NEDERLANDSCHE REIZEN. DERDE DEEL.   NEDERLANDSCHE REIZEN, tot bevordering van den koophandel, na de meest afgelegene gewesten des aard k loot s. Doormengd met vreemde Lotgevallen, en menigvuldige Gevaaren, die de Nedcrlandfche Reizigers hebben doorgeffoan. MET P L A AT E N. DERDE DEEL. Te AMSTERDAM, By PETRUS CONRADI. Te HARLINGEN, By V. van der PLAATS. MDCCLXXXIV.   INHOUD DES DERDEN DEELS. T weede Togt van Jakob van Neck , na de Oostindiën. Bladz. i Vertrekt uit Texel, met zes fchepen. Vertoeft aan het Eiland Whigt. Het volk vangt eenen viscb , aan de KaapVerdifche Eilanden, en vindt in den buik eenen Pasfer, vier dagen geleeden in Zee gevallen. Ontdekken het Ei« land Annobon. Die van de fcorbut waren aangetast, worden hier aan land gezet. Handel met de opgezeetenen. Aanflag der Portugeezen op de krafiken. Zien veel riet in 't water dryven, een voorbode dat zy de Kaap de Goede Hoop naderen. Zien drie Walvisfchen , over 't geheele lichaam met fchelpen begroeid. Pasfeeren de Kaap. Zien wederom een Walvisch, zyn Kuit fchietende. Vanpen een grooten Haai. 'Er ontftaat groot gebrek op de fchepen. Zwaare frorm. Naa in achttien weeken geen land gezien te hebben, ontdekken zy Sumatra. Naderen de Straat-Sunda. Koomen voor Bantam. Van Neck treedt aan land. Vertrekt, met twee fchepen , na de MoUikfche Eilanden. Befchryving van Celebes en Gelolo. Komst te Ternate. De Koning bezoekt de fchepen ; 's Vorften opmerkelyk gedrag, terwyl de Hollanders den openbaaren Godsdienn verrigtten. Vyandig en verraaderlyk gedrag der Portugeezen. Van Neck verzoekt verlof van den Koning om hen aan te tasten. Bloedig gevegt, 't welk van den Koning aanfehouwd wordt. Van Neck wordt gekwetst. Op 's Vorften verzoek neemt het * 3 ge-  INHOUD. gevegt een einde. Bruiloftsfeest te Ternate van Ko n-ngs dochter; plegtigheden van hetzelve. Van Neclr" met al zyn Volk, ten Hove onthaald. Vertrekt na Ch.rta ; ontdekt de Vooréïlanden diens Kcizerryks Komst voor Macao, op de rivier van Canton,- ontlle.tenls onder de inwooners, Gevegt met de andz,a „ de Opper-Stuurman Jan Dirkszoon fne , 1' ee.ngen van de onzen gevangen genomen worden , van welke de meeste worden opgehangen. Vertrek na Pa*, na. ^Zonderimg gewas, op een Eiland gevonden , 't welk d.e er van aten, zinneloos maakte. Gunftige ontmoeting va de Patanaanen. Van Neck treedt in onderhandeling om Peper te koopen, en geeft de gedenken over. Ontvan gt een gefchenk van de Koninginne. Toeleg van eenige S.ammeezen te Patana oP de Hollandfche fchepen , Z Vdeld. Aankomst van twee Zeeuwfehe fchepen, en blvdfchap ,er over. Van Neck door de Kon7ngnZ on haald. Befchryving van de Stad en het Kon Zk fatana en van de zeden en handel der ingezeetenen Ge negenheid der Koninginne Jegens de Hollander, Z Ko-" 3£5 ;,itV°erig befChreeVen » a,s -de het Ko- k ;7 n ^ 5 WreCde ^°^S, bier gebruikelyk. Bengt aangaande de Irad Malacca, en afbeelding van dezelve. Van Neck vertrekt van Patana na het Vv dedand ; jammerlyke toeftand op zyn fchip , zynde het meeste volk ziel. Ontdekken het Eiland St. Helena Vertrek van daar. Om de menigte kranken , moet dé Admuaal zelve, op zy„e beurt, aan 't roer itaan. Gt£ te fterfte. Loopen in Engeland binnen; koo.nen voor Rammeken, in Zeeland voor anke, _ Algemeene aanmerkmgen over den (bat der Indien in de vroegfte tyen. Befchryving en afbeelding van Goa. Verbaden der Vrouwen met haare overleedene Echtgenooten. Wy^e, op welke de Elefanten gevangen worden. Sce-  INHOUD. Steven van der Hagen 's Scheepstogt na de Oostindiè'n; gedaah in de jaaren 1599, iöco en 1601. Bladz. 72 Vertrekt uit Texel met drie fchepen. Koomt aan de KaapVerdifche Eilanden. De Portugeezen vallen op de onzen aan ; wraake hier over genomen. Komst aan het Prinsfen - Eiland; worden hier insgelyk vyandlyk bejegend van de Portugeezen ; en beiluiten hierom, na de Kust van Ethiopië te ïtevenen. Gebrek aan water -noodzaakt den Admiraal, de Kust van Corisco aan te doen. Vertrekt na de Kaap de Goede Hoop. Doet het Eiland Annobon aan , daar hy zyn ziek volk van Oranjeappelen voorziet. Het fchip de Maan kan , door ftorm, die Eiland niet bereiken. Twee Nederlanders, voorheen doof een Westindischvaarder , om hun liegt gedrag , hier aan land gezet, koomen by de onzen aan boord. Pasfeert de Kaap, en koomt op Madagaskar ; aart en zeden der opgezeetenen. De flegte hoedanigheid der vrugten doet den Admiraal vertrekken, en Antongil opzoeken. Zendt eenig volk na land, die vergeefs leevensmiddelen zoeken. Uit vreeze voor de Hollanders, fteeken de opgezeetenen hunne huizen in brand, en vlugten op de bergen. De vriendlykheid, waar mede de Admiraal de Wilden behandelt, doet hen eenigzins aan de hand koomen. Men vindt 'er geene leevensmiddelen. Een Bootsman , die zvvaare ftraife hadt verdiend, uitgezonden, met belofte van ftraffeloosheid, indien hy iets tot verkwikkinge vondt en medebragr; zyn vrugtloos poogen doet den Admiraal befluiten, na Bantam te zeilen. Koomt aldaar , en wordt, uit naam van den eerften Staatsdienaar , vriendlyk verwelkoomd. Zendt eenigen van zyn Volk aan land by den Koning, die een ruim en pragtig paleis bewpont; ontvangt aan boord een bezoek van den Sabandar. Buitenfpoo. rige eisch aangaande de tollen en ongelden , doet hem beflaiien deeze Ree te verlaaten , en na elders vertrek, ken. Zeilt na Amboina; koomt de Edelen des lands te * 4 hul.  INHOUD. hulpe regen de Portugeezen. Beleg van het Portugeefcbe Fort •, dit wordt opgebroken , met klein verlies. Koopt een aanzienlyken voorraad kruidnagels. Hy fluit een verbond met de landzaaten, waar by bedongen wordt , dat da Hollanders, met behulp der Amboineezen, aldaar een Fort zullen bouwen. In de voltooide Sterkte, wordt Jan Dirkszoon Sonneberg tot Gouverneur aangefteld. Vertrekt over Sumatra, na 't Vaderland, daar hy, met zyne onderhoorige fchepen, behouden aankoomt. Togt van twee Hollandfche fchepen, na het Koninkryk Achem Bladz. 96. Loopen uit Texel, in Zomermaand des jaars ióoo. Opftind onder het Volk, om het verminderde rantfoen, door ftrengheid beteugeld. Koomen voor Annobon ten anker. De Provoost wordt, om oproerige taal , hier aan land gezet. Krygen ververfchingen van de Portugeezen. Worden eens en andermaal van een zwaaren ftorm beloopen. Door de rauitery van drie matroozen, loopt een der fchepen gevaar van in de lucht te fpringen. Zy worden hier over geftraft. Jammerlyke toeftand op het fchip de Zwarte Arend, op 't welk veelen ziek zyn en derven. Men is genoodzaakt land te zoeken. Koomen aan een bykans woest Eiland. Zy verlaaten het, hoewel de manfchap, door zwakheid, naauwlyks in ftaat is , de ankers te ligten. Naderen de Kust van Sumatra, naa eenenveertig man op de reize te hebben veriaoren. Voor mesfen en andere kleinigheden , koopen zy allerlei leevensmiddelen. Verzamelen hier eene aanzienlyke menigte peper. Een Magazyn opgeflagen , waar in de Hollandfche koopmanfehappen geveild worden. De Hollanders in het Magazyn verraaderlyk opgeflooten, aangevallen, en zommigen gedood. De reden hier van, om dat eenige Engelfche fchepen , voor Hollanders aangezien , met duizend baa-  INHOUD. baaien Peper heimelyk waren doorgegaan. De fchepen vertrekken , en laaten twaalf gevangene Hollanders in de magt der Indiaanen. Hunne poogingen om te outkoomen mislukken. Op het punt zynde van te ontkoomen, worden zy verhinderd, en vlugten in de bosfehen , daar men zedert niets meer van hun vernomen heeft. Wederkomst der twee fchepen in het Vaderland. Scheepstogt van Jakob Heemskerk, na de Oostindiën. BI. 118 Vertrekt, in Grasmaand des jaars 1601, met vyf fchepen van de Wielingen. Ankert, naa een voorfpoedigen togt van vier maanden, onder 't Eiland St. Maria. Bekoomt eenige ververfchingen op Antongil. Aankomst op de Ree der ftad Achem. Gefchenken tusfehen den Koning en den Admiraal gewisfeld. Zwaare brand te Achem, in welken de Hollandfche Logie , nevens de koopmanfehappen, verteerd wordt. Koopt honderd baaien Peper , én zeilt na Ticou, alwaar hy Peper handelt, en de Tollen beraamt. Heemskerk zeilt na de Molukfche Eilanden om eene laading ; gevegt op dien togt tegen eenige Indiaanen, waar in hy achttien dooden bekoomt, en twaalf van de zynen gevangen genomen worden. Doet alle zyne fchepen te Bantam verzamelen. Keert te rug na het Vaderland, en doet het Eiland Mauritius aan; menigte van visfehen en vogelen by en op dit Eiland. Aankomst aan 't Eiland St. He'ena , en wederkomst in het Vaderland. Lyst der goederen , door den Admiraal uit de Indien aangebragt. Togt van vyf fchepen na de Oostindiën, onder het opperi_ bevel van den Admiraal Wolpliart Harmansfen , in de jaaren 1601, 1602 en 1603. . . Bladz. 125 Loopen in zee , in Grasmaand, in gezelfchap van negen * 5 an-  I N H O U Di Wdêre fchepen , onder bevel van Jakob Heemkerk in dienst van de Oude, en jan Grenier, in dienst van'de Nieuwe Maatfchappy. Zeinen van wederzydfche herkenHfnge betaamd. Harmansfen verovert een Karveel , met wyn gelaaden, toornende van Villa-Nova ; doch laat het vaartuig onverhinderd zeilen. Grenier vervalt onder eene Spaanfche Vloot vW dertien fchepen ; onttoomt het ge vaar door de vlugt. Koomt aan een onbekend Eiland , daar zy eenige ververfchïngen vinden. Inzonderheid van dit Eiland, dat het aldaar behendig 's morgens en 1 ™mds laag ' e" °P *»» middag en ter middernaeht hoog water is. Loopen , op Kersdag , de Straat van Bantam binnen. Worden gewaarfchuvvd , door eene Chineefche Praauw , dat voor de ftad Bantam eene Portu. geefche vloot van dertig zeilen legt, aldaar verzameld , om de ftad te belegeren, en de Hollanders in den handel te belemmeren. De Admiraal befluit , zich in ftaat van tegenweer te ftellen. Uitweiding wegens den alouden handel van Europa op de Indien, over Venetië, Alexandrie en de Roode Zee; zwaare kosten van deezen weg Ontdekking van den weg langs de Kaap de Goede Hoop;' rykdom der Portugeezen , en hunne nayver te-en den vaart der Hollanders. De Admiraal Harmansfen befluit met zynen Raad , de Portugeezen voor Bantam aan te tasten. De fchepen raaken aan elkander. Door het fpririgen van een (tuk gefchut, wordt het roer van het Admiraalfchip reddeloos ; *c geen , egter, niet ontdekt wordt by den vyand, die, door vreeze voor het geweldig febieten der Hollanders, afhoudt. De ftryd wordt hervat, en twee fchepen door de onzen bemagtigd. De Portugeezen, uit deeze vaarwaters vèrdreeven zynde, koomt de Admiraal te Bantam , daar hy Mer vriendlyk ontvangen wordt. Vertrekt na de Molukfche Eilanden; doet Tacatra aan en fielt aan deszelfs Koning de gêfcbenken van Pnnle Maurit. ter hand. Wederkomst te Bantam. De fche-  INHOUD. ■ fchepen, naa in onderfcheidene havens fpeceryen en andere goederen te hebben gelaaden , keeren weder na het Vaderland; behoadene komst aldaar. Togt van Kornelis van Veen, na de Oostindiën. Bladz. 147 Hy loopt in zee, met negen fchepen , te Amfterdam en Enkhuizen uitgerust, en drie van Rotterdam, in Zomermaand des jaarr 1602. De Vloot verzamelt aan het Eiland Annobon. Schermutzeling op dit Eiland tegen de Spanjaards, die het veld moeten ruimen. Zy voorzien zich van leevensmiddelcn, en vertrekken na de Kaap. Komst op de Ree van Bantam. Twee fchepen na China gezonden ; deeze koomen voor Macao, en veroveren aldaar eene ryk gelaaden Karak. Schrik hier door onder de Portugeezen. De onzen, het fchip ontlaaden en vervolgens in brand geftoken hebbende, keeren te rug na Bantam. Ontmoeten op deezen togt eene Jonk, welke'zy, naa een hardnekkig gevegt , veroveren. Misverftand, de oorzaak van deezen ftryd. Zy flaagen gelukkig in den inkoop van Indifche goederen , en, naa Bantam te hebben aangedaan, keeren zy te rug na het Vaderland, daar zy, in Oogstmaand des jaars 1604, behouden aankoomen. Eerfte Togt van Joris van Spilbergen , na de Oostindiën, in de jaaren 1601, 1602, 1603 en 1604. Bladz. 150 Vertrekt, voor Zeeuwfche rekening, van ter Veere, met drie fchepen. Ontmoet drie Franfche en Zweedfche fchepen , en een fchip van Roftok , onder een Duinkerkfche Vlag; by doet het ftryken, doch, nader onderricht, laat hy het zeilen. Gevegt tegen drie Portugeefche fchepen, voor Puorto Dale , waarin de Admiraal gekwetst wordt. Begeeft zich van daar na Refrisco, daar hy van een troep Negers overvallen, naakt uitgekleed, doch wederom verlost  INHOUD. lost wordt. Vertrekt van Puorto Dale , en koomt te Annobon. Vrugtlooze pooging, om water en vcrverIchingen te bekoomen. Zeilt na het Eiland St Thomas; doch kan, om de zwakheid van zyn volk, en den vyandlyken tegenftand, welken hy hier ontmoet, geene landing doen. Vertrekt na Groot Corisco. en van daar na Lopes Gonfalves. Ontmoet een Amfterdamsch fchip, koomende van de Goudkust, aan boord hebbende 300 ponden Goud. Koomt aan de Kaap. Vindt hier eene menigte Zee-I3eeren, veifehrikkelyke dieren ; (laat aan land eenige Tenten op, in welke de zieken gebragt worden. Koopt leevensmiddelen van de Negers. Berigt wegens den Tafelberg en Tafelbaai. Vertrekt van de Kaap, en nadert het Koninkryk SofFala ; befchryving hier van ; fterke handel aan de rivier Quama. Mouomotapa, van waar, volgens zommigen, Salomon goud en yvoir deedt haaien, hier insgelyks gelegen. Gimftige ontmoeting der Hollanders by den Koning van Sotfala ; geleerdheid van deezen Vorst ; hy geeft den Admiraal een bezoek, wien hy groote vriendlykheid betoonde; die, egter, eerlang bleek, loutere geveinsdheid te zyn. Vertrek en aankomst te Matecalo. De Admiraal leidt een bezoek af by den Koning, en doet hem eenige gefchenken. Trouwlooze behandeling van de onzen door de landzaaten. De Admiraal legt een bezoek af by den Koning van Candy , en by eene zyner dochteren te Vintana ; befchryving van deeze ftad; ftaatelyke Procesfie aldaar. Gemeenzaame verkeering van den Admiraal met den Koning, die hem verfcheiden merkwaardige vraagcn doet. Vereert hem de afbeelding van Prins Maurits. Sluit een Verbond met hem- Neemt een Portugeesch Galjoot, en fcheukt het aan den Koning van Candy. Laat eenigen van zyn Volk ten Koninklykeu Hove. Neemt nog twee Portugeel'che fchepen, met Arak gelaaden , en van dezelve honderd man. Vertrekt van Candy, en zeilt na Achem. Merkwaardige voorvallen in het  INHOUD. het Koninkryk Ceilon. Algemeene berigten wegens Candy en deszelfs ingezeetenen. Pellegriras aldaar, die in bedevaart trekken na Adams ■ Piek. Afbeelding van deezen berg; bygeloovigheden der landzaaten ten deezen opzigte. Aanbidding van den Duivel. Komst van den Admiraal te Achem ; vindt hier eetÜgéïEngelfche fchepen. Gaat ten Hove, daar hy vriendlyk wordt ontvangen. Eischt flraffe om de mishandelingen, voor eenige jaaren, twee Hollandfche fchepen aangedaan; zyn eisch wordt ingewilligd. Vertrekt, met de Engelfchen, na de Straat van Malacca. Veroveren gezamentlyk een Portugeesch ryk gelaaden en frerk bemand fchip; losfen. het, doch lasten de manfchap met het fchip zeilen. Keert te rug na Achem. Begroet den Koning, en doet hem gefchenken. Koopt lywaaten en peper. Verongelukking van eene Hollandfche Sloep. Krygt tyding van de vereeniging der Hollandfche en Zeeuwfche Maatfchappy. Betrekt een huis , door de Engelfchen gebouwd. Komst van drie Hollandfche fchepen. Maakt toebereidzels tot zyn ver-, trek ; pasfeert voor de vyfdemaal de Linie. Koomt te Bantam. Aankomst van den Admiraal Heemskerk , met eene rykgelaadene Portugeefche Karak , waardig zeven miljoenen. Ontvangt de tyding van den moord, aan Sebalt de Weert en 53 man gepleegd. Vertrekt van Bantam; aankomst, naa veele gevaaren, in 't Vaderland. D E  D E PRENTEN MOETEN GEPLAATST WORDEN: j. Malakka. , . tegen over bladz. 52 2. Afbeelding van Goa. . . ,62 3. Een Amboinsch Krygsheld. . n 92 4. Ree van Punto Gale. . , , 160 5. De Berg genoemd Adams - Piek. . . 202 NE-  NEDERLANDSCHE REIZEN. TWEEDE TOGT van JAKOB van NECK na de oostindicn. Jakob van neck, van wiens eerflen Togt na de Oostindiën wy, in het voorgaande Deel, reeds gefproken hebben, wierdt andermaal aangezogt om zich tot deezen Scheepvaart te laaten gebruiken. Het oor kenende aan het verzoek der Bewindhebberen en Deelgenooten, vertrok hy uit Texel , op den achtëntwintigtten van Zomermaand des jaars 1600. Als Admiraal en Kapitein - Generaal voerde hy het bevel over zes Schepen. De naam des Schips, van 't welk de Admiraals-Vlag waaide, was Amfterdam ; de ViceAdmiraal voerde het Schip Dordrecht. De namen der overige Schepen waren Haarlem , Leiden , Delft, Gouda: 't laatstgenoemde was een Jagt. Op de kust van Engeland wierdt deeze Vloot van tegenwind beloopen , en moest onder het Eiland Wiglit, eenigen tyd, voor anker blyven leggen. Hier gebeurde het ongeluk , dat door het barlten van een ftuk Gelchut , vier man gedood , en eenige anderen zeer gevaarlyk gekwetst wierden. III. deel. A Eln-  st NEDERLANDSCHE Eindelyk wierdt de wind voordeelig , en bragt de Vloot, in 't begin van Oogstmaand, in 't gezigt van de Kanarifche-, en eerlang van de Kaap-Verdifche of Zoute ■ Eilanden. Niets merkwaardigs gebeurde 'er op den Togt, dan dat de Matroozen, op onderfcheidene tyden , twee van die foort van Visfchcn vingen , welke de Portugeezen Dorades noemen ; in 't lichaam van den eenen vonden zy een Yzercn Pasfer, welken een van het Scheepsvolk, vier dagen gcleeden, hadt laaten in Zee vallen: in dat des anderen een Koperen Haak, die wel eene halve El lang was. Op den vyfëntwintigften van Herfstmaand pasfeerden zy de Linie. Drie dagen laatcr deedt de ViceAdmiraal een fchoot , en liet de Vlag van agteren waaien, tot een zein dat hy Land zag. Dit liep uit de gisfing van de meeste Schippers en Stuurlieden, als die zich verbeeldden nog verre van Land te moeten weezen. Doch naar gelange deeze Landverkennig onverwagt voorviel , dies te aangenaamer was zy. Men begon reeds op alle Schepen te verlangen na ververfchingen , dewyl de gewoone Zeeplaag , de Scorbut, zich overal openbaarde. De Admiraal alleen hadt veertig Man aan boord, van die kwaaie aangetast. Hoewel de Stuurlieden het ontdekte land voor 't Eiland San Mattheo aanzagen , bleek het, egter, naderhand het Eiland Annobon te weezen. De Admiraal zondt hier eenen Koopman aan land, om te fpreeken met de Landzaaten , die met hunne Musketten gewapend , en agter een foort van Fort verfchanst waren, uit vreezc voor een onverhoedfehen vyandlyken aanval. Alle hunne goederen van eenige waarde hadden zy op het gebergte gëbragt. De Hollandfche Koopman , den Oever naderende , liet een Vre-  REIZEN, 3 Vredevlag waaien. Op dit teken tradt een der Opge« zeetenen hem te gemoete , en fprak hem in st Spaansch aan. ' Thans maakte de Koopman geen zwaarigheid orrt voet aan land te zetten. Te gader begaven zy zich vervolgens na den Gouverneur van 't Eiland, wien de Hollander vérzekerde, dat hy voor zich zeiven en de zynen van de Vloot niets kwaads hadt te vreezen; dat men van hem niets anders begeerde dan eenige ververfchingen , die men met geld of koopmanfchappen wilde betaalen. De Gouverneur gaf tot antwoord , dat zy alles zouden hebben wat zy begeerden; geevende voorts, tot een onderpand zyncr genegenheid, den Koopman twee Hoenders en eenige Vrugten ten gefchenke, met verzoek om dezelve ter hand te ftellen aan den Admiraal, die hem , van zynen kant, twee Kaazen en een pot met Boter zoudt. Het verzoek, dat de kranken aan land mogten gebragt worden, wierdt insgelyks gereedlyk ingewilligd. Diensvolgens wierden zy gebragt in eene fchoona en vermaaklyke Valei , alwaar overvloed van allerlei foort van Vrugten groeide , én, onder andere , zo groote en fchoone Oranje-Appelen, dat niemand van het Scheepsvolk zich kon herinneren , huns gelykerl ooit gezien te hebben. De fmaak was een aangenaam zoet, met zuur getemperd. Zy dienden tot een heil* zaam geneesmiddel tegen de Scorbut. Zommigen, op een anderen dag, aan land gcvaaren zynde, wierden, door den Gouverneur , ter maaltyd onthaald, als mede op Palmwyn; deeze was van kleur" en van fmaak als zuure Huy of VVey. Deeze drank was zeer bekwaam om den dorst te lesfchen. Na A 2 boord  4 NEDERLANDSCHE boord wederkeerende, bragtcn de onzen mede Bananas , Ananas en Batatas. De Bananas is eene vmgt , van gedaante als een Beuling, en na genoeg van fmaak als de Bergamotte, of zo genaamde Mandtjes-peeren. De Ananas gclykt naar een grooten Pynappel , en is zeer zoet van fmaak, maar zeer fchadelyk, en vergiftig wanneer zy niet volkomen ryp is. Op den negenden wierden cenigen van het Scheepsvolk na land gezonden, om de zieken wederom aan boord te haaien , alzo de meesten van de Scorbut nu geheel geneezen waren. Den voorgaanden nacht hadden de Portugeezen, die op het Eiland waren, eenen aanllag gedaan om hen te vermoorden ; 't geen hun geen kleinen fchrik hadt aangejaagd. De Admiraal, zulks vernomen hebbende , fchreef aan den Gouverneur, dat hy zorge hadt te draagen om zich niet te vergrypen aan zyn volk, dewyl hem dit kwalyk zou kunnen bekoomen. De Gouverneur onUtclde niet weinig van deeze bedreiging , en gaf tot antwoord dat hy niets kwaads in den zin hadt, en niets anders dan den Vrede zogt. Toen fcheidde des Admiraals Gelastigde in vrede van hem, medeneemende zo veele Zieken, als hy in zyu Vaartuig kon bergen. 's Anderendaags ligtte de Vloot de ankers, en ging onder Zeil, met een gunftigen Zuid-Oosten wind , met een helderen Maanefchyn. Naa drie dagen zeilens wierdt het raadzaam geoordeeld, de Vloot te verdeelen , en dat de drie beste Zeilers, zynde het Admiraalfcbip , de Schepen Delft en Gouda, zouden vooruit zeilen , met oogmerk om ten dieniïe der Nieuwe Maatfchappye het land hunner beftemminge aan te doen,  REIZEN. 5 doen , en met de Landzaaten den Voorkoop te fluiten. De andere drie Schepen , Dordrecht , Haarlem en Leiden, zouden daarnaa volgen. In gevolge van dit befluit, hielden alle de Kapiteins te zamen een Scheimaaltyd , en keerden vervolgens, onder het losbranden van het gefchut, ieder na zyn Schip. Tervvyl elk dus zyne Reize vervolgde , zag men, van het Schip Amflcrdam, op zekeren dag, met het aanbreeken van den dageraat , eene groote menigte zeer zonderlinge Visfchen; zy hadden Bekken , na genoeg van gedaante als de gevvoone Rotten, en konden wel eene Manslengte baaien. Op den tienden van Slagtmaand begon het zeer koud te worden : zodat de Matroozen , aan de koude nu niet meer gewoon , alzo zy, eenigen tyd, in een zeer heet klimaat hadden doorgebragt, de toevlugt namen tot hunne VVinterklederen. Doch deeze koude nam eerlang af, tot hunne groote blydfehap; die no? grooter wierdt, naadat zy de Brazilfche Banken, Abrolhos genaamd, veilig gepasfeerd waren. Nog eene Maand hadden zy gezeild , wanneer zy in het water eene menigte Riet zagen dryven, by de Portugeezen Trombas genaamd: een voorteken dat men niet verre van de Kaap de Goede Hoop is. Ook zagen zy eene menigte Vogelen vliegen, Kaapvogels genaamd. Het een en ander deedt hun hoopen , dien Zuidlykften Uithoek van Afrika welhaast te zullen ontdekken. Dewyl de Admiraal wist dat hy nog eene verre Reize voorhanden hadt , vondt hy het geraaden, in tyds bedagt te zyn, opdat het Scheepsvolk, door, in dagen des overvloeds, tot verzadigens toe te eeten , naderhand , door fpysgebrek , hier voor niet zou raoeA 3 ten t  <5 NEDERLANDSCHE ten boeten. Hierom wierdt elk hoofd op rantfoen gefteld, en hera dagelyksch een half pond hard brood toegewopgen. i ider het zeilen naderden, op zekeren dag, drie gro' te Walvisfchen het Schip Amfierdam. Roven op het ichaam waren zy zeer ruig , en over den gantfcben kop begroeid met fchclpeu, van die foort, welke, in deezen oord, zich aan de Schepen vastzetten, en de Iven , in het zeilen , merkclyk belemmeren. Eene zonderlinge vertooning maakten de drie Zeemonfters, in de oogen van het Scheepsvolk. Omtrent het midden der Maand waren zy de Kaap de Goede Hoop gepasfeerd , onder begunftiging van een frMchen Zuid-Westen Wind, en bevonden zich, naar gisfing, dertig Mylen van land. Thans ontmoetten zy zeer fnel loopende ftroomen en kantelingen in het water, van verfchillende kanten toefehietende, welke de Golven tot eene ongelooflyke hoogte deeden klimmen. Aan deeze ongelegenheden zyn deeze Kusten inzonderheid bloot gefield ; en de meeste Schepen, welke, op hunnen togt na de Oostind ën , vergaan, verongelukken in deezen waereldoord. Van hier dat de Portugeezen, om het dreigende gevaar te (ntkoomen , tot veelerhande bygcloovighedcn de toevlugt neemen , door het aanroepen van hunne Santen en Santinnen. Wanneer zy deeze Vaarwaters veilig orukoomen zyn, meenen zy geen verder gevaar te vreezen, en zo goed als de Reize volbragt te hebben. Op den eerften dag van Kerstyd vertoonde zich wederom by het Admiraalfchip een zeer groote WTalvisch. Het zeldzaame van dit vcrfchynzcl was, dat men hem tot driemaalen toe zag Kuit fchieten. Telkens als hy gefchooten hadt, nam hy een Herken vaart  REIZEN. 7 vaart in het zwemmen onder het Schip door, en voorby hetzelve. Niemand van het Scheepsvolk of der Bevelhebberen hadt immer dit verfchynzel gezien. De intrede in het Nieuwe Jaar 1601, hoewel, over 't geheel genomen, eene ftoflë tot blydfchap voor de menfchen, leverde voor de Onzen ftoffe uit tot grievende vooruitzigten. Het zoet water begon hand over hand te verminderen, hoewel zy nog wel duizend Mylen van Bantam waren, of van eenige andere plaatze, daar ververfchingen te bekoomcn waren. Hierom wierdt noodig geoordeeld, elk man, hoofd voor hoofd, op een Pint water 's daags te (lellen: weinig genoeg, in de daad , aangezien de warmte thans, hand over hand, begon toe te neemen. Doch men moest dit voor lief neemen, en op beier hoopen. Hier by kwam nog, dat het Spek, welk men nu genoodzaakt wierdt te eeten, zo zeer bedorven was , dat men, naa dat het gekookt was , den ftank naauwlyks kon verdraagen. Omtrent deezen tyd vingen zy een Haai, die zo groot was dat vyfentwintig Man werks genoeg hadden om hem uit het water te haaien. Hy was omtrent veertien voeten lang, en dik naar evenredigheid, 't Was dien zelfden dag zo heet, dat niemand boven op het Schip kon duuren , maar elk zich beneden hielde Onuilfpreckelyk groot was de dorst, welke , door deeze hitte , gevoegd by het gebrek aan water, wierdt geleeden. Voor een Mingelen water wierdt een Gulden vrugteloos gebooden. Zommigcn verkogten de klederen van hun lichaam voor een teug drinkens. Om den onlydeiyken dorst te lesfehen, dronken zommigen hun eigen water. In deezen nood begon het te regenen. Elk fpande hierop een klein zeiltje uit, om het A 4 wa-  8 NEDERLANDSCHE water te vangen , hetwelk , fchoon morsfïg en meteen Teerfmaak gemengd , hun , egter, thans beter fmaakte , dan , op andere tyden, de keurlykfte Wynen. Op den eerden van Sprokkelmaand wierden de Schepen van een zo geweldigen ftorm beloopen , dat de Schipper en de Stuurlieden van het Schip Jmfterdam, die, in Texel, in den jaare ^94, hadden bygewoond dien zvvaaren ftorm , welke een zo aanzienlyk getal Schepen hadt doen vergaan , verklaarden nimmer iet diergelyks gezien te hebben. Eenige zeilen fcheurden midden door, en de Fokkemast brak in ftukken. Tegen den nacht begon de ftorm zich nog meer te verheffen. Het fchip Delft hadt zyn Grooten Mast moeten kappen. Zy bevonden zich thans op 17 Graadea Zuider- Breedte. Ondertusfchen begon de ftorm eerlang te bedaaren, en wierdt gevolgd van eene zo groote llilte , dat de Schepen naauvvlyks eenigen voortgang konden maaken. Thans zagen zy veelerhande Vogelen, als mede een foort van kleine Vischjes, over het geheele lichaam bezet met borltels , zo fcherp als Elzen , even gelyk by ons de Stekelvarkens. Ook ontmoetten zy veele groene bladeren van boomen, die op het water dreeven. Dit alles deedt hun vermoeden dat zy naby Land moesten weezen. Het Dieplood geworpen hebbende, bevonden zy tweeëntwintig Vademen water, op een Zandgrond , met kleine witte Schelpjes doormengd. Niet weinig wierdt het Scheepsvolk hier door verfchrikt, alzo zy zich niet verbeeld hadden, zo dicht aan 't Land te zyn. Hoe zy verder zeilden , hoe zy minder diepte vonden: zodat zy genoodzaakt waren,  REIZEN. 9 ren, op elf Vademen water het anker te laaten vallen, op een fteenagtigen grond. Op den tweeëntwintigften zagen zy Land, doch zo donker en verward , dat zommigen meenden dat het Klippen waren , anderen dat zy zich in hunne meenig geheel bcdroogen. Achttien weeken waren 'er nu vcrloopen , zints zy geen land gezien hadden. En, in de daad , door de aanhoudende ftilte drceven zy nog eene volkomeue Maand, eer zy de vaste Kust van Sumatra in 't gezigtkreegen: reden genoeg, voorwaar, tot het betoonen van algemeene vreugde. Op den zevcnëntwintigften van Lentemaand zeilden zy de Straat Sunda binnen, met aangenaam weêF en een gunftigen wind. Liet cerfte Eiland, welk zy in de Straat ontmoetten, was Bonna - dventura. Tegen den avond kreegen zy eene ontelbaare menigte Eilanden in 't gezigt. Zy lieten het anker valkn onder een van hetzelve , Los tres Germanos , of de Drie Gebroeders, genaamd, om reden dat hier drie kleine Eilanden dicht by en genoegzaam aan elkander leggen. Drie dagen bleeven zy hier leggen, en zeilden toen na Bantam, alwaar zy twee Schepen van de Nieuwe Maatfchappye aantroffen. Op den afftand van een Kanonfchoot lieten zy het anker vallen. Straks kwamen 'er Chineezen en Javaanen by hen aan boord, met hunne kleine Praauwcn. Elk was voorzien van eenige koopmanfehappen. Zommigen bragten Porcelein , eenigen Bananas , anderen Oranje - appelen en meer diergelyke Vrugten. Al wat zy zagen , was hunne gaading. Nogthans wisten zy de goederen zeer wel op hunne waarde te fchatten. Op den laatften dag der Maand voer de Heer van A 5 neck  10 NEDERLANDSCHE neck na land, om met den Gouverneur te fpreckcn. Vernomen hebbende dat 'er flegts voor één Schip eene hading was te bekoomen, nam men het befluit , het Schip Delft daar mede na het Vaderland te zenden; en dat het Admiraalfchip , nevens het Jagt , na dc Molukjc e Eilanden zou verzeilen , om aldaar eene laading in te neemen. Ten dien einde voorzagen zy zich van den behoorlyken voorraad van Ryst en Arak, en maakten allen mogelyken fpoed om hunne Reize te vervorderen, eer de Pasfaatwindén eindigden, die nu wel haast zouden ophouden met waaien. Want, naadat deeze tyd verloopen was, zouden 'er drie Maanden hebben moeten voorbygaan , eer zy de Reize na de Molukfche Eilanden hadden kunnen aanneemen : want zo lang duurden de tegenwinden. In 't begin van Grasmaand vertrokken zy van Bantam , en pasteerden, naa eene Maand gezeild te hebben , andermaal de Linie. Naa dat zy de Eilanden Ctlebes en Gilulo waren voorby gezeild, kreegen zy, in 't laatst van Bloeimaand , het Eiland Tanate in 't gezigt. Tusfchcn het Eiland Macaifar cn de Molukfche Eilanden , plaatst p to_le me us nog drie andere Eilanden, welke hy Sondas noemt; volgens mercator, en anderen, die hem gevolgd hebben, zyn deeze, Celebes , Gilulo en Amhoina. De twee ecrstgemelden leggen onder de Linie , het laatite ten Zuiden van dezelve. Liet Eiland Celebes legt ten Westen van de Molukfche Eilanden, nevens eenige kleine EtTandrjes, welke onder d^n zelfden naam begreepen zyn. De Opge. zeetenen zyn blank van kleur. In vroegere dagen wa-  REIZEN. ii waren zy Menfchenëeters, Afgodendienaars en Zeeroovers, en gingen Moedernaakt , uitgezonderd dat zy een dekzel voor de fchaamdeelen droegen. Wanneer iemand op de Molukfche Eilanden ter dood veroordeeld was , zondt de Koning hem na Celebes, om van de Wilden gedood, en voorts gegeeten te worden. Gilolo, anders ook Maurica en Batochina genaamd, wordt, van zommige Schryvers, zo groot gefchat als de helft van Italië. Het levert zeer veel Maïs, en Sagu , zyndc het merg van een boom , daar de Indiaanen hun brood van maaken. Uit dien zelfden boom loopt een zeker vogt, 't welk onder hen de plaats van Wyn bekleedt. Men vindt 'er zeer veele wilde Hoenders , die in 't geheel niet naar de Europeaanfche gelyken. De Zee geeft eene menigte Schclpadden. De Opgezeetenen zyn wel gemaakt van lichaam, doch woest en wreed van aart; voormaals waren zy, even gelyk die van Celebes, Menfchenëeters. Van "t Eiland Amhoina hebben wy elders een uitvoerig berigt gegeeven. Op den tweeden van Zomermaand kwamen de beide Schepen ten anker voor Ternate , daar zy , van de Inwooners , zeer vriendlyk ontvangen wierden. De Koning zelve kwam by hen aan boord, om hen over hunne behoudene aankqjmst te begroeten. Hy was een zwaarlyvig Perfoon, hébbende niets anders om en aan dan een dun broekje , en het Bovenlyf geheel naakt. Zyne Hovelingen waren even eens uitgedoscht. De Vorst bragt met zich aan boord den Hollandfchen Koopman frans van der does , die, den voorgaanden togt, op het Eiland gebleeven was, nevens drie Hollandfche Matroozen. Naa dat de Heer van neck den Vorst zo goed hem mogelyk was onthaald , en hem het Schip Amjterdam van binnen en  II NEDERLANDSCHE en van buiten hadt laatcn bezigtigen, roeide hy, tegen den avond, met zynen doet na land. Op den derden van Zomermaand, zynde een Zondag, tervvyl het Scheepsvolk op het Admiraalfchip in het eerde Gebed, en de Leerrede nog niet begonnen was, kwam de Koning, met zyne Hovelingen, dil aan boord; doch ziende dat de Hollanders in het Gebed waren , bleef hy met zyn gevolg op het Dek. De Provoost van het Schip , zulks vemeemende , bleef, met zynen daf van Judirie in de hand , op het Dek by den Koning daan , om toe te zien dat niemand van zyn Volk na beneden ging. De Koning , ziende dat hy niet knielde, gaf hem door tekens te kennen dat hy insgelyks zou nederbuigen. Doch de Provoost gaf tot antwoord, daar geplaatst te zyn, om toe te zien dat des Konings lieden geene wanorde pleegden. Toen greep de Vorst andermaal de Roede van Juditie, en gaf hem te kennen dat hy insgelyks zou nederknielen; hem beloovende zorge te zullen draagen dat zyn Volk geen hinder deedt. Thans viel de Provoost nevens zyne Landgenooten op de knieën , terwyl ondertusfehen de Koning het ampt van Provoost waarnam, tot dat de Leerrede e:i de Gebeden geëindigd waren; hier mede verliep na genoeg anderhalf uur. ' Vervolgens wierdt de Vorst, nevens zyn Hofgezin, door den Admiraal en zyne Bevelhebbers, ter maaltyd onthaald. De Koning betuigde aan den Heer van neck, zeer verwonderd en gedigt te zyn over de wyze en goede orde van hunne Godsdienstoeffeninge; en dat hy in dit alles het tegendeel hadt bevonden van 't geen hem door de Portugeezen was verhaald. Omtrent deezen tyd vernam de Heer van neck, dat  REIZEN. iS dat dc Portugeezen , die zich op het Eiland Tidor be.-onden , alwaar zy eene Sterkte hadden , voorneemens waren om met een vyandlyk oogmerk hem een bezoek te geeven, met vier Schepen, een van welke een Rotterdamsch maakzel, en een Magellaansvaar,der was, welken zy genomen hadden. Dit bewoog onzen Admiraal , van den Koning verlof te verzoeken om hen te mogen aantasten, en alzo in de voorbaat te weezen. Toen van neck dit verzoek deedt, was de Koning met zynen gantfchen Adel in flaatfie gezeeten, naar Lands gebruik, aanhebbende een Zyden Broek , en een Gouden Keten om den hals. Zyn Zoon , nevens hem gezeeten, was op de zelfde wy/x gekleed, en getooid. De Nederlandfche Afgevaardigden Vtfl tuiden hem hunne Lastbrieven van Zyne Hoogheid PfBM maurits, in 't Portugeescb en Arabisch gefchreevea, en verzogten hem tevens om het boven gcmehte verlof. Het antwoord w.'.s, dat hy met zyne Staatsdienaars daar over raadplcegcn , cn binnen drie dagen antwoord zou zenden. De Portugeezen midlerwyl hier van verwittigd zynde, fchreeven Brieven aan den Vorst, waar in zy de Hollanders met de lclykfte kleuren maalden. Zy zeiden dat zy een Volk waren, die niets anders zogten, dan de Koningen van hun gezag te berooven, en uit derzelver heerfchappyen te verjaagen ; dat zy Wetten ■noch Godsdienst hadden; dat de Zoon by zyne Moeder nederlag, de Broeder met zyne Zuster, cn dat de Mannen met elkander affchuwelyke dingen pleegden. In één woord , de geheele Brief behelsde eene aaneenfchakeling van afgryzelyke lasteringen , xe lang orrj  14 NEDERLANDSCHE om hier verhaald te worden. De Koning gaf den Brief aan de Hollanders te leezen; hy was in 't Portugeesch gefchreeven. De Vorst, in eigen perfoon wederom aan boord gekoomen zynde , gaf zyne toeftemming om de Portugeezen aan te tasten, en verklaarde ooggetuige te willen zyn van het Zeegevegt. Op den achttien der Maand gingen de twee Schepen onder zeil, en krecgen, op den elfden daar aan volgende, zynde Pinxter-Maandag, de Portugeefche fchepen in 't gezigt. De onzen wonnen hun den loef af. De Portugeezen deeden den eerften fchoot; waarop de Hollanders niet fchuldig bleeven , maar fchooten met hunne Boegftüfekén , zynde halve Kartouwen. Thans ontftondt 'er een allerbloedigst gevegt. Op drie plaatzen aan den Oever hadden de Portugeezen Batteryen opgeworpen, en zy gaven, onophoudelyk , de volle laag uit drie Schepen. Van neck wendde na het Portugeefche Admiraalfchip , en begroette hetzelve met volle hagen. 'Er wierdt een zo hevig vuur gemaakt, dat beide Schepen fcheenen in vollen vlam te ftaan. Het Jagt Gouda raakte handgemeen met het voorfte Portugeefche Schip , en maakte insgelyks een allerverfchrikkelykst vuur. Een volkomen uur hadt reeds het gevegt geduurd, wanneer de Admiraal van neck aan den rechter arm gekwetst wierdt, terwyl hy op de Stuurplegt Rondt, en met de hand een zein gaf dat men vuur zou geeven. Kort daar naa fneuvelden 'er drie man op het Schip van den zelfden Admiraal, en één op het ' Jagt , wiens Schipper het rechter been was weggenomen. De  REIZEN. 15 De Koning van Ternate , die in zyne Praauw. zat, en ooggetuige was van 't geen \r voorviel , zondt midlerwyl bevel aan de Hollanders dat zy zouden ophouden met fchieten , en liet tevens weeten , nu wel gezien te hebben wat zy doen konden. Doch deeze ontydige last wierdt niet volvoerd. Men voer dan voort met fchieten , tot dat de Koning eenen tweeden Bode aan den Heere van neck zondt, om hem ernftig te verzoeken , dat hy toch een einde wilde maaken van het gevegt , en wederkeeren na Ternate, alzo hy tyding hadt ontvangen dat 'er nog twee Nederlandfche Schepen in 't gezigt waren. Dit berigt deedt de onzen beiluiten om weder te keeren na Ternate , naadat het Schip Amfterdam alleen meer dan driehonderd fchooten hadt gedaan. By hunne wederkomst ontdekten zy dat de twee Vaartuigen , van wier aankomst zy, door des Konings be-> rigt, de tyding hadden ontvangen, Portugeefche Jonken waren. Op verzoek des Konings zeilde de Admiraal na Talingane, hoewel zyne Schepen merkelyk geleeden hadden. Hier begonnen zy van nieuws te werken aan de Sloep , welke zy reeds te Ternate hadden opgezet. Doch alzo de zwaare hitte de Timmerlieden merkelyk in hun werk verhinderde , moesten zy , in plaats van veertien dagen, welke zy gemeend hadden te zullen noodig hebben , zes weeken daar aan befteeden. De wonde, welke de Admiraal, in het gevegt, aan den arm hadt bekoomen, midlerwyl geneezen zynde, verzogt hy verlof van den Koning om na Patana te mogen zeilen, dewyl hy geene gelegenheid vondt om op zyn Eiland eenigen handel te dryven. Niet  16 NEDERLANDSCHE Niet zo gelukkig was de Schipper van het Jagt Gouda. Hy overleedt aan zyne wonden, met groote ftandvastigheid en vertrouwen op den Almagtigen, en volkomen by zyne kennis tot aan den Iaatden ihik. Den zelfden dag als hy overleeden was, in den naamiddag, wierdt hy ftaatelyk ter aarde befteld , naast het huis van den Koopman van der does. Terwyl de Heer van neck met zyne Schepen voor Ternate lag, was het Land vol vreugde , ter gelegenheid van het huwelyk van eene Dochter des Sabandars met eene der Lands Priesteren , welke aldaar in groote eere gehouden worden. De Koning, verzeld van zynen geheelen Hofdoet, begaf zich in ftaatiie na het Paleis diens Staatsdienaars , werwaarts hy gevolgd wierdt van een troep Hollanders, in volle Wapenrusting uitgedoscht, met Fluiten en Trommels, om de vreugde en ilaatclykheid tc vermeerderen. In het Paleis was eene groote Zaal , geheel met Tapyten befpreid om op dezelve te zitten. De bende Soldaaten of Matroozen dondt rondsomme, om het Feest te aanfehouwen. Naa dat de Koning en zyne Hofgrooten hunne plaatzen hadden ingenomen, wierdt 'er binuen gebragt een heerlyk ftufc werks, 't welk de Bruidegom aan de Bruid ten gefchenke gaf. Dit Huk was zeer kundig gewerkt, en bedondt uit vyf Torens van verfchilleride kleuren, en vier Raderen. Het wierdt getrokken van meer dan zestig perfoonen. Hier op volgden acht Mannen, draagende een Standaart met een klein Vaantje daar boven, en nog vier andere, in hunne handen hebbende een gouden , of althans, zeer zwaar vergulde Doos .. waar in, gelyk aan de onzen wierdt berigt, des Bruidegoms Juweelen lagen. Naa  REIZEN. Naa deeze traden, in goede orde, binnen, honderdvyftig Vrouwen, ieder met een gefchenk in een groot Koperen Vat , 't welk zy boven de hand droegen. Deeze wierden wederom gevolgd van zeventig man*perfoonen, in hunne handen hebbende groote en zeer fchoone Porceleinen potten , vol bloemen en Betel „ welke zy voor de voeten der Hollanders nederwierpen ; tevens hun, door gebaaren , te kennen geevende dat zy dezelve moesten opeeten. De trein wierdt bcflooten door eenige Schermers of Zwaardvegters, die met hunne Schilden en Zwaarden meesterlyk wisten om te gaan. Den vierëntwintigften van Hooimaand voer de Admiraal van neck na land, om affcheid te neemen van den Koning en het gantfche Hof. Zy fcheidden met wederzydfche betooningen van beleefdheid cn vriendfehap; hoewel de Koning liever zou gezien hebben dat hy aldaar gebleeven was, tot op de komst van den Vice-Admiraal wybrand van warwyk, opdat de Hollanders, door dit nieuwe toevoegzei van magt verfterkt, gezamentlyk de Portugeezen van daar mogten verdfyven. Dit niettegenftaande volhardde de Admiraal by zyn voorneemen, en liet aldaar, als Koopman, jan Pieterszoon, net nog vier man nevens hem. Van neck lag nog op de Ree, wagtende na een goeden wind , wanneer hy een verzoek ontving van den Koning , om niet onder zeil te gaan , voor en aleer hy, met al zyn Volk, in het Koninklyk Paleis, ter maaltyd zou onthaald zyn. De Admiraal , deeze vriendlyke uitnodiging niet willende van de hand wyzen , beval dat het de helft van het Bootsvolk deibeide Schepen na land zou gaan, op den tyd, door III. deel. B den  i8 NEDERLANDSCHE den Koning beftemd, zynde den laatften Zondag van Hooimaand. Ter aangeweezene plaatze gekoomen zynde, vonden zy alles tot eenen Maaltyd, naar Lands gebruik, gereed gemaakt. Bykr.ns al het Volk van het Eiland was bezig geweest met kooken. Voor de Matroozen hadt de Koning Rieten tafels doen gereed zetten; doch voor de Bevelhebbers eene andere, die fierlyker was toebereid. Tot vermaak der aanzittende Gasten hielden de Ternateesfche Edellieden , in de Eetzaal , een Spiegclgevpgt. Eindelyk ligtten de onzen hunne ankers, en gingen onder zeil, op den laatften der Maand, tot geen geringen fpyt der Eilanders. De wind wierdt hun eerlang zo ongunftig, dat zy geenen kans zagen om Patana te kunnen bezeilen : waarom zy het befluit namen, koers te zetten na China, met oogmerk om te verneemen,of zy,in de groote Rivier van Canton, ecnigen handel zouden kunnen dryven. Op hunnen togt kwamen zy ten anker onder het Eiland Coye, zynde een der Philippynfche Eilanden. Eenige manfehap , welke hier aan land voer, ontdekte dat de opgezeetenen Wilden waren, en aan de Spanjaards fchatting betaalden. Van een ander Eiland, insgelyks tot de Philippynfche behoorende , 't welk zy aandeeden , vonden zy den naam in hunne Kaarten niet aangetekend. Zy gaven 'er den naam aan van het Lang- hairs- Eiland , omdat de Opgezeetenen zeer lang hair droegen , 't welk hun tot over de fchouderen hing. Op den twintigften van Herfstmaand bevonden zy zich by de Eilanden van het groote Keizerryk China, daar zy ten anker kwamen. De Admiraal zondt hier ee-  REIZEN. 