfchuldigde, ten minftcn, enkele gezegden van dezelven, als men zich nog niet verftoutede, om ze, over het geheel, aan te prijzen. Allengs openbaarde het zich, dat het Naturalismus in de plaats van het Chriftendom geftekl, en dit l.iatfte alleen in naam beftaan zou blijven. Eene menigte van afzonderlijke fehrijveren kleefde de Bibliotheek aan, welke, zoodra dezelve voet gevat hadt, bij hoopen, verfcheer.cn. Want, zij konden 'cr zeker op rekenen, dut zij, in dit juitn.iul aller Journalen, geprezen zouden worden j  GESCHIED - VERHAAL. 9 den; en dewijl dezelve ongeftoord fteeds verder was gegaan, was 'er ook voor hen weinig te vrcezen. Deze Bibliotheek heeft dus, niet alleen onmidlijk, en cloor zich zelve, het Chriftendom in Duitschland oneindig benadeeld-, maar zij heeft het ook, midlijker wijze, gedaan, nademaal zij zoo vcclc fchrij vers, die, zonder haaren voorgang, wel t'huis zouden gebleven zijn, begunftigde, hun moed inboezemde, en hen als 't ware vormde en opkweekte; gelijk zij, aan den anderen kant, de Lezers bedroog , terwijl zij het Naturalismus een foort van Chriftclijk gewaad omhing, en hen daar cloor in de mening hieldt, als of zij het Chriftendom zelve nog hadden. Aan dit gewaad arbeiden nog lieden vecle zoogenoemde Proteftantfche Theologanten, bij welken onder de hand ook Catholijke kwamen. Zij waren wel dikwijls oneens over de (tof daar toe, die zij uit alle hoeken en winkels opzochten, en poogden faam te ftellen, als ook en nog meermalen, over de vorm en inrichting. Maar, in de hoofdzaak, ftemden zij allen overeen. Volgends hun is het Chriftendom in purU naturalibus 1 voorgedragen , cenvouwig niets anders, dan het, langs heel gcwoone wegen in de wereld gekomen, Naturalismus, maar het welk, hoe fchoon het op zich zelve is, echter voor den grooten hoop, die niet gewoon is, het zelve naakt te befchouwen, en het zoo niet weet te fctiattèh, op eene Chriftelijke wijze, gekleed moet worden. Uit de Bibliotheek zelve blijkt, dat 'er van cerftcn af een G'enoótfchap van eeuigc, fchoon A 5 maar  ro GESCHIED - VERHAAL. maar weinige, mannen, voor handen was, welke, gemeenfchaplijk, eerst den Proteftantfchen, vervolgends den Christlijken Godsdienst in 't gemeen, door deze zelfde Bibliotheek, wilden tegen arbeiden. Dezen waren de Heer Nicolai , Uitgever en Directeur der Bibliotheek, met eenige vertrouwde vrienden, wier namen men niet met zekerheid weet, maar onder welken, volgends zijn eigen verhaal QByl. V. BI. 31.) Moses Mendelsohn zich bevondt; waarfchijnlijk ook Lessing, en fommige, alhoewel nog niet alle, mede-arbeiders in het Theologifche vak, van welken men, met verloop van tijd, 'er meer, zoo als de volgende Recenfiën laten vermoeden, mede in het geheim en in het Verbond aannam. De overigen waren, gelijk zoo veele afzonderlijke fchrijvers , die allengs voor den dag kwamen, handlangers en initrumenten in handen der hoofdperfonen, zonder dat zij, misfehien, iet van het Verbond zelve willen. Dezen zocht men, tot het bevorderen van het groot Verbond, voornaamlijk, daar door geneigd te maken, dat men hen, inde Bibliotheek, wegens hunne vrijmoedigheid en heller denkwijze, roemde, en tevens opwekte, om op de begonnen loopbaan moedig voort te ftreven. Met het jaar 1782 werdt het Verbond verflerkt, en dcszelfs oogmerken uitgebreider, na dat de Heer Nicolai op zyne in 't jaar 1781 ondernomen geleerde en handel-reize tot de Iüuminaun was toegetreden. (Byl. V. BI. 31. XI. BI. 82.) De taal in de Bibliotheek werdt ftouter en heviger, dewijl men zich nu op de goedkeuring en hulp van zoo veele le-  GESCHIED - VERHAAL. n leden van deze toen reeds raagtige Orde verlaten kon. Overcenkomftig de inzichten van deze Orde, veranderde ook de behandeling der Katholijken, welken de Bibliotheek thans geheel anders, dan voor dezen, en volkomen vijandig, behandelde, In het groot Publiek werden de llluminatm eerst met het begin van het jaar 1784 bekend, toen zij met eenige van hunne uitgeweken leden, in Beijeren, in twist geraakten, en ook eenige Plakkaten van den Landsvorst tegen hen uitkwamen. Toen reeds befpeurde men, dat zij oogmerken tegen den Godsdienst hadden. De Vrijmetzelaars-Loge te Berlin, in de drie Wereldklooten, wist dit reeds vrij naauwkeurig, en kende ook hunne politieke oogmerken. Zy verklaarde zich daaromtrent in eenen rondgaanden Brief {Bijlage I. BI. 1.) maar welke eerst in 't jaar 1786, en wel door de Uluminaten zei ven, welke toen allerhande fchriften tot hunne verdediging uitgaven, in de overige wereld bekend werdt. In 't begin van het jaar 1786 hadt Lavater (Bijl. II. BI. j.j eenige berichten van eene verbroedering tegen den Chridelijken Godsdienst, bekomen, en bij gelegenheid, bekend gemaakt. De fchrijver van de ontdekking van het Syftema van de Republiek der Wereldburgeren wist meer, en ontwikkelde de oogmerken der Uluminaten tegen den Godsdienst en Staat, en wees tevens de middelen aan, waarvan zij zich tot het een en ander bedienden. (Bijl. IV. BI, 15.) Rein hard Morgenstern kende deze beide oogmerken ins-  t% GESCHIED - VERHAAL. insgelijks, en meldde, dat men Dr. Bahrdt daadlijk bezoldigde, om tegen het Chriftendom te fchrijven, (Bijl. III. BI. 10.) welke, zonder deze opwekking en onderfteuning, bezwaarlijk zoo ver vervallen zou zijn, om den Heere, die ook hem gekocht hadt, (2 Pktr. n: r.) te verloochenen, en tot eenen blooten Ordensftichter, met zijne voorgangers Spartacus en Filo, te vernederen. Met het jaar 1787 ging der wereld een grooter licht op, toen de Oorfpronglijke fchriften der Uluminaten, en derzelver vervolg, in druk vcrfcheenen, waardoor de verhaalen van de gemelde Vrijmetzelaars-Loge, Lava ter, en der beide gemelde fchrij vers, volkomen beveftigd werden. En nu deeden meer fchrijvcrs het Publiek den loop der Uluminaten, en den loop der Alg. D. Bibliotheek, daar mede overë'enftemmende, opmerken. (Bijl. V. BI. 31 en VI. BI. 43.) De Duüfche Unie, wélke in het jaar 1788. bekend werdt, (Bijl. VIII. BI. 57) gaf nog verder eenig licht. Ook doorzag men het één en ander uit de laagfte Graden der Uluminaten, waarvan wel reeds eenige brokftukken bekend waren, maar die nu geheel in druk verfcheenen, onder den Titel: De eclile llliminaat. 8. Edesfa 1788. de beide hooger Graden, de zoogenoemde Priefter- en Regenten-graad, werden, eindelijk, ook in het volgende boek gedrukt: De nieuw/Ie verrichtingen van Spartacus en F1L0, in de Orde der Uluminaten gr. 8. 1793. Terftond daarop kwam de tusfehengraad, die nog ontbroken hadt, uit, onder  GESCHIED - VERHAAL. i3 der den Titel: Illuminatus dirigent, of dc Schotfche Ridder, gr. 8. 1794. Neemt men nu hier bij de verdedigingen, welke de Heer Weishaupt de ftichter der Orde, in 't jaar 1787, en dé eindelijke verklaring, welke Filo, of de Vrijheer van Knigge 1788 uitgaven, dan kan men de oogmerken en verrichtingen van deze vermaarde Orde vrij naauwkeurig lqeren kennen. Wil men hier bij nog de volgende kleine Werkjens voegen: Eene redenvoering over dc Orde der Uluminaten, gehouden in eene Vrijmetzelaars-Loge in December 1793- 8. Regensburg i794 ten beften der KrijgsOperations-Kasfe; eindelijk lot der VrijmetzelaarsOrde in eene fluitredenvoering uitgefproken door Br * * voormaals fpreker der Loge te * * * 0p den dag van haare ontbinding 8. i794; en Fragmenten tot de Levensbefchrijving van den overleden Geheimraad Bode te Weimar 8. Rome, op koften der Propaganda 1795. dan zal men verders nog veele andere merkwaardigheden vinden (Bijlage XVIIIO Van het jaar 1782 af, was dus het verlichtend Verbond van den Heer Nicolai met dat der Uluminaten verëenigd; doch, dit vernam men eerst in het jaar 1787 door het toen uitgekomen vervolg der Oorfpronglijke fchriften. Thans zag men dan ook de oorzaak van die uitwerkingen welke reeds in 1782 en naastvolgende jaaren zichtbaar geweest waren. In 't jaar 1786, toen de Uluminaten veele verdedigfehriften 'begonnen uit te geven, merkte men ook, dat dezelve de hand hadden, in de Journalen en Geleerde Nieuwslij-  i4 GESCHIED - VERHAAL. tijdingen, welke;, bijna allerwegen, tot bun voordeel fpraken. Na het verfchijnen der Oorfpronglijke fchriften, werdt zulks nog duidlijker (Bijl. V. BI. 31. XI. BI. 82.) Ook vernam men, in dit, en nog meer, in het volgende jaar, toen de Duitfche Unie bekend werdt, dat zij, volgends haare grondregels, (Bijl. VIL BI. 49.) ook reeds veele Boekverkopers aan zich getrokken, (Bijl. VIII. BI. 57.) en zelfs de geheele Letterkunde in hunne magt gekregen hadden, of nog ijverig poogden, in hinme magt te krijgen. De verbondenen hadden, ongeacht alle de ontdekkingen, die men, van tijd tot tijd, omtrent hen bekwam, fteeds voortgevaren, zich in geheel Duitschland uit te breiden, en vast te zetten, en konden de vervulling van het ééne gedeelte van hunnen wensch, de vernedering van den Chriftelijken Godsdienst, met eenige hoop te gemoet zien, toen hun, op eens, uiteen land, waar zy den meeften grond hadden, het Naturalismus openlijk -begunftigd en bevoorrecht te zien, een geweldige ftreep door hunne rekening gehaald werdt. In 1788 verfcheen het Koningl. Pruisfisch Religions-Edicï, en kort daar aan, op het einde van gemelde jaar , eene vernieuwde inrichting op de Boek-Cenfuur; welk een en ander, maar voornaamlijk het eerfte, hun zeer ongelegen kwam. (Byl. VIII. BI. 57.) Nu was HWt, als of men eenen geheelen hoop wilde beeften hadt losgelaten. Tevooren was 'er ook wel reeds een en ander dolle fchrijver; maar, in zulke menigte, hadt men ze nog niet gezien. Zij  GESCHIED •- VERHAAL. j5 Zij verzetteden zich niet alleen tegen het RelL gions-Edia, maar over het geheel, tegen het Chriftendom, en zochten de Regenten alle rechten over Godsdienst, Drukpers enz. volftrckt te betwiften. En deze onzinnigen, met wier 4 den,  H GESCHIED - VERHAAL. den, hetwelk hun de verlichtere, die zich voor de eenige Edelen in het land uitgeven, nabootften, en alle overige eerlijke lieden, welke hun kaarsjen niet voor een waar licht willen laten gelden, of zich over den neus laten hakken, met dezen naam zochten te brandmerken. Waar dit niet doenlijk was, noemde men hen Ezels, tot welken nog niet de geringde draal van verlichting, nog geen fchemering van verftand was doorgedrongen. De onder de Uluminaten zoo beroemde Vrijheer van Knigge , vondt zelfs eene bijzondere Ezels-orde uit, in welke hij, als ware hij Grootmoeder van dezelve geweest, allen die genen eene plaats aanwees, welke, over Godsdienst, Staat, Franfche Revolutie enz. niet, gelijk hij en zijne Medeftanders, dachten, alhoewel zij zich, door hunne fchriften, bij het publiek als kundige en zelfdenkende mannen gewettigd, en zelfs van veele lieden, evenwel nog, voor dat dezen leden van het groot Verbond geworden waren , lof ontvangen hadden , van welken zij thans allerwegen als fchaapskoppen, veriïchtlijk, of als lieden, die uit onzuivere inzichten handelen, zwart gemaakt worden, Nademaal nu niemand geern fcheldwoorden en verwijtingen heeft, of voor het geheele publiek Uitgelageben, wordt; niemand geern onder het getal van flechte en laagzielde menfchen , onder het getal van Dom-ooren en huichelaren geteld wordt, zoo verkrijgen de deelgenoten van het groot Verbood daar door altijd zeer veel, nadien rae«  GESCHIED - VERHAAL. z$ menig een op hunne zijde overgaat en mede huilt, wanneer zij en hunne medegenoten huilen ; of zich onttrekt, zich geheel'ftil en werkloos houdt, en de fchreeuwers laat doen, wat zij willen, alhoewel hij kon en behoorde te fpreken ; gelijk zoo veelen van onze toenmalige Theologanten zich aan deze fout fchuldig hebben gemaakt, toen de wanorde der Schriftverdraaijers en Godsdienstftormers zijnen aanvang nam. Men zou een boek, een groot boek moeten fchrij ven, indien men alle kunstgrepen, fofisterijen, en Chicanes wilde opgeven, daar zich de valfche verlichters van onze zoo zeer geprezen tijden van bedienen, om hunne oogmerken te bereiken, de waarheid te verdringen, en daartegen een verleidend dwaallicht voor te dragen. Het zij derhal ven genoeg met die, welke hier aangehaald zijn. Alleen moet men aanmerken, dat men dezelfde bedrieglijke kunstjens ook alsdan aanwendt, wanneer de tegengeftelde Hellingen of tegenwerpingen van andere eerlijke en waarheidlievende mannen, waaraan het toch nooit geheel ontbroken heeft, wil wederleggen, en eenigermate moet wederleggen. Buitendien bedient men zich hier ook nog van eenige andere middelen. Men ontkent, bij voorb, hetgeen de geheele wereld weet, en als waarheid erkent, de menfchen, zoo als men zegt, voor de vuist weg: of vordert van lang bewezen, openbare, of uitvoerig betoogde daadzaken nog fteeds bewijs, cn houdt zich, als of dat nooit gegeven was, Zoo gedroegen zich verfcheidene, B 5 te-  20 GESCHIED - VERHAAL. tegen hun eigen Vaderland, dat hen voedt e« befchermt, kwalijk gezinde Journaliften, en ook menige fchrijvers van Geleerde Nieuwstijdingen, ten aanzien der zoogenoemde Franfche Propaganda , welke te geloven zij voor dwaasheid en openbare onzinnigheid verklaarden. En toch is niets zekerer, dan dat 'er in verfcheiden landen Franfche zendelingen waren, en dat voomaamlijk inlanders zich lieten gebruiken, om de bekende grondbeginzelen der Franfchen bemind te maken, en Revolutien, zoo niet regelrecht, aan te vuuren, ten minden, voor te bereiden. Om hier veele andere gronden niet te gedenken, b. v. dat men aan veele oorden, oproerige blaadjens van allerhande zelfs de groffte foort, gevonden heeft; zoo is het Keizerlijk Hof Ratifications-Decreet aan de hoogloflijke algemeene Rijksvergadering te Regensburg van 30 April 1793 op zichzelve alleen reeds tot bewijs voldoende. Want, in hetzelve worden de eigene bewoordingen en bekentenisfen der Franfche Minifters in de Nationale Conventie woordlijk aangehaald. De Franfchen hebben dit ook nooit ontkend, zij beroemen 'er zich veelmeer op, en eindelijk zijn'ook de geldfommen, welke aan zulke zendelingen bedeed werden, openlijk bekend geworden. En Duitfchc fchrijvers veroorloven zich de domheid, om dergelijke daadzaken, ten trots van den Keizer en het Rijk, openlijk te ontkennen! Op dezelfde, men zou bijna zeggen, onbefchaamde wijze, eifchen verfcheidelj fchrijvers, nog deeds bewijs van de fchadelijkheid en af- fchuw-  GESCHIED - VERHAAL. 27 fchtrwlijkheid van het Illuminatismus, die toch voor lang gegeven zijn. Zij liggen toch de gcheele wereld voor oogen, in de beide deelen van de Oorfpronglijke fchriften der Uluminaten, wier echtheid zelfs de (lichters en hoofden der Orde, Spartacus, Filo, en Cato in hunne eigene verdedigingen erkend h&bben. Nog meer liggen zij open in de hooger graden, welke in de Nieuwfte verrichtingen van Spartacus en Filo begrepen zijn, (Bijl. VII. BI. 49.) wier echtheid nog niemand bedreden heeft. Zelfs Filo heeft in zijn Uiltrekzel van eencn Brief de Illuminaicn betreffende, 8. Lcipzig 1794 in den Winkel van ScoaFER, niet onderdaan, deze documenten te loochenen, maar is ze enkel met ftilzwijgen voorbij gegaan, maar hij heeft zich zoo uitgedrukt, dat men wel ziet, dat hij ze gekend moet hebben, gelijk ook in de tweede vermeerderde en zeer opgehelderde Uitgave. 8. 1795., die eene wederlegging van dezen Brief bevat, aangemerkt, en aldaar ook de list van eenen Uluminaten Cenfor in Weenen verhaald wordt, (BI. 18.) die, onder voorwendzel, dat het Publiek van de in de nieuwfte verrichtingen ontdekte geheime denkbeelden Van het Uluminatismus misfehien misbruik kon maken, dit en andere dergelijke Werken verboden heeft. Nogthans vertoonen zoo veele fchrijvers eene gemaakte onwetendheid, ais of zij vreemdelingen in Israël waren, en niet het geringde vernomen hadden, van hetgeen in onze dagen voorvalt, in hoope, dat het Publiek zoo eenvoinvig zal zijn, om zich door dergelijke be-  fl8 GESCHIED - VERHAAL. begoochelingen te laten verblinden, waarin zij zich toch bij (lot bedriegen zullen, nadien er nog altijd mannen zijn, welke de ziende oogen van het Publiek, (want meer is 'er niet nodig,) op dergelijke voorwerpen zullen zoeken te velligen. Men zie ook de Fragmenten tot de Levensbefchrijving van den Geheimraad Bode BI. 139 enz. Doch, meestal zoekt men 'er zich korter af te helpen, nadien het wederleggen moeilijk, en dikwijls ook gevaarlijk is. Men draagt volftrekt geene kennis van hetgeen reeds tegen eene Helling gezegd is, en herhaalt daartegen de vorige Hellingen, gronden, of liever fofisterijen, fcheldwoorden, fpotternijen, en onbefchoftheden tegen andcrsgezinden , dan met dezelfde, dan met veranderde woorden, zelfs in werken, daar men het geheel niet verwachten zou, bij alle mogelijke en bij de haairen 'er bij getrokken gelegenheden, dan zelve in perfoon, dan door anderen, die men daartoe befteld heeft. En dus wordt dan zulk een luid en algemeen gefchreeuw aangeheven, dat eindelijk de grootfte hoop deiLezers verdoofd, en goedhartige lieden, die niet weten, hoe men dergelijke dingen overlegd heeft, verleid worden, om zich eindelijk te verbedden, dat, hetgeen zoo dikwijls en van zoo veele kanten verzekerd wordt, toch wel waar moet zijn. Hier komen dan de Recenfenten deftig te hulp : want, zonder hen, zouden de fchrijvers zelve zoo veel niet kunnen uitvoeren. De mannen van het groote Verbond zochten daarom, zich van hun meeller te maken , en hen op allerhande wij-  GESCHIED - VERHAAL. 29 wijzen in hun belang te trekken. Dit was van eerllen af hun oorfpronglijke zetregel, (Bijl. VII. BI. 49.) en van het jaar 178a af begon het merkbaar te worden, dat de meefte Journalen en Geleerde Nieuwspapieren op eenen toon Hemden, en in hunne beöordeelingen, uitdrukkingen, bloempjens, enz. fteeds de Alg. D. Bibliotheek nader kwamen; hetwelk van jaar tot jaar zichtbaarcr, en eindelijk handtaftelijk geworden is. Nadien men hedendaags meer Journalen en Geleerde Tijdfchriftcn, dan Boeken zelve, en ongelijk meer leest, dan in vorige tijden; zoo is het ligt te begrijpen , hoe ver de werking van Tijdfchriften zich kan uitftrckken. De Recenfenten hebben hier veelerhande middelen. Zij verzwijgen de pogingen en Boeken, die tegen den droom aangekant zijn, en waarin de gevoelens, die heerfchend moeten gemaakt worden, bedreden worden, geheel; hetwelk niet alleen het gemaklijkde is, maar waar door ook altijd zoo veel gewonnen wordt, dat zulke boeken niet genoegzaam bekend worden. Zij zijn dus de waare übfeuranten, hoe geern zij ook andere wakkere mannen met dien naam verëeren. Het ftaat bij de meefte Reda&eurs van Geleerde Nieuwstijdingen vast, dat zij de boeken, welke de Uitgevers hun gratis en niet zelden met een bijgevoegd douceur pro Jludio et labore toezenden, alleen aankondigen, wanneer dezelven niet overeenkomen met hunne grondftellingen van verlichting. Het komt 'er toe, dat eene bloote aankondiging zonder eem'gen lof in een Intelligent- bladt  3o GESCHIED - VERHAAL. bladt voor contant geld wordt geplaatst, alhoewel, in gevolge de natuur der zaak, en het oprfpronglijk en zelfs aangekondigd oogmerk van zoodanig blad, hetzelve voor elk, vooral wanneer hij niemand aantast, behoorde open te daan. (Bijlage VIII. BI. 57.) Zelfs politieke Tijdingfchrijvers, welke menigmalen geleerde dingen in hunne gemeenlijk zeer duure Advertentien aankondigen , maken zwarigheid, om den blooten Titel van een Boek te melden, wanneer zij maar het geringde vermoeden hebben, dat derzelver inhoud met het Sydema van verlichting en de oogmerken der verlichte Overden drijden mogt. Doch, wanneer het bloot ftilzwijgen niet genoegzaan geoordeeld wordt, omdat het boek toch begint bekend en gelezen te worden; begeven zich de Recenfenten eindelijk aan het boek zelve, en vaardigen het, op zoodanige wijze, af, dat het eerlijk en goedhartig Publiek, hetwelk, grootendeels, eene daaffche hoogachting voor deze lieden heeft, en niet eens droomt van de geheime kundenarijën der Recenfenten , van het lezen van het boek zelve, en nog meer van hetzelve te koopen, afgefchrikt wordt, (Bijl.VUL BI. 57.) Daar zijn wel, ten allen tijde, halzen geweest, welke, uit onkunde van zaken, menigmalen , eene fchuinfche voordelling van het een of ander boek gaven. Daar is 'er ook wel geweest, die, uit andere oorzaken, eenen Auteur of Uitgever ongenegen waren, en dezen, bij het verfchijnen van eenig Werk, hun ongenoegen lieten voelen. Maar dit was niet zoo algemeen, als  GESCHIED - VERHAAL. 31 als in onze tijden, wanneer zoo veele Recenfenten reeds vooraf zekere vijandfehap tegen het één of ander onderwerp koederen, en nu den Auteur of Uitgever van een Werk, daar zij in den grond niets anders tegen hebben, dan dat de één juist over zulk eene doffe gefehreven, en de ander het gefchrift gedrukt heeft, bij gelegenheid, vijandig behandelen. Het is, in hunne oogen, zonder meer, reeds eene misdaad, wanneer een fchrijver in het hoofd krijgt, om den Godlijken oorfprong der Heil. Schrift en van den Chridelijken Godsdienst te beweeren, zekere Karakteristieke leerdukken van den zei ven te verdedigen, de Regenten nog eenige rechten over Godsdienst, Drukpers enz. toe te daan, Deïstifche of Anarchifche grondbeginzelen af te keuren, of in derzelver naaktheid voor te Hellen, en hij dus het groote Werk, dat de Wereldverlichters voorhebben, het omkeeren van Godsdienst en Staat, niet bevorderen, maar zelfs, zoo veel in hem is, wil verhinderen. Hij mag dan zeggen, wat hij wil, hij moet ongelijk hebben. Hij wordt wel niet wederlegd, want daar wachten die Heeren zich, zoo veel mogelijk, voor; maar hij wordt gelaakt. Men gaat de bewijzen met ftilzwijgen voorbij, die hij aangehaald heeft; men legt hem zaken te last, die hij niet gezegd heeft; men fcheurt plaatzen uit het verband, en geeft 'er zulken draai aan, dat de fchrijver in een heel valsch licht verfchijnt. Men verwijt hem onkunde, die men hem zelve heeft aangewreven ; men befchuldigt hem van onzuivere oog-  3* GESCHIED - VERHAAL. oogmerken; en men fchildert hem als eenen vijand van alle verlichting, verftand, en vrijheid van denken. Dit alles deedt wel de Alg. D. Bibliotheek reeds van eerden af, eerst wel met eenigen glimp, maar naderhand van tijd tot tijd, deeds grover en ruwer. Maar algemeen gebeurde dit omtrent van het jaar 1782 af, wanneer de meede Recenfenten mede in den toon indemden, die de Bibliotheek gegeven hadt, en de fchrijvers, die niet mede op hetzelfde aambeeld wildenllaap, voornaamlijk op eene veriichtlijU wijze, die te vooren ongehoord was , behandelden, hen verachtlijk maakten, en de fchandelijkde benamingen gaven, hetwelk thans zoo ver gekomen is, dat men in menige Recenlie, die misfehien uit een paar Bladzijden beftaat, wel 20 en meer fcheldwoorden en laage uitdrukkingen bijeen vindt. Men bemerkte reeds bij het verfchijnen der Oorfpronglijke Schriften, en van derzelver vervolg, vrij wel, uit welke oorzaak dit fchandelijk gedrag der Recenfenten zoo algemeen geworden was; maar dit werdt nog duidlijker, toen derzelver hooge Graden in de Nieuwde verrichtingen van Spartacus en Filo 1793 in druk verfcheenen; want, daar vindt men de twee volgende wetten in: „ Wanneer een fchrijver in een gedrukt Boek dellingen leert, die, fchoon zij ook op zichzelven waar zijn, echter in ons plan van Wereld-opvoeding niet voegen, maar te vroeg komen, zoo zal men den fchrijver zoeken te winnen, en anders leelijk uit te maken; en: Daar moet  GESCHIED,- VERHAAL. 33 moet gezorgd worden, dat de fchriften van onze vrienden uitgebazuind worden.,, (Bijl.VII.i?/.49.) Het een en ander is dan ook zedert dat tijdftip gebeurd, en gebeurt nog, onophoudelijk. Van daar kan men ook gemaklijk verklaren, waarom goede fchriften, die voor den Godsdienst en tegenwoordige Regeeringsvorm der Mogendheden fpreken, bijna doorgaands afgevaardigd, daardoor buiten omloop gehouden, en dus deeds zeldzamer worden. Waartegen het armhartigde en vergiftigde ontuig tegen het Chridendom en de Vorden, de fchandelijkde Paskwillen niet alleen op Geleerden, maar ook op Overheden, Régeeringen, Koningen, Keizers, en het Rijk, allerwegen geroemd en verbreid, en dus de affchuwlijkfte beginzels in de lezende wereld gedrooid worden, die in korten tijd verder wortels fchieten, en bij dot niet meer uit te roeijen zullen zijn. Hetgeen nu de Auteurs van verderflijke fchriften, en hunne Recenfenten niet vermogen, dat drijven die genen onder de Boekhandelaaren door, welke deelgenoten zijn van het groot Verbond, of van hetzelve geregeerd worden. Want zoo min men alle fchrijvers of alle Recenfenten, als bondgenoten, zal aanzien, even zoo min zal iemand in het hoofd krijgen, om hetzelfde van alle Boekverkopers te beweeren. Oude en ervaren mannen, die zich van hun eigenlijk doel bewust zijn, en hunne kostwinning genoegzaam kennen, zien, zoo als alle Kooplieden, alleen op hetgeen tot den handel behoort, bemoeijen zich niet met den inhoud van het boek, als het maar aftrek C vindt,  34 GESCHIED - VERHAAL. vindt, zijn tegen zekere onderwerpen op zichzelve niet vooringenomen, maar zoeken hun voordeel, waar zij het vinden kunnen. Maar jonge lieden, den loop der wereld nog niet genoeg kundig, laten zich ligt verleiden; voornaamlijk, wanneer de Geleerden hen vleijen, waaraan dezen het ook niet laten ontbreken, als zij hen gebruiken willen. Daarom behaagt het hun zeer, als zij ook een plaatsjen onder de verlichters bekomen kunnen; zij geloven, hetgeen aanzienlijke mannen, voornaamlijk die genen onder hunne Collegen, welke door hunne kundigheden, door hunne fterke verkeering met menfchen, of door hunnen rijkdom, gewigt hebben, en boven huns gelijken voordragen, hun maar voorpraten; het ltreelt hen, dat zij mede onder de bevorderaars of zelfs zuilen der verlichting, zich tellen mogen, hoe min zij ook van de zaak zelve verdaan; en dus gaan zij buiten hetgeen hunnen handel betreft, oordeelen over de inwendige waarde der boeken, verachten of prijzen, hetgeen hunne aanvoerers, in wier handen zij als Inltrumenten gebruikt worden, voor flecht of goed verklaren, wijzen zaken van de hand, die zij met voordeel hadden kunnen ondernemen, offeren dit voordeel geern op aan de gewaande eere, om aan het groote werk der verlichting mede te werken, achten een wezenlijk nadeel gering, en fchrijven zelfs wel Traktaatjens, tot bevordering der verlichting, in de verbeelding, dat dewijl Nicolai boeken kan fchrijven, en tevens Boekverkoper is, zij het daarom ook wel kunnen. Oh-  GESCHIED - VERHAAL. 35 Ondertusfchen hebben deze lieden veele mid* delen in handen, om goede boeken te onderdrukken en even zoo wel als de Recenfenten, de rol van Obfcuranten te fpeelen. Boeken, die zij niet verfpreid willen hebben, zetten zij niet op hunne lijst, en dus vernemen zelfs veele liefhebbers van boeken, die anders geen middel weten, niet, dat zij in de wereld zijn. Wanneer 'er echter naar gevraagd wordt, ontkennen zij, dat zij ze hebben of krijgen kunnen. Voornaamlijk, wanneer het tijdfchriften betreft, welke de hoofden van het Verbond geern buiten omloop willen houden, of van welken het nog onzeker is, of zij ze tot de partij der verlichters rekenen mogen (Bijl. XV. BI. m.) Zij laten ook wel boeken, die anderen hun, in dien tusfchentijd, toegezonden hebben, tot de naastkomende Misfe liggen, of zenden ze wel op daanden voet terug, onder voorwendzel, dat 'er niemand naar gevraagd heeft, dat foortgelijke dingen bij hen niet gezocht worden, en zij die dus niet gebruiken kunnen (Bijl. VIII. BI. 57. XIII. BI. 95. VI. BI. 43.) Deze kunstgreep heeft men reeds in de jaaren 1787 en 1788 opgemerkt, toen de Oorfpronglijke fchriften der Uluminaten, het Koningl. Pruisdsch Religions-Edict, en de Duitfche Unie te voorfchijn kwamen (Bijl. VIII. BI. 57.) Thans weet men ook, van waar dezelve den oorfprong genomen heeft, te weten, van deze zelfde Unie, en van de Uluminaten , welke achter dezelve fchuilden. Waiat dezen hadden, van eerden af, Ca m  3* GESCHIED - VERHAAL. en reeds in 't jaar 178a den grondregel, om de Boekverkopers in het net te trekken, zoo als men uit de meermaals aangehaalde nieuwde verrichtingen van Spartacus en Filo van 1793 zien kan (Bijl VII. BI. 49.) en uit de bekend geworden datuten der Duitfche Unie blijkt het onwederfpreeklijk (Bijt. VIII. BI. 57.) De Boekverkopers gingen zelfs zoo ver, dat zij de Auteurs voorfchreven, dat dit of dat onderwerp niet voorkomen, en b. v. niets tegen den Godsdienst der Rede in het Boek begrepen moest zijn. (Bijl. VIII. BI. 57.) De overigen, die aan dit alles geen deel hadden , moeden desniettegendaande vreesachtig worden, als zij zagen, dat veele dingen niet wilden afgaan, dat de Recenfenten boeken over zekere onderwerpen geftadig onderdrukten, en zekere Auteurs zelfs dan laakten, wanneer zij ook andere onderwerpen behandeld hadden; en nog meer, als zij zagen, dat hunne eigene Collegen veele dingen, voornaamlijk zulke , waarin de oude Godsdienden en Conditutien verdedigd, of tegen zekere in de mode gebrachte grondregels tegenwerpingen voortgebracht werden, hun niet wilden afnemen, of zelfs brevi manu terüg zonden. Wat konden deze eerlijke lieden , als zij geen openlijke fchade wilden lijden, anders doen, dan dat zij het drukken van zulke Werken, welke de verlichters nu eens vooral gebrandmerkt hadden, en onderdrukt wilden hebben, niet meer op zich namen; waardoor het dan zoo ver gekomen is, dat het welgezinde Geleerden hard valt, omvoor  GESCHIED - VERHAAL. 37 voor goede Godsdienftige en Politieke Boeken Drukkers en Uitgevers, of zelfs maar CommiVfionaires te vinden. Het flimfte is, dat eerlijke lieden, die niet mede indemmen, noch zich regeeren willen laten, zelfs voor hunne andere gedrukte Artikelen, alhoewel zij geene betrekking op Godsdienst en Staat hebben, vreczen moeten, van de verhouden Recenfenten mishandeld en benadeeld te worden, terwijl deze toch altijd zeer veel tot den voortgang of ftremming van een Boek kunnen toebrengen. Ten minden, men heeft reeds een voorbeeld, dat eenen fchrijver van Uitgevers is voorgehouden, dat hij 'er niets tegen de Alg. D. Litteratur-Zèiïung moest laten invloeijen (Bijl.V. BI. 31.) Zo, dit geen gevolg was van deelgenoótfchap aan het groot Verbond, dan was het, ten minden, vreeze voor het alvermogen der Recenfenten. Waar het nu, bij dit Despotisme, dat zich de verbondenen over den Boekhandel hebben aangematigd , bij dot met denzei ven op uit zal komen, is niet moeilijk, te voorzien. (Bijl. XIII. BI. 95.) De Boekverkopers zullen, als zij dit juk niet fchielijk afl'chudden, ten laatden bloote knechts worden, die zonder verlof der verbondenen, handen noch voeten zullen mogen vervoeren; maar de verbondenen zullen den geheelen handel allengs alleen aan zich trekken, en alle andere lieden op het fchoptouw zetten, gelijk de Duitfche Unie buitendien reeds voorhadt. (Bijt. VIII. BI. 57.9 Dat de wetenfehappen zelve van alle deze Opcratien een oneindig nadeel zullen en moeten C 3 heb-  38 GESCHIED - VERHAAL. hebben, behoeft geheel geen bewijs. Als het nog een paar jaaren zoo voortgaat, dan komt 'er in het Huk van Godsdienst en Staat geen één goed werk meer in het Publiek te voorfchijn, en wij verzinken in eene barbaarschheid, die affchuwlijker is, dan ooit eene andere geweest is, dewijl 'er tegen de valfche gronden en Sofisterijen, die thans in alle foorten van fchriften met volle handen uitgedrooid worden, geene andere fchriften meer gefield, of dezen ten minden niet in omloop gebracht worden, en dus niemand de andere partij meer hooren kan; waardoor dan het Publick eindelijk daar heen gebracht wordt, waar deze Demagogen en Monopoliften , hoedanigen 'er in het Rijk der geleerdheid niet zijn moeften, het gebracht willen hebben. De leesgczdfchappen zouden een heerlijk middel zijn, om waarc verlichting te bevorderen, dewijl men daarin zoo menig boek te zien krijgt, zoo menig werk voor weinig geld lezen en gebruiken kan, en andere Geleerde, ervarene, ook wel bereisde mannen ontmoet, met welken men over het gelezene , als ook over allerhande andere dingen fpreken, en dus zijne kundigheden uitbreiden en bevedigen kan: Maar, juist deze leesgezelfchappen, welke door de geheime pogingen der Uluminaten menigvuldig werden aangelegd, omdat zij zich daar mede dekken en affpreken konden (Bijl, VIL BI. 49. en VUL BI. 57.) werden ook terdond van hun vergiftigd. Zij bedienden zich van dezelven als plantfchoolen,. om de menfchen te Icercn kennen, hen tot zich te trek'  GESCHIED - VERHAAL. 