19 eene Sloep na land, om te verneemen of zy verder konden voort zeilen. Onder weg ontmoetten zy een klein Schuitje met eenige Visfchers , aan welke zy vraagden , waar het Eiland Sint • Juan lag ? De Visfchers ftaken zeven vingers op , en weezen na het Oosten; waar uit zy beflooten, dat het gemelde Eiland zeven Mylen Oostwaarts van hun lag. By het fcheiden vereerden zy de onzen een grooten Visch, welken de Stuurman hun wilde betaalen ; doch zy weigerden daar voor geld aan te neemen. Uit de berigten der afgevaardigde Manfchap vernomen hebbende, welk een koers zy moesten houden, gingen onze Schepen wederom onder zeil, en ontdekten eerlang, op een der Eilanden, eene groote Stad, op de Spaanfche wyze gebouwd. Niet weinig (tonden zy hier over verwonderd; doch lieten, eene halve Myl van de Stad , het anker vallen. Naauwlyks hadden zy hier een uur gelecgen, of zy zagen twee Chincefche Barken op hen afkoomen ; in ieder van dezelve zat een Chineesch huisgezin: te wecten, een Man en Vrouw met twee of drie kinderen. Uit deeze lieden verftonden zy , dat de naam der Stad , welke zy zagen , Macao was. Dit deedt de Hollanders nog meer verwonderd ftaan , als die niet konden begrypen , hoe zy de Rivier van Canton zo verre hadden kunnen opzeilen, en zo veele Eilanden en droogten te boven koomen. Met dit alles was hunne blydfchap even groot als hunne verwondering. Straks wierdt eene Sloep na land gezonden , met een man, die Maleisch, en een anderen, die Spaansch fprak, om in de Stad, naar den toeftand van zaaken, naauwkeuriger te verneemen. De Sloep kwam dien dag niet weder aan boord, 's Anderendaags morgens B 2 zag  ao n ETj ERLANDSCHE zag men, van de Schepen, eene groote menigte Volks op eenen Rerg vergaderd. Dit veroorzaakte geene kkine ontfteltenis onder het Bootsvolk, als die vreesden dat deeze toeftel was gemaakt om hunne Makkers , die aan land waren gevaaren, ter dood te brengen. De grond hunner vreeze was, omdat zy, van ] a n h u ge ij van LiNscnooTEN, verltaan hadden , dat de Stad Macao wierdt bewoond van Portugeezen , en dat deeze aldaar eenen Bevelhebber en eenen Bisfchop hadden. Naa dat men hier over geraadpleegd hadt, nam men het befluit om een weinig nader aan de Stad te gaan leggen. Ten dien einde wierdt de Opper-Stuurman met de groote Sloep gezonden , om den grond te peilen; deeze deedt wel haast een zein, dat 'er water genoeg was voor de Schepen ; die , egter , om den wind , welke zeer fterk begon op te fteeken, niet by hem konden koomen. De Inwooners der Stad, verneemendc dat de Schepen niet nader by , en dat de Sloep niet wederom aan boord kon koomen, zonden vyf gewapende Jonken om dezelve aan te tasten. De Matroozen in de Sloep, dit ziende, wagtten den vyand niet af, maar zettcden hunne zeilen by. Doch alzo de Jonken harder zeilden, namen zy de Sloep, in 't gezigt der Schepen, hoewel de Manfchap zich dapper verdeedigde , en de Jonken tot tweemaal hadt afgeflagen. Door dit ongelukkig toeval verboren de Hollanders hunnen Opper-Stuurman jan dirkszoon van Enkliuizen, den Quartiermeester van den Admiraal en etlyke Matroozen van het Jagt. 't Zou hier eene bekwaame plaats zyn, eene uitvoerige befchryving te geeven van de Stad Macao., zynde de*  REIZEN. 2I ck eenige plaats in China, daar de Portugeezen mogen handel dryven ; als mede van het Keizerryk China. Doch, alzo wy gelegenheid zullen hebben, over 't een en ander breeder te handelen , in de Rveize van den Admiraal matelief, zal de Leezer zyne nieuwsgierigheid gelieven op te fchorten, tot dat wy dezelve, in 't vervolg deezcr Verzamelinge , mededeelen. Naa dat de Hollanders vrugtlooze moeite gedaan hadden om eene Jonk te veroveren , en Brieven na Macao te zenden om de loslaating der gevangenen- te verzoeken; en door zwaare ftormen , verfcheiden maaien, hadden gevaar geloopen om tegen den oever Schipbreuk te lyden , namen zy het befluit om hunne Reize na Patana voort te zetten, en aldaar gelegenheid te zoeken om het ontflag der gevangenen te bewerken. Ten dien einde richtten de Schepen hunnen koers tus'fchen de Eilanden en de Vaste Kust van China door. Wet veele moeite en geene minder gevaaren , van wegen de droogten en ondiepten, bevonden zy zich eerlang wederom op de zelfde plaats, daar zy, de'eerfte maal, in de Caineefche wateren , het anker hadden laaten vallen. Groot was hunne blydfchap, omdat zy zich wederom bevonden in eenen oord , van welken zy ■ ten minfte eenige kundfchap hadden. Ieder erkende ru de beftuurtnde hand der llcmclfche Voorzienigheid, in de behoudene ontkooming van een Vaarwater, welk hun volftrekt onbekend was. Thans riep de Admiraal al het Scheepsvolk te zamen , eenen iegelyk hoofd voor hoofd afvraagende , of iemand eenig middel wist om de vryheid der gevangenen te bewerken. Doch elk betuigde hier toe geenen raad noch kans te weeten. Het befluit was om de Reize voort te zetten; naa dat alB 3 voo^  sa NEDERLANDSCHE voovens de Heer van neck al zyn Volk tot ge. tuigen hadt genomen, dat hy niets verzuimd, maar zyne uiterfte poogingen hadt aangewend om de vryheid der gevangenen te bewerken. Uit Brieven , welke men zedert gevonden heeft in eene Karak, door de Hollanders veroverd, bleek het naderhand, dat de twee voornaamften der twintig gevangenen na Goa gevoerd , en de overige achttien te Macao waren opgehangen. Ondertusfchen vervolgde de Heer van neck zyne Reize langs de Kust , en bevondt zich , naa een week zeilens , op n Graaden 45 Minuten ZuiderBreedte. Hier ontdekte hy eene bekwaame Ree , en zette het aldaar met zyne beide Schepen. By nader onderzoek bleek hier eene Baai te zyn, groot genoeg om aan duizend Schepen eene veilige legplaats te verfchaffen. De onzen gaven aan dezelve den naam van de Malle- Baai, omdat zy , aan land getrceden zynde , aldaar eene vrugt vonden, van gedaante als een Pruim , hebbende van binnen een grootcn fteen, en al wie van dezelve , en inzonderheid den Kern , ryklyk at , zyn geheugen verloor. Nogthans was deeze ziekte of ongefteldheid van geen langen duur, maar week in den tyd van twee of drie dagen. Bykans or-gelooflyk, en te veel om te vernaaien, zyn de malle kuuren , welke de zulke aanrichtten , die van deeze ongefteldheid wierden aangetast. Naa versch water te hebben ingenomen , verlieten de onzen deezen oord, en kreegen, naa verloop van acht dagen , het Koninkryk Patana in 't gezigt. Eene groote Golf tusfehen twee Bergen ontdekt hebbende, meenden zy aldaar de Stad Patana te zullen vinden, en naderden , uit dien hoofde , den oever , tot op ee-  REIZEN. 23 eenen kleinen afïïand. Hier zagen zy eene Jonk ten anker leggen, op welke zy eene Sloep afzonden, om nadere kundfehap op te doen. By hunne wederkomst verhaalden de afgezondenen, dat de Jonk met Ryst was gelaaden ; als mede dat de Indiaanen een gedeelte van dezelve wel aan hun wilden verkoopen. Dit verwekte eene algemeene blydfchap, alzo de onzen niets anders aan boord hadden dan hard brood en olie , welke dagelyks , by kleine portien , wierden uitgedeeld. Doch deeze vreugde was van korten duur. Want terwyl de Sloep wederom na de Jonk wierdt gezonden, met geld en koopmanfehappen , om tegen dezelve Ryst in te ruilen, wagtten de Indiaanen zulks niet af, maar zetteden hunne zeilen by en namen de vlugt. Gelukkiger flaagden zy by eene andere Jonk , van welke zy zo veel Ryst kogten, als , in den tegenwoordigen nood , genoeg was om den honger te ftülen. De Gouverneur der Stad, midlerwyl, de aankomst der Hollandfche Schepen vernomen hebbende, zondt aan hun eene Praauw met acht Man, met een gefchenk, beftaande in een Bok, een Schepel Ryst, Kokosnooten, Hoenders, Limoenen en Pruimen. In vergelding van deeze niet onwelkoome vereeringe , befchonk de Admiraal de Indiaanen met eene El rood Karmozyn Karzay, een Boek Papier, en twee Ellen fmal Laken, waar mede zy wel voldaan na de Stad wederkeerden. Door zulk eene gunftige bejegening uitgelokt, zondt de Admiraal den Opper-Koopman na land, om naaiden toeltand van zaaken nader te verneemen; en inzonderheid , hoedanige koopmanfehappen, te deezèr plaatze, en in andere oorden van het Koninkryk Paft 4 ta-  S4 NEDERLANDSCHE tana, gevo iden wierden , gefchikt om voor de onzeiv tot eene laading te verftrekken. Hy vernam hier, onder andere, dat men de tegenwoordige legplaats 't onregt voor de Stad Patana hadt aangezien, alzo dezelve niet op 7 Graaden 30 Minuten Noorder-Breedte, maar ruim een halven Graad Zuidelykcr lag. By zyne wederkomst aan boord, bragt de OppcrKoopman drie Buffels mede, hem door den Sabandar ten gelchenke gegeeven, en verhaalde wyders, van dien Staatsdienaar en andere Landzaaten, verdaan te hebben , dat de Schepen ten bekwaamen tyde in het Land gekoomen waren, en te Patana wel eene laading Peper zouden vinden. De gemelde Sabandar was een hoogbejaarde Gryzaart, zeer zindelyk gekleed , en van een deftig en eerwaardig voorkoomen. Hy boodt den Hollanderen aan , in gevalle zy aldaar zeven of acht dagen wilden vertoeven , hun eenen goeden voorraad Peper te zullen bezorgen. Doch deeze aanbieding wierdt van de hand geweezen : deels omdat de Ree aldaar zeer ongevallig en onveilig was; deels omdat men een oogmerk hadt om na Patana te zeilen. Weshalven de Heer van neck, met betuigingen van dankbaarheid voor zyne genegenheid, en met wederzydfche betooningen van vriendfehap , van hem fcheidde. De naam deezer Stad , of liever van het Eiland , waar op zy lag, was Pnlo Tikon, of Tikos, leggende op 7 Graaden -o Minuten Noorder - Breedte. Acht Mylen Noordlyker legt eene andere groote Stad, Ligor genaamd , daar insgelyks zeer veel Peper vak : zodat de Chincczen jaarlyks vier volgclaadene Jonken van daar haaien. Tervvyl zy hier nog lagen, kwam hun, een*  REIZEN. 25, eens en andermaal, eene Praauw aan boord , mede brengende Hoenders , Eyeren , Betel , Bananas ea andere vrugten. Op den zevenden van Slagtmaand kwamen zy tea anker voor Patana. Straks kwam by hen een Edelman der Koninginne aan boord , om den Admiraal, van wegen haare Majefteit, over zyne behoudene aankomst, te begroeten, en hem tevens een gefebenk aan te bieden. De Heer van neck onthaalde hem, naar zyn beste vermogen, en zondt, naadat hy het Schip hadt verlaaten, twee Opper-Kooplieden na land. By hunne wederkomst verhaalden zy, eene zeer gunftige bejegening by de Landzaaten ontmoet te hebben, doch, dat niemand hunner met hun hadt willen koophandel dryven, maar met den Admiraal zei ven wilden in onderhandeling treeden : want de Patanaanen zyn uit den aart een hoogmoedig Volk, die zeer hooge gedagten van hun zeiven hebben. Van neck voer dan na land, verzeld van alle zyne Kooplieden, en wierdt zeer wel ontvangen. Doch vermids hun Sabbath, dien zy zeer ltreng onderhouden , op dien dag inviel, wierdt 'er niets verhandeld. 's Anderendaags begaf hy zich wederom na de Stad, en tradt , met den Sabandar , in onderhandeling over den prys van de Peper. Want, volgens Lands gebruik , mag geen Vreemdeling hier Peper koopen , ten zy alvoorens de prys met den eerften Staatsdienaar getroffen is. Ondertusfchen konden zy het over den prys niet eens worden, alzo de Sabandar veertig Reaalen van Achten voor ieder Baal Peper eischte , en de Admiraal niet meer dan vierentwintig Reaalen wilde geeven. Zy fcheidden dan van elkander, en de Hollanders B 5 hiel-  26 NEDERLANDSCHE hielden zich alsof zy wilden vertrekken , uit hoofde dat de Peper zo hoog in prys wierdt gehouden. Van de Jonken kogten zy Ryst en Arak, zynde een drank, van Ryst geftookt , en deeden 'er zulk een voorraad' van op, alsof zy een voorneemen hadden om deezen oord te verlaaten. Doch zy merkten op, dat de Landzaaten zich daar aan luttel lieten gelegen zyn, en hen in vrede lieten vertrekken : zodat de onzen'genoodzaakt waren, de Kooplieden andermaal op te zoeken. Zo dra de Opper - Koopman van het Admiraalfchip zich vervoegd hadt by den Sabandar, die hem vriendJyk ontving, vraagde deeze hem, waarom hy hein de voorgaande dagen niet was koomen bezoeken? Het antwoord was, dat zy voorneemens waren geweest te vertrekken , omdat de Peper te duur was. Hierop voerde hem de Staatsdienaar, met weinige woorden, te gemoete, dat zy volkomene vryheid hadden om te vertrekken of om te blyven; dat zulks hem volmaakt onverfchillig was, en zy hier omtrent naar goedvinden konden handelen. Waarop de Hollander hernam, dat zy liever verkoozen te blyven, indien zy de Peper tot een redelyken prys konden koopen. Hierop hernam de Sabandar , dat ingevalle de Admiraal , met zyne Edellieden, (dus noemde hy degeenen, die hem gewoonlyk verzelden,) op den vyftienden der Maand aan land wilde koomen, en alsdan gefchenken medebragt, hy , naar zyn believen , zou kunnen koopen en verkoopen. Van neck bleef niet in gebreke, om zich, ten beftemden dage, in de Stad te laaten vinden, medebrengende gefchenken voor de Koninginne en de voornaamfte Hovelingen. Maar wanneer zy nu aan het Huis van den Sabandar waren, en gereed Honden . om  REIZEN. «7 om de gefchenken uit te deelen , bevonden zy twee te weinig te hebben medegenomen: waarom zy, om die te haaien , wederom n2 boord moesten vaaren , zonder iets verrigt te hebben. Ten zelfden dage liepen 'er drie Matroozen weg , die den Admiraal aan land gebragt hadden, en begaven zich onder de Portugeezen. Terwyl de Admiraal aan land was, kwam aan zyn Schip een Portugeefche Renegaat, de onzen berigtende, dat zyne Landgenooten den Hollanderen overal , daar zy eenige gelegenheid vonden, allerlei leed en' afbreuk zogten toe te brengen; biddende wyders dat hy by hen aan boord blyven, en met hun na Holland mogt vaaren. Weinige dagen daar naa begaf zich de Admiraal wederom na de Stad; niet zonder vrceze, egter, dat hem eenig leed zou wedervaaren van de Ingezeetenen, die listig en kwaadaartig zyn, en zich gereedlyk laaten omkoopen. Nogthans liep alles gelukkig af, en hy wierdt vriendlyk ontvangen. De gelchenken wierden uitgedeeld, en men belloot een Huis te bouwen ten dienfte van de Hollanders , om in hetzelve hunnen koophandel te kunnen dryven. Op ftaanden voet wierdt met dit werk een aanvang gemaakt. Ondertusfchen kwamen de drie weggeloopene Matroozen niet wederom ten voorfchyn : waarom de Kooplieden zich by den Sabandar vervoegden , met verzoek om hun dezelve te willen bezorgen. Hy beloofde hun dit, en begaf zich, in eigen perfoon, na de plaats, werwaarts de Vlugtelingen geweeken waren. Toen deeze den Staatsdienaar met hunne Landgenooten zagen naderen , trokken zy hunne Mesfen , en fielden zich in ltaat van tegenweer. Een van hun, jan grebbe h. genaamd, een Edammer, gaf zich einde* lylc  28 NEDERLANDSCHE lyk over, en wierdt gevankelyk na boord gebragt. Detwee andere wierden 's nachts, door de bedienden van den Sabandar, gevat, erPfnsgelyks overgeleverd. Men wilde hen ondervraageri ; doch , welke moeite men ook aanwendde , niemand kon uit hun een enkel woord krygen. Omtrent deezen tyd kwam by den Heere van neck aan boord eene groote Praaüw , medebrengende een zwarten Os , nevens eene menigte van allerlei Vrugten , gezonden door de Koningin , om te dienen tot een gefcheuk voor den Admiraal, die, voor deeze gunst, zyne dankbaarheid betuigde, en beloofde daar aan te zullen gedenken. De brenger van dit gefcheuk was een der Geheimfchryvers der Prinsfèsfe. De Admiraal vereerde hem een Spiegel van middelbaare grootte, en, aan ieder der Roeiers, een Mes. Den zesden van Wintermaand liet de Admiraal zich wederom na land brengen. Dewyl de weg te voet niet wel kon gebruikt worden, wierdt hem een Elefant gezonden, om op denzelven te ryden na het Paleis van den Sabaniar, die eene halve Myl van daar woonde. Even als te vooren, wierdt hy zeer vriendlyk ontvangen, en op Konfituuren en andere inlandfche lekkemyen onthaald. Naa veel over en wederfpr-:ekens, wierdt men bet eindelyk eens over den prys van de Peper , en dezelve gefteld op dertig Reaalen van Achten ieder Paai , weegencle driehonderdtachtig ponden Hollandsch gevvigt; met eene verhooging van vyf ten honderd, by wyze van Tol aan de Koninginne te betaalen. Roelof roelofszoon, Schryver op het Admiraalfchip, een Man van kunde en zeer weetgierig, begaf zich , op zekeren dag, na land, met oogmerk om  REIZEN. 29 om de Stad te bezigtigen. Tervvyl hy door de Stad wandelde, wierdt hy aangefproken van zekere Portugeefche Kooplieden, die vernomen hadden van hunnen Stuurman , die by de Hollanders aan boord geweest was, dat roelofsz hunne taal verftondt. Zy geleidden hem in hunne wooning , toonden hem een vriendlyk gelaat, en verzogten hem, dien middag met hun den maaltyd te houden. Zo beleefd hem doenlyk was , zogt hy dit verzoek van de hand te wyzen; doch, om hun fterk en onophoudelyk dringen, moest hy eindelyk in hun verzoek bewilligen. Naa een weinig met hun gefproken te hebben, vraagden zy hem eindelyk, van welk een Godsdienst de Hollanders belydenis deeden ? of zy Christenen , of Lutherfchen waren? Roelofsz gaf hier op tot antwoord , dat zy, door Gods genade , onder die Christenen behoorden, welke jezus Christus alleen voor hunnen Zaligmaaker erkennen , en hoopen zalig te worden door zyne offerande, voor de zonden der waereld eenmaal aan het Kruis gefchied.. Ter ftaavinge van dit gevoelen, haalde hy etlyke plaatzen der Heilige Schriftuure aan, als mede de twaalf Artikelen des Geloofs. De Portugeezen betuigden hier over zeer voldaan te zyn. Omtrent het midden der Maand, wierdt een aanvang gemaakt met het aan boord brengen van de Peper, die van den Stads-Weeger wierdt gewoogeu op eene Schaal, zeer fraai ten dien einde gewerkt. Ter voor■Roominge van allen bedrog, woogen de onzen de Peper, naa dat zy dezelve hadden ontvangen, in tegenwoordigheid der Indiaanen. Met dit weegen en laaden verliep het Oude Jaar, m nam het Jaar 1602 eenen aanvang. Ruim drie weer ken  3ö NEDERLANDSCHE ken waren van hetzelve verloopen , wanneer de Heer van neck, door zommigen, die den Hollanderen genegen waren, wierdt, gewaarfchuwd om op hunne hoede te weczen tegen de Siammeezen, die zich te Patana bevonden, naardien dezelve zes Jonken in gereedheid hadden, met welke zy eenen aanflag op de Schepen voor hadden. Ten dien einde hadden zy, behalven hun eigen Volk , tweehonderd Japanneezen in hunne foldy genomen, welke zich daar toe zeer gereed hadden laaten overhaalen , naardien zy vrienden en dienaars der Portugeezen waren. Op deeze tyding wierdt in de Schepen alles in gereedheid gebragt, om, des noods, en by alle gelegenheid , tot den Slag toegerust te zyn. De Admiraal liet alle de Vlaggen van de Schepen waaien , opdat de Siammeezen daar uit zouden bemerken , dat de Hollanders van hunnen toeleg verwittigd waren, en hen niet vreesden. Van neck vondt goed deeze vertooning van onverzaagdheid temaaken, niettegenftaande hy,op zyn Schip alleen, dertig perfoonen hadt, die zich naa uw* lyks beweegen , veel min eenigen tcgenftand konden bieden , uit hoofde van hunne kwaade beencn , den Rooden-Loop en andere ongefteldheden. En, in de daad, het bleek by de uitkomst dat deeze vertooning de gewenschte uitwerking hadt: want de Siammeezen, den toeftel der Hollanderen vernomen hebbende , wierden daar door afgefchrikt , en zagen af van hunnen toeleg. Omtrent het einde van Bloeimaand , ontdekten de onzen, in volle Zee , twee groote zeilen; een ongewoon verfchynzel, naardien het nu al een geruimen tyd geleeden was, zints zy dusdanige Vaartuigen niet gezien hadden. Hierom haalden zy hunne Vlaggen in top,  REIZEN. 3I top, en bragten het Gefchut aan boord, uit voorzorge of zy mogelyk in de noodzaaklykheid mogten koomen van Slag te moeten leveren. Want de Schepen hielden recht op de Hollanders aan, die niet wisten van v/elke Natie zy waren. Straks wierdt eene gewapende Sloep afgevaardigd om de vreemde Schepen te verkondfchappen. By hunne wederkomst boodfchapten de afgezondenen , dat de zeilen , welke men voor vyandlyke Vaartuigen hadt aangezien , Zeeuwfche Schepen waren. Algemeen was hier over de blydfchap, welke betoond wierdt, door elkander, over en weder, met Eere- en Welkoomfchooten te begroeten. Doch naauwlyks hadden de Landzaaten de aankomst der twee Schepen vernomen, of zy hielden zich alsof zy den prys van de Peper wilden verhoogen. Zelf verklaarden zy, in het begin van Zomermaand, niet meer Peper, dan tot een hooger prys, te willen leveren. Doch van neck was niet gezind om ze tot een hooger prys te ontvangen. De veertiende van Zomermaand was te Patana een dag van algemeene Vreugdebetooninge. Van wegen de Koninginne wierdt de Admiraal met zyn gevolg op dit Feest genodigd. Om der Prinsfesfe te meerder eere aan te doen en grootfcher vertooning te maaken, begaf hy zich na land, verzeld van zyne Kooplieden, den Schryver roelof roelofszoon en vyftig Muskettiers. De Burgers kwamen hem te gemoete, allen naar Lands gebruik gewapend. Men zag 'er ongeveer vierduizend man, en honderdzesenvyftig groote Elefanten , zommige van welke zeer heerlyk en kostbaar waren toegerust. Die, waar op de Koningin , met  32 NEDERLANDSCHE met haar Dochtertje, zat, muntte boven alle anderen uit. Toen nu de Hollanders en de Indiaanen dicht by elkander gekoomen waren , begonnen twaalf Nerierlandfche Trompetters , allen in 't nieuw gekleed en pragtig uitgedoscht, wakker op te blaazen het bekende deuntje Wilhelmus van Nas/ouwen. Zeer verwonderd was de Koningin met haar geheele Hofgezin over dit Muzyk , als die nimmer iet diergelyks gehoord hadden. Zy liet de Hollanders op een kleinen afftand voorby haaren Elefant trekken , en ftak het hoofd uit haare Tent , om hen te naauwkeuriger te befchouwen. De Voortrad van Patana is zo lang, als oud Amsterdam voormaals plagt te weezen , doch niet zo breed. De Stad zelve is insgelyks in de lengte gebouwd. Aan de landzyde wordt zy omringd van een Moeras , en is wyders verfterkt met eene rye hooge vierkante paaien, diep in de aarde geheid, en zo hoog boven den grond uitfteekende', als de Groote Mast van een Schip, van het Dek tot aan de groote Mars. Aan den waterkant wordt zy befpoeld van eene kleine Rivier, die agter de Stad omloopt. Zy mag onder de fchoonfte cn fterkfte Steden van Oostindiën geteld worden, en is van Metaalen Gefchut ryklyk voorzien. Patana legt op 6 Graaden 56 Minuten NoorderBreedte. In eene der Pagoden, of Kerken, welke de ■Siammeezen aldaar hadden, zag men een beeld, geheel verguld, zo groot als een Paerd, en in gedaante gelykendc naar een Mensch, in eene zittende geftalte, houdende de eene hand na den hemel, en de andere na de aarde laatende hangen. Aan elke zyde van dit beeld  REIZEN. 33 beeld ftondt een vergulden Draak, en by ieder Draak een ftëenen beeld , het eene van welke een Man , cn het ander eene Vrouw verbeeldde , met zamenge'vouwene handen, even alsof zy in het gebed waren. In eene andere Pagode vonden de Hollanders eert chergelyk Afgodsbeeld, doch fiegts ter halver lyve verguld ; de andere helft was rood geverfd. Een beeld welk in eene deezer Pagoden ftondt, liep flegts een vergulden ftreep over den borst. Agter het Altaar van hetzelve ftondt een tweede doch kleiner Afgodsbeeld , m de gedaante van een Mensch, met een grooten hairlok op het hoofd , die veel naar een hoorn zweemde. De Priester, welke de Hollanders ten zynen huize ter maaltyd hadt genodigd, en hen zeer vriendlyk onthaalde, ziende dat zy nieuwsgierig waren om te weeten wat deeze Beelden beduidden , zeide hun dat het de Groote God was. In zyn huis hadt hy insgelyks, op een klein Altaar, drie metaalen Beelden, agter een gordyn verborgen. De Moskee der Landzaaten , die van den Mahometaanfehm Godsdienst belydenis doen, was, op hunne wyze, zeer pragtig verguld. In 't midden tegen den muur ftondt een groote kostbaare Stoel, die met vier treden opging. Niemand durfde dien beklimmen, behalven de Priesters, wien hier een zeer groote eerbied wordt toegedraagen» Het Koninkryk Patana (om den Leezer hier over een weinig uitvoeriger en naauwkeuriger te onderhouden) is een uitgebreid en volkryk land. Nevens Lugor , Bordeion en andere landfehappen, behoort het onder het Koninkryk Siam. Vjctor sprinkel, die, in de hoedanigheid van Opper-Koopman der Algemeens Oostindifche Maatfchappye, in den jaa~ III. deel. C Ie  34 NEDER. LANDSC H E re 1616, in de Stad Patana, zyn verblyf heeft gehouden, verhaalt elders, dat hy, geroepen zynde in de Landsvergadering, welke, vóór zyn vertrek, aldaar wierdt gehouden , gezien heeft eene algemeene lyst van alle de Steden, Dorpen cn Vlekken, onder het regtsgebied van haare Koninklyke Majefkit behoorende, welke der Vorftinne, by die gelegenheid, wierdt overgeleverd ; cn dat uit dezelve bleek , dat het gewest konde op de been brengen honderdtachtigduizend man. Doch deeze Krygsknegten zyn niet zeer oorlogsdapper, noch in den Wapenhandel bedreeven. Van deeze woonden, zo in de Stad Patana zelve, als in de Voorlieden, en onder de V.y'1.';1.. m'n: duizend man. Eén derde gedeelte wti Ie? Maleürs , of Mooren; een ander derde gedeelte bc» flaat uit Chineezen, of Mestiztn, öf halAlairtcn. Het laatlle derde deel zyn Siauimeczen , die meestal ten platten lande woonen , en zich met den Landbouw genecren. Meer Schepen heeft dit Koninkryk in zee , dan Bantam, Jahor, Pahan, of.eefitg Sn lef ndbouijg gewest. De inwooners, en inzonderheid de Stammeezfn en Chineezen, zyn, op hunne wyze, wel bevaarene zeelieden. De fchoone Rivieren, welke het land doorftroomen , verfebaffen hun eene gunftige gelegenheid om zich in die weetenfehap te oeflenen. Met dit alles zyn de landzaaten uit den aart luy en ledig , die alleen van den Landbouw en de Visfchery leevcn , waar van zy een zober beftaan hebben. De meesten drinken niets anders dan water, en hebben eenen afkeer van fterke dranken. Van den anderen kant zyn ze zeer overgegeeven aan vleeschlyken wellust, en trouwen doorgaans twee of drie  REIZEN, 35 drie Vrouwen, of nog meer; waar nevens zy Voegen zo veele Bywyven , als zy kunnen onderhouden. Hunne rykdommen beftaan meestal in landeryen en flaaven, aan wien zy maandelyks, tot hun onderhoud, een kleinen voorraad ryst en visch geevcn. Alle de künften en handwerken worden geoeffend door de Chineezen , die insgelyks den Koophandel in hunne handen hebben, welken zy ter zee dryven, op de nabuurige Landfchappen en Steden, als Siam, Burdelon, Lugor, Camboie , Cochinchina, Macasfar, Gresfick , Pahan, Jambi, Jahor, Bantam, Bandarmalfyi, Suckidajia, en verfcheiden andere plaatzen , zo langs de zeekust, als dieper landwaarts. Zy voeren derwaarts allerlei Chineefche koopmanfchappen, welke zy te Patana koopen , als Porceleinen, Potten, Pannen, Ketels, en allerlei andere foorten van Yzerwerk, gerookt en gedroogd Vleesch, gezouten en gedroogde Visch, veelerlei foorten van Lywaaten, welke zy deels van de Hollanders, deels van de Chineezen koopen, en meer andere goederen. In betaaling van deeze goederen haaien zy van daar , verfcheiden foorten van hout, dienende tot het bouwen van hunne huizen, Rottang, of Touwwerk van Kokosbasten gemaakt , waar mede zy de daken hunner huizen vastbinden, Ryst, kleine groene Erwten , olie van Kokosnooten, allerlei foorten van vrugten , Pelteryen , als de vellen van Buffels, Osfen , Koeien, Bokken, Herten, Konyncn en Haazen, welke de Boeren verzamelen, en voor Peper verkoopen, die wel in 't Koninkryk Patana valt , doch een weinig duurder is dan die van Bantam. Daarenboven verkoopen zy Sarcy - Boura ; dat wil zeggen, Zwaluwen - nesten , welke de Boeren inde C a hol-  ■ 3(5 NEDERLANDSCHE holle bonmen, lan?s de Zeekust, verzamelen. Deezfl zyn een« groote lekkerny, en worden van de Koningen, Prinsfen en de aanzieiilykHen des lands in groote waarde gehouden. In China wordt het pond voor drie of vier Reaalen van Achten, en zomtyds nog duurder, verkogt. Het land van Patana is zeer vrugtbaar , en vloeit over van allerlei lecvensmiddelen , onder andere van Ryst en Osfen; doch deeze zyn niet zo groot en zwaar als in Holland. Voorts vindt men 'er Bokken, Ganzen, Eendvogels, Hoenders, Paauwen, met welker pluimaadje de fpyze vcrfierd wordt, op de tafels van de aanzieiilykHen des lands. Voorts allerlei wildgebraad, als Herten, Haazen, Konynen, allerlei tam en wild gevogelte, nevens veelerhande foorten van vrugten; de voornaamfte van dezelve zyn Durions , MangoHons, Ananasfen , Lanciats , Ramboutans , Pifangs , Granaaten , Limoenen, Oranje - Appelen , Gibols, zynde eene foort van Oranje - Appelen , welke hier uit China gebragt worden, en wel in eene zo groote menigte, dat men 'er, voor weinig geld, vyf of zeshonderd kan koopen. Doch van deeze, en eenige andere Indiaanfche vrugten , hebben wy een uitvoerig berigt gegeeven, in het eerfte Deel deezer Verzamelinge, daar wy verhaalden den eerden Togt der Hollanders na de Oostindiën. Nog ontmoet men hier te lande eene groote menigte Varkens; doch zy zyn allen wild, en doen veel fcbale aan de Ryst , terwyl zy op het veld daat , zodat de Boeren genoodzaakt zyn, 's nachts by dezelve de wagt te houden. Wanneer zy een deezer fchadelyke dieren gedood hebben, begraaven zy het in de aarde, opdat 'er niemand van eete. Want de Mahonie-  REIZEN. 37 metaanen en Mooren eeten geen Varkensvleesclj, en zy dulden ook niet dat het van andere Natiën tot fpyze wordt gebruikt. Hierom durfden de Hollanders geene van deeze dieren dooden , of het moest zeer geheim gefchieden: want indien de Landzaaten zulks ontdekt hadden, zouden zy hun Magazyn gemyd hebben. Ten tydeals sprinkel zyn verblyf hieldt te Patana , zonden de Portugeezen tweemaal hunne Makelaars , om telkens op te koopen vyftien of zestienhonderd Hoornbeesten , zo Osfen als Koeien , welke zy te lande na Malacca zonden. Van ieder beest trok de Koningin een Compaan tol. Doch de Hollanders betaalden geencn Impost van de beesten, welke zy kogten, noch ook van verfcheiden andere goederen. Zy mogten dezelve vry en onbelemmerd laaden, en zenden waar heen zy wilden. ■De Koningin van Patana betaalt alle jaaren , aan den Keizer van Siam, als een blyk van afhanklykheid, een gouden bloem , nevens eenige zeldzaamheden en fraaiheden, beftaande in klederen, Fluweelen cn .Scharlakens. Zeer genegen was zy den Hollanderen, en heeft hun, verfcheiden maaien aanzienlyke fommen gelds verfchooten , zonder daar van eenige Rente te vorderen,gelyk zy,ten aanzien van andere Kooplieden, zou gedaan hebben. Zy hadt thans het vyftigfte jaar haars ouderdoms bereikt , en , zedert het overlyden van den Koning, haaren Echtgenoot, vyftien jaaren het Koninkryk belluurd. Bykans al haaren tyd bragt zy door in haar Paleis * in het gezelfchap van haare Staatjonkvrouwen, van welke zy een goed getal hadt en die niet mogten trouwen. Doch deeze , wanneer zich daar toe eene gelegenheid aanboodt , namen C 3 zora»  38 NEDERLANDSCHE zomtyds in 't heimelyk haaren flag waar, en boetten haaren lust met zommigen der Hofgrooten. Wanneer de Koningin uitreedt, 't geen zelden gebeurde, en eeniglyk om zich te vermaaken , beftondt haar ftoet gemeeniyk uit vierduizend Edellieden , nevens een aanzienlyk getal Elefanten , die de wapens Van wylen den Koning droegen, en de klederen, huisgewaden en andere zaaken , welke ten gebruike van Haare Majefteit dienden. Ter beftemde plaatze gekoomen zynde, onthaalde zy het geheele gezelfchap op eene overgroote verfcheidenheid van allerlei fpysgeregten, Naadat zy haaren togt voleindigd hadt , keerde zy weder, in de zelfde orde, en gezeeten op een kostbaar getooiden Elefant , even gelyk zy was uitgereeden. Toen de Hollanders affcheid van haar namen , en de zulken hunner Landgenooten, welke zy in Patana lieten, haarer gunfte aanbevalen , beloofde zy, by alle gelegenheden , hen te zullen befchermen, mits zy zich wel gedroegen , en zich niet in den drank te buiten gingen. Zy maakte haare verontfchuldiging , omdat zy hen niet meermaalen hadt onthaald ; voor reden geevende dat zulks eener Vrouwe niet betaamde. Zy verzogt de onzen , dat zy niet in gebreke moesten blyven om Patana aan te doen, zo dikmaals zy in de Indiën kwamen. By het fcheiden, vereerde zy den Heere van neck een zeer fraaien vergulden Kris of Sabel, met verzoek dat hy daar by haarer wilde gedagtig zyn. Zy voegde 'er nevens, ingevalle hy 't een of ander Schip, te Patana thuis behoorende , 't welk zich in nood of verlegenheid bevondt, mogt ontmoeten, hetzelve zyne hulp  REIZEN. 3o hulp wilde betoonen. De Admiraal beloofde zulks; en naa nog eenige Confituuren en andere ververfc hin gen gebruikt te hebben, begaf hy' zich na boord. De ftad Patana is langs den oever der zee gebouwd , en haalt wel eene halve Myl in de lengte. Geene.andere haven heeft zy, dan die wel een halve Myl van daar, legt. De huizen zyn van hout en riet gemaakt , zeer luchtig en knullig zamengefteld. De grond, op welken het Koninklyk Paleis Haat, nevens de woomngen van den Groot- Meester , is met een houten ftaketzel omringd en van het overige gedeelte der Stad afgefcheiden. De Moskee is van gebakken Heen zeer.fraai gebouwd. De Inwooners zyn aschverwig van kleur , welgemaakt van lichaam, laatdunkende in hun voorkoomen, en groothartig;'twelk, uit hun uitwendig voorkoomen, duidelyk te leezen is. Vooral heeft dit plaats by de aanzieiilykHen en vermogendHcn , die nimmer in het openbaar verfchynen , dan gevolgd en omringd van een talryken fioet van dienstboden. Dit niettegenflaande zyn ze zeer gefpraakzaam , en vriendlyk in den, omgang, zo wel ten aanzien van de vreemdelingen , als omtrent hunne landgenooten. Van hun lichaamstooizel maaken zy niet veel werks. De Mannen zyn zeer jaloersch op hunne Vrouwen. Hunne beste vrienden kunnen ze nooit te zien krygen, zelf niet hunne dochters. De Chineezen zyn te Patana zo menigvuldig , dat zy zelf de Landzaaten in getal overtreffen. De Koningin houdt hen in groote waarde. Men fpreekt 'er vierderlei taaien, Maleisch, Siammeesch , Chineesch en Patanaansch; doch het Maleisch is , zo hier als in andere landen der Indien, meest in gebruik. De MaC 4 leien  40 NEDERLANDSCHE \eiers .kezen en fchryven, even gelyk de Joaden, van de rechter na de (linkerhand. De Siammeezen fchryven op de vvyze , doorgaans in Europa gebruiklyk , en bedienen zich van een fchrift, welk veele overeenkomst heeft met de Italiaanfche letters. liet Overfpel wordt met den dood geftraft, te Patana en in de andere nabuurige landfchappen , voornaam iyk onder de Edellieden en de Ryksgrooten. De Vader van den misdaadige , of, by ontftcntenis van dien, deszelfs naastbeftaande bloedverwant, is verpligt her vonnis te volvoeren; doch de foort der doodftraffe wordt aan de keuze des veroordeelden gelaaten. Niettegenftaande op het Overfpel eene zo zwaare ftraffe ftaa, is 'er, nogthans, geene misdaad, welke, in deeze landen, algemeener in zwang gaat. De voornaame oorzaak van dit kwaad, is de verregaande geilheid cn onkuischheid der Vrouwen , die zich nacht en dag zoeken te baaden in haare wellustigheden. Dit aanzoek der Vrouwen is zo hevig, dat de Mannen genoodzaakt zyn , daar tegen zekere behoedmiddelen te gebruiken in hun eigen lichaam. Vleeschlyke gemeenfchap tusfchen twee ongehuwde perfoouen wordt hier voor geene zonde gehouden. De Koningin van Putana, op zekeren dag, lust hebbende om zich op het water te vermaaken, liet eene pragtige Galei gereed maaken. Zy wierdt verzeld van een groot gevolg Hovelingen en Edellieden, en een aanzienlyk getal Roeigaleiën. De Nederlanders , verzogt zynde om zich onder den ftoet te begeeven, waren hier toe zeer bereidwillig; zy wierden 's nachts pragtig onthaald in de Galei der Koninginne, die haar, 's anderendaags, verlof gaf om weder te keeren na de Stad, ter verrigtinge van hunne zaa«  REIZEN. 4, zaaken, alzo zy zelve voorneemens was, nog eenigen tyd zich op het water te verlustigen. De lucht is hier te lande zeer gezond , niettegenfiaande het Koninkryk Patana niet verre van de Linie legt, en het 'er zeer heet is. De Zomer neemt zynen aanvang met Sprokkelmaand, en duurt negen maanden ; dat wil zeggen , tor aan het laatst van Wynmaand. Geduurende al dien tyd, waait 'er beftendig de zelfde wind. In Slagtmaand , Wintermaand en Louwmaand is 't 'er Winter; in dit tydverloop regent het onophoudelyk , en waait 'er geftadig een fterke Noord-Ooste wind. De grond wordt hier met Buffels of Osfen omgeploegd, en met Ryst bezaaid, die 'er in grooten overvloed wast. Alle maanden in het gantfche |aar heeft men 'er nieuwe vrugten, waar van de eene de andere in fmaak en lieflykheid befchaamt, De Ganzen en Eendvogels zyn 'er zo vragtbaar, dat zy tweemaal 's daags Eyeren leggen. Behalven de boven gemelde wilde en tamme vogels en dieren, ontmoet men 'er witte Reigers, en Tortelduiven , zommige van welke zo fchoon van pluimaadje zyn , dat ze van de Papegaaien bezwaarlyk kunnen onderfcheiden worden. De fchadelykfte en gevaarlykfte dieren, zyn Tygers en Meerkatten, als die zeer veel nadeels aan de vrugten doen. Men ziet 'er geheele troepen wilde Klefanten in de bosfehen loopen; doch deeze doen den Inwooneren geen leed. Zy worden gevangen op cje volgende wyze. Men .brengt een grooten tammen Elefant in het bosch. Zo dra een wilde Elefant hem verneemt, fielt hy zich in postuur om tegen hem te yegten, Naauwlyks zyn zy onder elkanders bereik C 5 ge-  42 NEDERLANDSCHE gekoomen , of zy ftrengelen hunne Snuiten door een, om elkander alzo ter aarde te werpen. Terwyl zy dus handgemeen zyn , naderen de Jaagers, en binden de agterfte pooten van den wilden Elefant, die zich gebonden voelende , zich niet durft beweegen, uit vreeze van ter aarde te zullen vallen. Dus gebonden zynde , wordt hy, door gebrek aan voedzei, tam gemaakt. Tot meerder vermaak en onderrichting van den Leezer , en om hem een naauwkeuriger denkbeeld van de Oostindiën te geeven, zal 't niet kwalyk voegen, hier eene korte befchryving van Sift.ni te laaten volgen. Van de haven van Martavan begint de kust van het Koninkryk Siam , hebbende eene uitgeftrektheid van vyfhonderd Mylen, en loopende tot aan de Stad Tavaïa. In overoude tyd was dit Koninkryk zo magtig, dat de Oppervorst met den tytel van Keizer wilde bekleed worden. Maar toen de Koning van Pegu, in den jaare 1568 , met een Leger van eenige honderdduizenden Krygslieden, zich te velde hadt begeeven, floeg hy het beleg rondom de Hoofdftad van het Koninkryk, die in'sgelyks den naam van Siam voert. Het beleg duurde twee jaaren, en koste den belegeraaren meer dan vyfhonderdduizend Man. Ten langen laatfte wierdt de Stad door verraad bemagtigd. Aanleiding tot deezen bloedigen en veelkostenden Oorlog gaf het volgende beuzelagtige voorval. De Koning van Siam hadt twee witte Elefanten. De i'eguaanen, welke deeze dieren een godsdienftigen eerbied toedraagen, vernomen hebbende dat in Siam twee witte Elefanten waren , zonden Gezanten derwaarts, om dezelve te koopen, tot wat prys het ook mogt wee-  REIZEN. 43 weezen. Doch de Koning van Siam hadt hie r geene ooren na. Die van Pegu , over deeze weigering in arren moede ontftoken , trok hier op te velde , en maakte zich niet flegts door geweld meester van de Elefanten , maar maakte het geheele land fchattingfchuldig , naa dat hy alvoorens een gedeelte van den Adel hadt doen ombrengen , de andere gevanklyk weggevoerd, en alle hunne fchatten en kostbaarheden na zyn eigen land gezonden hadt. Op het berigt , dat zyne Hoofdftad in 's Vyands handen was gevallen, nam de Koning vergif in , en maakte alzo een einde van zyn leeven. De grond deezes Koninkryks is gedeeltelyk vlak en effen, gedeeltelyk bergagtig. Overal is hy vrugtbaar in Weilanden en verfcheiden andere dingen; doorgaans aangenaam, vet, overvloeiende van Kyst en andere leevensnoodwendigheden; leverende, onder andere, zeer veel Peper, die van eene goede foort is. De bergen geeven Goud, Zilver, Tin en verfcheiden andere metaalen. Men ontmoet 'er ook veele Paerden en Elefanten. In 't algemeen zyn de Landzaaten genegen tot vleeschlyken wellust, overdaad en brasfery. Zy gaan zeer pragtig gekleed; bykans allen beroemen zich van Adelyke afkomfte te weezen. Zy oeffenen geenerhande Ambagten of Handwerken , maar laaten dezelve voor hunne Slaaven over. Zeer zyn zy gelleld op de Muzyk. Zy hebben openbaare Schooien, alwaar de Jeugd in de Wetten des Koninkryks en in den Godsdienst , in de gemeene landtaale, onderweezen wordt. Zy betoonen godsdienftigen eerbied aan verfcheiden foorten van Afgoden, voornaamlyk, aan de vier Elementen; hierom begeeren zy doorgaans , naa hunnen  44 NEDERLANDSCHE nen dood , bcgraaven te worden in die HoofdffofFe , welke zy, by hun toeven , inzonderheid gediend hebben. Zy, die de Aarde bovenal hebben aangebeeden, worden 'er in begraaven. De vereerders van het Vuur, begeeren verbrand te worden. In het Water worden de zulten geworpen , die het als hunne Godheid gediend hebben; en de Luchtverëtrders worden opgehangen , om door de vogelen gegeeten te worden. De muuren der Hoofdltad , na welke het geheele Koninkryk wordt genoemd, zyn meest vervallen. Uit de overblyf'zels, egter, is het nog duidelyk te zien , dat zy zeer fterk moeten geweest zyn. De Stad is groot , volkryk en zeer gefchikt tot den koophandel , als zynde geleegen aan eene wyde en diepe Rivier. Behalven deeze groote Stad, ontmoet men 'er nog veele andere Steden; onder andere Camboya, leggende aan den oever eener fchoone Riviere , welke in China haaren oorfprong heeft, en die, naa verfcheiden andere Rivieren in haaren boezem te hebben ontvangen, een Meïr formeert, 't welk meer dan tweehonderd Mylen in zynen omtrek belhat. De Siammeezen zyn Afgodendienaars, goede Soldaaten en Zeelieden , doch zeer beestagtig van leevenswyze : want zy geloovcn dat menfehen en beesten weezens van eene zelfde foort zyn. De Vrouwen worden te gader met de Lyken hunner Mannen verbrand. By het overlyden van den Koning , werpen zich niet alleen alle zyne Vrouwen, maar ook een goed aantal Ryksgrooten, uit eigen beweeging, op den Houtftapcl, op welken zyn Lyk verbrand wordt. Campan is insgelyks eene Zeeftad, in het zelfde Koninkryk geleegen. Van hier kopral het beste Aloë- hout,  REIZEN. 45 hout, 't welk, by alle Oosterfche Volken, in geene minder waarde dan Zilver wordt gehouden. Het wordt gebruikt tot het verbranden van de Lyken der Koningen, Prinsfen en andere groote Heeren. In het Zuidlykfte gedeelte van het Koninkryk legt eene Stad, Sincapura genaamd, tegen over eenen Uithoek of voorgebergte , 't welk, naar den naam der Stad, Kaap - Sincapura wordt geheeten. Van hier koomen zeer veele Paerden en Elefanten. Ook ontmoet men in de wildernisfen zeer veele Leeuwen, Tygers, Aapen, Meerkatten en meer andere dieren. Uit de fchriften van ferdinand mende z pinto, een kundig' en oplettend' Portugeefch' Reiziger door het Oosten, tekenen wy hier aan, dat de Hoofdftad van het Keizerryk Sornau, in deeze gewesten doorgaans bekend by den naam van Siam, Odiaa wordt genaamd , en dat, ten zynen tyde, dat wil zeggen , in den jaare 1540 , de Keizer aldaar zyn Hof hieldt. Volgens deezen Schryver , beflaat het Keizerryk in de lengte zevenhonderd Spaanfché* Mylen, en in zyne grootftc breedte honderdzestig Mylen. Meestal is de grond laag; doch de landeryen worden wel bebouwd, en door fchoone rivieren befproeid. Zy geeven Ryst en eene menigte van andere leevensmiddelen. De bergen zyn bedekt met boomen, van welke duizenden van allerlei foorten van fchepen kunnen getimmerd worden. Men vindt 'er Mynen, welke Goudj Zilver, Staal, Lood, Tin, Zwavel en Salpeter opleveren. Wyders vindt men nog in het land veele Zyde, Arendshout, 't welk in de Indien wordt gebruikt tot het balzemen der Lyken , Benjoin , Lak , Anil , Katoen, Kobynen en Saphyren. Aan en omtrent den Zee-  46 NEDERLANDSCHE Zeekant groeit veel Brazilien-hout, en nog eene foort van zwart hout, van hetwelk alle jaaren wel honderd Jonken eene laading innecmen, en het na China, Anian cn Camboia brengen. Eindelyk valt 'er ook zeer veel Honig, Wasch en Suiker. De inkomften des Konings bedroegen , ten deezen tyde, jaarlyks, ruim twaalf miljoenen Dukaaten, of driehonderdzestig Tonnen Gouds, behalven de diensten, welke de Ryksgrooten voor hem moesten verrigten, en de fchattingen, die zy verpligt waren hem op te brengen; al hetwelk insgelyks eene zeer aanzienlyke fomme beliep. In de geheele uitgeftrektheid zyns Ryksgebieds lagen zesentwintighonderd bewoonde plaatzen , beftaande uit Steden, Vlekken en groote Dorpen : want de kleine gehugten zyn hier onder niet begreepen. De meeste dier plaatzen zyn open en weereloos , en alleen van Schanspaalen omringd. De Inwooners zyn uit den aart traag en lafhartig. De Hoofdftad Odiaa alleen is met een Muur omgeeven. Men wil dat binnen dezelve ruim vierhonderdduizend Huisgezinnen woonen, van welke ten minfte het vierde gedeelte beftaat uit Vreemdelingen , uit alle oorden en gewesten der waereld. Want vermids dit Koninkryk zeer uitgebreid, en wel geleegen is tot den koophandel op alle de Indifche gewesten en Eilanden , verloopt 'er geen jaar, of 'er koomen en gaan ten minfte duizend Jonken , behalven een groot getal andere kleine vaartuigen , van welke de Rivieren en Havens onöphoudelyk krielen. De Koning noemt zich zeiven Prechau Salen , zo veel betekenende als Heilig Lidmaat Gods. Slegts tweemaal 's jaars verfebynt hy in 't openbaar , en dit  REIZEN. 