39 trekken, en hen allengs nader tot hunne grondbeginzelen te brengen; waartoe dan jonge, onervarene, en van jeugdige trotsheid geplaagde lieden.; die even daarom voor elke nieuwigheid, die hun dreelt, in ftaat zijn, voornaamlijk aangevoerd werden. Zij bedienden zich oole van dezelven daartoe, dat zij daardoor veele berichten en gevoelens, die zij uitgebreid wilden hebben, onder de menfchen, en trapswijze onder het volk brachten, en bemind zochten te maken. Daarom daan altijd eenige ouder leden achter het gordijn, prijzen de fchriften aan, die in hunne kraam dienen, laten 'er geene toe, die hun mishagen, of als 'er dergelijkcn echter influipen, ruften zij niet, voor dat zij die verdrongen hebben, terwijl zij dezelven verachtlijk maken, of als het Journalen zijn, wenden zij voor, dat zij uitge'. fcheiden en niet meer te bekomen zijn, of ontkennen ze, alfchoon zij ze zei ven in handen hebben. Zij beftuuren den Boekverkoper, die aan het gezelfchap de fchriften en Journalen bezorgt; en als deze, om zijnen handel te bevorderen, niet altijd volgen wil, weten zij het bij de jonge leden, die geneenlijk het grootde getal uitmaken en uit onbezonnenheid gelooven en mede fchreeuwen, wanneer de Directeurs op een impofanten toon fpreken, fpoedig daartoe te brengen, dat fchriften, die zij niet.dulden willen, worden uitgemonderd; ten minden, ongelezen blijven. Zij bereiken dan ook gemeenlijk hunne oogmerken, dewijl zij bovendien reeds aan geheim werken gewend zijn, en zich, ten minden voor de jonge C 4 le-  4* CESCHIED - VERHAAL. leden meefterlijk weten te verbergen. Deze drooraen dan geheel niet, dat zij van anderen als Machienen beweegd, of als dorre ftaven in eens anders handen gebruikt Worden. Zij praten na, hetgeen zij gehoord, of in de zoogenoemde geliefde Journalen kort te voren gelezen hebben, en als zij zien, dat niemand van de oude tegenwoordig zijnde Geleerden tegenfpreekt, verbeelden zij den kunstkenner, of wel den poitron, en fpreken uit een hoogen toon, als of zij alles verftonden, en zelve gedacht hadden. Te weten, de napraters maken overal den grootden hoop uit, alhoewel zij de houding van zelfdenk'ers zoeken aan te nemen. En dus wordt het dan begrijpelijk, hoe het komt, dat zoo veele, ten deele ongerijmde, ten deele gevaarlijke, en voor den Staat en Godsdienst meedal even nadeelige gevoelens, in een' zoo korten tijd, zoo ongemeen ver verfpreid, en bijna heerfchend kunnen gemaakt worden; weshalveri het hoogst nodig zou zijn, dat alle Overheden, naar het voorbeeld der Keur-Brunswijkfche Regeering, volgends haare verordening van 19 December 1793 foortgehjke gezelfchappen, aan een naauwkeurig toeverzicht der Politie, onderwierpen. Wie dit alles, wieden hedendaagfehen toedand van onze Letterkunde behoorlijk overweegt, en de politieke en Godsdiendige grondbeginzels en gevoelens, die thans heerfchende zijn, of het in kort worden moeten, in bedenking neemt; dje moet noodzaakhjk tot eene alles beftuurende oor* aaak gebracht worden, als zonder welke men zoo* da*  GESCHIED - VERHAAL. 41 danige eenftemmigheid niet kan bedenken, als men onder het grootfte deel van fchrijvers, Recenfenten, Boekverkopers, en de zoogenoemde lezende wereld daadlijk befpeurt. Derhalven is het groot, onzichtbaar, en geheim verbond, daar veele fchrijvers reeds van tijd tot tijd melding van gemaakt hebben, (zie de Bijlagen) geen hersfenfchim, maar helaas, iet daadlijks; hoe zeer ook de aanvoerers van hetzelve 'er zich aan gelegen laten liggen, om deszelfs bedaan te ontkennen. Want, het is zeer natuurlijk, dat zij, in Minne eigenbatige en heerschzuchtige oogmerken, daar ten laatden alles op uitloopt, niet geern gedoord worden; en hoe minder het Publiek 'er van weet, des te gemaklijker kunnen zij in hunne ondernemingen voortvaaren. Daarom ontkennen zij dan zelve in eigen perfoon, dan door hunne aanhangers, alles dout weg, hoe zeer het ook in het daglicht daat. Tevens geven zij alle eerlijke mannen, welke het Publiek van zoo gewigtige belangrijke zaken zoeken te onderrichten, dan uit voor mildzieke droomers, geedenzieners, en Vidonarisfen; (Bijl. XII. BI. 90.) maar dan ook voor fnoode booswichten, welke andere onlchuldige lieden, die geen druppel water vuilgemaakt hebben, alleen zoeken te benadeelen en te vervolgen; waarbij zij het aan uitjouwen, noch aan fchclden, laten ontbreken, en als zij zich niet langer weten te behelpen, zich daarop beroepen> dat zulke lieden reeds als verachtlijke wezens aan het Publiek bekend zijn, voor hetwelk zij dezel* C 5 ven  42 GESCHIED - VERHAAL. ven in allerhande Werken, rnnar voornaamlijk in Journalen, op de wijze en naar de kunst der Uluminaten, reeds te vooren zelve uitgemaakt hebben, en nog uitmaken. Op deze wijze, heeft men reeds in de vroeger tijden der Alg. D. Bibliotheek alle die genen behandeld, welke het Publiek op derzelver verdachte grondbeginzels opmerkzaam wilden maken. Men heeft ze dan als eenvouwige ezels zoeken belagchlijk te maken, dan weder en wel meest, als nieuwe Inquifiteurs te brandmerken, en zedert omtrent het jaar 1782 (Bijl. XII. BI. 90.) in 't gemeen en bijzonder als heimlijke Jefuiten verdacht en gehaat te maken; hetwelk dan elke fchoolknaap onder de Uluminaten, en elke partijganger van het heir des grooten Verbonds nog heden vlijtig gewoon is te herhaalen. Men heeft hen voor Rustverdoorers uitgemaakt , welke Overheden en Onderdanen zoeken te verdeden, dewijl zij het Publiek voor menfchen waarfchuwen, die deze oogmerken, doch die men niet geern ontdekt wilde hebben , wezenlijk hadden. Men heeft hen als ontijdige alarmblazers en brandfehreeuwers, als blinde ijveraars afgefchilderd, om het Publiek in te nemen, opdat het zelve hun niet geloven, en het voornemen der verlichters niet bemerken zou; en daartegen brand geroepen, waar wezenlijk geen brand was, om de oplettendheid van het Publiek elders heen te leiden, zoo als onder anderen ook die genen gedaan hebben, welke het ongegrond gefchreeuw van Kryptokatholicismus, en heimhjR Jefuiten- dom  GESCHIED - VERHAAL. 43 dom onder de Protedanten hebben aangeheven, daar men thans van weet, welke oogmerken daarmede bereikt moeiten worden. (Bijl. XI. BI. 82.) Door deze flechte kunstgrepen heeft men veele eerlijke lieden ten laatden tot dilzwijgen gebracht; zoo als men ,ook Journalen, b. v. het Wcener Tijdfchrift (Bijl. XIII. BI. 95.) daardoor buiten omloop heeft weten te brengen; hetwelk aan nog meer anderen b. v. aan het Weener Magazijn van kunst en Litteratuur beproefd is, (Bijl. XIV. BI. 105.) en met welke handgrepen men nog fteeds voortgaat. Hoe ongegrond nu de befchuldigingen van rustverdooren en dergelijken werklijk zijn, daar men eerlijke fchrijvers van alle gezag en invloed door zoekt te berooven, evenwel doen zij gemeenlijk groote uitwerking, inzonderheid bij Regenten en Staatsdienaars. De Grooten lezen zelve te weinig, en dikwijls niet ééns die dingen, die eigenlijk voor hun bedemd zijn ; ook hooren zij niet geern onaangename berichten uit het land. Wat wonder, derhal ven, als zij hunne gunftelingen die zoo geern onaangename dingen van hun verwijderd zoeken te houden, in dergelijke befchuldigingen trouwhartig gelooven, en den fchrijver, die verdrietlijke dingen voortbrengt, voor eenen Rustverdoorer houden V (Bijl. XII. BI. 90. XVIII. BI. 128.) Het wordt, juist niet geheel zonder grond, als een hoofdvoordeel van de vrijheid der Drukpers geprezen, dat zelfs de Regenten , door middel van dezelve, van allerhande zaken onderricht kunnen worden, die zij anders zoo  44 GESCHIED - VERHAAL. zoo ligt niet plagten te vernemen. Maar, wat baat hun vrijheid van Drukpers en Publiciteit, als zij zelve niets lezen, en zich, als het hoog gaat, uit fchriften van andere lieden laten verflag doen, en deze zeggen kunnen, wat hun belieft? Hoe ligt vervallen zij dan onder die onrechtvaar. dige lieden, welke hunne oogmerken hebben, dat de Heeren niets of niet meer vernemen zullen, dan hetgeen zij goedvonden, hen te laten weten? Ais zij eenen Cato, of Amelius , over den inhoud en waarde der nieuwde verrichtingen van Spartacus en Filo in de Orde der Uluminaten of dergelijke fchriften, raadplegen: kan men verwachten, dat zij een ander antwoord zullen bekomen, dan, dat het Uluminatismus heel onfchuldig, en hetgeen men zijne leden en aanhangers nageeft, enkel uit boosaartigheid verdicht is ? Hoe ligt konden zij zichzelven onderrichten ? wilden zij het gemelde Boek flechts een half uurtjcn doorbladeren, maar één blad van de Voorrede, de vragen voor aan in den Prieftergraad, en een paar Bladzijden van de daar achter gevoegde gefchiedenis zelve lezen , dan zouden zij dra zien, hoe veel 'er toe behoort, om ze voor lafteringen te verklaren, en dat te bewijze?}. Wilden zij zich de moeite geven, om maar eenigen der gangbaarde Journalen met een vluchtig oog te overzien, dan zouden zij dra ontwaar worden, welke grondbeginzels onder het volk gedrooid worden. In waarheid, de Auteurs, de Journalisten, en de fchrijvers, niet alleen van Politieke, maar ook van Geleerde Nieuwstijdingen, zijn die  GESCHIED - VERHAAL. 45 die niets betekenende lieden niet, daar de Grooten hen gemeenlijk voor aanzien. Zij hebben de gevoelens van het volk in hunne magt (Bijl, XX. BI. 140.) zij Hemmen dezelven van tijd tot tijd; en zelfs de geringften onder het volk, die voor zichzelven niets lezen, vernemen de nadeelige grondbeginzels door anderen, die dezelven gelezen hebben, en ze hun weten aantebrcngen. Geen Generaal heeft ooit Auteurs aangeworven, maar menig Auteur Soldaten in menigte, ftaat 'er bij Mallet du Pan. (*; Welken invloed de fchrijvers op de Franfche Revolutie gehad hebben, en nog hebben, is bekend, enten overvloede uit Momgaillard (f) te zien Zij hebben wel de Revolutie niet voortgebracht, gelijk ook nog niemand beweerd heeft z{ hoewel men niet nalaat, daarvan alle de \. 11 f. XX. BI. 140.) liet is waar, da r D zijn  5o GESCHIED - VERHAAL. zijn oproeren geweest, voordat men nog gedrukte boeken hadt, en 'er zijn 'er ook nog op plaatzen, waar niet gelezen wordt. Maar niemand is zoo eenvouwig, om voor te wenden, dat gedrukte boeken en fchriften de eenigfie oorzaak zijn , buiten welke 'er geene anderen wezen kunnen. Zij zijn een middel onder veele andere middelen, daar zich de menfchen van bedienen, welke onruden willen dichten; en zij zijn een zeer handig middel, dat op plaatzen kan indringen, waar andere middelen niet zoo ligt indringen; niet zoo fchielijk werken, of niet zonder zichtbaar gevaar gebruikt kunnen worden. En, fchoon ook al fchrijvers op zichzelven alleen niet alles kunnen uitvoeren, echter kantte* zij 'er het hunne toe bijbrengen, en het ongeluk helpen bevorderen, en verder verbreiden, hetwelk reeds genoeg is, (Bijl XVII. m. 125.) Nadeniaal het ook voor een middelmatig verdand duidlijk moet zijn, dat fnoode grondbeginzels door mondelijke gefprekkeh, als ook door brieven, kunnen medegedeeld worden, hetwelk daarom ook nog niemand bedaan heeft te ontkennen ; nadien 'er verder geen grond te zien is, waarom door het drukken van zulke beginzelen niet ook hetzelfde zou kunnen gefchieden, zoo heeft men voorgewend, dat het volk geene fchriften leest, en ze ook niet verdaat. Wat foort van menfchen men zich toch, onder den naam van het volk voordelt! Boeren en heel geringe Burgers kunnen fomtijds tot een voorbijgaande!? oploop famenrotten. Maar bij een wezenlijk oproer zijn zeker ook lieden  geschied - Verhaal. ■ den uit de midden- en hooger da'nden werkzaam; en dezen iijn de Hoofdperfoonen, welke de overigen aan hun Ihoer hebben; zelfs bij de boerenkrijgen in de 16 eeuw waren andere lieden, en voornaamlijk Geleerden en Predikanten de llichters en Raddraajers. Maar lieden van dit foort lezen toch wel fchriften, en verdaan ze ook? Zelfs boeren en burgers der laagfte Klasfa lezen hedendaags; en dikwijls meer dan hun diendig is. Zij verdaan ook, hetgeen hun in hunne kraam dient, heel wel; en hetgeen zij niet ten eerden verdaan, verklaart hun een volksredenaar uit hun midden, die in voorgaande tijden nu of dan in dad geweest is, en wat meer kundigheid verworven heeft; of het doet een ander, die zich onder hen mengt, en bij hen induipt. Buitendien zijn 'er ook fchriften genoeg, welke geheel eigenaartig daartoe zijn ingericht, dat het gemeene volkjen ze verdaan kan, zoo als de ervaringgenoeg bewijst; daar zijn ook liedjens, die voor hen gemaakt zijn, en reeds menigvuldig gezongen worden. (Bij/. XVI. BI. iaï.) Mogthüfis wil men met alle geweld het tegendeel beweeren. Men heeft eenige bijzondere fchriften laten uitgeven , waarin men het Publiek met ziende oogen blind maken, en hetzelve ontkennen wil, hetgeen, volgends alle gezond verdane!, en alle ook de nieuwde ondervindingen, waarheid, treurige waarheid is. Daar zijn zelfs goedhartige fchrijvers , die in dit voorgeven mede indemmen, maar, dewijl zij de wereld .niet anders dan op hun dudeerkamer, en uit hunne kindfche jaaren D 1 ken-  52 GESCHIED - VERHAAL. kennen, beter gezwegen zouden hebben. Want, juist door zulke lieden wordt eene zoo onnozele, en tevens zeer gevaarlijke ftelling de meefte toeloop bezorgd; en zij hebben eene groote verantwoording op zich, dat zij zich tot zulke dingen, die zij niet verftaan , laten gebruiken', op hun gezag worden dan dergelijke dingen geloofd, die anders op de bovengemelde fofisterijën niet geloofd zouden geworden zijn. Verfchijnt 'er vervolgends een gefchrift, dat het Publiek en de Grootèn de oogen kon openen, dan wordt het , door dc voorheen befchreven middelen zoo veel mogelijk onderdrukt, of ten minden den Groeten onthouden. (Bijl. XVIII. BI. 128.) De verbondenen mengen zich, volgends hunne eigene , in de nieuwfte verrichtingen van Spartacus en Filo ontdekte, grondregels, in alles in; zij hebben voornaamlijk hunne medeftanders aan de Hoven, (Bijl. VIL BI. 48 en 49.) Üm nu zulke fchriften niet op de rechte plaats te laten komen, weten zij zich vleijcnd in te dringen, en te kennen te geven: men moet de groote Heeren niet nog wantrouwender maken, dan zij reeds daadlijk zijn. Met dezen grondregel, die juist geene loffpraak voor de groote Heeren is, bereiken zij hun doel maar al te ligt bij laffe zoogenoemde Hovelingen , die hun gantfche geluk of ongeluk, naar het heller of droef gelaat, naar de vrolijke of verdrietelijke luimen van hunne meefters berekenen, en zich om al het overige niet bekommeren, als het hun maar wel gaat; daarom zoeken zij alles af te houden en te  GESCHIED - VERHAAL. 53 te weeren, wat tot eenig ernftig en bij (lot gemeenlijk onaangenaam nadenken gelegenheid kon geven; en dus valt het dan bij alle die Heeren, die niet gewoon zijn, zelve te lezen, als waar door zij met veele dingen bekend zouden worden, die men hun zoekt te verbergen, zeer zwaar, dat veele gewigtige waarheden niet tot hun kunnen doordringen. Nog erger is het, wanneer andere anders welgezinde en eerlijke mannen, die bijzonder verpiigt zijn, hunne Heeren van den toeftand hunner landen verflag te doen, zich doordien bedrieglijken grondregel laten misleiden, en gewigtige zaken achterhouden, uit vrceze, het wantrouwen mogt te ver gedreven worden. Daar is toch een verftandig wantrouwen, welk zelfs den eerlijktlen man niet misftaat, en zonder het welk, hij, met alle zijne eerlijkheid, een zwak man is en blijft, met wien elk bedrieger naar goedvinden, fpeelen kan, zoo als hij wil. Onze Ouden willen dit reeds, en drukten zich daar omtrent, op hunne wijze, in een kort en krachtig fpreek woord, uit: Fide, ftd cul, vide. Vertrouw, maar zie aan wien. Wie ligt gelooft, wordt ligt bedrogen. Men eischt immers niet, dat de Vorften, gelijk de oude Tyrahnen onder de Keizeren van Rome, alle menfchen, zonder onderfcheid, zullen verdenken, alle eerlijke en deugdzame mannen inzonderheid voor gevaarlijk houden, of aan laftcraars en verklikkers gehoor zullen geven. Men eischt alleen, dat zij, op hetgeen in de wereld, en in hunne eigene landen, en rondom H 3 hen  54 GESCHIED - VERHAAL. hen vborvafe, opmerkzaam; men eischt, dat zij voorzichtig zijn, en niet eiken zwetzer, die hun aangename dingen zegt, vertrouwen, niet elk, die hun vrede preekt, daar toch geene vrede is, (Ji.r. vi: 14.) geloven, maar veel meer zelve rn/.icn, voornaamlijk bij zulke lieden, die zij als kundige en eerlijke mannen reeds van lang herwaards, en uit de door hun waargenomen verrichtingen, kennen moeten, onderzoek doen, dat zij dezen moed geven zullen, om de waarheid ook dan te zeggen, als zij niet de aangenaamde zou zijn. Men eischt niet, dat zij overhaafte, ouerdrevene, vervolgzieke en wreede maatregelen nemen; maar, dat zij met alle fchranderheid té werk gaan, en tegen gevaarlijke Machinatien .zulke middelen ter hand nemen zullen, welke voor de zaak gefchikt zijn , en nergens tegen de rechtvaardigheid eu billijkheid aandruisfehen, en dat zij (Bijl. XII. BI. 90.) gewigtige dingen over het algemeen niet gering achten zullen. Men wenscht alleen , dat zij door bedrieglijke voorgevens, als waren tegenfehikkingen een bewijs van de wezenlijke zwakheid der Regeering, van welke men zelve overtuigd moet zijn; als verwekten dergelijke ïchikkingen flechtf wantrouwen onder het volk, en wat dergeli|ke fnocde uitvindingen, die van onVerdandige lieden vervolgends" nagepraat worden, meer zijn mogen, zich niet mogtén laten verwarren of op een dwaalfpoor voeren. 1 Wanneer wij ons, daardoor willen laten afhouden i dat het goede, hetwelk wij dichten kunnen, / ,'" - ' mist  GESCHIED - VERHAAL. 55 misbruikt, of dat een goede raad, op zaken en omftandigbedcn gegrond, overdreven zou kunnen worden; wat blijft ons dan over, om te doen? Moeten wij eenen Huisvader, van wien wij met veel waarfchijnüjkheid weten, dat zekere lieden hem bedriegen willen, niet waarfchuwen? enkel, om die reden, niet waarfchuwen, omdat het mogelijk is, dat hij tegen zijne eigene, in allen gevalle heel onfchuldigë , huisgenoten wantrouwend warden, en hen verdacht zou kunnen houden van famenfpanning met de roovers , die in zijn huis wilden inbreken ? Men ziet het ook duidlijk genoeg aan dien grondregel, np welken grond zij gegroeid is, e'n wat zij ten doel heeft. Men wil Vorften en Staatsdienaars daardoor in onwetendheid houden, dat zij niet zien zullen, wat kwalijkgezinden intusfehen, en tot dat de tijd daar is, dat zij zonder gevaar losberften kunnen, tegen hen voornemen en voorbereiden. Dit is de deutel van deze geheele zaak. Geraakt een gefehrift eindelijk toch in de rechte handen, dan heeft men, béhalven de bovengemelde laftertngen van den fchrijver, nog andere middelen, om den indruk, dien het maken mogt, of reeds werk lijk maakt, weder te verzwakken, of geheel krachteloos te maken. Heeft de fchrijver zich genoemd, dan geeft man hem, hoe ver hij 'er ook van af is, de fchuld van deze of gene eigenbatige oogmerken, als wilde hij zijn fortuin maken, deel aan de Regeenng hebben, zich den Vorst als raadgever opdringen, en dergelijke!). Mishaagt hij aan het Verbond der vcrD 4 lich-  «?ö GESCHIED - VERHAAL, lichters door voorgaande fchriften, en is hij reeds aan de kaak gedeld, door de Journaliden, die tot hetzelve behoorcn; dan beroept men zich daarop, als of hij daarom een bewezen üecht mensch was. (Bijl. XI. BI. 82. XV. BI. m.) Kan men ergens eene nadelige Anecelote van hem, van zijne huislijke omftandigheden, of fchriften vernemen; men maakt 'er gebruik van, om hem nog verder aan de kaak te zetten, men vergroot ze, of verdicht iet dergelijks op nieuw, en laat ze door de derde , vierde hand, en varl meer plaatzen te gelijk verbreiden; want, of iet waar is, of niet, houdt deze lieden niet terug; ge^ noeg, als het werk van eenen fchrijver niet in hun plan past. (Bijl. VIL BI. 49.) Indien dit alles niet baten wil, zoekt men hem belagchlijk te maken, of noemt hem eenen vermomden Jefuit, een Illuminaren-opfporer; en wat dergelijke heerr lijke uitvindingen meer'zijn, Is het gefchrift zonder naam, dan ziet men u;t, aan wien men het kan toefchrijven, en gaat dan op dezelfde wijze te werk. Maar lukt ook dit niet, dan behelpt men zich met gemcene plaatzen; de fchrijver moet, omdat hij zich niet durft te noemen, het licht fchuwen, geen goed geweten hebben , geene rechtvaardige zaak voordaan; naamloze fchriften verdienen niet, dat men 'er acht op geeft , en zoo vooras, • Doch, een Auteur kan heel goede redenep hebben, waarom hij zich piet noemt. Is hij reeds ten toon gedeld, dan zou hij, door het noemen Van zijnen naam,. bij ajlc de genen, welke nu een-  GESCHIED - VERHAAL. 57 eenmaal een kwaad denkbeeld van hem hebben, ■ zich den toegang afinijden. Ook is de partij te ongelijk. De Recenfenten, welke het in hunne magt hebben, een eerlijk man al'zijn Crediet te benemen, fchreeuwen achter het gordijn, zonder zich te laten zien. Maar, zoo lang dezen zich niet moeten noemen, kan men dit den fchrijver niet als eenen pligt opleggen, dat hij zich evenwel noemen, en zijn perfoon aan eiken moedwilligen jongen prijs geven zal. Misfchien vreest hij ook perfoonlijke vijandfehap en vervolgingen; vooral, wanneer hij dingen ontdekt, die zekere lieden niet geern in 't Publiek willen gebracht hebben. En dergelijke redenen kunnen 'er meer zijn. Daar is ook een zeker onderfcheid tusfehen naamloze fchriften zelve. Bij veelen doet de naam voldrekt niets ter zake. Een oproerig gefchrift blijft, wegens zijn inhoud, altijd gevaarlijk , het zij de fchrijver zichzelven al of niet genoemd heeft. En zoo kan in tegendeel een gefchrift waarheden bevatten, nuttige en gewigtige waarheden bevatten, alfchoon de fchrijver daarvan niet bekend is. Beroept hij zich op daadzaken, die openbaar zijn, en van niemand ontkend worden, dan heeft het zijnen iiiam niet van doen. Want, wat zou die 'er aan toebrengen, om zaken, welke buitendien uitgemaakt zijn, nog verder te bevedigen V Beroept hij zich op andere fchriften, waarin de bewijzen bevat zijn, zoo is dit hetzelfde, in zoo verre zoodanige fchriften niet met gronden wederleg J of in twijfel getrokken L 5 zijn,  58 GESCHIED - VERHAAL. zijn. Mankt hij uit onloochenbare daadzaken gevolgtrekkingen, of brengt hij gronden van zaken voort; dan kan elk deze zijne hier op gebouwde fluitredenen zelve beöordeelen; derzelver gegrondheid en bondigheid hangt buitendien niet van zijnen naam af. Alleen in het geval, dat hij geheel nieuwe daadzaken, die verder geen bewijs voor zich hebben, verhaalt, of enkele perfonen befchuldigingen doet, die niet reeds elders bewezen zijn, wordt het noemen van zijnen naam gewigtig, dewijl liet Publiek, dat buiten zijne gezegden geene andere gronden kent, anders niet oordeelen kan, of hij de behoorlijke wetenfehap en kennis der zaken kan gehad hebben, en of hij de man is, dien men vertrouwen kan, dat hij ook daadlijk de waarheid heeft willen zeggen. Laat hij dit ondertusfchen om de te voren aangehaalde redenen, na, zoo blijven 'er nog altijd middelen over, om achter ide waarheid te komen. Wien daar aan gelegen is, en wie bewijzen kan, dat hij 'er belang bij heeft, gelijk bij voorb. het geval bij alle die genen is, dien zekere befchuldigingen met name te last zijn gelegd; die behoeft alleen den Uitgever van het gefchrift door dc Overheid te laten aanmanen, om den naam van den fchrijver of toezender op te geven. Want, deze moet ten minden weten, van waar hij het gefchrift heeft; en als hij hetzelve van eene hem onbekende hand aangenomen heeft, moet hij den inhoud zelve verantwoorden. Doch, het is zoo moeilijk niet, den Uitgever uit te vinden, als men  GESCHIED - VERHAAL. 59 men dit maar ernftig wil. Somtijds heeft hij zichzelven bekend gemaakt, en niemand der aangevallen perfonen beweegt zich. Dit kan nu wel veeierlei redenen hebben; maar wanneer de befcbukiigingen gewigtig zijn, en de eere in eenen hoogen graad betreffen, dan wordt, wanneer de menfchen evenwel zwijgen, het vermoeden zeer waarlchijnlijk, dat zij het hart niet hebben, om het op een gerechtlijk onderzoek te laten aankomen ; waardoor dan de hun nadcelige gezegden van den ongenoemden. fchrijver eenigen graad van waarfehijnlijkheid krijgen. Het is waar, de weg, om door middel van den Uitgever achter de zaak te komen, is met eenige wijdlopigheden verbonden. Maar daar uit volgt nog niet, dat nu elk naamloos gefchrift, fchoon op zichzelven valscb en reeds van voren verdacht, in 't geheel geene oplettendheid waardig is. Want dit alles hangt niet hier van, maar van meer gronden af. Voor het overige zal, hetgeen hier van naamloze fchriften gezegd is, geenzins eene voorlopige verdediging voor den fchrijver dezer tegenwoordige Berichten zijn, nademaal hij, gelijk reeds in de Voorrede is aangemerkt, bereid is, om aan ieder een zijnen naam te noemen, die recht heeft, om zulks te eifchen, en hij hetzelve opgegeven heeft, duur wien men het te weten kan komen. Dat 'er den faamverbondenen ongemeen veel aan gelegen moet liggen, Vorften en Staatsdienaars in zoo verre op huime zijde te brengen, dat  6o GESCHIED - VERHAAL. dat zij van dezelve in hunne ondernemingen niet verhinderd worden, heeft geen bewijs van doen, nadien dezen juist de eenigden zijn, welk hen, met nadruk, verhinderen, en van hunne gevaarlijke proeven omtrent het menschdom, Staat, en Godsdienst een einde kunnen maken. Zij bedie1 nen zich daarom ook van alle mogelijke kunften, daar andere Factiën en Kabalen zich a?n de Hoven ook van bedienen. Doch, dewijl foortgelijke dingen algemeen bekend, en daarbij van mijn oogmerk, dat eigenlijk alleen het Letterkundige bedoelt, te ver afwijken, ga ik dezelven voorbij, en voege hier alleen nog het één en ander bij, dat dezen verbondenen eigen en bijzonder is. Zij zoeken nog gedadig, gelijk reeds voor de tijden der Uluminaten gebruiklijk was, de Regenten en Staatsdienaars met dc voorwendzels der groote voordeelen van verelraagzaamheid en vrijheid van de Drukpers in daap te wiegen. (Bijl. XIV. BI. 105.J Verdraagzaamheid omtrent degenen, die anders gezind zijn, is en blijft, als zij binnen de paaien gehouden wordt, een zeer groot goed, waar van de waardij in voorige tijden niet behoorlijk erkend is geworelen. Met de vrijheid der Drukpers is het even zoo gelegen. Waaide eene en andere plaats vindt, daar roemde men de Regeering met recht. Maar menige Regeering vergat, door ele bewustheid van haare edele oogmerken en menschlievende gezindheden, en door den wierook der vleijerijen, die hun, juist niet altijd met de bede oogmerken, daar voor  GESCHIED - VERHAAL. 61 voor ontdoken werdt, dat de verdraagzaamheid, als zij overdreven wordt, in de grootfte onrechtvaardigheid, en in eene waare onverdraagzaamheid uitlopen kan, en dat de vrijheid van fpreken, fchrijven, en drukken altijd onder het opzicht van den Staat moeten blijven, indien zij niet in ongebondenheid ontaarten zal. In de Proteftantfche landen ontftondt uit de verdraagzaamheid dra onverfchilligheid omtrent den Godsdienst. Men gaf het, in ontelbare fchriften, die meer dan te veel toeloop gevonden hebben, voornaamlijk Journalen, voor onvcrfchillig uit, of men in den Godsdienst Proteftantsch, of Sociniaansch, of geheel Deïstisch gezind zij; alleen Katholijke gezindheden wilden de verdraagzame fchrijvers volftrekt niet dulden. Dit was derhalven reeds een begin van onverdraagzaamheid; vervolgends ging men verder, en vervolgde, ten minften in fchriften en boeken, alle die genen, die zich nog aan het Proteftantfche Leerftelzel hielden, en het zelve niet met het Deïsmus verruilen wilden. Soortgelijke dingen dreven vervolgends de Theologanten en Geeftclijken, als fchrijvers, en op veele plaatzen ook de Confiftoriën, vooral daar, waar de oude, inzonderheid wereldlijke Raaden, die de zaken nog eenigzins in orde hielden, en op de Conftitutie van het land acht namen, overleden waren. Van foortgelijke Machinatien nu verneemt de Landsheer gemeenlijk volftrekt niets. Hij gelooft maar al te ligt, dat zijne geeftclijken , hoe dan ook het geval der echte Proteftanten onder hun ook is, nog  62 GESCHIED - VERHAAL. nog vasthouden aan het Proteftantendom, en de Augslnirgfche geloofsbelijdenis, dewijl hij 'er nog bij blijft, en de geeftclijken, bij het aanvaarden van hun Ambt, nog deeds aan deze Belijdenis verbonden worden. Doch, daarom wordt zij niet aangehouden en dit verneemt hij niet. Krijgt hij v al eens eenig bericht van twiden, die daar uit, of uit andere foortgelijke oorzaken, ontdaan zijn, dan neemt hij, en misfchien ook de Staatsdienaar in dit vak, 'er geene verdere kennis van, om dat zij geloven, en ook wel opzetlijk door anderen in die gedachten verderkt worden, dat het fchooltwiften en woordverfchillen zijn, welken men, zonder hinder van het Proteftantendom, en den Godsdienst des lands , een vrijen loop kan laten, alhoewel zij geheel anders zouden oordeelen, indien zij witten, dat de bedoeling zij, den grond van het geloof en den Godsdienst des lands, dien zij toch ftaande willen gehouden hebben, gcheellijk om te keeren. Wat de Vorften voor dezen, toen zij zelfs twiften over ■ de leerftukken als Richters wilden bedisfen, te veel deeden in Godsdienst zaken, dat doen zij hedendaags gemeenlijk te Weinig. Daardoor zien zich vervolgends dc Theologanten in hunne landen, de Dogmatiekcn en Exegeten, Journaliden en Recenfenten, ais onafhanglijke lieden aan, die doen en drijven kunnen, wat zij willen. Daardoor fchrijven zij, als of'er geene Rijkswetten, geene Belijdenisboeken, geene Lcervoorfchriften of Formulieren, in de wereld, 'of dat zij al lang afgefchaft waren; zij kreunen zich  GESCHIED - VERHAAL. rfj zich nergens aan; bréngen voor den dag, wat hun in ft hoofd komt; en als zij gemeenten hete* ben, befchouwen zij zichzelven, als Heeren van dezelven, welken zij in Godsdienstzaken voerfchrijven, ten minften opleggen kunnen, wat hun goeddunkt. Even dus weten de Regenten heel zelden, in welken graad de vrijheid der Drukpers misbruikt, en hoe dikwijls hunne eigene perfonen, of op eene geheime wijze, onder allerleië beelden en vertellingen, of heel openlijk, en in beide gevallen dikwijls bitter, fpottend, en bijtend doorgehaald hunne vastgeftelde rechten met Sofisterijen bedreden, hunne onderdanen tot misnoegen Verleid, of zelfs tot oproer, dan op eene grove, dan op eene kunftige wijze, worden opgezet, al het welk zij zoo gemaklijk niet zouden dulden, indien zijhet willen, of de gevolgen daarvan ter harte wilden nemen. Doch, men fpreekt Hechts met hun over de voordeelen, welke voor de verlichting en volmaking van het menschdom van de vrijheid der Drukpers te wachten daan; hetwelk op'zich zelve waar en goed is, maar goed gebleven zou zijn, indien niet lieden, welke tegen het Christendom en de oude Conftitutien der Staaten vijandhjk gezind zijn, zich aan het fchrijven begeven, en hetgeen nog erger was, het gantfche beloop van fchrijven in hunne magt hadden zoeken en weten te brengen. Want, men bleef niet lang bij de waarheid daan, maar overdreef de zaak door allerhande voorwendzelen, men breidde de gronden van de vrijheid der Drukpers deeds wij-  64 GESCHIED - VERHAAL. wijder uit, en zocht ze eindelijk geheel weg te nemen. Reeds 1787 gafBaurdt te kennen, dat men God en Vorften ongeftraft openlijk latteren mogt; op wiens aandrijven, is thans duidlijk, nadien uit dc nieuwfte verrichtingen van Spartacus en Filo omvederfpreeklijk blijkt, dat het van eerften af het plan van zekere lieden was, den Godsdienst om te keeren, de Vorften te vernederen, allen eerbied voor dezelven te verdringen, hen verachtlijk, en eindelijk geheel nutteloos te maken. (Bijl. Vil. BI. 49.) Evenwel erkende Bahrdt nog eenige greuzen van de vrijheid der Drukpers, ten minden in fchijnMen ging verder/ en beweerde, dat men alles openlijk zeggen en fchrijven mogt, wat waar is, doch, waarbij de fchrijvers zich het recht voorbehielden, om tehedisfen, of dit of dat waarheid, zij: zoo dat de van hier aangevallen of'geladerde perfonen 'er kwalijk en decht genoeg mede ftonden. Doch, dewijl dit nog niet wilde gelukken , gaf men wijders voor , dat men ook onbewezen befchuldigingen mogt verfpreiden, dewijl men daardoor gelegenheid kon geven, dat de waarheid aan den dag kwam, en de befchuldigden zich nu ook openlijk kimden verdedigen; waarmede men hun tegen alle rechten het bewijzen op den hals legde, dat eigenlijk de plicht van den fchrijver geweest was; en indien de verdediging desniettegendaande verfchecn, wendde men alle kunden aan, om elezelve te onderdrukken. (Bijl. VUL BI. 57. XIII. BI. 95.) Wat hierbij de Vorden inzonderheid betrof, men gaf hun den  GESCHIED - VERHAAL. 