47 dit gefchiedt met zeer veel ftaatelykheids. Nogthans erkent hy de oppcrheerfchappy des Keizers van China, aan vvien hy hulde betoont, en eene fchatting betaalt voor de vryheid om zyne Jonken te mogen zenden na de Haven van Comibai , en aldaar handel te dryven. Behalven de koopmanfchappen en leevensbehoeften , van welke wy boven reeds gefproken hebben, levert dit land zeer veel Peper, Gember, Kaneel, Kamfer, Canna-Fistula, Tamarinden en Kardamom ; met waarheid mag het derhalven genoemd worden, een der beste en rykfte Koninkryken der geheele waereld. Aan Siam grenst het Koninkryk Tanasfarin. De Stad van dien naam wordt veel bezogt van de Portugeezen, die 'er eenen fterken handel dryven. Zy is de ftapelplaats der goederen, welke uit Pegu en Siam koomen, en aldaar worden zamengebragt, om vervolgens na Malacca verzonden te worden. Men vindt 'er, onder andere, veel Indiaanfchen Prandewyn, die van Kokosnooten wordt geftookt. Op verfcheiden andere plaatzen van de Indien, en voornaamelyk te Goa, wordt deeze drank bereid ; doch die van Tanasfarin wordt voor de beste gehouden. De Indiaanfche Vrouwen zyn zeer verflingerd op deezen drank , en drinken dien greetig, wanneer zy het kunnen doen buiten weeten van hunne Mannen: want voor deeze fchaamen zy zich dien drank te gebruiken. Het Koninkryk Tanasfarin ftaat tegenwoordig op zich zelf. Voormaals plagt het fchattingfchuldig te zyn aan den Keizer van Siam, wiens fterkte en rykdommen merkelyk verminderd zyn, zints de Oorlogen , welke hy gevoerd heeft tegen den Koning van Pegu, aan  4S NEDERLANDSCHE aan trien hy zelve thans eene jaarlykfche fchatfing moet bctaalen. Van zynen kant, egter, voert de Koning van Siam een zeker oppergebied over Camboya , Jagoma en de geheele (treek lands van Patana , te weeten van de Oostzyde van den Hoek van Malacca tot aan Pahan, Tot een blyk van afhankclykheid zenden de Koningen dier gewesten jaarlykfche gefchenken aan zyne Siamfche Majefteit. Om den band van afhanklykheid en wederzydfche verbintenisfe te vaster toe te haaien, zenden de opgemelde Vorften eenigen hunner kinderen ten Hove, in fchyn om aldaar opgevoed, dat is, in de daad, om als een onderpand van getrouwheid bewaard te worden. Ten tyde als de bovengemelde sprinkel zich te Patafia onthieldt, gaf de Koning van Siam, r^giiiapi genaamd, een zyner Bywyven ten huwelyk aan den zoon des Konings van Bordeion , die insgelyks zyn Leenman was. Hy deedt haar na Bordeion geleiden door veertienduizend Man en negenhonderd Elefanten, eenige van welken, nevens een goed getal Slaaven , hem tot een huwelyksgoed verftrekten. Deeze Koning ragihapi, akhans zulk een gcrugt liep 'er, hadt zich van bykans geheel Peru verzekerd, en zyn Leger gevoerd voor Aracan, 't welk hy een geruimen tyd ingeflooten hieldt. Want hy hadt zich met een piegtigen Eed verbonden, niet te zullen wederkeeren na Judda, eene groote en verfterkte Srad , en de Hoofdftad zyns Keizerryks , voor en aleer hy Aracan bemagtigd hadt. Doch vermids hy te veel tegenftands ontmoette , en daarom de uitvoering van zyn ontwerp voor onmogelyk hieldt , bouwde by , ge-  REIZEN. 49 gedagtig aan zynen Eed, niet verre van zyne Legerplaatze , een pragtig Paleis, waar in hy zyne dagen eindigde. Deeze Vorst was een groote wreedaart en onmensen* lyk dwingeland. Op zekeren tyd krank te bedde leggende , hoorde hy , in eene andere kamer , iemand lachen. Straks vraagt hy, wie, inde tegenwoordige gefleldheid van zaaken, hadde durven lachen? NaauwJyks waren de perfoonen hem genoemd , of hy gaf bevel om hen in Hukken te houwen, omdat hy zich verbeeldde dat zy zich verheugden over het ongemak, welk hy leedt, en hem als zieltoogende befchouwden. Onder de perfoonen, welke dus aan de grilligheid en dvvingelandye wierden opgeofferd , waren twee van zyne voornaamfte Byvvyven. By gelegenheid dat wy hier melding maaken van deeze wreede doodftraffe, moeten wy, in 't voorbygaan , den Leezer berigten , dat dezelve op de volgende wyze wordt volvoerd. De veroordeelde wordt op zyne voeten gezet , en buigt zich zo verre voor over, dat hy met zyne handen op zyne knieën rust. Dan koomt de Beul, en flaat hem in zyne lendenen, boven de heupen, midden door in twee Hukken. Onder de Staatsdienaars, welke ten Hove van deezen Dwingeland meest in gunst Honden, bevondt zich zekere ocin chronowi. Deeze was den Hollan* deren zeer gunflig, en bewerkte, door zyne voorfpraak, by den Koning , dat eenigen van het Komptoir van Patana wierden afgevaardigd, om te Judda handel te dry ven. Aan deeze verzogt ragihapi , by hunne Landgenooten te bewerken, dat hem , uit de Nederlanden , wierden toegezonden driehonderd Hukken Gefchut, met Trommelflagers en Trompetters, en at» III. DEEL. D de-  5© NEDERLANDSCHE dere krygsnoodwendigheden; als mede een goed aantal Krygshoofden, om zyne onderdaanen in de Krygskunde te onderwyzen. Doch de Algemeene Staaten vonden niet geraaden , aan deezen uitfpoorigen eisch te voldoen ; zy zonden flegts drie Hukken Gefchut , welke, ten tyde der Siamfche onlusten, naa het overlyden des Konings , te Patana gekoomen zynde, in het huis van den Opper-Koopman sp rinkel in bewaaring gefteld wierden. Terwyl ragihapi nog leefde , hadt de boven gemelde ochi ciironowi heimelyk in het land doen koomen, tusfchen de vier- en vyf honderd Japanneezen, als Kooplieden gekleed, met oogmerk om den Koning om te brengen , en het Ryk te bemagtigen. Doch deeze zamenzweering was van geen gevolg, by 's Vorften leeven. Eerst naa des Konings overlyden, deedt ochi chronowi zich de Koninklyke Kroon op het hoofd zetten, niettegendaande ragihapi kinderen van het Mannelyk oir naaliet. Reeds meende hy zich van de volftrekte Oppermagt verzekerd te hebben , en dat niets hem tegenftand kon bieden. Doch in deeze verwagting wierdt hy bedroogen. Het grootfte gedeelte der Stad. verklaarde zich voor den oudften Zoon van ragihapi , die eindelyk, in zyns Vaders plaats, voor Koning wierdt uitgeroepen. De Hollanders koozen insgelyks de zyde van den wettigen Erfgenaam der Kroone, en vatteden, ten zynen behoeve, de wapens op tegen chronowi. Zy wilden dus de regtvaardigheid doen gelden boven de gunst en befcherming, welke zy voorheen van dien Ryksoverweldiger genooten hadden. Doch de nieuwe Koning bleef niet lang in *t bezit van zyne waardigheid; hy wierdt eerlang vermoord, en  REIZEN. gi en zynen jongften Broeder de Kroon op het hoofd gezet. Toen spiiinkel Patana verliet, hadden de Siamfche onlusten nog geen einde genomen. Thans moeten wy eenig berigt geeven van Malacca y eene waereldvermaarde Stad, geleegen aan den Westkant van den Uithoek, of arm Lands, daar wy boven van gefproken hebben. Men wil dat de Stad Malacca wel eene Spaanfche Myl in de lengte beflaat. Midden door de Stad loopt eene fchoone Rivier , welke diep in Afie ontfpringt. Over de Rivier legt een Brug, die de beide deelen der Stad zamen voegt, en dezelve gemeenfchap doet hebben met elkander. Men verbaalt dat de plaats, alwaar thans Malacca legt, vóór honderd jaaren, een woeste oord was, alwaar niet meer dan zeven of acht Visfchers hutten ftonden. Naa verloop van tyd , nogthans , floegen andere Visfchers, uit Pegu, Siam en Eengale, zich aldaar insgelyks neder, en bouwden 'er eene nieuwe Stad, welke zy voorzagen van nieuwe Wetten, en, in zekeren zin, van eene nieuwe Taal, opdat zy met hunne nabuuren niets gemeen zouden hebben. Malacca noemden zy hunne nieuw gebouwde Stad, welke, binnen korten tyd, door den grooten toeloop van vreemdelingen, die , van alle kanten, derwaarts zamenfchoolden, zodanig aangroeide, dat zy de Hoofdftad wierdt van een nieuw Koninkryk. In den beginne was het afhankelyk van den Koning van Siam; doch, in vervolg van tyd , wierdt het bemagtigd door zekeren mamudes, afkomftig uit Arabie. De uitgeftrektheid van den bovengemelden Uithoek, of arm Lands , langs de kust , wordt gerekend op tweehonderdzeventig Mylen. De grond is 'er vogtig D a en  5a NEDERLANDSCHE en moerasfig. Het land levert Koom , Vleesch, verfcheiden foorten van Dieren , en voortreffelyke vrugten , hoewel niet zeer overvloedig. De haven van Malacca is zeer geleegen tot den Scheepvaart, en wordt ook veel bezogt. De lucht is 'er gemaatigd noch gezond , zo min voor de oorfpronklyke landzaaten, als voor de vreemdelingen; van hier dat het grootfte gedeelte der landen, rondom de Stad geleegen, niet zeer vrugtbaar is. De meeste leevensnoodwendigheden moeten van buiten worden aangevoerd. De Maleü'rs zyn aschverwig van kleur, en draagen lang hair. Zy zyn zeer verflaafd aan vleeschlyken wellust, en, in hunne eigen oogen, de vernuftigfte lieden, die onder de Zon leeven. En, in de daad, niet geheel te onregt maatigen zy zich dit aan. Zy maaken veel werks van de Dichtkunde, en fchryven eene menigte Minneliederen en Toneelfpelen, in de hoop van daar door een onfterflyken naam te zullen verwerven. Hunne taal beftaat uit de fraaifte en nadruklykfte woorden van alle de Indien , en wordt voor de Hef» lykfte en welluidendfte van alle Oosterfche fpraaken gehouden. Even als het Fransch in Europa, is het Maleisch hier te Lande bykans de algemeene Taal geworden. 't Is hier de plaats niet om te melden, op hoedanig eene wyze de Portugeezen deeze Stad vermeesterd hebben. Alleen zullen wy aanmerken dat zy die bezeeten hebben zints de Regeering van Koning emman u e l , hoewel 'er niet meer dan honderd Portugeefche huisgezinnen zyn, welke hier hunne vaste woonplaats hebben; door de zwaarte en ongezondheid der lucht worden zy daar van afgefchrikr. Ai  REIZEN. 53 Al in den beginne bouwden zy aldaar eene goede vesting. Naast Mofambique en Ormus, is het de beste en voordeeligfte post voor de Kapiteinen : want geen hooger tytel dan deezen naam voeren de Portugeefche Gouverneurs in de byzondere Landfchappen. De reden , waarom de Kapiteinen van Malacca zo veele voordeden genieten, is , omdat deeze Stad tot eene ftapelplaats dient voor alle de Indifche koopmanfchappen, die uit China, van de Molukfche en andere Eilanden koomen , van welke de Portugeezen verfcheiden voordeden en regten trekken , en die, aan de Landzaaten, arbeid en handgebaar verfchaffende, aldaar den bloei en welvaart kweeken. Daarenboven krielt deeze Stad bykans altoos van vreemdelingen, zo Portugeezen als van andere Natiën, die 'er menigmaalen een geruimen tyd doorbrengen, en wier Schepen beftemd zyn na Patana, Siam, Pegu, de Molukfche Eilanden, China en andere plaatzen, of uit die gewesten koomende, deeze haven aandoen , 't zy om 'er ververfchingen in te neemen , of om 'er de Mousfons of Pasfaatwinden af te wagten; dat wil zeggen, de winden , die op gezette tyden waaien, en van welke de Schepen zich noodwendig moeten bedienen, om na de plaatzen hunner beftemminge te zeilen. Nog koomt 'er alle jaaren één Schip uit Portugal, 't welk eene Maand vroeger de reize aanneemt , dan de andere Schepen, welke hunnen togt na de Indien vervolgen, zonder eenige plaats aan te doen, behalven zomtyds, in gevalle van noodzaaklykheid, Mofambique. Het gemelde Schip neemt zyne laading in re Malacca , en wordt na Portugal te rug gezonden , zynde altoos wel eens zo ryk gelaaden met Speceryen D 3 en  54 NEDERLANDSCHE en andere kostbaare koopmanfchappen, als eem'g Schip, 't welk uit Indien in Portugal wederkeert. Doch 't is tyd, dat wy, naa zo eenen langen uitflap , tot het Reisverhaal van den Heere van neck wederkecren. Op den drieëntwintigftcn van Oogstmaand ligtten de beide Schepen hunne ankers, en vertrokken van Patana, met een gunftigen wind, hunnen koers zettende langs de kust. Twee Mylen van de Stad kwamen zy wederom ten anker, om de Zeeuwfche Schepen af te wagten, die met hun in gezelfchap zouden zeilen. Gezamentlyk koozen zy, des anderendaags, de ruime Zee , en zeilden tot aan den zevenëntwintigften van Herfstmaand, wanneer zy het anker lieten vallen op de kust van Java, om 'er zo veel Hout in te neemen, als zy tot de te rugreize zouden noodig hebben. Van dien tyd af , tot in het begin van Wintermaand , wendden zy alle hunne poogingen aan om te geraaken door Straat • Sunda, 't welk hun eindelyk gelukte. Dus voortzeilende , wierden zy, in 't begin van Sprokkelmaand , verandering van water gewaar , 't welk hier eene zwarte kleur aannam , na het groen hellende. Ook zagen zy veele wit gefpikkelde vogels, by de Portugeezen onder den naam van Mangas de Veludo, of Flmzeelen Meeuwen, bekend; een voorteken dat men land begint te naderen. Ook ontdekten zy twee Schepen , welke zy vermoedden de Zeeuwfche te weezen , die te Bantam van hun gefcheiden waren; doch nader koomende , vernamen zy dat de eene een Franschman , en de andere een Engelsclman was. Het Lood geworpen hebbende, peilden zy grond op honderd Vademen water, en bevonden zich , naa hoogte te hebben genomen, omtrent Kaap  REIZEN. 55 Kaap AguiUes , welke zy, tegen den avond, tot hunne overgroote blydfchap in 't gezigt kreegen. Omtrent dien zelfden tyd preiden zy de beide voornoemde Schepen, koomende van Achin. De Engelschman was vol Peper; doch de Franschman hadt llegts vyftien lasten aan boord. Beide hadden insgelyks den wil na St. Helena, met oogmerk om aldaar ververfchingen in te neemen. Op het Schip van den Ileere Admiraal van neck. was het thans zeer beklaaglyk gefield. Van de honderdtwaalf Man , welke het aan boord hadt, waren op zyn meest niet meer dan twintig gezond. Op den tweeden van Lentemaand ontdekten zy eindelyk het Eiland St. Helena , waar na zy al zo lang, met een reikhalzend verlangen , hadden uitgezien. Hier vernamen zy, dat eenige Schepen, welke met hun in gezelfchap gezeild hadden , als de ViceAdmiraal en het Schip Delft, en andere, hier reeds vóór hen geweest waren; als mede dat de boven gemelde Zeeuwfche Schepen, nu elf dagen geleeden, de Reize na het Vaderland hadden aangenomen. • Naa een verblyf van drie weeken, gingen zy wederom onder zeil, in gezelfchap van den Engelschman , en zagen eerlang het Eiland Ascenfion, 't welk zo groot als St. Helena, doch niet zo hoog is. Eene menigte Vogelen, van grootte als onze gewoone Meeuwen , kwamen hier over de Schepen vliegen, en lieten zich met de handen vangen. Op den tweeden van Grasmaand des jaars 1604 pasfeerden zy, voorde vierde maal, de Linie. Thans begon het Scheepsvolk van nieuws te klaagen over de Scorbut. Op het Admiraalfchip lagen dertien perfoonen gevaarlyk krank, en de overige waren insgelyks 5 D 4 zeer  $6 NEDERLANDSCHE -zeer ongefteld. Het weenen en kermen zou het hardfte hart hebben doen breeken. Hier by kwam nog gebrek aan leevensmiddelen. Het laatfte Vat wyn wierdt nu, op het Schip van den Admiraal, aangetast. En dewyl men niet zeker was, hoe lang de Reize nog zou aanhouden , wierdt het raadzaam geoordeeld , het rantfoen wyn tot op de helft te verminderen, hoewel het de meesten beter zou gevoegd hebben, eens zo veel als naar gewoonte te hebben ontvangen, leder man kreeg nu eiken dag een musje wyn, en een pint water. Onder dit alles nam de ziekte en fterfte onder het Bootsvolk hand over hand toe. Naauwlyks waren 'er zo veele gezonden overgebleeven, als noodig waren om het Schip te regeeren. Ja, zo-hoog klom de nood, dat ten langen laatfte het befluit wierdt genomen , dat de Heer Admiraal van neck zelve, de Kooplieden en de Schryver , elk op zyne beurt, zouden aan het Roer ftaan en de wagt houden , en alzo. hun best doen om het Schip door Zee te brengen. Nog hachelyker en erger ftonden de zaaken in het Jagt. Al het volk op hetzelve was zo ziek en zwak, dat de Matroozen van het Admiraalfchip , hoe zwak Zy ook waren, hunne Sloep moesten uitzetten , om den Opper-Koopman en Schipper by zich aan boord te haaien. Want hun volk hadt de magt niet, om hunne eigen Jol over te hyzen. En, in de daad, groot was de elende en kommer op het Jagt. Zints hun vertrek van St. Helena, waren 'er reeds twaalf man van het Bootsvolk geftorven, en, van de nog overgebleevenen, de Jongens, de Koopman en Schipper daar onder gerekend, waren niet meer dan twaalf man in ftaat om hunnen post aan 't Roer  REIZEN. 57 Roer te ftaan. Eerlang waren zy in die engte gebragt, dat zy hunnen Topftander lieten waaien, tot een teken dat zy in nood, en niet meer in ftaat waren om hun Schip te regeeren. — Dit bewoog den Admiraal , met hunne verlegenheid begaan, hun vier man van zyn volk tot hulpe te zenden , fchoon hy dezelve, om den kommerlyken toeftand , in welken hy zekezich bevondt, naauwlyks kon misfen. Onder die, welke, omtrent deezen tyd, op zyn Schip overleeden, bevondt zich ook Jonkheer wernaert van oer does, Zoon van den Heere van Noortwyk. Naa dus met kommer en elende, ziekten, gebrek aan leevensmiddelen en tegenwinden , een geruimen tyd, geworftcld te hebben, kreegen zy eindelyk, tot hunne overgroote blydfchap , de Kust van Engeland in 't gezigt , en liepen te Portland binnen, daar zy eenige dagen vertoefden om zich te ververfchen. Op den vyftienden van Hooimaand des jaars 1604, kwamen zy ten anker voor Rammekens in Zeeland ; dankende den Allerhoogften, dat hy, naa zo veele doorgeftaane rampen en gevaaren, hen eindelyk in 't lieve Vaderland hadt doen aankoomen. Tot een Aanhangzel op de voorgaande Reisbefchryving , oordeelen wy niet ondienftig , hier te laaten volgen eenige aanmerkingen over den ftaat der Indien in deeze vroegfte tyden. De Oostindiën leveren geene onaangenaame landftreeke op voor de zulken, die eenige ruimte van middelen bezitten, en daar by kloek en naarftig zyn. De lucht is 'er doorgaans gezond en gemaatigd. Te Goa zyn de dagen en nachten, geduurende het gantfche jaar, na genoeg, even lang; gaande.de Zon te zes uuren op en onder. Tusfchen den Zomer en D 5 den  58 NEDERLANDSCHE den Winter heeft bykans geen ander onderfcheid plaats, dan dat 'er , in het laatstgenoemde faifoen, meer regen valt. De Winter neemt zynen aanvang in Grasmaand , en eindigt in Herfstmaand. Geduurende al dien tyd zyn de rivieren met Zandbanken opgevuld, en worden onbevaarbaar , zelf voor de kleinfte Schepen ; doch in den Zomer gaan zy wederom open. Den geheelen Winter, waait 'er onveranderlyk de zelfde wind. Zo wel in den Winter, als in den Zomer, zyn de boomen 'er altyd groen, 't Geheele jaar door heeft men 'er vrugten. Men kan hier te gelyk de beide PooUtarren zien: te weeten, die van den Zuid- en van den Noord-Pool , naar welke de Zeelieden hunnen koers richten. Op den middag geeft de Zon 'er geene fchaduw. Men vindt 'er verfcheiden foorten van dieren en vogelen; onder anderen eene groote menigte Papegaaien, Aapen , Tygers, Elefanten, Eenhoorns eja andere. De Peper groeit hier aan heestergewasfen. Men heeft 'er twee foorten , witte en zwarte ; doch de laatfte wordt meest gezogt. Behalven deeze, is 'er nog eene derde foort, welke de Landzaaten voor zich zelve behouden, en die meer geagt wordt dan de overige. De Gember groeit door gantsch Indien; van hier dat van dezelve weinig werks gemaakt wordt , en zy in laagen prys is. Zy wast gelyk het Piet in Holland. De wortel van deeze plant is de Gember. Terwyl zy groen is, wordt zy ais Salade gegeetcn. De Kruidnagelen koomen van de Molukfche, althans van de voornaamfte deezer Eilanden : want onder de eigenlyk zo genaamde Molukfche , behooren nog verfcheiden andere Eilanden , onder byzondere naam en be-  REIZEN. 59 bekend. Gezamentlyk maaken zy een groot Koninkryk uit, onder den Evenaar geleegen. Zeer gevaarlyk is de Scheepvaart omtrent deeze Eilanden , ter oorzaake van de zandbanken , rondom dezelve geleegen. De hoornen, daar de Nagelen aan groeien, hebben doorgaans de grootte van de gewoone Laurierboomen. De Muskaatnooten en de Foely koomen van Banda, dat ongeveer vierhonderd Mylen boven de Indien legt. De boomen , aan welke zy groeien , bereiken de hoogte van onze Nooteboomen. De vrugt heeft de gedaante van een Perfik. De bast of het buitenfte gedeelte is zeer goed om te eeten, en wordt ook wel gekonfyt. De binnenfte kern is de Muskaatnoot, die rondom in de Foely beflooten is. De Kaneel koomt van het Eiland Ceilon, anders ook by den naam van Taprobana , of Taprobina bekend. Het legt tusfehen de zes en zeven Graaden van den Evenaar, en tweehonderd Mylen van Goa. Om zyne ongemeene vrugtbaarheid, mag het den naam draagen van het Aardfche Paradys. De Kaneelboomen bereiken de hoogte van de Olyfboomen. Zy hebben twee fchorzen of basten. De tweede bast is de Kaneel. Op het Eiland wordt geen ander hout dan van den Kaneelboom gebrand. Op dit zelfde Eiland ontmoet men zeer veele Elefanten , beter en grooter dan 'er elders bekend zyn: zodat het Yvoir 'er zeer gemeen is; als mede zeer kostbaare Edelgelteenten. Het Eiland Mofambique levert de Amber, die door de Zee tegen den oever wordt opgeworpen. De Muskus koomt uit China, en bepaaldelyk van zekere dieren, van grootte als Vosfen. De Chineezen dooden dezelve, en laaien ze, met huid en hair, met vleesch  *o NEDERLANDSCHE vleesch en al, verrotten. Van den huid maaken zy kleine beursjes. Het vleesch bevat den Muskus. Anil is een kruid , welk in de velden groeit , en blaauwe bloemen draagt; naadat deeze gedroogd zyn, geeven zy de Anil of Blaauwzel. Het Lak koomt uit Pegu, en van de kust van Bengale. Het is een voortbrengzel van zekere foort van Vliegen, die het, even gelyk by ons de Byen de Honig, uit hun lichaam voortbrengen. De Paerlen zyn een voortbrengzel van Ormus, Ceilon en eenige andere landen. De Paerlduikers visfchen ze, twintig en zomtyds dertig vademen diep, onder water. Zy zyn, even gelyk Oesters en Mosfels, in fchelpen bellooten. De Diamanten worden gehaald van het Eiland Bafingar, ten Oosten van Goa geleegen. In andere oorden deezes Eilands ontmoet men bergen, waar uit ze, even als het Goud uit de Mynen, gegraaven worden. De Spaanfche Indien leveren Smaragden. De Robynen, Granaaten, Hyacinten, Jaspis, Agaat, en meer diergelyke fteenen, vindt men op genoegzaam alle Iudifche Eilanden. In de Indien telt men meer dan veertig Natiën, die ieder haare onderfcheidene wetten hebben. Meestal gaan zy moedernaakt, uitgezonderd dat zy een dekzel voor de fchaamdeelen hebben. Op veele plaatzen hebben de Mannen tien of twaalf Vrouwen. De mannen begeeven zich in 't huwelyk, op den ouderdom van twaalf, en de Vrouwen op dien van zeven of acht jaaren. Wanneer de Man fterft , moet de Vrouw, indien zy eenige agting voor haaren goeden naam hebbe , zich nevens hem op den zelfden Houtitapel verbranden. Het eerfte voorwerp, welk zy in den mor-  REIZEN. 61 Korgenftond ontmoeten, bidden zy den gantfchen dag aan. De Portugeefche Schepen, welke na de Oostindiën vaaren, naadat zy de Kaap de Goede Hoop zyn voorbygezeild, zetten doorgaans hunnen koers na het Eiland Mofambique, eene halve myl van de vaste Kust geleegen. Deszelfs oever is met Zandbanken bedekt, en haalt ongeveer eene halve myl in den omtrek. 'Er groeit eene menigte Indiaanfchen Palm- of Nooteboomen; als mede Oranjeappelen, Limoenen, Citroenen en Indifche vygen. Allerlei vee , als Osfen, Schaapen, Geiten, Varkens, Hoenders, valt 'er in menigte. Men kan dezelve voor een maatigen prys koopen. Doch zoet water is 'er niet; dit moet van de Vaste-Kust derwaarts gebragt worden. De Portugeezen hebben aldaar een zeer goed Fort; de Koning van Spanje zendt, om de drie jaaren, derwaarts een nieuwen Kapitein , of Gouverneur, die met de bewooners van het vaste land handel dryft, en aanzienlyke voordeden behaalt. Tusfchen de Kaap de Goede Hoop en Mofambique, legt nog een ander Fort, Soffala genaamd, alwaar de' gemelde Kapitein zynen Faktoor heeft, die Goud doet graaven uit eene zekere Myn, Monomacupa genaamd. Deeze Faktoor zendt, twee of driemaalen 's jaars, het Goud na Mofambique , in Barken , welke langs de kust zeilen. Men wil dat de Kapitein, of Gouverneur, geduurende de drie jaaren, welke hy in het bewind is, driehonderdduizend Dukaaten byeen verzamelt. Goa, Hoofdftad der Portugeefche Indien, is de verblyfplaats van den Onderkoning , den Aardsbisfchop , den  Ct NEDERLANDSCHE den Koninklyken Raad en de Kanzelarye , en dient alzo tot het middelpunt der heerfchappye over alle de plaatzen, welke de Portugeezen in deezen oord der waereld bezitten. Ook is het de algemeene flapelplaats van alle de koopmanfchappen, welke deeze gewesten opleveren. Het Eiland en de Stad Goa leggen op 15 Graaden Noorder-Breedte. De Stad wordt van eene rivier beIpoeld, en het Eiland is verfterkt door eene reeks van Vestingwerken, welke de Portugeezen aldaar hebben aangeleid. Hier groeit overvloed van Peper , als mede wild Kaneel en Gember. Uitgezonderd dat zy hunne Schaamdeelen bedekken, gaan de Landzaaten 'er moedernaakt. Onder de Opgezeetenen ontmoet men een geflagt van menfchen , Brachmans genaamd , die voor de aanzieiilykHen en meest geagten van geheel Indien gehouden worden. Zy bekleeden de voornaamfte Ampten van den Staat, en worden gebruikt tot Gezanten, Algemeene Ontvangers , en diergelyke hooge posten! Zy eeten niets dat leeven heeft ontvangen, en dooden nog veel minder eenig beest, hoe ook genaamd. Van alle de overige Mannen zyn zy hier in onderfcheiden, dat zy in 't wit gekleed gaan. Wanneer de Vrouwen uitgaan, omwinden zy zich met een Ituk Linnen, welk het geheele lichaam, van het hoofd tot de voeten, bedekt. Zy draagen ringen aan den hals, door den neus, de beenen en toonen; zommigen van goud, anderen van zilver, glas of andere ftofFen, naar gelange van elks vermogen en omftandigheden. De meisjes worden op den ouderdom van zeven, en de  REIZEN. 65 de jongetjes- van negen jaaren uitgetrouwd ; doch zy hebben geene gemeenfchap met elkander, voordat de Vrouw in ftaat is om kinders voort te brengen, 't welk niet lang aanhoudt. Wanneer een Brachman fterft, koomen alle zyne vrienden te zamen. Naa dat zy eenen maaltyd hebben gehouden , graaven zy een gat in den grond, waar in zy eene menigte hout leggen. Indien de overleedene een Man van hoogen rang zy , mengt men onder het hout welriekende kruiden en oly. Op deezen houtmyd wordt het lyk geplaatst. Straks verfchynt zyne Huisvrouw, verzeld van een aantal Spellieden en haare naastbeftaande bloedverwanten, gezamentlyk aanheffende lofzangen ter eere van haaren geftorvenen Echtgenoot. De vrienden vermaanen haar om haaren Man getrouwelyk te volgen, en met hem , in de andere waereld, te leeven en hem ten dienfte te ftaan. De ongelukkige Vrouw, haare inwendige neigingen aan het vooroordeel moetende opofferen, ontdoet zich hier op van haare Juweelen en andere tooizels, verdeelt ze onder haare bloedvrienden, en fpringt, met een voorkoomen van blydfchap en al lachende, in het vuur. Straks wordt zy van de omftanders onder hout eri oly als begraaven , en alzo zo dra mogelyk is verftnoord. Haar lichaam wordt alzo, te gader met het lyk van haaren Man, tot asch verteerd. Indien het gebeure dat eene Vrouw weigert deezen dood te fterven, wordt haar het hoofdhair afgefneeden. 't Is haar niet geoorlofd, voortaan Juweelen te draagen, en zy leeft afgefcheiden en veragt van al de waereld. Eene zeldzaame gewoonte heeft 'er plaats onder de aanzienlykften des lands , by het aangaan van hunne Echt-  «4 NEDERLANDSCHE Echtverbintenisfen. Zy vervoegen zich by hunnes Overfle , en verzoeken hem, drie nachten by de Bruid te flaapen, en haaren Maagddom weg te neemen. Daarnaa koomt de Bruidegom, met Pypen en Trommels, en onder allerlei vreugdebetooningen, zyne Bruid af haaien, en begint vervolgens de zamenwooning. Van de wyze, op welke, in andere gewesten , de Bruid ontmaagd wordt, zullen wy, om de eerbaarheid niet te kwetzen, hier geene melding maaken. Op Goa groeit een zonderlinge boom, by de Portugeezen Arbor Triste , of Droevige boom , geheeten. De reden deezer benaaminge is , omdat hy , geduurende het gantfche jaar , niet anders dan by nacht bloeit. Een zeldzaam verfchynzel, in de daad. By het ondergaan der Zonne vertoont zich nog geene enkele bloem ; doch een half uur daarnaa is hy met bloezem geheel belaaden , 't welk , zo dra de Zon zich wederom aan de kimmen vertoont, afvalt en den grond bedekt. Dit bloezem verfpreidt, in den koelen nacht, eene alleraangenaamfte reuk. Deeze boom fchiet doorgaans op ter hoogte van den Pruimboom. Om de zeldzaamheid van het verfchynzel en den lieflyken reuk, wordt hy veelal in de Stad agter de burgerwooningen geplant. Hy groeit zeer fpoedig op, en fchiet veele looten uit zyne wortels, die, even gelyk de takken boven aan den boom bloemen draagen. De bloemen hebben zeer veele overeenkomst met den bloezem van Oranjeboomen. De Indiaanen gebruiken ze als Saffraan, in hunne fpyzen, en om te verwen. Op geene andere plaatzen, dan op Goa en Malacca, ontmoet men deezen zonderlingen boom. Hier te lande is hy bekend by den naam van Parafiatico. Het vol-  REIZEN. 6g volgende voorval zou, naar het verhaal der Indiaanen > aanleiding hebben gegeeven tot deeze benaaming. Zeker Indiaan , verliefd op de dochter van eenen Edelman, parasiatico genaamd, deedt met haar zynen wil; en voorts het oog hebbende laaten vallen op eene andere Vrouw, verliet hy de mishandelde Juffer. Deeze, over dien hoon tot wanhoop vervoerd, lloeg geweldige handen aan zich zelve, en wierdt vervolgens, naar Lands gebruik, tot asch verbrand. Uit deeze asch kwam een boom voort, welke naar haaren naam genoemd wierdt. De reden!, waarom hy 's daags met bloeit, is1, omdat dej gefchondene Juffer haaren ondankbaaren Minnaar niet aanfehouwen wilde. Op Goa groeien insgelyks zeer groote boomen , welke Nooten voortbrengen, die Wyn, Edik, Oly, Suiker, Water en Melk geeven. De bladeren dienen tot papier, het hout tot kooien voor de Goudfmeden; van den bast worden Kabels voor de Schepen gemaakt, welke zo fterk zyn als eenig Touwwerk , welk in de Nederlanden wordt gemaakt. Daarenboven dienen de bladeren tot Zeilen voor de Schepen. Uit al hetwelk blykt, hoe nuttig en voordeelig deeze boomen zyn. Het Eiland Ceiton, leggende beneden Goa , Is een van de rykfte , vrugtbaarfte en beste Eilanden van geheel Indien. Alles wat op verfcheiden andere plaatzen verfpreid is , vindt men hier als in een middelpunt verzameld. De Indifche Palmboomen, de Oranje- , Citroen-, Limoen- en meer diergelyke boomen, overtreffen in menigte en fchoonheid die van Portugal en Spanje. Men vindt 'er overvloed van leevensmiddelen; ook dieren en vogelen , als Haazen, Konynen, Varkens, Hertan , Eenden, Paamven, Hoenders, Dal. III. deel. E vsh,  66 NEDERLANDSCHE ven , en meer ander loopend en vliegend gedierte. Zommigen willen dat 'er insgelyks Kruidnagels, Muskaatnooten en Peper groeien; doch dit is niet volkomen zeker. Maar van Kaneelboomen , de beste in hunne lbort van het geheele Oosten, zyn 'er geheele bosfchaadj'en. Wanneer men beneden den wind van het Eiland is, kan men de Kaneellucht, meer dan acht Mylen verre, in zee ruiken. Wyders vindt men 'er, uitgezonderd Diamanten , allerlei Edelgefteenten , als Saphieren, Topaazen en Grenaaten. Ook worden 'er Paerlen gevischt; doch deeze zyn niet zo goed als die van Ormus en Barein. Ook zyn 'er in het land Goud- en Zilvermynen; doch de Koningen wilden voormaals niet gedoogen dat zy geopend wierden , uit vreeze dat de ontdekking van hunnen rykdom de nabuuren zou aanzetten om hun land te overvallen. Zelf vindt men 'er Yzer- en Zwavclmynen. De Elefanten, die men 'er in groote menigte aantreft, worden voor de besten van den geheelen aardbodem gehouden. Zelf is het by de ondervinding gebleeken, dat de Elefanten van alle andere landen aan deeze eene foort van eerbied en onderdaanigheid betoonen. De Chingaleezen , inwooners van Ceilon, vangen ze op de volgende wyze. Zy graaven groote diepe kuilen, welke zy met planken en ltroo overdekken. Wanneer de Elefanten 's nachts over deeze kuilen gaan, vallen zy in dezelve , zonder 'er wederom te kunnen uitkoomen. Zy zouden dcrhalven van honger moeten vergaan , ten ware hun eeten wierdt gebragt door Slaaven ; hier door gewennen zy aan deeze hunne Oppasfers , en worden allengskens tam. "Waar naa zy, door de Eigenaars  REIZEN. 6? naars, na Goa en elders heenen gevoerd worden, om voor zich zeiven en hunne Meesters den kost te verdienen. Want, bykans door geheel Indien, worden de zwaare pakken en vaten, door middel van Elefanten , te lande van de eene na de andere plaats vervoerd. De last, dien men wil verzenden, wordt op het lichaam gelaaden, en vastgemaakt door middel van een touw, welk het Lastdier om zynen Snuit en Tanden windt; neemende voorts het einde in zynen mond, gaat hy met den last gemaklyk heenen. Het zwaar Gefchut fleepcn zy langs den grond ; en één Elefant heeft kragts genoeg om eene halve Galei uit het water op het drooge te trekken. De Winter neemt hier zynen aanvang in Bloeimaand , met het vallen van ftortregens , zonder dat het 'er ooit zeer koud zy: want de Kinders laaten niet naa om al dien tyd naakt te loopen. Een Onder-Koning, door den Koning van Portugal, of van Spanje gezonden, voert het bewind over den koophandel op dit Eiland, als mede in China, Japan, Begoni, Pegu, Ormus, en op verfcheiden Eilanden^ boven Ceilon en Bengale geleegen, die zeer veel Ryst en Katoen opleveren. De Katoen is 'er zo overvloedig , dat men 'er een fyn katoenen hembd voor de waarde van vyf Huivers kan koopen. Ook valt 'er Lak, groene Gember en Suiker. De Portugeezen bezitten geene Heden op het Eiland Ceilon, maar zyn verpligt, even gelyk in andere landen, om met de Landzaaten handel te dryven. Zeef zindelyk zyn deeze Eilanders op hun eeten en drinken. Nooit gebruiken zy tweemaal den zelfden Pot om fpyze te kooken , maar neemen telkens een nieuwen. Overfpel en hoerery worden 'er zeer zwaaf E a ge.  63 NEDERLANDSCHE geftraft. Wanneer iemand, 't zy Man of Vrouw, op overfpel betrapt wordt, wordt hun de neus afgehouwen , opdat zy van de geheele waereld mogen herkend en verfoeid worden. Dit niettegenfiaande ziet men zeer veele lieden, dus gekenmerkt, langs de flraaten loopen. De leevensmiddelen zyn 'er goedkoop. Een Os kost 'er dertig, en een Varken twintig Huivers , een pond Suiker een halven Huiver, en al het overige naar evenredigheid. Naar gelange van den prys der eetwaaren, is ook het loon der Werklieden. Voor tien Huivers kan men, eene geheele maand, een Man in dienst hebben; welke dan nog zynen eigen kost moet houden. Ryst en Visch zyn de gewoone kost; de overvloed van deeze mondbehoeften is de oorzaak , dat men 'er zo goedkoop kan leeven. De meeste Diamanten en Robynen koomen uit Bengale en Pegu, welke beide landfchappen , daarenboven , veel Lak en Tin leveren. Van Malacca vaart men over de engte van Chinchapura na China. Dit land is zeer ryk en magtig, en deszelfs inwooners zyn zeer goedaartig. Het geeft veele Zyde , Paerlen , Paerlmoer, Kwikzilver , Rhabarber , Gouddraad, Muskus en andere kostbaarheden. Aan de vaste kust hebben de Portugeezen geene vastigheden , maar op de omleggende Eilanden, 't Geen deeze niet bezitten of uitleveren, wordt van de vaste kust derwaars gebragt. De Turkfche is de gewoone klederdragt der Landzaaten. Het hair laaten zy tot aan den middel groeien. Het hoofd omwinden zy met een Huk lywaat, in de gedaante van een Tulband. Hunne nagels laaten zy zo lang  REIZEN. 09 lang groeien als mogelyk is, om zich van dezelve te bedienen, in de plaats van wapenen , welke zy niet mogen voeren. In het gantfche land ontmoet men geene Bedelaars: want de Bedelaary is door den Koning fcherp verbooden. Wanneer iemand tot armoede vervalt, wordt 'er onderzoek gedaan, of hy Vader, of Moeder , of andere nabeftaande bloedverwanten hebbe, die hem kunnen onderhouden. Vindt men 'er geene, dan wordt hy gebragt na eene plaats, daar toe beftemd , en op kosten des Konings onderhouden. Zelf mogen de blinden niet ledig loopen; zy worden gebruikt in. de Smederyen om den Blaasbalg te trekken, of tot ander diergelyk werk, waar toe geene oogen vereischt worden , en waar mede zy den kost kunnen verdienen. De Chineezen zyn zeer gulzig , en eeten allerlei fpyzen. Liever eeten zy een Hond, dan een Varken of eenig ander Wildbraad. Hun wyn en andere dranken worden van Ryst geftookt, en bezitten eene dronkenmaakende kragt. Voorts zyn ze verftandig en vernuftig, en zeer afgericht op het vervaardigen van allerhande fraaiheden en fnuisteryen. Van Goa vertrekt jaarlyks niet meer dan één Schip na Japan. Op zynen togt doet het China aan, alwaar de Portugeezen Reaalen van Achten, Oly en Wyn ruilen tegen Goud , Zyde en andere koopmanfchappen , welke zy vervolgens na Japan brengen , daar. zeer veel geld in de wandeling is, 't welk zy na Goa te rug voeren. Op ieder der voornoemde plaatzen vertoeven zy ten minfte zes maanden : van hier dat de Reize doorgaans drie jaaren duurt. De Japanneezen zyn zeer goedaartige luiden. Even als de Chineezen , aanbidden zy Afgoden, wier afbcelE 3 din-  7o 'NEDERLANDSCHE dingen , onder allerlei vreemde gedaanten , in hunne Pagoden, of Tempels, bewaard worden, en die zy met zeer veel godsdienftigheids, vereeren. Te Nanquefacque, en in eenige andere fteden , daar zich de Portugeezen gevestigd hebben , ontmoet men eenige Jefuiten , welke voormaals van daar verdreeven wierden , omdat zy zich met den koophandel bemoeiden. Het Eiland Japan is ten minfte zo groot als Engeland, 't Is het wydst afgelegene land , waar op de Goaanen handel dryven. De Landzaaten zyn kloek en zwaarlyvig, breed van aangezigt en meest al blank van vel. Nogthans vindt men 'er eenigen, die uit den aart zwart zyn, Dit veroorzaakt eene vreemde vermenging. Daarenboven handelen de inwooners van Goa op Pafte en Ormus; dit is een Eiland, niet verre van de vaste kust van Perfie geleegen. Het beflaat drie kleine Mylen in den omtrek. Van het vaste land worden derwaarts gebragt allerlei goederen en leevensmiddelen, als Paerden, Dadels, Amandelen, Rozynen, Zyde, Paerlen, Katoen en andere koopmanfehappen, welka door de uitlandfche Schepen vervolgens van daar gehaald worden. Door de weeromkaatzing der Zonneftraalen tegen de bergen, is de lucht zo brandende heet op dit Eiland, dat de Opgezeetenen, wanneer zy des middags willen eeten, zich een vat met water laaten brengen, en met de beenen tot aan de knieën in hetzelve zitten , naa alvoorens zich tot op het hembd te hebben uitgekleed. Agter hen ftaat een Slaaf, om met een Waaier de lucht te verkoelen, Het versch water, 't welk by hen meest in waarde is, moet, door Duikers, omtrent zes vademen diep, _ on-  REIZEN. n onder de oppervlakte gefchept worden. Met dit alles heeft dit water het nadeel dat het aan handen en voeten wormen veroorzaakt, ter dikte van een vioolfnaar, en een halven Vadem lang. Door middel van kleine' Hokjes , en rondom dezelve , worden zy uit het vel gewonden; doch dit moet met de uiterfle voorzigtigheid gefchieden, opdat zy niet breeken. Wanneer zy niet willen volgen, moeten de Hokjes op het vel vastgebonden , en naderhand het winden, van tyd van tyd hervat worden. E 4 IfrE-  NEDERLANDSCHE REIZEN. STEPHEN van der HAGEN'S SCHKEPSTOGT NA DE OOSTINDlëN; Gedaan in de jaaren 1599, 1600 en 1601. Een geruime tyd was 'er nu verloopen , zints des Bewindhebbers der Oostindifche Maatfchappye niets vernomen hadden van de Schepen, in den jaare 15^8, onder het geleide van den Admiraal jak013 van n e c k , na de Oostindiën gezonden. Dit niettegenftaande lieten zy den moed geenzins zakken, om den handel op die verre afgelegene gewesten verder voort te zetten, en, ware 't mogelyk, uit te breiden. Van nieuws rustten zy drie Schepen uit, in den jaare 1599 , en fielden dezelve onder het bevel van den manhaftigen en kloeken Admiraal step hen van der hagen. Het eerfte, of Admiraalfchip, was genaamd de Zon , en Schipper op hetzelve kornelis janszoon schouten; de naam van den Opper-Koopman was jan sas, van Gouda. Het tweede Schip voerde den naam van de Maan , en de Schipper dien van kornelis heynsen. De Morgenstar was de naam van het derde Schip , en die des Schippers SQRNBUS janszoon melknap, Alle deeze fche-  NEDERLANDSCHE REIZEN. 73 fchepen waren van mond- en krygsbehoeften ryklyk voorzien, en uitgerust om eenen aanvallenden geweldenaar het hoofd te kunnen bieden. Op den zesden van Grasmaand des gemelden jaars 1599, met het aanbreeken van den dag, liepen zy, met een gunftigen wind , uit Texel m zee. Naa Madera, Palma, Gomera en Teneriffe, allen Kanarifche Eilanden, gepasfeerd te hebben, kwamen zy, ia het begin van Bloeimaand, ten anker onder het Eiland uj.' Mayo, een van de Kaap- Verdifche Eilanden, om 'er versch water in te neemen. Zo onagtzaam gingen zy hier mede te werk, alsof'er voor hun geen onheil te vreezen ware, en zy zich midden in hun Vaderland bevonden. De Portugeezen, hoewel weinig in getal en meestal Banditen , hier van de lucht gekreegen hebbende, namen hunnen flag waar, en vermoordden 's nachts een van het Bootsvolk aan het ftrand. Plet gekerm diens ongelukkigen wierdt aan boord gehoord, en ftraks daar op eene gewapende Sloep na land gel zonden. Doch de afgezondenen wierden insgelyks overvallen en verftrooid, dewyl zy, door de donkerheid, hunne vyanden niet konden onderfcheiden, die zich met hunne Musketten en Zinkroers in de 'boomen en op andere voordeelige plaatzen verfchahst hadden. Naauwlyks hadt men op de Schepen hier van kennis gekreegen, of de Pinas de Morgenftar wierdt afgevaardigd om het Eiland rond te zeilen , en te verneemen of men niet eenige Barken vernam , met welke ecnig volk van St. Jago was overgekoomen. Want men kon niet gelooven dat de Eilanders alleen dusdan.g eene vyandlykheid zouden hebben durven E 5 on-  74 NEDERLANDSCHE onderneemen , als zynde op 't meest met hun tienen fterk. Met het aanbreeken van den dag, kwamen 'er drieëntwintig van de verftrooide Matroozen ten voorfchyn, die men meende allen in 's vyands handen te zyn gevallen. Zeven van hunne makkers waren in de magt der Portugeezen gebleeven. Straks wierdt op de Schepen het befluit genomen , honderd man na land te zenden, om het Eiland te doorkruizen, en, ware 't mogelyk, de gevangenen te ontzetten. Aan flrand gekoomen zynde, vonden zy aldaar hunnen vermoorden makker leggen, die , zelf naa zynen dood, onmenschlyk gehavend was; men hadt hem de oogen uitgeflooken , neus en ooren en de manlykheid afgefneeden. Dit verwekte eene algemeene ontIteltenis en verontwaardiging, en maakte den wraaklust gaande. Naa hem met Krygseere te hebben begraaven, begon Mn het Eiland te doorzoeken, daar, egter, niemand wierdt gevonden. Terwyl zy hier mede bezig waren, ontdekten zy op de kust twee vreemde zeilen. Dit deedt hen befluiten om weder te keeren na hunne Schepen , uit vreeze dat 'er mogelyk onraad zyn mogt, en dezelve onverhoeds zouden overvallen worden. Te noodiger was dit befluit, omdat de afgezondenen de bloem van het Scheepsvolk waren. Doch, het bleek eerlang dat de vreemde zeilen Engelfche fchepen waren. Andermaal tradt de zelfde bende aan land ; doch, vermids de Portugeezen op hunne hoede waren, ontmoetten zy niemand. Naa het uitfhan van zeer veele vermoeienisfen , keerden zy onverrigter zaake wederom aan boord; moetende, tot hunnen fpyt en innige boe-  REIZEN. 