65 gewaanden welmecncnden raad , dat zij, indien de van hun verfpreide nadeciige geruchten waarheid waren, zich konden verbeteren, even als of befchimpingen en lader daartoe de vycg waren; maar inelien de befchuldigingen yalsch waren, behoorelen zij die, gelijk men af gliftig zeide, grootmoedig te verachten. Te weten, dus kon men ongehinderd voortvaren, hen te 1 afteren; om alle achting voor hun uit het hart hunner onderdanen te verdelgen. Eindelijk beweerde men dout weg, dat men alles in de wereld mogt fchrijven, wat, wanneer, en zoo als men wilde, het mogt dan waar of valsch zijn. Tevens ontzeide'men aan de Vorden volftrekt alle recht over de vrijheid der Drukpers. gelijk onder anderen de fchrijver van het vergiftig ftukjen deedt: Terugvordering der vrijheid van denken aan de Vorften van-Europa, die haar tot hier toe onderdrukt hebben. 1793. (Bijl. XIX. BI. 138.) hoe min ook het recht, om alles te zeggen, wat men wil, een waar recht, veel min een onvervreemdbaar recht van den mensch is, gelijk boven reeds is aangetoond. Men fchaamde zich niet, de fchrijvers voor de wetgevende magt (Bijl. XX. BI. 140.) te verklaren, en aan de Vorden alleen de uitvoerende magt, echter alleen in zoo verre over te laten, dat zij dat geen moeten opvolgen en uitvoeren, wat de fchrijvers goedvonden voor te fchrijven, alfchoon het ook fchijnbare zonderlingheden waren. Dit deedt het voormalig Brunswijkfchc Journaal , waarop het vervolgcnds in meer Journalen aangenomen, en E als  66 GESCHIED - VERHAAL. als eene onloochenbare waarheid ingefcherpt is geworden. Dit deedt zelfs de'Heer Raad Campe in de Voorrede op het gefclïfift van den Heer Faust over den geflachtsdrift, alhoewel hij voor zijne Reize na Parijs zich in zijn zoogenoemd Revificwerk geheel anders verklaard hadt. Met dit alles is het even goed, als of wij geene vrijheid der Drukpers hadden, dewijl de mannen van het groot Verbond, door behulp hunner medeftanderen, en werktuigen, alle werken voor het Chriftendom en de oude Staatsinrichtingen weten te onderdrukken, of buiten omloop te houden, en de vrijheid der Drukpers alleen voor zich en hunne gevoelens zoeken te doen gelden, maar alle overige eerlijke lieden op eene listige wijze ohtrboven, en gevolglijk een waar, onverdraaglijk, en als het zoo voortgaat, voor de rust der 'Mogendheden , en alle burgerlijke Orde hoogst gevaarlijk Despotismus over het Publiek uitoefenen. Om de Regenten nog verder van alle kunde en inzien in dit wanbeftaan af te houden, onderdaan zij zich zelfs, hun te dreigen. Zij dreigen hun met dezelfde Publiciteit, die zij tot hiertoe zoo onverdiend begunftigd- hebben, en keeren hunne eigene weldaaden tegen hen. Zij dreigen hun, hen voor het geheel Publiek, hetwelk zij door hunne menigvuldige aanhangers en voornaamlijk Journaliften ook ligt in 't werk kunnen ftellen, als onverlichte lieden, of zelfs als Tyrannen aan de kaak te zetten. (Bijl. XIV. BI. 105.) en bereiken daardoor hun oogmerk zoo veel te meer,  GESCHIED - VERHAAL. 67 meer, dewijl men weeten moet, dat de fchrijvers, als men hun op ééne plaats hun handwerk verleeren wil, na eene andere gaan, en daar tienmaal erger, dan te voren, fchreeuwen, fchim. pen, en lafteren, en tevens zelfs bij andere Overigheden befchutting vinden zullen. Zij geven voor, dat het eindelijk ééns tijd is, aan het volk zijne ontnomen rechten weder te geven; dat geen menfchelijke magt meer in Haat is, om de uitwerkingen der verlichting, (daar zij hunne ongegronde eisfchen, hunne buitenfporige vorderingen, en hunne zucht, om alles het onderfte boven te keeren, voor uitgeven,) verder te verhinderen, of den ftroom die tot uitberding gereed is, terug te houden. (Bijl. VIII. BI. 57.) Zij fchilderen dit af, als heel nabij, en onvermijdlijk, en dreigen reeds daadlijk met eenen geweldigen opftand van het volk. (Bijl. XIX. BI. 138.) Zelfs zijn 'er reeds rondduipende Pamflets , waarin elke beperking der Drukpers, als ook het opzicht over leesgezelfchappen , dat eenige Overheden zich beginnen aan te trekken, insgelijks als algemeene onderdrukkingen van het geheel volk, dat dus zeker lezen moet, voorgedeld, en de menfchen vermaand worden, om dit niet meer te dulden, maar 'er zich met geweld tegen te kanten. Eindelijk zoeken de verbondenen de Grooten zelfs van de voortredijkheid der vrijheid en gelijkheid in den Franfchen zin te overreden; en dewijl hedendaags dingen gebeuren, die men voor weinige jaaren nog voor onmogelijk zou gehouden hebben, kan men vermoeden, dat zij hier E 2 en  63 GESCHIED - VERHAAL. en daar ingang zulien vinden. De Vorst van Salm-Kyrburg, maar die naderhand, als ten dank daarvoor te Parijs geguillotineerd is, wilde zelfs de nieuwe heerlijkheden in zijn lands-aandeel invoeren, doch, waartegen zijne eigene onderdanen, die verder zage», zich toen verzet hebben. Een ander regeerend Heer meende: Hij hadt voor geene Revolutie te vreezen, dewijl hij verzekerd was, dat hij alsdan dc eerde burger in zijnen kleinen vrijftaat zijn zoude; doch, waarbij men billijk met Spartacus, (Bijvoegzcl tot de Oorfpr. fchriften BI. 76.) uitroepen mag: O Menfchen! wat kan men u al wijsmaken? zoodra men eenen Heer eens zijn Overigheids-recht ontnomen heeft, zal men hem niet lang meer den eerfteil burger in den Staat laten blijven. Men zal hem dra zijn bijzoneier eigendom ook ontnemen , en, om deels deze roofzucht te bewimpelen, deels, om zijne wraak voor te komen, indien hij weder tot aanzien geraken mogt, zalmen hem tot eenen misdaadiger maken, en zelfs van het leven beroven. Wie weet niet, wat in onze dagen gebeurd is V Dus laat men dan niets onbeproefd, en vereenigt Sofisterijen, onbefchaamde vleijerijën en dreigingen onderling, om zijne fchandelijke oogmerken te bereiken! Een zoogenoemd Deensch Burger heeft den Kroonprins van Deenmarken in eenen Brief, te Sleeswijk bij Boie gedrukt, op zijnen verjaardag geluk gewenscht, en de ftoutheid gehad, om het den Kroonprins tot eere te rekenen, dat zich deze, zoo als hij zich uitdrukte,  GESCHIED - VERHAAL. 09 te, niet van eene Vorften eere heeft laten verblinden, om zich bij de zamenzweering der Vor«. Hen en Koningen tegen het menschdom te voegen; hetwelk voor de overige Oorlogvoerende Mogendheden een leelijk Compliment is. Doch hiermede nog niet voldaan, dreigde hij in allen geval, als men in Deenmarken anders van zin mogt worden , reeds voorlopig met eene rebellie in Noorwegen, (vliegende Bladeren 1794. Maart BI. 324. enz.) Doch, men zou geen gedaan werk krijgen, indien men alle de fchrijvers, tot oproer arbeidende, de vrijmoedige bedenkingen van eenen Filofofifchen Wereldburger, de Bijdragen tot verbetering van het oordeel van het Publiek over de Franfche Revolutie, de wijsgeer/ge Bibliotheek der voornaamde gevoelens ever de hedendaagfche belangen van het menschdom , en honderd anderen meer, van welken de meeden reeds grooten lof in de Tijdfchriften behaald hebben, om van de kleine losfe papieren niet te gewagen, Hechts aanhalen, laat daan derzelver inhoud bij een uittrekzel mede wilde deelen. Genoeg mogen zijn de volgende plaatzen uit een Werkjen, dat veel beweging gemaakt heeft, en naar welks fchrijver zekere lieden uit redenen die men begrijpen kan, nog zeer ijverig en zorgvuldig vorfchen: Eindelijk lot van de Vrijmetzelaars orde 8. 1794. De onverfchilligheid, die tot hiertoe bij de Vorden heerschte, noemden de verlichters matigheid, zachtheid, verdraagzaamheid, verlichtheid, landsvaderlijken zin en Vordenwaardigheid; cu daar liet men zich mede innemen. Door het voorE 3 wend-  7o GESCHIED - VERHAAL. wendzel, dat 'er bij de zachte Regeering der Vorden en het behouden der Duitfche Conditutie geen gevaar te vreezen zij, liet men zich in daap wiegen. Door de bedreigingen, dat men hen voor onverdraagzaam zou houden, en de Regee-^ ring openlijk omgekeerd zou worden, liet men zich affchrikken, O dat toch de Vorden deze taai waardiger widen te ontvangen, en de menfchen dijf in het oog zagen, die zich verdouten dus met hen te fpreken! Gelijk 'er in het Politieke vak deeds meer fchriften- te voorfchijn komen, die met valfche grondbeginzelen opgevuld zijn, zoo gaat het ook in het GoÜsdiendige. Van de tien gewaande Proteftantfche Werken is 'er naauwlijks, één echt Proteitantsch; een tweede hinkt in allen gevalle op twee zijden, om het, eer en voordeels halven, met geene partij geheel te verkerven. In de overigen wordt de Chriftelijke Godsdienst of regelrecht beftreden, en de bloote Naturalismus aangeprezen: of, hetgeen nog dimmer is, dewijl men daarbij op eene bedrieglijke wijze te werk gaat, wordt het Naturalismus, en dit niet ééns echt, in het gewaad van den Chriftelijken Godsdienst gekleed, en voor-het waare, zuivere, en oorfpronglijke Chriftendom uitgegeven. Tc weten, het geeft nog altijd eenige uitwendige voordeden, dat men een Chriften is ; en daarom kan niet ieder een voor de vuist uitkomen. Volgends dit Sydema, hetwelk in het wezenlijke hetzelfde is, dat Damm reeds in de jaaren 1764 en 1765, ontworpen heeft, (Bijl. X. BI, 73-) cn  GESCHIED - VERHAAL. 71 en dat de Alg. D. Bibliotheek allengs heeft aangenomen, en thans zoo veel Proteftantfche Theologanten , alhoewel met eenige geringe modifkatiè'n zijn toegedaan, dewijl zij nog geen moeds genoeg hebben, om de gefchiedenisfen van Christus in eens weg te ontkennen, en daarom derzelver gewigt voor eerst Hechts verminderen. (Bijl. X. BI. 73.) zijn 'er in den Godsdienst «. geene pofetive leerftukken, maar alles moet van de Rede niet alleen enkel begrepen kunnen worden, maar ook uitgevonden zijn. Dus rust niets meer op het gezag van Christus en zijne gezanten, die wel eerlijke lieden, maar van de dwalingen en vooröordeelen van hunnen tijd niet vrij geweest zijn. En dus loochent men alle geopenbaarde leerftukken van de Godheid en verzoening van Jesus Christus af, tot de opftanding der dooden en het toekomend oordeel toe. Ja, daar is 'er reeels, welke aan God het vermogen van fcheppen ontzeggen, en de eeuwigheid der wereld beweeren. Te weten, de wijzen van dezen tijd, de.Geleerden der verlichte achttiende eeuw, en onder dezen voornaamlijk de Profesforcn op de Univcrfiteiten, (Bijl. XIV. BI. 105.) moeten het toch beter weten, dan de goede mannen Christus, Paulus, Ptjrus, en Johannes, die niets van de Filofofie, of kritiek verftonden, en het Oude Teftament op eene wijze yerklaa den, tvelke zelfs de eerstbeginnenden in eie Tneolugie-ftudie hedendaags reeds ongerijmd vinden. Daar voor worden zij dan ook bijna in alle Journalen en Geleerde Tijdichriften, zelfs in die, E 4 wel-  ?a GESCHIED - VERHAAL. welke voor weinige j'aaren. nog Orthodox waren, als bevorderaars van licht, als vrijmoedige en kloeke mannen, als zelfdenkers, geprezen; of van hunne gevoelens wordt ten minften zoo onverfchilüg gefproken, als of 'er geheel niet aan gelegen was, of men b. v. eene opftanuing der dooden geloove, alhoewel Paulus het tegendeel zeer nadruklijk verzekert (i Kor. xv: 12—29.) Bij ongeluk hebben zich ook veele anders niet kwalijk gezinde Theologanten, deels uit onverftand^en zonder de gevolgen te overwegen, deels uit begeerte naar lof in de Tijdfchriften, en eere bij menfchen, bij welken zij als gematigde lieden willen aangezien worden, zich laten verleiden, om in veele nadeelige gevoelens mede in te (temmen, de bewijskracht der wonderwerken voor den Godlijken oorfprong van het Christendom te verzwakken, en ze a!s minvoegend te befchouwen, de Voorzeggingen van het Oude Teftament te verdraaijen, zo niet geheel te ontkennen, en veele gewigtige leerftukken voor onverfchillig, nodeloos, of enkel befpiegelend uit te geven. Voornaamlijk hebben zij den tegenftrijdigen regel van uitlegging, welken men op veelerhar.de wijze gewoon is, in te klccden, maar die in het wezenlijke daar altijd op uitloopt; dat Christus en de Apoftelen veele dwalingen en vooröordeelen van hunnen tijd, uit infehiklijkheid en fchranderheid, goedgekeurd, en het voor volgende tijden overgelaten hebben, dezelve allengs weg-te ruimen, niettegenftaande hetgeen ouder Theologanten, welke wel zagen, dat men hier  GESCHIED - VERHAAL. 73 hier door, ten laatften alle gezag van Christus en de Apoftelen vernietigen, en al wat ftellig is in den Godsdienst het onderfte boven kon keeren, bij gelegenheid der Sociniaanfche twiften, en naderhand meermalen daar tegen aangemerkt hebben , zich, helaas ! maar al te wel laten gevallen, en in het volgen van den zeiven menige zeldzame verklaring op de baan gebracht, bij welke zij wel hun vernuft, hunne geleerdheid, en belezenheid konden vertoonen, maar ook de bron zelve troebel gemaakt, en dus den vijanden van het Chriftendom voortreiïijk in de hand gewerkt hebben, hetwelk van dezen ook gemeenlijk erkend, en daadlijk ten hunnen voordeele gebruikt is. Dus is derhalven van het zoogenoemde Apostolisch Symbolum, dat, zedert het bekend is geworden, alle Chriftelijke partijen hebben aangenomen, en van het Chriftendom in het gemeen, niets dan de taal van hetzelve, en de Doop en Avondmaal nog overgebleven, doch waarvan men de waarde ook zeer verminderd heeft. Want dezen ziet men ook voor niets meer aan, dan voor bloote op zichzelven niets betekenende plegtigheden, die men ook wel kon afichaifen, maar toch aan het volk laten moet, dewijl de Duitfchers zich deze gebruiken, enden geheelen uitwenei^en ■Godsdienst naauwlijks zich zoo gemaklijk zullen laten ontnemen, als de Franfchen; ook dewijl dc meefte verlichters van de waarneming van den Godsdienst tot hiertoe nog hun brood en hunnen rang in het burgerlijke leven hebben, welke beide E 5 op  74 GESCHIED - VERHAAL. op eene andere wijze te bekomen, zij tot heden toe nog geen anderen uitweg zien. Op deze wijze heeft men het Proteftantfche Chriftendom, waarbij het Katholijke alszins. ,.mede lijdt, nadien het meestal leerftellingen betreft, welke aan de beide Godsdienstpartijen gemeen zijn, in een Deïsmus verhutzeld, dat men op eene Chriftelijke wijze ingekleed, en eershal ven hier en daar met fpreuken van Christus en de Apoftelen opgefchikt, en daardoor veele goedhartige niet ver genoeg ziende lezers bedrogen heeft, die men door een openhartig en voor de vuist uitkomend gedrag niet zoo ligt zou hebben kunnen innemen. Benevens den gemelden regel van uitlegging, met welken men van de Heil. Schrift kan maken, wat men wil, heeft men ook veele valfche Filofofïfche gronden te hulp genomen, b. v. dat God dit of dat niet doen kan, of het tegendeel doen moet, even als of het bepaalde menschlijk verftand dit alles van voren bepalen kon; dat alles, wat de Rede niet begrijpen kan, ook niet waar is, enz. welke dellingen bij den meergemelden uitlegkundigen regel altijd ten laatften in de hinderlage lagen. Eindelijk, heeft men zelfs beweerd, dat het onmogelijk is, dat God zich openbaren kan; en zo hij al kon, zou het nog aan middelen ontbreken, om zich van de echtheid eener Godlijke openbaring te kunnen overtuigen, en wat dergelijke meer is. Tot het gemelde groote oogmerk, om het Christendom wel in naam te laten blijven, maar indedaad geheel uit te roeijen, bedient men zich nu, in  GESCHIED - VERHAAL. 75 in de nieuwfte tijden, ook nog van de Kantifche wijsbegeerte, uit welke men, hoe min zij ook nog zelve buiten twijfel gefield is, tegenwerpingen op tegenwerpingen herhaalt. Want, alhoewel eenige aanhangers van deze Wijsgeerte, inzonderheid die genen, die te gelijk Theologanten zijn en heeten willen, dezelve tot onderfchraging van het Chriftendom, dat haar toch even min als andere bloot menschlijke invallen, onderftellingen of droomen, nodig heeft, reeds daadlik gebruiken ; alhoewel zij zich nog niet doorgaands duidlijk verklaard hebben, wat zij door Chriftendom verflaan, en hoeveel zij daarvan over willen laten; echter zijn'er reeds veelen opgeftaan, welke hetzelve door deze Wijsgeerte willen ondermijnen en omverwerpen. De Heer Kant moet toch zijne door hem uitgevonden Wijsgeerte zelve het best verdaan, en weten, wat door dezelve kan en diende verricht te worden. Maar, hij houdt alle Openbaring voor ongegrond; om het evenwel met derzelver vrienden niet geheel te verkerven, heeft hij in zijne Verhandeling, over den Godsdienst binnen de grenzen der Rede, eenen uitweg gevonden. Volgends dezen is wel het Chriftendom, even als alle andere openbaringen, onwaar en valsch; maar dewijl 'er toch veele zwakke lieden zijn, welke hetzelve aankleeven, en zich nog niet verheften kunnen tot den zuiveren Godsdienst der Rede; zoo moet men hen verfchoonen, hun de woorden laten, maar aan dezelven eenen beteren zin geven, die met zijne Filofofie, en met-zijnen, alsdan alleen waaren zui-  76 GESCHIED - VERHAAL. zuiveren Godsdienst der Rede overeenkomt. Ten dien einde gaat hij vervolgends de gewigtigde pofitive leerftukken door, en toont door voorbeelden, hoe men wel de uitdrukkingen der Heil. Schrift zoo lang, tot de menfchen door zijne Filofofie volkomen verlicht zijn, behouden, maar aan dezelven geheel andere en verftandige verklaringen geven kan; niet als of de Heil. fchrijvers, als welke hiertoe ver of na niet verlicht genoeg waren, deze verklaringen zelve in de gedachten hadden gehad ; maar, omdat 'er geen ander middel over is, om den zwakken den Godsdienst der Rede fmaaklijk te maken, nadien men hun den geöpenbaarden Godsdienst niet wel regelrecht ontnemen kan. Deze uitvinding is niet geheel nieuw; maar, wel de wijze, op welke de Heer Kant te werk gaat. Het is de zoogenoemde allegorifche uitlegging, van welke zich ontelbare bijzondere Geleerden, maar ook geheele partijen, evenwel op veelerhande wijzen, en met dat onderfcheid bediend hebben, dat zij zelve geloofden, dat hunne verklaringen den eigenlijken en waaren, in allen gevalle geheimen zin der Chriftelijke leerftukken, welke van den letterlijken zin onderfcheiden was, bevatteden. De Heer Kant is zoo eenvouwig niet, om dit zelfs te gelooven, maar de geheele zaak is bij hem Hechts een foort van huismiddeltjen, dat men een poos, en benevens andere middelen gebruiken kan, dewijl de menfchen toch niet zoo gemaklijk van de Openbaring af te brengen zijn; een middeltjen, het welk,  GESCHIED - VERHAAL. 77 welk, als zoo veele andere, wel in den grond niets baat, maar, vooral bij bet gebruik van anderen, die hunne werking eerst met den tijd doen kunnen, oak niet veel fchaden zal. De Chridenen zijn bij hem kinderen, welken mende waare en heilzame artzenij met zuiker, of eenig ander vehikel, daar zij aan gewoon zijn, ongemerkt moet ingeven, dewijl zij 'er anders niet toe komen zouden. Hoe ongerijmd nu deze handelwijze wezenlijk zij, en hoe zeer 'er op gedoeld wordt, om daardoor den geheelen geöpenbaardeu Godsdienst, zo niet belagchlijk te maken, ten minden geheel te vernederen, en hem alle inwendige en eigene waarde te benemen, zoo zeer nogthans vindt dezelve toch toeloop, alhoewel verfcheiden nieuwer uitleggers, die bij dot echter op hetzelfde doel, maar langs andere wegen, losgaan, dezelve reeds tegengefproken hebben. Te weten, zij willen het voor geene eigelijke en waare uitlegging laten doorgaan, als waarvan zij alleen, ten minden de Orthodoxen niet, in bezit willen zijn; waarvoor echter de Heer Kant, bij wien alles dechts een voor een tijd duurend behulp is, ze ook niet heeft uitgegeven. Intusfchen zal het hier zoo min, als in alle andere gevallen, aan napraters ontbreken; men vindt deze wijze van verklaring reeds in fommige fchriften voor Geleerden, en dra zal zij ook in de Predikatiën, Catechismusfen, en dichtelijke boeken komen, en het volk ingegeven worden. Want zij is zoo laftig niet, als de oude, die veele kundigheden vei é'ischt; gelijk dan  -3 GESCHIED - VERHAAL. dan zelfs tot een verdicht fpraakgebruik, daar men vrij dikwijls den toevlucht toe neemt, veel geleerdheid nodig is, om het Hechts eenigermate waarfchijnlijk-te maken. Maar, hier is niets nodig, dan zekere' foort van vernuft, om, in deze en gene leerftukken of uitdrukkingen der Heil. Schrift eenige gelijkheid met de gevoelens of ook Tcrminologiè'n van Kant te vinden. Buitendien is 'er nog lof mede in te oogften, dewijl thans de meefte Geleerde Tijdfchriften, welke ook in dit ftuk elkander meer en meer napraten, het werk van eenen fchrijver, dat maar eenigermaten betrekking op de Wijsgeerte heeft, (en hoe kan men niet alles daartoe brengen?) alleen in zoo verre prijzen, als dezelve kennis aan en eerbied voor de grondbeginzelen van dezen Vorst der Wijsbegeerte openbaart, zoo als eenigen hem op eene heel belpotlijke wijze gewoon zijn te noemen; alhoewel 'er fchrijvers zijn, die hierbij niet ééns ftaan blijven, maar hem, zoo als in do. Bijdragen tot verbetering van liet oordeel van het Publiek over de Franfche Revolutie (BI. 166.) gefchiedt, niet alleen naast Christus ftellen, maar hem zelfs boven dien verheffen', nadien hij meer gedaan, en hetgeen Christus en Luther Hechts begonnen hadden, voltooid, en de hardfte kluifters van het menschdom, welke dezen niet eens kenden, verbroken, en ook, gelijk zelfs een Predikant beweerd heeft, eene zuiverer en verhevener zedeleer, dan Christus zelve, voorgedragen heeft. (i. Fragm. tut dc Levetibefchr. van Bode BI. i% enz.) On-  GESCHIED - VERHAAL. 79 Onmogelijk kan deze overëenftemming van zoo veele menfchenfchrijvers, Journaliften, Recenfenten, en Boekverkopers, uit zoo veele Provintien van Duitschland, zoo veele jaaren lang, een bloot toeval zijn. Zij werken allen op hetzelfde doel, in de hoofdzaak; zij gebruiken, hoe veelerIei ook hunne gangen zijn, in het wezenlijke echter, alle hetzelfde middel, om dit doel te bereiken. Zonder zekere affpraak, ten minften, der hoofd-aanleggers, zonder eene deels uitdruklijke, deels ftilzwijgende, toetrede der overigen kan men dit verfchijnzel, hoedanig men nog in geene eeuw gezien heeft, alhoewel 'er in elke eeuw vijanden van den Godsdienst en Monarchenftormers waren, volftrekt niet verklaren. Men zou verbaazend mistaften , indien men zichzelven, zoo als men de wereld geern wil doen gelooven, wilde wijsmaken, dat dit alles niets anders is, dan een gevolg van den drang der waarheid, welke eene heller en vafter geworden Rede eindelijk heeft begonnen in te zien. Want, is het waarheid, als men beweert dat God zich aan de menfchen niet onmidlijk kan openbaren, en gevolglijk, dat het Chriftendom, zoo wel als elke antiere geopenbaarde Godsdienst , wie of welke hij dan ook zijn moge, dwaling en bedrog moet zijn? enz. Het valt toch bijna in het kinderachtige, als men voorgeeft: God kan den mensen, wien hij Rede en zinnen gegeven heeft, waardoor hij zijne gedachten, aan zijne medemenfehen, en deze de hunne aan hun kunnen mededeelen, zijnen wil niet bekend maken! Hij,  8o GESCHIED - VERHAAL. Hij, die den mensen de gave gefchonken heeft., om zich, door fpraak en andere tekens, te doen verdaan, zou hetzelfde niet kunnen doen, als hij het goedvindt! (Psalm xciv: 8, 9.) Hij, die alle "dingen gefchapen heeft en onderhoudt, zou niet op dc ziel van den mensen werken, en der, mensch in ftaat kunnen dellen , om deze werkingen van zijne eigene gedachten te onderfcheiden, zoo als hij deze van de werkingen van andere menfchen buiten zich onderfcheidt! Even zoo eenvouwig, evenwel tevens boosaartig is het, voor te geven, dat de mensch Hechts alleen in eene Republikeinfche en Dcmocratifche Conftitutie gelukkig is, maar, dat hij, in eene Monarchie noodzaaklijk een ellendige Haaf moet zijn; dewijl zoo wel de oudere, als de allernieuwde gefchiedenis overvloedig bewijst, dat ook wel juist het tegendeel plaats kan hebben, en dat waare welvaart, en verdandige vrijheid in de beide Regeringsvormen wezenlijk dan gevonden, dan gemist wordt, naarmate zij voor het overige gedeld zijn. Kan men het wel, als een gevolg van eene waare verlichting aanzien, wanneer men, in fpijt der ondervinding, de menfchen wijs wil maken, dat alle Vorden voldrekt, en zonder meer, Tyranncn zijn, daar 'er dergelijken toch ook te meermalen in Republieken gevonden worden V Is het verdandig, dat men het onvernuftig gemeen van vrijheid en gelijkheid, die het zoo ligt kwalijk verdaat, veel voorbabbele, zonder 'er de nodige bepalingen bij te voegen, inzonderheid , daarrncrJ, zelfs met bijvoeging dezer be-  GESCHIED - VERHAAL. 8r bepalingen, altijd nog moeite genoeg zal hebben, om het in toom en van het verdooren der burgerlijke en binnenlandfche vrede terug te houden. Voorlang heeft men reeds in onte'bare boeken geleerd, dat vrijheid en gelijkheid rechten van den mensch zijn. Maar de wijze, waarop dit gefchied is, daat veele lieden niet aan. Men kan daar het gemeen niet mede tot zich trekken, men kan geene rol fpcelen, zich niet boven ande• ren verheffen, geen Burgemeeder worden, het vermogen van eenen rijken nabuur geen meeder worden, zijne wraakzucht niet voldoen, niet alles omkeeren, en op het hoofd zetten. Het is dus niet de drang der waarheid, welke deze menfchen bezielt! Even dit blijkt ook uit den aart en wijze, waarop men te werk gaat, en welke bewijst, dat het hier om heel andere dingen, dan om de waarheid, te doen is. De waarheid bedient zich van geene begoochelingen, geene drogredenen, geene blootc voorwendzels. Zij is niet indringend of dout, maar laat elk een de vrijheid, of hij zich voor haar dan voor het tegendeel verklaren wil; zij tast niet naar geweldige middelen, zoo als lieden doen, die niet zoo zeer overtuiging en nut dichten, als veel meer hunne eigenbatige oogmerken, trots, heersch- en heb- en wraakzucht voldoen, en eene wilde ongebondenheid door willen zetten, waarbij zij hoopen, hoewel valschüjk, F dat  8a GESCHIED - VERHAAL. dat zij zich wel zullen bevinden. De waarheid ladert ook ni«: zij fpreekt niet op eenen beledigenden , verachtlijken , fpottenden, wegwerpenden of onbefchoften toon van andersgezinden; zij is de liefde gelijk, die zich niet ongefchikt gedraagt (i Kor. xih: 5.) gelijk zoo veele nieuwe fchrijvers doen, welke elk eenen, die nog verkleefdheid aan den Godsdienst, en goede Orde, en vaderlandsliefde bezit, en niet elke redenloosheid voor waarheid, niet elke aanmatiging voor recht van den mensch, niet elk gewaand project van verbetering voor menfchen geluk wil en kan aanzien, als eenen dom-oor, bijgelovig verèëret van oude vooröordeelen , laaghartigen vleijer van Vorden, of wel fnoeden booswicht fchelden, zoeken te verdrukken, en, als zij konden, aan hunne wraak opofferen zouden. Indien het doel dezer lieden was, de menfchen, inzonderheid m de laager Klasfen, omtrent hun waar welzijn, en de daarmede gepaard gaande, beoefening van hunne pligten, wezenlijk te onderwijzen, dan zouden zij niet, als een Monjhr, (Bijl. XV. BI. nr.) fchreeuwen en raazen, maar bedaard en gelaten fpreken, en hunne medemenfehen en Medeburgerefl tijd laten, om de zaken en derzelver gronden behoorlijk te overweegen; zij zouden hen ten minden met raazen, tieren, flaan en dooten niet zoeken te verdooven, of met fchijngronden en eene dvveepachtige welfprekendheid te overrompelen, niet met laffe infehib- lijk-  GESCHIED - VERHAAL. 83 lijkheid omtrent hunne ook de gronde vooröordeelen, niet met vleijerijè'n van hunne driften in te nemen, en dus tot de dolde uitfporigheden voor te bereiden. • Dus is het dan met het groot letterkundig Verbond tegen den Godsdienst en Monarchale Staaten gedeld; dit is zijn doelwit, en dezen zijn de voornaamfte middelen, die het, met betrekking tot de fchrijvers gebruikt; op deze wijze is het ontdaan, voortgeplant, en vergroot geworden, en dus werkt het nog daadlijk voort! Het bedondt reeds voor de Uluminaten, maar het is door de verëeniging met de Uluminaten aanzienlijk verfterkt, magtiger en ondernemender geworden. Iet verfoeilijker, en voor Godsdienst en burgerlijke orde is 'er nog nocit in de wereld geweest! Osdertusfchen wordt hier mede geenszins beweerd, dat allen, die tot de Orde der Uluminaten behooren, aan deze verfocilijkheden deel hebben. Neen! daar zijn nog veele deudgzame en edelgezinde mannen onder hun, die of van deze dingen geheel niet weten, of 'er zich ten minden niet toe gebruiken laten. Geregeld, weten alle de genen, welke zich nog in de menigvuldige graden der onderde Klasfen behooren , niets, ten minden niets bepaalds va» dc grondbeginzelen, die in den Prieder- en Regenten-gra*d der Orde begrepen zijn; en droomen niet ééns van de veruitziende oogmerken der verlichte Overften, 0111 eerst den Chridelijkcn, en vervolgend* allen F 2 Go.U-  84 GESCHIED - VERHAAL. Godsdienst in 't gemeen, om te keeren, de Monarchale Conftitutien te ondermijnen en te verwoeften, ten minden de Vorften de handen te binden, en de wereld zelve,.en op hunne eigene manier te regeeren. Ook zelfs in de hooger graden vindt men mannen, die in deze dingen geen behaagen hebben , die niet mede doen, zich enkel lijdelijk gedragen, en in ftilheid vvenfchen, dat dit .onwezen gedoord moge worden, alhoewel zij, wegens menigvuldige betrekkingen' waar zij nu ééns vooral ingewikkeld zijn, geen moeds genoeg hebben, om 'er van af te daan, of wel, gelijk de Uitgever der nieuwde verrichtingen van Spartacus en Filo, de verborgenheid i!er boosheid voor het groot Publiek te ontdek ken. Des niettemin blijven 'er nog lieden genoeg over, welke geene kunden, moeite en arbeid, en zelfs geen geld fpaaren, om deze verderdijke oogmerken voor den .Godsdienst en Staat door te zetten. Het getal van dezen is in veele landen zoo groot, dat 'er bijna in alle Gerichtshoven Uluminatifche Prieders en Regenten zitten; weshalven het ook niet te verwonderen is, indien Uluminaten andere eerlijke lieden, in zoo verre zij dechts het geringde nadeelige over de Orde zeggen mogten, zich verdouten, met die vermogende mannen, dan meer bedekt, dan zonder eenige achterhouding, te bedreigen. Be-  GESCHIED - VERHAAL. 85 Behalven dezen zijn 'er in de ondcrfte graden veele lieden, die zich op alle mogelijke wijze, tot bevordering van gemelde hoofdbedoelingen, van welken men hun, in allen geval, eenige wenken geeft, laten gebruiken; al mogten zij zelve ook niets meer ten oogmerk hebben, dan om zich deeds de goedkeuring en het vertrouwen der ver,- lichte Overdén, waardiger te maken, en hooger in de Orde op te klimmen. Dit maakt menig eenen al laaghartig genoeg, om ook de zonderlingde bevelen der Orde, gelijk dezelve, buiten dien, bij het aannemen van een lid, gewoon is te begeeren, blindelings te gehoorzamen. Soortgelijke lieden : zijn ook leden van het groot Verbond, alhoewel zij van alles geen heel duidlijke denkbeelden hebben. Zij zijn de eigenlijke werktuigen, door welken het meest uitgevoerd, en het doel des Verbonds, dikwijls zonder hun weten, bevorderd wordt; en als zij niets meer doen kunnen, helpen zij ten minden medefchreeuwen. Want, zonder dezen, zou het getal der fchreeuwers in Journalen en Recenfien, in Leesgezelfchappen en andere bijëenkomden, niet zoo groot zijn, als het thans is, Wie van deze dingen wat weet, moet dikwijls hartlijk lagchen, als hij zoo menigen fchoolknaap, en baardelozen Illuminatus minor hoort zwetfen fchreeuwen en blaazen, die, om het op het zachtst te zeggen, niet weet, wat hij doet. Vervolgends zijn 'er ook lieden, welke niet eigenlijk leden van dit Verbond of van de Orde F 3 der  86 GESCHIED - VERHAAL. der Uluminaten zijn, die niets van derzelver beftaan weten, of zelfs heel trouwhartig geloven, dat de Orde der Uluminaten, zoo als men valschlijk voorgeeft, ontbonden, en van haare eigene aanvoerers afgefchaft is; dewijl men misfchien deze benaming vermijdt, en ook geene ftaatlijke aannemingen meer doet. (Z. Eindelijk let der Vrijmetzelaars-Orde El. 41 ook Bijl. XVIII. BI. 128.) Dezen zijn ftaven m de hand van onzichtbare meefters, die dezelve wel weten te gebruiken, en hen bij alle gelegenheden onderfteunen , ten minften door hunne vertrouwden in Journalen en Tijdfchriften laten roemen als verlichte mannen, hen opwekken, om op den aangevangen loopbaan moedig voort te vaaren; en hen dus, zonder dat zij het zelve bemerken, tot bevordering van de oogmerken van het Verbond daadlijk gebruiken. (-Bijl. IV, BI. 15.) Hier toe behooren alle Schrijvers en Recenfenten , die in het groote Verlicfetingswerk arbeiden, en in het plan van het Verbond mede inftemmen, alhoewel zij van het Verbond zelve niets weten. Voornaamlijk behooren hier toe zoo veele jonge geleerden, die zich vleijen, dat zij groote geeften zijn, niettcgenftaande zij nog niet vrij zijn van de zucht van navolgen. Dezen doen dikwijls uitvallen op den Godsdienst en Staat, enkel uit die reden, dewijl zij merken, dat dit de Mode worden zal, of geworden is. Wanneer zij nu zien, dat men, in de groote en vermogende, zoogenoemde ge-  GESCHIED - VERHAAL. 