75 boezemfmarte , hunne makkers in 's vyands handen laaten. Ook kon van der hagen van zich zeiven niet verkrygen , met vrugtloos zoeken hier den tyd te fpillen. Hy befloot dan de ankers te doen ligten en zeil te maaken , zo als ook gefchiedde, op den zestienden van Bloeimaand. Hunne reize vervolgende, wierden zy nu eens van ftormen, dan van ftilte overvallen, en op andere tyden door draaidroomen in hunnen togt gehinderd. Met dit alles, ontdekten zy, op den drieëntwintigHen van Zomermaand, Me de Prince, of het PrinsfenEiland , alwaar de Portugeezen eenen Gouverneur en eenige Krygsknegtcn hebben , die de Landzaaten in de drukkendde flaaverny houden. Door het breeken van de hoepels der vaten , van wegen de overgroote hitte , leeden de onzen groot gebrek aan water; dit was de reden waarom zy genoodzaakt waren dit Eiland aan te doen, hoewel zy, door de jongde ontmoeting op het Eiland Mayo, in hunnen afkeer tegen de Portugeezen nog meer verfterkt waren, en zo min mogelyk met hun gemeenfchap wilden houden. Zo dra waren zy niet ten anker gekoomen, of zy lieten een Vredevlag waaien , als een teken dat zy niets kwaads in den zin hadden. Doch in dede van een gundig onthaal te ontmoeten , wierden zy met het grof Gefchut begroet: zodat zy genoodzaakt waren , zich een weinig van den wal te verwyderen. Nogthans waagden zy het om eenig volk na land te zenden , welke voorgaven dat zy Schepen van den Koning van Spanje waren, den wil hebbende na Brazil, die op deeze kust vervallen waren. De Gouverneur gaf tot antwoord zulks niet te zullen gelooven, voor dat  76 NEDERLANDSCHE dat zy het fchriftelyk beweezen hadden; aan deezen eisch weigerden de onzen te voldoen. Thans geboodt van der hagen de Bloedvlag te laaten waaien , om alzo met geweld magtig te worden , 't geen men door zagtheid niet kon bekoomen. Terwyl ze dus in de Baai ten anker lagen, zagen ze een klein Scheepje van de Kust van Angola nadeTen. Straks wierdt eene gewapende Sloep afgevaardigd om hetzelve aan te tasten en te bemagtigen , in de hoop dat dit tot een middel mogt dienen oin de begeerde ververfchingen te verkrygen. Doch in deeze verwagting wierden zy te leur gefield. Want, by het Vaartuig gekoomen zynde , vonden zy dat het ledig en in den grond geboord was. Thans wierdt het befluit genomen, andermaal eenige Manfchap na land te zenden, en dezelve in de Watervalei te verfchansfen. Vooraf peilden eenige Lootzen de diepte van den grond, opdat de Schepen, zo dicht mogelyk aan het ftrand geankerd leggende , met hun gefchut de Verfchansfing mogten dekken. Naa de diepten gepeild te hebben , traden eenigen aan land, om den oord te verkondfchappen. Doch zy hadden wel haast berouw van dit bedryf. Want de Portugeezen, uit hunne hinderlaagen ten voorfchyn koomende , gaven vuur, en deeden hen in alleryl na hunne Sloepen wederkeeren. Twee van hun wierden gewond, zodat een derzelve het beftierf. Men fchoot wel uit de fchepen; doch dit deedt geene uitwerking, vermids de Portugeezen in het bosch een veilige wykplaats vonden. Dit voorval deedt van der hagen met zyne Kapiteinen den moed opgeeven en van befluit veranderen: zy oordeelden het niet geraaden , hun Volk dus  REIZEN. r7 dus bloot te geeven, en den tyd nutteloos te {pillen. Het anker geligt hebbende, zetteden zy koers na de Kust van Ethiopië, met oogmerk om Corisco, aan de Rivier van Angra, aan te doen , en zich aldaar van versch water te voorzien. Niet lang hadden zy gezeild , of zy vernamen de Kust van Ethiopië, en een Schip, langs den wal ftuurende. Eerlang bleek dit een Jagt te zyn, van Amfterdam na de Kust van Benin gezonden. Dit Vaartuig was in alleryl uitgerust , en van het noodige flegts ten halve voorzien. Het meeste volk was ziek, en het Schip van de wormen dermaate doorknaagd , dat het met geftadig pompen boven water moest gehouden worden: een werk, 't geen, om de zwakheid van het Scheepsvolk, ten uiterfte bezwaarlyk viel. Midlerwyl zeilden zy, met een gunftigen wind, geftadig voort, en ontdekten , in het begin van Hooimaand , de Kust van Corisco ; doch , vermids het Jagt niet langer kon zee bouwen , was het genoodzaakt de Kaap de Confalves aan te doen. Van der. hagen deedt terftond zyne ledige watervaten aan land brengen , en met hoepels , welke zy , in het bosch , van de takken van boomen maakten, van nieuws voorzien. Nevens het versch water , nam hy een goeden voorraad van wild en visch aan boord, welke het land en de omliggende zee in overvloed uitleverden. Veertien dagen vertoefden zy aan dit Eiland. Drie dagen naa hun vertrek pasfeerden zy de Linie, en naa eenigen tyd met tegenwind te hebben gezukkeld, kwamen zy, omtrent het einde der maand, voor Kaap de Lopes Gonfalves ten anker. Hier vonden zy het bovengemelde Jagt, waar van het bootsvolk Tenten aan  78 NEDERLANDSCHE aan Land opgeflagen , en in dezelve hunne leevens« middelen hadt zamengebragt. Doch dit verblyf befchouwde de Admiraal van der hagen als voor hun te onveilig, van wegen de Moor en, die zeer wild en diefagtig zyn. Hierom raadde hy hun, het Schip geheel te ontlaaden, vervolgens op het drooge te haaien , en alle hunne goederen van nieuws in' hetzelve zamen te brengen , om alzo tegen de aanvallen der Mooren te beter gewapend te zyn ; tot dat het der Voorzienigheid zou behaagen , hun eene uitkomst te verleenen. Dit alles dus befteld zynde, verliet van der hagen deeze Ree , en zette koers na de Kaap de Goede Hoop. Onder het zeilen , ontdekten zy het Eiland Annabon, zynde een vlak land, van heuvels doorfneeden, doch zeer vrugtbaar in Oranjeappelen en Limoenen. Dewyl een groot getal van het Scheepsvolk van de Scorbut was aangetast, wierdt men te raade dit Eiland aan te doen, om 'er van deeze heilzaame ververfchingen in te neemen. De Schepen de Zon en de Morgenftar kwamen op de Ree ten anker; doch de Maan wierdt, door geweldige (tonnen, wederom op Zee gedreeven, en moest dus het hulpmiddel dier heilzaame en verkwikkende geneesvrugten derven. Terwyl de twee bovengenoemde Schepen hier lagen , kwamen by hen aan boord twee Nederlanders. die voorheen , door een Westindischvaarder , waarichynlyk niet om hunne deugden , hier waren aan land gezet. Uit naam der Landzaaten kwamen deeze vraagen, of zy als vrienden kwamen, en als zodanig met hun wilden handelen : in welk geval hun alles, wat zy begeerden, zou bezorgd worden; doch ingeval-  REIZEN. 79 valle zy met een vyandlyk hart en oogmerk kwamen, de Opgezeetenen beflooten hadden, met hun Vee na het gebergte te vlugten. De Bevelhebbers, nog gedagtig aan hetgeen hun op het Eiland Mayo wedervaaren was, gaven tot antwoord, geen kwaad in den zin te hebben, en met geen ander oogmerk gekoomen te zyn dan om ververfchingen te zoeken. Deeze wierden hun ftraks in overvloed bezorgd. Midlerwyl was het Schip de Maan, door ftilte en ftroomen , meer en meer van het Eiland verwyderd. Hierom beflooten de twee andere, in allen fpocd wederom onder zeil te gaan , om hunnen ongelukkigen Reismakker op te zoeken , en hem van hunne ververfchingen mede te deelen. En , in de daad, het gelukte hun eerlang hem te vinden. Want als'zy, naa eenigen tyd zeilens , eenige fchooten deeden ' wierden dezelve ter middernacht beantwoord. Door dit middel kwamen de drie Schepen wederom gelukkiglyk te zamen. Thans vervolgden zy de Reize, zeilden gelukkig en voorfpoedig de Kaap de Goede Hoop voorby, en zetteden hunnen koers na het Eiland Java, Doch gebrek aan versch water en andere mondbehoeften noodzaakte hen, het Eiland Madagaskar op te zoeken. In 't laatst van Wynmaand kreegen zy dit Eiland in 't gezigt, en kwamen ten anker in eene onbekende Baai. Straks zondt de Admiraal eene gewapende Sloep na land, om den oord te verkondfchappen , en te verneemen, of men 'er zoet water vondt. Men ontdekte dat het land bergagtig en vol geboomte was. De Opgezeetenen wierden door ,de onzen gelokt, door hun gemeene koraalen en glazen Paternosters te vertoonen. Zy zyn zwart van verf, draagen lang zwart hair.  So NEDERLANDSCHE hair , zamengevlogten en zo vet, alsof bet met Oly begooten ware. Wyd zyn zy van mond, plat van neus, breed van aangezigt, dik van lippen, groot van tanden; voorts dik van vleesch, welgemaakt van leden, en gaan moedernaakt, uitgezonderd dat Mannen en Vrouwen de fchaamdeelen met een linnen doek bedekken. Doch de kinderen gebruiken ook dit be" dekzel niet. De rykften en aanzienlykften hadden een kleed om hunnen hals hangen, en de armen met koperen ringen of Brazeletten verfierd. Diergelyke tooizels droegen zy ook in hunne ooren. Hunne wapens waren ronde houten Schilden, korte Spiezen, als mede VVerppylen, of Asfagaaien, aan de einden met yzeren haakjes met weerhoeken heilagen. Met dit geweer, 't welk zeer gevaarlyk is, wisten zy zeer handig om te gaan. Geene tekens van Godsdienst of eenige befchaafdheid konden zy onder hen verneemen; hunne leevensW7ze was als die van volftrekt woeste menfchen. Hunne wooningen waren een weinig boven den grond verheven, of onder dikke hooge boomen getimmerd. De reden hier van konden de onzen niet verneemen, alzo niemand hunne taal verftondt. Voorts bleeken zy te zyn een vriendlyk, fcherpzinnig en verftandig Volk. In den tyd van de vyf dagen, welke de Schepen hier vertoefden, begonnen zy reeds eenige Hollandfche woorden naa te baauwen , zonder, nogthans, derzelver betekenis te verftaan. Hoewel de onzen hier verfcheiden vervcrfchingen verzamelden, vonden zy, egter, niet 't geen zy allermeest noodig hadden , naamelyk goed drinkbaar water, 't Geen men 'er vondt, was zeer onzuiver , vol ongedierte, en moest verre weg en met moeite gehaald  REIZEN. 8l haald worden. Daarenboven was hier gebrek aan hout tot hoepels om de vaten te kuipen ; als mede aan Potfpyzen. By alle welke nadeelen nog kwam, dat de Ree zeer onveilig was ; de Schepen moesten in de openbaare Zee , zonder eenige befchuttlng , voor anker leggen. 't Een en ander deedt den Admiraal befluiten, van hier te vertrekken en na Antongü te zeilen, in de hoop van aldaar Ryst en andere leevensmiddelen te zullen aantreffen, Op hunnen togt derwaarts, liep het Schip de Maan groot gevaar van tegen de Rotzen te verbryzelen. Eerlang kreegen zy het Eiland St. Maria in 't gezigt,' leggende voor de gemelde Baai, 't welk zy voorby gezeild zynde, op de Ree ten anker kwamen. Deeze Baai is zeer wyd. Midden in dezelve legt een klein rond Eiland, 't welk de Schepen, aldaar ten anker leggende, tegen alle winden befchut. Men hoopte hier ververfchingen te zullen vinden , gelyk zulks aan kor neus houtman, op den eerden Togt der Hollanders na de Oostindiën , was gelukt. Doch in deeze verwagting wierdt onze Admiraal te leur gefteld. Want, naa een verblyf van vierentwintig uuren, zag men nog geene Kanoes aan boord koomen. Ook vertoonden zich geene Wilden aan den oever; de vreeze hadt hen bevangen, en na het gebergte de vlugt doen neemen. Hierom wierdt men te raade, eene gewapende Sloep af te vaardigen om de Rivier hooger op te roeien. De Manfchap was voorzien van Spiegels, Kraaien en andere foortgelyke fnuisteryen , om dus de Eilanders te lokken cn hunne yriendfehap te winnen. Doch nergens ontmoetten zy menfehen, maar wel, hier en III. DEEL. F daar  S2 NEDERLANDSCHE daar, ledige dorpen of gehugten: zodat zy onverrigter zaake na boord moesten wederkeeren. 's Anderendaags wierdt deeze zelfde proefneeming hervat. Om thans gelukkiger te flaagen, zondt men vooruit aan land twee ongewapende Mannen, om te verneemen, of men, langs dien weg, de' Wilden lokken , en met hun in onderhandeling zou kunnen koomen. Doch de uitflag was wederom de zelfde; zy hielden zich fchuil, of vlooden na de bosfehen. Ten langen laatfte, egter, waagden het twee Wilden, onverzaagder en ftoutmoediger dan hunne Landgenooten, om ten voorfchyn te koomen. De Hollanders wierpen hun Spiegels en Kraaien toe , en zogten, met allerlei tekens en gebaaren, hun te beduiden, dat zy geen kwaad in den zin hadden, maar in der minne met hun wilden handelen. Daarenboven zogten zy hun te doen bcgrypen , dat zy Ryst begeerden. Doch van hunnen kant gaven de Wilden insgelyks door tekens te verftaan , dat zy geene leevensmiddelen of ververfchingen konden bezorgen. Met ledige handen moesten dan de onzen wederom vertrekken , op hunnen weg y hier en daar, kleine Spiegeltjes, Kraaien en andere fnuisteryen ftrooiendc, in de hoop dat de Eilanders daar door te vrymoediger zouden worden. Midlerwyl waren eenigen van het Scheepsvolk bezig met hout te hakken , hetzelve tot hoepcis te bereiden, en de watervaten te kuipen, anderen om de rivieren en flroomen te bezoeken. Aan eene onbekende rivier ontdekten deeze laatltcn een Dorp, welks inwooners , nogthans , zo dra zy de Vreemdelingen vernamen, den brand in hunne huizen ftaken, en met Vroti-  REIZEN. 83 Vrouwen en Kinderen, en al wat zy bezaten, na het gebergte de vlugt namen. De Hollanders, dit vernomen hebbende, fchootcn in allen haast toe, en bluschten den brand van de meeste huizen. Zommigen verftoutten zich zelf om na het gebergte te trekken , en , ware 't mogelyk , met de Eilanders in gefprek te treeden. Ten deezen einde betoonden zy hun alle mogelyke vriendfchap, en gaven, door tekens, te kennen, niets anders dan ryst en andere mondbehoeften te zoeken , welke zy met koopmanfchappen wilden betaalen. Doch ook deeze gaven het zelfde antwoord als hunne Landgenooten; zy beduidden door tekens , dat zy niet flegts niets voor anderen over , maar voor zich zeiven groot gebrek hadden. Ongetroost moesten derhalven ook deeze afgevaardigden na de fchepen wederkeeren. Dit nicttegenlbande befchonken zy de Indiaanen met eenige kleinigheden. Hoewel de onzen, door deeze herhaalde te leurftellinggen, den moed bykans verboren hadden, wierdt, egter, beflooten, een nieuwen kans te waagen, in de hoope van ditmaal gelukkiger te zullen flaagen. De afgezondenen roeiden de rivier zo hoog op , tot dat zy op eene droogte bleeven vastzitten. Hier vonden zy wederom een Dorp, wiens inwooners insgelyks de vlugt genomen hadden, met agterlaating van een kind van ongeveer twee jaaren, misfehien door de verhaaste vlugt van deszelfs ouderen. De onzen hingen het eenige glazen kraaien om den hals, en keerden voorts na het ftrand, zonder iets, van 't geen zy zogten , ontdekt te hebben. Terwyl de Kuipers aan het ftrand bezig waren met het herftellen der Vaten, kwamen twee Zwarten vryF 2 moe-  84 NEDERLANDSCHE moedig uit het bosch ten voorfchyn. Omdat de Vreemdelingen aan hunne wooningen geene fchade gedaan hadden, was, veelligt, hunne moed een weinig gewakkerd. Zy booden den Admiraal eenige onrype vrugten aan. Als deeze hun na ryst en andere leevensnoodwendigheden vraagde , gaven zy tot antwoord , het weinige, welk zy hadden, niet te kunnen misfen, maar tot eigen onderhoud volftrckt noodig te hebben. Zy voegden 'er nevens dat het gezigt van de Musketten hen op de vlugt gedreeven hadt. Onder dit alles wierdt de Admiraal verdrietig over deeze geduurige tegenftribbelingen , en befloot een nieuwen kans te waagen. Eenen der Eilanderen overlaadde hy dermaate met vriendlykheden, dat hy hem bewoog om mede na boord te vaaren. Naa hem hier wel onthaald te hebben, haalde hy hem over om met zyn volk de rivier op te vaaren, in de hoope van alzo de gunst der Landzaaten te winnen, en hen tot het leveren van leevensmiddelen te beweegen. Met moeite, doch langzaamerhand , liet hy zich hier toe overhaalen. Maar naauwlyks was hy aan land gekoomen, of hy begaf zich op de vlugt, zonder dat men zedert iets van hem vernomen heeft. Drang van nood doet zomtyds bcdagt zyn op vreemde middelen. Men was nu tot dat uiterfte gekoomen , dat het befluit wierdt opgemaakt , eenen Bootsman, die zich aan een zwaar misdryf fchuldig gemaakt en firaffb verdiend hadt, aan land te zetten, met bevel om niet weder te keeren zonder leevensmiddelen; deeze zouden het loon zyncr ftrafïeloosheid weczen. Tot het bedoelde oogmerk voorzag men hem van brood, oly , wyn en kraaien. Doch hy kwam 's anderendaags, onverrigter zaake, aanboord zwemmen, voor- gee-  REIZEN. 53 geevende dat hy naakt was uitgefchud, en om genade lmeekende. Dan deeze wierdt hem ditmaal niet gefchenken, en hy genoodzaakt na land te zwemmen. Midlerwyl voeren de Matroozen dagelyks aan land, om met het Zeegennet de zoode te vangen. Allengskens gewenden de Eilanders aan dit gezigt, wierden vrymoediger , kwamen by hen , en hielpen hun de Zeegen trekken. De Admiraal, zulks vernomen hebbende , was 'er over verblyd, en begon nu hoop te fcheppen, eenmaal in zyn oogmerk te zullen flaa. gen. Hy bedroog zich. De Eilanders, gelyk zy meer dan eens hadden te kennen gegeeven, hadden, in de daad, gebrek aan ryst, zodat zy genoodzaakt waren, wortels uit de aarde te graaven, om daar by het leeven te houden. De Hollanders vonden, hier en daar, een xveinig vuile ryst, waar mede zy genoodzaakt waren zich te behelpen. Onder dit alles kwam de bovengemelde Bootsman te rug , doch wierdt op een ander Eiland wederom aan land gezet, met oogmerk om 'er leevensmiddelen te zoeken. Twee dagen daar naa kwam hy de tyding brengen , dat 'er een binnenlandfche Oorlog op het Edand heerschte , en dat deeze de oorzaak was van het fpysgebrek: alzo de wederzydfche vyanden de landen plat hepen en verwoestten; behalven dat de Hol Janders hun angsten vreeze aanjaagden: vveshalven van hier even weinig, als van elders, zou te wagten zyn Op dit berigt wierdt met eenpaarigheid beflooten' eene zo min herbergzaame plaats te verlaatenden den Heven te wenden na Bantam. Vooraf wierdt, op de tusfehenfpraak der mindere Bevelhebberen, de gedoemde Bootsman van zyne ftraffe ontheeven , en in genade aangenomen. ö F 3 Op  86 NEDERLANDSCHE Op den eenëntwintigften vnn Wintermaand , met eenen gunftigerl wind, deedt de Admiraal de ankers ligten, en zette koers na Sumatra. Lang en dikwyls worftelden zy, op deeze reize, met ftormen en tegenwinden, 't Liep aan tot den laatften van Sprokkelmaand des jaars i6co, eer zy land ondekten; zy meenden dat het Sumatra was. Doch by nadere opmer. kirig bleek 't het Eiland Engano te weezen, leggende omtrent de Straat Sunda. Eer de togt vervolgd wierdt, voridt de Admiraal geraaden het zo genaamde SloepenEiland aan te doen, met oogmerk om zyn volk eenige rust te verfchaffen , en 'er de noödige ververfchingen in te neemen. Het Jagt wierdt vooruit gezonden, 't welk eerlang gevolgd wierdt van de andere fchepen , die gezamentlyk, naa het doorftaan van veele gevaaren, op den dertienden van Lentemaand, de ankers lieten vallen op de Ree van Bantam. By hunne aankomst begroetten zy de Stad met eenige Ecrefchooten, en loofden de Voorzienigheid voor haar geleide. Doch, hoewel de onzen dus verheugd waren over hunne behoudene aankomst, alle vreeze, egter, hadt hen niet verhaten. Zy waren onzeker, hoedanig eene bejegening zy ontmoeten, en of zy als vrienden dan als vyanden zouden ontvangen worden. Doch zy wierden uit deeze onzekerheid eenigermaate verlost, toen zy een goed getal der Landzaateu , met vrugten en andere leevensmiddelen, zagen aan boord koomen. 's Daags naa hunne komst, kwam by den Admiraal aan boord een perfoon , die goed Pcrtugeesch fprak. Uit naam van deu Sabandar , of eerften Staatsdienaar, beval, of liever geboodt hy , in beleefde bewoordingen , dat hy eenigen van zyn Volk zou aan land zenden, om eene verklaaring te doen, wie zy waren, en van  REIZEN. 8? van waar en met hodanig een oogmerk zy aldaar gekoomen waren. Ter voorkoominge van allen argwaan , boodt hy aan, eenigen der Landzaatcn in gyzeling te laaten. De Admiraal , dus uitgelokt , fchroomde niet aan deezen eisch te voldoen. Eenige Kooplieden, op het fraaist gekleed , van een talrykcn ftoet , en eenige Trompetters verzeld, wierden ftraks na land gezonden. Toen zy het Paleis naderden, zagen zy dat de gebouwen wel laag van verdieping , doch zeer net en zindelyk gebouwd waren. Aan weerzyden des ingangs ftondt een Wagthuis , wel voorzien van wapenen en Krygsvolk , zynde Slaaven van den Gouverneur, die tevens allerlei handwerken oefFenden. Hier begonnen de Trompetters lustig op te blaazen, en kwamen alzo aan den tweeden ingang, zynde eene fraai gebeeldhouwde poort, met een portaal. Tusfchen de beide poorten Honden eenige kleine huisjes, in welke de gemelde flaaven of lyfwagten hunne wooningen hadden. Op de tweede poort volgde een ruim plein, op het welk de Moskee van den Gouverneur ftondt. Ter flinker zyde ftondt nog een ander Wagthuis , in 't welk geene anderen dan Edellieden de wagt hielden. Hier wierden de Hollanders door den Sabandar, met een goed gevolg van Edelen, opgewagt, en vervolgens by den Gouverneur ingeleid , die hen zeer minzaam wclkoom heette. De gehoorzaal was op pikaren gebouwd, cn, uit hoofde van de groote hitte van het gewest , rondom open , en voorts met fraai gewerkte Matten op den vloer befpreid. Zo dra de Hollanders hadden plaats genomen, vraagde hun de Gouverneur, van waar, en F 4 tot  83 NEDERLANDSCHE tot wat oogmerk, zy aldaar gekoomen waren ? Indien het ware om Peper te koopen, dat zy het dan zeer ongelukkig troffen, alzo de Peper zeer duur was, zo om liet flegte gewas, als ter oorzaake der Chineezen, die aldaar in laading lagen. Vervolgens vraagde hy hun, of de twee voorgaande Vlooten , welke te Bantam waren geweest, hunne Reismakkers waren ; en of zy de gekogte Peper met geld, of met koopmanfchappen, zouden betaalen. Naa dat zy, op alle deeze vraagen , een voldoend antwoord hadden gegeeven, toonde de Gouverneur een goed gelaat, en betuigde zyne genegenheid om hunne fchepen en goederen in zyne bcfcherming te neemen; tevens aanbiedende , indien zy hunne koopmanfchappen aan land wilden brengen, hun ten dien einde een deenen huis te willen bezorgen , om voor dieven en brand bevryd te weezen. Voor alle deeze beleefde aanbiedingen betuigden zy ditmaal hun dankbaarheid met woorden, met belofte van dezelve vervolgens met daadui te zullen betoonen. Thans verzogten zy alleenlyk dat hun een Tolk mogt worden toegevoegd, om door deszelfs bemiddeling met de Landzaaten te kunnen handel dryven. De Gouverneur ftemde in dit verzoek, en beval terftond zynen Tolk om hun ten dienfte te ftaan. Naa dit alles namen zy affcheid van den Gouverneur en den Sabandar , en keerden weder na hunne fchepen, terwyl zy ondertusfehen, door hunne Trompetters , by het gaan uit het Paleis , wakker deeden blaazcn. Zeer verheugd was de Admiraal over deeze gunftige bejegening, en overleidde met de zynen , om den Gouverneur eenige gefchenken te doen toekoomen, om al-  REIZEN. 89 alzo meer en meer zyne gunst te winnen. De gefchenken bcftonden in vergulden Spiegels, Fluweel, gebloemde Taf, en andere kostbaarheden, die met zeer groote ftaatfie na land gezonden , en van den Landvoogd, met tekens van goedkeurïge en genoegen, wierden aangenomen. Ten zelfden dage verftondt de Admiraal, dat de Sabandar hem aan boord een bezoek wilde geeven. De Kajuit en het geheele Schip wierden fierlyk opgefchikt, en , ter voorkoominge van verrasfinge, het Scheepsvolk in 't geweer gebragt. Wyders deedt hy den Staatsdienaar verzoeken , dat hy met zulk een klein gevolg zou koomen als hem doenlyk zyn zou, en de zynen gebieden, zich voorzigtig te gedraagen , opdat alzo alle ongelukken mogten verhoed worden. Van zynen kant zondt de Admiraal twee zyner Kooplieden na land , om aldaar midlerwyl in gyzeling te blyven. Alles dus beftemd en overleid zynde, begaf zich de Sabandar,alleen verzeld van zyne twee Zoontjes , in de Sloep van den Admiraal, gebiedende aan zyn overige gevolg in hunne Kanoes te blyven. Aan boord wierdt hy, onder het gefchal der Trompetten, door den I leer van der hagen, met fchuldigeii eerbied ontvangen , en voorts in de Kajuit geleid. Onder het gebruik van eenige ververfchingen, fprakcn zy te zamen over de reize , en over de ontmoetingen op dezelve. By het fchciden ontving de Sabandar etlyke gefchenken, met welke hy zeer in zynen fchik was. Den volgenden dag voeren eenige Kooplieden na land , zo om met den Gouverneur over de Tollen en andere ongelden te lpreeken, als om Peper en andere leevensmiadelen te koopen. In weerwil van de fchoone F 5 bc-  K De Bevelhebbers, deezen opftand ziende, wierden te raade, het rantfoen op den voorgaanden voet te hertellen, om alzo den muitenden hoop tot bedaaren te brengen. By zommigen deedt zulks de bedoelde Uitwerking; doch anderen, zich hier op niet verlaatende, en vreezende dat zy mogelyk in hunne maandgelden zouden bekort worden , blecven by hun voorneemen Een van hun, Hein ger rrantsz genaamd, fprong in zee, en bragt de Jol, die met een touw agter het Schip was vastgemaakt , aan boord. Straks fprongen elf van zyne Makkers , met hunne - plunjes, ui dezelve, en voeren na land. Zo dra de Schipper hunne vlugt vernomen hadr agtervolgde hy hen met de Sloep , om eene proeve te neemen, of hy hen tot reden zou kunnen brengen. Doch dtt niet gelukkende, ontboodt hy den Koopman ,7ETE«SZ°™, welke, door goede beoften dne Matroozen bewoog om na boord te keeren. De Wondheeler, een der Vlugtelingen, die dronken was, wilde naar geene reden luisteren : waarom men hem met geweld na het fchip voerde Midlerwyl was de Schipper aan land gebleeven, in de hoop van de overigen insgelyks van befluit te doen v randeren Hy bereikte zyn oogmerk ; doch niet voordat hy belofte hadt gedaan van beter rantfoen, en eene algemeene vergiffenisfe. lü- D**L' G Naa  93 NEDERLANDSCHE Naa dat aldus de rust op het fchip herfteld was , wierdt de wind insgelyks gunftig , en deedt hen onder zeil gaan. De twee fchepen vervolgden hunne reize, tot op den vyfden van Herfstmaand, wanneer zy de zes fchepen van den Admiraal van neck wederom ontdekten, van welke zy, nu vierenveertig dagen geleeden, waren afgeraakt. Omtrent drie weeken hadden zy wyders gezeild, toen zy zich recht onder den Evenaar bevonden , en ontdekten, kort daarnaa, het Eiland Annobon. Thans wierdt in den Scheepsraad, op de witte Arend gehouden, beflooten dit Eiland aan te doen: deelster uitvoeringe van het vonnis, geveld over den ScheepsProvoost , die zich aan oproerige taal hadt fchuldig gemaakt, en daarom was vastgezet; deels om ververIchingen voor de zieken in te neemen. In den naamiddag van den zelfden dag, als zy hier ten Anker waren gekoomen, wierden twee welbemande Booten , met een Vredevlag , na land gezonden. Zy kwamen in gefprek met den Portugeefchen Kapitein , die aldaar het bevel voerde, en hun beloofde , den volgenden dag, een goeden voorraad Oranjeappelen en Banaanen te zullen bezorgen. En , in de daad, hy hieldt zyn woord, en ftelde de onzen, behalven deeze vrugten , ter hand eenige Varkens en Hoenders; doch zoet water was 'er voor hun niet te bekoomen. Onder dit alles ontving de Provoost zyn vonnis , om hier aan land gezet te worden. Doch de Portugeefche Kapitein van Annobon kantte zich hier tegen; gelyk ook de bewooners van een ander gedeelte des Eilands, alwaar dit vrugtloos ondernomen wierdt. Men was dan genoodzaakt, een anderen oord op te zoe-  REIZEN. 99 zoeken, daar zich geene menfchen vertoonden. Hier wierdt hy, met al zyn pakkaadje en een zak brood, aan land gebragt, en hem het beste gewenscht. Aan den Zuid-Oosthoek van het Eiland Annobon leggen twee klippen, de eene zeer laag en bykans gelyk met het water ; doch de andere is tamelyk hoog en groot in den omtrek. Op deezen rots vertoonde zich eene groote menigte Vogelen, die zo tam waren, dat ze zich met de hand lieten vangen. De zee is hier diép genoeg om tusfehen beiden door te zeilen. Met het begin van Wynmaand verheten zy dit Eiland, 't Liep aan tot den veertienden van Louwmaand des jaars 1601 , eer zy het Eiland Madagaskar in 't gezigt kreegen. Thans wierden zy van een zo zwaaren ftorm beloopen, dat zommigen van gevoelen waren, dat men dit Eiland behoorde aan te doen. Doch by nader overleg wierdt beflooten, het op zee te houden, omdat de Artikelbrief der Reeders wel uitdrukkelyk geboodt, buiten de dringendfte noodzaaklykheid, in geene haven binnen te loopen. Doch het Scheepsvolk kantte zich tegen dit befluit, zeggende zich van het land niet te willen verwyderen, ten zy hun vermeerdering van rantfoen van water wierdt toegezegd. Het gefchil wierdt bygeleid door de toezegging van een weinig meer wyn, dan zy dus lang genooten hadden. Naauwlyks was deeze ftorm bedaard, of hy wierdt gevolgd van eenen anderen. Het fchip de Zwarte Arend bekwam hier door een lek, waar door het water in zulk eene menigte binnen liep, dat de goederen in het fchip driftig wierden. Baliën en pompen wierdt vau geene of weinige nuttigheid bevonden: zodat men eindelyk te raade wierdt, de groote Mast te kappen, G 2 waar  ioo NEDERLANDSCHE waar door het fchip begon te ryzen. Zo goed hun docnlyk was, moesten zy deezen ramp herftellen. Geen minder gevaar trof , eenigen tyd daar naa , het zelfde fchip, ?t welk zich op het punt bevondt om met volk en al in de lucht te fpringen. De oorzaak hier van was , de muitery van drie Matroozen, o u d t g E r J akobs , 1'iüter he ND rik S z en jochem wout er sz. Deeze, om eenige misdaaden in hegtcnis gezet zynde, hadden de twee eerstgenoemdcn middel gevonden , om hunne boeijens te ontkoomen. Met een onbefchaamd gelaat traden deeze by de Bevelhebbers in de Kujuit, eifchende dat hun regt wedervaaren, en hun vonnis zou geveld worden. Het antwoord was , dat zy nog eenigen tyd verbeiden, en midlerwyl in hunne hegtcnis zouden wederkeeren. Doch zy weigerden te gehoorzaamen, en gaven tot antwoord, liever te willen fterven, dan dus langer in onzekerheid leeven. Hierop gingen zy buiten de Kajuit, en verlosten hunnen makker insgelyks uit zyne gevangenisfe ; waar naa zy zich door list verzekerden van de Konftapels- kamer , met het voorneemen om zich aldaar te weer te ftellcn , en alzo met de Scheepsbevelhebbers een akkoord te treffen , of anders het kruid in brand te fteeken. Doch in dit heilloos opzet wierden zy verydeld, en andermaal in verzekering gebragt. Tot ftraffe over hun misdryf, wierdt over hen het vonnis uitgefproken, dat twee van hun doorfchooten , en de derde driemaal zou gekielhaald worden. Op den drieëntwintigften van Bloeimaand' wierdt dit vonnis uitgevoerd. Onder dit alles ontdekten zy, in 't laatst der genoemde maand, land. Dit verwekte eene algemeene blyd-  REIZEN. ioi blydfchap, dewyl zy nu in den tyd van bykans vier Maanden geen land vernomen hadden. Nader koomende, bleek het een onbekend Eiland te zyn,.'t welk zy eerlang wederom uit het gezigt verboren. De oorzaak van dit langzaam vaaren, was, behalven de ftormen en ftilten, van welke zy beurtelings bebopen wierden, het traag zeilen van het fchip de Zwarte Arend. ^ Die van het andere fchip vielen hier over klagtig, en dreigden zelf, alleen te willen vooruit zeilen. Doch dit gefchil wierdt in der minne bygeleid. Dus gezamentlyk de reize vervolgende , begon eindelyk op het fchip de Zwarte Arend de nood te dringen. De meesten van het volk waren ziek, en van tyd tot tyd (lierven 'er eenigen De gezonden hadden werks genoeg om het fchip door zee te brengen , en zy voorzagen , dat door de toeneemende ziekte dit eerlang onmogclyk kon worden. Hierom zeinde de Schipper zynen Reismakker , en hem zynen toeftand gemeld hebbende, beflooten zy, zo dra mogelyk, land op te zoeken. Dit ontdekten zy, naa eenige dagen zeilens, op de Zinder. Breedte van i Graad ao Minuten, zonder, nogthans , te weeten, of het een Eilaiid, of de vaste Kust ware. Op den negenden van Hooimaand kwamen zy ten anker, hebbende nu reeds vierendertig Man op de Reize verboren. Straks wierdt eene Sloep na land gezonden ; doch die aan het Eiland waren opgetreeden , boodfehapten by hunne wederkomst , dat zy het genoegzaam woest hadden bevonden. Alleen hadden zy de voetftappen van Buffels en ander foortgelyk vee ontdekt. In de bosfehen, met welke het gantfche Eiland bezet was, vonden zy niets anders dan eene foort van Nooten, welke de zulken, die 'er van aten, zeer G 3 kwa-  102 NEDERLANDSCHE kwalyk bekwamen. De zesendertigfte doode wierdt hier begraaven. By nader onderzoek vonden zy eene zeer vischryke rivier , als mede eenig gevogelte, doch geene menfehen. Reden genoeg, voorwaar, om deezen ongezelhgen oord te verhaten. Zy deeden het, in de daad, hoewel de Manfchap der beide fchepen thans zodanig was verzwakt , dat zy elkander moesten byftaan om de Ankers te ligten. Drie dagen hadden zy gezeild, wanneer zy het land zo dicht genaderd waren , dat zy , met het vallen van den avond , op verfcheiden plaatzen, rook zagen opgaan. Dit deedt den verzwakten moed eenigzins hcrlccven. Eerlang ontdekten zy drie kleine Eilanden, en etlyke vaartuigen, af en aan vaarende. Zodra zy ten anker gekoomen waren , zonden zy twee Sloepen na den oever , welke twee Javaanfche Vaartuigen ontmoetten, van welke zy twee Hoenders ontvingen, nevens de verzekering dat in het land overvloed van allerlei ververfchingen te bekoomen was. De Javaanen van de onzen vernomen hebbende, dat zy Hollanders waren, en den wil hadden na Bantam, verhaalden hun wyders, dat men, zes maanden geleeden , vier fchepen van hunnen laudaart in deezen oord gezien hadt. Het gewest, alwaar onze ongelukkige reizigers zich thans bevonden, was een der Eilanden van Sumatra. Zints hun vertrek uit Rolland. tot hier toe, hadden zy eenenveertig Man verlooren. Op den eerden van Oogstmaand zeilden twee gewapende Sloepen na land, wel voorzien van allerlei kleinigheden , om dezelve tegen leevensmiddelen te verruilen. Het land genaderd zynde, wiertit hun, door de inwooners, eene rivier aangeweezen, in welke zy binnen liepen. Voor kleine Mesfen en andere fnuis- te-  REIZEN. 1o3 teryen kogten zy Hoenders, Ryst, Nooten, Limoenen, Eyeren, Banaanen en veele andere vrugten. In den naamiddag vervoegde zich by de onzen een Indiaansch Kapitein met een Tolk , die een weinig Portugeesch verftondt; hy vraagde hun, van waar zy kwamen, en wat hunne begeerte ware ? Het antwoord was, dat zy Hollandfche Kooplieden waren , gekoomen om voor hunne medegebragte koopmanfchappen Peper te handelen. Hierop deedt hun de Kapitein berigten , dat 'er Peper genoeg in het land was tot eene laading voor twee fchepen , en indien zy zulks begeerden, hy zynen Tolk by hen zou aan boord zenden , om hunne koopmanfchappen te bezigtigen , en over den prys te handelen. Voorts verzogt hy hun, dat zy met hunne fchepen nader aan land wilden koomen , omdat zy te verre op zee lagen , dan dat de Kanoes by hen konden aan boord koomen. De vier volgende dagen wierden befteed aan het verruilen van koopmanfchappen tegen leevensmiddelen. Ook ontving de Indiaanfche Overfte eenige gefchenken , deels om hem te beweegen ter begunftiginge van den koophandel, deels om te beter leevensmiddelen te bekoomen. In beantwoordinge van deeze vriendelykheid, zondt hy de onzen eenen Bulfcl, nevens zynen Tolk en nog drie Indiaanen , om de koopmanfchappen te bezigtigen, over welke zy zeer voldaan fcheenen. Zy zeiden dat 'er Peper genoeg in het land was voor tien fchepen ; en dat zy met hun beiden in twintig of dertig dagen den last zouden kunnen hebben , alzo thans de Oogst wierdt ingezameld. Voorts wierdt de onzen, uit naam van den Indiaanfchen Kapitein, verbooden, zonder zyn uitdrukkelyk verlof, niet aan land te koomen, alzo hy voor eenen G 4 op-  ic4 NEDERLANDSCHE opftaud beducht was. 'Er was een groote toeloop van Bergbewooners op het Eiland geweest , om de Hollanders te zien; en deeze waren een boosaartig volk, waar op men zich niet kon vertrouwen. Om deeze reden verzogt de Tolk, dat zy in het donker een Kanonfchoot wilden doen, als een zein van hun vertrek, in de hoop dat de gevreesde menigte na haare bergen zou wederkeeren. Dit niettegenltaande kreegen onze Kooplieden eerlang verlof om aan land te mogen koomen, daar zy twee Baaien Peper kogten, weegende ieder vierhonderd of driehonderdtachtig ponden , tegen dertig Reaalen de Baal. 's Anderendaags kogten zy wederom twee Baaien. Ten zelfden dage kwam de Tolk andermaal aan boord, verzeld van zes man, een van welke vry goed Portugeesch fprak. Van nieuws bezigtigden zy de koopmanfchappen , en bragten den nacht by de onzen door. Ook wierdt in den Scheepsraad beflooten, eenige afgevaardigden na land te zenden, om met den Bevelhebber een akkoord te fluiten over de Tollen, voor welke hy tweehonderd Reaalen van Achten hadt gevraagd. Kor né Lis pietersz, dan iel lost cn willem senescal ontvingen deezen last. In gevolge van dit befluit , met zestien van hunne togtgenooten , na land ge vaaren zynde , begaven zy zich na de plaats, alwaar de Raad der Stad vergaderd was, om hunne koopmanfchappen te vertooncn, over den prys van welke , naa lang zamenfpreekens, zy het eindelyk eens wierden. Terftond deedt de Indiaanfche Bevelhebber dezelve na zyne wooning brengen. Dit dus verrigt hebbende , gingen de Afgevaardigden het huis of de Logie bezigtigen , hun aangeweezen ,  REIZEN. 105 zen, om hirtme goederen te koop te veilen. Midlerwyl was de tyd van het middagmaal genaderd; waarom senescal met twee van zyne makkers zich na de Sloep begaf, met oogmerk om de medegebragte fpyzen van daar te haaien. Doch, by hunne wederkomst in de Logie, vonden zy alles op de been en in de uiterfte verwarring. Men wilde hen niet laaten boven koomen, maar trok den ladder weg. Met geweld moesten zy zich dan eenen weg baanen. Doch niet lang waren zy boven geweest, of zy moesten, toe hun uiterfte leedweezen, zien dat hunne makkers gevanklyk wierden weggevoerd. Hun zeiven wierdt ten zelfden tyde bevolen, hunne Wapens over te geeven, en geen gerugt te maaken, indien zy hun leeven lief hadden. Kort daar naa verftonden zy de droevige maarc , dat zommigen hunner medgezellen gedood of gekwetst waren, zonder, nogthans, het juiste getal te weeten. Vier van hun, die boven in het huis waren, wierden aait handen en voeten gebonden. Elk van de Indiaanen tragte een van dezelve voor zich te krygen, om 'er naderhand een groot losgeld voor te bedingen. Dus vast opgeflooten zittende , wierden zy , van veelen der Landzaaten , beklaagd; 't geen hunne ongerustheid vermeerderde , naardien zy het erglte vermoedden , althans niet wisten wat zy met hun in den zin hadden. Hunne naarftigheid in het doen van onderzoek, hoe veelen hunner Landgenooten nog in leeven waren , deedt de Indiaanen kwaad vermoeden opvatten, en was oorzaak dat zy te fterkcr bewaakt wierden. Uit vreeze dat die van de fchepen iet geweldigs mogten onderneemen, hadden de Indiaanen eene Wagt van zeshonderd man aan het ftrand geplaatst. G 5 De  ïoó NEDERLANDSCHE De naanwe opfluiting der gevangenen was ondertusfchcn oorzaak , dat zy van hun wedervaaren geene tyding na boord konden zenden. Eindelyk vernamen zy, dat vyf van hunne medegevangenen deerlyk vermoord waren, en een zesde zwaar gekwetst, wiens wonden nu zodanig begonnen te ftinken , dat de Indiaanen, ondanks hunne wreedheid, met zynen toeftand begaan, het befluit namen om hem na boord te zenden. Tevens wierdt de gevangenen geboodfehapt, dat indien zy van hun wedervaaren berigt na de fchepen wilde zenden , zy thans hier toe gelegenheid, hadden ; en tevens om te laaten weeten , dat voor hun losgeld geëischt wierden drieduizend Reaalen van achten, van welke fomme, egter, de waarde der reeds ontvangene koopmanfchappen , bedraagende zestienhonderd Reaalen , zou worden afgetrokken ; en dat men de overige penningen insgelyks in goederen zou ontvangen. Op deeze voorwaarden wierdt hun vervolgens een vrye koophandel aangebooden. Vervolgens wierden zy overgebragt in het huis van den Bevelhebber, om aldaar te blyven, tot dat zy na Achem zou vervoerd worden. Hier vonden zy drie Kapiteinen, die hun goeden moed gaven; bybrengende dat hunnen Landgenooten voormaals iet diergelyks te Bantam wedervaaren was; dat de tegenwoordige behandeling hun niet zou overgekoomen zyn, indien 'er geene twee fchepen te Achem geweest waren , die met duizend Baaien Peper heimelyk waren doorgegaan ; en dat zy , van de zelfde Natie zynde, op bevel van hunnen Koning, waren aangehouden, om de geleedene fchade op hen te vernaaien. Van dit alles deeden de gevangenen verflag in eenen Brief, met welken zy na boord zonden zekeren k o r- N£-  REIZEN. 107 nelis ravink, die, geduurende de onderhandeling , zou af en aan vaaren , om de wederzydfche berigten over te brengen. Den volgenden dag keerde hy te rug , met een antwoord, inhoudende, dat het ecri- onredelyke zaak was , naa het verlies van vyf man , boven de goederen, welke zy in handen hadden , voor de overige gevangenen, nog een zo zwaar losgeld te vorderen ; dat zy ter goeder trouwe, en als eerlyke Kooplieden, met de Landzaaten in alle vriend* fchap hadden zoeken handel te dryven; dat wat aangaat de weggevoerde Peper , zy daar van geene de minde kennis hadden, maar vast geloofden dat de vermeende Plollanders Engelfchen geweest waren. Doch alle deeze redenen mogten niet baaten. De Indiaanen bleeven vast op hun duk daan; bybrengende dat de bedoelde vreemdelingen geene anderen dan Hollanders geweest waren, zo als duidelyk bleek uit hunne taal en kleeding ; en dat zy, gevolglyk, van het voorgevallene noodzaaklyk kennis moest:n hebben. Met dit befcheid wierdt ravink na boord gezonden, verzeld van eenen Maleier, die goed Portugeesch fprak. De Scheepsraad, hier over vergaderd, befloot eindelyk den eisch der Indiaanen in te willigen , en op de gemelde voorwaarde hunne gevangenen te losfen. Doch de Raad van het dedeken wilde hierin niet bewilligen , voor reden geevende dat zy geene kennis hadden gehad van de gedelde voorwaarden, en dat dezelve, buiten hun weeten, alleen door de Kapiteins bepaald waren ; dat de goederen verbeurd verklaard en reeds verdeeld waren. Van nieuws moest men, derhalven, wederom in onderhandeling treeden. Toen eischte de Raad, dat het groot-  io8 'NEDERLANDSCHE grootfte fchip , uitgezonderd het gefchut en de laading, tot losgeld zou bepaald worden, of, in plaats van hetzelve , vierduizend Reaalen van Achten. De verbeurd verklaarde koopmanfchappen zouden hier onder niet gerekend worden. De gevangenen, in deezen voorflag niet kunnende bewilligen , deeden verfcheiden aanbiedingen, onder het goedvinden van den Scheepsraad ; doch de Indiaanen bleeven onverzettelyk: zodat deeze onderhandeling vrugtloos afliep. Gaarne zouden de gevangenen gewenscht hebben , van dit alles den Scheepsraad te verwittigen; doch zy vonden niemand, die het durfde waagen om aan boord te vaaren, uit vreeze van aldaar te zullen vastgehouden worden. Eenige dagen laater, egter, vonden zy iemand, welke zich daar toe aanboodt. Met deezen lieten zy, door eenen brief, de Scheepsbevelhebbers weeten, dat de Stadsraad ontkende, van den eerfren voorflag eenige kennis gehad te hebben; dat zy vreesden dat hunne gevangenis van langen duur zoude weezen; dat zy, diensvolgens, verzogten om uit de volgende drie voorflagen eene keuze te doen: eenigen van de Landzaaten in hunne handen te krygen ; of eenige Jonken te bemagtigen; of, eindelyk, de Stad, door middel van het grof gefchut , waar voor de inwooners zeer bevreesd waren , tot loslaating der gevangenen te noodzaaken. Zy voegden 'er°nevens, dat zy de ontro'uw en fchelmery der Landzaaten niï eerst te recht gewaar wierden; dat deeze ronduit verklaarden dat zy thans niet voor geld konden gelost worden, zonder uitdrukkelyke bewilliging en toeftemming des Konings van Achem, van waar men in langer dan eene maand geene tyding zou kunnen bekoomen. Zy beflooten hunnen brief met een verzoek om ee-  REIZEN. 109 eenige leevensmiddelen , en tien Reaalen, om in gevalle van nood zich van dezelve te bedienen. Nog dien zelfden dag onvingen de gevangenen antwoord. In hetzelve wierdt hun berigt, dat men niet zou in gebreke blyven om alle mogelyke middelen, ter hunner verlosfinge , in het werk te Rellenj dat, ten dien einde, de Scheepsraad hadt beflooten, eene Sloep en Boot, een of twee nachten, te laaten kruizen voor den mond der riviere, met oogmerk om, ware 't mogelyk , eenigen der Landzaaten in hunne magt te krygen. Voorts zonden zy hun eenige kraameryen en leevensmiddelen, doch geen geld : dit durfden zy aan den Briefdraager niet vertrouwen; en de Bode kornelis ravink lag thans ziek. Nogthans beloofden zy, by de eerfte bekwaame gelegenheid, het hun te zullen doen toekoomen. De drie volgende dagen vonden de gevangenen geene gelegenheid om Brieven aan de Schepen te bezorgen, omdat de Landzaaten hadden opgemerkt dat de mond der riviere by nacht ingeflooten wierdt gehouden. Hierom durfde het geen Indiaan waagen om zich na boord te begeeven. Midlerwyl was het Schip de Witte Arend, omtrent het midden van Oogstmaand, onder zeil gegaan, doch kwam, den volgenden nacht, wederom op de Ree ten anker. Vrugtloos wagtte dit, nevens het andere Schip de Zwarte Arend, op brieven van de gevangenen. Dit wagten ten langen laatfte moede geworden zynde, namen zy het wreed en trouwloos befluit om deeze legplaats te verhaten en hunne reize te vervolgen. Boven alle hunne rampen, was dit voor de gevangenen de fchroomlykfte ontmoeting, die hun thans kon wedervaaren. Zy vleiden zich wel met de hoop, dat ds  iio NEDERLANDSCHE de fchepen zich van daar hadden begeeven, met oogmerk om eenige Jonken of Indiaanen te bemagtigen, en daarnaa, ter hunner verlosfinge , weder te keeren. Doch, van dag tot dag , wierden zy in hunne verwagting te leur gefield. Hadden de Schepen hun een behoorlyk zein gedaan, zy zouden, veelligt, door zich te water te begeeven , hebben kunnen ontkoomen. Want, op hun woord van eere , liepen zy thans vry en overal. De hoop op ontflag en een vryen koophandel hadt hen dit middel van ontkoominge beftendig doen van de hand wyzen. Twaalf perfoonen , zes van ieder Schip , wierden dus agter gelaaten, in een vreemd land , onvoorzien van alles, inzonderheid van klederen: want zommigen hadden naauwlyks zo veel dat zy hunne naaktheid konden bedekken. Daarenboven was de plaats , daar zy zich thans bevonden, zeer afgelegen, naardien aldaar geen handel omging , en dezelve van vreemde fchepen in 't geheel niet, of weinig, wierdt bezogt. Dus van hunne Landgenooten en Schepen verlaaten, en by niemand, dan in het vertrouwen op de Voorzienigheid en in onderlinge vertroosting, hulp kunnende vinden, begonnen zy te overleggen, wat hun thans te doen ftondt om hunne gevangenis te ontkoomen. Zes van hun fpanden te zamen, en deelden elkander hunne gedagten mede, om zich te bedienen van eene Jonk, met Malabaarsn, van Bantam aldaar aangekoomen , van welke zy veele vriendfehap en onderhand genooten. Het befluit was, met deeze lieden raad te pleegen, en de gelegenheid waar te neemen om eene Bark of ander Vaartuig af te loopen. Diensvolgens begaven zich twee der gevangenen by de Malabaaren aan boord, hun kennis geevende van het  REIZEN. in het genomene befluit, en hunnen raad in deezen verzoekende. Zy keurden hunnen voorflag niet volftrekt af, aangezien zy alles durfden onderneemen, geene zwaarigheid maakten om hun leeven te waagen , en beflooten hadden, liever te willen flerven, dan langer in hunne gevangenis te blyven : te meer , dewyl zy voorzagen , eerlang te zullen moeten vallen in de magt der Portugeezen, die met den Koning van Achm in goed verftand leefden. Alleenlyk bragten zy hun onder 't oog, dat zy het ftuk wel moesten onderleggen, alzo hun leeven daar aan hing ; dat zy den weg na Bantam niet wisten, 't welk meer dan honderd mylen van daar lag, aan eene gevaarlyke kust voor de geenen, die aldaar niet bekend waren, alwaar zich veele Roovers, zynde Menfchenëeters , onthielden; dat aldaar dikmaals kleine Barken wierden weggenomen, en, in gevalle hun zulks overkwam, het beste, welk zy konden verwagten, zyn zou, voor flaaven yerkogt te worden. In weerwil van alle deeze zwaarigheden, welke hun wierden voorgehouden, bleeven de gevangenen by hun befluit volharden. Zy beloofden den Malabaaren, in gevalle zy in hun ontwerp gelukkig flaagden, hunne moeite en hulp ryklyk te zullen vergelden. Waarop deeze zich bereidvaardig toonden om hun alles by te zetten, wat zy konden, als zeilen, leevensmiddelen, Riemen, Roers, Spiezen, Schilden, of wat zy verder mogten noodig hebben. Dit alles dus overleid zynde, riepen zy des nachts hunne ongelukkige lotgenooten te zamen, en openbaarden hun alles, wat zy met de Malabaaren hadden afgefpro,ken. Dit vondt een algemeen genoegen, en wierdt terilond gevolgd van het befluit om zich van hunne Sloep,  ui NEDERLANDS CUE Sloep , of eene der Jonken, die in menigte op de rivier lagen , te verzekeren. En devvyl geen genootfchap kan beltaan zonder eenig gezag of opperhoofd , verkoozen zy, met eenpaarige ftemmen, willem senescal tot hunnen Kapitein, die allen den Eed van getrouwheid afnam , met bedreiging, dat indien een van allen de vlugt nam, alle de overigen de vryheid zouden hebben om hem te dooden. Deeze verbintenis wierdt bekragtigd door de aanroeping van den Godlyken byftand, tot eene gelukkige uitkomst. 's Anderendaags vervoegden zy zich wederom by de Malabaaren , die verklaarden alles in gereedheid te hebben. De uitvoering van het ontwerp wierdt tegen den volgenden dag bepaald. Doch vermids de Sloep niet gereed lag, en zy zich van eene andere Bark moesten verzekeren, waar toe zy in 't geheel geen geweer hadden, voorzagen zy zich elk van een goeden knuppel ; biddende de Malabaaren , tegen den volgenden nacht, alles in gereedheid te willen houden. Thans vraagden deeze Indiaanen aan de gevangenen, of hun Opper-Koopman kornelis Pieterszoon van alles kundfehap hadde ? en of hy hen zoude verzeilen ? De onzen hier op een ontkennend antwoord gegeeven hebbende , zeiden zy dan ook niet van meeninge te zyn, hun eenigen byftand te betoonen., dewyl het hun op Bantam cn by hunnen Koning tot grooter eere zou verllrekken , een Kapitein of Bevelhebber van een Schip, dan alleen zyn volk verlost te hebben. Deeze zwaarigheid deedt den geheelen toeleg mislukken. De reden was, omdat de gemelde Koopman naauwer dan de overigen opgcflooten wierdt gehouden, en zy zich daarenboven verzekerd hielden, dat 'er  ' REIZEN. > • „3 *er meer werks zou gedaan worden om hem, dm om de gemeene Matroozen naa te fpooren. Daarenboven waren zy hem niet zeer genegen , alzo zy zich ver* beeldden dat hy de oorzaak van hunne gevangenislè was. De zucht tot vryheid, egter, noopte hen om aan den Opper-Koopman hun ontwerp te openbaaren, die daar m met blydfchap bewilligde; waar van ftraks den malabaaren kennis wierdt gegeeven. Doch eene andere zwaarigheid hadt zich nu geopenbaard. Van ftads wegen was by de Malabaaren een Man aan 't ftrand gekoomen, die naauw toezigt hieldt en den Tol ontving van alles, 't geen zy van de Boe! ren kogten. Hier om durfden zy thans de hand niet leenen aan eene zaak van zo veel aangelegenheids, als de begunftiging der ontvlugtinge van 's KonVs gevangenen; 't welk zy, bovendien, vreesden, buite°n kennis van de wagt, niet te zullen kunnen volvoeren _ Dit ontwerp dus mislukt zynde , zonder dat zy immer agter de waare reden van de Weigeringe der Malabaaren konden koomen, bragten zy den tyd van drie maanden in den grootftcn kommer en hartzeer door; geftadig peinzende op middelen ter ontkoominge, die telkens, nu door den eenen, dan door den anderen hinderpaal, gedwarsboomd wierden Midlerwyl voedden zy zich nog al met de hoop , dat hunne fchepen , naa hunne laading te Bantam te hebben ingenomen , in 't wederkeeren deezen oord zouden aandoen , om hen te verlosfen. Dit, hoewel hunne eenige, was, „ogthans, eene flaauwe troost. Want 'er was geene waarfchynlykheid , dat 'er ooit Hollanden deeze plaats zouden aandoen, als die zelf niet wisten, dat dezelve Peper uitleverde. III. deel. H Vóór  IU NEDERLANDSCHE Vóór de Witte en de Zwarte Arend waren hier nooit fchepen van onzen landaart geweest , behalven die van paulus van caerden, welke zy zich verbeeldden , de oorzaak hunner gevangenisfe te weezen. Naa een zo lang en verdrietig verblyf, zogten eindelyk de Landzaaten den gevangenen diets te maaken , dat de Koning van Achem met de Nederlanders wilde viede maaken , en hun den vryen handel toeftaan; tevens voorgeevende, nooit geweeten te hebben, dat zy op Bantam eenigen handel drecven. Zomtyds ondervraagden zy hen naar den toeftand en de gelegenheid der Nederlanden. Op andere tyden zeiden zy , hen na Achem te zullen voeren , daar zy hun Geloof zouden moeten verzaaken, indien zy niet voor de Elefanten geworpen, of aan de Portugeezen voor Slaavar wilden verkogt worden. Doch alle deeze redenen waren niets anders dan losfe Volksgerugten. Want de Bevelhebber daar over aangefproken zynde , toonde zich zeer misnoegd, en verklaarde, de verfpreiders van dusdanige gerugten te zullen doen (haffen. In de daad , de Koning was geen Vriend der Portugeezen, hoewel hy gedoogde dat zy in zyne Staaten handel dreeven. Ook ftelde hy in hun geen vertrouwen , en hadt 'er ook geene reden toe , gelyk in 't vervolg bleek uit de wetten , die zy hem wilden voorfchryven. Want niet lang naa deezen tyd , verfcheen op de kust van Achem eene Vloot van ruim zestig Portugeefche Schepen, van den Koning eifchende om aan hunne Natie af te ftaan zeker Eiland, op hetwelk zy een Fort wilden bouwen, ter bevciliginge van hunnen koophandel , en om dc Hollanders van deezen oord uit te fluiten. Doch de Koning wees deezen voorflag van de hand, en wilde  REIZEN. JI5 zelf niet gedoogen, dat zy in zyne rivieren kwamen water haaien. Dit alles verwekte geene kleine blydfchap onder de gevangene Nederlanders ; te meer toen zy verftonden dat de Koning bevel hadt gegeeven om hen beter dan voormaals te behandelen. Het was de fchuld des Konings niet , dat dit bevel niet naauwkeuriger volvoerd wierdt. In het begin van Wynmaand overleed t een der gevangenen aan den Rooden Loop, die toen zeer fterk in 't land regeerde. Midlerwyl verliep vast de tyd, welken zy in allerlei overleggingen doorbragten , zonder dat zich eenige hoop op verlosfinge openbaarde. Ten langen laat!te wierden zy te raade, zich meester te maaken van eene Bark, welke zeilvaardig lag. Zy dagten dat de kans hun hier toe fchoon ftondt, alzo het Nieuwe Maan was, alle nachten regende, en 'er, uit dien hoofde, flaauwe wagt wierdt gehouden. Diensvolgens kwamen zy ter middernacht aan het ftrand te zaraen , uitgezonderd kor nel is Pieterszoon, en den Bootsman jan drost, die den agtertogt hadden. Bykans een uur hadt men aan het ftrand op hen gewagt, toen in het ftedeken eenig gerugt vernomen wierdt. Dit baarde geene geringe ontfteltenis, alzo zy deeze twee Makkers niet gaarne wilden agterlaaten. Midlerwyl nam het gerugt toe ; waar door de anderen door angst gemoedigd wierden om zich tot aan den middel in 't water te begeeven, om het bedoelde vaartuig te bereiken. Thans wierdt een der gevangenen , hans marselis genaamd, met de pakkaadje , in eene kleine Kanoe gefield, om zyne Makkers aan den mond der II a ri-  m6 NEDERLANDSCHE riviere op te wagten. Een ander kreeg bevel om bet anker te ligten. Zeven van de andere, en onder deeze willem sENEscAt, elk met een goeden knuppel gewapend, overvielen de Bark, en verdreeven uit dezelve zeven of acht Man, die zich te water begaven. Onder dit alles begon het gerugt in het ftedeken hand over hand toe te neemen. Men hadt aldaar opgemerkt dat de gevangenen vermist wierden ; elk liep herwaarts en derwaarts om den zynen op te zotken. Eerst liepen de ftcdelingen na de Markt , aan welke verfcheiden kleine Praauwen lagen, om te verneemen of 'er ook van dezelve waren weggenomen. Van dnar begaven zy zich na het ftrand, alwaar men wist eenige Barken zeilvaardig te leggen. Hier vernamen de Landzaaten wat 'er gebeurd was, en maakten een luiddruftig gefchreeuw, gelyk ook de lieden , die uit de Bark verjaagd waren. Zy verzogten de Ajalul'flciren, dat zy hun wapenen wilden by» zetten, hoewel zy bun tevens befchuldigden, de weggeloopenen in hunne vlugt begunftigd te hebben. Terwyl de gevangenen dus op het punt waren om in vryheid herdeld te worden, alzo de Bark reeds in vlot water was, begon zommigen de moed te ontzinken , cn zy het op de vlugt te zetten. Dit noodzaakte de overigen , insgelyks op hunne veiligheid bedagt te zyn ; zy waren te weinig in getal om tegenftand te bieden, en vreesden in de eerde woede der Landzaaten te zullen gedood worden. Allen begaven zich in het bosc'n, daar de meesten by een kwamen. Doch in den overtogt van eene kleine rivier raakten zy verdrooid, dewyl allen niet konden zwemmen; 't geen een van hun bykans het leeven zou gekost hebben. Straks gingen de Indiaanen hen in het bosch naa- fpoo-  REIZEN. n? ipooren, roepende dat zy ten voorfchyn zouden koomen, alzo hun geen leed zou we ie,vaaren- Eenigen der gevangenen , die over de rivier waren gezwommen,, waren te rug gek erd in het ftedeken, zonder iemand ontmoet te hebben. De anderen, naa een uenaauwden nacht te hebben doorgebragt, kwamen insgelyks ten voorfchyn, en wierden van hunne Meesters in genade aangenomen. Wat 'er zedert van de gevangenen geworden zy, is ons niet gebleeken. Waar. fchynlyk zullen zy hier te lande hunne dagen geëindigd hebben. Wat aangaat de fchepen de Witte en de Zwarte Arend, deeze volbragten hunne Reize, en keerden eerlang behouden weder in het Vaderland. 11 3 NE-  NEDERLANDSCHE REIZEN. SCHEEPSTOGT VAN JAKOB HEEMSKERK, NA DK OOSTINDlëN. Hoewel deeze Togt weinige byzonderheden , der meldinge waardig, oplevere , hebben wy, nogthans, aan denzelven eene plaats willen geeven in onze Verzameling, welke wy zullen tragten zo volledig te maaken in haare foort, als tot nog toe geen Gefchrift, in onze taaie, het licht gezien heeft. Op den tweeëntwintigften van Grasmaand des jaars 1601, ftak jakob heemskerk van de Wielingen in zee, gebiedende als Admiraal eene Vloot van vyf fchepen. Niets merkwaardigs viel 'er voor op hunne reize, aan deeze zyde van de Kaap de Goede Hoop. Zy maakten een zo fnellen voortgang , dat niemand heugde, dat een fchip vóór hen, in zo korten tyd, zo veel wegs hadt afgeleid. Reeds op den eenentwintigden van Oogstmaand kwamen zy ten anker voor het Eiland St. Maria. Hier dreeven zy eenigen koophandel met de Opgezeetenen , die by hen aan boord kwamen, en vriendlyk ontvangen wierden. De Eilanders bragten eenige Osfen aan 't ftrand, doch hielden de-  REIZEN. 119 dezelve op een zo hoogcn prys, dat zy 'er niets van verkogten. Niet langer dan zeven dagen vertoefden zy aan dit Eiland , en zetteden vervolgens koers na Antongil, om 'er de ververfchingen in te neemen, welke zy aan het gemelde Eiland vrugtloos gezogt hadden. Eene Kanoe kwam hier by hen aan boord van het dorp Spakenburg, den Vice-Admiraal, uit naam des Konings , eenige Limoenen ten gefchenke brengende. Nog twee andere vaartuigen kwamen hun de zelfde ververfchingen aanbieden, welke de onzen voor kraaien en diergelyke fnuisteryen kogten. Op den vierden van Wintermaand kreegen zy de kust van Sumatra in 't gezigt, en kwamen eerlang voor anker, op de Ree van Achem, omtrent een Kanonfchoot van land. Om de gunst des Konings, en, langs deezen weg, die der Landzaaten te winnen , voeren zy ftraks na land , en bragten den Vorst ten gefchenke een ftuk rood Kaïfaai, een Spiegel en eenig Glaswerk. In vergelding wierdt de Admiraal begiftigd met eenige klederen, met goud geborduurd. Dit goed verftand was oorzaak dat men het fpoedig eens wierdt over den prys der Peper , welke gefteld wierdt op vierenzestig Reaalen ieder Baal, weegende driehonderdvierenzestig ponden Hollandsch gewigt. Onder dit alles leeden de onzen , terwyl zy voor Achem lagen, een zwaaren ramp. Op den dertienden van Louwmaand des jaars 1602, ontftondt in de ftad een geweldige brand , welke , in den tyd van twee uuren , ruim tweehonderd huizen in de asch leide. Onder deeze huizen was ook de Logie, of het Magazyn , waar in de Hollanders hunne koopwaaren hadH 4 den  iao NEDERLANDSCHE den opgeflagen. De brand kwam hun op ruim vier*, duizend Guldens te (laan. Aan de Westzyde van 't Eiland Sumatra, op veertig minuten Zuider-Breedte, legt een klein ftedekèn, Ticou genaamd. Dier bevonden zich thans de gevangenen van de fchepen de Zwarte en de Witte Arend, van welke wy , in de voorgaande Reisbefchryving , hebben gefproken. Van de invvooners van Cambaya , die met fchepen van tachtig tot honderd lasten te Achem koomen, en aidaai Herken handel dryven, verftonden de onzen dat in hun land overvloed van Anil valt. Naa dat onze fchepen negen weeken voor Achem geleegen, en in dien tyd honderd Baaien Peper gekogl hadden, gingen zy ouder zeil, koers zettende na Ticou. Onder weg ontmoetten zy twee Praauwen, koomende van een Eiland. Welke moeite de Onzen ook aanwendden, door het vertoonen van fpiegels, laken en andere goederen , om de Indiaanen by zich aan boord te lokken, 't was alles vrugtcloos. In tegendeel fchooten zy met Pylen , zonder, egter , iemand van de onzen te kwetzen. Hunne vlugheid in het roeien was oorzaak , dat hun deeze euvelmoed niet duur betaald wierdt. Op den negenden van Lentemaand heten zy voor Ticou het anker vallen, en voeren (baks na land, om met de Landzaaten den prys van de Peper te bepaalen. Met den Tol en andere Ongelden wierdt de prys gefield op veertig ReaaLn ; die, egter, vervolgens, eens en andermaal, verhoogd wierdt tot op zevenenveertig Reaalen. Ter betooninge van zyn misnoegen over deeze woordbreekiug, zondt onze Admiraal eene ge-  REIZEN. m gewapende Sloep en Boot af, om zich van eenige Visfchers of andere inwooners te verzekeren. En , in de daad, zy bemagtigden wel haast een Visfchcrspinkje niet zes man , aan welke zy berigtten, dat de reden hunner gevangenneeminge was , omdat de Overlten des lands niet eerlyk met hun gehandeld hadden. En opdat deeze daar van insgelyks kennis zouden hebben , zonden zy eenen der gevangenen na land om dit te boodfchappen. Den volgenden dag kwam de afgezondcne te rug, met twee Eendvogels, tevens berigtende dat de Landzaaten niet ongenegen waren om Peper te verkoopen; welke de onzen , egter , niet hooger dan tot veertig Reaalen, en dan nog aan 't ftrand, wilden ontvangen. Op deeze wyze verzamelden zy tweeëndertig Baaien. Midlerwyl was de Admiraal heemskerk na de Molukfche Eilanden gezeild, om op dezelve, of op eenige andere plaats, eene laading te zoeken. Onder weg raakte hy met zekere Indiaanen in gevegt, 't welk niet zonder merkelyke bloedvergieting toeging. Hy verloor twaalf man, welke door den vyand wierden gevangen genomen; achttien van de zynen fneuvelden in den ftryd. Daarentegen kreeg hy zeventig gevangenen van de Landzaaten. Een Engelsch Jagt kwam , kort daar naa, onzen Vice-Admiraal berigten, dat de Heer Admiraal, met dertig gevangenen, dien oord verlaaten, doch zyne twaalf gevangenen hadt moeten laaten agterblyven, alzo de Koning des lands niet gezind was om dezelve tegen zyne eigen onderdaanen uit te wisfelen. Omtrent het begin van Bloeimaand , naa dat alle de fchepen zich van Speceryen, welke het land opleverde , voorzien hadden, verzamelden zy voor Bantam, H 5 en  i2i NEDERLANDSCHE en gingen voorts onder zeil na het Vaderland. In 't einde van Zomermaand lieten zy het anker vallen voor het Eiland Mauritius, thans Ijle de France genaamd. De Bevelhebbers der fchepen lieten hier aan land eene wooning opflaan , en vertoefden 'er tot in het begin van Herfstmaand, om de Pasfaatwinden af re wagten. Terwyl de fchepen hier lagen, vingen zy drie Zee» koeijen, eene menigte water Schelppadden , Rochen , Harders, Platvisfchen naar Braasfem gelykemie, Salmonetten, Steenbraasfems, Kervados, en zekere zwarte visfehen, welke zy Jakob Evertszens noemden. Op het Eiland onthouden zich Schelppadden, Walgvogels, dus genaamd , omdat zy de geenen, die ze eeten , doen walgen ; voorts Flamingos, Ganzen, Eendvogels, Veldhoenders , Duiven met roode (taarten , die zeer ongezond waren om te eeten , en eindelyk graauwe en groene Papegaaien. In de Binnenwaters vingen zy Palingen, zommigen van welke van vier tot zes voeten lang, en naar evenredigheid dik waren. Op den achtften van Herfstmaand het gemelde Ei» land verhaten hebbende , kwamen zy , omtrent het midden van Shgtmaand, voor 't Eiland St. Helena. Hier ontmoetten zy woleert herrianszoon en hans bouwer, Admiraal en Vice-Admiraal van de Molukfche Vloot. Omtrent eene Maand vertoefden zy aan deeze legplaats, ten einde van welke zy hunne reize voortzettende , op den negenden van Louwmaand des jaars 1603, op de Ree van 't Eiland Fernando Loronha aankwamen. Hier verftonden ze dat twee Zeeuwfche fchepen eene Portugeefche Karak genomen, en de Portugeezen , ten getale van vierhonderd, aldaar hadden aan land gezet. Dit Eiland legt op 3 Graaden 57 Minuten  REIZEN. 123 ten Zuider-Breedte. Behalven eenige weinige Bokken , Osfen en Koeijen , vondt men 'er weinig, ter ververfchinge dienende. Naa hun vertrek van hier , de haven van Falmoutb in Engeland hebbende aangedaan, kwamen alle de fchepen behouden in Texel binnen. Wy laaten hier volgen eene lyst der goederen, welke deeze fchepen in het Vaderland hebben aangebragt. (Ji -Nu a m m. O L e—H n O r-H |^ 55 era <, _ " • n m a- w 9 8 £ ' & g. o g 3 er SO 13 co CO 09 Oi O O *A -vl m « 00 -t*- W m CN 'J\ C/i CO ca Oi j |i 1 1 i i ijl % II ! t | I t || 1 *> mm (?\ I O K3 03 li *-l I C\ fc> VO I CO OS mm CN C>3 i VD CO I \o « 13 C/i CN P W -^J •v| mm k> m -Nj O6 4>- i Cn VO co O CO I E* 9 DN O'S; ? 3 ■o o D £3. Z» 2 3 ■o O 6. ■o O fi O. Ie-  Iï4 NEDERLANDSCHE REIZEN. Ieder zak weegt vyftigCatti, of ponden, Javaanscb , en zestig ponden Amfterdamscb gewigt. Te Bantam koste de zak Peper zeven Reaalen van Achten. De zak Cubebe koste drie en een halve Reaal. Ieder Baal Peper koste vyfentachtig Reaalen van Achten , weegende de Baal vyf honderdeenëndertig ponden utmfitrdamsch gewigt. De Baal Nagelen koste van drieënzestig tot achtenzestig en zeventig Reaalen. NE-  NEDERLANDSCHE REIZEN. TOGT VAN VYF SCHEPEN, NA DE OOSTINDlëN; Onder het Opperbevel van den Admiraal wolphart harmanssen, in de jaaren 1601, 1602 en 1603. Om de aanzienlyke voordeden , welke de Hollanders op de Oosterfche Koopmanfchappen behaalden , begon de vaart op de Oostindiën meer en meer opgang te maaken. Eene Maatfchappy van Kooplieden hadt nu wederom vyf fchepen uitgerust, om dezelve, op het voetfpoor hunner voorgangeren, na de wydafgelegene gewesten te zenden. De naam van het eerfte fchip , groot tweehonderdzestig lasten, was Gelderland, en wierdt by wolphart harmanssen, als Admiraal, gevoerd. Hans hendrikszoon bouwer voerde het fchip Zeeland , groot tweehonderd lasten. Utrecht was de naam van het derde fchip, 't welk honderdtwintig lasten laadde. De twee andere fchepen waren kleinere vaartuigen; het eene, de Wachter genaamd, was  126 NEDERLANDSCHE was groot zestig lasten; het ander was een Jagt, en kon vyfëntwintig lasten laaden. Op den drieëntwintigften van Grasmaand des jaars 1601 liepen deeze, met een gunftigen Noord-Oosten wind , uit Texel in Zee , in gezelfchap van negen andere fchepen: Amfi.trdam, Hoorn, Enkbuizen, Alkmaar, de Zwarte Leeuw, de Witte Leeuw, de Groene Leeuw, de F. oode Leeuw, en bet Duif ken. Deeze Honden onder het bevel van jakob heemskerk in dienst van de Oude, en jan grenier in dienst van de Nieuwe Maatfchappye. In eenen Krygsraad, op de hoogte van het Eiland Wigbt bycen geroepen, wierden de volgende befluiten genomen. Om niet van elkander te verwyderen, zouden de fchepen by nacht behoorlyke vuuren branden. Indien der Vloote eenig onheil overkwam, waar door de fchepen , aan deeze zyde der Kaap-Verdifche of ZoutEilanden , van elkander afraakten , wierdt de verzamelplaats geiteld op het Eiland Mayo. De fchepen, ter deezer plaatze eerst aangekoomen , welke , naa vyf dagen vertoevens, wederom van daar vertrokken, zouden aan land deswegens het noodige berigt laaten, op eene plaats daar toe aangeweezen, 't zy door een Brief, of ander teken , 't welk twee voeten diep in den grond begraavcn, en met een ftee-n moest overdekt worden. Indien de van een fcheiding voorviel aan geene zyde der gemelde Eilanden , wierdt tot de algemeene Verzamelplaats beftemd de Baai Antongil, op het Eiland Madagaskar. De eerstkoomende fchepen moesten hier veertien dagen vertoeven, en, indien 'er, in dien tusfehentyd, geene andere volgden, mogten zy hunne Reize voortzetten na Bantam, mids laatende een teken der  REIZEN. ttf der aankomfte en van het vertrek, onder een hoogen boom, ftaande dicht by de waterplaats aan de gemelde Baai. Dit aldus vastgefteld zynde, wenschten de Kapiteins elkander eene behoudene reize, en keerden na hunne fchepen. De geheele Vloot zeilde dus voort tot op den achtften van Bloeimaand. Toen fcheidde de Vloot van harmanssen van die van heemskerk, en namen ieder een afzonderlyken koers. Acht dagen laater ontdekte onze Admiraal PortoSanto , en de Vloot na Achem beftemd. Thans wierden de onzen , van tyd tot tyd , beloopen van ftilte en tegenwinden, waarom men te raade wierdt, de fpyze en drank by wyze van rantfoen uit te deelen. Op den zesden van Zomermaand bevonden zy zich op 5 Graaden 50 Minuten Zuider-Breedte. Hier kreegen zy een vreemd zeil in 't oog, waarop ftraks jagt gemaakt wierdt, met dat gevolg dat het des anderendaags in de Vloot wierdt gebragt. Het vaartuig was een Karveel, koomende van Villa-Nova. Het was gelaaden met Wyn en Amandelen, en hadt den wil na Fernambuc. De Manfchap berigtte de onzen, dat van Lisfabon onlangs vertrokken waren zeven Galeien , aan boord hebbende eene menigte foldaaten, die tegen hunnen wil na de Oostindiën zouden overgevoerd worden; en dat deeze eerlang van nog twee fchepen zouden gevolgd worden. Gevraagd zynde na den toeftand van hun Vaderland, gaven zy tot antwoord, dat, kort vóór hun vertrek, de Pest zich wederom hadt geopenbaard in A/garve, en voornaamiyk te Faro en in de nabuurige plaatzen; dat de Wynoogst zeer overvloedig, doch die van de Olie niet zo goed geweest was. Voorts verklaarden zy, de Hollandfche Vloot  S28 NEDERLANDSCHE Vloot al voor vyf dagen gezien te hebben , m nog een fchip, koomende van Sevüje, en na Angola beftemd. De onzen lieten dit vaartuig onverhinderd zeilen , en voorzagen het zelf van eenige noodwendigheden. Op de hoogte van 5 Graaden kwam jan cue» nier , Vice-Admiraal van den Heere van heemskerk, by onzen Admiraal, hem vcrhaalende, op de hoogte van 24 Graaden gezien te hebben eene Vloot van dertien fchepen, wier Vice - Admiraal, voerende een fchip van driehonderd lasten , midden door de Vloot gezeild was , en , door een geweldig fchieten uk de Musketten, op het Jagt de Rcodé Leeuw, merkelyke verwarring en fchade hadt veroorzaakt. Hy \'oegde 'er nevens, dat hy het Jagt ongetwyffeld zou genomen hebben, in gevalle de Admiraal van Amfter? dam nevens hem hetzelve niet ware te hulp gekoomen , waar door de vyand genoodzaakt wierdt af te houden. , Naa dat het vyandlyk fchip, groot tusfehen de vyf en zeshonderd lasten, de bekoomene fchade eenigzins herfteld hadt, begaf het zich wederom onder de Hok landfehc Vloot, en volgde die tot den avond toe. In den nacht raakten de Hollandfche fchepen van elkander: zodat, met het aanbreeken van den dag, de Vice-Admiraal grenier alleen zich bevondt onder elf Spaanfche fchepen, zonder te weeten wat 'er van zyne Makkers ware geworden. In deezen ftaat was voor hem niets anders overige dan zyn heil in de vlugt te zoeken. Dit gelukte hem , niettegenftaande alle de Spaanfche fchepen hem den gantfehen dag geiaagd hadden. Voorts wist hy geene byzonderheuen van de Vloot te melden, dan dat de  REIZEN. ii9 de Admiraal heemskerk een Trompetter verlooren en vyf gekvvetften hadt gekreegen. Op den twaalfden van Oogstmaand, op 34 Graaden Zinder-Breedte, wierdt in den Scheepsraad , onder andere, beflooten, het Eiland Mauritius, voormaal* " Diego Rodriguez genaamd, zo dra mogelyk , op te zoeken; als mede, dat ieder Schippér of Kapitein zou gehouden zyn, aan de zulken van zyn Volk, by welke zich de Scorbut openbaarde, 's morgens' en 's avonds, telkens eene zekere hoeveelheid Limoenzap in te geeven. Nog ruim een maand, egter, leed t het, eer zy land ontdekten. Toen zagen zy een Eiland, 't welk zy meenden Mauritius te weezen; doch van nader by gezien zynde, bleek het bykans geheel woest te zyn, en zeer bezwaarlyk om te naderen. Nog etlyke dagen moesten zy zeilen, eer zy deeze gewenschte haven konden aandoen. Dit gefchiedde op den zevenëntwiutigften van Herfstmaand. Straks wierden eenige Sloepen na land gezonden welke by hunne wederkomst boodfehapten, Vogels en Dadels in overvloed, doch geen zoet water, te hebben gevonden. Hier om wierdt robol, Schipper op het Jagt de Wagter, na een anderen kant van het Eiland afgevaardigd. Deeze vondt eene goede Ree en Ankergrond, eene welgeleegene waterplaats en zoet water, nevens overvloed van leevensmiddelen. Met eene Sloep zondt hy van dit aangenaam nieuws berigt aan de lchepen. Deeze lagen aan den Ve.nynigen Hoek , dus genaamd, omdat zy aldaar hadden gevangen zekere Visfchen, welke allen, die 'er van aten/zo ongeleid maakten , alsof zy vergeeven waren. Doch III. deel. r  i3o NEDERLANDSCHE zy he'rftelden wederom , door het gebruik van een mengzel oly en azyn; Naa eenigen tyd zeilens, kwamen alle de fchepen by de Wagter voor anker. Dewyl zy verfcheiden zieken aan boord hadden, wierden deeze na land gebragt, om door verfche lucht en beter leevensmiddelen geneezen te worden. Door het Eiland droomt eene kleine rivier , die zich ontlast in de Baai , daar de fchepen lagen. 'Er gaat in dezelve Eb en Vloed, 's Morgens en 's avonds is 't 'er laag , en op den middag en ter middernacht hoog water. De watergetyden zyn, derhalven , aan vaste tyden bepaald, en veranderen niet, gelyk in onze gewesten. Bykans drie weeken vertoefden de fchepen aan dit Eiland ; het volk bedeedde dien tyd om de fchepen fchoon te maaken , en dezelve, tot het volgende gedeelte der reize, van hout, water en andere noodwendigheden te voorzien. Den twintigden van Wynmaand gingen zy wederom onder zeil , met eenen Oost-Zuid-Oosten wind, koers zettende Noord-Oostten-Noorden. Twee mylen ten Noorden van 't Eiland Mauritius leggen zes kleine Eilandtjes, wier grond zeer onvrugtbaar en laag is. Naar gisfing moet het Eiland Mauritius in den omtrek bedaan tusfehen de vyfëntwintig en dertig mylen. Het legt op 20 Graaden ZuiderBreedte, en 107 Graaden Lengte. Naa dat zy, van tyd tot tyd , eenige voortekens gezien hadden, waar uit zy konden befluiten dat zy het Land naderden, liepen zy, op den tweeden Kersdag, de Straat van Bantam binnen. Van eene Chineefche Praauw , die fpoedig by de onzen aan boord kwam , verdonden zy,  REIZEN. 131 zy, dat voor de Had Bantam eene Portugeefche VlooE lag van dertig zeilen. Onder dezelve waren acht groote Galjoenen van drie of vierhonderd lasten , twaalf Galeien, en voorts Fregatten , allen wel gewapend. Zy waren aldaar verzameld , van Goa, Cochin en Malacca , onder het opperbevel van Don andrea fcjrtado mendoza, met oogmerk om de ftad te water en te lande in te fluiten , en den Hollanderen het dryven van koophandel te beletten. Geene kleine ontfteltenis baarde ^ deeze tyding onder de onzen , welke daar op te raade wierden, het voor Palinban te zetten. Hier deedt de Admiraal den Scheepsraad vergaderen, in welken, met eenpaarige Hemmen, beflooten wierdt, zich in ftaat van tegenweer te Hellen, en den nydigen vyand het hoofd te bieden , om alzo eere voor het Vaderland , en voordeel voor de Reeders te behaalen. Allen, in de Gcfchiedenisfen eenigzins bedreeven, weeten, dat Venetië voormaals de groote flapelplaats geweest is van de kostbaarfle voortbrengzels van het Oosten. Allerlei fpeceryen wierden hier zamen gebragt, als Peper, Kaneel, Nagelen, Nootenmuskaaten, Foely, Gember, en veelerhande geneeskragtige Drogeryen. Deeze Had was insgelyks de verzamelplaats van de kostbaarHe Edelgefleenten , Diamanten , Robynen, Turkooizen, Smaragden, Saffieren en dergelyken. Zints langer dan honderd jaaren, was de handel in alle deeze koopmanfchappen gevestigd in die waereldvermaarde en magtige Had, van waar zy na alle landen , Staaten en Koninkryken van Europa verzonden wierden. Deeze koophandel heeft Venetië tot eene bloeiende Had gemaakt, en het Gemeenebest den trap van grootheid I a en  i32 NEDERLANDSCHE en magt doen beidimmen, welken bet een geruimen tyd bekleed heeft. Ondertusfchen moesten alle deeze goederen, voordat zy ter Zee te Venetië wierden aangebragt, uit de Indien, na Alexandrie in Egypte, te lande verzonden worden, met geen gering gevaar en ongelooflyke kosten, zo ter oorzaake van de langduurigheid van den togt, als van wegen den omllag der Karavaanen. Want deeze Reisgezelfchappen , welke altyd beftaan uit een groot getal.menfchen, om de koopmanfchappen tegen de woeste en ftroopende Arabiërs te beveiligen , trekken zeer langzaam voort. By alle deeze ongelden kwam nog de winst, welken van deeze goederen trokken die geenen , welke ze uit de Indien na Alexandrie verzonden, op welken weg zy door verfcheiden handen gingen ; wyders het voordeel voor de zulken, welke ze te Alexandrie na Venetië affcheepten ; en eindelyk de winst der Venetiaanfche Kooplieden, en van andere plaatzen van Europa, door wier handen zy gingen. Boven dit alles moesten van de koopmanfchappen zwaare Tollen en inkoomende en uitgaande regten betaald worden, op alle plaatzen, door welke zy gevoerd wierden, naar gelange van derzelver waarde. Nogthans moest men zich van deezen weg bedienen , dewyl 'er geen andere was om dezelve na Europa te verzenden, dan door middel van Karavaanen. Doch naa dat, zints eenige jaaren, de onverzaagdheid der Zeelieden, en het vernuft der Kooplieden, gepaard met hunnen heblust , voorheen onbekende wegen heeft ontdekt , hebben de eerstgemelde zich bloot gefield aan de winden, de onweders en alle on- ge-  REIZEN. ,3S gemakken der Zee ; en eenen weg na de Indien gebaand , van waar zy regelrecht herwaarts brengen alle de goederen, welke voormaals, langs zo veele omwegen en met zo groote moeite, moesten gehaald worden. Deeze weg loopt langs de Kaap de Goede Hoop, dus genaamd, omdat zy de eerfte ontdekkers de hoop deedt opvatten, vervolgens gelukkig!yk in de Indien te zullen aanlanden. Van deeze Kaap of Uithoek zeilen de fchepen tusfchen Afrika en het Eiland Madagaskar door, koers zettende langs de kust, in het gezigt der Eilanden van de Roode-Zee, Gelukkig Arabie en de Perfifche Golf, tot aan Calicut, of Goa, alwaar de Spaanfche Onder-Koning zyn verblyf houdt, wiens Hof het eerfte cn aanzienlykfte van geheel Indien is. Ook gebeurt het, naar gelange de wind dient, dat de fchepen van de Kaap regelrecht koers zetten na Straat Sunda; en dan laaten zy aan de {linkerhand, of aan Bakboord, leggen het Eiland Madagaskar, en eene menigte andere Eilanden , welke zy op deezen togt ontmoeten. Deeze nieuwlings ontdekte wegen, en de veelvuldige togten na de Oostindiën gedaan, hebben in Europa zeer gemeen gemaakt de Speceryen , en de andere kostbaare koopmanfchappen, die met veel minder kosten aldaar worden aangebragt, dan toen zy verzonden wierden over Venetië , alwaar deeze handel atlengskens is afgenomen. Naar evenredigheid, egter, is hy zedert te Lisfaboa toegenomen; even alsof de eene ftad dien aan de andere hadde overgedaan. Zelf mag het gezegd worden, dat Lisfabon alleen deezen handel dryft , omdat alle andere fteden ea plaatzen , alwaar in deeze goederen 1 3 ge-  134 NEDERLANDSCHE gehandeld wordt, verpligt zyn, zich naar de Lisfabonfche Markt te regelen. Van hier dat het Koninkryk Portugal, en voornaamlyk de Had Lisfabon, zich in 't bezit gefield hebben van bykans deezen geheelen koophandel, en zich daar in tragten te handhaaven, even alsof dezelve hun in xiitfluitenden eigendom behoorde. Voor redenen geeven zy , dat zy den weg voorby de Kaap de Goede Hoop 't eerst ontdekt hebben, en dat hun Koning aan Keizer kar el den V eene zekere fomme heeft opgefchooten, op voorwaarde dat de Spanjaards dien togt niet zouden mogen onderneemen, noch fchepen uitzenden om dien weg op te zoeken. Door dit middel zyn de ftad en het Koninkryk zo ryk en magtig geworden , dat 'er alles in overvloed is. Dewyl de Portugeezen de bron van deezen ipoedigen rykdom zeer wel kenden, hebben zy hunne uiterfte poogingen aangewend om deeze fcheepvaart aan de uitlanders te verbieden , en alleen meester te blyven van dien koophandel. Ten deezen oogmerke hebben zy verfcheiden fteden, plaatzen en geheele Koninkryken in de Oostindiën bemagtigd , door het geweld der wapenen, en vervolgens Sterkten gebouwd, en in dezelve Bezettingen geleid , om de landzaaten in bedwang te houden. Met andere Koningen , Vorften en Staaten , welke zy niet hebben kunnen onder het juk brengen , hebben zy verbintenisfen aangegaan. Hier door wierdt in Europa het gerugt algemeen verfpreid , dat geene andere Natie immer deel zou kunnen krygen aan den koophandel dier afgelegene gewesten. In weerwil van deeze zwaarigheden, hebben etlyke fchepen, door Ingezeetenen der Vereenigde Gewesten  REIZEN. |3S ten uitgerust, zedert , den zelfden weg als de Portugeezen ingeflagen , en zyn langs de Kaap de Goede Hoop na de Oostindiën gelievend. Py ondervinding hebben zy hier vernomen , dat de opgaave der Portugeezen geen geloof verdiende; dat 'er nog zeer veele landen waren, welke zy niet hadden kunnen bemagtigen; en dat deeze landen fpccerycn en andere kostbaare voortbrengzel» uitleverden. Dit bleek oogfchynlyk uit de fpeceryen en goederen , welke zy in het Vaderland hebben aangebragt. In de daad, nog zeer veele Koninkryken en Eilanden zyn 'er , welke allerlei Indifche waren en zeldzaamheden bevatten, wier inwooners den Portugeezen een doodlyken haat toedraagen, of niet uitzinnig genoeg zyn, om hunnent wille, aan alle andere uitlandfche Natiën den vryen fcheepvaart en koophandel op hunne gewesten te verbieden. Daar nu de zaaken op zulk een voet ftonden, konden de Portugeezen ligt begrypen, dat de komst der Hollanderen hun tot groot na.'eel zou kunnen dienen. Dit deedt hun het befluit neemen tot het uitrusten der Zeemagt , welke voor Bantam lag , op hoe groote kosten dezelve hen ook mogt jaagcn. Zy hoopten de Staaten en Eilanden, op welke de fpeceryen groeien, die nog hunne voorgaande onaf hanklykheid hadden behouden, met of tegen hunnen dank, te zullen noodzaaken , met geene andere Europifche Natiën dan met hun alleen te handelen , en om dezelve geen Peper, Kruidnagelen, Muskaatnooten, Foely of andere koopmanfchappen te zullen toezenden. Van den anderen kant hoopten zy de Hollandfche fchepen te zullen overvallen en vernielen , door hun het aandoen van havens en het inneemen van ververI 4 fchin-  135 NEDERLANDSCHE fchingen te beletten : zodat 'er wegens dezelve nimmer eenig berigt in Europa zou kunnen koomen. Hier in, egter, Haagden zy niet naar hunnen wensch, gelyk uit hei vervolg nader zal blykeh. Doch vernüds de Zeedag, welke de ontwerpen der Portugeezen vernielde , in den jaare 1601 is voorgevallen , en zy, reeds in den jaare 1599, hunne Vloot hadden uitgerust , zal 't niet ondienlhg zyn te verhaaien, wat Vr in dien tusfchentyd was voorgevallen. De Koning van Calicouthen was een geflagen vyand van den Onder-Koning van Goa en der Portugeezen, als mede van alle de Indifche Staaten., welke het met hun hielden. De Koning en de Onder-Koning voerden by aanhoudenheid onderlingen oorlog, zo te water als te lande. Ter zee bediende zich de Koning van ze» keren Indiaan/clen Kapitein , c unal genaamd, die in alle Krygstogten , en voornaamlyk in zyne Zeerooveryen, zeer gelukkig daagde. Door den ryken buit, welken hy op de Portugeezen hadt behaald, was hy, binnen weinige jaaren , tot dien trap van vermaardheid en magt geklommen , dat zyne aanhangers en medgezellen hem voor Koning uitriepen. Aan de kust van Malabar hadt hy eene Sterkte, of wykplaats, naar zynen naam Cunal genaamd. Naa dat hy den dienst des Konings van Calicouthen hadt verbaten', en onafhanklyk was geworden, zette hy, uit deeze Sterkte, met den gehikkigften uitflag, zyne Zeefchuimeryen voort. Vyftig jaaren lang was hy een fchrik voor de geheele waereld , voornaamlyk voor zyne vyanden. By alle ontmoetingen kreeg hy op hen de overhand. Met eere fcheidde hy altoos uit de gevegteu , welke tusfehen hem en de Portugeezen voorvielen. De  REIZEN. i37 De Onder-Koning van Goa eindelyk het nadeel bemerkende , welk zyne Natie door cunal leedt, en dat de koophandel door hem geftoord wierdt , maakte flerke toebereidzels ter Zee , met oogmerk, om cunal en den Koning van Calicouthen tot reden te brengen. De Koning, eensdeels genoopt door den fpyt , dat cunal zich zyner gehoorzaamheid hadt onttrokken, anderdeels door vrecze voor de Krygsmaat der Portugeezen , floot met hun een Vredeverbond. Deeze vrede Helde den Onder-Koning in ftaat om elders zyne Krygsmagt te gebruiken , die werks genoeg zou gehad hebben met den Koning van Calicouthen , indien deeze haar het hoofd hadde willen bieden. Straks naa het fluiten van den Vrede , verklaarde die Vorst aan cunal den Oorlog. De Onder-Koning, van zynen kant, wilde deeze gelegenheid niet vrugtloos laaten vcrloopen , om zulk een geduchten vyand te vernederen. Op zyne vloot, die reeds zeilvaardig lag , deedt hy vyftienhondcrd Portugeezen te fcheep gaan, onder het bevel van zekeren lode wyk de gam m a , als Lieutenaut- Generaal , met last tot het doen van eenen aanjlag op het Fort van cunal. Het leger aan de Kust van Arioi voet aan land gezet hebbende, deedt gamma zyne Aaken, of kleine Schuitjes, op de rivier aan elkander vast binden, boven het Fort, en fchikte ze, ten getale v,n eenendertig , in de gedaante van Bruggen. By ieder Brug ftelde hy eene wagt, en beval den Kapitein louewyk de silva, zich te Hellen aan het hoofd van driehonderd Man, om alzo eenen dóortogt na hec Fort te baanen; hy zelve bleef met het overige gedeelte JegI 5 gen,  Ï33 NEDERLANDSCHE gen, om zich te begeeven werwaarts de gelegenheid zulks vorderde. Dit alles dus beraamd zynde, trokken de Troepen, op een gegceven zein , over de Bruggen, in den nacht van den twaalfden van Bloeimaand des jaars 1599 • en tastten cunals Krygsbenden aan , die aan de andere zyde van den ftroom gelegerd waren , om aldaar den vyand af te wagten; doch van welke zy, naa eenigen tyd vegtens , uit haare posten verdreeven wierden. Terwyl dit voorviel, waren nog driehonderd andere Portugeezen , en vyfhonderd Naïos , of Indiaaufche Soldaaten, over den ftroom getrokken , en naderden het Fort. Midlerwyl wierdt de ftryd hervat tusfchen de eerstgemelde Bende , welke over de Bruggen was getrokken , en cunals foldaaten , die kloeken tegendand booden. Van weerkanten wierdt 'er dapper gefpeeld met het grof gefchut en klein geweer. Doch zo dra den Kapitein silva , wiens Krygsmoed de Portugeezen met dapperheid bezielde, het hoofd door een Kanonkogel was weggenomen , namen deeze insgelyks de vlugt na hunne Bruggen , welke zy van de Wagt verlaaien vonden ; daarenboven waren zy uit elkander geraakt , zo dat zy van dezelve geen dienst konden hebben. Dit was het eerfte krygsbedryf van dit talryk leger, en eene proeve van dapperheid , op welke de Portugeezen zich beroemen. Aan niemand dan hun zeiven, en aan geene andere oorzaak, dan hunne eigen ydelzinnigheid , kan deeze nederlaag geweeten worden. Indien zy hadden willen luisteren naar den raad des Konings van Calicouthen , die in den Veldflag tegenwoordig was , zou dezelve eenen anderen keer ge- 110-  REIZEN. >I39 nomen hebben, gelyk men mag befluiten uit het geen, in het volgende jaar 1600, voorviel. Door eene heillooze ondervinding geleerd, ondernamen zy, in dat jaar, eenen anderen Veldtogt, op den twintigften van Lentemaand, onder het opperbevel van hunnen Generaal andreas fortado de mekdoza. Dewyl hunne hevigheid eenigzins bedaard was, voorzagen zy zich deeze reize van een grooter aantal Indiaanfcbe foldaaten , en beleidden , in allen opzigte, hunne zaaken met meer voorzigtigheids. Van hier dat zy zich meester van het Fort maakten , en cunal gevangen namen. Om zich te beter van zyn perfoon te verzekeren, kluisterden zy hem in ketens, en wierpen hem op eene Galei. Dus was het dat deeze mensch, die van niets tot de Koninklyke waardigheid was opgeklommen , nog laager daalde dan hy voormaals hadt gezeeten, en een rampzalige Galeiboef wierdt. Naa deezen Krygstogt trok het leger af om zich te vervcrfchen , en van nieuwe Manfchap te voorzien ; het wierdt daarenboven verflerkt met twee Galjoenen. In Oogstmaand des jaars 1601, hadden de Portugee. zen het ontwerp beraamd om zich voor Bantam te vertoonen ; doch alzo zy door tegenwinden wierden opgehouden , kwamen zy aldaar niet vroeger dan op den vierëntwintigften van Wintermaand, op het zelfde oogenblik als drie Hollandfche koopvaardyfehepen, ten oorloge uitgerust, en twee Jagten , in deezen 'oord aanlandden. Wy moeten hier aanmerken , dat deeze fchepen , volgens gewoonte, hun zwaar gefchut ontmanteld hadden, als hun, aan deeze zyde van de Straat Sunda, van  i4o NEDERLANDSCHE van geen nut zynde. Gewisfelyk zouden zy in deezen ftaat overrompeld, en, als met gebondene banden en voeten , in de magt der Portugeezen zyn gevallen , indien niet de Godlyke Voorzienigheid hun onverwagt eenen Bode hadt gezonden, om hun de tyding te brengen van de aankomst der Vloote. Deeze heilbode was een Chinees , die met zyne Praauw by hen aan boord kwam , terwyl ze zich nog bevonden buiten het gezigt der Portugeefche Zeemagt. Deeze, gelyk wy boven vermeld hebben, beftondt uit dertig zeilen , en hadt zich vertoond voor Bantam, met oogmerk om te beletten dat deeze Had , tegen haaren wil, met geene vreemde Natie koophandel dreef. De Chinees, cn de geenen, welke hem gezonden hadden , verbeeldden zich, en voorwaar met reden, den Hollanderen , door dit berigt, een gewigtigen dienst gedaan te hebben: want 'er was nog gelegenheid om den vyand te ontwyken. Doch de Hollanders zogten dit niet. De Voorzienigheid verfterkte hen , en blies hun krygsmoed in. Zo dra de Admiraal hermanzen deeze tyding hadt vernomen, beval hy de Ankers te laaten vallen, en gaf het zein tot het houden van Krygsraad. Naa het opzenden van een vuurig gebed tot God om licht en verfterking , in eene zo dringende gelegendheid , wierdt het befluit genomen, aangezien het gewigt der ondemeeminge , en daar liet te doen was om de behoudenis der ftad Bantam , welke met haaren ondergang wierdt gedreigd , en die niet dan zeer heilloos kon weezen voor den koophandel der Vereenigde Provinciën , de Portugeefche Vloot manmoedig aan te tasten , en , ware 't mogelyk , het beleg der ftad te doen opbrecken.  