87 geliefde Journalen, voor welken menig één eene kinderachtige vreeze en eerbied koefterf, daar voor geprezen, en als een vrijmoedig man, als een zelfdenker, geroemd wordt, hetwelk de napraters, zoo als buiten dien de meefte Geleerden zijn, zoo geern zijn willen: dus gaan zij voort, en worden eindelijk ruftige ftrijders, zoo als Spartacus ze verlangt. (Vervolg der Oorfpronglijke Schriften BI. 28.) Hier toe behooren alle hongerige fchrijvers, alle armhartige pennelikkers , en Sansculottes in de Republiek der Geleerden, wier beftaan en kostwinning van de beöordeelingen der Tijdfehriften en Journalen lof afhangt; (Bijl. XVIII. BI. 128.) en die ook , werklijk geprezen worden, alhoewel zij het armhartigfte ding voortbrengen, indien hetzelve Hechts in het plan der Wereldverlichters voegt; zelfs prijst men lieden, welke openlijk betuigen, dat zij geene vrienden zijn van geheime verbindenisfen, en die zich van derzelver Overften niet willen laten voorfchrijven, als zij Hechts anders en midlijk het Verbond dienst doen, terwijl zij zekere onderwerpen zoo bchande'en , als het Verbond het geern ziet, of Ook maar bouwftoffen aanvoeren, welken het Verbond vervolgends door andere lieden, zoo als het met de dingen van Semler dikwijls gebeurd is, oyerëenkomftig zijue oogmerken, kan laten bearbeiden, en voornaamlijk door zijne Journalen in het Publiek brengen. Hier  88 GESCHIED - VERHAAL. Hier wordt derhalven niet gefproken, noch van alle Uluminaten, noch van de Uluminaten alleen , alhoewel het Verbond, dat voor hun reeds beftaan hadt, door hen aanmerklijk verfterkt is. Daar wordt gefproken van het Verbond der Verlichteraars in 't gemeen, van de valfche Verlichters en hunne werktuigen, die op zekere wijze famenhangen, en een geheel uitmaken; van de ingebeelde lieden, die zich verbeelden verlicht te zyn, wanneer zij, deels op bevel, deels naar het voorbeeld van hunne aanvoerers, tegen den Godsdiensten Staat vijandlijk te werk gaan ; maar inzonderheid, van deze aanvoerers zei ven, welke onder voorwendzel, van allerwegen licht en gelukzaligheid te verbreiden, alles, zoo veel in hun is, zoeken te verduifteren, te verwarren, om te keeren, en het menschdom in de diepfte ellende te ftorten, ten einde zelve op de overgebleven puinhoopen te heerfchen f BY-  BYLAGEN.   INHOUD DER BYLAGEN. I. Getuigenis der Moeder-loge te Bertin. 1784. II. Lavater Berichten. 1786. III. RiuNiiAiiD Morgenstern berichten. 1786. IV. Uittrekzel uit de ontvouwing van het Sylïema der Republiek van Wereldburgers 1786. V. Uittrekzel uit de Schriften van de Marees van 1786 1794. VI. Uittrekzel uit de Schriften van Dr. Stark 1787 1788. VII. De nieuwfte verrichtingen van Spartacus en Filo in de orde der Uluminaten. 1793. VIII. De Duitfche Unie 1788. IX. Verrichtingen van Dr. Semler van 1764 af. X. Syftema van Teller en Damm 1764 enz. XI. Voortgang van de Algemeene Duitfche Bibliotheek van 1765 af. XII. Over het Gevaar der Mogendheden en des Godsdiensts; eea gefchrift van 1791. XIII. Weener Tijdfchrift van 1792, 1793. XIV. Weener Magazijn van Kunst en Litteratuur van 1793 en 1794. XV. Revolutie-Almanach, losfe Bladen, en Politiek Journaal van 1793 en 1794. XVI. Sleeswyker Journaal van 1793. XVII. Jung over het Revolutie-feest 1793. A a XVIII. Re-  4 INHOUD der BYLAGEN. XVIII. Redenvoering over de Orde der Uluminaten, 1793, en over het eindelijk lot van de Orde der Vrij-metzelaren 1794. XIV. Opeifehing der Vrijheid van de Drukpers aan de Vorden van Europa 1793. XX. Gedenkfchrift 1794. £T-  Bladz. 5 B T L A G E N. i. Getuigenis van de Moeder-loge der Vrij-metzelaren 1784. eer/Ie en tevens ten hoogften gewigtige getuigenis van een Gcnootfchap, wier oogmerk was, den Chrijlelijken Godsdienst te ondermijnen, en zich in Politieke zaken te mengen, vindt men in eenen rondgaanden Brief der groote Moederloge der Vrijmetselaren, aan de drie Wereldkloten in Bcrlin, alwaar §. 7. woordelijk ftaat: „ Die Gezinden, van welke wij §. 5. fpraken, kent ieder, zonder dat wij nodig hebben, dezelve bij naam te noemen. Van deze belijden wij vrij uit, dat wij. zonder vervolging of partijzucht, derzelver aanhangers nooit voor Vrij-metzelaars erkennen , of den minften omgang en verkeering met hun hebben, en allerminst, hun den toegang tot onzen Loge-arbeid vergunnen zullen. Vervloekt is de Vrij-metzei aar , die zich niet fchaamt, den Godsdienst der Chrijlenen te ondermijnen, en de verhevene edele Metzelarij tot een Politiek Syflema te verlagen , en te hervormen. Om niet van het oogfchijnlijk gevaar te gewagen dat daar door de IVereldlijke arm, vroeg of laat, tegen de geheele Metzelarij in het harnas gebracht kan worden. Weg met deze boosdoener en 1" A 3 De-  6 BYLAGEN. Deze verklaring is in openbaren Druk verfchenen, doch, naauwlijks iemand onder het oog gekomen, buiten de Vrij-mctzelaars, welke op deze Loge betrekking hadden. Maar, zij is algemeen bekend geworden in 't jaar 1786, voor dat nog de eerde oorfpronglijke fchriften uitkwamen, en wel, door de volledige Gefchiedenis van de-vervolging der Uluminaten 'in Beijeren. 8. Frankfort en Leipzig, in den Boekwinkel van Grattenaner 1786 eerde Deel, alwaar BI. 255, dc hier medegedeelde plaats uit den Rondgaanden Brief afgedrukt is, zonder dat 'er één enkel woord gezegd wordt, ter ontzenuwing van een zoo lelijk verwijt. Zij f>aat Lett. ƒ onder het opfchrift: „ Leerdellingen der hedendaagfche II„ luminatcn, of Vrijdenkers, getrokken uit hun„ ne Klashfrhe fchrijvers;" van welke het zeer te verwonderen is, dat zij in deze gefchiedenis, die ter verdediging der Uluminaten gefchreven js, is ingevoegd, en dat 'er niet het minde tot derzelver wcelerlegging is bijgevoegd. Volgens deze gefchiedenis is de Rondgaande Brief van 14 Nov. 1784. "Vervolgens, is deze plaats in meer fchriften aangehaald , onder anderen ook in het Weener Tijdfchtï'ft 1792, 5 Stuk, No. 3, doch alwaar de dagtekening van 11 Nov. 17Ü3 wordt opgegeven. Het is mij niet bekend, waar uit dit onderl'cheid van dagtekening ontdaan kan zijn. Misfchier» komt het daar van daan, dat deze rondgaande Brief aan de Logen in verfcheiden Landen, ook Op ondei-fckiden. tijd, is afgevaardigd. Misfchien,  BYLAGEN. 7 waren ook de Cijffers in het ééne Exemplaar niet duidlijk genoeg gefchreven, nademaal in beiden de maand, die met'Letters gefchreven is, gelijk al het overige, eensluidend is. Indien 'er aan deze verfchillende lezing iet gelegen ware, dan kon en zou de gemelde Moeder-Loge hetzelve duidelijk maken, wanneer zij 'er om verzocht werdt. II. Lavater Berichten. 1786. De Heer Lavater te Zurich hadt reeds voor het verfchijnen der oorfpronglijke fchriften der Uluminaten, van Plans tegen den Chriftelijkea. Godsdienst, bericht gekregen, en daar van één en ander, op zijne terugreize van Bremen, te kennen gegeven, en 'er bij gevoegd, dat dezelve van lieden van Berlin afkomdig waren, en dat de Heer Nicolai 'er mede deel aan hadt. Deze vernam dit, en verklaarde het, in Augufim 1786, in de Nieuwspapieren, voor eene onwaarheid. De Heer Lavater antwoordde, en wilde, dat de man zich zou noemen, die voorwendde, dit van hem gehoord te hebben; het welk ook gebeurde. In November 1786. verklaarde de Heer Lavater, elat, bij gelegenheid, als 'ervan deze Plans gefproken werdt, niet de Heer Nicolai, maar wel Berlin genoemd was, waar op toen, (maar hij zegt niet, van wien?) het beduit gemaakt werdt, dat de Heer Nico lai bedoeld 'A 4 was.  8 BYLAGEN. was. Doch, tevens, fprak de Heer Lavaver van eene Orde van Spions, en van eene nieuwe Verbroedering, die zich met de hoop troofte, dat de naam Jesus, in befchaafde Staaten, binnen twintig jaaren, niet meer Godsdiendig gehoord zou worden. Vervolgens vernam de Heer Nicolai, dat, zedert de Bijdrage der oorfpronglijke fchriften gevonden was, de Heer Lavater voorgegeven hadt, dat hij, door de hier voorgemelde Orde van Spions, en de gedachte Broeclerfthap, de Uluminaten verdaan hadt; waar over de Heer Nicoi.ai ook eene openlijke verklaring van hem eischte, doch welke zoo veel ik weet' niet gevolgd is. Dus verhaalt de Heer Nicolai zelve deze zaak, ineen bijzonder gefchrift: Frederik Nicolai openlijke verklaring over zijne geheime yerbindenis met de Orde der Uluminaten. gr. 8. Berlin en Stettin, 1788. 10a Bladz. enz. Te gelijk haalt hij het één en ander aan, om deze Orde tegen deze befchuldiging te rechtvaardigen, en beroept zich op de toen nog niet gedrukte Graden , voornaamlijk , den kleinen Priefter-graad, waar uit het tegendeel bleek. Dan, dit voorgeven is geheel ongegrond, gelijk men uit dezen graad, die thans in de nieuw [te verrichtingen van Spautacus en Filo gedrukt is, zonder moeite, zien kan; en ook toen reeds, uit de Bijdrage der oorfpronglijke fchriften zien kon, als in welke voorgedragen was: dat de geheime leere van Jr-sus geweest was, eene algemeene gelijkheid der Vuenfchen in ta voeren, en de Vorften onnoot^ zaak*  BYLAGEN. 9 2'aaklijk te maken, het welk men toch voor geene Godsdienftige benoeming van den naarnjksus uitgeven kan. Daaröm hebben zich ook andere Geleerden, zoo wel hier over, als over de vcrbindenis van den Heer Nicolai met de Hlumïnafen, omftandig verklaard, als naamlijk, de Heer Superintendent de Marees te Des/au, in hét derde ft uk van zijne Brieven over de nieuwe Wachters der Proteftantfche Kerk. 8. Lcipzig bij Sommer 1788. BI. 138 enz. Verders , een ongenoemde in een gefchrift: Mijn vrijmoedig gevoelen over het fcheeren van Dr. Stark , de fchcermesfen zijner partijen, het Uluminaten dom van Nicolai, en andere hier toe behoorende onderwerpen. 8. Frank, fort aan den Main in den Boekwinkel van Gebhard, 1788. BI. 153 cnz. En eindelijk, de fleer Stark in zijne opheldering der " laaljle poging van den Heer Kessler van Sprlngseijsen. 8. Des/au en Leipzig bij Köhlrr, 1788. Bl. 179 volg. alwaar, gcdeeltlijk, uit de toen nog ongedrukte Graden tegen den Heer Nicolai geredend, en hij ook van 'deelneming in de Broederfchap tegen den Godsdienst, en Burgerlijke Maatfchappij, Bl. 203. .befchuldigd wordt. Doch, deze twist met den Heer Nicolai, hoe gewigtig zij ook op zichzelve zij, is hier Hechts eene bijzaak. Maar, de hoofdtaak is, dat de Heer Lavater, reeds voor heü vèrïcfti/. nen der oorfpronglijke fchriften, eenige berichten van eene Verbroedering, en van Plans tegen den Chriftehjken Godsdienst, gehad heeft, doch, waaromtrent men zou mogen wenfehen, dat hij A 5 zich  10 BYLAGEN. zich duidlijker uitgelaten hadt. Doch, misfchien, wist hij de geheele zaak niet volledig genoeg, of hij wilde den genen, die hem deze berichten medegedeeld hadt, niet geern comproinittceren. Hij hadt ook korter weg kunnen gaan, en zich enkel beroepen hebben op de algemeens Duitfche Bibliotheek, alwaar het Plan tegen den Chridelijken Godsdienst reeds duidlijk doorfcheen, en uit welke eene Verbroedering of Affpraak der Recenfenten in het vak van den Godsdienst, niet zoo moeilijk te bewijzen was, dewijl 'er zoo veelen, eenpaarig naar handelden. III. Berichten van Reinhard Morgenstern 1786. Reeds voor het verfchijnen der oorfpronglijke fchriften , was het volgende Werkjen uitgekomen: Dageraad der Wijsheid, of Epiloguc van Rein hard Mor.genstf.rn, aan mijne lieve Broederen Vrij-melzelaaren, en ook aan het Publick. 8. Aiheene 1786. Dit, in veele opzichten, merkwaardig gefchrift was reeds , op de PaaschMisfe i/oó in het licht gekomen : maar de eerde oorfpronglijke fchriften werden eerst in October van hetzelfde jaar, ontdekt. De fchrijver komt eenige keeren op oe Uluminaten, en zegt van hun BI. 126. ' „ Van den oorfprong en het ontdaan der Uluminaten heb ik u hier voor Bl. 64, 65. al iet gezegd, en dat 'er groot vermoeden is, dat zij on-  BYLAGEN. n onder de EcleBici fchuilen. Zij werpen wel alle verborgenheden niet weg: dit laten zij wel blijven, want zij hebben menfchen van doen; en dewijl 'er onder de Metztlmrs veel zijn, die dezelve in de Metzelaars-orde zoeken; zoo laten zij elk zijne grillen behouden. Maar hunne verborgenheid is iet anders, en wat dan ? Hun oogmerk. En nu V zich tegen het Despotisme en Bijgeloof'te verzetten. Dit is, immers, heel goed! Maar beziet het. Het Despotisme tegenwerken, is eigenlijk zoo in de Staaten den meefler fpelen, dat de Metzelaars alles in allen, en de Vorften niets meer, dan Olievaatjens zulken zijn: daarom zoeken zij ook, allerwegen, alles met hunne Creaturen te bezetten, zij geven elkander in hunne Ouibus licet alle berichten, die tot het oogmerk diendig zijn, en bekomen, daartegen, de nodige voorfchriften. Wie hunne Archiven wilde doorsnuffelen, zou vinden, dat de Loijoliten maar kinderen zijn, bij hun vergeleken. Zij zoeken ook, jonge lieden tot deze hunpe oogmerken te vormen, ook door gefchrij"ten, die der ongewijde wereld als Romans in de hand gedopt worden, hunne denkwijze buiten 's huis te verfpreiden. Men zou daar van aartige trekken in zekere boeken kunnen vinden, in welke enkele Vorden en Hoven zoo uaauwkeurig worden afgebeeld, dat men ze met handen taften kan, terwijl over het geheel, de Vorften flechts de kleine Tyrannen heeten. Het kan zijn, dat de groote Heeren niet altijd hunnen pligt doen, en wie heeft dien ooit geheel gedaanV Evenwel, zij worden, waarlijk, van  13 BYLAGEN. van tijd tot tijd, beter, en nooit is 'er eene eeuw geweest, welke zoo veel goede menfchen te gelijker tijd tot Vorden hadt, als deze tegen woordigen ; maar dit blijft toch ook waar: Den Overheden uwcs volks zult gij niet vloeken? Het Bijgeloof, dat de Uluminaten tegenwerken willen, is niets anders dan het Chriftendom zelve: dit moet voort , en de natuurlijke Godsdienst deszclfs plaats vervangen, en daartoe wordt Broeder B. C. Baiirot, (zoo als uit de hier na aan te halen plaats Bladz. 168. te zien is,) plcgtig bezoldigd, - hier in kunt gij mij veilig geloovcn. Ik weet het zoo zeker, als of ik dc Brieven zelve gelezen had; ik zou u dus van deze gezindte, zoo wel als van de andere, (die Roozenkruisfers) eene geheele reeks van naamen kunnen opfchrijven, en 'er documenten bijvoegen, indien dit met mijn oogmerk ovcreenkwame. Ik zou u daarvan, in de waarfchouwing omtrent de Vrijmetzelaars, meer kunnen onderrichten. Deze is wel niet allerbest gefchreven, maar evenwel waar in de Hoofdzaak, en meer is 'er niet nodig." Bladz. 163. a. Befchouwt mij eens uw .tegenwroeten tegen het Despotismus. Dit is een boos ding. Dat gij eikanderen rapport geeft, dat gij in uwe Ouibus licet naauwkeurig opgeeft, welke lieden uwe oogmerken in den weg daan , en welke u diendig kunnen zijn, dat gij hier en daar uwe Creaturen zoekt in te planten, en anderen removeert, dat gij u tot Geesfels der Regenten opwerpt, dat gij uwe Kosmopolitifche grondregels allerwegen zoekt uit te breiden; hoe ftcmt dit al-  BYLAGEN. ^ alles met uwe Metzelaars pligten overéén ? Nu zijt gij geene goede Burgers meer, nu wordt immers de Metzelarij van u lieden misbruikt, om een Complot te maken, daar niets dan een gelukkig tijddip aan ontbreekt, om alles het onderfte boven te ke&reri. Zou men het den Overheden kwalijk kunnen nemen, indien zij, zoo als Karel Theoeoor. onlangs gedaan heeft, volftrekt geene Metzelaars meer in hun land wilden dulden? Bl. 165. Befchouwt mij ééns uwe bedoelde Godsdienst-verbetering. Gij wilt het Bijgeloof uitroeijen? Het is uwe roeping niet, Vriendjens! Dit komt dtn Regent, en deszelfs gezag, den Geleerden, Geeftclijken, en Wijsgeeren toe. Laat die prediken en het hunne doen. Maar, wat noemt gij Bijgeloof? Hier is het ellendig flecht met u gefteld. Ik wil niet zeggen, dat uw natuurlyke Godsdienst een fprookjen is, dat er geen natuurlyke Godsdienst is, dat de mensch geen aangeboren denkbeelden van een Opperwezen heeft, dat alles, wat gij Filofofifchen Godsdienst noemt, een roof is, enkel geftolen dingen, met Filofofifche gronden opgefchikt. Ik laat het disputeeren daar omtrent aan de Geleerden over. Het kan ook wel een woordentwist zijn. Wij willen u dan voords uwen natuurlijken en enkel Filofofifchen Godsdienst laten; hij kan een inlandfche plant zijn, die van zeiven op 's menfchen eigen grond en bodem wast, of van elders gehaald, en daarin verplant zijn; maar laat daartegen ons Chriftendom ook onaangevochten. Maar dat  i4 BYLAGEN. dat gijlieden, onder voorwendsel, van u tegen het Bijgeloof te verzetten, ons Chriftendom zelve wilt ondergraven, iieeien huurt, die onze openbaring voor een hersfenfchim moeten uitmaken, die voor de vuist weg moeten fchrijven, dat Christus, in z'jne Wonderwerken, den bedrieger gefpecld heeft, waarmede gijlieden het Üjmmer maakt, dan de Juoden van dien tijd; dat hij zijne genezingen van Egyptifche kwakzalvers geleerd, en eene Loge van drie graden opgericht heeft, waartoe ten laatlten die genen, die van de kunstjens willen, ingewijd zijn geworden, (al hetwelk Baijü.dt, gelijk bekend is, heeft voorgewend, die dus hier bedoeld wordt,) en zoo als de laffe vertellingtjens verder luiden; wie zou ulieden dat kunnen vergeven? „ Wie kan het bedaard aanzien, dat de Hoofdband der ver ëeniging van de Burger-Maatfchappy, de Godsdienst, op zoodanige wijze aangetast, de perfoon , dien wij, als den dichter van onzen Godsdienst, verëeren, 'al ware hij zelfs niets meer dan een Socrates geweest, zoo mishan-. Acid, het heiligde, dat de menfchen hebben kunnen, te weten hun Godsdienst, zoo ontheiligd, en in het dof vertreden , en den medemensen dat geen, hetwelk hem reeds in dit leven, den grootden troost verfchaft, en hem, na alle de moeilijkheden van dit leven, het toekomende, met verkwikking en vrolijkheid leert te gemoet zien, op eene zoo fnoode wijze ontrukt wordt? Zeker, dit is eene heerlyke verlichting, daar giiii mede verheugt, en u ^ fchiitcrenden naam van  BYLAGEN. 15 van Uluminaten om durft geven! Zeker, de Satan kan zich niet meer verheugd hebben,' dan toen hij een middel hadt uitgevonden, om in eene deugdzame, en met zijne oogmerken zoo drijdige orde, als de Metzelarij is, zulk een School in zijnen fmaak te kunnen aanleggen!" IV. Uittrekzel uit de ontdekking van het Syjlema van de Republiek der Wereldburgeren 178Ö. Nog verfcheen 'er een ander zeer gewiste gefchnft reeds voor de eerde oorfpronglijke wfken ter Uluminaten, onderden titel- Ontdek hing van het Syjlema van de Republiek der W>reld burgeren In Brieven, uit de nalatenfehap van eenen Vnjmetzelaar. Waarfchijnlijk voor veele Lezers twintig jaaren te laat publiek gemaakt. 8 Rome 1786. Het achter aangehechte befluit is gedagtekend x Februarij 1786, en men kon het werk reeds op de Paaschmisfe van dat jaar be komen. J L Het oogmerk van dit gefchrift was, aan te toonen, dat de op zich zelve onfchuldige Metzelanj m fnoode handen is, en, misbruikt wordt om geheele Staaten en derzelver zamendel te ondermijnen. (Bladz. x: xm. Bl. 457.; jjie men fchen, welke, onder voorwendzel, van de geheele wereld te willen verlichten en gelukki/te maken, hunne eigene eigenbatige inzifhten 11 ten  ï6 bylagen. ten te bereiken, noemde de fchrijver Wereldburgers. Hier door veritondt hij niet enkel de Uluminaten, welke bijzonder op dezen naam doften, maar elk en een ieder, die met behulp der Metzelarij zekere Plans hadden willen doorzetten. (Bl. 455.) Ondertusfchen doelde echter het meeste op dc Uluminaten, die alhoewel zij niet bij naame befchreven worden, evenwel als menfchen worden voorgefteld, welke onder het voorwcndzel van Godsdiendige en Burgerlijke Vrijheid, den Chridelijken Godsdienst verdringen, en de inrichting der Staaten wilden omkeeren; als hetgeen men van geene andere partij onder de Vrijmetzelaars zeggen kan. Zekerlijk, zagen meer lieden in, en buiten de orde der Uluminaten, wel in, dat die inzonderheid bedoeld was. Maar, daartegen waren ook'veelen met dit Boek in de war, omdat de fchrijver de Uluminaten, bij het voorftellen van hun Sydema, met uitdruklijk genoemd hadt. Hij hadt hen wel hier en elders (Bl. 427. enz.) genoemd; maar hij was zoo haaftig o*er hen heen gelopen, dat die genen, welke de Uluminaten- nog niet van nabij kenden, even daarom iet dachten, dat zij het hoofdbeeld in zijn Tafereel waren. Want, alhoewel men uit de werken, die voor en om dezen tijd in het licht kwamen, wel zag, dat de Uluminaten veruitziende oogmerken hadden, evenwel was dit alles ver of na zoo klaar niet, als het naderhand door het in het licht komen der oorfpronglijke fchriften , en derzelver Bijdragen geworden is. De fchrijver kende hen toen reeds * heel  B Y L A G Ë N. tf lieel wel, zoo als men thans ziet, wanneer men de afbeeldingen, die hij van de Wereldburgers gegeven heeft, met de Berichten, in de Oorfpronglijke fchriften voorkomende, als ook met de naderhand gedrukte graden, voornaamlyk den Prielter- en Regenten-graad in de zoogenaamde nieuivfte verrichtingen van Spartacus en Filo wil Vergelijken. Maar, hij kan zijne redenen gehad hebben, waarom hij juist> daar hij onbetwistbaar van hun fprak, hunnen naam niet noemde, maar flechts hier en daar eenige wenken gafs zoo als by voorb. in de Voorreden gefchied is, alwaar Bl. xiv. het woord lllumineeren niet vergeefs gebruikt wordt. Hier door kwam het dan, dat veelen in het eigenlijk gezichtpunt mistasteden, ten minden niet willen, waar zy de Wereldburgers, die in ftaat zouden zijn tot zulke gruwelen, zoeken moeftem Hier kwam nog bij, dat de fchrijver de verbondenen, die .hij zoo leelijk affchilderde, meermalen Je/uilen noemde. Hij onderfcheidde wel eenige keeren Jefuiten en Jcfuitisme, maar men zag dit over het hoofd, voornaamlijk dewijl Rome 'er meermalen mede ingemengd werdt, .het welk de fchrijver wel ook in eenen figuurlijken zin nam, maar die elk eenen niet zoo teritond in de oogen viel. Nademaal juist toenmaals het gevoelen, dat de Jefuiten zich niet alleen in de Vrijmetzelarij ingedrongen, maar ook veele aanzienlijke Protedantfche Geedelijken, en zelfs Vorden, op hunne zijde gehaald hadden, lterk in zwang was, zoo was het zeer begrijpelijk, dat veele Lezers op B de  i8 BYLAGEN. de gedachten kwamen, dat 'er gefproken werdt van de waare en eigelijke Jefuiten, welke door de Vrijmetzelaars wilden werken, en dezen zoolelijk misbruikten, alhoewel de fchrijver alle lieden over het geheel meende, welke Jefuitifche grondregels aankleven, en naar eene' alleenheerfching over de gemoederen dreeven, het zij zij al of niet den Jefuiten rok gedragen hebben, het zij zij Prodedanten, Katholijken, of Deiden zijn. Zijn werk kreeg in de Jcnafche qlgemeene Litteraiuur-zeitung 1786. No. 143. als ook in eenige andere maandwerken, eene gundige Recenfie, waar in onder anderen gezegd wordt: Dit „ gefchrift zou zijn oogmerk cn doel geheel moe„ ten misfen, en niet zoo fterk en krachtig ge,, fchreven zijn, indien het niet, zoo als men ,, voorzien kan, vuur in de beenderen der zoo,, genoemde IVereldburgercn, en hier en daar „ ongenoegen, en heimelijke zoo wel, als open„ bare tegenpartijders en vijanden tegen ^ich in het „ harnas zou jaagen." Het laatde is ook wezenlijk gebeurd, en 'er zijn hier en daar verfcheiden ongundige Recenfiën gevolgd; en zelfs in de gemelde Lilteratur - Zeüung werdt kort daar na St. 282, onder het voorwendzel van onpartijdigheid, als een zeldzaam voorbeeld, eene tweede geheel 'anders luidende Recenfie geplaatst, aan welke men, zoo als aan verfcheiden anderen, wel zien kon, dat de fchrijver den fpijker op het hoofd getrofl'en hadt, hoe weinig lust men ook hadt, om dit te bekennen. Dit  BYLAGEN, 19 Dit bewoog hem, een ander werk, onder den titel: Sleutel tot en verdediging van het Syfïema Van de Republiek der Wereldburgeren, benevens een verzoek aan den Lezer. 3. Rome 1787. uit te geven, waarin hij niet alleen de ongunftige Recenfie beantwoordde, maar ook het één en ai»dcr tot nieuwe opheldering der zaak zelve bijvoegde, en zich inzonderheid over dc Jefuiten verklaarde, welke hij bedoeld hadt. „ Zoekt niet „ meer de Jefuiten, zegt hij onder anderen Bladz. 11. „ alleen onder de Orthodoxen , niet meer „ alleen bij de Heterodoxen , niet- volftrekt onder „ de Uluminaten, niet doorgaand* bij de Rozen„ kruitzers, nergens daar zij niet velflrekt zijn; „ maar zoekt hen daar, waar zij zijn; waar gij „ Plans tot onderwerping van het menschlijk ver„ flanel, elleenheerfching, en aangematigde onfeil„ baarheid zoekt!" Maar, dit tweede Werkjen is weinig bekend geworden. Hier toe fchijnt, onder andere redenen, een ander gefchrift veel toegebracht te hebben, dat bijna denzelfden Titel voerde. Dit heette: voltooide ontdekking van het Jefuitendom, en het waare geheim der Vrijmetzelaars, in het licht gedeld, door den Uitgever der ontdekking van de Republiek der Wereldburgeren, uit de Papieren van wijlen zijnen Vader 8. Rome. 1787. In hetzelven wordt het voorgeven , dat 'er allerwegen geheime Jefuiten rondfpookten, wel belagchelijk gemaakt, maar ook tevens voorgewend, dat dit juist het doel der ontdekking geweest was, welker geheele gezichtpunt daar door verzwakt werdt. B a Men  ZO BYLAGEN» Men zou de ontdekking en den eerstgenoemden waaren fleutel tot dezelve meer dan de helft moeten affchrijven, indien men alles, wat de fchrijver van de onderneemingen der zoogenoemde Wereldburgeren, als 'gevaarlijk voor den Staat en Godsdienst, te berde brengt, en het welk zoo volmaakt overëenftemt met hetgeen men thans met zekerheid, uit de Oorfpronglijke fchriften, en de nieuwfle verrichtingen weet, hier wilde mededeelen. Ook zijn de middelen, welke de Wereldburgers, tot het bereiken van hunne oogmerken naderhand nog aangewend hebben, thans algemeen bekend, alhoewel die genen, dien 'er het meest aan gelegen behoorde te zijn, gemeenlijk 'er het minst van weten. De Revoluiié'n, daar de fchrijver toen van• fprak, toen 'er, behalven hen, die 'er de fchikking toe maakten, niemand verder aan dacht, en van welken hij verzekerde, dat zij gewis gebeuren zouden, dat hij ze verwachtte, en zeker vooruitzag, alhoewel hij derzelver begin niet bepalen kon, (31. vu.) zijn intusfehen, gedeeltelijk reeds gevolgd, en zullen nog verder volgen, indien die geuen, welken de magt hebben, den onbevoegden verbeteraars der Wereld niet dra de handen binden; maar hun nog verder vrij fpel laten. Verfcheiden Recenfenten gingen zelfs zoo ver, dat zij den fchrijver als een heimlijken Jefuit voordelden, en hem te last legden, dat hij alle en elke opklaring, Filofofie , vrijheid van denken en Drukpers, nafpooring der H. Schrift en zoo verders, door hulp der Vorden, wilde onderdruk-  BYLAGEN. 2* drukken, hetgeen men dan voor Jefuitisch verklaarde. En evenwel hadt hij 'er, menigmaal, uitdruklijk bijgevoegd, dat hij van de valfche verlichting, en het zoo groot misbruik van de vrijheid van denken en de Drukpers ljsreekt, (b. v. Bl. xiv. Bl. 389.) Maar het was toen reeds de mode, en zulks is het naderhand nog meer geworden, om die genen, die zich niet elken lanen, zinnelozen of zelfs gevaarlijken inval van eiken gewaanden verlichter in' de hand wil laten Hoppen , voor eenen vijand van alle verlichting in 't gemeen uit te maken, met welke laftering men elk eerlijk man, die met de oogmerken van de beftrijders van Staat en Godsdienst niet wil inftemmen, of die bevorderen, maar die 'er zelfs tegen werkt, van zijn geheel Credit zoekt te berooven, en zijne verdandigde en met onwederleglijke bewijzen gedaafde voordellen krachteloos te maken. Hier op hadt de Schijver, gedeeltlijk, in den aangevoerden jléutel nadruklijk geantwoord, maar gedeeltlijk, deedt h'ij zulks nog verder in het volgende kleine Werkjen: Eerde Brief aan mijnen vriend S. .. bij gelegenheid van een artikel in het Berlijnfche Monatfchrift December 1786. onder Nommer 6. (waarin de Ontvouwing voor een gevaarlijk Boek wordt uitgegeven.) 8. 1787. Hier verklaarde hij zich nogmaals, dat hij door Jefuiten alle lieden verftaat, welke zich het Monopolie over menfchenverdand én Godsdienstbegrippen alleen voorbehouden, het zij Rome ze ons bezorgd heeft, of niet: hun dichter moge A 3 INI-  £2 BYLAGEN. inigo of anders geheten hebben, zij mogen voor dezen al of niet gefchoren geweest zijn, of thans al of niet gefchoren zijn; alle zoodanigen, die voor ons allen verftand willen hebben, en zich tot hoofden en Leeraars opwerpen, en het echte Proiejlantfche Syftema ondermijnen en omkeeren. Bl. 9. Hij fprak Bl. 3. van een gild van ver* lichters, van nieuwe hierarchen, die van het ge? zond menfchenverftand alleen op hunne zijde fpreken, die tegen andere vrije menfchen eene verbindenis getroffen hebben, en volgens welken de geest van het Proteftantendo.ro in niets meer beftaat, dan in de kunst om de rede boven de openbaring te ftellcn , en in het vrij redeneren beftaan zal, doch waar volgens alle vijanden -van den Chriftelijken Godsdienst ook Proteftanten zouden zijn Bl. 6. Hij fprak van Pachters der verlichten, welke de vrije denkwijze van andere willen bedwingen of overheerfchen, en zich voor onfeilbaar uitgeven; van eene Congregatie de propaganda jide Bl. 7. die de vrijheid der Drukpers alleen voor zich vordert, en hunne naturalistifche grondregels onder den naam, van hoofdfom van den geest van het Proteftantendom uitvent Bl. 8- van medeleden der Berlijnfche algemeene Bibliotheek, welke het Euangelisch Syftema reeds lang ondermijnd heeft; Bl. 10 van menfchen, wier Riddertogten tegen de Jefuiten dieper gingen, dan het bij den eerften opflag fcheen, tot eindelijk gebleken was, dat zij, als waare over* heerfchers van den grooten Letterkundigen Oceaan, uit foacht van hunne verbindenis, zonder-  BYLAGEN. =3 der eenig onderfcheid, ook op eiken eerlijken Proteftantfchen fchipper los gingen, en zo hij de vlag niet ten eerden ftreek, en hunne Scheeps-akte niet wilde erkennen, hem voort de volle laag gaven, en hem, als eenen Jefuit, in den grond boorden. Bl. ti. van menfchen, welke het Plan gemaakt hebben, om ons allen aan hunnen Primaat te onderwerpen , en hun quajl Proteftantendom met geweld in plaats van het echte infehuiven wilden. Bl. 13. Hij voegt 'er bij : door dit letterkundig bederf lijdt Godsdienst, eere van Vorflen, en bijzondere rust zeer, en zal nog meer lijden. Bl. 14. Elk warhoofd, elke hérsfenloze, elk planmaker, haalt de rechten der verdraagzaamheid voor zich aan, en beweert, dat het beroep, om te verlichten, zonder verdere navrage, aan hem opgedragen is. Eene menigte van Sofifterijen , lasteringen, zotheden, dwaasheden, onbefchaamdheden zijn zedert omtrent ao jaaren door de Drukpers in Duitschland verbreid Bl. 15. De Mogendheden zijn te onoplettend of te kortzichtig geweest, dat zij het beduur over de Drukpers niet aan zich behouden hebben. Wie zijn bijzonder of zijn Societeits gevoelen alleen wil doen gelden in Godsdienst-zaken, die is van den Jefuitfehen geest. Indien Ongodsdienftigheid overluid gepredikt, indien de grootfte onbefchoftheden tegen de Vorften geduld, geaïitorizeerd, en eindelijk door de Drukpers algemeen gemaakt moesten worden, dan is vrijheid der Drukpers, indien zij van wegen den Staat in eene ongebondenheid B 4 van  H4 BYLAGEN. van de Drukpers ontaardt en verbastert, een droevig gefchenk voor het menschdom. Bl. 8, Overdreven verdraagzaamheid is de fchriklijkde geesfel van het zelve, en uit kracht van dezelve begeert men fpocdig vrijheid van God en Vorr den te laderen, Bl. 17. zoo als Bahrdt in zijn Werkjen over de vrijheid van de Drukpers deedt, als waar op hier gedoeld wordt» In Duitschiand wil elk fchrijvertjen het recht hebben , om uit zijn dudeervertrek geedige onbe? fchoftheden, gekke Paskwillen , onzin enz. op te werpen, en te laten drukken, en die vrijmoe-: digheid, Wijsgeerte, en verlichting te noemen, 'Bl. 25. Over de vraag, wat verlichting is, kumnen de Heeren Bibliotheek-fchrijvers niet alleen beflisfen, noch eenige andere bijzondere verbindenis enz. Bl. 25—27. Want foortgelijke gt-. zegden zijn 'er nog meer in dit kleine Werkjen„ zoo als ook de andere aangehaalde Werken van dezen fchrijver, hier niets meer zouden bewijzen, dan dat 'er in de jaaren 1786 en 1787 mannen geweest zijn, welke dit letterkundig verderf kenden, en widen, dat 'er eene verbindenis van adsrleië lieden voorhanden was , die dit zelfde veroorzaakten en bevorderden, en dat de alge? meene Duitfche Bibliotheek reeds tqen hier een, gropt aandeel aan gehad heeft. In de Ontdekking ^ tot welke ik nog ééns terug keere, worden de middelen, opgegeven van wel* .en de Uluminaten zich, tot het bereiken van hunne oogmerkep bedienen, en welk? juist over-: gejjftgfflïRefi met het pen hier omtrent in hunne ?