REIZEN. i4i ln gevolge van dit befluit wierdt alles in gereedheid gebragt op de fchepen, om den vyand, met de hoop op een gelukkigen uitflag , het hoofd te kunnen bieden, 's Anderendaags , twee uuren vóór het opgaan der Zonne, ligtten alle fchepen hunne ankers. Op den zevenëntwintigften van Wintermaand , ontdekten zy , met zonnenondergang , de Portugeefche Vloot, die twee Galjoenen op de brandwagt hadt gefield, aan den Westhoek van het Eiland Pulo-Penfano. Verfcheiden vaartuigen dier Vloote , geen vermoeden hebbende van de fchikkingen op de Hollandfche fchepen , liepen firaks op dezelve aan , met oogmerk om ze zonder flag of floot te vermeesteren. ' Eene onverfchoonlykc onagtzaamheid was deeze , dewyl ze niet bedagten, door dus te verre van elkander te verwyderen, dat zy buiten ftaat geraakten om elkander over en weder de noodige hulp te kunnen toebrengen. Van hier dat zy door de Hollanders zo dapper begroet wierden, dat zy ongetvvyfeld hen zouden genomen hebben , indien het Admiraalfchip niet een ramp ware overgekoomen. Een Huk gefchut aan den agterfleven, op den vyand los gebrand, berste in Hukken, en befchadigde de Roerpenne zodanig , dat het Roer onbruikbaar wierdt. Tot hun groot geluk wierdt dit niet ontdekt by den vyand , die , vreezende voor het Hollandsch vuur, af hieldt en den wind zogt te winnen. De Vice-Admiraal hans bouwer, onkundig van hetgeen op het Admiraalfchip was voorgevallen, zette het gevegt voort, en fchoot zo dapper op de Malacca der Portugeezen, dat deszelfs beide boorden inflortten. Deeze onverzaagdheid vervaarde de vyanden , die iets dergelyks niet verwagt hadden : waarom zy de  i42 NEDERLANDSCHE de vvyk namen , en onder het Eiland Pulo-Penfane voor anker gingen leggen. De overige Hollandfche fchepen, het ongeluk, het Admiraalfchip overgekoomen, verdaan hebbende, kwamen insgelyks voor anker onder een ander Eiland, alwaar zy de fchade, in het gevegt geleeden, zo veel mogelyk was, herdelden. 's Anderendaags was het weêr zeer onduimig, zodat zeilen noch gefchut konden gebruikt worden. De Hollanders befchouwden dit als een nieuw gunstbewys der Hemelfche Voorzienigheid, welke hier door aan hunnen Admiraal den tyd verleende om zyn Scheepsroer volkomen te herdellen. In den breeden Krygsraad, ten zelfden dage vergaderd , wierdt bedooten, met het vallen van den avond, eene Sioep na land te zenden, met een Brief aan den Koning van Bantam , om hem van het voorgevallene kennis te geeven. Doch alzo de Sloep, door den tegendroom , niet kon vorderen, kwam zy, omtrent middernacht, onverrigter zaake wederom aan boord. Op den negenentwintigden raakten de beide Vlooten weder aan elkander. Van weerkanten wierdt een geweldig vuur gemaakt. De fchepen Utrecht en de Wagter raakten vast aan twee Galjoenen , die op de Brandwagt lagen. Het Bootsvolk van de Galei, waar mede Bet fchip Utrecht te doen hadt, fprong in hetzelve over om het te bemagtigen. Doch die van het Jagt zulks verneemende , fchooten toe : waarop de meeste Portugeezen, voor pynlyker dood beducht, in zee fprongen. üc Kapitein , francisco de souza genaamd, zoon van juan de teves, ContadorMajoor te Lisfabon , wierdt met eenige Portugeezen geborgen. De overigen verlooren het leeven. De  REIZEN. ,4S De Kapitein van de andere Galei , die door het Hollandsch fchip de Wagter wierdt veroverd , was genaamd andreas rodrigues paliota, een Man van jaaren, die ruim dertig jaaren hier te lande hadt gediend. Deeze wilde zich niet gevangen geeven , en wierdt daarom met eene halve Piek doordooten. Al het Scheepsvolk wierdt gedood, uitgezonderd drie Portugeezen. Van zyn fchip wierden vier (lukken Metaalen gefchut genomen. Hier naa wierden de beide fchepen , hoewel met Ryst en andere leevensmiddelen gelaaden, in brand gedoken. Van verfchillende deden en gewesten van de Indien waren deeze fchepen afgevaardigd, en gezamentlyk bemand met achthonderd Portugeefche foldaaten, behalven een groot getal Indiaanfche Negers. Midlerwyl bleeven de Portugeezen leggen op de Kust van Java, zonder eenige beweeging te maaken, of de Hollanders te durven aantasten, niettegendaande zy het voordeel van den wind hadden. Op dat men evenwel niet zou kunnen zeggen , dat zy werkeloos gebleeven waren , daken zy den brand in twee van hunne Galeien, en zonden ze alzo op den vyand af; doch , voor dat zy de Hollandfche fchepen konden bereiken, waren zy tot op het water afgebrand. Ook ontwapenden zy twee van hunne Fusten , en namen 'er het volk af, om de Manfchap van de andere fchepen te verderken; voorts lieten zy ze zinken. Op den laatden van Wintermaand gingen de Hollanders onder zeil, met hunne vyf fchepen, met oogmerk om den vyand op te zoeken, die de loef hadt. Deeze zulks vernomen hebbende, ligtte insgelyks zyne ankers. De Flollanders wagtten de Portugeezen af met klein zeil. Op dat, egter , hunne vyanden zich niet  144 NEDERLANDSCHE niet zouden verbeelden dat zy een oogmerk hadden om hen te oniwyken , lieten zy de ankers vallen ; het zelfde deedt ook de vyand. Op den eerften dag van Louwmaand des jaars 1602, ging de Admiraal hermanzen wederom onder zeil , en liep recht op de Portugeefche Vloot aan. Alle de Hollandfche fchepen volgden elkander kort op de hielen. De vyand, van den anderen kant , kwam met volle zeilen op hen af: een Zeellag fcheen derbalven onvermydelyk. Doch de Portugeezen , voor het Hollandfche gefchut vervaard , hielden eerlang af. Vergeefs liet hun Admiraal den Bloedvlag waaien ; zyn volk , bang voor vegten , luisterde niet naar dit zein. Dus gelukte het de onzen, twee dagen daar naa, het anker te laaten vallen voor Bantam, daar zy met alle mogelyke vriendlykheid ontvangen , en met beleefdheden overlaaden wierden. Weinige fchada hadden zy bekoomen, en door geheel Indien zeer veel roems behaald. Slegts één Man hadden zy verlooren; doch het getal der gekwetften was vry aanzienlyk. De fchade, aan hunne fchepen bekoomen, herftelden zy zo goed hun doenlyk was , vóór hun vertrek van Bantam , alwaar zy negen dagen bleeven leggen. Toen vervolgden zy hunne reize na de Molukfche Eilanden. Naa Jacatra te hebben aangedaan, aan wiens Koning zy de gefchenken van Prinfe maurits ter hand Relden, die zeer gunftig wierden aangenomen , liepen zy binnen in de Golf van Barna. Deeze beflaat , naar gisfing, zes Mylen in de lengte. Aan den ingang leggen twee Eilanden van ongelyke grootte. Op het kleinlte ftaat een boom, naar een zeil gelykende. Op  REIZEN. HS Op den achttien van Hooimaand, ontdekten de onzen twee fchepen, welke nader gekoomen zynde, bleeken te zyn van het Reisgezelfchap van den Admiraal Jakob heemskerk. Zy bleeven niet lang by een , maar fcheidden eerlang van elkander, ieder zynen koers vervolgende. Op den eerllen dag van Oogstmaand lieten de onzen het anker vallen voor Bantam. In een Scheepsraad, hier gehouden , wierdt beflooten, om 'er klaas gaaf als Koopman , en jan lodewykszoon als Onder-Koopman te laaten, tot op de komst der twee fchepen, Utrecht en de Wachter, om dezelve insgelyks van 't noodige te verzorgen. Naa dat dus alle de fchepen, in de onderfcheidene havens, welke zy, van tyd tot tyd, hadden aangedaan, de begeerde fpeceryen en andere koopmanfchappen hadden ingenomen , vervolgden zy eerlang de reize na het Vaderland. Hier kwamen zy behouden aan , omtrent het midden van Grasmaand des jaafs 1602 , zonder dat zy op hunne thuis reize iets ontmoetten, 't welk wy der optekeninge waardig agten. IH. DEEL. K NF>  NEDERLANDSCHE REIZEN. TOGT van KORNELIS van VEEN, NA DE OOSTINDlëN. 3NJegen fchepen, te Amfterdam en te Enkhuizen uitgerust , en gefteld onder het bevel van kornelis van veen, vertrokken , op den zeventienden van 'Zomermaand des jaars 1602 , uit Texel, koers zettende na de Oostindiën. In zee kwamen nog onder zyne Vlag, drie fchepen van Rotterdam, die den zelfden wil hadden. Op den twaalfden van Wynmaand kwam de geheele Vloot ten anker, op de Ree van het Eiland Annobon. Men deedt hier eehig volk aan land gaan , tegen den zin der Spanjaarden, die 'er met geweld zich tegenkantten. Zes of zeven Hollanders verboren het leeven in deeze fchermutzeling. Ten langen laatfte, egter, moest de vyand het flagveld ruimen , de wyk neemende in de bosfchen en op de bergen. Toen hadden de onzen de handen ruim, en voorzagen zich van versch water , als mede van vrugten en ververfchingen , welke de oord opleverde. Tien dagen bleeven de fchepen hier leggen, en zette-  NEDERLANDSCHE REIZEN. H? reden, ten einde van dezelve, koers na de Kaap de Goede Hoop. Twee maanden bykans verliepen 'er, eer zy den Jfrikaanfchen uithoek te boven kwamen. Zedert hadden zy te worftelen met ongeftadig wéér, tot op den vyftienden van Grasmaand des jaars 1603, wanneer Zy de Eilanden Drome en Sumatra in 't gezigt kreegen. Nog veertien dagen zeilden zy, en lieten, naa verloop van dezelve, gelukkig en behouden het anker vallen op de Ree van Bantam. Twee fchepen en een Jacht wierden van hier na China afgevaardigd. Op hunnen weg dceden deeze Pulo Timaon , Pahan en Patana aan. Den Koning van Pahan gingen zy begroeten , en wierden van hem vriendlyk ontvangen. Te Patana namen zy in dienst een Chineefchen Loots, om hun den weg te wyzen na Canton in China. Op den dertigften van Hooimaand kwamen zy voor anker te Macao. Hier vonden zy eene zeer ryk gelaaden Karak. Haare laading beftondt uit ruuwe Zyde, Zyden-ftofTen en andere kostbaare Indifche goederen. Zeer verblyd waren de Hollanders , een zo ryken prooi ontmoet te hebben. De Portugeezen, daarentegen, wien dit vaartuig toebehoorde, wierden door hunne aankomst niet weinig bekommerd. Ligt voorzagen zy wat 'er zou kunnen gebeuren; en geen moeds genoeg bezaten zy om geweld met geweld te keer te gaan, ingevalle zy vyandig wierden aangetast. Naa alles wel gewikt en gewoogen te hebben, oordeelden zy het veiligst, daar zy hun fchip en goed niet konden verdeedigen , althans hun leeven te bergen. Hierom wierden zy te raade , zich in hunne floepen te begeeven , en na land te vlugten. Dit gefchiedde. De Karak, met eene K a zo  148 NEDERLANDSCHE zo kostbaare laading, viel dus, zonder flag of Root, in de banden der Hollanderen , nevens twintig Mooren, welke de Portugeezen op bet vaartuig lieten. De onzen dus meester geworden zynde van het fchip, zonden de Muoren na land, en namen de laading over , waar naa zy den brand in het vaartuig (laken. Het bemagtigen van een zoo rykcn buit, eene onverwagte gebeurtenis , deedt de drie fchepen van befluit veranderen. In (lede van na China te ftevenen, richtten zy hunnen koers na Bantam. Op den achttienden van Herfstmaand ontdekten zy een groote Jonk , en maakten 'er jagt op. Eerlang agterhaal len zy dit vaartuig, en gebooden het te Dryken , in het vermoeden dat het Portugeezen aan boord hadt, of met goederen , hun toebehoorende, gelaaden was. Op de weigering der manfehap van de Jonk, begonnen de Hollanders met klein geweer te fchieten; 't welk de Indiaanen met een hagelbui van Pylen beantwoordden: zodat de onzen genoodzaakt waren, zich van het zwaar gefchut te bedienen. In weerwil van het bulderen van het gefchut , en het oogfchynlyk gevaar , waar in de Jonk zich thans bevondt , hielden de Indiaanen ftand, en verdeedigden zich zo kloekmoedig , dat de onzen aan een goeden uitflag bykans begonnen te wanhoopen. Eindelyk, egter,keerde de kans; de Hollanders enterden het vaartuig, en doodden alles wat hun te vooren kwam. Tusfchen de zeventig en tachtig Indiaanen fneuvelden in dit gevegt. De Hollanders verlooren ilegts één Man , doch hadden vyfëntwintig gekwetften. By het onderzoek der Indiaanen, die nog in leeven gebleeven waren , bleek het dat zy gekoomen waren uit  REIZEN. H9 ■ uit China , en den wil hadden na Siam , alwaar zy thuis behoorden ; dat hunne Jonk een kostbaare laading van Zyden ftoffen aan boord hadt. De fchüfd van hunnen misdag leiden zy eeniglyk op hunnen Bevelhebber , die hen tot deezen hardnekkigen tegenftand genoodzaakt hadt; doch zy voegden 'er nevens, dat hy het loon zyncr hardnekkigheid hadt ontvangen , dcwyl hy in het gevegt gefneuveld was. Zo dra hadden de Hollanders niet vernomen, dat de Jonk behoorde aan Siammeezen , hunne vrienden en bondgenooten, met welke zy dagelyks handelden, of zy waren bedroefd over 't geen 'er gebeurd was, en over 't leed , 't geen men ,over en weder,elkander hadt aangedaan. Hierom Haakten zy de Indiaanen met hunne Jonk , en lieten hen in vrede zeilen, wenvaarts zy wilden. De Hollanders, ondertusfehen, naa verfcheiden Eilanden te hebben aangedaan, lieten, op den tienden van Wintermaand , het anker vallen voor Bantam, alwaar zy het overige van hunne laadinge innamen. Qp den zevenëntwintigften van Louwmaand des jaars 1604 vertrokken zy , met hunnen ryken buit, koers zettende na de Kaap de Goede Hoop , en van daar na Holland, daar zy, op den dertigften van Oogstmaand, behouden aankwamen. K 3 NE-  NEDERLANDSCHE REIZEN. EERSTE TOGT VAN JORIS van SPILBERGEN, NA DE OOSTINDlëN. Jn de jaaren 1601, 1602, 1603 en 1604, Een genootfchap van Zeeuwfche Kooplieden, rustte, in den jaare 1601 , drie fchepen uit , de Ram , het Schaap en het Lam genaamd, en droeg het opperbevel over dezelve op aan joris van spilbergen, om als Admiraal daar mede na de Oostindiën te ftevenen. Op den vyfden van Bloeimaand des gemelden jaars , ligtten zy het anker voor de ftad Veere, met het aanbreeken van den dag , en bereikten, nog dien zelfden dag, het Kanaal. Om een kleinen ramp, een der fchepen overgekoomen, moesten zy, tot herftellinge der fchade, te Darmouth binnen loopen. Hunne reize vervolgende, ontmoetten zy eerlang drie Franfche , en even zo veele Zweedfche fchepen, als mede een klein Rojloksch vaartuig, 't welk een Duinkerker vlag voerde. De Admiraal, vermoedende dat het fchip hier thuis behoorde, deedt liet ftryken. Doch na-  NEDERLANDSCHE REIZEN. 151 nader kennis van zaaken bekoomen hebbende , liet hy het onverhinderd zeilen. Op den tienden van Zomermaand , zynde Pinxterdag, ontdekten zy Kaap Ver de, en kwamen agter het Eiland voor anker. Om geen tyd te verzuimen, liet de Admiraal, nog dien zelfden avond, het Jacht gereed maaken, om daar mede, 's anderendaags, zich te begeeven na Puorto Dole, ter volbrenginge van de bevelen zyner Reeders. Hy begaf zich dan op weg , en ontmoette drie Fanfche fchepen, van welke hy vernam dat te Puorto Dale geene fchepen lagen. Doch toen hy de haven, tot op een korten afftand, was.genaderd, ontdekte hy drie vaartuigen, welke dien zelfden dag aldaar waren aangekoomen, en den wil hadden na Rio de Gambi. Spilbergen vervolgde nogthans zynen weg; doch onder het bereik van hun gefchut gekoomen zynde, gaven zy hem de laag. In weerwil van dit. vyandlyk bedryf, zeilde hy door, zonder een enkelen fchoot te doen , dewyl dit eene vrye Ree was. Naardien deeze gemaatigdheid de gemelde fchepen, zynde drie Portugeefche Karaveelen , niet te rug hieldt om nogmaals op hem te fchieten, nam hy.het befluit om' zich te verweeren , zo goed als zyne geringe kragten zouden toelaatem Zonder eenig werk te maaken van zyn gefchut , liep hy recht op de vaartuigen aan. Toen volgde 'er een zeer hevig gevegt, welks uitflag zich voor de Hollanders fcheen te zullen verklaaren. En, in de daad, bykans hadt spilbergen de Karaveel , aan welke hy vast was , in zyne magt, wanneer de twee andere toefchooten, en, door fchieten uit het zwaar en klein gefchut, hem noodzaakten K 4 af  C5& NEDERLANDSCHE af te houden: te meer, alzo de Portugeezen van den oever dapper op hem fchooten. Niemand van de onzen verloor hét leeven in dit gevegt. Vier van Ma wierden gekwetst , en onder deeze de Admiraal zelve , die aan zyne Rondas met een Musketkogel wierdt getroffen, zo dat hy op zynen rechter arm afftuitte. Van de Portugeezen wierden twee of drie gedood , en verfcheiden gekwetst. Onder het oog van den Akayre en van alle de inwooners van Puorto Dale, was dit gevegt voorgevallen. De Admiraal, zich van den landwind willende bedienen , ging nog dien zelfden avond onder zeil, met het Jacht , en liet het vervolgens wederkeeren van waar het gekoomen was. Op den twaalfden der maand bevondt zich de Admiraal omtrent Refrisco. Hier wierdt hy van een troep Negers met hunne fehuitjes overvallen en naakt uitgekleed , als mede aan de beide handen gewond. Dus begaf hy zich na land , daar hy van de Franfchen, die 'er met hunne fchepen lagen, ontvangen, onthaald en geneezen wierdt. Van hier zondt spilbergen flraks bevel aan de fchepen van Kaap Verde , om zich , zonder eenig tydverzuim, na Refrisco te begeeven, en hem daar af te haaien. Dit gefchiedde. Vervolgens te Puorto Dak gekoomen zynde, vonden zy 'er niet meer dan ééne Portugeefche Karak leggen , van welke zy zich verzekerden ; doch vonden 'er niets dan etlyke ftaaven Yzer, en een weinig Mil in. Om reden te geeven van deeze handelingen, zondt van spilbergen eenen zyner Kapiteinen jPieter korneliszoon, aan den Alcayre, van wien hy , gelyk ©ok van de Portugeezen, vriendiyk wierdt oiitvangea. Men wierdt het eens dat  REIZEN. 153 dat de onzen de Karaveel te rug geeven, en daar tegen eenige ververfchingen zouden ontvangen. Op den twintigften vertrok de Admiraal met de zynen van Puorto Dale. Hy zelve was van zyne bekoomene wonden nog niet volkomen herfteld , en zo zwak dat hy niet boven kon koomen. Zyn ViceAdmiraal, guion le fort genaamd, voerde in dien tusfchentyd het bevel. Ruim eene maand daar naa pasfeerden zy de Linie , en kwamen vervolgens voor anker op de Ree van Annobon. Een der Kapiteinen en een Koopman wierden na land gezonden, om onderzoek te doen by de landzaaten , of by de Portugeezen, of zy zich hier veilig van ververfchingen konden voorzien. Dewyl zy, egter, het niet durfden waagen om aan land te treeden, zonder verlof, geloofden zy, dit allerbest te zullen bekoomen, door voor te geeven dat zy van Lisfabon kwamen, en door de bedienden des Konings van Spanje na Brazil bevragt waren ; doch op de kust van Guinea vervallen zynde, door tegenwind , herwaarts waren gedreeven. Van dit alles zonden zy berigt na land, in eenen Brief, van eenige gefchenken verzeld. De gefchenken wierden gunftig aangenomen, en met een vat met Oranjeappelen vergolden. Doch op den Brief wierdt geantwoord , dat het gedaane verzoek met kon worden ingewilligd, voor en aleer de Loots, die van s Konings wege , op dusdanige togten, oP de fchepen wordt gefteld, aan land wierdt gezonden. i-igt begreepen de onzen uit dit antwoord, dat hier voor hun niet veel te verwagten of te hoopen was En, m de daad, alle verdere poogingen liepen vrugtloos af. Hierom deedt de Aümiraal spilbergen K 5 on-  154 NEDERLANDSCHE onderzoek by zynen Vice - Admiraal en den Kapitein van het Jacht ', of zy oordeelden , met het water , welk zy nog aan boord hadden , de Kaap de G^ede Hoop te zullen kunnen bereiken. Beiden gaven tot antwoord, inzonderheid willem janszoon, Kapitein op het Jacht, dat zy wel haast gebrek zouden krygen. De Admiraal, dit verfiaan hebbende , befloot, met overleg van den Scheepsraad, met geweld eenen kans te waagen. Ten dien einde deedt hy de fchepen tot dicht onder het Land opkorten, om het kleine Hedeken der inwooners met het grof gefchut te beter te kunnen treffen. Daarenboven wierden ^ drie floepen ieder met veertig Man gewapend , om gezamentlyk eene landing te ondernéemen. Aan den Bevelhebber der floepen wierdt wel uitdrukkelyk gelast, geenen aanflag te waagen , indien hy niet van oordeel was, dat het zonder veel verlies van Volk kon gefchieden. De heilzaamheid van dit bevel bleek by de uitkomst. Want naauwlyks waren de Sloepen het flrand genaderd , of drie Man wierden gekwetst door het fchieten met klein geweer van den oever. Daarenboven ging 'er zulk eene branding, dat eene landing genoegzaam voor ortmogelyk moest gehouden worden; om nu niet aan te merken dat de Landzaaten veel beter voorzien waren van fchiet- en ander geweer, dan men hadt verwagt. Om alle deeze redenen deedt de Admiraal zyn volk aan boord komen , en ging wederom onder zeil. Dewyl gebrek aan ververfchingen hen meer en meer begon te benaauwen , beflooten zy den Heven te wenden na het Eiland St. Thomas, en van daar na de vaste kust, of eenig ander Eiland, te zeilen,  REIZEN. 155 len. Op den laatften van Hooimaand, met het aanbreeken van den dag, ontdekten zy dit Eiland. Naauwlyks waren zy op de Ree en onder het Fort gekoomen, of 'er wierden zes zwaare ftukken gefchut op hen gelost, van welke de kogels over de fchepen fnorden. De Admiraal, die grooten lust hadt om op dit Fort eenen kans te waagen, bleef dit fchieten niet fchuldig. Doch de menigte van zieken, welke de fchepen aan boord hadden ; de langduurigheid der reize, welke zy nog te doen hadden; de vertraaging, welke zulk een gevegt zou kunnen veroorzaaken: dit alles deedt hem van deeze onderneeming afzien. Op den eerden van Oogstmaand zagen zy de kust Groot-Corifco genaamd. Den volgenden dag e*ter, verzeilden zy na de Noordzyde , alwaar zy een Zeeuwscb fchip vonden, Sphera Mundi, of de AardSpbeer, genaamd, uitgerust door den Heer baltha- zarmoucheron. Terftond zondt . van spilbergen eene floep aan dit fchip, met bevel dat de Koopman en Stuurman by hem zouden aan boord koomen. Zy kwamen , verzeld van een perfoon , die % met zes foldaaten, op Groot - Corifco was gelaaten, door dirk van wees, met oogmerk om moucherons fchepen te verwittigen van 't geen-op het Eiland Bouley, of Klein-Corifco, was voorgevallen, Deeze Man deèdt een verhaal van het gebeurde tusfchen den gemelden van- wees en zyne foldaaten , in gevolge der berigten , daar van na Zeeland overgezonden. Om evenwel nog nadere kennis van zaaken te hebben, zondt de Heer van spilbergen zynen Vice - Admiraal nevens den Kapitein jo-ngeriielt en eenige Muskettiers na land, om aangaan  156 NEDERLANDSCHE gaande de gelegenheid en ftcrkte van het Eiland naauwkeuriger onderricht te worden. Zes dagen vertoefden de onzen aan dit Eiland. By hun vertrek lieten zy aldaar een Brief , geflooten in een klein doosje , en vastgemaakt aan den top van eenen boom. Deeze . brief was gericht aan den Gouverneur dirk van wees en den Kapitein bartholoheus s p i l li e r c h , en behelsde een berigt, ingevalle zy dit Eiland wederom aandeeden , om , volgens hunne belofte , de lieden , welke zy aldaar hadden gelaaten, af te haaien; dat wil l e m ba e. rs , welken vak wees tot Overffe over dit volk hadt aangefteld, niet langer op dit Eiland, hadt willen vertoeven , maar zich begeeven hadt op het fchip Sphera Mundi , om met hetzelve , na Zeeland te rug te keeren. Op den elfden der maand vertrok van spilbergen met de zynen , koers zettende na Kaap Lopes Gonfalves. Onder weg ontmoetten zy een Amfierdamsch fchip, koomende van de Goud-kust, aan boord hebbende ongeveer driehonderd ponden gouds. Des Schippers naam was jan Franszoon, en die des Koopmaans hej\ duik hermanszoon. Niet onaangenaam was dee«e ontmoeting, en ging gepaard met het betoonen van w. .'-zyilfche vriendfchap en gediei.ltigheden. Dewyl zy, door tegenwinden eb andere beletzelen verhincerd, geen vooruirzigt hadden , de ftad Achem of eenige andere haven in de Oostindiën, zo fpoedig te zullen bereiken, als zy gehoopt hadden, vondt de Admiraal geraaden , ten beste zyner Reederen, met zynen Vice-Admiraal , den Koopman willem spec ks, en willem janszoon, Kapitein van het fchip  REIZEN. i57 fchip bet Lam, te overleggen , wat hun te doen ftondt. Gezamentiyk regelden zy hunnen koers , en beraamden de noodige maatregels en verzamelplaatzen , in gevalle de fchepen van elkander verwyderden. Op den twintigften van Slagtmaand ontdekten zy de Kaap de Goede Hoop, en een Eiland, 't welk op de Kaarten nog gecnen naam hadt, en door den Admiraal het Eiland Elizabetb wierdt genaamd. Het legt ongeveer twee mylen van de vaste kust, op 33 Graaden 15 Minuten Zuider-Breedte , twintig mylen ten Noorden van de Kaap de Goede Hoop. Het beflaat ongeveer eene Myl in den omtrek; aan de Westzyde is het met rotzen bezet ; doch aan den Oostkant het zandagtig. De grond is bedekt met allerlei kruiden en welriekende bloemen. Doch men vondt 'er bosichaadje noch versch water , maar wel overvloed van gedierte. Aan den oever vertoonden zich zeer veele Zee-Wolven, of liever, Zee-Beeren: want naar deeze geleeken zy meer dan naar de eerstgemeldeu. Hier en daar zag men ze aan den oever op de rotzen leggen te flaapen. In kleur en de gedaante van den kop hadden zy zeer veele overeenkomst met Beeren; doch zy hadden eene fpits toeloopenden muil. Niettegenftaande zy van agter als verlamd waren , waren zy , nogthans , zeer fnel in het loopen , en bykans zo gezwind als een mensch. Zy hebben een zeer wreeden uitkyk , en zyn zo fcherp van tanden, dat zy eene halve Piek midden door kunnen byten, gelyk de onzen by de ondervinding bleek. Voor twee of drie Man zyn ze niet vervaard , en zullen dezelve niet tragten te ontwyken. Nogthans , dewyl niets beftand is tegen mensch- 1  ï5S NEDERLANDSCHE menschlyke overmagt, doodden de onzen 'er verfcheiden van. Behalven deeze tweeflagtige dieren, vonden zy^nog «ene menigte diertjes, van gedaante als een Steendog, rosagtig van kleur. Zy waren zeer aangenaam van fmaak , na genoeg als Lamsvleesch , omdat zy alleenlyk op de welriekende kruiden aasden. Onder de vogelen munten inzonderheid uit, de Pinguïns ; zy zyn zeer kort van vleesch, en aangenaam van fmaak. De Scholvers zyn zwarte Vogels, van grootte als een Eendvogel. Zy waren zo tam en gemeenzaam , dat de Bootsgezellen op het Eiland genoeg te doen hadden om ze van hun lyf te keeren, clewyl zy geene menfchen gewoon waren. Van de Zee-Beercn zou men hier aanzienlyken voorraad Traan kunnen kooken. Dewyl onze Reizigers hier geen versch water vonden , vertrokken zy eerlang , en ontdekten , op den tweeden van Wintermaand, den Tafelberg, aan welks voet een Baai legt , nevens een Eilandtje, door den Heer van sp i l der ge n , het Eiland Kornelia genaamd. Nog dien zelfden avond lieten zy het anker vallen in de Tafelbaai , naar welke zy zo lang verlangd hadden. De Admiraal voer hier in eigen perfoon na land, om een plek gronds op te zoeken, alwaar hy Tenten konde opflaan voor de zieken ; die vervolgens derwaarts gebragt wierden. Om hen tegen de aanvallen der Wilden te beveiligen, deedt de Admiraal twee Steenftukken na land brengen, en voor de Tenten plaatzen , waar nevens hy alle nachten eene wagt voegde. Het boven genoemde Eiland Kornelia legt vyf mylen  REIZEN. ,59 ïen ten Zuiden van het Eiland E/izabetb , en eene myl van de Tafelbaai. Beide Eilanden zyn , in alle opzigten, vry gelyk aan elkander, uitgezonderd dat het eerstgemelde een weinig hooger en grooter is, en geene Steendasfen of Konynen oplevert. Niet lang hadden de Tenten aan land geftaan, of 'er kwamen by de onzen acht Negers, welke hun allerlei vriendlykheden betoonden, en te kennen gaven, door tekens en gebaaren, dat zy Osfen en Schaapen' aan hun wilden verkoopen. Op dat zy hmi woord zouden houden , deedt de Admiraal elk hunner een pakje kraaien vereeren, en een dronk wyns geeven; waar mede zy zeer in hunnen fchik waren. Zy volbragten, egter, hunne belofte niet; koomende wel, van tyd tot tyd, by de Hollanders, doch telkens zonder vee: weshalven de Admiraal beval, tot de volgende reize, eenigen voorraad van Konynen, Pinguins en ander gevogelte te verzamelen, en behoorlyk in te zouten. De Tafelbaai, leggende op 34 Graaden 4 Minuten Zuider-Breedte, ongeveer vyftien mylen ten Noorden van de Kaap de Goede Hoop, wierdt door den Admiraal van spilbergen dus genaamd, naar eenen Berg , de Tafelberg genaamd , omdat hy van boven plat en vierkant is , even gelyk een Tafel. Dewyl deeze Berg negen of tien mylen in Zee uitloopt, dient hy ter aanwyzinge van de gemelde Baai. Aan den voet diens Bergs koomen de fchepen ten anker, welke , ter inneeminge van ververfchingen, deezen oord aandoen. De Ankergrond is 'er zeer bekwaam, op vier vademen water. De fchepen kunnen zeer dicht aan het land leggen, zonder van het geweld der winden eenig gevaar te loopen. Ee-  i6o NEDERLANDSCHE Eene halve myl van de Baai , ten Oosten van de Kaap , legt een Kreek, landwaarts ftrekkende , even alsof het eene rivier ware. De Admiraal noemde dezelve Rio de Jacquelina. Veel visch wierdt hier gevangen, van gedaante als Karpers, en zeer aangenaam van fmaak. In Wyn-, Slagt- en Wintermaand waait , langs deeze kust, beftendig en zonder eenige verpoozing , een Zuide wind, met zulk eene woede en zo koud , als de Noord-Ooste wind in Holland. Voorts is , over 't algemeen genomen, het klimaat aan de Kaap de Goede Hoop zeer gemaatigd. De lucht is 'er gezond, en de grond zo vrugtbaar, dat hy, behoorlyk beplant en bezaaid zynde, overvloed van allerlei vrugten zou voortbrengen. De valeien tusfchen de Bergen zyn bedekt met allerlei groente en welriekende kruiden. In de wyduitgeftrckte Bosfchen ziet men geheele kudden van Herten en Reeën graazen. Zoet water vloeit 'er van de Bergen, op verfcheiden plaatzen, formeerende een aantal beeken en rivieren, die zich in de Zee ontlasten. Aan Osfen, Schaapen en ander Vee is 'er geen gebrek. Voorts zyn de bewooners van de Kaap taanverwig van kleur , zeer mismaakt van aangezigt , van middelbaare grootte, teer en mager van lichaam, doch zeer vlug ter been. Zy hebben eene zeer vreemde fpraak, klokkende bykans als kalkoenfche haanen. Hunne klederen beftaan uit vellen van Herten, of andere dieren , mantelswyze gemaakt. Uit de Tafelbaai zeilden zy na het Eiland Kornelia. Aan een paal of ftaak, in den grond geplaatst, fchreeven zy den naam des Eilands, tot eene gedagtenisfe voor de naakoomelingfchap. Ook lieten  REIZEN. t6i Zy 'er een paai- Konynen, om aldaar het geflagt voort te planten. In deezen oord ontdekten zy drie Franfche fchepen van St. Malo. De Admiraal begaf zich by hen aan boord, in de hoop van eenig nieuws van hun te zullen hooren, en ontving 's anderendaags een tegenbezoek. Zy verhaalden dat zy het Eiland Annobon insgelyks hadden aangedaan; en in de verbeelding dat zy 'er veilig zouden weezen, alzo zy Roomsch-Katholyken waren, zich na land hadden begeeven om de Mis te hooren. Doch de Portugeezen hadden zommigen hunner dood geflagen, en anderen gevangen genomen» welke zy voor een zwaar losgeld hadden moeten vrykoopen. Op den eerften van Louwmaand des jaars i6q2, fcheidden de Franfchen van de onzen, dewyl zy een anderen koers namen. Ter handhaavinge van de rust en goede orde op onze fchepen, was dit noodzaaklyk. Want, daar op de Nederlandfche fchepen ieder Man s weeks niet meer dan drie ponden hard brood, en ade tien dagen een kan wyn kreeg , ftonden, op-de tranfche fchepen,. de wynvaten altyd open , en hadt het volk een vryen toegang tot dezelve. Daarenboven mogt elk zo veel hard brood neemen, als hy goed vondt. Een gevaarlyk voorbeeld was dit voor de Nederlandfche Matroozen, die hier door ligt aan 't muiten hadden kunnen flaan tegen hunne Bevelhebbers; hoewel deezen zich in de onmogelykheid bevonden om hun zo veel voorraads van fpyze cn drank te kunnen geeven. Den vierden en den vyfden der Maand zeilden zy langs het Land Natalo. Dit is een fchoon land, met groente bedekt., en hoewel vlak en effcn, boven de III. deel. L Dui-  1S1 NEDERLANDSCHE Duinen aan den oever uitfteekende : zo dat men uit zee een dubbel land fchynt te zien. Langs deeze kust vertoonen zich, hier en daar, telkens op den afftand van eene myl van elkander, beekjes en kleine rivieren; doch men ziet 'er golfen, kaapen noch rotzen. De ftroom liep hier van het Noord-Oost na het ZuidWest, met zulk eene woede, dat men dien bezwaarlyk kon overwinnen. Dit was oorzaak dat de fchepen geenen koers konden zetten na het Eiland St. Maria, of het zo genaamde Koeijen-Eiland , 't welk, in gevalle de fchepen van elkander af raakten , tot eene Verzamelplaats gefteld was. Om deeze reden wendden zy den fteven regelrecht na 't Eiland Madagaskar. Op den zevenëntwintigften bevonden zy zich op de hoogte van dat Eiland. Met overleg der Stuurlieden, wierdt hier de koers na de Indien geregeld. i Op den tweeden van Sprokkelmaand ontdekten zy land; of liever, zy gisten dat zy naby hetzelve moesten weezen, door den lieflyken reuk, welken zy hier ondervonden: want het leedt nog wel ruim twee uuren, eer zy het duidelyk zagen. Tegen den avond bleek het dat dit het Koninkryk Soffala was. Thans waren zy zo dicht aan den oever, dat de Negers hun zeinen deeden, door het aanfteeken van vuuren, welke de onzen, met het ophyzen der vlagge en een Kanonfchoot , beantwoordden. De Heer van spilbergen zondt 's anderendaags zyne Sloep na land. De afgevaardigden ontmoetten acht Negers, wien zy, door tekens, en door het vertoonen van ftukken yzer en andere goederen, beduidden dat zy met hun wilden handel dryven. Van hunnen kant gaven de Indiaanen , door tekens , en ee-  REIZEN. 163 eenige Portugeefche woorden , welke zy geleerd hadden , te verftaan, dat hier niets te bekoomen was , maar wel vyf of zes mylen verder , aan de riviere Quama, daar Portugeezen woonden, met wien men in allerlei goederen zou kunnen handelen. De Admiraal , dit verftaan hebbende , zeilde langs den oever na die rivier , en kwam 'er , omtrent een myl van land , ten anker. Het Koninkryk Soffala is gelegen tusfehen de rivieren Manke en Quama, langs de zeekust. De Hoofdftad des Koninkryks, insgelyks Soffala genaamd , legt op een Eiland, aan de laatstgenoemde riviere. Te Soffala hebben de Portugeezen flegts eenige Faktoors, doch eene Sterkte of Kasteel aan den oever van de Quama, alwaar al de handel van de kust van Soffala wordt gedreeven. Het land is zeer laag, zonder bergen en heuvels; doch men ziet 'er veele bosfehen, meestal van klein geboomte. Boven hebben wy reeds aangemerkt, dat de reuk eerder dan het gezigt dit land ontdekt. De landzaaten, allen git zwart van vel, zyn kloeke en fterke lieden. Zy zeiven verklaarden, in het weinig Portugeesch, welk zy verftonden, dat zy den Portugeezen onderworpen waren. Hunne wapens zyn Boogen en Asfagaien. De gantfche kust is met droogten bezet, tot aan de rivier Quama. De grond is 'er overal flykagtig , en het water zeer troebel: oorzaak genoeg dat de lucht 'er ongezond is. Volgens het verhaal van jan hu gen van linsc ho o ten, neemt de rivier Quama haaren oorfprong in het Meir Zagire9 daar de waereld vermaarde Nylftroom insgelyks ontfpringt. Langs dit Meir wordt fterke handel gedreeven in goud, yvoir , marmei en L 2 an-  IÖ4 NEDERLANDSCHE andere goederen , welke de Wilden verzamelen , en tegen lyvvaaten , zyde, katoen en andere koopmanfchappen verruilen. De opgezeetenen deezer gewesten zyn insgelyks Negers, en doen belydenis van den Mahometaanfchen Godsdienst. Tusfchen de meergemelde rivieren Quama en Manke, legt het Konirkryk Monomotapa , van waar, volgens het gevoelen van zommige Gefchiedfchryvers, salomon goud en yvoir deedt haaien. Van alle waarfchynlykheid is dit gevoelen niet ontbloot , alzo de binnenfte deelen van dit Koninkryk zeer volkryk zyn , en veele fteden bevatten. Ondcrtusfchen zondt de Admiraal zyne Sloep na land aan de Quama; doch deeze wierdt aangehouden door de Portugeezen , en de Stuurman juliaan steil en zekere lodewyk de vogel, wederom na boord gezonden. Vriendlykcr dan van de nydige Portugeezen, wielden de onzen door de Heidenfche landzaaten behandeld. De Tolk en eenige amptenaars des Konings kwamen by den Admiraal aan boord, medebrengende een Os , nevens eenige andere ververfchingen, die hun ryklyk betaald wierden. Wyders deedt de Heer van spilbergen een gefchcnk, beftaande in glaswerk, voor den Koning. Eenige dagen laater zondt hem onze Admiraal een kar met veelerhande koopmanfchappen, nevens eenige itaaven yzer , als een onderpand van betaalinge voor alles, 't geen by aan de onzen zou leveren. Want de Turken en Moor en zyn, even als de Jooden, zeer wantrouwende. De Koning van dit gewest was een man van kunde en ondervindinge , en hadt in Arabie en andere gewesten veel gereisd. In de Muzyk was hy niet on-  REIZEN. .l65 cnbedreeve-n , en kende verfcheiden Europifche fpeeltuigen. Aan de Trompetters van den Hecre van spilbergen, als deeze by hem een bezoek kwamen afleggen, vraagde hy, of zy ook Klavecimbels en Harpen aan boord hadden. Hy hadt eenen Zoon , welken de nieuwsgierigheid bekroop om des Admiraals fchip te bezigtigen. Hy kwam aan boord , met een talryk gevolg, en onder hetzelve twee Turken, allen op het Turksch zeer kostbaar gekleed. De Admiraal ontving hen vriendlyk, en deedt hun wyn en konfituuren aanbieden. Doch zy wilden eeten noch drinken, omdat het thans voor hun een vastendag was. Zy vermaakten zich met luisteren naar de Muzyk, By 's Prinsfen vertrek, deedt de Admiraal hem een gefchenk , voor hem zeiven en de Koninginne zyne Moeder, betraande in fpiegels, vrouwen-brazeletten, Amber en kristallen. Voor dit alles zondt de Koningin tot een tegengefchenk, een Os en eenige Kabriten. Op den eerden dag van Lentemaand voer de Admiraal zelve na land, verzeïd van een talryk gevolg. Hier begaf hy zich in .eene Tent, welke hy hadt doen opflaan, en zondt den Kapitein mentura en zynen Schryver hans woutersz na de ftad , met een verzilverden en fraai gewerkten Sabel , tot een gefchenk voor den Koning , 0m dus zyne vriendfehap te zoeken. Naauwlyks hadt de Koning verftaan, dat de Admiraal aan land was, of hy begaf zich, met een talryken ftoet , na het ftrand , en betoonde hem allerlei beleefdheid. Even eens gedroegen zich ook zyne bedienden jegens de overige Hollanders. Allen verzeker, den den Admiraal, dat hy en zyn volk onbefchroomd k 3 mog»  lC6 NEDERLANDSCHE rnogten aan land koomen, aldaar gaan en koomen wanneer zy wilden, en alles, wat van hunne gading was , neemen en gebruiken. Weinige dagen laater verfcheen de Koning met een talryk gevolg by onzen Admiraal aan boord. Hy fprak met hem over veelerhande zaaken. Onder andere toonde hy in de Zeevaartkunde niet onbedreeven te zyn, en verzogt eene Zeekaart te mogen zien. Men toonde hem dezelve , nevens eene Aardglobe, waarop hy de voornaamfte plaatzen van de Oostindiën aanwees. Ook bleek het dat hy de kusten van de Roode-Zee volmaakt wel kende. Geen ander vermaak konden de onzen hem aandoen, dan hem op Muzyk te onthaalen : want de vastendagen waren hier nog niet geëindigd. In eenen zwaaren ftorm , welke de onzen onlangs hadt overvallen, waren de Vice-Admiraal en het andere fchip van den Admiraal afgeraakt. Hier over verleegen, hadt de Heer van spil her gen zyne Sloep op kundfchap gezonden ; doch zy keerde eerlang weder , zonder iets van hun te hebben vernomen. Op den negenden der Maand voer de Admiraal wederom na land , zich voorts na de ftad begeevende, zonder vooraf daar van berigt te hebben gezonden aan den Koning. Door de ftad wandelende, ontmoette hy een Priester, die hem aanfpoorde om een bezoek af te leggen by den Koning; doch hy wees dit van de hand , en ftelde het uit tot een anderen gelegener tyd. Op een anderen tyd wederom verzogt zynde by den Koning , wees hy het andermaal van de hand, zeggende daar mede te zullen ivagten, tot dat de vastendagen geëindigd waren :'• alzo hy met hun  REIZEN. 1(-7 hun geen vermaak kon hebben, of zy moesten eeten en drinken. 's Konings boden lachten hier over doch lieten zich te vrede Rellen. Midlerwyl wierdt den Heere van spilbergen, door eenigen der landzaaten, geboodfchapt, dat zich aan de andere zyde van het land een vaartuig vertoonde, gelyk aan het zyne. Dit deedt hem hoopen, dat het de Pinas zyn mogt ; gelyk ook by de uitkomst waarheid wierdt bevonden. Naauwlyks was het Lam, dus heette de Pinas, by den Admiraal ten anker gekoomen, of de Koning kwam by het zelve aan boord, den Kapitein kornelis spex geluk wenfchende over zyne behoudene aankomst. Hy nodigde hem nevens den Admiraal aan land, zeggende dat de Vasten nu geëindigd was, en zy, met eeten en drinken, naar Lands gebruik, zich gezamentlyk zouden vrolyk maaken. Van spilbergen antwoordde, ter gelegener tyd van deeze beleefde aanbiedinge te zullen gebruik maaken. Doch niets minder dan dit hadt hy in den zin. Zelf verboodt hy aan Kapitein spex om aan land te vaaren , en geboodt hem zo min doenlyk was volk na den oever te zenden, ondanks alle de vriendlykheden, welke de landzaaten betoonden. En, in de daad, het bleek eerlang dat deeze vriendlykheden geveinsd , en 's Admiraals vermoedens niet ongegrond .waren. De Schryver wo utersz , met vier man na land gevaaren , kwam niet wederom te rug. Zelf zag men geene Kanoes van land koomen, hoewel deeze gewoon waren , dagelyks met ververfchingen en goederen af en aan te vaaren. Integendeel zagen de onzen tegen den avond eene menigte Mahometaanen aan het ftrand, die 'er zich met loopen L 4 fchee-  jtfS NEDERLANDSCHE fcheenen te vermaaken. De Admiraal, niet weetende wat zy in den fchild voerden, deedt de twee fchepen dicht by elkander korten, en het gefchut gereed maaken , om tegen een onverhoedfchen aanval gedekt te weezen. Naa lang wagtens niemand ziende ten voorfchyn koomen , en naa dat zy een Vredevlag drie dagen vrugtloos hadden laaten waaien , ligtten de fchepen de ankers, en zeilden eenigen tyd langs de kust, zonder dat zich iemand van hun volk, of van de landzaaten , vertoonde. Dit ydel tyd fpillen moede geworden , bcfloot de Admiraal den fteven te wenden na Magotte, en vervolgens na Angovan, alwaar de Koning zyn verblyf houdt , die het oppergebied voert over dc vier Eilanden van Cimovia, welke zyn AngeJlza, Mulaly, Angovan en Magotte. Weinig voordeels , nogthans, trokken zy uit het aandoen van deeze Eilanden. Wat 'er ook de reden van zyn mogt, niemand van de Eilanders vertoonde zich; geene Kanoe zagen zy met ververfchingen van land koomen. Om dcrhalven niet nutteloos den tyd zoek te brengen, wierdt met algemeen overleg geraaden gevonden, de reize te vervolgen. Op den drieëntwintigften van Bloeimaand bevonden zy zich op de Zuider-Breedte van 9 Graaden 30 Minuten, niet verre van Cochien, op de kust van Malabre , en kreegen , drie dagen laater, Kaap Comorin in 't gezigt. Van daar vervolgden zy hunnen koers na de Kaap of Spitze Gale, zynde een uithoek van het Eiland Ceilon. Daar naa wendden zy den (teven na de rivier Matecalo , die zich in eene Golf ontlast. In deeze Golf het anker hebbende laaten vallen , zondt de Admiraal zyne Sloep na land, die van eene ln*  REIZEN. lC() ïndianfche kanoe wierdt ontmoet. Aan de Indiaanen vraagden de onzen, waar Matecah lag , en gaven hun eenige Mesten. Dit gefcheuk was zo aangenaam by de Zwarten, dat zy beloofden, 's anderendaags lieden te zullen zenden om hen na Matecah te lootzen. En, in de daad, zy hielden hun woord. Nog dien zelfden avond kwamen zy in de Golften anker, alwaar zeer veele fchepen getimmerd worden. De ftad, alwaar de Koning zyn vcrblyf houdt , legt eene halve myl van daar. Op den eerften van Zomermaand , kwamen eenige Indiaanen, van geboorte Cingaleezen , by den Ilcere van spilbergen aan boord, medebrengende een Tolk , die Portugeesch fprak. Zy gaven te kennen dat zy Peper en Kaneel hadden, en dat de Modeliar, zynde des Konings Kapitein, aan den oever was, begeerende met den Admiraal te fpreeken. Een van het fcheepsvolk, vooraf aan den Koning gezonden, kwam thans te rug; hy wierdt zeer vriendïyk ontvangen, en bragt insgelyks de tyding, dat hier Peper en Kaneel was te handelen. De Cingaleezen en de Tolk ontvingen, by hun vertrek, een gefcheuk van glaswerk en andere goederen. 