>  BYLAGEN. 55 eigene fchriften voorkomt. Hier toe behoort ondertusfchen thans alleen, het geen op de Letterkunde betrekking heeft. In het Rijk der Wetenfchappen en Letterkunde, geven wij den toon, zegt de Meefter, die fprekend ingevoerd wordt, Bl. 249. gevolglijk, hebben wij de bede breinen, van elk volk, van elke Belijdenis, ook van de uwe, mijn waardeLutherfche broeder, in onze magt, zonder dat zij het weten. Op de tegenwerping, dat ook veele Hechte lieden Boeken fchrijven, antwoordt de Meeder Bl. 250. „ Laat hen fchrijven! zij fchrijven wel, als de blinden over de kleuren; maar zij doen ons toch wezenlijken dienst, zij houden verdraagzaamheid, vrijheid van fpreken, fchrijven, en van de Drukpers, aan den gang, zij prediken eene Kruisvaart tegen het Chrijielijk en Burger, Hjk Despotisme en Bijgeloof, zij fpreken de volkstaal der Vrijheid met het Kanaille en janmaat, en zelfs hun zinneloos gebabbel en hun Koortsijlen heeft zijne nuttigheid. Het gewent de Regeering, die alleen op het tegenwoordig oogenblik ziet, die Letterkundigen onzin voor vodderijen aannziet, en bij het uitwendige daan blijft, devreemdde en ongerijmdde dingen té laten zeggen en fchrijven. De uitwerking daarvan ligt niét openbaar voor het oog, en dus rekent zij het geene opmerking waardig, zij laat de kusfens van het volk behandelen en draajen, zoo lang het, naar haar begrip, Hechts niet boven de burgerlijke gehoorzaamheid, en in den engden Zin niet boven hunne perfqnen gaat, Maar zet B § een  -6 BYLAGEN. een onzer Wereldburger-kalmukken het fpel te ver voort, wel nu dan betaalt hij met zijne pens. Krijgt men hem bij de veren, wel nu het loopt voor zijne rekening. Aan ohs , als ligchaam, als het tongetjen in de fchaal, denkt niemand. Ondertusfchen de zaak ligt 'er toe. Het Paskwil wordt wel opgehaald, de Paskwillant, de Rebel, en hoe de partijen der erndige Juffer, Burgerpligt, meer heten, wordt geplakt; maar het volk hadt het werk toch gelezen, nam den geest daar van mede na huis, en redeneerde als Harmen van Bremcn over Paapen en Vorden, en de magt der Overigheid. Wij hebben ook (Bladz. 252) onder de Proteftanten onze Bondgenoten, en niet ingewijde werktuigen in en buiten de Loges. Mij dunkt, gij moet wel befpeurd hebben, dat b. v. eene menigte van uwe Godgeleerden de Dogmatiek en de Symbolifche Boeken op het laagde bankjen zetten; dat anderen de bevindingen en gevoel wegpredi'ken, belagchelijk en verdacht maken, en weder anderen het Deismus overluid verkondigen, den Bijbel als een Syftema Abderiticophilofophicum behandelen , en hun best doen, om het geloof in Godlijke overleveringen weg te redeneeren." Hebt gij ook, volgends Bl. 253. nog geen ftatistisch Boek gelezen, daar de dempel philadelphia, burgarlijke oniifhanglijkheid, Vorftcnliaat enz. allerduidlijkst op gedrukt daat? Alles pretendeert, te kunnen denken, dewijl elk een behoort te denken; en ik wil u meer dan éénen Dorps-  BYLAGEN, 27 Dorpsfchout toonen, die zijne portie van verlichting even goed op de landsheerlijke bevelen, als op den Bijbel toepast, en die in de Dorpsherberg voor zijne op klompen wandelende Toehoorers Collegia antibiblica en antipolitica leest; meer dan éénen Boer, die zich hartelijk verwondert, hoe men thans nog zoo dom kan zijn, van te kunnen gelooven, dat het een duidelijke pligt is, belastingen en Contributiën op te brengen , en zich met ééne vrouw te vergenoegen." — Alle dwang wordt weggenomen ; (Bl. 255) alles neigt tot vrijheid, die wij wcnfchen en bevorderen zelfs de Soldaat zal eindelijk voelen, dat hij een hoofd heeft, en inzien, dat de blinde gehoorzaamheid, welker fterkfte dut de eert is, hem juist dubbel op den hals ligt, ,, Men moet, (Bl. 257) het denken eerst algemcener, gemaklijker, en dus aanneemlijker maken. Wanneer elk eerst denken kan, dan zal hij ook geern willen denken. Ondertusfchen ftrekt men de vrijheid der Drukpers en verdraagzaamheid deeds verder uit. Als de Paapen maar eens geene Item meer hebben, dan moet het bij flot daartoe komen, dat het Deismus, hetwelk geene Paapen duldt, en niet op bevinding en zinlijkheid rust, zelfs de openbaar gedulde eeredienst wordt. Het is reeds de algenseene Godsdienst der befte en fchranderfte verdanden, en dus wordt het, ten laatden, zo al niet algemeen, ten minden heerfchend. Maar verdraagzaamheid moet 'er den weg toe baanen." Dc  s& BYLAGEN. „ De Overigheid zou, het is waar, aan het plan, om op de vrijheid van denken over Godsdienltige onderwerpen, ook burgerlijke vrijheid te gronden, fpoedig een einde maken, indien zij dit plan weten, of liever, doorzien konde. Indien dit mogelijk ware, gelooft gij niet, dat zij het al lang gedaan zou hebben ? Bl. 258" „ De menfchen, (Bl. 295) die oogen pretendeeren te hebben voor het geen onzichtbaar is, moeten allengs minder in getal worden. Daartoe dient de verlichting. De overigen, die bij hunne vijf domme zinnen blijven, moet de verdraagzaamheid zoo op den hol helpen, dat de verdandige niets van hun te vreezen hebben. Wie 'er dan nog overig is, en Formulieren of Symbolifche Boeken gebruikt, wie dan nog volftrekt gelooven wil, al wat men hem wijsmaakt, wel nu die blijve een daaf. Men late aan deze Domooren de Overlevering en den Bijbel, maar men behoude de uitlegging voor zich. Men late het gemeen zijne Paapen behouden, maar men wijde ze in. Deze declameeren dan zedeleere , en houden de engborftigen dus bezig, zij prediken op den Kanzei natuurleere, fpreken van den landbouw, van afleiders des blikfems, met één woord, van alles, alleen niet van de leere des Bijbels, en ontwennen dus allengs de flechthoofden onder hunne kudde van de welluftige weide van aangenaamheid des harten. De lammeren, de jeugd, wordt vroeg naar andere grondregelen gevormd, en eindelijk derft doch de oude hoop weg?" „ Thans  BYLAGEN. 29 i} Thans is het zoo ver, (Bl. 279.) dank zij den geest van het Proteftantendom, dat zoo zeer tot vrijheid van denken opleidt, dat elke bijzondere Leeraar van deze geloofsbelijdenis het recht eo ipfu voör zich heeft, om van een ander gevoelen te zijn, dan zijne Collegen! zoo ver is het gekomen, dat de Heeren Anti-Romeinen veel werk zouden hebben, als zij zouden moeten bewijzen, dat hunne geloofsbelijdenis éêne der belijdenisfen zij, die op den Rijksdag in 't jaar 1555. in het H. Roomfche Rijk in Duitschland zijn vastgedeld! zoo ver zijn wij reeds voor lang, dat de fchranderfte verftanden in het Proteftantendom oordeelen, dat Paapen overal niet meer dan Paapen zijn, en de Bijbel overal niet veel meer, dan de Chriftelijke Wedam." „ Hoe hooger de verlichting onder de Proteftanten klimt (Bl. 285.) des te dieper daalt het gezag des Bijbels, en daarmede, N. B. dit is eigenlijk de Hoofdzaak! het Despotisme der wereldlijke magt, die zich met den Bijbel en het Bijgeloof fterkt." „ Neem (Bl. oQ0.) dit nog als een Euangelie mede na huis, als het ooit vrede op aarde zal zijn, dan is het voldrekt noodzaaklijk, dat men maar céne oppermagt, maar één volk zij. Daar op is het Wereldburgerfchap van eerften af uit geweest. Vaders (Bl. 308) en moeders van uw volk, zijn niet de vaders en moeders des menschdoms. Ik hoop, dat gij mij verftaat,.en nu eindelijk begrijpt , dat alle voormalige vormen en gedaanten in den Godsdienftigen en burgerlijken zin  30 BYLAGEN. zin moeten ophouden, wanneer de KosmopoliHfche zin alleen herfchend, en het menschdom gelukkig, dat is, vrij heeten zal." —• Deze en nog veel andere dergelijke dingen zeide de Meeder. Zijn leerling begreep ten laatften heel wel, waar de Wereldburgers heen wilden, en dit den Meeder voorgehouden" hebbende, gaat hij heen, na, onder anderen, gezegd te hebben Bl. 311. „ Het was te \venfchen, dat men de Heeren , die de wanorde zoo onbefchaamd beginnen door te zetten, en die reeds zoo ver dc befmetting veripreid hebben, voor deze diepe fpeculatie op Vorden hoeden, van wegen de Overigheid een weinig op de kaakdelde, en dan achter den een of anderen kruiwagen wat liet uitzweeten, om het aardrijk, dat zij in een gekken- en dolhuis willen veranderen, voor 's hands eerst van dijk en vuiligheid te zuiveren. . Zoo fchreef een eerlijk man, en droeg reeds in 't jaar 1786 een Sydema, dat nog in het duider voortloopt, openlijk voor; en waarfchuwde voor de gevolgen van hetzelve. Maar, men nam het niet ter harte; thans is het tienmaal erger dan toen; een groot gedeelte van het plan dezer Wereldburgeren is reeds ten uitvoer gebracht, en het voordel en de voorzeggingen van dezen deugdzamen zijn reeds door ontallijke verbaazeadftc daaden bevedigd geworden; en evenwel V. Uit-  B Y L A G E N, Uittrekzel uit de Werken van de Mare es van 1786 1794. Dat 'er in de- algemeens Duitfche Bibliotheek een Plan ten grondflag lag, om niet alleen den Proteftantfchen, maar ook den Chriftelijken Godsdienst in 't gemeen te verdringen, welk plan van tijd tot tijd zichtbarer wordt; heeft de Heer Superintendent de Mare es uitvoerig en te vcns handtadelijk bewezen, in zijne Brieven over de nieuwe Wachters der Proteftantfche Kerk 8. Leipzig bij Sommer. Eerde duk. i78ö' tweede 1787, derde 1788. In het eerde en tweede duk wordt het Sv ' dema, dat in de algemeene Duitfche Bibliotheek als ook in Tellers Woordenboek heerscht naai' zijne gewigtigde deelen voorgedeld, en over de eerde het volgende oordeel geveld. Eerfte ftuk Bl. 9. „ Men kon het vooruit zien, dat de aanvallen in de algemeene Duitfcl* BMwtheek nu reeds in 80 deelen Methodisch voort gezet, eerst alleen op de Dogmatiek en het Com pendium, vervolgens op de Symbolifche Boeken verders op alles, wat niet alleen de Protedant' fche, maar de geheele ChnfteÜjkc Kerk bijzonder eigen heeft, eindelijk, op het Godlijk gezag der geheele Heil. Schrift, op niets anders doelen, dan op een Naturalismus, of zoo als men nu met de woorden fpeelt, op eenen zuiveren redelijken Gods-  3i BYLAGEN* Godsdienst. Proteftantfche Godgeleerden tas^ ten, (Bl. 10.) het ééne grond-artikel van het Chriftendom na het ander aan; en Jaten; in de geheele algemeene Geloofsbelijdenis van Schepper des hemels en der aarde, tot aan de opftanding des vleefches, niets onaangevochten. Eindelijk BL n. na lange voorbereidingen, die zij zeiven reeds in het eerjle Deel der Bibliotheek, bij de Recenfie van Tellers Leerboek, hebben aangekondigd, verklaren zij het geheele oude Proteftantfche Syftema openlijk voor onzin; heffen reeds den zegezang aan, dat het zich naauw meer in eenige geheime gezelfchappen kan handvaaven, en komen met den natuurlijken zuiveren redelijken Godsdienst voor den dag, die, algemeen, de plaats, niet alleen van het Chriftendom, maar van alle andere Godsdienften, en wel,' volgens hunne hoop, fpoedlg, vervangen „Proteftantendom is (Bl. 49O Vrijheid der Rede. Maar, dewijl Rede, in het afgetrokkenen, een enkele hersfenfehim is, en ook de overige getrouwe verëerers van Christus en zijn Euaivelie, God zij dank! nog niet van hunne Rede en ver,ftand beroofd zijn; zoo is het Proteftantendom vrijheid van Rede van den Heer Nicolai , en der Theologanten, en Filofofen, die met hem verbonden zijn, uit hoofde van welke hun het uitduitend recht toekomt, om alle onze, tot hier toe, voor Godlijk gehouden, leerdukken, voor bijgeloof, onzin , dweeperij, fomber gefnater, Godslaftéringcn , menfchen - inzettingen enz. te ver-  BYLAGEN. 33 verklaren, en alle Leeraars, die hunnen Heer en Heiland en hun beroep getrouw blijven, als ook de voorbeeldig godzaligde mannen voor huichelaars , napraters ,. dweepers , onverdraagzame ij veraars, paapfchen, Inquifiteuren, aartsdomme Orthodoxen enz. uit te fchelden , Cn eindelijk, in plaats van het Chriftendom eenen zoogenoemden zuiver redelijken Godsdienst /* te voeren." „ Ik denk niet, dat de Heer Nicolai het kwalijk zal nemen, dat hij zich hier aan het hoofd ziet gefteld. Het Lerleiner Monatfchrift toch heeft hem plegtig in het driemanfchap der verlichtere van Duitschland, wat zeg ik Duitschland? des menschdoms opgenomen! en wie zijne Reisbefchrijving gelezen heeft, zal wenken genoeg gevonden hebben, om hem als zoodanig iemand aan te zien.. Uit een gefprek van hem met een' aanzienlijk Heer in Weenen, ontvangen ook die genen, die het te vooren niet reeds wiften, bericht : dat de groote algemeene Revolutie \rx de Theologie.en Filofofie, welke onze leeftijd gezien heeft, eene vrucht van zyne Alg. Bibliotheek is; dat hem ook meer aandeel daar aan toekomt, dan men uit fommigen van zijne Voor- en Naredenen zou kunnen befluiten. Ondertusfchen zou het onbillijk zijn, indien men de met hem verbonden Theologanten van hun aandeel aan dezen Triumf berooven wilde." Volgens de alg. Duitfche Bibliotheek zal Tki.lers Woordenboek (Bl. 68; gewis een nieuw C Tijd-'  34 GESCHIED - VERHAAL. vindt, zijn tegen zekere onderwerpen op zichzelve niet vooringenomen, maar zoeken hun voordeel, waar zij het vinden kunnen. Maar jonge lieden, den loop der wereld nog niet genoeg kundig, laten zich ligt verleiden; voornaamlijk, wanneer de Geleerden hen vleijen, waaraan dezen het ook niet laten ontbreken, als zij hen gebruiken willen. Daarom behaagt het hun zeer, als zij ook een plaatsjen onder de verlichters bekomen kunnen; zij geloven, hetgeen aanzienlijke mannen, voornaamlijk die genen onder hunne Collegen, welke door hunne kundigheden, door hunne fterke verkeering met menfchen, of door hunnen rijkdom, gewigt hebben, en boven huns gelijken voordragen, hun maar voorpraten; het ftreèlt hen, dat zij mede onder de bevorderaars of zelfs zuilen der verlichting, zich tellen mogen, hoe min zij ook van de zaak zelve verdaan ; en dus gaan zij buiten hetgeen hunnen handel betreft, ©ordeelen over de inwendige waarde der boeken, verachten of prijzen, hetgeen hunne aanvoerers , in wier handen zij als Indrumenten gebruikt worden, voor flecht of goed verklaren, wijzen zaken van de hand, die zij met voordeel hadden kunnen ondernemen, oft'eren dit voordeel geern op aan de gewaande eere, om aan het groote werk der verlichting mede te werken, achten een wezenlijk nadeel gering, en fchrijven zelfs wel Traktaatjens, tot bevordering der verlichting, in de verbeelding, dat dewijl Nicolai boeken kan fchrijven, en tevens Boekverkoper is, zij het daarom ook wel kunnen. On-  GESCHIED - VERHAAL. SS Ondertusfchen hebben deze lieden veele rnith delen in handen, om goede boeken te onderdrukken en even zoo wel als de Recenfenten, de rol van Obfcuranten te fpeelen. Boeken, die zij niet verfpreid willen hebben, zetten zij niet op hunne lijst, en dus vernemen zelfs veele liefhebbers van boeken, die anders geen middel weten, niet, dat zij in de wereld zijn. Wanneer 'er echter naar gevraagd wordt, ontkennen zij, dat zij ze hebben of krijgen kunnen. Voornaamlijk, wanneer het tijdfchriften betreft, welke de hoofden van het Verbond geern buiten omloop willen houden, of van welken het nog onzeker is, of zij ze tot de partij der verlichters rekenen mogen (Bijl. XV. Bl. m.j Zij laten ook wel boeken, die anderen hun, in dien tusfchentijd, toegezonden hebben, tot de naastkomende Misfe liggen, of zenden ze wel op daanden voet terug, onder voorwendzel, dat 'er niemand naar gevraagd heeft, dat foortgelijke dingen bij hen niet gezocht worden, en zij die dus niet gebruiken kunnen (Bijl. VIII. Bl. 57. XIII. Bl. 95. VI. Bl. 43.) Deze kunstgreep heeft men reeds in de jaaren 1787 en 1788 opgemerkt, toen de Oorfpronglijke fchriften der Uluminaten, het Koningl. Pruisfisch Religions-Edict, en de Duitfche Unie te voorfchijn kwamen (Bijl. VIII. Bl. 57O Thans weet men ook, van waar dezelve den oorfprong genomen heeft, te weten, van deze zelfde Unie, en van de Uluminaten , welke achter dezelve fchuilden. Waist dezen hadden, van eerden af, Ca es  3* BYLAGEN. Gouden tijden, reeds met magt, aanrukken, men zag ze aan het menschdom alle zijne rechten wederbrengen, en aan alle menschlijke ellende, waarover, tot hier toe, met het grootde onrecht, gemord was, volkomen een einde maken. -— ,, Zoo verbazende oogmerken wilde men door even zoo bewonderenswaardige middelen uitvoeren. Niet recht toe recht aan, door luid geraas en getier, zoo als onze onwijsgeerige Hervormers gedaan hadden , waardoor dechts haat en vervolging, en onrust, en bloedige oorlogen, verwekt waren; maar alleen door verlichting, tot welker algemeene verbreiding de algemeene Duitfche Bibliotheek de gronddag zou worden. „ Men moet den Heer Nicolai recht laten wedervaaren; het ontwerp was eenen Lainoz waardig. Een algemeen Journaal uit alle Wetenfchappen, waartoe de bede verdanden en bekwame mannen werden uitgezocht, waarin alle Hoogduitfche en in Hoogduitsch vertaalde fchriften aangewezen en beoordeeld werden, was het uitgclezende middel van eene fnelle en algemeene uitbreieling. Voeg daarbij de uitgebreide Correspondentie van den Heer Nicolai, zijne groote ervarenis in, en naauwe verbinding met den geheelen Duitfchen Boekhandel; de verëeniging met andere kleiner Boekrichters, die zich, gedeeltlijk, over de eere van zoo reusachtigen broeder verheugden, deels voor zijne roede vreesden. Over-  B Y L A G E N. 37 „ Overweegt de voorbereidende werkzaamheden der Engelfche en Franfche voorvechters van het Ongeloof. Niet genoeg, dat hunne fchriften ook in onze taal werden overgezet; de voornaamften van de laatden vereerden ons met hunne perfoonlijke tegenwoordigheid, en werden Herauten eener wijsheid, die waarlijk niet van boven kwam. En als gij dan nog de gundige omdandigheden, welke de gedeldheid van tijd, plaats, en de invloed van groote voorbeelden enz. overvloedig aanboden, daarbij rekent; zal het u ligt vallen te begrijpen, hoe in -zoo korten tijd een groot deel Proteftanten , van zijn Chridendom beroofd is , zonder het zelve bijna ontwaar te worden." Het derde duk verfcheen in het jaar 1788. Wanneer de Oorfpronglijke fchriften der Illumitiaten benevens derzelver vervolg, reeds uitgekomen waren. Thans zag men de verbroedering (Bl. 191.) tegen denChriftelijkenGodsdienst, duidlijker in. De Heer de Mare es delt het geheele Syftema van deze nadeelige orde uit de gemelde fchriften voor, Bladz. 138 197. en merkt aan, dat, zedert de Heer Nicolai toegetreden was, de alg. D. Bibliotheek fteeds verder ging, en nu ook jegens de Katholijken, van wier verlichting men tot hier toe veel lodijks gezegd hadt, geheel van taal veranderde; als het welk, van het jaar 1782 af, aaamerklijk werdt, nadat de Heer Nicolai op zijne Reize in het jaar 1781 tot de orde toegetreden was, hetwelk de C 3 Heer  BYLAGEN. Heer Weishaupt den zijnen reeds den 15 Januarij 1782 bekend gemaakt hadt. Bl. 185. Te gelijker tijd ontftondt nog het getier van heimlijke katholijken en Jefuiten onder de Proteftanten, en van het gevaar, hetwelk de Proteftanten van de Katholijken te fchroomen hadden, Bladz. 195. Tegen Jefuiten en Rozenkruifers te fchrijven, was ook het hoofd-oogmerk van het Berleiner Monatfhrift, dat, met het begin van het jaar 1-83 te voorfchijn kwam, Bl. 186. welke dingen niet door een bloot toeval op één tijdftip ontdaan zijn, maar haaren-oorfprong in het bevel van den Generaal der Uluminaten hadden, die, uit zijne kamer , de wereld begon te regeeren, Bl. 187. „ Vergelijk nu de fchriften van den Heer Nicolai in zijne Bibliotheek, in zijne Reisbefchrijving, in zijne opdeden tegen Garve, Lavater, en Seiler, met de Oorfpronglijke fchriften van de Orde der Uluminaten! in welk licht zal u nu alles voorkomen? Gij zult daalde proeven der eigene, der heerlijke Zedeleer vinden, welke het geheele menschdom van zijnen val verlosten zal. Gij zult vinden, hoe men aan eene tegen Godlijke en menschlijke wetten gedoten yer-bindenis met een geheim genootfchap alle overwegingen en alle pligten heeft opgeofferd; gij zult vinden, hoe men Protedantfche Vorften bij hunne onderdanen , Proteftantfche Leeraars bij hunne Vorften en gemeenten in verdenking heeft zoeken te brengen; de eere, den goeden nm* deo welvaart van pheel onfchuWige genoot'  BYLAGEN. 39 nootfchappen en Familien te wagen; en de Godsdienden, die in Duitschland volgens Rijks-grondwetten thans fteeds nader en nader bij den anderen kwamen, tegen elkander in het harnas te ■jaagen, en bij dot allen te vernietigen, Bl. 188. . Reeds hadden verfcheiden kleine Journalen en geleerde Nieuwspapieren de alg. D. Bibliotheek -nagebabbeld. Maar thans verfcheen 'er een grooter, geheel in den fmaak, en naar het plan van deze Bibliotheek , de Jcnaifche algemeine Litteratur-ztitung. Zeker fchrijver heeft dezelve, niet ten onrecht, het Nichtjen van de alg. D. Bibliotheek genoemd. Dienvolgens zou de Obedeutjche of Saltburgifche alg. Litleratur-zeituv.g, welke op de eerstgemelde gevolgd is, de Kamenier dezer heerschzuchtige Dame wezen, Want, alhoewel dezelve, van eerden af, eene eigene huishouding op zichzelven feneen te willen aanleggen, vondt zij zich echter na eenige maanden , overgehaald, om in dienst dezer Dame te treden, welke buiten haar nog eene menigte van geringer Dienstmaagden tot haar bevel heeft. Vcrfchijnt 'er nu hier of daar een Werkjen van iemand, die met deze lollijke broederfchap in verband ftaat, dan wordt, hoe ellenelig het ook moge zijn, een vreugde- en zegegejuich, en daar tegen een ijslijk gemeenfchappelijk gehuil aangeheven, wanneer iemand zich verdout , om de hooge V/aarde der nieuwe verlichting in twijfel te trekken, ofwel te bedrijden, en dus in beide gevallen, het Publick misleid en bedrogen. C 4 Dat  4«> BYLAGEN, Dat dc Jenaïfche alg. Lelt. Zeitung in de Voetftappen der meergemelde Bibliotheek getreden is, heeft de Heer Sup. de Marees doen opmerken , en bewezen in een klein Werkjen: Een paar •noorden, aan het Jrkumenisch Boekgericht te Jena toegewijd. 8. Des/au 1789 bij Heijbruch. Eerst hadt hij, (Bl. 9.) eene goede hoop van dezelve , nadien een Recenfent No. 43 van het jaar 1786 verzekerd hadt, dat htm arbeiders aan dit werk, het Chriftendom oneindig dierbaar, en dat hij, die het verknoeide, even zeer een vijand van hunne rust was, als hij die het'befpotte. Maar, zijne goede hoop wierdt ( Bl. n) dra verijdeld , nadien dit werk zoo openlijk en zoo partijdig op de zijde van het Illuminatismus overging, welks oogmerk was: het Chriftendom in naam te behouden, maar de Rede in deszelfs plaats te ftellen; nadien het tegen het Koningl. Pruisfifeh Religions-Ediét te veld trok; nadien zoo veele Theologifche Recenfien op de maat van de alg. D. Bibliotheek werden ingericht. Men geeft 'er (Bl. 15) de gefchiedenis van Jesus voor een bloot inkleedzel uit; men geeft voor, dat Chriftus eenen zuiveren Godsdienst der Rede geleerd heeft, (Bl. 33.) Men beweert de eeuwig* beid der wereld, (Bl. 41.9 roemt de armhartige fragmenten over de verlichting, (Bl. 58 enz.) bij gelegenheid wordt (Bl. 43.) aangehaald, dat in de alg. D. Bibliotheek ook de op/landing der doodtn geloochend wordt. Thans  BYLAGEN. 4i Thans doet de Bibliotheek alleen dit niet,, maar ook andere Theologanten doen het, deels openlijk, deels nemen zij dien draai, dat 'er aan de* gefchiedenis van J e s u s, en bijzonder aan zijne Opdanding niet gelegen is, en dat het Chriftendom, tegen de uitdruklijke uitfpraken van Paulus 1 Kor. xv: 17-19. Rom. x: 9 enz. zonder deze gefchiedcais beftaan kan. Men zie onder meer anderen het volgende Werk: Dr. en Conf. R. D öderlein m Jena, die intusfehen overleden is, Dr. en Prof. Eckerman in KM, en Dr. en Generaal Sup. Löffler in Gotha, Bedenkingen over eenige onderwerpen van den Godsdienst, met betrekking tot het Godsdienjlig Proces van den Prek•WSchulz te Gielsdorf. 8. Görlitz 1794 bij Hernsdorf en Anton. Een fraai ftuk van de voornaamfte Lutherfche Godgeleerden in de landen van drie Heeren l Inmiddels is het gezag van deze Journalen en bijzonder van de Jenaïfchen Litteratur-zeituug bij de Boekverkopers reeds zoo groot, dat zij, uk vrees voor dezelven, niets meer drukken willen, wat aan dezelve zou kunnen mishagen! waar door dan ook die weinige fchriften, welke de van hun aangeprezen Verlichting tegenwerken, niet eens meer in druk en in het publiek kunnen gebracht worden. De Heer Sup. de Marees verhaalt hier omtrent het volgende, in zijne nieuwe Brieven ttt verdediging van het geloof der Eudngelifche Chri/lenen. 8. Tweede Stuk. Desfaa 1794. bij Ht,v. C 5 BkUCH.  4a BYLAGEN. BRUCii. (Het eerfte ftuk is van 1791. Leipzlg, bij SOMMER.) „ Deze Brieven zijn (Bl. 156.) op koften van eenen Christlijken Staatsperfoon gedrukt. Want, niettegcnttaande, na de uitgave van het eerfte deel der Godsverdediging, zich Drukkers van zelve aan mij aangeboden hadden, echter wilde men mij thans de voorwaarde voorfchrijven, dat 'er niets invloeijcn moest, tegen de algemeene Litteratur-zeitung. Zoo fchielijk is de Republiek der Geleerden in eene Ariftocratie veranderd, daar men echter in het Burgerlijke zoo fterk tegen fchreeuwt. Maar zoo diep is tevens het Chriflendom in de . Eudngelifche landen gezonken, dat alle fchriften, in welken Christus, de Bijbel, de heilige menfchen Gods, de wereldlijke Overheden, en Predikanten, aangetast, bedreden, gehoond, en gelafterd worden ; dat zelfs de armhartigfte fchriften , die -. niets dan duizend maal opgewarmde Sofifterijen en Declamatiën behelzen , Drukkers genoeg vinden, en dikwijls .zelfs herdrukt worden; terwijl, integendeel, de verdediging van alles, wat, tot hier toe, voor den Chriften heilig en verëerenswaardig was, voornaamlijk die , met wier gronden men niet zoo gemaklijk klaar kan komen, of door Recenfiën vol bloempjens in kwaadeu naam gebracht, of derzelver uitbreiding op alle mogelijke wijze verhinderd, en dus veele kindermoorden in het rijk der waarheid gepleegd worden." Het  BYLAGEN. A3 Het eerfte deel van liet hier voorgemelde Boek: Gods'Verdediging over de toelating van. het kwaad, op onze aarde, volgens de Heilige Schrift. Met eene Voorrede over de verwisfeling van het Chriftendom met de Filofofie, (waar in de Heer Dr. Marees onder meer anderen ook dc eerfte ondernemers van deze verwisfeling opgeeft, welke de Franfchen waran, die dé overleden Koning van Pruisfen Fr e der ik II. aan zijn Hof geroepen hadt,J door S. L. E. de Makers Vorft. Anhaltfche Confiftorial-Raad, Superintendent, en Hofprediker 8. Desfau 1784 bij Heijbrücii en Sommer, 1790. 488 Bladz. V I. Uittrekzels uit de Schriften van Dr. Stark 1787. 1788. In het eerst fcheen het den Heer Opperhofprediker Dr. Stark ongelooflijk, dat de Uluminaten het oogmerk konden hebben, om het Chriftendom te ondermijnen, zoo als in de nieuwfle Godsdicnstgebeurenisfen, uit de bekend geworden berichten van hun, zelfs reeds voor de oorfpronglijke fchriften, was aangemerkt, (zie het jaar 1786. 10 St. Bl. 765 enz. als ook 1 Bijvoegzel, Bl. 135.) en welke de Heer Dr. Stark ook in zijn Boek over het Krynto-Katholicismus , Profelytenmakerij, Jefuitcndoni, en geheime Genootfchappen enz. twee deelen gr. 8. Frankfort en Lcipzig, bij Joijan Geo: bezoigt tevens even daar door eene algemeene D 3 on-  54 BYLAGEN. onderlinge veiligheid; en algemeene verlichting en veiligheid maakt, dat men Vorllen en Staaten jnisfen kan. Of, waartoe heeft men ze dan nodig ? indien de verlichting een werk der Zedekunde is, dan neemt ook verlichting en veiligheid toe, naarmate de Zedekunde toeneemt. De Zedekunde is, derhalven, de kunst, welke de menfchen leert, meerderjaarig te worden, zich van voogdijfchap te ontdaan, in den manlijken leeftijd overtegaan, en de Vorden te misfen. Bl. 49, Dewijl het niet onmogelijk is, de Zedekunde algemeen te maken, zoo is het ook niet onmogelijk, eene algemeene vrijheid in de wereld in te voeren. BJ. 114- Men behoort, zoo veel doenlijk is, vrije, van de Vorjkn onafhanglijke lieden tot den Regenten - graad in de orde aan te nemen; voornaamlijk zulkcn, die dikwijls verklaard hebben, hoe kwalijk zij te vreden zijn met de gewoone merischlijke inrichtingen en hoe zeer zij paar eene betere Regeering der wereld verlangen. Bl. 115. Zou een genootfchap te verwerpen zjjn, hetwelk, tot dat eens de groots Revolutièn rijp zullen zijn, eene zoodanige gedeldheid uitgevonden hadt, waardoor de Vorden der wereld buiten ftaat gedeld zouden worden, om kwaad te doen, zelfs alfchoon zij ook wilden? Een genootfchap, hetwelk in dilte het misbruik yan de oppermagt verhindert? Zou hei niet mogelijk zijn, dat door dit genootfchap de Staaten zei ven een Stam in Bl% fi04 ' E fl IX. Dr  o-3 BYLAGEN. I X. Dr. Scmlcrs verlichtingen, van 1764 af. Het eigenlijk begin der gewaande zuivering van het Proteftantfche famenftel, en van de vervolgens daar op gevolgde Letterkundige wanorde valt omtrent het jaar T763 in, wanneer de algemeene Duitfche Bibliotheek uitkwam. Want, alhoewel veele enkele fchrijvers reeds te vooren, dan dit, dan een ander leerftuk, op hunne wijze, zochten te verbeteren: echter was dit voorbijgaand, en liep daarom zoo niet in het groot of geheele, als in deze Bibliotheek, waarin van eerften af, volgens de eigene bekentenis van den Uitgever , zeker plan tot een grond lag (Bijdr. V.) van het welk men echter in de eerfte Bladen flechts fomtijds iet liet doorfchijnen,. dewijl men Ht nog niet voor raadzaam hieldt, zoo ih ééns geheel voor den dag te komen, als hetwelk eerst van lieverlede gebeurde, toen men jneer voet gekregen hadt. Ongeveer om denzelfden tijd verfcheenen meer enkele proeven, daar zich de Bibliotheek op ftond van wist te bedienen, terwijl zij zoodanige aanprees, en de daar in geopenbaarde gevoelens en grondregels onder het Publiek bracht. Daartoe behoorden verfcheiden Werken van den vermaarden, thans overleden Dr. Semler in Balie. De-  BYLAGEN. 69 Deze begon, terftond na den dood van Baümgarten 1757, deels, in de nagelaten lesfen van dezen Godgeleerden , die hij van tijd tot tijd uitgaf, deels in bijzondere, meestal kleine Werkjens, allerleië nieuwe dingen te voorfchijn te brengen , waartoe hij, door zijne groote lectuur, ook in ftaat was. Hij zeide veel, dat waar en bruikbaar was; maar zijne groote neiging tot het Paradoxe, door welke hij geern twijfeling, zelfs. over de zekerfte dingen, verwekte, deedt hem veel in een verkeerd licht befchouwen. De overhaafting, met welke hij fchreef en liet drukken, liet hem niet toe naauwkeurig te toetzen ; hetgeen hem in gedachten kwam, ging terftond na dc pers, dikwijls nog eer, dan hij zich een planontworpen hadt; en daar door gebeurde het, dat hij in hét volgende blad van een Werk het voorgaande menigmaal regelrecht wederfprak; alhoewel hij dat, al ware het ook handtaftelfk, niet gemaklijk wilde erkennen. Zijne denkwijze was, over het geheel, verward, en niet zelden wederfprak hij reeds in het dot eener Periode, hetgeen hij in het begin derzelve gezegd hadt. Tevens • was zijn ftijl zeer duifter; daar hij, bij volgende ftrijdjgheden, daar toe gebruik van wist te maken, dat hij voorgaf, zoo als dan ook menigvverf het geval was, dat men hem niet recht verdaan hadt. Zulk een man zou weinig nadeel gedaan hebben, indien niet de alg. D Bibliotheek, hetgeen in haar Plan voegde, meermaalen verder ontwikE 3 ' keld,  7° BYLAGEN, kek', in eene eluidlijker en behaaglijker fpraak voorgedragen , en aangeprezen hadt; hetwelk, vervolgens, meer andere Journalen, ook enkele fchrijvers nabootften, die zich op dezen Patriarch der verlichting, zoo als men hem hier en ginds noemde, voornaamlijk dan, wanneer zij in ver, legenheid geraakten , plagten te beroepen. De Bibliotheek vergoodde hem bijkans, en 'er ontbrak niets meer, dan dat men overluid zeide , dat zijne uitfpraken onfeilbaar waren, want dit gaf men dikwijls genoeg te verdaan. Oordeelkunde en Gefchiedenis waren de beide hoofdtakken, waarin Semler uitgebreide kundigheden had:. In de Oordeelkunde bracht hij veel voor den dag, dat waar en gewigtig was; maar hij legde ook reeds 1764. toen hij zijne hijlorifciie cu crüifchc verzamelingen over de zoogenoemde bcwijsplaatzen in de Dogmatiek uitgaf, veele Critifche regelen ten grond, waar door bijna alles twijfelachtig kon gemaakt worden; hetwelk hij, vervolgens, in meer andere Werken; in de- lioogduitfche en Latijnfche taal geff..reven, heeft voortgezet. In de Gefchiedenis maakte hij het niet beter. Hij ging ten laatden zoo- ver, dat hij den bekenden Brief van 1'liniüs over de Chridenen twijfelachtig wdde maken, In Baumgartens onderzoekingen van Thcolq* gifciie Rechten die hij 176a- 1764 uitgaf, en in eenig." Latijnfche fchriften, die tot de Kerkge* fehjedenis, hetiekking hadden , en kort daarop VOigÉMjj braght hij veele zeldzatn.e dingen te , Y"üf*  BYLAGEN. 71 voorfchijn, die hij naderhand in ontallijke fchriften, zoo vermenigvuldigde, dat zelfs zijne grootfte verëerers zich niet meer verdomeden, om alles voor waar te houden; alhoewel zij niet in gebreke bleven, om van het overige, dat bijna even zoo mm waar was, maar echter fchijnbaar kon gemaakt worden, verder gebruik te maken. In het jaar 1771 gaf hij vrijmoedige onderzoekingen over den Canon, in verfcheiden deelen, uit, en bediende zich daar in van zulke grondregels, waarmede men het gezag van alle Bijbelfchriften kon omdooten; van hetwelk verfcheiden fchrijvers vervolgens verder gebruik maakten. In 't jaar 1774 kwam zijne Latijnfche Dogmatiek, (In/til utio ad doclrinam Chriftianam liberaliter discendam) en 1777 eene foort van vertaling van dezelve uit, onder den Titel: Proeve van eene vrije Theologifche leerwijze, tot bevediging'en opheldering van zijn Latijnfche Werk. Hij wachtte zich in deze beide Hoofdboeken, gelijk in alle zijne overige fchriften, die hier niet alle kunnen en behoeven aangehaald te worden, om zijn eigen famendel klaar en duidlijk op te geven; of omdat hij zich altijd een uitvlucht open wilde houden, of omdat hij in de daad, geen zoodanig famendel in het hoofd hadt; want dikwijls neigt hij tot het Chriltelijk Indifferentisme, volgens hetwelk maar zeer weinig in den Chriftelijken Godsdienst gewigüg is, en dat ieder zelve behoort te bepaalen; maar even zoo dikwijls vervalt hij ook tut het Seepticismus, als of 'er niets E 4 zc.  72 BYLAGEN. zeker was te maken. Maar zoo veel was altijd duidlijk, dat, naar zijn gevoelen, het Proteftantfche Syftema zoo min, als eenig ander, algemeen waar, maar dat het veel meer voor groote verbeteringen vatbaar zij; waar aan, voornaamlijk, de Profesforen op de Univerfiteiten , die daar eene geheel bijzondere roeping toe hadden, de hand moeften daan. Maar, toen Dr. Bahrdt in't jaar 1779 te Halte kwam, en zich, bij zijne afwijkingen van het Luthersch leerftelzel, op Dr. Semler beriep, wilde deze zulks niet geftand doen. Hij trok wel niets in, van hetgeen hij voor heen beweerd hadt, maar zocht het, door eene onderfcheiding tusfchen openbaren en bijzonderen Godsdienst, een weinig te verzachten, tevens beweerende, dat hij nooit van de Symbolifche boeken was afgeweken, die hij echter zoo dikwijls in zijne Dogmatiek in bijna alle bijzondere artikelen beftreden hadt, en dat hij gevolglijk een echt Luthersch Leeraar, en een heel ander man was, dan Dr. Bahrdt. Het' welk zelfs zijne ijverigfte aanhangers niet recht begrijpen konden. De alg. D. Bibliotheek , die ondertusfehen meer veld gewonnen hadt, nam het hem nu zeer kwalijk, dat hij zich aan den groot den verlichter Bahrdt zoo onttrok, dat hij zelfs tegen hem fchreef, en viel hem daarom meermalen hard, en bijna zoo ruw aan, als Semler zelve veele andere eerlijke lieden, inzonderheid wijlen den vermaarden Wal'ch te Gat-  BYLAGEN. 73 Gottingen, bejegend hadt. Ondertusfchen voer eclnp de Bibliotheek voort, veelen van zijne Hellingen, zoo wel uit zijne voorgaande, als volgende fchriften, naar gewoonte, voor den dag te haaien, op te fmukken, en gevolglijk ten algemeen gebruik aan te prijzen. X. ' Syfletna van Teller en Damm. 1764 enz. Na Sicmler was de Heer Opper-ConfiftoriaalRaad en Proest Willem Abr. Teller te Berlijn de gewigtigfte man, wiens grondregels de alg. D. Bibliotheek op alle mogelijke wijze, bij alle gelegenheden, en ontallijke herhaalde'keeren zocht aan te prijzen. Reeds in 't jaar 1764, als hij nog Profesfor te Helmftad was, hadt hij een Leerboek van het Chridelijk geloof uitgegeven, dat volkomen Scciniiianscli was. Het maakte in 't eerst eenig opzicht , maar men was de voor dezen zoo gewoone twiften eenigermaten moede, en dus werdt het bijna vergeten.. Maar in 't jaar 1771 verfcheen zijn Wourdenhoek des N. Te/laments, waar op reeds het volgende jaar eene tweede, en daarna nog meer Uitgaven volgden. In het zelve was de Heer Teller ongelijk verder gegaan, dan in het Leerboek. Hij Helde zoodanige regelen van uitlegkunde en zulke verklaringen van de hoofdfom van het Chridendom en der voornaamde plaatzcn van de Hi Schrift E 5 op,  7+ BYLAGEN. op, dat, volgends dezelven, de Chriftelijke Godsdienst voor niets meer dan een Naturalismus, in zeker Joodsch kleed geftoken, kon en moest gehouden worden. Om denzelfden tijd, in 't jaar 1764 en 1765 kwam Damm, met eene nieuwe overzetting van het N. Teftament, te voorfchijn, waarin hij den Chridelijken Godsdienst jammerlijk verdraaide. Hij was Rector van het Keulfche Gymnafium te Berlijn, maar werdt om dezelve, echter met behoud van zijne bezolding, van zijn ambt ontzet; want toen hadt men in het Opper-Confidorie en het Geestlijk Departement zoo wijde grondregels nog niet aangenomen, als daarna. In Jt jaar 1772 fcheef Damm eene verhandeling over het hidorisch geloof, en 1773 bedenkingen over den Godsdienst, waarin hij zijn Sydema, dat hij in de gemelde overzetting, voornaamlijk in de aantekeningen, hadt voorgedragen, herhaalde, en meer in verband voordroeg. Hetzelve vondt in het eerst weinig toeloop, alzoo het al te zeer in 't oog liep. Zelfs de alg. D. Bibliotheek, die eerst in het opkiemen was > verdoutte zich niet, om het in haare befcherming te nemen. Het kwam, volgens haar Plan, te vroeg; de menfchen moeden eerst behoorlijk voorbereid worden, eer zij zoo derke fpijze konden verdragen; men wilde ze niet zoo van meet af affchrikken en gaande maken. Van tijd tot tijd heeft die Bibliotheek bijna alle de dellingen van hetzelve, en wel naar haare fluipende manier,  BYLAGEN. rs nier, eerst als twijfelachtig en Problematiek, vervolgens als waarfchijnlijk , en eindelijk als zoo uitgemaakt zeker voorgefteld, als of bij verftandige .lieden geen twijfel daar omtrent mogelijk was. Hier op hebben meer bijzondere fchrijvers hetzelfde gedaan, en, naar het voorbeeld der Bibliotheek, eerst die Hellingen voortgebracht, die het minst in het oog liepen, en aan welke nog eenige fchijn kon gegeven worden, als waren zij niet heel bijzonder van de gewone leerftukken der Proteftanten onderfcheiden, waarop 'zij naderhand allengs tot de overigen zijn voortgeftapt, zonder dat echter één eenige van hun den man noemde, met wiens kalf hij geploegd hadt; alhoewel ook veelen de bron misfehien zelve niet witten, nadien zij hun voorraadjen uit de Bibliotheek, den algemeenen en grooten Codex der verlichting, ontleend hadden. Het Syftema zelve beftaat in het volgende; „ De fchriften van Moses zijn niet van God ingegeven, zoo min als anderen in den Bijbel; doch, zo men al deze uitdrukking j gebruiken wil, zegt zij niets meer, dan dat zij plaatzen bevatten, die tot God op kunnen leiden, en in, zoo verre, even als al het overige goede in de wereld, van God afkomftig zijn. Moses kon den ouderdom der wereld zoo min weten als wij; de gefchiedenis van den Val is een verdichtzel, Veel is in zijne verhalen waar, maar de geheele inkleding van dezelve is verdichting. Even Zoo Haat het met het Boek van Jak Alle de om-  76 BYLAGEN. omftandigheden van het innemen van het land Kaman, in het boek van Josua aangehaald, zijn verdicht. Alle de overige Hidorifche Boeken des O. Testaments bevatten eene menigte onwaarheden. In dePfalmen vindt men voortredijke'bedenkingen, maar voldrekt geene voorzeggingen, dus ook in de Profeeten. Het waare en leerzame dezelven kunnen wij ondertusfehen nader hebben. Daniëlis vol van overdrevene en bijgelovige gefchiedenisfen. Alle de Boeken van het.O. Tedament zijn bloot menschlijke boeken. Het hidorifche derzei ven is dikwijls duider, en menigmaal onmogelijk om te ontvouwen. Men leest in derzelver plaats liever eenige andere pragmatifche gefchiedenis. Het geen 'er waar in is, is niet daarom waar, omdat zij het voortbrengen, maar, omdat het op zichzelven waar is. Men kan 'er zich, in fpijt van het gezond verdand , niet op beroepen: want dit blijft richter over hetgeen daarin waar, en in zoo verre Godhjk is. Met de fchriften van het Nieuwe Tedament is het even eens gelegen; zij zijn naar den aart der Joodfche wereld opgedeld. Waarheden en verdichtingen daan onder elkander. Dcszelfs fchrijvers hebben geene eigenlijke Godlijke ingeving gehad ; men vindt integendeel in hunne fchriften veele gebreken en onvolmaakheden. J k s u s was een Zoon van God, dat is, een recht Godlijk en goed mensch in zijnen levenswandel en in zijne leere. Deze laatde is niets anders dan de natuurlijke Godsdienst, die toen zeer  BYLAGEN. 77 zeer verdonkerd was. Maar zij is noch op wonderen, noch op voorzeggingen gebouwd, maar op haare innerlijke waarde, nadien .zij met het gezond verftand zoo overeenkomftig is. De wonderen, waar van gefproken wordt, gefchiedden door natuurlijke en uitwendige, maar niet aan allen bekende middelen. Dc overige verhalen, die men juist zoo niet verklaren kan, zijn allegoriën, of leenfpreuken, die niet letterlijk, maar in eenen geheimen zin verftaan moeten worden. Als men ze toen letterlijk verftondt, deedt zulks wel geen nadeel, maar was veel è'er dienftig; doch, in onze verlichte tijden kan men ze niet meer letterlijk verftaan. Jesus is in zoo verre buitengewoon ontvangen, als aan zijne ziel in moeders ligchaam ongemeen groote gaven zijn medegedeeld; anders is hij, naar den gewonen loop der natuur, geboren, een Zoon van Josef en Mariü. Zijn dood is volftrekt geen verzoenings dood. Ja, hij is niet ééns aan het kruis, daar hij flechts een korten tijd aan hing, geftorven. Hij was flechts in zwijm, en toen hij begraven werdt, kwam hij weder bij, werdt weder uit het graf genomen, en in ftilte weg gebracht. Hij begaf zich vervolgends uit het Joodfche land, dewijl zijn perfoon, tot voortzetting en uitbreiding zijner leere niet meer nodig, maar veel eer hinderlijk was, (nadat hij te voren, zoo als wijlen Bahrdt Jer bijvoegde, eene geheime Orde gefticht hadt,; hij is dus niet ten  78 B Y L A G E N. ten hemel gevaren ; ■ en de. gebeurenis op den Pinkderdag liep natuurlijk af, en is geen wonder. Daar is dienvolgens geen eigenlijk geopenbaarde Godsdienst; daar zijn geene verborgen* heden. De hoofdzaak in den Chrillelijken Godsdienst is de Zedekunde; en meer is dezelve niet. De leere van de Drieëenhcid is onwaar, en heeft veel nadeels veroorzaakt. Daar zijn geene Engelen, zij zijn of menfchen, of enkel beelden. Dus zijn 'er ook geene Duivels, de naam' betekent of booze menfchen, of zwaare krankheden. Het beeld van God bedaat in de Rede; dus hebben de menfchen dat beeld niet verloren. Erfzonde is niets anders, dan de mogelijkheid van zondigen, die bij elk fchepzel, als een eindig wezen, noodzaaklijk is. Men heeft geene verzoening nodig: God toornt niet; maar daar is bekeering en deugd nodig. De opdanding der dooden is niets, dan een beeld van het voortduurend leven der ziel na den dood. Het laatde oordeel volgt zoo niet, als de fchrift het voordek; dit zijn enkel beelden. De wereld vergaat niet, de aarde ook niet geheel. De draden der Godlozen na den dood zullen een einde nemen. De Doop is niet anders, dan een teken van aanneming in het genootfchap der genen , die de leere van Jesus belijden. Het Avondmaal is een gedachtenis teken, niet van den dood van Jesus, maar van de heilzaamheid van zijne leere, cn zijn hoofdgebod van de liefde jegens den naaden. Dit  BYLAGEN. 79 Dit is dan het Syftema, welk veelen, niet ten onrecht, het Chrijïelijk Deismus genoemd hebben, dewijl 'er Christus toch nog eene plaats in heeft, daar hij in het eigenlijk Deismus niet voorkomt. Doch hij is daar in niet meer, dan in alle andere Wijsgeerige feéte derzelver eerfte ftichter is, dien men wel nog eenigermate vereert, maar op wiens gezag men niets, maar alles op de door hem aangevoerde gronden aannemen moet, alhoewel Pijthagokas bij zijne aanhangers werklijk meer goldt, nadien zij zich, meermalen, voor alle anderen bewijzen, op zijn: Hij zelve heeft het gezegd! beriepen. Dit is juist het Syftema, hetwelk men hedendaags onder den naam van zuiver en oorfpronglijk Chriftendom in ontelbare gefchriften nog fteeds zoekt op te dringen; evenwel met dat onderfcheid, dat men zich over de gefchiedenisfen van Christus geheel niet verklaart, of, als men ze niet wel voorbij kan gaan, ze voor'min gewigtig uitgeeft, en wanneer men de wonderwerken niet vlot uit durft ontkennen, derzelver bewijzende kracht zoekt te verzwakken, zoodat zij nergens meer toe dienen. In eenige bijpunten verfchillen wel de Hervormers der nieuwfte tijden van elkander: maar, in de hoofdzaak, dat de Chridelijke Godsdienst niet anders is, dan het Naturalismus, ftemmen zij thans allen met elkander overeen, alhoewel zij niet willen erkennen, dat hun Syftema de Naturalismus is. In deze hoofdzaak komt het Syftema van Teller ook over-  8o B Y L A G EN. overeen met dat, hetwelk Damm heeft opgefteld; alleen dat Damm, met betrekking tot de gefchiedenis van Christus verder gegaan is. De alg. D. Bibliotheek kon dus beide, zonder zichzelve tegen te fpreken, aanprijzen, zoo als zij ook van tijd tot tijd deedt; doch, waarbij zij van den Heer Teller meermaalen, maar van Damm, die niet tot dat aanzien gekomen was, als de ander, geen gewag maakte- Dat, in de daad, het Syftema der Nieuwen hier in beftaat, kan men zeker zijn uit de beide volgende Werken: i) Gronden van gerustftelling nopens de nieuwe veranderingen van het leerftelzel der Proteftantfche Kerk. Bij gelegenheid eener Prijsvraag des geiiootfchaps der ondernemeren van de Jenafche algemeine Litlcratur-zeitung, met een voorbericht van derzelver Uitgeveren. 8. Berlin en Libau bij Lagarde en Frsderik. 1790. De Prijsvraag, wier bedoeling uit haar zelve ligt is af te nemen, luidde: „ Welke zijn de veranderingen, die inde tegenwoordige eeuw, voornaamlijk in derzelver tweede helft, in de geleerde voorftelling van het dogmatiek leerftelzel der Proteftanten in Duitschland gemaakt zijn V Hoe is hetzelve door nadere bepaling der leerftellingen, door ftrenger beöordeeling der bewijzen, door naauwkeuriger afmeting van het gewigt van bijzondere leerftukken verbeterd, en eindelijk door eene meer bepaalde onderfcheiding tusfchen Theologie en Godsdienst bruikbarer gemaakt? En wat hebben FiUbüe, taal» en gefchiedkunde, elke \  BYLAGEN. 8r elke voor haar deel, tot deze verbetering toegebracht? Verhaal-en beöordeeling der gewigtig/le Vèrarkfcringeh, die, voornaamlijk, in de tweede helft der tegenwoordige eeuw in de Geleerde voortelling van het Dogmatiek leerftelzel der Proteftanten in Duitschland gemaakt zijn, benevens een aanhangzel over het récht van vrije Godsdienst-onderzoeking. 8. Halle bij Gebaüer 1790. Hier mede kan men de boven (Bijlage V.} reeds aangehaalde drie, gedachten van Döderle'in, Eckeuman , en LöFFLiiR. 8. Görlitz bij Herinsdorf en Anton vereenigen, als waarin men alle die heerlijke ftukjens der Nieuwen, als in een kern, bij een kan vinden. Het is waar, men onderwondt zich niet, om het geheele Syftema van Damm te beweeren, en de gefchiedenisfen van Jesus regelrecht te loochenen. Maar men ftelde ze voor als van weinig aanbelang met betrekking tot den Godsdienst zeiven , waarin de Heer Generaal Superintendent LöefLer in Go> tha dc beide anderen ver overtrof, nadien hij buitendien ook de wonderbare ontvangehis van Christus en zijne Hemelvaart zoekt twijfelachtig te maken; want dezelve geheel te loochenen, was vour eenen Chriftelijken Generaal Superintendent niet wel raadzaam. In de Voorreden van zijne vertaalde Proeve over het Platonismus der Kerkvaderen. 8. Zullichau 1793 kon hij den wensch doen, „ dat de ftichter van den weldaadigvn Godsdienst, welke naar hem den naam draugt, aan de Chriftclijke wereld altijd onb* * kwij  82 BYLAGEN. kend mogt gebleven zijn, opdat zij alleen de weldaad zijner waarheid genoten, en niet het misbruik van zijn perfoon ondervonden hadt." Dit heet, met anderewoorden, niets anders, dan: In den Chriftelijken Godsdienst komt het geheel niet aan op het gezag van Christus: zijne leeringen zijn niet daarom waar,-omdat hij ze voorgedragen heeft, maar alleen die genen zijn waar, die met inwendige gronden, met bewijzen uit de Rede onderfteund en betoogd kunnen worden. Dus hebben wij nu eenen Chriftelijken Godsdienst, zonder Christus ! Zou men niet hier juist hetzelfde kunnen zeggen, hetgeen Titus aan de Joodfchc Priefters, die hem na het verbranden des 'Tempels te Jerufalem, om hun leven baden, antwoordde: Waar heeft men Priefters, toe van doen, als men geenen Tempel meer heeft? X li Beloop van de algemeene Duitfche Bibliotheek yan 1765 af. De algemeene Duitfche Bibliotheek ging in 't eerst, vrij zoetjens voort, alhoewel zij haar oogmerk reeds in het ifte Deel, bij de Recenfie van Tellers Leerboek te verftaan gegeven hadt. Waarfchijnlijk was men, alhoewel het hoofdplan reeds ontworpen was, nog niet bekend genoeg met alle bijzondere middelen, die men tot  BYLAGEN. $3 tot uitvoering van hetzelve wilde inflaan. Ook zal men de mede-arbeiders niet teritond op dien toon hebben kunnen ftemmen, zoo als men verlangde. Want, hier toe werdt tijd verëischt; vooral dewijl zich zekerlijk menfchen onder hen bevonden, die, met alle begeerte, om te hervormen, toch niet wel lust hadden, zoo ver te gaan, als men van den kant des Uitgevers en zijner naade vertrouwelingen wenfchen mogt. Deze lieden moest men fpaaren, indien men niet wilde, dat zij fchielijk weder afltappen, ofwel alarm daan zouden. Daarom liet men het doorgaan, dat 'er dan Arminiaanfche, dan, Sociniaanfche wijzen van voordellen , 'er mede onder hepen, alhoewel die eigenlijk niet waren, hetgeen men bedoelde: want, zij konden ten minden, eens vooral daar toe dienen, om het echt Proteftantsch Syftema te verdringen. Men liet zelfs fomtijds nog Orohodoxe Recenfiën toe, dewijl deze dienftig konden rijn, om het Publiek, met een aangenomen fchijn van onpartijdigheid, te misleiden, de Orthodoxen niet regelrecht en voor den tijd in het harnas te jagen, het gantfche plan een tijd lang kundig te verbergen, en dus het behoorlijk veld te winnen. Van tijd tot tijd gingen de mede arbeiders, die niet recht in het Pian paften, of men niet kon hoopen overtchaalen, of van zei ven af, of men ontdeedt zich van hun ,,p eene gefchikte wijze, en ftelde anderen in hunne plaats. F a Ook  84 BYLAGEN. Ook werden de Lezers allengs gewend, om fteeds meer te verlangen. Waarom men vervolgends zelfs uit openbaar-vijandige fchriften, alhoewel men zich juist niet verftoutte, ze over het geheel aanteprijzen, Hellingen uitkipte, die men dan ontfchuldigdc, dan als waar zocht te verdedigen; tot men eindelijk verder met zijne taal te' voorfchijn kwam. Doch, tevens nam men zich in acht, dat men geen geheel Syftema'opHclde; als hetgeen zekerlijk de meefte Lezers tegen de borst zou geltoten hebben. Men ging kunftiger te werk, en greep in 't eerfte, dan deze dan gene min gewigtige leerftukken aan, en ging dus voetjen voor voetjen voort. Eerst nam men flechts eenige fparren en balken, die men des noods misfen kon, uit het oude gebouw weg: ook zette men 'er fomtijds wel eenige anderen in. Vervolgends handelde men met de hoekpoften en gebinten even eens; en na verloop van eenige jaaren ftondt 'er een nieuw gebouw, dat men nog geftadig voor het oude uitgaf, en dat men ten dien einde ook hier en ginds eenigen fchijn van het oude gegeven hadt. Veelen merkten wel, dat men enkele leerftukken aantaftede en zocht uit den weg te ruimen: ook verzetteden zij zich wel in enkele kleine gefchriften. Maar, het geheele Plan, en dat alles, wat Chriftendom en Openbaring was, geheel weggeruimd moest worden, ontdekte men eerst na verloop van een aanmerklijk aantal van jaaren en  BYLAGEN. 85 en deelen. Want eerst in het 70 jaar van deze eeuw, en voornaamlijk tegen het einde van hetzelve, begon men in te zien, dat 'er door de Bibliotheek een geheel nieuwe Godsdienst over het geheel moest ingevoerd worden. 'CRelig-. Bégéb. 1779- 1 St. Bl. 38 enz. 3 St. Bl. 173 -jo3.) Met het jaar 1783 gebeurde 'er eene verandering met de Bibliotheek; wel niet in het Dan, als hetwelk behouden en (leeds verder achtervolgd' werdt, maar in de taal, welke nu fteeds ftouter, iTerker, en rauwer werdt, inzonderheid tegen de Katholijken, die men tot hier toe met eenige verfchoning behandeld, en als 'er iet van verlichting bij hun befpeurd werdt, geprezen en tot voortzetting opgewekt hadt. Men wist hier van ten eerften de reden niet, maar verftondt ze, toen men nadere Berichten van de Uluminaten en' hunne oogmerken, voornaamlijk, door de zoogenoemde Oorfpronglijke fchriften, bekomen hadt. Zij beftonden kortlijk hier in: de Heer Nicolai was, op zijne in 't jaar 1781 ondernomen reize, in deze Orde getreden, hetgeen derzelver Generaal reeds in het begin van het jaar 178a aan de Areöpagiten , zijne naafte medehelpers, bekend maakte. De oogmerken dezer Orde Itemmen ten deele met de zijne overeen, en alhoewel hij de plegtig uitgewerkte graad eerst in 't jaar 1784 onder het oog wil gekregen hebben; evenwel is het niet gelóbflijk, dat men zulken man de eigenlijke en gewigtige oogmerken zoo lang zou ontluuden hebben. Zelfs getuigt zijne F 3 Bi-  86 BYLAGEN. Bibliotheek, dat hij 7e kende: want, terftond met het jaar 1-82 begon men daarin, op de Katholijken los te gaan, en van de gevaaren te fpreken, welke den Proteftanten van derzelver heimlijke Machinatiè'n, en het Jefuitendom, dreigden, waarvan in de voorgaande Deelen niets voorgekomen was. Dan dit was bij dot van de llluminaten afkomftig. Want, het voorwendzel van een heimlijk Catholicismus en Jefuitendom onder de Proteftanten was, zo niet geheel oorfpronglijk eene uitvinding der Orde , evenwel een hoofd - hefboom in het Kunstwerktuig, om Vrijmetzelaars tegen hun eigen genootfchap wantrouwend te maken, en hen aan zich te trekken , de oplettendheid van het Publiek elders heen te wenden, Katholijken en Proteftanten tegen elkander op te hitzen, en ondertusfchen in ftilte des te onverhinderder voort te werken. Bode hadt deze gril reeds in het hoofd, voor dat hij nog met de Uluminaten bekend werdt, welk in het jaar 178a gebeurde. (,Zie Fragmenten tot de levensbefchrip'ing van Bode. 8. Rome 1795. BL 69.) Maar de Heer WeishauPT hadt ook reeds dezelfde gedachten, eer Bode nog tot de llluminaten was overgegaan. Want, de Vrijheer van Knigge fchreef reeds 1781, onder den naam van A^ois Maij-.r een Werkjen over Jefuiten, Vrijmetzelaars en Duitfche Pvoozenkruis/ers, volgens zijn eigen zeggen , qp last van den Heer Ws shauct CBijdr, tot ch Q«$f5 filmfan Bl, u%,) Daar in meldoe hij r-cds,  BYLAGEN. 87 reeds, dat de Jefuiten zicfr onder de Vrijmetzelarij en de Proteftanten verfcholen hadden; doch tevens drukte hij zich nog met veele behoedzaamheid uit. Het Zij nu, dat reeds meer Vrijmetzelaars, behalven Bode, het denkbeeld van het verfchuilen der Jefuiten onder de Vrijmetzelarij, en derzelver bedoelingen op de Proteftanten, hetwelk men 'er als een gevolg uit afleidde, gekoefterd hebben, van welken de Heer Wëishaupt het middelijker wijze hadt kunnen vernemen, of dat deze beide groote verftanden van zeiven op dezelfde gedachten geraakt zijn; zoo is het duidelijk, dat dit denkbeeld dra na het overgaan van den Heer Nicolai meer onder de menfchen gebracht werdt. Dit gebeurde deels door zijne Reisbefchrijving, deels en voornaamlijk door het Berlijnfche Monatfchrift , dat in het jaar 1783, een aanvang nam, welk in het duk van Februarij 1784 een eerfte begin maakte, en 'er eenige jaaren mede voortging, waar over vervolgends gewigtige twiften ontdaan zijn. Van dit tijdpunt af, dat de Heer Nicolai een Illuminaat geworden was , begon de alg. D. Bibliotheek, de Katholijken op het hardfte ruwfte, en bitterfte te bejegenen. Want dit eischten de oogmerken van de Orde, door welke de Heer Nicolai met zijne medemakkers, die nu allengs grootendeels met de Orde famcnvloeiden, ook raagtig genoeg ge .vorden was, om alle andersgészinderi te grond te helpen. F 4 Reeds  88 BYLAGEN, Reeds te vooren hadt de Heer N cqlai eenlgen invloed gehad op kleiner Journaalen, en geleerd.". Nieuwspapieren -'Bijl. V.) Maar, thans werdt het dceds zichtbarer, dat de Schrijvers en verzamelaars derzei ven ook naar het plan handelden,ciat in zijne Bibliotheek gevolgd werdt, Zij gingen in prijzen en laaken der van hun aangekondigde werken volgends dezelfde grondregels te werk ; hetgeen één Recenfent laakte, laakten bijna alle de overigen ook, dikwijls op dezelfde wijze, fomtijds zelfs met dezelfde toeren , bloempjens , fpottende, fpitze, of ruwe uitdrukkingen. Men zag dit; maar men wist de redenen niet eer, voor dat men het verbond en het beloop van de llluminaten naauwkeuriger hadt leeren kennen. Onder meer anderen hadden voornaamlijk de fchriften, welke de zoo hevig aangevallen Dr, Stark tot ziine eigene verdediging tegen het hem aangewreven Krypto - Katholicismus hadt uitgegeven, het lot, dat zij van de Recenfenten of geheel met ftil/wijgen voorhijgegaan, of fchuins voorgedeld , en dan op het laagst vernederd Werden; waartegen de fchriften van zijne partijén terftond uitgebazuind en opgeheven werden, CBijl. vin.) Even dus gingen deze Heeren te Werk met alle fchriften, die tegen de llluminaten uitgekomen waren, zo zij 'er nog al van gewaagde"). Zelfs gingen de meeften de Oorfpronglijke fcurifien geheel, voorbij , om ze in vergetelheid te brejigen. \ e.8 als zij 'er niet voorbij konden, om 25  BYLAGEN. s9 ze aan te halen, dan verhutzelden en verfraaiden zij alles, of ontfchuldigden het ten minden met gewaande goede oogmerken, waar bij zij het dan niet lieten ontbreken aan fchimp jegens die genen, welke de llluminaten, en derzelver, en voornaamlijk des Heeren Weishaupts verdedigingen niet voor onfchuldig en gegrond wilden erkennen. Zedert is het zoo voortgegaan, en, nadat het Koningl. Pruisfifch Religions-Edicl 1788. verfchenen was, is het fteeds erger geworden. Schrijvers en Recenfenten werden nu nog ongebondener; elke knaap, die de pen kon voeren, of in eene Recenfie-Fabriek handlanger was, greep elke gelegenheid bij de haairen, om waardige , en aanzienlijke mannen uit den hoek met flijk te werpen. Allen , die zich tegen de verlichting op eenigerlei wijze aankanteden, werden gefcholdcn en gelafterd, en alzoo dit bijkans van alle oorden gefchiedde, zoo werden de achtbaarfte mannen bij het groot Publiek, dat den Recenfent maar al te veel toebetrouwt, zwart en gehaat gemaakt Wanneer dan zulke mannen weder iet fehreven beriep zich de geheele zwerm terftond daarop', dat zij fiechte en verachtlijke menfchen waren waartoe zij hen zeker hadden zoeken te maker' als of dit reeds duidlijk en geheel geen twijfel meer onderworpen was; zoo als nog onlangs in het Uittrekzel van eenen Brief, de Uluminaten betreffende, 8 Lcipzig, jn den Winkel van Sciiafbr 1794 gefchied is, (Bl. 4. in de aa itekening.j F 5 ó,n  9o BYLAGEN. Om dezen zelfden tijd merkte men ook van veele Boekverkopers flappen op, die met de belangen van den handel niet overeenkomen, maar die, op hooger aanleiding der achter hun fchuilende verbondenen ondernomen werden, waarvan reeds (Bijl. vin") eenige voorbeelden zijn aangehaald, terwijl 'er nog meer zullen bijgebracht worden. (Bijl. xm.) X I L Over het gevaar der Staaten en van den Godsdienst, een Werk van 1791. In het jaar 1791 verfcheen een klein Werkjen, onder den volgenden Titel: Over het gevaar, hetwelk aan de Troonen, de Staaten, en het Christendom den geheelen val dreigt, door het valfche Syftema der hedendaagfche verlichting, en ftoute aanmatigingen van zoogenoemde Wijsgeeren, geheime genootfehappen, en fecten. Aan de Grooten der wereld, van een vriend der Vorften en der waare verlichting; met Data en Oirkonden verzeld uit de Archiven van onze eeuw, 8. 1791. 106 Bladzijden. Dit Werkjen fchijnt niet tot de Grooten gekomen te zijn, of men heeft hun fchielijk weder uit het hoofd weten te praten, dat 'er eenig gevaar was, zoo als ook de fchrijver, wiens naam no" niet met zekerheid bekend is, zelve vreesde. Hij begint met het jaar 1770, beroept zich op  BYLAGEN. 