's Anderendaags begaf zich de Admiraal na land. Aan den oever vondt hy vyf Elefanten , die veeier-* hande lichaamsbeweegingen maakten en kunnen konden doen: als neder knielen, en met hunnen fnuit een man opneemen en op hunnen rug plaatzen. De Ceilonfche Elefanten worden voor de vernuftigfte van alle de Indien gehouden. De Admiraal wierdt van den Modeliar zeer vriendlyk ontvangen, en beloofde hem den volgenden dag een bezoek by den Koning te Mateca/o te zullen afleggen. Diensvolgens liet hy de geL 5 fchen-  179 NEDERLANDSCHE fchenken voor den Koning aan land brengen, en zondt insgelyks eenige Muzikanten. Midlerwyl kwam by den Admiraal aan boord eene Kanoe met een Edelman , acht mylen Noordlyker woonende, Hy verzogt dat de onzen met hun fchip zich •na die plaats wilden begeeven. Doch die van Matecalo, met de tegenwoordige gelegenheid hun voordeel willende doen, kantten zich hier tegen. Van spilbergen aan land gevaaren zynde, met oogmerk om den Koning te begroeten , liet zyn volk weeten , dat hy met den Vorst aan 't ftrand zou koomen. Doch dit gefchiedde niet, voor den avond van den volgenden dag. Zyne Majefteit was verzeld van duizend Man, allen gewapend. By zyne wederkomst aan boord deedt de Admiraal een verhaal van zyne ontvangst ten Hove , welke zich dus hadt toegedraagen. Door eenigen der voornaamfte Hofgrooten was hy afgehaald, en in 's Konings tegenwoordigheid geleid. Hy wierdt omringd van eene Lyfwagt van zeshonderd man , allen met het bloote geweer in hunne handen. De Koning, die insgelyks een uitgetoogen Zwaard in de hand hadt, heette den Admiraal welkoom in zyn gebied en paleis. Daar naa deedt de Admiraal hem de gefchenken ter hand Hellen , en zyne Muzikanten lustig fpeelen ; waar in de Koning groot behaagen fchepte. Voorts wierdt hy geleid na het huis van den Modeliar, en met zyn volk deftig onthaald. Den volgenden dag wierdt den Admiraal aangezegd om met zyn volk niet te gaan uit het huis , alwaar hy zynen intrek hadt. Tegen den avond wierdt hy voor den Koning gebragt, en hier hem opgedrongen dat hy een Portugees was. Veel werks koste het hem,  REIZEN. I?I hem, om het tegendeel te beduiden , en verlof te bekoomen om na boord te mogen wederkeeren. Thans deedt hy nog andere gefchenken gereed maaken , voor den Koning en deszelfs Hovelingen , met oogmerk om de gunst der landzaaten meer en'meer te winnen , en alzo eene laading Indifche waaren te bekoomen, in gevolge van 's Konings belofte, die hem dezelve binnen veertien dagen hadt toegezeid. Met deeze gefchenken begaf hy zich na den oever, daar zich de Koning thans bevondt, by wien zich van uur tot uur, meer gewapend volk vervoegde. Op' des Admiraals verzoek om eene fpoedige afdoening van zaaken, beloofde de Koning dat hy binnen vyf dagen zyne halve laading zou hebben ; doch hieldt tevens fterk aan, dat hy het fchip zou ontlaaden , en de goederen aan land opflaan. Zelf deedt de Modeliar den voorflag dat hy zyn fchip moest op de droogte haaien , gelyk de Indiaanen gewoon zyn hunne eigen fchepen dus te bezorgen. ? . Deeze ongewoone voorflag wierdt zeer verdagt gehouden. Tevens verftondt hy van eenige Mooren en Turken , welke in deezen oord handel dreeven , dat hier in 't geheel geen , of althans zeer weinig Peper was; en dat in dezelve niet gehandeld wierdt. Nogthans bewilligde de Admiraal in alles wat van hem begeerd wierdt; zelf dat men zyn fchip op de droogte haalde, mids men hem daar toe volk en eenen Loots bezorgde. Dit wierdt hem toegeftaan. Drie van de zynen hierop aan land gelaaten hebbende , begaf hy zich na boord met elf Cingaleezen. Deeze verzogt hy, een hand te leenen om eenige pakken en vaten te verleggen , die beneden in het Ruim lagen. Doch naa uw-  17a NEDERLANDSCHE aaauwlyks waren zy hier mede bezig, of hy deedt de luiken fluiten, en hieldt hen alzo gevangen. Hierop vertoonde hy aan. den Tolk en de andere Cingaleezen eene menigte kostbaare koopmanfchappen, en beval hem, twee zyner makkers tot zich te neemen , en den Koning te berigtcn, dat hy de acht overige Cingaleezen nooit zou weder zien, indien hy zyn volk niet op vrye voeten Helde. Wyders gelaste hy hem, dien Vorst te verhaalen, hoe veele kostbaarheden hy gezien hadt, en dat alle deeze voor hem zouden geweest zyn , indien hy hem de beloofde Peper en Kaueel hadde bezorgd. Ten zelfden tyde fchreef hy eenen brief aan den Koning , waar in hy hem vermaande op zyne hoede te zyn tegen de kwaade Raadslieden, en de toegezeide koopmanfchappen te leveren: alzo hy door zyne zendelingen kon overtuigd worden, dat hy goederen genoeg hadt om ze te betaalen. Hy vertoonde, dat de reden , waarom hy acht van zyne Onderdaanen hadt vastgehouden , geene andere was, dan om dat men, tegen alle reden, van hem geëischt hadt, zyne goederen aan land op te flaan , en zyn fchip op de droogte te zetten , zonder dat men hem eenige fchaduw van Peper of Kaneel vertoond hadt; dat men hem en de zynen voor Portugeezen aanzag , en op deeze valfche onderftellinge zyne aan land opgeflagene goederen zou hebben kunnen verbeurd verklaaren; dat indien het den Koning behaagde, den handel te hervatten, en ter goede trouwe te handelen, hy, van zynen kant, zyne Majefteit allen eerbied betoonen, en trapten zou genoegen te geeven aan allen, met wien hy iets zou te doen hebben. De  REIZEN. m De Admiraal zondt deezen Brief na land, met eenige gefchenken, in de hoop van door dit middel Peper en Kaneel te zullen bekoomen. Voorts liet hy de Vlaggen en Wimpels waaien, en het gefchut ter eere van zyne Majefteit losfen; die 'er, egter, meer door verfchrikt wierdt, dan dat hy zich dit tot eere rekende. Nog dien zelfden dag zondt de Koning eenen Tolk in een Kanoe, met allerlei ververfchingen en mondbehoeften , als hertevleesch, hoenderen, boter en Fruiten , en liet den Admiraal aanbieden dat hy onbefchroomd mogt gebruik maaken van alles, wat zyn land opleverde. Ook wierden de drie vastgehoudene Hollanders te rug gezonden. De Tolk verzogt wyder's, dat men niet elders heenen om eene laading zich wilde begeeven, dewyl men ons hier zekerlyk de last zon bezorgen. Men boodt aan, drie of vier Cingaleezen als gyzelaars aan boord te willen laaten , tot dat de handel zou voltrokken zyn. Plet geen ten aanzien van het fchip en de laadinge was geëischt, verzogt men met kwalyk te willen neemen, en den tyd te beiden tot dat de Peper was byeen verzameld. Doch dit alles, hoe fchoonfchynende ook, was niets anders dan loos bedrog, om de onzen te beter in het net te vangen. Nogmaals zondt de Admiraal twee van zyn volk aan den Koning, om by hem op de vervulling zyner belofte te dringen ; hy beloofde , indien men hem tyd wilde geeven, niet in gebreke te zullen blyven om eene laading te bezorgen. Hy voegde 'er nevens, dit niet te kunnen doen op zyn eigen gezag, maar het te moeten verzoeken aan den Grooten Koning; als mede, dat hy bereid was, eenigen van zyn volk aan hem af te  174 NEDERLANDSCHE te vaardigen , indien men eenen onzer Kooplieden met hun wilde zenden. De Admiraal , dit verftaan hebbende, befloot in eigen perfoon deeze boodfchap te vcrrigten ; hy wist dat 'er , behalven den Koning van Matecah , een ander grooter Koning was , te weeten die van Candy. Van den Vorst, derhalven, vyf perfoonen als gyzelaars gevraagd hebbende , bewilligde ' hy in zyn verzoek, en zondt ze by hem aan boord: te weeten, één Raadsheer , panne ca genaamd, twee Kapiteinen , en nog twee andere lieden. .Doch toen nu de Admiraal in 's Konings tegenwoordigheid was gekomen, bragt deeze hem zyn ontwerp uit het hoofd , onder andere door hem onder 't oog te brengen, dat de weg zeer lang en verre, en zeer moeilyk was. De Heer van spilbergen liet zich gezeggen , en zondt, in zyne plaats, eenen zyner Kooplieden met eenige gefchenken. Terwyl hy op de wederkomst zyner Afgevaardigden wagtte, bragt hy den tyd niet geheel nutteloos door, maar befteedde dien om midlerwyl eenige kostbaarheden des lands magtig te worden. Dus ruilde hy, tegen Nederlandfche waaren , een vry aanzienlyken voorraad van Edelgefteenten , als Robynen , Topaa. zen, Grenaaten, Hyacinten en andere. Meer moest de Admiraal betaalen aan den Koning, voor het verlof om deezen handel te mogen dryven, dan voor de kostbaarheden zelve: want de Edelgefteenten van deezen oord zyn niet zeer geagt. Op den derden van Hooimaand kwam de Koopman, die aan den Koning van Candy was afgevaardigd , te rug, met brieven voor den Admiraal, nevens etlyke ge-  REIZEN. ,75 gefchenken, beftaande in gouden Ringen, en groote Pylen, Segenfios in de landtaale genaamd. De brieven behelsden zeer vcrpligtende aanbiedingen , die dooide Afgevaardigden des Konings van Matecah bevestigd wierden, nevens de belofte om'allerlei koopmanfchappen te zullen bezorgen, welke hun van dienst konden weezen. In 't flot van den brief wierdt de Admiraal aan het Hof van Candy genodigd, om by den Koning een bezoek af te leggen. Boven hebben wy verhaald, dat guion lb fout aan zeker Eiland, met de Sloep op kundfchap nftfe! zonden, verdwaald en van het Admiraalfchip was af geraakt. Op den eigenden dag, als de Admiraal deezen brief van Candy ontving, kwam hy wederom ten voorfchyn. Dit verwekte eene algemeene blydfchap vermids men, zedert den vierëntwintigften van Wintermaand des voorgaanden jaars, wegens het fchip de Ram niets vernomen hadt. Thans wierdt beflooten dat de Heer van spuber gen zich by den Koning van Candy zou vervoegen: te meer, dewyl hy daar toe last hadt van zyne Reeders , en brieven van zyne Hoogheid Prins maurits, behelzende eene aanbieding van onderlinge vnendfchap, en om vrienden met 's Konings vrienden, en vyanden van zyne vyanden te weezen Drie dagen naa de wederkomst des afgevaardigden Koopmans, ging hy op reize, verzeld van tien man, tmder welke zich eenige Muzikanten bevonden. De langduurigheid der reize en de moeilykheid van den weg fchrikten hem niet af, alzo het te doen was om zynen phgt te betragten. Nog vóór zyn vertrek kwam het fchip de Ram by den Admiraal ten anker. Door een zwaaren ftorm be- loo-  i;6 NEDERLANDSCHE loopcn , waar in het zyne Mast en Boegfpriet hadt verlooren, hadt het in de Baai van St. Augujlyn, aan het Eiland Madagaskar, een geruimen tyd geleegen. Naa eene afweezigheid van drie weeken , op den achtëntwintigften der maand , kwam de Admiraal te rug. Hy verhaalde dat de Koning van Matecalo hem al het noodige tot de reize bezorgd, en in zyne heerfchappyen kost- en fchadeloos hadt gehouden. By zyne aankomst op het grondgebied des Konings van Candy, was deszelfs Modeiiar, of eerfte Staatsdienaar, hem te gemocte gekoomen, en hadt hem met de zynen geleid in eene Aldea, alwaar zy vriendlyk verwelkoomd wierden. Deeze kamer, als mede hun flaapvertrek, was behangen met witte Tapyten; zynde de grootfte eere, die iemand op het Eiland Ceilon kan beweezen worden. De Admiraal deedt eenige gefchenken aan den Moleliar, en zondt een van zyn gevolg om ze insgelyks den Koning aan te bieden, cn hem van zynen eerbied te verzekeren. De Vorst liet hem tot een mondgefprek uitnodigen, en verzekerde, dat zo dikmaals hy in zyne heerfchappyen zou koomen, hy niets anders dan eene vriendlyke bejegening hadt te verwagten. Vervolgens vertrok de Admiraal na Vintana, alwaar zich eene der Dochtercn van den ouden Koning van Candy onthieldt, die naderhand zelve Koningin van Candy wierdt. Deeze Vorftin verlangde zeer om hem te zien, en deedt hem allerlei beleefde aanbiedingen. De ftad Fintaria legt aan de rivier Trinquanamale, negen mylen van zee, en over land eenentwintig mylen van Matecalo. Hier worden zeer fraaie Galeien en Champans , ten dienlte des Konings van Candy, gebouwd. In  REIZEN. 1?? In deeze Had ftaat eene groote Pagode , van eene eyronde gedaante ; aan den voet beflaat zy honderddertig fchreden in den omtrek. Het is een zeer fraai en hoog gebouw, geheel wit, behalven boven aan de fpits die verguld is. Het geftigt, gelyk wy reeds gezegd hebben , is een Eyrond , behalven de fpits die, by wyze van eene Piramide, fcherp toeloopt. behalven deeze vindt men 'er nog andere Pagoden nis mede een Klooster. De Geestlyken, welke daar in vvoonen, draagen een geel kleed. .Zy gaan langs de ftraaten met groote Zonnefchermen , die hun veelal door ilaaven worden boven 't hoofd gedraagen. Even als de Europifche Monniken, hebben zy het hoofd kaal gefchooren. Zy loopen met Paternosters in de handen, prevelende of kezende zekere gebeden In groote eere worden deeze Geestlyken gehouden. ^ zyn vry van allen arbeid en flaatsbelastingen. De Kloosters hier te lande zyn gemaakt in de gedaante van die der Europeaaneu, met verfcheiden kleine vertrekjes en celletjes, zommige van welke fraai verguld zyn. Men ziet in dezelve afbeeldingen van mannen en vrouwen, dien de naam naagaat dat zy door heiligheid van wandel hebben uitgemunt. Deeze afbeeldingen zyn in gouden klederen getooid. Nacht en dag branden voor dezelve lampen en waschkaarzen , ftaande op kandelaars , die door naakte kinderbeelties worden vastgehouden. Alle uuren koomen 'er Monmken in deeze celletjes , om 'er hunne gebeden en getyden te kezen. Terwyl de Heer van spil bergen zich in de «ad bevondt, wierdt in dezelve, op een plegtig feest, een flaatelyke Omgang gehouden, op de volgende wyDe Superieur , of Overlte, zat op een Elefant, III. deel. M in  i78 NEDERLAND SC HE in goud en zilver gekleed, houdende, met zyne beide handen , een gouden ftaf boven zyn hoofd. Voor hem liepen, elk in zynen rang, andere Geestlyken, onder het geluit van Hoorns, Trompetten, Cimbaalen , en het geklank van Schellen en Bekkens; alle welke fpeeltuigen eene niet onaangenaame zamenftemming gaven. Voorts wierden in dien ftoet eene menigte lampen, waschkaarzen en toortzen gedraagen. De trein wierdt geflooten door een groot getal mannen, vrouwen en maagden. Eer de Optogt eenen aanvang nam, vertoonden zich eenige jonge en fchoone Maagden, danzende en allerlei vreemde lichaamshoudingen aanneemende. Het bovenlyf droegen zy bloot, en hadden haare handen , armen en ooren met goud en Edelgefteenten verfierd. Het oilderfte gedeelte van het lichaam was bedekt met fraai geborduurde zyden kleêren. Dagelyks ziet men deeze Indiaanfche Monniken, in de Kapellen, voor de Afgodsbeelden, hunnen Sombayo verrigtcn ; dat wil zeggen, zy werpen zich, met het gantfche lichaam, ter aarde: opftaande houden zy de beide handen boven hun hoofd, en doen aldus hunne gebeden. Wanneer men hen aldus ziet handelen, in Kloosters woonen , en ftaatelyke Ommegangen houden , zou iemand ligt op de gedagte kunnen vallen, dat onze Europeaanfche Monniken alle hunne inftellingen en godsdienstpleegingen van hun ontleend hebben. Want deeze Heidenen tooien insgelyks het hoofd hunner Af. godsbeelden met bloemen. Ook Rellen zy dezelve, op verfcheiden plaatzen , aan'de wegen, onder boomen , en in Nisfen ; even gelyk de Jezuiten en Mon- ni-  REIZEN. m Biken de beelden hunner Heiligen opcnlyk ten toon Hellen. De Heer van spilbergen, de ftad Vintana, verlaatenrle, wierdt geleid na de Aldea van des Ko. nings zoon , een halven dag reizens van Candy, en aldaar zeer wel onthaald. Hier wierdt hy afgehaald door 's Konings Palankyn, of Draagzetel, zeer kostbaar gemaakt , en met goudlaken bedekt. Van tyd tot tyd wierden hem gebragt allerlei leevensmiddelen en fruiten, als mede zeer goede wyn, welke hier te lande valt, en niet minder is dan de Portugeefche. Aan den oever eener riviere, daar de Admiraal eenigen tyd moest vertoeven, wierdt hem, van 's Konings wege, toegezonden zyn eerfte Modeliar, emmanuel dios genaamd, met nog verfcheiden andere Portugeezen ; alle deezen waaren de ooren doorboord , ten blyke dat zy in dienst van zyne Candyfche Majefteit waren. In dit gezelfchap vervolgde de Admiraal zynen weg na de ftad, verzeld van meer dan duizend foldaaten, allen gewapend, en van allerlei Natiën , Turken , Moo*en, Cingaleezen, Kaffers en Portugeefche Reneg'aaten. Zy voerden vliegende vaandels, onder welke eenigen waren, onlangs op de Portugeezen veroverd. Deeze talryke ftoet vervolgde zynen weg, onder het geklank van allerlei fpeeltuigen, als Schalmeien, Zakpypen en diergelyken. In 't midden Van deezen trein wierdt de Admiraal gevoerd na den intrek, voor hem beftemd, tegen over het Koninklyk Paleis. Kapitein joncerhelt verzelde hem. Het vertrek, waar in hy gehuisvest wierdt, was niet naar het gebruik der Cingaleezen, maar op het Portugeesch opgefchikt. Emmanuel M 2 DIOa  ï8» NEDERLANDSCHE dios en eenige andere Portugeezen hielden hem gezelfchap. In den naamiddag zondt hem de Vorst drie paerden , getoomd en gezadeld, om hem ten Hove te geleiden. Diensvolgens begaf hy zich by den Koning, medebrengende eenige gefchenken , die op een Tapyt wierden ten toon geleid. De Koning was in 't wit gekleed. Hy was zeer voldaan over de gefchenken , en vertoonde ze aan den Prins en de Prinsfesfe, zyne kinderen: waarnaa hy met den Admiraal door de Zaal wandelde, cn met hem verfcheiden gefprekken hieldt. Toen liet hy den Heer van spilbergen gaan ; zeggende, by het affebeid neemen, dat zy, den volgenden dag, elkander zouden weder zien. En, in de daad, hy liet hem, ten beftemden tyde, wederom op de zelfde wyze als 's daags te vooren afhaalen. Thans begon de Koning te lpreeken over den prys van de Peper en Kaneel; doch alzo de prys te hoog wierdt gefield, deedt de Admiraal het gefprek een anderen keer neemen. By het fcheiden vraagde hem de Vorst, hoe veel hy dan boodt. Van spilb e r o e n gaf hier op tot antwoord, niet zo zeer gekoomen te zyn om koophandel te dryven, als om de bevelen van zynen Prins te volbrengen , inhoudende om met den Koning een verbond van onderlinge vriendfehap te fluiten , en hem deszelfs hulp tegen zyne vyanden de Portugeezen aan te bieden. Met groot genoegen wierdt dit door den Koning aangehoord, en aan zyne Hovelingen verteld, die hier over insgelyks zeer verblyd waren. Zo verheugd was de Vorst zelve , dat hy den Admiraal omhelsde , en van den grond ophefte; 'er nevens voegende, dat alle de Peper en Kaneel, welke hy gereed hadt , ten zynen  REIZEN. ,8ï nen dienfté en hem gezonken was. Doch de voorraad was gering, en bedroeg niet meer dan de waarde van drieduizend ponden vlaamsch. Hy verontfchuldigde zich, wegens deezen kleinen voorraad, met te zeggen dat de Hollanders hem onverwagt over gekoomen, en als uit den hemel gevallen waren; dat de reden, waarom hy niet meer Peper en Kaneel hadt, was, omdat hy nooit daarin handel hadt gedreevendat hy niet gedoogde dat iemand zyner onderJaanen Kaneel plukte, maar zelf de Kaneelboomen hadt doen uitrooien, opdat de Portugeezen, zyne vyanden, 'er geen voordeel mede zouden doen. Dagelyks verkeerden de Koning cn de Admiraal van spilbergen als gcmeenzaame vrienden. De Vorst vertoonde hem alle de wapens, welke hy op de Portugeezen hadt veroverd; als mede de voornaamfte Pagoden , die hier ia grooten getale waren. Het getal der Afgodsbeelden beliep tusfchen de vier en wfdinzend; zommigen van dezelve waren zo hoog als een Scheepsmast. Deeze ftonden in torens, voorbedagtelyk daar toe gebouwd , en zeer pragtig verfierd met goud en fraai gewerkte fteenen. By hunne wederkomst, vraagde de Koning aan den Admiraal, hoe hun dit alles behaagde. Met eene Hollandfche rondheid gaf deeze tot antwoord , dat hy liever leevende menfchen zag , dan onbezielde beelden , die van geen nut konden weezen. De Koning vraagde hem wederom, of de Pagoden in Holland insgelyks verfierd waren met beelden cn fchilderycn, gelyk die der Portugeezen; noemende voorts mar ia,, Petrus, paulus en andere Heiligen. Op dit alles gaf de Admiraal tot antwoord, dat de Hollanden waare Christenen , en geene RoomschgeM 3 zin.  ï8a NEDERLANDSCHE zinden waren, die van den Paus van Rome afhingen. Hy voegde 'er nevens , dat in Holland de muuren der Kerken wit en naakt, en met geene beelden befchilderd waren ; dat de Hollanders den waaren God in hunne harten hadden: den God, die den hemel , de aarde, de menfchen en alle dingen heeft gefchapen. Op de vraage des Konings, of de God der Hollanderen niet konde fterven, wierdt hem geantwoord en duidelyk aangetoond , dat geen fterflyk Weezen God zyn kan, en dat alle Beelden nietige dingen zyn. Voorts vermaande hem de Admiraal , niet op zyne Afgoden te vertrouwen, maar op God alleen, die de Schepper van 't Heelal is. Hy hadt van dit alles een duidelyk begrip, en zeide, op zyne Stad en Paleis wyzcnde: dit alles heeft God wiy gegeeven. Zeer beklaagde hy zich over de gierigheid der Cingaleezen, zeggende dat het lieden zonder eere en geweeten waren, die alles roofden en pionderden, wat zy heimelyk konden magtig worden. De Admiraal voerde hem hier op te gemoete, dat 'er niets konde gefchieden , 't geen voor God verborgen bleef; dat hy uit den Hemel aanfehouwde, al wat op de Aarde voorviel ; en dat het kwaade , 't geen in deeze waereld niet geftraft wierdt, in de andere waereld eene ftrenge lh-afle zou ontvangen. De Koning gaf hier op tot antwoord , bykans met de woorden der H. Schriftuure: Gy hebt gelyk: want zo als men zaait , zal men ook maaien. - Zyne Majefteit, zeer voldaan over dit gefprek, deedt 's anderendaags den Admiraal met al zyn gevolg ten Hove koomen , en pragtig onthaalen. In eene fraaie Zaal ftonden Spaanfche ftoelen en een tafel, op welke paar ue wyze der Christenen wierdt opgedischt. Thans  REIZEN. l83 Thans gaf de Heer van spilbergen den Konin» ten gefchenke, de afbeelding van Prinfe maurits t zittende te paerd , in volle wapenrusting , alles lee-' vensgrootte ; nevens de aftekening van den vermaarden veldflag, in Hooimaand des jaars 1600, by Nieuwpoort voorgevallen. Zeer voldaan was de Vorst over ditgefchenk: en nog meer, toen hem een breedvoerig Verflag wierdt gedaan van 'de omftandigheden diens gevegts, en van den ftaat der Vcrëenigde Nederlanden. Geduurende de vyf dagen., welke de Heer van spilbergen te Candy vertoefde, was hy bykans geftadig by den Koning, die hem onophoudelyk vraagen deedt omtrent den toeftand der Nederlanden, en de leevenswyze der ingezeetenen. De Afbeelding'van Prinfe maurits liet hy in zyne kamer hangen, opdat hy dezelve geduurig mogt voor oogen hebben. Als een bewys, hoe diep de Admiraal by den Koning in gunst ftondt, diende, onder andere, dat hy hem geleidde in het vertrek der'Koninginne; daar zy zat, nevens den Prins en de Prinsfesfe, haare kinderen , naar de wyze der Christenen gekleed : eene gunst , welke nooit wordt ingewilligd , dan aan de zulken , wien men de hoogfte eere wil betoonen. Thans fprak de Vorst onzen Admiraal dus aan: „In„ dien de Algemeene Staaten en Prins maurits kun„ nen goed vinden, in myne heerfchappyen een Kas„ teel of Sterkte te bouwen , kunt gy vasten ftaat „ maaken, dat ik, de Koningin, de Prins en de Prins„ fes de eerfte zyn zullen, die, op onze eigen fchou„ ders, kalk, fteen en andere bouwftoffen zullen aan„ draagen ; en dat de zulken, welke zy ten deezen „ einde zullen zenden, zulk een Baai of Haven kun„ nen kiezen, als zy zullen goedvinden Ten zelfM 4 den  184 NEDERLANDSCHE den tyde ftelde hy hem verfcheiden brieven in handen , en benoemde hem tot zynen Gezant, om over deeze zaak met de Algemeene Staaten en Prins maurits in onderhandeling te treeden. Op zyn verzoek gaf de Admiraal aan zyne Majefteit eenige Speeltuigen , en liet zelf in zynen dienst overgaan twee van zyne Muzikanten, hans rempell en erasmus martsberg. Door deeze liet de Vorct zich in de Muzyk onderwyzen , en benoemde den laatstgemelden tot zynen Geheimfchryver. Wy moeten hier nog aanmerken, dat de naam van deezen Vorst in de taal der Cingaleezen was, fhiala dar ma suria ada. Elders zullen wy gelegenheid vinden om de reden en aanleiding deezer benaaminge aan te wyzen, wanneer wy een verhaal zullen geeven , van 't geen op Ceilon , zints den dood des grooten Konings dar ma, is voorgevallen. Naa dat de Admiraal affcheid hadt genomen van het Hof, wierden hem verfcheiden Elefanten gezonden om hem te rug te geleiden. By zyn vertrek ontving hy nog een gefchenk van verfcheiden groote Pylen , Segonfios genaamd, als een onderpand van 's Konings eerlykheid en getrouwheid in het naakoomen van zyne beloften. Naauwlyks was de Admiraal op zyn fchip wedergekeerd , of hy deedt alles reisvaardig maaken, omdat de Dostlyke Pasfaatwind nu aanftaande was. Zyn bootsvolk oudertusfehen bevondt zich in een zwakken toeftand, en was tot op een getal van tweeëntwintig gedund. Hierom nam hy eenigen van het fchip de Ram over, daar zich nog vyfënveertig koppen op bevonden; iets, 't welk in 't eerst geen kleinen tegenftand ontmoette. Wei-  REIZEN. iS5 Weinige dagen laater kwam by den Admiraal aan boord de Modeliar , of Opper-Kapitein van Candy , verzeld van nog andere Modeliars, en honderdtwintig foldaaten , om hem nogmaals van wegen den Koning te begroeten, en eene bekwaame plaats op te zoeken, daar de fchepen, welke naamaals deezen oord zouden aandoen, konden ten anker koomen. Verfcheiden ontwerpen wierden tusfchen hen beraamd, en wederzydfche beloften gedaan, die met Eede bekragtigd wierden. Op den achtften van Oogstmaand ontdekten de onzen een zeil in zee. Straks deedt de Admiraal zyne floep wapenen, die by het vaartuig gekoomen zynde, bevondt dat het een Galjoot was, nagelnieuvv, groot veertig lasten en wel gebouwd. In hetzelve bevonden zich zesenveertig man, zo Portugeezen als Toupaazen en Mestizen. Het fchip was gewapend met eenige Steenftukken, Pieken en ander klein geweer. In weerwil van deeze overmagt , liet het Galjoot zich neemen door de Sloep, die flegts veertien man in hadt. Des Kapiteins naam was antonio de c o s t a monter o. Het vaartuig was gelaaden met Arak, die voor de onzen van weinige waarde was, en een weinig Peper en Kaneel. Door dit bedryf wierdt de Modeliar des Konings van Candy, onder wiens oog deeze bemagtiging was voorgevallen, volkoomen overtuigd dat de Hollander: vyanden van de Portugeezen waren. Men gaf hem eenige der veroverde wapenen ten gefchenke, en het Galjoot met al wat 'er op en in was , aan den Koning zynen Meester. Ten zelfden tydc wierdt een Renbode na Candy afgevaardigd , om hem van het M 5 voor-  186 NEDERLANDSCHE voorgevallene te verwittigen ; waar over hy zeer verblyd was. 's Anderendaags vertrok de Modeliar emmanuel dios na Candy. Met hem wierden gezonden guion le fort en hartog piiiLXPsz , met oogmerk om de afzending van de Peper en Kaneel te verhaasten. Ook ontvingen de onzen kort hier naa zestig kanasfers Kaneel , zestien baaien Peper en vier baaien Corkoma. Midlerwyl veroverden de onzen op deeze Ree nog twee Portugeefche vaartuigen , beiden met Arak gelaaden. De laading van het eene fchip wierdt aan den Koning van Matecalo ten gefchenke gegeeven , de andere gedeeltelyk verkogt aan de landzaaten, voor Edelgefteenten en leevensmiddelen. De onzen vonden in deeze drie veroverde fchepen ongeveer honderd man. Zommigen van dezelve gingen over in dienst der Hollanderen; anderen wierden na Candy gezonden, en de overigen over boord geworpen, die het met zwemmen ontkwamen. Le fort en filipsz waren niet van Candy te rug gekoomen , of men befloot de ankers te ligten, en de reize te vervolgen. Dit gefchiedde; op den tweeden van Herfstmaand, richtten zy hunnen koers na Achem , aan de kust van Sumatra. Voor hun vertrek ftaken zy den brand in de Portugeefche pryzen, die met Arak waren gelaaden , alzo zy den tyd niet gehad hadden om de geheele laading te verkoopen. Voordat wy in ons Reisverhaal voortgaan, moeten wy een beknopt berigt geeven van het voorgevallene in het Koninkryk Ceilon, zints den dood van Koning ra-  REIZEN. I87 ragu; als mede van de wyze , op welke het Koninkryk Candy , in 't midden van dit Eiland geleegen, ontheven is van de heerichappy der Portugeezen, aan welke de Koning van Matecalo, ten deezen tyde, nog fehattingfchuldig was. Mura ragu, een der Koningen van het Eiland Ceilon, hadt drie echte kinderen, en eenen bastaart, dar ma of derma genaamd; deeze was gebooren te Setavacca , alwaar de Koningen hun Hof houden. Deeze bastaart was verwekt by eene Baillerdeerfe, zynde eene foort van Vrouwen, welke de Koningin in dienst houdt,, om haare vlugheid in het danzen. Hy wierdt opgevoed tot de hardigheden en vermoeijenisfen van den Oorlog ; hy betoonde daar toe zo veel bekwaamheid als genegenheid te bezitten; hier door won hy de genegenheid van alle de Troepen van den Staat. Doch deeze gezindheid van het leger deedt by hem eene nadeelige uitwerking; hy wierdt daar door opgeblaazen en eerzuchtig ; dit deedt hem eene zamenfpanning aangaan tegen zynen Vader en drie Broeders , en ze allen vermoorden. Naauwlyks hadt hy hunne magt in handen gekreegen, of hy begaf zich na Setavacca , en deedt zich voor Koning van Ceilon uitroepen. Vervolgens pleegde hy groote wreedheden tegen de Cingaleezen, die, zo uit aanmerking van zyne gepleegde gruweldaad , zynen Vader- en Broedermoord , als om de flegte behandeling , die hun van hem wierdt aangedaan , hem nooit van harte genegen waren. Zommigen hebben verhaald , dat hy de Zoon van eenen Wondheeler was; doch, by een naauwkeurig onderzoek, is ons gebleeken dat hy, op de voorheen ge-  iSS NEDERLANDSCHE gemelde wyze, aan m u r a ragu zyne geboorte verfchuldigd was. 't Kan zyn dat by eenigen fmaak hadt voor de Heelkunde: en, in de daad, hy was een voorftander van alle kunnen; en vermids hy een Krygsman was , maakte hy inzonderheid werk van zulke weetenfehappen , die op den Oorlog betrekking hadden. Dit kan aanleiding hebben gegeeven tot het gerugt , dat hy de Zoon van eenen Wondheeler was. Hy voerde den oorlog tegen de Portugeezen, en veroverde alle hunne Forten , uitgezonderd Kolombo en Mannar. Op het Eiland Ceilon legt nog een ander Koninkryk , Candy genaamd, 't welk nimmer onderdaanig was aan de Koningen, die te Setavacca hun Plof houden. Dit Koninkryk is zeer magtig en volkryk; de meeste ingezeetenen zyn Cingaleezen, die nimmer darma voor hunnen Koning hebben willen erkenen. Integendeel hebben zy tegen hem den Oorlog gevoerd , en zyn daarin onderfteund door de hulp der Portugeezen. Hunne haat ging zo verre, dat zy ten langen laatfte gelegenheid vonden om hem met vergif om te brengen. De zelfde Cingaleezen , die het grootfte getal der inwooneren van het Koninkryk uitmaaken /flooten , naa zynen dood, een Verbond met de Portugeezen; deeze baanden zich daar door een open weg in het Koninkryk Ceilon, bemagtigden verfcheiden Havens en Baaien , en wierpen Sterkten op, overal daar zy het goed vonden. Zy lieten den landzaaten hunne Pagoden , nevens de vryheid om op hunne Pleidenfche wyze hunnen Godsdienst te oefl'enen. Zelf voudt men 'er veelen onder hen, die in 't huwelvk traden met Cingaleefche Vrouwen ; zints dien tyd is hier uit ont- ftaan  REIZEN. j89 (taan eene vermenging dier beide Natiën , waar door de Portugeezen duidelyk hebben te verftaan gegeeven, dat zy de belangen van hunnen Godsdienst aan de landveroveringe gaarne wilden opofferen. En, in de daad, veelen van die Natie wooncn onder de Heiden, fche Cingaleezen, in verfcheiden gewesten des Lands, daar zy Priester , Monnik, Kerk noch Kapél hebbenen daar zy zo volkomen leeven naar de wyze der oorfpronklyke landzaaten , dat zy van dezelve niet kunnen onderfcheiden worden. Omtrent deezen tyd ffierf de Koning van Candy. Zyn Groot- Modeliar, fimala dar ma sur ia ada genaamd, zynde de Zoon van eenen Prins van Candy, insgelyks Modeliar, was, in zyne vroegfte jeugd, vervoerd van Candy na Kolombo , alwaar hy gedoopt was, en den naam hadt ontvangen van Bon jan van oostenryk, naar den naam des Broeders van philippus den II, Koning van Spanje en Portugal. Van Kolombo wierdt hy gezonden na Goa, alwaar hy zich bevondtten tyde als emmanuel soza cottin Landvoogd was; en nog naderhand, toen mattheo albuquerque aldaar als Onder-Koning uit Portugal aankwam. Fimala darma suria ada wierdt zeer kloek en fterk van lichaam, en was met een edel en doordringend verftand begaafd. De Portugeezen, zulks bemerkende, en zich verbeeldende dat hy hun niet ongenegen was , droegen hem de waardigheid op van Groot-Modeliar , of Kapitein van Candy. Hy wierdt een zeer voornaam Staatsdienaar, en de eerfte in aanzien naast den Koning. Het bewind over de zaaken van Oorlog was geheel in zyne handen. Don jan, die de genegenheid der Krygslieden hadt ' ge- ^  ioo NEDERLANDSCHE gewonnen, en bemind wierdt van de Cingaleezen, en zo veel te meer, omdat hy hun landgenoot, en uit een der aanzienlykfte huizen was voortgefprooten , deedt , naa 's Vorften overlyden , zich voor Koning uitroepen , en bekleedde den throon. Straks deedt hy ombrengen aile de Portugeezen, die zich te Candy bevonden, daar zy in volle vryheid leefden , en verklaarde hunner Natie den oorlog. De jongstgeftorvene Koning van Candy hadt eene dochter nagelaaten , de wettige Erfgenaame van het Koninkryk ; de Portugeezen hadden haar na Mannar gevoerd, en gedoopt met den naam van donna catharina. Zy maakten gewigtige toerustingenten Oorlog te Goa, en in andere landen, hunner heerfchappye onderworpen. Onder het opperbevel van pedro lopes de soza, Kapitein en Generaal van Malacca , trok hun leger op na Candy, werwaarts zy de Prinsfes donna catharina geleidden, om haar te herftellen op den Throon van haaren Vader. Naa het gelukkig flaagen van deezen krygstogt , zou de Generaal soza met haar in 't huwelyk treeden, en, in de hoedanigheid van haaren Echtgenoot , het Koninkryk Candy regeeren. Met geringe moeite drong hy door tot in het Koninkryk, dewyl don jan, even alsof hy hem vreesde, voor hem geweeken was. Zegepraalende deedt hy zyne intrede in de Hoofdftad des Ryks, insgelyks Candy genaamd. Toen verfterkte don jan zich in de bosfchen , fneedt den toevoer van alle leevensmiddelen af, verfloeg de Portugeezen , die zich buiten Candy durfden vertoonen, en deedt allen ombrengen, die op de wegen hier en daar verfpreid gevonden wierden. Door dit alles wierdt de Generaal soza genoodzaakt ,  REIZEN. m taakt, deeze ftad te verlaaten, en zicli te begeeven na Ballene, eene myl van daar geleegen, met oogmerk om don jan ftag te leveren. Het gevegt viel voor in den jaare 1590 , op eenen Zondag. Met groote dapperheid wierdt 'er van weerkanten geftreeden; lopes was voorzien van zeer wel onderleide Troepen , en de Cingaleezen, die voor don jan ftreeden, waren hem zeer toegedaan. De Portugeezen hadden veertig groote Elefanten, allen tot krygvoeren opgeleid. In weerwil van alle deeze voordeden, viel don jan met zulk eene woede op hun aan, en matte hen zodanig af, door de langduurigheid van het gevegt, dat zy , in geruimen tyd, geene gelegenheid hadden om eenige rust te neemen. Ook floot hy ze zo naauw in , dat de toevoer van leevensmiddelen hun wierdt afgefneeden. Eindelyk bragt hy hun de nederlaag toe, en behaalde eene lmsterryke zegepraal. De Generaal lopes de soza fneuvelde in het gevegt. De Prinsfes donna catharina wierdt gevangen genomen. Alle de Elefanten wierden veroverd , en een groot getal Portugeezen in flaaverny gebragt. Don jan, door deeze overwinning op den throon bevestigd , tradt in 't huwelyk met donna catharina; zy was thans tusfchen de negen en tien jaaren oud. By haar verwekte hy den Prins en de Primes, van welke wy boven gefproken hebben. Aan de Cingaleezen kon deeze overwinning niet worden toegefchreeven. Naar den mensch gefproken, was dezelve alleen verfchuldigd aan het krygsbeleid en de dapperheid van don jan. Onder zyne troepen hadt hy veele uitlandfche foldaaten y en de mees-  102 NEDERLANDSCHE meestcn, welke hy thans in dienst heeft, zyn insgelyks uitlanders. Want wat aangaat de Cingaleezen , deeze bezitten, in de daad, eenige goede hoedanigheden ; doch , over 't geheel genomen , zyn ze zeer op hun gemak gefield, en op een lekker leeven. Zy zyn ryk, en hebben huizen in de lieden en ten platten lande, nevens andere eigendommen ; waar op zy zeer trotsch zyn. Breed geeven zy dikmaals op van hunne Kasteelen. Van den anderen kant rekenen zy zich het arbeiden tot fchande. Elk hunner eet op zich zeiven. De fpyzen worden hun opgedischt op bladeren van Banaanen. Allen drinken uit één Pot, dien zy Gogelares noemen , door een tuit, zonder , egter, dien aan den mond te brengen. Al wat zy eens hebben aangeraakt, en niet opeeten, werpen zy voor de honden. Geen flaaf is zo gering, die zou willen eeten 't geen eenmaal is aangeraakt. Ondenusfchen gaf de nederlaage der Portugeezen gelegenheid aan den Indiaanfchen don jan van oosten ryk, zynde de Koning, ten wiens Hove de Admiraal van spilbergen zo vriendlyk wierdt behandeld , om zyn geheele Koninkryk van dezelven te bevryden. Alle Portugeezen , welke zich in zyn Ryksgebied onthielden, wierden gedood, of gevangen genomen, uitgezonderd eenige weinigen, die de vlugt namen, en na Kolombo weeken. Hunne Forten wierden gellegt, en don jan, in het vreedzaam bezit gebleeven zynde, deedt een pragtig Paleis bouwen, te Candy , nevens verfcheiden Torens en Pagoden; tot deezen arbeid gebruikte hy de Portugeezen, welke hy hadt gevangen genomen. Rondom zyn Paleis heeft hy verfchansfingen doen opwerpen; als mede, op verfcheiden bekwaame plaatzen , Forten en Kasteelen aangeleid j  REIZEN. j93 ïeïd; in dezelve onderhoudt hy eene evenredige bezetting, om den Portugeezen den toegang in zyn Koninkryk af te fnyden. Om kort te gaan. Don jan is, in allen opzigte» een onvermoeid Vorst. Onophoudelyk is hy bedagt op nieuwe middelen, om zyn gezag te haridhaaveü, en tegen de aanflagen zyner vyanden te verdeedigen* In den gemelden veldflag hadt hy veroverd eenige der wapenen , welke hy aan den Admiraal van spilbergen ten gefchenke gaf. Geduurende de drie of vier eerstvolgende jaaren j zeden de nederlaag van den Generaal lopes, fmeedde don jiïronimo des ovedo, Generaal der veroveringen van Ceilon, van tyd tot tyd, zamenzweeringen en aanflagen, ter wederbemagtiginge van het Koninkryk Candy.' Doch het gelukte hem niet, iets van eenige aangelegenheid te volvoeren, tot den tyd toe, dat hy, op bevel van zynen Koning van Spanje, derwaarts eene fterke legermagt overvoerde, nevens eene aanzienlyke menigte Ridders van Goa ; hy verbeeldde zich, daar mede het geheele land te zullen afloopen* Naa dat zyn leger was doorgedrongen tot aan de zelfde plaats, alwaar de Generaal lopes de nederlaag hadt bekoomen, toog don jan met zyne heirbende insgelyks te velde. Eerlang viel tnsfchen de beide legers een gevegt voor, niet minder bloedig en hardnekkig dan de voorgemelde flag. Don jiïronimo hadt het beleid om zyne Troepen dicht in elkander geflooten te houden , en in eene zeer goede orde en al vegtende af te trekken. Dit beveiligde hem voor eene volkomene nederlaag. Met deezen aftogt, hoe nadeelig dezelve ook mogt III. deel. N wee-  m NEDERLANDSCHE weezen, behaalde de Generaal geene kleine eer. Vyf dagen wierdt hy naagezet. Dagelyks vogt hy met zo veel beleid en kloekmoedigheid , dat hy het grootfte gedeelte van zyn leger behicldt, en , naar evenredigheid , niet meer volk verloor dan de Koning van Candy. Want, aan beide kanten, was het verlies van manfchap zeer aanmerkclyk. Zints deezen veldllag, hebben de Portugeezen nimmer een leger tegen deezen Vorst op de been gebragt. Zy vergenoegen zich met eenige fchermutzelingen , en met de ftrooperyen, welke de bezettingen van hunne Forten plcegen. Doch, zy blyven daarom niet in gebreke , om zich te bedienen van allerlei listen en kunstgreepen, ter verrasfinge of omkoopinge der zulken , die het bevel voeren , en bezetting houden in pon jan's Kasteelen, die veelal niet verder dan ééne of anderhalve myl van de hunne leggen. De Koning van Candy, van zynen kant, blyft hun niet fchuldig , maar verhaalt , zo veel hem doenlyk is, op de zelfde wyze, zyne fchade. Nu eens bemagtigen de Portugeezen op hem, en dan wederom hy op de Portugeezen, de eene of andere Sterkte. Zie hier een voorbeeld van de wederzydfche overrompelingen. Emmanuel dios, tegenwoordig (in den jaare 1602) Groot-Modeliar van Candy, die in zyne jeugd, ten tyde van Generaal lopes de soza, door de Cingaleezen gevangen genomen , en te Candy in flaaverny was gebleeven, ten langen laatfte zyne banden door de vlugt ontkoomen en na Kolombo geweeken zynde, deedt verfcheiden voorflagen aan don jeronimo des ovedo, en gaf hem de middelen aan de hand om den Koning van Candy van kant te helpen. Zo dra hy de genegenheid van ovedo hadt ge-j won-  REIZEN. J9S wonnen, begon by zyne kunftenaaryen in 't werk te nellen, en een dubbelen rol te fpèeléh. De Gouverneur deedt zich een zilveren kruis brengen, en zwoer op hetzelve , met vyf Portugeezen zich by den Koning van Candy te zullen vervoegen, en hem hunnen dienst aanbieden, om vervolgens hunnen flag waar te neemen en hem te vermoorden. Eindelyk wees dios hem zo veele middelen en gelegenheden aan, ter volvoeringe van dit ontwerp, dat de Gouverneur hem eene groote fomme gelds deedt ter hand ftellen, om dezelve ten voorgemelden oogmerke te befteeden, en de lieden te winnen, van welke hy zou goedvinden zich te bedienen. Wet dit alles wierdt hem de throon van Candy toegezeid; of liever , men beloofde hem alles wat hy begeerde. Want de Portugeezen verbeeldden zich, dat, naa den dood van don jan, het hun gemaklyk zou vallen , het Koninkryk wederom onder hun juk te brengen. Ovedo twyfelde niet aan den goeden üitflag deezer ónderneeminge , uk hoofde van den plegtigen eed, met welken de zamengezworenen zich op het kruis verbonden hadden. Aldus gedraagen zich de Portugeefche Christenen te Goa, en zulk een gebruik maaken zy, door geheel Indien, van het Kruis en van hunne overige Godsdienltige plegtigheden. By veele fchryvers ontmoet men een verhaal van de doodflagen , welke , bykans nacht op nacht, in de gemelde ltad, om beuzelagtige gefchillen, voorvallen. Dios vertrok van Kolombo als een vlugteling, en begaf zich na Candy ; hier openbaarde hy alles aart den Koning, 't geen tusfchcn don jeronimo en hem was voorgevallen. Deeze Gouverneur hadt heiN a me-  io6 NEDERLANDSCHE melyk een goed getal Portugeezen, en andere foldaaten, post doen vatten naby bet Fort Ballene, die zich van hetzelve moesten verzekeren, zo ras de Koning den doodlyken flag zou ontvangen hebben. Hoewel emmanuel dios vroeger dan zyne medepligtigen na Candy was op weg gegaan, voedden, nogthans, de Portugeezen deswegen geenen agterdogtj zy waren in de vaste verbeelding dat hy met geen ander oogmerk derwaarts was gegaan, dan om don jan te verwittigen van het voorneemen der vyf anderen om insgelyks heimelyk weg te loopen, en voor hun eene fchuilplaats, en de eene of andere bediening, te verwerven. Zelf voedden zy zich met de hoop, dat de Koning, op ftaanden voet, bevelen zou afvaardigen na het Fort Ballene, om hen aldaar binnen te laaten , zo ras zy zich zouden vertoonen. Doch de gegeeven bevelen waren regelrecht ftrydig met die zy vervvagt hadden. Koning don jan deedt zo veele Troepen in het Fort trekken, als het kon bevatten, en ging insgelyks in eigen perfoon derwaarts. De vyf Portugeezen, aldaar aangekoomen zynde, met hunne fraaie Japanfchs mesfen gewapend, wierden door dios ontvangen, en door verfcheiden kamers geleid na de plaats, daar de Koning zich bevondt; hy deedt hun ftraks handen en voeten binden , en in hegtenis neemen. Deeze gevangenen hadden medegebragt eenige Cingaleezen, die by hen in dienst waren. Een van hun, het ontfnapt zynde, gaf kennis van het voorgevallene aan de Portugeezen, die in het bosch verborgen waren. Door dit middel behielden deeze het leeven, die anderzins overvallen en gedood zouden zyn. — Aldus gedroegen deeze twee vyandlyke Natiën zich tegen elkan-  REIZEN. 