9i op verfcheiden gefchriften, die toen reeds in Frankrijk verfcheenen waren, hij noemt meer Hoogduitfche Werken, waarin even zoo gevaarlijke grondregels worden voorgedragen , beroept zich op het Illuminalismus, de Duitfche Unie, en de Franfche Propaganda in Duitschland, en ftelt het gantfche Syderaa in verband voor, hetwelk dan het llluminatismus is, zoo als men gemaklijk zien kan, wanneer men het met de Op 1 fpronglijke fchriften, en nu ook met dat in de genoemde jongde verrichtingen van Spart c< en F11.0 wil vergelijken, en dat even daarom thans zoo bekend is, dat het hier niet behoeft herhaald te worden. Daartegen wil ik eene plaats uit zijne aanfpraak aan de Vorden Bl. 34 enz. mededeelen. Misfchien verwekt zij nog eenige aandoening. „ Ja! zoo is het, gij magtigen der aarde. Daar bedaat waarlijk een zwerm van vijanden deiOpenbaring, die voor ulieden gevaarlijker is, dan alle buitenlandfche vijanden zijn. Hunne gevechten zijn vreeslijker, hunne dagen zekerer, hunr.e veroveringen gewisfer. Hun plan is niet gemaakt, om een plek groncls aan uwe magt te onttrekken; het is ontworpen, om u met den tijd uwe troonen te ontrooven; gij zult niet in de ijzeren boejen van overvvinnelingen verfinachten maar men zal u met Zedelijke boejen binden, die u ellendiger dan Krijgsgevangenen zullen maken. Misfchicn zult gij nog een poos den kaaien naam van Vorden kunnen dragen; maar mis-  92 BYLAGEN. fchien zullen uwe vijanden uwe gedachtenis geheel uitblusfchen, als of 'er nooit een troon beftaan hadt. Wacht dit oogenblik niet af, en komt de mijn voor, die men graaft; als de vlam uitberst, is het te laat. Zij wordt veiliger gebluscht, terwijl zij nog fmeult; dan zou het te laat zijn, om vrienden te hulp te roepen; dan zou het tijdftip daar zijn, dat uwe vrienden te magteloos zouden wezen, om u te onderdeunen. Uwe lijfwachten zouden niet meer de uwe zijn; zij zouden de wachten van een toomeloos volk zijn, dat niet meer door wetten , maar door luimen geregeerd wordt. Gij zoudt wel roepen, maar niemand zou u meer durven naderen; want de naam van Vordenmin zou eene misdaad, en gehoorzaamheid ondeugd zijn. „ Ik fpreek niet zonder grond tot u; alles wat ik hier zeg, ftaat in openbare fchriften: gij behoeft ze Hechts opmerkzaam te verzamelen, en het geheele Sydema is in uwe handen, 't Is waar, daar worden wel flechts ftukswijze veele vliegende Pieces uitgegeven, om het volk allengs aan derker te gewennen; maar , wanneer men al het mengelmoes van fchrijverij, en de Plans van zekere Journaalfchrijveren bij een neemt, en hunne Recenfiën, en drift, met welke zij op alles losgaan, wat Chriftendom heet, befchouwt, zoo ziet men overtuigend, dat het groote plan hunner verlichting is, den Goelsdienst om te keeren, alles wat geloof heet, te verdelgen, alle vreeze van Gcd uit der menfchen harten te febeu- ren  BYLAGEN. n ren en alle gemeenfchap tusfchen hemel en aarde aftefnijden. De boosheid delt haare voorfchriften geerie paaien; zij werkt geftadig voort; haar doel is, zich van de harten der menfchen en hunne denkwijze meefter te maken, en aan elke ziel het gevoel der Godlijke Openbaring te ontrekken. Haar onruftige geest, ondernemend en vijand van alle afhanglijkheid, kent geene andere bedoeling, dan alle politieke Conftitutiën overhoop te werpen, en hunne wenfchen zullen niet vervuld zijn, voor dat alle uitvoerende en wetgevende magt in handen der menigte is. Dan wanneer zij'de ongelijkheid van Rangen en Staaten verzwakt, de Majefteit der Vorften vernederd en hunne bepaalde magt aan de luimen van eene blinde volksmenigte onderworpen hebben; dan, wanneer eene algemeene Regeeringloosheid en het daar van afhangende kwaad de landen in boejen gelegd zal hebben; dan zullen deze gewaande Wijsgeeren uit de verwarring en wanorde hun voordeel trekken, en het volk toeroepen: Wijdie alleen in daat zijn, u te verlichten, zijn alleen in ftaat, om u te regeeren. Zoo is 't, 0 Vorften! met de valfche verlicbters in onze dagen gefteld." O legt dit Werk niet uit uwe handen, voor dat gij 'er zelve over gedacht, en u van de waarheid der zaak overtuigd hebt; telt dit gefchrift niet onder de niets betekenende Brochures van onzen tijd, en gelooft niet, dat het het voortbrengzel is van een melancholifche ziel; het is liet werk van eenen oplettenden waarnemer, die zekere en  o4 BYLAGEN. en voldoende berichten verzameld heeft; eenen waarnemer, wien de menschheid dierbaar, en de rechten van zijne Vorften nog heilig zijn. Legt dit gefchrift niet uit uwe handen , zonder deszelfs gantfchen inhoud te doordenken: misfchien fpreekt niemand meer met u, met deze vrijheid en vuur; gij weet en kent zelve de menfchen; heden hangen zij u aan, morgen kunnen zij anderen aanhangen. „ Ik weet het, men zal uwe aandacht van dit Werkjen zoeken af te trekken, en zo het ook indruk op u gemaakt heeft, zijn best doen, ora dien indruk weder uit te wisfehen; men zal u voorhouden, dat de zaak niet zoo erg is, dat eene verhitte verbeeldingskracht hersfenfehimmen vindt op plaatzen, daar geen gevaar is, en zo 'er ook al iet aan was, zoo behoeft men 'er zich zeker niet veel aan te kreunen. Zulke en dergelijke redenen zal men u voorhouden. O! ik bid u, laat u met bloote klanken niet vergenoegen, de indrukken niet weder uitwisfchen, die misfchien op uwe zielen gemaakt zijn, laat u de gedachten, van op uwe hoede te zijn, niet weder ontrooven: legt u niet zorgeloos neder, om o'p roozeubedden te {luimeren; want het geratel der ketenen die uwe vrijheid dreigen, zat u te laat kunnen opwekken. Wanneer ooit iemand waagt, u onder het oog te komen, van u te zeggen, daar /leekt rdets achter, ziet hem dat. ltiji 111 't gezicnt, zijn opik.g zal oprechtheid of hst, verhand of domheid verraaden, of hij  BYLAGEN. p- bij is misfchien zelve een huurling der faamgezworenen, die u den beker met den tooverdrank aanbiedt, om uwe zinnen in eene doodlijke iluimering te houden. Daar fteekt niets achter! In 't jaar 1770 werdt bijna even eens op dezen toon in Frankrijk gefproken, en de toekomende gevallen voorzegd: maar men gaf ten antwoord: daar fteekt niets achter! en toch was niet, een iet, dat men niet kon vermoeden; dat men niet wilde vermoeden, moet gij zeggen: want, het gevolg is noodzaaklijk, en wie de krachten kent, kent haare uitwerking enz. XIII. Weener Tijdfchrift van 1792-~ 1793, Met. het begin van het jaar 1792 gaf c?e Heer Profesfor Hoffmann, op begeerte van wijlen Keizer Leopold (Zie zijne hoagstgewigtige herinneringen te rechter tijd, 8. Weenen i795. bij Rehm BL 289 enz.) het Weener Tijdfchrift uit, hetwelk, zoo als zonder omwegen van eerftea af te kennen werdt gegeven, ten doel hadt, om de tegenwoordige algemeene vrijheidswoeling en de overige vruchten eener teugelloze verlichting, welke door,eene Bende fchrijvers en door geheime Ordens verbreid wordt, tegen te werken. Onder dezen worden reeds in het eerfte Stuk No. 9. ook de Iliumimte» genoemd; aan hunne grondregelen worden de tegenwoordige gillingen, en de  96 BYLAGEN, de zoo zeer verbreide Zeden en Godloosheid toegefchreven, en tevens aangetoond, dat zelfs Staatsmannen en Geleerden gehtime leden eener feite zijn, welke het bewezen doel heeft, om alle Voritendommen der aarde overhoop te werpen. In het vierde duk waren No. 2. in eene verhandeling door den Heer van Bonin toegezonden over de Franfche Revolutie, de gefprekken o<,er Gallicismen en Germanismen aangehaald, bij welke gelegenheid de Uitgever herinnert, dat deze en meer werken van denzelfden fchrijver, als de Fragmenten der gefchiedenis en gevoelens van eenen Menfchenzoon , de bouwdoffen tot de gefchiedenis van het Socratismus, de werelboeren na het dolhuis (Zie van deZe drie, Bijl. Vul.) mijns Vaders huiskronijk, en eindelijk een Boekjen ter bevordering van eenvouwige levenswijsheid, van de Demagogen der Duitfche verlichterePropaganda zoo onderdrukt zijn, dat men ze, alhoewel zij nog niet oud zijn, (zij kwamen 1787 1790 uit,) bijna nergens in de Boekwinkels vindt. Ver volgends wordt 'er bijgezet: „ Het heeft toch bijkans het voorkomen, als wist men de Uitgevers van nuttige Werken fchadeloos te dellen, opdat zij Hechts deze fchriften buiten omloop brengen, cn onder het feheurpapier werpen , om daartegen andere oproerige fchriften des te Qnverhiuderdèr te kunnen verbreiden." In hetzelfde duit komt onder No. 6- een artikel voor: voorbeelden van eenen in het Oogte-  BYLAGEN. 97 lopenden Revolutie - toon in eenige Duitfche Nieuwspapieren, waar uit de volgende plaats hier behoort: „ Men befpeurt zedert èenigen tijd, onder de fchrijvers, het zij het verbindenisfen van Ordens zijn om de wereld te hervormen, of andere drijfveerew, eene plegtige Coalitie , eene gemeenfchappelijke en in 't ooglopende verbroedering, om de grondregelen der Franfche Revolutie te verfpreiden, die met loffpraken te overladen, haare gebreken en fouten te verfchooncn of te verzwijgen, en tegen alle die genen te veld te trekken, en alle die fchriften en gevoelens te fchelden, en de mening van het Publiek 'er tegenin te nemen, die het waagen, den gruwel van Frankrijks toeftand te ontdekken, en de menfchen zonder blanketzel op de fchriklijke en voor 's hands liggende gevolgen oplettend te maken. In het zesde duk No. 5. Een woord van bemoediging, inzonderheid aan de waarnemers, CRijksvicansfen, geduurende het Tusfchenrijk na den dood van K.LeöpoldO Vorften en Standen van het nieuw ledigftaande Duitfche Rijk gericht Daar heet het Bl. 307. „ Het is eene daadzaak, dat er eene famenfpanning heerscht onder een deel der Duitfche fchrijver,, wier oogmerk is: O de Franfche Revolutie te prijzen en te verfchoo«enj 3; de Duitfche Conftitutie zwart te maken - maar, inzonderheid alles verdacht te maken en te verkleinen, wat een Duitsch Vorst of Overigheid voornaamlijk tot behoud der goede orde in 't werk ftelt; 3) alle fchriften te misG han-  98 BYLAGEN. handelen en zonder genade te vervolgen, welke tegen hunne partij zijn; 4) de ftem der welgezinden te overfchreeuwen, opdat het volk alleen de hunne hoore, ten laatde verdoofd, en keteloorig worde, en eindelijk uitfpatte." In het 9 fluk No. 5 Iet over letterkundige Zielverkooperij. Bl. 3, 7. ,, Het is in het 'Weener Tijdfchrift meermalen aan het Duitsch Publiek herinnerd, dat 'er heel oogfchijnlijk letterkundige , zoo Wel als daatkundige Coaliticn en FaStiën beftaan, welk het Monopolie van denken en weten, van grondregels en gevoelens, van lezen en niet lezen, met alle bedenklijke moeite zoeken te bekomen. Onder de tterkfte daadzaken, waar door deze faamgefpannen bende zich onderfcheidt, en bij des kundigen geheel onloochenbaar ontdekt, behooren de talloze ftreeken en kneepen, door welke zij alle die fchriften zoeken te onderdrukken, en aan de D; itfche lezende wereld volkomen voor het oog weg te ontdeden, in welke hunne Hechte grondregels bedreden, hunne geheime plans ontdekt, hunne dwaasheden op de rechte wijze belagchlijk gemaakt, en hunne perfonen zeiven leerzaam ten toon gedeld worden. Waar zij echter met dit deelen en wegmoffelen van zulke fchriften vrezen niet geheel te recht te raaken, daar roepen zij alle trompetten en bazuinen van het Recenfentenchoor op, om met de verfoeilijkfte laderingen en verfmadingen zulke fchriften van alle crediet en alle goedkeuring der lezende wereld te beroovea." In  BYLAGEN. 99 In het elfde /luk No. 4. over eenige reeds beftaande en nog op handen zijnde gevolgen van Katholisch-Proteftantfchen Godsdienst -fchoonmakerij. BI. 17. „ Elk denkende Katholijk, die zoo billijk en verdraagzaam is, dat hij aan de Proteftantfche belijdenis geern haar zuiver en oorfpronglijk beftaan in de wereld vergunt, en zelfs in dit beftaan belang ftelt, moet, met groote verwondering, opmerken, dat het in Pruisfen vastgeftelde Religions-Ediét, en dc geheele Proteftantfche Kerklijke bezitting aldaar, in andere Duitfche Proteftantfche landen niet de minfte deelneming en medewerking tot hetzelve oogmerk verwekt heeft. Zoo geheim hebben, mijns bedunkens, echter de Proteftantfche Godsdienst - fchoonmakers hunne zaak niet voortgezet, of, zo al niet de Hoven en Staatsdienaars, te* minden de Condftoriën , de oude Predikanten, en in 't gemeen, de echte en naar den zuiveren zin der Augsburgfche Geloofsbelijdenis oprecht gelovende Proteftanten zullen opgemerkt hebben, hoe deze Belijdenis, zedert een geruimen tijd' verhutzeld, verbeterd, verflimmerd, verklaard en verward is geworden, zoodat, indien het in het geheele Protedantendom, naar den zin en de voorflagen van Hervorming der gemelde geloofs fchoonmakers gegaan ware, van de gezamenlijke Proteftantfche Orthodoxie geen letter moest overgebleven, maar eene geheel nieuwe Naturalistisch-Deïstifehe Belijdenis daar van geworden zijn. 0 * Wij  ioc BYLAGEN. „ Wij Katholijken hebben dit reeds lang befpeurd, w<:nt, men heeft het ons opzetlijk doen opmerken, te weten, doordien men gemelde Naturalistisch üeïstifche Godsdienst verbetering ons zeiven aangenaam heeft zoeken te maken, en door duizenderlei kunstgreepen op te dringen. — Door dc pogingen van deze gelooft fchoonmakers is niet min de Katholijke Dogmatiek en Sjmboliek, en de geheele Katholijke Kerken vorm met het Deïsmus verwisfeld, en verbonden, dan het Proteftantfche. De echte Katholijken en echte Proteftanten zijn in hunne leerllelzels heel zeer onderfcheiden. Maar de verlichters en Godsdienst - verbeteraars van beide zijden zijn ééns onder eikanderen, dat is, zij zijn geen Katholijken, en geen Proteftanten , hun gemeenfchappelijk Syftema is het Naturalistisch Dejsmus, en alle Symbolifche Boeken en Kerklijke vorm werpen zij weg, als nutteloos fieraad, en als een gehaaten dwang van hunne vrije onderzoeking en onkerklijke verlichting. Alle dagen ziet men nieuwe Boeken en Boekjens in alle gedaanten verfchTjnen, Romans, Metafyfika's, ftichtlijke bedenkingen, gebedeboeken, Fragmenten, Levensbefchrijvingen, Predikatiën, Bijbclfche Gefchiedenisfen, Recenfien, Twistfchriften, Kinderbibliotheeken , ReLbefch: ij vingen , Opvoedingsfchriften, Volkslegenden, en wie weet, hoe alle de tienduizend modetitcls meer heeten; en waarin bijna doorgaands dit geheime doel ten grond ligt, de Godsdienstbegrippen voor alle ftanden, ouderdom, en geflacht zoo  BYLAGEN. Ior zoo op- en af te klaareti, dat allengs het geheele gezag der Openbaring aan 't wankelen gebracht, en alle voormalige voordellen van een Kerklijk Syftema als een ligte morgen-nevel verftuivcn moeten. In den tweeden Jaargang van 1793 in het vijfde jluk No. 7 wordt verhaald, hoe een geha e Orde een Boek onder den Titel: de Katholijke 1 .hrifieo in het gebed, heeft zoeken te ver dringen, omdat de Auteur zich eens, bij wijze van gefprëk, tegens geheime Órden? in 't gemeen Verklaard^ hadt, en den eenen en anderen Boekverkoper werklijk bewogen, om dit Boek geheel niet te verkopen; waarbij de Uitgever Bl. 231 de volgende aanmerking voegt. „ Dit gebedeboek behoeft zich over dezen politieken kneep niet zeer te beklagen; want zeer veele andere Boeken, en toevallig, juist de nuttigde, leerzaamfte, meest naar de tijdsbehoeften gepaste, ondergaan, zedert langen tijd, ver in Duitschland om een gelijk lot. Deze zaak is wel te begrijpen. De Lèipzlger Misfe ftaat toch onder de magtige Regeering der verlichtere en Filanthropifche Schoolboekhandelaren; en een heel aanzienlijk deel der Duitfche Boekverkopers rekent het zich tot eene zeer verlichte eere, dat zij zichzelven in hunne kostwinning allengs ruïneeren, opdat toch maar geene werken in omloop gebracht worden, dan welke het verlichtingsverbond alöm gelezen en verbreid wil hebben. De gevolgen zullen binnen weinige O 3 jaa-  BYLAGEN, jaaren voor den geheelen Boekhandel juist de aangenaamde niet zijn." In het zesde ftuk No. i. Bl. 287. „ Geen verlichte mag de verlichting in eenen kwaaden naam laten komen. Allen ftaan hier voor éénen, en één voor allen. Zeg tot elk, die u wederftaat, dat hij een Dom-oor is, een Apoftel der duiftcrnisfe, een Tegenvoeter der verlichting; dit werkt, naar de omftandigheden, meer uit, dan dat gij hem voor een ftruikroover fcholdt. Gij zijt, door dit fchelden, reeds een verlichte; gij verdedigt die zaak, en verdient, dat het gantfche verbond u in alle uwe nooden met broederlijke laftering onderfteuncn moet." Bl. 333. „ De Vorften der aarde, die zoo als, (de iutusfchen overleden Keizer,) Leopold het welzijn hunner volken wenfchen te bevorderen, moeten eikanderen thans gemeenfchappelijk de hand bicden, om dit Hydrafoortig monfter van valfche verlichting in kluifters te werpen. Leöpolds heilige fchim roept hun toe, dat zij een werk voltooien, daar hij het ontwerp van gemaakt hadt, en waarvan een dood hem de uitvoering belette, over welken de menschheid en de deugd in traanen verfmelt. Zij, de Vorften der aarde, moeten, in Leopolds plaats thands de gemeenfchappelijke befchermgoden van die partij worden, welke zich tot haare ernftige beftemming gemaakt heeft , Godsdienst en Chriftendom, echte zedeleere, waare menfchen-liefde, zuivere sgden, en de wijsheid van eene door de deugd bc-  BYLAGEN. 103 beftuurde Rede onder de menfchen uit te breien te bevorderen. Weigeren zij deze uitmuntende befcherming, zonder welke toch niets beflisfends gedaan kan worden, dan is het de fchuld van deze partij niet, als zij eindelijk magteloos nederzinkt, en het geheele veld aan die genen overlaat, die tot hier buitendien ver de fterkften geweest zijn, en die hetzelven overluid belijden, dat hun doel is, als de uitfluitend wetgevende magt voor het vervolg de Regeering der volken waar te nemen. Men kan ligt denken, dat het •geheele groote vei'bond , overéénkomftig zijne grondregelen , (Z. Bijl. vu.) mets zal nagelaten hebben, om zoo wel het Weener Tijdfchrift , als ook den perfoon des Uitgevers door alle mogelijke lafteringen en fcheluen te overfchreeuwen. Dit deeden niet alleen eenige höofdperfonen zelve, maar ook alle hunne letterkundige bijlopers, en het gantfche gevolg van dit ftrijdbaar heir, onder welken 'er zekerlijk veelen waren, welke dit Tijdfchrift enkel van hooren zeggen kenden, en het nooit met oogen ge/ien hadden. Want daar was ook voor gezorgd, dat het zeer moeilijk, en op fommige plaatzen geheel niet te bekomen was. Indien men alle de onbillijke oordeelvellingen,, welke bij iedere gelegenheid, en dikwijls zonder eenige aanleiding, over hetzelve geveld zijn, en welke men voor het oordeel van het Publiek, dat evenwel dit Tijdfchrift weinig gezien hadt, uitgaf, Wilde verzamelen, dan zou daaruit een vrij dik Boek ontdaan. De Heer Prof. Hoffmann G 4 wist  i©4 BYLAGEN. wist reeds in het 3 ftuk des eerden Jaargangs, dat zeker genootfchap reeds alle mogelijke maatregelen genomen hadt, om hem en zijn gefchrijf allerwegen gehaat en verachtlijk te maken; en zoo als dit toen begon, zoo vervolgde het ook, tot dat eindelijk de moedige man vermoeid en bewogen werdt, om dit Tijdfchrift met het zesde ftuk van den tweeden Jaargang, en dus midden in het jaar te fluiten, waaromtrent men zijn eigen verhaal in dit ftuk, als ook in zijne zoogenoemde , hoogstgewigtige herinneringen ter rechter tijd over eénigen der allergewigtigfte belangen van deze eeuw — als eerfte Bijdrage tot het Weener Tijdfchrift, 8. Weenen bij Rehm 1795. Bl. 289 enz. kan nazien. Onder zoo veele kunstgreepen heeft men 'er ook één gebruikt, dat men voorwendde, hij zoekt de onderdanen bij de Landsheeren als verdacht af te fchilderen, en het zaad van wantrouwen, tweedragt en inwendige onruften uit te ftrooijen, alhoewel dit juist het tegendeel was, van hetgeen hij deedt: want hij waarfchuwde voor lieden, die deze oogmerken hadden, en nadeelige grondregels onder allerleiè' Klasfen van het volk zochten te brengen. Maar juist deze waarfchuwing was in het oog der lieden, die in hunne werkingen niet wilden geftoord zijn, zijne misdaad. Want, deze dingen hadt hij meer en nadruklijker opengelegd, dan eenig fchrijver voor hem. Hij verhaalde daadzaken, die aan deze Heeren niet behagen konden, en zijne Correspondenten noemden verfcheiden van dezelven bij name, en zij  BYLAGEN. 105 zij konden wel merken, dat hij nog meer, dan hij reeds gezegd hadt, weten, en dat met den tijd ook zeggen zoude. Keizer Leopold onderfteunde hem, dit wist men; de Koning van Pruisfen hadt gunftig van dit Tijdfchrift geoordeeld, en twee Kabinets-brieven aan Hoffmann afgezonden. Daar bleef dus niets meer over, dan het Calumniare auda&er, dat zoo fterk voortgezet werdt, dat het Slecswijker Journaal, uit hoofde van de gedachte onderfteuning, tegen den intusfchen overleden Keizer Leopold groote uitvallen deedt , en de Jenaifche alg. Lifter. Zeitung zonder meer beweerde, dat Hoffmann de goedkeuring van fommige Vorften, waarmede, voornaamlijk, de Koning van Pruisfen gemeend is, heeft zoeken aftebedelen. (Zie hoegstgemgtige Erïnneringen Bl. a86, 302.) X I V. Weener Magazijn van Kunst en Litteratuur 1793- 1794- In het begin van het jaar 1793 verfcheen een ander Maandwerk, insgelijks te Weenen, onder den Titel: Magazijn van Kunst en Litteratuur, in hetwelk men niet weinige ftukken vindt, die hier behooren, waar van echter flechts eenigen kunnen medegedeeld worden. In het ftuk van Auguftus 1793 daat Bl. 165. „ De fchriften en Blaadjens, waarin de Godsdienst en de Vorften van de belagchlijkfte en G 5 haat-  ioS BYLAGEN. haatlifkfte zijde vertoond worden, zijn meest in handen van het volk, en naar allen fchijn, met dat oogmerk gefchreven, om voornaamlijk het volk omtrent Godsdienftige en burgerlijke Orde te verlichten. Hunne verlichting gaat zoo ver, dat alle Godsdienst tot Bijgeloof, en alle Koningen tot Tyrannen gemaakt worden. Deze grondregels, dan de één dan de ander, worden in Romans en zelfs in Toneelftukken zoo dikwijls, de eene keer wijslijk verborgen, eene andere keer vrfj openlijk herhaald, dat de verwachte uitwerking over lang of kort niet misfen kan. Het iï waar, dat men zich, ten aanzien der burgerlijke Orde dit voor den Franfchen opftand niet veroorloofd heeft. Men fpaarde de genen, daar men voor te vree/.en hadt, en fpitfte zich voornaamlijk tegen den Godsdienst, daar men veilig dacht te wezen. Maar naauw is in het Weften de vlam van oproer opgeflikkerd, of men vatte moed, om ook het tweede deel der verlichting openlijk te belijden- Nog onlangs verlichtte men de Vorlten, om hunne Rechten tegen alle aanvallen en aanfpraken te bewaaren. Thans wilde men het volk verlichten, om allen Vorften de heilige rechten te ontnemen, en op de eerzame Broederfchap der Jakobijnen over te dragen. In het ftuk van September Bl. 323 enz. komen onder het opfchrift : Zedenverderf, verfcheiden gewigtige Berichten en aanmerkingen over de Univerfiteiten , inzonderheid de Proteftantfche, voor. Onder anderen wenscht de Opfteller, dat men niet alleen op de Studenten — maar  BYLAGEN. 107 maar op alle geheime Ordens, als ook op de Univerfiteiten meer oplettendheid befteeden mogt» en voegt 'er dan bij: „ Doch, zo men niet tegelijk en op alle hooge fchoolen op ééns, opdat geen eene een beveiligde fluiphoek der verleiders blijve, de onfeilbaarheid der Theologifche en Metafyfifche, ja der geheele zoogenoemde Wijsgeerige Kade van Leeraaren, eerst en voor alle dingen, een toom en moelband aanlegt, als men hen laat leeren en fchrijven, wat zij willen, dan is alles vergeeffche arbeid! zij en hunne ellendige vermaardheid, die enkel op paradoxie en infolcnte toeren berust, hunne zucht naar onafhanglijkheid, hunne Wijsgeerige en daatkundige Benzisterij, hunne Cynifche Charktantrij, is de waare eenige oorzaak van alle de dwaasheden der Academifche Broekelozen, der Studenten-hoop, die hen blindelings volgt, gelijk de Sans-Culotten hunne Marais, en gelijk voor dezea de Boeren hunnen Thomas MUNZER." „ Zoo lang de Vorden van Duitschland nog niet op het levendigst gevoelen, hoe veel ongelijk zij hunne eigene Wetgevende waardigheid doen, als zij dulden, dat fchreeuwers en ticrers, genoemden en ongenoemden, de Wetten van hunne, Mededanden, (in 't voorgaande was gefproken van fchriften tegen bet Koningl. Pruisfifch Religions-Edict,) belagchlijk maken, en dout' over den hekel halen, zoo lang moeten wij nog vreezen, dat ééns dat geen in Duitschland wezenlijk zal worden, hetgeen Weishauft reeds voor  is8 BYLAGEN. voor lang ondernomen hadt: De Vorften worden daarö n voor overtollig uitgegeven, om dat zij er niet voor zorgen, dat de Charletans overtollig gemaakt worden. In het ftuk van Oöober 1793, onder het Opfchrift: Daitschlands volken aan Duitschlands goede Vorften Bl. 62 enz. uit de aanmerkingen: Wien is eene menigte van fchriften en boekjens onbekend, in welken tot hoon en fpot van het Staatsbewind, de Chriftelijke Godsdienst gefchonden en verdraaid, de baftaard Filofofie ten hemel verheven, en Vorften in hunne regecring doorgehaald, en de Gallifche vrijheidsduizeling ontfchuldigd, geprezen, bezongen, en zelfs ter navolging aangeprezen wordt. — En wordt deze verwarring niet verholpen, voor dat het vergiftigen van het Publiek door de bepaling der toomeloze vrijheid der Drukpers, en de heimlijke Kabalen der voor den Staat en Godsdienst zoo hoogst gevaarlijke geheime genootfehappin, een paal en perk gefield is. „ Het is voor God en de Natie niet te verantwoorden, zoo als de Leerftoel door de opzieners der Geleerde Klasfe misbruikt wordt: want de Staat wordt het niet ontwaar, wat deze Zedelijke vergiftmengers leeren. —— Vorften van Duitschland, zullen die genen, welke uwe toekomende Staatsdienaars , Raaden, Volksleeraaren, Bedienden enz. vormen, de eenigften zijn, die niet onderworpen zijn aan een ftipt opzicht der Politie, zullen zij ongeftraft en ongemerkt geheele ge/lachten kunnen bederven? Ver-  BYLAGEN. 109 Verdraagzaamheid, vrijheid van gedachten, gewetens-vrijheid was het eeuwig liedjen , hetwelk onze Verlichters op alle ftraaten en pleinen, even als de Liedjenszangers , aanhieven , en tevens met den ftok in de hand, op de gruwlijke Moordtoneelen in houtfnede wezen , welke tot heden toe door de onverdraagzaamheid zouden uitgeoefend zijn, van de invoering der Inquifitie af tot op den dood van Calas. Deze eeuwige herhaling bereikte haar doel, de verdraagzaamheid werdt algemeen, en nu ontdekte men, dat deze Heeren, zoo als de fchrijver der Bouwfloffcn tot de gefchiedenis* van het Socratismus. Bl. 057 zegt , de verdraagzaamheid, de ongebondenfte vrijheid alleen voor zich inriepen; maar dat zij tegen anderen de flimtte onverdraagzamen zijn. Zij, die tot hier toe alleen uit genade geduld waren, vielen nu, met eene onvoorbeeldige woede, de Katholijken aan, hoonden en fcholden hen, en wilden, tegen alle Rijkwetten aan, hun de verdraagzaamheid ontzegd hebben. Met dezelfde woede vielen zij, tegen de Vredestraktaaten aan, op de Proteftanten, die hunnen geloofsbroederen nog getrouw bleven, en ontzagen zich zelfs niet, den Vorst openlijk eenen Tyran te noemen, die, met alle verdraagzaamheid, flechts niet wilde toelaten, dat de Volksleeraars hunne gemeenten bedrogen, en hun andere leerftukken in de hand ftoptea. (Dit gefchiedde heel onbewimpeld in het ix ftuk van den Duïtfchcn SpeStator, alwaar^ ook de Staatsdienaar, welke, zoo als men geloofde, het Religions-Edict, zou bewerkt hebben, oen  iio BYLAGEN. een landverraderlijke booswicht genoemd werdt. (Zie de Fragmenten tot de Levenbefchrijving van wijlen den Geheimraad Bode. Bl. 20.) De Vorften, als verlichte Regenten in Brochures en Nieuwspapieren prijzen, wanneer zij zich naar den wil en het oogmerk der verlichters voegen, is hetgeen , waarmede men hen zoekt te kittelen; maar de Vorften, als onverdraagzaam, onverlicht, en als Despoten te fchelden, is het geen, daar men ze mede zoekt te verfchrikken, om niets tegen deze Wercldverlichters te onderneemen. Vraagt toch eerst, eer gij op lof of lafter acht geeft, wie ze uitdeelt. Het zijn dezelfde Tempel- en Troonbeftormers, die het Monopolie van Nieuwspapieren en Journalen, onderfteund door een Complot Boekverkopers, aan zich getrokken hebben. Haak uit hunne duiftere fluiphoeken voor het daglicht, de daadlijke handlangers van deze Wijsgeerige famenzweering; en gij zult met den Dichter zeggen: Liever van u gefcholden, dan geprezen: In het duk van Fcbruarij 1794 ftaat Bl. 251: „ Zo de Regenten en Opzieners der Kerk niet de wijde, doelmatigde, en nadruklijkfte maatregelen ter hand nemen, om den voortgang van dit verderf te ftooren, en de bron, uit welke hetzelve voortvloeit, te floppen; zoo heeft men, in de daad, voor eene algemeene omwenteling, voor Godsdienst en Staat nadeelig te vreezen. De tegenwoordige loop der Letterkunde, zoo als en waaromtrent men de wereld zoekt te verlichten, moet ze zelfs te weeg brengen. Want 'er ligt in  BYLAGEN. ,„ in de Letterkunde een veel grooter magt vermogen, dan in de handen der Monarchen, nadien zij het is, die de gevoelens van het volk beheerscht, en het volk vormt en fatzoeneert, zoo als zij wil; waarvan dan al het overige afhangt. Maar ik ben, buitendien , vast overtuigd, dat 'er zich daadlijk eene FaStie gevormd heeft, wier rulteloos, en alle drijfveeren in beweging brengend gedrag op zoodanige omwenteling doelt, enden natuurlijken, maar onzen verlichteren nog veel te langzamen gang, alfchoon 'er reeds Reuzen/lappen gedaan zijn, nog zoekt te verhaatten." Dit Journaal heeft veele onaangenaamheden zelfs van den kant der Cenfuur, moeten ondervinden, alhoewel deze veele andere bedenklijke opftellen in het zoogenoemde Oostenrijkfche Maandwerk, heeft laten doorgaan; en ten ware zijne Keizerlijke Majefteit zich 'er niet eenige keeren zelve mede gemoeid hadt, zou het fpocdig hebben moeten ophouden. X V. Revolutie - Almanak, vliegende Bladen, en Politiek Journaal van 1793 en 1794! . Va" dit £'ront letterkundig verhond wordt ook m andere Tijd- en weekUjflen, gewag gemaakt. In den Revolutie Alm Aak van 1794. 8. Gottingen bsj Dm.tkich worut'-geklaagd, dat men aan den eerften Jaargang van 1793 KÏÏS de bloote be_ kend-  113 BYLAGEN. kendmaking in verfcheiden openbare Bladen geweigerd heeft; en dat het thans veel gemaklijker is, voor dan tegen de Revolutie te fchrijven. Bl. 3 50. „ Onze verlichting is een begin der wildheid; en deze verlichting is thans het hoogde doel van het groot verkond, hetwelk Godsdienst en Vorften wil doen affchaffen; het drijven en pogen, der algemeene verbindenis van onze meefte Duitfche Journalen, Maandwerken, en Geleerde Nieuwspapieren, van onze flauwe volksredenaren, volksfchrijvers, volksvrienden, volksleeraaren, volksfchoolmcefters en Filanthropen, en van de Opzieners der Duitfche Republiek der Geleerden, die nog onbekend willen zijn." BL 100. „ Het is een afgefleten kunstgreep, die de Duitfche Revolutie - vrienden gebruiken, en met voordeel gebruiken, niettegenftaande hij geen mensch behoorde te verblinden, te weten, wanneer zij het vergif uitftrooijen, om het ftraffeloos en ongeftoord te mogen doen, dat zij zich telkens in een hoek verfchuilen tegen de Conftitutie en Staats ver vatting, onder wier befchutting en in wier land zij fchrijven, en wier grondflagen zij zoeken te ondermijnen." In de vliegende Blaadjens in de Maand Januari] 1794 wordt een uittrekzel uit de Reizen van den Engclschman Arthur Young door Frankrijk, van 1789, en onder anderen eene plaats van dezelve medegedeeld, alwaar hij van de menigte van oproerige fchriften fpreekt, van welken 'er op verfcheiden dagen wel 16 verfcheenen, en zich verwondert, dat de Regeering ze niet verban-  BYLAGEN* ü3 hinderde. De fchrijver van dit uittrekzel voegt 'er vervolgends bij: „ Indien Young zich daar over verwonderde, wat zal hjj thans 0794) vaa het gedrag van zoo veele Regeeringen zeggen, die, na een zoo versch en zoo waarfchuwend voorbeeld , als Frankrijk aanbiedt , desniettemin gelaten aanzien, hoe, onder hun oog, door fchrijvers en redenaars, het volk in zijne getrouwheid wankelend gemaakt,, en tot navolging van dat Syftema opgewekt wordt?" „ Zoo gaat het bij Revolutiè'n, zegt Young zelve Bl. 88. Eén fchurk fchrijft, en honderd duizend gekken gelooven." In Februari)'; Bl. 158 wordt het voortrefiijk Werk van den Heer geh. Kancelarij-Secretaris Brandes over eenige tegenwoordige gevolgen der Franfche'Revolutie, ten aanzien van Duitschland, uitvoerig aangekondigd, en terftond in 't begin aangemerkt; dat het een gewoone kunstgreep der Revolutionairen is, dat zij de pogingen van enkele, helaas weinige Duitfche Patriotten onder de fchrij veis, welke hunne Medebroederen omtrent de waare gefteldheid en zin van het Franfche Syftema van omwenteling wilden onderrichten, daar door zochten te vergiftigen en verdacht te maken, dat zij dezulken als huurlingen, als loontrekkenden of omgekochte lofredenaars der Vorften uitmaakten; zoo als dezen waardigen man ook gebeurd is, waarop hij, in den tweeden Druk geantwoord heeft. Het zelfde is ook nog onlangs in het Uittrekzel van eenen Brief, betreffende de Uluminaten. 8. II Lcip.  H4 BYLAGEN. Leipzig bij Schüffer 1794. door den Vrijheer van Knigge gefchied, alwaar hij de lieden, die niet als hij over de omwenteling denken, vleijers , verduifteraars, en gehuurde fchrijvers noemt. Bl. 32. In hetzelfde ftuk van Februarij vindt men Bl. 171 enz. eenen Brief aan eenen KeizeilijkKoninglijken Staatsdienaar, gefchreven in December 1793- waarin onder anderen de volgende merkwaardige plaatzen voorkomen: ,, Slaat toch uwe oogen op de verbazende lijst van alle onze Duitfche Journalen en Tijdfchriften, van welken ik 'er geen vier aannaaien kan, die niet meer of min vergif bevatten, waardoor thans eenige 'Duitfche Geleerden allengs het hart des volks zoeken te verpeften en van zijnen rcchtmatigeii Landsheer afkeerig te maken, terwijl zij nooit anders van hunne Vorften fpreken, dan als Despoten en Tyrannen. Ja ik kon uwe Doorluchtigheid verfcheiden Duitfche Journalen noemen, die geen ander oogmerk hebben, dan oproer te verwekken. Dienvolgends fchijnt 'er in Duitschland eene waare of- en Defenfive Alliantie tusfehen de fchrijvers en befchermers van deze oproerige fchriften tegen de weinige eerlijke lieden te beftaan, die het tot hier toe gewaagd hebben, hunne ftem tegen zoodanige onderneming te verheffen, en die men door deze veelhoofdige Alliantie tot zwijgen zoekt te brengen. Het is mij onmooglijk, de gronden in te zien, welk onze Vorften en Staatsdienaars bewegen, om  BYLAGEN. n5 om deze verderflijke losbandigheid te dulden — Maakt men ook onze Vorften en Staatsdienaars wijs, of maken zij het zichzelven wijs, dat het kwaad niet groot genoeg is, om hunne oplettend' heid te verdienen? De losbandigheid der Franfche fchrijvers heeft den opftand voorbereid , en foortgelijke fchrijvers zijn zedert fteeds behulpzaam geweest, om den opftand te onderhouden. Waarom laat men in Duitschland die menigte van Duitfche Vcrlichtings- en Opftandsfchriften eenen vrijen loop, daar toch het eenig oogmerk dezer Verlichters is, het volk te betoo* veren, en tot het afwerpen en befpotten van het Chridelijk Geloof en alle pligten jtgens zijnen Landsheer te verleiden? Bl. 175. wordt verhaald, dat het Brunswijksch Journaal, op begeerte van het Duitfche Hof verboden, maar daarop onder den naam van het' Sleesv/ijkfche vervolgd is. Dewijl de Nederiaxifche Kreits-uitfchrijvende Vorften te Koppenhagen daar omtrent voorftellen deeden, zoo werdt dit ook wel verboden, maar echter terdond 1704 onder den Titel: de Geest onzes tijds, juist zoo als te vooren voortgezet, en zelfs te JUona in het Duitfche Rijk gedrukt; gelijk dit ook in het laatfte ftuk van het Sleeswijksch Journaal bekend is gemaakt. —~ _ In het ftuk van Meij; Bl. 493. „ Waare verlichting, het volle weten, van alles, wat waar, goed, en nuttig is, kan nooit fchaden, en zal geene Revolutie voortbrengen, Maar, (vanneer geheime verbindenisfen onder elkander affpreken, " 2 om  ii(5 BYLAGEN. om zekere grondregels onder onöplettenden op alle wijze te verbreiden, ten einde, langs dezen weg, zekere oogmerken te bereiken, en dan deze hunne pogingen verlichten noemen; dan moeten zij zich niet verwonderen, als eerlijke mannen opftaan, om zich tegen zoodanige verlichting met ijver en met alle magt te verzetten, als zij alles aanwenden, om zulke bastaard Wijsgeeren het mom af te rukken, en ze in hunne fchaiide bloot te ftellen. Bl. 494. Steeds wordt de ellendige kunstgreep gebruikt, dat men den Regenten (welmeenende) lesten geeft, opdat men die geregeerd worden, zou kunnen zeggen, men behandelt u kwalijk! fteeds gaan deze lieden zo gewigtig en bedenklijk te werk, met hetgeen zij niet alles te zeggen hadden, dat zij doen gelooven, dat zij ongehoorde gewigtige dingen op het hart hebben, van welken zij zwijgen willen. Bl. 495. „ Daar is geen kunstgreep, daar deze valfche verlichters zich niet van bedienen, om de handen vrij te krijgen, en van het laftig opzicht en openlijke toelichting ontftagen te raken, die hun zoo tegen de borst ftuit, en die, God dank! eindelijk een weinig in Duitschland fchijnt te ontwaken. Zij klagen over onbillijkheid en onrechtvaardigheid, over hardheid, vervolging, en dwang. Zij willen ons wijsmaken, dat met hun alle vrijheid van de aarde verdwijnen zal, wier eenigfte fteunzels zij waren, dat, zonder hen, alles onder het verfchriklijkst Despotismus zal verflikken; zij verzekeren, dat zij niet eens in  BYLAGEN. u? in ftaat zijn, om kwaad te doen, al hadden zij ook dat oogmerk; daar toe is een fchrijver (of wel zoo veelen, die allen op denzelfden hoorn blazen?) onvermogend; zij verzoeken ook vriendelijk en volmoedig, als zij gelooven, dat hun dit wat helpen kan ; zij ftrooijen wierook en offeren met komplementen en lofredenen, als zij gelooven , eene zwakke en ijdele ziel daarmede te kunnen winnen, en in 't net te trekken. - Reeds zedert 10—12 en meer jaaren Bl. 496. fluipen dc verlichting-complotten in Duitschland, als een pest in 't duider rond. Lang duurde het, eer men de zaak doorzag, eer eenig eerlijk man 'er een woord -tegen zerÖe'. Lang heeft men de godloze kunst niet begrepen, niet geweten, waar zij op werkten. Wie heeft begrepen, waarom, reecis zedert lang tegen eenige verdienstlijke mannen, van alle de vier winden, uit bijna alle Jourr.alen en Nieuwspapieren, niets dan beledigingen, ichimpingen, fpottërnfj en boosheid uitborften, terwijl intusfehen uit die zelfde Kinaalen ftormen" van lof en prijs op eenige op .zijn best middelmatige fchrijvertjens voortvloeiden. Maar het Complot was ontdekt, en thans ziet elk, die zien wil, Een edele pen fchreef de volgende wet voor het groot Complot der Wereld-verlichting : „ Wanneer een fchrijver Hellingen leert, die niet voegen in ons plan van Wereld-opvoeding, dan zal men den fchrijver zoeken te winnen , of uitfchelden ! uitfchelden ! ! ! Z. de nicuyftc verrichtingen van Spartacus en Filo in de Orde der llluminaten, Bl. 141. Ook H 3 moet  nS BYLAGEN. moet 'er voor gezorgd worden, dat de fchriften van onze lieden uitgetrompet! uitgetrompet ! ! I worden. Z. aldaar. Bl. 103. O gij goedaartig Publiek, hoe wordt gij bedrogen!" Bl. 500. onder het opfchrift: Duitfche Boekverkopers Aridocratie. „ Men weet thans algemeen, dat de door de Duitfche Propagandiden zoo lang ontkende Franfche Propaganda, 30 Millioenen Contanten , ten beden van buitenlandfche goede vrienden in alle landen bedeed heeft, en nog bedeedt. Eenige Duitfche Boekhandelaars en andere letterkundige Entreprenneurs hebben dan ook daarbij een klein voordeeltjen, zoo als men thans aan eenigen der grootde Duitfche Hoven meent te weten. .Ook dienen zij daar voor hunne Franfche vrienden op veelerleië wijzen, deels, door het bevorderen van de minachting van den Chridelijken Godsdienst, deels, door het uitbreiden van Jakobijnfche grondregelen , onder alle mogelijke gedaanten, en voor al onder de thans geliefde Firma van Mederantismus, en eindelijk, door het onderdrukken van alle Journalen, Nieuwspapieren, en Tijdfchriften, die de Carmagnolen niet mede danden. Een kunstkenner verzekerde mij daarom op de tegenwoordige Leipziger Paasch-Misfe 1794. „ Zoo dikwijls 'er een nieuw Journaal, die toch altijd meer dooide Boekwinkels, dan door de Poften, verfpreid worden, verfchijnt, zoo dikwijls is het gedeelte der Boekverkopers, dat in dit verbind ingewijd js, gewoon, het eerde, tweede, en ook wel derde lakk van zoodanig nieuw Journaal, niet uit  BYLAGEN. 119 uit te geven, maar het beftaan van hetzelve in hunne Winkels te ontkennen, tot zij zien, tot welke partij het nieuwe Journaal behoort. Is het tegen de groote partij, dan zenden zij het den Drukker of Uitgever terug, onder voorwendzel, dat geen mensch het wil hebben, hoe dikwijls 'er ook naar gevraagd is, of zij laten het tot de volgende Misfe liggen , wanneer zij het terug geven." Het Polithch Journaal van den Kon. Deenfchen Staats-Raad, lieer van Sciiiracii gewaagt in het 6 ftuk van 1794 insgelijks van dit letterkundig verbond: ,, Reeds zedert het begin der Franfche grondregelen heeft zich (Bl. 472.9 eene fterke letterkundige Club uitgebreid, en in verfcheiden Bureaux van Recenfiëu en geleerde Nieuwspapieren genefteld , welke deels, door werken onder allerhande vormen, deels, doorliet Recenfeeren van deze Werken,, maar nog meer door fchuinfche, valfche beoordeelingen, en door het fchelden van alle zulke fchriften in Boeken, die de Egoïdisch-Demokratifche Club nadeelig konden zijn, hunne zaak voort te zetten, en hunne Letterkundige Staatkundige oogmerken volgens geheime en voor de rust van alle Staaten gevaarlijke Plans zocht te bereiken." Voor deze aankondiging zullen zeker de deelgenoten van dit'verbond den Heer van Sciiiracii, op hunne gewoone wijze, nog verder beloonen, zoo als zij reeds gedaan, en waai toe zij zelfs een bijzonder fcheldwoord uitgevonden hebben, enkel omdat hij niet met hun eenftemmig wilde H 4 han-  12© BYLAGEN. handelen, en de Franfche Revolutie goedkeuren en ter navolging aanprijzen, maar 'er in tegendeel het één en ander van verhaalde, hetgeen deze Heeren, die zich van de meefte overige Journalen meefter gemaakt hebben, niet geern in het Publiek gebracht willen hebben. Dewijl hij de Jakobijnen niet wil voorfpreken, gelijk zoo veele anderen doen , begint men zelfs, hem als zelve een Jakobijn voor te dragen. Dit gefchiedt in het volgende ftukjen: Schirach, of de ontdekte Jakobijn. Eene voor alle Duitfche Vorften, hoogstgewigtige ontdekking, gr. 8. Frankfort en Leipzig in December 1794. 32 Bl. hetwelk eene mislukte fatijre is, in welke het Jacobinhmus bijkans op elke regel uitkijkt; maar hetwelk uitvoeriger aan te wijzen, te ver van mijn oogmerk verwijderd is. Het gefchiedt ook nog ruwer in een nieuw begonnen Journaal, dat den Titel voert; Het nieuwe groote Monfter, uitgegeven van eenen vriend des Menschdoms, gr. 8. Aitona 1795. in hetwelk niet alleen de Heer van Schirach, maar ook veele andere eerlijke mannen en zelfs Regenten op de onbefchoftfte wijze behandeld worden. Waarfchijnlijk is dit een Werk van eenen raazenden fchoolknaap, die hier toe van zijne Opzieneren bevel' ontvangen heeft, of die zich ten minften daardoor bij hun in gunst wil brengen. XVI* Mm.  BYLAGEN. m XVI. Skeswijksch Journaal van 1793. Het Sleeswijkfche Journaal heette te vooren het Brunswijk/che. Toen dit laatstgemelde verboden wierdt, kreeg het een' anderen Titel, Verzamelaar, en Drukplaats; maar anders werdt, volgends deszelfs eigene verklaring, niets veranderd, zoo als ook buitendien de befchouwing zelve leert; het oogmerk, ftijl, en mede-arbeiders bleven dezelven, als voorheen. In het zelve was eene vertaling medegedeeld van de bekende Marfeillaanfche Marsch, waarover bezwaaren gevolgd zijn. Want het Journaal fpreekt van een Auto da Fe, over deze Vertalm* gehouden, en deelt eene tweede Vertaling mede" waarbij het (1793 in het ftuk van December, Bl' 516) het volgend fpottend bijvoegzel maakt' „ Men denke eens, wat daar uit ontftaan kan ' Het was mogelijk, dat deze Carmagnole gezongen werdt! Watvolkjen, welkemenschjens, welke ooren moeten het zijn, daar een liedjen gevaarliik voor kan worden!" J Hooger kan men de onbefcheidenheid niet drijven! Is het mogelijk, dat de fchrijver van deze plaats niet weet, of zich verbeelden kan, dat zijne Lezers niet weten, welke verbaazende uitwerking de zoo evengemelde Marfeilliaanfche Marsch, en andere soortgelijke gezangen meer onder de Franfchen gedaan, en hoe zeer de daar mede gepaarde 5 Mu-  iaa BYLAGEN. Muzijk , welke volgens de verzekering van Kunstkenners, heel bijzonder daar toe gedeld is, de menfchen in geestverrukking gebracht heeft, en nog daaglijks brengt! De fchrijver van dit Bijvoegsel moet of ten hoogden onkundig zijn, of het geen nog dimmer was, eene groote onkunde aftecdecren, om onkundige en ligtgeloovige Lezers te misleiden. Want, het is toch bekend genoeg, hoe bijkans alle volken, niet alleen Barbaren, oude Duitfchers, Galliërs, Scandinaviërs, hedendaagfche Wilden in Amerika, maar zelfs befchaafde volken, Lacedemoniërs en Pruisfen, (men herïnnere zich Tyrt^us en Gleim!) hunne Krijgsliederen gehad, en welke werking deze gedaan hebben; om niet te zeggen, dat ook Godsdiendige grondregels door Liederen dikwijls zijn voortgeplant, en dat zelfs de Protedanten zich van dit middel, bijzonder in het eerst, bediend hebben. Nogthans doet de Auteur, als of men geene menfchen of volken kon bedenken, die door gezangen verleid konden worden, of dat zij de domde menfchen op onzen lieven Heers aardbodem zouden moeten zijn. Neen! elk befchaafd volk, kan zulk een volk zijn, ja zelfs het Deenfche volk, daar dit Journaal zich anders zoo dikwijls op beroept, of, indien 'er meer lieden van dat dag daar zijn, als deze Journaalfchrijver, en zoo voort mogen fchrijven, het nog worden. Of heeft men dan in Deenmarken nooit van Revoluliën gehoord? Ik ga andere ontelbare valfche grondregels, fofismen, laderingen, beöordeelingen van de fchikkingen van den Keizer in het Rijk, bij de te-  BYLAGEN. 123 tegenwoordige tyden, uitvallen op wijlen Keizer Leopold, voorbij, en maak alleen gewag van het affcheid, dat dit Journaal in het iaatfte ftuk 1793 van zijne Lezers genomen heeft, toen het op hooge last moest uitfcheiden. Het'zelve luidt omtrent eveneens als de fnoeverij, waar mede Sylla het Diéjatorfchap nederlegde, en waar in hij op zijne groote da aden roemde! en 'er bijvoegde, dat hij zich bewust was, dat hij niemand onrecht gedaan hadt, ,, Ik, ze^t de Uitgever, verlaat gerust het toneel, met die overtuiging, dat ik nooit opzetlijk eenen pligt beledigd heb, dien ik aan de menfchen fchuïdig ben. Het Sleeswijkfche Journaal heeft het ongeluk gehad, van aan misvattingen blootgeftekï te zijn. Thans daar van te fpreken, kan niets meer baten ' nu het ophoudt. Hadden die genen, die het verkeerd verftonden, die neiging tot rust en vrede, welke ik wenschte te bevorderen, dan hadden zij ook dit Journaal met vrede gelaten. Maar vrede zij nü den Man van dit Journaal!" In waarheid een zeldzame Vredefpreker, die verlangt, dat Volken en Vorften hunne tegenwoordige Conftitutie opgeven, en eene andere zullen aannemen, waar in de laatstgemelden, als zij 'er nog met het leven afkomen, geheel niets; maaide eerften de ellendigde daaven van eenige weinige Reprefentanten , die zich zei ven opgeworpen hebben, en heb- en heerschzuehtig zijn, wezen zouden! Om niet te gewagen, dat, in deze plaats op de Kreits-uitfchrijvende Vorften van den Ne-  ia4 BYLAGEN. Nederfaxifchen Kreits gedoeld wordt, op wier begeerte reeds in den Zomer 1793 het Sleeswijkfche Journaal in het Hertogdom Holftein , als een Rijksland, verboden was, (Politisch Journal 1793 7 St. Bl. 768.) alhoewel het echter des niettegenftaandc in Duitschland voortging. Hunne pogingen hebben weinig geholpen, want, alhoewel de Titel, Sleeswijksch Journaal,heeft opgehouden, is het echter, zonder verdere verandering, onder eenen anderen, nog uitlokkender, Titel, Geest van dezen tijd, vervolgd, en zelfs in ^//onuitgegeven. Dergelijke Journalen zijn 'er nog meer, b. v. de Vrcdes-p'reümtnairen. Ook behoort de Minerva van den Heer van Archenholz hier toe, welke, fchoon de Uitgever de zeilen meer zoekt in te haaien, evenwel zeer veele plaatzen bevat, die voor Koningen en Vorften eerrovende zijn, welke van zijne buitenlandfche Correfpondenten , gedeeltlijk zelfs van gebooren Duitfchers afjïomftig zijn, en wier bekendmaking men van eenen ouden Pruisfifchen Krijger niet verwacht zou hebben; b. v. in het ftuk van December 179a, alwaar een gewaande Correfpondent zich vleijt, nog voor het einde dezer eeuw, meer Bedelkoningen te zullen zien, welke hij, indien zijne Fabriek hem niet mislukt, Vesperkost zal kunnen aanbieden. Wilde men alle Journalen, inzonderheid ook die genen, waar in enkele oproerige plaatzen voorkomen, van welken zelfs de minfte geleerde Nieuwspapieren vrij zijn; wilde, men alle bijzondere groo-  BYLAGEN. n5 groote en kleine fchriften, alle onder het volk geftrooide Pamflets, Liedjens enz. aannaaien, dan zou 'er een heel groot Boek van worden. XVII. Jung over den Revolutie-geest 1793. De Heer Profesfor Jung in Marburg heeft over den Revolutie-geest van onzen tijd tot onderwijs van den Burgerftand, 8. Marburg, in den Nieuwen Akad. Boekwinkel 1793 zich ook over de letterkundige wanorde verklaard. BI. 6. „ De kennis maakt opgeblazen, en de grond van verlichting, waar in wij ons thans bevinden, kan wel dezelfde eigenfchappen hebben. Wij bezitten veele kundigheden , verbaazend veele! Alle wetenfchappen zijn onloochenbaar veel vooruit gegaan, bijzonder gelooven wij, in het politieke vak groote voortgangen gemaakt te hebben, elk een fpeelt den Staatkundigen Tinnegieter, en ieder één verbeeldt zich, in daat te zijn, om het roer van Staat te houden. Eene menigte Tijdfchriften ademt dezen geest; deze te fchrijven en te lezen, is de Mode geworden; van daar komt het dan, dat men, om zijne belezenheid en kunde te toonen, in alle gezelfchappen over Overigheden en Regeerings gebreken losgaat en declameert; men voelt zich, door deze aangematigde vrijheid, ais 't ware, in hooger fpheeren verplaatst, en zoekt in dit redeneeren, eene armhartige vergoeding daar voor, dat de Voorzienigheid ons, zoo onverdiend, achter  126 BYLAGEN. ter uit gezet, en niet tot Regenten gemaakt heeft. Juist door dit onophoudelijk wrijven van de geeden worden zij verhit, en hoe meer hunne menigte toeneemt, des te meer groeit het verlangen na Revolutiën aan." Bl. 5Ó. „ De vrijheid van de Drukpers en de Publiciteit in 't bijzonder zullen de middelen zijn, waardoor men de Regenten cn Staatsdienaars tot aflchafhng der misbruiken wil bepaalen; men is van de weldaadigheid dezer middelen zoo zeker, dat men of Ijrot, of uit zijn vel meent te fpringen, wanneer men 'er dechts bedenklijkheid in vindt: en dit alles ongeacht, trede ik voor geheel Duitschland op, en zeg overluid en zonder achterhouding. De vrijheid der Drukpers en publiciteit zijn, met het enkele goede, dat zij hier of ginds mogen uitgewerkt hebben, dc naade, en ik kan met zekerheid zeggen, de toereikende oorzaaken der algemeene ontevredenheid over de Regenten, en van den algemeen heerfchenden Revolutie-geest. Door alle die menigvuldige Journalen, Nieuwspapieren, en vliegende Blaadjens is de waare langzaam voortgaande en grondig toenemende verlichting oneindig benadeeld, integendeel de zedeloosheid, de ftoutfte verachting van den Godsdienst, en de neiging tot tomeloze vrijheid deur en venfters opengezet. Bij kodiene dit, die het loochenen kan 1 De gantfche menigte van het lezend Publiek Vindt daar elk oogenblik gebreken, dan deze dan gene, dan van zijn eigen Regenten ontdekt, en zelfs zijn zulke verhaalen dikwijls niet ééns waar; on-  ondertusfchen gelooft men Ze nogthans, e„ men wordt daardoor allengs gemelijk, mismoedig, en ongenoegd met alle overigheden , waaruit eindelijk een formeele haat tegen hen ontdaat, en dus is de Revolutie-geest gevormd. Is dat dan nu het zoo weldaadig doel, dat zulke Leeraars der menfchen beöogen? en zal daardoor onze Staats-mrichting allengs op eene vreedzame wijze verbeterd worden ? juist het tegendeel." „ Zijn dan nu de vrijheid der Drukpers en de Publiciteit, zoo als zij heden ten dage bij ons m gebruik zijn, vredelievende en geenzins geweldoe middelen, om de gebreken van onze Regeringsvormen te verbeteren? Waarlijk met! in tegendeel zij werken onfeilbaar èn on ophoudhjk tot eene geweldige Revolutie, met alle derzelver fchrikbarende gevolgen; en zal liet dan, door zulke Revolutien, na zoo veel vergoten burgerbloed, beter wezen? Zeker neen! veel liever wil ik mijn leven op een onbewoond Eiland eenzaam verdijten, dan onder het woedende Volks-Despotismus, geen oogenblik van mijn leven en eigendon zeker zijn. O! de verdandige en welbeduurde vrijheid der ' Drukpers en publiciteit is eene heerlijke zaak' maar daarin zijn wij het toch allen ééns, dat icnnften, die openlijk voor den Staat en Godsdienst nadeelig zijn, onmogelijk geduld kunnen worden. Maar, welke zijn voor den Staat nadeliger, dan, wanneer men de handelingen der Kegenten, zij mogen dan wezenlijk of enkel gewaand fchadelijk zijn, openlijk en zonder fchroom aan  io8 BYLAGEN. aan de kaak zet? Dewijl zij deze onvermijdelijke werking doen, dat zij vroeg of laat eene geweldige Revolutie laten bewerken, gelijk ik zoo even onwederleglijk bewezen heb. En kunnen wel fchriften nadeeliger voor den Godsdienst werken, dan zulke, die hem op eene verdraaide wijze voordellen, die 'er een valsch licht over verfpreiden, en hem op eene meer of min grove wijze belachlijk maken? En hebben wij 'er hedendaagsch niet veelen?" XVIII. Redevoering over de Orde der llluminaten 1793. en over het eindelijk lot van de Orde der Vrijmetzclaren 1794. In verfcheiden kleine heel nieuwe Werkjens worden nog meer gewigtige Berichten, het Letterkundig verbond betredende, medegedeeld. Hier toe behoort de Redevoering over de Orde der llluminaten, gehouden in eene Vrijmetzelaars Loge in December 1793- 8. Regensburg 1794 ten bede van de Krijgs - Operations-kasie. Onder anderen ftaat daar Bladz. 14 enz. „ Vergelijken wij met de Oorfpronglijke fchriften der llluminaten, die op Keurvorftelijk bevel in Beijeren zijn uitgekomen, en inzonderheid met de nieuw de verrichtingen van Spartacus en Filo, de toenmalige gedeldheid en neiging van alle volken, vergelijken wij de werkingen van de Orde der llluminaten met de werkingen > der  BYLAGEN. 129 der Jacobijnen in Frankrijk, dan zien wij overal licht rondom ons. Waren dechts onze meefte Vorden niet met llluminaten omringd, en was die genen onder hun, welke zelve llluminaten zijn, thans niet het doel der Orde van hunne hooger Opzieners geheel uit het oog ontrukt; was Jer niet zoo menige Staatsraad, en Kabinetssecretaris, zoo menige Gezant en GezantfchapsSecretaris, zoo menige Adfesfor en zelfs Voorzitter van hooger Gerichtshoven, zoo menige Cenfor en Prefident van Boek-cenfuren, zelve een Iduminaat; maakten deze Heeren niet gezamenlijk door duizend kundenarijë'n de Duitfche Vorden en Staatsdienaars onopmerkzaam, dap en onverfchillig tegen het Duitfche Jacobinismus; dan zou men dra vinden, waar en hoe de Vorden het moeden aantasten, om zich zeiven en hunne volken het gevaar te ontrukken, dat nu bijna onophoudelijk hun boven het hoofd zweeft: want llluminatismus en Jacobinismus zijn in den'grond hetzelfde." ■ Onze Duitfche Drukpersfen en Frankrijks toeftand bewijzen, dat de geest van de Orde der llluminaten niet uitgebluscht fa, maar dat hij overal heerscht, e„ dat de geest yan ^ ' mets anders is, dan de Illuminaten-geest, die zedert i77ö in ontalhjke Duitfche hersfenen ingeprent * De Baron Knigge en de algemZ. Bibhotheekfchrijver Nxcolm hebben wef hUI verdedigen gefchreven, en alle Uil gezamenlijk en elk bijzonder b^T* O^e te met gegaan Maar zij is i£* niet  130 BYLAGEN. niet gegaan, dan voor een oogenblik in Bdjeren. Dc Orde fehrijft de geliefdfte Duitfche Journalen en Tijdfchfiften. Uluminaten, en Sansculotten fchrijven gemeenfchappelijk het Slee^vvijkfche, voorheen Brupsivijkfche Journaal, en de Opperduitfche algemeene Ljtkraiür - Zatung. Alleen uit liefde tot klinkende munt geeft zich de Jemfcfi'e alg. Litleratur- Zeitung niet geheel aan de Órde over; want zij blaast toch, naar het voorkomt, heet en koud uit eenen mond, verkoopt Godsdienst en Ongodsdiendigheid, Bijbelfpot en Uluminaten Uitlegkunde, Jacobinismus, Roijalismus, Aristocratismus, Feuillantismus en Sansculottismus voor dezelfde prijzen. Onder den Scepter der llluminaten Orde buigen alle onze hongerige fchrijvers, de eigenlijke Sansculotten in de Republiek der Geleerden, alle die armhartige Geleerden en Pennevoerers, wier geheele Svdema v"n denken, wier betlaan en onderhoud, wier geheele waarde, en geheele burgerlijk bedaan van de beoordeeling der Maandwerken en den lof der Journalen afhangt. Bi 18. Handelt eene ontelbare menigte van menfchen, in alle geweden van Duitschland, in alle mogelijke betrekkingen en omftandigheden, fteeds onöphoudlijk en onvermoeid, naar een ééns voorgefchreven Plan, voert zij bij Staatsdienaars en Miniderien, in de hoogde Gerichtshoven, op Katheder en Kanzei, op Univerfiteiten en Schooien,in ontelbare Journalen,Nieuwspapieren, Tijdfchriften en Pamiiets, eene en dezelfde taal; gedraagt.2aj zich overal naar denzelfden regel; ver-  BYLAGEN. nt verfchijnt zij, volgends dezen regel, onder alle bedenklijke vermommingen, openlijk en heimelijk zichtbaar en onzichtbaar, ftout en fluw, en als 'tnood is, altijd tweetongig; ontziet zij, in tijden, die haar voordeelig zijn, om tot haar oogmerk te komen, geen gevaar; wikkelt zij zich in ongunftige tijden, in leugen en bedrog; maak! zij aan Vorften, Staatsdienaars en Regeeringen dan de fchriklijkfte bedreigingen, dan de dicpfté buigingen en leugenachtigfte Complimenten: dan is, zeker, deze ontelbare menigte van menfchen door een gemeenfchaplijk verbond verëenigd, het zij dan Illuminatismus, of algemeene Wereld-Verlichting. Laten vrij openbaar arglidige en openbaar op omkeering van den Godsdienst, en door deze op algemeene Wereld-verlichting uitziende Senatoren der Duitfche Republiek der Geleerden hunne verdedigingen fchrijven, laat hen die genen fchelden en fchenden, die hunne woorden niet gelooven, laten zij in fchijn van alle hunne werkzaamheid afftaan; zulke begoochelingen bedriegen flechts de eenvouwigen en fteekeblinden: want de werkzaamheid van deze Senatoren in de Duit fche Republiek der Geleerden is en blijft bekend en openbaar, het zij de winkel is te Berlin of \\\ Kiel, in Brunswijk, in Sleewijk, in Flensburg oïmMtona, en het zij de Firma luide Spartacus en Filo, oïWurmbrand en Schaapskop. Een ander, niet min gewigtig ftukjen, bevat nog meer fpeculatiën. Het heet: Eindelijk lot van de Orde der Vrijmetzelaaren in eene fluitre,,en uugefproken door Br. * * te voren fpreker 1 2 iH  I3a BYLAGEN. in de Loge te * * * op den dag haarer ontbinding. 8. 1794. Bl. 25 enz. „ De uit een gejaagde Beijerfche Uluminaten met hunne broederen van het overig Duitschland fchreeuwdcn luidkeels, dat alles, wat tegen hen (in Bcijtegen Vorften, Adel, en Papen geftoord, in werkzaamheid te houden, ten einde over Duitschland een dergelijk verderf uit te ftorten. Bl. 39. Na het onwcder, in Beijeren over de Uluminaten losgeborften, breidden zij zich verder uit; het Uluminatismus overftroomde bijna de geheele Metzelarij , veroverde het verbond van Nicolai's vcrlichters, en maakte zich meefter van de Letterkunde en den Boekhandel. X I X. Terugvordering der Vrijheid van denken aan de Vorften van Europa. 1793. Onder de menigte van oproerige Gefchriften, van allerlei foort en inrichtingen, met welke Duitschland overftroomd wordt, wil ik alleen het volgende aanhaalen: Terugvordering der vrijheidvan denken, van de Vorften van Europa, die haar lot hier toe onderdrukt hebben. Eene Redevoering. Nociem peccatis, et fraudibus ebjice nubem. 8. Heliopolis in het laatfte jaar der oude duifternis, 86 Bladz. Deze Redevoering ziet er uit, als of zij in eene Club van Jacobijnen gehouden was; zoo  BYLAGEN. 139 zoo bitter en bijtend is derzelver toon tegen de Vorften, één van welken echter den fchrijver, zoo als men zegt, brood geeft, waar voor hy tot dankbaarheid den Revolutiegeest onder de jeugd, die op eene Univerfiteit ftudcerde, uitbreidde. Hij gaat te werk, als of de Vorften alle vrijheid van denken, fpreken, fchrijven, en drukken geheel zochten te vernietigen, alhoewel zij helaas! daar aan maar al te veel ruimte geven. Bl. 71 zegt hij: ,, Over onze vrijheid van denken, hebt gij , o Vorften ! geheel geen recht. Geene bdüsfing, over het geen waar of onwaar is; geen recht, om ons nafpooren zijne voorwerpen te bcpaalen, of zijne grenzen te ftellen. Geen recht, om ons te verhinderen, de flotfom daar van, zij moge dan waar of valsch zijn, mede te deelen, wanneer of zoo als wij willen. Gij hebt ook ten dezen aanzien geen verpligtingen; uwe vcrpligtingen gaan alle op aardfche oogmerken, en niet op de boveniiardfche der verlichting. Ten dezen aanzien fchijnt gij u geheel lijdelijk te gedragen; zij behoort niet onder uwe zorgen" Ik reken het niet nodig, deze Sofifterrjën te ontwikkelen; zij moeten elk onbevooroordeeld Lezer van zeiver. voor het hoofd fpringen. In de Voorreden worden aan de Vorften de grootfte hardigheden gezegd , en eindelijk dreigt dat onbefchaamde fchrijvertjen , dat het, wegens de bepaling der vrijheid van denken, nog tot geweldige uitberftingen moet komen, en dat het menschdom zich aan zijne onderdrukkers op het wreedfte wreeken zal; weshalven het hoog tijd zij, dat de dam-  i4o BYLAGEN. dammen, welke men tegen den leop van den menfchelijlcen geest gelegd heeft, weggenomen worden, op dat zij dezelve niet geweldig doorbreke, en de velden in 't rond fchriklijk verwoefte. X X. Gedenkfchrift 1794. Toen de eerfte druk van deze Berichten juist van de pers gekomen was, en uitgegeven zou worden, ontving ik een zoogenaamd Gedenkfchrift, 4. 8 Bl., in hetwelk verfcheiden dergelijke gezegden voorkomen , waarvan ik 'er fommigen hier zoo veel te liever mededeele, dewijl dit gefchrift niet in den Boekhandel gekomen is. Onder anderen wordt daarin gezegd: ,, De droevigfte ondervinding heeft het zedert een tijdsloop van 30 jaaren herwaards bewezen, en geenen opmerkzamen Staatsman heeft deze ondervinding kunnen ontgaan, dat de algemeene. geest der Duitfche volken ten opzicht van Godsdienst en Staatkunde eene richting ontvangen heeft, welke den Godsdienst, de Troonen der Vorften, de Grondconftitutie van het Rijk, de burgerlijke opvoeding, het geluk des volks en van elk in het bijzonder den nabijzijnde ondergang dreigt. „ Het is hier de plaats niet, den oorfprong van dit algemeen verderf, hetwelk eigenlijk van twee punten begint, en welke beiden met twee woorden, vrijheid en verdraagzaamheid van het zei-  BYLAGEN. 141 zelve, benoemd kunnen worden, wijdlopig te ontvouwen. Dat het werklijk voorhanden is, behoeft geen bewijs, zoodra men flechts de losbandigheid overweegt, met welke alle openbare Magten gehoond worden, en de lompe ftrijdigheid eenig overleg waardig keurt, dat diezelfde menfchen, welke Koningen en Vorften voor overtollig verklaren, en hunne troonen met hunnen vergiftigen zwadder bezoedelen, ten zelfden tijde, enkele Vorften, die zij tot hunne oogmerken willen misleiden, maar die zij voor zwak genoeg houden , om in flaap gewiegd te kunnen worden, op de onbefchaamdfte en laffte wijze den wierook toezwaaijen. Doch, indien dit nog niet genoeg is ter overtuiging, befchouwe men flechts met een onbevooroordeeld oog de onfeilbare documenten, welke de tegenwoordige oorlog heeft opgeleverd, alleen de fchriften en handelingen dier talloze menigte, welke in de geweften aan den Rhijn, Goden het Vaderland ontrouw waren, en het gedeeltelijk nog zijn, en nog heden daadlijk aan deszelfs ondergang werken. Men zal verfchrikken, als men de flappen dezer menfchen ftaatkundig berekent en afmeet. Hier is het genoeg, zich op de ondervinding te beroepen dat 'er een Plan van een groot famenhangend verbond plaats heeft. ,, Dit fchandlijk verbond en deszelfs aanvoerers oefenen eene fouvereine heerfchappij over de Drukpers en haare voortbrengzelen. Deze bende noemt zich in het Brunswijkfche Journaal, ten trots van onze Vorften, hun vlak in 't gezicht,  14* BYLAGEN. zicht, de wetgevende Magt!!! en zij heeft getoond, in welke hooge mate zij de wetgevende magt uitoefent, doordien zij den geest beheerscht. Dit Bibliopolokratisch verbond fpreekt over elk gefchrift, dat hun in den weg is, over elk, die hun misdaadig plan zou kunnen ontdekken en krachteloos maken, het vonnis der vernietiging, of wel der verdoeming uit, ia duizend Tijdfchriften, Brochures, en Geleerde Nieuwspapieren , en het blijft onvermijdelijk veroordeeld, ongelezen, of vernietigd. De vrijheid der Drukpers , die zelfs den ongebondenden oproermaker de baan ontduit, komt, dewijl zij het Gerichtshof der geleerde Cenfuur eenzijdig bezitten, cn gevvelddaadig uitoefenen, ook zelfs, waar de politie een Cenfuur-ambt heeft aangefteld, daar zij hebben weten in te fluipen, andersgezinden niet te baat. „ Het blijft eene uitgemaakte waarheid, door de gefchiedenis der Franfche Revolutie vreeslijk beveiligd : Hadden de welgezinde Franfche Patriotten > zich bij tijds met hunnen Koning in een gemeenfchaplijk verbond tegen de Filofofen en Boekverkopers, of met één woord, tegen het Jacobijner-verbond vcrëenigd, cn even zoo confequent, als hunne partijen gehandeld, de Godsdienst zou zijn gezag behouden, en daardoor de uitberfting van alle gruweldaden verhinderd — en Lodewijk XVI. en zijne Gemaalin het Bloed- fchavot niet hebben moeten beklimmen!! „ Hoe geweldig de heerfchappij der zoogenoemde Filofofen over de gevoelens tot de Franfche Staats-  BYLAGEN. 14 Staats-omwenteling gewerkt heeft, weet ieder. Reeds deze eenige omftandigheid zou dit bewijzen, dat gemelde Bende fchrijvers heeft laten optreden, die, zoo men voorwendt, in bijzondere fchriften bewijzen zouden, dat een fchrijver niet in ftaat is, om eene Revolutie te bewerken. Deze heerfchappij niet uit de handen te geven, daardoor de wereld onder het juk te brengen, en de Regenten van hunne troonen te ftooten, is nog tegenwoordig het ftreven der Franfche Jakobijnen en hunne Duitfche Medegenoten.