19? tander, en tragtten onpphoudelyk de eene de andere dien tyd, te Candy in hegtenis gebleeven. Uit den mond van den Koning van Candy zeiven hoorde de Heer van ,m«Mo dit Verhaal, toen hy zich by hem ten Hove onthieldt; wanneer hy tevens ten gefchenke ontving een der JaPanfche m^ len, by de zamengezworenen gevonden , om met dezelve den Koning den hartader af te fteeken Behalven deezen dienst, door emmanu'el dios aan den Vorst beweezen , heeft hy , by nog andere gelegenheden, hem getrouw en kloekmoedig gediend; als zynde een goed foldaat, van veele ondervinding/ en met een fnedig verftaud begaafd. Van hier dat don jan, hoewel hem niet kunnende opdraagen den tytelvan Koning, welken don jeronimo hem hadt toegezegd hem ten minfte dien van Groot - Modeliar heeft opgedraagen, zynde eene der aanzienlykfte waardigheden van het Koninkryk. In Hooimaand des jaars i6m, terwyl van spil. bergen op Ceilon was, trok emmanobl dios over de Matto, met eenige Troepen, en veroverde by verrasfing, een Fort, welks Bevelhebber was simon o o r e r o. Tiet grootfte gedeelte der Bezettinge deedt hy over den kling fpringen, en behaalde daarenboven een aanzienlyken buit. Het Koninkryk Candy is van eene tamelyke uitgeftrektheid. Doch, 't geen het inzonderheid aanzienlylc en van gewigt maakt, zyn de menigvuldige Heden, die allen fraai gebouwd en volkryk zyn. De inwooners zyn kloeke lieden, aan het onderlyf fraai gekleedmet het bovenlyf, tot aan den middel, gaan zy geheel BSakt. Op het hoofd draagen zy eene foort van Kar. ^ 3 poes-  I98 NEDERLANDSCHE poesmuts. De vermogendilen gaan gekleed met wambuizen , ryklyk met ringen behangen. In de ooren draagen zy Edelgefteenten, en fraai gewerkte Ponjaarden op de zyde. De vrouwen gaan insgelyks met ongedekten boezem. Wanneer zy mansperfoouen ontmoeten, vertoonen zy den fcbyn van groote befchaamdheid. Zy zyn welgemaakt van lyf cn leden, en fraai van gelaat. Haar gewaat is zeer net en zindelyk. Geen ander kapzel gebruiken zy dan haar eigen hair, zonder eenige linten of ander tooizel. Agter in den nek weeten zy het zeer aartig te tlrengelen en zamen te binden. Op deeze wyze gaan alle de Cingaleefche Vrouwen , van bobgen en van laagen ftand, gekapt. Om haaren hals draagen zy zilveren of gouden halsbanden, en ringen aan de vingers en toonen , als mede om de armen 3 allen met Édelgcfteenten bezet. . De huizen zyn fraai en welgebouwd. De vrouwen zyn op de keuken en het bereiden van fpyzen zeer wel afgericht. Bykans allen leiden een luy leeven, en zyn op de vrolykheid zeer gefield. Het land is overvloedig voorzien van hoenders, rysr, boter, meik, honig, Paauwen en Herten; 'er groeien verfcheiden lborten van Fruiten , als Ananasfen, Banaanen, Oranjeappelen, Limoenenen verfcheiden andere, onder ons minder bekend. Doch de landzaaten mogen Osfen- , Koeijen- noch Buffel - vleesch eeten, en ook geen wyn drinken. Onder de Cingaleezen ontmoet men Mooren, Turken en Heidenen, alle welken naar hunne eigen wetten en gebruiken leeven. Zy hebben veele Bramas, die zeer bygeloovig zyn , en van de andere Natiën grootlyks geëerbiedigd worden. Zy aanbidden het dier, welk hun  REIZEN. i99 faun in den ogtendftond eerst ontmoet, «u eeten niets dat leeven heeft ontvangen. De Heer van spilbergen hun , op zekeren tyd, gevraagd hebbende, van waar zy deeze Wet hadden ontvangen , kreeg tot antwoord , dat God hun alzo bevolen hadt. De Admiraal hun hier op hebbende te gemoete gevoerd, dat al wat op de aarde en in de wateren is, Gode toebehoort, en dat hy de Christenen , als zyn volk en eigendom, de vryheid lchenkt om alles te mogen eeten, gaven zy hem hierop geen antwoord. Op het Eiland Ceilon, en dus ook in het Koninkryk Candy, mag ieder Man zo veele Vrouwen trouwen, als hy in ftaat is te onderhouden. Naauwlyks hebben de jonge dochters den ouderdom van tien jaaren bereikt, of zy treeden in het huwelyk, en flaapcn by haare Mannen. De dooden worden 'er verbrand. Dewyl het land overvloed van ryst oplevert , wordt dezelve verzonden na andere landen : want aan de zeekusten, en in alle havens, wordt koophandel gedreeven ; waar toe, egter, vereischt wordt een verlofbrief van de Portugeezen, welke dien om eene kleinigheid geeven. 't Gefchiedt alleen om in rust en vrede te mogen leeven , en de oorlogsrampen te vermyden , dat de meeste Staaten van dit Eiland aan de Portugeezen fchatting betaalen. Want indien zy eenigzins kloeke poogingen wilden aanwenden, zouden zy over hen dus niet den meester fpeelen. 't Is ook om geene andere reden , dan omdat de Portugeezen zich hunner eigen onmagt volkomen zyn bewust , dat zy zo geringe fchattingen van de landzaaten heften. De Koning van Matecalo, die over eene tamelyke uitgeftrektheid lands N 4 h&  aoö NEDERLANDSCHE het gebied voert , en een goed getal onderdaanerr heeft, betaalt jaarlyks eene belasting, ter waarde van ongeveer vyftig dukaaten in ryst, voor de vrye feheepvaart voor hein zeiven en zyne ondcrdaanen, op zee en langs de kusten. De Koning van Candy is genoegzaam de eenige , die liever verkiest oorlog te voeren, dan fchatting op te brengen. Behalven hem , zyn 'er nog twee broeders , welke zyn voorbeeld durven voigen , en hem onderftand doen. Voormaals hebben deeze insgelyks onder de Portugeezen verkeerd )x en zyn te Kolombo, gedoopt, onier de naamen don emmanuel en don lodewyk, Prinsfen van St. Corle. De ande, re Koningen zyn don jan niet ongenegen, doch durven niet dan heimclyk hem hunne hulp 'betoonen. Het Koninkryk Candy wordt na genoeg in het midden doorfneeden van de rivier Trinquamale, die voorby de ftad Vintana ftroonit, alwaar des Konings Galjooten en Champans getimmerd worden. Het geheele Eiland is wel voorzien van Kaneel, en zeer bekwaam om 'er Peper te planten; doch de Cingaleezen leggen zich niet toe op het verzamelen van deeze fpeceryen. Nergens anders dan in den omtrek van Kolombo, daar de Portugeezen zich hebben gevestigd, kan men ze te koop vinden, Het Koninkryk Candy levert verfcheiden foorten vaq metaalen uit; onder andere yzer en koper, welke 'er uit de Mynen gegraaven worden. Doch men vindt ze niet of weinig in Matecalo. Candy bevat daarenboven eenige Bergen, welke goud en zilver zouden uitleveren, indien de Koning wilde toelaaten dat de JMynen geopend wierden. De Edelgefteenten, die 'er in groote menigte zyn, durft niemand voor zich zeiven zoeken, noch  REIZEN. eQ1 tioch daar in handel dryven. Zy worden alleen ver, zameld voor den Koning , wanneer en in zulk eene maate als hy goed vindt; doch hy dryft daar in geenen koophandel. De Heer van spilbergen ftondt hem fterkaan, om eene aanzienlyke menigte aan hem te verkoopen; doch hier toe was hy niet te beweegen. Waarfchynlyk hadt hy voor deeze weigering eene geheime reden. Want, om een einde te maaken van het aanzoek des Admiraals , wilde hy hem liever een gefchenk doen van ongeveer tweehonderd verfclnllende fteenen , als Robynen , Grenaaten en andere , dan dezelve tegen andere goederen verkoopen. Nogthans kogten de onzen heimelyk hier en daar eenige kleine partyen : zo dat zy door den tyd een goeden voorraad verzamelden. Zommigen van v a n s p i lbergen's volk vonden Grenaaten in het rivierzand, ïn de ftad Candy, naadat het geregend heeft, worden zy in de Rioolen verzameld; doch alle deeze moeten aan den Koning gebragt worden. Men vindt 'er overvloed van allerlei bouwftolFen , Zo tot den Scheepsbouw , als tot huizen en andere geftigten. De grond is zeer vrugtbaar in alles, wat tot onderhoud en vermaak des leevens dienftig is. De lucht is 'er gezond en gemaatigd, en de warmte niet ondraaglyk. Niets ontbreekt 'er, derhalven, dan de kennis van den Christlyken Godsdienst, om den mensch hier zo gelukkig , als in eenig gewest der Waereld, te doen leeven. De landzaaten zyn lydzaame en geduldige lieden. Onbefchroomd mag men met hun over hunne gebreken fpreeken. Wanneer hun onder 't oog gebragt en betoogd wordt, dat hunne Afgodifche eerdienst eene N 5 yde-  aoa NEDERLANDSCHE ydele en nuttelooze zaak is , geeven zy bedaardelyk tot antwoord, dat het gebruik van het land zulks medebrengt. Zommigen erkennen zelf dat hunne Afgoden geene deugden bezitten. Van hier dat de Koningin donna catharina nooit of zelden in de Pagoden kwam ; 't geen Koning don jan ten deezen opzigte deedt , was meer een gevolg van Staatkunde , dan van overtuiginge des gemoeds. Eene menigte Pellegrims ziet men op het Eiland, die in bedevaart trekken na Adams-Piek, in welke het bygeloof verhaalt dat die Aardsvader aller menfchen de duidelyke blyken van zyne voetftappen heeft nagelaaten, welke nog heden oogfchynlyk in dezelve zouden zigtbaar weezen. Don jan heeft eenmaal deezen togt gedaan, en, zedert,de maate en grootheid dier wacreldbefaamde voetftappen, te Candy, openfyk doen ten toon dellen. Wanneer de Koning de beurzen zyner onderdaanen van eenig geld wil ontlasten, onderneemt hy den opbouw van eene of meer Pagoden, zommige van welke hy onvoltooid laat ftaan. Met dit alles vertoont hy den fchyn dat hy den opbouw wil voltrekken. De Cingaleezen zyn zeer genegen om tot deeze gewyde geftigten het hunne toe te brengten. De Koning kan alzo gereedlyk eene goede fomme gelds verzamelen. De groote Pagoden, welke men ziet, wanneer men van de Spitze Gale na Matecalo 'zeilt, omtrent de tweede droogte, zyn niet meer dan eenmaal door den Koning bezogt. Het oogmerk deezer reize was , een groot Afgodsbeeld te bezigtigen , verbeeldende een man , die recht overeinde ftaat, met een opgeheeven arm, houdende in zyne hand een uitgewogen zwaard, even als wilde hy daar mede iemand grieven. Vóór dee-  IDE BEKG GEIOEMB ADAMS PIEK.   REIZEN. 203 deeze bedevaart hadt de Koning dikmaals den fpot gedreeven met het Beeld. Doch naauvvlyks was hy in de Pagode getreeden, of hy zag het zwaard zich beweegen, even als of het hem eenen flag dreigde; 'r, geen hem geene kleine ontfteltenis aanjaagde. In goeden ernst verhaalen de Cingaleezen dit voor. val, en bcweeren ftyf en fterk dat het waarlyk zodanig zich heeft toegedraagen. Indien het met 'er daad gebeurd zy , moet de Duivel hier in werkzaam geweest zyn; of liever, moeten de looze Priesters eenige verborgene werktuigen hebben doen fpeelen. Ploe 't zy, men zou dus onder de Indiaanen een wonderwerk ontmoeten, van foortgelyken aart, als het bygeloof onder de Christenen zo veele duizenden verzonnen heeft. Voor 't overige gelooven de Cingaleezen, dat de Waereld niet kan vergaan, zo lang deeze Pagode in weezen btyft. De Candyaanen hebben de afbeeldingen van eene groote menigte aanzienlyke perfonaadjen, die onder hen geleefd hebben, aan welke zy godsdienftige eere betoonen. Wanneer zy zwaar krank, of zelf eenigzins ongefteld zyn, neemen zy de toevlugt tot een Beeld, verbeeldende den Duivel, aan wien zy offeranden toebrengen. Ten dien oogmerke bewaaren zy altoos in hunne huizen een mand; hier in leggen zy 't geen zy den Duivel willen aanbieden, om hem ter hunner gunfte te beweegen. In andere oorden van Candy wordt het hoofd van eenen Elefant, van hout of van fteen gemaakt, godsdienftiglyk vereerd, om daar door Wysheid te bekoomen. Menigvuldig en deerniswaardig zyn dus de bygeloovigheden en Afgodifche bedryven der Cingaleezen, Eene hoogstwenschlyke zaak zou het weezen, indien de  204- NEDERLANDSCHE de Christen Vorften 'er zich aan lieten geleegen zyrt om het licht der Christlyke kennisfe over hen te doen opgaan. Menschlykerwyze gefproken, zou zulk eene onderneeming niet zeer bezwaarlyk zyn , en weinig tegenftands ontmoeten. Want deeze lieden zyn leerzaam en gezeggelyk, en kunnen gewillig aanhooren , dat de misbruiken, welke onder hen plaats hebben , hun worden onder 't oog gebragt. Men werpe hier niet tegen, dat de Portugeezen, niettegenftaande zy zo veele jaaren onder de Cingaleezen verkeerd hebben, nogthans niets gevorderd zyn in de voortplanting van den Christlyken Godsdienst pn, der deeze volken. Want deeze Europeaanen bedoelden meer hunne eigen tydlyke belangen , dan de eere Gods, en de bekeering en zaligheid der menfchen. Vermids de Koning van Candy een man van ver-, ftand was, wel onderricht aangaande den toeftand en de gefchiedenis van verfcheiden Koninkryken en Staaten der waereld, en zeer leergierig, luisterde hy met vermaak naar 't geen hem berigt wierdt omtrent de Verëenigde Provinciën , zo wel in zaaken , die den Godsdienst als de Staatkunde aangingen. De Heer van spilbergen tradt dikmaals met hem in ge, fprek; en ziende dat hy der Hollandfche Natie meer en meer genegen wierdt, iets 't geen zeer heilzaame gevolgen kon te wege brengen, liet hy by den Vorst eenen jongeling, er as mus m arts berger ge, naamd, en boven reeds vermeld, die verfcheiden jaaren zich op de beoeffening van kunften en weeten. fchappen hadt toegeleid , verfcheiden taaien fprak, en van een uitmuntend zedelyk karakter was. By den Koning was hy zeer gezien , en hy bleef met zyne eigen volkomene bewilliging. De Heer van spil, der-  REIZEN, 205 bergen deedt hem ernftige vermaaningen, om zyns pligt en het gewigt van zyn werk altoos gedagtig te zyn. Voormaals plagt Ceilon vierhonderd mylen in den omtrek te beflaan; doch, door verloop van tyd, heeft de Zee, aan den Noordwestkant, wel veertig mylen afgefpoeld. Men ontmoet 'er verfcheiden fraaie havens; de voornaamfte van dezelve is Punte of de Spitze GaIe , eene zeer bekwaame legplaats, zo wel voor groote als kleine fchepen , die in de Oostindiën handelen. Geene gelegener plaats is 'er in deezen geheelen waereldoord, om den handel en de fcheepvaart der Portugeezen te belemmeren. Doch 't wordt tyd , dat wy, van deezen uitflap, tot ons Reisverhaal wederkeeren. Op den derden van Herfstmaand vertrok de Admiraal van spilbergen van Matecalo, koers zettende na Achem, aan de kust van Sumatra , daar hy, op den zestienden dier maand , aankwam. Hy vondt aldaar het fchip het Lam , 't welk omtrent de Comorifche Eilanden van hem was afgeraakt. Kapitein specx, die 'er het bevel over voerde, hadt zich gevoegd by eenige Engelfche fchepen , onder het bevel van den Generaal lincester, dewyl hy geene hoop hadt, zynen Admiraal te zullen Wedervinden, en zyn fchip daarenboven in eenen reddeloozen ftaat was. De Engelschman hadt het Lam in zynen dienst genomen , en zou voor het maandgeld en de kost van het Bootsvolk zorgen. Zelf hadt hy des volks huur verhoogd, en hetzelve toegedaan, ieder drie lasten Peper te mogen infcheepen, tot Londen toe, zonder daar van eenige vragt of andere ongelden te betaalen. Wei-  2o6 NEDERLANDSCHE Weinige dagen vóór van spilbergen's aankomst te Achem, was dit verdrag geflooten. NaauWlyks hadt hy aldaar het anker laaten vallen , of de Engelfche Bevelhebber zondt hem zyne floep aan boord, om hem geluk te wenfchen over zyne behouden aankomst, en by zich aan boord te nodigen. De Engelfchen lagen reeds reisvaardig, en wierden alleen door de aankomst der Hollandfche fchepen eenigen tyd opgehouden. Zy waren bellemd na de Straat van Malacca, alwaar zy zouden kruizen op de Karak van St. Thomas, die na Malacca wilde. Van spilbergen, dit vernomen hebbende, maakte de noodige toebereidzels om binnen twee dagen met hun te kunnen vertrekken , en hun de hand bieden in de bemagtiging van dat vaartuig. De Admiraal tradt dan aan land, met twaalf man 9 om den Koning van 't gewest brieven van Prinfe maurits ter hand te ftellen, en hem mondeling te onderhouden over de bevelen van zyne Reeders. Zo als zy aan land traden , wierden zy ontmoet van de Zeeuwen, die , op last van hunne Heeren en Meesters, hier gebleeven waren. Zy begroetten den Admiraal met veel beleefdheid , en geleidden hem, nevens zyn gevolg, na hunne wooning, alwaar hy vertoefde, tot dat hem verlof wierdt gegeeven om zyne opwagting te maaken ten Koninklyken Hove. 't Leedt niet lang , of de Sabandar kwam hem boodfehappen, dat hy, wanneer hem zulks zou geleegen koomen , zich by den Koning kon vervoegen. Straks begaf zich de Admiraal na het Vorstlyk verblyf, daar hy zeer vriendlyk wierdt ontvangen. De brief, welken hy hier overleverde , behelsde, onder andere, een verzoek van Prinfe maurits aan den Koning,  REIZEN. so? ning, om den Heer van spilbergen te erkennen voor zynen Agent, en hem zyne gunst en befcherming, nevens den vryen koophandel, te fchenken. Naa dat hy, vervolgens, de gefchenken hadt overgeleverd , verzogt hy zyne Koninklyke Majefteit te willen gedagtig weezen aan de fchade , door zyne onderdaanen , in den jaare 1599, aan de laading der fchepen de Leeuw en de Leeuwin toegebragt, en dezelve , op de eene of andere wyze, vergoeden. Dit verzoek wierdt onderfteund door de tegenwoordigheid van guion le fort, die van het voorgevallene ooggetuige geweest was, en gevaar hadt geloopen om nevens de Heeren kornelis houtman en Thomas cooymans, zyn leeven te verliezen. De Koning gaf tot antwoord, dat hy de fchuldigen hadt doen ftraffen; dat hy niets van de zaak hadt geweeten, voordat dezelve reeds volvoerd was; dat de zamenzwcering beraamd was door zynen Sabandar , of eerften Staatsdienaar, die zelve was omgekoomen; dat hy den Prins, zynen eigen Zoon, tegenwoordigen Koning van Pedir, niet verfchoond, maar hem in ballingfchap hadt gezonden, om reden dat hy, in eigen perfoon, zich te Achem bevindende, deeze wanorde niet hadt verhinderd. Boven dit alles boodt de Vorst aan , de verdiende ftraffe te willen doen draagen aan de geenen, welke men hem als medepligtigen nog zou kunnen opnoemen. Gemaklyk zou men hem de zulken hebben kunnen aanwyzen , dewyl eenigen van de voornaamfte Hofgrooten zich mede hadden fchuldig gemaakt. Dit gehoor by den Koning wierdt gevolgd van een pragtigen maaltyd met de aanzienlykften van het Hof, daar  so8 NEDERLANDSCHE daar de Beker lustig rond ging , en verfcheiden vati 's Konings vrouwen de aanzittende gasten, met zingen, danzen en fpeelen, vermaakten. Naa dat de Admiraal van den Vorst begiftigd was met een vergulden ponjaard en fraai geborduurde klederen, vertrok hy met het fchip het Schaap, nevens de Engelfchen, koers zettende na de Straat van Malacca. Het fchip de Ram liet hy aldaar blyven, omdat het zyne laading Peper nog niet aan boord hadt. Weinige dageh waren zy in zee geweest, of zy ontmoetten de bovengemelde Portugeefche Karak , en veroverden dezelve, naa een hevig gevegt. De Kapitein wierdt gebragt aan boord van den Engelfchen Admiraal lincester , daar men hem zyn fchip en leeven fchonk, naa dat hy de laading zou overgeleverd hebben; Op het fchip bevonden zich verfcheiden Portugeezen, die onder de fchepen verdeeld wierden. Het waren meestal vermogende lieden , zeer fraai uitgedoscht. Nevens de vrouwen en kinderen , welke men op de* Karak vondt, wierden zy minzaam behandeld. Niemand hadt reden om te klaagen over eenig ongelyk, hem aangedaan. De Engelfche v*icé-Admiraal miB4 dleton was nevens den Pleere van spilbergen gelast om zorge te draagen voor de gevangenen, en toe te zien op het losfen van de Karak. Hier medé verliepen acht dagen. Men vondt 'er in, negenbonderdzestig baaien , tachtig kasfen, en veertig kanasfers, allen lywaaten van verfchillende kleuren; als mede eene menigte klederen en wapens, en honderder* lei fraaiheden, en veele leevensbehoeften. Eene menigte pakken met anyszaad , komyn , leer en matten liet  REIZEN. 209 Het men aan boord , om de geringe waarde ; gelyk ook een goeden voorraad van boter , oly en andere goederen, omdat ze te veel plaats befloegen. Aan boord van de Karak, bevonden zich meer dan zeshonderd menfchen, Portugeezen, Mestizen, flaaven, nevens etlyke vrouwen en kinderen, allen, op hunne wyze , zeer wel gekleed. Het vaartuig was van eene ongemeene grootte, en kon, naar gisfing wel zevenhonderd lasten laaden. Van vooren was' het zo hoog opgetimmerd, als de benedenfte mars van een fchip van tweehonderd lasten. De onzen traden dikmaals in gefprek met den Kapitein en de andere Portugeezen. Zy vraagden aan de onzen, waarom zy zulk eene verre reize hadden ondernomen om koophandel te dryven. Het antwoord was, omdat de Koning van Kastilie en Portugal hun zo veel overlast en geweldenaaryen aandeedt , en belette in zyne heerfchappyen te handelen; dat hy hun noodzaakte, niet alleen in Amerika, maar ook in de Oostindiën, te handelen; en dat zv hoopten, eerlang, de vryheid te zullen bekoomen om na China te ftevenen; dat zy de Magellaanfche Straat, de Zuid-Zee en de Philippynfche Eilanden reeds bezogt hadden • dat zommige van hunne fchepen geweest waren té Patana, aan de West-kust van Malacca; dat de Zeeuwfche Maatfchappy kooplieden hadt gezonden op een Turksch fchip , 't welk van Achem na Guzaratte en Cambaie was vertrokken. Ten hoogde ftonden zy verwonderd over de kleinheid der Hollandfche fchepen. Doch toen de Heer van spil beu gen hun een verhaal deedt van zynen togt na Ceilon, van zyne gunftige ontmoetinge aan het Hof van Candy, en van het verbond van vrede UI. DEEL. O ei3  aio NEDERLANDSCHE en vriendfchap met dien Vorst geflooten, hoorden zy zeer vreemd toe, en befchouwden het als eene zaak, die van gevolg zyn kon , devvyl zy den Koning van Candy ontzagen en vreesden, van wegen de kloekmoedigheid , waar mede hy hun den oorlog verklaard, en het beleid , waar mede hy dien tegen hen gevoerd hadt. Op den twintigften van Wynmaand wierdt den Portugeezen de vryheid gefchonken om over te gaan op de Karak, en na Malacca te rug te keeren. Met groote blydfchap en hartlyke dankbetuigingen ontvingen zy dit verlof, 't welk zy niet zo gunftig verwagt hadden. Thans vervolgde de Admiraal van spilbergen zyne reize na Achem. By zyne aankomst vondt hy aldaar eenige Engel/die en Franfche fchepen, die 'er al een geruimen tyd vrugtloos gewagt hadden op eene laading Peper. Terftond vertrok hy wederom van daar, in de hoop van naa eenige afweczigheid, en naa dat de Engelfchen en Franfchen insgelyks van daar zouden vertrokken zyn, de Peper tot laager prys te zullen inkoopen. Hy wendde den fteven na de kust van Malacca, en naa dezelve te hebben aangedaan, wederom na Achem. Op deeze te rug reize hadt hy geftadig te worftelen met harden wind, hagel en regenvlaagen; 't geen dezelve zeer traag deedt voortgaan. Op den eerden van Wintermaand ontdekten zy een Eiland. Dewyl zy , om de betrokkene lucht, geene hoogte konden neemen , was men het niet eens , welk Eiland dit ware. Toen de Zon zich wederom vertoonde, bevonden zy zich op 7 Graaden 20 Minuten Noorder-Breedte. Dit baarde eene algemeene verwondering, dewyl zy  REIZEN. mi zy geduurig na het Zuiden hadden koers gezet. Door de fterke ftroomen waren zy zo verre om de Noord gedreeven. Het gemelde Eiland was Nicoubar. Op den eerften Kersdag kwamen zy voor Achem wederom ten anker. Op den eerften dag van Louwmaand des jaars 1603 tradt de Admiraal aan land, en vervoegde zich by den Koning. Hy deedt hem een verhaal van zyn verblyf en ontmoetinge aan het Hof des Konings van Candy, en van het Verbond met hem geflooten. Tevens deedt hy hem een gefchenk van een ftuk Metaalen Gefchut, weegende zeshonderd ponden ; als mede eenige Plarnasfen, Schilden, Snaphaanen en Musketten; al het welk met veele uitwendige betooningen van dankbaarheid wierdt aangenomen. Voorts berigtte hem de Admiraal, niet in de Oostindiën gekoomen te zyn om koophandel te dryven , maar in de hoedanigheid van Gezant des Prinfen van Oranje, gelyk bleek uit het zegel en de handtekeninge van dien Prins; dat dit de reden was, waarom hy weinige gereede penningen hadt om goederen te koopen ; maar dat hy evenwel van een goeden voorraad Indifche lywaaten voorzien zynde , dezelve wel wilde verruilen tegen tweehonderd baaien Peper, indien de Koning konde goedvinden om dezelve in betaaling te neemen. De Vorst aanvaardde deeze aanbieding, mids de Admiraal twee maanden wilde wagten. Reeds den volgenden dag leverde de Koning zes baaien Peper, die in de Sloep gelaaden wierden. Doch terwyl het vaartuig na het fchip onder weg was, zonk het na den grond. Negen man kwamen 'er om, en onder deeze de Stuurman hautog philipsz van Rotter' dam. De anderen wierden op eene bykans wonderO 2 daa«  tl* NEDERLANDSCHE daadige wyze gered ; doch kwamen, niet eerder darj zeven dagen daarnaa, ten voorfchyn; zy hadden dien tusfchentyd doorgebragt op een Eiland , Gomerfpoel genaamd, en 'er, by kruiden en bladeren van boomen, het leeven behouden. By dit ongeluk kwam nog een ander. Terwyl de Sloep van het fchip de Ram na land voer, floeg zy, door de branding, het onderst boven. Doch de manfchap wierdt geborgen , uitgezonderd den Wondheeler, die in de golven omkwam. Op den zeventienden dier maand kwamen by hen ten anker , twee Zeeuw/die fchepen , Vlisfmgen en ter Goes genaamd. Laatst waren zy gekoomen van Matecalo , alwaar zy een derde fchip, Zierik' zee genaamd, gelaaten hadden. Het wagtte op zynen Opper-Koopman, sebald de weert, die aldaar vernomen hebbende de gunftige behandeling, den Heere van spilbergen, aan het Hof van Candy, aangedaan, te raade was geworden om insgelyks den Koning te gaan begroeten. Van de twee gemelde Zeeuwfche fchepen verftondt de Admiraal van spilbergen, dat de Hollandfche en Zeeuwfche Maatfchappy zich vereenigd hadden'; dit verwekte eene algemeene blycifcbap, alzo men nu meer eenpaarigheid en zamenflemminge in den handel te gemoete zag. De Koning gaf aan den Hollandfchen Admiraal de vryheid, om zynen intrek te neemen in een huis, 't welk de Engelfchen aldaar gebouwd hadden , geheel van fteen, en tegen brand beveiligd. Het was voorzien van eene menigte kamers en een fraai vierkant open plein. De Engelfchen, by hnn vertrek van Achem, hadden het den Koning gefchonken; en dewyl zy nie-  REIZEN. *ij niemand van de hunnen aldaar hadden gelaaten, befloot men dat zy 'er niet wederom zouden koomen. De Admiraal van spilbergen deedt het Wapen des Prinfen van Oranje voor de deur ophangen. Het fchip Zierikzee, 't welk te Matecalo was gelaaten , kwam thans insgelyks op de Ree van Achem. Sebald de weert verhaalde, dat, aan het Hof van Candy , hem veele vriendfchap en beleefdheden beweezen waren. Op den eenëntwintigflen van Sprokkelmaand des jaars 1603, overleedt, te Achem, de Kapitein van het fchip de Ram, jonger helt, en, in het begin der volgende maand, guion le fort, die, als ViceAdmiraal, het zelfde fchip gevoerd hadt. Doch hy was van zynen post verlaaten, uit hoofde van eene zamenzweeringe , welke hy , met zyn Scheepsvolk , , hadt aangegaan tegen den Admiraal en het algemeene belang. Ware dezelve niet voorkoomen, door het beleid van den Heere van spilbergen, zy zou, gewisfelyk, in een algemeenen opftand geëindigd hebben. Omtrent deezen tyd kwamen op de Ree van Achem nog drie andere Nederland/die fchepen voor anker. Twee van dezelve , Holland en de Star genaamd , daar kooplieden op waren melchior vogelaar en klaas simonszoon meemaal , hoorden thuis te Amflerdam. Het derde , voor Enkhuizenfche rekening , en de Hollandfche Tuin genaamd , wierdt gevoerd by Kapitein jakob Pieterszoon. De drie gemelde Bevelhebbers bevestigden de tyding, wegens de vereeniging der Hollandfche en Zeeuwfche Maatfchappyen. _ Ook waren zy voorzien van brieven, uit welke bleek, dat sebald de weert was aanO 3 ge-  «4 NEDERLANDSCHE gefield tot Vice-Admiraal over de Vloot, over welke wybrand van waarwyk, als Admiraal, in de Oostindiën, het bevel voerde. Algemeen behaagden deeze zo noodige maatregels. Zeer dicnftig was het, dat de drie Zeeuwfche fchepen eer) Opperhoofd hadden, uit hoofde van den nayver tusfchen de nevelhebbers, dewyl de drie Kooplieden, en de Schippers, die ook Kapiteinen genaamd wierden , beweerden, allen even veel gezags te hebben, en de een den anderen niet wilde toegeeven. De Heer van spilbergen, van dit alles narigt ontvangen hebbende , begaf zich op het fchip Zierikzee, op het welk de Vice-Admiraal met zynen Raad en Kooplieden zich insgelyks bevondt; dezelven zynen dienst aanbiedende, zo wel van zynen perfoon, als fchepen en Bootsvolk. Hy deedt nog meer. Hy boodt aan , zyne goederen en gereede penningen te willen dellen in handen van de Kooplieden der Verëenigde Maatfchappye, om daar mede handel te dryven , en te voorkoomen dat de prys van de Peper niet verhoogd wierdt. Alleenlyk begeerde hy, met laaden eerst aan de beurt te mogen weezen: een voorrang, die hem van' regtswege toekwam , alzo hy eerst te Achem was geweest, en de Koning beloofd hadt, hem vóór alle anderen eene laading te zullen bezorgen. De Vice Admiraal verzogt, dit met zynen Raad te mogen overleggen. Midlerwyl deedt de Admiraal op zyn fchip tot het vertrek alles in gereedheid brengen, naa alvoorens te hebben vastgefteld, het fchip de Ram hier te laaten blyven , om den volgenden Peperoogst af te vvagten. Aan kornelis spex en drie bedienden gaf hy last, al het noodige, ten dien einde, te bezorgen. Kort  REIZEN. cis Kort naa dat dit befluit genomen was by den Heere van spilbergen, wierdt hem de voorflag gedaan om het gemelde fchip aan de Verëenigde Maatfchappy te verkoopen. Om hem hier toe te beweegen, wierdt hem onder 't oog gebragt, dat alle de fchepen dier Maatfchappye hadden beflooten , gezamentlyk te vertrekken; dat, diensvolgens, de Ram aldaar alleen blyvende, gevaar zou loopen om door de Portugeezen , of derzelver vrienden , by nacht aangevallen en vermeesterd te worden , uit hoofde der zwakheid van deszelfs Bootsvolk; en dat het nog langer dan zeven maanden na eene laading zou moeten wagten. De Admiraal deezen voorflag overwoogen, en met zynen Scheepsraad geraadpleegd hebbende, wierdt, op den vyfëntwintigften van Lentemaand, te raade, het fchip te verkoopen , in gevalle men hem daar vooc een redelyken prys boodt. Hy giste dat het fchip nog zestien maanden zou moeten in zee blyven; dat de maandgelden ongeveer twaalfhonderd ponden groot zouden beloopen ; dat hy driehonderd ponden groot aan leevensbehoeften en andere ongelden zou moeten te koste leggen; en dat, by zyne wederkomst in Holland, het fchip vergaan en van geringe waarde zou weezen. Om alle deeze redenen verkogt hy het vaartuig, voor driehonderdvyfëntwintig ponden groot, naa alvoorens daar uit genomen te hebben de mondbehoeften, twee ankers , alle de fnaphaanen en pieken, nevens de koopmanfchappen. Daarenboven verbonden zich de Vice-Admiraal en de Scheepsraad, die den koop flooten, in de twee eerfte fchepen , welke te Acbem om vragt zouden koomen , te zullen laaden vierentwintig lasten Peper, mids dezelve betaalende op zulke voorO 4 waar-  aiS NEDERLA ND S C H E waarden , als by de Verëenigde Maatfchappy beflooten '.varen. Ook wierdt vastgefteld, dat de Koopman kornelis spex rnet zyne dienaars kosteloos in Holland zou geleverd worden; als mede, dat hy voor de Peper niet meet zou betaalen dan twaalf Tayels. Indien de Admiraal het mogt geraaden oordeelen , dat spex nog eenigen tyd vertoefde in het huis, hem door den Koning toegeftaan , 't geen zou kunnen doen vermoeden , dat te Achem nog twee onderfcheidene Holland" fche Maatfchappyen waren, welke Peper begeerden te koopen, zou men den Koning gaan fpreeken, en hem berigten , dat 'er niet meer dan ééne Maatfchappy was, hoewel men de Kooplieden in onderfcheidene huizen zag vertoeven ; dat zulks alleenlyk gefchicdde om de goederen en koopmanfchappen gefcheiden te houden, en niet alles op ééne plaats zamen te voeren, dewyl Achem zo zeer aan brand onderhevig was. De verkoop van het fchip de Ram hadt, ondertusfchen, ten gevolge, dat het Schaap van leevensmiddelen en manfchap ryklyk voorzien, en daar door merkelyk verfterkt wierdt. Aan zommigen van de manfchap van de Ram , die ongaarne op het Admiraalfchip overgingen , wierdt vryheid gegeeveu om op het zelfde fchip, in dienst der Verëenigde Maatfchappye, te blyven. Op den dertigften van Lentemaand des jaars 1603, namen de Admiraal van spilbergen en sebald de weert, nevens de andere Raaden en Kooplieden, affcheid van den Koning, die hen wel onthaalde, en onder hen eenige gefchenken uitdeelde. Dit alles befchouwden zy als een onderpand van oprechte en duurzaame vriendfehap, zo wei van de zyde des Ko»  REIZEN. 217 Konings van Achem, als van den jongen Prins. Boven dit alles verwierven de onzen den vryen in- en uitvoer van allerlei koopmanfchappen, nevens tolvryheid van dezelve. Kort vóór zyn vertrek , beval de Admiraal aan SPBX, en eenen gillis Michielszoon, in de hoedanigheid van zynen helper, met twee knegts, te Achem te blyven, om de vierentwintig lasten Peper, by den verkoop van de Ram bedongen, te doen inlaaden , en om zyn geld en de overige goederen te befteeden : want hy hadt nog in handen de waarde van vyftienduizend Reaalen van Achten. Op den derden van Grasmaand vertrok de Heer van spilbergen van Achem, laatende op de Ree eenige Negapatnameezen , met welke de Portugeezen wilden vertrekken. Ten dien einde verzogten zy onzen Admiraaal om een vrygeleide; 't welk zy ook, voor eene goede fomme gelds, van hem verwierven. Dus wierdt de Portugeefche fierheid, die den Hollanderen in de Oostindiën zo veel onaangenaams hadt berokkend , vernederd. Trouwens , de bemagtiging van verfcheiden Karakken en andere vaartuigen , op de kust van Ceilon op bun veroverd, hadt hun zulk eenën ichrik aangejaagd, dat zy deezen vernederenden ftap liever wilden doen , dan van nieuws zich in 't gevaar begeeven. Spilbergen zette zynen koers na Bantam, en de weert, die zeven andere fchepen onder zyne Vlag hadt, na Ceilon. Op den twintigften van Grasmaand pasfecrde de Admiraal, voor de vyfde maal, de Linie; vervolgens regelrecht den lieven wendende na de Straat Sunda. In dezelve leggen twee zeer hooge Eilanden; het eene, Sebefy genaamd, deedt hy aan. Hy vondt alO 5 daar  2i8 NEDERLANDSCHE daar zeer goed water, uit eenen rots vloeiende, zeer hooge boomen, en eene menigte varkens. Door de fterke ftroomen, door ftilte en tegenwinden, moest hy een geruimen tyd in de Straat zukkelen. Op den vyfëntwiutigften kwam hy aan 't vaste land van Java. Hier verftondt hy , dat te Bantam negen Nederlandfche fchepen lagen ; ook zag hy nog dien zelfden avond eene van hunne floepen; doch het volk durfde niet aan boord koomen , uit vreeze dat zy Portugeezen voor hadden. Twee dagen daar naa kwam van spilergen voor Bantam ten anker. Hier lag w vb rand waakwyk , met negen fchepen van de Verëenigde Maatfchappye. Straks zondt hy zynen Schipper pieter korneliszoon by onzen Admiraal aan boord, met verzoek om hem te koomen zien op het Eiland Pulo Bovo, daar een Karak lag. Straks voer hy na dat Eiland , leggende eene myl van Bantam. Eens en andermaal begaf hy zich zedert na die plaats, om gezamentlyk te fpreeken over den koophandel en de belangen der Maatfchappye. Terwyl de Admiraal voor Bantam lag, kwam hem de Sabandar bezoeken , en vraagen , of hy begeerig was Peper te koopen ; hem tevens berigtende , dat hy ankergeld en het inkoomende regt van de goederen moest betaalen. Spilbergen gaf hier op tot antwoord dat hy zyne volle laading hadt; dat hy alleenlyk te Bantam was gekoomen, met oogmerk om fchepen te zoeken, in wier gezelfchap hy na het Vaderland mogt wederkeeren ; indien men iets voor te ftellen, of te vorderen hadde, men zulks moest doen aan den Admiraal waar wyk, vermids 'er niet meer dan ëéne Maatfchappy beftondt, aan welke zy allen be»  REIZEN. 2ip behoorden. Dit laatfte zeide zy, opdat de Javaanen en Chineezen zich niet zouden bedienen van zyne komst, om den prys van de Peper te verhoogen. Op den twintigften van Zomermaand, lieten de Admiraal jakob van heemskerk, voerende het fchip de witte Leeuw, en zyn Vice -Admiraal jan p'au luszoon, voerende het fchip Alkmaar, op de Ree van Bantam de ankers vallen. Zy hadden by zich eene groote nagelnieuwe Karak , koomende van Maccao, en beftemd na Malacca, die in hunne handen was gevallen. Langen tyd hadden zy , in de nabunrfchap van Johor, op dit vaartuig gekruist, eer zy het ontdekt hadden. De Portugeezen hadden zich dapper gekweeten ; doch ten langen laatfte wierden zy genoodzaakt te ftryken, en zich aan de Hollanders over te geeven. De laading van deeze Karak beftondt uit koper, piaster, aluin, eene menigte Lignum-olium en kina; voorts ruuwe en gewerkte zyde, eenige ftaaven goud, en veele andere kostbaarheden ; wordende in alles waardig gefchat zeventig tonnen gouds. Niet weinig verwonderden zich de Portugeezen over de dapperheid van den Admiraal van heemskerk en zyn volk , die met twee fchepen eene zo groote Karak hadden durven aantasten, welke zich zo kloekmoedig verweerde. Eene ongemeejie vreugde veroorzaakte deeze tyding op het fchip van van spilbergen, die nog grooter wierdt, toen men zedert vernam, dat de Zeeuwen en Engelfchen insgelyks ieder eene Portugeefche Karak hadden bemagtigd, de eerften naby het Eiland St. Helena, de laatften by de rivier Lixs. De  220 NEDERLANDSCHE De beide Admiraals, van spilbergen en van heemskerk, betuigden over en weder hun genoegen voor de behaalde voordeden , en waren beiden van oordeel, dat men tegen de Portugeezen openlyk den oorlog moest voeren, zonder voortaan meer geloof te flaan aan hunne fraaie beloften en fchoone woorden, dewyl deeze in den grond niets dan loutere geveinsdheid waren. De ingezeetenen van Bantam, dagelyks meer fchepen op hunne Ree ziende aankoomen , meenden dat de handel even als voorheen zou gedreeven worden, en wilden daarom de Peper op prys houden. Want vóór de vereeniging der twee Maatfchappyen , joeg men de Peper tegen elkander op, en wilden de Javaanen en Chineezen niet anders dan met Reaalen betaald worden. Ter voorkoominge van deeze ongelegenheden , was het volftrekt noodzaaklyk , de Maatfchappyen zamen te voegen , die anders zouden hebben te gronde gegaan. De Hollandfche Kooplieden , het voorneemen der Bantammeezen vernomen hebbende, fcheidden uit met koopen: waarom de laatften genoodzaakt wierden, de Peper te leveren tegen drie Reaalen en een half , of vyf Reaalen. Ook kogt de Admiraal de Pinas het Lam van de Engelfchen , aan wicn hy dit fchip onlangs verkogt hadt; laadende voorts in dezelve achthonderd zakken Peper. Op den dertienden van Oogstmaand kwam op de Ree van Bantam ten anker het fchip ter Goes, gevoerd by Schipper heter janszoon soët, cn den Opper-Koopman jakob de ray. Zy kwamen van Ceilon , en bragten zeer kwaade tyding wegens den Ad-  REIZEN. 221 Admiraal sebald de weert; volgens hun verhaal , was by , met drieënvyftig perfoonen, op bevel des Konings van Candy , dicht by Matecalo, vermoord. Elk ftondt verbaasd over deeze tyding : te meer, alzo de Heer van spilbergen zelve langen tyd geweest was in de magt diens Konings, die niets tegen zynen perfoon ondernomen, maar veeleer hem met beleefdheden hadt overlaaden. Hierom deedt hy, by verfcheiden perfoonen van het bootsvolk van 't fchip ter Goes, onderzoek na de redenen, welke dien Vorst konden bewoogen hebben tot het pleegen van deeze verregaande wreedheid. Van deeze kreeg hy tot antwoord , dat zy geene andere reden wisten, dan dat de Hollanders vier Portugeefche fchepen , welke zy hadden genomen , met volk en al hadden laaten vertrekken ; als mede, dat de Modeliar emmanuel dios, die zich te Matecalo bevondt, den Vice-Admiraal hadt verzogt om eenige Portugeezen en Mestizen, ten diende des Konings van Candy, en dat men geloofde dat de weert hem dezelve hadt geweigerd. Zy voegden 'er nevens , gewaarfchuwd te zyn van rein1er. janszoon, Welken van spilbergen aldaar hadt gelaaten, geene Portugeezen, noch eenige van derzei ver bedienden , te moeten laaten gaan, indien zy van den Koning gunftig wilden behandeld worden; dat, zedert deeze verovering der Portugeefche vaartuigen te Candy was bekend geworden, de Koning , die na Vintana op weg was, na Matecalo was voortgereisd, niet twyfelende of de Portugeezen zouden in zyne handen gedeld worden: doch dat de Vice-Admiraal en deszelfs Raad des Vorflen komst vernomen hebbende, de fchepen en het volk ontflagen had-  222 NEDERLANDSCHE hadden; dat deeze ftap den Koning als zeer verdagt was voorgekoomen; dat hy zich verzekerd hieldt dat de Hollanders geen goed in den zin hadden, en dat zy op verre na niet zulke kwaade vrienden met de Portugeezen waren , als zy voorwendden, dewyl zy hen zo befcheiden behandelden. Te weeten, zeer jaloersch en erg vermoedende was deeze Koning; hy wantrouwde inzonderheid de Portugeezen , en verbeeldde zich dat zy geftadig met de geheele waereld tegen hem zamenfpanden. En, in de daad, de gegrondheid deezer vermoedens was hem , meer dan eens, by eigen ervarenisfe, gebleeken. De bekwaamheid, welke hy bezat, om agter hunne geheimen te koomen , en tegen hunne listen en laagen geduurig op zyne hoede te weezen, was hy verfchuldigd aan het onderwys, welk hy van de Jezuiten te Goa en Kolombo hadt genooten ; hoewel deeze niet voorzagen, dat hun leerling, voor wien zy zo groote zorgc droegen, ten eenigen dage, tegen hen zeiven, en tegen de Natie , by hen zo hoog geagt, zou te werk ftellen de lesfen, welke zy hem gegeeven hadden. Uit het verhaal van het icheepsvolk van het fchip ter Goes bleek wyders, dat de Vice-Admiraal, te Matecalo , een mondgefprek hadt gehouden met den Koning. Erasmüs martsberg , door den Heer van spilbergen aan het Hof des Konings van Candy gelaaten, en die de Cingaleefche fpraakreeds verftondt, diende tusfehen hen voor tolk. De Koning verzogt hem , zyne fchepen te willen zenden na de Spitze Gale, met by voeging van met zyn eigen leger te lande derwaarts te zullen trekken,, om gezamentlyk de vesting te veroveren; dit wierdt hem toegezegd. De  REIZEN. 223 De Vice-Admiraal den Vorst vervolgens by zich aan boord genodigd hebbende, wierdt zulks van de hand geweezen: waar op de Hollander hem door den Tolk deedt aanzeggen, dat ingevalle hy aan dit verzoek niet wilde voldoen , hy dan ook niet na de- Spitze Galg zou ftevenen. Straks fprak de Koning, in zyne taal, de volgende woorden , om tot een leuze te dienen: Matta Esto Can; waarop terftond de moord des ViceAdmiraals en zyne dienaars volgde. - Met een diep leedweezen verftondt de Admiraal van spilbergen het verlies van zo veele goede vrienden : te meer , dewyl hy zich nu verydeld zag in zyne hoop , om met den Koning van Candy eene goede verftandhouding te zullen fluiten. Want hy was voorzien van brieven van den Vorst aan de Algemeene Staaten en Prinfe maurits, om hen om byftand tegen de Portugeezen te verzoeken. Eu, in de daad, hy hadt geene reden om te twyfelen, dat de Hollanders geene vrienden van de Portugeezen waren. Want, gelyk wy boven reeds verhaald hebben, de Admiraal van spilbergen, ten tyde als hy zich aan het Hof van Ceilon onthielde, eenige Portugeefche vaartuigen genomen hebbende' vereerde hy een van dezelve, nevens de laading, aan den Koning van Matecalo. Aan den Modeliar emmanuel dios fchoiik hy zo veele Portugeezen en Mestizen als hy begeerde; de Modeliar voerde dezelve na het Koninkryk Candy, nevens de beste wapens , ' die in de fchepen wierden gevonden. Daarenboven hadt de Admiraal , in tegenwoordigheid der Cingaleezen , eene Hagelnieuwe Portugeefche Karak , nevens eene Galei, met Arak gelaaden , in brand geftoken. Alle deeze vyandlykheden lieten geen grond over, om aan  224 NEDERLANDSCHE REIZEN. aan de gezindheid der Hollanderen omtrent de Portugeezen te twyfelen. Op den achtentwintigftcn verliet de Heer van spilbergen de Ree van Bantam, verzeld van de fchepen de Eendragt en de Maagd van Enkhnizen, als mede het Jacht Rotterdam. Zy volgden den Admiraal tot op den afftand van vyf mylen van Bantam , daar zy hem twaalfhonderd zakken Peper overdeeden. Dit gefchiedde om te Bantam bevryd te zyn van de Tollen en het ankergeld, welke alle fchepen , die aldaar laaden, moeten betaalen, bedraagende vyftienhonderd Reaalen. Naa het uitftaan van veele gevaaren , en het aanwenden van de moeilykfte poogingen, kreeg dus, ten langen laatfte, de Admiraal van spilbergen zyne volle laading, beftaande uit vyfünvyftighonderd zakken Peper, eenige Edelgefteenten, Amber-Gris , Kaneel, Maïs, Indigo, Zyde, Porcelein, en tweehonderd zakken Muskaatnooten. Op den dertigften van Oogstmaand vertrok hy van Pulo-Panjan, onder de vlag hebbende nog drie fchepen , met welke hy , zonder iet merkwaardigs op de reize ontmoet te hebben, op den vierëntwintigften van Bloeimaand des jaars 1604, voor Vlisfingen het anker liet vallen.